ALGEMEENE OEFENSCHOOLE VAN KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, ZESDE AFDEELING BEHELZENDE MENGELWERK VAN VERNUFT, KONST. GELEERDHEID, ENZ. VEERTIENDE DEEL. TE AMSTELDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam; MDCCLXXXII.   DE GEVOELENS DER OUDEN WEGENS HET BESTAAN EN DE EIGENSCHAPPEN VAN 'T OPPERWEEZEN Eer de filozofie in Griekenland bloeide, erkende men de geheele wereld door , het bestaan van een alvermogend Opperweezen, 't welk de gebeden van allen , die zynen naam aanriepen, hoorde, in wat staat, in wat gevaar zy ook waren , 't zy in 't midden van akelige verwoestingen, of in een hevig onweder op zee, of in de duistere hoeken eener onderaardsche gevangenis. Men geloofde, dat zyne goedheid hem bewoog om zig aan 't geluk der menschen gelegen te laaten leggen, en dat zyne magt overvloedig toereikte om hen van hunne onheilen te bevryden. Men hield hem voor den geever van overwinning, over. vloed en voorspoed, voor den bestierder der jaargetyden, voor de bron van alle zegeningen. Men stelde vast, dat hy by ieder verbond, tuschen koningen of burgers gemaakt , voorzat; dat hy de onschuldigen , de zwakken, de verongelykten beschermde , en alle verdrukking, geweld en ongeregtigheid wreekte; dat hy koningen en volken vonniste, hun lot besliste, en, met eene volstrekte magt , de uitgestrektheid en den duur van koningryken en heerschappyen bepaalde. Deeze denkbeelden werden voor ontwyfelbaar gehouden, en vloeiden voort uit eene a!gemeene , onafgebrookene overlevering, zo oud als de wereld zelve. Maar toen 't verstand der Grieksche wysgeeren door geleerdheid begon verligt te worden, verwierp men verscheidene van deeze overgeleverde denkbeelden; en byna ieder geleerd man had een gevoelen op zig zelven, schoon zy allen (een zeer klein getal uitgezonderd) het bestaan van eene Godheid geloofden. Schoon de naspooringen en geschillen der wysgeeren noopens dit onderwerp, in 't weezen van de zaak niets deeden by 't geen alle volken voor hunnen tyd reeds gelooid hadden, kunnen ze egter VI. Afd. XIV. Deel, A geenszins  2 De gevoelens der ouden, geenszins onnut genoemd worden. Zy strekten om de menschen in hun oud geloof te sterken, en om hen te behoeden voor den kwaaden invloed der bedriegelyke schynredenen , waardoor eenigen het geheele stelsel zogten omver te stooten. De eensgezindheid van zo veele mannen, algemeen geagt om hun doordringend verstand, om hunne onvermoeide vlyt in 't naspooren der waarheid, en om hunne uitgestrekte kennis, moest' natuurlyker wyze aan 't algemeen en van ouds aangenomen gevoelen wegens 't bestaan der Godheid nieuw gewigt byzetten. De wysgeeren staafden dit gevoelen door allerhande bewyzen , ten deele op fyne en afgetrokkene redeneeringen gebouwd, ten deele naar 's volks begrip ingerigt en bevatbaar voor ongeoefende verstanden. Geen van alle hunne bewyzen was zekerer of bekwaamer om 's volks toestemming te winnen , dan de beschouwing der natuur. Men kan , zonder de minste bedreevenheid in de redeneerkunde, by iederen aanblik hem ontdekken, die zig in alle zyne werken afmaalt. De wysheid en magt, door hem in al het geschapene betoond, zyn ken]yk voor den onervaarensten waarneemer. Dit is eene zeer gemaklyke en eenvoudige filozofie; elk, die van drift en vooroordeel vry is, kan ze verstaan. Hemel, aarde starren, planten, dieren alles bewyst, dat 'er een weezen is, ver boven ons verheven. Beschouwen wy met eenige oplettendheid de gestalte en den bouw van dit heel. al, de juiste evenredigheid van alle deszelfs deelen, wy ontdekken by den eersten opslag onzer oogen de voetstappen der Godheid, het zegel der almagt, gedrukt in alle werken, die zig aan 't menschlyk gezigt vertoonen. Kan iemand, zeide Balbus, den hemel aanschouwen, en opmerken wat daar gebeurt, zonder, met overvloedige zekerheid, het bestier van eene hoogste, godlyke wysheid te onderscheiden ? Al wie deeze klaarblyklyke waarheid in twyfel trekt, mag met even veel regt twyfelen of 'er eene zon zy. Het eerste is zelfs zigtbaarer dan het laatste. Zonder de daarmede verknogte zekerheid, ware dit  WEGENS EEN OPPERWEZEN. dit geloof nimmer zo sterk en duurzaam gebleeven; het had door den ouderdom geene nieuwe kragt kunnen kry'gen, noch de omwenteling van zulk een langen tyd ver« duuren, om door eene reeks van eeuwen tot ons over te gaan. " Indien'er, "zegt Chryfippus, in 'theel-al dingen zyn," die door alle menschlyke wysheid, sterkte en kragt niet bewerkt kunnen worden , is het weezen, 't welk zulke dingen voortbrengt, zekerlyk grooter dan de mensch. Maar de mensch kan den hemel niet gemaakt hebben, noch één van die luisterryke voorwerpen , welke het gelaat der natuur versieren. Daar is nogthans, onder alle deeze voorwerpen , geen, dat den mensch te boven gaat, dewyl hy alleen bezitter is van de rede, het voortreflykste van alle mooglyke eigendommen. Derhal ven is het weezen , 't welk deeze voorwerpen gemaakt heeft, grooter dan de mensch; en zulk een weezen noemt men God. " Is 't niet te verwonderen , " riep Balbus uit, van Demokritus spreekende,,, dat 'er ooit een mensch kan Weezen , die zig verbeeldt, dat zekere vaste en individueele lighaamen zig zelf door hun natuurlyk gewigt in beweeging brengen , en dat zulk een verruklyk schoon heel-al door een toevalligen samenloop geformeerd zy ? Al wie dit kan gelooven mag, met even groot regt, denken, dat, wanneer een groot getal losse karakters, de letteren van 't A B verbeeldende , in goud of eene andere hards zelfstandigheid gegraveerd , op den grond ge-; worpen' wierden, deezen, in zulk eene order geschikt, zouden kunnen nedervallen dat ze de jaarboeken van Enmus uitmaakten. " Schoon ondertusschen alle wysgeeren het eens waren, wegens het bestaan van eenen God, waren zy nogthanS van zeer verschillende gevoelens , ten aanzien van zyne natuur en weezen. Thales hield het water voor het beginsel van alle dingen, en geloofde, dat God die wysheid was, waardoor alle dingen uit water gevormd waren. Anaximander hield de starren voor Goden, en dagt,- dat zy A 2 in  4 De gevoelens der ouden, enz. in afzonderlyke tydperken geboren wierden en stierven Anaximenes meende , dat de lugt God was. Pythagoras verbeelde zig God a's eene ziel, door alle weezens in 't heel al verspreid, van welke alle zielen der menschen afstamden. Maar onder alle oude wysgeeren had Plato de zuiverste denkbeelden van de Godheid , hoewel hy niet verkoos zig hierover al te vry uit te laaten in eene stad, waar 't gevaarlyk was de aangenomene gevoelens tegen te spreeken. Hy geloofde dat 'er maar één goede en volmaakte God was, die alle dingen regelde naar het bestek, in zyn eigen geest ontworpen. Wy moeten ons niet verwonderen zulke vreemde gevoelens te vinden onder menschen, alleen door 't ligt der natuur geleid. De natuur van 't Opperweezen is door 't menschelyk verstand niet te doorgronden. Zy konden zig zekerlyk van 't bestaan van een oneindig weezen overtuigen; maar iets van zyne natuur te ontdekken ging alle poogingen der menschlyke schranderheid te boven. Deeze groote ontdekking was gespaard voor de Openbaaring. Een ander, niet minder gewigtig, geschilstuk was, of de Godheid de wereldsche zaaken bestierde, en voor 't menschdom byzondere zorg droeg ? Dog hoe zeer de wysgeeren over deeze groote en gewigtige waarheid getwist mogen hebben, zeker is 't, dat de gebeden, in nood en verdrukking hemelwaards geheven, de smeekingen om Gods zegen , de geloften en eeden, waarby 't Opperweezen tot getuige wordt aangeroepen, (een aloud gebruik van alle volken) geen twyfel overlaaten, of het menschdom is altoos overtuigd geweest van de bestiering der wereld door eene Voorzienigheid , welke byzonderlyk over alle menschelyke daaden het oog liet gaan, en hiernamaals naar billvkheid en regtvaardigheid straf en belooning zou uitdeelen. Ge  Gedachten over het epikurismus , zo wel van eenige voorige als van de tegenwoordige eeuwe. Men noemde oudtyds hen, die zig aan een weelderig en wellustig leeven overgaven, Epikuristen, wegens eene stelling,. welke de wysgeer Epikurus zynen leerlingen had ingescherpt, dat naamlyk deeze wereld door geene Voorzienigheid bestuurd wierd, of dat, indien 'er al een Opperweezen plaats had, deszelfs Godheid te zagtmoedig en te zeer in zyne eigene gelukzaligheid bedolven was, om agt te geeven op de daaden der stervelingen, die, gevolglyk , zyne hulp niet behoefden noch voor zyne kastydingen te vreezen hadden. Hoe veele zogenaamde kristenen zyn 'er , die juist de zelfde gedagten hebben aangaande de Godlyke Voorzienigheid ! zy worden nogtans by ons niet onder de handlangers van dien wysgeer gerekend , dan wanneer zy alle edele beginsels in de menschlyke natuur vervalscht hebben , door zig te verslaaven aan het inwilligen van meer dan dierlyke lusten. Een kristen kan , behoudens eene gezonde wysbegeerte, zeggen, dat God, oneindig gelukzalig in zig zelven, niets uiterlyks noodig had om zyn geluk te vermeerderen : dog zo het hem behaagde redelyke weezens te scheppen om hun zyne gelukzaligheid medetedeelen , is dit geenszins een bewys van zyne onverschilligheid ten hunnen opzigte, maar vooronderstelt, dat hy regt hebbe om hen te regeeren onder zekere wetten, welker moedwillige overtreeding hem natuurlyker wyze moet mishaagen, en de straf des ongehoorzaamen zondaars na zig sleepen. Doch men heeft Epikuris onrecht gedaan, zo wel in het opgeeven zyner leerstellingen wegens het Opperwezen, als in de ongerymde gevolgen, die men uit dezelven getrokken heeft, gelyk men hem geen minder onrecht gedaan heeft ten aanzien zyner denkbeelden van het vermaak, A 3 waar-  6 Gedagten over het Epikurismus. waaromtrent zyne stellingen op verre na niet te wraaken zyn. Vraagt men hem, wat het zy geneuglyk te leeven, hy zal antwoorden: aan geene wereldscbe zaaien gehegt te zyn; alle snoode begeerten te weêrstaan; eerbewyzingen gering te agten ; boven de fortuin verbeven te zyn, en zig daarvan meester te maaken; in één woord, eene volkomene rust en kalmte des gemoeds te bezitten. Hiertoe strekken alle zyne zedelessen; hierin vinden wy zyn vermaak, en hierdoor kunnen wy bepaalen , wat het zy en waarin het bestaa. Geene voldoening van zinnelyke begeerten, geene ongeregeldheid der hartstogten kan ons deeze zo wenschlyke gemoedsgesteltenis verschaffen. Het waare vermaak is te zuiver om van het lighaam afhangkelyk te weezen. De rede is 'er de meesteres en regel van, en de zinnen zyn 'er slegts dienstbaar toe. Wat vermaak wy ook van een kostbaaren maaltyd, een aangenaam gezigt, een lieflyken reuk, een streelend geluid verwagten, indien wy ons niet met een gerust gemoed tot het genot deezer dingen begeeven, zullen wy telkens bedroogen worden, en, door valsche blydschap begocheld , de schaduw des vermaaks voor eene weezenlyke geneugte omhelzen. Stel, dat wy al het welriekend hout van 't gelukkig Arabie branden , dat wy ons met Venus eenzaam afzonderen, dat wy van nektar en ambrozyn leeven , dat wy het wellustige gemak genieten , 't welk sommige digters zig verbeeld hebben: alles zal voor ons met bitterheid gemengd zyn, ' zodra wy maar iets voelen van de kwellingen der ongerustheid; de smert zal ons, in't midden van alle die overvloeiende zoetigheden , naare klagten doen uitboezemen. Dog dewyl de voorbeelden doorgaands meer gewigts hebben en dieper in het hart dringen dan de zedelessen, zal ik liever langs dien weg tragten aantetoonen, dat wy voor vermaak onvatbaar zyn , wanneer de rust onzer ziele gestoord is. Weinigen zyn 'er, die nimmer iets gehoord hebben van het onthaal, 't welk Tigellius aan Nero gaf , waarby de overdaadigheid zo groot was, dat: het gerugt daarvan zig tot.  Gedagten over het Epikurismus. 7 tot onzen leeftyd heeft uitgestrekt. Dit is, naar het my voorkomt, de uiterste pooging geweest in al wat kostbaar , byzonder en keurig was. Kon de zinnelykheid wel immer tot een hoogeren graad opklimmen? Agrippaas meir was tot dit buitengewoon gastmaal uitgekoozen. Men had 'er een pragtig vaartuig toe uitgerust, 't welk, door eene menigte roeischepen voortgetrokken, zig op eene onmerkbaare wyze scheen te beweegen. Alle deeze vaartuigen waren met goud en elpenbeen ten kostbaarste opgepronkt. De roeiers bestonden uit jongens van eene uitgeleezen schoonheid, of liever zo veele Cupidoos. De oceaan had dit gastmaal voorzien van visch, en de onderhoorige provincien, van de verscheidenheid der geregten. In één woord, de overvloed streed met de keurigheid der lekkernyen om den voorrang. Ik zal niet spreeken van de pragtige tenten en andere gevaarten op den oever van het meir geplaatst, sommige van welken opgepropt waren met. de aanzienykste Romeinsche jufferschap. Ik zal geenemelding maaken van de ontugtige voorwerpen, die zig in andere vertoonden. De nagt zelf bragt niet weinig toe tot dit ongebonden vermaak; tallooze ligten verwonnen de duisterheid , terwyl de stilse veraangenaamd werd door de bekoorlyke mengeling van welluidende klanken. Vraagt men nu of Nero in dit alles vermaak vond, en of hy, voldaan over zyn onthaal, henen ging; men stelle zig alleen maar voor , dat hy de bewustheid zyner euveldaaden, de wroeging van zyn geweeten derwaards mede. bragt. Gewislyk moesten hem derhalven de naarste angsten naar dien zetel der vreugde vergezellen : door de grievende smarten van den schuldigsten booswigt gefol. terd , vertoonde hy in zyn gelaat den praalenden glans van een triumf, terwyl in het binnenste zyner ziel eene zeer bloedige rol gespeeld werd. Indien hy al eenige vrolykheid had, moet dezelve gelyk geweest zyn aan die der Bacchanten. Hy was zyn vermaak aan zyne zinneloosheid of aan zyne dronkenfschap verschuldigd , en genoot geen geluk dan in zo ver zyne rede verbysterd was. A 4 Het  8 gedagten over het Epikurismus Het zelfde mag men zeggen van allen , die hem vergezelden: want ik kan niet denken, dat Seneca , Thrafeas Poetus, of Bareas Soranus, die , in weêrwil van den bed smaak hunner tydgenooten, overeenkomstig met de natuur leefden , zig onder 't getal der gasten bevond. Daar was, ongetwyfeld , niemand by tegenwoordig buiten hen , die zig door eene gelykheid van leevenswyze in 's Keizers gemeenzaamheid hadden ingedrongen , die hem in zyne snoode aanslagen met raad en daad te hulp kwamen, en voor welken hy niet behoefde van schaamte te bloozen. Eene samenkomst van zulke lieden was zekerlyk voor geene denkbeelden van gelukzaligheid vatbaar. Het vermaak kon geen ingang vinden in de gemoederen, die door allerleie weelde en losbandigheid ten eenenmaale bedorven waren. Overgegeeven aan alle driften die de kalmte des gemoeds ontrusten , waren zy geheel onbekwaam om smaak te vinden in het waare vermaak, zo als wy het ons hier voorstellen. Had Epikurus dit overdaadig gastmaal bygewoond, en had hy zyne gedagten in aller byzyn rondborstig mogen uiten, ik houde my verzekerd, hy zou de waarheid niet gezweegen hebben. Weinig verootmoedigd door Neroos woestheid , zou hy den dood niet geschroomd hebben, welken hy met onverschillige oogen kon aanzien, en ik verbeelde my, hy zou Nero met deeze of dergelyke woorden hebben aangesprooken : " Rampzalig Vorst! Aan welk eene misleiding hebt gy u ten prooie overgegeeven ? Gy verbeeldt u in de buitenspoorigheden vermaak te kunnen vinden. Het is zo verre vandaar, als gy zelf van de gelukzaligheid des levens verwyderd zyt. Overal, waar gy gaat, brengt gy de elende mede: wat poogingen gy ook aanwendt, geen oogenblik kunt gy u aan het geweeten onttrekken. Dek, zo 't u lust, uwe tafel met lekkernyen, nog veel keuriger dan 'er thans worden opgedischt: drink de smaaklykste wynen van Griekenland en Italie, bevlek u daarna met de verfoeilykste zonden, die de  GeDAGTEN over HET EPIKURISMUS is wellust kan uitdenken : niets zult gy daarin vinden, dat u kan vergenoegen, en wanneer het lighaam tot volheid verzadigd is, zal uw gemoed nog naar vermaak zoeken. 't Zyn deeze zaaken niet, die het leeven gelukkig maaken. 't Is de wysheid alleen, die ons het hoogste goed verschaft: zy is het die u zal leeren uwe begeerten met de natuure te doen overeenstemmen; en by deezen regel blyvende , zult gy vinden 't geen gy in de losbandigheid te vergeefs zoekt. Ontbreekt u iets , keer uw oog naar deeze algemeene moeder; zy zal u een rede. lyk genoegen verschafFen. Kwelt u de dorst, zy heeft beeken en fonteinen genoeg, om uwen droogen mond te verfrisschen. Hongert u, daar is geen deel der wereld, waar de aarde u geene vrugten tot 's leevens onderhoud aanbiedt. Indien gy deeze gaaven versmaadt, zal degrootste overdaadigheid u nimmer te vrede stellen. 't Vermaak is niets dan eene vernietiging van kwelling en smart. Luister naar den raad van honger en dorst, ze zullen u in de eenvoudigheid der natuure vermaak doen scheppen; en, by gebrek van een beter onthaal, zal brood en water een. smaaklyk geregt voor u weezen. Thans bevindt gy u niet in deezen gelukkigen staat: gy laat uwe maag den tyd niet om het verzwolgen voedsel te verteeren; dag op dag vergaart uwe onmaatigheid raauwheden , en doet den naderenden dood, die u zo veel vreeze op den hals haalt, zyne Schreden verdubbelen. Zie daar, waarom gy geen vermaak gevoelt op de gastmaalen, die gy bywoont; en hoe kunt gy u immer vermaaken , daar de natuur , haars ondanks, gedwongen wordt aan uwe begeerten te gehoorzaamen ? Weet, dat alle geweld met haar welzyn strydig is, en dat de overlaading des lighaams het ligt der rede benevelt. Denk dan niet de vermaaken te smaaken, die gy u als zodanig verbeeldt. Daar zyn geene weezenlyke dan die de natuur heeft ingesteld. De eerzugt doet de onderdaanen naar de kroon reikhalzen. Waren zy Koningen geboren , zy zouden begeeren over den ganschen aardbodem te heerschen. Monarchen zynde, zouden zy naar A 5 slagt-  10 Gedagten over het Epikurismus. slagt- en brandoffers verlangen; ja de fabel van de reuzen leert ons, dat stervelingen vermetel genoeg geweest zyn om zig de heerschappy over den hemel te willen aanmaatigen. De zelfde trek of neiging heeft in alle zondige begeerten plaats. Niemand kan gelukkig zyn , dan die zig aan een strengen regel heeft leeren onderwerpen; en dewyl niemand zonder wysheid hiertoe in staat is, volgt het, dat den wyzen alleen toebehoort over de wereld het gebied te voeren. Een wys man alleen kan uit alle deeze omstandigheden vermaak trekken; en hy is wys, die van de geneugten des leevens een maatig gebruik weet te maaken, en, in 't bezit daarvan gesteld zynde , moeds genoeg heeft om ze gering te agten. Gy daarentegen, die den stam van Augustus ontëert, die de schandvlek des menschdoms zyt , waarover de Godlyke gramscbap u het gebied heeft toegevoegd, doe wat gy wilt, gy zult uwe dagen in elende slyten; naare angsten zullen u alierwege vervolgen; geen oogenblik zult gy den prikkel van uw geweeten ontworstelen,en in 't midden der gastmaalen zult gy geen druppel wyns drinken , zonder u het onschuldig bloed, waarin uwe wreedheid zig baadt, te binnen te brengen. " Op zulk eene wyze zou Epikurus, indien ik my niet bedriege, geredeneerd, 's Keizers ondeugden bestraft, en zyne leerstellingen geregtvaardigd hebben. Want gelyk wy de geneeskunst pryzen , niet zo zeer als kunst, als wel omdat ze de middelen tot herstelling der gezondheid aan de hand geeft; en gelyk de kundigheid van een lootsman niet pryzenswaardig is, dan wegens het nut 't welk de scheepvaart daaruit trekt; dus zouden wy niet wenschen om wysheid en voorzigtigheid, onder welke naam men de kunst van te leeven kan verstaan , indien dezelve ons onnut en niet tot het bezit van vermaak aanleidlyk ware. En inderdaad, zo lang wy geene wysgeeren zyn , kunnen wy niet gelukkig worden. Wysheid door maatigheid ondersteund , dat is, een welgeregeld en bedaard gedrag In alle zaaken, is het eenige spoor, 't welk ons leidt tot eene  Gedagten over het Epikurismüï. 11 eene bestendige kalmte en gerustheid des gemoeds, de rykste bron van waare, zuivere en duurzaame geneugten. De zwakheid der menscblyke natuure , overschaduwd door de onkunde ten aanzien van goed en kwaad, doet ons meestal tusschen beiden omdwaalen, zonder dat wy het een van 't ander kunnen onderscheiden. Wy omhelzen dikwils met eene blyde verrukking, 't geen wy zorgvuldiglyk moesten myden. Een noodwendig gevolg van zulk een verwonderlyke blindheid is , dat wy geduurig het spoor misloopende, verre van het begeerde geluk te ontmoeten, weezenlyk ongelukkig worden, en, te vergeefs naar vermaak reikhalzende, ons in wezenlyke smerten en moeilykbeden dompelen, waardoor de rust onzer ziele sleeds gestoord wordt. Naarslige overdenkingen wegens de beste middelen, om een voorzigtig gedrag in dit leeven te houden, moeten ons uit zulk eenen elendigen toestand redden: de helderheid der gedagten moet onze duisterheden opklaaren en verspreiden; de sterkte en werkzaamheid daarvan moet ons Verlossen van het juk der zondige begeerten, ydele vreeze en vooroordeelen, en ons veiliglyk geleiden op den weg, langs welken wy de waare zielsvermaaken kunnen deelagtig worden. Dit is de haven, waarin de wysgeer eene geneuglyke rust geniet. Hier beschouwt hy het zwoegen zyner medemenschen met een bedaard gemoed: alle nadeelige dwaalingen , waarvoor hunne zwakheid blootstaat, loopen hein ten klaarste in 't oog: hy merkt aan , met welk eenen ernst zy aan hunne driften tragten te voldoen, en belagt hunne poogingen naar magt, rykdom en grootheid. in deeze haven bekooren hem ook de vermaaken der maatigheid, welke hy pryst , niet slegts, omdat ze eene deugd is , maar omdat ze onze ziele die rust laat behouden, zonder welke wy niet gelukkig kunnen weezen. Dit is de deugd, die der wysheid altoos te hulpe komt. Zy volvoert, 't geen de andere slegts beslooten heeft; 'terwyl de wysheid ons leert, wat wy te myden en wat te volgen hebben,  Gedagten over het Epikurismus. hebben, houdt de maatigheid ons in toom , wanneer wy tegen dien raad handelen door onze zinnen meer dan de rede te gelooven. In 't kort, de maatigheid is eene deugd, zonder welke wy nimmer wys of gelukkig kunnen weezen. AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN , DOOR DEN HEERE J. PORTER, AFGEZANT DER BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER, EN NA ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 't LICHT GEGEVEN. Vervolg van bladz. 472, in het voorige deel. X. Over de recbtspleeging by de Turken. De willekeurige magt van den Monarch is het grootste kwaad niet in Turkye; zyne onderdaanen zoude dit mogelyk zonder veel morren en zonder groot bezwaar kunnen dulden. De wortel van het kwaad, dat alle veiligheid .van byzonder eigendom verwoest, is in de onrechtvaardige uitvoering hunner wetten gelegen , die in de handen van een' omgekochten Rechter, een opgeheven zwaard zyn, dat gestadig gereed is, om hen van hun leven en van hun eigendom te berooven. Wy moeten ons door een overmaatig goed hart niet laaten verleiden , om de standvastigheid des Moulahs, of Rechters van Scutari en zyne onbeweeglyke weigering om het verlangen van den Kiflar Aga intewilligen, van zyne onkreukbaare liefde tot de gerechtigheid afteleiden. Want volgens de doorgaande en algemeen bekende gewoonte is veel eer te vermoeden, dat de tegenparty zich, van den Mou-  GODSD., REGEERINGSV. EN ZEDEN DER TURKEN: 13 Moulah reeds te vooren door de krachtige beweegreden van een geschenk verzekerd, hem reeds op haare zyde gebragt, en zyn besluit bepaald had , en dat hy derhalven reeds zodanig verbonden was , dat hy niet anders konde handelen , ja dat hy zelfs niet durfde ondernemen , om het bevel van den zwarten gesnedenen te gehoorzaamen. Men verhaalt eenige zeldzaame voorbeelden van rechters in Turkyen, die voor geene omkooping vatbaar waren; ik heb 'er van één gehoord, doch ik heb'er geene' gekend. Daar zyn in Konstantinopolen verscheiden Gerechts hoven , waar de gedingen beslist worden ; en de klaager kan verkiezen voor welk hy zyn zaak wil inhrengen. De laagsten zyn dat van den Moulah van Galata, en van den Stamhole Effendi of rechter van Konstantinopolen ; de twee hoogsten , die van de beide Cadilesquiers of Rechters van Europa en Afia ; en eindelyk de Divan van den Vizier, welke het hoogste gerecht is. Mahomed heeft zyne nakomelingen van het gezag deezer rechtbanken uitgezonderd. Hun getal door het geheele Ryk is zeer groot, en in allerleie opzichten worden zy door de hoofden hunner stammen gerecht. Ieder zaak, derhalhalven, die een Emir of groenhoofd* betreft, moet voor het Gerechtshof van Nakib of Santa Sophia of Siup gebragt worden, tot welken zy behooren, schoon ik nochtans bemerkt heb, dat de Vizier steeds een waakend oog over dezelven houd, en zich by gelegenheid tegen hunne handelingen verzet. De klaager heeft niet slechts een waarschynlyk, maar byna een zeker voordeel over den beklaagden. Want dewyl hy een rechter verkiest, zo is zyne eerste zorg zich van denzelven meester te maaken. Alle rechters hebben eenen Naib, of gedeputeerden, die inderdaad de wezenlyk werkzaame man in de zaak is, en gemeenlyk zynen * De nakomelingen van Mahomed worden groenhoofden genoemd naar een' groenen tulband, die door hen gedraagen word.  14 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, zynen Heer ,leid , en in zyne besluiten bepaalt. Tot deezen man wend men zich het eerst, en hem bied men eerst het geschenk aan. Vind hy dat de som der moeite waardig is en neemt hy dezelve aan , dan.kan men zich grootdeels verzekerd houden zyn proces te zullen winnen. Somwylen kan de beklaagde, wanneer hy meer bied, het recht van zyn tegenparty krachteloos maaken, of hy kan ten minsten door verdraaijingen en vitteryen de zaak vertraagen , of ze tot eene andere rechtbank doen overgaan, en op deeze wyze, als hy de rykste is, zyn tegenstreever afmatten , tot eindelyk de klaager zyn recht laat vaaren, het zy het gegrond of vaisch zy, en zich te vreden houd met eene nietsbeduidende vergoeding aan te neemen. De middelen om een proces sleepende te houden, en de beslissing van hetzelve te doen achterblyven, zyn menigvuldig; als: een gebrek in den vorm der rechtspleging, de afweezigheid of den dood van getuigen, tegenwerpingen tegen de echtheid der bewyzen , ontkenning der handteekennig van anderen , of zelfs van zyn eigene. Of, dewyl alle bewyzen in getuigenissen bestaan , en men eene meenigte vind die voor geld alles bezweeren wat men verlangt, zo heeft men altyd onmiddelyke hulp by der hand; want zulke getuigen kunnen tot ieder punt bygebragt worden , dat noodig is om de klaarste zaaken te verwarren, en de opschorting der wet te rechtvaardigen. Daar zyn verscheidene soorten van getuigen ; voor eerst nabuuren en oude bekenden: voorts enkel toevallige; eindelyk die welke het tot hunne dagelyksche bezigheid maaken , in de Gerechtshoven tegenwoordig te zyn, en die daarvan leeven. Wanneer gy hen van de gronden uwer zaake onderrecht hebt, dan verklaaren zy voor eerst, dat zy enkel verschynen, dewyl zy de hardheid en de ongerechtigheid zagen, met welke men voorhad u te behandelen; dat, dewyl zy wisten, dat gy een eerlyk man zyt, op wiens braafheid zy zich ten vollen kunnen verlaaten, zy daarom al het geene als waarheid willen bevesti-  regeeringsvorm EN DE ZEDEN DER TURKEN 15 bevestigen hetgeen gy als waar hebt opgegeeven. Deeze verklaaring , die zy met een grooten aangenomen ernst doen , is gewoonlyk de toevlucht der Turken , en mist zelden alle aanvallen van het geweeten by hen te smooren , en alle hunne twyfelingen te doen zwygen. Of, indien dit middel die uitwerking niet heeft; indien de getuigen op beter onderrechting gesteld zyn, dan worden zy op eene geheime plaats verstooken , waar zy alles kunnen hooren wat in het naaste vertrek omgaat. Ia dit vertrek word de party gelokt, met welke men proces heeft, en door eene menigte van vraagen, en door andere konstgreepen, worden verklaaringen door dezelve voortgebragt, die tegen hem zullen kunnen dienen. Deezen brengen de getuigen by de naastvolgende verhooring in, en verklaaren dat zy dezelven geboord hebben. Somtyds gebeurt het wel dat in plaatse van uwe tegenparty, een uwer vrienden, die zyn persoon voorstelt, in het vertrek gebragt word, waar hy alle bekentenissen, die gy begeert, voor de ooren der verstooken getuigen aflegt. Deezen, die anderen zien noch door anderen gezien kunnen worden, wenden niet veel moeite aan om de waarheid te ontdekken , maar brengen aan den rechter over hetgeen zy gehoord hebben, als of het door den eigenlyken persoon gezegd ware geworden. In geval van proces kan geen konstgreep van deeze soort een' Turk verontrusten. Alles waarvoor hy bezorgd is bestaat in een voorwendsel, dat hy voor genoegsaam houd om in het vervolg voor een eerlyk man door te gaan. Zo veel van het eersts slag hunner getuigen. De andere soort zyn diegeenen welken 'er een beroep van maaken en voor een of twee daalders tot elks dienst bereid zyn. Gewoonte en eene lange oefening maaken dat deeze geene cafuistery, geene voorbehouding ten besten van hun geweeten noodig hebben , maar hunnen eed, hetzy hy waar of valsch is, gerustelyk op zich neemen, en met hunne getuigenissen staan of vallen. De rechters hebben hunne, vicaristen aan welken weder de Gerechts bedienden  16 AANMERKINGEN OVEK DEN GODSDIENST, dienden en andere onderhoorigen onderschikt zyn; lieden die zich gestadig in de Gerechtshoven bevinden, om tot kundschappers van de anderen te dienen. Hunne bezigheid is twisten gaande te houden, valsche processen, die zy Avanias noemen, te verwekken, en by iedere gelegenheid diegeenen aan te grypen welken ryk zyn, en kunnen betaaleu. Geen mensch is van den eenen dag tot den anderen veilig, inzonderheid wanneer hy een Jood of een Christen is. Want hoe onwaarschynlyk , ongerymd of valsch de zaak zy, waarop de aanklagt gegrond word, de beklaagde moet echter verschynen en zich verantwoorden, en dan, indien hy zich van den rechter niet heeft verzekerd , ziet hy eene wolke van getuigen tegen hem opstaan, door wier verklaaringen zyn zaak zekerlyk verloolen gaat. Alle dagen vertoonen zich voorbeelden van aanspraaken , die men op eens anders eigendom maakt , of van klagten die men wegens beledigingen inbrengt, die nooit den minsten wezenlyken grond hadden of konden hebben. In 't algemeen, de zaak moge recht of onrecht zyn, kunnen Jooden en Christenen op een' Turk nooit dan door magt van geld iets winnen, en het is nog een groot geluk wanneer zy 'er zich op die wyze doorredden. Noch Christenen noch Jooden worden als getuigen tegen een' Turk aangenomen: doch Christenen en Jooden kunsen voor of tegen elkander getuigen. Hunne getuigen worden niet onder hedreiging van straf gedagvaard. De wet veroorloft hen niet, ooit iemand te noodzaaken zyn getuigenis te geeven, maar hy moet het vrywillig en zonder dwang doen. Wanneer de Turken van iemand niet afhankelijk zyn zullen zy nooit ten voordeele van een' Christen of Jood verschynen ; de magt van 't geld alleen moet hen voor de rechtbank brengen. Wanneer zy wezenlyk van de rechtvaardigheid der zaake overtuigd zyn, en de daad gezien hebben, wachten zy gemeenlyk af wie hen het meeste wil geeven, en naar maate zy hun getuigenis voor noodzaak. lyker  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 17 lyker houden, maaken zy des te meer gebruik daarvan. Indien het van een' Christen tegen een' Turk is , dan is het genoegzaam onmooglyk hen tot eenigen prys te beweegen. Zekere Griek bouwde een huis, en plantte een' grooten tuin op een stuk lands , hetwelk door zyne familie byna tagtig jaaren lang was bezeten geworden. Alle de haggets of koopkontrakten waren in zyne handen, van den eersten Turkschen bezitter , van wien het gekocht was geworden , naar behooren gerechtelyk bevestigd en onderteekend. Desniettegenstaande werd hy onverhoeds door den kleinzoon van den Turk aangeklaagd , welke verklaarde dat zyn grootvader dit stuk lands niet verkocht had; dat dewyl zyn vader en hy lang in dienst van den Grooten Heer, in den Persischen oorlog, afweezig geweest waren, zy hunne vorderingen niet eerder hadden kunnen inbrengen : dat hy echter nu getuigen had , dje bewyzen zouden dat het geschrift, 't welk de Griek wegens dien koop in handen had, volstrekt valsch was; en derhalven eischte hy weder in het bezit van deezen akker gesteld te worden. De eenige toevlucht, die den Griek nog overbleef, bestond hierin, dat hy zyn proces van de laage rechtbank , voor welke het gevoerd werd, tot den divan des Viziers overbragt ; 't welk hy , als onder vreemde bescherming staande , ligtelyk verkreeg. Zyn oogmerk met deezen stap was geenszins, om de zaak op nieuw te doen onderzoeken. Hy wist wel dat de getuigen tegen hem gereed waren, en dat hy het geding dan onvermydelyk zou verliezen; maar het gebruik dat hy daarvan maakte, was eenige aanzienelyke amptenaaren van de Porte omtekoopen , zynen tegenstreever te dreigen en hem afteschrikken, terwyl hy onder de hand anderen had , die het verschil bemiddelden, en op die wyze stuitte hy den voortgang van het proces, schoon hem zulks op geens geringe somme te staan kwam. Deeze gevallen gebeuren dagelyks aan Christenen en VI, Afd. XIV. DEEL. B Jooden  18 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, Jooden, voornaamlyk aan zulken die de Turken gissen of weeten dat zy ryk zyn; dikwyls ook aan Turken zelf , doch met meer behoedzaamheid, dewyl zy elkanderen met minder moeite door de menigte der getuigen overstemmen, en, over het algemeen, de ryken den armen kunnen verslinden. Men kan daaruit besluiten hoe onzeker in Turkyen den aankoop van huizen en goederen is, die door Christenen of Jooden geschied; en nochtans is het hunne heerschende begeerte beiden te bezitten. De voonaamste verdediging of de sterkste bewysreden in ieder zweevend proces is een setfa of voorafgaand gevoelen, of beflissing van den Mufti. Het geval word hem onder verdichte naamen voorgelegd, en beslooten met de vraag: Heeft Zaid recht tegen Amar of niet? Het ant woord van den Mufti word 'er onder geschreeven, 't welk slechts in weinige woorden bestaat: Hy beeft, of: Hy beeft niet. Hy kan, of: Hy kan niet. Onder aan den rand tekent de Mufti zyn' naam, noemende zich by die gelegenheden altoos: De arme knecht Gods. Met dit alles echter leest die arme knecht Gods gemeen]yk niets van de zaak; maar laat het geheele onderzoek van dezelve aan zynen Fetfa Emini, of gedeputeerden over, die doorgaans by voorraad door geschenken van de eene of andere party gewonnen is. Hy geeft dan aan de zaak eene gedaante naar zyn eigen welgevallen , en onderrecht den Mufti van de wyze hoe dezelve moet onderschreeven worden. Dit is zo waar, dat dikwyls geheel tegenstrydige Fetfas in de zelfde zaak te voorschyn komen, zo dat, wanneer de eene party zich wegens de beflissing van den Mufti volkomen verzekerd houd, hy dikwerf ziet, dat zy voor het Gerecht van de minste uitwerking niet is, dat men 'er zelfs geen acht op slaat, of dezelve geheel verwerpt. Het voornaamste gebruik dat men van deeze Fetfas kan maaken, is' , dat de rechter, zelf te vooren door geschenken gewonnen zynde , schoon door de party die ongelijk heeft, de beslissing van den Mufti volkomen bil lykt,  REGEERiNGSV0RM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 19 lykt, en zyne eigene onrechtvaardigheid onder deeze uitspraak van den Mufti verbergt ; of in den uitterstten nood, dat hy, wanneer 'er tegenstrydige Fetfas voorhanden zyn, de onrechtvaardige party 'er door bebegunstigen kan , door beiden tot een vergelyk aan te maanen. Valsche getuigen moeten, volgens den Koran, gestraft worden. Desniettegenstaande valt dit maar zelden voor. Somtyds word een openbaare kwaaddoener en landlooper, die op een' valschen eed betrapt word, wanneer het in de zaak van een' aanzienlyk man is, op een' ezel door de straaten omgevoerd , met het aangezicht naar den staart gekeerd, met een opschrift, hetwelk hem vooreen scheat of valsche getuige verklaart. Doch dit zelfs ziet men maar zelden; uitgezonderd wanneer een nieuwe Sultan op den troon is gekomen. Eene nieuwe regeering werd gemeenlyk door een paar zulke voorbeelden ingewyd. De Vorst verklaart, dat hy naar de wet, naar rechtvaardigheid en waarheid zal regeeren. Tot eene waarschouwing derhalven voor het volk, doet de Vizier een half dozyn van deeze getuigen in hechtenis neemen, en aan dezelven dit voortreflyke vonnis voltrekken. Zulk eene kinderachtige straf heeft echter eer eene belagchelyke dan ernstige uitwerking; zodat het in Konstantinopolen van zulke onverlaaten grimmelt. En schoon 'er zelfs de doodstraf op gesteld ware, kan men zeer gemaklyk begrypen , dat hun aantal echter niet zou afneemen; dewyl ze door de rechtsgeleerden zelf aangemoedigd en ondersteund worden, als het voornaamste middel, door het welk de rechters, die maar voor een' bepaalden tyd het bewint in handen hebben, en alle twee jaaren afwisselen, zich schielyk zoeken ryk te maaken, en zich in staat te stellen om buiten hun ampt te kunnen leeven. Om de Gerechtshoven echter zo veel recht als my mooglyk is te laaten weêrvaaren, zal ik met twee merkwaardige vonnissen besluiten, van welken het eene my zelven bekend is geworden, en het andere my door geloofwaar B 2 dige  20 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, dige getuigen, voor zo veel ik weet, is bevestigd geworden. Een schip dat, te Alexandrie , door Turken was afgelaaden , om henzelven en hunne waaren, die in ryst en dadels bestonden , naar Konstantinopel te brengen, werd onderweg door een' geweldigen storm beloopen. De schipper zeide tegen de eigenaars der waaren, die zich mede aan boord bevonden, dat hy het schip en hun leven niet konde redden, zonder alle de goederen, die zich op het verdek hevonden, in de zee te werpen, Zy bewilligden in dit voorstel niet alleen voor zicbzelven, maar ook voor de overigen, die in de gelaaden goederen eenig aandeel hadden, en zich te Konstantinopel ophielden. Het schip door dit middel aldaar behouden aangekomen zynde, veréénigden diegeenen, welken aan boord geweest waren , zich met de overigen, ten einde den scheeps - kapitein aan te klaagen wegens kwaad beleid , en dus de waarde der goederen , die hy over boord had doen werpen , weder te bekomen. De geheele zaak werd aan den Moulah van Galata, voor welken dezelve getrokken was, voorgesteld, en zynen geduputeerden was, volgens gewoonte, belofte van een aanzienelyk geschenk gedaan. Toen de partyen verscheenen , en de getuigen verhoord waren, zat de Moulah eenigen tyd in gedachten, nam zyn boek op, opende hetzelve met eene zeer ernsthaftige houding , en zeide tot hen : Het boek verklaart dat de meester van het schip de eigenlyke waarde deezer goederen moet betaalen. " Dat is te zeggen, hetgeen de eigenaars door getuigen kunnen bewyzen, dat iemand daarvoor zoude gegeeven hebben, of hetgeen zy eigenlyk aan boord van het schip in het zelsde oogenblik waardig waren , toen de kapitein genoodzaakt was dezelven in zee te werpen; het eenige middel , door 't welk hy het leven der passagiers en scheepslieden redden konde, onder welken de persoonen zelf waren, die hem thans deswegen by den rechter beklaagen. Diegeenen , welken het schip hadden afgelaaien, liepen uit het gerechtshof, om getuigen optezoe ken  REGEERINGSVORM' EN DE ZEDEN DER TURKEN. Si ken. De rechter nochtans, wel bewust zynde dat dit geen zaak was, wegens welke iemand zou verschynen of durven verschynen , gaf zyn vonnis schriftelyk , zonder verdere omstandigheden ten voordeele van den schipper. Het tweede geval droeg zich toe voor eenen jongen Cadi in Smirne. Een arm man maakte vorderingen op een huis, het welk een ryk man zich had toegeëigend. De eerste bragt zyne kontrakten en documenten, om zyn recht te bewyzen , te voorschyn; de andere, in tegendeel , had zich van een aantal getuigen voorzien, om deeze papieren van hun kracht te ontblooten; en om hen getuigenis van meer sterkte te doen zyn, gaf hy den Cadi een beurs met 500 dukaaten over. De Cadi nam dezelve aan. Toen hy aan het verhooren kwam, verhaalde de arme man zyn geschiedenis, bragt zyne geschriften te berde, doch het ontbrak hem, om dezelven te bevestigen, aan de noodige en alleen geldende bewysreden, naamelyk getuigen. De andere, met getuigen voorzien, vestigde zich geheel en al op dezelven, en, volgens de wetten, op het wezenlyk gebrek van zyn party, die 'er geene ken bybrengen; en drong derhalven den Cadi om een vonnis tot zyn voordeel te geeven. Na het sterkste en onbescheidenste aanhouden, haalde eindelyk de Cadi, met groote bedaardheid, den buidel met 500 dukaaten , van onder zyn sopha voor den dag, die de ryke man, als een middel tot omkooping, hem had ter hand gesteld, en zeide te gelyk tot hem, op een' zeer ernstigen toon: Gy hebt u omtrent deeze zaak byster vergist; want schoon de arme man geene getuigen tot bevestiging van zyn recht heeft kunnen voortbrengen, kan ik zelf 'er ten minsten 500 aanwyzen. " Daarop wierp hy hem den buidel met verachting en moeijelykheid toe, en verklaarde den armen klaager voor wettigen eigenaar van het huis. Zulke voorbeelden kunnen mogelyk geduurende eene eeuw voorvallen, en verdienen aan de nakomelingschap B 3 over-  22 AANMRKINGEN OVER DEN GODSDIENST, overgeleverd te worden; en, inderdaad, dit geval word dikwyls door de Turken zelf als een uitsteekend en zeldzaam voorbeeld bygebragt. XI. Van buitenlandscbe afgezanten, en hunne gehoorgeevingen. De Turken hebben eigenlyk in 't geheel geen begrip van het Recht der Volken; zy zien zich als de eenige natie op den aardbodem aan, en richten derhalven hun geheele gedrag jegens de andere volken enkel naar een uitdrukkelyk verdrag , naar vrywillig toegestaane bedingen , of naar oude herkomens en naar gewoonten. Uitlandsche gezanten hebben derhalven geene andere zekerheid , dan geschrevene verdragen , van welken zy afschriften bezitten, of ongeschreven privilegien, die ingericht zyn naar deezen, welken hunne voorgangers genooten hebben. Voor niet meer dan omtrent vyftig jaaren , geloofde zekere Vizier, Ini Ali Bassa , dat zy niet anders dan openbaare verspieders waren , en vond derhalven goed het verblyf van deeze onrustige gasten , naar het Vorsteneiland, negen mylen van Konstantinopel, te verplaatsen. Dewyl de handeldryvende Mogendheden , die verre van de Turken afgelegen zyn , geene tegengestelde voordeelen aan dezelven kunnen verschaffen, zo moeten hunne afgezanten alle de bedingen, die de regeering goed vind te maaken , zich laaten welgevallen; en het is veel meer te verwonderen , dat hunne verdraagen of de hen toegestaane rechten zo wel onderhouden worden , dan dat op dezelven in 't geheel geen acht word geslagen. Toen 'er nog niet meer dan vier afgezanten en een resident in Turkyen waren, werd hun karakter met grooter waardigheid ondersteund , en zy werden door de Turken met meer hoogachtieg behandeld. Het is waar dat hunne leevenswyze niet zeer gezellig was;  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 23 was; echter scheen zy hu beste geschikt om eerbied en hoogachting te verwekken. Zy volgden de zeden der grooten onder de Turken na; zy gaven zelden bezoeken, maar als zy het deeden, geschiedde zulks met al de pracht der Oostersche praalzucht : zy kleedden zich voor dien dag op het kostbaarste, hadden hunne bedienden in ryke liveryen , en vyf of zes handpaarden; zelfs dan wanneer zy maar een enge straat hadden door te trekken. Zy verscheenen nooit by gemeene gelegenheden op de straaten , en kwamen nooit uit Pera , waar hun verblyf is, naar Konstantinopel, zonder met al de pracht vaneen'afgezant, en zonder den stoet, die een' persoon betaamt, welke een groot Monarch zal vertoonen, versierd te zyn. Wanneer zy sint Sophia bezochten, of den Beiram wilden zien, dan geschiedde zulks met een bevelschrift, 't welk door de Porte was opgesteld , die te gelyk zorg droeg van hen door eigen amptenaaren te laaten dekken en begeleiden. Met een woord een afgezant werd door de gemeene Turken voor een schepsel van eene geheel andere soort dan de overigen zyner natie aangezien. Hy werd zelden gezien, en als hy zich vertoonde, dan verscheen hy voor hunne oogen met ai den luister der grootste Heeren, aan hun eigen hof. Geduurende de laatste dertig jaaren is het getal der ministers van den tweeden rang zeer toegenomen, maakende zy thans, met de vier afgezanten, tien uit. De dringende begeerte die de Christen Vorsten getoond hehben om de vriendschap met den Grooten Heer, op welke voorwaarden het ook zyn moge , te onderhouden , heeft de verschriklyke gloriezucht der Porte zeer vermeerderd; en het vergroot getal der ministers heeft het gantsche lighaam in de oogen des volks minder eerwaardig gemaakt. Mogelyk zouden , indien de zelfde grondstelling had kunnen blyven duuren , die te vooren een regelmaat van het gedrag der vier afgezanten geweest was, nog de zelfde gevolgen daaruit voortgekomen zyn; doch hoe noodB 4 wendig  24 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, wendig zy ook zyn moge , kunnen lieden , die aan vryheid en eene levenswyze naar hunne zinnelykhEId geschikt, gewoon zyn , zich niet gemaklyk aan zulk een be-. dwang onderwerpen. En inderdaad men vind maar weinige menschen , die voor zichzelven genoegzaam zyn , en die eene genoegsaame stoffe om zichzelven te onderhouden in hunne zielen vinden. Onder vier kan wel zulk een stilzwygend verdrag eenige jaaren lang aanhouden; maar onder tien is het byna onmooglyk: zodat, hoe moeijelyk het te vooren was een afgezant te zien , men tegenwoordig hem of een' minister van den tweeden rang, in alle straaten en in alle deelen van de stad ontmoet. Zy maa« ken geen bedenken meer om Armeniërs, Grieken of Jooden te bezoeken, en tot eenen Beiram of eene openbaare volksverzameling zich te begeeven. Somtyds bejegent hen eene beschimping, die zy verbergen; dikwyls word hen door een' schaamteloozen Turk een' stoot toegebragt, die met opzet van de andere zyde over steekt, om hen met zulk een eerbewys te begroeten; en gemeenlyk volgt men hen met den bynaam van Giauz, ongeloovige, het Turksche woord, dat verachting en afschuwen aanduid. Indien hen de zwaarste belediging in Konstantinopel overkwam, zouden zy zeer weinige of geheel geene voldoening kunnen verwachten; want de Porte zou terstond hunne eigen onbedachtsaamheid de schuld daarvan wyten, en hen zeer openhartig te verdaan geeven, gelyk zy by zulke gelegenheden meermaalen gedaan hebben , dat geene gezanten zichzelven in een gedrang aan beschimpingen moeten blootstellen , maar indien zy eenige bezigheden buitens huis te verrichten hebben, zulks de Porte vooraf laaten weeten , wanneer dezelve zorg zoude draagen dat zy voor alle beledigingen beveiligd werden. In zulk eene gesteltenis, waarin openbaare ministers alleen op vrywiilig aangegaane bedingen en enkel met de voorrechten die de gewoonte hen geeft, toegelaaten worden, voegt het hen des te meer zich met groote voorzichtig.  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 25 tigheid te gedraagen, om by de Turken hun waardigheid , aanzien, en onder hun gezin welvoeglykheid en order te bandhaaven. Waar men dit in 't oog heeft gehouden, heeft men ook in Turkyen weinige onaangenaamheden ontmoet. By hec houden van zulk een gedrag zal een gezant voor zichzelven gerustheid, in zyne huishouding gemak en orde , en onder zyne bedienden geene uitspoorige nachtlooperyen , geene uitgelaaten dartelheid, geen overmoed om anderen te beledigen vinden; dus zullen 'er ook geene klagten tot hem of tot de Porte gebragt worden , 't welk anders dikwyls het geval is. De Turken hebben een gemeen spreekwoord , 't welk zy by zulke gelegenheden niet zeer ten onpasse gebruiken; zy zeggen naamelyk ,, de visch stinkt het eerst by den kop "; waarmede zy te kennen willen geeven ; dat indien de dienaar ongeregeld is, de heer eerst zodanig moet geweest zyn. De waardigheid en hoogheid, welken de gezanten onder het karakter van een representant aanneemen, waren eenige eeuwen lang, te zeer, zo het schynt, op een* gelyken voet met de wezenlyke fouverainiteit, om den afgezant op den duur by eenig hof verblyf te kunnen laaten vinden. In die tyden derhalven werden de gezanten niet dan by zeer ongemeene gelegenheden en alleen voor een' tyd afgevaardigd, als, by voorbeeld, om een gewigtig punt, waarover geschil ontstaan was , onmiddelyk tot beslisfing te brengen; om een huwelyks verbintenis te stichten ; ofdikwyler aan het einde van eenen langduurenden en bloedigen oorlog , ais een openlyk teeken van eene oprechte verzoening, en als eene geschikte wyze om de onderdaanen wegens hun toekomend gedrag kundschap te geeven, en hen wegens de veiligheid hunner wederzydsche handelingen te verwittigen. De Turken neemen deeze Iaatste zeer oude gewoonte heilig in acht. Nooit verschynen 'er gezanten van wedgrzyden, dan na het eindigen van een' kryg; en ter B 5 plaatse  26 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, plaatse waar de grenzen door den uitslag des oorlogs zyn gesteld geworden; aldaar geschied ook de uitwisseling der gezanten van de beide hoven. Zo dra de gezant over de Turksche grenzen komt, dan word de groote Heer als zyn gastheer aangezien , en de officier, die hem inhaalt , noemt hem Musophir, of gast van den grooten Heer. Of dit volgens eene oude gewoonte onder hen als een overblyfsel van de algemeene gastvryheid der voorige tyden geschied; of dat het voortkomt uit de hoogachting welken zy voor het ampt van een' afgezant hebben; of dat het eindelyk enkel een soort van praalery is met het vermoogen en de pracht van den grooten Heer; of wat 'er anders de beweegreden van zyn moge, hy word terstond van alle noodwendigheden tot zyne reize verzorgd, of hem word eene aanzienelyke somme gelds ter hand gesteld en hiermede wordt voort gegaan, zo lang hy zich in Konstantinopel ophoud. De gezant eener handeldryvende Moogendheid vordert de zelfde rechten , en geniet dezelven ook, hoewel in eenen minderen graad. Desniettegenstaande worden zyne behoeften volkomen vervuld; doch zo dra zyne reize ten einde geloopen is, houden deeze voordeelen ook op. Een Vizier Aga word door de Porte afgevaardigd, om hem aan de grenzen te ontfangen, en hem van een veilig geleide te voorzien; de weg, dien hy te houden heeft, is hem voorgeschreeven, zyne rustdagen in de verscheiden steden zyn bepaald, gelyk ook het Tbaym, of de somme, die hy tot zyn onderhoud zal ontfangen, en het aantal van paarden en wagens, die voor zyne bedienden en goederen geschikt zyn. Hy word met eerbied en hoogachting bejegent, en zo wel van levensmiddelen verzorgd , als dit op weg mooglyk is. De verscheiden streeken van het oord, moeten de kosten daar toe opbrengen, die zy, als een gedeelte hunner lasten, by den schatkamer verrekenen. Het is opmerkenswaardig met welk eene orgelooflyke voorzichtigheid, beleefdheid en inschiklykheid de com mis-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 27 missaris of Vizier Aga de Turken geduurende de gantsche reize bejegent; daartegen wanneer hy onder de Christenen in Bulgarien komt , zal hy, indien de gezant zich niet tusschen beiden stelt, dezelven met de grootste wreedheid en hardheid behandelen. Het vleijend uitzicht, waarmede een gezant in het gebied van den grooten Heer intreed, doet hem niet alleen pp de aanhoudendheid deezer voordeelen, maar ook op eene goede ontfanging en een aangenaam verblyf by den troon van den Vorst hoopen. Als hy aankomt word hy door een gezantschap van den Vizier verwelkomt , en door eene meenigte van Grieken, Armeniërs en Jooden, die onder zyne bescherming staan, op de nederigste, kruipendste en walgelykste wyze gevleid en geliefkoost. De eerste opening zyner verrichtingen geschied by den Vizier. Zy zetten zich beiden neder, de gezant op een' stoel, de Vizier aan het einde van zyn Sopha; zy zeggen elkander van weêrzyden een goed getal hoflykheden, in welken sedert den aanvang des ryks niet de minste uitdrukking is veranderd geworden. Hem word gezegd, dat zo lang zyn meester de wetten der vriendschap jegens den grooten Heer genegen is in acht te neemen, de groote Heet van zyn' kant bereid is dezelve uittebreiden. Het gewoone onthaal, bestaande in het aanbieden van den caftan, van koffy, konfeit, ferbeth en reukwerk, geschied vervolgens. Doch wanneer hy afscheid neemt klapt men in de handen, fluit hem het vertrek uit, en twee bedienden, die hem ter wederzyden begeleiden, trachten hem , halver wege gekomen zynde, te noodzaaken zich om te keeren en eene buiging voor den Vizier te maaken, die den gantschen tyd door van zyn Sopha niet opstaat. Een gezant nu , die zyn karakter vergeet, kan ligtelyk daardoor verrast en uit verlegenheid daartoe gebragt worden. Doch die hier tegen op zyne hoede is, behoud rustig zyn' tred, en gelast zyne geleiders voort te gaan. By zekere gelegenheid , die zich aanbood , door dien een  28 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, een gezant zich beledigd hield , om het ceremonieel vast te steilen , werd deeze gewoonte afgeschaft, en het is te hoopen dat zy nooit weder zal ingevoerd worden Hoe zeer deeze omstandigheden ook de kiesheid mogen beledigen van een' man, die omtrent de eer van zyn' meester nayverig is, moet hy nog langs een veel vernederender tooneel gaan, wanneer hy by den grooten Heer gehoor zal hebben. De tyd, die voor den gezant bepaald is om over het water te gaan, is des morgens *, by het aanbreken van den dag. By zyne landing word hy door den Chiaux Basfi of hofmaarschalk in een daartoe bepaald huis ontfangen, waarin de trappen niet beter dan een ladder zyn, en het vertrek eer geschikt is om een' Poolschen Jood dan een' man van zynen rang te ontfangen. Dikwyls, en inderdaad gemeenlyk , is de Ciaux Basfi by de aankomst van den gezant niet tegenwoordig; doch de gewoone ontschuldiging is dat hy in de moskee hy het gebed word opgehouden. Wanneer de eerste pligtpleegingen voorby zyn, word den gezant te verstaan gegeeven dat hy verwachten moet dat de Chiaux Basfi aan zyne rechterzyde zal ryden Dit gedeelte van het ceremonieel , waarover zo dikwyls getwist is, doch het welk de Turken geenszins begeeren optegeeven, uitgezonderd wanneer zy door het lyden van een' zwaaren nederlaag daartoe gedwongen waren, dit ceremonieel , zeg ik, laat den gezant geen ander hulpmiddel over dan daartegen te protesteeren. Alle andere tegenkanting is vruchteloos. Hy kan desniettegenstaande vorderen, dat iemand uit het gevolg van den Chiaux Basfi aan zyne linkerzyde zal ryden. Met welk eene blykbaare wederstreeving zy ook in deeze vordering bewilli. gen * Zyn wooning is in de voorstad Pera , die van Konstantinopel door een' kleinen boezem van den Bosporus afgezonderd is ; het 's de haven voor de schepen Dit water moet hy overtrekken zo dikwyls hy in de stad wil komen.  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 29 gen , verkrygt men ze echter, wanneer men met behoorlyke standvastigheid daarop aandringt. Deeze zaak heeft dikwyls zeer emstige twisten en wanorders in den optogt veroorzaakt , en somtyds de gehoorgeeving opgeschort. Na dat hy een tyd lang tn dit ellendig vertrek aan den waterkant gewacht heeft, komt eindelyk het bevel van den Vizier, inhoudende dat hy gereed is, om zich uit de Porte naar het Serail te begeeven. De togt te paarde neemt derhalven zynen aanvang , en gaat in volle staatsi voort tot aan het huis van den Vizier, alwaar de gezant, schoon het regent, sneeuwt of hagelt, op de straat te paarde moet blyven vertoeven , om zyn trein te beschouwen , en zyne hoogheid met deszelfs geheel gevolg, in het voorby trekken te begroeten. Wanneer zy nahy den tooren van het Serail zyn gekomen, trekt de trein van den gezant langsaam voort: by zyne aankomst vind hy den Vizier reeds in de kamer van den Divan zitten. In het midden der kamer staat een oude vierkante stoel voor den gezant; en op denzelven blyft hy, indien de stoel het zo lang uithoud , ten minsten twee uuren , zitten, om de beslissing van zaaken aan te hooren, van welken hy geen woord verstaat, of indien het betaaltyd voor de Janitzaaren en Spahis is (en deezen tyd verkiezen de Turken doorgaans) dan word hy onderhouden met het zien tellen en verdeelen van 2400 geele geldbeurzen; en dit duurt ten minsten tweemaal twee uuren, zo dat hy by vriezend weêr, zonder een pels, van koude zou moeten beeven, of ten minsten lyd zyn ruggraad verschriklyk, dewyl hy niets heeft om tegen te leunen, om zich recht op te houden , en zich eenige verademing te verschaffen. Na dat dit tooneel voorby is, volgt een nieuw. Het middagmaal word opgedraagen. De gezant zit op zyn' stoel; de Vizier op zyn verheven Sopha; eene ronde tafel word tusschen hen lieden geplaatst, op welke aan ieder zyde een toegevouwen neusdoek ligt, om 'er den mond en de handen aan af te veegen; vyftig schotels, van welken  30 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, ken de een op den ander, ieder halve rninut een nieuwe, volgt, komen als een stroom binnen; een der voornaam' ste bedienden staat met zyne ontblooten armen naby den gezant. Zyn ampt is een' vogel aan stukken te scheuren, en de beste stukken hem voor te leggen, 't welk hy alles met zyne vingeren verricht. Hy pryst zonder ophouden den voortreflyken maaltyd , terwyl de Vizier zynen gast tot eeten noodigt, en zich weieens in een vertrouwelyk gesprek met hem inlaat. En eindelyk word, om het feest te kroonen, een dronk serbeth opgedraagen.' Geduurende al deezen tyd ziet de groote Heer dooreen duister venster, om dit gantsch onthaal waar te neemen, en zo dra hetzelve voorby is, begeeft by zich in de ge' hoorzaal. De Chiaux Bassi komt met zynen Talkisch, of een geschreeven order tot den Vizier , meldende dat de Monarch op zynen troon heeft plaats genomen. De Vizier neemt dezelve met den grootsten eerbied aan, drukt ze eerst tegen zyn voorhoofd , kust ze vervolgens, en, nadat hy ze geleezen heeft, steekt hy ze in zyn' boezem, en begeeft zich uit de kamer. Na dat hy vertrokken is , word de gezant gezegd , dat hy door den hof moet gaan, om ter gehoor te komen'. Voor hem 'gaat de Chiaux Basfi met alle zyne onderbeampten en begeleiders, die kostbaar gekleed zyn. Doch hy komt niet onmiddelyk in de gehoorzaal. Voor af word in den hof halte gehouden, alwaar, onder een' boom, een eenige houten plank ligt, welke de gedaante van een bank heeft, op welke anders de stalknechts en keukenjongens zich in de zon liggen te bakeren , en die somtyds hen tot nog onbetaamelyker gebruik dient; op deeze bank, ten einde het staan hem niet te lang valle, verzoekt men hem zich neder te zetten, tot dat hem de Casstan is aangetrokken. Zy onderzoeken niet of de bank nat of droog, schoon of morsig is, even min of het regent of sneeuwt. Zo dra de plegtigheid van het aankleeden verricht is, grypen hem twee Capigis Paschis by de schoude ren,  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 31 ren , en voeren hem naar binnen. Hy vind den Monarch aan het einde van zyn Sopha zitten, dat veel hooger dan gewoonlyk en met een' staatelyken hemel gedekt is; zyne voeten hangen slingerend naar beneden; en aan zyne zyde ligt een kostbaar zwaard en andere rykssieraaden. Hy ziet den gezant van ter zyde aan , en hoort zyne redevoering, welke, schoon zy met de welsprekendheid van een' Cicero werd uitgesproken, échter weinig opmerking verwekken zoude: het is ook. even veel in welk eene spraake zy word opgezegd; want de eigenlyke is reeds te vooren aan den Vizier overhandigd, en door den Dragoman of tolk van de Porte overgezet geworden. Deeze herhaalt dezelve, wanneer de gezant geëindigd heeft, voor den grooten Heer uit zyn hoofd in de Turksche spraake. De Monarch spreekt eenige woorden tegen den Vizier , die in het midden der kamer wandelt, en den gezant in hunne gewoone dagelyksche taal beantwoord. Dit word door den tolk vertaald, en dus eindigt de gehoorgeeving, en de gezant krygt vryheid om te vertrekken. Nadat dit alles geschied is, verwacht hy van de verveeling en het verdriet van deezen dag ontslagen te zullen zyn, en zonder verhindering te paarde te kunnen stygen en voort te gaan. Hy stygt 'er op, het is waar; doch hy moet nog zo lang op de tweede plaats van het Serail stil houden, en te paarde onder een'boom wachten, tot de Vizier ,by zyn' te rugtogt naar huis, hem voorby is gegaan; en dan word hem eerst vergund aftetrekken. Eigenwaan of trotschheid op de natie waartoe zy behooren, heeft de Christen schryvers niet toegelaaten om deeze plegtigheid in haar waare licht voor te stellen eenige gezanten hebben gezocht het ergste deezer omstandigheden te bemantelen en een beter voorkomen te geeven. Zy zyn zelfs zo verre gegaan, dat zy beweerden, dat de geschenken, die zy by ieder gehoorgeeving doen moeten, hen, die dezelven geven, en geenszins den Turken, door welken zy ontfangen worden, tot eere gedyen. Doch  32 AANMERKINGEN OVÈR DEN GDDSDIËNST ENZ. Doch hy , die maar eenigermaate met de Oostersche wyze van handelen bekend is , en de praalzucht, den hoogmoed en moedwil der Turksche regeering kent, moet weeten, dat zy deeze geschenken als eene eigenlyke en verschuldigde schatting aanzien. Een der nabuurige hoven heeft deeze zaak in haare wezenlyke betekenis begrepen , en derhalven in deszelfs traktaaten doen vast stellen, dat de geschenken wederzyds moesten zyn, en wel uitgewisseld doch op geene woeste wyze ingevorderd worden. Men moet zich verwonderen dat andere hoven dit voorbeeld niet gevolgd hebhen. Maar nog verwonderlyker is het, dat zelfs dit hof de waare gesteldheid van dit ceremonieel en de onbetamelyke bejegening die zyn representant ondergaat, nooit in eene ernstige overweeging genomen heeft. Het is inderdaad zeldzaam, dat het keizerlyke hof, in het traktaat van Passarowiz, hier op geen acht heeft geslagen , daar men het in dien tyd echter noodig vond, in een uitdruklyk artykel te bepaalen , dat deszelfs gezanten by deeze gehoorgeeving konden verschynen in zulk eene kleeding als hen geviel. Want te vooren waren zy verpligt zich van het Turksche gewaad te bedienen. Ongetwyfeld was men van alle de vernederende omstandigheden , die ik verhaald heb, niet wel onderricht, of men wilde liever met verachting voorbygaan het geen blootelyk een ydele praal van het Tursche hof scheen te zyn. Niettegenstaande dit alles moet ik aanmerken, dat, de vernederingen uitgezonderd, die eene gehoorgeeving vergezellen , men over het geheel kan zeggen , dat indien een Gezant geene onaangenaame zaaken te verhandelen heeft, zulken hy voorbeeld die met het belang van byzondere Turken, of met dat der Porte in 't algemeen stryden , hy in Turkyen met veel aanzien , gemak en genoegen kan leeven. (Het vervolg by de eerstkomende gelegenheid.) DE  Gesprek tusschen Pericles en Cosmo de Me DICIS , DEN EERSTEN VAN DIEN NAAM. Vertaald uit the Dialogues of tbe Dead, by Lord Lyttlitton. Pericles. In hetgeen ik van uw karakter én lotgevallen gehoord! heb,. doorluchtige Cosmo , vind ik eene groote overeenkomst met de myne. Wy beiden leefden in Republieken , waar de opperste magt in de handen des volks was èn zonder eenig geweld, door louter burgerlyke konsten,' doch voornaamelyk door onze welspreekendheid, steegen wy tot zulk een' graad van gezag, dat wy deeze oproerige' stormachtige Democratieën met een volstrekt gezag regeerden, de onweeren, die dezelven beroerden, op onze vyan den deeden vallen , en, na dat wy de grootste zaaken in oorlog en vrede lang en voorspoedig bestierd hadden stierven wy geëerbiedigd en beklaagd door alle onze medeburgers. COSMO Wy beiden inderdaad hebben een gelyk recht om onszelven te verheffen op dat edelste van alle bewint ; het bewint dat wy verkreegen over bét gemoed van onze landgenooten. Dwang en styfhoofheid mag vermoogen geeven , maar niets kan ons met een duurzaam gezag bekleeden dan wysheid en deugd. Door deezen verkreegen wy, door deezen behielden wy, ieder in zyn Vaderland , een heerschappy, doof gewelddadigheid noch bloed bevlekt; een heerschappy aan ons verleend door de achting en toegenegenheid van het algemeen. Wy waren wezenlyke Opperheeren , terwyl wy leefden' met de eenvoudsgheid van onbeampte mannen: en Athene en Florerie scheeren vry te zyn, schoon zy alle onze voorschrifteri VI Afd XIV. DEEl, C gehoor-  37 Gesprek tusschen Pericles gehoorzaamden. Dit is meer dan gedaan was door Philippus van Macedonie of door Sylla, of door Cesar. Het is eene volmaaktheid van staatkunde den vuurigen geest van volksvryheid te maatigen, niet door slagen of door ketenen, maar door "het met zagtzinnigheid tot eene gewillige gehoorzaamheid te brengen , en het de handen te doen lekken van den geen', die het weêrhoud. Pericles. Deeze taak kan nooit gemaklyk zyn; maar zy was moeijelyker voor my dan voor u. Want ik had een' leeuw te temmen, voor wiens verwoedheid de grootste mannen van myn vaderland, en van de geheele waereld, zichzelven niet konden behoeden, na dat zy de glorirykste verrichtingen ter uitvoer gebragt hadden. Miltiades, Themistocles, Aristides waren voorbeelden van verschrikking voor my, en ten uitersten geschikt om my van het bestier der openbaare zaaken zorgvuldig aftehouden. Eene andere zwaarigheid in myn' weg was het gezag van Cimon, die , uithoofde zyner goedheid, zyner mildheid, en den luister van zyne groote overwinningen op de Perfiaanen behaald, zeer bemind was by het volk; en die, ten zelfden tyde, dewyl men dacht dat de Aristocratie door hem begunstigd werd, alle de edele en ryke burgers op zyne zyde had. Evenwel, door de bekoorlykheden en kracht myner welspreekendbeid, in welke ik alle de redenaars van mynen tyd te boven ging, door de eerlykheid van myn gedrag, myne gemaatigheid, en myn voorzichtigheid, maar, boven alles, door myn' invloed op het volk, welks gezag ik deed aangroeijen , en het den grondslag van het myne maakte, won ik zulk een' aanhang boven alle myne tegenstreevers, dat ik, eerst de verbanning van Cimon in de volksvergadering, en toen van Thucydides, ten andere magtige weêrstreever, door den adel tegen myn gezag opgeworpen, uitgewerkt hebbende, het onbestreeden Hoofd , of liever de Monarch van den Atheenschen Staat  en Cosmo de Medecis. 35 Staat werd, zender ooit iemand van myne medeburgers ter dood gebragt te hebben , in meer dan veertig jaaren, dat myn bewint aanhield : eene omstandigheid, welke ik verklaarde, toen ik op myn doodbed lag, volgens myn eigen oordeel meer. eer waardig voor my te zyn, dan al myn' voorspoed in het staatsbestier , of de negen tropheen , die ik had opgerecht ter gedachtenis van zo veel overwinningen , die door my behaald waren. Cosmo. Ik had, by myn sterven op het zelfde geluk te roemen.' Onder myn bestier waren de bezittingen van Florence ook eenigermaate vergroot; maar ik zelf was geen soldaat en onze Republiek kwam in strydbaarheid noch magt in geene vergelyking met Atheenen. Ik moet derhalven den palm Van oorlogsroem gantschelyk aan u afstaan en ik wil insgelyks bekennen , dat een volk te regeeren , welks geest en trotschheid opgezet waien door de overwinningen van Marathon, Mycalé, Salamis en Plataea veel moeijelyker was dan het bestier te oefenen over de Florentyners en Toscaaners. De vryheid van de Atheeners was in uw' tyd oppermagtiger, hoogmoediger en beledigender dan het willekeurig gezag des Konings van Persie Hoe groot moeten uw bekwaamheid en beleid geweest zyn, die u in staat stelde om haar onder uw magt te brengen! De geaartheid myner landgenooten was echter niet gernaklyf te regeeren; want dezelve was by uitstek geneigd tot factie en trotsch op het pleegen van bedrog. De historie van Florence is weinig anders, geduurende verscheiden eeuwen , dan eene historie van samenzweeringen en burgerkrygen. Ik zelf leed in myn Jeugd veel door de oneenigheden , die de Republiek beroerden. Ik werd gevangen, en gebannen; maar na verloop van eenige jaaren in triomf weder te rug gebragt. Myne vyanden werdén op hunne beurt in ballingschap gezonden: en van dien tyd tot myn' dood, -'t welk meer dan dertig jaaren was, regeerde ik den Staat, niet door wapenen of slechte konstgree C 2 pen  36 Gesprek tusschen Pericles pen van tyrannische magt, maar door een wettig gezag 't welk ik op zulk eene wyze oefende, dat ik 'er de achting door verkreeg van alle de nabuurige Vorsten of Gemeenebesten, en zulk eene standvastige genegenheid van alle myne medeburgers, dat op myn grafteken, door een besluit van het gantsche Gemeenebest, een opschrift werd uitgehouwen, het welk my den tytel gaf van Vader des Vaderlands. Pericles Uw uiteinde was in sommige opzichten gelukkiger dan het myne. Want gy stierft eer van ouderdom dan van een geweldige kwaal, en liet de Florentyners in een' staat van vrede en voorspoed, die uit uwe raadslagen waren voortgekomen. Maar ik stierf aan de pest, nadat ik haar Atheenen byna had zien ontvolken; en liet myn Vaderland in een' gevaarlyken oorlog gewikkeld, tot welken myne raadgeeving het volk had aangezet. Het ongeluk van de pestilentie, met de ongemakken die zy wegens den oorlog ondergingen, verbitterde hun gemoed zodanig, dat zy, niet lang voor myn' dood, my tot eene geldboete verweezen : echter koozen zy my naderhand tot hun Generaal, en gaven my weder het geheele bewint hunner zaaken in handen. Indien ik had blyven leeven, zoude ik den oorlog zo bestierd hebben, dat hy tot voordeel en eer voor Atheenen zou geëindigd zyn.. Want, voor de Republiek het oppergebied van de zee verzekerd hebbende , door het verslaan van de Samiërs , eer zy zich met de magt van Sparta konden verbinden , wist ik dat onze vyanden eindelyk uitgemergeld zouden zyn, en naar vrede haaken: dewyl de stad , te sterk voor hen zynde om dezelve te belegeren met zulk een heir van binnen, en byaanhoudendheid onderstand uit zee trekkende, niet vee! leed door hun verwoesten van het omgelegen land van het welk ik te vooren alle de inwooners had weggenomen: waartegen hunne landgenooten bedorven werden , door de landingen , die wy op hunne kusten deeden. Cos-  EN Cosmo DE Medicis Cosmo. Gy schynt boven alle andere lieden verstaan te hebben, wat voordeelen door middel van een zeemagt zyn te behaalen , en op wat wyze zy tot den zekersten grondslag van een' Staat is te maaken. Pericles. Ik volgde het ontwerp dat door Themistocles was gemaakt , de bekwaamste staatkundige , dien Griekenland ooit had voortgebragt. Ook ving ik den Peloponnesischen oorlog niet aan, (gelyk sommigen ondersteld hebben) alleen om my noodzaaklyk te maaken , en het onderzoeken inyner rekening te verhinderen. Ik was wezenlyk van gedachten, dat Athenen den kryg met Sparta niet langer kon uitstellen , zonder dien Staat den voorrang in het bestier van Griekenland en zyne eigen onafhangklykheid overtegeeven. Een' noodzaaklyken oorlog zelfs te vertraagen, met een uitzicht om denzelven naderhand voordeeliger te maaken , is eene zeer verdandige daad : maar denzelven niet aan te vangen, wanneer men begrypt, dat men door het uitstel zal verzwakt en zyn vyand 'er door versterkt zal worden, is de grootste onvoorzichtigheid. Ten aanzien myner rekening had ik niets te vreezen. Ik had niet een drachma van 's land geld verspild, noch 'er een enkele van by myn vaderlyk erfgoed gevoegd ; en het volk had zulk een vertrouwen in my getoond, dat het my veroorlofd had over eene groote somme te beschik* ken tot geheime diensten, zonder eenige verantwoording daarvan te doen. Wanneer ik, derhalven, den Peloponnesischen oorlog aanraadde, ging ik noch uit byzondere oogmerken, noch met de bevreesdheid eener rustetooze eerzucht te werk ; maar zodanig als een' wyz' staatkundigen betaamt, die, alle de gevaaren, welken eene gewigtige onderneeming kunnen vergezellen, gewikt hebbende, en een gegronde hoop op een' goeden uitslag ziende, overgaat om voor bezitting en glorie te stryden , ia plaats C 3 van  2,2 Gesprek tusschen Pericles van beiden te verliezen, uit hoofde van eenen onzekeren vrede. C o s m o. Hoe waart gy verzekerd van in staat te zullen zyn om ruik een veranderziek volk aan zulk een stelsel van be«" daard en onderworpen gedrag te zullen gewennen, als gy ontworpen had: een stelsel dat verzeld ging met veele on« gemaklykheden en nadeelen voor byzondere persoonen, terwyl het maar weinig beloofde om de verbeelding van het gemeen te ontvlammen en gaande te maaken ? Vuurige aanslagen , een met kracht voortgezette oorlog, en eene spoedige beslissing, zyn de dingen die de meenigte altoos begeert : maar uw ontwerp was juist het tegengestelde van dit alles; en tot de uitvoering daarvan werd eer de geaattheid der Thebaanen , dan die der Atheeneren vereischt. Pericles. Ik ondervond inderdaad 'veele verschynfels van hun' ne ongeduldigheid ; maar ik was in staat om dezelven te stuiten en in te toornen, door het gezag dat ik over hun gemoed had verkreegen. Want ik was nooit overgegaan om hunne genegenheid door eenig slecht middel te winnen ; nooit vleide ik hen in hunne dwaasheden, noch vereenigde my met hunne driften tegen hun waar belang en myn eigen oordeel; maar gebruikte het vermoogen myner welspreekendheid om hen in de paaien van eene wyze gemaatigdheid te houden , om hunnen moed optewekken, wanneer hy te slap was , en hen hun gevaar te toonen , wanneer zy te verwaand werden; van welk gedrag zy de goede uitwerkingen in alle hunne zaaken ondervonden hadden. Zy, integendeel, die my in het staatsbewint op= volgden, verlooren, door hunne onbekwaamheid, door hunne vatbaarheid voor omkooping , en hunne slaafsche toegeevendheid voor de grilligheden van het volk, alle de vruchten van myn deugd en voorzichtig beleid. Xerxes zelfs leed niet meer door de vleijery zyner hovelingen dan  en Cosmo de Medicis. dan de Atheeners door de vleijery zyner redenaars na mynen dood. Cosmo. Deeze redenaars kosten de gunst van het volk op geene andere wyze magtig worden. Uwe konstgreepen waren van edeler aart : zy waren de konstgreepen van een' staatsman en van een', vorst. Uwe voortreffelyke gedichten , die in schoonheid van bouwkunde allen overtroffen, welken de waereld ooit beschhouwd had, de standbeelden van Phidias, de schilderstukken van Xeusis , de be'scherming die gy verleende aan kunde en geest van allerleie soort, vermeerderden de glorie van Atbeenen zo veel als zy de achting van het volk deeden ryzen. En in dit geval mag ik op een gelyk voordeel roemen ten aanzien van Florence. Want ik versierde die stad en het omgelegen land met uitmuntende gebouwen; ik begunstigste alle konsten; en , schoon ik zelf zo geleerd niet was als gy, bewees ik geen minder eer dan gy, aan alle diegeenen welken wegens hunne geleerdheid uitmuntend waren.. Marfilius Ficinus , de tweede vader van de Platonische wy begeerte, woonde in myn huis, en verkeerde met my zo gemeenzaam als Anaxagoras met u deed. Nochtans vergat ik hem niet, en liet hem geen gebrek lyden aan de nood' zaaklijkheden des levens, gelyk gy Anaxagoras deed, die door dit verzuim byna was omgekomen ; maar om hem van alle verlegenheid in zyne omstandigheden te bevryden en hem in staat te stellen om zyne verheven bespiegelingen .ongestoord door laage zorgen, te kunnen voortzetten, schonk ik hem een landgoed, in de nabuurschap van een myner begunstigde lusthuizen. Ik trok insgelyks naar Florence Argiropolo , de geleerdde Griek van deeze tyden, opdat hy, onder myne begunstiging, de Florentynsche jeugd in de taalen en weetenschappen van -zyn vaderland zou onderwyzen. Maar wat onze' gedichten betreft, in dezelven is dit onderscheid: de uwe waren alle opgerecht ten kostan van het algemeen, maar de myne bekostigde ik-zelf. C4 Peri-  40 Gesprek tusschen Pericles ] Pericles. Myne bezitting liet geene overmaatige uitgift toe,~ en stlelde my niet in staat om myne edelmoedige geaartheid' aan den dag te leggen. Zy was zo gering, dat ik genoodzaakt was een strikt en zuinig overleg in acht te neemen, om de kosten van myn klein huishouden goed te maaken. Integendeel ging uw rykdom dien van alle byzondere persoonen, zelfs van vorsten, te boven , die gelyktydig met u leefden. De koophandel, dien gy in alle de deelen der waereld voerde, zelfs terwyl gy aan 't roer van staat was geplaatst, stelde u in het vermoogen om deeze kostbaare onderneemingen uit te voeren , welken uw' naam zo doorluchtig, en u zo dierbaar by het volk van Florence maakten. Wat my belangt, ik was gedwongen om's lands schatkist tot het fonds myner gunstbewyzen te maaken, en ik oordeelde in tyd van vrede niet beter daarover te kunnen beschikken, dan de-' zelve te gebruiken ten behoeve van dat gedeelte des volks, 't welk anders ledig en nutteloos voor den Staat zou geweest zyn voerende met dat oogmerk in Griekenland alle de fraaije konsten , en versierende myn vaderland met werken die de menschelyke natuur tot eer strekken. Want terwyl ik myne oplettendheid het meest besteedde aan deeze burgerlyke en vreedzaams bezigheden, verzuimde ik niet voorzieninge te doen tegen den oorlog , en duldde geenszins dat de natie in weelde verzonk en tot verwysde slaphartigheid ontaarde. Ik hield onze vloot ter oefeninge by aanhoudendheid in beweeging, en een groot aantal zeevolk in soldy, terwyl de landmagt op alle wyze werd afgerecht. Voorts liet ik niet af, beiden door voorschrift en exempel , den Atheneren te vermaanen tot zuinigheid, maatigbeid , grootmoedigheid, standvastigheid , en alles wat bet meest kon toebrengen om hunne ligchaamen en zielen te> versterken. COSMO Evenwel heb ik u hooren mispryzen, oadat gy het volk  en Cosmo de Medici 41 volk minder sober en zedig maakte, door hen een gedeelte der overwonnen landen te schenken, en hen jaarwedden toe te leggen voor het bywoonen der vergaderingen, en andere burgerlyke bedieningen, tot welken zy verpligt waren; behalven de groote sommen van 's lands geld aan de theaters en schouwburgen besteed , waar gy hen op onthaalde ten kosten van het algemeen. Pericles, Het kan mooglyk zyn dat ik in deeze gunstbewyzen aan hen te verkwistend was; evenwel in een'Staat, waarin de volksregeering plaats heeft, is het noodzaaklyk dat het volk tydkorting verschaft word , en het moet zo verre in den rykdom van den Staat deelen ,. dat het geener» lei gebrek heeft , hetgeen hunne zielen te laag en laf voor het waarneemen der staatkundige pligten zou maaken. In myn' tyd waren de inkomsten van den Staat genoegsaam om deeze kosten goed te maaken : maar naderhand, toen wy het grootste deel van ons gebied verlooren hadden , verden zy, dit wil ik gaarne bekennen, te zwaar een last en het aanhouden daarvan, werd tot eene oorzaak van on« zen ondergang» Cosmo. Het Is een allergevaarlykst ding een' Staat met lasten van die natuur te bezwaaren, of inderdaad met eenige andere onnoodzaaklyke dan die men volkslasten noemt $ dewyl het verminderen van dezelven meest al onmooglyk is, schoon de staatsomstandigheden zulk eene vermindering ten uiterstee noodzaaklyk maaken. Maar bewerkte gy insgelyks niet, om uwe eigen grootheid te bevorderen, dat het volk meer magt in handen kreeg , dan de instelling van Solon hetzelve had toevertrouwd, en meer dan tot Welzyn des Staats diende ? Pericles, Wy zyn nu in de gewesten waar de waarheid her C5 gebied  Gesprek tusschen Pericles gebied voert , en ik durf baar niet beledigen met den re- ' denaar te speelen, tot verdediging van myn gedrag. Het is niet dan te waar, dat door het verzwakken der magt van het Hof van den Areopagus, ik dat anker ophaalde , 't welk Solon had doen zinken, om zyn Republiek standvastig en sterk te houden , tegen de stormen van de factiën des volks. Deeze verandering, welke den gantschen Staat in zyne grondslagen beschadigde, deed ik plaats grypen , om myne eerzucht in haare oogmerken van dienst te zyn , de eenige hartstogt in myn natuur, die ik binnen de grenzen der deugd niet kon besluiten. Want door het tegenwigt te verminderen, dat in onze slaatsgesleltenis gebragt was , om de uitspoorigheid van het vermoogen des volks opteweegen , vermeerderde ik myn eigen gezag : dewyl ik bewustheid had, dat ik door myne welspreekendbeid het volk aan my kon onderwerpen, en hetzelve de werktuigen van alle myne begeerten maaken: daar in te. gendeel de Areopagus een gezag en waardigheid in zich had , die ik niet magtig was te boven te komen. Sedert myn' dood , ben ik dikwyls strengelyk bestraft geworden, door de schimmen der beste en wyste der Atheeneren , die, ingevolge van deeze verandering welke ik in hun staatsbestier maakte , de offeranden van de grilligheid of woede des volks zyn geworden: zy verweeten my de eerste oorzaak geweest te zyn van de onrechtvaardigheid die zy hadden moeten ondergaan , en van alle de onheilen die by aanhoudendheid myn Vaderland waren overgekomen , door onbezuisde onderneemingen , kwaad bestier, en wapperende raadsbesluiten, Zy zeiden dat ik den Staat had overgeleverd aan de magt van onbescheiden of baatzuchtig redenaars, en aan de driften van eene misleide, opgehitste meenigte , die haare vrybeid meende te bestaan in het aanmoedigen van de lasteringen tegen de beste dienaars van de Republiek, en in bet verleenen van gezag aan diegeen' welke geen andere verdiensten had, dan zich te schikken naar en voedsel te geeven aan de dwaasheid van het gemeen. Te vergeefs breng ik  en Cosmo de Medicis 43 ik daar tegen in , dat geene deezer onheilen geduurende myn leven voorvielen : dat ik myne welspreekendheid gebruikte tot het vestigen van geene andere dan goede en wyze maatregels; dat ik zo vry was van allen smet van gierigheid of omkooping als Aristides zelf. Zy antwoorden dat toen ik de magt des volks ontsloeg van dien noodzaaklyken breidel, welke onze wyze Wetgever had geplaatst, of ten minsten bevestigd , in het Hof van den Areopagus , ik verantwoordelyk werd aan myn Vaderland voor alle de zwaare rampen, welken over hetzelve gebragt werden, door het ontbreken van zulk eene heilzaame wederhouding. Socrates noemt my de patroon van Anytus \ en Solon zelf toont my een zuur gezicht wanneer hy my ontmoet. Cosmo. Hy heeft reden om zo te doen; « want wat zoud gy denken van den bouwmeester dien gy gebruikte tot het oprechten van uwe gedichten te Atheenen, indien hy dezelven van geene langer duurzaamheid dan 'uw leven gemaakt had. Zekerlyk is hy geenszins de beste burger van een vry land, die voldaan is met zo lang hy leeft wysselyk te regeeren; maar hy die het staatsbewint in zulk eene gesteltenis laat, dat geene anderen het vermoogen kunnen hebben om van het vertrouwen dat in hen gesteld word misbruik te maaken, en het Gemeenebest te benadeelen. Pericles. Ik stem in uw' grondregel: maar vrees dat dit tot uw eigen nadeel zal uitvallen. Uwe buitenspoorige mildaadigheden aan onvermoogende burgers, en de groote sommen, die gy aan alle de adelyke familiën leende, was inderdaad niet anders dan de Republiek van Florence te bocpen; en dit gaf aan uw huis zulk een vermoogen, dat het daar door in staat gesteld werd, om dezelven van een Gemeenebest in eene oppermagtige regeering te veranderen. Cos-  44 Gesprek tusschen Pericles Cosmo. De Florentyners waren zo vervuld van tweedragt en partyzucht , en hun Gemeenebest was zo van krygsdeugd ontbloot, dat zy niet lang bevryd konden zyn gebleven van onderwerping aan de eene of andere vreemde Mogendheid indien deeze inwendige verdeeldheden, met de verwarring en regeeringloosheid, die zy veroorzaakten, hadden aangehouden. Ik en myn geslacht hebben hen, meer dan twee honderd jaaren, in eenen onafhangklyken staat staande gehouden, geduurende welken tyd, zy de allergelukkigste rust hebben genooten , die uitblonk door allerleie weetenschappen en nosten Maar de Atheeners had. den by uitstek gloriryke onderneemingen uitgevoerd, hadden een uitgestrekt gebied verkreegen , en maakte een der edelste Staaten van de waereld uit, voor dat gy hunne staatsgesteltenis veranderde; en na deeze verandering gingen zy sterk achteruit, tot dat zy alle hunne grootheid kwyt raakten. Pericles. Hunne staatsgesteltenis had van den beginne af een vuile smet in zich, ik meen den ban van de volksvergadering welke alleen genoegsaam was om een Staat te bederven. Want daar is niets van zulk een gewigtig gebruik voor eene natie dan dat mannen, die uitmunten in wysheid en deugd, aangemoedigd worden om den last der regeeringe op zich te neemen. Maar deeze verachtelyke gewoonte schrikte zulkw mannen af van den Staat te dienen , of indien zy waagden zulks te doen, dienden hunne wysheid en deugd eerlang zelfs tot hun nadeel; zo dat het in Atheenen veiliger was geen roem te hebben dan vermaard te zyn. Ons is wel gezegd door de voorstanders van deeze strenge instelling, dat het geen straf was , maar alleen een beschutsel voor de vrybeid van den Staat: als of woorden de natuur der dingen kosten veranderen , en eene verbanning van tien jaaren, een man opgelegd door de stemmen van zyne landge-  en Cosmo de Medicis 45 landgenooten , hem tot geen kwaad konden strekken , of zulks geen belediging doen zyn tegen de rechtvaardigheid en het natuurlyk recht, dat ieder vry man mag vorderen , naamelyk dat hy nooit uit eenige samenleeving zal verdreeven worden, waarvan hy een lid is, zonder van misdryf, of eene lyfstraflyke misdaad overtuigd te zyn* COSMO Deeze instelling was inderdaad een allerbezwaarlykst gebrek in de Atheensche staatsgesteltenis. Zy plaatste Afgunst op den zetel der Gerechtigheid, en gaf aan menschen een wettig recht om' kwaad te doen. Men heeft andere volken beschuldigd van de ondeugd toe te laaten; maar de Atheeners alleen wilden de deugd niet dulden. Geen Staat is welgevormd, die de vryheid, welke hy geniet, op geene andere wyze kan beschermen , dan door het schenden van 't natuurlyk recht: ook zal geen vriend van waare vryheid, die niet bestaat in door menschen maar door wetten geregeerd te worden , in een land verkiezen te leeven waar een Cleon kan geduld worden te regeeren, en waar men geen Aristides kan verdraagen. Maar in plaatse van dit kwaad te verhelpen, maakte gy het erger. Gy deed het volk gestadig onhandelbaarder worden , afkeeriger van de deugd , minder onderworpen aan de wetten , en veel indrukbaarder voor de inboezemingen vankwaalyk gezinde aanvoerders, dan het voor uw'tyd was geweest. Pericles. Ik deed zo, en derhalven is myn rang in Ely sium, niettegenstaande de eerlykheid, die ik in myne gantsche staatsbediening bewaarde, en de groote deugden, die ik oefende, veel beneden dien van hen, welken Republieken geregeerd , of alleenheerschingen paalen gesteld hebben , niet enkel uit beweging van hun tegenwoordig voorrecht, maar uit een verstandig oogmerk ,voor dat evenwigt van magt , van 't welk derzelver duurzaam geluk alleen af-hangt. GE-  Gelaatenheid. Naar 't Hoogduitsch van Gellert Wat is 't, dat my doet klaagen? Myn ziel, verduur de plaagen, En zoek in God uw rust! Al kunt gy niet ontdekken Hoe ze u ten nutte strekken , 't Is Hem nochtans bewust. Hy telde , eer 'k was , myn jaaren. Wist wat my zou weêrvaaren , En stond , by 't nadrend leed, Eer 'k, rechtbegaafd met reden , Zyn' naam had aangebeden, Voor my ter hulp gereed. De minde myner zorgen Is niet voor Hem verborgen ; Die 't all' op 't naauwst doorziet; Wat God my heeft beschooren , Zal nooit myn zielrust stooren , Al trof my 't wreedst verdriet 't Geluk is niet gelegen In 's lichaams ryken zegen.' Neen! 't aardsche is haast geweest 'k Geniet gewis hier 't leven, Om naar een heil te streeven , Zo duurzaam als myn geest Laat  GELAATENHEID 47 Laat my 't, ô Heer! verwerven , En 't aardsch vermaak vry derven Leer , leer my 't waare goed Van 't schyngoed onderscheiden % En laat uw raad my leiden , In voor-en tegenspoed ! 't Valt zwaar aan ziekte en pynen» Of naar gebrek te kwynen. Diep grieven haat en spot: Maar is 't uw welbehaagen, Ik zal ze stil verdraagen. Uw wil geschiede , ô God! Gy kunt den moeden sterken, Daar ge over alle uw werken, ô Eeuwige ! u erbermt. Wat kwaad kan my weêrvaaren Als God my wil bewaaren? 't Is God die my beschermt. B. [Het  Het egte kenmerk van grootmoedigheid , door eene oude gebeurtenis opgehelderd. Niets is 'er, waaraan men eene groote en verhevene ziel beter kan kennen dan aan 't veragten der verongelyking, en aan het verwerpen van alle gelegenheid tot wraak. Een edel gemoed zal altoos meer vermaak vinden in 't vergeeven dan in 't straffen der ondankbaarheid. De ondankbaare, die, door rede en minzaamheid getroffen .berouw krygt over zyn wangedrag, is in meer dan één opzigt overwonnen: want hy verliest voortaan niet alleen de magt; maar tevens de neiging om kwaad te doen, en treedt beschaamd en verlegen in zig zelven. Deeze gedagten kwamen in my op, toen ik in een beroemden Griekschen historieschryver de volgende geschiedenis las, welke , schoon mooglyk by sommigen , die dit mengelwerk leezen, niet geheel onbekend, nogthans, tot opheldering van eene der gewigtigste waarheden , hier verdient geplaatst te worden. Demetrius Poliorcetes, die den Atheneren onvergelyklyke diensten gedaan had, vertrouwde hun, by zyn vertrek naar 't oorlogsveld , de zorg over zyne vrouw en kinderen. Hy had het ongeluk van geslagen te worden , en moest zyne behoudenis in de vlugt zoeken. . De stad Athenen scheen toen zyn beste toeverlaat; nergens kon hy , dagt hem , eene veiliger schuilplaats vinden , dan by zyne goede vrienden, wier genegenheid hy verdiend had. Maar dit ondankbaar volk weigerde hem in bescherming te neemen, en zond hem zelfs zyne vrouw en kinderen weder onder voorwendsel, dat zy, te Athenen blyvende , groot gevaar liepen van schielyk in 's vyands handen te vervallen. Deeze onheuschheid griefde Demetrius in het hart; niets is zo smartlyk voor een edel gemoed, als de ondankbaarheid van vrienden, door herbaalde weldaaden verpligt. Eenige  HET EGTE KENMERK VAN GROOTMOEDIGHEID. 49 Eenigen tyd daarna, wanneer het lot zyner wapenen een gunstiger keer genomen , en de fortuin hem aan 't hoofd van een magtig heir geplaatst had, sloeg hy zyn oog op Athenen, en begon het te belegeren. De Atheners, oordeelende dat zy van Demetrius geene genade te verwagten hadden, beslooten met den degen in de vuist té sterven , en maakten bekend, dat , al wie maar eenige voorstellingen deed om de stad over te geeven, terstond ter dood gebragt zou worden. Zy dagten 'er ondertusschen niet aan, dat 'er geen koorn in de stad was, en dat zy binnen kort gebrek aan brood zouden hebben^ Na, een geruimen tjd, den felsten hongersnood geleeden te hebben , verklaarden eindelyk de verstandigsten onder de belegerden, dat het beter was door het staal van Demetrius in één slag , dan door den wreeden honger langzaam gedood te worden. ,, Misschien (zeiden zy) ,, zal Demetrius onze vrouwen en kinderen spaaren." Hun raad werd goedgekeurd, en men zette de poorten der stad voor den overwinnaar open. Demetrius gebood toen , dat alle getrouwde mannen op eene ruime plaats zouden byeenkomen, en dat zyne soldaten hen met de sabel in de hand zouden, omringen. Thans zag men in de geheele stad niets dan angst en verwarring; vrouwen aan haare egtgenooten, kinders aan hunne vaders vast gestrengeld, gaven onder een vloed van traanen elkander weemoedig den laatsten afscheidskus. * Toen zy allen waren byeengekomen , hield Demetrius zig op eene hoogte geplaatst hebbende, in de strengste bewoordingen hunne ondankbaarheid hen voor,- en kon zyne traanen niet bedwingen. De menigte zweeg, en verwagtte ieder oogenblik, dat hy den krygslieden bevel tot den moord zou geeven; maar hoe groot was hunne verbaasdheid , toen zy den menschlievenden Vorst Op deezen toon hoorden spreeken: Myn oogmerk is alleen u te overtuigen van uwe ondankbaarheid jegens my : gy weigerden uwe bescherming niet aan een vyand, maar aan een Vorst, die u beminde, die u nog bemint, en die geeVI Afd XIV DEEL D ne  50 DE ONZICHTBAARE ne andere wraak zoekt dan in 't vergeeven van uwe misdaad, en in 't bevorderen van uw geluk. Elk uwer begeeve zig naar zyn huis: terwyl gy hier geweest zyt, hebben myne 'soldaaten uwe wooningen van koorn en brood voorzien. " DE ONZICHTBAARE ELFDE VERTOOG. Vervolg van bladz. 472, in het voorige deel. Wanneer wy de weinige gelukkige menschen in de waereld, die , of in zulk een' staat gesteld zyn, dat zy volkomen vergenoegd kunnen leeven, of die zulk eene zeldzaame sterkte van geest bezitten, dat zy, in welke omstandigheden zy zich ook moogen bevinden, evenwel altoos te vreden zyn, wanneer wy deezen uitzonderen, zeg ik, dan zullen wy de overigen gevoeglyk in drie klassen kunnen verdeelen. Een groot aantal van dezelven is onverschillig ; de meesten zyn onvergenoegd, en veelen zyn werkelyk ongelukkig. Ik zal deeze stelling verder verhandelen, en vervolgens door voorbeelden bevestigen. Dewyl dit echter niet in een enkel vertoog kan geschieden, zullen myne lezeren het zich laaten welgevallen, dat ik zulks in twee of drie volbrenge. Menschen, die in alle gevallen, welken hen bejegenen, onverschillig blyven, en wien alles eenerlei is, zyn in zeker opzicht mede onder de gelukkigen te rekenen. Hun gemoed is in eene bestendige rust. Midden in het rumoer der waereld, leeven zy als kluizenaars, die van de gemeenschap der waereld afgezonderd, aan de gelukkige noch ongelukkige voorvallen deel neemen. Niets is in staat om hen te ontrusten. Een hooge graad van droefheid noch vreugde is hen bekend, dewyl hunne ziel tegen al-  ELFDE VERTOOG 51 alles wat hen kan wedervaaren met zekere onaandoenelykheid gewapend is, waardoor zy bestand zyn het ongeluk onverschillig tegen te gaan, en door het grootste geluk niet bewoogen te worden. Deeze onverschilligheid vloeit echter uit tweederleie verschillende bronnen voort. De mensch is of uit dom. heid of uit overleg onverschillig. Uit domheid zyn de meesten" zodanig; uit overleg maar zeer weinigen. De laatsten behooren ook wezenlyk onder die klasse der gelukkigen , welken, gelyk ik boven reeds gezegd heb, zodanig eene sterkte van geest bezitten, dat zy, in welke Omstandigheden zy zich ook mogen bevinden, evenwel te vreden zyn. Niet weinig tyd en ervaaring zal 'er echter noodig zyn, om tot zulk een' graad van onverschilligheid te vorderen. Diergelyke lieden zyn gewoonelyk alle proeven doorgegaan; en de beker des ongeluks is meer dan eens over hun hoofd uitgegooten geworden. Overleggende en opmerkzaam by ieder schrede, die zy voortaan in de waereld doen, geleid hun verstand hen tot de oude ervaaring, dat alles ydel is, en de onbestendigheid in alle zaaken, nevens de bestendige wisseling van geluk en ongeluk, maaken hen eindelyk jegens alles onverschillig. Door hunne eigen ondervinding geleerd, en door het voorbeeld hunner medeburgeren onderricht, leerden zy eerst de nietigheid van zichzelven kennen, en deeze kennis bragt eindelyk eene verstandige verachting van alles wat buiten hen is voort. Ik ken twee mannen, die, in eene onverbreeklyke vriendschap, het geluk genieten van boven alles, wat anders de menschen kan verontrusten, verheven te zyn. Indien hun edel hart,door het aanschouwen van ongelukkige en noodiydende schepselen geen smart gevoelde, dan zouden zy hun leven in eene altoosduurende gemoedskalmte doorbrengen» Beiden zyn op verscheidene manier wys geworden. De eene is van een'laagen stand tot een tamelyk' hoogen graad van aanzien opgereezen, en bezit een aanmerkelijken rykdom. De andere is van eene voornaame afkomst, en leeft te-  52 DE ONZICHTBAARE genwoordig onbekend , en zyn middelmaatig vermoogen weigert hem veele gemaklykheden, die anders lieden van zyne geboorte zelden kunnen ontbeeren, zonder dat hy zich omdie reden ten hoogsten ongelukkig acht. Orestes kende voorheen in den persoon zyns vaders een' armen hovenier, die voor een gering loon den hof eens edelmans op het land bearbeidde, en met al zyn moeite en kommerlyk zweet naauwlyks zo veel verwierf, dat hy zich en zyn vrouw, nevens zyne vyf kinderen, armelyk daarvan kon onderhouden. Orestes was de oudste deezer kinderen , van welken de overige dochters waren, en zo dra het zyne jaaren en krachten maar eenigzins toelieten, moest hy, nog een kind zynde, zyn vader de hand bieden en aan deszelfs zyde het schamele brood helpen verdienen. Hy was een wakkere knaap, en zyn vader, die, in ledige winteravonden, hem zo goed hy konde zelf in 't leezen en schryven had onderweezen, wensen te niets meer dan zo veel te kunnen uitzuinigen, dat hy den jongen Orestes in eene school zenden en hem iets kon laaten leeren. Hy nam zelfs de vryheid van zynen heer een zeer gegoed edelman, aantespreeken, en verzocht hem in dit geval zyn plaats van vader te vervullen, en door zulk eene weldaad zich en zyne familie een duurzaam gedenkteken te stichten. Hy deed dit op zulk eene beweeglyke en aandoenelyke wyze, en zyn houding, by het doen deezer bede, vertoonde zo veel opregtheid, dat de edelman zich niet kon onthouden van zyn demoedig voorstel gehoor te geeven. Hy tastte in zyn' zak, en haalde 'er een drie guldenstuk uit, het welk hy den ouden man, die reeds de vreugdetraanen op de wangen hingen, met deeze woorden toewierp : Daar hebt gy wat, oude schurk. Waarom stelt gy meer kinderen toe dan gy voeden kunt. Laat uw kleine boef wat leeren, en breng hem my dan; ik zal voor hem zorgen. Dit gezegd hebbende liet hy hem staan , en ging heen om zyne paarden te beschouwen, van welken hy een groot aantal had, die hy tot zyn vermaak onderhield. De oude man nam den driegulden op, en gaf hem  ELFDE VERTOOG. 53 hem zyn' zoon, met bevel om zich naar de stad te begeeven, en by den een' of anderen heer een' dienst te zoeken. Orestes nam met traanende oogen afscheid van zyne ou deren en zusters, die hem niets dan de toewensching van den Goddelyken zegen konden mede geeven. Hy nam zynen weg recht toe recht aan naar de naast by zynde stad in hoop van aldaar te zullen voortkomen. Zyn wensch werd eerder vervuld dan hy had kunnen vermoeden. De Officier, die de wacht aan de poort had, zag hem aankomen, en de beschroomde houding, met welke Orestes binnen trad, maakte den Officier nieuwsgierig, die hem daarom naar zyn'naam en geboorteplaats vroeg. Hy beantwoordde deeze vraag met die edele vrymoedigheid welke aan de onschuld eigen is, en had het geluk; van den Officier op het eerste aanzien te behaagen. Deeze laatste had een bediende noodig, en dewyl de jonge zwerver, by uitstek welgemaakt was, en hoop tot een' goeden wasdom gaf, nam hem de Officier terstond in zyn' dienst, mogelyk in meening om 'er een' wakker' soldaat uit te trekken. Orestes had tegen het voordel niets in te brengen,en was verheugd zyn oogmerk zo spoedig te bereiken, hebbende dus niet noodig van huis tot huis zyn' dienst te gaan aanbieden. De Heer van T..., dien thans door Orestes als zyn meester erkend werd, was een van die Officieren, welken het niet voor schande houden hunne ledige uuren aan het verstand en de weetenschappen toe te wyden. Ver vervreemd van het schadelyk vooroordeel dat een edelman zyn geslacht ontëert, wanneer hy op eene burgerlyke wyze zyn verstand zoekt te verbeteren, en door geleerdheid zynen rang een' nieuwen luister te geeven, besteedde hy den tyd, die de verrichtingen van zyn ampt hem overlieten, tot het leeren der weetenschappen , die een' krygsman noodig zyn, en geloofde niet dat hy zyn karakter zou .benadeelen, wanneer hy, in plaats van op de koffykamer zyn geld in ledigheid te verkwisten , of zyn' tyd in het gezelschap van hersfenlooze snapsters door te brengen, een goed boek las, D3 en.  54 DE ONZICHTBAARE en zyn verstand met een' schat van nutte zaaken verrykte, die hem eens tot dienst van den Staat bekwaam maaken en nevens zyn dapperheid hem den weg tot de grootste eerampten konden baanen. Naar het voorbeeld van zyn' Vorst, trachtte hy in den dienst een held, en in zyn kamer een wysgeer te worden. Orestes had zich geen' beter' Heer kunnen wenschen ;hy had de beste dagen van de waereld, en , door het goede voorbeeld van zyn' heer geleid, bragt hy zyne ledige uuren door met boeken te doorbladeren, en schoon de meesten in dien tyd zyn begrip te boven gingen, ontmoette hy echter nu en dan iets dat hy bevatten konde, en dus werd zyn verstand van tyd tot tyd opgehelderd, zonder dat hy een anderen leermeester had noodig gehad. Zes jaaren waren op deeze wyze verloopen; toen een onverwachte kryg zyn Heer, die geduurende dien tyd reeds een kompagnie had verkreegen , te velde riep. Orestes volgde hem, en was steeds aan zyne zyde. De Heer van T... was een dapper Officier, en dewyl men dit wist, werd hy tot de gewigtigste onderneemingen gebruikt. Hy had echter het geluk niet met zyne zegepraalende landgenooten zyn vaderland weder te zien. Hy werd in een treffen doorschooten, en Orestes beweende hem, als den waardigsten Heer die ooit door een' bediende kon aangetroffen worden. Hoe zeer deed dit sterfgeval echter het lot van Orestes veranderen ! Hy was groot van gestalte en had een goed voorkomen ; men plaatste hem derhalven onder de ryen en gelederen, en hy zag zich thans eensslags beroofd van alle de voordeelen, die hy zes jaaren lang in gerustheid had genooten. De gebiedende toon van een' dommen korporaal, die een ieder, welke wyzer dan hy was,de zwaarte van zyn' stok by alle gelegenheden deed gevoelen, was voor Orestes eene onverdraaglyke zaak. Hy moest ondertusschen zyn lot met geduld verdraagen, en zocht zich, zo veel hem mogelyk was, by zyne Officieren bemind te maaken. Het gelukte hem : zyne kundigheden en verdiensten deeden hem eerlang een aanmerklyk voorrecht bo ven  ELFDE VERTOOG. 55 ven zyne medgezellen verkrygen, en maakte hem eindelyk regiments-schryver. In een' tweeden veldtogt gelukte het hem zich tot Luitenant verheven te zien. Dit was nog niet genoeg; de Koning sloeg in eene monstering op hem het oog, en Orestes wist de gunst van den Monarch zo spoedig te winnen, dat hy, nog eer de monstering ten einde was, een patent als Kapitein in handen had. Hy zal in dien tyd omtrent zes-en-dertig jaaren oud zyn geweest, en hield zich voor den gelukkigsten mensch van de waereld, door dien hy in deezen leeftyd, uit zulk een laagen stand zich reeds tot zulk een trap van eer verheven zag. Hy had eenigen tyd te vooren met eene beminnenswaardige Juffer kennis gemaakt, en was gelukkig genoeg geweest haar hart te kunnen winnen , niettegenstaande zy, wegens haare geboorte en uit hoofde van de voordeelen daaraan verknocht, zich niet plegtig aan hem kon overgeeven , zonder zich daardoor haare geheele familie tot vyanden te maaken. Thans echter waren de omstandigheden veranderd. Een eenig gunstig aanzien van een' Vorst geld dikwyls meer dan alle adel. Zo dra men wist dat Orestes zynen Koning behaagde, dacht men niet meer aan zyne laage geboorte. Men zag in zyn' persoon reeds den man, die mooglyk eerlang het gantsche regiment zou gebieden. In 't kort, noch Amalia, zyne beminde, noch haare bloedverwanten, maakte verder de geringste zwaarigheid, hem onder hunne familie aanteneemen, en Orestes zag nu het oogenblik naderen, in het welk hy de gelukkigste en vergenoegdste mensch onder de zon zyn zoude. Van wat schoone dingen droomde Orestes in deezen toestand! Vol vreugde over zyn geluk, gaf hy zich aan de aangenaamste gewaarwordingen over, en zyn geheele ziel was vervuld met het genoegen over zyn onverhoopt geluk. De goede Orestes! Hoe weinig kende hy toen nog de onbestendigheid van den voorspoed. Nog maar twaalf dagen moesten 'er verloopen, eer hy in de armen zyner Amalia den ryksten schat van vergenoegen zou inöogsten. Hy was doorgaans geweon het meeste van den dag in haar gezelschap door te D 4 bren-  56 DE ONZICHTBAARE. brengen. Op zekeren avond , dat hy by uitstek vergenoegd naar huis ging, werd hy onderweg door een' Officier aangevallen, die reeds sedert lang een' haat tegen hem had opgevat, dewyl hy zich verbeeldde dat Orestes boven hem bevoorrecht was. Orestes zag zich genoodzaakt tot zyne verdediging den degen te trekken, en dewyl zyn aanvaller als een woedend mensch op hem los ging, konde hy in het bieden van tegenweer de behoorlyke gemaatigdheid niet in acht nemen, en had dus het ongeluk van zynen vyand een' steek toetebrengen, die denzelven op het oogenblik dood voor zyne voeten deed nedervallen. Men zal zich de verbystering, in welke Orestes zich na het pleegen van deeze daad bevond , ligtelyk kunnen verbeelden. Hy bleef langer dan een kwartier uurs op de plaats staan , zonder te weeten waartoe hy zoude besluiten. Men heeft veel tegenwoordigheid van geest noodig om zich in diergelyke plotselyke en wanhoopige gevallen te kunnen raaden. Zyn onschuld deed hem op niets minder dan op zyne redding bedacht zyn. Hy wist echter toen nog niet, dat ook onschuldigen somtyds als misdaadigers gestraft worden, wanneer zy door de bloedgierige stem der wraakzucht overschreeuwd worden. In 't midden deezer besluiteloosheid werd hy door de nachtwacht aangetroffen, die hem vond staan nevens het bloedig lyk van den ontzielden. Hy had het ongelukkig werktuig, waarmede hy den mandag begaan had, nog in zyn hand, en men kende hem derhalven terstond voor den daader, en maakte zich meester van zyn' persoon. Thans gingen hem eensslags de oogen open , en hy zou zich nu gaarne door de vlucht hebben willen redden, indien hem zulks mogelyk geweest ware. Het was echter te laat. Hy moest mede naar de hoofdwacht, alwaar hy, op bevel van den Generaal, scherp bewaakt werd. Amalia vernam eerst den volgenden morgen het noodlot van haaren minnaar; zy was onvertroostelyk, en wilde bet voorval uit zynen mond verstaan Zy kon echter voor den vogenden dag hiertoe geen verlof bekomen, wanneer zij  ELFDE VERTOOG. 57 zy, in tegenwoordigheid van den wacbthoudenden Officier, een half uur by hem doorbragt. Ik zal niet onderneemen dit droevig tooneel te schilderen. Het moet inderdaad aandoenelijk geweest zyn, dewyl de Officier, die het bywoonde, zelf zich niet van traanen kon wederhouden. Zy moesten eindelyk scheiden. Amalia bleef haaren Orestes aan den hals hangen, en het honderd maal zweeren eener eeuwige liefde, was de geringste der tederheden, die zy elkanderen zeiden. De vrienden van den ontlyfden fielden de zaak by het Hof onder zulk eene haatelyke gedaante voor, en drongen zo sterk op eene voorbeeldelyke vergoeding, dat eindelyk de Koning zelf, in meening dat Orestes een verraaderlyke moorder was, zyn hand van hem aftrok, en hem geheel aan zyne partydige rechters overliet. Deezen waren schielyk gereed met zyn vonnis optemaaken, verwyzenden hem om op een schavot zyn , hoofd te verliezen. Amalia liet niets onbeproefd om hem te redden. Zy wierp zich voor de voeten van den Vorst, en smeekte om het leven van haaren minnaar. Doch zy vond aller ooren toegestopt Men beklaagde haar, dat zy zo ongelukkig was van een booswicht te beminnen , die den dood rechtmaatig verdiend had. Orestes bad van zyn' kant om verlof van haar nog maar eens te zien: doch ook dit werd aan beiden geweigerd, Hy moest derhalven geduld neemen , en de ernstige bereiding tot zyn' aanstaanden dood was nu zyne eenige bezigheid. De dag brak eerlang aan ,' de vreesselyke toebereidsels waren gemaakt, en om den ongelukkigen Orestes nog gevoeliger te treffen, had men bevolen hem voorby het huis van Amalia te geleiden. Tot nu toe had hy alle mogelyke standvastigheid getoond, hoe onrechtvaardig hy ook behandeld was; deeze omstandigheid echter deed hem al zyn' moed verliezen. Naauwlyks kwam het huis hem voor de oogen, of hy zeeg plotselyk ter aarde. Men hielp hem op, en deed een' wagen komen, waarmede men hem naar de gerichtsplaats voerde, en hy was reeds op het schavot D5 toen  58 DE ONZICHTBAARE. toen hy weder tot zichzelven kwam, en uit den toestel, dien hy rondom zich zag, ontdekte, dat hy nog maar weinige minuuten te leeven had. De vreesselyke man, in wien men het voor verdiensten houd, dat hy zyn zwaard beroepshalven met menschenbloed verwt, en die naar maate zyn ontzagchelyke arm meer hoofden van de ligchaamen van gedoemde misdaadigers heeft afgescheiden, en aan zyne voeten de laatste maal vruchteloos naar lucht heeft zien snakken, beroemder is; deeze beul stond vaardig, en had zyn voorhoofd met onaandoenelykheid gewapend, om Orestes den laatsten slag toe te brengen, wanneer een Officier, uit naam van den Koning, den verweezenen genade aankondigde. Men voerde hem te rug, en eenige dagen laater werd hy in eene vesting gebragt, waar hy vyf jaaren gevangen moest blyven, en na verloop van dezelven zou hy van alle zyne waardigheden ontzet zyn. Hy zou misschien de doodstraf boven deeze begenadiging verkoozen hebben, Indien niet de gedachte, dat hy zyne Amalia nog eens zou wederzien, hem ten opzichte van. al het overige onverschillig had gemaakt. Deeze hoop wakkerde hem op, en by aanhoudendheid door louter aangenaame uitzichten opgetoogen, liep het eene jaar na het andere voorby, zonder dat hy een moeijelyk gevoel had van de ongemakken zyner gevangenis. Hoe meer het oogenblik naderde dat hy zich in vryheid zou zien, en zich aan de voeten zyner beminde nederwerpen, hoe vrolyker en opgeklaarder zyn gemoed werd, en schoon hy reden had te vreezen , dat 'er van het huwelyk bezwaarlyk iets komen zoude, vleide hy zich echter altoos nog met eene hoop , die alle treurige gedachten in hem overmeesterde. De gelukkige en langgewenschte dag brak eindelyk aan, dat hem de deuren der gevangenis geopend werden, en hy de vryheid verkreeg van naar zyn goedvinden zyn geluk elders te zoeken. Hy vloog terstond naar de plaats waar zich het voorwerp van alle zyne wenschen bevond, en konde naauwlyks het oogenblik afwachten, dat hy in de armen zyner Amalia al het uitgestaane ongeluk eensklaps zou vergeeten. Waar  ELFDE VERTOOG. 59 Waar bleef echter al die hoop, toen hy vernam dat Amalia zyn' rampspoed niet overleefd had , maar reeds in het eerste jaar zyner gevangenis van verdriet en droefheid gestorven was! Al het kwaad , dat hem tot nu toe had bejegend, scheen hem eene kleinigheid, in vergelyking van deezen slag door welken hy zo onverwacht getroffen werd. Thans verloor hy gantschelyk den moed. Meer dan duizend maal verwenschte hy het oogenblik, dat de Koning hem genade had geschonken, en indien de Godsdienst minder vermoogen op hem had gehad, dan de eerst opbruischende hitte der hartstogten of liever der wanhoop, zou hy geen oogenblik in beraad hebben gestaan , om van zyn ongelukkig leven een einde te maaken. Orestes verliet eindelyk de plaats, die hem al zyn voorig geluk en tevens deszelfs jammerlyk verlies te binnen bragt, welk laatste voor hem veel smartelyker was dan de berooving dien hy in zyne goederen en eer had moeten lyden. Zyn geest, die bovendien reeds sedert langen tyd aan ernstige overweegingen gewoon was, had bereids zekere sterkte verkregen, die hem jegens allen waereldschen voorspoed wantrouwig 'en onverschillig maakte. Dewyl het hem nochtans eensdeels aan de noodige middelen ontbrak, om, op zichzelven en zonder met de waereld eene naauwe verbintenis te behoeven, in de eenzaamheid vergenoegd te zyn, en hy ook anderdeels nog niet philosophisch genoeg dacht, om zyn brood van anderen te gaan bedelen, of op stroo met een' onversaagden moed honger en dorst te lyden, moest hy noodwendig bedacht zyn op welke wyze hy best aan de kost komen en zich voor armoede zou beveiligen. Meer dan eens wenschte hy zich geschikt te kunnen maaken, om dien rang, tot welken hy door zyne verdiensten was opgeklommen geweest, te vergeeten, en, als zyn vader, den hof van een' land • edelman te bearbeiden. Doch daar zyn zekere vooroordeelen, die, uit hoofde van hunnen oorsprong, niet te berispen zyn. Hy was een man, die zich bemind wist te maaken, en hetgeene hem eens gelukt was, kon hem neermalen ge-  60 DE ONZICHTBAARE gelukken. Hy nam derhalven het beSluit van zyn vaderland te verlaaten, en elders zyn brood te gaan zoeken. Hy had, geduurende zyn' krygsdienst, met een' edelman uit eene nabuurige provintie eene naauwe vriendschap opgerecht. Hy wendde zich derhalven tot denzelven, en had het genoegen van in hem zynen voormaaligen opregten vriend te omhelzen. De Heer van B... nam Orestes met de grootste vreugdebetuigingen in zyn huis, begeerende dat hy al zyn leven by hem zou blyven, en in den schoot zyner familie al zyn geleeden ongemak vergeeten. Orestes wilde echter hierin niet bewilligen, hoe aangenaam hem anders ook de aanbieding des Heeren van B... was; hy wenschte weder een Officiersplaais te kunnen verkrygen, en hiertoe bood zich eerder gelegenheid aan dan men vermoed had. Men stond den geboortedag van den Vorst te vieren, en de Heer van B ..., die aan het Hof zeer gezien was, nam Orestes met zich derwaart, en bood hem zynen Landheer aan. Men had voorheen de geschiedenis van Orestes gehoord, en dewyl men hem reeds lang voor onschuldig erkend had, werkte dit zelfs mede om hem gunstig te doen ontfangen, en met een kompagnie onder de troepen van den Hertog beschonken te worden. Tegenwoordig scheen hy weder op den weg geraakt te zyn om zyn geluk te bevorderen, en hy zou zyn oogmerk zekerlyk bereikt hebben, indien hy had kunnen besluiten om de gunst van den Vorst met ondank te beloonen, en zyn geweeten door eene veracbtelyke daad te bezoedelen. Hy was zeer wel gemaakt, en verdiende een schoon manspersoon genoemd te worden. In dit schoone ligchaam woonde echter ook eene schoone ziel, die, buiten de zwakheden, welke aan de menschelyke natuur eigen zyn, boven alle misdryf verheven was. Eene persoone, die door haaren rang gerechtigt scheen te zyn om zich alles te veroorloven , wat haare hartstogten van haar maar vorderden, geloofde niet dat een ongelukkige Orestes zich zou weigeren een zonde te begaan , om welke te bedryven, mogelyk veelen van een' hoogen rang el- kan  ELFDE VERTOOG; 61 kander zouden verdrongen hebben. Zy vond zich echter bedroogen, en deeze onverwachte tegenstand veranderde haare genegenheid voor Orestes in een' onverzoenelyken haat. Hierop borst eerlang eene openlyke vervolging tegen hem uit, en geen jaar was 'er nog verloopen sedert hy in dienst trad, toen men Orestes dwong zyn afscheid te vraagen, dewyl men geen voorwendsel kon vinden om hetzelve hem ongevraagd te geeven. Thans keerde hy weder tot zynen vriend terug, die hem zeer bereidwillig byzich innam, terwyl deeze rampspoedige ontmoetingen alleen dienden om Orestes hoe langer hoe meerder omtrent alles wat hem bejegenen konde onverschillig te maaken. De ervaarnis leerde hem de onbestendigheid des geluks, en hy wapende zich van tyd tot tyd met philosoophische standvastigheid en met versmaading van alles wat gemeenlyk de ydelheid der menschen kan vermaaken. Hy bleef hier twee jaaren, en genoot in da eenzaamheid al het genoegen 't welk alleen het landleven en de vertrouwelyke omgang van een' oprecht' vriend , aan een hart dat tot deugd gevormd is, kan verscbaffen. Deeze vreugd nam na een kort verloop van tyd ook weder een einde. De Heer van B... had het ongeluk van met zyn paard te struikelen. Een hevige bloedspuuwing was het gevolg daarvan, en, zes weeken na deezen ongelukkigen val, gaf hy den geest in de armen van Orestes, die in hem den braafsten man en besten vriend beweende. De omstandigheden veranderden na dit sterfgeval aanmerkelyk; de familie des overleedenen geraakte van elkander verspreid, en dewyl niemand van dezelve Orestes zo veel vriendschap toedroeg als de Heer van B... gedaan had, vond deeze ook in zyn verblyf aldaar niet meer dat genoegen , 't welk hy 'er voorheen had genooten. Zekere gelegenheid, die zich in dien tyd opdeed, bragt hem tot het voorneemen , om zyn geluk nog eens te beproeven. Hy begaf zich met een' voornaam' Officier naar Engeland, en dewyl toen de ontenigheden wegens Amerika de gelegenheid om in den Engelschen krygsdienst te komen gemakly ker  62 DE ONZICHTBAARE, ELFDE VERTOOG ker maakten dan zulks anders is, kostte het aan Orestes niet veel moeite om eene aanzienelijke plaats te verkrygen. Hy trok derhalven mede naar de nieuwe waereld, en won door zyne dapperheid en verstandig gedrag zeer schielyk de liefde des volks. Maar zelfs dit bevorderde in korten tyd weder zyn' val. Men gaf hem by alle gelegenheden den voorrang, en maakte daardoor den nyd van eenige Engelsche Officieren gaande, die het niet met onverschilllge oogen konden aanzien, dat een Duitscher hen overal voorging, en meer laurieren behaalde dan zy. Orestes was opgeen het minste kwaad verdacht, dewyl zyn goed geweeten en zyn oprecht gedrag hem niets te verwyten hadden dat eenige verantwoording vorderde. Men trachtte hem echter met list den voet te ligten, en het gelukte den benyders zyner glorie hem by den Opperbevelhebber zo verdacht te maaken, dat hy zich nog voor gelukkig moest schatten, met naar London te rug geroepen te worden, om zich daar te verantwoorden, wegens de beschuldigingen die tegen hem waren ingebragt. Men vond hem onschuldig, en wilde hem met verhooging van rang weder naar Amerika zenden. Doch hy had geen' lust om zich aan nieuwe verdrietelykheden bloot te stellen, te meer omdat hy zich kon verzekerd houden, dat zyne vyanden nog sterker tegen hem zouden ingenomen zyn. Hy had door zyne spaarzaamheid en andere geoorlofde middelen zo veel byeen gebragt, dat hy geloofde den overigen tyd van zyn leven daarmede toe te zullen reiken. Hy nam derhalven zyn afscheid, keerde naar zyn vaderland te rug, alwaar hy nu in stilte leeft, en den loop der waereld met onverschillige oogen aanziet. Thans kan hem niets meer bejegenen, waartegen hy niet bestand is. Alles is hem om 't even, uitgezonderd zyn' vriend, van wiens geschiedenis wy nu verslag moeten doen. Dewyl echter de Baron van M... zyne lotgevallen my zelf verhaald heeft, zal ik hem, in myn volgend vertoog, ook zelven spreekende invoeren. Raab-  RAADGEEVING AAN JONGE STUDENTEN. Heden lust het my een vertoog te vervaardigen voor de jongelingschap, die voorneemens is de Hooge Schoole te betrekken , want ik houde my verpligt om lieden van allerleie jaaren en rang van nut te zyn. Welk een aangenaam tooneel stelt myne verbeeldingskracht zich thans voor! Overal ontdek ik jongelingen van goede hoop, die de vreugd op hun gelaat geschilderd is, dewyl het gelukkig uur verschynt dat hen van den dwang des Rectors en de slaaverny der schoole bevryden zal. Hier en daar rollen wel gantsche stroomen van traanen langs de wangen van moeders, van tantes, van zusters en vriendinnen ; want eenige lange jaaren zal de geliefde zoon, neef en vriend van de zynen verwyderd moeten doorbrengen. Doch deeze tedere traanen smooren de vreugd des jongelings niet geheel; zelfs laat de moeder en de toekomende bruid zich eenigermaate te vreden stellen, door de hoop van hem weder te zullen zien. De getroffen grootmoeder zelfs , die anders nooit tot een zilveren of gouden offer, uit hoofde van den slechten tyd, te bewegen was, haalt nu met ongemeenen heldenmoed de oude potstukken uit hunne duistere schuilhoeken voor den dag. Tweehoofdige dukatonnen , vreemde ryksdaalders en andere zeldzaame munten worden uit hunne veeljaarige gevangenis ontslagen , en krygen verlof om den jongen voedsterling der Zanggodinnen naar de Universiteit te vergezellen. Wat benyde ik u, Israëllieten, koffyschenkers, en u, verdere studentenvrienden en studentenvriendinnen , die eerlang alle deeze gouden en zilveren geleiders van den jongen heer in uw geweld zult hebben! Het afscheid is eindelyk voorby, en de laatste traanen zyn gelukkig afgeschreit. Ik zie onze leergierige jongelingen in volkomen welstand op de Hooge Schoole aanko men.  64 RAADGEEVING AAN JONGE STUDENTEN. men. Het is derhalven nu tyd dat ik deeze toekomende! steunsels van den Staat, der Kerke en van geheele familiën de manier en wyze verklaare, op welke zy hunnen tyd op het best kunnen doorbrengen, en zich op het aangenaamste den weg tot hun geluk baanen. 't Is waar, dierbaare Jongelingen ! uwe oudere medeleerlingen zullen u in de noodige stukken der zedekunde voor een' jong' student niet onkundig laaten; maar nochtans geloof ik dat de goede lessen van een emeritus-student, die op de hooge schoole grys is geworden, u niet onvoordeelig zullen zyn, te meer daar ik u met alle mogelyke oprechtheid de feilen zal belyden die ik in myn studeeren begaan heb, en waardoor ik my geduurende myn' geheelen leeftyd benadeeld heb. Voor alle dingen dan vergeet toch de vermaaningen van uwen hypochondrischen Rector, en uwer andere Leermeesrers, met welken zy u tot vervelens toe geplaagd hebben Vergeet toch ook, in zo verre gy deezen mynen raad niet reeds zyt voorgekomen, of denzelven door uw verstandig gedrag niet reeds overtollig hebt gemaakt, vergeet toch alles wat u van Grieksche en Latynsche schryvers in 't hoofd is gebragt, dewyl men dezelven voorheen wel maar hedendaagsch op geene Hooge Schooien meer noodig heeft. Men begeeft zich naar de Akademie om een' geleerden te heeten, en dien naam verkrygt men ligt, zonder Latyn , Grieksch en andere diergelyke grillen te leren wanneer men maar eenige jaaren op dezelve heeft doorgebragt. Een geleerde is niets anders dan een burger des aardbodems, die op eene Universiteit is ingegeschreven geworden, en aldaar, onder de benaaming van student, drie, vier of meer jaaren gegeten , gedronken, geslaapen enz. heeft. Zonder roem gesproken , deeze afbeelding is volmaakt getroffen. De zinspreuk eens jongen students moet derhalven zyn : Vryheid en Vermaak. Eenige pedantsche Profesforen zullen over deezen grondregel het hoofd wel schudden; doch stoort u niet aan het hoofdschudden van deeze knorrige lieden; ondervraagt 'er uwe oudere medgezellen maar over;  RAADGEEVING AAN JONGE' STUDENTEN; over ; ik ben .overtuigd dat zeer weinige van hen my hunne goedkeuring zullen weigeren. Schoon gy nog niet over de Logica hebt hooren leezen, zult gy echter ligtelyk de volgende stellingen daaruit kunnen afleiden, Eerstelyk, dat een student niet moet toelaaten dat zyne vry heid in het minste bepaald worde; want wat onderscheid zou 'er anders tusschen studenten en scholieren plaats hebben ? Bedient u daarom van alle mogelyke vryheid in uwe kleeding , in uwen gang , en in al uw overig gedrag. Het behaagt my in 't geheel niet, dat sommige studenten by ons dit edele voorrecht zo zeer verwaarloozen , en zich als andere verstandige lieden kleeden. Ik prys integendeel die , welken aan hun gewaad terstond den leerling van Minerva doen kennen. Over het algemeen moet zulk een' kleeding wild en op zyn krygsmans, of buitenspoorig prachtig zyn. Gesteld ook dat uw beurs deeze klederpracht u niet veroorlofde, moet dit echter u van het in achtnemen van deezen noodigen regel niet afhouden. Wanneer een paar winkeliers en een kleèrmaaker om uwent wille bankroet moeten gaan , wat is daar aan gelegen ? Gy moet u ook niet stooren aan de spotternyen van eenige mildzuchtigen, die het voor belagchelyk houden, dat een jong mensch zonder vermoogen op de Universiteit als een Ridder of Baron gekleed gaat , en dit gewaad na zyne te rugkomst in zyne vaderstad, by het waarnemen van zyn beroep, nooit weêr durst aantrekken. Het is beter een' korten tyd dan nooit van Zyn privilegie gebruik te maaken ; te meer daar de glans van fraaije klederen veel eer bereidwillige krediteurs en vriendelyke schoonheden verwekt, dan de somberheid van een eenvoudig gewaad. Uw gang moet wat van den krygsman en uw gelaat wat wilds in zich hebben , opdat elk, die u tegenkomt, een verheven begrip van uw' heldenmoed verkrygt. Uw stem moet door een vlytig genot van het edele druivensap geduurig volkomener gemaakt worden om een luidklinkende schreeuw altyd by voorkomende gelegenheden met toejuigching te kunnen uitbrullen. In de kcnst VI. Afd. XIV. Deel. &M  66 RAADGEEVING AAN JONGE STUDENTEN. om met den degen te krassen, en den zweep met voeglykheid en welluidendheid te bewegen moet gy u reeds in de eerste maanden vlytig oefenen, ofschoon 'er eenige Profesfooren door van verdriet stierven, 't welk buiten dat geen onherstelbaar verlies zou zyn, dewyl 'er geen gebrek is aan persoonen die naar een professoraat zoeken. Ik ga de overige manieren,op welken gy van uw vryheid gebruik moet maaken, voorby, dewyl gy ze allen in korten tyd van uwe oudere medgezellen vernemen zult. Het andere hoofddeel van den boven bygebragten grondregel betreft het vermaak, want dit en niet het studeeren , moet de voornaamste bezigheid van een' student zyn , ofschoon men deezen naam uit het woord studeeren heeft afgeleid. De philosoophen hebben hunne benaaming ook van de philosophie gekregen; wie heeft echter heden ten dage zo weinig ondervinding, dat hy gelooven zoude, dat een philosooph de philosophie verstaan moet? Ik wil echter hiermede niet zeggen dat gy in 't geheel niet op de collegiën moet gaan; dat zy verre ! Zo dikwyls het weêr of uw beurs u niet vergunt een tourtje te ryden, de herberg en het koffyhuis te bezoeken, kunt gy wel eens om de verandering het gezwets eens professors of van een anderen voorleezer aanhooren. Behalven dat zal u , wanneer gy eens weder t'huis komt, door verscheiden lieden gevraagd worden, welke Professoren gy gehoord hebt, en hoe hunne manier van onderwyzen is. Hieromtrent kan ik u derhalven de volgende nuttige regels geven, die ik echter, gelyk ik, helaas! moet bekennen , tot myne grootste schade, niet heb in acht genomen. Gy moet naamelyk, voor alle dingen zulke leeraars voor u verkiezen, die de bekwaamheid bezitten, om hunne toehoorders gestadig door spotternyen en grillen te onderhouden. Uit het opvolgen van deezen regel zult gy verscheiden voordeelen trekken. Want eerstelyk zult gy door dit geval niet genoodzaakt zyn, om den collegie-tyd met slaapen door te brengen; vervolgens zult gy u door het verhaalen van zulke geestige redenen by eene menigte jonge lieden en by veele andere persoonen bemind  RAADGEEVING AAN JONGE STUDENTEN. 67 bemind kunnen maaken ; en eindelyk zult gy daar door al speelende in sta gesteld worden omin het toekomende uw brood op een theater te kunnen verdienen, indien het gebeuren mogte dat men u zo onrechtvaardig handelde van uwe geleerde verdiensten niet te willen erkennen. Gy weet dus, geliefde akademische Medeburgers, welke Leeraars gy u te verkiezen hebt, want daaromtrent heb ik u boven de noodige onderrechting medegedeeld. Thans moet ik u verder toonen, hoe gy u in de uuren van onderwys zelf te gedragen hebt. Ëenigen zyn van gevoelen , dat de beste wyze om zich den tyd in een gehoorzaal te verdryven, in slaapen en in het leezen van een' roman bestaat. Dit gevoelen kan echter maar voor goed worden gehouden, wanneer men in de verkiezing des leeraars gedwaald, en by een' Profesfor geraakt is die het geheele uur met betoogen en verklaaren doorbrengt, zonder een eenige reis zynen toehoorderen gelegenheid tot lagchen te geeven; want anders zou men die meening zonder genoegzaamen grond staande houden, gelyk gy reeds, uit hetgeen ik te vooren gezegd heb, duidelyk kost begrypen. Ik geloof ook dat het om die reden overtollig zyn zoude, wanneer ik u wydloopiger wilde aanwyzen , dat gy blootelyk op de invallen en grillen van uwen Profesfor, en niet op de zaaken, die tot de weetenschappen betrekking hebben, moet acht geeven. Boven dat, kunt gy nog opmerken welk een stem de Profesfor heeft, en welke zyne begunstigde woorden zyn; verder welk een boek zyn ligchaam op de catheder, wanneer hy zit, of wanneer hy staat, gewoonlyk met de horizontaallyn maakt. Indien hy nu, behalven dit, eenig kryt tot zyne lessen noodig heeft, en daarmede somtyds zyn' rok bemorst, dan kan het u, by de geringste opmerking in 't geheel niet aan stof tot lagchen, en tot vertellingen in gezelschappen ontbreken. Doch met welke weetenschappen, zult gy mogelyk vraagen, moet men aanvangen, en in welk eene orde moet men de lessen over dezelven hooren ? Deeze vraag zal ik u oogenbliklyk zodanig beantwoorden, dat gy 'er ten E2 vel-  68 RAADGEEVING. AAN JONGE STUDENTEN, vollen meê zult te vreden zyn. Vooraf moet ik u echter nog voor eenige viesheden waarschouwen, die niet alleen schoolleeraars maar ook Professoren nog by aanhoudendheid gewoon zyn den aankomenden burgeren der Akademie in 't hoofd te brengen. Naamelyk deeze Oudvaderlyk denkende wezens vorderen van ieder' student, dat hy het eerste gedeelte van zynen Akademietyd met het grondig leeren van oude en nieuwe taalen, met het onderwys in de Philosophie en van de Historiën zal doorbrengen, evenveel tot welk eene faculteit hy zich in vervolg zal bepaalen. Ja eenigen gaan in hunne belagchelyke vorderingen zo verre, dat zy de jonge lieden, zonder onderscheid , daarboven nog het beoefenen der Geometrie willen opleggen. Nochtans zyn dit zaaken die naauwlyks den hondersten van ulieden te passe zullen komen. Want wat, voor eerst, de oude taalen belangt, ik heb u boven reeds aangetoond, dat men zonder dezelven een geleerden kan worden, en boven dat weet gy, zogoed als ik, dat men in 't Grieksch noch Latyn predikt, dat men de processen alleen in zyne moedertaale bepleit, en by de krankbedden ook altyd Duitsch moet spreken, ofschoon men in andere gevallen, door de Grieksche en Latynsche benaamigen der ziekten, by burgers en boeren wonderen kan doen. Doch Grieksche en Latynsche benaamingen Iaaten zich ook, zonder deeze taalen te kennen, van buiten leeren, gelyk het voorbeeld der papegaaijen en andere snappende dieren overvloedig bewyst. Ik kan reeds .vooruit zien, dat eenigen van u my verscheiden tegenwerpingen zullen maaken , die uit gebrek aan ondervinding voortkomen. Men zal my naamelyk voorstellen, dat men echter de Latynsche taal by het examineeren en disputeeren noodig heeft, en beide soorten van beproeving maar in weinige gevallen kan ontgaan. Ik houde het derhalven voor mynen pligt, deeze tegenwerpingen grondig te wederleggen. Wat dan het eerste punt , naamelyk het examen betreft, dat evenwel ook op veele plaatsen reeds in de Duitsche taaie geschied, moet ik u bidden, zo lang geduld  RAADGEEVING AAN JONGE STUDENTEN. 69 duld te hebben tot myne verhandeling over het spreekwoord: nasnappen behoort tot de handwerken , in 't licht komt, waarin ik uitvoerig handel over de methode hoe men, zonder eenig Latyn te kennen, en zonder eenige kunde van de weetenschappen in 't algemeen een examen rigorosum, ut vocant , gelukkiglyk kan doorstaan. Ten aanzien van het andere punt, naamelyk het disputeeren , heb ik juist de zelde valsche begrippen gehad , die aanleiding tot uwe tegenwerping hebben gegeven, eer dat ik nog eene universiteit gezien had. Ik geloofde, even als • gy dat disputeeren niets anders was, dan eene geleerde verhandeling tegen alle tegenwerpingen, zonder voor den disputeertyd kennis van dezelven te hebben, in zuiver en regelmaatig Latyn, openlyk te verdedigen. Gy zult echter in korten tyd uit eigen ondervinding bemerken, dat dit denkbeeld in den grond valsch is, en dat men heden ten dage het disputeeren als een akademiesch naspel beschouwen moet, dat in eene byzondere taal, die ten deele Latynsche woorden en spreekmanieren bevat, word uitgevoerd; doch met dit onderscheid, dat men hier niet, gelyk in de gewoone komedie gebruiklyk is, de rollen van buiten behoeft te leeren, dewyl ons eene lang ingevoerde mode het gemak van dezelven voor te leezen doorgaans veroorloft. Volgt derhalven hieruit niet zeer natuurlyk, dat gy tot deeze plegtige verrichting niets verder noodig hebt dan de bekwaamheid van Latyn te kunnen leezen? En deeze bekwaamheid is zelfs niet volstrekt noodzaaklyk in een' hoogen graad te bezitten, dewyl het stotteren enverkeerd leezen by deze gelegenheid niet zeer kwalyk word genomen, ja dikwyls zelfs niet eens opgemerkt. De Philosophie, volgens de oude betekenis van dit woord, kunt gy insgelyks ontbeeren. Nochtans wil ik u van het bywoonen der philosophische lessen niet afhouden , dewyl zulks de gewoonte is; te meer omdat men doorgaans onder de philosophen vrolyke lieden aantreft. Diegeenen van ulieden, welken begeerig zyn om philosoophen van professie te worden, raade ik myne grondige verhanE3 deling  70 RAADGEEVING- AAN JONGE STUDENTEN. deling over deeze stoffe te leezen, die binnen korten tyd het licht staat te zien. Met de Historiën kunt gy het schikken zo als gy het goed vind, eenigzins overeenkomende met zekeren jongen Rechtsgeleerden, die een' geheelen winter door, de lessen over de Physiologie en Vroedkunde vlytig bywoonde. Toen hy naar de reden van dit vlytig bywoonen deezer lessen gevraagd werd, gaf hy ten antwoord, dat men dezelven in de warme vertrekken der Professooren in deeze weetenschappen moest zoeken. Doch met de Geometrie, en met de Mathesis in 't algemeen , moet gy u in 't geheel niet ophouden. Het eenige geval wil ik uitzonderen , naamelyk dat gy niet voorneemens zyt met studeeren voort te gaan, maar, in vervolg van tyd, voorhebt het ampt van Landmeeter of Ingenieur te bedienen. Ik weet wel dat men doorgaans gewoon is te zeggen , dat de Geometrie het verstand scherpt, en iemand tot andere weetenschappen , wier voorwerp niets mathematisch in zich bevat, des te geschikter maakt. De zaak kan waar zyn, dewyl niemand het tegendeel daarvan beweezen heeft. Nochtans is het wonderlyk, dat men van jonge lieden wil vor. deren, enkel tot opscherping van het verstand eene zo drooge weetenschap, waarin zich in 't geheel geene aardige historietjes te pas laaten brengen, met moeite te leeren. Want wat nuttigheid geeft toch hedendaags een opgescherpt verstand? Byna even zo veel als deugd en rechtschapenheid. Ik geloof niet, waarde jongelingen , dat iemand onder u zo zeer aan de oudvaderlyke vooroordeelen is overgegeven, dat hy deeze dingen voor onfeilbaare middelen om zyn geluk in de waereld te bevorderen zou aanzien. Ik heb reeds een voornemen gesmeed, om op eene uitvoerige wyze de nutteloosheid daar van aan,: te toonen. De bepaaldheid van myn bestek noodzaakt my eene menigte van gewigtige punten voorby te gaan. Ik had u anders nog behooren te onderrichten, hoe gy eigenlyk de hoofd-  RAADGEEVING AAN JONGE STUDENTEN. 71 hoofdweetenschap, aan welke gy u hebt toegewijd op de aangenaamste en nuttigste wyze kunt' beoefenen Liever dan deeze stoffe gebreklyk te behandelen, 't welk myne gewoonte niet is, slaa ik dezelve geheel over. Het eenige dat ik nog in schielykheid doen kan, is u te vermaanen, in uwe studiën het voorbeeld uwer medegenooten, niet van deeze weinigen, die hun kamer en de gehoorzaal byna nooit verlaaten, maar van anderen, die geheel vry zyn van deeze pedantery, vlytig na te volgen. Voor het overige wensch ik u alle mogelyk vermaak geduurende uwe akademie -jaren na verloop van welken ik, by welzyn, niet in gebreke zal blyven, om u naar huis te geleiden, en u, met de zelfde oprechtheid, den kortsten en besten weg om tot een aanzienlyk ampt te geraaken, aan te wyzen. E. T. AANMERKING OVER DEN OPSCHIK DER VROUWEN. Gelyk de best uitgevoerde portretten een voordeeliger aanzien krygen, wanneer 'er de gepaste kleedy bykomt, even eens wordt ook de schoonheid door een wel gekoozen tooisel versierd. 't Is in den opschik, zo wel als in de bouworder, een voornaam vereischte, dat alles evenredig, gemaklyk, eenvoudig en nochtans bevallig zy. De. jufferschap is doorgaans van gevoelen, dat de natuur door de kunst geholpen moet worden, en dat de laatste altoos aan haare bekoorlykheden eenen grooteren luister geeft. Hoe zeker dit moge wezen , laat nochtans iedere schoone bedenken, indien de natuur haar de gedaante van eene Diana en 't gelaat van eene Venus gegeeven heeft, dat dan de al te groote menigte van juweelen , linten, kanten en andere versierselen de rol van eene mededingeres kan speelen, en de aandagt des beschouwers van de verE4 won-  72 AANMERKINGEN OVER DEN wondering haarer bekoorlykheden aftrekken, door hem te doen letten op de beuzelingen, waarin dezelven bewimpeld zyn. De Spaansche jufferschap, dit duidlyk inziende, kleedt zig om die rede meest in 't zwart, welke dragt zo wel een fraai aangezigt als haare juweelen in 't voordeeligste ligt vertoont. De kleederen moeten de schoonheid te hulp komen, maar ze niet verduisteren. Men behoorde de keuze der sieraaden altoos alleen in aanmerking te neemen, en niet derzelver menigte. In de verkiezing van den opschik behoeft byna op niets anders agt gegeeven te worden dan op de natuur en wel, voeglykheid, Maar deeze twee hoofdpunten worden zekerlyk vergeeten of ten minste verwaarloosd van juffrouwen, wier zakken of tabberts zo onfatzoenlyk lang zyn, dat de kostbaarste zyden stoffen dikwils langs den grond sleepen, en, terwyl ze de straaten op én neder wande, len, alle doode bladen en takjes , van de boomen afgevallen , opveegen. Laat de jufferschap zig niet verbeelden, dat ik haare ryke en grootsche kleedingen op faletten, bals en aanzienlyke gezelschappen afkeur. Op zulke plaatsen is de vertooning van grootheid en zwier noodig; maar in den daaglykschen dragt behoorde alleen op de natuur en welvoeglykheid gelet te worden. 't Is zeer te beklaagen, dat er geene verandering gemaakt wordt in de hedendaagse manier van kapsels. Dit is inderdaad een gedeelte der sieraaden, welke de fexe naast aan 't hart schynt te liggen, en waarin het dus moeilykst zal zyn eene hervorming te wege te brengen. Het hoofd is zekerlyk het voornaamste deel van 's menschen ligchaam en de jufferschap, volkomen hiervan overtuigd , heeft alle haare kunst uitgeput om dit deel door sieraaden bevalliger te maaken. De uitslag is juist niet zeer gelukkig geweeft; want de middelen, ter versieringe. in 't werk gesteld, hebben alleen gestrekt om de gedaante wanstaltig te maken. Het hoofd is waarlyk niet geschikt om dien last van valsch hair, wol, poejer en pomade te draagen, waarmede de tegenwoordige mode het  OPSCHIK DER VROUWEN. 73 het bezwaart. Goed natuurlyk hair is een der grootste sieraaden,, door de natuur aan bet hoofd gegeeven; en 't is niet weinig te verwonderen, dat eene dame uuren agtereen vergenoegd onder de handen van een kapper kan zitten, om zich van dit sieraad te laaten berooven. Deeze lieden schikken zich zelden naar de gestalten of weezenstrekken der persoonen , wier hoofden zy bezig zyn te versieren, maar gaan altoos op de zelfde wyze te werk; en zo de pyramide slechts de vereischte hoogte heeft, de krullen groot en genoegzaam in getal zyn, en alles wel vast zit, is 'er volkomen aan de verwagting voldaan. Eenige heeren, die de jufFerschap gaarne berispen, en zich echter met de verbetering van hunne eigene gewoonten weinig schynen te bemoeijen , hebben dikwils sterk geklaagd, dat men niet zonder groot hinder digt by 't hoofd van eene dame kan komen, wanneer haar kapsel reeds verscheidene dagen oud is. Zelfs zyn sommigen zo ver gegaan, dat zy zich verbeeld hebben, met behulp van hunne glaasjes, den broed van die kleine beestjes te ontdekken, welke anders alleen by zeer geringe en arme menschen gevonden worden. Doch waartoe deeze beschuldigingen opgehaald? Liever gaa ik schielyk over tot een stuk , welk de ernstigste oplettendheid der jufFerschap scbynt te verdienen. Wie kan nalaaten nydig te zyn op het beroep van die heeren hairkrullers, welken op een tyd, wanneer de dames zelden meer dan ten halve gekleed zyn, in haare geheimste vertrekken worden toegelaaten, en vryheid hebben om uuren achtereen rondom haar te huppelen ? Ik zou deeze gekheid gaarne inschikken; maar de liefde en zedigheid verbiedt het? 't Zy my ondertusschen geoorloofd, de dames , die haar karakter buiten verdenking willen houden , te raaden, dat zy tot dit werk persoonen van haare eigene sexe kiezen , welke tegenwoordig waarlyk al te weinig middelen van bestaan hebben. Niemand immers zal beweeren, dat vrouwen onbekwaam zyn om iets te leeren., welk natuurlyk haar werk schynt te weezen. De wethouE5 derschap  74 AANMERKINGEN OVER DEN derschap heeft vergeefsche poogingen gedaan tot vermindering van 't getal der ongelukkige meisjes, die haare gezondheid en deugd aan een elendig bestaan opofferen , en waartoe zy eerst verleid zyn door de geringe kans, om eene goede kostwinning te vinden onder haare eigene sexe, in wier dienst zy alleen een behoeftigen ouderdom te verwagten hebben; maar indien de dames slegts de helft van 't geen de heeren pruikmaakers genieten , aan haare meiden gaven , zou waarschynlyk het tooneel merklyk veranderen. De inlanders, die zich thans met dit verwyfde werk geneeren, en waarlyk als onnutte leden der maatschappy aantemerken zyn, zouden dan in de eene of andere fabriek of tot den landbouw gebruikt kunnen worden. En wat de vreemden betreft, die, by gebrek van werkzaamheid, in hun eigen land geen bestaan hadden, en zich hier door de dwaasheid en overdaad onzer jufferschap komen verryken, Laat deezen zich naar huis begeeven, en aldaar bezigheid zoeken. De tegenwoordige manier van kapSels is weinig minder nadeelig dan het gebruik van blanketSel. De eersten verzwakken de vermogens van den geest, verhitten het hersfengestel , en brengen dus menigmaal zeer hevige hoofdpyn, vapeurs en flaauwten te wege; maar het blanketsel is volstrekt vergiftig voor het vel, en verkort altoos bet leeven der geenen, die 'er gebruik van maaken. Vermids de schoonheid by de fraaije kunne schynt aangemerkt te worden als de voornaamste van alle menschlyke volmaaktheden, luidt het zeer vreemd, dat zy geduurig schynt zorg te draagen om dezelve te verbergen ; maar dit kan waarlyk niets dan gemaaktheid zyn ! Da Fransche nagtmuts wordt zo ver naar vooren getrokken, dat ze byna het geheele aangezicht verbergt, en de werktuigen van 't gezicht, den reuk en de spraak naauwlyks onbelemmerd laat. Ik hoop, dat de jufFerschap my deezen uitval tegen de misbruiken van het toilet ten goede zal duiden. Wie toch kan zich bedwingen, als hy ziet, hoe veel ongemak zy  OPSCHIK DER VROUWEN.' 75 zy zich aandoet om haare natuurlyke bevalligheden te verminderen? De vrouwen behoorden meer op haar eigene volmaaktheden, en minder op de uitvinding der kunst te vertrouwen. Alle de bekoorlykheden, waartoe de spiegel te pas komt, kunnen by die, welke de natuur haar in overvloed schenkt, op ver na niet vergeleeken worden; de keurigste versiersels zyn nimmer in staat om het gebrek aan natuurlyke schoonheid te herstellen ; zelfs doen ze dikwils meer nadeel dan voordeel. Na dus den hedendaagschen opschik der jufFerschap beoordeeld te hebben, zal men my misschien vraagen, welke mode ik zou willen voortellen? Ik heb reeds gezegd, dat de natuur en welvoeglykheid behoorden gevolgd te worden; en zo de goede smaak hierin geen veilig richtsnoer verschaft, zullen alle andere regels nutloos weezen. De wind is niet veranderlyker , dan onze denkbeelden aangaande den dragt, en de kragt der gewoonte is voor de allerwysten te sterk. Zyn de vrouwen, ten aanzien van de mode , even wispeltuurig en onbestendig als de gestadig veranderende maan , de heeren zyn het niet minder. De panden van hunne rokken raaken in de eene maand bykans tot aan de hielen, en in de volgende maand zyn ze zo kort afgesneeden, dat men 'er om lagchen moet. En wat het maaksel hunner schoenen betreft, dit is zekerlyk oneindig veel onbestendiger dan dat der vrouwenschoenen. Men heeft gezien, dat ze de eene week naar halve laarzen, en de andere week naar sloffen zweemden: deeze week zyn ze van vooren rond; de volgende week loopen ze in een spitse punt uit: van daag zyn de hielen hoog; morgen geheel onzigtbaar. Maar daar is een gedeelte van de kleedy der mannen, welk ik zelfs niet kan noemen zonder de zedigheid te kwetsen. 't Staa my echter vry, hun te zeggen, dat, welke mode zy ook van onbeschaamde lichtmissen overneemen, zo hun dragt de onschuld en deugd doet bloozen , dezelve altoos van verstandige vrouwen met eene stille veragting zal aangezien  76 HISTORIE VAN DEN GELUKKIGEN Zien worden, en de algemeene berisping van het menschdom verdienen. Doch ik stap van deeze zwierige heeren af, om de jufferschap nog éénen raad te geeven; bestaande hierin, dat zy de schoonheid aanmerke, als eene gaaf, die geene aankweeking noodig heeft, gelyk het verstand en het hart. Hiertoe wordt haare grootste zorg vereischt; maar by veelen is dit, ongelukkig, de zwakste zyde. Een geoeffend verstand is het beste sieraad voor lieden van rang; niets is 'er, waardoor zy zich sterker van 't gemeen kunnen onderscheiden. De pracht, thans onder allerhande soort van menschen ingevoerd, neemt, door de gelykheid van kleedy, de uiterlyke tekenen van meerderheid grootdeels weg; maar het gedrag, de gesprekken en gevoelens kunnen altoos wezenlyke en bestendige kenmerken opleveren, HISTORIE VAN DEN GELUKKIGEN JACOBUS AMIOT , Preceptor van Karel den IXden Koning van Frankryk. Deeze uitmuntende man was de zoon van een handwerker te Melun. Toen hy een kleine jonge was, liep hy uit zyns vaders huis weg, om de straf te vermyden, die hy wegens kinderagtige gekheden vermoedlyk ontvangen zou hebben. Hy had zyne reis nog niet ver voortgezet, of werd ziek , en bleef op den gemeenen weg liggen. Een heer, die 'er voorby reed, bewoogen door medelyden, nam hem achter zich op het paard, en bragt hem op die manier te Orleans, waar hy hem in 't gasthuis bezorgde, tot herstelling zyner gezondheid. Dewyl de ziekte niets anders was dan vermoeidheid, deed de rust hem schielyk bekomen. 't Was uit erkentenis dier liefdadigheid, dat deeze beroemde Prelaat twaalf honderd kroonen by legaat aan het gasthuis naliet; eene daad van dank-  JACOBTUS AMIOT. 77 dankbaarheid, waardig voor een man, die zyn geheele leeven aan de oefening van wysheid, en wel grootdeelsaan 't leezen van Plutarchus besteed had. Toen Amiot uit het gasthuis ging , ontving hy eene kleine som gelds , met behulp van welke hy spoedig te Parys kwam; maar zyn klein fonds toen uitgeput zynde, was hy genoodzaakt te bedelen. Eene dame , die hy om eene liefdegift aansprak , merkte in hem iets aangenaams : zy nam hem mede naar huis, liet hem haare kinderen naar school brengen , en hunne boeken draagen. De verwonderlyke gaaven , waarmede de natuur hem bedeeld had, kreegen nu gelegenheid om zig verder uittebreiden. Hy studeerde naarstig, en vorderde zo ongemeen, dat men hem verdagt hield, als een aanhanger van het nieuwe gevoelen, welk toen gerucht begon te maaken: een ongeluk, waaraan meest alle zyne vernuften van dien tyd onderhevig waren. De toenmaalige strenge vervolging der Hugenoten noodzaakte hem, hoe onschuldig ook, met veele anderen, uit Parys te vlugten. De geleerde waren allermeest verdagt, en te recht, om dat men hen meest te vreezen had. Amiot, dus uit Parys weggesleept, nam zyne schuilplaats in 't huis van een heer, die zig jegens hem als een vriend gedroeg , en hem de opvoeding zyner kinderen toevertrouwde. Staande den tyd dat hy daar was, hield Koning Henrik de IIde , een reis doende, by geval zich aan 't huis van dien heer op. Amiot verzocht zynde, om tot vermaak voor den Koning iets in verzen optestellen, maakte een Grieksch epigramma, welk door de kinderen werd overgeeeven. De Koning, die minder geleerdheid bezat dan zyn vader, ziende dat het Grieksch was , wierp het met verachting weg. Uit het ongenoegen, welk Amiot natuurlyker wyze over deeze behandeling moest gevoelen, kan men gemaklyk oordeelen, hoe groot zyne verwondering was over 't geen in 't vervolg gebeurde. Een van 's Konings Ministers, naderhand kanselier van Frankryk , welke hem op deeze reis  78 HISTORIE HN DEN GELUKKIGEN reis vergezelde, nam het papier op, we!k zyne Majesteit had weggeworpen. Hy las het epigramma en was 'er verbaasd over. Hy vatte Amiot by de hand, zag hem sterk aan, en vraagde, waar hy het uit genomen had. Amiot, wiens ontsteltenis, hem door 's Konings smaadlyke behandeling aangejaagd, noch niet geheel over was , antwoordde beevende, dat hy het zelf gemaakt had. De angst, dien hy liet blyken, getuigde duidlyk, dat hy de waarheid sprak. De Minister, een man zynde van groote geleerdheid, vond geene zwaarigheid den Koning te overreeden, dat deeze jongman, indien hy zo veel deugd bezat als verstand en genie tot de letteroefeningen, verdiende preceptor van de koninglyke familie te weezen. De Koning, die een volkomen vertrouwen stelde, in deezen Minister , wiens verdiensten hem wezenlyk aanpreezen, vraagde den heer van 't huis naar Amiot's karakter; en dewyl zyn gedrag onberispelyk was, stond de weg naar roem thans voor hem open. De Koning erkende geduurende al zyn leven de schranderheid van den Minister en de wysheid van Amiot. De staat van Amiot onder de regeeringen van zyne leerlingen, Francois den IIden en Karel den IXden, was inderdaad aanzienlyk, indien men de kleine beginsels zyner opkomst gadeslaat, maar gering in vergelyking van zyne uitgestrekte verdiensten. Hy zou misschien nooit tot een hooger post, dan die hy bekleedde, verheven zyn, had niet het geval hem tot dien top van eer doen stygen, welken hy nimmer hoop had te bereiken. Op zekeren dag viel het gesprek aan 's Konings tafel-, waarby Amiot altoos verpligt was tegenwoordig te zyn , onder anderen , op het karakter van Karel den Vden. Men prees deezen Keizer om verscheidene daaden, doch bovenal, omdat hy zynen Preceptor tot Paus gemaakt had, zynde naderhand Adrianus de IVde geheeten. Deeze daad werd, als eene overgroote verdienste, zo hoog opgevyzeld, dat ze een sterken indruk maakte op het gemoed van Karel den IXden, en hem bewoog te verklaaren, dat  JACOBUS AMIOT. 79 dat hy , zo 'er zich gelegenheid toe aanbood, voor zynen Preceptor het zelfde over zou hebben. Kort daarna kwam het groot aalmoezenierschap van Frankryk open. De Koning gaf deeze bediening aan Amiot, die, 't zy hy de gevolgen voorzag, of uit zuivere nederigheid , zo veel doenlyk zich daarvan ontschuldigde , zeggende dat het te veel voor hem was; doch te vergeefsch; want zyne Majesteit wilde geene weigering aanneemen. Zo dra echter deeze tyding was overgebragt aan de Koningin moeder, die dit hooge ampt een ander toegedacht had, ontbood zy op staande voet Amiot in haare kamer, en voerde tegen hem eene taal , die geenszins aan eene vrouw van haare waardigheid voegde. Amiot betuigde, dat hy liefst de bediening niet zou aanvaarden; doch al wat hy zeide, mogt niets baaten: het slot van de rede deezer goeddunklyke Vorstin was, dat hy geen vierentwintig uuren zou leeven, indien hy de post aannam. Zulke taal werd 'er in die tyden gevoerd. Aan den eenen kant waren de woorden van deeze vrouw zo doodlyk als het vonnis van een gerechtshof ; en aan den anderen kant was de Koning t'eenemaal onverzetlyk. Tusschen deeze twee uitersten nam Amiot het besluit van zich te verbergen, als het eenige middel om de woede der moeder en de mildheid des zoons te ontgaan. Drie maaltyden gingen 'er achtereen voorby, zonder dat Amiot naar gewoonte, aan 's Konings tafel kwam. Toen hy de vierdemaal wegbleef, vraagde zyne Majesteit naar hem, en eischte volstrekt, dat 'er, zo naauwkeurig als mooglyk, naar hem gezocht zou worden. Doch alle moeite was vruchtloos; want Amiot had zorg gedraagen zich te verbergen, dat hy niet te vinden was. De Koning maakte hieruit aanstonds het ergste op, dat 'er had kunnen gebeuren. „ Hoe! zeide hy, omdat ik hem Aalmoezenier „ gemaakt heb, kryg ik hern niet meer te zien!" en met een verviel hy in zulk eene woede, (gelyk hem natuurlyk eigen was, zo dra iets zynen wil weêrstreefde) dat de Koningin, die hem bezwaarlyk kon regeeren, en zoveel vreeze  80 HISTORIE VAN DEN GELUKKIGEN JACOBUS AMIOT.' vreeze als liefde voor hem had, geen ander middel ter zyner bevrediginge overhield, dan Amiot, wat het mogt kosten, te doen opspeuren, en hem, naar zyne begeerte, volkomen gerust te stellen , wegens de veiligheid van zyn persoon. Deeze daad van Karel den IXden was , ongetwyfeld, zeer te pryzen; doch als men ze met de strengheid van een wysgeer wil beoordeelen, kwam de lof hem zo zeer niet toe, als wel Karel den Vden, wiens edelmoedigheid tot de zyne aanleiding gaf; en wy mogen uit de manier, op welke de zaak zich toedroeg, billyk vermoeden, dat, indien Adrianus geen Paus geweest ware , Amiot nooit Groot - Aalmoezenier geworden zou zyn. NIEU-  NIEUWE UITVINDING, BETREFFENDE DE PAPIER-FABRIEK. Göttingen, 29 November, 1774. In de laatstgehouden vergadering van onze Maatschappy der Weetenschappen, vertoonde de Heer Hofraad Heyne aan dezelve eene proeve van drukpapier, die hem door Professor Claproth was ter hand gesteld, en uit gedrukt en op nieuw bearbeid papier vervaardigd was. 'Het is bekend dat men tot heden het zogenaamde Maculatur tot niets anders dan het maaken van pap tot bord papier gebruikt, en van gedachten is, dat 'er geen nieuw papier uit kan vervaardigd worden , dewyl men het boekdrukkers zwart , waarmede de letteren gedrukt zyn, niet weet weg te wasschen : om welke reden de maculatur in laagen prys is. De Heer Professor Claproth kwam in gedachten, dat het drukvernis zich wel door terpentyn ■ oly , wanneer men het papier daarmede bevochtigde, zou laaten weeken, en dan vervolgens verf en oly, door wasch- of vollersaarde zich laaten uitwasschen. De papiermaakers , met welken hy over deeze zaak sprak , twyfelden , uit hoofde hunner vooroordeelen, zo sterk aan een goeden uitslag, dat 'zy • de proef zelfs voor vruchteloos hielden. Eindelyk ondernam echter de papiermaaker Schmidt, by Bleincn-lengen, eene proeve op kosten van gemelden Professor te maaken. ' Tot deeze onderneeming werden drie folianten met monnikschrift slorDIG gedrukt op slecht (schryfpapier, gebezigd. De papiermaaker wierp dezelven , zo dra zy uit de banden gesneden waren , in heet water , gelyk men gewoon is te handelen met alle papier, dat weder bewerkt staat te worden , ten einde hetzelve van zyn lym te ontdoen; zonder verder reiniging, leide hy het gemelde papier daarop, met zes stukjes volleersaarde, elk VI. Afd. XIV. DEEL. F 3 dui  82 NIEUWE UITVINDING, WEGENS PAPIER. 3 duimen lang en 1 duim dik, in de bak, liet het 12 uuren daarin stampen , en 2 uuren in de Hollander gaan; deed vervolgens een kan kalk daarby. Het gebruiken van terpentyn-oly had hy achterwege gelaaten; doch het gevolg heeft getoond, dat zulks ook overtollig zou geweest zyn, want de vollersaarde had boven verwachting alles verricht wat men begeerde. De papiermolenaar bragt den professor 1 riem en 12 boeken druk-papier van de vertoonde proeve, en had nog tot 6 boeken van de massa overig. Door deeze uitvinding kan, gelyk de Professor waar. schynlyk maakt, alle maculatur zes en meervoudig beter ten nutte gemaakt, en het gebrek aan stoffe merklyk vergoed worden. De kosten der verwerking zyn zeer gering. Het arbeidsloon bedraagt zo veel niet als dat van papier, 't welk uit lompen vervaardigd word , dewyl alles eerder gereed is. Het spyt den Professor, dat hy de drie gemelde folianten niet vooraf heeft laaten weegen, om het afleggen naauwkeurig te kunnen bepaalen hy gelooft echter niet dat het verlies grooter is dan by het stampen der linnen stoffen plaats heeft. Doch by eene tweede proeve , kan ieder dit verzuim ligtelyk vergoeden, tot staaving eener uitvinding, die zelfs, behalven het huishoudelyk voordeel, tot verheuging moet dienen van alle onvermoeide schryvers, als ziende dat het hen aan geen papier kan ontbreeken ; doch eene uitvinding ook, die voor menig boek , inzonderheid dikke folianten en quartynen, ge aarlyk kan worden, gelyk reeds ds drie folianten met monniksschrift ondervonden hebbsn.  DE HOOGLANDER. » Eene waare gebeurtenis, (Uit het Fransch van den Abt RESNAL De Spaansche volkplanting op st. Augustyn werd in 't jaar 1747 aangerand door de Engelschen, die zig genoodzaakt zagen het beleg op te breeken. Een troep hooglandsche Schotten , tragtende den aftogt te dekken, werd verslagen , en voor 't grootste gedeelte ter neder gehouwen. Ken Serjant , gevangen door de Spaansche Indiaanen, werd bewaard tot dien langzaamen dood, welken de wilden altoos hunnen krygsgevangenen aandoen , door hen op een zagt vuur te braaden. De ongelukkige krygsman, ziende de toebereidsels tot de yslyke marteling, die hy te verwagten had , deed met veel bevalligheid en moed eene aanspraak aan de onbarmhartige barbaaren in de Indiaansche taal, welke hy, staande zyn verblyf van eenige jaaren op St. George geleerd had. „ Gy , Helden en Patriarchen der nieuwe wereld , '„ zeide hy, zyt de vyanden niet , die ik zogt te be„ stryden ; gy hebt egter de overwinning bevogten>'*Maakt „ 'er zodanig gebruik van, als gy dienstig oordeelt. Het „ lot des oorlogs heeft my in uwe handen overgegee„ ven, en ik betwist uw regt niet. Dewyl. 't egter de „ gewoonte myner landgenooten is, losgeld voor hun leeven te bieden , zo luistert naar een voorstel , welk „ niet te versmaaden is. Weet dan, braave Amerikaa„ nen! dat in myn geboorteland sommige menschen met „ bovennatuurlyke kennis begaafd zyn. Een deezer wy„ zen, door bloedverwantschap aan my verknogt, gaf my, toen ik soldaat werd , een tovermiddel , om my on„ kwetsbaar te maaken. Gy hebt gezien , hoe ik alle „ uwe pylen ontkomen ben ; was het zonder betove„ ring wel mooglyk geweest, de veelvuldige harde aan,, vallen, die gy op my gedaan hebt, te overleeven ? „ Ik beroep my op uwe kragt. Zogt ik ooit uit het F2 „ gevaar  84 DE HOOGLANDER. „ gevaar naar eene veilige plaats te vlugten ? 't Is zo „ zeer myn leeven niet, waarom ik u thans bid, als „ wel de eer van een gewigtig geheim , tot uwe' be„ houdenis dienstig, te openbaaren, en het sterkste volk ,, der wereld onsterflyk te maaken. Gunt my slegts „ het gebruik van eene hand, om de betovering in de „ behoorlyke order te kunnen doen. Ik zal 'er in uw ,, byweezen eene proef van neemen aan my zelven". De Indiaanen luisterden aandagtig naar een voorstel, welk hun behaagde, zo wel om hunne neiging tot den kryg , als om hunne zugt tot het wonderdaadige. Na kort beraad staakten zy één arm van den gevangenen. De Schotsman verzogt , dat men zyn breeden fabel den Vaardigsten en kloeksten man uit de vergadering zou overgeeven: hy ontblootte zynen hals, maakte met zyne vingeren wat toverkarakters , en mompelde eenige onverstaanbaare woorden. Vervolgens riep hy, met eene vergenoegde houding , luidkeels uit : „ Ziet hier nu , „ wyze Indiaanen ! ziet hier een onbetwistbaar bewys „ myner opregtheid. Gy, krygsman, die het werktuig „ des doods in uwe hand hebt, moogt alle uwe kragt „ gebruiken ; gy zult niet alleen het hoofd niet van „ myn ligchaam kunnen scheiden, maar de slag zal zelfs „ het vel van mynen hals niet doorsnyden Naauw lyks had hy deeze woorden geuit of de Indiaan sloer met een yslyken slag het hoofd van den Serjant af, dat het twintig ellen ver vloog. De Wilden stonden pal van verbaasdheid. Zy aanschouwden den bebloeden romp, en sloegen een oogenblik daarna 't oog op hen zelven , even als wilden zy elkanderen hunne domme ligtgeloovigheid verwyten. Verwonderd nochtans over de list , door den vreemdeling gebruikt, om zynen dood te verkorten, en de pyniging" voor hem bereid , te ontgaan , deeden zy zyn lyk dé laatste eer der overleedenen aan, volgens 's lands gewoonte. Eenige-  EENIGE ONBEKENDE STUKJES. I De President Jeannin, die zich in Frankryk door zyne verdiensten tot een groot aanzien verheven had, werd als Ambassadeur naar Spanje gezonden, waarom men hem naderhand Jeannin de Castille noemde. De hoogmoedige Spanjaarden, onderzoek gedaan hebbende naar de afkomst van deezen grooten man, klaagden aan hunnen Koning, dat de Franschen, zekerlyk uit minagting voor de natie, een Ambassadeur hadden overgezonden , die zelfs geen edelman was. Daags na deeze klagt, verkreeg de Ambassadeur gehoor , en de Koning vraagde hem , of hy een edelman ware? „ Ja, gaf hy ten antwoord: indien Adam ,, een edelman geweest is," ■ ,, Wiens zoon zyt gy?" vraagde de Koning verder. De President antwoorde: „ van myne deugden." Deeze woorden vol edele waarheid, troffen 's Konings hart dermaate, dat hy hem vriendelyk ontving en een gundig gehoor gaf. Hy verkreeg naderhand de volkomene agting van zyne Majesteit, en werd van de grooten ontzien. Zyne onderhandelingen met het Spaansche Hof waaren zeer gelukkig , en het moeide iedereen toen hy te rug geroepen werd. II De gemeenzaamheid van den teGenwoordigen Keizer van 't Duitsche Ryk geeft hem daaglyks gelegenheid om zyne regtvaardigheid en weldaadigheid openbaar te maaken. Onlangs ging deeze Vorst, zonder eenig gevolg, een armen Officier bezoeken, die vader was van een talryk huisgezin. Hy vond hem aan tafel, met tien kinderen van hem, en een weeskind, welk hy, niet tegenstaande zyne armoede, tot zig genomen had. De Keizer was eenigszins verbaasd over dit gezigt; „ Ik wist wel," zeide hy tot den Officier, „ dat gy tien kinderen hadt; maar van wien is dit elfde ?" 1 De Officier antwoordde, F3 dat  86 EENIGE ONBEKENDE STUKJES dat het een ongelukkig kind was, welk hy voor de deur van zyn huis had vinden liggen. De Keizer , grootlyks hierover aangedaan, kon zyne traanen niet weêrhouden. „ Ik moet voortaan alle deeze kinderen in de kost neemen" zeide hy, en ik begeer, dat gy voortgaat, hun voorbeelden van deugd en eer te geeven. Ik zal u voor elk twee honderd guldens in 't jaar betaalen. Morgen zult van myn Thresaurier het eerste vierendeeljaars ontvangen. Ik zal zorg draagen voor uweu oudfsten zoon den Lieutenant. III. De Heer Chriftoffel Stephens, tabakshandelaar te Redding, had door zyne koopmanschap vry veel gelds gewonnen. Geene kinderen hebbende, zond hy om zynen neef, met voorneemen, om hem erfgenaam te maaken. De jongman kwam by hem aan huis, en liet welhaast eene onmaatige neiging tot vermaak blyken. De Predikant van Reading, die veel op den ouden man vermogt, nam op zekeren dag, wanneer hy met hem over de godloosheid der eeuwe sprak , de gelegenheid waar, om hem deeze en geene zaaken, noopens het gedrag van zyn neef te herinneren. „ Gy kent zyn karakter", zeide hy, „ en besluit evenwel, hem uw goed te laaten erven ; waar 't niet beter aan liefdedaaden besteed, dan aan een jongen ligtmis, die het schielyk zal doorbrengen, om zyne buitenspoorigbeid bot te vieren ?" —— „ Domine" , antwoordde de Heer Stephens, 't geen gy my zegt, komt op den preekstoel ongemeen wel te pas; maar 't is myn gevoelen niet. Ik heb altoos gedagt, dat de verwantschap het voornaamste voorwerp onzer liefde behoorde te weezen. Myn neef zal nooit zo veel vermaak hebben in 't verkwisten van myn geld, als ik in 't winnen gehad heb. Ik leg hem om zyne losheid geen schelling minder toe. Hoe meer hy verkwist, hoe meer geld hy noodig heeft." IV. Jacob de eerste, Koning van Engeland, was gewoon,: in  EEN HOOGE EN MIDDELM. LEEVENSTAND. ENZ. 87 in de kerk, geduurende den godsdienst, te praaten met zyne Hovelingen en andere Heeren , die in zyne gunst stonden. Doctor Laud, op zekeren zondag voor 't hof preekende, en bespeurende, dat zyne Majesteit zich niet stil kon houden, brak zyne redevoering telkens af, wanneer hy hem zyne neiging zag opvolgen. Na 't eindigen van den dienst vraagde de Koning hem, waarom hy zo dikwils had opgehouden met spreeken. „ Ik vreesde", antwoordde de Doctor, „ den eerbied , aan uwe Majesteit verschuldigd , te kort te doen , indien ik u in de rede viel." „ Zeer wel" , hernam de Koning; „ ik „ beloof u van myn kant, dat ik, wanneer gy preekt, u ook niet meer in de rede zal vallen." EEN HOOGE EN MIDDELMAATIGE LEEVENSTAND MET ELKANDER VERGELEEKEN TEN AANZIEN VAN HUNNE VOOR- EN NADEELEN. Hujus qui trabitur praetextum sumere mavis, An Fidenarum ? Gabiorumque esse potestas ? Juvenal. Sat. X. Da hekelschryver stelt in deeze woorden twee leevensstanden aan onze keuze, naamlyk het toppunt van magt en luister, en eene eerbaare middelmatigheid. Laat ons onderzoeken , welke van beiden wenschlykst en voor den grootsten zegen te houden zy. Wy moeten ten dien einde de voor- en nadeelen van ieder derzelven tegen elkander op de schaal leggen: dit gedaan hebbende, zullen wy ons een juist denkbeeld van beider waardy kunnen vormen. Stel dan in de eerste plaats een man, ryklyk gezegend met goederen; stel hem, begaafd met alle vereischten tot de hoogste leevenstanden. Laat hem, in onze verbeelding, de gunsteling van zyn Souverain zyn, op wien hy alles vermag.— Zekerlyk komt dit, op 't eerste gezigt, oneindig ver verkieslyk voor, boven een middelmaatigen of nederigen staat Maar wy moeten ons onderzoek zo schielyk niet staaken': wy  33 EEN HOOGE EN MIDDELM. LEEVENSTAND, ENZ. wy moeten ons verbeelden de geheime beweegingen van zyn hart voor ons open te zien, en hieruit het besluit opmaaken. — De hooge gedagten, die zyn Souverain van hem heeft, maaken hem altoos onderhevig aan de afgunst en kwaadaartigheid der zulken , die op hun meesters genegenheid even veel regt meenen te hebben als hy heeft. Zy zullen niet ligt een steen onaangeroerd laaten, dien ze hem in den weg kunnen leggen. Hoe bedaard van gemoedsgesteltenis hy moge weczen, zy zullen altoos samenspannen om zyne rust te stooren. En wat moet hy by zulk eene gelegenheid denken? Moet hy niet geduurig vreezen , dat zyne vyanden , t'eeniger tyd , kans zullen hebben om hem onverhoeds uit zyns meesters gunst te stooten? Moet hy niet onophoudlyk zig kwellen om ■wapens te smeeden, waarmede hy hem overwinne, of, ten minste zynen grond bescherme ? Deeze vraagen onthouden niets twyfelagtigs: men mag ze gereedlyk met ja beantwoorden. Wat genoegen kan derhalven de aanzienlyke post, die hy bekleedt, hem verschaffen, wanneer alles van binnen niet wel gesteld is? wanneer hy gestadig door de vreeze voor zyne vyanden, die nimmer van hunne kwaadaartige oogmerken afzien, gekweld en gefolterd wordt? Genoeg. Wy hebben de aandoeningen van zulk een man nagespeurd: laat ons nu in de tweede plaats zien, wat 'er omgaat in het hart van hem, die gezegend is met zo veel als hy noodig heeft om in een middelmaatigen staat te leeven, Geene zorgen voor het staatsbestuur dringen zig in zynen boezem : hy vreest niet voor nyd of afgunst zyns naasten : zyne spheer is niet verheven genoeg om de aandagt te trekken: hy geniet de zegeningen deezer wereld in rust en vrede. De zwakheden, waaraan de menschlyke natuur onderhevig is, kunnen hem, 't is waar, somtyds eenige smert en rustloosheid baaren: maar dit heeft hy slegts gemeen met den man, wiens omstandigheden wy boven onderzogten, en wiens ligchaamlyke kwaalen altoos verknogt zyn met grievende smerten der ziele. Kortom, deezen man kan alleen gezegd worden van het leeven genot te hebbn. Ons onderzoek is volbragt: ik zal my met geene verdere betooging van dit onderwerp ophouden. Kies wat u't beste dunkt.  GEDAGTEN OVER HET ONDERSTEUNEN DER BEHOEFTIGEN. „ Gy zult uwen naasten beminnen, gelyk u zelven." Dit is een kristelyke pligt, óns door 't hoogst gezag aanbevolen en overvloediglyk door de heilige schriften ingescherpt: maar 't is onmogelyk onze naasten dus te beminnen, zonder medelyden te hebben met zyne rampen, of weezenlyk medelyden met hem te hebben, zonder hem zo veel hulp té bieden als in ons vermogen is. ,, Die 't goed der wereld heeft;" zegt de Apostel Joannis; (*) ,, en zynen broeder gebrek ziet lyden, en zyn hart voor hem sluit, hoe blyft de liefde Gods in hem?" Hiermede geeft de heilige schryver te kennen, dat, waar de liefde jegens onzen evenmensch niet is, de liefde Gods! insgelyks ontbreekt ; want inderdaad dé waare liefde Gods, in ons hart uitgestort zynde, breidt zig natuurlyker wyze, over alle zyne redelyke schepsels uit, en maakt haare bezitters kinderen van hem, „ die zyne zon doet opgaan over boozen en goeden, en regent over regt„ vaardigen en onregtvaardigen." Wilt gy in uwe ongelukken verligting genieten ? Help" dan uwen bedroefden evenmensch, naar zyne behoefte , en naar uw vermogen , 't zy zyn ongeluk in hartzeer ; pyn, ziekte of armoede bestaa. Tot het laatste zal ik myne beschouwing thans bepaalen, dat is, tot de hulp,' die men aan armen en behoeftigen verschuldigd is. 't Is buiten tegenspraak de pligt van menschen, die eenig vermoogen hebben, naar evenredigheid gulhartig' en milddaadig te zyn : doch zo hunne mildheid niet door voorzigtigheid bestuurd wordt, kunnen zy kwaad doen , daar zy goed voor hadden. Men meet derhalven agt gee ven (*) Joh, III. 17 (+) Matth. V. 45. VI. Afd. XIV. Deel G  90 GEDAGTEN OVER DE ONDERSTEUNING ven op eene welberadene keuze der voorwerpen, op eene behoorelyke maat in de giften, en op eene bekwaame manier om ze te besteeden. Zo verre myne waarneeming strekt, schynt in 't algemeen eene nederige zedigheid de waardige voorwerpen te vergezellen, waardoor men menigmaal verpligt wordt om ze te zoeken , en omtrent sommigen , wier staat weleer aanzienelyk was, is de manier, op welke men hen behoort te helpen , eenigzins teder, 't Zou naar wreedheid zweemen hen met de gemeene armen gelyk te stellen, of hen onderstand te geeven uit de openbaare giften, die de mildheid van de rykste en weldaadigste leden der verscheidene gemeenten , waartoe zy behooren, voor hunne behoeftige broeders verordend heeft. Indien de tegenwoordige hulp alles is , wat hun geval vereischt, laat hen dan niet voor zig zelven daarom verzoeken ; maar laat een goed vriend , of een nabuur of twee, hen van dien harden post ontheffen door te verzamelen 't geen zy noodig hebben. Dit is , dunkt my , niet meer, dan voor anderen te doen , 't geen wy in zulke omstandigheden gaarne zouden willen dat men voor ons deed. Indien 't geval van dien aart is, dat het eenen geduurigen onderstand vereischt, behoorde eene maandelyksche, vierendeeljaarsche, halfjaarsche of jaarlyksche inschryving onder de weldaadigen te geschieden , naar maate van ieders menschlievendheid en omstandigheden. Wanneer 't saizoen streng, 't werk schaarsch of de leevensmiddelen duur zyn , is 't evenrediger en van meer kragt, algemeene inschryvingen, tot ondersteuning der behoeftigen in ieder kerspel, wyk of andere byzondere verdeeling te bevorderen, dan te gedoogen, dat een klein getal van weldaadigen en menschlievenden al te veel bezwaard wordt, terwyl menig een, wiens vermogen even groot, zo niet grooter is, de laagheid heeft van zyne kas geslooten te houden. 't Zou niet kwaad zyn, dat zy, die , uit goedhartigheid ,  DER behoeftigen 91 heid, op vaste tyden, geld, brood, brandstof en andere noodwendigheden uitdeelen, in overweeging namen, of deeze handelwyze geen onbehoorlyk vertrouwen op hunne mildheid verwekt, in de gemoederen der geenen, die 't gegeevene met gretigheid ontvangen , en of dit zulken , die bekwaam zyn om te werken, niet meer in 't stuk van eigene verdiensten doet verliezen, dan de waardy der geschenken , waar zy op wagten, bedraagt. Ook mogten deeze liefderyke en medeelzaame menschen wel bedenken, dat zy,te onverschillig in hunne uitdeelingen te werk gaande, in weêrwil van hun goed oogmerk, de luijen en onwaardigen in de ondeugd sterken , en, naar evenredigheid hiervan,, zig zelven buiten staat stellen om zulken, die 't inderdaad verdienen, te helpen, 't Staa my ook vry , aan te merken,' dat schoon de waare Kristelyke liefde niet geoefend kan worden dan door goed te doen, naar maate van zyn bezit, zy altoos zig van haaren pligt zal kwyten , op zulk eene geheime wyze als mogelyk is, om den praalenden schyn van uitmuntendheid boven anderen te vermyden, volgens deeze Goddelyke les: „ als gy aalmoesen geeft, zo laat uwe flinke hand niet weeten , wat de regte ;, doet." (*).' ; Een hart, vervuld met Kristelyke liefde, is gevoelig voor allen, en kan niemand, die volstrekt behoeftig is, hulp weigeren ; doch men moet evenwel zekerlyk eene voorzigtigtige onderscheiding maaken tusschen waardige en onwaardige voorwerpen, en ook tusschen zulken, die minder of meer waardig zyn , voornaamelyk in byzondere liefdegiften , welke aan 't goeddunken des geweetens overgelaaten moeten worden. Inschryvingen en giften voor gasthuizen, tot onderdand van zieken, gekwetsten, krankzinnigen en diergelyke onlukkige menschen gestigt, zyn buiten twyfel zeer dienstig en grootelyks aan te pryzen, voornaamelyk, indien de geevers hieuan liever esn gedeelte van hunne bezittinge by (*) Matth. VI. 3, G2 &  GEDAGTEN OVER DE ONDERSTEUNING by hun leeven besteeden, dan dat zy hunne opvolgers 'er mede belasten , wanneer zy zelve ze niet langer kunnen genieten. Ik wil egter door deeze aanmerking geenszins de ersmaakingen aan de bovengemelde godshuizen afraaden, maar alleen aanpryzen 't geen my voorkomt de verkiezelykste manier te zyn, om met den besten uitslag, zo' voor de geevers als voor de ontvangers, aan 't oogmerk te beantwoorden. Uitkeeringen tot onderstand van beklaagelyke voorwerpen , die om geringe schulden in de gevangenis gehouden worden, en 't herstellen van hunne vryheid door 't met de schuldeisschers af te maaken, volgens de manier der maatschappye, tot dit oogmerk edelmoediglyk te Londen en Norwich vereenigd, zyn loffelyke iiefdedaaden. Hier door worden deeze ongelukkigen verlost van de besmettende rioelen van ongedierte, zedeloosheid en ondeugd; hierdoor worden mannen aan hunne vrouwen, ouders aan hunne kinderen, en veele nuttige handen aan den dienst der maatschappy wedergegeeven. Wat de gemeene bedelaars betreft, die, tegen wet en schaamte, in de straaten der lieden en op de openbaare wegen zwerven; men kan naauwelyks twyfelen, of veelen, zo niet de meesten van hun, zyn eerder voorwerpen van straf dan van liefdegiften. De stoute en aandringende onbeschoftheid van sommigen, de zelfbeklagende' toon en geduurige klagten van anderen geeven klaar genoeg te kennen, dat luiheid en list hen meer tot het bedelen beweegt, dan toevallige noodzaakelykheid. Zulke luiden sterkt men door 't geeven van aalmoezen in hunne handelwyze : men moedigt hen aan om 't publiek by aanhoudenheid eene lastige schatting af te vorderen, terwyl anderen , die de weldaadigheid beter verdienen, t'huis kunnen vergaan, by gebrek van openlyk iemand te durven aanspreeken, of van vrienden die zulks voor hen willen doen. Wanneer deeze ongelukkigen, door dringenden nood geperst,de voorbygaanden om liefdegiften bidden, doen zy 't zelden vóór den schemeravond, en altoos met zo veel  DER BEHOEFTIGEN 93 veel zedigheid en schroom, dat zy dikwerf ongetroost afgeweezen worden. Men heeft hen somtyds schreijende zien weggaan , en zulke beweeglyke blyken van verlegenheid aan hen bespeurd, dat men niet kon nalaaten hen te volgen . en hen te geeven 't geen men aan hen verzoek geweigerd had. Groote misbruiken vloeijen voort uit de gemeene streeken der bedelaary, welke doorgaands onder allerhande voorwendsels gepleegd wordt. Sommigen vertoonen geschreevene smeekscbriften, ondertekend met aanzienlyke naamen , menigmaal door bedrog verkreegen, of nagemaakt, om hen, die zy aanspreeken, te misleiden. Doch om deze manier van bedelen met kragt tegen te gaan , zou myn voorstel zyn , dat men geen mensch , wie 't ook ware , eenige aanmoediging geeven moest , zo hy voor zig zelven eene liefdegift verzogt, 't zy mondeling of by geschrifte. Anderen geeven voor, door brand, door overstrooming hunne bezittingen verlooren te hebben , gevangen en in slaaverny gevoerd, of door andere jammerlyke gevallen , ongelukkig geworden te zyn. Slegte vrouwspersoonen vertoonen zig met kinderen op den rug of in de armen; kinderen, die zy veelal van anderen geleend of gestolen hebben, en die zy een allerysselykst misbaar laaten maaken, om medelyden te verwekken. Daar zyn 'er, die eerst loeren, of zy iets deelen kunnen; en als men ze onverwagt vindt op eene plaats, daar zy niet weezen moesten, beginnen zy terstond te bedelen, om slegter voornemens te verbergen. Deeze en verscheidene andere bedriegeryen gaan al te veel in zwang, en moeten de weldaadigen voorzigtig maaken. Want al bezitten zy overvloedige schatten, en al kunnen zy groote sommen uitdeelen, 't is nogtans zeer te beklaagen, dat hunne geschenken, met een goed oogmerk gegeeven, zo ligt in onwaardige handen vallen, daar de weezenlyke behoeftigheid zo groot en veelvuldig is, dat zy onmogelyk in staat zyn allen te helpen, die zulks noodig hebben. G 3 De  54 GEDAGTEN OVER DE ONDERSTEUNING ENZ Ds leezer begrypt ligtelyk, dat ik deeze waarschouwingen niet voorstel aan zulken , die, van alle barmhartigheid ontbloot,, honderden op honderden en duizenden op duizenden stapelen , in plaats van den ongelukkigen, den armen en behoeftigen behoorelyke hulp te bieden. Aan deezen zyn alle lessen en betoogingen kwalyk besteed : hunne ooren zyn doof voor 't gekerm der ellendigen, hunneharten zyn aan 'taardsche gehegt, en voor tedere aandoeningen van medelyden toegeschroeid, zy gedraagen zich, als of zy hun geld voor waardiger hielden om bewaard te worden , dan hunne zielen. En waartoe verzamelen zy 't by stukken, dan om 't in één klomp te verliezen, wanneer de onvermydelyke dood hen van hunnen schat afscheiden, en den stapel, die zo lang nutteloos geweest is, als een gedenkteken hunner dwaasheid vertoonen zal ? Gantsch anders is de aart der geenen, die zig beschouwen als rentmeesters, aangesteld door den grooten Schepper en vrymagtigen eigenaar aller zaaken, en voor hem aanspraakelyk; die alle buitenspoorigheden, alle overdaad vermyden, zig vergenoegende met eene eenvoudige en heilzaame soberheid, en zelfs zig onthoudende van 't geen de meesten als nuttig geryf aanmerken , opdat zy beter in staat mogen zyn om weldaadigheid en mededeelzaamheid te oefenen. Zulken zyn 't, die ,, God met al hun hart, en „ hunne naasten als zig zelven liefhebben ;" en zo behoorden alle Kristenen zig te gedraagen. AAN-  AANMERKINGEN OVER DEN STAAT VAN BOSTON, MASSACHUSETS BAAI , EN ANDERE VOLKPLANTINGEN IN NOORD - AMERIKA. Door den Eerw. Heer andrew burnaby, A. M. Vikaris van Greenwich. Boston, de hoofdstad van Masfachuset's Baai in NieuwEngeland, is eene der grootste en bloeijendste steden in Noord-Amerika, 't Ligt op een schiereiland, of liever op een eiland , dat aan 't vaste land gehegt is door eene landengte of een' smallen uithoek, zynde een halve myl lang, aan het einde van eene ruime en schoone haven, gedekt voor de zee door verscheidene kleine eilanden. De lengte bedraagt omtrent twee mylen, en de breedte een halve myl. 't Getal der huizen wordt op 3000, en dat der inwooneren op 18000 of 20000 geschat. De ingang der haven is voorzien van een zeer goede vuurbaak; en op een eiland, omtrent eene myl van de stad, is een aanzienelyk kasteel, voorzien van ongeveer 150 stukken geschut, rondom hetzelve zyn verscheidene batteryen, en byzonderlyk eene die zeer sterk en door den heer Shirley gestigt is. In de stad zyn ook twee batteryen, ieder voor 16 of 20 stukken; maar naar myne gedachten zo sterk niet als de gemelde. De gebouwen te Boston zyn in 't algemeen goed; de straaten zyn ruim en wel geplaveid; en over 't geheel heeft de de stad veel overeenkomst met sommige van onze beste binnenlandsche steden. De omliggende landstreek is by uitstekvermaakelyk; en op een' berg, digt by de stad gelegen , waar op een baken staat, om, in geval van verrassing, de nabuurschap schielyk te waarschouwen , heefc men een der fraaiste uitzigten, het schoonste en rykste verschiet, dat ik ooit gezien heb. De voornaamste openbaare gebouwen bestaan uit drie kerken; dertien of veertien godsdienstige vergaderplaatsen ; 't paleis van den Gouverneur; de plaats van samenkomst of beurs; een hal voor wollen stoffen; eene linnenwevery; een G4 werk-  96 AANMERKINGEN WEGENS BOSTQn, werk- of tugthuis; een lands koornmagazyn, en een zeer fraaije werf of kaai, zynde ten minste een halve myl lang, aangelegd op kosten van eenige byzondere heeren, tot het laaden en ontlaaden van schepen. Deeze gebouwen zyn zeer fraai. ' De kerk , 's Konings kapel geheeten , is ongemeen pragtig, en in den Korinthischcn smaak gestigt. Men heeft 'er ook eene byzondere fraaije koncertzaal, grootsch gebouwd naar de Jonische manier- Ik had rede om de lugtgesteltenis van Boston voor ongezond te houden , dewyl 'er', staande myn verblyf aldaar, dagelyks veele menschen be-' graaven wierden. 't Gewest van Massachufet's. Baai, waarin het distrikt van Plymouth mede begreepen is , ligt tusschen 41 en' 43 graaden noorderbreedte, en omtrent 72 graaden westelyke lengte. De lugtstreek, de grond, de'natuurlyke voortbrengsels in derzelver verbeterden staat, zyn meestal gelyk aan die van Rhode-eiland, 't Is verdeeld in landschappen en steden. Ieder stadsgebied, dat veertig vrye eigenaars bevat, heeft regt om een lid ter vergaderinge te zenden. Het tegenwoordige getal van gemagtigden bedraagt tusschen de 130 en 140, waaronder vier die door Boston afgevaardigd worden. Men rekent het getal der inwooners van dit gewest op 200000 onder welken veertigduizend bekwaam zyn om de wapenen te draagen. Zy dryven een' aanzienlyken handel , meest op de wyze der Rhode- eilanders; doch zy voeren voornaame artikels uit, die de Rhode-eilanders niet hebben. Zy bouwen, naamelyk, jaarlyks een groot getal schepen , en zenden die, met gezouten visch gelaaden , naar Groot-Brittanje, om ze aldaar te verkoopen. Behalven deeze artikels, zyn hunne fabrieken van geen groot belang; die van sterke dranken , traan en yzer, zyn de voornaamsten. Zy maaken beverhairen hoeden, die zy 't stuk voor een moidore, verkoopen; en eenige jaaren geleeden, rigtten zy eene fabriek op, om de Ierscbe ingezetenen tot het maaken van linnens aan te moedigen; doch met het uitbersten van den oorlog werd het arbeidsloon zo  massachuset's-baai , enz. 93 zoduur, dat zy 'er onmogelyk mede konden voortgaan» Zy doen, gelyk de overige volkplantingen ook, bun best, om wollen stoffen te maaken; maar hierin hebben zy 't nog niet verre gebragt. Ik geloof inderdaad, dat zy 'er niet ligt in zullen slaagen; want de Amerikaansche wol js niet alleen zeer grof, maar ook ongemeen kort , in vergelyking van de Engelsche. Zo veel ik door naauwkeurig onderzoek heb kunnen gewaar worden, heeft niemand ooit Amerikaansche wol gezien, die langer was dan zeven duim; daar ze in de landschappen van Lincoln en Leicester dikwerf twee-en • twintig duim lang gevonden wordt. In de zuidelyke koloniën, ten minste in die gedeelten derzelven , waar ik gereisd heb, is naauwelyks ééne weide; ik weet niet, of't hieraan, of aan de sterke hitte toe te schryven is; althans de wol is kort en hairig. De noordelyke koloniën hebben wel meer weiden; maar ze zyn eenige maanden met sneeuw bedekt; en zonder de schaapen zorgvuldig te stallen , en zo wel voor ziekten als voor wilde dieren te behoeden, 't welk niet gemaklyk te «doen is , zou 't byna onmogelyk zyn hun getal tot eenige grootheid te brengen. De Amerikaanen schynen hiervan bewust te zyn; en niettegenstaande een zeer streng verbod, ontbieden zy alle jaaren een aanzienlyk getal rammen uit Engeland, om den tuk te verbeteren en te vermenigvuldigen. Hoe 't met de landen buiten de Allegheny en op de banken van de Ohio gelegen'is, weet ik niet; men . zegt, dat ze zeer ryk zyn ; maar 't klimaat is , even guur ; en uit de vergelyking van verscheidene berigten besluit ik , dat de strengheid van hitte en koude door de bebouwing van 't land niet veel vermindert. De lugt wordt drooger en gezonder , naar maate het hout gehakt en de grond gezuiverd en bebouwd wordt; maar de koude is daarom niet minder doordringende, noch de sneeuw minder veelvuldig. Ik denk derhalven over 't geheel, dat Amerika, schoon 't, door byzondere zorg en oplettendheid, taamelyke wol, in kleine hoeveelheid, kan voortbrengen,egter nooit in staat zal zyn, G5 do-  9§ AANMERKINGEN WEGENS BOSTON, dezelve zo overvloedig en zo goed van aart op te leveren , dat ze tot het noodige gebruik der ingezetenen kan dienen. De regeering deezer provincie is in handen van een'Gouverneur of'Luitenant-Gouverneur, door den Koning aangesteld; een' Raad van agt-en-twintig persoonen, die alle jaaren , met goedkeuring des Gouverneurs , door de algemeene vergadering benoemd wordt; en een huis van gemagtigden, jaarelyks door de ingelanden verkoren. De Gouverneur stelt al 't krygsvolk en de officieren aan; ook benoemt en verkiest hy, met toestemming van den Raad, alle burgerlyke amptenaaren, behalven die, wier bedieningen tot 's lands inkomsten eenige betrekking hebben. Hy roept de vergadering byeen, en (stelt ze uit; zyn gezag is in alle opzigten zeer uitgestrekt. Zyne bezolding, met de voordeelen, bedraagt omtrent 1300 pond sterling in 't jaar. De Gouverneur en Raad te samen hebben de magt van testamenten , voogdyschappen en egtscheidingea toe te staan. Verscheidene regtbanken zyn 'er. Alle zaaken beneden twintig schellingen sterling komen voor een vrederegter, van wiens uitspraak men zig kan beroepen op de laage bank van gemeene regtsgedingen; en van deeze op 't hooge provinciaale Geregtshof, wanneer hetzelve de ronde doet. Dit heeft ook magt om over lyfstraffelyke zaaken te zitten en te vonnissen, en bestaat uit eenen hoofdregter en eenige byzitters. Van dit Hof verkrygt men, wanneer "t vonnis niet voldoet, eene wederhooring der zaak, door een byzonder lighaam van gezworene goede mannen; en zelfs, by verzoek aan de algemeene vergadering , eene tweede wederhooring: de laatste toevlugt is tot 's Konings Raad; doch dit heeft alleen plaats in zaaken, waaraan 300 pond sterling hangt; en 't beroep moet geschieden binnen veertien dagen na 't vonnis. De Godsdienst , welke hier, gelyk in alle de andere gewesten van Nieuw-Engeland standgrypt, is die der Congregationalisten; eene leer, in sommige geringe punten , doch in geen zeer gewigtig stuk, van de Presbyteriaansche ver-  MASSACHUSET's-BAAI, ENZ. 99 verschillende. Behalven deeze zyn 'er egter zeer veele aanhangers van andere gezindheden, inzonderheid van de Engelsche Kerk, welke zig schynt uit te breiden en dagelyks meer in zwang te geraaken. Onlangs is te Cambridge een kerk opegeregt binnen't gezigt van't kollegie; dit maakte groote beweeging onder de Congregationalisten , die zulks aanmerken als den ongelukkigsten slag "welke by mogelykheid hunnen Godsdienst kon treffen, 't Gebouw is fraai, en de leeraar is een jongman van schitterende begaafdheden, groote geleerdheid, en zuivere en voorbeeldelyke zeden. De kunsten en weetenschappen schynen hier meer vorderingen gemaakt te hebben, dan in eenig ander gedeelte van Amerika. Het collegie van Havard is voor honderd jaaren reeds gestigt geweest; en, schoon 't bestek niet volmaakt is, heeft het egter een goed uitwerksel te wege gebragt. De kunsten zyn , ontegenspreekelyk, in Massachuset's Baai veel voorlyker, dan in Penslivanie of Nieuw - York. De openbaare gebouwen zyn veel sierlyker en 'er is een algemeener smaak voor de muziek, schilderkunst en fraaije letteren. 't Karakter der inwooneren deezer provincie is veel verbeterd, in vergelyking van eertyds; doch het puritanismus en de vervolgzugt zyn nog niet geheel uitgedoofd. De aanzienlyken van beiderlei kunne zyn gastvry en goedaartig; in hun gedrag heerscht de houding van beleefdheid; doch 't is gedwongen door pligtpleeging en naauwgezetheid. De vrouwen zelfs, van wier aart de lugtigheid doorgaans een byzonder kenmerk is, zyn hier styver en agterboudender dan in de andere koloniën. Zy zyn evenredig gevormd, schoon en teder van gestalte maar men zegt in 't algemeen, en heeft 'er zelfs een spreekwoord van gemaakt, dat zy slegte tanden hebben. De laagere klassen des volks zyn meer in 't uiterste van dit karakter, en, 't.geen altoos als eene byzonderheid van hun opgegeeven wordt, onbehoorelyk nieuwsgierig. Ik heb hooren zeggen, dat zeker heer van Philadelphia, die in 't doorreizen van NieuwEngeland verscheidene onaangenaamheden van deeze buiten-  100 AANMERKINGEN WEGENS BOSTON, tengewoone neiging ontmoet had , eindelyk een byna even buitengewoon middel bedagt, om 'er van ontslagen te worden. Hy had gemerkt , dat, als hy in eene herberg kwam, ieder persoon van 't huisgezin hem eene vraag of twee, betreffende zyn historie, voor te stellen had; en dat hy onmogelyk eenige verfrissching kon bekomen, eer zy allen voldaan waren , en elkanderen hunne nieuwstydingen medegedeeld , en die onderling vergeleeken hadden. Zo dra hy derhalven in zulk een huis kwam, vraagde hy naar den man , de vrouw , de zoons, dogters , knegts en meiden; en hen allen hebbende doen byeen komen, begon hy dus te spreeken: „ Vrienden, ik ben B. F. van '„ Philadelphia , van beroep een, . en een ongehuwd „ persoon ik heb eenige nabestaanden te Boston, welken „ ik een bezoek denk te geeven: myn verblyf zal kort „ zyn; ik zal my van hier weder naar huis begeeven, en „ myne bezigheden hervatten, gelyk een voorzigtig man #, behoort te doen. Dit is alles, wat ik van my zelven „ weet, en u by mogelykheid kan berigten : ik verzoek „ derhalven, dat gy u over my en myn paard ontfermt, „ en ons beiden eenige verfrissching geeft." Zonderlinge gesteltenissen en zeden brengen ligt zonderlinge gebruiken voort; doch zulke, die, oppervlakkig beschouwd, de uitwerksels van loutere onbeschaafdheid van karakter schynen , worden by nader onderzoek dikwers bevonden uit eenvoudigheid en onnozelheid voort te vloeijen. Eene zeer buitengewoone manier van vryen, welke somtyds onder 't gemeene volk in deeze provincie gebruikelyk is, en vertoeving (tarrying) genoemd wordt, heeft aanleiding tot deeze bedenking gegeeven. Wanneer een man op eene jonge dogter verliefd is, en haar ten huwelyk begeert , stelt hy de zaak voor aan haare ouders, zonder wier toestemming geen egtverbond in deeze kolonie kan aangegaan worden. Indien zy 'er niets tegen hebben , vergunnen zy hem eene nagt by haar te zyn, om haar te vryen. Het oude paar begeeft zig op den gewoonen tyd ter rust, en laat de jonge luiden de zaak schikken, zo zy kunnen: deezen by el kande-  MASSACHUSET'S-BAAI, ENZ. 101 kanderen gezeten hebbende, zo lang 't hun goeddunkt, gaan insgelykt samen te bed , echter uit een beginsel van schaamte hunne onderklederen aanhoudende. Zo de partyen eenig worden , is alles volmaakt wél : de geboden worden afgeleezen, en zy trouwen, zonder uitstel. Zo niet, dan scheiden zy, en zien elkanderen mogelyk nooit weder, ten zy de verlaatene schoonheid zwanger bevonden wordt, 't welk zelden gebeurt: in dit geval is de man verpligt haar te trouwen, op straf van buiten de gemeente geslooten te worden. De provincie van Massachuset's-Baai is, sedert eenige jaaren , eenigzins in verval geraakt. De inwooners hebben verscheidene takken van den koophandel verlooren, die zy waarschynelyk niet zullen wederkrygen, Zy plagten niet alleen aan Connecticut, maar ook aan andere deelen van 't vaste land , drooge waaren te leveren , en geld daarvoor' te ontvangen; maar nadat het papier gangbaar is geworden, zyn zy grootdeels van deezen handel beroofd. 't Vertier van schepen is aanmerkelyk verminderd; omdat zy nagelaaten hebben de vaartuigen met zo veel naauwkeurigheid te maaken, als voorheen. In hunne visscherven zyn zy ook zo gelukkig niet meer. Zy hebben daarenboven een aanzienelyk getal provinciaale troepen , geduurende den oorlog, in soldy gehad, en zyn belast geweest met zwaare schattingen, gelegd op bezittingen, zo van goederen als van persoonen. Sommige koopluiden te Boston , hebben , naar my van goeder hand berigt is, omtrent 400 pond sterling in 't jaar opgebragt. De belastintingen worden uitgeschreeven door byzondere beampten, die , benevens de aangestelde persoonen , kommiezen, opzienders en verscheidene anderen , jaarlyks door de ingelanden verkoren worden, tot het bestuur en opzigt over ieder byzonder stadsgebied. Men heeft in deeze volkplanting minder papieren geld, dan in eenige andere van Amerika. De gangbaare munt is meest goud en zilver; en Boston is, meen ik, de eenige plaats, waar geen munt is om geld te slaan.   102 AANMERKINGEN WEGENS BOSTON, Ik heb hooren spreeken van eene landswet, op zeer valsche staatsgronden gebouwd, welke de kapiteinen en kommandeurs der schepen verbiedt , vreemdelingen in de kolonie te brengen zonder verzekering te geeven, dat zy dezelve niet tot last zullen zyn. Over 't geheel is egter Mansachuset's - Baai onaangezien al 't gezegde, een gegoed, volkryk en wel onderhouden landschap. Ik kan 'er niet afstappen, zonder te gewaagen van eene zeer zonderlinge gebeurtenis , die my door luiden van ontwyfelbaare geloofwaardigheid verhaald is., en tot verdere opheldering van 't karakter en de zeden der inwooneren strekken kan. Voor eenige jaaren had zeker Kapitein op een van 's Konings oorlogschepen, na hier zyn' post bewaard te hebben, last, om van tyd tot tyd te kruissen, tot dekking van onzen koophandel en tot bedwang van den vyand. Ongelukkig gebeurde 't , dat hy van een' zyner kruistogten op zondag wederkeerde; en dewyl hy zyne vrouw te Boston had agtergelaaten, spoedde zy zig, zo dra zy de aankomst van 't schip hoorde , naar den waterkant, om hem te ontvangen. De Kapitein , voet aan land gezet hebbende, omhelsde haar met tederheid en liefde. Dit, waarby veele aanaanschouwers tegenwoordig waren, werd opgnomen als eene onbehoorelyke daad en eene onkuische ontheiliging van den sabbath 's Anderendaags werd hy derhalven voor de leden der regeering gedaagd , die hem, na verscheidene strenge berispingen en vroome vermaaningen, veroordeelden om in 't openbaar gegeesseld te worden. De Kapitein smoorde zyne misnoegdheid en gevoeligheid, zo veel doenlyk; en dewyl de straf, wegens haare veelvuldigheid, met geene groote schande of oneer verknogt was, ging hy in de beste gezelschappen, werd 'er wél ontvangen, en leefde 'er uiterlyk mede in vriendschap. Eindelyk liep de tyd van zyn verblyf ten einde; en hy werd terug ontbooden. Hy ging derhalven, in schyn bedroefd,' afscheid van zyne waardige vrienden neemen, en om vóór 't laatste vaarwel, nog een' dag vermaakelyk met elkanderen door te brengen, noodig-  MASSACHUSET'S-BAAI ENZ. 103 noodigde hy de voornaamste leden der regeering, en de voornaamste persoonen aan boord van zyn schip ten eeten, tegen den dag van zyn vertrek. Zy namen 't aan; en niets kon vrolyker en gastvryer zyn, dan de manier op welke hy hen onthaalde. Eindelyk kwam 't noodlottig oogenblik van hunne scheiding. 't Anker werd geligt, de zeilen losgewonden, en niets ontbrak 'er meer, dan 't sein om in zee te gaan. De Kapitein, hebbende op eene andoenelyke wyze afscheid van zyne waardige vrienden genomen , bragt hen op het dek, waar de sloeproeiers en 't scheepsvolk gereed stonden om hen te ontvangen. Hy dankte hen hier nogmaals voor de beleefdheid, die zy hem beweezen hadden, waaraan hy altoos zou gedenken: hy wenschte wel, zeide hy, dat het in zyn vermogen was, dezelve evenrediger te vergelden: een stuk van beleefdheid bleef nog tusschen hen te vereffenen, en dewyl hy zig in staat bevond om dit vry naauwkeurig te vergelden, wilde hy zulks nog doen. Hy bragt hen toen 't voorgevallene te binnen , en nadat hy 't volk last gegeeven had om ze te vleugelen, liet hy ze één' voor één' naar den overloop brengen, waar het bootsvolk hen ontkleedde, en ieder van hen op één' na veertig slagen met een geessel van negen touwen op den rug gaf. Zy werden vervolgens , midden onder 't gejuich en geroep van 't volk, in hunne booten geduwd; en de Kapitein , oogenblikkelyk in zee steekende , zeilde naar Engeland. Na zulk eene lange streek van dit vaste land doorgereisd te hebben, moet ik, eer ik 'er geheel afscheid van neem, mynen leezer om eenige toegeeflykheid verzoeken, terwyl ik een oogenblik stilhouden, en als 't ware van den top eener hoogte, myn oog agterwaards over 't geheele gewest laat wei den. Een denkbeeld, zo vreemd als grillig , heeft de gemoederen van de meeste menschen bekroopen , dat naamelyk de heerschappy westwaards henentrekt; en iedereen ziet met vuurige en ongeduldige verwagting het bepaalde oogenblik te gemoet, wanneer Amerika de wetten zal voorschryven. Maar zo ooit een gevoelen valsch of be drie-  104 AANMERKINGEN WEGENS BOSTON, driegelyk was, durf ik vrymoedig voorspellen, dat dit zodanig zyn zal. Amerika is tot geluk, maar niet tot heerschappy geschapen: in eene streek van 1200 mylen zag ik geen voorwerp om liefdaadigheid smeeken; maar ik zag 'er onoverkomelyke oorzaaken van zwakheid, welke niet zullen toelaaten , dat het een magtig land worde. Onze volkplantingen kunnen verdeeld worden in zuidelyke en noordelyke, zynde van elkanderen gescheiden door de Susquehannah, en door die verbeelde lyn, welke tusschen Maryland en Pensilvanie doorloopt. De zuidelyke volkplantingen hebben zo veele aankleevende oorzaaken van zwakheid, dat zy nooit een weezenlyke sterkte kunnen bezitten. 't Klimaat werkt zeer kragtdaadig op de inwooners, en maakt hen ongevoelig, werkeloos en ongeschikt tot onderneemingen: dit straalt in alle trekken van hun karakter door. De manier van door slaaven het land te laaten bewerken is eene andere onoverkomelyke oorzaak van zwakheid. 't Getal der negers in de zuidelyke koloniën is over 't geheel byna gelyk, zo niet grooter, dan dat der blanken; en zy teelen zelfs schielyker voort. Hun staat is inderdaad beklaagelyk ; hun arbeid by uitstek hard ; hun voedsel armhartig sober; hunne behandeling wreed en onderdrukkend. Zy moeten noodwendig een voorwerp van schrik zyn voor de geenen, die zulk eene onmenschelyke dwingelandy over hen oefenen. Wyders zyn de Indiaanen, die naby de grenzen woonen , eene groote oorzaak van schroom. De zuidelyke Indiaanen zyn talryk en worden volgens eene gezondere staatkunde geregeerd , dan weleer. De ondervinding heeft hen wysheid geleerd. Zy maaken nooit oorlogmet de kolonisten , zonder tekens van schrik en verwoesting agter zig te laaten. Geheele landstreeken breeken somtyds te samen op. De noordelyke volkplantingen hebben nog meer weezenlyke en zaakelyke tegenstribbelingen. Zy bestaan uit inwoon-  MASSACHUSET'S BAAI, ENZ. 105 wooners in allerhnnde landen gebooren, en in taal, zeden en gevoelens van Godsdienst, verschillende. Zy hebben onder elkanderen eene jaloersheid, die aangekweekt wordt door inzigten van belang, magt en meerderheid. De godsdienstige yver brandt ook, als een smeulend vuur, in de harten der verschillende gezindheden , die deeze gewesten bewoonen, en zou, zonder dwang van wetten en hoog gezag , schielyk in eene vlam van algemeene vervolging uitbersten. De vreedfaame kwakers worstelen zelfs sterk om de overhand, en toonen op eene zeer treffende wyze, dat de driften der menschen veel sterker zyn, dan eenige beginsels van Godsdienst. De kolonien zyn derhalven, afzonderlyk beschouwd, zeer zwak; nogtans zou men kunnen denken, dat zy door vereeniging of samenvloeijing sterk en gedugt konden worden; maar zulk eene vereeniging schynt byna onmogelyk te zyn. Zo dezelve op heerschappy of magt zou zyn gegrond, kan ze volstrekt niet gebeuren ; want al bemoeide Engeland zig 'er niet mede , begrypen de kolonien zelve het belang , der bewaaring van een evenwigt zo wel, dat zy naar myne gedagten , zig niet als luie aanschouwers zouden gedraagen , indien eene der volkplantingen haare nabuuren tragtte onder 't juk te brengen, 't Komt my inderdaad, zelfs ondersteld zynde dat alle kolonien van Amerika onder één hoofd vereenigd waren , zeer twyfelagtig voor , of 't mogelyk zou zyn, zulk een wyd en uitgestrekt gebied in de behoorlyke order te regeeren, aangezien de zwaarigheden van gemeenschap, onderhandeling, briefwisseling en andere hindernissen. Een gewillige verbintenis of vereeniging, ten minsten eene bestendige, is byna even moeijelyk te onderstellen want vuur en water zyn niet strydiger , dan de verscheidene volkplantingen van Noord Amerika. Niets kan de jaloersheid en afgunst te boven gaan, die zy tegen elkanderen hebben. De inwooners van Pensilvanie en NieuwYork hebben eene onuitputtelyke bron van verbittering in hunne jaloersheid over den handel van de Jerseys, Mas VI. Afd. XIV. DEEL. H  106 AANMERKINGEN WEGENS BOSTON, sachuset's -Bay en Rhode-eiland zyn niet minder met eigenbelang ingenomen wegens den handel van Conneticut. De West-Indiën zyn een algemeen onderwerp van afgunst voor hen allen. De grenzen en landscheidingen vaniedere kolonie zyn geduurige bronnen van twist. In 't kort , de kolonien verschillen dermaate in karakter, zeden, godsdienst en belangen, dat 'er myns bedunkens, zo ik 't menschelyk hart eenigzins ken , indien zy aan zig zelven overgelaaten waren , schielyk een burgerlyke oorlog zou ontstaan van het eene einde des vasten lands tot het andere; terwyl de Indiaanen en Negers, met. beter rede ongeduldig zouden wagten op bekwaame gelegenheid om hen allen te samen te verdelgen. Al onderstelt men om, onaangezien dit alles, dat geene, wat ik vast geloof dat nooit plaats zal hebben, naamelyk eene verbintenis of vereeniging aller kolonien ; zulks zou nogtans niet in staat zyn het gedagte uitwerksel voort te brengen. Want de uitgestrektheid der kust, door Amerikaansche volkplantingen bewoond, is zo groot, dat dezelve niet verdeedigd kan worden , dan door eene zeemagt. Amerika moet meester van de zee zyn, eer 't onafhangelyk of meester van zig zelf kan worden. Stel, dat de kolonien ooit zo volkryk zyn; stel, dat zy geduurig 100000 man in de wapenen kunnen houden ; (eene onderstelling, die in den hoogsten graad buitenspoorig is) een half dozyn fregatten zou nogtans gemakkelyk 't geheele land, van 't eene einde tot het andere , verwoesten en plonderen , zonder dat zy zulks by mogelykheid konden voorkomen, 't Land is doorsneeden van rivieren , die zo wyd zyn , dat 'er geene bruggen over gebouwd kunnen worden , en dit verhindert alle gemeenschap Een leger zou, by zulke omstandigheden nooit iets kunnen uitvoeren ; deszelfs verrigtingen zouden geheelenal te leur gesteld worden. Wyders, een groot gedeelte van Amerika's rykdom en magt steunt op de visscheryen en op den handel met de West.Indien; zonder deeze voorregten kan 't niet bestaan;  MASSACHUSET'S BAAI, ENZ. 107 staan; maar 't zou geheel afhangen van de genade der Mogendheid, die de oppermagt had. Ik besluit derhalven , dat Engeland , zo lang zyne meerderheid , in dit opzigt, stand blyft houden, ook in Amerika de hoogste magt zal bezitten; doch zo dra het de heerschappy van 't eene verliest, zal het ook van 't oppergebied over 't andere beroofd worden. Want die heerschappy aan Frankryk, Holland of eene andere Mogendheid vervallende, durf ik voorspellen , dat Amerika aan dezelve verbonden zal worden. GESPREK TUSSEN LOCKE EN BAYLE. Vertaald uit the Dialogues of the Dead, by Lord LYTTLETON. BAYLE. Ja; wy beiden waren philosoophen; maar myne philosophie was de diepste. Gy bevestigde zekerheden en ik twyfelde. LOCKE. Wilt gy het twyfelen tot een bewys van diepte in de philosophie maaken ? Het mag 'er een goed begin van weezen, maar het is een kwaad einde. BAYLE Neen: hoe verder onze naspooringen in de natuur en reden der dingen zich uitstrekken , hoe meer onzekerheid wy zullen vinden ; en de scherpzinnigste verstanden zien tegenwerpingen en zwaarigheden omtrent ieder stelsel , die door gemeene begrippen over het hoofd gezien worden , of niet te ontdekken zyn. H 2 LOCKE  108 GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. LOCKE. Het zou dan beter zyn geen philosooph te weezen, en zich by den gemeenen hoop van het menschdom te houden , om ten minsten het genoegen te kunnen hebben van te denken dat men iets weet. Ik ondervind dat de oogen , die de natuur my heeft gegeeven, veele dingen zeer klaar zien , alhoewel sommigen buiten het bereik van hun gezicht zyn. Wat zou ik moeten denken van een' geneesmeester, die goedvond my een oogwater aan te bieden , dat in het eerst hun gezicht zodanig zou scherpen, dat het zich verder dan de paaien van het gemeene zien uitstrekte; maar in het eind die oogen zoude uitbyten en my volstrekt blind maaken ? Zou het in my geen wysheid zyn, of nooit gebruik van dit middel te maaken , of 'er mede uit te scheiden , eer het zyne volkomen werking gedaan had? Uw philosophie, Mynheer Bayle, is voor de oogen van het verstand, het zelfde dat ik onderstelt heb het nostrum van den geneesmeester te weezen, voor die van het ligchaam. Zy bragt inderdaad uw fyn verstand, 't welk van natuure zeer scherpziende was, en nog meer zodanig gemaakt werd door konst en eene spitsvindigheid van redeneerkunde, u byzonder eigen zynde; zy bragt, zeg ik, uw fyn verstand zo verre, dat het niets duidelyk meer zag, en omwond alle de waarheden van Godsdienst en reden in eene mist van twyfeling. BAYLE. Ik beken dat dit waar was; maar uwe vergelyking , Mynheer, is niet juist. Ik zag niet wel voor dat ik myn philosophisch oogwater gebruikte; ik onderstelde slechts dat ik wel zag; maar stak in dwaaling met het overige van het menschdom. De blindheid was wezenlyk , de gewaarwordingen waren ingebeeld. Ik genas myzelven eerst van deeze valsche inbeeldingen , en toen poogde ik ook andere menschen te geneezen. LOCKE  GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. 109 LOCKE. Eene groote verrichting waarlyk! Denkt gy niet dat zy U een standbeeld behoorden opterechten, voor den dienst dien gy hen beweest? BAYLE. Ja; het is goed voor de menschelyke natuur haar eigen zwakheid te kennen. Wanneer wy eene sterkte waanen te bezitten, van welke wy ontbloot zyn , loopen wy groot gevaar van onszelven nadeel toe te brengen, of ten minsten van ons belagchelyk of verachtelyk te maaken, door het in 't werk stellen van ydele en niets betekenende poogingen. LOCKE. Ik ben 't met u eens, dat de menschelyke natuur haare eigen zwakheid behoort te kennen; maar tevens dat zy haare eigen sterkte behoort te gevoelen, en dezelve moet trachten aan te kweeken. Dit was myne bezigheid, als een philosooph. Ik bevlytigde my om de vermoogens van het verstand te ontdekken, om te zien wat het kon en wat het niet kon doen; om het te rug te houden van pocgingen die deszelfs bekwaamheid te boven gaan, en het te leeren vorderen zo verre als deszelfs natuurlyke krachten kunnen reiken. In den grooten oceaan der wysbegeerte zeilde ik met de lyn en het dieplood in myne handen. Dikwyls ontmoette ik rotsen en zandbanken in myn' weg : maar de zorg, van welke ik in het peilen gebruik maakten, deed my dezelven ontkomen. Ik bragt met my van dien togt eenige waarheden t'huis, die voor het menschdom van nut zyn, en het acht my voor zynen weldoener. BAYLE. Der menschen onkunde doet hen op die wyze denken. In vervolg van tyd zal eenig ander philosooph opstaan, en toonen dat deeze waarheden valschheden zyn. Hy zal voorH 3 gee-  110 GESPREK TuSSCHEN LOCKE EN BAYLE. geeven andere waarheden te ontdekken, die even gewigtig zyn. Laater zal weder een ander verschynen, die hem ook buiten geloof brengt. In de philosophie , verandert , gelyk in de natuur, alles van gedaante , en het eene ding bestaat door de verwoesting van een ander. LOCKE. Gevoelens, aangenomen zonder een geduldig onderzoek, afhangende van uitdrukkingen die niet duidelyk bepaald zyn, en grondbeginsels ontleend en aangenomen zonder bewys , gelyk beschouwelyke ontwerpen tot verklaaring van de verschynsels der natuure, gebouwd op onderstellingen in plaatse van proefneemingen , moeten by aanhoudendheid veranderen en het eene het andere verwoesten. Maar sommige, gevoelens zyn 'er, die zo op waarheid gevestigd zyn, en op zulke blykbaare gegrondheid steunen, en die het verstand aangenomen heeft op zulke redelyke bewysgronden van zekerheid, dat zy zo onbeweeglyk zyn als de pllaaren des hemels, of (om in den wysgeerigen styl te spreeken) als de groote wetten der natuur, door welke , onder Gods opzicht, het heel-al in stand word gehouden. Zyt gy van gedachten , Mynheer Bayle , dat het stelsel van Newton, 't welk op proefneemingen en meetkunde , de twee zekerste middelen om de waarheid te ontdekken, gebouwd, is, ooit zal instorten ? Of dat, dewyl de herssenschimmen van dweepers en de godgeleerdheid der schoolgeleerden niet kunnen staande gehouden worden, de leerstellingen van dien Godsdienst, welken ik, de openlyk verklaarde vyand van alle geestdryvery en valsche redeneering , geloofde en handhaafde, ooit aan 't wankelen gebragt zullen worden? BAYLE. Indien gy aan Descartes gevraagd had, toen zyn leer meest in zwang was, en hy de grootste toejuiching genoot, of hy dacht dat ooit zyn stelfel, door een of ander wysgeer, overhoop zoude worden gewornen, gelyk dat van Aristo-  GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE 111 Aristoteles door het zyne was overgekomen, wat antwoord meent gy dat hy u zou gegeeven hebben? LOCKE. Kom, kom, Mynheer .Bayle, gy zelf weet zeer wel het onderscheid tusschen de gegrondheden, op welken de geloofwaardigheid van deeze stelsels gebouwd is. Uw twyfelaary is meer gemaakt dan wezenlyk. Gy bevond het een korter weg om groote achting te verkrygen , (de eenige neiging van uw hart, ) door tegen te werpen, dan te verdedigen , door neder te storten dan op te bouwen. Uwe talenten waren verwonderlyk geschikt tot die soort van arbeid. Geen mensch bezat ooit zulk eene konstryke manier om aan het oog de donkere zyde van het betwiste onderwerp te vertoonen, en dat gedeelte te verbergen, 't welk door de waarheid bescheenen werd. Belangende uwe wyze van de samenhooping in een oordeelkundig Woordenboek , eene aangenaame vertelling, of een onbetaamlyke jokkerny, en eene bewysreden tegen den Christelyken Godsdienst; eene vernuftige wederlegging van eenig ongerymd schryver, en eene konstige spitsvindigheid om eene achtbaare waarheid verdacht te maaken, deeze wyze van doen, zeg ik, was by uitstek gemaklyk, voor alle onze jonge vrydenkers, die zich als vlugge vernuften willen vertoonen , zonder eenige gegronde kundigheid in het hoofd te hebben. Dus is uw roem wyd en zyd verbreid geworden. Maar wat nadeel hebt gy de menschelyke samenleving niet toegebragt! Gy hebt uwe poogingen aangewend, en in lang niet te vergeefs, om de grondslagen te doen wankelen, op welken de geheele zedelyke waereld en het groot gebouw der gelukzaligheid van de samenwooning eeniglyk rust. Hoe kost gy dit toch voor uw geweeten verantwoorden, schoon men zelfs onderstelle, dat uw gemoed met eenige twyfelingen was bezwaard , wegens de waarheid van een stelsel dat aan de deugd de aangenaamste hoop verschaft, aan de hardnekkige ondeugd de grootste vrees verwekt, en den berouw hebbenden zondaar de beste vertroos-  112 GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. troostingen uitlevert; dat zelfs de minste naderingen tot misdryf tegen gaat, en nochtans die veroorlovingen voor de zwakheden der menschelyke natuur vrylaat, welke de Stoicynsche hoogmoed aan dezelve weigerde , maar haare onvolmaaktheid echter vereischt ? BAYLE. Het gemoed is vry; en het is zeer geneigd om van deeze zyne vryheid gebruik te maaken. Alle beteugeling van hetzelve is eene geweldoefening aan deszelfs natuur gepleegd, en eene tiranny tegen welke men het recht heeft zich te verzetten. LOCKE. Het gemoed heeft een gezagvoerder binnen in zich , wien het betaamt en wiens pligt het is deszelfs vryheid te bepaalen. Die gezagvoerder is de Reden. BAYLE. Ja: maar de Reden, gelyk andere gezagvoerders, heeft eene staatkunde, meer afhangende van eene onzekere grilligheid dan van eenige gestaafde wetten. En indien de Reden , die in myn , of in uw gemoed het bewint voert, eens een begunstigd begrip heeft opgevat , vind dezelve niet alleen genoegen in 'er zichzelven naar te buigen, maar tevens in anderen zo verre te brengen dat zy 'er geen minder achting voor betoonen. Tevens vind deeze gezagvoerder groot vermaak in het vertoonen van zyn vermoogen tot vernietiging van begrippen, door anderen gevormd, en by het algemeen in hoogachting. LOCKE. Ik geloof inderdaad dat liefde tot dit vermoogen, waarvan gy spreekt, eene groote beweegreden is tot het in 't licht geeven van de meeste boeken onzer twyfelaaren. En Nero, onderstel ik, kan groot genoegen gevonden hebben in het verbranden van Rome. Het was een daad door wel-  GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. 113 welke by zyn eigen vermoogen toonde: maar wy redeneeren thans van recht, niet van magt. BAYLE. Iemand mag onvoorzichtig handelen, maar hy kan geen kwaad doen, met te zeggen het geen hy denkt waarheid te zyn. LOCKE. Een geestdryver, die leerstellingen voortbrengt, welke schadelyk zyn voor de samenleeving, of zodanigen bestryd, die derzelver nut bevorderen, kan de sterkte zyner bevatting of eene ongeregelde inbeelding aanvoeren, om zyn fout te verschoonen, maar uw koel herssengestel en klaar oordeel hebben zulke verontschuldigingen niet. Ik weet zeer wel, dat 'er plaatsen in uw werk zyn, en waarlyk niet weinige, in welken gy als een zedeleeraar spreekt. Ik heb gehoord dat gy ook leefde, als iemand die van alle ondeugden vry is. Maar wanneer gy , in andere deelen van uwe werken, de grondvesten van alle zedelyke pligten ondermynt, wat beteekent het dan dat gy wel van dezelven spreekt ? Hoe weinigen zullen op uwe algemeene voorschriften of op uw voorbeeld acht geeven? Hoe veelen, die sterker driften hebben dan gy had, en blyde zyn van de koord los te raaken, die hen wederhoud, zullen zich van uwe twyfelaary bedienen, om zich te ontdaan van alle verbintenissen van deugd en Godsdienst. Ongelukkig man, die zulk een gebruik van zulke bekwaamheden gemaakt heeft! Het zou veel beter voor uzelven en het gantsche menschdom geweest zyn, indien gy niet meer verstand had gehad dan de domste Noorman, of de ligtgeloovigste Monnik in een Portugeesch klooster. De goederen der ziele kunnen, gelyk die van het geluk, zodanig misbruikt worden, dat zy ontaarden in een bederf en pest voor de samenleeving , in plaatse van een versiersel en steun voor dezelve. H 5 BAY-  114 GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. BAYLE. Gy gaat zeer streng met my te werk. Maar re kent gy het niet voor verdienste, acht gy het geen goed voor de samenleeving, zo veel gedaan te hebben als ik deed, om het menschelyk geslacht te verlossen van de bedriegeryen en kluisters eener misleidende geestlykheid , van de, herssenschimmen der dweeperye , en van de verschrikkingen en dwaasheden van het bygeloof ? Wat kwaad heeft de valsche Godsdienst in de waereld niet al aangericht! Wat moorderyen, wat burgerkrygen, wat stuipen in het staatsbestier, wat verwarring in de samenleeving heeft hy zelfs in de voorige eeuw nog voortgebragt! Ja, heb ik 'er niet in die, in welke ik leefde, schoon veel meer verlicht dan de andere, eene geweldige vervolging in Frankryk door zien veroorzaaken, en de beste onderdaanen uit dat Koningkryk verdryven ? Geen wonder dan dat ik my beyverde om al dat kwaad in zyn' wortel te treffen. LOCKE. De wortel van al dit kwaad was valsche Godsdienst, maar gy laagt 'er op toe om den waaren te treffen. Hemel en hel verschillen niet meer van elkander dan het stelsel des geloofs, 't welk ik verdedigd heb, en dat het welk de yslykheden vooortbrengt waarvan gy gewag hebt gemaakt. Wat was uw oogmerk met dezelve, in sommige van uwe geschriften , zodanig te vermengen en te verwarren , dat het veel meer oplettendheid en oordeel vereischt dan de meeste leezers bezitten, om hen weder van elkander aftezonderen, en in staat te zyn om de behoorlyke onderscheidingen te maaken? Dit is de groote konst, die uw voorbeeld aan onze hedendaagsche Vrydenkers heeft geleerd. Zy weeten zich ingang te verwerven by vuurige en geestige gemoederen, door levendige slagen van reden en vernuft, tegen geestelyk bedrog, bygeloovigheid, noodlotdryving en dweepery. Maar op den zelfden tyd stryken zy verraaderlyk de kleuren van deezen op het gelaat van den waaren Godsdienst en kleeden haar in  GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. 115 in derzelver gewaad , met oogmerk om haar haatelyk te maaken by hen die geen doorzicht genoeg hebben om het bedrog te ontdekken. Nochtans is het zeker, dat 'er geen boek door de scherpzinnigste van deeze Heeren is geschreeven, dat zo gekant is tegen heilig bedrog,, geestelyke tiranny, tegen allerleie soort van zwakke bygeloovigheid, tegen al het geene dat kan dienen tot verstooring of benadeeling van de menschelyke samenleeving dan dat boek het geen zy zo sterk geneigd zyn te verachten. BAYLE. Indien ik misdaadig ben geweest in te verre te gaan, laat my toe het volgende tot verontscbuldiging 'van myn vergryp bytebrengen : het menschelyk geslacht is van zulk eene geaartheid , dat wanneer het buitenmaatig beet is gemaakt, het niet weder tot eene behoorlyke gesteldheid kan komen, voor dat het buitenmaatig koel is gemaakt. Myn twyfelaary was mooglyk noodzaaklyk tot geneezing der koorts en dolheid van valschen Godsdienst. LOCKE. Een wys voorschrift inderdaad , het verstand in een' staat van gevoelloosheid' te brengen, (want zulk eene twyfelaarye, als de uwe, is eene gevoelloosheid die het verstand van alle vermoogen berooft, en deszelfs natuurlyke en levenskrachten dood,) ten einde eene koorts weg te neemen, die maatigheid, en de melk van de leere des Euangeliums, waarschynlyk zou geneezen. BAYLE. Ik erken dat deeze medicynen van groote kracht zyn., Maar weinige Geneesmeesters draagen zorg dezelven in te geeven zonder met eenige ruuwe middelen , of sommige gevaarlyke en bespottelyke voorschriften van hunne eigen uitvinding vermengd te zyn. LOCKE.  115 GESPREK TUSSCHEN LOCKE EN BAYLE. LOCKE. Het geen gy daar zegt is niet dan al te waar: God heeft ons een alleruitmuntendst geneesmiddel voor de ziel geschonken, tegen alle ziekten, die haar kunnen overkomen; maar slechte en eigenbaatige geneesmeesters, of onkundige en verwaande kwakzalvers bedienen 'er de rest van het menschdom zo kwalyk mede, dat veel van deszelfs heilzaame uitwerking verboren gaat. AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST , REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN , DOOR DEN HEERE J. PORTER , AFGEZANT DEK BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER , EN NA ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 'T LICHT GEGEEVEN. XII. Verscheiden Aanmerkingen, betreffende de zeden der Turken. 't Zou geene ongerymde vraag zyn, of de menschen, eer zy zig in steden vereenigden , of eene maatschappy binnen den omtrek van eenen muur opregtten, niet zuiverer en onberispelyker zeden gehad, en een deugdsaamer leeven geleid hebben. De geschiedenis des menschdoms geeft ons rede om te vermoeden, dat dit inderdaad zo zy; en onze eigene waarneemingen schynen dit gevoelen grootdeels te bevestigen. Naarmaate 'er meer menschen by elkanderen zyn, neemen hunne behoeften des te meer toe; des te sterker worden hunne begeerten; en des te meer zoeken zy alle middelen, om zig van 't noodige te voorzien , en aan hunnen lust te voldoen. Ik dagt weleer, dat hieruit het onderscheid voortkwam tusschen de Turken, die in de steden, en die op 't land woo-  REGEERINGSVORM EN ZEDEN DER TURKEN. 117 woonen; zynde de eersten arglistig en vol ontwerpen; de laatsten daarentegen openhartig en eenvoudig, hoewel zy, even gelyk dé anderen, in hunne diensten omtrent de Kristenen , eene soort van veragting en afkeerigheid laaten blyken; 't welk een gevolg van hunne opvoeding en van hunnen Godsdienst is. Deeze waarneeming spoorde my aan om, zo zorgvuldig als doenlyk was, te onderzoken, of de Turken, die in kleine dorpen woonen, en geen omgang noch gemeeenschap met Grieken, Armeniërs of Jooden hebben, deugdsaamer en eerlyker zyn, dan die hun verblyf houden in de steden en vlekken, waar alle deeze foorten van Godsdienst beleeden worden , en waar de verschillende gezindheden , die 'er zonder onderscheid samenkomen , als 't ware, maar één Volk uitmaaken. Ik stelde deeze vraag aan verscheidenen voor, zonder dat ik 'er een voldoend antwoord op kreeg. Eindelyk hoorde ik van den zelfden Effendi, met wien ik over den Koran gesproken had, (een man, die in Bosnie geboren was, langen tyd in zyn vaderland gewoond had , en omtrent zaaken van Godsdienst over 't geheel taamelyk vry scheen te denken,) dat men op eene plaats, die geheel Turksch was, byna geen list, bedrog of schelmery kende: hy had, zeide hy, na eene nauwkeurige vergelyking van zulke dorpen met andere,waar, behalven de Turken, ook Grieken woonden, onbetwistbaare voorbeelden gevonden, welke beweezen , dat de laatsten de geheele gemeente aanstaken; dat zy de Turken bedriegery leerden, en hen verleidden om hunne huisgezinnen in verwarring te brengen; dat zy hen in regtsgedingen wikkelden, den Kadi baatzugt inboezemden , en, om zyne bescherming te genieten , hem zelfs als werktuigen dienden, tot verkryging van onregtmaatig gewin. Hy voegde hierby, dat 'er geen beter voorbeeld of klaarder bewys van 't gezegde gegeeven kon worden, dan de zeden der Turkomannen, die by geheele heiren , gelyk de Aartsvaders, door Asie wandelen, en onder welken de bedriegeryen byna t'eenemaal onbekend zyn; maar wan neer  113 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, neer zy by geval met eenen Armenier of Jood in dorpen of steden samenkoomen, worden zy zo volkomen bedriegelyk als een van die luiden; en dan durven zy ook zelden tot hunne gemeente wederkeeren. Doch hoe waarschynlyk dit moge weezen, ik geloof nogthans, na ryper overdenking en nadere kennis der Turksche zeden, dat 'er gewigtiger oorzaaken van derzelver bederf zyn: want waar de menschen, door kwaade regtsoefening, of op eene andere wyze aan verdrukking blootgesteld worden, leeren zy list en bedriegery, zonder een anderen onderwyzer , dan de zelfsverdeediging en noodwendigheid. Iemand, die niet even zo denkt als de braave Kadi van Smirna, ontvangt gaarne geschenken, houdt geschillen gaande en verwekt regtsgedingen, indien hy, door deeze middelen, zonder gevaar, zig verryken kan; en 't moet inderdaad een allerbraafste Bassa zyn, die , eene landstreek doorreizende , niet onderweg in alle steden en dorpen voor zig zelven plondert, onder voorwendsel van zyne regten in te vorderen, of die zyn gevolg of zyne onderhoorigen belet op gelyke wyze te plonderen. Dewyl derhalven het volk noch het een noch het ander door geweld kan voorkomen, is het niet vreemd, dat zy al hun vermogen aanwenden , om de verdrukking door list te ontwyken. Loogens, veinzery en uitvlugten zyn de éénige wapens, waardoor zy zig kunnen verweeren. Hieraan eens gewoon zynde, gaan zy ligtelyk van slap tot stap voort, en trekken een momaangezigt over alle hunne daaden. Men moet dus bekennen , dat het voorbeeld der Overheden zeer veel tot bederf hunner zeden toebrengt. De verplaatsing der Bassas van 't eene gouvernement naar 't andere, somwylen van de grenzen van Persie naar die van Europa, is eene der grootste bezwaarenissen , en weezenlyk byna de allergrootste, die de onderdaanen drukt onder 't geen eigenlyk ministerie of gouvernement in Turkye genoemd kan worden. Want ofschoon een Bassa by deeze gelegenheden zig eigenlyk vergenoegen moet met een be-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 119 bepaaldelyk aangeweezen deel, door het land uit ieder regtsgebied op te brengen, (even gelyk een afgezant op zyne reize vrygehouden wordt;) en niettegenstaande de bevelen van den Sultan al het verdere geldpressen verbieden: wanneer hy nogthans voor geld, eene vermogende voorspraak by de Porte kan bekomen, of wanneer het inwendige van 't Serail de magt heeft, en genoeg bestoken is om het gepreste met hem te deelen, stoort hy zig weinig aam de bevelen van den Monarch, of aan zyne thaym of volmagt; maar zuigt, van 't begin tot het einde zyner reize, het land tot op het bloed uit, en plondert onophoudelyk, zonder zig 'er aan te kreunen, of het Kristenen , Turken of Jooden zyn , die de prooi zyner roofzugt worden, en zonder zyn geweeten in 't minste daarmede bezwaard te agten. Geduurende de zesjaarige magt van den zwarten Kislar Aga, die onder de regeering van Sultan Machmud afgemaakt werd, ging dit kwaad ysselyk verre. Ieder Bassa stond naar de gunst van den Moor, en gaf hem of zynen aanhang geduurig groote geldsommen, om hunne ondersteuning of bescherming te verkrygen. Hoe geweldige knevelaryen iemand in dien tyd ook gepleegd had, 't was voor de inwooners der landstreeken, door welke hy gereisd had, vergeefsch, over hem te klaagen, en, by geheele hoopen, met Arz-Makzars of algemeene voorstellingen hunner verdrukking, by den Grooten Heer te komen. Wanneer zy hunne klagten aan de Porte overleverden , durfde de Vizier ze den Grooten Heer niet onder 't oogbrengen , uit vreeze voor verbanning of voor iets, dat nog erger was. Werden de klagten aan den Sultan zelven op zynen weg naar de Moskee overgegeeven , dan nam de Kislar Aga ze in eigen persoon uit de handen der klaageren , of zo hy dit niet deed, werden ze hem eerlang overhandigd, en vervolgens verduisterd. Het ministerie maakte , by deeze gelegenheden, de klaagers, door geduurig uitstel, moede, en vermaande hen voorts naar huis te gaan, en de vergoeding hunner schade op den Vizier te laaten berusten. Na-  120 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST. Nadat de Moor afgemaakt was, liet de Groote Heer donderende beveelen uitgaan, met bedreigingen van ongerade en straf tegen alle Bassas , die aan eenige roovery schuldig waren, en verbood hen dit niet alleen voor het toekomende, maar beval hen ook tevens geene geschenken aan zyne staatsdienaars te geeven. Want dit scheen hem de dekmantel te zyn, onder welken zy hunne rooveryen gepleegd hadden. Het kwaad hield eenigen tyd op. Doch het blyft nooit in eenerlei staat, maar neemt geduurig af en toe, en verandert met het aanzien en de magt der geenen, die rondom den persoon des Sultans zyn. Deeze kan het gebrek nu en dan wel bedwingen, en, gelyk den aanval eener koorts, afweeren; maar zyne bekwaamheden in de politieke geneeskunde zyn niet groot genoeg om de wederkomst der kwaal te beletten. Doch niet tegenstaande het algemeene misbruik der magt, de vuige geldzugt en de overige gebreken, die in de Turksche regeering gevonden kunnen worden, is nogthans hunne inwendige staatkunde, of wel de schikkingen tot veiligheid van ieder persoon op zig zelven, voortreffelyk en navolgenswaardig. Straatroovery , huisbraak; en zelfs diefsfal zyn onder hen schier onbekend: de straaten zyn, in vrede en oorlog, even veilig als de huizen: men kan door't geheele land, inzonderheid op de groote wegen, altoos met de uiterste veiligheid reizen ; en als men bedenkt, hoe volkryk deeze wegen zyn, en dat ze geduurig gebruikt worden, moet men zig verwonderen over de zeldsaamheid der ongelukken. Naaurwlyks valt 'er één in veele jaaren voor. Deeze veiligheid rust misschien op den zelfden grond, op welken onze verdeelingen in maatschappyen van honderd en van tien huisgezinnen eerst ingevoerd zyn. Want het geheele Turksche Ryk is op gelyke wyze verdeeld in verscheidene distrikten, die verpligt zyn rekenschap te geeven voor iedere roovery of moord, binnen hunne grenzen gepleegd. Zy zyn dus zeer waaksaam om beide deeze misdaaden te voor-  REGERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 121 voorkomen, dewyl 't anders niet lang duuren kan, of zy voelen zig door een streng en kort regt gedrukt. Want by 't minste yoorgeeven, word terstond een hooge amptenaar van de Porte afgevaardigd, om de zaak te onderzoeken: het regtsgebied betaalt de onkosten van dit onderzoek , 't zy zy zig regtvaardigen kunnen of niet; en hy vertrekt niet weder, eer hy byna hunnen laatsten penning in handen heeft. De gemeene Turken moeten , desniettegenstaande behalven de vrees, nog eene hooger beweegreden hebben die hen weêrhoudt; Want het land is zo verbaazend groot, en de wegen zyn, van 't eene einde tot het andere, zo onbewaakt, dat zy gelegenheid hebben om ongestraft te rooven en moorden, en zig vervolgens in een afgelegen oord te bergen , zonder dat eenige menschelyke voorzigtigheid zulks kan voorkomen. Ik heb een Franschman gekend, die, in zyne gewoonekleedy geheel alleen reisde rondom een Turksch heirleger, dat zich tot den Persischen oorlog gereed maakte. Hy ging door hetzelve heen, zonder dat hy om iets aangesproken of in zyne reize eenigzins gestoord werd. 't Zy nu de Turken de dievery aanmerken als te laag voor de menschelyke natuur, 't zy de wetten, schoon niet zeer streng, hen nochthans afschrikken; zelden geschieden althans te Konstantinopel huisbraaken of diefstallen van Turken. In deeze stad zyn Bulgariërs , waarvoor men meest te vreezen heeft : deezen zyn gemeenelyk de dieven. Men kan 'er egter veilig leeven, al laat men zelfs zyne deur byna altoos openstaan. De Gri ken steelen zelden iets van groot belang; maar hunne vingers zyn even zo gaauw als hun geest levendig is: zy leggen zig slegts op kleine dieveryen uit. Een weinigje, zeggen zy, daar van tyd tot tyd iets bykomt, maakï eindelyk veel ; en eene kleinigheid wordt naauwelyks gemist, of zp ze al gemist wordt, agt men 't der moeite niet Waardig, om'er onderzoek naar te doen. Over 't geheel genomen, zyn egter de meesten, die van de Grieksche elVI Afd. XIV. Deel. 1 lan-  122 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, landen komen, geschikt en eerlyk , uitgenomen met hunne tongen. Want zy bezitten eene verwonderenswaardige vaardigheid en vlugheid in iets te zeggen, en in 't herroepen van voorige gezegden, in 't verzinnen van onwaarheden en in 't vinden van uitvlugten. De geboorte helpt in Turkye niets om iemand tot groote bedieningen aan te pryzen. Verdiensten en bekwaamheden kunnen den bewooner van een hutje tot het hoogde ampt in 't Ryk verheffen. De Turken gelooven niet, dat het bloed de zielsvermogens of de eigenschappen van 't hart van den vader op den zoon overbrengt; maar zy meenen, dar deugd, wysheid, dapperheid, rykdom, in 't kort, dat alle gaaven en talenten, in alle verschillende staaten en rangen onder de men. schen, door 't Opperwezen voor de byzondere leden der maatschappy, zonder eenig aanzien van familiën, verordend , en onder hen verdeeld worden; zo dat zelfs de zeer talryke nakomelingen van den Profeet grootdeels in den laagden en veragtelykden staat blyven, en slegts eenige voorregten van weinig belang genieten, welke op de omstandigheden van hun geluk geen invloed hebben. Ik heb, desniettegenstaande, bemerkt, dat eenige familiën , alleen wegens de verdiensten hunner voorouderen , by 't volk in hooge agting zyn. Een der nakomelingen van Ibrahim Kan wordt inzonderheid door luiden van allerleien staat op eene byzondere wyze geëerd , en sommigen zeggen, dat zelfs de Sultan hem tweemaal 's jaars bezoekt. Ibrahim was Vizier by Mahomed den tweeden: deeze Sultan, hebbende Wallachye veroverd, verliet Adrianopel, en toog naar Azie, om eenige Prinsen, die tegen hem opgestaan waren, te tuchtigen. Zyne wederkomst van deezen togt werd vertraagd door eenen bedrieger, zich uitgeevende voor Mustapha, den zoon van Bajazeth, die in den veldslag tegen Tamerlan verlooren of gesneuveld was. Deeze bedrieger belegerde de stad Nicaea in Bithynie, alwaar Mahomed hen aantastte en versloeg; doch kort daarna werd deeze zelf dost den rooden loop overvallen en overleed. Zyn  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 123 Zyn zoon Amurath was toen in Europa, om tegen de Bulgariërs te oorlogen. In deezen hagchelyken staat gaf de Vizier Ibrahim Amurath kennis van zyn vaders dood, maar hield dien veertig dagen voor 't krygsvolk verborgen. Alle openbaare zaaken werden verricht, even als of hy in leven geweest ware, tot dat Amurath aankwam. Voor deezen gewigtigen dienst kreeg Ibrahim den titel van Khan , welke byna aan den titel van Koning gelyk, en zo wel met hooge eer, als met rykelyke inkomsten verbonden is; 't welk alles op hem en zyne nakomelingen door Soliman Kanaun of den Wetgeever, met den bynaam de pragtige , bevestigd werd. Deeze familie voert den naam van Ibrahim. Zy hebben eene ongelooflyke menigte van geestlyke huizen gesticht en beschonken, gelyk ook openbaare khans om de reizenden te ontvangen, over welke zy by aanhoudendheid opzienders en bestierders zyn. Zy zyn, gelyk de Sultan zelf, niet verpligt, om door 't huwelyk hun bloed met eenige andere familie te vermengen, en houden dus alleen bywyven. Wanneer het waarnemen van openbaare bezigheden hun wordt opgedraagen, kunnen zy zulks van de hand wyzen, en men heeft my gezegd, dat zy den eenigen erftitel in 't gantsche Ryk bezitten, naamelyk die van Opperjagermeester of van Oppervalkenier. Onder de nakomelinggen van Viziers wordt de Kiuporlische familie , van welke nog weinig overblyfsels in weezen zyn; en onder de regtsgeleerden , de familie van Damas Zade, onder wier voorouders de eerste Mufti na de verovering van Konstantinopel geweest is, oneindig van 't volk geëerd. Over 't algemeen heb ik, dunkt my, gezien , dat het volk de nakomelingen van Bassas , of van Effendis, die in aanzien geweest zyn, zekere agting bewyst. Misschien is deeze agting evenredig aan hunnen rykdom , aan hunne verwantschap, of aan hunne openbaare mildheid. Dit is ondertusschen zeker , en schynt een voornaam kenmerk van aanzien en rang te zyn, dat ieder man in 't Ryk, die een huwelyk aangaat met eene dame, welke van een Bassa, of een geagt man onder de regtsgsleerden, of I 2 in  124 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, in eene andere klasse afstamt , zich zonder eene andere vrouw vergenoegen moet, en zelfs geen byzit in 't zelfde huis zou durven houden. Ik heb gezien, dat een Vizier, die op zulk eene wyze getrouwd was, hierin nog verder ging; want schoon hy buitens huis bywyven had, was hy nochtans verpligt dit zeer zorgvuldig voor zyne gemaalin te verbergen. De Turken hebben eene zeer sterke liefde jegens hunne kinderen ; en deezen beantwoorden dezelve met gehoorzaamheid, onderwerping en kinderlyken eerbied. Deeze soort van opvoeding gewent hen aan eene zeer welvoegelyke bescheidenheid jegens hunne meerderen, en de jonge luiden aan eene groote agting voor bejaarden. Dit, gevoegd by hunne volstrekte en zeer vroege afzondering van 't andere geslacht, veroorzaakt misschien die beschaamdheid, welke men in hun gedrag bemerkt, en geeft tevens aanleiding tot den eerbied, met welken zy de schoone kunne bejegenen. Een man, die eene vrouw op de straat ontmoet, wendt zyn aangezigt van haar af, als of 't hem niet vrystond haar aan te zien. Een onbeschaamd wyf schynen zy met af keerigheid te vermyden. Ieder Kristen derhalven, die met een Turk in twist geraakt , kan, indien hy eene wakkere, kloeke vrouw met een mannelyk aanzien, tot echtgenoote heeft, deeze in zyne plaats tegen den Turk stellen, en hy zal dus veelal zyn oogmerk bereiken. 't Zou voor een Turk de grootste schande weezen, zyne hand in drift tegen eene vrouw op te heffen. Alles wat hy kan doen, is haar te schelden, of heenen te gaan. De vrouwen steunen zodanig op dit voorrecht, dat zy in haare hartstogten dikwerf buitenspoorig, in hunne eischen ten uiterste onbillyk, en in 't najaagen derzelven hevig en onbesuisd zyn. Zy durven den Rechter op zynen rechterstoel , en zelfs den Vizier in zynen divan met hun geschreeuw ontrusten, en hem trotseeren. Die by 't geregt zitten , zyn met haare onstuimigheid en met haar verbolgen gelaat verlegen; en 't is eene algemeene aan-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 125 aanmerking, dat zy menigmaal in haaren eisch bewilligen, om haar goedschiks kwyt te worden. Toen Sultan Mustapha op den troon kwam, speelden da vrouwen eene zeer merkwaardige rol. Zyn Vizier, Regib Mehemet Basfa, hebbende omtrent het einde der voorgaande regeering, zynen post met ongerustheid bekleed, en dagelyks verwachtende door de geheime staatslisten van 't Serail afgezet te zullen worden, had verzuimd den noodigen voorraad van koorn en ryst, die jaarlyks te Konstantinopel gebruikt wordt, te bezorgen, schoon dit een voornaam stuk van zyne bediening is. De openbaare koornzolders waren byna ledig, en 'er was minder ryst ingevoerd dan naar gewoonte. Desniettegenstaande vond hy zich, buiten zyne verwagting, door den nieuwen Sultan met volle magt, onbepaaldelyk, in zyn ampt bevestigd. Maar nu was het te laat in 't jaar om de zolders naar behooren te kunnen voorzien. Brood, met haver, gerst, gierst en zand vermengd, was duur en schaarsch , en ryst byna voor geen prys te bekomen. In deezen nood verkropten de mannen hun verdriet. Maar de vrouwen waren ongeduldig en onversaagd zy vergaderden in eene aanzienlyke menigte, en tastten met hamers, breekyzers en bylen, de magazynen aan, waarin zy meenden dat een overvloed van ryst geborgen was. Geen tegenstand kon haar weerhouden; en terwyl de Magistraat niet wist, wat party te kiezen, braken zy sloten en grendels los, drongen in de schuuren, namen zo veel mede als zy draagen konden, en gingen weder naar huis , zonder dat éénig mensch haar stoorde. Geen van deeze oproerige vrouwen is , zo veel ik weet, ooit gestraft als men 'er met een' ernstigen Turk over sprak, zeide hy met een spottend gelaat, dat het slechts een oproer van onrustige wyven geweest was. Ik heb een zeer geloofwaardig persoon die eenige jaaren in . eens Sultans Haram doorgebragt had , hooren zeggen, datgeene vrouwen zich ooit betaamelyker en bescheidener konden gedraagen dan de Turksche dames, en dat 13 zy  126 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, zy elkanderen met de grootste welleevendheid bejegenden. In familiën van rang, waar de opvoeding beter is dan by 't gemeen, en waar het leezen van boeken in hunne eigene of in de Arabische taal, haar verlicht, zullen de voorschriften van deugd en zedekunde, de regels van beschaafdheid, welleevendheid, kuischheid van zeden , en alles, wat de schoone sexe kan versieren en beminnelyk maaken , haar ongetwyfeld ingescherpt worden. In 't algemeen weet men, dat de vrouwen , die aan luiden van rang voorgesteld of verkocht worden, ('t zy ze tot echtgenooten of tot bywyven verordend zyn ,) niet alleen naar de ligchaamelyke schoonheid gewaardeerd worden, maar tevens ook naar deeze verkreegene bevalligheden, en naar de bekoorlykheid van haare konsten, alle welke van dien aart zyn, dat ze de hartstogten sterk opwekken. Zy worden om deeze reden zorgvuldig in diergelyke konsten onderregt: zy leeren het zingen, het behandelen van speeltuigen, zekere byzondere postuuren , en veelal zulke danssen , die eenen zedigen aanschouwer onbetaamelyk voorkomen. Gebeurtenissen, waaruit men 't karakter der vrouwen in Turkye kan opmaaken , komen bezwaarlyk aan den dag, en kunnen ons niet, dan by toeval, bekend worden. Zulk een toeval heeft my een historie bekend gemaakt, welke, (ten zy deeze manier van denken liefdeloos en onbillyk schynt,) ons in staat kan stellen, om over alle de overige te oordeelen. Crimine ab uno disce omnes. De harems van aanzienlyke luiden, dat is, alle dames en haar gevolg, hebben 's zomers zeer dikwils verlof om in de frissche lucht te wandelen, 't zy op de velden, of op de oevers van den Bosphorus, of op andere openbaare plaatsen. Deeze gezelschappen bestaan gemeenelyk uit twintig of dertig, menigmaal ook uit veertig of vyftig vrouwen, naar maate dat haar heer ryk is; en zy worden altoos van de wachters haarer kuischheid , de zwarte gesneedenen, vergezeld. 't Is  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 127 't Is hier eene gewoonte van de Franschen en andere vreemde Kristenen, 's avonds, tot verlustiging, naar de Asiatische zyde van den Bosphorus over te vaaren. Twee van deezen gingen, gelyk gewoonlyk, met dames, derwaards, vergezeld van Janitsaaren en van hunne bedienden. Langsaam weder te rug gaande .hoorden zy achter zich een verward geluid van vrouwenstemmen. Hunne nieuwsgierigheid bewoog hen om te zien wat 'er te doen was; dus keerden zy zich schielyk om en bleeven staan. Zy bevonden , dat deeze stemmen voortkwamen van twee harems , die byna uit veertig vrouwen bestonden. Haare getrouwe wachters, de zwarten, volgden haar van wederzyden, en hielden haar in 't oog, hoewel zy op eenigen afstand bleeven. Een van de aanschouwers bleef langer daan, dan zyn gezelschap, om dat hy begeerig was haare gedaante en haar gedrag op te merken. Hy dacht, dat zy hem eer vermyden, dan naby hem komen zouden. Maar hy bedroog zich. Eensklaps sloeg een meisje, dat 'er op 't oog frisch , sterk en moedig uitzag, de handen aan hem, en de geheele drom volgde haar straks na. Zy spraken hem eerst in eene verliefde en gantsch niet achterhoudende taal aan, en zochten vervolgens, onder zeer vleijende en tedere uitdrukkingen , alle geheimen van zyne kleeding na te spooren.' De hevigheid van deezen aanval en 't heir van vrouwen , dat hem omsingelde, lieten geene andere toevlucht voor hem over dan 't lagchen en worstelen. Hy kon zich van zo menigvuldige en zo standvastige vyandinnen noch door bidden noch door dreigen ontslaan, noch de sterkte haarer nieuwsgierigheid overwinnen door haar de schande voor te stellen, welke zy zich, door zulk een onbetaamelyk gedrag, en wel op eene zo openbaare plaats, op den hals haalden. Een oud Janitsaar, die hem vergezelde, bleef op eenigen afstand staan, en scheen verbaasd over 't geen hy zag; doch zyne Mahometaansche bloôheid liet niet toe, dat hy nader by de vrouwen kwam, nog minder zou hy 'er de handen aan hebben durven slaan. Hy zag de gesneedenen gramI 4 stoo-  128 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST stoorig aan, en schold met eene hevige stem op hen en op de menigte, waarover zy 't opzigt hadden; hy zeide hen, dat zy geene oppassers van eerbaare vrouwen, maar van ligtekooijen waaren, en spoorde hen tevens aan, om den man met geweld te verlossen van zulk een' woesten aanval. Dit was alles, wat hy zich onderwond by den stryd te doen. Maar 't mogt niet baaten. Een jongman van 't gezelschap, een uitlander , die den anderen misschien benydde , of niet zonder medelyden zyne verlegenheid kon aanzien, trad moedig derwaards , en dewyl hy verder in de Turksche taal gevorderd was, dan de persoon, die zich in den stryd bevond, begon hy, nu eens met een lagchend, dan eens met een straf gezicht, haar te berispen, 't Zy nu zyn gelaat , of zyn postuur , of zyne jeugd aantrekkelyker waren , zy lieten ten minste allen te gelyk haare eerste prooi los, en vielen met nog meer drift en nieuwsgierigheid op hem aan ; en dus had de eerste tyd om, staande dien nieuwen stryd , zynen boot te bereiken. De jongman , die sterk en vlug was, worstelde zich, na veel arbeids, los, en redde zig eindelyk, niet zonder groote moeite, door de vlugt, gelukkig genoeg, dat hy niet geheel uitgekleed was, en dat hy nog met een behoorlyk deksel zich by het overige gezelschap kon vervoegen. Ik moet hier nog melden, dat, volgens het algemeene gevoelen, de Turksche dames over 't geheel onbescheiden en onkuisch zyn. Dit mag men , geloof ik, vry regtmaatig zeggen van vrouwen, die aan de grooten en ryken verkocht of geschonken worden. My is hierby eene bedenking in de gedachten gekomen. welke ik dikwerf aan verstandige Katholieken in hun eigen land voorgesteld heb, dat het naamelyk voor jonge dames, die verordend zyn om eene rol in de maatschappy te speelen en onder de menschen te leeven, gevaarlyk en geenszins nuttig is, in een klooster opgevoed te worden. De Turksche meisjes worden, tot dat ze byna huwbaar zyn, opgeslooten, en 't eenemaal buiten 't gezelschap van mans-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN 129 manspersoonen gehouden. Wanneer haar slechts een woord ontglipt, dat de mannelyke sexe betreft, wordt zulks reeds voor onbetaamlyk gehouden , en met een stuursch gelaat beantwoord. Te denken , dat 'er een geslacht is, 't welk van 't haare verschilt, is haar zelfs ongeoorlofd: in 't kort , iedere natuurlyke aandoening moet onderdrukt worden. Haare leermeesters bedenken niet, dat de menschelyke natuur meest begeert 't geen haar verbooden is ; dat de nieuwsgierigheid, welke onmogelyk uitgebluscht kan worden , de verbeeldingskracht gaande maakt en de hartstogten ontsteekt; en dat dus jonge vrouwspersoonen, die, pas van hunne gevangenis ontslagen , zonder kennis en ondervinding, in de waereld komen, noodwendig de prooi worden van den eersten, die stoutmoedig genoeg is om zich van haare neiging meester te maaken. Zulk eene opvoeding doet menigmaal haare deugd schipbreuk lyden, of heeft een ongelyk en ongelukkig huwelyk tot gevolg: dus eindigt eene jeugd , in dwang doorgebragt, in eenen ouderdom vol elende. 't Is derhalven best, dat men de meisjes vroegtydig met manspersoonen laat verkeeren , en haar bytyds vereenigt met de algemeene maatschappy, in welke zy haar leven zullen doorbrengen. Want de lessen van zedigheid zullen meer indruk op haar hebben, indien zy 't ongeluk en de jammerlyke ongevallen zien, die de zedeloosheid vergezellen. Dus doende, voegt men het voorbeeld onmiddelyk by den regel. 't Is moeijelyk te zeggen, van waar het gerucht wegens de buitengewoone schoonheid der Turksche dames ontdaan zy. Misschien is 't een gewrocht der verhitte verbeeldingskracht van vindingryke reizigers, die deeze herssenschim in hun eigen hoofd gevormd, de trekken daarvan ontworpen, en zich op origineelen, welke zy nimmer zagen , verslingerd hebben. Hierdoor zyn de schoonheden uit Circassie, de geheele kristenwaereld door, het voorwerp van romans en gedichten geworden, schoon in dezelve misschien geen twee manspersoonen zyn, die ooit eene van deeze Venussen gezien hebben. In Turkye is dit ten minsten onmogelyk; I 5 want  130 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, want van de kindschheid af, tot in een hoogen ouderdom is naauwelyks één weezenstrek van een Turksch vrouwspersoon te zien. Geene volwasseme maagd, geene getrouwde vrouw is ooit zichtbaar, zonder haare bloedvrienden, ouders, broeders, en haaren echtgenoot. Zo dra zy 't makramma of den sluijer der zedigheid draagen, wordt haar aangezicht geheel bedekt , uitgezonderd een klein gedeelte van den neus en van de oogen; en daar zyn 'er die deeze gewoonte tot zulk eenen graad van kieschheid uitstrekken dat zy , wanneer haar gevogelte voeder moet hebben, en 'er haanen onder de hoenders zyn,. zich aan deezen zelfs niet zonder sluijer vertoonen. Indien Praxyteles of Apelles , by hunne kunst met de verbeeldingskracht van' een' engel begaafd , de twee harems aan den oever van den Bosphorus gezien hadden, zouden zy zich evenwel niet het geringste dekbeeld van den omtrek, van de gedaante of evenredigheid der tronie en der wezenstrekken van één persoon uit het geheele gezelschap hebben kunnen vormen: niets zouden zy in staat geweest zyn te onderscheiden, behalven zwarte of blaauwe oogen, en eene flaauwe schemering van de kleur der huid. Dewyl zy echter haare aangezichten zorgvuldig voor den sterken invloed der luchtsveranderingen bewaaren , dewyl haare uuren zo regelmaatig verdeeld , en zy noch aan de avondlucht, noch aan de vermengde warme dampen van volle vertrekken blootgedeld zyn: kan men verwachten, dat, zo haare gedaante oorsprongklyk schoon is, en de natuur haar eene aangenaame en levendige kleur gegeeven heeft, deeze bekoorlykheden, geduurende veele jaaren, stand kunnen houden, en slechts langzaamerhand by 't naderen des ouderdoms, afbreuk lyden. De Grieksche vrouwen zyn niet verpligt de Turksche ingetoogenheid naauwkeurig in acht te neemen. Zy gaan dikwyls op bezoeken, en bedekken haare aangezichten niet dan op straat Van haar kunnen wy derhalven met zekerheid spreeken. Zy hebben meestal een goed postuur en  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 131 en een bevallig gelaat, maar doorgaans eerder eene blee< ke dan fraaije kleur. Inderdaad neemen zo wel deezen als geenen eerder af, dan de natuur medebrengt. Zy bederven 't geheele weefsel haarer vaste deelen door 't veelvuldig gebruik van heete baden, en begeeven zich te vroeg in den echt. De Turksche vrouwen zyn, wegens de voorschriften van haaren godsdienst, verpligt zich te baden; en de Grieksche doen het uit gewoonte, weelde en neiging. Men heeft te Konstantinopel een verbaazend getal van openbaare, en een ongelooflyk getal van byzondere baden. De laatstgemelde zyn inderdaad de grootste buitenspoorigheid van hoogmoed en weelde. Want allen, die eenigzins in goede omstandigheden zyn, hebben bekwaame baden, die hun zelven toebehooren; en 't is de gewoonte dat ryke luiden ze zeer prachtig hebben. De Turken en Jooden zyn hierin door hunnen godsdienst te ontschuldigen ; maar de Grieken en Armeniërs hebben niet dan hunnen hoogmoed tot rechtvaardiging deezer overdaad. Zy vieren nochtans deezen hartstogt, hoewel zy vreezen, dat het een der Turken ter ooren zal komen hoe zy hen in pracht durven nastreeven of zelfs overtreffen. De openbaare en byzondere baden verschillen misschien van elkanderen in sieraaden en grootte, maar zyn eenerlei van gedaante en bouwtrant. 't Schynt, dat ze alleen tot een betaamelyk en eerbaar gebruik gemaakt zyn. Zy bestaan uit drie vertrekken. 't Eerste is eene groote zaal, waarin de badenden wachten, tot dat het bad gereed is; het tweede is een vertrek, waarin zy zich uit- en aankleeden; en het derde is het badvertrek. Het bad zelf is een groote steen of een marmeren bak, zo ruim , dat een mensch 'er regtuit in leggen kan. In de openbaare baden staat eene menigte van zulke bakken; en om die van water te voorzien , loopen 'er verscheidene pypen door de muuren. De meester of vrouw van 't bad, (ongelyk van wat kunne de baadenden zyn;) bedient hen: hy wascht, wryft en droogt hen  132 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST," hen met eene wonderbaare vaardigheid en behendigheid. Zy buigen en rekken hen daarby de leden op eene zonderlinge wyze. Men zou denken , dat 'er alle leden des ligchaams door ontwrigt moesten worden; en evenwel Veroorzaakt deeze behandeling zelfs een aangenaam gevoel. De vrouwen hebben gemeenlyk eene van haare eigene `slaavinnen of bedienden by zich : zy ontkleeden zich in het daartoe verordende vertrek , en doen haare badkleederen aan, welke meestal van blaauw en wit gestreept katoen zyn. Gebaad hebbende, gaan zy weder in dit vertrek. In hetzelve is een sopha , waarop zy zich nederwerpen: hier worden zy aangekleed ; en wanneer zy koel genoeg zyn, keeren zy weder naar de zaal. Die zulks verkiezen, laaten het bad opzettelyk voor zig heet maaken: doch nooit baaden 'er twee by elkanderen in den zelfden bak; en 'er zyn byzondere uuren bepaald, op welke verscheidene persoonen, die op den zelfden dag willen baaden, toegelaaten worden. De hitte verbiedt inderdaad het lang vertoeven in deeze baden , ofschoon de meesten, die ze gebruiken , zich daarin te buiten gaan. 't Is in Turkye een gewoonte, jongens van veertien of vyftien jaaren, met meisjes van elf of twaalf, ja zelfs somtyds daar beneden, te laaten trouwen. Dit gebruik heeft onder alle gezintheden plaats. Zy worden, op 't woord en geloof hunner ouderen, aan elkanderen verbonden; want zy zelf hebben nimmer verlof, om elkanderen voor debruiloft te zien. Zeer veele bedriegeryen worden, naar men zegt, by deeze gelegenheden onder de Grieken en Armeniërs gepleegd. De lammen, de mismaakten , de blinden, worden dikwerf met de schoonheid en gezondheid zelve in den echt vereenigd. Wanneer de bedroogene partyen zich. beklaagen, beantwoorden zy, die 't bedrog bestooken hebben , hunne klagt met een kompliment wegens hunne schoonheid en goede eigenschappen , verklaarende tevens, alleen, door de begeerte om 't menschelyk geslacht voort te planten, tot deeze list bewoogen te zyn. Deeze verongelyking is des te grooter, om dat de Kristenen niet gemakkelyk ee- '  REGEERINSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 133 ne echtscheiding kunnen verkrygen. Doch de Grieksche meisjes worden inderdaad tegenwoordig dag aan dag wyzer. Zy bedingen gemeenlyk haaren bruidegom aan een venster of in eene kamer te mogen zien; en haar geweeten is zo teder niet, dat zy zich aan haaren vryer niet ook zonder sluijer zouden vertoonen. Ja, zy trouwen zelfs menigmaal, zonder naar iets anders dan naar haare neiging te luisteren. De Turken hebben 't beter, ten aanzien van 't huwelyk. De Groote Heer is 'er geheel vry van : hy beroept zich op 't voorrecht, dat Mahomet zelf voor zich behield; en om 't zwagerschap te vermyden, of, zo als de Turken zich uitdrukken, om zyn bloed niet met eenige familie in 't Ryk te vermengen, heeft hy geene gemaalin maar alleen byzitten. De eerste, die hem eenen zoon baart, wordt Sultana Hafeki genoemd. Zy wordt met bloemen bekranst, neemt de rechten van eene gemaalin aan , en beheerscht den harem. De overige Turken mogen vier vrouwen hebben. Zy kunnen, gelyk zy 't noemen, kabbin trouwen, 't welk geschiedt , wanneer de man, voor 't gerecht verschynende , verklaart, dat deeze vrouw zyne echtgenoot is, en dat hy zich verbindt, om, ingevalle hy t'eeniger tyd mogt goedvinden van haar te scheiden, alsdan de kinders te onderhouden, en haar zekere vastgestelde som te geeven , welke bepaald wordt naar zyn vermogen, of naar den tyd geduurende welken hy met zyne vrouw denkt te zullen leeven. 't Is geen vlek voor 't karakter eener vrouw dus van haaren man weggezonden te worden: ook hindert het haar niet veel in 't vinden van een tweeden echtgenoot. Onder luiden van middelbaare of geringen staat is deeze som zeer maatig, te weeten van 5000 tot 100,000 aspers. Men vindt daarom weinigen van deezen rang, die meer dan ééne vrouw te gelyk hebben. Want zy veranderen dikwyls, zenden de eene weg , en neemen anderen, dewyl dit met weinig last en zonder groote onkosten kan geschieden.  134 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, De ryken hebben veelal drie of vier vrouwen, en daarenboven dikwyls nog veele bywyven : doch als zy by 't loffelykste gedeelte der wet blyven, en zich alleen tot echtgenooten bepaalen willen, is zulks even gemakkelyk; want zy kunnen zo menigmaal verwisselen en veranderen als het getal toelaat. Na de scheiding kunnen zy de zelfde vrouw andermaal , doch niet ten derdenmaale , neemen, uitgezonderd wanneer zy te vooren reeds met eenen anderen man is getrouwd geweest. Geen man kan eene gescheidene vrouw eerder trouwen , dan vier en eene halve maand na de volstrekte scheiding van haaren eersten echtgenoot. De man kan de gescheidene vrouw noodzaaken ieder kind, dat zy hem gebaard heeft, te zoogen, tot dat het twee jaaren oud is. Hieruit kan men gereedelyk opmaaken , hoe weinig openbaare ligtekooijen onder de Turken te vinden zyn. Hun godsdienst zelf verzorgt hen, van wat temperament en ligchaamsgestel zy ook mogen weezen, van een overvloedig verschiet van vrouwen. 't Zy men 't nu aan dit ongeregeld gebruik der vrouwen, of aan eene andere oorzaak moet toeschryven, daar is althans in de Turksche huisgezinnen zulk een aantal van kinderen niet, als het denkbeeld der veelwyvery natuurlyker wyze doet vermoeden. Men kan zelfs met waarheid zeggen , dat zy gemeenelyk minder kinderen hebben, dan men in de huisgezinnen der Kristenen en Jooden vindt. Onder de Kristenen heb ik eene familie gekend, waarin twintig, en eene andere, waarin drieëntwintig kinders van ééne moeder waren. Zou men hieruit niet mogen besluiten dat de veelwyvery van de wetten der natuur afwykt. Is 't niet een sterke grond om te bewyzen, dat, dewyl 't aantal van mannelyke en vrouwelyke geboorten byna even groot is, de onderhouding van eene bestendige order in de bevolking eenen man verbiedt meer dan eene vrouw te trouwen ? Ja , dat deeze vooronderstelde evenredigheid tusschen 't  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN.' 135 getal van mannen en vrouwen waar zy, kan men zeer regelmaatig befluiten uit het klaarblykelyk gevolg der veelwyvery in Turkye. Want waar is 't anders aan toe te schryven , dat aldaar te weinig vrouwen voor de mannen zyn ? 't Is eene bekende waarheid , dat de wyde uitgestrektheid van 't geheele Mahomedaansche     gebied geen genoegsaam getal kan opleveren, en dat 'er dagelyks vrouwen uit andere landen overgebragt moeten worden. Zy zyn uitlandsche waar: en haar prys ryst en daalt, naar dat 'er veel of weinig op de markt is. De oorlog vergoedt dit gebrek door een groot aantal gevangene vrouwspersoonen. De Turken zyn 'er in hunne veldtogten zeer heet op ; en de vrouwen worden alsdan talryk en goedkoop. Maar zeldsaam is 't, dat de bloote armoede en behoeftigheid van hunne nabuuren, de Georgiërs, zynde een soort van Kristenen, dit elendig volk noodzaakt, hunne uitgeleezenste maagden aan de de Mahomedaansche markten te leveren, omdat hun land, zonder deezen handel, van honger zou vergaan. Ik moet by deeze gelegenheid aanmerken , hoe zeer men de waereld misleid heeft door romaneske vertellingen van listige minnaaryen met Turksche dames, 't Is niet moeijeiyker den hemel te beklimmen, dan by haar te komen. Haare wooningen zyn vestingen, meerendeels met hooge muuren omringd, cn zonder één venster dat op de straat uitziet. Haare oppassers zyn altoos digt by haar, en de zaak kan nooit voorvallen, zonder aan tien, twintig , of nog eens zo veele vrouwen bekend te worden. Zy komen zelden of nooit op de straaten, behalven in haare kindschheid of hoogen ouderdom. De ryke vrouwen worden nooit gezien. En al vond een Kristen gelegenheid om een bedekten minnehandel 'met eene Turksche dame te onderneemen , hy weet nochtans , dat een oogenblikkelyke dood zyne straf is, indien zyne daad ontdekt wordt, en dat zy, die 'er mede schuld aan hebben, door zyne minnaary te begunstigen of door ze als ongemerkt toe te laaten, het zelfde lot moeten ondergaan.  136 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, 't Is moeijelyk, een denkbeeld te geeven van de manier   op welken de Turken, zo mannen als vrouwen, t'huis hunnen tyd doorbrengen. Sommigen der eersten zyn buiten twyfel arbeidsaam; hoewel de meesten met geldzaaken of met de belangen van hunne eigene persoonen bezig schynen. Wanneer zy zich onder elkanderen willen verlustigen , is het boerten, het vertellen van sprookjes, het schaaken of het dammen hun tydverdryf. Ook vermaaken zy zich alsdan niet zelden met danssers en speelluiden, die in verscheidene deelen der stad zich tot dit gebruik aanbieden. Wanneer niemand van 't gezelschap geestig genoeg is, om de overigen met een aardig praatje, dat meest met hunnen smaak overeenkomt, te onderhouden vinden zy doorgaans eenen huisbediende , 't zy een Griek, Armeniër, Jood of Turk, die deezen post waarneemt. Hy plaatst zich midden in 't vertrek op zyne kniên, en vertelt zyne leevensgevallen , of herhaalt oude klugten, terwyl de ernsthaftige Turk op den hoek van zyn sopha zyn pyp rookt, en nu en dan door meesmuilen of door een koelen lach zyn genoegen toont. Het hazard of waagspel verfoeijen zy. Een cormerbas ; een speeler die om geld speelt, wordt by hen voor erger gehouden, dan een gemeene dief. Geen ding is haatelyker in hunne oogen. Zy roeren ook nooit een schaak- of dambord aan, dan alleen voor tydverdryf. Hunne danssers hebben zy van de Grieken; en waardoor 't veroorzaakt worde, dat zy, schoon in 't zelfde klimaat geboren, en, reeds sedert eenige eeuwen met deeze natie vermengd, evenwel derzelver vrolykheid nog niet overgenomen hebben , ja zelfs hen geduurig kunnen zien danssen en zingen, zonder hunne eigene voeten van den grond te ligten of zich onder de reien te begeeven, is zeer onbegrypelyk, ten zy men 't afleidt van de volslagene verachtinge waarin dit volk by hen is. De Turksche zeeluiden moeten noodwendig verkeeren onder eenige honderd Grieksche matroozen, die, aan land, of zelfs ook aan boord, nooit zon-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 137 Zonder muziek en dans zyn ; en evenwel zal men nooit een Turk met hen zien zwieren. 't Schynt zelfs, dat voornaame, of slechts fatsoenlyke luiden onder hen het danssen op zig zelf, aanmerken als eene zaak, die den mensch verlaagt en alleen de geringsten en verachtelyksten van hun geslacht betaamt. Zy denken gelyk de oude Romeinen: Nemo ferae faltat fobrius, nifi forte inFanit: „ men ziet niet ligt iemand, die niet dronken is, ,, danssen , of hy moest krankzinnig zyn". 't Gebeurt ook nooit, dat zy tot deeze buitenspoorigheid vervallen dan wanneer zy geheel raazend, of zeer dronken zyn. Zy zyn 't inderdaad zelden maar half. 't Is in zulke gevallen een vast gebruik , ten minste de openbaare danssers te laaten haalen , van wier wellustige en geile postuuren een kuisch oog afkeerig is. Hunne eigene muziek, zo wel die gezongen als die gespeeld wordt, houden zy zeer heilig. Hun gezang heeft een scherpen en'knerssenden toon, als of dezelve door den neus des zangers voortgebragt wierd. Des niettegenstaande klinkt het niet onaangenaam ,en hoe weinig harmonie , in den galm hunner speeltuigen ook zy, daar is nochtans in den toon van 't geheel iets groots en heldhaftigs. Geen Turk van rang zal zig echter tot het behandelen van een speeltuig vernederen. Zy huuren hunne zangers * of hebben wyven en slaaven , die in de kunst opgevoed zyn (*). Doch merkwaardig is 't, dat geene Italiaansche of Fransche zang-of speelmuziek hem eenigzins treft; hun gehoor of hunne verbeeldingskracht is voor zulke toonen niet gemaakt. Het schynt , dat zy 'er even weinig aandoening van hebben als van eene taal, die zy niet verstaan* De grootste volmaaktheid van eene vrouw bestaat in 't zingen en danssen. ■ De mannen merken 't aan als iets, (*) Zekere,bekende Grieksch Waywode uit Moldavie verkreeg deeze waardigheid door op den Cither te speelen voor Ephraim of Ibrahim Effendi, een hoveling van den Grooten Heer. VI. Afd. XIV. Deel. k  138 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, iets, dat de vrouwelyke kunne aangeboren is. Zy doen het nochtans alleen in 't geheim, by zich zelve en als een huislyk tydverdryf, om een ledig uur te slyten. in veele Harems echter, heb ik gehoord, spinnen en breijen zy ook. De Groote Heer doet zyne dames dikwyls allerhande vermaaken aan. In Mei hebben zy het tulpenfeest, 't welk een grooten toestel vereischt. In des Sultans tuin zyn groote bloemstukken van bonte tulpen, die, geduurende deeze dagen , met allerhande zingende vogels bezet zyn. Rondom dezelven worden kraamen opgeslaagen en door den Grooten Heer met allerlei speelgoed, snuisteryen en ryke stoffen gevuld. Eenige van de vernuftigste vrouwen van zyn hof zyn de verkoopsters. Hy koopt van allen, en geeft geschenken aan alle zyne vrouwen. By nacht wordt dit geheele gebouw met lampen versierd, en maakt ook van verre eene aangenaame vertooning. De luiden van rang staan hunne vrouwen diergelyke vermaakelykbeden toe; en op deeze feesten worden somtyds de nabuurige Harems genood, zo dat de vrouwen hier haaren tyd misschien gelukkiger en geneugelyker slyten, dan wy ons verbeelden: zy genieten ten minste meer gezondheid en vrolykheid, dan haar ten deel zou vallen, indien zy operaas , schouwspeelen , Ranelaghs, vauxhalls, bals en assemblees hadden , die geduurig haare gezondheid benadeelden , en haaren bekrompen leeftyd nog meer bekorten. De wyn word hun door den godsdienst, dien zy belyden, ten strengste verbooden. Mahomed kende zyne aanhangers te wel, om hun 't gebruik daarvan toe te staan. Want dewyl zy in hunne hartstogten geene maat kennen, en de wyn op hunne ligchaamen juist het tegendeel schynt uit te werken van 't geen andere menschen 'er door ondervinden , worden zy 'er doorgaands raazende en dol van. Doch niet tegenstaande het verbod, neemt echter de dronkenschap by de Turken meer en meer de overhand, en gaat van 't gemeen ongemerkt tot de grooten over. 't Is misschien  REGEERINGSVORM EN ZEDEN DER TURKEN." 139 schien hiermede gelegen, gelyk men in veele andere geVallen ziet, waar het verbod de neignig wakker maakt en de begeerte ontsteekt. Fatfoenlyke luiden, zelfs die de hoogste ampten bekleeden, rechten menigmaal eene zogenaamde verlustiging aan , om zich recht zinneloos te drinken, en als zy twee of drie dagen in hunnen drank gewenteld hebben, begeeven zy zich wederom vergenoegd en vrolyk aan hunne bezigheden. De Christenen, op welken zy denken te kunnen vertrouwen, krygen gemeenlyk last, om hen den besten wyn te verschaffen. Onder de voornaamste bedienden , zo wel in 't Serail als by de Porte, zyn 'er, die zo gaarne wyn drinken , dat zy kleine lederen bossen uitgevonden hebben, waarin zy denzelven t'huis kunnen brengen, zonder verpligt te zyn, zelfs aan hunne vertrouwdde bedienden iets daarvan te zeggen. Anderen heb ik gekend , die zich bedienden van groote lederen pypen, welke zy om 't lyf konden winden, om dus heimelyk en zelfs met levensgevaar wyn in 't serail te brengen. Wanneer eenige ongerustheid van 't geweeten hen met het toeneemen hunner jaaren bekruipt; of wanneer hooge amptenaars vreezen, dat de reuk van hunnen morgendrank hen by den Grooten Heer verraaden zal, verwisselen zy gemeenlyk den wyn met opium, welke even zo vergiftig en, zo wel voor de krachten des ligchaams als voor die der ziel, misschien nog nadeeliger is. Daar zyn 'er, die van dit gebruik nog niet afgaan. Doch meestal neemen de grooten, die een ongerust geweeten hebben, of vreezen ontdekt te worden, liever hunne toevlugt tot heete gestookte wateren, welke zy van Zani en Corfu in overvloed ontvangen. De onderstelling waardoor zy alsdan gemeenelyk hunne zwaarigheden uit den weg ruimen, is, dat het vuur, 't welk alle dingen zuivert, door de distillatie, de onreine deelen van den wyn verdreeven heeft, en dat de brandewyn nergens uitdrukkelyk door Mahomed verhoeden is. Dus kunnen zy, naar hunne verbeelding, den Koran door K 2 fyne  140 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST syne onderscheidingen ontduiken , en den Duivel, den Sultan en hunnen Profeet bedriegen. De meeste Turken beschouwen ondertusschen 't wyndrinken met afkeer, en houden zelfs 't gebruik van opium voor eene laage en verachtelyke gewoonte. Wanneer zy 't karakter van iemand, die 'er zich van bedient, vernederen willen, noemen zy hem tiriachi , opium-eeter, en geeven daarmede een ongeregeld en buitenspoorig gemoed te kennen. Eene omstandige beschryving te geeven van een zo uitgebreid onderwerp als het krygsweezen in Turkye, is voor geen mensch doenlyk. Ik twyfel zelfs, of iemand in hun eigen Ryk dit ooit ondernomen heeft. Te Konstantinopel zyn 161 oddas of kamers voor Janitsaaren, die door de order van hun getal onderscheiden worden. Ieder derzelven onthoudt, naar men zegt, 800 tot 1000 man. Maar deeze verscheidene kamers worden nooit van dit volle getal werkelyk bewoond. De meesten, wier naamen op de monsterrol staan, zyn door 't geheele Ryk verspreid, leeven als burgers onder 't volk, en hebben allerhande ambagten en kostwinningen aan de hand. De staatkunde van Sultan Machmut, die bovenal voor zyne eigene veiligheid zorgde, heeft dit ontzachlyk heir, of ten minste dat gedeelte daarvan, 't welk in Konstantinopel ligt, ongemerkt, in een staat van rust, afhangelykheid en gehoorzaamheid gebragt. Alle deeze oddas of kamers, welke in 't eerst slechts voor 40000 man verordend waren, zyn sedert vermeerderd en hebben thans misschien 160000 man, of nog meer, die 'er toe behooren. Doch binnen derzelver muuren zyn nooit meer dan 8000 of 10000 man, dienende tot bezetting der stad. Zy worden in eene geregelde krygstucht gehouden, zyn aan bestraffingen gewoon, buigen zich voor den staf, kennen den ouden geest van dit krygsvolk niet meer, en durven geene andere wapens draagen, dan een grooten dun-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 141 dunnen stok. Indien een van hun zich ooit trotsch of weêrspannig durfde gedraagen, zou hy terstond naar eene afgelegene bezetting of naar de andere wereld gezonden worden. Hunne soldy is gering; zo dat veelen, die den naam van deeze kamers voeren, dezelve versmaaden. Zy ontvangen ze nog wel, maar alleen om aangezien te worden als tot dit ligchaam behoorende , en om de vryheden , de bescherming en ondersteuning daarvan te genieten. De tollen zyn zo wel te Konstantinopel als door 't gantsche ryk verpacht. De onderdaanen van Christen Mogendheden, die onder kapitulatien zyn, dat is, die eenig verdrag met den Grooten Heer hebben, betaalen zeer weinig van de waaren, welke uit Christenlanden ingevoerd worden. Maar de Turksche onderdaanen vergoeden dit rykelyk. De tolbedienden eischen hun, naar welgevallen, 8, 10 of meer ten honderd af, voor alles wat zy invoeren. Sultan Machmut vergunde de Janitsaaren, behalven andere voorrechten, ook vrydom van deeze tollen. Dit heeft een zeer groot getal van hun aangespoord om deel te neemen in de Voordeeligste takken van den handel op de kusten, welken zy tot aan Cairo en Syrië uitbreiden; zynde dus hierdoor ' hun krygszucht in handelzucht veranderd. Op gelyke wyze heeft hy, den yver in hun opwekkende , rykdom en brassery onder hen ingevoerd ; zo dat veelen der oude soldaaten, die eertyds in de verwarring, oproerigheid en staatsverwisseling vermaak vonden, tegenwoordig voor de rust zorgen, uit hoofde van hun eigen gemak en veiligheid. Hieruit volgt echter niet dat de Janitsaaren in de provincien , en de andere posten van krygsvolk op de grenzen , hedendaags niet even ontzachlyk in 't veld zouden komen als weleer; men heeft althans rede om dit, wegens hun gedrag in den laatsten oorlog (•) te vermoeden. De (*) Dit ziet op een' vroeger oorlog dan den onlangs geëindigden tegen Rusland. K 3  142 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, De Turksche ruitery beslaat in een regelmaatig leger van omtrent 13000 spahis, wordende in zes standaarden verdeeld. De soldy van deeze twee legers voetvolk en ruitery , welke telkens om de zes maanden te Konstantinopel betaald wordt, bedraagt 2000 zakken, ieder van 500 daalders. Behalven deezen zyn 'er nog Zarins en Timarioths, die leengoederen bezitten, en verpligt zyn, naar de waardy van hun leen, met drie, vier of meer geoefende en gewapende ruiters in 't veld te verschynen. Dit zyn goede en zeer talryke troepen. Wy kunnen nog veele andere soorten van krygsvolk hierby voegen. Daartoe behooren de Gebegys, die voor kruid, kogels en andere krygsbeboeften zorg draagen. Als zy voltallig zyn, maaken zy 4000 man uit. De Topegyo zyn de kannoniers, die 't geschut moeten laaden en losbranden. Hun bende bestaat uit 2000 man. De bombardiers maaken ook een byzonder ligchaam uit , 't welk alleen tot het werpen van bommen gebruikt wordt. Deeze schets van 't krygsweezen der Ottomannische Porte zy voor tegenwoordig genoeg , dewyl dat geene, wat men anders nog weet, hoe onvolkomen ook, echter byna een boek zou kunnen vullen, ik heb deeze verscheidene benden alleen maar opgenoemd, om een denkbeeld van de Turksche magt te geeven, en te toonen dat zy in 't krygsweezen, even gelyk in alle andere takken van regeering, naar vastgestelde regels en naar eene ingevoerde order te werk gaan. Het bestuur der groote stad Konstantinopel is verwonderenswaardig. De Janitsaaren zyn, gelyk ik reeds aangemerkt heb, de stadswagten. Zonder andere wapenen dan hunne stokken houden zy ontzag onder alle inwooners. Geen oploop , samenrotting of ongeregeldheid wordt op de straaten vernomen. By 't minne geritssel worden de daaders opgeligt, in de gevangenis gebragt, en gestraft. On-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 143 Onder de regeering van Sultan Machmud gebeurde het eens, dat omtrent dertien Asiatische Turken , 't zy door dweepery of door de dampen van opium vervoerd , in één troep door Konstantinopel renden. Zy hitsten 't volk door een allerafgrysselykst geschreeuw en onophoudelyk misbaar tot een oogenblikkelyken opstand aan, en vermaanden hen hunne standaarden by de Hypodromie te planten. Zy verwekten een algemeenen schrik door de geheele stad. Alle winkels werden geslooten en 't geschreeuw van muitery verspreidde zich eensklaps allerwegen. Doch deeze dolle oproermaakers vonden niemand , die stout of bereid genoeg was,om zich met hun te vereenigen. Hunne snelheid was zo groot, dat de Janitsaaren hen niet konden achterhaalen. Zy drongen onverhinderd door tot in 't bezestyn of de groote beurs. De meeste koopluiden, die hier winkels hadden, waren Grieken. Hun oude geest ontwaakte weder, of liever, hunne eigene veiligheid noodzaakte hen de muiters aan te tasten. De stutten , die zy gewoonlyk gebruikten om de vensters hunner gewelfsels te schooren , waren de éénige wapens, waarvan zy zich bedienden. Zy sloegen de Aziatische Muzelmannen ter neder, welke allen gevangen werden, terwyl de braave Grieken, door hunne eigene overwinning verschrikt, hunne winkels verlieten, om eene schuilplaats te zoeken, en zich voor de strengheid der wet te beveiligen, om dat zy, zo zy meenden , waare geloovigen omgebragt hadden. Doch de billykheid van den Sultan verjoeg eerlang hunne vrees , en stuitte alle rechtsplegingen, die tegen hen ondernomen waren. Hy maakte, met goedvinden van den Mufti, niet alleen bekend, dat de Grieken geene straf zouden ondergaan, maar ook, dat het voortaan zynen onderdaanen , tot welke gezindheid zy ook mogten behooren, volkomen zou vrystaan alle stoorders der openbaare rust, (hy had 'er wel mogen byvoegen , zyner eigene veiligheid,) om te brengen. Het gebruiken van valsch gewigt wordt door de burger K 4 lyke  144 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST ENZ. lyke wethouderschap met de uiterste strengheid nagegaan en gestraft. De Vizier bezoekt menigmaal in persoon de winkels. De Stamboli Effendi bewaakt ze bestendig. De bakkers zyn allermeest het offer van hun streng recht. Wanneer zy in een winkel broos vinden, dat te ligt is, wordt de bakker , de eerstemaal schuldig bevonden zynde, met eene geldboete of met stokslagen gestraft, doch de tweede of derdemaal wordt hy, na eene korte rechtspleging , opgehangen aan een paal , in 't midden van den weg opgericht, en 't is niet ongewoon, dat men langs de straaten gaande, drie dagen achtereen, het ligchaam van een opgehangen bakker ontmoet, 't Is met dit alles onbegrypelyk dat deeze byna weekelyksche voorbeelden hen nochtans niet van 't bedrog kunnen afschrikken. (Het vervolg hy de eerstkomende gelegenheid.) 't Zyn meest Armeniërs, die zich mee dit ambagt geneeren.  HET IS NIET TE VERDRAGEN. Dat Floris by zyn lelyk wyf Zich, in 't geheim, tot tydverdryf, Haar kamenier heeft uitgelezen, Kan, dunkt my , mooglyk weezen. Maar by een jonge schoone vrouw, Vol heuschheid, deugd, vernuft en trouw, Naar lichtekooijen alle dagen Te loopen, kan ik niet verdragen. Dat meenig maagd, door ons gevierd, Zich hoofd en hals en boezem siert, En veel te verr' zich laat beleezen. Kan, dunkt my, mooglyk weezen. Maar dat een oude juffer lonkt, Met haar' ontblooten boezem pronkt, En hierdoor mannen wil behaagen, Dit, dunkt my, kan geen mensch verdragen. L. VER-  VERGENOEGDE LIEFDE. Geniet hier, Doris, aan myn zy', Den wellust van het leven, De Goden kunnen u en my Geen' grooter zegen geeven. De boom, die hier zyn schaduw spreit. Zal 't lentegroen haast derven; Maar nooit zal onze tederheid In 's levens winter sterven. Ons hart is vrolyk t'aller uur; Wy zoeken geen vermaaken Die, woest van aart en kort van duur, Ontvliên als ze ons genaaken. Vergeefs wil ons 't geluk door gunst En ryke gaaven winnen; De liefde alleen leert ons de kunst Van trouw clkaêr te minnen. L. wys-  WYSHEID EN DWAASHEID. De wysheid was in vroeger dagen, Myn lust, myn eenig welbehaagen, 'k Preekte overal en elke keer De wysbegeerte en zedeleer. Doch 'k liet welhaast de wysheid vaaren, Zy was veel te ernstig voor myn jaaren; Ik wierd steeds door de jonge liên Als, onverschillig aangezien. 'k Wou my der dwaasheid overgeeven. 'k Dacht aan de kortheid van myn leven: Het spel, de scherts, de dans, de min Betooverde myn hart en zin. Ik minde, danste, schertste, speelde; Doch vond hoe ras die vreugd verveelde. By 't danssen viel de tyd my lang, En al 't vermaak wierd koekoekszang. Ik wilde nu aan beide huuwen, De wysheid noch; de dwaasheid schuuwen; De wysheid wierd myn huisvoogdes, De wulpsche dwaasheid myn maitres. De een moet voor huis en neering waaken, De tweede zorgt voor myn vermaaken; En als my 't vrouwtje zuchten doet, Dan maakt het myn maitres weêr goed. De  DE ONZICHTBAARE. ELFDE VERTOOG. GESCHIEDENIS VAN DEN BARON VAN M... De herinnering van verloopen tyden heeft zo wel iets aangenaams als onaangenaams. Hoe ongelukkig een mensch ook immer geweest mag zyn, hy vind echter nu en dan, wanneer de Hemel hem eenige rust vergunt, zekere soort van droefgeestig vergenoegen in het herdenken van alle zyne doorgestaane ongemakken. Het is waar, de treurigheid overmeesterd by die gelegenheden doorgaans ons hart; maar de traanen, die wy dan vergieten, hebben niets bitters meer. Zy vlieten zacht, en zonder dat ons hart daarby lyd, langs de wangen neder, en schynen een balsem voor de wonden te zyn, welken de tyd nog niet volkomen geneezen heeft. Gy hebt my dikwyls met natte oogen , midden onder myne spelende kinderen aangetroffen, myn lieve vriend; gy hebt, om die reden, myne gewoone vrolykheid, die niet zo zeer een gevolg van myne geaartheid als van myn ervaaring is, voor eene vermomming gehouden , en, onder eene houding van onverschilligheid, met welke ik my reeds sedert langen tyd gewapend heb , een onrustig, bloedend, en van heimelyke droef heid geknaagd hart gezocht. Ik zweer u echter dat gy u hier in misleid. Ik wensch wel niet het geen ik beleefd heb nog eens te beleeven, maar thans, nu de droevige wolken voorby zyn, of liever, nu ik aan het ongeluk gewend ben, is myn hart als ongevoelig. Ik verwonder dikwyls my zelven over myne onverschilligheid, en des te meer, omdat myne driftige geaartheid een geheel ander uitwerksel schynt mede te brengen. Het heeft my inderdaad vry wat bedwang gekost; thans echter heb ik de overwinning behaald, en het komt my op niets meer te staan u myne geschiedenis te verhaalen , waarom gy my zo dikwyls verzocht hebt. Gy moet my even-  DE ONZICHTBAARE. ELFDE VERTOOG 149 evenwel vergunnen, veele kleinigheden en geringe omstandigheden over te slaan, die uw geduld slechts zouden vermoeijen. De naam myner familie is u bekend. Sedert eenige eeuwen hebben myne voorouderen eene aanzienlyke vertooning in Duitschland gemaakt en de hoogste eerampten bekleed. In den kreits, waar ik geboren ben, hebben de Regenten van ouds af de jagt bemind, gedeeltelyk uit eene natuurlyke geneigdheid, gedeeltelyk omdat de landstreek veel wild voortbrengt, en ongemeen wel tot jaagen geschikt is. Myn vader bekleedde aan 't hof van zyn Vorst het ampt van Opperjagermeester , en dewyl ik van jongs af grooten lust tot de jagt liet blyken, leerde ik dezelve onder het opzigt myns vaders in alle haare uitgestrektheid. By my was het in dien tyd enkele neiging; doch myn vader had 'er waarschynlyk het oogmerk mede van my eens in zyne waardigheid hem te doen opvolgen. Ik had nog een' ouder' broeder, die zich reeds vroeg aan den krygsdienst had toegewyd. Zyne geschiedenis is niet minder droevig dan de myne, en zekerlyk nog wonderlyker. Hy heeft veele reizen gedaan, is in Oost-Indie geweest, en voor eenige jaaren gestorven. Ik heb veele geheimen van hem geërft , die my tegenwoordig eerst van nut worden. Ik zal byna twintig jaaren oud zyn geweest toen de Prins van H. H. zich naar Rusland begaf, dewyl 'er toen een Keizerin op den troon zat, die deezen Heer groote genegenheid en vriendschap toedroeg. Een jong edelman van myne jaaren kon in de waereld niets aaangenaamer zyn, dan een' Prins op zulk reize te vergezellen. Myn vader bewilligde wel ongaarne daarin; maar de wil van zyn' Heer moest hem ondertusschen tot een bevel zyn, en de beloften van den Prins, wegens het bezorgen van myn geluk, dienden den ouden man tot geruststelling. Wy namen de reize dan aan, en bereikte eindelyk Petersburg; de tegenwoordige hoofdstad van het Russische Ryk. Wy hadden reden om met de wyze op welke wy by het Hof ont-  150 DE ONZICHTBAARE. ontfangen werden , vergenoegd te zyn. De Prins verkreeg eene aanzienelyke plaats in den krygsdienst, en ik was hem gestadig op zyde, dewyl hy my tot zynen Adjudant verkooren had. Ik klom in korten tyd tot de waarde van Generaal-Adjudant op , en was werkelyk Majoor by de troepen. Alles voorspelde my een schielyk en aanzienlyk geluk, en het ging met my in deeze omstandigheden niet anders dan het gemeenelyk alle menschen gaat. Ik bedacht niet dat de tyden kondea veranderen , en droomde van geene anderen dan louter gelukkige dagen. Ik wist toen nog niet dat men alsdan op het behoedzaamste moet zyn wanneer men het allerzekerste schynt te weezen, en dat men gemeenlyk het naast by zyn' vat is, wanneer men zulks het weinigste denkt. In Rusland vielen gewigtige veranderingen voor, waarby ik echter niets leed; in tegendeel kon ik my wegens de gunst der regeerende Keizerinne beroemen. Op zekeren dag, wanneer ik, volgens myn' pligt, den Prins des morgens opwachtte, sprak hy my op de volgende wyze aan: Myn Waarde M... gy weet dat ik u lief heb, en dat ik gaarne uw geluk zou willen bevorderen. Hebt gy geen genegenheid om te huwlyken? wist Ik op die vraag niet wat ik zoude antwoorden. Ik geloofde dat de Prins slechts met my schertste. Hy verzekerde my echter dat het hem ernst was. Onder de hofdames der Keizerinne, zeide hy , is 'er eene, die te meer voor u geschikt is, om dat zy, behalven dat zy jong en schoon is, een vermogen van tagtig duizend guldens van een' oom in Holland te wachten heeft, die haar by testament gemaakt zyn, onder beding dat zy geen Rus maar een Protestant zal trouwen. Ik verwonderde my niet weinig dat de Prins my iemand noemde, die ik voor lang reeds niet onverschillig beschouwde en op wier vriendschap ik my sedert eenigen tyd mogt beroemen. Ik verzweeg dit niet voor den Prins, en hy kon zeer wel aan my bespeuren, dat ik belang stelde in zynen voorslag. Hoe zal ik het echter met de zaak aanvangen, hernam ik,  Elfde Vertoog. 152 om tot myn oogmerk te geraaken ? Jongvrouwe A... wordt door de Keizerinne zeer geliefd, die haar om die reden niet gaarne van zich zal laaten gaan. Daar voor zal ik zorg draagen, antwoordde de Prins; als gy het met de Juffer eens zyt, staa ik u voor de bewilliging der Keizerin borg.' Bevlytig u dan om zelf aan uw geluk te arbeiden. Hoe meer ik den voorslag, dien de Prins my gedaan had; overdacht, hoe voordeeliger dezelve my voorkwam. De Juffer was jong en by uitstek wel gevormd, en, 't geen nog meer was, zy had my reeds behaagd, eer ik nog wist dat zy zulk eene aanzienelyke bezitting te wachten had. Behalven dat, stond zy zeer in gunst by de Vorstin. Louter schoone uitzichten inderdaad, en beweegredenen die sterk genoeg waren, om een jong' mensch aan te spooren, om hoe eerder hoe liever hem naar zyn geluk te doen streeven. De gelegenheid om de Juffer te zien en te spreeken, behoefde ik niet verre te zoeken. Ik zag haar dagelyks aan het hof, als de Keizerin door onpasselykheid niet verhinderd werd in 't openbaar te verschynen. Wanneer men in ernst begint te beminnen, geeft men op alle kleinigheden acht. Jongkvrouwe van A... had my, gelyk ik gezegd had, reeds lang behaagd, en ik had haar mooglyk al een geruimen tyd bemind, zonder het zelf te weeten. Dewyl ik in myne jeugd een' vrolyken geest bezat, had ik ook dikwyls met haar gescherst, en als ik thans het voorgevallene nadacht, geloofde ik te kunnen ontdekken, dat ik haar niet geheel onverschillig zyn moest, dewyl zy by aanhoudendheid voornaamelyk met my gesprek voerde. Ik moest boven alle dingen haar geneigdheid onderzoeken, en daartoe vond ik wel haast eene bekwaame gelegenheid. Het Hof begaf zich naar 't land , en de wandelingen aldaar , geeven dikwyls oorzaak, om onhedwongen en zonder beluisterd te worden, met elkander te kunnen spreeken. Ik was zo gelukkig van op het gewenschte oogenblik niet lang vergeefs te moeten wachten. Ik ontmoette het: voorwerp van myn aanzoek by het vallen van den avond, met  152 DE ONZICHTBAARE met twee van haare vriendinnen in den tuin, zo als zy van voorneemen waren om weder naar het slot te keeren. Ik verzocht haar nog eene kleine wandeling met my te doen   en zy bewilligden in myn verzoek. Ik nam daarop de juffer by haar hand, en wist het zo te beleggen, dat haare beide gezellinnen byna twintig schreden vooruit raakten, 't welkmy gelegenheid gaf om myn hart te kunnen uitschudden. Myn voorslag werd in het eerst voor schertzery opgenomen , die zy gewoon was dikwyls van my te hooren ; wanneer ik haar echter heilig verzekerde, dat het my volstrekt ernst was, raakte zy als in diepe gedachten. Ik hield dit voor een goed teken, en drong verder by haar aan , tot dat zy my eindelyk zuchtende ten antwoord gaf: Myn lieve M.... kunt gy u verbeelden dat de Keizerin haare toestemming tot deeze huwlyksverbindtenis zal geeven ? De Prins heeft dit op zich genomen, viel ik haar in de rede, schoone Juffer. Het hangt alleen van uwe bewilliging af, om my te doen hoopen, dat ik de gelukkigste mensch van de waereld zal worden. Wanneer het slechts van my afhangt, was haar weder-antwoord toen, dan zult gy gelukkig zyn. Het is waar, myn besluit schynt een weinig te voorbaarig; maar het is thans de eerste dag niet dat ik den Baron van M... leer kennen. Hy is my reeds lang bekend geweest als een man, die myne liefde waardig is. Daar is myn hand; beproef uw geluk, ik ben met alles tevreden. Doch, zal ik u de waarheid zeggen? Het is of een heimelyk gevoel my dit oogenblik voorspelt, dat wy te samen niet gelukkig zullen worden. Laat ons thans ons maar weder by ons gezelschap voegen , en maak van onze overeenkomst aan niemand iets bekend, voor dat het de behoorlyke tyd daartoe zyn zal. Ik kon deezen tyd niet afwachten, om den Prins het gelukkig gevolg myner liefdeverklaaring over te brengen. Zo dra hy des anderen daags was opgestaan, vervoegde ik my in zyne slaapkamer, en verhaalde hem hoe verre ik gevorderd was. Gy zyt gelukkiger dan ik my verbeeld had dat gy zyn zoud, myn lieve M..., hernam de Prins; ik zal nog  ELFDE VERTOOG. 158 nog deezen dag gelegenheid maaken om met de Keizerin daarvan te spreeken, en ik hoop myn oogmerk te zullen bereiken. Zo als ik des avonds voorneemens was om my ter rust te begeeven, kwam een bode, met bevel, dat ik oogenbliklyk by den Prins moest komen. Vol vrees en hoop snelde ik derwaart, dewyl ik met alle waarschynlykheid kon vermoeden , myn noodlot aldaar te zullen verneemen. Zo als ik in de kamer trad, zag ik terstond aan het vergenoegd gelaat van den Prins, dat ik niets kwaads te duchten had. Goede tyding! riep hy my toe; de Keizerin bewilligt in uw huwlyk. Zy heeft Jongkvrouwe A.. in myne tegenwoordigheid laaten roepen, om haare genegenheid te onderzoeken, en bevonden hebbende dat zy geheel voor u is ingenomen, wil zy uw geluk in het minste niet hinderlyk zyn, maar heeft bereids den dag bepaald, op welken gy beiden in haare tegenwoordigheid u aan elkanderen zult verlooven. Geen mensch in de waereld kan vergenoegder zyn dan ik my toen bevond, te meer dewyl dit geluk my onverwacht overkwam, en ik my nooit had verbeeld, dat ik myn oogmerk zo schielyk zoude bereiken. Ik was tegenwoordig alleen bedacht hoe ik my naar behooren in deeze omstandigheden zou gedraagen, en in het gezelschap myner beminde bruid alle dagen nieuwe vermaaken genieten. Het oogenblik naderde vast, dat ik van myn geluk verzekerd stond te worden, en my openlyk aan het hof, in tegenwoordigheid der Vorstinne , met myn geliefd voorwerp zou ondertrouwen. Dewyl wy elkander oprecht en op de tederste wyze beminden, was ook dit oogenblik voor ons het aangenaamste dat wy ooit beleefd hadden. Men wenschte ons van alle kanten geluk , en verneemende dat ik door veelen benyd werd, gevoelde ik een heimelyk genoegen daarover. De Keizerin behield het insgelyks aan zichzelve om den eigenlyken dag der voltrekking van ons huwlyk te bepaalen; Zy zou denzelven niet zeer lang uitstellen, had zy de goedheid te zeggen, ten einde ons des te eerder gelukkig te maaken. Ik maakte derhalven alle mogelyke toebereidselen . VI. Afd. XIV. DEEL. L die  154 DE ONZICHTBAARE. die by zulk eene plegtige omstandigheid vereischt worden. Behalven dat ik niets liet ontbreken aan het geen dat tot uiterlyk aanzien behoort, bragt ik myn huishouding ook op zodanig een' voet, als my by myne aanstaande gemaalinne tot geene oneere konde gedyen. De dag onzer verbindtenis wierd eindelyk vastgesteld. Alles was daartoe in gereedheid gebragt ; maar tot myn groot verdriet werd de Keizerin twee dagen te vooren door eene onpasselykheid overvallen, die alle onze hoop vernietigde, dewyl wy ons daardoor genoodzaakt zagen ons huwlyk uittestellen. De gemaakte kosten tot vervaardiging der toebereidselen gingen nu ook verlooren , en ik was gedwongen om een ander gelukkig tydpunt aftewachten. Op deeze wyze, en in deeze verdrietige verwachting, verliepen drie geheele jaaren, geduurende welken tyd ik ten minsten zesmaalen toebereidselen tot de vastgestelde plegtigheid maakte, die echter telkens weder door onverwachte verhinderingen moest uitgesteld worden. Geen dag ging 'er voorby dat ik den Prins niet lastig viel; die my echter altoos tot geduld vermaande. Niet lang hier na verloor ik deezen steun van myn geluk , door een' overwachten dood, die te gevoeliger voor my moest zyn, naar maate de voorzorg van deezen Heer voor myne belangen grooter geweest was. Eindelyk geloofde ik het tydpunt beleefd te hebben , dat my het einde van alle myne wenschen zou doen bereiken. Nog maar eenige weinige weeken moesten 'er verloopen, om my in het volkomen bezit te zien eener beminde , die my van dag tot dag liever werd, en die even oprecht als ik naar den tyd onzer verbinding verlangde. Met deeze aangenaame gedachten hield ik my in myn kamer bezig, op zekeren dag, dat ik medicynen had ingenomen, en om die reden t huis was gebleeven. Omtrent tien uuren, des morgens , verscheen een Officier aan myn wooning, en kondigde my arrest aan. Twee soldaaten werden met ontbloot zydgeweer van binnen voor myn deur geplaatst, met bevel om naauwkeurig acht op my te geeven, en niemand, wie het ook zyn mogt, by my toe te laaten.  ELFDE VERTOOG. 155 ten . Ik wist my van deeze ontmoeting in 't geheel geen denkbeeld te maaken . Hoe minder bewustheid van eenig misdryf ik in my gewaar werd , hoe vreemder my deeze omstandigheid voorkwam , en schoon de Officier, eene goede bekende van my was , en ik hem ernstig om eenige opheldering bad , verzekerde hy my echter zulks te kunnen noch te durven doen . Ik maakte duizend gissingen , en bevlytigde my echter vruchteloos den grond van dit ongelukkig toeval te ontdekken . My bleef derhalven niets overig dan het oefenen van geduld , in hoop dat dit geheim zich eerlang wel zoude ontwikkelen . In deeze verwachting bragt ik den gantschen dag door , tot zes uuren des avonds , wanneer een onder-officier in myn kamer trad , en begeerde dat ik hem zoude volgen . Ik wilde my eerst kleeden , dewyl ik in myn nachtrok en op myn muilen was . Doch hy begeerde my geen tyd daartoe te laaten , maar vorderde , dat ik , zo als ik was , met hem gaan zoude . Het was midden in den winter , en ik verzocht derhalven , dat hy my ten minsten zou vergunnen , dat ik myn pels omhing , 't welk hy my dan ook veroorlofde . Toen wy voor de deur kwamen , vond ik een ingespannen reisslede , voor op welke twee gewapende soldaafen zaten . De onder-officier gaf my te kennen dat deeze slede aldaar voor my was gekomen , en noodigde my daarop om 'er plaats in te neemen . Ik gehoorzaamde zonder tegenspreeken , en na dat hy zich nevens my had gezet , beval hy den voerman voort te dryven . Men kan zich ligtelyk verbeelden hoe ik deezen nacht doorbragt . Ik had den geheelen voorgaanden dag niets genooten , dan 's morgens eenige kopjes thee , by het inneemen myner medicynen . By de fynste koude , waaide , den gantschen nacht door , een snydende Noordewind ; en indien ik by geluk myn pels niet had mede genomen , zoude ik in myn dunnen zyden slaaprok en op myn muilen dood zyn gevroozen , schoon de slede taamelyk goed en met de noodige gemakken tot de reize voorzien was . Onder dit alles was myn gemoed , in de grootste verwarring en onrustigtigheid . L2 Ik  156 DE ONZICHTBAARë Ik zag dat men my met geweld van myne bruid verwyderde. Ik wist geen reden daarvan te vinden, en kon uit den weg , die wy namen, niet anders besluiten dan dat men my rechtstreeks naar Siberie wilde brengen. De onder-officier trachtte my door allerhande gesprekken optebeuren ; maar hoe veel goede woorden ik hem gaf wilde hy my echter niet zeggen, werwaart hy my geleiden moest. Alles wat ik uit hem kon krygen bestond hierin: Hy moest my tot zekere plaats brengen, alwaar hy my nader opening zou geeven wat ik verder te doen had. Het ontbrak ons niet aan leevensmiddelen , aan wyn noch sterke dranken; de geheele slede was, zo verre de overige ruimte zulks toeliet, daar mede vol gepakt, en ik moest my verwonderen over de zorgvuldigheid des geenen, die de toebereidselen tot myne reize gemaakt had. Wy kwamen eindelyk op de hoogte van Moskou, en ik was nog al van meening dat men my naar Siberië brengen wilde. Toen ik echter bemerkte, dat men, in plaatse van links af den koers derwaart te houden, naar de rechtehand wendde , begon ik weder moed te scheppen. Het raadsel zelf werd my echter daardoor nog niet opgelost. Ik kon by geene mooglykheid begrypen wat men met my voor had. Want waarom toch kon men myzo plotseling hebben weggezonden , zonder my zelfs te vergunnen myne noodigste zaaken en geryflykheden met my te neemen? Eene dagreize voorby Moskou deed myn geleider stil houden, en beval de beide soldaaten aftestygen. Hy haalde een brieventas voor den dag, die hy my met vyftig roebels aan geld overgaf. Verder kan ik u niet geleiden, zeide hy toen. Gy zult in de brieventas eene order vinden wegens het geen u verder te doen staat. Ik heb thans myn ontfangen bevel ter uitvoer gebragt, en kan niets meer doen dan u verder eene gelukkige reize te wenschen Dit gezegd hebbende verliet hy my, gelyk ook de beide soldaaten deeden, die met hem te voet den weg te rug keerde, dien wy gekomen waren. Deeze omstandigheid was voor my een nieuw raadsel. Ik opende de brieventas, en vond in dezelve een  ELFDE VERTOOG. 157 een brief aan den Overllen van S.... in K... My was derhalven geen ander middel overig , dan my rechtstreeks derwaart te had nog vrij wat begeeven wegs Ik afteleg gen, de en koude beklemde myn slecht gekleed Ligchaam zodanig ■ dat het my somtyds onverdraaglyk was. Doch de hoop van nu wel haast de ooraak en de bedoeling van het geen my was overgekomen te weeten, moedigde my gestadig aan te meer dewyl ik den Heer van St.... Zeer wel kende door dien wy, toen hy nog Kapitein was tot een zelfde regiment behoord hadden. Na veel geleden ongemak kwm ik eindelyk in K... aan. alwaar ik my terstond tot voor het huis van den Oversten liet brengen. Ik zag hem het aan venster staan en bemerkte duidelyk zyne verwondering dat hy iemand dien hy scheen kennen, te met een slaapmuts en op muilen uit eene slede zag stappen en dien hy echter voor een' vreemdeling moest houden. Zyn verwondering was echter nog grooter toen hy my by het intreden van de kamer herkende, en de wyze vernam op wélke ik hier gekomen was. Zyne gemaalin en drie volwassene dochters , voegden zich ook by ons en St.... myne ; nieuwsgierigheid op het oogenblik te voldoen. Hy deed zulks brak den brief open, en vond 'er niets anders in dan een bevel om my als Luitenant te plaatsen by een regiment hussaaren, dat zich in dien oord bevond. Terwyl ik my dus aan de eene zyde op de aandoenelyk verlaagde ; en aan de andere zyde gedrukt werd. door het verlies van myne goederen, bestaande alles wat ik bezat in L 3  158 DE ONZICHTBAARE. het nadeel dat ik leed door het missen van haar, die ik boven alles beminde. Meer dan eens besloot ik om weder te voet naar Petersburg te rug te keeren, en aldaar myn noodlot in de armen myner Beminde aftewachten. Hoe weinig ik ook anders tot buitenspoorige gedachten geneigd was, bevond myn ziel zich echter thans in zulk een staat, dat zy geen vermoogen over zichzelve had, en van alle verstand beroofd scheen te zyn. De Heer van St.... troostte my zo goed als hy konde, en zyne geheele familie bevlytigde zich om mynen toestand my draaglyk te maaken. Men vleide my met de hoop, dat de Heer van St.... door bemiddeling zyner vrienden ten hove, dereden myner verbanning verneemen, en my wegens het geleden verlies vergoeding zou kunnen verschaffen. Deeze hoop alleen bragt eenige geruststelling by my te wege. Ik zette my neder en schreef een brief aan Juffer van A. ., zo als myn hart my den inhoud daartoe ingaf. Ik maalde haar myne ongelukkige omstandigheden met de levendigde verwen af, en bezwoer haar alles aan te wenden, om my weder in haare tegenwoordigheid te brengen, zynde ik bereid om alle ongeluk te verdraagen, indien my de hoop maar overig bleef van haar te zullen behouden. De Heer van St.. .. floot deezen blief in den zynen, en het scheen dat myn gemoed sedert tot meer bedaardheid kwam. Zo krachtig werkt de hoop in het hart eens ongelukkigen. De geringde schyn van dezelve recht den wankelenden moed weder op. Duizend aangenaame verbeeldingen dienen haar tot voedsel , en dus hoopen wy van den eenen tyd op den anderen , tot dat wy eindelyk aan ons ongeluk gewoon worden, en ten laatsten, door den nietigen schyn der hoop dikwyls genoeg bedroogen, het kloekhartig besluit neemen, ons boven alles te verheffen, en ons met eene onverschilligheid te wapenen, die ons zelfs by den ondergang der waereld onaandoenlyk maakt. Indien ik thans myne droevige omstandigheden niet wilde verergeren, en alles eensslags bederven, moest ik gehoorzaamen aan het bevel, en my by het aangeweezen regiment  ELFDE VERTOOG, 159 ment vervoegen. Mooglyk zullen veelen, denken, dat ik eene laage daad bedreef, door te besluiten weder Luitenant te worden, daar ik reeds een der oudste Majoors by de troepen was. Doch wanneer men zich in myne omstandigheden verplaatst, zal men gantsch anders oordeelen. In 't kort, de denkbeelden van eer moesten hier niet naar den schyn, maar naar derzelver wezenlyke waarde door my beschouwd worden. In een vreemd land , midden onder barbaarsche volken , aan de uiterste grenzen van Europa, zonder geld en in den armzaligsten omstand, was het immers veel meer eere voor my, in de hoop dat myn lot zich eerlang zou ontwikkelen, een geringe standplaats te aanvaarden, dan te gaan bedelen, en my in gevaar te stellen van naar Siberien gezonden te worden, alwaar ik myn geheele leven in eene altoosduurende elende en schande zou hebben moeten doorbrengen, De Heer van St.... voorzag my van het noodige geld , om my myne toerusting te verzorgen; zyn vrouw en dochters deeden hun best om zo veel linnengoed voor my te maaken, als ik in mynen toenmaaligen omstand noodig had, en dus begaf ik my naar het regiment, byna even zo veel aangedaan door de grootmoedigheid van myn' vriend als door myn eigen ongeluk. Een geheel jaar verliep 'er eer ik eenige brieven van Petersburg ontfing, en ik kan met waarheid zeggen, dat dit jaar my langer geduurd had dan myn gantsche leeftyd. Myn noodlot was over het geheel voor my een raadsel, tot welks oplossing ik den sleutel niet kon vinden. Hoe minder ik my van eenig misdryf bewust was, hoe moeijelyker het my viel de ontmoeting , die my weêrvaaren was, overeen te brengen met de gunst, die my, tot op het laaste oogenblik van myn geluk, beweezen was. Eindelyk werd my een brief van den Heer St.. .. ter hand gesteld, in welken denvolgenden brief was ingeslooten : Vergeet my, myn liefde M....; vergeet voor eeuwig uwe ongelukkige A... Myn voorgevoel is maar al te waar ge-  150 DE ONZICHTBAARE. geworden. Wy waren niet verordend om met elkander gelukkig te zyn. In den brief van den Heer St.... lag nog een andere van een' zyner vrienden , hem berichtende, dat de Jongkvrouwe van A. aan een Brigadier, een geboren Rus , was uitgetrouwd; dat men echter van de oorzaak, waarom men my zo heimelyk en op zulk eene wyze, als geschied was, had weggezonden, niets kon verneemen; zynde dit zulk een diep geheim, dat de Juffer zelf haare poogingen vruchteloos had aangewend , om hetzelve uittevorschen. Voorts had men vernomen dat zy niet dan gedwongen haar hand aan den Brigadier had gegeeven, en sedert den dag van haar huwlyk altoos zeer stil en neêrslagtig geweest was. Thans was ik geheel uit den droom. Ik bemerkte nu dat ik een medeminnaar had gehad , die door een der ryksgrooten ondersteund was geworden, en het middel had gevonden om by de Vorstin my verdacht te maaken , en onder een schoonschynend voorwendsel weg te zenden. De ervaaring leerde my in 't vervolg, dat ik niet geheel kwalyk had geoordeeld; en dewyl ik u het overige van myne geschiedenis zo kort my mooglyk zal verhaalen, zult gy wel ras bemerken , wat de eigenlyke reden van myne verbanning was. Het geduld was nu de eenige bezitting die my was overgebleeven, en dewyl ik nu in stilte de onbestendigheid van het waereldsch geluk overwoog, welke ik niet alleen aan myzelven, maar voorheen aan veele anderen had waargenomen , begon ik te begrypen, dat diegeen de verstandigste man in de waereld is , die alles met zekere onverschilligheid aanziet, en niet met te veel vertrouwen staat maakt op opgenblikken, die nog toekomend zyn. Ik diende nu weder van onderen op, en in vyftien jaaren bragt ik het tot den rang van Oversten, hebbende ik geduurende dien tyd dan by het eene en dan by het andere regiment geplaatst geweest. Door deeze menigvuldige verplaatsing , was ik eindelyk in Lyfland geraakt, alwaar ik gelegenheid vond  ELFDE VERTOOG 161 my met zekere Juffer van R., de dochter van een voornaam Kerkelyken, in den echt te begeeven, in wier persoon ik alle' de deugden vereenigd vond, die een' man gelukkig kunnen maaken. De beurt tot het bekomen van een regiment stond thans aan my; doch dewyl men vreesde, dat ik daardoor gelegenheid mogt bekomen, om my wegens den trek, die my gespeeld was, te wreeken , zocht men zulks voor te komen, en een ander veel jonger Officier dan ik , werd den voorrang gegeeven. Dit laatste voorval verdroot my zo zeer, dat ik om myn afscheid aanhield, en tevens verlof verzocht, naar Duitschland te rug te keeren , na dat ik zo veele jaaren in den dienst der natie had doorgebragt. Men wilde my hierop een regiment geeven , dat zich op de uiterste grenzen des Ryks bevond, maar dit moest ik om myner vrouw en kinderen wil afslaan , die ik te lief had om ze naar een oord te voeren , waar hun gezelschap uit Tartaaren en Kalmukken zou bestaan hebben. Men zond my bevel naar Petersburg te komen , en deeze reize was my alleen aangenaam, om dat ik daardoor gelegenheid stond te bekomen myne eerste beminde nog eens te zien, en mooglyk de oorzaak myns ongeluks te verneemen. Aldaar aangekomen zynde, bereikte ik ook wel haast myn oogmerk. De liefde der voormaalige Jongkvrouwe van A.. was in vriendschap veranderd, en zelfs ontfing haar gemaal my met de grootste achting, en, zo men my niet bedrogen heeft, berouwde het hem meer dan eens dat hy zich aan myn ongeluk had schuldig gemaakt. Schoon hy zich niet kon beroemen, de geheele liefde van zyne echtgenoote te bezitten, had hy echter door zyne uitmuntend goede hoedanigheden al haare hoogachting verworven. Myne tegenwoordigheid bragt echter zo wel den Heer van M.. als zyne gemaalin in eenige verlegenheid, en zy heeft my meer dan eens in het byzyn van haaren gemaal verklaard , dat zy gewenscfat had my nooit L 5 we-  162 DE ONZICHTBAARE weder te zullen zien. Zy verhaalde my dat haar tegenwoordige man een middel had gevonden, om, door verscheiden van zyne begunstigers de Keizerin te beweegen haar woord, aan my gegeeven, ondereen of ander voorwendsel weder in te trekken , en daartegen hem verlof te geeven met de Juffer te huwelyken : dewyl ik nu in dien tyd myn steun , in den Prins van H. H had verlooren, en niemand anders voor myn belang opkwam, bad de Keizerin eindelyk in den voorslag bewilligd , van my by een ander regiment te plaatsen , en my op die wyze van het voorwerp myner liefde te verwyderen , ten einde myne medeminnaar gelegenheid te verschafffen zyn aanzoek by de Juffer onbelemmerd te kunnen voortzetten. Nooit was het echter de meening der Vorstinne geweest my op zulk eene wyze te verzenden als daadelyk geschied was; dit had ik te danken aan de voorzorg myner heimelyke vyanden , die zich , ik weet niet om wat reden, aan my wilden wreeken , en die ook zorgvuldig hadden weeten te beletten, dat myn noodlot de Keizerin nooit ter ooren gekomen was. Ik hoorde dit verhaal thans vry onverschillig aan, dewyl de langheid des tyds, die tusschen beiden verloopen was , de bitterheid van hetzelve bad weggenomen. Het geluk keerde my echter op nieuw den rug toe. Ik vond nergens gehoor , en zag my eindelyk zo verre gebragt , dat men my noch verder bevorderen noch myn afscheid geeven wilde. Agt geheele jaaren heb ik met myn vrouw en kinderen in de behoeftigste Omstandigheden moeten doorbrengen, dewyl men geduurende dien tyd my zelfs myne bezolding onthield. Mevrouw van M.. gaf my by deeze gelegenheid blyken dat myn persoon haar nog niet geheel onverschillig was. Zy wist haaren man te beweegen, my in deeze omstandigheden staande te houden , die zulks op eene zo grootmoedige wyze verrichtte, dat hy my zelfs het vermaak benam van hem daarvoor naar behooren te kunnen danken. Zy overleed kort hier na, en had my in haar  ELFDE VERTOOG 163 haar testament een aanzienelyk legaat gemaakt, waardoor ik my in staat zag gesteld my en de mynen voor gebrek te behoeden. Ik heb na dien tyd nog eene verandering in myne omstandigheden ondergaan , die gewigtig was , maar desniettegenstaande weinig indruk op my gemaakt heeft, dewyl ik door de ondervinding zulk een graad van onverschilligheid heb bereikt, dat my het verliezen of winnen van een kroon vergenoegder of onvergenoegder zou maaken , dan ik my tegenwoordig in myne middelmaatige omstandigheden bevinde, en in welke gesteltenisse ik myne dagen, met verachting van alle waereldsch geluk, hoop te besluiten. Hiermede eindigde de Baron van M. zyne geschiedenis, en ik geloof door dit voorbeeld beweezen te hebben, dat 'er lieden in de waereld zyn, die uit verstandige grondbeginselen en door ervaaring onverschillig zyn. Na het overlyden van Keizerin Elizabeth, herstelde Peter de derde , den ongelukkigen Heer van M. weder in gunst, beschenkende hem met eene aanzienlyke bediening; doch dit nieuw geluk werd door het oproerig noodlot van den Russischen Vorst weder gestoord , en dewyl ik by deeze gelegenheid het Ryk verliet, heb ik van hetgeen den Heer van M, verder bejegend is, niets vernomen. AAN-  AANMERKINGEN OVER DE VROUWELYKE KUNNE. O Woman! lovely Woman! Nature made thee for temper Man. We had been Brutes without you. OTWAY, Indien wy 't oog laaten gaan over alle tyden en alle landen, zullen wy de vrouwen, byna zonder uitzondering, altoos en overal , aangebeden en tevens onderdrukt vinden. De mannen, die nooit eene gelegenheid verzuimden om hunne magt te oefenen, terwyl zy aan haare schoonbeid hulde deeden , hebben zig altoos met haare zwakheid bevoordeeld. Zy zyn tevens haare tirannen en haare slaaven geweest. De natuur zelve schynt, in 't vormen van zulke aandoenelyke en tedere weezens , meer haare bekoorelykheden dan haar geluk in 't oog gehouden te hebben. De vrouwen , geduurig met druk en vrees omringd , hebben ruim haar deel in alle onze elenden , en zyn daarenboven nog onderhevig aan kwaalen, waarvan onze sex vry is. Zy kunnen 't middel des leevens niet zyn, zonder zich bloot te stellen aan 't gevaar van haar eigen leeven te verliezen; iedere omwenteling, die zy ondergaan, ontstelt haare gezondheid, en dreigt haar den ondergang. Wreede ziekten randen haare schoonheid aan ; en 't uur, dat haar hiervoor eindelyk beveiligt, is misschien het allerdroevigste van haar leeven. 't Berooft haar van 't weezenlykste kenmerk haarer sexe; en zy kunnen voortaan alleen op de bescherming, aan den vernederenden eisch van medelyden verschuldigd, of op de zwakke stem der dankbaarheid hoopen. De samenleeving, in plaats van haaren staat te verbeteren, is voor haar eene nieuwe bron van rampen. Meer dan  AANMERKINGEN OVER DE VROUWEN. 165 dan de halve wereld wordt van wilden bewoond, en onder alle die volken zynde vrouwen volstrekt ongelukkig De mannen zyn in een staat van woestheid niet minder wreed dan ongevoelig , werksaam uit noodzaakelykbeid , maar natuurlyk tot rust geneigd: zy kennen weinig meer dan de ligchaamelyke uitwerksels der liefde ; en niets weetende van die zedelyke denkbeelden, welke alleen de dwingelandy der magt kunnen verzagten , houden zy 't voor een hoofdwet, te heerschen over haar, die de reden met hun gelyk stelt, maar wier zwakheid voor hunne sterkte zwigten moet. Niets, zegt Professor Miller, daar hy van de vrouwen der woeste volken spreekt: niets kan de af hangkelykheid en onderwerping te bovengaan, waarin zy gehouden worden, noch de beslommering en den arbeid , waarmede zy zich moeten afslooven. Wanneer de man niet met eenige krygsoefening bezig is, viert hy zyne luiheid den teugel, en schuift den last van huisselyke zaaken geheelenal op zyne vrouw. Hy verwaardigt zich niet, haar in eenige van deeze slaafsche bezigheden te helpen. Zy slaapt in een byzonder bed, en krygt zelden verlof om eenige verkeering of gemeenschap met hem te hebben. De vrouwen zyn onder de Indiaanen van Amerika, 't geen de Meloten onder de Sparten waren, naamelyk een overwonnen volk, verpligt om voor de overwinnaars te werken. Om deeze reden hebben wy op de kusten van de Oronoque gezien , dat moeders haare eigene dochters uit medelyden ombragten, en haar op 't uur haarer geboorte smoorden. Zy beschouwen dit barbaarsch medelyden als eene deugd. De mannen, zegt de kommandeur Byron in zyn berigt wegens de inwooners van Zuid-Amerika, oefenen een byna vrymagtig gezag over hunne vrouwen, welke zy even als alle hunne andere eigendommen aanmerken, en waarvan zy zich ook op gelyke wyze bedienen. Haar gewoon onthaal is zelfs wreed; want schoon de zorg en 't gevaar van voedsel te verschaffen geheel op de vrou   wen  166 AANMERKINGEN OVER DE VROUWEN. wen berust, mogen zy 'er geen stuk van aanraaken, eer de man verzadigd is, en dan wyst hy ze haar deel aan, dat doorgaans zeer gering en niet naar zynen smaak is. Onder de Oostersche volken vinden wy eene andere soort van overheersching en dwingelandy, naamelyk het serail, en de huisselyke slaaverny der vrouwen, die door de gewoonte goedgekeurd en door de wetten gestaafd wordt. In Turkye, in Persie, in Indie, in Japan en in 't uitgestrekte gebied van China wordt de eene helft van 't menschelyk geslacht dor de andere onderdrukt. De verregaande onderdrukking vloeit in deeze landen uit overmaat van liefde voort. Gantsch Asie is vol gevangenissen waarin de dienstbaare schoonheid de willekeurige bevelen van haaren meester afwacht. De menigte van vrouwen, die aldaar by elkanderen zyn, hebben geen wil, geene neiging, buiten de zyne: haare overwinningen duuren slegts een oogenblik ; en haar minnenyd, haar haat en haar vyandschappen houden tot den dood toe stand. Daar is de beminnelyke kunne verpligt, zelfs haare slaaverny met de hartelykste tederheid te vergelden, of, 't geen nog pynelyker is, met den schyn van een hartstogt, dien zy niet voelen ; daar heeft de naarste dwingelandy haar onderworpen aan schepfels, die, tot geene van beide sexen behoorende, beiden tot oneer zyn: daar strekt eindelyk haare opvoeding alleen om haar te vernederen, haare deugden wordt geweld aangedaan ; haare vermaaken zelfs zyn gedwongen en smaakeloos; en na weinig jaaren, wanneer de bloei haarer jeugd verwelkt, begint het lange en verschrikkelyke tydperk van haare versmaading. In de gemaatigde lugtstreek, waar de klimaaten, minder gloed aan de liefdedrift . geevende, meer vertrouwen op de deugd overlaaten, zyn de vrouwen wel niet van hun vryheid beroofd, maar eene wreede wetgeevende magt heeft ze altyd in een staat van afhangkelykheid gehouden. Den eenen tyd worden zy in haare eigene kamers opgeslooten, en zo wel van bezigheden als van verlustigingen afgehouden; op andere ty-  AANMERKINGEN OVER DE VROUWEN. 167 tyden benadeelt eene verdrietige voogdy haare harten, en beschimpt haare vermogens. In 't eene land worden zy gehoond door de veelwyvery, die haar medeminnaaressen tot onscheidbaare medgezellinnen geeft; in 't andere door onverbreekbaare banden gekluisterd, die menigmaal de zachtheid met de ruwheid, de gevoeligheid met de norsheid samenkoppelen : zelfs in landen, waar zy voor gelukkigst gehouden mogen worden, zyn zy gedwongen in haare begeerten en in 't bewind over haare goederen; door de wetten, van haaren vryen wil beroofd; slaavinnen van den waan , die haar met volstrekte heerschappy regeert, en den minsten schyn voor wangedrag uitkryt; aan alle kanten omringd van regters, die tevens haare tirannen en haare verleiders zyn, en na haar van 't spoor gebragt te hebben , iedere struikeling met smaad straffen , ja zelfs zich het recht aanmaatigen van haar op 't eerste vermoeden te vernederen! Wie heeft geen medelyden met de tedere kunne ? 't Grieft my te moeten zeggen, dat dit het lot der vrouwen op den geheelen aardbodem is. De mannen zyn ten aanzien van haar in alle landen en in alle eeuwen ongevoelige echtgenooten of onderdrukkers geweest ; want de vrouwen hebben somtyds de koude en vooraf beraadene verdrukking van den hoogmoed, en somtyds de hevige en verschrikkelyke tiranny van den minneyver ondervonden. Wanneer zy niet bemind worden , zyn zy niets; en wanneer zy bemind worden moeten zy kwellingen uitstaan. Zy hebben byna even groote reden om voor de onverschilligheid en voor de liefde beducht te zyn. Op drie vierdedeelen van den aardkloot heeft de natuur haar tusschen verachting en elende geplaatst. De smeltende begeerte, of de vuurige neigingen, zegt Professor Ferguson , welke in 't eene klimaat tusschen de sexen plaats hebben, veranderen in 't andere in eene schraale achting of in 't geduldig lyden van wederzydsche afkeerigheid. Deeze verandering wordt men gewaar in 't oversteeken van de Middelandsche zee, in 't volgen van den loop der Missisippi, in 't beklimmen der  168 AANMERKINGEN OVER DE VROUWEN. der gebergten Caucasus , in den overgang van de Alpen en Pyreneën naar de stranden der Oost-zee. „ De brandende minnelust en kwellende jaloersheid van „ 't serail en van de harem, die zo lang in Asie en A„ frika geheerscht hebben , en in de zuidelyke deelen van „ Europa naauwelyks voor den verschillenden godsdienst „ en voor de burgerlyke instellingen geweeken zyn, wor„ den echter door de vermindering van warmte in 't klimaat, * vry gemakkelyk beteugeld Op de eene breedte veran„ deren ze in eene drift, die slechts eenigen tyd duurt, „ het gemoed bezwangert, zonder het te verzwakken, en tot romaneske daaden aanleiding geeft : verder „ noordwaart gaan ze over in een geest van galan„ terie, die 't vernuft en de verbeeldingskracht meer be„ zig houdt dan 't hart ; die zich meer met listige aan„ slagen vermaakt dan met weezenlyk genot; en die de „ gemaaktheid en ydelheid te hulp neemt, wanneer 't ge„ voel en de begeerte bezwyken. Deeze zelfde drift be„ daart, naar maate zy verder van de zon afwykt, tot „ eene hebbelykheid van huisselijke vereeniging , of be„ vriest tot een staat van ongevoeligheid, waarin de sexen „ haare vryheid behoudende, naauwelyks verkiezen ee„ ne verbintenis met elkander aan te gaan." Men vindt zelfs onder volken, waar de schoonheid de' hoogste hulde ontvangt, mannen, die de sex gaarne van allen lof zouden willen berooven. De deugdsaamste vrouw," zegt een vermaarde Griek , ,, is die, daar 't minst van gesproken wordt." Die gemelyke man wil de vrouwen, terwyl hy haar pligten oplegt, van 't aangenaame der openbaare achting berooven, en, daar hy deugden van haar vordert, haare begeerte naar eer voor misdaadig uitkryten. Indien eene vrouw de zaak van haare kunne bepleiten wilde, zou zy hem dus kunnen aanspreeken: Hoe groot is uwe ongerechtigheid! Zo wy even veel recht tot de deugd hebben als gy, waarom zouden wy dan niet ook even veel recht tot den lof hebben? De openbaare ach-  AANMERKINGEN OVER DE VROUWEN. 167 " achting moet uw verdienste opwachten. Onze pligten ver„ schillen van de uwen; maar ze zyn daarom niet min„ der moeielyk te volbrengen noch minder gewigtig voor „ de maatschappy. 't Zyn de bronnen van uw geluk ; de lieffelykheden van 't leeven. Wy zyn vrouwen en moeders. Wy zyn 't , die de eenigheid , de gulhar„ tigheid in de huisgezinnen doen stand grypen. Wy „ verzachten die wilde ruwheid , welke alle dingen aan„ merkt als onderworpen aan haare kracht, en welke de „ mannen onder elkanderen in' een altoosduurenden oor„ log zou wikkelen, Wy kweeken in u de menschelyk„ heid aan, die u voor de rampen van anderen gevoelig maakt; en onze traanen waarschouwen u, wanneer ee„ nig gevaar u genaakt. Gy kunt niet onbewust zyn, „ dat wy geen minder moed noodig hebben dan gy. Zwak„ ker van aart zynde, hebben wy misschien met meer „ beproevingen te worstelen. De natuur bespringt ons „ met zorgen; de wetten en gewoonten noodzaaken ons „ tot bedwang; en de gevoeligheid en deugd ontrusten ons „ door haaren geduurigen stryd. Somtyds eischt de naam „ van burgeressen ook den'tol der dapperheid van ons. „ Wanneer gy uw bloed aan 't gemeenebest opoffert, „ bedenk dan, dat het ons bloed is. Wanneer wy onze „ zoonen en onze mannen aan 't vaderland geeven, gee ven wy meer dan ons zelven. Gy kunt slechts op 't, „ slagveld sterven; maar wy hebben 't ongeluk van hen te „ overleeven, die wy meest beminnen. Helaas! Waarom zullen wy, terwyl uw eerzuchtige hoogmoed onophou,, delyk zwoegt om de aarde vol standbeelden, gedenkte,, kenen en opschriften te planten, om, ware 't mogelyk, „ uwe naamen te vereeuwigen, en u zelven een bestaan „ te geeven, na dat het ligchaam 'er niet meer is, ver„ oordeeld zyn om onbekend te leeven en te sterven ! „ Moet dan het graf en de eeuwige vergetelheid ons „ lot zyn? Weest niet in alles onze tirannen: .vergunt, „ dat onze naamen somtyds genoemd worden binnen den VI. Afd. XIV. Deel. M naau-  168 AANMERKINGEN OVER De VROUWEN. „ naauwen kring, waarin wy leeven: vergunt, dat de „ vriendschap, of ten minste de liefde haare zinnebeelden „ graveere op de zark , waaronder onze asch rust; en ,, weigert ons de openbaare achting niet, welke, na de „ eigene innerlyke goedkeuring, de zoetste belooning van ,, 't weldoen is." Men moet echter bekennen, dat alle mannen niet even onrechtvaardig geweest zyn jegens hunne gezellinnen. In sommige landen zyn de vrouwen openbaare eerbewyzen aangedaan. De kunst heeft gedenktekens voor haar opgerecht, de welspreekendheid heeft haare deugden geroemd, en de geschiedenissen hebben alles verzameld wat haare karakters luisterryk kon maaken. KORTE PROEVE OVER HET BELAGCHELYKE DER GEMAAKTHEID. Indien iemand vraagde , wat my, onder alle trekken van een beminnelyk karakter, meest bekoort, zou ik gereedelyls antwoorden : de eenvoudigheid. Ik kan niet denken , dat dit eene byzondere verkiezing van my is; want ik heb gemerkt, dat het eenvoudige eene algemeene aantrekkelykheid heeft , welke zelfs op hen werkt, die 'er zeer achterlyk in zyn. Hoe komt het derhalven. dat iedere soort van gemaaktheid altoos gepaard gaat met eene zeer groote en blykbaare begeerte om de verwondering der waereld weg te draagen ? Dat elk, naar maate deeze begeerte sterk is, zich gedraagt op eene manier, die hem krachtdaadigst in zyn oogmerk .te leur stelt , is een merkwaardig verschynsel in de zedelyke waereld, en verdient zekerlyk het onderzoek der wysgeeren. De gemaaktheid wordt zo algemeen voor walgelyk erkend.  PROEVE OVER DE GEMAAKTHEID. 169 kend, dat ze onder de gebreken behoort, welke de oprechtste boezemvrienden elkanderen niet ernstig onder 't oog durven brengen. Want aan een vriend te zeggen , dat zyn gedrag gemaakt is, wordt ligt even zo opgenomen, als of men hem zeide, dat zyn gedrag onaangenaam was; en dit verwyt kan niemand verdraagen. Laat het my derhalven vry staan, als een algemeen vriend, zonder iemand te hoonen, allen, wier harten belyden dat de hoogmoed hen met deeze of geene soort van gemaaktheid besmet heeft, in te luisteren dat dezelve nooit tot een middel om te behaagen strekt of strekken kan. ■ Duizendmaal heb ik gewenscht , Flirtilla te durven, zeggen, dat de moeite, die zy doet, om geduurig in beweeging te zyn en geduurig te glimlagchen, in myn oog naar geene jeugdige leevendigheid gelykt. Ik zie hoe lastig 't haar valt, en myn zenuwgestel lydt, als ik haar aanzie ; zo dat het haar en my groot gemak zou kunnen verschaffen , indien ik het durfde, waagen haar te verzoeken om zich in myne tegenwoordigheid altoos aan haare natuurlyke kwyning en vadsigheid over te geeven, welke my veel aangenaamer zou weezen. Gloriosa doet telkens, wanneer zy van een merkwaardig voorbeeld van edelmoedigheid of weldaadigbeid hoort» oneindige moeite om my door eene zeer zwierige redevoering te overtuigen, dat de verhaalde liefdedaad gering is voor de grootheid van haare ziel; dat zy de helftvan haar vermogen als eene beuzelachtige gift voor een' waardig' vriend zou aanmerken ; dat zy liever zelve de uiterste smart zou willen lyden, dan 'er een' medeschepsel, al was 't een vreemdeling, in gedompeld zien; en dat het haar meer werk kost , zich van de edelmoedigste daaden te onthouden , dan 't den grootsten gierigaart zou kosten , mededeelzaamheid te oefenen- Ik verlang om haar te kennen te geeven, dat deeze verklaaringen niets anders in myn gemoed uitwerken, dan eene twyfeling, of zelfs 't gewoonelyke aandeel van menschM2 lie-  170 PROEVE OVER DE GEMAAKTHEID. levendheid en weldaadigheid haar niet ontbreekt, welke' argwaan anders niet in my opgekomen zou zyn. Humanus , daarentegen , behoefde zich zo niet te schaamen wegens zyne teêrhartigheid en goedheid , waarin al 't aangenaame van zyn karakter bestaat, en welke hy door zyne gemaakte ruwheid en ongevoeligheid niet verbergen kan. Wees te vreden, goede Humanus gy kunt den lof, dien gy zoekt, nooit verkrygen: niemand zal uw hart voor Wreed en onaandoenelyk houden ; wy allen erkennen u voor goedaartig en gevoelig ; en 't is alleen hierom, dat wy al het walgelyke van uwe uiterlyk-aangenomene onbeschoftheid verdraaien,; De arme jonge Saunter, gemerkt hebbende , dat die weinige luiden van rang en middelen , in wier gezelschap hy komen mag, speelers en ligtmissen zyn, verbeeldt zich, dat voor hem, om zich als een aanzienlyk en ryk man aan de waereld te vertoonen, niets noodzaakelyker is dan de naam van speeler en ligtmis. Met dit oogmerk begaat hy eenige zotheden, en geeft voor, dat hy 'er nog meer begaat. Hy stoft uuren achtereen op hooge weddenschappen en ongebondene brasseryen, waar aan hy nooit schuldig was. Maar geen mensch gelooft hem : ieder een weet dat de arme jongman sober genoeg leeven zou, indien hy 't voor iets aertigs hield ; en niettegenstaande de groote leevendjgheid , met welke by. zynen al te toegeeVenden vader bespot en dood wenscht, is 'er sterk vermoeden, dat hy niet geheel van alle natuurlyke aandoeningen ontbloot is, en dat hy zich inderdaad niet kwalyk tegen den goeden gryzaart gedraagt, zo men dit ééne artikel uitzondert, dat hy te veel van deszelfs geld verkwist. Laat my u overreeden Saunter om.te beproeven ' of gy da waereld , met weinige goede hoedanigheden , niet ruim zo veel voldoen kunt, als met alle de slechte eigenschappen die gy aanneemt. Indien gy vindt, dat het' niet gelukt, kunt gy gemakkelyker toe den weg der ondeugd wederkeeren, dan gy tot dien der deugd zult kun ken  Proeve OVER DE GEMAAKTHEID 171 nen komen, zo gy langer wacht, en zo gy verstand genoeg hebt om t'eeniger tyd te zien, welk een verachtelyk schepsel de hoogmoed u heeft doen worden. De trotsche gebaarden en snorkeryen van een' ryk' handwerksman , die pas een heer geworden is, zyn geen duidelyker tekens van een laag opgebragt mensch, dan de al te verregaande nederigheid van Superba is van een onmaatigen hoogmoed. Terwyl zy zich in al haar spreeken vernedert, en haar gezelschap zo verre boven zich verheft , dat zy zich naauwelyks waardig wil erkennen om 'er mede te verkeeren , laat zy haare hoogmoedige vernedering voelen op eene manier, die onaangenaamer is, dan de openbaarde aanmaatiging van meerderheid. Haar oogmerk is, de voorrechten, welke zy, ten minste zo zy meent, boven anderen bezit, in 't sterkste licht te stellen, en dan aangezien te worden, als in haar zelve boven alle deeze voorrechten verheven, en versierd met eene nederigheid, die elks achting en verwondering moet vermeerderen. Arme vrouw! 't Mislukt haar geheel. Haare schynbaare nederigheid maakt haar belagchelyk en verachtelyk, terwyl haar weezenlyke hoogmoed ieders eigenliefde tegen haar wapent , en die omstandigheden gering doet achten , waarop men ziet dat zy haare verhevenheid grondt. Gelyk. de loogenaars dikwils in de beschaafdheid 'der samenleeving , die bet rondborstig tegenspreeken van eene zaak verbiedt, zulk een groot vertrouwen stellen, dat zy de tastbaarste onwaarheden durven uiten: dus verbeelden zich de persoonen , die ik beschreeven heb , op den zelfden grond, dat ieder een, met wien zy verkeeren, door hunne veinzery misleid wordt. Een weinig betere gedachten omtrent de schranderheid van anderen zouden hen eindelooze moeite uitwinnen. Een list kan wel somtyds slaagen in 't bedriegen van den persoon, daar 't op gemunt is; maar een man , wiens karakter vol kunstenaary is, loopt byna altoos de geheele waereld in 't oog. Gemaakte M3 hou-  172 PROEVE OVER DE GEMAAKTHEID, houdingen, zeden of gevoelens in de samenleeving worden door 't geringste verstand ligtelyk gekend: eik noemt ze belagchelyk. Eene der gemaakste vrouwen , die ik ooit gekend heb, zeide my eens met eene zeer kwynende stem: „ gy weet, 't is beter dood dan gemaakt te zyn." Dus veroordeelt elk een dat geene, waardoor hy de verwondering denkt weg te draagen , en hoopt , tegen alle rede en waarschynlykheid, de waereld te bedriegen door de zelfde kunstenaaryen, die hy zelf zo ligtelyk in anderen onderscheid en zo gereedelyk befpot. DE GROOTSTE GEBEURTENISSEN VLOEIJEN DIKWILS VOORT UIT DE GERINGSTE OMSTANDIGHEDEN. Een zeer onvolmaakte kennis van de geschiedenissen is genoeg om ons te overtuigen , dat veele merkwaardige gevallen, ons door de schryvers gemeld, hunnen oorsprong verschuldigd zyn aan de omstandigheden, die zelfs de oplettendheid van het gemeen niet scheenen te verdienen. De groote beweegreden , om welke Xerxes met de Grieken in onderhandeling trad, en de talrykste legers waarvan de geschiedenis gewaagt, op de been gebragt werden , hing van de volgende omstandigheid af. Een Grieksch geneesheer, die de Koningin van Persie vergezelde, was begeerig om naar zyn vaderland te keeren, en verkreeg van de Koningin , dat zy Xerxes den onsterflyken roem voorstelde, dien hy door een Griekschen veldtogt behaalen kon. De beruchte belegering van Troje en de geheele ondergang van Priaams bloeijend Ryk, werden alleen veroorzaakt door de vlugt van Helena met Paris, op wien zy ver-  GERINGE OORZAAKEN VAN GROOTE GEBEURTEN. 173 verliefd was , en door de ligtgeloovigheid van haaren echtgenoot , die zich verbeeldde, dat zy met geweld gescbaakt was. Balzac verhaalt, dat gebrek aan eerbied in zekeren brief, en alleen het kwaalyk gebruiken van twee woorden, meer dan 200000 menschen het leeven kostte. Zeer onderdaanige en toegenegene • '1 welk de Hertog d'Olivarez onder een gedrukten brief vond , in plaats van onderdaanigste en geboorzaamste ——— hoedanig een ondertekening hy, tot een blyk van den verschuldigden eerbied verwachtte, maakte hem zo verwoed driftig, dat hy 's Vorsten brief aan stukken scheurde, en hem den ondergang van zyn land zwoer voor die onheuschheid. Een wreede oorlog was 't gevolg hiervan, en de landen werden door het bloed zyner ingezetenen gemest. Bramome, verhaalt in zyne Memoires de l'Amiral de Bonnivet, dat hy de eenige man was, die Francais den eersten raadde over ;de Alpische gebergten te trekken. „ Dit deed hy," zegt de Scbryver, „ niet zozeer om 't voordeel van zynen meester te behartigen , als wel om zelf gelegenheid te krygen tot het bezoeken van zekere Milaneesche dame van eene beruchte schoonheid , welke etlyke jaaren te vooren zyne maitresse geweest was. Hy begeerde nog eens het vermaak te genieten , 't welk hy weleer gesmaakt had." „ Ik heb," dus vervolgt Brantome, „ deeze geschiedenis gehoord van Signora Clerice, welke toen voor de schoonste vrouw in Italië gehouden werd , en de voornaame oorzaak was van de verbintenis tusschen hen. Dit was de hoofdzaaklyke beweegrede van 's Konings togt, schoon ze toen niet openbaar bekend werd. De eene helft van de waereld weet niet, wat in de andere helft voorvalt: misleiding en bedrog zyn over den geheelen aardbodem verspreid." Deeze weinige voorbeelden kunnen ons leeren , hoe gewigtig somtyds de gevolgen zyn, waartoe de geringde oorzaaken aanleiding gegeeven hebben. Ik zal hier maar ééne  174 GERINGE OORZAAKEN VAN GROOTE GEBEURTEN. ééne aanmerking byvoegen, dat naamlyk niet alleen de nationaale vrede, maar ook de huisselyke rust en eenigheid, door kleinigheden gestoord kan worden. Verwydering uit beuzelachtige beginselen gesprooten , heeft niet zelden een' onverzoenbaaren haat voortgebragt, en met de eendragt, tevens alle aangenaamheden des leevens uit de gelukkigste huisgezinnen verbannen, eene waarheid, die ons niet te dikwils kan te binnen gebragt worden , als zeer geschikt om onzen geest tot de gewigtigste en nuttigste zedelyke overdenkingen op te leiden.  PROEVE OVER DE VORDERING EN DE UITWERKSELS DER OVERDAAD, TEN OPZIGTE VAN HET EETEN Door Lord KAMES. De wysheid der Voorzienigheid is in geen voorbeeld kennelyker, dan in de gepaste overeenkomst van 's menschen gestel met zyne uiterlyke omstandigheden. Die alleen van de jagt leeven, zyn aan eene groote wisselvalligheid onderhevig: somtyds doen zy, met weinig vermoeijing, een' overvloed van voedsel op; en op andere tyden lyden «zy gebrek, na zich zeer afgesloofd te hebben, Een wilde heeft, gelyk de roofdieren, eene maag, naar deeze verscheidenheid geschikt: hy kan het vasten lang verdraagen , en eet met gulzigheid, wanneer hy overvloed heeft, zonder dat zulks hem" nadeelig is. Hiervan komt het ook, dat barbaarsche volken, die naauwelyks eenig besef van welvoegelykheid hebben , groote en plompe eeters zyn. Zy zyn eenpaariglyk aan de dronkenschap overgegeeven , en inzonderheid op geestryke dranken verzot. Het drinken was in Griekenland een gebrek naar de mode, toen Menander, Philemon en Diphilus schreeven , indien wy op de vertaalingen of navolgingen van deeze schryvers door Plautus en Terentius kunnen vertrouwen. Diodorus Siculus verhaalt, dat, in zyn tyd de Gaulen, gelyk andere barbaaren , zeer aan den drank overgegeeven waren. De oude Scandinaviers, die, even als andere wilden, zich in 't eeten en drinken zeer te buitengingen, ledigden groote bekers ter eere van hunne Goden en van zulken uit hunne landsluiden, die kloekmoedig in een gevegt waren omgekomen. Wy leeren uit de 25ste fabel van de Edda, die hun geheiligd boek was , dat het voor eene heldendeugd gehouden werd, veel vogt te kunnen binnen houden. De gewoonte van lang te vasten , in den jaagerstaat verkreegen , gelyk boven gezegd is, maakte, dat de maal VL Afd, XIV DEEL N ty-  178 PROEVE OVER DE UITWERKSELS DER OVERDAAD, tyden in den herdersstaat minder in getal waren, dan tegenwoordig, schoon 'er voedsel by de hand was. Oudtyds at men slegts ééns, ieder dag; eene gewoonte , die zelfs bleef stand houden , nadat de weelde in andere opzigten reeds in zwang geraakt was. In den oorlog van Xerxes tegen Griekenland , zeiden de Abderieten, die voor 's Konings tafel moesten zorgen , kortswylende, dat zy de Goden behoorden te danken , dewyl zy Xerxes nooit geen lust gegeeven hadden om tweemaal 's daags te eeten. Plato merkte de Siciliërs aan als vraaten, omdat zy ieder dag twee maaltyden hielden. Arrianus merkt aan , dat de Tyrrheniërs de kwaade gewoonte hadden van twee maaltyden op een' dag te houden. Onder de regeering van Henrik den zesden aten de Engelschen slegts tweemaal 's daags. Heftor Boyes, in zyne historie van Schotland, tegen de aangroeiende weelde zyner tydgenooten uitvaarende, zegt, dat sommige persoonen zo gulzig waren, dat zy drie maaltyden 's daags hielden. Weelde en trek tot gezelschap hebben ongetwyfeld gestrekt tot vermeerdering van 't getal der maaltyden boven den eisch der natuur. Aan den anderen kant is 'er echter eene oorzaak, die de maaltyden voor eenigen tyd verminderde , naamelyk het invoeren van werktuigen. Ligchaamelyke sterkte is den wilden eigen ; zy hebben geen ander gereedscbap; en met dit éénige verrigten zy wonderen. De werktuigen hebben gemaakt, dat de ligchaamskragten van weinig belang meer zyn; en dewyl de menschen minder werken dan eertyds, eeten zy minder naar evenredigheid. Laat ons den Engelschen historieschryver Hollinshed hierover hooren: „Voor deezen", zegt hy, „ werd 'er veel meer tyd aan 't eeten en drinken besteed,' „ dan in onze dagen gemeenlyk geschiedt. Want daar „ men weleer 's morgens ontbeet, na 't middagmaal eeni„ ge versnaperingen gebruikte, en dan nog 's avonds laat, „ wanneer 't reeds tyd was om zich ter rust te begeeven,' „ aan tafel ging, zyn thans deeze tusschenmaaltyden , Go » de  TEN OPZIGTE VAN HET EETEN. 179 „ de zy dank! niet groot regt afgescbaft, en elk verge„ noegt zich thans alleen met 's middags en 's avonds te „ eeten " Het blykt dus, dat de gemaatigder eetlust, door vermindering van ligchaamlyken arbeid veroorzaakt, eer de kookkunst en weelde insloopen , de maaltyden in getal heeft doen afneemen. Doch dit hield niet lang stand: de kunst van wel te kooken en 't vermaak van in gezelschap te eeten , keerden het gety om; en nu eet men minder in ééns, maar meermaalen. Het gastereeren ging eertyds alle maat te buiten. William van Malmsbury schreef in de dagen van Henrik den tweeden , „ dat de Engelschen in 't algemeen aan de dronken„ schap overgegeeven waren, dag en nagt by hunne flesch ,, bleeven zitten, open tafel hielden, en de inkomsten van „ hunne goederen verkwistten door ongebondene gastmaa„ len, waarby onmaatig gegeeten en gedronken werd, „ zonder eenige beschaafdheid". Luiden , die in een hoek woonen , verbeelden zich , dat alles hun zelven byzonder eigen is. 't Geen Malmsbury van de Engelschen zegt, heeft plaats by alle volken, die, de eigenbaat der wilden afleggende , smaak in de gezelligheid krygende, doch hunne lusten nog niet hebben leeren beteugelen. Leland gewaagt van een gastmaal, dat de Aartsbisschop van York, by zyne inhuldiging aanregtte, onder de regeering van Eduard den vierde. De volgende lyst kan tot eene proef verstrekken: 300 mudden tarw; 300 tonnen alt of bier 100 tonnen wyn; 1000 schaapen ; 104 ossen; 304. kalveren; 304 verkens; 2000 ganzen; 1000 kapoenen; 2000 biggen; 4.00 zwaanen; 104 paauwen; 1500 warme wildbraad - pasteien; 4000 koude; 5000 vlaaden, zo warm als koud. Zulke gastmaalen zyn tafereelen der zeden. In die vroege tyden was 'er in de samenleeving nog geen vermaak ontdekt, dan met elkanderen te jaagen of te gastereeren. De fyne vermaaken der onderlinge verkeering, bestaande in 't mededeelen van gedachten, gevoelens en N2 be.  180 PROEVE OVER DE UITWERKSELS DER OVERDAAD, begeerten , waren toen geheel onbekend. Daar schynt egter in die vroege dagen reeds een flaauw schynfel van de fraaije kunsten geweest te zyn. Op zulke gastmaalen als boven gemeld zyn, zag men somtyds een kunstig nageregt, sutteitie genaamd, bestaande uit gebak, in de gedaante van dieren gevormd. Op heilige dagen werden Engelen , Profeeten en Patriarchen in menigte opgedischt. Een gastmaal, waarop Trivultius Lodewyk den twaalfden Koning van Vrankryk , in de stad Milaan onthaalde, maakt Veel vertooning in de Italiaansche geschiedenissen. Niet minder dan 1200 edele vrouwen waren 'er genood; en de Kardinaalen van Narbon en St. Severin bevonden zich, benevens veele andere geestelyken, onder de dansers. Na den dans volgde de maaltyd, tot aanregting van welken niet minder dan 160 hofmeesters gebruikt waren. Twaalf honderd bedienden, allen in fluweel of satyn gekleed, bragten de geregten op de tafel en pasten de gasten op. Iedere tafel, zonder onderscheid, was met een zilveren servies gedekt, waarop het wapen van den huisheer gegraveerd stond, en behalven een verbaazend aantal Italiaansche edelluiden, werdt het geheele Hof en 't Koninglyke huis onthaald. De onkostrekening van een' maaltyd , dien de heer Watkin Williams Wynn, toen hy meerderjaarig werd, aan een gezelschap van 1500 persoonen gaf, is een staat der oude Engelsche gastvryheid, welke niets dan brassery scheen te bedoelen. ,, De lange en kostbaare maaltyden'' , schryft Hollinshed, die eertyds in gebruik waren, zyn nog in En„ geland niet geheel afgeschaft, schoon het blykt, dat ze zeer ,, voordeelig voor de geneesmeesters zyn, waarvan men het „ grootste getal vindt, waar de buitenspoorigheid en ver,, waarloozing van het ligchaam sterkst in zwang gaan. " Hy voegt 'er by, „ dat klaret en andere Fransche wynen „ in geene agting waren, en dat men alleen naar sterken „ wyn vraagde. De beste wynen waren alleen in de „ kloosters te vinden, dewyl de kooplieden dagten, dat „ hunne zielen regtstreeks naar den duivel zouden gaan , in-  TEN OPZIGTE VAN HET EETEN. 181 indien zy de monniken niet van de beste soorten voorzagen - Onze voorouders dronken gaarne ster ken wyn, om dezelfde rede, waarom hunne voorouders brandewyn dronken. In Schotland waren kostbaare gastmaaien zeer gemeen by huwelyks- doops en begraafplegtigheden Onder de regeering van Karel den tweeden, werd het voor noodig gehouden, door eene wet, behoorlyke maat hierop te stellen. Men at oudtyds veel, en had weinig verschiet van spyzen. Hedendaags is 'er veel verschiet, met meer maatigheid. Uit een huishoudboek van den Graaf van Northumberland,' onder de regeering, van Henrik den agtsten , blykt, dat zyn familie, geduurende den winter, meest pekel-vleesch en zouten visch at, waartoe 160 gallons roostert geleverd werden. Op vleeschdagen, het geheele jaar door, was het ontbyt van mynheer en mevrouw een brood, twee geraspte broodjes, een mengelen bier, een mengelen wyn en een halve gekookte schaaps of osselende. Op vastendagen , een brood, twee geraspte broodjes, een mengelen bier, een mengelen wyn , twee stukken zouten visch . zes bokkings , en vier blanke haringen of een, schotel sprot. Even weinig verschiet was 'er in de andere maaltyden , behalven op plegtige dagen- Zulk eene leevenswyze was in dien tyd hooge weelde. Hedendaags zou de kamenier van eene voornaame vrouw aan zulk eene tafel niets doen dan knorren. Wy vinden in 't zelfde boek, dat de Graaf slegts twee koks had, om voor meer dan twee honderd huisbedienden eeten klaar te maaken. In die dagen hield men hoenders, kuikens, kapoenen, duiven, pluvieren en patryzen voor zulke uitgeleezene geregten, dat het een groot Heer moest zyn, op wiens tafel ze komen mogten. Doch de weelde sluipt altoos in, en de lekkernyen worden gemeener. Hollinshed merkt aan, dat melk, boter en kaas, weleer de hoofdgeregten zyner landsluiden, in zyn tyd vernederd waren tot de tafels van 't gemeene volk, en dat de ryken vleesch en visch aten. In eene lyst van de N 3  182 PROEVE OVER DE UITWERKSELS DER OVERDAAD, de buishoudelyke uitgaaven des Konings van Schotland, geschreeven in 't jaar 1378, vinden wy dat de kunst van het vee te snyden toen reeds bekend was. Deeze lyst is in 't latyn, en gesneedene biggen worden 'er porcelli eunuchi genoemd. Daar wordt ook gewag gemaakt van kuikens , die in dien tyd op Engelsche tafels niet gemeen waren, Ook vind ik 'er olyfolie in. In deeze vordering kunnen wy ligt denken, dat de koks begonden figuur te maaken. Hollinshed zegt, dat de Adel, den inlandschen trant van kooken verwerpende, Franschen , die van muziek het hoofd vol hadden, en andere vreemdelingen tot koks gebruikten: dat zelfs koopluiden, wanneer zy een' grooten maaltyd gaven, slagters waar, als onwaardig, van hunne tafel banden , en geleien van allerhande kleuren en gedaanten hadden, verbeeldende bloemen, boomen, dieren, visch, gevogelte en vrugten. Henry Wardlaw, Aartsbisschop van St. Andrews, merkende de nieuwe uitvindingen in de kookkunst, ingevoerd door Jacob den eersten, Koning van Schotland , die agttien jaaren in Engeland gevangen geweest was, voer tegen dit misbruik uit, in eene vergadering van het Parlement, gehouden te Perth in 't jaar 1433. Hy verkreeg, dat 'er eene wet gemaakt werd tot beteugeling der overdaadigheid in 't eeten; volgens welke niemand , die onder den rang van edelman was , gebak magt gebruiken , wordende den edelluiden alleen vergund , by plegtige gelegenheden , gebak op-te disschen, 't welk, zeide hy , nooit te vooren in Schotland gezien was. In Sicilie onthaalen de boe ren zich 's zomers op ys. Zy zeggen , dat schaarsheid van sneeuw hun onaangenaamer zou zyn dan schaarsheid van koorn of van wyn. Zo verre is de weelde onder het gemeen gevorderd. De aanzienlyke inwooners van Londen en Parys, die alle hunne gedagten besteeden aan eene overdaadige leevenswyze, zouden verwonderd zyn , indien men hun zyde, dat zy in deeze kunst nog achterlyk zyn, Om de overdaad in 't eeten tot den hoogsten trap  TEN OPZIGTE VAN HET EETEN. 183 trap van volmaaktheid te brengen, moest 'er voor ieder geregt een byzondere kok zyn, gelyk de oude Egiptenaars voor iedere ziekte een' byzonderen arts hadden. Woeste volken, die niet schielyk verzadigd worden , houden veel van groote stukken vleesch; en de zugt om vertooning te maaken, doet de groote stukken nog in de mode blyven, zelfs na dat de eetlust gemaatigder geworden is. Een wild zwyn werd geheel gebraaden, om tot een avondgeregt voor Antonitis en Kleopatra te verstrekken ; en met tam en wild gevogelte gevuld zynde, werd het te Rome voor eene lekkerny gehouden, en het Trojaansche zwyn genoemd , welke naam zinspeelde op het Trojaansche paard. De Anglo - Saxen betoonden hunne gestrengheid somtyds door een' geheelen os te braaden. Groote stukken raaken allengs uit het gebruik, naar maate men keuriger in 't eeten wordt. In Frankryk worden minder groote stukken opgedischt , dan eertyds; en in Engeland wordt eene groote gebraadene osselende, waarop de natie voor deezen pochte, thans in beschaafde huisgezinnen voor de bedienden overgelaaten. In China, waar de zeden tot een' hoogen trap van keurigheid gekomen zyn, worden alleen kleine gerechten opgedischt. N 4 NA-  NATUURLYKE HISTORIE VAN DE WESP; VOLGENS DE VOORNAAMSTE NATUURONDERZOEKERS. De Wesp is, gelyk ieder een weet, een gevleugeld insekt met een' angel. Zy is , naar evenredigheid van haare dikte, langer dan de bye; rondom het lyf met heldergeele kringen getekend; en het snelste en ieevendigste van alle vliegende insekten. Aan iedere zyde van den bek heeft zy een' langen tand, zaagswyze ingekeept, dienende om allerhande zelfstandigbedsn , vleesch niet uitgezonderd, te snyden, en in haar nest te draagen. De Wespen leeven gelyk de byen , in eene maatschappy; en men vindt somtyds tien of twaalf duizend in één nest. Onder de byen bestaat iedere gemeente uit wyfjes of koninginnen, uit hommelbyen of mannetjes en uit geenslagtigen of werkbyen; hetzelfde heeft plaats by de Wespen. Onder de byen zyn echter zelden meer dan één of twee koninginnen in één' korf; doch onder de Wespen zyn 'er over de twee of drie honderd. Zodra de zomer de gedagten der insekten begint teverleevendigen, maaken de Wespen 't grootde getal uit, en bevlytigen zich zeer, om voor haar nest, indien 't reeds gemaakt is, voorraad op te doen,- of om een nest te maaken, indien de voorige woning te klein is, om de aangroeiende gemeente te bevatten. Het nest is een der merkwaardigde voorwerpen in de natuurlyke historie, en byna even kondig gewrogt als dat der byen. Haare eerste zorg is een hol te zoeken, dat door een ander dier, door eene veldmuis, door eene rot of door een' mol begonnen is om haare nesten daarin te bouwen. Zy bouwen somtyds op de vlakte, waar zy verzekerd zyn van genoegzaame droogte; doch gemeenlyk aan de zyde van een' dyk om den regen te vermyden , die haar anders hinderen zou. Als zy een bekwaame plaats uitgekoozen hebben, gaan zy met verwonderlyke vlyt aan 't werk Haar eerste arbeid be-  NATUURLYKE HISTORIE VAN DB WESP. 185 bestaat in "t vergrooten en verwyden van het hol, doarde aarde weg te neemen en te vervoeren. Zy zyn tot dit werk volmaakt geschapen, hebbende boven den bek een snuit, ter zyden een paar zaagen, die regts en links tegen elkanderen bewoogen worden , en zes sterke gespierde pooten , die het lyf onderschraagen. Zy verdeelen de aarde door haare zaagen in kleine stukjes, en draagen ze met de pooten of klaauwen weg. Deeze bezigheid duurt eenige dagen; en eindelyk is de omtrek haarer wooning voltooid, bevattende een hol van omtrent anderhalf voet in 't rond.'Terwyl sommigen hieraan arbeiden, zwerven anderen in 't veld, en zoeken bouwstoffen. Om 't inzakken der aarde te beletten, waardoor hunne aangroeiende stad verwoest zou worden, maaken zy, door middel van haar kleefstof, eene soort van gewelf, waaraan zy de eerste beginsels van haar gebouw hegten, werkende van boven naar beneden, als of zy eene hangende klok vervaardigden , welke zy egter eindelyk onder toefluiten. De stoffen,' waarvan zy hunne nesten bouwen, zyn brokjes hout en 'lym. Het hout haalen zy, waar zy kunnen, van de posten en schuttingen, die zy in 't veld of elders ontmoeten. Zy zaagen en verdeelen het in menigvuldige vezeltjes, die zy by kleine bundels met haare klaauwen opneemen', en door middel van eenige druppels lymstof, waarvan haare ligchaamen voorzien zyn, tot een deeg samenkneeden. Vervolgens naar het nest wedergekeerd zynde, hegten zy dit mengsel ter plaatse , waar zy muuren en afschuttingen maaken; zy trappen het met haare pooten vast, en bestryken het met haar' snuit, steeds agteruit gaande , wanneer zy arbeiden. Deeze bewerking , drie- of viermaal herhaald zynde, wordt het deeg eindelyk een plat blaadje van eene gryze kleur, veel fyner dan papier, en taamelyk sterk. Dit volbragt hebbende, vliegt de zelfde wesp weder naar 't veld, om eene tweede laading te haaien, zulks verscheidene maalen hervattende, laag op laag plaatsende, en ieder gedeelte versterkende, naarmaate het noodig of dienstig is tot behoorly N 5  186 NATUURLYKE HISTORIE VAN DE WESP. ke stevigheid van het geheele werk. Andere Werkwespen komen schielyk de zelfde verrigting herhaalen, en leggen nieuwe blaadjes op de voorigen, totdat zy eindelyk, na langen arbeid, het groote gewelf voltooid hebben, waardoor zy voor 't invallen der aarde beveiligd worden. Dit gedaan zynde, maaken zy eenen nieuwen ingang, dienende om de warmte der zon binnen te laaten, of om te ontsnappen, ingevalle de eene deur door plunderaars aangerand mogt worden. 't Is ondertusschen zeker, dat zy altoos door eene van deeze openingen inkomen, en door de andere naar haar werk vliegen, zynde ieder derzelven zo naauw, dat 'er niet meer dan eene te gelyk door kan. Het buitenwerk dus gereed zynde, en min of meer de gedaante van eene peer gekreegen hebbende, beginnen zy van de zelfde papieragtige stoffe cellen te bouwen. Haare raaten verschillen van die der byen, niet alleen in zelfsstandigheid, maar ook in de plaatslng der cellen. De raaten der byen zyn regtstandig, en hebben ter wederzyde cellen ; maar die der wespen liggen plat, en de opening van iedere cel is aan den onderkant Dus bestaat haar gebouw uuit verscheidene verdiepingen, ondersteund door pilaaren, die aan 't geheele werk de beboorlyke stevigheid geeven. Iedere verdieping is boven plat, en zo glad als eene vloer van marmersteenen. De wespen kunnen op deeze verdiepingen , tusschen de pilaaren, vry wandelen en doen wat 'er vereischt wordt. De pilaaren zyn zeer hard en vast, aan de einden dikker dan in 't midden, eenigzins. gelyk aan de zuilen van een huis. Alle cellen van het nest zyn alleen voor de jongen verordend, en met geen wasch of honig gevuld. Iedere cel is, gelyk die der byen, zeskant doch 'er zyn twee soorten die in grootte verschillen. De groote cellen zyn voor de mannetjes en wyfjes ; en de kleinere voor de werkwespen. Wanneer de wyfjes door de mannetjes bevrugt zyn, leggen zy haare eieren, in iedere cel één; zy hegten ze met eene soort van gomstof vast, om, het uitvallen te beletten. Uit deeze eiren komen wormp-  NATUURLYKE HISTORIE VAN DE WESP. 187 jes, die door de ouden met de uiterste zorg opgepast, en van' tyd tot tyd gevoed worden , totdat ze volwassen zyn en de cel geheel opvullen. Doch de maatschappy der Wespen verschilt van die der byen hierin, dat onder de laatstgenoemden de werkbyen den pligt dér ouderen op zig neemen, daar, -onder de wespen, de wyfjes alleen haare jongen mogen voeden. Om dit werk te verrigten wagten zy met groot geduld, totdat de werk-wespen voorraad komen brengen, welken zy dan overneemen, en aan stukjes snyden. Voorts gaan zy zeer bedaard van cel tot cel, en voeden ieder jong met haar' bek. Wanneer de jonge wormen tot zekere grootte gekomen zyn , houden zy op te eeten, en beginnen eene zeer zyne zyde te spinnen: het eerste einde aan den ingang der cel vasthegtende. Vervolgens den kop eerst naar den eenen , en dan naar den anderen kant wendende, maaken zy den draad op verscheidene plaatsen vast, en vervaardigen dus eene soort van deur, dienende om de opening der cel te sluiten. Daarna leggen zy, naar de gewoone manier der gedaantewisseling, haare huiden af; de pop begint zig allengs van haaren dop te ontdoen , steekt langsaamerhand haare pooten en vlerken uit, en krygt onmerkbaar de kleur en gedaante der ouderen. De Wesp, dus gevormd en tot den roof bereid, wordt een stout, lastig en gevaarelyk infekt. Zy ontziet geen gevaar, in 't vervolgen haarer prooi, en niets schynt haare gulzigheid te verzadigen. Schoon zy zelve geen honig kan verzamelen, is egter geen dier meer daarop verlekkerd. Zy vervolgt de byen en hommels, doodt ze met haaren angel , en plundert hun honingzakje , waarmede zy triumfeerende naar haar nest vliegt, om haare jongen te vergasten. De Wespen nestelen zelfs gaarne digt by de byen, om slegts gelegenheid te hebben tot het berooven van haare korven. De byen onderwerpen zig egter niet altoos geduldig aan haare geweldenaary ; maar men ziet 'er somtyds hevige gevegten uit voortkomen , waarin de byen door beleid en menigte vergoeden 't geen haar aan kragt  188 NATUURLYKE HISTORIE VAN DE WESP.' kragt ontbreekt. Als 'er geen honig te bekomen is, zoeken zy de beste en zoetste vrugten , en dwaalen nooit in haare keuze. Van den tuin vliegen zy naar de stad, naar de kruidenierswinkels en naar de slagtersbanken. Zy vatten somtyds stukken vleesch op , half zo zwaar als haar eigen lyf, en vliegen 'er mede naar haare nesten, om de jongen te voeden. Die haar niet kunnen verdryven , leggen een stuk osselever voor haar neder, waarop zy met meer gretigheid aanvallen dan op het vleesch, omdat 'er geene vezels in zyn. Overal, waar Wespen gevonden worden, ziet men alle andere vliegen terstond verdwynen. De vrees, die deeze verslindende diertjes onder andere geslagten van insekten verwekken , is zo groot, dat zy allen hunne aannadering ontwyken. Wanneer zy vliegen, maaken zy, gelyk de arend en de valk, rondom zig eene ledige ruimte in de lugt. Op deeze wyze brengen zy den zomer door met stroopen en met het aankweeken van jongen. Hun getal vermeerdert dag aan dag; en zy zouden, door hunne sterkte, vaardigheid en gulzigheid naar alle soorten van levensmiddelen , spoedig de gantsche natuur vervullen, en de schadelykste plaag van den mensch worden, indien zy zo lang leefden als de byen. Maar dit is wyslyk verhoed , doordien hun leeftyd niet langer dan één saizoen duurt Geduurende de zomerhitte , zyn de Wespen stout, verslindend en onversaagd; doch wanneer de zon weggaat^ schynen zy den moed en werksaamheid te verliezen. Naarmaate de koude toeneemt, ziet men ze minder op roof uitgaan. Zy verlaaten als dan zelden haar nest, doen slegts korte togten , vliegen in de middag-zon heen en weêr, en komen kort daarna koud en zwak te rug. Wanneer deeze ongelukkige staat toeneemt, beginnen 'er eerlang nieuwe driften stand te grypen. De zorg voor haare nakomelingschap houdt op; en dewyl de ouders hunnen jongen geen voedsel meer kunnen verschaffen, neemen zy het barbaarsche besluit van hen allen aan de noodzaakelykheid op te offeren. Dus worden alle nuttelooze leden  NATUURLYKE HISTORIE VAN DE WESP. 189 den afgesneeden; de jonge Wormen, die zy kort te vooren met zo veel vlyt voedden en beschermden, worden nu gestagt en uit de cellen gesleept. Wanneer de koude vermeerdert , en zy geen warmte genoeg in de netten vinden, verlaaten zy ze, en vliegen in de hoeken der huizen, of naar andere plaatsen, die door kunst verwarmd worden. Doch zy kunnen den winter niet doorstaan; en eer het nieuwe jaar begint, droogen zy uit , en sterven. De Werkwespen sterven eerst; kort daaana de mannetjes; en de meeste wyfjes ondergaan het zelfde lot ook. In ieder nest blyft egter eene Moederwesp, zo niet twee, den winter overleeven; en deeze, in 't voorgaande saizoen door een mannetje bevrugt zynde, begint in de lente haare eieren te leggen in eene kleine holligheid, die zy zelve maakt. Deeze eieren, welke, als een tros druiven, aaneenhangen , brengen in 't kort twee wormen voort, die de moeder met behoorlyke zorg beschermt en voedt. Wanneer deeze jongen gekipt zyn , bieden zy eerlang hulp aan de moeder, welke zig bevlytigt om wederom twee te kweeken. Deezen insgelyks in kragten toeneemende, ontwikkelen zig uit de web , waarin ze beslooten waren , en worden ook medehelpers van de moeder. Binnen vyftien dagen komen 'er nog twee voor den dag; en dus groeit de gemeente dagelyks aan, terwyl de moeder in iedere cel een jong aankweekt, eerst een mannetje, en dan een wyfje. Deeze Wespen planten ook eerlang haar geslagt voort, tot dat men eindelyk vóór de maand Juny tien duizend Wespen ziet, die van ééne moeder afkomstig zyn. Nadat het geslagt dus vermenigvuldigd, en op verscheide plaatsen verspreid is, komen zy midden in den zomer van allerwegen te samen , en bouwen de ruime gemakkelyke wooning, die hierboven beschreeven is. De Wespen van Europa zyn kwaadaartig; en egter zyn ze de onnozelheid zelve , als men ze vergelykt by die, welke men tusschen de keerkingen vindt, alwaar alle insekten niet alleen menigvuldig, maar ook groot, verslindend en verschrikkelyk zyn. De Westindische Wespen zyn  190 NATUUKLYKE HISTORIE VAN DE WESP zyn dikker , en tweemaal zo lang als de gemeene bye haar kleur is graauw met geele streepen ; en zy zyn met een zeer gevaarelyken angel gewapend. Zy maaken haare cellen , waarin de jongen gekipt en opgevoed worden, naar de manier der honigraaten. Zy hangen haare nesten gemeenlyk , door banden van de zelfde stof als de cellen gemaakt , aan takken van boomen , en aan de afdaken der huizen. Men ziet ze overal in groote menigte, als vrugten , van de boomen vallen, hebbende de gedaante van peeren, en de groote van een menschenhoofd. Vanbinnen zyn ze verdeeld in drie ronde verdiepingen, vol cellen, van eene zeskante gedaante, gelyk die der byen. Op sommige eilanden zyn deeze insekten zo menigvuldig, dat hunne nesten naauwlyks twee voeten van elkanderen hangen; en de inwooners zyn geduurig bevreesd, hen toevallig te tergen. 't Gebeurt somtyds dat hunne aanvallen door geene zorg voor te komen zyn; en hunne steeken verwekken eene byna onverdraagelyke pyn. Die ze gevoeld hebben , houden ze voor verschrikkelyker dan den steek van 't schorpioen zelf. 't Geheele aangezlg zwelt 'er van op, en de weezenstrekken worden 'er door geschonden , zo dat iemand voor zyne gemeenzaamste vrienden byna onkennelyk wordt. AAN-  AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST , REGEERINGS- ; VORM EN DE ZEDEN DER TURKEN , DOOR DEN HEERE J. PORTER, AFGEZANT DER BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER , EN NA ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 'T LICHT GEGEEVEN. . XIII Aanmerkingen over de Grieken. De hedendaagsche Grieken zyn byna een volkomen gelykend afbeeldsel der ouden. Zy zyn te listig, te fyn te vol van ontwerpen, te ydel en te wraakzugtig, om de voordeelen, het aanzien en den roem van een vry gemeenebest zuiver te bewaaren, of om de regeering met een Monarch uit hun eigen volk te deelen, en zig aan denzelven te onderwerpen. Hun woelige geest schynt niet geschikt om ergens gerust te leeven , dan onder eene vreemde beheersching, waar de zwaare hand der magt hunne steeds opwellende eerzugt onderdrukken en de drift hunner hartstogten beteugelen kan; waar de strengheid hen, door vrees, tot gehoorzaamheid beweegt, en hunne gemoederen, zo niet tot burgerlyke deugd, ten minsten tot burgerlyke rust brengt. De Turken hebben hun vergund, eenige eertekens en eenig spoor hunner oude grootheid te behouden. Doch dit voorregt is geheel en al bepaald tot de hierarchie hunner kerk en tot drie bedieningen, in de burgerlyke regeering, welke met waardigheid en met inkomsten verknogt zyn. De eerstgemelde bestaat in vier Patriarchen en misschien 120 metropolische Bisschoppen ; tot het laatste behooren de twee Waywodschappen of Vorstendommen in Wallachye en Moldavie, en in 't gewigtig ampt van Dragoman of tolk  192 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST ' tolk by de Porte , waartoe altoos een Griek gebruikt wordt door wiens handen alle buitenlandsche zaaken gaan De Turken onderhouden dit overblyfsel van 't aanzien der Grieken zorgvuldig. Zy zyn eene onuitputtelijke bron van rykdom voor de regeeringspersoonen . een zeker voordeel, waarvan zy zig zonder gevaar kunnen bedienen Die onder de Grieken leeft, en op hunne kunstige listen op hunne eeuwige en onophoudelyke geschillen over de geestelyke en burgerlyke wetten agt geeft, vindt on der hen in 't klein een waar afbeeldsel van de ergste loponneüsische republieken, en eene zeer juiste overeenkomst met hun afschuwelyk gedrag onder hunne eerste kei zers, van Constantinus af tot op laatsten der Pala-cologussen Een Patriarch van Constantinopel moet 90000 tot 100000 daalders onder de Turken uitdeelen , om deeze waardig heid te bekomen Hy het zelden langer dan drie jaaren. Staande dien tyd is hy 'er geduurig op uit om zig op zynen troon (') te bevestigen. Verscheidene magtige Turken vorderen eene bestendige schatting. Hy is derhal ven genoodzaakt de kerk uit te mergelen', om hen te ver zadigen; en voor zig zelven moet hy, in zyne onzekere omstandigheden, ook nog eene goede som opleggen om zig te dekken of te herstellen, in gevalle hy afgezet of ongelukkig mogt worden. Wanneer hy, door de gunst van 't ferail, tot deeze hoogste geestelyke waardigheid geraakt, beginnen zyne me dedingers, die zig in hunne hoop bedroogen zien hem ' straks na zyne verheffing , te ondermynen , aanslagen tot zyn verderf te smeeden. en hem by den Vizier zwart te maaken. Is de Porte hem gunstig, of heeft hy de bescher ming van den Vizier verkreegen, dan vervoegen zy zig tot aa O 'zo" " aldaar met de zelfde wapenen aan. Of zo zy alleen dat kanaal hebben, waardoor de Pa triarch De Grieken noemen 't den patriarchentroon en geeven hem  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 193 triarch bevorderd is, geeven zy, van stonden af aan, dagelyks nieuwe oorzaaken op, om hem af te zetten, Verscheidene partyen , die altoos onder de Grieken plaatshebben, voegen zich byeen, om hem van zyne waardigheid te ontzetten, en brengen de kosten van deeze listen met elkanderen op. Deeze verbintenissen worden veelal bevestigd door persoonlyken haat of door vyandschap tusschen familiën, doch allermeest door baatzuchtige oogmerken. De Metropolitaanen, die gemeenelyk te Constantinopel woonen, stellen alle hunne kunst te werk, om elkanderen te verstrikken. Zy bedienen zich van iedere omstandigbeid, en wenden alle middelen aan, om den Patriarch af te zetten, of zich zelven een beter Bisdom te verschaffen , zonder dat zy zich 'er aan kreunen , wien zy in nood of in 't verderf storten, zo zy slechts hun oogmerk bereiken, 't Gevolg hiervan is, dat altoos eenigen van hen in ballingschap zyn. De man, wiens geld invloed genoeg op de magtige. Turken had, om de verbanning van zynen vyand te bewerken, bevindt zich somwylen den volgenden dag in 't zelfde geval , wanneer naamelyk een andere Turk, die zwaarder weegt en door de zelsde beweegredenen geregeerd wordt, den banneling opzoekt, en hem gemakkelyke middelen tot oefening van 't recht der wedervergelding aan de hand geeft. In 't kort, deeze geestelyken zyn geduurig een voordeelig werktuig in de handen der Turken , die steeds zorg draagen 'er zo kunstig door te speelen, dat het nooit ophoudt. Zeker Metropolitaan had het oog op een Bisdom , 't welk hy beslooten had zich niet te laaten ontgaan, wat het ook kosten mogt. Zo lang de Aartsbisschop leefde , was al zyn doen vruchteloos . hoewel 't karakter des Bisschops inderdaad zodanig was, dat hy zelf eenen Turk reden genoeg kon geeven om hem af te zetten. Eindelyk werd de Bisschop van eene beroerte overvallen; hy zeeg eensklaps neder; en men hield hem voor dood. De voorbereidsels tot zyne begraafenis werden gemaakt. De gtootste plegtigheid VI.Afd. XIV Deel O be-  194 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST bestaat hierin, dat de overleedene Prelaat in zyne praal kleederen op den bisschopstroon, gezet wordt. Terwyl hy dus in parade zit, hebben twee kapellaanen de wacht aan de deur van 't vertrek, waarin alle belyders van den Griekschen godsdienst worden toegelaaten, om zich van hunnen laatsten pligt jegens hem te kwyten, en zyne hand te kussen Dit merken zy aan als een verdienstelyk werk en als eene soort van godsdienstoefening in de hand den Aartsbisschop te naderen en hem 't ge eischte te brengen. 't Gerucht van 's Bisschops dood ondertusschen ver- alom en 't bevel van de Porte 't hun welk congé d'elire is stond on ter werd den Metropolitaan bericht dat de Aartsbisschop leefde en weder bekwam. Straks spoedde hy zich naar den laaf, en eischte zyn geld te rug Doch deeze antwoord let  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 195 lei was, of het nu of na eenigen tyd betaald wierd ; de Aartsbisschop kon tog niet lang meer leeven. Hy raadde hem zich stil te houden, en beloofde , schoon hy ondertusschen't geld behouden wilde, dat de Metropolitaan zich voorzeker als den erfgenaam van 't Aartsbisdom mogt aanmerken. De Aga , zyn slaaf en hunne aanhangers werden , eenige maanden na 't herleeven van den Aartsbisschop , 't offer van 't gemeen; en de Aartsbisschop zelf leefde nog twee jaaren daarna, om te lagchen over de dwaasheid van zynen gewaanden opvolger, die het naderhand nooit geworden is. Doch de konstgreepen, listen en onderkruipingen onder de geestelykheid zyn maar spel, als men ze vergelykt met de uitgestrekte, diepgrondige, moeielyke en bestendige ontwerpen der geenen, die naar 't waiwoodschap in Moldavie en Wallachye staan. Zy beweegen hemel en aarde, om middelen te vinden, waardoor zy elkanderen in 't verderf kunnen brengen.' Telkens, wanneer 'er twee in 't bezit deezer waardigheden zyn , doen twee of drie afgezetten hun best om weder aangesteld te worden. Zy ontzien geene kosten: zy hebben tot hun gebruik altoos de beurzen van eene menigte, die 'er op hoopen, en tevens van hunne aanhangers, die weleer den buit deezer landen met hen deelden. Of zo dit niet genoeg is , belooven zy de geëischte som, 't welk zy gerust kunnen doen ; want als zy benoemd zyn, krygen zy, gemakkelyk, geld voor 24. ten honderd , hoewel 't menigmaal gebeurt, dat het kapitaal nooit betaald wordt. Men weet, dat 'er geweest zyn , die, pas in 't bezit van hunne waardigheid gekomen zynde , 1500 tot 2000 zakken geld (*) aan de Porte betaalden. Hunne ontwerpen zyn somtyds zo diepgrondig en zo gevaarlyk geweest, dat veelen, zelfs ook ryke Christenen hun leven daarby verlooren hebben, 't welk zy op eene deerlyke wy ze, I20003 pond flcrl. O 2  AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST ze, met een strik aan de deur van hun eigen huis, moesten &gt;-wj ui,ii a.T-,Je deur v;in hun »&gt;.,.. u «en. ,£en der Franken, d e f Co 1" ^ m°eSten ^, en zich als een aanhanger bVd ptl W°0" zetten Waiwode voegde onder hoede hy zich veilig genoeg achtte . onderwond zich zynen 7 7 ^ VciliS davie kennis te geeven van een gemaakt ontwerp '» M°'&e!yk oproer onder 't volk te st™ °ntwe,P • °m naa^e, die toen in , bezit t wgT *** ^ aanmerkingen tegen de Turksche rel "°g flerke Dit verzond hy met de beste gelegenSThad" brief werd. ondanks alle zyne vocE Z, l f ^ De en hy verloor zyn hoofd ^S^V^»** kon hem redden. Gee" voorspraak De inkomsten deezer vn'ré»mj begrypelyk hooge forr^™en "eloopen eene 0I, Ken der onderdaanen doo*'T^™ * druk. Po-. 2y moeren a, * f ™'^ eischen van de 2y -orden ter/fond affeeS n °pen h°uden' of bedraagen, naar men* ^ meesten zyn van /» '[ te, doch komt. MoIliavie wofd( nader aan de 40oo ™ar men waardeen het nader op£0o °P t£ S"»*». — eer Zy ze ^ P"* ' karakter der Grieken verbasterd u p" , ^ het ydele verbeelding, verachteljke iiLrhen f ,00gmoed* gelandy en onderdrukking verg z' „ n ' **el* "win. Handigheden: afgezet zynde ven, * 8duk**l om. jandtIbaa, nedar,( s;:„rr ^^fhD^%. heid Ik heb gezien, dat ' '0t de u««öe Jaag. den Stambole OiFendi of achter v'anTgtnS ™, hunne: «gene ^^-.nope, geuiagc> t Gebeurt zelden dar vangénis ,.f verbanning. en jl?' fietaaien. Wanneer zy hunnen o,^'^ te °e' ' vtrubynen 2y | weder-  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 197 wederom grooter, en beklimmen somtyds kort daarop andermaal den troon. Welke kunsten en weetenschappen , of welke deugden oudstyds onder de Grieksche Republikeinen mogen te vinden geweest zyn, zy schynen nochtans onder hunne Keizers verduisterd en geheel en al verlooren te zyn. De hedendaagsche Grieken hebben 'er geen zweemsel van overgehouden. Hunne oude taal of het geschreeven Griekscn, zo zy 't noemen, is t'eenemaal dood Als zy dezelve verstaan, hebben zy ze in de schoole geleerd. De heelkunst, zo noodzaakelyk voor 't menschelyk geslacht, en in oud Griekenland zo hoog geacht en zo naarstig aangekweekt, schynt by de hedendaagsche Grieken alleen aangemerkt te worden als een middel om de gunst der magtige Turken te verwerven, en als eene soort van kostwinning, waardoor zy waarschynelykst kunnen hoopen hun fortuin te verbeteren. De besten onder hen hebben, vrees ik, niets, dat naar de eerlykheid of naar de bekwaamheid van hunnen landsman Hippokrates gelykt. Onder de Artsen, die te Constantinopel praktizeeren, zyn eenige weinige Grieken, die met een taamelyk goeden uitslag te Padua gestudeerd hebben: doch 't grootste aantal weet volstrekt niets van de eerste gronden der konst. De meesten van hen hebben geen anderen graad , dan die hen slechts door de toelaating van den Schin Paschi of eersten Lyfarts des Sultans verleend wordt, en voor een gering geschenk te bekomen is. Hy geeft hen 't recht van een open Apothekers-winkel te houden; en na deeze voorbereidsels achten zy zich volkomen gerechtigd, om met het leeven en met de beurs der ongelukkige lyderen te speelen. Eene Apotheek is by hen het diploma tot de praktyk. Zy moeten van 't verkoopen der geneesmiddelen bestaan, 't zy ze goed of slecht zyn ; want de Turken zyn niet gewoon iets voor de kuur te betaalen, behalven aan de geneesheeren, die onder de bescherming van eenen Afgezant staan en geene Apotheeker hebben en deezen ontvangen zelfs ook* zeer weinig tot belooning. O 3 Zeker  198 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST Zeker Grieksch geneesmeester, die in eenig aanzien was, en geen geld had om zich, wegens de pest welke toen in zwang ging, naar 't land te begeeven spande zyn verstand in om dit gebrek te verhelpen. Zy zyn by zulke gelegenheden ongemeen vindingryk. De éénige zoon van een voornaamen en zeer vermogenden Turk had juist in dien tyd eene ligte onpasselykheid , Veroorzaakt door 't openbreeken van een groot gezwel. De Doctoor bediende zich zo wel van de tederheid als van de bekommernis des vaders , en wist hem ligtelyk diets te maaken, dat het de pest was, schoon dezelve zo hy hoopte, niet van de ergste soort zou weezen. De vader hierdoor verschrikt bad smeekte en hem geneezing de van zynen zoon te onder hy slechts één middel wist om van den goeden uitslag der kuur verzekerd te zyn • daar moest naamelyk bezoarsteen opgelegd worden, indien 'er kans was om dien langs eenigen weg te bekomen; want dit middel was byna nergens te vinden en schrikkelyk duur. De vader liet niet af hem te bidden en te smeeken, dat by zyn best zou doen om hem het noodige te verschaffen, wat het ook kosten mogt. De arts hield zich, als of hy niet wist te bedenken, waar hy scheen zonder de minste hoop van te zullen slaagen. Hy kwam eindelyk weder te rug met een bezoarsteen dien hy voorgaf by groot geluk gekreegen te hebben hoewel hy len eisch de kuur gelukte en hy begaf zich naar 't land Een ander die in zyn tyd beroem der was maakte be kend.  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 199 kend, dat hy, door eer, onfeilbaar arcanum, altoos over de zwangerheid der vrouwen wist te heerschen; doch dat hy deeze ontdekking, schoon ze hem veel moeite en geld gekost had, egter niet geheim wilde houden, dewyl geen andere arts het in zyne apotheek had, en hy dus alleen in staat was om de patiënten 'er van te voorzien, zynde het middel niets anders dan de zuivere pis van een leeuw. De koopers overliepen hem. Hy bereidde zyn eigen water, en verkocht dit ongehoord duur. Klaagde iemand , dat het middel kwaad gedaan had , hy wist zich terstond te ontschuldigen : men had altoos eenigen misslag begaan, 't zy in den tyd, of in de manier , op welke de artseny gebruikt moest worden. Hy wist wel, dat hy by geene vrouwen toegelaaten zou worden, om op een van beiden te passen. Ieder gemeen knecht van een arts, die maar een weinig vermaard is , houdt zich , na eenige jaaren; dienens , (al beeft hy in dien tyd slechts geneesmiddelen in den vyzel gestampt of aan de huizen gebragt,) voor ervaaren genoeg om op zyn eigen hand te praktizeeren, en uit kracht van een diploma de luiden om hals brengen. ik heb een Griekschen arts gekend , die veel te doen had, en alom geacht, ja zelfs de gunsteling van een Vizier was, en evenwel kon hy niet schryven. De Armeniêrs, die 'er, ten opzichte van hun gelaat en van hun geheel voorkomen, zo onbekwaam en dom uitzien, zyn nochtans, omtrent alle dierlyke behoeften, even listig en vindingryk als de Grieken. Men houdt hen voor de beste stalknechts in Turkye ; en en zo men mag oordeelen naar de groote zorg , die zy voor een paard draagen, schynen zy in hunne natuur zekere gelykvormigheid met deeze dieren te hebben. Een van hen, hebbende veele jaaren achtereen als stalknecht gediend , kwam eindelyk tot hooger staat, doordien hy in 't huis van een welgezeten burger als gewoon bediende werd aangenomen. Zyn heer verviel in eene ziekte, en over. leed, schoon hem langen tyd door een kundig arts bediend had." Toen nu zyn meester dood was, kwam 't hem verO 4 achtelyk  200 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, Achtelyk voor langer te dienen . en daarom gaf hy zich zelf voor arts uit Men zag hem op zekeren dag ingaan by een zeer aanzienlyken Turk, vergezeld van veele bedienden. Ongewoon was de achting , waarmede hy bejegend werd. Men vraagde, wie hy was; en 't antwoord luidde „ een voornaam Armenisch Geneesheer " , Eenigen tyd daarna sprak iemand . die hem kende, hem aan wegens zyne onbeschaamdheid. en roekeloosheid vraagende tevens, waar en hoe hy zich kon verbeelden de geneeskunst geleerd te hebben? en hoe hy 't waagen durfde zyn eigen leven in gevaar te stellen ? want dat het zekerlyk met hem gedaan zou zyn , zo dra zyne onkunde eenen Turk om hals bragt. Hy antwoordde, dat hy de kunst genoeg geleerd had van den arts, door wien zyn overleedene meester bediend was; dat hy zich allezins verzekerd hield van de Voorzichtigheid, met welke die man zyne geneesmiddelen had voorgeschreeven, dewyl hy zvn heer in de meeste onpasselykheden , die uit verkouding voortsprooten, warme punch had zien gebruiken, waarvan de Doctor doorgaands mededronk ; Zo dat hy hierdoor zeer groote gedachten van deezen drank opgevat, en de proef aan zich zelven genomen had; dat hy daarom ook nooit iets anders voorschreef; en dat de voornaame luiden die dit middel gebruikten, en 't zeer aangenaam, smaakelyk en meestal krachtig vonden . hem rykelyk daarvoor beloonden. De stad Constantinopel krielt thans van zulk of nog erger volk. 't Getal deezer luiden is, zo men meent, in de laatste veertig jaaren, over de duizend aangegroeid Schoon de hedendaagsche Grieken' grootdeels vreemdelingen zyn in de deugden en in alle weetenschappen en kunsten der ouden, zy hebben nochtans, aan den anderen kant, derzelver lossen geest op eene buitengewoone wyze behouden. Zonder de minne of geringde kennis van Homerus, Anakreon en Theokritus hebben Zy gedichten in overvloed, by voorbeeld, minnezangen, baladen, her ders-  REGEERINGSVORM' EN DE-ZEDEN DER TURKEN. 201dersliederen , en wat dies meer is. Zy zingen en dansen geduurig. Zy hebben de Kretenzische lier, het Pan's fluitje, dat septem inparibus calamis, uit zes ongelyke stukken riet bestaar, en de fluit der Arkadische herders zeer zorgvuldig behouden. Zy dansen nog altoos, ouder gewoonte, in lange ryen, die door één persoon opgeleid worden, en uit louter vrouwen of uit mannen en vrouwen ondereen bestaan. Deeze dans wordt by uitneemendheid Romeika of de Grieksche, dans genoemd. Zy hebben ook den mannelyken , heldhaftigen Pyrrhischen dans, en de zeer oneerbaare, schandelyke liefde dansen met de jonische beweegingen, welke voor ieder zedig mensch aanstootelyk zyn. EGTE BERIGTEN WEGENS HET LEEVEN VAN DEN BERUGTEN RUSSISCUEN MUITELING JEMELJAN PuGATSCHEW. Jemeljan Pugatschew was de zoon van Ismailow Pugatschew, die, aan 't hoofd der Kozakken op de oevers der rivier Don, zich gedenkwaardig gemaakt heeft door zyn kloekmoedig gedrag in de oorlogen tusschen Peter den grooten en Karel den twaalfden , Koning van Zweden. Hy stierf, volgens zyn' bestendigen wensch, in 't veld, aan de wonden, hem toegebragt in''t gevegt, dat tusschen de Russen en Turken in 't laatste van 't jaar 1734 by Buscha-rest voorviel. Zyn éénige zoon Jemeljan, toen een kind zynde, werd aan de zorg zyner moeder overgelaaten; doch dewyl deeze, in gevolge van eene tweede egtverbintenis , haaren pligt jegens hem op de onmenschelykste wyze verwaarloosde, nam een oom hem eerlang mede naar Polen, alO 5 waar,  203 BERIGTEN WEGENS HET LEVEN,' waar hy, in 't huis van een* edelman, de Fransche, de Italiaansche, de Poolsche en de Hoogduitsche taal leerde, en door de leevendigheid zyner begaafdheden uitblonk. Vervolgens keerde hy met zyn' oom weder naar zyn vaderland, en begaf zig onder de Kozakken, die in de bosschen van de Ukraine woonen. Dit volk was in den eersten oorsprong eene bende van Poolsche boeren , hebbende in de Ukraine krygsdienst gedaan tegen de Tartaaren, wier zwervenden aart zy dermaate hadden aangenomen, dat zy menigmaal het uitgestrekte gebied van Rusland geheel doorkruisten. Jemeljan werd, na 't overlyden van zyn' oom, een voornaam hoofd onder dit zwervende volk, en stigtte door zyne meerdere kundigheid een' regeering«vorm , strekkende zeer tot vermeerdering van 't geluk zyner onderhoorigen, die, gelyk de meeste Kozakken, met de nabuurige Tartaaren in gestadige onrust leefden. Onder de vreemdelingen, behoorende tot de troep , welke door Jemeljan geregeerd werd, bevonden zig twee bekwaame mannen , die door zugt tot groote onderneemingen bewoogen waren om met hem uit Polen te trekken. De een was Boispré, van Normandye, en de ander Capelini , van Florence geboortig. Deeze persoonen deeden hem grooten dienst in 't onderregen beschaaven van zyne woeste bende. Op zekeren togt had Pugatschew een groot rot Tartaaren uitgerooid, en een' aanzienelyken buit bemagtigd. Onder 't groot aantal gevangenen, die hy met zig voerde, was eene overschoone maagd, Marvea geheeten, waarop Jemeljan eerlang der maate verliefde, dat hy , haar overeenkomstig met de gewoonte van dit volk, trouwde. De bekoorelykheden deezer vrouw 'maakten een* diepen indruk op Capelini, die, wegens de ongeveinsde deugd van Marvea , geene kans ziende om in zyn oogmerken te slaagen, een' listigen toeleg smeedde tot voldoening zyner snoode begeerten. Eenigen tyd daarna deed zig eene on< gelukkige gelegenheid hiertoe op. Pugatschew bad voorgenomen, eene bende vyanden te overvallen, die hem dik maals  VAN DEN MUITELING JEMELJAN PUGATSCHEW. 203 maals van een der kleine eilanden in de Don bestormd had. Hy vergaderde het grootste gedeelte van zyne manschap byeen, en trok tegen hen te velde, terwyl zyn huisgezin zig op eene der plaatsen, aan de woeste oevers der gemelde rivier gelegen, bleef onthouden. Nagowski, een Poolsch Officier, werd agtergelaaten, om het opzigt over de volkplanting te houden; en Capelini wist zig door 't voorwendsel van onpasselykheid gemakkelyk van den togt te doen vryspreeken. In 't midden van eene groote bosschaadje, naby hunne verblyfplaats gelegen , had de Italiaan een wyd hol gevonden, dat byna geheel met geboomte bedekt was. Hy verkoos deeze plaats om zyn snood oogmerk aldaar ter uitvoer te brengen. Volgens eene afspraak , tusschen hen gemaakt, verliet Nagowski de volkplanting , en in eenige dagen niet wederkomende, werd hy voor een' weglooper gehouden. Op zekeren morgen wandelde Marvea alleen uit, met eene van haar gezelschap, hebbende Capelini geweigerd mede te gaan, onder voorwendsel, dat zyne onpasselykheid verergerd was, en hy daarom rust noodig had. Marvea en haare gezellin kwamen niet weder; en dit verwekte eene algemeene ongerustheid. Capelini, wiens ziekte door dit ongeval scheen toe te neemen, speelde zyne rol wonder kunstig, en beschuldigde in zyne gewaande wanhoop den Polak, dat hy de egtgenoote van zynen vriend onteerd had. De zaak was dus gelegen: deeze twee booswigten hadden opgestemd, dat, terwyl Capelini zig zieker veinsde, Nagowski naar zyn hol zou gaan, en met omzigtigheid wagten op eene gunstige kans om Marvea te vangen. Hiertoe deed zig nu gelegenheid op. Het zien van Mervea's gezellin verwekte eene verlegenheid in den booswigt, die door eene haag, waaragter hy stond, alle haare beweegingen zag. Hy besloot egter deeze gelegenheid niet te laaten ontsnappen. Het monster zag met een barbaarsch genoegen haar beiden de plaats naderen, waar hy de schoone Tartaarsche vrouw dagt te verbergen. Toen  204 BERIGTEN WEGENS HET LEVEN Toen zy zo verre waren, dat haar geschreeuw niet gehoord kon worden, kwam hy van zyn' post sloop zagtelyk agter de boomen om, en zo dra hy, op eenige schreden na. by de twee ongelukkige vrouwen was, deed hy , door een'" slag met het gevest van zyn' degen, de verschrikte gezellin van Marvea, roereloos en byna zieltoogende, voor zyne voeten neder vallen. Marvea zelve nam hy in zyne armen, bragt haar, zonder een woord te spreeken, in 't hol, dat geen twintig schreden vandaar was, en bemoeide zig allereerst om die ongelukkige vrouw van de bezwyming, waarin de schrik haar gedompeld had, te doen bekomen. Toen zy tot haar zelve kwam, keerde hy weder naar de andere vrouw, en bragt dezelve insgelyks in 't hol. Marvea. een' geruimen tyd door hartzeer bedwelmd weigerde eenig voedsel te nuttigen; doch haare gezellin, die niets begreep van 't geen zy gezien had, en zulk eene verhevene ziel niet bezat als de egtgenoot van Pugatschew, troostte zig in haar ongeluk , en verkwikte zig gewillig met de leevensmiddelen, die de Polak haar aanbood. Eindelyk kwam Capelini, en bragt dit beklaagelyk offer in een' staat, 'die niet gemakkelyk te beschryven is. In 't kort, hy ging terstond tót geweld over, en tragtte eerst het voorwerp zyner begeerten door de wreedste dreigementen vervaard te maaken; doch ziende, dat 'er geene hoop was om de deugd zyner gevangene te overwinnen, verloor hy t'eenemaal bet gevoel van schaamte en eerbaarheid, en koelde zyn' lust op de beestagtigste wyze. Thans naderde de tyd der wederkomst van Pugatschew en Capelini begon zeer bedugt te worden , dat zyn schandelyke daad niet verborgen zou blyven. Het eene wanbedryf gaf hier, gelyk het doorgaans gaat, aanleiding tot het andere; de vrees van ontdekt te worden bewoog deezen ontmenschten booswigt, om Nagowski, den makker zyner snoodheid, door een' fabelslag het leven te beneemen; en straks daarna vermoordde hy de ongelukkige vrouw , die haare meesteres naar deeze verscbrikkelyke plaats vergezeld had. Marvea , die van dit bloedige tooneel ooggetuige was.  VAN DEN MUITELING JEMELJAN PUGATSCHEW 205 was bereidde zig blymoedig tot het ondergaan van 't zelfde lot; doch Capelini , haar tot zyn geluk nog noodig vindende, besloot, het bosch te verlaaten, en een middel uit te denken, om deeze ongelukkige vrouw naar Polen over te voeren, Pugatschew kwam nu juist van zynen togt, als overwinnaar, te rug wanneer de geveinsde Italiaan, gelyk een tweede Jago, hem, na veel gefmeek, met eene zeer bedroefde houding verhaalde, dat zyne egtgenoote in zyne afweezigheid met Nagowski gevlugt was, en dat hy vergeefs met de uiterste vlyt naar hen gezogt had. De verliefde Kozak, innerlyk misnoegd over deeze tyding, borst in traanen uit, welke ter zelfder tyd door zynen trouwloozen bontgenoot even overvloedig vergooten werden. Twee dagen gingen voorby, eer Capelini gelegenheid vond om naar het hol weder te keeren. Boispré, die hem, sedert eenigen tyd, van ongeöorloofde neiging jegens Marvea verdagt hield, en geen geloof sloeg aan de aanneemelyke taal, waarmede hy Pugatschew misleid had, volgde hem ongemerkt derwaards, met twee dienstbaare makkers. Toen zy op deeze akelige plaats kwamen, ontdekten zy , niet zonder moeite, het ongelukkig offer, dat naauwelyks kragten genoeg had, om hen om hulp te smeeken. De Italiaan, verlegen wegens deeze ontdekking, wierp zig aan de voeten van den braaven man, die te vooren zyn vriend geweest was, beleed zyne misdaaden , en bad, dat hy hem terstond ter dood zou brengen, of hem vryheid vergunnen om te vlugten. Boispré, hem geen antwoord waardig agtende, gaf zyn' bedienden last, om zig van hem te verzekeren , en vaardigde straks een' van hen af naar Pugatschew, om hem te berigten, dat Marvea gevonden was, die hy ondertusschen, met aanhoudende vlyt, in haar kwynenden staat poogde te troosten. De bevelhebber der Kozakken begaf zig terstond naar de droevige plaats, gevolgd door verscheidenen van zyne bende. Daar komende, vatte Boispré hem by de hand, en zeide, terwyl hy op Capelini wees: „ Zie daar den schaa. ker  206 BERIGTEN WEGENS HET LEEVEN „ ker van uwe egtgenoote ". Pugatschew, verbaasd over deeze woorden, wilde zig terstond op den Italiaan wreeken, doch werd door Boispré en deszelfs makkers weêrhouden. Zy geleiden hem naar zyne getrouwe Marvea, die, zo dra zy hem zag, zynen naam in verrukking noemde, en in zyne armen den geest gaf. Dit aandoenelyk tooneel vervulde de harten van dit onbeschaafde volk met droefheid en schrik. De bevelhebber, door smart overweldigd, zeeg gevoelloos ter aarde, en werd door zyne vrienden naar de volkplanting gebragt , alwaar hy eenigen tyd door hartzeer onderdrukt bleef, 't welk hem waarschynelyk het leeven gekost zou hebben, indien de sterkte van zyn gestel en de zorg van zyne vrienden hem niet behoed hadden. De eerlooze Capelini werd door de Kozakken, wegens zyne gruwelyke misdaaden , tot eene byzondere straf veroordeeld. Men bond hem aan het lyk van den snooden Nagowski, en hing hem by de armen op, om hem dus langsaam te laaten sterven. De edelmoedigheid van Pugatschew had egter deernis met de menschelyke natuur in deeze verschrikkelyke omstandigheden , en hy liet den misdaadige, 's daags nadat hy volgens het vonnis opgehangen was , door 't zwaard uit zyne elende verlossen. Wy hebben geene verdere berigten , deezen byzonderen man betreffende, voor dat hy in Russischen dienst ging, alwaar hy verscheidene proeven van moed en bekwaamheid gaf. Hy was by de belegering van Berlyn, dat in de maand October des jaars 1760. door de Generaals Tottleben, Czernichew en Lascy werd ingenomen. Hy was de eerste, die aldaar, aan 't hoofd van eene troep Kozakken, de wallen beklom. Zyn gedrag by de belegering behaagde den Generaal Tottleben dermaate, dat hy menigmaal met hem verkeerde. De aandagt, die deeze beroemde Veldheer op Pugatschew vestigde, gaf hem, hoe vreemd zulks moge schynen, de allereerste aanleiding, om eenige jaaren daarna , den titel van Peter den derden aan te neemen, en de mui-  VAN DEN MUITELING JEMELJAN PUGATSCHEW. 207 muitery van Orenburg te stigten. Want toen Tottleben deezen dapperen Kozak by zig in zyne tent hadt laaten komen, om hem te bedanken voor de kloekmoedigheid, die hy betoond had, stond hy verbaasd over zyn uiterlyk voorkomen, dat zeer geleek naar dat van den Keizer, en gaf zyne verwondering hieröver te kennen aan alle de Officieren, die by hem waren. Nadat de Generaal nader berigt wegens de maagschap van Pugatschew gekreegen had, merkte hy aan, dat men hem, wegens de buitengewoone gelykheid der aangezigten, voor een' broeder van den Keizer zou kunnen houden, en vraagde boertende, of zyne moeder ooit aan 't hof van Holstein (de geboorteplaats van Peter den derden) geweest was. „ Neen, zyn Excellentie", antwoordde Pugatschew zeer vaardig; „ maar myn vader is dikmaals „ daar geweest. " De gepastheid van dit antwoord gaf den aanweezigen geene geringe gedagten van zyn verstand. Tottleten, zig naar den Graaf Lascy wendende, vervolgde dus: ,, Maar in ernst, ik heb nooit iemand gezien „ die een' ander' zo wel geleek, als deeze jongman onzen „ Souverain gelykt; en indien wy door een ongeval, waarvoor de Hemel ons behoede, onzen Monarch verlooren, „ gelyk de Portugeezen weleer hunnen Koning Don Sebas„ tiaan, zou deeze Jemeljan, zonder veel moeite, de onkundige menschen kunnen misleiden, die hem gereedelyk voor de eerste persoonaadje van het Ryk zouden hou„ den." Dit gesprek, 't welk Tottleben geenszins beschouwde als eene voorspelling van de rol, die eenige jaaren laater door Pugatschew gespeeld zou worden, maakte nochtans een' diepen indruk op 't hart van den laatsten; en hy heeft, voor dat hy zyne straf onderging, plegtig verklaard, dat hy altoos daaraan gedagtig gebleeven was, en dat hy, den dood van Peter den derden verneemende, de woorden van Tottleben aangemerkt had als eene godspraak, die hem tot heerschappy en roem riep. Dit was de sterke uitdrukking, waarvan hy elf zig bediende.Zo  20l BERIGTEN WEGENS HET LEVEN Zo lang hy in Rusischen dienst was, leefde hy in naauwe verbintenis met zyn' ouden vriend Boispré, die de Ukraine met hem verlaten had, en als ingenieur tegen de Pruisischen diende. Kort na de belegering van Berlyn, verliet Pugatschew door zyn' vriend vergezeld , het leger omdat hy een' Russisch' Officier van hooger' rang gekwetst had. Zy kwamen zeer spoedig te Wenen, alwaar onze Kozak het karakterer van een' Venetiaanschen Graaf aannam en zyne rol zo wél speelde, dat by, zonder éénigen argwaan in de eerste huizen van die boofdstad toegelaaten' werd Zyn gezelschap was de Dames inzonderheid aangenaamen de jonge Graavin van C toonde zo veel genegen¬ heid voor hem, dat Boispré hem aanmoedigde, om haar' vader eene egtverbintenis met haar voor te slellen. Deeze Dame was van een zeer vermaard geslagt afkomstig en liet zig zo verre misleiden, dat zy een egtverbond met den Graaf Zanardi, (dus noemde Pugatschew zig ) voor zeer voordeelig hield. In 't kort, na eenigen tyd had deeze gelukzoeker behendigheid genoeg, om den vader der Graavin te doen gelooven, dat hy inderdaad, die was, waarvoor hy zig uitgaf; en het huwelyk werd eerlang met grooten luister voltrokken. In gevolge van zeker geschil, veroorzaakt, doordien de Venetiaanen meende, dat door 't keizerlyk hof inbreuk inhunne regten geschiedde, vaardigden dezelven een' Gezantnaar Wenen af, om de zaaken in der minne by te leggen. Deeze Staatsdienaar was niet weinig verwonderd, te hooren, dat de Graaf Zanardi kort te vooren met eene aanzienelyke Dame in deeze stad getrouwd was, dewyl hy zeker wist , dat die familie overlang reeds uitgestorven was. Thans rees 'er eenig vermoeden wegens bedrog; en 't was, ongetwyfeld, gelukkig voor den gewaanden Graaf, dathy, weinig dagen voor de komst van den Afgezant, met zyn' schoonvader naar deszelfs lustslot digt by Neuhaufel vertrokken was. Boispré vervoegde zig terstond derwaards, en berigtte zyn'  VAN DEN MUITELING JEMELJAN PUGATSCHEW. 209 zyn' vriend, hoe gevaarelyk zyne zaaken stonden Zonder verlegenheid te laaten blyken, zeide de gewaande Zanardi aan zyne egtgenoote en aan den Graaf, dat een zyner boezemvrienden, in zekere zaak van eer, zynen vyand gevaarlyk gekwetst, en zig in 't huis van den Venetiaanschen Afgezant geborgen had. „ Ik moet", zeide hy, aanstonds naar Wenen, om den Minister voor zynegoed heid te bedanken, en myn' vriend tot meerder veiligheid „ hier te brengen". De Graaf en zyne dogter namen hier genoegen in, en onze twee gelukzoekers begaven zig straks naar Wenen, dat verscheidene mylen van de plaats, die zy verlieten, afligt. Daar gekomen zynde, ging Zanardi alleen in 't paleis van zyn' grootvader, en maakte zig meester van eene aanzienelyke menigte zilverwerk en juweelen, die by terstond aan eenige Jooden verkogt. Vervolgens spoedden zy zig naar de Poolsche grenzen, alwaar zy in korren tyd aankwamen, Stellende dus de naspooringen van den Graaf te leur, die woedend was, toen hy vernam, welk een' snooden trek men hem gespeeld had. De byzonderheden der muitery, by Orenburg door Pugatschew gestigt, de groote krygsverrigtingen van dien berugten bedrieger, zyne nederlaag, zyne gevangenis en straf, zyn uit verscheidene nieuwspapieren al te bekend, om hier herhaald te worden. VI. Afd. XIV. Deel. P VER-  Verhaal wegens de vlugt van jacob den tweeden, koning van engeland; door hem zelven opgesteld. „ De volgende merkwaardige byzonderheden zyn door „ den beer Macpherson overgeschreeven uit het leeven „ van Koning Jacob den tweeden, wiens eigen handschrift „ in 't Schots-Collegie te Parys bewaard wordt. Dit gewig„ tig stuk geeft een nieuw en sterk licht aan de meeste zaa„ ken, waarin hy betrokken was; 't is opgesteld in de „ derde persoon en kan het den auteur niet tot den rang „ van een' fraai' schryver verheffen, 't geeft hem egter „ zekerlyk aanzien als mensch. 't Behelst niet zo zeer „ een regelmaatig verhaal van 't voorgevallene, als wel „ gedenkwaardige omstandigheden, tot eigen gebruik aan„ getekend, toen de gevallen gebeurden. Daar is egter „ in alle zyne berigten een voorkomen van waarheid, dat „ voor verstandige leezers veel meer waardig is, dan de „ uitgeleezendste bloemen der rhetorika en de sierlykste „ perioden. Inderdaad', de manier, op welke zyne pa„ pieren, den naam van gedenkschriften voerende, ge„ schreeven zyn, neemt alle agterdogt wegens ongeloof„ waardigheid aan zyn' kant weg. Zyne aantekeningen „ zyn gemeenelyk voor de vuist opgeschreeven , en al„ toos , eer 'er eenige noodzaakelykheid was om de om„ standigheden der verhaalde zaaken te verbloemen. Daar„ enboven was hy niet geneigd om iets in een valsch licht „ te stellen. Hy zogt zig in al zyn doen door grondre„ gels te bestieren, en de geringste afwyking van de „ waarheid voor eene misdaad te houden. In zyne gevoe„ lens dwaalt hy menigmaal, maar zeer zelden in eenige „ zaak , die binnen 't onmiddelyk bereik zyner kennis „ viel." Maandag, den IO. December 1688, omtrent ten 12 uuren in  VERHAAL WEGENS DE VLUGT VAN JACOB ENZ. 211 in den nagt, ging de Koning, zynde door zyne edelluiden en door 't krygsvolk verlaaten, afzonderlyk, van Whitehall naar Vauxhall. Hy steeg aldaar, omtrent ten één uur, te paard, met den heer E. Hales, den heer E. kwartiermeester, en eenen leidsman. Hy passeerde den middenweg aan Ailesford - brug, en nam te Woolpeck versche paarden, die door den stalmeester Ralph Sheldon vooruit gezonden waren. Hy kwam tegen tien uuren te Embyferry, naby Feversham, waar een konvooijagt, door den heer Ed vard Hales gehuurd. hen afwagtte. Aan boord zynde, vonden zy, dat'er geen ballast in was; en dewyl •t frisch woei , haalde de schipper den Koning ligtelyk over , om hem te Schelness ballast te laaten inlaaden. 't Was half eb, eer zy aan land gingen om dien in te neemen, voorneemens zynde te zeilen, zodra de vloed, die omtrent ten elf uuren te verwagten was, zulks toeliet, •t Was reeds byna vloed, wanneer drie visschers schuiten van Feversham, met vyftig man aan boord, den Koning en zyne twee reisgezellen kwamen opligten , zynde, zo zy zeiden, hiertoe gelast door die van Feversham, waar men hen voor Roomsche vlugtelingen hield; en toen 't schip aan 't vlotten was, zeilden zy met het gety naar Feversham. De Koning bleef egter onbekend. De heer E. Hales stak den kapitein heimelyk vyftig guinies in de hand, en luisterde hem in, dat hy een grooter geschenk zou hebben, indien hy hen wilde laaten gaan, eer zy aan land kwamen. De kapitein beloofde 't, maar hield zyn woord niet. Het anker voor den mond van den inham uitgeworpen hebbende, ging hv naar zyn' meester, en zeide hem, dat hy den heer E. Hales en twee anderen aan boord had; vervolgens kwam hy beneden, en ontnam hen 't geld, dat zy by zig hadden, onder voordwendsel van zorg te draagen , dat de matroozen 't niet kreegen ; ondertusschen kwamen de matroozen evenwel beneden, en doorsnuffelden hunne zakken. Zy reeden in eene koets naar de stad, onder 't geleide van zekeren Edwards en eenig graauw: in eene herberg P 2 Ko- '  212 VERHAAL WEGENS DE VLÜGT komende werd de Koning ontdekt, en hoorde, dat Lord Winchelsea en de meeste land-edelluiden te Canterbury waren. Hy zond om hem. Ondertusschen zogt de Koning henen te gaan, en had reeds eene konvooismak besproken. Doch Edwards en het graauw bezetteden de herberg zo, dat hy niet by de paarden kon komen, die hem aan boord zouden brengen. Verscheidene Protestanten en Roomsch-katholieken waren op weg gevat, als Judge Jenner, R. Graham, Mr. Burton , protestanten ; Mr. Arundel en twee juffrouwen van dien naam, benevens Dr. Obadiah, Walker, en drie of vier andere katholieken. De Koning was thuis by Mr. —, een' getrouw' man. De Graaf van Winchelsea kwam. De matroozen bewaakten den Konmg, doch verzekerden dat geen hair van zyn hoofdaangeraakt zou worden. De heer B. Dixwell en de heer James Oxenden kwamen den volgenden dag met krygsvolk onder voorwendsel van den Koning voor 't graauw te beveiligen; doch 't was eigentlyk om zyne vlugt te beletten Die 't laatst kwamen , waren zeer onheusch. 's Konings brief waarin hy kleederen, linnen en geld van Londen ontbood' werd een' nagt opgehouden. Lord Feversham, met eenige lyfwagten en grenadiers te paard, gekomen zynde om den Koning naar Londen over te brengen, zonden zy naar denPrins van Oranje om bevel, wat zy met den Koning doen zouden. Op saturdag kwam Feversham vroeg in den morgen by den Koning, en zeide hem, dat de lyfwagts te Sittinbourn waren. De Koning werd door de soldaaten derwaards gebragt, en dien zelfden dag door de lyfwagtnaar Rochester; en hy zond Feversham naar den Prins van, Oranje. De Koningin en de Prins van Walles waren den 9 December, s avonds, onder 't geleide van den Graaf van Lauzun stil wegzonden in een jagt, waarop kapitein Gray 't bevel had. De Koning liet den Prins van Oranje verzekeren, dat hy op maandag teLonden zou zyn, en de zaaken des Ryks in orde zien te schikken. Hy twy felde aan de getrouwheid der troepen, en vertrok naar Whi-  VAN KONING JACOB DEN TWEEDEN. 213 Whitehall door de stad. Onverbeeldelyk was 't gejuich , en de betooning van blydschap over zyne wederkomst on der alle rangen des volks. Hy had nooit iets dier gelyks gezien. Whitehall was opgepropt, en even groote blydschap heerschte daar. Doch naauwelyks was de Koning in zyne slaapkamer, of Zuilestein kwam, met een' brief des Prinsen van Oranje, inhoudende, dat het voorstel door Feversham gedaan, van te veel gewigt was, om toen beantwoord te worden, en dat de Koning best deed te Rochester te blyven. De Koning zeide, dat hy zulks gedaan zou hebben, indien Zuilestein gekomen was, eer hy van daar vertrok; maar nu hoopte hy, dat de Prins van Oranje, thans te Windfor zynde, 's anderendaags te St. James zou komen, om te spreeken over't voorgestelde door Feversham. Zuilestein antwoordde, dat de Prins van Oranje, zo hy meende, niet komen zou, eer 's Konings troepen uit de stad waren gezonden. De Koning gaf hem een' brief aan den Prins van Oranje; en hoorende dat Feversham opgeflooten was, gaf hy Zuilestein zyne verwondering te kermen over 't schenden van 't regt der volken, en begeerde, dat de Prins van Oranje hem op vrye voeten zou stellen. 's Anderendaags liet de Prins van Oranje Feversham op 't kasteel van Windfor in hegtenis en kwam te Sion; en ten negen uuren 's avonds werd den Koning berigt, dat de Graaf Solmes met 'de lyfwagt des Prinsen van Oranje gekomen was om Whitehall te bezetten. Doch hy dagt, dat zy zig flegts naar St. James zouden vervoegen waar de Prins van Oranje den volgenden dag komen zou. Maar 's avonds ten elf uuren kwam de Graaf van Craven by den Koning, die gereed was om zig ter rust te begeeven, en boodschapte hem, dat Solmes in 't Park Was met twee bataljons van 's Prinsen voet en ruiterwagt. zeggende, dat hy last had om in Whitehall post te neemen. De Koning zond om Solmes, en zeide hem, dat het, naar zyne gedagten, eene misvatting was. Maar Solmes verzekerde , dat hy uitdrukkelyk naar Whitehall afgevaardigd was, en liet den Koning zynen lastbrief zien. De zaak beflist P 3 zyn-  214 VERHAAL WEGENS DE VLUGT zynde, zeide de Koning aan Craven , dat hy zyn volk moge doen aftrekken en Solmes den post laaten inneemen.'twelk hy terstond deed. Shrewsbury en Delamare waren met Solmes in 't Park, doch kwamen niet ten voorschyn. Kort na éen uur wekte de Graaf van Middleton den Koning uit den slaap op, en berigtte hem, dat Halifax, Shrewsbury en Delamare hem opgeroepen hadden, zeggende, dat zy eene boodschap van den Prins van Oranje onmiddelyk aan den Koning moesten overbrengen. Zy wilden niet tot den morgen wagten. Binnen geroepen zynde, leverden zy een papier over, getekend door den Prins van Oranje,'en inhoudende, dat hy tot voorkoming van ongeregeldheden, waartoe's Konings komst te Londen aanleiding zou kunnen geeven, volstrekt begeerde, dat de Koning naar Ham vertrok, en wel vóór tien uuren ; hy kon de bedienden medeneemen , die hy verkoos; en de Prins zou een lyfwagt zenden om hem te beveiligen. De Koning had weinig zin om zig naar Ham te begeeven, wegens gebrek aan voorraad en de strengheid van den winter; hy wilde liever naar Rochester wederkeeren, gelyk hem voorgesteld was in 's Prinsen brief, door Zuilenstein overgebragr. Zy zeiden , dat zy 't den Prins van Oranje vraagen en tegen negen uuren antwoord brengen zouden; doch vóór tien uuren moest hy , zonder uitstel, de reis aanneemen. De Koning had verzogt door een gedeelte van zyn eigen voetvolk aldaar bewaakt te mogen worden ; doch Solmes zond een' troep met hem. De Koning wilde liefst te water naar Gravesand vertrekken; doch Halifax stelde zig op eene onheusche wyze hiertegen. Shrewbury was zeer billyk en beleefd, en stond de begeerte des Konings toe, die eene sloep nam, voor en agter vergezeld met honderd man van de wagt des Prinsen van Oranje. Het inscheepsn duurde zo lang, dat het gety ondertusschen verliep. De Koning kwam niet aan voor zeven uuren in den avond. Hy bleef aldaar den nagt; en 's anderendaags ontving by van den Prins van Oranje een' pas, waarin de naam opengelaaten was, om iemand naar Londen te zen-  VAN KONING JACOB DEN TWEEDEN. 215 zenden. De wagt te Rochester niet naauwkeurig zynde , werd de Koning gesterkt in zyne meening, dat de Prins van Oranje zynen aftogt begeerde; en de overbrenger van den pas bragt bevel aan den kapitein der lyfwagt, om zo stipt niet op hem te letten Zy plaatsten derhalven schildwagts by de voordeur, die aan de straat uitkwam, maar niet by de agterdeur aan de rivier. Ondertusschen vreesde de Koning , dat , zo hy niet vertrok, de Prins van Oranje hem langs een' anderen weg uit de waereld zou zenden. De Koning kwam den 19. December, 's morgens, te Rochester , en bleef aldaar, tot den 22. 's avonds. Verscheidenen van zyne bedienden, de heeren Arran, Dumbarton, Ailesburg, Litchfield, edelluiden van de slaapka mer; drie stalknegts, F. • •', Griffin en Biddolph; de Majoor Generaal Fenwick en Sackville ; de heer J. —— Talhot, Brigadier; Sutherland, kwartiermeester generaal der ruitery; kwamen by hem, en gaven allen hunne kommissien over; gelyk, vóór zyn vertrek uit Londen, de Lord Newburg , Griffin , Litchfield en de jonge Griffin gedaan hadden. Anderen deeden den volgenden dag het zelfde. De Prins van Oranje had alle de geestelyke en waereldlyke Lords te samengeroepen. De Aartsbisschop van Canterbury weigerde te komen, of iets te doen, zo lang de Koning in bedwang was. De Lords vergaderden 's anderendaags in 't huis der Lords, te Westminster. Sommige Bisscboppen en anderen raadden den Koning, niet te vertrekken, ten minste niet uit Engeland. Doctor Bradley, zyn lyfarts, werd tot hem gezonden, en drong op de zaak aan; doch kon den Koning niet overtuigen, dat zy niet dagten, dat de Prins van Oranje hem naar 't leeven zou staan. Hy sprak hierover naderhand met Lord Middleton, welke bekende, dat het niet veilig was te blyven. De Koning besloot te vertrekken. De Prins van Oranje liet den Lord Major en de Aldermans weeten , geene eeden van getrouwheid en opperboofP 4 dig-  216 VERHAAL WEGENS DE VLUGT digheid, of verklaaringen voor te houden aan den breeden Raad, op den 21, December verkoren; en beval hen hunne verrigtingen te volvoeren, zonder die aan te neemen. Kapitein Macdonald, op den 22. December, 's nagts vóór twaalf uuren, geboodschapt hebbende, dat Kapitein Trevanion met de sloep gekomen was, liet de Koning een papier agter, waarop de redenen van zyn' aftogt geschreeven waren. Hy gaf Lord Middleton last om het te laaten drukken, als hy te Londen kwam, doch liet het in banden van Dumbarton, om 's anderendaags aan Middleton overgegeeven te worden. De Koning sprak 'er den Graaf van Litchfield over, hem allezins vertrouwende, als een' man van groote eer, die hem altyd standvastig en getrouw gediend had. Hy was ook genoodzaakt Ailesbury 'er kennis van te geeven; anders zou deeze, met de bedienden, in zyne slaapkamer gelegen hebben, door welk vertrek de Koning henen moest. De Koning ging op zyn gewoon uur naar bed. Zodra 't gezelschap weg was, stond hy, op, kleedde zig, en ging de agtertrap af, door den tuin, waar Macdonald hem wagtte met den Hertog van Berwick en den heer Biddolph om hem den weg naar Trevanion's sloep te wyzen. Omtrent ten twaalf uuren in den nagt roeiden zy naar de smak, welke buiten de schans te Sheerness wagtte. De wind woei sterk van vooren, en de eb was voorby eer zy aan de Salt Pans kwamen: dus was 't omtrent zes uuren, toen zy de smak bereikten. Dewyl Kapitein Trevanion op 't volk van zyn vaartuig niet kon vertrouwen gingen zy aan boord van den Arend, een' brander staande onder 't bevel van Kapitein Wilford. Hier bleeven zy omdat de wind en 't gety ongunstig was , tot het aanbreeken van den dag, wanneer de Koning aan boord van de smak ging. Het woei zo hard uit den O. N. O. en N. O. toen zy aan de boei van de Nore kwamen, dat zy zigniet dieper durfden waagen, en zig genoodzaakt vonden de rivier op te vaaren, om de luwte te zoeken, en op 't strand van Essex onder de luwte van 't zand , in vlak wa-  VAN KONING JACOB DEN TWEEDEN. 217 Water te ankeren, tot aan 't naastvolgende springety. Het woei dien dag, zynde zondag, zeer hard. Toen het begon donker te worden , bedaarde de wind een weinig; zodat zy met het gety onder zeil gingen, en tot aan 't Roode Zand vorderden. Den volgenden morgen gingen zy, by schoon weder, voor zonne opgang, onder zeil,en bereikten, zonder tusschenpoozing, de boei der engte, passeerden dezelve en Northforeland , voorneemens zynde van Goodwin terug te gaan, en niet door Duins. Hier lagen zeven schepen ten anker, maar geen was 'er onder zeil. "t Begon omtrent ten zes uuren te sneeuwen; en dewyl zy Calais niet haalen konden, zeilden zy voort naar Boulonje, en ankerde voor Ambleteuse, waar zy op Kersdag, zynde dingsdags, 's morgens omtrent ten drie uuren, aan land traden. GEDAGTEN BY DE GRAFSTEDEN, IN DE ABTDY VAM WESTMUNSTER Wanneer ik de Abdy van Westmunster, de rustplaats onzer doorlugtige dooden, bezoek, en aldaar de vergruisde overblyffels van menschlyke weezens bezigtig , beginnen myne gedagten te verwilderen; ik verval in eene diepe mymering; een nevel van zwaarmoedige overdenkingen schynt voor eenigen tyd alle werking van bet oordeel in myne ziel op te schonen, en haar in eene zonderlinge betovering van vermaak- en schrik te houden. Deeze stapels van beenderen en asch hebben eene stomme welfpreekendheid, en doen my het nietige van alles wat ons hier beneden door een schemerenden glans verblindt, beter beseffen, dan de gantsche zedekunde van Aristoteles. Waariyk, de eerbewyzingen , waardigheden en schatten vermaaken zyn niets dan begochelingen! Hier zegt de digP 5 ter  2I8 GEDAGTEN BY DE GRAFSTEDEN ter Gay my, dat het leeven eene jokkerny is; dat dit eertyds zyn gevoelen was, maar dat hy 'er zig nu vast van verzekerd houdt. Misschien treed ik juist hier ter plaatse op de asch der zulken, die voorheen al het zoete smaakten, 't welk zy thans, als bedrieglyk, veroordeelen. Hormidas, een Persiaan, zo doorlugtig wegens zyne geboorte als uitmuntend in doordringendheid en sterkte zyner zielvermogens, werd, toen hy Rome in zynen luister beschouwd had, van den Keizer gevraagd, wat hy dagt van de menigte fraaije byzonherheden , die hem waren voorgekomen , en of hy op zulk eene zienswaardige plaats niet begeerde te woonen? ,, Uwe Majesteit houde het my ten „ goede", antwoordde de Persiaansche Wysgeer, ,, niets „ is te vergelyken by de fraaiheden, waarvan het gezigt ,, my vergund is; maar, zal ik rondborstig spreeken? ik ,, ben 'er niet tot verwonderens toe door bekoord of aan„ gedaan. In 't midden der obelisken, triumfboogen, „ paleizen, tempelen en andere gebouwen, die deeze uit,, muntende stad in haaren boezem vervat, heb ik grafste„ den gezien; en dewyl hieruit blykt, dat men te Rome „ zo wel sterkt als in Persie, verdwynt alle Romeinsche „ schoonheid in myn oog." Dit zyn inderdaad de eenige en waare gedagten , die het gezigt van graftomben en gedenktekenen in een verstandig weezen moet doen opkomen. Wanneer ik in een of ander gedeelte deezer Abtdy de asch, in pragtige lykbussen bewaard, aanschouw, en naar de overgebleevene merktekenen der oude grootheid zoek , wat onderscheid vind ik dan tusschen de asch van de halve Goden deezer wereld en die van een arm, behoeftig mensch? De opschriften, die de tyd het marmer nog niet benyd heeft, trekken myne ernstigste aandagt. Ik nader om zo te leezen, en leer, dat eenige menschen, voorheen beroemd, dog thans veelal geheel by ons onbekend, geboren zyn op een van de oogenblikken der onveranderlyke eeuwigheid, dat zy.geleefd hebben en gestorven zyn. Dit is alles  IN DE ABTDY VAN WESTMUNSTER. 219 alles, wat de brallende verwaandheid, om hunne schim te vleien, onder de overige sieraaden, der graftombe kon overlaaten. Toen Alaric in Calabrie gestorven was, keerden de Gotthen de rivier Vasento, en groeven een put ter plaatfe, waar de stroom allersnelst was, om hunnen Koning aldaar te begraaven. Vervolgens de Vasento in haar gewoone kanaal .brengende, doodden zy, zonder uitzondering allen, die gewerkt hadden aan het graaven van den put, dienende tot de begraafplaats hunnes Konings. Hoe vreemd waren deeze voorzorgen, om een lyk te bewaaren,'t welk in weinige oogenblikken de prooi van visschen en wormen moest worden Wat beoogden de Egiptische Koningen met het stigten van die wereldwonderen , wetke nog hedendaags, naby de oevers van den Nyl, met verbaasdheid beschouwd worden? Ongetwyfeld wilden zy door deeze zinnebeeldige tekenen de gedagtenis hunner heldendaaden vereeuwigen. Ondertusschen begroeven zy met hunne lyken tevens hunne grootheid en glorie onder deeze ontzaglyke grafnaalden. De nagt des tyds heeft zelfs de naamen deezer doorlugtige potentaaten voor ons verborgen. Ik zie honderdduizend man tien jaaren agtereen bezig om het mausoleum van Chi-Hoang, Keizer van China, op te regten. Zy dringen tot het ingewand der aarde door , en leggen op marmer en metaal de onwrikbaare fundamenten van een gedenkteken , met menschenbloed ineengevoegd. Binnen het bestek der graftombe, zes-honderd voet boven den horizon verheven, vertoont zig aan de eene zyde een vyver van kwikzilver, waarin allerhande vergulde vogels zwemmen; de andere zyde is vol zegetekens en kostbaare sieraaden. Aan deeze uitwendige stoffeersels zyn de fynste vernisten, de leevendigste kleuren, de beste paerlen en de schoonste edelgesteenten verkwist. Ruime gaanderyen geeven rondom een luisterryk aanzien. Een berg, door kunst gewrogt, beplant met boomen , wier toppen zig in de wolken verbergen , versterkt van ter zyde dit ge-  220 GEDAGTEN BY DE GRAFSTEDEN ENZ. gebouw, gestigt om eeuwen te trotseeren , en om de asch des regeerenden Keizers en zyner nakoomelingen te bewaaren. Maar, ô ydele hoop der hoogmoedige stervelingen - de afstammelingen van Chi-Hoang, genoodzaakt om een voet gronds tot hunne begraafplaats te bedelen , hebben niet eens een rieten dak om dezelve te bedekken. Dog laat ons gaan in de kapel van Henrik den VII. een heiligdom in zyn geheelen omtrek toegewyd aan de begraaving van zo veele Vorsten en groote mannen onzes Koningryks. Welke treurige, en tevens heilzaame overdenkingen verwekken hunne grafsteden in ons gemoedPhilippus, Koning van Macedonie, ziende de lengte van zyn lighaam uitgedrukt in het stof, waarin hy was nedergevallen riep uit: „ Groote Goden! welk een kleinen „ plek bestaan wy in deeze wereld!" Dit kan met nog meer reden gezegd worden by het zien der gedenktekenen in deeze Abtdy. Hoe veel grootheid, hoe veel eeuwen van roem zyn binnen de ruimte van etlyke ellen beslooten en samengedrongen! Gy wier harten nog op de bekoorlykheden der brossche schoonheid verslingerd zyn, komt, aanschouwt de asch van Koninginnen en Prinsessen in de lente haares leevens ten grave gedaald. Dog ik klim af in de koninglyke gewelfsels. Hier is de grootheid insgelyks verdweenen! Wat vind ik 'er? Eene akelige stilte heerscht hier allerwegen. O broosheid! O ydelheid der menschlyke zaaken! Niets is hier beneden bestendig dan de deugd, en t geen onze neigingen hegt aan het hoogste Weezen. Alle andere zaaken ontvlieden ons, en verdwynen in de diepte der eeuwigheid. De  DE KONINGSKROONING (*), TOONEELSPEL , IN EEN BEDRYF. Door een' Advokaat van 't Parlement van Bretagne Redeunt Saturnia regna. VlRGIL." VERTOONERS. De koning- Bekende Staatsdienaars en Ma De koningin. giftraatspersoonen. EENDRIK DE vierde. Gevolg der Koningin. prinsen van den bloede. Zinnebeeldige en stomme figuuren. Volk. EERSTE TOONEEL Bet tooneel verbeeldt eene pragtig versierde zaal. Op eene tafel, behangen met een hemelsblaauw fluweelen tapyt, net gouden leliën doorwerkt, ligt een kroon. Rondom in de zaal staan de zinnebeeldige figuur en, met bet geen 'er toe behoort. De Koning peinst terwyl by de kroon bescbouwt. de koning. De geboorte geeft ze;maar zy behoort de deugd alleen.» Wat heb ik gedaan om ze te verdienen ? HET (*■) Dit kleine tooneelspel is te merkwaardig, dan dat de overzetting daarvan onzen leezeren niet aangenaam zou zyn. Het heeft, gelyk men ligt denken kan , groote opspraak in Parys gemaakt, en is, zo veel ik weet, nog nfet gedrukt. Op den 25 January werdt het te Rennes opentlyk vertoond. De Schouwburg was vol ; de stoutheid des gedaten , de sterkte der uitvoering, en de zinspeelingen die voor geen aanschouwer onverstaanbaar konden zyn, verschafte het stuk groote toejuiching, Het zou 'S anderendaags weder gespeeld zyn geworden : maar dit werd op hoog bevel nagelaten. Zekerlyk behoort dit kleine tooneelspel tot de verschynsels die de tyd van Lodewyk den zestienden oplevert, en die. men in de Siècle de Louis XIV voor Onmogelyk gehouden zou hebben. WIELAND  222 DE KONINGSKROONING. het volk, (agter de schermen.) Lang leeve de Koning ! DE Koning Hoe treft dit gejuich my O! wanneer zal ik kunnen zeggen, dat het de belooning myner weldaaden is? Zie, Lodewyk, welke hoop men reeds van uwe regeering heeft! Zal dit goede volk bedroogen worden? —— Zyt gy slegts een gewoonelyke Koning, dan zal eerlang een afschuwelyk stilzwygen op deeze vreugdegalmen volgen; uw opvolger zal ze eerst weder hooren , en uw naam thans zo geliefd, zul vergeeten zyn. Men denkt niet meer aan een' schoonen dageraad by 't ondergaan der zon, wanneer zy ons, geduurende den dag, haare heilzaame straalen niet heeft laaten gevoelen. HET VOLK. Lang leeve de Koning! DE KONING. O myne kinders! Ik ben nog niets dan uw Koning; maar ik wil meer zyn. Ik wil uw vader zyn. — Opperste Weezen , zo oneindig goed als magtig, gy, wiens beeltenis ik hier op aarde zyn moet, zie de aandoeningen, die my bezielen, en verhoor de wenschen van myn hart; het geluk des volks, my aanbevolen, is uw genadig aanzien niet onwaardig. Maar wat baat het my, zelf goed te zyn, indien zy, die my omringen, snood zyn? Zyn de zuiverste oogmerken niet aan verleidingen onderhevig ? En heeft men niet menigmaal, onder de beste Koningen, deugdsaame burgers in ketenen zien zugten, en byna offers der tiranny worden? —— DE WEELDE. een pragtig gekleede Kolos, zynde de eerste zinnebeeldige, persoon, trekt bet oog des Konings naar zig. Hy staat naast  TONEELSPEL 223 naast een' zeer schitttrenden troon, welks trappen eens groep van ongelukkige, met lappen behangene onderdaanen zyn, die met wanboopige oogen den troon aanschouwen. de koning. Wie is deeze Kolos ? Zyn voorhoofd is de zetel der onbeschaamdheid; en de ondeugd is in zyne oogen te leezen. Moet dit spook zo digt by my staan? (De Kolos -toont hem den troon, en noodigt bem om denzelven te beklimmen) Maar ik wil evenwel den troon, die hy my wysc, nader bezien ' Hoe ryk! Hoe pragtig! De glans, die hem bestraalt, verblindt myne oogen. Krezus ! de uwe kon zelfs niet luisterryker zyn. (De Koning laat zyn oog vallen op den voet van den troon.) Hemel! wat zie ik? ■ Welk eene betovering zou door zulk eene treffende vertooning niet opgelost worden? Arm, ongelukkig volk! Hiertoe brengt u de zwelgery uwer Koningen? Zy kunnen, alleen door u te vertreeden, den troon beklimmen, dien de valsche grootheid voor hem bouwt? (De Koning neemt verscheidene edicten , die de Kolos hem toereikt.) Hoe! nog meer belastingen? (Hy verscheurt ze, en werpt ze den Kolos in 't aangezigt.) Weg, geldgierig wangedrogt! weg, breng de hel uwe vervloekte geschenken ! verre van myn volk met nieuwe uitgaaven te belasten , wenschte ik het liever van allen te kunnen ontheffen. de vleiery, (tweede zinnebeeldige persoon.) Een Hoveling wyst den Koning met de demoedigste houding de plaats aan, die men op den Olympus voor bem verordent. de koning. Wat heeft die kruipende dwerg my te zeggen? spottende.) Inderdaad, de zaak is gewigtig! zy betreft niets geringers , dan de plaats , die ik nevens Jupiter bekleeden zal! (gramstoorig.) Onbeschaamde! vleit men Koningen zo ? (De Koning vat den vleier aan, en doet bem in  224 DE KONINGSKROONING. in 't rond draaien , waardoor een ongelukkige , met een smeekschrift in de hand. zigtbaar wordt. dien hy te vooren verborgen had. De Koning beurt den ongelukkigen op , en neemt zyn smeekschrift aan.) Die wreedaart my onder de Goden ce plaatsen , uit vreeze, dat ik een mensch zou zyn! (treurig) Zie ik dan niets, dan Ondeugden, rondom my ? Deugden! o! wanneer zult gy verschynen ? een gedrogt zonder naam. (Derde zinnebeeldige persoon.) Eene zwarte figuur, in de regterhand een zwaard houdende, deelt met de linkerhand aan een menigte blinden kleine houten scbaalen uit, waarin stukjes brood liggen. Aan haare voeten ligt de egte scbaal der geregtigheid nevens het wetboek. de koning. Wien verbeeldt dit zwarte spook, dat zig met de tekenen der Geregtigheid versierd heeft? (Terwyl deeze figuur nadert, om den Koning het zwaard toe te reiken, treedt zy op het wetboek. De Koning rukt het met eene leevendige vaardigheid van onder haare voeten weg , en doet haar wankelen.) Hoe? elendige ! gy treedt met voeten 't geen zelfs Koningen eerbied behoort in te boezemen ! Door deeze wetten wil ik regeeren, en niet door schrik. (De Koning slaat de figuur op de vuist en doet het zwaard haar ontvallen.) Weg, trouwlooze Dit heilige pand, de hoede der Koningen, en de veiligheid der burgeren., moet in getrouwer handen komen , die het beter kunnen vasthouden ! (Hy wendt zyne oogen naar de blinden.) Zyn dit uwe dienaars ? (Hy verdeelt het brood onder de blinden , doch breeky hunne schaalen.) Gaat! blinden kunnen my niet dienen; maar ik beklaag ze, en geef hen brood. de valsche roem, (vierde zinnebeeldige persoon.) De Overwinning houdt in de eene hand een' lauwerkrans. en wyst met de andere op kroon en scepters, die met ketenen gebonden aan haare voeten liggen.  TONEELSPED 225 DE KONING Neen; nimmer zal deeze lauwerkans myn hoofd omvatten ,'indien men ketenen moet geeven, om hem te verdienen. Ik heb reeds te veel onderdaanen in myn Ryk, zo 'er slegts één ongelukkige onder is. Ik benyde Alexander zyn' roem niet. Geene overwinningen zyn 'er die het bloed waardig zyn, dat zy doen vloeijen. (Op een' leven, digen toon.) Maar indien ik voor myn vaderland vegten, indien ik my voor 't welzyn myner geliefde Franschen opofferen moet, o! dan zal Athenen zig alleen niet beroemen eenen Kodrus gehad te hebben. de wellust, (vyfde zinnebeeldige persoon.) Door een' ouden slaaf geleid, verschynt zy in 'eene zeer verleidende gestalte. In haare banden draagt zy ketenen met bloemen omwonden. DE KONING Welk eene jonge schoonheid ! Waarom werpt ze haare oogen op my? Misschien weder een strik voor myne jeugd? Neen! Zulke schoone trek¬ ken kan de ondeugd niet hebben. Vermoedelyk wil zy my slegts om eene gunst verzoeken. Welaan! ik waag het eene vrouw te naderen! ■ En haar leidsman is evenwel by my verdagt. —» Ware het * Doch zou zy zig dan met zo veel bescheidenheid aankondigen? Zou men aan haar die beschaamde blóheid vinden, welke haar geslagt zo veel bekoorelykheid geeft ? Zy bloost! ô des te schooner wordt zy. Het bloozen is het blan ketsel der deugd. My, my heeft zy deeze bloem vlegt toegedagt? Dit geschenk is zo eenvoudig, zo onschuldig, als zy zelve. (Zy reikt bet hem toe ) Met genoegen neem ik deeze bloemen aan, die gy my brengt. , . Hemel! 't Zyn ketenen ! Ketenen, die alleen uwe slaaven moeten draagen. (Hy werpt ze den ouden straf ort den hals, die geboeid voor hem nedervalt.) Ik zie dan schrikVI. Afd. XIV. DEEL Q ke-  226 DE KONINGSKROONING. kelyken aanslag, door den verworpensten der menschen te gen my gesmeed. Weg, ongedierte ! Vergiftig de lugt niet die ik adem. de willekeurige magt, (Laatste zinnebeeldige persoon.) Een geharnast man, met een' helm op het hoofd, een' yzeren scepter in de hand toont den Koning een' zeer hoogen yzeren' troon, maar met zulk een' smallen grond, dat hy naauwelyks staan kan. De voeten van den troon zyn van hout, waaraan eene groep elendigen knaagt om hem om•verre te werpen. de koning. Dit is een ysselyke troon! Niet voor my! (De Koning raakt hem aan; en hy waggelt.) Men moet voorwaar een tiran zyn, om het te waagen, hem te beklimmen. (Hy laat zyn oog op de groep vallen.) Wat Koning kan deeze vertooning zien, en nog lust hebben om den scepter der willekeurige magt aan te vatten ? (De geharnaste man wykt terug) Gy komt my hierin voor; maar heb dank voor uwe vlugt! 't Is een stom offer voor myne deugd. Myn hart is niet geneigd deeze haatelyke grondregels aan te neemen. Hy ziet, dat ik over een vry volk, en geene slaaven regeeren wil. Men hoort een' donderslag. Alles verdwynt; het tooneel verandert, en vertoont den tempel van der Glorie. De Tyd met eene zeissen gewapend, houdt de wagt aan, deszelfs ingang. TWEEDE TOONEEL. de koning, Henrik de groote. henrik , (uit den tempel der Glorie komende.) God zy geloofd! De Franschen hebben weder een' Koning! DE  TONEELSPEL. , 227 de koning, (by zig zelven) Wat hoor ik! Wat zie ik! Myne ziel en myn hart zyn geheel vol van deezen held ! Zouden myne zinnen my in zulk eenen graad kunnen misleiden? Maar , hy is 't! hy is 't! " ik bedrieg my niet (Tegen Henrik.) Beschermgeest des volks, gy. wiens bloote naam voor de harten der Franschen de zoetste indruk van geluk is; ó Henrik! wat gelukkig wonder voert u weder herwaads? \ HENDRIK Uwe deugden! O myn zoon, welke overwinnin gen hebt gy bevogten! De wangedrogten, die Herkules bestreed, waren ligter te overwinnen, dan die gy te overwinnen, dan die gy overwonnen hebt. Ja, zo had ik ook willen aanvangen, indien ik myn Ryk niet eerst had moeten veroveren. de koning. Is in myne ziel eene vonk van 't goddelyke vuur, dat in de uwe brandde, dan ben ik ze aan de begeerte van naar u te gelyken verschuldigd. Maar, ach! hoe verre ben ik nog van bet modél, dat ik my heb durven voorstellen. hendrik Gy zult het zelfs overtreffen'; en ik zie dit met blydschap Uw hart, even goed als bet myne, zal zo zwak niet zyn. Vol van het voorwerp, dat de Hemel tot uw geluk schiep, zult gy wyzer en gelukkiger zyn, dan ik. de koning. Indien de Valois en Medicis haar geleeken hadden, die thans op haaren troon zit , nooit zou men Henrik op vreemde altaaren hebben zien offeren.  228 DE KONINGSKROONING. HENRIK. Zwakheden, die men zig zelv' niet ingewilligd zou hebben in anderen te ontschuldigen, is heldendeugd. OntVang de kroon, myn zoon; de uwe verdient ze. (Hy neemt de kroon van de tafel en reikt ze hem toe.). de koning, (de kroon aanneemende.) Zult gy my leeren, hoe ik ze draagen moet? HENRIK. Uwe wysheid komt myne onderrigting voor. Zo lang gy het welzyn van uw volk voor uw eigen geluk houdt, is myn raad overtollig; en indien gy ophieldt, hiervan overtuigd te zyn, zoudt gy 'er geen nut uit trekken. Vaarwel, myn zoon! de koning. Gy wilt my verlaaten, nu ik u meest noodig heb ! O! bestier my in de keuze der Wyzen, die ik tot helpers in myn' arbeid wil kiezen. Help my eenen Sully vinden. HENRIK Eerlang zult gy hen leeren kennen, die uwen troon mo gen naderen, en die hem moeten omringen. Maar ik zie dat de tempel der gedagtenis geopend wordt; ik moet u verlaaten. de KONING Och kon ik u volgen ! henrik. 't Is 't verblyf van groote mannen , en zal ook het uwe worden, geliefde zoon! Maar vergeet nooit, dat alleen die gryzaart de tyd, u daar binnen kan leiden. De deuren des tempels worden geslooten Men hoort een' sterker donderslag dan te vooren. Het tooneel verandert , en ver-  TONEELSPEL 229 vertoont een paleis. Aan t agtereinde staat een troon, versierd met alle tekenen der koninglyke -waardigheid. DERDE TOONEEL. ! de koning, prinsen van den bloede. De Prinsen gaan eenige schreden voorwaard: naar den Koning , en staan stil. de koning.. ' Komt, Prinsen van myn bloed , komt! Myn Ryk zy het uwe. Aan myne zyde zult gy my tot wallen tegen de vleiery en verblinding dienen. Uw leven is de beste spie gel voor Koningen; ik wil het altoos voor oogen hebben, en hoe aangenaam zal 't my zyn, In t uwe het geluk myns volks te leezen! Penthievres! De welvaart der Bretons hangt aan uwe tegenwoordighed , en aan die van eene Prinses welke myn hof versiert Gaat henen, en deelt hunne offers onder u Mogten zy, u ziende, hun leed t'eenemaal vergeeten! Uwe afweezigheid scheidt my van een geliefden Prins, en berooft de Koningin van eene vriendin. Maar wat offer voor 't welzyn onzer onderdaanen, kan ons te groot zyn! LAATSTE TOONEEL. de koning , de koningin, prinsen van den bloede, gevolg der koningin , bekende staatsdienaars en magistaatspersoonen, volk. De Staatsdienaars en MagiftraatsperSoonen verschynen aan't hoofd van't volk, dat palmtakken in de handen heeft.) de koning Ik wenschte eenen Sully te vinden; en de Hemel zendt, my 'er een'. Treedt nader, vrienden van myn volk, gy zyt ook myne vrienden. .„ Q 3 De  230 DE KONINGSKROONING. (De Staatsdienaars, de Magistraatspersoonen en het volk naderen. De Koningin plaatst zig met haar gevolg naast den troon.) de koning, (tegen den eersten Staatsdienaar.) Edele verdeediger der wetten, gy, die uwe ampten, uw geluk en uwe vryheid voor haar opgeofferd hebt, geen post is te hoog voor uwe talenten, maar een is ten minsten uwe standvastigheid en onversaagdheid waardig. Treed aan 't hoofd der regeering. die men wilde ontheiligen. Zy zy aan u haaren nieuwen glans verschuldigd laat de medegezellen van uw ongeluk uit hunne ballingschap wederkeeren ! Myn volk heeft lang en genoeg door hunne afweezigheid geleeden: ik vergun hunne herroeping aan de natie en aan myn eigen hart. de eerste magistraatspersoon. Ik verwonder my over het plan, door uwe wysheid ontworpen. Hoe veel roem is het voor een' Minister , het geluk zyner medeburgeren te beveiligen, terwyl by de bedoelingen van zynen Koning ondersteunt! (De Koning neemt, terwyl dit gezegd wordt, een' palmtak uit de hand van een' onder bet volk.) de koning, (tegen den tweeden Magistraatspersoon.) En gy, onversaagde gryzaart, die de ontroerde natie hebt doen zien, dat men te deugdsaam kon zyn, ontvang deezen tak uit de handen uws Konings. Hy zou u den triömf benyden , die u wagt, indien hy 't geluk niet had van iets aan denzelven toe te brengen, (Tegen allen.) Gy kunt my volgen. Luiden, die u gelyken, kunnen nooit te naby den troon zyn. Maar ziet daar! welke voorwerpen omringen hem reeds! 't Is de luisterryke schaar der deugden , 't gevolg der Koningin. (Hy nadert ze.) Kom , kom , Mevrouw; geniet u werk, 't gezigt van uw volk, dat zig verheugt over de hoop, die myne regeering geeft. Ik kan deeze blyde verrukking niet beter regtvaardigen, dan door  TOONEELSPEL. 231 door de weldaadigheid nevens my op den troon te zetten, (Hy reikt de hand aan de Koningin, en zy beklimmen te samen den troon.) DE KONINGIN. 't Geluk deezes volks is uw werk alleen. Maar het uwe zynde, betreft het my ook, en zal voor my alles zyn. HET VOLK. Lang leeve de Koning! Lang leeve de Koning! DE KONING. Lang leeve myn volk! Lang leeve myn volk! Kan ik het slegts gelukkig verlaaten, dan zal ik , 't zy myne loopbaan kort of lang duure, altoos lang genoeg geleefd hebben ! EINDE Q4 DE  DE GODINNEN. De Godin der wysheid en die der liefde leefden in geduurige oneenigheid. Beiden wenschten zy haare heerschappy over den geheelen aardbodem uit te breiden: doch die aan de eene offerde, bezogt zelden de altaaren der andere ; hy moest in den dienst van Venus tegenzin krygen, eer hy haar verliet, en zig den dienst van Minerva toewyde. Hier en daar was slegts een sterveling, die zyne offeranden onzydig tusschen beiden deelde; en zulk een was altoos, volgens 't geheime oordeel van Minerva zelve, de wyste. Iedere deezer Godinnen had hoop van hem geheel te gewinnen, en overlaadde hem om die reden met haare aangenaamste weldaaden en met haaren besten zegen. Ondertusschen borst haare onderlinge afgunst zelden in openbaaren twist uit, Zy vreesden vader Jupiter te beledigen, die telkens, by haar krakkeel, zyn eerwaardig voorhoofd rimpelde. Aan den eenen kant was Minerva de dogter van zyn hoofd; en jegens zulke kinders is de liefde zeer teder: aan den anderen kant had hy ook ongemeene verpligting aan Venus. Zy had hem menig gelukkig uur verschaft, waarin hy , den wellust van den herderstaat smaakende, zyne majesteit vergat, en zig voor de menigvuldige zorgen zyner regeering even zo beloonde, als onder ons nog hedendaags de Goden der aarde zig beloonen. Konden zy ook wel een verhevener voorbeeld volgen dan dat van Jupiter? ——— Het bleef dan gemeenlyk tusschen de gemelde Godinnen by uiterlyke gebaarden, by schimpredenen, by zinspeelingen; in 't kort, by 't allerfynste speldengevegt, waarmede de vrouwen elkanderen doorgaans smartelyker wonden toebrengen, dan de mannen door 't slaan. De Godin van Cytheré had in deezen stryd veel vooruit. Minerva was te ernstig, om niet schielyk uit den schertsenden in den filozofeerenden toon te  DE GODINNEN. 233 te vallen : en wanneer dan Apollo by haare opgestapelde redenen geeuwde, dat de lauweren om zyn hoofd door die beweeging ritselden ; wanneer Bacchus, tegen eene zuil der Godenzaal leunende , met den buik vooruit, en flap nederhangende armen, zyn gesnork door het gantsche vertrek liet hooren; wanneer zelfs de arend van Jupiter op de punt van den goddelyken scepter sluimerde met die lieffelyke en schilderagtige houding, welke Pindarus hem in zyne beschryving geeft: begon de zorgelooze Venus straks met haar jongen te dartelen, of viel zelfs haaren berookten Vulkaan om den hals en was zo mild met de liefkoozingen, waarmede zy hem streelde, met de zoete praatjes, waarmede zy hem onderhield , en met de ambrozyne kusjes, die zy op zyne wangen en lippen drukte, dat alles weder leevendig werd, en dat geen God meer naar Minerva's wyze taal luisterde. De geheele schaar meende dikwyls te smooren van 't lagchen om den onnozelen egtgenoot die, door blydschap en tederheid verrukt, alle deeze vleieryen voor goede munt aannam. ■ Zulke tooneelen griefden de goede Minerva altoos innerlyk; en menigmaal zou zy zeer gaarne haare felle gramschap uitgeboezemd hebben , zo zy zig niet nog by tyds herinnerd had, dat zy de Godin der wysheid was. Kindlief! " dit luisterde Jupiter dikwyls zyne dogter in 't oor: „ 't zou, dunkt my, uw voordeel zyn, met de Godin van Cytheré vriendschap te houden." Minerva begreep dit ook; maar zy was op eene al te gevoelige plaats aangetast; en dit geschiedde nog dagelyks. De jaloersheid was eene ongeneeslyke wond van haar hart geworden. — Al de wereld drong met luidrugtig ge juich naar de altaaren van Venus; haar werden altoos de eerste, de schoonste vrugten geofferd: maar by de altaaren van Minerva kwamen alleen zulken, die niet genoeg meer over hadden, om zig de gunst van Venus te kunnen belooven; en dus kreeg de goede dogter van Jupiter niets, dan overschot en afval. Rondom de altaaren der Mingodin zag men digte groepen van bloeiende jongelingen en lagchende Q 5 maag-  234 DE GODINNEN. maagden; op haare feesten was een levendig gewoel: in 't heiligdom van Minerva stonden slegts enkele reien van kragtelooze gryzaarts en verslenste vrouwen , die met moeite voortkroopen , wierook in plaats van offeranden bragten , en haar ryk weinig dienst meer beloofden. Zelden verscheen 'er een jongeling, en nog veel zeldsaamer een meisje. ——• Ging eens een man of jongeling, uit spyt van niet verhoord te zyn, van de liefde over tot de Wysheid, het geschiedde onwillig, met langsaame schreden, en altoos met oogen , die meer agterwaards dan voorwaards zagen. Het miste ook zelden, of hy keerde weêrom, als hy den weg half afgelegd had. De Godin behoefde hem slegts een vlugtig lachje na te zenden ; straks verdween alle misnoegdheid uit zynen boezem, en hy liep des te vuuriger te rug. Onder de afgeleefde gryzaarts waren zelfs weinigen , die met den grond van bun hart Minerva dienden. De meesten begeerde haare gunstbewyzen slegts, om ten minsten iets te hebben, dewyl zy niet meer konden genieten 't geen hen zekerlyk meest bekoorde. Op zekeren tyd, wanneer Minerva, in den eenzaamen maaneschyn tot den geliefdsten haarer lievelingen nederdaalde, om hem met haar' geheimen invloed te begunstigen, en zyn inwendig oog voor de streelende beschouwing der verstandelyke scboonheid te openen , vond zy haare plaats reeds door de Mingodin ingenomen, en den ernstigen Wyze midden in de nog streelender beschouwing eener zinnelyke schoonheid verdiept. Deeze nieuwe triömf van haare vyandin griefde haar te sterk om stil verkropt te worden. Zy vervolgde de arme Venus van dit oogenblik af met de smaadelykste aanmerkingen, en vond geduurig stof om haar te hoonen, hoe weinig aanleiding zy 'er ook toe kreeg. Jupiter, op den vrede van den Olymp bedagt, meende Minerva door een' straal van gramschap, dien hy onder een gerimpeld voorhoofd en ysselyke opgehevene wenkbraauwen uitschoot, te beteugelen; doch vergeefs! Einde-  DE GODINNEN. 235 delyk bragt hy op een' misnoegden toon eene aanmerking voor den dag, die hy oordeelde voor eene Godin der wysheid te kunnen volstaan, dat naamelyk zulke vitteryen eene Godheid niet betaamden. ô Jupiter! riep Minerva uit, zig eensklaps tot hem wendende: zeg my, wie is eene Godheid? Ik ben reeds overlang in myn denkbeeld daarvan verbysterd. Daar zyn 'er, wier tempels aan de wolken reiken, wier altaaren onophoudelyk gloeien, voor wier afbeeldsels de volken zig buigen , en die evenwel juist van het eer ste kenmerk der Godheid ontbloot zyn. Het schampere gelaat, waarmede zy de Godin der liefde aanzag , verpligtte deeze om te antwoorden. Het eerste kenmerk der Godheid? Ik heb nooit diep gedagt. Mevrouw? Wat is dat? Hoe? Wat dat is? Wanneer de mensch vraagt: wie ben ik? zo bewaart hy zyn' voorrang boven den worm. Wanneer eene Godin dit vraagt, vernedert zy zig tot de menschelykheid. 't Is de weldaadigheid. De zorg voor het heir der stervelingen, die wy beheerschen. En de Godheid , waaraan dit kenmerk ontbreekt ? Mag ik u vergen ? Zeer gaarne! Een beschaamend antwoord past op eene nieuwsgierige vraag. Deeze Godheid zyt gy. Ik? zeide Venus met een lachje, terwyl zy den geheelen kring met de vrymoedigheid van een zuiver geweeten aanzag. Wie anders, Mevrouw? Wanneer de stem der elende, die tot den Olymp opryst, den vreugdetoon zo verre overschreeuwt, dar Jupiter zelf menigmaal in zyn binnenste vertrek niet rusten kan, en den hemel midden in zynen hemel mist ; wie is daarvan anders de oorzaak, dan gy? 't Is de stem der geenen, die gy ongelukkig maakt. Hoe,  236 DE GODINNEN. „ Hoe, Mevrouw! Waarvoor houdt gy dan de zugten „ der verliefden? Geloof my ; in den klaagenden zang „ van een adagio is dikwyls meer en doordringender wel„ lust gelegen, dan in den vuurigsten van een allegro. Ik? zou ik de stervelingen ongelukkig maaken? „ Vraag dit myne vrienden, de digters! " „ Uwe vrienden , de digters. Wat be „ hoef ik u meer te zeggen? zyn digters." „ Arme Apol!" lispte Venus. „ Waarom ? De list, die gy bedenkt, om aan„ hang te maaken, is zeer ongelukkig, Mevrouw. Wan„ neer de hooge, edele verrukking van Apol eenen digter verheft, zingt hy van Goden en Wyzen en Helden; maar de zangers van de liefde zyn tevens de zangers „ van den wyn, en putten hunne verrukking uit den kelk „ van Bacchus." ,, Ha!" riep de zorgelooze Bacchus, en reikte zynen beker Ganimedes toe, om nog eens te schenken. Maar Venus rees op, en huppelde regtstreeks naar Jupiter. Lieve vader!" dus hief zy aan met eene vriendelyke bevalligheid, die alle verdrietige gedagten verdryft, en alle zorgen doet versmelten; en meteen streelde zy zyne wangen, dat de kleinste rimpel van zyn voorhoofd verdween, en dat de ernstige Juno van jaloerschen toorn gloeide. ,, Lieve vader!" riep zy andermaal: gy moet het weeten; gy kent my. Is het „ waar, dat ik de stervelingen ongelukkig maak?". De verlegenheid van den goeden Jupiter was onbeschryfelyk; en Juno knerste van woede op haare tanden. Want hoe zeer zy de buitenspoorigheden van haaren egtgenoot haatte, was zy egter even sterk tegen alle zinspeelingen, die daarop gemaakt werden; ten zy ze uit haar' eigen' mond kwamen , agter de stomme gordynen haarer geheiligde bedsponde. „ Maar," dus hief de vader der Goden eindelyk aan, nadat hy eene wyl gehakkeld had : „ waarom twist gy zo „ by  DE GODINNEN. 237 by aanhoudendheid, kinders? Indien de weldaadigheid, gelyk Minerva zeide, het kenmerk der Godheid is, moet gy slegts vrede maaken, om beiden met meer regt Godheden te zyn. Apol heeft u dit zo menigmaal reeds geraaden, en ik heb het u zo menigmaal bevoolen. — Sluit een eeuwig verbond met elkanderen! en de stervelingen zullen niet eerst den Cocyt behoeven over te vaaren om een Elysium te vinden; 't zal voor hen aan beide deszelfs oevers bloeien. Gy, Minerva, zyt al te streng; en gy, Venus, al te weelderig " ,, Al te streng!" zeide Minerva, en verzogt Juno om haar Iris, die haar gewillig toegestaan werd. Zy luisterde haar eenige woorden in 't oor; en Iris begaf zig op haaren gekleurden boog naar de aarde. „ Ik bied my , aan, Jupiter, om de eeuwige verbintenis, die gy voorgesteld hebt, aan te gaan; maar heb geduld, en oordeel „ naderhand zelf. " Binnen weinige oogenblikken kwam Iris weder, en bragt eene gestalte mede, die den geheelen Hemel verbaasde, 't Was geen mensch meer! 't was slegts de onvolmaakte schets van een mensch; een afgeleefde, bleeke, beevende gryzaart, in de jaaren der jeugd. Zyne oogen, waarin het laatste vonkje vuurs uitgebluscht was, lagen diep in hunne holen; zyn nek was krom en geboogen, en zyne stem afgebroken, als van eenen Nestor. „ Zie daar!" riep Minerva: „ zie daar de vreugd, „ het geluk, waarmede de Godin van Cytheré haare aan„ bidders beloont ! Van zulke elendigen is de geheele „ aardbodem vol. Gy houdt haar voor de Godin des le„ vens? Gy doolt. Zy staat met de Goden des doods in „ een verbond. En wanneer de onverbiddelyke Schikgo„ dinnen, die zo wreed niet zyn als zy den levensdraad „ naauwelyks half voleind hebben, is zy het menigmaal, „ die met de doodelyke schaar toetreedt, en hem lagchen„ de afsnydt." Alle Goden en Godinnen (want de welvaart der menschen gaat hun alleen ter harte:) werden gramstoorig over dit  283 DE GODINNEN. dit gezigt. Jupiter schudde zyn hooft, dat alle de vertrekken van 't hemelsche paleis daverden. Geen mond was 'er, die niet morde; en de menschendooder Mars zelf vloekte in zyne woede alle stroomen der hel byeen. Ondertusschen zat de Godin van Cytheré, als of zy door de kristallynen vloer des hemels in de diepste afgronden by den Caucafus wilde nederzinken ; nu en dan hief zy slegts een beschroomd oog op, dat vergiffenis scheen te vraagen en beterschap te belooven. Maar zy had reeds, zo dra zy Minerva's voorneemen merkte, Merkuur heimelyk een' wenk gegeeven, dien hy oogenblikkelyk verstond, en waaraan hy met zo veel spoed voldeed, als of de opperste der Goden hem afgevaardigd had. 't Was verwonderlyk; de geheele Hemel stond de kleine zoetlagchende Cytherea ten dienst. Zy heersen te meer over den Olymp dan Jupiter zelf. Elk beminde haar, en elk was genegen haar te dienen; de Goden openbaar, en de Godinnen heimelyk. Minerva had nu weder het woord opgevat, en was juist midden in een der grondigste vertoonen, grondiger dan ooit een sekretaris de Fransche akademie van een Duitschen Koning voorlas, waarin zy met de grootste schranderheid aantoonde, wat het egte vermaak en geluk was, en met de bondigste drangredenen bewees, dat alle goederen, die de Mingodin den stervelingen aanbood, slegts schynbaar waren, en niets, dan ydele, broze, zinnelyke , dierlyke dwaaze ■ En toen kwam Merkuur weder te rug. - ,, Een „ nieuw spook? riepen de Goden. ,, Hadden wy aan 't „ gezigt van 't eene niet reeds te veel? Weg!' Weg met „ deeze gedrogten! of wilt gy van den hemel eene hel maaken ? ,, ô Merkuur!" riep Venus, zugtende, als of zy haare beschaaming niet langer kon uitstaan. „ Moest gy dan „ ook " „ Hoe , Mevrouw ? Om 's Hemels wil! waarom behoeft gy u aan dit geraamte te stooren? Schaam u, zo „ gy  DE GODINNEN. 239 gy wilt, over het andere! Laat Minerva zig over dit „ schaamen! " Minerva?" hervatte Venus, met een' nieuwen glans van genoegen op haar gelaat, terwyl de Godin der wysheid de woorden in haar' mond voelde bederven. Maar, by Jupiter! ja! 't Is geen minnaar; 't is een , een Wyze. Arm schepsel! Laat my u aanzien!   Gy knipoogt! Kan dit zagte, zuivere, lieffelyke licht des hemels u hinderen ? Zyn uwe gezigtzenuwen „ zo zwak? " ô Godin! Myne gehoorzenuwen zyn nog zwakker. Spreek zagter! Want uwe stem dreunt in myne ooren „ als het gedonder van Jupiter." Is 't mogelyk? En myne stem is evenwel, gelyk alle „ Goden getuigen, de zagtste op den Olymp. Gy „ beeft! Gy trilt! Voelt gy dan den invloed deezer eeu„ wige lente niet?" „ Hoe zou ik hiertoe in staat zyn, Godin? 't Verwar„ mende leevensvogt is in alle myne vaten verdroogd." Onbegrypelyke zwakte! Geef hem een' beker wyn, ,, Ganimedes!" ô! Neen, Godin ! neen ! Op de versterking van een oogenblik zou eene doodelyke vermoeidheid vol „ gen."' — Nu, Mevrouw!" zeide Venus, zig weder tot de geheel verlegene Minerva wendende: ,, die kleur en deeze kleur; die wangen en deeze wangen; die onmagt en ,, deeze onmagt ———— „ Is 't myne schuld dan," riep Minerva, haare boven-' lip smaadelyk optrekkende: ,, is 't myne schuld, dat deeze „ dwaas zig met myne weldaaden overlaaden heeft ? " — En is 't myne schuld," zeide Venus, „ dat de an„ dere in 't genot van de myne geene grenzen kende?" ,, Onbeschaamde vergelyking!" riep Minerva. „ Waarom? ■ ' Als men de zaak behoorelyk beschouwt, heeft de   myne evenwel het edelste oogmerk bedoeld. Hy heeft zig  240 DE GODINNEN. „ zig bevlytigt, om de menschen tot wysheid en deugd „ te vormen." „ En de myne, om de menschen zelven te vormen, die de ander —; " Een schielyk oproer brak haar gesprek af. Alle Godinnen , zelfs de oude grootmoederlyke Ceres, verborgen het aangezigt agter de handen, en gromden elkanderen haar ongenoegen over de onbeschaamdheid haarer Medegodinnen toe. Maar Jupiter beval Merkuur, beide de geraamten weg te brengen, wier gezigt hem het vermaak van zynen hemel verbitterde. „ Neem ze maar aanstonds mede naar „ den Styx", zeide hy : „ want waarom zoudt gy eene ,, dubbele reis doen ? Pluto zal ze zekerlyk voor schimmen aanzien." Voorts wendde hy zig met de volgende aanspraak tot de Godinnen der wysheid en der liefde: ,, Ziet daar de ge„ volgen uwer oneenigheid! Ziet daar de vrugten uwer „ uitfluitende heerschzugt! Wy allen, zo veel 'er zyn , „ behoorden eigenlyk slegts één' tempel, slegts één altaar „ te hebben. Want de mensch is noch voor de wellus,, ten van den geest, noch voor de wellusten des lighaams „ alleen geschapen: in beiden stort de overmaat hem in „ elende. Gelyk de uiterlyke mensch zonder de veree niging onzer weldaaden , zonder mynen aether , en zonder uwe lugt, ô Juno, en zonder uwe wateren, „ Neptunus , en zonder uwe koornairen, ô Ceres , en „ zonder uw vuur, Vulkaan - ". „ En zonder mynen wyn," viel Bacchus hiertusschen in , den beker opheffende. ■ „ niet bestaan kan: dus kan de inwendige mensch ,, ook, zonder uwe vereenigde gaaven, zonder uwe wys„ heid, Minerva, zonder uwe ingeevingen , ô Venus, „ zonder uwe Muzen, Apol, tot geen' volmaakten bloei „ komen; en de geheele mensch kan ons allen • " O! welk  ONGEMEENE NUTTIGHEID DER GAAVE. 241 ô! Welk verlies, leezer! Terwyl ik een der uitmuntende filozoofsche deductien uit de handvesten des Hemels, waarvan Merkuur eenige stukken tot myn gebruik weggemoffeld heeft, voor u wil afschryven, waait een Zephyr door myn eenzaam zomerpriëel heenen, en jaagt myne bladen in de lugt. Vergenoeg u derhalven met het geen gy hebt, en rek uw geduld, totdat ik het verloorene weder-, vind.' Ik gaa 'er aanstonds op af, om het te zoeken. PROEVE OVER DEN AART EN DE ONGEMEENE NUTTIGHEID DER GAAVE, DIE MEN SENTIMENT NOEMT. Het woord sentiment betekent, volgens een vermaard woordenboek, niets anders dan gedagten, denkbeeld of gevoelen; en 't gezag van Engelsche schryvers, die aldaar aangehaald worden , bepaalt het binnen deeze grenzen. Doch oordeel- en zedekundige schryvers hebben zekerlyk deszelfs betekenis verder uitgestrekt; en in hunne werken schynt het te beantwoorden aan het wysgeerig denkbeeld van het Fransche woord sentiment. Wy mogen het dan bepaalen te zyn een leevendig en fyn gevoel, niet alleen van het voor- en nadeelige, van het agtenswaardige en belagchelyke, maar ook van het schoone en wanstaltige, van edelmoedigheid en eigenbaat, van regtvaardigheid en onregtvaardigbeid; in't kort, een vaardig gevoel van goed en kwaad in alle menschelyke daaden en andere voorwerpen, ten opzigt van het zedelyke of van den smaak beschouwd. Indien deeze bepaaling van het woord sentimenc goed is, uit welke soorten van schriften, waarin menschelyke daaden voorgesteld of onderwerpen van smaak ingevoerd worden, kunnen wy het dan veilig of gevoegelyk verbannen? VI. Afd. XIV. DEEL. R De  242 PROEVE OVER DEN AART EN DE De wysgeer , de historieschryver, de digter en de kunstbeöordeelaar zyn hieraan, de een zo wel als de ander, het voornaamste gewigt en de grootste bevalligheid hunner werken verscbuldigd. Wanneer het met eene vuurige en schitterende verbeeldingskragt gepaard is, wordt 'er misschien de genie uit geboren, of levert ten minsten het beste kenmerk daarvan op. Doch het sentiment, in den volsten zin genomen, is een voorregt, waarmede weinigen begunstigd zyn; een byzonder eigendom van die verhevene en fyne geesten, welke uit zuiverer stoffe samengesteld schynen dan andere stervelingen; wier keurig gevoel vatbaar is voor duizend indruksels, waarvan het gemeen, onder alle, zowel hooge als laage klassen , even weinig kennis of besef heeft. De meeste menschen bezitten 'er egter iets van, doch in oneindig verschillende graaden. De een heeft een vaardig gevoel van het betamelyke of onbetamelyke; de andere van het verhevene en laage; een derde van 't regelmaatige en onregelmaatige , in alle zedelyke voorwerpen , die hem ontmoeten. Wat den smaak betreft; twee menschen kunnen de werktuigen van 't gehoor en van 't gezigt in even groote volmaaktheid bezitten: beide zullen zy even aandagtig naar een muziekstuk luisteren en de mechanieke uitvoering met gelyke naauwkeurigheid beoordeelen; maar een van hen, alleen begaafd zynde met het sentiment of inwendig gevoel van den zang en van de harmonie, zal een groot of keurig vermaak genieten; terwyl de ander geheel onverschillig blyft , of zeer weinig getroffen wordt. Laat deeze zelfde persoonen eene fraaie schildery met gelyke aandagt bezien; en hy, die in 't voorige geval zo veel van zyn krediet verloor, zal in dit geval rykelyke vergelding bekomen. Dus kan iedereen dof en ongevoelig zyn voor iets, waardoor zyn naaste zeer leevendig getroffen wordt. Dewyl de auteuren, zo min als andere menschen , deeze gaaf onbeperkt bezitten, heeft men 'er gevonden, die, van de natuur slegts eene schraale bedeeling , by voorbeeld,  ONGEMEENE NUTTIGHEID DER GAAVE. 243 beeld, alleen een gevoel van het belagchelyke ontvangen hebbende, anderen alle aanspraak op sentimenten van een' hoogeren of verschillenden aart onbillyk zogten te betwisten. Het sentiment schynt de menschen, byna even duidelyk als de reden zelve, van de verstandelooze schepselen te onderscheiden. In menigvuldige gevallen, waarin de reden niet dan door lange en verdrietige gevolgtrekkingen het goede of kwaade in een voorwerp kan onderscheiden, voelt het sentiment zulks, zo dra het voorwerp zig opdoet. Het heeft groote overeenkomst met dat zielsvermogen, waaraan Locke den naam van intuition of beschouwing geeft. Gelyk dit de waarheid oogenblikkelyk ziet, zo voelt het andere ze met gelyke vaardigheid. Doch het sentiment heeft zekerlyk een' veel algemeener' invloed op de menschelyke daaden, dan de reden of de beschouwing. De Heer Rousseau en eenige andere wysgeeren zyn van gedagten, dat eene der sexen 'er grootdeels door geregeerd wordt. En misschien vormen de meeste menschen hun oordeel in honderd gevallen naar het sentiment of gevoel, tegen één geval, waarin zy zulks naar de reden doen. Indien zy, die zelden hunne reden tot eene mannelyka inspanning haarer kragten aanzetten, niet naar dit syne gevoel of sentiment luisterden, zouden wy eerlang de menschelyke daaden tot eene nog onbekende schandelykheid verlaagd zien; de waardigheid, waarop de mensch met zo veel genoegen roemt, zou uit zyne natuur uitgewischt zyn; en men zou bezwaareiyk eenig overblyfsel daarvan vinden, 't welk hem boven de redelooze dieren kon verheffen. Duizenden van voorwerpen en daaden , die thans zynen geest op verschillende wyze zeer gevoelig treffen, zouden niet langer van elkanderen onderscheiden worden. Al dat eindelooze verschiet van zedelyke gestalten, waarin men de bedryven der redelyke weezens beschouwt, zou verlooren gaan of onzigtbaar worden. Al wat ons tegenwoordig de meeste innerlyke voldoening verschaft, of de grootste ontroering in onze ziel verwekt, zou met de uiterste onverschilligheid opgenomen, of althans in geen ander licht, R 2   dan  244 PROEVE OVER DEN AART EN DE dan van voor- of nadeel, beschouwd worden ; eene onderscheiding waarvoor de dieren vatbaar zyn in alle omstandigheden, die hun geluk onmiddelyk betreffen. Alle denkbeelden van orde, harmonie, bevalligheid, fraaiheid en verhevenheid , benevens een oneindig getal andere, die het beste sieraad van ons geslagt uitmaaken, zouden , met die van wanorde, oneenstemmigheid, plompheid, leelykheid en laagheid, gesamentlyk uit de kunsten en uit de menschelyke maatschappy weggevaagd worden. Laat af dan, barbaaren, die alle gevoeligheid met den wortel uit het hart wilt rukken! Verbeeldt gy u, hierdoor onze elende te kunnen verminderen , zonder ons een even groot deel van ons geluk te ontneemen? Misschien maatigt gy u dit niet aan , maar denkt dat gy ons billyke voorwaarde van vergelyk aanbiedt, als gy ons van het eene wilt ontheffen, mits dat wy van het andere gewillig afstaan. Hoe dit zy, onze natuur zou ysselyk mismaakt, en het zedelyke onzer daaden uitgewischt worden. Niemand zou zekerlyk kunnen droomen, dit vreemde stelsel van algemeene onverschilligheid, het onegte voortbrengsel der oude Stoïcynsche leer, te stigten, dan op de beginselen van 't materialismus of van toekomende vernietiging ; ten zy zulk eene wilde redeneering haaren oorsprong kon neemen uit de zugt tot het zonderlinge, welke een der kenmerken van een' hedendaagschen wysgeer uitmaakt, en dagelyks nieuwe wangedrogten baart , waarmede zy geduurig bezwangerd gaat. Bchalven dien edelen gloed, met welken het zuivere en verhevene sentiment de harten van regtgeaarte menschen verwarmt, geeft het hen een luisterryk voorkomen, waarby geene uiterlyke schoonheid haalen mag. De schoonheid kan haare pylen afschieten; maar de gevoeligheid moet ze scherpen Pygmalion zou 't aanbidden van zyn beeld ras gestaakt hebben, indien Venus het niet met leeven en gevoel begiftigd had. Uit deeze bron ontleenen de tooneelen der menschelyke onderhandelingen hun voornaamste vermogen om ons aandoeningen van vermaak te verschaf fen;  ONGEMEENE NUTTIGHEID DER GAAVE. 245 sen; hieraan zyn derzelver navolgingen in digt- en schilderstukken en de vermaagschapte kunsten haare treffende bekoorlykbeden verschuldigd. Dewyl nu de invloed van het sentiment zo groot is; dewyl het aan ieder karakter, waarin het gevonden wordt, ziel en leven geeft: wat grillig stelsel is het dan, dat, op de luiheid , eigenzinnigheid of snoodheid der menschen gebouwd zynde, ons wil beweegen om deeze gaaf uit onzen boezem uit te rooien. Waarom moet de warme stroom van liefde en goedaartigheid, dien de natuur verordend heeft om onophoudelyk in ons hart te vloeien, door onverschilligheid of eigenliefde bevriezen? Wanneer wy de uitvoerige lyst der menschelyke gebreken en ondeugden doorloopen, vanwaar moeten wy dan verre het grootste gedeelte afleiden? Van de vergrooting of van de inkrimping der harten? Laat deeze vraag onzydig beantwoord worden door zulken, die de wegen der menschen doorkruist en de wereld onderzogt hebben, 't zy om ze te volgen, of om ze te hervormen: ik twyfel niet, of hun antwoord zal de zaak, die ik my hier aangetrokken heb, gewigt byzetten. Professor Ferguson, een bevallig schryver, die dit onderwerp in zyne historie der burgerlyke maatscbappy overwoogen heeft, schynt van gedagten te zyn, dat 'er byzondere omstandigheden en gesteltenissen vereischt worden om de menschen, in hunnen tegenwoordigen staat van bederf, voor het egte gevoel der natuur en voor het zedelyke sentiment vatbaar te maaken. Na eene schets van den warmen, doordringenden en verhevenen geest, die het karakter van Epaminondas vormde, opgegeeven te hebben , stelt hy de volgende fraaie vraagen voor. „ In welken staat, „ door welk onderwys kan zulk een verwonderlyk karakter gevormd worden? Is het te vinden in de kweek„ schoolen der gemaaktheid, vrypostigheid en ydelheid , „ waardoor de mode voortgeplant en de uiterlyke zwier „ aangekondigd wordt? In groote en ryke steden, waar de „ menschen elkanderen in fraaie rydtuigen, in kleedy en R 3   in  246 PROEVE OVER DEN AART ENZ. „ in de eer van bezittingen den voorrang betwisten ? Is het te vinden binnen den schitterenden omtrek van een „ hof, waar wy kunnen leeren lagchen zonder vermaak, „ vleien zonder gemaaktheid, kwetsen door de geheime „ wapenen van nyd en jaloersheid, en onze persoonelyke „ belangen hegten aan omstandigheden , die wy niet altoos „ op eene eerlyke wyze naar onzen zin kunnen schikken ? „ Neen; maar in eene gesteltenis, waar de groote senti„ menten van het hart opgewekt worden; waar de karak„ ters der menschen , niet hun staat of hunne goederen, de „ voornaamste onderscheiding uitmaaken; waar de zorgen „ van eigenbelang of ydelheid voor kloekmoediger poogin,, gen zwigten; en waar de menschelyke ziel, haare voor„ werpen gevoeld en opgespeurd hebbende, gelyk een dier, „ dat het bloed zyner prooi geproefd heeft, zig niet kan „ vernederen tot najaagingen, die haare talenten en haare ,, kragt werkeloos laaten." Misschien worden 'er buitengemeene gelegenheden vereischt, om het hart to vervullen met de sentimenten, die dat van Epaminondas bezielden; maar wy willen hoopen, dat het niet ondoenlyk is, de menschen tot het gevoel van aandoeningen, die de natuur geduurig opgeeft, tot menschelykheid en een' onvervalschten smaak te leiden. Alle zedekundige schryvers , tooneeldigters , oordeelkundigen en leeraars der fraaie kunsten, vooral die zig met de opvoeding der jeugd bemoeien, behoorden dit ten minsten als een' hoofdpligt aan te merken, in de verscheidene posten , waarin zy zig tot onderregting of tot vermaak hunner medemenschen begeeven hebben.  DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. Eene Engelsche gebeurtenis. Een Engelsch koopman, wiens naam was Merton, trouwde eene Fransche vrouw, nadat hy, langen tyd , een' voordeeligen handel op Frankryk gedreeven had. Hy verwekte geene kinderen by haar; eene omstandigheid, die hem en zyne echtgenoote beiden even onaangenaam was. Dewyl de heer Merton, door zyne vlyt, aanzienelyke bezittintingen verkreegen had, besloot hy dit gemis te vergoeden door een' jongeling, als zoon , aan te neemen, die, alles aan zyne weldaadigheid verschuldigd zynde , dezelve met behoorlyken eerbied beantwoorden, en hem , als zyn' vader en vriend , beminnen zou. Zyne keuze was gevallen op een' zyner bloedverwanten , terwyl juffrouw Merton , zyn voorneemen weetende, haar oog gevestigd had op een' van haare eigene nabestaanden, met naame Beauchamp, die in Frankryk geboren , doch grootdeels in Engeland opgevoed was. Beide deeze jonge Heeren waren in hun dertiende jaar, en scheenen eene goede en buigsaame inborst te hebben. Zo dra de beer Merton het voorstel van zyne vrouw hoorde, moeide 't hem zeer, dat haar hart tot een ander voorwerp neigde, dan het zyne. Zyne keuze was bepaald; doch hy schroomde zyne vrouw ongenoegen te geeven; weshalven hy geduurig bedacht was op middelen om eene zaak te verbloemen, waarvan hy niet dagt af te zien. Eindelyk nam hy eene gelegenheid waar, om zyne vrouw opregt te zeggen, dat by beslooten had, een' jongeling van zyn' eigen' haam en familie tot zig te neemen; maar dat hy niet ongenegen was voor den jongen Beauchamp, waarvan zy gesproken had, op eene gevoegelyke wyze te zorgen , hoewel hy hem niet als zyn' zoon aanmerken , en hem erfgenaam van zyne goederen maaken kon. R 4 Juf-  248 EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. Juffrouw Merton was genoodzaakt, in haar mans besluit, schoon 't haar niet zeer behaagde, te berusten; en naardien zy haar' neef niet in 't huis kon indringen , tragtte zy zig te troosten met het vooruitzigt van hem mettertyd te bevoordeelen. Zy deed derhalven niets om te beletten dat Merton, als aangenomen zoon, in huis kwam; en haar man zond, tot vergelding van deeze inschikkelyk heid, aanstonds om Beauchamp, nam hem over uit de handen van iemand, die hem sober onderhouden en opgevoed had, zond hem naar eene groote school, en beloofde hem in zyn' uitersten wil gedagtig te zyn. — De jonge Merton werd met veel meer zorg en oplettendheid behandeld; zyn oom gaf hem binnenshuis een' byzonderen opziender, vergunde hem alles, wat hem dienstig was, en benoemde hem als zyn' erfgenaam. Men kan zig gemakkelyk verbeelden , dat 'er tusschen deeze jongelingen een wederzydsche nayver plaats had; en juffrouw Merton deed haar best, om in 't hart van Beauchamp iets meer dan nayver te ontsteeken. Zy schetste den aangenomen' zoon van haar' man af, als een' verwaande jongen, die hem van een groot geluk beroofd had, en op gelyke wyze verdiende behandeld te worden. Mogelyk was zulk een gedrag eerder in eene vrouw te verschoonen, dan in den pedagoog van den jongen Merton. Deeze havende geduurig het karakter van Beauchamp, en scherpte zynen kweekeling in, dat die knaap een gevaarelyke mededinger was, en geene moeite ontzien zou, om hem, ware 't mogelyk, inde gunst van den ouden Heer afbreuk te doen. De gemoederen deezer jongelingen dus vergiftigd zynde, was 't geen wonder, dat zy een' ingewortelden haat tegen elkanderen kreegen. Juffrouw Merton liet ook niet af, haar' mans lieveling met een vyandig oog te beschouwen. Zy deed hem allerhande kleine ondiensten by den ouden Heer, die haar geenszins verdagt hield, omdat zy hem, door den uiterlyken schyn van groote genegenheid voor den jongeling, wist te misleiden. De  DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. 249 De oude Heer Merton , wiens gezondheid langen tyd wankelbaar geweest was, kreeg nu verscheidene felle vlaagen van ziekte, waardoor zyne herssens inzonderheid aangetast , en zyne verstandelyke vermogens allengs verzwakt werden. • Zyne vrouw, deeze verandering bespeu rende, befloot zig daarvan te bedienen. Zy had lang te vooren de dienstboden, en anderen, die van haar afhangelyk waren, over het slegte gedrag van zyn' zoon, zo als hy hem noemde, klagten doen inleveren, welke van zo veele kanten hem ter ooren komende, eindelyk zyne aandagt eenigzins begonden te trekken; doch dewyl hy een van die luiden was, wier temperament niet toelaat, dat zy iemand hard aanspreeken, eer het tot eene volstrekte scheuring komt, had hy zyne misnoegdheid tot hier toe niet anders te kennen gegeeven, dan door eenige donkere weezenstrekken , die de jongeling naauwelyks begreep , en zelfs menigmaal zig niet aantrok, naardien hy niets van zyne beschuldiging wist; en wanneer hy wezenlyk bevond, dat men hem een' kwaaden trek gespeeld had , was hy eerder gereed, zulks aan Beauchamp, dan aan een' ander toe te schryven. Juffrouw Merton wendde nu dubbels vlyt aan, om haaren jongen huisgenoot te doen betigten met ongeregeldheden, die hy nooit begaan had en met wier verhaal haar man onophoudelyk gekweld werd. Een knegt, die in de familie diende, had zig met een buurmeisje heimelyk gemeen gemaakt, en 't werd bekend, dat zy zwanger was. Juffrouw Merton sprak haar, en wist zo veel te bewerken, dat zy , toen 't kind ter wereld kwam, den jongen Merton als vader opgaf. —■ De oude Heer, dit hoorende, was zeer misnoegd, te meer, dewyl men hem zeide, dat de jongeling het volstrekt tegensprak, en niets voor het kind doen wilde, ten zy het geregt 'er hem toe noodzaakte. Hy zond nu voor 't eerst om den jongman; doch men bragt hem tot antwoord, dat hy weigerde by hem te komen. Dit was eene uitvinding van Juffrouw Merton, die den knegt last gaf, om zulk bescheid te brengen op eene boodschap, welke hy inderdaad R 5 niet  250 DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. niet gedaan had. —— De oude Heer hierover uitermaate vertoornd, zond aanstonds om een' notaris, veranderde alle schikkingen, die hy ten voordeele van den jongman gemaakt had, en liet een nieuw testament opstellen, waarin hy Beauchamp erfgenaam maakt, en hem met een' schelling afsneed. De jonge Merton kreeg egter vryheid van in 't huis te blyven, tot dat de oude Heer overleed; 't welk binnen weinige dagen gebeurde. Dezelve had voor zyn' dood nog zo veel deernis met hem gekreegen, dat hy, bewoogen door den elendigen staat van een' jongman, dien hy op groot geluk had doen hoopen, hem 300 pond in banknooten zond, en hem liet berigten, dat by bevel gegeeven had om zorg te draagen voor het ongelukkige kind van zulk een' onnatuurlyken vader. Na 't overlyden van den ouden Heer Merton begreep de ongelukkige jongman ligtelyk, dat in 't huis, waar hy weleer zulke groote weldaaden genooten had, geene gunst meer voor hem te verwagten was. Hy maakte zig derhalven gereed om het te verlaaten , eer hy de smaad onderging van buiten de deur gezet te worden door juffrouw Merton of Beauchamp , die te vooren reeds van den voordeeligen ommekeer der zaaken berigt gekreegen bad. en nu ontbooden werd, om bezit te komen neemen van 't geen hem, volgens den laatsten wil des overleedenen, toebehoorde. Deeze jonge Heer was, niet tegenstaande den wrok, dien hy tegen zynen mededinger had, t'eenemaal onschuldig aan de listen, waardoor deszelfs geluk ondermynd was; en zyne tante, weetende, dat haare aanslagen met zyne geaartheid strydig waren, had altoos zorg gedraagen, om ze voor hem verborgen te houden, schoon zy ze voornaamelyk tot zyn voordeel gesmeed had. — Hy was geheel niet van zins, den jongen Merton te mishandelen; en nu hy de overhand had, gaf hy te kennen, dat zyne afweezigheid hem leed was, dewyl hy voorgenomen had, hem blyken van zyne edelmoedigheid te geeven. Na verloop van eenige maanden, geduurende welke, Beau-  DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. 251 Beauchamp vry pragtig geleefd had, toonde juffrouw Merton zig genegen, om hem verkeering te verschaffen met juffrouw W ■, die een groot vermogen onafhangelyk bezat. Het werd dan beslooten, dat hy zyn geluk by haar zou beproeven; en juffrouw Merton bezogt , met hem, den Heer Cresby, een' bloedvriend, dien deeze schoone dame, als een' vader, eerde, en wiens raad zy altoos volgde. Hy werd met groote agting en beleefdheid ontvangen, en kreeg het begeerde verlof; doch hy verbeeldde zig ter zelfder tyd, eene koelheid in juffrouw W te bespeu aen, welke hy niet geheel voor 't uitwerksel van vrouwelyke zedigheid kon houden. Zelfs gaf zy hem, nadat hy haar verscheidene maalen bezogt en zyne liefde verklaard had , gene reden om te hoopen, dat zyne onderneeming ooit gelukken zou. Dit deed den heer Beauchamp natuurlyker wyze vermoeden, dat hy een' mededinger had, die hem des te gevaarelyker scheen te zyn, dewyl hy meende, dat het een geheime minnaar was. Hy verliet de kamer van juffrouw W met eene zeer misnoegde houding , en met een vast voorneemen, om na te speuren, wie de oorzaak van zyne teleurstelling was. Hy besloot zyne bezoeken, ten minsten voor eenigen tyd, te staaken , in hoop van zyn' medeminnaar te ontdekken: doch hy wagte en zogt lang vergeefs, eer hy iets kon opspeuren, om zyn vermoeden te sterken. De onvermoeide minyver deed hem egter volharden; en hy hoorde eindelyk, dat 'er een Heer was, die aan 't huis van Meredith , eene bekende van juffrouw W—— , verkeerde , en aldaar die dame dikwyls sprak, in wier gunst men meende dat hy reeds verre gevorderd was. Zo dra hy dit vernomen had , besloot hy 'er gebruik van te maaden, om zyn' twyffel op te helderen, en begon terstond te overleggen, door welke middelen zy dit geheim, waarover hy zo verlegen was, kon doorgronden. Ein-  252 DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS." Eindelyk trof hy een' vriend aan , die ook gewoon was aan 't huis van juffrouw Meredith te komen , en hem, op zyn verzoek, insgelyks by haar in kennis bragt. Thans oordeelde hy goede gelegenheid gevonden te hebben, om zyne jaloersche nieuwsgierigheid te voldoen. Hy koos inderdaad het éénige middel , dat hem waarscbynelyk in zyn oogmerk kon te stade komen; want toen hy de tweedemaal aan 't huis van die dame kwam, vond hy aldaar zyne beminde, die eenigzins verwonderd was hem te zien; doch zyne verbaasdheid was veel grooter dan de haare, wanneer hy zag, dat de medeminnaar, die al zyn vermoeden te wege gebragt had, geen ander was, dan de Heer Merton, Zy beweezen elkanderen eenige koele pligtpleegingen; doch de verlegenheid van beiden was duidelyk te zien; en de dwang, dien zy zig scheenen aan te doen, maakte het geheele gezelschap eenigermaate verlegen. Dit bewoog den laatstgenoemden Heer, die zeer zedig en welleevend was, om vroeger dan gewoonelyk henen te gaan; en juffrouw W volgde hem spoedig, laatende Beauchamp in eene gemoedsgesteltenis, die niet zeer wenschelyk is, en door zyne onverwagte ontdekking nog niet veel verbeterd was. T'huis komende voelde hy zynen boezem door strydige hartstogten ontrust; zyne liefde jegens juffrouw W en zyn haat tegen Merton werden door dit geval te gelyk opgewakkerd : en hy wist niet, hoe hy zig verder gedraagen zou. Juffrouw Merton leefde nog; hy berigte haar, wat hy gehoord had, benevens de verscheidene gissingen, die in zyn gemoed waren opgekomen; en gaf haar eindelyk te verstaan, dat zyn geweezen mededinger in de agting van wylen haar' man, thans ook zyn mededinger in de liefde geworden was. Hoe zeer dit de oude juf frouw verbaasde, begeerde zy nogthans, dat hy zig geheel niet over de zaak ontrusten zou, en beloofde zig 'er mede te bemoeien op eene manier, die kragtdaadig tot zyn voordeel zou werken.    DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. 253 't Is nu tyd, om tot den Heer Merton weder te keeren, en de omstandigheden te melden, die hem in 't huis van juffrouw Meredith gebragt hadden. Hiertoe zal 't noodig zyn , kortelyk te verhaalen, wat hem wedervoer, toen hy een huis verliet, 't welk hy lang gewoon geweest was als zyne vaste woonplaats te beschouwen. De som, die hy ontvangen had , was zo groot niet, dat hy van de renten leeven kon; en van den koophandel had hy geene de minste kennis. Dewyl het derhalven oorlogstyd was, bleef 'er niets voor hem over, dan te zien, of hy voor zyn gering eigendom een' post in 't leger kon koopen. Dit gelukte hem eindelyk; en hy was genoodzaakt, zig met een klein inkomen zuinig te behelpen, terwyl hy kans had om buitenslands gezonden te worden, 't welk in zyne omstandigheden meest te wenschen was, naardien zyne hoop alleen in de bevordering bestond, en 'er zig t'huis weinig waarschynelykheid toe opdeed. Doch hy bleef in deezen staat, zonder zulke bevelen te krygen, totdat de onderhandelingen van vrede een begin genomen hadden; wanneer hy geen ander vooruitzigt overhield, dan op halve bezolding gezet te worden, 't welk hem noodwendig in groote verlegenheid moest brengen. In deeze hagchelyke tydsomstandigheden kreeg hy toevallig kennis aan juffrouw Meredith, een Kapiteins weduw, die , behalven haar pensioen , en goed inkomen van haar zelve had, onbekrompen leefde, een zeer goed gezelschap hield. Een van zyne mede-officiers voerde hem derwaards, en zeide hem in vertrouwen , dat 'er aangenaame jonge dames kwamen, wier bezittingen 't geringste deel van haare verdiensten uitmaakten. De heer Merton ondervond de waarheid hiervan met betrekking tot verscheidene jonge Juffrouwen, die aldaar verkeerden, doch allermeest in juffrouw W , die, van 't eerste oogen blik af, dat hy haar zag, een' zeer sterken indruk op hem maakte, welke, terwyl hy met haar verkeerde, van tyd tot tyd meer bevestigd werd, tot dat hy eindelyk zulk eene lief-  254 DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS, liefde jegens deeze dame gevoelde, dat hy het geluk zy nes levens van haar afhangelyk rekende. . Juffrouw W droeg hem agting toe, en koesterde zelfs, zon der het te weeten , eene verborgene neiging jegens hem in haaren boezem, welke de keurigste van haare kunne niet zou hebben kunnen wraaken. Ondertusschen verbeeldde juffrouw Meredith zig, dat zy eene wederzydsche neiging tusschen deeze twee waardige persoonen bespeurde ; en om hen dienst te doen , sprak zy, buiten weeten van den heer Merton, niet alleen zeer tot zyn voordeel, maar ging zelfs zo verre, dat zy hem, als minnaar, voordroeg. Zyne liefde werd door juffrouw W geenszins kwaalyk opgenomen; alleen verzogt zy tyd, om eene zaak van zo veel gewigt te overdenken, en een' van haare nabestaanden daarover te' spreeken, die haar, zeide zy, in alle zaaken van aangelegenheid raad gaf. Doch hoe groot was haare verwondering, toen zy deezen Heer de zaak voordroeg! Hy had naauwelyks geduld genoeg om haar aan te hooren; verklaarde de minste agting jegens zulk een' persoon, als Merton was, voor een zeer groot ongeluk; maalde hem af, als een' man, die zig aan alle ongeregeldheden overgegeeven had, en van alle goede eigenschappen ontbloot was; als een' man van een' kwaaden aart, en een' snooden huichelaar. Deeze laatste trek sneed het antwoord af. Juffrouw W . kon alleen zeggen , dat hy inderdaad de grootste huichelaar van de wereld zyn moest, indien hy, onder zulk een schoon en edel voorkomen, iets, dat oneerlyk of verraderlyk was, kon verbergen. Hy verhaalde haar dan, 't geen hem berigt was, hoe deeze jonge Heer de gunst van zyn' voedstervader verlooren had, met veel vergrooting. Dus werd deeze ongelukkige jongman in een valsch licht voorgesteld. ' Juffrouw W ging zeer bedroefd heen , en besloot, hoe verre hy ook in haare genegenheid gekomen mogt zyn, zulk een' snoodaart uit haar hart te verbannen; en de eerstemaal dat zy hem wederzag, bewees de veran de-  DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. 255 dering van haar gedrag klaar genoeg. dat 'er iets tot verstooring van zyne rust beraamd was. Hy kon niets anders doen, dan juffrouw Meredith by de eerste gelegenheid vraagen, wat het zyn mogt; en van haar hoorde hy alle de bovengemelde byzonderheden. Toen hy merkte, uit welken hoek dit alles kwam, twyfelde hy niet, of zyn mededinger was de opgever van deeze beschuldigingen. Innerlyk gegriefd door zulk eene onmenschelyke behandeling; als hy dit agtte te zyn, besloot hy, Beauchamp 'er rekenschap van af te vraagen, en had zig weezenlyk reeds nedergezet, om hierover een' brief aan hem te schryen, wanneer hy, zeer onverwagt, van dien Heer zelv' een' brief ontving, en hoorde, dat de brenger op antwoord wagtte. Hy opende het papier met veel haast, en las 'er het volgende in. „ MYNHEER! "„ Ik heb altoos slegte gedagten van uw karakter gehad; de snoodheid van uwen handel met juffrouw W „ heeft my, (gun, dat ik het zeg;) in dit gevoelen ge„ sterkt. Geen man van eer zal derhalven wraaken, dat „ ik naar den aart van uwe verstandhouding met die dame „ verneem, dewyl ik een eerlyk voorneemen by haar be„ doel. Beantwoord dit op eene gevoegelyke wy ze, of geef my eene andere soort van voldoening. „ BEAUCHAMP." Op deezen korten brief zond de heer Merton het volgende antwoord. „ MYNHEER! Ik heb uw briefje ontvangen. • • Tot vergelding van uwe gedagten wegens my, moet ik u zeggen, dat ik u altoos voor een' laagen kwaadstooker gehouden „ heb.  256 DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. „ heb. ■ Was 't niet genoeg, my door listige stree „ ken in de gunst van den ouden heer Merton te onder„ kruipen , waardoor gy bezitter geworden zyt van goede „ ren, die my toekwamen ? Was dit niet genoeg? Moest gy nu nog eene lyst van oude leugens ophaalen, „ en 'er nieuwe byvoegen, om my van de liefde eener „ jonge, aanzienelyke en ryke dame te berooven ? Ik ben „ nooit een voorstander van tweegevegten geweest; maar „ in eene zaak van deezen aart wil ik my laaten vinden, „ waar 't u behaagt, om uwe schuld, en myne onschuld „ staande te houden. „ MERTON." Het zou, aangezien de driftige gemoedsgesteltenis van Beauchamp, om bet misverstand, waarin hy was, grootelyks te verwonderen geweest zyn, indien hieruit geene ernstige gevolgen voortgevloeid waren. Hy had den brief naauwelyks geleezen , of hy antwoordde door eene weezenlyke uitdaaging. welke door den heer Merton aangenomen werd. Tyd en plaats waren bepaald; en pistoolen zouden voor wapens verstrekken, om het geschil te beslissen. De medeminnaars hadden hunnen post genomen; en elk had een pistool gelost; doch by geluk, zonder uitwerksel. Merton, die genoodzaakt geweest was, de kans van den eersten schoot aan te neemen, maakte zig gereed, om dien te herhaalen, wanneer eenige Heeren hen kwamen stooren. Hierop zouden zy van elkanderen geweeken zyn, met het voorneemen van , by nader gelegenheid, hunnen stryd te hervatten; doch een van deeze Heeren vervoegde zig by Beauchamp, en verzogt een woord met hem afzonderlyk, te mogen spreeken, begeerende tevens, dat Merton belooven zou, niet weg te gaan, eer zy hun gesprek geëindigd hadden. —— Dit dus overeengekomen zynde,wandelde hy een weinig voort met den heer Beauchamp, die hem kende, als een' vertrouweling van juffrouw Merton, Deeze man, van haar gehoord hebbende dat 'er een tweegevegt op handen was, 't welk zy w uit een briefje, dat haare  DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAAR. 257 haar neef verlooren had, was terstond naar de bestemde plaats gegaan, om de kwaade gevolgen van zulk eene ontmoeting voor te komen. Het uitwerksel van hun gesprek was, dat Beauchamp met verbaasdheid hoorde. weLe listen 'er tot nadeel van zynen mededinger gesmeed waren, waarom hy besloot, hem voor alle de verongelykingen die hy geleeden had, rykelyke vergoeding te doen, na alvoorens eene proef van zyne gemoedsgesteltenis genomen te hebben. Met dit oogmerk voegde hy zig weder by hem . „ Mynheer Merton," zeide hy, „ik heb iets gewigtigs „ aan u mede te deelen; maar eer ik het openbaar, moet „ ik u vraagen, of ik my hier ter plaatse als een man van „ eer gedraagen heb, " Mynheer," antwoordde Merton, „ gy hebt u in „ ons gevegt onverbeterlyk gekweeten; en indien ik over„ tuigd kon worden, dat uw gedrag in andere zaaken ook „ zo onberispelyk geweest was, zou ik, verre van u met „ den geest van wraakzugt te vervolgen, het my eene eer „ rekene, u, als een broeder, de hand te geeven." Dewyl gy zo edelmoedig zyt," zeide Beauchamp, zo weet , dat ik geen wezenlyk regt heb op de groote " goederen, die ik thans bezit, dog egter een regt 't welk   de wetten handhaaven. Maar uwe denkwyze is zo edel, " en de verongelykingen, die gy mynenthalven , schoon " buiten myne schuld, geleeden hebt, zyn zo groot dat „ gy alles verdient, wat uw voedstervader u heeft willen „ toeleggen." ■ De Heeren scheidden nu by de woonplaats van den Heer Merton, alwaar Beauchamp's vriend hem alle de aanslagen verhaalde, die, by 't leven van den ouden Heer, tegen denzelven gesmeed waren. Wat zyne tegenwoordige klagt, over ' bekladden van zyn karakter, aanging, zulks was gemakkelyk uit den zelfden oorsprong af te leiden; en 't bleek dat Beauchamp t'eenemaal onschuldig was. Eene zaak bleef 'er nu nog over; deeze Heeren waren nog mededingers in de liefde; doch zo wel hierin, als in de VI.Afd. XIV. DEEL. S  258 DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAAR. de benoeming tot erfgenaam , had Merton , onbetwistbaar het eerste regt; ook had hy het nooit afgestaan of ver looren. — Niets is 'er, waarvan een jongman be zwaarelyker afstand doet, dan van zyne aanspraak op eene vrouw. Beauchamp kon de zyne op juffrouw W niet geheel laaten vaaren; doch de eerlyke handelwyze van zyn' medeminnaar, en de sterke proeven van deszelfs edelmoedigheid in verscheidene zaaken, deeden hem te eerder in een vergelyk bewilligen , dewyl hy zelf in veel minder' graad verliefd was. Zy kwamen dan plegtig overeen, dat juffrouw W alleen, door eene vrye keuze, de zaak beslissen zou , nadat men alvoorens het karakter van Merton gezuiverd zou hebben ; tot welk einde haar vooraf een brief werd gezonden, die zyn gedrag ophelderde. Juffrouw W beloofde een bezoek van de beide Heeren, ten huize van juffrouw Meredith , in 't byzyn van haar' oom en deszelfs dogter, aan te neemen; en toen zy daar gekomen waren, verklaarde zy zig, op eene zeer tedere, doch tevens zeer edelmoedige wyze, ten voordeele van den heer Merton, die haar, by die gelegenheid, in verrukking de hand kuste. 't Is boven reeds aangemerkt, dat bet hart van Beauchamp geenszins zo sterk aan deeze dame gehegt was, als dat van zyn' medeminnaar, 'c Is derhalven natuurelyk te denken, dat zyn hoogmoed by deeze gelegenheid meer te lyden had, dan zyne liefde; en deezen hoogmoed besloot by aan de eer en edelmoedigheid van zyn' mededinger op te offeren. Doch 'er was, behalven deeze gemoedsgesteltenis van Beauchamp, nog eene andere reden , om , zonder gemor, afstand te doen van een' prys, dien zyn mededinger voor onwaardeerbaar hield. De dogter van den heer Cresby was juist in den dageraad van jeugd en schoonheid. Beauchamp had haar te vooren eens op een bal gezien; doch geen verlof krygende om haar naar huis te geleiden, dewyl zy daar schier geheel vreemd was, kon hy geene voldoende kundschap wegens haar bekomen. Thans haar by juffrouw Meredith weder aantreffende, vond hy zig ge   ne-  DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAAR. 259 negen, om zyn geluk by haar te beproeven. Hy liet haaren vader iets hiervan blyken, en begreep, dat hy reden had, om aanmoediging te verwagten, indien hy de zaak voortzette. Dit was geen geringe troost voor hem, en strekte eenigermaate, om de zaak gemakkelyker te doen byleggen. Ter zelfder tyd ontving de heer Beauchamp eene boodschap van juffrouw Merton, die zig, sedert eenige dagen, zeer ziek bevond, en hem begeerde te zien. Toen hy by haar kwam, deed zy hem verslag van 't geen zy, met betrekking tot zyn' mededinger, gedaan had, en verdeedigde haar gedrag door hem de genegenheid voor te stellen, welke zy voor hem had, en waaraan zy alle haare aanslagen toeschreef. Haare ziekte was ongeneeslyk; zy leefde niet lang, en liet haaren neef eene aanzienelyke geldsom na, die zy bespaard had, en die hy niet dagt dat zy bezat. Hy drong nu, sterker dan ooit, op den afstand zyner eerste erfenis aan. Merton weigerde dezelve aan te neemen; en na veel vriendelyke oneenigheid werd 'er beslooten , dat zy ze deelen zouden. De gelukkige minnaar trouwde kort daarna met juffrouw W Zyn gewee zen mededinger vervolgde zyne verkeering met juffrouw Cresby, en slaagde daarin insgelyks naar wensch. Beide de huwelyken werden met groote plegtigheid voltrokken; en deeze edelmoedige medeminnaars waren naderhand altoos onscheidbaare makkers, woonden, met hunne familien, in één huis, en leefden in alle opzigten als broeders. S 2 RYK-  RYKDOM, WYSHEID EN DEUGD. Een Oosterscb verhaal. Nadert tot my, kinderen van vermaak, zeide de zoon van Massaoud; luistert naar myne onderregtingen , en wordt wys, en laat uwe harten wysheid leeren uit den mond van Morat. Ik gaa nu naar de poorten des Doods; myne huizen, myne lusthoven, myne schatten moet ik agterlaaten. Geloofd zy Mahomet, dat Mirza ze bezitten zal ; doch de Profeet des Allerhoogsten vergunne, dat ze geene strikken worden voor den zoon van Morat. Toen Abdallah , de vriend van Massaoud , opgenomen was in de lusthoven van het paradys , bezat zyn zoon alle zyne rykdommen , en hy toonde my, als zynen vriend, de grootheid zyner bezittingen , en de menigte zyner goederen. Ik voedde myne oogen met het goud van Ophir: ik vergastte ze met de schitterende edelgesteenten van Trak. Toen zeide ik tot my zelven : „ Voorwaar , Heli is ge„ zegend! Voorzeker, de zoon van Abdallah is gelukkig!" Ik peinsde over deeze dingen van 't ondergaan der zonne, totdat de zagte slaap de menschen overviel. Midden in de verschyningen van den nagt, waren de opgehoopte schatten nog voor myne oogen; en ik zugtte, en zeide: ,, Och ware ik gelyk Heli! Mogten de rykdommen van „ myn huis de zyne evenaaren! Terwyl myn hart dus brandde, stond een bode van den Allerhoogsten en van zynen Profeet voor myn aangezigt/ „ Zoon der duisternis," zeide hy , „ vrees niet. Wat is „ 't, dat uw hart begeert ? Wysheid? magt? rykdom? ,, vermaak? Zie, alle deeze dingen zyn voor uwe oogen." ■ En ik zeide: „ ô Dienaar des Allerhoogsten, ik „ heb in 't geheim gebeden, laat rykdom en magt aan my   ge-  RYKDOM, WYSHEID BN DEUGD. 261 gegeeven worden. ô! Laat myn huis zyn gelyk het huis van Heli." Toen nu de opgaande zon de oosterkim verguld had, stond ik op , en zie! Heli wagtte my. Ik haastte my op het geroep van mynen vriend. „ Morat," zeide hy, „ Mahomet heeft my in een gezigt geopenbaard , dat de Engel des Doods my nadert. Myn vader had geen' vriend . die by Massaoud haalen kan ; ik heb 'er ge„ wisselyk geen', die u gelykt. Zie daar dan, alle myne „ schatten zyn de uwen; doch laat de gedagtenis van uwen vriend in uw hart geprent blyven." Ik was getroffen , als door den donder des hemels, vallende op de hooge bergen van Indie Ik ant woordde niet; maar ten zelfden dage werd Heli afgesneeden, gelyk de bloem, die beneden de zon verwelkt, in de heete valleien van Arabie. Ik bezat alle zyne goederen. „ Ontvang nu mynen dank", zeide ik, ô Profeet! . , Morat is gelukkig. " Voorts overzag ik myne schatten , en verheugde my over de grootheid myner rykdommen. Doch kort daarna werd myn hart bekommerd; de slaap was uit myne oogen gebannen ; ik vreesde voor 't verlies myner goederen ; ik beefde voor myn leeven. ———— „ Indien de Bassa van Bagdad mynen rykdom verneemt, " dagt ik , „ zal hy my vernielen. _. De vrees overviel my , wanneer ik kostelyke goederen of slaaven kogt , of zelfs , wanneer ik my verkwikte met het voedsel , waardoor het leeven onderhouden wordt. Iemand sprak my aan, terwyl ik wandelde, om de koelte der avondlugt te genieten. Morat," zeide hy: „ uw vriend is in armoede: gy zyt ryk: wilt gy uwe hulp „ niet leenen, om hem te redden? " Met de snelheid van een gejaagd hert, spoedde ik my naar huis, en zeide tot my zelven: „ Hy weet dan, dat „ ik ryk ben ! - Nu ben ik verraaden!" S 3 Ik  262 RYKDOM, WYSHEID EN DEUGD. Ik liet myn' vriend omkomen, omdat myn hart door de vrees voor 't verlies myner goederen vervoerd werd. Terwyl ik dus myne kwaade dagen sleet, gebeurde 't op zekeren morgen , dat myn oog viel op de dogter van eenen Muzelman. Zy was schoon , gelyk de volle; maan; bekoorelyk, als eene der Houries. ■ 't Was Fatima, de dogter van Hassan. Ik was door haar bekoord. „ Zy zal myne vrouw worden, " zeide ik : „ Hassan zal zig gelukkig agten haar aan Morat te gee„ ven." • Maar myn gelaat betrok, wanneer ik aan myne schatten dagt. „ Zal haar vader," zeide ik tot my zelven , den Bassa van Bagdad geene kennis geeven „ van myne bezittingen ? Och! ongelukkige Morat!" — En juist terwyl ik sprak, kwam een bode van den Bassa, Hy volgde straks in eigen' persoon; aan hem was ik genoodzaakt de helft van myn vermogen over te geeven , om het overige te behouden. " ■ Want de donkerheid van myn gelaat, en de vrees van myn eigen hart hadden my verraaden ; en 'er was eene samenspanning tegen my gemaakt door de geenen, die ik geweigerd had te helpen. Zeven dagen en nagten genoot ik geene rust; en het voedsel des leevens kwam niet over myne lippen; doch eindelyk liet ik my troosten. ,, Nu is de Bassa vol„ daan," zeide ik : •„ ik heb voor Hassan niet meer te vreezen; ik zal gaan, en hem om zyne dogter vraa„ gen." Hy ontving my met een lagchend gelaat, en beval , dat zyne dogter geroepen zou worden. Zy kwam , uitgedost met schitterende versierselen , en gekleed , gelyk de maagden van het Oosten. „ Morat „ vraagt u ten huwelyk," zeide haar vader : „ wilt gy „ de zyne zyn ? is uw hart tot hem geneigd ?" Eene ysselyke wanhoop overviel myn hart, toen zy hem antwoordde : „ ô Myn vader geef my niet aan Morat." „ Waarom wilt gy, ô schoone maagd, de vrouw van  RYKDOM. WYSHEID EN DEUGD. 263 van Massaoud's zoon niet worden? " zeide ik met eene stamelende en afgebrokene stem. „ Ik bemin u , ô „ bekoorelykste der vrouwen. . Ik heb huizen, lusthoven , slaaven , en alle soorten van overvloed. „ — Ik heb rykdom en magt." ■ ,,'t Is waar, „ zoon van Massaoud," zeide zy; maar gy hebt gee„ ne wysheid, ook geen hart om uwe bezittingen te ge„ bruiken." Toen verdween zy uit myn gezigt, gelyk de morgendaauw verdwynt voor 't opgaan der zonne. —— Hassan wilde haar niet weder roepen. —— Haare woorden drongen diep in myn gemoed; en in 't avondgebed bad ik Mahomet , my wysheid en deugd te geeven, en my , indien 't hem behaagde , die goederen te ontneemen , welke ik niet wist te gebruiken , en die magt , welke ik vreesde tot verkeerde einden aan te wenden. Toen behaagde het den Hemel , myn gebed te verhooren, en my meer te vergunnen dan ik begeerd had; want ik vond my door wysheid verlicht, en bleef bezitter yan myne rykdommen. ■ Doch myn hart was niet langer bekommerd ; ik troostte myne vrienden; ik werd een vader der ongelukkigen. ■■ Wanneer Hassan deeze dingen hoorde , stond hy onverwagt voor my, en verhief zyne stem, zeggende: „ Gedankt zy de Al„ lerhoogste en zyn Profeet, dat Morat eindelyk tot zig „ zelven gekomen is ! " De Hemel heeft u wys„ heid en deugd gegeeven: ■ zie! ik geef u Fati ma : leef lang en gelukkig , en scherp uwen kinderen „ deeze lessen in, waarvan gy tot uw nadeel onbewust „ geweest zyt." Dus was ik gezegend met Fatima; vrede en overvloed hebben my allerwegen vergezeld , terwyl de naam van MORAT DE GOEDE , MORAT DE GELUKKIGE , uitgegalmd werd van den opgang tot den ondergang der zonne. ; De Engel des Doods komt my nu niet onverwagt roepen  264 RYKDOM, WYSHEID EN DEUGD. pen naar de lusthoven van het paradys. ô Zoon van Morat en Fatima , volg de deugd uwer moeder ; volg de lessen van uwen stervenden vader; gebruik uwe rykdommen wél; en de Hemel zal u de gaaven van wysheid en deugd schenken.  BEDENKINGEN OVER DE TEGENWERPING VAN DEN HEER HUME: DAT GEEN WONDERWERK OOIT DOOR EENIG GETUIGENIS KAN BEVESTIGD WORDEN. Is het ongeloof doorgaans het gevaarlykst, wanneer het onder de gedaante van gezonde Wysbegeerte verschynt; Wanneer het ons minder door den toon der spotternye, dan door den aandrang van scherpzinnige redeneering tracht in te neemen; het is dan ook de pligt van ieder waarheidlievend Christen, zich tegen zodanige aanvallen van het ongeloof te wapenen, en, door een voorzichtige verdediging, in veiligheid te stellen. Onder alle laatere schryvers , welke verscheide waarheden van den geopenbaarden Godsdienst bestreeden hebben, is 'er, misschien , niet één geweest, die zich van het wapentuig der fynstgesponnen drogredenen met meerder konst bediend heeft, dan de beroemde Engelsche HUME ; een man , wiens schranderheid men alle recht moet laaten wedervaaren, terwyl men hem tevens mag beklaagen, dat hy daarvan zo dikwerf, ten nadeele der waarheid, een schendig misbruik heeft gemaakt. Om dit buiten alle tegenspraak te stellen, behoef ik my slechts te beroepen op zyn bekende tegenwerping tegen het bewys 't geen wy Christenen, ter staaving van het gezach der Goddelyke openbaaring, ontleenen van de Wonderwerken, zo door den Stichter van onzen Godsdienst zelven, als door zyne jongeren en navolgeren, in de vroegste eeuwen der Kerk, verricht; een tegenwerping, of liever, een stelling die eigenlyk behelst: dat geen wonderwerk ooit door eenig getuigenis kan bevestigd worden . Dewyl echter dit voorstel van den heer HUME myns wetens, nergens, in het kort te samen getrokken, of de voldingendste bewyzen tegen hetzelve by elkander gevonden worden, zal het, waarschynlyk, eenigen   Zie HUME's Essay on Miracles. VI. Afd. XIV. DEEL. T  266 BEDENKINGEN TEGEN DEN HEER HUME, gen Leezeren, niet onaangenaam weezen het een en ander hier in weinige bladen by een te vinden. De tegenwerping van den heer HUME komt voornaamelyk hierop uit: „ Omtrent alle gebeurtenissen is de on„ dervinding het eenige richtsnoer van onze redeneering , „ de grondslag van ons vertrouwen. Maar daar is zo ,, wel een veranderlyke en byzondere, als een bestendige „ en algemeene ondervinding. Uit een veranderlyke en „ byzondere ondervinding kan niets meer dan het waarschy,, nelyke , uit een bestendige en algemeene ondervinding „ moet het zekere worden afgeleid. Het waarscbynelyke „ maakt hier dus zeker tegengestelde met het zekere, het „ geen gegrond is op een algemeene en bestendige onder„ vinding. By het getuigenis, derhalven, van eenige „ gebeurtenis , komt het voornaamelyk aan op den aart „ der gebeurtenis die verhaald word. Behoort zy tot de „ zeldzaame voorvallen, dan zyn 'er reeds twee verscbil„ lende of strydende ondervindingen, naamelyk een be„ stendige en een veranderlyke; de eene ondervinding be„ neemt de andere reeds een gedeelte van haar kracht; „ en de sterkste kan alleen met haar overwigt op onzen „ geest werken. Het zelfde beginsel het geen aan het „ getuigenis van den verhaaler eenige zekerheid geeft, geeft aan den anderen kant een' graad van zekerheid „ tegen de verhaalde gebeurtenis. Deeze strydigheid „ moet noodzaakelyk een soort van tegenwigt, een we„ derzydsche vernieling van geloof en gezach voortbren„ gen. Maar verder. Indien het verhaalde geval tot de ,, klasse der eigenlyke wonderwerken behoort, en het ge„ tuigenis op zichzelven alle de vereischten van een goed bewys heeft, dan staat 'er nog bewys tegen bewys ; „ nu moet het sterkste van beiden de overhand behouden, „ en wel zo veel meer, als het overhaalende bewys meerder kracht heeft dan het tegengestelde. Een wonder,, werk nu is een schending, of, zo gy wilt, een op„ schorting van de wetten der natuur, en het kennen van „ deeze wetten is gegrond op een algemeene en onveran „ derlyke  WEGENS DE WONDERWERKEN. 267 derlyke ondervinding; by gevolg is bet bewys tegen „ een wonderwerk, uit den aart der zaake zo sterk als „ ooit eenig bewys, het geen op de ondervinding steunt, uitgedacht kan worden. Want. nog eens, „ dewyl wy door het getuigenis van menschen meermaalen zyn bedroogen, en dus hiervan slechts een kwalyk bevestigde ondervinding hebben; dewyl, integendeel, „ onze kennis van de wetten der natuur, berust op een ,, ondervinding die nimmer gestoord of afgebroken wierd, ,. zo volgt: dat, wanneer wy, op het gezach van men,, schelyk getuigenis, aan het verhaal van eenig wonder„ werk geloof staan , wy een zwak bewys boven een krach„ tiger stellen; dat wy, in dit geval, een' leidsman ver„ laaten die ons nog nooit bedrogen heeft, om eenen anderen te volgen waardoor wy dikwyls op den dwaalweg zyn gebragt, of, met andere woorden, dat wy, ,, op het gezach van een afgebroken en kwalyk bevestigde „ ondervinding, iets aanneemen en gelooven, hetgeen tegen een onafgebroken en bestendige ondervinding stryd. Kan nu de kracht van het bewys tegen een wonderwerk, nooit door de kracht van eenig getuigenis overwonnen worden, dan mogen wy ook besluiten dat geen wonderwerk, hoe sterk ook getuigd en bevestigd, ooit eenigen „ graad van geloofbaarheid kan verkrygen." Zie daar de tegenwerping van den heer HUME zo ik vertrouw, beknoptelyk, in al haar sterkte, en genoegzaam met 's mans eigen woorden bygebragt; een tegenwerping die verscheide mannen van naam, gelyk een ADAMS , CAMPBELL, PRICE , RUTHERFORTH enz. de pen deed opvatten , om de goede zaak der openbaaring te verdeedigen; waarin echter niet allen even gelukkig zyn gedaagd. Zie hier wat men den heer HUME voornaamelyk heeft geantwoord. Men ziet van zelven dat het by diergelyke voorstellen, niet zo zeer noodig is het verschil in uitdrukkingen , bepaalingen en gevolgtrekkingen van een' schryver aantetoonen, waarmede, in ons geval, de heeren LELAND en CASTIGLIONE zich misschien te dikwils hebben opge T 2 houden,  268 BEDENKINGEN TEGEN DEN HEER HUME, houden, als wel de gronden van het gebouw om verre te rukken , de valschheid der axiomata aantetoonen; en hiertoe zyn ook de volgende antwoorden voornaamelyk ingericht. 1. Het is niet waar, dat altoos de zekerheid van een getuigenis alleen op de ondervinding steunt. Een eenvoudige waarneeming wat 'er by de kinderen gebeurt , spreekt dit tegen. De kinderen zyn zeer genegen om te gelooven het geen men hen zegt. Dit gelooven, dit aanneemen van getuigenis, gaat by hen vooraf aan alle ondervinding. Deeze ligtgeloovigheid neemt eerst af, naar maate zy de waereld meerder leeren kennen. De jeugd is, inderdaad, ligtgeloovig, de ouderdom wantrouwende. Indien de heer HUME gelyk had, moest het tegengestelde plaats hebben. Maar 2. Daar is een tweederlei ondervinding. Daar is een ondervinding welke alleen bestaat „ in die grondregelen „ of algemeene besluiten, welken ieder mensch voor zich„ zelven heeft gevormd, by het vergelyken van die zaa„ ken, welken in zyn eigen geheugen berusten;" en deeze ondervinding zou men de persooneele of eigen ondervinding konnen noemen. Maar daar is ook een ondervinding, welke berust op een vreemd getuigenis, en die „ zo wel de waarneemingen en ondervindingen , door an„ deren aan ons medegedeeld, behelst, als die grondregelen en algemeene besluiten, welken wy, voor ons zel„ ven, uit de vergelyking der verhaalde dingen hebben opgemaakt;" deeze zou men een afgeleide, een vreemde, een ontleende ondervinding konnen noemen. Welke van beiden heeft nu de heer HUME op het oog? Is het de laatste? dan levert zyn geheele redeneering een sterk voorbeeld uit van het geen men eigenlyk heet een cirkel in bewys te trekken; dan word het getuigenis van anderen een bewys van de onderbinding, en tevens de ondervinding een bewys van dat getuigenis. Verstaat hy 'er door de eerste soort, de persooneele ondervinding naamelyk ? wie ziet dan niet hoe onnatuurlyk bepaald het woord onder-  WEGENS DE WONDERWERKEN. 269 ondervinding aangenomen en vooröndersteld word? Dan is de redeneering van onzen schryver: „ Ik heb nooit „ wonderwerken gezien, by gevolg zyn ze onmogelyk:" dan zyn , naar deeze stelling, de best bevestigde getuigenissen niet voldoende, ten zy ze iets verhaalen het geen wy zelf reeds hebben waargenoomen: dan heeft iemand die nooit een Neger zag, reden om te ontkennen, dat 'er ergens Negers op onzen aardbol gevonden worden : dan strekt, eindelyk , het voorbeeld, door den heer HUME bygebragt, van een' Indiäansch Prins, die het eerste verhaal, het geen men hem deed wegens de uitwerking van het vriezen, weigerde te gelooven, dewyl dit tegen de bestendige ondervinding van hem en alle zyne landgenooten aandruischte ; dan, zeggen wy, strekt dit voorbeeld tot een sterk bewys tegen den heer HUME , dewyl hier een geval plaats heeft, waarïn de waarheid zo zeker is, als zy met de bestendige ondervinding van millioenen menschen stryd. Maar nu 3. Deeze soort van ondervinding, die wy de vreemde de ontleende noemden, is niet algemeen en bestendig; want het ontbreekt niet aan een merkelyk getal van menschen, die ten voordeele van de wonderwerken getuigen; (met hoeveel grond van waarheid, doet hier niets ter zaake;) dus is 'er geen bestendige en algemeene ondervinding, by alle menschen zonder eenige uitzondering, ten voordeele van de natuurwetten. Hieruit moet ik besluiten dat het volgende voorstel: De zekerheid der natuurwetten steunt voor ons altoos op een bestendige ondervinding, een voorstel is, het geen of niets bewyst, of ten eenemaal valsch is; en wel zo veel te meer, als de ontleende ondervinding , altoos op het getuigenis van anderen berustende , nooit eenige andere kracht kan bezitten, dan die ze uit dit getuigenis verkrygt. 4. Het is niet waar dat een bestendige ondervinding van iets, ons het recht geeft, om het tegengestelde voor onmogelyk te verklaaren. De eenpaarigste en onäfgebrokenste ondervinding kan ons, in een' eigenlyken zin, niet T 3 tot  270 BEDENKINGEN TEGEN DEN HEER HUME, tot bewys dienen, ja geeft ons geen recht om zelfs als waarschynelyk te onderstellen, dat wy altoos het zelfde zullen ondervinden , het geen wy reeds veelmaalen ondervonden hebben, en dat wy nooit in onze verwachting zullen bedrogen worden. Verbeeldt u, ter opheldering, een ligchaam , welks gedaante wy op geen andere wys konnen ontdekken , dan door hetzelve dikwyls en by herhaaling op den grond te werpen. Naarmaate wy dit ligchaam meermaalen met de zelfde zyde boven zagen vallen, met zo veel meer reden zullen wy mogen verwachten dat die eigenste zyde in den volgenden worp, ook wederom zal boven vallen; maar al gebeurde dit ook duizend maalen, hierdoor zouden wy immers nog geen volkomen zekerheid hebben, dat dit ligchaam nooit, in een' volgenden worp, met een andere zyde zou konnen boven vallen: alles wat wy 'er uit zouden mogen besluiten is de waarschynelykheid, dat het getal van deeze zyden des ligchaams duizend maalen grooter is dan het getal van eenige andere zyden; of dat het ligchaam zulk een gedaante heeft, dat de zelfde zyde, in deeze evenredigheid, ten aanzien van de andere zyden, moet boven vallen: meerder zouden wy daaruit nooit konnen of mogen afleiden. Bygevolg is het te verre getrokken bewys uit een bestendige ondervinding, van geen waarde altoos. 5. Het is valsch dat de zekerheid van onze ondervinding, de zekerheid van een verschiilend getuigenis wegneemt. Het tegendeel is blykbaar. Uit hoofde van de erkende ontleende ondervinding, (door ons boven bewezen) volgt: dat , wanneer de getuige van een zaak de verëischte hoedanigheden bezit; wanneer wy voldoende blyken hebben, dat hy zelf niet is bedrogen geweest, en ook geen voorneemen heeft om anderen te bedriegen, wy ons in zo verre van de waarheid der verhaalde gebeurtenis konnen verzekerd houden. De zekerheid , ondertusschen, der voorvallen, welke berust op het geen wy reeds ondervonden, en waaruit wy afleiden wat 'er vervolgens zal gebeuren, deeze zekerheid hebben wy ook aangetoond dat    WEGENS DE WONDERWERKEN. 271 dat slechts tot een' geringen graad van waarschynelykheid te brengen is; en dus mogen wy ons hier meer op de ontleende dan op de personeele ondervinding verlaaten; dus zyn wy op verre na zo zeker niet dat de saizoenen elkanderen het volgende jaar even geregeld zullen opvolgen, of dat de zon, even gelyk wy tot nog toe ondervonden hebben, zal op- en ondergaan, als wy verzekerd zyn dat •er eens zulk een mensch als ALEXANDER DE GROOTE leefde, of dat 'er een tyd geweest is, waarin het gemeene best der Romeinen bloeide. 6 Een wonderwerk is niet in den eienlyken zin, een gebeurtenis, die tegen de ondervinding stryd. Het moog 'er van verschillen , maar is dit het zelfde als er mde te stryden? HUME zegt: „ De ondervinding leert ons dat de loop der natuur altoos de zelfde is; de ge" tuigen van een wonderwerk verzekeren dat die loop niet altoos de zelfde is; by gevolg men moet hun ge" tuigenis verwerpen." Dit is valsch. HUME zou gelyk hebben, indien, by voorbeeld, de ondervinding leerde dat nooit een dooden, volgens den loop der natuur opstaat, en dat de Euangelist verhaalde, dat LAZARUS volgens dien loop der natuur was opgestaan; maar dewyl de heilige schryver juist het tegendeel verzekert en die opwekking aan een wonderdaadige werking toeschryft, kan ik niet zien, dat hierin iets strydigs ligt opgesloten. Maar, eindelyk, indien ons alle deeze antwoorden nog niet voldingende mogten toeschynen, laat ons dan 7 Overweegen, dat daaröm de veelschynende tegenwerping van den heer HUME niets betekent, dewyl zyn zogenoemde calcul, of vergelyking van de natuur en den grond des gezachs , het geen men aan de ondervinding en aan de blykbaarbeid van een getuigenis moet toeschryven, nooit door ons gebezigd word, en ook nimmer kan gebezigd worden, dewyl het een vergelyking voorönderstelt van zaaken, die wezenlyk verschillen, en dus voor geen vergelyking van dien aart vatbaar zyn. Wy oordeelen altoos over het gezach der blykbaarbeid van een getuige-nis T 4  272 BEDENKINGEN TEGEN DEN HEER HUME, ENZ. nis, naar den aart der zaake zelve. Het is by ons geen ondervinding, maar redeneering. Wy zeggen niet: het gebeurt zo en zo dikwerf; maar wel: het is uit den aart der zaake waarschynelyker en geloofwaardiger, dat één enkele getuige zich bedriegt, dan dat het duizend tevens doen: het is waarschynelyker dat een braaf en eerlyk man de waarheid zal verhaalen , dan een eervergeten booswicht. En is dit onze gewoone manier van redekaveling, wat moet 'er dan van deeze arithmetische afweeging der blykbaarheden worden, waarmede HUME zoveel op heeft? Wat is dan een vergelyking van de kracht der bewyzen uit den aart der dingen, met de kracht der bewyzen uit het getuigenis van anderen? immers niets dan het vergelyken van onvergelykbaare dingen. Het is, om de uitdrukking te gebruiken van den Christen wysgeer, aan, wien ik voornaamelyk dit laatste antwoord ben verschuldigd, het is een schaal om een graad van licht, tegen een graad van beweeging afteweegen. By deeze antwoorden zou men, mogelyk, nog andere , en wel betere of sterker konnen voegen , althans het hier bygebragte konnen ophelderen , uitbreiden en versterken; en dit is een arbeid die de opsteller deezer. bedenkingen zyn kundige medechristenen, ter bevordering en bevestiging van de waarheid die naar de Godzaligheid is, op het ernstigste durft aanbeveelen. L.  AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, REGEERINGS VORM EN DE ZEDEN DER TURKEN , DOOR DEN HEERE J. PORTER , AFGEZANT DER BRITSCHE KROON BY DEN GROOTEN HEER , EN NA ZYNE TERUGKOMSTE IN DE ENGELSCHE TAALE IN 'T LICHT GEGEEVEN. 5. XIV, Over den Godsdienst der Grieken, Eer ik de Grieken verlaat, moet ik nog eenig bericht geeven, aangaande den staat van hunnen Godsdienst, en, eenige geheurtenissen ophaalen tot verklaaring van 't geen ik zal zeggen. De naam van Christenen, welken zy, met groote standvastigheid onder de verdrukking der Turksche regeering, belyden, heeft ons medelyden wegens hunne omstandigheden verwekt; terwyl tevens de afkeerigheid van het Pausdom en de onverzoenelyke haat, met welken zy door de Catholyken vervolgd worden , hen den Protestanten van beide kerken aanbevolen en ons bewoogen heeft om, aan hunnen Godsdienst eenen agtenswaardigen graad van, zuiverheid, zo wel ten aanzien van de leerstukken als van de daadelyke oefening, toe te schryven. Omtrent den tyd der hervorming, en nog meer onder de regeering van Jacob den eersten, hadden zelfs zy, die den Puriteinen toegedaan waren, gunstige gedagten van de Grieksche kerk. Cyrillus Lucuris , Patriarch van Constantinopel , had den Aartsbisschop byna overtuigd, dat zyne leerstellingen geheel niet verschilden van de volkomen Calvinistery. De Patriarch had hiermede niets anders voor , dan de gunst van 't Engelsche hof en de bescherming van deszelfs afgezant te Constantinopel te verwerven, oordeelende, dat dit het beste middel was om zig te beveiligen T 5 voor  274 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, voor de geweldige vervolging, welke in dien tyd door de Roomschcatholyke Mogendheden tegen hem verwekt werd, want deezen werkten toen met den wakkersten yver en met onbeschryflyke kosten aan den ondergang der Grieksche kerk, om hunne eigene zendelingen daardoor te ondersteunen. Doch men moet bekennen, dat hy een zeer valsch denkbeeld van zynen Godsdienst gaf. Met groot leedweezen herhaal ik de droevige, doch weezenlyke waarheid , dat de Grieken , even gelyk de overige gezindheden onder de Christenen, de waare oefening van hunnen Godsdienst geheel en al verwaarloozen, Zy schynen vergeeten te hebben , dat de weezenlyke en misschien de eenige voorwaarde, onder welke de menschen zig by de Godheid aangenaam kunnen maaken, de zuiverheid der zeden, de broederlyke liefde, de vergeeving der beleedigingen, de gerechtigheid hunner daaden, en de overige Christelyke pligten ergens in 't euangely door Christus ingescherpt zyn; daar zy in tegendeel den naam van Godsdienst geeven aan 't vaste geloof in zekere verborgenheden, aan de regelmaatige oefening van zekere uiterlyke daaden van ootmoedigheid en aandagt, en aan 't naauwkeurig in agt neemen van veele strenge vasten en boetpleegingen, welke egter alleen maar verordend waren, om ons te hulp te komen in onze poogingen tot bereiking van de werkdaadige Christelyke volmaaktheid, 't Gevolg deezer dwaaling is , dat de Grieken de eeuwige wetten der zedelyke en gezellige deugd slegts als de schaduw, en de willekeurige schikkingen hunner kerk als het weezen des Christendoms aanmerken; en dat zy de volstrekte verwaarloozing der eersten door strenge gehoorzaamheid aan de laatsten meenen goed te kunnen maaken ; zo dat een Griek, wiens zeden ten hoogste bedorven zyn, eerder alles zal uitstaan dan eenige vasten overtreeden. De Armeniërs overtreffen hen nog in 't getal en in de strengheid hunner vasten, gelyk ook in de striktheid hunner onthouding. Schoon de geldzugt onder de Grieken niet minder , dan  REGEERINGSVORM EN ZEDEN DER TURKEN. 275 dan onder de Turken heerscht zyn egter hunne beurzen altoos open tot ondersteuning der geestelyke waardigheden, tot stigting en versiering hunner kerken, en tot bescherming hunner regten op 't uitsluitend bezit der heilige plaatsen in Palestina tegen de Catholyken, die de zelfde aanspraak daarop maaken. In 't begin der regeering van Sultan Mustapha , hunnen voorgaanden Keizer, waren de Grieksche kerken zeer bouwvallig : eene derzelven was byna geheel afgebrand. De Muhammedaansche wetten verbieden 't bouwen van nieuwe kerken, en gedoogen zelfs niet, dat 'er groote verbeteringen aan geschieden. By de geboorte van 't eerste kind des Sultans, gaf de Vizier den Monarch aan de hand, hoedanige gunstbewyzen hy aan zyne verscheidene onderdaanen zou betoonen, geduurende de tien dagen , die tot het plegtig vieren van deeze groote gebeurtenis, zo gewigtig voor de rust van 't Ryk , bepaald zyn. Onder anderen noemde hy hem, als 't aangenaamste geschenk voor de Grieken, 't verlof om hunne kerk, die byna door 't vuur verteerd was, weder in een goeden staat te brengen. Hy durfde geen verlof vraagen om dezelve weder op te bouwen, schoon 'er byna geen muur meer van stond. De Sultan vergunde hen, de tien gemelde dagen aan dit werk te besteeden. Dit was zo dra niet bekend , of ieder Grieksch metselaar en arbeider verliet zyn ander werk, om de kerk te helpen opbouwen. Dewyl twee- of drieduizend werkluiden elkanderen geduurig aflosten, werd de geheele taak afgedaan en de kerk volbouwd in minder tyd, dan hen tot de vermaaking toegestaan was; en dit geschiedde, zonder dat iemand 'er een penning toe behoefde uit te keeren. De eenige belooning , die de arbeiders voor hunne onvermoeide vlyt genooten, bestond in de bewustheid hunner verdienste en in den zegen des Priesters. Dit zy genoeg tot een voorbeeld van hunnen godsdienstigen yver. Ik wenschte, dat ik een gordyn kon schuiven voor de ergerlyke twisten, tusschen de Grieken en Roomschgezin den  AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, den voorgevallen wegens Bethlehem of het zogenaamde Heilige land. De ongeregtigheden en snoodheden, die tot deeze twisten aanleiding gegeeven hebben, zyn zo verschrikkelyk als schandelyk voor den Christelyken naam. De afgezant, die voor 't belang der Roomsche kerk zorgen moet, wordt by deeze gelegenheden, onaangezien zyne hooge waardigheid, een wenzenlyk voorwerp van medelyden. Onmeetbaare sommen worden in alle Roomschgezinde landen opgebragt, om hen tegen de Grieken te beschermen in hunne aanspraak op een plek lands, die door hunne verbeelding geheiligd is; om de overblyfsels van een ouden stal in Bethlem, waar eene kapel gebouwd, en waarin Christus (volgens hun geloof aan eene onzekere, mondelinge overlevering.) geboren is, als mede een graf, dat mogelyk , maar niet waarschynelyk, het graf van Christus is , in de handen van eenige Catholyke monniken te bewaaren. De juiste ligging van beide die plaatsen is thans even onbekend, als de plaats, waar de lykbus van Julius Caesar staat. Waarom de Christen-mogendbeden zo veel geld uit hun land laaten gaan, en gedoogen, dat het, tot dit oogmerk als eene schatting, aan de Turken opgebragt wordt, is naauwelyks te begrypen ; en men moet zig nog meer verwonderen , dat nog geen engel , met dit graf, of met deeze krib, gelyk met het huis te Loretto, over de zee gezwommen of gevloogen is. 't Schynt, dat de Vorsten 't opbrengen van deeze schatting aan de Turken niet beletten, omdat zy 't raadsaamst agten de zaak zo te laaten , als zy ze gevonden hebben. En dewyl zy zich niet willen bemoeien met het geen zy zaaken van Godsdienst noemen , laaten zy de geestelykheid steeds. volharden in de gewoonten, die in de tyden der diepste onkunde en der buitenspoorige bygeloovigheid de overhand genomen hebben. Hedendaags komen weinige of geene pelgrims van 't Roomsche geloof op deeze heilige plaatsen; zo dat de geestelykheid , waarschynelyk, om geene andere reden, zich  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 277 zich zo veel aan 't bezit daarvan gelegen laat liggen, dan omdat 'er by die gelegenheid veel geld door hunne handen gaat, en 'er omtrent 160 werkelooze monniken door onderhouden worden, die in dit land verspreid zyn. De stryd tusschen de Grieksche en Roomsche kerk, over 't bezit van de kapel in Bethlehem en over den stal, heeft wederzyds aanzienelyke schatten gekost, tot groot voordeel der Turken. Deezen houden den stryd van tyd tot tyd gaande, door nu tot voordeel van de eene, dan tot voordeel van de andere party te vonnissen. Onder de regeering van Ragib Pacha werd het geschil eindelyk geheel tot voordeel der Grieken beslist; waarby egter de kosten 10000 pond sterlings bedroegen. Het heilige Graf is altyd een groote twistappel en eene zeer zwaare jaarelyksche onkosten voor beide partyen geweest; en dit blyft nog zo. Maar, 't geen nog beklaagelyker is, de Turken , bewust van de rykdommen en van de hardnekkigheid der strydende partyen , vinden ontelbaare andere voorwendsels om hen te berooven. De karavane van Mecca gaat digt by Jerusalem voorby. Wanneer zy deeze heilige stad nadert, gaat de Emir Hadge in eigen persoon, of een gezant, door hem afgevaardigd, 'er binnen , en verzoekt de Grieksche en Roomsche kloosters om een reispenning ter leen, of eischt somtyds ook, onder eenigen schyn van regt, 20000 of 30000 pond sterl., van iedere party. Zy durven dit niet weigeren. Is 't een geleende reispenning, dezelve wordt nooit wedergegeeven; en is 't eene geëischte som onder schyn van regt, hoe ongegrond ook, dan zyn zy hun geld des te zekerder kwyt, en hooren 'er nooit iets weder van. De Grieken gedraagen zig by deeze gelegenheden zeer voorzigtig. Zy smooren hunne klagten, verdraagen hun verlies, en vullen het fonds terstond weder aan, om zig op nieuw in staat te stellen om de Bassas te paaien en de Catholyken te bestryden. Zy zouden hunne kinders liever verkoopen, dan de laatstgenoemden over zig laaten triomfeeren. De  278 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST, De gezant, die byzonderen last heeft om de Catholyken te beschermen, moet zich door vrugtelooze vertoogen by de Porte afslooven, om de som, door zyn klooster opgebragt , weder te krygen. Met groote zwarigheid kan hy een bevel van den Sultan tot zyn voordeel, dat is, tot betaaling van 't geld, verkrygen; doch dan heeft hy 't geld nog niet. En, 't geen eene nog grootere plaag voor hem is, hy wordt zeer dikwerf bedroogen door de valsche voorgeevingen en weezenlyke onwaarheden van deeze in Palestina woonende priesters en monniken, die hem geduurig met opgeraapte klagten tegen de Grieken lastig vallen; Hy is amptshalven verpligt hen te beschermen, en nadat hy, ten aanzien van krediet by het Turksche hof, veel geleeden heeft door de krenkingen, die hy stilzwygende verdraagen moet, wanneer deeze onwaarheden ontdekt worden, wordt hy des onaangezien, te Rome door de geheele geestelykheid beschuldigd als een laauw Christen, of als een onbekwaam staatsman. Het Grieksche systema van gevoelens aangaande den Godsdienst en hunne manier van Godsdienstoefening zyn meerendeels bekend. Zy komen met de Roomsche kerk overeen in de voornaamste leerstukken omtrent de lighamelyke aanweezigheid, in 't eeren der heiligen en in 't aanbidden van de maagd Maria: doch in den beeldendienst wyken zy van hen af. Zy eeren de schilderyen, maar gedoogen geene gehouwene of gesneedene beelden. De uitgang van den Heiligen Geest is een ander en zeer gewigtig artikel, waarover zy oneenig zyn. De Grieken meenen, dat hy van den Vader uitgaat. Zy spotten met de onfeilbaarheid van den Paus, en willen hem niet voor 't opperhoofd der geheele Christenheid erkennen. Hunne geestelykheid geeft geene aflaaten wegens 't verzuim van eenigen Godsdienstpligt vooruit, maar houdt de vergeeving van alle overtreedingen en zonden voor zich, tot dat dezelve weezenlyk begaan zyn. Ongerymde en bygeloovige oefeningen zyn onder hen menigvuldig: ook sluipen 'er zeer veele misbruiken in die  REGEERINGSVORM EN DE ZEDEN DER TURKEN. 279 die de natuurlyke gevolgen van kwaalyk onderregte ligtgeloovigheid en den Grieken alleen niet eigen zyn; Zeker Caloyero of monnik gaf hiervan, weinig jaaren geleeden, een zonderling voorbeeld. Hy was, eenige jaaren te vooren, wegens een ongeregeld en toomeloos leeven berucht en op de galleien van Constantinopel geweest. Zyn ontslag verkreegen hebbende nam hy een buitengewoonen graad van heiligheid en dweepery aan. Zo hy zich al niet de hooge gaaven van wonderdaadige vermogens aanmaatigde , gaf hy ten minste voor byzondere onderhandelingen met den Hemel te hebben, en begaafd te zyn met de genade van aan oude vrouwen de gelukzaligheid van het toekomend leeven, en aan jonge vrouwen, of die in 't midden van haaren leeftyd waren, den zegen deezer waereld, naamelyk kinders, te schenken. De onvrugtbaarbeid wordt in Turkye als een vloek aangemerkt. Kinderlooze vrouwen worden naauwelyks met de algemeene heusheid bejegend, 't Hoogste goed en de hoogste eer van gehuwde vrouwen is dus in dit land, goede moeders te zyn. Men kan derhalven ligtelyk denken, dat de hoop van moeders te worden geheele troepen van ongelukkige vrouwen naar deezen nieuwen heilige , als den bevoorregten uitdeeler der zwangerheid, dreef. Hy vestigde zyn wooning te Caterlee, een dorp in Asie, waar men van Constantinopel in weinige uuren te water komen kan. Zyne afzendelingen zworven door de geheele nabuurschap, en overal, waar zy kwamen, verbreidden zy 't gerugt zyner heiligheid en wonderbaarelyke begaafdheid. Alle synen vervoegden zig tot hem. Men rekende, dat 8000 vrouwen van allerlei ouderdom in korten tyd derwaards getoogen waren , om aan zulke gewenschte genadegaaven deel te hebben. De heilige was een sterk en kloek man, in 't beste van zyn leeven, en liet altoos de vrouwtjes, na haare bedevaart, volkomen gesticht, naar huis wederkeeren. Eindelyk kreeg hy bezoek van eenige mannen. Zy gaven voor, zyne handel wyze goed te keuren; niet, omdat  280 AANMERKINGEN OVER DEN GODSDIENST ENZ. dat zy aan zyne aangemaatigde heiligheid geloofden, maar omdat zy, door hunnen argwaan bekend te maaken, niet de geringste schaduw van beschimping op 't karakter hunner vrouwen wilden werpen. Zy wenschten de onvrugtbaarheid hunner vrouwen verholpen te zien, maar vreesden, dat de middelen daartoe hen zelven onaangenaam zyn mogten. De reis naar den heilige was vermaakelyk; de vaart over 't water gemakkelyk, en 'er konden ook nog andere toevallen bygekomen zyn, waardoor de geestelyke kuur bevorderd was. Men gaf den Turken de leus hiervan; en zy noodzaakten eerlang den bedrieger om zig weg te pakken. Sedert heeft men niets meer van hem gehoord. Hy verliet zyn beroep egter niet met ledige handen; want de voorwaarde, onder welke men by hem mogt komen , bestond, behalven een vry geschenk , in 't koopen van eene gewyde waschkaars; en in beide deeze artikelen had de vroome yver, gevoegd by de begeerte om moeders te worden, de goede vrouwen bewoogen om zeer rykelyk en mildelyk te betaalen. De Grieksche Godsdienst word egter, zo men my gezegd heeft, in andere landen, waar dezelve beleeden wordt , zonder iets met de Muhammedaanen of Catholyken te doen te hebben, beter naar de eerste instelling geöefend, en zuiverder gehouden. Ik wil 't ook niet als myne meening aangemerkt hebben , dat 'er, zelfs onder de Grieken in Turkye, geene vroome Bisschoppen en braave luiden zyn.  NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE AANMERKINGEN OVER WYN, BRANDEWYN, VOORLOOP, WYNSTEEN, EN AZYN, door EDWARD BARRY Bart. Lid van 't Kon. Genootschap te Londen ; getrokken uit zyn onlangs uitgegeeven werk, over de Wynen der ouden. Wyn kan alleen gemaakt worden door de gisting van zulke gewassen , welker sappen natuurlyk tot deeze soort van inwendige beweeging overhellen, of door de konst daartoe te brengen zyn. Wanneer ze nu door deeze werking zo veel verandering ondergaan hebben, dat men 'er een' brandbaaren geest van stooken kan, maaken ze een weezenlyk wynagtig vogt of wyn uit. Dit wynagtig voortbrengsel, hoe verschillend in kleur, smaak en veele andere eigenschappen, behoudt nochtans altoos zyn algemeen kenmerk ; en deeze brandbaare geest, volmaakt gezuiverd zynde, heeft de zelfde hoofdstoffen en hoedanigheden , uit wat gegist sap hy ook bereid is. Schoon het groeiend ryk veelerhande sappen oplevert, die, 't zy van zelf, of na de noodige voorbereiding, zulk een' graad van gisting aanneemen, dat ze volmaakt wynachtig worden ; zal ik echter myne aanmerkingen hier alleen bepaalen tot die wynen, welke uit de vrucht van den wynstok voortkomen. De eerste eigenschap , die de druiven noodzaakelyk moeten hebben, als men wyn wil maaken, is eene genoegsaame rypheid. Het sap van wrange en onrype druiven gist te flaauw en te langsaam; maar dat van de rypen brengt eene warmere en sterkere gisting voort; Eene gemaatigde dikte van 't uitgeperste sap is niet minder noodig. Indien het te dun is, heeft men eene flaauwe gisting te wachten; de wyn wordt niet geestryk genoeg, en verzuurt ligt. Is het daarentegen te lymig, an kan de wyn niet volkomen uitgisten, en loopt geVI. Afd. XIV. DEEL. V vaar  38& NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE vaar van eerlang een' vuilen , rottigen aart aan te neemen. Een bekwaame graad van warmte wordt insgelyks vereischt om de gisting te bevorderen. De ondervinding heeft geleerd, dat die, welke zich tusschen zestig en zeventig graaden, op de schaal van Farenheit, bepaalt , hiertoe best geschikt is. De duur der gisting verschilt ook naar 't klimaat en naar de sterkte en lyvigheid der uitgeperste sappen. Zy is sterker en van korter' duur in heete , dan in koude landen. Door zuidewind wordt ze voortgeholpen , en door noordewind vertraagd. Als men het druivensap eerst naar behooren bereid heeft, wordt het overgegooten in vaten, gemeenlyk van eikenhout vervaardigd ; waarin de gisting haare verschillende termynen doorloopt, tot dat ze geheel volbragt , en de wyn gemaakt is. Dewyl de geleerde Boerhaave deeze werking naauwkeurig en fraai beschreeven heeft, zal ik alleen die omstandigheden daarvan melden , welke dit onderwerp hoofdzaakelyk betreffen, en tot opheldering myner aanmerkingen noodig zyn. In den eersten termyn der gisting worden de deelen der gistende stoffen verscheidenlyk bewoogen , verdund en naauw met elkanderen verbonden ; waarna allengs op de oppervlakte eene schuimkorst verschynt, welke, zo lang ze daar blyft hangen, de bloei genoemd wordt, en uit den aart een zeer sterk gistmiddel is om deeze beweeging in alle andere wynachtige vogten te verwekken en te vermeerderen. In den tveeden termyn worden de gistende stoffen in drie byzondere deelen gescheiden, naamelyk, de schuimkorst, den nederzinkenden droessem, (doorgaans de moer geheeten,) en het wynachtige vocht, dat zich tusschen beiden onthoudt. In den derden termyn wordt de inwendige beweeging gelyker en zachter; de schuimkorst wordt allengs verteerd  AANMERKINGEN OVER WYN, BRANDEWYN, ENZ. 283 teerd en verzwolgen; en wanneer dezelve geheel verdweenen is en het wynachtig vocht zonder beweeging op het bezonken grondsap staan blyft, is de gisting volkomen geëindigd. Schoon deeze werking verscheidene merkwaardige veranderingen en verschynsels oplevert, valt 'er echter niets in voor, dat meer opmerking verdient, dan die sterke, veerkrachtige, vergiftige geest, welke geduurig door de opening, boven in 't vat, uitberst. Indien deeze geest, met zyne volle vergaêrde kracht, door den neus van het sterkste dier opgesnooven wierd , zou de dood 'er onmiddelyk op volgen. Indien een mensch 'er minder van opsnuift, wordt hy beroerd ; en indien de hoeveelheid noch kleiner is, volgt zinneloosheid of verlamming op deeze schokking van het zenuwgestel. Onder veele voorbeelden der uitwerkselen van dit gas of vlug vergif, is een merkwaardig geval, in de Philosophical Transactions aangetekend, van een' persoon, wiens ademhaaling door den uitberstenden damp van gistende suiker oogenblikkelyk gestremd werd, en, schoon hy na eenigen tyd bekwam, sukkelde hy echter, geduurende 't overige van zyn leeven, aan eene ongeneeslyke aêmborstigheid Om deeze reden zyn luiden, die zulke werkingen moeten bywoonen , aan veele diergelyke ziekten onderhevig, ten zy de plaats ruim genoeg is , en de vensters opengehouden worden , om de lucht onbelemmerd bin nen te laaten. Hieruit zyn verscheidene kwaade uitwerksels te verklaaren, welke dikwyls volgen op het drinken van werkende wynen. Want daar deeze veerkrachtige geest, zyne volle , vergaêrde kracht , de reukzenuwen zo geweldig aantast, moet dezelve, op de zenuwen der maag werkende, (schoon in een' minderen graad,) en in den stroom der omloopende vochten opgenomen wordende, het geheele zenuwgestel zeer sterk aandoen. Hiervan komt het, dat de Champagne-wynen , welke, naar behooien bereid zynde, een' hoogen rang onder de geurige, V 2 ligte ,  284- NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE ligte, edele wynen verdienen,) wanneer men ze in den staat van gisting wat rykelyk gebruikt, meestal vroeg of laat beevingen , zenuwtrekkingen en zinking-pynen in de gewrigten verwekken. Hieruit is ook af te leiden, waarom nieuwe onbelegene wynen, cyder (appelwyn) en de meeste binnens huis vervaardigde soorten van wyn, welke in de maag wakker gisten , en deezen veerkrachtigen geest voortbrengen , doorgaans het hoofd, voor een' korten tyd , meer bedwelmen en aandoen, dan sterkere wynen. En waarom rype en zuure vruchten, welke lang onverteerd blyven, hevige maag- en darmkramp, en, voornaamelyk, in warme landen, menigmaal het kolyk van Poitou kunnen te wege brengen. De gisting moet, naar vereisch van zaaken, somtyds opgewekt of tegengehouden worden. Onder de verscheidene gistmiddelen wordt het bovendryvende schuim of de nederzinkende droessem der gistende wynen het kragtigste gerekend, om ze sterker aan te zetten; en door den wyn, nadat de moer bezonken is, op versche vaten , met zwavel berookt, over te steeken , wordt de verdere voortgang der gisting vaardigst gestuit. Deeze middelen komen naar den staat en aart der wynen verscheidenlyk te pas. In 't algemeen zal alles, wat verwarmt en verdunt, eene volmaaktere gisting bevorderen in de sappen, die te lymig zyn; en in die, welke te dun en te slap zyn, wordt dit oogmerk bereikt door alles, wat ze verdikt. 't Is door proefneemingen klaar beweezen , dat de gisting nooit regelmaatig begint of voortgaat in eene warmte , beneden die van zesendertig graaden op Farenheits thermometer; en, 't geen zeer aanmerklyk is, zy begint of vordert ook nooit, wanneer de warmte zich boven negentig graaden verheft. In 't eerste geval is de warmte niet sterk genoeg om deeze beweeging te verwekken; en in 't laatste geval waassemen de werksaame deeltjes, die hiertoe noodig zyn, schielyk uit, waar door  AANMERKINGEN OVER WYN, BRANDEWYN, ENZ. 285 door de stoffen te taai worden om te kunnen gisten. Hieruit blykt, dat zekere graad van gisting vereischt wordt om het druivensap volmaakt in den staat van wyn te doen overgaan. Wanneer 't aan deezen graad ontbreekt, of wanneer de gisting haare paalen te buiten gaat , zal de wyn zyne eigenaartige hoedanigheden niet verkrygen, maar ligt tot bederf overslaan. Alle versche wynen moeten, na 't eindigen der gisting, eenigen tyd op hunne moer blyven liggen. Dit brengt veel toe om hunne sterkte en geurigheid te vermeerderen. Wanneer deeze eerste gisting niet sterk genoeg geweest is , behouden ze een' ryker' en zoeter' smaak, (mogelyk den zelfden smaak, dien men by ons gewoon is den naam van groen te geeven) dan natuurlyk is in den egten staat van jongen wyn ; en indien 'er geene verdere gisting bevorderd wordt door ze langer op hunne moer te laaten liggen, krygen ze nooit hunne eigenaartige kracht en geurigheid, maar ondergaan van tyd tot tyd nieuwe, vruchtelooze gistingen , en veranderen eerlang in eene soort van azyn. Dit is de reden , waarom wynen van een' ligten en wrangen aart, welke niet genoeg gegist hebben , veel beter worden, wanneer men ze, op hunne moer liggende, over de zee vervoert, dewyl ze hierdoor in eene herhaalde en sterkere gisting geraaken ; daar nochtans deeze zelfde wynen dit niet kunnen verdraagen , als ze te vooren behoorlyk uitgegist hebben, of in een gunstiger saizoen bereid zyn. Want het is zeker , dat alle wynen van deeze klasse, door eene te sterke of te lang aanhoudende gisting, in eene slappe soort van azyn veranderen. Doch zwaardere wynen hebben niet alleen eene sterkere en dikmaals eene herhaalde gisting van nooden, maar kunnen die ook veilig verdraagen, en worden ligter door te weinig dan door te veel gisting, verschaald, troebel, en eindelyk rottig. Sommige vermaarde Scheikundigen hebben de verrotting als den laatsten trap der gisting aangemerkt; doch V 3 Boer-  286 NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE Boerhaave, die deeze weetenschap eerst tot een regelmaatig en beredeneerd systema gebragt heeft, verklaart zich, met zyne gewoone oprechtheid en oordeelkunde , tegen deeze verwarring van twee werkingen , welke grootelyks verschillen, zo ten aanzien der stoffen, waarin ze ontstaan , als wegens haar beloop , en uitwerksels. Want alle stilstaande vogten uit het dierlyk ryk zyn onmiddelyk voorwerpen der verrotting, hellen van zelf daartoe over, en kunnen door geene konst tot eene waare gisting bekwaam gemaakt worden. Maar sappige ligchaamen uit het groeiend ryk , zo samengeperst zynde , dat de lucht 'er niet vry kan doorspeelen, zyn niet onvatbaar voor de verrotting; gelyk zulks blykt in versch hooi, dat opgehoopt wordt , eer 't droog genoeg is , waarin de hitte trapswyze toeneemt, totdat de vlam 'er uitberst; daar de warmte, tot de gisting en tot den overgang in den wynachtigen aart verëischt, niet veel grooter is, dan die van een gezond mensch. Alle sappige gewassen kunnen derhalven , dus samengepakt zynde , voor de verrotting vatbaar, en tot waare gisting onbekwaam worden. De uitwerksels der verrotting verschillen insgelyks zeer van die der gisting. Door de eerste worden de zout- en oliachtïge deelen vlug, stinkend en van een' alkalynen aart; door de laatste, wanneer die naar behooren bevorderd wordt, neemen 'ze eene vlak strydige natuur aan, en worden middelen tegen de verrotting. Indien echter de wynachtige sappen, na eene onvolmaakte gisting , lang op hunnen droessem blyven, wordt het vocht eerlang lymig, verschaalt, en gaat in een' staat van verrotting over. De wyn, volgens de opgegeevene regels, goed bereid zynde , bezit veele byzondere eigenschappen, en verschilt van alle andere voortbrengselen der natuur, of konst. Wanneer by in de juiste maat gedrongen wordt, wekt hy de geesten op; en in eene grootere hoeveelheid verschaft hy eene reeks van aangenaame denkbeelden , die elkanderen ras opvolgen, verbant de droefheid en  AANMERKINGEN OVER WYN, BRANDEWYN, ENZ 287 en vrees, en maakt de verborgene deugden of ondeugden van 't gemoed kennelyk ; maar wanneer de maat geheel te buiten gegaan wordt, verzwakt en verbystert hy alle werkingen van den geest, en van 't ligchaam, en brengt eindelyk dronkenschap, slaap, gevoelloosheid en alle verschynsels van beroerte voort. Deeze hoedanigheden zyn aan den wyn alleen eigen ; want alle andere slaapmiddelen werken op eene verschillende wyze. Door de scheikundige ontbinding van den wyn is bevonden, dat hy bestaat uit water, fyne aarde, zout- en oliachtige deelen, en den brandbaaren geest. Verschillende wynen onthouden iedere deezer hoofdstoffen in verschillende maat. Zo lang ze ten naauwsten verbon. den zyn , blyft de wyn helder; maar wanneer het verband gescheiden is, waassemt het water, benevens het geestige gedeelte, door een' maatigen graad van warmte uit; en het zout , het oliachtige en de aarde zinken neder. Ik kan niet goedkeuren , dat sommigen de lucht in alle ligchaamen als eene byzondere hoofdstof aangemerkt hebben. Het vuur doorkruipt alle ligchaamen; en lucht met water dringt in hunne diepste schuilhoeken, en strekt hun tot verband, Maar noch het vuur, noch de lucht, ondergaat ooit eenige stremming, of vormt een' gelyken (homogenischen) klomp met andere ligchaamen. Zo lang ze daarin besloten zyn , hebben ze hun byzonder nut; maar wanneer de samenstellende deelen deezer ligchaamen gescheiden worden, zal de lucht, die 'er in beslooten geweest is, doch geen eigenlyk deel van hunne zelfstandigheid uitgemaakt heeft, onveranderd blyven , en haare natuurlyke hoedanigheden ras weder aanneemen. Gemeene geest van wyn , doorgaans brandewyn geheeten, is een samengesteld vocht; en wanneer het door 't overhaalen gezuiverd wordt, behoudt men in den stookketel een groot deel water, benevens eenige oliachtige deelen, die een weinig stinken. Door hem verscheidene maalen over te haalen, maakt men hem telkens zuiverV 4 der;  288 NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE der; doch 't is zeer moeielyk de waterdeelen 'er gebed af te scheiden. Het zout van wynsteen is het krachtigste middel , dat men hiertoe weet te gebruiken. Dit zout slorpt de waterdeelen zo sterk op, dat het, aan de lucht blootgesteld zynde , van zelf vochtig wordt , al is het door de zon verwarmd. Wanneer het derhalven met den geest van wyn gemengd en geroerd wordt , trekt het alle waterdeelen, die daarin onthouden zyn , naar zich; en dewyl het met een' volmaakt zuiveren geest niet te verbinden is , volgt hieruit, dat het droog moet blyven, als 'er geheel geen water in is. De eigenschappen van deezen sterk gezuiverden geest, welken de chymisten onderscheiden door den naam van alcohol of voorloop, zyn zeer merkwaardig en verwonderlyk. 't Is de ligtste en doorschynendste vloeistof na de lucht; geheel verbrandbaar, zonder dat 'er iets van over. blyft ; aangenaam van reuk en smaak. Het bloed en deszelfs wei stollen oogenblikkelyk, als deeze geest 'er mede vermengd wordt ; ook verhard hy de vaste deelen der dierlyke ligchaamen, en bewaart ze , zo wel als de vochten, voor de verrotting. Ingenomen zynde, , werkt hy op de zelfde wyze als de wyn, doch schielyker en met meer geweld. Deeze dus gezuiverde voorloop , welke allezins naar eene enkelvoudige en gelykvormige vloeistof gelyk t, kan echter, volgens zekere nieuwe fraaie proefneemingen , nog eene nadere scheiding ondergaan, en wordt, na 't afzonderen van eenige verborgene waterdeelen, dat geene, waaraan men thans den naam van aetber geeft. Wynsteen of tartarus is het weezenlyke (essentieele) zout van den wyn. Alle versche wynen onthouden deeze stof, doch in ongelyke maat, naar evenredigheid der andere deelen; zy blyft 'er lang in verborgen, totdat ze dunner wordende, en losraakende, zich allengs, uit het midden van den wyn, gelykelyk naar den omtrek van 't vat begeeft, en zich daar aanzet. Dit is eene weezenlyke kristallizeering deezer natuurlyke zoutdeelen van den  AANMERKINGEN OVER WYN , BRANDEWYN , ENZ. 289 den wyn, en kan, even als andere werkingen van die soort nooit geschieden, ten zy het vocht in een' staat van rust gehouden wordt. Zuure en wrange wynen leveren dit zout in grootere maat op, dan de ryke, zoete wynen, waarin de olieachtige en geestige deelen de overhand hebben. Om deeze reden behouden de eerstgemelden, zo lang ze versch zyn , eene onaangenaame wrangheid , en worden veel smaakelyker , wanneer de overtollige zoutdeelen 'er uit zyn, en het overgeblevene zout zo sterk niet meer doorsteekt. De ryke wynen blyven insgelyks onaangenaam, flaauw en walgelyk, totdat de olieachtige en geestige deelen meer gelouterd en ontwikkeld zyn , waarvan hunne byzondere kleur en geurigheid alleen afhangen ; en daarom krygen deeze wynen , als ze eene grootere maat van zuiveren wynsteen onthouden , dan andere van hunne soort , meer lieffelyke scherpte , waarin hunne voornaamste deugd bestaat ; om welke reden de Italiaanen ze dolce piceanti noemen. Veele ziekten, inzonderheid de steengroeijingen in de gewrichten en piswegen , zyn door sommige uitmuntende schryvers verkeerdelyk van deezen wynsteen afgeleid. Immers geschiedt de afscheiding daarvan zeer langsaam, en nooit anders, dan in een' staat van rust; dus kan ze zekerlyk geene plaats hebben , terwyl de wyn in eene snelle beweeging door 't ligchaam, of door een' der ontlastwegen vloeit. Daarenboven hebben deeze steenachtige samengroeisels in de gewrigten en piswegen, ten opzichte van hunnen aart, geene overeenkomst met dit wynzout; want uit genomene proeven blykt klaar, dat ze loogzoutig zyn, daar, in tegendeel, de wynsteen van eene doordringende zuure hoedanigheid is. De kristallen , die van den wynsteen gemaakt worden , zyn ook, volgens de ondervinding, in veele gevallen, niet alleen een veilig, maar zelfs een nuttig, openend en verdunnend geneesmiddel, meer bekwaam , om zulke faV 5 men-  290 NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE mengroeisels in hun eerste begin te verdeelen en te ontbinden , dan om ze te vormen. De rypheid , waartoe verschillende wynen kunnen komen, is alleen door de ondervinding te bepaalen, gelyk men, zonder dit, ook niet zeker weet, of, en hoe lang ze goed kunnen blyven. Doch in 't algemeen komen de sterke wynen langsaamer tot rypheid, en zyn tevens duursaamer, dan de slappe soorten, welke, schielyker ryp wordende, ook eerder ontäarten, en in waardy verminderen. Want de wynen hebben, gelyk de dierlyke ligchaamen en plantgewassen, hunne onderscheidene tydes van jongheid, rypheid en ouderdom. Alle wynen, vooral de slappe soorten , kunnen van zelf, of door herhaalde gistingen, in een verschaald, zuur, azynachtig vogt veranderen. Deeze waarneeming heeft waarschynlyk aanleiding gegeeven tot de konstige bereiding van een' duurzaamen en scherpen azyn, welke grootelyks van den voorigen verschilt Zie hier het hoofdzaakelyke van deeze bewerking, welke lang bekend geweest, en door Boerhaave zeer naauwkeurig beschreeven is. Men neemt twee oxhoofden, boven open, en doorgaans van eikenhout gemaakt; een' voet van den bodem ligt men in ieder een' rooster, die losjes overdekt wordt met eene genoegsaame menigte giststoffen , bestaande gemeenlyk uit steelen, dunne ranken en trossen van druiven. Een deezer oxhoofden wordt geheel , en 't andere half met wyn gevuld. Binnen twee of drie dagen begint de wyn in 't halfvolle vat van nieuws te gisten ; en dan vult men het tot boven toe met wyn, dien men uit het volle vat daarin overgiet. Deeze opvulling geschiedt alle dagen beurtelings; en zo lang dit duurt, wordt telkens het volle oxhoofd boven geheel opengehouden, om de lucht 'er vry by te laaten komen; doch het andere, maar half vol zynde, wordt geheel toegedekt, en heeft alleen aan 't boveneinde een kiein luchtgat, dat, naar vereisch vat  AANMERKINGEN OVER WYN , BRANDEWYN, ENZ. 291 van zaaken , geopend of met een' houten' stop geslooten wordt. Geduurende deeze bewerking neemt de gisting in het halfvolle oxhoofd trapswyze toe, en verkrygt een' merkelyken graad van warmte, terwyl ze in het volle en opene Vat byna geheel gedempt is. Deeze beurtelingsche gisting wordt dus voortgezet, totdat ze in beiden vaten geheel ophoudt. Een genoegsaame graad van warmte is tot deeze bewerking noodig ; waarom de Franschen ze altoos in 't zomersaizoen verrichten , en omtrent in veertien dagen voltooien. Wanneer de azyn dus gemaakt is , krygt hy, door op zyn grondsap en op de geeststoffen te blyven staan, allengs meer sterkte en rypheid, en ontlast zich van veel slymige, smeerige en zeepachtige stof, welke, aan de zyde der vaten kleevende, en inzonderheid ook aan de steelen en trossen, waarmede de rooster bedekt is, somtyds afgespoeld moet worden. Dit doet zeer veel tot de helderheid en frisheid van den azyn , welke anders ligt troebel wordt en verschaalt. De oxhoofden, steelen, ranken , enz., die by deeze bewerking sterk met azyn doortrokken zyn, worden tot de bevordering der gisting bekwaamer dan nieuwe; waarom men ze ook meest daartoe gebruikt. Daar is eene aanmerkelyke overeenkomst tusschen het maaken van wyn, en van azyn. Het eerste geschiedt door de gisting van het druivensap, naar evenredigheid van deszelfs sterkte en geaartheid, op een' gelyken voet voort te zetten : het laatste wordt verricht door eene herhaalde en gestuite gisting van 't wynachtig vogt, dat te vooren eene gisting ondergaan heeft. De sterkte van den wyn is evenredig aan de lyvigheid en rykheid van het druivensap, en aan den graad der gisting: de sterkte van den azyn hangt insgelyks af van de sterkte, die de tvyn bezit, en van de herhaalde en onderdrukte gisting. Beiden worden ze edeler, sterker en geuriger, door eenigen tyd op hunne moer te blyven staan. Doch, hoe dit  292 NATUUR- SCHEI- EN GENEESKUNDIGE zy, de azyn verliest door de opgegeevene bewerking, alle wynachtige eigenschappen , en neemt een' geheel nieuwen aart aan, welke ten deele vlak strydig is met de hoedanigheden, die hy in den staat van wyn bezat. By het distilleeren van den wyn ryzen de geestige deelen eerst op, en vatten oogenblikkelyk vlam , wanneer men 'er met eene brandende kaars bykomt; by het distilleeren van den azyn ryzen de ligte en waterachtige deelen eerst op, en naderhand de sterke en zwaardere zuure deelen; de vlam van eene kaars wordt, zo door deezen als door geenen , onmiddellyk gebluscht. De wyn vermeerdert de beweeging en hitte van 't bloed , en bedwelmt de zinnen; de azyn beteugelt den driftigen loop der verhitte vochten, en, verre yan dronkenschap te verwekken , verbetert hy deeze eigenschap van den wyn; uitwendig onderden neus gehouden, of inwendig gebruikt zynde, verkwikt en verleevendigt hy hen eenigermaate, die door geestryke dranken bevangen en bedwelmd zyn. Geest van Wyn, gemengd met de wei van 't bloed, brengt terstond eene stremming te wege: geest van azyn, daarentegen, 'verdunt de wei van 't bloed sterker, dan eenig ander geneesmiddel. 't Zou met myn bedek niet overeenkomstig zyn, hier uit te weiden over verscheidene nuttige eigenschappen , die dit product van den wyn bezit in 't afweeren en geneezen van veele ziekten, inzonderheid zulke, waarby ontsteeking plaats heeft; of over deszelfs kracht tegen ds verrotting, waaraan alle dierlyke vochten, voornaamelyk de gal, onderhevig zyn, zo wel in besmettelyke rotkoortsen, als in die kwaadaartige soort van zeescheurbuik, welke uit een rottig bederf ontstaat. De ouden hielden den azyn niet alleen voor nuttig in 't geneezen van veele ziekten, maar ook voor een heilzaam voorbehoedmiddel. Ieder Romeinsch soldaat was verpligt, azyn in eene kruik mede te voeren. Hiervan maakte men, door vermenging met water, een' aangenaa men,  AANMERKINGEN OVER WYN, BRANDEWYN, ENZ 293 men , dorststillenden drank, die door Celsus posca genoemd wordt. Onder de verschillende soorten van azyn, waarvan men in de schriften der oudheid leest, was de slegtste, die uit het sap van onrype vruchten of andere gewassen, of uit verschaalden, bedorven' wyn vervaardigd werd. Eene andere foort, die men algemeen gebruikt, werd van beter wyn' en met meer konst gemaakt. Doch wy vinden, dat de ouden ook van de beste en sterkste wynen, door regelmaatige bewerking , een' azyn maakte, waarby geene andere soort haaien kon. Deeze werd* volgens het uitdruklyk zeggen van Martialis, duurder betaald dan de wyn zelf, en was, wegens zyne geurige scherpte, zeer geagt, vooral in hunne lekkere pekelvogten en sausen. De Grieken gaven aan deeze soort verscheidene naamen, waardoor zy haare nuttige en aangenaame eigenschappen uitdrukten. De Egyptische azyn , inzonderheid die van Pharos J werd voor de allerbeste gehouden. Deeze was het vermoedelyk , waarin Cleopatra haare kostelyke parel ontbond, om Antonius op een duur glas wyn te onthaalen; en waarin de overdaadige zoon van Aesopus de paerel liet smelten, die hy van Metella's oor afnam. Want gemeene azyn is niet sterk genoeg, om zulke ligchaamen tot vloeibaarheid te brengen.  BYZONDERHEDEN VAN PORTUGAL ■ Uit de rei zen van den heer Richard Twiss , Schildknaap, Lid Van de Koninglyke maatschappy der weetenschappen te 'f Lenden, „ De Heer Twifs, hebbende alvoorens verscheidene jaaren besteed aan 't doorreizen van Engeland, Hol„ land, Frankryk, Italië, Duitschland, enz, besloot „ eindelyk Portugal en Spanje te bezoeken, te meer, „ omdat hy geene voldoende berichten aangaande deeze „ Koningryken gezien had. Hy ging te Falmouth aan „ boord van de Packet, op den 12den November des „ jaars 1772 &gt; en kwam op den 17den 's namiddags, „ behouden te Lissabon aan." Deeze stad, (zegt hy,) is byna in den zelfden vervallen' staat, waarin ze 's daags na de aardbeeving, in 't jaar 1755» was. 't Is waar, 'er zyn veele nieuwe huizen gebouwd ; maar de straaten zyn echter nog op verscheidene plaatsen ondoorgangelyk , wegens de puinhoopen , door die verwoesting veroorzaakt. Dit bragt my de stad Dresden te binnen , die ik weleer in een' diergelyken staat, door oorlog en vuur te wege gebragt, gezien bad. Lissabon is op zeven steile bergen gebouwd; de straaten zyn 'er zeer slegt gevloerd , met smalle , scherpe steenen , die men byna niet begaan kan ; en dewyl 'er by nacht geen licht opgestoken wordt, doet een vreemdeling niet voorzichtig 's avonds alleen over straat te gaan. Weinige dagen na myne aankomst werd een Italiaan onder eenige puinhoopen vermoord en beroofd. Ongeveer een vyfdedeel der inwooneren van Lissabon bestaat uit zwarten, mulatten of andere middensoorten tusschen de blanke en zwarte kleur. De huizen zyn meest twee , ook wel drie verdiepingen hoog, hebben geene schoorsteenen, behalven in de keu-  Byzokderheden van Portugal 295 keukens; en zyn gebouwd van eene soort van half mar mer, met yzeren balkons , èn houten hekken op den voorgrond ; doch ten opzichte van de bouworde zyn ze niet merkwaardig. Men heeft bier eenen schouwburg voor Italiaansche operaas. Het tuighuis is een zeer groot gebouw, schoon niet geheel voltooid. Tot het aanvoeren van steenen, mortieren enz. worden slaaven gebruikt. Deezen zyn ver oordeelde misdaadigen met ketens aan de beenen geboeid. Naby het tuighuis is de vischmarkt, welke zeer gemaklyk is, en zelfs de Hollandsche vischmarkten overtreft. Bszelve is overvloedig voorzien van visch, die meerendeels in Engeland onbekend is; doch zalm of kabeljaauw komt 'er niet. In de Portugeesche taal is geen hieuwspapier of gazette; deeze schriften zyn in 't jaar 1763. verbooden: De Engelsche, Fransche en Spaansche papieren vindt men in de kofFyhuizen , waaronder twee ten uitersten fraai zyrt, inzonderheid dat van Casaco zynde met panneelen van spiegelglas versierd De landstreek rondom Lissabon vertoont een aangenaam verschiet van oranje-en limoenboschjes, vermengd met olyven en wyngaarden. De wegen zyn beplant met aloëes, welke voor vreemdelingen, in koudere landen geboren, een ongewoon verschynsel zyn, wanneer ze in bloei staan, hebbende de stam alsdan de hoogte van twaalf of veertien voeten bereikt. De patriarchaale kerk staat op den top van een' der zeven bergen , waarop Lissabon gebouwd is; 't groot altaar is geplaatst onder het topgewelf, en gedekt met een baldachino of gehemelte , dat door vier geslingerde pilaaren van verguld hout gedraagen wordt, gelyk dat in de St. Pieters Kerk te Rome. Ik ging den 19den November naar 's Konings paleis te Belem, omtrent vyf mylen van Lissabon gelegen , en hoorde aldaar de Italiaansche opera van Ezio. De muziek werd door zeer naauwkeurige speelers uitgevoerd. Behalyen 't koninglyke huis, worden in deeze opera nooit da mes  296 BYZONDERHEDEN van PORTUGAL mes toegelaaten. Ook speelen 'er geene vrouwen; doch in derzelver plaats gebruikt men 'er gesneedenen , volmaakt als vrouwen gekleed; zo dat zy op het tooneel weezenlyk schynen te zyn, 't geen zy verbeelden. Maar het danssen tusschen de bedryven, insgelyks geschiedende door mannen met. groote zwarte baarden, en breede schouders, in vrouwen gewaad gekleed, was een walgelyk gezicht. Men zegt dat de minneyver der Koningin de oorzaak deezer zonderlinge vertooningen is. Deeze koninglyke schouwburg is klein , en heeft aan de zyden geene loges; en in de bak zyn tien banken zonder leuningen, en achter denzelven is de loge des Konings. 't Gansche koninglyke huis was 'er dien avond tegenwoordig. De Koning zelf, don Joseph de I, ziet *er wel uit, en is nu (1772,) agtenvyftig jaaren oud. De Koningin heeft vierenvyftig jaaren. 's Konings broeder, don Pedro, oud vyfenvyftig jaaren , is gehuwd met de oudste dochter van zyne Majesteit, voerende den tytel van Prinses van Brasil, en is agtendertig jaaren oud. Zy hebben eenen zoon van elf jaaren, die Prins van Peira geheeten wordt, en waarschynlyk de kroon van Portugal zal erven; en behalven deezen , nog een' anderen zoon en eene dochter. De andere twee dochters des Konings, naamelyk de Infante Donna Maria Anna, en Donna Maria Francisca Benedicta, de eerste zesendertig, en de laatste zesentwintig jaaren oud zynde, waren ook aanweezig, alzo 't de geboortedag was van de Prinses van Brasil. Deeze Prinsessen waren blootshoofds, ongeblanket , doch met eene menigte juweelen versierd. De opera begon ten zeven, en eindigde ten tien uuren. Geduurende de gantsche vertooning werd de stilzwygendheid zeer stipt door de aanschouwers in acht genomen; tusschen de bedryven stonden zy op, en keerden zich om , naar de koninglyke familie. Ieder welgekleed heer wordt in deezen schouwburg om niet toegelaaten. 't Paleis van Belem is een zeer gering houten gebouw, en heeft, zo van binnen als van buiten, niets merkwaar digs.  BYZONDERHEDEN VAN PORTUGAL. 297 digs, Geene enkele schildery van eene der Italiaansche schoolen, is in 't geheele Koningryk Portugal. De weini-e stukken, die eertyds te Lissabon waren , zyn door dé aardbeeving vernield. Naby 't paleis van Belem staat een pilaar, meteen opschrift, inhoudende, dat op deeze plaats het paleis van wylen den Hertog van Aveiro gestaan heeft. Hy is ter dood gebragt , omdat hy op den Koning geschooten had in 't jaar 1759; en 't paleis is geslecht Het bouwen van de kerk, waarvan de Koning den eersten steen gelegd heeft, ter plaatse alwaar op zyne Majesteit geschooten werd, is gestaakt de muuren zyn slechts tot de hoogte van weinig voeten opgetrokken. Daar zyn ook inderdaad reeds kerken genoeg. Op zekeren dag omstreeks Lissabon wandelende, om nieuwe voorwerpen op te zoeken, zag ik eene ongewoone vertooning. Twee manspersoonen zaten op de straat hebbende elk een' grooten baviaan op de schouders die 't ongedierte ving, waarvan hunne hoofden krielden. De baviaanen waren zeer handig, en zyn de eigendommen van luiden, die hunn' kost winnen door ze hiertoe te gebruiken , vorderende een vinten of omtrent anderhalve stuiver voor ieder hoofd, dat zy reinigen : 't Is zeer algemeen , hoopen volks in de zon te zien zitten, liggen, de het hoofd beurtelings in elkanders schoot, en verbergende dus hun gezelschap. Zy schynen inderdaad het luizigste volk te zyn, dat ik ken, vooral de vrouwen, die eene verbazende menigte van hair hebben. Deeze vuilheid is echter alleen eigen aan luiden van den laagsten rang. Ik heb onderzoek gedaan naar den staat der Portugeesche zee- en krygsmagt , en vernomen , dat de laatde bestaat in 38 regimenten voetvolk, ieder van 821 man, zo men de officiers mede telt; en 12 regimenten ruitery, ieder van 400 paarden. De paarden zyn van ongelyke grootte en kleur, en maaken een zeer misselijke vertooning. De zeemagt bestaat in 11 oorlogschepen en 4 VI, Afd XIV. Deel. X fre-  298 BYZONDERIIEDEN VAN PORTÜGAt. fregatten. Vier van deeze schepen worden gevoerd door Britsche Kapiteinen. In 't leger is insgelyks een groot getal van Britsche Officieren, die meest Protestanten en Schotten zyn. 't Getal der inwooneren van Lissabon is zeer moeielyk te bepaalen. De verscheidene kamers van vreemde koopluiden worden onder de inboorlingen niet medegerekend. Die der Engelschen wordt alleen op zes honderd zielen begroot. De Nederlandsche en Duitsche kamers bestaan ook uit een zeer groot getal menschen. In 't jaar 1739 rekende Antonio de Oliveria Freire in zyne beschrijving van Portugal, de inwooners van Lissabon op niet minder dan 800,000, In 't jaar 1754 hebben de getuigenissen die naar Rome gezonden zyn om bullen te verkrygen, de hoofdstad 600,000 inwooners toegeschreeven. De aardbeeving die een jaar laater voorviel , heeft „ volgens sommigen , 15,000, volgens anderen, 24,000, en volgens nog anderen, 70,000 persoonen weggerukt, 't Is inderdaad onmooglyk eene naauwkeurige begrooting te maaken van dit verlies,'t welk, schoon 't zeer groot was, tegenwoordig niet merkelyk gevoeld wordt. My dunkt, Lissabon mag, ten aanzien der grootte en volkrykbeid, billyk onder de eerste steden van Europa gerekend, en misschien vcor de vierde in rang gehouden worden, zynde de drie eersten Londen, Parys en Napels. De Engelschen hebben eene begraafplaats op een van de uiterste grenzen der stad, beplant met laanen van cypresboomen , onder welke men de graven vindt. Ik zag hier, tot myn' spyt, veele marmeren gedenktekens, met lange, zwierige, vleiende opschriften, gestigt tot gedagtenis van eenige koopluiden, of van hunne vrouwen en kinderen; terwyl de groote schryver van Tom Jones hier begraaven is, zonder een' steen, waarop staat : „ hier „ ligt Henry Fielding." St. Anthony van Padua was weleer 't hoofd der gantsche Portugeesche krygsmagt: zyne jaarwedde bedroeg 300,000  BYZONDERHEDEN VAN PORTUGAL. 200 300,000 reis, of 84 pond st. 7 schell. en 6" d. Doch laatst heeft de Graaf van der Lippe des Heiligen plaats bekleed; en een jaar geleeden, toen de Graaf naar zyne bezittingen in Duitschland wederkeerde , is een Schotsch heer , Maclean geheeten, aangesteld tot Oppergeneraal en Gouverneur van Lissabon. Deeze heer, die sedert het jaar 1763 in Portugeeschen dienst is, was te vooren Gouverneur van Almeida en van de geheele provintie van Beira» en verdient in alle Opzichten de hooge waardigheid, tot welke hy is opgeklommen. De Britsche Officiers ontvangen hier even veel als in Engelschen dienst; dat is, de verdubbelde soldy der Portugeezen. De dames ryden hier op burros , of jackasses , met éen' lastzadel. Een knegt vergezelt haar, met een puntigen stok, om het dier, wanneer 't noodig is, voort te dryven: wanneer het te schielyk gaat, houdt hy 't op, door het aan den staart te trekken. De heeren ryden op paarden, en de bedienden op muilezels: de laatsten worden ook gebruikt van artsen, die geen rydtuig hebben. Eene nieuwe openbaare wandellaan wordt thans te Lissabon aangelegd; aan 't eene einde van dezelve heeft men een gezicht van de galg, en aan 't andere einde staat het inquisitie - huis. Ik heb het genoegen van mynen leezeren te berigten , dat de magt deezer helsche regtbank grootelyks verminderd is, en dat, geduurende de laatste veertien jaaren, noch in dit Koningryk, noch in Spanjen een éénig mensch, om den godsdienst, den dood ondergaan heeft. De geweetensdwang is geheel afgeschaft, hoewel de inquisitie misschien noch wel gebruikt wordt, als eene staatkundige val, om sommigen , die al te ryk zyn, 'er in te beknellen. De dragt der manspersoonen onder 't gemeene volk is een wyde mantel en een losse hoed; onder den mantel draagen zy doorgaans een' dolk, schoon dit verraaderlyk geweer verbooden is: daar zyn 'er, wier lemmer door een kroonstuk gelds heen kan slaan. De vrouwen draagen geeX 2 ne  300 BYZONDERHEDEN VAN PORTUGAL. ne mutsen maar binden over haar hair een zyden net; met een lange kwast van achteren, en een lint, boven 't voorhoofd toegestrikt Die kapsel wordt redecilla geheeten , en van beide sexen gebruikt. In de Londensche prenten, waarin men het hair van een' petit - maitre afgebeeld ziet, als of 'er een knuppel aanhing, is geene vergrooting , zo men ze op de Portugeezen toepast. Luiden van rang kleeden zich hier geheel naar de Fransche manier. De dames draagen zeer groote en zwaare pendanten aan de ooren: de mouwen van haar tabberden zyn wyd genoeg voor haar' lyf, welks middellyn zelden meer dan eene span bedraagt. 't Is onder de schoone kunne in Portugal zeer gebruiklyk groote bloemruikers te draagen. In Engeland heerscht een zeer valsch denkbeeld wegens de Portugeesche en Spaansche vrouwen. Wy verbeelden ons , dat zy tot ernst en achterhoudendheid overhellen, daar men inderdaad reden heeft om hierin 't gevoelen van Voltaire, over de zuidelyke landen, aan te neemen. Hy zegt, dat de aders der vrouwen in de noordelyke landen met melk, maar in de zuidelyke , met kwik opgevuld zyn. Men moet deeze uitdrukking niet in een' geneeskundigen zin opvatten, maar daardoor verstaan, dat zy zo vlug zyn als kwik. Ik heb in geen deel van Europa ooit levendiger vrouwen ontmoet. Zy dansen, zingen, lagchen en praaten geduurig, en zyn in den hoogsten graad vrolyk en blygeestig. Tegen 't einde van January had ik beslooten naar Oporto te vertrekken; doch ik stelde myne reis eenige dagen uit, om tegenwoordig te zyn by 't uitvoeren van een buitengewoon vonnis , volgens welks inhoud een man leevende verbrand zou worden. Hy was veroordeeld wegens het steelen van zilverwerk en kleederen uit eene kerk , die hy vervolgens in brand gestooken had om den diefstal te verbergen. Hy had een jaar in hegtenis gezeten , en werd van daar door twee paarden |  BYZONDERHEDEN VAN PORTUGAL. 3O1 den, aan wier staarten zyne beenen vast gebonden waren, gesleept naar de kerk , aan welke hy het feit gepleegd had, doch de monniken van de misericordia hadden hem op eene ossehuid gelegd; zo dat hy niet zeer veel leed. Voor de kerk stond een staak met een zitbankje op een schavot, omtrent zes voeten hoog, waaronder takkebosschen, toortsen , piktonnen, en andere brandstoffen geplaatst waren. 't Schavot was omzet met een regiment ruitery, achter welke de meeste monniken van Lissabon stonden, die den trein gevolgd hadden, 't Was half zes toen men hem aan den staak vastmaakte; en toen werd ook aanstonds het vuur onder 't schavot aangettoken. In vyfentwintig minuuten was 't gantsche gevaarte tot asch verteerd. De koord, die zyn' hals aan den staak bond, was ras verbrand, en met een viel zyn ligchaam in 't vuur. De rook had hem waarschynlyk reeds verstikt, eer de vlam hem raakte. Het vuur drong naderhand door, tusschen zyne ribben, welke schielyk verteerd waren. Dit was eene zeer ontzagchelyke en schrikbaarende vertooning. 't Was donker, eer men 't vuur onder 't schavot aanstak. Ieder ruiter had eens toorts in de hand , en de menigte der aanschouWers was ontelbaar. Hunne Majesteiten gaan dagelyks ter jagt, voornaamlyk op wolven en wilde zwynen. De Koningin is zeer stout te paard, zy rydt, zo men my gezegd heeft, met laarzen en een leêren broek, en gaat zeer handig met het schietgeweer om. Alles tot myn vertrek gereed gemaakt zynde, verliet ik Lissabon, den 3sten January des jaars 1773, reisde door Villa Franca, Otta, Batalkha, Leyria en Villanova „' en kwam den 9den February te Oporto. Oporto en de daartoe behoorende voorstad Villanova, zyn ieder op een' berg gebouwd , met de rivier Douro tusschen beiden; eene ligging, zeer gelyk aan die van Newcastle aan de Tyne, en de voorstad Gateshead. Over de Douro is geen brug, omdat de rivier , wanneer de X 3 sneeuw  302 BYZONDERHEDEN VAN PORTUGAL. sneeuw op de bergen smelt, Haar oevers overstroomt , en 't laagste gedeelte der stad somtyds twaalf of. veertien voeten onder water zet , vloeiende in één uur tot den verbaazenden afstand van zestien mylen , en sleepende alle de vaartuigen naar de zee, waarvan verscheiden op de zandbanken verongelukken , of tegen de stranden aan, stukken geslagen worden. De heer Wood, aan wien ik aanbevolen was, nam my mede naar zyn quinta of buitenplaats, omtrent eene myl van de stad gelegen. De tuin is aangelegd op de schuinte van een' hoogen berg; tien terrassen klimmen trapswyze boven elkanderen op; ieder derzelven is versierd met eene fontein en verscheidene lommerryke dreeven van, oranje- en limoenboomen, waaronder sommige eene aanmerkelyke grootte hebben. De eigenaar verzekerde my, van één' oranjeboom niet minder dan zestien duizend vruchten in één' zomer verzameld te hebben. Het bovenste terras heeft een der fraaiste uitzigten , die men zich kan verbeelden; 't evenaart dat van den berg Edcombe by Plymouth. Ten oosten ligt de stad Oporto en Villanova, welke plaatsen men wegens de nabybeid zeer Onderscheiden zien kan. Ten westen , omtrent op den afstand van twee mylen, ziet men de zee, benevens den mond der rivier, en de schepen , die van tyd tot tyd, de haven uit- of inloopen, vertoonen eene beweegende schildery. De rivier zelve in slingerende bogten loopende, niet verre van den voet des bergs, op welken de tuin ligt; de wederzydsche oevers, zynde bergen, met wyngaarden bekleed, en de menigte van kleine buitenplaatsen , rondom in den zelfden smaak aangelegd, (schoon de gelegenheid zo gunstig niet is, als die van deezen onuitspreeklyke aangcnaamea lusthof;) verleevendigen het tooneel. De wyn is in deeze stad de voornaamste tak van den koophandel. Twintig duizend pypen worden 'er jaarlyks uitgevoerd die ieder omtrent 10 of 12 pond kosten. Tagtig duizend zyn doorgaans het jaarlyksche produkt , zo dat  GEDAGTEN OVER HET KAARTSPELEN ENZ. 303 dat 'er drie vierdedeelen in 't land gebruikt worden. De koopluiden hebben hier zeer ruime gewelfde wynkelders; daar zyn 'er , die zes of zeven duizend pypen kunnen bergen. De helft der winkelhuizen wordt in deeze stad bewoond door kuipers, die hunne vaten, ieder voor een moidor, verkoopen. GEDACHTEN OVER HET KAARTSPELEN, EN OVER DE BESCHAAFDE VERKEERING. Ik heb het algemeene gebruik van het kaartspel altoos inzonderheid nadeelig geacht, omdat het, de menschen geduurig in gezelschappen houdende, de gesprekken 'er uit verbant. De uuren, die men aan byeenkomsten bekleedt, kunnen niet alleen de aangenaamste, maar mogelyk zelfs de nuttigste worden , indien 't gezelschap maar wel uitgekoozen is. Ik weet wel , dat dit niet altoos plaats kan hebben , en dat verre de minste menschen bekwaam zyn, om eene fraaie rol in de verkeering te speelen , of het onderhoud zo aangenaam en nuttig te maaken als doenlyk is; maar't schynt echter byna onmoogelyk, dat, zelfs in 't gezelschap van zulken, die weinig verstand en kennis bezitten, een geheele avond aan onderlinge gesprekken besteed zou worden, zonder dat daarin iets voorkwam, 't geen eenigermaate den geest verlichten of 't gemoed verbeteren kon. Indien wy 'er niets leerzaams hooren, kunnen wy ten minden eenig voordeel trekken uit de oefening onzer eigene vermogens. Wy vinden ons verpligt om ons te herinneren en te zeggen het geen wy weeten; en terwyl't verstand dus werkzaam gehouden wordt, (al zyn de onderwerpen van geen groot belang.) is het zekerlyk waarschynelyker, dat het hierdoor eenigzins in sterkte zal toeneemen , dan door de X 4 aan-  304 GEDACHTEN OVER HET KAARTSPELEN ENZ. aandacht geheel te bepaalen tot de zorg over een handvol kaarten. Ter zelfder tyd kan ons zelfbedwang verder uitgebreid worden door de oefening der beschaafdheid , welke ons leert onze meest begunstigde gevoelens met zedigheid voor te stelien, zonder weêrzin te booren tegen spreeken, en met bezadigdheid te verdeedigen; met geduldige aandacht te luisteren naar eene verdrietige of welbekende vertelling; ——- te antwoorden op eene tegenwerping, die niets ter zaak doet, of met beleefdheid iets te zeggen op eene redeneering, die te verward is, om verstaan te worden. 'Dit zyn nuttige , schoon niet zeer vermaaklyke, oefeningen van toegevendheid en zelfverlochening en zulk nut, is zelfs te haalen uit de verkeering met luiden, die anders niet in staat zyn om onze verbetering te bevorderen. Veel aangenaamer voordeelen zou men verwachten te vinden in het gezelschap van persoonen van aanzien, en opvoeding. Maar helaas! als men de menigvuldige misbruiken in de verkeering gadeslaat en in aanmerking neemt, hoe dikwerf 'er gesprekken gehouden worden, die tegen de eerste beginsels der zedeleer aanloopen, moet men byna denken, dat het kaartspel, schoon 't alleen de onedelste hartstogten wakker maakt, een minder gevaarlyk tydverdryf is. Daar zyn veelerhande natuurlyke verzoekingen tot onbetaamlykheden in 't spreeken, hiervoor zyn wy altoos en overal in gevaar. Maar eenige van die, welke in onze hedendaagsche beschaafde gezelschappen heerschen, schynen haaren oorsprong alleen verschuldigd te zyn aan 't overneemen van den toon eener nabuurige natie, by welke misschien de zelsde dingen natuurlyk en schadeloos kunnen weezen , die by ons gedwongen zyn, en kwaade gevolgen baaren Niets is inderdaad minder overeenkomstig met het drooge en achterhoudende temperament der Hollanders , dan die stroom van buitenspoorige vleiejery , Welke langs hoe meer tot de verkeering met de groote wereld  GEDACHTEN OVER HET KAARTSPELEN ENZ. 305" Wereld schynt vereischt te worden, doch waarmede een zedig gemoed , door aanhoudende gewoonte nog niet verhard, zich weezenlyk geheel overstelpt voelt. De diepe en gedwongene aandoening, waarmede een persoon naauwlyks tot het getal uwer gemeene kennissen behoorende , u een half uur lang over de geringste onpasselykheid beklaagt, zyne tedere betuigingen van genegenheid en achting, zyne bewondering, welke de taal schier te arm vindt om zich sterk genoeg uit te drukken; dit alles is t'eenemaal oneigen aan een Hollandsch hart, dat zich langsaam openlegt, schoon 't in waare genegenheid warm en bestendig is. Om deeze reden staan zulke aangenomene zeden ons nimmer fraai; en al is het, dat wy voor een oogenblik genoegen neemen in de waardigheid, welke men ons geeft, wy voelen echter schielyk, dat de persoonen, waarvan wy ze ontvangen, ons. min of meer Walgen. Eene andere gewoonte, zeer ongepast voor een volk van een* ernstigen aart. is, altyd vrolyk te zyn. Leevendigheid en vermaaklyke schertsery zyn onontbeerlyke vereischten van een gezelschap naar de mode. Indien men nu hieraan door onschuldige trekken van vernuft en geestigheid niet genoegsaam kan voldoen, komt men dit gebrek te hulp door de gewigtigste onderwerpen en de eerwaardigste karakters in een belagchelyk licht te stellen, zonder zelfs de gevoelens, wier geloof, of de persoonen, wier hoogachting men belydt, te verschoonen. Terwyl men dus de aanweezenden met lof overlaadt , (eene handelwyze waarvan de onbeschaafde natuur zou bloozen,) maakt men zich vrolyk ten kosten der afweezenden, die men even rykelyk mishandelt en bespot; eene onrechtmaatigheid, welke ieder eerlyk boer voor schande zou houden. Sommigen zyn zelfs onbeschaamd genoeg om luiden tot onderwerp hunner spotterny te neemen, die op 't oogenblik eerst uit de kamer gegaan zyn, en die zy grof gevleid hebben; hoewel 't even dikwyls gebeurt, X 5 dat  306 GEDAGTEN OVER HET KAARTSPELEN ENZ. dat bet overblyvende gedeelte van 't gezelschap, na de vermoeiende afscbeids-komplimenten , het zelfde lot te wagten heeft, zo dra hunne koetsen van de deur afryden. Een ander haatelyk kwaad spruit voort uit de noodzaaklykbeid van over alle karakters en gebeurtenissen , dis op het tapyt gebragt worden , mede te kunnen spreeken. Al wat sentiment mag heeten , wordt als volstrekt belagchelyk, verbannen; alle redeneeringen over algemeene onderwerpen houd men voor eentoonig, verdrietig en onverdraagelyk; en over wezenlyke stoffen te spreeken is styve schoolvossery. Wanneer derhalven het staatsnieuws afgehandeld is, en de openbaare verlustigingen ook geene stof meer uitleveren , blyft 'er niets over, dan byzondere gevalletjes op te haalen karakters te havenen of zagtelyk te ondermynen ; vonnis te vellen over bedryven, die, schoon Ze van een' geheimen aart zyn, volgens het thans ingevoerde gebruik, aan 't gemeen bekendgemaakt worden; of aangaande dezelven nieuwe tydingen uit onbekende kanaalen voor den dag te brengen. Ik heb naauwlyks ooit een gesprek van deezen aart gehoord, dat een half uur duurde, zonder een sterk voorbeeld van laster en verongelyking. Met eene verbaazende stoutheid worden 'er, alleen op losse geruchten, daaden verhaald, strekende om een karakter geheel te onteeren; en zelfs met groot vertrouwen beweegredenen bepaald , die onmogelyk bekend konden weezen. Ik heb dingen, welke ik naderhand ontdekte dat op goed geloof uit de nieuwspapieren overgenomen waren, voor onbetwistbaare waarheden hooren uitgeeven met de houding van een' persoon die achter 't scherm zat, en van alle omstandigheden zeer naauwkeurig onderrigt was. De zwaarste rampen kunnen u niet voor vittery beveiligen, wanneer 't gesprek daarheen wil. Hebt gy uwen liefsten vriend verlooren; men beklaagt u inderdaad; maar men kan niet nalaaten aan te merken, dat gy te weinig gevoel hebt en niet genoeg treurt ; of dat gy grootelyks te  GEDAGTEN OVER HET KAARTSPELEN ENZ. 307 te berispen zyt over uwe onmaatige gevoeligheid en al te sterke droefheid; of anders, dat 'er iets zeer belagchelyks is in de manier, op welke gy uwe smart laat blyken , of in eenige andere omstandigheden van uw tegenwoordig gedrag. Zyt gy van alle uwe goederen beroofd ; 't is een ysselyk ongeluk; dit is waar; maar 't is niet te ontveinzen , dat uwe onvoorzigtigheid 'er grootdeels de reden, van was. Heeft ziekte of toeval uw gelaat geschonden of uwe leden verdraaid; men moet om uwe koddige figuur lagchen ; maar ——- arm schepsel! men heeft tevens het uiterste medelyden met u. Indien alle kwaadspreekendheid , die men hoort, voor 't uitwerksel van kwaadaartigheid te houden was, zou men somtyds zich verbeelden in de hel te zyn; maar ik geloof oprechtelyk, dat kwaadaartigheid 'er zelden deel aan heeft. Begeerte om een geestig gesprek op te wakkeren of te verleevendigen , gepaard met gebrek aan redelyke kennis, of met vrees van bespot te worden over 't vertoonen der kundigheden, die men bezit, is de algemeene oorzaak van 't lasteren onzer natuurgenooten in de gewoonlyke gezelschappen. Doch daar de zucht om naar de mode te leeven, tot zo veel wangedrag aanleiding geeft, zou men verwagten, dat ze ons ten minsten moest behoeden voor zulke zedeloosheid, welke niet minder strydt tegen de wetten der beschaafdheid, dan tegen die van godsdienst en deugd, •t Is de roem deezer eeuw, ontdekt te hebben, dat waare beschaafdheid niet in uiterlyke gebruiken en pligspleegingen beslaat, maar in de kunst van op eene behaaglyke wyze te treeden in 't gevoel der persoonen , waarmede men verkeert; van zich naar hunne neigingen te schikken; van hen in hunne eigene gedachten te verhoogen, en hen, zo veel doenlyk, van allen dwang en verlegenheid te ontheffen. Maar hoe kwalyk wordt dit alles in agt genomen omtrent zulken , die nog niet geleerd hebben, dat het de mode is, onverschillig en luchtig over ern-  308 GEDAGTEN OVER. HET KAARTSPELEN ENZ. ernstige onderwerpen te spreeken. Een jongman, godvruchtig opgevoed, en vol warme liefde tot deugd, denkt, als hy de eerstemaal in het gezelschap van aanzienelyke luiden toegelaaten wordt , dat hy zich niet beter kan aanprijzen dan door eene bekwaame gelegenheid waar te neemen om de gevoelens , voor welke hem eerbied ingeboezemd is, te uiten. Maar hoe verslagen en bedrukt wordt hy, wanneer hy ondervindt, dat men hem spottende aanziet, en zynen ernst met een' smadelyken lach of met een algemeen stilzwygen beantwoordt eene handelwyze, wier smertelyke uitwerksels alleen begrypelyk zyn voor zulken , die ze gevoeld hebben ! In de diepste verlegenheid gedompeld, terwyl hy zich veel te wys en te goed voor zyn gezelschap vindt, besluit hy eerlang, niet weder op de zelfde wyze aanstoot te geeven. Maar zou eene der lastigste gewoonten van Vroegere tyden , hem zo veel ongemak veroorzaakt hebben , dat het kon opwegen tegen deeze onverdiende beschaaming, of tegen den dwang, dien hy moet ondergaan, om zyne gevoelens te leeren verbergen, en zich te verharden tegen de bespotting en versmaading van 't geen by voor 't heiligste plag te houden? De verdrietigheid, die hem hierhy aangedaan wordt, is op zig zelve reeds eene harde inbreuk tegen de goede zeden ; maar de gevolgen daarvan zyn nog veel erger. Zulk eene bestorming der gevoeligheid van een' jongeling beweegt hem menigmaal, om de deugd aan de mode op te offeren, en allengs minagting op te vatten tegen alles, wat hem voor 't verderf moest behoeden. Eene jonge juffrouw van zuivere sentimenten heeft maar al te dikwerf het zelfde lot te wag'en. Zy durft met de schoonheid haarer ziel niet voor den dag komen ; want die met haar verkeeren, zouden haar hierom uitlagchen. Zy moet derhalven den zuiveren luister van maagdelyke zedigheid en fyn gevoel leeren vervalschen op straf van behandeld te werden als eene heldin van een  GEDAGTEN OVER HET KAARTSPELEN ENZ. 309 een' roman. Zy moet de wereldsche denkbeelden aanneemen, en zig gewennen aan de vrye om niet te zeggen ongebondene, zeden van zulken, die de openbaare vermaaken reeds rondgedraafd hebben , en in weelde leeven; totdat zy, door 't nabootsen van derzelver uiterlyke houding, langsaamerhand haar gemoed in de zelfde plooi schikt, en alle verhevene gedagten, alle fyne en edele gevoelens, haar door de boeken en door de opvoeding ingeboezemd , tot den toon van ongevoelige losheid brengt. Ik zal eindigen met aan te merken, dat de keuze van ons gezelschap, zo wel als de manier van onze verkeering, een' grooten en onweêrstaanbaaren invloed op ons gedrag , op onze denkwyze , en op onze geheele gemoedsgesteltenis heeft; eene waarheid, die geene uitvoerige betooging behoeft, doch egter nooit te ernstig overdagt kan worden , dewyl ze eene zaak betreft, welke voornaamelyk ons karakter en onzen staat in alle eeuwigheid bepaalt.  DE WYSGEER EN DE WYSBEGEERTE. Hy, die door stugge en ruwe zeden, Gezelligheid versmaad en hoont, En, trots op al zyn kundigheden , Verachting voor zyn' naasten toont , Moog' vry zichzelv' een' Wysgeer noemen, En op verstand en gaaven roemen , Terwyl hy rang, noch staat ontziet, En elk durft gispen, doemen, laaken; De Wysheid zal zyn' handel wraaken; Hy is de waare Wysgeer niet. Geleerde taalen , weetenschappen , Een ryke schat van kundigheên , Zyn dienstig om, langs steile trappen, Ten glorietempel in te treên: De roem van andren voor te streeven, Die zich in 't letterperk begeeven, Wier leerzaamheid geen moeite ontziet, Kan 't vlug verstand tot luister strekken; Men kent nochtans aan deeze trekken, De waare Wysbegeerte niet. De Wysgeer tracht, op 't spoor der deugd, Zyn driften paal en perk te zetten, Doch mint gezelligheid en vreugd , En eert de vriendschap en haar wetten; Hy spoort de zuivre waarheid na, En slaat haar lessen vlytig gaê, By wie, en waar by die moog' vinden : Dus denkt hy wel, en handelt recht ; Zyn hart is aan de deugd gehecht, Aan 't vaderland, en aan zyn vrinden. De  DE WYSGEER EN DE WYSBEGEERTE. 311 De Wysbegeerte leert den mensch Zich naar den wil van God te voegen; Zy stuit den onbedachten wensch Van 't altoosmorrend ongenoegen. Waar zy den Godsdienst onderschraagt, Word straks de dweepery verjaagd; Geweetensdwang vlucht in zyn holen; En 't wederspannig Ongeloof, Voor reedlyke overtuiging doof, Houd zich voor haar gezicht verscholen Het ruim der Hemelen te meeten Der Starren wondren loop te weeten, Is de oefenzucht eens Wysgeers waard' Dus word zyn eedlen geest gedreven Der hoogste Wysheid lof te geeven, Die majesteit aan goedheid paart. Dan, zonder zo veel kundigheden, Geleid door kennis en door reden, Is ieder mensch genoeg verlicht, Opdat hy in zyn' kring en orde, Naar wysheid trachte, en wysgeer worde," En elk aan zyne deugd verpligt'. Gods groote Zoon, de Zon der waarheid, Spreid hier een glansryk licht en klaarheid Voor hem die deugd en wysheid mint, En leert, door les en voorbeeld tevens, Hoe elk, op 't kronklend pad des levens, De waare Wysbegeerte vind. C CURA-  'CARACAROS EN ZEDARIA. Eene Indiaansche geschiedenis De naam van Caracaros klonk den Spanjaarden, lan'gen tyd na hunne veroveringen in Zuid ■ America, schrikkelyk in de ooren. Hy was een Vorst, afstammende van de Incas van Peru; en de meesten zyner voorouderen waren aan de trouwloosheid en geweldenaary der Christenen opgeofferd Tweemaal toog hy, meteen' zeer gelukkigen uitslag, tegen den Spaanschen Onderkoning te veld; en hy zou zelfs , naar alle Waarschynlykheid , de stad Mexico ingenomen hebben, indien zyne eigene landgenooten hem niet, door flinksche laagen , aan Don Lopez, een* der Spaansche Veldheeren, verraaden hadden. Zyn hoofdkwartier overrompeld ziende, baande hy zig, met zyn' zoon Guyomar en een' kleinen hoop getrouwe medgezellen, op de wanhoopigste wyze, een' weg door 't vyandlyke heir, en vlugte ylings naar de gebergten, alwaar hy verzekerd was, eenigen tyd, voor de kwaadaartigheid zyner tegenparty veilig te zyn. Deeze slag was den Spanjaarden ongemeen voordeelig; de Mexicaanen, die in den aanval niet gesneuveld waren, leiden de wapens neder en boogen zich onder 't juk der slaaverny; terwyl de overwinnaars tevens in 't bezit geraakten van een' magtigen schat , door den ongelukkigen Caracaros , tot herstelling van 's lands vryheid , vergaderd. Onder de gevangenen bevond zig zyne vrouw Orilla, als mede zyne dogter Zedaria, eene schoonheid van omtrent twaalf jaaren. Zy waren midden in de verwarring aangegreepen, en, ongekend, met een groot getal andere ongelukkigen , te Mexico opgebragt. Orella droeg byzondere zorg om haaren rang voor de Spanjaarden te verbergen, hoopende, dat zy en haare dogter dus ligter zouden kunnen ontkomen , dan indien men wist , wie zy  CARACAROS EN ZEDARIA. 313 zy waren. Zy werden geplaatst in 't huis van Don Lopes, die kort te vooren met de dogter des Onderkot nings gehuwd was. Deeze edele vrouw, schoon uit Spanje geboortig, nam grootelyks deel aan 't lyden van 't ongelukkig volk, waarover haar vader zyn gezag oefende. Zedaria won, op 't eerste gezigt, haare genegenheid, en werd, benevens haare moeder, eerlang onder 't getal van die bedienden aangenomen, welke gestadig by haar waren. Orella had veele ontwerpen gesmeed om naar haaren geliefden Caracaros te ontvlugten; doch de verre afgelegenheid der plaats, alwaar hy zyn verblyf genomen had, en de telkens voorspoedige onderneemingen der Spanjaarden tegen alle inboorlingen, die de uitbreiding hunner magt wederstreefden schrikten haar dermaate af, dat zy niets durfde waagen. Geduurige angsten en bekommernissen over 't lot van haaren egtgenoot sleepten haar in eene krankheid , die de natuur niet kon doorstaan ; en eenige maanden daarna gaf zy in de armen van Zedaria den geest haar in de laatste oogenblikken smeekende, het geluk, van haar vader te behartigen, en den godsdienst van haar land nimmer te verzaaken. Caracaros bleef niet lang ter plaatse , waarheen hy zyne eerste toevlugt genomen had, maar trok, met Guyomar en den kleinen troep zyner overgebleevene manschap, door eene woeste streek van 't land , totdat zy een krygzugtig volk van Indiaanen ontmoetten, woonende, sedert langen tyd, aan de stranden der groote Zuidzee. Hier hoopte hy, door zyn beklag over de Spaansche dwingelandy , hulp te verwerven voor zyne hoopelooze broeders, die onder 't juk zugtten. Hy verkeerde lang onder deeze Indiaanen , zonder; Zyn voorneemen naar verwagting te kunnen uitvoeren. Het volk was over 't algemeen geenszins genegen ont vyandelykbeden te beginnen tegen een leger van Europeërs, die, volgens de berigten, donder en bliksem te baat hadden, om hunne bespringers te vernielen, Men VI. Afd.  XIV. Deel X stond  314 CARACAROS EN ZEDARIA. stond egter toe, dat hy, Caracaros , zo veel manschap ep de been bragt, als zig, zonder dwang, in zyn' dienst wilde begeeven. Dit verlof bekomen hebbende , vermeerderde by zyne magt eerlang tot het getal van 1500 man, waarmede hy naar Mexico wederkeerde, niet twyfelende , of zyn heir zou nog merkelyk aangroeien , Wanneer zyne aanhangers hoorden, dat hy weder in staat was om den vyand het hoofd te bieden. Midlerwyl had de gemaalin van Don Lopez de grootste tederheid betoond aan haare begunstigde Zedaria, welke zo vervuld was met dankbaarheid over de ontvangene weldaaden , en zo weinig wist te antwoorden op de drangredenen, gebruikt om haar van 't heidendom te doen afstaan , dat zy gereedelyk den katholyken Godsdienst omhelsde, en met groote plegtigheid gedoopt werd onder den naam van Mariane. Don Sebastiaan, jongste zoon van een" der Spaansche edelen, by zekere gelegenheid een bezoek geevende aan de famielje van Don Lopez, onder wien hy aan 't hoofd van een' troep ruitery geplaatst was, werd zo getroffen door de schoonheid en bekoorlykheid deezer beminnelyke gevangene, dat hy straks in een' zelfstryd geraakte, welke hem niet weinig ontrustte. Een man van eer zynde, ■wilde hy de regten der gastvryheid niet schenden door poogingen om haar , onaangezien de bescherming van zyn' vriend , te verleiden. Aan den anderen kant bezat hy te veel hoogmoed, om te denken aan 't verklaaren van eene deugdzaame neiging jegens eene gemeene slaavin, die men voor de dochter van een' Peruaanschen boer hield, volgens het geen Orilla, om haaren rang te verbergen, met een' gewenschten uitslag had voorgegeeven. 't Was hem egter onmogelyk , zich van het voorwerp zyner bewondering af te zonderen ; en zyn hartstogt, dag aan dag in hevigheid toeneemende, werd eindelyk ontdekt door Don Lopez, die overlang reeds, meteen ongeoorlofd voorneemen, heimelyk het oog op de gunstelinge syner gemaalin gevestigd had, en dus, om alle gemeen schap  CARACAROS EN ZEDARIA. 315 schap tusschen hen, zo spoedig als doenlyk was , af te snyden , onder voorwendsel van grootelyks over 't gedrag van Sebastiaan gebelgd te zyn, hem zyn huis verbood. De gemaalin van Lopez werd, omtrent deezen tyd , door een schielyk overval onverwagt weggerukt; en haar dood bragt Sebastiaan in de uiterste Verlegenheid. Hy vermoedde, sints eenigen tyd, dat de Veldheer zyn medeminnaar was, en vreesde voor zeer kwaade gevolgen, indien Mariane in zyne magt bleef; weshalven hy besloot haar, hoe het ook ging, voor't verderf te behoeden. Met dit voorneemen beleed hy zyne liefde rondborstig, zonder zich te kreunen aan de bespotting , waaraan hy zich hierdoor blootstelde; en leverde by den Onderkoning een verzoek in, om Mariane in 't Openbaar te mogen trouwen. Dit werd hem niet vergund; maar de Landvoogd beval, dat, dewyl het meisje nu Christen geworden , en door haare goedhartige meesteres, eenigen tyd vóór haar afsterven, Van de slaaverny ontheven was, men haar vryheid zou geeven, om het huis van Lopez te verlaaten , wanneer zy 't goedvond. De Spaansche Veldheer, hierover zeer verstoord wordende, liet Mariane by nacht door zyne bedienden vervoeren naar een dorp, omtrent zes mylen van de hoofdstad gelegen , digt by de plaats, alwaar zyn hoofdkwartier opgeregt was. Caracaros had, overeenkomstig met zynen wensch, op den, gedaanen togt, groote menigten van ongelukkige inboorlingen byéén vergaderd, en ontmoette toevallig eene bende van 1200 Peruaanen, die de zelfde zaak voorhadden , en bereid waren, hun leeven aan de verdeediging van hun land op te offeren. Met deeze magt werd de voorhoede der Spanjaarden, die zich niet verbeeldde, dat zy voor hunne vyanden zo veel te vreezen had, omsingeld , en eene zeer groote slagting onder dezelve aangeregt. Lopez zelf ontkwam ter haauwer nood het gevaar, van gevangen te worden, en koos, met schande, de vlugt naar de hoofdstad. Het dorp, Waarheen Mariane vervoerd was, geraakte ter zelfder tyd in de handen  316 caracaros en ZEDARia. den van Caracaros; en dewyl men haar pragtig gekleed vond, onderstelde men, dat zy van geen gering aanzien was, en vertoonde haar uit dien hcofde aan haaren vader. Vier jaaren waren nu verstreeken, sedert hy haar de laatstemaal gezien had ; en, niettegenstaande den grooten aanwas van haare voorheen nog kindsche schoonheid , herkende hy haar egter terstond voor zyne lang verloorene dogter. Zy wierp zich aan zyne voeten, en was niet in staat, om de verwondering en blydschap, die haar hart overstelpten, met woorden uit te drukken. Na de wederzydsche liefkoozingen werd zy, om een veilig verblyf te hebben, onder 't geleide van haaren broeder Guyomar gezonden naar Mestees, eene stad, toen door de Mexicaanen bezet; terwyl Caracaros besloot, zich van de gunstige gelegenheid verder te bedienen, en tot aan de muuren der hoofdstad voort te rukken. Den volgenden morgen zag hy zig egter genoodzaakt om dit besluit te veranderen, dewyl hem met zekerheid berigt werd, dat eene bende Spanjaarden, benevens hunne bondgenooten, een getal uitmaakende, viermaal zo groot als dat van zyne manschap, een uur van de stad lag; op het hooren van welke tyding zyne medgezellen eenpaarig scheenen te verklaaren, dat zy geen' lust had. den eene zo ongelyke kans te waagen. Door deeze redenen, met tegenzin te rug gedreeven zynde, verdeelde hy, om den vyand af te matten, zyne manschap in kleine troepen, wier algemeene vergaderplaats was te Mestees, waarheen hy 's daags te vooren Guyomar had afgevaardigd, In 't naarste van den nagt kwam een bode in 't leger van Caracaros, met de droevige tyding, dat de bende, onder 't geleide van Guyomar afgevaardigd , door een' troep Spaansche ruitery aangetast was, en de nederlaag gekreegen had; dat deeze braave jongeling zelf doodelyk gekwetst was door den Spaanschen Veldheer , wiens toeleg voornaamelyk scheen ondernomen te zyn, om Zedaria in handen te krygen, 't welk hem maar al te wel gelukt was,  CARACAROS EN ZEDARIA. 317 was. De smart, die onze edele Indiaan by het hooren van dit berigt voelde, is ligter te beseffen dan te beschryven, Hy sprong verwilderd uit zyne tent, en toog haastelyk naar Mestees, alwaar by het treurige genoegen smaakte van Guyomar, even voor dat hy den geest gaf, te omhelzen. De jongeling had zig ongemeen moedig in den stryd gedraagen, en was zelfs handgemeen geweest met den vyandelyken Bevelhebber, die zynen aanval op de waanhoopigste wyze ondernam, en, zo dra hy Zedaria in de handen van zyn volk zag. 't gevegt, dat alleen om zynentwil begonnen was, staakte, en in triomf voortreed. Deeze Spaansche Officier was geen ander dan Don Sebastiaan, die, met eene bende ruiters, eenige mylen van 't hoofdkwartier van Don Lopez, post gevat had, en gewaar wordende, dat zyne geliefde Mariane in 's vyands handen was, terstond besloot, haar weder te bemagtigen of in den aanslag te sterven. Hiertoe koos hy een troep van de kloekste manschap uit, wier strydbaarheid hy dikmaals beproefd had, en rukte voort, om op de beweegingen van Caracaros agt te geeven; doch van een' verloopen troep Indiaanen gehoord hebbende , dat Mariane haar Mestees gezonden was, volgde hy haar geleide met de uiterste snelheid, viel 'er op aan, en versloeg het, gelyk boven gemeld is. De schoone Indiaansche maagd was niet weinig verbaasd, toen zy Sebastiaan zag, welke haar met liefkoozingen overlaadde , terwyl zy haare bekommernis over Guyomar met de grootste ongerustheid uitdrukte. Dit gaf haar aanleiding om aan Sebastiaan te openbaaren, wie zy eigenlyk was, en hem de redenen te zeggen, waarom zy haare geboorte geheim gehouden had. De Spanjaard geraakte door dit verslag in verlegenheid; hy wist, dat hy haaren broeder een doodelyke wond had toegebragt, maar begreep, dat bet voor tegenwoordig best was, zulks te verbergen, en alles, wat hy kon, aan te wenden om haare sorgen te verligten. Y 5 Eene  318 CARACAROS EN ZEDARIA. Eene overstrooming, veroorzaakt door 't smelten van sneeuw op de hooge bergen , 't geen in die gewesten niet zeldsaam is, belettede Sebastiaan, langs den gewoonen weg naar de hoofdstad weder te keeren; en terwyl hy een riviertje, dat door den vloed zeer opgezwollen was, tragtte te doorwaaden, werd hy onverwagt omsingeld door een' der troepen, die Caracaros afgevaardigd had om den vyand te vermoeien. Hy stelde zich eenige minuuten dapper te weer; doch zyn paard, door een' van 's vyands pylen gekwetst zynde, sprong, hoe zeer by het poogde te verhinderen, in de diepte, en werd met de uiterste snelheid door den stroom voortgesleept. Zyn volk, genoopt door de overmagt, koos thans de vlugt; en Zedaria geraakte wederom in de handen der Mexicaanen, waaraan zy zig terstond bekend maakte, begeerende hy haar vader gebragt te worden. Caracaros, vervuld met de leevendigste smart over den dood van zyn' zoon, had zig naar een eenzaam hol, digt by Meftees, begeeven. Deeze plaats, voorheen dikwerf door hem bezogt om voor de vyanden veilig te zyn, verkoos hy thans tot de begraaving van den beschreiden jongeling Het wederzien van zyne dogter goot een' stroom van blydschap over zyn gelaat. Hy omhelsde haar tederlyk; doch gehoord hebbende, hoe zy door Sebastiaan behandeld was, begon hy te vermoeden, dat zy genegenheid voor bem had opgevat. In deeze gedagten werd hy terstond gesterkt, doordien zy hem te verstaan gaf, dat Sebastiaan niets meer verlangde, dan een einde te maaken van den bloedigen oorlog, zo langen tyd tegen 's lands inboorlingen gevoerd; en dat hy, tot een bewys van zyn' ernstigen wensch om eene gelukkige bevrediging, haar gelast had, aan Caracaros te zeggen, dat hy de hand zyner dogter als de grootste eer zou aamerken, die hem geschonken kon worden. De dappere Indiaan, door deeze woorden verschrikt, wierp een toornig oog op zyne dogter, liep ylings in 't hol, en kwam straks weder met een' bebloeden rok welken hy voor haar uitspreidde. "Aanschouw," riep  CARACAROS EN ZEDARIA? 319 riep hy, „ ontaarde dogter, aanschouw deeze doode„ lyke vlekken. Dit is het kleed van uwen broeder. „ Zyn bloed schreeuwt om wraak over den booswigt, dien gy zo buitenspoorig gepreezen hebt." Zedaria ysde, toen zy dit hoorde, en zeeg gevoelloos ter aarde. Men bragt haar een weinig daarna te Mestees, alwaar de ontroering van haar gemoed eene ziekte te wege bragt, die men vreesde dat droevige gevolgen zou hebben, Sebastiaan, zeer verre met den droom voortgesleept zynde, had met moeite den overkant bereikt, en eenigen tyd langs ongebaande wegen gezworven, tot dat hy eindelyk aan een dorp kwam, waarin Spaansche bezetting lag. Hier hoorde hy gewigtig nieuws; dat naamelyk Don Lopez zyne krygsbediening nedergelegd had, en dat hy tot Opperbevelhebber over de Spaansche troepen aangesteld was. Deeze tyding verligte de ontroering van zyn gemoed grootelyks; en, na de noodige schikkingen tegen de vyanden gemaakt te hebben, liet hy zeer gunstige voorslagen aan Caracaros doen, met herhaaling van de aanbieding wegens zyne dogter. De onverzettelyke Indiaan had egter geene ooren naar eenig vergelyk, maar vervolgde zyne krygsverrigtingen met verdubbelde kragt. Het verdroot dit onversaagde opperhoofd , door geduurige schermutselingen, een' oorlog in 't klein te voeren, waarom hy zyn volk aanmoedigde tot het waagen van een algemeenen veldslag. Om de vyanden te lokken veinsden verder de inboorlingen Voor hen te vlugten. De Europees drongen digt op hunne agterhoede, toe dat de Mexicaanen zig tusschen twee bergen bevonden, slegts weinige mylen van Mestees gelegen. Hier stelden zy zig onverwagt in dagorde; en Sebastiaan zag twee magtige heiren van den vyand vóór zig. 't Gevegt werd nu algemeen; doch nadat Caracaros; door een' snaphaanskogel in de long gekwetst was, lieten. ' de Indiaanen den moed zakken, en werden, voornaamelyk door het kanon, waarvan de vyand zig met verwonderlyken uitslag bediende, eerlang, onaangezien hunnenvoordeeligen stand, op de vlugt gejaagd. Eene groote slagting Y 4 viel  320 CARACAROS EN ZEDARIA, viel toen onder hen voor; en Caracaros nam, met de verstrooide overblyffels zyner manschap, de vlugt naar Mestees, welke stad terstond door den overwinnaar berend en opgeëischt werd. De Indiaansche Vorst, voelende, dat zyn dood genaakte zond om zyne dogter, die nu haare ziekte meest te boven was. Zy kwam schreiende by hem, viel op haare knieën, en kuste zyne hand; doch hy wendde zyne oogen van haar af, en na haar verweeten te hebben, dat zy het land verraaden, de Goden haarer vaderen afgezworen, en gewenscht met den moordenaar van haar' broeder te trouwen, gaf hy haar een steek in 't hart. Deeze wreede daad, uit woeste liefde jegens bet vaderland voortkomende, was ysselyk voor alle de aanschouweres. Weinige oogenblikken daarna veischeen Sebastiaan, voor wien de poorten geopend waren , naardien by plegtig beloofd bad den overwonnenen het; leeven te zuLlen spaaren. Hy stond roereloos van verbaasdheid over dit schrikkelyke schouwtooneel; terwyl Caracaros hem, op den toon van een stervend mensch dus aansprak: „ Christen, myn }, zoon is gewrooken. — Gy zult niet juichende oveR zyn graf huppelen. •—— De dood myner dogter is „ u te wyten. * ■—■ Vaarwel, en weet, dat Caracaros „ uwe aanbiedingen versmaad heeft, gelyk hy de vryheid van zyn land niet wenschte te overleeven. " Hier brak de dood zyne rede af; en de aandagt der omstaanders viel op Sebastiaan, die zig in eene vlaag van wanhoop op, het ontzielde ligcbaam van Zedaria wierp, waarvan zyne, bedienden hem niet zonder de grootste moeite konden afscheiden. Zy werd, kort daarna, te Mexico, in de katbadraale, kerk , met groote staatsie , begraaven , op bevel van haar' minnaar, die, ter haarer eere, een gedenkteken liet stigten, met een opschrift, behelzende 't verhaal van haare rampspoedige geschiedsnis in gouden letteren  DE OORSPRONG DER BESCHAAFDHEID ; een zinnebeeldige verbaal. In de zilveren eeuw leefde Opregtigheid de zoon van Waarheid. Hy bezat eene ziel, bekwaam om de denkbeelden, die zig van zelf opdeeden, te bevatten, te zuiveren, uit te breiden en te vergrooten. Hy was vergenoegd met een betaamlyk verblyf; netheid en fraaiheid dongen, om den voorrang, zo in de keuze als in de geregelde schikking zyner huisgeraaden. Geene Korinthische pilaaren , geene triomfboogen , gouden deuren of marmeren fonteinen verrasten het oog met een kort vermaak; maar de evenredige vertrekken , de lugtige grotten , de frissche koelte en 't zagte geruisch van een' waterval , die zich van verre liet hooren , gaven eene aangenaame bezigheid aan alle vermogens der verbeelding, wekten alle edele aandoeningen op, hielden het oog in eene geduurige verwondering, en wiegden alle zorgen in slaap. Zodanig was de wooning van Qpregtheid. - Gedagtig aan de lessen zynes vaders, ingenomen met de daaden zyner voorouderen , bekoord door de aandagtige en onzydige beschouwing der zaaken in haaren natuurlyken staat, genegen om 't menschdom tot nut te zyn, uitte hy steeds gevoelens en raadgeevingen, waarin zyn hart geheel openlag; en zyn hart was de waarheid zelve. Zyn naam verspreidde zich wyd en zyd, zodanig, dat de eerwaardige gryze wyzen dagelyks zyne grot bezogten en aldaar de daaden hunner Goden verhaalden. De vaders hoorden met verjongde aandagt de lessen die by hunnen kinderen gaf, om hunne jeugdige gemoederen op goede zaaken te vestigen en hen op het regte voetspoor te leiden; de jongelingen lispten zyne gevoelens na, en galmden zyne vertellingen by alle beeken uit. — Schoon alle daaden van Oprechtigheid goed waren, ontbrak er egter nog iets aan. De  322 OORSPRONG DER BESCHAAFDHEID. De eeuw, waarin by leefde, was zeer ontaart van de eeuw zynes vaders, naamelyk de goudene. De grooten hadden meer zin in zwierige tooisels, in staatelyke lusthuizen, en in overvloed van bedienden, dan in de verhevenheid van ziel, de moeder aller deugden. In plaats van een helder, vergenoegd gelaat, namen zy de dertelheid van Bacchanten en de woestheid van eene Bellona aan. In plaats van hunne tafels, naar de eenvoudige en heilzaame manier hunner voorzaaten, te dekken met da gaaven van Ceres, Bacchus, Flora en Pomona, dischten zy thans vergiften van een' vreemden naam, smaakelooze voorrbrengsels van een ander land en vrugten van eens vyands wyngaard op. Van deeze levenswyze was Opregtheid zeer afkeerig. Wanneer hy hunne pracht aanschouwde, schudde hy zyn hoofd; en wanneer zy hem aan hunne huizen noodigden, weigerde hy daar te komen, en berispte hunne buitenspoorigheden meteen openhartig gelaat. Hunne zielen waren te laag om in bestraffingen smaak te vinden; hun gedrag bleef strydig met het zyne, en verpligtte hem om hunne dwaasheid op eene vrymoedige wyze ten toon te stellen; waarvan 't gevolg was, dat zy hem schuwden en veragtten. De goede man, hartelyk bedroefd over hunne blindheid, en zich verbeeldende, hen misschien te hard behandeld te hebben, begon nu yverig te overweegen , door wat middel hy zyne strengheid zou kunnen verzagten en hunne woestheid bedaaren. Na ryp beraad nam hy voor, eene beminnelyke schoonheid op te zoeken, bekwaam om zyn hart door haar' zagten aart te leenigen, en hem door haare fluweelen tong te leeren, hoe hy zyne lessen moest inrigten om ze nuttig te doen worden. Hy zogt niet lang: toen de zon naar de avondkim helde, en koele windjes de hitte haarer straalen begonden te temperen, deed hy zyne gewoone wandeling, en werd gelokt door de stille dreeven eener kronkelige bosschaadje, waarin hy toevallig eene maagd ontmoette, die insgelyks door de aangenaame stilte deezer eenzaame plaats bekoord was. Zy  OORSPRONG DER BESCHAAFDHEID. 323 Zy geleek eene godin; — goudgeele hairlokken wierpen eene lugtige schaduw over haaren volmaakten hals; de blos van Aurora lag op haare wangen; de staatelykheid van Juno, de betoverende schoonheid van Venus, en de welspreekendheid van Pallas waren in haar vereenigd, Haar naam was Gemaatigdheid. Wanneer zy sprak, vloeiden tallooze bekoorelykheden van haare lippen. Haare stem was lieffelyker dan die der Godin van Cytherae en aandoenlyker dan die van Melpomene. — Opregtheid werd terstond op haar verliefd, en trouwde haar na eene korte vryery. Zy was het middel, waardoor hy zyn verlooren aanzien weder kreeg. Haare vleiende taal vermogt meer dan alle zyne scherpe uitdrukkingen; door vertellingen en gezangen van oorlogen en krygzugtige mannen, van helden en goden, stilde zy de driften der geenen, die zig door Opregtheid alleen nooit hadden laaten overwinnen. Zy lei hunne vyandschappen by, en trok hunne verwondering dermaate, dat elk gewillig het oor leende aan haare gesprekken, en zelfs nog aandagtig bleef luisteren, wanneer zy reeds uitgesproken had, Dit paar werd gezegend met de geboorte eener dogter, die zy Beschaafdheid noemde. Deeze is de zelfde, welke met een' anderen naam Welleevendheid genoemd wordt. Zy werd zorgvuldig opgevoed, erfde de deugden haarer ouderen , en paarde de strengheid haares vaders met de zagtheid haarer moeder. Zy verwierf de agting van allen , die haar kenden. Haare woorden , schoon zagter dan oli, waren egter doordringender dan een tweesnydend zwaard. Haare berispingen waren verbloemd, en voldeeden egter naar wensch, Haare lofspraaken waren zo ver van vleiery als het noorden van 't zuiden. Haare aanmerkingen over de driften sloopen ongemerkt in de harten , en deeden eene kragtige werking. Zy was te voortreffelyk om nagebootst! te kunnen worden. Zy had. eene onëgte zuster, die zig onderscheidde door da grilligheid harer zeden, en altoos de meeste vriendelyk heid  324 BE LOTGEVALLEN VAN EEN RYPAARD. heid zogt te toonen, wanneer zy bedriegery wilde pleegen. Men zegt, dat de egte Beschaafdheid, misnoegd over de toejuiching, die men aan de onegte gaf, haare geboortestad verlaaten en een ander werelddeel tot haar verblyf gekoozen heeft. DE LOTGEVALLEN VAN EEN RYPAARD. (Uit het Engelsch.) Mevrouw Hortensia deed, voorleeden' zomer, met haare drie kinderen, eene wandeling, om de menigte menschen te zien, die den jaarlykschen wedloop van Kerfal Moor, digt by Manchester, gingen bywoonen. De verschillende houdingen , die zy zagen , de vrolykheid van sommigen de verdrietigheid van anderen , en de verstrooide gedagten van allen , verschaften een aangenaam onderhoud voor hunne jonge geesten , zonder dat hun genoegen gestoord werd door eenige bedenkingen over het dobbelen, onmaatig drinken, krakeelen, vegten, en andere ongeregeldheden , waartoe zulke verlustigingen aanleiding geeven. Terwyl zy zich met deeze vertooningen vermaakten, zagen zy twee ryders in vollen ren naderen, die onophoudelyk door zweep en spooren hunne paarden voortjoegen, 't Was een ongemeen heete dag; en't eene paard viel, hygende, vlak aan de voeten van tt oudste zoontje neder. De vlugge ryder was aanstonds uit de stygbeugels, stond verwoed van den grond op, en sloeg zyn paard op de onbermhartigste wyze. 't Arme dier kon zig niet beweegen , en loosde by ieder' slag een' benaauwden zugt. De voorspraak der menigte, die van alle kanten samenliep mogt niets baaten. De tiran bleef onverbiddelyk; en Hortensia ging met haare kinderen weg, om zulk een naar en droevig tooneel niet langer te aanschouwen. Toen  BE LOTGEVALLEN VAN EEN RYPAARD. 325 Toen Euphrosynus, egtgenoot' deezer dame, 's avonds t'huis kwam, liepen zyne kinders om hem henen, vervuld met ongeduldig verlangen om te vertellen 't geen zy met deernis gezien hadden. " Ik ken en beklaag dat ongelukkige paard, (zeide hy) en wilt gy luisteren, dan zal ik u de byzonderheden van zyne historie vertellen. Zyn vader was een inboorling van Gelukkig Arabie, en liep daar vry over de ruime vrugtbaare velden, alle weelde der natuur genietende. Hy was het hoofd van eene kudde, bestaande uit meer dan vyfhonderd van zyn geslagt; en geen wild dier durfde hem aanranden, wegens de vereende magt van zulk eene groote menigte. Wanneer zyne makkers sliepen hield hy de wagt, om ze te waarschouwen , als 'er gevaar was; en wanneer hy een' Arabier zag naderen, ging hy hem somtyds stout te gemoet, als of hy zyne sterkte onderzoeken of hem verschrikken wilde; daar-» op gaf hy terstond aan zyne makkers een teken door luid gebriesch; en de geheele troep liep, als de wind, weg, Op eene van deeze vlugten werd hy gevangen door een' strik, waarin zyne pooten verwarden. De jaager verkogt hem te Constantinopel aan den Engelschen Gezant; en deeze bragt hem in Engeland om den tuk van onze paarden te verbeteren. Zyn eerste veulen was het arme dier, welks lyden gy nu beklaagt. My heugt dat ik hem vrolyk, tierig en gelukkig gezien heb. Hy graasde in eene vette weide, en liep daar vry heen en weêr; hy oefende zyne leden al dertelende, en vermeerderde zyne sterkte en vlugheid door allerhande kromme sprongen. De natuur gaf hem dit in; en hy mogt zyne neiging onbelemmerd volgen, geduurende zyne vroegste jeugd. Maar eerlang nam zyn staat van slaaverny en elende een begin. Om hem tam en gedwee te maaken werd eene pynlyke operatie aan hem verrigt, waardoor da dikte en stevigheid zyner spieren veel verminderde, zyn moed niet weinig daalde, en hy, benevens de onderscheiding van zyne sex een voornaam vermogen van nut en vermaak verloor. De natuur had bem een' langen, golvenden staart gegeeven, welke tevens  326 DE lotgevallen van een RYFAARD vens tot sieraad, tot een bedeksel van 't geen onzigtbaarbehoorde te blyven, en tot een wapen tegen de vliegen verrtrekte. Doch de valsche smaak vond goed, dat met, hem afkapten; en dus werd by in de handen van een' tuwen hoefsmid gesteld. die door een plomp werktuig ver scheidene leden wegnam Het bloed gudsde uit de wonden om het te stuiten, werden de tedere deelen door een gloeiend yzer toegeschroeid. Ik ging 'er toevallig voorbv ■ toen dit geschiedde, en terWyl ik 'er in myn hart over aangedaan was, zag ik, dat de kerel, die hem zo beulagtig martelde, zyn werk voor een oogenblik staakte om de zugten, welke het arme schepsel loosde, met vloeken en slagen te beantwoorden. Nadat de staart dus tot eene belagchelyke kortheid gebragt was, oordeelde men dat het fraai zou staan, als hy opwipte. Om dit te wege te brengen, deed men verscheidene diepe insnydingen aan den onderkant, en trok den staart, door middel van een touw en katrol, in de pynlykste rigting, om hoog, totdat het vleesch geheel verscbeurd was: Toen moest hy naar de ryschool; en daar onderging hy alle strengheid van zweep en spooren. Menigmaal liep het bloed langs zyne zyden , eer men zyne afkeerigheid van den ezel geheel kon overwinnen. De vrees voor dit dier was erfelyk in zyn geslagt; want in den nafuurlyken staat hebben de ezels en de paarden zeer groote vyandscbap tegen elkanderen ; en als een paard het ongeluk heeft van te verdwaalen in eene weide, daar wilde ezels graazen, vallen ze verwoed op hun aan, sluiten een' kring, waaruit hy niet kan ontsnappen, en byten en schoppen hem, tot dat hy dood is. —- Nadat hy volmaakt afgeregt en handelbaar geworden was, werd hy aan den tegenwoordigen eigenaar verkogt, welken hy , tien jaaren agtereen, met trouw en genegenheid gediend heeft. Hy is menigmaal zyn reisgezel geweest; hy heeft hem gemakkelyk en veilig, veele duizend mylen wegs gedraagen;'zyne kwynende gezondheid door zagte beweeging hersteld; en hem door de snelheid van zyn* loop tweemaal uit roovers en moor-  De lotgevallen van een rypaard. 327 moordenaars-handen gered. Maar nu is hy oud; zyne leden worden stram; en zyn adem begeeft hem. Geen wonder, dat hy , op zulk een' heeten dag, boven zyne magt voortgejaagd zynde, eindelyk bezweek. Na eenige uuren bekwam hy weder; en de eigenaar besloot, hem, voor een' laagen prys, aan den stalmeester der postpaarden in Manchester te verkoopen. Nu zal hy als een gemeen huurpaard gereeden worden , of misschien voor eene chaise moeten loopen; en men zal hem aan de genade van ieder' snoeshaan overgeeven, die nagt en dag, al rennende, de landen doorreist, om kennis van 't menschelyk geslagt te bekomen door de beschouwing hunner zeden, gewoonten, wetten , kunsten , staatsbelangen en regeeringsvormen. 't Is ligt te denken, dat het paard zulk een' zwaaren en harden dienst niet lang zal kunnen verrigten; en zo hy dan het leeven nog behoudt, wordt hy denkelyk weêr verkogt, en in een' molen gejaagd. Daar zal hy wel wat zagter behandeld worden, maar byna nooit rust hebben. Het geduurig in 't rond loopen zal hem duizelig, en binnen eene maand of twee blind maaken. Zyn werk gaat dan evenwel voort; en hy zal zig nog jaaren lang moeten afslooven, eer de dood een einde van zyn lyden maakt." De kinders waren zeer aangedaan over dit verhaal; en de kleinste jonge riep op een' hartelyken toon: „ Ik heb myn paardje veel te lief om hem ooit te willen mishandelen. Als hy oud wordt, zal hy rusten; en ik zal hem de kost geeven, en voor hem zorgen, tot dat hy sterft. P. NIEU-  NIEUWE ZEDELYKE VERTELSELS. Door den Abt Aubert, Leeraar der Fransche letterkunde, in de koning' Lyke scboole te Parys. de twyFelaar en het brandglas. Lysimachus was een man,- die aan alles twyfelde; (eene dwaasheid , welke in de tegenwoordige eeuw al te zeer heerscht;) hy tragtte menigmaal te bewyzen, dat zwart wit, en wit zwart was ; en nam alle gelegenheden waar, om de algemeene gevoelens van de bestaanlykheid der stofFe tegen te spreeken. In de bekoorelyke zomermaand, wanneer de schitterende minnaar van Thetis, of, om duidelyker te spreeken , de luisterryke zon in volle beerlykbeid doorbrak , en met verkwikkende straalen het gantsche gelaat der natuur bescheen , ontkende Lysimachus styfzinnig alle gevoel van deeze heilzaame warmte. Een zyner vrienden, die dikwyls tegen zyne belagchelyke Hellingen gestreeden had , zonder hem nogthans van zyne dwaalingen te overtuigen , vindende hem, kort hierna, in zyn' tuin, door slaap bevangen, vergaderde de straalen van het groote hemellicht door een brandglas, en zengde den baard van onzen geleerden ongeloovige, die, oogenblikkelyk ontwaakende, zyne hand aan het pynlyke deel bragt, en bekende, dat hy niets tegen zulk een gevoelig bewys in te brengen had. de vaderliefde Ëen goedhartig Oud man , Kleon geheeten, die slegts éénen zoon had, wiens opvoeding hy zeer ter harte nam, zag met leedweezen, dat dezelve, naar maate hy nader aan de manbaare jaaren kwam, meer en meer op doolwegen wandelde. Door de hevigheid zyner driften vervoerd, luisterde hy alleen naar de bedriegelyke stem van den  NIEUWE ZEDELYKE VERTELLINGEN. 329 den wellust; blind in zyne buitenspoorigheden, en doof voor berouw, beging hy dagelyks nieuwe wanbedryven, en nieuwe dwaasheden. Vermaaningen, dreigementen , beloften, zagtheid en strengheid kortom, al wat de liefde en wysheid kon uitdenken, had geen uitwerksel op zyn onbuigsaam hart, en hy kleefde zyne oude gewoonten hardnekkig aan. „ Wreede Goden !" riep de oude man uit , terwyl de traanen over zyne eerwaardige wangen rolden : „ waar„ om hebt gy my zulk een' losbandigen zoon gegeeven?,, Neemt uw ongelukkig geschenk weder , of ontneemt * „ my de aandoening van een' vader. Zyn gezigt is een ,, venyn voor my, en vernietigt bet geluk van de wei„ nige oogenblikken , die ik nog te leeven heb." Voorts wendde hy zich tot den onwaardigen jongeling, dien hy dus aansprak: ,, Vlugt van my, monster! ■■■■ breng „ uwen snooden aart naar de aspunten der aarde. Ik „ verstik de stem der natuur in myn hart; zie my „ nooit weder. -■■ ■• 't Zou gelukkig voor 't menschdom „ ,zyn, indien een schielyke dood u belette nieuwe misdaa„ den te voegen by die, welke gy reeds begaan hebt, en „ myne schaamte en bekommernis voor de wereld verborg." Na deeze woorden stiet Kleon, schoon 'er een onweder opgekomen was , en de velden verwoestte , zynen zoon buiten de deur. De jongeling ging heen met eene wanhoopige houding; en de vader, hem met zyne oogen volgende, schrikte , toen hy hem naby een huis zag, dat door 't onweder getroffen was, en waarvan de tegels in groote menigte afvielen. ■ * Zyne graafschap was terstond vergeeten; bekommerd wegens de veiligheid van zynen zoon, riep hy hem te rug. „ Vermyd dat ,-, huis," zeide hy , „ en verlies uw leeven niet, eer ,, gy bekwaam zyt om te sterven." De erfgenaam van Kleon was door deeze proef van vaderlyke liefde dermaate getroffen, dat hy zyn gedrag van toen af aan begon te veranderen , 't welk zeer gelukkige gevolgen had. VI. Afd XIV. Deel. Z ze-  ZEDELYKE VERTELLINGEN. Uit het Fransch van den Heer Barbe DE GEELZUGTIGE. Markus was eenigen tyd gekweld geweest met eene galziekte, die, zonder dat hy den aart daarvan kende, in de geelzugt overging. Terwyl hy op een' aangenaamen dag met zyn' vriend in een' grooten tuin wandelde, kon deeze niet nalaaten hem te zeggen, hoe zeer hy bekoord was door eene schoon geschakeerde anjelier en een' fraaien narcis. „ 't Is waarlyk iets zeer byzonders!" riep Markus: „ ik zie nu 't geen ik te vooren nooit ge„ zien heb. Eene geele anjelier ! — en die narcis —» „ is ook geel!" ——— ,, Hoe!" zeide zyn makker: ,, Gy „ moet zekerlyk uw gezigt verlooren hebben. Misschien „ zult gy ook zeggen , dat deeze roos geen' blos van „ ryk karmozyn heeft, en dat deeze lely niet door haar „ zuiver wit een zinnebeeld van de onschuld zelve ver„ toont?" ■ „ Welke ongerymdheden beweert gy!" antwoordde Markus: " spreek de waarheid, myn vriend; " zoek my niet te misleiden; zyn alle bloemen in dit ,, park niet goudkleurig?" -—— „ Goede Hemel! ik ben „ verbaasd!" riep de ander uit: —— „ maar — ja - ik zie de oorzaak uwer ongesteldheid in uwe oo„ gen; zend terstond om een' geneesmeester, myn lieve ,, Marcus; want ik ben verzekerd , dat gy hem van noo" den hebt." Zy , die zig naar den invloed hunner driften gedraagen, zien de voorwerpen altoos door een valsche middenstoffe , en dwaalen even ongelukkig als deeze geelzugtige. DE ALCHIMIST EN DE FILOZOOF. Een alchymist, hoorende de ongemeene verdiensten van  ZEDELYKE VERTELLINGEN. 335 van een* nabuurigen filozoof, gaf hem by de eerste gelegenheid een bezoek , en scheen over zyne eenvoudige leevenswyze grootelyks verwonderd te zyn. ,, Hemel! zeide hy, ,, waarom moet een man van uwe gadelooze „ deugd onder dit laage dak woonen ? Maar wees goeds „ moeds ; ik kom 't ongelyk vergoeden , dat de Fortuin u gedaan heeft. Ik heb een geheim, welk ik „ u onder zekere voorwaarden wil mededeelen ; en ik ,, twyffel niet, of Wy zullen door de verandering der „ metaalen meer goud te deelen krygen , dan in 't „ zand van den Taag, of in de mynen van Afrika ge „ vonden is." ~„ Ik dank u, vriend," antwoordde de wyze, „ maar uwe aanbieding dient my niet; want „ zonder goud vergenoegd te leeven, een gerust gemoed „ in een gezond ligchaam te bezitten, is, naar myn gevoe„ len, de eenigste weezenlyke schat , dien deeze wereld „ kan opleveren, en inderdaad de egte filozoofsche steen. DB SCHOONE VROUW EN DE RUPS Eene vrouw van veel aanzien in de groote wereld was uitermaate ontsteld , toen eene rups van een' boom op haaren boezem viel. ,, Weg, verfoeielyk ongedierte! riep zy: ,, myne natuur yst voor u; 't is uw afgrysse„ lyk geslagt, dat door 't verslinden der groente de hoop ,, des tuiniers te leur stelt. Weg, veragtelyk insekt! ,, weg ■** De rups omscbuldigde zich met groote nedrigheid wegens het ongeluk. ,, Wat myne lee „ lyke gedaante betreft," zeide zy, Mevrouw kan ver„ zekerd zyn, dat die van geen' langen duur weezen zal. ,, Ik zal eerlang in een' vlinder veranderen, en door de „ lugt vliegen , versierd met verschiet van schoone „ kleuren , welke buiten twyfFel my zeer beminnelyk ,, zullen maaken in de oogen van u en andere schoone ,, vrouwen, die, zo ik meen, in haare gedaantewisse„ ling volmaakt naar ons geslagt gelyken ; dat is te zeg„ gen, gy zyt gemeenlyk rupsen , wanneer gy van 't bed „ komt, en vlinders, wanneer gy van het toilet opstaat." Z 2 TE-  TEGENWOORDIGE STAAT VAN SMYRNA, IN KLEIN AZIE. Door R. Chandler. De verwoestingen, in Klein-Azië aangerigt, en de veranderingen, door de rivieren aan de kust te wege gebragt, hebben gemaakt, dat Smyrna thans de eenigste aanzienelyke zeestad, en by gevolg het middelpunt van 's lands koophandel is. Een voordeelige tak daarvan verviel, staande de onrust in Persie, toen Nadir Shah den troon bematigtigde. De gewoone reizen met karavanen werden gestaakt; en de handel, in den ouden loop belemmerd, nam een' keer naar nieuwe kanaalen. Niettegenstaande dit verlies, blyft Smyrna nog eene groote en bloeiende stad Behalven de menigte van kleine vaartuigen, wordt de baai dagelyks met vragtschepen , uit de voornaamste havens van Europa komende, bevaaren; en de factoors, die een aanzienelyk ligchaam uitmaaken, leeven 'er rykelyk, en winnen tevens veel over. Men ziet te Smyrna een' zeer grooten toevloed van allerhande natiën, verschillende in dragt, zeden, taal en godsdienst. De Turken bewoonen ver het grootste gedeelte der stad. De overige ingezetenen houden hun verblyf in byzondere wyken. De Protestanten en Roomschkatholyken hebben hunne kapellen; de Jooden eene synagoog of twee ; en de Armeniërs eene groote en fraaie kerk, met eene begraafplaats 'er by. De Grieken hadden, vóór den brand, twee kerken. Zy hebben door hunnen Bisschop te Konstontinopel verlof laaten verzoeken om de afgebrande kerk weder op te bouwen; doch, daarvoor werd bun eene al te hooge som afgeëischt. Door deeze staatkunde zullen de Turken mettertyd het Christendom in hun gebied uitdelgen. De factoors en andere Europeërs, die te Smyrna woonen, trouwen meest met Grieksche vrouwen , of met hunne geloofsgenooten. Hunne vrouwen draagen de oos tersche  TEGENWOORDIGE STAAT VAN SMYRNA ENZ. 333 tersche kleedy, naamelyk wyde overbroeken, die tot de enkels reiken, lange rokken van pragtige zyde of fluweel, 's winters met kostelyk bont gevoerd, en om den middel, een' geborduurden gordel met zilveren of gouden haaken. Het hair is plat gevlogten , en hangt menigmaal zeer welig by den rug neder. De meisjes hebben somtyds meer dan twintig dikke vlegten , behalven twee of drie, die, als een kroon rondom 't hoofd gewonden, en met bloemenen pluimen of vederen, paerlen of juweelen, opgepronkt zyn. Zy verwen her gemeenelyk kastanjebruin ; zynde die kleur 'er meest geliefd. Haare tooisels en rytuigen hebben een antiek aanzien. Aanmerkelyk is het, dat men van de wyde overbroeken in een fragment van Sappho gewag gemaakt vindt. De dragt is ligt, lugtig, koel en naar't klimaat geschikt. Wanneer zy elkanderen bezoeken , hangen zy eene dunne , doorschynende faly van neteldoek, met een' goudlakenschen rand, over 't hoofd, en gaan, met een' janitsaar vóór, en twee of meer dienstmaagden agter zig, over de straat. Als zy samengekomen zyn, liggen zy in verscheidene postuuren, of zitten, met de beenen kruisselings , op een sofa. Meisjes van minder'rang, op de eilanden, inzonderheid Timo, geboren, zyn in deeze stad menigvuldig. Men vindt 'er veelen onder, die eene schoone gestalte en een schilderagtig gelaat hebben. Zy zyn ongemeen kleurig; dit is, schynt het , een uitwerksel van de warme zon, waardoor het menschelyke ligchaam, als 't ware, ryper en volmaakter wordt. De vrouwen der Turken, en die van sommige andere volken , worden zorgvuldig verborgen gehouden; en wanneer zy uitgaan, zyn zy in wit linnen gewikkeld, draagen laarzen, en hebben het aangezigt bedekt. , De hoofdgebouwen van Smyrna zyn de moskees, de openbaare baden , de bezesten of openbaare vergaderplaatsen, en de kbans of herbergen. Sommige deezer gebouwen zyn zeer groot en aanzienelyk. De kbans hebben doorgaans eene vierkante plaats, en somtyds eene fontein in 't midden. De bo-. Z 3 venste  334 TEGENWOORDIGE STAAT VAN SMYRNA, venste verdieping bestaat uit eene opene gaandery, met eene reeks van vertrekken , en dikwyls eene kleine moskee of plaats om te bidden, tot gebruik der vroome Muzelmannen. Beneden zyn de kameelen met de pakken, en de muilezels of paarden. Wanneer 'er een gast komt, stoft een bediende de vloer van een ledig vertrek , en eene mat gespreid hebbende, waarin al het huisgeraad bestaat wyst hy het hem tot zyn verblyf aan. De deuren worden omtrent zonneondergang geslooten ; en de deurbewaarder verwagt een kleine gift , wanneer men vertrekt. De straaten van Smyrna zyn meest zeer naauw en kronkelig. Men heeft omzigtigheid noodig , als men uit de Frankische wyk komt; en 't is best, dat 'er een' janitsaar of wagt vooraf gaat. De hooge bergen , die de stad zo dekken, dat ze alleen aan den zeekant open ligt, vergaderen de zonnestraalen, als 't ware, in een brandpunt. De felle hitte begint in Juny, en volhardt zonder tusschenpoozing , tot het einde van Augustus, of het midden van September. Staande dien tyd alle wind uitblyvende, zyn de inwooners benaauwd, en snakken naar lugt. De grond schroeit, en krygt wyde scbeuren, waardoor sommigen meenen dat bitumineuze dampen ontlast worden, welke, opgeslooten blyvende, door hunne uitbersting, aardbeevingen te wege brengen. Zelden gaat 'er een jaar voorby zonder eene of twee schokkingen; doch gemeenlyk zyn ze gering, en verwekken meer schrik dan nadeel. Meest vallen ze in de lente, en in den herfst by stil weder voor; en men heeft bevonden , dat de zee op zulke tyden doorgaans van de stranden afloopt, en dat het water buitengewoon laag staat. Behalven dit onheil wordt Smyrna byna jaarlyks van de pest bezogt. Wanneer die ziekte woedt, begeeven de consuls en factoors zig naar 't land, of sluiten zig, (zo als men gemeenelyk zegt,) op, en laaten zelfs geene koopluiden binnen hunne deuren komen. Veele menschen verlaaten hunne wooningen, en onthouden zig onder tenten. De eilanders keeren weder naar huis; en  IN KLEIN AZIE. 335 en de straaten van de Frankische wyk, welke anders by uitstek volkryk is, worden byna niet betreeden. De Turken begraaven hunne dooden meest buiten de stad , en gebruiken daartoe zeer uitgestrekte velden; want hunne gewoonte is, de gronden met lyken gevuld, niet te openen, dan na eene lange reeks van jaaren. De graven hebben aan 't hoofd- en voeten-einde , steenen of pilaaren, en zyn somwylen met cypresboomen beschaduwd. Men vindt op hunne kerkhoven, en op die der Christenen en Jooden, veele brokken marmer en atbreeksels van gewrogten der bouwkunst. De Engelsche grond, ver van de Frankische wyk, en wel aan de andere zyde van de stad gelegen , is bemuurd, en bevat eenige gedenktekens, die, wegens de schoonheid van 't bytelwerk, opmerking verdienen, en uit Italië overgebragt zyn. De heer Bouverie, vriend en reisgenoot van de heeren Dawkins en Wood, ligt hier begraaven onder een' marmeren' zerk met een lang Latynsch opschrift, Hy overleed te Guzelhisar of Magnesia by den Maeander. Van leevensmiddelen is Smyrna wél voorzien. De schaapen hebben breede staarten, hangende als een schortekleed, en weegende somtyds agt, tien of meer ponden. Men eet ze voor lekkerny; en het vet der onvolwassenen wordt zo smaakelyk gerekend als merg. Wilde-zwynenvleesch is 'er gemakkelyk te bekomen, en in agting onder de Europeërs en Grieken, die het dier koopen, wanneer de Turken het gedood hebben, In de baai wordt schoone visch gevangen, Haazen en gevogelte zyn *er goedkoop. De patryzen zyn grooter dan in Engeland; zy verschillen in kleur en soort, en hebben roode pooten. De olyfbosschen leveren duiven , lysters , kwakkels en diergelyk gevogelte, in overvloed. Verscheidene uitmuntende wynen zyn voortbrengsels van 't land , of worden van de eilanden overgevoerd. De vrugten hebhen eene onvergelykelyke geurigheid. Onder die van 't geslagt der kouwoerden is de watermeloen, welke tot eene aanzienelyke grootte groeit, niet alleen ten hoog Z 4 sten  336 TEGENWOORDIGE STAAT VAN SMYRNA, sten smaakelyk maar tevens zo onschadelyk , dat men ze de zieken in de koorts laat gebruiken. De vygen zyn naar verdiensten wydberoemd. De ryke druiftrossen zyn niet minder gezond dan schoon. Dikwyls veranderen de druiven aan de steelen door de zon in rozynen. Men heeft ons eene soort getoond, waarin geene pitten waren. Groote en zwaare trossen daarvan worden aan snoeren opgehangen, en in de winkels bewaard, om in den winter verkogt te worden. Limoenen, oranje-appels en citroenen zyn hier in overvloed. De sorbets, bereid van 't versche sap der twee eerstgemelde vrugten, met water gemengd, en met witten honig verzoet, zyn zeer verkoelend en aangenaam van smaak. Koffy wordt uit Arabië aangevoerd. Wy gebruikten byna dagelyks eeten, dat ons te vooren onbekend was; en binnenkorten tyd namen wy de gewoonte aan, van na het middagmaal te slaapen, 't welk in dit klimaat, als nuttig, en zelfs noodig, tot behoud der gezondheid, aangepreezen wordt. Onze staat was egter niet zonder onaangenaamheden. Wy hadden veel binder van eene kleine steekende vlieg, welke zig aan witte wanden onthoudt, en met verbaazende vlugheid den vergramden vervolger te leur stelt. Doch deeze en andere lastige insekten waren geringe vyanden in vergelyking met de moskieten of groote muggen, welke ons geweldig plaagden, zo door haar sterk geluid, als door de geduurige aanvallen, die zy op ons vel deeden, daar 't bloot of maar dun gedekt was , hetzelve door haar' scherpen snuit doorboorende, en ons bloed zuigende, totdat ze vol waren. Hierop volgt eene kleine vuurige zwelling, welke niet ras wil slinken , ten zy de lyder, door lang verblyf in dit land, als 't ware, genaturalizeerd is; doch de pyn wordt door limoensap veel Verzagt. 's Nagts raasden ze, als dol, rondom onze bedden, en vielen aan op het gaas, dat ons dekte, en, hoewel 't zeer dun was, de felle hitte tot een' byna onverdraagelyken graad vermeerderde. Dat zy op vreemd voedsel verlekkerd zyn, blykt doorgaans maar al te klaar uit  IN KLEIN AZIE. 337 uit de gezwollene en geschondene troniën der nieuwe aankomelingen. Op eene fraaie vlakte, ten zuid-oosten van Smyrna, liggen dorpen, en lusthuizen van de voornaamste factoors, die 's zomers op 't land woonen. Norlecui en Hadjelar liggen ten oosten. Aan de noordzyde ontmoet men Bujaw , onderscheiden door hooge cypresboomen, en, omtrent een uur gaans van de zee , Bonavre. Niet verre van den weg naar dit dorp is eene ryke bron van warm water , uit welke 's winters waassem opryst. Digt daarby zyn eenige boogen en fondementen van gebouwen ontdekt. De Europeërs noemen deeze plaats bet bad van Diana. In 't midden der vlakte zyn verscheidene kleine kanaalen, die gemeenschap hebben met de waterleidingen agter den burg. Het bed van eene rivier, welke na regens in de Meles vloeit, is aan de zuidzyde der vlakte gelegen; en boven of tegen aan den voet des bergs, ligt een dorp, Sedicui genaamd. Wilde dieren zyn 'er menigvuldig , inzonderheid jakhalzen , welke 's nagts op de bergen of op de vlakte huilen. Wanneer 'er één begint , hoort men straks een' gantschen troep. Chamelions en haagedissen ziet men doorgaans, by 't puin van oude gebouwen, zig in de zon bakeren. Ook vindt men 'er verscheidene soorten van slangen , waaronder sornmige. zeer lang zyn , welke menigmaal door haaren muskusreuk ontdekt worden. DRIEF Z 5  BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS. Zeer geliefde Zusters, Daar zyn menschen, die, wanneer hun leeven naar 't einde helt, 't zy door eigenliefde, of door begeerte naar een' goeden naam, of door berouw over voorleedene dwaasheden, of misschien ook nu en dan door een' opregten geest van menschlievendheid, aangezet worden om een weinigje tyd, (is 't niet een weinigje?) te besteeden aan 't opstellen van raadgeevingen of lessen voor de persoonen , waarmede zy door de natuur of door hartelyke neiging naauwst verbonden zyn. Men is altoos zorgvuldig in 't behartigen van de welvaart der geenen, waarvoor men opregte liefde en agting gevoelt. ■ Laat derhalven de broederlyke genegenheid thans de pen der raadgeeving eens bestieren , zonder luide betuigingen van vriendschap, welke in deeze dagen, met al te groot regt, als holle klanken aangemerkt zouden worden. Doet deeze onderneeming myn verstand geene eer aan, zy zal, vertrouw ik , myn hart niet tot oneer strekken; en dewyl wy doorgaans liefst het oor leenen aan luiden vai» onze jaaren, behoef ik my wegens myne jeugd niet te ontschuldigen * De volgende kleinigheid zal waar¬ schynelyk niet minder geagt of met minder aandagt geleezen worden, omdat het een geschenk van een' broeder is. Daar is misschien meer staatige deftigheid in 't gedrukte dan in 't geschreevene. 't Is onmogelyk, van onze vooroordeelen reden te geeven. Een mantel of tabbert kan maaken, dat men aandagtig luistert naar een gesprek, waarop byua geheel niet gelet zou worden, indien 't in de gemeenzaame verkeering voorviel. ——— Geschreevene brieven, of losse stukken papier, (al zyn "t de bladen van ene Sibylle,) worden ook ligt verstrooid, ver legd.  BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS. 339 legd, vergeeten; of als wy zo genadig zyn, dat wy ons schaamen geen nut daaruit getrokken te hebben, kunnen wy ze zeer gemakkelyk uit de wereld maaken. Maar 't geen van de drukpers komt , brengt meer gewigt mede , en treft ons, als eene zaak van grooter' ernst. En wanneer wy weeten , dat het ons zelven byzonderlyk aangaat; wanneer wy, als van schuld bewust zynde, denken,' dat elk, dien wy ontmoeten, dit ook weet; wanneer het zegt, „ gy zyt de man:" — kunnen wy niet nalaaten, het aan te merken als een' onmiddelyken band, als eene openbaare roeping om den raad, dien 't behelst, aan te kleeven, indien dezelve goed is. De Graavin van Macclesfield , de onnatuurelykste van alle moeders, die zig zelve openlyk voor eene onbeschaamde overspeelster durfde uitgeeven , en haaren zoon Savage eerst van honger wilde laaten sterven , naderhand hem heimelyk zogt te vervoeren, en eindelyk voorneemens was hem op te hangen , kon egter haare schaamte niet verbergen, toen 'er een klein gedigt op haar in 't lichts kwam. Doch, om tot myn' tekst te komen, (hoewel ik niet ' hoop, dat gy eene predikaatsie van my verwagt;) —— de bezigheid van eene vrouw in deeze wereld is, dunkt my, alleen niet, te zingen, te dansen, zig op te schikken, de tong te roeren, en met de oogen te speelen, al zyn eenige schoonen van uwe fex in deeze verbeelding, en al wordt dit haar door eenige listige mannen wysgemaakt; maar volstrekt, zo veel nuttige diensten in haaren leeftyd te verrigten als zy kan , zig voor haaren Schepper behaagelyk, en voor haare medeschepse len aangenaam te maaken, en byzonderlyk zorg te draagen voor haare gezondheid, zonder welke zy aan geen' van deeze pligten kan voldoen, en welker verwaarloozing, ten besten genomen , slegts eene zagtere spreekwyze, eene beschaafdere uitdrukking is , in plaats van moedwillige verkorting der leevensdagen, of, om nog duidelyker te spreeken, zelfmoord. En zyn deeze wei nige  340 BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN zYNE ZUSTERS. nige pligten zo by uitstek moeielyk ? 't Is mogelyk-, dat ik my bedrieg; maar ik kan bet niet denken. Het komt my derhalven voor, dat goedheid een noodig vereischte in uwe sex is. Ik moet niet zeggen, in de myne; want ik stel veel te hoogen prys op de agting en gunstige beoordeeling van myne zeer kiesche vrienden en kennissen, dan dat ik die aan eene eigenzinnige stel ling zou willen opofferen. Het ongelukkige woord goedheid is inderdaad hedendaags wat buiten de mode; en schoon de zaak, die 'er door uitgedrukt wordt, haare waardy zekerlyk behoudt , keurt men het egter in alle beschaafde gezelscbappen af, gelyk den verouderden titel van goede luiden. Tusschen 't vyftiende en vyfenvyftigste jaar wordt het zelden gebruikt, behalven nu en dan, om de dooden te vleien of de leevenden te bespotten. Alle welgekleedde mannen en vrouwen hebben , sedert langen tyd, wyslyk, dit ouderwetsche sieraad afgelegd. Gy zult het ook nergens meer zien, behalven , mogelyk, in eene kerk op een' mooien zondag,' of op eene goudene bruiloft in eene van onze afgelegene provinciën , daar de misselyke dragt van de voorleedene eeuw nog in gebruik is. Ik wensch egtar , myne lieve zusters, dat gy ouderwetsch genoeg moogt zyn om het niet geheelenal te verwerpen. Gelooft my, gy zult 'er u niet kwaalyk by bevinden; en, (om de leenspreuk over te laaten voor luiden , die niet ronduit durven spreeken;) ik ben ten vollen verzekerd, dat wy, door ons te bevlytigen om goed te zyn, bykans even zo na aan 't Opperweezen gelyken, als het woordje goed aan den naam gelykt welken onze taal byzonderlyk aan dat heilige Weezen toegewyd heeft. Hebt gy eenige eigenliefde? Verwerft de agting van alle goede menschen, door u zelven goed te gedraagen. Hebt gy eenigen hoogmoed? Ik hoop, dat gy 'er niet geheel van ontbloot zyt. Hoort dan eene zeer verhevene waarheid! Indien 'er slegts één deugdsaam man in de wereld was, zou hy met vertrouwen en eer zyn hoofd om  BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS. 34I omhoog houden ; hy zou de wereld beschaamen ; en de wereld hem niet. Hebt gy eenige eerzugt? Tragt geheel naar Gods hart te zyn. Deeze aanpryzing der deugd is zekerlyk niet zeer naar den hedendaagschen smaak; en om geene onverantwoordelyke fout te begaan, moet ik my vooral wagten 'er by te voegen, of slegts van verre te kennen te geeven, dat 'er eene algemeene plaats is, alwaar wy , kwaalyk geleefd hebbende, onze boosheid eeuwig zullen beschreien; een oud sprookje, waaraan eenige afgeleefde vrouwen. nog geloof slaan! een droevige blyk van de voor oordeelen, die zy door eene bygeloovige opvoeding in gezoogen hebben ! - Maar dit durf ik evenwel, dunkt my, gerust verzekeren , dat 'er noch hier, noch elders, eene plaats, een oogenblik van ons leeven is, hoe lang 't ook duure, waarin wy ons niet zullen verheugen, wanneer wy deugdsaam geweest zyn. Schoon de wereld, (gelyk zeker groot man, die het zeer naauwkeurig wist, van staatszaaken gezegd heeft,) eene soort van lotery is voor de geenen, die 'er mede te doen hebben; is 't egter eene lotery, waarin goede menschen niet kunnen verliezen. Maar daar zyn luiden, die de agting voor de deugd reeds als daadelyke deugd aanmerken. Dit is eene gevaarelyke dwaaling ; en indien gy u daarvoor niet wagt, zyt gy slegts vriendinnen van goedheid, zonder den naam van goed te verdienen. Gy moet nooit aanleiding geeven om op de deugd toe te passen 't geen men overlang te regt van de geleerdheid gezegd heeft, naamelyk, dat veelen ze bereikt zouden hebben , hadden zy zig niet te vroeg daarmede gevleid. Laat de herdenking van 't voorleedene u eene menigte van welbesteede dagen te binnen brengen ; en wanneer uwe kennissen u een' goeden dag wenschen, (dat meestal niets betekent, hoe vriendelyk zy uwe handen ook drukken;) neemt dit dan telkens in een' letterlyken zin op, en laat hun wensch nooit vergeefsch zyn. ■■ Gedenkt, dat het zeer mogelyk is, schul-  BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS. schuldeloos, en egter niet deugdsaam te weezen. * Verkiest liever, hier bespot, dan hierna veroordeeld te worden. Gaat met uw genoegen, met uw geluk, met uw belang, te raad; en laat geene mode of gewaande welvoegelykheid u ooit van de deugd afschrikken. Weet, dat menschen, die hunne pligten vergee ten , of verönagtsaamen , geene deelgenooten kunnen worden van het geluk , waarnaar de deugdzaamen streeven. De Godsdienst zal, zo dit mogelyk is, nog onmiddelyker noodig bevonden worden tot het wereldsche geluk van uwe fex , dan van de myne. Indien gy uwe oogen vestigt op de verschillende paden, die wy in dit leeven te bewandelen hebben, zult gy van het zelfde gevoelen zyn. Een man van vermaak kan zig tot het veertigste jaar zonder Godsdienst behelpen, als hy maar zorg draagt om nooit alleen te zyn, en als hy taamelyk gezond is. Maar eene vrouw zonder Godsdienst is altoos onvermydelyk ongelukkig. Vrouwelyke schyndeugd mag eene korte wyl voor egt doorgaan ; metter tyd wordt egter het valsche koloriet, hoe fraai en natuurelyk het zig ook vertoone, afgekeurd. Dit is geene munt, die de mannen bekoort. De ondeugd trouwt zeer zelden, dan, (gelyk sommige Indiaanen, waarvan ik geleezen heb,) met haare eigene maagen.'t Was wyslyk van den Romeinschen Marcellus bedagt, dat niemand den tempel der eere kon intreeden, zonder dien der deugd door te gaan. Gelooft, op de eerlyke verzekering, van een' broeder, die geheel geen belang heeft in u te misleiden; gelooft, als eene ontwyfelbaare waarheid, (indien 'er zulk eene waarheid is;) dat God de hand der deugd alleen verordend heeft om u tot het egte geluk te leiden. Agt geenen afstand te groot om een' vriend te winnen , of te maaken dat gy een' vyand minder hebt; en denkt nimmer, dat een togt te lang is , indien gy, het einde daarvan bereikt hebbende , een' goed' man of eene  BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS. 343 ne goede vrouw by de hand kunt neemen. De ondeugd, hoe verhard , vat doorgaans vuur , wanneer goedheid haar ontmoet; en aan den anderen kant zyn 'er zeer veele kwaade gevolgen, die men te wagten heeft als men met zonde, of zelfs met dwaasheid in gemeenschap komt. De eerste zetregel voor alle menschen , en voor alle volken, is: dat de volmaaktheid en 't geluk der menschelyke natuur alleen te bereiken zyn door middel van een deugdsaam leeven. De belydenissen , die op het sterfbed geschieden , zyn gemeenelyk opregt. Indien 't waar is, dat de dcoden nooit liegen , is het even zo waar, dat de stervenden zelden nalaaten hunne gedagten onverbloemd te uiten. Dit zo zynde, durf ik my, tot bewys myner stelling, vryelyk beroepen op de laatste woorden aller goddeloozen, die, sedert Kaïn, met onverbysterde zinnen gestorven zyn. Duizenden hebben als booswigten geleefd; maar niemand bleef in de uure des doods verhard. Trage derhalven te verdienen 't geen eertyds zeer fraai van een' verlicht Heiden gezegd is , „ dat niet alleen zyne woorden en daaden, maar zelfs zyne gedagten altoos onberispelyk waren," Laat my hooren dat men u goed noemt om betere redenen, dan Lodewyk de dertiende van kindsbeen af regtvaardig genoemd werd; ~~" omdat hy naamelyk onder het teken van de schaal geboren was. Na al het geschryf van luiden , die vergeefs wenschten , dat hunne Hellingen waaragtig waren ; na al het geen 'er door hun , wier geheele bezigheid , wier geheele toeleg tot bederf uwer kunne strekte , gezegd is; (want daar zyn 'er onder, die met de pen niet weeten om te gaan;) na alle hunne kwinkslagen; na alle hunne sofistery blyft het nog zeker, dat 'er een God is; blyft het nog zeker , dat 'er eene andere wereld is. En deeze zelfde jonge heertjes kunnen , wanneer hunne herssens door geen* wyn verhit zyn , en wanneer zy alleen slaapen, niet nalaaten, met vrees te gelooven, dat zy het  '344 BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS.' het dus zullen bevinden. Uw broeder is geen geestelyke; ook is deeze brief niet op den rug eener onbetaalde kleêrmaakersrekening, noch met eene zieke hand, noch in bekommernis, noch op een' regenagtigen zondag geschreeven; maar hy durft niettemin verzekeren, dat hy geen grooter geluk, geen verhevener vermaak kent, dan naar deeze heerlyke en troostelyke waarheden te leeven. Laat de mode en haare aanhangers dit voor zotheid verklaaren, en ernstig zeggen 't geen Montaigne boertende van de grootheid zeide: „ dewyl Wy ze niet kunnen berei,. ken, willen wy ons wreeken door 'er om te lagchen :" die zig ondertusschen ongelukkig noemt, zonder eene Godheid te lochenen, en zonder te beweeren, dat hy na den dood niets meer zyn zal, is maar een kind in de elende. Seneca wilde, dat wy ons ten allen tyde Catoos tegenwoordigheid zouden voorstellen; en't was, meen ik, Marcus Aurelius, die ons raadde, te denken , dat een der wysgeeren geduurig het oog op ons hield. Wy zouden inderdaad zeer voorzigtig doen, ons iets diergelyks te verbeelden, waren wy niet verzekerd, dat ons geheel gedrag openbaar is voor een' veel edeler' regter. Weeten sommige Heeren en Juffrouwen, die ik zou kunnen noemen, wat het zy, te gelooven, dat het hoogtste Weezen overal, waar wy ons bevinden, tegenwoordig is? te gelooven, dat hy getuige is van onze ge heimste bedryven; dat hy onze stilste gedagten hoort ? ' Weeten zy , hoe kragtdaadig deeze overtuiging werkt, om de deugd op te wakkeren , en het gemoed met leevendige zugt tot het goede te bezielen? ——— Weeten zy, welk een dierbaar vermaak het is, ons hart voor onzen hemelschen Vader open ts leggen ,• gemeen, schap met hem te houden; (wy moeten ons met zulke spreekwyzen vergenoegen als onze taal kan opleveren: onze denkbeelden onvolmaakt zynde, is 't natuurlyk dat het onze uitdrukkingen aan juistheid ontbreekt:) hem te danken voor 't geen wy genieten; hem in nood en verlegenheid om hulp  BRIEF VAN EEN' BROEDER AAN ZYNE ZUSTERS. 345 hulp aan te roepen ; ons, in zo verre onze broosheid zulks gedoogt, waardig te maaken om voor bem te verschynen , wanneer deeze wereld , met alle haare ydelheid, 'er niet meer zal weezen? De deugdsaamen ■ dit is zo waaragtig als de vreugd des hemels, naar welke ik steref - de deugdsaamen zouden de meeste reden op hunne zyde hebben, zo 't mogelyk was, dat de flaauwste schaduw van twyfel omtrent eene andere wereld in hen opkwam; want zy leeven hier reeds in een paradys. Lord Chesterfield betuigt met veel zwier aan zynen zoon, niet te wenschen , dat hy leefde, ten zy hy in staat was om zyn' hoed in zyne handen bevallig te draagen, zyn'neusdoek op eene fraaie wyze uit te haalen en in een vertrek te komen, zonder over zyn' degen te struikelen. ô Zonderlinge zorg van een' vader ! ——— Het broederlyke hart heeft ook een paar korte wenschen voor u, myne lieve meisjes. Een daarvan is, dat uw leeven lang mag duuren; maar de voornaamste is, dat uw leeven deugdsaam zy. Maakt God tot uw' vriend, en bekommer u dan niet, wie uw vyand is. Vergeet niet , dat overal een getuige is; en waagt u nooit aan eenig kwaad, behalven, wanneer gy kunt vertrouwen, dat God en 't geweeten u niet kunnen zien. — Ik ben — enz.  GEDAGTEN OVER VOOROORDEEL , VLEIERY EN DEUGD. Mynheer! Hoewel ik, gelyk het menschdom in 't algemeen , door noodzaakelykheid, tot arbeid en beslommering veroordeeld ben , is egter myn lot zo hard niet, of ik kan 'er my somtyds aan onttrekken, en voor eene korte wyl in den lieffelyken schoot der filozofie uitrusten. De Heer Pope heeft ons gezegd , dat de hoofdstudie van 't menschdom de mensch zelf is , en dat het toppunt van menschelyke weetenschap in de kennis van ons zelven bestaat. Indien wy ons voor een oogenblik konden verlossen van de vyanden der waarheid, naamelyk eigenliefde en vooroordeel , zouden wy misschien toegeevender zyn , dewyl wy de zelfde onvolmaaktheden in ons zouden vinden , welke wy met verbaasdheid in anderen beschouwen. Ik meen hier alleen die onvolmaaktheden, waaraan zelfs de besten van ons onderhevig zyn; want de moorden, geweldenaaryen en wreedheden van een' Nero , de verfoeielyke ondeugden van een' Vitellius, en de eerzugt van een' Alexander, die het bloed, van duizenden aan hunnen onmenschelyken bloeddorst opgeofferd hebben, zullen van alle redelyke weezens altoos met de grootste veragting, met het uiterste afgryzen beschouwd worden. Zonder my met deeze onterfelyken (zo zyn ze immers elk op zyn beurt genoemd;) te bemoeien , wil ik myne denkbeelden liefst alleen bepaalen tot die klasse van menschen, welke men hedendaags de beschaafdste, de welleevendste noemt. Ik heb zelden een uitgezogt gezelschap bygewoond, of 'er werd van een' afweezenden gesproken. De eene werd geroemd, als groot in zyn beroep; de andere, als edelmoedig en belangeloos; een derde, als iemand, die geheel  GEDAGTEN OVER VEROORDEEL, VLEIERY , ENZ. 347 geheel van geen bedrog wist: maar ten zelfden tyde (zo groot is de onvolmaaktheid der menschelyke natuur!) gaf deeze of geene der aanweezenden zediglyk te kennen , dat de eerste zekerlyk in zyn beroep ver gevorderd was, doch dat hy evenwel menigmaal iets van hem gezien bad, waarop zo veel niet te roemen viel; ■■ en dat de belangeloosheid van den tweeden alleen in parade bestond; - en dat de derde , ten besten genomen, maar een stuursche vent was. Ik beken, Mynheer, dat in dit alles niets verwonderlyks is; en wanneer wy de partyen niet genoeg kennen, weeten wy niet, wat wy gelooven moeten. De menschlievendheid behoort egter in zulke gevallen altoos ons rigtsnoer te zyn. 't Gebied der eigenbaat strekt zig oneindig ver uit; de magt, waarmede zy zelfs den wysten man, die ooit leefde, beheerscht, is inderdaad wonderbaar. Zy verandert den dienaar der duisternis in een engel des lichts; zy geeft een beminnelyk voorkomen aan iets, dat, uit een ander oogpunt beschouwd , afgrysselyk zou zyn; en dikwerf verschaft zy verkeering aan iemand , die anders meer geschuwd zou worden dan pest en hongersnood. De onmenschelyke ligtmis, die zig met het offer van vrouwelyke deugd vergast, die den bloessem der onschuld geplukt heeft, welke voor een oogenblik zyne zinnen bakoorde, doch eerlang door hem versmaad en verworpen word; die roem draagt op het verdriet en hartzeer der eerwaardigste familien, waarin hy schrik, schande, verlegenheid verwekt heeft; zulk een booswigt zal nog doorgaans ('t moet toevallig zyn, als 't anders is,)' een' vriend hebben, die, door eigenbelang ingenomen, zyne misdaaden opregtelyk tragt te verschoonen. De slaafsche oorblaazer, die liegt , en vleit, en bedriegt, om een' beguichelden Crassus te behaagen, en die, gelyk de slang 'de aarde met zyn' buik drukt, om voorwaards te springen , vindt ligt den een' of den ander', die, beIangshalven, zyn gedrag verdeedigt. De trouwlooze voogd, die  348 GEDAGTEN OVER VOOROORDEEL, VLEIERY, ENZ. die zyn groote bezittingen aan 't besteelen en bederven van ongelukkige weezen verschuldigd is , die regt en billykbeid verdraait om zig door scbelmery te bevoordeelen, zal, wanneer by maar zwier en vertooning genoeg maakt, vriendelyk bejegend worden door luiden , wier belang zulks medebrengt. Schoon 'er veele monsters zyn, die op de zwakheid der onvoorzigtigen teeren, en inderdaad onze grootste veragting verdienen , moeten wy egter daaruit niet besluiten , dat alle menschen zo zyn. Laat ons milde toegeevendheid oefenen omtrent die dwaalingen en onvolmaaktheden, welke aangemerkt kunnen worden, als uitwerksels van vooroordeelen, door de opvoeding ingeboezemd, of van een te warm temperament, doch waaraan het hart geen deel heeft. Gelukkig hy, die in alle omstandigheden des leevens eenvormig, regtvaardig , bestendig is! die voor de deugd pal staat. gelyk eene onwrikbaare rots, tegen welke de woede der verbolgene baaren niets vermag ! Hy ziet de sterkste poogingen van den storm, door nyd en kwaadaartigheid verwekt, met onversaagde oogen aan, en lacht om de zwakheid der wapenen, waarmede men hem bestrydt. Tegenspoed maakt hem nooit moedeloos; want hy vindt altoos middelen tot redding in zyne voorzigtigheid; en door zyne vlyt te verdubbelen , beurt hy zig met nieuwen luister op. Desgelyks kan ook geen voorspoed hem ooit trotsch of verwaand maaken. Zyn leeven is, in alle voorvallende veranderingen, een tooneel van voorzigtigbeid en standvastigheid ; en wanneer de loop der menschelyke natuur hem uit bet gewoel der aardsche bezigheden roept, blyft zyne asch zo agtenswaardig als die der magtigste beheerschers der wereld. KA-  KARAKTER VAN john CHURCHILL , HERTOG VAN MARLBOOUGH Door James Macperson, scbildknaap. De hooge spheer, waarin de Hertog van Marlborough zig bewoog, maakte hem zo wel het voorwerp van nyd als van verwondering. Sommige schryvers hebben hem met bitsheid beoordeeld, en anderen buitenspoorig gepreezen. De geheime staatslisten en de historie van zyne openbaare verrigtingen gaven aan beide partyen een ruim veld, waarin zy vryelyk konden uitweiden ; en 'er is zelfs in zyn karakter eene byzonderheid, die naauwelyks toelaat, tusschen de tegen elkanderen overgelegene grenzen van veragting en verwondering een gelukkig midden te houden. Schoon hy met overgroote talenten geboren was, bezat hy egter geenszins die uitgestrekte bekwaamheden , welke , misschien zeer te onregt, aangemerkt worden als weezenlyke eigenschappen van menschen, die zig in den oorlog beroemd maaken. Zyne opvoeding in zyn jeugd verwaarloosd zynde, was zyn geest t'eenemaal ontbloot van alle letterkunde. Hy kon zyne moedertaal zelfs niet spellen. Hy sprak geene vreemde taal vaardig, noch deed eenige moeite om ze zig door schryven eigen te maaken. Dit ongeluk kan hem eenigermaate ontschuldigen wegens een gedeelte van zyn gedrag, dat anders buitenspoorig zou schynen. Vervreemd van alle kennis der deugden, die in vroegere eeuwen standgreepen , bestreed hy de gebreken zyner tydgenooten. Hy beoordeelde misschien de menschelyke natuur naar de zedeloosheid van het hof, alwaar hy opgevoed was; en de baatzugt, die zynen naam bevlekte, vond ontschuldiging in de ongebondenheid van andere menschen. Daar is egter groote reden om te gelooven , dat Marlborough zeer veel leerde , uit de kwaade voorbeelden van sommigen zyner tydgenooten. Zyne afvalligheid Aa 3 van  350 KARAKTER VAN JOHN CHURCHILL , van Koning Jakob was misschien door de nuttigheid daarvan eenigermaare te ontschuldigen. Maar het voorneemen, om dien ongelukkigen Vorst gevangelyk aan zynen mededinger over te leveren, was geheel onbestaanbaar met het algemeene gevoel der memchelykheid. Koning Jakob was ten opzigte van hem, een weldoener, een vriend, en zelfs een vader. Hy had hem uit de duisternis tot onafhangelykheid tot fortuin en tot eer verheven. Hy plaatste hem in den éénigen staat , waarin zyne ongetrouwheid gevaarlyk kon worden. Indien Jakob zig door wangedrag de dankbaarheid onwaardig gemaakt had, die men anders aan zynen weldoener verschuldigd is, waarom werd Koning William dan ook bedroogen ? Indien 'er met geen' van deeze Monarchen eenige maatregels te beraamen waren, moest daarom Engeland aan haaren doodvyand verraaden worden? Schoon deeze bedenkingen naauwelyks op eene voldoende wyze beantwoord kunnen worden, laaten ze egter eenige verzagting toe. Men moet in dé karakters der menschen toegeevendheid gebruiken wegens hunne driften en zwakheden. De eigenbaat , die in 't geheele gedrag van Marlborough doorstak, kon hem raaden uit voorzigtigbeid een' man te verlaaten, die waarschynelyk tot den ondergang verordend was. Zyne gevoeligheid kon hem beweegen, om zig tegen Koning William te verzetten, dewyl de koele agterhoudendheid , de minagting en de ongunst van dien Vorst zynen hoogmoed beleedigde. In deeze gemoedsteltenis kon zyn Lordschap het belang des Lands bezwaarelyk van dat des Konings onderscheiden; en hy gaf het Fransche hof kennis van de onderneeming tegen Brest, meer, om zig op William te wreeken, dan om Frankryk ten kosten van Engeland dienst te doen. Doch schoon de deugden van Marlborough niet menigvuldig noch uitsteekend waren, vergoede hy egter veele gebreken van zyn gemoed door fraaie uiterlykbeden, en door de behendigheid van zyn gedrag. Hy had een goed verstand, eene natuurlyke welspreekendheid en eene on weêr.  HERTOG- VAN MARLBOROUGH. 351 weêrstaanbaare gaaf om zig aangenaam te maaken.' Was hy niet zedig van aart, hy wist den schyn daarvan met gemak en waardigheid aan te neemen. Hy verschaftezig een' goeden naam door te veinzen, dat hy omtrent de toejuiching onverschillig was; en dewyl hy den hoogmoed der menschen in 't algemeen vleide, gaven zy hem gewillig den lof /weder, dien hy hen zo mildelyk schonk. Schoon hy volkomen meester van zyn temperament was, en zyne hartstogten kon regeeren of liever verbergen, vertoonde by egter in zyne verkeering eene soort van drift, die naar opregtheid zweemde. De voornaamste ondeugd van zyn gemoed, en misschien de wortel van alle kennelyke gebreken in zyn karakter, was eene ontembaare zugt tot rykdom. Deeze drift, welke met alle grootheid der ziel onbestaanbaar geoordeeld wordt, verleidde hem tot laagheden, en bragt dus eene veragting te wege, die door den ongemeenen luister van zyne krygsverrigtingen naauwelyks uit de gemoederen te verdryyen was. Niemand had misschien meer vyanden dan hy; en evenwel had hy meer aan begunstiging dan aan de fortuin te danken. De genegenheid van Koning Jakob had hem eerst de aandagt zyner landgenooten tot zich doen trekken. De gewaande betrekking van Koningin Anna tot hem en zyne familie verschafte hem dien invloed op Europa, welke de groote grondslag van zyn' voorspoed was. De afgunst, die hem in 't burgerlyke leeven vervolgde, zogt ook de luisterrykste daaden, in 't veld door hem uitgevoerd, te verkleinen. Geen bedendaagsch Veldöverste behaalde grootere overwinningen, dan hy; en egter is zyn gedrag, in den oorlog veel minder gepreezen, dan zyn geluk. Sommigen verzekerden, dat by zyn' eigen' persoon niet gaarne in een' veldslag waagde. Anderen zeiden, dat dê ontsteltenis, die men aan hem bespeurde wanneer de tyd van vegten gekomen was, noch met zyn gewoon gedrag overeenstemde, noch weezenlyken heldenmoed te kennen gaf. Doch geene van deeze beschuldigingen schynt op goede gronden te rusten. Eene onaf-  352 KARAKTER VAN JOHN CHURCHILL, ENZ onafgebrokene reeks van gelukkige krygsverrigtingen, geduurende zo veele jaaren , kan niet regtmaatig aan 't geval alleen toegeschreeven worden ; en 't is onbillyk, een' man, die, volgens de beschuldiging van zyne vyanden, vermaak in den oorlog vond, den heldenmoed te betwisten. In zyne staatkundige bekwaamheid was de Hertog zekerlyk beschroomd. Zyne ongelukken kwamen weezenlyk uit dit gebrek van zyn karakter voort. In zyne gronden (want hy had 'er eenige, wat zyne vyanden ook mogen zeggen:) was hy zekerlyk een voornaam Tory. Hy bezat eene gedienstigheid, natuurlyk voortvloeiende uit zyne opvoeding aan een hof, dat op de buitenspoorigste wyze naar de Koninglyke waardigheid dong. Misschien moet men zyne blykbaare aankleeving van den uitgeslooten' tak der familie van Stuart meer hieraan toeschryven, dan aan zyne dankbaarheid. De betuigingen, die hy geduurig aan 't hof van st. Germain deed, kwamen inderdaad uit zyn opregtheid voort; zy waren in zig zelven geen voorwerp van hoop noch vrees, en deeden dus weinig dienst aan zyne eerzugt of gierigheid. Men wantrouwde hem misschien meer, dan hy verdiende. Had hy een' onversaagden moed gehad , evenredig aan zynen grooten invloed, naam en magt, hy zou waarschynelyk den Pretendent op den troon gezet hebben. Alle zyne neigingen werden eindelyk door zyne geldzugt onderdrukt of uitgebluscht; en aan dit ongeluk moet men 't verval van zyn' roem toeschryven. Indien Mariborough minder verwondering verdient, dan andere voornaame Staatsmannen en Veldoversten, komt zulks misschien alleen hieruit voort, dat zyne geheime oogmerken en daaden meer bekend waren.  vertoog over de voorzigtigheid, wysheid en waakzaamheid ; en het nut dat in derzelver betragting voor den mensch gelegen is. Wanneer wy met opmerking de onderneemingen der menschen vergelyken met derzelver gevolgen, zullen wy bevinden , dat een groot gedeelte dier onderneemingen mist, het oogmerk waar mede zy zyn begonnen niet bereikt, en dat het geringste getal aan den onderneemer voldoet, of welgelukt. Dat het wel of kwalyk gelukken der pogingen niet in alle gevallen afhangt van de deugd der onderneeming zelve, als wel van het beleid en de standvastigheid van den uitvoerder, blykt uit de ondervinding, die ons leert, dat somtyds het aan ons best toeschynende plan in zyne geboorte blyft smooren: daar integendeel een min heilzaam oogmerk niet ééne zwaarigbeid zal ontmoeten; ja bovendien volmaakter zal uitvallen dan den onderneemer zig durfde belooven. Konden wy menschen alle opkomende zwarigheden vooruitzien, waaren wy in staat om van vooren over den uitslag onzer onderneemingen te oordeelen : niet eene derzelven trof het bovengemelde lot; en wy zagen ons ontheven van alle die te leurstellingen, waar aan wy nu , als noodzakelyke gevolgen onzer onkunde, door het aan^ wenden van vrugtelooze pogingen onderhevig zyn. Doch schoon het de Voorzienigheid om wyze redenen heeft behaagt, dat wy nimmer in voorkennisse zo verre zullen vorderen , heeft zy ons egter bekwaamheden en middelen geschonken, die, van ons gebruikt wordende, niet weinig konnen dienen, om ons van een groot getal zwarigheden te ontheffen, en een gewenschten uitslag van alle redelyke pogingen te bezorgen: het middel is de betragting van Voorzigtigheid, Wysheid, en Waakzaamheid. Voorzigtigheid in onze onderneemingen beftaat, in on ze  354 VERTOOG OVER DE VOOKZIGTIGHEID ze onderneemingen voor derzelver uitvoering rypelyk te overweegen, de zwarigheden te bedenken, de uitkomst, en alle mogelyke uitkomsten ons voor oogen te stellen, onze bekwaamheden te raadpleegen, de bekwaamde gelegenheid uittekiezen, en die middelen te gebruiken welke het geschiktste en aan de minste gevaaren onderworpen zyn. Wysheid koomt te passe in het uitvoeren en bestieren onzer daaden: zy maakt het beste gebruik van de verkregene kundigheden, bekwaamheden , en gelegenheden, stelt zig de beste oogmerken of einden voor, en gebruikt de gepaste middelen, ter bereikinge van dezelven. Waakzaamheid beveiligt ons zelven en onze pogingen voor alle opkoomende zwaarigheden, zy doet ons naar middelen uitzien om die zwaarigheden afteweeren, en raad ons dezelven of in tyds te ontwyken, of ons door meerdere kragten tot afwering in staat te stellen. Voorzigtigheid, wysheid, en waakzaamheid, zyn deugden die, in de samenleeving of gemeenzaame verkeering, zeer dikwyls door en voor elkanderen genomen worden , zy worden ook veeltyds by elkanderen gevonden, wanneer de één een tak van de anderen is: egter zyn zy wezenlyk onderscheiden, en de een sluit niet altoos de betragting van de anderen in. Wysheid, is werkzaam alvoorens de daaden ondernomen, en wanneer zy werkelyk volvoerd worden. Voorzigtigheid vergezeld de verrigtingen; en zy is bet middel en werktuig waar door dezelve, in dien de oogmerken goed, en de onderneemingen mogeiyk zyn, welgelukken. Waakzaamheid begint te gelyk met wysheid te werken ; ook verzeld zy de voorzigtigheid : dan, zy blyft vruchteloos in de toebrenging van wezenlyk nut, zo lang de onderneemingen geen gevaar van verydeling loopen; maar zo dra 'er zig eenige zwarigheden opdoen, beschermt en beveiligt zy haren bezitter, door de wysheid te waarschouwen, en haar dus in staat te stellen om met voorzig tig-  WYSHEID EN WAAKZAAMHEID; ENZ. 355 tigheid die middelen aan te wenden, welke ter afwendinge of herstellinge vereischt worden. Voorzigtigheid bestiert den mensch meest in zyne woorden en daaden, maar heeft minder beirekking op du gedagten. Wysheid laat zig wel het kennelykste in de woorden en daaden van dien die haar huisvest zien, doch door haar vermogen is zy ook een bestierdser van alle werkingen van den geest, zelfs regelt zy de invallende gedagten, en alle overleggingen des harten. Waakzaamheid blyft altoos opgeslooten in de gedagten , hare werktuigen zyn de zintuigen en de opmerking: zy is alleen een opspeurster der zwarigheden, dog laat altoos de uitvoereng der afwendinge , bescherminge of herstellinge aan sterker vermogens over; zy ontdekt nimmer eenig gevaar of luid de alarmklok om alle de vermogens van ziel en lighaam optewekken. Tot het oefFenen van voorzigtigheid en waakzaamheid word kennis van onzen pligt, kennis der dingen, en kennis van het menschelyk hart vereischt, echter brengt de kennis de voorzigtigheid niet voort, zy mag veel eer een dogter van de wysheid genoemd worden, om welke reden de geoeffenste in allerleie wetenschappen niet altoos de voorzigtigste en waakzaamste zyn, maar die wys is, is ook voorzigtig. Daar wysheid gevonden word, word wel te gelyk eene genoegzame wetenschap en een behoorlyk verstand gevonden , maar deeze zyn echter nog van wysheid onderscheiden. Doch een wys weezen is, wanneer het in zynen kring te pas komt, altoos naar maate van zyne kundigheden voorzigtig en waakzaam; daarintegendeel deeze twee laatste hoedanigheden niet altoos van de voorgenoemde deugd vergezeld worden. Voorzigtigheid en waakzaamheid zyn hoedanigheden, welke niet tot volmaking van eenen redelyken en verstandigen geest noodzakelyk vereischt worden: maar ze worden alleen geoeffend van zoodanige weezens welker omstan-  356 VERTOOG OVER DE VOORZIGTIGHED standigheden veranderlyk, en welker zedelyke verrigtingen verkeerd en boos konnen zyn. Wysheid is daarentegen de volmakende hoedanigheid Van alle redelyke weezens, zy is een zedelyke hoedanigheid welke den mensch boven het vee, en den engel, door de meerdere oeffenirg, boven den mensch verheft. Ja! de wysheid is zelfs die hoedanigheid welke de aanbiddelyke Godheid het meeste volmaakt; door haar worde de onbepaalde magt, en de nimmer moede zynde goedertierenheid van den Oneindigen beStuurd. Zyn deeze hoedanigheden en deugden zo uitgeStrekt, zy zyn ook niet minder beminnenswaardig in haare natuur , en voor den mensch nuttig en noodzakelyk. Voorzigtigheid moet de voorlichtster onzer onderneemingen zyn, willen wy die zien gelukken. Het is immers tot behoudenis en bevordering van ons geluk noodzakelyk, oplettende te zyn op alle onze onderneemingen. Hoe veele verleidingen, hoe veele in de natuur onverschillige aanzoeken koomen ons niet voor, die, onvoorzigtig aangenomen zynde, ons in gevaaren inwikkelen, van welke een meer voorzigtig beleid ons zoude bevryd hebben. Een voorzigtig man word de gewigtigste onderneemingen toevertroudt; hy wint de liefde en achting zyner evennaasten; en ziet het grootste deel zyner pogingen naar zynen wensch gelukken. Voegt hy by de tydelyke omzigtigheden als mensch, ook de oplettenheid over zyn zedelyk gedrag als een redelyk weezen, en de zorg voor zyne eeuwige belangen als een christen; zyn geluk zal niet alleen in deeze weereld , maar tot in de eindelooze eeuwigheid bevestigd worden. Is de wysheid, gelyk zy in der daad is, een zedelyke deugd , ja sluit zy alle andere zedelyke hoedanigheden en deugden in zig: zo is de mensch verpligt om dat in de bezitting van zedelyke deugd zyne grootste gelukzaligheid gelegen is, zig de wysheid eigen te maken. Een wys mensch strekt niet alleen tot verbazing zy ner  WYSHEID EN WAAKZAAMHEID; ENZ. 357 ner bekenden , en wint niet alleen de achting van alle weldenkende en waare vroomen: maar het is alleen door deeze hoedanigheid, dat hy welbehaagelyk is in de oogen van dat Weezen, 't welk de fontein der wysheid zelve is. In dat Weezen te behaagen moet zyn grootste genoegen gelegen zyn , en hy verkrygt door zulks te tragten het hoogde en volmaakste goed. God, die volmaakt wys is, en die altoos gelyk aan zich zelven is, overeenkomstig met zich zelven denkt, oordeelt en handelt, kan niet anders dan een welgevallen stellen in zulken zyner schepzelen, welken, door hunnen Maaker in deeze edele hoedanigheid van verre naatevolgen, zo door hun gedrag als door de beschouwingen van hunnen geest, kennelyk bewyzen, dat in alle de werken van den Formeerder eene wysheid doorstraalt, die de geheele redelyke schepping verbaast, en tegen welke de oogen der stervelingen veel minder konnen opzien dan tegen de zon in haaren vollen gloed. Wy konden, dit zo veel in ons is betragtende, vertrouwen, dat de Alzegenaar ons zyne zo begunstigde schepselen dat geene 't eeniger tyd zal schenken , door welker gemis tegenwoordig ons verstand bepaald, en dus de oefFening van wysheid bekrompen is. De menigvuldige ongeneugten, welke wy menschen, hier op deeze weereld smaaken, en die ons meest door gebrek aan genoegzame voorzorgen overkomen; gevoegd by dat groote getal zwaarigheden welken wy in tyds ontwyken, of van ons afweeren, leert ons van zelven de nuttigheid die 'er is gelegen, in een waakzaam oog by aanhoudenheid over onze onderneemingen , en byzonder over ons eigen zedelyk gedrag te laten gaan. Wy konnen in de daad niet genoeg op onze hoede zyn, zo wel tegen de menigvuldige booze oogmerken van onze medemenschen, als tegen de begeerlykheden van ons eigen hart. Wapenen wy ons zelven, door Godsdienstige overdenkingen in onzen geest levendig te houden, tegen, de begeerlykheid der oogen, de begeerlykheit des vleesch, en Bb 3 de  358 VERTOOG OVER DE VOORZIGTIGHEID, de grootschheid des levens, en bedwingen wy de in ons opryzende hartstogten naar de voorschrifcen van den Godsdienst; wy zullen weinig of geen gevaar loopen van in zondige daaden te vervallen; ten minsten zullen wy door deeze zorge beletten, dat onze driften geene volkomen zegepraal over onze reden behalen zullen. Zonder genoegzame waakzaamheid, hoe opregt iemands voorneemens ook zyn mooge, zal zyne deugd niet zeer standvastig konnen zyn: en daar eene standvastige aankleving aan de deugd, in 't byzonder welgevalt aan dat onveranderlyke Weezen van wien wy afhangen, zo is alleen deeze reden genoeg voldoende, om ons te verpligten by aanhoudenheid op onze hoede te zyn tegen de verleidingen welken ons omringen. De menschen, meer gewoon aan den uitwendigen schors der dingen zig te vergapen, dan op bet innig weezen der zaake zelven te letten , verwarren niet zelden voorzigtigheid met loosheid, en waakzaamheid met agterhoudenheid. Hoe meenig een bedrieger, de ondervinding heeft het ons niet dan al te droevig geleerd, heeft niet, jaaren lang, de arglistigheid van zyn hart aan het regtmatig onderzoek van de oplettendste menschen weeten te ontrekken, en voor hunne opmerking weeten te verbergen? Laten wy egter bedenken, dat de menschen konnen bedrogen worden, maar niet het geweeten; en nog minder , dien alweetenden Opperheer welke harten en nieren doorgrond, voor wien de verborgenste schuilhoeken van 't menschelyk hart naakt openleggen, die niet oordeelt naar eene uitwendige vertooning, maar naar de waare geschapenheid der zaaken, en die niets waardeert dan de deugdzaamheid en opregtheid der oogmerken. De wysheid schynt in deeze betrekking minder gevaar te loopen om met de ondeugd voor de oogen der menschen vereenigd te worden; ten minsten is tusschen haar en de tegenovergestelde hoedanigheid een ruimte , tusschen welke het bedrog geene bypaden gelegd heeft. Een zot  WYSHEID EN WAAKZAAMHEID; ENZ. 359 zot mag zyne dwaasheid wysheid no men: maar hy zal alleen zyn eigen verwaandheid, en zyns gelyken tot toejuichers hebben. De wysheid, zo heilig, zo edel, zo loffelyk in haren aart, kan derhalven niet genoeg aan den mensch ter betragtinge aangepreezen worden. Zy is de grondslag, op welken de gelukkige uitslag van alle redelyke pogingen gebouwd, de rust der Maatschappy gevestigd, ja de volmaaktheid van al het geschapene gegrond is; en aan haare betragters heeft de goedertierene God eene gelukzaligheid toegezegd, welke geen stervelyk oor gehoord, nogte oog gezien heeft: maar welke wy hoopeu, dat door ons t' eeniger tyd door ondervinding zal gekend worden. PVS, IPB. NATUURLYKE HISTORIE VAN DE HUIS- OF SCHOORSTEEN - ZWALUW. —— In een brief van den Eerw. Heer Gilbert White aan den Heer D. Barrington, Lid van 't Koninglyk Genootscbap te Londen. Den 29 January 1775. De huis- of schoorsteen-zwaluw is, ongetwyfeld, onder alle Britsche zwaluwen, de eerste, die tot ons overkomt. Zy verschynt gewoonlyk op den 13den April of omtrent dien tyd, gelyk ik sedert veele jaaren heb waargenomen. Somtyds ziet men egter. veel vroeger een' afgedwaalden vogel van deeze soort. In myne kindsche» jaaren heb ik eens, een' gantschen dag door, eene zwaluw gezien op een' zonnigen en warmen vasten avond, welke dag niet laater kan vallen dan 't midden van Maart, en menigmaal vroeg in February valt. Merkwaardig is het, dat deeze vogels eerst gezien worden by moerassen en Bb 4 stil-  360 NATUURLYKE HISTORIE VAN DE HUI5 stilstaande wateren; en 't is ook zeer zonderling, dat wanneer deeze vroege aankomelingen vorst en sneeuw ontmoeten , gelyk in de barre voorjaaren van 1770 en 1771 zy in zulk een geval aanstonds voor een' tyd verdwynen. Dit pleit meer voor 't verscbuilen dan voor 't •verhuizen; want het is immers veel waarschynlyker, dat een vogel de naaste plaats, die tot zyn winterverblyf dienen kan, kiest, dan dat hy, slegts voor eene week of twee, warmere lugtstreeken bezoekt. Schoon men deeze zwaluw de schoorsteen-zwaluw noemt, nestelt ze egter geenzins alleen in schoorsteenen , maar dikwyls ook in schuuren en stallen, tegen de balken; en zo deed ze reeds ten tyde van Virgilius: Ante Garrula quam tignis nidos suspendat hirundo. In Zweden bouwt ze haare nesten in schuuren, en wordt aldaar Ladu Swala, de schuur-zwaluw, genoemd. In de warme landen van Europa hebben de huizen ook geene sckoorsteenen, ten zy ze naar de Engelsche wyze gebouwd zyn. In die landen nestelt ze in portaalen, gaanderyen en opene zaaien. Hier en daar kiest deeze vogel wel eens eene misselyke, zonderlinge plaats; gelyk wy eene zwaluw hebben zien nestelen in een' ouden put, daar welëer kryt uitgehaald was om 't land vrugtbaar te maaken; doch gemeenlyk broedt deeze zwaluw by ons in schoorsteenen, en wel liefst, daar altoos gestookt wordt, buiten twyfel, om de warmte. Zy kan egter in geene pyp duuren, daar eene brandende haardstede onder is, maar verkiest eene , die aan den schoorsteen van de keuken raakt, zonder zig aan den rook, die 'er geduurig uitvliegt, te stooren 't welk ik menigmaal met verwondering bespeurd heb. Vyf, zes of meer voeten beneden den top van den scboorsteen begint dit vogeltje omtrent het midden van Mei zyn nest te maaken, bestaande gelyk dat van de wilde of boeren-zwaluw, in eene korst yan klei of modder met korte stukjes stroogemengd ; met dit  OF SCHOORSTEEN-ZWALUW. 361 dit onderscheid , dat, daar het nest van de wilde zwaluw ten naasten by een' halven kogel verbeeldt, dat van de schoorsteen-zwaluw boven open is , en naar een half kommetje gelykt. Dit nest is gevoerd met fyn gras en veertjes, welke doorgaans al vliegende vergaderd worden. Verwonderlyk is de behendigheid, met welke men deezen vluggen vogel, den gantschen dag, onbeschroomd op en neder ziet klimmen door zulk een' naauwen toegang. Wanneer hy boven den schoorsteen floddert, maakt het geklap van zyne wieken in de beslooten Iugt een geraas, als of het donderde, 't Is niet onwaarschynlyk, dat de moeder zig op zulk eene ongemakkelyke plaats, zo laag in de schoorsteenpyp, behelpt, om haare jongen voor roofvogels te beveiligen, inzonderheid voor de uilen, welke menigmaal in de schoorsteenen neder vallen, mogelyk om deeze nestjes te bejaagen. De zwaluw legt vier , vyf of zes witte eieren met roode spikkels, en brengt haar eerste broed ten voorschyn in de laatste week van Juny of in de eerste week van July. 't Is zeer vermaakelyk te zien, hoe de jongen allengs opgebragt worden. Eerst komen ze met vry groote moeite ten schoorsteen 'uit; en 't gebeurt niet zelden, dat ze beneden in de vertrekken vallen. Een' dag of twee worden ze dan op den top van den schoorsteen gevoed; en vervolgens gebragt naar een' dooden bladeloozen tak van een' boom, alwaar zy, in eene ry zittende, met groote vlyt opgepast worden. Een' dag of twee laater beginnen ze te vliegen, doch kunnen zig zelven nog niet van voedsel voorzien; daarom zwerven ze digtby de plaats, daar de ouden aazen; en wanneer 'er een mondvol vergaderd is, geeft de moeder een teken, waarop zy en de jongen elkanderen te gemoet vliegen, en in een' winkelhaak samenkomen, terwyl de jongen hunne blydschap en dankbaarheid door zulk een' leevendigen toon te kennen geeven, dat iemand, die dit niet menigmaal opgemerkt heeft, weinig op de wonderen der natuur gelet moet hebben. De moeder begeeft zig onmiddellyk aan de bezig heid  362 NATUURLYKE HISTORIE VAN DE HUIS heid van een' tweeden broed, zo dra zy met den eersten heeft 'afgedaan, welke zig dan met de eerste jongen der wilde zwaluwen verbindt, en met dezelven by troepen vergadert op daken, torens en boomen, die van de zon bescheenen worden. Deeze zwaluw brengt haar tweede broed ten voorscbyn omtrent het midden en einde van Augustus. Geduurende den geheelen zomer is zy het leerzaamste voorbeeld van onvermoeide vlyt en kinderliefde. Want zo lang 'er eene familie te ondersteunen is, houdt zy zig .den gantschen dag, van den morgen tot den avond, bezig met digtby den grond te aazen, en vliegt zeer schielyk heen en weder. Gaarne doet zy lange wandelingen onder heggen, op gemaaide velden en beemden, daar vee graast, inzonderheid wanneer 'er ook boomen staan, omdat op zulke plaatsen de gekorvene diertjes overvloedigst zyn. Wanneer zy eene vlieg vangt, hoort men een knappend geluid van haar* bek, als of de kas van een orlogie toegedrukt wierd; doch de beweeging van haare kaaken is te ras om met het oog nagegaan te worden. Deeze zwaluw, waarschynlyk het mannetje , houdt voor de wilde zwaluwen en andere kleine vogels de wagt, en kondigt het naderen van roofvogels aan. Zo dra 'er een valk verschynt, roept hy door een' schellen alarmtoon alle wilde en huis zwaluwen rondom hem byeen, die terstond eenpaarig den vyand aanranden, en hem vervolgen, totdat zy hem door herhaalde stooten uit het dorp gejaagd hebben, vallende van boven op zynen rug neder, en vliegende straks daarna weder met de grootste onversaagdheid steil om hoog. Het zelfde geschiedt, wanneer katten het dak van een huis beklimmen , of anders digtby de nesten deezer vogelen komen. Alle zwaluwen drinken onder 't vliegen op de oppervlakte van 't water; doch deeze soort is de eenigste, die zig al vliegende wascht door zig verscheidene maalen agtereen in een' poel te dompelen. Haar gezang is lieffelyk; zy laat zig by zagt weder zo wel op boomen of schoorsteenen, als in de vlugt hooren. Naar wydafgele ge  OF SCHOORSTEEN-ZWALUW. 363 gene plaatsen begeeft zy zig onbeschroomd, zonder zig door winderig weder te laaten afschrikken , waarvan andere soorten grooten hinder schynen te hebben. Zelfs bezoekt zy zeehavens, en doet kleine togten over 't zoute water. De ryders worden menigmaal, op een' langen weg, mylen agtereen vergezeld, door een'kleinen troep van deeze zwaluwen, welke, nu voor, dan agter hen vliegende, de gekorvene diertjes uit de voetstappen der paarden oppikken. Wanneer 't sterk waait, zyn zy, zonder dit hulpmiddel, genoodzaakt zig dikwyls neder te zetten, om haare verhoolene prooi op te zoeken. Deeze soort aast veel op torretjes en vliegen , en zet zig dikwyls op gegraavene gronden neder, om steentjes te pikken tot het vermaalen en verteeren van haar voedsel. Eenige weeken voor haar vertrek verlaaten zy de huizen en schoorsteenen, en zitten in boomen. Zy vertrekken gemeenlyk in 't begin van October; hoewel men somtyds nog in de eerste weeken van November eenige afgedwaalden ziet. Enkele paaren begeeven zig in de nieuwe en opene straaten van Londen , naast by de velden gelegen; doch zy komen niet in de digtbebouwde en volkryke gedeelten der stad, gelyk de wilde zwaluwen. Beide het mannetje en het wyfje zyn van andere soorten onderscheiden door een' langen gevorkten staart. Zy zyn buiten twyfel de vlugsten van alle soorten; en wanneer het mannetje het wyfje In minnedrift najaagt , vliegen ze met zulk eene buitengewoone snelheid, dat men ze naauwlyks met het oog volgen kan. Na deeze omstandige beschryving van de leevenswyze en van de byzondere eigenschappen deezer zwaluw, zal ik, tot uwe verdere verlustiging, hier twee merkwaardige gevallen byvoegen , waaruit men geene zeer gunstige gedagten van haare schranderheid kan opvatten. Eene zwaluw maakte , twee jaaren agtereen, haar nest aan de steel van eene tuinschaar vast, die regen de planken van eene loots stond; en, 't geen nog vreemder  364 NATUURLYKE HISTORIE VAN DE ZWALUW. der is, een andere vogel van deeze soort nestelde tegen de vlerken en het lyf van een' dooden, verdroogden uil, die toevallig aan den balk van eene schuur hing. Deeze uil, met het nest aan de vlerken, is, als een merkwaardig stuk, gebragt in het fraaiste kabinet, dat in GrootBritanje onder liefhebbers te vinden is. De eigenaar, verwonderd over *t ongewoone gezigt, gaf den brenger een' schulp of horen, om dien op te hangen, daar de uil gehangen had. Dit geschiedde; en 't volgende jaar nestelde een paar zwaluwen, waarschynlyk het zelfde , in den schulp, en lei daar eieren. De uil en de schulp maaken eene zonderlinge vertooning, en behooren niet onder de minst merkwaardige stukken In die verwonderlyke verzameling van natuur en kunst. Dus is de ingeeving in de dieren, zo dra ze een weinig van den gewoonen weg afwykt, een redenloos, beperkt vermogen , blind voor alle omstandigheden , die niet onmiddelyk tot het zelfbehoud of tot de vermenigvuldiging en onderhouding van hun geslagt behooren. Ik ben, met alle agting „ —— enz,  NATUURLYKE HISTORIE VAN DE GIER - ZWALUW. In een brief van den Eerw. Heer Gilbert White, aan den Heer D. Barrington, Lid van bet Koninglyk Genootscbap te Londen. Selborne, den 28 Sept. 1774. WAARDE HEER» De gier-zwaluw, de grootste van alle Britsche zwaluwen , is buiten twyfel die, welke laatst overkomt. Zo lang my heugen mag, is het niet meer dan ééns gebeurd, dat zy voor de laatste week in April verscheen; en in sommige van onze laatste koude en guure voorjaaren zag men ze niet voor 't begin van Mei. Deeze soort komt gemeenlyk by paaren. De gier-zwaluw is , gelyk de zand- of duin-zwaluw, zeer gebrekkig in 't bouwen; haar nest heeft geene korst; zy maakt het, op eene zeer ruwe en slordige wyze, van drooge grasstoppels en veertjes. Hoe naauwkaurig ik op deeze vogels gelet heb , nooit heb ik 'er een' kunnen vinden, die bezig was met het vergaderen of aanvoeren van bouwstoffen waarom ik vermoed heb, dat zy somtyds de huis-musschen verjaagen, en haare nesten inneemen, gelyk deezen zig die der wilde en zand-zwaluwen met geweld aanmaatigen. Dit is my des te waarschynlyker voorgekomen , omdat de nesten der gier-zwaluwen en der huis-musschen volmaakt gelyk zyn Ik weet ook, dat ik ze met elkanderen aan den ingang haarer holen heb zien vegten, waarby de musschen zig met groote verlegenheid tegen deeze geweldenaars te weer stelden. En evenwel heeft een naauwkeulig waarneemer van zulke zaaken my verzekerd, dat zy in Andalusie veeren voor haare nesten vergaderen, en dat hy ze, met zulke bouwstoffen in den bek, geschooten heeft. De  366 NATUURLYKE HISTORIE VAN De gier-zwaluwen verrigten, gelyk de zand-zwaluwen, de bezigheid van 't nestelen geheel in 't duister, in scheuren van torens of andere oude gebouwen, en boven op de muuren van kerken, onder het dak. Zy kunnen daarom zo naauwkeurig niet bespied worden als de soorten, die meer in 't openbaar bouwen; doch zo veel ik heb kunnen bespeuren, beginnen ze te nestelen omtrent het midden van Mei; en aan uitgehaalde eieren heb ik gemerkt, dat ze den 9den Juny nog nauwlyks gebroed hadden. In 't algemeen bezoeken zy hooge gebouwen , als kerken en torens, en nestelen daar alleen; doch in dit dorp verkiezen eenige paaren de laagste hutjes, en voeden de jongen onder stroodaken op. Wy weeten slegts één voorbeeld van het broeden deezer zwaluwen buiten gebouwen , naamelyk, aan de zyden van een' diepen krytput , naby de stad Odiham in dit landschap. Dewyl ik deeze vermaakelyke vogels met groote aandagt beschouwd heb, zal men my misschien gelooven, indien ik iets nieuws en byzonders ten aanzien van dezelven voorstel, waarin ze van ander gevogelte verschillen; voornaamelyk, daar myne stelling op veeljaarige en naauwkeurige waarneeming gegrond is. 't Geen ik bedoel, is, dat de gier-zwaluwen in de vlugt paaren en ik denk, dat ieder oplettend waarheemer, die zig hierover verwondert, indien hy zyne eigene oogen wil gebruiken , eerlang van de waarheid overtuigd zal worden. In eene andere klasse van dieren, ik meen de insekten is niets gemeener dan verscheidene geslagten al vliegende te zien paaren. De gier-zwaluw vliegt altoos; en dewyl zy zig nooit op den grond of op daken nederzet, zou zy zelden gelegenheid tot het liefdebedryf vinden , indien zy 't niet in de lugt kon verrigten. Als iemand in do maand Mey 'smorgens, by schoon weder, op deeze vogels wil letten, wanneer zy hoog vliegen, zal hy nu en dan een' op den rug van een' ander' zien nedervallen, waarna zy beiden, met een luid en doordringend geschreeuw, ver-  DE GIER ZWALUW. 367 Verscheidene vademen laager zakken. Dit houd ik voor de paaring, waardoor de bevrugting geschiedt. Naardien de gier-zwaluw onder 't vliegen eet, drinkt, bouwstoffen voor haar nest vergadert, en zelfs, zo het schynt, voortteelt, leeft zy zekerlyk meer in de lugt dan eenige andere vogel, en verrigt aldaar alles, behalven het slaapen en het broeden. Deeze zwaluw verschilt grootelyks van haare geslagtgenooten; zy legt altoos slegts twee eieren, ieder' keer, welke melkwit, langwerpig, en aan het dunne einde puntig zyn; daar de andere soorten in ieder' broed vyf of zes leggen. Zy is ongemeen vlug, komt 'smorgens zeer vroeg ten voorschyn, en begeeft zig zeer laat ter rust; in 't midden van den zomer vliegt zy ten minsten zestien uuren 's daags. In de langste dagen gaat zy 's avonds een kwartier voor negen uur eerst ter rust, zynde de laatste van alle dagvogelen. Even voordat zy verdwynen, vergaderen 'er gantsche troepen in de lugt, en vliegen , al schreeuwende, met verwonderlyke snelheid herwaards en derwaards. Doch nooit is deeze vogel zo leevendig als by broeijig , donderagtig weder, wanneer hy buitengewoone vlugheid betoont, en alle zyne vermogens inspant. In heete morgenstonden vliegen verscheidenen by kleine troepen, met een luid geschreeuw, rondom de torens en kerken. Oplettende waarneemers meenen , dat dit mannetjes zyn, die aan hunne broedende wyfjes eene serenade geeven; en deeze gissing schynt niet ongegrond te zyn, dewyl zy zig nooit laaten hooren, voordat zy digtby de muuren of holen komen, en dewyl hun geluid ter zelfder tyd van binnen met een' zagter' toon van genoegen beantwoord wordt. Wanneer het wyfje den gantschen dag gebroed heeft, vliegt zy met het vallen van den avond uit, om haare matte leden te rekken en een' soberen maaltyd te doen. Hieraan eenige minuuten besteed hebbende , hervat zy haaren moederlyken pligt. Als men de wreedheid begaat van eene gier-zwaluw te schieten, terwyl zy jongen heeft, Vindt men in haar' bek een klompje insekten, onder de tong  368 natuurlyke historie van tong opgezameld. In 't algemeen aazen deeze zwaluwen veel hooger dan de andere soorten; waaruit blykt, dat muggen en andere insekten zig ook vry hoog in de lugt onthouden. Zy vliegen ook ver van huis , naardien de beweeging haar geene moeite kost, wegens de ongemeene kragt haarer wieken, welke, naar evenredigheid, langer zyn dan die der meeste vogelen. Wanneer zy zig in de vlugt ontlasten, ligten zy de wieken op, en doen die boven 't hoofd samenkomen. Ik had op zekere tyden in den zomer gier - zwaluwen, uuren agtereen, laag zien vliegen over poelen en stroomende wateren; en ik kon niet nalaaten, onderzoek te doen wegens het voorwerp haarer najaaging, dat haar zo ver beneden de gewoone vlugt deed daalen. Na eenige moeite vond ik , dat zy water-vliegen, haft en waterpas-diertjes vingen» die even te vooren den staat van popjes hadden afgelegd. Toen was ik niet meer verwonderd, dat zy zig zo gewillig naar de laagte begaven, om op eene prooi te aazen, die haar zulk een overvloedig en sappig voedsel verschafte, Zy brengen haare jongen omtrent het midden of einde van July ten voorschyn; doch dewyl die zig nooit ergens nederzetten, noch ook, zo veel ik heb kunnen bespeuren, onder 't vliegen, door de ouden gevoed worden, is hunne vordering zo duidelyk niet te onderscheiden als die der andere soorten. Den 30sten Juny laatstleeden ligtte ik de tegels van een huis, daar verscheidene paaren nestelden, en vond in ieder nest twee naakte tedere jongen. Den 8sten July herhaalde ik myn onderzoek, en vond ze byna nog in den zelfden staat. Wy mogen hieruit besluiten, dat deeze vogels, wier leevenswyze eene geduurige vlugt vereischt, niet in staat waren, voor 't einde der maand , het nest te verlaaten. De huis- en wilde zwaluwen, wier familiën talryker zyn, voeden haare jongen om de twee of drie minuuten daar de gier-zwaluwen, die slegts twee jongen te onderhouden hebben, dit werk meer op haar gemak verrigten, en haare nesten in verscheidene uuren agtereen niet bezoeken. Somtyds be-  De gier-zwaluw. 369 bestormen en vervolgen zy roofvogels, die haar in den weg zyn maar zy doen dit met zo veel geweld en woede niet als de huis-zwaluwen. Zy zyn, zelfs by nat weder, den gantschen dag uit, en bejaagen haare prooi , zonder zig aan stillen regen te stooren; waaruit twee zaaken op te maaken zyn; vooreerst, dat veele insekten, schoon het regent, zig hoog in de lugt onthouden; ten anderen, dat de veêren deezer vogelen wél gesmeerd moeten zyn om zo veel vogt te kunnen verdraagen. Winderig weder, inzonderheid met zwaare regenbuien vermengd, is bun hinderlyk; en op zulke dagen ziet men ze byna niet. Daar is iets merkwaardigs in de kleur der gier-zwaluwen: wanneer zy in 't voorjaar verschynen, hebben zy eene glinsterende donkere roetkleur, behalven eene witte vlek onder de keel; maar geduurig in de zon en in de lugt zynde, verschieten en verbleeken zy voor haar vertrek; en egter komen zy in de lente wederom glinsterende ten voorschyn. Indien zy nu, gelyk sommigen meenen, met de zon naar andere lugtstreeken verhuizen , om een' steedsduurenden zomer te genieten, waarom komen zy dan niet verbleekt te rug? Is het niet waarschynlyker, dat zy' zig voor een saizoen ter rust begeeven, en in dat tydgewrigt ruien, dewyl men weet, dat alle andere vogels, kort na 't broeien, hunne veeren verwisselen? De gier-zwaluwen hebben veele byzondere eigenschappen. Behalven dat zy van alle haare geslagtgenooten in 't getal der jongen verschillen, broeden zy slegts ééns in een' zomer , daar alle andere Britsche zwaluwen zulks tweemaal doen. 't Is ontwyfFelbaar, dat de gier-zwaluwen niet meer dan ééns broeden kunnen; want zy verdwynen zeer kort na het uitvliegen der jongen, eenigen tyd voordat de andere zwaluwen haar tweede broed ten voorschyn brengen. Wy mogen hier aanmerken, dat, dewyl zy slegts ééns broeden, telkens niet meer dan twee jongen voortbrengende, en de andere zwaluwen tweemaal in 't saizoen vier tot zes eieren leggen, de laatsten ongeveer vyfmaal zo schielyk vermenigvuldigen moeten als  373 NATUURLYKE HISTORIE VAN als de eersten. Doch niets is in de gier zwaluwen zonderlinger dan haare vroege verdwyning. De grootste hoop verdwynt reeds omtrent dan 10den Augustus, of somtyds ook eenige dagen vroeger; en alle de nablyvenden verdwynen bestendig omtrent den 20sten, daar de andere zwaluwen allen het begin van October, veelen zelfs het einde dier maand,' en eenigen somtyds het begin van November afwagten. Deeze vroege verdwyning is onbegrypelyk , omdat die tyd dikwyls het aangenaamste saizoen van 't jaar is. Doch, 't geen nog wonderlyker is, zy verdwynen nog vroeger in de zuidelijkste gedeelten van Andalusie, vanwaar zy zekerlyk niet wegens gebrek aan warmte vertrekken, noch ook, gelyk men anders denken zou, wegens gebrek aan voedsel. Worden ze by ons door gebrek aan voedsel genoodzaakt om van verblyf te veranderen? of door eene neiging tot het ruien? of door eene neiging om te rusten na zulk een woelig leeven? of waardoor? Dit is een van die vraagstukken, welke niet alleen het onderzoek, maar zelfs de gissingen van een' natuurbeschouwer te leur stellen. Deeze zwaluwen zitten nooit op boomen of daken , en komen dus nooit met haare geslagtgenooten samen. Zy vliegen onbeschroomd naar haare nesten, en schrikken voor geen schietgeweer, zelfs worden ze menigmaal met staaken nedergeslagen, wanneer ze in de vlugt stilhouden, om onder een dak te gaan. Zy lyden ook veel ongemak door die plaagen van 't geheele geslagt, welke men hippoboscae hirundinis noemt; en dikwyls krabben zy zig onder 't vliegen, om deezen gestadigen last kwyt te worden. De gier-zwaluwen zingen niet; zy hebben slegts een schreeuwend geluid; doch voor sommige ooren is dit geschreeuw niet onbehaagelyk, om den aangenaamen samenloop van denkbeelden, dewyl 't nooit gehoord wordt, dan by 't schoonste zomerweder. Zy zetten zig nooit op den grond dan by toeval; en wanneer zy het doen, kunnen zy naauwlyks weder opryzen, wegens de kortheid haarer pooten, en de langte haarer vlerken. Zy kunnen ook /  DE GIER-ZWALUW 371 ook niet gaan, maar alleen kruipen; doch zy hebben een' sterken greep in baare pooten, waardoor zy zig aan muuten vasthouden. Plat van lyf zynde, kunnen zy in zeer naauwegaten kruipen; en daar zy op den buik niet in kunnen, kruipen zy zydelings in. 't Byzondere maaksel van de pooten der gier-zwaluwen onderscheidt haar van alle andere Britsche zwaluwen, en zelfs van alle andere bekende vogelen, behalven de birundo melba of groote gierzwaluw van Gibralter, welke aan den buik wit is. Zy draagt naamelyk alle vier teenen vooruit. Daarenboven beslaat de kleinste teen, die de agterste weezen moest, slegts uit één been, en de andere drie slegts uit twee beenen. Een zeldsaam en byzonder gestel, doch volkomen geschikt tot de oogmerken, waartoe de pooten dienen moeten. Deeze en eenige andere byzonderheden, betreffende de neusgaten en onderkaak, hebben een' oplettend' natuurbeschouwer, Joban Antony Scopoli, van Carciola, Med. Doctor, doen denken, dat deeze soort eigenlyk een geslagt op zig zelve uitmaakt. In Londen bezoekt een troep gier-zwaluwen den Tower, vliegende en aazende op de rivier, onder de brug. Men vindt 'er ook by eenige kerken van den burg, digtby het veld; doch zy waagen zig niet, gelyk de wilde zwaluwen, in de naauwe volkryke buurten der stad. De Zweeden geeven aan deezen vogel een' zeer gepast ten naam. Zy noemen hem Ring Swala, wegens de kringen, waarin hy geduurig vliegt rondom de plaats, daar hy nestelt. Ik ben —— enz.  GESPREK TUSSCHEN ARCHIBALD, GRAAF VAN DOUGLAS, HERTOG VAN TOURAINE; EN JOHN, HERTOG VAN ARGYLE EN GREENWICH , VELDMAARSCHALK DER LEGERS VAN ZYN BRITSCHE MAJESTEIT. Vertaald uit de Dialogues of tbe Dead, -by Lord Lit. telton. ARGYLE ja, edele Douglas, het bedroeft my te moeten denken dat gy, en uw zoon, met den dapperen Graaf van Buchan, zo veel moeds besteed en uwe leevens verlooren hebt, in kryg te voeren voor dien oppermagtigen Staat, die, uit hoofde zyner gelegenheid en belangen, de gevaarlykste vyand van Groot - Britanje is (*). Een Britsch Edelman, in dienst van Frankryk, maakt in myne oogen zulk eene ongelukkige vertooning , en komt my voor zo buiten zyn' eigenlyken kring werkende, als een Grieksch Legerhoofd., Persiaanen dienende, zou voorgekomen zyn aan Miltiades of Agesilaus. DOUGLAS In Frankryk te dienen diende ik Schotland. De Franschen waren de natuurlyke bondgenooten van de Schotten, en door hunne kroon te ondersteunen , stelde ik myne landgenooten in staat , om zich in onafhangklykheid te houden van En eland. ARGYLE De Franschen waren inderdaad onze oude bondgenooten, van den ongelukkige staat van ons Vaderland af: maar dat (*) Zie Buchan. Rerum Scoticarum l. 10. p. 338 A D. 1424. .  GESPREK TUSSCHEN DOUGLAS EN ARGYLE. 373 dat zy onze natuurlyke bondgenooten waren, ontken ik. Hunne verbintenis was noodzaaklyk voor ons , dewyl wy ons toen in een' onnatuurlyken staat bevonden, onvereenigd met Engeland. Terwyl deeze onvereenigdheid aanhield, waren wy gedwongen op Frankryk te steunen tot verkryging van hulp en bystand. De magt en de staatkunde der Franschen hield ons inderdaad onafhangklyk ten aanzien der Engelschen, maar afhangklyk van hen; en die afhangklykheid stelde ons bloot voor het lyden van veele groote en drukkende ellenden, door de wapenen der Engelschen ons op den hals te doen krygen, wanneer de Franschen en zy in twist waren. Onze ondersteuning was dikwyls op een afstand , en dikwyls onzeker. Onze vyand was by de hand, meerder in sterkte, schoon minder in moed. Ons vaderland wierd verwoest, onze Koningen werden gedood , of gevangen gehouden; wy verlooren al het voordeel van inwooners van een groot eiland te zyn; wy hadden geen koophandel, geen vrede, geen veiligheid, noch eenigen graad van zeemagt. Schotland was een achterdeur, door welke de Franschen, met behulp van ons , hunne invallen in Engeland deeden: wanneer zy overwonnen trokken wy 'er weinig voordeel van; maar als zy geslagen werden, waren wy de offers, aan welken de Engelschen gestrengelyk hunne gramschap koelden. Douglas. De Engelschen leeden zo veel als wy, in deeze oorlogen. Hoe verschriklyk werden hunne grenzen verwoest en ontvolkt, door onze invallen. Hoe dikwyls waren de zwaarden myner voorouders beverfd met het beste Engelsche bloed! Waren onze overwinningen van Bannocbourn en van Otterbourn niet zo glorieryk als die , welken ooit door eenig volk op ons behaald werden ? Ar-  374 GESPREK TUSSCHEN DEN GRAAF VAN DOUGLAS ARGYLE Zy waren dit inderdaad : maar bragten niets goeds voor ons voort. Zy lieten ons even afhanklyk van Frankryk uit hoofde van hulp en bescherming: zy lieten ons een arm, een zwak, een ellendig, schoon dapper, volk. Zy tergden Engeland, maar konden het niet tot onderwerping brengen , of verhinderen dat wy de uitwerkingen van deszelfs vyandschap gevoelden, en ons de oorzaak ontnomen werd van over onze triomfen te juichen.— Hoe veel gelukkiger werd myn zwaard gebruikt tot vernedering des vyands van Groot-Britanje en van Europa ! Met wat verhevener waardigheid verscheen ik in den vereenigden Britschen Raad, verdeedigende de belangen van het geheel vereenigd volk van Engeland en Schotland , tegen alle vreemde Mogendheden, die ondernamen ons algemeen geluk te stooren, of inbreuk op onze onderlinge rechten te doen! DOUGLAS Uw welspreekendheid en uw moed hadden inderdaad een veel edeler en ruimer veld, om 'er werkzaam in te zyn, dan iemand van hen wier moed en bekwaamheden, gebezigd werden in het verdedigen van de rechten of belangen van Schotland alleen, afgezonderd van Engeland. ARGYLE Wanneer ik een verhaal lees van de oorlogen tusschen de Schotten en Engeland, denk ik altoos eene droevige historie te leezen van burgerlyke oneenigheden. Wie van beiden ook geslagen word, hun verlies komt my altoos voor als een verlies van bet geheel, en een voordeel van den een' of anderen vyand van Groot-Britanje. Maar de sterkte van dat eiland is door de vereeniging volkomen gemaakt en boven alle andere Mogendheden verheven. Het  EN DEN HERTOG VAN ARGYLE. 375 Het geen een groot Engelsen Dichter gezegd heeft by eene gelegenheid, is nu waar by allen: Als Hotspur in den kryg aan Douglas geeft de hand . Dan bied al 's aardryks magt hen vruchtloos tegenstand (♦). Wat kan den verenigden Engelschen en Schotschen moed wederstaan? Wanneer zy, gescheiden, in twist " zyn evenaaren zy elkanderen : maar vereenigd zynde houden zy de balans van Europa. Indien al het Schotsche bloei, dat voor de Franschen gestort is geworden in oorlogen tegen de Engelschen , vergooten was om hunne heerszucht tegenstand te bieden; indien al het Engelsch bloed, dat in het krygvoeren tegen Schotland gespild werd, bewaard was gebleeven, Frankryk zou voorlang onmagtig gemaakt zyn geworden, om onzen vrede te storen , en Groot-Britanje zou het eerste volk van Europa geweest zyn. DOUGLAS Daar is veel waarheid in hetgeen gy zegt. ' Maar evenwel, wanneer ik de onverstandelyke heerschzucht van Eduard den eersten in aanmerking neem; de onedelmoedige konstenaryen, van welken hy gebruik maakte. om de oppermagt van ons Koningkryk te verkrygen, en zyn verschrikkelyke wreedheid, gepleegd aan den dapperen Wallace, onzen voorvechter en martelaar, dan word myn ziel in woede ontstooken tegen de belediging der Engelschen en ik eerbiedig de gedachtenis van die Patriotten, welke hun leven lieten in de verdediging der onafhangklykheid van onze kroon en de vryheid onzer natie (*) Zie Shakespear's Hen. IV. Par. 1. Cc 4  376 GESPREK TUSSCHEN DEN GRAAF VAN DOUGLAS ARGYLE. Had ik in die dagen geleefd, ik zou my met deeze Patriotten vereenigd hebben, en de eerste geweest zyn om, zulk eene edele zaak te handhaven. De Schotten waren niet geboren om onderworpen a3n Engeland te zyn. Hunne zielen waren te groot, hun geest te hoog voor zulk eene afhangklykheid. Maar zy konden zien vereenigen en tot een ligchaam maaken, met eene natie , die zy niet wilden gehoorzaamen. Hunne edelmoedige versmaading van een vreemd juk , hunne sterke liefde voor onafhangklykheid en vryheid maakte hunne vereeniging met Engeland natuurlyker en eigenlyker. Indien de geest der Schotten slaafsch of laag was geweest, zou zy met dien der Engelschen niet vereenigd hebben kunnen worden. DOUGLAS. Het is waar dat de gemoederen der beide Natiën veelal in de zelfde vorm gegooten schynen. Zy zyn gelykaartig en vervuld met de zelfde edele deugden, den zelfden afkeer van dienstbaarheid, de zelfde groothartigheid, kloekmoedigheid en voorzichtigheid, de zelfde geestgeneigdheid voor staatkunde, weetenschappen en konsten. Indien ik nochtans, niettegenstaande deeze gelukkige overeenkomst, overweeg hoe lang zy vyanden van elkander waren; welk een erflyke haat en jaloersheid tusschen hen geduurende veele eeuwen bestaan heeft; welke heimelyke driften, welke vooroordelen welke belangen, ieder stap tot onderlinge verbintenis heeft moeten tegenhouden ; en hoe moeijelyk het was de sterke tegenkanting van den nationaalen hoogmoed te boven te komen ; dan staa ik verbaasd hoe het mooglyk ware de twee Koningkryken op eenige voorwaarde te kunnen vereenigen ; en nog meer dat het heeft kunnen geschieden met zo veel welmeenendheid en oprechtheid van beiden.  EN DE HERTOG VAN ARGYLE 377 ARGYLE Het was inderdaad een zeer gevaarlyk en moeijelyk werk, en ik denk dat de goede uitslag daarvan moet toegeschreven worden, niet alleen aan de groote standvastigheid en het beleid van hen die het bestier daarvan hadden, maar aan den goedgunstigen bystand der Voorzienigheid, tot bewaaring van den hervormden Godsdienst onder ons , welke, indien de vereeniging niet tot stand gekomen ware, in Schotland vernield zou zyn geworden en in Engeland groot gevaar geloopen hebben. De zelfde goede Voorzienigheid heeft 'er sedert over gewaakt, en denzelven op de blykbaarste wyze beschermd tegen de aanslagen van een ontzinde samenspanning in Schotland, ("") en de konstenaryen van Frankryk, welk laatste door zyne zendelingen het verbond van vereeniging' zocht te vernielen zo dra het gevormd was; dewyl het duidelyk voorzag dat het verwoestende zou zyn voor alle deszelfs oogmerken. Ik zelf genoot de eer van een voornaam deel te hebben in het dempen van een' opstand, die het bederf daarvan op 't oog had: en ik hoop dat het sedert myn' dood voor altoos is gevestigd geworden, niet alleen door het dempen van een' anderen opstand, die gesmeed werd in het midden van een zwaaren oorlog met Frankryk, maar door een wys en heilzaam stelsel van wetten, 't welk tot voorWerp heeft het hervormen en beschaaven der Hooglanden van Schotland ; het verlossen der bewooners dier landen van de eigendunkelyke magt en verdrukking hunner Opperhoofden; de Koningklyke gerechtigheid en Koningklyke bescherming tot in de wildste deelen van hunne gebergten uittebreiden; te verhinderen dat hunne natuurlyke kloekmoedigheid misbruikt word en omgekeerd ten nadeele van hun Vaderland; en onder ben konsten landbouw, koophandel, veiligheid, en alle de verbeteringen van het burgerlyke en gezellige leven in te voeren. DOU (*) Zie Hook's Letters and Lockharts Memoirs Cc 5  378 CESPREK TUSSCHEN DEN GRAAF VAN DOUGLAS DOUGLAS. Door hetgeen gy my zegt, geeft ge my het verhevenste denkbeeld van den grooten Koning uw Meester ; die, na getergd te zyn door zulk een' opstand, in plaatse van het volk der Hooglanden tot slaaven te maaken, of hen de hand van magt zwaarder te doen gevoelen, ('t welk het gewoone gevolg van mislukte oproerigheden is,) de onwaardeerbaare zegeningen van vryheid, gerechtigheid en vrede aan hen geschonken heeft. Op deeze wyze te handelen, is inderdaad de vereeniging te volmaaken, en alle de inwooners van Groot-Britanje met dankbaarheid en met vreugd te doen erkennen, dat zy onderdaanen zyn van bet zelfde Koningkryk , en bestierd worden met de zelfde onzydige genegenheid, door den Vorst en Vader van den geheelen algemeenen Staat! ARGYLE. De wetten, waarvan ik gemeld heb, en de menschlievende, goedwillige staatkunde van zyn Majesteits landsbestier , hebben alreeds zeer gelukkige uitwerkselen in dat gedeelte van het Koningkryk voortgebragt; en zullen, behoorlyk uitgevoerd wordende, veele anderen voortbrengen. Maar geene woorden kunnen u te kennen geeven, de oneindige voordeelen , die de vereeniging , in de noordelyke deelen van Engeland en in de zuidelyke deelen van Schotland vergezeld hebben. DOUGLAS. De vruchten daarvan moeten ongetwyfeld meest blykbaar zyn ter plaatse waar de eeuwigduurende vyandschap tusschen de twee Natiën de grootste wanorder en verwoesting had aangerecht.  EN DEN HERTOG VAN ARGYLE. 379 ARGYLE. Ach! Douglas! ■ indien gy kost herleeven en weder in Schotland te rug keeren , welk eene aangenaame verandering zoudt gy in dat Land ontdekken ! alle die groote streeken lands, die in uwen tyd onbebouwd lagen, wegens de invallen der aangrenzende Engelschen, of de twisten en wanorders die in ons eigen Koningkryk woedden, zoud gy nu bebouwd zien en lagchende met overvloed. In plaatse van de kasteelen, die ieder Baron genoodzaakt was te stichten, tot verdediging zyner familie, en alwaar hy leefde in de barbaarschheid van Gothischen hoogmoed onder ellendige lyfeigenen, onderdrukt door het misbruik van zyn leenheerige magt, zouden uwe oogen bekoord worden door de schoone landhuizen, van de fraaiste bouwkonst, versierd mee bevallige plantagien en verruklyke lusthoven, terwyl gelukkige dorpen of vrolyke vlekken zich omtrent hen opdoen, en het uitzicht verleevendigén met alle de vertooningen van rykdom, die de landbouw voortbrengt! Op onze kusten zoud gy handeldryvende steden zien, vol van nieuwe manufactuuren ,en alle dagen in koopvaardy tceneemende. In onze havens en baaijen ontelbaare schepen, die door onverwinlyke vlooten beschermd worden! Maar van alle verbeteringen is de grootste die van de gemoederen der Schotten. Deezen zyn zelfs meer bevoordeeld dan hunne landen door de bebouwing: de gevestigde vrede en gerustheid, voortkomende uit de vereeniging, hebben dit voordeel hen gelukkiglyk medegedeeld : en zy hebben zulke talenten aan den dag gelegd in alle takken van geleerdheid, dat de Engelschen jaloers zouden hebben kunnen worden, als in bekwaamheid van geest door hen overtroffen wordende, indien twist kon overblyven , wanneer 'er geen onderscheid tusschen de (wee Natiën meer voorhanden is.  380 GESPREK TUSSCHEN DEN GRAAF VAN DOUGLAS DOUGLAS. Daar kan nayver zyn, zonder eenige jaloersheid; en de poogingen welke dien nayver zullen veroorzaaken, kunnen t'eenigen tyde ons eiland in beroemdheid van vernuft en nuttige geleerdheid die van ItaliE en Griekenland doen overtreffen; eene meerderheid , die ik in de Elizesche velden geleerd heb den voorrang te verdienen, zelfs boven die welke door de wapenen verkregen word. - Maar eene twyfeling ten aanzien der Vereeniging blyft 'er by my nog overig. Ik begryp dat 'er niet meer dan zestien van onze Pairs, uitgezonderd die welken tevens Engelsche Pairschappen bezitten (dat echter van sommigen onzer voornaamste Edelen het geval niet is,) nu in het huis der Lords zitting hebben, als representanten van de overigen. Strekt dit niet eenigermaate tot verkleining van die Pairs welken niet verkooren zyn? En kan op de verkiezing van de zestien, de wil van het Hof niet te veel invloed hebben, en zal zy 'er niet van afhangen? (*), ARGYLE. Het was onmooglyk dat de Engelschen by het verbond van Vvereeniging konden toelaaten, dat een grooter getal in het Hoogerhuis zitting had: maar de gantsche Schotsche Pairschap is 'er wezenlyk tegenwoordig by representatie. En die leden, welken niet verkooren zyn, hebben al de waardigheid en 't recht van het Pairschap , uitgezonderd alleen dat van in het Hoogerhuis te zitten, en eenige voorrechten, die daaraan verknocht zyn, DOUGLAS. Zy hebben die inderdaad: - maar wanneer de Par (*) Zie the Act of Union, Art, 23.  EN DEN HERTOG VAN ARGYLE. 381 Parlementen zulk een deel in het staatsbestier van een land hebben , als het onze tegenwoordig heeft, dan is het een voorrecht en waardigheid van het grootste gewigt in hetzelve persoonlyk tegenwoordig te zyn. ARGYLE Ik wenschte dat het mooglyk geweest ware dezelven aan allen mede te deelen. Maar uwe reden zal u het tegendeel zeggen. ■ En bedenk, Mylord , dat, tot de Staatsverandering in zestien honderd en agt en tagtig, de magt van de Lords der Artykelen, onze Parlementen veel onderworpener aan het gezag en den invloed van de Kroon hadden gemaakt , dan tegenwoordig onze Verkiezingen. — Dewyl, door de wyze hunner aanstelling, deeze Lords (*) niet minder overgegeeven waren aan den Koning dan zyn eigen geheime Raad, en dewyl geen voorstel aan het Parlement kon gedaan worden , indien zy hetzelve verwierpen, gaven zy hem gelegenheid tot afkeuring voor dat 'er onderzoek gedaan werd. Dit werd inderdaad vernietigd by de komst tot den troon van Willem den derden , het eerste tydperk van onze vryheid, met veele andere onderdrukkingen en eigendunkelyke vermoogens, die onze Edelen slaaven van de kroon maakten, terwyl hen werd toegelaaten tyrannen over het volk te zyn. Maar, indien Koning Jacobus, of zyne familie, hersteld was geworden, dan had het Staatsbestier, te vooren door hem geoefend, ook weder stand gegreepen: en niets dan de vereeniging der twee Koningkryken , kon deeze herstelling voorkomen. Wy moeten insgelyks aan de vereeniging toeëigenen de volgende vernietiging van den Schotschen geheimen Raad (†) welke het allerdrukkenste werktuig van tyranny in vroeger tyden geweest was. en voorts die heilzaame wet, welke verklaarde, dat geene misdaa den (*) Zie Robertson's History of Scotland, l. 1 p. 69. to 72. (†) Zie for Act rendering the union of the two kingdoms more entire and complete anno reginae Anna sexto.  382 GESPREK TUSSCHEN DEN GRAAF VAN douglas den voor hoog-verraad of voor het verbergen van hoogverraad in Schotland zouden gehouden worden , ten zy men dezelven in Engeland voor zodanig hield; en dus de Engelsche wyze van recbtspleegen in gevallen van dien aart tot ons overbragt; daar in tegendeel te vooren zo veel foort van verraad plaats had, de bepaaling daarvan zo onzeker was, en de rechtspleeging daarover zo willekeurig, dat niemand beveiligd was 't eenigen tyde als een verraader gestraft te zullen worden. Door de zelfde Acte van het Parlement (*) verkreegen wy tevens deel aan dat edel voorrecht der Engelschen, ontslag van de Pynbank; een voorrecht, schoon wezenlyk eigen aan het natuurlyk recht, op welks bezit geen volk in Europa, zelfs het vryste niet, zich kan beroemen. Zullen wy ons dan benadeeld achten door eenige onvermydelyke omstandigheden, welken mogelyk tegen de vereeniging zouden kunnen ingebragt worden wanneer zy ons bevryd heeft van slaaverny en alle de ergste bezwaaren die een Staat kan te lyden hebben? (f) Het zoude gemaklyk te bewyzen zyn, dat ieder Baron in Schotland, zo wel ten aanzien van zyne staatkundige als burgerlyke gesteldheid thans veel gelukkiger en onafhangkelyker is, dan de grootste was onder de regeering van Koning karel den tweeden, of van zyn' broeder. Douglas Alles wat ik van deeze regeeringen gehoord heb, doet my bloozen van verontwaardiging wegens de dienstbaarheid van onze Edelen, die dezelve zo lang en zo geduldig konden verdraagen, als zy deeden. Wat was 'er dan geworden van dien onversaagden Schotschen moed, die de Plagunets had durven weêrstaan in al de hoogte van hun (*) Zie act for improving the union of the two kingdoms, anno septimo Anna regina 310 (t) Zie Robertson's history of Scotland, l 8 and hume's histor of charles 11. c 7. and james ii c 1  EN DEN HERTOG VAN ARGYLE. 383 hunne magt en trotschheid? Konden de afstammelingen van hen , die versmaad hadden onderdaanen van Eduard den eersten te zyn, als slaaven zich onderwerpen aan Karel den tweeden of Jacobus? ARGYLE Zy scheenen in 't algemeen, alle de karaktertrekken van hunne natuurlyke geaartheid verlooren te hebben, uitgezonderd eene begeerte om het Koningklyk gezag te misbruiken , tot voldoening van hunne byzondere gevoeligheid in familietwisten. DOUGLAS Uw grootvader, Mylord, had de glory van niet onder die berisping te vallen. ARGYLE Ik stel 'er eer in dat zyn moed en de grondbeginsels die hy beweerde, de onrechtvaardigheid en woede van deeze tyden hem op den hals haalden. Maar men behoeft geen ander bewys, dan de natuur en wyze van zyne te rechtstelling (*), om den ellendigen staat te toonen, in welken onze adel toen was, en welk een voordeel het voor denzelven is, dat zy nu als Pairs van GrootBritanje (†) te recht staan, en het voordeel hebben van die wetten, welken aan ons de evengelykheid. in de vryheid van de Engelsche Staatsgesteltenis mede deelachtig gemaakt hebben. Over het geheel, zo veel als rykdom te verkiezen is boven armoede, vryheid boven onderdrukking, en de sterkte van een volk boven de zwakheid van hetzelve, zo veel heeft Schotland door de vereeniging gewonnen. Het heeft nu geene andere grenzen te beschermen dan de zee. De (*) Zie Hame's Hist. of Charles II c.7. (†) Zie the Act of Union, Art. 23.  384 GESPREK TUSSCHEN DEN GRAAF VAN DOUGLAS De oorlogsmoed der Schotten, hunne krachtige ligchaamsgesteldheid hunne scherpzinnige en levendige gemoederen , hunne vlyt en werkzaamheid, worden nu gebezigd tot voordeel van het geheele eiland. Hy is thans een slecht Schotschman die geen goed Engelschman is, en hy is een slecht Engelschman , die geen goed Schotschman is. Onderlinge verkeering. onderlinge belangen, onderlinge voordeelen , moeten onderlinge genegenheid voortbrengen. En wanneer die gevestigd is, hoe veele groote zaaken, die tot nu toe door eenige overblyfsels van afgunst en wantrouw, of plaatselyke eenzydigheid mogen verhinderd zyn, zullen dan uitgevoerd worden tot welzyn van het geheele vereenigde Koningkryk. Hoe aanmerkelyk zullen de inkomsten van Groot-Britanje vermeerderd worden door den aanwas des Koophandels in Schotland! Welk een magtig toevoegsel aan den rykdom des volks zal ontstaan uit de verbetering onzer noordelykste landen, welke tot in het oneindige voor verbetering vatbaar zyn ! De doornen en distelen zyn voor een groot gedeelte reeds uitgeroeid : de bloemen en vruchten zullen eerlang geplant zyn. En wat vermaaklyker of gloriryker bezigheid kan eenig Staatsbestier hebben, dan oplettend te zyn op het bevorderen van zulk eene plantagie? DOUGLAS Het uitzicht van geluk voor myn Vaderland, dat gy aan myne oogen ontdekt, komt my zo aangenaam voor, dat ik 'er vergoeding door verkryg voor het leed waarmede ik den tyd in welken ik leefde herdenk, en inderdaad de gantsche historie van verscheiden eeuwen. ARGYLE Die historie vertoont in waarheid de afgryslykste voorwerpen aan het verstand; moorden, oproeren, regeering loos-  EN DEN HERTOG VAN ARGYLE 385 loosheid, tyranny , en zelfs den Godsdienst, wreed, naar, en dweepend. Een historieschryver die deeze gesteldheid met zyne waare kleuren zou schilderen moest het penseel hebben van Guexcino of Salvator Rosa. Maar de aangenaamste verbeelding kan ons naauwlyks gelukkiger tooneel beschryven, dan de verscheidene zegeningen uitmaaken, die wy van de vereeniging moogen verwachten, wanneer alle de vooroordeelen tegen dezelve, en al wat dienen kan om een denkbeeld van afzonderlyk belang, of plaatselyke verkleefdheid wakker te houden, kon weggenomen worden. DOUGLAS Indien zy kunnen weggenomen worden! Ik denk dat zy onmooglyk kunnen overblyven. Zich tegen de vereeniging te verzetten is inderdaad tegen de natuur opte staan. De natuur heeft de beide Landen vereenigd, heeft hen beiden de zee tot hunne bescherming gegeeven, tegen den inval van alle andere volken; maar hen voor elkanderen gantschelyk open gelaaten. Vervloekt zy hy die hen poogt te verdeelen! - Het geen God vereenigd heeft, moet door geen mensch gescheiden worden. VI Afd. XIV. Deel. Dd  korte beschryving van den oorsprong der zwitsersche vryheid ; in het Engelsch opge steld door j. j. Zubly, Doctor in de Godgeleerdheid 't moet een welgezind gemoed, den aardkloot overziende, zeer droevige gedagten baaren, dat de vryheid, het geboorteregt van den mensch, nog maar binnen weinige kleine gewesten beslooten is. Omtrent Azie en Afrika valt geene vraag; in 't zuidelyk halfrond van Amerika is zy onbekend; en 'er wordt thans verbaazende moeite gedaan om ze uit het noordelyke vaste land te verjaagen. In Europa wordt groot-britanje doorgaans als de zetel der vryheid beschouwd ; doch indien de gissing des Bisschops van st. asaph sf) niet geheel ongegrond is heeft zy zelfs aldaar haaren sleur verlooren. Zwitserland is, volgens dien grooten man, het eenigste land, dat den naam van vry verdient; en zelfs Voltaire noemt het gelukkig. Door welke middelen de Zwitsers hunne vryheid hersteld en bewaard hebben, is in deezen tyd de aandagt van 't publiek wel waardig. De drie kantons, Uri, Schweits en Underwalden , die eerst in een verbond traden , welk den grondslag van het zwitsersche gemeenebest gelegd heeft, beslaan slegts eene kleine ruimte. Te samen zyn ze naauwlyks meer dan 70 [Engelsche] mylen lang, en omtrent 30 breed. Ook hebben ze zeer weinig inwooners , wegens hunne ligging in de Alpische gebergten, veele van welken altoos met sneeuw bedekt en voor menschen of beesten ontoeganglyk zyn. Men zegt gewoonlyk van 't klimaat, dat het 'er negen maanden winter, en drie maanden koud is. Ten tyde van den opstand was het land zo veel nog niet be Cf) Dr. shipley  OORSPRONG DER ZWITSERSCHE VRYHEID. 387 bebouwd als tegenwoordig; en alle weerbaare inwooners der drie kantons worden niet boven 12000 man begroot; een klein getal voorwaar, om, gelyk zy deeden , het zeer magtige huis van Oostenryk het hoofd te bieden, Magt en menigte bewyzen de regtmaatigheid eener zaak niet; en 't is loffelyker , in den stryd voor deugd en regtvaardigheid, onder te liggen, dan zegetekens op te regten voor onregt en verdrukking. Zwitserland was door Julius Caesar onder 't juk gebragt; naderhand werd het aan verscheidene Heeren dienstbaar, en had eenen adel, die de onderdaanen met groote baldaadigheid en geweldenaary mishandelde. De drie kantons koozen Rudolf van Habsburg tot hun opperhoofd. Toen deeze in 't jaar 1273 tot Keizer van het Duitsche Ryk verkooren was, klaagde de adel over hen, en verklaarde ze voor muitelingen; doch de Keizer, hunne handvesten nagezien hebbende, zuiverde hen van deeze blaam, bevestigde hunne voorregten , en gaf hun Landvoogden , die last kreegen om, zonder dwingelandy, de geregtigheid te handhaaven. Dus was 's lands rust hersteld; zy onderwierpen zig aan hunne Overheid ; en 't zou waarschynlyk tot heden daarby gebleeven zyn , indien zy altoos met gelyke regtvaardigheid behandeld waren. Maar nullum violentum diutuonum ,, Geen geweld is van langen duur." Na den dood van Rudolf werd Adolf van Nassau tot Keizer verkooren. Hy staafde hunne vryheid ; en zy bleeven onderdaanig aan zyne regeering. Adolf werd in een' veldslag door zynen mededinger Albert van Oostenryk met eigen hand doorstoken ; en men heeft waargenomen , dat noch deeze Albert, noch de andere vervolgers van Adolf een' natuurlyken dood gestorven zyn. Albert smeedde een ontwerp, om in Zwitserland, dat toen een gedeelte van zyn Keizerryk was, een nieuw gebied op te regten. Hy trok veel keizerlyk leen aan 't huis van Oostenryk; en, zig van eenige sterke plaatsen meester gemaakt hebbende , dagt hy deeze drie kantons ook onder 't juk te brengen. Tot dat einde vaardigde Dd 2 hy  388 OORSPRONG DER hy gezanten af, om hen door veele fraaie beloften tot de overgaaf te beweegen. Toen deezen aankwamen , vertoonden de kantons hunne handvesten, en zonden insgelyks een gezantschap naar den Keizer, smeekende dat zy niet van 't Keizerryk afgetrokken, en aan 't huis van Oostenryk onderworpen mogten worden. Verre van bewilliging, ontvingen zy niet alleen hierop een weigerend antwoord , maar de Keizer wilde ook volstrekt naar geene klagten over hunne Landvoogden hooren. Zelfs stelde hy 'er toen twee twee nieuwen aan, die tot nieuwe en ongehoorde geweldenaaryen overgingen. Dit middel was opzettelyk bedagt, om onder de ingezetenen oproerigheid te verwekken, welke naderhand tot een voorwendsel zou dienen , om hen te beoorloogen en geheel te overweldigen. Dwingelandy maakt op verschillende tyden en plaatsen gebruik van de zelfde wapenen. De wreedheid der Landvoogden nam dagelyks toe. In underwalden woonde te dier tyd een oud, eerlyk landman, Hendrik van Melkdal geheeten. De Landvoogd gaf bevel om twee ossen van zyn' ploeg weg te neemen, zonder dat hem eenige misdaad werd te last gelegd. De eerlyke man begeerde te weeten, wat hy misdreeven had; doch hem werd geantwoord , dat het de wil van den Landvoogd was, dat de boeren voortaan zelven de ploeg zouden trekken; en men ontnam hem zyne ossen met geweld. Zyn zoon , door eene zo verregaande verongelyking aangehitst , gaf den dienaar een* slag met zyn stok, waardoor hy hem aan een' vinger kwetste, en nam op 't oogenblik de vlugt. De Landvoogd liet den vader in hegtenis brengen, om hem tot het overleveren van zyn' zoon te noodzaaken. Hy ontschuldigde zig, als onbewust, waar de jongman beland was. Vergeefs ; de Landvoogd beval dat men hem beide de oogen uit zou steeken en ontnam hem al zyn goed. Het kasteel Rotsberg werd bewoond door den gemagtigden van den Landvoogd. Deeze, zyn oog op eene zeer schoone vrouw hebbende laaten vallen, zogt haar te dwin-  ZWITSERSCHE VRYHEID. 389 dwingen om zyn' dierlyken lust in te willigen. Zy ontliep hem onder eenig voorwendsel, en zogt haaren man op, welke, hiervan verwittigd, den egtbreeker met zyn' byl in den rug hieuw, en terstond de vlugt nam. Werner Stauffaker, een aanzienlyk man in 't kanton Schweits, bouwde een fraai nieuw huis. De Landvoogd, 'er voorby rydende , vraagde hem, wien het toebehoorde? Stauffaker, een' aanslag te gemoet ziende, in geval hy zig eigenaar durfde noemen, gaf tot antwoord: ,, Ede,, le Heer Landvoogd, dit huis behoort mynen Vorst en ,, u toe , en 't is myn leen." Dit stelde den Landvoogd in zyn voorneemen te leur; doch hy zeide hem: ,, Ik ,, wil niet hebben, dat boeren zig huizen bouwen, als ,, of zy Heeren waren. Ik zal u naauwer beteugelen." Grisler, Landvoogd van Uri, bespeurde duidelyk, dat het volk wrokte. Om nu de misnoegden te straffen liet hy te Altdorff een' hoed op een' paal zetten, en beval stiptelyk, dat elk aan dien hoed den zelfden eerbied zou bewyzen, als of hy 'er zelf by was. Ook stelde hy verklikkers aan, om agt te geeven, wie aan dit gebod gehoorzaamden , en wie niet. Deeze verwaandheid werkte zo op het volk, dat zelfs sommigen van den adel het voor onmogelyk verklaarden, zulk eene tiranny langer uit te staan. Onder veelen, die in hun hart dus dagten , was 'er één, namelyk Willem Tell, die de stoutheid had van onderdaanighéid te weigeren aan zulk een teken van veragtelyke slaaverny. Deeze ging 'er verscheidene keeren voorby, zonder zyn hoed af te neemen. Hy werd verklikt, in hegtenis gebragt, en veroordeeld om, met pyl en boog, op een' afstand van honderd en twintig ellen, zyn geliefd zesjaarig kind een' appel van 't hoofd te schieten; onder verheurte van zyn leeven, in geval hy misschoot. Alle redenen , die hy hier tegen inbragt, mogten niets baaten. Indien hy 't weigerde, was zyn leeven en tevens dat van zyn' zoon verbeurd. De bedroefde vader nam op de tederste wyze afscheid van zyn kind; en de aanschouwers smolten in traanen. Doch hy trof gelukkig Dd 3 den  390 oorsprong der den appel, zonder zyn kind te kwetsen Dit gebeurde den 30 october des jaars 1307 ; en hoe fabelagtig het ook moge schynen, men bewaart nog hedendaags openbaare gedenktekens tot bevestiging van de egtheid deezer geschiedenis. Het volk wenschte Tell geluk met den goeden uitslag zyner gevaarlyke onderneeming doch de Landvoogd, bespeurende, dat hy nog een' pyl in zyn*' T had , vraagde hem , wat zulks beduidde. Tell ontschuldigde zig eerst met de algemeene gewoonte der boogschutteren; doch dit voldeed niet. Om agter de waarheid te komen, beloofde de Landvoogd plegtiglyk, hem't leeven te zullen schenken, zo hy ze beleed. Thans verklaarde Tell rondborstig, dat hy voorneemens geweest was, indien zyn kind de geringste wond gekreegen had, den anderen pyl den Landvoogd door 't hart te jaagen. Hierop werd hy tot het einde van zyn' leeftyd in de gevangenis verweezen, Hy bekwam egter verlof om van zyn huisgezin afscheid te neemen. Vervolgens bragt men hem geboeid aan boord van een schip, om naar de plaats zyner gevangenis over te steeken De Landvoogd en zyne bedienden voeren mede over. Het meir van Lucern is zeer onderhevig aan sterke en schielyk opkomende onweders. Een storm bragt hen allen in het dringendste gevaar. Tell, bekend als een' bekwaam schipper, werd in deezen nood ontboeid en aan 't roer gezet. Hy bragt het schip digtby den oever, sprong 'er uit, en stiet het van land. De Landvoogd bereikte met groote moeite den oever op eenigen afstand Doch op den weg naar zyn kasteel werd hy door Tell belaagd, die hem met den overgebleeven' pyl in 't hart trof en terstond dood van 't paard deed vallen. Tell had tyd om naar eenigen zyner vrienden te vlugten, en hen van 't voorgevallene te verwittigen. Deezen waren Stauffaker, Furst en Melkdal. Zy hoorden het eenigermaate met leedweezen; want dewyl 'er onder hen beslooten was, niets te onderneemen vóór den eersten January des jaars 1308 , op welken tyd de'drie kantons te gelyk een' aanslag zouden doen om de vry-  ZWITSERSCHE VRYHEID. 391 vryheid te herstellen , vreesden zy, dat het ombrengen van den Landvoogd, eer zy gereed waren om op dien voet voort te gaan, hun ontwerp verydelen, en de zaaken te vroeg tot het uiterste brengen zou. Doch tirannen verhaasten dikwerf hunnen val door hun eigen toedoen. De Landvoogden hadden drie kasteelen in bezit; en 't was van zeer groot gewigt, die te veroveren. Indien dit niet geschiedde, moest de verdrukking dagelyks onverdraagelyker worden. Een der bondgenooten hield geheime vryery met eene dienstmeid op 't kasteel Rotsberg. Zy verschafte hem, naar gewoonte, gelegenheid om binnen te komen; en hy bragt 'er twintig van zyne vrienden, die, zonder moeite, het slot en den Landvoogd overweldigden. Het kasteel Sarnen werd door eene andere list bemagtigd. 't Was gebruikelyk , op nieuw-jaar den Landvoogd geschenken te brengen. Dus kwamen 'er twintig van de bondgenooten, alleen maar met lange stokken gewapend , 's morgens vroeg, aan de poort van 't kasteel, en maakten aan den Landvoogd, die toen juist ter misse ging, hunne gewoone komplimenten. Hy, ziende, dat zy geene wapens by zig hadden, beval hun, de geschenken in 't slot te brengen. Zy waren zo dra niet binnen, of zy maakten yzeren spitsen, die zy verborgen gehouden hadden, aan hunne stokken vast, namen de bezetting gevangen, en sloopten het kasteel. De Landvoogden zagen zig genoodzaakt om de vlugt te kiezen. Dus werden in één' dag alle sterkten ingenomen en geslegt; en 's anderendaags zwoeren de drie kantons plegtiglyk met elkanderen een tienjaarig verbond. Dit kleine beginsel was de grondslag van 't Zwitsersche gemeenebest, welks vryheid en onafhanglykheid tot heden standgegreepen, en die der meeste Staaten van Europa overleefd hebben. Keizer Albert had nu, volgens zyn' wensch, een voorwendsel om de drie kantons door openbaaren oorlog te overweldigen. Hy begaf zig terstond naar Baden, deed D d 4 al-  392 OORSPRONG DER allen handel met deeze drie kantons ophouden, en gaf zyn vassaalen last om hun den oorlog aan te doen. Doch terwyl hy den oorlog tegen een verdrukt volk overlei, werd hy vermoord door zynen neef, wiens erfenis hy onregunaatiglyk aan zig hield. Zyn moordenaar hoopte in deeze kantons eene schuilplaats te vinden; maar de Zwitsers, hoe yverig ook voor hunne vryheid, wilden die egter niet beveiligen door misdaadigen op te neemen. Hertog Leopold , zoon van Albert, besloot eerlang, de drie kantons te beoorloogen , en bragt daartoe een heir van 20000 man op de been. Zyn bestek was, de bondgenooten te overvallen op eene plaats, Morgarden genoemd, liggende tusschen een meir en een gebergte. In verwagting, dat de inwooners van Underwalden hunnen bondgenooten zouden te hulp komen, zou de Graaf van Strasberg, benevens die van Lucern, de kantons te zelfder tyd op twee verschiilende plaatsen aanranden. Onder den maaltyd vraagde hy naar 't gevoelen van zyn' hofnar, en kreeg dit antwoord : ,, elk geeft raad, hoe in 't land te ,, komen; ik agt het noodig, te overleggen, hoe 'er we,, der uit te komen." Zyn raad werd in den wind geslagen ; doch de ondervinding leerde, dat hy de waarheid gezegd had. Een dapper en deugdsaam volk kan aangerand worden; maar wee den tirannen, als zy niet vlugten kunnen! Het bestek werd stiptelyk gevolgd. Leopold deed een valschen aanval op Arth; en mogelyk zouden de bondgenooten alle hunne magt daar aangewend hebben , waren zy niet gewaarschouwd geworden om op Morgarden bedagt te zyn. Naar die plaats zonden de kantons Uri en Underwalden 700 man; en naar 't kanton Schweits een gelyk getal, welke geplaatst werden op een' berg, de Zadel genoemd. Op den bestemden dag naderde de Hertog van Oostenryk met zyne ruiters. De aantogt geschiedde met groote onbeschroomdheid. 't Was gemakkelyk, meenden zy, de overwinning te behaalen op boeren, die slegt gewapend, en van krygstugt ontbloot waren. Zy drongen, dan  zwitsersche VRYHEID. 393 dan moedig in eene engte, tot dat zy weêrhouden werden door 50 mannen, die, wegens misdaaden, uit de kantons gebannen waren. Deeze luiden had het bondgenootschap , niet tegenstaende hun verzoek , onwaardig geagt, voor de vryheid te vegten, zelfs in de dringendste omstandigheden; maar zy, hoopende, door zig edelmoediglyk voor hun vaderland te waagen, vergiffenis van voorige misdaaden te zullen erlangen, hadden zig op een' steilen berg geplaatst boven eene engte, daar de Oostenrykers niet dan ter naauwer nood twee en twee door konden. Zy lieten hen gerustelyk naderen; doch toen 'er een aanzienlyk getal in deezen naauwen doortogt was, wierpen zy zulk een' stroom van steenen en groote stukken hout neder, dat de vyandelyke ruitery straks in verwarring geraakte. De Zwitsers, dit bespeurende, deeden terstond een' verwoeden aanval, en noodzaakten ze naar de vlakte te vlugten. Om plaats te maaken tot eene slagörde, opende het voetvolk de gelederen, en liet de ruitery door. Dit oogenblik namen de bondgenooten waar; en alzo zy op eene hoogte stonden, verwekten hunne hellebaarden eene ysselyke slagting 't Was, zegt een schryver van dien tyd, geen gevegt, maar een bloedbad. De Hertog verloor omtrent 1500 ruiters. 't Verlies van 't voetvolk was niet te begrooten ; maar 52 mannen van Zurich , dat toen de belangen van Oostenryk voorstond, vond men op een' hoop nedergeveld. "t Verlies der bondgenooten was ongelooflyk klein. Ondertusschen had de Graaf van Strasberg die van underwalden ook met 4000 man overvallen. Zy zonden naar hunne vrienden te Morgarden. Terstond spoedden 400 triumfeerende Zwitsers hun te hulp. Met deezen booden zy den Graaf het hoofd. Hy, ziende onder hen vaandels, die te Morgarden geweest waren, begreep, dat zyn meester geslagen was, en begaf zig op de vlugt. De Zwitsers maakten omtrent 300, man onder 't vlugten van kant. Na deezen slag traden de drie kantons in een altoosduurend verbond, dat sedert door geene magt heeft kunnen verbroken worD d 5 den,  394 OORSPRONG DER den, en op eene merkwaardige wyze door den Hemel beschermd is. . In 't jaar 1316 begaf Hertog Leopold zig weder in eigen' persoon naar Zwitserland, om den oorlog met meer kragt te voeren. Hy had beslooten, Sempach te belegeren. De bondgenooten bekwamen 'er kundschap van ; en de wederzydsche benden verscheenen op een' en den zelfden dag voor deeze kleine stad. De Oostenryksche voorhoede, omtrent 1400 man sterk, pleegde allerhande geweldenaary op hunnen bodem. Een der Officieren steeg op eene kar, met stroppen gelaaden, en dreigde, alle de ingezetenen op te hangen, eer de zon onderging, 't Was hooityd. De Oostenrykers kwamen zo digtby de muuren, dat zy met hun spreeken konden, en vraagden spottender wyze om eeten en loon voor hunne maaiers. Doch de Zwitsers gaven ten antwoord, dat zy niet gewoon waren, loon te betaalen, eer 't verdiend was; en dat zy hun een middagmaal bereidden, waarby de lepels hun uit de handen zouden vallen. Het leger van den Hertog, waaronder veele Prinsen en Edelen waren, bestond omtrent uit 4000 man; louter uitgeleezen volk, en van 't hoofd tot de voeten gewapend. De bondgenooten maakten een getal van omtrent 1300 uit. Zy waren slegt gewapend, en allen te voet. Hunne gantsche wapenrusting bestond in hellebaarden en eene soort van houten schilden, aan hunne armen vastgemaakt , om de slagen van 's vyands geweer af te kaatsen en te breeken. Hunne gelederen waren zeer digt geslooten, en derwyze geschikt, dat de gantsche troep een' driehoek verbeeldde. Een krygsman ging vooraf; daarop volgden 'er twee; dan vier; en zo voorts. In deeze slagörde ging dit hoopje volks den vyand manmoedig te keer. Eer 't gevegt aanving, vielen zy volgens hunne gewoonte op de knieën om te bidden. Dit deed den hofnar van den Hertog zeggen: ,, Leopold! myne landsluiden", (hy was een Zwitser;) ,, hebben gezamentlyk de handen opgeheven, en, voor ,, den almagtigen God , u den dood gezwooren." Een  ZWITSERSCHE VRYHEID. 395 Een Oostenryksch Officier, hunne onversaagde houding ziende stelde voor, dat het raadzaamst was, den slag tot 's anderendaags uit te stellen; doch een der edelen verklaarde, dat hy die handvol plompe boeren den Hertog gekookt of gebraaden, opdisschen wilde, zo als hy 't verkoos. De adel was zo gretig naar 't gevegt, dat zy afsteegen , hunne paarden aan de zorg hunner bedienden overgaven, en niet gedoogen willen, dat anderen, buiten hen, deel namen aan de eer van dien dag. 't Gebeurde dat een jong edelman, de lange punten van zyne schoenen afsnydende, gelyk zy allen deeden, een' zyner teenen kwetste, 't welk hem een' schreeuw deed geeven. Straks beval men hem uit de gelederen te gaan, als onwaardig om te vegten. Zyne medebroeders kreegen allen de nederlaag; doch hy behield zyn leeven. Toen de slag begon, gaven de Oostenrykers blyk hunner meerderheid in magt van volk en wapenrusting. - Zestig bondgenooten sneuvelden, eer zy iets tegen den vyand konden uitvoeren. In deezen nood besloot een braaf Ridder van 't geslagt van Winkelried, zyn leeven voor 't vaderland op te offeren. Hy trad stoutmoedig toe, sloeg met zyn geweer op hunne lange pieken ; en boog 'er zo veele van neder , als hy houden kon. Zyne landgenooten, dit ziende, drongen met onweêrstaanbaare woede agter hem aan, vielen met hunne hellebaarden op de Oostenrykers in, en maakten eene ysselyke verwoesting. Zy hadden, zegt men, eer de stryd een' aanvang nam, uitgeroepen, dat elk, die zig te zwak bevond om tegen tien Oostenrykers te vegten , het slagveld verlaaten gen mogt; waarop 300 heengingen. Doch toen deezen merkten, dat de Oostenryksche gelederen gebroken waren, spoedden zy hunnen medebroederen te hulp. De Hertog werd verscheidene maalen vermaand om zig te bergen; doch hy, zyn vaandel in gevaar ziende, schoot toe , om het te redden , en sneuvelde in zyne onderneeming. Toen de bedienden, die, met de paarden, in de agter-  396 OORSPRONG DER terhoede waren , de nederlaag hunner heeren bespeurden , beklommen zy de hun aanbevolene paarden , en lieten hen voor zig zelven zorgen. Men begrootte het verlies der Oostenrykers op 2000, waaronder 667 edelen, en onder deezen 350 met gekroonde helmen. De Zwitsers hadden , omtrent 200 verlooren , welke allen naar hunne huizen gebragt werden. Op den derden dag vergunden zy den vyand, de dooden weg te voeren. De Hertog werd toen in eene groote kist gelegd, welke nog bewaard wordt, en, zo men zegt, vol stroppen geweest was om de bondgenooten op te :hangen, De Zwitsers, op vrede hoopende, spaarden het blced der Oostenrykers , en vervolgden hen niet op hunne vlugt. Zy hadden naderhand reden om deeze zagtheid te beklaagen ; hoewel het voortzetten van den oorlog alleen diende om de overwinningen en den roem der bondtgenooten te vermeerderen, De zoonen van den gesneuvelden Leopold maakten groote krygstoerustingen; en veele keizerlyke steden voegden zig aan hunne zyde. Daar werd wel een besland geslooten; doch de Oostenrykers hielden hun woord niet, en maakten zig, door verrassing en geheime verstandhouding, meester van Wesen: waardoor het ganssche kanton Glaris voor hunne verwoestingen werd opengelegd. De Zwitsersche bondgenooten raadden dat kanton, een zo gunstig verdrag te maaken als doenlyk was; doch de Oostenrykers bedongen zulke harde voorwaarden , dat 'er niets van kwam , en trokken met omtrent 8000 man tegen 't landschap op. De inwooners hadden eene beschansing opgeworpen, welke door omtrent 350 verdeedigd werd! Toen de Oostenrykers aanrukten, vond deeze kleine troep zig te zwak om weêrstand te doen, en week naar eene hoogte. De Oostenrykers drongen in 't land, verbrandden het dorp Nefels, en deeden vervolgens een' aanval op de gemelde handvol inwooners. Eene bui van steenen kwam op hen neder, waardoor zy zig genoodzaakt zagen, een weinig te wyken, om gedekt te staan. De Zwit •  ZWITSERSCHE VRYHEID. 397 Zwitsers , zig van dit gunstig oogenblik bedienende, vielen zo verwoed op hen aan, dat zy, na een gevegt van vyf uuren, de vlugt moesten kiezen. Aan eene brug komende, werden de Oostenrykers in hunne verwarring niet gewaar, dat dezelve gebroken was; waardoor veelen verdronken. Hun verlies werd op 2000 man begroot, daar dat van de Zwitsers niet boven 55 was. De Hertogen van Oostenryk willigden toen wederom een verdrag in, waarby de Zwitsers in 't bezit bleeven van alles, wat zy gewonnen hadden. In 't jaar 1314 werd dit verdrag voor twintig, en, in 1412, voor vyftig jaaren vernieuwd. De Zwitsers bedienden zig van deeze rust, om hunne krygstugt op een' vasten en goeden voet te brengen. In 't jaar 1393 kwamen zy met elkanderen overeen omtrent de volgende schikkingen. 1. Men zou nooit eene kerk of kapel aanranden, ten zy de vyand ze tot eene schuilplaats gebruikte. 2. Geene vrouw zou geschoffeerd of gehoond mogen worden. 3. Ieder Zwitser was verpligt, zyn goed en leeven voor 't vaderland op te offeren. 4. Geen Zwitser zou zynen post mogen verlaaten, zelfs al was hy gekwetst. 5 Niemand zou mogen plunderen, zonder verlof van zyn' bevelhebber; en de buit zou gelykelyk gedeeld worden. 6. Allen, die aan de Zwitsers levensmiddelen zonden, zouden hunne bescherming genieten. 7. Geen kanton zou, zonder toestemming der overigen, zig in oorlog mogen begeeven. 9. Geen Zwitser zou een' ander iets met geweld ontneemen, 't zy in tyd van vrede of van oorlog. De Zwitsers bragten hunne krygstugt tot zulk eene volmaaktheid , dat, volgens het zeggen van Machiavel, geene natie hen daarin ooit overtrof, behalven de Romeinen. 't Was derhalven met den oorsprong en aanwas der Zwitsersche vryheid dus kortelyk gelegen. 1. Zy hadden eenige regten en vryheden, hun door de Keizers toegestaan, welke van geen groot belang schynen geweest te zyn.  398 OORSPRONG DER zwitsersche VRYHEID. zyn. 2. De Keizers uit het huis van Oostenryk tragtten hen van 't Roomsche ryk af te scheiden , en aan het Oostenryksche huis, dat toen in zyne opkomst was, te •onderwerpen. 3. Hiertegen bragten de Zwitsers hun bezwaar in, en beriepen zig op hunne handvesten. 4. Men zond hun Landvoogden, die hen verdrukten, om hen hierdoor tot eene wanhoopige daad te doen overgaan, waaraan hunne vyanden den naam van oproerigheid dagten te geeven, en, onder dat voorwendsel, hen door magt van wapenen te overweldigen. 5. Dit bragt eindelyk een verbond te wege. , eerst maar van drie menschen, daarna van drie kleine landschappen en allengs groeide dit getal aan tot dertien kantons, behalven nog eenige andere bondgenooten. 6. Om hen onder 't juk te brengen, werd eerst hun handel gestremd; en naderhand overviel men hen met geweld. 7. Aangetast wordende, verweerden zy, zig met ongelooflijke dapperheid; en hoe ongunstig de kans ook was, stonden zy egter alle aanvallen door, en bragten het eindelyk zo ver, dat de vyanden niet alleen zwigten moesten, maar hen ook voor een vry gemeenebest verklaarden. Sedert zyn zy, schoon omringd van Oostenryk, Frankryk en Savoie, altoos vry en moedig gebleeven; en 't is te hoopen, dat zy het altoos zullen blyven. D 3  DE KLAGT VAN DINA (*). In de schaduwe der eiken by het graf van Dina, de schoone dochter van Jakob , zat Jezer, de zoon van Napbthali, des zoons Israëls, en nevens hem zyn bruid, de bevallige Sera, liefelyk van stem, en een dochter van Asser, den Israëliet. Terwyl hunne kudden in de vruchtbaare valleijen graasden, zongen zy beiden de klagt van Dina, en hielden hunne schreijende oogen als onbeweegelyk gevestigd op den bloemheuvel die het lyk der schoone Maagd bedekte; dan eens kuschten zy elkander, onder eenen vloed van traanen , en zongen weder de klagt van Dina. Nu zweegen zy, en Jezer drukten, vol van aandoening, de hand der schoone zangeres tegen zyne borst, wanneer zy achter zich eenig geruisch bespeurden. Het was Thola, ,, Ik dacht wel dat het ,, Sera was: voor my ook een lied en zulk een kusch! " zo sprak Thola, en wierp in den schoot der maagd een schaal met vygen. Sera. Hoe! Thola, ons op zulk eene woeste wyze te stooren ! Thola, Ei, Sera! waarom zingt gy dan zo schoon? uw lied klonk zo lieflyk door gindsche eiken. Sera. (*) Volgens het verhaal van Moses (Genes. XXXIV.) had Dina, de dochter van Jakob, zich begeeven in een naby gelegen stad, alwaar Sichem , de zoon van Hemor , Vorst der Hevieten haar ziende op haar verliefde, en haar vervolgends schoffeerde Hemor zocht, in een gesprek met Jakob dit misdryf, door een huwelyk van zynen zoon met Dina, te herstellen : doch Jakobs wraakzuchtige zoonen wendden voor hierin niet te kunnen bewilligen , ten zy Sichem zich naar de Joodsche wyze liet besnyden ; het geen niet alleen door deezen, maar ook door alle de stadgenooten van Hemor geschiedde ; van welke omstandigheid Simeon en Levi, beide zoonen van Jakob, gebruik maakten om op den derden dag, niet alleen Hemor en Sichem maar ook alle hunne burgeren om te brengen, derzelver vrouwen en kinderen gevangen te neemen, en alle hunne bezittingen te plonderen waarna zy hunne zuster Dina met zich voerden.  400 DE KLAGT VAN dina Sera. Wel nu; begeef u dan weder naar die eiken/ Zo kunt gy luisteren. Thola. Nu Sera', ik zal 'er niet naar zien, wanneer u Jezer kuscht; zing slechts nog éénmaal dien aangenaamen zang. Jezer. Eerst moet gy ook my beschenken; dan zal ik met haar zingen, en op de harp speelen. Thola, Waarvan zingt gy dan ? ' Jezer. De klagt van Dina. Wat zouden wy anders by het graf van Dina zingen? Thola. Beklagenswaardige Maagd! By het leven van Israël dit moet ik hooren. Zie daar, Jezer, wat ik u ligt zou kunnen schenken Jezer. In oprechtheid, dit is fraai. ■ Zie eens, Sera Door uw eigen hand gesneden? ... Thola. Gewisselyk , deeze offerschaal heeft my niet minder dan zeven weeken zuuren arbeid gekost. Hier zelfs heb ik my in de hand gesneden Jezer. Nu daar voor is het ook een meesterstuk Thola Dáár, Sera, ziet gy Abraham. Hy bind de handen van zyn Zoon, en heeft het aangezicht ter zyde afgewend. Sera. Ach! de smart is in 't opgeheven oog te leezen. Welk een mannelyke schoonheid ! ik geloof het waarlyk , zo heeft Abraham 'er uitgezien. En Isaac —— het is of men hem hoort steenen: hoe angstig ziet hy naar het outer, naar het slachtmes! en hier, hier rookt het vuur... Thola. Zie eens, hier boven aan den rand, het samentrekken der wolken. Sera. De Engel Gods zweeft op de wolken. Nu, in de daad , dit is recht de schoonheid van een' Engel. Hoe vrolyk wacht hy op het oogenblik om Abraham toe te roepen! Thela. Maar wie zoud gy wel voor deezen Engel aanzien, Sera?  DE KLAGT VAN DINA. 401 Jezer. ô Thola! heerlyk! wonderlyk getroffen Hoe! Sera, gy kent dit gelaat niet? Sera. Neen, neen, ik ken het niet. Thola. Hebt gy nooit u zelven in een beek gezien, wanneer gy uwe zwarte oogen daarin afwischte ? Jezer. Ja, Sera, nu moeten wy voor hem zingen; hy heeft het te fraai gemaakt om dit te weigeren. Sera. Welaan dan; zet u ginds op dien met mos begroeiden stam. , ,, Hoort het, en weent , gy Dochteren van Israël Sid^ dert en jammert, gy Zoonen van Jakob.' Hoort de klagt „ van Dina. „ Ziet my niet aan, gy Jongkvrouwen! dat ik zo ge, heel vervallen ben, en vraagt niet spottende by den „ lentedans: waar is Dina, de schoonste haarer speelge genooten ? Ach! ik was bloeijende gelyk een roozen„ blad; vrolyk gelyk de lammeren in de valleijen. Myn „ Vader noemde my zyn hartenlust; myne Moeder en ,, myne Broeders hadden in my een welbehaagen. De ,» maagden benydden my , als ik met den bloemkrans ,, versierd was, en de jongelingen zagen my gaarne met „ ongevlochten hairen. Maar nu, nu ben ik gelyk een verlaten Eden , sints Gods Engel den toegang be„ waakte; gelyk de lusthoven van Sodom, sints den zwa„ velregen des Almagtigen, Nu verschyn ik, rondom ,, waarende, gelyk de schaduw in een' diepen put; ge, lyk de schimmen ter middernacht in dichtbegroeide bosschen. „ Hoort het, en weent, gy Dochteren van Israël Sid,. dert en jammert, gy Zoonen van Jakob! Hoort de klagt „ van Dina. „ Myn Vader treurt om zyn geliefde; myn Moeder „ bedekt haar aangezicht; en allen die my aanzien, wy, zen op my met de vingeren. Werwaards ik ook vlie„ de, zie ik niet dan stroomen bloeds, hoor ik niet dan „ het gekerm van stervenden, dan het gejammer van jon> gelingszielen, die, gierende van woede, my alöm VI. Afd. XIV. Deel Ee „ ver-  402 DB KLAGT VAN DINA. „ vervolgen. ——— Ach! myne Broederen, wat heeft „ uw wraak bestaan. * Wy knielden beiden voor „ God by den eenzaamen balzemstruik, toen de dageraad „ des Bloeddags aanbrak. Hy smeekte my met traanen „ om vergiffenis; met traanen gaf ik hem die, en waande, ,, in de dronkenschap van myn genoegen, dat ook God hem „ vergiffenis geschonken had. ô Zoon van Hemor! waar„ om waart gy zoo schoon ? Schitterende gelyk het blik„ semlicht waren uwe oogen, vernielende gelyk de don,, der de daaden van uwen arm, en hartverkwikkende de ,, stem uwer liefde, gelyk het zacht geruisch der avondkoelte na het onweer des Heeren. Gy kuschte my de „ traanen van de wangen; ik droogde de uwen af met „ myne hairlokken. Toen, toen hoorden wy het geklik„ klak der zwaarden; toen verhief zich het jammerend „ moordgeschreeuw. Aan myne voeten stroomde het „ bloed van Sichem. Ach! Dina'. riep de deerlyk-gewon„ de, Dina! Dina! en zocht naar ademtocht, en spar„ telde, en gaf den geest. „ Hoort het, en weent, gy Dochteren van Israël! Sid„ dert en jammert, gy Zoonen van Jakob! Hoort de klagt „ van Dina! „ ô Dag van vervloeking, waarop ik heenen ging naar „ de velden der Hevieten! louter misdragten moeten op „ u gebooren worden. Hy die op u sterft, moet nim„ mer vergaan! eeuwig moet zyn dor geraamte voor het „ oog der zonne blyven liggen ! Bloedig moet gy in „ het oosten opgaan ! wreede moorden moet gy op de „ bergen , ysselyke bloedschande in de dalen aanschou„ wen! maar nog zeven maalen vervloekter zy de dag „ waaröp Sichem my het eerste vriendelyk toesprak, de „ eerste kus op myne kaaken drukte! De afschuwelykheid ,, van dien dag doe de engelen des hemels het aardryk „ verlaaten, en roepe in onweêrwolken alle de geesten „ des afgronds, alle de zoonen des doods te voorschyn ! „ Dat niemand met myne schande lagche, geen knaapje „ met myne liefde spotte 1 „ Hoort  DE KLAGT VAN DINA, 403 ,, Hoort het, en weent, gy Dochteren van Israël! Sid,, dert en jammert, gy Zoonen van Jakob! Hoort de klagt ,, van Dina! ,, Maak u op, ô storm! en ruk met tak en wortel ,, weg die bosschen, die eenmaal zo liefelyk ruischten, ,, toen wy , dronken van wellust, ons in hunne schadu,, we verlustigden. Geen vogel zingt daar meer het lied ,, der liefde: niets dan het akelig geluid van schrikvogels ,, en nachtuilen , dan het schor gekras der zwarte raa,, ven laat zich thans, onder het geloei der winden, in ,, hunne toppen hooren, en vervloekt my om het bloed, ,, om het bloed van Sichem ô Ontfermt u myner, gy on,, weeren van Sodom ! dondert ze naar beneden de veu,, velen, die van ons gezang weêrgalmden; het lommer, ,, 't geen onze omhelzingen verborg; de bron, die, zo ,, liefelyk bruischende, my in slaap suste tot droomen ,, van hem; van hem, en niet van bloed! - en, ,, ô ! dondert toch tot in den diepsten afgrond die ceder,, stammen, waaronder ik geschonden en bedorven ben; ,, waaronder ik nu, onkenbaar voor my zelven als een ,, vervloekte omzwerf, en ween, en door myn jamme,, ren verteerd word. ,, Hoort het, en weent, gy Dochteren van Israël! Siddert en jammert, gy Zoonen van Jakob! Hoort de klagt ,, van Dina. ,, Niemand draagt voortaan my liefde toe : niemand ,, zal noch kan ik beminnen tot in eeuwigheid , want ,, myn ziel is beladen met bloed met vloeken des bloeds, ,, met vloeken des Almagtigen. Ach! wie zal op my ,, in myne ellenden nederzien? God! Rechter! ach! zie ,, nog eenmaal neder op mynen jammerslaat, en zend my uwen Engel des doods. Wanneer hy des nachts, in ,, donkere stormen, over de wouden zweeft, en de zie,, len der ellendigen met zich voert, dan zwerf ik in ,, den donkeren storm en beklauter de toppen der rot,, sen, om hem zo veel nader by te weezen; maar hy ., gaat my sidderend voorby: die vervloekte gaat voorEe 2 ,, by  404 DE KLAGt VAN DINA. ,, by, zonder my aan te roeren. Ach! beveel het hem, ,, ô Rechter! ô Ontfermer! opdat de jammerklagten my,, nes vaders , opdat de wanhoop myner moeder my ,, niet langer vervolge, en de traanen van medelyden, ,, op myn graf geplengd, my rust verschaffen. ,, Weent, weent nog lang, gy Dochteren van Israël! ,, Vergeet het nimmer, gy Zoonen van Jakob!" Zo klaagde de schoone Dina en stierf. Sera en Jezer zweegen, en Thola bleef op Dinaas grafstede staaren. Toen lei hy zyne offerschaal in haaren schoot, en zag haar, dankbaar , met smachtende oogen aan. ,, Nu, Sera! schenkt gy my by dit lied ook ,, nog een kus ? '' Sera keerde haar gezicht van hem af. ,, Kom, Jezer! de avond begint te vallen; laat ons de ,, kudden drenken; de andere herders zullen reeds by ,, den put zyn." — ,, Geef hem den kus (sprak haar Brui,, degom) hy heeft by Dinaas graf gesiddert. Zy gingen heen en Thola zag , dieppeinzende, hen na. MOR-  MORGENGEDACHTEN. Naar het Hoogduitsch van den Heer van Haller. De Maan verbergt haar' zachten glans; Het nachtfloers wykt van 's Hemels trans; 't Gestarnte derft zyn' luister; Het ryzend licht, dat zich verspreid, Roept al wat rust tot werkzaamheid, En scheurt het nevlig duister. De Hemel toont zich tintlend rood; De blonde Auroor' strooit uit haar' schooi Saffieren en Robynen; Zy doet, gehuld met roozengloed, Daar zy voor 't zonlicht heenenspoed, De schaduwen verdwynen. Nu ryst de Zon uit de oosterpoort, En streeft langs sterrepaden voort; De graauwe wolken gloeijen Van helder rood, en bloozend licht: Een gouden vlam schynt voor 't gezichti Langs 't groene veld te vloeijen. Het Roosje toont, op 't open blad, Aan 't schittrend licht, een' paerelschat, Uit morgendauw geboren. De Lelie spreid een ambergeur; Haar zyden weefsel, glans en kleur, Kan ieders oog bekooren. Ee 2 D.  406 MORGENGEDACHTEN. De nyvre Landman dryft al vroeg, Door 't mollig veld, den zwaaren ploeg, En arbeid zonder kommer. Het Voglenheir vervult de lucht, Met zachte klanken in zyn vlugt, Door 't lieflyk groenend lommer. Verheven Schepper! al die pragt Is 't heerlyk werk van uwe magt : Gy schenkt natuur het leven; Gy hebt der starren loop bepaald; Den Vuurbol, die onze aard' bestraald, Zyn' gloed en glans gegeeven. Gy gaaft der Maan' haar licht en stand; Het windenheir vliegt van uw hand ; Gy drenkt met dauw de velden; De starren wentlen in hunn' kring, Of rusten, naar uwe ordening, Daar ze ons uw wysheid melden. Gy vormde, uit stof, het berggevaart; Gy doet het zand, in 't diepst' der aard', Versmelten tot metalen; Gy, die de onmeetbre Heemlen meet, De wolken uitspreid als een kleed, Gy kent in magt geen paalen. Den Visch, die 't stroomnat opwaarts blaast; En 't zeevolk door zyn kracht verbaast, Hebt gy 't bestaan gegeeven. Uw hand heeft d'Elefant gewrocht ; Dien beendren berg, dat landgedrogt, Gaaft gy gevoel en leven. Gy  MORGENGEDACHTEN. 407 Gy hebt de zonnen, die ons oog Beschouwt aan 's Hemels breeden boog, Als schitterende vonken, Verspreid door 't onbegrensd heelal; En alles, toen 't uw woord beval, 't Bestaan uit niet geschonken. Maar, groote God! word ooit uw magt,' Door 't broos en sterfelyk geslacht. Naar waarde en eisch geprezen? Dewyl ze onmeetlyk is, zou hy, Die haar begrypen wilde, als gy, Oneindig moeten weezen. De nêdrigheid wyst my myn' pligt, ô Ongeschapen Zon! uw licht Verblind myn sterflyke oogen. Hoe zou een worm in 't aardsche dal, Den Schepper van het groot Heeläl, Door zynen lof verhoogen? c. Ee 4  D3  de eik en de eikel. (*). Niet lang na de uitgaaf van zeker boek, waarin de Heer Dutems beweert, dat alle ontdekkingen der nieuwe wysgeeren reeds in de ouden te vinden zyn, bezogt hy zynen vriend, den Marchese Gemelli , op deszelfs landgoed , digtby Turin gelegen. Hy vond hem in zynen boomgaard; en na de eerste wederzydsche welkomgroete viel hun gesprek terstond op het geschrift van den Heer Dutems. Inderdaad, Mynheer Dutems; gy voldoet my beter dan uwe voorgangers, 't Ontbrak byna allen, die dit onder zoek waagden, aan kunde en onzydigheid. Die de ouden genoeg kende, kende de nieuwen te weinig; en die met de nieuwen gemeenzaam omging, deed zulks niet met de ouden. De eerste wilde z:g voor zyne slaapelooze nagten beloonen door eene onmaatige waardy aan de voorwerpen zyner vlyt toe te schryven; de andere zogt zyn gebrek aan geleerdheid te ontschuldigen door de ouden te veragten. - Gy weet, hoe 't gaat, myn waarde vriend. Men verblydt zig over 't geen men heeft, wegens de waardy, die men 'er aan toeschryft, en troost zig over 't gemis van andere zaaken door zig te verbeelden , dat ze weinig of niets waardig zyn. ■ Ik heb dan, dunkt u, beide deeze doolwegen vermyd? ——— Taamelyk! En gelyke onzydigheid jegens de ouden en nieuwen betoond ? Ge * plato schreef sokratische samenspraaken terwijl Sokrates nog leefde ' wat heeft deeze jongman my niet al laaten snappen '  DE EIK EN DE EIKEL. 409 Gelyke juist niet. Maar evenwel meer, dan anderen, Mynheer Dutems- - Gy overtreft anderen ook in de vereeniging der tweevoudige kennis, die tot zulk eene vergelyking noodig is. Gy pryst my ongemeen . Heer Marchese. - Maar zo ik u wél ken, is deeze lof reeds de voorbereiding van uwe kritiek. - Laat my uwe gedagten verder hooren! Iets had ik inderdaad aan te merken. Dat is? Kom hier by my, Mynheer Dutems! ginds staat een zeer schoone eik; beschouw hem wél! 't is de fraaiste en grootste van dit oord. - Hoe verre reiken zyne wortels! Hoe diep schieten ze in den grond ! - Geen orkaan kan deezen boom doen vallen , zonder het land geheel om te wroeten. - En welk een stam! welk eene pragtige kroon! Hoe trots spreidt hy zyne takken uit! hoe veel land beschaduwt hy! Zyt gy niet op getoogen door dit gezigt ? Ik weet niet, wat ik u antwoorden zal. Hoe komt dit hier te pas, Heer Marchese? Beschouw nu deezen eikel ! - Hy bevat buiten tegenspraak het geheele grondbeginsel van een' even fierlyken boom in zig; hy onthoudt, in zyn onontwikkeld plantje, alle voornaame deelen van den eik. Zekerlyk! Maar verder? Nu vraag ik: is daarom de eikel en de eik het zelfde ? Is deeze zaadkorrel , die op de aarde nedergeworpen, aan 't geval overgelaaten, misschien tot de verrotting verordend is; die het oog nog geene verlustiging, den vermoeiden nog geen lommer, den vogelen des hemels nog geene schuilplaats verschaft; - by dien zwierigen, diep ingewortelden , lommerryken boom te vergelyken, welke uit den onaanzienelyken eikel voortsproot, en langzaamerhand, in geheele eeuwen, tot deeze hoogte, sterkte en majesteit opgroeide? Wie beweert dit? Gy, myn vriend! Gy! Ee 5 E5  410 DE EIK EN DE EIKEL. En waar ? In 't zelfde werk, waarvan wy spraken. — Het eerste spruitje van een systema is by u reeds het geheele systema; het eerste grondbeginsel van een gevoelen reeds het gevoelen zelf. Of eene stelling door de ouden slegts gewaagd; eene waarheid slegts van verre uit gegiste gronden erkend, en zonder nadere bepaaling, zonder onderzoek der gevolgen, der verbintenis met andere gewigtige waarheden , opgegeeven ; of door de nieuwen in haar verband met andere waarheden overdagt, in de eerste begrippen vast gegrond, tot in alle haare gewigtige gevolgen ontwikkeld is; dit alles houdt gy voor eenerlei. Gy ziet altoos in eene afzonderlyke gedagte reeds een geheel systema, en geeft alle eer aan hem , die 'er het eerste vlugtige denkbeeld van gehad heeft. Mag ik u verzoeken, my hiervan bewys te geeven ? —* Ik heb een ruim veld, Mynheer Dutems. Gy begaat deeze fout, zo 't eene fout is, byna in ieder hoofdstuk. - Doch ik zal die plaats uitkiezen, welke my terstond meest in 't oog liep. Gy betwist den nieuwen de uitvinding van 't systema, dat den naam van Kopernikus voert; gy begint deeze afdeeling met eene ernstige klagt over de verwaandheid der nieuwen. Pythagoras , zegt gy , hield de aarde reeds voor beweegelyk; verre van haar voor 't middelpunt der wereld te houden, schreef hy haar een' kringswyzen loop rondom het vuur (de zon) toe. Dus, besluit gy, kende Pythagoras het systema van Kopernikus reeds. Zo ook Aristarchus van Samos; als mede Timaeus van Lokris; want deeze beiden stelden, dat de aarde beweegelyk was, en een' kringswyzen loop hield. De plaatsen die dit bevestigen, staan weezenlyk in de schriften der ouden, Heer Marchese. Zo doen ook alle plaatsen, die gy aanhaalt; hoewel ik in verscheidene geheel iets anders vind, dan gy. Misschien hier ook in de aangehaalde plaats van Pythagoras. Maar  DE EIK EN DE EIKEL. 411 Maar wat is dan het het weezenlyke in 't systema van Kopernikus ? Het eerste ? - Zekerlyk de onderstelling dat de Zon het middelpunt, en de aarde beweeglyk is. Dit wil ik toestemmen , Mynheer Dutems. Maar welk een onderscheid is 'er tusschen de loste stellingen, die met dwaalingen vermengd en meer geraaden dan beweezen waren , en tusschen het hedendaagsche systema, dat zo naauwkeurig bepaald, in zulk eene juiste orde gebragt, en op zo veele overeenstemmende waarneemingen vast gegrond is! - Gy zult, hoop ik, dit onderscheid ook toestemmen. Zekerlyk, Heer Marchese. Maar bedenkt gy wel, dat van de schriften der ouden zo veel verlooren geraakt is ? Dat misschien juist in het verloorene. - Genoeg, Mynheer Dutems! In deezen schuilhoek kan ik u onmogelyk volgen. Doch wat kan dit onweêr legbaare, schoon tevens ook zeer onwaarschynelyke misschien u ook by ons tegenwoordig geschil helpen? De nieuwe schryvers hebben immers niet kunnen putten uit bronnen, die 'er niet waren. Stem my derhalven vry toe, dat het onderscheid weezenlyk zo groot is, als ik het opgegeeven heb. Goed! het het zy dan zo, Heer Marchese. En om u deeze inschikkelykheid te vergelden ; zult gy weder gelyk hebben in alles, wat gy beweert. De ouden zullen zig zelven zo verstaan hebben, als gy ze verstaat; de aangehaalde plaatsen zullen weezenlyk de bronnen zyn, waaruit de laateren hunne denkbeelden ontleenden: maar dan vraag ik evenwel nog: wat volgt daaruit tot voordeel der ouden ? wat tot nadeel der nieuwen ? - En van deeze zyde hebt gy immers de zaak beschouwd ? Zo doet iedereen, Heer Marchese. De eerste uitvinder heeft altoos de eer. Vergeef 't my! als iedereen zo doet, doet iedereen kwaa-  412 DE EIK EN DE EIKEL. kwaalyk. En een wysgeer behoorde nooit iets te doen , omdat iedereen het doet. Schat gy dan de genie niet hooger dan de vlyt? Zekerlyk schat ik ze hooger. En is dan uitvinden niet het werk der genie, en het verdere voltooien het werk der vlyt? Hier schuilt de fout. Gy hebt een te naauw beperkt denkbeeld van den uitvinder. Mag ik vraagen, wat denkbeeld gy 'er aan hegt? Gy redeneert dus, waardste vriend: Deeze eikel vervat het geheele grondbeginsel van den eik in zig. De eik is niets, dan de ontwikkeling van deezen eikel. Nu ja! Zegt gy anders ? Neen! Maar ik vervolg dus: Deeze eikel is wederom niets dan de ontwikkeling eener vroegere grondstof. De natuur was niet werkzaamer, toen zy den eikel uit zyne grondstof, dan toen zy den eik uit den eikel ontwikkelde ; de elementen moesten hunne geheele kragt zo wel tot het laatste, als tot het eerste vereenigen. Lugt en aarde en vuur en water moesten in 't eene geval zo werkzaam zyn, als in 't andere. De natuur heeft van de eene werking zo veel eer, als van de andere. Maar die nu de eerste grondstof leverde - Vergeef my! Dit was de natuur niet; maar God. De natuur kan slegts ontwikkelen ; maar God heeft geschapen. En hoe past gy dit op ons geschil toe ? Zeer ligt, dunkt my. De onderwerpen der fi lozofie waren van ouds af by de hand. De zaaden van filozoofsche waarheden lagen in iedere menschelyke ziel. 't Geen de denkende geeft in alle eeuwen deed en doen kon, bestond alleen in de ontwikkeling deezer zaaden, in 't ophelderen, schiften, verbinden en scheiden der denkbeelden, 't Is het zelfde vermogen , waardoor een duister denkbeeld tot de eerste klaarheid, en waardoor het tot duidelykheid , tot volmaaktheid gebragt wordt.  de EIK EN DE EIKEL. 413 Gy zult dit, denk ik, niet ontkennen, Mynheer Dutems. Het zelfde vermogen ; ' ■ zekerlyk! maar ik blyf nog steeds vraagen: in welk geval wordt dit vermogen sterkst ingespannen ? Denkt gy dan, dat deeze vraag zo in 't algemeen te beantwoorden is? - Het komt aan op den aart van het denkbeeld , op de bevatting van den geest, op de voorafgegaane ontwikkelingen van andere denkbeelden, die de tegenwoordige meer of min gemakkelyk maaken* ■ Het eerste denkbeeld te hebben betekent dikwerf niets en het naar waarde te schatten, te vervolgen, te voltooien ——• maakt als dan alles uit. ■ ■ • Hebt gy agting voor Shakespear, Mynheer Dutems ? Dit eischt de billykheid! " Maar volgens uwe grondstellingen moest gy myne landsluiden hooger schatten , dan de uwen. Shakespear heeft veele zyner beste stukken uit Italiaansche vertelselen getrokken , die geenzins voortreffelyk waren. Zeg my: zoudt gy den gantschen schat van tafereelen, van geschilderde karakters, van eigene, vrugtbaare, verwonderlyke gedagten, die hy uit de volheid zyner origineele genie'er byvoegde; zoudt gy den geheelen vorm, welken hy aan de eerste ruwe stof gaf, geringer agten, dan deeze stof zelve? de ziel, die hy de doode stof in blies, geringer, dan dien leevenloozen klomp? Shakespear geringer, dan den vertelselschryver ? « — Maar, Heer Marchese, een digter en een filozoof — — Mogen anders grootelyks verschillen; in ons geval verschillen zy niet. Wanneer by een' ouden wysgeer eenig los denkbeeld, naauwelyks half voltooid, dikwyls byna geheel onkennelyk, onder het digte bekleedsel van eene metaphora verborgen lag; en de laatere het opvatte, naauwkeurig bepaalde , in een volkomen helder licht stelde : wanneer de eerste eene waarheid slegts zeer duister in een afzonderlyk geval overdagt; en de ander ze van alle afzonderlyke gevallen zuiver afscheidde, en in volle al-  414 DE EIK EN DE EIKEL. algemeenheid tot de grondstelling van een systema verhief: wanneer een oude eene gissing uit geheel valsche gronden, door bedriegelyke sluitredenen, afleidde; en een nieuwe ze uit egte gronden van kennis, door zuivere redeneeringen, bewees: zoudt gy dan zo geheel zonder bedenking den oude den voorrang geeven boven den nieuwe? zou de laatste niet, ten minsten nu en dan, een even groote, of grootere geest zyn, dan de eerste? Doch ik zie, dat ik u lastig val, Mynheer Dutems. Wy hebben hier aangenaamer onderwerpen voor onze gesprekken. Vergun my, dat ik in één' of twee brieven het overige aan u mededeel, 't geen ik nog over uw boek gedagt heb. EERSTE BRIEF AAN DEN HEER DUTEMS. Nog maar ééne vraag, Mynheer Dutems, die tot voleinding van ons onlangs gehouden gesprek behoort, en alleen aan een denkend verstand voorgesteld kan worden! Zou 't niet menigmaal gebeurd zyn, dat eigene overdenking begrippen , gronden, onderstellingen, oplossingen aan de hand gaf, die gy naderhand, tot uwe grootste verwondering, reeds by anderen vondt? Indien dit zo is, durf ik des te vrymoediger de vooronderfstelling te rug neemen; dat de nieuwe wysgeeren weezenlyk alle opgegeevene denkbeelden uit de ouden gehaald hebben; en dan vervalt het groote voorregt der ouden terstond. - Descartes, zegt gy dikwyls, heeft die en die leer van Epikurus ontleend; Locke die en die waarheid in Aristoteles gevonden; Leibnitz dit en dat denkbeeld uit Plato genomen: maar hoe kunt gy dit ooit bewyzen ? Was 't dan niet mogelyk, dat twee verscheidene geniën, die eenerleie zielvermogens tot eenerleie onderwerpen aanwendden, ook eenerleie denkbeelden daaruit ontwikkel den?  DE EIK EN DE EIKEL. 415den? Of is 't in veele gevallen niet volkomen zigtbaar, dat elk langs zyn eigen' weg één en 't zelfde bereikt heeft? En hangt de geheele waardy, de geheele vrugtbaarheid van een denkbeeld niet menigmaal hiervan alleen af: of het met deeze of geene keten van gedagten samenhing ? of 't een gevolg van deeze of geene gronden was ? - Gy kunt nu zekerlyk de ouden nog steeds uitvinders noemen; maar alleen by uitneemendheid, en niet in een' uitsluitenden zin; in zo verre zy naamelyk de eersten waren die zekere denkbeelden hadden of voorstelden: doch de verdienste daarvan vervalt nu, en verandert in geluk. Leibnitz Locke, Descartes wyken nu niet voor die ouden , dan in zo verre zy laater geboren zyn. Ik beschuldigde u onlangs, Mynheer, dat gy in de eerste spruit van een systema reeds het geheele systema, in 't grondbeginsel van een gevoelen reeds het gevoelen zelf meende te vinden. Zie nu hoe ik u regtvaardig! De Heer Dutems, vooronderstel ik, had de werken der nieuwen eerder geleezen, dan die der ouden. In de eerstgemelden had hy dat alles verder uitgebreid, nader bepaald, zuiver beweezen gevonden, wat in de laatsten nog maar ruw , duister en zonder bewys opgegeeven was. Hy was door veel omgang mee de nieuwen gewoon geworden , by ieder denkbeeld de juiste bepaaling, by iedere stelling de noodige uitzonderingen, by de gevolgen de oorzaaken, en by de oorzaaken de gevolgen in aanmerking te neemen. Deeze ontwikkeling, door anderen reeds gedaan , had hem geene eigene overdenking , maar alleen oplettendheid op de voorstellingen zyner leeraars gekost. Hy kon dus daarby geene moeite en zwaarigheden ondervinden; 't was volkomen eene hebbelykheid by hem geworden, ieder verward denkbeeld tot duidelykheid te brengen, iedere dwaaling te verhelpen, en, met groot gemak, van de gevolgen tot de oorzaaken, en van de oorzaaken tot de gevolgen op en af te klimmen. Dus onderweezen, en dus geoefend, ging hy over tot de werken der ouden;  416 DE EIK EN DE eikel den; en wat was derhalven natuurelyker, dan dat hy terstond in iedere duistere gisting de heldere waarheid , in ieder afzonderlyk denkbeeld de keten der denkbeelden, die daartoe behoorden , in ieder afgebroken stuk het gebouw van een fystema; kortom, dat hy in den eikel den eik zag, welken hy zekerlyk niet gekend zou hebben, indien 'er nooit een tot zyn' vollen groei gekomen was. —— Hoe ? riep nog onlangs een vriend, met wien ik over de elektrische proeven van Newton sprak: Newton geene vonk gezien ? Gy schertst. Zy vliegt 'er immers zo zigtbaar uit Ik kom weder op uw boek, Mynheer. Zo lang het by de eigenlyke filozofie blyft, gaat het met uwe manier van verklaaren nog taamelyk wél; maar in de natuurleer, in de wiskunde en andere diergelyke weetenschappen hebben de nieuwe schryvers te veel eigene vorderingen gemaakt , dan dat men 'er zo gemakkelyk overheen zou kunnen loopen. Hier, dagt ik, zoudt gy hunne verdiensten openhartig bekend, en aan hunne genie ten minsten zo veel, als aan het geval, toegeschreeven hebben: maar gy waart by gelegenheid der filozoofsche stof reeds tot voordeel der ouden verwarmd; en de enthusiasmus sleepten dus ongemerkt verder mede. De mensch heeft in zyne natuur zekere neiging tot het voltooien; hy laat niet gaarne iets half volbragt steeken. Komt hy eens aan 't verheffen of veragten , dan kan hy 'er zo ligt niet weder afstappen. ——— Om in geen onderzoek van afzonderlyke hoofdstukken te treeden, wil ik u slegts uwe voorrede herinneren. „ In de vergelyking, zegt gy, die men gemeenelyk tusschen de verdiensten der ouden en laateren maakt, moet men die kunsten en weetenschappen, welke voornaamelyk lange ondervinding en oefening vereischen om tot volmaaktheid te komen , vooral onderscheiden van zulke, die alleen van genie en talenten afhangen. * Men moet ook niet verzuimen aan te merken , dat de meeste zo verwonderlyke en nuttige ontdekkingen, waarop ons tydperk roemt by voorbeeld, het buskruid, het kom-  DE EIK EN DE EIKEL.' 417 kompas, de verrekykers en zo voorts, geen werk van filozoofsche geniën, maar uitwerksels van 't geval of proeven van onweetende kunstenaars geweest zyn." De korte inhoud deezer geheele passagie komt hierop uit : 't geen van lange ondervinding en oefening afhing, hebben de nieuwen steeds verder en verder uitgebreid, en byna tot den hoogsten trap van volmaaktheid gebragt; maar alles, wat van genie en talenten afhing, hebben de ouden reeds uitgeput, 't Geheele voorregt der nieuwen bestaat dus in vlyt, in 't verzamelen en waarneemen; zy zyn alleen in de kruid-, ontleed- en heelkunde en andere door u opgenoemde weetenschappen, (welke evenwel zekerlyk ook genie vereischen, ) verder gevorderd; zy hebben, om zo te spreeken, alleen onder 't opzigt der ouden, naar den maatflok der denkbeelden, die deeze eenigste geniën hun opgaven , op eene werktuigelyke wyze voortgewerkt; en de vorderingen, die zy in de scheepvaart, in de sterrekunde, en in alle deelen der natuurkunde gemaakt hebben, hingen alleen van de uitvinding der kompassen , verrekykers, vergrootglazen en andere werktuigen, en dus eindelyk alles van 't geval af. 't Is waar, 't geval heeft 'er zeer veel toegedaan , maar geenzins alles. Veele zeer gewigtige uitvindingen , die ons groot licht in de natuur gegeeven hebben, zyn niets minder, dan toevallige ontdekkingen; 't zyn waare, opzettelyk gezogte uitvindingen geweest, waartoe zekerlyk de data eerst by de hand moesten zyn. En wat de ontdekkingen betreft, die gy geheel toevallig noemt, hiertoe gaf het geval slegts eenige aanleiding, waarvan de werkende genie der ondekkers, of der geenen, die hunne ontdekkingen opvingen, zig bedienden, om ze tot de bedoelde volmaaktheid te brengen; een werk, dat niet zelden de kunstigste verbindingen van denkbeelden , en eene zeer lange reeks van overdenkingen vereischte. My dunkt derhalven, Mynheer, dat gy, aan 't geval toeschryvende 't geen 'er aan toebehoort, ook aan de verdiensten der nieuwen regt moest doen. Wy hebben zo VL. Afd. XIV. Deel Ff wel  418 DE EIK EN DE EIKEL. wel onze geniën, en zekerlyk, even groote geniën gehad, als de ouden; 't zou ook inderdaad zeer zonderling zyn, zo 't anders was. Waarom zouden de vermogens der geestelyke natuur alleen uitgeput zyn, daar de lighaamelyke nog steeds even wakker en even vol voortbrengende kragt is, als voorheen ? ———• De nieuwen hebben niet slegts proeven genomen, maar ook voortreffelyk daarover geredeneerd; zy hebben niet alleen veel ontdekt; maar ook weezenlyk uitgevonden; zy zyn in hunne ontdekkingen niet te vreden geweest met het geen hun door 't geval werd aangebooden; maar zy hebben ze ook met groot verstand voltooid, met groot verstand de waarneemingen vergeleeken , met groot verstand grondstellingen daaruit getrokken, en tot verdere uitbreiding en verryking der weetenschappen gebruikt. Ik ben —— enz. TWEEDE BRIEF AAN DEN HEER DUTEMS. Gy schynt my, wegens de bedenkingen, die ik u tegengeworpen heb, eenigermaate verdagt te houden, als of ik een veragter der ouden was. Gy doet my onregt, Mynheer. Men behoeft immers hen niet aanstonds te veragten, die men niet geheel alleen, met uitsluiting van anderen, kan hoogagten. Ik ben inderdaad een van de grootste hoogagters der ouden; ik erken in hun niet alleen een groot deel der verdiensten , die gy hun toeschryft, maar, behalven dit, ook nog veele andere uitmuntende eigenschappen hunner manier van voorstellen, veele schoone trekken van 't karakter hunner schryfwyze, trekken, die alleen reeds kunnen volstaan, om ons tot de yverigste leezing hunner schriften aan te moedigen. Dit éénige kon ik niet goedkeuren, dat gy de geniën der ouden  DE EIK EN DE EIKEL. 419 den op eene onregtmaatige wyze, meer geschikt om den moed der hedendaagsche wysgeeren uit te blusschen, dan om hen tot verdere naspeuringen op te wekken, boven alle laatere geniën wilde verheffen. De rangstryd is hier, gelyk overal, een zeer onnutte stryd, en hier nog des te onnutter, dewyl deeze stof zo vol twyfelingen en duisterheden, zo vol gistingen en onzekere meeningen is, dat men nooit op eene zekere en volstrekte beslissing te hoopen heeft. Daarenboven, indien 't ongerymd was, de genie slegts aan 't eene deel, met uiisluiting van de party, de andere, toe te wyzen, zou 't geheele onderzoek eindelyk op deze vraag aankomen : welke van beide partyen meer, en welke minder genie getoond heeft ? Maar wie heeft nog ooit een' naauwkeurigen maatstok voor de geniën gevonden, of wie zal dien vinden? Gy, myn vriend, zoudt door uwe kundigheden zekerlyk tot een veel gewigtiger en origineeler werk bekwaam zyn. Juist om deeze rede spyt het my, dat gy dien ouden byna vergeeten' rangstryd weder opgezogt hebt. Het opschrift van uw boek: Onderzoek wegens den oorsprong van de ontdekkingen der hedendaagschen beloofde my zeer veel! ik verwagtte van den auteur der Monadologie, van den verdienstelyken uitgeever der werken van Leibnitz , niets geringers, dan dat by de hedendaagsche systemas tot de eerste onvolmaakte, verstrooide denkbeelden , waaruit ze voortgekomen zyn, naspeuren, dat hy my van de volle en diepe rivieren, die zig thans met zulk een' staatelyken stroom in de algemeene zee der kundigheid uitstorten, tot aan de eerste onaanzienelyke beeken opleiden, en my al voortgaande aantoonen zou, hoe ze door 't ontvangen van afzonderlyke toevloeijingen allengs tot haare tegenwoordige volheid en heerlykheid aangegroeid zyn. In't kort, ik verwagtte een werk, waarin ik niet zo zeer de filozoofen, als wel hunne denkbeelden vergeleeken, en den allengs gevorderden groei der menschelyke kundigheden, ten minsten gedeeltelyk, ten minsten in eenige punten, ontwikkeld zou vinden. En F f 2 in-  420 DE EIK EN DE EIKEL.' inderdaad, waardste vriend, hadt gy de zwaarigheden^ die zekerlyk aan zulk een werk verknogt zyn, slegts met eenig geluk overwonnen ; hadt gy de uitvoering flegts eenigermaate geboogen naar de filozoofsche oogmerken, om welke zulk een werk eigenlyk gewenscht wordt: welk een' dank zoudt gy van de geleerde wereld verworven, en welk eene opwekking by de geleerden zo wel als by de denkers te wege gebragt hebben ! Laat my hier een der oogpunten aanwyzen, waaruit ik zulk eene geschiedenis wenschte geschreeven te zien, Wy zyn ontegenspreekelyk federt de tyden der Grieken en Romeinen verder gevorderd; niet alleen in weetenschappen , die onmiddelyk op ondervinding en waarneeming steunen, of waar een gelukkig geval eerst nieuwe werktuigen voor de uitvinding moet opleveren; maar ook in de hoogere overnatuurkundige weetenschappen, ook in de afgetrokkene bespiegelingen over God, de wereld, de natuur der ziel en zo voorts. Wy vinden overal meer licht, meer orde, meer waaiheid en zekerheid in de nieuwe, dan in de oude tyden. Maar even ontegenzeggelyk is 't, dat wy in andere gewigtige stukken van kundigheid , ondanks de geduurige onvermoeide poogingen der grootste geesten, nog by aanhoudendheid even onweetend zyn als de ouden. Zyn wy 'er al verder in gekomen, onze vordering bestaat alleen hierin, dat wy ons onvermogen beter kennen; want dit mag ook vordering heeten. ■ Wy hebben in 't veld der weetenschappen eenige laage heuvels, ja zelfs ook eenige aanzienelyker hoogten beklommen , en hierdoor het oude gebied verder uitgebreid, en bekoorelyke uitzigten over nieuwe oorden verkreegen : doch de voornaamste hoogten, van welke men de ruimste gezigten kon hoopen , en agter welke een onmeetbaare schat van kennis liggen moet, hebben wy, zo wel als de ouden, nog steeds onbeklommen gelaaten. 't Geheele onderscheid tusschen ons en hen schynt derhalven hierin te bestaan: de ouden zogten slegts langs eenige wegen op den onbereikbaaren top te komen ; de  DE EIK EN DE EIKEL. 421 de proef was vrugteloos; maar 'er bleef nog altoos hoop over, dat een stoute geest, het aan eene andere zyde met beter' uitslag zou onderneemen. Daarentegen hebben wy in vervolg van tyd niet alleen de oude wegen van nieuws betreeden, en ieder' bogt, iedere kromte beproefd, waar het regte pad te steil was, maar ook den gantschen voet der hoogte, zo verre het doenlyk was, weezenlyk omwandeld, aan iedere zyde de proef herhaald, en ze overal vrugteloos bevonden. Wy hebben derhalven dit voordeel boven de ouden, (of behoorden het ten minsten te hebben,) dat wy alle deeze vrugtelooze moeite laaten vaaren, en nu onze vermogens eenpaarig inspannen om op de efFene gronden, die voor ons liggen, waar de menschelyke kragt de zwaarigheden kan te boven komen, meer en meer woest land te gewinnen en vrugtbaar te maaken. ——— ■ ■■ Dit, waarvan ik hier slegts in 't voorbygaan gesproken heb, op de byzondere stoffen over te brengen, en niet in ydele uitweidingen over 't onvermogen van 't menschelyk verstand te declameeren, maar de welbegreepene Zwaarigheden in de byzondere vraagen te vergelyken; om 'er de algemeenere uit te trekken, de dus gevondene onop losbaare problemaas onzer kennis in duidelyke voorstellen op te geeven, opdat de filozoof in staat zy, iedere byzondere stof daartoe te brengen, en vooraf te zien, hoe verre hy 'er in gaan kan: - dit, waardste vriend, dit zou een der gewigtige, waarlyk filozoofsche oogmerken zyn , die de pragmatieke historieschryver der filozofie moest bedoelen, en die aan zyn werk eene onsterfelyke waardy zouden geeven. Indien de historie der filozofie meerendeels eene historie der doolingen onzes verstands, en der verspilde geestvermogens is; tot welk einde behoorde zy dan eerder te dienen, dan om ons in 't vervolg voor diergelyke doolingen . of voor 't verspillen onzer vermogens te behoeden? — Daar wordt inderdaad nog by aanhoudendheid veel vergeefs onder ons geschreeven; de akademiën geeven vraagen op ; en filozoofsche geesten Ff 3 span-  422 DE EIK EN DE EIKEL. spannen hunne schranderheid in, om ze te beantwoorden; vraagen, waarin het weezenlyke punt terstond als onoplosbaar zou voorkomen, indien men ze tot een deezer problemaas bragt. Maar, - kunt gy zeggen: behoort dit geheele denkbeeld niet tot het getal der aangenaame droomen, die zeer gemakkelyk te bedenken, maar zeer bezwaarlyk tot daadelykheid te brengen zyn? Ik vrees dit niet waardste vriend. Want 'er is, gelyk gy weet in menig treffelyk boek reeds veel geschreeven, waaruit de mogelykheid van zulk een werk te begrypen is. Als dit zo niet was, zou ik het geheele denkbeeld zelfs voor u verzweegen hebben ; want ik ben een hartelyke vyand van wilde planmaakers, die hunne stoute en onmogelyke ontwerpen op zulk een' verzekerenden toon voorstellen, als of de uitvoering slegts van hunnen wil afhing. Het uiterlyke is, lyder! het beste , zo niet alles , wat deeze heeren bezitten. Kwam het eens van woorden tot daaden , zy zouden menigmaal tegen de veragte en bespotte schryvers, die zy van hunne ingebeelde hoogte met zulke smaadelyke oogen beschouwen, niet veel beter opgewassen zyn dan Marsyas tegen Apollo. ïk ben - enz.  BESCHRYVING DER SPAANSCHE STIERENGEVEGTEN- — Door richard twiss, Schildknaap, in zyn Travels through Portugal and Spain in 1772 , and 1773. "Ik heb het lang gewenschte genoegen gehad van een stierengevegt te zien, van welk schouwspel ik my wëeler een zeer valsch denkbeeld voorstelde., Dewyl 'er in onze taal geene nieuwe berigten van gegeeven zyn, behalven door Clarke en Baretti; en de beschryvingen van deeze Heeren grootelyks verschillen van 't geen ik te Port St. Mary en te Kadix gezien heb: zal ik hiervan naauwkeurig tragten verslag te doen. De Heer Clarke heeft gelegenheid gehad om een fiesta de toros, een stierenfeest, te zien, 't welk my niet heeft mogen gebeuren. Dit wordt alleen gevierd by buitengewoone plegtigheden, by eene krooning, by de geboorte van een' Erfprins, by de huwelyken van de koninglyke familie, enz. De scbouwspelen, die ik zag, worden regocijos de toros, stierenverlustigingen, geheeten. In Port St. Mary zyn 'er jaarlyks tien, in Kadix twaalf, in Seville vier, in Granada vier, en in Madrid, gelyk ook in Aranjuez, zes, op de zondagen der maanden Juny, July en Augustus, omdat de stieren niet willen vegten, behalven in 't heete saizoen. Het amfitheater van Port St. Mary , gelyk ook dat van Kadix, is geheel van hout getimmerd, en niet beter gebouwd' dan de stellaadjen op Tyburn. Te vier uur in den namiddag nam ik eene der beste plaatsen in, betaalende daarvoor vyftien reaalen, of drie Engelscbe schellingen en vier stuivers. Aan de zonzyde, betaalt men slegts tien reaalen; en de geringste plaatsen kosten ieder een' halven schelling. Het amfitheater was schielyk bezet; de loges met staatelyk gekleede Dames en Heeren, en de benedenFf 4 ban-  424 BESCHRYVING DER banken met het graauw. Dit gezigt was zeer vermaakelyk , voornaamelyk wegens de nieuwheid. Indien de vrouwen zig altoos op eene evenredige wyze gedroegen, zou het te verwonderen zyn, hoe zy, die by 't zien van een' kikvorsch van eene spin, enz. bezwymen, of veinzen te bezwymen , vermaak kunnen scheppen in zulke barbaarsche schouwspelen, waar zy verzekerd zyn , eene menigte stieren aan een' benaauwden dood opgeofferd , paarden met opengescheurde buiken, menschen, op de horens der beesten gesold, of doodgetrapt, en alle soorten van wreedheid te zien vertoonen. Maar dewyl haar gedrag niet evenredig is, houdt de verwondering op: hoe grooter de barbaarsheid is, en hoe meer bloed 'er vergooten wordt, des te sterker betuigen ze haar genoegen, en maaken door handgeklap, door 't zwaaien van haare neusdoeken , en door een luidruftig gejuich den stier nog verwoeder. Ik heb sommige vrouwen handenvol nooten in 't strydperk zien werpen, om de mannen, die te voet tegen den stier vogten; daarover te doen vallen. Dit is nogthans geen algemeene regel zonder uitzondering; en ik kan met blydschap betuigen, verscheidene Spaansche Dames te kennen , die nooit by een stierengevegt tegenwoordig geweest zyn , noch ooit voorneemens waren zulk een schouwspel te zien. Den Stadsvoogd zig in zyne loge geplaast hebbende, maakten de luiden, die tegen de stieren zouden vegten, eene buiging voor hem : het strydperk werd daarop van het graauw gezuiverd door eene kompagnie soldaaten, die zig even binnen de leuning plaatsten, welke de hoogte van eene borstweering heeft. Tien stieren, (dit is het vaste getal:) waren verordend om gedood te worden. Drie mannen zouden te paard tegen den stier vegten; deezen worden picadores, roskammers, geheeten; daarenboven waren 'er vier, die hem te voet zouden bestryden; deezen noemt men vanderilleros, vlagdraagers; en drie matadores, of dooders. Alle deeze luiden zyn flagters, veehoeders, enz., die van der jeugd af aan tot dit ge vaa-  SPAANSCHE STIERENGEVEGTEN. 425 vaarelyk beroep opgevoed zyn, en hunn' kost daarmede winnen. De eersten ontvangen elk tusschen de drie en vier pond 's daags, wanneer zy vegten; de daaraanvolgenden krygen slegts half zo veel; maar de laatsten genieten elk tien of twaalf pond, omdat zy aan 't grootste gevaar blootgesteld zyn , en de meeste handigheid noodig hebben. Zeventig of tagtig paarden worden in een' nevensstaanden stal gereed gehouden; ieder van deeze dieren is omtrent vyf of zes pond waardig. Dewyl ze veeltyds gedood, en byna altoos verminkt worden, zyn ze tot dit gebruik goed genoeg. De zadels hebben voor en agter een' rand ; zonder dit zou 't onmogelyk zyn op de paarden te zitten, welke niet zonder groote moeite naar den stier toegekeerd kunnen worden; somtyds beeven ze van schrik, steigeren schoppen, en zyn niet te regeeren; in zulk een geval wordt hun een doek voor de oogen gebonden , 't welk inzonderheid noodig is voor paarden, die in een voorig gevegt gekwetst zyn. De ryders draagen eene foort van broeken en laarzen, gemaakt van zeer dik buffelsleder, en ondoordringbaarder, dan zelfs de styve laarzen der Fransche postknegten zyn, doch tevens buigzaam , dienende hun, om door de horens van den stier zo ligt niet doorboord te worden, dan anders zou geschieden. Aan hunne hielen zyn sterke spooren vastgemaakt. Hun gewaad is een borstrok en een kort manteltje; op hun hoofd hebben zy een' hoed met een breeden rand, onder de kin door middel van een lint vastgestrikt. Hunne linkerhand bestuurt den teugel; en in hunne regterhand voeren zy eene lans, zo dik als 't gewrigt van de hand, en tien voet lang, voorzien met eene breede yzeren kling van een' voet lengte, doch welke met een' riem omwonden is, om niet dieper dan een handbreed in 't lighaam van den stier gedreeven te kunnen worden. De voetgangers draagen ligte rokjes, en een' langen mantel. Zy hebben ieder een' kleinen pyl, met weêrhaaken aan de punt, in de handen; dit geweer is versierd met stukjes papier, gelyk eene vliegenval. F f 5 Daar  426 BESCHRYVING DER Daar zyn korven vol van deeze pylen agter de balie, dewyl ieder man menigmaal een half dozyn van nooden heeft voor elken stier, welke, wanneer hy dood is, met de pylen in 't lyf, weggesleept wordt. De matadores zyn op de zelfde wyze gekleed als de laatstgemelden, en houden zig insgelyks bezig met het werpen van pylen. Alles gereed zynde , moesten de stieren nog uit de stallen, waarin zy waren, over 't strydperk gedreeven worden naar een' kleiner* stal agter 't amfitheater, alwaar elk afzonderlyk staan zou. De eerste stal was niet verre van 't amfitheater; en men had langs den geheelen weg, dien de stieren betreeden moesten, eene schutting van planken, ter hoogte van zes voeten, opgeregt. Een man te voet leidde een' tammen os, die met de stieren opgevoed was, om ze dus naar deeze stallen te lokken. Zy volgden den os zeer gerust; maar dit doen zy niet altoos. De drie ruiters plaatsten zig op eenigen afstand één aan iedere zyde van, en een ander vóór de deur, daar de stier in moest ; hierop werd door 't blaazen van eene trompet het fein gegeeven om den stier binnen te laaten; en de man, die de deur opende, ging 'er onmiddellyk agter. Geduurende het laatste kwartier uurs sarde men de stieren door in hunne ruggen te prikken. Dit geschiedde door luiden, geplaatst op de zoldering der stallen, welke laag, eu uit losse planken, hier en daar gelegd, samengesteld was. Men had dus tusschen deeze planken ruimte genoeg om een werktuig, hiertoe geschikt, te gebruiken. De stieren waren gemerkt door een strikje van lint, aan ieders schouder vastgemaakt. De verschillende kleuren deezer linten toonen aan, waar ze gefokt waren, 't welk men uit de bekendmaakingen weet. De stier viel op den eersten ruiter aan, die hem ving op de punt van zyne speer, houdende dezelve in 't midden styf onder den arm tegen zyne zyde gedrukt; waardoor de stier eene ruime wond in de schouder kreeg, en te rug gedreeven werd, terwyl het bloed hem afstroomde. De  SPAANSCHE STIERENGEVEGTEN. 427 De kragt , met welke de stier den aanval deed , was zo groot , dat de schok byna. den man en het paard omverre geworpen had. 't Was toen de beurt van een' ander', om den stier te kwetsen, dewyl 'er niet meer dan één telkens mede vegten mag. Zy mogen den stier nooit overvallen, maar moeten zynen aanloop afwagten. De stier draafde naar 't midden van 't strydperk , en zag allerwegen om, verschrikt door 't handgeklap en gejuich der menigte. De ruiter hield zig altoos tegenover het dier: wanneer het zwenkte, deed hy zulks insgelyks; en toen het op het paard aanliep, kreeg het eene tweede wond in de borst, en eene derde van den volgenden ruiter , dien bet aanrandde. Thans was de stier dol van pyn; het bloed stroomde hem ten bek uit; en de vermoeidheid deed hem waggelen. Zyne oogen glinsterden van woede; hy krabde den grond op, en sloeg met zyn' staart tegen zyne zyden. Zyn adem vloog als een sterke rook uit zyne neusgaten, zo dat zyn kop met een' nevel overtoogen scheen, 't Geluid van eene trompet gaf toen aan de ruiters het teken om af te trekken , waarop de voetgangers hunnen aanval begonden. Zy staken hunne pylen met weêrhaaken den stier overal in 't lyf; de marteling, die hy hierdoor leed, deed hem van den grond opspringen, en woedende op een' deezer luiden aanloopen. Doch deeze deed een' sprong ter zyde; en straks keerde de stier zig naar een' ander', die hem even te vooren een' pyl in den rug gestoken had ; deeze begaf zig aan 't loopen. en sprong over de leuning, alwaar hy veilig was. Op zulk eene wyze kwelden zy allen by aanhoudendheid den stier, die naauwlyks meer staan kon wegens het verlies van bloed. De trompet liet zig toen wederom hooren; waarop de matador ten voorschyn kwam , draagende in zyne linkerhand een uitgespreid kleed aan een' korten stok, en in zyne regterhand een tweesnydend zwaard, welks kling plat, vier duimen breed en eene el lang was. Hy stond stil, en zo dra de stier in woede en doodsnood op hem aanviel, stak hy 't zwaard in de ruggraat, agter de horens  428 beschryving der rens van het dier, waardoor het aanstonds dood nederviel. Wanneer de matador missteekt, en zig niet door 't kleed beschermen kan , verliest hy zyn leeven; en de stier spant alle zyne overgebleevene kragten met eene onbegrypelyke woede in (* ). De doode stier werd terstond door drie paarden, aan zyne horens vastgespannen, in vollen galop uit het strydperk gesleept. Een kwartier uurs was nu verloopen, welke tyd voor het dooden van ieder' stier bepaald is, te weeten, vyf minuten voor de ruiters, vyf voor de voetgangers, en vyf voor den matador. Hierop werd 'er een andere stier binnengelaaten; deeze was de wildste en woedendste, dien ik ooit gezien heb. De ruiter stak mis; en de stier stiet zyne horens in den buik van 't paard, zo dat 'er de darmen uithingen. Het paard was toen niet langer te bestuuren; de ruiter was genoodzaakt 'er af te klimmen, en het aan den stier over te laaten ; die het rondom in 't perk vervolgde, totdat het eindelyk nederviel en stierf. Vier andere paarden werden een voor een door deezen stier gedood, welke tot hier toe slegts geringe wonden had gekreegen, schoon een der paarden zyne kaak aan stukken geschopt had. Een der ruiters brak zyne speer tegen den hals van den stier: 't gevolg was, dat hy met zyn paard op den grond viel, een been brak, en weggedraagen werd. De voetgangers vielen toen wederom aan 't werk; en vervolgens maakte de matador dit sterke dier van kant, welks kragt en moed niet in staat waren, om het te beschermen. De derde stier doodde twee paarden, die hy onder den buik zo kwetste, dat de darmen langs den grond sleepten. De zevende stier doodde insgelyks twee paarden. Op deeze wyze werden tien stieren omgebragt; en de geheele ver (*) Wanneer het den matador gelukt, den stier in één' stoot te dooden, werpt het volk hem geld toe. Ik heb gezien , dat een Spaansch Edelman by zulk eene gelegenheid een stuk goudgeld van drie honderd reaalen, (drie pond, vyf' schellingen en agt stuivers Engelsch,) voor hem In 't strydperk wierp.  spaansche stierengevegten. 429 vertooning duurde derdehalf uur. Het vleesch der stieren werd onmiddellyk aan 't gemeene volk verkogt voor tien quartos het pond , bedraagende omtrent drie Engelsche stuivers. Toen de laatste stier door de ruiters genoeg gekwetst was, kreeg het graauw vryheid om in 't strykperk te gaan Zy randden den stier van alle kanten aan, en doodden hem met hunne messen en dolken. De stier slingert somtyds eenigen van dit volk over zyn' kop. De Spaansche stieren hebben de gedaante van Engelsche ossen; hunne horens zyn zeer lang; en zy bulken nooit, noch maaken het geringste getier, wanneer zy vegten. De luiden, die te voet vegten, zyn aan geen groot gevaar blootgesteld. Hunne veiligheid bestaat in hunne mantels, die zy den stier over den kop werpen, wanneer hy hen vervolgt; en hierdoor ontkomen zy het dier, dat altoos de oogen fluit, eer het stoot. Hun getal beveiligt hen ook grootelyks; want wanneer de stier op den een aanloopt, overvalt de ander hem van agteren, en doet hem omkeeren. Sommigen deezer luiden wagten den aanloop van den stier af, en vallen dan met opzet plat neder ; dus loopt het dier over hen benen, en verspilt zyne woede in de lugt. Anderen werpen hunne hoeden op den grond, 't welk den stier het vervolgen doet staaken. Daar zyn stieren, die geheel niet willen vegten; maar die het doen, doen het ieder op eene byzondere wyze. Ik heb naderhand verscheidenen van de eerstgemelden gezien; het volk riep: los perros, los perros; ,, de honden, de , honden;" waarop men drie bulhonden losliet, die in een oogenblik den stier by de neusgaten aangreepen, met eene vinnigheid, even groot, zo niet grooter, dan die der Engelsche honden. Zy trokken het dier naar den grond, en de matador doodde het door een'kleinen dolk agter de horens in de ruggraat te steeken. De honden hielden hun aanvatsel, zelfs toen de stier reeds dood was, styf vast, totdat hunne meesters hen door stroppen om de halzen byna gesmoord hadden. Deeze honden zyn van  430 BESCHRYVING DER van dien tuk , welken de Spanjaarden met zig voerden, toen zy Amerika overwonnen, en door welken zy de inboorlingen op zulk eene barbaarscbe wyze lieten verscbeuren. De huiden der stieren zyn gemeenelyk zo vol gaten of wonden, dat men ze by zeeven vergelyken kan. Somtyds springt een stier over de balie onder 't volk, maar deeze onaangenaame gast wordt schielyk gedood, zynde tusschen de banken geklemd. De ruiters tragten zig altoos tegen over den stier te plaatsen, doch liefst een weinig links, omdat zy dus beter de lans kunnen bestuuren die zy in de regterhand hebben. Den volgenden dag ,zynde een' vreugdedag, aanschouwde ik een ander stierengevegt, dat op de zelfde wyze in 't werk gesteld werd; doch de tien stieren waren zo bedaard niet, toen ze, vóór 't gevegt, de vertoonplaats over moesten. Aangehitst door 't geraas van 't volk, oefenden zy hunne wraak op den man, die den tammen os leidde. Zy folden hem eenige minuuten op hunne horens van den een' op den ander; hy kwam 'er egter leevend af, doch was verschrikkelyk gekwetst. Negen stieren gingen eindelyk in den stal maar de tiende, op de ruiters aanvallende, werd, volgens de gewoone manier, door alle de vegters, na elkanderen afgemaakt. De stieren staan somtyds stil, en ruiken aan 't bloed, dat op den grond vloeit; menigmaal houden zy midden in hunnen loop op, en zien den ruiter bedaard aan; waarop zy schynen moed te vergaderen; en dan hervatten zy den stryd met verdubbelde woede. Men ziet somtyds het paard en den stier beiden op hunne agterste pooten staan, tegen elkanderen leunende , terwyl de speer des ruiters in den hals van den stier steekt; maar dewyl dit dier het zwaarste is, heeft zyn gewigt altoos de overhand, zo dat 'er voor 't paard geen ander middel om te ontkomen overschiet, dan de vlugt; en de stier is zo vaardig in 't vervolgen , dat hy 't paard in vollen galop drie- of viermaal 't perk in 't rond naloopt, zonder 't op te gee-  SPAANSCHE STIERENGEVECHTEN 431 geeven , raakende met de horens aan de billen van 't paard. Ik merkte, dat. meest alle mans, die 't gevegt aanschouwden, van 't begin tot het einde segars rookten; zy hadden staal en vuursteen by zig, benevens eene soort van tonder, yesca geheeten, bestaande uit witte draaden van zeker kruid, waarmede zy hunn' tabak aansteeken (*). ELEONORA OF DE GETROUWE EGTGENOOTE. Terwyl het Fransche Ryk, onder den zwakken Monarch François den II, (die, by gebrek van goede grondbeginselen, in alles den zin des Hertogs van Guise opvolgde,) door strydende partyen gescheurd werd , leefde de beroemde Lodewyk , de eerste , Prins van Condé, afgezonderd, op zyne goederen, met zyne beminde gemaalin Eleonora de Roy. Deeze Prinses was even zo vermaard wegens haare schoonheid, schranderheid en zuivere huwelyksliefde, als haar egtgenoot wegens zyne heldhaftigheid en deugd. Hy bezat verstand, grootheid van ziel, ervaarenheid in krygszaaken, mildheid, hoffelykteid en welspreekendheid, in zulk een maate, dat weinigen hem evenaarden. Dit stak den Hertog van Guife in de oogen, wiens eerzugt de onverantwoordelykste aanslagen smeedde. Vreezende, dat hy in Prins Lodewyk een' magtigen mededinger had, deed hy al wat in zyn vermogen was, om hem by den Koning te verongelyken, welken hy zelfs vermoeden inboezemde, dat de aanhang van Condé trotschelyk gesproken had van hem op den troon te zetten. François, hierdoor zeer verbitterd, besloot, hoe 't ook ging, zig te ontdoen van een' nabestaande, die, zo hy meende , hem (*) Veele Spanjaarden rooken tabak, die fyn gekorven en in een stukje papier gerold is. Zy steeken dit aan, en noemen zulk eeue manier van rooken chupar tabaco en popel.  432 ELEONORA OF DE GETROUWE EGTGENOOTE. hem zogt te onttroonen. Om dit besluit te volbrengen werd 'er een bode naar de goederen van Prins Lodewyk afgevaardigd, om hem tot het bywoonen eener vergaderinge der Ryksraaden te Orleans te noodigen. Lodewyk maakte zig gereed om hieraan te voldoen; doch Eleonora, aangedaan met een voorgevoel van 't gevaar, dat hem over 't hoofd hing, indien hy zig ten hove waagde, bragt alles in, wat zy kon, om 't hem af te raaden. Vergeefs. Hy had 'er zyne eer onder verpand, en bleef onverzettelyk by 't besluit van aan 's Konings verzoek te gehoorzaamen. Door groote moeite werkte zy egter zo veel uit, dat hy haar vergunde, met de éénige vrugt hunnes huwelyks, een kind van omtrent twee jaaren, hem naar Orleans te vergezellen. De verraaderlyke Guife had den Koning overgehaald tot de goedkeuring van een ontwerp, door hem bedagt, om den Prins van kant te helpen. Zes moordenaars waren 'er gehuurd, om op zeker teken, dat door den Hertog gegeeven zou worden , hem af te maaken. Toen Condé ter vergaderinge verscheen, begeerde François, eer men over staatszaaken handelde, hem in de raadkamer te spreeken, en begon hem aldaar straks te beschuldigen, dat hy verdeeldheden onder 't volk stookte, en de protestanten in hun oproerig gedrag sterkte. De Prins verdeedigde zig met de wakkerheid van een' man van eer en verstand; wanneer Guife het teken gaf, en de zes moordenaars ter kamer instooven. De Koning en zyn eerzugtige staatsdienaar liepen, zodra zy binnen waren, in alle yl weg, niet twyfelende , of zy zouden, weinige oogenblikken daarna, hooren, dat het den Prins voor altoos belet was, hun verdere ongerustheid te verwekken. Zy bouwden egter op een' zwakken grondslag. De moedige Lodewyk ontwapende, met ongemeene kragt en vaardigheid, twee van zyne bespringers, week in een' hoek van het vertrek, en verweerde zig, totdat eenigen van den adel, de opschudding gehoord hebbende, gelukkig hem te hulp kwamen. By 't onderzoek der zaak had Guife de onbeschaamd heid  ELEONORA of DE GETKOUWE EGTgENOOTE 433 heid van te plegtiglyk verklaaren, dat de aanval op den Prins geschied was, omdat hy tegen zyn' Souverain den degen getrokken, en zig dus aan gekwetste majesteit schuldig gemaakt had. De Roomschgezinde edelen, veel talryker zynde dan de Hugenoten, geloofden dit gereedelyk; en Lodewyk werd , ondanks zyne betuigingen van onschuld, door eene sterke wagt, naar 't kasteel van Orleans gesleept, alwaar men hem in een' onderaardschen kelder opsloot, dienende tot bewaaring van gevangenen, die de gruwelykste misdaaden gepleegd hadden. 't Is onmogelyk te beschryven , wat Eleonora gevoelde; toen deeze jammerlyke omstandigheden haar ter ooren kwamen. Met droefheid vervuld, en van spyt ontstoken , spoedde zy zich haar 't paleis, wierp zig, met haar kind, aan 's Konings voeten, en smeekte hem, het leeven van haajen egtgenoot te spaaren, en niet te gedoogen, dat hy de eerzugt van een' snooden vyand ten offer verstrekte De Koning, haar met de grootstee onverschilligheid aangehoord, en gezegd hebbende, dat de Prins naar 's lands wetten te regt gesteld zou worden , wendde straks zynen rug en verliet de ongelukkige Prinses. Onder de hooge persoonen, die den deerniswaardigen slaat van Eleonora beklaagden, was Renee, Hertogin van Ferrara, dogter van den algemeen geliefden Lodewyk den XII; eene vrouw van groote begaafdheden, naauw vermaagschapt met den Hertog van Guise, Wiens eerzugtige oogmerken zy door en door kende. Zy wist, dat Lodewyk, na een partydig verhoor, opgeofferd stond te worden; en menschlievendheid bewoog haar om een' Prins van zulk een uitmuntend karakter door haare voorspraak te beschermen. Weinige dagen na 't gevangen neemen van den Prins £ werden eenige leden der regeeringe, zynde afhangelingen van Guise, te Orleans tot de regtoefening benoemd. Vergeefs klaagde Lodewyk over deeze ongeregelde handelwyze, en begeerde, dat men hem voor de Ryksraaden te regt zou stellen. De getuigen, die men tegen hem had VI. afd. XIV. deel Gg op-  434 ELEONORA OF DE GETROUWE EGTGENOOTE.' opgemaakt, werden gehoord, en hy, als schuldig aan gekwetste majesteit, veroordeeld om zyn hoofd te verliezen. De partydige regters, last gegeeven hebbende om hem met eene sterke wagt naar 't kasteel te brengen, zonden een afschrift van hunne schandelyke regtspleeging aan Guise en scheidden. Naauwlyks werd de veroordeeling van deezen doorlugtigen Prins rugtbaar, of men hoorde hen overal vervloeken, die het vonnis hadden uitgesproken. Dit geschiedde niet alleen onder de Hugenoten , maar zelfs onder de Roomschgezinden, welke, schoon zy in godsdienstige gevoelens van hem verschilden , de onregtvaardigheid en wreedheid zyner vervolgeren met afgryzen beschouwden. De Hertogin van Ferrara was met den Koning in gesprek, wanneer Guise, met eene zegevierende houding, de verrigtingen van Orleans overbragt. François hoorde ze met het uiterste genoegen voorleezen, en ondertekende straks het doodvonnis, niettegenstaande de Hertogin hem de onvoorzigtigheid en onmenschelykheid van zulk een' stap met grooten nadruk voorstelde. Thans begaf de Hertogin zig onmiddellyk naar de troostelooze Eleonora , welke te Orleans was, hebbende aldaar vergeefs verzogt, haaren verongelykten egtgenoot te mogen zien. De Slotvoogd was op voorspraak van de Hertogin in zyn' post gesteld , en kon nu het verzoek van Eleonora niet langer van de hand wyzen , dewyl het ondersteund werd door eene persoonaadje, waaraan hy zulke groote verpligting had. Om egter deeze geringe gunst voor Guise geheim te houden, volgens wiens bevel de Prins met de uiterste strengheid behandeld moest worden, bepaalde hy het uur van middernagt tot de samenkomst van 't ongelukkige paar. Eleonora verscheen in los rouwgewaad, met een' sluier over 't aangezigt, te bestemder tyd, voor den Officier van de wagt, en vertoonde hem het bevel van den Slotvoogd ; waarop hy haar by den cipier deed brengen, welke , haar tot aan de deur van 's Prinsen gevangenis geleid, en  ELEONORA OF DE GETROUWE EGTGENOOTE. 435 en dezelve terstond geopend hebbende, haar eene lamp gaf, zeggende, eer hy vertrok , dat hy last had om. hen niet langer , dan een half uur, by elkanderen te laaten. Wy zullen geene poogingen doen om te beschryven, wat 'er by deeze beweeglyke ontmoeting voorviel, 't Zy genoeg, te melden, dat Eleonora den Prins met moeite overhaalde om zig te bedienen van - eene list, tot zyne Verlossing door haar bedagt. Hy moest naamelyk zyn geWaad tegen het haare verwisselen , en zig met haaren sluier dekken. Dit geschied, en het oogenblik van scheiding gekomen zynde , werd de Prinses door den cipier verzogt te vertrekken. Lodewyk volgde hem , en kwam onder zyn geleide aan de buitenpoort, alwaar de wagt hem, zonder den minsten argwaan, doorliet. Een rydtuig, dat reeds op hem wagtte , bragt hem, tegen 't aanbreeken van den dag op 't kasteel der Hertoginne te Montargis. De wrok van Guise had ondertusschen de verzending van 's Konings bevel tot uitvoering van 't vonnis verhaast; Men ontving het op het kasteel van Orleans reeds den eersten morgen nadat de Prins ontsnapt was. De cipier kwam toen, met een' Priester, in de gevangenis, en kondigde den gewaanden Lodewyk, (hy kon .de Prinses in 't donker onmogelyk kennen; ) tegen den namiddag den dood aan. De getrouwe Eleonora gaf hem geen antwoord. Zy had beslooten, zig niet voor 't Iaatste oogenblik bekend te maaken , opdat haar egtgenoot des te beter in staat mogt zyn om de magt zyner vyanden te ontkomen, 't Leed niet lang, of men geleidde haar, met de gewoone plegtigheid, naar 't schavot op het plein van 't kasteel. Haar fraai donkerbruin hair hing los over haar aangezigt, welk zy verder met haar' neusdoek geheel bedekte. Zy beklom, met groote onversaagdheid , het schavot, dat met eene sterke wagt en met een' drom volks omringd was. Te midden van eene diepe stilte trok zy den rok van den G g 2 Prins  436 ELEONORA OF DE GETROUWE EGTGENOOTE. Prins uit, en ontblootte haaren schoonen hals en boezem.' In 't zelfde oogenblik nam zy den doek van haar aangezigt, en verklaarde, ,, dat zy gereed was om te sterven „ in plaats van haaren egtgenoot, die zig gelukkig bui„ ten 't bereik zyner bloeddorstige vyanden bevond," De aanschouwers, verbaasd over 't geen zy hoorden, borsten in een luid geschreeuw uit,drongen door de wagt, die van verwondering bedwelmd scheen, en bragten de Prinfes in triumf naar haar paleis. Doch de Slotvoogd, oordeelende, dat het noodig was, haar gevangen te houden, totdat men 's Konings goedvinden wist, nam haar dien nagt in bewaaring, en bragt haar vervolgens, op bevel van 't hof, naar Parys, alwaar zy, in 't byzyn van den Koning en van den doortrapten Guife, ondervraagd werd aangaande de plaats , daar Lodewyk zig onthield. Zy antwoordde zonder de minde bedeesdheid, dat het een geheim was, welk geene pynbank haar ooit zou dwingen te zeggen. Guife, vindende dat zy onverzettelyk was, gaf den Koning den listigen raad van haar op vrye voeten te stellen, dewyl hy natuurlyk vermoedde, dat zy zig eerlang weder by den Prins vervoegen en aan zyne verspieders gelegenheid geeven zou om te ontdekken, waar hij zig onthield. Deeze gissing werd binnen weinige weeken waar bevonden; en Guife was grootelyks verwonderd, toen hy vernam, dat Condé zyne toevlugt genomen had naar 't kasteel van Montargis. Een afgevaardigde bragt voorts de Hertogin bevel om den Prins over te leveren ; doch kwam met volstrekte weigering te rug. Dit verbitterde den Koning dermaate, dat hy alle zyne troepen, omstreeks Montargis liggende, deed vergaderen onder den Graaf van Malicourt, wien hy beval het kasteel te bestormen en Lodewyk, leevend of dood , aan hem te leveren. De Graaf maakte zig gereed om dit bevel te volbrengen, en verscheen onverwagt voor Montargis, met een groot  ELEONORA OF DE GETROUWE EGTGENOOTE. 437 groot heir, en eene ontzaglyke sleep artillery. Een trompetter werd aan de Hertogin gezonden met bedreiging van terstond het kasteel in de asch te zullen leggen, indien zy haaren doorlugtigen gast niet uitleverde. Dit verwekte zulk een' schrik onder haare lyfwagt en bedienden , dat zy allen rondom haar samenliepen , en haar ernstig baden, aan den eisch van den Graaf te voldoen. Zy weigerde het hun met verontwaardiging; wanneer de wakkere Lodewyk , hun gesmeek gehoord hebbende, schielyk uit zyne kamer kwam, en den ontroerden hoop dus moedig aansprak : ,, gy beeft, en hebt „ Condé aan 't hoofd! Dewyl gy geen' moed bezit om „ hem te verdeedigen, zal zyn dood u van uwe vrees „ verlossen." Dit gezegd hebbende beklom hy het bolwerk , om aldaar de eerste losbranding af te wagten. „ Zie hier," (dit riep hy den bevelhebber der artillery, die digt onder den wal stond, luidkeels toe:) „ zie hier „ het voorwerp, dat gy zoekt. Rigt uwe wraak op „ hem alleen ; en Iaat hem met eere sterven , gelyk hy met eere geleefd heeft." De Officier, dit met verbaasdheid hoorende, zond naar den Graaf, die niet ver van daar was, om te verneemen, wat hem te doen stond. Deeze reed terstond tot hem, en beval, dat hy, volgens 't verzoek van den Prins, vuur zou geeven. In 't zelfde oogenblik verscheen de Hertogin op den wal. Zy nam den Prins by de hand, en plaatste zig voor hem. „ Laat uwe woede tegen my uit„ bersten," riep zy tot den Graaf; „ verdelg, in één „ tydstip, den beroemden Condé en de dogter van uwen „ lang betreurden Koning." De gedagtenis van Lodewyk den XII. was by de soldaaten een heiligdom. Zy riepen, terwyl de konstapel gereed stond om de lont op het kanon te leggen, byna allen eenstemmig, „ laat af! " — en gebooden den Graaf, eerbied te betoonen aan de dogter van hem , die een vader van zyn volk geweest was. Melicourt zag met verbaasdheid, dat zy 't kasteel den Gg 3 rug  438 ELEONORA of DE GETROUWE EGTGENOOTE, rug toekeerden, en schielyk naar hunne kwartieren liepen. De Prins verliet dien nagt zyne weldoenster, met eenige medgezellen, en voegde zig by eene talryke bende Hugenoten , die digtby Nerac in de wapenen waren. Deeze zogenoemde weêrspannelingen sloegen 's Konings troepen in verscheidene gevegten. Eindelyk stelde Guife een verdrag voor, en werd de Prins, eene vergadering der Staaten bywoonende, door den aanhang van dien magtigen Staatsman , verraaderlyk gevangen , op den 18den van Wynmaand des jaars 1560. De dood van deezen grooten man scheen nu onvermydelyk te zyn, doch werd egter verhinderd door eene ziekte, die den Koning overviel, en binnen weinige dagen wegrukte, hebbende zyne moeder, Catharina de Medicis, ondertusschen, de voltrekking van 't vonnis, dat over den Prins geveld was, om staatkundige reden. uitgesteld. Zy vreesde naamelyk voor de listen van Guife, en begreep dat Condé best bekwaam was om zyne eerzugtige oogmerken tegen te gaan. Carel de IX. volgde zynen broeder François in de regeering op; en sedert kreegen de zaaken van 't hof een geheel ander aanzien. Guife geraakte in ongenade; en Condé werd, na zyn ontslag, eerste Staatsdienaar; een post, dien hy langen tyd met den grootsten roem bekleedde, leevende met de edelmoedige Hertogin van Ferrara in eene zeer naauwe vriendschap , en met zyne getrouwe Eleonora in een' staat van 't hoogste geluk. DE  DE REGTMAATIGE BESLISSING} eene zedelyke verhaal. Corduba, Koning van Teran in Groot-Tartarye, werd van zyne onderdaanen aangebeden, omdat hun geluk hem boven alles ter harte ging. Hy had een éénig kind, eene dogter, met naame Almanzaris. Toen deeze huwbaar was geworden , oordeelde hy , dat het zyn gewigtigste pligt was, haar een' egtgenoot te verschafFen, die de noodige bekwaamheden bezat, om, na zyn overlyden, het volk te regeeren. Akebar, Koning van Balk, en Mameluke, Koning van Carim, twee nabuurige Potentaaten, vraagden ieder voor zig de Prinses ten huwelyk, en dreigden, in geval van weigering, de wapens op te vatten, Deeze manier van vryen mishaagde Corduba; en dewyl hy begreep, dat menschen van zulk eene driftige gemoedsgesteltenis noch zyn volk noch zyne dogter gelukkig konden maaken, bereidde hy zig tot den oorlog, welken hy voor onvermydelyk hield. Aan 't hof van Teran verkeerden te dier tyd twee broeders, Korem en Zendar, beiden in den bloei der jeugd, en begunstigd van allen, die hen kenden. Zy waren beiden op Almanzaris verliefd; doch niets dan verdiensten hebbende om zig aan te pryzen , openbaarde geen van hun zyne liefde. De Koning egter bespeurd hebbende, wat in hunne harten omging, oordeelde, dat de eene of de andere zyne dogter en zyn ryk niet onwaardig zou weezen. In eene vergadering van zyne Grooten deed hy de volgende aanspraak: „ Teranieten I ik ben vader, en 't „ staat aan my , te oordeelen , welke Vorst waardigst „ is myne dogter te bezitten. Ik ben ook Koning; en „ 't staat aan my, te oordeelen, welke Vorst waardigst „ is, myn volk te regeeren. Akebar en Mameluke zyn „ onwaardig; en hoe groot hunne magt ook zy, 't is „ beter, hen tot vyanden dan tot heeren te hebben, WelGg 4 „ äan,  440 DE REGTMAATIGE BESLISSING. ,, äan wakkere Korem, en gy, onversaagde Zendar, be,, roemde afstammelingen van den grooten Timur! gaat onzen vyanden kloekmoedig te keer, en beschermt de ,, Teranieten voor geweldenaary en verdrukking, U, Ko,, ram , stel ik tegen den Koning van Balk; en u, Zen,, dar, tegen den Koning van Carim. Gedenkt, dat nie mand, dan een held myne dogter of myne kroon ver,, dienen kan." Zendar kweet zig met verwonderlyke vlyt in 't versterken van zyn heir. Hy maakte zig by 't gemeene krygsvolk bemind door rykelyk voor hun onderhoud te zorgen ; en by zyne onderhoorige bevelhebbers, door een edelmoedig en wakker gedrag. Nadat hy dus al het noodige tot zynen togt in gereedheid gebragt had, viel hy, als een stroom, in 't koningryk Carim. Mameluke, op den vreedzaamen aart van Corduba vertrouwd , en zulk een' schielyken aanval geheel niet verwagt hebbende, bragt een leger op de been, dat wel talryk was, maar waarin het aan goede krygstugt ontbrak. Wanneer zy slaags geraakten, was Zendar telkens overwinnaar; en Mameluke vreezende voor een' algemeenen veldslag verzogt eerlang om vrede; waarby hy aanbood, van zynen eisch op Almanzaris afstand te doen, en den Koning van Teran schatting te betaalen. Deeze voorslagen werden met smaad van de hand geweezen ; ,, want" zeide Zendar, ,, de ,, Koning van Carim kan ligt van een geluk afzien, dat ,, nooit binnen zyn bereik was; en schatting op te bren,, gen, is geene vernedering voor een 'koningryk , dat , reeds overwonnen is" Door deeze trotsche behandeling veranderde de wanhoop in moed. Een bloedige veldslag viel 'er voor digtby de muuren van Carim. De overwinning bleef lang twyfelagtig, totdat Zendar, eindelyk , zyne manschap door zyn moedig gedrag opgewakkerd hebbende, in 't heetste van 't gevegt drong, en Mameluke noodzaakte om te wyken. Deeze nam in aller yl de vlugt naar zyne hoofdstad en besloot zig aldaar, leevende onder de puinhoopen te laaten begraaven. Zen-  DE REGTMAATIGE BESLISSING. 44I dar maakte, om den vyand te misleiden, in schyn, toebereidsels tot eene regelmaatige belegering; doch zo dra de duisternis van den nagt zyn weezenlyk voorneemen begunstigde, beklom hy de muuren, en nam de stad door verrassing in. Mameluke raapte , te midden der algemeene ontsteltenis, zo veel volk byeen, als doenlyk was, en vloog wanhoopig zynen onverzoenlyken vyand te gemoet. Zy troffen elkanderen aan ; zy vogten; en Mameluke sneuvelde voor de voeten van zynen overwinnaar. Zodra de tyding van. deeze scbielyke krygsverrigtingen overgebragt was, werd Zendar door Corduba voor Koning van Carim verklaard. Hy bragt aldaar het saizoen ten einde, om de rust onder zyne nieuwe onderdaanen te herstellen, en schikkingen omtrent den regeeringsvorm te maaken. Toen de winter aankwam, keerde hy, met lauweren bekroond , weder naar Teran , en leide aan de voeten van Almanzaris de schoonste kroon in Tartarye. Middelerwyl werd de oorlog door Korem met meer beleid . hoewel met minder luister, voortgezet : want terwyl Teran van Zendars naam en van zyne groote overwinningen weêrgalmde, werd 'er aldaar naauwlyks aan gedagt, dat Korem aan 't hoofd van een leger was. Hy begaf zig egter, met omzigtigheid, in't koningryk Balk , hebbende alvoorens alle steden , die hy agter zyn' rug liet bevredigd. Hy gaf verweerschriften uit, behelzende de redenen , waardoor Corduba genoodzaakt was om de wapens op te vatten. De goede orde, die hy in zyn leger hield, verschafte hem overvloed van leevensmiddelen, dewyl de boeren van goede betaaling verzekerd waren. Akebar bragt 150,000 man op de been, en twyfelde geheel niet, of hy zou, door zulk eene ontzaglyke krygsmagt, Korem, met zyn legertje van 20,000, ligt overwinnen. Korem , aan den anderen kant , minder eer stellende in overwinningen dan in 't behoud van zyn volk, voorzag zig, met groot beleid, van de voordeeigste posten; zo dat het altoos aan zyne keuze stond, of Gg 5 hy  442 DE REGTMAATIGE BESLISSING. hy een' veldslag waagen wilde of niet. Hierdoor , en door andere even voorzigtige maatregelen , werden de talryke troepen van zyn' vyand zeer afgemat. Zy worstelden met hongersnood en ziekte; en een groot gedeel. te van 't volk verliep. Akebar deed met het overschot van zyn heir een' noodtogt naar 's vyands bodem; doch Korem was, volgens zyne gewoone voorzigtigheid hierop by tyds verdagt geweest; en Akebar kon zig van geene versterkte plaats meester maaken. Korem volgde van verre , en bragt hem. t'eenemaal in 't naauw door alle wegen af te sluiten langs welke hy naar zyn ryk kon wederkeeren. Dus bleef 'er voor Akebar niets over, dan vrede te verzoeken op zulke voorwaarden , als zyn vyand zou goedvinden te maaken. Korem beantwoordde zyn voorstel dus: ,, Koningen moeten zig nooit in oorlog be„ geeven , dan om een' vrede te stigten , duurzaamer dan „ die, welke gebroken is. De Koning van Teran eischt „ van Akebar alleen vergoeding der schade , door den „ oorlog veroorzaakt, en eene getrouwe belofte van een „ verbond met de Teranieten, om welk te breeken by „ nooit rede zal geeven." Akebar, bekoord door de bescheidenheid des overwinnaars, zwoer een' altoosduurenden vrede te zullen onderhouden, en zwoer uit den grond van zyn hart. Korem bragt zyn triumfeerend leger, byna nog voltallig, te rug, en verscheen, zonder 't minste verwijl voor zyn' meester om rekenschap van zyn gedrag te geven. Gantsch Teran was in onzekerheid omtrent de verkiezing , die Corduba doen zou. . De Monarch , zyne Raaden hebbende doen vergaderen, sprak de twee jonge gunstelingen dus aan: ,, Onversaagde Zendar, gaa en re„ geer in Carim , dat door u regtmatig veroverd is. ,, Maar bedenk, dat de verschrikkelyke uitwerksels uwer „ dapperheid u by dat volk gevreesd , en niet bemind „ gemaakt hebben; en dat gy derhalven, zo wel aan u „ zelven als aan uw volk, verpligt zyt, hunne liefde „ door de kunsten des vredes te winnen, en hun te ver ,, goe-  DE REGTMAATIGE BESLISSING. 443 goeden 't geen zy door de verwoestingen van den oorlog geleeden hebben. Tot hiertoe kennen zy u alleen als overwinnaar. Maak, dat zy in 't vervolg u „ als vader en beschermheer beschouwen. Wat u betreft, edelmoedige Korem, die zo volleerd zyt in 't „ behaalen van overwinningen zonder bloedvergieten,»' „ en die, niet tegenstaande uwe uitmuntende gaaven , den oorlog, aan de minder schitterende kunsten des „ vredes den voorrang geeft, u verkies ik als myne dog„ ter waardig. Ontvang haare hand, en tevens mynen , schepter. Myn volk, door een' zo wakker' en voor„ zigtig' Vorst geregeerd, zal van buitenlandsche vyan„ den niets te vreezen hebben; en door een' zo be„ scheiden' Vorst geregeerd, zal het ook voor geen' binnenlandschen Opperheer behoeven te vreezen. Gy, „ Korem, zyt een waare held; gy, Zendar, kunt het „ in rypere jaaren worden.','  losse GeDAGTEN OVER VERSCHEIDE ONDERWERPEN. — Door den Heer Gray. , De mensch is niet bekwaam zyne zielvermogens aan te kweeken, dan in eene maatschappy, en wel alleen in zulk eene, waar hy geen slaaf is van de noodwendigheden des leevens. Behoefte is de moeder der geringe handwerken, doch gemak is die der fraaie kunsten, als welspreekendheid, staat- en zedekunde, digt-, graveer-, schilder. en bouwkunst, welke de verbeteringen der voorgaanden zyn. De lugtstreek doet eenige volken tot beschouwing en .vermaak, anderen tot hardheid, werkzaamheid en oorlogzugt overhellen; doch zo sterk niet, dat de eersten hierdoor tot heldenmoed en tugt, of de laatsten tot beschaafdheid , welleevendheid en werken van vernuft onbekwaam worden. Het eigenlyke werk der opvoeding en regeering is, de gebreken te verbeteren, welke uit de hoedanigheden des gronds en uit de lugtgesteltenis voorspruiten. 't Voornaamste doel der opvoeding behoorde te zyn, dat men de menschen in de noordelyke gewesten aan 't denken, en in de zuidelyke aan 't werken bragt. De verscheidene schreden en trappen der opvoeding kunnen vergeleeken worden by de werkingen , die een kunstenaar aan marmer verrigt; 't is eene taak hetzelve uit de steengroef op te delven; eene andere taak is, vierkante stukken daarvan te maaken ; glans en luister daaraan te geeven; ieder fraai plekje en adertje ten voorschyn te doen komen; het tot de gedaante van een' pyler te brengen, of in een beeld te veranderen. Ieder inboorling van een vry en gelukkig gemeenebest is het vaderland altoos dierbaar. „ Hy bemint," zegt Cowley, „ zyne oude erfstammen;" terwyl de onderdaan van een' tiran geen vaderland heeft, baatzugtige en  GEDAGTEN OVER VERSCHEIDE ONDERWERPEN. 445 en laage gevoelens koestert, zonder maagschap , zonder nakomelingschap leeft; geen' naam begeert, of slegts zulk eenen, die hem 't eigenlyke voorwerp niet in 't oog doet houden. Een volk, dat voor 't algemeene belang ongevoelig is, de opvoeding verwaarloost, de begeerte naar een' goeden naam, en zelfs de agting voor deugd en verstand bespot, moet zekerlyk onder geen goed bestuur staan. De koophandel verandert het lot en den aart der volken geheel door hun vreemde kunsten en gevoelens mede te deelen , 't geld te doen rondloopen en de materiaalen der overdaad in te voeren. Eerst opent en beschaaft zy den geest; daarna bederft en ontzenuwt zy dien te gelyk met het lighaam. De aanvallen van oorlogzugtige noordsche volken op de verwyfde bewooners van zuidelyke landen schynen, (in weêrwil van alle verschrikkingen en onheilen , die zy, benevens hunne onkunde , medegebragt hebben,) noodzaakelyke kwaalen te zyn, om den menschelyken geest, door de kunsten van den koophandel verweekt en verzwakt, te doen herleeven, om de natuurlyke vryheid en gelykheid. te herstellen , en om de kragt van gevaar en vermoeijing uit te staan weder op te wekken : dus verschaft eene staartstar, onaangezien alle verschrikkingen, die haar, door ons systema gaande, vergezellen, een' voorraad van warmte en licht aan de zon, en van vogtigheid aan de lugt. De leer van Epikurus is altoos schadelyk voor de maatschappy. Zy kwam op, toen de luister van Griekenland aan het daalen was, en misschien verhaastte ze deszelfs val, gelyk ook dien van Rome. Thans breidt zy zig in Frankryk en Engeland uit, en schynt insgelyks in beiden 't zelfde uitwerksel voort te brengen. Een voornaam kenmerk der ondeugd in de tegenwoordige eeuw is de veragting van een' goeden naam. De nuttigheid van een' goeden naam is voor een edel gemoed veelerlei, dewyl dezelve ons beftaan en ons voor-  446 GEDAGTEN OVER VERSCHEIDE ONDERWERPEN, voorbeeld aan de toekomende eeuwen overlevert; de deugd, die anders zo kort van leeven zou zyn als ons lighaamsgestel, in stand houdt en voortplant; en de overmagt der ondeugd in eene nakomelingschap, die zelfs nog verdorvener is dan de onze , voortkomt. Onze natuurelyke begeerte om in 't geheugen van anderen te blyven leeven is onoverwinnelyk. De ongeoorloofde eerzugt en de gierigheid, de eigenbaatigste aller neigingen, zouden zelfs gaarne een' naam willen agterlaaten. HE9  HET KARAKTER VAN EEN' LASTERAAR. ( Uit het Engelsch.) Onder alle karakters, die men in de wereld ontmoet, Is 'er geen , dat verfoeielyker en voor de maatschappy verderfelyker gerekend kan worden , dan dat van een' lasteraar. Zyn geest schynt alleen geschikt te zyn tot het vormen van kwaadaartige ontwerpen; hy neemt alle gelegenheden waar", om zig te verheffen, terwyl hy zig de zwakheden en ongelukken van anderen, zo veel doenlyk , ten nutte maakt, om hen te vernederen. Hy benydt hen , die hy naauw verbonden ziet , en wagt slegts naar eene goede kans om hun verband te vernietigen. — Wanneer tegenspoed ons lot is, vinden wy nergens grootere verligting, dan in de vertroosting, die een vriend ons verschaft; en wanneer voorspoed onze onderneemingen toelacht, is zyne verkeering een der aangenaamste vermaaken, die wy kunnen genieten. Welke denkbeelden of welke uitdrukkingen zyn derhalven streng genoeg om evenredig te schynen aan 't haatelyke karakter van iemand , die ons wil berooven van den troost, waarmede een vriend ons in tegenspoed kan opbeuren, of van de vreugd, waarmede hy in voorspoed ons hart vervult door deel te neemen aan 't geluk, dat wy genieten! Maar hoe veel erger, onvergeeflyker, wreeder is het , wanneer hy ons lastert by menschen, die magt hebben om ons te drukken, ja zelfs menigmaal in onherstelbaar ongeluk te dompelen door ons hunne gunsten te onttrekken , of aanslagen tot ons nadeel te smeeden. De verbeeldingskragt is niet sterk genoeg om zulk een' booswigt met bet eigenaartige koloriet af te maaien. De Heer Addifon verzekert, (en op zyn gezag neem ik het voor waarheid aan,) ,, dat ieder eerlyk „ man zulk een' hoogen prys op een' goeden naam stelt „ als op het leeven zelf; en ik kan niet denken ," ( voegt  448 HET KARAKTER VAN EEN' LASTERAAR. (voegt hy 'er by,) „ dat zy , die dien goeden naam „ heimelyk aanranden, het leeven spaaren zouden, in„ dien zy daartegen even geheim en straffeloos kon„ den te werk gaan." Indien dit zo is, behoorden zy, die op laster betrapt zyn, als moordenaars in hun hart aangemerkt te worden, en alle veragting en verfoeijing te ondergaan , welke zulk eene gruwelyke misdaad verwekt en verdient.  DE WAARE WYSBEGEERTE BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF. 'k Zou, als met gouden zonnestraalen, Den lof der schoone Wiskunst maalen , Met haar Gezustren hoog geacht, Zo 't my maar niet ontbrak aan magt. Myn ziel, heeft u haar glans bekoord ? Streef rustig in uwe oefning voort:Doch hoe ge u met haar moogt vermaaken, Wil de Openbaaring nooit verzaaken. De voortreflykheid en waardy van eene weetenschap is gelegen, in de voordeelen welke zy de Maatschappy aanbrengt , en in de goede indrukzelen die zy op het verstand en het hart van haare beoeffenaars maakt. Indien de menschen altoos overeenkomstig met hunne goede beginzelen handelden, en hunne verkreegene gaaven standvastig tot de uitmuntendste einden inrigtten, dan behoefden wy, om over de voortreflykheid eener weetenschap te oordeelen, niets meer te doen, dan op het gedrag van haare begunstigers te letten. Maar de ondervinding leert ons van dezen regel aftegaan. Zy doet ons opmerken, dat de ééne waarheid zomwyle verkeerdelyk gebezigt wordt , om waare het mogelyk de andere, die geen minder eerbied verdiende, omvertestooten; en noopt ons dus, om de vooroordeelen en misbruiken der menschen in opmerking te neemen, en liever uit den aart der dingen zelve te oordeelen , ten einde de waarheid van haaren verlichten kant te beschouwen. De ongeloovigen wenden voor den Godsdienst te verwerpen, om dat denzelven voor hunnen Wysgeerigen geest te laag, te verachtelyk is: terwyl de al te onbe VI. Afd. XIV. DEEL. Ff dagte  450 de WAARE wysbegeerte dagte verdedigers der Openbaaring zich verbeelden, dat uitgebreide kennis aanleiding geeft tot Godverzaakery, en de beoeffening der Wiskunde ons gemoed van den Godsdienst aftrekt. Dit laatste vooroordeel is niet alleen te wraaken om dat het zelve de waarheid verkort, maar voornaamenlyk om dat het den ongeloovigen de sterkste wapenen in de hand geeft, om de zekerheid waar op den Godsdienst rust onherstelbaar omver te rukken. Men kan, zo ik my niet bedriege, geen grooter ondienst aan den Godsdienst doen, dan denzelven van de Wysbegeerte los te maaken ; daar men integendeel het meeste veld op het ongeloof winnen kan, als men toont hoogachting voor de Wiskundige Weetenschappen te voeden: want als dan heeft men hun uit de verschansingen, waar agter zy zich behendiglyk. dekken, verdreeven, en de waare beginzelen, waar uit zy werken, vertoonen zich naakt en klaar. Waarlyk zy allen, die ondervinding en gezond verstand hebben, moeten de Wis- en Natuurkunde als Weetenschappen beschouwen , die, worden zy van Godsdienstige gemoederen geoeffend, de bekwaamste middelen zyn, om onzen geest met voortreflyke denkbeelden te verryken, en onzen wil tot edele voorneemens aantespooren. De voordeelen die de beoeffening der Wiskunst tot vorming en uitbreiding van het verstand te weeg brengt, zyn kennelyk te ontdekken , als spruitende voornaamenlyk voort uit die zekerheid en klaarheid , welke over alle haare deelen verspreid is. Zy rust op de eenvoudigste en duidelykste grondbeginzelen; op kundigheden die zo klaar aan het verstand voorkomen, dat alle bewys onnoodig, en de toestemming aan het voorstel noodwendig verbonden is. Deeze toegestemde waarhehen tot een grondslag gelegt hebbende, bouwt men op dezelven alle volgende voorstellen, en men gaat in het bewyzen der waarheden, van stap tot stap , met zulk eene  BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF. 451 eene gestrenge naauwkeurigheid voort, dat men ten laatste de stelling die te bewyzen was, op de eenvoudigste wyze uit het reeds erkende ziet voortvloeijen. Te regt kan men hierom de Wiskunde als eene werkdaadige Redeneerkunde aanmerken. Haare beoeffening beschaafd het verstand , en scherpt het oordeel. Zy gewendt ons van zelven aan eene naauwkeurige wyze van denken , en doet ons eene heblykheid verkrygen van niets aanteneemen, dan het geene op welgefundeerde beginzelen rust, of uit deeze beginzelen, overeenkomstig met den aart der zaake, kan worden afgeleid. Zy gewendt den geest aan inspanningen ; oeffent het geheugen ; wyst den weg aan , om uit bekende zaaken onbekende afteleiden. Zy leert ons het waare van het valsche , het zeekere van het waarschynlyke onderscheiden. Zy weêrhoud ons van voorbaarige besluiten, en noopt ons aan om onze onkunde in veele zaaken te belyden, en onze uitspraak dikwyls opteschorten. En ofschoon alle Weetenschappen uit haaren eigen aart voor geene Wiskundige betoogingen vatbaar zyn, als rustende niet altoos op waarheden waar van wy een volledig denkbeeld hebben , doordien het geene Wiskundige maar denkbeeldige waarheden zyn, of alleen op het getuigenis van anderen, en niet op de gewaarwording der zinnen steunen: zo is dit echter zeker, dat de oeffening in de Wiskunde ons beter dan alle andere Voorbereidzelen in staat maakt, om tot het leeren van andere , zelfs de afgetrokkenste Weetenschappen, toetetreeden. Wanneer men ééns zynen geest aan haar toegewyd beeft, zal, hoedanig ook haare byzondere voorstellen uit het geheugen mogen gewischt worden, dit altoos ons byblyven, dat wy geene stelling voorbariglyk zullen omhelzen, noch ook geene waarheid uit hoogmoed en zonder onderzoek zullen verwerpen. Is de Wiskunde in staat om door haaren invloed onze verstandelyke vermogens optewekken en te beschaaven: zy is ook bekwaam om de uitgebreidheid of het vermoFf 2 gen  452 DE WAARE WYSBEGEERTE gen van 's menschen geest te toonen, als mede deszelfe byzondere bekwaamheid, om uit de eenvoudigste beginzelen tot de verhevenste ontdekkingen, tot de afgetrokkenste bespiegelingen opteklimmen. Door eene verwonderlyke overeenkomst tusschen de Reken en Meetkundige Evenredigheden te ontdekken, vind men konstgetallen uit , door welker behulp men eene enkelde samenstelling en aftrekking , voor eene moeijelyke vermenigvuldiging en deeling verwisfelt. Men weet uit de bekende grootheden de onbekende afteleiden, en door eene eenvoudige verzetting der termen , ontzwagteld men de ingewikkeldste vraagstukken. Het verschilzigt der Dwaalstarren, door duizende menschen nooit opgemerkt , verschaft aan den vernuftigen Wiskunstenaar, wanneer by het zelve ééns regt bepaald heeft, een gereed middel , om de onderscheidene afstanden en grootheden dezer Hemelsche lichaamen met dezelfde zekerheid te bepaalen, als hy zulks van de aardsche voorwerpen doet Het is de verstandige toepassing der edele Wiskunst op waarneemingen en proeven , door welke die heerlyke Werktuigen zyn uitgevonden , dienende om de voortreflykheid, het vermaak, en de geryslykheden dezes levens te vermeerderen. Door de overeenkomst tusschen den last en de magt naar onveranderlyke wetten te bepaalen , weet men Werktuigen te vervaardigen , door welken men de geringheid der kragten te hulp komt, of de kortheid des tyds braveert. Door de zwaartekragten in de Slingers, en de evenredigheid tusschen haare lengte en den tyd van haare slingeringe te bepaalen , heeft men een middel uitgedagt, om dezelven aan Uurwerken met raderen te voegen ; waardoor men den tyd op het naauwkeurigste bepaalt, en de juiste waarneemingen van de beweeging der Hemelsche en Aardsche lichaamen verrigt. En schoon de min volkomene kennis, die wy van de eigen.  BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF. 453 eigenschappen der vloeistoffen hebben, ons niet toelaat, de Weetenschappen die haar tot onderwerp hebben tot volkomenheid te brengen , heeft men echter deze mindere kennis niet verwaarloosd. Een ieder oprecht Vaderlander zal volmondig de nuttigheid der Waterweeg- en loopkunde erkennen, als hy overweegt, dat het de te werkstelling van deeze kunsten is, door welke ons waterryke land, naast Gods beschermende hand, voor eenen gewissen ondergang beveiligd wordt. Het heldere, het zuivere licht, dat door al het geschapene genoten wordt , dat voor het leeven en deszelfs aangenaame genietingen volstrekt onontbeerlyk is, ontslipt de oplettenheid en beoeffening van den Natuuronderzoeker niet. Gezigtkunst nut voor 't dwaalzieke oog, Voert vaak den Wysgeer naar omhoog Naar 't Starrenheir, zy doet in kleuren, Door 't Licht, ons 't schoon der stof bespeuren. Door de beoeffening van dit wonderbaare gedeelte der Natuur, is men door het kunstig slypen en schikken van glaazen het gebrekkige gezigt des ouderdoms te hulp gekomen. Men brengt de verborgene deelen der Natuur voor ons, en breid onze kennis door het ontzachlyke ruim der Hemelen tot de ver afgelegenste voorwerpen uit Door de lichtstraalen kunstig te verzaamelen, bespeuren wy de wonderbaare schoonheid der oorspronglyke kleuren, wy worden het zevenvoudig licht van ééne Zonnestraal gewaar; terwyl onze verbeelding zich verliest in het nagaan van haare snelheid. Vestigen wy onze gedagten al verder en meer byzonder op de Hemelsche voorwerpen, daar in vinden wy een nieuw toneel van wonderbaare schoonheden, een wyd uitgestrekt veld voor onze beschouwing en oeffening. , De zinnen, door kunst ondersteund, beschouwen de Ff 3 Pla-  454 DE WAARE WYSBEGEERTE • Planeeten als soortgelyke bollen als onze Aardkloot is. Men rekent haare grootheid en onderlingen afstand uit. Men bepaalt den kring in welken zy door het uitgestrekt ruim rondsom de bron van haar licht worden omgevoert. Ja, welk eene ontdekking! men toont ons wat de kragt is door welke zy in hunne loopkringen gehouden worden, en bepaalt de evenredigheid tusschen haaren afstand van, en omloopstyd om de Zon. Door deeze zelfde wetten op onze Aarde toetepassen, leeren wy haar als eene Dwaalstar kennen. Hierdoor zyn wy in staat gesteld om op de eenvoudigste wyze de verschynzelen aan den Hemel te verklaaren. Wy teekenen op het naauwkeurigste, tot groot gemak in de zaamenleeving, de jaaren en de saizoenen af. Wy vormen ons, door de helling van den wandelkring van onzen Kloot te bepaalen, een geregeld denkbeeld van de Zons- en Maans verduisteringen ; terwyl wy door alle de oneffenheden van haare beweeging nategaan , de grootheid, duuring en den tyd dezer verduisteringen genoegzaam naauwkeurig weeten te voorzeggen. Ryk in uitvindingen en onvermoeid in naspooringen, ontdekken wy Wagters die andere Planeeten verzellen! Wy bereekenen haare verduisteringen, en bepaalen door dit middel de verschillende lengten op onzen Aardkloot. De Staartstarren, voormaals de schrik van het Menschdom, leert ons de hedendaagsche Sterrekundige kennen, 'als bollen die tot ons Zonnestelzel behooren, die aan dezelfde Natuurwetten verbonden zyn. Hy begrypt haare uit- middelpuntige wandelkringen ; geeft reden van haare onregelmatige beweeging; en bepaalt den tyd van haare wederkomst. Maar hoe vernuftig de mensch in uitvindingen ook zyn mag, hoe diep een Wysgeer in de geheimen der Natuur mag indringen, hy vind eindelyk paalen aan zyne weetgierigheid gesteld. Doch in een regtschapen gemoed, brengt deeze te leurstelling in naspooringen, alleen vernietiging of vermindering van hoogmoed te weeg: terwyl het  BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF. 455 het hart van de diepste verwondering getroffen en ontvonkt wordt met liefde voor den eersten, den éénigen, den grooten Oorzaak aller dingen. De beoeffening der Natuur is het geschikste middel om ons te toonen, dat wy, schoon de heerlykste voortbrengzelen van Gods hand hier op aarde , echter de eenigste voorwerpen niet zyn die zyne Voorzienigheid gadeslaat. Schoon uitmuntende in geest en reden boven de Dieren, echter veelligt de geringste schakel uitmaaken van den keten der Geesten, voor welke de luisterrykste ontdekking van den diepdenkensten Wysgeer een eerste en eenvoudige kundigheid is. Zodanige overweegingen zyn eigenaartig geschikt, om ons tot de hartgrondigste dankbaarheid voor Gods weldaaden opteleiden, en tot een vast voorneemen, om een verstandig gebruik te maaken van die kennisse , welke van des Maakers werken tot ons gekomen is. Het mag mooglyk geacht worden om van vooren het bestaan van eene Godheid te bewyzen : het is echter voornaamenlyk uit zyne werken dat wy hem kennen. En schoon deeze werken alomme genoegzaam voor de eenvoudige opmerking zyn ten toon gespreid: het is echter de Wysgeer in 't byzonder die de voortreflykheid dezer werken gewaar wordt. Hy doet als het ware eene nieuwe schepping te voorschyn komen. Hy ontdekt duizende van schepzelen, die voor het bloote oog volstrekt onzigtbaar zyn. Hy wordt gewaar dat de Starren, die slegts als vonken aangezien worden , Zonnen van eene verbaazende grootte, of bollen gelyk aan onzen Aardkloot zyn. Hy vind de vermogens uit door welke de lichaamen op elkander werken, en leert hier door de wonderbaare eenvoudigheid der Natuurwetten - Wat zeg ik, neen! hy leert 'er de alles te bovengaande magt van den Oneindigen, op wiens wil deeze wetten eeniglyk rusten, uit opmaaken; terwyl hy zig verliest in het overweegen van zyne ondoorgrondelyke wysheid en goedheid. De bewyzen voor het bestaan van eene Godheid zyn Ff 4  456 DE WAARE WYSBEGEERTE zoo gelykvormig aan de Wiskundige bewyzen, en de beschouwing der Natuur zoo eigenaartig geschikt om ons tot haaren eersten Oorsprong opteleiden, dat zy ons onmogelyk uit eigen aart van God en Godsdienst konnen aftrekken. En om de ongeloovigen van onzen tyd regt te doen, moeten wy erkennen, dat weinige onder hen ook zoo zeer verbasterd van gemoed en vervreemd van gezond verstand zyn, dat zy ten eenemaale Gods aanweezen zouden loochenen. Maar met de Openbaaring is het by deeze zonderlinge Philosoophen gantsch anders gelegen. Deeze, als rustende op andere grondslagen, en wordende ondersteund door bewyzen , die van eene min overredende kragt zyn als de Wiskundige, wordt van hun, als onbestaanbaar met de. Wysbegeerte, veracht en verworpen. Doch in wat opzicht stryd het denkbeeld van eene. Openbaaring met de kennis der Natuur? Is 'er eenige strydigheid in , dat de Schepper der Natuur en den Weldoener van zyne schepselen , toen de menschen het edele, redensgebruik kragteloos gemaakt hadden, en van de kennis en dienst van hunnen Opperheer waaien afgeweeken zich door zyne Voorzienigheid tusschen beiden stelden en door het zenden van een' afgezant aan hun zynen wil openbaarde? Zoodanig een denkbeeld is immers niet wanvoeglyk of Gode onwaardig : en uit dien hoofde kan de mooglykheid van eene Openbaaring van niemand verworpen worden , die in God gelooft, en onderscheid tusschen deugd en ondeugd steldt. Veelligt zal my de Vrygeest te gemoete voeren, wy verwerpen de Openbaaring geenzins, om dat derzelver mooglykheid ons strydig voorkomt: maar om dat de bewyzen voor derzelver daadelyk bestaan bygebragt, niet van die overredende kragt zyn, als wy met reden in een zaak van zoo veel gewigt konnen vergen. Hoe kan, zal hy voortgaan, een geest, welke zich door een grondig onderzoek van alle vooroordeel los gemaakt heeft, die gewoon is niets toetestemmen , dan het geene op de en-  BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF 457 onwrikbaarste gronden van zekerheid rust , en die met het geloof stil staat, zo dra de fakkel der baarblyklykheid ophoud het verstand voortelichten , eene Openbaaring als Godlyk erkennen, welke door geene Wiskundige bewyzen ondersteund, en waar in gelegenheid tot veelvuldige tegenwerpingen overgelaaten wordt ? Maar schoon het in de daad waar 'is, dat de uitwendige bewyzen die hedendaags voor de Christlyke Openbaaring voor handen zyn , geenzins die overredende kracht als de Wiskundige betoogingen bezitten; noch dat de wonderwerken op eene onafgebrokene ondervinding rusten; zoo volgt daar uit niet, dat het voorgeeven van wonderwerken valsch, noch dat de Godsdienst met de Wysbegeerte strydig , en uit dien hoofde verwerpelyk is; Want indien wy de zaak in haaren boezem ondertasten , en voor de onpartydige vierschaar der reden brengen, dan zullen wy ras gewaar worden, dat de Godsdienst eigenaartig voor een ander zoort van bewyzen geschikt, en als op eenen anderen grondslag dan alle andere menschelyke weetenschappen rustende, ook voor geene Wiskundige betoogingen vatbaar is. Lynen , vlakken , en getallen zyn voortbrengzelen van 't menschelyk begrip. Geene eigenschappen eigenen wy aan dezelven toe, als die volkomen begreepen, en uit zich zelven genoeg blykbaar zyn; verwerpende alles wat aan deeze voorgestelde einden niet voldoet , met het hoogste regt. Maar hoe verkeerd wy handelen om in alle andere weetenschappen denzelven voet te houden, kan ons de beschouwende Natuurkunde genoegzaam leeren. Hoe veele waarneemingen, door anderen gedaan, gelooft niet een Wysgeer met volkomen gerustheid , daar ze echter onbegryplyke dingen vervatten , en daar zyn eindig verstand het hoe en waarom volstrekt niet van begrypt ? Indien derhalven voor de Godlykheid der Openbaaring slegts zoodaanige bewyzen zyn , als de aart der zaake medebrengt, gelyk dit meer dan overvloedig getoond. Ff 5 en  458 DE WAARE WYSBEGEERTE en tot nog toe door geen één éénig ongeloovige bondig wederlegt is , dan is het verregaande verkeerd, om dat ons verstand niet alles wat in deeze Openbaaring geleerdt word volmaaktlyk bevat, dezelve te verwerpen. De Openbaaring is van Godlyke herkomst , en wy konnen dus van dezelve niets meer weeten dan de Schenker goed vond ons te ontdekken; en daar ons alles wat tot de zaligheid vereischt wordt klaar geleerd, en ons hoop gegeeven word om t'eeniger tyd de dingen te kennen gelyk wy gekend zyn : zoo zyn wy als verstandige weezens verpligt, de hand vol ontzag op den mond te leggen, en de kennis die ons gegeeven is dankbaar te gebruiken. Het oogmerk der aanbidlyke Wysheid met het schenken der Openbaaring was geenzins dezelve door eene onweêrstaanbaare kragt op de gemoederen te doen werken , op dat ze van alle menschen zoude omhelsd worden; dan had zyne magt dezelve boven alle tegenwerpingen verheven, en door aanhoudende bewyzen ondersteund, die in kragt van overreding de Wiskundige gelyk waren, zo niet overtroffen. Neen: Gods oogmerk was, het geloof in zynen Zoone tot eene deugd en grondslag van belooning te stellen: en hier toe was het noodig, dat de overreeding van dien aart was, dat zy als eene tegenstelling met de geliefkoosde driften maakt, en alleen overtuiging in die geenen te weeg brengt, wier ootmoedige harten tot waarheid en deugd geneigd zyn. Al wie, zei de overste Leidsman van ons geloof, den wil van God wil doet, die zal van myne leer bekennen, of zy uit God is, dan of ik uit my zelven spreeke. Ik zou de Wysbegeerte genoeg tegen de beschuldiging van ongodsdienstigheid vry gepleit achten, indien ik niet een leger van voorbeelden tegen myn gezegden zag aanvoeren. Is de beoeffening der Natuur zoo bevorderlyk voor den Godsdienst, waar van daan dan dat de meeste ongeloovigen hoogachters van deeze bespiegelende weetenschap zyn? is de gemeene aanmerking van eenvoudige gemoederen. Schoon  BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF. 459 Schoon ik misschien aan deeze menschen met vrugt zoude konnen vraagen» wie zy voor Vrygeesten hielden? En het dan zou blyken , dat zy met dien naam niet enkel de verachters van Jesus en zyne Leer bestempelden, maar allen die slegts in eenigerhande opzigten van hunne byzondere begrippen afwyken : geef ik hun liever in bedenking, of de nuttigste zaak wel tegen misbruiken beveiligd is; want hierop lettende zullen zy zien, dat het niet de geleerdheid is welke de menschen tot twyfeling vervoert, maar dat het verkeerde gebruik der kennisse, of andere oorzaaken het geloof uit het gemoed verbannen. ,, Een geringe kennis der Natuur kan wel oorzaak „ zyn dat de menschen verachters van den Godsdienst „ worden; maar eene groote maat van deeze kundighe„ den brengt hen weder tot gezonde en Godvrugtige ge,, dagten te rug," is de aanmerking van den beroemden Bacon. Op hoe veele van onze hedendaagsche twyfelaaren zouden wy dit gezegde konnen toepassen ? By toevallige gelegenheden hebben zy van de eigenschappen der stof, of van de wetten der Natuur hooren spreeken, en, enkel op de tweede oorzaaken lettende, zien zy de eerste Oorzaak onbedagtzaam voorby, dryvende met de eenvoudigheid der Openbaaring den spot. Is het dat wy geoeffender Natuurkundigen onder de Vrygeesten aantreffen, dan is weder hun ongeloof aan de geringe kennis die zy van den Godsdienst hebben toeteschryven. De vroege verkeering in de groote waereld heeft hun belet onderzoek naar de waarheid te doen. Daar is slegts tyds genoeg overgeschoten om zich in de begunstigde weetenschappen onzer eeuw te oeffenen: deeze oeffening veredeld hunnen geest, maar boezemt hun te gelyk hoogmoed op hunne kundigheden in; en verachting voor al wat beneden deeze hunne geliefkoosde studie is opvattende, zyn zy Wysgeeren en sterke geesten, eer zy noch braave menschen zyn, en eer zy getracht hebben goede Christenen te worden. Een  460 DE WAARE WYSBEGEERTE Een andere oorzaak van het ongeloof van veele, anders waarlyk groote vernuften, dien het noch aan kennis, in Wysbegeerte , noch aan kennis in den Godsdienst hapert, is aan hunne opvoeding toeteschryven. Zy hebben met het weezenlyke van den Godsdienst te gelyk, zoo niet eerder, de byzondere gevoelens der heerschende kerke ingezogen, en voor het eene dezelfde achting als voor het andere opgevat. Zich vervolgens in de Wysbegeerte oeffenende, klaart hun verstand op, en zy leeren het baarblyklyke onderscheiden. Hun gevormd oordeel ziet dan , en geen wonder , door het floers , 't geen tot nu toe hunne oogen belemmerden, de dwaaling heen; terwyl zy de byzondere leerstukken die zy op het gezag van anderen omhelsd hebben , aanmerken als onbestaanbaar met het gezond verstand. Had men hun in tyds deeze leerstukken als bespiegelende onderwerpen leeren kennen, dan zouden zy, ziende door hunne eigen oogen , dezelven aan hun plaats laaten, en de waarheid echter blyven vast houden: maar daar zy geleerd hebben deeze even als al het andere noodzaaklyk ter zaligheid te moeten gelooven , zoo verwerpen zy te jammerlyk onbedagt, met de dwaalingen hunner ouderen, te gelyk de eenvoudige Openbaaring. De groote stoet van spotters met al wat anderen voor heilig houden, gelieven niet te denken, dat ik hun de eere heb aangedaan van hunne beginsels te spreeken. Schoon zy my in andere opzichten geen de minste aandagt waardig zyn , zal ik alleen aanmerken, dat diepe onkunde hun ongeloof voor gaat; een toomlooze involging der driften hun gemoed van het Godsdienstige aftrekt ; kwaad gezelschap hun ongeloof voltooit; en dat ten laasten eene verregaande verslaafdheid aan de wellust, en een Godvergeetene onbeschaamtheid , hun die laffe spotternye tegen de Schrift, ja zelfs tegen hunnen Maaker, doet uitbraaken. Verbandde de kennis in de Natuur standvastig de liefde voor God en zynen dienst uit het gemoed, dan moesten  BEVORDERT GEENZINS HET ONGELOOF. 461 ten noodwendig alle Wysgeeren Apostelen des ongeloofs zyn: maar, en dit doet alles genoegzaam af, het tegendeel is waarachtig; want de grootste , de voortreflykste Wysgeeren zyn doorgaans ieverige voorstanders van den geopenbaarden Godsdienst geweest. Schoon ik om dit te bewyzen een lyst der beroemdste mannen zou konnen optellen , zal ik thans slegts vyf geachte naamen noemen: Boyle, Cassini, Bacon, Newton en 's Gravezande. Alle deeze groote mannen, en alle waare Wysgeeren met hun, sloegen de werken der Natuur gade, maar vergaten daarom niet hunne harten tot Godsdienstige overweegingen opteleiden. Boyle hadt zoo veel eerbied voorGod , dat hy zynen naam nooit zonder den diepsten eerbied noemde : Ja Newton, de groote uitvinder der Natuurwetten, was een uitlegger der Prophetiën. Zommige menschen denken voorzigtig te handelen •' door den Godsdienst, als geheel een voorwerp van het geloof zynde, van de Wiskundige weetenschappen zorgvuldiglyk aftescheiden. Hier van daan dat men lieden aantreft, die als Wysgeeren een geheel andere taal dan als Godgeleerden zullen voeren; die het strengste bewys in de Wiskunde zullen afvorderen, maar in het Godsdienstige blind zullen gelooven. Doch waar toe dient zoodaanig een gedrag ? Heethoofdige voorstanders van byzondere begrippen mogen bedugt zyn , dat de beoeffening en de toepassing der zekerste weetenschap hunne gevoelens nadeel zal toebrengen: maar hy die heldhaftig de waarheid durft te gemoete treden ; die zich ontheft van de volks vooroordeelen, en de eenvoudige leer van Jesus uit de oorsprongelyke bronnen zelve zoekt, merkende alles buiten de Schrift aan , als ontbloot van gezag en de dwaaling onderworpen , die behoeft waarlyk voor zyn geloof niet bedugt te zyn ; want het zelve eens naar genoegzaam onderzoek wel gevestigd zynde, zal altoos pal staan. Laaten wy ons vryelyk in alle fraaije weetenschappen oeffenen. Wiskundigen, Natuuronderzoekers, met één  462 DE WAARE WYSBEGEERTE ENZ. één woord , Wysgeeren worden , wy konnen daarom beminnaars van den Godsdienst blyven. Ons geloof zal door onze kennis meer en meer gevestigd worden, en beveiligd blyven voor de pylen des ongeloofs. Wy zullen in ons die edele zelfsvergenoegdheid gewaar worden , van onze eige reden in ons doen gevolgt te hebben. Bewonderaars van het verheven geluk der denkende geesten zynde, zo zullen wy ons met allen iever uitleggen, op de verkryging van die gelukzaligheid , waar van wy ons als Wysgeeren de verrukkendste denkbeelden konnen vormen, maar waar van wy eeniglyk als Christenen zekerheid en hoope hebben. P. v. S. bESCHRYVING VAN AMERIKA. Getrokken uit het werk van den Heer Robertson. Wanneer wy de nieuwe wereld beschouwen, is haare groote uitgestrektheid het eerste, dat ons treft, 't Gewest, door Columbus ontdekt, was geen klein gedeelte des Lands, zoo gering , dat het uit dien hoofde de onderzoekingen en waarneemingen der vroegere eeuwen ligtelyk kon ontsnappen. Hy maakte ons een nieuw halfrond bekend , grooter dan Europa, Asia of Africa, en niet veel minder in uitgebreidheid dan een derde deel van den bewoonbaaren aardbol. America is niet alleen merkwaardig om zyne grootheid, maar tevens om zyne ligging. Het strekt zich uit van den noord-pool cirkel tot verre in het zuiden, meer dan vyftien honderd mylen boven de wydste uitgestrektheid van 't oude vaste land , aan die zyde der linie. Een gewest van zulk een* omtrek gaat door alle klimaaten , bekwaam om den mensch ter wooninge te ver-  BESCHRYVING VAN AMERIKA. 463 verstrekken, en de verschillende voortbrengsels aan de gemaatigde of aan de heete lugtstreeken der aarde eigen, op te leveren. Naast de uitgestrektheid der nieuwe wereld , is de grootheid der voorwerpen, die zy aan 't oog vertoont, meest geschikt om den beschouwer te verbaazen. De natuur schynt hier haare werkingen met eene stoutere hand verricht, en de uiterlyke gedaante van dit land door eene byzondere staatelykheid onderscheiden te hebben. De bergen van America zyn veel hooger dan die der andere werelddeelen. De vlakte van Quito zelve, welke men kan aanmerken als den voet van de Andes, is verder boven de zee verheven dan de top van 't Pyreneesche gebergte. Deeze verbaazende keten der Andes , niet minder merkwaardig wegens de uitgestrektheid dan wegens de hoogte , verheft zich op verscheidene plaatsen meer dan een derde deel boven den Piek van Teneriffe, het hoogste land van 't oude halfrond. De Andes kunnen in een', letterlyken zin gezegd worden hunne kruinen in de wolken te verbergen; de stormwinden en donderbuiën zyn dikmaals laager dan hunne toppen , welke , schoon in het middenpunt der verzengde lugtstreek aan de straalen der zon blootgesteld, echter met altoosduurende sneeuw bedekt zyn. Van deeze gebergten daalen rivieren neder, hebbende eene evenredige breedte , waarmede de stroomen in de oude wereld niet te vergelyken zyn, zo wel in de lengte van haaren loop als in de veelheid van water, welke zy naar den Oceaan voortrollen. De Maragnon , de Orinoco, de Plata, in Zuid-America, de Missisippi en St. Laurence, in Noord-America , vloeiën in zulke ruime kanaalen, dat ze, lang voor dat het gety 'er invloed op heeft, meer naar armen van de zee gelyken, dan naar rivieren van zoet water. De meiren der nieuwe wereld zyn niet minder aanmerkelyk in grootte, dan haare bergen en rivieren. Niets is 'er in andere werelddeelen, 't geen de verbaazende  464 beschrijving van Amerika: zende aaneenschakeling van meiren in Noord - America eenigzins evenaart. Men kan ze met regt zeeën van versch water noemen; en zelfs die van den tweeden of derden rang in grootte , hebben een' wyder' omtrek dan het grootste meir in de oude wereld. Doch 't geen America meest onderscheidt van andere deelen der aarde, is de byzondere gemaatigdheid van klimaat, en de verschillende natuurwetten, waaraan het onderhevig is, ten aanzien der bedeeling van hitte en koude. Wy kunnen den graad van warmte, die in elk gedeelte van den aardbol gevoeld wordt, niet naauwkeurig bepaalen , door flegts den afstand van den middellyn te meeten. De lugtgesteltenis van een gewest wordt eenigermaate aangedaan door deszelfs verheffing boven de zee, door de uitgestrektheid van 't vaste land, door de hoedanigheid van den grond, de hoogte der bygelegene bergen, en veele andere omstandigheden. De invloed van dit alles, is echter, wegens verscheidene oorzaaken, in 'tgrootste gedeelte der oude wereld, minder aanmerkelyk; dus kan men aldaar, de ligging van een land weetende, met meer zekerheid den graad van warmte en den aart der voortbrengselen bepaalen. De zetregels, gegrond op waarneemingen , in ons halfrond gedaan , zyn op het andere niet toetepassen. Aldaar heerscht de koude. De guurheid der koude lugtstreek (trekt zich uit over de helft van die, welke volgens haare ligging gemaatigd moest weezen. Landen daar de druiven en vygen ryp moesten worden, zyn geduurende de helft van 't jaar onder de sneeuw begraaven; en landen, op de zelfde breedte gelegen met de vrugtbaarste en best gecultiveerde landschappen van Europa, lyden geduurige vorst, waardoor de kragt der groeijing byna t'eenemaal vernietigd wordt. Wanneer wy die gedeelten van America naderen , welke op ééne breedte liggen met de landschappen van Asia en Africa, gezegend met een algemeen genot van zulk eene warmte als meest gunstig is aan 't leeven en de groeijing , gevoelt men by  BESCHRYVING VAM AMERIKA. 465 by aanhoudendheid de heerschappy der koude; en de winter , schoon maar een' korten tyd duurende, regeert 'er menigmaal met de uiterste strengheid. Wanneer wy langs het vaste land van America voortgaan naar de verzengde lugtstreek , vinden wy , dat de koude, in de nieuwe wereld heerschende, zich ook tot hier toe uitstrekt, en de overmaatige hitte deezer lugtstreek tempert. Terwyl de neger op de kust van Africa door onophoudelyke hitte geschroeid wordt, ademt de inwooner van Peru eene milde en gemaatigde lugt in, en wordt steeds beschaduwd door een verhemelte van graauwe wolken, die de felle straalen der zon opvangen , zonder nogtans haaren gunstigen invloed te stremmen- Langs de oostelyke kusten van America is het klimaat, schoon meer gelykende naar dat der verzengde lugtstreek in andere gewesten der aarde , niettemin veel gemaatigder dan in de landen van Asia en Africa, welke op de zelfde breedte liggen. Wanneer wy van den zuider-keerkring voortgaan naar het uiterste vaste land van America, ontmoeten wy, eerder dan in 't noorden, bevroozene zeeën en barre, guure landen , naauwlyks bewoonbaar uit hoofde der koude. Verscheidene oorzaaken loopen samen om het klimaat van America zoo ongemeen te doen verschillen van dat der oude wereld. Schoon het uiterste einde van America ten noorden nog niet ontdekt is , weet men echter, dat het nader aan den pool reikt dan Europa of Asia. De laatstgemelde werelddeelen hebben groote zeeën ten noorden, welke, geduurende een gedeelte van 't jaar, open zyn; en zelfs wanneer men ze met ys bedekt vindt, is de wind, die 'er over blaast, zo geweldig koud niet als die, welke over 't land , op de zelfde breedten gelegen, waait. Doch in America strekt het land zich van de rivier St. Laurence, naar den pool uit, en reikt zeer verre in 't westen. Eene keten van ongemeen hooge bergen, met sneeuw en ys bedekt, loopt door dit gantsche treurige gewest. De wind, over zulk eene uitge VI. Afd. XIV. Deel. Gg strekt-  466 BESCHRYVING VAN AMERIKA. strektheid van hoog en bevroozen land waaiende, wordt dermaate met koude bezwangerd, dat hy eene doordringende scherpte verkrygt, welke hy in zynen loop door warmere klimaaten behoudt, wordende niet eerder geheel verzagt, dan hy de golf van Mexico bereikt. In 't gantsche vaste land van America is de noordweste wind altoos met overgroote koude verzeld. Zelfs by 't heetste weder wordt men, zo dra de wind zich naar dien hoek begeeft, zyne doordringende kragt gewaar door een' overgang van hitte in koude, welke niet minder hevig dan schielyk is. Aan deeze kragtdaadige oorzaak is de buitengemeene heerschappy der koude en haar geweldige aandrang op de zuidelyke landschappen in dat gedeelte der aarde toe te schryven. Andere niet minder merkwaardige oorzaaken verminderen de werkende kragt der hitte in die gedeelten van 't Americaansche vaste land, welke tusschen de keerkringen liggen. In dat gantsche gedeelte van den aardkloot houdt de wind eene onveranderlyke streek, van 't oosten naar 't westen. Het oude vaste land doorloopende , komt deeze wind in de gewesten , die zich langs de westelyke kust van Africa uitstrekken, verhit door alle de vuurdeelen, welke hy in de heete vlakten van Asia en in het brandend zand der Africaansche woestenyen vergaderd heeft. by gevolg is de kust van Africa het gewest, dat de grootste hitte gevoelt, en aan den ongetemperden gloed der verzengde lugtstreek is blootgesteld. Doch deeze zelfde wind, welke zulk een' hoogen graad van warmte te wege brengt in de landen, tusschen de rivier van Senegal en Cafraria gelegen, gaat over de Atlantische zee, voordat hy het Americaansche strand bereikt. In zynen loop over dit ontzaglyk water bekoeld , wordt hy langs de kusten van Brazilie en Guiana verfrisschend, en maakt deeze landen, schoon onder de warmsten van America behoorende, gemaatigd, in vergelyking met die, welke in Africa tegen over dezelven liggen. Wanneer deeze wind zynen loop door America vervolgt, ontmoet hy ' ■■' on-  BEsCHRYVING van amerika 467 onmeerbaare vlakten, bezet met ondoordringbaare bosschaadjen, of doorsneeden met groote rivieren, meiren en stilstaande wateren, alwaar de hitte niet merkelyk kan toeneemen. Eindelyk bereikt hy de Andes, welke zich van 't noorden naar 't zuiden uitstrekken over 't geheele vaste land Terwyl hy over de hooge en bevroozene toppen van dit gebergte waait, wordt hy dermaate bekoeld , dat het grootste deel der landen , buiten hetzelve gelegen, naauwlyks eenig gevoel heeft van de hitte, waaraan zy door hunne ligging schynen blootgesteld te zyn. In de andere Americaansche landschappen , van Tierra Firme westwaards tot het Mexicaansche gebied, is de hitte van 't klimaat gemaatigd, op sommige plaatsen , door de hoogte van 't land boven de zee, op andere, door de buitengewoone vogtigheid, en op alle , door de verbaazende bergen , over deeze gewesten verspreid. De Americaansche eilanden, in de brandende lugtstreek gelegen, zyn of klein of bergagtig, en worden beurteling door verfrisschende zee- en landwinden bekoeld. Na de beschouwing deezer bestendige hoedanigheden welke aan 't vaste land van America eigen zyn , en veroorzaakt worden door de byzonderheid der ligging, en door de gesteltenis der deelen, waaruit het bestaat, is het naaste voorwerp , dat opmerking verdient , de staat van 't land, toen het eerst ontdekt werd, in zo verre dezelve afhing van de vlyt en werkingen der menschen. De uitwerksels van menschelyk vernuft en arbeid zyn grooter en uitgestrekter dan zelfs onze hoogmoed zich in 't eerste kan verbeelden. Wanneer wy het oog laaten gaan over de bewoonbaare gewesten der aarde, vinden wy, dat geen klein gedeelte van die vrugtbaarheid en schoonheid , welke aan de hand der natuur wordt toegeschreeven, het werk der menschen is. Hunne poogingen, eeuwen agtereen voortgaande, veranderen de gedaante en verbeteren de hoedanigheden der aarde. Dewyl een groot gedeelte der oude wereld lanGg 2 gen  468 BESCHRYVING VAN AMERICA. gen tyd is bewoond geweest door volken, verre gevorderd in kunsten en schranderheid, is ons oog gewoon de aarde te beschouwen in die gedaante, welke zy aanneemt, wanneer zy bekwaam gemaakt wordt om aan een talryk geslagt van menschen verblyf en voedsel te verschaffen. Maar in de nieuwe wereld , daar de staat van 't menschdom onbeschaafder was, vertoonde de natuur zich geheel anders. In alle haare woeste gewesten, waren slegts twee monarchien , die door uitgestrektheid van gebied, of door eenige vordering in goede onderneemingen , opmerking verdienden. Het overige van dit vaste land was bezet met kleine onafhangkelyke volkstammen , ontbloot van kunsten en vlyt, en noch bekwaam noch begeerig om den gebrekkigen staat van dat gedeelte der aarde, welk hun ter wooninge verstrekte , te verbeteren. Landen , door zulke volken bewoond, waren byna in den zelfden staat, als of ze geene bewooners hadden. Onmeetbaare bosschen besloegen een groot deel van den onbebouwden aardbodem; en dewyl de hand der vlyt de rivieren nog niet in bepaalde kanaalen had doen vloeien of het stilstaand water afgeleid , werden veele zeer vrugtbaare vlakten overstroomd, of in moerassen veranderd. In de zuidelyke landschappen, daar de warmte der zon, de vogtigheid van 't klimaat en de vrugtbaarheid van den grond zich samenvoegen om de krachten der groeijing ten leevendigsten op te wekken , vindt men de bosschen door weligheid van 't boomgewas zoo digt geslooten , dat ze byna ondoorgangkelyk zyn , en de oppervlakte van den grond voor 't oog verborgen onder een dik bekleedsel van struiken en onkruid. In deezen staat der wilde natuur, door geene kunst geholpen, blyft nog een aanmerkelyk deel der groote landschappen van Zuid-America, welke zich van den voet der Andes tot de zee uitstrekken. De Europische volkplantingen hebben eenige plekken lands langs de kust gezuiverd en bebouwd; doch  BESCHRYVING VAN AMERICA. . 469 doch de oorsprongkelyke bewooners, nog even onbeschaafd en traag als ooit voorheen, hebben niets gedaan om een land te openen of te verbeteren, dat byna allevoordeelen van ligging en klimaat bezit. Naar de noordelyke gewesten van America voortgaande , vinden wy overal de zelfde onaangekweekte natuur; en naar maate de barheid van 't klimaat toeneemt, heeft zy een ruwer en afzigtelyker aanzien. Aldaar zyn de bosschen, hoewel de groeijng zo welig niet is, echter van gelyke uit. gestrektheid; ysselyke moerassen breiden zich over des vlakten uit; en men bespeurt weinige tekens van men. schelyke werkzaamheid in eenige onderneemingen om de aarde te bebouweu of te versieren. Geen wonder, dat de Europische volkplantingen verbaasd stonden, toen zy eerst in de nieuwe wereld kwamen. Zy kwam hun woest, eenzaam, en geenzins aantrekkelyk voor. Toen de Engelschen zich in America begonden neder te zetten , noemden zy de landen, waarvan zy bezit namen, de wildernis. Niets, dan de sterke verwagting van goud. mynen te zullen vinden , zou de Spanjaarden hebben kunnen beweegen, om door de bosschen en moerassen van America heen te dringen , daar zy by ieder' stap het groot onderscheid bespeurden tusschen de onbeschaafde gedaante der natuur, en die, welke zy onder de vormende hand van yver en kunst verkrygt. Gg 3 NA-  NATUURLYKE HISTORIE VAN DE KROKODIL. De krokodil is op een' gelukkigen afstand van Europa geplaatst, en alleen verschrikkelyk in die gewesten, alwaar de menschen schaarsch en de kunsten weinig bekend zyn. In alle beschaafde en bevolkte deelen der waereld, zyn de groote dieren geheel verbannen , of worden 'er zelden gezien. Zo dra zy zig daar vertoonen, gaat terstond het gantsche land hun gewapenderhand te keer; en gemeenelyk moeten ze hunne roekeloosheid met hun leeven boeten. De krokodillen derhalven, weleer zo verscbrikkelyk langs de oevers van den Nyl, zyn hedendaags noch zo groot noch zo talryk, als in vroegere tyden. De kunsten van 't menschelyk geslagt hebben in eene reeks van jaaren kragtdaadig gewerkt om ze uit te roeijen; en schoon men ze somtyds nog ziet, zyn ze, in vergelyking van eertyds , vreesagtig en zwak. Om dit dier te zien in zyne natuurlyke verschrikkelykheid, tot eene ysfelyke grootte aangegroeid, en op eene verbaazende wyze vermenigvuldigd, moeten wy ons begeeven naar de onbewoonde gewesten van Afrika en Amerika , naar de onmeetbaare rivieren, vloeijende door uitgestrekte en woeste ryken , alwaar de kunsten nimmer stand gegreepen hebben , alwaar kragt de eenige onderscheiding van rang uitmaakt, en de sterkste dieren hun geweld gerustelyk en ongestoord kunnen oefenen. Zy , die de rivier Amazone en den Niger bevaaren, weeten, hoe talryk en verschrikkelyk deeze dieren in zulke gewesten zyn. In beide deeze rivieren vindt men ze van agttien tot zeven-en-twintig voeten lang; liggende somtyds pal tegen elkanderen, gelyk het timmerhout in onze vlotten. Zy bakeren zig daar zorgeloos op de oppervlakte, zonder te verschrikken op 't naderen van een' vyand, dewyl zy, by herhaalde proeven hunner sterkte, geenen gevonden hebben, dien zy niet konden overwinnen. Twee  NATUURL. HIST. VAN DE KROKODIL. 471 Twee soorten zyn 'er van dit verschrikkelyk dier; de krokodil, eigenlyk dus genoemd, en de kaiman of alligator. Deeze onder scheiding is egter meer door reizigers gemaakt, dan door de natuur; want in uiterlyke gedaante en in aart , zyn deeze twee dieren volmaakt eenerlei. 't Zou eigenaartiger zyn deeze dieren krokodillen der oostelyke en westelyke waereld te noemen ; want in reisbeschryvingen worden ze zodanig met eikanderen ver. ward, dat men niet weet, of het Aziatisch dier de krokodil van Azie zy, of de alligator der westelyke waereld. Het onderscheid, dat doorgaans tusschen de krokodil en den alligator gemaakt wordt, bestaat hierin : het ligchaam der krokodil is dunner dan dat van den alligator; (haar snuit strekt zig van het voorhoofd af in eene regte lyn vooruit, gelyk die van een' windhond, daar de snuit van het andere dier geboogen en korter is; —- de krokodil heeft een' veel wyder' bek en is aschgraauw; de alligator is zwart, met wit doormengd , en wordt voor minder kwaadaartig gehouden. Alle deeze onderscheidingen zyn egter zeer gering, en slegts als kleine byzonderheden aan te merken. Dit dier groeit tot eene verbaazende lengte, en wordt somtyds gevonden dertig voeten lang te zyn; doch de gewoone maat is agttien voeten. Ik zal hier de beschryving eener krokodil, door de Jesuiten te Siam ontleed, opgeeven, als de naauwkeurigste, die ik nog gevonden heb. Zy was agttien en een' halven voet, Fransche maat, lang; de staart alleen had eene lengte van vyf en een' halven voet; en de kop bedroeg met den hals ruim twee en een' halven voet. Het ligchaam had op de dikste plaats een' omtrek van vier voeten en negen duimen. De voorste pooten waren uit- en inwendig gevormd gelyk de armen van een mensch. De handen, (indien men ze zo mag noemen,) hadden vyf vingers , waarvan de twee laatste zonder nagels en kegelvormig waren. De agterste pooten, de dyen en klaauwen mede daar onder begreepen, waren twee voeten en twee duimen lang; de voeten, van Gg 4 't ge-  472 NATUURLYKE HISTORIE 't gewrigt af tot het einde van den langsten klaauw , hadden eene lengte van ruim negen duimen, en waren verdeeld in vier teenen, zynde drie derzelven gewapend met groote klaauwen , wier langste één' en een' halven duim bedroeg; deeze teenen waren, gelyk die der eenden, door een vlies, dat egter veel dikker was, vereenigd. De kop was lang , en op den kruin een weinig verheven, doch voor 't overige plat, inzonderheid aan 't uiteinde der kaaken. De huid zat aan het bekkeneel en aan de kaaken zeer vast. Het bekkeneel was op sommige plaatsen ruw en oneffen; hebbende omtrent het midden van 't voorhoofd twee kammen of uitsteeksels, ongeveer twee duimen hoog, tusschen welke het been tegen een' snaphaanskogel bestand bevonden werd; want op de plaats, daar dezelve getroffen had, was slegts min of meer eene witte vlek te bespeuren. Het oog was, naar evenredigheid van het ligchaam, zeer klein, en zo in 't ooghol geplaatst, dat het buitenste , wanneer het lid geslooten was, slegts éénen duim lengte had, zynde de doorloopende lyn evenwydig aan de opening der kaaken. 't Was bedekt met een dubbel lid, één van binnen, en één van buiten; het binnenste, gelyk de membrana nictians der vogelen, was opgevouwen in den grooten ooghoek, en had eene beweeging naar den staart; doch doorschynend zynde, bedekte het het oog, zonder het gezigt te hinderen. De iris was, naar evenredigheid van den oogbol, zeer groot, en geelagtig graauw van kleur. Boven het oog was het oor geplaatst, welk zig van boven naar beneden opende, door eene soort van springveer; naamelyk eene vaste, dikke, kraakbeenige zelsftandigheid. De neus, geplaatst in 't midden der bovenkaak, omtrent een' duim van deszelfs uiteinde , was volmaakt rond en vlak, omtrent twee duimen in zyne middellyn groot, en van eene zwarte, zagte sponsagtige zelfstandtgheid, byna gelyk de neus van een' hond. De kaaken slooten in elkanderen ; en niets is valscher , dan dat de onderkaak van dit dier onbeweegelyk is; zy wordt bewoo-  VAN DE KROKODIL. 473 gen, gelyk de onderkaak van alle andere dieren, terwyl de bovenkaak onbeweegelyk aan 't bekkeneel vastzit. In de bovenkaak vond men zeven-en-twintig snytanden, en in de onderkaak vyftien, (tusschen welke verscheidene ledige plaatsen waren;) zy waren onder dik, en aan de punten scherp, allen van verschillende grootte, behalven tien breede hoektanden , waarvan zes in de onderkaak, en vier in de opperkaak gevonden werden. De bek was vyftien duimen lang; en zyne grootste breedte bedroeg agt en een' halv' duim. De afstand tusschen de twee kaaken, zo wyd geopend zynde als mogelyk was, bedroeg vyftien en een' halv' duim ; eene zeer groote ruimte, ten vollen wyd genoeg om een mensch te bevatten. De kleur des ligchaams was van boven donker bruin, en van beneden witagtig citroengeel, 'met groote vlekken van beide deeze kleuren aan de zyden. Van de schouders tot het uiteinde van den staart, was het dier bedekt met groote schubben of schilden van eene vierkante gedaante, zynde derwyze geplaatst, dat ze twee- en-vyftig evenwydige gordels uitmaakten, welke egter, digt by den staart, zo dik niet waren als op de overige plaatsen. Daarenboven had het dier over 't geheele ligchaam eene soort van harnas, welk egter geen' snaphaanskogel kon weêrstaan, gelyk men doorgaans meent; hoewel de plaatsing van het dier wel iets kan toegebragt hebben om de huid doordringbaarder te maaken; want het is te denken, dat de kogel, in eene schuinsche rigting geschooten, 'er af zou zyn gevloogen. De gordels waren onder den buik witagtig, en samengesteld uit schubben van verscheidene gedaanten, doch zo hard niet als op den rug. Wat de inwendige deelen van het dier betreft, de keel was wyd naar evenredigheid van den bek; een houten bal, zo groot als een menschenhoofd, ging 'er gemakkelyk door, en werd 'er weder uit gehaald. De darmen waren maar kort naar evenredigheid, zynde zo lang niet als het ligchaam van het dier. De tong, welke sommigen verkeerdelyk gezegd hebben dat in dit dier ontbrak, Gg 5 be-  474 NATUURLYKE HISTORIE bestond uit dik, sponsagtig, zagt vleesch , en was sterk gehegt aan den benedenkaak. Het hart had de grootte van een kalfshart, en eene heldere roode kleur, gaande het bloed zo wel uit de aders in de groote slagader over, als in de longen. Men vondt geene waterblaas: maar de nieren scheidden de pis af om door den anus ontlast te worden. In de ruggraat waren twee-en-zestig beenderen, welke, hoewel naauw vereenigd, egter genoegzaame speeling hadden om het dier in staat te stellen tot regtsche en linksche buigingen ; weshalven het fabelagtig schynt te zyn, 't geen doorgaans gezegd wordt. naamelyk, dat de krokodil zig niet vaardig naar haare prooi kan omwenden, en dus door een' bogtigen loop te ontkomen is. 't Is zeer waarschynlyk, dat de krokodil zig met groot gemak kan buigen;' want de gewrigten van haaren rug zyn niet styver dan in andere dieren , welke, gelyk de ondervinding leert, zeer vaardig hun ligchaam omwenden. Zodanig is de gedaante en het maaksel van dit vervaarlyk dier, welk landen ontvolkt, en de bevaarbaarste rivieren eenzaam en onveilig maakt. Op sommige plaatsen ziet men menigmaal krokodillen , geheele uuren, en zelfs dagen, in de zon uitgestrekt en zonder beweeging liggen; zo dat iemand, hieraan niet gewoon, ze ligtelyk voor stammen van boomen, met een' ruwen en dikken bast bedekt , zou kunnen aanzien; doch dit zou eene ongelukkige misvatting zyn; want het vadsig dier, opgewekt door 't naderen van eenig leevend schepfel, valt terstond met eene geweldige drift daarop aan, en rukt het naar den grond. By overstroomingen komen ze somtyds in de hutten der inwooneren, en verslinden het eerste dier , dat ze ontmoeten, 't Is menigmaal gebeurd, dat ze een' man uit een' boot rukten , terwyl zyne makkers het zagen, zonder in staat te zyn om hem te helpen. De krokodil heeft in alle deelen eene geweldige kragt. Haare armen zyn een onweêrstaanbaar wapen; haare ruggraat is stevig; haare agterste en voorste pooten zyn sterk gespierd en in alle opzigten bekwaam om geweld  VAN DE KROKODIL. 475 weld te oefenen; haare tanden zyn scherp, menigvuldig en verschrikkelyk; haare klaauwen lang en vasthoudend; doch haar vernielendst werktuig is de staart, door middel van welken zy dikwers' met éénen slag eene kanoe heeft omgekeerd , en den armen wildeman , die 'er in zat, overweldigd. Op het land is zy wel zo magtig niet , doch egter zeer te vreezen. Zy verlaat het water zelden dan uit hongersnood , Of om eijeren te leggen. Zy zwemt doorgaans op de oppervlakte, en overvalt alle dieren, die binnen haar bereik komen; doch wanneer deeze vangst niet gelukt, begeeft zy zig naar den oever. Aldaar onder de biezen schuilende, wagt zy geduldig, totdat 'er een of ander landdier komt om te drinken , 't zy een hond, os, tyger, of zelfs een mensch. Niets is 'er van den listigen vernieler te zien, wanneer haare prooi aankomt; ook wordt haare schuilplaats niet ontdekt, voordat het te laat is om te ontkomen. Zy valt met een' sprong op haar slagtoffer aan , en het met haare tanden en nagelen gegreepen hebbende, sleept zy het in 't water, zinkt 'er terstond mede naar den grond, en verdrenkt het op deeze wyze zeer spoedig. 't Gebeurt somtyds, dat het dier gekwetst, uit haare klaauwen ontsnapt, en landwaards vlugt. In zulk een geval vervolgt de tiran het met alle kragt, en vangt het dikwyls andermaal; want schoon de krokodil log schynt, loopt zy egter vry snel. Men ziet haar somtyds meer dan eene halve myl van den oever een dier vervolgen, dat gekwetst is , en haar niet kan ontvlugten; wanneer zy het weder naar de rivier sleept, en het aldaar in rust verteert. Wanneer de krokodil langs het strand aast , valt zy dikwyls aan op dieren, die zo verschrikkelyk zyn als zy zelve, en ontmoet een'geweldigen weêrstand. Men zegt, dat 'er tusschen de krokodil en den tyger menigmaal gevegten voorvallen. Alle soorten van tygers zyn gestadig gekweld met fellen dorst, welke hen de groote rivieren doet  476 NATUURLYKE HISTORIE doet opzoeken, waarin zy zig van tyd tot tyd begeeven om te drinken. By deeze gelegenheid worden zy door de krokodillen overvallen, en sterven niet ongewroken. Op 't oogenblik, waarin een tyger aangegreepen word, draait hy zig met de grootste vaardigheid , en slaat de nagels in de oogen der krokodil, terwyl deeze met haaren sterken tegenkamper zig in de diepte werpt. Aldaar worstelen zy nog eene wyl , totdat eindelyk de tyger verdrinkt. Op deeze wyze vangt en verslindt de krokodil alle dieren, en is by allen even zeer gevreesd. Behalven den mensch, is 'er geen schepfel, dat met een' goeden uitslag haar kan bestryden. Labat verzekert, dat een neger, zonder andere wapenen dan een mes in zyne regterhand, en eene koehuid om zyn' linkerarm , dit dier in zyn eigen element stoutelyk durfde aanranden. Zodra hy naby de krokodil kwam, stak hy zyn' linkerarm vooruit, welken het dier terstond inzwolg; terwyl nu dezelve in de keel vastzat, had de neger tyd om het onder den hals met verscheidene steeken te kwetsen; en naardien het water tevens in den bek liep, welke zig niet kon sluiten, zwol het dier schielyk op tot eene verbazende dikte, en stierf. De krokodil, tam gemaakt of van jongs af opgevoed zynde, wordt gebruikt tot verlustiging der grooten in bet Oosten. Zy wordt dikwyls bereeden , gelyk een paard, met een' breidel in den bek; en de ryder regeert haar naar zyn welgevallen. Zy loopt, niettegenstaande haare schynbaare logheid, taamelyk snel; men rekent, dat zy hierin eenige van onze langzaamste dieren evenaart, gelyk het zwyn of de koe. Sommigen zeggen, dat geen dier haar zou kunnen ontloopen, indien zy zig vaardig kon omwenden , doch dat dit haar zwaar valt. Hierop egter te vertrouwen raaden wy niemand, die het ongeluk heeft van zig in gevaar te bevinden. Langs de rivieren van Afrika, wordt dit dier somtyds op de zelfde manier gevangen als de snoek. Verscheidene Europeërs gaan met elkanderen in een ruimen boot, en laaten aan een' haak en sterke lyn een stuk rundvleesch uit,  VAN DE KROKODIL 477 uit, welk de krokodil ingeslokt hebbende, haare kragten door spartelen en worstelen uitput. Vervolgens trekt men haar op den oever, na menigvuldige wonden in den buik. welke het tederste deel is, toegebragt te hebben. In 't gemelde waerelddeel , zo wel als in Siam, is de krokodil het onderwerp van de staatsie der wilde volken by de paleizen hunner Monarchen. Philips zegt, dat men te Sabi , op de Slaavenkust, twee waterpoelen by het koninglyk paleis vindt , waarin krokodillen aangekweekt worden , gelyk men in Europa karpers in vyvers aankweekt. Tot dus verre heb ik de krokodil beschreeven, zo als zy gevonden wordt in onbevolkte landen, alwaar zy stoutelyk aanvalt op alles wat leeft. Doch in Egypte en andere lang bevolkte landen , wier inwooners beschaaft zyn, en wier rivieren bevaaren worden, is dit dier zo vreesagtig, dat het, verre van aanvallen op den mensch te durven doen, hem ontwykt, en, als bewust van zyne oppermagt, schielyk onderduikt, zo dra hy nadert. Wy kennen in de dierlyke natuur meer dan één voorbeeld van de veragting, die de laagere rangen van het geschapene den mensch betoonen, totdat zy zyne magt ondervonden hebben. De leeuw en de tyger onder de viervoetige, de walvisch onder de zwemmende dieren, de albatros en pinguin onder 't gevogelte, treeden eerst moedig en onversaagd met den mensch in stryd, doch leeren eerlang zyne meerderheid erkennen. Dus zyn de berigten, die de reizigers ons in verschillende tyden aangaande 't karakter van de krokodil en den alligator gegeeven hebben, ligtelyk overeen te brengen. Sommigen beschryven deeze dieren als vreesagtig, geen kwaad doende, zelfs het gezigt van den mensch vermydende , en alleen op visch aazende; anderen, als onversaagd, kwaadaartig en inzonderheid gretig om menschen te verslinden. Beiden hebben zy ze naar waarheid beschreeven ; het onderscheid is gelegen in de mindere of meerdere bevolking en beschaafdheid der gewesten. Overal, daar de krokodil lan gen  479 Natuurl. hist. van de krokodil. gen tyd ongestoord geheerscht heeft, is zy stout en vernielend; doch daar zy door het menschdom beteugeld, in haare schuilplaatsen overvallen , en- voor een groot gedeelte uitgeroeid is, legt zy haare stoutheid en kwaadaartigheid af. Op sommige plaatsen is dit dier zeer geliefd. In de rivier S. Domingo zyn de krokodillen de goedaartigste dieren van de waereld; de kinders speelen 'er mede, en ryden op haare ruggen; zelfs slaan zy ze somtyds, zonder dat hun daardoor eenig kwaad overkomt. De inwooners merken haar aan als onschuldige huisdieren, en draagen 'er groote zorg voor. 't Is waarschynlyk , dat de muskusreuk, welken alle deeze dieren van zig geeven» hen by de wilden in dat gedeelte van Afrika aangenaam maakt. Men weet , dat deeze menschen dikwyls de deelen, waarin de muskus is, by zig draagen. De reizigers komen niet overeen aangaande de deelen, waarin deeze muskusblaazen gevonden worden; Sommigen zeggen, in de ooren; anderen, in de teeldeelen ; doch het waarschynlykste gsvoelen is , dat deeze zelsftandigheid haare zitplaats heeft in klieren onder de dyen en armen. Uit welk gedeelte van 't ligchaam deeze reuk ook voortkome , dezelve is zeer sterk, en deelt zig aan 't geheele ligchaam mede. Het krokodillenvleesch is een slegt eeten, en, indien'er de muskusblaazen niet afgezonderd zyn , onverdraagelyk. De negers zelven kunnen het bezwaarelyk verteeren; doch de eieren der krokodillen zyn voor hen de grootste lekkerny. Om die te bekomen , houden zy dikwyls de wagt op plaatsen, daar eene krokodil haare eieren komt leggen, en wanneer zy vertrekt, bemagtigen zy den buit.  BYZONDERHEDEN VAN FILIpS DEN TWEEDEN, KONING VAN SPANJE , VOORNAMELYK BETREFFENDE DESZELFS HUWELYK MET MARIA , KONINGIN VAN ENGELAND. Filips de II., koning van Spanje, zoon van keizer Karel den V. en van Isabella, dogter van Emanuël den grooten, koning van Portugal , werd geboren te Villadolid , op den 21sten van Bloeimaand des jaars 1527. Hy werd in Spanje opgevoed by geestelyken, befaamd wegens hunne geestdryvery, die door zynen vader verkooren waren om hem te onderwyzen; en door deeze omstandigheid werden verscheidene van die trekken in 'zyn karakter gevormd of grootelyks versterkt, welke naderhand in zyn gedrag zo kennelyk waren. Karei, in Nederland geboren , en aldaar zyne eerste jeugd doorgebragt hebbende , behield, geduurende zyne geheele regeering, eene eenzydige zugt voor dat land welke by zyne Spaansche onderdaanen eene bron van veel ongenoegen was. Zy troostten zig egter met den voorrang, dien de jonge Prins hun gaf, en vleiden zig met de hoop, (waarin zy zig naderhand niet te leur gesteld zagen .) van onder zyne regeering dat aandeel der koninglyke gunst te zullen genieten, welk de Nederlanders onder den keizer genooten hadden. Filips gaf reeds vroeg blyken van schranderheid, voorzigtigheid en naarstigheid ; ook bespeurde men in hem eene verwonderlyke vatbaarheid voor de godsdienstige lessen, die hy ontving. Zyn geest, uit den aart ernstig en peinzende, stond open voor alle gevoelens van 't onedel bygeloof, dat te dier tyd het onderscheidend karakter der Spaansche geestelyken uitmaakte. In den ouderdom van zestien jaaren, trouwde hy met Maria, eene Portugeesche prinses, welke, binnen twee jaa-  480 BYZONDERHEDEN VAN jaaren na haare egtverbintenis, in 't kraambed overleed, toen zy bevallen was van Don Carlos. Filips bleef in Spanje, en voerde het bewind over 't koningryk , tot het jaar 1548 ; te welker tyd hy door zyn' vader naar Nederland werd ontbooden. Hy kwam aldaar in 't begin van 't volgende jaar, met een talryk gevolg van Spaansche edelen. Altoos begeerig om buitengewoone godvrugt te vertoonen, begaf hy zig, by zyne intreê te Brussel, eerst naar de kathedraale kerk , om den almagtigen God voor zyn behoud te danken , en vervolgens naar het paleis. Na aldaar eenige dagen doorgebragt te hebben by den keizer, in wiens geheel gedrag de tedere liefde van een' bejaarden vader jegens zynen éénigen zoon doorstraalde, vertrok by, om de voornaamste Nederlandsche steden- te bezoeken , vergezeld met de Regentes, zyne moei, de koningin weduw van Hongarye. Niets kon den luister te boven gaan , waarmede hy overal werd ontvangen. Aan geschenken , gastmaalen , illuminatiën en tournoispeelen werden overgroote sommen gelds besteed. De steden yverden tegen elkanderen om haare staatelykheid, de vrugt haarer vlyt te vertoonen; en het volk gaf hem op alle plaatsen de sterkste bewyzen van liefde. Doch midden in deeze tooneelen van vreugd , aangelegd tot zyn vermaak, en zeer wél ingerigt om een jong eerzugtig gemoed te bekooren , kon Filips zyne natuurlyke stugheid niet verbergen. Men zag met bekommernis eene baarblykelyke strydigheid tusschen den vader en den zoon. Karel was vriendelyk en spraakzaam; Filips, daarentegen, agterhoudend, hoogmoedig en barsch. De eerste kon zig in de voornaamste taalen van Europa, met gemak uitdrukken, en was gewoon met alle zyne onderdaanen gemeenzaam te spreeken ; de laatste had geene andere taal dan de Spaansche willen leeren, ging met de Nederlanders weinig om, en was byna ontoegangkeiyk, behalven voor de Spaansche edelen. In alle opzigten leefde hy zo als hy in Spanje gewoon was, droeg een Spaansch kleed, en wilde  FILIPS DEN TWEEDEN-- 481 wilde zig in geene zaak naar de Nederlandsche zeden en gewoonten voegen. Dit gedrag , even onbevallig als strydig met goede staatkunde maakte een' diepen indruk op de gemoederen der Nederlanderen en boezemde hun eene jaloezy tegen de Spanjaarden in, welke zy niet poogden te verbergen. Karel de Staaten verzogt hebbende , aan Filips, gelyk voorheen aan hem, getrouwheid te zwoeren, weezen zy dir verzoek af, en weigerden Filips voor regtmaatigen opvolger te erkennen, eer hy zig verbond om alle vreemden t'eenemaal buiten de regeering der provinciën te sluiten. En zelfs hiertoe zou niets hen bewoogen hebben dan hunne agting voor den Keizer, en hun ontzag voor zyne magt; want indien de ziekte, waarmede Karel zig te dier tyd gekweld bevond , doodelyk geweest ware , zouden zy meent men , Filips van de oppermagt uitgeslooten, en dezelve aan zynen neef Maximiliaan, zoon van Ferdinand" Koning van Hongarye en Bohemen opgedraa gen hebben. . - . • , Uit Nederland bragt de Keizer zynen zoon in Duitschland hoopendee daardoor een ontwerp, kort te vooren door'hem gesmeed, gemakkelyker ter uitvoer te zullen brengen Hy begeerde naamelyk , dat men Filips tot Roomschen koning verkoor. In 't jaar 1530 had Karel deeze waardigheid voor zynen broeder Ferdinand verworven • doch zyn' zoon thans volwassen zynde, van wiets bekwaamheden tot de regeering, hy zeer veel goeds verwagtte , gevoelde hy berouw over 't geen hy ten voordeele van zynen broeder gedaan had, en besloot, in gevalle hy hem tot geen' afstand beweegen kon, poogingen te doen om van de Keurvorsten te verkrygen , dat zy zyne verkiezing weder introkken. , Doch de zeden van Filips waren in Duitschland niet minder walgelyk dan in Nederland, en verstrekten meer ■om de gemoederen der Duitschers van hem afkeerig te maaken dan om hunne gunst te winnen. Zyn gedrag was ' VI Afd. XIV. DEEL Hh al-  482 BYZONDERHEDEN VAN aldaar even vreemd, agterhoudend en hoogmoedig. Hy Het zelfs prinsen van den eersten rang in zyne tegenwoordigheid ongedekt blyven, en zogt in alles eene staatige agtbaarheid te vertoonen, die de Keizers zelven zig nimmer in zulk een' hoogen graad aanmaatigden. De Duitschers vreesden voor de heerschappy van iemand, wiens gedrag, zelfs terwyl hy naar hunne gunst kwam dingen , zo koel en fier was. Zy weigerden aan 's Keizers voorstel het oor te leenen, en werden in hun besluit om het van de hand te wyzen gesterkt, eensdeels, door de gedagtenis van 't ongeluk, waarin zy zig gebragt hadden door de keizerlyke kroon aan Karel op te draagen, wiens magt hunne vryheid byna t'eenemaal gekrenkt had ; anderendeels, door hunne aankleeving aan Ferdinand , gevoegd by de genegenheid, welke zy Maximiliaan toedroegen, wiens karakter en zeden regelregt strydig waren met die van Fiiips. Uit Duitschland keerde hy weder naar Spanje, alwaar hy 't bewind over 't koningryk voerde, en zig van dien post op zulk eene wyze kweet, dat zyne onderdaanen zig een gunstig denkbeeld vormden van zyne voorzigtigheid, vlyt, en bekwaamheid tot de regeering. Doch de historieschryvers van dien tyd hebben geene gedenkwaardige byzonderheden van zyn gedrag in deezen aangetekend. Hy bleef in Spanje tot zyn huwelyk met de Koningin van Engehnd in 't jaar 1554 geslooten was. Naauwlyks had Maria, dogter van Henrik den VIII. den troon beklommen, of Karel wiens heerschende hartstogt, omtrent het einde zyner regeering, bestond in de begeerte om zynen zoon groot te maaken, kwam tot het voorneemen om Engeland by zyne andere domeinen te voegen, door een huwelyk van Filips met de Koningin. Indien Filips tot deeze egtverbintenis niet genegen geweest ware, zou Karel, zo men meent, liever zig aan Maria aangebooden, dan zulk eene gunstige gelegenheid ter vermeerdering zyner magt verzuimd hebben. Doch de  FILIPS DEN TWEEDEN. 483 de zoon niet minder door eerzugt beheerscht dan de vader, bewilligde gereedelyk om, in den ouderdom van zesëntwintig jaaren , eene zevenendertigjaarige prinses, onaangenaam van inborst en zeden, plomp van gestalte, en ontbloot van alle vrouwelyke bekoorlykbeden, te trouwen. Toen Karel bevond, dat Filips van dit huwelyk niet afkeerig was, vaardigde by terstond een' gezant naar 't hof van Londen af, om het voor te stellen; en Maria aarzelde geen oogenblik in 't geeven van haare bewilliging. De valsche godsdienstigheid van Filips, haatelyk in de oogen van anderen, verstrekte hem by haar tot aanpryzing. Zy was altoos sterk gehegt aan 't geslagt haarer moeder; en zy begreep, dat zulk eene magtige verbintenis haar ongemeen te stade zou komen tot het volvoeren van haar geliefd ontwerp, naamelyk het uitrooien der kettery uit haar gebied. De onderdaanen van Maria hadden de zelfde redenen niet om naar dit huwelyk te wenschen. Sedert meer dan dertig jaaren 's Keizers rustelooze eerzugt bespeurd hebbende, werden zy thans door een treffend bewys overtuigd, welk een buitenspoorige dorst naar magt het gemoed van Filips beheerschte, naardien hy zo gereedelyk bewilligd had in eene egtverbintenis, waartoe niets, dan eerzugtige oogmerken, hem kon aanlokken. Daarenboven kenden zy zyn byzonder karakter, en wisten, welke ongunstige gedagten zyn hoogmoedig gedrag, weinige jaaren te vooren, in Duitschland en Nederland, wegens hem had doen opvatten. Zy schroomden de gevolgen van de verbintenis hunner Koningin, wier inborst uit den aart stug en gestreng was, met een' Vorst van zulk een heerschzugtig karakter. Zy beefden by 't overdenken van 't gevaar, waaraan hunne vryheid en onafhangkelykheid blootgesteld zou worden, en waren vervuld met eene zeer ontrustende vrees Van te zullen vervallen onder de heerschappy der Spanjaarden, gebrandmerkt door 't gewelddaadig misbruik hunner magt in Nederland en Italie, eerloos wegens de barbaarschHh 2 heid  484 BYZONDERHEDEN VAN heid door hen tegen de Amerikaanen gepleegd, en boven alle andere volken van Europa kennelyk door hunne bygeloovige aankleeving aan de Roomsche kerk. Om deeze onrust te stillen nam Karel zyne toevlugt tot verscheidene middelen. Hy haalde Maria over om het vervolgen der protestanten op te schorten, en den titel van opperste hoofd der kerk, welken zy eenige maanden te vooren afgelegd had, weder aan te neemen. Hy zond zeer groote sommen gelds over, oin onder de leden van 't parlement uitgedeeld te worden, en liet de huwelyksvoorwaarden zo opstellen als ze voor Maria en haare onderdaanen meest tot eer en voordeel verstreksten. Volgens deeze voorwaarden zou Filips alleen den naam van Koning voeren, terwyl de oppermagt geheel in de handen van Maria bleef; geen vreemdeling zou tot eenige openbaare ampten toegelaaten , geene verandering in 's lands wetten en gewoonten gemaakt, niets ten nadeele van de regten der natie ingevoerd worden ; Engeland zou in gevolge der geslootene egtverbintenis in geenen oorlog tusschen Frankryk en Spanje gewikkeld worden; de kinders, door dit huwelyk verwekt, zouden alleen Nederland en Engeland erven ; doch, indien Don Carlos zonder kinderen overleed, zouden zy opvolgers zyn in de kroon van Spanje en in de overige erfelyke staaten van Filips; en indien de Koningin zonder kinderen overleed, zou Filips geene aanspraak op eenig deel in de regeering van Engeland hebben, maar zou de kroon onmiddelyk op den wettigen erfgenaam overgaan. Deeze artikels waren niet allen zonder vrugt. De opgevatte vrees werd 'er wel niet geheel door verdreeven; en veelen oordeelden, dat hoe voordeeliger de aangeboodene voorwaarden waren, men des te meer reden bad om te vermoeden, dat Karel en zyn zoon geen ernstig voorneemen hadden om 'er aan te voldoen. Doch de hovelingen en andere voorstanders van 't Spaansche huwelyk ontleen-  PHILIPS DEN TWEEDEN. 485 leenden uit dit voorstel schoonschynende drangredenen; en zy, die daarvan nog afkeerig bleeven, zagen zig beroofd van een aanneemelyk voorwendsel om 'er een samenspanning tegen te verwekken. Dit werd egter beproefd door den heer Thomas Wiat en anderen, welken het ook in zo verre gelukte, dat zy eenige honderden uit het volk bewoogen om de wapens op te vatten; doch deeze weinig betekenende en ongeregelde opstand werd ras gedempt, en verstrekte alleen om de Koningin te styven in de magt van naar eigen goedvinden te trouwen, eene magt, welke de misnoegden haar hadden willen betwisten. ■ Alle hindernissen uit den weg geruimd, en de huwelyksvoorwaarden door 't parlement goedgekeurd zynde, maakte Maria zig gereed tot het ontvangen van haaren aanstaanden egtgenoot, jegens welken zy, schoon hem, nooit gezien hebbende, zulk eene vuurige neiging had opgevat, dat haar gemoed met het ongeduldigste verlangen naar zyne komst vervuld was. Zy was te zelfder tyd ten uitersten onvergenoegd over zyne koelheid, en klaagde, dat, daar zy zig en haar koningryk zo bereidwillig aan hem had toegezegd, hy nogtans zig niet verwaardigde, daarover aan haar eenen brief te schryven, noch haar de redenen te melden, waarom hy zyne komst in Engeland uitstelde. Eindelyk zond hy. den Marquis de las Navas, om baar te verwittigen, dat alles tot zyn vertrek uit Spanje gereed was. Doch eer hy vertrok, bezogt hy, volgens de berigten van Spaansche historieschryvers, het graf van st. Jago in Gallicie, hoorde aldaar de mis met veel eerbied, knielde op den grond neder, zonder gebruik te maaken van een kussen, dat de munniken hem aanbooden, en beval zig in de bescherming van dien heiligen voorstander. Hy zeilde in 't begin van Hooimand des jaars 1554 van Corunna, en kwam, na eene voorspoedige reis, op den 19den of 20sten der zelfde maand te Southampton. Weinige dagen na. zyne aankomst geschiedde de plegtige volH h 3 trek-  486 BYZONDERHEDEN VAN trekking des huwelyks te Winchester; alwaar Filips van 's Keizers afgezant de overdragt van Napels, Sicilië en Milaan ontving, nevens den titel van Koning van Jerusalem; al het welk Karel by deeze gelegenheid aan hem afstond, ter betuiginge zyner blydschap en vergenoegdheid over de geslootene egtverbintenis, en om zynen zoon tot een' waardiger' egtgenoot voor zyne koninglyke bruid te maaken. Een talryk gevolg van Spaansche edelen medegebragt hebbende, tragtte Filips door de pragt en luister, die zy in 't openbaar vertoonde, de oogen der Engelschen te verblinden, en door mildheid hunne genegenheid te verkrygen. Doch hy kon, met alle zyne poogingen, de vlekken van zyn karakter niet verbergen. Zyne natuurlyke agterhoudendheid en trotsheid draalden nog in zyn geheel gedrag door. Hy was te zeer een Spanjaard om smaak te vinden in iets, dat niet Spaansch was. Hy kon zig by geene gelegenheid naar de Engelsche zeden schikken. Hy sloeg zelfs geen agt op de voornaamste edelen ; wanneer zy in zyne tegenwoordigheid verscheenen; hy gedoogde niet, dat iemand hem genaakte, zonder alvoorens verlof bekomen te hebben; dus maakte hy zig byna ontoegangkelyk, zelfs voor zulken, wier gunst hy wenschte te verwerven of te bewaaren. Het bleek eerlang, hoe weinig hy voldaan was over dat artikel van zyn huwelyks verdrag, waardoor hy buiten de regeering was geslooten. Op zyne begeerte, en om zyne genegenheid te winnen, waaraan Maria zig meer liet gelegen liggen dan aan de belangen van haar volk of zelfs aan haar eigen gezag in 't koningryk, verzogt zy het parlement, hem voor naasten erfgenaam der kroon te verklaaren, en het staatsbewind in zyne handen te stellen. Beide de huizen hadden zig tot hiertoe zeer genegen betoond om aan haare begeerten te voldoen; doch thans zagen zy, dat het noodzaakelyk was van hunne toegeevendheid een einde te maaken. Zy begreepen ligtelyk den aart  FILIPS DEN TWEEDEN. 487 aart en het doel van 't gedaane voorstel, en beschouwden het als een ontwyfelbaar bewys van haar bepaald voorneemen om Filips in zyne eerzugt te begunstigen , zonder zig te bekommeren over de verderslyke gevolgen , die daaruit stonden geboren te worden. Zy weezen derhalven beide haare verzoeken af. Schoon zy toegestemd hadden, dat Filips den titel van Koning zou voeren, gaven zy egter geene bewilliging tot de plegtigheid zyner krooning, en weigerden volstrektelyk den Keizer by te staan in den oorlog , dien hy tegen Frankryk voerde. Om de vooroordeelen, welke Filips uit dit gedrag van 't parlement begreep dat tegen hem opgevat waren, te boven te komen, besloot hy zyne natuurlyke neiging te bedwingen, en den schyn van gemaatigdheid aan te neemen. Met dit oogmerk bewoog hy Maria tot het ontslaan van eenige voornaame persoonen , die zy in hegtenis had laaten zetten wegens den schyn van misnoegdheid! over haare regeering. Doch niets was in zyn gedrag beter geschikt om de gunst der Engelschen te verwerven ,' dan zyne bescherming van Elisabeth, tegen welke Maria zulke bewyzen van jaloezy en haat gegeeven had, dat het leeven dier prinses daardoor voor de natie gewigtig was geworden. Ongelukkig was het egter voor Filips dat zyne betoonde gunst jegens Elisabeth eene geheel andere uitlegging toeliet, dan hy 'er van verwagt had. Men kon niet gelooven, dat edelmoedigheid eenen vorst van zulk een baatzugtig karakter deed besluiten tot eene daad, waartoe hy veel ligter kon bewoogen zyn door de staatkundige bedenking, dat Engeland, indien Elisabeth afgesneeden wierd, en Maria zonder kinderen stierf, de Koningin van Schotland ten deel zou vallen; door wier huwelyk met den Dauphin beide de kroonen van Engeland en Schotland aan die van Frankryk gehegt zouden worden. Maria had, om zig by 't volk bemind te maaken en de oogmerken van haaren egtgenoot te bevorderen, het ver. volgen der hervormden gestaakt. Doch haare geestdryvery H h 4 was  483 BYZONDERHEDEN VAN was te sterk om lang beteugeld te worden; en Filips was noch wegens zyne gevoelens, noch wegens zyne gemoedsgesteltenis genegen om zig te verzetten tegen de bloedige maatregels , welke zy thans beslooten had te neemen. Geregtshoven , niet minder willekeurig dan de Spaansche inquisitie werden opgerigt, en de zelfde barbaarsche straffen, welke die regtbank oefent, een groot getal persoonen aangedaan , zonder onderscheid van ouderdom of kunne. Niemand twyfelde, of Maria was van zelve genoegzaam geneigd tot de ysselyke wreedheden , welke thans gepleegd werden; doch dewyl elk bewust was, hoe vast zy den wil van haaren egtgenoot aankleefde, kon men niet nalaaten te denken, dat ze op zynen raad geschiedden, of door hem goedgekeurd waren. Met smert bespeurde Filips den haat, waaraan hy blootgesteld was; en om denzelven te verdryven of te verminderen, nam hy zyne toevlugt tot een belagchelyk middel; by liet naamelyk zynen biegtvader, een' munnik van de Franciskaansche orde , eene redevoering voor de verdraagzaamheid houden , welke hy zelf aanhoorde. Doch niettegenstaande deeze list, welke te grof was om iemand te misleiden, en alhoewel Filips zelden openlyk zyne rol speelde, bleeven nogtans de gemoederen tegen hem ingenomen. Zyn geheel gedrag werd met een oog van waakzaame jaloezy en wantrouwen beschouwd; en Maria kon niets van 't parlement ten zynen voordeele verkrygen, behalven alleen, dat, indien zy overleed, en kinders naliet, Filips in derzelver minderjaarigheid protector zou weezen. Geduurende eenige maanden, verbeeldde men zig, dat deeze toezegging meer betekende dan naderhand bleek. Men meende in 't geheele koningryk, dat Maria zwanger was; en Filips en Maria zelve geloofden dit. Op den 30sten van Grasmaand verspreidde zig een gerugt, dat zy inderdaad van een' zoon verlost was. Alle klokken werden te Londen geluid, en vreugdevuuren aan alle hoeken der stad ontstoken. Men zong een te Deum in  FILIPS DEN TWEEDEN. 489 in de kathedraale kerk van st. Paul ; en een der priesteren ging zo verre in zyn geloof aan dit gerugt, dat hy zeer uitvoerig de gestalte en de trekken van den jongen prins beschreef, hem afmaalende als den gezondsten en schoonsten, dien men ooit gezien had. Filips bleef in Engeland, zo lang 'er reden was om te hoopen op eene zo gewenschte gebeurtenis, waardoor hy weezenlyk die magt verkreegen zou hebben, naar welke hy sedert zyne komst in 't koningryk gestaan had. Doch toen de verschynsels, welke aanleiding gegeeven hadden om te gelooven, dat Maria zwanger was, bevonden werden niets anders te zyn dan een begin van waterzugt; toen alle hoop van kinders by haar te teelen verdween, en haar bekommerd verlangen naar afstammelingen , gevoegd by haare natuurlyke gemelykheid en jaloezy, haare gezondheid gekrenkt, en haar' persoon, zo wel als haare verkeering, onaangenaam gemaakt had: verliet Filips Engeland na een verblyf van veertien maanden, en begaf zig naar de Nederlanden. Hh 5 2x  BYZONDERHEDEN , BETREFFENDE JOHN HARRISON , uitvinder en maaker van de tydwyzers, dienende om de lengte