I3<$3 C I  y /z/'fé//'^z- , ///// s . —  /y/js/////'' s/s/'/-fff" J yA??ïf*3  RECHTEN VAN BEN ME N S C H,   pg RECHTEN VAN DEN MENSCH i m VRANKRIJK GEEN GEWAANDE RECHTEN i n NEDERLAND. OF BETOOG, DAT DIE RECHTEN BIJ HET VOLK VAN NEDERLAND IN VOLLE KRACHT GENOTEN WORDEN. * * IETS OV£R ONZE VRIJHEID EN PA*» p^Ny TRIOT^SJVtUS. -T\ jQjoor een Patriot. Te AMSTELDAM, bij WOUTER BRAVE. Boekverkooper op den Zeedijk bij de KolkSui;» MDCCXCIU»  frpfesfor ^u^des, êer Mrr.eljmfïen guropoifdjen Sfadje. &\kr pal, y. 403. fat ^ gccpMWif 5cr fen SRubtrlanfe, ' - ft 2Bo fann Der $nt," Dö6 bit gtyimitu ffct> ttjjf,' wirer bcr I)etf, t« es fo éfolj ifï."  V O Ö R B E R ï G M Ti De Franfchen hebben hunne omwentelingen begonnen met tafereeifchetzen der Rechten van den Mensch en Burger. — De tmknmst zal leeren , ef het Pranfcht Volk met alle die tafereelen gelukkiger zal geworden zijn. In dit jaar hebben zij op nieuws, en waarfchijn* lijk voor de laat fit reis; zulk een tafereel opgehangen; en daarmede die Rechten volmaakte Bij het lezen üerzelven in de Gazette INationale , oü le Moniteur Univerfel, viel mij op de aandacht, om nategaan, of dit Rechten zoo onbekend en vreemd waren van onze Republikeinfche Staatsgefieldheid, dat men daarom bij ens van dezelven een zoo grooten ophef maakte; als ware het eent nieuwe of verbeterde Leere. Hierop alle de -Artikelen nagaande, bevond ik , ten minften ik verbeeldde mij te zien, hoe weinig arbeids het mij kosteri zoude, té toonen, dat in ons Gemeenebest die Rechten van den mensch en burger, in den fierkflen zin. genoten wierden , en voorlang genoten waren. Hei kwam mij niet onaardig noch ongepast voor% de aan* < dacht  « VOORBERICHT. dacht mijner Landgenooten hierbij voor een oogenblik te bepaalen. Ik jchreef dus aanftonds die Artikelen af, vertaalde ze, en viel ter fond aan 't werk; doch deze arbeid ts wijder uitgeloopen dan ik dacht. . Ondertusfchen vond ik niet dan laat, en fchier op 't einde van mijn werk, in een der Engelfche Nieuwspapieren, The London Chronicle, eene nadere en mogelijk wel naau-> keuriger opgave van die zelfde Artikelen. Bij vergelijking bemerkte ik echter , dat het verfchil niet zeer wézenlijk, ten minflefi niet zoo zeer in de zaken zelf gelegen was, als wel in de orde , in 't getal of uitéénzetting der artikelen, en in de mindere of meerdere uitgebreidheid der woorden en verklaring. Ik heble dieswegens best gedacht, beide de opgaven naast elkander te plaatzen. De reden, waarom ik den Moniteur, en niet de latere uitgave gevolgd heb, kan me» uit het voorgemelde van zelfs ontwaren. Enkele liefdé voor mijn dierbaar Vaderland, en volle overtuiging van de Voorrechten, die wij nog in dit gezegend Land genieten, hebben mijne pen bejluurd, en den grootfchen eernaam van Patriot op den titel doen plaatzen. Ik fchroome niet mijn naam te noemen. Maar verkoos Jiierdoor noch kwade noch goede vooroordeelen inteboeZtmen. Men leze, en volge, en vinde den fchrijver. den ao Julij 1793.  RECHTEN DER MENSCHEN. m- Nazette nationale, oü afoNITEUR UNIVERSEL. Verklaring der Natuurlijke, burgerlijke, en politieke Rechten van dehMensch, H" et oogmerk van alle vereeniging der Menfchen in Maatfchappij de handhaving hunner Natuurlijke , burgerlijke en Politieke Rechten zijnde; zoo moeten deze Rechten de grondflag zijn van 't Maatfchaplijk verdrag; hunne erkentenis met hunne verklaring moeten der Conjlitutie voor af gaan, die de handhaving derzei ven verzekert. (Zie hier naast Art. i.) fat the london chroni-' cle. Nieuwe VerklaringderRechi ten, zoo als zij volkomen aangenomen zijn bij de Conventie op Maandag 03 Junij 1793* HetFranfche Volk,overT reed, dat vergetelheid van, en verachting voor d« natuurlijke rechten van den, Mensch de eenige redenen zijn van de misdrijven en onheilen van de wereld 4 heeft befloten eene verklaring uittegeven van hunne geheiligde en onvervreemdbare Rechten, ten einde alle burgers, die in ftaat zijn, om de daden van de Regeering te vergelijken met het eindoogmerk van alle Maatfchaplijke Inftellingen, niet behoeven onderdrukt of vernederd te worden door dwingelandij; en het Volk altijd Voor hunne oogen Hebben mag den groridflag ■van hunne vrijheid en voorfpoed, de Magiftraten de Tegels hunner Verplichting, en de Wetgevers de voorwerpen van hunne zending. Zij erkennen daarom, en verkondigen,in tegenwoordigheid van't Opperwezen, de volgende Verklaring van * *  IV k É C ti T Ë N D Ë Ü Art. I. De Rechten van den Mensch in de Maatfchappij (de l'homme en Jodelt) zijn (*) Gelijkheid, Vrijheid, Zekerheid, Eigendom , Gemeenfchaplijke handhaving (garantie) en Tegen/land aan Onderdrukking (Art. 2.) Art. II. De Egaüteit of Gelijkheid beftaat daarin , dat ieder genot kan hebben van dezelfde rechten.(Art.3) Art. III. De Wet is de uitdrukking van den algemeenen wil. Dezelve is voor allen gelijk , het zij ze beloone, of ftrafFe, of befcherme of weerhoude. (Art. 4J Art. IV. Alle burgers zijn gerechtigd tot alle ambten, posten , en openbare bedieningen ; vrije Volkeren kennen geene andere beweegredenen van verkiezing des eenen boven den anderen , dan bekwaamheden en deugden. (Art. 5.) Art. V. De Vrijheid beflaat in te mogen doen al» les, wat niet ftrijdt met de rechten van een ander. ï ij be- de Rechten van den Menscti en van de burgers. Art. I. Het eindoogmerk der Maatfchappij is 't al. gemeen welzijn. De Regeering wordt ingefteld, om den mensch 't ge ust genot te verfchafFen Van zijne natuurlijke, en zijne onverjaarbare Rechten. Art. II. Deze Rechten zijn Gelijkheid, Vrijheid, Zeekerheid en Eigendom. Art. III. Alle menfehen zijn gelijk van nature, en voor de wet* Aft. IV De Wet is de vrije en plechtige uitdrukking van den algemeenen Wil. Zij behoort voor allen gelijk en dezelfde te zijn „ 't zij ze befchermt of ftraft. Zij kan niets bevelen, dan 'tgeen rechtvaardig en nut. tig is voor de Maatfchappij. Zij kan niets verbieden dan 't "geen fchadelijk is. Art. V. Alle burgers zijn even zeer gerechtigd tot openbare ambtsbedieningen. Een vrij volk kent in zijn ver- (*) In den tekst, bl. 37, is bij drukfout gezet van in plaats van zijt*.  M È N S C H E N. v berust op dezen Grondregel: wat gij niet wilt, dat ü een ander doet, doe dat ook aan anderen niet. Art.6.) Art. VI. Het behoud der Vrijheid hangt af van de onderwerping aan de Wet, welke de uitdrukking is van den algemeenen wil. Alles wat niet bij de wet verboden is (*), kan niet verhinderd , en niemand kan gedwongen worden , om iets te doen , 't welk zij niet beveelt. (Art. 8.) Art. VII. Elk mensch heeft vrijheid om zijne gedachten en gevoelens te openbaren. Art. VIII. De vrijheid' van de drukpers, of alle ander middel, om zijne gedachten bekend te maken, kan Kwalijk in den tekst bi. 104. verbonden, voor verboten. * 3 verkiezingen geene andere beweegredenen tot voortrekking dan deugden en bekwaamheden. Art» VI. Vrijheid is de macht die aan een mensch toekomt, om alles te doen, wat aan de rechten van een ander geen , fehade doet. Haar grondbeginfel is de natuur , haar regel rechtvaardigheid; hare befcherming is de wet; en hare zedelijke grenzen zijn beperkt door deze Maximel Doe een ander niet, vrat gij niet wilt, dat u gedaan worde. Art. Vit 't Recht, om zijn gedachten en gevoelens te openbaren, 'tzij door de dmkpers, of op eenige andere maniere; het recht om vreedzaam bij een te vergaderen , en de vrije oefening vanGodsdienftige eerbewijzing, kan niet verboden worden. De noodzakelijkheid van deze Rechten aantekondigen veronderftelt of de aanwezigheid of de verfche herdenking aan dwingelandfche regeering (des. potisme.) Art. VIII. Wat bij de Wet niet is verboden, kan niet verhinderd worden. Niemand kan tot iets gedwon-  vi RECHTEN DER kan noch verboden noch op. gefchort noch beperkt worden. (Am 7.) Art. IX. Dé Zekerheid beftaat in dè befcherrning, die door de Maatfchappij gegeven wordt aan eiken burger , tot behoud van zijnen perfoon, zijne. goe. dëreri , en zijne rechten, (Art 9, 10.) Art. X. Niemand mag iri rechten worden gedagvaard, befchuldigd , aangehouden of vastgezet, dan in de gévallen bij de Wet bepaald, eti volgens de vormen, die zij heeft vóorgefchreven. Elk mensch , aaft- of vastgehouden op 't gezag der wet , moet gehoorzamen, zonder 't welk hij fchuldig zijn zal aan weêrftandbieding. (Artw 11.) Art Xl Alle rechtspleging buiten de wet is krachteloos , willekeurig, ftrafbaar. Een ieder, tegen wien men zulke daad zou> de willen pleegen , heeft het recht, om geweld met geweld te keeren. (Art. 12,) Art. XII. Zij, die deze willekeurige rechtshandelingen , zouden verzoeken , ver- dwongen worden, 't geea zij niet heeft bevolen. Art. IX. De Zekerheid beftaat.in de befcherrning, die de Maatfchappij befchikt aan elk burger ter bewaring van zijnen perfoon, zijne rechten, en zijn eigendom. Art. X. De wet handhaaft de openbare en bijzondere vrijheid tegen 't misbruik , dat tegen haar door de madit gemaakt wordt. Art. XI. Niémand kra befchuldigd , aangehouden of vastgezet worden dan in de gevallen, die bij de wet bepaald zijn , en overeenkomftig met de vormen, welke zij voorfchrijft, Elk burger gedagvaard of aangehouden door 't gezag der wet is verplicht aanftonds te gehoorzamen. Hij maakt zich fchuldig, als hij weêrlland biedt. Art. XII. Alle daden, tegen iemand gepleegd, op' welke de gevallen in de wee be.  MENSCHEL vu Vervaardigen, teekenen, uitvoeren , of doen uitvoeren ? zijn fchuldig en moeten geftraft worden. (Art. 13-) Art. XIII. Elk mensch, Voor onfchuldig gehouden wordende, tot zoo lang hij fchuldig verklaard is: indien tnen het volfhekt noodzakelijk oordeelt hem te vat* ten , moet alle geftrengheid , die niet noodzakelijk zij , om zich van zijn perfoon te verzekeren , ftrenglijk door de wet verhinderd worden (Art 14..) Art. XIV Niemand moet veroordeeld of geftraft worden dan uit kracht eener vastgeltelde wet, reeds voor demisdaad afgekondigd, en wettig op dezelve toegepast. CArt. 15.) Art. XV. Aandeweteene achteruitwerkende kracht te geven, is een misdaad. (Art. xS.) Art. bepaald, niet toepaslijk zijn , en de vormen niet zijn waargenomen, zijn willekeurig' en tyrannisch. Eerbied voor' de wet verbiedt hem zich aan zulke daden te onderwerpen , en indien men die met geweld tracht üittevoe. ren, heeft hij recht om geweld met geweld te keeren. Art. XIII Zij, die tot willekeurige daaden zouden aanzoek doen; dezelve vervaardigen , tekenen , volbrengen , of doen volbrengen , zijn fchuldig en moeten geftraft worden. Art. XIV. Elk mensch, voor onfchuldig gehoudea wordende, totdathiifchul. dig wordt verklaard, indien het nodig geoordeeld wordt hem vast te houden , moet alle geftrengheid , die niet volftrekt noodig is , om van zijn perfoon verzekerd te zijn, bij de wet verhinderd worden. Art. XV. Niemand moet veroordeeld en gellraft worden , ten zij hij wettig verdagvaard is, en uit kracht van een wet, voor het mis. drijfafgekondigd. Een wet, * 4 die  rai RECHTEN DER Art XVI. De wet moet geene ftraffen bepalen, dan 'die volftrekt noodzakelijk zijn. Zij moeten gcëvenredigd zijn aan de misdrijven , en nuttig Voor de Maatfchappij .- Art. XVII. Het recht van Eigendom beftaat daarin , dat ieder meester is , om haar zijn zin befcliikkingen te maken over zijne goederen , over zijne inkom ften, over zijne vermogens, arbeid en naarftigheid. Art. XVIII. Geen foort van arbeid , van koophandel , van landbouw , kan hem verboden worden. Hij kan handwerken vervaardigen ; verkoopen 5 en overal heen vervoeren alle foorten van voordbrengfels. Art. XIX. Élk mensch kan zijnen dienst en zijn" tijd aan een ander verbinden; maar hij kan zich zeiven niet verkoopen, en zijn perfoon is geen vervreembare eigendom. Art. die misdadenftrafte,begaan: voor 't aanzijn der wet, is dwingelandsCh. ■ Een achteruitwerkende kracht, aart een wet te geven, is misdadig. , Art. XVI. De wet moet geene ftraffen bepalen, dan die volftrekt èn klaarblijkelijk van nooden zijn.. De ftraffen moeten geëvénredigd zijn met da misdaden,' ën nuttig voor de Maatfchappij. , Art. XVII. Het recht van Eigendom is de bevoegdheid van elk burger, om zijne goederen, inkom'len, arbeid , en naarftigheid , naar zijne zinlijkheid - te ge. nieten en te gebruiken. XVIII Geen foort vari arbeid, landbouw, of koophandel kan aan vlijtige burgers verboden worden. Art. XIX. Ieder mensch! mag zijne dienden en zijn' tijd aan een' ander verbinden. Maar bij kan zich zei ven niet verkoopen Zijn perfoon is geen vervreemdbare eigendom. De vyet kent geene flavernij. Daar kan enkel wezen een verplich-  M E N S C H E N. ik Art. XX. Niemand kan zonder zijne toeftemming ontzet worden van het geringde deel van zijnen eigendom , dan alleen, wanneer 'sLands nood, wettig daargefteld, het klaarblijkelijk vordert, en op voorwaarden van eene billijke en voorafgaande fchadeloosftelling. Art. XXI. Geene belasting kan öpgefteld worden dan ten algemeenen nutte, en om te hu'p te komen aan de openbare benoodigdheden. i\lle burgers hebben 't recht, perfoneel of door hunne vertegenwoordigers medetewerken tot het opftellen der belastingen, derzelver goed gebruik gadeHaan, en'er zich rekenfchap van te laaten doen. Art. XXII'. Het Onderwijs is voor allen b.enoodigd , en de Maatfchappij is hetzelve gelijkelijk aan alle derzelver leden verschuldigd. (Art. 33O Art. XXIII. De openbare on.- plichting tot zorg en dankbaarheid tUjSfchen hem, die arbeidt, en hem die den arbeid gebruikt. Art. XX Niemand kan beroofd worden van het gpringfte deel van zijnen eigendom , zonder zijne toeftemming , uitgezonderd , wanneerdealgenieene nood, wettig daargefteld, het klaarblijkelijk vordert, en op voorwaarde van eene billijke en voorafgaande fchadeloosftelling. XXI Geene belasting kan opgclteld worden dan ter} algemeenen nutte, en om te hulp te komen aan de open» bare benoodigdheden. Alle burgers hebben 't recht, om mede te werken tot het opltellen van belastingen , het gebruik gadeteilaan , en rekenfchap. van uitgaaf ts vragen. Art. XXIr. Openbare onderftandgelden zijn een geheiligde fchuld. De Maatfchappij is verplich t te voorzien in het onderhoud van on^elukk:gen , 't zij door hun werk te'verfchaffen, 't zij door middelen van beftaan te geven aan hun, die tot werken onbekwaam zijn. Art. XXIII. Onderwijs is  x R* ECHTEN D E Tl onderftandgelden zijn eene geheiligde ièhuld der Maatfchappij ; en 't ftaat aan de wet, om 'er de uitgeftrekcheid en het recht gebruik van te bepalen (Art. 22.) An.XXW.DeMaatfchaplijke handhaving (garantie foetale) der Rechten van den Mensch beftaat in de medewerking van allen, om aaneen ieder het genoten de oefening zijner Rechten te verzekeren. Zij berust op ó& Nat tonale Souvereiniteit» Art. XXV. Deze Souvereiniteit beftaat wezenlijk in het ganfche Volk, en elk heeft een gelijk recht, om mede te werken tot hare uitoefening. Zij is eene, onverdeelbaar.onverjaarbaar (jmprefcriptiblc) en onvervreemdbaar. (Art. 26 ) Art. XXVI Geene gedeeltelijke vereeniging van burgers , en geene afzon, derlijke perfoonen kunnen in eenig geval zich de Souï> vereiniteit aanmatigen^ Art, 27.) Art. XXVII.Niemandkan in eenig geval eenig gezag uitoefenen , noch eenig openbare ambten bekleeden zonder dadelijke opdracht bij de wet. (Art. 28.;) Art. is voor allen benoodigd en de Maatfchappij is aan allen verfchuldigd de bevordering van de redelijke vermogens en de beoefening van 't verftand naar ieder*" vatbaarheid. Art. XXIV. De Maatfchaplijkc handhaving beftaat in de medewerking van allen, om aan ieder het genot en de bewaring zijner ' Rechten te verzekeren. De? zs. handhaving berust op de Nationale Souvereiniteit. Art.XXV.DeMaatfchaplijke handhaving kan niet beftaan, indien de grenspalen van openbare ambtsbedieningen niet duidlijk zijn bepaald bij de wet, en men niet zeker is van de verandwoordelijkheid van alle openlijke Ambtenaren. Art. XXVI. De Souvereiniteit berust in het Volk. Zij is eene , ondeelbaar , onverjaar'oaar, en onvervreemdbaar, Art. XXVII. Geen gedeelte van het volk kan de macht van 't geheel uitoefenen. Maar elk onderdeel (Seclion) van den Souve» rein , bij een vergaderd , behoort het rechtte hebben, ore  r: ■-> M E N S C H E N. xi Art. XXVIU. De gemeenjfchaplijke handhaving kan geen plaats hebben, als de grenspalen der openbare Ambtsbedieningen niét duid* lijk bij de wet bepaald zijn , en als men niet verzekerd is van de verandwoordelijkheid van alle de! openbare Ambtenaaren (Art. 25 en 3"-) Art. XXIX. In alle vrije Regeeringsftaten moeten de menfchen een gewettigd middel hebben, om aan de onderdrukking weér/iand te bieden. Maar als dit middel ontoereikende is, 200 is de Opftand de heiligde aller Plichten. fArt. ^4—36.) Art. XXX. Een Volk heeft aldjd het recht, om z\)xi&Conjiiiutie te overzien, te verbeteren , en te veranderen. Een Qeflacht heeft het recht niet, om de nakomende Geflachten aan zijne wetten te onderwerpen. (Art. 29.) En alle Erfop* volging in de ambtsbedieningen is ongerijmd endwingelandsch. (Art. jo, 31.) om in volkomen vrijheid zijnen wil te verklaren. Art. XXVIII. Elk afzonderijk lid, dat zich de Souvereiniteit aanmatigt, of derzelver oefening zich toeeigent ; behoort door vrije menfchen ter doqd gebracht te worden. Art. XXIX. Het Volk heeft altijd het recht, om zijne Conftitiuie te herzien , te verbeteren, of te veranderen. Een Geflacht kan geene toekom dige Geflachten aan zijne wetten onderwerpen. Art. XXX. Elk burger heeft een gelijk recht, om mede te werken tot het maken van wetten ,• en tot het benoemen van zijne agenten of lasthebbers. Art. XXXI. Openbare Ambtsbedieningen kunnen niet befchouwd worden als Onderfcheidingen of als Belooningen, maar als Plichten. Art. XXXII. Misdrijven begaan bij de ambtenarenen lasthebbers van het Volk moeten nooit ongedraft blijven. Art.  m RECHTEN DER MENSCHEN. Art. XXXIII. Aan elk lid komt toe het recht, om aan hun , wien het openbaar gezag is toevertrouwd, zijne verzoeken (pctitieny te doen. De oefening van dit recht kan io geenen gevalle worden verboden, opgefchort of bepaald.' Art. XXXIV. WederJlandbieding aan de onderdruk-; king is het gevolg van de andere rechten van denmensen. Art. XXXV. Onderdrukking word geoefend tegen het ganfche Maatfchaplijke lighaam , als 'er een van zijne leden onderdrukt wordt. Onderdrukking wordt geoefend tegen ieder lid, als het Maatfchaplijke lighaam onderdrukt wordt. Art. XXXVI. Als de Regeering (hetGouvernement) de rechten van het Volk fchendt, wordt de Ophand van het Volk , of eenig deel des Volks, de geheiligfte ea onvermijdelijkfte der plichten. De lezer wordt verzocht het Nabericht vooraf eens, intezien. DE  DE RECHTEN VAN DEN MENSCH I N V R A N K R IJ K, GEEN GEWAANDE RECHTEN 1 N NEDERLAND? EN IETS OVER ONZE V R IJ HEID EN ONS P A T R I O T I S M TJ S. Ik ben een Patriot! En zeeker, wie anders dan ^ een Patriot zoude onderneemen, lust of bevoegd Schrijve* heid hebben, om over de Rechten van dm pj,^}, Mensch te fchrijven P De naam Patriot brengt van zeiven dit denkbeeld mede. Dan 't ware ongelukkig en te bejammeren, indien men, gelijk van honderd andere zaaken, ook misbruik van dien fchooncn en heiliger) naam van Patriot zoada willen maaken. Evenwel dit kon gebeuren; 't gebeurt dikwijls, en 't ware mogelijk, dat ik, op den naam van Patriot, niets minder dan waare Pa? triottifebe gevoelens of gedragingen voorllonde^ waarom het noodig zijn zal , dat ik mij vooraf verklaare , dat ik een góed Patriot ben ! Doch Doel* ten einde ik ook de bcnaaming, een goed Pa- v^f^ triot, niet ïtisbruike, en vooraf weete , wat bij A mij /  2 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKarjK, En hoe? mij een goed Patriot zij; zo verda ik daardoor een' echt en waarachtig beminnaar van zijn Vaderland , wien 't wezenlijk, en niet in naam, te doen is, om deszelfs welzijn , en dat zijner medeburgeren , op de best mogelijkde , eerlijk' lte en rechtvaardigde wijze te bevorderen ; en dus een zodanig weldenkend, welwillend en welhandelendburger, die, offchoon reeds voor zich zeiven overreed, dat in de Regeering of in 't algemeen beduur zijns Lands, of van deszelfs regesringsvorm eenige gebreken of abuizen zijn, (en welk land, welke regeeringsvorm is dair vrij van?) des niettegendaande , zo lang hij onder die Regeering leeft , verblijft, en 't goede geniet, dezelve bemint, voorftaat, helpt onderfchraagen, en handhaven, als weetende, en uit de Gefchiedenis van den Mensch en van het Menscbdom geleerd hebbende, hoedanigen meest altijd de onvermijdelijke gevolgen zijn van poogingen tot verandering en omkeering van een' eenmaal vastgedelden Regeeringsvorm, volgends het oud en bekend Latijnsch gezegde van eenen Republikein ; Boni civiseft, prafentem Retpuhlicae Statum tueri, 't welk zeggen wil, dat het de pligt is van een goed burger (in de tegenwoordige taal behoort men te zeggen, van een goed Patriot) den Regeeringsftand dien men geniet t te handhaven ; zon-  geen gewaande 1 r NEDEULANÖj % zonder dat hem zulks omflaat van zijne ve'rpligting , öm j wanneer hij gebreken opmerkt, na zijne roeping , na zijn vermogen, na zijne verlichting, op zulk eene wijze als met 's Lands grónd-* wetten overeenkomt , het zijne roetebrengeri en mede te werken, op eene redenlijke en betamelij. ke wijze,- tot verbetering of verzachtinge van die gebreken. Maar hier uit volgt ook, dat, gelijk 'er dusdanige goéde Patriotten bij ons in menig- Daar rfjd te kunnen zijn, en 'er ook waarlijk zijn ; tóen kwaads tot het tegenovergeftelde overhellende , ook kwaade Patriotten kunne aantreffen, en in de daad in menigte aantreft, dat is: Patriotten in naam, of Naampatriotten , die alleen op den naam zich verhovaardigen > en anders niets van 't Waare Patriotismus bezitten ja zelfs door hunne daaden verloögchenen dat gene,'t welk zij met den naam belijden,- bij wien het fchier genoeg is, te kunnen zeggen s of anderen na te praaten ; ik ben een Patriot * zonder dat zij de kracht van 't woord verliaan. Doch dit is geene kwaal, geen gebrek van onzen leeftijd! Reeds bij de opkomst onzer Die w*» Republiek kende men den naam van Patnót, etrtijd, met dien naam teffens de onderfcheiding m goede eh kwadde Patriotten. Dit is dan eene verouderde kwaal, waar door men den naam van Patriotten gaf, of hoorde geeven aan zulken, die niets A z fflto-  4 rechten van den ménsch invrankrijk, minder dan dien naam verdienden. En 't was feeds Prins willem de Lte, de erkende grondlegger onzer Republiek, de handhaver van 7s Volks vrijheeden tegen de geweldige overheerfching van eenen trotfchen Spanjaart, en dus de grootfte Patriot van zijnen tijd , die zich van dien naam van Patriot bedienende, de waare beminnaars van hun Vaderland zelfs waarfchuuwde tegen het misbruiken van dien edelen, dien kostelijken naam, en te kennen gaf, dat veelen onder het masker van dien naam verfchuilende , zich veeleer als kwaade dan als goede Patriotten gedroegen. Hooren we hoe weleer de Gedeputeerden van de geünieerde Provinciën, binnen Utrecht, tot verdere voltrek* king der Unie bij een vergaderd, en met Prins Willem den Ilten, tot handhaving van Vrijheeden en Voorrechten, op 't naauwst verbonden, zich hierover uitlieten in een' tijdftip, dat de Unie van Utrecht in 1570 reeds gefloten, maar bij veelen nog niet even greetig omhelst of in alle punten nagekomen werdt, toen bij veelen de Eed, op de Unie §. 24. voorgefchreeven, nog niet was afgelegd (*), en waarbij men Art. 1. voorfloeg, oft men (*) Schwarzenburg Chartert, van Friesland , Deel IV. bl. 123.  geen gewaande in nederland. Q men niet goetvindt fn defen gevaerliclen tyt C'58o. 10 Febr.) dat men die voor/z. Unie- tnde Confederatie fal doen befweren by aie Heeren Stadtholders van die Provinciën, by alle die Magistraten ende Hooftofficiers van die felve Provinciën, Staat ofte Leden van dien, mitsgaders van alle die Schutteryen, Broederfchappen ende Collegien, die in eenige Steden ofte Vlecken van defe Unie fyn, ende dit al op eenen tyt. Men voegde 'er Art. m, bij , .en ftelde voor: Alfoe n,en jegenvooerdelick vindt veele quade patriotten, ojf niet geraden en fal fyn alle die geenen, die eenichfins fufpecl fyn in 't byfonder die voerfchr. Unie te dom befweren% Men begreep in dien tijd, toen de Eeden na 't fchijnt, nog meer in eerbied waren , dat men onze burgers, onze Landsgenooten, door het af leggen van dien Eed van hwaade tot goede Patriotten konde maaken, of ten miniïen, dat de goede geene zwaarigheid zouden maaken, om, door het afleggen van den Eed, hunne waare en welmeenende Vaderlandsliefde te verklaaren, terwijl integendeel zij, die zwaarigheid maaken zouden, om dien Eed te doen, zouden gehouden worden voor kwaade Patriotten ; waarom 'er onmiddelijk Art. IV. wordt bijgevoegd en voorgefteld ; ln gevalle eenige in weigeringe bevonden worden, die A 3 voor-  (5 SECHTEN VAN DEN MENSCH IN ¥R ANKR1 jK j vocffckresven Unie te befweeren, hoe men daer f/iede doen ende handelen fal? De omftandigheeden van zaaken en de geest dier tijden bragten op deze Voorftclling een veel ftrenger Befluit mede, dan zelfs naaderhand de Republiek en Staaten gemeend hebbqn, dat met de Burgerlijke Verdraagranmheid en Vrijheid, zo verre zij in geene reglpnlooze losbandigheid, verraaderije of vijandfchap tegen 't Vaderland ontaarten, overeenkwame. Althands het Befluit hierop genomen viel: dat men den genen die in wcygeringe blyven den Eedt te willen doen, vuyte geünieerde Provinciën fal doe» vertrekken, fonder dat den genen, die vuyt eetfige Provinciën ter oerfaeke voorfz. belast is te vertrekken, in een ander Provincie fal pogen ontholden ofte onderholden worden. Waarop den ij Fcbr. nader bij de Gedeputeerden d.-r Unie te Utrecht,vergaderd op ?t welbehagen hünncr meesters, befloten werdt, Art. i, 2 , dat niet $lleen bij alle Magistraten en Collegien maar ook by alle particuliere Per/bonen , de Unie foude fycjwocren worden , ende dat men alle de gene t (fis in wtygtrir.ge bevonden fullea worden de f otfcbr. tedt te doen , V fy dis in Magifiraat /rade, ofte anders , uyt defe N-jderlandfcbs ffoyincien dede vertrekken:' Lattende voorts ( krx. XiL) ka.r Lfdanckeo , dat omme van den Ste-  geen gewaande ik nederland. 7 Steden verfeeckert te fyn , fonder guarnifoen daar inne te hulden, het alderbeqttaamfte middel waar , dat alomme goede oprechte patriotten tot Officieren ende Magifiraten gefield worden , ende dat men alfulcke Magifiraten, zoo daer eenige kwade fujpicien tegen hen militeerden, dede vernieuwen," ook extraordinaris ende buyten tyts, dat men voorts de gene, die nootelyk fufpecl zyn, dede vertrekken , ende allen anderen den eedt wel fcherpelyck naeme, achtervolgende de forme van eedt, die men daer af fal concipieexen (*) Men ziet hieruit, dat men toen ter tijd geene andere dan goede en bekende Patriot, ten in de Regeeringen aannam, en niet anders dan dezulken daarin liet blijven of dulde; en, wanneer 'er Hechts vermoeden ten kwaade viel, dezelven in 'c bewind niet blijven mogten , en de overigen zelfs het land moesten ruimen. Dan deze ftrengheid over 't hoofd ziende , en aan den geest, of nood van dien tijd en eeuwe, overlaatende, wil ik uit het voorige alleen afleiden, dat men reeds toen den naam van Patriotten kende, maar ze ook reeds toen onderfcheide in goede en kwaade Patriotten, dat men door de kwaaden verftondt wje (je kwaadea zijn. (*) Zie aldaar, bh 130, 131 A4  $ rechten VAN DEN MENSCH IN VRANfcMJFf, dc- ealfcen die mee de toenmaalige Regeering en Staatsgefteldheid, die Staats Stadhouderlijk was , niet inftemden, en liever de Spanjaarts in 't land ( hadden of hielden, dan iets voor de Vrijheid op te zetten; waartegen men goede Patriotten noemde al de zodanigen , die der Stadhouderlijke en W|.sg««- gt&atonregeering toegedaan, alles wilden opzetten, en goed en bloed veil hadden, om dien Regeeringsvorm te befchermen en te handhaven. Op diezelfde wijze vondt men, ten allen tijde en onder alle de verfchillende tijdperken van ome Republiek en derzelver onderfcheiden Regeeringsvorm, zo Siadhouderlooze als Stadhouderlijke , altijd een groot aantal van waare en rechtfehapen Patriotten; zo dat, ten tijde, dat de Republiek tot heure oude grondbeginfelen weder gekeerd was, en zij dooi' den trouwloozen aanval van de Franfche Nafïe op onzen Staat, in 'c jaar 1747, geen ander raiddel van redding gezien hrtdt, dan in het aanfteljen van zijne Doorluchtige Hoogheid wille jw dtn IVdeD als Algemeen Stadhouder van de Unie en van de bijzondere Provinciën; onze Hiftoric' fcferjyver wagen aar, van dien tijd af het waa'/pejpriig r-e Pairiotisrnus daarin (telde, dat de Staats- en fyM Wa- Stadhouderlijke Regeering de handen in een floeg, om 't Vaderland voor zijnen val te behoeden. Tot Ik einde hij ook zom 'm openbaaren druk uitgaf en  geen gewaande in kf, derland. 9 triot zij; nam hij ook de taak op zich, om in zijn Vilde vertoog een waar en rechtfehapen Patriot uit' te beelden. En ik acht het niet ongepast, eer ik tot mij zeiven en mijne Patriotfche gevoelens keere, mijnen welgezinden leezer dit tafereel hier op te hangen, gemerkt 'er niemand zal gevonden worden, die niet waoenaar voor een ^ , , En beolt waar liefhebber van zijn Vaderland cn bevorderaar de een* yan deszelfs wezenlijke belangens houden zal. Zie pcaht^"E hier af- (*) Zje de Verzameling van Hijloriefche en Politieke Traclaaten, voorheen uitgegeeven door den Hifttriefchryver jan wagenaar A 5  10 RECHTEN VAN OEN MENSCH 5N VR4NKH1JX, hier dan wat Iiij door iemand, dien hij den naam van Patriot in de daad waardig keurde, en die bij edele zielen voor zodanig wil gehouden worden, verftaat: „ Een patriot, (zegt nü) ^eefi zu^ eette ferke en oprechte zugt voor den welfiand zyns Vaderlands, dat hy zyn eigen belang niet flegts in de voaagfchaal, maar, daar V de nood eischt, gcheellyk aan een zyde /lellen durft , om het belang zy>:s Vaderlands te bevorderen. Hy merkt zyne Landsluiden en- zig zeiten aan , ah leden van één lighaam. Zyn hoogfte wensch is dat hy zelf en alle de byzondere Leden van den Burgerfaat geluklig zyn , en tot elkanders geluk medewerken mogen. Om dezen zynen txenscb te bereiken, wendt hy zyne ernfigfte poogingen aan. Nooit bevordert hy zyn eigen, ten nadeel e van het gemeen e belang. V Geluk, dat bem te beurt gevallen is, zoekt by gemeen te ma Aen aan zyne Landsluiden en by agt zig gelukki' ger, ah hy anderen, neven zig, gelukkig ziet. Hy fpitst zyn ver/land, cm de wetenfehappen en kotifitn, dis den Lar.ds dien/lig konnen zyn, te vet beter en. Hy oefentze zelf vlytiglyk, zoo 't zyne gelegenheid toelaat. Zoo niet; by fpaart geen geld, om anderen, tot het leer en en oefenen van nutte konfien en handwerken, vorderlyk te zyn.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. Iï zy». Of vindt hy zig misdeeld van geld en goed, hy hefteed zynen eerlyken arbeid, o:n loon, tot nut en genoegen zyner Landsluiden. In 7 waarneemen van zyn Ampt of beroep, wagt hy zig van alle ontroa, en acht het fcbandelyk voordeel, dat 'er hem van komen mogt, veel minder dan den blaam, dien hy, bier door , ever zyn Medeburgers en Vaderland brengen zou. Een patriot mort niet over de tegenwoordige Regeering, zoo lang zy het Regt handhaaft, en de Vrybeden en Voorregten der Onderzaten onge* kreukt laat. Hy vaart zelf niet legen de Overbeid uit, wanneer 's Volks Vryheden , fiegts i» V een oft ander by zonder geval, gefchonden worden , of V Regt, kier of daar , niet behoorlyk wordt gehandhaafd. Hy vergenoegt zig, in zulke gevallen met het flil betreuren van de onvolmaahheid der menfehelyke zaaken of (laat, daar by 't met nut en zonder opfchudding doen kan, zagtelyk de hand aan de verbetering. Doch daar de hooge of mindere Overheden de voorregten der Onderzaaten niet fchroomen, ahmme en op den duur, met voeten te treden, fchroomen rechtfchapeti Patriotten ook niet , vertoogen te doen, tegen V gedrag yan zulke Overheden, en als dezen niet baaten, ernftiger middelen aan te wenden , om zig van dzvjugelandye te ontflaan. 2,9  £2 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Zo hebben de Patriotten gedaan , die de grond(Jagen van onzen Staat , in 't z%'ect en bloed der beste Onderzaaten, hielpen vestigen. Doch „ een eerlyk en Standvastig Burger laat zig, ,, in alle andere gevallen, zo min door de drift „ van muitzieke Medeburgeren , als, in dit, ,, door het dreigen eens Dwingdands, van zy„ nen pligt aftrekken:'' Een patriot wensebt nooit naar uitheemschen oorlog, dan wanneer dezelve, lot behoudenis, of verkryging eener veilige Vrede, noodzaaklyk is. Voor burgerlyke beroerten Jchrikt hy, als voor eene docdelyke kwaaie, die den Staat in zig zeiven doet uitteer en , en alle de Leden befmet en vergiftigt. Altoos raadt hy tot eendragt en rust. En als de onrust onvermydelyk is, tragthy ze, zo veel mogelyk zy, te matigen, en, zodra 'f zyn kan , te (lillen. Nooit zoekt een rechtfebapen i> a t r i o t alleen zyn byzonder voordeel te trek ■ ken uit den verwarden staat zy.'is Vaderlands. Vischt by in troebel water, by fiaat d'i vangst ten gemecne nutte af, of hy draagt, tenminflen zorg, dat 'er het gemeen niet door be. nadeeld worde. Hy kan nimmer in zulk eenen geringen Jtaat naar de weereld geraaken , dat hy zig verlokken laat om , voor vyandlyk goud zyn Vad^fland te verraaden [Zoude men deze  geen gewaande in nederland, ij fchilderij niet wel mogen aandiepen met eene couleur, die bij Wagenaars tijd nog niet bekend fcheen, en 'er bijvoegen: Hy kan nimmer door zulk eènen baat tegen zyne Medeburgers, en de flandgrijpende Conftitutie vervoerd worden , dat. hij den Vijand zijn goud zou toezenden, om den oorlog tegen zijn eigen Vaderland te doen voeren, of den vijand plegtig bedanken, dat hij zijn Vaderland den oorlog aandoet," Doch deze couleuren zijn al te afzichtelijk, om in eene fchilderij van een' Patriot, zelfs bij ontkenning, te brengen] En nooit kan zyn aanzien zoo hoog rijzen, dat hy zyn by zond er belang van V gemeen zou durven afzonderen , en V zig te laag rekenen , den mir.ften Onderzaat dienst te doen. patriotten komen volmaaktelyk overeen, in het groot einde dat zy zich voor (lellen, namelyk den gemeenen welft'and, feboon zy, met even goede oogmerken, verfchilknde wegen kannen aanwyzen en inflaan, om dit einde te bereiken. En wanneer zy van eikanderen verzekerd zyn , dat de gemeene welf and bun uiterfte oogmerk is, agtett zy zig gehouden, eikanderen voor patriotten te erkennen, hoe zeer ze ook, over de middelen, om dit oogmerk te bereiken, verfchillen mogen. „ Ik wensch , dat alle myne Lezers, vooral zy, die den naam van p at riot of eenen dier- Ze-  14 rechten van den mensch IN VRANKRïjK , gelyken , aangenomen hebben zig fpiegeien in deeze fcbetze van eenen waar en patriot Zy zullen, met eenen op/lag zien, dat in een Patriot eene eerlykheid en zuiverheid van ziel doorfteeken moet, die niet zoo gemeen is , in onze Eeuw, als wel te wenfchen ware. Zy zullen zien , dat het niet genoeg is, de grooten laf te vleyen, of vinnig te fleeken; om den naam van eenen patriot te verdienen. Zy zullen zien, dat 'er meer vereischt wordt, dan 't zamen ft ellen van een jchimpdigt, in 't welk men zig geduurig patriot noemt, om iemand dien fchoonen naam waardig te maaken* Ik vertrouw ook dat, opmerkenden ligtelyk hezejfen zullen, dat de onderfcheiden rang, (laat, goederen en ver [lande ■ lyke vermogens wel oorzaak zyn konnen, dat de een veel nutter lid van den Durgerfiaat is dan de ander ; doch dat alleen de eerlyke en beftendigi zucht tot 's Lands weljland het eigemyk en onderfcheiden kenmerk van e^nen waar en patriot uitmaakt^ Dit gezegd hebbende geeft de Hr. Wagenaar ons drie charakters van zulken waaren Vaderlander op , in eene fchets van eenen Patriot Burgemeester 3 Patriot Koopman en PatriotBurger in een' agtergang. Schoon 'er in die fchilderijen enkele trekken voorkomen, die meer op dien tijd, dan wel op dei  ce en CEWAANDE in NEDERLAND. 15 den tegenwoordigen, pasfen; zijn ze over 't gemeen genomen te fraai en te toepasiijk, om bij deze gelegenheid niet mede te deelen. Dus fchreef hij toen: „ Voor zulk eert patriot wordt de Heer A Burgemeefter van Z , by alle Liefhebbers des Vaderlands aangezien. Zyne beproefde trouw , zyn doorkneed ver/land, zijne ervarenis, in V Lands gefchiedenisfen, zyne minzaame deftigheid en verfcheiden andere fraaye boedanigheden , hadden hem reeds, by alle burgers, de Burgemeesterlyke waardigheid doen toefchikken , lang voor dat ze hem opgedraagen werdt. Hy is, door geene laage kuipery in de Regeering gekomen. Zyne verdien'h.n alleen heb* * ben hem doen verkiezen: en hy heeft zyn Zlmpt aanvaard, uit overtuiging, dat de Voorzienigheid hem gelegenheid en vermogen gegeeven badt, om Stad en Land dienst, te doen, van %veiken hy V zyn pligt rekende , gebruik te maken. Sedert merkt by zyn ampt aan als een last, we&s moeilykheid niet of naauwlyks vergolden wordt door de eer, die 'er aan vast is, vooral in zulke verwarde tyden, als wy thans bekeven. Hy beeft een tydgehad, in welken hy, nevens anderen oordeelde, dat V Lands wdfland vorderde, dat de Regeringsvorm , welke men bier nog oplangs gehad beeft,  l6 rechten VAN DEN BIENSCH IN VRANKRIJK, beeft, niet veranderd werdt. Hy heeft dit zyn gevoelen, met eenen maatigen yver, voorgedaan. Doch tegenwoordig is hy ten vollen overtuigd, dat 'er geen beteR middel is, om het land uit den zorgelyken en gevaarlyken toestand, waar in het zig bevind te redden, dan de oude regeeringsvorm in hetzelve te herstellen. Hy heeft derhalve , uit eene opregte overtuiging zyns verflands en niet geveinsdelyk, gelyk hem lasteiiyk tiagegeeven is,"tot de verheffing van zyne doorluchtige hoogheid geftemd. Hy blyft onveranderlyk 'sLands welftaud beoogen, fchoon hy nu eenen anderen weg in/laat, om dinzelven ie bevorderen dan x oorheen. Hoewel hy een groot yveraar is voor de Voorrechten zyner Stad; oordeelt hy egter, dat 's Lands nood zo dringend zyn kan, dal het belang eener byzondere Stad, voor 't belang van ft gemeens Vaderland, wyken moet. Da . grootste stad, zegt hij dtk&ylsM kxaiji niet behouden blyven, als 'f gansche land verloren gaat. Zyn eigen belang, en dat van zyne Familie, legt hy noJt tegen het belang van Land of Stad in de waag/chaal. De gemcene wel/land is zyn opper(le Wet, en de befiendige regelmaat van zyn gearag. Hy geeft nooit eenig Ampt dan aan etrtyke lulden. Zyne  GEEN CEWAANDÈIN NEDERLAND» ï*f ne oogen zyn, gelyk Davids, alleen op de getrouwen tn den Lande. Ook draagt hy zorg, dat elk Amptenaar in /laat en gezhd zy j zyn Ampt te bekleedèn. Hy bejegent de Burgers met eene ongemaakte heuschbeid, en is meer ver* eerd met hunne inwendige hoogagiing voor zyne treüyke hoedanigheden, dan met het uiterlyk eerbewys, dat hem, alleen uit hoofde zyner waardigheid, toegebragt wordt. Dus trekt hy aller harten tot zig, en kan zelfs in de kommevlykfie tyden, op dj befend'ge genegenheid der meefte en bccte Burgeren, vaster (laat maaken. Men heeft reden, om te twyfelen, of deze g-O'te Man, wien elk een lang leeven en veelè navolgers toewenscht, meer luister byzet aan, of ontvangt vari het Ampt, welk hy bekleedt" De braave Koopman, eerrvk volkaarfs die onlangs tot myne groote fnerte overleden is, was in zynen rang geen minder patriot dan Burgemeester A Hij handelde op Franh- ryk, op Engeland, op Spanje, en verfcheiden andere gewesten, voor eigen Rekening en tn Commisfie. In den laatften Oorlog had hy fckoo-e gelegenheid, om geld te winnen, met het heimelyk vervoeren van Contrabande goederen , waarvan fommigen toen hun werk maakten; doch by wees deze gelegenheid edelmoedig van d? hand; en- oorB duC  l8 RECHTEN YAN DEN MENSCH IN VRANKRlJfT^ deelde altoos, dat zulk een winst geen zegen hebben kon, die getrokken werdt uit eenen handel, welke niet dan ten nadeele van 't gembrne Vaderland gedreeven kon worden. Toen de Compagnie te Ooftende opgerecht werd, was men hem fierk aan boord, om 'er deel in te neemen, doch hy begreep, dat het aanleggen van eene Vaart naar de Indien, uit de Ooftenrykfche Nederlanden , niet alleen met het belang zyns Vaderlands, maar ook met de Munfterfche Vrede fl'reedt: en deeze was de eenigfte reden, waarom hy, aan tenen handel, die den geinteresfecrden, in V eerst, merkelyke voordeelen beloofdt, part noch deel hebben wilde. Een handel daarentegen waardoor yeele behoeftige Ingezetenen aan werk geholpen werden , was zyn lust en leven. Zoolang 'er maar eenig voordeel op zat , hoe gering ook, zond hy geweven floffen »aa*- Spanje, en zag m t groot genoegen, dat anderen zyn voorbeeld volgden. Schoon hy zynen Handel zoo voorzigtig en zuinig dreef als mogelyk was, oordeelde by egter, dat het met de liefde tot zyne medeburgers flreed, iemand, die eenigen arbeid voor hem deedt, op 'f naauwst te bedingen. Getuigen hiervan waren de Arbeiders van veelerlei foort, die hem ten grave gebragt hebbende, eenpaariglyk verklaarden9 dat zy een hunner beste en mildfte meesters ver- lm-  geen gewaande in nederland. i£j horen hadden. Naauwkeurig was by altoos in V betaalen van 's Lands inkomende en uitgaande Regteri, en andere belastingen op den Koophandel gelegd: en hy zag, met een gevoelig leedweezen > dat hei Land, welk zyns oordeels zyne inkomflen hoog noodig had, door Jommigen hier in zoo zeer te kort gedaan werdt. Alle zyne Correspondenten waren zoo gerust op zyne eerlykheid, dat zyn enkel woord, in zaaken van gefchil, meer by hen gold dan de geregtelyke verklaar indien van anderen. Hy hield den goeden naam der Holland jche Kooplieden op, in plaat/en, daar dezelve, doot de kwaade trouw yan jommigen, meer of min , aan 't verdwynen was, en hy laat den roem agter, dat bet gemecnebest in hem een zyner nuttigde leden is kwyt geraakt. Joris goedbloed, wiens wooning in een gang , agter de myne , uitkomt „ verdient ook de eer van onder de patriotten geplaatst te worden. Ik beken , dat ik wat met hem ingenomen ben, om dat hy , op dien tyd, als ik den patriot uitgeef, geen morgenzoopje drinkt, en de anderhalve ftuiver, dia hy dus b:fpaart . aan rhyn papier befieedt, zonder dien dag een hair minder behvaam 'te zyn om zyn vierk te doen. Doch hy beeft meer gedaan, om B 2 zk  sö rechten van den mensch in vrank rijk , zig den naam van patriot waardig te maaken. Ik heb hem een karei, die veragtelyk van de verkiezing van Zyne Hoogheid [prak, ernflig hoor en beftraffen, en toen dat niet hielp, hoor en zeggen, dat „ zulk eene vuilaardige snapper niet waard was, dat een eerlyk man een glas bier met hem dronk" Ook weet ik , dat hy, alle avonden op den Dam, den zwaar hoofdi-:n over den /laat van ons Leger, moed in V lyf fpreekt, en troost met de hoop op de hemelfche hulpe , die ons Land meermaa~ len uit dringender nooden gered heeft. Hier by komt, dal hy zyn' Zoon, die frans heet,federt eenige weeken , byna nooit met zyn doopnaam noemt. In dit alles /leekt zulk een patriotsche Geest door, dat ik myn' goeden buurman den eernaam van vatriot niet weigeren kan?" Zie daar, Nederlanders! een groot gedeelte vau een Vertoog van den Hiftoriefchrijver wagenaak., faamgefteld geduurende den tijd, dat hij 's Lands Gcfchiedenis vervaardigde; 't is wat wijdloopig, maar regt gefchikt, om daaruit te leeren , wat denkbeeld Hij zich toen vormde van een echt en rechtfchapen' Patriot; waarin hij zelfs zo verre ging, dat hij een eerlijk man, en een oprecht VoorQandtr van de Stuatsregeering, met een Stad- hou-  GE E N GEWAA NDE IN NEDERLAND. SI houder aan 'c hoofd en een patriot, allen als zaaken van een' en dezelfde kracht en beteekenis, aanmerkte. Maar vergelijkt men daarbij eens de gebeure- Thands • r j i_ , ve!e ont* nislen onzer dagen, en het gedrag van veelen on- aarten. zer hedendaagfche Medeburgeren, die zig zeiven nog den naam van Patriotten geeven, en met uitfluiting zelfs van anders denkenden dien naam zich alleen en afzonderlijk trachten toe te eigenen; ja die overal den mond vol hebben, van Vrijheid, van Gelijkheid, van de Rechten van den Mensch, zonder eens de kracht van die woorden en hunne waare beteekenisfen te kennen, en zelfs de kostelijke begrippen en denkbeelden, die onder die naamen verborgen zijn, of gantsch verkeerdelijk toepasfen, of door hunne daaden en gedrag, verloogchenen, en daarmede toonen , dat zij Hechts Naampatriotten zijn, als men (zeg ik) dit hierbij vergelijkt; wat droevige Schilderij vertoont zich dan niet voor onze oogen ! welk een onderfcheid' tusfehen zeer veelen van onze hedendaags fche Ingezetenen en Landsluiden met die genen, welken door wagenaar worden afgemaald ! Welk eene ontaarting van 't boven afgefchetfte Patriotismus en van de waare, echte en beproefde Vaderlandsliefde , en dat wel bij zuiken,die thands het meeste dien naam in den mond en op de tonB 3 ge  32 HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRlJK, ge hebbende , anderen veroordeelcn, haaten of fmaaden, wanneer die , niet even als zij denken en handelen! bijzulken, zegge ik, die den thands weder gelukkig Herftelden Regeeringsvorm, naa zó veele jaaren verdeeldheids en binnenlandfche beroeringen, weigeren, van harte te omhelzen, ja het zich een eere rekenen daarvan te verfchillen! En voor dat verfchil uit te komen! Men zoude in dit betoog zich dan grovelijk Oog- vergisfen, wanneer men in deszelfs Schrijver, volsnerk des gends den tijtel eenen anderen Patriot of VaderlanRr>" %r dacht aan te treffen, dan zodanig eenen, die, met volle overtuiging, den tegenwoordigen Regeeringsvorm is toegedaan, en altijd toegedaan geweest is, en die gemeend heeft, dat die overgegeevenheid van hart en van verlhnd hem gerechtigde, om ook de Rechten van den Mensch voorteftaan , en dit hem teffens in ftaat Helde, om aan te toonen , dat die Rechten van den Mensch geene gewaande Rechten zijn van onze Nederiandercn t maar dat dezelve elk Nederlander ook nu nog, toebehooren, en altijd toebehoord hebben \ federt dat zij eene vrije Republiek hebben opgericht, en allen uitheemfchen Regeeringsdwang entwasièn zijn: 't is onnoodig te zeggen, met welk eenen ongemeenen ophef men federt eenige jaaren |Jlt' door gantsch Europa over de Rechten van den Mensch  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. «3 Mensch gefproken, met welk vuur en ijver men hierover gefchreeven hebbe; en met welke graagte die gefchriften, als iets nieuws, geleezen zijn. Hoe zelfs ons Vaderland als overladen en overkropt is geworden, zo met vertaalingen als eigen harfenvruchten , die niet anders dan de rechten van den Mensch, dan vrijheid en gelijkheid aankondigden en uitbazuinden. Men weet wat invloed en fchadelijke, uitwerkfels de bij veelen hoog bewonderdefchriftenvanprice en PRiESTLEijte vooren gehad hebben. Hoe veelen door dezelve tot uiterften weggefleept, ja tot zulk eene geestvervoering aangevuurd zijn, dat zij, in brandenden ijver, wenschten, dat de Stad Geneve, alleen om dat zij na die regels heure regeering niet wilde fchikken, in 't kort zo verwoest mogte worden, dat zij door Nagt* uilen en Vledermuizen bewoond wierde, of in de lugt vlooge ! Men weet dat dit door een' Nederlander gezegd en gewenscht is! Men weet veel meer! Maar eindelijk, om ter zaake te komen, men weet, hoe in 't ongelukkig gemaakte Koningrijk van Vrankrijk, de eerfte, zo genoemde, Nationale Vergadering het opftellen van een, door haar nieuw te vormen, Regeeringsfamenftel, of Conflitutie , eerst onder heuren welmeenendlten en besten Koning, en naa het ombrengen van denzelven, zonder den koning, op nieuw heeft B 4 doen  g4 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIjK, doen verzeld gaan van eens verklaaring der Rechten van den Mensch, om op dien grondflag, 20 zij meenden, een Regeeringsgebouw op te trekken, 't welk, in den tegenwoordigen 'land van »«kett, gefchikcsnoest zijn, om de Menfchen in Maatfchappijen reeds bijeengebragt, naa dat de wetugberoepene Staaten Generaal van 't Rijk verzonden waren, tot het hoogst mogelijke toppunt vpn aardsch geluk op te voeren, en hun de Vrijheid en Gelijkheid te leeren kennen. waardeenen , en gebruiktn ; alleen (leunende op hunne Rechten, zonder veel werks te maaken, van hun-, pa P ligt en, die (meenden zij,) naaderhand wel zouden ingeboezemd of gekend worden, als zij flechts vooraf hunne Rechten en derzelver waarde kenden , en de edele beftemming van den mensch en zijne hooge waardigheid doorzagen ! Ik hebhe mij lang verwonderd, dat niemand H mijner Landgenooten op de gedachten gekomen (ten i an , om eens naauwkeurig te onderzoeken, of die ^lertsch. ^ ^qq» op nieuw uitgebazuinde Rechten van den Mensch, zo als zij te vooren, en nog kortling in de Nationale zogenoemde Conventie zijn voorgemeld, ook waarlijk de Rechten van den Mensch in de Burgerlijke Maatfchappijen volledig uitmaafceïi, en in dezelvenaagebleeven zijn? en, zoo ja,of ,en in hoe verre dezelve op onze gelukkige Gemeena- bes?-*  CEËN GEWAANDE IN NEDERLAND. 25 bestregeering, die toch vooral, uit aanmerking heurer betrekkingen en mercantik belangen, voor een der beste Regceringen gehouden wordt, toepasfelijk zijn te maaken : 't is waar; men heefc vóór eenigen tijd te Haarlem eene diergelijke Prijsvraag voorgefteld, die ook beantwoord is; maar deze bepaalde zich meer tot een punt, de Gelijkheid namelijk; offchoon daarin ook de zar.k van 's menfchen vrijheid en 's burgers rechten in aan* merking kwame. Doch ten aanzien van onze Republiek, is afzonderlijk, zoveel ik weet, uk dit nieuwe oogpunt niets gefchreeven. Ik zegge met opzet uit dit oogpunt! En hieruit kon ook eerer niets gezegd worden, voor dat die Leere in Europa , en in onze Republiek wierde uitgetrompet. Anderszins heeft het nimmer in onze Republiek , die op de mogelijkfte vrijheid en gelijkheid gegrondvest is, ontbroken aan edeldenkende . Zijn 111 wezens, aan verlichte vrijheidsminnaars, aan voord-onze Replanters van goede grondbeginfclcn, dewelke metpubliek' alle vuur en ijver de Vrijheid in onzen Burgerftaac verdeedigd, de rechten en voorrechten , door onze voorvaderen met hun bloed verzegeld, voorgedaan , en tegen alle willekeurige overheerfching, van wat kant zij ook komen , en onder wat masker zij zich bedekken mogte ^befchermd B 5 ea  &6 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, en gehandhaafd hebben. Ja zelfs federt de Reeds Noord - Americaanfche Onlusten, en de twisten heen'ge- m*er Coloniën met hun Moederland opreezen, fetoond. dert ;n onze Republiek die overgedreevene Systemaas van Vrijheid, welke thands Europa op zóveel bioeds, moord en verwoesting te ftaan ko* men , ook in onze Gewesten, door veele, zo gehuurde als eigenwillige, pennen werden voordgeplant en greetig aangenomen , en waaraan wij voor een' groot gedeelte onze onheilen, rampen, oorlog met Engeland enz., en oneenigheeden te danken hebben; federt dien tijd vondt men kundige cn bedaarde Vaderlanders, die de waare vrijheid en de Rechten der Menschlijkheid op heuren prijs waardeerende, voor die waarheid .durfden uitkomen , het bedrieglijke aantoonden, en het fchandlijk misbruik, dat men dagelijks van anders op zich zeiven gezonde Grondbeginfelen van vrijheid en gelijkheid maakte, onderftonden aantewijzen. Men behoeft daartoe Hechts, zonder vooroordeeien, in te zien en met aandacht, te 111 overwegen de Redevoering, die openlijk in de 1F84. Gehoorzaal der Leidfche Univerfiteit, den 8 Februarij 1784 bij het nederleggen van 't Reftoraat der Academie gehouden werdt over het misbruik van het algemeene Staatsrecht, of over de Onheiltn, die uit deszelfs verkeerd gebruik voor alle  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. Q.J Ie Burgerflaaten te wachten zijn, naaderhand in \ Nederduitsch gedrukt: waarin de Redenaar duidlijk en onbewimpeld die Rechten van den Mensch, zo in den Natuurftaat als in de Burgerlijke Maatfchappijen voorftondt en verdeedigde , en vdór dat men, nog in het tegenwoordig zo ongelukkig gemaakte Koningrijk van Vrankrijk die Leer der Rechten van den Mensch uittrompette, en als een gantsch nieuw of onbekend gerecht opdischte. Hoe fchandlijk ook toen deze Redevoering moge miskend , misduid en doorgeitreeken zijn, en fchadelijke vooröordeelen tegen den fpreeker ingeboezemd werden, door zeker (lag van lieden, wier belangen en bedoelingen toen anders omgekeerd waren, of wier geesten op andere fnaaren gefpannen Honden, ja zelfs door zulke lieden, die zich thands zouden fchaamen, om dc grondbeginfelen daarin opengelegd, te ontkennen; 't was toen echter die Redenaar, die moeds genoeg toonde te hebben , om , die aanwijzing van het bedrieglijke, dat 'er in de Leerftellingen van price en priestley opgefioten lag, de waare en hechte gronden der Burgerlijke Maatfchappijen, het echte Patriotismus openlijk voorteftaan, en deszelfs goed gebruik, zo >wel als deszelfs misbruik, 't geen toen meer en meer de overhand nam , aan te toonen. Het is hier niet ongepast  iS RICHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJff, past aan te merken, dat deze Redenaar bij die gelegenheid eene wel getroffen fchilderij ophing van de waare Vrijheid en Gelijkheid, waarvoor de menfcheliike Natuur vatbaar, en waarvoor 's menfchen redcnlijke beftemming gefchikt ware. (*) Hij wees. daar in, onder anderen, met nitdruklijke woorden, 's menfchen rechten en vrijheeden aan ! Hij riep met zoveele woorden (bl. 4.) uit: Wf\ menfchen ! fVy allen worden vry geboot en! IVy allen zyn in den Natuur/laat elkander volkomen gelyk ; gelyk in vermogens; gelyk in Rechten. Aan tücmands wil of oppermagt, dan die der Godheid en der gezonde Reden onderworpen, kennen noch erkennen wy eenige wetten , door anderen gemaakt , en kunnen door niemand tot iets verpligt worden, dan waartoe wy zelf onze toeflemming saven. Hij voegde 'er ten aanzien der Vrijheid bij (bl. ïg.) dat 'er by den Mensch geen recht van cebi .den; geene onderwerping van zijnen wil aan eenen anderen kan uitgedacht worden, dan drjr middel van eenige overeenkomst of door eene, V zy uitdrukkelyke V zy fiilzwygende toestem- MI NO (j) Men weet, dat deze Redevoering naaderhand door dan Hoogleeraar a.k; Luit zei ven, in een Nederduitsch gewaad geftoken, in 't licht gegeeven , en das voor elk verkrijgbaar gemaakt is.  ©een gewaande in neoesland. 29 ming, zo van de zyde der genen, die aan een* ander, of aan weer anderen, of aan allen ie zanten, dat is aan 't ganfcbe Folk, het recht en de bevoegdheid opdragen, om hunne bedryven, van nature vry en onafhanklyk, in overeenkomst van het algemeene welzyn, te bepalen; als aan de zyde van bun, welken die bevoegdheid van anderen ontvangen ; en dat diensvolgends en de v e rplichtingen en de Rechten, zoo van Overheden als van Onderdanen, op overeenkomst /leunen. Maar ook ftelde hij die zelfde Rechten van den Mensch in een gepast en onraiddelijk verband met zijne Pligten , en toonde de alolige gevolgen van dat verzuim, en wat rampen en onheilen een land, een volk, een Regeering en Burgerhaat, te wachten en te duchten hadde, wanneer men een van deze twee in de beoefening, de eene boven de andere, of in een aanmerklijk overwigt ftelde, of onvoorzichtig toeliet, dat anderen, 't zij uit flinkfche inzichten of welmeenende onkunde en doolingen, dezelve buiten derzelver verband fielden; met verdere aanduiding van het goede en kwaade gebruik, bijzonder in de gevolgen, van die fchoone en heerlijke Grondregelen, die hij reeds toen openbaarlijk als zeekere waarhee> den vast hieldt, dan die men naaderhand zo ruimfchootsch als nieuwe kost, aan de geen kwaad- yer-  30 rechten van den mensch in vranrrij*, vermoedende Nederlanders, heeft opgedischt, naa: ■ melijk, dat alk Oppermacht oorfpronklyk is uit de toe/lemming der burgeren. Dat alle Oppermacht uit overeenkomst fpruit. Dat het Folk mees'er is, om zich eenen Regeeringsvorm te ver~ ordenen. Dat' alle Regeeringsbeleid na zyn' eindoogmerk moet- ingericht voorden. Dat de Souverei'n het volk reprefenteert of vertegenwoordigt. Dat de Overheid geene andere gehoorzaamheid van onderdaanen kan afvorderen dan overeenkomflig mei het einde der Burgermaatfckappy. Kortom: dat alles uit den boezem van het Folk voortfprult. ja, hij voegde 'er bij, (bl. dat de Overheid, is dienaar van het Folk; en 't gene naaderhand het algemeen gelief koost woord geworden is, fchoon bij weinigen regt verftaan, en 't gene hij als den Hoofdregel reeds toen vooruitftelde, dat de Forst is om het Folk , en geenszins het Folk om den Forst. Eeuwige waarheeden ! waarbij de Redefiaar zich toen bepaalde, en die hij wenschte, dat bij alle Vorften en Overheeden, 't zij de oppcrfnagt in één' perfoon gevonden wïerde , of bij meerderen, *t zij zonder, 't zij met den naam van Folhreprefentanten, zo zwaar op 't harte mogten wegen, dat zij, met den Keizer ,adriaan, betuigen konden, het gemeene welzyn zo te behartigen , dat zij teffens toonden te weeten, dat zy 'iVolks  GEEN OEWAANöE IN HEDERLJSKD. 31 V Vrfks eigene zaak, niet de hunne , voorhadden. Maar ook toen reeds vondt men lieden,ook zelfs Maar onder het gehoor van dien Redenaar, die, door den misdui(J. geest dier tijden bezield , of wel zelve dien geest bezielende en beftuurende, rasch doorzagen, dat, hoezeer de redenaar zich vertoonde als een ijverig voorftander van de vrijheid in den burger/laat, hij egtcr verre af ware van hunne overdreevene Grondbeginfelen te volgen, of van goed te keuren het mis^ bruik van die heerlijke Grondregelen, wier algemeene verfpreiding, op zekere wijze voorgedragen en toegepast, hun vroeg of laat den weg (rondt tebaanen tot oogmerken, die naaderhand duidlijker zijn gebieeken, en die eene menigte mindoorzichtige doch braave Burgers , door ijdele klanken hebben weggelleept, en de Republiek zelve aan veele rampen en het grootfte gevaar van onmiddelijke fcheuring en (looping hebben bloorge-fteld. Deze lieden deeden toen hun uiterlre best, om die Redevoering, die alle de noodlottige gevolgen van 't misbruik eener edele Vrijheidsliefde aankondigde, in een haatlijk lichtte doen voorkomen ; even als of dezelve geene gezonde begrippen van Staatsrecht, van burgerrechten en verpligtingen bevattede ; zij wilden niet gedogen, dat men die waarheeden zo duidelijk aan den dag leg-  gj RECHTEN VAN BÈN MENSCH IN VRANliftlJK, legde; en zij vonden helaas! bij minder kundigen gehoor. Gevol- Ondertusfchen deze vooruitgeziene en vooraf aan • veriel*8 gekondigde Onheilen kwamen! Een oneindig aaridende tal ingezetenen en landslieden, veele bemiddelde Uu. lieden, die de nieuwe fchrifien lazen; doch niet allen doordenkende wezens waren , werden door die eenzijdige en niets dan vrijheid - ademende gefchriften, boeken, weekbladen, tot Patriotten gemaakt, en meenden de vrijheid te vinden, waar in de daad niets dan denkbeeldige en barfenjchïmwige vrijheid, dan ijdeïe zvaan, ja dan losfinnigbeid en losbandigheid, gevolgd van wanorde en regeeringloosheid, ten tooneele traden. Anderen hoorden of lazen in hunne Sociëteiten of gezelfchappen (thands door de Franfchen, met een Engelsch woord, Clubs geheeten) niets dan zodanige verleidende gefchriften en redeneeri! gen. De gemtene lieden en mindere burgers, niets dan op dien toon gefnaarde Couranten, of Dag. en IV;ekblaadjens, in de hand krijgende, en de veelerlel gebreken, zo van bijzondere perfoonen als van h regeeringsbeftuur, op de ongenadigfte en dikwijls fchaamteloofte wijze, doorgefÉreeken en gegispc tindende ; zelf niet denkende en het waare van 't valfche onderfcheidende, werden hierdoor vervoerd en aangevuurd; zij vergaten huis, beroep, ak-  GÊÈN GEWAANDE IN SEDËELA NI); akker én bloed (even gelijk thands in 'c zig zei* ven ongelukkig maakende Vrankrijk), om de wapens aan te vatten, en ten ftrijde op te trekken, tegen eéneri vijand, die 'er niet was; tegen har* fenfchimmen ^ die geen wezen hadden; tegen hun ne eigen medeburgers, medevaderlanders, mederegenten, dié, offchoon de zaakeh uit een ander oogpunt befchouwende, door hen ten toon gefield werden, als minder Vaderhndlievenden, of als zülken, die, enkel ten gevalle van eenen Stadhouder j wien men onwaardiglijk én ftraffeloos^ ten doele van fchimp en haat, openlijk ten toon ftelde j hunne bedrijven regelden. Ert, terwijl men daarbij niets anders droomde, las, fprak, fchreef, dan van Vrijheid, Rechten , Vérhoren Rechten j Volk, Volksjïem, (Edele naamen \), zo vergaten die ijverige voorilanders, vrij algemeen y dat de zo aar e vrijheid niet beftonde in eenzijdige handelingen , en aankweekingen van partijfchappeq in ons gemeenebest; maar zij verloorer» vooral uit het oög, dat deze; toen ha waarheid zo breed üitgemeetene Rechten van den Mensch, deze waare Vrijheid, in onzen Burgerflaat en Regeering , en de mogelijke Gelijkheid onder de menfchen , bij ons geene Nieuwe Leer behelsden; maar dat even dezelven reeds, federt meef dan twee Eeuwen, in onze wijd en zijd béwon-* c ém*  «54 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRASKRIjR, derde Republiek, en zo zeer getemperde Gemeenebestregeering, tot zulk een uiterst toppunt van wezenlijkheid en aanzien waren opgevoerd, dat de menfchelijke natuur en maatfchappij niet grooters fcheenen te kunnen omvatten, dan een' zodanigen Burgerftaat, dan die der, tot heden toe gezegende, Nederlanders, met al deszelfs gebreken , was; in aanmerking genomen zijnde alle omftandigheeden van perfoonen, tijden, plaatfen, ligging, handeldrijving, behoeften en betrekkingen met andere Mogendheeden en volkeren niet enkel van Europa, maar van alle de overige wae relddeelen; zo dat die zelfde Republiek bij een' buitenlandfch Schrijver, nog kortlings, werdt aangemerkt als een Land, 'twelk, van engbepaalde, veenachtige, en moerasfïge landen, door de nyverheid zyner gelukkige bewooners, (ach .'dat zij hunne voorrechten flegts altijd erkenden, en betrachteden!) gemaakt is tot een Zomerparadys, eene altyd wenfchelyke woonflede van een geheel Folk, de bewaarplaats der Rykdommen der Natiën, en de Foorraadjchuur van de voordbrengfelen der geheele waereld-" Maar bijzonderlijk vergaten zij, of 't werdt den goeden en welraeenenden Burger uit de gebeugenis en aandenking verdrongen, en de naagedagte zo veel mogelijk bij hem uirgewischt, dat deze onze Republiek in waarheid (en men  GEEN CÊWAANDÈ l N NEOËRLAJVD. men moet dit erkennen, zoo men niet moedwillig dwaalen, of geheel verblind blijven wil) in waarheid , zegge ik , deze onze Republiek heure gelukkige omflandigheeden, heure opkomst, heure grootheid, heuren toeneemenden bloei, onder Gods zegen , door behulp van den ijver en moed on* zer Voorvaderen , onder 't beftuur en toevoorzicht onzer wettige Staaten, te danken heeft, niet aan eene alles in den war ftuurende Volksregeering, noch aan eene bloote en Volksverdrukken-> de Arifirccratie en regeering van eenige weinige Grooten, en aanzienlijke familiën; maar aan eens wettige en door de Privilegiën bepaalde Staats en Stadhouderlijke Regeering, waarin de Staaten van elke Provincie bij zich gevoegd zien eenen Stad' houder, als te lamen uitmaakende de wettige Con(ïitutie van den lande, en welke Stadhouders tod heden altijd geweest zijn, en thands ttflifk zijn^ uit het Doorluchtig Huis en Gedachte van Qrange-Nas/du., en Nas/du Dictz^ van welken, ald de grondleggers dezer Republiek , zoo ooit iemand , zeeker niemand minder ontaarte dan de tegenwoordige Stadhouder , nietcegenflaande alle de zo fmaadelijke en onwaardige bejegeningen i die Hem in zijnen levensloop ontmoet zijn ; ert van welken niemand ooit minder dan Hij mis* bruik gemaakt heeft van de hem opgedragen waarC a aiig-4  $6 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANJCRIJS, dïgheeden én aanzienlijke bedieningen ten nutte" Van den lande, niet tegenftaande de gtmitigfte ge* legenheeden , om dirkte doen; en op wiens waardigheeden en ambten, men echter ("enkel uit waare Vaderlands-liefde, zo men waande) geduurende de troublen, en met de troublen, het bijzonderlijk gelaaden hadde; even als of met het bekrimpen, befnoeiën, verminderen, of geheel vernietigen van die Stadhouderlijke waardigheid, wier noodzaakelijkheid zo kortling weder in de volfte kracht gebleeken is , de waare Vrijheid van de Republiek, ja de Rechten van den Mensch, en 's Volks Vrijheid ftaan of vallen moesten ; daar die zelfde hooge waardigheeden en ambtsbedieningen , die toch moeten waargenomen worden, in heure volle uitgeftrektheid, zo gelijk zij den Stadhouder opgedraagen zijn, juist de middelen waren, om de Rechten van de Burgeren, en de waare en duurzaame Vrijheid der Republiek, tegen anderen die meerer aanziens en gezags voor zich zochten te verkrijgen ('t welk toch de oude kwaal is) te befchermen en te verdeedigen, dan 't gene bij den gemeenen man en eenvoudige burgers niet begrcepen werdt, daar zij het echter waren, die befcherrning tegen de Grooten of, (gelijk men nu in een' kwaaden zin zeggen zoudej tegen de Arifioaaten, 't meest behoefden.' Met  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 37 Met deze gevoelens doordrongen treede ik thands ten voorfchijn, om aan te wijzen, dat die zo hoog opgehemelde Rechten van den Mensch, waarvan De reekmen thands zo veel ophef maakt, in onze Re- ^ vaH publiek zeer wel bekend zijn , en gelukkiggenooten mensch worden, en zolang dezelve geftaan heeft, in denwellie? hoogst mogelijken graad van volkomenheid altijd genooten zijn. Waartoe ik geen gepaster orde of regel kan uitdenken, dan die de leden der Nationaale Conventie van Frankrijk zeke> op de voorlichting van hunnen wijsgeercondorcet, als de laatfte en volledigfte Verklaaring, naa het om hals brengen van hunnen wettigen Koning, nader goedgevonden , en als den grond/lag hunner nieuwe Republikeinfche Conftitutie vastgefteld hebben. Zij bevatten die in 30 Artikelen, waar 3oarvan het eerfte deze algemecne Verklaaring behelst : § 1, De rechten van denMensch in de maatschappij van g e lit k- ?er.?e, J J Artme!. heid, Vrijheid, Zeekerheid, Eigendom, ge meenschaplijke handhaving (garantie), en Tegenstand AAN onderdrukking. Deze Verklaaring, in heuren gantfehen en alC 3 g«-  38 RECHTEN VAN BEN MENSCH IN VRANKRTJK, gemeenen omvang genomen, geeft mij aanleiding om eene algemeene Aanmerking vooraf te zenden. Zij is deze: wanneer de Franfche VólksWaan- vergadering deze verklaaring van de Rechten van wirheid den Mensch heeft vooraf gezonden , om daarop fcheFian heure nieuwe Conftitutie te bouwen;moet ze,of Wijsgee- jn den waan , in den hoogmoedigen waan, gem' weest zijn , dat *er nog nimmer eene zodanige Confiittttie, op die Rechten gebouwd, of aangevangen, geweest zij, en dat zij dus iets nieuws, iets onbekends, den Menfchen opdischte; of zij moeten zelve overtuigd zijn, dat zij oude, bekende grondregelen , in een nieuw gewaad gedoscht, opgaven, om door dezelven hunne Staatkundige Hervormingsleer eenig voorkomen van nieuwheid bij te zetten, om veele onkundigen weg te fleepen. Indien het eerfte; dan mag men zeggen, dat, als die waanwijze zogenoemde Philofoophen geineend hebben , dat zij nieuwe en tot heden onbekende waarheeden aan de volkeren openbaarden, zij niet alleen tegen zich hebben alle waarfghijnelijkheid, maar ook de ondervinding van alle eeuwen, van zo veele Volks en Regeeringsftaaten ,die, fchoon in verfchillende vormen, echter gelukkig geweest zijn. Is het wel waarfchijnJijk, dat, naa veele duizenden jaaren, dat de waefeld reeds in Sociëteiten beftaan, en in Volks- maat-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 3f> maatfchappijen gebloeid heeft; zeer veele Volkeren en Natiën in zo fchoone dagen van bloei, welvaart , en grootheid gezien; zo goede grondregelen en wetten van voordduurend beftaan gehad, en zo veele gelukkige, ftille, en gemaklijklecvende Inwooners bevat heeft; en langs veelerlei verfchiüende Inrichtingen, het geluk en den voorfpoed van 't° menschdom , gepaard met alle deszelfs zwakheeden en gebreken, bevorderd gezien heeft : en dat deze Volkeren echter nog nooit hunne waare rechten, zo in de beoeffening als inde befchouwing, zouden gekend, of gewaardeerd hebben, en dat zij die nu zouden moeten leeren, van menfchen , die , gelijk van achteren blijkt, zelve geene menschkunde genoeg bezaten, om te begrijpen , dat alle overdreevene Systema's van Regeering, waarin zij de menfchen befchouwen, gelijk zij behoorden te zijn, maar niet, zo als zij waarlijk zijn, en zo als zij in den bedorven (land van 't Menfchelijk Gedacht, over 't gemeen genomen, niet wel anders kunnen zijn, ten ware men hen in Engelen herfcheppen konde; dat zulke overdreevene Systema's (zeg ik) geen'(leek kunnen houden, en even daarom gevaarlijk en verderflijk zouden weezen, indien zij die trachteden in te voeren. Of heeft niet, in tegendeel, de ondervin ding van alle tijden geleerd, dat, hoe fraai men C 4 zo  u''hten van den mensch in VBANKaiJK, zodanig een' Burgerftaat, of Regeering, moge fchilderen , hij nooic uitvoerbaar zij; zo dat men me: zeker fchrijver, die, vóór de tijden derFranfche beroerten, de zanden dier leer reeds zag opfchieten, hieromtrent mag zeggen :„ dat 'men nimmer zodanig eene Plaionifche Republiek of Utopia van morus zal aantreffen; dat die nooit plaats gehad heeft; dat dit een harsfenfehim is,' eene zogenoemde of gewaande Vrijheid, wier voorllanders mogelijk meer heerschzuchtige oogmerken hebben, dan zulken, die in eene geregelde Vrijheid hun geluk en voorfpoed fteeds. waardeeren ; of, indien zij zulks in ernst meenen, dat zij, bij het gemeen gehoor krijgende, en anderen verleidende, dan daaruit niet anders te verwachten is dan bloedige burgeroorlogen, omkecringen van geregelde Burgerftaaten, oorlogen van natiën tegen natiën, familiën tegen familie.1, broederen tegen broedcren.'* Eene uitfpraak voor veele jaaren gedaan, maar die tegenwoordig heure ongelukkige vervulling erlangt. Die zeifde Schrijver, fchoon door geen' voorzeggenden geest gedreeven , voorzag echter, reeds vóór den aanvang dezer Franfche Grondbegir.felen , die met zo veele begoogchelingen den menfchen voorgepredikt wordende , thands alle die wanordes en rampen baaren, hij voorzag die gebeurenisfen, en hadt ze in *t Patri-  C EEK GEWAANDE IN NEDERLAND. 4i triotismus van zijn Vaderland reeds zien doordraaien ; wanneer hij uit de volheid van zijn hart 'er bij voegde: ,, Thands vertoont zich in EuM ropa eene algemeene gisting van hervorming der „ Oppermagt, en om dezelve meer tot de zoge„ noemde oorfprongkelijke eenvoudigheid te rug 5, te brengen. De uitkomst zal leeren, of de on„ derdaancn , naa veele bloedvergietingen , 'er meer bij winnen zullen, dan of wel het uitein„ de zal bevestigen dat bekende zeggen van phaef drus: Humilcs laborant, uH potentes disfu „ dent; als de groeten twisten , betaalt de ge* 3, meente '/ gelag. Het Volk toch wint 'er niet „ bij, offchoon al eenige heerschzuchtigen, naa „ veel tweefpa!ts,grooter worden, en, onder den „ naam van Vrijheid aan deVorftenof andere Regeereren , zo veel van hunne mngt onttrek* „ ken, als zij zeiven zich aantrekken. Men vindt overal geene Washingtons." Maar keeren we ter zaake. De gevolgen toonen 't klaar genoeg, en 't was van vooren ook ge* noegzaam te voorzien, dat deze Grondftellingen, in zulk eene onbepaaldheid, in een wijd uitgeftrèkt', magtig, en volkrijk land, onder eene zo wufte en wispeltuurige Natie, aan eene Koninglijke Regecring gewoon, in een Rijk als VrankC 5 rijk.  42 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKS! |K, rijk , in hunne volde kracht in werkzaamheid te willen brengen, den doodfteek aan het Rijk zelve zoude geeven , en dat die leeraars en voorlichters van 't Volk, met alle hunne fnorkerijen, opgeblazcne kennisfe, geleerde mijmeringen, en vrijheidsfchreeuwingen , of zelve geheel geene waare Menfchcnkennis hebben gehjd , noch de regte bewegingen en voortijlingen van't menschlijk verft and en beroeringen der hartsiochten gekend hebben, of eens eene proef hebben willen neemen, hoe verre zij met een fchoon Ideaal konden voordkomen, en of zij, in een groot Koningrijk, ten uitvoer konden brengen zodanige Regelen van eene volmaakte Regeering , waartoe alle de gezondfle Leeraaren in het Staatsrecht tot nog toe niet hadden kunnen geraaken; hoe oneindig veelen 'er ook van vroegere tijden, en bijzonder in deze Eeuwe , hier over de fchoonfte lesfen mogen gegecven hebben; doch gemeenlijk met meer zedigheid en onderwerping aan eenes anders oordeel , dan heden gedaan is ,• bij welke verlichte Staatsmannen het genoeg was, de waare gronden van wettige Regeeringen tot mogelijke verbeteringen van vervallen zaaken bij een te vatten; zonder zich ooit te vermeeten , om dezelve aan anderen, ik zwijge, aan geheele Volkeren en Natien , met geweld vag wapens, met bloed en moord,  ©EEN GEWAANDE IN NEDERLAND» 4$ moord, te willen opdringen, of daartoe zich zeiven den nanm van Pouvoir Revolutionaire te geeven, en Schriften op te Hellen en aan te kondigen, waar mede men andere Natiën , zelfs met de wapens, onder den naam van vrijheid zoude noodzaaken, om zodaoigen nieu wen Regeeringsvorm te omhelzen, hoedanige dan die gedwongen en verwonnene Natiën, als 't ware vrijwillig, zouden verkiezen , mids op geene andere beginfelen gebouwd, dan op zulken, die hun, door die hervormers , en door dat Pouvoir Revolutionaire (wat Hollandsch woord kan hier voor gezet worden ?) voorgefchreeven wierden. En dit alles nog flegts in die vooronderftelling, dat die grondbeginfclen goed zijn, en het de waare en zuivere gronden zijn, waarop gebouwd kon worden, en dat het Gebouw zelve uit zulke ftoffen beffa, die het zelve op den duur beftand doen blijven, en het niet telkens nieuwe werkluiden behoeve; aangemerkt zulks nooit anders dan nieuwe tooneelen van verwarring, bloed en moord, in eene Maatfchappij van onvolmaakte menfchen, verwekken kan. En dit laatfle is zeeker het geval met de nieuwe Franfchc Reformateurs geweest, die, hoe fchoon of vast hunne gronden ook mogen zijn , echter hun Gebouw optrekkende met de bouwltoffen van Rqusseau, voLTAiRE,en anderen, ontleend, daar*  44 RECHTEN VAN «EN MENSCH IN VRANKB.1JK , daardoor niet alleen een gantsch nieuw Regeeringsftelfel gevormd hebben, maar ook een zodanig tlelfel, dat, rustende op eene altijdvoordduurende en werkzaame Volks ■ Souverainiteit, zo dikr maals in korten tijd inftorten zal moeten, als het bij Maatfchappijen, die reeds heure beftemde Regeeringswijze hebben, wordt ingevoerd, en aan een deel onbedachtzame menfchen, als dan het Volk geheeten, in den eerften opflag fmaaklijk gemaakt wordt En 't is vooral hierop, dat men toepaslijk maaken moge het zeggen in de Franfchs Lsydfche Courant van den o.ê Meij 1793. Cest aux Francais a s"entre combattre eux mêmes, & a fe conyaincre ,par une expcriencs chèi ement achetée, tömbien ils font peu fafts peur le Gouvernement , que de prétendus Philofophes ont voulu leur donner , quand bien même Vexecution chez une grande Nation neut êté par clle même ch'menqus & impraticable. Le genie inquiet, turbulent , exaggerè de la masfe du peuple s'est asfez dévcloppè depuis quatre ans , pour quon puisfé s"ên rapporter a lui - même de la lasfitude & du dégout, qui feront le réfuhat ds tant de eonvulfions & d'excès. Dan, dit daar gelaaten; de vraag is hier, of die gronden , die Artikel I gelegd worden, dat de Rechten van den Mensch in de Maatfchappij, beflaan in Gelijkheid, Vrij- beid%  GEEN GEWAANDtnrS NEDER LAND» 4$ heid, Zeekerheid, Eigendom , Gemeenfcbaplijke Handhaving, en Tegenfïand tegen onderdrukking, de waare gronden zijn, en of dezelven in onze Republiek ook plaats grijpen? En op beiden durve ik, voor mij, volmondig ja! zeggen. Ja! dit zijn bij mij de gronden, waarop alle Maatfchap- Die pijen gebouwd zijn, ten minften behoorden ge-^f^a. bouwd te weezen, op zulk eene wijze namelijkren la"S als zij daarnaa naauwkeuriger en afzonderlijk uit- bekend, gelegd 3 en in den gewoonen en gemeenzamen zin genomen worden, dien men ook niet vermoeden kan, dat door de Franfche Wetgeevers uit het oog verlooren zal zijn, alzo zij deze Verklaaring van 'smenfchen Rechten niet uitgaven, alleen voor wijsgeeren, of voor diepzinnige onderzoekers, maar voor eene geheele natie, waarvan het grootfte gedeelte eenvoudige, ongeoefende, onkundige, lieden zijn, die, aan geene Philofophifche fpitsvinnigheeden gewoon, de zaaken befchouwen, zo als die in de Menfchelijke famenleeving befchouwd moeten worden , ten meesten nutte van hun zeiven, van hunnen evennaasten, en van 't algemcene welzijn. En die daarom behoören onderricht te worden met eenvoudige , duidelijke, en van zei ven verftaanbaare woorden, wier gebruik hen in de oefening dienftig zij , en die door verkeerd ge-  45 HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRTJK, gebruik niet ten hoogden fchadelijk of voor zich zeiven of voor 't algemeen kunnen worden. Ook in En wat dan Onze Republiek betrefc! Welk een jubhe^6" voorrecht, welk eene roemftof is het voor den Nederlander , dat hij zeggen en zig beroemen kan, te woonen in eert Land, 't welk niet nu, niet voor weinige jaaren ; maar reeds meer dan twee honderd jaaren, federt de affchudding van een onderdrukkend Spaansch Regeeringsjuk, alle deze grondregelen gevolgd, alle die Rechten vart den Mensch genooten, alle derzelver gewenschte Vruchten geplukt, en daardoor de verwondering verwekt, de volgzucht en ijver, om mede-deeigenooten van dien gelukftaat te zijn, bij veele vreerri* delingen gaande gemaakt heeft , en nog gaande maakt, vlak in eene tegenovergestelde reden met zulke ontaarte Nederlanders, die liever een land, een gewest, waarin zij zo veele voordeden genooten, wilden verlaaten, dan het zelve niet na hunne bevattingen en valfche grondbegin'èlen , welken dit Land zouden gefranjchifeerd hebben , geregeerd te zien. Alle die Rechten toch! van Gelijkheid , van Vrijheid, van Zeekerheid, van Eigendom, van Gemeenfchaplijke Verbinding en van Afweering van onderdrukking zijn in onze Republiek , zo voor als naa de kortsverleedene Trou-  OEÜN GEWAANDE IN NEDERLAND. 4? Troublen , (waaruit toch veele misnoegden nog overig zijn) op den hoogstmooglijken trap van volkomenheid, voor eene Maatfchappij van menfchen van allerleien faxt, rijkdommen, verftandlijke en zedelijke vermogens, winningen,enz. te vindenen aan te treffen! En hierin beroep ik mij op de ervaa. renheid en het getuigenis van zo veele waereldburgers, of reizigers, die buiten de Republiek om gezworven hebben , en die teffens onze Republiek kennen. Noem mij eens iemand, die, ik zal niet zeggen, de andere groote Werelddeelen doorreisde, maar die flegts ons Europa kent; die de landen van het meest befchaafde gedeelte van den Aardkloot, de Europeefche Gewesten bezocht en met een aandachtig oog befchouwd heeft, die ^ . ■ » ■ \JCtlil ff•J*» met met innjg vergenoegen zal verklaaren: Men nisfen reize waar men wil; nergens vindt men in de £êemzen opzichte Nederland. En die niet, zoo \ Ne- denderianders zelve zijn, met blijdfehap weder hunnen Vaderlandfchen grond betreeden, als dien der vrijheid en gelijkheid, en der verdere deugden, die een gelukkig Volk vormen. Ik behoeve hiertoe geene uitheemfche getuigenisfen bij te brengen. Tot zelfs in de Qwterfcbe Landen, waar men anderszins over 't algemeen geheel andere beginfelen van Regeering volgt, wordt der Nederlanderen denk- en handelwijze ten aanzien dier grondbegin- fe-  48 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANERIjK, felen, in vergelijking met andere Europeïfche Volkeren, zelfs door buitenlanders, ten hoogden ge* preezen. Hooren wij hierover de Engelfche Hiftoriefchrijvers; Engelfchen, zeg ik, die in andere opzichten, bijzonder van koophandel en nijverheid, ons zo naijverig zijn, en dat wel irt zaaken van de Oost - Indiën. Ik bedoele de Engelfche Schrijvers der Hedendaagfcbe Algemeens Hifiorie, in hunne Befchrijving, of Hifiorie, der vereenigde Nederlandfcbe Maatfchappij, in het X Deel , waar zij, ten aanzien der eerde bevolking van de Kaap de Goede Hoop, als ook ten aanzien van het algemeene beduur , onder anderen dus fpreeken, bl. 424. Toen de Nederlanders zig het allereerst op de Kaap de goede Hoop nederploegen, kan men zig geen tooneel verbeelden, dat meer bet tegenover gefielde was van het geen het tegenwoordig is; maar (/«verstandig Folk, de aangelegenheid van dien oord bemerkende, befloot, om dezelve ten voordeele aan te wenden, met dien onvermoeiden vlyT) om welken zy beroemd zyn en met reden hoog geschat worden. Ontelbaar waren de zwaarigbeeden, die zy ontmoete. ,den; doch, befloten hebbende zig door dezelve niet te laaten affcbrikken,. volharden zy niet zoveel ftandvastigheids, dat zy door kracht van menfcbelyken arbeid, eene dorre en verachte woeftcnye her*  G F.6 N GEtV A A NDË IN NErjEilL AN C. 4§ nerfchapen heiben in eene vefhlyfplaats, bntegerizeggelyk de hkoorlykfte op den aardbol; èn daardoor de valscbheid van èene menichte flelregels ten aanzien der grondbeplantingen, toenmaals algemeen aangenomen, in een helder daglicht géplaatst hebben. Naa vervolgends getoorid te heb^ ben , bl. 705. door welk een' fpoedigen en verbazenden wasdom de Nederlandfche Maat/chapüy opklom , voegen zij bl. 707. tot lof van 't beilun? en der wijze beftuurers deze aanrnerklijkë woorden 'er bij > zonder de gebreken te verbergen: Niettegenflaande veele byzonderheeden van derzelver gedrag niet kunnen over een gebr'agt worden met de regels van naauwgezetté billykhcid of de grondregels van flriktë rechtvaardigheid: want wanneer wieraen groot6 fchatten verzameld ondèr eene naauwlettende achtgeving op die regels eri vóor/vhriftënl In welke eeuw 3 of in wat land , zyn er Staatsmannen opgèftaan zonder ondeugden, óf helden ionder misdaaden P IVierd Rome, wierd Karthago, wiêrd Sparte zélf groot eri vérmaar d zonder /met eh zonder blaam'i Niettegènflaandè alles, V géén met reden kan gezegd Worden , crt alles, 4 geen V zy dari mét of zonder reden der Nederlandfche Maatfchappy te laste gelegd is, dit t'chtef móét erkend worden, dat zy haré weefgri filet heeft, 't zy in de oude of hedendaagfibe géD fchUtt  50 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJ: jchiedenis. Hare glorie is zoo zonderling, als haar invloed uitgebreid is, en zulk eene reeks van wvze bestuurders binnen, en van dappere en roemrugtige bediendens buitenslands is alleen te vinden in de gedenkfchriften van hare opkomst en voordgang, welke onder het overfchry. ven eerbied, en onder liet lezen verbaasdheid moeten verwekken. Dit getuigen Engelfchen van onze Oost-Indifche Maatfchappij, en zij fchrijven dit toe ook aan de wijsheid der beftuurdtren binnen 's Lands! En vergelijk hiermede eens den rampfpoedigen en akeligen ftaat, der tegenwoordige Bewooneren van 't groot Eiland der FranfchenSt.Domingo, federt de dwaasheid hunner beftuurers die verkeerde Vrijheidsleeren , en valfche Bouwftoifen, en grondbeginfelen onder fchoone uiterlijke gedaanten aldaar aangevoerd hebben, en onuitvoerlijke Maximes van een onberaaden Patriotismus aldaar wilden doen gelden. Maar keeren wij tot ons eigen land en hooVan Ne ren w'j onze e'§en Landgenooten, die niet door derlan- een gevaarlijk of verkeerd Patriotismus vervoerd ders zei ^..^ ^ ^ ^ ^ gn .q ^ eer^.e p]aats be. hooren tot den rang van zulken, die als waare Patriotten door een oprecht Vrijheidsvuur blaaken, en de Rechten van den Mensch kennen en waardeeren. De algemeene befchouwing van onzen Re-  ge en gewaande in nederland. 5I Repubtikeinfchen Geluk/laat veroorlooft mij hier eene algemeene fchets op te hangen , zo als ik dezelve, na aanleiding der Franfche Gronden, §. 2—30. nader zal ontwikkelen. En hiertoe ko* men mij ten uiteriten gefchikt voor de tafereelen, die reeds meermaalen, en nog kortling, gefchetst zijn door de Heeren p. l. van de spiegel en p. meerman, door den eerften zelfs reeds voor de troublen en 't nieuw opgereezen Patriotismus, 't welk de oorzaak dier troublen was; door den anderen, naa 't gelukkig doorvvorftelen van de valfche grondbeginfelen, en van die nieuwe leer onzer hedendaagfche ongelukkige hervormers van het Menschdom en van onzen Burgeritaat. De Hr. p. l. van de spiegel dan in zyne Hifiorie der Satisfa&ie der Stad Goes 1777 noemc (bl. 37) het een gelukkig Land, waar zulke onwaardeerlijke Voorrechten der Vrijheid als bij ons genooten worden; waar Overheeden en Volk dezelve beminnen en handhaaven? Maar noem: ook zulk Land gelukkig, waar men zich niet misgrijpt in het denkbeeld, 't welk men van die Voorrechten maaken moet; waar men de fchaduw niet voor het lighaam aanziet, noch het lighaam zelve door vreemde bijvoegfels ontfiert! Hij merkt aan, dat, zoo de Vrijheid verre af is van fiaaffche onderwerping, zij ook even zo verre af is van loshanD t dig-  52 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANK RIJK, digbeid; dat zij zo wel in het Godsdienftige als ia het Burgerlijke, heure grenzen hebbe; en dat hij, die zich daar binnen weet te houden, de waares de wezenlijke Vrijheid geniet, gelijk ik voor mij hem, die zich binnen deze grenzen houdt, en zich niet met overgedreeven grondbeginlèlen overijlt, of door bijoogmerken of partijdige inzichten laat vervoeren alleen den eernaam van Patriot en Vrijheidminnend Vaderlander waardig keure. Ilooren wij, hoe hij ons het denkbeeld der Vrij"held, welke onze Voorouders bevochten , en op ons overgedragen hebben. zffchctsc, zo in 't Godsdicndige als in 't Burgerlijke. De Godsdien/iige Vrij' held (zegt hij3 veroorlooft i&aer Ingezeten, God te dienen na het licht van zyn gewisfe; zy is af heerig van alles, wat naar heerfchappy ever dit Cmfaëntiën der Menfchen zweemt; waar het belang van een geregelden Burger/iaat vordert iiogtans, dat 'er een Godsdienst zy, door pMyk gezag vast ge field, om openbaar geleer aard te worden , als den weg, dien de Overheid den ge/chikften oordeelt, om het Volk tot Godzaligheid en Deugd te leidtn. Wanneer men nu, onder het kleed van vrïheid, den vast ge fielden Godsdienst b ''laat aan te randi n; wanneer men, niet te vrede met de Verdraagzaamheid, aanjpraak maakt op de voorrechten van eten heerjehenden Godsdienst,  geen gewaande in nederland» 53 of, om die voorrechten te genieten, zyne bijzondere gevoelens, onder den naam van den heerfchenden Godsdienst, wil indringen, dan overtreedt men zeker de grenzen van de Godsdienftige F rij* keid. ■ Foor V overige onderzoekt men niet, welke zyne begrippen zyn ; men oordeelt zyn' (lillen huisdienst niet; en loepen zyne dénkbeelden niet aan tegen de eere van God en het geluk van den Staat; men veroorlooft hem zelfs met anderen van zyne gevoelens , genoegzaam in 't openbaar, en onder de befcherrning der Overheid, te veriaderen. Ruimer vryheid hebben o:.ze Foorouders {ik /preek van de Overheden, en niet van het dolyverig gemeen") nooit verlangd, en rui. mer Frybeid zoude ook een middel zyn, om ver» warringe in den Staat te verwekken, en alle onder/cheidinge in den Godsdienst, de gewigtig(le zaak van allen, weg te neemen'' De vryheid in het Burgerlyke heeft, zoo wel als de Godsdienftige, haare bepalingen. Fry te zyn , biet niet ontflagen te weezen van alle banden van gehoorzaamheid , of te leven gelyk men wil; maar het eenige onderfcheid tusfehen de gehoorzaamheid der Ingezetenen in een Fryett en in een willekeurigen (laat is, dat in den eerfien de wetten regeer en, en in den tweeden de wil van den Oppergebieder. In ons gezegend D 3 Land  54 rechten van den mensch in vrankrijk, Land is de minfte arbeider zoo volftrekt beer van het zyne, als de Doorluchtigfte Edelman : De wetten van het Land zyn hekend en in leiders handen; en zoo lang hy geene daad begaat, door die Wetten veroordeeld, kan niemand hem deeren of iets heneemen. De nieuwe Wetten die gemaakt moeten worden , verhinden hem voor het toekomende, maar beöordeelen zyne voorleden verrichtingen niet. De belastingen, die hy betaald, draagt hy in evenredigheid met alle andere ingezetenen : niemand is 'er vry van; en dus is by verzekerd , dat hy geen druppel zweet voor een ander laat. Hy befebikt als Souverain over 't lot zyner kinderen; niemand zal hem, tegen zynen wil en dank, van ach-er den ploeg nemen, om in den oorlog te dienen. Hy flaat zich met zyn buitgezin neder in zulk eene (treek van het Land,als hy meent, dat hem den kost verfchaffen kan ; hy verlaat denzelven als '/ hem behaagt; en niemand dwingt hem , te gaan of te keeren. Wordt hy nu of dan door overmagt aangevallen of gedwongen, hy beklaagt zich aan de vastgeftelde Rechtbanken: niemand betwist hem den toegang: de voren der Regteren fiaan open, om zyne bezzvarett te hooren; en hunne banden zyn gefloten voor de omkoopende gefebenken der ryken : zy raadpleegen de Wet; en deze fcbryft hun het  C EEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 55 het vonnis voor: het werk der Regteren in een vry land is alleen, de Wet op het geval toetepasfen. In V kort; men mag van onze Ingezetenen gerust zeggen , 't geen Virgilius van zyne Landlieden zong: O felix nimium, bona fi fua norint! „ Dit is de hyzondere Vryheid in het Burgerlyke. De openbare Vryheid wordt genoten in de Regeeringsvorm der Overheid. Wanneer de Overheden menfchen zyn, uit de Inboorlingen des Lands genomen, die geen aangeboren, maar eene ontleende magi hebben, die even als de geringfle der Onderzaten aan de Wetten gebonden zyn , wier verkeerde Regeering door bet Regt kan geftraft worden; die in zaken van gewigt, als is het maaken van Oorlog en Vrede, het treffen, van fchattingen , bet veranderen der Regeeringsvorm, malkanderen niets op kunnen dringen, maar eenftemmig moeten befluiten: dan mag men zeggen, dat het Land vry is; maar wanneer de Butgerlyke Overheden zich en hunne gefachten begimen aan te zien als eene hyzondere clasfe van menfchen, afgefcbeiden van het gemeene lighaam der Ingi zetenen, als zelfs eigenaars der Wetgevende Mugt, wanner zy uit inzichten van eigen belarg , uit angst of traagheid, zich laten overhalen in de begrippen van anderen, die het welzyn van den Staat niet nuttig zyn; dan beeft men bülyk te D 4 vree-  0 rechten van den mensch in vrankrijw, weezen , voor den aanmaanden ondergang deropenbare Vryheid, en der hyzondere Vryheid, weh ke daarin gevestigd is" s Zie daar de waare Vrijheid in onze Republiek afgemaüd; zie daar hoe de tegenwoordige Raadpenjlonaris van Holland fprak, vóór dat de Franfehen hunne verderfiijke grondbeginfelen van Vrifa held en Gelijkheid, in een' verkeerden zin genomen, in het Koningrijk van Vrankrijk zelve, aan vele min doorzichtigen hadden aangenaam en fmaak-, lijk gemaakt; vóór dat in deze Republiek de bekoorende Schriften van price, priestley, en andere Politieke Vrijgeesten , of zal ik zeggen^ Politieks Dweepers, federt het jaar 1776 zulke verwoestende uitwerkfelen op een groot deel on^ zer brave natie , op eene bijna ongevoelige wijze , gemaakt, en zulke bittere verdeeldheedenen partij-, fchappen bij ons verwekt hebben, alleen uit een verkeerd begrip van onzen waaren en oorfprongklijken Regeeringsvorm, en uit een' opgevatten haat bjj veelen verwekt, tegen den Stadhouder en zijn Huis. of, zoo al niet tegen den Stadhouder zehyen , wiens charakter zijne vijanden zelf prijzen, echter tegen de Stadhouderlijke Waardigheid op gig zelve en zulks om gewaande beledigingen waarpe zij, indien die waarlijk beftaan, zelve de grootfte aanleiding gegeeven hebben , en waartegen de me*  GEEN GEWAANDE ÏN NEDERLAND. menigvuldige onwaardige bejegeningen, den Stadhouder en zijne doorluchtige Familie, zo wel perfooneel , als met openbaare lasterfchriften aangedaan , rijkelijk ja honderdvoudig kunnen opwegen. Maar hooren we nu ook den Hr. meerman, die kortling zijne waare gevoelens openlijk in fchrift Helde, en wien niemand anders zal willen houden, dan voor een oprecht beminnaar van vrijheid en vaderland, dat is, volgends mijn begrip, voor een' Patriot! Deze de Burgerlijke Vrijheid, en heure heilzame gevolgen wel kennende en ook wee ten de te onderfcheiden van eene zogenoemde Volksregeering, die men den fcbitterenden titel van Volksvrijheid toefchikte, heeft ons in zijrt Werkjen , fi) een tafereel opgehangen van onzen gelukkigen Regeeringsvorm en Vrijcnftaat, die zo veele voordeden oplevert als ergens met mogelijkheid kunnen genooten worden. Zeggende onder anderen: bl. 8. „ Zoo geopend de toegan--. ges tot dezen Vry ft aai voor een' ieder zyn, die zich niet in nabuurige Ryken aan de hoogfte Misdaden heeft fchuldig gemaakt; zo geopend zyn ook (*) De Burgerlïke Vrijheid in haar heilzame, de Volksyiijheid itihaare fchadeli/kigevolgenvoorgefield, inzonderheid mei ietrekking tot dit Gemeenebest, Lsiden, 1793 bl 5 P 5  58 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, ook deszdfs uit .a. gen voor welk ingezeten het ook weezen mocht, die zich onder de Nederlandfche regeeringsvorm niet meer gelukkig acht, of dien zyn beroep , zyne betrekkingen, zyn fmaak naar andere landftreeken heen dry ft, zonder dat hy iets van het zyne behoeve terug te laten. Byna alle bekende wyzen van God gemeenfchaplyk te dienen, worden hier toegelaten; en men dwingt geen" enkelen burger, al loochende hy in zyn hart zelfs het beflaan van een Opperweezen, eene eenige religieufe ftelling voor waar te verklaar en, die by in zyn gemoed voor leugenachtig houdt. Heilig is de perjoon, heilig zyn de bezuiingen van ieder burger. Wie tog myner medeburgeren kan flroffeloos den dolk tegen my Opheffen; wie my ongewroken beledigend Wie my tot ectiigen (land in de maatfehappy, dan met myne bewilliging, noodzaaken ? Wie bebalven myn wettige Rechter, zich van my verzekeren', my in een kerker werpen; aan myn leven, aan myn lighaam, aan myn vryheid raaken, of my uit myn Vaderland uitfiooten% Die Rechter, uit een genoegzaam getal van mannen zrtmengefleld , welle ten minflen niet uit de laag ft e clasfe der bewoon er en van iet.vre plaats zyn opgeworpen, welker geweten ten minflen niet van hunne plichten onkundig gelaten is; welken ten minflen de ach-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. $9 achting hunner Stadgenooten en hun eigen goede naam niet onverfchillig kan wezen', Die Rechter heeft, Gode zy dank! in ons Gemeenehest den roem van rechtvaardigheid, en zoo de Crimineele rechtspleging nog aan zeer vele gebreken krank gaat, en in zeer vele opzichten om verbetering roept, zyn echter' de voorbeelden van in hechtenis genomene of geflrafte onfchuldigen misfchien by geene Natie zeldzamer; terwyl aan de andere zyde niemand op wien een openbare misdaad bewezen is, hoe hoog in ftand hy ook verheven moge zyn, of hoe overlaaden met fchatten, het zwaard der wetten ontduiken kan. En heeft -men niet met rede het kleine aantal fr af oefeningen, en het niet veel grootere van wanbedry. ven, die de Rechter vervolgt, tot een hewys gebezigd, dat de veiligheid der ingezetenen van deezen Staat in dit opzicht die van veele volkeren, en hy uitneemendheid die van het op zyne vtye Confiitutie zich zoo verheffende Groot - Britiannien , oneindig ver te boven gaat ? Voor den eigendom der onderdanen is de zorg der gebiedende macht nog booger gefieegen. Ik behoef flechts met eenigen grond te vermoeden, dat het kleinfte gedeelte myner goederen door een ander is aangefproken, of dat ik op het kleinfte gedeelte der bezittingen eenes anderen recbi heb, of  Óö RECHTEN VAS BEN MENSCH IN VRANKRIjK, 1 of de vierfcbaar der plaats, daar myn mededinger wront, beflist binnen weinig maanden ons gefchil. En wie durft de burgerlyke rechts- oeffening hier te lande voor eenzydig uitkryten? Wie de rechters befcbuldigen, dat het gewicht des gouds de weegfchaal doet nederzakken , of dat men 'er zich van eene andere voor de vyanden onzer Conflitvtie , van eene andere voor hare vrienden bedient?- — — Belastingen zyn in eiken faat, en vooral in den onzen noodzaakelyk , wiens Phyfieke voortduuring zelfs onnoemèlyke fummen vereischt: maar wie legt ze den ingezetenen hier op% Is het een Monarch, die ze tot zyne wellusten behoeft, die 'er talryke legers van onderhouden wil, om zyne uitgebreide heerfchappy nog dwr eene nieuwe Provincie te verruimen ? Is het een Minister , die 'er zyne kas mede opvullen , zyne vrienden mede verryken, of zyne hyzondere leleedigingen mede wreeken wit'? Neen, de Reprefenl'anten der Natie zelve — ftemmen 'er uit naam hunner Medeburgeren in toe; en wanneer de Souverain ze heeft vastgefield, brengt elk der leden, die zaamgenomen denzelven uitmaken, in zyne wooning terug gekeerd, 'er zoo wel het zyne toe by als de geringfle daglooner. Het vermogen , de verteering van een ieder en niet de rang dien by in de Maatfcbappy bekleedt, beft emg  GEEN OE WA ANDE IN NEDERLAND. ftemt zyn aandeel in de lasten des Staats. Geen een dezer openbaare Geldmiddelen kan ivillekeurig geheven, noch aan iemand meerder afgevergd werden, dan de Ordonnantie bepaalt. Een enkele der ftemmende Steden behoeft flecbts haare toe/lemming in de belasting terug te houden, of die ganfche heffing vervalt. En hoeveel van 't geen de ingezetenen in V Lands febatkist forten, wordt nog van denrykdom, van het overtollige gevorderti of met andere woorden, hoe beeft de Souveraindie voor een groot gedeelte uit de bemiddelflen & faamgefleld, met zyne medebemiddelden tevens zich zelve gerantfoeneerdl Men behoeft de Vroedfchaps vergaderingen by het raa'ipleegen over eene nieuwe belasting flecbts bygewoont te hebben, om overtuigd te zyn, welke zorg''er aangewend wordt, om, wanneer bet mogelyk is, de geringer en vootby te gaan, de fabrieken tefparen, en alles op het hoofd der rykeren, met wier eigenbelang bet belang des Lands zoo nauw verbonden is, neer te doen komen. ■ In welk gewest wordt fpaar- zaamer gebruik gemaakt, van het dominium eminens dan onder ons? V Ijs flecbts in tyden van het oogenblikkelykfte gevaar, dat de Landsheer bet cp zich neemen durft, de wooningen of landeryen der onderdaanen tegen fchadevergoedi/ig aan te tasten. —< — Hoe weinig bepaalen ds wetten van dit  62 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, dit Geut eenebest, de bejchikking van een iedert handelingen naar zyn onbeperkt/Ie welbehaagen% Staan kleeding, verteering, beroep, de keus van vrienden en vermaken, de geheele levensivys niet in een ieders macht ? Staat het ieder meerderjarigen, althands in deze Provincie, niet vry in het uitzieken der gezellinne zyner dagen de volle infpra'ik zyner'genegenheid op te volgen? De tong, de veder, en de drukpers weeten bier van geen anderen dwang, dan welken de eerbied voor beschaafdheid en goede zeden, met de rust der Maatfchappy, haar van zelve gebieden. En daar de Souverain gemeend heeft aan de vryheid der daaden te moeten grenzen feilen: daar heeft het algemeen belang deze opoffering van het hyzondere gevorderd; daar beeft de wet voor allen gefproken, en 'er zoo weinig als by de belastingen, een Lid van Staat, 't welk zich in het geval zou kunnen bevinden, van uitgezonderd. Ik heb het xvoord van stadhouder tot nu toe flecbts eens in bet yoorbygaan genoemd: zoo weinig ff rekt die post, om eenige belemmering aan de BuitGERLYKE vryheid toetebrengen; en, indien by 'er zelfs iets mede gemeens beeft, beflaat het flecbts tn Haar te ftaaven, en de ingezetenen in het genot daarvan onbefchroomd te doen voortleven." Zie  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND, 63 Zie daar een tweede tafereel van onzen Republikeinfchen Gtlukftaat ! Zie daar in 't algemeen gefchetst , welk een gezegend Land wij bewoonen , als waarin alle de hoogopgegeevene, hoogbewonderde , Voorfchriften der Franfche Hervormers, wegens de Rechten van den Mensch, beftaande in Gelijkheid, Vrijheid, Zeekerbeld, Eigendom enz. niet in enkele woordenklanken, gelijk tot nog toe in Vrankrijk, maar inderdaad aanweezig , in de volfte kracht kenbaar, en bij elk om 't zeerst, bij Regenten en bij Ingezetenen, in de uitocffening zijn , niet alleen nu, maar reeds federt meer dan twee volle Eeuwen, federt men zich aan alle uitheemfche Regeering, Onderdrukking en geweld onttogen heeft. Ik heb dit, in navolging der Franfche Wetfchrijvers (wie durft hen thands fVetgeevtrs noemen?) dus verre in algemeene befchouwing gebracht. En zal nu hen navolgende elk onder werp afzonderlijk aanwijzen ; fchoon ik mij hier en daar nu veel bekorten kan. De Franfche (tellers gaan nader hunne algemeene gezegden uitbreiden, verklaaren, en, mogelijk ook wel, een weinig bepaalen en inkrimpen. Zie hier wat zij van de Gelijkheid, als 't eerlïe recht des Menfchen zeggen! Art.  tde Art. üelijkheid 'Zij is in onze Republiek. 64 RECHTEN VAN D£N MI?NSCB IN VRANKUIjKf Art. Ui De Egaliteit, of Gelijkheid, bestaat daarin , dat iedeR genot kan hebben van dezelfde Rechten. Mijn oogmerk is niet , dm' over de Gelijkbeid der MeaJ'chen te handelen. Hier is genoag over gefchreeven. \ Is nog laatftehjk bij opzet gedaan, 't Zal genoeg zijn, ten opzichte van ons Land te vraagen, en mij te beroepen op de ge» weetens en kundigheeden van alle Nederlanders,ook vreemdelingen niet uitgefloten, of zij ergens een Volk, een Koningkryk, een Republiek kennen, waarin de hoogstmogelijke Maatjchctppijeujke Gelijkheid (wafic van deze wordt hier gefproken, les droits de Tbtmmt en fvcietf) fterker en hooger gedreeven wordt dan in onze Republiek? waarin ieder, hij zij wie hij zij, arm of rijk, hoog of laag, het genot kan hebben, ja waarlijk heeft, van' dezelfde Rechten, in wat zin men het woord ge* lijkbeid ook gelieve op te vatten, na maate van eens ieders natuurlijke of vliitbetoonende vermogens. En is dit boven nie: reeds ten klaarften uiu de aangehaalde plaatfen gebleeken ? Ik voeg 'er daarom geen woord meer bij. Maar ik hebbe een aanmerking op de handelwijze dier Franfche Wet* geevers te maaken. Wanneer deze voor de eerfté maal ,•  GEEN GEWAANDE IN N F. DÉRLAHD. 6$ maal, bij de groote begoogcheling van zo veele Millioenen menfchen, die doof hun verleidende Gefchriften vatt Vrijheid en Gelijkheid weggefleepc zijn, en de groote menigte die akelige gevolgen van 't misbruik van gezonde Regelen3nog niet Ingezien noch ondervonden hadde; wanneer deze, zeg ik, voor 't eerst, eene verklaa. ring uitgaven van dm Recbïen vati den Mensch én den Burger, was hun eerfle werk en zorg boverï het hoofd van alles, als met gukle letteren, te fchrijven! 5-1 • de metifcbm worde-i vry gebooren en blyveti vry. Zij lieten 'er onrriiddelijk op" .volgen : de menfchen voorden gebooren gelyk iri rechten ; en Helden % 2. het oogmerk van alle Maatfchappyelyke Vereeniging in de bewaaring der natuurlyke en onvervréemdbdare Rech^ ten des Menfchen , brengende daartoe de Vrij' beid, Eigendom, Zeekerbé'd, en Tegenjland aan onderdrukking. Maar deze gantfche voordragt is nu veranderd; de nieuwe Verklaaring, waarop men iiü de Confïitutie tracht te bouwen, rept geen enkel woord van vrijgeboorén, vrijheid cri Vrijblijven ; men treft daarin geen woord aan vaa onvervreemdbaarheid dezer rechten? Wat Ötóg daarvan de reden zijn ? Is dit daarom, dat men naaderhand gezien heeft, dat men die Hellingen, zo algemeen genomen , onmogelijk bij doorJenE ken- Ligczirinigheidder Fraria fcheWetgeeYSïSj  lÉTïsferding in IVeder* land. Me: eer woord onver vreemd, kt ar. 66 RECHTEN VAN DEN MfcNSCH IN VRANXRÏjK,: kende verfianden ion volhouden ; en ze daarom heeft laaten vaaren? Of heeft men begreepen, dat die Hellingen, zo fraai voorgedaan, nu genoeg heure uitwerkingen bij het gros der Natie gedaan hadden, en 't nu niet noodig ware, dezelven verder op 't tooneel te brengen ; naadat beWeezen is, «hoe valsch dezelve zijn in de toepasfinge op de werklijk aanweezige, of mogelijke., Maatfchappijen. Mag men 't zelfde niet vraagen van onze Landsgenooten. Zijn veelen niet ongelukkig genoeg misleid geworden door even die zelfde algemeene , fraai opgefmukte , Voordragten en niets dan vrijheid verkondigende gefchriften, waarmede men den burgeren blinddoekte, gaande maakte, en eene allernaadeeligfte Vclksregeering, zoo als zij zich in Vrankrijk voordoet, en aldaar heure akelige gevolgen met zich brengt, hun in de handen Hak, in piaats van de waare Republikeinfche Vrijheid, gebouwd op wettige en welherbragte Privilegiën, welke in den Staat zo gelukkig, reeds meer dan' twee Eeuwen genooten is. Doch hoe dit zijn moge, thands zwijgt men van deze Vrijheid; men zwijgt van de onvervreemdbaarheid. Niets was 'er echter in deze Republiek voor weinige jaaren, dat meer in de ooien klonk dan die onvervreemdbaar e Rechten \ elk hadt 'er den mond vol van j  GEEN GEWAANDE in NEDERLAND» (ff van; elk moest zijne verkoren rechten herkrijgen zijne ohvervreenidbaare Rechten te rug haaien, en zij,die het meeste 'er van fpraken, verftonden aer gemeenlijk het minfte van. Dan federt meri hun getoond heeft, dat zodanige onvervreemdbaar re Rechten, in dien zin, eene harfenfchim waren, ja eene ongerijmdheid met zich voerden ; dewijl 'er volflrekt niemand in eene Maatfchappij gevonden wordt, Of h'j moec, ten behoeve der Maatfchappij, ten minflen een gedeelte van zijne, anders hem van natuure eigene Rechten, afflaan ; federt dien tijd heeft men ook bij ons die troetel. pop der Volksbeftuurers , of verleiders , laateii vaaren. Toen men deze Lceré met fchitterende verwen in openlijke Tafereelen ophing, heeft de Heer Kluit , döor voorbeelden uit het gemeene leven genomen , de ongerijmde toepasfing derzelve op den Burgerflaar. aangeweezen. Dié zelfde Heer toe (temmende, dat de Menfchen in Maatfchappijen vereeriigd zijn , niet , om hunne natuurlijke en aansreboorefl Rechten daar doof te verliezen, maar juist in tegendeel , om dezelve, zoveel als met het oogwit èn den dienst der Burgerlijke Vereeniging en Maatfchappij beftaanbaar zij, te verflerken, te handhaven, en beter te beveiligen ; toonde tevens, dat algemeene en onbepaalde gezegden , gelijk dat van onvervreemd -, E 2 haa-  6S RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK. laaie Rechten, wel fchitteren, wel het verftand benevelen, en dikwijls ook onbegrijplijk veel kragt en uitwerking doen op de menfchen, op de gemeenten; maar het hart ledig laaten, en, bij dieper inzien, meestal groot naadeel toebrengen. Hij toonde deze naadeelen, en hij ftelde het misbruik dier Leer in zodanig een licht,dat ik niet afkan, om hetzelve met zijne eigen woorden hier te plaatfen. (*) „ Wy kunnen, zegt hij , de Rechten eener Natie gevoeglyk tot vyf hoofdzaaken ?, brengen — i°. ons levsn, 2°. onze Vryheid, „ 3°. onze goederen, 40. onze eer, 50. onze af „ zonder lyke Privilegiën of Foor rechten, voor zo „ verre die eenigen invloed hebben op 't mede„ beduur, 't zy van de publieke Landzaken, 't zy „ van mindere Stedclyke of plaatzelyke zaken of „ verrigtingen. Wy geven daarby toe, en ftellen als waarheid vast, dat alle Oppermacht „ oorfpronglyk en wezenlyk verordend is, niet om den burgeren, den onderdanen en het Volk, ?, die Rechten te ontnemen, maar om dezelve te „ befchennen, voor zoo verre dat met de reden, w met de gerechtigheid, en met het belang der » ganjche Natie, dat de hoogde Wet is, beftaan- „ baar (*) Zie de Souvereiniteit der Staten van Holland verdedigd tegen de heclendaagfche Leen d°j V«lksrt'geering. bl. 62, ff  «EEN OEW.A ASDÏ I"N ned EKLAND. 6§ „ baar is. Maar nu is de vraag: Zyn die opge- noemde Rechten onvervreemdbaar, of fteekt men met dit te ftellen openlyk den gek „ met het gezond verftand, met de reden, met de gerechtigheid, en met het belang der Na* ,, tie, wier Maatfchappy niet beftaan kan, indien „ niet ieder, naar zyne omftandigheden, zooveel „ van zyne natuurlyke en verkregen Reebten af„ geeft, of ten besten overgeeft, als tot de rust, „ de veiligheid, en den bloei der Burgermaat„ fchappy gevorderd wordt. Maar welaan .' ge- ven wy eens voor een oogenblik die onver' vreemdbare Reebten toe. „ Neem i°. het leven. Zoo dat waar is, „ kennen wy geen één Soldaat, of hy kan, als 't op een vechten gaat, terug fpringen. Hy ,, heeft zich maar te beroepen op zyn onver» „ vreemdbaar Recht. Hy had immers de magt niet zyn leven aan te bieden! — Wordt een „ deugniet met de dood geftraft, daar kan geen „ doodftraf zyn! Zy is onrecht, godloos, en de „ Rechter onrechtvaardig. Niemand heeft recht „ op zyn eigen leven: nog veel minder kon die deugniet dat recht aan een' ander opdragen. „ Men kan niet meer geven, dan men zelfheeft. „ Het leven is een onvervreemdbaar recht. En „ wat gaat boven V leven , Rykdom, Vryheid, E 3 „ Eer,  fp RECHTEN VAN DEN MENSCH *N VRANKRIjK, „ Eer, alles zoude men geven , om zyn leven ,, te bewaren. „ a°. Vryheid. Natuurlyke, Burgerlyke, Godsdienftige. Perfoonlyke; \ is my om 't even. „ Maar yvelasn ! Neem de perfooneele Vryheid gefield tegen eigenlyke Jlaverny. Die Vryheid „ beflaat by ons in alles te kunnen doen, wat „ men goedt vindt, zoo men flechts eens anders „ Rechten niet verkort, al verloor men zelfs al st 3, welvoeglyke, en betaamlyke uit het oog. Van s, die Vryheid nu meenden wy, is in eenen Bur- » ger- (*) Ik voege hier deze aanmerking bij, dat uit die wijsgeerige waanwijze beginfelen, te vooien de Franfche Weereevers hebben willen afschaffen alle Doedjlraffen, terwijl zij kort daaraariohur) eigen Koning veimoordden, en nog kortlirgs op den zelfden dag, dat zij «fj vrijheid van fpreeien ^eerpfeïrdv.1-:, een onnoozele keukenmeid, die eenige vrijs worden g-im had, guillotineerden, en den kop afbiewen. Wie g voHr gem begeer.e, om deelgenoot te worden van zulke ee>-e Fanfche vrijheid, en van hunneuitgetrom. pecte onvenreemdbaar', rechten.' Wie zoude niet wenfehen, die Franfchen in 'ns land met op;n armen te mogen ontvangen, om met hun hoeders te worden. Wie bedroef? 2ich niet, dat men zo vergeefsch gepoogd en vau den jaare 1776 af, tot 1787, zich afgefjoofd heeft, ora de2re hunne leer, reeds vroeger uithunne fchriftengekend, aan onze Republikeinen fmaaküjk te maksm , en ingang te dosn vindeu,  geen gewaande in nederland. Jl „ gerftaat zooveel afgeftaan, en aan de Maat ,, fchappy of aan den Souverein , zelfs in een 3, Filksregeering , zooveel overgegeven, (ande,3 ren zouden 't vervreemden noemen) als het be„ lang van 't algemeen vereischte! Maar ftel die „ nu onvervreemdbaar! Weg is dan de band der „ Maatfchappy. Niemand kan my dwingen; nie„ mand my verbieden; ik mag loopen, jagen. — „ Ik hoef niet te verfchynen; geen bevelen op te „ volgen. enz„ Ik ben vry; geen [laaf van een' „ Opperheer! 30. Nu! uwe goederen! Die zyn on„ vervreemdbaar. Geen Souverein kan ,, daarover befchikken. Geen Oppermacht is 'er „ in de wereld, die eenige bepaling over 't vry ,, gebruik kan maken of eenige belastingen op my* „ ne goederen leggen, zonder mynen uitgedruk' „ ten wil; en ik hoef niet te willen. Het is myn „ onvervreemdbaar Recht! Ik hoef niet te beta„ lan, of ik wil. 4°. Nu uwe eer. Die kan of mag u nie„ mand ontvreemden. Die is dierbaarder dan het i9 leven. Dus! 'Er kan geen eigenlyke infamie „ zyn. Geen Souverein kan iemand, wie misdoet, infaam verklaren: zulk een recht kunnen menfchen , die malkaar gelyk zyn, aan .menfchen niet overgegeven hebben. Ik kan niet ver? E 4 bon»  ij% REeïITEN van DEN MENSCH in VRANKttIJK, „ bonden hebben, om my door een ander infaam te laten verklaren. Ziedaar! de vier hoofdbezit* „ tingen en eigendom van een' Burger in de Maat* ,j fchappy. „ Maar nu! 50. Zoodanige voorrechten, „ Stedelyke privilegiën of Vergunningen, „ waardoor deze of gene burgers, of wel allen, „ elk op zyn tyd, 't zy direct, 't zij indirect", eenig „ deel, invloed, of inzage hebben of kunnen heb» „ ben in de zaken, die her. Stad- of 't Landbeftier „ betreffen. Ja! hier roeren we de hartaar aan. „ Die Privilegiën gaan boven leven, vtyheid,goed, }, en eer! Hiervoor dan zyn leven gewaagt. Dat „ geen heerschzugt ons die beneeme! Maar zacht! „ men mag zyn leven niet wagen. Dit is onver- vreemdbaar. Zyn dan zulke Oblroyen of „ Vergunningen vervreemdbaar? Ganschlyk niet! „ zoodra dus iemand, hy zy wie hy zy, niemand „ uitgefloten, zelfs niet de Souverein, zelfs niet ie „ Staten van Holland, om 't algemeen belang 3, eens mogt oordeelen, dat zulk onvervreemdv baar Recht aan my vergund, moest ingetrokv ken worden, of door verzuim verloren ging; „ en hy, Regent, dus des Burgers vryheid en „ regten verkragten wilde : wel aan dan! * %, te wapen! burgers! te wapen! en de sta* ^ ten ter verandmording geroepen, en ben doe»  OEEN CÏWiAIiDI TN NEPERl AJM d» 7J 5,, ftraffen. (*) Maar toch , bedaar een weinig! 9, Wy hoorden zoo even fpreken van Vergwmn,, ge», van Privilegiën , van O&rooyen. Alles ,, nu wat vergund wordt, wat by Otlroy verzogt 9, en verkregen wordt; dat moet een vergtitmer, ,, een o&rcyeerder hebben! Er was dus geen eigen „ recht. Veel minder dan ook een onver„ vreemdbaar recht! Want dat overge„ daan kan worden kan vervreemd worden." Zie daar, Nederlanders 1 de gevolgen van zulke drogredenen, als men met die onvervreemdbaare Rechten gewoon is te gebruiken; en ik geef aan 't oordeel , aan de kunde , en aan de overtuiging en confciëntie over van allen, die deze bo» venftaande leezen, wat wijze van denken, over Lands- of regeeringszaaken, zij ook mogen toegedaan zijn, of zulke of diergelijke gedachten nu en dan niet tij den mensch, die zo veel van Vrijheid, {*) Dit zeeker vloeide voort uit 'sVolks Opperhoogheid en Majejieit. Welke leer,in de voorigo dagen der verwairing, bij ons. zo ftout en onbefchaamd doorgedrongen is, dat, in bet toen meestbewonderde gefchrift, dit met even zoveel woorden gezegd werdt. Doch ik verkieze hier liefst het werk zelve niet te noemen; men kan 't aldaar aan. gehaald vinden, 't Is eene taal, die ten minftet» nu voor verderflijk, zoo al niet voor oproerig, zal gehowden worden, E 5  *P4 RECHTEN VAN DEN MENSGH IN VRANKRIJK, heid, van Rechten, van onvervreemdbaar e Rech-> ten hoort redeneeren of zelf mede redeneert, opkomen, en krachtig bij hun werken. Ik vraage aan hun, die de discourfen der Franfche Asfem* blés, en der Nationaaié Conventie fomwijlen geleezen hebben , of het fpreekgeftoeke dier Franfche Volksvergaderingen of dier Volksreprefentanten, die op dien naam nu alles doen, en veel meer dan Koning Lodewijk XVI, op dien zelfden naam, als de waare Reprefentant van !t Franfche Volk, ooit gedaan heeft, niet aanhoudend wedergalmd heeft van die rechten , die onvervreemdbaarheid der Rechten van menfchen en burgers, met al den weitfchen fmuk en optooi, die met mogelijkheid daaraan bij te zetten was ? En wat heeft dit alles uitgericht? Even het zelfde, dat het bij ons in de Republiek gedaan heeft! Niets anders, dan dat alle banden los gemaakt zijn, alles anarchie en regeeringloosheid geworden is; alle verftanden en geesten tot de uiterfte vervoering, dweepzucht en verdeeldheid gebracht zijn, burgers tegen burgers, kinderen tegen ouders, huisgezinnen tegen elkander, in t. harnas gejaagd zijn; dat veele andere Landen in dat onheil deelen; dat tooneelen van moord en bloed zich overal vertoonen, dat moordfchavotten voor anders denkenden opgericht zijn. En dat eindlijk, nu deze verdervende leere heure wer-  QEEN GEWAANDE IS NEDERLAND. 75 werkingen gedaan heeft, en de gemoederen tot verderen voordgang in de bedoelde oogmerken voorbereid zijn: men nu dat geheele Werk, die kostelijke leer van onvervreemdbaarheid laat vaaren; als wel verzeekerd, dat de Mensch, in Maatfchappij leevende, wil hij 'er in blijven leeven, veel van die onvervreembaarheid moetafftaan. Maar wat hier ook van zij; de Conventie heeft dan nu bedoren tot hun grondregel aan 't hoofd der Rechten van den Mensch te ftellen de Gelijkheid, en deze befchreeven te beftaan, daarin, dat ieder genot kan hebben (qu'il puisfe jouir) van dezelf de Rechten. En dit punt maakt bij ons het geluk der Nederlanderen in den boogften trap uit. Dan wie ziet hier niet tevens het bedrieglijke dezer zo fraai zjch voordoende Helling, Want wat zegt zijanders, dan dat de Menfchen in de Maatfchappij een gelijk recht kunnen hebben op de befcherrning tegen verongelijkingen; gelijk recht kunnen hebben op alle die voordeden die de Maatfchappij oplevert, en gelijk zijn kunnen in ftaat en ftand, zo verre dit van hun zeiven, van hunne vermogens, van hunne rijkdommen afhangt. Maar ziedaar dan die uitge» bazuinde leer: Alle menfchen zijn gelijk komt in de nieuwe Franfche Conftitutie eindelijk neder pp: Alle menfchen kur.nen gelijk zijn in rechten. En dit is voor zulke Franfchen voorzeeker. groot Yoop- Bedrog in 't vyoord gelijk' heid  Art. III. Gelijkheid on der de Wet. 7Ó RECHTEN VAN BEN MENSCH IN VRANK RIJK s voorrecht genoeg, die . naa 't vernietigen van een veertienhonderdjaarigen Monarch aaien Regeeringsvorm, alle onderfcheid van rangen en ftanden in hunne nieuwe Republiek wilden wegneemen , en daartoe zich bedienen van gewapende zogenoemde hroekeloozen (fans culottes") of lieden, die weinig of niets te verliezen hadden, van rang, waardigheid, eer, goederen, afzonderlijke voorrechten, en ande genoeglijkheeden des levens. Dan in onze Republiek is die (telregel, dat alle menfchen kunnen gelijk zijn in rechten, geen nieuws; maar het misbruik van dien Regel, en de verkeerde toepasfing daarvan is federt eenige jaaren nieuw. Maar gaan wij voord tot Artikel III. en zien wij hoe, aldaar, en Art. IV. deze gelijkheid verder wordt verklaard: De wet is de uitdrukking van den aloemeenen wil; dezelve is voor allen gelijk, het zij ze beloon e, of straffe,of bescherme of weerhoude. Zie daar de gelijkheid ten aanzien vw\de wetten; maar behoef ik, voor een verftandig leezer,wel een enkel woord hier bij te voegen, om elk Nederlander te overtuigen, ja te doen uitroepen: Is dat die  ÖEES GEWAANDE IN NEDERLAND, die zo hoog opgegeeven Gelijkheid ? Wel! Deze genieten wij , Nederlanders, in den hoogden graad. Zulke gelijkheid is bij ons niet vreemd, 't Is de roem, dien wij draagen, op onze gelijkheid en vrijheid, dat de Wetten bij ons zo worden ingericht, en door zo naauwkeurige, bedaarde , overwegingen en beraadflagingen, niet enkel door deze of gene ministers, maar door zo veele onderfcheiden lighaamen van burgerreprefentanten, als 'er Hemmende Heden of leden zijn, worden opgefteld, en naa herhaalde yaadpleegingen over alles wat het algemeene belang al, en wat het niet vordert, bekrachtigd, zo dat men van onze Wetten, onze zachte, Wetten, met recht zeggen mag, dat, indien onze Lands-Wetten, zo gelukkig verordend, zo gelijkmaatig ingericht, zo toegeevende en zachtzinnig uitgevoerd , niet zijn de uitdrukking van den algemeenen wil; ik voor mij niet weet, waar ter waereld, elders, zoodanige Wetten gevonden worden, als waarin noch eenig Monarch, of ander Souver ain, zijne bijzondere belangen of oogmerken, fomwijlen flrijdig met de algemeene belangen of 's Volks welzijn, 't meest bevordert; noch integendeel openbaare Volksbijeenkomften of Vergaderingen, door deze of gene aanvoerders of hoofdbeftuurders, onder vleeiende benaamingen, beitijurd of aangevuurd tot Genieten deNeder» landers, 0 De Wetten zijn bij ons voor al. [engelijk, iVl .nj|  © Art. IV 78 RECÜTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIjij, bevordering hunner bijzondere oogmerken, zooda* hige Wetten verordenen, die of drukkende zijri voor een ander gedeelte der burgeren, of die onbeftaanbaar zijn met de omtlandigheeden, en daar' door dikwijls weinig tijds daarnaa wederom herroe; pen moeten Worden; noch waarin nieulijks ingedrongen zogenoemde Volks-committees of Gecommitteerden uit het Volk, boven en behalven het wettig gefielde en erkende gezag der waare Volksreprefentanten, onderden naam van 'svolks vrijheeden voorteftaan, of misbruiken te verbeteren j den toon trachten te geeven tot het maaken van wenen , die de omkeering van alle welgeftelde regeering noodzaakelijk met zich fleepen, en dus in plaatfe van den algemeenen wil uit te drukken, den bijzonderen wil en beöoging van eenige lieden in de plaats Hellen. Maar wat is 't niet ongelukkig voor het Mensch dom , dat men ook dit woord 2 de wet ss de algemeene wil, en te leeven na dé wet is vrijheid, zo dikwijls misbruikt ! waarvan hiernaa. Art. IV. zegt: Allé burgers zijn gerechtigd tot alle ambten, posten, en openbaare bedieningen, vrije volkeren kennen geene andere beweegredenen van verkiezing  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND» j SlNG DES EENEN BOVEN DEN AN DEREN, DAN BEKWAAMHEEDEN El «DEUGDEN. Ziedaar, waarin de gelijkheid van alle burgeren ten aanzien van 't bekleeden van ambten, eerepos ten en bedieningen gefield worden. Zie daar da: teffens reeds eene verkiezing van den een bovei den anderen, en eene aanftonds, ten minflen daar in zichtbaare ongelijkheid, uit hoofde van be kwaambeeden {talenten) en deugden, boven d< zulken, die men oordeelt dat zulke bekwaamhee den en deugden niet bezitten. Men neeme dit Artikel, zo als het ligt, zondei eenige aanmerkingen 'er over te maaken, waarvooi het in veelen opzichte, zelfs flegts oppervlakkig befchouwd, in de Maatfchappijen, en Regeeringsflanden, onder menfchen en menfchen, vatbaar is: en men vraage zich zeiven ter goeder trouwe, ten aanzien onzer Republiek, af, of men dit punt, insgelijks tot de rechten van den mensch in de Maatfchappij brengende (gelijk wij dit gaarne toe ftemmen) of'er ergens eenig VÖrftendom , Koningrijk, Regeeringsftaat, ja zelfs vrije Republiek te vinden zij, waarin deze gelijkheid, deze bevoegdheid, deze verkieslijkheid tot ambten en be- i dieningen, meer plaats hebbe dan in ons Vader» t I > Gelijk. . heid en Ambten, l i • Genieten deNederlanders. fjoven indereny  voor- tieeltfen geftaafd. 8ö RECHTER VAN DEN MENSCH IN VRANKUIJJ^ dei-land ; welk daarom beroemd is ? Waar iri le bekivaamheeden en deugden meer gelden, meer in acht genomen worden, dan bij ons; bij wien 10 veeie vreemdelingen, federt twee eeuwen,zijn toegevloeid, die, naa voldaan te hebben aan den! eisen der wetten, voor allen evenredig, 't zij van duurzaame inwooning, verblijf of dienften aan t vaderland,alleen door hunne bekwaamheeden, goede deugden of betoonde waare vaderlandsliefde, tot de hoogfte waardigheeden en bedieningen gevorderd zijn. Men behoefde Hechts, in fommige deden, de lijsten der aanzienlijke gedachten en fa* milicn na te gaan, om op dezelve aan te treffen zodanigen, die zelfs door hunne vreemde Franfche, Hoogduitfehe, Engelfche en andere benaamingën hunne afkomst aanwijzen, welke tot het hoogfte aanzien gefteegen , doch van wier deugden hunne naakomelingen ook wel verbasterd zijn. Mochten toch in onze dagen veele uit die brarve Gedachten, die, bij de opkomst onzer Republiek , en derzelver verderen bloei onder het lofrijk en blinkend beftuur van Nec-rlands Stadhouders , hunne grootheid en ambtsbedieningen aan die Stadhouders en Stadhouderlijke befruuring verschuldigd zijn, die de beweegredenen van hunne verkiezinge dikwijls vonden of ftelden inderzelvef meerdere begaafdheeden en deugden; mogt'en veele o  Geen gewaande i n Nederland. 81 ïert dier braave Voorvaderen in de tegenwoordige dagen eens uit hunne graven opzien , en hunne anderszins braave afitammelingen , en naaneeven belhouwen en kunnen toefpreeken, daar deze naakomelingen door een verkeerd of kwalijk begreepen Patriotismus ■> of door verlokkingen van fchoon. voorgedraagene fchriften, zagen weggefleept of vervoerd , om dat zelfde huis van Nasfau , die Stadhouderlijke Regeering, met het Staatsbeftuur vereenigd, 't welk hunne Gedachten en Familiën groot gemaakt heeft, een kwaad hart toe te draagen, te verfmaaden , en als tegen de waare vrijheid gekant, aan te merken! O! welk een veld van klagten en van verontwaardiging over de ontaarting, en over de ondankbaarheid hunner naakomelingen zoude hier geopend kunnen wordefl.. Men vergeeve mij deze aanmerking in 't voorbijgaan. Ik houde mij bij algemeene bewoordin* gen! Ik vraag verdér ! Waar is *t, dat bekvoaamhèe» dm en deugden meer gelden dan bij ons, bij wien men zo veele duistere , onbekende , Héden, menfchen uit den laagften Hand, allengskens tot hoogeren Hand heeft zien opklimmen, en door bekwaamheid of deugd, eindelijk uitmuntende plaatifön in de Republiek bekleeden. Men ga eens de oud Hoüandfche FamiRën en die van andere ProF via«  82 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRAHKMJK, vinciën naa, en men vraage ook hier ter goeder trouwe zich zeiven af: zijn 'er thands niet in de Steden Familiën, die, behalven heure uiterlijke uitfteekendheid boven anderen, 't zij door Rijkdommen , door prachtige levenswijze, of door andere dingen , die de oogen van minderen dikwijls door 't uiterlijke, aandoen, ook in heuren boezem nog korteling bevat hebben, of nog bevatten Mannen , die de eerfte en aanzienlij kfte Ambten in de Republiek bekleeden , of door Raadsheerlijke, Burgemeesterlijke, of andere waardigheeden, boven anderen uitfteeken , en die de waare hoogachting hunner medeburgeren verdienen: welken gevraagd wordende, wat was bij den aanvang der Republiek uwe familie, wat was uw over- cudover- of betoudovergrootvadcr? zij geen ander andwoord zouden kunnen geeven dan: hij was een boer, een kruijer , een fchoenmaaker, een koetfier, een bode. een arm eerlijk mant maar hij is door zijne bekwaamheedcn opgekomen! Maar is dit fchande? Verre vandaar! Ik haal het hiertoe niet aan. Niemand verdenke mij hiervan. Schande is het, dat men zoude hooren zeggen: zie! diens mans vader of grootvader heb ik&nog als koetfier gekend van dien Heer* en wat zwier maakt hij nu zelf, en rijdt in eisen koets, met geene andere verdienden, dan dac 6 - hij  GEÈN GEWAANDE 19 NÈDÈEtAHD. §3 hij niet dit of vdat te dóen veel fchatten gelds bij een geraapt heeft, en nu trotfeert hij de besten eri braaffien van den lande. Dees heeft zijn fortuin aan dien of dien, ja aan den Prins te danken ; zonder Stadhouder zoude dit of dat nooit gebeurd zijrii En nu is hij hoog, ja verhoogt, en fchopt achter uit. Daar is geen wet die ondankbaarheid ftraft ; maar daar is een zedelijke wet, die ondankbaaren met fchande overlaadt. Dan 't is geen fchande, dat ik, uit een minder gedacht of afkomst voordgekomen, door mijne voorouderen of mijne eigene bekwaamheeden en deugden ben groot en aanzienlijk geworden , en dat deze de beweegredenen geweest zijn, dat ik of de mijnen boven mijne Medeburgeren door anderen tot dezen aanzienlijken post verheven ben. Ik haal deze herinneringen alleen aan, om te bewijzen, hoe krachtig bij ons altijd gewerkt heeft de nieuwe Franfche Regel, ten minden diert men nu als nieuw aanmerkt, en die in Vrankrijk , ook eenige nieuwheid kreeg: alle burgers zijn gerechtigd' lot alle ambten en bedieningen , de beweegredenen tot verkiezingen zijn bekwaamheeden en deugden. Heeft dit in andere Vorftendommeu en Staaten nog zo algemeen geen plaats; heeft men zelfs in onze Republiek enkele gevallen, waai in zekere bedie-1 iiiögen aan dezen of genen ftand van menfchen, F s Stee* OplosfingvariErfambten.  84 RECHTEN VAN HEN IvlEKSCH IN VRANKRIjSj meer of min verknocht zijn; dit benadeelt geenszins aan den algemeenen Regel , of het zijn gevolgen van voorige verordeningen, ipruitende uit dezelfde grondbeginfelen van voorouderlijke bekwaamheeden of deugden; of het zijn onderfcheidingen van uiterlijke Eertijtels tot bewaaring dey Naagedachtenis van de achting, in welke de voor' ouderen geweest zijn; of van posten van voordeel tot bevordering der genoegens en gefchiktheeden van perfoonen , die den Staat en hunne Medeburgeren zo wel gediend hebben. Zulke onderfcheidingen zijn dan niet anders dan de vrijwillige opofferingen van een dankbaar volk voor zijne weldoeners, en die worden met genoegen overgebracht van vader op zoon , om te drekken tot een duurzaam gedenkteken van 's volks achting voor waare verdienden, 't Is waar, in gevolge van de overdraaging onzer eerbewijzingen op de naakomelingfchap van hun, die dezelve in *t eerst verkreegen hadden, als de waarborgen hunner verdienden; of als bewijzen van wezenlijke achting; gebeurt het ontwijfelbaar maar al te dikwijls, dat die eerbewijzingen in 't bezit geraaken van zulken, die van zich zeiven geene verdienden hebben; maar dit gevolg evenwel kan met geene réden van onrechtvaardigheid befchuldigd worden; indien wij acht geeven op den oorfprong, waar-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND, 85 waaruit zulks ontftond:,naamelijk uit billijke achting voor braafheid, deugd, veriland, en waare vaderlandsliefde. En dit dunkt mij is de beste verdeediging voor den erf ijken adel, waar dezelve van zijne voorvaderlijke deugden , waaruit zijn aieldom ontfproot, zoude ontaarten. 't Is ook dezelfde verdeediging voor aanzienlijke Stedelijke geflachten, die van tijd tot tijd in hunne kinderen en kindskinderen, fchoon meer bij vrije keuzen der verkiezeren, hunne ambten in de Steden ofop't platte land fomwijlen zien voordduuren, en waarop men 't in onze dagen zo zeer geladen hadt, dat men daarom op nieuw, fchoon tegen 'sLands wet en conftitutie aan, tot nieuwe Gecommitteerden zijn toevlugt zocht te neemen; en wie weet, hoe fchielijk, weer dezen (want 's Volks gunst is wuft en hachlijk) door anderen zouden zijn vervangen geworden, die minder bekwaamheid , minder deugd , maar toch meer drift, of onverftandigen ijver, of nog glansrijker patriottisch voorkomen zouden gehad hebben. Het bovengemelde is mijns oordeels genoegzaam , om elk te overtuigen, dat in ons Land, zo fierkals elders mogelijk is, alle burgers,zonder onderfcheid,indien zij Hechts de noodige bekwaamheeden en hoedanigheeden hebben, die tot deze of gene Ambten of Bedieningen vereischt worF 3 den,  Van hoo ge en la ge [ landen. pebrui} en misbruik. 86 HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRÏJK, . den, tot dezelve gerechtigd zijn: zonder dat daar? uit behoeft te volgen, dat de Gelijkheid zoverre moet gedreeven worden, gelijk fommigen min doorzichtigen dezelve in Vrankrijk gedreeven hebben , dat 'er geen onderfcheid tusfehen hoge en laage /landen, tusfehen rijken en armen gemaakt moest worden : welke onderfcheiding nog veel meer dan die men doet van bekwaamen en deugdznamen, en onbekwaamen en ondeugende burgers, niet alleen zeer nuttig, maar volftrekt noodzaakelijk voor den weliland en den bloei van de menfchelijke Maatfchappij moet gehouden worden. Of zoude men, om het misbruik, dat van den Rijkdom gemaakt wordt; om het misbruik dat men van zijnen boogeren /land maakt; om het misbruik dat men van zijne bediening maakt-, daarom befluiten : men moet de Rijkdommen vernietigen, en hunne bezitters allen tot fansculottes maaken; men moet den adeldom wegneemen, en alle tot burgers, tot eigenlijke burgers , of Citoijens maaken; men moet de ambten en bedieningen affchaften , en 'c volk moet zich zeiven beheeren, omdat zij, die regecren , weieens hunne macht misbruiken? Zie daar de drogredenen, waarmede men zo veelen, zelfs fchrandere en doorzichtige leezers, bedriegt en misleidt, en waarmede men de gelijkheid aanprijst. Ik vinde- hieromtrent zeer  GEEN GEWAANDE J N NEDERLAND. 87 gepaste aanmerkingen bij eenen Engelfchen Schrijver (*) die hier omtrent meer fchijnen uit te doen dan honderd politique Pamphlets, gelijk ik elders leeze. Zijne redeneeringen over de nuttigheid en noodzaakelijkheid van verfchillende Rangen en Standen onder de menfchen, komen hierop uit: „ Menfchen kunnen niet gelukkig zijn dan alleen in de zelf-beoefening hunner redenlijke vermogens, en de eigene regeling en werkzaamheeden hunner hartstochten. Dan om die werkzaamheeden uit te oefenen, moeten zij geplaatst zijn in zulk eenen Hand, die daartoe gefchiktheid geeft. Zulk eene gefchiktheid kan niet gevonden worden in den ftaat van afzondering. Daarin kunnen zich de bekwaamheeden en talenten van de menfchen niet ontwikkelen, en hunne hartstochten vinden op den duur geene behoorlijke of genoegzaame voorwerpen. De menfchen, klaarblijkelijk gefchikt voor de onderlinge gezelligheid, vinden in de Maatfchappij alleen den weg geopend tot ontwikkeling ven alle hartstochten, Opzichtlijk nu tot den welftand der Maatfchappij is het eerfte vereischte, dat men de middelen hebbe om te beiïaan, Dan dezen kunnen alleen bekomen worden dooi mensch- C; Stmm bij th late Rev. Mn Drijsdule, 8». F 4 Nader betoog  fiS RECHTEN VAM DEN MENSCH IN VRANKMJK, menschlijken arbeid en oefening, welke gebezigd wordt, om den grond der aarde te bebouwen, of om bosfchen en rivieren te doorkruisfen of te bevaaren, om die middelen op te fpeuren. God heeft de waereld rijkiijk van voedfel voor den mensch voorzien; maar heeft ten zelfden tijde met wijsheid en goedheid verordend en befchikt, dat bij dit niet bekwame zonder arbeiden; noch zonder gebruik van voorzorg , van naadenken, van Jcermis, van vlijt, van geduld en ftandvastigheid van ziel. De goede God heeft alle dingen zo verordend, dat, als de menfchen alleen zoeken de be» noodigfte middelen tot hun levensonderhoud, zij ontwijfelbaar hun genoegen vinden in de beoefening van hunne vlijt. Zij beandwoorden voor een gedeelte aan 't oogmerk van hun leven , wanneer zij arbeiden alleen om dat te bewaaren. En deze eerfte noodzaakelijke verrichting der menfchen moet ten allen tijde aan een groot gedeelte derzelver gefchikte bezigheeden verfchaffen: gelijk de ondervinding daaglijks leert. Onder alle welken, alhoewel zij van natuure gelijk zijn, als dan zeer fpoedig zich groote verfcbeidenbeeden ontdekken, overeenkomftig met de verfcheidene trappen van oordeel, van bekwaamheid, van naarftigheid, welken zij aan den dag leggen. Tot bezorging van voedfel | kleeding en wooning, zo noodzaakelijk voor de  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 89 de menfchen, vereischt men 't gebruik beide van "hoofd en handen. En toe vermijding van alle verwarring is weder klaarblijkelijk van nooden , dat verfcheidene perfoonen tot elk van deze afzon, derlijke verrichtingen gebezigd worden. Van hier de onderfcheidingen van meesters en van knechts, van fommigen om te hefluuren, van anderen om befiuurdte worden; van dezen om te bevelen s van genen om de bevelen te gehoorzaamen. En, even eens van hier de onderfcheidingen van hooger en laager, van rijken en armen, na gelang van de verfchillende trappen of graaden van hunne meerdere naarfligheid, bekwaamheid, of voorfpoed. Daar nu de menfchelijke Maatfchappij niet Haande kan blijven, ten zij elk mensch en zijn eigendom, als de vrucht van zijnen arbeid beveiligd zij; ten zij bedrog , geweld , en onrecht beteugeld , en de algemeene rust en orde gehandhaafd worde: zo is tot bereiking van dit oogmerk noodzaakelijk, dat 'er vastftellingen zijn van wijze wetten en regelen van handel. Zulken daar te Hellen en te befchikken vordert de aandacht en werkzaamheid van menfchen van meer dan getneene kundigheeden, welken geplaatst zijn in omftandigheeden, die hen in ftaat ftellen, om hunnen tijd en gedachten te befteeden tot zulke gewigtige voorwerpen, zonder afgetrokken te worF 5 den  SJO RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKPIJK, den door de zorgen van hun eigen beftaan. Van hier dan de oorfprong van Wetgeevers; maar als de Wetten eens gemaakt zijn, kunnen zij van geenen dienst weezen, ten zij ze met eenpaarigheid en ftandvastigheid ten uitvoer gebragt worden ; en ten dien einde moeten 'er wederom bijzondei e perfoonen verordend, en hun zodanige magt en gezag toevertrouwd' worden, om hen tot gehoorzaamheid aan de wetten te dwingen. Van hier eene nadere onderfcheiding van de Magiftraaten en On» derdaanen. En daar de menfchen veelal overhellen, 't zij dan uit vooroordeelen, uit driften en hartstochten, of door kwalijk begreepen belang, om onrecht te doen, en evenwel de goede orde vereischt, dat de perfoon , dien onrecht gedaan wordt, geen rechter zij in zijn eigen zaak, en zo zijne eigen verongelijking herftelle: zo volgt hieruit de klaarblijkelijke noodzaakelijkheid voor eene verdere onderfcheiding, te weeten , die van Rechters, welken geen belang hebbende, om hun oordeel te verkeeren, tusfehen twee verfchillende partijen kunnen befiisfen, tusfehen de hoogften en laagHen met onpartijdigheid recht fpreeken, in overeenkomst met de vastgeftölde wetten van de Maatfchappij. Wanneer men zich dan waardiglijk in dezen verheven Hand gedraagt; wanneer allen deel hebben aan de zegeningen hunner eerlijkheid en zor-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND, 91 zorge voor het gemeene welzijn; zo worden zulken ontwijfelbaar de voorwerpen van algemeene ach» ting en eerbied. Zijn toch alle menfchen niet genegen en gereed, om kundigheeden te bewonderen , die gebezigd worden ter bevordering van rechtvaardigheeden en edelaartigheid? Zijn zij niet genegen om eerbied te toonen voor zulke hoedanigheeden, en derzelver bezitters met bewijzen van achting te onderfcheiden ? Hieruit dan fpruiten zo veel andere onderfcheidingen, die onder de menfchen gezien worden , welke men daarom niet kan o wegneemen, om dat zij fomtijds misbruikt worden. Men moet, ja waarlijk, erkennen, dat de menfchen in de posten en 'in het oogmerk waar. toe zij die posten ontvingen, niet altijd even prijslijk handelen of zich wel gedraagen. Hier ziet men een Regeeringslid, gefield om te waaken voor het algemeene welzijn, geene zwaarigheid mnaken, om tijd en aandagt te befteeden tot bevordering van zijn eigen belang, zelfs wel tegen het gemeene welzijn aan. Gindsch vindt men een' Rechter die door misdaadig- en onoplettendheid de rechtzaak kwalijk bevat, of, indien hij ze wel bevat, door een bedorven hart of laage partijfchap, een onrecht vonnis ftrijkt; maar zal men om deze redenen beduiten, dat het beter ware geene regeeringe, geen rechters in het land te hebben ? Of dac zul- ke  92 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKaijR", ke rangen moesten gelijk gemaakt worden; en alle menfchen voordieeven na hunne lusten, en gevolglijk dat louter geweld alles voor zich moeste doen zwichten. Alles wat onder de bsheering van menfchen valt, is en blijft aan misbruik onderhevig; de beste inrichtingen, die 'er zijn, lijden in hunne banden. Maar dit is geene reden, om dezelven geheel af te fchaffen of te vernietigen. Uit hoofde der goede oogmerken, tot wier bevordering zij ingericht zijn, moeten derzelver misbruiken, die met de krachtigfte middelen niet te verhelpen zijn , in redenlij kheid" gedraagen worden. Welk een billijke verontwaardiging bijzondereflegte behandelingen in noodzaakelijke posten in onze ziel ook verwekken moge , 't zoude echter de uiterlte dwaasheid zijn, die posten of bedieningen daarom te willen vernietigen. Wat verachting wij ook gevoelen voor menfchen, die hunne vermogens misbruiken; die hunne rijkdommen tot hun eigen of huns nabuurs fchade en naadeel aanleggen; zoude het daarom niet onverftandig zijn te bepaalen , dat niemand meer goed dan anderen zoude mogen bezitten; niet tegenltaande de klaarblijkelijkfte voortreflijkheid en meerderheid van verftand en vlijt ; of paaien te Hellen , die de rechten van eigendom der menfchen al te famen onzccker maaken. Dit ware even zulk eene dolheid,  CEEN GEWAANDE IK KEDERIiK». heid, als of men de religie en den dienst van God ■wilde verwerpen, om dat fommigen dit Godlijk gefchenk zo misbruikt of verkeerd hadden , dat het in veele plaatfen een bron van rampen voor 't menschdom ware geworden. Men kan van eenige bijzondere onrechtvaardigheeden geene beduiten trekken, of ons gevoelen bepaalen over de eigenfchap eener zaak; men haalt die uit derzelver aart, klaarblijkelijke ftrekking en de algemeene uitwerkingen. En als wij deze regelen tot onze leidslieden kiezen , zullen wij overtuigd zijn dat de onderfcheidingen vtmkoogen en laagmtrijken en armen , onder de menfchen, niet alleen zeer nuttig, maar volftrekt noodzaakelijk zijn voor 'c welzijn van 't Menschdom." Men ziet dan hieruit, dat de ongelijkheid onder de menfchen zo natuurlijk als noodzaakelijk is, als die heuren grond heeft, in de onderfcheiden vermogens , bekwaamheeden , benoodigdheeden3 behoeften, bezittingen, deugden, gebreken , geaartheeden , en de daaruit fpruitende minder- en meerderheid in middelen, rangen , uitmuntendheeden, eerbewijzingen, dienstbewijzingen en verpligtingen , die van zeiven die ongelijkheeden voordbrengen. Laat ons dan voor 't vervolg dezen regel Hellen, en dan zal misfchien niemand meer afdwaalen : dat de hoofdgrond der Maat- fchap-  $4 RECHTEN VAN DEN MENSCH ÏN VRANRlUjir, fchnppijelijke Ongelijkheiddaarin beftaat, dat wel ten' aanzien van de rechten van de Menschheid of menschlijkheid, dat is van zulken, die uit het denkbeeld van-mensch (ik ben een mensch^ worden afgeleid, alle medeleden der Maatfchappij malkanderen even gelijk ftaan^maar dat zij, ten aanzien der MaatfchappijelijkeRechten en Verbindtenisfen , onder en met elkander, ten uiterften ongelijk kunnen zijn , en meestendeels zijn. Meer fchijnen de Franfche Wetgeevers Art. II, III en IV. ook niet bedoeld te hebben. Dan genoeg van de gelijkheid, waarover bij ons ten minften geene billijke klagten kunnen ingebragt worden: gaan wij tot de Vrijheid over, welke ons inde volgende 4 Artikels wordtopgegeeven,waar-' van het ifte dus luidt: Att v Art. V. De Vrijheid bestaat in te mogen doen alles wat niet strijdt met de rechten van een ander. Zij berust op dezen grondregel : wat gij niet wilt dat ü een ander doet, doe dat ook aan anderen niet. Zie daar, uit den mond van eenen Franfchen Wijsgeer, eenen Regel, eenen grondregel, die zij-* ne  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. Q§ nt eenvoudigheid , zijne klaarheid , zijne ultgeilrektheid tastbaar met zich brengt, en zijngrootfle bekrachtiging ontleent uit den mond van Chris, tus zelvem Mijn oogmerk is niet om de waarde oi onwaarde, gepastheid of ongepastheid dier Franfche Verklaaringen re beöordeelen ; maar alleen om aan te toonen, dat onze Natie alle reden heefi om zich te beroemen, dat zij kennisfe draagt var alle die Rechten, die men thands den Franfcher te leezen geeft. Elk zoude anders in bedenking kunnen geeven, of men in de befchrijving der vrijheid in den Burger/iaat, wier bewaaring firaks nader zal gezegd worden, af te hangen van de onderwerping aan de wetten, gevoeglijk, ten grondflag kan leggen dien regel welken de Zaligmaakei gebruikt heeft, fchoon in eenen Heiligen zin. gelijk gij wilt dat u de menfchen doen, doe gij hun insgelijks; waarbij niet alleen gezien wordt op onze uitwendige daaden en bedrijven; maar ook op onze woorden, onze inwendige gedagten , onze zedelijke verpligtingen , tot welke laatfien geene Heilige wetten ftrekken; en van welken Regel, als alleen de regelmaat van evenredigheid aanduidende, welke ons zedelijk verpligt om anderen te doen, of niet te doen, het gene wij in gelijken Haat of betrekking wenfehen, dat, of al, of niet, gefchlede , men eene geheele verkeerde toepasfing ,zou- Da Vrijheid. Hcur grondflag of die goed zij.  Misbruik van dien grondflaj in Vrankrijk. )6 hechten van DEN messch IN VRAKERIJSj joude kunnen maaken, indien men die uitleggende op de voorafgelegde gronden van gelykbeid, daaruit wilde afleiden, dat een knecht zijnen heef niet moet dienen, de kinderen hunne ouders, de leerlingen den meester , een volk en de onderdaanen hunnen vorst of Regenten niet moeten gehoorzaamen, om dat een heer niet wil, dat een knecht hembeheere; ouders, dat de kinderen; meestersdat.de leerlingen; en overheeden, dat de onderdaanen over hen heerfchen en 't gebied voeren. Dit eischt die Regel niet, maar wel in tegendeel dat iemand jegens anderen, en wel bijzonder jegens zijnen meerderen ("want ik veronderftel meerderen en minderen in eenen BurgerHaat) zodanig handele, en hem zodanige gehoorzaamheid bewijze, als hij, langs redenlijke wegen en volgends de wetten, begeert, dat zijne minderen jegens hem betoonen, en omgekeerd, dat een meerdere geen andere gehoorzaamheid of onderwerping vordere van zijn minderen, dan hij zelf, minder zijnde, zoude wenfehen dat de meerderen van hem vorderden. Mijn oogmerk laat niet toe, om te treeden in eene befchouwing , hoe rampzaalig dezen gulden Regel, nu federt vier jaaren, door diezelfde Fran: fclie Wetgeevers zeiven, is verwaarloost en mis- kend.  GEEN GEWAANDE IK NEDERLAND» f)f kend. Wat akelig tafereel zoude men hier kunnen ophangen van alle gruwelijke verongelijkingen , onrechtvaardighecden , wee- en rechtsverkrachtingen, ontzettingen van rechten, goederen en bezittingen, verjaagingen, verbanningen, verbeurdverklaaringen, vermoordingen, zelfs to: hunnen eigen Koning toe, 't welk zij alles, onder den naam , dat zij vertegenwoordigers van het Folk waren, in veele gevallen, zelfs tegen den wil van 't Volk, en tegen hunne uitgedrukte Cahiers en medegegeeven lastbrieven, hebben uitgevoerd, langs wegen en middelen, die de tijd, naa 't eindigen der begoogcheling , nader zal openbaaren; en dit alles niet alleen, onder't voorwendfel van 's Volks Vrijheeden te bevestigen, ofte heritellen, maar ook tegen alle voorige wetten aan, die zij eerst verbraken, en op eigen gezag affchaften, maar ook volgends zulke nieuwe wetten, en decreeren die zij zich zeiven voorfchreeven en aan anderen > als de (lemme des volks, opdrongen. Als de nieuwe Wetgeevers eens naadachten: zouden wij wel ,> gewild hebben, dat door anderen ons gedaan „ wierde 't geen wij gedaan hebben aan anderen; „ 't geen wij gedaan hebben aan de gantfche or ■ „ de van Edelen , aan Geestelijken , aan Ge„ richtshoven , aan Parlementen," aan den Koning zeiven, en aan zo veele duizenden , ja de' * * G dui-  Verontwaardiging des Schrijvers. 58 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, duizenden verdubbeld van vlugtelingen , die om opgehitflen moord, vuur, en verwoesting te ontgaan, hun Vaderland ruimden, hunne goederen en dierbaarfle panden ten prooije lieten , alleen omdat zij zulk eene Vrijheid, als hun voor gepredikt, en met de wapens van Nationaals Gardes, of in 't harnas gebrachte landlieden, boeren offledelingen, die niets of weinig te verliezen hadden, opgedrongen werdt, hielden te ftrijden met de rechten van anderen, met hunne rechten, in welker geruste bezittingen zij door hunne voorouderen of voorgangeren gefield waren: als zij dit eens naadachten, en 'er bij hun nog eenig overblijf fel van eer en deugd, van billijkheid en rechtvaardigheid, ftand greep, moeften zij zich dan niet fchaamen, dat zij dien gulden Regel; doe niet aan anderen, V geen gij aan u zeken niet gedaan wilt hebben, zo gruwelijk zelf verzaakt hebben, en dat een hand vol volks, dat eenige honderd geringere ingezetenen , uit eene fchroomlijke menigte van vijf- en twintig Millioenen menfchen, zelfs niet eens wettig opgeroepen (*) maar als 't ware zich zeiven aan- (*) Zo als dit plaats heeft gehad, zodra de door den Koning wettig vergaderde Etats Generaux, (algemeene Stw ten) ontaart zijn en zich zeiven hervormd hebben in eene Asfembiït conjliiuantt-, naaderhaad> k-gislafiveen eiaddijto. in  geen gewaande in nederland. 09 aangefteld hebbende, alleen gewapend met fijnheid van vernuft, fchranderheid van oordeel, diepzinnige en valfche wijsbegeerte, en ftoutheid van mond, zich in eene Vergadering bij een voegen, onder toejuichinge van eene misleide fchaar, onder 'c gezicht van veele weidenkenden , om aldaar de vrijheidhoonendfte Decreeten en Wetten den Volke op re dringen , en als Godfpraaken te doen eerbiedigen; veele inftellingen te verordenen, die volftrekt ftrijden tegen de rechten van anderen, ja op den naam van 't Volk , dingen te onderneemen en uittevoeren, die een Franfche Koning, die vooral een lo de wijk de XVlde, nooit in zijn of zijner Ministers denkbeelden gebracht zoude hebben, dat uitvoerbaar, dat geoorloofd, dat overeenkomftig met der burgeren rechten en vrijheeden,- dat billijk, dat rechtvaardig konden ge. reekend worden. En 't geen nooit een Konkig, die in dit alles ook als "s Volks Reprefentam geacht moet worden, ondernam; dat onderneemen thands 500 of 600 menfchen , die zich ook als Repre/entanten voordoen ; en zij worden toegejuicht ook in dat gene 't welk men in de Koningen in eene Nationaals Conventie. Waarvan het tijdftip moet gereekend worden, toen zij, op eigen gezag, in de Plaats, de Kaatsbaan geheeten, vergaderden. G 2  100 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANK RIJK» gen gelaakt heeft; en in plaatfe van eene büftffler (wier misbruik niemand ooit verdeedigde ) zullen zij duizendbaftilles ,mee onnoozele flackoffers vullen, om dezelve door een opgeruimd gemeen, onder hun oog te laaten Sepiembrifeercn, dat is, in de tegenwoordige taal der Vrijheid, de gevangenen, hoofd voor hoofd, fchuldig cf onfchuldig, uk het Gevangenhuis op iiraat ficepen, en aldaar door 't volk in Hukken laaten houden, onder een afgrijslijk gekerm cn jammerklachten over hunne onfchuld ; gelijk den 2 September 179.2 gefchied is (*) ; en zulke ijsfeiijke bcnaamingen wor- (*) Men zoude bet naauwlijks gelooven, als de tijdfclirii'ten, de eigen Registers, en de Vi'rbalen van de Niv tionaale Conventie zulks niet getuigden. Men vondt 'er eïndelijk toch een en ander dier Repre/entanten die de gruwelijkheid dier zaak in aanmerking neemende, in de zitting van den 8 Febr. 1793 (en dus vijf maanden naa de daadj toch onderzoek en ftraf vorderden over de aanieggers en u'uvoerers van die gepleegde moorden, onder den naam van Reihtoèfening. Wanneer namelijk een Sr. André, een , zo ik meen, Fiotefta\:sch Leeraar, die als Reprefentam ook zitting haöt, het gevaigen neemen en 't opgevolgde vermoorder.-zoo niet trachte te rechtveerdigen, ten minflen poogde te verfchoonen, met de geweldige aandoening die de tij. ding van het intrekken der Pruisfen en Oolïenrijkers, op het Franfche Grondgebied, op de gemoederen der burgers gehad hadde ; maar wat zeide toen lanjuinais, een aa-  CEEN GE WAANDE IN NEDERLAND. lof worden uitgevonden en aangepreezen door zulten , die zich als eerde Voorftanders der Vrijheid, als nader lid, hier tegen ? „ Ik verlta, zeide hij, de gamfche „ uitgeftrektheid en krach: der uitdrukking dezer Verzoe„ kers voor de balie: wij Zweeren dat wij alle de vijanden van „ 't Volk vermoorden zullen. Maar ik zal en durf 'er mij ,, echter tegen verklaaren. De Gerechtigheid, de Zeekcr„ heid van den Staat, uw eigen eer, 't behoud der Répü„ bliek eifchen het. Deze Moorden (ces M tuf acres \$ zegt ,, men, zijn geweest de uitwerkfelen van eene Volksbe„ weging; doch 't is maar al te zeer bekend, dat het ,, de uitflag en 't gevolg is geweest van een Complot van „ vijf of zes dwingelanden, uitgevoerd door eenige befol. „ digde booswichten , tot die gruweldaad aangenomen. Deze dwingelanden moeten ook op een fchavot omkomen, ,, niet minder dan de Koning; of ten minflen zij behooren .,, verre weg dit land te ontvlugten , 't welk zij in de oogen van geheel Europa onteerd hebben. Het is be„ kend , (dus gaat hij voord) dat de lijsten der flachtoF. fers , die om hals moesten, geformeerd zijn door lie„ den die in boogen ffand zijn. Het is bekend, op wiens „ orders aari die flachtoifers in de gevangkenisfen de flrot „ is afgefneeden. Het is bekend dat die befoldigde Moor„ denaars, elk honderd Sous (of 5 Franfche livres) ont,t vangen hebben voor elk hoofd dier ongelukkigen, dat zij af hiewen ! of dien zij deeden omkomen! En dat geld, die geldprijs van deze ondaaden Jlaat ingefchreeven ,, in de Registers van de Stadswijken en den Algemtenen Raad „ der Gemeente. Men rekent in 't generaal, dat,metbijH voeging van den moord te Verfailles , 'er Achtduizend per- G 3 ti ƒ«»-  301 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKR1JK, als Redenaars van V gantfchemenfcbelijk gejlacht voor* „ foonen omgekomen zijn, die van den 2 tot den 10 Sep„ tember zijn opgeofferd. Gij hebt alhier voor u hooren „ leezen dien ijsfeiijken Brief, gefchreeven door het Cem„ mité van Zeekerheid van Parijs aan de Municipaliteiten (of „ Steden). Een Brief, dien ik zelf als Municipaal Offi- „ cier ontving, behelsde de woorden: wij hebben ge- „ dood, gedood', vermoord, vermoord! Gij hebt twee „ uwer Leden, in uwe tegenwoordigheid hooren toeflem„ men, dat zij de Keilers van dien Brief waren, en zich „ heroemen, dat zij de helden waren onder de moordei:aars van de maand September. Deze Moordenaarijen zijn daa niet geweest de uitwerkfelen van eene volks„ beweging, maar die van eene afzonderlijke wraaknee- ,, ming." Naa eenige tusfehenfpraak vervolgt hij, en vraagt: „ wat denkbeelden zal men zich van u vormen, „ indien gij de belhamels van die Moorden niet vervolgt. Men zal van u zeggen, dat gij de wetten en jufti- „ tie met voeten vertreedt. Die zelfde Moorden kunnen „• ftraffeloos herhaald worden in alle de deelen der Repu„ bliek; en gij zult met fchande en oneer overdekt wor„ den. Wat oordeel men buiten dat ook over die Moor,, den van September vellen moge, wij moeten ten minflen „ den vrijen loop geeven aan de Wet, en, indien het ge„ heele groot getal fchuldig is, moet men ten minlten de „ Hoefden firaffen." Maar ook dit alles vondt geen' in. gang en die dit fprak, was zelf een der Koningsmoorderen , fchoon een der gemaatigden , daar hij den Koning , zo wel als de overige Rechters fchuldig verklaarde; 't welk alle de leden gedaan hebben.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 10% voordoen. (*) Vergelijken wij nu onzen Vrijftaat, Neer" onze Republiek, en derzelver Regeering en ïukftaal8 Grondregel van handelen ten aanzien van de regelmaat ran evenredigheid, eens bij den toeüand van Vrankrijk, niet enkel zo als die nu is en federt vier jaaren geweest is, maar mede zo als die te vooren was, en ook in het vervolg, als alle Regeeringloosbeid en despotisme populaire, door eene wettige Regeering, in wat form het dan ook zijn moge,zoo ze (legts goed, wettig en geregeld zij, zal vervangen zijn, met mogelijkheid weezen zal kunnen in een Rijk, dat zo veele milliocnen menfchen bevat, zo veele verfchillende geaarthee- den (*) Ik kan hier niet beter doen dan eene aanmerking uit de Gazttte extraordinaire of Franfche Leijdfche Courant, N". XXX. Suppl. aftefchrijven over liet woord Septembrifcr. „ Ce mot, qui enrichira avec tant d'autres le Diclionnaire Néologiquepourrintelligence des Discours Jacobins,— „ ce mot, il paroit qu'on est redevable au génie créateur ,, d'un Homme atrocement fingulier, du fameux Anacharfis Clotts, le foi-difai.t Orateur du Genre-humain. II s'ea „ est fervi dans un Ecrit, intitulé un petit Mot, oü il fait „ le voeu fort humain, que le 2 Septembre fe fut étenJu „ fur toutes les Villes principales de la France, puisqu* „ alors Ton n'auroit pas vu, que les Anglois éusfent été „ appellés en Brétagne , par des Prêtres, qu'on n'auroit pai ,,.dü déperter, maïs SEPTEMBRISER." G4  I Vrijheid volgends de wet. 34 RECHTEN VAN DEN MfNSCH IN VSANKRtJK , ien als onderfcheiden Volkeren telt , en nu m -erfchriklijk losbandig gemaakt is! moet men dan liet vcrftomd liaan, dat 'er in ons land dezer da;en nog menfchen gevonden worden, die niet aleen naar de Franfchen verlangd hebben ; maar uin ook behulpzaam geweest zijn , om dit, tot ïog toe zo gezegend land, te ovcrheeren, en het jelve op zijn Fransch vrij te maaken. Maar hooren we nu, wat op dien grondflag Art. VI—VIL verder gebouwd wordt. Art. VI. Het behoud der Vrijheid hangt af van de onderwerping aan de wet, welke de uitdrukking is van den algemeenen wil. alles wat niet bij de wet verbonden is, kan niet verhinderd, en niemand kan gedwongen worden om iets te doen 'T welk Zij niet beveelt. Mijn oogmerk met deze Verhandeling is ge. weest en ïs het nog, om alleen te toonen,datde zo opgehemelde Rechten van den Mensch altijd in. onze Republiek te vinden zijn geweest en 'er nog zijn. Ongevoelig heb ik hier en daar over de grondregelen zelve of hunne toepasfing of veranderingen eenige aanmerking gemaakt. Men ver-w oor,  geen gewaande in Nederland. 105 oorlcove mij ook hier nog eenige bedenkingen vooraf te zenden. i°. Toen de Franfchen in de voorige Verklaaring der Rechten van den Mensch gezegd hadden, dat de Vrijheid in de Maatfchappij §.4. be[lande in te doen alles wat niet be[chadigde aan een ander, en dat de grenzen van het gebruik der natuurlyké Rechten niet konden bepaald worden dan door de wet: zo liet men §. 5. hierop volgen : De Wet heeft geene macht om te verbieden dan zulke daaden die [chadelyk zyn aan de Maatfchappy; alles wat niet by de Wet verboden is , kan niet verhinderd worden, en niemand kan gedwongen worden, om iets te doen V welk zy niet beveelt. Alle deze omflagtige befchrijving is weg gelaaten, en men ftelt nu alleen dat de bewaaring der vrijheid afhangt van de on. derwerping aan de Wet, als de uitdrukking van den algemeenen wil; en dat alles wat de Wet niet verbiedt, mag gedaan, en niemand verder kan gedwongen worden. Wat mag toch de reden van die weglaating zijn? Ik zal daar niet inkomen. Kan de Wet, de Heilige wet, alleen, bepaalen de grenzen der Natuurlijke Rechten, waar blijft men dan met het geweeten, waar met de overtuiging van God en Godsdienst, die de zeden vormt; deze bepaalen G 5 ook Eerfte Aanm. verandering.  Tweele Aanm. w 'glaaticg. 106 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, ook, maar, Godsdienst kwam in 't plan der Franfche Wetgeevers niet, de Godsdienst, de Zedeleer , fchrijven ons ook pligten voor; en men wilde alleen van de Rechten fpreeken, niet van de Pligten des Menfchen, van die Rechten alleen wilde men een tafereel geeven, waarop men zijne Maatfchappijelijke Sociëteit zoude bouwen. Dan ik, voor mij , ben nog zoo weinig verlicht, dat ik mij nog vast blijve houden aan den ouden Regel: zonder Godsdienst zijn 'er geen zeden , en zonder zeden zijn 'er geen Wetten; is 'er geen Staat! Maar ook 20. heeft men weggelaaten, dat de •wet geen recht hadde, dan om te verbieden daaden die fchadelijk zijn voor de Maatfchappij. Men heeft mogelijk ingezien , dat 'er oneindig veele daaden, veele ondeugden , veele zedelijke overtreedingen waren, die niet minder fchadelijk, verderflijk, en ontcerende zijn voor de Maatfchappij, en die zo veele Maatfchappijen hebben doen te gronde gaan , welken echter bij de wetten niet ftraf baar waren gefteld; die ook niet gemaklijk door ftelligc wetten konden verhinderd of verboden worden. Indien men nu van de fchadelijkheid derzelven hadde moeten fpreeken, zoude natuurlijk in het plan hebbsn moeten inkomen, 't gewag van een Opperwezen; en dat er, boven de uitgedrukte wet door  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 1Q7 door de menfchen gemaakt, nog eene boogere wet, een hooger en GodJijk wetgeever ware, zonder welks tusfchenkomst alle menfchelijke wetten en verordeningen onvolkomen zijn. Doch dit is Hechts volgends de minder verlichte denkbeelden van oude Christen- Wijsgeeren ! Onze Eeuw is thands wijzer geworden ! Dan mogelijk heeft men begreepen , dat alles genoeg vervat wierde in de verklaaring, dat al wat de Wet niet verbiedt, mag gedaan worden, en niemand verder kan gedzvongen worden ; zonder daarom van het fchadelijka en naadeelige van alle zedelijke wangedraagingen en misdrijven te fpreeken, die tegen°'smenfchen inwendige verpligtingen, en tegen de voorrechten van den Godsdienst, en tegen de goede zeden inloopen, alzo het genoeg is, dat de mensch zijne Rechten kenne, en eene Maatfchappij van Ongodisten, en van Zedenloozen, even zeer een Maatfchappij van menfchen uit zoude maaken, zoo zij onderling maar wetten hadden, die hen in 't gebruik hunner Reebten voorlichtecen. Met p/iR. ten omtrent God, zijn' naasten, ja zich zeiven, mogen zich zwakke verftanden ophouden, of.verlichte en opgeklaarde mensch mag die zelf afleiden uit de befchouwing zijner en eens anders Rechten , die tegenovergeftelde Pligten konden fchijnen vereifchen. Maar  I08 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Derde Aanm. onbepaaldwoord trijheid. Maar 30. fla ik het oog op de algemeenheid der Verklaaring, dat hot behoud der Vrijheid afhangt van de ondervcerping aan del Vet, als de uitdruk' king van den algemeenen zvil, dan mag ik hier in 't voorbijgaan ook in 't algemeen wel aanmerken, hoe ongelukkig het voor het gamfche Menschdom is, dat de Woorden Wet, Vrijheid, en diergelijken , in wier regte bevatting en gebruik alle menfchen, zonder onderfcheid, zulk een wezenlijk belang hebben, zulke onbepaalde, zo veel betekenende , zo wijd uit een loopende aanduidingen hebben, of ontvangen, dat elk dezelve na zijn zinlijkheid, na zijne grondbegmfelen, na zijne vooroordelen kan opvatten. Ik weet wel, dat alhier niet gefproken wordt van Godsdienftige Vryheid, Staatsvrijheid, Perfooneele Vrijaei/J, RegeeringsVrijheid, maar van Burgerlijke Vrijheid, gefteld tegen over delaatfte, of Regeerings Vrijheid, zo verre dezelve aanwijst der burgeren rechten en vermogens, om in eiken Regeeringsftand hunne daaden en handelingen met de meest mogelijke genoegens en onaf hanklijkheid van eens anders wil en welbehaagen, te regelen. Maar juist hierin ligt de grootfte zwaarigheid, het grootfte onheil en bejammering, dat in dien zin ook het woord vrijheid aan de grootfte misbruiken onderworpen is, niet alleen, aangezien de Vrijheid wel een groot  GEEN CEWAANDE 3N NEDERLAND. log gedeelte van 't geluk der menfchen en der burgeren is, doch zijn geheel geluk alleen niet uitmaakt, maar ook voornamelijk, om dat in de befchouwing van die Vrijheid alles afhangt van het meerdere of het mindere , tn van de juiste affcheiding en grenzen van Vrijheid en Losbandigheid alzoo de grootfte en uitfpeurigüe Vrijheid dikwijls de allernaaste trap is aan de losbandigheid, en de Losbandigheid het allerdigtst geplaatst is aan, ja meest onaffchcidbaar gepaard gaat met de flaavermj, of Regearing u^sbeid, die van de flaavernij niet verre af is. Terwijl men, van den anderen kant geenen Regeeringsvorm , geen Burgerlijke Vrijheeden, befchermend Regeeringsbeleid , geenen Burgerftaac zich verbeelden kan, hoe groot hoe uitmuntende ook de Voorrechten en Vrijheeden der Deelgenooten weezen mogen (en waar zijn die grooter dan in den gemengden Regeeringsftand van Engeland, en in den nog meer gemengden en volvrijer Regeeringsvorm dezer Nederlandfche gewesten ?) waarin ieder Burger, ieder natuurgenoot, van zijne natuurlijke vrijheid, niet ten minften zo veel heeft afgeftaan, als na omftandigheid van tijden, plaatzen, vermogens, ftaaten en middelen van beftaan, vereischt wordt, om deel te hebben aan de voordeden, die uit dien aangenaamen Burgerftaat rijzen, en waarin ieder burger zich onderwerp aan de  Zij maaken vrij met geveld. 110 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, de ivetten, om door die wetten zei ven hefcbermd te worden. Niemand toch is 'er, die in den volften zin kan zeggen vrij te zijn, of hij moet in de eenzaamheid, in de bosfchen omdwaalen, zonder ooit een ander mensch aantetreflèn. Door elke daad toch, die men,onder menfchenverkeerende,ik laat ftaan in eene Burgermaatfchappij door een Oppergebied bezield , al ware zulk Oppergebied zelve eene volftrekte Folksregeeringe, bedrijve of naakte, omeenig voorgelteld goed te erlangen, of eenig onheil, 't zij waar 't zij ingebeeld, te ontkomen, of eenig oogmerk te bereiken door elk dier daaden gaat ons reeds een gedeelte van onze Vryheid af. En wat vergroot zich dat niet, als men in eenen Burgerftaat verkeert, waarin men, tot behoud van 't algemeene vvelzijn , en van de gantfcheMaatfchappij, aan wier voordduuring ieder afzonderlijk burger, ten hoogften gelegen is, zeerveele opofferingen van geld, van ftaat, van andere genoegens, doen moet! Maarniet minder ongelukkig is het voor 't menschdom, vooral in onze dagen , waarin alle menfchen, Philofoophen willen zijn , waarin alle menfchen over Vrijheid, Regeering, Regeeringsvormen, Volksregeeringen , Conltitutiën , willen redeneeren en oordeelen; hierdoor gantsch Europa in verwarring brengen, en overal akelige tooneelen aanrechten om hunne nieuwe Re-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. III Regeeringsbegrippen en wijsgeerige befpiegelingen, mee geweld van wapens, onder de fchoonfehijnentte voorfteilen van Vryheid en Celykheid in te voeren, en daardoor vastgeftelde wetten, verordeningen, cn toe geluk en rust ftrekkende inrichtingen den bodem in te flaan: dat men in die dagen, zeS i! - VVijsgeeren hoort fpreeken van ds Vryheid te bewaar en, door de onderwerping aam de IVet, als de uitdrukking van den algemeenen wil. Ik zal hier niet aanmerken dat 'er niets ongerijmder, niets onredenlijker, niets onrechtvaardiger is, dan op vryheid te roemen, waar men de grootfte flaaverny invoert; niets onrechtvaardiger dan onder den fchoonen naam van Vryheid, den algemeenen wil des volks of der menfchen, die een volk uitmaaken, te willen buigen door gewapende burgers , door de wapens op te vatten, of * laaten opvatten , door-dat gedeelte der Burgers, die met derzelver aanvoerers eene lijn trekken; 't zij men die noeme vry. corpfen, nationaale gardes of'gewapende burgers, en niet minder onrechtvaardig, in zijne naabuurige landen met uiterlijke teekenen van Vryheidsboo-, men en diergelijken, die de oogen van eene onkundige gemeente verlokken of verblinden, onder allerlei Voorwendfelen, ja zelfs alleen-, om de Volkeren zogenoemd vry te maaken , gewapen- der  Vierde Aanm. onbepaaldwuord wet. 112 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK* der hand intedringen, en alles wat z\<& naar hunnen mi en zin niet fchikken en onderwerpen wil , uit goed en recht en have te zetten, of te verjaagen: en dus de Vrijheid, met het zwaard in de hand, voord te planten, even gelijk mahomet en zijne opvolgers % hunnen Godsdienst, of dat middel, dat zij dachten dienltig te weezen, om de menfchen gelukkig te maaken, met de wapenen hebben voortgeplant. Ik geeve dat aan eikter overdenking over. 4». Mijne aandacht bepaalt zich hier bij \ woord wet. Immers behoort men in algemeene gronden , die men legt om op dezclvcn een gebouw te vestigen, wel vastigheid in de bouwftof te hebben. Maar is 't niet ongelukkig, als men zegt : de bewaaring der Vryheid hangt af ; Van de onderwerping aan de Wet, dat men reeds terftond vraagen moet: wat vcrltaat gij hier door de Wetï Is dit woord Wet niet even zo los en onbepaald, als het woord Ifoheid? En zoo, mij iemand wilde antwoorden: ik verlta hierdoor ds Wet, of de Wetten in den Burgerfaat, die regelen, waarna zich ieder gedraagen moet, die vooronderfteld worden, bij ieder op zich zeiven en bij allen, in 't algemeen, te zijn toegeftemd, en die dus de uitdrukking van den algeuieenen wil  GBEB GEWAS, KDE l£ N ED E R L A KÖ, JU ti-iV geworden zijn ! Zie daar dan de zaak , op heur lchoonlle; zoo ik rneene, voörgefteïd! Maai ia dezelve hier nü mede afgedaan, als men die onder de Rechten van den Mensch brengt? wat ver» flaat men dan nog onder wétten bf regelen in deri burgerilaat , waarnaa zich ieder gedraagen moet? Verftaat men daardoor. 1 °. de grondwet of grond' •wetten van een' Staat, zclke algemeene Wetten of grondinltellingen die tot den vórm of inrichting van een Volk, eè.n Koningrijk, een Repu Wiek, behooren, en welke de banden mnnaaken, die Ovei-heeden en Onderdaanen aan elkandereri verbinden , 't welk men anders de Conftitutie noemt. Zodanige wetten toch, die als dan den algêmeënen wil des Volks uitrhaaken, en volgends welken een Staat, een Land, een Koningrijk, êerf' Republiek beftuurd wordt, zodanigen zijn 'er trouwens in allevörmén van Regeerirg, 't zij de Regeeringsvorm beftaat uit één" Opperhoofd, of .uit veelk Aanzienlijken bij een gevoegd , of uit het Algemeene gros der Natié zelve', 't zij door zich zei ven, door de meerderheid van (temmen, 'c zij door zogenoemde Volksreprefencanten in een Staats" lighaam, of uit gemengde en veelzins getempef• de Regeeringen; en, om zulke Wetten té hébben, behoeft men geene Volksregcering. Zij zijn bij alle Volkeren, en wel op dien ieiföeri » voe? i De We:-' ten zijn of grondwetten, O ie dé ie uit* naaken/  114 rechten van den mensch in vranks! jk, voet ingericht als de jjMaatfchappijën van menfchen zelve , die elkander vervangen , ingericht worden , te weeten om te .blijven , niet om te fcheiden, even zo ook eeuwig voord te dtiuren , zolang het algemeene welzijn dat ver* eische, en de allerukerite noodzakelijkheid, die boven alle wetten is, niet vordere, dit Overheid en Onderdaan dezelfde wettige wegen van onderlinge overeenkomst op nieuw inllaan , om die Conftitutie, eenmaal vastgeftcld, en waardoor dufzende fcha'iels en verbindtenisfen van burgeren onder eikanderen, van nchten, van bezittingen, van genoegens, naauw aan een verknocht en verbonden zijn, wederom los te maaken, uit een te zetten, of te veranderen: 't welk men dan Staatsrevolutiën noemt, die nooit beboeren en tot 's Volks wezenlijk welzijn nooit Lun;:e;i plaats hebben, dan in de allerdringendste aaugelegenheeden (*). ÏNïacrr zijn (*) Tc recht zegt mijns oordeels de Heer mf.fp.san in zijn boven genoemd Wcrkjen, de Eurgstl-jk; VryhA.i, bl, 4j. Staatsrevohttien zyn Juthts in de zddzaumfie gevallen, en dan, -waneer het vo.i fn zyn eigsn weezen , en r.i-.t, in zyne , door tndete» hett gemoaUc, hersfenen een' hertgtn druk geroeid heeft, verfchcon- of verd;;ligbsar. Men leeze hem zelvea en men vergelijke er mede de rampzaügheerien, die gemeenlijk verzeld gaan met de pogingen om zulke Stajtsrevolutien, vooral in Holland , te verwekken of doortezetten , zo als die afgemaald zijn door den Heer illvi'ï, in zijne Redevos-  GEER GE WAAN D!i i tf NEDERLAND, if£ Zijn zulke Wetten én heure verordening en in ftindhoüding noodzaakelijk, gelijk zij zijn . wat is dari het tegenwoordig lot van Vrankrijk niet beklaag lijk, 't welk nu federt tier jaaren ,of geene C H': ftüutië gehad heeft, of, wik gij liever? reeds Drieërlei Conftitutie in dien tusfchentijd heeft gekend } en eindelijk nu nog (federt Junij 1793) zonder vastgeftelde Conjliititie dobbert en zich vrij waant in de grootfte Regeeringloosheid, Ik zegge drieërlei Conftitutie! eerst eene Koninglijke Alleenhëerfchiög; daarrtaa eene zogenoemde Conftituthneele Koninglijke of liever èene algemeene Vólksrepre» fèntadë met een' Koning aan 't hoofd, bij wien de bekrachtiging of jdnctiè van goede en nuttigcwerten zoude zijn, de derde eene Repubükemfche of vólftrekte Volksregeering, door zoogenoemde Re» prefentanten uic het Volk gekozen. In de eerfté oefende en bekleedde de Koning, bij den aanvang alle dë deelen van de Oppermagt, en beriep (van achteren ingezien tot zijn eigen en 's Volks Ongeluk) zijne Gencfaale Staaten, of alle de orden van zijn Koningrijk , die voor het gantfché1 Volk, en alle de onderdaanen opkwamen', bij een* öhi voering boven gemeld orer H misbruik van't algemeens Doch deze Ver- (*) Om een regt denkbeeli te' maaken' van generaale Sta* ten ol Staaten van een Land of Rijk, waar eene Koninglijke t of andere VorMijke Regeering is; moet men in aanmerking neemen, dat het woord Staaten of Staatehvergadering. r.ie.t altijd medebrengt eene mededeeling van de Oppermagt aan die Staaten. Vrankrijk gaf daarvan , federt de XIV Eeuw, en Duitschhnd nog heden op veele piastien de bewijze* aan de hand. Wanneer men onder Keurvoijlen, Hejifogett', Craaven, gewaagd vindt van Staaten, volgt daaruit niet anders vten zij het tegendeel bij. wetten, verdragen of gewoonten bepaald of bewezen zij) dan, dar die Voiften dé verfciiiilcnde ffaadefi hu;is Volks of hunner onderdaanen bij of om zich roepen, volgends regelen , die hij daartoe befdrkt of veroorloofd heeft te befchikken, om door Imrüe voorlichting, raadgeeving , aanprijzing, of toefiemaine- in de gewigtlgfte. znaken huns rijks gersgfteund de heilzaamfte maatregelen te beraamon, gewigtige misbruiken re verbeteren , en aan die verbeteringen en wetten daartoe dienende eene zeekerer uitvoering en klem te geeven. Die heeft de gel. s. puFF^NDour de Jure Nat. t» Ce t. L. VU. C. 6. §. 12. krachtig aangedrongen en klaar betoogd, en hier uit fpruit deze Regel i» 't Staats- rechtj  ge en cewaande in nederland. 117 Vergadering zette zich al rasch in den zetel van 't Oppergebied, fmok alle de drie Staaten, Geeit' tijkheid i Edelen , en Burger/land onder een; vergaderde regens 'sKonings bevel , raaatigde zich zelve de wetgeevende magt aan en Let den Koning niets van dezelve over, dan het verlèenen van Sanclie aan de Weren die zij vorders maakten. Dezen Regeeringsvorm noemde men eene conftiiuti'.neele Monarchie (un throne confiitutioncl') den Koning, lepouvnrcxecuiif, le premier, fun&iovaire public; zulk een befruur maakte federt 1-90 de tweede Conftifutie of Staatsgrondwet uit. De derde ontnam niet alleen den Koning zijne San&.ie en zijn gelimiteerd veto; maar zette door een gefinced Volksoproer den Koning af, wierp den braaven Vorst in de gevangenis, veroordeelde hem tpr dood door rechters en partijen tevens (zeeker- lijk recht: Het is gantsch geen gevolg, dat, dewy! er in eenig land staaten of Standen zyn, die Jaamgeroepen worden, de Oppermagt des Vorfien daardoor ingekrompen of verminderd worde. Indien fommige fchrijvers en leezers hierop meer bedacht Waren, of kundigheid genoeg hadden om dit te pasfe te brengen, waar het behoort; zouden er veele-ongerrjmdh.eeachter blijven. In onze Republiek, federt tie afweering des Konings van Spanj.*, is het eene gantsch andere zaak; De Nederlander erkent de Seaaten brj zich, als de eenige wsare, ea wetsige Souvereine Magt des Laads. h a  Itl rechten «an den mensch in vrankrïjk, lijk volgends de Wee!) fneedt hem het hoofd van 't lighaam; begroef hem in een kalkput; en de Natie noemde zich vrij, en men fchreef in de publieke Act.es, het ifte en ade jaar der vrijheid en gelijkheid, men weigert den gevangen Dauphin, ■sKonings zoon, die ziek is, een' ander genees» heer dan den DoEior van 'c Gevangenhuis , dewijl het anders ftrijden zoude met de gelijkheid', en op den zelfden dag , dat men de Artikelen van 'fmenfchen Rechten decreteert, en metnaame Art. 7. Dat elk menicb vryheid hebbe zyne gedachten en gevoelens te openbaai en, flaar men in 't gezicht der Asfemblée eene onnoozele keukenmeid., door de Guillotine, den kop af, omdat zij gezegd hadt, dat dit zó, niet gaan kon. En de. Natie noemde zich vrij! Ziedaar dan de derde Grondwet of Confliwia in Vrunkrijk, die maar proviponeel is ingericht, en om welke verder tot ftand te brengen en te befehaavtn , de tegenwoordige Nationnale Convectie., eigenlijk beroepen was, en die,naa eene bijna jaarige zitting,het zo verre gebragt heeft, dat zij reeds de Reebten van den Mcr.scb, volgends de w'^geerige begrippen van ecneh condorcet, nader overzien, verbeterd en bekrachtigd heeft : wat hier nu verder van worden zal, is onmogelijk te bepaalen.  GEEN GEW A A N D E IN N E D P. fi L AND. I tr' a n i I t I Tegen', bedenking uit de onvergenoegdbeid.  ia8 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRlJit 5; niet te vreden zijn met hunnen ftaat; die ook reden meenen te hebben, om onvergenoegd te zijn over 's Lands Wetten. En daarom kan 't heel wel zijn, dat 'er in Vrankrijk veele onvergenoegden zijn, en dat evenwel de wetten die gemaaktzijn of worden door 's Volks waare Reprefcntanten, goed zijn. Men vindt in alle Rijken, Vorftendommen, Staaten, Republieken, onvergenoegdcn, ontevredenen , misnoegden , tegenftreevers van de Rcgeeiïng en van de Wet (men noeme hen Disfdenten , Dis-uniten , Indepena'enten j Malcontenten, of vvatnaamen zij ook draagen) Zulke zelfs , die Hechts alleen wachten tot de gelegenheid gebooren worde, om de eenmaal vastgestelde orde om ver te werpen en nieuwe wetten te beraamen. Dit is daarom geen bewijs, dat de wetten niet goed zijn. Ik ftèm het toe! Maar wanneer men in andere Staaten fpreekt van onvergehpegdèn , dan bedoelt men zulke lieden, die reeds eene Confiitütie hebben , die onder eene vastgeftelde en bezwoeren Confiitütie leeven, en die alleen om deze of gene beweegredenen of bijzondere oogmerken of overtuigingen anders denken, of van dien algcmeenen wil door de Wet uitgedrukt, bij zich zeiven verfchillen; maar welke ver* f En onzer Vrijheid.  I36 RECHTEN VAN BEN MENSCH !N VRANKRIJK, ten, zo karig mogelijk, en niet dan in de zwaarïle gevallen, en dan fomwijlen nog niet eens, aan '< leven van de Menfchen komen, en doodftraffen opleggen. Waar toch is 'er een land, dat zo on» begrijplijk fterk bevolkt is, dat het zelfs op eene vierkante Mijl, dooreen genomen,meer dan 40CO menfchen bevat, waartegen Vrankrijk geen 2500 menfchen, Rusland in Europa omtrent 320 menfchen , in zijn' binnenkring, op even zulke mijlen rekent, waarin zo weinig Itrafoefeningen en vooral doodilraffen voorvallen , als in ons Nederland; als zelfs in 't volkrijke Amfterdam ? (*) Dat gedeelte van de Vrijheid, waardoor alle ingezetenen, op tijd en wijze, bij de wetten bepaald, in de Heden en op 't platte land gerechtigd zijn , tot alle eer- en voordeelgeevende posten, ambten en bedieningen, zonder iemand uit te fluiten, dan die zich zeiven uitfluit, of iemand te weeren, die de noodige bekwaamheid en vereisch- ten (*) Te recht zegt' de Hr. m kerm ah bl. 11. Heeft men niet met reden het 'kleine aantal jlrafoefeningen , en het niet veel groofere van wanbedrijven, die de Rechter vervolgt, tot een bewijs gebezigd, dat de veiligheid der ingezetenen van deezen ftaat in dit opzicht die van veele volkeren, en bij uitneemendheid die van het, op zijne vrije Cmjlitutie zich zo verheffende, Groot-Brit%mnkn, oneindig vw ie boven gaat.  «EEN GEWAARDE IN NEDERLA ND. 1$1 ten heeft', en welmeenend de wetten omhelst en des Lands bezwooren en gevestigde Conftitutie toegedaan is. Dat gedeelte van de Vrijheid , waardoor allengskens alle die ingezetenen mededeelgenooten kunnen worden (allen toch kunnen nooit gelijk beveelenof regeeren) van de Souvereiniteit, van de Wetgeevende Magt, of van zittingen in de hooge Raads- en Staatsvergaderingen. Dat gedeelte van de Vrijheid, waar in men zo voor kleinen als groote even zo zeer de weegfchaal der Gerechtigheid in den evenaar houdt, en zonder aanzien van perfoonen van wat ftaat, gezindheid, godsdienst, aan elk het zijne geeft. Dat gedeelte van de Vrijheid, waarin men, zo voor armen als voor rijken, voor geregeerden als regeerers, voor werkzaamen en lcdiggangers, alle deinfchiklijkheeden, voordeden, rust, en genoeg lijkheeden vindt, die in de beste Volksregeeringen dikwijls te vergeefsch gezocht worden, ten zij men uitgelaatene losbandigheid met de waare Vrijheid verwarre. Dat gedeelte van de Vrijheid, waar elk zijne wijze om God te dienen , of om zijnen Godsdienst met anderen gemeenfchaplijk te betrachten, het grootfte goed op aarde! na zijne overtuiging vrij en onverhinderd kan uitoefenen. 1 5 Ein-  Tegenwerpinguit den algemeentn wil. I38 rechten VAN DEN MENSClfrlN VRANKRIJK, Eindelijk dat gedeelte der Vrijheid, waar ieder mensch zijne gevoelens en denkwijze , zo door fpreeken, als door fchrijven , kan openleggen, en waar de Drukpers zo buiten gewoon weinige bepaalingen heeft, dan alleen de zodanigen, die bij de wetten het misbruik beletten. Waar ter waereld vindt men alle die deelen der Vrijheid in zulk eene hooge maate als bij ons? Waar vindt men de bewaar in g der Vrijheid meer afhangende van de wet, als de uitdrukking van den algemeenen wil? Maar evenwel hoore ik ook hier fommigen tegenwerpen, en zeggen: 4 Als de wet bij ons is „ de uitdrukking van den algemeenen wil; hoe „ komt het dan, dat 'er hier te lande zo veele on- vergenoegden , zo veele verfcheidenheid van „ denkbeelden zijn, die genoegzaam bewijzen , j, dat, ten minften thands, de Wet niet is de uitdruk'. ,, king van den algemeenen wilV Deze vraag is in den tegenwoordigen toeftand van zaakcn in ons Gemeenebest, ten minften in de begrippen van veelen omtrent dien toeftand, van groot gewigt, en zal zeekerlijk bij veelen een ernftig indenken verwekken ! Ik kan hier wel eene vraag tegenftellen, die tot het hart en 't geweeten der vraagers zelve zoude moeten indringen. Zij is deze: Daar wij gezien hebben, welke onwaardeerbaar  ©een gewaande in Nederland; 135 baare Voorrechten onze Nederlanders in dit gezegend land genieten , en hoedanig eene Vrijheid alle ingezetenen, ook nog, hoofd voor hoofd, fmaaken: is en blijft dan toch de Vrijheid, die men geniet, en zo ver men de burgerlijke Vrijheid geniet, bij allen, zonder onderfcheid , niet de algemeene wil? Hangt de bewaaring van die Vrijheid ook nog niet af van de Wet, 't zij men door de wet verfla de Staatswet of Coriflitutie zelve, die nog volkomen dezelfde is als vóór twee Eenwen, 't zij men 'er door verfta de hargerlijkeWetten, die, gelijk altijd te vooren, ook nu nog alle onze burgerlijke vrijheeden en voorrechten handhaven en befchermen? Laat elk eens gemoedelijk in zijn hart tasten, en zich afvraagen; Geniet ik die Vrijheeden niet ? is het ook mijn wil niet om die te genieten? Maar dewijl ik hier te doen hebbe met een flag van burgers, die, of door vooroordeelen verblind, of door mindere kundigheeden misleid: of door naa- ] volging van anderen ter goeder trouwe dwaalende,1 zich ligtelijk zulk eene tegenbedenking van eenen \ algemeenen Wil laaten welgevallen, zonder dat zij inzien of bedenken , • dat 'er Staat- en: Heerschzuchtigen kunnen zijn, die 't van hun belang rekenen, om hunne verfchillende denkbeelden, als eene be. lemmering, of vernietiging, van den algemeenen wil te 1 Bek'Bdwoordmet een tegenwerping. !eandroordegelegt.  HO HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRÏJK, Met vier aanmerkingen. I. Aanm uit den aait van alle regeering. te doen doorgaan: voor de zodanigen zal ik hier mijn andwoord meer regelregt inrichten, en daartoe mij tot deze vier aanmerkingen of overweegingen bepaalen. i°. Onvergenoegdheeden en verfchillende begrippen (ziedaar de zagtstmogelijke benaaming van 't gene in onze Republiek thands nog omgaat \) zijn onaffcheidbaar van alle Regeeringen. 2°. Zij zullen de waare Vrijheid geen naadeel toebrengen, maar die zelfs veel eer bevorderen, zoo zij maar wel in acht genomen worden. 3°. Zij hebben heuren voornaamen oorfprong uit de tijds- en geestgefteldheeden, en zullen de werkingen van dien geest volgen. 4°. De onvergenoegden genieten, naa al het gebeurde voor en tot September 1787, meer voordeden en vrijheeden, in onzen vrijen Haat, dan zij, alles gelijkftaande, ooit of ooit,in eenigen anderen Regeeringsvorm, met grond, konden hoopen of verwachten. Laat ik deze denkbeelden wat meer ontwikkelen. Het belang der zaak verdient eene naauwkeu* rige overweeging. Ik zegge i°. Onvergenoegdheeden en verfchil' lende begrippen zijn onaffcheidbaar van alle Re' geeringen. Waar was 'er ooit een Regeeringftaat volmaakt? Deze is nergens te vinden op aarde. Men-.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 141 Menfchen blijven altijd menfchen. Een Regeeringsvorm zonder gebreken, en zonder ongenoegen daar mede gepaard, beftaat alleen in de hers.fens van menfchen, die, of geheel onbedreeven zijn in de waereldfche zaaken, die de gefchiedenisfen der eeuwen niet kennen, of die zich onuitvoerlijke plans op hun gemak voorftellen, en anderen willen opdringen, of die, door heersch of ftaatzucht vervoerd, om bijzondere oogmerken te bereiken , hunne onkundige medeburgeren met nieuwigheeden ftreelen: even als of zij beter, wijzer, verlichter waren dan anderen. Een Regeering, die de minfte gebreken heeft, is de beste. Noem mij eens een land, het meest vrije dat men hebbe, en vraag u zeiven af, of daar geene Onver genoegden , ontevredenen , disfidenten , malcontenten, disuniten. en wat naamen Europa meer opleevere, gevonden worden : zonder dat men zeggen kan, dat het Land hier mede minder gelukkig zij, minder gerustheid hebbe, minder vrij beftuurd worde. De inllellingen en Wetten van een Rijk, van Vorftendommen, van Republieken, mogen uitmunten; de beftuurirfg der Wetten en van 't Oppergebied voorzichtig ingericht zijn, over allen en alles even billijk en rechtmaatig zich uitftrekken: kan dat beletten, dat de burgers niet allen even zeer met hun lot en (laat te vreden zijn, en zonder klagten zouden  Overal zijn gebrekentn onwil 142 RÉCHTEN VAN DEN MENSCH iN VRANKKijKj den zijn? Zijn 'er niet altijd menfchen, eergierige burgers, onrustige lieden , die altijd hooger op willen; nijdigen, die 't gene zij zelf niet doen, niet goed gedaan rekenen; wraakzuchtige», die , geieeden of vermeende verongelijkingen trachten te wreeken, en daardoor zich zeiven een gedeelte van hun waar geluk beneemen* heerschziichtigcn die de Vrijheid alleen daarin meenen te vinden 3 dat zij mede regeeren, zonder dat zij zich zeiven hebben afgevraagd, of zij 'er de bekwaamheid toe hebben; en zoo ja, of 't land 'er beter bij vaa* ren zoude, zoo zij gebruikt wierden. Verbeeld u in eene Republiek de hoogstmogelijke vrijheid en gemakrijkheid, om ambten, waardigheeden, en magiltraatuuren tebekleeden; dewijl toch allen niet te gelijk regeeren kunnen, meent gij dan, dat, als zodanige onvergenoegden, dewijl zij niet mede op 't kusfen zitten,of, eene bezwooren Confiitütie, of de Wet, niet toegedaan zijnde, van de mederegeering verftoken zijn, eens weder op het kusfen geraakten ; dat 'er dan geen nieuW veld voor andere onvergenoegden, of voor andere oneenigheeden, zoude geopend worden, klaagencfe op hun beurt, dat zij zonder oorzaak, ja tegen reden, moeten achterftaan. Of, zoo de volle ge* lijkheid daar gefield ware, dat 'er dan geene kui» perijen, geene haatlijke Ambtsbejaagingen, haat, nijd  GEER GEWAANDE ïW NEDERLAND, 143 nijd, en onvernoegdheid meer onder de mededingers zijn zouden ? En zo is 't met andere dingen , die de bewijzen van onvolmaaktheid der menfchen, der menfchenftanden , der menfchenmaatfchappijen aanduiden. Men neeme hier ten voorbedde de drie Koningrijken van Groot Brittanje. Hoe veele verfcheidenheid van begrippen zelfs over het Regeeringsbeftuur, zijn aldaar niet? Hoe veele fadicn en oneenigheeden ? Maar deze belemmeren nimmer aan de waare Vrijheid, aan het Regeeringsbeftuur, aan den algemeenen wil, die bij de Wet is uitgedrukt: zoo maar niet door heethoofdige aanvoerers zonder welken een Volk nooit iets onderneemen zoude,of konde, de zaaken tot die uiterften gebracht wierden. Wat liep het kortsgeleden in Engeland niet hoog, toen 'er reeds openbaare Clubs werden aangelegd, die onder den naam van nog meerer Vrijheid, nog grooter Patriotismus , en nog vrijer of beter Confiitütie, de Natie wilden Jacobinifeeren, (vergeef mij 't woord!) Maar hoe fchielijk vertoonde zich de algemeene wil, de openbaare geest der Natie, en hoe ijverig fchaarde zich die algemeene geest rondom de Confiitütie! De onvergenoegden! zij bleeven; maarzij zweegen. Hoe is 't met onze Republiek? Is die' ooit zon- O, der fadiën, zonder partijen, zonder verdeeldheid00 ge- Zelfs in de grootfte vrij. heid, )k bij i.  Breeder bewezen Voor J.deWl Ondi J,deW 144 rechten van den mensch in vr.\nkijk, geweest? Ik toonde reeds boven, hoe Willem del. grondlegger der Republiek, met 'sLands Vereenigde Staaten reeds zulken kenden, die zich dfn naam van Patriotien gaven, en bij hun voor Naampatriotten werden gehouden. Bekend zijn de twisten tusfehen Remonftranten en Cotitrare* . wonftranten en de gevolgen , die dezelven, ook ten aanzien van de Regeeringszaaken, gehad hebben. Die twisten beflist zijnde, bleef de Cotifli*k«êongefchonden bewaard, tot dat men de Staats* Stadhouderlijke Regeering met den dood van Willem den II in het jaar 1650veranderde ineen enkele Staatsregeering. De witt,hielde dit aan 'c hoofd der zaaken twintig jaaren uit. Maar , men zoude zich bedriegen, indien men dacht, dat 'er toen T eene algemeene wel te vredenheid ware. Toen ''•zijn de eigenlijke partijfchappen eerst begonnen; van toen af heeft men eerst gefprooken van Staatsgezind, en Stadhoudersgezind; en men behoeft de Gefchiedenisfen van dien tijd j in heur waar licht voorgefteld, fJechts te leezen, om te weeten, hoe de denkwijze toen was vanduizende Ingezetenen , zo in de zes overige Provinciën, als ook in Holland, en tot welk eene hoogte de mis-, noegdheid van anders denkenden fomwijlen opfteeg i zb dat de Witt, ziende dat de onvergenoegden,of Stadhoudersgezinde!!, allengskens weder in het ] Re-  TJERK GEWAANDE IR NEDERLAND* RegeeringsbeltUur infloopen , eindelijk daairtoe k-wam , om bij 'c bekende Eeuwig Edi& \6$j nier. alleen de gelieele Stadhouderlijke Waardigheid afcefchaffefi, ma'ar óók aan allen, die eenig deel aan de Regeering hadden of krijgen wilden, bij hunne inkomst in Staats- en Siddsvergaderingcn , een' plegtigen Eed te doen afleggen, van nooit eenige ihdra'eht daar in te doen, nocft eenige propofitie of advis te doen ofte geeven, of te dóen doen, of doen geeven, hiermede in eenige deele ftrijdig, en dat alles, gelijk men her. noemde (*), tot voor (land van de Vrijheid , tot be> Vjaaring van de eehigheid en de gemeehe rust; zorgende teffens, dat er geene anderen in Holland aan 'c bewind geraakten , als die hem bekend wa- rerï (*) Zie Rejol. ten tijde van J. de tPïtt bl. 8ool Ik ver/ haal hier de zaak volgends de vollediglte waarheid. Maar misfehien zal men mij van eenzijdigheid befcbildigen, dat ik 'er bij voege: gelijk men hst noemde. Doch hiervan ben ik Voormij overtuigd. Maar hoe dit zij, wij zien en leereil' hierjiit klaar, dat de lieer de Witt, die féhrandere man, 't zij hij wel of kwalijk handelde, echter begreep dat de eenigheid of esnpaangheid van handelingsn , en de bewaaring van degemene ruit, afhing van dat middel, van dat Edict, van li e Grondwet, die hii daarom noemde een perpetusl Ediü ende eeuwigduurendt Wet, en gelaste die alomme te volgen'/ als de voornaam s ï e wet van den Lande. K  I4() RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRÏjK, ren die zelfde gevoelens welmeenend te zijn toegedaan. Maar toch de Heer j.de witt, een groot Staatsman, die een uitmuntend bloeiend gemeenebesc aantrof, die veel kon doen dat nu gelaaten wordt; die door zijne uitfteekende bekwaamheeden veele hindernisfen van 't beflüur te boven kwam ; ja door andere leden gerugfteund, fomwijlen meer ondernam dan ooit vóór hem een Stadhouder zoude gedaan hebben (*) % die zelfde Heer, (*) Ikbedoèie lüer 't geval met Denemarken, met welk &ljk een Of- er, Defenfief traftaat gefloten en geratificeerd tve.dt, zonder dat de Staaten der zes andere Provinciën wïste.i, wat zij ratificeerden. De zaak wordt ons bi j aitZema Xn. bl. 461. en uk hem bij wa GE naar XÏII. bl. !?-. ;;,em;id. Aitzkma voegt *cr dit bij: Het werdt foodar.igh gejupprimeert, dottet occk niet gefonden werdt aan de Provinciën: dia Let ditjtivóigais SHndeHiigs ratificeerden: fynde aenmerckelyck ende te verwonderen; nademael felf gheduyrende het Gouvernement van DE Püincen Van Orangie fulcks nooyt wat gefchiedt, Je'.fs niet in 't jaar 35- doen oock verjeheyden fecreete Articu'en met Franckryck vsierden gefhéten; ma'.r wierden alle gejonden aan de Provinciën, om gefien ende geratificeert te worr da Staaten der byzoridkre Gewesten, kennis van hadden: eene vyzc valt doen, waarvan men geiyk Jommigen aanmerken [aitzem*], ook ónder het hoog gefteegen tadhouaerljx gezag van whn zyne Hoogheid, pRiNCé tiitïtt henkik, geen vaorbtcdgtzien hadi.'' & z Naa'y.Si WitU  I48 rechten van den mensch jn vrankriik, willem den lilden toedroeg, en door het vertrouwen, dat rnen, in zijne poogingen en waakzaamheid tot behoud van 't land ftelde, in zo verre, dat hij zich te verre in 't gevecht met den vijand waagendc, door een plegtig Staatsbefluit van Holland verzoch twerdt, zijn' perfoon zodanig niet bloot te (lellen, aangezien van bet behoud van zijn perfoon, het behoud van den Staat afhing. (*) dit (*) Men behoort zulke trekken onzen braaven Nederlanderen niet te verbergen, vooral in onze dagen, daar men 't bij veelen zo zeer op de Stadhouderlijke Waardigheid geladen heefc. Men leert 'ét uit, hoe men toen ovêr een* Stadhouder, en 't Gewigt van dien Post dacht. Ik zal diar0111 de woorden der Revolutie die ik bedoele zelve mede-' deelen. ReJ. v. Heil 1672 Aug. f°. 105. Dat den Heers Prime van Qrange door eene beleefde Misfivi fal werden bekent gemocht, dat hoer Édl Gr. Mog. niet zonder de uytterjle 6ehmmerniifen,v.m ter zyde verftaen hebben, dat zyne Hoogheydt fich niet ontjtet. zyn Perfoon by voorvallende occajlen aan dift wondt te expeferen , met verjuek , aangefien hder Edl. Gr. Mog, tarietlen, dat van de conservaTïe van sijne hoogH EIPT, wornamentlijck by de jcgemvoordlgke éangeréufe en de perplexecanjur.üure van tyden ende jaecken, die van den staat ts dependeerende, dat sijnc Hoógh. voonaen figh niet meer fiodanig gelieve te hazarderen ofte in peticul te Hellen, geiyek hoer Edl. Gr. Mog. als voren gein;'armeen zyn- dat defelve fou.de hebbm gedaan. Ik voeg 'er bij een Extraü uit de Rejolutic van den Oudtraedt der Stadt Dordrecht ,  GEEN G E WAANDE IK NEDERLAND. 149 die alles liet niet naa, dat federr, dien tijd in onze Republiek eene groote partij van Tegendreevers der dreclit, Maand, den 8 Aug. 1672 zo als dat ook in de Staten Rejolutien voorkomt, over de bewaaring van zijn per» foon: ,, Ter vergadering van den Oudtraedt befpeurt we,, fende een fonderlinge liefde ende affectie bij alle de ,'. Leden van defelve Vergadering tot zijne Hoogh. den „ Heere Prince van Oranje, mitsgaders die van, fyne „ bloede,ende dat diensvolgens,met permislie ende onder „ het welgevallen van fyne hoogstgem. Hoogheid behoort te „ werden gefpeculeert, dat desfelfs perfoon doqr getrouwe ,, Gardes en Hellebaerdiers alomme met allemensclilijke vood„ fichtigheit wierde gevolcht, bewaert en opgepast, alles in „ foodaniger voegen,als tot de meeste fecuriteyt van de Per„Joon van aljidcken woerden ende aejlimablen Prins, midtsgaders „ Stadthoüder van Holl. ende Westvr , als mede een Capitain-Gen. „ en Admiraal te Water ende te Lande foude konnen werden „ gepraftifeerd. Als mede dat fyne gem. Hoogheid allent„ halven ïn aller refpeftbehoorde te werden geanimeert tot „ het aangaan van eene Echtelyke Alliantie, omme daer door „ eene directe fuccesfie en descendentie van fyne Hoog„ heid te konnen erlangen. — ■— Al ware het nu zelfs, dat fommigen hier mogten denken, dat er iets al te vleiends Onder liep; zo ziet men er toch uit, hoe onze braave voorouders te dier tijd, dachten, hoe dankbaar zij waren, en welk een gewigt zij aan de hooge Waardigheeden en aan den perfoon des Stadhouders, toen naauwlijks 22 jaaren oud, gehecht hebben. Of men moet onze loffelijke voorvaders voor laffe vleiers houden! Ik wil dit veeleer voor K 3 een  Naa Willem III. Onder Willem W. Onder Willem V. " een' Ckaraiïertrek van dien tijd aanmerken. Doch dit in \ voorbijgaan. J-XO RECHTEN VAN DEN MfiNSCH IN VRANKR1JK, der Stadhouderlijke waardigheid geweest zijn, die ook, naa't kinderloos overlijden van Willem den UI, dien Regeerinsvprm weder affchafte, en in den jaare 1702—1707 aanleiding tor troeblen gaf, en eene andere partij, op heur beurt weder onvergenoegd maakte , tot dat de oude vorm v. n Staatsbeftuur met een' Stadhouder aan 't hoofd, door een nieuwer? Franfchen Oorlog,in 't jaar 1747 ons aange» daan , in grooter luister en met meer vastigheid weder boven kwam, en als de grondwet van ftaat werdt vastgelteJd door de erfl'jk verklaaring der Stadhouderlijke Waardigheid in het huis van Nasfau-Dietz, zo in de manlijke als vrouwlijke linie; waardoor wederom een gedeelte van de Ingezetenen , met den ouden wrok bezield gebieeven, en hunne onvergenoegdheid tot bekwaamer gelegenheid verbergende, deze gelegenheid bij de uitbreeking van den Amerikaanfchen Oorlog met de Engelfchen, waarnaa men, wanneer zij gcftevigd en gerugfteund door zulken, die de nieuwe Leer, der Volksregunng, of de nieuwe grondbeginfelen der Vrijheid toegedaan , ruime handen gaven aan eene derde partij, die zich reeds begon te vor-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. l$l vormen, en die meer openlijk voor den dag gekomen is , toen zij meende dat de zaaken rijpheid genoeg verkreegen hadden : waardoor 'er heden een vrij aanmerklijk gedeelte der Natie is, 't welk men noch Stadhouders- noch Staatsgezind kan heeten, maar die zich Volksgezind noemen; dat een' geheel anderen Regeeringsvorm, eene meer volmaakte Volksregeering verlangt ; ' en '/ welk (om met den Heer Meerman bl. 26 te fpreeken) met de ganfche fom van vryheid, over welke wy juigchen, nog niet te vreden, om eene Politike vryheid fchreeuwt, en ons fiechts na het invoeren van dezen voor een waar Gemeenóbest meent aan te kunnen zien. 't Is dan niec te verwonderen, dat in onze Republiek zo veele, ja nog meer Onvergenoegden zijn dan in voorige dagen. Maar is onvernoegd zijn , en verdeeld zijn het zelfde? Men mag de verdeeldheid, voordipruitende uit de voorige handelingen , bij de ingezetenen onderling aantreffen, (en die is 'er rijkelijk!) maar is die verdeeldheid 'er ook thands in de Regeeringfcollegicn, in de beftuuring van zaaken, in de uitvoerende Magt en, in de Wetten, inde Wetgteving, in de betaamlijke onderwerping aan de Wetten, gelijk dat alles in de rampzaalige tijden federt 1779 tot 1787 plaats hadde, toen alles tegen elkander hortede, alles van inactiviteit weergalmde, K 4 en r  Naa'ther ftel van zaaken 178^. RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRÏJK, en 'er niets kon uitgevoerd worden, door de verwekte en krachtigwerkende Verdeeldheeden, beroeringen, en verwarringen, die ons ten fpot en fchimp der Natiën fielden ; waar tegen door de gunftige vereeniging, die, in dit loopende wonderjaar, onze Republiek bezielde, en alle RegeeringscoW legien één enkelen wil, één algemeenen wil deedc uitbrengen, nu onze Gewesten van eenen verwoestenden aanval der Franfchen, die de Vrijheid in den mond en de flaavemij in hun kanon hadden, gered en bij hunne duurgekochte Vrijheid bewaard zijn , in weerwil van zulke [noodaarts , onder die onvergenoegden , die liever gransch dan zogenoemd Prinsgezind; liever onder 'svijands drukkend juk, dan onder een zacht Staats Stadhouderlijk Beftuur ; liever onder een' dorren Vrijheidsboom , dan onder den Orangeboom wilden leeven, ja liever met de Franfche Vrijheid te gronde wilden gaan, dan den Nederlandjchen Vrijbeidsgrond , gemest met zo veel Spaansch bloed, en waar de Vrijheids boom zo weelig groeit, vrij en vrank te blijven betreeden! Ziedaar op wat wijze ik de onvergenoegdbeeden van onze Nederlanders befchouwe. Verfchillende begripp:n over 't regeeringsbeituur zullen 'er altijd zijn. Zo lang er menfchen zijn , zullen er in onze Republiek ook feilen en misdagen te be" 1 "" ét  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND- I5§ rispen vallen. Maar berispen en verbeteren zijn twee verfchillende zaaken. Gebrekkigheeden zijn onaffcheidbaar van alle Regeeringen. En zouden wij die ontbeeren in eene Regeering, die zo ingewikkeld is als de onze? Maar ik voegde er 20. bij: Zij zullen der waare Vrijheid geen naadeel toebrengen; maar zelfs veel eer bevorderen , zoo zij flecbts wel in ach; genomen worden. Wat ik bij ons door de waare Vrijheid verte, is uit het voorgezegde duidlijk genoeg; En, ach! beftonde Hechts overal die waare Vrijheid , zo als zij bij ous plaats heelt, met alle de gebreken en de onvergenoegdhecden van zulken , die , dat meer is, Èteh Patriotten noemen; en die mij en anderen dien Eernaam wel zouden willen ontzeggen! En ach! mogr het deerlijk geteisterde, het door zijne kostlijke Refrti'entanten en Nationaale Conventie zich vrij noemend Vrankrijk, flechts de helft van onze Vrijheids vruchten , in waarheid fmaaken! Die Vrijheid zou dan rasch den algemeenen tvil uitmaaken en de beroeringen zouden plaats ruimen voor eene geregelde Confiitütie. Ik fpreek van de waare Vrijheid, niet van de zodanige , die bij fommigen in de harsfens gefchilderd, in de verbeelding gefmeed, of aan misleiden of onkundigen ingefcherpt wordt; maar zp als ik die, K $ hier Aanm. Misnoegdheidfcha dt geenwaare ^-rij- . heid. De ware. vrijheid bevat den algemeenen wil.  Dit bleek bij den Fran fchen ■aanval. £11 hoe 154 RECHTEN VAN OEN MENSCH IN VRANKRIJK, hier boven, bij ons befchreef; waaraan alle die misnoegden met hunne morringen, hunne opruijingen , hunne berispingen geen naadeel zullen toebrengen, zo lang zij bewaakt blijve door de Wet en de Conventie, en door de Burger wetten, en zo lang dezen den algemeenen wil uitdrukkelijk vertoonen. En hoe duidlijk vertoonde zich die wil nog kortling bij den gedreigden en reeds beginnen aanval der Franfchen. Welke was toen de algemeene geest, en wil? Waar heen werdt die gedreeven ? Was het niet naar 's Lands va■ ders, naar de hulp, raad, en werkzaamheid van manmoedige en eendrachtige befluiten? Vraag het hier dien genen zeiven, ten minften den grootHen, den eerwaardigften, den achtbaarden hoop van hun, die zich nog, boven anderen, Patriotten blijven noemen. En die zich ook daarin als waare Patriotten gedragen hebben. Heeft de zogenoemde verdeeldheid wel eenig naadeel aan de noodige, fpoedige, heilzaame Verdediging gedaan? Het is waar, in onze Republiek, vooral in Holland, waar het gevaar het naaste en het dreigendfte geweest is , waren veelerlei hartstochten en neigingen. Veelen hebben de komst der Franfchen gevreest\ En hiertoe hadden zij de gewigtigfte redenen! Veelen hebben de komst der Franfchen gewagt, met meer pf minder onver- fchil-  GEEN PEWAA NDE IN NEDERLAND» Ï55 fchüligheid. Dit deeden misleiden of onkundigen , die de gevolgen nier. doorzagen. Veelen hebben de komst der Franfchen gehoopt en verlangd. Dit deeden zulken , die ontaart genoeg waren, om 't land aan 's Vijands fchoonfchijnende vleierijen te waagen , op hoop dat zij hun wraakzucht zouden koelen, en hun heerschzucht den vrijen toom vierende, de iloelen der eere vervangen zpuden. Eh wien men, met de woorden van cicero aan catilina, wel vraagen mag, meent gij, dat als Rome in vier hoeken in den brand Haat, uwe huizen alleen verfchoond zullen blijven ? Dit ondervinden op dit oogenblik de inwooners van Mentz. Maar den zijn 'er ook , van wien men mogelijk zeggen moet: zij hebben den Franfchen in hunne komst geholpen; den vijanden lijfland verfchafc met — met — • I Maar hier bezwijkt mijn hand en pen! Dan ik ontvang weer kracht en leven , daar ik grond vinde, om te vraagen, of die verfchillende hartstochten, uit de oneenigheeden voordfpruitende, dan ook m den algemeenen wil belemmerd of gehinderd hebben ? Ik andwoorde : Die verdeeldheeden hebben aan de waare Vrij. leid, en derzelver verdeediging ook nu geen naadeel kunnen toebrengen, en zij zullen, het voor 't ver-  156 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRTJK, Die wil zal blijven. 1°. Doo in fland houding der grond petten. vervolg nooit doen, zolang de Staatswet onge» fchonden blijve; zolang de Burgerwetien goed, wijs , en rechtveerdig blijven ingericht, en voor ieders ondeelbaare vrijheid gelijklijk waaken, en zolang de voornaame aanvoeren en voorlïanders der verdeeldheeden , (zonder dezen toch zal de groote hoop , het gemeene volk , of de gemeente, nooit iets beginnen, of met vrucht iets onderneemen kunnen) belet worden, om, onder fchijn van Vaderlandsliefde van welmeenendheid, of andere benaamingen, nieuwe beroeringen aan te richten, of minkundige Regenten van 't regte fpeur te brengen , of in de Regeeringscollegien intefiuipen. Ik zegge i°. zo lang de Staatswet ongefchon: den blijve. De Republiek heeft thands weder het voorrecht, dat zij, naa zo veele poogingen en verwarringen (geheel anders dan nog in Vrankrijk plaats heeft) te regt geraakt is, zonder verdeeld te zijn, zonder dat we het tooneel des oorlogs binnen in ons land gehad hebben ; zonder dat we een prooi van andere Mogendheeden zijn geworden; zonder dat de Unie gefcheurd en uit een gezet is; zonder dat, door die fcheuring, de bezittingen van Oosten en Westen onherroeplijk verlooren geraakt zijn; zonder dat eene allesverwoestende Volksregeering (zo als in Vrankrijk) heur  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 157 heur juk op de halzen van andersdenkenden ge legd hebbe ; zonder dac, ter andere zijde , eer Monarchaal gebied, 't welk met onzen koophan deldrijvenden Staat geheel niet ftrookt, noch eene trotfehe Aristocratie, of enkele Adelregeering, dt braave en goede burgers en ftedelingen veracht lijk behandelt; 't welk een van allen , of meei tefamen, ongetwijfeld, onder den naam van Pa triotismus, ons deel zoude geworden zijn , indier de voorheen aangerichte beroeringen , de gewapende Clubs en Sociëteiten langer dan Sept. (787 voordgeduurd, ende zogenoemde vliegende legertjens 'm Noord- en Zuid - Holland, langer hunnen verwoestenden fehrik voordgeplant, en de Regenten met geweld van 't kusfen gezet hadden , ol indien de trotfehe Franschman thands in Holland ingebroken hadde. Maar wij zijn , Gode zij gedankt! te regt geraakt. Wij hebben eene'gevestigde Confiitütie, eene van den aanvang der Pvcpu bliek bekende , eene op nieuw plegrig, bij Regenten en Ingezetenen, bezwoeren, en onder alle de Provinciën grfav&hneerdc Conftitmie , cctk des noods, door twee magtige buicenlandfche Mogendheeden, die bij het gerust voordduuren der Republiek belang hebben , tegen alle poogingen van bukenlandfche vijanden, en heimlijke ondermijningen van onvergenoegde ingezetenen, gega- ran* i Die herfteld zijn; Bevestigd en bezworen.  Èn ft erker dan ooit be krachtigd. I58 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJKS randeerde Confiitütie. De waare Vrijheid eri heure bewaaring hangt thands vooral af van dé bewaaring van die Grond- en Staatswet, te meer daar de ondervinding in de laat [ie beroerten gelecrd heeft, hoe, uit üe genngfie begirfelen ,die in het eerst kleine veranderingen fcheenen te bedoelen , nogt:>ands een algemene verwarring is ontfiaan , wtlke het Boni gin ootlcbap op het punt van een totaale (looping heeft gebrast. Ik fpreek met de woorden van ie Jtle van- Guarantie of Vrijwaaring van het Erfltadboud.r/cbtip, 't welk daarbij r.u plechtiger verklaard is, foor een esfeniiéel gedee'te van bturï Confiitütie en Regeeringsvorm , en eem bondgenootfchaplijke Gror.dvjet van Staat. Deze Confiitütie is nu zo veel te Heviger geworden, hoe minder het te voorzien Is* dat de Republiek, gelijk bij 't overlijden van Willem de ITde en Willem de lilde zonder kinderen riaa te laaten, ooit weder aan het gevaar van verdeeldheid, over het al of niet aanfleilen eens Stadhouders ,zal bloot Haan, daar niet alléén die hooge Waardighefd, tot handhaving van's Lands Vrijheeden zo wel verordeffd, ttfatfdü in manlijke cn vroulijke nsu^omelmgon erflijk is verklaard, maar de tegeöWoordigé Doorluchtige Stadnouder reeds gezegerd is met twee völwasferi ueldenzoonen , die hunne Vaders en hunner Voervaderen loffelijk voet-  ÖEÉN ÖEWAANDE IN NEDERLAND. I$0 voerfpeur heldhaftig volgen, en daarbij met eeneri Prins, een* kleinzoon, de hoop van 't naageflacht: een voorrecht voorzeeker , 't welk nooit eenig Stadhouder heeft mogen gebeuren, eh een geluk voor de rust der Republiek, en voor alle zulke' Patriotten, die belang (tellen, dat het Land niet weder door wanorden en beroeringen gefchud eri gefolterd worde. Immers hoe veele naadeelen alleen die of diergelijke verfchillen en twisten aan de Republiek buiten 'sLands toebrengen, leert de ondervinding; en ik kan daartoe, zelfs ten tijde van j. de witt, de bewijzen bijbrengen uit de Brieven der buitenlandfche Ministers. Gelijk onder' anderen in 't jaar 1652, alleen wegens 't Kapteinfcbap-Generaal, onze Gezanten uhZwedcn fchreeven(*):De Disputen over /^kapiteinschapgeneraal extenderen baer quade E feilen tot in dit Hof, en brengen voort ik weet niet r/at discourfen van oneenigheid, partyfibap ende fcbeuringe tusfehen de Provinciën, welke tot onfe zeer groote disavantage zvorden geglosjeert, ende mitsdien getrokken, om gevaar lyke desfeinen daer op te formeren. In 't jaar 1654 fchreef onze Ambasfadeur uit Frankrijk (f): Indien God gelief- (*) Zie de Brieven van en aan de Witt D. V. (h Brieven van de m» T. i. p. 160 fq.  a':Doo: goede burgerweuen. ÏÖO HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJÜ5 liefde te geven, dat de gemoederen der Heer en Regenten wat konden voorden gereconcilieerd, eu~ de berfielt tot de vorige oude, ronde, vertrouwde, Confidentie. — Voorzeker, myn Har! de Staat van H. tl. M. fude bier werden aangezien met gebeele andere oogen, als nu gejebied; daar men nu hoog verheft buiten waarheid, de groote disftmien, die tusfehen de Provinciën ende denderlinge leüen van dien fouden zyn, ende daer uyt dan quade Conftructien worden gemaeckt tot ver- agting ende depresfie van den Staet daer in eenige quaed willigen gloriëren ende haer profyt doen tot nadeel der Regeering. En uit de herjtellng van de oude Confidentie en eenlgheid onder de Provinciën ende de Leden van dien . fouden vele des/eynen hier kom.n te vervallen j ende de faeken weder gebracht kunt.en worden lot eene vaste ende febere intelligentie. — Dit van de Grandivet! Ik zeide er , a°. bij ■zolang de Bur:erwetten, goed, wijs, en recht] vaerais, blijden, en zij voor ieders ondeelbaar e Vriji cid gelijk Ijk waaken. Ik behoeve dit niet nader uit te brei ien en te verklaaren. De vraag alleen fev waarvoor moet men de burgerlijke wetten., waart» wij nog in dit gezegend en vrije land leeven , anders houden ? Is 'er een eerlijk man, die zeggen zou durven dac de handelingen en  GEEN GEWAANDE IN tEDERLANR, tsi fen daaden der burgeren bij ons anders geregeld worden dan door goede, wijze, rechtvaerdige, ja, voeg er bij, door zachte wetten ? Daar mogen onvolmaaktheeden in zijn j de rechtvorderingen mogen, luid op, om verbeteringen roepen; daar mogen ook menfchen weezen, die uit eigen belang , of om bij - oogmerken, zeggen of wen' fchen: ja dit of dat behoorde zodanig al of niet gedaan, zodanig gefchikt, te worden; of die of deze Wet. behoorde verbeterd te worden. Maar dit behoort tot de onvolmaaktheeden van 't ondermaan fche; en, daar er gebreken zijn, is dit den Wetgeeveren en den Regenten, die daarin zelfs belang moetert neemen, aanbevolen. Dan 't gaat daarmede al dikwijls volgends het fpreek-' woord: De beste (iuarlaiden ftaan aan land. Ik Voegde er 3°. ten Hot bij; zolang de voor* naame aanvoer'ers en voerfi'anders belet worden nieuwe beroeringen aan te richten, Regenten van 't /peur te helpen , of in de Regeeringscmegiën in te (luipeh. Ik roer hier een onderwerp aan, dat, hoe wezenlijk ter bewaaring der ruste, ter voorkoming van nieuwe onheilen, en hoe geWigtig ook in zijne uitvoering met behoudenisfe van eens ieders burgcilijke vrijheeden en voorrechten, -echter tetj opzichte van de wijze hoe? niet afhangt van het L oor- 3- Doof voorzorg tegen nienwig* heedeft  l6l RECHTE W VAN DE?* MENSCH IN VSANKIUJiC, oordeel of het meesterlijk beflisfen van bijzondere leden en burgeren, maar van het huisfelijk beduur der bijzondere Collegiën of van den Souverein zclven en waaromtrent ik mij niet zal vermeeten mijn gevoelen te zeggen, daar 'er eene vrij algemeene Acte van Pardon of Plakaa: van Amnestie plaats heeft. Ik merke alleen aan , dat men ook deze Amr.estie wel eens verkeerd fchijnt opgevat of toegepast te hebben. Immers bij eene A'cle van.zo algemeene Amnestie, als de LandsvaderKjke zorg van Overheeden, die tefFens medeburgers waren, na de omlbndigheeden en gebeurtenisfen, behoudens 's Lands vrijheeden en welftand toen hebben kunnen uitvaardigen , bij die Amnestie daaden tegen de wetten bedrceven, te vergeeven , en ze niet voor misdaadig te houden , en den Rcchteren de hand te fluiten, ter eener zijde; en ter andere zijde toetelaaten, dat zodanigen, die da grondwetten of Confiitütie van een land niet welmeenend zijn toegedaan , en in deze hunne gevoelens volhatden, ja veeleer dezelve, waar zij de gelegenheid daartoe vonden, zouden voordplanten; in de gemaklijkfte gelegenheid geilek! worden, om dezelfde nieuwigheeden en beroeringen wederom aanterichttn: hier tusfehen is een zo aanmerkelijke afftand , dat de gemamigdheid zelve , de grootfte ij veraar, om alle menfchen genoegen te gee-  GEEN GEWAANDE iN NËDE8LAND, l<ïj geeven, wegens zulke eene verwarring van vérfchillende denkbeelden hartelijk zoude moeten lagchen. Maar ik zeide ook, dat de onvernoegden de waare vrijheid zelfs veeleer bevorderen. —— En op wat wijze? Dit is gemaklijk te verklaaren. Ineen land , dat Vrijheid fmaaktj maar zeer veele önvergenoegden heeft, om redenen, boven aangeweezen j daar heeft de Regeering en allen die 't bewind voeren, even zo veele Argus oogen naar zich gewend, als er onvergenoegden of onrustigen zijn; hoe meer verfcheidenheid van zaakens, hoe meer ftof van klaagen, als men gegronde klaag-' Hof kan opdelven, ja zelfs klaagftof zonder gronden kan leeveren. In zulk een' tijd is het Regeeringsbewind, oneindig meer op zijne hoede ^ dart wanneer alles in rust en vergenoegd is. De Regenten zullen meer de zachte wegen inflaanj orri zoveel mogelijk, eh befhranbaar met hun pligt eri eed, verharde harten te gewinnen. De Regeerings hce anders ook gewoon, heure daaden en handelingen, zó verre zij tot 's lands Welzijn geehgeheini moeten blijven, voof de Gemeenten open te leggen, zal nu nog minder zwaarigheid maaken, órii dezelve van alles opening te geeven. Én pas ils dit toe op ons Gemeenebest, dan vraag ik niet flechts bij wat Volk, of .Staat, worden de zaaken varê Regeering meer openlijk behandeld en fchielijker L a ifl Mis- noegd- 'needeli hebben dikwijké hun niK  ZLj doen ook nut bij ons. Bewee. zen uit veele voorbeelden. 't Defei fieweze der Republiek, I64 RECHTEN VAN DEN ETENSCW IN VRANKRljK, in Couranten, Nouvelles, Memoriën, Refolutiën, bekend gemaakt, zodanig, dat zich buitenlandfchë Mogendhceden dikwijls, en wel niet altijd zonder reden , over het ontijdig elimïneeren beklaagcn. Maar, daar het hier op aankomt, wanneer heeft men ooit meer openlijk en zo naauwkeurig , naakt en klaar, als thands, en federt het jaar 1787,, alle de raderen van 't publiek Beduur, alle de roerfelen van 't bewind, alle de middelen van het beftaan der geheele Republiek, de gantfche gesteldheid van 's Lands Defenfiewezen, de gantfche Colosfus van V Lands Financiewezen en Staatsfchulden, de jaarlijkfche gcwocne en buitengev/oone uitgaven ; het geheele omflagtige Bewind en de inwendige gefteldbeid der Ooit-Indijcbe en West Indifcbe Bezittingen, met al derzelver diepe fchulden en inkomften, met de naauwkenrigfle aanwijzingen van de redenen van verval, en der middelen van redding uit den nood, zeg ik, heeft men'ooit dit alles in open baaien druk, voor elks oog, voor elk , die niet blind blijven wil, meer ken en leesbaar gemaakt , dan federt deze :-.es afgeloopen jaaren. 1 Kwam niet reeds in t jaar 1789,den 28 Oétober, ten voorfchijn het Rvpport van de Comtnhjie tot het Defenfiewezen van de Republiek , waarin al onze Defenfie te water en Je zaaken van de Zee^ de toeftand der Admhalheitscollegiè'n, en hunne ge;  geen cewaande in nederland. ï6*5 gebreken en innerlijke huishouding, de ftaat van onzen koophandel en zeevaart, .deszelfs groei, afneeming, middelen van hernel, de toefland onzer frontieren , verfteikte Sreden,Arfenaalen, Magazijnen, legermagt te land, met alle de kosten daartoe'sjaarlijks vereischt, tot een ftuiver en.duit toe, worden open gelegd en van alles openhartige Rekening wordt gedaan. Is dit niet reeds in de N. Nederl. Jaarboeken 1789 bl. 1156 enz. met alle de Bijlaagen ,te vinden? Is dit federt niet bij j. a l l a r t , en, meer dan eens, bij anderen afzonderlijk uitgegeeven? Is dit niet reeds in andere landen verfpreid en kenbaar geworden? Werdt niet in 't volgende jaar 1790, 21 Mei, bij hun Hoog Mog. ter tafel gebragt het Rapport der Commisfie tot de Qiiotes en de F'wancie der Generaliteit, \welk reeds insgelijks voor ieder leesbaar gemaakt1 is, door de uitgave bij j. allart en in de N. j Neder7. Jaarb. van 1790. bl. 497 en volgg. waarin,voor ieder Nederlander,voor ieder Burger, opengelegd zijn alle de hooggaande en thands begrijpbaare kosten, die alleen tot onderhouding en het geheele algemeene beftaan der Republiek, der Unie, of Generaliteit, moeten befteed worden; zonder van elke Provincie, elke landftreek, ftad, of dorp, en heur afzonderlijke behoeften te fpreeken, en waarin men weder, tot een duit en ftuiL 3 ver t FinnnriewezenIer Rembliek.  |66 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK , ver toe, verandwoord vindt den gantfchen toeftand van het Financiewezen, van de ordinaire en extraordinaire Staaten van Oorlog, de onkosten tot onderhoud van de Militie, de traclementen van hoogc pn laage IMilitairen, zo in de West - Indiën, als, hier te lande; met één woord, alle de onkosten, tot fcheepsvragten toe; en, in 't binnenlands beftuur ter Generaliteit, tot kusfengelden, Jchrijf behoeften, kaarfen, b'denloonen en andere bedienden, benevens het kostbaar onderhoud van Ged\eputeerdea en afgezanten buiten 's lands, met aan* wijzing van alle de punten van Menage en befpaaring, die bij alle die onderwerpen, ook nog zouden kunnen worden in 't werk gefteld; en waarbij dan voords gevoegd is een ontwerp van verbeterde Staaten van Oorlog, zo ordinair als extraordinair, waar aan de Republiek 'sjaarlijks, in vrede zijnde, die zwaare gelden moet betalen , en welke beide Staaten alleen bedraagen de forome van ƒ 13,548,414,18:14:- of meer dm Dertien Millioenen. En welk Rapport reeds dien gewensehten uitflag gehad heeft, dat de Bondgenooten onder, het toeverzicht en de onophoudelijke zorg des Stadhouders, met elkander zijn overeengekomen in de nadere en eindelijke bepaaling van eens ieders Quo' te of aandeel in de lasten, met verdere vastftellins Ft i ' O der overige punten, waardoor onze Republiek zo-  GEEN GEWAANDE IN NE OE RL4ND. 1^7 zodanig een meerderen graad van vastheid, van onderlinge vereeniging en harmonie verkreeg , als zij nog nooit, zo lang zij beftondt, gehad heeft, en zo veele ftruikelblokken, die de naauwer vereeniging der gewesten in den weg lagen, gelukkig weggeruimd zijn, volgends de Refolutie van H. H. Mog. den 7 September 1792. Is dan dat Rapport over de Geldmiddelen, het gewigti;fte, dat misfchien ooit is uirgebragt to: verfland van *S Lands innigfte gefteldheid , en van zo veel ts meer getvigt, als, zonder Geldmiddelen en der zeiver evenredige verdeeling en geregeld: opbrenging, alle beraamde middelen van verdediging onuitvoer* lijk en dus vruchteloos zijn (*); is dat thands in ieders handen, ja zelfs buiten 'slands reeds bekend; zijn daarin zo veele, tot heden min bekende, of geheel onbekende dingen, die de geldzaaken en.opbrenging der lasten van de burgers in een klaar daglicht (lellen, b?greepen: wat mag dan toch de reden zijn, dat van die uitmuntende en allergewigtigfte Staa'sdukken, zo weinig ophef bij onze Nederlanders gemaakt worde, zo weinig of flechts dor en fchraal gewag voorkome bij zulken , die als Re cenfeurs van uitkomende Werken en Schriften, hands O Zp fpreeken de faarboekjchrijvers, 1790 b!. 486. L 4  lC8 RECHTEN VÊN DEN MENSCH IN VRAKKRIJK, Ten or> jrcchre veriii p« kerd." pe Oost en West Compo thands den toon geeven in 't prijzen en laaken van 't gene bij hun voor prijs of laakbaar gehouden Wordt ? Zoude het ook kunnen zijn, dat die gefchriften , zulke Sraatsdukken, teveel de oogen van veele onkundigen en misleide Burgers zouden openen ; te veel van de ongenoegens weg neemen; te veel beandwoordingen ja regelrcgre andwoorden zouden zijn, op't gete «ren dagelijks in't heimlijk hoort in? blaazen : waar blijft 'f Lands geld% waar is al V geld gebleeven , men behoorde daar rekening van te weeten; en diergelijke, terwijl men alle die Hukken zelfs maar oppervlakkig leezende, (en geen regent ten minden mag dairvan onkundig zijn) verdomd moet daan, en met verbaasdheid vraagen , niet, waar 't gei d gebleeven is of blijft; maar yan waar toch het geld nog komt, en hoe het nog opgebragt kan worden ? Dan ik kan of mag zulks van geene eerlijke lieden vermoeden , van geene onpartijdige beoordeelaars verwacht n , en 't zoude alleen, indien het plaats hadde., moeten toegefchreeven worden asn, ik weet niet welk, verkeerd inzien van de beste zaaken. *Ging ik hier verder, en overzag ik alles, wat nu kortling over de gefteldheid, de rampzalige gedeldheid van d& Oost Indifche Compagnie, federt den ons zo beil; loos berokkenden Engelfchen Oorlog van 't jaar 1789, en over deszelfs gevolgen, en Compagnies  (iHE8 GEWAANDE ÏN NEDERLAND. i(5g gtüe's enorme fchulden, heur verval, de middelen tot herftcl, de opgefchootene gelden door I rolland, enz. met openbaarmaaking van het gantfche kostbaare beduur en de daartoe henoodigde uitgaven ; benevens de nieuwe inrichting van de W?stindijche beheering en den Raad van JVestindié' openbaar en getrouw is opgegeeven en in openbaaren druk verfcheenen : wat zoude dit tafereel niet uitgebreider, de overtuiging van alle men« fchen, vooral van zo veel misnoegden en zogenoemde Patriotten , niet krachtiger worden , en het blijken, dat, zoo ooit te vooren, zeeker de tegenwoordige tijd, ons veel zaaken van 's lands beduur aan den dag brengt, die voorheenen als diepe Staatsgeheimen werden aangemerkt, En waaraan heeft men dit toetefchrijven ? Ik andwoorde: daar aan , dat men thands niet aan gewaande, maar aan waarachtige en wezenlijke gebreken de hand flaande , en die, langs wettige wegen willende verbeteren , de hooge Landsregeeringen niet^ befchroomd fchijnen te zijn, dezelve met die bedaardheid en edelmoedigheid, die 't verbeeteren van Staatsgebreken behooren te verzeilen , openhartig aantewijzen ; dat zij alle onvergenoegden, zoo zij eerlijke on vergenoegden zijn, te gemoed willen kamen; dat zij den misleiden' of onkundigen, de oogen willen openen omtrent L 5 huif Men verbetertwaare gebreken.  Nader geftaafd J70 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, hunne waare belangen, en 's lands wezenlijke verbeteringen, tot bewaaring en bevestiging der waare Vrijheid, en dat 's lands waakzaame bezorgers hun voordeel doende met de aanwijzingen van abuifcn, voorheen door heekelende pennen, fchoon met andere oogmerken 3 gedaan, alle vermogens ook nu eendrachtig infpannen , om den, door tweedracht vervallen, Staat te redden. En wat kan daaromtrent meer beflisfende zijn, dan de verklaaring zelve van den Raad van Staaten hierom* trent aan de Bondgenooten 179a den 21 Dec. bij de Overgifte der Petitie gedaan, waar zij fpree* ken van de laatfte verfchillen van eenen veel ernfiiger aart dan voorheenen; verfchlilen, dewelke zig niet bepaalden binnen de Staatsvergaderingen en tos ae Leden, die dezelve uitmaaken, maar dewelke tut de Ingeze'enen van dit gelukkig Land zyn overgebracht, en van dat rampfpoedig gevolg zyn geweest, dat de grootfte oneenigbeeden tusfehen Ouders en kinderen, tusfehen Broeders en verdere huisgenoten onderling zyn ontftaan^ waarvan zelfs de beiligfte banden van famenleering niet zyn verjehoond gebleeven, zoo dat alle de genoeges van het leven zyn verpest geworden; veryer/ehillen die byna in eenen daadelyken Burgerkryg uiigeborfen zyn , en den Staat tot op den oever van zyn verderf en gehetkn ondergang gebragt heb?  ©een gewaande in nedescand. tyi hebben; verfchillen eindelyk , die , uit hoofde dat geduur ende der zeiver aanhouden eer. ieder, jong of oud, kundig of onkundig, daarin is werkzaam geweest, bebhen te weeg gebracht een gebrek van ondergcjcbiktbcid, waar van zyne Hoogheid en de Raad wenfcben, dat het gevolg niet zal zyn, dat een ieder zig zoude verbeelden even kundig als een ander, en even gefchikt te zyn, om deel te hebben aan het algemeene beftuur, aangezien daardoor de voor/z. ongelukkige verfchillen niet minder dan door de partyfchap en verbittering, die dezelve onder de Ingezetenen hebben veroorzaakt, zig nog lang zouden doen gevoelen. En hierop ver« der gezegd hebbende , dar. zij niet noodig oor • deelen op te baaien den ooi fprong, voortgang en gevolgen van de ongelukkige onlusten, die aan de Republicq eene zo gevoeligefcbok, en aan de financien van Jommige Provinciën , en inzonderheid aan die van de Generaliteit, zo veel naadeel hebben toegebracht; en naa verklaard te hebben , dat zy liever zouden zien, dat bet geheugen daarvan geheel konde worden uitgewischt; gaan zij over om aan de Republiek, en alle de Provinciale Staaten, de goede gevolgen, onder zo veele hwaade, die deze verfchillen gehad hebben, aan te wijzen, dat niemand beter dan de Raad van Staaten kennen kan. Maar hooren wij die ge* wig"  If2 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKR.JR, wigtige Verklaaring yan den Staat zelve! Dus luidt zij: Ondertusfchen is bet zeer aanmerklyk, dat die zelve onlusten te weeg gebracht hebben, dat de Unie tusfehen de Bontgenooten meerder is beves. tigd\ dat vo'r de rust en veiligheid door gefloten rflliantien zoo veel mogelyk is gezorgd; dat het nut en de noodzakelijke invloed van de Stadhouder lyke Waardigheid in het helderfe dagligt is gefield;' en dat aan het Staatsgebouw van de Republicq is toegebragt eene vastigheid, die wel zeder d lange gewenscht was, maar die men niet bad durven hoepen. Immers hebben de hooge Bondgenooten, meer dan ooit overtuigd, dat de Republicq niet bef aan kan zonder de Stadhouderlijke waardigheid, die zelfs in de Unie van Utrecht, welke met recht voor de voorname of liever de eenige grondwet van Neerlandsch vryen Staat wordt gehouden, onder/leid wordt, en de grondflag van die zelfde Unie beeft uitgeleverd, aan fonds nadat de verwarringen, die hadden plaats gehad, wa-\ ren opgeruimt en alles zoo veel mogelijk in de vo* rige orde was her field, Deliberatien aangelegd'J om voor de heflendige fubfiflentie van de voo*fz. waardigheid te zorgen, en vet volgens nog in bet jaar 1788 plegiiglyk verklaard, dat zy het ErfGa-dbouder* Capiiein- en Admiraalschap-Gene. raaf,  GEEN GEWAANDE ÏN NEDERLAND, lf§ taal, met alle de Regt en en Praëminentien daar aan verknogt, houden en confidereren voor een esfentieel gedeelte van hunne constitutie en Regeeringsvorm, en hetzelve als een grondwet van Staat onderling Bondgenootfchappetyk aan eikanderen guar andeer en ; vervolgens zijn, in dat zelfde jaar 1788, met twee van de magtigfte Vorflen van Europa defensive alliantien aangegaan; gelyk die Mogendheden zig ook té famen hekhen verhonden tot behoud van de veiligheid, independcntie , en regeeringsvorm van dit Gemeenebest; en eindelyk zyn door de Refolutie van Uw Hoog Mog. van den 7 September van dit kopende jaar, ten einde gebragt de deliber atien die reeds in het jaar 1785 waren aangelegd tot het reguleren der provinciale quotes in de Lasten van het Bondgenootfchap, na dat door de perfonele Gommisfie, die onder anderen daartoe was gedecemeerd geweest , een uitvoerig Rapport in gejclirifte loas overgegeven van het geen door baar was verrigt; DeHbera» tien, die op nieuws overtuigent bewys hebben opgeleever t, hoe weinig in de Confiitütie van de Republicq kan worden ontbeert de Stadhouderlijke waardigheid, aangezien in het zoo evengemelde rapport van de voorfz. perfoneele Gommis fie onbewimpeld word erkent, dat de Leden van dezelve zig  I?4 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VKfiNKRIJKi zig over het reguleren van de Qjioies , fiddr welke de lasten Van de Unie voortaan zouden worden gedragen, onderling niet hadden kunnen verftaan, en het gevolg waarfcbynelyk zoude zyn geweest, dat de commissIk met betrekking tot •dat gewigiig pointl vRugtbloos zoude zyn afgeloopen, zooniet zyne Doorluchtige Hoogheid zig dat werk had aangetrokken. ■ En dus is de goede uit/lag van dat be.'angryk werk merendeels aan het wys en voorzigtig beftier, aait de onzydigheid en de onvermoeide pogingen van den Doorl. Heer Erfftadhouder te danken. Zij toonen verder aan bij de Hukken, hoe teffens hier zeer veele andere gebreken, waaraan de S taar, meer dan 130 jaaren gekwijnd hadde, zijn geholpen eri verbeterd geworden. Ziedaar dan hoe de ontevredenheederi, de onvcrgenoegdheeden, die men thands nog zo hoog' •wil doen klimmen, nog heden de waare Vrijheid bevorderden, en den Staat meer vastheid gegeeVen hebben, zo dat men niet kan zeggen, dat al de heimlijke woelingen van zogenoemde Patriotten, (hoe hoog de toonen bij fommige ontaarte Nederlanders in waarheid ook gefhaard geftaafi hebben , bij den nog onlangs gebeurden inval der Franfchen , die kwanswijs den Stadhouder en allen die de Staats-Stadhouderlijke Regeering, volgends eed en  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 17j" en pligt, aankleefden, wilden bevechten ; dat al die woelingen, zegge ik, eenig het rrunlte naadeel aan de uitdrukking van den algemeenen Wil gedaan hebben. 3°. Maar ik zeide ten derden. De onverge- UI de noedheeden en ver/chillende begrippen hadden beuren voornamen oor/prong uit de tijds- en geestgefleldbeeden , en zullen de werkingen van dien geest volgen. Ik had hier een ruim veld om uitteweiden over de rampzalige gefleldheid van den afloop dezer XVIIlde Eeuw, die onder den naam van verlicb- „ De mis- ting, opklaaring, vei betering van Regeeringsvor- noegdhemen, en van 't menschdom terug te brengen totfen^™ de natuurlijke gelijkheid, vrijheid en volmaakt den geest beid van Rcgeeringen, de akeliglle tooneelen van den!'-1 verwarringen en verdeeldheeden door geheel Europa oplevert, gantfche Natiën., Burgerftaaten en Koningrijken op den rand van hunnen ondergang brengc, en dooi- 't verfpreiden van de verderfiijkfie begrippen, op fchoonfehijnende, doch verkeerde, fluitredenen gegrond, duizenden ja millioenen van ' menfchen, braave, eerlijke, godvreezende menfchen begoogchelt. De Eigenliefde van den ^vTads** mensch moge het voor onwaarfchijnlijk, ja voor verüchonmooglijk houden (en dit is 't groote borstwapentmS' voor de nieuwigheid van de thands zo fmaaklijk op-  in 't Godsdienftige; ïn 't Politieke. I76 BECHTEN VAN DEN MENSCH IN VB.ANKR.ljR2 opgedischte, zo verrukkend voorgedraagene Politieke Leer der Vrijheid ), dat zoveele fchrandere Vernuften, kundige lieden, allen zouden dwaaien , en dat zij voor opklaaring en verlichting zouden houden, juist dat gene, *t welk waarlijk, in veele opzichten , bij anderen voor verduisteringen, vreemde fchaduwen en afwijkingen van gezonde denkbeelden gehouden wordt, Maar 't is ook niet dan Eigenliefde. Men behoeft flechts in het Godsdienftige het menschdom en de werkingen van de menfchelijke reden naa te gaan, om overtuigd r.e zijn, hoe alles in den Godsdienst, en zijne bijzondere Leerflellingen[en begrippen, afnangt van eenmaal aangenomen, en zich zeiven, als onlöogchenbaare waarheeden, voorgemelde grondbeginfelen, waarop vervolgends al het overige gebouwd wordt. En zoude dit anders en beter zijn in 't politieke ? Zoude men minder reden hebben , om 't menschlijke vernuft te wantrouwen omtrent het eenmaal aanneemen van Staatkundige Grondbeginfelen, vooral bij de zodanigen, die onder de ftreelende benaamingen van vrijheid en gelijkheid ons grootfche denkbeelden fmaaklijk maaken vaU 's menfchen volmaaktheid, tot heden toe der wacreld onbekend, en die eene ongelukkige gelijkheid .{tellen, tegen over eene g lukbrengende ongelijkheid, en eene losbandige algemeene Ütijbeid y tegen over  GEEN GEWaiNÜE IN fi E I) F. R L A N li. bver ecné voor de Maatfehappijën berekende bepaling vaü 's menlcliLn vrijheid door goede weeten. Heef: niet elke Eeuw heure bijzondere begrippen, en leerflelfds; is c wel zo zeekerj dat de onze thands de alkcn-waare hebbe; kan er gee ■ ne eeuw komen, waarin de menfchen waanen zjI» len, dat zij nog beter, nog verlichter begrip en hebben, en ondertusfehen nog bedorvéner en verderflijker Grondbeginfelen (zoo dit mogelijk zij,) volgen. Hangt tegenwoordig alles niet veel af van der menfchen hooge denkbeelden van zich zeiven en van hunnen, 't zij waaren 'c zij ingebeelden , waan van hunne waardigheid, deugdzaamheid braafheid, en van '*s Volks welmeenend Irrecven naar geluk, van 's Volks Alvermogen, van 's Volks altijd voordduurende S'ouvereiniteit t en hunne gefehiktbeid , om altijd en overal, met onbedorven zeden en door een zelfde goede aandrift,hunne eigen zaaken te richten? Dan die Eigenliefde is er ; zij is thands op 't hoogde toppunt en zij maakt Patriotten} of veel eer, Naampatriotten; en de zodanigen zullen er blijven, zo lang er fchrandere , fijngefleepen , doch onrustige en woelzieke gees:en gevonden worden, die hunne verderrkjke grondbeginfels van Regeering. fmaakelijk weeten te ' maaken; en zo lang dit is, zo lang zullen 'er ook Hienfcheti, zelfs braave, deugdzaam?, godvrucht!M ge Elke' E euw hüiiczijno begrip, pen, en' verlichting»' Onzè ' Eeuw wel zooral. De geest-'' mfi vart lervor-  Op verder flijke grpödbegin/els van Volksregeering. InVrank rijk al ■vroeger. 1/8 HECHTEN VAN OEN MENSCH IN VSANKRIjïf, gc en eerlijke menfchen gevonden worden , die aan die grondbeginfelcn blijven vasr. kleeven, al ware het zelfs dat eene noodlottige ondervindingvan de rampzalige gevolgen, die zulke beginfelen uit heuren aart, helling, en (trekking moeten medebrengen, hen van h:t ongerijmde of valfche van die Volksker ten klaarften overtuigden, alzo het nooit aan afwendingen en voorwendfelen ontbreekt, om die gevolgen weder aan andere oorzaaken toetefchrijven. En, om tot onze Republiek te keeren, offchoon de akelige tooneelen, die ons, federt vier jaaren, het gefolterde Koningrijk van Vrankrijk oplevert, door het in trein willen brengen van zulke valfche Grondbcginfcls van Vrijheid alsons p r ic e , priestlej, rousseau, vol" TAiRE enz. voor weinige jaaren hebben beginnen voortcprediken , en th om as pa ine nog hooger opgedreeven heeft, onze Nederlanders, onze zo edele Vrijheid fmaakende N,derhnders cn Batavieren hadden behooren af te fchrikken; offchooh zij de verkeerde uitwerkingen van die Crondbeginfelen , en de opgevolgde rampen , in 't naaburige Prinsdom van Lt:ik,dagelijks voor hunne oogen gezien hebben; offchoon zij de zo kort op elkander gefrapelde en bloedige Staatsrevoluiiè'n in Brakand en de overige Qostenrijkfcbe Nedei* landen nog meer van nabij befchouwd en beklaagd heb-  GEEN GEWAANDE JN NEDERLAND. I7 RICHTEN van den mensch in YRANKlïijK, Noch ook lanter. Regeering, waarop de Hn Erffadbouder is aan gt fiéld, als een fundamenteele en permanente w e t op de Regeering dezer Provincie. Toen men voords het beruchte boekjen aan 'f Folk van Nederland ,'m de voornaamfte (leden van Holland heimlijk, en bij nacht , onder het volk verfpreidde, toen was 't niet enkel om den Stadhouder te doen. Daarin werdt de Souveremiteit des Volks en de Volksregeering , met open monde , verkondigd, daarin werdt geleerd, dat de Vrijheid verkracht is geworden, teen de Staaten de Oppermagt aan zich trokken; dat de Staaten geene Souvereinen zijn, maar alleen het Volk vertegenwoordigen cn thxbet Souvereine Volk hec recht aan zich behouden hebbe, om zich te doen beftuuren op zodanig eene wijze als het zelve goed vindt, en daarin zo dikwijls verandering te maaken als de meerderheid of wel het beste deel des Volks dat goed vindt." Voords, toen niet alleen da Staaten van Utrecht dit boekjen tenerndigflen vet' boden, zo om deszelfs tweedragt, laster en muih zuchtwekkende, als om rf« oproerigste pagingen, tot Jubverjie niet alleen van den tegenwoordigen vorm van Regeering, maar zelfs, om% in plaatfe van de staatsrk geering, welke daarby op 'i haatlykfle werdt afgemaald, eene de-  GEEN GEWAARDE IN NE-ïïEBLA SD. lS-3 DEMOCRATIE of VOLKS r E G E e ring fa tS voeren, en dus doende de Republiek ie doen vervallen tot eer.e volst rekte rkgeeringloosheid, welke nog onbedenklyk vermeerderen zoude de gevaren, waaraan het lieve Vaderland door eenen buitenlandfcben Oorlog was blootgefield: maar ook toen de Gecommitteerde Rad.n der Staten van Holland bij Refolutie nog openlijk verklaarden,dat daa; in niet alleen de infaamfte éakitn. nlen tegen alle de Heeren Sladhouderen — zyn uitgespogen; maar dat da-aria ook de Confiitütie en souvKRAiNiTEiT dezer Landen op de firafbaarfie wyze zyn aangerand. Toen was 't niet enkel oir. den Stadhouder te doen. Toen men da Orangehomen bezong, en onder 't lieflijk flreclen der Dichtmaat, den Nederlanders rsVolks Alvermogen aanprees, en met zo veele woorden zeid^, dat het Volk de Souverein ware , en dat het Volk de magt hadde om zijnen Reseerinfj*-vorm te veranderen , toen was "c niet enkel om den Stadhouder te doen. Toen het, in dien zelfden geest gefchreeven, en bij veelen zo hoogbewonderd en verleidend dagblad , de Post van den Neder - Rbyn, openlijk 1 dorst zeggen, dat men de S taaten van Holland ter verandwoording kon roepen, en doen ftraffen, als zij niet zich fchikten na d:n gang des werks, en M 4 iets Maar om ie Staaen en ien Stadïouder te amen.  Om de Volksregering. |{ty RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VKANKRïjK, iets deeden 't geen tegen 's Volks (vermeende) Voorrechten (treedt; toen was 't niet enkel om den Stadhouder te doen. Toen kort daarop (1784) het fchhterend en zo zeer tocgejuigde Werkjcn, getijteld : Grondwettigc Herftelling van Nederlands Staatswezen, zoo voor bet algemeen Bondgenootfehap, ah voor het beftuur van elke hyzondere Provincie; gejchikt, om het voornaam doelwit aantetoonen , waartoe de poogingen van g«ede Regenten en de RequtSf ten van Vaderlandlievende burgers moeten Jlrekken , met weitfcben zwier en opfchik ten voorfchija tradt, cn de Volksregeering, met open deuren, aan? prees, en heure nieuwe inrichting, langs alle de deelen, daarftelde, en aanwees; doch waarop al fpo.edig volgde eene wederlegging, met aanwijzing van al 't verkeerde dier grondbeginfelen, en 'c on. Waare van de toepasfing op ons land, in een ander Werkjen, genoemd: de Souvereiniteitder Staaten var, llclland verdedigd tegen de hedendaagfchs Lu. der volksregeerïng, zoo als dezelve oriuer attd^-en wordt voorgedragen in een gefchri/i, g.-titeid : Grondwettige berftelllng van Neder'unds Staatswezen, enz. 1785. toen zeeker Wa? t niet enkel om den Stadhouder te doen; ja men zocht zelfs in 't eerstgenoemde gefchrift den oppervlakkigen leezer te overreeden, dat de pss- gin-  PEEN GEWAANDE IN NEDERLANDi I85 gingen der Vaderlandlievende herflellers; dat de patriotsche pogingen geenzins [irekken om het Stadhouderfcbap van zijn gezag te beroven, maar om hetzelve [NB] heilzamer en vaster te maken. Toen men vervolgends zoveele andere gefchriften over de Vrijheid, Catecbismen der Vrijheid , Almanakken en Zakboekjens der Vrijheid, Cbronijken der Vrijheid, en wat niet al meer, in de waereld ftootede, om de Volks regeering aan te prijzen; toen was 't niet enkel meer om den Stadhouder te doen. Toen men vervolgends tot daadelijkheeden begon over te Haan, en een ander gedeelte burgers, onder zeker voor wend fel, of fchijn, in de wapenen bracht, en dus burgers tegen burgers wapende, en naaderhand met hun behulp en bijftand , in de Steden Amfteldam en Rotterdam, en met vliegende legenjens te Delft, te Gornicbem, enz. de Regenten en Magiilraaten, niet enkel de zodanyen , die voor den Stadhouder' waren, maar ook zulken, die meer Arifiocratisch, gelijk men dit noemde, denkende, tegen het eigenlijke Patriotismus , tegen het invoeren van eene zogenoemde Reprefentative volks re. geering volhielden en bleeven kampen, met M 5 ge-  185 RECHTEN V/N DEN MENSCH IN VRAKKRIJK, geweld van 't kosfen zettede: toen was h niet enkel meer om den Stadhouder te doen. Toen men eindelijk in 't jaar 1787 het zo ver gebracht hadt, dat men in de Vergadering der Staaten van Holland en bij den Raadpcnfionaris, van wegen de kleins fteden , zonder uitzondering j en van wegen alle de dorpen en ten platten lande , zulke dwingende, hoonende en gewapende Voordellen deedt, voortfpruitende uit de Extraordinaris Vergadering der gewapende Corpfen van 17 en 18 Julij 1787 te Leijden gehouden, (*) dat fommige Penfionarisfen en Gedeputeerden der Steden zelve (ik beroep mij op hun geweeten) verbaast en bedeest Honden op te zien , en zeiden : dat gaat te ver! toen was 't niet enkel meer om den Stadhouder te doen. Dien hadt men reeds Holland te benaauwd gemaakt. Toen mea in de volgende maand Augustus 178?, (ik geef niets dan daadzaaken op, die men in de N, Nederl. Jaarboeken leezen kan) toen men den 4 Augustus van wegens de algemeene Vergadering der gewapende Burger-corpfen aan de Staaten van Holland een Declaioir inleverde , V welk de bedenkelijk/ie bedreigingen aan den Sou- (*; 2V. Nederl. Jaarboeken, 1787, bl. 1887.  geen gewaande in nederland, tf? Souverein zeiven deedt, en waarin de OpfteUzts, of door hun, de gewapende Burgercorpjer.,den Souverein aanzeggen, dat zij zdven bet roer van Staat aanvatten, zig de regt en der boorde macht aanmatigen, met oogmerk,on\gewapenderhand de euveldaden voortekomen, en de uitvoering te ftremmen , of reeds gepleegt zijnde des noods ten rlgoureujlen te ftraffen. En waarin zij bedreigen, dat, zoo de Staaten niet kenden goedvinden , hunne denkbeelden goed le keuren , zij zelven bun behoud van hunne handen zouden zvt'gten , en niet rusten, voor en al ter zij het onfchuldig gefort bloed ten frengften zullen gewroken hebben. (*) Toen was 'c niet enkel meer om den Stadhouder te doen, maar om de Staaten zelf uit den zadel te lichten, en de Staatsvergadering te vervormen in eene Volksvergadering, in dien fmaak, zo als het tegenwoordige Vrank, rijk die heeft, en zulks onder de dubbelzinnige benaaming van Souvereine Volks Reprefentanten. Toen dit niet aanftonds vlotte, daar veele Staatsleden in hun oog nog te Ariftocraatsch dachten, Cge- (*) 't Zijn de woorden van de N. NederL Jaarboeken, f/fi/. bl. 3044 en 3053 d'e dit Declaratoir, of Aankondiging, in zijn geheel hebben opgegeeven, gelijk het ook elders te vinden is.  188 rechten van den mensch IN VRANKR1JK, (gelijk men 'c noemde) en men fterker middelen te werk ftellende, op den 24 Augustus in een voornaame ftad eene algemeene Provinciale Vergadering befchreef, en bijwoonde , beftaande uit meer dan twee honderd afgevaardigden uit 107 Departementen, zoo van krijgsraden, gewapende Burgercorpfen, Gecor.ftitueerden, Sociëteiten, 'als andere Vadtrlandfche Asfociatiën [alleen] uit de Provincie van Holland, [en zulks] op befebryying van de Leden van de Commisfte der gewapende Burger • Corpfen van Plolland ter ex» pediiie der Militairs zaken ie woerden redderende. — (*) en toen deze Vergaderingen van gewapende Genootfchappen, volgends de Jaarboehen bl. 4658. „ tot de Staten op zo eenen boogen toon begonden te [preken, dat genoegzaam bleek, dat zy zig zeiven als souverein, en de staten flegts als uitvoerers van- hun* ns bevelen aanzagen 1 toen, toen, zeeker was het niet enkel om den Stadhouder meer te doen. Maar opdat mij niemand verdenke, dat ik iets on- f*) Ik gebruik den titel, zo nis die voorkomt in de N. Nederl. Jaarb. 1787 bl. 4092. waar men ook vindt het Extraü uit de Refolutiën dier algemeene Provinciale Vergadering , faturdag XS Augustus.  CEEN GEWAANDE IN HEDERLABDi 180 onwaars, of uit ijver of partijdigheid fchrijvé; ik haale alleen aan de eigene woorden van de N. Nederlandfche Jaarboek/chryvers, wier denkwijze, hoe zij ook weezen moge, met die edelmoedigheid tellens gepaard ging, dat zij bij dit verhaal zelve laaten volgen : wy zeggen zulks niet itit eenige partyfcbap, maar omdat wy de waarbeid nog kunnen, nog mogen, nog willen verbloemen. De bewyzen van ons gezegde moeten alle verdenking wegnemen. En zij laten onmiddelijk daarop volgen (bl. 4660 vergel. 4004) het nader aanmerklijk, anderen zouden zeggen fchrikbaarend en den Souverein boonend Adres uit die Vergadering van den 2^ Augustus, zo als het zelve door die gewapenden bij de Staaten van Holland den 30 Augustus is ingeleverd, waarin onder anderen gezegd is: dat UEd. Gr. Mog., immers het meerder getal niet alken valkomen overreed waren , NB. dat binnen deze Provincis plaats heeft eene volksregeerin g by representatie, maar ook openlyk voor '/ oog van gantsch Europa erkenden, dat uit hoof ie van dien Regeeringsform by reprefentatie notoirlïh aan het Polk toekomt, en als deszelfs wezenlyk eigendom competeert, eenen invloed 'op hunne vertegenwoordigers. — Zij eifchen daarop voorzieningen , maar nicc dan met hunne Concurrentie, — en Krachtigbewezenuit de Hukken zelf.  Veelen ontdekten die niet dr.n te Iaat. 190 rechten vaii een mensch in vf.ankrïjk , en dringen verder (bl. 4667) in het opmerkelijke flot aan, dat op dit Adres ('t zijn hun eigen woorden) binnen den tyd van veertien dagen door UEd. Groot Mog. worde gedisponeert $ vermits zy in cas UEd. Groot Mog. hierop binnen dien tyd geen antwoord zouden mogen geven , zulks zullen houden voor een weigerend antwoord, en in dat onverhoopt geval aan zich referveren zodanige middelen, ais zy zullen ooi deelen 'te leboor en, om hunne belangen te behartigen, en hunne wettige begeerte daar te /lellen. Dus lprak men toen tot den Souverein' En deze vergadering fcheidde op reces tot den 17 September (*) En kan men dus wel loogchenen, dat, terwijl men bij de zogenoemde Arifocraatjche of Antiftadmudersgezinde partij en hunne hoofden, volijverig en Patriottisch bezig was , om den Stadhouder den voet te ligten, ten minflen voor die Waardigheid en deszelfs bekleeder zogenoemde Inftrucltè'n , waarbij de voornaumile klem op andere perfoonen zoude aijn overgegaan, te vervaardigen, die reeds den 9 September opgeheld, geteekend en met den meestcn fpoed en /eci etesfe, (j.o luidt de brief) in een klein getal gedrukt zyn, en waarmede men den 3 Oélobèr zoude zijn doorgellagen , en den Stad. (*} Ja/.f.b. bl. 4094,  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. lp! Stadhouder, des weigerende, zoude afgezet heb' ben, kan men loogchenen, dat men , op dien zelfden tijd, bij de Volksariftocraaten,oïNieuw-Staatsgezinden, (*) insgelijks volijverig, ja meer dar volijverig cn Patriottisch, bezig was, om NB door de algemeene Vergadering van vereenigdt Gewapende en ongewapende Genootschappen, waarvan de laatfte tot afdoening van zaaken, den 13 September 1787 [op den zelfden dag dat de Pruisfifche Troepen de Waal bij Nimwegen over kwamen] geholpen door 't Defenfiewezen te Woer den, tegen den 17 September te Amfrerdam, bij een geroepen werdt, bezig was ("zeg ik) om die zelfde Ariflocraatjche partij lam te maaken, en te gelijk den Stadhouder en 't lighaam der Staaten af te zetten , en in deszelfs plaats te Hellen eene Staats- of Volksvergadering van zogenoemde Volks?-eprefontantm, uit alle de (leden , dorpen en heerlijkheeden, groot en klein, zonder onderfcheid, bij een te roepen, en eeneNationaale Con- (*) Dus noemen de Nederl. Jaarboek, in 't vervolg gemeenlijk die genen, die men te vooren met den gemcenen naam van Patriotten doopte , dan die nu zeiven meer openlijk in twee partijen gefcheurd raakten, waarvan zij, die de meer Democraat/dn beginfelen toegedaan waren, bij cfls, boven, Volksarifiocraatsn genoemd worden. DeVolks-. regeering dreef de zaak ge. wapend door.  lr/2 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRTJK,' Conventie te houden, zodanig ingericht, dat vol4 gends de Poin&en van Delikratiën, die gedrukt en nog voorhanden zijn (*) ter algemeere Volks* Vergadering geadmitteerd zouden worden uit elk Departement of lighaam van ftad of dorp, welks getal bij voorbeeld: Van £5 rot loo . . . 4 . . . i ftetn. Van iooo tot 1500 ..... 5 Hem. Van 10000 tót 12000 .... 15 Hem. Van (*) Getiteld: Poin&en van Deliberatie, voir het Reces der algemeene FravUiale Vergadering van Krijgsraden, GeconjliUieerdtn, gewapende GenootJchappen, Burgerfociëteiten en patriottifche Corporatiln, te houden binnen Amfterddm den 17 Sepicmb 1:87. Gedaan te Woerden den 13 September 1787. Uit naam van de Commisfie der gewapende Burger Corps hl Holland, ter expeditie van Militaire zaken. {was g tekend) Ik laat hier den Naam achter, maar vol|e het gedrukte en door den Drukker geteekende Exemplaar in fol. welks begin dus luidt: De Commisfie der gewapende Burgtr-Cotp'swel voor zich zelve goede en gewichtige redenen gehad hebbende, om de eerfte Vergadering te befchryven, als zy gedaan heeft, zender uitzondering van eenige Vaderlandslievende Corporatie, hoe gering ook in aantal van Leden. ten einde daar door eene zoo groot mo* gelyke vulkssteh te bekomen.  GEEN GEWAANDE IÖ NEDERLAND. 10 Van icooo tot 21000 4 ... 20 Hen! En boven 21x00 ...... 21 ftentj zonde'r verdere opklimming. Dat vervolgends onder veele anderè Voorltel-* lingen, 'er ook dezen gedaan zijn, Artikel 5. om bet Stadhouderfchap in den boezem van den Souverain [ waardoor men nu het Folk verftondt] té rug te nemerti Art. 6. Na de verbetering der Hollandfche (ié' den, de Ridderfchap van Holland van wegens, deze Vergaaering te infmueren , om zich naar de begeerten en het verlangen der Natie te veegen. Art, 7. Te rappelleren de Ministers van vreemde Hoven,- voor zoo verre zy de [dus genoemde] Orange party zyn toegedaan. Art. 8 Te zenden een Hóllandsch gevohnag' tlgd Minister na Rerlyn, uit hoofde der bekende fentimenten van den Generaliteits Minister al*daar. Art. o. Te lieèntieeren de Ministers van Staats* of Stadscollegien die , in de bediening van hun Rosten blyken geeven de Orange party te zyn toegedaan, inzonderheid, en in de eerlïe plaats den Secretaris van het Collegte van Gecommitteerde Raden. Voords werden ter deliberatie gebracht Art. i§e N Het  194 HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK', Het ontheffen der landeryen van de fcbatting der TIENDEN. Art. 19. Het geeven van een openlyk Declaratoir tot gerustflelling van de belydenis der puhlicque Godsdienst. Art. 21, Het vernietigen der Orange Sociëteiten. Art. 22. Van Gecommitteerde Raden te dbtineren de opgave van de Teekenaars der OrangeRequesten enz. enz. Zie daar den gedeeltelijken inhoud van het allerinteres/antfte,gewigtigfte en gevaar lijk fie ftuk, 't welk mogelijk ooit in onze Republiek bekend; of geftcld is l Draagen die Artikelen nu ook bewijzen, dat het alleen om den Stadhouder, of om Orange, te doen was , of wel, om onder den naam en voorwendfel van Orange, de geheele Staatsregeering en Confiitütie om te keeren, alle voorige Rechten en Privilegiën na een nieuw Systema te vernietigen, en eene enkele Volksregeering door Repre/entanten in de plaats te Helleni En kunnen zij, die, zich gelaatende als of zij alleen den Stadhouder haatten , zo ijverig en vuurig de Volksregeering voorgeftaan hebben , en zij bijzonder, die in de geheimen waren, wel ontkennen, dat dit alles reeds voorbereid, reeds vast beraamd was, en den 17 Sept. in Amfterdam zijn  GEEN GÈWAABDE IR NEDERLAND, 195 zijn vollen beflag zoude gekreegen hebben,juist iri die dagen s dat de Prüisfifche Troupen op ons grondgebied introkken, en in 'e gezicht van Am> fteldam verfcheenen, in geval deze Troupen zulke poogingen niét verhinderd, en tefFens de llooping der Republiek daarmede voorgekomen hadden. (*) Ziedaar gebeurde zaaken! onloogchenbaare zaaken ! Het zij verre van mij, dat ik die gebeurtenisfen hier ophaale, om de oude vete en haat te ver* (*) Aanmerklijk is hier omtrent het zeggen van de N. Nederl. Jaarb. 1787 bl. 3^4. Men oordecle uit het een en ander, wie eigenlijk de Prüisfifche Troupes in ons Land hebben gelokt. Hij maakt hieromtrent deze gewigtige, doch onpartijdige aanmerking: Het is als iets zonderlings, opmerkelijk, dat de Oudflaatsgezinde party, die alleen, teneinde ovet haare tegenparty te zegenpraalen, de Prüisfifche Troepes zom kunnen wenfchen (gelyk men zulks ook haar verweet), dat dis party nogthands dc meeste bekommering voor den inval van dis troupes hadt, en alle middelen aanraadde, om die aftekeeren, en het Vaderland daarvoor te behoeden : terwyl in tegendeel dé Nieuwftaatsgezinden die middelen ter verhoedinge van di'n inval der Prüisfifche troupes voorgejlagen, verwierpen, het gevaar verkleinden, hunne party met Franfche hulp in fiaap wiegdenj en nog zelfs daarenboven alle middelen in 't werk fielden, 6m den Koning van Pruisfchen, niet alleen met weigering, muaf nog met grootfpraken en trotfe vmrden en fchryven in dagpapieren te verbitteren. Men oordeele dan (zegt hij) uit het em «n ander, wie eigenlyk enz. N s Dodr Pruis- ■ fchen verhinderd.  1 Het kenfchetstden geest der tij. den. 96 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKR?JE, vernieuwen , om die wonden weder op te krabDen; ik heb opzetlijk daarom geene naamen geaoemd, al ftaan zij 'er onder; al zijn zij bekend. Ik verhaal alleen Daadzaaken , die mogelijk bij veele eerlijke patriotten zelfs niet eens in die kracht bekend zijn; dan 't zijn daadzaaken, die, hoe zeer men ze pooge te verdonkeren of te bedekken , in 's Lands Hifiorie aanweezig zullen blijven. Ik verhaal ze ook met geen ander oogmerk, dan om ons onwaardeerbaar geluk, 't welk wij nog genieten , (terwijl die grondbeginfelen van Volksbeheering tegenwoordig in Vrankrijk, in denzelfden fmaak, tot 's Lands rampzalig ongeluk dus verre gelukt zijn) op zijne regte waarde te fchatten, en te leeren kennen den geest der tijden , en den aart van 'c Patriolfchap , 't welk ons Holland en de andere gewesten toen ter tijd bezielde, beftuurde, en tot die uiterflens in 't jaar 1787 gebracht hadt, en, in 't jaar 1793 op nieuw weder zoude gebracht hebben, indien 't den Franfchen gelukt ware door te booren tot in Holland. Gedaane zaaken hebben geenen keer! De misdrijven zijn met weinige uitzonderingen bij het plakaat van Amnestie vergeeven en uitgewischt. Waarvan nader; zij, die zich daaraan fchuldig maakten, verkeeren openlijk in 't midden van ons, worden bij die van hunne partij ja  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. Ip ja ook bij andere bedaarde en geen haatdraagende Ingezetenen, met achting voor goede hoedanigheeden bejegend. Maar zij die voor overreeding vatbaar zijn , 't zij ze Hoofden en Aanvoerers, 't zij enkel misleide of onkundige Medeilanders geweest zijn, behoorden edelmoedigheids genoeg te hebben, om te erkennen, of Itiizwijgende door hun gedrag te toonen, dat zij gedwaald hebben, zo omtrend de Staats- als Stadhouderlijke Regeering, en dat men den haat tegen den Stadhouder, tegen eenen goedaartigen en zachtmoedigen Willem den Vijfden, alleen opgewekt, met allerlei opgefmukte fchijnredenen gaande gehouden hebbe, en nu zelfs zonder reden nog gaande houdt, om, onder den fchoonen naam van patriot zijne bijzondere oogmerken te! bedekken. De Stadhouder was toen, en moest wegens zijnen hoogen en eminenten Hand boven ï alle burgeren en bijzondere Leden der Regeering, en wegens den invloed van 't ambt, de wrijfpaal zijn, en ten uiteinde toe de wrijfpaal blijven, om deze Ambtsbediening eens werkeloos gemaakt zijnde, de overige poogingen te gemaklijker te maaken ; en hier in hielpen de Antifladbouderfchen of de , haatelijk dus genoemde, Ariflocraaten treffelijk en meesterlijk, tot dat zij te laat zagen, dat het Volk, de gemeene man, de burgers van hun N 3' par-» i Men behoordenu te zien. Dat de Stadhou- ier het ioox- vendfel vas.  jf>e misnoegdhedenzullen diengees volgen. fiiegeesi drift jvoedt nog der ||j Eurc ïgg RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRÏJK, partij, reeds in de wapenen gebracht* hen over'c hoofd gegroeid waren, en nu door hunne gewapende vuist de gefchillen ftonden te beflechten, zoo niet eene fterker gewapende vuist van buiten de zaaken weder te regt gebracht hadde, tot hartzeer van alle weidenkenden! Wat befluit maake ik uit dit alles op. Niets anders, dan 't gene ik vertrouwe, dat alle braave Nederlanders, alle eerlijke Patriotten met mij nu zullen opmaaken, dat ik niet ten onrechte gezegd hebbe ; dat de onvergenoegdheeden en verfcbillende begrippen beuren voornaamen oorfprong hadden gehad uit de tijds- et" geestgefteldheeden. Maar ik voegde 'ernog bij: zij zullen de werkingen van dien geest volgen. Welk een ftreelend en gunftig vooruitzicht! Houdt de betoovering eenmaal op, de Geestdrift heeft gedaan! Maar 't is en blijft tot nog toe maar vooruitzicht S De werking van dien geest, die geestdrift heeft nog niet uitgegist. Sedert onze Republiek van die bcfmettelijke geesuiekte in heur binnenffe is bevrijd geraakt, fchoon nog veele ledemaaten 'er aan kwijnen, hebben de afgeloopene jaaren aan een' oplettenden befchouwer doen zien, dat die "Geestdrift, die ik boven uit een bekend Schrijver noemde eene algemeene gisting van hervorming -der Oppermacht, en om dezelve meer tot de zo*  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND» I< gsnaamde oorfprongklijke eenvoudigheid terug \ brengen, waar van de uitkomst zoude leer en ^ o de Onderdanen, na veel bloedver giet ens ''er mee, bij zouden winnen; dat die Geestdrift, feder dien tijd, buiten 's Lands niet minder maar veel ee algemeener en nog meer verwoestende gewordei zij, en de proef hiervan bij ons genomen, niemanc afgefchrikt hebbe, omdat des Volks welzijn altijc het hoofdbedoelde of het hoofdvoorwendfel verftrekte. De nabuurige Landen, Luik, Braband. Vlaanderen hebben 't bezuurd. De ftad Mentz zal lang betreuren het inroepen van de Franfche Vrijheid. Engeland heeft kortsgeleden op 't punt gedaan van zijnen ondergang. Dit weeten zij besta die Engelands Staatsgezindheid kennen. In Vrankrijk is nu federt vier jaaren het verbazend tooneel van alles, wat Volksbedrog, Volksdrift, Volksloshandigheid, Volkswoede, Volks- en Staats-verwarring met den naam van Volks-Vrijheid, Oorlog aan de Tyrannen, Volksregeering en Nieuwe Confiitütie vernist, zelfs onder de meest woeste Natiën kan opleeveren. En nog is daar het einde niet ! Zolang nu daar nog die begoogcheling heerscht; zo lang 'er nog de minde ftraal van hoop overblijft, dat dit overgedreeven Systema aldaar toteenig gelukkig einde geraake; zolang zullen 'er jbok nog in ons land, in onze Republiek, menN 4 fchen e f r t I i l' Vooral in Vrank- rijk.  ifOO RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRTjü, Se uitkomst zal Jjier leeraar zijn. 0ie is /eeds vroeg voormeld» fchen gevonden worden, die deze Volksregeering, deze Grondbeginfelen, zullen aanhangen, aan anderen aanprijzen en fmaaklijk maaken, en zelve Patriotten blijven. De ondervinding zal hier de opgen moeten openen. De ondervinding bewaarheide reeds genoegzaam de onvolmaaktheid, ja mag ik zeggen, de valschheid van dat Systema; ten minften allerzeekerst, de onbeftaanbaar- en onuitvoerbaarheid van hetzelve in uitgebreider Staaten ja die zelfde ondervinding zal waarfchijnlijk nog vollediger aan den dag brengen de waarheid, van hec geen reeds vóór zes jaaren en dus nog vóór den aanvang'der Franfche Vrijheids-en Gelijkheids-Leer , door den Heer kluit (*) is opgemerkt, „ dat „ alle de befchouwende famenftelfels en heerlijke „ Voorfchriften, om eenen Staat wel in re richr „ ten , nog nooit eenen volmaakten Burgerftaat „ hebben uitgeleverd, waarinde natuurlijke even, gelijkheid zo veel mogelijk behouden bleve , M waarin de Vorst of de Overheden niet meerder „ heerschzuchtig waren dan de onderdanen , en «, de onderdanen niet meerder dan de Overheden. u Dat wij evenwel met alle die oneindige Schrif„ ten en Schrijvers over de Burgerlijke en Natuur- n (*) Redev. over '£ mislruik bl. 8§.  geen gewaande in nederland. 201. ~$ Iijke Vrijheid van aristoteles en plato af tOt PRICE, ROUSSEAU, RAIJNAL „ vrij verder behoorden gevorderd te zijn, maar dat juist het tegendeel plaats heeft, en dat de beklaaglijke voorbeelden van burgerlijke ver„ deeldheeden en oorlogen van Onderdanen tegen „ h'unne wettige Overheden , welken uit die val„ fche grondftellingen meer cn meer oprijzen, „ aan Europa grooter bekommering moeten in„ boezemen, en vrees verwekken, dat wij, over „ 't geheel genomen, onder den naam van Vrijheid „ veel eer achter uitgaan, dan voordeel toebren„ gen aan de rust en welvaard van de Burgerftaten „ in Europa over 't gemeen genomen, alzoo bij ,', alle beroeringen en tweedracht het niet altijd ,s degroote menigte ende gemeene burgers zijn die „ 'er bij winnen of welvaren." Ja , zegt hij : ,, zoodanig een Burgerftaat en openbare Vrijheid „ als zij met levendige verwen in de kundigfte tafe„ reelen ons ophangen [men denke om die treffende tafereelen en redevoeringen, naaderhand in Vrankrijk in de Asfemblèes Legislatives zo dikwijls met de grootfte toejuigching van een groot deel van Europa ontvangen, en in de Moniteurs ons opgegeeven] „ zoodanige is nergens te vin„ den; heeft nergens in de groote omvventelinge ?, van eeuwen plaats gehad. ■— Indien de voorN 5 „ ftan-  202 rechten van den mensch in vrankrijk, „ ftanders dezer Vrijheid dit trachten in te voe, ,, ren [en dit hebben de Franfchen met hunnen Vrijheidsboom getracht] „ en niet veeleer heimlijk hunne heerschzuchtige poogingen te bevorderen, „ zoo zal men in den bedorven toeftand van 't „ Menschdom , eerder helaas ! alle Burgerftaten „ zien omgekeerd , alle Vorftendommen vernie„ tigd, millioenen van menfchen door burgeroor- logen te vuur en te zwaard verwoest, en broe„ der tegen broeder in hunne eigen ingewanden „ zien wroeten." Hij leert ons daar teffens, dat, volgends de gefchiedfehrijvers, enkel de twee ver» fchillende Fa&iën in Engeland, van de witte en roode Roos of van de Huizen van york en lancaster, het Engelfche Koningrijk geftaan hebben op dertien volleedige Veldflagen vol van bloed cn moord, en dat die Burgerverdeeldheeden aldaar het leven gekost hebben aan omtrend elf maal honderd duizend menfchen en tachtig Prinfen van den bloede. En zulks nog maar enkel over het recht van opvolging tot de Kroon. Hoe veel te geduchter gevolgen moeten dan wel, uit den aart der zaak zelve en heure noodzaakelijke ftrekking tot onheil en tweefpalt, veroorzaakt worden, uit die grondbeginfelsn van algemeene gelijkheid, van bekoming van burgervrijheid, van invoering van nieuwe Confiitütie,'i, van eigen volksregeeringen, van inroeping  «EEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 303 ping en aandrijving van gewaapende burgers tegen hunne wettige Regeeringen, op den naam van Pamotfchap, en uit het gebruiken en ophitfen van den gemeenen en onkundigen man tot bevor* dering zijner oogmerken , onder den naam van Sans-Culottes, Broekeloozen, Vrij-corpfen, vliegende legertjens , wier aanvoerers beter weeten, wat zij bedoelen, dan de geenen, die zich laaten gebruiken ! Deze zo zicht» en tastbaare uitkomften, deze ontwijfelbaare uitflag in Vrankrijk, deze door ondervinding bevestigde waarheeden, zullen het moeten zijn, en het fmertlijke herltel of terugkeering van zaaken in Vrankrijk, zal die geestdrift eindelijk in Europa moeten nederzetten, Koningen , Vorften , Onderdaanen, Burgers, zullen 'er uit moeten leeren, welke hunne weêrzijdfche Pligten zijn , Overheeden meer en meer werkzaam maaken op het bevorderen van 't waarach" tig welzijn hunner Onderdaanen, Onderdaanen een' affchrik inboezemen, van aan nieuwigheid-zoekers het oor te leenen, en wegens de geringlte redenen die zij meenen te hebben, tegen hunne Overheeden op te ftuiven , uit te vaaren , en onder den dekmantel van Patriotten hunne misnoegdheeden den ruimen teugel te vieren, en meer leeren berusten in de genieting van waare, en geen ingebeelde, Vrijheeden. ïn- De uitkomst is niet ver af. De gevolgenten goede.  Ookvoor de Nederlandfche Natie. 304 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Indien die de eindelijk eens ophoudende verwarringen en verwoescingen van Vrankrijk bij ons uitwerken op den geest der Nederlandfche Natie; indien zij, die zoveele onkundige Medeburgers, met de hoop op Vrankrijk nog gaande houden , of zich zeiven ftreelen , om uit die Franfche Vrijheeden nog eenig voordeel voor zich of hunne begrippen op te delven, indien zij, die het zo onredenlijk op den Stadhouder, of op de Stadhouderlijke regeering geladen hebben, in zich zeiven terug keeren; indien eenmaal de Vrede tusfehen Vrankrijk en de Republiek op vaste grondflagen herlteld worde; Vrankrijk zelve onze gezegende Staats-Stadhouderlijke Confiitütie mogte beitemmen, en de beroerde tijden weder bedaaren, waardoor het voedfel aan de tweedragt benomen worde : als dan kan men hoope fcheppen, dat de gemoederen van verwijderde en misnoegde Burgers en Ingezetenen, zich al meer en meer, rondom de Confiitütie, die hun zoveele Voorrechten fchenkt, zullen fchaaren, en zij terug komen van dat denkbeeld, dac zulken alleen Patriotten zijn, die zich den naam van Patriotten toefchrijven, hoe zij dan over vroeger gebeurde zaaken mogen oordeelen; en zulks op dien grond, die de Romeinen fielden , boni civis est &c. volgends welken het waare Palriotismus beftaat in den eenmaal vastge- Hei-  O EENGEWAANDE IN NEDERLAND. 205 ilelden Regeeringsvorm welmeenend re handhaven, geene misnoegden in de hand te werken; maai- integendeel door zijnen bijzonderen wil den algcmeenen voil te helpen bevorderen. Men oordeele dan ook hieruit , of ik zo kwalijk gezegd hebbe: de onvergeneegdheeden en ver fchillende begrippen zullen de werkingen van dien geest der tijden volgen. Ik kome tot mijne vierde aanmerking, dienende, om mijne braave medeburgeren te overtuigen van hun verkeerd denkbeeld, als of de misnocgdheeden van fommigen belemmeringen zouden toebrengen aan den algemeenen wil. Zij is deze: De onvergenoegden genieten, naa al bet gebeurde, voor en tot September \fó-,meer v oor deelen, vrijheeden, en voorrechten in onzen vrijen Staat, dan zij, alles gelijkftaande, ooit of 'ooit, in eenigen anderen Regeeringsvorm , met grond konden hoopen of verwachten. Ik had, bij den aanvang dezer Verhandeling, mij niets minder voorgefteld, dan oin van onze Landzaaken fpreekende, de vroegere gebeurtenisfen op te haaien; de loop mijner denkbeelden brengt mij dieper in het voorledene ; met dat alles ben ik niet voorneemens hier eenig verhaal, zelfs geene fchets, te geeven van 't gene onder den naam van Vaderlandsliefde en van Vrijheid, in onze Republiek 4e Aanro. De misnoegdenklaageti zonder' grond:. Naa al *t gebeurde 't welk voorbijgegaanwordt.  $c6 RECHTEN VAN BEN MENSCH IN VRANKRIJK, Tegen werping van *t ge ■ beurde fer andere sijde. VeifrhilJen. dier weprzijd* fche ebeurte- iMe Ver- bliek tot aan September 1787 gebeurd is. Men fchikke dat gebeurde zo fraai op, als men kan ; men verfchoor.e ; men plooije; men verdonkere het; men zegge zelfs, dn van de zijde der Oudflaatsgezinden , of Voorflanders der Confïitw.ie, of gelijk anderen haatlijk, van de Oranjegezinden, van Oranjeklanten, enz. 'er even zo veel kwaads, ja geen minder kwaad gedaan zij; men beklaage zich over 't gemeene Volk, dat bij de omkeenng van zaaken uitfpattede, en plunderingen aanrechte; ja men noemc het gelukkig herftel der verwarde zaaken, op eenen fpottcnden toon, eene beugchelijke, eene gezegende omwenteling! Dit moge men voor enkele onvergenoegden overlaaten; men moge zich daarmede vermaaken; met dat alleszal'er altijd een oneindige afdand plnars hebben tusfehen het gebeurde aan de zijde der Oudftaatsgezinden, en aan de zijde der zogenoemde Patriotten of Nieuwfiaatsgeztnden, zo als ik dezen, volgends de Jaarbóëkfchryveren, nu verkieze te noemen. En wel om deze naavolgende redenen, die ik verzoeke, dat de Nieuwpaatsgezfndsn bedaard en eerlijk overweegen, I. Omdat het kwaad, waar over men van de andere zijde, van de zijde der Nieuwfluatsgezinden zo klaagt , geweest is het werk van een ged. elte nndjen ik 't zoo mag noemen) vaii 't Canailje, van  OEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 20 van 't gemeene volk , die de verongelijkingen zoo zij meenden, federd 1781 tot 1787 hun aan gedaan, zoo lang hadden opgekropt, en wkHem, in den boezem gefnoord zijnde, nu i daadlijkheden hier en d'ar fchielijk en voor eei korten ftond losbarftede, waaraan nooit eerlijkden kende en braave burgers en regeerers deel hadden maar die zoveel mogelijk dien itroom trachteden t keer te gaan, en ook meerendeel gefluit hebben terwijl ook op veele plaatfen niets kwaads gefchiei is y tot bewondering en blijdfchap van alle welden kenden. Waartegen men het ander gedeelte vat 't Canailje en 't gemeene volk, 't welk zogenoemc Patriotsch, en mede opgewonden was, toe gelaaten hadt, om joai-en achter een, vooral fé. dert 1785 tot 1787 hunne andersdenkende medeburgers in de achterdraaten te onderdrukken, fcheldnaamen van Oran jeklanten, Oranjevee enz. toe te duuwen, hunne Hemmen te dooven; waaraan ook zelfs Aanzienlijken, Regenten, Fabrikanten, en allen zulken, die op de fchamele gemeente en het werkvolk eenigen invloed hadden , deel namen. Kan dit wel ontkend worden? En met wat goed en prijslijk oogmerk men ook moge zeggen, of denken, dat men 't gedaan hebbe: he: is toch gedaan. Elk taste hier in zijn' eigen boezem.' Omdat de aanvallen op de gevestigde Con- fit- r r » > » • 1 1 1 ade Ver* fchil.  GOS UECHTEW VAM OEN MENSCH IN VKANXRIJK, fiitutie, met alle heure gebreken, die zij mogq hebben, niet gekomen noch begonnen zijn van de Voorfianders der Confiitütie, maar van de zijde der Ntetfw/taatsgezinden of Patriotten; waartegen de Qudflaatsgezinden daaglijks. maar werk hadden , om t^ie aanvallen, die fmaalingen, die omverwerpingen van vasrgeftelde verordeningen , welke tot in ftandhouding van rust, van Regeering, van Staatsbewind, door hun nuttig en noodig geoordeeld werden , tegen te gaan? en alles voor verwarringen te bewaaren, en om voortekomen a dat door tweedracht de hoogstnoodige verrichtingen niet buiten werkzaamheid gebracht werden. Ik weet wel. dat men zeggen zal: hadden de Re* genten, veele Regenten, zelf niet mede gedaan, cn het Volk eerst tegen den Schouder opgc-, wonden, en aanleiding tot veele verdere gebeurtenisfen ge^eevcn ; het zoude nooit zo verre gekomen zijn. Ik andwoorde: hebben ziitken kwalijk gedaan j hebben veelen dat doorzicht niet gehad , dat een volk eenmaal tegen een' derden, gaande gemaakt, altijd den teugel op de tanden, r.eemt, en zijn' berijder zelf uit den zadel werpt, • de zodarJgen, ten minnen veelen vap hun , hebben de naawecn daarvan zelf gefmaakt maar dit doet niets tot mijn betoog , dat toch de aanvallen zijn gekomen van die zijde, die zich Patriotten noemden  ÖEEN GEWAANDE IN KEDERtANm JjCJ MP 9 't zij men dezelve dan houde voor Afifio' eraatfche of Democraatfche Patriotten; want, met beide die partijen hadc, en heeft, nog , de waarè Staats- en Stadhouderlijke Confiitütie te worfteletij terwijl de Arifocraaten thands nog de Dëmocraaten, die hun grootfte vijanden zijn, blij. Ven aanhangen j voorftaan en ftreelen, en de Democraaten op hunne beurt de Arijhcraaien vleien, en derzelver haat tegen den Stadhouder leeVendig en gaande houden, zonder hunne bijóog' merken te ontdekken ; en veelen, onder die beide partijen, misfchien zelfs niet eens weeten, of zij zich onder de Ariflocraaten of Democraaten, fchaaren moeten, zo moeilijk zijn dikwijls dé 'fchuilhoeken van 's menfchen hart naatefpeuren, dat men zich zeiven niet kent! Ten 3den. Ómdat men van de zijde der Nieuwfiaatsgezinden, en van zulke Staatsleden, die het met hun hielden , zonder de gevolgen in te zien, in onze vrije Republiek toen allengskens ten voorfchijn zag komen , fcherpe én onderdrukkende Plakaaten, Keuren , Ordonnantiën met verbieding zelfs op doodftraf , van voorheen o.rverfchillige eri geoorloofde zaaken , ja met oproerigverklaaring van handelingen, die oul»ngs tot het wezen onzer Vrijheid behoorden. Ik zal hier niet fpreeken van orangekleuren , orangebloe0 m mehf, ide Vér. fchU  810 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, 4.da Verfchil. men, liederen, Jchriften ; en het daartegen openlijk veroorloven en aanmoedigen van al het tegenovergeftelde van fchriften , liederen, leuzen enz. Daar zijn ruim andere voorwerpen hier bij te brengen , om den afftand aantetoonen, maar die hier best verzweegen worden. Maar ook, 40. Omdat van de zijde der Nieuwftaatsgezinden onder den fchijn van zich tegen den Keizer te wapenen, de gewapende genootfchappen en fociëteiten zijn opgericht ; en die zelfde wapeningen, naadat de Keizer, met eenige millioenen aan geld en landswaarde , te vrede gefield was,zijn aangehouden en in ftand gebleeven tegen alle vertoogen aan; en deze Nieuw/laatsgezinden 'er openlijk voor uit kwamen, dat zij hun Systema met geweld van wapenen zouden doorzetten, en daartoe Commisfiën, gewapende Vergaderingen , gewapende Adresfen, bezettingen der Stad Utrecht en Woerden, opening en berooving van de Generaliteits Magazijnen en Arfenaalen , vlie • gende vrijlegertjens, en openlijke aankondigingen, dat het 'er nu mede door moest, aangericht hebben ; waartegen van de andere zijde niets dan middelen van Voorzieningen, van ernftige Declaratiën, van beklaagingen, van proteftatiën, van wettige Defenfie met 'sLands Militie, zijn in 't werk gefield; zo dat zelfs de buitenland/che Ambas-  GfeEfo GEWAANDE IN NEDERLAND, lij hasfadeurs , in 's Hage refideerende, doorziende wal een gewapend Burgerlegertjen (gehéél buiten weeter 'en tegen den wil der Staaten generaal opgeworpen^ in 's Hage konde uitvoeren, en reeds bezig was on Uit te voeren, op hunne lijfszeekerheid bedacht wer den en ernffig om fauvegarde tegen een aanflaand. en met reden gevreesd, geweld aanhielden. Kan dii ontkend worden ? Ik beroep mij op beide de partijen! Weeten de Nieuw(laat%gezinden niet best4 wat zij voor hadden? welke hunne befluiten waren? En weeten de Oudftaatsgezinden niet bestj wat zij te duchten hadden; en hingen de handen niet bij hun zodanig flap, dat de Vergadering dér Staaten Generaal reeds op de vlucht bedacht was? Ik beroep mij, (zeg ik) op beide de par^ tijen. En ik wenschté, dat ik deze harde waap heeden flilzwijgende hier hadde kunnen voorbijgaan. Naa al dit gebeurde dan, mag men vraagen : Wat is 'er van die partij, nu de onderliggende genoemd, geworden? Wat is hun overgekomen ? Wat huri bejegend? Laat mij eens een Land, een Vblkftaat, een Koningrijk gewezen worden, waar dat alïes gebeurd is *t welk federt 1776 tot 1787 in de Republiek, en bijzonder in Holland, is omgegaan, waarmen openlijk den gevestigden Regeeringsvorm getracht heeft om te keeren, en waar alles zo voorbeeldeloos zacht en toegeevend is afgeloopen ? O 2 Mea [ Hétiöi van mij* loegdeft in andéft labdeo*  Het lot van onze vluchtelingen. 312 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRtjKj Men denke eens om andere Landen van vroegere en laatere tijden, en de gevolgen die zulke bedrijven, al ware H flechts voor de hoofdbeleiders en aanvoerers, gehad hebben. Men denke flechts om Engeland, en de zwaare ftrafoefeningen, die in zulke gevallen, ja zelfs in nog ligter verfchillen, over de Erfvolgingen bij mededingers hebben plaats gehad. Men zal moeten verbaasd ftaan over dat aanmerklijkonderfcheid: men zal God moeten danken voor zijne zorge voor dit Land; de Regenten voor hunne gemaatigdheid en toegeevendheid. Maar befchouwen we de zaak op zich zeiven, en afgefcheiden van andere landen, zo ten aanzien der uit ge  t20 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, De Am- fiestie is vrij algemeen ge we est. men? Ik fpreeke nier van zulken, die , volgends ds natuurlijke en burgerlijke Vrijheid,die wij hier genieten , hunne bijzondere bevartingen, denkwijzen en gevoelens hebben over de zaaken van regeering, van Staat, van Stadhouder, van gebeurde zaaken; noch van misleiden, of onkundigen, die uit onweetendheid of dwaaling den llroom gevolgd hebben, waar hij heenen liep,* maar van de zodanigen , die medewerkzaam geweest zijn; die onder de hoofdaanleiders, medewerkers, opileckers, aanvoerers, door woorden, fchriften, daaden en bedrijven , eene voornaame rol gelpeeld hebben, Ac*f« gefield , Sociëteiten, Committêcs, enz. ingericht hebben, enz. enz. wat kwaad is dien beje gend ? Wat bejegent hun nog tegenwoordig? Wat doen zij, wat laaten zij nog? Waar't niet best, dat ik voor dit tooneel een gordijn fchoove; deze mijne medebroeders en medeburgers aan hun eigen indenken overliet, en mij alleen bepaalde bij de Acts van Amnestie of Vergetelheid. Heeft de Souverain niet, zodra hij aan zich zeiven was wedergegeeven, zo voor de uitgeweekenen als voor de in 't land gebleevenen, voor fchrijvers, courantiers, gewapende genootfehappen, en alle aanleggers, der beroeringen, zo fpoedig als de beroerde flaat van zaaken zulks in Holland toeliet, een algemeen ■pardon, of Placaat van Amnestie afgekondigd , waar*  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND» St2( waarin de Staaten zeggen, in aanmerking geno* men te hebben, ,, dat verre de meesten van onze „ ingezetenen, welken zig in de bovengemelde „ beroerten hebben gemengd , zijn aangefpoordj „ verleid, bedrogen of gedwongen door Perfoonen,die, uk hoofde van hun aanzien ofvooron. „ derilelde kundigheeden, van meer invloed op de „ gemeente zijn, en welke den fchoonen naam „ van Vrijheid en verbetering misbruikende , eene „ verandering in de Confiitütie en Regeeringsvorm „ van den Lande hebben getragt te bewerken } „ om alzo deze Provincie onder hun, met een ge,, noegzaam willekeurig gezag te beheerfchen." Een Piakaat van Amnestie, 't welk (wat anderen ook hiertegen mogen inbrengen, en den onkundigen wijs maaken) door eenen verlichten Souverein, door eene zachtzinnige Regeering, ja zelfs door veele mededeelgenooten aan die beroerten, voor de volledige veranderingen der Magïftraatscollegiën , is opgefbld of nagezien. Een Piakaat, waarbij een open deur aan allen, zonder onderfcheid, gelaaten werdt, om deel aan't zelve te hebben; waarbij aan elk de vrijheid gegeeven is om te verzoeken van 'er in begreepen te worden; een Piakaat, 't welk met zijne , bij fommigen zo hoogopgegeeven uitzonde ringen, in zulke algemeene en voor gunftige uitleggingen vatbaare, bewoordingen, vervat was,dat ik Gunftig in uitleggingen. Heilzaam voor al. len.  RECHTEN VAN DEN RtENSCH IN VRANKRIJK, Veelen genieten 't. Tegen werpin; uit des Keizers Amnestie. ik een voornaam en kundig ijveraar voor de Nieuwe Staatsleer, wiens zaak het was, om bij de kennis ook de oefening te voegen, en voorfpraak te weezen, zelve heb hooren zeggen: „ het Piakaat „ is zo ingericht, dat, wilden de gevluchten te„ rug keeren, al verzochten zij niet eens, om ge„ not te hebben aan die gunst, ik hen fchier allen „ wel vrij zoude pleiten" Hoe veelen ook der meestfchuldigen en der aanvoerers zijn ook naaderhand op dien grond, op hunne welmeenende verklaaring van leedweezen, berouw, of dwaaling, door den Souverein onder de vergiffenis begree. pen, zonder dat hunne naamen in Couranten en Jaarboeken vermeld flaan. Hoe veelen hebben geweigerd , dit op behoorlijke wijze te doen, en zijn evenwel geduld ; en geeven nog den toon! Hoe veelen zijn 'er, die thands euvel zouden neemen, indien men hun zeide: „ gij zijt mede in „ V Piakaat van Amnestie begreepen.^ Ik weet wel , wat tegenwoordig de gewoone taal is. „ Zie eens (zegt men) in Braband en de „ Oostenrijkfche Nederlanden, waar geen minde„ re beroerten zijn geweest, daar geeft de Keizer ; „ eene volledige, en volftrekt geene uitzondering „ behelzende, Amnestie" Ja men vindt in ons land een' Cwrantier, die met capitaale letters, opdat elk het merken moge, dat Piakaat zonder  geen gewaande in nederland. 4ag der uitzonderingen heeft opgegeeven. Maar ! denzulken belet of drift of onkunde het ver afftaande onderfcheid alhier en in Braband te zien. In Braband toch, en de verdere OostenrijkfcheNederlanden was zulk eene algemeene vergiffenis en noodzaakelijk en heilzaam. En waarom? i. Omdat de gantfche Natie, zonder onderfcheid, alle de ftanden des Volks, de Staaten zelve, uit'gezonderd eenige gevluchte , en zulke Ministers en Ambtenaaren , die den Vorst of Landheer ge« trouw bleeven, deel gehad hebben aan den opftand,aan een' algemeenen opftand. Eerst hebben zich tegen hunnen Souverein verzet de geestelijken en de Edelen, geholpen door den derden oi burger/land. Dezen noemde men de partij van Van der Noot. Toen die partij waande meester te weezen, kwam de Volkspartij, die achter \ fcherrc zat, en die wilde noch Vorst, noch Staaten,maai eene meer volkomen Volksregeering. Deze was de partij van Van der Meersch. Deze twee partijen , naa 't verjaagen van den Opperheer, mei eikanderen hobbelende, zo kwamen de Franjehen ; dezen werden als echte Vrijheidszoonen ingehaald, en meer met de Meerfchiaanen over eenftemmende, verklaaren zij de volle Volksfouvereiniteit, en voeren nu hunne Volksregeering hi^ Reprefentatie in. Deze bedienen zich, zo als elders Groot verfchil van beide. ►  294 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK t ders, van den gemeenen man en zijne wapenen, richten Sansculottes op, vernederen Geestelijken en Edelen, en gebruiken hunne Vrijheid zodanig, dat de Brabanders en Vlamingers reeds fpoedig gëneezen worden van deze hunne Vrijheidsziekté. Zij komen daarop vrij algemeen tot inkeer. Zij zien, dat zij bedrogen zijn. Zij ontvangen 'sKei* zers troepen, gewillig en met vreugde; zij gé* hoorzaamen 's Keizers bevelen op nieuws onder* danig, nu met eene algemeene overtuiging en berouw. Wat zoude nu de Keizer doen ? Hij geeft eene algemeene vergiffenis aan allen, dat is aan zulken die reeds van hunne dwaaling terug geko* men waren; maar hij verordent onmiddelijk, dat niemand, die in eenige Clubs of Sociëteiten geweest ware, eenig Lands of Stedelijk vertrouwen hebben mogt, om voortekomen , dat het werk niet weder begonnen wierde. a°. Omdat de Keizer, als Landheer of Regeer rend Vorst, aldaar de Souverein is, geheel afge* fcheiden van 't lighaam van de onderzaaten, en van de Staaten, die deze Onderdaanen vertegen» woordigen. Aldaar was dan een Keizer of Landsheer, die de Souverein was. Alhier de Staaten, en regee» ringsleden , die alletn te famen zelf den Souverein uitmaaken. Aldaar komt een gantsch Volk tot  CEÈN CEWAA NDE IN NEDERLAND. »23$ tot inkeer. Alhier blijft een groot, eèn aarï» merklijk groot gedeelte , zoo men de blinde volgelingen mederekene , in hunne gevoelens volharden; zij blijven Patriotsch. Zij erkennen hunne dwaaling niet; zijn nog van die vrijheidsziekte niet geneezen. Aldaar houdt het woelen, het morren , liet tegenwrijten op > en men is algemeen verblijd, dat het land tot rust komt, en de voorige Confiitütie herfteld worde, en men verwacht van des Souveteins hand en welmeenfendheid, dat de gebreken zullen verbeterd worden. Alhier blijft men aanhoudend woelen, morren, en openlijk tegenwrijten , ja men wil zelfs niet eens erkennen, dat het de oude en oorfpronklijke Confiitütie is, die herfteld is; men noemt ze fpottende een beucblijke omwending. Aldaar hangt alles weder van de goede en heilzaame bedoelingen des Keizers en zijn Gouvernement af, om lieden te kiezen, dien hij betrouwen kan. Alhier zijn het de lighaamen der CollegiS/i en Vroedfcbappen zelve,die de magt hebben,om de Staakten, den Souverein, uit te maaken en faamteftellen. Wat verfchillen die zaaken niet oneindig van elkander , en wat kon het geene gevolgen van verre uitzicht gehad hebben , indien die regel bij ons gevolgd ware. En met dat alles is hij, niet in de woorden, maar in de daaden en P h.  226 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Enkele uitgezon derd bij ons. Maar zonder kwaad gevolg voorhun. betrachtingen, bij ons in zeer veele opzichten gevolgd, 't Is waar, Mijne Heeren de Staaten van Holland hebben de opstellers van die fijn gefponnen en bedriegelijke Atle van Verbindtenh der Regenten in de Maand Augustus 1786 van de Amnestie uitgefloten. Maar beeft men ooit die Opflellers gezocht, genoemd, bekend gemaakt, al zijn zij bij des kundigen bekend? En heeft men zich niet te vrede gehouden, dat de Regenten in de Vroedfchappen , die deze Atle geteekend hebben en die nog mogten aangebleeven zijn, alleen bij Eede verklaard hebben, dat, bij zo verre zij aan die Acte , deel gehad hebben, zij daarvan refilieerden en zich ontflagen hielden van die verpligting. Men heeft van de Amnestie uitgezonderd zulken, die door ongeoorloofde Correspondentiê'n met vreemden geconfpireerd hebben, om vreemd krijgsvolk in V land te brengen. Die last gaven tot bet openzetten der &'lui/en, in het dootjleeken der dijken, en alleen nog maar die dezen last gaven , niet vóór, maar naa dat ie Rejolutie van de Troupen des konings van Pruisfen niet te weêrftaan , hun hekend was geworden. Men weet, wat door hun met de Franfchen gehandeld en gedaan is. Wat van die (lui/en en. dijken geweest is, wat brieven uit Holland op privaat gezag gefchreeven zijn, om Fransch Krijgsvolk  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 312*/ volk in te roepen? Maar wie zijn die daaders, die fchrijvers? welke zijn de bewijzen. Zoekt men dien wel ? Worden zij thands of federt de Amnestie met naamen ergens genoemd? Gaan dé zodanigen, en wie 'er verders met algemeene bewoordingen van Auteurs , bavelgeevers, hoofden, eproerfiicbters, vermeld worden, niet met opgerigten halze openlijk, en verkeeren zij niét ónder ons; fpreeken zij niet met ftij ve kaaken; zonder dat iemand dézelven met naame noemde, of van huri zegge of zeggen wil: dit of dat heeft die of 'die gedaan, dit is die of die geweest. En zijn er enkëlen onder die groote menigte, die in rechtén zijri aangefproken öf gedagvaard geweest, die fomdjds üit onzoeetendbeid verder gingen, dan hunne meer fchrandere aandrijvers zelve deeden, is niet aan allen , zonder eenig onderfcheid, bij 't Piakaat, de weg volkomen opengelaten , om van hunne dwaalingen terugkeerende op eene behoorlijke wijze te verzoeken, om onder de algemeene vergiffenis begreépen te worden ? En is het aan iemand, die zulks behoorlijk verzocht heeft, geweigerd^ Zijn 'er niet integendeel zeer veélen hardnekkig gebleeven , die 'er hunne eere inftelden, om zó te blijven denken, 't Is waar! daar zijn 'er eenigen ingedaagd, maar niet verfcheenen. Sommigen in 't geval geraakt, kreegen nog op hun ver» P s zoek Maarbok voor aar,, geklaag» den;  aaS RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, . 1 j i Nader te- genbe- deaking. Nu een algemeene Am. settic :oek pardm. En is 'c niet zeer aanmerklijk, dat, laar men in de Amnestie zo uirdruklijk noemt die ?;enen, die getragt hebben eene omkeering in s Lands Confiitütie en Regeeringsvorm te bewerken, alles dus wordt thuis gebracht op die foort /an Nederlanders, die het op de Confiitütie zelve gemunt hadden , en hebben zij dan wel opgemerkt , dat 'er geen enkel woord gefproken wordt van misdrijven, bepaaldelijk tegen den Stadhouder9 tegen zijnen Doorluchtigcn perfoon en familie gepleegd. " De Stadhouder heeft zelve die Amnestie reeds vroeg voorgeflagen,met verklaaring, dat hij alleen bet oog badde op de beledigingen aan de Staaten'en de Stedenregeeringen gedaan, met voorbijgang van hun, die zijne Hoogheid en deszelfs lloningiijke Gemalin zo zwaarlijk beledigd hebben. Ja maar, zegt menf Thands ten minften, nu de Republiek dit jaar de proef heeft doorgedaan, den zwaarften fchok verduurd heeft, nu 'ergebleeken is, dat er ook veele braave patriotten waren, die getoond hebben, dat zij 't wel met het land meenden,en zelfs tegen den Franfchen waren: na moest men de bakens verzetten; nu eene algemeene Amnestie afkondigen, en die zo inrichten, dat, met weglaating van alle die uitzonderingen, de nog uitgeweekenen gerust konden wederkeeren; en wilde  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 320 de men, na de omflandigheeden van deze lijden al eenige uitfluiting doen; wel aan! men fluite dan nu uit i°. de zulken, die federt Novemb. 1792 tot Maart 1793 op ons territoir, gewapend of ongewapend , gekomen zijn; 't zij als leden van een Committé Revolutionnaire , 't zij als zodanigen, die den Franfchen vergezelden, en met hun en door hun in 't Land dachten te komen. Dezen toch kan men niet ontkennen, dat openbaare vijanden zijn, zodra men den Franfchen als;vijanden erkent. a°. Zulken, die door daaden of gefchriften bekend zijn, openlijk des Vijands aanval op de Republiek, of aangeraaden, of goedgekeurd en geprezen, en hun de middelen daar toe aan de hand gegeeven te hebben. 3. De zodanigen die* de ftedelijke Regeeringen tot ruste voor hunne Had en burgerije, niet raadzaam zouden achten toetelaaten, ja fommigen zijn 'er, die nog al iets meer, om bijzondere redenen, wilden toegeeven. Deze meenen, dat, om voor te komen het misbruik, dat van die Lands vaderlijke goedheid kon gemaakt worden, men als eene algemeene wet gelijk in Braband, vast ftellen konde, dat geene perfoonen in eenig regeeringsbewind mogten worden toegelaaten dan die volledige en overtuigende blijken van een waar pamotismus gegeeven hebben, in 't oprecht omhelzen van de gevestigde Confiitütie, P 3 Zie  Beand- woord. 3Befluit 23O RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Zie daar! hoe men redeneert! Ik Iaat die redeneeringen, en tafereelen aan anderen over; ik merke alleen aan, dat dit te beöordeelen des Souvereins werk zij; wien alleen de overweging en beraaming van die zaaken toekomt; wien men geene regels van gedrag kan of mag voorfchrijven. Maar mij dunkt, dat ik wel vraagen mag: zoude dit thands iets baaten ? Is dit niet het Vogelaars zoer gefluit? Hebben allen, die. thands iit het Land zijn, deze Amnestie wel meer noodig. Zal zij dan alleen maar dienen, om eenigen, die buiten 'sLands zijn gebleeven, die hardnekkig volhouden, en die de Confiitütie een kwaad hart toedraagen, wederom in 't land te brengen ? Ik 'laat het andwoord aan wijzer over. Ik ben geen medewetgeever ! Mijn oogmerk is alleen hier aantetoonen, dat, wat 'er ook moge gefchreeuwd of gemord worden, het bij mij zeeker en vast ftaat, dat de misnoegden, naa alles wat in deze Republiek is omgegaan, zulke zachte behandelingen nooit in eenigen anderen Regeeringsvorm zouden hebben kunnen hoopen of verwachten , als zij in onzen Staat hebben ondervonden. En dit behoorde hén tot inkeer te brengen , ten minften te doen afgaan van dat aanhoudende geroep: de vrede en verzoening moet van Wie zijden komen. De zaak is op zich zelve ■ waar,  BEEN GEWAANDE IN NEOERtAND. 331 waar, maar hoe is 't met de toepasfing. Reiken niet aanhoudend de Oudftaatsgezinden aan de misnoegden de hand van broederfchap toe; doen zij niet alles wat tot vrede en verzoening ftrekken kan. Laat de misnoegden de helft doen; en daar zal geene partijfchap, geen onvergenoegdheeden, geene twistingen , of verfchillende manieren van denken meer weezen, anders dan die van 's menfchen natuur, en van ons Gemeenebestbeftuur on« affcheidbaar is, naamelijk, dat elk vrijheid hebbe te denken en te fpreeken zo als het bij hem ligt; zoo maar de algemeene wil behouden en door meer eensgezindheid onder de burgers, meer gevestigd worde. Maar eindelijk , indien dit alles nog niet genoeg is ter overtuiging der Patriotten ; dat zij dan, nu toch eenmaal de Confiitütie is vastgesteld en bezwooren, het voorbeeld der /imericaanen zich voor oogen flellen, wier confiitutio ' neele grondbeginfels de Nieuwflaatsgezinden zich \ ter navolging hebben voorgefteld , en die zij overal1 willen doen gelden. Toen men kortling in dé' Conventie van Masfachufet te Boston gehouden, die niet boven de 300 perfoonen groot was, (en bij ons maaken de Vroedfchappen veel meer leden en te famen de Staaten uit) grootlijks en hevig verfchilde in de keuze van de Confiitütie, die zij voordaan omhelzen en volgen zouden, en P 4 men En opwekkingtotveree; niging, Ontleen lit hun igen rrondbe- ;infe!s en 'oor- >eeld,  f32 RECHTEN VAN DEN MENSCH in VRANKRIJK, men flechts eene meerderheid van 20 of 30 (temmen hadt-, eindelijk de llemmen naa veel twistens opgenomen, en de zaak tot befluit gebracht zijnde, (daar moet toch eindlijk een befluit zijn), reezen die leden, welken zich zo fterk tegen die Conftii tutie verzet hadden, op, om te verklaaren: „ dat „ zij tegen de nieuwe Confiitütie ge/proken, en }, geftemd hadden, omdat zij eenige van derzeber „ gedeelten befcbouwden onder een ander gezicbtsn ,a punt dan het overige der Vergadering. Maar dat y, de meerderheid de zaak hejloten hebbende, ter „ gunfie van de constitutie, zo als die „ voot-gefield was, zij nu dezelve zouden u and-. „ haven door hunne daaden en bedrijven , even als of zij in dezelve hadden t oegestemd." thomas Paine verhaalt die zelf (*) Ik hoop hier mede genoeg gezegd te hebben tot overtuiging, dat de tegenbedenking: de Wet drukt bij ons den algemeenen Wil niet „ uit, om dat 'er zo veele misnoegden zijn,"' van geen het minfte gewigt is.. Uit deze wijdloopige aanmerking maake ik dan tevens dk befluit op, dat, niet tegenltaande den onwil of verfchü der denkwijze van veelen, in ons Land (*} Tliewie £f Pratique dis Droifs del'Homme, Paris 17105 fff- «4/i  CKEN GEWAANDE 1 N NEDERLAND. 333 Land de waare Vrijheid veel meer dan in Vrankrijk gefmaakt worde, en altijd gefmaakt is, en dat wij derzelver behoud te danken hebben aan de onderwerping aan de Wet, als de uitdrukking van den algemeenen IViL Alles wat niet hij de Wet verboden is, kan bij ons niet verhinderd,en niemand kan gedwongen worden, om iets te doen, V welk zij niet beveelt. Ik treede tot Are. VII. Art. VII. Elk mensch heeft vrijheid, om zijne gedachten en gevoelens te openbaar en. Art. VIII. DE vrijheid van DE drukpers, of elk ander middel om zijne gedachten bekend te kaaken,kan noch verboden,noch opgeschort, noch beperkt worden. Zie daar eene voorftelling van de vrijheid van denken, Jpresken, fchrijven, drukken. Dat men hiermede in Vrankrijk, waar zeekerlijk tot onze tijden toe, die Vrijheid niet zo grooc, ten minften niet zo onbepaald bij de Wetten, was, een' zo grooten ophef gemaakt hebbe, is niet te verwonderen l Dat rnen. het openbaaren zijner gedachten, P 5 door  DeDruk. pers. Nergens vrijer dan hier te land. Loopt wel eens tot losbandigheid. 1 ( 1 < 1 Misbruik' der Cou- j ramen. ( l 1 1 ; 334 RECHTEN VAN DEN MfiNSCH IN VRANSRIJK, door middel van de Drukpers ook betrekke onder de Reebten van den Mensch in eene burgerlijke Maatfchappij, dit zal ook geen redenlijkdenkend mensch loogchenen. Maar hoe dan met ons Land? Is 'er grooter Vrijheid dan die welke in onze Republiek , in dat opzicht genooten wordt. Getuigen dit niet zo ■ oneindig veele fchriften, die geduld, gedraagen, openlijk aangepreezen worden, Is dc boekhandel hieruit fpruitende, bij ons niet eengroote handeltak? Is zelfs óns Land hierdoor niet altoos als de fhrpel van den Boekhandel gehoulen ? Ik fpreek hier niet van tijden van verdeeldheeden, waarin de losbandige vrijheid der Drukaers dikwijls zo hoog rijst, dat zelfs Courantiers al Nieuwsfchrijvers, in plaatfe van eenvoudige gebeurde zaaken ons op te geeven, even als veele Prelikanten, zich bemoeien met zaaken, die geheel (uiten bun oogwit zijn, zo dat zij als 't ware, ;en Dictatorfcbap oefenen, over alles wat niet net hunne zinlijkheid en denkwijze overeenflemt, « welke Couranten tegenwoordig, daar de geringle man, die flechts leezen kan, de Couramen meer !an den Bijbel in de hand heeft, veel meer, dan e vooren de fchadelijkfte uitwerking en invloed lebben, bij 't gros der natie, indien degrondbeginels en de verhaalen niet zuiver, niet waarachtig ijn. Ik behoeve niet verder te gaan dan tot de laatst  Sé E EN GEWAANDE IN NEDERLAND. 335 laatst verloopertë jaaren van 1779 toe 1787. Ik kan mij ook beroepen op de onmeetelijke menigte van blaauwboekjens, die in zulke tijden ten voorfchijn komen, en bngeftraft blijven. Is 'er toch wel eenig land, koningrijk, volkftaat, al bereiken zij hooger ouderdom dan onze Republiek, waarin zulk eene verwonderlijke menigte van gefchriften, vooral van Politieke Traclaaten, Memoriè'n, bedenkingen , enz. te vinden zijn, dan in ons Land. Zijn'er geen lief hebbers, die 'er geheele Verzamelingen , Kabinetten of Bibliotheeken van hebben ? Maar is het ook niet grootelijks tc bejammeren, dat juist die zaak, die tot onze waare vrijheid behoort, zodanig misbruikt wordt, dat die zelfde Gefchriften, die op zulke tijden ten voor- ■ fchijn komen, den geest der Natie zo zeer verleiden, bederven, verbasteren kunnen, dat 'er jaaren, ja leeftijden noodig zijn, om de afkeerige gemoederen , de bedorven verftanden, en verkeerde begrippen der menfchen wederom terug brengen, . indien het daarnaa ooit mogelijk zij. Immers zulke bedrieglijke Gefchriften, welke als dan met de fchoonfte voordragt verfchijnen , verftrikken het meeste, doen een onbegrljplijke uitwerking op verftand en hart. En gelijk dit thands, om flechts < in't Politieke te blijven, de uitkomst ook m Vrank-r rijk is, waar de febriften van rodsseau, vol-' i T Al- En twist-rchriften, ïn huii tadeeU )ok ïn /"rank ijk Ceeit eeniejaaren.  3^6 rech1en van den MENSCH IN VRANKRIJff, Daarnaa bij ons. Bijzonder over de valfcheVolksleer. tairEjMabl ij, raijnal, hoe zeer valfche grortd~ beginfelen zij ook mogen leeren, tegenwoordig de rampzaligheeden van dat Rijk tot het uiterfte gebracht hebben; en die door losbandigheid der Couranten nu verder voltooid worden (*) even zo is dit het noodlot van onze laatlïe tijden geweest, federt men in onze Republiek niet alleen de boven gemelde fchriften heeft bekend gemaakt en bewonderd, maar de aandacht der leezers ook gelokt heeft door boektitels , bij hun het meeste gewild, van en over de burgerlijke vrijheid, niet gelijk die ons in voorige dagen, toen men verhandelingen uitgaf van de Vrijheid in den Burgerftaat, die op zich zeiven goede beginfelen bevatteden, en alleen maar zeker bijzonder oogmerk bedoelden \ maar zo als die ons in de Schriften van price, pricstleij zijn opgedischt, aangepreezen, en naaderhand voordgezet in Posten van (*") Ik lees hieromtrent eene merkwaardige aanteekening van een Oostenrijksch Officier ten andwoord op de Franfche Gazettiers: Rien ne doit furprendre de la part des brouillons incendiaires, qui gouvernent & dechirent la Fram.ce. Depuis flus de 4 ans ils trompent £f deshonorent kar Patrie; ils doivent lui en impojer peur aebever de la perdie, Cest leur métier , & Jur-tout leur interêt; on devoit s"y atttndre j II n'est pas itonnant, que, payés pour mentir aü Peuple, qu'ils accablejit de ttnjl de maux, ils mettent tout en oeuvre pour 1'avt.uglsr. —  geen gewaarde in nederland. van den Neder *Rhijn, Couriers van Europa, Brieven van Candidus, en diergelijke listige fchriften, die, zo als ik boven aanmerkte, hunne val» fche koopwaar van Volksleer, van Volksregeering van Volksvrijheid, in eenen vloed van fchijnfchoone redenen, uiterlijk fchitterende voorfchriften, en fomtijds goede algemeene grondbeginfelen, zodanig uitgevent en algemeen aangepreezen hebben, dat hier door zo veele gaapende leezers, zo oneindig veele braave burgers, ja veele zelfs kundige, maar niet genoeg vast ftaande, verftanden zijn vervoerd , bedorven , medegefleept, daar die alles, wat zij zeiden, als euangelie geloofden! zonder de valfch» gronden, of op hun zei ven of in de toepasfing, gewaar te worden. De waarheid van deze mijne aanmerking, in 't algemeen be.. fchouwd 9 vinde ik onder dit fchrijven op eene edelmoedige wijze bevestigd, bij de Uitgeevers der Algemeene Vadcrland/cbe Letteroefeningen, 1793 N°. 3. bl. 115 en hier zeer toepasfelijk: Meermalen (zeggen zij) en zelfs dikwih is onze Republiek een tooneel van troublen geweest, maar nimmer hebben eenige troübles zovele bedrieglyke schriften gebaard als het einde der XVlilde Eeuw. Maar dit daar gelaaten, en alleen gefproken van bedaarde tijden, waarin de partijfchap minder heur  Onderfcheidvan vrijheid en losbandigheid. In fpree ken fchrijven en drukken. 238 rechten van den mensch in vrankrijk * heur rol fpeelt} fchoon de wijzigingen van 's menfchen verftandige vermogens niet haalaaten de voorwerpen uit verfchillende oogpunten te befchouwen; en elk voor zijne bijzondere gevoelens uitkomt: waar is 'er dan (vraage ik) een Land, waar de Rechten van den Mensch in 't derihn^ fpreeken , fchrijven, drukken meer geëerbiedigd worden dan in Nederland? Dan gelijk de Vrijheid in 't gemeen befchouwd* heure 'grenspaalcn heeft, en onderfcheiden moet worden van losbandigheid; even zo is 't ook gelegen met de Vrijheid van de Drukpers , diö men wel behoort te onderfcheiden van de Losbandigheid van de Drukpers , waaromtrent dé Wet behoort werkzaam te zijn, als die ook daarin den algemeenen Wil moet uitdrukken, dewijl de algemeene wil nooit ftrekken kan tot toelaatinge van losbandigheid; en welke Wil derhalven hier ■ ook ten richtftioer ftrekken moet van de bepaaling niet der Vrijheid, maar der Losbandigheid van de Drukpers. Dit grondbeginfel nu vast ftaande $ zo is het rasch uitgemaakt, dat 'er Wetten moe ten zijn, die tegen het misbruik der Drukpers waaken. En dan is 't tevens fpoedig uitgemaakt, wat men te denken hebbe van 't zeggen van Jonker van der Capellen tot den Pol, die door de overgedreevene beginfels van price's Vrijheid ver* voerd ,  oben gewaande in nederland. 2$g voerd , zulk eene ruimte aan de vrijheid der Drukpers toekende, dat Hij van begrip is, dat althands publieke Perfoonen vrij mogen gelasterd worden. (*) De Losbandigheid der Vrijheid gaat altijd mee de Losbandigheid der Drukpers gepaard , of liefsc, zij volgen elkander op in hunnen vernielenden loop; want is het, dat twistende partijen in eenen Staat, elkander van wederzijds bekladden, vervolgen , verfcheuren; tot dat de bloedige overwinning aan den fierkflen, of den kwaadaartigften blijft, en den ander eindelijk alle Vrijheid ontzegd wordt, 't is even zo met de losbandigheid der Drukpers; die preekt men aan, die laat men toe; die verheft men, totdat de fterkfle of kwaadaartigfte partij, hierdoor de overwinning behaalende, de Drukpers maar ter eener zijde vrijheid laat, en de andere zijde op heur beurt onderdrukt. Wij hebben dit in ons Land gezien, toen bedaarde en anders denkende lieden , niet langer openlijk of met hunne naamen dorften ten voorfchijn komen, of zij werden ongenadig gehekeld, ja het fpreeken of fchrijven belet. Wij zien het thands in 't ongelukkig Vrankrijk, waar men de hoogfte Vrijheid van de Druk- (*) Men vindt dit in zijn' Brief, in de Hifiorie der Almisfa in ie Ridderfchap van Qverijsftl, bl. 70 nor, c.  &4O RECHTEN VAN t)EM mek8ch IN VRANKR!JK4 Drukpers decreteert, en onder de'rechten van den Mensch betrekt, terwijl thands niemand aldaar zijne item tegen den algemeenen vrijheid kreet, dien kreet, die bij geheel Europa verfoeid wordt, durft verheffen, of hij wordt naar't fcbavol gefleept en de Drukpers wordt vernield. Ja men maakt Volksbefluiten,dat niemand,op itraffe des doods, zal mogen zeggen of fchrijven, dat hij de Koninglijke regeering verkiezen zoude boven eene Volksregeering. Wat is dan Nederlands Voorrecht niet groot, daar men den Heer meerman (bl. 16) kan naazeggen: „ De tong, de veder, en de druk„ pers weten hier van geen anderen dwang, dan „ welken de eerbied voor befebaafdheid en goede zeden, met de rust der Maatfcbappy, haar „ van zelve gebieden. En daar de Souverein „ gemeend heeft aan de vryheid der daaden, te „ moeten grenzen feilen: daar heeft het algemeen „ belang deeze opoffering van het hyzondere ge„ vorderd; daar heeft de vjet voor allen gefpro„ ken, en 'er zoo weinig, als by de belastingen „ een lid van (iaat, V welk zich in het geval zou „ kunnen bevinden, van uitgezonderd." Dus verre van de Vrijheid. Eer ik echter overga tot de Zeekerbeid; moet ik hier een woord bijvoegen van de Godsdienfige vrijheid. Want ook  ÜEEN CEWAflKDE IN NEDERLAND. 84! bok deze behoort bij mij tot de Reebten van den Mensen. Maar de Franfche Vergadering van Wijsgeereh} zo als lommigen deze Volksvertegenwoordigers heeteh; waartegen weder anderen -% meer ziende op 't wezen dan op woordenklanken, ken noemen waanwijze verlicbters van 't mensebdom., nog anderen, met fterker woorden, eene Vergadering van Deïsten en ook van eenige Atheïsten 1 zulke Volksvertegenwoordigers, dan , hebben bij hun laatfte befluit van de Ver* klaaring van tg menfchen rechten weggelaaten dé vrijheid der godsdiensten; om die afzonderlijk te behandelen in een der Hoofdflukken Van de Franfche Confiitütie zelve: (*) fchoon die (*) Dus leest mén in 't voor oorfpronklijk opgegeéven Befluit in den Moniteur: L Article de la Liherté des cul« ï e s a été écarté de la Declaration des Droits, pour être traité, dans un des Chapïtres de la Conflitution. Evenwél vindt meri dat zij bij dé niéuwfte opgave in Art. VÜ. waar zij var* de Vrijheid van denken, fchrijven, drukken, fpreeken; ook de vrijé oefening van Godsdienftige Vereering ondet dezelvë begreepen hebben; met bijvoeging, dat de noodzaakelijkheid van deze Rechten aantekondigen, vooronder/lelt of het wézenlijk aanzijn, of eene verfche herdenking aan een Despotismiu of willekeurige heetfehappij. Het is gelukkig, dat alle Zoda,. nige Uitfpraaken voor geene Godfpraaken zullen gehouder* worden. In wat zin men de Godsdienftige Vereering neemea Q moet Gods» dienftigé Vrijheid, Bij dé Franfchenovergéi Magen»  ?42 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK ? Uit ongodsdienfligheid. die Vrijheid nog als een Recht des Menfchen dooi" den wijsgeerigencondorcet,wiens zogenoemde opgeklaarde denkwijze ° over den Godsdienst genoeg bekend is, in zijn Tafereel der Rechten (Art. VI.) ingebracht, en in deze woorden vervat was: Tont citoijen doit être lïhre dans Vexercice de Jon culte. leder burger moet vry zyn in de oe» jening van zyn* Godsdienst. Een opmerkzaam Leezer zal de redenen van deze achterlaating wel bevroeden, en ook zal zijner aandacht niet ontfnappen de naauwgezetheid dezer Wijsgeeren in 't • fpreeken van de Vrijheid der Godsdienjien, in 'e meervoud, om geenen den minften zweem van twijfeling of uitzondering overtelaaten a of men behalve den Christelijken Godsdienst, en zijne bijzondere foorten van belijders, 'er ook onder begrijpen moet de Joodfche, de Mohammedaanfche, de Heidenfche en alle Afgodendienaars, ja Godloogchenaars of Atheïsten zelve. Men weet uit al het gebeurde in deze vier jaaren, hoe de voordgangen van die Godsdienftige Vrijheid in Vrankrijk geweest zijn; hoe die Godsdienftige Vrijheid bemoei bij lieden,die niet dan den natuurlijken Godsdienst, jï fornmigen geheel geen' God erkennen, behoef ik niet ts vermaaneo.  GEÈN GEWAARDE IN NEDERLAND. 243 Bcgrc-epch zij; hoe ónder den naam van Vrijheid alle denkbeelden van Godsdienst uit de gemoederen zijn uigevaagd;höe, onder vöorwendfel van 'r, weigeren van den burgerlijken eed, de oprechte belijders van den Catholijkeh en Christelijker! Godsdienst en derzelver Geestlijken zijn verjaagd j verbannen, vermoord; ja, hoe men dè verdraagzaamheid zb verre hebbe üicgeftrekt» datï zbd inen de nieuwsmaareri gelöovèn mag; geheele fchcepslaadingen, met onbeêedïgde Priesters; dat is zulke geestlijken, die zich met die vrijgeestigë denkwijzen niet vereenigen kónden, in zee gezonden zijn 3 en dat die fchepen bij ongeluk zijri gezonken , zonder dat sër iemand van ontkomen is, dan, bij geluk, de fchipper ëh zijn volk. Ik heb hier eene aanmerking bij të voegen över 't groot verfchil onzer tegenwoordige èn der voorige Eeuwe; ih zaaken van Godsdienst in Vrankrijk. Men is thands van 't üiterfle van onverdraagzaamheid , die voör eenë Eeiiw in Vrankrijk plaats hadt, vervallen tot het niterfle vafi verdraagzaamheid öf ohverfchillighëid. In de voorige5 Eeuw onder Koning Lodewijk XIV (eri toen h'adc men ook Wijsgecrcnl Zijn dart de tCgeriwóórdi» ge wijzer, verlichter, beter?) Werdt dë onver° draagzaamheid, of liefst de vervolging int onver» draagzaamheid, tot zulke uiterften gedreeven § q i êM Gefeei omjekeèrdmëljde vdri|jë  2<54 HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK j dat geene anderen dan Roomsch-Catholijken, als de eenige waare Christenbelijders , in het Rijk geduld, en allen die op andere wijzen den Christen-Godsdienst beleeden (om van geene Jooden en Heidenen te fpreeken) te vuur en te zwaard vernield, vervolgd, verjaagd, verbannen, en uit hunne bezittingen gedreeven werden, en hier te land een (chuilplaats vonden. Men behoeft flechts de Dragcnnade van Lodevvijk XIV te noemen. Thands drijft men de verdraagzaamheid, en de vervolging, om de verdraagzaamheid, tot die hoogte, dat men niet alleen alle foorten van Godsdienften, zijn ze Jooden, Mohanunedaanen, Heidenen , Afgodendienaaren, Ongodisten , Atheïsten, in Vrankrijk toelaat, openlijk begunftigt; niet flechts alle ongodsdienftigheid, en de daarmede gepaard gaande zedeloosheid, aanprijst; niet alleen allen Godsdienst en Godsdienftige plegtigheeden, zelfs bij 't behaalen van Overwinningen op de vijanden,affchaft, verzaakt, en naalaat; maar ook in hunne Municipah'.eiten, Departementen, Regeeringen, zelfs in hunne Volksreprefentatie, en de Nationaaie Conventiën allerlei Godsdienstbeleiders, ja openbaare Godverzaakers, zitting geeft en openbaar toejuicht de zulken, die zich hierop beroemen, en met ronde woorden zeggen: ik ben een Atheïst; maar daarentegen de zodanigen, die met  OEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 245 met deze verdraagzaamheid zich niet vereenigen kunnen , en zich daaraan weigeren te onderwerpen, vervolgt, verfmaadt, verjaagt,verbant, en, met duizenden, ui: goed en have zet; hunne kerken fluit,vernielt,verkoopt,de priesters voorde altaaren vermoordt. In de voorige Eeuw koste de onverdraagzaamheid , nu kost de verdraagzaamheid ftroomen bloeds. Toen en vroeger werdt de rust van 't Rijk gefloord door de onverdraagzaamheid. Getuige de Salnte Ligue! Nu door de verdraag, zaamheid! Toen lag men de fchuld op de lijdende partij, en men zeide: „ de protedanten of Huge„ nooten zijn de oorzaak van alle de onrust en be„ roerten." Nu legt men even zeer de fchuld op de lijdende partij, en men noemt refractaire priesters, weêrfpannige geestelijken, de zulken, die aan allerlei vervolgingen en fmaad in deze laatfte jaaren zijn bloot gefield. Toen dwong men de lieden zich te fchikken naar de begrippen der Rojmscbkatbolijken; die bij anderen als valsch en verkeerd befchouwd werden. Nu dwingt men de menfchen, die den Christen godsdienst, hoe dan ook, belijden, op den naam van Vrijheid zich te fchikken naar de verderflijke begrippen der nieuwe Wijsgeeren. ,De uitkomst zal leeren, of zulke verdraagzaamheid, waarin allen Godsdienst, ik zal niet zeggen, veracht wordt, maar waarin Q 3  s I i i \ t f i i D i c ! P,e. ge- ' syenschte •verdraagzaamheidÜ bij onss RECHTEN VAN DEN MENSCH TN VRANKRÏJ5, it loutere onverfchilligheid of verachting allenGodsienst even gelijk gefteld, en even Dominant of nverfchillig verklaard wordt, of om zachter te e fpreeken, waarin alle Godsdienftige Begrippen penlijk toegelaaten worden, en derzelver vooronders een gemeen of gelijk aandeel aan de Reeering, aan de Wetgeeving, aan de Volksrepreentatie, gegeeven wordt, of zulke verdraagzaamleid ooit of ooit gefchikt is, om eene geregelde . >rde in eenen burgerftaat te bewaaren, om de ust te bevorderen, dan veeleer, om de baarmoeler te zijn van alle verwarringen , godsdienstige, ïaijveringcn, en cindelijke vervolgingen van zullen, die door eene grootere meerderheid, de minJerheid allengskens weder op hun beurt uit den setel zetten zouden. Als wij, bij deze Franfche Schilderij, nu eens pnze Godsdienftige Vrijheeden vergelijken! (zon= der nu van de gevaaren te fpreeken, die ons laatst bij den Franfchen inval in 't ftuk van Godsdienst over 't hoofd hingen) Welk een geluk, welk een, voorrecht geniet dan niet onze gezegende Republiek! Ik heb om dit te betoogen, niets meer noo» dig, dan voor de aandacht te brengen het bovengezegde van den Heer meerman: „ Byna alle „ bekende wyzen van God gemeenfchappelyk te, „ dienen 9 worden hier toegelaaten y en men dwingt  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 247 dwingt geen' enkelen burger, al ioogchende hy in zijn hare zelfs het beftaan van een Opperwezen, „ eene eenige religieufe ftelling, voor waar te verklaren, die hy in zyn gemoed voor leugen' „ achdg houdt. In hoe veel opzichten zelfs „ worde niet het fpreeken en fchryven over dit „ beJangryk onderwerp vergund! En hy dis klaa> „ gen wilde, dat men hem op eene zekere hoog„ te hier in paaien ftelt , zoude eerst zyne roe„ ping moeten bewyzen tot een' Goddelyk Apos„ tel van leerftukken; die hec grootfte deel dei „ Ingezetenen als verderffelyk befchouwt, en die „ de Overheid meent, met den zedelyken wel- vaart en de gemoeds-rust haarer onderdaanen 5, niet te kunnen ftrooken." Ik weet wel, daar is een zeker deel Ingezetenen in ons Land, (en dat is de oude kwaal) die onvergenoegd zijn, dat hunne bijzondere begrippen en leerltelfels niet mede onder de openbaare en heerfchende begrippen van Neêrlands Kerk geoorloofd worden. Ik weet, dat veelen van het eerst af aan, in de voorige Eeuw, gemeend hebben: „ men moeste die bijzondere begrippen verdraa„ gen." Ik weet, dat veelen die leerftelfels niet als zodanige wezenlijke verfchilpunten hebben aangezien, of men konde dezelve mee wae toegee' vendheid van wederzijde in de openbaare leergeQ 4 ftoeï- Tegenbedenkingvan fornmigen.  Beatid- #48 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJÏC, ftoelten dulden en voordraagen. „En gefchiede dit nog, zo zoude die verdeeldheid (zegt men) in den burgeriïand en de Staatkundige verdeeldheden, die daar mede gepaard gaan, voor een groot gedeelte de zenuw afgefneeden en vernie«> tigd worden ; daar nu integendeel meest altijd, maar vooral bij eiken kans, die 'er tot troublen of beroeringen in de Republiek zich opdoet, het wel voornamelijk de burgers van die foort zijn, die met gefpitfte aandacht,en welverfneden pennen, de gelegenheid verfpieden en gebruiken, om den haat tegen het Orangehuis en den Stadhouder, uit hoofde hunner onvergenoegdheid op Prins Maurits, wien men de fchuld geeft van 't veroordeelen hun-s ner gevoelens, te fcherpen en op te wekken." Maar, ik andwoorde, dit Huk is toen ter tijd anders begreepen: De zaaken zijn nu zo: de Confiitütie is gevestigd; deze veroorlooft dit thands niet; de Wetten verbieden het; die hebben het bijna twee-? honderd jaaren verboden. Men kent die wetten. Men weet dit nu! Men weet 'er bij, dat dit niet zal of kan veranderd worden, zolang de Stadhour derlijke Regeering gehandhaafd worde; en zolang Stadhouder, Regenten, en Staaten, volgends de Wet, belijdenisfe moeten doen van den Gerefor-? meerden Godsdienst, zo als dezelve in de Natior male Synode van Dordrecht voorgefteld, en door deis,  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 249 den Souverein bekrachtigd en gevestigd is. Maar even dit maakt de tegenwoelingen te heviger. Dan, genomen, men kon of mogt zonder grooten hinder van deze begrippen afgaan; de Staatkundige belangen van rust en vrede in den burgerllaat konden eens met de Godsdienftige in dit punt zich vereenigen; men konde eens de Wetten tegen de Remonftranten afgefchaft krijgen; en vervolgens beide de partijen deel aan het Staatsbeftuur geeven; en dus Regenten zo van Remonftranten als van Contrar emonfir anten op het kusfen brengen. Meent gij dan, dat het met die verdeeldheeden en morringen gedaan zoude zijn ? Wat zou het grondbeginsel van zulke groote en gewigtige Staatsverandering zijn? Is het niet Verdraagzaamheid"* Maar als dat het Principium zijn zoude, met wat grond zouden dan die zelfde Remonftramen, dus toegelaten zijnde, uit die zelfde verdraagzaamheid, weder anders gevoelenden , bij voorbeeld, de belijders van den Katholijken Christen Godsdienst, en anderen , 'ja met wat grond de Jooden, kunnen uitfluiten? kunnen niet de Mennonieten; de Lutheraanen; deRoomschgezinden; de Sociniaanen; de Jooden, enz. indien hun getal maar van eenige aanmerking is of wordt; (en wie kent het veel groóter getal der Roomfchen boven de Remonftranten in ons Land niet?) even Q 5 zo En ba» ' toogd uit hun eigen gronden.  gjp RECHTEN VAN DEN MENSCH IN V&ANKR'jlt, za zeer, onder den naam van Vrijheid van gevoelens, (die hun niemand betwist) die zelfde Verdraagzaamheid vorderen, om hunne Regenten mede op 't kusfen, en hunnen Godsdienst mede Pf enlijk gevierd en gewettigd te hebben ? En kunnen de poogingen, om hiertoe te geraaken , iu de Republiek wel ooit gelukken, zonder voorafgaande verborgene en naaderhand openbaare woelingen, die tot vernieling van de burgerlijke rust, en der waare eendragt in 't bpftuur, aanleiding geeven zouden? Moeten ook zulke ppogin-. gen , daar zij de rust zouden ftooren , en met drift doorgezet worden, niet natuurlijk b;j de etten, die ze verbieden, gellraft worden? Moeten die ftrafoefeningen niet weder nieuwe heethooftligheeden en klagten verwekken , even als of het vervolgingen om den Godsdienst waren. Woemt men niet altijd al het gene, wat uit den God dienst yoordkomt, vervolging om den Gods» dienst 8 Schoon men derhalven met den Heer H. v. ata alph en (*) al niet kunne g-edkeu-) ren of verdeedigen alle Staatkundige verwarringen voor en bij de Synode van Dordrecht, de gebreken yan beide zijden daarmede gepaard; en de on* (*) De. waare. fro(ksyerlkkting met cpz'gt tot Godsdienst en $t»«t\unJe, D. !. bi. 115.  PEE N GE W AAN DE i N NED ERLA ND. S5I pnregelrnnatigheeden , welken 'er doorgaands bij foongelijke twisten en partijfchappen plaats hebben: ben ik echter, met dien fchranderen en kundigen vriend, ook overtuigd , dat zulks niets ten opzichte van het tegenwoordige doen kan; dewijl ook eene aandachtige befchouwing, van het toen ter tijd voorgevallene en 't gevolgde, klaar ontdekt heeft, dat het niet enkel de verdraagzaamheid was omtrent de vijf bekende en betwiste Artikelen: maar dat toen reeds de gronden gelegd werden, waarop eene meer onbepaalde verdraagzaamheid cn algemeenheid van alle Godsdienften in 't vervolg gebouwd zoude worden. Gelijk dit de verloopent dagen, voor 'tjaar 1787, klaarblijkelijk getoond hebben. En kan iemand, die niet geheel op dit ftuk door partijfchap verblind is, hier wel aan twijfe^ len, als hij flechts het oog flaat op de Poinclen vat. Deliberatiè'n voor de Algemeene Vergadering vat alle de gewapende en ongewapende Genootfchap, pen, van den 13 Sept. 1787 boven gemeld, waai onder lieden van allerlei gezintheeden zich bevon den , en waarbij men, zonder onderfcheid vai Godsdienst, alle Mem hebbende burgers en ingeze tenen noodigde en gereed was toetelaaten; j; waarbij ("in het 19 ArtikelJ met zoveele woor den wordt voorgefteld , om op den 17 Septem ber ten befluit te brengen de: » Pro DeDord. fche synode. Aart der laatfte poogingen. 1 \ \ t  «52 rechten van den mensch in vrankrijk, Propofitie tot bet geeven van een opentlijk Declaratoir, tot geruststelling van de belijders der publicque Godsdienst" En welke de gevolgen van de Verdraagzaamheid die eene zulke gerust/lelting noodzaaklijk maakte, geweest zouden zijn, kunnen allen, die oogen in 't hoofd hebben, en zelfs Nte'uivfiaatsgezinden, of Patriotten, die de zaaken zo diep niet ingezien hebben, voelen en tasten; voor zulken toch, blijft, na mijn inzien, niets anders over, dan het kiezen van een van deze twee,wegen, of i°. te erkennen : „ wij hebben den waaren geest van 't „ verledene Patriotismus niet gekend; en gemeend; „ het ware alleen om den Stadhouder te doen; „ wij zien nu klaar het tegendeel." Of a°. ,, de Daadzaaken zelve, die hier opgegeeven worden, te loogchenen; of zich te verbeelden, dat het zo erg niet gemeend ware." Doch dat laatfte konde mogelijk of waarfchijnlijk zijn, indien ik flechts bij gevolgtrekking of partijdige voordracht het boven gemelde ter nederftelde ; maar ik geeve de flukken en daadzaaken zelve op , die niemand loogchenen kan. En dit zij genoeg ter beündwoor» ding der tegenbedenking van de zijde der Remonftranten , gemaakt tegen die verdraagzaamheid in den Godsdienst, welke in de Republiek geoefend wordt. Het Koningrijk van Engeland, het verlichte  0een gewaande in nederland. te Engeland heefc nog kortling een voorbeeld gegeeven van 't geen ik hier becooge. Het Parlement heeft in 't jaar 1790 de bekende Test atli op nieuw bevestigd, hoe fchoonfehijnend , hoe treffend de bewijzen tot herroeping derzelve dooi fox en die van zijne partij werden voorgedraagen en aangedrongen , volgends het zeggen van den Heer van alp hen bl. io8. alleen om de groo* te zwaarigheeden van eene andere zijde, die de herroeping derzelve vergezeld zouden hebben. Ondertus/chen zal niemand ontkennen dat , zoo ergens, ten minden nergens dan in onze Republiek, zo groote zorg bij Staaten en Overheeden gedragen worde, dat elk zijne Godsdienftige gevoelens op zijne wijze vrij en onaf hanklijk van alle gewee tensdwang kunne voordraagen, oefenen, en verklaaren; dat zij alle vrijdommen genieten, die andere Godsdienstbelijders, buiten de heerfchends kerk, genieten kunnen; dat zij Godshuizen, Weeshuizen, Armfehoolen, enz. kunnen aanleggen en onderhouden; dat zij allen ftaan onder da zelfde befcherrning der Overheeden en WTetten. En wat wil men meer om te kunnen zeggen: „ wij „ genieten alle Godsdienftige Vrijheeden in de Republiek , die genooten kunnen worden van zul„ ken, die niet tot den heerfchenden Godsdiensi »s be< Befluit voor orj; ze Republiek.  Üjfa réchten Van dén mensch IN VRANRBIjKs „ behoorden: wij genieten de Rechten van den , Mensch in 't Godsdienftige volkomen." Maar nog bepaalt zich de zorg der Overheid hier niet bij. Zij (trekt zich uit buiten de grenzen , tot zulkert i heuter onderdaanen Van andere Godsdienstgezintheeden, die buiten "s Lands mogten verongelijkt worden om hunnen Godsdienst, Getuigen hier van zijn de CommercietraBaaten met Mogendheeden van andere Godsdienstgezintheeden ; waarin de Staaten gemeenlijk bedingen de Conciëntievrijheid, de vrije Godsdienstoefening, en eerlijke begraafenis voor hunne handelende onderdaanen. Wat men ten voordeele der Proteftanten in de Paltz , gemeenfehapiijk met Engeland, Pruisfen en Hesfertkasfel , in het jaar 1723 gedaan hebbe , is waerëldkundig. Ik fpreeke van geene Waldenjen en Albigenfen; van geene Saltzburg/cbe Emigranten; van geene cm de Religie gevluchte Familiën uit Vrankrijk, onder Lodewijk XIV, welke allen juist geene zuivere Gereformeerden waren. Ik zal fterker voorbeelden bij brengen. Men leest in de Re/ól. van tlöUand op de jaareh 1694 1695 dat de Staaten hunne klagten inbrachten bij den Keurvorst van ds Paltz, dat hij . de Mennonieten niet behoorlijk behandelde, en hunne goederen aantastede. Men leest in 't Groot PI*  GEEN GEWAANDE iN KEDÉRt AND. 25^ Placaathek van de Jooden, dat, daar de' Republiek niet Spanje een Commercie-traéhat hadde, waarbij de Ingezetenen der Pvepubliek vrijheid van handel en Godsdienstoefening genooten , de Staaten kwalijk namen, dat de Koning geene Jooden uit Holland wilde toelaaten , op grond dat in Spanje geene Jooden geoorloofd waren. Wat wil men meer t om de Rechten varJ den Mensch ook in den Godsdienst in onze Republiek erkend en geëerbiedigd te zien? En openden) ook in dit punt eens onze Patriotten, onze Nieuwftaatsgezinden , vooral veele Geestlijken, en die met den openbaaren Godsdienst nog iets op hebben, de oogen, en zagen zij eens door, waar het met het zogenoemde Patriotismus; met die gepreeZen Volksregeering bij reprefentatié , en die Volks* cppermagt, heenen wil.' Lazen wij eens in de ech. te bronnen bij die Schrijvers, hoe zij openlijk met den Godsdienst fpotteden. Kan ik wel iets nader bij noemen, dan de hemelhoog gepreezen Schriften van Th om as paine, die de Rechten van den Mensch befchreeven heeft. Deze in zijn harsfenfehimmig plan van hervorming van alle de Regeeringen van Europa, van de nederwerping van alle koningstroonen, en ariftocraatfche Regeeringen, [ C) O- VII. bl. 50 fqq.  S5f) RECHTEN VAM DEN MENSCH IN VRANKRTjfëj gen, naadat hij (*_) gezegd hadde: toute religión est bonne, fi elle apprend a l'homme d'etre bon > enz. dat is: alle Godsdienst is goed, zoo hij den mensch maar leert goed te zijn. En dat doen alle Godtaienjlen; fpot naaderhand (bl. 238) openlijk met den God-dienst en alle de bijzondere wijzen, om God te dienen en re vereeren, „ en „ vergelijkt de vereerers bij de kinderen van eene „ groote Familie, die aan hunne ouders een be„ wijs van hunne liefde en erkentenis willende „ geeven, zulks doen elk op zijne wijze; de eene „ doet het met een gedicht, een ander in profa >> „ een derde met zinnebeelden (devifes), een an„ der met bloempjens, een ander met dorre plan* „ ten of onkruid. De ouders worden daarmede „ vermaakt. Zij vinden elke gifte goed. Maar „ 't zoude hun bedroeven, als de kiaders onder* „ ling gingen twisten , wie de beste gifte deed* „ en daarover elkander verfcheurden." Dit zijn de tegenwoordige hervormers van het mensch* dom! De herftellers der menfchen in hunne oor* fpronglijke rechten; de inftellers der nieuwe Re* geeringsvormen of Conflitutiën, de invoerers van 's Volks reprefentative Souvereiniteit; de volgers Van (*) Theorie C5* Praïique des Droits de Hiomms bl. 213*  GRE N GE WA A n DE ïn NE DERLA S D, irjf van rousseau's Contracl Social , die dan iri fommige Hukken nog beter grondbeginfels hadt dan zijne navolgers en leerlingen. Dit is die Thomas paine , wiens fehriften men in Nederland met zo veel graagte leest; met zo veel lofs en ophefs gewaagt en aanprijst. Men zoude fchier denken , dat zij den mensch te veel rechten, te weinig pligten toefchreeven! hem al te volmaakt befchouwden en de keus aan den mensch lieten om God te danken. Ten minften , ik houde dié daar voor. Het zoude ondertusfchen mij leed doen, indien mij iemand met grond zoude befchuldigen, dat ik de zaak alhier ki te fterk een daglicht plaatfte. Men leeze p a i n e's woorden zei ven en oordeele, of ik niet eer eene te zachte^ dan te fterke fchildcrij gemaald hebbe. Ik ga van de Vrijheid over tot de Zeekerheid als het derde der Rechten van den Mensch inden Burgerftaat, door de Franfche Wetgeeyers voorgcfteld. Art. IX. De Zeekerheid bestaat in de bescherming, die door de Maatschappij gegeeven wordt aan ëlken burger,tot behoud van zijnen persoon, zijne goederen en zijne rechten. R Au, 3de" Uechfc DéZ-eV van perfoon er/  258 HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Art. X. Niemand mag in rechten WORDEN GEDAGVAARD, BESCHULDIGD, AANGEHOUDEN of vastgezet, DAN IN DE GEVALLEN BIJ DE wet BEÏAALD,EN VOLGENDS DE VORMEN, DIE ZIJ HEEFT VOORGESCH REEVEN. Elk MENSCH aan- OF VASTGEHOUDEN OP 'T GEZAG DER WET, moet GEHOORZAAMEN, ZONDER *t welk HIJ SCHULDIG zijn ZAL AAN WEêRSTANDBIEDING. Ik hebbe mij over de Gelijkheid en Vrijheid des menfchen, tegen mijne verwachting,lang opgehouden. De reden is te vinden in de dikwijls onzeekere, losfe, en onbepaalde Verklaaringen van 't woord Vrijheid, de verfcheidenheid van bevatting van de Vrijheid in den Burgerftaat; de verfchillende vormen van Regeering, waarin dieVrijheid kan genooten worden ,• de verfcheidenheid der verklaaring van de Wetten, die de Vrijheid bewaaren, en die als de uitdrukkingen van den algemeenen wil moeten aangemerkt worden. Thands heb ik met zoveele verfchillendheid niet meer te fchafFen, en kan een' korter weg inflaan. Beftaat de Zekerheid, als een der Maatfchappijlijke Rechten , in de befcherrning, die aan el-  ÖEEN GEWAANDE IN IJÉDÈRLAND. eiken burger, klein en groot, toekomt, tot behou* denis van zijnen perfoon, goederen, en rechten i zo rflag ik onbedeesd en vrijmoedig vraagen, of'er ergens in de gantfche Waereld eene zodanige Re* geering en Confiitütie gevonden worde, waarin meer angstvallige zorgen plaatfe heeft, om ieder bij zijne Voorrechten * perfoonen en goederen, te handhaven en te bewaaren,dan in deze Republiek, zo als zij altijd was en nog heden is; zodanig zelve, dat, gelijk de Hr. meerman zich Verklaart (bl. 14) 'er geen gewest is, waar fpaarzaamer gebruik gemaakt wordt van het Dominium eminent dan onder ons; en niet dan in tijden van het oogenbliklijkfte gevaar * in tijden van oorlog, dat de vijanden zo gereed flaan, om in het land in te vallen , indien zij niet door de ftroomen, rivieren, en *c onder water zetten der Landerijen Wederhouden wierden; en zulks nog niet anders dart onder toezegging van fchadevergoeding aan zulken, die hierdoor boven anderen , mogten befchadigd worden ; welke waterltaat echter eefi voornaam gedeelte van onze Ndiionaale Verdedi' ving uitmaakt, ontleend uit de ligging van ons land; en 't welk andere Volkeren geheel misfenj en waarom de Hollandfche Ridder hooft, hl zijne Brieyen, niet onaartig zegt: dat onze grenzen van ijzer zijn door de verdediging van 't wa* R s Is ritfrgensgroot ér" dan in onié R&* publielï. Zelfs irt den baügr ften nood.  £60 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKBIJK, ter ; 't Welk de Republiek in dit voorjaar door de Godlijke Voorzienigheid geholpen, allerzichtbaarst ondervonden heeft, toen zij eenen woedenden Rabfaké , Dumourier , en zijne Oorlogsbenden, door 't Water en de Overftroomingen verhinderd of tegengehouden heeft. Waarom het te betreuren is, dat zulken, die zich den naam van Patriotten durven toeëigenen zoveel te zeggen gehad hebben op het gebruiken van dat middel van verdediging; 't welk bij ons even zo natuurlijk en gewoon is, als,in gevalle van belegering van eene Stad, dat men de boomen rondom de vesten en wallen nederhouwt; de tuinen en boomgaarden omverwerpt, de akkers en landen van de ingezetenen omgraaft, en vermeit; batterijen 'er in opwerpt ; alleen om den vijand het naderen te beletten , of hem beter te bevechten. Dit zijn de rampen van den oorlog te land, die een Hollander zo weinig en zeldzaam bij de ondervinding kent , en die daarom zo weinig zijn geluk waardeert en op prijs ftelt, wanneer men aanwijst de groote Voorrechten, die hij in dit goed land geniet, ren opzichte van de zeekerheid van zijn perfoon , goederen en rechten; hem aanwijst, welke beveiliging hij voor de zeiven door de wetten erlangt; hem aanwijst, hoe men in dit Land volgends Art. X, niemand ook in reebten dagvaart, be-  geen gewaande 1 n nederland. 2ói fchuldigt, aanhoudt, vastzet, dan in de gevallen bij de Wetbepaald, en volgends de vormen die de Wet heeft voorgefchreeven, en zulks niet dan na de diptde en naauwkeurigde voorafgaande onderzoeking , of het geval bij de wet bepaald en de vorm wel gevolgd zij ; zodat meermaalen , alleen om 't verzuimen of niet in acht neemen van de Vormen,zulkenvrijgaan, die bij de Wet anders; hadden moeten fchuldig daan. En kan zulk gehoorzaamen aan de Wet bij iemand, die gezonde harsfens heeft, gehouden worden voor een belemmering of vernietiging van onze Vrijheid en Zeekerheid , daar de Franfche Wijsgeeren zelve het noemen zich fchuldig maaken aan weer ft andbieding , indien iemand aan het gezag der Wet in die gevallen niet gehoorzaamde. Daar men dan in een geregelde en welgevestigde Maatfchappij, gegrond op zodanige bekende Wetten, die de gevallen bepaalen, en de Vormen voorfchrijven, 't geluk heeft om te leeven, zo behoeft men ook niet te vraagen, of de twee volgende Artikelen in de volde kracht bij ons waarheid zijn , zonder dat zij eenig verder betoog noodig hebben. Zij zijn deze; Art XI. Alle rechtspleeging BUITEN CE wet is krachteloos, tv 3 WIL-  Zeekerheid van goed grpot in Nederig. $62 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, willekeurig, strafbaar. een ieder, tegen wien men zulk eene daad zoude willen pleeg en,heeft het recht, om geweld met geweld te keeren. Art. XII. Zij, die deze willekeurigs rechtshandelingen zouden aanzoeken, vervaardigen, teekenen, uitvoeren, of doen uitvoeren, zijn schuldig en moe ten gestraft wouden. Wat genieten wij , Nederlanders! met al ons klaagen over zogenoemde verdrukkingen en onvrijheeden , geene groote Voorrechten, ook in dezen! En wat is alles niet in onze Republiek aan vaste wetten, regels, vormen, ten naauwften verbonden! Hoe weet niet ieder, zelfs tot den gemeenlien man, hoe verre de Rechters en Rechtspleegingen mogen gaan, en hoe fpoedig vindt hij anders hulp en bijfland bij des kundigen, om hem tegen willekeurige Rechtspleegingen te handhaven en te befchermen; zelfs is bij ons dit alles naauwkeuriger en duidlijker zo bij de wetten als bij de praftijk, ja misfchien wel al te naaukeurïg, bepaald. Terwijl in tegendeel bij deze Franfche Ar- tU  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. i6% tikels zulk een onbepaaldheid aan] de zelfsverdeediging, en *t keeren van geweld met geweld gegeeven wordt, dat ieder fchier zijn' eigen Rechter gemaakt wordt. Immers de verklaaring: ieder tegen wien dit of dat,buit en de wet, gedaan wordt, beeft het recht om geweld met geweld te keeren \ en dit in eene Maatfchappij, waar Wetten gelden; fielt elk in 't geval, om voor geweld te houden, 't geen de Wet beveelt, ten zij klaar en duidlijk 'er bij uitgedrukt zijn, de gevallen zelve, die daartoe behooren, en zulks niét in algemeeneen niets beflisfende bewoordingen. Wie toch zal hier oor deelen, of iets buiten de wet zij? zal dat oordeel gelaaten worden aan de genen tegen wien de rechtspleeging begonnen wordt: wie zal niet naar zich toe denken; en,alzo denkende, geweldigen weêrftand doen. Wie zal niet oordeelen, dat de daad die tegen hem gepleegd wordt, tegen de Wet is? Ziedaar het Land vervuld met weêrftandbieders van zulken, die hun eigen beoordeelaars zijn. In alles toch waar iets aan het oordeel of den wil van enkelen, zonder vasten regel, gelaaten wordt, daar is alles eigen rechter; daar wordt alles willekeurig ; alles verward. (*) En van (*) Deze aanmerking wordt nog gewigtiger als men 'er de laatere uitgave en uitbreiding van dat Art. bij vergeW 4 ^  a«H rechten van den mensch in vrankrijk, van zulk eene Verwarring, indien die tot 's menfchen Rechten mogte behooren, is gelukkig onze Republiek bevrijd! Zij is 'er ten minften niet ongelukkiger om. Dan befchouwe ik ook de volgende Artikelen, waar bij de zeekerheid voor onze perfoonen , goederen en rechten, nader in eenige gevallen , bijzonderlijk in 't ftraffen van misdaadige per« fopneu, voorgefteld wordt. Art, XIII—XVI. Art. XIII. Elk m f. n s c ii voor onschuldig gehouden wordende, tot zolang HIJ jjjkt. Het luidt aldus 5. 12. Alle daad, gepleegd tegen een' mensch, waar op 't geval, in de wet bepaald, niet past , en v/aarin de vorm niet is waargenomen, is willekeurig en dwinge ■ \andsch. Eerbied voor de Wet verbiedt hem zich te onderwerpen aan zulke daad. Ziedaar een fchoon veld van ongehoorzaamheid! Een Burger behoeft maar te zeggen: ik heb te veel eerbied voor de wet, om te gehoorzaamen. De Wet verbiedt het mij. Maar daar volgt nog op: En indien tnen tracht die daad met geweld te werk te /tellen ; heeft hij recht, om geweld met geweld te keeren. Zie daar niet den beroerden Staat bij iiobbes , maar een ftaat van geweld enberoeriug, geheel anders en veel affchuwelijker dan, die yai hobbes. In alle Maatfchappijen, waar een rer gel is, maakt men onderfcheid tusfehen wettig en onwettig geweld. Alhier wordt het oordeel gelaaten aan den burger , die natuurlijk alles voor geweld zal houden , dat gift zijne belangen of bedrijven nier overeenkomt.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 265 hij schuldig verklaard is; indien men het volstrekt noodzaakelijk oor? deelt, hem te vatten, moet alle gestrengheid , die niet noodzaakelijk zit,omztciivanzijnen persoon te verzeekeren, strenglijk door de wet verhinderd worden. Art. XIV. N'emand moet veroor deeld of gestraft worden dan uit kracht eener vastgestelde wet . reeds voor de misdaad afgekondigd, en wettig op dezelve toegepast. Art. XV. AAN de wet eene achteruitwerkende kracht te geeven, is eek misdaad. Art- XVI. De wet moet geene straf fe n bepaalen, d>A n die volstrek'i noodzaakelijk zijn. Zij moeten geev e» red1gd zijn aan de misdrijven, e n nut tig voor de maatschappij. (*) In- (*) Deze Art. 13 — iS , die in de nieuwe Uitgave §. 14 ,— 16 bevat zijn, maaken geen wezenlijk veiichii in d? zaak zelve. R 5 Ook in de zachtheidderftraffen.  DeRepu bliek is beioemd Wegens liareftraf- wetten. «66 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Indien alle deze in de daad kostelijke, en de vrijheid en zeekerheid befcher mende Voorfchriften en Verordeningen waarlijk en volftrekt tot de Rechten van den Mensch, in Maatfchappijen geplaatst, behooren; en niet veel eer zijn heilzaamc en nuttige Voorfchriften, waar langs eene Overheid, meest overeemkomftig 'smenfchen vrijheid en veiligheid , zijne Wetten tot de zachtstmogelijke en eene geregelde wijze van te keer gaan en ftraffen van wanbedrijven in den burgerftaat behoort in te richten , en daarna te handelen : zo mag ik deze Artikelen wel vermeerderen met nog een ander voorfchrift: „ dat goede Wet„ ten zoveel mogelijk de misdaaden moeten trach- ten voor te komen, en de Staat zelve zodani„ ge inrichtingen bevatten, waardoor de men„ fchen afgehouden worden van kwaad te doen." En als ik dan die gantfche fom van voorfchriften bij elkander grijpc: mag ik dan niet, met volle gerustheid,tegen mijne Landgenooten zeggen, en mij beroepen op 't gewisfe zo van Nieuwftaatsgezinden, van alle Misnoegden, als van dat der Voorftanders onzer gezegende Confiitütie, die zo gelukkig, en zelfs zonder uitoefening van ftraffen , in 't jaar 1787 herfteld is; of zij ergens een Land kennen , waar de Strafwetten zo zacht zijn, waar de fir af wetten zelfs zo moeilijk  GEEN GEWAA KDE IS NEDERLAND. lijk zijn om ze volledig uit te oefenen ; wal alle onnoodige ftrengheid geheel verboden is waar niemand geftraft wordt dan uit kracht va wel bekende en in gebruik zijnde wetten; was de toepasfing van de wet op de misdaaden me zoveel omflag , voorzichtigheid , en naauwgc zetheid , gepaard gaat; waar geene wettel ooit van eene achteruitwerkende kracht zijn waar de ïrraffen , meer geëvenredigd zijn aan ja fomwijlen zelf, zachter zijn dan de misdaa den; kortom, waar zoveele Wetten, en goed< en heilzaame inrichtingen zijn , door welken d( menfchen meer van 't kwaaddoen worden afge houden dan door vrees voor ftraf afgefchrikt worden , dan in Nederland. Hebbe ik niet reeds boven (bl. 136)de aanmerking van den Heer meerman aangehaald, dat, niet tegenftaande de Crimineele Rechtspleeging aan veele gebreken krank gaat, met dat alles de voorbeelden van in hechtenis genomene of gestrafte onfchuldigen misichien bij geene Natie zeldzaamer zijn. — En dat men, met reden, het kleine aantal van fïrafoe. feningen, en het niet veel grootere van wanbedrijven, die de Rechter vervolgt, tot een bewijs gebezigd hebbe, dat de veiligheid en Zeekerheid der Ingezetenen van onze Republiek, in dezen opzichte , die van veele Volkeren, zelfs die van Groot- brit- 7 ir •> 1 r t t > En zeldzaam gebruik.  4(1e R echtEigendom. 9«"S rfchten van den mensch in vrankrijk, brktanniën oneindig verre te boven gaat. En wat zoude die fchilderij niet verre afileeken, bij het tegenwoordig zo hoog op Republikeinfchap roemend Vrankrijk, waar niet alleen nu, maar ook toen het nog onder een geregelde Monarchie was, meer duizenden, in een gelijk landbeftek, door beulshanden geftraft werden, in één jaar , dan bij ons enkelen in tien jaar. Men vergelijk 'er ook het vrije Engeland bij. Ik ga over tot den Eigendom , als 't vierde recht des Menfchen in de Maatfchappij. Art. XVII. Het recht van eigendom bestaat daarin.dat ieder meeste r is, om na z°ijn' zin beschikkingen te maaken ove r zijne goederen, over zijne inkomsten, over zijne vermogens, arbeid e n naarstigheid. Art. XVIII. Geen soort van arbeid, van koophandel, van landbouw kan hem verboden word en. Hij mag hand* werken vervaardigen, verkoopen, en overal heen vervoeren alle soorten van voordbrengsels. (*) Wie (*) Dit laatfte ■ het vervoeren zijner voordbrengfels is bij de nieuwe Uitgave weggelaaten; 't zij men dit onder 't voo- ri-  GEEN GEWAANDE I» NEDERLAND. 269 Wie is 'er, die Nederland in deszelfs Koophandel kent 1 wie , die met eenige aandacht alle de takken van deszelfs bedaar., van deszelfs vlijt, van deszelfs Fabrieken, Trafieken, Zee- en Scheepvaart, Visfcherijën, kortom alles wat de Republiek tot zulk een toppunt van luister en magt verheven, en een wonder gemaakt heeft voor de geheele waereld : wie is 'er, die hiervan eenig denkbeeld heeft, die nietteffens zal moeten erkennen, dat de naauwgezette zorg, die onze Overheeden altijd hadden , dat de Eigendommen bij ons heilig en ontzien bleeven, van dat alles eene voornaame reden geweest is. Indien het waarheid is, dat het recht van Eigendom daarin beftaat, dat ieder meester is, om na zijn' zinlijkheid te leeven, en over zijne goederen befchikkingen te maaken, zijne hoofdfommen , zijne renten, zijne vermogens , en zijn vlijt aan te leggen , zo als hem goed is in zijne oogen; dat de keuze van koophandel, van landbouw, van het voordbrengen, vervaardigen, verkoopen, van alle handwerken aan allen volledig vrij fta , zo wilde ik wel weeten, waar, in eenig gewest der waereld, zulke vrijheeden, zulke voorrechten, genooten worden; en rige begreepen rekene, 't zij men het tot den buitenlandfcken handel brenge. Zeer iroote zorg in Nederland*.  270 rechten van ben mensch in vrankrijk, en waar 'er zo weinig verhinderingen volgends bepaalde Wetten of Privilegiën, aan alles gefield worden. Dit zijn juist die Vrijheeden, die oftz^ Republiek groot gemaakt hebben; 't zijn die Vrijheeden, die zo veele vreemdelingen naar onzen bodem toe gelokt hebben; 't zijn die Vrijheeden , die de Nederlanden tot een Paradijs op aarde gemaakt hebben; 't zijn die zorgen voor dert Eigendom, die den grootilen en rijkflen Rentenier en Handelaar, zo wel als den geringften arbeidsman niet Hechts in ftaat ftellen, om zijn hoofd gerust te flaapen te leggen, zonder eenige vrees van ontrust te zullen worden, door openbaare of bijzondere roovers, maar die hem volkomen meester laaten , om zodanige beftemming van zijnen wil, zijne vlijt, zijne vermogens te maaken, als hem behaagt. En waar omtrent ik eenvoudig met den Heer van den spiegel zegge: ln ons gezegend Land, is de minfie Arbeider zo volftrekt Heer van bet zyne, als de doorluchtig/ie Edelman. De Wetten van het Land zijn bekend, en in ieders banden; en zolang by geene daad begaat, door die wetten veroordeeld, kan niemand hem deeren of iets beneemen.™ Men heeft in onze dagen, toen men de Republiek eene zogenoemde grondwettige herfiellinge wilde verfchaffen, dat is, in mijnen zin het onder  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 271 derde boven wilde keeren, niet naagelaten, de nijverheid onzer Natie, hemelhoog te verheffen , en zulks niet zonder reden; maar men hadt 'er toen een bij-oogmerk voor, 't welk wij niet hebben, ook niet behoeven. Hooren wij ook hen onder anderen den lof der nijverheid onze Nederlanderen ten dien aanzien te recht uitbazuinen. Verheffen wy ons hoven de oppervlakten onzer Provinciën, en vragen wy : wie heeft deze kanalen gegraven ? Wie heeft deze lage vlakten en alle deze meiren droog gemaakt? — — Wie heeft van deze engbepaalde, veenachtige, moerasfige Landouwen een Zomerparadys, een altyd voenfcbelyke woon ft ede van een geheel Volk , de bcv/aarplaats van de rijkdommen der Natiën, en de voor* raadfchuur van de Voortbrengselen der geheele waereld gemaakt ? En alle deze ontzettende wonderen heeft het Volk van Nederland verricht! Het onderfcheid alleen van deze Schrijvers en mij is daarin gelegen, dat zij deze tafereelen maalden met oogmerk, om het Volk te vleien, en op te wekken , om zich zeiven recht te doen , zich tegen hunne regenten te verzetten, en hunne gewoone nijverheid en ij /er te gebruiken, om ook nu groote daaden te verrichten, en eene zogenoemde Herftelltng van Abuizen door hun eigen hand en kracht, met gewapende manjchappen en vrij- corp-  232 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK j corpfen te weeg te brengen (*); daar ik in tegendeel die fchetze opgeeve, om te toonen, dat wij dien gelukdaat te danken hebben gehad aan onze voortrtflijke, wijze, en voorzichtige Staatsregeeringi zo als dezelve, van de eerde grondlegging, af, met eenen Stadhouder aan 't hoofd, heefc plaats gehad, en door wier gelukkige mengeling deze Re • publiek altijd heeft mogen roemen op zodanige goede en wijze wetten, die de nijverheid der bewooneren opfcherpten, en teffens zodanige verdandige regelingen, en maatigingen omtrent het nuttige beduur van eens iegelijks bezittingen, eigendommen, en bezigheeden maakten , dat men daaraan met volle recht mag toefchrijven, dat het gene de Franfchen in deze Art. XVII. XVIIL van den Eigendom, en deszelfs bewaaring en bevordering zo hoog opgeeven in onze Republiek in de volde kracht genooten wordt, zonder dat ik in eenige bijzonderheeden behoeve te treeden. Maar tot dien eigendom brengen zij ook nog \ naavolgende : Art. XIX. Elk mensch kan zijnen dienst (*) Men zie dit aangeweezen in de meergenoemde Verhandeling van a. kluit , de Souvereiniteit der Staten vm Holl. verdedigd, bl. 23, 24 en 40.  feBEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 2"j DIENST EN 2IJN' TIJD AAN EEN' ANDER VERBINDEN; MAAR HIJ KAN ZICH ZEE VEN NIET VERKOOPEN ; EN ZIJN PERSOON IS GEEN VERVREEMDBAAR EIGE N DOM. Het ontfnapte namelijk den fchranderen Wijs* geeren in Vrankrijk niet; dat, hoe hoog zij ook de gelijkheid en de Vrijheid van de Menfchen in de Maatfchappij >, deeden klinken en verhieven; echter de dagelijkfche ervaarenheid niet alleen, i maar ook hunne eigen benoodigdheeden hen over-) tuigdeh (want fommigen zullen toch wel knechts 1 en meiden gebruiken , ja de oudfte en diepstdenkendfte Philofoophen en de grootfte Voorlïanders der Vrijheid gebruikten oulings geene anderen dan flaaven en lijfeigenen, en de Apostel Paulus beveelt zijneh Vriend Pbilemon, zijnen weggevluchten jlaaf of huisknecht Oneftmus , die Christen geworden was, aan, om hem ftraffeloos en in genade weer aart te neémen) hen moesten overtuigen, zeg ik, dat, waar eene Maatfchappij van menfchen is, aldaar ook hoóger en laager ftanden, aldaar ook dienenden en dienst, behoevenden zijn, en altijd zijn zullen: dat het dierhalven, inde orde der zaaken, onmogelijk is, dat de gelijkheid en vrijheid, die men den burge* S ren De dienst* verbiri' ding. Vordc 'ij de 7ranchen er* ;end.  1 I ] I Zelfszeei onbepaald» 74 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJKj en, den fans-cttlvttes heeft in 't hoofd gebracht, m waarvoor die arme bedrogen menfchen in frankrijk zo veel bloeds doen ftroomen, zo veee onheilen bezuuren, en zo rampzalige verwoesingen aanrechten , ooit in eene maatfchappij plaats grijpe ; en zoo men al eens groote rijklommen, hooge eereposten, en alles wat natuurlijke ongelijkheid is, zonder de fchreeuwendlle anrechtvaardigheeden zodanig konde vernietigen, Df verminderen, dat men eene meerdere gelijkheid onder de menfchen waarname of invoerde: aoe fpoedig zoude zulks op nieuws in een' anderen vorm, of gedaante, en in andere onderwerpen ten voorfchijn komen door het onderfcheid in de zedelijke en verftandelijke vermogens , gelegenheeden, plaatfelijke omftandigb^eeden of andere uitwendige oorzaaken. Dewijl zij echter de vrijheid en gelijkheid, als hunne grondfteunen, met verbaazenden ophef, aangekondigd hebben: zo vonden zij meer voorzichtig en raadzaam, onder het hoofdpunt van eigendom te brengen de leere der dienstbaarheid van vrije menfchen, en verklaarden dus met vollen monde, en na waarheid: — Elk mensch kan zijnen dienst en zijn* tijd aan een* ander verbinden. — In welke algemeene bewoordingen , indien zijnen tijd verbinden, en zich zeiven verkoopen, waarlijk tegen elkander over  'CËEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 27J óver g'efteld "worden , zo dat het eene volledig ontkend, het ander volledig gefteld wordt; zo zal 'men roch moeten bekennen, dat zijnen tijd te 'verbinden eene zo algemeene, zo wijdftrekkende beteekenis kan hebben •, dat men bijna zoude moeten befluiten, dat de ftellers de jlaavernij op zich zelve befchoüwd, zo als zij uit andere gronden, dan uit eigenwillige zelfvèrkooping fpruiten kan, geenszins onder de ongeoorloofde, noch met 'smenfchen rechten ftrijdige zaaken gerekend hebben. Want wat is toch zijnen dienst ,|wat is vooral zijnen tijd verbinden? daar wordt niet gezegd, zijnen dienst voor eenen tijd, voor eenen bepaalden tijd zijns levens, verbinden. Dit doen alle dienstknechten, dienstmeiden, daglooners, daghuurers, foldaaten, matroozen, kortom allen , die voor een bepaald loon, of voor andere vergeldingen, hunne perfoonen, hunnen arbeid, hunne dienften en werkzaamheeden aan anderen opofferen, of ten nutte maaken. Maar het is: zijnen tijd, zijn" leeftijd, zonder bepaaling , aan een ander verbinden. Dit doen zeeker flaaven, die voor hun leven dienstbaar zijn, om daarvoor wer derom, van hunne Meesters en Heeren,fchut en fcherm en 't benoodigd levensonderhoud in de plaats te ontvangen. Maar ik wii dit denkbeeld , op eene onzeekere meening, hier niet doen geiden. S 2 't Is  a?6 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRJK, Strijdt niet tegensmenfchenRecht. Slaaver nij befchrever 't Is mij genoeg, dat die VVijsgeerige Wetgeevers erkennen, dat het niet tegen de Reebten van den Mensch ftrijde , dat Dienstknechten en Dienstmaagden, die zich aan hunne I leeren en Vrouwen, om loon verbinden, even door die verbintenis verpligt zijn, om de oogmerken en dienHen , waartoe zij zich verbinden , getrouwlijk waarteneemen. Want dat is recht ! Maar dan houdt ook de gelijkheid op. Hierover valt dan met hun in onze Republiek geen verfchil. En wat betreft de eigenlijk genoemde (laavernij, waardoor de mensch in een' ftaat van verbinding of verpligting geraakt, het zij door zich zei ven te verhinden of te verkoopen , 't zij door zijne eigen meer zijdelingfche daaden of gevolgen van zijne daaden (b. v. oorlogen, misbedrijven,) (of door daaden van anderen, om ïzijnen tijd, zijnen perfoon, zijne daaden, te fchikken en te gebruiken tot eens anders nut en [dienst, volgends eens anders voorfchriften , onder wederkeerige verbinding of verpligting , om dezen dienstdoener het noodzaakelijke levensonderhoud, voedfel en dekfel, op eene redenlijke wijze te vetfchaffen. Wat zulk een' ftaat betreft, (want hierin is de eigenlijke ftaavernij vervat) het is hier noch de plaats, noch mijn oogmerk, om over denzelven te handelen, noch aan te roeren de verfchillen , die;:' over dit ftuk kun-  GEEN GEWAANDE ÏN NEDERLAND, fi?? nen gevoerd worden, en vooral in deze Wijsgeerig Eeuw gevoerd zijn , en dagelijks, bijzonder in het nabuurig Engeland , het onderwerp uitmaaken bij gelegenheid der handelingenen overweeging over den zo harden Slaavenhandel en de wreede overvoering der flaaven over zee uit Africa naar de Amcricaanfche Coloniën : en vooral te wikken en te weegen die voorftellen, die hiermede gepaard gaan, die voorftellen, of de (laavernij tegen de reden en natuurlijke rechten aanloope ; of een mensch zijne aangebooren vrijheid kunne verzaaken en zich in flaavernij begeeven; ©f zij tegen den Christelijken Godsdienst ftrijdig zij; of zij ook tot de kinderen overga; en diergelijken. Hierover is toch zo oneindig veel, en door elk, volgends zijne grondbeginfelen, of zijne bevatting, of drift, of eigenbelang of vooroordeelen gefchreeven, dat ik geen water in zee wil draagen. 't Zij mij genoeg te mogen zeggen, dat in onze Republiek de lucht vrij is, zelfs voor de Slaaven, die herwaards uit de Coloniën overkomen, en wel langs zulke regelen, die de wetten der Vrijheid en den eigendom van Colonisten in een billijk evenwigt houden. (*) En wat betreft de Coloniën! Wat heeft (*) Refol. van Hun Hoog Mog. te vinden in de N. Nederl. Jaarb. 1776 bl. 506. S3  2?8 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Hoe die inde Co loniën. Ook in onze. Wreedheid in ' pvervoe ren. heeft Vrankrijk niet eene groote verpligting aan, de wijsgeerige beginfelen van eenen Brissot en anderen, wier bedrijven en daaden, indien ze met hunne woorden ftrookten , Vrankrijk zoveel on» fchuldig bloed niet zouden kosten; wat hebben de flaaven zelve niet groote verpligtingen aan die leeraars der vrijheid! Dit toonen de fmertelijke gevolgen , om de flaaven zo eensklaps in vrijheid te ftelr len, in de deerlijk verwoeste Franfche Eilanden, bijzonder van St. Dcmingo. . In onze Coloniën zijn de Wetten, indien ze wel en na behooren uitgevoerd wierden , van dien aart, da: de flaaven zelve geene reden kunnen hebben, om over hunnen flaafichen ftaat, met dien der andere Europifche Volkeren in hunne Coloniën vergeleeken wordende, en over de hardheid van behandelingen te klaagen; offchoon men ook daar harde Heeren, en onmenschlijke monflers moge aantreffen, die de waakzaamheid der wetten op hun gedrag weeten te ontduiken; offchoon met dat alles de wreedaartige en onmenschlijke wijze, waarop zij dikwijls in Africa gekocht, in de Schepen geflouwd, t overgevoerd , op zee behandeld, en, eindelijk, ■ metfehrik en angst vervuld,aan land gezet, en weder verkocht worden, door gantsch Europa afgekeurd en verfoeid wordt. Doch ons tegenwoordig: onderwerp,, de rechten van den mensch, is eene te aan-  geen gewaande in nederland; 279 genaame ftoffe, om die, door die treurig aandenken, uit het oog te verliezen, 't Ware te wen. fchen, dat de Menfchelijkheid zelve eenig middel konde uitdenken,om heure ftem, zonder grooter onheilen en rampen onder het menschdom en over die flaaven zelve te brengen, de gantfche waereld door, te doen hooren, en in practijk te brengen die eene enkele ftem: de mensch is geen vervreemdbaar eigendom. Art. XX. Niemand kan, zonder zijne toestemming ontzet worden van 't gerinste deel van zijnen eigendom, dan alleen, wanneer 'slands nood wettig d aarges te ld, het kl aar bl ijke lijk vordert en op voorwaarde van eene^ billijk e en voo raf.g a a nd e schadeloosstelling. Dewijl het volgende Art. van de belastingen handelt, zal ik omtrent dit afzonderlijke voorftel geene aanmerking maaken , dan voor zo verre mij de uitdrukking als VLands nood, wettig daargefteld, het klaarblijkelijk vordert, mij denken doet aan 't voorgevallene in de eerfte Asfemblée Nationaale , en de ftrijdigheid hunnei woorden, met hunne eigen ondeugende bedrijS 4 ven. En wensch. Ontneeming van Eigendom.  Wel voorge» field. Kwalijk gevolgd. Ten aanzien des Koning" 280 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, ven. De Koning naamelijk hadt de Staaten Generaal bij een geroepen , en wel, op raad van necker in zulk eene onnatuurlijke en tegen de oude wetten of gewoonten des Koningrijks ftrijdende Evenredigheid, dat het getal der 1200 Reprefentanten werdt uitgemaakt door 600 ledev. van den laageren of derden Stand, terwijl de ific of 3de ftand, die der Geestelijken, en der Edelen , elk flechts 300 leden uitmaakte. Het hoofdoogmerk der famenroepinge was , behalven de verbetering van ingeflopen misbruiken, middelen te beraamen, \ dat het Rijk uit zijne fchulden gered, ende Uitgaaven,die jaarlijks eenige Millioenen boven de inkoinften beliepen, met de inkomften geëvenredigd mogten worden , zo door het befpaaren van onnoodige Uitgaaven als het verbeterd beftuuren en het vermeerderen der gewone Inkomflen. In dezen ftaat der zaaken maakt de derde ftand, de Burgerftand, (le Tiers état) door de groote meerderheid hunner ftemmen, waarbij zich veele toemnaalige Geestelijken en Edelen voegden,'t zij om populair te fchijnen, 't zij uit andere oogmerken, die naaderhand gebleeken zijn; zich meester van de klem der gantfche Vergadering ; en deze Burgerftand volgt nu zijne reeds vooraf beraamde inzichten. Zij vormen en hervormen zich op eigen gezag tot eene Asfemblée Na-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 28l Nationale, geeven zich den naam van Conftituante, en vernietigen, met eenen flag , de geheele Orde der Geestlijken en die van den Adel. En zie hier *t beginfel der fmerten! Maar kan men zeggen , dat, overeenkomftig 's menfchen Rechten , alhier geleerd , 's land nood dit klaarblijkelijk vorderde; dat die nood ooit of ooit in die Vergadering wettig daargefteld is? Gantschlijk niet! Maar gaan we eens verder! Toen die Vergadering, den 4 Aug. in dien zo beruchten Enthufiaftifchen Nacht, de Edelen uit hunne goederen zettede, alle tienden, alle bijzondere rech ten, voorrechten, en privilegiën affchafte, en de vernieling en verwoesting van zoveele floten, en kafteelen , en den ondergang van duizenden aanzienlijke Familiën, veroorzaakte: terwijl daar en tegen de Adel en de aanzienlijklten uit den Volke aanboden, vrijwillig aanboden, en reeds vroeger aangeboden hadden, om affland te doen van hunne Privileges pecuniair es , of van alle die voo* rige Vrijdommen van belastingen, die met hunnen AdeltTand gebooren waren, en zich bereidvaardig verklaarden, om voordaan, tot ftandhouding des Rijks, alle gemeene Lasten en ongelden hoe genoemd, gelijk op, met de andere Ingezetenen van den derden Stand, te draagen; mids men hun liet blijven bij het genot van hunne andere voorS 5 ou« De Ede. len.  I Geestlijken» So2 RECHTEN VAN REN MENSCH IN VRANKRIJK, ouderlijke voorrechten, eerbewijzingen, ftamgoederen, familieteekenen, en verder, 't geen waaraan zij eenige waarde,^ zij dan wezenlijke, 'c zij dan ingebeelde, gewoon waren te hechten, en men hun niet afname zulke dingen, die niet geeven of neemen konden aan het wezenlijke oogmerk. Kan men zeggen, dat toen 'sLands nood het tegendeel, namelijk de vernietiging des Adels cn alle zijne voorrechten, klaarblijkelijk vorderde: dat die nood wettig was daargejleld; dat daarvoor eene billijke, eene voorafgegaane fcbadelonsftelling gegeeven is;en.dat de Edelen, niet zonder hunne toeftemming, van hunnen Eigendom ontzet zijn* En maakten de Edelen in Vrankrijk, (hoe veelen ook ontaart van hunne afkomst leefden) niet een gedeelte, een voornaam gedeelte van 't Franfche Volk uit. Maar nu met de Geestlijken ! Toen dezelfde Vergadering, door eene gaande gemaakte geestdrift der Meerderheid geftevigd, alle de bezittingen der Geestlijkheid, alle de goederen, vaste goederen, van de Aartsbisdommen, Bisdommen, Kloosters , Conventen, Godshuizen, alle de goudene en zilveren Vaten der Kerken en hunne inkomften, met éénen pennetrek, beroofden, de Kerken en gebouwen zelve naar zich namen, en die onmeetelijke goederen, waaruit zoveele duizenden van armen d  ©EEN GEWAANDE IN NEDERLAND. a8g men, zo wel als de geestlijken en de priesters zelve onderhouden en gevoed werden , voor zogenoemde Nationaak Goederen verklaarden, en des zeiven, op naam der Natie, aan de meestbiedenden of meestbegunftigden verkochten, en dezelve Hechts in andere handen overbrachten , en wel in handen van zulken, die gelds genoeg hadden , om zich met dien buit te verrijken ; of voor hunne geldvorderingen zich die rijkelijk lieten aanreekenen en dit alles, niet tegenfiaande, de orde der (*) Op die wijze ging het toch met die goederen toe, die men der Geestlijkheid ontroofde, en welken Roof men wel vernisfen dorst,met te zeggen: dat de Geestlijkheid die goederen juist niet allen even eerlijk bekomen hadde. Doch al ware dat eens zo, 't welk geen mensch echter van allen zonder onderfcheid zal durven Hellen : zulks gaf geen recht aan anderen ,'om een groot deel der Natie, van hunne verkreegen en nu wettig erkende goederen en rechten , te berooven. Maar hoe is 't met die verkoopingen toegegaan? Men heeft op den duur een grooten ophef gemaakt, dat die goederen verre boven den prijs, waarop zij vooraf gewaardeerd werden, verkocht zijn. Dan dat be- ' drog is ook ontdekt. Men kocht b. v. voor ƒ 150-— het geen op ƒ 100 — gewaardeerd was, maar ƒ 200 •—, innerlijke waarde hadt. Zie hier den fleutel van die onrechtvaerdige werken, die ook bij onze Nederlanders toen zo veele toejuigchers en verwonderaars over de fchranderheid der Wijsgeeren en Staatshervormers hadden. Veelen onzer Me-  S84 RECHTER VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, der Geestlijkheid een ontzachlijk groot aanbod van 400 millioenen geld in eens te geeven, aan de Vergadering deedt, waar mede de Natie en 't gantfche Rijk in eens uit alle hunne zwaarigheeden en beflommeringen gered, en alle inkomften en uitgaaven op eenen vasten voet gebracht zouden zijn, indien men hun flechts bij hunne goederen en voorrechten , bij hunne kerken en kerkendienst, bij hunne leeraars en kerkenbedienaars en gewoone bcfoldingen liet blijven. Dan, vraag ik, kan men zeggen, dat 'jLands nood, dien anders heiligfchendenden roof van kerken en kerkengoederen, klaarblijkelijk vorderde,al ware het, dat men van alle die bezittingen niet de volledigfte titels hadde kunnen aanwijzen, kan men zeggen, dat Medeburgeren zijn tkands van die dwaaling terug gekeerd, en ik hoop dat 'er nog meer zullen te regt gebracht worden, en hunne dwaaling omtrent de Franfche Staatshervorming erkennen. Alleen vraag ik hier, met betrekking tot onze Republiek; Hoe zoude het met de Geestlijke goederen, waaruit bij ons de Predikanten en de Univerfiteit betaald worden; hoe met onze Gods- en Armhuizen, die zo veele inkomften hebben; hoe met de Tienden, gegaan zijn, indien de Franfchen hunnen Vrijheids-boom in onze Gewesten geplant, en hun Comité Reyolutionnaire'm werking gebracht hadden ? Vraag dit aan hunne Decreeten vati den 5 Dec. 1792 en 1 Maart 1793.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 2ü$ dat die nood wettig daargefteld is geweest! Dat zij met hunne tve/iemming daarvan ontzet zijn ? Dat die ontzetting is verzeld gegaan van eene billijke en voorafgaande fchadehosftelling ? Toen die Vergadering voords de Koninglij ke Kroongoedefen en Domeinen, die zoveele eeuwen geftrekt hadden, om de benoodigdheeden der Natie en 't onderhoud des Koningrijks te bevorderen, (fchoon derzelver gebruik ook wel in misbruik ontaarte) waarvan de Koning de volledige befchikking hadde , en na alle Staats- en Rechtsgronden ook hebben moest, aan den Koning met de fchreeuwendfte onrechtvaardigheid afnam , ook zelfs de zodani* gen, die, als de volle eigendom van het huis en familie van capet, door zijne Voorouders ingebracht waren, en waarop de Natie geen het minfte recht kon pretendeeren, en toen dezelve Vergadering die goederen, na eene nieuwerwetfche Wijsbegeerte , voor JSalionaale Goederen verklaarde , met die bedoeling en gevolgen, dat zij even zo met dczelven omfprong, als zij met de Geestlijke goederen en bezittingen gedaan hadde: zo komen hier dezelfde vraagen: heeft dit 's lands nood wel geëischtj is die nood wettig aangetoond; heeft de Koning daarin vrijwillig toegeftemd; is hiervoor ooit eenige fihadeloosftelling uit te denken; en zijn alle die Koninglij ke Domeitien en Kroonsgoederen nu Der Ko, ninglijk» Domeinen.  S86 RECHTEN VAN DÉN MENSCH IN VRA&KIUJRi Geluk onzerRe. publiek. hü niet gekomen, en flechts overgegaan in handen van bijzondere ingezetenen', die 'er zich uitbundig mede verrijkt hebben. Als men zich alle die dingen voor de aandacht brengt; moet men dan niet zeggen; dat het weinig jeduide, dat men uitmuntende regels aan andere /oorfchrijve,en ze door zijne daaden verloochene. Indien 'er ooit eenig Land of Volk geweest is ^ waarin men vlak tegen zijne grondbeginfelen aan aandelde, het is voorzeeker Vrankrijk, waar, binnen vier jaaren tijds, onder eene zogenoemde Volksof Vrije Regeering, meeronnarekenbaareRijkdommen en Geldfchatten verzwonden en verzwolgen, meer menfchen ongelukkig en arm gemaakt, meer onrechtvaardigheeden gepleegd zijn, dan onder de Koninglijke Regeering, hoe verkwistend ook, in de laatst verloopen vijftig jaaren te famen. Vergelijken wij hierbij onzen Nederlandfchen gelukftaat met alle deszelfs benoodigdheeden, kostbaare onderhouding, en belastingen. Kan men zeggen, dat hier iemand, groot of klein, zonder zijne toeftemming, van 't geringde deel van zijnen eigendom ontzet worde door willekeurige aanmaatigingen en bevelen ? Is hier niet ieder verzeekerdvan het zijne? Kan een arbeidsman in zijne arme hut, een rijkaart in zijne kostlijke wooning, zijn hoofd niet even gerust nederleggen? En komt 'stands nood  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. cUj nood op 't hoógfte, vordert die rlood klaarblijkelijk, dat iemands eigendom, voor een' tijd, worde aangefprooken, gelijk het met den Franfchen aanval in dit jaar 1793 ten aanzien van eenige Inundatiën gelegen was; is dit niet gefchied naa voorafgaand befluit en aangekondigde belofte van eene billijke fchavergelding , zo rasch die opgemaakt ware. En is deze onze Landsnood toen niet zo baarblijkelijk geweest, en op zo eene wettige wijze daargefteld, dat zij door alle weidenkenden goedgekeurd en toegejuicht is, in zo verre zelfs, dat toen enkele Regesten, denkelijk Uit onkunde of overijling (men mag toch het kwaadfte niet vermoeden) zich daartegen verklaard hebben, zij zig de verontwaardiging van de geheele Natie op den hals gelaaden hebben. Ik ga over tot de Belastingen zelve: Art. XXI. Geene belasting kan opgesteld wouden dan ten algemeenen nutte, om te hulp te komenaande openbaare brnoodigdheeden. alle burgers hebben 't recht, om personeel,of door hunne vertegenwoordigers,mede te werken tot het opstellen der belastingen,derzelver goed gebruik Belastingen in den Staat.  288 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VftANKRlj Drie fteliingendaar om. trent. Oulings geene beïastingopvrije lieden. BRUIK GADE TE SLAAN, EN 'ER ZICH REKENSCHAP VAN TE LAATEN DOEN. Men iïek dan vast, en ftemt ftilzwijgend toe deze drie waarheedcn: i°. Daar zijn openbaare betioodigdheeden, waarin voorzien moet worden, a°. Tot die benoodigdheeden worden belastingen vereischt. 3°. Deze belastingen moeten ten algemeenen nutte opgefteld, en gelijkelijk gedraagert worden door alle burgers. Het is wel zo, dat, als men 't vroegere Europifche Staatsrecht, ten aanzien van de twee laatfte Hellingen van belastingen, die vereischt en door allen gelijk gedraagen moeten worden, naauwkeuri' ger kende en doorzag dan tot heden bij de meeste menfchen gedaan wordt ; men deze twee laatfte Hellingen zo ligteiijk niet behoefde toe te geeven \ alzo de toeftand en 't Staatswezen van Europa voor het einde van de XlIIde Eeuw geheel geene belastingen , die uit de goederen of uit den arbeid van vrije burgers thands gevorderd worden, kende; en niemand verpligt was, om tot de benoodigdheeden , die 'er toen waren , een' enkelen duit van 't zijne op te brengen. Dit moge aan veelen, van den ouden toeftand der Rijken en Vorftendommen onkundig, eene Paradox toefchijnen. Maar zij is het niet. Daarin toch beftondt, voor- naa»  tïEEft OEWAANbÈ ÏN NEDERLAND, raamelijk de groo'e Vrijheid der Franken, der Germanen, der Friefert, en andere Nederlanders, dar zij geene lasten droegen, irt eenen tijd, dat de lijfeigenfchap door gantsch Europa nog veele onvrije en aan flaaffche dienden en cijnfen verbondene Landbebouwers kende, onderhieldt en wettigde, te eener zijde, aan de andere zijde de vruchten en voordbrengfels van den grond, gelijk de natuurlijkfte, zo ook de voornaamde en bijna eenigde takken van bedaan , voor Vorst en onderdaanen uitmaakten , en de vaste goederen of Domeinen volkomen toereikten, om alle die behoodigdheeden te vervullen. Dit zelfde hadt plaats in Engeland, in Schotland, ja geheel Europa door. En de korts overleden, beroemde i kundige robertson zoude veele misflagen, in zijne Hidorie van Schotland, en Inleiding van Keizer Kareis leven, vermijd hebben, indien hij op dien Europifchen toedand in de middeneeuwen meer aandacht gevestigd , en beter toepasfing op 't regeeringsbewind gemaakt hadde. Wanneer rtogthands deze inkomden, die zeer groot Waren, indien men ze geduurende de eenvoudigheid dier tijdert met de uitgaaven en behoeften vergelijkt, allerigsketts begonnen te verminderen, en de behoeftigheeden, door verfcheidene bijko* mende oorzaaken, de Uitgaaven deeden klimmen $ T Voöf- Door geheel Eu* ropn*  Bewezen ïnet SchotJ»nd. fi£jo rechten van den mensch in vrankrijk, vooral door de meerdere kostbaarheid in *t oorloogen: toen werden die vrije Onderdaanen, niet dan met hun toeftemming , niet gelast noch bevolen, maar verzocht en gebeden, om hunnen Vorst mee geld en penningen, of anderszins, in den nood bij te ftaan. In 't begin der XlVde Eeuw bleek dit in Schotland. De Schotfche Koning robèrtI., niet dan met verzwaaring van de lastdraagende en cijnsfchuldige gemeenen en landbouwers zich kunnende fiaande houden, vergaderde, in't jaar 1327, tot en om zich, alle zijne Rijksgrooten , Graaven, Baronnen, Steden en gemeenten zijns gantfchen Rijks: hij verklaarde hun, dat alle de landen en inkomften, aan zijne kroon van oude tijden gehecht, door verfcheiden giften en gaaven zo v.rminderd waren, dat hij zijn' ftaat en waardigheid niet langer onderhouden konde, zonder onredenüjk bezwaar des laageren ftands hij verzocht, dat zijne vrije lieden, onderling niddelcn beraamden, hoe zij hem, die hen hielp, en verdeedigde,mee verfchuldiffde dankbaarheid bijftand konden doen. Waarop Zij, van de waarheid der zaak gètuigtn* 4e, en erkennende, dat ze allen grooteliiks door Hem beQunffigd waren, naa gehouden rijp overleg_, dankbaar en goedwillig (gratanter et benevole) befloten, hunnen Heer en Koning, geduurende zijn gantjche leven bij te /laan, en, jaarlijks.,  dEEN GEWAANDE IN NEDERLAND; 2oJ iijksj hem de tiende pennitig van alle hunne in komjien en pachtgoederen 3 van wat aarc zij wezer mogtenj elk voor zijn aandeel, én na evenredigheid , optebrengen. De Atle hier van gegeeven, is nog in weczen. (*) In die zelfde XIVde Eeuw , maar iets vroé« ger , (in 'c jaar 130a) vergaderde de Franfche Koning Philips de Schoone, om de zélfde reden, er tot een zelfd einde, en wel Vöor de eerfte maal ir dien vorm,den Stand der Geestelijken, der Ede len, en den Burgerfland, welke laatfte ftand nog nimmer te vooren om en bij den Koning geroepen was, om eene algemeene Staatenvergadering üittemaaken (f). De Koning zat daar in voor; fprak (*) Bij Gilbert stuart, Öbférvations concérhing the p'iblicq Law and the Cönftitutional Hiftory of Schotland, Append. p. 383. Edinb. 1789 8°. die den flr. RoBÈKxsoti op ver. fcheiden plaaifen duchtig Wederlegt, en waarop Mc niifi weet, dat ooit door hem geandvvoord is. (f) Men behoeft aan dit gezegde, 't welk ik hier als eene Hi[lorifche Waarheid, in 't voorbijgaan opgeeve,niet té twijfelen. De groote Voorftander der oude Staatsvergaderingen in Vrankrijk , de geleerde Craaf de boulajnvilliers, Hiftoire des Anciens Parlement! de France, oü Etats Generaux du Koyaume, f. Londr. 1737 erkent dit zelf, offehoon hij, ruimfchoots , de oude Rijksvergaderingen van al- T 3 U 1 1 ! Met Vrankrijk.  39» RECHTEN VAST DEN MENSCH IN VRANKRIJK, fprak naa zijnen Canfelier, die het onderwerp der Ovcrweegingen voordroeg, vatte zelf het woord op, en beval, dat elk der drie ordes afzonderlijk hun Beflnit zoude maaken, en hetzelve openlijk verklaaren, bij wijze van Raadgeeving, (parforme de eonjeif). Het onderwerp was, behalven de bijftand in geld, ook de medehulp tegen de aanmaatigingen van den Paus Bonifacius VIII. op 's Koning- Oppermagt; van dit laatfte wordt gemeld, dat de derde Stand nog weinig aan zulke Raadspleegingen gewoon , zich bij een Request, de» Koning geknield aangeboden , verklaarde (*); het ante *s Konings Ministers, (Comitia Regni) met de Volksvergaderingen onder den Koning, als *s Volks vertegenwoordigers (Qrdines Generales) verwonderlijk onder een vermengt. Hij zelve zegt van die laateren, (les Etats Generaux) op 't jaar 1302. p. 67. Cest la première fois que les Ltats du Royaume ont été asjemblez dans la forme a prejent cmnüe : Hij noemt ze p. 69. La première Convocation des Etats Generaux, En van den derden of burgerftand, fpreekende bl. 70, zegt hij: L* AsfembUe des Etats du Royaume divifez en trois Ordres, le Clergè, la Noblesfe, le Populaire oütiers etat, fut tine idee toitte nouvelle de PInlippe le Bel, &jusqu'' alors entierement 1N u s 1 t é e. (*) TjouLATNviix. p. 72. zegt: Le Tiers Etat encore peu (leeslint) accoutumé aux Déliberations, s'expliqua par uneRe-  OEEN CEWAANDE TN NEDERLAND. 293 andere punt hadt, of in die, of volgende zitting, ten uitflag, dat bij Ordonn. van 31 Mart. '*§§ de Koning eene belasting vorderde van een vijfde gedeelte der inkomften van *t gantfche Rijk, betaalbaar door de zulken, die in den volgenden krijgstogt thuis bleeven en niet mede ten ftrijd toogen; en van een iooflen penning van de waarde der tilbaare have , of meubilen. In die zelfde XlVde Eeuw, in't midden derzelve, leest men in Hol land, dat bij gelegenheid, dat men de Stad Woerden tegen den Utrechtfchen Bisfchop wilde verfterken, en 'sVorften fchatkist het benoodigde Geld niet kon aanfchaffen , 's Vorften Raaden eene lange Raadpleeging hielden, of men de bezitters der landen in Rijnland, zonder hunne bewilliging wel dwingen konde, om van eiken morgen één denier, op den naam quête préfentée a gentux, — en voicy les Termes: ,,'A vous trés Noble Prince, nótre ftre, Philippe, par la grace de Dieu, Roi de France. Supplie fcf requiert le Peuple de vóire Royaume, pour ce qui lui appartient que cefoitfait, que vtus gardiez la Stuveraine franchife de vêtre Royaume, qui est telle que vous ne reconnoisjiez, de vótre temporel, Souverain en terre , forsque dieu; (*? que vous fasfiez declarer. ft que tout le monde le fache, que le Pape Bmiface erra manifestement & fit péchè mortel, notoirement en vous mandant par lettres bullées, qu'il étoit vótre Souverain de vótre temporel. T 3 Met Holland.  B94 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, naam van morgenpenning, tc betalen. En de zaak; bleef toen ftccken. (*) Toen (*) Djtverhar.lt ons de HqII. Rechtsgeleerde philipï p e leydek Cura Rëip. p. 245. ïn deze woorden: Cum (tr.tiqui Confüiarii Comitis excogitasfent ut villa de Woerdtn munWelur —— via erat excogitata, quod omnes hahentes posfesfwnes in Rynlandia, de quolibet agro, folverent denarium , quod Teuthonice dicitur een morgenpenninck, et per hos — benefuisfent immtirati: et kngum fuit habitum confilium, numquid Mi posfesjores Rynlsndice compeili peterant? Kaaderhand kwam het yan pemvngen tot grooten, (4,6,10 grooten), van grooten tot ftuivers, en eindelijk van duivers tot guldens. En hoe veel guldens betaalt men nu aan lasten, waarvan men toen geen deniers dorst eifchen! Die voordgang echter is in veele opzichten geëvenredigd aan de waarde en overvloed vari *f geld, toen en nu, met de meerdere rijkdommen, koophandel, en andere redenen, die deze veranderingen voordbrachten, en in Vrankrijk ook gelden; waar de Zout gabel^en.wier minot of kleine maat, in 't eerfte was van 2 Deniers, ijodat de mudde koste 8 fous, reeds in 't jaar 1680, op ƒ isoo L-ivr. dat is van itot 3000; (even gelijk één penn.mg tot 10 guld. den morgen is van 1 tot 3200J Men Jceze mallet Comptes rendus de Vadminijlration des Finanpes du Roy de France , pendant les onze dernières années du Regre dc Hcnri IV — Louis XIII. Xlv. avec des Recherches, fur l'origine des Impóts.fyr les Revenus et Dépenfes ds pos Rois, dfpuis Philippe le Bel,jusqua Louis XIV. 17894*, Pe?e mallet was eerfte Cemmis der Financiën m Vrank* ffjk 1708-1715:  GE RN GEWAANDE IN NEDERLAND.: SP5 Toen deze meerdere benoodigdheeden begonnen , en allen vrije ingezetenen, zonder hunne gemeene toefcemming, volgends het Staatsrecht van die tijden , door geenen Koning of Graaf, hoe Souverein hij anders ware en de Wetgeevencle Magt geheel en alleen bleeve uitoefenen ; geen duit of penning kon opgelegd worden, om dat de Vorsten ruime inkomften genoeg hadden, uit hunne grondbezittingen en Domeinen , zo dat de ingezetenen moesten toefcemroen, indien men zich van een gedeelte van hunne beurfen bediende ; en daar echter die bijeenroepingen overal niet even gemaklijk konden gefchieden, noch alle ingezetenen, hoofd voor hoofd, konden toeftemmen: zo waren 'er bijeenkomften noodig uit de verfchillende Rangen en Standen des Volks, die andere perfoonen uitzonden met hun vertrouwen begunftigd, welken voor zich eft voor hunne zenders toeftemden , in de hun aangeweezen behoeftigheeden van den Vorst en den Staat. Het gebruik heeft allengskens gewild, dat die Vertegenwoordigers bij fommigen gekomen en gezonden werden uit de Gees'lijken , Edelen, en Burgerftand, (gelijk in Vrankrijk en Engeland,) bij anderen enkel uit Geestelijken en Edelen (gelijk in Polen), uit Edelen en Stedenof Burgerftand (gelijk in Holland), bij anderen Uit Geestelijken , Edelen, Burger- en Boeren* T 4 fiani Aanleiding tot Stastsvergadfr»ringen.  SQfi RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, Maar te gen 't al gemeen Staats, recht, fiand (gelijk in Zweden). En ziedaar den oor-? fprong van de Staaten in verfcheiden Rijken en Landen, als een Lighaam of lighaamen, die, afzonderlijk van den Landsvorst of Koning, alle de bijzondere burgers vertegenwoordigen (reprejenteeren) met volle magt om alle de onderdaanen door hunne toeftemming te verbinden, zonder dat daarmede ooit eenig naadeel, ftremming of mededee* ling van de Souvereine Magt gedaan werdt, ten ware hiervan duidlijk bleeke, gelijk ik boven aanmerkte; en 't welk reeds vroeg in Engeland bij 'f Groot Charter gefchiedde; in Vrankrijk nooit gefchied is. Maar dit Europisch Staatsrecht, zo . als ik het boven fchetfte, gefchikt na de denkbeelden , die zich de Frankifche Volkeren maakten van de Vrijheid, hoezeer hetzelve zichtbaar medegewerkt heeft, om allengskens bet Folk of de Onderdaanen (■*), hier en elders, minder of meer invloed te doen hebben in de zaaken van 't algemeene Regeeringsbewind, of vaneenig gedeelte deszelfs- (*) Men moet altijd op zijn hoede zijn, in de benoeming van 't woord Volk, als men zegt: hei Volk heft dit of dat gedaan. Want het Volk wordt genomen , of als de algemeene naam voor de Natie, zo als die den Vorst en Onderdaan te frmen bevat; of bijzonder, en onderfcheiden van den Souverein , de onderdaanen alleen. In dien laatfte zin fpreek ik hier van *t Volk.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 29? zelfs, door middel van 'c bijeenroepen der Scaa-. ten, als de Volksreprefentanten, afgefcheiden van den oorfpronklijken Souverein; 'c zij Koning , Hertog, Graaf: zo was is en blijft nogthands dit eene zichtbaare en openlijke afwijking van die algemeene gronden van het Staatsrecht, en van de denkbeelden der volle Oppermagt, volgends welken men aan die Oppermagt, in wat vorm dan ook, toekent het jus tributa imponendi, dat is, de bevoegdheid,en 't recht,om, naa onderzoek der benoodigdheeden, den Volke, den Onderdaanen , den Burgeren (men noeme dien zo men goedvinde) op te leggen en af te vorderen die billijke onderftandgelden, zonder welken een Land of S:aat niet kan onderhouden of verdeedigd worden j en gevolglijk ter andere zijde eene bijko* mende verpligting der burgeren in de Maatfchappij geplaatst, om die onderftandgelden of bc« lastingen gewillig op te brengen. Ik behoef deze algemeene S taatsrechtsleer hier niet te bewij« zen. Zij is bij alle gezonde Leeraaren als een eerfte waarheid aangenomen. Maar, volgends die zuivere gronden,kan men dan veilig Hellen, dat het niet tot de Rechten van den Mensch in de Maatfchappij, maar veeleer tot zijne Pligten behoore, de belastingen, die ten algemeenen nutte worden opgefteld, om te hulpe te komen aan de T 5 °Pm'  Tn dien zin is de Franfche Kei een val fche. Oor- fprong hunner dwaling. S9S RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, openbaare benoodigdkeedsn, met even die gewilligheid en ftilzwijgende toefremming te draagen en op te brengen, als zij de Wetten, die door den Souverein verordend worden, gehoorzaamcn, en zich aan die Wetten gewillig , en met eene ftilzwijgende goedkeuring, onderwerpen, uit krachte van het oorfprongklijk verdrag tusfehen Onderdaanen en Overheeden, waaraan men gebonden is, zolang men in die Maatfchappij blijven, en derzelver Foordcelen genieten wil. En is dit zo, dan vloeit 'er van zelve uit voort, dat de Leer, die ons hier de Franfche Wergcevers opdisfehen, eene valfche, eene mwaare Leer is, wanneer zij ons in algemeene bewoordingen zeggen, dat alle burgers, 't zij in perfoon, 't zij door vertegenwoordigers uit hun lighaam, 't recht hebben, om mede te werken, tot het cfft ellen van belastingen , derzelver goed gebruik te regalen, en 'er rekenfchap van te vorderen. Maar hoe komt die uit bij zulke verlichte Wetgecvers? Bij zulke fchraudcre Wijsgceren? Hoe kan men bij hun zulk een dwaaling verwachten ? Is dit domheid? Neen, geenszins! Het is integendeel fphsvinnigheid, en vernuft; maar, gelijk in duizend gevallen gebeurt, dat het vernuft, eenmaal valfche grondbeginfelen aanneemende, daar op  OSEN GEWAANDE IN NEDRREAJÏD- 299 op defri;*, krachtig, en betooverend voordboüwr, zo is het ook hier gefield. . Zij neemen als eene beweezen waarheid vooraf aan « en op dat primum Verum, maar bij mij primum Falfum, vestigen zij hun g.mtsch gebouw) dat de Souvereimteit berust in den boezem van V Folk; dat de Sjuvereiniteit bij het Volk , bij alle de ingezetenen van een land, bij alle de burgers te famen is; dat die Souvereiniteit hun bij blijft, en dat de burgers deze Souvereiniteit altijd in hunnen boezem blijven behouden , en dezelve uitoefenen , of perfoneel door zich zei ven , wanneer hnn klein getal dat toelaat, of door hunne vertegenwoordigers uit die Ingezetenen verkooren , en dat zij die Souvereiniteit nooit aan iemand, een of meer, overdraagen, maar alleen het uitvoeren van hunnen wil, bevelen of Weten, door dit Volk cf zijne tijdelijke Vertegenwoordigers gemaakt, aanbeveelen, of tot wederzeggens overlaaten aan zulken, dien zij de uitvoerende Magt (le Pouvui' exfecutif) noemen, 'i zij die dan Koning, of Prins, of Graaf, of Staaten , of Comité heete. Deze nieuwe Staatsleer , die thands in Europa zoveele verwoestingen aanricht, zoveele, anders fchrandere,hoofden op hol helpt, zoveele onnoozele burgers en onkundige ingezetenen misleidt , en die reeds ten tijde van CR of ius, bjj fommigen opgeworpen, door dien zelf- Uit de gewaandcSouvereiniteit van 't Volk.  Be Mcglijkheidhunner gronden $CQ rechten van debï mensch in vrankrijk, zelfden grotius wederlegd, en voor eene va!, fche Volkse en Vrijheidsleer verklaard is; dewelke zegt hij, tot veele rampen aanleiding beeft gegeeven, en verder nog kan geeven,als zy ee s de zinnen der tnenjeben vermeesterd zal hebben (*).• deze Leer, zegge ik, eenmaal aangenomen zijnde, maakt begrijplijk, maakt waarheid, het geen anders eene dwaasheid, of onwaarheid zoude zijn. Want dewijl men als dan de Souvereiniteit zelve (lelt te berusten in het volk, en te blijven, bij bet volk, en dus geene andere dan eene rj Het finantiewezen vdn deze Provincie — „ zal, zonder invoering van nieuwe fchatiingehi „ in Jland gehouden worden. — — Het volmaak„ fte verband, en de geduurënde medewërking van ,, het Staats met het Erfftadhouderlijk gezag zul- len de Conflitutioneele Regeeririg dezer Landen > „ boven die van alle andere Volken, doen uit • „ munteri. — Ën dit Gemeénebest, altoos langs „ die zelfde wegen, en door die zelfde middeleri 5j bewaard en behouden, waaraan het zijn op. „ komst, zijn aanwas en zijn grootheid is ver- fchuldigd, en praaiende aan 't hoofd met eert „ onafgebróken reeks van Helden uit het Hoogf, vorftelijk Huis, zal de roest dér eeuwen verj, duren." En wat den Heer Raadpenfionaris Van deri Van der spiegel betreft, zijn Hoos Edl. IleerV,ari Geltr. is nóg m t leven; wat Hij mondling mag gel. gezegd hebben vaii betere gefteldheid der Financiën dan hij verwacht hadde: kan naagevraagd worden. Maar heeft hij waarlijk zulks gezegd, dan is 't ontwijfelbaar zeeker , dat zulk een verklaaring comparaüve moet opgevat worden, ën door hetrt alzo gemeend zij. Immers, wanneer die Heer* bij zijne overkomst, de verbaazende onkosten eri gelduitfchietingen, federt 1780 tot 1787 in dié noodlottige jaaren in Holland, tot zoveele en zöX Veël  33» RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, veel verfchillende einden gedaan en benoodigd; de zwaarte van een' verwoestenden zee-oorlog; de ftilftand van alle zeevaart, en koophandel; voords *s lands verminderde inkomften , en 't verval der Oostlnd. Compagnie, naadachr, en hoe verward alles was geraakt door wapeningen tegen wape-* vingen, door vrijcorpfen, door vliegende legertfem, en door een zo kostbaar nieuw Defenfïewezen van Woerden, enz. enz. zo kon hij, hij! dïe nieuwlings in Holland kwam , niets anders verwachten, of de Financie moest reddeloos uitgeput weezen; en hoe zij kort daarop zich ook bijna reddeloos bevondt, heeft fpoedig de uitkomst, hebben de nieuwe geldligtingen, heeft die zelfde «5fte penning, wiens interest op nieuw 'sLands Financie drukt, genoegzaam uitgeweezen. Maar wat behoef ik hier onzeekere of mondelinge verklaaringen ? De vraag is: heeft de Raadpenfionaris van der spiegel bij zijne intreede en aanfpraak in Hollands Raadzaal iets diergelijks gezegd? Die aanfpraak moest gefield of m overeenkomst gebracht worden met de Affcheidsrede van den Hee? van blliswijk ; die aanfpraak is gedrukt en bekend. Danrin vindt men geen enkel woord van eenige hoopgeevende Financie» Ik lees wel daarin dat (*) Refol. Holl. 17Ï7 den 6 Dec. en N. Nsderl. Jaark  GEEN CfWiABDÉ IN NED ÈRL AND» . 333 dat liij de Republiek in 'c gemeenj en de Provincie van Holland ih 'c bijzonder, befchouwde, als door de kortgeleden beroerten zó fel gèfchokt en geteisterd, dat men moet verbaasd (laan 'over de oribegrijplijke verwarringen , welke een v e rDerflijken Invloed, door alle de takken van bet publiek beftier beeft verfpr'éid. Men verliest zicb (zegt hij) ïn de menigte van Foorwerpen , die om berftel en verbetering roepen; va;:, bet eèrftè oogenblik der gélukkige Omwending hebben Uw Ed. Gr. Mog, hunne zorgen beflëed, óm het verval lene weder op te beuren; om dé gefckeürde banden yah de ün ie vast te knoopen % om de wettige constitutie en Regeeringsvorm boven al'e onrustige Woelingen te ver* zekeren, en aan de te , weleer zo gelukkige,. Provincie, hare vorige eer,kracht en verhogen weder te (cbenken. — Maar nergens wordt in deze Aanfpiaak een eenig woord van den goeden of kwaaden toeftand van 'sLands Financie gerept; dehklijk^ óm de naagedachtenis van zijnen Voorganger te fpaaren! Zijn nu dié- dingen alzo j eri heeft de Republiek dit jaar (1703) wederom op1 hieuw te doen gekreëgen met eenen ouden eri den Staat eeuwig kwellenden Vijand,die, zonder reden; ons onverwacht op 't lijf vak, (en door Wiens oprokkening is dit al weder?), is het dari X 2 wel  Verkeerd begrip van Rekeninge. 354 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKtUJK, wel te verwonderen, dat de lasten op nieuw en verzwaarend drukken ; en dat, even gelijk in 't jaar, 1747, bij 't uitbreeken van den Franfchen Oorlog, die ook toen eerst begon, de Ingezetenen op nieuw bezwaard worden met den' dubbelen bonderdften, of in de daad 5cilen penning, van welken men, met onzen w a g k n a a r , en nu nog met fterker recht, kan zeggen, dat men één gaf om negen en veertig te behouden. En is het niet veel eer te verwonderen , en met verbaazing aan te hooren, (indien het waar is) dat op dien tijd, dat de vijand voor onze muuren was, 'er een of meer regeeringsleden zouden geweest zijn, welke niet alleen zich verklaard zouden hebben, tegen de toen voorgeftelde verweeringsmiddelen, bijzonder der Inundatiën, waardoor het Land, naast God, behouden is; maar ook bij 't voordellen der nieuwe belasting van den tweemaal ïooften penning , eerst wilden open gelegd hebben het gebruik van den 25ften penning, en dat 'er meer inzage in 's Lands Financiën gegeeven wierde. Zeeker het inzien van 's Lands Financiën is het werk, en de pligt van alle Regenten , die deel hebben aan de Oppermagt. Het verzuunen van dien pligt is onverandwoordelijk , vooral in een Land, waar alles uit de beurzen en bezittingen der goe-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 32$ goede ingezeetenen, en ook der Regenten, komen moet. Het waarneemen van dien pligt is hier ook allergemakkelijkst ; want nergens is 'er een land, waar elk der Regenten beter in ftaat is (vooral in onze dagen) om die na te gaan, indien hij flegts aandachtig lette, op alle de van tijd tot tijd gedaane Petitiën; alle de Opgaaven waartoe; en nu ook de beide zo gewigtige, en tot kennis van 's Lands waare gefteldheid , en belangen zo nuttige Rapporten van Financie- en Defenfiewezen (waar van ik boven fprak), als mede den waaren toeftand van de Oost- en West-Indifche Onderftandgelden ; de Memoriën en Rapporten daar over uitgegeeven, de behoeften en de fltaare gevolgen van dien noodlottigen Engelfchen Oorlog ; de veele Millioenen, met welken men, tot eeuwige fchande voor de Republiek, zonder oorlog of wapenen, door de verdeeldheid, den vrede, of liever een' afftand van gedreigde wapenen , onder Franfche Mediatie, van den Keizer gekocht heeft. In alle de fchriften en Staatsbefluiten hierover vindt men aangeweezen en tot ftuivers en penningen opgegeeven, wat 'er benoodigd, wat 'er geëiscbt, en waaraan het hefteed zij. Men weet , dat , in 't eerfte jaar , dat aan den Staat die onnatuurlijke Oorlog met Engeland berokkend werdt, 'er alleen tot de Zeemagt en verdere benoodigdheeden, tot 73, X 3 mil- Men kent de zwaafe uitgaven.  326 rechten van den mensch in vrakkuijk, millioenen uk 's Lands kasfen gaan moest; dat 'er, federt 1779 tot F788. alleen tot de Marine befteed is 76 millioen, behalven de ordinaire, inkomften, en dat daarvan nog maar 60 millioenen afbetaald waren in 't jaar 1790, dat federt dien tijd allengskens aan de O. I. Compagnie zijn opgefchooten 85 millioenen; (fchoon veel weer afbetaald) dat 'er uit den 25ften penning meer dan 23 millioenea naar de Oost-Indien gezonden zijn ; dat den Keizer, voor 't behouden van Maastricht, zo veele millioenen toegeftaan zijn ; dat de fubfidiaire troupes jaarlijks zo groote fommen kosten; dat alleen de jaarlijkfche Staaten -dan Oorlog, dat is de gelden , die tot de gevvoone lasten van. het Bontgenootfchap, waarin Holland 62 ten noo draagt, jaarlijks opgebracht en betaald worden, verre boven de 13 millioenen beloopen; dat nu wederom een* kostbaaren oorlog moet gevoerd worden, hetwelk ons niet gevraagd wordtj dat die weder immenfe kosten en buitengewoone poogingen te land en ter zee vereischt. Het zoude mij, als bijzonder burger, niet voegen, dat ik minbekende dingen aan den dag bragte , of alles zo. naakt bij een voegde. Maar ik verhaal algemeen bekende zaaken, zulken , die voor ieders oog, zwart op wit, te leezen ftaan, die openbaar gedrukt en verkocht worden. En nog was de Gentraliteits-kas, als zodanig, ten aanzien heurcr fchul-  GEEN GEWAANDE in NEDERLAND» 3»7 fchulden, voor weinig jaaren, beter gefteld dan vóór 70 jaaren in den Stadhouderloozen tijd, maar naa een' zwaarwigdgen oorlog. Men vindt, dac in het jaai 1717 het Comptoir Generaal der Unie eene fchuld drukte van ƒ 58,300,697- guldens, waarvan buiten een fom van ƒ 564038 - aan Lijfrenten, 's jaarlijks aan Interesfen betaald werden ƒ 2,102,286- Waartegen de fchuld die nog niet afgedaan was, in't jaar 1786 bedroeg ƒ 20,097,567waarvoor aan intresfen moest betaald worden flechts ƒ602927- buiten ƒ 74164- aan Lijfrenten. (*) Waar door die Kas aan de Quotes der Bondgenooten nu zo gelukkig kan te hulpe komen. Om nu nog te zwijgen van de ontzaglijke Interesfen van opgenomen Capitaalen, waarmede de afzonderlijke Provinciën bezwaard zijn; het verval der overige kosten van elke Provincie, van iedere ftad, ieder dorp, en het onderhoud van dijken en dammen; het welk niet eens in de groote Landsrekeningen gebragt, maar in elke plaats afzonderlijk , volgends vasrgeftelde wetten of regels, verandwoord wordt. Als men dit alles naagaat, en 'er bij bedenkt bet klein getal van 's Lands inwooners, in vergelijking (*) En waar vindt men dit? ik andwoord: In Duitschland, in de Göttingifche Anzeigett, 1793. bl, 541. uit het RagpM van't Finmiewezen, bij j. allart gedrukt X 4  §S8 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK , Men bewondertze. king mcc die Lasten , dan moet men verbaasd ftaan, hoe alles op te brengen zij! Men rekent gemeenlijk de bewooners derRepubliek op2,ooo,ooo, menfchen; men fteltze zelfs tot 2,400.000,, ja men rekent Holland alleen op twee millioenen zielen. Wagen aar in zijn' tijd begrootte die op één Millioen. Trek van die twee Millioenen af alle die genen, die of weinig of niets tot onderhoud aan 't land opbrengen; trek 'er af alle doodarmen, en behoeftigen , die zelf onderhouden moeten worden uit de aalmoezen en beurzen der Rijkeren; en vraag dan, of men in Holland meer dan één millioen ingezetenen kan rekenen, die van het hunne aan 't Land iets opbrengm. Reken nu voor elk huisgezin, man, vrouw, kinderen, dienstboden, dooréén, op 5 perfoonen: ziedaar dan niet meer dan twee honderdduizend huisgezinnen door geheel Holland, die alle deze immenfe fchatten, die tot onderhoud van den Staat vereischt worden, moeten opbrengen uit hunne bezittingen , benevens den koophandel, en deszelfs voordeden. Als men dit op die wijze nagaat, moet men dan piet verftomd ftaan, en zich veel meer verwonderen, hoe al het geld, dat benoodigd is, nog uit de beurzen der Ingezetenen kan gefourneerd, hoe het opgebragt kan worden, dan dat men behoeve m vraagen, vyaar bet geld blijvel en daarvan rekening  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 3231 ning te vorderen, die men zich zeiven zo gemaklijk kan aanfchaffen ; en vooral in onze dagen, daar niemand onkundig kan, mag, of behoeft te zijn , wat gebruik "er van 's Lands- bijzonder van Hollands - penningen gemaakt wordt,» daar nog zo kortling, gelijk ik boven aanmerkte, bij openlijk gedrukte, en zelfs in de Jaarboeken geplaatfle Rapporten van het Defen/ie- en Financiewezen zonder de minfte achterhouding alles is opengelegd; zo wel als de toeftand van en de geldopfchietingen aan de Oost - Indifche Compagnie. Wie, die dit alles weet, en wat Regent behoort dit niet te weeten ? moet zich dan niet verwonderen, dat men zulke voorftellen van rekenfchap of inzage zoude doen, en wel in eenen tijd, dat het gevaar allerdringendst, en de geldmiddelen, tot verdeediging in den uiterften nood, onontbeerlijk waren; wilde men de Republiek niet onmiddelijk ip 's vijands handen zien vallen. Het is derhalven niet wel mogelijk te gelooven; dat men zulk een voorftel gedaan, of de toeftemming in die belastingen zoude hebben willen verbinden aan eene naauwkeuriger opening van 'sLands Financiën, aan meerdere opening, dan zelfs een ampteloos burger, dan zelfs de fchrijver, die geen mederegent is, en die geenen toegang wegens eenige bediening tot's Lands zaaken heeft, zich zeiven door oplettendheid kan X 5 aan-*  Men betaalt ze zonder jporren. 33P RECHTEN VAN DEN MRNSCH IN VRANKRIJK, aanfchaffen ; en zulks in eene tijdsomftandigheid, waarin de eerile Staatswet, de Unie van Utrecht, aan elke Provincie, elke Stad, elk Regeeringslid, ja eik burger de verpligting van zelve oplegt, om aanftonds niet alleen met geld, maar ook met lijf en leven, in den hoogften nood, bij te fpringen, eh *t vaderland te verdeedigen en te redden: iets, 't welk onze voorvaders deeden tegen de Spanjaarts, maar 't welk nu ruim zo noodzaaklijk was tegen den Franschman, wien het niet enkel te doen was om onzen Godsdienst en Vrijheid, maar ook om de geheele Vernietiging van onzen burgerftaat . Indien zulks echter dezer dagen gefchied zij; zo kan men niet wel anders van braave en kundige regenten denken of wachten , dan dat zij erkennen zullen, dat zij bij verrasfing zich door kwalijk denkenden hebben laaten wegfleepen of ter goeder trouwe gedwaald hebben. Zie daar dan, Nederlanders! De zwaarheid uwer lasten wordt voor u niet verborgen ! Die lasten draagt gij zonder morren, die lasten hebben reeds uwe braave Voorvaderen op den duur gedraagen. Meenigmaalen waren 's Lands Financiën uitgeput, en de Provinciën verklaarden, dat zij niet meer opbrengen konden; (*) en evenwel men droeg de (*) Men leest in de Refolutiën van Ffollandop *t jaar 160» f. 279 onder Prins Maurits, dat de Statten, een Misfive om  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 331 de lasten, omdat men een vrij en wafhanklijk Land wilde blijven, en omdat men zoveel vertrouwen ftelde in zijne Regenten , in zijne Reprefentanten, die men wist, dat de meeste middelen gewoonlijk bezaten, en die ook daarom de zwaarfte lasten zelve droegen; en 't is niet dan eenmaal, geduureode de vrije Republiek, dat openbaare morringen over de belastingen uitgeborften zijn, en Holland beroerd hebben, toen namelijk, naa eene lange ftadhouderlooze Regeering, in 't jaar 1747 ondereen groot aantal ingezetenen, meenende dat 'sLands penningen niet behoorlijk hefteed, en veele Pachters gezegd werden groote rijkdommen te verzamelen, tegen die Pachterijen of de wijze van heffingen, geweldige bezwaaren opreezen, die men thands niet heeft. En met dat alles, met alle die belastingen , die men tegenwoordig opbrengt, zijn de Nederlanders nog dezelfden, die zij vóór honderd jaaren waren; zij zijn rijk en verrijkt» zij leeven weelderig en prachtig; zij zijn nog de verwondering der vreemdelingen; de begeerte clor nabuuren; en zij zijn nog in ftaat, om, zodra 'etvan aan zijn Excellentie in 'f leger voor Grave zonden, met verzoek yan fpoed te maaken, zelfs bij forme van geweld, inventien ende verkloékinge, omdat niet mogelijk ü de lasten langer tfi continueren. Dit was in 't jaar ióoa. Om del vrijheid, en 't vertrouwenin zijn reprefentanten.  Befluit. Het openbaar onderwijs. 33» RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, van buitenlandfche Mogendheeden Geldnegot'tatiën gedaan worden, die aanftonds te vervullen. Men las nog kortling, dat 'er door Pruisfen, Rusland, Ooftenrijk , en America, te Amfterdam om geld gevraagd werdt; "t welk te famen bedroeg 17 Millioenen. Ziedaar ons Land,een achtfie Waereldwonder! waar ook de Rechten van den Mensch zelfs in de hoogstnoodzaaklijkfte en drukkendfte belastingen erkend en geëerbiedigd worden , volgends dien grondregel, dien men in Frankrijk zich voor gefield, maar tot nog toe zelve niet gevolgd heeft, dat geene belasting mag geheeven worden dan ten algemeenen nutte , en dat alle burgers het recht hebben, om, of zelve, of door hunne Reprefentanten, mede te werken tot het opftellen dier belastingen, hun gebruik gade te Haan , en rekenfchap te vorderen. Art. XXII. Het onderwijs is voor; allen benoodigd , en de maatschappij is hetzelve gelijkelijk aan alle derzelver leden verschud Dl GD. Dit is eene grondles, die ik zal aanneemen, zo als zij hier wordt opgegeeven; zonder te treede»  OEËN OEWAANDE IN NEDERLAND, 333 den in een onderzoek, of en in hoe verre eene Burgennaatfchappij kan gerekend worden te zijn bij een gekomen , om wijzer gemaakt te worden, in hoe verre dan de Maatfchappij gerechtigd of verpligt zij , het openbaare onderwijs van alle derzelver bijzondere leden, zonder onderfcheid, gelijkelijk te bezorgen, en daartoe diesvolgends de benoodigde gelden en behoeften te verfchaffen, vooral in zulke landen, die het voornaamue van alle onderwijzingen, namelijk bet onderwijs in den Godsdienst van zich wegwerpen, en door eene onbegrijpelijke tegenftrijdigheid, durven verklaaren, dat ieder voor zijn'eigen Godsdienst, en 't onderwijs in denzei ven, zorgen moet, en het Land of de Maatfchappij het onderhouden van leeraaren, van priesters, van geestelijken , aan ieder moet overlaaten, en de zorg voor de ziel, even als de zorg voor 't lighaam, door elk uit zijn eigen beurs betaald moet worden; ja waarmen bet onderwijs in den Godsdienst , uit de openbaare Landfchoolen,die men mm op rekening derNatie wil inrichten, verbant, en waarmen zelfs verbiedt, dat eenige Geestelijken, of zulken, die ooit leeraars geweest zijn, tot het onderwijs van de jeugd mogen gebruikt worden. Gelijk dit alles, volgends de nieuwe Wijsbegeerte der Fran/che Vrijheidszoonen, in dat verdwaalde  jsinoftze Republiek zo in den Godsdienst. 334 RÉCHTEN VAN DEN MEN&CH IN VRA^kliTJK s öe eri verdwaasde Koningrijk plaats heeft. Ik zal over het onderwijs, dat hier bedoeld wordt, en zó als het op vërfcheidene wijzen aldaar reeds bij plannen veorgefteld is, geene uitweidingen maaken. Zij komen meest allen daarin overeen, dat de Bijbel en ichdol- en huisbdeken, die de kinderen in de hand gegeeven zullen worden, moeten beftaan in den bijbel der Natuur , den bijbel der Vrijheid, en het boek der rechten van den Mensch-, waar weinig van zijne pligten inkomt; en niets van den Godsdienst. Keeren wij liever ons oog naar de gunftiger eri vrolijker fchildcrij van onze gezegende Republiek; waar, wat den openlijken Godsdienst betreft * dezelve, als de èerfte eri hechtfte band dei- burgerlijke Maatfchappij niet üit de openbaare ; noch afzonderlijke fchoolert verbannen wordt; maar waar allen, jong en oud; zó door middel van fchooleri als langs andere wegen, zelfs zonder eenige kosten, kunnen onderweezen worden in de grondige en waare kennisfe van God, en deze den "gemoederen ingeplant eri op eene redenlijke Wijze aangekweekt worden ; waar ook de bijzondere Gezin theeden, die' van de openlijk aangenomene bijzondere Leerbegrippen of verklaaringen afwijken, allen, zonder onderfcheid , de zelfde vrijheid genieten, om hunne navolgeren te onderrichten. En wat verder het openbaar  GEEN GEWAANDE IN KÉDËRLAKD. g|i baar onderwijs, zo Op hooge als laage fchool.n, in allerlei takken van kunsten en weetenfchappen betreft; waar is 'er een land, waar meer zorg voor die algemeene grondles gedraagen wordt, dat alle menfchen zonder onderfcheid, verlichting en onderwijs behoevende de Maatfchappij zich zelve hei als eene fchuld toerekent , dat zij gelijkelijk alle heure medeleden in ftaat ftelle , om nuttig gebruik te maaken van de middelen, die zij verfchaft. en dat vooral veel werk gemaakt worde van de opvoeding der jeugd, om dezelve op heuren tijd tot voor de Maatfchappij nuttige leden- te maaken. Dat die middelen fchandelijk bij veelen verzuimd worden, is de fchuld der Maatfchappij niet; dat in de onderwijzing zelve en de inrichting der fchoolen groote misbruiken en afwijkingen van heure voormaalige inftellingen plaats vinden, is dikwijls meer de fchuld, of der tijden , of van hun, die daarin leeren; hoedam'ge misbruiken* het de pligt en de wensch is van goede Overheeden, dat verbeterd mogen worden. En hierin kan Nederland met dankzegging erkennen zijne verpligting aan bet Zeeuwfche Genootfcbap der Weetenfchappen te Vin fingen, 't welk vóór weinige jaaren de vraag beeft voorgefteld: welke verbetering hebben de gemeene of openbaare, vooral de Nederduitfihe, Schooien, ter meerdere befcbavinge on- Als in andere weetenfchap.pen.  II i i i / Het onderhoudvan beheeftigen, Is tteflijk in Nederland. 36 RECHTEN VAN DEN MENSCH ÏN VRANKRkjK, nzer Natie nog wel noodig? Hoe zou die op dé wrdeeligfle wyze kunnen ingevoerd, en, op een' eftendigen voet, onderhouden ivordenï Wier bendwoordingen ten nutte onzer Landslieden te inden zijn in het VUIfte Deel der Verhandelingen van dat Vlisfingfcbè Genootfchap, 1782. Art. XXIII. De openbaare onder.- 5tandgelden zijn eene geheiligde schuld der maatschappij, en 'tstaataan de Wet om 'eR de uit- gestrektheid en het regt gebruik van te bepaalen* Ik achte biet noodig, naa aÜës wat ik op Art. XXI. ten aanzien der belastingen en hun nuttig gebruik heb aangemerkt, hier dieper intëtreederj. Indien men door openbaare onderftandgelden* (des fecoars publiés') verftaa het rioodig onderhoud der armen en behoeft igm, uit de lands- eh ftads kasfen, of uit de opbrengingen vart aalmoezen, dan mag men zeggen: dat 'er geen Land ih de waereld is, waar de menscblijkheid meer fpreekt; waar de Rechten van den Mensch meer beoefend Worden ; Waar Zelfs de inilddaadigheid, de eerzuilen der Milddaadigheid, menigvuldiger en Zichtbaarer opgericht zijn;'waar de drmeri- bui-  OÈËN GEWAANDE IN NEDERLAND» 337 huizen, Godshuizen, Aalmoesfeniershuizen, *%t*ïhuizen, Qucimannen- en Vrouwenhuizen en andere openbaare ftigtingen meer, de oogen van vreemdelingen verrukken en verbaazen ; en wier Verbaazing nog hooger ftijgt, als zij verneemen, dat zulks niet altijd of enkel uit de Landkas, of andere openbaare kasfen voord komt, maar aan de milde giften of ftichtingen van afzonderlijke rijke en welvaarencle burgers en ingezetenen dank te weeten is De Reebten van den Mensch indien dit hunne Rechten zijn, ftaan dan ook hief in bij ons op den hoogften troon» Ik ga over tot Art. XXIV. D e maatschapl'jke handhaving C garantie focialé) der rechten van den mensch, bestaat in de Medewerking van allen, om aan een ieder het genot en de oefening zijner rechten te verzeekeren Zij berüst op de Nationale SoU vereiniteit, In het volgende Artikel XXV. dó National* Souvereiniteit vastgefteld wordende, kan ik den grond, waarop de gezamehtlijke handhaving van \ *&menfchen Rechten gebouwd wordt, hier laateö1 V rus* fcbaplijfeS iandhaa ring. 'aneifca echterij  Is groot fn Neder- lai.d. 338 RECHTEN VAN DEN MEKSCH IN VaANEHljKj rusten; en zal alleen maar zeggen, dat, in welken zin men deze handhaving moge neemen;, en op wat grond men ze bouwe; niemand ligtelijk ontkennen zal, dat in Nederland eene zodanige gemeenfchaplijke handhaving plaats hebbe; dat alle ingezetenen, zo die regeeren als die geregeerd worden, zo Staaten, Magiftraaten , als burgers, altijd volijverig werkzaam zijn, om een ieder het genot en oefening zijner rechten te verzeekeren. En dat alleen de rampzalige troeblen, die wij korteling beleefd hebben, en de valfche grondbeginfels, waarop zij gebouwd wa. ren , deze gemeenfchaplijke handhaving toen zodanig verzwakt hadden, dat niemand, die der heerfchende partij niet toegedaan ware, toen langer veilig en zeeker was van zijn leven, van zijne goederen , eigendommen rechten. En het fchreeuwendfte van alles , was dat zij , die het meeste den mondvol hadden van billijkheid, van rechtvaardigheid, van vrijheid en reebten , veeltijds de driftigïlen waren, om anderen uit hunne wettige Rechten ukteftooten, of daarvoor te ijveren. Dat 'er toen zaaken gebeurd zijn; dat 'er uitzettingen van Rechten plaats, hadden, die niemand te vooren voor mogelijk zoude gehouden hebben. Wie toch konde gelooven, dat ooit zodanige buitenfpeurige Voorftellen bij ons ge-  GEEN GEWAARDE ÏK NEDERLAND. 339 gedaan zouden worden die vervat zijn in de bo» Vengemelde Poin&en van Deliberatiè'n voor de algemeene Vergadering der Geconfiitueerde en gewapende Genoot/chappen — den 17 Sept. 1737 indien dezelve niet geteekend in wezen waren ? Ik zwijge van de losmaakinge der Rechten van denStadhouder, van den Holland/chen Adel, van de Vroedfchappen, ja van de Staaten zeiven. Gelukkigzijn die tijden over, en niemand, die, hoe hij ook over gebreken en misbruiken moge denken,' en die op zijne wijze befchouwen, eenige zucht heeft voor billijkheid en rechtvaardigheid, en die eenig begrip heeft, dat men wel kan afbreeken, maar moeilijk weder opbozmen, of iecs nieuws of beters in de plaats ftellen, behoort die tijden wederom te wenfchen. Ik ga over ter befchouwing van de Nationaals Souvcreiniteit Art. XXV. Deze SoüvereIniteiï bestaat wezenlijk in het gantsche volk, en elk heeft een gelijk recht om mede te werken tot derzelver uitoefening. Zij is^ef°£' ééNE , onverdeelbaar, o N ve R j aa R- teir» SAAR en onvervreemdbaar. X * Art.  340 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK 3 In Vrankrijk één en onverdeelbaar. Hoe op te vatten. Art. XXVL Geene gedeeltelijke VEREENIGING VAN BURGERS, EN GEENE AFZONDERLIJKE PERSOONEN, KUNNEN ZICH, IN Efe-NIG GbVAI-, DE SOUVERElNITElT AANMAATlGïM, Dat de Souver einiieit êètie is, en dat 'er geen twee Sonvereiniteitcn in een en 't zelfde Volk, of bij dezelfde Natie kunnen be liaan ; kan de domfte mensch bevatten. Dat de Souvereiniteit onverdeelbaar is, in dien zin, dat , offchoon de onderwerpen verdeeld, of ook de bijzondere Deelen verfcheidenlijk uitgeoefend worden , echter de Souvereiniitit ééne blijft; zal ook niemand ontkennen , indien de zaak maar regt voorgefleld en begreepen wicrdc. Onverdeelbaar namelijk noeme ik de Souvcreiniteit; offchoon de onderwerpen derzelve verdeeld of verlcheiden zijn ; alzo dit meer tot den vorm en wijziging, óm tot het wezen der zaak behoort; op die wijze zijn de onderwerpen, die de Hoogde Magt oefenen in Engeland de Koning en de twee Parlementen. Op deze wijze wordt in 't Duitfche Rijk de Souvereinitcit uitgemaakt door den Keizer als 't hoofd, en door de Rijksvergadering als de leden van een lighaam. Op zulk eene wijze ,. worden de hooge Majelteits-Rechten in ;gemeenfchap uitgeoefend, en  GEEN GEWAANDE IN NF.DEH L A N D. 34-t en de eene kan zonder den aider lier. Op die wijze maaken bij ons de Souvereiniteit uit alle die leden en lighaainen, dewelke volgends de Privilegiën of op zich zeiven of weder uit andere lighaamen, 't zij van burgers, 't zij van Magiftraaten verkozen, volgends de bezwooren Staatswet, plegtig bijeen gekomen, met vollen last bekleed, de S taats befluiten uitbrengen, en den overigen ingezetenen zo wel als zich zeiven, de noodige voorzieningen en wetten voorfchrijven en aankondigen. Met dat alles blijft de Souvereiniteit onverdeelbaar en een, de algemeene wil blijft een. Daar integendeel, zoo de eene deze, de andere gene Majelleitsrechten onafhanklijk oefende, 'er van zeiven meer willen zouden zijn. Hoe wijzer en voorzichtiger nu dit gemaaugd is, hoe meer zeekerheid en gerustheid 'er in 't beltuur zij. Onverdeelbaar noeme ik ook de Souvereiniteit; offchoon de oefening van de bijzondere deelen, en rechten of magten, die deze Souvereiniteit uitmaaken, door den Souverein zeiven aan vei fchetdene perfconen of lighaamen kan aanbevolen worden. Ik fpreeke van die Majefleitsr echten, die van den Souverein onaffcheidbaar zijn, als daar is, de Wetgeeving, de Magiflratuuren, de rcchtspleeging, oorlogsvoering, verbondmaakingen. Welken, offchoon zij bij zonderlij k mogten geoefend worden, echter alY 3 len  342 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, len uit hunnen hoofdbron, den Souverein, in wat vorm dan ook, voordvloeié'n. Bij wien is in Engeland de Wetgeeving, het hoofdzaakelijke en wezenlijkfte van de gantfche Majefteit ? Wie heeft de aanftelling der Magiftraaten ? Wie verklaart oorlog, en wie maakt Vrede ? Wie oefenen de Rechtsplcegingen ? Gcfchiedt dit alles onaf hanglijk van elkander? Geen grooter ongerijmdheid dan dit te {tellen! Op die wijze hadde Engeland fpoedig zo veele Souvereinen, als 'er deelen van de Magt, aan anderen toevertrouwd zijn Men heeft thands in Europa veel op, met de onderfcheiding van twee of drie bijzondere Magten, die men noemt: de wetgeevende, de ruhtpletgende , en de uitvoerende magten, fchoon weder anderen ook de recht' pleegende onder de uitvoerende magt begrijpen. Maar deze twee of drie onderfcheiden magten in éénen Staat, in zulken zin, dat de een geheel onafnankliik van de andere werke, en van de Oppermagt afgefcheiden zij, of eene magt op zich zelve uitmaake, 't geen de nieuwe Staatsleer medebrengt en uit eene beroerde bron voordfpruit, is een zo ongerijmd denkbeeld, dat zelfs de Natiomale Conventie van Vrankrijk, die overal den mond vol heeft van pouvoir exfecutif, van pouvoir judiciaire, daar zij zich zeiven de Wetgeevende êiap» toefchrijft, de andere dus genoemde magten,  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 343 ten, evenwel aan zich ondergefchikt rekent; en die exfecutive en judlcieele vermogens en hunne bekleeders, aan zich onderworpen belchouwt, hun gedrag gadeflaar, bewaakt, verandwoording vordert, en in zo verre flechts aanmerkt, als eene emanatie' of ultvloeijing uit haare Weigeevendt magt ten ware men zelfs die Wetgeevendi Magt, die in de tweejaarige, doch met volk magt bekleede, Conventie der Repre/entanten ge plaatst werdt, ook maar aanmerkte als eene uitvloeijing uit de Souvereiniteit, welke Souvereiniteit dan in 't lighaam van 't gantfche Volk zittende en blijvende zitten (*J onverdeelbaar genoemd za wor (*) Dit was liet fijne geheim, toen 2:j «Jen Konfaj kvvanswijs verklaarden bekleed tc zijn met htt pouvoir trfecu tif; en Hem , die te vooren dc Souverein tn anigt U'agee ver was, aanftelden tot huwen etrjlen Minister en ukvoert hunner bevelen. Dit wis bevat In da ord: .1 puisfance exfecutive du Rol. Naaderhand kon men verder gaan gelijk men ook gegaan is. ^ (*) Dit Hijven zitten en 't verblijven der Souvereiniteit b 't Volk, neeme ik Hier na de tegenwoordige,bevatting: hoe wel bij mij vast ftaat, dat, als de Wügtevende Magt met 1 deszelfs Uitwerkfels (dat is de bepaaling van den algemeene Wil) aan eene Vergadering den tijd van twee jaaren met vt, le «zagtopgedraagen wordt; dan volgt, dat die Vergauerin geduurende dien tusfehentijd volledig Souverein is, alzo haai Y 4 ,Hoe zij het nee1 men. 1 r 3 > i l 1 e e  «544 RECHTEN VAN BEN MENSCH IN VRANKRIJKj worden in dien zin, dat het Folk, dat is de gant* fche fom van Vrankrijks bewooners, alrijd is en blijft de Souverein, uit wiens boezem alle die verfcheidene magten, de Wetgeevende zelve niet uitgezonderd , Hechts af en uitvloeijen; welk Souverein en Alvermogend Volk, (zo als hec price noemt) dan altijd aan zich behoudt het recht en do magt, om alle die eens gemaakte fchikkingen, die men de Coujlitutïe noemt, te weeten de fchikkingen op het aanflellen van tweejaarige Reprefentanten, op het maaken van Wetten in die zogenoemde Volksvergadering, op het benoemen van Exfecutive magten en Magiftratuuren, op de judicieele inzettingen en rechtspleegingen, op de verkiaaring van Oorlog, het verdeedigen van zijn Land, het maaken van TratVaatcn, enz. wederom re Wetten, in dien tu?fchentijd, door 'tVolk nier kunnen ontkrachtigd worden , maar haare uitvoering en uitwerking moeten hebben. Zo dat alleen eene nieuw, op die zelfde wijze weder ingerichte Vergadering, naa die twee jaaren, deze gemaakte Wetten, die de tweejaarige Souvereine Vergadering verordende, kan vernietigen, en andere wetten in haare plaatfe (lellen. En zo vervolgends om de twee of meer jaaren. Eene ffhoone. heerlijke, vaste, rustkweekende Confiitütie vo,.rzeeker! IVfen leert 'er uit, boe fijn men eene geheele Natie met woorden paaijen , en bij den peus leiden km \  OEEN GEWAANDK IN NEDERLAND. 345 om te veranderen, zo dikwijls zij het goed vinden , of, met andere en hunne eigen woorden, Art. XXX. dat het Volk altijd het Recht heeft, om zijne Confiitütie te overzien, te hervormen, en te veranderen , alzo het eene Gedacht, volgends het zelfde Art. XXX. het recht niet heeft, om de naavolgende Ge/Jachten aan zijne wetten te onderwerpen. Dat de Souvereiniteit onverjaarbaar, of on verliesbaar is, (imprefcr/ptibef) dat is, door geen verloop van tijd kan verlooren gaan, en onver vreemdbaar is , dat is , in geene andere handen kan overgebragt worden, is volgends mijne vroeger aanmerking over de ongerijmdheid der leer van de onvervreemdbaaiheid der reebten zo klaar te betogen, dat de eenvoudigfte mensch bevatten kan de waarheid , of liefst de ongerijmdheid dezer naavolgende voortelling: „ Een volk namelijk, 't welk door een ander Volk of Vorst verwonnen of overheerd wordt, blijft naa die overmeestering , zijne volle Souvereiniteit behouden , omdat die Souvereiniteit is onverliesbaar, onvervreemdbaar. Zulk verwonnen Volk kan dezelve door tijdverloop niet verliezen ; want ziet CzeS* gen onze Wijsgeeren) zij is imprefciptibel. Het kan ze niet vervreemden. Want ziet: zij is onvreemdbaar." Indien nu deze voorftelling de ^ 5 tast- Zij is onverjaarbaar en anver« vreemd.war. la wat zin niei opteratten.  Is een fijn bedrog. 346 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, tastbaarlte ongerijmdheid met zich brengt , wat heeft men dan van die hooggepreezen VVijsgeeren te maaken ? Men noeme het veeleer een fijngefponnen wargaren , een loos bedrog, waar mede men het Volk, op den naam van Souverein te zijn, bedriegt; 't welk men wijsmaakt, dat het zelve altijd Souverein is en blijft, en dat, al is het dat hun die Souvereiniteit mogt ontnomen worden, zij altijd, zodra zij maar wederom in de gelegenheid of mogelijkheid komen , om hunne Souvereine rechten, hunne verhoren rechten weder te herkrijgen, al hebben zij die door gemaakte verdragen afgeftaan, hun recht het zelfde blijft, om die Souvereiniteit weórom te haaien; en wel om deze twee gewigtige, in 't Nieuwe Staatsrecht gegronde, redenen. i°. omdat het eene Gepacht het recht niet heeft, om naavolgende Ge/lachten aan zijn Wetten en Verbonden te onderwerpen. onZerRe. publiek rica.  3 n v i r, i i \ \ I i Onze Voorrechtenkomen uit de Unie van Utrecht. Die hebben oeRt gtering. Jf> RECHTEN VAN DËN MENSCH IN VRANKRÏjR, a eene nieuwe fantafie, in de plaats te Hellen; \ reik kort daarop wederom door een ander fnufjen oute kunnen vervangen worden; 't welk rijkdom* un, koophandel, zeevaart, handwerken, en He takken van beHaan, met zich wegfleepen zou[e. Maar laat ik ernflig, duidlijk, en ter zaake preeken. Deze lieden bëfeffen niet; dat alle die Tijheeden , voorrechten, privilegiën, gewoonten lie hun door de Graaven gefchonken zijn, in die ijden toen de Ingezetenen en onderdaanen, zulke •/ooi-rechten niet genooten (want anders behoefden die niet gegeeven te worden) naaderhand de waare banden hebben gaan ui'.maaken, die bij de Unie van Utrecht te vaster zijn gelegd en verzeekerd , waardoor onze tegenwoordige Regeeringsvorm nu reeds meer dan twee honderd jaaren is geweest en gebleeven helmiddel, waar door de Staat, de Republiek , zulke doorlugtige daaden bedree* ven, zulk een naam en rang onder de Mogendheedenvan Europa v rkreegen, zulke fchatten en rijkdommen in zijnen boezem verzameld , en zulke Vrijheeden en gelukHaar den Ingezetenen befchikt en bezorgd beeft; als nergens te vinden zijn. En dat even die oude, hezwooren, en met bloed en geld verworven Vo.orrechten thands uitmaaken een zo kunftig Gebouw, een zo zeer ingewikkeld en on- ge:  GEEN GEWAANDE IN NEDERIAND. 357 gevoelig werkend famenftelfel van loopende raderen en fchijven, van wier behoud en zachte verbetering en herftellinge, waar zij benoodi..d is, het behoud van 't gantfche Gebouw afhangt; daar integendeel eenige van die raderen, het zij groot of klein, weggenomen of verlamd wordende, het geheele Raderwerk ten onbruik zoude geraaken; zonder da: men nieuw werk bij de hand hadde, of, om ter zaake te fpreeken; indien eens die gevestigde Staatsregeering wierde omgekeerd, en eene Volksregeering bi] Reprefen'.atie (zo als die wordt voorgepreektj, derzelver plaats verving, zo zoude 'er immers, dewijl de Volksregeering in haare grondbeginfelen berust op 's menfchen gelijkheid in rechten uit die omkeering moeten voorvloeien, de onnadenkelijkfte gevolgen voor de Republiek, voor de Unie zelve, voor de Siaaten, voor de Edelen, voor de Steden. Vroedfchappen, en de Burgeren zeiven. Door haare invoering zoude dan op losfe fchroeven gezet worden alles, wat men tol heden in alle Gemeene Landszaaken voor heilig, onfehendbaar, conflitutioneel.gerekend heeft. Dan wordt met eene veeg de pen gehaald door alles wat de Raadpenfionaris van slingeland bij een verzamelde over de Unie der Bondgenooten, de Generaliteits Collegiin, den Ka ad van St vaten, de Siaaten van Holland. Dan moeten alle Z 3 Com- Kunftig gevormd. De waare gevo'gen vanher, tegendeel.  ïn wat zin de Souvereiniteitverliesbaar is. ] 1 t i g|3 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK 9 Commisfiën en InftruBiën van Gecommitteerde. Raaden , Raaden van Staaten , en Gerechtshoven veranderd of vernietigd, en niet langer rechtgefprooken worden uit naam van Hun Edl. Gr. Mog ^ de Staaten van Holland, maar uit naam van 'tVolk^ als den eenigen wettigen Souverein, (*) Dan ik zeide ook te wenfchen, dat we de verliesbaarheid en vervreemdbaarheid nooit ondervonden. Ik veronderftelde dan, dat zij niet onver* liesbaar noch onvervreemdbaar is; in dien zin, dat de Souverein niet meer dezelfde Souverein zoude blijven , noch de Souvereiniteit behouden, wanneer zij op een ander, 't zij perfoon, of lighaam, af Volk oyerging. En dit beweer ik i°. ten aar.« zien van de hedendaagfche Franfche Wijsbegeerte pf Politique Hervormers. Vraag flechts eens aan 3UMOUB.IEZ, indien hij met zijne Frijheidsbenien en Commités Bataves overgekomen, en Holand ware ingedrongen, of de Republiek bij dis. Sou- (»> Ik ken dit Tafereel nog seer vergrooten, maar het-» ;elve is in de volde kracht reeds gedaan door den Heer i. kluit in zijne Inleiding van de Souvereiniteit der Staale» 'an Holland verdeedigd. Welker leezing thands vooral, nu 't ;eval dier valfche Leer in baare gevolgen in Eurcpa, waar egen in 't jaar 1784 gewaarfehouwd werdt, wezenlijk plaats leeft, ten fterkften mag aangepreezen worden,  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 359 Souvereiniteit, die zij thands heeft, zoude bewaard zijn gebleeven, dan of de burgers, op de Braband fche manier ge/ouveteinlfeerd wordende (vergeef mij dit woord) zig fpoedig beklaagd zouden hebben over het verlies en de vervreem Jng hunner Oppermagt. In 'svijands handen, 's vij ands banden, met geweld van wapenen gedwongen, na 'vijands wil en zijne wet der vrijheid te leeven ; zoude 'er niets overgebleeven zijn, dan zich te onderwerpen aan die Wettenen Decreten, die de Natlonaale Conventie, reeds bij voorraad, hun hadt voorgefchreeven. En dit zoude beilaan hebben in eene vernietiging van alle voorrechten en privilegiën , en eene onderwerping aan eene Volksfouvereiniteit, dje, of zelve onder het opzicht der algemeene F-anfcbe Souvereiniteit zoude heb« ben geSlaan, of voor de Franfchen bukkende een klein gedeelte, Departementsgewijze, zoude uitgemaakt hebben, met affchafiing van alle Staats» en Rechtscollegiën , en overbrenging van alle 's Lands gelden en inkomften in de berooide Schatkist van de Franfche Republiek. Zonde dat geen verliezen, geen vervreemden onzer Souvereiniteit zijn geweest ? Wenfchte ik dan te onrecht, dat wij die Verliesbaa'.beli nooit mo^en ondervinden. Hebben wij dan nog niet betere Recuten behouden, dan wij te wagten hadden. En is die vrees Z 4 wel Door 's vijand* magt.  Dcor biB' reuland fphe msgt. ip. Van ften Stad hptper. g6o RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, wel een ijdele vrees ? Zeg ik hier iets , waarde Landgenoegen, dat niet in waarheid bij u zo gevoeld wordt 9 Kan men dgze vrees bij de komst der Franfchen wel eene harfenfchim noemen ? Begon zij niet reeds te Breda gewettigd te worden door de omkeering der Regeering ? Maar 20. die zelfde verliesbaar beid en vervreemdb^arbeid wenfche ik ook, dat nooit bewaarheid worde, in den anderen zin, door den overgang der Souvereiniteit in andere handen,hamen 's Lands } waardoor de Souverein niet blijven zoude, die hij thands is. Dit nu zoude kunnen gefchicden, ( en zulks heeft men der onweetende gemeente trachten wijs te maaken); indien den Stadhouderen ooit den lust beving, om zich me r rechten aan te maatigen, dan hun bij de Grondwetten en Opdracht toekomt. De tegenwoordige Raadpenfionaris van oer spiegsl liet zich yoormaals over dit zelfde onderwerp > met zijne gewoonebefcheidenheid,uit Hij duide mij niet ten kwaade, dat ik hier nog eens zijn voorbeeld en woorden volge, wanneer in de jatisfactie van Goes bl. 43. naa dat hij aangemerkt heeft,dat, naa deafzwceiin:; var den Graaf, onder wien de Stadhouders verfcheiden Deelen der Oppermagt geoefend hadden, de taaien, die zelve deelen der Oppermagt aan den Stabouder vertrouwden , alleen met dit onderjeliejd, dat de Stadhouder te vooren zijn gezag mi-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. $61 ontleende van den Graave en nu van de Staaten: en voords. opgemerkt hadt, dat het waar belang van ons Gemeenebest vordert een Regeeringsform te beminnen en te handhaven, voor welks onze Voorouders gcflreeden hebbsn,en vjaarbij de Naa* komelingfchap zich doorgaands bet best bevonden heeft: zo befluit hij met dezen aanmerkeiijken wensch, die in 'c jaar 1777 geuit, wel nu mag herhaald worden: „ God geeve dat nooit don Sca- ten de lust bekruipe, om zich meester te maa„ ken van de Regten van ouds aan deHeerenStad„ houders toevertrouwd! Dat ook nooit de Vorften „ uit het Erjfladbouderlijk huis, door kwaden „ Raad, tegen hun wezenlijk belang, vervoerd, „ toeleg maaken op de Voorregten der Staa;sre„ gceringe! Zolang dittegenwigt ongeftoord blijft, zal de Stadhouderlijke Regeering het palla„ diuivï onzer Vrijheid zijn ; en onze Regee„ ringsform zal de beste en de gefchiktfte wee„ zen, om de vrijheid tot in het laatfte naage„ flacht over te brengen," En wat zegt van dii laatfte, te weeten van den Stadhouder,en wel bijzonder van den tegenwoordigen Stadhouder willem V. de boven aangehaalde Vrijheer van dalem, j. meerman, die, terwijl ik ditfchrijve, Voorzitter is in de Vergadering van Hun Hoog Mog. Hij vergunne mij ook zijne aanmerking bl, 19 hier Z 5 we] 't Walk niemand wenschu Ook niet de Stadhouder.  §62 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK 9 wel gepast aan te haaien: „ Hoe, gering de uit„ werkfelen ook mogen geweest zyn, welke de u Revolutie van 1787 op de denkenswyze van een gedeelte onzer medeburgeren gemaakt heeft : 9, is my federt evenwel de befchuldiging nooit „ meer ter ooren gekomen , dat de Souvereini* „ telt dezer landen het bedekte doelwit zy van de „ wenfchen en poogingen des Stadhouders. Men „ kan het nu niet meer ontveinzen, dat, zo'er „ ooit een tydperk was, waarin een zulke wenscb „ met weinig moeite bereikt had kunnen worden, „ het zekerlyk dat tydperk geweest is. Door 3, een onwederflaanbaar heir in Hol and terug ge„ leid, door eene halve Natie weerom begeerd, „ waarvan 'er veelen toen voor elke verlosfing ge„ dankt zouden hebben, hadt hy flechts behoeven „ te fpreeken: en de titel, dien hy voor zich had uitgeleezen, ware hem onh rroepelyk opgedra» gen. Maar ver van oogmerken te verraaden, ,, die men Hem zoo dikwyls had aangetygd: heeft „ hy de magt, welke de omfhndigheeden hem „ toen in handen fielden, zoo weinig misbruikt, „ dat hy geen jota meerder gezags, geen enkel „ voorrecht meer, dan zyne geboorte hem vroeg „ of laat verzekerde , en zyne Meerderjarigheid hem daarna had doen in i ezit neemen, voor ,> ziph afeischte, of zich federt toe heeft geëigend. » Hy  C-EEN CEWA ANDE IK NEDERL4ND. 363 „ Hy vcrftond het belang van zyn Huis en het zy-» „ ne te wel, al wil men dan aan zyne beginfelen „ geen gerechtigheid laaten wedervaaren, om niet „ te weeten, dat zyne groctbeid met de vrijheid 9, van dit Gemeenebest ten nauwfte verknocht is; „ dat Stadhouder van de eerfte Republiek van „ Europa een veel geachter titel is in de Cabinet„ ten der Mogendheden , dan Souverein van een „ nauwelyks noemenswaardig Vorftendom, gelyk; ,, de Nederlanden worden zouden , zoodra , met ,, hunne regenswoordigcRegeeringsvorm, de handel, het crcdiet, de rykdom hunnen bodem verlie„ ten. Hy kende het Volks-Caracïer, de diep iq „ aller harten gewortelde begeerte, om eene onaf. „ hankelykheid door tachtig jaaren ftrydens verv kreegen, op itroomen bloeds gevestigd, aan de 3, nakomelingfchap ongefchonden te kunnen over,, geeven. Hy wist, hoe de liefde der ingezete- nen, en die liefde alleen, de moeielykheden aan ,, zyn beduur gehecht, in ftaat is te verzoeten, „ en zoude hy die hebben in de ïwaagfchaal gaan ftellen, gaan opofferen, tegen eene ingebeelde heerfchaopy? Hy was niet ononderricht gebleven „ van het oordeel, 't welk over elk der voorige ,, Stadhouderen, door een onpartydig nagedacht geveld was, en hoe fcherp men in 't midden ,, van hunnen helderyroem ^ die daaden gegispt « Wh.  364 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VUANKRIJK, had, wardoor men aan de vr\heid des lands de mtnfte wonde meende toegebracht te zien," — Ik voeg hier eene andere, bij mij zeer gewigtige, drangreden bij , ontleend uit den toeftand van 's Lands bezwaarde Financiën De Stadhouder is voor vch zeiven de rijkfte burger en ingezeten deiRepubliek, en federt op Wiilem IV en zijn doorluchtigen Zoon bij erfenis vervallen zijn alle de eigendommelijke Staaten en bezittingen der uitgeftorven familiën van Nasfau-DiUenburg, Nas/au-Sie' gen, Nasfau ■ Hadamar , enz. is Willem de V wegens zijne vrijeigen goederen, Domeinen, bezittingen en inkomften, zo hier als elders , veel rijker en van anderen onaf hanklijker dan menig oppervorst en Koning van Europa, die zonder hulp en onmidlijkcn bijftand zijner onderdaanen of civile lijsten, geringe middelen van beftaan zoude hebben in vergelijk der benoodigde Uitgaven. (*) Wat nu (*} Ik lees in een Engelsen werkjen, naaderhand in 't Fransch uitgekomen onder den naam van : IntroduStion de YHiftoire des Troulles des Pais-Bas; 't welk ik niet weete, of het in 't N-. derduiuch vertaald is, dat de Inkomften des Stadhouders Willem V, bij zijne meerderjaarigheid gefchat werden op twee Millioenen guldens, waaruit alle kosten van onderhoud zijner Staaten, zijner Hofhouding, en wijduitgefirekte adnvniibat^n, Raaden, Raadscol'egiën , veele JJejerlandfche Burgers en invv otrners, en verdere bcnoo- digd-  OEEN GEWAANDE IN NEDERLAND» 365 nu zoude een' Stadhouder, die zulke groo'e inkomften in zijn' eigen boezem bezit, kunnen be- we- digdheeden goedgemaakt worden. Befcbouw daar dan bij den bloeijenden ftaat, waarin zijne eigen Nasfausfche Landen zig nog korrling bevonden, volgends de opgave van o. p. h. nokrman Geogr. and Hilhrifcher Handbuüi der L'&nder Völker und Staatenkunde, 1. Hand, 4de aft. bl. 2291. Ik zal 'er eene korte icbets uit mededeelen: Men rekent „ thands , (zegt de fchrijver) de jaarlijkfche inkomften uit „ Zijne Duitfche Landen op ƒ 400,000 — R. gulds en de ., bevolking bedraagr 130,000 menlchen. Schoon de inknnv> ften zeer maatig zijr, krijgen evenwel alle heerfchaplij, ke bedienden ruim Jalaris en zij behoeven zich niet aan „ de onderzaaten te vernaaien. Nergens fpaart de Vorst „ het noodig onderhoud; alles veeleer duidt aan een' vorftelijken luister,een' welgeüelden flaat, Waar noch Des„ potismus,noch overdreeven belastingen, noch monopolie, noch onrecht de onderzaaten drukken. Deze leeven zeer „ gelukkig. Men hoort 'er weinig van bezwaaren Overal „ heeft men fabrieken en manufaéïuuren. Op de landerijen „ ligt een maatige fehatting. En dat is alles. Buiten dat „ is neerirrg, en koophandel vrij. Ja licenten, importen, „ accijfen kent men naaulijks bij naame. Men geeft 'er „ van een Aam wijns die vertapt wordt , 2 gu!d. en 40 „ kreutfers. Dit is misfehien her eenigfle Land in Duitschland op dien voe'« — Ongeacht 'sVorften afweezigheid „ gaat alies in goede orde en bloeit er. Met het Dilien„ burgfciv1 Weeshuis waarin jaarlijks 40tot ^okinderei: Zün, „ is in 't iaari779 een verdrag gemaakr, dat dekicderenop p 't piaue iar.a bij braave boeren, jaarlijks voor 22 R. g'üfd zon-  ♦jêé RÉCHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK» wegen, ortl de Souvereiniteit te aanvaarden, of té zoeken van eene Republiek, die haare bezwaarde middelen van beftaan en financiën alleen uit de beurfen van de ingezetenen en uit den koophandel ftaande houdende, die zwaardrukkende lastert gewillig opbrengt, omdat zij , die ze opleggen, dezelve in evengelijkheid , ja, na evenredigheid, zwaarer, draagen: daar integendeel, indien een regeerend Vorst, die lasten afvorderde, of 't recht van belastingen te vraagen uitoefende, altijd zoude blootgefteld zijn aan klaagen, morten, verwijten, dat hij het was, die 's Lands inkomften opflokte; met grootfche hofhouding die verflonde, en welke daardoor altijd tegenftand zoude ontmoeten in 't doen der Petitiën, ook van de zijde der hu regeer ende ,maar als dan onder daanige Collegiëit, Magiftraaten, Burgerijen , en die op 't flot van zaa- zender kleeding., befteld worden, om dat beroep te Ieo i, ren. Vocrmaals leerden zij handvvciken: dan dat meer „ kostbaar was, en weinig goeds dcedt." Men oordeele bier uit, of de ingezetenen van die Nasfaafche Landen die de gevolgen van den oorlog ook nu ondervinden, wel groo:e reden hebben, om naar de Franfcht Vrijheid te haaken! Dan dit in 't voorbijgaan. Men voegeKier den toeftand van des Stadhouders overige Landen, ook «ar» die in deze Republiek 4 bij.  geen gewaahde in nêoerlakd. zaaken, in plaats van den rijkflen medeburger en Stadhouder van de eerfte Republiek, de rmfle Regent en Oppervorst van een der kleinfle Vorflendommen w >rden zoude. En wat zijne Zoonen en Naakomelingen betreft; ik behoeve hier* omtrent niets te voegen bij de drangredenen van den Heer meerman; dan alleen, dat, gelijk die grondbeginfelen van hunne jeugd af, hun door hunnen Vader zijn ingeprent, ook buiten twijfel aan den Heer Erfprins bij zijne Leermeesters, en verblijf aan de Leydfcbe Academie, geen andere gronden dan die van eene vrije Republiek en Staatsregeering zijn voorgehouden. Maar wenfche ik die vervreemdbaarheid niet van de zijde der Stadhouders-, ik wenfche dezelve ook niet V. van de zijde van 't Folk. Dan van wien denk: nen, heeft onze Republiek het meeste gevaar te vreezen. Wordt 'er ook thands eene Volksregeering bij reprefentatie bekend, die de JSicuw flaatigezinden boven de tegenwoordige Staatsregeering Hellen, en om wier invoering atle die troeblen verwekt zijn?Om welke, ter be* gunltiging van het Americaansch Sysrema, eerst den Stadhouder, naaderhand den Staaten zelf, de voet gelige moest worden ? Zulk Systemt is 'er ! En hoe weinig ik ook van deze zijde de )>erliesbaar/ieid der Staatsregeering wenfche, zulks ia 2° Va 't algemeensVolk.  3". Van andere Colle. £iën. 368 RECHTEN van den mensch IN vrankrijk 4 is uit het boven aangeroerde klaarblijkelijk! Ik voeg 'er geen woord bij! Ja maar! is 'er geen derde? zal mogelijk ie^ mand zeggen 1 Kan men geen gevaar vreezen van de zogenoemde Arijlocraaten, die den StaatsStadhouderlijken Regeeringsvorm zouden trachten omtekeeren, en zonder Stadhouder 't bewind alleen voeren. Men weet, hoe dit ten tijde van j. de witt was. Toen noemden zij, die znks deeden , zich zeiven, Gemeenebestgezinden. Zij fielden zich tegen over Prins gezin den. De Vroedfchappen weerden en verzaakten den Stadhouder , om zelf meer te zeggen te hebben* Om eene haatlijkè Ariftocfatie te vestigen. Om elk in hunne Stad faroielie regeeringen te bevorderen. Om de burgeren zeiven te onderdrukken \ en?v Dus fpreeken fommigen. En ik beken , dat dit eene haat'ijke regenbedenking is, die nie" üir den boezem der Regenten zélyen zal fpruiten. D\S zouden veeleer, gelijk ten tijde van j. v< witt dit tot de Vrijheid betrekken, en de Burgerlijke Vrijheid daarin Hellen te beftaan, dat de Staaten, zonder Stadhouder, regeerden. Dan hoe dit zijï ik andwoord, dat deze tegenbedenking of dit voorwendfel, meer raakt den vorm dan de zaak zelve; meer de Regeerings wij ze, waar na de Souvereiniteit, tot behoudenis van eenigheid in 't Èêftuur* on-  6ËËN GKWAaNDE Iti NÈDfeaLANÖ. %&9 onder zoveele. leden, en tot befcherrning van der" burgeren reclicen, thands is ingericht, dan wel de Souvereiniteit zelve, die een en onverdeelbaar blijft , en hiet vervreemd is onder de Stadhou> ders. Maar kat ik ook dezen fchuilhóek ontdekken, en de vrees hiervoor wegneemen. Daar is! thands geene vrees voor eenig gevaar, ook van die zijde, na den mensch gefproken , vooral federt 1787. Die tijden zijn 'er geweest. De Stadhouder is erfrijk verklaard. Hij heef: Zoöneli en kleinzoon. Juist daarom was het Erfifke ingevoerd. Opdat die tijdert, en met die tijden de alles verwoestende troublen, niet weder zöuden keeren. De Staat verklaarde bij de Erflijke verordening zelve , dat de Republiek niet ken behouden noch ftaande blijven zonder een éminent hoofd. Ëh öm dat eminente hoofd al of niet te Verkiezen, waren tö vooren , telkens , de troubles. Thands is die Waardigheid gegarandeerd van binnen en vart buiten. Maar genomen: die haatlijke tegenwerping kreeg eens plaats; de zaak won weder veld, en de Vrocdlcbapp- n, die de Oppermagt met de Edelen, uitmaakten, poogden, zonder Stadhouder , 't gantsch bewind zelf uittevoersn. Zij zul» len dit nooit meer gedaan krijgen federt dan met hunn' eigen val, die,gelijk ik boven getoond heb, in dat jaar 1787 zelfs zo nabii was, Aa thjuidsj  Een (venscti van 't tegcndeel. 370 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK Thands , nu V Systema der zuivere Folksregeering de gemoederen der menfchen zo fterk bezec heefc; zullen 'er altijd uit de Folhspartij een goed aantal achter 't fcherm zitten (en zij zitten er nog), die, zodra 'er nieuwe poogingen tegen den Stadhouder gedaan wierden, zich bij die Re* genten voegen zouden, in fchijn om hen te helpen, maar inderdaad, om zich van ben te bedienen , om hunne Voiksbeginfelen voord te planten, en die Arilrocraatcn (zo genoemd) op hun beurt te arifiocratifeeren. (*) Mijn befluit is, dat ook van die zijde geene zodanige vrees meer is, voor de verlies- en vervreemdbaarbeid van Nederlands Souvereiniteit en Regeeringsvorm, waarin de Rechten van de Republiek, van de menfchen, van de burgers en alle de ftanden des Volks, zo gelukkig bewaard blijven , en welke ik wenfche, dat geduurzaam zullen blijven, en niet dan met de Republiek of met het Volk zelve verboren gaan! Art. (*) Daar men nieuwe Beginfelen fmeedt, dient men nieuwe woorden in te voeren. De leezer verfchoone dan dit woord. Hij verftaat de kracht rer van. Het is nooit het belarg van Regenten zich hij de heimüjke Democraaten te voegen, waar zij in de Itaudseollegiën nog mogten verfebuiten 1  CEEN GEWAANDE IN NEDERLAND, 37! Art.XXVII. Niemand kan,in eenig geval,êenig gezag uitoefenen. noch eenig openlijk ambt bekleeden, zonder daadeltjke opdragt bij de WE Ti Art. XXVIII. Dfc gë5ieensc h a p l Ijke handhaving kan geen plaats hebben i wanneer de grenspaalen der openbaare ambtsbedieningen niet duidelijk bij de wet sepaald zijn, en als men niet verzeekerd is van de verandwo ordelijkheid van alle deopenbaar e ambtenaaren. Deze twee Regels, tot de Reebten van deri Mensch en Burgers gebracht, behoeven geene verklaaring; ja zelfs naaulijks eene toepasfing op bnze Nederlandfche Regeeringen en Ambtsbedieningen. Indien 'er ergens Wetten zijn, die zulks haaukeurig bepaalen; zo is 't voorzeeker bij ons. Het maakt zelfs een voornaam deel orizef Vrijheid uit, dat alles zo naaukeurig bij vastgefrelde Commisfiën, inflru&iên , Mandaaten, volgends de bekende en altijdduurende Voorfchriften der Privilegiën j die elk kent en weet, zo in 't Ben eAa 2 merit Ambtsbe- kleeditl- gen. Bij de wetten; fn Nederand zeëf DCpaald.'  372 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRljR, Ook die der Stadboudereu. men, Verkiezen, LastgeevenBeëedigen, waarneemen, als beandwoorden , der Posten , geregeld is, dat 'er geene eigenbaat of heerschzucht iets tegen of boven de hem toevertrouwde magt onderneemen kan, noch eenig gezag uitoefenen, dat hem niet wettig opgedragen is. En heeft men wel is waar , in de laatfte dagen der verwarring hoog opgegeeven, dat aanzienlijke Ambtenaar en, en Hooge Waardlgheeden geene behoorlijke Commisfiën en lnflrucliën hadden, die diensvolgends moesten vervaardigd worden : men heeft uit de Eïjne Rol, die hier door eigenbaat en heerschzucht gefpeeld is, klaar gezien, dat het hun niet te doen ware, omdat die Posten niet genoeg bekend en bepaald waren , 't zij door eene meer dan twee honderd jaarige wettige bezitting en uitoefening , 't zij door de duidlijke letter van zoveele Privilegiën, Weiten, en Opdragten, dan wel, omdat men die Posten trachtede door middel van lnflrucliën, zoo niet te vernietigen, ten minften zo intekrimpen en te verminderen, dat de magt daarbij verleend, op anderen zoude overgegaan zijn, en derzelver Bekleeders tot wezens gemaakt hebben, die Hechts in naam beftaan zouden hebben. Ik doele op de hiervooren aangeroerde lnflrucliën des S;adhouders, en ik geeve 't over aan 't ge weeten van hun, die de hand daar-  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 373 daarin gehad hebben, of ik den bal hier wel misfla. Eer ik dit Art. fluite, merke ik aan, dat de laatfte uitgaave het Art. van de Ver'dndwoordelijkbeid, welke hier ook onder de Reebten van mensch en burger begreepen, en bij ons in vol* le kracht erkend wordt, en ook door de hoogde Ambtenaaren vroeg en laat erkend is, dit Art. (zeg ik) gebracht heeft in een' anderen vorm onder Art. XXV. In deze woorden: Be Maatfchaplijke handhaving kan niet be/faan, indien de grenzen van openbaare Ambtbedieningen niet duidlijk bij de wet bepaald zijn, en indien de ver andwoordelijkheid van alle openbaare Ambtsbekleeders (fonclionnaires publicqsj niet verzeeherd is. „ Dezen grondregel zal niemand ontkennen. Maar deszelfs toepasfing is bij de Franfche Wetgeevers geheel anders, dan in den eerden opflag fchijnen mag. En zij fleepr. de onnaadenklijkfte en ijslijkfte gevolgen, ja \ koningsmoorden,met zich. Immers, volgends hunne bovengenoemde, Grondbeginfels, is en blijft het Volk altijd Souverein. Dat Volk dek Koningen en Overheeden aan, niet, om met een volle magt bekleed, den Onderdaanen Wetten voortefchrijven; maar om de Wetten en Lastbeveelingen, van het Volk te ontvangen. Die Koningen zijn flechts fontlionnaires pu~ Aa 3 blicqs, Elks verï:)dwoordelijkheid. Misbruik in Frankrijk  j ] J I •4 ! j I t I Hoofdonderwerpen. 74 rechten VAN den mensch IN VRANKS IJK, >licqs9 's Volks dienaaren en ambtenaaren. De legel, die eenen Apasiel Paulus, in de Polidek ran onze dagen geheel onbedrevenen Paulus, deedt :eggen: alle zielen zy den Magten over bun geleld, onderworpen ; is XVIII Eeuwen daarnaa nngekeerd in: alle Magten zij der zielen, die 'len aan/ielden, onderworpen. En men kan den Koningen, die men zich verkiest, en omdat men ze maar tot wederopseggens verkiest 3 offchoon nen hen ('inviolabel'), onfebendbaar rjoemde , :venwel ter verandwoording roepen , hen doen Iraffen, en het hoofd op 't fchavot afhouwen. En 50 kan men ook bij ons den Staaten doen, volgends de heillooze Leer van den Post van den ISefer Rbijn, boven aangehaald. Daar blijven nu nog twee Artikelen over, \rt. XXIX en XXX. Doch die mij voorkomen, Irie hoofdzaaken te behelzen. Dan deze zijn bij Ie laatfte uitgave in eene gantsch andere orde, famenhang, en bewoording bevat. Ik zal de eerfte uitgaave hier voordellen. Art. XXIX. In alle vrije Regee- ringstaaten moeten de menschen een gewettigd middel hebben, om wederstand te bieeen aande onderdrukking. MAAR ALS  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND» 375 als dit middel ontoereikend is, zo is de opstand de heiligste aller pligten. Art. XXX. Een volk heeft altijd het recht om zijne constitutie te overzien, te hervormen, en te veranderen. een geslacht (ofgeneratie) heeft het recht niet, om de naakomende geslachten aan zijne wetten te onderwerpen. En alle Erfopvolging in Ambten, is ongerijmd en dwin gelandsch. Als merf hiermede vergelijkt de laatfte Uit ga ave, wordt men gedrongen te gelooven, dat deze Artikelen niet zo naaukeurig in orde en bewoording op 't papier gezet zijn, als wel betaamd had. Ten minften , zijn zij, behoudens hec zaaküikc, naaderhand op eene andere wijze uifgegeeven, en wel zo, dat eerst Art. XXIX. gezegd wordt: Een volk beeft altijd het recht, om te herzien, te verbeteren, ofte veranderen zijne Conjiitutie. E n Geflagt kan geen toekomende Ge (lachten aan zijne wetten onderwerpen. Ten tweeden, Art. XXX. en XXXI. fpreeken A a 4 meer  3/6 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, meer ingewikkeld van de Erfopvolging in deze v/oorden: Elk burger beeft een gelijk reebt van medewerking tot het maaken van wetten, en tot hei h noemen van zijne agenten of lasthebbers. Openbaare Ambtsbedieningen kunnen niet be*. fchouwd worden als Oaderjcheidingcn of als Belooningen, ma~r als Pligten. Het derde, de opfland: is meer onderfcheidenlijk uitgedrukt jn drie Artikels: Art. XXXIV. IVeder/i'andbieding aan de onderdrukking is het gevolg der andere reebten van den yienscb. Art. XXXV. Onderdrukking wordt geoefend tegen het gantfche Maatfchaplijke lighaam , als 'er een van zijne leden onde, drukt wordt Onderdrukking wordt geoefend tegen ieder lid, als bit Maatfchaplijke lighaam onderdrukt wordt. Art, XXXVI. Als de Regeerir.g (het Gouvernement j de rechten van bet Volk fchendt, wordt de Opftand van ha Folk,of eenig deel des Volks, de geheilig'ie en onvermijdelijkjle der pligten. Ik heb dan hier ten befluite nog drie hoofdonder wei pen, die tot de Rechten van den Mensch en burger betrokken worden,aan teroeren. i°.Het retbt. om de Conritutie te veranderen. 20. De afwijzing van alle Erfopvolging. En 3". de aanprijzing er. pligt tot opftand, Om deze kostlijke m  6EEN CEWAA NDE ÏN NEDERLAND. 377 en dierbaare Grondbeginfelen in haar waare licht te (lellen; en tot mijn oogmerk te gebruiken: zal ik , om edelmoedig te handelen , trachten voorteftellen: i°. de waare meening der woorden volgends hunne nieuwe Staatsleer. a°. De valschheid en gevaarlijkheid van die Leer volgends gezonde Staatsbegrippen. En 3*. de toepasfing op ons Staatsgeftel aanwijzen , met de waardeering van ons geluk in den burgerftaat. En zulks van ieder afzonderlijk. Het eerfte , hier voorgeftelde is , dat het eene Geflacht, geene verbindende Wetten voor naakomende Geflachten maaken kan. En hierop wordt dan gebouwd, dat het folk altijd bevoegd is , om de voorige ingejielde Conjlitutie te verbeteren, ja te veranderen. Deze (telling fteimt op 's Volks natuurlijke Vrijheid, 's menfchen volkomen gelijkheid, en de altijd bij *t Volk inkleevende Souvereiniteit; met alle de gevolgen , die daaruit gereedelijk en ge maklijk kunnen worden afgeleid. Zodra men dan deze grondftelling, als eene beweezen waarheid aanneemt : Het Volk , de gantfche Masfa der bewooners van eenig Land, is en blijft altijd Sou. verein, behoudt altijd de Souvereiniteit in zijnen boezem; 0 kan men de gevolgen niet wel ontkennen, het Souvereine Volk is altijd meester om zijAa 5 m De onver* pligtheid der volgende genachten. Op val- fcnegron. den.  Men verwart de menfchen en de Natie. 378 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, ne aangeflelde Regeering te veranderen. En een naa» komend Geflacht kan niet verbonden worden, door het gene een voorig Geflachc heeft goedgevonden, Maar daar wij' tot nog toe zo verlicht niet zijn, om deze ftciling aanteneemen, en de onwaarheid, de ongerijmdheid, en de verderflijkheid dier Leere voor alle Maatfchappijen bij anderen genoegzaam aangeweezen is; zal ik mij alleen met eenige ophelderende aanmerkingen vergenoegen. En wel voor eerst: men verwart hier ongelukkig , in eene reeds gevestigde Burger - Maatfchappij , het denkbeeld der Geflachten of Generatiën met de enkele perfoonen of burgers. Immers zodra men van een Folk fpreekt, verftaat men 'er door niet een natuurlijk, maar een zedelijk lighaam (un corps mor al), 't welk even gelijk alle andere Asfociatiën, CoUegièa, Genootfchappen, Fennootfchappen, beftaat uit telkens en ongevoelig afwisfelende leden , die wel allengskens nieuwe perfoonen, maar nooit een nieuw geflacht, eene nieuwe generatie, uitmaaken; welk lighaam, zolang dat lighaam beftaan blijft, deszelfs nieuw aankomende leden verbindt aan die zelfde wetten en verpligtingen, maar ook deel geeft aan dezelfde rechten en voordeden ; en uit welk lighaam , indien eenig lid geen langer behaagen heeft in *c deelgenootfchap, het aan zodanig medelid vrij- ftaat  PEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 379 ftaat uittegaan; en zich aan de verpligtingen te onttrekken; mids hij ook de voor deelen vaarwel zegge en vaaren laate, die aan die Sociëteit vast zijn. Maar omdat hij en veele anderen een nieuw geflacht uitmaaken, heeft hij geen recht, om te vorderen, dat die wetten, waaraan die Sociëteit verbonden is, en waardoor de verfcheidene Leden verfcheidenerlei Reebten verkreegen hebben, zullen vernietigd en eene andere Maatfchappij ingericht worden. Dit kan dan alleen plaats hebben, wanneer de leden, zonder onderfcheid, gelijklijk afftand zouden willen doen van die rechten, en van die voordeelen , waarop zij aanfpraak kreegen , uit krachte van hun Maatfchappeiijk verdrag , 't welk weerzijdsch en allerzijdst verbindend is, en mids geene derdens daaruit eenig recht verkreegen. Pas dit toe op de Burgerlijke Maat-! fchappij en op alle welingerichte Regeeringen ! Elk mensch, elk burger , onder een gevestigde Regeering, in wat vorm bevat, heeft het recht en bevoegdheid, (mids hij niet duidlijk of opzetlijk toone de Maatfchappij te willen benadeelen), om zijn land te verlaaten, zich daardoor aan de Wetten en gehoorzaamheid te onttrekken, en uit die Maatfchappij, die hem niet langer aamlaat, uit te fcheiden , maar verliest daardoor ook alle die vporrechten, genoegens en voordeden , die aan die  $8o RECHTEN VAS DEN MENSCH IN VRANKRIJK, ' die Maatfchappij verknocht zijn. De wetten, in die maatfchappij gemaakt, verbinden zijn perfoon niet meer. Maar zij blijven verbindend voor de gantfche masfa van dat Volk, 't welk, fchoon het daaglijks afwisfele, daaglijks fterve, en nieuwgebootenen krijge , en dus daaglijks in de perfoonen veranderingen ond;rga, echter en met dat alles het zelfde Volk blijft, onderworpen is aan dezelfde Staatswetten, en de voordduurende burgerwetten, verfchillende rechten en voordeden geniet, dezelfde pligten onderling waarneemt, en offchoon die Gedachten door affterving en aangroei dezelfde menfchen niet meer zijn , evenwel het zelfde Volk blijven uitmaa'^en, al is het zelfs, dat wij toeftemmen, dat elk voor z'ch in die Maatfchappij vrij gcbwen worde. Een kind komt vrij gehooren ter waereld. Het wordt gebooren door toedoen zijner ouderen ; het geniet de zorg en de opvoeding der Ouderen; onder de befchermende waakzaamheid der Overheeden ; de jongeling wast op; hij kan zich zeiven helpen, wordt ontflaa„tn van de gehoorzaimheid zijner ouderen. En zie daar nu nog den vrijen hurg r, volkomen b°v-cgd , dm zich een' ftand of ftaat naar zijn welgevallen of omftandigh°eden te kiezen. Hij kan die Maatfchappij nog verlaaten, als hij wil; maar verkiest hij 't niet; verkiest hij onder dien  OS EN GEWAANDE IN NEDERLAND. gSf dien regeeringsvorm, waar onder hij met zijne ouderen gebooren werdt, en de befc'nerming in zijne kindsheid genoot, te blijven leeven: en daaronder het goede te genieten: dit ftaat hem vrij, mids hij zich ook onderwerpe aan de Wetten en Pligten, aldaar te vervullen. Ziedaar den vrijen jongeling. Maar dit is en blijft altijd perfooneel, en is niet toepaslijk op ongevoelig afwisfelende Gedachten; die wel degelijk verbonden blijven aan de verpligtingen, en aan de Wetten der Natie en aan de Confiitütie, welken zij vinden, en waaronder zij keven, tenware zij allen, met algemeene toedemming, die Confiitütie wilden veranderen. Dat is, de eens vastgeftelde Staatsinrichting omkeeren, en alle banden der Maatfchappij verbreeken, om nku* we banden te maaken, waaraan de nieuwe Maatfchappij zich zoude verbinden, 't Welk men dan eene Staats • Revolutie noemt. Welke eene ongerijmd Gevaarheid uit het verkeerd begrip van Geflaebten oor- "jkbeid fpronklijk! Befchouwen wij nu deze Leer in be- ook voor trekking tot onze Republiek! wat is het niet ge- j^je'~ lukkig voor ons, Nederlanders! dat de Leer, het een geflacht kan het volgende niet verbinden, geduurende ruim twee honderd jaaren , dat de Republiek gedaan heeft, is onbekend gebleeven; ten minden, dat, naa de afzweering van Philips, het nooit aan eenig volgend geflacht is in den zin ge- ko-  3&2 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK» komen, en het flechts voor onzen leeftijd, voor deze laatfte jaaren der verwarring: voor de Nieuvsflaatsgezinden bewaard gebleeven is, te leeren: ,, wij, burgers, wij nieuw geflacht, kunnen dé ,,, Staaten, de Staatsregeering, en den Stadhöu- derlij'ien invloed en bewind, vernietigen , de „ Volksregeering invoeren; want wij maaken zon- der tegenfpraak een ander Geflacht uit, dan over „ 100 en 150 jaaren. De Verbindtenisfen , die onze Voorouders , uitdruklijk of ftilzwijge'nd , „ ten aanzien van die Staatenregeering gemaakt it hebben, zijn voor 't volgend Geflacht niét ver3, bindend. Zulke verbindingleer is een detésta- bel Principe" r. phice leert ons dit: krachiè' loos (zegt hij) zyn de verbindtenisjen en overgiften, die ds Vooroude is ten naadeele van de vrijkèië en aangebooren reebten der Naakomelingfcbap hebben aangegaan. TH. pain», bekrachtigt het; De rechten van den mensch , zegt hij , zyn dé rechten van alle de gedachten, en niemand kan ""er een monopolie van maaken. Hij heldert het zelfs op met de gelijkenis van eene Erfmaaking: „ dat,„ wanneer een mensch fterft, en zijne goede; eri „ aan zijne Erfgenaamennualaat, hij echter daaraan niet vast hecht, noch vast hechten kan, de ver* „ pligting voor zijne Erfgenaamen, om die goe„ deren te moeten aanneemen." Zeeker eerrë fehran»  OEEN GEWAANDS IN NEDERLAND, 38$ fehrandere , maar Diet minder bedrieglijke vergelijking. Want ga flechts voord met vergelijken; voeg 'er dit eene bij, en de zaak zal afgedaan zijn j te weeten: deErfmaakerwist dat ook wel, maar dacht 'er ftilzwijgende bij: „ als de een of de ander mij„ ner Erfgenaamen, wien ik elk zijn aandeel aan„ wijze , die goederen met de lasten niet aan„ neemt\ dan moet hij ook de voor deelen, die'er „ aan vast zijn, laten vaaren. En wil zo een „ mijn Erfgenaam niet zijn, zo moet. hij mijn huis „ ruimen, of'er niet inkomen of verblijven. Mf&t „ de overige Erfgenaamen, die 'er hun voordeel „ in vinden, blijven in huis." Ziedaar die heerlijke Grondbeginfelen ! Maar, is 't gelukkig voof onze inwendige gefteldheid, dat die Leer nog bij ons geen gevolgen gehad heeft; niet minder is 't heilzaam voor onze uitwendige fust, vrijheid en onafhanklijkheid, dat zij nooit bij den Koning van Spanje en het huis van Oostenrijk, of liefst bij dieNatiën bekend is geworden, naa dat de Munflerfche Vrede gemaakt is, waarbij wij tot een vrijen onafhanklijk Volk verklaard zijn. Want, zijn de' Verbindtenhjen en Overgiften der Voorouders krachreloos, zo kan 'r ligtlijk gebeuren , dat de Spanjaarts, of Oostemijkfche Natie, die nu weder een nieuw en onderfcheiden geflacht uitmaaken van dat gene, 't welk in 't jaar 1648 zich verbondt, om" ons  Men verwart het Volk met de Overheid. |84 RECHTEN VAN BEN MENSCH IN VRANKRIJÏf s ons afzonderlijk vrij te maaken, die verbindte* nis en Overgift voor krachteloos verklaaren , en onze Vrijheid terug neemen, als hun fchadelijk. Ziedaar welke valschheid, ongerijmdheid, en gevaarlijkheid, zulk een Leerftelfel met zich fleept. Maar zien we a°. het misbruik van 't woord Volk in! Men verwart of fpeelt ook ongelukkig met het woordje/*. Het Volk, zegt men,« altijd hevoegd, om de voorige Confiitütie te overzien, te verbeteren, te veranderen. Verftaat men hier, door 't Volk, de Onderdaanen alleen, of de Onderaaanen met den Vorst en Overheeden te famen 1 Van deze vraag en onderfcheiding hangt alles af. Mijne leezers zullen 't aanftonds bevatten, als zij opmerken, hoe meenigmaal het woord V fluiten van alle de leden, en zonder overftemming, de eenmaal vastgeftelde Staatsregeering,, met een' Stadhouder aan 't hoofd, veranderen ? Wel aan dan, burgers! als hier kans toe is, te wapen! Wapent u> burgers! Uwe rechten, uwe verlooren rechten, terug gelnald! Gij zijt zelve de Souverein ! Uwe Souvereiniteit is maar reprefcntatif. En uwe fouvereiu? Folksr (prefent anten zullen als dan uwe nederige , maar gewapende , Verzoek' fc"riften en aanmaaningen wel involgen. Zo ftondt de zaak in 't jaar 1787. Zo heerschte toen het geweld boven de reden! Maar op die wijze beeft bij mij het Volk die magt niet. Gelijk in 't maaken etner Confiitütie, in 't aanvaarden van eenen Rea;eeringsvo m de Verbindtenis aan weerszijden is, en Overheeden en Onderdaanen , door naauwen band van rechten en pligten aan elkander verbonden zijn; zo kunnen zij niet willekeurig die banden los maaken, dan door onderling«jen weerjsijdfche bedaarde overeenflemming en ovcreen- komst»  (PEEM GEWAANDE IN NEDERI AND, 393 komst. En waar vindt men zulks ooit of ooit ge? daan, zo vreedzaam, zo bedaard, als mn het, zich op 't papier fchetfen kan ? Geen Volk, geen Overheid, komt daar ooit toe, dan door oproeren , door geweld , door onderdrukking, door valfche grondbeginfels vervoerd, of door buiteniandfche vijanden overheerd, en God geeve, dat; die nooit het deel van onzen Nejerlandfchen Vrij? ftaat worde; daar wij onder eene zagte Overheid, en onder de befcherrning vun zagte Wetten leeven! Het tweede hoofdonderwerp raakt de E-fliike Opvolging- In de eerde uitgaave dus kortlijk vooreefteld : Aüt Erfopvolging tn Ambten is ongerijmd en dwingeland ch. Maar bij de laatfte uit gaave is het meer verzachtend en ingewikkeld voorgedragen, op deze wijze: Elk burger heeft een gelijk recht van medewerking tot het maaken van wetten en bet benoemen van zijne agenten of lasthebbers. Openbaare Ambtsbedien ingen kunnen niet befchouwd worden pis onderjchmingen of als belooningen, maar al pligten- Wat het eerfte betreft, de medewerking Zodra men de Souvereiniteit fielt te berusten ir het Volk, zo volgt van zeiven , dat elk lid een geliik recht hebbe tor het maaken van Wetten, er 't benoemen van Ambtenaaren: maar, gelijk iedei Bb 5 kur opvolging. i i VanAmb- , ten 9 ren of Vorflen,  Moet niet op zich zelvenbcjthouwd. S94 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, burger niet regeeren, elk niet wetten maaken kan; even zo weinig kan elk burger medewerken in perfoon, tot het benoemen van Ambtenaaren. Dit hebben daarom de Franfche Wijsgeeren voorzich» tig overgelaaten aan 's Volks reprefentanten , of aan de uitvoerende Magten , volgends zulke regels, als de Confiitütie of de Conftitutioneele Grondwetten, op die Rechten gebouwd, nader verordenen of bepaalen, En dit heeft ook bij' ons plaats. Hiertoe behooren alle die bijzondere Plechten en Privilegiën, die iedere flad, ieder dorp of vlek, afzonderlijk over 't benoemen of verkiezen heeft, 't zij dezelve van de Graaven afkomflig, en bij de Unie van Utrecht bekrachtigd zijn, 't zij ze door de Staaten zelve verordend of vergund zijn. Dan hierover heb ik op Art. XXVII. en XXVIII. reeds gefprooken. Het komt hier alleen aan op de befchouwing der Ambtsbedieningen , als Pligten en niet als Onderfcheidingen of Belooningen. Of, met andere woorden op de Erftijke voordplanting van Antbten op de Naakomelingen, de Erfopvolgingen van Koningen, Vorfien, en andere hóoge Anibttnaaren en Waardigheeden. En hierin hebben, mijns bedunkens,de Franfche Wijsgeeren gelijk , de zaak in 't afgetrokkene en op zich zelve befchouwd zijnde. Regeeren is geen Erfgoed. Regeeren is een pligt, die met rechten verzeld gaat.  geen gewaant| in nederland. 39J gaat. Een Koning, een Mag'ftraat, is een perfoonüjk Ambt. Men kiest geen' Koning , geenT Hertog, geen' Graaf, geen' Stadhouder , omdat zijn vader Koning, Hertog, Graaf, Stadhouder was, Maar men kiest hem om zijn begaafdheid, zijn dapperheid, wakkerheid, betoonde vlijt, 't welk alles niet altijd overerft. Ik bezit geen' waaren adel, omdat mijn Vader en Grootvader van adel zijn. En zijn dit algemeene waarheeden, die men op zig zeiven niet loogchenen kan, hoeveel te fterker geldt dan deze waarheid in eene Volksfouvereiniteic, waarin alles fepreferffatff is? waar men,zijne psrfoneele Reprefentanten, flechts psfok jaaren de magt van Vertegenwoordigen vertrouwt, en dan weder nieuwe verkiezingen doet, om alle misbruik van magt voortekomen, En 't js daarom te recht, dat de Heer paine in zijne Theorie zegt : une fonciion hereditaire dans un Gouvernement', qui s'appelle libre, est une epine dans ie pied; elle y caufe une fermentation qui tend a s"en débarrasfer, dat is: eene Erftijke fVaardighcid in een' Regeeringsvorm, die zich vrij noemt, is een doorn in den voet; zij veroorzaakt daarin eene gisting, veelke daarheenen ftrekt, om *er zich van te ontdaan. Ja dit past hij toe op het Sjadhouderfcbap onzer Republiek, aan welke hij Bekwaam'heid erft niet over,  Ook geen M^ar ïn verbin ding me andere omftan- dighee- den. Voonl der on- (lervin dj»g. 3ö5 rechten van den mensch in vrankrijk t bl. 39 toefchrijfc eene, in 't hoofdzaakelyke, ArU fiocraatijche Regeer mg, nog daarenboven bezwaard met een Erflyk Studbouder/chap En zie hier, zo ik meene, de zaak in haar fterkfte licht voorgedraagen. Het zelfde zij dan gezegd van den Erflijken adel, voor zo verre aan denzelfden of aan fommige familiën eenige rechten van Ambten of Regeering vastgemaakt zijn. En dit toegedaan zijnde, kunnen wij de overige Invetliven van denzelfden paine over de Edelen, met verachtlijk ftilzwijgen, voorbijgaan. Maar hoe is 't nu met diezelfde zaak gelegen, wanneer men dit ftuk befchouwt in zijne verbinding met andere omftandigheeden , in de Maatfchappijen , onder de menfchen in den bedorven ftaat van 't menfchelijke hart, onder de afvvisfelingen van zoveele hartstochten, bij den naijver, heerschzucht en gunstbejag der Grooten onder el* kander , bij de wuftheid en veranderlijke gunften van 't gemeen , in de hevige twisten die uit de verkiezingen van opperhoofden of regenten ontftaan, en in de doodlijke Staatsberoeringen en burgerlijke oorlogen, die dikwijls een geheel volk en land verfcheuren, eer men zeeker is van den perfoon, dien men verkiezen zal? hoe is 't met de ondervinding van alle tijden, die de beste leer- mees-  ■BEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 39? Iheëster is in alles 9- wat bij de menfchen, bij de naden, niet door afgetrokken befpiegelingen, door wijsgeerige voorfchrifcen, door fchitterende en treffende Redevoeringen moet afgedaan worden. Wat zegt dan hier de ondervinding? Wat zeggen alle gezonde Leeraars van het Staatsrecht , niet zulken , die harfenfchimmige tafereelen maaien , maar die den m.nsch en de men/cbelijke natuur Kennende, rechten en pligtengeevenredigd befchöuwen, en de rechten van den Souverein om te beveelen met de pligten van de Onderdaanen om die bevelen te gehoorzaamen, in hetze'fde verband brengen, als de Rechten der Onderdaanen, óm van den Souverein te vorderen befcherrning en handhaving tegen onderdrukking, met de pligten van den Souverein , om den Onderdaanen die befcherrning te geeven , ook m eenhoofdige Regeeringen ? Wat zeggen die, wanneer zij van de Staatkundige Voorzichtigheid handelen ? En wat leeren ons daarenboven de oude en laatere Gefchiedenisfen, die de fpiegel der waarheid en de leermeester der volkeren zijns, wat leeren ons ook de hedendaagfche Gefchiedenisfen? Deze leeren ons, dat, als men uitzondert eenige Republieken of Republikeinsch ingerichte kleiner Volks • fiaaten, alle groote en wijduitgeftrekte Maatfchap. pijen en Regeeringen geweest zijn en nog zijn Een- hoof- Der Sraafs- voorzich* tigheid.  398 RECHÏEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRiJfï, Als lastere in Europa. hoofdig of Monarchaal (*% 't zij onder den titeï van Keizerrijk, Koningrijk, Hertogdom, Graaf fchap, of andere Vorllelijke bcnaamingen. Het tegenwoordige Europa bevat nog, behalven eenige kleiner Volkflaaten. XVHI Keizerrijken en Ko« ningiijken, als Rusland, het Ottomaunisch Rijk, het (*) Mijn bedek gedo~gt niet, hier tc onderzoeken, hoe de Ret'eeringen, ten dien opzichte hadden moeten ingericht zijn, indien de menfchen altijd bedaard, en tot hun waarvoordeel, de regelen van Staatkunde,na de natuur en voorfchriften der reden, opgevolgd hadden; noch ook, hoe zij hadden hunnen ingericht zijn , indien de menfchen altijd zo volmaakr, zo onbedorven van zeden, zo deugdzaam, zo ver. licht en opgeklaard , en van zulke hooge waarde geweeit Waren , als zij, in deze wijsgeerige dagen van verlichting, ons op 't papier en in de gefprekken gefchilderd worder. De vraag is maar; hoe zijn de menfchen over 't gemeen in de groote Maatfchappijen ? Zijn zij waarlijk zo goed als zij befchreeven worden? En vraag dit flechts aan de tegenwoordige Franfche Natie, die zo veel nieuw licht ontvangen heeft; waar Godsdienst, deugd, goede zeden, onbaatzuchtige tnetifchenliefde zo klaar fehltteren, zo krachtig werken, dat het een fciiouwfpc! voor de overige Vo'keren geworden is. Het doet mij leed, dat ik hier zo fpreeken moet. Indien ae waarlijk goeden en hraaven ai leen regeerden, waren 'er geene regeeringen noodig; of daar zouden dan nog wel goe-1 ie regeeringeh te maaken zijn. Maar alle menfchen zijn geUjk in vrijheid, gelijk in rechten; fchoon niet gelijk in deugd en pligtsbetradniüg.  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND, 39C het Duitfche Keizerrijk, Spanje, Portugal, Engeland, Schotland Yrland, Denemarken, Sweden, Siciliën, Sardinië, de Pauslijke Staat, Polen, Pruisfen, Hongarijen, Bohème, en het weder om een' Koning zuchtend Vrankrijk; om van de Hertogdommen Silefië, Toskanen, Parma, en zoveele anderen, te zwijgen ^waarvan fommigen, door tusfchenkomst van Staaten, Stenden, of Parlementen , meer of min , bepaald of getemperd zijn. In alle welke Eenhoofdige Pvegeeringen de wijze van Opvolging of Verkiezing zeer verfchillende is, na de oorfpronklijke,of naaderhand ingevoerde, Staatsgrondwetten. Deze Eenhoofdige Pve geeringen worden niet alleen bij de voorflanders van Gemeenebestregeeringen, maar ook op zich zelve als een kwaad aangemerkt, maar als een noodzaakelijk kwaad. (*) Dit kwaad nu daar zijnde , zo moet de vraag , niet deze zijn : zijn de Erfopvolgingen op zich zelve goed; gaan daar mede gepaard onvoegzaamheeden, als minderjaarigheeden van erfvolgers, minder bekwaamheeden van de C*) En zoeker, geregeerd te moeten worden, is op zich zelve altijd een kwaad, maar een kwaad, 't welk, in tegenoverftelling van den woesten naruurdaat, een veel minder kwaad is, en 't welk zijn goeden zijne voordeden ook weder aanbrengt, veel meer dan in den JNatuurilaet, i FnMonafchiën.  400 ECHTEN VAN DEN MENSCH IN VBXNKSljK^ is Er fop volging een min der fewaad. Bewecfcen. de erfvolgers, verfchillen over erfvolging , daar ondertusfchen een Volk, dat béftuürd moet worden , kundige beiïuurers vereischt ? Maar de vraag is deze; is de verkieslijkheid van een' Vorst bij elk veriterf van Oprerhoofd aan minder onvoegzaamheedên, aan mindere verdeeldheeden, verwarringen , en onheilen bloot gefield dan de erflijke opvolging? En wat zegt ons hier de ondervinding? Wat zeggen hier de zodanigen, die, noch het een noch het andere begeerende, de ónpartijdigfte Rechters in dezen behooren te zijn. De Ambt sféij t S} een der eerfte Franfche Vrijheidsbouwers en mede a erkers tot de Republiekeïnfche, of liefst de tfolktregtering , in Vrankrijk , is een vijand van alle Monarchaale Regeerin^ ; en dit heeft zijn reden; maar, als men ééfl van beiden kiezen moet. zo leert Üw»(zegt hij; de Cefchiederis,' dat de Erfopvolging altijd be;er is dan de herkieslyke ,, En coThparaifon cohful om Thistolre ds „ 'outes les Mut,arck>es et Principautés électives. „ 'I en at tl une- oh le mode èlectif'neJon prre i, que ia fucces'fion hereditaire ? dar is: De zaak in ve gelijking komende, zo moeten wij taadnleekei met de gefchiedenU van alle de Monafcbiën ca ver kiesjtlijke Porftehdommen* En dan valt de viaag Is V v l crne Monarchie, waar de manier van verkiezing nut erger is dan die der erfltj- ke  ÓÊEH GEWAANDE IN NEDERLAND. 431 ke opvolging ? En zeeker dit ftaafc de ondetvin^ ding , cn behoeft niet verder door voorbeelden Kit de hifiorie van alle volkeren bevestigd te worden. En zie hier dan ook de reden, dat wij in Europa op de tegenwoordige zo^tieine Vorftendommen , als de bovengemelde groote Monar* chiën lettende, de meesten Erflijk bevinden zullen. Men heeft Rusland, het Turk fche Keizerrijk, Spanje, Portugal, Groot-Brit tanniën, De* itemarken,-Smeden, Sicilië, Sardinië, Pruïsfen, enz. En waar de verkieslijkheid plaats heeft, wat angftige voorzorgen zijn ook daar niet genomen tegen het opkomende geval. Neem eens een' Duitfchen Keizer. Bij zijn leven benoemt men gemeenlijk vooraf een' Roomsen Koning, als 's Keizers opvolger. En welk een bekommering beving vóór eenige jaaren geheel Europa, toen,bij den dood van Keizer Jofephus 11. er geen Roomsch Koning, uog verkozen was. En zelfs zoekt men daarin de reden , dat federt eenige Eeuwen die Roomsch Koning uit geèn ander dan het 0)ftenrijkfche Huis verkozen is; om alle mededinging en verdeeldheeden voor te korrsen. En wat is dat anders dan eene ftilzwijgende Erfvolging iri de famijie ? En welk tooneel van verwarring opende zich tot heden bij 't fterven van een* C c Poolse fi  Th Paine weerlegd. 402 rechten van den mensch in vrankrijk, Poolsch Koning, en het verkiezen van eenen opVolger in de vrije Republiek van Polen, nier alleen binnen dat vrij genoemde Rijk , maar ook bij de omliggende Natiën, en Vorften, die gewoonlijk hun belang ftelden in de verkiezing van den eenen Polak of Piast boven den anderen; en welke partijfchappen , confederatiën, ja oorlogen worden hier uit gebooren, die dikwijls jaaren duuren, en fmertlijke gevolgen hebben. En evenwel in deze dagen vindt men lieden, die het tegendeel beweeren. Een onbefchaamde Drogredenaar, een thomas paine, ontkent de aangeroerde hiftoriefche Waarheid, door siéijEs er«f kend: en voegt bl. 31. 'er bij: Les guerres civiles occajionnées par des droits héréditaires en litiges^font plus nombreufes, ont été plus fanglantes sont duré plus long tems,que celles par les Elections, dat is: de burgerlijke oorlogen, veroorzaakt door de verfcbilh-n over de Erfopvolgingen, zijn veel talrijker, zijn bloediger geweest, hebben lan* ver geduurd dan die over de Verkiezingen. Ik noeme dit onbefchaamdf En ik fpreek die harde taal uit, omdat, hoe zeer ik nimmer kwalijk neeme, dat iemand van mij verfehille, ik niet kan naalaaten ernftig te worden, wanneer ik zo ftout en opzetlijk, onwaarheeden hoor voordraagen. De on-  GËÉN GfewAANDfe Ij* NÈfikktAN». 4Ö3 ondervinding; ja de natuur of aart der zaakë Zélve, brengt het tegengeftelde mede* En dit begrijpt elk aanftonds, zodra hij aanmerkt, dat bij een vastgefleld en erkend Erfrecht geene verfchillen of tvvij« felingen plaats hebben; een zoon volgt gerust zijn* Vader Op. Hij is , of wordt, Koning verklaard uit kracht der Erfwet. De Elecliën daarentegen komen telkens weder, zo dikwijls 'er een Vorst flerft. In de Erfopvolging komt dan nooit oneenigheid tel pas; dan alleen in zulke enkele gevallen, wanneer verfchil mogt vallen tusfehen de leden zelveri die opvolgen; doch waartegen bij de meeste Confiitutiè'n en Erfelijke opvolgingswetten zo veel mogelijk voorzichtig gezorgd is. Maar is zulks niet duidlijk gedaan ; ja ! dan zijn 'er wel eenö noodlottige verfchillen. Dan hoe zeldzaam zijn die gevallen, in zo veele eeuwen, Onder zo veelë Volkeren, in zo veel meer Erflijke Staaten. • Daar integendeel hoe menigvuldig , hoe herhaald, en hoe verteerend zijn die twisten, in die weinige Staaten, die het Verkiezingrecht aart zich behielden. En wat zouden die twisten en hunne gevvigtige gevolgen niet zichtbaaref en menigvuldiger' zijn, indien 'er, na evenredigheid, in Europa zoveele verkieslijke Vorftendommen en Koningrijken waren, als 'er erfelijke plaats hebben. Echter is' Ce a 'W'  Ye-enbe- denking. Wat is Erfvolging? 4©4 RECHTEN VA» DEN MENSCH IN VRANKRIJK 'er wel eenige waarheid in zijn gezegde! als 'e? twisten over de Eifvolging oprijzen, kan men niet ontkennen, dat zij ook wel lang duuren, en «omtijds ruim zo bloedig zijn. Men heeft het voorb eld in de Engelfche mededinging gehad, tusfehen de twee huizen van York en Lancaster. Maar juist fpruit dit voord, niet uit het Erfrecht maar uit de verkiezing zelve, die in twijfelachtige of twijfelachtiggemaakte gevallen plaats heeft, als dan de Natie of haare vertegenwoordigers, bet recht van kiezen oefenende, of zich in dien twist fteekende, C't welk een natuurlijk gevolg isj in twee deelen gefcheurd raakt; van welke elk zijne partij veelal blijft vast houden, en meestentijds, ongelukkig genoeg met de wapenen in de hand wil beflisfen, wie in zijn begrip, in zijne verkiezing van een wettig erfvolger zal boven drijven. Dus wordt even die Verkiezing de oorzaak van die langduurige rampen. Met dat alles, Wat is eigenlijk Erfvofging 9 Bij die volkeren , die zulk oorfprongiijk, vrij, en onal hanklijk recht van verkiezing, of bepaaling van hunnen Regeeringsvorm hadden, of hebben , is dezelve, wel begreepen zijnde, niet anders dan eene voordduurende verkiezing ( Ektfio. cominuata ) , bij de Staatswetten vastgefteid, van Ambten of Bedieningen, aan ze- ke-  CBEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 40J iere Familiën of Perfoonen verbonden. Welke familiën of perfoonen uitftervende, zo houdt natuurlijk dat erflijke op , en het recht van niezen keert weder in des Volks boezem, ten ware ei om de zelfde reden, ook vooraf daarin voorzien zij, opdat de Staat of 't volk op nieuws niet bloot gefield worde aan onoverzienlijke rampen, die veelal de ge/olgen zijn van dat verkiezingsrecht. Men oordeele dan hier uit, hoe ongelukkig, en verkeerd paine gezegd heeft, dat een Erf ambt in een vrije Regeering een doorn is in den voet. En vraag eens aan Engeland; 't welk zo zeer op zijne heerlijke en voor de vrijheid berekende Confiitütie roemt *, hoe lang zijne vrijheid , zijne ru t , zijn voorfpoed duuren zoude, zodra de driedubbele kroon van Engeland, Schotland en Yrland, in elk dier drie Koningrijken voor altijd verkiesbaar gemaakt wierde. Ik ftemme gaarne toe, dat uit* den besten Vorst wel eens de flechtfle Zoon voordipruit. Maar is dit ook niet omgekeerd waar'? Uit een' Hechten of min bekwaamen Vader komt ook de braaffle Zoon. En is men iri 't verkiezen ook akijd zo zeeker van zijn fluk? Leert de ondervin* ding ook niet, dat men keuze doet van zulken, die door enkel gunstbejag of kuiperijen worden aangefleld, of, indien 's Volks keuze, of 't oordeel Cc 3 dei Gevolgen van verkiezing.  40Ö HECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, der wettige verkiezeren , zonder fcheuringen, al eens, buiten invloed van anderen, een' gefchikt perfoon verkiest, dat die verkooren Vorst, het Oppergebied in handen krijgende, zich zeer onwaardig gedraagt. Was Keizer Nero de vijf eerfte jaaren zijner Regeering niet de beste Vorst ? En zoude het Roomfche gemeenebest, federt het door zijne eigen ondeugden en gebreken verlooren ging, en verviel tot eene Eenhoofdige Regeer ing, naa Keizer Augustus wel zoveele Caligulaqs, Neroos, Domitiaanen bezuurd en ondervonden hebben, indien hetzelve, in plaatfe van verkieslijke Vorften , eene geregelde opvolging van beter opgevoede , en van jongs af, ten minften in de Regeeringszaaken, meer onderweezene Vorften genooten hadde. Voor 't verkiezen dan pleit die eene en gewigtige grond, dien men alleen doet gelden, dat men altijd den hesten kiezen kan, fchoon men dien niet altijd verkiest. Maar voor het erfijke pleiten alle overige gronden, reden, ondervinding, veiligheid en rust, en 't is hierom niet te onrecht, dat de Heer meerman, met wiens woorden ik deze aanmerking fluite, bl. 46. zeide: ., Men heeft, door de ondervinding „ wijs geworden, in de Monarchiën metdeuiter?, fte. zorgvuldigheid bepaadd, hoe de opvolging  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND, 407 „ gefchieden zoude; en 'er zich liever aan ge„ waagd, dat tusfehen beiden de fcepter in zwak„ ke handen viel, de kroon op het hoofd eenes „ booswichts rustede, dan zich bloot te ftellen „ aan de beroeringen, die eene verkiesbaare Mo„ narchie bij den dood van iederen Koning fchud„ den; en (zegt hij) men wil Regenten en Con- ftitutie beiden aan de eeuwig vernieuwde keu„ ze of vastftelling eener woeste onbedreevene „ menigte toevertrouwen!" En wat den erüijken Adel betreft, op welken tegenwoordig alle de pijlen der nieuwe Volksverlichters zo zeer gewet zijn, op welken de arme lieden gebeeten zijn, om de rijkdommen van fommigen,' de rijkeren gebeeten zijn, om de hoogere achting voor voorouderlijke braafheid, en eere; en de ambteloozen gebeeten zijn , om 't bekleeden van veele ambten , aan hunnen adel vastgehecht : ik voeg 'er alleen bij, dat offchoon veelen der oorfpronglijke Edelen tegenwoordig, voor hunne perfoonen, ontaart zijn van de uitmuntende hoedanigheeden, braafheid , dapperheid , en de daar door verworven lof en eer hunner voorvaderen, en van hunne wel verdiende naagedachtenis bij de naakomelingen , evenwel het niet te ontkennen is, dat het de Adelftand is; dat het Cc 4 § houden worden, ook zoverre, dat openlijk gezegd en gefchreeven werdt, dat zij, die de Refolutiën van Erflijke opdracht gemaakt hadden, ook door tegenovergeftelde Refolutiën die Erflijkheid.wel weder konden afneemen, .iZij tdachten: kon die Erflijkheid verdwijnen, de rest zoude wel fpoedig volgen Maar laat ik dan nu dit Stadhouderfchap eens op mijne wijze befchouwen, eerst als behoorende tot de Rechien van den Burger en Burgerftaat, of met andere woorden, tot d'- Confiitütie; en dan inzien, of het beter zij, dat dit WaarMghM, als zulk deel der Confiitütie befchouwd, verkieslijk zij of erfelijk. Wat het eerite betreft: ik laat hier vaaren alle bedenkingen, die zo menigvuldig voor en tegen het S adhouderfchap in deze Republiek gemaakt zijn. Ik ga voorbij alle fchriften ; die over het nut en' onnut, over den dienst en ondienst van 'c Stadhouderlijk beftuur, en de voordeelen en naadeelen aan het zelve vast, zijn uitgegeeven; ik laat anderen de vrijheid, om onzen Regeeringsvorm met een' Stadhouder, na hunne begrippen, denkwijzen of vooroordeelen , te noemen eene kwaade, eene wanfchapm Confiitütie* Anderen mogen, meer verlicht, of verflandig, het Stad- hou 'tVoor-en tegen weggelaaten.  4t4 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, houderfchaphouden vooreen noodzaakelijk kwaad; wederom anderen voor een noodzaakelijk goed\ en deze laatften mogen het dan aanmerken voof eene midddmagt ten behoeve van het Volk, een evenwigt tusfehen de overheerfching van fommige al te Ariftocraatsch of eigenmagtig denkende Ma* giftraatsperfoonen, en tusfehen onderdrukte of ovef onderdrukking klaagende burgers in de Steden; ja zij mogen 't noemen een middelmuur tusfehen den Souverein en onderdaanen; (*) ook den bandt die zeven eigenmagtige gewesten met een zacht fnoer naauwer aan elkander verbindt, een' febeidstnan, die de gebreken, welke onzen ingewikkelden Regeeringsvorm natuurlijk vergezellen, zo veel mogelijk, wijslijk en voorzichtig voorkomt, of verheelt; en veele andere voordeden aan 't genee» , (*) Ik volge hier nog den ouden trant van onderdaanen te noemen die volgends Rousfeau alle burgers (Citoijens*) moe. ten heeten, niet omdat zij burgers van de lieden zijn, maar allen medeleden van den burgerftaat, en deelhebbers aan de Souvereiniteit zelve. Dat is hét denkbeeld van Citoijen bij Rousfeau. Maar ik ben nog niet anders geleerd dan, dat, in wat Regeeringsvorm men ook verkeere, daar Overheeden'' zijn, ook onderdaanen zijn , al wilde men de ingezetenen flechts noemen onderdaanen van de wet, van den Staat, van ds Republiek.  «JEEN GEWAANDE IN NBDEHLAND. 4I5 heele Bondgenootfchap aanbrengt. Dit ab>s raakt mij thands niet meer. Ik bepaale mij alleen bij het wezen onzer oorfpronglijke Confiitütie, zo als dezelve, bij den aanvang onzer Republikeinfche inrichting, waarlijk plaats hadt. De vraag is hier: Maakt die waardigheid, als waardigheid, een deel der Nederlandfche Confiitütie uit} al of niet? De Unie van Utrecht zegt hierop, volmondig ja! Die Unie van Utrecht is in 't jau 1579 gemaakt, wanneer 'er Stadhouders aan 't hoofd van 't bewind waren, wanneer zij als een deel van 't gantfche Volk, van de maatfchappij, van den geheelen Regeeringsvorm, werden aangemerkt. Die Unie kende Stadhouders, kende Staaten, kende Vroedfchappen, kende Edelen. Die Unte kende zelfs fubmisfiën van onderlinge gefchiilen tusfehen de bijzondere Staaten, Provinciën, en Leden, aan de Stadhouders. En, fchoon men in deze laatfte tijden wel eensheet getwist heeft over het IX. Art. waarbij die Submisfie van verfchillen aan de Stadhouders bij provifie verbleeven is, zulks was niet over het Stadhouderfchap zelve , maar over de meening en de overbrenging dier provifc-neele fub* mis fie van gefchiilen, ook tot de laatere en tegen» woordige tijden. Deze Unie beval ook met zoveele woorden Art. XXIV. dat de Stadhouders en alle de Ma- De Stadhoudermaakt een dee! der Confiitütie-uit. Be wee • zen nit de Unie.  4JÓ rechten VAM den mensch in VRANKfUJK, Magifiraaten van alle de Provinciën, Steden of leden die Unie bezweeren moesten. Men fprak daar ook van de Stadhouders, die nu zijn of naamaals komen zullen. En Art. XXVI. werdt beraamd, dat de brieven der Unie bezegeld moesten worden door de Stadhouders en ledenen Steden der Provinciën. Gelijk die bezegeling ook gedaan is door de toemaalige Stadhouders. En offchoon , naa 't afzweeren van den Landsheer, in 'c jaar 1581 de Souvereiniteit vervolgends wel en wettig is overgegaan aan de Staaten, en deze Staaten, dus niet meer, gelijk voorheenen , ten behoeve van het geheele Volk, bijs den Souverein konden tusfehen ueeden, daar zij zei ven Souverein werden, hebben zij echter die zelfde deelen der Oppermagt , aan den Stadhouder toevertrouwd, die Hij te vooren uit naam des Graaven geoefend hadt; alleen met dit onderfcheid, dat de Stadhouder te vooren zijn gezag ontleende van den Gr ave , en nu van de Staaten. (*) Deze Unie dan, waaruit die rechten des Stadhouders, bij opdracht, of Commisfie, van den nieuwen Souverein naaderhand voordvloeiden, als de Grond- (*) Ik volge hier zonder fchroora de eigen woorden van denHeer van der spiegel Satisf. van Qtes. bl, 42.  ÖEEN GEWAANDE IN NEDERLAND* 417 Grondwet van Staat aangenomen zijnde; bevestigt ieder in zijne bijzondere Rechten en Privilegiën. En óver deze aanneeming der Unie valt geen verfchil. Zij is nog de band, die alles famenhoudt. De Staaten van Zeeland verklaarden eertijds door den mond van den Raadpenfionaris veth: „ de „ Unie van Utrecht te befchouwen, als het eenig „ fundament, waarop het roemruchtige Gebouw „ dezer Regeeringe gegrondvest ftaat; het eenige „ ciment, waarmede deszelfs muuren aan alle kanten vastgehouden worden , de munimenten s j, waardoor hetzelve tót deze hoogte geklommer „ is, en de pijlaren, waarop hetzelve in alle zee „ kerheid berustende, zich zoo heerlijk vertoon j, in de oogen van de ganfche wereld." De Raad van Staaten befchouwde in 't jaar 1738 die Unie als een' eeuwigen band van eenigheid, ten diezelve Raad beftempeide nog onlangs in '1 jaar 1777 het Utrechtlche Verbond met den naan van de OHginceie Grondconftitutie van deze Rè QuHiek. (*) ja 't is thands eene uitgemaakt» zaak, dat deze Unie gedreeven, bevorderd, ei be (*) Ik heb deze woorden antieend uit eene korte Rede voering over de Unk van Utrecht, voorgeleezen door de t« Dd A!s de ee r Re Grondwet. t i l i  Uit de er- kentnis der Staa ten. 418 RECHTEN VAN BEN MENSCH IN VRANKRIJK, bewerkt is door de twee toenmaalige Stadhouders willem den I. en zijn' Broeder Graaf jan van Nasfau, Stadhouder van Gelderland. En wanneer willem de I. naaderhand den Staaten vermaande: Mijne Heeren, behoudt uwe Unie, bewaart uwe Unie wel, zo veronderftelde hij geenszins, dat die Unie zonder een' Stadhouder kon begreepen worden. De Stadhouder dan is van eerften af aan geweest een wezenlijk deel van de Confiitütie. De Staat en Republiek ook zo dikwijls zij vrij was en vrij fprak, verklaarde dit uit naam des gantfchen Volks. De Staaten erkenden bij herhaaling, dat de Republiek niet kon be ftaan en behouden blijven, zonder zulke eminente Waardigheid, zonder een uitjleekend hoofd, zo als de Stadhouder was. Dit bleeven zij volhouden tot naa den Munfterfchen Vrede, tot aan 't jaar 1650. En ook in de volgende tijdperken. In het jaar 1674 fchreeven de Staaten aan het gemis van eenen Stadhouder toe alle de rampen, onheilen, en 't verloop van alle zaaken, die federt het jaar 1650 de Republiek beproefd hadde. tegenwoordigen Hoogleeraar j. w. te water, in 't jaar 1779. in 't Zeeuwsen Genootfchap, Vlllile Deel. Voorrede bl. xcvi.  OEËN OEWAANBË IN NEDfiRLAND. de. In het jaar 1702. bij 't overlijden van Wil. lem III. veiklaarden de Staaten van Holland toen zij, in de overmaat van hunne verlegenheid, en corps in de vergadering der Staaten generaal verfcheenen, om daar een voorftel te doen wegens de jegenwoordige bedroefde Confiitütie van tijden en zaken door 't overlijden des Stadhouders ; daar verklaarden zij, (*) dat zy daardoor qua■men te misfen dat appuy ende dien handt waarmede de leden van hare Provincie ende de Unie Van de Bontgenoten aen een waren gefcbakeld énde gehouden [wierden; dat den Staat miste een Opperhooft foo te water als te lande, die baer onder Codes genadigen zegen tot noch toe zo menigmaal tegens hare vyanden, met perkul van zyn lyf en leven had be/chermt. Dat zy waren ontzet vatt dat aanzienelyk credit en autoriteit, midsgaders van het hoogwys en voorzichtig beleid, — Dat zy niets krachtiger hadden konnen uitvinden dan dat de Heer en Staaten van de erp. Provinciën — dé banden in den anderen ficegen , ende met den. anderen quanten te cultiveren een volkomene eenig* heit, liefde en vertroi^ely.^heid , om daardoot den hand van devtii^by malkander te houden. — Dat (*) Zie de Refol. van Holland 1702. R 78. ook te virJden in Europ. Mercur, i?oa. Ap bl. 22 S. Dd a  ^80 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VUANKRIJIfj Dat hoe zwaar en difficil de zaken mogen voorkomen, de Staten evenwel dat vertrouwen hebben, dat op die wyze — men noch zal konnen behouden blyven. — Dat zy waren gerefolveert met hare Hoog Mog. ende de Heer en Staten van de refp. Provinciën te cultiveren zoodanige onderlinge liefde, eenigbeid en harmonie — midsgaders de gemeene Unie onverbreekelyk te onderhouden, en zoveel doenlyk alle particuliere pasfien en driften afleggende — te helpen neemen zoodanige cordate befluit en, als tot handhaving van de gemeene defen fie, de confervatie van de Vryheid en de be* houdenis der exercitie van de ware gereformeerde Religie, midtsgaders bet volkomen nakomen van de Alliantien en engagementen met uitbeemfche Koningen, Pr ineen en Potentaten gemaakt. —> Op dezen voer. liepen alle de Refolutien der overige Provinciën Volgens die der Staaten van Overijsfel, 25 Maart, befchouwden zij die fatale val niet alleen luclueus voor onzen Staat maar ook voor de rust en eenigheid van geheel Europa. Die van Groningen, 28 Maart, beloofden alle effbrten te doen om de diergekofte vryheid goed en bloed en alles wat lief en waard is te band. (*) Zo als dezelven allen bij een te Ieèzen zijn in deE Europifchm Mercurius 1702. D. I. bl. 235 volgg.  OEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 421 handhaven. Die van Gelderland 31 Maart, noemden dat ontydig affterven een overgroot en onuitfpreekelyk verlies. Vriesland een irreparahel verlies geen deze geünieerde Staat, de Gereformeerde Godsdienst en de pericliterende Vryheid van ganscb Europa by dit funeste toeval komen te lyden. Zij noemen 't een zaak van de alleruiterfe noodzakelykheid de naauwfte eenigheid te blyven onderhouden. Die van Zeeland, 3 April, dat de cordate fentimenten van eenigheid onder de Bondgenoten - de eenige -weg was om den Staat dezer Landen noch onder Gods zegen te konnen redden — om alzoo op het exempel van de Voorouders, de macht niet aan de hand heblende, als de Staat nu tegenwoordig noch overig leeft, door Gods genade goed en bloed optezetten voor de befcherrning van ons lieve Vaderland, voor de Religie en de zoo dier gekochte vryheid dezer Landen. Ziedaar, hoe de Staaten in dien tijd over 't gemis van eenen Stadhouder, Willem III., dachten, en wanneer kort daarop de Koning van Vrankrijk door zijnen Refident eene vleiende Memorie, vol van heimlijke oorblazingen en listige aanzoekingen aan den Staat over gaf, en daarin onder andere hadt neêrgelleld, dat de Republiek nu weder aanhaar zelve was gelaaten; haar geest en Dd 3 ver-  422 RECHTEN VAN DEN MENSCH lN VRANKRIJK, verf and weder fond te regeeren , en zy met haar interest alleen nu zoude te rade gaan; namen dit de Staaten bij een klinkend andwoord zeer kwalijk, weigerden met Hem nader te handelen , en verklaarden, dat zij in haare befcherrning en fecurkeit zouden blijven voorzien, en dat zij voorheen niet minder vrij waren geweest dan tegenwoordig. De woorden zijn al te aanmerklijk, en dienen te fterk tot eere der naagedachte» nis van Prince Willem 111. om ze niet geheel op te geeven. Dat het hare Hoog Mog. vreemt voorkomt, (zeggen zij), dat de voorfz. Memorie alleen fchym tot een fondament te hebben, als of zy tegenwoordig meerder liberteyt zouden hebben om te refolveren, als voor dezen, het welk ongetwyfelt zyne refle&ie moet hebben op "t overladen van Zyne Maj. van Gr. Britt., onfierf. gedachtenisfe: doch dat hy , Heer Refident , zich daaromtrert grootelyks abufeert, niet kennende de Constitutie van hare Regeer inge; want dat haare Hoog Mog. tevoren hebben gehad dezelfde vrvhkid, als tegenwoordig, om te delibereren en refolveren het gene zy tot welftand en behoudenisfe van baren Staat nodig hebben geoordeeld; doch dat zy nu het ongelukhebben van zich gepriveerd te vinden van het gELEip en ds, directie van, een prins, Vliem  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 423 viiem wysheid, mederatie en dapperheid geroemd zullen worden zoolange de wereld zal ftaan; wiens daden en verdienften voor haren Staat nimmermeer vergeeten noch uitgewischt zullen konnen worden; en wiens dood alhier beweend wordt van den minflen tot den meesten. Bat de raad en daad van hoogstged. Koning altoos geftrekt hebben, om dezen Staat te conferveren by hare vryheid en religie. Dat haare Hoog Mog. daar van t'eenemaal zyn overtuigt, en zich daarby wei hebben gevonden ; dat zy derhalve gerefolveerd zyn zich te houden aan dezelve fondamenten. (*) Dus ' (*) Een doordenkend leezer zal ook hier uit zien, hoe weinig op onze Hiftoriefchrijvers ftaat te maaken is, in 't voorftellen van zaaken , die tot het Stadhouderfchap behooren , als meest gewoon, door verkeerd begrip van waare vrijheid, de zaaken veeleer van de kwaade dan van de goede zijde te befchouwen , verkiezende de eerde meest op den voorgrond te plaatfen. Eene manier van fchrijven, die onbedenklijk veel nadeel doet aan 't hart en 't verftand van waarheidzoekende leezers, die op geen achterhoudinge van andere waarheeden bedacht zijn. Men moet zeekerlijk het minder lofwaardige niet verzwijgen. Maar dan behoort men ook het prijzenswaardige en waare verdienften niet achter te houden of flaauw te fchetfen. Dit gefchiedt echter, helaas! maar al te dikwijls, vooral met Willem HL Gefchiedde dit niet, men zoude zoveeie Naampasrictten sn haaters van de Stadhouderlijke Waardigheid niei vindu;. Hier Dd 4 W  414 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK» Dus dachten en fpraken, dus befchouwden de Staaten der Provinciën het Stadhouderfchap, en bijzonder dat van Prins Willem III. En offchoon men federd dien tijd ? doch niet zonder groote beroeringen in den Staat, vooral in Gelder/and , Utrecht, Overysfel enz. in de jaaren 170a—1709. van de oude Conjfitutioneele Regeering afweek, de zaak zelve ve> anderde daardoor niet van natuur; zo weinig zelfs, dat, toen de Raadpenfionaris s. van slingeland, hoewel in een' Stadhouderlozen tijd, en door Eede en Ambtshalven aan 't handhaven van dien form verbonden, zijne Staatkundige Schriften vervaardigde, hij niet fchroomde, zeer edelmoedig te verklaaren, en als een onloogchenbaare waarheid vast te houden , dat de primitive Confiitütie is de Stadhouderlijke Staatsregeering. Hooren we zijne eigen woorden , waar hij, reden gevende, waarom hij bij 't voorftellen der verbeteringen van misbruiken , thands van zij dan deze Regel of behoedmiddel tegen: „ zodra gij merkt, dat iemand het weinige "berispelijke, dat men in „ Willem III mogt aantreffen, op den voorgrond plaatst, „ en telkens aanvoert; zonder zijne waare verdiensten , „ groote daaden, heidendapperheid, en zucht voor Neêr„ lands welvaart in nog Merker licht tephatfen; houdt zulke - fchrijvers, zulke leeraars, zulke fpreekers , verdacU."  OEKN GEWAANDE IN NEDERLAND. 42$ van geene Stadhouders fprak, dus voordgaat (*); Het is niet, omdat de Schryver fielt als een on-. : .Haare fuik, dat bet Ampt van Stadhouder uit fyn natuur geen bequaam middel foude veefen tegen de voornaamfie Defeclen in de Confiitütie van de Republicq; of dat, goed en qua ad tegen malkander opgewogen, de Republicq gelukkiger is fonder , als met, een fodanig Ampte- naar. Cf) fiude dat duf"°en ftellen > ah een ontwyfelbaare faak,die fig te binnen brengt, dat de Voorouders, Stigters van de Republicq, nergens minder om gedagt hebben als om een Regeering jonder Stadhouders ; dat defelve integendeel van begryp geweest fyn, en meer als eens folemneelyk verklaart hebben, dat de Regeering niet konde •weefen fonder hoofd, omdat de Lenigheid, , waardoor alle Republicquen meest behouden , *. ë*- (*) Staart. Gefchr, D. II. bl. 3* (t) Hij hadt even te vooren gezegd , dat het oogmerk van zijn Gefchrift niet was, een ml gefchikte Republicq te maaien van een Republicq , die foo als fe. jegenwoordig [zonder Stadhouder] geilek is, nog na eenige Republicq gelijkt, waarvan men leest, nog - na haar felve, foo als een ieder, die het mmfte begryp heeft van kaar oude, en waare Confiitütie, moet erkennen. ' Een diergelijke onderneeming ver. eischt andere tydtn en andere menfchen. Dd 5  4ü6 rechten van ben mensch in vrankrijk, „ gefterkt en bevestigt worden, niet wel fyn kan „ by veelen in wil, in gemoed, veeltyds differee„ rende." Opmerkelyke woorden ! En dat defelve niets anders verf aan hebben door de vryheid waarvoor fy yogten, als de Rechten en Privilegiën van de Staaten en Ingefetenen , foo als beide die befeten hadden onder haar voorige Landsheeren; in plaats dat de naam van vryheid heedendaags in veeier mond beduidt een staatsregeering zonder stadhouder (*), een independentie van de Provinciën van malkander, en, foo men fiet op de zaak, [onder te blyven hangen aan de naamen, een volflaagen Anarchie. Ruim zo duidlijk en fterk zegt hij bl. 7. Niettegenfaande dat bet anders een onWederspreekelyke/ö^/Ê is, dat een Staatsregeering met Stadhouders de oude en waare Confiitütie van de Republicq is. En op die zelfde gronden zeggen ook de Staaten van Holland, den 16 November 1747. dat dondervinding van vroeger en later tyden klaarlyk heeft doen zien, dat de Republicq onmogelyk kan beflaan en behouden blyven zonder te wezen voorzien, van een eminent (*) Indien de Hr. van Slingeland onze tijden beleefd hadde, zoude hij *er hebben kunnen bijvoegen: eene Volks' regeering zonder Stadhouder.  geen gewaande in nederland. as? nent hoofd, zoodanig dat dezelve daarvan ontbloot geweest zynde, tot op den oever van haren totalen Ondergang meer als eens gebraght is geweest, (*J waaruit dezelve door geen andere midm de- (*■) Men denke ook hier om de noodlottige jaaren van 1780 tot 1787 en de bittere gevolgen, die wij daarvan nog fmaaken. Toen was, wel is waar, de Republiek niet zonder Stadhouder: Ja het wordt zelfs als een bewijs, door de zogenoemde Patriotten tegen een Stadhouder ingebracht. Maar laaten we eerlijk handelen , en de zaak van weerskanten befchouwen. De Patriotten leggen de fchuld van den Engelfchen Oorlog, van de weerloosheid van den Staat, en de Inactiviteit met alle de gevolgen, op den Stadhouder en zijne kwaade Raadslieden. En de anders denkenden leggen de fchuld van dat alles juist daarop, dat men den Stadhouder lam maakte,alle zijne raadgeevingen in den wind doeg, tegenwerkte, door de verdeeldheeden niets uitvoerlijk maakte, en alle zijne poogingen tot behoud van 't vaderland en tot bewerkftelling van de middelen tot verdeediging en handhaving der nationaale eer, vruchtloos maakte, en hemeindlijk Holland te benaauwd maakte, en zulks alles, doOr onbedacht het oor te leenen, (reeds van den jaare 1776 en vervolgends) aan de inblazingen van het Franfche Hof, 't welk in deze Republiek meer en meer zijnen invloed, en aanhangers krijgende, zich echter van de Republiek niet verzeekeren , noch haar van de Engelfche j&liantiên kon aftrekken, dan door haar in eenen oorlog met Engeland intewikkelen, en daardoor alle Traüaaten met dat Rijk te vernietigen; den Staat intusfchen gouden bergtn te be-  428 rechten van den mensch in vrankrijk, delen beeft konnen werden gered dan door de verkiezing van een1 Stadhouder Kapitein en Admiraal-Generaal. Dat onder die gelukkige Re* geeringsvorm de Republicq van hare primitive oprechting af aan, zoodanig in Macht en Welvaart is toegenomen, dat dezelve door hare Naburen [aangezocht en ontzachgelyk is geworden, en zulks onder V loffelyk beleid en befluur van de lieeren Prinfen uit den huize van Orange en Nasfau aan welkers af/lammeling nu wederom uit dezelve confideratien V Stadhouderfchap •— zynde opgedragen. > Dat alle goede, ieverige en welgeintentioneerde Regenten, en generalyk alle Ingezetenen van den Staat, niet als mei febrik konnen gedenken en overwegen de perplexiteit, waarin de Republicq by manquement van zoodanig een eminent hoofd zoude komen te vervallen. — Dit worde noch krachtiger bevestigd in onze dagen door de verklaaring van den Raad van Staaten, bij zijne Misfive van Petitie, van 21 Dec. 1702. waarzij bl. 3. zeggen , dat de Bondgenoten (door al het voorgevallene in de laat fie tijden) meer belooven, en niets na te komen. Men leeze, herleeze, en nerdenke al het gebeurde, en men oordeele dan, wie de zaak best gevat heeft.  geer gewaande in nederland» 430 meer dan ooit overtuigd zyn, dat de Republicq niet be ftaan kan zonder de Stadhouderlyke Waardigheid, —— Zij voegen 'er bij, dat die Waardigheid zel/s in de Unie van Utrecht , de eenige grond-met van Neérlandsch vryen Staat , ondersteld wordt; dat die waardigheid den grondjlag van die zelfde Unie heeft uitgeleverdi Zij zeggen verder bl. 4, dac de gewichtige Commisfie over de Financie en de Quotes, vruchteloos zoude zyn afgeloopen, zoo niet zyne Doorlu^tige Hoogheid [als Stadhouder] zig dat werk had aangetrokken. En dat dus even die Verrichting gen hebben medegewerkt, om de noodzakelykbeid van de Stadhouderlyke Waardigheid in bet helderde daglicht te ftellen (*), en verder van agteren ge/lrekt tot volkomen juflifcatie van de plegtige verklaring door de Bont genoot en reeds in bet jaar 1788 gedaan over den aart en het belang van de voorjchreven Waardigheid. Namelijk in dat gemelde jaar 1788 den 3 Julij hebberi al- (*) Maar wat kan zelfs het helderjle daglicht helpen, als rhen uit vooroordeel opzettelijk de oogen fluit, of de ftüK* ken, die tot overtuiging dienen, niet beg.-ert re leezefi. IIö beklaage zulke Nederlanders meer dan ik hen veroordeel. Hes is juist de reden, dat ds algemeene -wil niet beter gevormd ken worden, zo als wel behoorde.  4^0 rechten van den mensch in vrankr7jk > alle de 7 Provinciën, bij de onderlinge Garantie van de Staats ~ Stadhouderlijke Confiitütie, pleg. tig verklaard, dat zij het Stadhouderfchap , (en wel het Erffladhouderfcbap, zo als het door elk hunner is opgedragen, en 1766 aanvaard is) houden en conjidereeren voor een esfentieel gedeelte van hare Confiitütie en Regeeringsvorm, en hetzelve als een grondwet van Staat, onderling Bontgenootfchaplyk aan malkander guarandeeren; naadat reeds den 15 Februarij 17b'8 de Staaten van Holland,bij afzonderlijk befluit, gezegd hadden, dat, fchoon hy het haalde reizen, door hun Ed. Gr. Mog. verklaard is, dat de Republiek onmooglyk kan beft aan en behouden blyven, zonder voorzien te zyn van een eminent hoofd, en echter de ondervinding in de laatfte beroerten wederom geleerd heeft, dat fommige woelzieke en veranderingzoekende perfoonen, zig niet ontzien hebben, deze Grondwaarheid in twyffel te trekken, tn (zo» God het niet verhoed bad) direclelijk tegengeflelde Maximes in te voeren: zij om diergelyke ongelukkige gefleldbeid, als onlangs beeft plaats gehad, voortekomen, ten overvloede en by herhaaling — op nieuw declareren, die Waardigheden te houden voor een essentieel deel der Confiitütie en Regeeringsform dezer Provin' cie, en vastelyk gezind zyn het zelve niet min* der  GEEN GEWAANDE IN nederland. 43I der dan de overige grondwetten, waarop de Staat en Regeering dezes Lands gevestigd is, te maintineren. — En zij verzoeken verder, dat alle de Provinciën tot onderlinge gerustheid omtrent een point van zooveel aanbelang, dat de Republicq daarmede staatof valt, een foortgelyke verklaring gelieven te doen. Gelijk dan ook kort daarop gedaan is. En hoezeer het waar is, dat in de twee tijdperken van Stadhouderloosheid 1650—1672. en 1702 —1747. veelen, wien 't alleen-regeeren zoet was, zich beijverden, om Vrijheid te noemen, 't geen dien naam bij de burgeren, die hun waar belang kenden, niet verdiende, en de Staatsbe/luiten en Schrijvers van die tijden op die zelfde maaren gefpannen ftaan , en blijken draagen van tegenovergeftelde ienkwijze: zo neemt dit toch de waarheid van de zaak zelve niet weg, en veranderd niets aan de Helling, dat de Confiitütie van eerst af eenen Stadhouder mede brengt; en men merke ten dezen wel op, dat de grootfte en moedigfte ijveraars voor 's Lands Vrijheid en Welvaar en, in die vroeger tijden, zich ook nooit ander denkbeeld van der Nederlanderen Vrijheid maakten. Of zoude men denken , dat willem I. bij zijne aanmaaning boven gemeld, om te blijven bij de Unie, veronderfteld hebbe de mogelijkheid, dat 'er ooit een tijd zoude ko¬ len allen tijde erkend. \  OokbijH. de Groot. ^32 rechten van den meksch in vrankrijk „ komen, dat men de Regeering zoude kunnen of zoude willen inrichten zonder Stadhouder? En wat denkbeeld maakte zich de beroemde en der Vrijheid, zo zeer als iemand , toegedaane hugo degroot van 's Lands Vrijheid en Regeeringsvorm , wanneer hij, volgends de aanteekening van den Heer van Slingeland , na den dood van Willem L 15 84 toen het Ambt van Stadhouder van Holland over het jaar onbegeeven bleef, zegt: Qui civium imperit prdferëbant, intempeslive avidi libertatis, cui toleranda impares , tune maxime in discordias ibant, dat is: die de beheeringe enkel van burgc ren toen voortrokken, haakte» zeer ontydig naar eene vryheid, voor welke zy niet berekend varen of in ftaat waren om te dragen , en hierdoor ontftonden meestendeels de tweedragtfgbecden. Die zelfde Hugo de Groot, hoe weinig hij anders van den Hollandfchen Stadhouder Maürits zich te bedanken had, zegt elders, ziende op de toenmaalige Sradhouders: dat zoo de Hooge Regeering beftaat by de Staaten, en daarby komt een vettig Vorst, dat die Republiek, als de beste zynde, ook wordt geoordeeld best gekozen en gemaatigd te zyn. En werdt zulke Republiek op die wijze bij hem voor de beste gekeurd , zij was het ook indedaad ten zijnen tijde, en dit blijkt, als hij verklaart : dat „ wy met de Israëlieten ten tyde der „ Rieb-  GEEN GEWAANDE IN NËDEatANfi. 43§ \ Richteren genteen hebben, dat by de magt der •„ v'oortreflykllè gevoegd wordt een Verstlyk ge4, bied met weiten gelimiteetd" En wac leert ons zijne Apologie of Verantwoording der wettiglyke Pu ge: ring van Holland, anders, dan die Zelfde Grondbeginfels ? Die beroemd ftuk bevat wel een betoog van zijne zijde, van de onwettig, heid der arréiteermg en der Rechtspleeginge tegen zijn' perfoon, tegen Barneveld en anderen door de Staaten Generaal, of op hunnen last, bij Prins Maurits gedaan tegen het territoir gezag en de Souvereiniteit der Staaten van Holland ; maar geenszins (gelijk fommigen zich laaten wijsmaaken en ter goeder trouwe geïooven) tegen dm Stadhouder of de Stadhouderlijke Regeering; zijnde dat Boekjen alleen ingericht, om te toonen, dat de begrippen, die bij veelen toen nog plaats hadden , dat de Staaten Generaal, als 't geheele lighaam der Unie vertoonende, de volle Souvereiniteit bezaten, ook over de Provinciën afzonderlijk en op zich zeiven, verkeerd en valsch waren; maar dat integendeel elke Povincie in den haarè de Souvereiniteit bevat5 buiten het gene zij, bij de Unie van Utrecht, in 't gemeene befluur uit? druklijk gemeen gemaakt of gehouden hadden 5 en dat uit dien h oofde noch de Staaten Generaal, noch de Stadhouder, uit hunn' naam de beE e voegd-' In zijtië Apologië  4J4 hechten van den mensch in vrankrijk # vo?gdhcid of het recht gehad hadden, om die Staatsleden van Holland als zodanig te doen afrefleeren of te recht te ftellen. Een gevoelen, dat tegenwoordig niemand tegenfpreekt, maar dat toen ter tijd zo klaar niet was uitgemaakt. Dan in die Apologie zelve flraak overal door, dat h. de groot geene andere wettige Regeering en Magiftraruuren erkende, dm Staaten , Stadhouder? Vrosdjchappen , en dat in hem nooit is opgekomen het denkbeeld, dat, vooruitgefield zijnde de Souvereiniteit der Staaten van Holland, die niemand ontkent, de Stadhouder niet zoude uitmaaken een gedeelte der Conflitntie. Integendeel fpreekt hij overal met behoorlijke achting en eerbied van zijne Excellentie % van Prins Maurits; zelfs daar in zijne fententie hem te laste gelegd wordt, dat hij het houden der Nationale Synode hadde tegen gedaan, nlettegenfaande de Konfag van Engeland, zijne Excellentie, (Prins Maurits) en de meeste Provinciën, met velen van de notabel/Ie leden van Holland anders oordeelden \ daar verklaart hij, dat zijne Excellentie zeer 1 langen tijd zich buiten dc verfchillen gehouden hadde, en aangezien had alle de Refolutien, die [in Holland] tot de tolerantie waren genomen, zolder ooit de iheren Staaten yan Holland te vermanen, dat daarin iet kwaads was gelegen, of dat men ten  qéën gewaande ïn nederland. 4$$ ïen dienst van V land of de kerk een ónderen voet 'behoorde te nemen" Kortom, h. de groot heeft geene andere dan Stadhouderlijke Staatsconflitutie gekend; heeft onder geen andere Confiitütie geleefd, en heef: zich de mogelijkheid niet kunnen verbeelden, dat de Staat ooit eene andere Regeeringswijze zoude omhelzen. Ik zoude hier veeIe andere groote Staatsmannen bij kunnen haaien, gelijk ik reeds boven den Hr. van Slingeland genoemd hebbe , indien ik mij niet verbeelde, genoeg gezegd tè hebben ten volledigflen betooge der Helling: De Stadhouder behoort tot- en is een esfentied deel der Confiitütie, in dien zin, zo als de Staaten hetzelve boven verklaaren. Maar nu! Men heeft eenen Stadhouder, en men heeft hem gehad, zonder de minfte bedenkiijkheid, van de opkomst d^r Republiek af, tot het jaar 1650, zijnde het fterfjaar van Prins Willem II. In Holland was nu geen opvolger, Hij, dié naaderhand in 't jaar 167a in de bekommerlijkfte omftandigheeden van de Republiek tot Stadhouder verklaard werdt, naadat Vrankrijk reeds drie Provinciën veroverd hadt, 'sLands Uitredder Willem lil. kwam èerst, acht dagen haa zijns Vaders on verwachten dood, ter waereld. Men koos geen kind in de wieg; daar rees aanftonds eene partij op , die Ka o> mkëê E11 aridë-3 ren. Oor-' • fprongdèl? partij. fcbapóv'if een" StadSv houder»*  Sedert J, du Witt Hieruit aile re lx roeringen. 436 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK,, meende, men kon de zaaken, nu men den Vrede met Spanje hadt, wel zonder Stadhouder en' Kaptein-Generaal belluuren. Men beroept eene groote, exttaordinaire Vergadering van 'sLands algemeene Suven en der Unie. Deze fcheidt gedeeltlijk vruchtloos De Hr. johan de witt wordt in Holland Raadpenfionaris, en de Partij, die zonder Stadhouder regeeren wil, dri'ft nu boven.' Dit is een hiftorifeke waarheid, die niemand loogchenen zal. Sedert dien tijd zijn 'er twee paf' tijm in de Republiek geweest, Staatsgezinien, of zulken die zich toen den vkiênden naam van Cemcentbestgtzinden lieten gewen, en Stadhouders gezinden, die, met erkentenis der Souvereiniteit van 'si.sinds Staaten, zo als zij bij h. de groot zflvcn begreepen was , ccnen Stadhouder noodzaakelijk, en ais een deel der Confiitütie aanmerkten. Om dien niet te hebben of al K hebben, is naadcihand , en telkens de twist, zijn de troeblen geweest. Dit ontdekte zich bij 't afflerven van Willem II. en van Willem 111. ; even als bij 't llerven van een' Oppervorst of Koning. Hierdoor werdt de Republiek beroerd. Die beroeringen hadden zich onder den Heer j de witt vooral doen gevoelen. Beroeringen zijn de geeslel van onzen koophandel, aandrijving van oorlog, de ondergang van den Staat. Om die voor  <}EEN GEWAANDE IN NEDERLAND. 4*7 voor te komen, en om te beletten:, dat bij het afflerven van eenen Stadhouder de Republiek niet telkens aan die beroeringen; die fchuddingen, en hevige twisten tusfehen twee telkens worflelende partijen bloorgefleld raake, heeft men het Stadhouderfchap aanflonds, bij het herlMIen der waardigheid in Willem III. in 't jaar 1674, erflijk verklaard. En welk is de grondflag daarvan ? Niet, deze! omdat erflijk op zich zeiven genomen een goed isj maar, omdat de Confiitütie een' Stadhouder vereifchende , en de Staat niet kunnende behouden blijven zonder denzelven, men om all le nieuwe beroeringen, factiën en verdeeldheeden vóór te komen , liefst de waardigheid, erflijk in eene familie maakte, dan aan een onzeekere Verkiezing, al of niet, en me al, of wie niet, telkens zich blootgelleld wilde zien. Dit wist Fre* drik Hendrik ook wel,en 't was de reden, waar> om hij in Holland bezorgde,' dat zijn Zoon , Willem II. nog bij zijn leven , voor zijn' opvolger verklaard werdt, te meer, daar 'er toen nog andere Stadhouders in den weg konden zijn. Even die rampfpoeden hadden de Staaten vóur 't jaar 1672. zo aanmerklijk ondervonden; zij beklaagen 'er zich over, cn leggen het tot eenen grondflag, <• r ' " waarop zij het Stadhouderfchap in de .manlijke ^eit naazs,atcn van Willem Iïl. erflijk verklaarcn., metJj"' Ee 3 ftor  En oorSSiak van*c Erflijk ' verklaren. 438 rechten van den meksch in vrankrijk, fterke aanfpooring van denzelven, om tijdig eeq huwelijk te voltrekken. Hooren wij de aanmerklijke verklaaring der Staaten van Holland, even als die van Zeeland, in 't jaar 1674. den 2 Februari}, met hunne eigen woorden: da* zy aandacht, telyk heibende geconfïdereert den ftaat en de con* ftltutie van de regeeringe defcr Landen , foo ah die tn voorlede» tyden door Gods zegen onder de Doorl. Heer en Pr ineen van Orange was geweest, en mede 't gunt federt £3 of 24 jaren herwaarts daarihne voorgevallen was ; ge/ten en ondervonden hadden, dat defen Staat, federt het droevig en ongelukkig jaar van 1650 met feer vele ca lamitehen,foo van binnen als van huilen, geworftcld hadde; dat, voor fooveel de faken van buiten aangingen , men bijna nooit zonder oorlog of vreze voor oorlog was geweest. — Dat tusfehen den tyd van die openbare oorlogen defen ftaat, nog hadde moeten lyden ende fupporteren feeruels veederwaar dighsden van (oodanige Naburen, van dewelke dezelve voor deft n feer was ontzien geweest. Dat voor foo veel belangt de faken van binnen, de Republycque, b^inNErlyke disfentien ende oncenigbeden feer was gekweld geweest, Dat van den jare 16 o af tot ióöo tos , feet vde. Leden feenemaal bqaden afgefen van den jegenwoordigen tleere Prince van Orange, — en dat, eeni-  OEEN GEWAANDE ÏN NEDERLAND» 4*J9 eenige andere Leden met grooten yver hadden gefnfiinee rt, dat mende hand vanZijn Hoogheid niet behoorde aftetrekken. - Dat men eindelek metden anderen gevallen was in feer groote di IJ er enten over het eligeren van zyn Hoogheid tot Capiteih* Generaal over de Militie. Dat de droevige experientie had geieert, dat de voorfchr. innerlyke dissenteen oorfaak en aanleidinge aan de vyanden van den ftaat hadden gegeven, om haar telkens van nieuws te insulteeren; wetende dat die defelve on• bekwaam maakten, om met een gewenschte eendracht , by de voorouders tot een fondament van defs Republicq gekit, en van God de Heere Almachtig foo genadelyk gefeg'ent, haar defen fie en befeberminge te betrachten; en dat de differenten, dis omtrent het eligeren en verkiezen van een chef over de Militie telkens onifonden, en de disftdèn* tie, die men daarin van den anderen had, rctar* deerden en wederhielden de Deliberatien en Refolutien, die noodwendig genomen moesten werden, om bet uitheemsch geweld af te keeren, en met disputen onnuttelyk deden verlopen den tyd, dat dezelve discrepantien oorzake waren geiveest, dat wanneer de K.ming •oanVrankryk genoegzaam openbaar betuigde, dat hy defe Ltmden met den oorlog aangrypen wilde, men maanden had gsccnfumeerd — met deliberatien over de electie Ee 4 vaa  E-n federt 440 rechten van den m2nsch in vhankrijb a van een Capitein Generaal, die men hadde behoor ren te hefteden tot het aannemen van Krygsvolk —r. en dat daardoor toegekomen was, dat wanneer de Kon. v. Vrankr. 1672. den Staat met de wapenen aantaste, dezelve in V uiterst gevaar ende pericui van haren totaalen ondergang en. ruim gekomen was. Dat haar Ed. Groot Mog. daarop eenpaar lijken hadden gemeent , dat niets b eter of heilzamer te denken of ie hopen was, dan dat aan de eene zyde "t gunt occafie tot de voor/chr. discrepantie gegeeven had t"eenemaa{ in den grond weggenomen mochte worden , opdat men daardoor r.iit wederom mochte vervallen, in foo zware ongelegenheden, als men jegenivoordig had uit ge ftaan. En dat van dandere zyde erken$ mogten worden de groote dienflen, die het Doorl, Huis van Orange tot erectie en conservatie van den ftaat hadde gsdaan. — En op deze gronden verklaaren de Staaten het Stadhouder en Caphein'chap • Generaal met alle verdere dgnreiten Erf'ijk in zijne mannelijke kinderen en naazaaten. En 't is op geen andere gronden, dat de Staaten van Holland en der overige Provinciën benevens de Staaten Generaal, deze waardigbeeden in't jaar 1747 , zo in '1 vrouwlijke als manlijke geflacht, Erflijk verklaard hebben: fpreekende onder anderen, van de niet dan met fchrik  GEEN GEWAANDE IN NEDERLAND» 44Ï te bedenkene perplexiteit, waarin de Republiek» by manquement van foodanig een eminent Hoofd, foude komen te vervallen, — en bet derhalve ten alleruiterfle naodfakelyk is , dat alle bek w tme middelen met vooruitlicht by der hand genomen voorden , om foo \ groote onheilen , fooveel als menschlyker wyze bedacht kan worden, voor te komen, waartoe niet anders uit te denken is, dan de Stadhouderlyke Waardigheid — te doen con* tinueren, onder zoodanige pracautien waardoor de tegenwoordige Regeeringsform, zooveel naar den mensch gefchieden kan, vastgefleld zynde, ook teffens het vertrouwen tusfehen fyne Hoogheid en de Regenten, en tusfehen de Regenten onderlinge, meer en meer gevoed, aangekweekt, en op een vaster voet dan ooit gebragl zal worden, zoo nond' fakelyk om de faken van de Republiek tot een goede uitkomst te brengen , en desfelfs altoos gedtiurfaam welzyn te bevorderen. En als men nog verder de Voordeden overweegt , wat heeft die Erflijk beid niet veel vooruit boven het verkieslijke ! Nu weet men wie de aanftaande Opvolger is. Dees wordt van jongs af daartoe opgeleid en ondervveezen. Zijn Vader bezorgt hem goede Leermeesters : gaat hem door zijn eigen leer en voorbeeld voor. Hij wordt reeds vroeg in deStaatszaaken ingeleid; hij krijgt Ee 5 18 Boven 't verkieslijke.  4*2 RECHTEN VAN DEN MENSCH lN VRANKRIJKs 18 jaar oud, zitting in den Raad van Staaten; toegang tot 's Lands Raadpleegingen. Daar en tegen , bijhet onzeekere verkiezen, hoe weinig kundigheeden heeft de verkozene zich dikmaal aangefchaft. Men hieldt, onder den Hr. j, de witt, Prins Willem III. geheel onkundig; men verzuimde zijne opvoeding, en 't was niet dan naa dat Karei II. zijns Vaders throon in Engeland beklom, in 't jaar 1660. dat de Staat beloofde forge te f'uHen dragen voor de interesfen en educatie van fijne Hoogheid. Deze Erpjke verklaaring nu van de Stadhouderlijke Waardigheid en der Rechten, onmidlijk daarmede verbonden, was,in den eerften tijd der Republiek onnoodig^ toen, zonder tegenbedenking de eene Stadhouder den ander opvolgde, en dit gebruik gehouden werdt, zo onvermijdelijk uit onze Confiitütie voordtevloeiëii als de opvolging en voordduuring der Vroedfchappen; maar naaderhand toen de tegenftreevcrs van 't Stadhouderfchap ook eene fterke partij gevormd hadden, en eens de overhand onder j. de witt bekomen hadden: toen werdt het noodzaakelijk dit middel tegen hunne verkeerde poogingen, in te voeren. Gelijk' te recht elders aangemerkt is. Als men hier bij vergelijkt het lompe, het onbetaamlijke, hot onwaarachtige, dat 'er in zo veel  ceen gewaande ik nederland. 443 veele Gcfchrifceri, maar nu nog laatftelijk in het werkjen van th. paine tegen het erflijke- van het Stadhouderfchap gevonden worde; moet men dan niet zeggen : hoe is het mogelijk , dat verftandige wezens nog aan die gezegden kunnen bij ven hangen. Naa de boven gemaakte aanmer» kingen, naa de gedaane onderfcheidingen , en, zo ik vertrouwe, beweezene en erkende waarhee den, kan ik nu gerust alle zijne gezegden hier nederftellen, en zeer gemaklijk wederleggen. Hij ?egt bl. 31. Les troubles d'Hollande jont venus de rhérédite du Stadhouder at, dat is: De troublen van Holland zyn gekomen uit het Erflyke van het Stadhouderfchap. Ik andwoord ; dit is om waar. Niet het Erflijke , maar de zaak, het Stadhouderfchap. zelve, ftaat veelen in den weg ;en die verwekken de troublen. Om die voortekomen bij 't fterven eens Stadhouders, is zelfs het eifiijke ingevoerd. Maar daarbij, paine brengt zeei onbefcheiden het Stadhouderfchap te pas, bij zijne aanvallen op de Eenhoofdige Regeeringen en Souvereine Vorften. Zulks is in de Republiek de Stadhouder niet. Ook verzwijgt hij de troublen, die 'er in Republieken en Volksregeeringen, niet minder dan in Monarchaals, kunnen oprijzen, en zeer dikwijls gereezen zijn. Hij gaat voord: Unt fonciion héréditaire dans tin gouvernement , qui (ap, Th.Painr weêrlegd. j  444 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK, fappelle libre, est une êpine dans le pied, dat is; Een Erf ambt, ineen zich vry noemende Regeering, js een doorn in den wet. Ja! de Stadhouderlijke Erfwaardigbeid, of liefst de waardigheid op zich zelve, is een doorn in den voet van alle de zodanigen, die ter goeder trouwe,of uit onkunde , zich verbeelden, dat onze Republiek wel zonder Stadhouder zoude kunnen behouden blijven en geregeerd worden; en dat de gelden, die aan den Stadhouder gegeeven worden, (fchoon zij door zijn vast verblijf in onze Republiek zes dubbeld wederom inkomen) tot andere einden beter konden hefteed worden (want zo redeneert de onkunde), ja! het is vooral en vrij meer een doorn in den voet voor alle nieuwigheidzoekers, vooralle Volksleeraars , Volksberoerers , indien ik zo mag noe* men de zulken, die, tegen hun beter weeten aan, de Gemeenten in hunnen waan en haat tegen den Stadhouder onderhouden. Daar zij behoorden te weeten , dat dit Ambt juist gefejnkt is om de Burgers bij hunne Viijhsid te bewaaren, en hen te befchei men tegen onderdrukking van zulken , die zich al te veel gezags zouden willen aanmaatigep. Zij behoorden op te merken, dat de Staaten zelf tot bewaaring der Republikeinfche Vrijheid en Onafhankelijkheid, der rusten eendracht, die Waardigheeden £/;/?///<; verklaard hebben. Hij' voegt 'er  OE ÈN CEWAANDÉ in NEDERtANB* 44^ *er bij: Elle y caufe une ferment at ion qui tend a s*en dèbarasfer; dat is: die bediening verwekt ah daar eene gisting, die (Irekt, om ''er zich van te omdoen. Ik andwoorde: die is ook onwaar. Het erflijke maakt op zich zelf die gisting niet. HeJ hapert bij de gistingmaakers daar niet! De gisting is, omdat men liefst geheel geen' Stadhouder hadde, of zoodanig een', die meer in naam dan in der daad die waardigheeden bekleedde. Het is eene gisting, die bij pain e nog hooger uitzicht heeft4 De vrijheid en gelijkheid moest naar zijne Beginfels zö hoog gedreeven worden, dat men alle opvolgingen, ook in de goederen, affchafte; geene ouders mogten Zelfs meer (en dit heet vrijheid !j de bevoegdheid hebben, om over hunne goederen, ter begunfliging van den één boven den anderen, en ter inllandhouding hunner Familiën, befchikkingen te maaken. En daartoe zegt hij, bl. 202. Il faut nécesfairement öt er aux parens la faculté de tester, dat is: men moet daarom den Ouderen noodzakelyk de magt van testamentmaking beneemen. Men kon naauvviijks de dwaasheeden van die vrijheidsleeraars gelooven, indien zij niet met hun eigen woorden aangeweezen wierden. En met deze Slot Aanmerking ga ik voorbij, alles, wat ten voordeele van onzen Neder-landfchen Adel zo wel als ter aanfpooring van Edele jongelingen, om Voorbijgang da Adels»  Aanprijzing van opftand als pligt Een gn welijke teer. 44. onderfcheid van rebellie. 3ie gravel leer icr Franchen.  4»8 RÉCHTEN VAN DÉN MENSCH IN VRANKRIJÜ, de Leerflellingen gezien of gekend, als men tegen* woordig in het misleide Vrankrijk openlijk en op hoog Volkgezag opdischr. Zullen bedaarde Naa* komelingen gelooven kunnen, dat zij de gefchiedenis leeren van een Volk, dat eertijds zulk een* eerbied, ja zelfs, blinden eerbied hadt voor hunne Koningen; dat zoveele heerlijke daaden verricht heeft; zoveele befchaafdheid en manieren hadt, zoveele groote mannen voordbracht, zoveele ge. lukkige dagen telde; de nationaale eer zo hoog in top verhief, 't welk zo eensklaps, in vier jaaren tijds, tot zulke laagte, zulke verderflijke grondbeginfels, zulke verachting van alle orde en maatfchaplijke verbintenisfen vervallen is, dat het de fnoodfte ondeugden met den naam van deugd beflempelt, en dan nog roemt op herfchepping , op we'daadigheeden, op herfielling van ha gans* fche Menschdom in zijne Rechten; en zulks alles uitvoert door misleidende fchriften, die de Vrijheid op den titel, de losbandigheid in de leer, en de grootfte dwingelandij en despotismus in de uitvoering met zi.h brengen , en het Volk overal tot Qpftdnd vervoeren. Men zegge hier niet tegen: dat die leer van Opfiand alleen ziet op divïti* gelandi't en tyranmj, en dat een tyan , voor geen Volksbe'icUrmer , maar met vijand des ï'olks gehouden wordende, als dan den opfiand zelfs wet  fcEEN OÊWAANDE !N NEDEBLANÖ. 44$ Wettigt; en dat dit eene erkende Leer is, die niémand misbillijke- Mier is geert verfchil over dia Leer. Men fpreekt hier van geene tyrannen t Van geene onderdrukking van bet Volk door Vorften ?, men onderfcheidt zelfs Rebellie en Infurreèïie; men noemde rebellis een' tegenftand tegen den algemeenen wil van de Natie; en den Opflasd een verzetting tegen de onderdrukking des Regeering ; en die regeering houdt men Üechta voor eene aan 's Volks wil onderworpene magt; en den algemeenen wil der Natie houdt men voof de oefening der Souvereiniteit: en dus verwarren zij alle gezonde en geregelde denkbeelden van Staatswetten en Regeering, waardoor men koningen en overheeden voortaan tot rebellen , en de onderdaanen tot keningen en oyerheeden verheft. Men mag van deze nieuwe Vrijheidsleerairs, of liever van deze Oppermagtbeftrijders dan wel zeggen , 't geen de Romeinfche Gefchiedfchrijver tacitus van eenige heerschzuchtigen van zijne dagen getuigde: Om V gebied om le keeren. geeven zy de Vryheid voor. Het gebied omgekeerd hebbende, tasten zy de Vry beid zelve naar ""t hart $ en dus gaat Vryheid door Vryheid te gro: de. Op" (land tegen de Regeering blijft altijd op/land. En als etnmaal dit gruwelijk grondbeginfel plaats F f grijpt  Behoort niet 45Ó RECHTEN VAM DEN MENSCH IN VRANKRijR grijpt, en aan het oordeel der Opftanders zeivé overgelaaten blijft, wanneer zij meenen onderdrukt te worden, zullen 'er honderd gevallen zijn $ van welken'er 90 klaarblijkelijk onwettig; 9, dié onzeeker en twijfelachtig, en mogelijk één over blijven zal, waarvan men zeggen zal kunnen: het Vclk was zodanig in zijn eigen wezen aangetast, dat deszelfs opft and wettig, en de Staatst evolutie daaruit fpruitende gebillijkt moet worden. En zulks in Vrankrijk te meer, daar alles aldaar deunt op de Leer van die vermeende of gewaande Souvereiniteit des Volks, eene Leer, die vlak het tègenovergeftelde is van de Droggronden van ma* chiavel, maar die dezelfde ja nog gevaarelijker gevolgen met zich fleept, alzo zij alle banden der Maatfcnappij los maakt, de onderdaanen verheft tot overheeden; hen maakt tot Vrije wederfpannigen, tot wettige bondbreekers , ja tot rechtvaardige Koningmoorders; kortom, eene Leer, gebooren ten verderve niet alleen van Koningrij* ken en Vorftendommen , maar ook zelfs van de allergeregeldfte en gelukkigfte Gemeenebesten! En wat hebben wij, Nederlanders! dan niet een voorrecht, dat die Leer bij ons niet verder is voordgeplant;dat wij nog niet tot die laagte vervallen zijn, dat wij den opfand tegen onze wef* O*  bÈÈN GEWAANDE ijk NËJ5E&LiKD. 4^1 tjge Overheeden onder onze/J^te», en hoch veel blinder onder onze Pligten rekenen ! Maar dat wij, onder wijzë eri goéde Overheeden, een ftil én gerust leven mogen leiden ; dat wij ónder zachte wetten leeven \ geenè onderdrukkingen kennen, een ieder bij zijne wettige rechten en bezittingen bewaard worde, eri, als eenmaal de Franfche Natie, tegenwoordig de vijand van God en 't menschdom, tot inkeer zal gekomen en met ons bevredigd zijn, Wij hope kunnen fcheppen, dat onze Republiek in diepe rust* en bloeiende welvaart, eens weder adem haaien moge, en nog lange de bewondering der Volkeren blijve, geiijk zij ruim twee eeuwen Onder het genot van alle de Rechten van den Mensch en den Burger, die in eëne Maatfchappij genoten kunnen worden, Zo baar blij kei ijk en gelukkig geweest is. ,, God ge/e," (zeg"t de Raad van Staaten in 't (lot hunner laatfte Misllve , aan Hun Hoog Mogenden, over den extraordinairen Staat van Oorlog, van dén 5 Julij 1793» eh het maakt mede mijn eindelijke werisch uk IJ God geve, j, dat de Crifls van het gefchokt Europa de overj, tuiging voordbrcngé, of vermeerdere, dat O/i' dergefchiktheid en 'ijver voor het algemeene „ welzijn, met Zedelijkheid en Godsdienstde F f 2 # eeoi ' tot Në= derlands rechten'  453 RECHTEN VAN DEN MENSCH IN VRANKRIJK EHZ, „ eenige middelen zijn, om Natiën voor dat „ verval en voor dien rampzaligen toeftand te „ bewaren, waarin de zig onderling verfcheu„ rende Franfchen thans gedompeld zijn: en op „ de ontknooping van welk eenen ingewikkel„ den en meer dan verwarden toeftand (zonder „ voorbeeld in de gefchiedenis der Natiën) 9, het verbaasd Europa met fiddering blijft ftar„ oogen." NA*  NABERICHT. C3ffcboon men aan de bcfcheldenheid des lezers overlaat, om minder belangrijke drukfouten , en misftallen van taal- fpeüingen onderfcheidsteekenen, van zelf te verbeteren: zijn 'er eebter door een zamenloop van toevallige oorzaken , gepaard met des Schrijvers afwezigheid van de Drukpers, eenige meer grove, en den zin zeiven nu en dan ftoorcnde feilen ir.geflcpen , die een goedgunftig lezer vooraf gelieve in aandacht te r.emeni Bladz. i reg. i ond. en vooraf weete. lees: en men vooraf wete. 24 — 6 naadat de wettigberoe. Deze woorden zijn pene Staaten Gene- hier overtollig. raai van 't Rijk ver- . zonden waren. 27 — 8 on§L om die aanwijzing. -— om met aanwijzing. ^_ 34—H volkomen volkeren „ 44 - 12 den 21 Meij —■ den 28 Meij 61— 8in*sLandsfchatkistK0R-—- in 'sLands fchatkist ten. storten k 77 — 1 ond. vloeiende —- vleiende 81 — 4 daar deze daar Zij deze 99—6 onder 't gezicht onder *t gezucht ICO — 4 opgeruimd opgeruid I07 — 14 voorrechten voorfchriften — lop « 2 ond. aangenaamen leesraangegaanen 122 — 7 ond.NiET flechts eene meer- met flechts eene derheid meerderheid iso - 5 ond. de Engelfchen, waar—0 de Engelfchen waar. naa mea namen Bladz»  *— 1S4 — 5 de Wet en de Conventie de Wet en de ËftS. Jïktitié 164 — 9 ond. zeg ik* wanneer, zeg iftj 174 — 9 ond. klimmen klinken 187*- 2 bl. 3253. bl. 3053. 188*— 4 Saturdag 15 Aug. Saturdag 25 Aug; 189 — Il Vergel. 4004 J Vergel. 4094. 195*— 2 Jaarb. — bl. 3184 —— Jaarb. bl. 3194 198 — 12-hadden gehad hebben gehad 199 — is Engelands Staatsgezind. Engelands staats- heid ges e dhe:d 2C9 — 3 ond. die onlangs —— die oulings 214 — 2 ond. die alleen die aiien. 230 — 10 die thans urr het Land diethanè ns het Land zijn zijn 253 — 8 bl. 208. bl. 108. 304 — 7 fchoon tooneeï fchouwtooneel 305 — 15 afgedaan onafgedaan : 3°7 — 9 ond. aniere mannen —- op andere maniereri 310 —■ ir om door den invloed Endoorden invIoSd. ' 3*9 — ia gelijk ik mtrtEN ik 325 — 14 waare gevolgen -—- na'are gevolgen 328 — 4 fteitze — rekent —— (lelie ze — rekeriö 333 — 7 ond. die men niet op re die men op rekening' kenitig 372 — 2 beantwoorden verandwoofdcu, 1 3^7 — 7 t zij dan alle -— 'c zij "van alle 392 — % door onderling een wcéV —— onderlinge en wéér-' 2'jdfehe tójdfche* 400 — 12 De Ambt siéïés -— de Abrsiéijés .— 401 — 5 zo kleine -— zo wel kleine) 416 -- 9 den Landheer, uit ie comma hier weg te laaten. •mr- 418 — 5 onder 't jaar 1659 -— 't jaar 1650. lij  Bij den Uitgever dezes 3s ook nog te bekciöen. Wieland's Bevalligheden in zes Boeken uit het Hoogd. vertaald door C. Groeneveld, in gr. 8vo. a ƒ — idem best papier - — ; 14:, £\ Broedelet, Vruchten van fiille Eenzaamheid in gr. Svo, a - 1: — : - Ernftige en Trouwhartige wnarfchouvWng aan de groo- ren deezer waereld in gr. 8^0. a . 1:12: • H. Hering, Tooneel der oude en nieuwe Staats-Gefchiedenislen, 3 deelen en 4 deel 1 fhik in gr. 8vo.- ïr :i6:idem groot papier a - 15: 8:- Koorehhandelaars Handboekje met uirgereekende tafels door A, Liman a - - : 14 Luijken, overvloeijend Harte met plaatjes a - 1 :10:idem best paDier - 2:10:- J. D. Michaelis, middelen tot het recht verfiand van de Hebreetiwfche Taal. a - 3 : - :. Necker, Bedenkingen op 't Proces van Lodewijk de XVL in gr. 8vo. a - — : Proeve van den Geest der Jacobijnen van Parijs, getrokken uit het dagboek hunner zittingen van de maanden Januari] en Maart des Jaars i?c2 in 't Hoogd uiigegeeven en met aanmerkingen verrijkt door j. W. van Archenholtz, in gr. 8vo. a - ty.de Fries, Gefprekken over de voornaarnfte waarheden van den Christelijker! godsdienst 2 (lukken in gr 8 vo. a . 1:16:* ELemens «Ie la lecturè, ou Methode pour aprendre a Epeler,et alire Corre&ement. Trés utile pour les Ecoies, & pour tous ceux qui défireor aprendre la bonne ortographie, par E. duPuij Troifiéme Edition, in kl. 8vo. a ....... ••: 4. - Dezelve heeft op de pers en zal binnen kort uitgeeven voor t Amfterdamfche Dichtgezelfchap, Païjsvaerzenpekkende tot een Eerzuil voor de roemrijke Verdedigers, der Vestingen Maestricht, de Klundert en de Willemstad. Zijnde^de Gouden Mtdailje ter waarde van veertig Ducaaten, bij 'c lot toegeweezen, aan den Wel Ed. Heer Cornelis van Epen, Phil.Stud. te Leijden, en lid van kunst liefde fpaart geen vlijt, en de Zilveren ' van gelijke groote. aan den Wel Ed. Heer J. M.Sobels,Clercq ter Financiën van Holland, en Secretaris var, V'Dkhtlievende GenootJchap te 'sGravenhage, benevens andere fraaije Diehtiiukken.in gr. 8 vo.   :