GESCHIEDENIS V A N H E T BATAAFSCH JBJLTJRlOTJriSMUS.   d e ONVERBLOEMDE GESCHIEDENIS van het BATAAFSCH Van deszelfs begin tot op den 12 Junij I7p8 toe. door gerrit paape. Wie kan mij beletten, om, al lachende, de waarheid te zeggen? TE DELFT. Bij m. roelofswaar t. NEB. LETTER K   ZAAKLIJKE INHOUD VAN HET WERK. ,—, m mm .1 dim m , f Pag. De Schrijver weet niet, of hij , om de. Gefchiedenis van het Patriottismus , fchreïen of lachen moet. g fïet Patriottismus van den Schrijver is eene beredeneerde Weetenfchap en * 3 Deug4  vi ZAAKLIJKE Pag. Deugd. Het Patriottismus van de Vaderlandlievende menigte is een verwonderlijk ding. 2 Voorneemen van fden Schrijver , om de kinderen bij hun regten naam te noemen. 3 Waarin het waar Patriottismus beftaat. 4 De dwaaling van een vroom man. Het Sijnode van Dordrecht heeft niets met het Patriottismus te maaken. 7 De rechtzinnige Geestlijken zijn tegen het [Patriottismus : gewigtige redenen waarom. Dwaaling der gezindhecden, niét tot de weleer heerfchende kerk behoorende. 9 Strijdigheid van het Patriottismus met de enderfcheiden Godsdienstgezindheeden. Een  INHOUD. vrj Pag, Een kleine eik aan het oor van de Heeren Geestlijken, 12 Eerbiediging van het Opperweezen. Noodzaaklijkheid van den Godsdienst voor elk mensch in °t bijzonder; maar tellens ook de noodzaaklijkheid om de Maatfchaplijke order te bewaaren, 14 Carafter van een verftandig Advokaat. Zijne aanmoediging om den Schrijver tot een Patriot te maaken. Gcfprek dat de Groo« ten gewoonlijk houden, als zij hun Minderen noodig hebben. Schoonlchijnetde redenen , om de gemeene Burgers te beweegen, om zig, in de handen der Aanzienlijken , als een vuurtang te laa? ten gebruiken. ij Bedenkingen van den Schrijver : of de ' 'Grooten, uit louter zelfbelang, deféhaamele Gemeente er niet aan waagen wilden , om de carflanies voor hen uit het * A 4 vuur  Vilt 'ZAAKLIJKE Pag. vuur te haaien. — Door de uitkomst bewaarheid. 27 Geringe verwagting en hoop , bij de eerlïe ©penbaarwerkende beginzelen van het Patriottismus. 31 Eenvoudige Grooten, die flegts medeflenteren. Deeze Malöoren worden door een vroom man verdeedigd. 33 Opkomst der Genootschappen, gewapende.. Burgercorpfen, enz. Bedoelingen deezer Gezelfchappen. 35 De algemeene geest der gewapende Corpfen van dien tijd, beftond voornaamlijk in een hevigen haat [tegen het Huis van Oranje. 37 Antwoord op de vraag, of deeze haat genoeg-  INHOUD. is Pa;*. noegzaame gronden had, om, zo veel Burgers in beweeging te brengen, zonder dat deezen, of de goede zaak er nut van hadden ? 3^ Nationale Burgervergaderingen te Utrecht gehouden. Befchrijving der toenmaalige Ariltocraaten, en een foort van faa- menzweering tegen dezelven. De Ariltocraaten , tot nog toe vermomd, treeden te rug. 40 Grooten en Aanzienlijken, die de Patriottische Partij getrouw bleeven: onderfcheiden en leezenswaardige redenen , die zij voor dit hun gedrag hadden. 44 Vcrfchriklijk en belachlijk misbruik van het woord Ariïlocraat. Heillooze gevolgen van het invoeren van deeze en dergelijke fcheldnaamen. 46 * S De  Z A A K L IJ K E • j Pag. Dr Patriotufchc menigte word een weinigje ■ wijzer. Twee Hoofdfoorten van Ariltocraaten. 48 Het onvermijdlijk aarneemen van eenige noödzaaklijke grondregels (trekt ter verbetering en bevestiging van het Patriottismus. Aanwijzing van deeze grondregels. 50 Zonder een zeker foort van Ariftocratie valt het moeilijk om te regeeren , en de order te bewaaren. 54 Ongemeene ijver en lust tot de wapenöeffening. De muitzugt hier door bcteugeld. Waartoe de kundigheeden van het gros der Patriotten zig te dier tijden het meest bepaalden. 57 De Sociëteiten, toenmaals drinkgezelfchappen, ingerigt om de Burgers wijzer te maa-  INHOUD. xi Pag. maaken. Inwijdingsvaars van zodanig , een Sociëteit. 59 Wat het Patriottismus bij deeze inrichtingen gewonnen heeft. ^5 Kwaadaartige tegenwerkingen, van onderfcheiden foorten, door de Tegenpartij. Affchuuwlijke affchildering der toenmaalige Patriotten. Wat er van de zaak was, en welke nadeelen dit veroirzaakte. De redenen waarom , te dien tijde, de Burgerwapening allernoodzaakhjkst was. Aanmoediging tot den Wapenhandel. 73 Men word bedagt, om aan de afzonderlijke Wapencorpfen een grooter kragt bijtezetten, door ze tot één Lichaam te brengen. De Gefchiedenis der Natio- * £ naa-  xir ZAAKLIJKE Pag. hadle en Provinciaal e Vergaderingen , door deeze Corpfen gehouden. 79 In hoe verre deeze Vergaderingen aan hun oogmerk en de verwagting voldeeden. 82 Bondige redenen , waarom de Schrijver , beurtlingjs, over het Patriottismus lagchen en fchreijen moest. 88 ï)e uitkomst van zaaken. Oranje neemt de wijk. De Patriotten verkrijgen de meerderheid in de Vergadering de Staatcn. Als nog verdeedigt men het Nut van het Str.dhouderfchap. Oranje zou het hoofd der Patriotten hebben kunnen worden. o§ Verbindtemsfen tusfchert de magfige vijanden van het Patriottismus. Voorboo* den en zekere kentekens eeriet aanftaan- de  IN H O U D. «Bt Pag. de Omwenteling. Ongeloovigheid der welmeenende Patriotten in dit geval. Schandlijk gedrag van veele Grooten en Aanzienlijken. 101 Mardijk medelijden met de ongelukkige flagtöffers van het Patriottismus, — Genoeglijk lachen over toenmaalige grappen en gebeurtenisfen, io4 Nadere bewijzen , ter ftaaving van het reedsverhandelde bijgebragt, 108 De zeegepraal van Oranje en de rampzalige gevolgen van dezelve. Iets over Willem den Vijfden. H 6 Verdeediging van de vlugt der Patriotten in 1787. ïi9 7 De  *t* Z A A K L IJ K E Pag. De Omwenteling van 1787 heeft veel toegebragt tot de Omwenteling van 1795. De Bataaffche Uitgeweekenen in Vran- krijk op het patriottisch Hoogefchool. 12a Of de Uitgeweekenen veel tot het daarilellen der Franfche Revolutie hebben toegebragt. Onbegrijpiijk gedrag van '. JLodewijk den Zestienden. Het recht der Vrouwen, of adres aan de Mannen. 12,5 Aan iemand die, onder fchijn van Patriottismus, het Vaderland verraad. Aan de Bataaven, ter aanmoediging van hun vertrouwen op de Franfchen. Aan de bedaarde en verllandige Verdeedigers der Bataaffche Volkszaak. Wie al of niet een Schreeuwer kan genaamd worden. Aan de Volksvergaderingen. Ter geleegenhetd van het Collumfche Oproer in Vriesland, in 1797. Het Waare. 133 Saa-  INHOUD, Pag. Saamenhang tusfchen het Bataaffche en Franfche Patriottismus. De hersfen- . fchim om van een Koning een Volksvader te maaken. Korte gefchiedenis van het Franfch Patriottismus.'' De vorming van het Schrikbewind. Gemaatigde Regeering. Goede verrigtingen der Franfchen. T36. Affchaffing van den Godsdienst. Het verbranden en verbrijzelen der Roomfche Heiligen. Tempels der reden, Opera's, kwakzalverij der Redenaars. Dans van de Carmagnolle bij de viering van het Feest van het Opperweezen. Dit alles ftrookt niet met het waar Patriottismus. Dragonders en kruisbeeldjes. 145 Divorce of fcheidbrief. Altoosduurende Huuwlijksverbindtenisfen ftrooken niet met de Rechten van den Mènsch of het Maatfchaplijk geluk. Hoe de Fran- * fchen  Xvi Z A A K L IJ K E Pag. fchen over dit gewigtig ftuk redeneerden. Misbruik van het geeven van een fcheidbrief. 153 De Gelijkheid en Broederfchap. Grappige prediking deczer Leer door de hervormende Franfchen. Wonderen door deeze leer verrigt , ten opzigten der Franfche Krijgsbenden. 159 Op de overwinningen der Franfchen. Feesten en vrolijkheeden. Uitnoodiging om eenmaal in de tien dagen , om den Vrijheidsboom te komen danzen. De Decadi. Waartoe het vergeeten van den Zondag dienen moest. De Godsdiensten worden door geen geweld uitgeroeid. De vrugten van dit alles. 165 Waarin het Brabandsch Patriottismus beftond. Twisten en verdeelheeden der uit«r  INHOUD- xvu Pag. uitgeweeken Bataaven over beuaelingen. De Bataaven draagen zig uitmuntend in den Krijgsdienst. Draaijers en Huichelaars onder de Patriotten, kenbaar bij de uitkomst. Grond van het tegenwoordig misnoegen der Uitgeweekenen en thans Wedergekeerden. l73 De t'huisgebleeven Patriotten onder't kruis. Leesgezelfchappen. Derzelver uitwerkzeis. De Geestlijken brommen en vloeken, in Mede van wederleggen. Nuttige lesfen verwaarloosd. l77 De Omwenteling van 1795. De gevolgen daarvan. Wat winst het waar Patriottismus bij die gebeurtenis had. Huichlaars, Schreeuwers, Intriguanten, Amtbejaagers, Heerschzugtigen, enz. Beöordeeling van het Patriottismus door des« zelfs vijanden. Eenige vraagen aan den fchrij-  «vin Z A A K L IJ K E Pag. Schrijver, die betrekking tot laater tijd hebben. 181 Beknopte befchrijving van de Clubs of Sociëteiten na de Omwenteling van 1795. Schurkagtig carafter van een Chriftcnleeraar, die een ganfche Sociëteit in de luuren legt. Patriottifche kunstftreeken en fchelmerijen» 199 De zwakheid der goede Sociëteiten. Hart, lijke wensch om de verdeelde Patriot" ten te veréénigen. Misnoegdheid der Bataaven, zo over de Regeeringsform, kort na 1795 , als over derzelver Leden. 213 De Centraale Vergadering. Deszelfs hoofdoogmerk. Tegenwerking. Men verwagte alles goeds van eene Nationaale Vergadering. 217 Brief  INHOUD. xix Pag. Breeder verklaaring van het oogmerk der Ccntraale Vergadering. De Nationaale Vergadering. Deeze kan gevoeglijk de Dogter der Centraale Vergadering heeten. De kinderliefde verloochend. De verkiezing der Leden tot de Nationaale Vergadering. Caracters van eenige voornaame Hoofdrolfpeelers, en Figuranten. Deeze onheilen zijn niet onmidlijk aan het Volk te wijten. Onderzoek waar de oirzaak van het toenmaalig (laatskwaad zat. Het Volk van Nederland begeert een waar Patriottismus en eene zuivere Vrijheid. In hoe Brief van] Prins Frederik aan zijne vrienden in Nederland. Geloofsbelijdenis van een Republikein. 224 22$ 233 ver*  Z A A K L IJ K E verre Oranje en de Patriotten aan deeze begeerte voldaan hebben. Onder de beiden Partijen vind men goede , eerlijke Luiden. Moeilijkheid om tegenwoordige zaaken en perzoonen onbewimpeld te befchrijven. Iets aan de Friefche Vrouwen. Een hartlijke zugt , den fchrijver ontfnapt op het zien eener heerlijke vrijheidltaatie. Aan de Centraale Vergadering. Reden , waarom men al aanftonds misnoegd was over de Nationaale Vergadering. Wat deeze Vergadering deed. Meerderheid en minderheid van dezelve. Affchaffing van den Adel, Lievreïen en Wapens. De Kerk van den Burgerflaat gefcheiden. Onderzoek wat voordeel dit aan de goede zaak heefc toegebragt. Veel gefchreeuw en weinig wol. • De Pag. 943 552. ftaat, uit hoofde eener vceljaarige ondervindingen beproeving ; maar om zodanig een Gefchiedenis zo droog weg te gaan vertellen; om ze met eenige heerlijke dekkleden te omhangen ; om zelfs maar een enkel vijgeblaadje voor haare naaktheid te dulden, hier toe ken ik mij niet bekwaam! Zeg ik aan mijne vijanden de waarheid, ik begeer ze Voor mijne vrienden niet te verbergen. 'Er zullen pennen genoeg gevonden worden, die, ten deezen opzigten , de waarheid verdonkeren en verminken zullen; maar wat behoef ik. daartoe mijn pen te leenèn ? De toedragt van dit flag van zaaken verkeerd te fchildcren is, indedaad , niet anders dan dien toedragt te vQfergeren. Iemand, die op een gevaarlijken weg doolt, niet. te. waarfchuuwen ; of hem zelfs aantemaanen , om voorttegaan, is iemand in 't verderf Horten! En zie daar reden genoeg, om de waarheid te fpreeken, met deeze verzagting nochthans, dat ik zal tragtcn , om het lachende te doen! ook hier , dit weet ik, word ik de dupe van de hiftorie : dan ! dit is geen vreemde zaak voor mij! had ik de lieve, goede waarheid willen verkragten, de tijd mijner zwerving ware al voor lang geëindigd geweest. En nu, Lucine! weet gij , wat gij in deezen Van mij te wagten hebt. Volg mij op uwe geWoone wijs, dat wil zeggen, met achterlaating A 2 van  4: 4 > van alle vooröordeelen, hoe geliefdkoosd en genoeglijk: dezelven ook weezen mogen , en voor deeze verloochening beloof ik u voldoende fchadevcrgoeding, in een verbeterend en onfchuldig lachen. Ik ben, enz. ■ iMIIITTH» * 1 -—I- 1 * TWEEDE BRIEF. Lieve Lucine! Al vroeg, omftreeks het Jaar 1782, begon ik mij een bepaald denkbeeld van het woord Patriottismus te formeeren ; het begon toen hier en daar een algemeene munt te worden, waarmede 'men eikanderen betaalde , fchoon zij bij veelen niet gangbaar was ; terwijl anderen het als een nieuwgeflagen fmk geld met verrukking befchouwden, en zommigen het, bij wyze van zeldzaame noodmunt of medailje bewaarden. Een voornaam Man, thans in den hemel, zei tegen mij; Dit Muisje zal een Jlaart hebben', hoeksch en kabeljaauws zal 'er maar kinderwerk bij weezen < Deeze woorden woegen mij zwaar on het hart. Zedert dat tydftip tot heden toe» overdenk ik zc  geduurig, en hoe meer ik ze overdenk en beredeneer, hoe meer ik vrees, dat ze door de uitkomst bevestigd zullen worden. Wat is "dan het waaie Patriottismus ? vroeg ik mij zelve , en het onpartijdig antwoord kwam hier op neder. Het Patriottismus beftaat hierin; dat men zeivc zyne Maatfchaplijke piigt betragt, en anderen dezelve leert en doet betragten ! —> "Maatfchaplijke pligt is alle mooglijke bevordering, niet flegts van zijn eigen; maar ook van het algemeen geluk. Deeze pligt vooröndcrftelt de onontbeerlijke kundigheid , om te weeten , waar in het Maatfchaplijk geluk geleegenis, en door wat middelen het zelve best cn gemaklijk verkreegen word. Het Maatfchaplijk geluk beftaat in den welvaart , den bloei en de glorie van de ganfche faamcnleeving, die de Maatfchappij formeert. De middelen om hiertoe te geraaken, zijn, in de eerfte plaats, de betragüng van alle Burgerlijke deugden , als inzonderheid , beftendige vlijt; gepaste maatigheid ; verftandïge werkzaamheid ; onkreukbaare rechtvaardigheid, onverzetlijke-eerlijkheid en werkdaadige aanmoediging en voort-> zetting van alle nuttige kunsten eu weetenfehapgei. A 3 l i  6 %n de tweede plaats, een volkomen affchaffing van alle kwaade wetten en gewoonten , vooral van de zulken, die niet flegts door de reden en het gezond verftand ; maar ook door de onderVinding beweezen worden kwaad te zijn. Doch in de derde plaats moet deeze affchaffing onmidlijk gepaard gaan, met de daarftelling Van goede en billijke wetten en voorfchriften, gefchikt naar de omftandigheeden en het vermoogen van Land en Volk, En eindlijk moeten alle de zodanigen uit het beftuur der algemeene zaaken geweerd en gehouden worden, waar van het zeker is, dat zij niet anders dan eigen grootheid en rijkdom zoeken, met opoffering van hunne pligt en ten kosten van het heil en de eer der Maatfchappij: terwijl men zodanige Mannen inderzelver plaats moet ftellen,, die bekwaam zijn om te kunaen , en die eerlijk zijn om te willen regeeren, ter bereiking van het groote en eenigfte oogmerk waarom een Maatfchappij van menfehen beftaat. Met minder woorden, Lucine! kon ik mijn Pa^ triottismus niet befchrijven , en meer waren 'er voor u niet noodig. Ik heb u de Hoofd zaaken daarvan duidlijk opgeeven; gij zelve zijt overvloedig in ftaat, om in de bijzonderheeden daarvan Uit-;  < 7 •> uitteweiden; zij vloeien natuurlijk allen uit eikanderen voort. Met dergelijk een ftelzel in 't hoofd flapte ik de Patriottifche waereld in, en welhaast bevond ik mij te midden in dezelve. Ik beken gaarne, dat ik met mijn ftelzel zeer ingenomen was: ik bedoot, om overéénkomftig het zelve, zo veel mooglijk, te handelen, en verwagtede heel veel, overéénkomftig het zelve, te zien gebeuren. — In die gelukkige dagen van. voonützigt en onfchuldig zelfsbedrog, had ik nog een zeer goed vriend, waarmede ik vertrouwlijk fprak en verkeerde. Hij was het, in de hoofdzaak, met mijn ftelzel eens; maar hij voegde 'er, voor zijn aandeel, nog iets bij, dat de Nationaale Vergadering van het eerfte bed goedgevonden heeft van den ftaat aftefchei- den, de Kerk naamlijk! Het Patriottismus, dus was hij gewoon te zeggen, moet op den Godsdienst gegrond weezen; het moet dien befchermen ; voortplanten en tot de hoogstmooglijke zuiverheid brengen l Deeze woorden waren zeer goed, voor zo verre het gezond verftand en beste ftaatkunde die konden uitleggen; maar aldus begreep mijn vriend dczelven niet; want ten deezen opzigten verftond hij door den Godsdienst niets anders, dan de waare gereformeerde Kerk, zo als die volkomen overA 4 e'én*  4 3 .> eenkomt met de bekende maatftofc van het Dordïtchtlche Sijnode. Met deezen vroomen vriend heb ik eenigen jaaren, op den Patriottifchen loopbaan voortgezukkeld; maar allerwegen bevond ik, dat zijn bijvoegzel niet te pas kwam, en dat, wanneer hij het zelve, vooriil in Volksvergaderingen , te pas wilde brengen, hij fteeds werd uitgelachen. Ik verhaal u dit kleine voorbeeld, waarde Lucine! om u reden te geeven, waarom veele vroome luiden van dien tijd , en genoegzaam allen van den tegenwoordigen tijd, of vijanden zijn van het Patriottismus, of 'er de fchouders tegen ophaaien. — Zo dra mijn vriend bcfpeurde, dat da voorfchriftcn van het Dordrechtfch Sijnode niet geinferreerd werden in de Notulen van het Patriottismus , begon hij te gelooven, dat het geen werk uit God was en dat het dus niet beftendig. beftaan kon. Naderhand heb ik een menigte zijns gelijken aangetroffen > die denzelfden grondregel hebbende, 'er op dezeifde wijze bij gevaaren zijn, zo, dikwils zij dien in werking wilden brengen. Ia dien tijd had i,k het vertrouwen der vroomen nog, wat de oitodoxie aanbelangt, en veclcn hunner, fcevood ik , in die groote, gemoedszwaarigheid , dat  dat het Patriottismus veeleer den val, dan deq bloei van de waare Kerk zou poogen tebevorde* ren, zeer oprecht te werk te gaan. De Godsdienst, zeiden zij, is voor ons het alles ! het is het eenige middenpunt van alle onze werkzaamheeden! het hoogfte doel van alle onze üitzigten en verwagtingen! maar hoe is het mooglijk, dat wij zo huichelachtig met den Hemel, en; zo verraaderlijk met ons zelve zouden kunnen handelen, om , Patriotten zijnde , met de eene hand aftebreeken, 't geen wij met de andere hand poogen optebouwen? Verfcheidcn geestlijken, ( waarvan eenige Boekbcöordeelaars, ter goeder trouw, de kezende waereld thans tragten diets te maaken , dat ik een vijand ben,') fpookten hier ook niet weinig onder. De fchranderften onder hen konden zekerlijk wel vooruitzien, dat, wanneer de ortodoxe Kerk niet in alderzelver onbillijke en haatlijke rechten gehandhaafd wierd, hun overdrceven gezag; onbeperkbaare heerschzugt, en veelbehoevende hebzugt een vreeslijke knak ftond te krijgen; en dat zulks, gewisiijk te gebeuren ftond, ingevallen de Patriotten de overhand kreegen, konden zij uit verfcheiden zaaken al vrij gemaklijk befluiten; want Lui-: den, die tot andere gezindheeden behoorden, namen grcctig.decl in het Patriottismus, om dat zij hoopten van de dwinglandij der heerfchende Kerk; A ,5 ' ver-  -K£ io 5* verlost te worden; terwijl eerlijke Ledemaatcn der gereformeerde Kerk, die voordeezen nog al trouw de Predikatiën bijwoonden, thans liever dien tijd befteeden, om hunne geweeren fc^.oon temaaken, of hunne uniformen uit te borftelen. Van hier de eerfte zaaden van afkeer en, als ik het zo noemen mag, zielvervolging., van het gros der ortodoxe Kerkleeraaren tegen de Patriotten ! van hier, dat de mecsten deezer knaapen, van 't begin af tot heden toe, op allerlei wijzen, hunne vergiftigende tanden tegen de Patriotten hebben laaten zien, en dat bijna alle de overigen, niet dan zeer flaauw en ingewikkeld, het Patriottismus gepredikt en voorgeftaan hebben. — Naar maate het vooruitzigt van een geestlijken op zijn keuken en zijn maag is, zijn ook zijne gevoelens over de heerfchende zaaken vet of mager. ' Gij weet, Lucine! dat uw Vader pleeg te zeggen , dat 'er in een ouderwetfche ipaanfche kraag nimmer zo veel plooien konden gelegd worden als in het geweeten van een Geestlijken, die zig den tijtel van rechtzinnig aanmaatigt. Zij, die van de heerfchende Kerk in geloofsgevoelens verfchilden, waren weinig beier, dan de geenen, die zij toen reeds, als hunne toekomftige Partij zig voorftelden. Ik heb eenige voornaame Roomschgezifiden gekend, die zig toen reeds vleiden,  den, dat het Patriottismus hen de Kerken en de Goden zou wcdergeeven, die de heerschzugt der voorige eeuwen hen ontweldigd had! Hoofden van gezindheeden, die de verdraagzaamheid prediken, verzekerden mij, dat het Patriottismus een algemeene verdraagzaamheid zou invoeren; het geen, in hunne taal niet anders zeggen wilde , dan dat hun verdraagzaam geloof nog een.maal zou zegepraalen. — Ligtmisfen en loshoofden voorfpelden mij, dat de Hel door het Patriottismus geremoveerd, ■ dat wil zeggen, •■ dat alle Godsdienst den bodem zou ingeflagen worden! en dergelijken meer. Dit alles liep zo rechtftreeks tegen elkander in, dat, zo dikwiis ik deeze tegenftrijdigheeden met mijn Patriottismus wilde doen ftrooken, mijn hoofd zo verfchriklijk begon te draaijen, dat ik de pen moest nederleggen. Maar deeze Brief word te lang , en daarom punctum. Ik ben, enz. DER-  DERDE BRIEF. Geachte Vriendin! Gij verlangt van mij te weeten, hoe het moogJijk kon zijn dat het Godsdienftige tegen mijn ftelzel van Patriottismus inliep, daar dat ftelzel genoegzaam alle de gronden, deugden en phgtcn van den Godsdienst in zig bevat? •t Is waar, Lucine! alle deugden en pligten , die men begrijpt tot een gezonde zedenkunde te behooren , en die de redenlijke Godsdienst van menfehen vordert, voor zo verre zij in de Maatfthappij leeven, zijn in mijn ftelzel vervat; zonder de fripte uitvoering en naarkoming dier deugden en pligten is 'er, naar mijn gevoelen, geen waar Patriottismus, en dus ook geen Maatfchap^. lijke Vrijheid of Geluk. Maar , ftaatkundig geredeneerd, dan heeft de Godsdienst, de Religie, de Kerk, of zo als men 't noemen wil, in dit geval, niets met mijn fteh zei en derzelver voorfchriften te maaken. Imasers kan men vlijtig, werkzaam', maatig, oprecht^  <■ X3 •> rcc'it, verftandig, eerlijk en rechvaardig weezen; zonder dat men eenigen Godsdienst of Kerk is toegedaan ? Het verftand, de rechtvaardigheid , werkzaamheid j enz. zullen voor de Maatfchappij altijd de gezegendftc vrugten voortbrengen, om 't even of men die, in de belpiegeling, befchouwt als werken van Godvrugt; of als verdien stlijke goede werken; of als de gevolgen eener genadige bekeering; of zelfs als blinkende zonden! — Zo dra de Maatfchappij deeze religieufe onderfcheidingen en benaamingen aanneemt, dan verdeelt zij haare Leden, die in dit ftuk van elkander verfchillen, en die elk het recht hebben, om hun Godsdienftig gevoelen in deezen, voorteftaan en doortedrijven! Dan vormen zig bittere Pai tijfchappen, die, enkel om de bloote naamen, de zaaken zelf verwaarloozen, cm met behoud van een ijdelc klank , de Maatfchappij te gronde helpen. Met betrekking tot den Staat is derhalven de Godsdienst niet alleen nutloos en gevaarlijk , maar .zelfs ongerijmd i Want wanneer die Kerk tegen den deugdzaarnen Burger zegt: Vriend! gij móet deugdzaam zijn op dien grond, dat gij alle uwe deugden befchouwt als goede werken, waarmede gij den hemel en de zaligheid verdient! Terwijl een andere Kerk hem zou toeroepen: Wagt n uwe deugden als verdienstlijk te befcfwu- wen!  wen! hoe veele gij 'er ook bezit en uitöeffent ï gij zijt daarom geen hair beter dan de ergfté éer zondaaren! en wanneer gij al het goed in de Maatfchappij geftigt hebt, dat een fterfling 'er in ftigten kan, dan zijt gij nog niet meer dan een onnutte Dienstknegt! Een derde Secte zou alle de voorlge laaten uitpraaten en dan in gemoedlijken ernst zeggen: Burger! deeze twee Kerken liaan elk tot een uitterften over ; maar onderzoek eerst het verband tusfebon genade en pligt, en wees dan , volgens dien ontdekten grondflag, deugdzaam! ^— Waaneer, zeg ik de deugdzaame Burger met deeze en foortgelijke brabbeltaal werd aangevallen, en hij had het ongeluk om eerst te onderzoeken, op wat grond, in de Maatfchappij ,hij een deugdzaam en nuttig Lid wilde worden? Wat zou 'cr alsdan van zijn hoofd, — wat zou 'er van zijn hart worden ? Het eerfte zou gevaar loopen van zinloosheid, en het laatste van buichlaarij ! — twee gebreken, die van de Maatfchappij een Dolhuis maaken, waar alles in de war is, en een fchuil plaats voor het ergiteflag van booswigten , die, onder fchijn van heiligheid,allerlei ondeugden pleegen. Hier mede, beste Lucine ! kom ik den Godsdienst van eenig mensch niet in 't allerminst te na! Hier mede beleedig ik geen der Kerken of Religiën, het zij ze heerlchende of overweldigd mogen weezen. Ik erken, even gelijk een  € 15 «> een waarlijk groot man van den ouden 'tijd , dé coodzaaklijkheid van fecten, of ketterijen zo als hij het noemt! Ik eerbiedig het Opperweezen, en ftel hoogst belang in de zuivere uitöeffening van een dienst, dat volmaakte Qpperweezen waarlijk vereerende! maar ik wil de noodzaaklijke order bewaaren! ik begeer niet te vermengen en onder een te haspelen, dat op zig zelve moet blijven, en dat, -wanneer men, uit verkeerde religiezugt, het met de zaaken van ftaat vermengt, alles tenonderften boven fmijt; de deugd fchipbrenk, Jijden, en de ondeugd triumfeeren doet. Ik heb achting; ik heb eerbied; ik heb liefde voor den ftcrveling, die, op zijne wijze, en volgens zijne eigen overtuigirg, den God dient, dien hij in waarheid gelooft God te weezen ; maar zo dra hij met zijne afzonderlijke geloofsgevoelens ten Staatstoneele treed, en aldaar, zo als onvermijdlijk in dit geval gefchieden moet , alles in de war poogt te helpen, — dan, — ik beken het, dan word hij een gruuwel in mijn oogen en mijn pen zal hem, op de ongenadigfte wijs, alöm vervolgen. Daar niets zekerer is dan het beftaan van een Opperweezen, is 'er ook niets noodzaaklijker dan de Godsdienst voor elk mensch in 't bijzonder, of voor eenigen» die in Godsdienstbegrippen over een Hemmen ; maar vermits de begrippen van Godsdienst zeer verfchillende zijn, en meestal verre  lö ty> feuit elkander loopen , en vermits de Godsdienst tot die zaaken behoort, waar over belangrijke verfchillen, met de grootfte hevigheid en de gevaarlijkfte driften, gevoerd worden, is het even zo noodzaaklijk * dat de Staat of Maatfchappij zig met den Godsdienst niet bemoeïe, of 'er partij Voor trekke! Alles wat men, in een welgeregelde en gelukkige faamenleeving , ten deezen opzigten, doen kan en doen moet, beftaat in de bezorging eener volkomen Vrijheid aan elk individu, om God te dienen, op zodaanig een wijs als hij oordeelt te behooren, mits daar door den ftaat of derzelver Leden te beroeren noeh te benadeelen. Ik ben, enz. VIER-  <■ 17 > VIERDE BRIEF. Waarde Lucine! TTen opzigte van dit Godsdieiiftige , dat zo dwars, en dat al zo vroeg, tegen mijn ftelzel indrnischte, zal ik verpligt zijn, in 't vervolg deezer historie, u meer te zeggen, en tot daartoe, weet ik, dat gij gaarne geduld zult necmen. Bij de geboorte van het algemeen Patriottismus, om zo te fpreeken , ontmoetede ik nog andere Kraambezorgers en Staatsbakers, die, niet minder data mijn vroomen vriend, mijn zorgvuldig beredeneerd ftelzel in duigen fcheencn te willen doen Vallen. Ik zal 'er u een van leeren kennen. Onder mijne toenmaalige Vrienden bevond zig een zeer verftandig Man , of laat ik liever zeggen, een doortrapt, listig en ondoorgrondlijk Karel; want hij was een AJvokaat ! — Met deezen had ik veel omgang: vertrouwlijk waren, — ten minsten van mijn kant, — onze gefp rekken ; — vermits ik oprechtheid en edelmoedigheid genoeg in hem voorönderftelde, om , bij 't keeren van B d«  <. 18 ■> de kans, mij' naderhand niet te zullen verraaden en leveren. Hij was de eerfte, die mij overhaalde, om openbaare belijdenis van mijn Patriottisch geloof te doen. Zaaklijk heugt mij nog het eerfte gcfprek, dat wij over dit onderwerp hadden, en vermits u dit een klaar denkbeeld zal geeven, hoe honderden, ja! duizenden vermomde en verbitterde Aristocraatcn in dien tijd dagten en handelden , zal ik 'er u zo veel van zeggen, als mij te binnen fchiet. In een zwaarmoedigpeinzende houding zat hij op zijn ftudeerkamer; meer dan gewoon vriendlijk ontving hij mij ; betuigende hij zijn uitterst genoegen, dat ik juist in dit oogenblik hem bezogt; terwijl bij mij fpreekender en tederer dan ooit de hand drukte. Ik nam dit alles voor goede munt aan -, want, ik kende de menfehen, en vooral de Advokaaten nog niet. „ Wanneer, dus fprak hij onder anderen, het „ Patriottismus eens die gezegende gevolgen heb;, ben zal, welken men 'er billijk van verwagt, „ dan moeten 'er Predikers en Voortplanters van „ het zelve te voorfchijn treeden." Dat moeten 'er ook ! was mijn antwoord. „ Ingevallen men het flegts bij de bloote be* „ fpie-  ,, fpiegeling in deezen laat berusten, dan zullen „ dè beste en doorzigtigfte Burgers een dubbel „ hartfeer ondervinden : zij zeilen naamlijk den „ weg en de middelen wecten, om vrij en geluk„ kig te worden, — en — fpijt deeze weeten„ fchap, zullen zij flaavcn cn ongclukfcigen blij„ ven! " Dit is ontwijde bi.ar zeker; maar dc groote zaak is hier, wie de eerfte zal wei-zen ? cn wie, om zo te fpreeken, de kat de bellen zal aanbinden ? „ Wel, dat dunkt mij fpreekt van zelve. Wie „ zou dit anders doen, dan gij en uws gelijken?" S^Hier door verfland hij Burgers van den middenftand; of, zo als de Gr ooien ze daaglijksch betijtelen , gemeene Burgers. 3 En waarom juist ik en mijns gelijken , die gij zelf weet, dat in dc ftaatkundige waereld geen betekenis ; geen gewigt; geen gezag, hoegenaamd, hebben ? „ Ja! wie zal het anders doen? " Wie het anders doen zal ? —t De Grooten, die het vermoogen [in, handen hebben , om iets goeds te kunnen verrigten , en die het verB 2 trou-  20 trouwen der Burgers van mijn foort in zo verre bezitten, dat wij niets liever zien zuilen, dan dat zij dergelijk een taak vrijwillig op zig fteemen. „ Mijn lieve Vriend ! dit is volftrekt onmoogüjk." X_Hier liet hij een zwaare. zugt, die ik toentertijd geloofde, dat regelregt uit zijn harthvam.~\ En waarom is dit onmooglijk? —— „ Om dat wij, in dit geval, befchouwd zullen „ worden als partijdigen ; als eigenbelang- en ei„ gengrootheidzoekers ; als luiden die zig op „ den Prins en zijne gunstlingen tragtcn te wree- - ten i Men zal zeggen : Dit is de wil; de „ werking niet van het Nederlandfebe Volk-, maar „ van eenige misnoegde Grooten, die gaarne den Aristocraat wilden fpeelen, cn die daarom het Hoofd der Aristocraaten van den troon tr'ag„ ten te bonzen ! Het Volk zelve zai, of te veel , of te weinig vertrouwen in ons ftellen : het zal, „ of den gchcelen arbeid aan ons ovcrlaaten, als „ zig verbeeldende, dat wij dcnz'elvcn alleen wel ', afkunnen; of het zal ons mistrouwen, en den' ken, dat wij alleen ons zelf bedoelen , en in „ dit mistrouwen zal het door dc Tegenpartij niet „ weinig gefterkt worden. „ Be-  „ Bedenk nu zelf, of de Grooten dien Vader„ landfehen taak wel op zig kunnen neemen ? Of ,, zij 'er, in deezen toedragt van zaaken, niet „ meer nadeel dan voordeel aan zouden toebren- gen ? « Voeg hierbij het lijden, dat de wel- meenende Grooten airede ondergaan, en de opöfferingen die zij daaglijksch moeten doen , en ,, oordeel, of men niet te veel van hen vergen „ zou, bijaldien men wilde, dat, zij openlijk het „ harnasch tegen Oranje en de zijnen aantrok„ ken ? " Gij hebt in veele opzigten geen ongelijk: maar moeten de Grooten hier dan bloote , werklooze aanfehouwers blijven? Moeten de Burgers, de ambagtsman, de boer, de winkelier, dan alleen dit heete ijzer aanvatten cn fmecden ? Zullen zij niet fcbielijk door de overmagt hunner partij ver-r pletterd worden ? Zullen zij dit niet voortuitzien en daar door afgefchrikt worden ? of, zo zij het onderneemen , zal de laatste dwaaling dan niet veel erger zijn dan de eerfte? „ Vraag bij provifie niet meer; maar laat ik u „ eerst antwoorden, 't Is 'er verre van af, dat, ,, in dit geval, de Grooten werklooze Toekijkers „ begeeren te weezen! neen ! maar zij zullen „ uwe bijée'nkomften en handelingen met geld „ onderftcunen, en u in ftaat ftellen om de nooB 3 „ dige  ^ 52 > * dige onderneemingen van gewigt te kunnen doen; „ zij zullen u raad geeven, waar gij raad; — „ en inlichting, waar gij inlichting noodig zult heb„ ben; zij zullen u de ergfte Volksvijanden, de hevigftc en magtigfte Prinsgezindcn aanwijzen, „ en de zwarte lijst hunner ftaatszonden u ter „ hand ftellen, waardoor gij deeze knaapen in het „ haatlijkst daglicht, voor 't oog der ganfche wae„ reld, zult kunnen affchilderen, hetwelk u groot* „ lijks zal dienen, om uw gedrag en onderneemin„ gen tegens hen te rechtvaardigen ; terwijl het „ de Patriottifche Partij zal doen aangroeien ; „ want het gemeen fchoolt het liefst faamen , waar „ de zonden der Grooten onbewimpeld gepredikt „ worden. ■ In dit alles zullen wij, om zo „ te fpreeken , wel agter 't fcherm zitten; doch „ dit zal noodzaaklijk weezen, om met te groo„ ter vrugt te kunnen werken: ook zullen wij „ ons zo geheel niet fchuil en in den donker hou„ den, of wij zullen, in 't openbaar, nu en dan „ weieens,onze tanden laaten zien. Veelen on„ zer zitten in onderfcheïden Staatsvcrgaderin,, gen; aldaar zullen wij uwe adresfen onderfteu„ nen; uwe voorflagen zien door te drijven; of zo ons dit mislukt, als dan ten minsten zor„ gen , dat u deswegens geen kwaad wedcr- „ vaart.' Wij zullen ons op u beroepen, „ overal, waar men vooronderftclt, dat de Volks- ftem zou moeten beflisfchen ï Met een „ woord,  <' 23 ■> woord, hier zal, betrekiijk de 'Patriottifche Groo„ ten en Burgers, het oude fpreekwoord beveftigd „ worden: Waar de een hand de andere wascht, blijven ze beiden fchoon." „ Hier uit blijkt ten vollen, dat de Middelburgcr„ ftand niet alleen het heete ijzer zal behoeven „ aantevatten en te imecden; de ambagtsman zal „ -wel dceglijk kragtdaadige Medehelpers cn Be„ fchermers in de Patriottifche Grooten vinden, ,, en deezen en geenen zal 'er mooglijk zijn for- tuin bij kunnen maaken. De Burgers zullen „ hier, als 'c ware, het gros des legers, en de „ Grooten de bevelhebbers of beftuurers van het „ zelve formeeren, en dan geloof ik, dat het wei- nig verfcheelen zal, of de Grooten zig al of niet, „ openlijk, aan de fpitfe deezes legers ftellen, in„ gevallen zij flegts bezorgen, dat het de over- winning behaalt." „ Wat aanbelangt het fchielijk verpletteren dee„ zer Vaderlandlievende Burgers, door de over- „ magt der Oranjepartij! • Dit is eene gansch „ ongegronde vrees, die misfehien in aanmerking „ zou kunnen komen, wanneer wij, Grooten, in „ deezen openlijk te werk gingen. Wij verfchui„ len ons niet indiervoegen, dat de Tegenpartij „ geheel onkundig zal weezen van ons beftaan ! — „ Neen! zij zal wceten , en dikwerf ondervinB 4 „ den,  „ den, dat wij 'er zijn; maar het zal haat „ onmooglijk weezen, om uittevorfchen hoe fterk „ in getal wij zijn: wat middelen van aanval cn „ verdeediging wij hebben! zij zal de voortplan„ ting van ons Patriottisch Eedgefpan niet kunnen „ verhinderen. Zij zal, als niet wectende , wie „ onder haar, al of niet, tot ons gezelfchap be-, ., hoort, geen onderling vertrouwen kunnen be„ waaren; en eindiijk, zij zal geen aanval van belang op u durven waagen, als onkundig zijn„ de, welke Grooten zij, in uwen val, zou kun- „ nen medefleepen! Dit zijn de voordeden ,, van onze geheime werkingen : zo dra wij, GroQr ,, ten ons in 't publiek bloot gceven, zal de vij- ,, and onze zwakheid kennen üü*« en ons „ verbrijzelen! " „ Wat eindiijk betreft, dat de Burgers het gej, weldaadige der overmagt van de Oranjepartij ,, zouden vooruitzien , en daardoor afgefchrikt worden! Ik beken , dat men de meeste ,, Burgers alle zwaarighecden kan laaten voor„ uitzien, die men wil! Luiden, die vreemd zijn ,, met ftaatszaaken , kan men dien aangaande de „ ongerijmdfte voorftellen doen , welken zij aan,, neemen en gelooven zullen; vermits de onkun,, de altoos overhelt om het ergfte liefst te ge,, looven ; en in het wonderbaarlijke het grootfte „ genoegen fchept; maar dit zelfde zwak van „ 't gros  45 *5 't gros der gemeene Burgers moeten wij ons „ ten nutte maaken cn ten onzen voor'deele doen „ dienen, door hen dehcilzaame gevolgen, die de „ uitöeffening van het Patriottismus eenmaal waar,, fchijnlijk hebben zal, met de leevendigfte en „ behaaglijkfte kleuren aftefchildcren, enz. Dit gefprek, hoe kunftig en inneemende ook, liet echter niet naar, om in mijn hart eenige bedenkingen te doen opkomen, die ik u in een volgende melden zal. Thans zal ik u alleen nog maar zeggen , dat deeze Groote genoegzaam eveneens redeneerde, als alle de andere Grooten in dien tijd, die elk in hunnen kring, het werkdaadige Patriottismus aan de zogenaamde fchameie Gemeente aanpreezen : met dit onderfcheid flegts, dat zij bij minkundigen het Patriottismus affchilderden als een onuitputbaare goudmijn! als den zekeren weg, om de fabrieken en neeringen te doen bloeijen; om de belastingen te doen affchaffen; om het brood bijna te geef te doen bekomen; om een menigte behoeftige huisgezinnen aan een ruim onderhoud, en veele verdienstlijke, maar arme Burgers, aan amten en bedieningen te helpen, enz. Ik behoef u niet zeggen, lieve Lucine ! welk een lokaas dit voor veele menfehen was, die noch B 5 am-  26 > amten; noch brood hadden , en die deeze verzekeringen hoorden van de lippen der Grooten, die een ongelukkig algemeen vooroordeel, in veele opzigten, als Goden en Orakels befchouwt. Bij 't fcheiden van de, mart zullen wij de koopluiden leeren,kennen, cn tcffens zien, hoe gemaklijk het arme menschdom zig door het uitwendige bedriegen laat. Ik ben, enz. V IJ F-  <• 27 •> VIJFDE BRIEF. Beste Lucine! Ik heb u beloofd de bedenkingen te zullen me» dedeelen, die mij, bij het gehouden gelprek met mijn Edelen Vriend, te binnen fchooten ; doch die ik reden had, hem niet rond uit te zeggen, vermits ze veelal op loutere gistingen ftcunden, en ze tot de groote zaak toch niets zouden toe of afdoen. Mijn eerfte bedenking was deeze : of de Grooten niet wel een heimlijk voorneemen mogten hebben, om de Burgers, die zij zo welmeenende de fchamele Gemeente, of, met een Zondagsnaampje, de Burgermiddelftand noemden , eveneens tc gebruiken, als, volgens het bekende fpreekwoord, de aap de kat, om de kastanjes uit het vuur te haaien! — dat is , of zij 'er ons niet eerst aan waagen wilden, ten einde te zien, hop de zaaken zig vervolgens zouden fchikken. Het ontbreekt deeze knaapen aan geen geld, dus dagt ik; zij kunnen 'er ligt eenige honderden  *£> s8 .> den guldens aan waagen. Krijgen zijn hun zin, dan is het altoos tijd voor hen, om openlijk medctcfpeelen;, en krijgen zij hun zin niet, dan zijn ze bij 't verlies van een hand vol goud niet bedurven, en dan hebben zij ten minften dit genoegen , van, voor een tijd, hunne vijanden dapper gekweld te hebben. Mijn tweede bedenking vereerde deeze Grooten juist ook niet zeer. Wie weet , zei ik bij mij zelve, of de befchuldiging, die zij fchijnen te vreezen, r.iet wel deugdlijk gegrond, is? Wie weet, of veelen hunner niet wel zeer partijdig in dit geval zijn? anderen zijn hen moogiijk, door den Prins, voorgetrokken! zijne Hoogheid heeft misfchien hunne broeders; hunne zwagers; kinders of neeven voorbijgegaan! hunne amten kunnen moogiijk zo veel niet opbrengen als hunne hebzngt vordert; of dulden misfehien zo veel lchurkerijen niet , als zij wel wenschtcn te pleegen ! 't Kan ock wel zijn , dat zij niet hoog genoeg zitten , en dat zij zig vernederd cn beleedigd achten, om dat Oranje hen niet ten toppunt van glorie verheft. . Uit dit alles broeit veelligt eene heim- lïjke wraakzugt, om zig op den Prins en zijne begunftigden te wreeken, ten minften om het hem, zo veel moogiijk betaald te zetten en moeilijk te maaken. . De Prins, die zij het Hoofd der Aristocraaten noemen, kan juist daarom hun vijand ;  ij altoos zelve opperhoofden begeeren te Worden, zo dra 'er zig llegts een fchaduuw van gckegenheid toe aanbied! — iets dat de barmhartige Voorzienigheid wijflijk en genadiglijk aldus fchijnt gefchikt te hebben , ten einde de Ariftocraaten, even gelijk het wild en verfcheurend gedierte , bij eene al te groote vermenigvuldiging , zig onderling, ter verlosfing van het armemensch- dom, te doen vernielen. Moogiijk hebben deeze Grooten wel deeglijk in 'tzin, om den Baas der dwinglandij een voetje te zetten, en hem van den troon te doen tuimelen, om 'er zelve zig op te plaatfen. 't Is waar, dat deeze droevige bedenkingen, in dien tijd, mij hinderden, om dat ik liever het goede dan het kwaade van mijn evenmensch vermoede; h— maar, beste, lieve Lucine! raadpleeg de ondervinding, die van agteren fpreekt! herrinner u hoe veele deezcr Grooten van batterij veranderden, zo dra zij, niet lang voor 1787, begonnen te vermoeden, dat Oranje zou zegepraalen! Herrinner u, hoe zij toen, zo in 't heimlijk als in 't openbaar, zig met Willem verzoenden en faamenfpanden, om de Patriottifche Partij, die ongelukkig zig bad laaten ont-  3° > ontvallen, dat zij den Ojrlog aan alles wat Ariftocratisch was, aankondigde, te onder te brengen! Herrinner u de omwenteling van 1787! hoe veele deezer Grooten zaagt gij toen, van 't hoofd tot de voeten met Oranjeftrikken en Prinfebceldjes omhangen ! hoe veelen hunner bleeven in hunne vette bedieningen en verwierven de vorftlijke genade; terwijl wij, arme drommels, door dik en dun, op de vlugt moeften, om, in een vreemd land, van Koninglijke Aalmoesfen te gaan leeven ! — Herrinner u, wat veele deezer Grooten gedaan hebben, geduurende de zevenjaarige Oranjeregeerkig! En, om op dit alles het beflisfchcnde zegel te zetten, — zie om u heen, Lucine! en verneem, wat veele deezer Grooten nog heden ten dage doen, om zig troonen te ftigten, cn de eeuwige beveftiging derzelven voor hun cn hunne familjen te erlangen l Dit gedaan hebbende, mijn waarde Vriendin! kunt gij niet anders, dan mijn gewaagd vooruitzigt, met uwe gewoone gulheid bewonderen, en cenigzins boos op mij weezen, dat ik er, in die veelafdoende oogenblikken, geen meer gebruik van gemaakt heb, fchoon 't weinig geholpen zou hebben. Dit alles zal zig breeder ontwikkelen, en nader door de ondervinding bevestigd worden, in 't vervolg van deeze Patriottifche Hiftorie. Nog  < 3i > Nog: eene bedenking eindiijk had ik, en zij beftond hierin; dat er weinig goeds te verwagten was van de Werktuigen, waarmede men zo groot een arbeid ftond te onderneemen! Zijn die fchamele Burgers, dagt ik bij mij zelve, zo onkundig, zo ligtverleidbaar, zo laaggeeftig, en, waar het op zelf bedrog aankomt, zobijfterligten overgeloovig; zijn ze zulke bekrompen zielen als de vertrouwlijk- heid der Grooten, ze mij durft affchilderen? * hoe is het dan moogiijk, dat ze de- Hervormers kunnen worden van Luiden, die veeleer verre boven, dan eenigzins beneden hen zijn? — zullen zij, die geacht worden geene andere kundighecden te bezitten, dan die aan hunne fchootsvellen; werkbanken en winkelplanken verknogt zijn ; —— (dit zijn de eigen woorden van etlijke toenmaalige patriottifche Grooten! ) zullen zij eene nieuwe ftaatkundegaan prediken, aan die oude, doortrapte, grijze Staatsmannen; wie het niet ontbreekt aan de Weetenfchap, wat goed en best voor de Maatfchappij is; maar aan den wil, om dat goede te bevorderen en daar te ftellen? Zullen deeze Burgertjes, wier gezag en magt naauwlijks toereikende is, om hunne leerjongens in bedwang te houden, die vreeslijke Troonen gaan beftormen, die door duizende bajonetten omringd worden, en die, op uuren afftands, hunne vernielende blik- lèrns kunnen uitfehieten ? zullen deeze aard- wurmen, ———- ( zo als de aanzienlijken hen be- groe-  < 3= •> groeten en bcfchouwen, - ) de Goden uit den hemel gaan haaien, om ze in den afgrond van verachting en nietigheid neder te ploffen ? — En zal uit dit alles dan een Patriottismus gebooren worden, zo als ik mij, in mijn beredeneerd ftelzel, hab afgefchilderd ? Ja! maar, dus vleide ik dan mij zelve,— deeze Burgers zijn zo gering, zo nictwaardig niet, als de trotfehheid en de onkunde der Grooten hen afschildert! en of'fchoon zij niet alle die kundigheeden bezitten, welken er, over 't algemeen, tot eene Staatshervorming verëifcht worden, dan voorzeker bezitten zij er, bij provifie genoeg, om den ons voorgeftelden gewigtigen taak te ontginnen. Het te kortlcomende zal wel aangevuld worden, zo door de grootere zielvcrmoogens van ecnigen onder hen ; ( want het is ontegenzeglijk , dat onder die fchamele Burgers zogenaamd, ook groote vernuften en gezonde verftanden gevonden worden; ) als door de inlichtingen, die wij van de Grooten ontvangen hebben. . Deeze Grooten toch mogen zijn die ze willen; maar het is hun zaak, om, willen zij door die Burgers geholpen worden, eerst die Burgers te onderrigtcn. Daarenboven fchijnt de eerfte toeleg te weczen, om de kwaadc Regenten met hun Opperhoofd uit het bewind te ftooten, en hiertoe word misfehien meer kragt dan verftand gevorderd; - ter--  <■ 33 •> terwijl de kwaade Regenten het ook in zulk een hoogen graad zija, en in deeze tijdsomftandigheeden zig zo duidlljk doen kennen, dat een maatigburgerlijk verftand te over in ftaat is, om hen als kwaaden te lceren kennen, zonder Salomons wijsheid te bezittem Ik beken, dat ook dit niet ftrookte met mijn ftelzel ; maar ik hoopte, dat het door den tijd verbeteren, cn het 'er eindiijk mede ftrooken zou. Ik ben, enz4 ■■10M10l-«CS'>">' ZESDE BRIEF. Geëerde Vriendin! lïet geen ik u verhaald heb van de denkbeelden' der Grooten, die er hun werk van maakten, om het Patriottismus in trein te brengen, is genoegzaam de algemeene Gefchiedenis van die eerfte dagen. Er waren ongetwijfteld Grooten, die ter goeder trouw te werk gingen, en het mee een fiaatshervorming wel meenden; —— doch deeze goede zukkelaars heb ik dikwils, onder een vertrouwlijk glas v, , door hunne Medegrooten hooren C be-  <• 34 > befchriiven, als de evenbeelden van den Waard Van Bijleveld, die eenvoudig zonder omzien, met de ïchalkèn medeflenteren , en die blind zijn , wanneer ze niet door de oogen van anderen zien kunnen. Deeze mijne bedenkingen had ik, nu en dan, welëens medegedeeld aan mijn vroomen vriend, waarvan ik reeds gewag heb gemaakt, doch zijn rechtzinnige ijver wist er aanfionds raad mede, en verüondze, wat hem zelve aanbelangt, als in één oogenblik. Hoe, riep hij dan, heb gij geen andere tegenwerpingen? weet gij dan niet, dat, in dc hand Gcdcs, de onaanzienlijkfte werktuigen, de grootfte hervormingen hebben daargeiteld ? ——— Wie waren zij, die ftcrvende in de vlammen der brandftapels , het Christendom bevestigd hebben ? Wie waren zij, die de duifternislen des Pausdoms hebben verdreeven, en het licht der hervorming doen opgaan ? waren: dit de Grooton; de ftaatkundigen; de wijsgeeren deezer aarde ? immers, neen! — wel nu dan; zo als het methet Christendom ging, zal het ook met het Patriottismus gaan! — Onaanzienlijke, verachtlijke werktuigen zullen het daarftellen; bevorderen en voortplanten , en de Kerke Gods, — ( Dit was bij hem altoos de Kerk volgens het Dordrechtfche Sijnode, ) zal er door uitgebreid cn ver- ▼erheérlijkt worden. Zelfs ben ikniet vreemd vaa  <• 35 > van te denken, dat het Patriottismus ter opening Van het Duizendjaarig Rijk zal moeten dienen 1 enz. Met het grootfte geduld hoorde ik deeze godzalige redeneeringen, en met bewondering heb ik, naderhand, verfcheiden vroome zielen het fchutterlijk Manuaal, op dezelfde voorwaarden, zien leeren. Welhaast zagen wij, en, — (dit zij rond » Uitgezegd, ) meest door toedoen deezer ü gefchilderde Grooten, verfcheiden burgerlijke Gezelfchappen, Bije'énkomften, en vervolgens Genoodfchappen, Burgercorpfen; Sociëteiten t enz; te voorfchijn komen, die genoegzaam allen het zelfde oogmerk betoonden te hebben, om naamlijk, Oranje en zijn Aanhang den voet te ligten, voor zo verre het de operbaare beftuuring van 's Lands zaaken betrof. De verftandigften en eerl'jkften onder deeze Burgerverzaamlingen bedoelden ongetwijffeld niet anders, dan eene Staatshervorming, zo als ik mij dezelve, volgens mijn ftelzel van patriottismus, had voorgefteld, en hoopten, dat er, door den tijd, ten minften nog wel iets goeds van komen zou. De grootfte hoop echter Vleide zig met, eerlang, het brood half te geef, ea de ampten voor een zuur gezigt te zullen bekomen^ zo dra Willem en de zijnen flcgts gevallen of ver^reeven zouden zijn. C a Dee-  << 3 Deeze Burgergezelfcbappen, die fehielijk gewapende Corpfen werden, onder verfcliillende voorwendzels, die u genoeg bekend zijn, vonden in ons Vaderland een zeer onderfcheiden lot. In zommigen fteden werden zij, door de Regeeringen voorgeftaan en onderhouden, ja! zelfs genoegzaam opgerigt: in andere fteden werden zij, als 't ware, bij oogluiking geduld; terwijl zij, op andere plaatfen, heftige vervolgingen, zo van 't groote als 't kleine Canailje; ondergingen. De Grooten hielden, wat de onderfteuning en bevoordering deezer Corpfen aanbelangt, in veel opzigten hun woord. Ik weet van zeer nabij, dat zij er giften en toelaagen aangedaan hebben, die hen tot eere zoudenverftrekt hebben, bijaldien dezelven flegts openlijk waren gefchied! nu hadden ze zeer veel voorkomen van lafhartigheid en om- kooping! Een eerlijk Man immers, die een deugdzaam oogmerk heeft, moet een goede zaak in 't openbaar voorftaan, wanneer zijn pligt zulks vordert, en de natuur der zaak het medebrengt. Vermits ik overvloedige geleegenheid had, om veele deezer Corpfen van nabij te leeren kennen, het zij door omgang, of briefwisfeling, of op de groote Vergaderingen , werwaards zij hunne Gecommitteerden , < die men voorönderftellen moest de bloem uit hun midden te weezen,) afvaar-  < 37 ■> afvaardigden, kon de algemeene Geest, waardoor Mj toen ter tijd gedrccven werden, mij niet ontilippen. Deeze algemeene Geest beftond, een geruimen tijd lang, ten grootften deele niet anders, dan in een hevigen en onverzoenbaaren haat tegen het Huis van Oranje, en tegen allen de zodanige der Grooten, die openlijk dit Huis voorftonden en verdeedigden, en welken daar voor met amten en gunstbewijzen beloond werden. Van daar die fterke uitdrukkingen, zo mondling als fchrifclijk, die men allerwegen hoorde en las! Van daar die tergende benaamingenenfcheldwoorden, die de minstredeneerenden der beiden Partijen, zo ruimfchoots elkander naar den kop fmceten! van daar zo veele noodlooze verbittcringen! ontijdige vcrdeeldheeden en bloedige krakkeelen! < Van daar eindiijk die fcheuring, die niet dan door een volgend Geflagt begonnen kan worden geheeld te worden. Ik fta toe, beste Lucine! dat dit Huis deezen haat verdiende, en dat men dien haat niet te irerk kon uitdrukken en doen gevoelen ! cn om hier van overtuigd, te worden hebt gij flegts de bcfchuldigingen te leezen , die, zo openlijk als welgegrond, tegen dat Huis zijn aangevoerd geworden ! Ook fta ik toe, dat deeze handelwijs vrij wel overeenkwam , met mijn Plan van Patriottismus; want C 3 inge-  38 Jngevolgen daar van moesten allen, die de Maat* fchappij verdierven, uit het Beftuur van 'sLands yaaken geweerd worden; om deezen te weeren moest men hen kennen, en om hen kenbaar te maaken, moest men hunne zonden, in 't openbaar ppleezen, Maar, mijne Vriendin! gij zult mij ook toeftaan, dat de inboezeming van dergelijk een geweldigen haat, met alle de noodlottige gevolgen van dien, geen genoegzaame reden was, om zo veele hoofden op hol, en zo veele harten en huisgezinnen in beroering en verbittering te brengen! — Hadden de voornaamfte der toenmalige Grooten een Jouden of nieuwen wrok op Oranje te verhaalen; hadden zij jeene onwederfrandlijke neiging, om zijn troon in%eneemen en om in ftede van hem te regeeren! -—Was het dan edelmoedig; was het dan vaderlandlievend; was het dan menschlijk gehandeld, dat men een goed, geleidlijk en vrijheidwaardig Volk, tegen zig zelve omkogt? — Dat naen het een haat deed opvatten, waarvan het al de bitterheid beproe-i yen zou, en waarvan zijne adelijke opfiookers alleen de voordeelen zouden genieten ? -— Waarom gingen deeze Grooten er zelve niet op los ? ~ Waarom waagden zij er het geluk en 't genoegen van zo veele onfchuldigen aan, die zij toen ter tïjd reeds zeer wel wisten, dat, al was Oranje fflet al zijn toebehooren weggeblikfemd, er geen fee»  << 39 •> bete broods, of een teug biers te meer om zouden gehad hebben. Ik zeg niet te veel, Lucine! — De ondervinding van verfcheiden jaaren en van twee Staatsomwentelingen heeft het geleerd! De meesten dier Grooten zogten niet anders dan zig zelvcn, ten kosten van hunnen magtigen vijand! — Hoe menigwerven beduideden zij hunne eerfte werktuigen niet, dat men vooral toch niet verder gaan moest, dan om de Gemeente tegen den Stadhouder in het harnasch te jaagen! dat men deezen eerst uit de voeten moest ruimen, en dat het als dan tijds genoeg zou weezen, om voor het om verre gefmeeten Staats gebouw een nieuw te ftigten ! dit was zo veel als gezegd; Bekommert u niet, wie gij in de plaats van Oranje zult neemen; want immers hebt gij ons? Immers weet gij, dat wij regeeren moeten ? De aanfpraaken, de voorftellcn, cn al wat van dien aart was, droegen allen de merktekenen van deezen algemcenen geest, cn 't fcheen of men in dezelven, zig zeer zorgvuldig gewagt had, om iets meer of iets anders van het Patriottismus te zeggen, dan het geen enkel den afkeer en haat tegen Oranje voeden en verfterken kon. Dat dit een opzetlijk geftookt vuurtje was lijd C 4 geen  40 >> geen tegenlpraak! Dat veele Grooten, —-.— Ariltocraaten in hun hart, — niet anders dan zig zelve bedoelden, was reeds toen bekend: vcelvuldi* ge bewijzen zou ik u daar van kunnen leveren ; doch een zal hier genoeg weezen. Op eene der Nationaale Burgervergaderingen, te Utrecht, in 't begin van 1785. gehouden, waren de Gecommitteerden van een aanzienlijk Iiollands Wapengenootfchap verfcheenen: na het eindigen dier Vergadering deeden zij aan hunne Conimitten-? ten Rapport, bij 't welk zij, onder anderen, de Volgende woorden bezigden: Het tij dftip fchijnt gehoor en te zijn, dat de willekeurige Dwinglanden niet flegts zullen fidderen op hunne burgerlijke troonen ; maar dat zij ook de ftraffende gevolgen hunner landverraade-^de ongerechtigheid, ten gejirengflen, ondervinden zullen'. Wat verder zeggen zij \ Eerlang zullen er geen bevoorrechte Volkstijrannen meer gevonden worden, —— de gewapende Vrijheid zal hunne naamen uitwisjchen, tn zo 'er iets yan overschiet, Zal het in eene afgrijslijke, in een een-, •svige vervloeking dier haatlijke naamen beft aan! Peêze Volksvergadering, door middel van Ge- com-*  4$ 41 5* committeerden, te Utrecht, befchrijven zij in deezer voegen. In deeze Vergadering zat de Vrijhtid op den troont gerechtigheid en wijsheid waren haare Raadsluiden , en alle de vloeken des Hemels flonden gereed om, op den eerjien wenk, zig over de ondermijnen van Nederlandsch flaatsweezen, over de vrijheidhaatende Oproerjlookers uitteftorten. Welke Perfoonen er mi insgelijks onder de gefchetfte Vijanden der Bataaffche Vrijheid behoorde , blijkt uit het volgende deezer gewigtige aanfpraak, waar gezegd word: Er zijn er in Nederland, die , bentffens alle egte Vaderlanders, alles hebben opgezet, om den willekeur'igen troon,beneffens den alleenheerfchenden Vorst uit ons midden te weeren ! Dan! deeze baatzugtige ijveraars waren de eerjien in den aanval; van veelen waren zij zelfs de aanvoerende Hoofden! maar ; welk eene veran- dering! V Eenhoofdig gezag is naauwlijks den pas afgefneeden, of men poogt ons daarbij te doen [til ft aan en berusten. — De voorvegter, de Ariftocraat keert zig heden tegen ons, om dat wij hem zo min als den Graaf kunnen dulden, en om dat hij, met de befnoeijing van het onwettig gezag van tênen, de vermeerdering van het zijne alleenlijk bedoelde. C S Pp  < 42 > Op deeze wijs groeit niet alleen het getal onzer Vijanden, die ons tegenftreeven, tot eene aanmerkUjke menigte; maar het vormt teffens verraaders in onzen eigen boezem, die te gevaarlijker zijn, naar maate zij z'gte grooter achting door hunne eerfte, hoewel in fchijn, vaderianifche poogingen verworven hebben, en zij, onder de leus der vrijheid, zig bijna ongemerkt; maar kragtdaadig tegen ons verzetten ! Deezen te beftrijden ; —— Deezen te overwinnen, is het algemeen oogmerk , en om dit te bevorderen moeten wij alle onze vermogens infpannen. enz, (*> Op een der volgende Vergaderingen, mede te Utrecht gehouden, gefchiede er, betreklijk deeze Aanfpraak, een voordel, om naamlijk de Gccomcommitteerden, die dezelve gedaan hadden, te reprimendeeren, omreden, dat veele Grooten, die tot nog toe Voorftanders en Onderfteuners der gewapende Patriottifche Corpfen waren geweest, op het leczen deezer publiek gemaakte aanfpraak, huiverig waren geworden en te rug getreeden; terwijl andere Grooten zig moeilijk betoonden, om dat men zulke voorneemens koefterde; zijnde het on- Deeze aanfpraak is in haar geheel te vinden in de Hollandfche Iliflorifche Courant; te Delft uitgegeeven door den Burger Wijbo Fijnje; van den 17 Fcbruarij 1705: werwaards wij den naauwkcurigen Leczer heenwij zen.  *C 43 •> ondertusfchen zeker, dat veele Grooten, uit inlichting deezer aanfpraak, de Patriottifche Partij hadden laaten vaaren, en hoogst waarlchijnlijk tot de Oranjepartij zouden overgaan, enz. De voorgeftelde reprimende volgde echter niet. vermits men begreep , dat het beter was, dat deze vermomde en verraaderlijke Ariltocraaten, die door hunne terugtreeding zig zelve ontdekten, uit hun zelve wegliepen, dan dat men er, zonder het te weeten, door bedurven wierd, en er naderhand gevaarlijk fpel mede had. Dit voorbeeld, waarde Lucine! dunkt mij genoeg, om u van de waarheid mijner gezegden te overtuigen. De Patriottifche Party kreeg dus openlijk een gedugten Vijand te meer, de Ariifocraaten naamlijk, die, van dat tijdftip af, zig grooter.deels, 't Zij heimlijk of openbaar, een gemecne zaak met Willem begonnen te maaken. Ik ben, enz, ZEg  < 44 ■> ZEVENDE BRIEF. Waar.de Lucine! Schoon verfcheiden Grooten, omftreeks deezen tijd, de Patriottifche Partij verlieten, en daar door ten duidlijkften aan den dag legden, door wat geest zij bezield waren geweest, bleeven er evenwel nog eenigen ftand houden , die men daarom echter niet als geheel zuiver te befchouwen hebbe. Dat er onder de blijvenden gevonden werden, die het zeer wel met de goede zaak meenden, lijd geen twijffel; meer dan eene gelegenheid heeft er vervolgens zig opgedaan, waarin zij zulk getoond hebben. Maar zeker is het, dat er ook bleeven, wier zonden te groot waren in de oogen van Oranje, dan dat hij dezelven vergeevcn kon, of wier wrok te diep zat, om ze zo maar zoetvoerig afteleggen ; van deezen kon men ten minsten verwagten, dat ze geen verraaders zouden .worden, en men is niet verre van de waarheid, wanneer men voorönderftelt, dat deezen, onder de hand, al zeer veel hebben toegebragt, om de omwenteling vaa 1795 ' - 'te  <• 45 •> te bekuipen, en daarteitellcn. Eenigen hunner hadden een verbaazenden invloed en een niet mü> der klinkend vermogen; twee zaaken, die, wanneer ze faamen gaan in Luiden, wier fiere wraakzugt hun hoofdzaak geworden is, wonderen kunnen verrigten, vooral wanneer zij dwaasheid of dolle driften ten tegenpartij hebben. Andere Grooten waren er, (en deezen doen zig zelve, heden ten dage nog, maar al te veel kennen,) die de vermindering der Patriottische Partij, ten deezen opzigten, tot hun voordeel opmerkten. Hoe kleiner ons getal is, dagten en zeiden zij, hoe belangrijker en noodzaaklijker wij worden, en hoe' meer wij, bij een gelukkigen uitflag of zegepraal, in aanmerking moeten komen. Zomrnigen van deezen wisten hun aanblijven ook zeer duur en hoog te fchatten en te doen gevoelen: enkelen zijn er een grooten roem, ja! bijna een vergooding aan verfchuldigd. Van deeze Knaapen was weinig goeds voor het waare Patriottismus te hoopen. Zij verkogten hunne diensten tegen Oranje tot den hoogften prijs,— voor een ingewikkelde belofte en ftil vooruitaigt naamelijk, om, als hij gevallen was, in zijn plaats te treeden! I Och! dat de ondervinding onzer dagen mij hier mogt tegen fpreeken. Ze-  <■ 4 Zedert dit tijdftip kreeg de algemeene geest van Patriottismui een andere wending , die men indedaad verbetering kon noemen. Thans was de haat tegen Oranje de eenigfte drijfveer van den grootften hoop niet meer: de Aristocraatcn begonnen insgelijks in 't oog te loopen, en de drift tegen dezelven ging eindiijk zo hoog, dat zij tot uittersten overfloeg» De naam van Aristocraat werd een verfchriklijke fcheldnaam; hem, dien men aan de verÈchting en toenmaals mooglijke vervolging wilde overgeeven , fmeetmen zenaar den kop. Dit woord daar en boven verbasterde naderhand ongemeen veel van zijn waare betekenis: al wie eenig gezag pf magt over een ander had, en daarvan min of meer misbruik maakte, liep altoos gevaar, om als Aristocraat aan dé goede Gemeente te worden afgefchilderd: men behoefde het zelfs niet eens te misbruiken; om dien haatlijken tijtel te verwerven: mijn goede Kledermaker, die befteld werk had om uniformen te maaken of te lappen, en dus geen tijd kon verzuimen , verbood zijn werkjongen voor dien tijd het exerceeren : de jongen, die liever exerceerde dan naaide, fcholdzijn Baas voor een Aristocraat uit en deed zulks met zo veel vuur en nadruk, dat al de groote en kleine jongens van een Zeker Wapengezelfchap hem geloofden, en zijn Meester als Lid van hun genootfehap removeerden. Laat ik u. tusfehenbeiden, doen opmerken, lieve  < 47 •> ve Lucine! hoe zomtijds uit dc geringfte zaakeii, uit ccn enkel woord, de jammerlijkfte gevolgen kunnen voortvloeijen en gebooren worden. — Het woord Ariftocraat, een allerhaatlijkfte betekenis ver» kreegen hebbende, en gemeenzaam geworden zijnde op de lippen van Luiden, die er de waare betekenis niet van verftonden, en dïe blijde waren, dat zij het gebruiken konden als een ijzeren handgranaat, dien ze onder hunne vermeende vijanden konden werpen, werd een rijke bron van partij» fèhappen onder de Patriotten. Tot op dit oogenbUk toe heeft en houd men het ongelukkig gebruik, zelfs in voornaame Volksge- zelfchappen, om aanftonds voor Ariftocraat, > (of, dat op een uitkomt, voor Slijmgast, Moderateur, enz.) uittefchelden, allen, die zig met de gevoelens van die of dat veel invloedhebbend Lid niet kunnen vere'énigcn; niettegenftaande zodanig Lid zelden anders dan een Schreeuwer of Intriguant is, die heimlijk niets meer dan zijn eigenbelang, of het verderf van het Patriottismus tragt te bevorderen. Zodanig een knaap zijn oogmerk bereikende, en den gegeeven fcheldnaam kunnende doen gelden, is het gevolg daarvan een zeker en onvermijdlijk verlies van een of meer Leden, en het ontftaan eener nieuwe Partijfchap, die de vijand der overigen word. Het is langs deezen weg, dat de Patriotten, enkel door het misbruik van woor-  <■ 48 'j*1 Woorden, die geen bepaalde betekenis dulden of krijgen, zig zo godsjammerlijk geimaldeeld hebben, dat, wanneer het flegts een korten tijd zo voortduurt, Oranje of de Ariftocratie, die, volgens de bekende fpreuk: Verdeel en httrsch! werken , hen onder hun hoed, even als vegtende mosfchen, zullen kunnen vangen en onderwerpen. De algemeene Geest echter verbeterde toentertijd hier door, in zo verre, dat de meenigte nood^wendig het onderfcheid, moest leeren kennen en maaken, tusfchen tweeërlei iborten van zo zeer onderfcheiden en openbaare vijanden, als de Oranjeaanhangers en de Ariftocraaten waren. Aan dc eerften had men meer dan de nöodige kennis, en de befchrijving van de laatften viel gemaklijk. Twee Hoofdlborten van Ariftocraaten deeden zig hier op: de eerften waren die, welken het van ouds met den Prins hielden, of thans openlijk tot zijn partij waren overgegaan, en die, of met een list en ftaatkunde, die waarlijk de bewondering der verftandigen verdient; of met een overmagt en geweld, dat zig voor God noch menfchen verantwoorden laat, de Patriotten in al hunne werkzaamheeden dwarsboomden; te leur ftelden en vernielden. Van deze veelvermogende Ariftocraaten vooronder-  << 49 •> derftelde men Willem het hoofd te zijn, niet uit achting of gencegenheid; maar uit Maatkunde cn noodzaaklijkheid. De tweede foort beftond uit dezulken, die een onverzoeclijken haat tegen Oranje en een onwederftandlijken trek om in zijn plaats te regeeren, hebbende, enkel en alleen poogden, om deezen hunnen ontzaglijken Vijand uit de voeten te ruimen, om 'teven op wat wijze': terwijl zij, hun waar caratter en oogmerk, ontveinzende en verbergende , zig bij de Patriotten ver voegden, waar van zij verklaarden de vrienden te weezen; niet om dat zij zulks weezenlijk waren, ter bevordering van 't Burgerlijk belang; maar om dat het Patriottismus hen een zeer gefehikt middel toefeheen , om den Prins den voet dwars te zetten!, en misfehien tc doen vallen. Dit waren dc twee eenige fborten van Ariftocraaten, tegen welken het billijk en noodzaa ; lc was, dat de Patriotten den oorlog vcrklaai\ NaderSahd heeft men alle de zodanigen Ariftocraten genoemd, wier trotschheid en heerschzugt, in weerwil van hun Patriottisch voorkomen, in 't oog liep; of die den eenen of anderen Dolleman te keer gingen ; of die het ongeluk hadden, om niet altoos te denken cn te iprceken als de eerfte IJveraars. Zomtijds was deeze naam ook het D wapc-  <• 5° ■> wapentuig, waarmeede men zijn Broeder velde, die in ongenade vervallen was. De vermomde Ariftocraaten, die ik als de tweede Hoofdfoort befchreeven heb, zijn, tot op den huidigen dag, altoos de gevaarlijkften en ver* dcrflijkiten geweest! men kan 'er met weinige woorden van zeggen : Deeze hebben Oranje verjaagd , en zij zijn, of ze zullen zijn Plaatvtrvangers worden '! De tijd zal 't leeren. ïk ben, enz. AGTSTE BRIEF. Beste Luèine! 'Xen opzigtcn der verbetering van den algemeénen Patriottisfclien Geest heb ik u nog het volgende te zeggen. Niet flegts was de menigte in de noodzaaklijkheid, om haare tweefoortige Vijanden, door een g.cnoc zelve ook geleid worden, tot het aanneemen van eenige grondregels, die, hoe algemeen en bekend op zig zelve, echter aan het Patriottismus van den grootften hoop, vaster grondflagen, en veiliger maatftokken in de beöordeeling en werking bezorgden. Dus moest men, bij duidlijke onderfcheiding, weeten, in hoe verre Oranje de Vijand en Verderver van zijn Vaderland was! bij duidelijke onderfcheiding, zeg ik; want de Ariftocraaten werden van 't zelfde kwaad befchuldigd; deeze wcetenichap bragt natuurlijk verfcheide andere nuttige weetenfehappen van dien aart voort l als onder anderen; de kennis van den aart en de bepaallngen van het Stadhouderfchap: de gefchiedenis der Prinfen van Oranje en de overtreedingen van hun Magt, waar aan zij zig fchuldig gemaakt hadden; als mede de vcrpligtingen waaraan zij zig onderwerpen moesteH, enz. Wanneer gij gedulds genoeg bezit, mijn lieve Meid! dan kunt gij een menigte Boeken leezen, die, over dit onderwerp, van tijd tot tijd zijn uitgekomen , en waarvan 'er etlijken de leezing en herleezing overwaardig zijn. Deeze weetenfehap was niet genoeg. — Oranje te kennen, was toen maar een halve kennis! men moest ook de Ariftocraaten kennen, en dat Da , wei  <■ $* »> we! in allerlei betrekkingen en in allerlei werkzaamheeden; en aanleiding tut die kennis ontbrak 'gr geenzins. De grondregels derhalven, die bier uit voortvloeiden, en onvcrmijdhjk door de Patriottifche menigte moesten geweeten en gevolgd worden , waren deezen: Die zijn Vaderland verderft, of poogt te verderven, om het even wie hij zij, is 'er de gedeclareerde Vijand van. Een Vijand van "t Vaderland kan niet geduld ; maar moet geweerd worden. Het Vaderland kan scer onderfchciden Vijanden hebben. Men kan openlijk en ingewikkeld, of verborgen, de Vijand van het Vaderland weezen. Men kan de Vijand daarvan zijn, wanneer men overvloedige of genoegzaame magt in handen heef; óm zijn Vijandfehap met allen nadruk te doen gevoelen» Men kan 'er ook de Vijand van wcezen, enkel in 't yoorujtzigt; in de verwagting op eene daartoe vertisente magt, wauneer een meervermogende Vijand  4 53 > and geveld zal zijn ; terwijl men intusfchen de ge* vloekte laaggeestigheid bezit, om te veinzen, dat men de Vriend van zijn Vade'rland is. Gij gevoelt van zelve, Lucine! dat men deeze grondregels niet kon aannecmen, zonder zig de kundighecden aantefchaffen, dïe daartoe onontbeerlijk waren. Ook gevoelt gij, dat iemand van een middenmaatig verftand en oordeel, dit alles niet kon beredeneeren, of hij moest eindüjk tot ditbeiluit komen; dat het niet genoeg ware, de bekende Vijanden des Vaderlands uit het beftuur der algemeene zaaken te weeren cn te verdrijven; maar dat men teffens moest bedagt zijn, om in de plaats der weggejaagden, anderen te ftellen, die juist het tegenovergeftelde, dat is, Vrienden des Vaderlands bevonden wierden! Ik behoef u niet tc zeggen, dat dit met mijn ftelzel van Patriottismus hoe langer hoe meer begon teftrooken, en dat ikdagt, dat wij, of fchoon misfehien van een averegtfehen kant, eindiijk toch wel komen zouden, daar wij weezen moesten. Nog eene aanmerking, Lucine! zal ik hier, over' 't algemeen, bijvoegen, die ik toen ter tijd reeds gemaakt heb, en befrendig zal blijven maaken: zij is deeze; D J Dat  <' 54 •> Dat het onmooglijk is, om de menfehen;,blijvende zo als zij zijn, en die zij, zo lang als de gefchiedenis heugt, geweest zijn, zondereen zeker foort van Ariftocratie te kunnen regeeren en in. goede order te houden. Het is er mede geleegen even als met een talrijk huisgezin; waarin etlijke domme en ftoute kinderen zig bevinden! Hier deelt een bekwaam huisvader zomtijds oorvijgen en flagen uit, zonder angstvallig van te vooren te onderzoeken, hoe hard ze op den rug van deezen en op den kop van dien moeten aankomen ! hij deelt zijn bevelen uit, en doet zig gehoorzaam en, zonder juist al zijn bevelen, bp het goudfchaaltje van de Rechten van den mensch te weegen! Hij beoogt en bewerkt het nut zijner kinderen , en geen recht* fchapen kroost, tot jaaren van onderfcheid gekomen zijnde, zal het immer den Vader verwijten of ten kwaade duiden, van ten nutte van 't algemeen, een voet of fchop te meer onder 't gat van bem gehad te hebben. Zonder dit zou zodanig een Vader het gezag moeten laaten glippen, en zouden de boosfte kinderen, door zig telkens op de rechten van den mensch te beroepen, den Vader overmeefteren, en zig zelve bederven. 't Is het zelfde geval in alle Maatfchappijen, die uit menfehen beftaan. 't Is een dikwils herhaald gezegde, maar daarom niet te min eene zo groote als treurige en vernederende waarheid, dat het gros der  <• 55 •> der ftervelingen uit ftoute en onkundige kinderen beftaat, die, zonder her eenigzins ariftocratisch beftuur van een goed Vader, niet in order te houden 5 niet ten besten te leiden zijn! verfta mij wel, Vriendin! ik zeg van een goed Vader , en wanneer een Regent dit is, zal een verfiandig Man hem zijn weinigje ariftocratie ligtlijk vergeeven, Wanneer deeze waarheid, die dikwils genoeg gezegd is geworden, om algemeen bekend te zijn; gn die eenvoudig genoeg is, dan dat een iegelijk ze niet verftaan zou, niet meer door de patriottifche menigte in 't oog word gehouden, dan dezelve tot nog toe gedaan is, —— dan, Lucine! kan men, op bijna wiskunftige gronden, voorzeggen, dat de Bataaven den eerlijken en verftandigen Man, die dergelijk een ariftocratie noodzaaklijk keurt, zullen afichrikken, om immer een regeeringspost aanteneerncn, en dat zij, in ftede van hem, Regenten zullen krijgen, die er de Ariftocratifche zweep, a la dolle, over heen zullen leggen; of die, alle Ariftoeratie, zelfs deonöntbeerlijkfte, verzaakende, de gevaarlijkfte regeeringloosheid zullen laatenftsnd grijpen! —— En dat, in beiden de gevallen, dc Vrijheid en het Vaderland verloeren gaan, behoef jk u niet te zeggen, |fet heeft in dit tijdperk, van 1785 en 178?, geenzins »,an Schrijvers, Redenaars , Aanlbrcekers, R 4 Wg-  < 5$ > DigterSj, Courantiers enz. ontbrooken, die bij aiie voeglijkeen onvoeglijke gclcegenhceden, dit meer of min geleeraard hebben; fchoon het ook gansch niet aan de zodanigen ontbrak, die, tegen beter weeten aan, de goede, geleidiijke gemeente aanzetteden, om op den gevaarlijken doolweg te blijven voortgaan. Ik zou u verfcheiden gefchriften aan de hand kunnen doen, waarmede ik u, van dit mijn gezegde, ten vollen zou kunnen overtuigen: dan! gij kent ze. Thans word het mijn taak om tot eenige bijzonderheeden overtegaan, en om u de gefchiedenis van ons Patriottismus optehelderen cn te vcrklaaren, uit de bedrijven en handelingen der grootfte menigte; < doch dit in een volgenden. Ik ben, enz. WAARDE VRIENDIN! De burger wapencorpfen, die gezegd konden worden meer of min onder 't kruis te dienen , bezaten NEGENDE BRIEF.  <• 57 > zaten , over 't algemeen , een voorbceldigen ijver om in de beocffening der wapenen uittemunten: hoe vecJen hunner het zeer verre daar in gebragt hebben, is genoeg bekend,- en, op etlijke plaatfen , door de kwaadwillige of oproerige tegenpartij , met nadruk ondervonden. Dat de aangehitfte muitzugt niet reeds al vroeg het Patriottismus, voor zo verre het deszelfs openbaare werkingen aanging, verdelgde, is enkel aan de vergevorderde wapenkunde van dien tijd te danken. Wat de kundighecden van het gros der leden dier gfnootfehappen betrof, deeze, gelijk ik gezegd heb, bepaalden zig zaaklijk, tot het kennen der vijanden van het Vaderland: zo als Oranje; de Aristociraateh, en het muitzugtig gemeen. Deeze kundighecden werden langs hoe uitgebreider, het zij, door het onderwijs, waar aan het geenzins ontbrak; hetzij door de ondervinding, die genoegzaam daaglijks lesl'en gaf. De, middelen tot'; onderwijs der menigte waren voornaamlijkin de eersteplaats, de fpreuken, die de genootfehappen voerden, en welken allen het oogmerk hunner oprigting en aanweezen behelsden: deezen konden dus niemand onkundig laatcn van dc gewigtige redenen, waarom hij de wapenen had opgevat. Hier was het Tot her fel der Schutterij] daar was het; voor Vrijheid en Vaderland! gings weer; Ter demping van het oproer! enz. Deeze fpreuken moesten niet flegts de groote beD 5 doe-  <• 58 > doelingen telkens errinneren,- maar bij hem, die ten minsten gev/oon was eenigzins na te denken, moesten zij ook aanleiding tot onderzoek van zaaken verfchaffen, In de tweede plaats was het geen onaartig onderwijs, 't welk door middel van vaandels, trommen; Ichilden, enz, gegeeven werd: deezen droegen veelvuldige zinnebeelden en opfchriftcn, die met genoegen belchouwd en geleezen konden worden, cngrootlijks firekken moeiten om de eerste gronden van liet Patriottismus in te drukken cn te verfterken, Dergelijke krijgsinftrumenten hadden dit voordeel, dat zij telkens de exerceerende menigte voor oogen waren, die daar door zig veele zaaken errinneren en overdenken moest; behalven dat zij altoos, bij' derzelver invoering , door aanfpraaken, vaarzen, enz. vergezeld gingen, welken gemeenlijk gedrukt, en aan de Leden rondgedeeld w-rden. In de derde plaats had men verfcheiden Feestvieringen of Verjaaringen van groote, en min of meer gewigtige gebeurtcnisfen. Hier at en dronk men, inden eenvoudigen fmaak der oude Batavieren; terwijl er altoos Digters en Redenaars bij de hand waaren, die het oogmerk der bijeenkomst verklaarden, cn de patriottifche menigteVaderhmdfche Liederen deed zingen. Het in trein bron* gen  < S9 •> gen van Vaderlandfche Liederen was in naarvoïging van een menigte aloude Volken,- die hier door, ten allerfterksten de vrijheid en vaderland liefde hebben aangekweekt, en onder hunne Nakomelingen in ftand gehouden. Eindelijk had men, om de goede gemeente wijzer temaaken, een foort van bijéénkomsten uitgevonden , waar aan men den naam van Burgerfocieteiten gaf. Dit waren gezelfchappen van Patriotten, ten einde, (zo als eene Reglements inleiding van dergelijk een focieteit luid) eene aangenaame, vertrouwlijke en nuttige Converfatie, tot eene eerlijke uitfpaning te houden, en om de nieuwspapieren; periodique fchriften, en daaglijks uitkomende boeken, de publieke zaaken betreffende, te hezen, enz. Ik vertrouw, lieve Lucine! dat ik u het oogmerk en de aart dezer focieteiten niet beter kan doen kennen, dan uit eene Digterlijke inwijding van een derzelver, waar in gij den geest van alle de overigen genoegzaam vinden zult. Dit inwijdingsvaars was als volgt. Vrijheidszoonen! die tot heden, Met een onbezvveeken moed, Ondanks 't wrokkend tegenwrijten, 't Vaderland uw buide doet: Die, ondanks 't gefc.irceuw der Heerschzngr, Tot  6o > Tot deez' dag toe hebt getoond. Dat 'er, in uw heldenharten, ZuJt voor Burgerwelzijn woont: Die, door uw' (tandvasten ijver, Bij den Nabuur lof verdient, En, in eiken Vaderlander, Staat kunt maakea op een Vriend. —— Bij het handlen uwer wapens. Vond ge uw vreugd in 't doen van plige, Schoon die vreugd welè'ens geftoord werd , Door 't grootachtbaar aangezigt, Dat u, loor een' forfchcn opilag, Even of gij wurmen waart, Siddering poogde aantejaagen; Weg wou grijnzen van deeze aard. Medebroeders! die beproefd zijt, Door gedugten tegenfpoed, Ziet, in deezen kring van Vrienden, Al 't geleeden leed verzoet. Uw gulhartige verkeering Voert de Vriendfchap hier ten troon ; °t Zoete van 'c gezellig leeven, Strekt uw Burgermin ten loon. Steeds bedaarde Lotgenootcn 1 Onbezweeken Heldendrom! Met dit boordevolle glaasje, Heeten wij u wellekom. * * é Vrolijkheid is nimmer zorde, Als de Reden haar geleid : Ze is de loon van 't edel weldoen ; Ze is de ziel der zaligheid. Z: is den {lerfling ingefclnpen: Hij, die haar gcltrecl VLT3clir, Wraakt de grootfte gift des Scheppers. Mc  <. 6l i> Bie een blijde erkentenis wagt. Vrolijkheid verzagt de zorgen ; Daarze ons nieuwe kr igten geeft, Op dat wij den taak volvoeren, Die de mensch op aarde heeft. 1 ■» Breeders! die '* een Huis van vreugde. Vriendfehap, Vrijheid, Vaderland, Smelten onze zielen faamen; Bieden hier elkaar de hand. Bij har, fchuldeioos geweeten; Na *t volvoeren van onz* pligt; Vinden we o^ze Burgerzorgen, In dets Sociëteit verligt. —— Welk gfcbii de Heerfchzugt immer, Op der Burgren lippen wrong, Hier, O Broeders ! fpreekt het harte , Onbelemmerd van de tong Hier laat zig de Vrijheid h.joren! Wee, den fdiop, die hier verfchijnti Wijl elk woo;d gewis hem feller, Dan de woedendlle oorjigt pijnt. Bij elk glaasje, dat wij drinken. Word aan 't Vaderland gedagt; Word de Vrijheid, word de vriendfehap, 't Hardijkfte oifer ;oegebragt. Hoe zal dat gefpuis niet grijnzen, Dat zig in pns leed verheugt, Wen zijn oor de galm zal vangen Van dees broederlijke vreugd Helden! komt en vult de glaasjes. Laat g«en kelkje ledig (laan. Blijfchap bied haa» xaligheeden, U, bij eiken druppei aan. Gij! gij! die de ziel des leevens 1 't Oogmerk onzer waapning zijt! Vriendfehap ! Vaderland ! en. Vrijheid! U, zij deeze ttug gewijd._ Vro-  4$ 62 .3* Vrolijkheid heeft haare perken: Zoekt haar in geen overdaad , Die, en lijf en ziel doet kwijnen ; Eiken Vrijheidszoon misftaat. Vrolijkheid baart nimmer walging, Als zij door de maatigheid; Als zij door gezonde reden, Ten toneele word geleid. Denkt dies, Broeders! bij elk glaasje, Niet flegts aan uw Vaderland ; Maar ook aan uw tijd en beurzen ; Uw gezondheid en verftand. Neêrland is geen Drankverkoopfter, Die graag groote zwelgers ziet! —— Die de Burgervrijheid zoeken, Vinden ze in de fiesfchen niet. Dat een borrel 't hart verheuge, Van den cgten Vrijheidszoon / Dat hij 'eshter nimmer fchreeuwe , Op eens woesten Drtnkaarts toon. Hij, die, wagglende op zijn beenen, Telkens ftruikelt, fteigcrt, ftoot, Schraagt geen waggelende Vrijheid, Wier gevaar hij flegts vergreot. Zoms een vriendlijk glas te drinken, 1 Voegt vooral aan zulk een held, Die, voor Vaderland en Vrijheid, Steeds zig in de bresfe fielt! ■ Doch die held, ■ zo hij getrouwd is, ——. Denke, in dit geval, er bij, Dat er ook een "Vaderlandje, In zijn eigen wooning zij! Da: er ook een Vrijhcidstroontjc, In zijn huis is opgeticht, Waar-  < $S > WaarSan hij , op *t naauwst verbonden, Liefde en voorzorg is verpligt. —» 6 ! Hoe menig Vrijheidfchreeuwer, Vloekt den Burgerdwingland niet, Die 't Ariftocratisch Wijfje, Sidderend naar de oogen ziet! Niet dat 2ulks 't gevolg zou weezen, Van zijn Vrijheidsijver, neen! ——» Maar van zijne zuippartijen, En zijn buitenfpoorigheên. —— Die een ilesch zo trotsch kan drinken, Of hij duizenden bezat, En die t'huis, met graage lippen , 't Laatfte dropje zoekt in *t vat: Die op den Regent durft finaalen, Die 't vervallen niet herftelt, Daar hij zelfs, door eigen toedoen, Willens ten verderven ihelt! Zulk een kind van weelde en wellust, Schoon 't den naam van Vrijheid draagt, Dcnke nimmer, dat zijn woestheid Vaderland en Vrijheid fchraagt. Neen! hij weete; hij gevoele-, Dat een Vaderlandfche ziel, Lof verdient, daar hij moet bloozen; Staan Weef, daar hij nederviel. ——«» Dat hij 't, — zo hij hier verfchijne, Steeds ondraaglijk vinden moog'! Dat hij fiddre bij elk glaasje, Dat hij opheft naar om hoog! Dat de wijn zijn lippen fchroeïe, Waarmeê hij de Vrijheid noemt; Waarmeê hij de Vrijheid fchandvlekt, Als hij waant, dat hij ze roemt 1 Dat hij, bij zijn wederkceren Tot zijn Huisariftocraat, Zijne  < 64 > Zijne dwaasheid, door haar nagels, Schetfen voele, op zijn. gelaat! Zulk een vloek treffe eiken dronk aart, < Die deez' Sociëteit ontëert, En den naam van Vaderlander, Door een liegt gedrag, vernSerd.'; Vult de glaasjes, Vrijheidsvrienden ! Doet elkaêr in 't rond befcheid» Drinkt de vrolijke eensgezindheid: Drinkt de gouden maatigheid. * * * ■ Blij vooruitzigt ftreelt bet harte , Van den waaren Patriot. ——— Heerfchzugt en geweld moog woelen ! Neerland vind haar (leun in God, Broeders! dat we ens flerkst verbinden ; Gceven wij elkaêr dc hand; jjweeren wij elkander trouwe, In de hulp voor 't Vaderland! • 1 Vaderland ! hoe zoet is 't leeyen, Dat men in uw dienst bedeed! * Vaderland ! elk een van deezen, Deelt gevoelig in uw leed, —— Vaderland ! zie hier uw vrienden; Vrienden, — die, beproefd door druk j Door geweld en door vervolging, Doelen op uw waar geluk. Midden in de vrolijheeden, Büjfc ons hart u toegewijd, Om dat gij de bron van vreugde; Roem en vergenoegen zijt. Nimmer zullen we u vergeeten, Hier, hier in dit Huis van vreugd, gallen we. aar. ow welzijn werken, 't AVelt;  <■ 65 •> 't Welk alleen ons hart verheugt. In deez' kring van Vrijheidsvrienden, Wprd, o dierbaar Vaderland! Uwe tr >on, voor 's Vijands oogen , Door de Vrolijkheid geplant. Broeders! in uw faamenkomften, Zij uw blijdile fpreekcrsftof, 't Heil van Neerland; N.órsland Vrijheid; Neêrlands luiftcr; N.&lands lof! Vat de glaasjes, Vaderlander! Die aldus voor Neerland pleit: Drinken wij den bloei van deeze Vaderlanifche Sociëteit! In deeze Sociëteiten vond men overvloedig van alles, wat tot grooterc kundigheeden in het waar Patriottismus kon opleiden, en de inrichting en order van vcclen deezer Burgergezejfchappen waren voortreffelijk, L Dan, Lucine! vraagt ge mij, wat, bijflotvan rekening, de algemeene geest, door deeze middelen van onderwijs, gewonnen heeft ? -— Dan moet ik 'er u op antwoorden: zeer weinig! —— men zag voornaamlijk, dat de haat tegen de vijanden der Patriotten wel heviger, maar teffens ook met meer reden bekleed en gedreeven werd. Dc fchuli hiervan lag riet in de middelen; deezen waren op zig zelve goed en bijzonder tot het E groo-  ♦C> 66 groote oogmeric gefchikt; maar het haperde aan de menfehen, die, wat het gros aanbelangt, altoos 7.vn zelve gelijk blijven; zij veranderen van benaamingenen vooröordeelcn; maarzij verbeteren niet. Dus werden de Spreuken en Zinnebeelden gezie;', ; geleezen cn gehoord, zo als men alle goede dingen, cn vooral zedelcsjes, hoort; leest en ziet; men vond 'er genoegen in; ze waren mooi; men zag ze nog eens; men herhaalde de leezing nogdrie a vier keeren, —■ cn — men vergat ze! — op een Trommel van een zeker Gcnootfchap ftond een fraai vaarsje, behelzende de noodzaaklijkheid van den Wapenhandel cn de verpligting om 'er zig bij aanhoudenheid in te oeffenen. Al de Leden preczen en bewonderden dit Opfchrift; doch als de trommel hen tot de exercitie riep, vergaten zij om optekomen, of verwenschten het geweer, en nimmer waren zij meer buiten order, dan wanneer deeze Trommel hen tot de krijgsörder riep.— 't Is veel gemaklijker een zedenles in digtmaat te 1 eczen, dan naar derzelvcr inhoud te handelen. Dc Feestvieringen, Piegtigheeden, en wat 'er van dien aart weczen mogt, deeden zekerlijk goede uitwerkingen, doch zelden anderen dan oogenbliklijken; dan fchiclijkvoorbijgaanden. Het miMuuje, dat, op deeze Volksfeesten, aan dc leering cn het onderwijs was toegewijd, werd door de  < *>7 3* de daarop volgende uuren, ja! nagten van ver- J ftrooijende vermaaken . verdrongen en vergeeteni Ik moet de gemaatigde vroomen gelijk geeven, die altoos de fchouders optrekken, wanneer men door danzen en drinken, de deugd in dc mode poogt te brengen, — 'tlswaar, men at en dronk «r 'er zo eenvoudig als de oude Batavieren; — maat hoe deezen zomtijds gewoon waren te eeten en te drinken , hebt gij zo wel geleezen als ik. De Liederen, die men zong waren heerlijk; — maar hoe veel heerlijke Liederen heeft men , eeuwen lang, in dc Kerken, daar men bij niigteren zinnen blijft, gezongen, en hoe verre is men 'er mede gekomen ? De burgerlijke, dat zijn de Patriottifche Deugden, kunnen nog minder dan de Godsdienftige Dewgden, met natte lippen, (de zang mag zo fchoon weezen als ze kan,) de harten worden ingeboezemd. En wat de Sociëteiten aanbelangt; een'drink- en fpeclplaats was nooit een gefchikte leesplaats, In weerwil van alle beste Wetten; Schikkingen en Beftuuringen, bleef het hoofddoel en de hoofdzaak der Sociëteiten toch altoos het drinken en fpeelen. — De meesten kwamen 'er voor een uitfpanning en lazen en onderzogten niet; en zij, die 'er kwamen om te onderzoeken en te leeZen, werden door anderen afgetrokken en verhinderd in E a hun  < 6*8 > hun oogmerk. Men had dus, in een zekeren zin, meer kwaad dan goed gedaan; want men had het getal der drink en fpeelhuizen , zonder nut aan de goede zaak, vermenigvuldigd, en ik behoef niet te zeggen, hoe veel, en welk een nadccligen invloed, dit op de burgerlijke zeden ten allen tijden gehad heeft. Ik ben, enz. TIENDE BRIEF. BttMINLIJKE LuCINfi! Bij dc zwakheid van den algemeenen Patriottifchen geest, en het gering vermogen der middelen, tot deszelfs verbetering aangewend, kwam nog de onvermoeide kwaadaartigheid der vijandÜjke Tegenpartij: deeze hield niet op , met van alle middelen, hoe ook genaamd, — (Jen dit voorrecht hebben de fchurken , ) gebruik te imaaken, ten einde de bedoelingen cn bedrijven der Patriotten in het allerhaatlijkst daglicht te ftellen; hun getal gering, en hunne kragtcn te onder te houden, om ze naderhand des tc gcmaklijker te kunnen vernielen , of buiten werking te fieJJen. Zom-  <• 69 > ■ZommigeMagiftraar.cn, van ondcrfcbeiden rang, fchilderden hen, in eenige publicatien, af als Rustverftoorders; bijna als hoogstftrafbaare Rebellen en Oprocrmaakers! Een menigte Geestlijken waren dapper in de weer, om , van de kanzcls, de gemoederen der zwakgeloovigen te beroeren , et) de dolle hoofden der blindde ijveraars geheel op hol te helpen: Dc Patriotten, dus bromden dit zwart gezandfchap; zoeken niet anders dan de fundamenten der waare Kerk te on j dermijncn, en het geloof onzer Vaderen den bodem in te flann. Zij haaten en vervolgen Oranje, om dat zij hem voor den grootden deun der rechtzinnige Kerk kennen, en zij poogen hem te doch vallen, om dat de glorie onzer Religie met hem veelügt daan of vallen zal. De Patriotten zijn luiden zonder Godsdienst; zonder zeden; zonder deugden! zij verachten de wettige overheid, keeren alle maatfchaplijl e order het onderde boven , en, wanneer z'j hunnen wensch erlangen, dan worden wij eerlang aan de verderflijkde Regeeringloosheid overgegecven, enz. Anderen m?alden , met niet min af/.igtlijke kleuren, dc Voordanders van Vaderland en Vrijheid af. Wat zijn het toch voor Luiden, zeiden zij, die zulk een breeden ophef;' zulk een afgrijslijk gefbhrecuw van hun Patriottismus maaken ? Wat zijn het anders dan Wargeesten; —— dan WoelwaE S tors,  <• 70 ■> ters , die nimmer in rust, en eeuwig troebel zijn?Of, zo deeze booze geest hen niet drijft, wat jaagt hen dan anders naar dc Exercitievelden en dc Drinkfocieteiten, dan dc zugt, om met pluimen en veeren, met ftrikken en cocarden, en uniformen te pronken; dan om fchitterende vertooningen te maaken, ten einde in aanmerking te komen; dan om, bij wijze van privilegie, zig aan buitenfpoorigheeden ; volftrekte zedenloosheid en over-, daad overtegeeven ? Hoe menig een neemt dienst onder dit vaandel van vergulden üaavernij en verheerlijkt landbederf, enkel om dat zijn boedel in een flegten toeftand, door eigen fchuld, geraakt is ? of om dat hij te lui of te grootsch is om met een eerlijke necring of handteering door de waereld te komen ? of om dat hij van het Patriottismus een foort van koopmanfehap maakt, waar bij hij, in deezen beroerden tijd, veel winnen en weinig verliezen kan? Wat zijn, voor 't grootfte gedeelte, deeze Zoonen der Vrijheid anders dan Ligtmisfen; dan Dronkaarts, hunne Baccusfeesten; hunne dans en zuippartijen, waar dienen dezelven anders toe, dan om ziel en zeden te Verpesten; lighaam en gezondheid te bederven; de beurzen te ledigen en de huisgezinnen in dood- üjke armoede en eindiijk verderf tc ftortcn ? Zijn dit de Luiden, die het Vaderland behouden, ^n ons de Vrijheid fchenken moeten ? Zijn ze Bte| yeelëer de gefchiktfte werktuigen om ons verderf  <• 71 '> derf te verhaasten, en onzen ral volkomen zeker tc maaken ? enz. Deeze onbefchaamde lastertaal, van zulke edele en heilige lippen vkx'iende, vond greetig geloof, bij een onkundig en muitzugtig Gemeen, dat hier en daar welëens tot daadlijkheeden overfloeg, cn dan veeltijds in die groote en weleerwaarde Lasteraars nog zijne befchermers en verdeedigers vond. Alle deeze aantijgingen kwamen uit louteren haat, cn overdreeven partijzugt voort, men poogde de Patriotten met de zwartfte kool te tekenen, als weetende, dat, wanneer men de modder op het marmer fmijt, er toch wel iets van het vuil blijft aanhangen. Hier mede, mijn lieve Lucine! wil ik geenzins zeggen, dat er onder de Patriotten gecne gevonden werden, die in dit geval hunne belijdenis fclwide aandecden en billijke ergernis gaven! ■ zoda- nigen waren er, zonder tegenfpraak! • maar waar is het gezelichap, dat uit menfehen befbat, waaronder men geen flegte en onwaardige voorwerpen vind ? — Het was de kwaade trouw, en het nog helfcher oogmerk der Tegenpartij, om dc wanbedrijven van eenige weinigen aan het ganfeha Lighaam te laste te leggen, en daardoor de goeden in 't lot der boozen te doen declcn, cn dc partijzugt had de oogen van veelcn andere burE 4 gers  < 1- ■> gers dcrvvijzen veiblïnd, dat zc dergelijke lasteringen liever voor waarheid aannamen dan dezelr Ven onpartijdig onderzotten. Het nadeel hier door aan. de bevoordering van den waaren Patriottifchen geest toegebragt was vrij groot. De mecsten, die anders, volgens overtuiging cn eerlijkheid, tot die Partij zouden zijn overgegaan, bleeven te rug. Veelen wilden of durfden zig niet aan de lastertaal blootftellen; etlijken waren twijfelmoedig en wisten niet, bij gebrek aan onderzoek, wat te gelooven ; terwijl de overigen het veiligst achteden, om zig vooreerst nog wat ftU te houden, en, alvoorens, zo ■ als men zegt, de kat uit den boom te kijken. Ik ben, enz. jVfenichen te lecren kennen is, indedaad, niet flegts aangenaam; maar ze;fs nuttig, cn noodzaakhjk. Ik dank van ganfeher harte de Voorzienigheid ELFDE BRIEF. Beste Vriendin!  < 73 •> heü, die mij hét lcevcn fchenkt in een tijdftip, dat er zulk een rijke voorraad van menfchenkennis is optegaaren. Het e'e'n tooning voortrollend leeven, heeft mij altoos verveelt, vermits het, — zo 'c mij voorkomt, regtftreeks ftrijdig is met onze beftemming, die, door woelingen en wisfclingen, ons tot de volkomenheid geieiden moet. — Ik heb menfehen leeren kennen, Lucine ! en vooral in de dagen van het Patriottismus, —en ik heb gelachen en gefchreidj Maar, laat ik tot mijne Patriottifche Iliftoriewcderkccren. De Wapening van bijzondere Perzoonen, die zig tot Genootfchappen formeerden, Was allernoodzaakhjkst ter inftandhouding van den Patriottifchen geest, die anders, hetzij door gerechtlijk geweld van magthebbende Ariftocraaten, die bij Zommige Regeeringen, zo hooge als laagc, den boventoon hadden; het zij door 't oproerig geweld tan een opgeftookt en plunderziek Graanw, weldra verdoofd en verdreeven zou zijn geweest. — Van hier die menigvuldige poogingen aan den cenen kant, om dc burger wapening haatlijk, moeilijk fin gevaarlijk te maaken, — en van den anderen kant, om zc ten allerftcrkften aantcmocdigen, en er de nuttigheid cn noodzaakhjkheid van te betoogen. E5 Ik  <• 74 > Ik zal u eene dier aanmoedigingen van dien tijd hier mededeekn. Gij kunt er uit zien, hoe men over dit gewigtig ftuk dagt, en welke gronden de verftandigfte Patriotten cr voor hadden. Dus luid ze .- AANMOEDIGING tot den WAPENHANDEL. Dc Vrijheid (tak het hoofd omhoog, Bij 't blinken van 't geweer van Neérlands Burgerijen: Toen las men, in Philippus oog, Een hel van raazernijé'n. Dat die beroemde tijd doe zien, Met welk een fleren moed en forfchen vuist, zij ftrijden , Die, op hun eigen grond, geen dwingland hulde biön; Die naast den Godsdienst zig geheel der Vrijheid wijden! Dc Burger, die, voor Gade en Kroost, Zig in de bresfe fielt, door eed en pligt gedreeven ; Vind in den dood alleen zijn troost, Als hij niet vrij kan leeven. Zijn vrijheid word niet flegts belaagd, Wanneer uitheemsch geweld dat Pand hem poogt te ontrukken; Maar dan ook als zijn nek het juk der Heerschzugt draagt, Als, hij, op vrijen grond, gelijk een Slaaf moet bukken, Zijn Rechten zijn een heilig goed: Wee! wee! den Landgenoot, die ze immer durft verduistren! De gramme leeuw, die eindiijk woed, Kent dwingeland noch kluistren. Hoe taai is 't Nederlandsch geduld ! — Maar, raakt het eens ten eind, — wat zal dan hem vertfaagen, Die bij zijn Vrijheid zweert ? —Die, of dien Eed vervult, Of haar zijn jongden fnik grootmoedig op wil draagen ? ——« Het echte Hollandschheldendom Qi{fteeds daar blijken van: laat graf bij graf getuigen T Het  < 75 ■> Hetftierf, of keerde vrij weerom; 'tHad nooit geleerd te buigen. Te buigen voor getroond geweld; Te fjecmen naar den mond van wetteloos vermogen, Viel nimmer in de Deugd, dat is een Ilollandsch Held; 'tWas vloekbaarin zijn hart;—'twasgruuwlijk in zijne oogen. Die zijn Bataaffchen afkomst voelt, Verheft zig bij den lof dier Nedcrlandfche Mannen; En, daar hij 't zelfde Wit bedoelt, Vervloekt hij hun Tijrannen. Ontdekt hij, in het zwart verfchiet, De ichaduuw van Philips, —• zijn heldenborst zal blaaken. —> Uw Kroost vetloochent U, 6 dappre Vaders ■' niet! Dus roept hij.; — grijpt het ftaal! — laat Phlips hem dan genaken ! Hij weet, dat hem geen onfclauld red. De blanke Onnozelheid kan geen Ilcrodes kecren. Hij, die, in 't Moed, zijn zetel zet, Zal nimmer de Onfchuld eeren. De wapens, vnjë Landgenoot! Zijn, neffens God, alleen de fleunen uwer Rechten; —-w En hij, die ae immer U, ontraén dorst of verbood, Had altoos in den zin, uw welvaartszuil te Hechten. Een wijze; een deugdzaame Overheid, Verbind ons, door een Eed, tot wapenöeffeningen; Waarze U dat zelfbehoud ontzeid. Zijn 'thaatlijke Aterlingen. Uw wapens, ja ■' ftaan de eigenbaat; De Heerschzugt in den weg! -— Gij, waarlijk vrijgebooren , Wanneer gij voor uw recht, als Bato's Telgen, ftaat, Hebt de Onrechtvaardigheid den wisfen val befchooren. Gij braaf; gij eerelijk Regent! Gij wilt, gij eischt dat elk, voor't recht, een fteun zal weezen. Gij, die geen fiinkfehen handel kent, Hebt nooit het licht te vreezen. Qij wijst ons, Burgers, 't heldcnfpoor. Liep ooit ons, recht gevaar, gij zelf zoud ons geleiden. — Zo  «€ ?6 Zo treed een Amrami zoon 't bel.-cdigde Iirel voor, lu wil liet heil des Volks , of 't eerlijk graf verbeiden. Mijn Burgers 1 wen ik u befcliouw, Gewapend met een lust, die 'k naaii'.v inij dorst bcloovera, Dan vraag ik: welk een Dwingland zou, U ooit uw recht ontrooven! Uw waapning is geen kinderfpel! — Of hebt ge een Eed gedaan voor loutre beuzelingen ? — Dat uw rechtfehapen hart hier zelve 't vonnis veil'! Dat vind noodzaaklijkheid in krijgmarts ocffeningen. Befehouwt uw dierbaar Vaderland ! Was ooit de Wapening, zij is u heden noodig: Of acht ge, bij der buuren brand , Uw water overboodig ? Ja! rechtgcaarte Burgerij! ! 38e vlam is in uw buurt; — beveilig uwe daken. Denk nimmer, dat het dwaasheid zij, Voor haven en huis te waaken , De glansch van 't goud verblind zeer ligt, 't Eenvoudig, 't grectig oog van ligtverleidbre zielen, Die, uit hun eigen aart, getrouw zijn in hun pligt; Maar, listig opgeruid, gereed zijn tot vernielen, Men gaf de Wapens in uw magt, Uw eerfte voorrecht is, dat gij ze r.ioogt doen geilen. Die om de Waapning u belacht, Belacht 'stands trouwde Helden. Gevloekte list bedekt het kwaad, *t Is yreede en geen gevaar t Dus laatze alöm zig liooreti. Zij weet, indien gij pal voor Recht en Vrijheid ftaat, Dat gij de H.crschzugt zult, in haar geboorte, fmooren. Voor Vrijheid, Rechten, Vaderland , JLeefde elke Batavier, en wilde er ook voor flerven • H'.in troon was in zijn hart geplant! —• Dien troon moge gij beërven. Bit  Dit voelt gij, braave Landgenoot f Dit voelt gij, en gij wilt u hunner waardig toonea.' Daar de eendragt u bezielt, word uwe magt vergroot,' En rust en veiligheid zal eeuwig bij u woonen. Als ik uw' ijver gadefla, Dan juicht mijn vrije ziel; dan zegent zij u poogen: Dan denk ik de oude Helden na; Stel mij, ze in u, voor oogen. Volhard in WapenöcfFeiiing, Zie, op der Hcldefigraf, uw loon in 't goud gefchreeven. Elk onzer zij voor 't minst een Held in zijnen kring. —» Er kunnen Helden zijn in 't needrig faamcnlecven. Des armen wijsheid in een ftad, Is vaak van grooter nut dan Milo's dommekragten. Van hem , die nooit in 't ftrijdperk trad, Moogt ge ook iets grootsch verwagten. Houd .flegts uw prijslijke ijver fland, Dan ziet ge, ö Batavier! uw ouden roem herbooren, Dan ziet ge, met den vreê, 't verdrukte Vaderland, In vrijheid, in geluk, zo roemrijk als te vooren. Hoe grootsch, hoe loflijk is 't vermaak; Hoe edel is de zugt, waardoor gij woïd gedreeven ! —~ De Waapning is der Heldentaak; Zij maakt den mensch verheven. —— De Vrijheid flikkert in uw oog: Uw hart gevoelt, in kragt, haar innerlijke waarde, De Vrijheid lacht u aan; zij bied u van omhoog , Den rijkdom en 't genot ,• de zaligheên der aarde. —— Bij elke handgreep van 't geweer, ^ Gloeit haar gewijde borst. Aan uwe- voorderingen, Kent zij de minnaars haarcreer; Kent zij haar lievelingen. Sreef naar volmaaktheid op heur fpoor? De vlijt en de oefFening moet Neerland Helden fchenken. Zo gingen ons welëer dc braaffte Vaders voor. Zou 't Kroost nu minder doei.? zou'c nu kfbarter d«nken?—■ Hos  4: ?3 > Hoe dierbaar zijn de wapens, hem, Die2e alsdengrondflag kent van vreede en vergenoegen! —-> Dan hoort hij geen Tijrannen (tem; Nog ' 't krijtend, 't flaaffche zwoegen. ' Mijn Burgers.' 'k wensch mij zelf geluk. Gij doet der Vrijheid hulde.' o ! blijft haar hulde bieden; God weet het, of het juk, het doemenswaardfte juk, Niet anders wel het lot kon zijn van vrijë lieden? ■■ ■■ Hoe 't zij, dat ge op uw hoede zijt, Kan geen weldenkend hart,' geen Nederlander wraaken. Het frhhnpen van den hefftfién nijd, Moet u nooit zorgloos maakcn. Door wonderen werd Ncérland groot; Door Wondren (Vaat het nog; 't zal ook door wondren blijven : Maar wagt niet werkeloos op wondren, in 'sLands noodj Waar God zijn hulp belooft, daar cischt Hij ook bedrijven. De Tweedragt loert in duifternïs: Verdrijft die helfche pest, thans op u aangefchonden I Weet, dat ze uw Vrijheid doodlijk is! Blijft broederlijk verbonden. Het egt, het fchoonst BataafsCb gebed , Is, dat ge, in elk Tijran, een Burger moogt hervinden? Of zo hij, even boos, zig tegen u verzet, Dat hem Gods donder (la, ten fchrik der Muirgezinden. Hij 's aller vloek en afkeer waard, Die 't lieve Vaderland zijn rechten durft ontrukken. Beteugelt der Tijrannen aart. De Vrijheid kan niet bukken. Daal , goudc Vrijheid! leid de Deugd, Die eeuwig u geleid, ons aller harten binnen. Woon in ons midden, en leer Ouderdom en Jeugd, AU 't U, 6 Vrijheid! geld, of fterven of verwinnen. Ia  <• 79 '> In weerwil echter van alle aanmoedigingen en Vorderingen, zouden deeze Genootfchappen weinig te beduiden gehad hebben, en ongefchikt geblèevcn zijn , tot eenige ondernceming van aanbelang, om reden, dat zij,elk op zig zelve ftaande, geene geregelde kragten konden doen werken, ter behoudenis van het Geheel. Men was derhalven bedagt, om van die veelvuldige gedeelten een geordend lighaarn te vormen, en daardoor, zo wel de Patriottifche zaak nadruk en ontzag bijtezetten, als derzelver vijanden fchrik inteboezemen en in bedwang te houden. Te Utrecht hield men tot dit groote einde, een foort van Nationaale Vergadering, waarop alle gewapende Burgercorpfen verzogt waren, hunne Gecommitteerden te zenden. Veelen verfcheenen er, en reeds was het een groote flap, dat de grondflagen vanVerééniging en Brocderfcbap al aanflonds gelegd werden , en men alle mooglijke fchikkingen maakte, om ze, hoe eer hoe beter, tot ihuxTte brengen. De overtuiging, van de noodzaaklijkheid van dergelijk eene Gewapende Veréériging was zo ftcrk bij alle de Patriotten, dat ze fchiehjk werd daargefteld. Utrecht bleef de plaats, als het beste geleegen en meestgefchikt, tot het houden van Nationaale  naale Vergaderingen. In elke Provincie zouden de jCorpfen Vergaderingen, op gezette tijden, houden , waaraan men den naam van Provinciaale Vergaderingen gaf, en waaruit de Gecommitteerden, ter Nationaale Vergadering te Utrecht, zouden gekoozen cn pezonden worden. De Provinciaale Vergaderingen werden faamgefteld uit dcGocommittecrden der bijzondere Gcnootfchappen van Steden en Dorpen, eik in zijne Provincie. liet oogmerk deezer Vergaderingen was, eene Broederlijke Verée'niging van alle Staatkundige en Gewapende kragten, niet flegts ter verweering en verdecdiging, maar ook ter voortplanting en het in volle werking brengen van het Patriottismus. - Naderhand heeft men deezen band fvan Vcre'éni■ging nog naauwcr toegetrokken. Men begreep, dat er nog een menigte andere Burgcrgezelfchappen beftonden, als Schutterlijkc bije'e'nkomften, Sociëteiten, Kransjes, enz. En dat veele der Leden daar van «•een Leden van vrijwillige Wapencorpfen waren, of zijn konden; welke braave Luiden echter, die, in tijden van vervolging, voor 't Patriottisch geloof dorsten uitkomen , der goede zaakzeer veel dienst •konden doen : men begreep , dat deezen ook iets, ter bevordering van 't a'gemeen wekïja', te zeggen behoorden te hebben, cn dat zij a! vrij veel daartoe konden toebrengen. Om  < 3i > Om deeze reden befchrecf men, in 't vervolg Van tijd, Algemeene Vergaderingen, beftaande uit Gecommitteerden, uit alle Burgergezelfcnappen, 't zij gewapend C|f ongewapend; groot of klein, mits, dat het flegts Patriottifche Bije'énkomften waren, die het wel'met Vrijheid en Vaderland meenden. Dit foort van Vergaderingen zijn beflag gekreegen hebbende , weidde eerfte daarvan te Delft, en delaatfte, (toen dcPruisfen, in 1787, reeds ia, 't land waren,) te Amfterdam gehouden. Uit dit alles, ik beken het, Lucine! beloofde ik mij zeer veel goeds, ten opzigten van mijn ftelzel van Patriottismus. Alle die Gecommitteerden, dagt ik, zullen de bloem des Patriottifchen Volks weezen, en welke wijze, vaderlandlievende belluiten hebben wij dan niet te verwagten! welke heilzaame uitvoeringen hebben wij dan niet te hoopen! Op twee of drie na, heb ik alle deeze Vergade» ringen bijgewoond, en zorgvuldig onthouden, w«t gr de uitwerkingen van geweest zijn. Jk ben, enz. * TWAALF-  8a "Jf TWAALFDE BRIEF. Waarde Luc ine! Aan deverwagting, die ik van deeze Burgervergaderingen had opgevat, is gedecltlijk voldaan geworden. Ik zag op dezelven Mannen van bekwaamheid en eerlijkheid verfchijnen, -wie het geenzins aan den wil ontbrak, om van het toenmaals algemeen Patriottismus dat geene te maaken, wat het behoorde te zijn; — dan, zij vreesden, en misfchien niet geheel zonder grond, dat men door, in dit geval, te veel te willen doen, eigenlijk niets zou doen. — Zij begreepen, dat het onmooglijk was, om het •waar Patriottismui, in al deszelfs uitgeftrekthcid, zo eensklaps en op ftaande voet intevoeren; dat hier toe tijd cn geduld gevorderd wierd, en dat de goede Burgerij, reeds de handen vol werk hebbende , het moede zou worden, -wanneer men haar meer vergde. Stipt op de betragting van alle die Burgerdeugden te willen ftaan, zou ten gevolge gehad hebben, dat verfcheidene, (die, als eerfte Patriotten medewerkende, echter een geheel ander heimlijk doel hadden? dan zedenverbctering, ) ot agteruitgetreeden, of merklijk verriaauwd zouden zijn; terwijl men zig in de nóodzaaklijkheid zou heb-  <: sa ■> hebben bevonden, om alle bandeloozen, ligtmisfen, enz. die zig aan de wetten der Patriottifche deugd niet wilden onderwerpen, hun afichcid te geeven, en veelen dus zou affchrikken, om deel in de zaak der Genootfchappen te neemen! Welk een verlies zou dit hebben veroorzaakt! de Patriottifche gewapende Magt was buitendien niet fterk, en door het invoeren deezer deugdzaame geftrenghcid zou men ze een doodlijke neep toebrengen. — Daarenboven, Ligtmisfen, Losbollen,enz. waren van de fl'gtfte foortvan krijgsluiden niet, en in de eerfte plaats had men hier goede krijgsluiden noodig. De hcimlijke Ariftocraaten, waar aan het gansch niet op deeze Vergaderingen van Burgergecommitteerden ontbrak, fpraken genoegzaam op den zelfden toon; doch met een zeer verfchillende bedoeling. De grondbeginzels van dat Patriottismus, 't welk ik u, als mijn geliefd ftelzel, beichrecvenheb, het gros der burgers te willen inboezemen, was de ■doodfteek voor alle volgende Ariftocratie , om 't even onder wat gedaante zij zig mogt willen doen gelden en voordoen! — Oranje moest weg, en zij, in zijn plaats, met nieuwe naamen , regeeren, als dan kon de zeegevierende Pa^ triot gerust naar huis gaan, in de ftreelende verbeelding van nu alle werk te hebben afgedaan! — Of, begreep men, dat men, ter ftaaving van dit F a gsntfgh  <• §4 •> ganfch nieuw, maar even flcgt gezag, den gewapende patriottifchen arm behoefde, dan kon men hem tot een foort van foldaat maaken, die, zonder onderzoek en blindling weg, zijn Commandant gehoorzaamde! — maar wat vaderlandlievend Burger, die het waar Patriottismus kende en begeerde; zou zig hier immer toe laaten gebruiken? Wapperende pluimen, fchitterendeftrikkenen fraaie uniformen zijn de fpeelpoppen van kinderen en zotten: de welönderweezen Patriot zal ze niet verfmaaden, wanneer hij de ziel der zaak, het waarc weezen er bij heeft! maar zonder dat, zijn ze hem geen penning waardig! hij befchouwt ze zelfs als zo veele ketenen van nieuwmodifche Dwinglanden.—1 Men moest dus de exerceerende Gemeente onvermoeid werkzaam ; maar in 't fijne van de zaak , eeuwig dom houden. Deeze Vergaderingen echter voldeeden in zoverre aan mijne verwagting, als zij, natuurlijkerwijze, niet flegts het Patriottismus, zo als het dan was, moesten handhaaven, en voorftaan, maar dat zij ook de kundighecden, daartoe behoorende, noodwendig moesten vermenigvuldigen, en dieper wortel doen fehieten. Op deeze Vergaderingen toch moesten de Gecommitteerden den last uitbrengen, die zij van hunne Committenten ontvingen : dit gaf veelvuldige geleegenheid aan het gros der Patriotten, om OV'T  < 85 > over hun eigen zaken te leeren denken en redeneeren; want het ftond, in de Volks - of Genootfchapsvergaderingcn aan een iegelijk der Leden vrij, om zijne gedagten te zeggen, en om, met befcheidenheid de gevoelens van anderen te wederleggen of te ondcrfteunen en met meerder redenen te bekleeden, en vermits er al aanftonds, op de Na¬ tionaale en Provinciaale Vergaderingen, belangrijke zaaken te berde werden gebragt en bewerkftelligd, kreeg de zogenaamde gemeene Burger, zonder wiens beraad, men niets van gewigt vermogt te onderneemen, kennis en inzigt van dingen , die dc Grooten anders bedagt waren, om zorgvuldig voor hem te verbergen ! — dit niet alleen; maar uit deeze inrigting werd ook dit nut gebooren, dat men dienzelfden Burger ook daadlijk belang leerde ftellcn, in 't geen hem zo naauw betrof als de Vrijheid en 't Vaderland, waar van hij voor deezen, naauwlijks meer, dan de bloote benaamingen kende, Dc bondige, de welberedeneerde en zeer verftaanbaare Adresfen die er, van wegens aile deeze I-Ioofdvergaderingen, aan de toenmaalige Staaten en Magiftraaten van tijd tot tijd gedaan werden ,. konden insgelijks niet misfën, om zeer veel licht over een aantal groote zaaken te verfpreiden, en de menigte tot een rijke bron van nieuwe kundigheeden te verftrekken. In die Adresfen wees men, onverbloemd F 3 en  <■ 86 > en met ronde woorden, dc oorzaaken van 's Lands tegcnfpoed en vernedering sin; men ontmaskerde in dezelven alle Perfoonaadjen, wat rang zij ook beklecdeden, die men bewees, den val en het verderf der Nederlandfche vrijheid en welvaart tc bedoelen. Men beredeneerde de noodzaaklijkheid van een herftel in allen dezen, en men liet van verre .zien, dat de middelen, tot zulk een gewenscht herftel, zeer wel gekend werden en tc vinden zouden zijn, Bij dit alles kwam, dat men, het zij openlijk, het zij onder dc hand, van of van wegens deeze Burgervergaderingen, verfcheiden leerzaame ftukken in 't licht zag verfchijnen, die, wanneer ze flegts algemeen en met.aandagt geleezen wierden, de kennis van het waar Patriottismus ten hoogftcn bevoorderen moesten. Dit alles , mijne Lucine! zou ik u met overvloedige bewijzen kunnen ftaavcn; doch de boeken en blaadjes, te dien tijden daar over gefchreeven en uitgegeeven, weet ik, dat in uwe handen zijn; — en in welke handen zijn ze niet? — Diis zal ik overtollige moeite fpaaren, Niet alleen had de Patriottifche menigte zelve over alle deeze ftukken geredeneerd en geraadpleegd, of had ten minften het kunnen doenmaar, bij de wederkecring haarer Gecommitteerden yan dcczo Në'4u-  <■ 87 •> Nationaale en Provinciaale Vergaderingen, hoorde zij ook min of meer uitvoerig rapport der verrigtingen, van die Bije'e'nkomften, en ftond het haar vrij, om, wegens al het voorgevallene of beflootene, nadere inlichting en opheldering te vraagen.— De Gecommitteerden, (dit was een heiiige grondregel, fchoon toen reeds weinig in werking, —) waren verantwoording fchuldig van alles, watzij, uit naam hunner Committenten , verrigt hadden. Door middel deezer Vergaderingen verkreeg het algemeen Patriottismus ook een vrij groot ontzagen fterkte. Gij weet, dat, door bewerking van dezelven , de zogenaamde vliegende Legertjes, die gcdugte beteugelaars der oproeren, werden geformeerd, waardoor Oranje en de met hem eensgezinde Ariftocraaten, een der grootfte fteunen hunner overheerfching ftonden te mislen! Gij weet teffens, dat, door de veree'niging van deeze burger Wapenkragten, men de fchrik en bedeesdheid in zo verre, bij de openiijke vijanden der Vrijheid inboezemde, dat zij, zonder tegenftand van eenig belang, deremotien, dat is de afzetting der fchurkögtigfte Regenten, toelieten. Wanneer gij dit alles bij elkander neemt, Lucine! en dan zelve de fom opmaakt, dan zult gij ontwaar worden, dat het Patriottismus van het algemeen er •enige flappen vooruit mede doen meest.— Van F 4 zo-  <: 83 > zodanige waarheeden toch , die men met aandagt en belangneeming hoort, blijft zekerlijk al vrij wat inhangen,— cn dit was hier het geval met betrekking tot de Patriottifche menigte: de Tegenpartij gevoelde dit, en van daar die tegenwerkingen, die zo vernuftig als heilloos waren. Ik ben, enz. DERTIENDE BRIEF. vraagt mij, wat reden ik nu, onder dit alles had, orn dan te lachen, en dan te fchreïen? • Gij zegt, dat gij die reden in al mijn gefchrijf, tot nog toe, niet hebt kunnen vinden! Ik wil u zeer gaarne gelooven; want ik heb u, tot nog toe , in deeze Patriottifche Gefchicdenis, flegts medegefleept als een nieuwsgierig Meisje, dat allerwegen dé oogen openfpalkt,. om verwonderlijke zaaken tc zien; maar, en dit zij ter mijner verfchoöning gezegd, — alvoorens men ter bc- öordecüng van menfehen cn zaaken , tot het weezenlijko daarvan * overgaat, moet men ze gezien $n onderzogt hebben, ««*• Ik heb z.c u> tot Lieve Vriendin!  <• 89 >> tot dus verre, onpartijdig cn in hun eigen daglicht laatcn zien; cn, vermits ik vertrouw, dat mijne waarde Lucine niet llegts ziet; maar ook redeneert, zal het mij niet moeilijk vallen, om uw vraag, wegens mijn lachen en fchreïen, voldoende te beantwoorden. En ook hier, beste Vriendin! zal ik openhartig zijn •, zal ik mijn inftindt volgen, om 't even, op wat prijs het mij eenmaal te liaan mag komen. Geduurcnde den ganibhen loop van het werkzaam Patriottismus, zag ik verfcheiden grappige, en verfcheiden treurige dingen. Moest ik, bij voorbeeld, niet lachen, om dien goeden, maar dommen en ftommen ijver, waar mede zommigen de zaak behandelden ? Ik zag gepluimde Narren , als uitheemfche vogels opgefierd, tér Vergadering verfchijnen, die aldaar parade maakten met heen en weder wandelen, even gelijk de paauwen op een buitenplaats; doch die, wanneer *t op redeneeren aankwam, zo ftom zaten als kermispoppen, of op zijn best, de rol van papegaijen {peelden, ik wil zeggen, anderen woordlijk naarklapten! -— Ik hoorde eenigen zo verfchriklijk tegen de Tijrannen cn Ariftocraaten uitvaaren, tiat men denken moest, dat derzelver voorbeeldige dood niet verre meer af kon zijn; terwijl deeze Helden bloed zwecteden, wanneer zij in den F .5 don*  9° donker het gekrabbel van een kat hoorden; of die hunne notulen jin hunne laarzen verborgen, ten einde hunne wettige bijflaapcn, bij hunne te huiskomst, niet onderzoeken zouden, wat voordellen zij gedaan, of welke advijzen zij gegeeven hadden! Ik heb uuren, ja! dagen lang, hoo- ren kibbelen over beuzelingen; en eeuwige partijfchappen en vijandfehappen zien ontdaan, over zaaken, die de twistziekde draatjongens, als hunne attentie niet waardig, zouden hebben laatcn glippen! In een zeker Genootfchap twistede men heviglijk, geduurende bijna een gehcelen nagt, over de kleur van een roksknoop, en het dot was, dat elk vervolgens zodanige knoopen aan zijn uniform droeg , als hem goeddagt; terwijl er zo veel kleine, maar gevaarlijke partijfchappen uit ontftonden, als er foorten van knoopen gedraagen werden. Op een andere plaats was er een afgrijslijk geweld over een dragon; of het naamlijk een droo breedte fmaller zou weczen, dan of het zo blijven zou: zij die dit gewigtig pleitgeding wonnen, verbeelden zig; dat het defpotismus en de aridocratie nu welhaast voor eeuwig vallen zouden ; de anderen daarentegen, die het verlooren , maakten zulk een droevig cn nijdig figuur, dat men er niets minder dan den totaalen ondergang Van het Vaderland uit befluitcn kon ! nog elders, hadden de Notulen, waarin iets goeds en en nuttigs voor het algemeen beflooten was, omtrent  pi i> trent de dikte van een fpeldcknop; terwijl de protesten en contraprotesten, waarin de Broeders elkander uitfcholden voor al wat boos en lelijic was, zo dik en groot waren als een foliantbijbel. — Ik heb een Gecommitteerden gekend, die opzetlijk zijn werk maakte, om propofitien te doen: hij roemde altoos op dcrzelver getal en nooit op derzclver nuttigheid: men verzogt hem fteeds, om zijne propofitien op het einde der Vergadering tc willen doen, zo als hij gaarne deed; maar gemeenlijk tegen den tijd , dat hij ze zou voorftellen, vertrokken de overigen Gecommitteerden, en de Prefident en Secretaris bleeven alleen zijne toehoorders; echter las hij ze, met zo veel zelfgenoegen als in een volle Vergadering: 't was hem genoeg ze gedaan te hebben; • want, dan kwamen ze inde Notulen! deezePropofitiemaaker,— en dit is het belachlijkst van allen, — is een man van gewigt; een eerst licht van ftaat geworden! — Een ander had de bekwaamheid om bijzonder vaardig met een karncmelkfchuitje te kunnen roeien, en dit was reden genoeg, dat een vermaard Krijgtöverften hein een eerfte plaats in het zeeweezen beloofde, en naderhand ook bezorgde. Mijn Buurman moest Exerccercn; zijn vrouw gaf er hem berigt van onder 't eeten; zij had om die boodfehap toen eerst gedagt. Hij vliegt op, half verzadigd, en loopt naar 't veld ; onderweg breekt hij zijn been ; het word gezet, en zijn cenjgst  < r- •> eenigst jammeren is, dat hij nu geen parade; geforceerde of andere mars meer zal kunnen doen. Hij word vrij wel geneezen, en de eerlijke ziel dankt God van ganfeher harten, dat hij nu, ia 't middenfte gelid, met de anderen manceuvreerenden evenwel zal kunnen meêftappen. Eenige maanden na de omwenteling van 1795 is hij, denklijk van den honger, geftorven! Uw goede, eerlijke, maar onnozele Neef immers, hing zig op aan een peerenboom, terwijl er voor deeze zijne wanhoop geen andere reden te vinden was, dan dat hij voor eeuwig buiten ftaat was gefteld, om het toenmaalig fchutterlijk manuaal te leeren, vermits hij, gelijk gij weet, geen duim aan zijn regte hand had. — Een ander burger, die etiijke jaaren het zalig genoegen van een vreedzaamen egt gefmaakt had, kreeg een hevig verfchil met zijn egtgenoote, over het drie of tweedubbele der gelederen. De man hield ftaande, dat de dubbele gelederen voordeeliger waren dan dc driedubbele: want, zei hij, zo veel te grootcr uitgeftrekthcid kan een leger bellaan; cn ook, waar niet meer dan twee mannen ftaan, kan men er geen drie doodfehieten! -—- De vrouw daarentegen beweerde, dat door twee rijën of gelederen van foldaaten te necmen, in plaats van drie, men het leger wel langer maar teftens ook zwakker maakte; terwijl voor 'c overigen, drie foldaaten e'éne kogel meer foiooten dan twee foldaaten, enz. Dit verfchil liep eindiijk zo hoog  <• 93 > hoog, dat er hét cllendigfte leeven van twisten en krakkeelen uit gebooren werd, zo dat het ten langen laaften op eene huuwlijksfcheiding uitliep! — Eindiijk, Lucine! moest ik niet lachen, toen ik zag,dat men zomtijds , na hemel en aardebewoo» gen tc hebben, geen hairbreedte verder gekomen was, dan toen men begon! Dat men zig zelve afmattede met in een kring rond te loopen! Dat men de vijanden der burgervrijheid removeerde en wegjoeg, en andere, dito foort, in derzei ver plaats aanftelde! Dat men, zo als oudtijds inEgijpten, hier de kat en daar de kater aanbad, en elkander voor Afgodendienaars uitfchold; terwijl de eene zo wel als de ander door deeze fcherpgenagelde Goden gekrabbeld werd! Ik zal er uitfeheiden met u* meer dergelijke belacblijke volksdwaasheeden optenoemen, en u nog maar kortlijk de reden van mijn fchre'ien geeven. Dikwils, mijne waarde Vriendin! berfteden de traanen mij uit de oogen, wanneer ik de goede; braave; volijverige menigte aanfehouwde, die, niet bij bloote befpicgeling; maar door eene knellende ondervinding van eene reeks van jaaren, de dwinglandij en knevelaarij van Oranje en zijnen aanhang iecren kennen cn verwenfehen had! wanneer ik zag dat deeze menigte, vériiandig en eerlijk beftuurd en  en geleid, in allen opzigtcn, den goeden wil; het vaste voorneemen; den besten aanleg, en defchoonfte geleegenheid had , om zig, niet alleen van het nik der heerschzugt en der onderdrukking te kunnen ontdaan; maar dat zij teffens zig de burgerlijke waare Vrijheid en het daaruit voorfpruitende maatfchaplijk geluk kon aanfehaifen, cn dat dit alles, — hier, door trotfche Domkoppen, die flegts met hunne pluimen te fchitteren zogten; gindsch door vermomde en intriguccrendc Ariftocraaten, werd te leur gefteld of verijdeld, zo dat die goede menigte, die zig daaglijks in 't zweet werkte, even als een onnozel, ligttevreeden kind, zig met een blaadje klatergoud liet afzetten ! Zou ik niet gefehreid hebben, Lucine ! zo dikwerf ik zag, — en zeer dikwerf zag ik zulks, — dat gcgallonneerde Wittebroodskinderen, die, als opgcfierde kalveren, daar heen huppelden; dat rijke Ligtmisfen en Dwaazen, die, zo door hunne adelijke moeders en vaders, als door hunne vleizicke bakers, hooren zeggen cn verzekeren hadden, dat zij, om te regceren; om op het kusfen te zitten, enz. in de wieg waren gelegd geworden; dat deeze fchadelijke infedten, die men als nog in de ftaatscabinettcn fclv.jnt tc willen verzamelen en aan de nakomelirgfchap overtelceveren, de voorkeur hadden, boven verftandige en deugdzaamc burgers, wié het niet anders, dan  <• 95 > dan aan een mooije rok en fatfoenlijke windbreekerij ontbrak, — wanneer het 'cr op aan kwam, om beftuurders; gecommitteerden; regenten enz. tc verkiezen? Dit immers, mijn Beste! rus-' tede op die vervloekte voorönderftelling, dat het de rijken, dc zogenaamde fatzoenlijken alleen zijn, die men bekwaam keurt, om deMaatfchappijen van vrije menfehen tc kunnen regecren? Geloof niet, dat ik met vooroordeel of haat tegen de zogenaamde fatfoenlijken bezield ben! 't Is 'cr verre van af; maar ik heb ze, 'bij de ondervinding leeren kennen. Hunne foort van adelijkc opvoeding heeft hen een verachting ingeboezemd tegen alle mindere rangen van menfehen, waarvan zij noch de deugden; noch de bekwaamhecden; noch de wcezenlijke verdienden ; noch de waarè behoeften behoorlijk kennen, en waarover zij echter zig het recht van heerfchappij aanmaatigen' hun verftand is meestal zonder die ondervinding • zonder die menfehenkennis, die zo noodzaaküjfc zijn, om der waereld van dienst tc weezén en waarvan de ten toonfpreiding lastig of ergerlijk word voor hen , die geen geld hebben. Hunne poogmgen dcrhalven ftrekken enkel zig daarheen, om zig van het vaderlijk erfgoed, dc ceregeftoeltcn, tc verzekeren; om zig, ten kosten van den algemcencn welvaart, te doen gelden, eri om niemand dan zig zelve, of hunne familjen van nut te wee-  96 >*eezcn! Er is, ik beken het, geen regel zonder uitzondering! doch de uitzonderingen op deezen regel zijn waarlijk zeer gering. | Hoe zou ik ook, zonder dat mijn ziel 'er diep door getroffen werd, hebben kunnen opmerken, dat het plan van overheerfching en geweld, juist door die geenen het lterkst werd voorgeftaan en verdeedigd, die beftemd waren, om aan het ongelukkig Menschdom het tegendeel te prediken! door die geenen, die alle magt in handen hadden, om de Maatfchappij gelukkig te kunnen maaken! door die geenen, die de bewierookte; de aangebeden; de gezegende Goden zouden hebben kunnen worden van de armen en ellendigen, ingevalJen zij flegts die goedheid wilden hebben, om deeze flagtöffers van alles wat verkeerd en boos in een ftaat is, geen kwaad te doen, en hen niet onophoudelijk op het hart te trappen ? Zou ik geen traanen geplengd hebben, Lucine! toen ik zag, dat'er zo veele bekwaame hoofden en handen volftrekt werkloos bleeven, enkel uit lafhartigheid; uit vrees, en dat nog erger is, uit een flaafsch gevoel van de gevloektfte onderdaanighcid! — toen ik zag, dat men den ganfehen last, ter daarftelling van het Patriottismus, op den hals van de zogenaamde gemeene Burgers fc'ioof.  <■ 97 •> fchoof, fchoon deezen, — dit kon men immers bereekenen, 'er onder verpletterd moesten worden; — of die, zo zij het te boven haalden, 'er geen vrugt, dan een mageren roem van zouden plukken ? — eindelijk, toen ik zag, dat de fchoonfte en beste zaak der waereld gansch en al verloorcn moest gaan, om dezelfde redenen, waarom zij ontgonnen was, om eigenbaat en heerschzugt? Ik vertrouw , dat deeze mijne gegeeven redenen u genoegzaam zullen zijn, om mijn lachen en fchreïen te wettigen. Ik zou er anders nog hon derden kunnen bijvoegen. Ik ben, enz. VEERTIENDE BRIEF. WAARDE LU C INE! Mun plan is geenzins om u een voüeedig verflag te doen van alle de gebeurtenisfon, in die Patriottische Jaaren, voor 1787. voorgevallen , dit zou eene lastige herhaaling weeï'en, van 't geen zo clikwils en zo uitvoerig, in een reeks van publieke Schriften is gezegd geworden. Ik verhaal u flegts dc hisG urie  <■ i>8 > torie van het Patriottismus, en dan heb ik enkel, de groote gevallen aanteftippen, om ze tot mija oogmerk te doen dienen. Ik moest u deeze aanmerking maakè'n, dewijl gij mij anders ligtlijk zoud kunnen bcfchuldigen van maar los en lugtig over een mcèriïgte belangrijke zaaken heen te loopen. Door al die Patriottifche Bijeenkomsten ; Vergaderingen; Verbindtenislèn ; Waperoeffenirgen'; Adresffen; Legertjes, en wat 'er verder van dien aart was, had men het eindiijk zo verre gebragt, dat Orar.je, niet zo zeer gevlngt, als wel geweeken was dat verfcheiden zijner fterkfte Aankleevers uit het bewind geraakten; dat de Patriotten de meerderhand in derStaaten Vergadering bekwamen, dat zij dus gezegd konden worden de Zegevierende Partij te wcezen, en dat men hier en daar Reglementen cn verbeteringen invoerde, die men toen ter tijd t ewonderde; doch die men heden niet hooger befchouwt, dan als Conftitutioneel Knoeiwerk. Het Nut van hetStadhouderfchap ; denoodzaaklijkheid der Unie van Utrecht, enz. werden in die dagen voorgedaan en verdeedigd door luiden, die thans in onze dagen, uit alle magt gewerkt hebben , om ze te vernietigen enuittekrijten voor fcha- delijk en gevaarlijk! Het is mijn taak niet, om deeze verftandige mannen met zig zelve over^entebrergen; maar het ergert mij, wanneer ik dee-  <■ 99 ■> deeze Weerhaanen heden zo hevig hoor kraaijërt tegen de Patriotten van 1787; en het verfterkt mij: te meer in mijn gevoelen, dat louter eigenbelang', vermomde heerschzugt, en dcrgelijken, dedrijfveeren waren van veelen hunner, die men zo wel toen'als nu, de eerfte bollen van het Patriottismus noemde! het is aldus dat men de opgaande zon aanbid, en dat men de goden van den Overwinnaar voor de zijnen aanneemt. Het vernietigen van het Stadhouderfebap had Oranje aan zig zelve te wijten. In den aanvang van het Patriottismus had hij, zo hij voorzigtighëid en ftaatkunde genoeg bezeten had, even zo goed het Hoofd der Patriotten, als het Hoofd der Ariftocraaten kunnen worden! • eenige wrokkende Grooten zouden er zig tegen verzet hebben; doch zij hadden in magt verre te kort gefchoo- ten! — ■ eenige zogenaamde gemeeoe Burgertjes zouden deeze Grooten onderfteund hebben; doch dit ware het keften van een fchoothondje tegen een dog geweest; men zou hen gezien, uitgelachen, en met de ftaart tusfehen de beenen naar huis 'gezonden hebben. Oranje intusfehen zou meer geworden zijn, dan hij zelf bedoelde te weezen! de aart van het toenmaalig Patriottismus dulde zodanig een fiaatsverwisfeling, en gaf er zelfs aanleiding toe! dan , Willem begreep het zo niet! Misfchien is een zijner zoonen wijzer en ftaatkundiger. G a Had  Had het Patriottismus van die dagen voortgang gehad en zijn volle beflag verkreegen, dan zou men ons de oude; maar evenwel, in verfcheiden opzigten , verbeterde Conftitutie hebben opgedrongen ; waarvan Willem zeer gevoeglijk het Hoofd had kunnen zijn, en waarvan de Grooten en Aanzienlijken, of zo gij wilt de Ariftocraaten, de voordeden zouden hebben genooten; terwijl de gemeene Burgertjes zig fchor en ftom hadden kunnen zingen, aan den lof van dergelijk een zegevierend Patriottismus. Wel nu, — dit dunkt mij hoor ik u mij toeroepen, heeft men dan geen gelijk, dat men de zeven'èntagtigers voor onwaardigen uitkrijt? — Ja.' zou ik hier op zeggen, mits dat dezes en zevenen agt en negentigers het beter maaken. Ik ben, enz. VIJFTIENDE BRIEF. Beste Vriendin! Thans nader ik tot dat groote en gedugte tijdlbp, waarvan veelen, al zedert lang, een meer dan enkel  <■ 101 > kei voorgevoel gehad hebben. De verbindtenisfen, tusfchen de magtige Vijanden van het Patriottismus' gemaakt, (van welke verbindtenisfen de voornaamften, een geheim voor het tegenwoordige geflagt zullen blijven,) leideden allen daar heenen, om, of een verzoening, of een omkeering van zaaken daarteftcllcn. Van een verzoening tusfehen Oranje en de Patriotten werd flegts flaauw en niet dan zeer van verre en ingewikkeld gefproken; het zij dat men de menigte vreesde, wier haattegen Oranje tot een verfchriklijk uitterfte gedreeven was; het zij men bedugt werd, dat bij die verzoening de vermomde Ariftocraaten een geweldige neep ftonden tc krijgen;— hetzij ook, dat, van de zijde van Oranje de verzoening flegts uit welftaanshalve werd voorgedraagen, om naderhand geen verwijt te hooren van onverzoenlijk geweest te zijn; en dat hij beter zijn rekening vond bij eene omwenteling, zo zeer gefchikt-, om heerschzugt en wraakzugt beiden 'te kunnen voldoen. • ■ ■ . ' • : Dceze Omwenteling werd reeds lang te vooren voorfpeld en aangekondigd. Het Oranjegezind Gemeen vertroostede en vleide 'er zig mede in 't vooruitzigt; — eenige geremoveerde Regenten bepaalde de weinige wëeken, na welken zij weder herfteld souden worden, op de eereftoclcn daar een fchaduuw van geweld hen van verjaagd G 3 had; —  •KJ 102 $t> had; «i—; de huichelende Grooten, die. tot dusverre den Patriot hadden gefpeeid, en die thans, door hunne Oranje vrienden of begunftigers, gcwaarfchouwd zijnd», in een aanftaande Omwenteling geloofden, hielden zig fchuil, of, voor zo verre zij, In 't openbaar met de Patriottifche werkzaamhecden zig inlaaten moesten, verklaarden zij, met zigbaare angstvalligheid,, dat zij de fterke flappen der Burgercorpfen zouden aanzien; zig ze zouden laaten welgevallen, zonder 'er zig mede intelaaten, enz. Ecnigen hunner vermaanden , heimlijk en van ter zijden, hunne Vcrtrouwlingen onder dc Patriotten, om alle uitteeften te vermijden; om toegeeflijk te zijn, en zig aldus buiten het gedrang te houden, en dergelijken, Hoe klaarblijklijk echter de vastnaderende Omwenteling was, en hoe verfchriklijk men rekenen kon, dat de gevolgen daarvan weezen zouden, waren en bleeven de vuurigfte Patriotten ongeloovig: de grond van dit ongeloof was zekerlijk het onbepaald vertrouwen op het Franfche Hof, #n dc verraaderlijke of onbezonnen opftookingen van Grooten, die, of de Omwenteling verlangden, of geen kans. zagen, om toen ter tijd, langs eencn. adderen weg, hunne .baat-.en heerschzugtige oogmerken te bereiken, 1! ' jri'tfWS -!0 < "vfcrp.S, JilsflU» Vih Pc blaakc.ndc ijver der menigte in dcezc hach* lijke  Hjke oogenblikken; de ftpute onderneeaningen en poogingen, die zij aan den dag legde, toen zij zelfs niet anders kon, dan haar eigen Partij voor verlooren rekenen, waren de trefienafte en onwederleglijkftc bewijzen van haarc welmecnenheid.; goede trouw en ftandvastig?. geneigdheid om een goede zaak, — zo als ongetwijffeld het patriottismus was, tot het uittcrite te verdeedigen, en er goed en bloed voor te waagen ! — en, — had Vrankrijk geweest, dat het zo allerplegtig« beloofd had, te zullen zijn! hadden de weleer zo ilerkfchreeuwende Grooten flegts de helft hunner toezeggingen; verbindtenisfen en ceden vervuld , de Patriot had overwonnen! nu moest hij zwigten I maar, —tj in veele op- zigten, is hij, niet zonder roem, bezweeken! lees de gefchiedenis van die dagen! Maar wat deeden verre weg de meefte dier aanzienlijken en grooten, wier gefchrceuw de menig- in vuur gebragthad? • Wat deeden /ij, toen men te Gorkum; te Amftcrdam en elders de Pruisfchen poogde te keeren; toen men dc befaamdfte Oranjevoorftanders in hegtenis nam, oiu ze aan de fpits des Patriottifchen legers te feilen ? Zij klcededen zig van 't hoofd tot de voeten in 't Oranje! zij maakten opftellcn van brieven om vergiffenis.' —i zij knielden voor al de middelaars en voorfpraaken, die zij oordeelG 4 den  << l®4 > den bij Oranje noodig te hebben! intusfchen velde de gemeene Burger den Pruisch in 't itof des doods; —— zond hij den oproermaakcr r.aar de eeuwigheid; — moest hij, zwigten voor de over- magt; nam hij de vlugt naar Vrankrijk en Bn:band; — of werd hij geplunderd; vermoord, of gcvanglijk naar Wezel gefleept! Ik beken het, lieve Lucine! dat ik hcete traanen gefchrcid heb, over die goede, braave menigte, die, in weerwil van onkunde en vooröordeelon, het echter zo zeer met de goede zaak meende, dat zij er zig zelf doodlijke opofferingen voor getroostcde ! ik beken het, dat ik de grooten en aanzienlijken, met de dicpfte verontwaardiging, —— (zeer weinigen uitgezonderd, ) in 't innigfte van mijn hart, en dus in den allervol ftrekften zin, vervloekte, om dat zij, niet mij, want God zij eeuwig geloofd ,' ik kon mij redden ; maar zo veel duizenden eerlijke, verdienstlijke, fchoon eenvoudige Vaderlanders, aan het afgrijslijkst noodlot van geweld , plundering; gevaren cn dood overlieten, — en,-;- dat enkel op hoop en in verwagting van in de gunst van Oranje te biijvon of herfteld te zulen worden, Teffens, beminlijke Vriendin! beken ik, dat ik ook nu en dan hartlij k gelachen heh, over de  toneelen, die ik, van uit mijn fchuilhoek, op Zeedijk, te Amfterdam, aanfchouwde! —- *t Is waar, ik had teen duizenden redenen, om zwaarmoedig te weezen; want in dien tijd was er reeds aprehenfie op mijn perzoon verleend en daarvan aanfchrijving gedaan; maar die goede, ge¬ trouwe jufvrouw Mietje, waarover ik u weieens gefproken heb, zorgde voor mijn veiligheid! In een donkeren hoek, boven een bediiede, waar de Drommel zelfs de vroomfte en godzaligfte ziel niet gezogt of gevonden zou hebben, wees ze mij een fchuilplaats, werwaards ik, lachende of fchreïende, heen marcheerde, zo dikwerf er wat hard^ dat is, op eene gerechtlijke wijze, geicheld werd. Aan deeze edele ziel; aan dit zuiver patriottisch Mietje, heb ik de grootfte verpligting, fchoon ze nu en dan, in het vuur haarer maagdlijke nieuwsgierigheid, welëens het glasraam openfehoof, voor 't welk ik te fchrijven of te gluuren zat, en waar door ze mij te bekijken gaf aanhonderden voorbijgaande Befchouwers. Daar Lucine ! zag ik de Zoonen der Vrijheid! die van alle oorden herwaards waren toegevloeid, even als fchaapen, die door verflindende wolven worden naargezet, angftigljjk heen en weder dwaalen; de lusjes en draadjes van hunne fchouders en uit hunne rokspanden pluizen , ten einde niet ondekt te worde" , dat zij er cpaulettes, of andere vrijheidskentekeG 5 ne?a  nen op gedraagen hadden! daar zag ik die aanzienlijke fchreeuwers, die de Vrijheid of den Dood gezwooren hadden, zig laag tot den grond toe nederbuigen, voorden Oranjedolleman, die, flegts in 't verfchiet, een dreigend oog op hen te vestigen fcheen! daar zag ik hunne weleerwaar- dens, meteen zegevierende houding, en quafi een oederig fmal Oranjelintje, op hoedof borst, met veelfpreekende gebaarden , den val van dat godlooze Patriottismus aan hunne vroome en godzalige Domöoren aankondigen! en hoe kon ik, bij deeze befchouwing, mij onthouden, om aan het Patriottifche duizendjaarige rijk van mijn vroomen Genootfchapsvriend te denken ? daar zag ik al de ijveraars voor het Patriottismus verdwijnen, even als of zij zo veele fneeuwballen in de zomermaand waren geweest! daar zag ik den bar- fchen geknevelden Pruisfifchen Officier, zo triumfant, zo ongenaakbaar trotsch voorbijwandelen, als of hij, met de Vrijheids en Vaderlandsliefde, (wat het uitterlijke aanbelangt,) wegteblikfemen, God,en menfehen aan zig verpligt had! daar zag ik het fchuim der Hoeren, met palmtakken en kaarslichten, in een zeegeftaatiie,die aan dit canailje paste, ter ecre van Oranje optrekken; zingen; danzen, en de ergerlijkfte vertooningen maaken : de oogen der Oranjevroomen flooten zig voor de bordeelgebaarden; maar het eerfte werd door hen vergeleeken bij den danzenden David, voor de Ark  io7 >> ^rltj _—_ zij.vergaten zekerlijk den weleer z0 heftig betoonden ijver tegen het veröorlooven van publieke Speelhuizen! — daar zag ik den zeegevierenden optogt der zogenaamde Bijltjes; zij waren de vrolijkheid; de uitgelaatenfte blijfchap zelve ! zonder te denken , dat Oranje de voornaamfte bron van hun beftaan vergiftigd, en de beste beeten broods hen uit den mond gerukt, en aan uithcemfche Roo'vers weggegeeven had! *— Hier zag ik illuminatien; eereboogen, en wat niet al, ter eere van Willem! verfierd met opfchriften en fpreuken , die zo gansch verkeerd en buitenfpoorig te pas gebragt waren, dat men, — hoe zeer ook in de verknijping, er om lachen moest! -—r In mijn Geboorteftad illumineerde een vroom man het onze Vader, en de Artikelen des Christelijkën geloofs , met oogmerkpm er Oranje, zo hij zei, door te verheerlijken cn te vereeuwigen! • de jongens laazcn deeze bijbelfche en apostolifche illuminatie al fpottende, en de eenigzins verftandige Oranjevrienden bloosden, of flooten hunne oogen wanneer zij er voorbijgingen! de Patriotten aanfchouwden het met onveranderlijke gelaatstrekken, ft- Met een woord, mijn lieve Lucine ! hier zag ik al de Oranjedwaa,shecden als in een punt bij elkander verzaameld. Van deeze toheelen behoef ik u geene verdere  lo8 befchrijving te geeven; gij waart er gedeeltlijk oog^ getuigen van. Ik ben, enz. ZESTIENDE B R I E F. Waarde Lucine! Ter opheldering en tot bewijs van verfcheidene mijner gezegden, zult gij u moeten getroosten, om eenige uitdrukkingen te lcezen, die door eene Provinciaalc Genootfchapsvergadering publiek zijn gebezigd geworden. Gij zult er ds voorderingen van den toenmaaligen Patriottifchen geest het best uit leeren kennen. Eene der Provinciaale Vergaderingen van gewapende Corpfen in Holland, gehouden te Leïjden in Odtober 1785, bragt een Ontwerp ter baane, waarbij zij | het Volksgevoelen aan den dag legde, over verfcheiden gewigtige onderwerpen. Zij betoogde bij voorbeeld-, breedvoerig: de Noodzaaklijkheid van de btwaaring der oorfprong- lijke  < ïo9 •> Jijke goede Conftitutie, door de verbetering der inge~ floopene misbruiken. Onder anderen word in dit gedeelte van het Ontwerp gezegd: Dat de gebreken der toenmaalige Staatsregeering niet geleegen waren, in den aart der Conftitutie zelve. 't Is waar, dus vervolgt men, inden eerften opflag fchijnt de Regeeringsvorm der Republiek zeer ingewikkeld, en de onderfcheiden Leden, die dczelven uitmaaken, kunnen, gelijk de ondervinding meermaalen geleerd heeft, zeer verichillende oogmerken en inzigten hebben, die, tegen eikanderen ftootende , den loop der openbaare werkingen kunnen ftremmen. Maar, wil men de zaaken grondig en onpartijdig onderzoeken; men zal bevinden, dat deeze ingewikkelheid, die fchijnbaar verfchillende belangen, flegts toevallig, en niet in onze Conftitutie gegrond zijn! dat de gefaamlijke Provinciën, en de verfebeidene gedeelte van elke afzonderlijke Provincie, allen, zo uit hoofde van hunne legging aan de zee, als wegens de gefteldheid van hunnen grond, e'e'n en het zelfde belang hebben, dat op dezelfde weezenlijke gronden rust; te wecten, op de befcherming en de bevordering van de meevaart; den koophandel cn manufactuuren; op de handhaaving der Unie, en de bewaaring der refpec-tive Regeeringsvormen hun-  hunner Republikeinfche Conftitutie: inzulkervoegen, datelks bijzonder belang, te faam genomen, den welvaart en het behoud van het algemeen uitmaakt en moet uitmaaken. enz. In eene andere afdeeling Yan dit Ontwerp word gezegd: 't Is derhalven eene goede en heilrijke ftaatkunde, dat men zig toclcgge, om de magt, welke aan den Stadhouder niet wettiglijk is opgedraagen, binnen haare behoorlijke paaien weder te brengen. Een welïngerigt en gemaatigd Stadhou- derfchap kan buiten twijffel van veel nut zijn, niet alleen aan het hoofd van de Uitvoerende Magt, om dus, aan de uitvoering der bevelen en der wetten van den Souverein, de verèischte ée'nftemmigheid en werkzaamheid bytezetten; maar om ooktcffcns des te beterde eendragt en faamenftemming, tusfchen de onderfcheiden deelen van het Geheel tc onderhouden; om kuiperijen en partijfchappen den pas aftefnijden , en het aanzien der Republiek, ten opzigten van uitheemfche Magten," gewigt bij te zetten, gelijk zulks, meer dan eens, met zo veel oprechtheid als onzijdigheid, bcweezcn is. enz. Het middel, dat de fchroomlijke gebreken, in het ftelzel van 't verée'nigd Bondgenootfchap, weeren en verbeteren moest, word in dit Ontwerp daar-  daaraan kennen geleerd, wanneer het de volgendfe uitwerkingen had: ï. De verzorging van volkomen veiligheid aan de zulken, die het grootfte aandeel aan de jongfte hervormingen gehad hebben, en zig ten doel ftellen, om die nog verder door te zetten. II. De volkomene herftelling en beftendige verzekering van de eensgezindheid en het vertrouwen tusfchen het Volk en zijne Vertegenwoordigers! op dat de Regenten voor zig zelve niet behoeven te vreezfcn voor de gevolgen van de heilrijke verbeteringen, die zij, in het Beftuur der Uitvoerende Magt, hebben te wege gebragt, en op dat het Volk, zig gerust op een wijs en rechtvaardig Beftuur verlaatende, en dc getrouwe Waarneemers zijner belangen den behoorlijken eerbied toedraagcnde, niet vervoerd worde tot het pleegen van ^de gevaarlijkfte buitenfpoorigheeden. III. Aan het Souverein Gezag wedertegeeven dien nadruk, die kragt en werkzaamheid, welken hetnoodig heeft, om zijne bevelen ftiptlijk te doen uitvoeren, en zig gedugt te maken bij andere Mogenheeden. IV. Om de voorige goede zeden; de heilzaame volkrijkheid te herftellen, en het gros der Natie den  den ouden geest van onvermoeide nijverheid; edele fierheid, en loflijken naarijver weder inteboezemen, als zonder welken de Staat, met verdubbelde fchreden, eenen gewisfen hem tcgenfncllenden ondergang in den mond loopt, enz. Wat verder word gezegd; Men befchouwe het dan als eeneblijkbaarezaak, waarin alle oordeelkundige Regenten volmaakt moeten overe'e'nftemmen, dat alle de hervormingen , die in deeze laatfte dagen, ter beperking van het onwettiglijk uitgebreide Stadhouderlijke Gezag binnen deszelfs behoorlijke paaien, gedaan zijn , van geen beftendigen duur zijn kunnen: dat veeleer een zorglijk einde daarvan te verwagten, ja! moogiijk reeds nabij ophandeois, indien men niet zulk eene fchikking maake, dat de Burgers zelve hun belang vinden in deeze hervormingen te onderfteunen. .En wat middel is gefchikte, om dit gewigtig doel te bereiken, dan dat men een Ontwerp vervaardige, 't welk, als 't ware, den Burger en Regent als tot één Lighaammaake, zo dat elk deezer, twee Leden, door onverbreekbaare banden veréénigd; door één en hetzelfde belang faamverbonden, de verdeediging van zijn Medegenoot altoos als zijn eigen zaak befchouwt, enz. Om  Om dergelijk eene Staatshervorming bij de toenmaajige Regenten, waaronder een hoope vermomde Aristocaaaten zig bevonden, fmaaklijk te maaken, werden de voordeelcn daarvan, onder anderen, dus bijgebragt: Het zijn de Stedelijke Vrocdfchappen van welken ïn 't algemeen, ten riimftën in Holland, debefebikkingén enwettenvoortvloeien, die dehoogeRegeeling; de Commisfien uit de opperfte Staatscollegïën, en de richterlijke Bedieningen regelen. Deeze Raaden der Steden zijn aldus,de eerfteUitöeffenaars der Republikeinfche Souvereiniteit.— Het is er verre af, dat men de Vroedfchappen of Raaden van deeze luistervolle en dierbaare. Voorrechten zou willen berooven!— Het Volk doet geen anderen eisch , dan de benoeming der openvallende Plaatlen in het Collegie deezer Raaden en die der Burgemeefteren, uit een zeker getal van Regeerders verkieslijk;, enz. Wat verder leest men: Wie kan zig beklaagen, dat hem, door deeze befchikking, ongelijk gefchiede? Zou het de Stadhouder weezen? Hij heeft flegts eenige weinige verkiezingen in Holland! en, in de Plaatfen, waar dezelven hem wettig competeeren, zou hij, (bijaldien hij niet edelmoedig genoeg zijn mogt, om dit kleene voorrecht, ten behoeven van H het  het algemeene welzijn, afteftaan, en deeze zwaarighcid alleen eene gcwenschte hervorming mogt tegenhouden, — ) zou hij die kunnen behouden; — en wanneer hij indedaad oprcchclijk verlangt eene goede keus te doen, kan hij niets liever wenschen dan dat de benoeming hem daartoe worde aangcbooden, door de zulken, die best in ftaat zijn, de waardigfte en gefchiktfte voorwerpen optegeeven , te weeten het Volk enz. De Regenten, die thans met het recht, om deeze benoemingen of verkiezingen te doen, bekleed zijn , zouden geen reden hebben, om zig over deeze Grondwettige Herstelling tc beklaagen, als klaarblijklrjk ingerigt zijnde, om hen in;de uitöeftening van deeze hunne Rechten te bevestigen, enz. Ten opzigten der Noodzaaklijkheid eener Grondwettige Herfielling, ter verbetering der Zeden en vermeerdering der Nijverheid, zegt het Hollandsche Volk in dit zijn Ontwerp: Men bedriegt zig, wanneer men zig verbeeld, dat de Grondwettige Herftelling niets meer zou uitwerken, dan den Staat eene nieuwe fterkte bijtezetten, door eenen Volksinvloed op de aanftelling der Regenten intevocren! Het beftek ware nog onvolmaakt, indien het niet ten fterkften en eigenaartig gefchikt ware ter verbetering der Zeden, en ter opwakkcring der oude Nationale nijverheid.  <■ H5 ■> beid. De ondervinding ftaaft, dat het Volk de befte bcöordeelaar der verdienften is, en dat het, om de waardigften tot zijne Regenten te verkiezen, een bijzonder keurig gevoel bezit. Worden niet de verdienften best aangemoedigd, wanneer, zo veelde menschlijke zwakheeden gedoogen, de bedieningen; de eeramten; de waardigheedèn alleen opgedraagen worden aan dezulken, die waardig gekeurd worden, dezelven te bezitten ? De deugd alleen de weg ter ecre zijnde, zal dan de naarijver, om insgelijks geëerd te worden, niet de ftcrkfte fpoorflag weezen, om in deugdzaamheid tocteneemen. Wat zullen de Aanzienlijkften in den Lande, wanneer het hengebeurt, dat zij alleen om hunne verdienften verkooren worden, niet in luifter toeneemen, daar die verkiezing dan een zeker kenteken is , dat zij in alles, zo pcrfoonlijke als toevallige voorrechten, boven hunne medeburgers uitmunten! — Zullen dan niet noodwendig altoos de deugden, naar evenredigheid der eerzugt, vermeerderen? enz. Zie daar, Lucine! de taal en gevoelens des Volks zelve. Deeze zeer kleine trekken zullen genoeg zijn, tot bewijs en ftaaving van mijne Hiftorie van 't Patriottismus, tot dus verre. Ik ben, enz. Ha „ ZEVEN-  Ii6 > ZEVENTIENDE BRIEF. Waarde Vriendin! De Zegepraal van Oranje ging vergezeld van plundering en woede, die agtcröpgeftapt werden, door de heftigftegerechtlijke vervolgingen! Sterker blijk kon er niet zijn, dat Oranje een kwaadezaak verdecdigde! hij gebruikte de vernielende armen van de heffe des volks; niet om zig te herdellen; dit was toen reeds gefchicd; maar om zig te wreeken; en wat caractcr moet de overwinnaar bezitten, die zig verlustigt in het bloedvergieten der Zicltoogenden ? Ik fta gereedlijk toe, dat Willem zijne redenen vermeende te hebben, om aldus te handelen, zo als bij voorbeeld: Hij ftond bij de Patriotten te boek voor een vcrdervcr en verraadcr van zijn Vaderland! hij verbeelde zig juist het tegendeel te weezen, en ter goeder trouw kon hij zig niet wel anders verbeelden, uit hoofde zijner vorftlijke driften en waarlijk bekrompen zielvermogens. Hij werd aangevallen als den algemeènen Vijand der Vrijheid, en hij kon met geen mooglijkheid begrijpen, hoe hij zuiks weezen kon; want de meefte heillooze aan-  aanvallen op der Bataaven Vrijheid, kwaamen niet uitzijn koker; maar het waren deinblaazingen der booze Geeften, die hem omringden en bezielden, of het waren de werkingen van die Geweldenaars, die hem „tot hun bloedvlag gebruikten, welken zij, naar welgevallen ftreeken of opftaaken! -— De armhartige Willem wilde, op zijn manier, een eerlijk Man weezen, de ganfche patriottifche waercld kreet hem voor het tegendeel uit; de waarheid der zaak is, dat hij, even als de Waard van Bijlevcld flegts met de groote en aanzienlijke Gaauwdieven medeflentcrde, en dus in den haat en in de vervloeking kwam ! Het was derhalven geen wonder dat Willem boos en wraakgierig werd. Wanneer Willem , bij de Omwenteling van 1787 geheel aan zig zelve ware overgelaaten geweest, dan zou men zig niet hebben behoeven tc verwonderen, over de ongemeen flegte ftaatkunde, waarmede de gevolgen deezer Omwenteling zijn veroorzaakt en beftuurd geworden. — Zo wel als 'er een tijd is, om te verdeel en, ten einde te heerfchcn,zo wel is er een tijd om tc verée'nigcn ten einde de hoogste heerfchappij te voeren: deeze eenvoudige Staatsregel kende Willem zekerlijk niet; myar zijne Aanhangers, zijne Raadgeevers en Beftuurders kenden ongetwïjffeld dezelve, cn -»— evenwel hebben zij die niet doen bewerkftelligen, in •de ichoenfte geleegenheid, om 'er het allergrootfte H 5 voor-  <• n8 > voordeel mede te doen! Oranje heeft, in 1787, zijne Vijanden geveld of verdrecven; maar hij heeft 'er zig niet van ontlast, cn nog minder heeft hij ze ganschlijk verdelgd, door ze in zijne vrienden te herfcheppen, zo als hij zeer gemakI j'c had kunnen doen. De haat tegen zijn Perzoon, die reeds groot genoeg was, heeft hij nog grooter gemaakt, en tot het hoogste toppunt gcdreeven, waar door hij ze in ftaat ftclde, om alles tegen hem te durven onderneemen : zijn Haaters joeg hij op een hoop bij elkander, waar doof de verééniging hunner kragtcn hen fterkte gaf, cn dat wel in een land, waar men die verééniging niet wilde of kon beletten, en waarde géfchiktfta verzaamelplaats was voor dc onweerswolken, die, vroeg of laat, over het Stadhouderlijk Huis itonden losteberften. Willem tastedc dus niet de zaak; maar dc perzoonen aan! De Perzoonen echter waren voorbijgaande weezens, die door andere ligtüjk vervangen wierden; maar de zaak, dat is -het Patriottismus, was de bron van alle vijandfehappen en vervolgingen tegen zijn Huis; had hij deeze geflopt, dat wil zeggen, had hij een Patriottismus voorgcfteld, zo als hij zelf het had willen maaken, dan had hij nog heden de gezondheid van Lodewijk den zestienden op het Stadhouderlijk quartier kunnen drinken. Het  i19 > Het algemeen Patriottismus van die dagen beftond, —■ zo als ik reeds gezegd heb, — voornaamüjk in de Vijandfchap tegen Oranje, en in een pooging, om etlijke handtastlljke gebreken in de Conftitutie te herftellen ! dit was geen geheim! wat was 'er derhalven voor Willem meer te doen geweest, zo hij zijn volkomen herftelling begeert had, dan die Vijandfchap opteruimen door een edelmoedige compicctc vergiffenis ; aanbieding van verééniging; dc hand van Broederfchap, of zo als men 't anders had willen noemen ? En dan dé belofte, bloot de belofte, om de gebreken in de Conftitutie te zullen verbeteren ? Patriotten! had hij kunnen zeggen, ik zal voortaan uw vriend zijn, en wij zullen gezaamlijk aan dc voorgeftelde verbeteringen arbeiden! Hier mede was Willem alles geweest! nu heeft hij dc helfche aanblaa- zingen der wraak gehoor gegeeven, en eene Vijandfchap vereeuwigd, die misichicn, (tot zekere verwoesting van het Vaderland,) om de zeven jaaren zal bezwijken en triumfeeron! Wat de angst; de bekommering; de verdwijning en vlugt der Patriotten, bij de Omwenteling van 17 87, betreft, hier van is zeer veel ter hunner verdeediging bijtebrengen. Was het algemeen Patriottismus hoofdzaaklijk H 4 niet  niet anders dan een heftige aanval op Oranje, dan voorzeker moesten de Aanvallers Dollemannen geweest zijn, wanneer zij hunne verwecring hadden "willen volhouden , toen hun Vijand volkomen zegevierde, en toen 'cr, met -tegen(tand te 'rieden, niet anders op zat, dan ganschlijk verpletterd en vernietigd tc worden! dc minstkundige Soldaat volgt dit grondbeginzel, en dc grootfte KrijgsÖverften heeft het nog nimmer in hem afgekeurd. ~ De dood verijdeld alle mtzigt ; de vlugt alleen opent hier de deur tot een volgende overwinning. Daarenboven, hoe konden de Patriotten ftand houden? Waren dc meesten der voornaamfte hoofden of grooten, die ten minftc de eerften niet hadden behooren tc weczen in 'tioopen, niet airede met Oranje in onderhandeling ? droegen zij zijn zilveren beeldtenis niet, zo dra ze flegts dc fchaduw van een Pruisen' zagen? Of hielden zij, in die hachlijke oogcnblikken, zich niet derwijze fchuil, dat vrienden noch vijanden hen vinden konden ? Overtrof de magt der Pruisfchcn niet ten minften. tweemaal die der Patriotten, zonder rog dc militaire Oranjemagt, en het geweldaadig graanw te reekenen? Waren de gewapende Patriotten riet verre uit eikanderen, en was er mooglijfchèid om zig tot een Lighaam te verzaamclet:, ten einde den vijand wederftand tc bieden ? En al hadden zij zig kunnen verzaa- melen  melen en wederftand kunnen bieden, konden zij dan, met eenigen den minften fc'iijn van grond, berekenen dat zij den vijand Itaau en verdrijven zouden ? Immers had Vrankrijk hea verlaaten, en de PruUfehcn konden, alle oogenbiikkeu, hunne magt zo groot maaken als zij wilden ? De vfbgt was das het ecnigfte middel, om de goede zaak niet geheel tc bederven, en om het getal der rampzalige fla?tööers niet met etlijke duizenden te vermenigvuldigen. Die vlug 't is waar, gefchiedde met angst, doodsbenaauv. 1 heid en overijling; maar ftrektdit den Overwinnaar tot ecre? Werden zij, die Zig wilden of konden bergen, niet naar WeZti gefleept, of aan de woede en mishandelingen een moorddaadig Canailje ovérgelaaten ? retraite der Patriotten derhalven moge overhaalt geweest zijn; doch de uitkomst heeft beweezen dat ze heilzaam"vas. Ik ben, enz. H 5 G T.  *£' 122 j}^ AGTTIENDE BRIEF. Beste Lucine! Gij weet hoe veele duizenden er, na de omwenteling van 1787, naar Braband en Vrankrijk liepen, en hoe de overigen, die te huis bleeven, tot het diepfte en angstvalligfte ftüzwijgen als gedoemd fcheenen te zijn. De Oranje partij be- floot hieruit, dat het Patriottismus gevallen was, en nooit weer zou opftaan! doch dit bcfluit was valsch. Misfchien komt men het naast aan de waarheid, wanneer men vooronderftelt, dat deeze omwenteling het meest heeft toegebragt, tot de omwenteling van 1795, die zo gedngt voat Oranje was; — en dat zij het meest had kunnen verftrekken, om het Patriottismus, — volgens mijn ftelzel, zo al niet geheel, ten minften grootendeels in trein te brengen. Want, dit is uitgemaakt zeker, dat, door die omwenteling van 1787, de Vijandfchap tusfeben Oranje en de Patriotten, wel verre van weggenomen te zijn, integendeel tot haar hoogfte toppunt geklommen is: Dat, wel verre van op een ver-  verzoening te denken , men liever hetuitterfte cr aan zou hebben willen waagen, dan Oranje te dulden : —» Dat men meer en bedaarder heeft leeren redeneeren, over het weezen van een moogiijk en gelukaanbrengend Patriottismus; — Dat men, onder 't kruis, zogenaamd, loevende en in Vrankrijk zijnde, vaster grorrdbeginzels aannam, en oneindig meer geleegenheeden kon oploopen, om van die grondbeginzels een voordeelig gebruik te maaken: Dat men, in het overheerschf 'Neder¬ land, de Broederfchap herleeven, en het Patriottisch vertrouwen volkomen herfteld zag; terwijl men aldaar de fchoonfte geleegenheid en tijd bekwam , om het weezenlijk Patriottismus grondig te kunnen beftudeeren. Wanneer men de zaak van agteren befchouwt, dan kan men zeggen, dat Oranje, de Patriotten verjaagende, of tot de vlugt noodzaakende, niet anders deed, dan hen,naar de Hoogefchool van Patriottismus en Revolutie te zenden. In Vrankrijk was de algemeene geest van Patriottismus toen nog niet uitgebarsten ; maar werklijk had zij reeds een beftaan , en wagtede flegts op eene gefchikte geleegenheid , om in 't openbaar zig te doen gelden , en die geleegenheid kon men ligtlijk te gemoetc zien, uit een vrij algemeen misnoegen over het gebrekkig en drukkend Rijksbeftuur. De  <• 124 > De onderfteuning die het Franfche Hof openlijk: aan de uitgcweeken Bataaven verleende, moest i .et gros der Franfchen onvermijdlijk in het denkbeeld brengen, dat het Hof, zo al niet het Patriottismus leeraarde, ten minften onderftcunde en befcuerming verleende. Wat toch is het Hollands;h Patriottismus ? dit moest natuurlijk de vraag worden van de Franfchjes, die zeer wel bcgreepen, dat het geen de Koning aan de Vlugtlingcn gaf, in de alIcrëcrfte plaats uit hunne beurs kwam, en dat zij dus bevoegd waren, om het fijne van de zaak te mogen weeten. Het antwoord op dergelijk eene vraag is zeer gemaklijk te gisfen, cn het moest noodwendig in den finaak der Franfchen vallen, in hunne töenmaalige omftandigheeden: want, wat kon men er anders tot befcheid op geeven, dan dit: Het Hollandsch Patriottismus beftaat daarin, dat het den Dwingland verfoeit; dat het hem niet dulden kan; dat het hem den eeuwigen oorlog verklaart', dat het alle burgeronderdrukking en kncvelaarij ten Jlerkjlen tegengaan en beletten wil: dat het aan den vrijgebooren mensch en burger zijne onbetwistbaars rechten wil bezorgen en doen behouden; met één woord, het wil en werkt, dat het MaatfchapUjk geluk, op alle bestmooglijke wijzen, worde daargejteld en bevestigd', enz. Iets dergelijks begeerden de meeste Franfchen ruim-  <• 1=5 > ruim zo ftcrk als de Nederlanders , en vermits deeze bedoelingen der beide Volken zo wel ftrookten? was het niet te verwonderen , dat de zodanige der Franfchen , vooral in Parijs, die inzonderheid op eene Omwenteling in dat Rijk bcdagt waren, me de uitgeweeken Hollanders dikwerf dit gewigtig onderwerp behandelden, en dat er, — misfchien — een zeer heimlijk Eedgefpan plaats had. Ten minften veele Franfchen hadden er groot belang bij, en de gevlugte Bataaven moesten er, volgens den aart der zaak, gcreedlijk in toetreeden. Aan dc heimlijke woelingen en werkingen van dc voornaamfte der Bataaffche Uitgeweekenen, heeft men zeer veel toegefchreevcn, tcrdaarftelling eener Revolutie in Vrankrijk; — doch menig een gaat hier in te verre. ■ Wanneer men met de Franfche Gefchiedenis van die dagen flegts een weinig bekend is, zalmen zeer Iigtüjk bevroeden, dat de omftandighecden indiervoegen gefield waren, dat, al ware er geen eene Bataaf in Vrankrijk gekomen , de groote gebcurtcnisfen aldaar niet te min hun voortgang zouden gehad hebben. Het is hoogst moeilijk, zo al niet onmooglijk, om het gedrag van Lodewijk den Zestienden, gehouden met de uitgeweeken Bataaven en derzelver dwinglanden en vervolgers, overeéntebrengen. — Aan eene heimlijke verftandhouding tusfehen hem en  *f£ 126 1> en Oranje fchijnt men niet te moeten twijffelen,- dat hij ons verraaden heeft, ten minften zijn Minifterie in 1737, is al vrij zeker! Dat hij oogmerken gehad hebbe, gansch niet ftrookende met vriendfehap en Vaderlandliefde zou ook bevveezen kunnen worden ! . Maar wat is er dan van de zaak ? 't is mijn taak niet Lucine! ik laat dit onderzoek aan meer- wectenden over. Ik ben, enz. NEGENTIENDE BRIEF. Waarde Lucine! Ik ben er zeer mede vereerd, dat gij de Poëten nog met zo veel oplettenheid begunstigt, dat gij betuigt, nu en dan trek te hebben, om de vrugtcn van hunnen geest tc leezen.— Ik kan aan uw verzoek voldoen en tenens mijn Historie van het Patriottismus voltooijcn, door u tusfehen beiden, tot een uitfpanning, eenige vaarsjes te leezen te geeven: ze zijn van laater datum, dan van het tijdftip der gefchiedenis waarvan ik tot dus verre gehandeld heb;  127 •> heb; doch wat zegt zulks! — Gij kent de gebeurtenis fèn onzer dagen en,—— dat alles afdoet,—? gij begeert het van mij. Zie hier dan eenige weinige Digtregels, die ik in Vriesland ontworpen heb. HET RECHT DER VROUWEN o v ADRES AAN DE MANNEN. Achtbre Mannen ! hooger Weezens ! Zo ge u zelfs voor 't minst verbeeld; Waarom in der menschen Rechten, De arme Vrouwen misgedeeld? Schreeuwers tegen 't Despotisme! Waarom word gij zelfs Despoot? Is een Vrouw, fchoon vaak Slaavinne, Ook niet uw Natuurgenoot?—— Is een Vrouw , Ariftocraaten 1 Is een vrouw geen mensch als gij ? Door een zelfde hand gefchapen; Nuttig in de Maatfchappij? Heeft de God van alle Schepfels, Ons tot flaavernij gedoemd ? 1 Heeft hij ons ooit, uit den hemel, Minder van waardij genoemd?—" Dat het bijgeloof hier zwijge ! Weg die zotte fabelleer, Die een Vrouw durft onderwerpen Aan een despotiquen Heer. I.aat gezond verftand beflisfchen! Man  «@ 123 -> M.wnen! wmr 's uw meetdetl èid 1 Al uw recht is 't recht der fterkften , Dat den Zwakken recht ontzeid. Waarom, Brommers van gelijkheid! Plaatst ge ons in een laager rang ? Wjtarpui ons op 't diepst vernederd, Nu zo wel, als eeuwen lang? Vrijheid, fchreeuwt gij allerwegen; Maar zijn ook de Vrouwen vrij? Heiligt gij niet onze kluisters ? boemtge ons niet tot flaavernij ? Mag een Vrouw haar ftem verheffen, In uw VrijheiJstempels? neen! , Mag zij zelfs haar recht bepleiten? Hoor- haar recht niet u ail.en? Alle lasten ;■ alle fchaden , Draagen wij op uw bevel; Maar, ó M.mnen! deelen Viouwen; In «w baate cn voordeel wel ? Welk een lijst van zwarte zonden, Staat, hier voor uw rekening! Hoe zult ge al dit onrecht plooien, In uw .Vrijheidsrechtsgcding ? B;j de nieuwe Conftitutie, Zien we ons ook voorbijgegaan. Waerelddwingers ! kan dit alles : Met het menschlijk Recht beftaao ? Maar, verzaakt vrij onze Hechten; 't Conftitutionecl gemis, Ooet ons geenc magt verljezen, Die aan Vrouwen eigen is. Siegis in naam zuj.t gij gebicde.-; Maar, in 't weezen van de zaak, BIjft het opperfie bevcclen, Eeniglijk der Vrouwen taak. Even als in oude dagen,  Dwingt een [onkje of ftuurssh gezigt, U, meuwbakke Ariltocraaten! Naar Q»i' wü en tot uw pligt. —•-—; Gaat dan voort in uw hervormen! ■Blijft ons Meefters in den fchijn! Maar de daaden zullen toonen, Dat wij} Vrouwen, Meeftcfs zïjnj t Aan Gij weet, Lucine! wat uw mcnschkundige Vader over dit onderwerp gezegd heeft. Indedaad ik ben het in zo verre met hem eens, dat ik de Vrouwen al vrij wat meerder rechten"toeken, dan men ze laat genieten! Maar, Vriendin ! gij kent! zeker veel beter dan ik, dat onbt paalde alvermoogeh, 't welk uwe beminlijkc Sexe, in 'c a'gemeen, over ons Mannen bezit! (want zeker is hét, dat, wanneer gij uwe toverende vingers uitfteekt, gij ons met den neus kunt rond leiden, waar heen gij wilt-, — ) maar waarom is deeze uwe magt toch vrijwillig dood, als het er op aankomt, om ze te doen gelden , in een zaak, die voor u van het uitterft* giewigt is ?  «K£ 130 ■> AAN IEMAND DIE, ONDER SCHIJN VAN PATRIOTTISMUS; HET VADERLAND VERRAAD. Gansch Neêrland haat met recht den aanhang van Oranje, Zo lang het oorlog duurt, om Willems heerfchapplj. Gansch Neêrland vloekt, met grond! den wrevel van Brittanie, Dat niet zoekt dan verderf; dan dood of flaavernij ! Maar 't woord ontbreekt den tong, dat, uw bedrijven waardij, 6 Huichelaar van Staat.' uw aart recht fchetfen kan. Geen naam is nog bekend, voor u, die altoos vaardig, Tot boosheên, erger zijt dan een bekend "Rjran. De Vrijheid is uw leus, de Broederfchap uw teken; Gelijkheid is uw woord;—— maar, wee! die u gelooft; Daarge uw verborgen dolk in 't eerlijk hart durft (teelten; Het Vaderland verraad; de vrijheid ons ontrooft! Cij fpeelt den helfchen rol van Vriend der Patriotten ; Zo als Ifcariot ook bij zijn rneefter deed. Gij durft de blanke deugd in 't aangezigt befpotten, En dompelt, met een kusch, haar in 't verfchriklijkst leed. ■ Maarmonfter! waant gij fieeds het Codlijk Oog te ontduiken? Verbeeld ge u, dat bet Recht uw gang niet gadeflaat ? Dat gij, van Neêrlands Volk 't vertrouwen kunt misbruiken, En dat, dat vrije Volk zal blind zijn voor uw kwaad? Dnt Volk ftraft den Despoot; verbant de Ariltocraaten ; Vloekt alles wat hem ftremt, op 't eedle Vrijheidspad, En waant gij dat dit Vo'k u ongcftrafd zal laaten; Dat het u niet vervloekt, fchoon cij zijn gunst bezat? Gij Adder in de borst van vrije Maatfchappijen! Gij heimlijk vuur in *t ftïoo op Nefirlands vrijen grond Zie, op 't fchavot, het loon voer zulke huichlaarijen, Waardoor elk Patriot den dood loopt in den mond. De  .•>$> 131 5* fchande en «rroeging zal u eeuwig vergezellen. H'j die de Vrijheid, eert; hij die Oranje dient, Zal uw verraaderj vervloeken'bij 't vertellen, En, in uw Vaderland, hebt gij geen eenen Vriend. % i& * A A N D E BATAAVEN: TER AANMOEDIGIXG VAN HUN VERTROUWEN OP D E FRANS C II E N. Blijft, blijft ftandvastig op uw .Franfchen Vriend betiouwênj Hij is, naast God, de fteun; het heil van 't Vaderland; Hij zwoer uw Vriend te zijn, nooit zal die Eed hem rouwen; Ter ftaaving van dien Eed is 't ftaal in zijne hancL. Blijf echter, o Bataaf! met duizend oogen waaken. Mistrouw den Intriguant, die u zoetvoerig vleit. Mistrouw den Schreeuwer, die uw vrees wil gaande maaken; Of, door een dollen fhp,,u ten verderve leid. Blijf, blijf gewapend, dpi uw Rechten te doen gelden. Lxf vrij, of fierf; maar (leep uw vijand mede in 'c graf, De Vrijheid of dep Dood voegt aan Bataaffche H lden; Zij zijn het hoo^fte Goed, dat u de Hemel gaf. I 3 AAN  AAN DE BEDAARDE ïn VERSTANDIGE VERDEEDIGERS DER BATAAFSCHE VOLKSZAAK, Gij, die verftandig en bedaard, Niet met een woest gefclireeuw , u voor *s Volks zaak doet hoore» 1 Gij . die gepast beleid, met kragt en nadruk paart! U zegent Ncéilands Volks, waardoor gij zijt verkooren. Dat Volk zal niet ondankbaar zijn. 'tWeet zijn Verleiders van zijn Vrienden te onderfebeiden. 'c Keurt goud voor klatergoud ; 't kiest 'tweezen voor dinfehijn. U voegt flegts wat geduld en op den tijd te beiden, -*— Maar voor dén oogenblik, meer niet, -— Zal, mag , 6 Intriguant! 6 Vleijer! 't u gtlukkeu, Dat ge een geloovig Volk, naar uwen wil, gebied; Waar, eeuwig zal dat Volk niet voor uw heerschzugt bukken. 6 Eerlijk Hart! gezond Verftand! Gaat flegts beltendig voort, en gij zult zegepraalen. De zugt tot zelfbehoud; de zugt voor 't Vaderland, Mag, voor een korten ftond; maar kan niet altoos dwaalen. W I E  <• 1-33 > WIE AL OF NIET EEN SCHREEUWER KAN GENAAMD WORDEN. Hij is geen Schreeuwer, die voor 'sVolks belangen pleit, Met al den ijver, aan Republikeinen eigen. Hij is geen Schreeuwer, die, door zijn welfpreekenheid, Het ijz-rrotfe hart poogt tot zijn pligt te neigen. Hij, die zijn ftem verheft, te midden in 'tgevaar; Het Volk te wapen roept, om juk en dwang te doemen, En vloeken dondert op den kop van den Barbaar, Kan men geen Schreeuwer noemen. Miar hij, die raast en tietl o;n elke beuzeling, En d'aandagt van het Volk, daardoor, poogt wegteileepen: Die wtaak vergt van elk ee i, als een beleediging, Gegrond, of ongegrond, zijne eer heeft aangegreepen: Hij, die zijn grootheid of zijn troon te ftigten poogt, Op d'ondergang van hem, die hem in 't licht durft ftellen: Hij, die, door zijn pepocb, alleen zig zelf beöogt, Kan men als fchreeuwer tellen. Bataaven ! zo uw heil, u na aan 't harte ligt; Vertrouwt dien fchreeuwer niet; hij is uw grootst verraader. Hij zwetst van Vaderland; van Vrijheid en van pligt, En brengt, met elke flap, de flaavernij u nader. Toetst hier uw vrienden aan : beproeft of hunne taal, Pe taal der Vrijheid zij . en of hun daaden fpreeken. De Zoon der Vrijheid werkt I De grootfche woordenpraal, Moet zeer zorgvuldig met de d iad zijn vergdecken I 3 AAM  <■ 134 •> AAN DE Volksvergaderingen, Kijft, knort niet om een woord, ó BnrgerbroederfchappenJ Verfpilt uw kostbren tijd met fchrecuvvpartijën niet; Noch zegent geen Hansworst, met juichend, handenklappcn; Maar ilreeft op Vrijheids fpoor, waarge U gelukkig ziet. Weest werkzaam in het groot; een zee van beuzelingen. Word enkel aangevoerd, om U, uw heil te ontwringen. ter gelegenheid VAN HET collumsche oproer, in vriesland, 1n1797. Verraader Willem! beef, dit bloed komc op uw kop : Het fhoomt door uwa fchuld, en troont Gods wraak van boven. De haat van den Bataaf beklimt den hoogften top; —— Gij durft u gruuwlen; hij . zig recht veiöorelooven. Tijran van Neerlands Volk ! een vrij Bataaf ftaat pal. Bezielt uw helfehe geest uw woeste Afhangelingen, Weet dan, dat kop bij kop, uws Aanhangs rollen zal! Dat ons verraad noch dolk de Vrijheid zal ontwringen! . Men bicde, waar men wil, de broederlijke hand, Aan den Oranjevriend; men doe hem gunst verwerven! Hier is hij vijand van 't verloste Vaderland, Die, zo hij met g«weld zig roert, den dood moet ftervcn. Oranje*-  <' 135 > Oram'eilaaven! beeft; aanfchouwt uw Deelgenoot: C*> V fttat het het zelfde lot, om 't zelfde kwaad te wagten. Neemt tot uw les en fpreuk: of ftil zijn; of den do»d! Of morgen zonder kop ; of beden pligt betragten. HET WAARE. Hij die de Maatfchappij van 't kwaade v.il ontlasten, Moet niet van verre ftaan: Moet naar geen fchaduuw flaan! Neen! 't voegt hem, om de Bron des onheils aantetasten. In Heerfchzugt, Eigenbaat, gcteifterd Vaderland! Hebt ge al uw leed te zoeken. Eeer dus, door jak en ernst, het groot en klein verltani, Die pesten kennen, en, befchimpen en vervloeken! Zie daar, beste Lucine! dit weinige ter uwer uitfpanning: indien gij er finaak in vind, zal ik niet agterlijk zijn, om, bij de een of andere voeglijke geleegenheid, u meer van dit foort te zenden. In mijn volgenden keer ik tot mijn hoofdzaak, tot de Patriottifche Gefchiedenis weder. Ikben'enZ- TWIN- (*) Eene. Jan EiNjies, zijnde ten der grootPe Oprocmea- l-ers, en daarom onthoofd. I 4  TWINTIGSTE BRIEF. Beste Vriendin.' Het franfch Patriottismus heeft te veel faamep* hang met het Bataaffche, dan dat ik cr geen kort woord van zeggen zou. Reeds héb ik u doen op« merken, dat F, ankrijk de Hoogfchool Was, waarde mecstcn onzer tegenwoordige patriottifche grondbe-, ginzels gelegd, en onze denkbeelden gevormd zijn geworden, Dc Franlcheh fchéenén in den beginne hunner Revo-* lutie het Plan t ener. Regeering tc hebben, die zeer vee! raar de Vaderlijke zweemde; zij wildenden Koning, die tot nog toe vrij willekeurig over hen geheerscht had, in een Vader herfciieppen, waarom 2'jhem, bij wijze van Conftitutie , de wetten voorfbnrcevcn. De Franfchen wilden dus wonderen vorrigten, in een tijd, dat alles volftrekt zijn na, tUtirlijkcn gang gaat. Dc verschgefchapen Vader toonde weldra, dat, Wat n?am men hem ook wilde toevoegen, hij daarom zijn vorstlijk inftinct niet verzaakte. Er Pntftond een vei fchrikhjk mengelmoes van despo- titme'  < 137 > tisme, Aristocratie cn Patriottismus, dat, even als-vuur cn water, zig zelve fchielijk verteeren moest. DcFra fcaen zongen maar weinig dagen den lof hunner Revolutie; riepen niet lang: ViveleRoil vive la Patriel want Lodcwijk nam dc v'.ugt, en, te midden onder de zegeningen , die men nog bezig was over dien koninglijken Vader uittefr reeken, werd hij tot in het diepst van den af rond vervloekt, zo dra mende tijding van zij e ontwijking ontving. — Hier mede eindigde het eerde bedrijft van het fransch Patriottismus, zonder eenig ander ander nut, dan dat het ons geleerd heeft, dat een koning, indien hij wilde, een gelukkig Vader zijner onderdaanen kan worden. Een vaderlijke Regeering zou misfehien , boven alle andere foorten van Regecringen , te verkiezen weczen, vermits het gros der ftcrvelingen uit groote, domme en veelal ondeugende kinderen 'beftaat, die enkel door het voorzigtig en verftandig beleid ; het gepast gezag en dc waare kinderliefde van een rechtfehapen Vader in order gehouden cn tot hun pligt gebragt moeten worden: ■ maar waar zou men den Koning vinden, die dergelijk een Vader telfens kon zijn ? Dit ware al wederom wonderen van den hemel gevergd! — en, zo er, bij het allergelukkigst toeval, al eens dergelijk een vaderlijk Koning een aanweezea verkreeg; dan zoii zijne regeering flegts weinige 1 ? oogen-  < I3§ > «ogenblikken geluk aanbrengen: met zijn dood keerde alles tot de overheerfching en de flaavernij te rug; want hoe veil wonderen zouden er niet moeten gebeuren, wanneer zijne Opvolgers hem gehjk waren? De zoete en ftreelende droomen eener Vaderlijke Regcering kon men, in dien tijd, in verfcheiden franfche fthriften leezen, en uit verfcheiden Staatsredenvocringen hooren. Het franfche Volk maakte betoverende fchilderijën van een beftuur, dat door de natuur zelve aangeweezen en gevestigd word; maar het droomde niet lang, en floeg tot een ander uitrerfte over, Het nam, ten grootüen deelen, zelfs de teugcis in handen; het maakte genoegzaam een Volksregeering, die men, in tegcnftelling van de zo evengedagte Vaderlijke, niet onaartig de Kinderlijke zou hebben kunnen noemen. In de Clubs of Sociëteiten fprak en beveelde men, en de geconftituëerde Magten waren, voor een tijd, niet anders dah bloote Uitvoerers, van den Wil des Volks, die elk oogenblik zig bekend maakte. De wanorden, die hier uit gebooren werden, waren vcelen; waren groot; ergerlijk cn hoogstnadeelig. Dit ondervond men alhcel fchielijk; doch het te doen blijken was gevaarlijk; dit was natuurlijk, en even zo natuurlijk waren de aanleidingen ,  < 139 '> dingen, die, uit d-ezen toedragt van zaaken, genomen werden j om trapsgewijze weder een ander foort van Regecring, onder het waarlijk ligtveranderiijke franfche Volk, intevoer.n. In den beginne deezer Regeering kon men, over 't algemeen, zeggen, dat het Patriottiiche Vulk als uit cenen mond fprak; ten minften, dat ce meerderheid van het zelve beflischte en heerschte ; doch dit duurde zeer kort: dit wuren flegts de oogenblikken van het eerste, hevigfte en onbeteugclba&rfte vuur van een foort van Patriottismus , dat het, in den grond der zaak , wel meent; doch dat liever den Tempel der Vrijheid, als 'c ware, oogenblikhjk uit Niet wil fcheppen, dan den zeiven, volgens het bepaald menschlijk vermogen, wil opbouwen. Weldra bedaarde dit wilde vuur; want al wat hevig werkt, werkt niet lang. Men zag eenige doortrapte en ftoutmoedige knaapenzig aan't hoofd deezer franfche Volksverzaamelingen ftellen, die, na de onbepaaldfte genecgenhcid des driftigen Volks gewonnen, en den verbaazendften invloed verkrecgen te hebben, zig voor den mond van het Volk;, voor deszclfs Advokaat, enz. verklaarden. Het Volk bevestigde dit overweldigd vermoogen, en de Geconftitueerde Magten werden ook hier ftom , en — gehoorzaamden. Het  •*C 140 ■> Het was aldus, dat een Marat, Robespiere, en dergelijke knaapen, gevormd en ten toppunt van fflagt en gezag verheven zijn geworden ! — Het was aldus, dat het zogenaamde Schrikbewind ontbond, het welk wij hier zeer gevoeglijk de Regecnng van den fterklten cn geweldigften kunnen noemen. Wat 'er onder dit fchrikbewind van dengevlockten Robespiere gebeurd is, mijn lieve Lucine! weet gij! Gij waart getuigen van de vede honderden hoofden, die 'er in Parijs, tegen over nw kamer, daarheen rolden! Die zee van bloed ftroomde daaglijks voor de plaatfe uwer wooning, en geen pen is in ftaat, om, naar eisch, mttedrukken, wat veele deezer bloed en moordtoncclcn aan uw teder cn menschlievend hart gekost hebben! Ook dccze Regeering was te geweldig, dan dat «ij lang zou hebben kunnen duuren; het ergfte despotismus, waar onder Vrankrijk ooit gezugt had, (de Bartholomêus nagt misfehien uitgezonderd,) was 'er flegxs kinderlpel bij, en de Franfchen verftonden thans maar al tc wei de kunst, om hunne Tijrannen tc verpletteren , dan dat Robespiere niet eindiijk het flagtöfièr der algemeene woede had moeten worden, Op  Op deeze Regeering volgde een meer gemaatigde, die weder andere zwakbeeden en gebreken ten toon fpreide, en die, — misfehien, — aanleiding zou kunnen geeven , om in Vrankrijk eindiijk iets opterigten, dat zeer veel naar een troon gelijkt.— Dit ten minsten is zeker, dat door die zogenaamde gemaatigde Regeering het misnoegen ganfeh niet opgeruimd, en de heimlijke faamenzweeringen ganfeh niet belet zullen worden. De Franfchen zullen onder dezelve blijven woelen en wroeten, en daar men zulks van wederzijden zal doen, zal de Hemel de hand moeten uitftrekken, om den Tempel der waare Vrijheid ftaande te houden. Ik ben, enz. EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. Waarde Luc ine! Geduurende deeze regeeringsverwisfelingen werden door de Franfchen zeer gcede wetten gemaakt, en zeer groote zaaken ondernomen. Het vernietigen van dc Kloosters en den Adel kenmerkte hunne menschlievenheid even zo zeer als hunne zugt  " zugt tot gelijkheid. Dc trotschheid en onderdrukking der bevoorrechte Grooten ftceg alle paaien en denkbeelden te boven: zij waren de Heeren en Goden , en de overige ftcrvelingen hunne lastdieren, of hunne wurmen, waarop zij met veracnüng de oogen, uit de hoogte, ncderfloegcn ; of hunne flaaffchc bewonderaars en aanbidders, die van hunne almagt het beftaan ontvingen cn behielden. Dit verveelden de Franschen met recht. Voortaan zulten alle menfehen broeders zijn ! zeiden zij, en de Adel verdween met al zijne kenmerken. Dit was indedaad een bedrijf het egt Patriottismus waardig: dit toch kent geen twee zo zeer onderfcheiden foortcn van merfchen. Dit kent niet anders dan volkomen gelijkheid en broederfchap, en ftelt alleen een onderfcheid of vcrfcliil vast, dat of door de natüuï zelve word aangewcezen; of door verdienften en deugd uit zig zelve onvermijdlijk word. Uit dit of dat geflagt gebooren te zijn; deezen of dien naam te draagen maakt niemand tot een nuttig en werkzaam Lid der Maatfchappij. De Adeldom ontzenuuwt de werkzaamheid; verhoovaardigt het hart; wederftreeftdezugt tot verdiensten en verpest de faamenleeving. Het adclijk gedeelte der fiervelmgen werd beroemd door dc overigen , of den voet op den nek tc zetten , of op het hart tc trappen: het bekwam zijne voorechten, door vuur en Haal, en gecne dcrzelvcn of zc zijn  <• 143 •> zijn met mcnfchcnbloed gefchreeven. Ditge- flagt te doen verdwijnen was recht patriottisch. Aartig v/as dc inval van eenige franfche Boeren, welken een Marquis tot hunnen Heer hadden. De trotfche Edelman had, bij wijze van request, vcrzogt om zijn rang als Marquis te mogen behouden: de,Bo"cren onderfteunden dit adelijk verzoek ten allerfterkften: Mits, voegden zij er bij, dat gij ons allen insgelijks tot den rang van Marquis verheft. Wat het vernietigen der Kloosters aanbelangt, dit was volmaakt naar de voorfchriften van mijn ftelzel van Patriottismus gehandeld. Gij hebt de gefchiedenisfen geleezen, Lucine! gij hebt eenige ondervinding van het Kloosterlecven gehad ; maar, welke broeinesten van vooröordeclen; bijgeloof, dwaasheeden en ondeugden waren dccze verblijven der Huichlaarij niet, door alle tijden heen ? —- Genoegzaam alle onheilen, die de Christenwaereld zijn overkomen, werden in de Kloosters uitgebroeid! in deeze bcmuurde woestenijen zijn verftand en hart beiden even zeer bedurvcn geworden, en die zedenlijke befmetting heeft zig allerwegen verfprcid! — Ergerlijke; lasterlijke begrippen van het Opperwcezen; menfehenhaat; vervloeking en verdoemen van zijne medebroeders; tcrgenftreeving der gezonde wijsgeerte; onderdrukking der eerfte weetenfehappen; vergiftiging van het  <• 144 > het zoete der faamcnlceving, en dergclijken; —* dit alles kwam uit den den boezem der geestlijken voort, en wanneer het cr thans niet zo fterk meer uit voortkomt dan weleer, dan is de fchuld daarvan niet aan hunnen wil; maar wel aan hun gebrek van invloed en magt tc wijten. In eene wclgcfte'de Maatfchappij moeten de Leden elkander onderling beminnen, ende voornaamfte hinderpaal die zulks bclettedc, werd door hut vernietigen der Kloosters uit den weg geruimd. Ik heb geleegenheid gehad, om verfcheidene deezer geremoveerde Kloosterlingen te fpreeken: allen, 'c is waar, beklaagden zig ten hoogfteh; maar waar over? niet over de nadeden, die, door hunne afichaffing, aan de Maatfchappij-, dc Zeden of den Godsdienst werden tocgebragt; 6 neen! zij beklaagden zig enkel daarover, dat zij, na een ftil, gerust cn vet leeven geleid en genooten te hebben, hu met een fober penfioen werden afgezet; dat zij, geen ambagt verftaandc, of eenig fonds van beftaan hebbende , nu aan de genade der Volksweldaadigheid werden overgelaaten, enz. — Zeer weinigen, dit is ook waar, heb ik onder dien verdreevcn hoop gekend, die heimlijk blijde, om deeze geestlijke of liever patriottifche verlosfing, waren. Het heugt u tóf* mers nog, Lucine! dat ik u te Antwerpen, m een  een der firaaten, die op de Beurs uitloopen, twee lieve, mooije Nonnetjes aanwees, die, al aanftonds na de aflegging van het geestrijk gewaad , zogenaamde Meisjes van pleifier geworden warren. —— Ook kent gij Pater * * * die te Parijs Hoerenwaard werd, toen de kap hem naauwlijks van 't hoofd was, en die openlijk God dankte, dat hij nu in den kring kwam, waar hij te huis hoorde. De affchaffing van den Godsdienst is, in een der vlaagen van onbezonnenheid, door de Franfchen insgelijks gefchied. Onbezonnenheid, zeg ik, waarde Lucine! en indedaad het was niet anders; want naderhand, toen zij bedaarder van hoofd werden, hebben zij allengskens weder beginnen optebouwen, dat zij zo overhaast hadden afgebro* ken: een bewijs, dat zij niet met het verftand en de egte ftaatkunde; maar met drift, en een nog erger vooroordeel, dan het geen zij poogden uitteroeien, waren te raade gegaan* Welk eene belachlijke drift vertoonde zig in die oogenblikken, toen de franfche Patriotten op al- taaren en beelden losgingen! Ik zag de houten Maria's, fint Jozefs , Antoniusfen, Barbara's, Pieters en Paulusfan, en met een woord al wat heilig en brandbaar was, met touwen om den hals naar het martvelt fleepen, of, op de ftcrkgc K fpier-  :fpiefde fchouders der yvcrende Sansculotten, daar ■heen draagen! —i— een behieger van deeze heiligen deed dus een oogenbliklijken optogt van uit hunne ovcreeuwde verblijven, naar een groote put, die men gegraaven had om er een Vrijheidsboom in te planten, en welks bodem men met takke- bosfehen bedekt had. Hier vonden de Goden dos Volks hun graf; want fchielijk reezen de vlammen uit den heiligen kuil ten hemel, en 't geen men , eeuwen agter den ander, godsdienftig vereerd cn aangebeden had, veranderde in twee of drie minuten in een hand vol asch, die tot mesting moest verftrekken. Bij die geleegenheid merkte ik op, dat verre weg hec grootfte gros der Aanfchouwcrs, die men bij duizenden tellen kon, weinig of geen behaagen in dit zonderlinge fpcl hadden. Gij weet, dat er te Duinkerken een beroemd kapelletje van de Moeder Gods was, 't welk kort daarna, tor een kruidmagazijn of werkhuis gemaakt zijnde, in de lugt fprong! in dit Kapelletje ftond een Mariabeeld, dat, in tijden van ftorm of andere zeegevaaren, door de gcloovige Visfchers werd aangeroepen, en ook nog al vrij gereed was, om de ongelukkigen een helpende hand toeteftecken. Gij zult u zekerlijk nog wel den optogt errinneren, die dertig of veertig behouden Zeeluiden, op hun bloote voeten, biddende en zingende, eens naar dit Heiligdom dee-  <• 147 > rieéden, waar men hunne dankbaarheid in klinkèrlde munt ontving, en waar de fchilderij hunner lotgevallen, ncffens de veelvuldige andere tafereelert van dien aart, Godsdienstiglijk werd opgehangen 2 bij die geleegenheid hebt gij die kleine zwarte, houten Wonderwerkfter gezien! daags te vooren had men haar nog bewierookt en er de kniën voor geboogen; thans was zij mede onder de gearrefteerde en veroordeelde Heiligen : een groot Karei, diert ik voor een Smit groeteden nam haar op en fmeet haar in den brandenden afgrond! -—■—■ op dit oogenblik gilden er 1 honderden menfehen tefiens ! de Visfchers ftonden met de handen faamgevouwen ƒ met verbleekte kaaken; toegcklemde lippen en de oogen ten hemel geflagen,verwagteden zij vandaar een wonderwerk, ter redding der brandende Heiligen en ter voorbeeldige ftraf van die godloozehj die hen in 't vuur gefmeeten hadden. Dit wonderwerk echter gebeurde niet. Een derfpot* ters zei; dat men dit wonderwerk niet uk den He* mei; maar uit de put had behooren te verwagten; want daar toeh waren de luiden, die, zedert zü veel eeuwen, het ambagt 'van wonderen te verrig" ten bij dc hand hadden gehad. De geloovige menigte, alles zeer natuurlijk ziende afioopen, ging bedrukt en verflagen naar huis, én liet niet naar om, bij alle veilige geleegenheeden, het Patriottismus te vervloeken. K 3 ÉVet  Even weinig befpeurde ik de vergenoegdheid bij de volksmenigte, toen men de fteenen Heiligen ging beoorlogen. Deeze booden langer tegenftand, en de hervormende Sanscullotten werkten zig niet weinig in 't zweet, om hen dc koppen aftezaagen; met hamers en mokers te verbrij'felen, of om ze, van vervaarlijke hooge ftandplaatfen, met touwen ter neder te trekken en tot ftof te doen vallen 1 weinige bonderden verrigteden dien arbeid; de overige duizenden, vrugtloos, bij de Historie der brandenden houten Heiligen op wonderen gewagt hebbende, hielden zig fchuil en lazen hun Paternoster. Het omverwerpen en uithakken der altaaren j het ilegten der hooge Chooren, met een woord, het herfcheppen der Kerken in Paardenftallen; Koornfchuuren; Schouwburgen, enz. was niet anders, dan een voorbijgaande drift; dan een vliegende onbezonnenheid der Franfchen; dit ware uit duizenden voorbeelden te bewijzen, wanneer de aart der zaak zelve het niet betoogde, en de gevolgen het niet leeraarden. — Een klein Haaltje, hoe weinig beredeneerd deeze heilige remotie was, zal ik u mededeelen: bij het omverre trekken van een zwaar Mariabeeld, werd een der voornaamfte Trekkers, door dc vallende fteenen , gevaarlijk gekwetst: op 't zelfde oogenblik riep hij, met de grootfte wel'meenenheid en godvrugt: Jezus! Maria! veest mij genadig! Door  Door geheel Vrankrijk ging het genoegzaam op den zelfden voet; in de eene plaats beter; in de andere erger: gij hebt er genoeg van gezien. Ik weet wel, Lucine! dat men iets anders, in de plaats van den verwoesten uitwendigen Godsdienst, poogde te Hellen; maar wat was dit? — Tempels der Reden, waar men vrij flegte Opera's fpeelde, en de Rèdenaars een foort van Hansworsten waren, die alle hunne vermogens infpanden, om de kwakzalverijen hunner meesters aan den man te helpen! ik zelve, uit nieuwsgierigheid, ben mede opgetrokken om het Feest van het Opperweezen te helpen vieren, en, na, veelfchoone zaaken gezien en gehoord te hebben, vond ik mij eindiijk, bon gré, mal gré, in denoodzaaklijkheid, om ter eere van dat Opperweezen de Carmagnole te moeten danzen! die zelfde Tempel, op de Esplanade te Duinkerken, waarom ik heen gedanst heb, werd kort daarna, door een wervelwind opgenomen, en in duizend Hukken daarheen geworpen ! de vroomen zeiden, dat dit een oordeei Gods was. Ik ben, enz. K 3 TWEE-  TWEE EN TWINTIGSTE BRIEF Beste Vriendin! Jkzal mijn onderwerp voortzetten-, ik zal het met egte kleuren blijven fchikleren , en dit zult gij mij niet kwalijk neejnen. Zodanig een removeeren van de Volksaltaaren en Goden, als ik u in mijn voorigen verhaald heb, ftrooktë in 't geheel niet met mijn ftelzel van Patriottismus. Verlichting van het verftand ; verbetering van hart cn zeden, vordering in alle burgerlijke deugden en daarftelling van alle moogiijk maatfchaplijk geluk, dit heb ik u reeds gezegd, dat bij mij Patriottismus heet! — maar, Lucine! zijn de onkundigen; zijn de bijgeloovigen onder dc Franfchen verlicht; zijn ze wijzer geWorden, door de voorwerpen hunner aanbidding of verëering te verbranden? Door de Heiligdommen te verwoesten, waar zij den God van hemel en aarde, met hunne oogen vermeenden te aan-r fchouwen, en allerplegtigst met hunne harten te verëeren? Een fpeelziek kind word niet ver- ftandiger wanneer men het zijne fpeelpoppen en ftokpaardjes ontneemt: een verftaadig Leermeefter laat het die behouden; maar hij doet er het de nietigheid ; h?t dwaaze van zien cn gevoelen, en het mist  mist nooit, of het kind, zo dra dit:'groote oogmerk bereikt;is, werpt'Van zelve alle' de bagatellen uit de hand, om cr wcezenlijke zaaken voor in de plaats aan te grijpen. Herinner u die' dagen van kerk- eri' beeld' ftormerij, en vergelijk5 ze' bij de gebéurtenisfen van den tegenwoordigen' tijd! Zij", die Jozef en •Maria toen zo baldaa- dig, als eerfte baazen, in het vuur fmceten,- of tot ftof 'vermaalden, knielen cr thans, met tienmaal verdubbelden godsiieriftijver voor neder ! —— en zij, 'die de eerften waren, om deTempels tot dorschviocren, te maaken, zijn nu geenzins' dc laatftcn , om er kruipende , de grootfte bijgeloovigheid tè plcegen ! —- Heet dit verlichting van verftand? ■ Dit'echter, zijn' de menfehen! ■ Dit zijn dc Franfchen! — De' verbetering vanhart en zeden voer niet beter bij dit beeldverbrijzelen dan'de verlichting van het verftandJ Voor de waarlijk verftandigen'en deugdzaamen Was dit kerkremoveeren volftrekt overtollig; deezen kenden'en betragteden'hun burgerpligt, zonder eenige andere ingeevingof'aanmoedi-' ging dan die van hun' eigen hart en overtuiging: voor de bijgelöovigen dogt het in 't geheel niet;. want deezen werden er, op dc verfchrikiijkifte wijze , door geërgerd; en wat de losbandigen en zedenloozen aanbelangt, deezen werden er flegts 'te ondeugender door ; want voor veclen hunner, die K 4 maar  *C 15* !> maar gansch geen wijsgeeren waren, was h:t eene beteugeling tot kwaad doen te minder: want dit is zeker, dat de hel, het vagevuur, enz. voor de meesten deezer windbreekende kwaaddoeners, angstverwekkende dingen zijn, en vooral, wanneer zij zig in het eenzaame donker bevinden, of op hun waarfchjjnlijk fterfbed liggen» Het geluk der Maatfchappij werd er ook niet door bevorderd. Een boer, die, met den uit- terften eeibied, voor zijn crufifjx nederknielt, en zijn landen welbebouwt, is, in mijn oogen, oneindig nuttiger en eerwaardiger, dan een Dragonder, die dat crufifix met voeten trapt, en de oogften verwoest, Gij hebt eens een bezoek van foortgelijke Dragonders gehad, die, in alle huizen naar de kruisbeeldjes zogten, om ze te verbrijzelen'— Bij mij, zouden ze ook komen.- een klein kruisje ftond in een hoekje van mijn geftoffecrde kamer: ik gaf het aan mijn Huisheer, als een thans gevaarlijk meubel, weder te rug; in grammen moede imeet hij het door het venfterraam, te midden op ftraat. Ijaat ons Heer voor zig zclven zorgen, zei hij. Ik heb voor mijn aandeel thans genoeg te doen. Ik ben, enz^ PRIE.  DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF. Beminde Lucine' Onder de groote zaaken, welke door de Franfchen ondernomen zijn geworden, behoort inzonderheid ook de fchikking, welke zij in 't iftuk van 't Huuwlijk maakten, ik bedoel dc Bivorce, of Scheidbrief. Het ftrookt zekerlijk niet'met het gezond Ver-' ftand, met de Rechten van den Mensch en het Maatfchaplijk geluk, dat er verbindtenisfen ftand grijpen, die, voor een der contraóteerende Partijen voor altoos moeten dunren, niettegenftaande beiden Partijen zig onderling, door die verbindtenis; ongelukkig maaken ; niet tegenftaande zij die wat de aart der zaak zelve betreft, veilig verbreeken kunnen, en zij niets vuuriger dan die verbreeking verlangen. Het bijgeloof en de dweeperij hebben van het Huuwlijk zodanig een verbindtenis gemaakt: flegts weinige redenen waren er, die een fëheiding kunnen veröorlooven: deeze redenen waren ook van dien aart, dat ze de geestlijkheid, die K s hier  < 154 > hier de wetgeevers waren, zelve tegen den kop fprongen, zo dat zij zekerlijk bedugt werden, dat hun ganfche kraam in duigen zou vallen, bijaldien zij deeze redenen niet lieten gelden. Maar die groote, die allergewigtigfte reden, het niet overée'nftemmcu der humeuren ; de af keerigheid van elkander, waardoor de cgtlijkeTaamenleeving een hel op aarde word, kwam niet in aanmerking! deeze reden kon niets afdoen voor een eenige Vicrfchaar? Eenmaal een flegte, onbezonnen keus gedaan, en eene onnatuurlijke verbindtenis aangegaan hebbende, moest men daar bij, tot zijn dood toe volharden, en ingevallen men, in deezen, der Natuur meergehoorzaamdc dan de Wet, en een misftap beging, dan was de waereldiijke Rechter vaardig totftraffen, en de Geestlijkheid tot vervloeken cn verdoemen! Huuwlijksverbindtcnisfen voortekomen, (dus redeneerden de Franfchen er verder over,) welken niet fchielijk het naberouw opwekken , of het verderf der Maatfchaplijke zeden veroirzaaken en verhaasten, — is onmooglijk. Zo lang de Liefde in den blinde daar heen tast; zo lang een onbezonnen; onberedeneerde en onbeperkbaare drift over « het toekomftigc lot van twee perzoonen befchikt, zo lang zullen ook de Huuwlijkfche Contracten niet anders dan het grievendfte ongeluk der Ster- velin-  < 153 > " velingen bevorderen en voortbrengen. —~ Maar» welk eene babaarsheid, te midden onzer zo gezegende als redenlijke hervorming, zou .het niet. zijn; wanneer wij, niet kunnende beletten, dat er zodanige verbindtenisfen geflooten worden, echter, de haatlijkc Wet in wcezen lieten blijven, waardoor zij vereeuwigd worden! Beftaan de menfchlijke Maatfchappij en ; uit niet redeneeren-. de; uit kortzigtige; uit voorbaarige; uit zig zelfvoorbijloopende Stervelingen, —• welaan! laatenwij dit onvcrmijdlijk gebrek zo veel verbeteren als moogiijk is, door er den. eeuwigen duur aan te beneemen: door aan de verbondelingcn, ten allen tijden, de geleegenheid, tc bezorgen, oir: een overhaasten, en verderflijken ftap te verbeteren, en om een keus te vernietigen, waarvan de gevolgen rampzalig zijn! Deeze redeneering fteunde op te billijke gronde, om door de hervormende Franfchen niet met daadlijkheeden agtervolgd te worden. Alle. bijgeloof verachtende en alle vooröordeelen ter zijden: Hellende, maakten zij dc wet van Egtfcheiding; Waarbij het de.gehuuwden volmaakt vrij ftond elkander, even als in een Burgerlijk Verdrag, van het gegeeven woord te ontflaan; te fcheiden, en naar welgevallen, ergens elders een foortgclijkeyerbindtenis aan te gaan. Gij  ^ Gij weet, waarde Lucine! hoe de Heeren Geestlijken hier over gebromd en gevloekt hebben!— doch vloeken en brommen is geen redereeren ! ik heb veele hunner tegenwerpingen geleezen en herleezen; doch genoegzaam allen dezelven fteunen op dat foort van bedonderend gezag, dat, bij de gezonde reden en de waade wijsgeerte, niets hoe genaamd afdoet, en 't welk alleen bij dat foort van vroome zielen kan gelden, die liever blindling hunne geestlijke kwakzalvers gelooven; dan de gewigtigfte zaaken redeneerkundig onderzoeken. 't Is waar, dat de ondervinding geleerd heeft, dat deeze wijze van echtfeheiding of Divorce de ergfte zedenloosheid en huislijke verwoesting in de Maatfchappij aanrigtede; maar de reden daar voor was in geheel iets anders te zoeken, dan de mijmerende Geestlijken ons aan de hand dceden. Ik heb gezien, dat het verfchriklijke misbruik, het welk er van het gceven van een Scheidbrief gemaakt werd, verre weg het voordeel en 't geluk overtrof, dat men er zig van had voorgefteld ! — men maakte, bij voorbeeld, huuwlijksverbindtenisfen voor veertien dagen; voor drie, vier en meer wceken, naar maate men eenigzins berekenen kon, dat het eerfte nieuwtje van bruidegom of bruid vcrflecten zou zijn; dan fcheidde men  en men ging andere verbindtenisfen aan! — Dit niet alleen; maar dik.wils gebeurde het, dat de nieuwgehuuwden, binnen het eerfte paar weeken, al weder uit vrijen gingen, ora toch tegen het eindigen van het geflooten Egtverdrag in gereedheid te zijn. Niemand was dus zeker van zijn Egtgenoot; want daar men het verdrag verbreeken kon, wanneer men wilde, was het natuurlijk, dat Man en Vrouw altoos een vooruitzigt begeerde te hebben, om, als het cr op aan kwam, te weeten waarheen. . Hoe veele minnaarijtjes en fnoeppartijtjes hier uitmoesten gebooren worden, kan men gemaklijk begrijpen, De jaloufie bekroop het hart der eerlijkften en braafften, en de ergernis werd algemeen. — De fiaat der wildheid werd, in dit opzigt, wederom ingevoerd; deeze ftaat moge goed zijn op zig zelve; doch men kan ze nimmer met den fiaat der befchaafdheid of der redenlijke maatfchappij vermengen, zonder den een door den anderen te bederven en te vernietigen. De wilden kennen geen zedenloosheid en verliezen er niets bij : maar bij een befchaafd Volk is de zedenloosheid een" pest, die het zelve verwoest. De zaak zelve ftrookte dus bij uitltek wel met mijn ftelzel van Patriottismus, en in zo verre deed zij waarlijk de hervorming der Franfchen eer aan; maar zij ftrookte in geenen deele met de omftan- dig-  *£ 158 > digheeden hocb. met de menfehen. De vooroordeelen waren verre van uitgeroeid te weezen; men had ze flegts doodlijk verfchrikt en tot zwijgen gedoemd , -— en wat de menfehen aanbelangt: deeze waren voor het uitwendige misfehien een weinig veranderd; doch het inwendige was het zelfde gcblccven. De kinderen mogen de rol van Wijsgeeren fpeclen, maar zij houden daarom niet op kinderen te zijn, die met hun gewaad ookdenFilo* loof uittrekken. Men neeme het zo men wil, Lurïhe! maar de beftendige ondervinding leert, dat de beste Wetten, wanneer zij niet naar dc menfehen gefchikt zijn, groote onheilen aanrigten. In een Kinderfchool moeten de Wetten gansch anders zijn, dan in een Maatfchappij van dappere Romeinen of verftandige Grieken. Of de Bataaven, na de Omwenteling van 1795, dit opgemerkt, en volgens die opmerking gehandeld hebben, durf ik niet zeggen; maar zeker is het, dat zij geen al te beste copiën van de origineelen der Franfchen hervormingen gemaakt heb» ben. In 't vervolg zal 't blijken, hoedaanig zij te werk zijn gegaan met de affcheiding van dc Kerk van den Staat; met de verklaaring van het Huuwlijk voor een burgerlijk contract, enz* Ik ben, enz* VIER-  VIER EN TWINTIGSTE BRIEF. caaCHTE Vriendin! Hoe zeer ik mij ook tragt te bekorten, moet ik echter uwen aandagt nog eenigen oogenblikken op Vrankrijk gevestigd houden. Het Fransch Patriottismus bragt ook etlijke hoofdleerirgen of beginzels te voorfchijn, die zekerlijk niet nieuw ; maar voor eeuwen herwaards reeds, vergeeten of verwaarloosd waren. Men leerde dus de Gelijkheid cn de Broederfchap, en de allesönderneemende Franfchen hebben mij dikwils hartlijk doen lachen, door de manier, waarop zij deeze maatlchappelijke hoofddeugden predikten en tot ftand poogden te brengen. Gelijkheid en Broederfchap zijn, in een Maatfchappij, de wenschlijkfte en heilzaamfte zaaken, wanneer zij flegts behoorlijk en verftandig bepaald zijn. De Natuur zelve heeft deeze Leerftuk- ken in het hart van den mensch geplant. Men heeft flegts zommige eerfte hartstogten in beweeging te brengen, om de uitwerkzels te zien van het  xóo $p het algemeen natuurlijk gevoel der Gelijkheid en Broederfchap : dus vermoord een Slaaf zijn Meester, wanneer deeze hem een te zwaar juk, dat is, eene al te groote ongelijkheid, doet gevoelen. Dus zal een Koning een Bedelaar broederlijk omhelzen, wanneer deeze hem uit de kaa, ken des doods red. Veele bepalingen echter zijn er nodig, wanneer men met vrugt deeze groote leerftukken wil doen bewerkftelligen: deeze bepaalingen zijn niet moeilijk te maaken; de Natuur wijst ze van zelve aan. De vergelijking van een Vaderlijk gezin met een Maatfchappij van Burgers is zo gemaklijk als veigenaartig. Dan, toen de Fransjes, in den aanvang hunner hervorming, de Gelijkheid en Broederfchap wilden invoeren, gingen zij, mijns oordeel veel te verre i Eveneens als hadden zij met een rij boomen, of heggen te doen, zetteden zij het fhoeimes en den bijl er in, en kapten of fchcerden alles af, wat met dc laagfte takken en bladen niet gelijk ftond. Een fmeérige Sansculot greep dus den zindelijken Burger bij de hand, en weinig verfcheelde het, of de propre klceding en lighaamszuiverheid was een gedeclareerde misdaad geworden. De veiligheid op ftraaten en wegen begon in flordigheid en morsfighcid te beftaan. Een roode muts, van flegtc ftofte, werd,  <■ i6i >> werd, helaas! een der voornaamfte kenmerkeri van gelijkheid en Patriottismus. Een ftaart in 'c hair te draagcn -was eea doodzonde; op verfcheiden plaatfen in Vrankrijk viel men den geenen aan , die,ze draagen dorst, en 't was, meer dan eens, een betoon van bijzondere Volksgenade, dat meiihet hoofd ftaan liet, wanneer men den ftaart aff ieed. ~ Een flegt, onaanzienlijk gewaad bedekte den Rijken, den Grooten en. den Staatsman, ingevallen zij verkoozen , om veilig huns wegs te wandelen: maar de groote vraag bleef altoos, of er in die flegte, flordige, kleederen; daarom te beter mensch ftak? bn of dit flag van gemaklijke gelijkheid, ( want 't is geen kunst een bedelaars pakje aantetrekken, ) voorbeeldiger en 'gefchikter voor de maatfchappij was, dan de voorige zo zeer vervloekte ongelijkheid? Een gelijkheid van dezelfde foort voerde nicn in, ten opzigten van den omgang of burgerlijke faamenleeving Dc boer zettede zig naast den Rcpre' fentant en dronk met hem uit een glas; De daglooner danfte met de Municipaleiten, voornaamlijk toen deeze nog roode mutfèn droegen: Dc bediende dorst zig veilig naast zijn Heer aan tafel zetten; fchoon ik meer dan eenmaal gezien heb, dat hij daarom het verfchuldigd ontzag niet verloor. De foldaat fpeelde met zijn generaal familjaar een kaartje ., en gij weet welke goede foldaat-m d'eFrarh feh.ri  4£ 162 fchcn zijn, én wat wonderen van krijgsdapper> heid zij verrigt hebben. Zodanig een Gelijkheid , Broederfchap, Sansculotterie, Jacobinifine, of zo als men het noemen wil, zou in alfe andere landen als in Vrankrijk, hoogst gevaarlijk geweest zijn, en de allernadeeligfte uitwerkzels hebben voorgebragt. Woestheid, onbefchofdheid, plundering en moord zouden er uit geboorcn worden, bij aldien men ze onder de Bataaven, Engelfchen , Duitfchers, enz. wilde invoeren. Het Carafter der Franfchen is, ten deezen opzigten, vriendlijkheid en beleefdheid: te midden van de grootfte gemeenzaanheid van deeze foort, betoonde de Sansculot een zeker foort van welleevenheid, die zelfs de ruuwheid zijner handelingen verzagtede en infchiklijkheid vorderde van allen, die er door gekweld werden. Wanneer hij u aanviel; had gij hem flegts in uwe armen te vangen; hem op uwen boezem te drukken, of te zeggen ; Mijn broeder ! allen menfehen zijn elkander gelijk ƒ— en hier mede herfbhiept gij hem in een vriend. 't Is waar, deeze Gelijkheid en Broederfchap hadden eigenlijk het flot van de zaak behooren te weezen. De Franfchen begonnen hier met het geen, waarmede zij hadden behooren te eindigen. De Gelijkheid moestgezogt geworden zijn, inde pooging om allen even deugdzaam en verdienst- lijk  ïijk te worden! — en d« Broederfchap in het naafj'aagen van die waardigheid en biirgerüefde, waar door men, om zo te fpreeken, een beminnncnswaardige zoon van het maatfchaplijk Huisgezin word! wanneer dit het groote doel, de ernftige begeerte van alle Burgers is, dan moeten de evenredige gelijkheid in kleederen , en de gepaste gemeenzaamhejd of broederfchap, in de verkeering, van zelve volgen. Dit is een der voor* fchriften uit mijn ftelzel van Patriottismus. Maar, in weerwil van dit gebrekkige in het franfeh Patriottismus, heeft echter deeze overdreeven Gelijkheid en Broederfchap niet weinig medegewerkt, om de Franfchen hunne magtige vijanden te doen overwinnen, cu de Vrijheid te vestigen. In dat ontzaglijke tijdftip, toen de magtigftè Mogenheeden van Europa zig faamenverbonden, öm de franfche Republiek tc ondertebrengen; toen zij ze niet alleen gewapenderhand aanvielen, maar ook alle middelen in 't werk fteldm om haar uittehongeren ; deszelfs flnantien üitteputten; deszelfs crediet den doodfteek te geeven, en om het vuur van Burgeroorlog in de Vende'e te ontftee- ken! in dat tijdftijp was de uitwerking der gefchetfte Gelijkheid en Broederfchap, dat alle L a FrSfi*  Franfchen, met of tegen dank, hun Vaderland moeiten helpen behouden. Hier van Itrektc inzonderheid ten bewijze de requifitie van Manfchappen. Armen en Rijken, Aanzienlijken en Onaanzicnlijken alles werd hier gelijk gerekend. Alle onderfcheid was weggenomen. Geen rang gaf verfchooning en met geld kon geen afkooping gefchieden. Dit leverde niet flegts die veele duizenden jeugdige Krijgshelden, welken Europa hebben doen beeven, en de ftoutfte dwinglanden hebben doen zwigten, maar het verfchafte teffens de middelen om den heldenmoed aan te vuuren en de overwinningen vol te houden. Alle ibldaaten waren Broeders! Zoonen van één Huisgezin 1 Verdcedigers van e'éne zaak in het vooruitzigt, om van de behaalde voordeden en de bevestigde Vrijheid een gelijk en zelfde genot te hebben. — Ware er die Gelijkheid niet geweest, veele Grooten hadden zig aan den dienst onttrokken, en defchamele gemeente had niet dan misnoegd en morrende , op 't flagveld haar leeven gewaagd. In de uitvoering der gewigtige fiaatsbevelcn was de Gelijkheid en Broederfchap insgelijks van groot nut. Men, befchouwde die bevelen als gegeeven, niet door Dwingelanden of aardfche Goden ; maar door zijns gelijken; door broeders, die er niefandeTS door bedoelden dan het algemeene welzijn, cn  en men gehoorzaamde er gaarne aan, om dat men zig verzekerd hield, dat de wet gelijk was voor allen, en dat de tonderfcheiden lasten gelijklijk door allen, als met een eenpaarigen fchouder, gedraagen werden. 't Is hier de zaak niet, om van de overwinningen der Franfchen te fpreeken. Het weinige dat ik er van zal aanftippen beftaat in het volgende vaarsje, het welk ik, in 1793, vrij, naar de Franfche uitgaave, gevolgd heb. Ik ben, enz. o p D E OVERWINNINGEN der FRANSCHEN. Stem: Allons Enfans de ia Patrie, &te. De moed der Franfchen kent geen paaien; Daar 't all' voor wijkt, wat wcerftand bied. De Vrijheid doet hen zeegepraalen: Zij leevcn vrij, of leeven niet. Zij leeven vrij, of leeven niet. Al de eeuwen zullen dit getuigen. Het Bijgeloof; de Slaavernij. 'tViel alles met de Dwinglandij; 't Moest alles voor de Vrijheid buigen. Europa! kom en zie! zie wat ie Vrijheid doet, En waag 5 — En waag, voor dit geluk, uw leeven, goedenblo*dl L 3 mt'.  «5; i66 3Jfe Brittanje ftaafde 'theilloos muiten: De Ged des Vreedes werd gehoond. Men eert, door moorden en vrijbuiten, Geen God, die flegts de Deugd beloont. Geen God, die flegts de Deugd beloont, Een Rot van Roovers en Rebellen, Greep reeds de Vrijheid naar den ftrot; Maar Vrijheid was een kind van God, En wist de Muitzugt nêer te vellen. Europa! kom en zie ! zie wat de Vrijheid doet. En waag, m Eu waag, voordat geluk, uw leeven, goeden bloed! " Getuig, Vendée van dac woeden, Dat zo veel Burgers fneuvlen deed: Getuig van al de tegenfpoeden , Waarin u 't heilloos Oproer fmeet. Waarin u 't heilloos Oproer fmeet. Dat muitziek Rot; de Priesterfchaaren$ De wreevle Brit en de Emigrant, Voor Vrijheid noch haar wraak heiland , Zijn in het ftof des doods gevaaren. Europa! kom en zie! zie wat de Vrijheid doet, En waag, •— En waag, voor dit geluk, uw leeven, goeden hloed, Wist Engeland » door looze ftreeken, De trouw te krenken van Toulon; De Vrijheid wist dien hoon te wreeken s Toen zij 't beleg dier Stad begon. Toen zij 't beleg dier Stad begon. 'JtWas vrugtloos, helfche vloekgenooten! Den Franschmao tegenftand te bi«n. De Vrijheid liet haar Blikfems zien; Gij beeft en vlugt met uwe vlooten. f tsrepa i kom en zie! zie wat de Vrijheid doet, l°w»agj «t En waag, voor dit geluk, uw leeven, goeden bloed i Niet  <• i67 > Niet minder mogt de Vrijheid praaien, Bij Landau, daar 't gevloekt verraad, Bijna de gloriezon deed daalen, Van Vrankrijks vrijgevogten Staat. Van Vrankrijks vrijgevogten Staat. De Sansciilot kwam opgedonderd : Hij kwam en zag en overwon! Straks rijst op nieuw de Vrijheidsion, En gansch Europa ftaat verwonderd. Europa! kom en zie! zie wat de Vrijheid doet, En waag, — En waag, voor dat geluk, uw leeven, goed en bloed! Ik kan niet voorbij om 'nog e«n woord te zeggen, van de Feesten en Vrolijkheéden, die, indedaad, een L 4 aan- Zo weet de Franschman vrij te leeven; Of zo de Vrijheid hem ontfchiet, Dan echter doet hem 't juk niet beeven ; Dan leeft de Franschman langer niet. Dan leeft de Franschman langer niet. Steeds zal de Vrijheid triumfeeren, . Op muitzugt en op dwingla dij! Steeds blijft de Franschtnau waarlijk vrij: Zijn voorbeeld zal de waereld leeren. Eutopa! kom en zie! zie wat de Vrijheid doet, En waag, — En waag, voor dat geluk, uw leeven, goed en bloed. VIJF-EN-TWINTIGSTE BRIEF. Li eve luc ine!  <• itfS ■> aanzienlijk deel in het fransch Patriottismus heb* ben uitgemaakt. Ik verklaar rondborstig, dat ik dezelven nooit and.rs befjbhouwd heb, dan als een onontbeerlijk lokaas voor kle.nmoedigen en kleinverftandigen 5 dan als een onmisbaar fpeelgoed voor bejaarde kinderen, en uit dien hoofde ergert en fpijt het mij, wanneer ik dergelijke Feesten voor een Volk noodzaaklek hoor noemen. Moet men dan de Vrijheid leeren kennen, uit een fchüdcrij; of uit een jeugdige Toneelfpcelfter, die haar Perfoon verbeeld, en die op een pragtige wagen, door de tixaaten word rondgereeden ? — Moeten de Rechten van den Mensch en Burger "geleeraard worden, door bordpapiere altaaren; door fatijnc ftandaarts en vlaggedoeken, waarop men hunne naamen gefchilderd heeft? Worden de denkbeelden Van een Opperweezen en de onfterflijkheid der ziel, ingeprent en voortgeplant, door bloote opfchriftcn op een Tempel, waarom heen mgp.de Carmagnollc danst, en waar binnen men, Caira, Tpeelt?- welke armhartige hoofden, welke bekrompen harten moeten het zijn, die deeze en dergelijke Icsfcn behoeven, en welk een zot of waanwijs Leermeeftcr is hij, die zig tot verdecdiger van zulk een volksfehool opwerpt, en, in goeden ernst, er eem'g wee^lijfe .pu? yap ver.wagtl . pee-  Deeze fchitterende Feesten; pragtlge Optogten en luidrugtige vrolijkheeden faragten bij die geenen, die er door gelokt moesten worden, en in die omftandigheeden ze hoognoodig hadden, echter wenschüjke vrugten voort. Dus, bij voorbeeld, wilde men den Zondag doen vergeeten en den Decadi invoeren; men vernietigde derhalven alle de uitwendigheeden, die den Zondag aanduidedem, als het klokluiden; 'c fluiten der winkels; werkhuizen ; het godsdienstpleegen, enz. -—- Daarentegen fpaarde men geen moeiten, om de gemeente aan het daarzijn van den Decadi, (of tienden Dag,) te doen gedenken. Op dien dag was elk huisgezin, aan ftraat met deszelfs Wooning uitkomende, verpligt, een klein driekleurig vlaggetje uittefteeken, 't welk in volkrijke itraaten een zonder-ling gezigt maakte, en waardoor het kortfte geheugen zelfs als gedwongen werd , om zig te errinneren dat het Decadi was; terwijl men, op veele plaatfen van Vrankrijk, bij Publicatie, het Volk ten fterkften vermaande, om toch, ten minften eenmaal, rondom den Boom der Vrijheid te komen danzen. De meefte Municipaliteiten trokken, op den Decadi, met groot Muziek, in ftaatile, door de Steden, en noodigden aldus, door hun voorbeeld, de Burgerijen, om hen te volgen ; want gemeenlijk werd deeze Optogt met danzen beflooten, en gij weet, Welke liefhebbers de Franfchen van deeze lighaams- pe-  beweeging zijn! Het miste dus niet, of mea errinnerde zig den Decaai. Maar, zult gij misfchien vraagen , waartoediende het vergeeten van den Zondag ? Tot zeer groote einden, mijn waarde Lucine! waarvan ik u flegts kortlijk dit zeggen zal. DeRoomfche Godsdienst, die', zedert eeuwen, in Vrankrijk de volftrekt heerfchende was, ftreed tegen de Patriottifche wijsgeerte der Franfchen. De Geestlijken hadden een onbepaalden invloed op het gros des Volks, en waren volflagcn vijanden der hervorming, waarvan zij niet anders dan een ganschlijke vernietiging tc wagten hadden, Zij waren dus natuurlijk de vrienden en verdeedigers van het Koningfchap, waaronder zij zelf een hooge maate van gezag en veelvuldige voorrechten hadden genootcn, en waren tefiens de grootfte wederftreevers der Patriotten. De Roomfche Kerkplegtigheeden zijn inzonderheid gefchikt, om de Gemeente aan haare Leeraars te onderwerpen en tot een blinde gehoorzaamheid te vervoeren. DeGecstlijkea lieten ook niet naar, om in 't heimlijk van hunne heilige magt alle moogiijk gebruik, of liever misbruik te maaken, om het Volk tegen het Patriottismus voorin te neemen, en den troon op nieuw te doen vestigen. De kloosters waren wel uitgeroeid, doch de Zon- en Heilige Dagen waren er nog  nog; dus werd, hondcrdenmaalen in een jaar, de geleegenheid gebooren, om, of aan al dat verpestend geestrijk narrentuig te rug te denken, of het zig door de Priesters te doen herrinneren. De Franfchen poogden deeze errinneringen, of de geIeegenheeden daartoe, met wortel en tak uitteroeïen, door het bijgeloovige Volksgedeelte een Almanak in de hand te Hoppen, waarin men noch Zondagen, noch Heilige Dagen vond, en waarin de fchikking der Maanden en Weeken derwijzen was ingerigt, dat het gros der Franfchen volftrekt in de oude Jaarverdeeling verwarren , en de viering hunner Heiligen vergeeten moest. —■ Dit was ongetwijffeld hoognoodig, in zo verre het volkomen zeker is, dat de kraamerij der Geestlijken en der Heiligen zig zo min met het waar Patriottismus kan vere'e'nigen als het vuur met het water. » Of echter met het vergeeten van den Zondag de vooröordeelen en het bijgeloof wel zijn verdelgd geworden, en of het een der gefchiktfte middelen daartoe was , laat ik aan uw eigen oordeel over. Men mag de Godsdiensten befchouwen zodanig men wil; maar vast gaat het, en dit is een lesje van de treurige ondervinding, dat ze, vooral door geen geweld, uit de harten der menfehen zijn uitteroeijen: wanneer men ze niet kan wegredeneeren, dat bevestigt men ze. De godsdienftije wortel, —- om 't even of het de waare of de val-  172 & valfche zij, — - zit zo diep en zo vast in den mensch, dat men den menscli verbranden of verbrijzelen moet, wil men ze uitroeijen. Reeds heb ik u doen opmerken, dat men, op veele plaatien in Vrankrijk, met grooter ijver tot den vaderlijken Godsdienst is wedergekeerd, dan men getragt heeft denzelven te verdelgen. In ftede van Beeldftormers en Kerkvernielcrs had men van de Franfchen Wijsgeeren moeten maaken! —— Dan! dit is het werk van ftervelingen niet. De wenfchlijke vrugten, die men van dit alles plukte , beftonden hierin, dat het gezag en de magt der Geestlijken, in de hachlijkfte oogenblikken, waarin zij het meeste kwaad zouden hebben kunnen doen, den kop werd ingeneepen: ■ dat men hervormingen deed en wetten maakte, zonder te behoeven de Kerkörakcls te raadpleegen, het welk indedaad de beste weg tot een goede hervorming en wetgeeving is, en eindiijk, dat men, de zogenaamde Religie verbannende, ook de Religiehaat opruimde, die ten allen tijden de volken in vijanden van elkander herfchiep. Hiermede vertrouw ik, u genoeg, tot mijn oogmerk, van het Fransen Patriottismus gezegd te hebben.  <' 173 i> ben. Bij voorraad kunt gij de vergelijking tusfchen dit en het Bataaffche maaken. Ik ben, enz. ZES EN TWINTIGSTE BRIEF. Waarde Vriendin! Zodanig was de hooge fchool, waarop de uitgeweeken Bataaven in Vrankrijk zig bevonden: etlijke hunner hadden , in Braband, een ander foort van Patriottismus gezien en leeren kennen, waarvan Engeland, Pruisfchen en het Huis van'Oranje, zo heimlijk als openlijk, de befchermers en onderfceuners waren. Dit Brabands Patriottismus was rcgthcttegenövergefteldevan dat der Franfchen. Ariflocratie, bijgeloof, priesterheerfchzugt, blinde woede, maakten cr de hoofdingrediënten van uit. Hier leerde men het waar car'acter der Vorsten en der Geestlijken kennen, waar tegen, met recht, de Franfchen een eeuwigen haat zwoeren. De uitgeweeken Bataaven zagen dus het goede en het'kwaade: zij hadden overvlocdigen tijd en ge-  geleegenheid om de klippen te zien, waarop de kwaalijkbeftuurde ijver, van een anders welmeenend en heilzockend Volk zig te bersten ftootede i zij konden, uit de tegenfpoeden van anderen, keren , wat koers zij te houden hadden, om de waare voorfpoed te bereiken; met een woord; tegen den dag hunner verlosfing konden zij vatbaar en rijp zijn geweest, voor een regtmaatige Revolutie en weezenlijke Vrijheid. Zij hebben echter al dat voordeel niet gedaan met hunne ftudicn en ondervinding ,'t welk zij welgedaan konden hebben. Dc verdeeldheeden en twisten die zij onderling hadden, boezemden den befchouwenden Wijsgeer geen gunftige denkbeelden van hun verftand en hartin, wat het gros aanbelangt. Zij krakkeelden hevig over het zoeken van een Colonie, en dat in een land als Vrankrijk i en haateden elkander doodlijk om het te Kerk gaan bij eenDominé die rechtzinnig, of bij een die zogenaamd onrechtzinnig was, cn dat te mid* den der heerfchappij van Romen, waar zij weinig meer, dan bij oogluiking, ten minften in 't begin, hun godsdienst oeffenden! Eenige Bataaven evenwel hebben zig allerloflijkst gekweeten in den krijgsdienst, waartoe zij zig verleedigden: heldenmoed en dapperheid zijn hen nimmer betwist geworden door alle de Franfchen, die  <■ 175 > die hunne verdiensten kenden. Zij hadden een zuiver bezef van de Volksvrijheid en een opréchte , vuurige zugt, om dezelve, ten kosten van hun bloed en leeven zelfs, aan hunne verdrukte Landgenooten te bezorgen. Hoe veel zij aan onzeverlosfing, in 1795, hebben toegebragt is eene bekende zaak. . Ook heb ik Bataaven gekend, die allerhevigfte Jacobijnen waren, toen het Jacobinisme in de mode was, en die waarlijk beginzels volgden, die, met wat meer voomgtigheid behandeld, een Volk van dwinglandij en ariftocratie kunnen zuiveren en gelukkig maaken. Weinige dier Bataafsche Jacobijnen echter hebben volgehouden. Zij waren de gemodereerdheld zelf zo dra het Jacobinisme den doodfteek ontving, en in den Haag heb ik, op de Tribunes, hen meer dan eens alle de Jacobijnen hooren vervloeken.■ Ook zij, die, in Vrankrijk, de helpende hand uitftaken, om de kerken en beelden te removeeren, heb ik hier zlg ten fterkften hooren verzetten tegen de affcheiding van de Kerk van den Staat. Een aanmerklijke bron van tegenwoordig misnoegen der uitgeweeken Bataaven is, mijns inziens , te zoeken, in hunne toenmaalige vooruitzigten en verwagtingen. Zo dra zij, met eenige zekerheid, konden vooröndcrftellendatde overwinnende Franfchen  fchen tot in Holland (tonden door te dringen, om aldaar de Dwinglanden te verjaagen, of van alle magt en gezag te ontblooten, kwamen de oude plannen, van hcrftelling en triumfante wederkeering in een verlost Vaderland, hen andermaal iu dc gedagten. Zij fchilderden zig hunnen toekomftigen ftaat met dc leevendigfte kleuren. De minfte onder hen verbccldede zig een glorierijk en gelukkig leeven. Schadevergoedingen te ontvangen; rechc over zijn plunderaars en tijrannen te verkrijgen; met aanzienlijke atnten en eereposten als opgehoopt te zullen worden, dit ftelden zij als ontwijffelbaar vast. Veelen hunner maakten er rekening., en zommigeh ook fchulden ©p. De grond van deeze groote verwagting was; het veelvuldige lijden, de onnoemlijke opofferingen; de lastige zwervingen; de ballingfchappen, enz. die zij geleeden cn ondergaan hadden! en waarlijk deeze grond was zo gansch gering niet; fchoon ik gaarne beken, dat men ze niet in alderzelvcr gewigt en uitgeftrektheid begrijpen kan, wanneer men er, door de ondervinding, niet van overtuigd is geworden. Hoe jammerlijk de eindüjke uitkomst deeze vrij billijke verwagting heeft te leur gefteld, mijn lieve Lucine" weet gij, en ik Iaat het aan uw eigen bedenking over, of het misnoegen der wedergekeerde Bataaven wel gansch en ai ongegrond is. Ik ben, enz. ZEVEN-  <• 177 > ZEVEN EN TWINTIGSTE BRIEF. •Beste Lüc ins! 33e Patriotten, die in Nederland geblceven wa? ren, hadden insgelijks overvloedige geleegenheid? om les te nccmcn in de School van het Patriottismus. Dt ondervinding deed hen de haatlijkfte dwinglandij kennen. Zij leefden onder 't kruis, en de band van broederfchap werd er des te fterker door. De ftilte en afzondering, waarin zij genoodzaakt waren zig te houden, toen het geweld en oproer aile hunne beweegingen gadefloeg en alle hunne treden beloerde, werden vervolgens door de •list verijdeld. Onder allerlei voorwendzels en benaamingen, wagrondcr die van Leesgezeifchappen geen der minften was, bezogtcn en onderhielden zij elkander. Een menigte boeken, waarin ronde taal cn onöpgefmuktc waarheid gezegd werd, kwamen cr quafi uit Braband en Vrankrijk te voorfchijn? fchoon ze in 't hartje der Republiek gedrukt werden. In deeze boeken, die altoos verbooden en daarom altoos ten greetigften gezogt en geleezen werden, vond men delesfen van een Patriottismus, dat ten hoogilcn -verfchrikiijk was in de oogen der H Des-  <■ 178 •> Despooten, cn dat juist daardoor te grooter opgang maakte. Insgelijks bleef men hier te lande niet onkundig van 't geen er in Vrankrijk voorviel. Te vergeefsch poogde de Heerschzugt er de egte fchilderijen, voor de oogen des Volks, van te verbergen, en geheel valfchen er voor in de plaats te hangen. De daaden van het Fransch Patriottismus waren zo groot; waren van zo gewigtige gevolgen, cn maakte zo veel gerugt, dat geen magt in de waereld ze verdonkeren kon, en dat het weinig baatede welk valsch vernis dc Laster er over heen fircek. Thans bleek het, wie en hoe hevig de vijanden waren van het Patriottismus. Op de kanzeis bromden cn'huilden de Geestlijken, even als van ouds de wolven en bceren , die men op de ketters of godverzaakers losliet. In ftede van het fransch Patriottismus met reden tc wederleggen, vervloekten zij het uit dc hoogte. Voor de vierfchaaren, was het een ftrafbaare misdaad der franfche zaak openlijk toegedaan te weezen ; dezelve te verbreiden en voortteplanten had het fchavot ten gevolgen. De Regecringen lieten geen voorzorgen onbeproefd, om den franfchen Geest te fluiten cn te verjaagen, en dc Grooten en Aanzienlijken, — zelfs de zodanigen die nu, na 1795, weder groot en  < 179 > en aanzienlijk door bedieningen en eereposten geworden zijn,—trokken er den neus tegen op en fpraken er met veragting en verontwaardiging van. Voor zulk een laage en bekrompen handelwijs hadden alle deeze Luiden hunne belangrijke redenen. De Geestlijken zagen hun goudmijn, de Kerk, in gevaar. Do Rechters poogden aan de Dwinglandij en Wraakzugt te behaagen. DeOverheeden wilden zig de Vorstlijke gunst waardig maaken, of bezaten geen grootmoedigheid van ziel; geen nederigheid van hart genoeg, om nog eenmaal een rooden muts te draagen, en door het Vólk vcfkoozen te worden: terwijl de Grooten cn Aanzienlijken al hun waardij en verdienstlijkheid vermeenden te zullen verliezen,zo dra zij een fanfculotdchand geeven, of, bij geval, uit eene fchotel met hem ectcn moesten. Etlijken van deeze weezens zijn thans bekeerd; maar hoe oprecht die bckeering zij, laat ikuzelf bedenken. De heilzaamelesfen en nuttige leeringen, die de Patriotten, zo binnen als buitenlands, uit deeze groote Gebeurtenisfen zouden hebben kunnen trekken , waren onnoemlijk. Het waar Patriottismus vertoonde zig in zijne grondtrekken; men had het flegts te ontbolftcren en ontblooten, van de nieuwe vooröordeelen, die driftigen of intriguantcn er hadden bijgevoegd, en te beveiligen tegen de misM 2 ftagé'rr  flagen, door kwaadwilligheid' of onkunde veroorzaakt , om het, als een waardig voorbeeld van naarvolging, zig voortcftcllcn. Wij zullen vervf)lgcns zien, wat dc Bataaven in deezen gedaan hebben. Ik ben, enz. AGT EN TWINTIGSTE BRIEF. Waarde Vriendin! Nu nader ik tot het laatftc tijdperk mijner befchrijving, en hier mogtik alle bekende Goden en Heiligen wel ter mijner befcherming inroepen! — Lucine! als gefchiedfehrijver ben ik verpïigt der waarheid hulde te doen ; maar die bautjijke waarheid! ach! wie wil haar hooren ? Ên zo men het al niet voorbij kan , om naar haar te luisteren, hoe greetig vervloekt men dan de lippen niet, die haar uitfpreeken; de pennen, die haar befchrijven durven! Echter, ó Waarheid! zijt gij mij te dierbaar, dan dat ik u zou verzaaken; zijt gij te belangrijk voor  voor de Nakomelingfchap, dan dat ik u niet in 't volle daglicht ftellénzou! — 'tLs mij niet vreemd uw Martelaar te worden: doch cr fteckt een zekere zoetheid, een ftrcelendc zelfvoldoening in, wanneer men uw vriend en voorftandcr is. Ik waag het derhal ven andermaal, u aan de Bataaven voorteftellen. Bij de omwenteling van i795/c/?rerihetBataafsch Patriottismus weldra het toppunt van volkomenheid te zullen bereiken. Niet flegts naamen deszdfs hevigfte vijanden een fchandelijke vlugt, of fpoededen zij zig van het Staatstoneel naar hunne verborgen fchuilhoeken; maar zeer vcelendiedc Franfchen kort te vooren hartlijk vervloekt hadden, zegenden nu deszelfs komst; verhieven hun Patriottismus ten hemel en zwoeren, om er de beftendige bewonderaars en naarvolgers van te zullen weezen! de leuzen van het franfche Geloof waren op aller hoeden; deszelfs fpreekwijzen op aller lippen ; allerwegen planteden men'boomen der Vrijheid; aan zommigen daarvan legde men duizenden te kosten ; grooten en kleinen vercenigden zig in het d;mzen rondom de zei ven. Men rigtede Clubs of Sociëteiten op, waar alles heen vloeiden, wat voorgaf de Vrijheid te beminnen: hier wapperden de (landaards, de vlaggen , en waren de wanden vol met de geheiligde opfchriften van Gelijkheid, Vrijheid, Broederfchap, Rechten van den M 3 Mensch  4 i8a >> Mensch, en dergelijken. De fpreekgeftoclten werden door allerlei Redenaars beklommen, die, op allerlei wijzen en toonen, met verftand en onverftand, de leer van het Patriottismus predikten. De Rechten van den Mensch; de onberekenbaare waardij van den Mensch; de grootheid van den Burger ; de voortreflijkheid der Vrijheid; de onfehatbaarheid der Gelijkheid en de zaligheid der Broederfchap werden overal uitgebazuind! Dc menigte gaapte; verbeelde zig dat alles gewonnen was; liep danzende daarheenen; juichte langs de ftraaten cn dronk overal, waar zij maar vogt bekomen kon. Wel dra ook werden de ledige en verlaaten Ecregcftoelten wedervervuld. HetVolk, of ten minften die geenen, die men voorönderftelde, dat er de grootfte Ynenden en fterkfteVerdcedigers van waren, verkoozen cn ftclden Mannen in 't bewind, waarvan 'men niet anders dan de grootfte verwagting kon hebben; want, na zeven jaaren lang, veelal door flegte cn onwaardige voorwerpen, beheerscht te zijn geworden, ware het immers onmooglijk, dat men in dit eerfte; in.dit beflisfehende oogenbrik weder dit foort van fchepfels in het beftuur zou gefmeetcn hebben? — Deeze nieuwe Regenten beloofden e zwoeren ook, met een ontzachlijkcn omflag van woorden, dat zij der Vrijheid eeuwig getrouw zouden blijvendat zij de Gelijkheid aller- we-  «C 183 > wegen bevorderen; de Broederfchap met alle magt voorftaan, « en de eeuwig heilige Rechten van den Mensch, bij leeven en dood, het koste wat het wilde, invoeren en handhaaven zouden! Zie hunne aanfpraaken. Dit alles werd door de zeegevicrendc Franfchen goedgekeurd; toegejuicht, en ter ftaaving van deeze waarlijk allerhcilzaamfte voorneemens, dansten de Bataaven en de Franfchen, in Compagnie, de Carmagnole; terwijl men een overheerlijk uitnoodigingsfehrift had afgevaardigd aan alle uitgeweeken Bataaven-, waarbij alle vonnisfen tegen hen voor vernietigd verklaard werden, — (even als of dit niet van zelve lprak! > en men hen ten fterkften uitnoodigden, om toch tot hunne woonplaatfen wedertekeeren, ten einde verder den Tempel der Vrijheid te helpen opbouwen! — Om deeze periode heb ik, tot nog toe, niet gewecten, of ik lachen of fchreïen moest. Ik heb gezegd, Lucine! dat hctPatriottismusveel bij dat tijdftip/cArai te winnen; maar indedaadhet was weinig meer dan fchijn. Dat de vijanden en beftrijders der Patriotten zig t* zoek maakten was voorzeker op zig zelve een groote winst; maar deeze aftogt dier wclëcr gevreesde voorwerpen opende tenens een wijde deur aan een menigte gelukzoekers , draaijers of fchijnpatriotten; aan Luiden, M 4 die  <3ie altoos dc opgaande zon aanbidden; die geen voordeel meer ziende te bebaalen bij Oranje, zig let de Patriottifche Partij begaven ; die van het Patriottismus een fbort van koophandel maakten, om er geld meede te verdienen; of een tó&dfcï om er de hooge waardigheederi cn eereposten mede te beklimmen. Deeze Knaapen fchooten van alle kanten toe ; gaven voor dc grootfte vrienden van het Bataafsch Patriottismus tc weezen, fchoon zij er indedaad de ergfte vijanden van waren. Deeze baatztigtjge of laaghartige zielen waren overal de grootfte en fierkfïc fchrectiwers! de woorden Vrijheid, Gelijkheid, Broederfchap, Rechten van den Mensch, enz. waren op aunrie lippen befturven. In hunne aanfpraaken , redenvoeringen, vcorftellcn en dergelijkcn hoorde men duizenden herhaalingen van deeze veelbetekenende woorden, zonder dat zij de moeito namen om Öezeivctt te verklaaren, of hunne Tochoorders tc beduiden, wat zij door die klanken 'vcrltonden. Men vond deeze Windbreekefs altijd vooraan en de meenigte riep hbn vooraan; wanneer zij, dat zelden het geval was, agtcr aanblcc'Vei . De eerlijke, verfhtndige en bekwaame Man; werd door deeze St'aatskwakzalvers uit zijn plaats verdrongen; en hij liet zig met weinig moeite verdringen, om dat hij veelal zag, dat deeze cn föortgelijkc inaaken, die zig voor Goden opwierpen; door 't gros der Bataaven voor Goden erkend 'werden; jje  <■ iS5 > ik geloof niet te veel te zeggen, wanneer ife. vast.fr.el, dat deeeze verachtliike weezensden voornaamftcn toon aan ons hedendaagsch Patriottismus hebben gegeeven; dat zij den Volksijver eene rigting hebben doen neemen, die met hunne baatzugtige of heerschzugtigc oogmerken ftnookte; doch waardoor die zo langewenfeht ijver de groote bedoeling van het egt Patriottismus gansch en al bezijden liep ; dat zij, al van den beginne der Omwenteling van 1795 af, het heillooze oogmerk hadden, om de menigte met fchoone woorden en fehitterende vreugdebedrijven te paaijen, ten einde de troonen te onwankelbaarer te bouwen, die zij toen reeds voorneemens waren te ftigtcn en om te onbepaaldcr, als dwinglanden met nieuwe naamen, te kunnen heerfchen, naar maate het Volk minder zijn weezenlijk belang kende, en meer door uitwendigheeden zig begoochelen liet. Dit ten minften is zeker, dat deeze Knaapen zig geene geleegenheid hebben laatcn ontfnappen, om zig, door duizend kunstnaarijen , listen, omkoopingen. enz. bij het Volk te doen gelden, efh, wanneer er gewigtige verkiezingen gedaan moesten Worden, in aanmerking te komen: —-— Hoe veele van dit flagvond men niet alaanftonds opbetküsfchen, en wanneer deeze of die van hun alëens gefemeveerd werd, hoe befiendig zag men dan niet een van dezelve fcort, deszelfs plaats vervanM 5 gen  gen! —— Hoe kon het waar Patriottismus hier door geleerd en bevorderd worden? Vrij» heidsboomen te planten; er om heen tc danfen, was er de weg niet toe, en belasting op belasting te eischen was geenzins het middel om een onbekend Patriottismus bij een uitgeput Volks maaklijk te maaken! Niets was, ter bereiking van flinkfche oogmerken, gefchikter, dan de Volksbije'e'nkomsten, de Clubs of Sociëteiten. Hier verfcheen het goede, het geleidlijke, het vrijheidwaardige Bataaffche Volk; maar deszelfs Staatshansworstcn bleeven niet in gebreken, om cr zig insgelijks te vertoonen, ten einde er hunne zalven cn balzems aan den man te helpen, waardoor Nederland, op eene wonderdaadige wijs , van alle zijne overëeuwde kwaaien moest gencczen worden, fchoon men cr geen winterhiel verzagting mede toebrengen kon. — Het Bataaffche Volk verfcheen aldaar, om er weezenlijkhceden te hooren; om aldaar te verneemen, wat de Vrijheid was, en door wat korte engefchikte middelen men haar tot ftand kon brengen en in ftand kon houden. De Hansworsten kakelden; fchreeuwden en tierden ep eene afgrijslijke wijs; terwijl zij zorgden , dat de volle glazen rond gingen ! door dit eenvoudige middel verdoofden zij de ooren,^en bedwelmden zij de hersfens, en meer was er niet noodig om hunne cerlooze be- doe-  < -87 > doelingen te bereiken, en het braave Velk met loutere klanken naar huis te zenden. Hoe menigwerven hoorde ik deeze fchreeuwers zig op de Rechten van den Mensch beroepen, daar zij naderhand, toen zij in 't bewind zaten, cn het aldus in hun kraam te pas kwam, openlijk erkenden , niet te wceten wat voor dingen de Rechten van den Mensch waren! Met het woord gezond Verftand werd niet minder gefpeeld. De Raadsheer # * # beflischt nog heden alles, hoe moeilijk het ook zij, volgens het gezond Verftand, en ondertusfehen, weeten de geenen, die hem aangeftcld hebben, en allen: die hem kennen, dat hij geen aasje gezond Verftand bezit. Wat waren de gevolgen van dit alles, men heeft iets voor het Patriottismus gesoomen en gehouden , dat het in 't geheel niet was of wcezen kon. Men heeft de fchoonfte naamen aan de flegtfte zaak gegeeven. De overheerfching wikkelde zig in ccn revolutionair kleed, en pleegde de verregaandfte gcweldnaarijën. De knevelarij vermomde zig met het maskervan zorg voor'tVaderland, en flokte het vermogen der Burgers in. De wraakzugt gaf voordat zij Broederfchap heetede, en vervolgde alle de geenen , die zij niet verkoos broeders te noemen. Het Eigenbelang nam de gedaante der gelijkheid aan ; hier door kreeg zij invloed in de Sociëteiten, geraakte  <. i88 > raakte langs dien weg op de eeregeftoelten, of mot de grijpende en nooit verzaaden handen in dcfchatkisten. Familjebelang liet zig allerwegen burgerliefde noemen, en verkreeg daar door de magt, om, ten kosten van den burgerltaat, haar opmen en neeven aan fmeerige anten cn vetteinkamlV.cn te helpen! De goede Bataaf, ria dat hij vrij lang, door woordenklanken; door vlaggen cn feesten zig in flaap had laaten zublèn , werd nu en dan eens wakker, en zogt naar het weezenüjke van de verfchijnzels, die hij in zijn droom gezien had : hij vond ze niet. In ftede van gelukkiger tc worden , nam zijn ongeluk van dag tot dag toe, Hij werd geemlijk en vroeg: of dit nu dc Vrijheid ware, waar van men zo veel gefchreeuwd had ? — Te midden in die vlaag van verftoordheid en misnoegen , word hij tot het doen eencr nieuwe verkie-. zing geroepen : hij gaat heen,— en kiest op nieuw de bewerkers van zijne onheilen! Van waar deeze tegenftrijdighcid ? — Om dat hij de bronnen van het kwaad niet kent, en zig door het uitwendige laat wegfleepcn. Niet flegts dat de meeste Bataaven vrij mis* nosgd en onverfchilüg werden ten aanzien van het Patriottismus, 't welk zij niet kenden, en 't geen zij er voor hielden , op verre na, zo wonderdaadig niet bevonden i ajs zij zig hadden voorgefield; maar de eerlijke, ventandige Patriotten, die nu en dan de  ' de waare leer van het egt Patriottismus verkondigd hadden ; doch waar naar men niet had willen Klisteren, of die door de Schreeuwers tot zwijgen waren gebragt, begonden welhaast den moed op te geeven, en het dwaalende; het misleide en onbekeerlijke Volk aan zijn noodlot overtclaaten; welk volkdoor de gelukzoekers, intriguanten, fchreeuwers en dergeljjken hoe langer hoe verder van 't fpoor vervoerd werd. De geflaagen vijanden van het Patriottismus bekwamen hier ook een ruim veld, om op het zelve losteberften. Wij zullen u toeftaan , dus fpraken zij, dat de regeering van Oranje (legt was: maar hoe is de tegenwoordige? Wij willen u niet betwisten, dat gij toen veel geld hebt moeten opbrengen, dat in een grondelooze put verzonk, msarbrengt gij nu minder op, en weet gij nu waar I het blijft? Wij erkennen, dat de Burgerlijke Vrijheid toen aan banden lag; maar, zou ze nu geen ketens draagen? — Ten minften wijst ons, waar wij ze ongeboeid vinden kunnen! Wij ftaan toe, dat koophandel, fabrieken ; necringen, enz. toen aan. 't kwijnen floegen; maar zijn, of worden ze nu herfteld en verbeeterd ? Toen zugteden de Patriotten, en met reden; maar zijn ze nu vrolijker; opgebeurder? Leert derhalven door de ondervinding, en wijtaan u zelve de onhci'en die u overkomen! El  En aldus, mijn waarde Lucine ! geraakte het Bataafsch Patriottismus, over 't algemeen genomen in verdenking, in verachting en in verval; —- en ' t was wiskunftig, dat het aldus een Patriottismus vergaan moest, dat niet meer dan een fchim of fchaduuw van het weezenlijke Patriottismus uitmaakte. In een korte gefchiedenis , of laat ik liever zeggen fchets, van dc Bataaffche Clubs of Sociëteiten na 1795 , die ik in mijn volgenden u zal mededeelen, zullen wij deeze treurige waarheid nanerjopgehelderd en bevestigd zien. Ik ben, enz. P. S. Tot een uitfpanning, waarde Lucine! zend ik u hier neffens een menigte vraagen, mij door een onbekenden toegezonden. In hoe verre men bedoelt, om et-n vergelijking te, maaken, weet ik niet; maar dat men deeze vraagen , in deezen tijd, vnjlijk doen mag, daar van houd ik mij verzekerd, dat gij, bij de eerfte leezing , ten vollen overtuigd zult weezem Valé. EENIGE  EENIGE VRAAGEN AAN DEN Burger G. PA APE. Was Willem de Vijfde niet fteeds het voorwerp van onze befpotting cn befchimping ? Was hij niet de Wrijfpaal, waar elk, die de rug jeukte, zig tegen zcttede ? En verdiende hij zulks nier. ? Liep Willem niet dikwils als een malle Jongen langs de ftraat en beweezen de Wagten egtcr hem niet alle militaire honneurs? Zou een Vreemdling, die hem nooit gezien had, hem wel voor den Prins van Oranje gekend hebben, zo hij hem niet onderfcheiden had aan zijn distinctief tecken, de ftaropzijn borst, of zijn ridderlijke kousfeband? zou men wel gezegd hebben, dat Willem zulk een groot Perzoonaadje was, als zijn tijtel aanduide ? zou men hem wel al die bekwaamheid, verftand, naarftigheid, als er tot zijn gewigtige bediening verëischt werden, hebben toegekend, • wanneer men hem in de Comedie , in 't Janklaasfensfpel, of bij de Koordendanzers zag zitten ? zou men wel hebben willen gelooven, dat hij de eer der Nederlanders ophield, als hij dapper bourgonje wijn dronk ? als hij dronken door zijn Hotel, of langs de ftraat liep ? als hij maal-  i maaltijden en bals bijwoonde en aldaar braakte of bokkefprongen' maakte ? of ais hij concerten frequenteerde en in flaap viel ? of wanneer hij, ongegeneerd, de jonge Meisjes agtcr 't gat zat? Voegde dit alles, (hoe gering dan ook op zig zelve, -) aan een Stadhouder over een zogenaamd vrij; over een maatig; een nederig en verfiandigVolk ? — Hebben dergelijke uitweudigheeden geen groote aanleiding gegecven, om hem tc verachten, en om van zijn verftand cn hart zig een gering denkbeeld te vormen? Heeft/men Willem, die zo veel met eeten cn drinken en allerlei pleifierpartijën ophad, niet onbekwaam gekeurd, om het Bataafsche Volk te regecren? — Want immers kon men van Willem zeggen, dat hij waarlijk regeerde cn den baas was, niet tegenftaande hij den Dienaar der Staaten, de eerfte Minister der Republiek hectede ? Maar waren dit al de fouten; waren dit al de zonden van Willem ? Zo hij geene andere had gehad, zou hij dan niet veeleer ons medelijden , dan onzen haat verdiend hebben ? Dan! Was het Willem niet, die, door zijne verraadcrlijke verkleefdheid aan Engeland, die bronnen van ons beftaan cn welvaart deed opdroegen? Was hij het niet, die, door flaafich aan al dc wenken van het Britsen Ministerie tc gehoerzaamen; do >r er zig geheel door tc laatcn innuenceeren cn bcituuren, z;jn  zijn Vaderland bedierf ? Was hij het niet, die,aivoorens iets goeds of iets kwaads te verrigten, eerst c m confidcratien "en advijs bij de Engclfchcn zig vervoegde? Die geen grootheid van ziel genoeg bezat, om uit zijn eigen oogen, te zien? Die te lafhartig was, om, volgens het plan van 's Lands weezenlijk belang, te werk te gaan ? Was hij het niet, die, als de Engelfché Gezant fprak, zig nederig ter aarde boog en éerbiediglijk antwoorde: ll'.ere'. uw, wil gefchiede, zo hier als aan de overzijde der Zee? Was hij het niet, die, daar de Bataaven vrij konden zijn, hen, moedwillig, tot fiaaven maakte, van uitheefnfche Despooten ? Hoe veel Willem ook met het Volk fcheen op te hebben, luisterde hij daarom wel ooit naar dc Volksftem ? Pleegde hij daarom wel ooit raad met de wcczenlijkc Volksbelangen? — Immers deelde hij aan Vreemdelingen, aan Melkbaarden, aan Banqucroutiers, aan Ligtmisfen, aan gedeclareerde Booswigten en Domöoren zijne gunften en de beste bedieningen uit? Wanneer toch kwamen waare VGrdienften bij hem in aanmerking? Wanneer was de eerlijke Man, die wel doet zonder omzien, en de waarheid fpreekt, om'teven tegen wien, bij hem geacht en getrokken? Maakte Willem de amten en posten, waarmede zijne onwaardige Lievelingen ftrijken gingen, niet zo vet en fmeerig, dat men, bij een lui en gemaklijk N leeven 4  <■ 194 > leeven, er rijk door kon worden? Zag Willem niet met koelheid en verachting neder op den Vaderlander, die zijn dienst aanbood, of om een post vroeg ? Hielp en recommandeerde hij niet altoos die geenen, welke hij wist en overtuigd was, dat de toenmaalige order van zaaken waren toegedaan, fchoon de meesten hunner, op de fchandlijkftc wijze huichelden en veinsden , en in hun hart, die order van zaaken vervloekten; terwijl de eerlijke Man, die fprak zo als hij dagt; maar die fteeds getrouw bleef aan zijn pligt, en die, fchoon verfchillende in gevoelen, echter zijn Vaderland volvaardig ten dienfte ftond, moest agter ftaan en gebrek lijden? Hoe oneindig veel valt er niet te vraagen, wanneer men in de volkomenheid weeten wil, hoe het onder de Regeering van Willem den Vijfden ging ? Ik zal daarom nog maar weinige vraagen doen. Hoe ging het onder die haatlijke Regeering ten opzigten der aanftellingen van Regeeringslee(jen ? Luifterde Willem ooit naar de Volks¬ ftem ? Bekreunde Willem er zig ooit aan, wanneer hij deezen of dien Smeerlap had aangefteld, of deszelfs aanftelling naar des Volks genoegen was ? Nam Willem de moeite wel om Commisfa- te  risfen uittezenden, ten einde de Regecringeri te veranderen? — 't Is waar, hij was in dit geval zeer befcheiden; want heeft hij wel ooit, tegen de door hem geremoveerde Regenten, met een foort van ondraaglijke trotschheid, gezegds Gij zijt van uwe posten ontflagen! Keert weder tot den kring, waaruit gij gekomen zijt? Bezat Willem dien graad van overmoed en Vorstlijk geweld wel', om zo barsch, zo despotiek te fpreeken? —— Maar, bleef het, — zelfs zonder Commisfarisfen, fj die toch niet anders bij hem konden zijn, dan de Bokken der ongerechtigheid, om de zonden der Heerfchers te draagen , —) toch niet een vreeslijk Despotisme, dat hij, Stadhouder , over de Regeeringen kon befchikken naar zijn eigen grillig welgevallen , Zonder het Volk, wat zeg ik? zonder er iemand, hoe ook genaamd, in te kennen? — Had hij door middel van Commisfarisfen gewerkt, dan kon men: al den haat en de vervloeking des Volks op hun kop hebben doen nedcrdaalen, fchoon Willem eigenlijk, in dit geval, nommer Een cn aanfpraaklijk was; maar Willem deed het zelfs, ten minften ten grootften deele, —— en is Willem, ten dien gevallen, niet nog te prijzen, dat, als hij tijrannieke daaden uitöeffende, hij dan geen anderen er mede bczwaaren en aan opofferen wilde; maar, als 'tware, zeggenen betoonen n a dorst;  196 .3* dorst: Ik ben de man, die u deeze kool gejloofd heeft ? — En welke Perzoonen werden er, onder de Regcering van Willem den Vijfden tot Regenten aangcfteld, of tot gewigtige Posten en Bedieningen verheven ? welken anders dan zijne lievelingen, dan zijne vleijers, dan zijne fiaaven? welken anders dan de Broeders, dan de Zwagers, Oomen, Neeven of andere Bloedverwanten , van die groote almogende Heeren, die voor Willem , als voor den God van Nederland, zig in het ftof kromden ? welken anders, dan aanbidders van de opgaande zon, dan verdienstloozen, dan onwaardigen, dan moffen, die onder den ftok blinde gehoorzaamheid geleerd hadden ? moest onder die Regecring de verdicnstlijke, de deugdzaame, de vaderlandlievende Man niet agter aan ftaan? werd hij niet over den fchouder aangekeeken ? en was het niet; weg met deezen '■ zo dra hij de waarheid dorst fpreeken ? zo dra zijne rechtvaardigheid hem alles bij den rechten naam deed noemen ? Waar toch is, ten tijde van Willem, het geld gebleeven ? Hoe veele millioenen zijn er niet opgebragt; hoe veele belastingen , onder allerlei benaamingen, zijn er niet geheven, ja! als met geweld ingevorderd ? en waar werd cr yan die ontfichlijke lommen ooit behoorlijke en voldoende rekening  < 197 > rekening- aan het Volk gedaan ? Men zag de Be» ftuurders, de Beiimten en hunne Satelliten wel rijk cn groot werden ; Willem zorgde wel, dat zij verbaazende tractementen of penfioenen trokken; maar waar befpeurde men, dat zulk een zundvloed van geld, tot welweezen van het algemeen; tot nut van het Vaderland befteed werd ? Men zag die groote, tegen goudöpgewoogen Regenten wel op de Bals, in de Comedies, op Maaltijden, enz. maar waar zag men, dat zij het waaragtige heil van den Burger bedoelden en bewerkten ? — Zag men,onder die verwenfehte Regeering, ook niet de fchreeuwendfte fchelmftukken, met een voorhoofd van ftaal en een toegefchroeid gewisfen, ter uitvoer brengen ? zag men bijvoorbeeld, om niet al te breedvoerig te worden, onze vlooten niet uitzeilen, wanneer men zeker wist, dat ze door de Engelfchen geflagen of genomen zouden worden? hebben wij op deeze wijze niet een menigte van kostbaare Colonien en braave manfchappen verlooren ? en heeft men, fchoon het openlijk bleek en bekend was, dat de fchuld van dit onberekenbaar verlies, niet zozeer aan onkunde, als wel aan opzetlijke verraaderij der IJeercn beftnurderen te wijten was, wel immer een ern-» ftig onderzoek dienaangaande gedaan? heeft men wel ooit welrneende getragt om de fchu'digcn te ontdekken en tc ftrafien ? ging men zelfs , hoe zee? N 3 coX  ook door dc ondervinding geleerd, niet beftendig Voort, om zodanige bevelvoerende Wcezens op *s Lands Vloot te plaatfen, die de ganfche Waereld wist, dac zig aan Wiliem, of dat op een uit kwam , die zig aan onze Vijanden , de Engelfchen, verhuurd en verkogt hadden? Bataaven! herrinnert u die tijden en dankt God voor uwe verlosfmg van deezen Boozenj En eindiijk, - want ook hier zouden wij tot in het oneindige toe kunnen vraagen; boe ging het onder de Regeering van Willem den Vijfden met betrekking tot den bloei van den koophandel ; van de kunsten; de ambagten en trafiken ? Was het niet veel gefchreeuw en weinig wol ? Maakte men in deezen niet ontzachlijk veel vertooningen, en voerde men wel iets van belang uit? Gingen de uitheemfche niet met de beste voordeelcn ftrijken? waren deeze uithcemfchen het niet, die men openlijk, vervloekte, en heimlijk begunftigde? Batnaven! gelooft uwe ondervinding; ziet uit uwe eigen oogen cn oordeelt onpartijdig! maar beleeven wij thans geen beter, geen gelukkiger en vrijer tijden, dan onder de Regeering van Willem den Vijfden? (#) (*) D:ezc Vraageü werden jr.ij gedaan in de heïfc omtrent NEGEN  NEGEN EN TWINTIGSTE BRIEF. Beste Lucine! "Xv^anneer de Sociëteiten zijn het geen zij behooren te weezen, en het geen ze zijn kunnen, dan zijn ze, in vrije Republieken, onontbeerlijk. Een Volks focieteit moet ten leerfchoolverftrekken voor de Burgers, waar zij, op eenegefchikte enmeestingang vindende wijze, onderweezen worden in de zuivere leer van het waar patriottismus ••— zij moet de verzaamelplaats, het veréénigingspunt weezen van alle braaven; van alle weidenkenden; verftandigen en meestvermogenden, 't Is daar, dat men de beste regeeringsform, en teffens de meestgefchikfte voorwerpen tot de regeering moet leeren kennen ! — 't Is daar, dat de uitterfte voorzigtigheid; de verftandigfte bedaardheid moet wikken en weegen, wat al of niet tot de bevordering van het algemeens welzijn dienstig zij, en wat er door het Volk, ten deezen opzigten, kan; mag en moet gedaan worden!— 'tls daar, dat men, om zo te fpreeken, eenfterkte formeert; van waar men alle Dwinglanden, om 't even wat naamen zijdraagen, kan te keer gaan en beteugelen. De Clubs of Sociëteiten kreegen oogenb'iklijk een beftaan bij de omwenteling van 1795, en wel N 4 een  200 een beftaan , veel uitgebreider cn vermogender, daa xij voor 1737. immer gehad hadden. Het was in de Sociëteiten, dat het Volk fprak, cn dat het Volk door de hoogfte Magten, — (dat is te zcgT gen, in den beginne, ) geërkend werd! Het was daar, dat men Plans ontwierp; adresfen maakte en het Patriottifche Volk in bewecging en in werking bragt. De Sociëteiten, offchoon niet letterlijk gefproken, het Bataaffche Volk uitmaakende of vertegenwoordigende, werden indedaad echter voor dat Volk zelve gehouden; want met de geringe verandering van zig in Wijk-of'Grondvergaderingen te herlchcppen , werden zij de Souverein des Lands; de opperfte Magt, wiens wil geëerbiedigd moest worden. Ik heb Sociëteiten gekend, die, het zij heimlijk of openlijk, de ziel en het leeven gaven, aan de Magten, die zij geconfiitueerd hadden, en welke geconfirmeerde Magten zig nimmer, ■ in wat geval ook, , zig. boven deeze hunne Aanftellers dorflen verheffen, en nog minder er tegen indruisfehen. In de Sociëteiten hield men zig voornaamlijk bezig, met het onderzoek naar alles, wat tot verbetering of hcrftelling van misbruiken ca verwaarlozingen van 's Lands welzijn verftrekken kon. Elk burger had vrijheid om zijne gedagten dienaangaande voortcdraagen; ze ter overweeging aan zijne Medelecden aantreden ; voorilellen te doen enz. Naar.  aoi {J* Naar maate een voordel goed of afgekeurd werd, viel ook het befluit, en deeze belluiten, wanneer zij door een genoegzaam aantal Sociëteiten gelijkiijk genomen werden, misten zeer zelden, om het zig voorgeftelde doel te bereiken; ten minften in den aanvang. Om te beter en te gemaklijker in dit gewigtig onderzoek te flaagen, bezorgden de Sociëteiten, althans de meesten hunner, zig de noodige middelen. Men had er de Notufen van Staaten en Steden; de voorftellen, redeneeringen, advijzen, enz. ter deezer Hooge Vergaderingen gedaan ; de nieuws», papieren en weekbladen van onderfcheiden foort, en, met een woord, alles wat een aiftorieel verflag van alle ftaatsverrigtingen kongeeven, en de ftaatsgebeurtenisfen, uit verfchiilende gezigtspunten beoordeelde. Dit alles las men het vergaderde Volk voor, en een iegelijk had geleegenheid en recht, om uitlegging, opheldering, enz. te vraagen, waarop zelden een gepast antwoord geweigerd werd. Een overheerlijk middel waarlijk, om de Burgers met hunne gewigtigfte belangen bekend te maaken, en er hen voor te doen ijveren. Het was ook in de Sociëteiten, dat men de beste geleegenheid aantrof, om den bekwaamen en yeti N, § dienst-.  201 j}* dienstlijken Man te lceren kennen. Veele begaafdheeden fpreideden zig aldaar ten toon.- de kunst van welfpreekenheid en die om het Volk te behaagen, waren geen van de minften; vcelen lieten zig hooren en poogden boven anderen uittemun- ten. Het waren dus, ( houd onder 't oog, Lucine ! dat ik van het eerfte tijdftip of begin der Socktcit.cn fpreek 1 — ) geen geleende ofgekogte ■bekwaamheeden; maar weezenlijken. Deeze naarijver, welbeftuurd zijnde, kon niet anders dan tot ongemeen nut der Bataaven verftrekken; terwijl het de voorwerpen deed kennen, die het meest bevoegd en in ftaat waren, om het roer van Staat, of eenig minder Bewind, in handen te necmen. ——■ Welke heerlijke vooruitzigten! Dan, mijn waarde Vriendin! onder de zon zijn altoos booze Geesten geweest, die belang hebben , of vermaak fcheppen, om onkruid in de tarw te zaaijen: die het goede niet dulden kunnen, om dat zij zelve kwaad zijn , en door de daarftelling van het goede bedurvcn zouden worden. Deeze geleegenheid was te fchoon en te gemaklijk voor de Staatskwakzalvers , Intriguanten, Schreeuwers cn Amtbejaagers, waarvan ik u in mijn voorigen gefprooken heb, om er, ten hunnen eigen voordecle, niet alle moogiijk gcbraik van te maaken. De kamen en voordeden, die  < 203 > die zij hier hadden en behaalen konden, waren onberekenbaar. Den eerlijken, den welmeenenden , den verftandigen Vaderlander van het fpreekgeftoelte en buiten de Vergadering te praaten, was geen kunst; zij hadden hem flegts te overfchreeuwen; flegts eenige forfche Hemmen ^te winnen, die met he n fchreeuwden ; zij hadden flegts in 'c heimlijk allerlei lasteringen uitteftrooïen, of hem eene dier fcheldnaamen toe te voegen, waarmede men de Patriottifche partijfchappen begon te onderfcheiden ; en zie daar den weg gebaand, om zijn plaats en zijn achting te vervangen. Gij kent den Leeraar #** die het Volk van een zeker Gewest zo Godsjammerlijk bedroogen heeft. Deeze Knaap had, bij de jonglte omwenteling, noch geld noch beftaan; maar hij bezat een eerloos hart, dat tot alle fchurkerijen bekwaam was: hij bezat een hoofd, altoos in ftaat tot het fmeeden van de gevloektfte ontwerpen, en eene ftoutmoedigheid of onbefchaamdheid, om alles te beproeven en ter uitvoer te brengen, wat hem ter bereiking zijner helfche oogmerken dienftig fcheen. Hij verfcheen in de pasöpgerigte Sociëteit te **** en vond er een menigte welmeenende Burgers, die niets liever verlangden dan het noodige onderwijs in het geen hen te doen ftond, en gepaste geleegenheid om de handen aan 't werk teflaan, tot welzijn van Vrijheid en Vaderland. In  «C 204 > In de eerfte vlaagen van drift, vond de Leeraar niets voordeeliger voor zijn plan , dan die drift te vleien en aanteblaazen: hierdoor begreep hij 's Volks vertrouwen te zullen winnen, cn vermeende hij een fterkte te zullen verkrijgen tegen allen de gee« nen, die hem immer den voet zouden tragten te ügten. Op het Spreekgeftoelte deed hij, bij alle geleegenheeden, redenvoeringen, en wat ook het onderwerp weezen mogt, altoos fprak hij van 't verdelgen der Tijrannen $ het wegblikfemen der Despooten; het van den zetel bonzen der Ariftocraaten ; het verbrijzelen van ketens, jukken, enz Wilde hij een geweldige;daad doordringen, hij noemde ze revolutionair: vilde hij tegen alle rechten reden aandruifchen, hij beriep zig op de Rechten van den mensch; wilde hij de onverftaanbaarfte wartaal aangenaam en goed maaken, hij bctijtclde ze met den naam van Taal van 't gezond verftand, en wilde hij de onfchuld vercordeclen, hij betuigde, dat hij gemoedlijk van deszelfs ftrafbaarheid overtuigd was, zonder noodig te hebben andere bewijzen bijtebrengen Die hem tcgenfprak was daad- hjk zijn vijand, die hem om vergiffenis moest fmeeken , of verbannen worden. Met reden wederlegde hij zelden zijn Partij; maar hij verftomde gemeenlijk dezelv? door hard'te fchreeuwen, of door haar be-*  < 2°5 > befpotlijk te maaken. Zijne Hoorders waren zijne Rechters: deeze moesten altoos om zijne uitdrukkingen lachen , en dan konden zij niet afzijn om hem gelijk te geeven. Had hij het waar Patriottismus aan de goede en leergierige Gemeente verkondigd cn verklaard, nimmer had hij om fpreekensftofverleegenbehoeven te zijn; maar niet anders tc doen,dan brommen en bulderen; dan fcheldcn en raaaen; dan verdoemen cn vervloeken; dit kon hij niet op den duur volhouden; dit kon niet altoos voldoen en behaagen.—— Hij verfchafte de Vergadering derhalven, tusfehenbeiden, andere bezigheeden, die niet min haatlijk dan verderflijk waren; Hij veroorzaakte listig en heimlijk kleine twisten tusfehen de Leden der Sociëteit, en droeg alle mogelijke zorg, om de zodanigen het eerst en het meest aan 't krakkeelen tc helpen, die zijne heerschzugt of eigenbaat het fterkfte in den weg ftonden, en van wier Yerftand hij vreesde, dat zijn licht betimmerd mogt worden: deeze twisten dreef hij, op eene kunfii^e' wijze, tot die hoogte welke hij begeerde, en vermits het hem onverfchillig was, wat vijand hij het eerst een neep gaf, trof de uitfpraak des Volks altoos een der verfchilhebbende Partijen, terwijl hij, als flegts de Vergadering dirigeerendc, geen deel in 't vonnis fchcen te hebben.— Dus flrafte bij zijne vijanden, zonder dat ze wisten dat de flag  206 3* fiag van hem kwam; dus benam hij de fterkte aan zijne kwaadgunners, door hen eeuwig te verdeelen, en op elkander aantehitfen; dus leerde hij de menigte, even gelijk men de jagthonden leert, om op de prooi aantevallen, die hij hen aanwees; dus ■was hij altoos de groote, de rechtvaardige man, die zig voor 't algemeen belang opofferde, en wiens Verdiensten en bekwaamheeden hem zo noodzaaklijk maakten, dat men hem niet mislen kon. Vermits zijn belang en de omftandigheeden niet altoos toelieten, dat de Leden der Sociëteit onderling krakkeelden, had hij tot bereiking zijner oogmerken nog een ander, en niet min rijker fonds. DeGeconftitueerde Magten, die grootendeels dc creatuuren van de Sociëteit, en dus Van den Leeraar waren, beftonden niet altoos uit zulke Perfoonen; zij verrigteden niet altoos zodaanige daaden, als welken aan het Volk, ten minften aan deszelfs Beftnurders, onbcrisplijk voorkwamen. De mensch, tot welk eene volkomenheid hij het ook gebragt moge hebben, behoud echter altoos zijne grillen en kuuren, welken men befchimpen; en zijne zwakke zijden, bij welken men hem aanvallen kan. De verftandigfte fterveling heeft zijne doolingen cn misdagen, en de bekwaamfte is niet altoos bekwaam. Onze Leeraar wist dit maar al te wel, en zo dikwils hij het oirbaar voor zig zelve oordeelde, vond hij altoos den een of ander dier Ge-  .4$ 207 2)* Geconftitueerde Perzoonen, of de een of andere hunner verigtingen, waarover de Sociëteit vallen en zig beklaagen kon. Zomtijds bezwoer de Lebraar Hemel en Aarde, ten einde zig te vere'e'mgcn, om deeze of die zaak te keer te gaan ; of deezen of dien Regent in den afgrond van eeuwig volksafgrijzen ter neder te blikfemen! dan weder fprak hij als een misnoegd vader, die dat of dat kind, (alias Vertegenwoordiger,) gekastijd, vermaand en verbeterd wilde hebben; zomtijds'helde hij voor, om, in gepaste f?termen, adresfen te maaken, ter inlichting en overtuiging van zulk of zulk een Collegie, dat, op zijn voorfic.1, door de menigte befchouwd werd als overtuiging en inlichting noodig te hebben ! en op deeze wijs vond hij' altoos ftof, om de driften der Societëitsleden in vuur en vlam te zetten, en zijne meerderen te ftraffen, ofte vernederen. Aldus wist hij, ook onder de geconftitueerde Magten, zijne Tegenftrcevcrs den voet dwars tezetten; wist hij te verdeden en te heerfchen; wist hij de Regenten van hem afhanglijk'te maaken, om dat zij die geregeerd werden en de verkiezingen doen moesten, hem bllndling op zijn woord geloofden en zijn heimlijken of openlijken raad volgden; terwijl anderen, uit vrees of uit vleizugt, op alles wat hij voortbragt amen zeiden,' en flegts zijn wil en wenfehen behoefden te weeten, om zo  ze te volbrengen. Hoe veel goeds had deeze Man kunnen doen, had hij eerlijkheid en vaderlandliefde genoeg bezeten, om van deeze verkreegen magt het geWenschte gebtuik te maaken! — Thans deed hij niet anders, dan niemand, die beter was dan hij, boven zig te dulden; dan zig té wreeken op allen, in wiens oogen hij begreep verachtlijk te zijn, of die zijn heersch- en hebzugtin den weg ftonden •, dan om regeeringsposten uitte deelen aan zodanige weezens, diela2gen bekromden genoeg van ziel waren, om zig door hem te laatenoverheerfchen; dan om amten én bedieningen aanzijn familje en gunstelingen te bezorgen, cn om eindiijk zelve met het beste amt heen te gaan; dan om den Afgod zo wel als den gemaskerden Dwingland van een Volk te weezen, dat zig door hem betoveren en bederven liét. In mijn volgenden zal ik deeze fchets voltooijen. Deeze eenvoudige fchilderij, Lucine! die naar 't leeven gevolgd is, zal mij de moeite befpaaren, om u de Gefchiedenis te fchrijven van ccri menigte Volkverleiders, die ongelukkig, maar al te wel hunne gevloekte oogmerken, in de Sociëteiten, bereikt hebben. — Zo als deeze is, waren er duizenden! de een meerder en de ander minder bekwaam. Ik ben, enz» D E R-  4 209 'J* DERTIGSTE BRIEF; WAARDDE VöÏENDIN! Niets was natuurlijker, dan dat de Leeraar, die Zo veel parade maakte en zo groote voordeden genoot, welhaast Mededingers kreeg, die hem op de hielen volgden, en eerlang in fiaat fcheenen té zullen geraaken, om den behaalden buit met hem te deden ! teffens was niets haatlijker en gevaarlijker in dó oogen van deezen Leeraar, dan zodanige ftoute en lastige Mededingers. Hij gevoelde maar al te wel, dat hij tegen de veréénigde kragten deezer onderneemZieke knaapcn geenzin's opgewasfchen was; in ftede derhalven van ze zig tot vijanden te maaken, herfchiep hij ze in zijne vrienden, als begrijpende, dat er evenwel voor hem en deeze zijne nieuwe Makkers1 nog genoeg te doen en te deden viel. Maar, barmhartige Hemel! hoe afgrijslijk wefd toen het goede, het Vrijheid waardige Volk niet overfchreeuwd; niet bedonderd en bij' den neus rond geleid! De eene fc ireeuwer Verving toen den ander, en tragtede zijn voorganger te over-" a tref-  2IO ty> treffen! —— De eene Intriguant intrigueerde onöp* houdlijk tegen den ander, en het Volk, of de goede zaak, werd cr altoos het flagtöffer van. > De eene nieuwe Despoot wilde beftendig over den anderen tijrannifeeren, en daar zij fteeds tegen elkander fchokten en botften, ftuiteden alle de onheilen daarvan af op de Societeitsleden. Hst Volk werd dus niet wijzer, en vooral verbeterden deszelfs maatfchaplijke omftandigheeden niet. Het was blind, of dwaas, of lafhartig of toegeeflijk genoeg, om, op bevel zijner Patriottifche Beulen, in zijn eigen ingewanden te wroeten, cn dubbele onkosten voor de executie te betaalen? De gevolgen waren natuurlijk; de verftandige Luiden, die, met het Lidmaatfchap van dé Sociëteit, geen a'der oogmerk hadden, dan de bevordering van het algemeen welzijn, befpeurden fchielijk, dat aan dit oogmerk gansch niet voldaan werd, en verlieten deeze Vergadering van Dollemannen, ten minften bczogten ze niet meer. De eerlijke Man, die , ter goeder trouw, alles goeds voor zijn Vaderland gehoopt had uit deeze Burgergezelfchappen, ontwaarde dat er, in tegendeel alles kwaads in uitgebroeid werd, cn dat ze nergens anders toe dienden, dan om dc onwaardigfle en ergerlijkfle voorwerpen groot en aanzienlijk te maaken; waarom hij deeze Bedriegers vaarwel zei! - De fcheld- naamen  naamen van Moderanten, Slijmgasten enz. ware» toen reeds uitgevonden, en deeze Deferteurs, zó als men ze noemden, werden er rijklijkmede overiaaden. Dus bleeven er in de Sociëteit weinig anderen meer over, dan Schreeuwers, Intriguanten, Schurken , Ligtmisfen, Fortuinzoekers en Gekken. —— De Leeraar bekreunde het zig weinig; want fchoon het getal der Societeitsleden aanmerklijk verminderde , en al wat braaf was dezelve verliet, behield dit kleine burgerlighaam echter dezelfde despotique Magt als vooren, over de Geconftitueerde Magten. De Leeraar fprak en beveelde altoos uitnaam zijner Committenten, dat, met andere woorden het Volk betekende, om dat, wanneer het Volk werd opgeroepen, het waare Volk te huis bleef, en deeze Committenten er zig voor deeden gelden. Dit, Lucine! is de waare reden, Waarom in dat zekere Gewest, de Volksftemmen zö weinig zijn. Eenige weinige braave Patriotten komen wel mede op, doch dit aantal is te gerirg ^ om iets goeds te doen. En hier, zo dikwils ik deeze Sociëteit befchouwt de, hier liepen de traanen mij over dc wangen, zo menigwerven ik derzelver verrigtjngcn i mei mijn geliefdkeosd ftelzel van Patriottismus vergeleek!—r* Waar toch waren hier alle die burger9 3 h'jké  < 214 ■> lijke en vaderiandsche deugden en bekwaarrihec-* den, zonder welke geen Maatfchappij immer weeJ zenlijk gelukkig, of waarlijk vrij kan weezen of worden?' Bedrog, list, vuig eigenbelang , onderkruiping, haat, nijd, wangunst, overhecrfching, ja! geweld! zie daar wat er de hoofdrol fpeclde !—■ En het was hier, dat men de Geconftitueerde Magten fchiep.' 't was hier dat men over de am- ten en bedieningen, zelfs die van gewigt waren, befchikte! 't Was hier, dat men den toon en de rigting aan de Staatsbedrijven gaf! — 't was hier dat men beflischte, wat recht en onrecht was! — Ware het te verwonderen, dat dc waare vrienden van het zelve zig bedroefden, en dat men, zonder een zwaarhoofd tc zijn, aan dit Gewest/ met zekerheid vooripellen kon, dat de goede zaak aldaar verlooren gaat? Om deeze Societeitshiftcrie te eindigen, zal ik it nog maar zeggen , dat de Leeraar zig een goede post heeft weeten te bezorgen, waar hij met de handiiaaving der Gerechtigheid even eens omfpringt als met de Sociëteit. Dat hij het handje vol fchrecu^ wes en fchurken, die als nog dit burgergezelfchap uifmaaken, even als voorheen blijft gebruiken, om de eerlijke en verftandige Patriotten , die hem durven verachten , te vervolgen en te onderdrukken; en om luiden in 't bewind te piaatfen, die of zijne Vrienden, of zijne vleijers, of zijne afhangelingen zijn. ik ben, enz. EEN  4 ais > EEN EN DERTIGSTE BRIEF. Waarde Lucine.' D e fchets, die ik u van de bewuste Sociëteit gegeeven heb, voldoet voor veelen van dezelfde foort. Gij begrijpt ligtlijk, dat ze niet op allen toepaslijk is : er zijn Sociëteiten, fchoon zeer weinigen, die vrij wel aan hunne beftemming beantwoorden; doeh, ten opzigtcn van de algemeene en groote zaak, zijn ze even zo zwak, en kunnen zij even zo weinig uitvoeren, als de eerlijke cn verftandige luiden , onder dat Legio fchurken, 't welk ik u befehrceven heb. Bij zulk een toedragt van Socie'eitszaaken kon het Bataafsch Patriottismus zeer v/einig winnen, en het verloor nog mfer, door de verdeeldheeden cn fcheuringen, die zulke handelwijzen noodwendig moesteu vergezellen. Want allen, die dergelijke Burgergezelfchappen Verlieten , begeerden daarom zig in 't geheel niet te onttrekken, of de goede zaak verlooren tefchatten! maar zij vormden zig op nieuw tot klefne O .3 Maat-  Maatfchappijen; Clubs; Sociëteiten cn dergelijken, die andere naamen droegen, welken min of-meer hun Caraéter en geneigdheid aanduidcden. > Deeze nieuwe Sociëteiten werden door de ouden beftempeld als beftaande uit Ariftocraaten, Modderaars, Slijmgasten, Toezieners, Oranjebehaagers, en God weet, welke naamen niet al meer. En zie daar, eene rampzalige verdeeldheid, onder die geenen , welken het waar Patriottismus het eerst en het ijverigst moesten voorftaan! Zie daar een reden te meer, waarom de goeden en wijzen agteruittraden, en de twistzoekers en verwarring? maakers, al zugtende, aan hun eigen yerderflijk noodlot overlieten, Wenschlijk ware het, dat de Sociëteiten 'tot die Volkomenheid gebragt wierden, waarvoor zij vatbaar zijn! — Waarom zouden de Patriotten, die kleine partijfchappen, welkqn hen zo jammerlijk yerdeelen en verfcheuren, niet kunnen ter zijden petten; ten minften in hunne openbaare handelingen en gefprekken niet aanroeren ? * Waarom zouden dc pasöntfpringende bronnen van twist niet te dempen weezen? Waarom zouden de Patriotten, even als in de dagen der verdrukking en Vervolging, niet wederom liefhebbende en getrouwe broeders kunnen worden'? Hoe kunnen zij gig Patriotten noemen zonder dit te verlangen ? ion-  zonder hiertoe alle hunne pogingen in 't werk te ftellcn? Is de broederfchap; is de eensgezindheid niet het voornaamfte fundament van het Patriottismus ? Kunnen er in een Land, waar geduurig verfchil hebbende vijanden faamen wooncn , burgerlijke deugden huisvesten? — Kunnen burgerliefde en burgerhaat faamen gaan ? — Kan ik den welvaart en zegen bevorderen van hem dien ik vervloek, cn op wiens val en ondergang ik bedagt ben?-—- Kan ik oprecht en ijverig het algemeene welzijn helpen bewerken, wanneer ik enkel op mij zelve zie, en alleen mijn eigen grootheid en welvaaren bedoel ? » En eindiijk, Bataaven! kunt gij uwe veelvuldige engedugte vijanden overwinnen, wanneer gij u zelve, van dag tot dag, hoe langer hoe meer verdeelt, en uw gansch niet frerke magt, van oogenblik tot oogenblik, verzwakt ? Misfchicn, Lucine! wanneer er nog eens een vreeslijke fchok komt, zal de eensgezindheid herbooren worden. Immers hoop ik, dat het de Patriotten niet vergaan mag, gelijk de Christenen, die, toen de voorfpoed hun deel werd, zig in zo ontallijke Seften verdeelden, dat er het voornaamfte oogmerk hunner Inftelling door verijdeld werd.' Ik hen, enz. O 4 TWEE  TWEE EN DERTIGSTE BRIEF. Besté Vriendin! Over 't algemeen kan men gemaklijk ontwaaf worden, dat de Bataaven niet te vreeden waren , noch met de Regeeringsvorm', die na dc omwenteling van 1795 ftand greep , of ftar.d bleef grijpen ; noch met het gros der Beftuurders of Volkvertegenwoordigers, die zij, ten grootften deele, zelve verkoozen, en hun vertrouwen gefchonken hadden, Het verging het Patriottisch Volk even gelijk het zommige zieken vergaat, die wel hunne kwaaien gevoelen, en hartlijk wenschen, om er van verlost tc weczen; doch die de gepaste geneesmiddelen niet kennen, die, met vóóröordeclen tegen den verftandigen Genecsmecftcr ingenomen, zig aan de onbekwaamheid en windbreekerij van een kwakzalver overgecven. Zij gevoelden, dat het ftaatslighaam, van 't hoofd tot de voeten, krank was; dat zij, als leden van het zelve, geheel magtloos en uitgeput waren, en dat, zonder fpoedig herftel, een fchriklijke ftaatsdood onvermij d- lijk  217 lijk was. Zij vermeenden dit herftel te vinden, iq liet wpgjaagën hunner bekende Dwinglanden; in het removéerèn der bewindVoerende Ariftocraaten, cn in'het affchaffen van de meest drukkende of haatlijke wetten, gewoonten, enz. Dan, fchoon zij hier mede betoonden wel hunne ziekte te kennen, deeden zij echter die ftappen niet, wat bet algemeen beloop Van zaaken aanbelangt, die zij hier hadden behooren en moeten doen. Z.'j ver- koozen zig mannen in 't beftuur, waar van zij een eerlijke cn verftandige regeering vorderden; en hoe veele deezer Mannen hebben zij zelve, naderhand, niet uitgekreeten voor Ariftocraaten, Eigenbelangzoekers, Dwaazcn en nog erger? Om dit kwaad tc verhelpen nam men den toe» vlugt tot het oprigten eener Centrale Vergadering, werwaards alle Sociëteiten of Burgergczelfchappen hunne Gecommitteerden heen zonden. Het hoofdoogmerk deezer Centrale Vergadering was; het daarftellen eener Nationaale Vergadering, die zo lange een foort van tusfehenregeering zou uitmaaken, tot dat er eene door het Volk goedgekeurde Conftitutie in werking zou gebragt zijn. Detegenftreevingen tegenwerking, diedeOprigters deezer Centrale Vergadering, al aanftonds, bij de ontdekking van hun oogmerk ontmoetede, was het duidlijkfte bewijs, dat de kwaade Partij O 5, dezelve  dezelve vreesde, zekerlijk om dat zij het vooruitzigt had, dat er iets goeds uit zou gebooren worden, 't welk nooit anders dan ten haaren nadeele kon uitvallen. -— De Ariftocraaten, de Intriguanten, de Schreeuwers, enz. fcheenen allen zig te vcréénigen, om deeze groote Bijéénkomst te beletten; zij befchouwden de Centrale Vergadering als de toekomftige Moeder eener Nationale Vergadering, en in deeze voorfpelden zij zig, dat alle hunne grootheeden en vooruitzigten zouden verdwijnen en verboren gaan! Eenige deezer Tegcnwerkers heb ik naderhand in die Vergadering niet weinig zien glorieeren, en zomtijds de eerfte rollen fpeelen! Hoe kwamen zij er in ? Wie heeft hen verkoozen ? En hoe, na bevoorens zo veel gezegd te hebben, konden zij er, met een gerust geweeten, in blij-» ven; — Lucine! ik geef u deeze vraagen ter beantwoording! zij dienen grootlijks ter opheldering en bevestiging van deeze mijne Patriottifche gefchiedenis. Crispijn riep: Foei! dat Schaapenfreelen! — Doch, toen 'tgeftoolen was, hielp hij de bouten deelen. Het oogmerk der Centrale Vergadering was bij üitneemenheid goed. Wij zien, dus redeneerde men er over, dat de zaaken op dien voet niet kunnen blijven; dat wij, wel verre van te ver-  verbeteren veeleer verergeren. De Regeering, zo als ze nu beftaat, is flegts een oud lapwerk, dat juist daardoor te llegter is. Wij hebben geen Conftitutie; geen vaste regelmaat derhalvcn, waar naar onze belangen beftuurd en gehandhaafd woorden , en dat in een tijdftip, waar in derzelver handhaaving en beftuur allernoodzaaklijkst is. — Wij hebben daarentegen veele nieuwelingen in 't bewind die het fchip van ftaat door de onftuimigite Zee; over degevaarlijkftegronden; bij veelvuldige ftormen en onweders, moeten geleiden, zonder winden of ftroom of ftarren te kennen! Wij hebben Aterlingen aan 't beftuur, die voor 't Volk gekroopen hebben, toen zij er door verkoozen wilden worden, en die, nu zij hun oogmerk hebben bereikt, het Volk over 't hoofd zien, en geheel en alleen om zig zelve of hunne familjien denken!— Er zitten Knaapen in de hoogte, die zig meefterlijk van al de Staatsblikfems weeten te bedienen, om hunne gemaskerde aiiftocratie den vrijen teugel tc vieren, en den vrijgeworden Burger een nieuw juk op den nek te fmijten! — Er zijn weezens, onder de geenen, die ons regeeren, die hunne posten als een foort van Koophandel beichouwen, waarmede zij alle de voordeden tragten te behaaleh, die moogiijk zijn, zonder ooit om de weezenlijke bedoeling hunner aanftelling te denken, en nog minder, om te tragten die te bereiken! 'Onder hun, die, zonder verftand en ondervinding, ons cim-,  Bimmer gelukkig beftuuren kunnen , zijn Zotten en Wittebroodskinderen, die ilegts goed zijn op dc theaters en in de drinkhuizen, of in 't gezclfcbap hunner waauwelende Grootmoeders en Bakers; die een vervaarlijke keei kunnen openzetten ,wanneer er over beuzelingen gehandeld word; doch die ftom zijn als visfehen, wanneer zij over zaaken van aangelegenheid geraadpleegd worden! ■>—.-■ Er zijn Schurken onder onze Staatsmannen, die de uitwerkzels der heilzaame Revolutie tragten te verijdelen; die de Vrijheid, onder de hand, aan de meestbiedenden poogen te verkoop en, en die de heimlijke bedoeling hebben, om aan het Huis van Oranje niet flegts-de afgenomene, maar nog grootere voorrechten; nog grooter heerfchappij cn magt weder te bezorgen.' Schurken die fiériijfc zwetfen; wier welbefpraakte tong belasting op belasting doet gebooren worden , cn wier vlugge en uitgeleerde vingeren de penningen , door het zwoegende Volk opgebragt, in hun eigen beurs, of de beurzen hunner vrienden , wcetcn te doen verdwijnen! enz. Indien, dus vervolgde men te redeneeren , dit alles zo voorgaat, waar zal het dan met onze Vrijheid , — waar met ons Vaderland heen ? — Maar, beleeven wij niet de dagen van Revolutie cn Hervorming? Past het ons niet, als rechtschapen Patriotten; — is het onze d.uure verpljgting niet.  biet, als wcrkzaamc Bataaffche Burgers, orii het kwaadc te wceren en het goede daarteftellen? — Immers zijn wij niet gedoemd, even als onder de voorigetijranrnfche regeering, om, zwijgende eh zugtende, een flegte Regeeringsvorm te dulden, en nog flegter Regeerders te eerbiedigen en te vergooden? —' En, waarom zouden wij, na onze Dwinglanden verjaagd te hebben, onze eigen misflagen cn gebreken niet kunnen hervormen ? De hoop, die men had, om in dit geval, alles göeds van eene Nationaale Vergadering te verwag- ten, was zekerlijk gegrond. Men heeft, dus fprak men, nu bij de ondervinding geleerd, dat wij met de oude verknoaide Regeeringsvorm niet, naar wenschen met vrugt, voortkunnem Wij zien daaglijks de verwarringen, die er uit gebooren worden, en beproeven de nadeelen en onheilen , die zij natuurlijk veroirzaakt: wij zijn dus ten vollen overtuigd , dat wij een nieuwe Conftitutie noodlg hebben, cn niemand der Bataaven, die hetmaar eenigzins wel met zijn Vaderland en zig zelve meent, of hij verlangt hartlijk, dat men, hoe eerder hoe beter, met deezen zo hoogftnoodigen arbeid beginne. —-— Deeze arbeid kan zo moeilijk, zo ondoenlijk niet vallen, als men misfehien wel genoegen is te denken. De gebreken te kennen is halver weg totdc verbetering gevorderd: bij eenvoudige wetten leeft men gelukkigst, en eenv'ou• dige  dige wetten zijn ligt te ontwerpen, wanneer men maar eerlijkheid en eordaatheid genoeg bezit, om ze te durven en te willen ontwerpen. Aan kundige Mannen, die een zevenjaarige ondervinding in hun voordeel hebben, ontbreekt het ons niet, en aan den wil, om een goede Conftitutie aan te neemen, zal het gansch niet haperen : het Bataaffche Volk reikhalst er naar. En wat aanbelangt eene Nationaale Vergadering! ó! hier toé zal het ons aan geen ge- fchikte Voorwerpen ontbreeken. De braave, de verfïandige, de bekwaame Luiden tot dien gewigtigen post zijn bekend; zijn gewillig, en zullen met roem den loopbaan voleindigen, die hen door het weezenlijk Volksbelang word aangeWeezen.— Het volk zal deeze waardige, deeze onontbeerlijke Mannen, ongetwijffeld, verkiezen: het heeft zijne Bedriegers, zijne Schreeuwers, Intriguanten en wat er verder boos van deeze foort is, ten overvloede leeren kennen: het heeft gezien, hoe afgrijslijk het er door bedroogen en benadeeld is geworden; het zal zig derhalven wel wagten, om deezen of foortgelijken andermaal op 't kusfchen te zetten. Een Volk mag eenmaal dwaalen; dit is Verfchoonbaar; want zonder fchade en fchande leert men niet; maar voor de tweede reize zal het zig wagten; zal het zelf zijn voorigc misftappen ten luifterrijkften verbeteren, enz. II  22$ > Ik beken, Lucine! dat ik, te nabij op dezelfde wijs over de zaak dagt, en dat ik mij insgelijks alles goeds van eene Nationaale Vergadering voorftelde,alsmij verzekerd houdende, dat het Volk,na zo veel keuzen gedaan, en na zo veel menfehen te leeren kennen hebben, in zulk een groote zaak, een meefterftuk zou verrigten. Ik ben, enz. DRIE EN DERTIGSTE BRIEF. Waard e Lucine' Ik zal aan uw verzoek daadlijk voldoen en zenden u nog eenige vaderlandfche Vaarzen. Gij hebt zekerlijk wel hooren fpreeken van den voorönderftelden Brief, door Prins Frederik gefchreeven, die, na eenig gerugt gemaakt te hebben, door de Heethoofden te **** als kettersch veroordeeld is geworden? Zie hier den zeiven: BRIEF  VAN PRINS FREDERIK,' AAN ZIJNE VRIENDEN IN NEDERLAND. Mijn Vrienden! 't is genoeg: uw hart is mij bekends Waar, ach! hoe zeer ge ook poogt, uw pooging is verlooren. 't Fortuin, Oranje warsch, heeft ons den nek gewend. Mijn Vader Willem ;s voor 't ongeluk gebooren 't Zij in 't vertrouwen, en, in goeden ernst, gezeid; Maar, Willem heeft zijn kans te jammerlijk verkeeken. Bourgo je heeft zijn Hoofd; Wilmljn zijn hart veileid ; Men wascht den Moriaan met voor dien Vorst te preeken. In klcenigheedcn groot; maar in het groote klecn, Stond hij fteeds dwars op 't pad, dat hem ten Troon moest voeren, —. Mijn Vader heeft dit met dc Koningen gemeen, Dat hij een Volk niét kan regecren; —— wel beroeren. —— Zo als in ouden tijd, een Nimrod het gebied Voerde over Slaaven, die op (lek en teugel vliegen, Verftond ook hij die kunst; maar meer verfrond hij niet: Hij dwong; maar wist geen Volk in zagten flaap te wiegen. De fiere Patriot, die, met beleefdheid, hem, Aanvanglijk tegenfprak ; was in zijn hart Oranj '. Mijn Vader, fteeds bedwelmd, vcrliie' zijn fmfebe (tem, £n vloekt zijn Vrienden weg, op aandrang - an Erittam'c! —Straks donderde 'ï Volks vloek; ftraks fiddtrde de Troon; Straks' BRIEF  Straks fchoot mijn Moeder toe, om «kezen Troon tc fciiraagen: Miar, ongelukkig voor den Vader en den Zoen, Mijn Moeder was een Vrouw; de Furie van baar dagen! 't Was wraak ; 'ï was plunderzügt; 't wis moord aan allen kant; Toen nam die baat begin, die nooit is uit te röcijen: Die, in 't getergde hart des Patrïo.ts geplant, De wraak en weerwraak tbt volkomenheid doet gr'jeijew Hoe ligt had Willem toem 's Volks Afg<ïd kunnen zijn, Door 't Patriottisch vuur een waiiig toe te geeven 1 Helaas! één enkel woord, één wenk, één loutre fchijn, En Willem waar de Vriend ; de Prins van 't Volk gebleevem D.iri! helfcnê wraakzugt in d. n boezem van een Vrouw! Gij hebt ons gansch geflapt van zoveel heil verfieeken! Os baat bij Neêrlands Volk, noch vleijen, noch berouw! Dat Volk, te veel getergd, zal fterven, of zich wreeken, Dat Volk duld nimmermeer Oranje op N:6rlands Troon: 't Zou in den zagtften Prins fteeds een Tijran befchouwen: 't Weldaadigst Vorstlijk Hoofd dioeg daar een D"o:nc-kroon • De zegctirijklle hand zou daar een Hel zich bouwen. Cieen Vorst, mijn Vrienden! dan een Vorst \ an boos gemoed Kan, in uw Vaderland; naar 'c hoogst bcwir.d ooit tragten. Een Prins, die door zijn deugd, zich toont van aadlijk bloed. Moet daar, na al 't gebeurde, en Troon en Staf veragten. Gij wenkt mij, dat ik kom; dat ik, in Nederland, Den omgeftormde i Troon mijns Vaders zal herftellen: Maar, hoe verfchijn ik daar? —- met bÜkfems in dé hand,— Om al, wat mij weerftaar, iu 't ftof des doods te vellen? . Maar, al wat mij ontmoet, zal mij daar weerftand blén! Een zee van Burgerbloed ftaat mij daar door te waatlen! Gij zelfs zult, door 's Volks wraak , u de eerften (lieten zien* Dus (lapte ik op een Troon, met Lijken oveïlaadén. Zo 'n Troon begeer ik niet. —i Het heerfchen, ja! is zoet; —> Maar, zwaai, in'tRijk des doods, den Staf; — geef daarbeveien; Bevestig daar 't bewind in rookend nienTchenbloéd; Maar w»lk een raeiisclilijk hart zou zulk een heerfchen ftreelen ? P Mis*  225 > Misfchien wilt gij dat ik , als Vriend, in 't Land, verfchijn! Maar, wie zal, buien u, als Vriend me aldaar vertrouwen? Zal niet elk Patriot me een doodlijk Vijand zijn? Mij als een Zoon van Willem en Wilhelmijn bcfchouwen ? Die Naamen zo gevloekt, 't zij met of zonder grond, Zijn ftruikeKteenen, die mij 't pad onbruikbaar maaken.— Of, zo ik at den w  227 ■> 't wenken van een Vorst, of 't dondren van 't Aftaap Hij wil dat wij zijn weldaèn fmaaken, En fielt zijn blikfems ons ter harid, Om hem, die 't menschlijk recht verzaaken, Te ffingren op den kop, ten nut van 't Vaderland. Het voegt de volken groot te weezen; Maar ketens zijn de grootheid niet» Miilioenen moeten hem niet vreezen, Dien, toeval of geweld, fmeet in het Staatsgebied. Die zig als Dwingland aaa durft (lellen, Vergrijpt zig aan 's Volksmajefteit : Het Volk, verpligt hem neêr te vellen, Red, door dat Moed's Lands heil; eert Gods rechtvaardigheid; 'c Is een afgrijslijk mededoogen, Dat. voor de Arisrocraaten fprcekt; Maar 't is behaaglijk in Gods oogen, Wanneer de Maatfchappij zig op haar Beulen wreekt. Geen ketens moeten langer knellen, Schoon överëeuwd of ingewijd ! Gij moet u in den grond herftellcn, Cij, Burgers! eerge uw Recht of Vrijheid waardig zijt, Tijrannen moeten alles vreezen: 't Zijn (langen op uw warme borst. Élk moet een mensch, geen monster weezen, Dat op ons Erfdeel vlamt, en raar ons leeven dorst. Een Volk moet fteeds zig zelf regeeren! 't Stel!' geen vertrouwen dan in Hem, Wiens gaaven dwingen, om hem te eeren; Wiens deugd zig ziet gekroond, door de algemeene SgaU Haai vrij den Wijsgeer van zijn boeken. . Schaam U het needrig Schootsvel niet. 't Past menfehen naar den menseh.te zoeken.^ tkt kleed doet weinig uit, als 't aankomt op "t gebied.' Geen Heerschzugt moet de wetten fchrijven. Geen wet, op dweeperij gegrond, Moet bij een Volk in weezen blijven, bat in ^er Menschen God, hun afier Vader v*»d. pa ■  < 3^8 > Elk rccet, op zijn wijl, Go* veiëercu. Eik leer' van God wat hein behaagt. Een Volk zore' flegts, om dien te weere», Die de eer of eigendom zijns Medelids belaagt. Dit is 't Geloof, dat wij belijden; Wij doen 't in nood en dood geftand: 't Doet ons als waare Helden firijden; 't Verplettert troon en kroon, cn red het Vaderland. ö Slijmgast! vuige Ariftocraaten! -Leest, leest dit Vaderlandsch Geloof. Miifehien kan u die leezing baaten; Want buiten deeze leer zijn vvj voor alles d*of. — N.iar deezen Regel zult gij wandlen, Gij , die uw Vadeilaiid bemint. Naar dit geloof zult gij fteeds haridlen , Gij, die uw groetst geluk in 't fleil van Allen vind. VIER EN DERTIGSTE BRIEF. Geachte Vriendin! Om u een jnist Denkbeeld te geven van de Centrale Vergadering, die, hoe zeer men ze naderhandheeft poogen te verkleinen en te vernederen, echter ia de gefchiedenls altcos een groot figuur zal maaken, zal ik dc Opregters van dat Burgerlighaam zelve laaten iprecKcn. D ' Fedoe'.ing, dus zeggen zij, in hun Plan van Organilatiej, is het oprigun eener Centrale Vergadering  dering van Bataaffche Burgervergaderingen, Sociëteiten, Bijcenkomften, of welke Verfaamlingén van Patriotten het ook zijn mogen, wanneer zij flegts een Ligham uitmaaken, dat zijn eigen Beftuur heeft. Dcexe Centrale Vcrga iering zal, zo veel moogiijk , beftaan uk alle Bataafsche Corporatien als boven reeds genoemd zijn. Zij zal, door de geheele Bataafsche Republiek, flegts één Lighaam uitmaaken. "Wanneer er twee of meer Centrale Vergaderingen, in den beginne, of in tijdsvervolg, zig mogten opdoen, dan zal de eerfte en voornaamfte zorg zijn , om geene middelen onbeproefd te laaten, om dczclven Broederlijk te veréénigen, en tot een geheel en altoos eenftemmig en eenpaarigwerkend Lighaam te brengen. Ingevallen de Verééniging van twee of meer Centrale Vergaderingen plaats hebbe, dan zullen de Wetten, Voorfchriftcn, Plans van Organifatie of dcrgelijken, die elk dier Vergaderingen in den zijnen ontworpen, of reeds tot ftand cn in werking gebragt heeft, het onderwerp der eerfte beraadflagingen worden: men zal uit allen die het beste verkiezen en dus voor het geheele vcréénigdc Lighaam, maar een enkel Geheel van Wetten, Plans P 3 van  <• 230 ■> van Organlfatie, en verdere voorfchriften en regels formeeren. Wanneer dus de Centrale Vergadering beftaan zal, zalmen, in de eerfte plaats, met allen ernst en ijver, er op bedagt weezen , om deeze verzuameling; deeze verée'niging: van Patriott ifejie verftandyermoogens, bekwaamheeden en kragten, tot werkzaamheid te brengen, indiervoegen als deornr ftandigheeden het zullen vorderen, en zo als bevonden zal worden, ten meeften nutte van de groote zaak van Vaderland en Vrijheid tc bchoo- ren : * Waartoe vooral, in de eerfte plaats, zal in aanmerking komen, dat ten fpoedigftcn worde daargefteld eene Nationale Conventie; mitsgaders de bevestiging eener Conftitutie, gegrond op de Zuilen van Vrijheid en Gelijkheid; de onvervrcemdbaarc Rechten van den Mensch cn den Burger, cn op de Een- cn Onverdeelbaarheid van dit Gemeenebcst. Deeze eenpaarige werkzaamheid van alle welgezinde Bataaven; deeze beftendige verééniging van alle Patriottische Ziels- en Lighaamskragten, zal, wel verre van de order der Maatfchappij te verftooren, dezelve doen gebooren worden , waar zij ongelukkig niet weczen mogt, en zal die order allerwegen bewaaren handhaaven* ï*ccz«;  231 Dcczc Centrale Vergadering zal geen Rijk in een Rijk zijn, zo als onze vijanden zeggen: integendeel, het zal haar eerfte en heiligfte pligt weezen, om te zorgen, dat er flegts eene Volksvertegenwoordiging; één Gezaghebbend en Magt uitöeffenend Beftuur zal beftaan; dat is te zeggen, eene wel en wettigverkoozene Vertegenwoordiging, en een goed, rechtvaardig en Vaderlandlievend Beftuur. Ter bereiking van dit groot en heilzaam oogmerk , zal de Centrale Vergadering alle wettige middelen bezigen, die in haar vermoogen zijn, en alle gepaste wegen inflaan, die zij daartoe gefchikt zal oordeclcn. Zorgende voor de goede rust, en de billijke Eenheid cn zuiverheid van het Beftuur, zal het de onvermijdelijke pligt, en de voornaamfte werkzaamheid deezer Centrale Vergadering weezen, om het waakende oog te houden op allerlei hoe ook genaamde afwijkingen van dit haar oogmerk. Zij zal den Aristocraat, die zig verheft, ten kosten van het algemeen belang; of die zig een troon poogt te ftigten op den vrijen grond der Bataaven, voor haaren cn 's Lands vijand verklaaren; hem in 't licht ftcllcn , en , zo veel in haar is, langs den gefchiktften en billijkften weg, ten minften in zo verre zien te beteugelen, dat hij zijn Vaderland geen kwaad kan toevoegen. P 4 Op  < 232 > Op denzelfden voet zal zij befchouwe'n en behandelen allen, die, enkel cn alleen hun eigen groutheid zoeken tot nadeel of verderf van°de Maatfchappij! Allen die een Rijk in een Rijk Willen lhgtcn , dat is te zeggen, die overheerfchen- dc Familjcregeeringen willen invoeren! allen die regeeringloosheid tragten daarteftellen ,— en , met een woord allen, die de Vrijheid belaagen; het Vaderland benadeelen cn bederven, en de geheiligde Rechten van den Mensch durven fchenden. Aan den anderen kant, zal deeze Centrale Vergadering, zoveel zij, in haaren kring zal vermogen, alles toebrengen, wat dienen kan, ter bevordering van het algemeene welzijn ; ter onderfteiining van den bloei en de glorie van het Vaderderlaod ; ter meerdere verlichting van alle Ingezetenen der Bataafsche Republiek; ter aanmoediging van allen Patriottisfchen ijver en werkzaamheid; ter volmaakirg van dc Broederlijke Eensgezindheid, en, om aües in een woord te noemen, ter volkomene daarftelling van ons weezenlijk geluk. Ten dien einde zal deeze Centrale Vergadering verftandige, eerlijke en bekwaame luiden benoemen, die gezet en ijverig zig bezig zullen houden, met het overweegen der voorkomende zaaken ; met hè? beraamen van gepaste middelen in de daar zijnde, ornjtandighecden ;< terwijl zij aan zodanige Man,  < *33 > nen teffens ook den taak zal opleggen, om eene genoegzaame verlichting aan de Bataaven te bezorgen. Tot dit alles zal de Centrale Vergadering zo dikwils bijeenkomen ais zij noodig oordeelt, en zodanige Fondfen zig aanfc'uaffcn als zij behoeft, enz. Zie daar, Lucine! eene Vergadering van Bataaven , die, had zij alles gedaan, wat zij voorneemens was te doen, en gedaan kon hebben, het waar Patriottismus ten fteiliften zou hebben bevorderd. Dan, tegenwerking en te leurftelling waren haar jot i Aan geld ontbrak het haar om zig ftaan- de te houden; een bewijs, dat weinig Grooten cr deel in namen. Zij bragt het eindelijk echter zo verre, dat zij bewerkte dat er eene Nationaale Vergadering kwam. Deeze Nationaale Vergadering kon men gevoeglijk de Dogter der Centrale Vergadering noemen , fchoon de ouderliefde geen kenmerk der eerfte was; gij weet, dat men ter Nationaale Vergadering eene Cqmmisfie uit de Centrale Vergadering, in die qualiteit, weigerde te ontvangen! -~ fchoon die Comp g wis.?  misfie niet anders dan een compliment van geluk» wenfching wilde komen afleggen. Dit begin gaf een flegt vooruitzigt Omtrent een jaar naderhand, wilden eenige Burgers wederom eene Centrale Vergadering bij een roepen dan hoe euvel dit door de Nationaale Vergadering "opgenomen, en welk een geftreng verbod daartegen, als tegen Rustverftoorders, bij Publicatie gedaan is, kan u niet onbekend zijn. Of dit de uitwerkzels w*£n van vrees voor Burgers, die het goede voor hadden, en zulks ten kragtigften wilden doorzetten ; dan of het een oude wrok was, die zig op de Centralen verfraaien wilde, laat ik onbeilist. _ De tijd zal dc oogmei ken ontwikkelen, en aan de vrugtcn zal menden boom kennen. Ik ben, enz. VYF EN DERTIGSTE BRIEF. Waarde LucineJ De verwagting, die men, over 't algemeen van eene Nationaale Vergadering had, was misfehien wat te verre overdreeven. Men fcheen dezelve te be-  <• 235 '> befchouwen als de eindpaal van alle overheerfching en ariftocratie, cnals devoitooijing der Vrijheiden hetMaatfchaplijk geluk, ditfteunde zekerlijk opdö mooglijkhcid, dat ze Zulks weezen kon, cn op de noodzaaklijkheid. dat ze zulks weezen moest! — Immers was die mooglijkheid zo wel beredeneerd, dat er geen twijffel overig bleef, cn dc noodzaaklijkheid deed zig bij allen gevoelen, die maar iets met de Beftuurders der publiquc zaaken te verrigten hadden. Dan! men had de waarfchijnlijkhe°id ook behooren te raadpleegen. — De groote vraag was : Zal het Volk een goede keus van Vertegenwoordigers doen? Is het in ftaat, om zodanig een keus te doen ? Zullen de Kiezers vrij cn onverhinderd, zonder omkooping en cabaleering, den bekwaamen en eerlijken Man verkiezen? . Zijn er geen Hecrschzugtigen, geen Amtbcjaagers, geen Intriguantcn, die zin in deezen post hebben, en die alle hunne kragtcn zullen infpannen, om denzelvcn te bekomen ? Zullen er geen louter toevallige verkiezingen gefchieden, waar door wij wederom zotten en waanwijzen in 't beltuur geplaast zullen zien ? enz. Wat heeft de uitkomst geleerd ? — ó mijn lieve Lucine! immers was ik ooggetuigen van zeer veele gevallen van deeze foort! Immers was ik zelf Kiezer, op cene Plaats waar, tegen mijn dank, tc.i feerugt Perzoan tot Vertegenwoordiger verkoo- zen  zen werd, waarvan de braave Grijfaart toen hij, als PrefiJent der Kiezers, de Vergadering floot, al zugtende zei: God zij ons Vaderland genadig! I Hoe konden zij aan de verwagting, aan de begeerte des Volks beantwoorden van wie men wist, dat zij bekende Aristocraaten, Huichelaars, Verachters der Burgers, of weleer kruipers en vleijers van Oranje waren ? — Gij kent de onbarmhartigheid van **** die allerlei verkwistende uitgaaven van-'sLands penningen kan dulden, doch die zig woedende verzet tegen elk voordel, dat er gcfchicd, om ongelukkige Bataaven te helpen, die de flagtöffers der beiden Omwentelingen geworden zijn! Hoe groot is niet het getal dcczer Rampzaligen; maar wat troost, wat vooruitzigt konden zij hebben ofhoopen van een Man, die hen met verachting en verontwaardiging befchouwt? — Het caraóler van dien bruinen Man is u niet vreemd; cue in Vrankrijk zulk een verraaderlijkcn rol fpeelde: die de bewonderaar cn lofredenaar was van Robespicrrc zo lang deeze leefde; die zig fchriftlijk cn openlijk verbond, om deszelfs gevoelens overal met goed en bloed voorteftaan, en die de eerfte was om Robespierre te vervloeken, zo dra de Guillotine hem loon naar werken verfchafte, Die den cencn dag, dc borstbeelden van deezen Burgermoorder en van Marat, in triumf, door de itad hielp draagen, en den anderen dag ze met rao-  < 237 > mokers hielp verbrijzelen! — die, toen men de! Hollanders, (als verdagte Vreemdelingen) gevangen nam, de lijst der zogenaamde verdagte Perzoonen onder hen , hielp opmaaken, en er zelfs zijn beste vrienden op zettede, enkel om dat zij niet volleedig toeftemden, in den lof, door hem aan Robespierrc toegezwaaid, of om dat zij hem niet voor hunnen afgod hielden ! Wat kon men denken van deezen wuitfelaar , die altoos de opgaande zon aanbad, en zijn minderen den nek toekeerde, of zijne meerderheid hen gevoelen deed ? —— Ik behoef u den Christenleeraar niet te fchildercn, wiens hoogmoed ondraaglijk is, terwijl hij overal de ne- drigheid predikt: ■ die met Sjerp en Bril, als een geestlijke Hansworst, langs de üraatcn liep, en den neus opfchorttc tegen elk, die niet, op eenigen afftand, den hoed tegen hem afnam; en tot de aarde toe zig nederbopg! die, in een zeker gezèlfchap, (fchoon zijn weleerwaarde toen rijklijk gedronken had,) beweerde, dat de Omwenteling in dc Openbaaringe van Johannes was voorzegd geworden : die hevig uitvoer tegen de fcheiding van de Kerk van den Staat, uit vrees, dat hij zijn Tra&ement mogt verliezen ! Gij kent dien anderen godvrugtigen Amtgenoot van hem, die, in weerwil van al zijn profesf raai cn uitlegkundig verftand, echter in de voorzeggingen van Leüentaal en Ludeman geloofde; —— die, boos werd wanneer men lachte, als hij in goeden ernst, eer  eer de Franfchen nog in Holland kwamen, voorfpclde, dat er eerst drie bomben in Amfterdam zouden geworpen worden, alvoorens die Stad in de banden onzer Vcrlosfers zou vallen! Wat Voordeel kon het waar Patriottismus en het gezond verftand van deeze verwaande, dweepzieke cn kinderagtigc Kanzelmannen verwagtcn? Toen gij in *** waart heb ik u #**#, geweeztn, die altoos in zijn oor peutert; cn de andere hand in zijn voorbroek houd; uit een kort zwart pijpje fmookt; die altoos ja ! zegt, wanneer hij begrijpt , dat het maar dol is , en die een gansch jaar in een Vergadering kan zitten , zonder an* ders te doen dan zijn falaris naar zig te ftrijken, en bij zijn vertrek met "zeven woorden affcheid neemt , met welke woorden hij allen voor den duivel wenscht, die niet gefproken hebben zo als hij; fchoon hij nooit anders dan ja of neen gezegd heefe— Kan het Vaderland met zulke weezens behouden, en de Vrijheid bevestigd blijven?— Ook weetgijde waardij van*** altoos Aristocraat voor 1737; altoos er op uit, om voor zig zelve en de zijnen, grootheid, geld en amten te bejaagen: altoos hevig tegen Oranje, om dat deezen, en mis* fchien met recht , hem ©ver het hoofd zag ; en enkel cn alleen met de Patriotten heulende, om dat deezen zomtijds dwaas genoeg waren om nu en dan zijne trotschheid tc vleien, en zijne baatzugtige poogingen te onderfieunen. Hij de omwen- te-  «C 239 5* teling van 1787 droeg hij een groote cocarde op zijn hoed; een Prinfebeeldje op zijn hart, en het pourtret van haare Koninglijke Hoogheid aan zijn. horologieketting. Een vlugtend Patriot kwam bij hem, op een donkeren avond , om raad of bijftand: hij befpeurde wie de ongelukkige was; en riep uit zijn binnenkamer, zo dat het aan de voordeur kon gehoord worden, dat hij voor zulk flag van Bedelaars niet te fpreeken was ! Een zijner vrienden hem over de wederkomst der Patriotten onderhoudende, zei hij', op een verzekerden toon; Als dat vee al weer komt, dan zullen ze mij wel weer op 't kusfehen zetten : ze kunnen mij niet misfen! ó Lucine! zoud gij kunnen geloo- ven , dat deeze voorzegging vervuld is geworden , en dat de Patriotten wisten het geen ik cr u heden van verhaald heb? En wat zal ik u verder zeggen, waarde Vriendin ! van die haatlijke of verachtiijke weezens, die gij zo wel van nabij niet kent, dan ik het ongeluk gehad heb van hen te lecren kennen? Zijn er niet, die dc allcrvcrnedcrendfte Requesten aan het toenmaalig Gouvernement hebben aangebooden , en ten allerfterkften het Patriottismus hebben af- gezwooren ? Zijn er niet, van wie het, ze- dert dat de Franfchen hunne voeten op het ijs van de Maas zetteden, te over bekend was, dat' zij»den huik naar den wind hingen, en, in den vol-  Tolftréktften zin van het woord , draaijcrs waren? Zijn cr geen, die eeuwig in een Vergadering zitten te gaapen, ja! wie zelf hun water ontlojpt, wanneer zij, bij 't appel nominal, genoodzaakt zijn , om hard op , ja ! of, neen ! te moeten zeggen? Maar, ik fchuif het gordijn voor dit toneel! 't Is hier mijn zaak niet, om uitvoerige Carafterfchetfen te maaken. Nimmer, waarde Lucine! zal ik deeze en dergelijke verkiezingen aan het Bataaffche Volk zelve wijten! -«— Bij de uitkomst bleek het, dat dit Volk niet alles goedkeurde, wat door deszelfs Kie-^ zers op dc ftoelen der ecre gefmeetcn is geworden ! maar vermits het, door een noodlottig beftuur, dc Kiezers gcvolmagtigd had , moest het, tegen wil en dank, in de gedaane verkiezingen berusten. Waar zat dan de oirfprong van het kwaad ? Laaten wij deeze vraag zien optelosfen , door éenige tegenvraagen : iets zekers dier aangaande te ftellen kon gevaarlijk worden. Doch dit in mijn volgenden. Ik ben, enz. ZES  <• M1 > ZES EN DERTIGSTE BRIEF» Beste Vriendin! Dat het volk zijne vertegenwoordigers verkiest is de billijkheid zelve ; doch dat het volk dit zelf doe en geenzins door middel van Kiezers, zo als tot nog toe, heeft plaats gehad, is ten uitterften noodzaaklijk, ingevallen men het waarlijk wel met het Volk meent, en dat zulks zeer wel, zonder verwarring of andere nadeelige gevolgen geleideden kan, is, door verftandige Volksvrienden, ten vollen aangetoond. Hoe kunnen de Kiezers de Luiden zijn, waarin het Volk een algemeen vertrouwen fielt, om de gewigtigfte keus tc doen ? -*<— Zomtijds komen er zestien, zeventien Burgers, in een Grondvergadering , bij elkander ; onderling benoemen zij een perzoon uit dit hun klein getal; deeze perzoon heeft dikwils, op verre naar nog al de itemmen niet, en echter word hij Kiezer ; word hij de Man, die men vooronderftelt, dat de wil en begeerte kent van etlijke honderden, en dat die honderden met hem te vreeden zijn. -—- Kent Q zo-  zodanig iemand ook wel altoos den Man raar 's Volks hart; den bekwaamen; eerlijken en verftandigen Burgervriend, dien hij tot Vertegenwoordiger verkiezen moet, wil hij aan zijn pligt en aan zijne roeping beantwoorden? . En zo hij dien kent, wil hij dan van die kennis wel gebruik maaken? Word zijn keus dikwerf niet bepaald en gedwongen, of door zijn zelfsbelang, of door zijne afbanglijkheid van anderen? Doch veronderstellen wij eens , dat de Kiezer de regte Man zij, om aan zijn beftemming te kunnen beantwoorden; word hij dan niet menigwerven, in den tijd, dat hij zig bedenken kan , van den eehen dag tot den anderen naamlijk, — allerheftigst beftormd , door dat Legio van Intriguanten en Cabaleerders , dat in die tijdfiippen heen en weder vliegt, en die, of voor zig zelve, of voor de geenen, die hen uitzenden, 'a Mans Item zoeken aftetroggclen of te koopen? —r Is menig braaf Burger, doch die veelal afhanglijk is; veelal geen groot doorzigt, of onverzetlijkc ftandvaftigheid heeft, tegen zulk een gouden, of vleïenden, of dreigenden aandrang deezer gemaskerde icburken beftand ? — De Kiezers, zonder eer of geweetéii zijnde, cn dat deezen er veelen kunnen zijn , zal niemand tegeniprceken, is het hun zaak niet, om eerlijke, gemoedlijke Luiden in 't.bfcwind. te helpen plaatlhi. Hoe  é 243 •*> Hoe rrienigwerven is het Volk niet misnoegd over de gedaane keuzen ! ten blijke, dat het middel van kiezers het regte niet is, om aan den wil des Volks te voldoen: van daar ook, dat het Volk dikwils geen achting , geen eerbied , geen geneegenheid heeft voor den geenen, die, op zijn naam en last, plegtftaatig verkoozen zijn. Het eene kwaad vloeit gemeenlijk uit het andere voort; hoe ongefchikt het middel van Kiezers ook zij, om aan het groote oogmerk te beantwoorden, zou het echter ongemeen beter en nuttiger kunnen zijn, wanneer liet Volk meer in deszelfs Grondvergaderingen opkwam; wanneer het, door meerder in getal te zijn, meerder ftof opleverde s om er dc gefchikte voorwerpen uit te kunnen benoemen ! thans moet men roeien met de riemen die men heeft, en fboed men geen weg, 't is de fchuld der Roeijers niet. Dan, in deezen kon het Volk de fchuld al weder op iets anders leggen. Wij hebben gezien dus kon het fpreeken, dat wij; met alle onze revoluticgczindheid; met alle onze welgemeende pdogingen ; met alle onze gewillige en gedwongen geldöpbrcngingen , en met alle onze goede verkiezingen, het geen hairbreedte verder gebragt hebben , dan wij van te vooren waren ! — Men höeft ons de ooren doof gefchrecuwd met de Godq i rfjke  lijke klanken van Vrijheid, Gelijkheid, Broederfchap , en dit is 't al, wat wij van die fchoone zaaken gehad hebben! — Men heeft ons ganfche bosfchen van Vrijheidsboomen laaten planten, en er ons, ln 't zweet ons aanfehijns, om heen laaten danzen, en, tot, heeSchwordens toe, de vrijheidsliederen laaten zingen, en nu , tot in het derde Jaar der Bataaffche Vrijheid toe , weeten wij niét eens wat de Vrijheidis; hebben wij flegts haar naam hooren noemen, even als dien van het gelukkige Mannetje in de Maan , en vraagen wij, niet alleen elkander, maar ook onze vertegenwoordigers , die het behoorden te weeten, en die er lijklijk voor betaald worden , wat toch onse Vrijheid is. en met welken wind ze ons moet komen aanwaaijen ? — cn! — allen haaien de fchouders op! deeze zegt: Wij hebben er alles voor gegeeVen! en de andere zegt: Wij hebben er alles voor ontvangen! Wat zouden wij ons dan, na zo veele vrugtlooze poogingen en vergeeffchen arbeid , nog langer vermocijen en kwellen, met een Patriottismus, dat tegen goud word opgewoogen , en waarvan wij geen ander genot hebben, dan dat wij er mede pronken kunnen, als met de adelijke tijtels, die de groote Frederik, ten duurften, aan de Duitfche gekken verkogt. Dit  Dit is dan liet verdrietige einde van zo vce'e grootfche vcrwagtingen! van zo veele verlcidlijke beloften en van zo veel worftelens en bloedvergieten ! wij zien het; 't is onze beltemming niet om vrij te worden , en daarom fcheiden wij er uit, om er naar te fireeven! wij zullen voortaan in ftilte leeven { wij laaten de zegepraal aan de dwinglandij en Aristocratie over , en zullen derzelver juk met geduld draagen, zo lang het ons flegts niet verplettert! Het Volk had zekerlijk veel grond om deeze of dergelijke wanhoopige taal te voeren; maar, — om den fchakel der oorzaaken en gewrogten te volgen, — zou men kunnen, vraagen, van waar toch ontftond dit kwaad, waarover het Volk in zo bittere klagten uitvoer; cn waardoor het tot de noodlottigfte onverfchilligheid den toevlugt nam? ■ Van waar anders, dan dat het niet zelve zijne zaaken befchikte, wanneer het zag, dat anderen die verwaarloosden en te gronde hielpen ? Van waar anders, dan dat het in den beginne niet Revolutionair genoeg doortaftede, en dat het zig door fchoone woorden liet in de luuren leggen, en door onwaardige handen zand in de eogen fmijten ? Wat zou de Man doen, die een Beftuurder over zijn goed en over alles, wat hem lief en duurQ t baar  baar was, gefteld had, cn die ontwaar werd, dat deeze , door een verkeerd, door een verraader- lijk beftuur, hem in den grond bederven zou ? zou hij dien Beftuurder ontegengefproken laaten geworden? — Zou bij zig in zijn kamer opfhii* ten, en zugtende zig daar mede troosten, dat hij Voortaan in ftiltc zijn ondergang zou afwagtcn ? — Of zou hij deezen fchurkagtigen knaap bij de lurven pakken, en hem de deur uitfehoppen? Bataaven! gij waart in 't zelfde geval. Ik ben, enz. ZEVEN EN DERTIGSTE BRIEF. Waarde Vriendin! Tegen het geen ik u , in mijn voorigen heb medegedeeld, zal men moogiijk deeze tegenwerping maaken. Dat het te veel gevergd is van het Nederlandfche Volk, om, zo als hier het geval zou moeten weezen, als een eenig man op te komen en zijn waar belang; zijn weezenlijke Vrijheid , tegen een hoop uitgeleerde Deugnieten te verdecdigen: want, 't is een bekende zaak, dat ' " • 4e i  «C *47 > ie Aanhangers van Oranje en de Patriotten, ten deezen opzigtcn, zig nimmer met elkander zullen veréénigen 1 dat zij nooit de handen in één zullen'Haan, om het Patriottismus té bevorderen/ en de Vrijheid te bevestiger. Maar, Lucine k. dit is fchieüjkcr gezegd dan bewéezén. — De grondflag althans , waarop deeze ftclling rust, is volkomen va'sch. ■ Ik zal u betoogen, dat het ganfclic Volk van Nederland , voor zoverre het uit redenrijke menfehen beftaat, het waare Patriottismus en de zuivere Vnjheid wil en verlangt, en dat, de beiden Partijen enkel éh a,llécn vcrfchillen, in de middelen en uitvoerders om deeze heerlijke zaaken tot ftand tc brengen • dóch waarin zij betden groofüjk mistasten Dc Stadhouderlijke partij, bij voorbeeld , zegt: Oranje zal dit doen! —— en de Patriotten zeggen : Neen ! deeze knaapen zullen {iet doen ! En ondertusfehen, Lucine! is de waarheid, dat zij geen van allen het willen doem Begceren niet allen itdénlijke en eerlijke Bur* gers van Nederland, om 4 even wat denkwijze Ê3 toegedaan zijn , dat de Regeering des Lands worde ilamgefteld uit kundige, deagdzaame cn bekwaamè Manr.cn? Begecren zij niet, dat Nederlands Volk geregeerd worde volgens redeniijkc,, billijke, wijze cn rechtvaardige wetten',, waatdoor Q 4, het  het heil van *t algemeen, en 't geluk van elk in *t bijzonder ten allerfterkften bevorderd en bevestigd word? -— Begeeren zij niet, dat alle dwinglandij, overheerfching; onderdrukking-, knevelaarij, en wat er meer haatlijks van die natuur zij, voor eeuwig uit ons midden geweerd worde, en dat, aan den anderen kant, de Burgers, onder het genot eener gepaste Vrijheid, — , niet van losbandigheid of regeeringloosheid, gehoorzaamheid hetoonen aan de heilzaamc wetten, en eerbied voor derzejver braave Handhaavers? -r— Begeeren zij niet, dat die oude Burgerdeugden van werkzaamheid, nijverheid, nederigheid, maatigheid, zedigheid, goede trouw en dergelijken, wederom onder ons herbooren worden, en ons op nieuw gelukkig, groot en beroemd maaken ? r- Immers word dit door allen begeert, en hartlijk gewenscht, — en ~— wat is dat anders dan het waar Patriottismus ? Maar, Lucine! heeft Oranje met de zijnen aan deeze wettige begeerte van het ganfche redenlijke Volk beantwoord ? — Beantwoorden alle de Aan- geftelden door de Patriotten hier aan ? Laat de ondervinding, laat de uitkomst der zaaken fpreeken! — Is het derhalven dan niet waar, dat het verfehil tusfehen de Oranje en Patriottifche Partij weezenlijk niet is over de zaak; maar over desgflfs uitvoering? ^— Zo dra beiden Partijen dit  < 249 •> begrijpen, en edelmoedig genoeg zijn zullen, om de waarheid hulde te doen en de gebreken hunner hoofden te erkennen en aftekeuren, zal hen niets verhinderen, om als Broeders, aan de groote zaak , eenpaarig, mede te werken. Vraagt ge mij, of ik voorzie, dat dergelijk eene Broederlijke faamenwerking Immer plaats zal hebben ? — Dan kan ik niet anders zeggen, dan dat ik cr ganschlijk aan wanhoop ! —— Zo lang als de Hooiden der beiden Partijen niet gedreeven worden door den edelen geest van het waar Patriottismus; zolang zij niet de Vaders, maar de Afgoden; niet de Heilbewerkers, maar de verdervers des Volks willen weezen; zo lang zij de leus van vivat Oranje l of vivat de Vrijheid] tot geen ander einde gebruiken, daa om groot en rijk te worden; zo lang de blindheid en raazernij des Volks, zo lang dc haatlijke partijzugt, de burgerhaat en verdeeldheid, de eenigftc gronden zijn, waarop , zo wel de Patriottifche als dc Oranje heersch- en baatzugtigen zig kunnen ftaande houden , zo lang zullen zij ook wel zorg draagen, dat het waar Patriottismus miskend, en er een ander valsch Patriottismus voor in de plaats gefield worde, dat tot een eeuwigen twistappel verftrekken, en de voor hen zo noodige verdeeldheeden in ftand houden zal. En zie daar de weezenlijke bron van onze Ba^ Q 5 taaf-  «C =5° > taaffche Omwentelingen, bijkans van onzen eerften oïrfprofig af. Dan regeerden er Vorftcn of, Prinfen, die het welzijn, des Vaderlands verwaarlozende , door het afgefoltcrdc Volk vervloekt eri verdreeven werden! in dei zeiver plaats kwamen Aristocraaten, die vooral niet minder deeden, dan deezen Prinfen, cn, het altc grof maakende, insgelijks de werf af moesten! dan nam men weder Vorften, die men hoopte, dat beter zouden zijn; doch die het nog erger maakten! weg al weer met deezen! Andermaal Aristocraaten! . Andermaal Prinfen , en zo al voort. Met dat alles, Lucine! moet gij voorondcrftcllen, dat er , onder de Voornaamfic:: der beiden P«r- Waarom, Bataaf! dees Snoodüarts niet verdreeven? Waarom, met taai geduld, u zelf ten prooi gegeeven , Aan Wolven, Tijgers en dat haarclijfce Ras , Dat fteeds uw Vriend in fcliijn, cn fteeds uw Vijnid wa«4(i Ontwaak ! ken uw belang! doe het gebroed verdwijnt, Dat flegts zig zelve zoekt: Die Duivels zijn en EngVen fcliijnen: Die gij eerst zegent, — dan vervloekt. Een blikfem zuivert gansih de lugt! Gij kunt dien bljkPem zijn, en 't Vaderland behouêr. —> Wees, wees een Patriot; maar weet het dan met vrugt, tn leer, meï «erbied, u, door 't Nageflagt, befebimwen.  251 •> Partijen , Luiden gevonden worden, dip het aai! geen verftand , eerlijkheid én bekwaamheid ontbreekt. Ongelukkig, zo als het meest altoos gaat, maaken deezen de minderheid pit, en kunnen, hoe zeer zij ook de beste verheteringen willen ; beredeneeren en voorftellen , niets van aangeleegenhcid in dit vak yerrigten t de verdervende belangen eener hcerschzugtige en baatzieke Meerderheid zullen hen altoos tegenftreeven: hun ge* tal zal hoe langer hoe minder worden, om dat Luiden van hun Caraóter, liever verre zijn van den ftoel der eere, dan dat zij er op zitten, zonder van nut te kunnen zijn! De tegenövergeftelde Caracters, ziende, dat de Staatspartijfchappen winstgeevende zaaken zijn, zullen in getal aangroeien, cn , na het Vaderland bedorven te hebben, zig onderling vernielen. Ik ben, enz. AGT  AGT EN DERTIGSTE BRIEF» Beste Lucine! Het is moeilijk tegenwoordige Perzoonen en zaaken te befchrijven, fchoon het, in veel opzigten, gemaklijker is, dan te handelen over de geenen, die geweest zijn. — Een volleedige hiftorie kan er nimmer van gegeeven worden: het gaat er mede zo als het fpreekwoord zegt: Eerst op'ticheiden van de mart leert men de Koopluiden kennen. —. Er zijn Caraéters, die zig niet eerder ontwikkelen, dan bij het fpeelen van hun laatsten rol. De Nationaale en alle andere Vergaderingen leveren er overvloedige bewijzen van op. Men zag Mannen, die als Helden begonnen en als Jongens eindigden 1 men zag ze , in 't begin van hunnen loop, door het juistoordcelende Volk bewonderd en aangebeden, en naauwlijks waren zy ter halverwege, of zij werden billijk, door dat zelve Volk, veracht en vervloekt! Men moet wagten tot dat het laatfte bedrijf gefpeeld is, alvoo- rens men over het Toneelfpel oordeelen kan Dit alles, mijn Vriendin! errinner ik u, om deeze een«  eenvoudige reden, dat gij niet te veel; niets vlak op den man aan ; zo als men ipreekt, moet verwagten , wanneer ik de Hiftorie der Nationaale Vergaadering leever, voor zo verre naamlijk, als zij betrekking heeft, op mijn Gefchiedenis van het Patriottismus. Alvoorens echter daartoe overtegaan, zult gij eerst de volgende vaarfen leezen. Een Digter is a!s een Muzikant, wanneer gij hem aan den gang helpt i fcheid hij er niet gemaklijk uit. AAK  AAN D È F RIESCHE VRÓUWEN; TÉR G^ELEGENHtlD VAN EEN VRIJHEIDSBOOM. Wys: Marfeillaanfche Mars, Frefinnen! op-deez' Dag der dagen, Is 'c all' geluk; is *t alles vreugd; De Vrijheid heeft ook u ontflagen, En zaligt uwe prille jeugd. En zaligt uwe prille jeugd. De Minnaar, die uw hart kan winnen. Kent, voelt, ook in de huuwlijkstrouw, De Rechten van een braave Vrouw; Geen Vrouwen worden meer Slaavinnen. Aanfchouwt dan deezen Boom, der Vrijheid toegewijd3 En kuscht , —- En kuscht, Hem, die u mint, en van het juk bevrijd; Zo 't ooit gaat naar den braaven wenfehsn , Dan gaan u hier de Mannen voor. Dan worden Vrouwen eindiijk Menfehen, En gij, gij drukt der Mannen fuoor. En gij, gij drukt der Mannen fpoor. 't Is lang genoeg de Vrouw vernederd. Ook haar betaamt het vrij te zijn. De Heerschzugt gaf u Hegts den fchijn, U, die het manlijk hart verteedert. Maar, na zo groot een Dag heerscht geen voorösrJecl jneer, En gij 1 Eu gij ! o Lit-f Geflagt! gij krijgt uw Rechten weer. Zo  £o waarlijk ais gij ons, Bataaven! In Reciicen ziet volmaakt herftcld; Zo waatlijk wij niet langer flaaven; Meer zijn van despotick geweld ; Meer zijn van despotick geweld; Zo waar zult ge ook uw Recht erlangen, En naast ons, «p gelijken toon , Ook heerfchen op den Huuwlijkstroon. Ook zorgen voor 't gemeen belangen! Maakt flegts dat deeze Boom geen loutre fchaduuw zjj! En kuscht; En kuscht; Hemj die u mint, van alle heerschzugt vrij. EEN HARTLIJKE ZUGT, MIJ ONTSNAPT OP HET ZIEN EENER. HEERLIJKE VRIJHEIDS STAATIE, Waar of de Vrijheid toch vertoeft? —- Ach! lieve Vrijheid! komt. Uw draalen nraakt mijn ziel bedroefd ; Wijl al wat zingt verftomt. • 1 Vrijheid, komt gij uit den Haag» Den Haag ? — helaas ! wat pijn! D.m komt gij bijlier loom en traag —«t Kunt gij dan Vrijheid zyn ? —«• "k Zie u wel op uw zeegekar; Maar 't is in beeldtenis. Mijn hoofd en hart raakt in de wsjj Wijl fcHijn geen w^ezen ïs. * Vrij-  • Vrijheid ! zal het met u gaan, Als zij, die U Verbeeld ? Die ons bedonderd daar laat ftaan, Als 't fpel is uitgefpeeld ï De Sterkte, die het Monfter velt. Vertoont zig ftout en fier; Maar, ach! 't is een gemaakte Held, En 't Monfter van papier. o Vrijheid! ach ! vergeef het mij! Maar is dit all' geen fpel ? Woont gij in Neerlalids Maatfchappij? Bezitten wij u wel i God (traite u, heillooze Intriguant! Zo gij ons fnood bedriegt: Zo gij der Vrijheid boomen plant, En alles zweert en liegt. 0 Haagl gij drukt mij 't hart als loot} De Vrijheid is uw kiBd; Maar 't Hoerenkind van een Despoot, Word in haar plaats bemind. Verfchoon dees traan op dit ons Feest, o Vrijheid! geef my moed, En maakt mij opgeruimd van geest, Daar elk u hulde doet. Al waart ge dan van bordpapier, Dan hoop ik op het lest. —— Dan woont gij waarlijk eindiijk hier, In 't Nederlands Gewest. 179(5. AA5S  C =57 ■> aan d e CENTRALE VERGADERING TEN TIJDE dat dezelve HAARE ZITTING HIELD in dbn HAAG. 't Monster, dat uw he'1 belaagde, Vrijheid ! U naar 't leeven ftond; Dat uit 's afgronds kolken daagde; Ncêrlands welzijn fchieï verflond; 't Monster, dat u eeuwig plaigde, Zieltoogt op uw' vrijën grond.' pij, Bataaven! Gij, Centraalen ! Die zo moedig pal durft ftaan. Doet de Vrijheid zeegepraalen , Door dat Monster neêr te flaan; Stelt de Heerschzugt perk cn paaien; Doet haar door zig zelfs vergaan. Gij, verachte' Aristocraaten! Doemden, vloekten den Centraali Dol van woede en uitgelaaten, Spraakt gij der Despooten taal Thans, nu 't ü niet meer kan baatan, Vicit gij zijne zecgepraal. R Laags  4 £58 •> Laage kruipers! vuige zielen ! Die om ampt of hoogheid vleit; Al , wien 't zelfbelang doet knielen, Zie 's Volks achting zig ontzeidt Laag- en Trotschheid te vernielen, Is Centrale heerlijkheid. Vreeslijk zjt gij, o Bataaven! In dit Burgermiddenpunt. Gij doemt Heeren; gij doemt flaaven; Gij, ;die flegts vrij weezen kunt. Neêrland zingt uw lof 6 Braaven ! Dankt Hem, die dit heil haar gunu In dees weiflende oogenblikken, Staat gij, 6 Centraalen! pal. Niets zal uwen moed verwrikken, Voor ons heil er weezen zal. Gij zult Neirlands lot befchikken. Ja! ten aanzien van 't heelal. Maar, Centraalcn! die u vleien, Zijn,uw waare vrienden niet» Tragten u van 't fpoor te leiën, Waar de Vrijheid u gebied ; Tragten u een net te fpreiën.—— Waakt, eerge u gevangen ziet. Stel;  *C 259 > Stelt die Kruipers, die Hoogharten, Nimmer in het Staatsbewind! Durft dat woest vooróórdeel tarten, Dat in Rijkdom Wijsheid vind: Zulk een keus zou eeuwig fmarten, Hem, die waare Vrijhsid mint. Moedig, Broeders! Staat, Centraalen 5 Staat, dit vordert Nederland. Ja 1 Bataaven I zeegepraalen, Met de tong of met de hand! Zeegepraalen zonder draalen, Over'eiken Dwingeland, R 2 Neêrland houd het oog geflagen, Op uw mannelijken tred : —— Maar, Centraalen 1 durft gij 't waagen, Dat gij Neêrlands hoop verplet; Hoort dan 't vloeken ; voelt dan 't knaagen , En ziet ons, door t zwaard, gered. Tiet betaamt ons vrij te weezen! ■ Ja ! de Vrijheid of den dood ! Zij, die bajonnetten vreezen, Siddren bij der Heerschzuchts nood» Zij, die thans hun vonnis leezen,, Vallen met den eerften ftoot. NEGEN  4$ 250 NEGEN EN DERTIGSTE BRIEF. GiacHTE Vriendin! D; Nationaale Vergadering daargcftcld zijnde, befpeurde men al aanftonds een vrij algemeen misnoegen en wantrouwen, of zij naamlijk, wel dat gcene zijn zou, dat men er van verwagtede. Dereden bier voor moet zekerlijk gezogt worden, of in de meerderheid der Leden zelve, waaruit zij was faamgcfteld, als welken men algemeen kende, of die men niet naarliet, op allerlei wijzen, in 't openbaar bekend te maaken en te caraaerifêe- rün; 0f in de partijdigheid en kwaadaartigheid vanzommigen, die, zig gevleid hebbende met het veelgeevende ampt van Reprcfentant, en zig thans te leur gefteld vindende, er geen beter wraak op wisten uittevinden, dan etlijke der Leden naar "t leeven te fchilderen; ze naar zig zelve afmeetende; dan om gecne hunner verdagt, en om anderen hunner belachlijk te doen voorkomen, en aldus dc Natie alle vertrouwen op , cn achting voor de nieuwe Uitverkoorencn tc doen verliezen. Z.'ker althans is het, dat dit misnoegen en wantrouwen de vrugtb^are Moeder is geweest van de heil-  heillooste verdeeldheeden, en misfehien ook van dc ellendige uitkomst bij 't eindigen der eerste Nationaale Vergadering, die een goede Conftitutie moest hebben vqortgebragt cn ondertusfehen aan de Bataaven niet anders te zien gaf, dan de Rekening van de ontzachlijkc fommen, die haare zittingen van het reeds uitgeputte Vaderland gekost hebben, en nog kosten zouden, zonder het geringfte nut voor de waare vrijheid, De Nationaale Vergadering begon plegtig haaren opgelegden taak. Mcesterftukken bragt zij voort in Aanfpraaken; Redenvoeringen; Wcderlcggingen, enz. Een waarlijk weluitgedagt distinctlf Teken; een deftige en teffens zwierige Sjerp, verfierde de lendenen haarer Leden, en aan de wijs, waarop dit fchitterend teken gedraagen werd, Cvooral in den beginne,; kon men zeer veele Perzoonen reeds, bij voorraad , in hun waar Carafter leeren kennen, —- Grooter voorraad van menschenkennis heb ik nimmer opgedaan, dan ter deezer geleegenheid! 'cis waar, een Sjerp is maar een nietigheid; maar *t is juist aan de nietigheeden, dat men de waanwijzen; de zottenen de bedriegers leert kennen. — Hij, die zig aan een Sjerp, of iets van die natuur, vergaapt, of veinst er zig aan te vergaapen, kan volftrekt de belangen van een Vrij Volk niet naar behooren waarneemen, R 3 El»  262 En nog kan de Wijsgeer de Sjerp, met al de opgeblaazenheid, die ze natuurlijk bij 't gros der Draagers veroorzaakt, over 't hoofd zien, wanneer flegts de Man, wien ze om 'c lijf flir.gert, alle de pligten betragt; alle de voorfchriften opvolgt, welke dit patriottisch Teken vooronderfteld word van hem te vorderen. Dan, laaten wij tot de zaak zelve komen, en zien wat de Nationaale Vergadering voor het waar Patriottismus gedaan heeft. Vooraf moet ik u errinneren, dat men deeze Vergadering in eene meerderheid en minderheid on- derfcheiden moet, en dat, om elk recht tc laaten wedervaaren, men niet op rekening van de laatfte moet Hellen, 'c geen door de eerfte doorgedreeven en bcflooten werd. Het decreteeren dat de Adel; Livreien, Wapens, enz. zouden afgefchaft en vernietigd worden; de affcheiding van den Kerk van den Burgcrftaat, en iets, dat naar een verklaaring zweemt, waarbij het Huuwlijk als een Burgerlijk Contraö: word aangemerkt, zijn de voornaamfte vrugten der Revolutie van 1795. en waaraan de Nationaale Vergadering ook het een en ander heeft tocgebragt. Dat de Adel, met alles wat er aan vast is, eene volmaakte teger.ftrijdigheïd in eene vrije Republiek op-  oplevert, behoeft geen bewijs; dat hij aan een klein gedeelte , en misfchien wel aan het onnuttigile van het menschdom, een ondraaglijke trotschheid inboezemt, en aan het grootfte en werkzaamfte gedeelte, een vernederend; een ontmoedigend en flaafsch juk poogt opteleggen, leert de ondervinding van alle eeuwen, die het ongeluk hebben gehad , van met den Adel opgefcheept te weezen! Maar in een Land, gelijk het onze, was de affchaffing van den Adel van eene geringe betekenis, en fcheen, eigenlijk gefproken, alleen in? gerigt te zijn, om de' oppervlakkig oordeelende Patriotten zand in de oogen te fmijten, en om, in miniatuur, de Franfchen naartevolgen. > $;b:;J Wat achting; wat gehechtheid toch hadden de Bataaven aan den Adel, die, fchier onbekend, in hun midden woonde?— Koopluiden, dat is te zeggen, Luiden die, door handelen enwisfelen, allen tot hut zijn, en die, zig zelve verrijkende, ook onnoemlijke voordeelen aan de Maatfchappij toebrengen;—— Boeren, die aan allen overvloed van eeten bezorgen; en er zelfs wclbijvaaren; Kunstenaars en Ambagtsluiden, die van hunnen arbeid leeven ;— Wat lag er deezen aangeleegcn, cf dc Adel al of niet werd afgefchaft, daar zij, met of zonder denzelven, evenwel hunnen gang gingen ? R 4 Ee  < 3Ö4 > De Wapenborden uit de Kerken weg te necm.cn; overal de publique Wapens weg te hakken; alles Wat den Adeldom aanduidede te vernietigen; de livreiklederen aftefchaffen, waren op zig zelve, geen kwaade zaaken; maar wat Won het Patriottismus er mede? Is die trotïcfiheid, die hoogmoed er mede verdweenen, welke zo vccle Grooten, al zijn ze niet van Adel, met verachting op den Burger doet nederzien? Is er dat haatlijk onderfebeid door weggenomen, dat, in 't wcezen der zaak, Heeren cn Siaaven maakt, en dat, in de Voornaamfto handelingen der Maatfchaplijke faamenleeving , de voomaame maatftok en regel Ichijnt te weezen ? Is er de Aristocratie door uitgeroeid ? Heeft men cr geen andere dingen voor in de plaats gefield, die ten minften door de overeeuwde vooroordeelen niet gcnaturaüfeerd waren ? bij voorbeeld de Sjerpen en andere diftincTive Tekens? Wat zijn deeze toch anders of beter dan dc Wapens ? Misfchien beftaat het eenige onderfchcid daar in , dat deezen in de Kerk ten toon hingen, terwijl de anderen op buik en fchouders gedraagen worden. Een Edelman ontleent zekerlijk geen zedenlijke waardij van een Wapen; maar een Vertegenwoordiger ontleent: ze van zijn Sjerp ook niet; hij mag er mede door st land zwieren zo hij wil, maar niemand zal, onder de reehtfehapen Bataaven, er hem te hoogcrom fchatten, of er hem te meer eerbied om betoqnen! {s cr ook niet een weinigje ergernis ia  gclccgeu, dat men de eene dwaasheid, met ongemeenen omflag vernietigt, en, met veel ophef, er een andere van de zelfde foort voor in de plaats fielt? Is het niet belachlijk met de eene hand de Wapens te verbrijzelen, en met de andere hand zig een diftingueerende Sjerp om het lijf te ilingeren? Men moet dc onderfcheiding der rangen bewaaren; zal men zeggen, en dit is in verfcheiden opzigten waar: . , . , maar, zegt men verder, dc Edelman, die door zijn eigen edele daaden geen blijken van adeldom geefe, behoeft dc diftingueerende kentekens zijner Voorouders niet! Ook dit is waar; maar teffens is het ook waar, dat een Rcprefentant, zo hij dan al een Sjerp moet draagen, er ook niet mede op ftraat moet komen, vermits hij daar eigenlijk gefproken, Biets is: dan behoorde hij de Sjerp flegts in de Vergaderzaal om te hebben: want dezelfde reden tegen den Edelman, geld ook tegen den Rcprefcntant, Wat reden had men om zig zelve, in zulke klei-» nighceden, zozeer ongelijk te bij ven? Was het gebrek aan doorzigt, ftaatkunde of goede trouw ? • of was het om de menigte een fpeelpopje in de handen te geeven ? Dat men, den Adel vernietigende, teffens de Voorrtcltfen vernietigd?, die er hier en daar aan verR s knogt  < 256 .> knogt waren, dit was zeer goed/ maar ging het hier niet mede, zo als met de wapens? — Eenige voorrechten heeft men afgefchaft, en veele voorrechten, van een anderen naam, doch 't zelfde alloi, heeft men gefchapen.' Het Patriottismus, wel verre van er iets door te winnen, verkreeg er flegts Vijanden cn Benijders te meer door. . En zo men deeze affchaffing op rekening van 't Patriottismus zet, dan maakt men er een willekeurig Despoot van, die aan deezen voorrechten ontneemt, en ze aan anderen verkwist! Ik ben er verre af, om voor den Adeldom het pleit optevatten; doch liever zag ik een ouden Adel blijven, die weinig of geen kwaad doet, als een nieuwen Adel gebooren worden, die ons ten verderven fleept. Ik ben. enz. VEER-  -HÈ 267 5* VEERTIGSTE BRIEF. Waarde Lucine! De affcheiding der Kerk van den Staat heeft niet -weinig ftof tot lange Redenvoeringen aan de Naionaale Vergadering opgeleevcrd. Schoone dingen zijn er over gezegd geworden, die de opmerking en den aandagt van alle werkdaadigc Vaderlanders verdienen; dan! tot nog toe is het bij die fraaie Redenvoeringen gebleeven! 't Is waar, de Dominé's loopen, op de meeste plaatfcn, niet langer met mantel en bef langs de ftraaten, en de klokken, die weleer het begin der openbaare Godsdienstöeffening aanduideden, luiden niet meer; terwijl in 't verkrijgen van Amten en Bedieningen, zo men zegt, de onderfcheiden Godsdienstige gevoelens niet meer in aanmerking komen; dan! dit is het ook al! Een menigte verbeteringen, die, ter Nationaale Vergadering, door omtrent een douzijn waardige Mannen, ten overvloede zijn beredeneerd en voorgefteld geworden, hebben even £0 min gehoor verkreegen, als de veelvuldige klagten van zommige Oorden, die, wegens de ovcrhcerfching en onderdrukking, der van den Staat afgefcheiden Kerk, de bewijzen inleverden. Wan-  Wanneer men den Predikant enkel en alleen zijn mantel en bef verbied, dan doet men waariijkmeer kwaad dan goed. De meesten hunner hebben zig beftendig door dit ellendige Teken weetcn te onderfcheiden, cn de eerbiedige groetenisfen der voorbijgaande gcloovigen weeten afcebcdelen, en deeze glorie voldeed hent Onder de geestlijkc gebreken is geen der geringftc, om overal den man van gewigt te willen weezen; ■ op welke veel erger middelen zal derhalven de ontmantelde cn ontbefte Zielsaristocraat thans niet bcdagt moeten Stijn, om zijn oogmerk te bereiken ? De Godsdienstige vooröordeelen; inkruipingen en invloed op den fiaat tc willen wecren, moet men ongetwijfFeld als lelijk en noodzaaklijk befchouwen; doch 't is zeer onftaatkundig en gevaarlijk, om, in dit geval, niet meer te doen, dan dc heilige Ijveraars oij mantel en bef te trekken en hen hunne mctaale bellen te ontnecmen. Dit is al wederom groote ergenis, zonder nut. Halve maatregelen deugen niet, Wat won het waare Patriottismus hier bij ? Want, b.j alle grocte veranderingen , moet dit toch de eerfte vraag zijn. Moet iemand , die ter goeder trouw, op een plegtige en openbaare Godsdienstoefening gezet is, niet decae of dergelijke vraagen doen? Zijn  ƒ Zijn motels, en beffen, en klokken dan zulke vcrfchriklijke en nadcclige dingen, dat men er met zulk een hoog gezag op moet aanvallen? Vcroirzaaken deeze nietighceden zo veel ongerustheid aan. 't Beftuur, dat het zig, als 'c ware, haasten moet, om ze aftefchaffen ? Bemoeit het zig verder niet met het Kerklijke, dan dat zij het voortaan aan zig zelve overlaat, waarmede rechtvaardigt het dan die foort van ftraf, of om het zagter te noemen, die foort van voorzorg, waardoor wij zijdlings verdagt gemaakt worden ? —— Steekt er in de leer der heerfchende Kerk geen ander Staatskwaad, dan het draagen van een mantel en bef, en het luiden van een klok, en is zulks der moeite waardig, om er zo veel water om vuil te maaien ? __— Bewijst het geen haat tegen den Godsdienst zelfs ? een haat die nergens anders vat op kan vinden-dan op het gewaad? • Welk een Patriottismus is het toch, dat, om een beuzeling, zo veel oprechte, eenvoudige en vroome zielen in het harnasch jaagt? enz. Ik; zal u met andere zaaken, van gelijke natuur, niet langer ophouden : men kan cr, met grond , op denzelfden voet over redeneeren. Niet alleen zag cn ontwaarde het Bataaffche Volk de geringheid van foortgelijke verrigtingen; niet alleen zag het zig, ten greotften deele, in zijne  4 270 •> zijne ongemeen groote verwagting te leur gefield ; — want volgens het gefchreeuw dat men fteeds maakte, over de Vrijheid, Gelijkheid, Rechten van den mensch , enz. moest men wel de grootfte verwagting opvatten ; maar het zag teffens zaaken gebeuren , waarover het verfteld moest ftaan. Een goede Conftitutie, gegrond op die heerlijke zaaken, waarvan men onöphoudlijk de fraaiklinkende naamen op de lippen had, was de groote zaak, waar naar het Volk reikhalsde, en waarom men wel inzonderheid eene Nationaale f Vergadering heeft daargefteld. Aan deeze Conftitutie begon de Nationaale Vergadering te arbeiden, door middel eener Commisfie, die zij uit haar midden benoemde; doch naauwlijks kwam zij uit de handen deezer Aangeftcldcn, of twee derzelver verklaarden dit ontwerp van Conftitutie als gansch niet ftrookende met de begeerte en verwagting van het vrije Bataaffche Volk ! Dit waren geen bloote woorden ; bij de volgende Deliberatien over dftgewigtig Plan, dat een weinig verhaspeld was, werden, door de Verftandige en Eerlijke Vaderlanders , met kragt van reden en bondige bewijzen, dc groove en verderflijke gebreken aangetoond, die zig in dit Plan bevonden, en waarvan de gevolgen een nog drukkender overheerfchlng en  <• 271 j> en erger Aristocratie dan immer te vooren, zouden zijn. Het Bataaffche Volk bemerkte zeer wel, dat men niet overtuigd wijde weezen , wanneer men aan deeze en dergelijke bondige vertoogen geen gehoor gaf, en bij deeze geleegenheid leerde het zijne waare vrienden van zijne fchijnvriendcn on- derfcheiden. De meerderheid der Nationaale Vergadering, zekerlijk niet onkundig van 'sVolks misnoegen, ging echter voort, en het Plan van een nieuwe Conftitutie werd den Bataaven aangebooden, die het, pvere'enkomftig deszelfs verdienften , behandelden, en hét met verontwaardiging verwierpen. Wij zagen dus niet flegts onnoemlijke geldfommen, maar ook den allerkostbaarften tijd verfpild; welken beiden gefpaard hadden kunnen worden, had men flegts der billijkheid; het gezond verftand en het waar Patriottismus gehoor willen geeven! — Nog meer, uit deeze handelwijze zijn Partijfchappen gebooren, wie de haat en afgunst tegen elkander, in 't gebeente zit, en die, zonder wonderwerk , onmooglijk te verzoenen zij ! De Oranjepartij heeft zig om deeze jammerlijke verdeeldheid hartlijk verheugd, en trekt er het bewijs uit, dat het Patriottismus een hersfenfehim zij, dat nooit een werkend aanweezen kan verkrijgen! — De  De lasteraar bedient zig van dit alles, om de leer der Patriotten veriichtlijk en haatlijk te maaken , als nergens anders toe ftrekkendc , dan om het land te beroeren; de Burgers, door helfchc krakkeelen tegen elkander in 't harnas ch te jaagen, en den reeds kwijnenden welvaart onzer Maatfchappij den eindlijken doodfteck te geevcn! De goeden worden er moedloos onder, en worden ftillen in den Lande. Opzetlijk zodanig een Plan van Conftitutie té ontwerpen, dat, met zo veel grond , bij de voornaamfte arükels was tegenfproken, moest veeier oogmerken verdagt doen voorkomen ; het den Volke aantebieden , dat overvloedige- blijken had gegeeven, dat het zelve er gansch geen fmaak in had, fchcen een beleediging voor de Bataaven te zijn; even als befchouwdc men hen als kinderen, die,'op den hoogen toon van gezag , zig maar alles laaten in de hand floppen en welgevallen ; of als flaaffche zielen, die met alle jukken te vreeden zijn en ze draagen kunnen! . Hoe veele Kiezers hebben er gcbloost, die den Werkmeester zegendenen naderhand het werk zijner handen moesten vervloeken! • Mogten zij hier uit leeren zig niet andermaal te ftooten op dc klippen, waarop een zo groot gedeelte van Nederlands heil reeds fchipbreuk geleeden heeft!  De verdenking, of men wel niet beimlijk met Oranje heulde , en of er geen verborgen poogingen werden aangewend , om het Stadhouderlijk Huis, onder de eene of andere bedrieglijke gedaante , weder te herftellen , werd ten iterkfien onderfteund, door het geen men genoegzaam overal en bijna daaglijks zag gebeuren. — Ik zwijg de behandeling, veele der ongelukkigen onder do uitgeweeken Bataaven aangedaan , die men met zo veele heerlijke woorden had ingeroepen, enkel zo 't fcheen, om ze onder de boomen der Vrijheid van den honger te laatcn fterven ! Ik errinncr u flegts die rijke penfioenen, die vette amten en veelgeevende posten, welken men, met voorbijgang van behoeftige en fmeekende Patriotten , aan trotfehc en fmaalende Oranjevrienden gaf! o Mijn lieve Lucine ! hoe veele heete manen heb ik deswegens over dc verbleekte wan? gen zien rollen ! hoe veele fchriklijke vervloekingen heb ik des wegens niet van bijna ftervende lippen gehoord! hoe veel heeft mijn eigen gansch niet vermaaklijke ondervinding mij doen gevoe-<; len! • r Maar wat zeggen traanen , bij gevloekte Aristocraaten , die er de oogen van afwenden als van een afzigtlijk kreng ? Wat bete* kenen vervloekingen bij helfche Landverraaders, dio zeer wel weeten te zorgen, dat ze nooit vervulling erlangen ? en waartoe zal mij mijne ondervinding baaten? — Hoe dikwils heb ik njep, S was  < a?4 > wat het weezen der zaak betreft, openlijk uitgeroepen : Bataaven .' gij word bedroogen en deerlijk bij den neus rond geleid , en gij zelve zijt er de aanleidende oorzaak van! Gij geeft uw geld uit voor het geene geen brood is i Men ftopt u een Patriottismus in de hand, dat geen waar Patriottismus is, en gij zijt dwaas genoeg, om het 'u tegen goud te laaten opweegen ! Word eenmaal wijs! onflaat u van deeze vermomde bedriegers ! gij hebt de middelen in uwe hand! en word waarlijk Patriotten', zo als gij weezen kunt! —* "Maar, mijn Vriendin! heeft men mij gehoord, of, z» men mij gehoord heeft, heeft men dan mijn raad gevolgd? Ik zou hier nog een menigte andere zaaken kunnen bijvoegen, zo als onder anderen; de trotschheid; de onhandelbaarheid en ongenaakbaarheid der geenen, die, enkel uit hoofde van hun gefchreeuw van Gelijkheid en Broederfchap ! in de hoogte gefchopt zijn geworden ! De dwing- Tandij van hen, die, om zo te fpreeken, op alle Tioeken der ftraaten , de Vrijheid hebben uitgebazuind, en die nu nergens anders op bedagt fchij"hen te weezen , dan om hunne Medeburgers te tijrannifeeren, tot in zodaanige beuzelingen zelfs toe, die den aandagt onzer voorigc dwinglanden gansch cn al ontflipt zijn ! De Baatzugt van veelen, die 's lands penningen als zo veele ge-  gevonden gelden befchouwt, welken aan de langftë en ftoutfte vingers toekomen! • De al te v£rre gedreeven familjczugt, waardoor; met ter zijdeHelling of opoffering van alle andere Vaderlandfche belangen, eerst alle oomen, broeders, nigtjes en neefjes met bedieningen en posten voorzien worden, alvoorens men zig bekreunt aan dezulken , die er de eerfte en wettigfte aanfpraak op hebben i Dan , Lucine ! waar zou ik hier het einde vinden, en waarom zou ik zaaken, die te óver bekend zijn, breedvoerig behandelen? Ik ben, enz. EEN EN VEERTIGSTE ÈRIÉF. Beste Vriendin! Na dat wij , flegts ter loops, en meer was er' ook niet noodig tot mijn oogmerk , gezien hebben , wat de eerfte Nationaale Vergadering verrigt heeft, blijft ons nog overig om te zien wat heÊ Patriottismus er bij gewonnen heeft. Deeze rekening is zeer gcmaklijk eü tüé: wei* ttige wrodrdcn optemaaken; gij zult het bij u zelve airede gedaan hebben. g % Hel  Het minst doorzigtigfte gedeelte van het Bataaffche Volk, dat wei de grootfte wonderen en zegeningen van het Patriottismus verwagtede, werd moedeloos; werd onverfchillig; vat een inwendigen aflceer op, tegen dat gecne, t welk men hem voor het Patriottismus doen houden heeft; befchouwt het waare Patriottismus, voor zo verre men het onder de algemeene bevatting heeft kunnen brengen, even als den gelukitaat in den Hemel, waarin dé Sterveling gelooft zond«r er op aarde gsnot van te hebben, en vervloekt eindiijk allen de geenen, die, als veelvermoogende en gezaghebbende Patriotten befchouwd zijnde, het Volk niet gelukkig maaken, ingevolgen hunne beloften en eeden, en zo als zij zouden kunnen doen. Dat gedeeite, 'c welk meer doorzlgt in zaaken heeft, en gewoon is meer het gezond verftand ; de ondervinding en de menschkunde tc raadpleegen , ziet dit alles , en zugt! Ook deeze eerlijken en verftandigen vinden zig jammerlik in hunne verwagting bedroogen I De fraaie fehilderijen, die men, zo voor als in 't begin van 170.5, wegens de zegepraal van het Patriottismus en de gevolgen van dien, voor hunne oogen ophing , hebben zij niet enkel aangegaapt en, blind weg, bewonderd; maar zij hebben ze met verftand en oorded beftudeerd; beredeneerd, en gezien,  4$ 277 ij* Zien, dat er zeer veel natuur ; zeer veel mooglijkheid in gevonden werd. Met opiettenheid ; met bedaardheid en onbevooroordeeld, hebben zijden toedragt van zaaken gadegeflagen : hebben zij het besten hooren bcredenceren en bepleiten, en he tflegtften zien naarvojgen. —— Alle hunne poogingen waren vrngtloos j zij werden overfchreeuwd en bedreigd ; zomtijds met icheldnaameen overhoopt, en altoos agter aan gefield. — Allengskens onttrekken zij zig aan de goede zaak; laaten zij, hoe langer hoe meer, de Bedriegers en de Bedroogenen aan hun eigen gevaarlijk noodlot over, en betreuren zij de befte zaak, die zo kwalijk uitvalt. De fchreeuwers huilen en brommen op eene vervaarlijke wijze; zij poogen de luisterende menigte diets te maaken, dat zij cenigiijk de Luiden zijn, die het Vaderland behouden, en de Vrijheid bevestigen kunnen, en indedaad, zij zouden waarheidfpreeken , bijaldien dit heilzaam doel, door raazen en tieren; zuipen en vloeken, cn een af* grijflijk boha maaken , kon bereikt worden ! Zo dra deeze lehrceuwers een amt, of eenige andere inkomst krijgen, r- dat zij zig zomtijds zien toesmijten , offchoon alleen maar , om hen den jnond te floppen, dan zwijgen zij a s vis, fcuen ; aanbidden de opgaande zon op hunne bloote § 3 knicn,  kniën, cn fchreeuwen even hard voor dc Tegen? partij. Dc Intriguanten cn Eigenbelangzoekers vertoonen zrg ais rechtdoorkneede Kwakzalvers op het Staatstoneel. Zij prijzen de vergifcigende voortbrengzels van hun vernuft het ligtgeloovigc Volk aan , als de onfeilbaare geHcesmiddelen voor alle Maatfchaplijke kwaaien en gebreken, en verpesten ondertuslchen allen, (en dit getal is gansch njet gering, ) die gemaks- en belangshalven hen gelieven te gelooven; terwijl zij zeiven, met het zweet en bloed van den eerlijken Burger en rechtfehapen Patriot, zig vetmesten, en, —■wanneer zij zig bftitenfehoots rekenen, — hem dapper uitlachen. Dc Staatsdcugnieten onder ons , wier aantal zo veelvermoögcndc als groot is , verheugen zig dapper over deezen toedragt van zaaken. Zij visfchen in troebel water ; maaken een meesterlijk gebruik van de verwarde en netelige omftandigbeeden, om hunne gevloekte oogmerken te bereiken , en hier toe hebben zij duizend kanfen; terwijl zij, hoe de zaaken ook keeren, en de vrienden der Patriotten, en de vrienden van Oranje $eteken te zullen weezen. Dc Aristoc:aa'en blaazen > zo als men zeggen Zou ,  zou, victorie! Zij zullen den meester fpeelen , het zij dan met of zonder een Stadhouder aan hun hoofd. De Oranjepartij, over 'talgemeen, is wonder wel te vreeden met alle deeze verwarringen en ver* deeldheeden. Het leevert. zegt zij, een blijk op, dat onze zaak goed is; want toen wij boven dree- ven , wisten wij niets van dit alles! De Vroomen onder hen zeggen, dat dit de vinger Gods is, die de Patriotten verdeelt, om hen te ftraffen en te onder te brengen, en de Oranjegeestlijken vinden er rijks ftof in , om aan hunne Partij te profeteeren, dat wij, binnen kort, verlooren zullen gaan. De Staatkundigften onder de Oranjepartij zien met blijfchap, hoe alle deeze patriottifche misnocgens, verdceldheeden en raazernijen , eindiijk moeten uitloopen op den ganschlijken ondergang der Patriotten. Zij weeten meesterlijk te verdeden, om eenmaal te heerfchen. Parijs poogen zij tot het punt te maaken, waar uit" zij zouden kunnen werken: naar maate zij aldaar voet krijgen, worden hunne werkzaamheeden heviger of zwakker-, geheimer of openbaarer. —Zij vermoeien zig echter niet al te zeer, als zig verbeeldende, dat, evengelijkdewalvisch, die de harpoen in 't lijf heeft; S 4 nieo  <• 280 ^ iucn den Patriottifchen ijveraar maar moet laatcn veorftelen, cn dat hij zig zelve alsdan onmagtigof dood zal loopen. — Dc Patriotten, zeggen zij, moeten eerst alle hunne kragtcn hebben uitgeput ; eerst alle de nadeelen en zotheeden van het Patriottismus leeren kennen en ondervonden hebben; zij moeten eerst elkander haaten cn fchuuwen gelijk dc pest, en als dan zal het gemaklijk vallen hen te onder te brengen> eii ze ons leeren vree* zen en hoogachten. ï)e Wijsgeer lacht om de dwaashecden der heil* zoekende fierveüngen, en befebreit de rampzalige gevolgen, die er noodwendig uitvoortvloeïen. Hij houd niet op met hen te waarfchuuwen; met hen den regten weg aantewijzen! Hij doet zulks met donderenden ernst > zo dat zijne Hoorders becven! — Hij doet het op een latijriquen toon, zo dat zij fchudden van 't lachen! Maar, na gebeefd en gelachen te hebben, keeren zij zig om ; gaan heen , en zijn alle zijne lesfen vergeeten! Als dan komt de wijsgeer in de kleine verleegen^ hcid van niet tc weetcn, of hij het Menschdom, belachcn of bcwecnen moet. Zie daar, waarde Lucine! de Kinderen bij hun iegten naam genoemd! Zie daar eene onverbloemde. lefchiedenU van het Bataaf sok Patriottismus, vaq deszelfs begin af, to\ cp de verkiezing eener twee-  <• 3*1 > tweede Nationaale Vergadering toe! Ik heb u de naakte waarheid gcfchilderd; niemand, dan die de voortduuring der gebreken wenscht , zal mij daarom haaten; want immers is de kennis zijner miillagen de eerfte trap tot verbetering? — Misfchien geeft gij alle hoop op verbetering ver- looren; doch, doe zulks niet! De weg toe herftel blijft als nog voor ons geopend. Na gezien te hebben , wat wij verkeerd hebben gedaan ; na overtuigd te zijn van het geene wij doen moeten, fchict ons niets anders overig, dan handen aan den mooglijkcn arbeid te flaan! . Aan den mooglijken arbeid, zeg ik-, want, Lucine ! kan het Bataaffche Volk geen eerlijke, deugdzaams , verilandige en bekwaame Mannen verkiezen , om in 't Bewind te plaatfen, en om aldaar de gewigtigfte zijner belangen waarteneemen ? Zijn er zodanige Mannen niet in ons Vaderland ? - . Te vergeefsch echter zoekt men die onder de Schreeuwers, onder de Intriguanten en onder allen die geenen, die Zig zelve aanbieden, of laaten aanbieden! —— Zo dra het Volk zodanige BeUuurders heeft, —.— cn het kan de zodanigen hebben, dan zullen de zaaken een gansch andere keer neemen! dan zal 's Lands geld niet meer verkwist; maar wel befteed worden! dan zal de Burger de gezegende vrugten zijner maatigeopbrengden aanfehouwen , cn ons Vaderland gelukkig zijn, onder de regeering, riet van zot- s 5 ten  20*2 •> ten of Aristocraaten, maar van wijze en rechtvaardige wetten. Ik. ben , enz. 1797. aa n d e KEILBEGEERENDE BATAAVEN. NIEUWE jaars wensch» Men deed een fnooden Willem vlsgten T Maar fchoon hij ging, zijn geest. Die nog zijn Kroost btfehermt; den Patriot doet zugten, Is nimmer uit den Haag; nooit uit zijn Hof geweest. Bataaven ! 't kan geen Vrijheid heeten , Als Muiters, ongeftraft, Het brood der Kinderen; der Vaderlanders eetcn; Men hen de zegens geeft, die Vrijheid'sLand verfchaft. Geen De Zon der Vrijheid is verreeze». En treed in 't vierde jaar: Miar zou het wel de zon der lieve Vrijheid weezen ? Een drom van donkerheén en neveli dekken haart  Geen wraak moete immer ont bezielen j Maar wie bragt ons in nood ? — S«ift dan rechtvaardigheid geen plunderen, geen vernielen? En broeit men niet aldus fnoö flangen in zijn fchoot. • Zon der Vrijheid' zend uw finalen. Meer vuurig naar Weneên. Verzeng ben, die uw magt beperken en bepaalen! Beziel en fterk hen, die als Helden voor u ftree;i. Bataaven ! met geen klank te vreeden ; Slaat handen aan het werk! 't Zegt veel, het vierée jaar der Vrijheid intetreeden; Maar fcliande is 't, haar als nog te zien in 't Worftelperk. Verê'nigt u als trouwe Broeder». Vervloekt den lntriguant. 't AristrofIg»t-'"'om verfchaft geen Vrijheidshoeders. Verdelgt dat heilloos Rot, en redt uw Vaderland, Laat moedig uwe ftemmen hooren, Bij 't blikren van uw ftaal. De waarê Vrijheid word uit Heldenmoed gebooren. Als men uw Wapens ziet, dan hoort men naar uw taal. D«  De Vrijheid moer uw Erfgoed weezen. Een Volk, dat wil, is vrijl Het fhats zijnirecht en doet zijn Dwingelanden vreczen. la 't Volk befuat de magt cn 't heil der Maatfchappij. Dan zal men u, Bataaven! zeegnen, Na dit betoon van moed! ï)an zat ons Vaderland het grootst geluk bejeegnen Bij Vrijheids waar genot en duwzaame ovrrvloed. DE BESTE RAAD. VOOR ALLE EGTE REV OLUTIONAIREN. TWEE Waar is de kans van overwinnen, Wanneer de Heldendrom beangst ter zijde fiaat? Niet weetend hoe een ftrijd te ontgingen., Waarbij het Vaderland gered word, of v.'rgaat! Tast door! fiaat toe! vreest geen Tijrannen! • Of, zo gij voor hen vrttst, — knielt daadijjk ! Doet niets meer? Die heers.bzugt cn gewdd wil uit een Land verbannen, Veile, als e.n blikfemfchigt, 't geen weêrttand bied, ter ntêr, 1797-  4 aS5 > TWEE EN VEERTIGSTE BRIEF*. Beste Vriendin! In langen tijd heb ik u niet gefchreeven. Denk echter niet dat gij daarom uit mijne gcdagten zijt. De liefde en de deugd kunnen zo gemaklijk niet vergeeten worden. Gij verlangt, dat ik den draad der Patriottifche Gefchiedcnis wederom zal opvatten! gaarne, Lucine ! wil ik aan uwe begeerte voldoen, vermits ik den weg, in veele opzigten, airede voor mij gebaand vind. In de gewigtigite tijdperken deezerlaatfte dagen zal ik u de taal en de beflisfing van bet Oppergezag zelve doen hooren. Dc tweede Nationaale Vergadering had, in weerwil der beste vervvagtingen, een zelfde flag van Leden; partijfchappen en woelingen als de voorgaande. Het misnoegen des Volks werd hoe langer hoe groocer, en deed zig aan allen kanten zien cn gevoelen. Men verkwistede den duurbctaaldcn tijd met raetwaardigc beuzch'ngcn; met baatlijke twisten, waaruit niet anders dan verbittering en ver-  verwijdering konden gebooren worden. Men ichcen, wat de meerderheid der Vergadering betrof, regel-regt tegen den wil en wensch van het beste enweldonkendfte gedeelte des Volks te willen indruis- fchen; met e'én woord, men fcheen, onder den fchijn van Vrijheid, de gevloektfte Aristocratie ten troon te willen verheffen. Ligtelijk, mijne Vriendin! begrijpt gij, dat ik met droefheid aan mijn Patriottisch ftelzel dagt, en dat de hoop, om het immer in werking te zien, hoe ianger hoe meer begon te verdwijnen. De groote Dag van den 22 januarij 1798 naderde. E.nigc eerlijke en verftandige Staatsmannen ve:e'énigde zig en ontwierpen een Plan, om de Bataaven van alle deeze verderflijke talmerijen en haatlijke grondregels, die er plaats hadden, en waardoor de mecsten bezield en gedreeven werden eensklaps te verlosfen! Dit ontwerp was grootsch, w-as edel, was Vaderlandlievend, en hoe men ook over de zaaken moge den Ken, aan de uitterfte noodzaaklijkheid om, volgens dergelijk een Plan, het Vaderland te redden, zal niemand twijftelen. De Gebeurtenisfen' van dien Dag zijn ten overvloede bekend; maar de rechtvaardiging van zodanig een gevolgrijken ftap, moet ik u onder den aan-  aandagt brengen, en om dit, met alle mooglijke onpartijdigheid te doen zal ik de Nationaale Vergadering, die zig toen in eene Conihuieerende Vergadering herfchapen had, zelve laaten fpreeken. • Op den 22 Januarij 1798, zijnde de Dag van die groote Gebeurtenis, fprak zij, in haare Proclamatie aldus: AAN HET BATAAFSCHE VOLK. Medeburgers! De dag Is eindelijk aangebroken, op welke uwe Vrijheid andermaal moest worden verdedigd; op welke de onafhanglijkheid van dit Gemeenebest moets worden befcherrad tegen de geweldaadige aanflagen van Onverlaaten ; op welke dc uitberfting van een zo listig als verderflijk ontwerp door eene krachtdadige onderneeming van uwe getrouwe Vertegenwoordigers moest worden voorgekomen; eene ondernceming, zonder welke Gijlieden, binnen weinige oogenblikken, met zwaarer ketenen zoud zijn belaaden geweest, dan gij immer hebt getorscht; eene ondernceming, welke dus door eene gebiedende noodzakelijkheid wierd gevorderd; eene onderneeming, welke, zou het Bataaffche Volk een vrij en onafhanglijk Volk blijven, zich van het oogenblik af van de zamenkoming uwer algemeene vertegenwoordigende Vergadering voorbereidde , cn tot  <• 288 > tot welkö wij, door het onverantwoordelijk gedrag van hen, die, hoezeer Vijanden van de grond beginzelen onzer jongde Staatsomwenteling, zich echter listiglijk in het Beftuur hebben weeten intedringen, wilden wij ons ten minften als getrouwe Vertegenwoordigers gedraagen, in dit oogenblik zijn gedrongen geworden. Het wierd tijd, dat de klove gedempt wierd, welke men gevestigd had tusfehen een geregelde orde van zaaken, en het wanltaltig Beftuur van eenige op zich zelf oppermachtige eninfehijn zaamverbonden Volken; een Beftuur, waar van ons Vaderland zo veele maaien dc rampzalige gevolgen heeft ondervonden; het welk U fteeds belet heeft, uwe eigen krachten te kennen, en aan Engeland immer de gelegenheid heeft gegecven, om U inwendig te verdeden, en daar door uwen • anders ontembaaren moed, en zo dikwils betoonde Vaderlandsliefde aan banden tc leggen en uittedooven; een Beftuur eindelijk, welks fchadelijkhcid ons op elke bladzijde van de gedenkrollen onzes Vaderlands overtuigend word beweezen; het welk ons van liever lede zou doen terug keeren tot het gevloekt Stadhouderfêhap, en ons dus met een angitig verlangen doen terugzien naar die ketenen, welken wij, door behulp van onzen getrouwen Bondgenoot, cn ten kosten van zo veele opofferingen, afgc-» fchud hebben. Het  Met was tijd, dat men alle hinderpaalen uit den Wegruimde, alle omftandigheeden zo inrichttede» en alle ons omringende zaaken zo wijzigde, dat wij eens eindelijk komen konden tot eene gevestigde orde van zaken, en doen ophouden dien fiaat van verwarring en onzekerheid, welke nu drie Jaaren Jang de zenuwen van onzen welvaart heeft verlamd, en ons gebragt op den rand van een jammerpoel, welke wij tot nog toe alleen ontkoomen zijn, doof de geduldige goedwilligheid des Franfchen Volks , welk's genegenheid t'onswaards in niets is veranderd, niettegenftaande alle helfche poogingen, aangewend, om hetzelve van ons te verwijderen, Het was meer dan tijd, dat men alle deèze aanflagen tegen uwe Vrijheid, weike hoe langs zq menigvuldiger wierden, verijdelde. ■ Het was tijd, dat men die plannen vrugtiops maakte van hen, die , om hunner eigen grootheids wille, het Bondgenootfchaplijk Beftuur trachtte* den te behouden, en deeze in haare beginzelen zo heilrijke Staatsomwenteling, niet flechts voor U vruchtloos, maar zelfs in haare gevolgen fchadelijk te maaken, Het was meer dan tijd, dat de eed, van het Va* derland te zullen redden, door vcelen met een vaissh hart dikwils gedaan, en nu zo onlangs nog T op  op de heilige plaats uwer Vertegenwoordiging, ten uwen aanhoore, herhaald, door uwe waarachtige Vrienden door daaden vervuld wierd. -— Er bleef voor hen, die geene andere bedoelingen hebben , dan het algemeen geluk, en om aan ons zo fel geteisterd Vaderland den weg te baanen, om door eene wijze en voorzichtige Staatsregeling zich uit het ftof te verheffen , geene andere keuze overig , dan alle die fchadelijke Wezens de Magt te ontneemen, om U meerder te benadeelen. Het ontwerp , om op de puinhoopen van het Stadhouderlijk Bewind dc troonen te vestigen van eenige weinige gedachten ; om, onder den fchijn van liefde tot orde, alle rechtgeaarteBemfnnaarendes Vaderlands te onderdrukken, cn denzelven den moed en de krachten te bcneemenom zich tegens de dwingelandij te verzetten; om U, onder den naam van Volksregeering bij vertegenwoordiging, te brengen onder het onverdraaglijk juk eener verkieslijke Ariftocratie, en U dus in het fchaduuwbceld der Vrijheid de verachtlijkfte flaavernij te doen omhelzen;dit boosaartig ontwerp, het welk in het door U verworpen Plan van Conftitutie zo duidlijk fiaat uitgedrukt, was geenzins uit het oog verboren: msar in tegendeel aan alle zijne deelhebberen hoe langs hoe dierbaarer geworden, cn deszelfs uitvoering zou van de voorheen daar toe aangewende poo-  291 3)* po.igingen alleen daar in hebben verfcheeld, dat men thans eene verdubbelde maate van list en geweld daar in zou gebezigd hebben. — Het was voor de Franfche Republiek bewaard, U, door de onderfteuning, aan uwe waarachtige vrienden verleend, andermaal te verlosfen en te redden uic den maalftroom, waar in men U geftort had, om U dies te gemaklijker te kunnen overheerfchen: "cr bleef voor ons niets anders overig, dan, of ons nog eene ftaatkundige ftuiptrekking te getroosten, of de Vrijheid voor altoos in ketenen gekneld te zien:. en welk rechtgeaart Vaderlander zou een oogenblik omtrent zulk eene keuze in twijfi'cl kunnen ftaan ? Ja Rataaven! wij zijn eindelijk in de harde noodzaaklijkheid gebragt, om zommlge Leden van uwe vertegenwoordigende Vergadering in verzekering te neemen, en om anderen uit het Beftuur van zaaken te verwijderen ; geenzins om dezelven op eenigerhandc wijze tc benadeelen, dan voor zo terre zij zich, volgens 's Lands Wetten, aan eenig misdrijf mogten hebben fchuldig gemaakt; geenzins om dezelven te vervolgen, uit hoofde van hun gehouden gedrag; want wij zijn te wel overtuigd van de rampzaligegevolgen van het fchrikbewind ; doch alleen om dezelven tc beletten, de grondflagéndef jongfte ftaatsömwentelingte ondermijnen ; en, door ï a he t  <- 2p 2 > het vernietigen van allen tcgenftand daar tegen, U fpoedig te leiden tot een geregelde orde van zaaken, waar bij dc heerschzucht alle toegangen geflooten had 5 waar door het ftaatkundig geluk der Bataaffche Republiek zal gevestigd, en zij waarlijk nuttig gemaakt worden voor haaren Bondgenoot, en ontzachlijk voor haare vijanden. Schetfen wij een valsch tafreel van den ftaat der zaaken? Bedienen wij ons van den laster, ombraave Mannen in Uwe oogen haatelijk te maaken? Of is de waarheid aan onze zijde ? Of zijn niet de aanflagcn tegen uwe Burgerlijke Vrijheid openbaar? Of is niet de befcherming en bevoordeeling der aanhangeren van Oranje en het voorig Beftuur alömmc bekend? Was het niet genoeg, een beproefd Vaderlander te zijn, om te worden verguist en verftooten? Heeft men wel een middel onbeproefd gelaaten, om den Volksgeest uit te dooven ? Is de fchandelijke bewerktuiging der Landmacht niet zedert lang een bron van billijke klagten ? Heeft men het Bondgcnootfchaplijk Beftuur niet in uwe vertegenwoordigende Vergadering durven verdeedigen ? Hebben niet veele uwer Beftuurders de eenheid der Republiek, het eenig middel om ons inwendig gelukkig.en naar buiten fterk te maaken, door dc fchandelijkfte middelen beftreeden ? • Is niet de Burgerwapening, dat lievig bolwerk der Vrijheid , zo verfchriklijk voor alle Despootcn als  < 293 > als heilzaam voor het Volksgeluk, op alle mogelijke wijze , vertraagd? Word niet de handel met onzen natuurlijken vijand oogluikend toegelaaten? — wat zeggen wij — word dezelve niet, in weerwil der Wetten, befchermd ? Heeft men zich niet veroorloofd , om deftem der Burgeren in zommige plaatfendoor militair geweld te fmooren, en de baldadige heerschzucht met kracht te onderfteunen ? Heeft men door de fchatten van den Staat, uit uw zweet en bloed zamen geperst, niet alles trachten om te koopen, om UI. met de bajonnetten op te dringen eene Staatsregeling, welke Gijl. zo rechtmatig met verachting hebtverworpen ? Heeftmen de ftrafloosheid niet als het ware toegezworen aan het vuige eigenbelang ? Heeft men niet toegelaaten, dat zich eenige weinigen verrijkten met de vrugten uwes arbeids, welke men U deed ftorten in eene grondlooze fchatkist ? Hebben deeze zich niet met het bloed der Weczcn en de traanen der Weduwen gevoed? Heeft men de Zeemacht van den Staat, het gering overfchot van onze voorige grootheid, die met zo veel arbeids was bij een gebragt, niet ruukeloos, zonder noodzaalijkheid, zelfs in weerwil van het Fransch Gouvernement, aan eene geheele vernieling gewaagd ? Heeftmen nu nog in de laatüe dagen niet opgemerkt de verfoeilijke poogingen , om ons alle middelen tot herftel der Zeemagt uit de handen te wringen ; en zou men , zonder dat 'er eene verandering in het Beftuur was voorT 3 ge-  <• 294 •> gevallen, niet volledig in dit boosaartig opzet geflaagd zijn? Is niet het algemeen Crediet, door ten decle dwaaze, en ten deele fchelmachtige maatregelen, vernield? Zijn niet de bijzondere Gewesten in opcnbaaren opftand tegen de Nationale Vertegenwoordiging ; en is niet éeeze door twisten en partijfchappen van een gefcheurd ? Heeft zij zich niet door gebrek aan veerkracht verachtlijk gemaakt, en door halve maatregelen den band van het Beftuur verbroken ? En zou dan , daar dit alles onder onze oogen gefc'nied is, daar de ondergang van dit Gemecncbest, door eene langere voortduuring van alle dce? ze gruuwelen, onvermijdlijk was, de Nationa e geest niet ontwaaken ? Zoud gij U niet aangorden, om als een eenig man tegen de Vijanden van Uw geluk ten ftrijde te trekken, en hen, zo zij hardnekkig in hun opzet blijven volharden, te verpletten ? Zouden de nakomelingen van die groote man* nen, die, ontbloot van alle andere middelen, alleen door moed en vaderlandsliefde , de almagt van Spanje hebben kunnen vernielen, zouden deeze'zich kunnen laaten vervaard maaken door de ijdele bedreigingen van een hoop kleine Dwinglanden en eigenbelangzoekers ? zich lafhartig verfchoolen houden, terwijl men gereed fiaat, de Vrijheid  <• 295 > heid den hartader aftefteeken? Zouden wij, uwe Vertegenwoordigers, alle deeze godlooze onderneemingen ziende, ons bij U, bij onze kinderen immer kunnen verantwoorden, wanneer wij daar bij hadden ftil gezeten ? Zouden wij dan niet verdienen, gelijk te worden gefield met die verachtlijke Wezens zelve, die in uwen ondergang hunne eigen grootheid beöogen, cn welken wij daarom door een manmoedig befiuit hebben verwijderd ? Zou onze nagedachtenis in de gefchiedbladeren der Waereld niet gcfchandvlekt zijn ? Neen, Bataaven! neen! zweeren wij op het altaar der Vrijheid, waarop de Nederlander reeds zijnegaven bragt, toen nog alle andere Volkenflaaven waren! Zweeren wij bij het algemeen belang, bij den welvaart onzer kinderen , bij het geluk van ons nageflagt, dat wij geene overheerfching , zo min als eene alvernielende regeeringsloosheid zullen dulden! Zweeren wij allen te zaamen, het Vaderland uit zijnen beneepen tpeftand te zullen redden, en daar toenicts te dierbaar te zullen achten! toonen wij doordaaden, dat dc Burgerlijke Vrijheid voor ons zo bcminlijk , ais de losbandigheid voor ons afgrijflijkis! Schaart Gijl. u om het algemeen Beftuur, om hetzelve te onderfteunen in alle maatregelen , welke ter bereiking van onze groote oog* merken noodzaaklijk zullen worden geoordeeld. T 4 Zo  296 >> Zo zuilen wij fpoedig geraaken tot eene goede Staatsregeling, gegrondvest op die eeuwige begin» Zelen der Natuur, welke aan geene veranderingen onderheevig zijn; op welken alleen ons ftaatkundig geluk kan berusten 1 Zo zullen wij den laster den mond itoppen, en onze teegenftrevers befchaamen ! Zo zullen wij aan het grootfte, het moedigftc Volk des Aardbodems overtuigend doen zien, dar het ons niet te vergeefs heeft bijgeftaan in het ah'chudden van bet juk, waaronder wij gekromd gingen ; dat de Nederlander eene broederlijke verééniging met zulk een Volk waardig is! Zo zal het verwonderd Europa ons eerlang erkennen moeten voorechte Zoonen van die Pjataaven, die dc Vrijheid verdecdigden, toen dc geheele wacreld voor de macht van het alles dwingende Rome nedei knielde! Het zal dan welhaast in het tegenwoordig gedacht herboorenzien datzelfde Volk, dat den trcon van Philips weleer deed waggelen; dat zijne bezittingen in de andere Waerclddeclcn door nncd cn dapperheid zo verre uitbreidde, dat de zon over den Nederlander nimmer ondergaat; een Volk, dat de twee magtigfte Mogcndheeden van den Aardbodem kon beftrijden; den handel der geheele Waercld dwong, zig op zijn Grondgebied te vereenigen ; de ftaatkundige balans in handen hield, en over den Oceaan den fchepter zwaaide. 'fet zulk eene grootheid, Bataaven! moeten wij door  door eene goede en voorzichtige Staatsregeling her- biagt worden. Doch daartoe zouden wij nooit geraaken, bij aldien die orde van zaaken, of liever die Sijsthematifche wanorde, waardoor wij nu bijna twee jaaren zijn gefüngerd geworden, bleef ftandhouden. —Het Bondgenootfchaplijk Monfter, niet ongelijk aan de Hijdra der Ouden , kan niet worden verdelgd, dan door een manmoedigen flag, welke allen deszelfs koppen in eens doet vaLlen. Die langgewenschte flag is heden gegeeven. — Het gedrogt ligt reeds te zieltoogen, doch de ftuiptrekkingen des doods zouden nog gevaarlijk kunnen zijn en ook dit moet worden voorgekomen. Geene Maatfchappij kan zonder orde beftaan; en vooral is het in een intermediair Gouvernementnoodizaakclijk, dat dezelve in niets geftoord worde. — Dat ccn iegelijk dan, zonder tegenfpraak , zich onderwerpc aan de bevelen, welke door dit Tusfcheu bewind zullen worden gegeeven! dat men begrijpc, dat de tijdelijke opoffering van eenige grootere gedeeltens van onze burgerlijke Vrijheid nergens anders toe ftrekt, dan om eene goede Staatsregeling tc verkrijgen, en om door dezelve een veel uitgeftrektcr genot dier vrijheid ons verzekerd te zien! Alle geconftitueerde Magten zullen in hunne teT 5 gen-  < =93 .> genwoordige werkzaainheeden blijven volharden, tot dat daar in, op eene geregelde , en met het algemeen belang overeenkomende wijze, verandering zal zijn gemaakt. Dezogenaamde'ProvincialeBcilnurcn, of Hoogstgeconftitueerde Magten in de bijzondere Gewesten, Diftricten en deGemeentensBeituuren in de bijzondere Steden en Dorpen , als mede in de directien over de Dijkadien, Polders , Waterwerken en Sluizen zullen alzo tot zo lang, als blootclijk adminiftrative ligchamen blijven voortduuren , en aan het Uitvoerend Beftuur onderworpen en verantwoordlijk zijn. Het Justitie Weezen zal bij provifie op den tegenwoordigen voet blijven voorgaan, en daar in geene verandering noch ib-emming mogen worden gemaakt. Alle Officieren , Mai- res , Procureurs van de Gemeenten , en andere publieke Aanklagers, zullen bij provilie in hunne posten continueeren , en met verdubbelden vlijt cn werkzaamheid regende verftoorders der rust en orde, onder welke maskers dccze zich ook verfchulien mogtcn, waaken. Niemand zal in perzoon of eigendommen m> gen worden beledigd en dc wetten daar tcgsn exteerende zullen in volle kragt blijven , en met alle geftrenghcid worden uitgevoerd; de Koophandel  < 2f)9 •> del zal worden befchermd, en een iegelijk zal die veiligheid genieten , welke de grond is van alle Maatfchaplijke verééniging. Geene Inwoon- deren van de nog exteerende Landfchappengeene gemeentens van Steden of Plaatzen; geene Sociëteiten of zoortgelijke corporatien, ^zullen aan deeze Vergadering, of bij het Uitvoerende Beltuur, als ligchaamen , eenige vragen of petitienmogen doen, maar het zal aan elk Bataafsch Burger tenaHen tijde vrijftaan, zijne belangen voortedragen : zo zal de tegenwoordige nieuwe orde van zaken zonder fchokken of verwarringen gevestigd worden , pn het oogmerk, waarom dezelve noodzaaklijk was, volledig -worden bereikt. Alzo zal de vuurige wensch van alle weldenkende Nederlanders binnen korten tijd vervuld worden, en eene goede .en wijze Conftitutie zal ons voor ons zelve gelukkig; voor onzen Bondgenoot belangrijk, en voor onze vijanden ontzachlijk doen worden, enz. Wanneer gij , Lucine 1 deeze taal der hervormers van den 22 Januarij, geleezen zult hebben, dan zult gij mij ongetwijfeld toeftaan, dat mijn pen niet te fcherp noch te partijdig is geweest, toen, in mijnjvoorige brieven, zij u de zonden  JOO > den der toenmaalige Volksvertegenwoordigers fchilderde. Ik ben, enz. OP D £ GEBEURTENIS Fan den 22 Januarij, 1798. Baaaven! was een dag ooit glorierijk en groot! Voorzeker 't was die Dag, toen zev.n Monitors vielen ; De Ariffcocraat, vol fchrik, uw ftaatstoneel ontvlood , Rh Vrijheid zeegevierde op laffe en zwakke zielen! Toen vatte een fterke hand de zwakke teugcis aan! To:n fchiep één enkel uur meer wondren dan drie jaareit ! Toen greep de grondflag ftand, waarop 't gebouw zal ftaan, Op 't welk al de Eeuwen en de Volken zullen ftaaren. Gaat voort, Bjtaaven! cp dit meer dan heldenfpoor ! Weest vrijer grooter dan uw Vaders weczen konden! Dan klinkt niet flegts uw roem de ganfche waereld doorUasr dan blijft Vrijheid aan uw waar geluk verbonden. Zo waarlijk helpe God het hart, dat Vrijheid mint, En , ia het heil des Lands, zijn hoogden wellust vind. DRIE  DRIE EN VEERTIGSTE BRIEF.(*) Waarde Lucine! De Itap op den aa Januarij kan, door alle de Partijen, niet anders dan groot en gewigtig be- fchouwd worden. Groot immers was het , om te onderneemen een Regeering daar te ftellen, geheel onafhanglijk van het Volk; niet verpligt of verbonden aan eenige Vertegenwoordiging, of aan eenige Wet of Reglement, anders dan aan zig zeivei „ Groot was het in deeze omftandigheid,, de plegtigfte verzekeringen, (voor een eerlijk man fterker dan eeden—i—) te geeven, dat men, met ter zijdeftelling van alle Volksmagt , het roer van bewind in handen nam, enkel om het fchip van fiaat in behouden haven te brengen! — 1 n , hoe groot zal het niet zijn, wanneer alle deeze en dergelijke beloften hunne vervulling erlangen ? Dat (*) Deeze Brief is gefchreeven lang voor den vierde» Meij 17P8. Dit gelieve de Leezer onder 't oog te houden.  Dat deeze ftap gcwigtig is, zult gij zelve gevoelen, wanneer gij bezeft, dat het heil des Bataaffches Volks er volkomen van afhangt. Wanneer deeze Hervormers misbruik maaken van de magt, die zij in handen genomen hebben ; of, wanneer hunne zwakheid , of onkunde hen den gedaanen ftap niet kunnen doen volhouden, dan Zijn wij flaaven en ongelukkigen! Maar volvoeren zij hunne toezeggingen ; maaken zij zig zelve, niet tot Vorften , maar tot Vaders, die , ten welweezen hunner verbijfterde kinderen, zig een onbepaald gebied aanmaatigen ; doen zij het geen hen te doen ftaat, en het geen zij doen kunnen , dan word ons Vaderland in zo verre vrij cn gelukkig, als het met de tegenwoordige omftandigheeden en verbindtenisfen ftrooken kan. Volgens mijn geliefdkoosd ftelzel van Patriottismus kon ik niet anders , dan mij verheugen en vergenoegen, met eene gebeurtenis, waardoor de zodaanigen beteugeld en geweerd werden, die blijkbaar niet anders zogten, dan nieuwe troonen met nieuwe naamen te ftigten! die flegts zig zelve bedoelden , en wie het om 't even was, wanneer zij en hunne Familjen flegts rijk en groot wierden, of dit al of niet, ten kosten van het algemeene welzijn gefchiede! Van de Boozen verlost te worden, is de deur te openen voor de Goeden! — De  De grond van mijn blijdfchap wil ik u zeer gaarne opgeeven. Hij beftaat in eene openlijke, plegtige, en zo ik billijk vertrouw, openhartige en welgemeende verklaaring , weleer door de Hervormers zelve gedaan ; welke ik u woordrijk mott mededeelen, deels cm derzelver gezag, dat zij natuurlijk hebben moet, en deels, om dat zij mij van de moeite ontflaat , om u een juist denkbeeld van de zaak zelve te gecven! Dus luid zij: AAN DE BATAAFSCHE NATIE! Eene openlijke vc'rklaring onzer politieke denkwijze over eenige der voornaamfte onderwerpen was misfchien zints lange noodzaaklijk; zij is thans in ons oog een plicht geworden. Geroepen, om'U in NeerlandsWetgeevends Vergadering té vertegenwoordigen begunstigd met uw vertrouwen , is het alzins heilzaam cn nuttig, dat dit vertrouwen worde aangekweekt, door U onze waarachtige gevoelens te doen kennen; — gevoelens, die wij openlijk betuigen voor tc ftaan en aan tc kleven; waar van wij dus niet te rug kunnen komen, en die U de volkomenfte gerustfteÜing zullen gecven in de gewigtlgfte handelingen, waar van dit oogenblik meer dan eenige vorigen zwanger gaat. Had ons dc drang der emftandighecden in vroeger dagen tot zo ten op-  *C 304 > ^ openlijken cn beflisfcfoendcn ftap aangezet, als tegenwoordig, welke middelen waren de kwaadwilligheid niet afgeineeden geweest tot het ftooken van argwaan, verdenking, en daar uit gebooren onéé- nigbeeden en twisten ! . zou men ons, die Republikeinen zijn ——« die de Vrijheid beminnen , en hierom de orde liefhebben ; doch allen dwang , alle woeste, alle onrechtvaardige handelingen ver- foeijen, zou men ons dan dusdanig hebben kunnen miskensen, als men gedaan heeft? —— zou men buiten- en binnen 's Lands ons hebben kunnen affchilderen als een hoop dolle Mannen, die de ongeregeldheid voorftaan -. . die Regeeringloosheid zoeken — die eene volflagc Volksregeering begceren, en alleen verwarring zoeken, om zig in en door dezelve , ten kosten van het algemeen belang, vet te mesten? Zou men van zaamenzwecring-en kunnen fpreeken, en ons hebben kunnen vooronderftellcn te haaken naarmoord en verwoesting,—naar eene algemeene ontbinding van alle gezag, en dus naar hetonherfteibaar verderf van ons Vaderland, het welk geene geweldige fchokken kan doorftaan ? Zou men deeze, en andere foort- geiijke ondeugende bedoelingen, ons hebben kunnen toefchrijven, indien onze waare denkwijze ware bekend geweest ? zou men door den laster en logen, die, zonder tegengif op ons uitgeftort, anders zo veel velds hebben gewonnen, en zo veel' kwaads hebben verrigt? — zo vcelcn, anders braavó Va-  4 $d$ $ . Vaderlandsgezinde Mannen, van c&s hebben kunj ncn verwijderen en affcheuren, door hun voor ons fijsthema eenen dódelijken fchrik in te boezemen, en daar door de Volkspartij te verzwakken, die nietS dan dc deugd bemint; die het Vaderland, teri koste van goed en bloed wil redden, en eene Vrijheid ft.icht.en, die op ware gronden is gevestigd, eri een zegen zijn zal voor de tegenwoordige en volgende geflagten ? ii zoude men anders zo veele twisten , zo' veel óntevredenheid, zo veele ver~ warringen in den kring der Burgeren hebben kunnen aantreffen, die, de Vrijheid begeerende, echter nóg liever een Ariftócratisch juk omhelzen , uit vreze, dat wij eene geheele omkeering van alle orde op het oog hebben ,- en alle rechten en bezittingen aan eene dolle en willekeurige overheerfching zoeken ten prooij te geven? zouden er anders zo Veele gevonden worden, in wier hart eene belangloze en gloeïjende Vaderlandsliefde huisvest, die of moedeloos worden, of tot Wanhopige daden dreigen over te Haan; daar zij tot heden geen verzekerden waarborg hebben, dat een groot aantal Mannen, die hun vertegenwoordigen, zodanige gevoelens onwrikbaar aankleven, zullen Voorftaan, en daar van nooit, om lief noch leed, te rug komen, welke met hunne verlangens en neigingen overéénkomen ? —— zouden er anders zo veele gevonden worden, die het flagtoffer zijn van zo veele verkeerde inboezemingen, als de Snoodst  Aristocraten, de vuige heerschzugt en het zwart zelfsbelang bezigen, om hun hunne belangen in een onwaar daglicht voor te dragen, en bun dus, ondanks zich zclven, aan hun dienstbaar tc maken, en tot werktuigen te gebruiken, om hunne mode en boze bedoelingen door te drijven? Zouden er dan geene allerdringendfte redenen zijn, om eene openlijke verklaring tc doen van onze politieke gevoelens over dc gewigtigfte onderwerpen ? Ja, Medeburgers wij vinden, dat wij onzen plicht zouden fchenden, indien wij in deeze omftandigheden langer ftilzwegen: — wij willen dus niet meer aarzelen : neen Bataven! ziet hier onze gevoelens! Wij leggen U hier onze meeningen open, als Mannen van eer: Allen, die met ons zich in deeze puntten veréénigen, zijn ons lief cn aangenaam: wij iluiten nien.and uit, en wij nodigen niemand : het is alleen de kracht der overreeding, die hen met ons moet doen ovcréénftemmen : wij verklaren, wat er ook gebcuie! dat wij aan deeze onze gevoelens zullen vasthouden: wij geven onze goedkeuring aan geene Conftitutie, dan waar in deeze fenti- menten gevonden worden en vastlïaan: wij verzoenen en veréénigen ons met al wie genegen is, doch niet anders dan op deeze gronden. Ach! dat deeze onze verklaring da leus wierd van ver-  307 > verééniging de band van Broederfchap, die allen, die de Vrijheid op prijs ftellen, tot behoud des Vaderlands te zamen bond, en met eensgezindheid deed zamenwerken! Wy verklaaren dan: 1. Dat wij voorftaan eene onvcrvalfche Volksregeering bij Vertegenwoordiging, zo dat de Regeeringsvorm even weinig voedfêl geeft aan Regeeringloosheid aan de eene, en aan allerlei foort van Ariftocratie en overheerfching, aan de andere zijde, 2. Dat wij de gelijkheid in den Burgerftaat voor den grondflag en waarborg houden van des Volks Vrijheid: — dat de wetten, het zij ze befchermen, of ftraften, éénerlei zijn voor allen; en dat wij dus geen voorrecht toekennen aan den eenen Burgci boven den anderen, het geen, of uit geboorte , of uit bezitting, uit rang- of Geloofsbelijdenis, zou ontleend worden; maar integendeel de eenige beweegreden van voorkeur, omtrent het waarnemen van eenige bediening, ftellen in deugd en bekwaamheden. 3. Dat wij begeeren, dat het Volk eenen geregelden invloed hebbe op zijn Beftuur; zo dat het niet alleen zijne Vertegenwoordigers aanüelt, en V 2 di's-  *fc 308 •> deeze flechts voor een bepaalden tijd in functie blijven, maar ook ftaan onder eene wel ingerichte verantwoordelijkheid; Wijders, dat ieder Burger het onfehenbaar recht hebbc, om individueel petitiën en klagten aan zijne Vertegenwoordigers te kunnen doen : zodanig zelfs, dat, indien het getal der klagende Burgeren over dezelfde zaak of Perfoon een zeker vast cn bepaald getal beloopt van ftembevoegde Burgers, de Vertegenwoordigende Vergadering, indien zij zelve hier aan niet voldoet of kan voldoen , dc Grondvergaderingen door de geheele Republiek zal moeten oproepen, en onverwijld de zaak tot haare kennis moeten brengen, om daarop bij ftemming den Volks wil tc verneemen; welke de Vertegenwoordigende Vergadering , verplicht zal zijn na te komen, en door de overige aangcftelde Bcwinds Collegien te doen nakomen. 4. Dat, ingeval de Vertegenwoordigende Vergadering het Volk over zulk eene zaak of Perfoon, binnen zekeren tc bepalen tijd, niet oproept, als dan de Grondvergaderingen behooren gerechtigdte zijn; uit zig zeiven hier toe bijeentckomen zonder deswegens eenige Publicatie van dc Vertegenwoordigende Vergadering tc behoeven. 5, Dat er eene volkomen Een- en Ondeelbaarheid der Republiek behoort plaats te hebben in beftaan en  en beftuur, zo na binnen als na buiten, in het politieke en financiëele; zodanig, dat er flegts eenb Vertegenwoordige Vergadering beftaat, en alle andere aangeftelde Magten zijn louter Adminiflratief; terwijl alle de geldmiddelen en opkomften, uit alle de gedeelten der Republiek , geftort moeten worden in eene Nationaale Cas, uit welke alle uitgaven, zo algemeene als Departementale, moeten •worden goedgemaakt; welke heffingen voor het jaarlijksch benodigde niet quota's gewijze moeten worden omgeflagen , maar bij algemeene belas» tingen, gegrond op het relatief vermogen der Ingczeetenen, zo wel voor ordinaire als extraordinaire behoeften. 6. Dat de Uitvoerende, en alle andere uitoeffcning van Macht, onder behoorlijke verantwoordelijkheid gebragt en gehouden worden. 7. Dat alle bezittingen en fchulden der Gewesten, cn zo mogelijk, ook die der Steden, Dorpen en Plaatzen, moeten worden Nationaal verklaard. 8. Dat de eenheid en ondeelbaarheid, zodanig als dezelve in het 5de Articul is omfchreeven, wat het politieke betreft , terftond bij het aanneemen van eene Conftitutie moet worden ingevoerd, en wat het financiëele aangaat, dat de Nationaale verklaaring der bezittingen en fchulden, in het vorig V | Ar.  *C_ 31° ■> Articul ■gemeld, mede dadelijk moet plaats hebben, als ook alle Provinciaale Casfen vernietigd, en de oude belastingen door Nationaale Ontvangers ingevorderd, en in de Nationaale Cas geftort, zo lang tot dat het geheel financieel Plan in werking zal zijn gebragt; terwijl intusfchen dat geen , het welk mogt te kort komen, bij algemeene heffingen zal moeten worden geheven. 9. Dat het nieuw algemeen Plan van Financie zo fpoedig doenlijk, uitterlijk niet langer dan een jaar daarna volkomen moet zijn ingevoerd; welk Plan tot grondflag moet hebben algemeene en geëvenredigde Belastingen, zo als in Articul 5gezegd is : waar mede alle oude Middelen en Belastingen moeten ophouden. Eindelijk verklaaren Wy, dat wij geen Plan van Conftitutie zullen helpen daarftcllen, dccretecren of aannemen, waar in niet alle dc bovenftaandc beginzels tot een toe, gevonden worden. En hebben wij deeze verklaring onzer politieke gevoelens, als Mannen van eer, met onze Naamtekening bekragtigd. Jchmi in den Hage., den jaden van December 1797; 'en ds volgende dagen. Dcc-  <• 3il «> Deeze verklaaring is door verfcheiden Bataaffche Volksvertegenwoordigers ondertekend geworden. In dezelve vind gij de vcornaamfte grondflagen eener Staatsregeling , op welke de Bataaffche Vrijheid moet gevestigd worden. Thans vermeen ik u in ftaat gefield te hebben, om, niet flegts over de nuttigheid, maar ook over de noodzaaklijkheid va» den Staatsftap, op den 22 Januarij gedaan, te oordeelen! Het Vaderland' werd niet gered, maar verdorven; en fchoon wij niet zo zeer de buitenlandfche Vijanden te vreezen hadden, waren de gemaskerde Vijanden van binnen, en vooral dezulken, die in 't Bewind van zaaken waren, oneindig gevaarlijker en nadeeliger, dan de uitheemfchen immer zijn konden. Dan ! zeker is het dat de vertraaging cn verwijlirg in het daarftellen eener Conftitutie voor de Bataaven! dat dc geduurige tegenkantingen daar uit gebooren; en de vreeslijke fchokken daar uit te vreezen, aan de Franfchen begonnen te verveelen, zo dat zij eindiijk een veelbeduidenden wenk gaven s , Cn die groote Staatsgebeurtenis verkreeg een aanweezen. Ik ben, enz. V4 VIER  ■VIER £N VEERTIGSTE BRIEF. Waarde Lucine! Gij zoud u grootlijks bedriegen, wanneer gij * uit de menigvuldige lof- en dankzeggingen, die, Wegens deeze groote ommekeer van zaaken, ter Conftitueerende Vergadering, werden ingeleverd, zoud willen befluiten, dat het Volksmisnoegen aan de weltevreedenheid haar plaats had ingeruimd! — Veele Patriotten, misfehien verhit in hunne verbeelding, cn oogenbüklijke wonderen verwagtende van een Beftuur, dat alles deed wat men er van eisfehen kon, wanneer het zijn magt niet misbruikte, maar tot verftand ge en nuttige einden aanwendede; veele Patriotten, zeg ik, die dus wilden maaijen, daar men nog bezig was met zaaijen, ziende dat zij niet daadlijk van belastingen pntheeven en met amten overhoopt werden , vonden verfcheiden gebreken in dit Tusfchenbeftuur, die er zo onvermijdlijk eigen aan waren, als de zwakheid en het wankelen aan een zieken, die van zijne geneczing, dc eerlte proef door wandelen neemt, Woc-  SIS '> Worden wij, dus vroegen zij, nu van betere Beftuurdcrs voorzien, nu het Volk zelf geene verkiezing van Vertegenwoordigers meer doet? Zijn er nu geen Dwaashoofden; geenIntriguanten; geen Schurken; geen Ariftocraaten en gcenHcerschzugtigen meer, onder de Bcwindvoerers, die men, zonder onze voorkennis, over ons aanftelt ? — Worden er nu geene Regenten meer gevonden, die van hunne posten een foort van Koophandel of Mantel maaken, 't zij, om er geld mede te winnen, of om hunne Kinderen en Bloedverwanten mede te verrijken ; 't zij om er mede te pronken en hunne zedenlijke naaktheid mede te bedekken ? — Worden er nu niet anders dan waardige, dan bekwaaxne, dan verftandige en eerlijke luiden in amtenen bedieningen^ geplaatst ? Gefchied de begeevïng van die vette posten nu niet langer naar gunst, maar naar weezcnlijke verdienften? Heeft dc langvertrapte en agteruitgefchoovcn Bataaf, die alles voor zijn Vaderland opofferde, nu eindiijk de voorkeur boven de Verdervers en Verraaders van het Vaderland? Behoeft hij nu niet langer, zugtende en wanhoopende, uittezien, van waar hem zijn Roggenbrood en zijn Bedftroo zal komen ? cn heeft men hem da martelende zorg benomen, dat hij eerlang niet onder de fchaduuw der panasfen van de Coftume, of die van den Vrijheidsboom aan de githonger fter- yen zal? Word de Vrijheidbegeerige Burger nu eenigzins verlicht; eenigz'ins befpaard inhetppV 5 teren?  < 3i4 '> brengen van eindelooze belastingen of geldleeningen? En eindiijk, heeft men nu een eenigzins waarfchijnlijk vooruitzigt, dat wij, met die groote verandering, gewonnen zullen hebben ? Men zöu al zeer partijdig moeten zijn, en eene vrij groote maate van onbefchaamdheid bezitten, om op alle deeze vraagen een ontkennend antwoord te durven geeven ! -— Maar, teffens zou men zighooghönredenlijk gedraagen, wanneer men met alle deeze zaaken, als weezenlijkc befchuldigingen van opzetlijke misdraagingen,hetTusfehenbeftuur op 't lijf wilde vallen. Een Beftuur, geheel nieuw; dat alles in de waraantreft; dat niet alles zelfs kan doen, maar veele vreemde handen en oogen behoeft, om te zien en te werken! Een Beftuur dat de Schat¬ kist , of beftoolen of uitgeput vind, en wiens uitgaaven en behoeften, voor deeze oogenblikken , grooter zijn, dan bij het voorig Bewind! . Een Beftuur, dat natuurlijker wijs, onöphoudlijk omringt en lastig gevallen word , door geld en amtbehoeftigen ; door intriguanten ; gelukzoekers, enz. die allen den eerlijken, den verdienstJijken Patriot uithangen ; die allen dwingen om geholpen te worden, en die , wanneer er eenige geholpen of voorgetrokken werden, in wreevele misnoegheid uitbarften ; zelfs de goede verrigtin- gen  < 315 •> gen bedillende en voor kwaad uitkrijtende, en eindJijk het Beftuur vervloekende! — Hoe is 't moogiijk, zeg ik, dat zodanig een Beftuur algemeen genoegen zou kunnen geeven? dat het nu en dan geene misftappen begaan ; geene verkeerde keuze deen zou ? Kan men van dat Beftuur vergen, om het ter neergeftormde ftaatsgebouw, als 't ware, in één oogenblik, en in de uitterfte volkomenheid, weder opterigten? Dat Tusfchenbeftuur echter heeft reeds, binnen den korten tijd van nog geen drie maanden, meer verrigt dan het voorig Patriottisch Beftuur in den tijd van drie jaaren! het heeft naamlijk en Conftitutie voor het Bataaffche Volk ontworpen , die op de grondflagen, - Cvoor 't grootfte gedeelte ten minften,) gebouwdis, we'kendoor het Revolutionaire Volk begeerd worden, en waardoor de Franfchen de grootfte onder de Europifche Naticn geworden zijn. Ik ben, enz. In V begin van April 1798. VIJF  VIJF EN VEERTIGSTE BRIEF, Beste Vriendin! Ik zal de Conftitutie, die het heil der Bataaven moet daarftellen, niet beoordeelen; de tijd en de uitkomst zullen er het goede en het kwaade niet flegts van doen zien, maar ook van doen ondervinden. De verwagting , die ik er van heb , is waarlijk groot, mits dat het Volk over 't algemeen betere en veriïandiger keuzen doet , dan het tot nog toe gedaan heeft. De voornaamfte grondflellingen komen hier op neder. Het Bataaffche Volk moet zig tot eenen ondeel- baaren ftaat vor-men. Het bederf van alle Regeeringen is geleegen in de miskenning der natuurlijke cn geheiligde Rechten van den Mensch in Maatfchappij. Deeze miskenning moet opgeruimd , en de waarheid der zaaken in deezen, gekend en bepeffend worden.  C- 317 •> Be verééniging der Maatfchappij' heeft voornaamlijk ter .bedoeling , om de perzoonen, het leeven, de eer en de goederen te beveiligenden het verftand en de zeden te befchaaven. Om dit zo groote als heilzaame oogmerk te bereiken , worden de natuurlijke Rechten van den Mensch flegts in zo verre gewijzigd en beperkt als noodzaaklijk is. Alle Leden der Maatfchappij hebben, zonder onderfcheiding van geboorte, bezitting, ftand of rang , eene gelijke aanfpraak op derzelver voordeden; Ieder Burger is volkomen vrij, om te befchikkeri over zijne Goederen , Inkomften , en de vruchten van zijn vernuft en arbeid, en voords, om alles te doen , wat de rechten van eenen ander niet' fchend. De Wet is de wil van het geheele Maatfchaplijk Lichaam , uitgedrukt door de meerderheid, of der Burgeren, of van derzelver Vertegenwoordigers. Zij is, het zij befchermende, of ftraftende, gelijk voor allen. Zij ftrekt zig alleen uit tot daaden, nimmer tot gevoelens. Alles, wat overeenkomt met dc onvervreemdbaare Regten van den Mensch in Maatfchappij, kan door geen Wet ver-  *C 318 ■> verbooden worden. Zij beveelt, nog laat toe, bet geen daarmede ftrijdig is. Alle de pligten van den Mensch in Maatfchappij hebben hunnen grondflag in deeze heilige Wet: Doe eenen ander niet, het geen gij niet wenscht dat aan u gefchiede. • Doe aan anderen , ten allen jijde, zó veel goeds, als gij, in gelijke omftandigheeden, van hun zoud wenfehen té ontvangen. Niemand is een goed Burger, dan die de huislijke j ligten, in den onderfchciden ftand, waarin hij moge gefield zijn, zorgvuldiglijk uitoefent, en voorts, in alle opzigten, aan zijne Maatfchaplijke betrekkingen voldoet. Op deeze beredeneerde, menschkundige en heilzaame grondbeginzeis rust het gebouw. Gij zelve kunt, uit het Plan van Conftitutie, dat in elks handen is, er onpartijdig over vonniffen. 't Is nog veels te vroeg, om te oordeelen in hoe verre deeze gebeurtenisfen met mijn ftelzel van Patriottismus al of niet ftrooken. Het kind is nog in dc Geboorte, in een allermoeilijkfte geboorte ! Wanneer kundige cn eerlijke handen hier den arbeid voltooijen, dan mogen wij ongetwijüèld een weigefchapen en gezegende vrugt verwagten. Ten  < 319 > Ten flotte voeg ik hier bij, de Proclamatie, waar bij de Beftuurders zelve, zig aldus over deeze Conftitutie uitlaaten; Bataaven! Deeze naam, welke u uwen oorfprong herinnert uit dat aëloud Volk van heldcrf, het geen reeds in Europa's Kindsheid wist vrij te zijn, en zijne Vrijheid tegen de Tirannen te verdeedigen: deeze naam, welke het geheele menschdom met vermaak doet denken aan eene Natie, die door alle Eeuwen heen haare Vrijheidzugt, haare dapperheid, en haare deugd deed uitblinken; deeze naam alleen is genoeg, om uw gevoel van eigen waarde tot die edele hoogte op te voeren, waarop een Volk moet geplaatst zijn, wanneer het zijne oppermagtige rechten ten vollen gaat uitoeffenen. Eeuwen van barbaarschheid en geweldnaarij hadden u verdrongen uit het dierbaar bezit uwer Vrijheid, uwer onafhanglijke oppermagt, en van den u verfchuldigden raüg onder de Souveraine Volken der waereld. Dit Slavenjuk eindelijk moede, zwoert gij Philips van Spanjen af, en wildet eene Republikeinfche Conftitutie. Men gaf er u de fchaduw van, en de Graaflijke Keetenen, met een weinig verguldzei van  van Vrijheid belegd; gingen over in de handen van listige Stadhouders en regcerzuchtige Gellagten, die u dezelve beurtlings om de lendenen fmecdden. Na een verloop van twee Eeuwen, liep dit rijkvan Ariftocratie en Despotismus ten einde: de banieren der Franfche Vrijheid drongen door tot aan de uitgangen van den Rhijn. Uwe Ketenen vic» len af: gij ademdet in de zalige lucht der Vrijheid. Dan naauwlijks waren uwe eerfte verrukkingen daarover voorbij, of een nieuw onwedcr van Staatsratnpen pakte zig boven uwe hoofden te zamen. De helfche Staatkunde der Britten, in zamenzweering met de heerschzugt en de verdeelde belangen van eenige weinige ontaarte Patriotten; vergiftigde uwe heilrijke Revolutie van 179St onthield 11, drie jaaren lang, de fchoone vruchten, die gij er van had moeten plukken, bragfc uwe Republiek tot eenen fiaat van volkomen verlamming, deed haar aanzien bij alle de Volken tot het niet wegzinken, en bereidde dezekerfte maatregelen, om u weidra in denzelfden fiaat, welken gij verlaatenhad, terug tc brengen, ofwel de prooi te doen worden van eene onherftelbaare verwoesting. Dan, uw Befëhermgeest waakte over den Vaderlandfchen grond, en boezemde aan uwegetrouw gebleven Vertegenwoordigers dien Republikeinfchen moe.1 /  «C 321 > moéd in, waar van de groote gebeurtenisfen, op en na den 22 Januarij 1.1., de onmiddelijke uitvloei* zeis zijngewecst, en waar van het Bataaffche Volk, reeds nu, de gezegende vrugten plukt; gebeurtenisfen , toegejuicht door geheel Europa, door orzen getrouwen en grooten Bondgenoot, ja! door u zeiven, waardige Bataaven! Er was reeds veel gedaan, maar nog meer bleef er te verrigten overig. De zegepraal van den 2-3 Januarij laastl. kon u uit een doodlijk gevaar redden ; zij meest u uwen moed, uwe Vrijheid wedergeeven; maar, zij kan u die Vrijheid, en het geluk, daar uit gebooren, niet duurzaam verzekeren, zonder de invoering eener vaste oTde van zaaken, door eene wijze, Democratisch-republikeinfche Conftitutie gevestigd. Was men toen op zijne lauren gaan flapen, wel dra zouden uwe Vijanden, die voor het oogenblik door den flag bedwelmd nederlagen, het misdadig hoofd opgeftooken, den Burgeroorlog geörganifeerd, met de partij der Anglomanen zaamgefpannen, en u gedompeld hebben in eenen toeftand, erger nog, dan dien, waar in gij u voor deezen bevond. Maar, zo zij immer deeze fchandlijke hoop een oogenblik durfden koesteren, dat zij dezelve thans voor eeuwig opgeven! uwe Vertegenwoordigers, terwijl zij de eene hand nog houden uitgeftrekt, om  de Tegenftrevers van uw geluk te beteugelen, bieden u op dit oogenblik met de andere hand, een ontwerp van Staatsregeling aan, het geen zij gefchikt achten, om de Bataaffche Republiek, door eene Staatsform, die onder den onmiddelijken heilvollen invloed des Volks ftaat, Vrijheid, Rust en Welvaaren naar binnen, onafhanglijkheid, magt, aanzien en luister naar buiten •, in eene grooter maate te bezorgen, dan dezelve tot hier toe genoten heeft; een Staatsregeling, gebouwd op die groote beginzelen, welken Gijlieden zei ven na den %i Januarij in zo grooten getale verklaard hebt aantekleven, en met goed en bloed te willen verdedigen. Thans oppermagtige, vrije Bataaven! thans treedt gij volkomen terug in de uitoefrening uwer onvervreemdbaare Rechten. Gij gaat uitfpraak doen over uw eis;en en uwer Kinderen toekomftig lot. Gij gaat aan uwe Bondgenoten, aan het geheel op u ftaarend Europa het zeldzaam en fchitterendst voorbeeld geven van een Volk, dat, door zijne onoverwinnelijke Vrijheidsliefde, allen tegenflandvan verëeuwdetirannij en heerschzugt weet te vernietigen, en zig vrij temaken, niet alleen, maar dat tevens, door zijne wijsheid, door zijne zagtheid van aart, en deugdzaame beginzelen, dien grooten ftap weet te doen, zonder zig te bezoedelen met de ijslijkheden eener bloed-  <■ 323 •> fcloeditorting, noch met de ongeregeldheden eener Burgerlijke beroerte. Bataven! wijs en voorzigtig in hetoordeelen, beminnaars van orde, ondergefchikt aan de Wet in uwe handelingen, en bezield met het volle gevoel uwer eigen waarde, wanneer gij in uwe verhevene oppermagt bellischt over de Staatsregeling, over het lot uwer Republiek, zult gij, ook zonder onze herinnering, voor, op, en na den 23 April eerstkomende, doen zien, dat gij waardig en in ftaat zijt, om uwe oppermagt volkomen uitteöefenen, om uw Vaderland door uwe bellisfchende ftem gelukkig en vrij te maaken , en om de laatfte misdadige hoop dier ellendigen, die zig nog altijd met eene inftorting van het tegenwoordig Staatsgebouw hebben durven vleien, op eenmaal voor altijd te verijdelen. Laat dan, Bataven! uwe oppermagtïge uitfpraak dien dag, grootsch, eenparig, geregeld, de vrucht van een welberaden overleg, door warme Vaderlands» liefde ingeboezemd, en den Zoonen der aloude brave Batavieren volkomen waardig zijn! — Laat de dag van den 33 April het heil van den 2,2 Jauuarij laatstl. voltooijen, uwen roem bij de Volkeren vereeuwigen, en uw toekomflïg geluk, nevens dat uwer Kinderen, verzekeren! Schaart u , als een eenig Man, hand aan hand, rondom het Altaar des VaderX 3 lands,  lands, en zweert, op het Wetboek der Conftitutie, aan hetzelve eeuwige verkleefdheid, onveranderlijk ke trouw! En gij, brave Krijgslieden, zo ter Zee, als te Lande! achtbaar gedeelte der Bataaffche Burgeren , die getoond hebt, door uw gedrag , op, en na den 43 Januarij laats!., dat gij de dierbaare Vrijheid, voor welker verdediging gij de Wapenen draagt, in uwe eigen harten voed en bemint: gij, die tot hier toe, niet alömme in de gelegenheid gefteld waart, om medetewerken, zo menigmaal de Bataaffche Burgerfchaar de volheid zijner Volksrechten uitoeffende, treed gij ook terug in den kring, waaruit gij te lang verdrongen zijt geweest! verbroedert u met uwe Medeburgeren, voegt uwe ftemmen bij de hunnen, en betoont, dat gij, als egte Vrijs heidszoonen , de getrouwe Aanklevers, zo wel als de heldhaftige Verdedigers der Republiek zijt, en blij ven zult! enz. Wanneer gij, waarde Lucine! met deeze korfe^ vrolijke en onbewimpelde Gefchiedenis van het Balaafsch Patriotttismus te vreeden zijt, dan acht ik mijn arbeid overvieedig beloond. X ben, enz; Duti Haaj den 30 April 1798. zes  < 3*5 > ZES EN VEERTIGSTE BRIEF. Waarde Vriendin! Ik moet nog eenmaal de pen opvatten, ten einde mijne gefchiedenjs van het Bataafsch Patriottismus op de regts wijs te voltooijen, dat is te zeggen, tot dat tijdperk toe, het welk ik mij had voorgefteld. De Conftitutie of Staatsregeling was, door verre de grootfte meerderheid der geenen, die men Stemgerechtigd gekeurd of gemaakt had, aangenomen. Het fcheen dat men, over 't algemeen, met die aanneeming wel in zijn ichik was, fchoon er al vrij wat gemord werd over de wijze, waaropmen, eer de aanneeming gefchiede, de Grondvergaderingen gezuiveid had! Denklijk echter ware dit morren in een toegeeflijk ftil-zwijgen veranderd, bijaldien de vierde Metj 179Ü niet tusfchen beiden ware gekomen. Toen de Conftitutie aangenomen was, venvagtede men billijk, dat dezelve in werking zou g«X o bragc  *C 32<5 > bragt worden, zo fpoedig als de omrtandigheeden zouden toelaaten; en niets was natuurlijker dan dat de Conftitueerende Vergadering, die, tot dus verre, dit groote werk had beftuurd, er ook kde laatfte hand aan legde, door het Volk te laaten oproepen, om de Leden voor het Wetgeevend Lichaam, volgens de aangenomen Staatsregeling te doen verkiezen. Dan! de begrippen omtrent deeze gewigtige zaak waren verfchillende. Eenige Requesten waren er aan de Conftitueerende Vergadering geprefenteerd, waarbij verzogt werd, dat, om verfcheiden redenen, er ten minften twee derden der thans Conftitueerende Leden, in het te benoemen Wetgeevend Lichaam, mogten aanblijven. Dit verzoek fcheen een vrees te voorönderftellen, als of men, wanneer het Volk op nieuw koos, wel weder zodanige Mannen in 't Bewind zou krijgen, en of men niet op nieuw zou vervallen tot een Beftuur, 'tgeen men onlangs vervloekt had. In hoe verre deeze vrees al of niet gegrond was, zal ik niet beflisfchen, echter kwam het mij fteeds voor, dat ze te zeer overdreeven was: want, waren eronder de Bataaven dan geen Mannen meer, die aan de Mannen van den 22 Januarij 1798 gelijk waren, en die even het zelfde, en moogiijk nog veel meer,  327 > meer zouden verrigt hebben, bijaldien \i] flegts in de geleegenheid vjjren geweest? En kon men het Bataaffche Volk, — na zo veel leergeld gegeeven te hebben, geen goede keus van Verte. genwoordigers meer toevertrouwen? Deeze Requesten , die, voor de bedoelingen van veelen, regt ter fneede kwamen, werden door de Conftitueerende Vergadering gefteld in handen eener Commisfie, ten einde daarop tc berigten. Het Rapport door deeze Commisfie uitgebragt, liet, voorzigtiglijk, de beöordeeling der zaak aan de Vergadering zelve over, en gaf alleen op de redenen, die men begreep zo voor als tegen het voorftel te zijn, 't welk in de Requesten vervat was. Ik zal de onpartijdigheid zelve zijn, mijn waarde Lucine! en u daarom die redenen met de eigen woorden van de Rapporteurs te leezen geeven. Dus zeggen zij: Tegen het Voorfltl brengt men in de volgende redenen : Hoe zullen zij, die door het Volk zijnbeftemd, om eene Staatsregeling te vormen, en die, na de formering cn goedkeuring of aanneming van dezelve X 4 door  door het Volk, hun taak hebben volvoerd en dus hunne bediening geëindigd, —:— hoe zullen die zig zeiven (na dit alles) indezen hunnen post con-i tinuëeren, of zeiven begeeren, daar in te willen volharden? — dit (zegt meii) is noch billijk, noch belangloos; zulk eene handelwijs (geeft men voor) mag te recht een attentaat op de Rechten van een Vrij Volk, wiens grootite voorrecht is. zig zei ven Vertegenwoordigers te kiezen, genaamd wo.den. Daarenboven. In de Staatsregeling voor bet Bataafiche Volk is de vrije keuze van Volks Repneièntanten het Volk zelve gegeven, dus is dit (zegt men) een, bij meerderheid, vastgefteld Conftitutionetlpoincl, welks plegtige naarkoming een enkel Burger kan vorderen, en waarin geen alteratie mag plaats hebben, dan op die wijze, en op zodanig een tijdftip, als bij de Staatsregeling is bepaald en vastgefteld. Waaruit dan bij gevolg voortvloeit, dat het gemelde voorftcl der Adresfanten ook door de meerderheid der Grond vergaderingen niet zou kunnen beflischt worden. Qok fchijnt dcrgclyk Vooritel aan het Volk overbodig , om dat deszelfs mothen ongegrond zijn. —« De Grondvergaderingen gezuiverd zijnde, (redent men alverder,) is er minder vreezo voor eene verkeerde of llcgte kenze, en de meerderheid van bet Vclk zal dus van zelve zodanigea kiezen, als zij zijn.  < 3*9 > gijn, welke zig op den 1% Januarij laatst!, hebben yérdienftljjk gernaskt, —— en, in dien gevalle, is het veel edelmoediger, veel grooter, door eene vrije, dan eenigzins gebonden keuze op den post van Vol. Plan te con(blideeren en op de regte wijze in werking te brengen, is dan nu de taak geworden van bun, die daar toe in naam des Volks zullen verordend zijn: maar zal ook dit gefchieden, dan behooren die Mannen met denzelven geest te zijn bezield, welke hen bezielde, die de Ariltocraaten eia Fcederalisten overwonnen, en de Republikcinfche Staatsregeling voortbragten ; dezelve moed en werk- , zaame ijver moet bij hen zijn, zal dc Bataaffche Natie de gezegende gevolgen van dat Plan, van alle die roemrijke Revolutionaire daaden zien, derzelver vrugten daadlij k genieten , en zo de tegenwoordige orde van zaken, het heiligdom der Vrijheid, waarvan, op dien vereeuwigden dag, den 2.2van Louwmaand laastl. de grondfteenen gelegd zijn, ongeIchonden bewaard blijven. Dan! het is moog¬ iijk (oordeelt men) dat veelen, ja! zelfs het meerder gedeelte der Leden, die het volgend Wetgevend Lichaam zullen uitmaaken, met die ideen, en dus met du verë'ischte zéle, om de Conftitutie in werking te brengen, niet bezield zijn; 't is moogiijk, dat een groot gedeelte, des Volks, in dit tijdftip, waarin woelingen en partijfchappen alomme meenigvuldig zijn, (door Intriguant n misleid,) weder in zijne keuze rmstaste, den fchijnpatriot boven den waren de voorkeure geve, den Federalist en Arifloeraat weder ter Raadzaal voere, en daar door de rampjtaligfte gevolgen voor de geheele Republiek berokkene. De  *C 331 > De mooglijkheid, ja de waarfchijnlijkheid hier van (zegt men) valt niet moe.lijk te. betoogen. De Ariftocraten en Federalisten , of liever Intriguanten, alöm nog in dit Land verfpreid, zullen alle hunne poogingen te werk ftellen, om lieden van hunne denkwijze tot een volgend Wetgevend Lichaam te doen benoemen. Dat deeze vooruitzigten geene loutere gistingen of bloote harfenfehimmen zijn, poogt men insgelijks door redenen te ftaaven. k ■ Door ondervinding geleerd, hoe veele Ariftocraaten en Fcederalisteu , tot de eerfte en weder tot de tweede Nationaale Vergadering zijn benoemd; _ door ondervinding geleerd, welke intrigues daartoe kunnen worden gebruikt, wat famieliezugt, wat goud, wat heerschzugt, door wraak beftuurd, vermogen, kunnen deeze uitzigten, noch ijdel,noch herfenfehimmig genoemd worden, enz. De Rapporteurs waren ingewikkeld van gevoelen dat, om dit kwaad voor te komen, men zig nitt op eene zuivering der Grondvergaderingen kon vcrlaatcn. Dat het te veel gewaagd zou zijn, om hier van de proef te neemen. De Bewerkers, dus gaan zij voort, der groote gebcurtcnisfen op den 22 Januarij laatsl., hooren nu de vervloekingen zelfs van die geenen, welken hunne groote daaden voorheen al zegenende toejuichten ; en wee hun, wanneer alsdan de gezwooren geheime en openbaare Vijanden der tegenwoordige orde van zaken  «C 33* •> ken de hoofden opfteeken, en die wraak, welke zij nu nog in hunne boezems magten koeltoren, uitoeffenen! en wee, Bataafiche Vrijheid! ï Ariftocratifche, Fosderalistifche Mannen zullen u weder verfchalken, fluweele banden, als zo veele fieraaden, om uwe handen doen, en die weldra met ketenen verwis (Slem Daar ligt dan al het werk der Bataafièhe Helden in het ftof verbrijzeld • - . alle de roemrijke daaden van hun, die op den 22 Januarij Iaatsl. zegevierden; word. n verijdeld , en de braave Naneef vloekt de asfche van hein, die hij anderzins met dankbaare traanen zou gezegend hebben. Niet alleen dat de Rapporteurs bedugt zijn, dat mwendig, er Mannen aan het roer van Staat zouden komen, die zij gansch niet gunftig affehilderdcn, en die, zo zij voorgeeven, ons andermaal in een verderf]jken maalftroom zouden terugbrengen ; maar zij voeren ook de zwaarigheeden aan, die ons van buitenlands te dugten ftonden. Niet minder bekommerend, dus vervolgen zij, vertoont zig het uhwerkzel van zodanige moogiijkheid op onze buiten:andfche betrekkingen; betrekkingen die, vooral in het belangrijk tijdftip, dat •wij in Europa cn in ons eigen Vaderland thans bekeven, van den teJcriten en gewigdgften aart zijn. AJJe de Mogendheden van Europa, met welke wij ia  <: 333 ■> ïn vriendfehap zijn, bijzonder onze groote en ge^ trouwe Bondgenooten, hebben de tijding dér gebeurtenis van den 2.2. Januarij, met goedkeuring, met toejuiching ontfangen. Ons tegenwoordig Gouvernement en de toen ingevorderde orde van zaken, hoe jong ook nog, heefc reeds aan de Bataaffche Republiek dien invloed, dat vertrouwen buiten 'sLands in eene sanmerklijke maate wedergegeven, het geen het vorig zwak Beftuur zins drie jaaren haar geheel hadt doen verliezen: cn, indien de tegenwoordige Regeeringsvorm gehandhaafd wordt, indien men de Staatsregeling getrouw naleeft, dan is er niet aan te twijffelen, of die invloed, dat vertrouwen bij andere Mogendheden, zullen trapswijze aangroejen, en bij den aanftaanden algemeenen Vreede eene vrugtbaare bron worden voor ons volgend Volksgeluk. — Intusfchen, de Oorlog woedt nog, nieuwe onweerswolken zwellen aan Europa's Staatshemel, er moeten nog groote pogingen gedaas worden , om het trotfehc Albion te doen bukken.— Verbeelden wij ons nu dat juist in deeze oogenblikken alle de Mannen van den 22 Januarij los geilek!, en dc beide Kamers van het cufte Wetgevend Lichaam uit geheel nieuwe Leden zaamg<.ftcld worden, waar toe immers dc mooglijkheid in dat geval daar is. Verbeelden wij ons flegts vcor eenen korten tijd deeze mooglijkheid, en wij zullen gevoelen, van welke allernadeeliglte gevolgen dezelve voor di.eze Republiek in haare buitcnlandfche be-  < 334 > betrekkingen zal moeten zijn. Onze Bondgenooten zullen met huivering te gemoet zien een Beftuur, dat weinig gefehikt is, om vastheid , duurzaamheid en leven te geven aan die nieuwe Regeeringsvorm. Vrees en wantrouwen zullen de plaats van het tegenwoordig vertrouwen innemen, de zo warme betrekkingen, die thands gelukkig tusfchen hen en ons beftaan, zullen dag aan dag verkoelen ; wij zullen een minder acticven rol fpeelen, voor al, waar de Vreede wordt genegoiieerd of bevochten; cn alle Mogendheden, deeze wending ziende, zullen eene minder v: iendfchaplijke houding tegen ons aannemen. Dit t zegt men,) zijn geene herfenfc iimmen, neen, het zijn wezenlijkheden, op de eerfte waarheden eener ondervindeliike Staatkunde gegrond. Men zegge niet: de Mogendheden handelen immers alleen met de Uitvoerende Magt, cn deze zal toch, in alle gevallen, vooreerst beftendig in handen van dezelfde Perfoonen blijven; want (men merkt daaromtrent aan) dat de groote fterkte van een Gouvernement is, de onderfteuning van het Wetgevend Lichaam, en de getrouwe, de ferme handhaving der Staatsregeling naar binnen; en, zo dit waar is, ten aanzien van alle Staatsbeftuuren, ïs het allerbijzonderst waaachtig, met betrekking tot een eerstgeboren Republiek, in het tijdftip, dat dezelve haare Conftitutie begint in werking te brengen. Hier  <» 335 > Hier is vooral eene gelijke fpanning en veerkragt der beide Magten volftrekt nood/aaklijk: hier moet de eene Magt de andere oogenbliklijk fchragen, en, zo dra de Wetgevende Vergadering uit naar verband gerukt wordt, wordt het Uitvoerend Bewind verlamd. Zamenwerking verandert- dan in tegenwerking, magt in zwakheid, aanzien in verachting, en het fijfthema is verioren: ten zij een Militair Gouvernement alle magt aan zig rrekke en de Republiek redde doore.nmiddel, erger misfehien dan de kwaal zelve. Wel is waar, de zwarte laster zal van zulk een Decreet der Conftitueerende Vergadering-de haatlijkfte ideè'n vormen en alomme veripreiden; dog Mannen, die het algemeen belang boven het bijzondere altijd bedoelen, (repliceert men hier op) zullen zig aan kwade vermoedens geenzins ftooren, voornamenlijk als zij het heil des Vaderlands maar bevoorderen kunnen . noch begeerte om ie heerfchen noch eigenbaatige oogmerken kunnen op iemand hunner zo veel vermogen, dat hij zoude kunnen verengen , op zulk een moeilijken post een oogenblik langer dan den bepaalden tijd te blijven. Zij, die zo veele dagen tegens de heerschzugt van Federalisten en Ariftocraaton geworfteld die het gevaar om over hen te zegevieren gevoeld hebben, en nog dagelijks het drukkende van den hun opgelegden last ©ntwaaren. ——- Zij, (uit dit gezichtpoincr. de zaak be-  <■ 33* ■> befchouwende,) kunnen waarlijk nimmer naar eene voordduuring van hunnen post verlangen in tegendeel moet het oogenblik van deszelfs voleinding, bij de bewustheid van zijn pligt te hebben betragt, voor hun de grootfte vreugde, de edelftc beloning zijn, enz. De Rapporteurs verder, op hunne wijze, getragt hebbende aan te toonen, dat het geenzins met de aangenoomen Conftitutie of Staatsregeling ftrijden zou, ingevallen de Conftitueerende Vergadering, kon goedvinden om zig, in het Wetgeevend Lichaam te herfcheppen, lieten , zo als ik reeds gezegd heb, de keus aan het oordeel der Vergadering over. Wat het gevolg hier van geweest zij zal ik u , m een volgenden, mededeelen, vermits ik weet, dat gij geen lief hebfter van lange brieven zijt. Ik ben, enz. P S. Tot den einde toe, mijn lieve Lucine! zal ik u met Vaarzen lastig vallen. Hier neffens •enige kleintjes. Valt*  <1 337 > D E INTRIGUANT EN DE ARISTOCRA AT* Klinkcligt, Wie is de grootfte flaaf der vuigfre ftervelingen ? Wie weet de grilligheid fteeds naar den mond te zingen ï Wie kent tr eed noch pligt, als 't aankomt op verraad ï y Wie zoekt beftendig twist en tweedragt aan te ftookenï Wie jaagt de Broederen in 't harnasch tegen een? Op wiens verfchijning vliegt de vreede en ééndragt heenï Wie doet het ftiifte bloed van dolle grarnfenap rooken? Wie zi«t, roet vreugd, het Land van Burgerkrijgen rookenï Wie wreekt zig 't felst op hen, die fier zijn trQtsch beftrêen i Wie is er groot in 't kleene, en in het groote kleen ? Wie doet fteeds gruwelen, door Vorst noch Volk gewrookenf Wie zuigt dan Burger uit en west zig vet te mesten I Wie geeft, om goud en rang , het Vaderland ten besten I Wie toch daa de Inaiguutf Wie dan de Ariftocrwt  4 33» > OP HET ZIEN VAN EEN VRIJHEIDSTEMPEL, OP EEN BOERENDORP. Pzmtd gt. • Tempel! ligt en digt e» fchielijk epgeflagen; Alleen bekoorlijk voor het kinderlijk gezigt; Daar s.e al uw feilen dekt door een verblii.dend licht, Dat flegts in 't donkeren kan ftreelen en behaagen. Gij word, met billijk recht, der Vrijheid toegewijd, Indien de Vrijheid is liet geen gij waarlijk zijt! AAN D X BATAAVEN. Recntfehaapen Patriot! in nooden en gevaaren, Blijfc gij u zelfs gelijk ; blijft ge edel fier en groot. Cij knielt r iet fidderend voor Heerfchers en Barbaaren. Gij voert, met recht, de fpreuk : De Vrijheid of den dood. • "Bstüaver •' ach ! wanneer zult gij uw Helden eeren? V-idienften hi'lde doen, ten nut van 't Vaderland ? 1 Die kruipt gelijk een flaaf k;,n nooit den fiaat regeeren. Een fteeds fundvafte Ziel brengt Vrijheid recht tot ftand. OP  OP DE HEERSCHZUCHT. De heerschzugt is een helfehe drift, Bte zelden fchijn van 't weezen fchifc; Die ons tot (terpen dwingt, waardoor wij. ons bederven, In eigen oogen altoos groot, Hervormt zij ons in een Defpoot, Vast waanende den naam van Volksvriend te verwerven» Hoe menig word door haar verleid, Die, honpenda op omffcerfiykheid, Sn zegen wantende, zig boort alöm vervloeken? Door Ged en Menfehen lang gedoemd, Roept ze ons nog toe: Gij zijt beroemd, ïn mij hebt je al uw troost; al uw geluk te aoeksn, Y t Ze.  340 •> ZEVEN EN VEERTIGSTE BRIEF. Beste Lucine! Dat de meerderheid der Leden van de Conftitueerende Vergadering daarheen helden, om zig in het Wetgeevend Lichaam te herfcheppen, zult gij gemaklijk kunnen gelooven. 0 Mijn waarde Vriendin! de mensch blijft altoos een mensch, en de grootfte Wijsgeer zelve heeft veelvuldige oogenblikkeri, waarin bij hem de aap ten mouwen uitkijkt. De zugt om te regeeren, is eèn zo ingefchapen trek, dat het byna onmooglijk valt, om dezelve te verzaak»! De ondervinding mag ons heden leeren, dat aan 't roer van ftaat te zitten niets anders is, dan zijn eigen rust, genoegen, ja! welvaaren opteöfferen voor ondankbaaren, voor wispeltuurigen, en toekomftige onverzoenbaare vijanden ; — maar morgen zijn wij deeze indrukvolleles ■weder vergeeten, en wij hijgen en fnakken, om in bet bewind te komen! Arme fterveling! dit was uwe beftemming van de eerfte tijdftippen van uw beftaan af, en het zal uwe beftemming blijven tot op dat groote oogenblik toe, waarin uw eeuwigwijze en algoede Schepper zig rechtvaardigen zal, waarom Hij aldus, en niet anders met u handelde. Ver-  4 34r '> Vergeef mij deeze uitflap, Lucine! ik zal daadlijk mijn taak hervatten. Het uitgebragt rapport had de uitwerking die men fcheen te verlangen. Nogmaals wil ik indeezen onpartijdig blijven, en de Gefchiedfchru- ver van een verschvoorgevallen gebeurtenis moet dit inzonderheid zijn. Ik zal daarom als een eenvoudig verhaaler voortgaan. Nadeleezingvan het Rapport, (gedeeltlijkin mijn voorigen u medegedeeld,) fprak de Prefident, en, door zijn mond, de ganfche Vergadering van den vierden Meij, aldus: Burgers Representanten; De Vergadering heeft gehoord deredenen, welke voor en tegen, dat twee derden van het vereischte petal voor het Conftitutioneel Wetgevend Lichaam voor de eerfte maal zouden genomen worden uit de Leden dezer Vergadering, kunnen en ook worden bygebragt, en zeker zal deeze Vergadering door dit Rapport doordrongen zijn geworden van het extra delicate en epineule, om wierd zulks vereischt, ten dezen opzigte tot een keus te komen, dan ik geef in bedenking of zulks wel eens nodigzij; daar ik niet twijfele, of de Vergadering zal met mij getroffen zijn door de veelbeduidende bedenking, bij dit Rapport Y 3 hl  <• 342 ■>. in haar midden gebragt, namentlijk dat dc acceptatie van het Plan van Staatsregeling van zelfs zoude medebrengen, de disfolutie dezer Vergadering, dewelke niet is ingerigt, zo als dat Plan omtrent de Vertegenwoordigende Magt bepaalt; gelijk ik al verder vermoede, dat bij UI. Burgers RePrefentanten i zal wegen de confideratie, da"t zonder dat cr een Wetgevend Lighaam, volgens de Staatsregeling georganifcert, zulks in werking brengen, de keuze van het Volk geen plaats kan hebben, en dus de Staatsregeling een dood Lighaam en buiten werking zoude moeten blijven. En het is uitdien hoofde, det ik mij niet alleen geregtigt, maar verpligt rekene, om hierop UI, aandagt, en raadpleging allereerst te vestigen; cn vrage dus allereerst, of de Vergadering, in overweging van dit ccn en ander, en terafwendirg van eene regcerirgloosheid, dewelke de onmisbaarc noodlottige gevolgen zouden metten zijn, bijaldien deeze bijgebragte bedenkingen gegrond bevonden worden of algemeen mogten veld winnen, thans zoude kunnen goedvinden, te verklaren, haare Vergadering zo als dezelve beftaat, met en door de aanneeming der AÓlc van Staatsregeling, te wezen vervallen, en dat derzelver leden, dewelken de daartoe bepaalde requiflten bezitten, of bij de Staatregcling niet zijn uitgefloten, dadelijk zig zullen formecren als het Vertegenwoordigend Lighaam  <• 343 > gelijk dat bij de Staatsregeling is bepaald, en diens* volgens, om deadviefen, waar over dit rapport rouleert en dit rapport ook te houden buiten verdere deliberatie enz. Ik laat liet aan uw eigen oordcel over, Lucine! of de opgegeeven grond genoegzaam was, om er dergelijk een gewigtig voorftel op te bouwen ?—■ Of men deezen grond ook wel rijplijk gewikt en gewogen heeft, is zeer twijffelagtig; ten minften vertrouw ik dat, zo veele der Leden, wie men geen verftand en doorzigt ontzeggen kon, maar eenigzins de natuurlijke gevolgen hadden in acht genomen, die er ontegenzegliik uit moeften voortvloeien , zij dezelven, in die befliflchendc oogenblikken zouden hebben wedeiiegd, ten minften er openlijk tegen geprotefteerd. Dan! een diep ftilzwijgen kondigde de goedkeuring der Conftitueerende Vergadering aan, en de Voorzitter gaf den Hamerflag, waardoor het Volksmisnocgen in ligterlaaïe vlammen uitbarltcdc. Dus was er een Wetgeevend Lichaam, dat, zo als de misnoegden het noemden, zig zelve gefchapen, en aldus 's Volksöppermagt ter zijden gefield en verloochend had. —Zekerlijk vleide men zig, dat de misnoegdheid over deeze gebeurtenis zagtlijk flijten en door den tijd ganschlijk verdwijnen zou-, dan! men misrekende zig. De misnoegY 4 deu  den namen daaglijks in getal toe, en een beroemd. Generaal trad eindelijk te voorfchijn , cn verklaar» de, (ten minften zo als men hem te laste leg- de, ) met vrijrondborilige woorden, dat het Bataaffche Volk misnoegd was , en teffens den vierden Meij het bederf der goede zaak noemende. Deeze vooröndcrftelde gezegden van zulk een verdienstlijk Perzoonaadje maakten alles wakker en gaande. De misnoegden hefchouwden hem, in een zekeren zin, als hun hoofd en zaakbepleiter, cn het Gouvernement merkte hem aan als een Vijand en Tegenfircever van de tegenwoordige order van zaaken, Is, dus fprak het Uitvoerend Bewind in deszelfs Proclamatie van den 18 Meij 1798, — is degroote Dag van den 22 Januarij een Dag, die in zegening zijn zal bij al wat de Vrijheid lief heeft en orde bemint ! Is hij een Dag, waar van men moest verwagten dat hij rust en tevredenheid in het Va • derland zou terugbrengen en bevestigen: het is niet dan met verbazing en verontwaardiging, dat wij ontwaar worden, de aanhoudende woelingenen tegenkantingen der zodanigen, die Vrijheid en Vaderlandliefde in den mond hebben, maar wier harten van de fnoodfte bedoelingen zwanger gaan , en die in de daad geene andere bedoeling hebben , dan om hun Heerschzugt en Zelfbelang tc voldoen, cn  *£ 345 > den vrijen Batavier aan vergulden ketenen vast te klinken. Geen wonder! dat de zodanige , in het eerst door den majeftueufen flag, die hun op dien Dag verplette, voor het hoofd gefiagen , dat fchuldig hoofd hangen lieten; doch allengs van den fchrik bekomende, hunne van eengeftrooide kragten verzamelen , en op een nieuw weder beginnen zig te vereenigen, Geen wonder! dat zij, die aan Heerfchen gewoon zijn, en zig daar voor gefchapen rekenen, niet kunnen verdragen het Niet waar in zij verzonken liggen, noch dulden, dat zij onder het zagt en gematigd beftuur van andere hunner Medeburgeren moeten leven, die zij vermeenden dat nooit anders dan om te gehoorzamen geboren waren, 't Is hier aan toe te fchrijven, het is toe te fchrijvcn aan de ihoode pogingen van Foederalistcn en Ariltocraten, al de woelingen, die zedert eenigen tijd, de rust der Bataaffche Natie verftooren. Hier van daan alle de geheimen uitftrooifels, al dien laster en logens, die onder de hand verfpreid worden. Hier van daan, dat verregaand misbruik, dat zints kort, en daaglijks meer en meer van de vrijheid der Drukpers gemaakt word , waar door men in plaats van de daaden van al die in het Bewind zijn, voegzaam, zo als het een vrij Volk past, te beöordeelen, integendeel zig veroorloofd de haatelijkfte onwaarheden voorttebrengen, en Zig van verdraaijingen, en laffe befpottingen te bedienen, die tot niets anders kunnen ftrekken, dan y 5 om  P * *C' 34^: > om de hooge Vergaderingen van het Beftuur in veragtingte brengen, en dus een ommekeer van zaaken te begunftigen. Hier van daan, dat men zig niet vergenoegd, met Binnenlands alleen te wroeten, maar ook pogingen aanwend, om ook Buitenlands moge te leur geftelde Ariftocraten ; het moge hunné fnode aanhangelingcn doen vloeken, de weionder-, rigte vriend des Vaderlands zal het aanzien als eene tweede redding van de in gevaar gekomen Volkszaak ; en zo hij, hier aan tot nog toe heeft kunnen twijffelen, zal hij zig tians hier van ten vollen moeten overtuigd houden •, dat dan de Natie zig gerustftelle, en als eeneenig man zig om de Confti» tutie vereenige, en Burger en Beftuurder hand aan band blijven gaan, om over alle vijanden te zegepralen. Het Vertegenwoordigend Lichaam, het Uitvoe* rend Bewind zullen niet aarfelcn, om aan allefno*» daarts het hoofd te bieden, zij zullen niet nalaaten het heilig pand der Conftitutie, dat hun is aanvertrouwd , met kragt te handhaven. Integendeel zij zullen voortgaan met vriend noch vijand te ontzien, maar elk die tegen het Vaderland misdoet, hij zij wie hij zij, tot zijnen plicht terug te brengen, of dc verdiende ftraf te doen toekomen. Dat een Generaal Dacndels, na zo veel blijken te hebben gegeven van dapperheid en trouwe aan zijn Vaderland, eindelijk door een ftrafwaardig vertrek den dienst van zijn Vaderland ontloope, en zig daar door boven dien in de hoogftc verdenking brenge, dat hij mede tot die clique behoort, die de vastgeftelde orde pogen om te keeren. Dat hij door zijne defertie het vermoeden bevestige, dat iadedaad de ftraf-  <• 348 •> ftraffchuldige uitdrukkingen door den Burger Ch. Delacroix, Minister Plenipotentiaris van de Franfche bij de Bataaffche Republiek, met en benevens anderen, aan het Uitvoerend Bewind aangegeven, met er daad uit zijn hart zijn voortgekomen; hij zal de ftraf niet ontloopen, die hem regtvaardig toekomt; en daar hij de gematigde behandeling van het Uitvoerend Bewind heeft miskent, zal hij, en zullen het allen ondervinden, die het verdienen, dat wij zo genegen zijn tot gematigdheid, als geftreng ïn het handhaven der Wetten, wanneer de pligt des Vaderlands en de geheiligde zaak des Volks vorderen, dat wij de magt gebruiken, die tot behoud van beiden, ons is toevertrouwd, enz. Deeze Proclamatie had de verwagte uitwerking niet. Het misnoegen groeide hand voor hand ! De Generaal, die zig naar Parijs begceven had, keerde als in triumf weder, en de Dag van den twaalfden Junij Werd daargcfteld! F Deeze Dag heeft veel overéénkomst met den Dag van den twecèntwintigfte Januarij. Volgens de Proclamatie van den twaalfden Junij was dc uitterfte noodzaakiijkhcid daar, om de Bataaven te verlosfen van Bewindsmannen, die, op den vierden Meij, het Volk gansch en al waren voorbij gegaan, en die men niet vrij kan pleiten van een zeker foort van fchrikbewind te hebben willen invoeren. Het  < 349 > Het bleek a üras, dus word er in de Proclamatie tegen de Bataaven gezegd, ( die ik aanhaale, om mijn gelen rijf gezag bij te zetten;) dat de geest van het nieuw Tusfchen*Beftuur de ftrekking niet hadt, om de vorige verdeeldheden op eene edele en grootmoedige wijze te doen vergeeten; het bleek, al ras, dat Gij, in iïede van de beginzelen zeiven, met welker fluijer men zig vallchlijk hadt omhangen, op eene vaste en mannelijke wijze, en zonder aanzien van Perfoonen, ingevoerd, verdedigd, en geëerbiedigd te zien , integendeel niets anders dan eene nieuwe omwending vanPerfoonen hadt ondergaan , gelijkfoortig in zo verre aan alle de vorigen, die uw Gemeenebest, zedert meer dan twee Eeuwen, hadden gelchokt, doch echter te gevaarlijker, dan deeze allen ,naar mate zij, door overijling en onkunde, alles onbedachtlijk het onderfte boven keerde, door zwakheid en Volksbejag of liever Volksbedrog, Regceringloosheid en overheerfching ten throone bragt, en door dweep- en facldezugt een gewetensdwang invoerde, waarvan de Jaarboeken van dit Land geen voorbeeld in zig bevatten. Het wierd reeds van den beginne af misdadig, in de algemeene gisting der vorige verdeeldheden ter goeder trouwe andere gevoelens aangekleefd of ontwikkeld tehebben : en wel verre, dat deeze omwending enkel de hoofden van het Fosderatif of Ariftocratisch Beftuur buiten het Bewind geiteld, en d'oor kragtige middelen zoude hebben bedwongen, maakte inte- gen-  *C 35° > gendcel het onveriiaad en vermomd eigenbelang bijna al wat kundig was in den Lande verdagt. Brave Lieden, en zelfs de zodanigen, die de thans gevestigde beginzelen te voren openlijk gepredikt hadden, die de Volkszaak onveranderlijk toegedaan waren geweest, doch die teffens moeds en eerlijkheids genoeg getoond hadden te bezitten, om dezelve nimmer tot eenige factie, of vergoeding van bijzondere Perfoonen, te verlagen, wierden zowel uit de Gewestlijke, als Gemeente Beftuuren, verbannen, en men gcbiuikte hiertoe meestal Zendelingen, die, of om hun vorig burgerlijk leven, bij de Natie veracht Waren, of immers geene andere aanprijzing hadden, dan dat zij blinde Voorftanders van de factie, die zig thans ontmaskerde, waren geweest. En het geen een zeker voorteken is van den aannaderenden val van Gemeenebcsten, de Juftitie zelve wierd openlijk befchimpt 1 Bannelingen keerden eigendunklijk in het Land terug, Vonnisfcn tegens MiSdadigen gewezen, en zelfs aanhangige twistgedingen tegen hun die van misdaad waren aangeklaagd, werden vernietigd. — Eindelijk de Ambtshonger, zo vernederend voor den geest der Natie, verdrong, door het geheele Land heen, eene menigte kundige en eerlijke Lieden uit hunne posten; cn de gegeven last, om onwaardige Ambtcnaaren daar van te ontzetten , wierdt door de op nieuw aangefteide Be-  €• 35* '> Bcftuurenopde allerwillckcurigfte wijze uitgevoerd. Zodanige, Bataven! waren de woelingen van eenige weinige Regeeringloosheidgezinden, die in alle plaatfen in Uw midden famcnfchoolden, en, zo wel dc meerderheid der Leden van de Conftituè'erende Vergadering, als het Uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek, bcgunftigden dezelven , en waren , of dwaas genoeg, om zig eenen duurzamen fteun daar van te beloven, of te zwak , om zig daar tegen door klem van maatregelen te verzetten. Doch het bleef hier niet bij; veelen van hun, die Leden der laatfte Nationale Vergadering waren geweest, die zelfs getoond hadden de beginzelen toegedaan te zijn, cn Wier eenige misdaad het was, dat zij, zonder uwe voorafgaande toeftemming, het Fee Jeratief Reglement, voor de Nationale Vergadering gearrcfteèfd, niet vernietigen wilden, nog zitting in dc Conftitueerende Vergadering nemen, wierden bij plechtige befluiten verklaard, het vertrouwen des Volks verioieri tc hebben, envanhun Stemrecht beroofd. De zogenaamde maatregelen van veiligheid, welker eenige maatftaf de dringende noodzaakiijkhcid , wier tatsbare bedoeling de krachtdadige vernietiging van alle factiën , zonder onderfcheid, had behoren te zijn, wierden voor een groot gedeelte tegen verkeerde en onfchadclijke Perfoonen en zaken gericht, en derzelver flegte keuze, eenzijdigheid en willekeur  <■ 352 > keur maakte de geheele Natie van de nieuwe orde van zaken afkeerig. De vrijheid van fpreeken en hooren fpreeken ging allengskens verloren. Een aantal bcfluiten droeg de openlijke kenmerken, dat zij uit de vuile bronnen van wraakzucht , zelfs behoud, en lafheid waren voortgeweld En, niet dat de ondervinding en uitkomst de geheele Natie met het ftelzel van Een- en Ondeelbaarheid der Republiek vereenigd zoude hebben; niet dat die geenen van u, die te voren over de middelen ter redding der gemeene zaken andere gevoelens aangekleefd hadden, door eene wijze en voorzichtige ontwikkeling van dit ftelzel, gedwongen zouden zijn, om al het heilzame, 't welk daarin voor de belangen van den Lande gelegen was, te erkennen; niet, dat dc algemeene goedkeuring en te vredenheid des ganfchen Volks de onwrikbaare zuilei» daar van geworden zouden zijn: maar gij zaagt in tegendeel aan de Een- en Ondeelbaarheid eene ftrekking gegeven, die haar in eene volflagene dwingelandij misvormde; gij zaagt haar, dit heerlijk gewrocht van den 22 Januarij, door onverftand en overdrevenheid, aan de algemeene verachting, afkeer en befpotting bloot gefteld. Eindelijk, Bataven! de Conftitueerende Vergadering bood u een Outwerpvan Staatsregeling aan s en het is inzonderheid van dezen tid, dat de openlijke verguizing der gevestigde beginfelcn is begon- pen,  <■ 353 > nen, dat de geest van het Tusfchsn-Beftuur zich ontmaskerd heeft, en uwe billijke klagten tegen hetzelve ten toppunt gerezen zijn. Trouwens, Bataven! de beginzelen zelvcn waren niet in gevaar, indien het nieuw Uitvoerend Bewind , dat bij de invoering van den Staatsregel het tegenwoordige moest vervangen, op den voet als daarbij, was bepaald, verkoren wierd: En zoude ook verder de Conftittrtie minder aangenomen zijn geworden, indien men de Grondvergaderingen , zo hec heette, niet hadt doen zuiveren ? Was het nodig om hiertoe door alle Oorden van het Land heen zendelingen, meestal van een gelijken ftempel, als de hiervoren gemelden, te benoemen ? Mogt men aan dezen , en zelfs aan derzelver toegevoegden, de zo gevaarlijke magt in handen geven, om veelen, die prijs op hun Stemrecht fielden, willekeurig daarvan te beroven? Of integendeel was dit eene fchennis van de Oppermagt des Volks, te misdadiger, naar mate 'er geene redenen van tastbare noodzaaklijkheid voor gevondenden wierden, gelijk de uitkomst dit ten dut* delijkften bevestigd heeft? En, of dit alles nog niet genoeg ware , de mis* daad van gekwetfte Oppermagt des Volks is op den 4 Meij 11. nog hoger geklommen. Toen, na de eerfte male van de aanneming der Conftitutie , nadat de wille des Volks naauwlijks kenbaar was geworden, hoe het zijne Vertegenwoordigers Z ia  Jn het Wetgevend Lichaam wilde verkiezen, heeft de meerderheid der Leden van de Conftitueerende Vergade ing in een Committé Generaal, eigener gezag, van zich kunnen verkrijgen, om zich kort daarop, in eene opene Vergadering, te verklaren voor het Wetgevend Lichaam des Bataaffche Volks, cn alleen de aanvulling van hetzelve Lichaam met de nog ontbrekende Leden aan de vrije keuze des Volks over te laten. En van dit oogenblik dicrhalvcn af aan is 'cr eene openlijke inbreuk op dc Gonftltütie, eene openlijke inbreuk op het on* vervreemdbaar recht des Volks gemaakt, enz. Op deeze en meer andere gronden gefchiede de groote verandering in het Bataafsch Gouvernement. Het zig zelve geconftitueerdhebbend Wet* gecvend Lichaam werd ontbonden, 'en een intermediair Beftuur cr voor in de plaats geftcld. Het is mijn zaak niet, om u alle de bijzonderheeden Ücczcr gewigtige gebeurtenis te melden: ze zijn ü bekend, waarde Lucine ! en tot mijn voorge* fteld oogmerk heb ik er genoeg van gezegd. Gaarne, Vriendin! zou ik hier nog etüjke mij* Ker aanmerkingen , gisfingen cn vooruitzigten bijvoegen , dan! —■ gij zond dit, tc recin, als voor* baaiig cn onvqorzigtig befchouwen! — Zulke groote  355 > te zaaken, die zo kerfchversch gebeurd zijn, en die elkander met zulk , eene gezwindheid opvolgen, te willen beöordeelen en er de uitkomften en gevolgen van te voorzeggen, — is geen men- fchenwerk! Misfchien is ons Nageflagt er aL leen bevoegd en bekwaam toe. Vraagt ge mij, hoe er mijn rekening bij fiaat, ten opzigten van de winst, die het waare Patriottismus bij alle deeze omwentelingen gedaan heeft ? - Ik zal 't u openhartig zeggen, Lucine! zeer flegt !! Ik ben, enz. Den 20 Junij 1793. E I N D %t