TAFEREEL DER NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN. T W E D E DEEL.   0fT TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN / van de VERÉÈNIG-DE NEDERLANDEN, gevolgd naar 't fransch van den heere At^d\a m.ceris1er. |l;" rD.BAT.j V I rt^ j TWEEDE DEEL, '•^SeginneJf. met het Jaar 1355- en eindigend* met de Dood van Carel de V. I558- Tk UTRECHT, bij B. WILD. M D C C L X X X V I I.   INHOUD VAN HET TWEEDE DEELS Eerste Stuk. ZESDE BOEK. De Gkaaven uit hut Huis van Beijeren. Willem de V. ndbefluur van Willem den V. Oorlog met de Ucrechtfchen. Vrede met Utrecht. Verjlandig beftuur des Bisfchops. De Heerlijkheid Heusden aan Holland gehegt. Willem de V. wordt krankzinnig. De Partijfchappen herleeven. Hertog Albrecht, Vorst deezer Landen. Verandering in de Regeering, en Onlusten. Delft verdeedigt haart Voorregten. Delft belegerd en vermeefterd. Otho, Heer van Arkel. 't Vervolg der Onlusten in Gelderland. Eduard krijgt de overhand. En verklairt Jen Oorlog aan Hertog Albreoht. Metdeezen bevredigd. Eerzugtige pogingen van Albrecht. De * a Bat-  IV INHOUD. Burgerlijke en Staatkundige toeftand van Utrecht, Oorlog tusfcnen de Utrechrfchen en Hollanders. Groot Handvest van Utrecht. Zedelijke oorzaaken der Burger krijgen in Utrecht. Bijzondere Oorlogen. Oorlog in Vlaanderen. GMerhnó gaat in den Hm zs van Gulik over. Krijgsverrigtingen van Willem 4.1 en I. in Gelcfcïjand, Sfcw/ 24°- (f) Zie aldaar, 238. (§) Mieris Charteri. ilL 29 , 36. A 4 Willem de V. De Partijfchappen beginnen ts herleeven.  I GESCHIEDENIS Willem de V. digheid zijns Broeders : ook hadt hij daar toe het meefte regt , als voorheen reeds tot diens Opvolger verklaard , indien hij zonder kinderen overleedt: Meer was 'er niet noodig, om de Kabhëljaauwfchen tot verkeerde en onbeftaanbaare flappen aantezctten. Zij hadden , onder de voorgaande Landvoogdije, betuigd, niet vervroinvd te willen weezen , dat is, onder de Regcèring van Maroareet te liaan. Eenige maanden geleeden, weigerden zij te gehoorzaamen aan de bevelen van Magïeld van Lancaster, Egtgenoot van Willem den V. (*). Zij zagen, niet zonder beeven, welk een' invloed de Vader dier Vorftinne op den Staat deezer Landen zogt te krijgen. Daarenboven waren de Engelfchen fchuldig aan veelvuldige onbefchofte Zeeroverijen op de Hellandfeke en Zeeitwfche Schepen, en bekend als een Volk, 't geen dikwijls de Landen in vreemde, altoos verderflijke, oorlogen hadt ingewikkeld , altoos gehaat , gevreesd , en , als natuurlijke vijanden der Landzaaten, gevloekt (f). Tot welk eene verblinding kan de woede der Partijfchappen de Menfchen niet brengen ! De Kabel]aauwfeken, door den geest van wederltreeving en bitterheid aangezet , wilden Magteld van Lancaster tot Regentesfe verheffen; oni (*) 3ff. Reg. paich. E L 25. p. 44. bij Mr. A. v. AfcPHEÜ t te Leiden. Misfchien hadt Willem toen reeds eenige vlaagen van krankzinnigheid, of mogelijk was hij op reis. Ct) Mier. II. bl.68 ,75,8(5,93,14°> 359>2?ö>01S  der. NEDERLANDEN. * om dat hunne partij Albrecht tot het Regentfchap bevoegd oordeelde : en zich dus aan eene vreemde onderwerpen , daar zij de Keizerin, de Dogter en Zuster hunner eigene Graaven, verfmaad hadden. —— Dan , eindelijk, kreeg de billijkheid de overhand. Mactelq , 't zij door vreeze daar toe aangezet, 't zij bekoord door de toezegging van een jaarlijksch inkomen van twaalfduizend Schilden , eene aanzienlijke fomme voor dien tijd , bekrngtigde welhaast de Regten haars Schoonbroeders, en haalde alle de Ste¬ den over, om deezen voor Ruwaard, Toeziender en Befchermer des Lands te erkennen. Hij verbondt zich, bij het aanvaarden deezer Voogdijfchappe, " De „ Landen , geduurende zijns Broeders ziekte , te „ zullen regeeren bij de goede Steden en bij den „ raad der geenen, die hij, met de genoemde Ste„ den , daar toe neemen zou, regt doende, in allen „ gevalle , volgens 's Lands Regten en Gewoon- „ ten. » Ook verbondt hij zich, bij raade zijns „ Raads en der goede Steeden, zijns Broeders fchul,, den, zo buiten als binnen 's lands, te zullen be„ taaien." .—_ • De Ingezetenen, van hunnen kant, beloofden „ hem onderdaanig te zullen zijn , het Land te zullen helpen regeeren, en alle gefchillen „ te zullen helpen bijleggen (*)." Met Friesland trof de Ruwaard mede een Verdrag (f). Dan (*) Cr. Plac. Boek , III. D. bl. 5, 6. Eoxiiorn op. Reigersb. I. bl. 893. (I") Friesl. Charterb. 244. A 5 Willem de V. Hertog Albrecht , Vorst deezer Landen.  Willem de V. Verandering in de Regee ring, en Onlusten. (*) Joan. a Leid. Lib. XXXI. Cap. 5, 1» GESCHIEDENIS Dan Albrecht, in ftede van zich te bevlijtigen, om, allengskens, dooreen onpartijdig en gemaatigd Landsbeftuur, het zaad der Partijfchappen uitterooijen, fchijnt het veeleer te hebben opgekweekt, door den oproerigen geest te tergen en te tokkelen. Opgevoed in de gevaarlijke begrippen van eigendunkelijke magt , beftondt hij, met den aanvang zijns bewinds , de Regeering der Steden , die het met de Kabbeljaauwfchen hielden, te veranderen. Deeze nieuwigheden verwekten, allerwegen, ongenoegen. Reinoud van Brederode, één dervooruaamfteEdelen van de Hoekfche zijde, in ftede van Jan van Bloemenstein , die het met de Kabbeljaauwfchen hieldt, tot Baljuw van Kennemerland door den Ruwaard benoemd, viel, bij de Duinen vanKajlrikum, in eene hinderlaage der Kabbeljaauwfchen , die het op zijn leeven gemunt hadden ; in de Kerk eene vrijplaats gezogt hebbende , zou het Altaar hem niet beveiligd hebben voor de woede zijner tegenltanderen, hadden de Inwoonders van het Dorp hem niet geholpen en uit hunne handen gered. Drie zijner bedienden werden'gedood (*). De zamengezworche Kabbeljaauwfchen begaven zich, voor een gedeelte , na Delft , en anderen vlooden in het Kallcel van Heemskerk. Albrecht gaf den Heer van Polanen bevel, om 't zelve te belegeren; en , naa een beleg van elf weeken, ging het Slot over, en zij wa-  der. NEDERLANDEN. « waren verpligt, om, volgens verdrag, in 's Graaven l gevangenis te gaan (*). De Stad Delft handhaafde haare Voorregten en , de oude Regeering. De Delvenaafs beftonden ] zelfs tegen Hertog Albrecht opteftaan: zij wier- 1 ven krijgsvolk op eigen 'kosten , Gijsbrecht van : Nijenrode , Jan van Kervena, Hendrik van der Woerd en Gerard Wisse , nevens eenige andere Edelen , verzogt hebbende, om 'er bevel over te voeren. Deezen gingen, naa dat zij der Burgerije trouwe gezwooren hadden , niet alleen verweerender , maar ook aanvallenderwijze te werk, trokken na de Huizen Polanen en Bronkhorst , die welhaast vermeelterd en ten gronde toe vernield werden. Van daar, na 's Graavenhage voorttrekkende, braake'n zij de deuren der gevangenisfe open, verlosten hunne Medeftanders, en voerden ze in zegepraal na Delft (f). (*) J. a Leyd. XXXI. Cap. 3. Cf) Zie aldaar Cap. 4. CVlLLEM oe V. Delft verdeedigthaareVoorregten. Delft belegerd en vermeelterd. Albrecht, de tijding deezes opftands krijgende, verliet terftond Zeeland, werwaards eenige onlusten hem geroepen hadden. Door haat en wraak geprikkeld , belegerde hij Delft. De Inwoonders verdeedigden zich tien weeken lang ; docd moeiten , eindelijk , door nood geperst , en laaghartig verlaaten door de ukgevlugte Edelen, daadigen, Duizend Ingezetenen hadden zich, volgens het verdrag, blootshoofds  GESCHIEDENIS Willem de y. Otho, Heer van Arkel. hoofds en barrevoets, en vijfhonderd Vrouwen met loshangende hairvlegten, doch, voorts , met haare beste kleederen , bij den Ruwaard te vervoegen, om genade te verzoeken : voorgegaan door de zodanigen, die zich in de Stads regeering hadden zoeken Maande te houden , elk met ten fleutel van de Stads poorten in de hand, welke zij aan Hertog Albrecht en de Hertoginne van Lancafter moeiten overreiken. Voorts werden zij verweezen tot het opbrengen van veertig duizend Oude Schilden en het (legten der muuren. Hendrik van per Woerd, in de vlugt betrapt, werd met den zwaarde geftraft: De andere Edelen, na het Slot van Beusden gewee» ken, moeiten, naa een jaar belegs uitgedaan te hebben, genade verzoeken, en voor hun opftand boete doen , met een Bedevaart van twee jaaren na Paleftina; een vonnis, min door Godsvrugt dan door Staatkunde voorgefchreeven (*). 't Was Otho van Arkel , die , op deeze voorwaarden , hunne verlosfing bewerkte. Deeze Heer fpeelde toen de tweede, zo niet de eerde, rol op het tooneel van Staat in rieeze Landen. Hij hadt de gunst van Hertog Albrecht verworven, of liever zich bij hem ontzaglijk gemaakt. Op zekeren tijd, liet hij een Dordrechtfchen Tollenaar, die de Gornlehemmers te zeer gekweld hadt , ombrengen (f). Van Ark.el begaf zich na.'s Graavenhage, om vergiften O) Mier. II. 83Ö. III. 9h (f) Dtrd, Priv. bl.'i6p.  der NEDERLANDEN. 13 giffenis van deezcn manflag bij den Hertog te verzoe- 1 ken; doch hij verfcheen, omftuwd met een' ftoet ] van gewapenden. Albrecht , voor zulke vreeslijke middelaars vreezende , verleende hem gereed eene gimfte, die hij niet wel ftrafloos zou hebben kunnen weigeren. Van Arkel ontzag niets, om het beste zijner Ingezetenen te bevorderen. Hij ftremde de Scheepvaart langs den Rhij'n, tot dat die van Dor* drecht den Opgezetenen van den Lande van Arkel van het Stapelregt verfchoonden. Niet min zorgvuldig was hij, om dé goede Zeden en hethandhaaven des Regts te bevorderen. Onder de Cornichem' mers was een rijk Burger, die zeer ongebonden leefde. Op alle fchoone Vrouwen en Maagden der Stad floeg hij zijn greetig oog : verfcheiden der laatstgemelden wist hij dermaate te beleezen door belofte van ze te zullen trouwen , als zij die beloften èén. jaar en één dag geheim hielden, dat hij', in dien tijd de laatfte gunst van allen verwierf. Eer dit jaar ten einde geloopen was, bleek het, dat eenigen deezer zwanger waren. Zijne fnoodheid kwam aan den dag. Door deeze Dogters voor den Kerklijken Regter gedaagd , fpotte hij met haaren reefband, zeggende, dat dit te doen zo veel als trouwen wilde zeggen. Dit den Heer van Arkel ter ooren gekomen zijnde, zwoer hij dien Hendrik Kannemaaker , fpottender wijze Kindermaaker geheeten , het hoofd te zullen afhouwen. Hij meende zich te beveiligen door op het Kerkhof zijn wijk te neemen; doch , door honger genoodzaakt het zelve te verlaaten, werd hij ge- gree- WlLLE», DE V.  GESCHIEDENIS Willem öe V. 'tVervolg der Onlusten in Gelderland, greepen, onthoofd, en dus ten fpiegel voor anderen gefield, om met Huwelijks beloften niet te fpotten (*> Van Arkel hadt niet alleen op zijn eigen grondgebied , maar het geheele Land door , groot ontzag verworven. Was heerfchzugt de drijfveer van zijnen handel geweest , hij zou den Staat hebben kunnen het onderstboven keeren , door zich aan het hoofd ■der Kabbeljaauwfchen te voegen, tot welken aanhang zijn Vader behoord hadt; gelukkig behoorde hij tot dat flag van lieden, wier eerzugt meer firekt om W verbaazen, dan om te regeeren. Dan de vrees , m welke hij de Partijen hieldt, fchonk Bolland eene geruime wijle rust. In Gelderland, daarentegen, hadt de eene Burgcï fteeds het zwaard tegen den anderen uitgewogen; alle dagen vielen 'er kleine fchermutzelingen voor, zeer gefchikt om de woede der beide Partijen kevendig te houden en aantewakkeren. Dc Landerijen lagen verhaten en onbebouwd (f)- De Pait'j van Reinoud nam zigtbaar af: de vrijheden , door hem beloofd aan de zodanigen , die zijne zijde hielden, ftrekten alleen, om zijne zwakheid tentoon te Hellen. Eduaud vergoedde door wakkerheid en voorzigtigheid, het geen aan de regtmaatigheid zijner eifchen ontbrak. Zijn Aanhang werd oogfchijulijk grooter. Overal, waar hij meefter was , oeffende hij de wetgeevende magt, en nam den tijtel van Hertog aan. (*) Petit Chron. ?oi. Pont. 279- Sligtenh. 144. (t) Sligtenii. 140.  der NEDERLANDEN. aan (*). In den'jaare MCCCLVII, gaf hij aan de Ingezetenen van Boesburg bepaalingen omtrent de maat van Kooien , van Zout en Graanen. In het jaar MCCCLVHI, trof hij een Beftand met zijnen Broeder; doch het werd nog dat zelfde jaarverhrooken. Te heftig was nu de woede, om lang te duurcn. Men kwam tot een beflisfenden flag, niet verre van Thiel, waar de Heekeeens de nederlaage kreegen, en Reinout» gevangen geraakte. De ongelukkige Hertog werd ,na het Kafteel van Roozendaal gebragt, en van daar na Nyenbeek gevoerd, waar men hem opfloot: en, zints dien tijd , zag Eduard zich , zonder eenige tegenkanting , overal voor Hertog erkend. Het cverfchot van de Partij der Heekerens vondt eene föhttil'plaKS in Holland, en in Hertog Albrecht eenen befchermer. Eduard liet, in de eerfte vervoering zijner gramfchappe, de Hollanders ten ftrijd daagen. Het Öagvetó werd bij Amersfoort bepaald. De Hollanders, zich ten krijge toegerust hebbende, verfcheenen, op den beftemden tijd , ter afgelprookene plaatfc. Met verontwaarding vervuld, om dat zij Eduard daar niet aantroffen , vielen zij in zijne Staaten, en keerden, met rijken buit belaaden, weder. Eenigen tijd daar naa wist Eduard den zoen te bewerken. Hij beloofde , tot het treffen hier van , Catiiarina , Dogter van Albrrcht , te trouwen , zo ras deeze haare huwbaare jaaren zou be- (*) Teschbkm. Ann. 1357. \VlLI.e\t de V. Eduaro krijgt de overhand. En verklaart den oorlog aan Hertog Albrecht. 1361. Met deezen bevredigd.  i6 [GESCHIEDENIS Willem de V. 1364- Eerzugtige pogingenvan Albrecht. bereikt hebben (*). Het verdrag werd niet alleen door de wederzijdfche Partijen, maar ook door veeIe Gehlerfche Edelen en de Afgevaardigden der Steden van de Velum getekend. Albrecht was, intusfchen, bezig, om zijne regten en zijne magt uittebreiden. De Edelen en de Steden, te Geertruidenierg ter Dagvaart verfcheenen vernietigden, ten zijnen behoeve , alle de eifchen der Koninginne van Engeland, vcrklaarende, dat deeze Landen , van ouds onverdeelbaar ge" weest zijnde, Hertog Willem, zijnen Broeder, " en hem , geheel en geregtlijk waren aanbeftor" yen Qyf De Sleden gaven volmagt aan Albrecht, om deeze gewigtige zaak met den Engelfchen Koning aftedoen, die , eenigcn tijd daar naa, nieuwe Bondgenooten zoekende tegen Carel den V Koning van Frankrijk , in wien te beoorlogen dc'krijgskans hem tegenliep , van allen aanfpraak op deeze Landen afflondt (§> De Keizer ftelde Albrecht aan tot Graaf van Henegouwen , van Holland en Zeeland, en tot Heer van Friesland, bij onene Brieven de Landzaaten bevelende, hem 111 die waardigheden te erkennen (**). Dit bevel, door Ai breciit den Keizer afgepracht, ftrekte alleen, om beider onvermogen aan den dag te leggen. Men bleef, C) Joan. a Leyd. Lib. XXX. Cap. 9. & Cap. 21. m Boxh. op Reigersb. I. D. bl. ÖS. (§) rymer^.i'.W.^Tom.III.P. ILp.ua 196. (> *) Sciiannat. Vinden. Liter. Tom. II. P- H5-  ®er NEDERLANDEN, i? bleef, naamlijk, hem die eere weigeren , zo lang zijn Broeder leefde. Het- Volk en de Edelen in het Sticht vermeerderden niet min hun gezag ten kosten van dat des Bisfchops. Deeze Vorstlijke Kerkvoogd genoot, met de daad , de fchitterendfte regten der Oppermogenheid. Hij ftelde alle de Amptenaaren, zelfs den Baljuw van Utrecht , aan; hij maakte Vrede en Oorlog; hij muntte Geld , en deedt Regtfpraake : maar, behalven dat hij een Leenman des Keizers was, bepaalden de Kanunniken der vijf Kapittelen zijn gezag in dc gïwigtiglk verrigtingen. De Edelen en de : Ht Ook allengskcns deel in het Staatsbeituur {*). 't Is bekend, dat de Paus het regt, om etoen Bisfchop te benoemen, zich hadt aangematigd. v>\ Arkel na het Bisdom van Luik verplaatst . en zich de vijf Kapittels , de Burgemcentrs, de Scfae enen en de Raad , door de Gildcri : ! , Wfi het openftaan des Bisfchoplijken Zetels, om onder zich vergadering te houden. Zij beflooten, den Bisfchop te noodzaaken , om nauwkeurig te voldoen aan den eed , welken hij moest afleggen over alle Hukken des Beftuurs, om niemand te veroordeelen, niemand gevangen te zetten , zonder voorafgaande geregtshandelingen , en geen onroerend Goed des Bisdoms te verpanden of te bezwaaren (f). Jan van Verneburg , in den jaare . (*) Mat. de Nob. 159. 260. 777. Heda 144,. (t) Mier. Charterb, III. 161. H. Deel. ]è Willes de V. De burgerlijkeen ftaatkundigewelland van Utrecht. 1371*  1? GESCHIEDENIS WVtXEM de V. re MCCCLXIV. tot Bisfclio? verkooren , hadt ee* „en aanvang zijner Regeeringe gemaakt , met de Heeren van Veelei. , die in Om-ijs fel gevallen waren, te (tranen ; die van Amersfoort, na de onafBangigheid dingende, werden te onder gebragt ( ). De nieuwe Kerkvoogd deedt de oproerigen beeven. en zijne magt ontzien : doch hij verwekte zich gevaarlijke vijanden. Verfcheide Edelen van Ovenjsfel, door hem bedorvenen gebannen, verrasten hem te Goor, maakten een gedeelte van zijne hjfwagt af, en decden den Bisfchop, zonder twijffel, naa hem eene volledige kwijtlchelding , naar 't gebruik dier tnden afgeperst te hebben , een zo zwaar losgeld betaalên, dat hij zich in de noodzaakiijkheid bevondt, om alle de Sloten en inkomften viMNederftichm verpanden aan die hem het geld opfchooten (f). Om de maat van rampfpoed nog voller te meete.1, drong Hertog Albrecht aan op de betaahng der drieduizend en zevenhonderd Ponden , nog wegens het Slot ^«^fchuldig. De ongelukkige kerkvoogd bezweek onder den last van zo veel onherls Wanneer de Pauë Arnold , Zoon des Heeren van Hooairé, in diens plaats aanftclde , was deeze, bij zijne inwijing, verpligt, het handhaaven van alle dc Regten, Handvesten, Wetten en Vrijdommen der Stad te bezweeren (§). Deeze Kerkvoogd betoonde (*) SUGTENH. I46. (t) Dumb, An. II. 134. 305. VlLLARET X. p» (§) Mier. Qharterb. 261.  me NEDERLANDEN. 19 eenen onverfchrokken aart; welverre van de eifchen van Hertog Albrecht intewilligen , vertrouwde hij het bewaaren des Slots Vreeland aan zijnen Neef Zweder van Gaasbeek. De Hollanders ,zich met het betaalen van een gedeelte der fchuld ..niet hebbende willen laaten vergenoegen, keerden de Geestlijken , de Edelen, en de Afgevaardigden der Steden van Utrecht, vervuld met verontwaardiging, te rugge. Zij vergaderden , en beflooten , eenpaarig, Holland den oorlog te verklaaren; £*) Joan a Leyd. Lib. XXXII. 24. B a Willeb* de V. 1374- De Utrechtfchen liepen te wapen. Woerden werd belegerd : Weesp , Muiden, en verfcheide andere plaatfen aan de Vegt vielen hun in handen. Albrecht wist Zweder van Gaasbeek, overtehaalen, om Hollandfche bezetting in het Slot Vreéburg te laaten (*). Het Slot Gildenberg , aan de Vegt gebouwd, op kosten der Gilden van Utrecht , en ter bewaaringe toevertrouwd aan Jan van Klaarenberg , die zich verbonden hadt , het zelve een jaar lang te verdeedigen , mits men hem krijgsbehoeften keverde, werd bemagtigd, doch naderhand herwonnen. De oorlogende partijen, elkander eenigen tijd door wederzijdfche vijandlijkheden afbreuk gedaan hebbende , traden tot eene onderhandeling. Men kwam overéén, dat Gildenberg zou geflegtworden, dat de Stichtfchen den Hertog drieduizend Oude Schilden, ter fchavergoediug, zouden betaalen; dat de Oorlog tusfcben det/trechtfc'ten en de Hollanders»  20 GESCHIEDENIS Willem be V. Groot Handvest van Vti echt. de Heerlijkheid Vreeswijk den Bisfchop zou toebe. hooren, indien hij ', met zeven Geestlijken , wilde bezweeren , dat het aan het Sticht toekwam. De Bisfchop zou Vreeland behouden , onder voorwaarde, dat de Heer van Putten het bleef bewaaren, tot de penningen, daarop gefchooten , voldaan zouden wezen ; daarenboven moest de Stad aan Albrecht , op eigen kosten, zes weeken lang , met vijftig Schutters en vijftig Gewapenden dienen, mits deeze het Sticht niet beoorloogde (*)• Bisfchop Arnold bevlijtigde zich , deezen zoen getroffen hebbende , om de Edelen te bedwingen , en eenige Sloten te vermeefteren. In den jaare MCCCLXX1X. verplaatfte de Paus hem op den Bisfchoplijken Zetel van Luik. De Handvest, .door hem, in den jaare MCCCLXXIII , aan Utrecht verleend, verdient des te meer opmerking , om dat dezelve bezwooren is door alle zijne Opvolgers, wier magtdaar in zeer beperkt wordt. Hij erkent , dat alle de onderftandgelden, door hem geheeven , om verfcheide Sterktens te losfen, vrijwillige gaven waren; hij belooft den Geestlijken, Ridderen, Knaapen en Steeden des Lands, de Kalleden aan deezen kant des Tsfels niet te zullen bezwaaren, in dezelven eene goede bezetting te houden , van veele belastingen afftand te doen, elk regt te laaten wedervaaren,mits de Geestlijken hunne voorregten behielden ; geen Oorlog te zullen verklaaren en geen Vrede te fluiten, zon- (*) Mat. De jure glad. 238.  DER NEDERLANDEN. 2.1 zonder de toeftemming der drie Leden van Staat (*). Hij ontfloeg zijne Onderdaanen van de gehoorzaamheid, aan hem verfchuldigd, ingevallehijécm dier Artijkelen fchondt (f). Niet alleen verzegelde deGeestlijkheid en de Adel, maar ook de Afgevaardigden deiSteden van Utrecht, Amersfoort en Rheenen , dit Verdrag, 't welk Utrechts Groot Handvest mag heeten. Men vindt hier de drie Rangen , Geestlijken, Edelen, en Steden, in laateren tijde de Staaten van Utrecht geheeten. De Steden Momfoort en Wijk te Duurflede behoorden toen nog aan bijzondere Heeren, en wij zullen ze eerst in de volgende Eeuwe in het Sticht zien inlijven (§),' Wanneer wij het oog flaan op de onrusten en omr wentelingen, in Utrecht voorgevallen, zien wij bij aanhoudenheid den Bisfchop en zijne Onderdaanen in geduurigen onmin: deeze'er fteeds op uit, om eenejmagt te oefenen , gegrond op oude en egte vergunningen, geenen niet min ijverende, om zijne eifchen intekorten, en een lastig vernederend juk aftefchudden. Dikwijls vertoont zich de Kerkvoogd in de wapenen, menigmaal is hij de zwakfte en altoos haatlijk. Dus fcheenen de Utrechtfchen, ondanks de heerfchappij van onkunde en bijgeloof, te befelFen, dat het Prieftcrlijk Staatsbewind met de Wet der Natmire Itreedt. (*) Utrechts Plakaatb,. I. 1^, (t) Mat. de Nobil. 776. (§) Bi'rm. Utr. "jaarb. I. 15a. WiLLEM L>E V. Zedelijke oor- zaaken der Burgerkrijgen in Utrecht.  as GESCHIEDENIS WlIXFM V. ftreedt. In de Geestlijken ftraalt eene zwakheid door, die hun ter Regecringe ongèfchikt maakt, 'tls waar, het Ampt , 't welk zij beklecden , heeft iets hemelsch, iets verheevensj doch men flaat zeer ligt over , om hun te verfmaaden en wel diep te veriigten, wanneer zij de pligten , daar aan verbonden, niet volbrengen, 't welk maar al te dikwijls gebeurt: de Christlijke nederigheid , welke zij moeten prediken en voorbeeldlijk betragten, ftrijdt dermaate met den trots , de wereldfche ijdelheid en weelde , bijkans onaffcheidelijk van rijkdom en magt, waar aan zij zich toe- en overgeeven , dat de bijgeloovigfte Volken , niettegenftaande al de onderwerping en flaaffche vrees, door de Priefterfcbap ingeboezemd, zich zeer bezwaarlijk kunnen gewennen , om den hals te krommen onder een Priefterlijk Staatsbewind. Deeze is de algemeene oorzaak van de geduurige gefchillen tusfchen de Utrecht/chef* en hunne Bisfchoppen. En, indien bij andere Volken , dezelfde oorzaak dezelfde gevolgen niet gehad hebbe, het is, om dat, wij mogen dit menigmaal herhaalen, het is, om dat de Vrijheid, door alle tijden heen,de heerfchende geestneiging geweest is in deeze Landen. Deeze is hun aangebooren, en een volkseigen. Het ftrekt tot bekragtiging deezer gedagte over het Bisfchoplijk Beftuur, dat de Graaven van Holland, naa hunne magt op de wettelooste wijze, en dikwijls ondanks de tegenverklaaringen der Keizeren, uitgebreid te hebben, niettemin doorgaans een gevestigder en dieper geëerbied ontzag bezaten., Ten  der NEDERLANDEN =3 Ten dien dage werd de rust van Holland niet geftoord, dan door de Burgerlijke onlusten te Delft en te Haarlem , bijkans zo fchielijk gedempt als ontftaan, en eenige twisten met bijzondere Perfoonen. De .Heeren van Brederode en Ecmond , naa op elkanders grondgebied de toen gebruiklijke rooverijen en plunderingen gepleegd te hebben , verzoenden met elkander , door de bedreigingen van Hertog Albrecht bevreesd gemaakt (*). De Hertog verklaart, in het opitel van dit Verdrag, dat dusdanige handelingen tuslchen zijne Onderdaanen en in zijne Staaten ongewoon zijn; en geeft te kennen, dat het regt, om de vijandlijkheden aantevangen en voorttezetten, met de gebruiklijke plegtigheden , hem alleen toekwam (f). Doch deeze verklaaring belette niet, dat bijzondere vijandlijkheden, van tijd tot tijd, tot zeer verregaande en hoogloopende handdaadigheden kwamen. In den jaare MCCCLXXXIV, konden de ftrafoeffeningen bezwaarlijk een einde maaken aan de bloedige gefchillen, tusfehen die van Lelden en veele Edelen ontftaan. In den jaare MCCCLXXXV, werden de Burgers van Dordrecht tot eene zwaare geldboete verweezen, om dat zij de Steden ZevenIergen en Gor.uchem hadden aangetast. Desgelijks verklaarden, in 't jaar MCCCLXXXVIII , de Heeren (*) Mf. B. G. 1486. C. R. te Leiden bij Mr. vau Alpiien , p. 20 - 27. (t) Mier. Qhanterb. III. iji. 3^5- B 4 Willem de V. Bijzondere Oorlogen.  14 GESCHIEDENIS h V. Oorlog in Vlaanderen. 13S1- rcnvAN Arkel en Vianen elkander den oorlog, dien zij met veel gewelds voortzetten ; en zij verzoenden niet met elkander, welke vredebevorderendc aanbiedingen de Hertog ook deedt , dan naa dat de een den ander, door moorden, branden en plunderen , uitgeput en bedorven hadt (*); Vlaanderen werd door de vervaarlijkfte opfchuddingen vanééngereeten. Graaf Lodewijk van Male , drukte , gelijk alle Vorften , aan weelde en 0verdaad overgegeeven , de Landzaaten , door zwaare belastingen te heffen. Hij bezat geen beleid , en derfde den moed , noodig om zijn gezag te handhaaven. De Vlaamlngen, de vrugteu willende fmaaken van den overvloed, het gevolg van hunnen vlijt en Koophandel, en natuurlijk van dwang afkcerig, begonnen hem te haaten , en vervolgens te veragtcn. De Gentenaars, lastiggevallen, om geld optebrengen tot het bekostigen van een Steekfpel, gaaven ernftig ten antwoord: Een vrije Stad laat zich geen Schattingen . ajpersfen. Zij ftonden , openlijk op,"koozen Overheden ; en, om zich van 's Graaven Partij te onderfcheiden , droegen zij witte Kaproenen, ten teken van verbintenis en onderkenning, eil verklaarden den oorlog. Dendermonde belegerd hebbende, boodt Dirk van Brederode , een Hoflandsch Edelman, in Vlaamfchen dienst, hun eenen zo dapperen tegenftand , dat zij fchielijk moeiten af- (*) ^Egidiüs di K.oi]E & MeiJerus ad Ann. 1579, 1380.  der NE DER. LANDEN. 25 aftrekken. Een Verdrag, tusfchen den Graaf en de Landzaaten geflooten , hieldt geen ftand , en de vijandlijkheden borden met nieuwe woede uit. Hertog Albrecht hieldt, in dezen twist, de zijde van Lodewijk. Maar de Hollanders en Zeeuwen, het belang huns Koophandels alleen in 't oog houdende, verzorgden de Gentenaars Bier , Visch, en andere leevensbehoeften. Het uitdruklijk verbod van Alurecht wederhieldt deeze handelgraagen niet. De Gentenaars hadden , onder het bewind des Zoons van den vermaarden Arteville , zo bekend in de Gefchiedenis der Vlaamfche Onlusten, verfcheide gewapende fchepen in zee, die, langs de Kusten kruisfende , den gezonden toevoer dekten: men wil zelfs, dat, zonder deezen toevoer dtxHollanderen van meel en tweebak , de Stad Gend, toen zo groot sn volkrijk, dat ze tachtigduizend Mannen, in (taat om de wapenen te voeren, bevatte , ftaande dit beleg, alle de jammeren des hongers-, noods zou hebben moeten fmaaken. Hertog Albrecht poogde, met andere Nederlandfche Vorften, eene verzoening tusfchen den Graaf en deeze Onderdaanen te bewerken ; doch de wijdgaapende eifchen des eerften maakten, dat 'er niets van kwam. De Gentenaars werden , door eenige voordeden, op Lodewijk behaald , van 't beleg verlost: hij kreeg de nederlaage , en was genoodzaakt te vlugten : waarop hij den bijftand verzeg' van Carfx den VI, Koning van Frankrrjk. Deezen bekomen B 5 heb- Willem de V. I384.  26 GESCHIEDENIS WiJ.lem de V. Gelderland gaat in den Huize van Gulik over. (*) Corps Diplom. Tom. II. P. I. p. ipS. (f) Pontanus 146, 147. (S) Mat. de Jur. Gl. 23.9. hebbende , verfioeg hij de Gentenaars bij Roozebeeh > in welken flag de Franfchen eene roemrijke overwinning behaalden. , Doch de kort hierop volgende dood van Lodewijk. beroofde hem van de vrugten dier zege. , Het verdient hier opgetekend te worden, dat het Verdrag, waar door de Hertog van Bourgonje, zijn Opvolger, zich met de Gentenaars verzoende, door Hertog Albkecht bewerkt en door hem gezegeld is (*). Gelderland werd een tooneel van de fchielijkst opéénvolgende ommewentelingen. Eduard was, vóór het voltrekken zijns Huwelijks , in den jaare MCCCLXXI , gefneuveld in een gevegt tegen de Brabanders (f). Zijn Broeder Reinoud , uit de gevangenis gekomen, ftierf, vier maanden naa het verkrijgen zijner vrijheid, zonder Kinderen. De Hekerenfche Aanhang verklaarde Magteld , Zuster van Reinoud en Eduard , voor Hertogin ; deeze werd uitgehuwd aan Jan van Chatillon , Graaf van Blois , Heer van Gouda en Schoonhoven, die zich als Hertog aanftelde. Doch de Bronkhorften wierpen het oog op Willem , Zoon des Graave van Gulik en Maria, mede een Zuster der twee overledene Broederen (§). Gelderland bleef lang tusfchen die beide Partijen verdeeld. Die van Willem was door-  der NEDERLANDEN. 27 doorgaans de flerkfle. De wreedheden werden , van den eenen zo wel als van den anderen kant, met dezelfde woede als eenijds voortgezet. Eén der Opperhoofden durfde zich den Vriend van God en den Vijand der geheele wereld noemen. In den jaare MCCCLXXVIII, viePer , op Paaschdag, te Thiel een gevegt, of liever eene fchriklijke flachting,voor. Veele Edelen verlooren het lecven. Willem , de overhand verkreegen hebbende , haalde de Hollanders over, om zijne zaak te begunftigen , met Cathakina , de Dogter Van Hertog Albrecht , t« trouwen. Eindelijk , de beleening van keizer Wenzelaus bekomen hebbende , deedt hij zich overal voor Hertog erkennen. Dus ging Gelderland, naa meer dan drie Eeuwen beheerscht te zijn door Vorften uit den Huize van Nasfau , in dat van Gulik over. Willem, Hertog van Gelderland, endoorGodsvrugt en door Oorlogsmin aangezet , nam terftond deel in de krijgsverrigtingen der Duitjche Ridderen, bezig om Pruis/en met vuur en ftaal te beheeren en te ondertebrengen. In den jaare MCCCLXXXVI, hadt hij, voor de tweede keer, de Stad Graave ontnoomen aan Joanna, Ilertoginne van Braband, die den Koning van Frankrijk, als haaren Bondgenoot, te hulp riep. Middelerwijl verfterkte zich Willem , door eene verbintenisfe aantegaan metRiCHARD den II, Koning van Engeland, daar bij beloovende, aan dien Vorst hulde te zullen doen ( hem te zullen verdeedigen tegen allen , uitgenomen den Hertog van G«- Willem ds V. Krijgsverrigtingen van Willem den I. ia Celder. land.  aS GESCHIEDENIS Willem DE V. 1389. Gulik\ zijnen Vader, en Albrecht, hier onder den tijtel van Hertog van Holland befchreeven ; ook gaf hij zijn woord, om den oorlog te verklaareu aan Carel, Overweldiger van het Franjche Rijk geheeten. In vergelding hier van zou de Hertog 's jaarlijks duizend Ponden Sterlings trekken , en de Gelderfchen , zo lang Willem leefde, den vrijen Koophandel op Engeland hebben (*). In dcezervoege een loontrekkend Leenman der Engelfche Kroon geworden, durfde hij, zijne beloften getand doende, den Koning van Frankrijk uitdaagcn door eenen Heraut, die , volgens het gebruik dier tijden, een zilveren Beker, van vier Marken zwaar , met vijftig Franfche Guldens daar in , ontving (t)- De Koning van Frankrijk viel, kort hierop , met een talrijk Leger, in de Staaten zijns roekioozen Vijands. De Hertog van Gulik verzogt genade bij den Overwinnaar voor zijnen Zoon , dien hij een Gek noemde. Willem fmeekte , geknield, vergiffenis voor zijn misdrijf, en verwierf dezelve, mits hij het Verbond, met Engeland aangegaan , liet vaarcn, en aan de Ilertoginne de betwiste Stad Graave , onlangs vermeefterd, afflondt. Het blijkt, dat Richard de II , om zich tegen Frankrijk te fterken, of over het Huk des Koophandels, in onderhandeling geweest hebbe met Hertog Al- (*) AR. Puil. Angl. Tom. III. P. IV. p. 5-85-90 (f) Villaret. LX. 4- 59-  der NEDERLANDEN. s«j Albrecht (*). Staande deeze onderhandelingen, ftierf Graaf Willem te Quesnoi in Henegonwen, in het jaar MCCCLXXXLX. Opmerkenswaardig is het, dat, in deeze zelfde Eeuwe , met dezelfde kwaal van krankzinnigheid vier Vorften behebt waren. Reinoud de I, Graaf van Gelderland, in den jaare MCCCXVHI; Willem de V, Graaf van Holland, in 't jaar MCCCLVLI ; Carel de VI, Koning van Frankrijk , in 't jaar MCCCXCII; en de Keizer Wenzelaus (f). Wij zien, onder de Regeering van Willem den V, of liever, van den Ruwaard deezer Landen , hoe zeer de oude Staatkunde veranderde. Volgens het ftelzel, toen in 't algemeen aangenomen , om de onderfcheide Leenen te veréénigen onder één Hoofd, en beltendig in alle handelingen, de Leenen betreffende, wel fiellig te fpreeken van de wederkeering of de onvervreemdbaarheid , moeiten de Familiën zich allengskens vergrooten. Even zeer beheerscht door den geest der Vrijheid, als wederhouden door de oude beletzels, ontdekken wij, aan den eenen kant, hoe het Volk de Oppermagt tragtte te beteugelen, en in enger perken te omfchrijve.n ; terwijl het , aan den anderen kant,, geen Sluizen durfde leggen, of openbaare Gebouwen nichten , zonder verlof van den Vorst ( § '). Ten (*) A&. PM. Angl. T. III. P. HL 145. P- IV. 2. Ann. de PEtnp. (§J> IVIilr. III. 165. Willem de V. Staat der Nederlanden , bij het overlijden van Willem den V.  3°- GESCHIEDENIS Wil i.em de V. , Weeten- ' fcliappcn 1 en Ge- ( leerden. ^ ( i i De vlijt en arbeid. Ten dien tijde begon 's Menfchen geest den roest der onkunde en bafbttarschheid afteleggen. De befcherming, aan de Geleerden verleend, wekte den fmaak der Letteren op. Wanneer wij de tijden, en de weinige hulpmiddeleu, toen voorhanden, om kundigheden te verzamelen , in overweging neemen, verdienen de naamen der Geleerden, die, in deeze duiftere dagen, hun best deeden, om hunne Tijdgenooten te verlichten , niet min vermeld en der vet* getelnisfe ontrukt te worden , dar. veelen der Vorften, die, door heerschzugt en belang vervoerd» dikwijls niet dan ramp berokkenden. Joannes de Beka, Kanunnik te Utrecht, van wien wij eenKronfik der Bisfchoppen van Utrecht en der Graaven van Holland hebben, en Joannes ClutïusoFOlout van Haarlem, in deRegtsgelcerdheid uitfteekend, bloeiden in dien tijd. Dan deberoemdfte Geleerde is, buiten twijö'el, Pmii-ippüs van Leyden , die, naa het Hoogleeraarampt te Parijs bekleed te hebben , Geheimlchrijver werd van Hertog Willem , in veele gewigtige onderhandelingen gebruikt, en metdeheerlijklte gunstbelooningen vereerd. Zijn Werk, 't welk ten tijtel voert, De Cara Reipublkcc , fleekt uit boven de meefte Schriften zijner Tijdgenooten. In het voortzetten en volmaakcn van Handwerken • en Kunften deedt men gelukkige poogingen. Te Dordrecht worden , in den jaare MCCCLXVII, reeds tweeëndertig Gilden van onderfcheiden Handwerken gevonden (*). Naijver, aanmoediging, ver- (*) Balen, Bord. 76.  der NEDERLANDEN. s» verleende voorregten en vrijdommen, waren zo veele prikkels van vlijtbetoon. Hertog Albrecht gaf aan de Munten , in Hollanden Zeeland, het voorregt, dat zij niet dan door hunne Schouten en Gezwoorenen zouden geoordeeld worden , uitgenoomen in 't geval van geweld , moord en roof (*). De Koning van Engeland deedt , in den jaare MCCCLXVilI , drie Kunftenaars van Delft , bekwaam tot het maaken van Uurwerken, in Brlttanje overkomen. De magt, door den Koophandel verkreegen, was zo groot , dat Amflerdam , Enkhuizen , Wieringen, en de Briel in Holland, Staveren en Hindeloopen in Friesland, en verfcheide andere plaatzen in de Nederlanden, Albert , Koning van Zweeden, hulpe booden, om zich op den throon te handhaaven , van welken het Volk den Dwingeland Magnus hadt afgeworpen. De Vorst fchonk hun daar voor tot belooning, op Schoenen , als mede in Denemarken, 't geen hij hoopte te ondertebrengen, Koop. komtooren of zogenaamde Vitten , nevens het voorregt , dat zij van niemand dan van hun eigen Bewindsman zouden afhangen. Hijontlloeghunvan de ftrenge wet, die den Kustbewoonderen veroorloofden , om Lieden, die ftrandden of fchipbreuk leden, tot flaaven te maaken. Die zelfde Steden genooten , verfcheide jaaren, alle die voorregten in Zweeden en Deenemarken (f). Maaï (*) Mier. Charterb. III. 207, (+) Zie aldaar 239. Mf. E. L. 25- C, 7* bij den Heer van Alpiien. Wagenaar Am ft. Cefch. II. 159. Willem ds V.  GESCHÏEDENIS DE V. Het Verbond der HanztSteden. Maar niets (trekt ten doorlteekender blijke van de magt en 't aanzien der voornaamfre Steden in deeze Gewesten , dan derzelver invloed op het Verbond der Hanze-Steden, waarvan zij leden waren. Nooit heeft de Koophandel een magtiger Bondgenootfchap voortgebragt. 't Zelve hadt , omtrent het midden der dertiende Eeuwe , eenen aanvang genoomen tusfchen de Steden Lubek en Hamburg, om derzelver wederzijdfchen Handel te befchermen. De voordeelen dier Verbintenisfe waren zo groot, dat ook andere Steden zich bevlijtigden, om in 't zelve te treeden , en , binnen korten tijd, namen wel tachtig van de aanzienlijkfte in de Landfchappen, tusfchen het ulterfte van de BaJtifche Zee en de Stad Keulen san den Rhijn geleegen , 'cr deel in. De Leden van dit vermogende Bondgenootfchap maakten het eerfte fyflematifche ontwerp van den Koophandeldie in de Middcl-Eeuwe bekend was , en beftuurde het, volgens gcmeenc Wetten , in hunne algemeene Vergadering gemaakt. Zij voorzagen de rest van Europa met allerlei Scheepsvoorraad , en koozen tot Stapelplaatzen verfcheide Steden uit, daar Brugge in Vlaanderen de voornaamfte van was. Deeze Verbintenis werd zo gedugt, dat de Grootfte Monarchen de vriendfchap daar van zogten , en voor haare vijandfchap vreesden (*). Dit Bondgenootfchap ftrafte de önbèfchoftheid van Waldemar den III, Koning van Deenemarken. Een gedeelte van de Vloot der Bond- (*) Robertson Hifi. van Carelden V. I. bl. 131.132.  der NEDERLANDEN. 33 Bondgenooten fcheepte zich in te Kampen in Overijsfel. Op de Vergaderingen, in den jaare MCCCLXX te Keulen en te Straalfund gehouden , waar de Hanze-Steden den Vrede aan den Koning voorfchreeven, ontmoet men de naamen van verfcheide Steden onzer Zeven Landfchappen , die, gelijk"bekend is, 'er toen nog maar Vijf uitmaakten: Dordrecht, Amfterdam, en de Briel voor Holland ; Middelburg, Zierikzee, en Arnemuiden voor Zeeland; Staveren voor Friesland ; Utrecht, Deventer , Kampen, Zwol, Hasfelt en Groningen voor den Bisschop; Zutphen , Harderwijk en Elburg voor Gelderland (f). Deeze berigten zijn geene buitenttappen ; dewijl ze nauw verédnigd zijn met den voortgang der Vrijheid en des Koophandels eens Volks, welks invloed, om niet te zeggen welks beftaan, op die twee grondzuilen rust. Dusdanige aanmerkingen , daarenboven , zijn als rustplaatzen voor den geest des Lcezers , afgemat door de fteeds opeenvolgende verhaalen van Oorlogen en Oproeren. Zulke trekken in het Tafereel verfchaffen verzagtenden troost aan de Mensehlijkheid, zo dikwijls zugtende op het weedoende verhaal van misdrijven en rampen. Al- (*) Mallet, flijf. de Dattn. (f) Friesl. Charterb. I. D. bl. 233. 234. 237. II. Deel. C Willem de V.  34 GESCHIEDENIS 13S9. Gedrag van AlBRECur. Aleid van Poelgeest , de Minnaresvan Albrecht. Albrecht. ]0)e dood van Graaf Willem den V. bragt geene verandering in de Staatsgefteltenisfe te wege. Men bemerkte denzelsen alleen aan de poogingen van Albrecht, om zich te doen inhuldigen. De Edelen en de Steden erkenden hem voor Graaf. Doch die tijtel vermeerderde zijn gezag niet het minfte: dan 't zelve zou her fteunzel der agringwelnoodig gehad hebben : want, naa dat hij, in den jaare MCCCLXXXVI , zijne Egtgenootc Margareet door den dood verlooren hadt, verwekte hij zich gevaarlijke vijanden door zijn ongeregeld gedrag. Hij hadt het oog geflaagen op Aleid van Poelgeest , in wie jeugd met bevalligheid, en geest met fchoonheid gepaard ging. Albrecht liet zich teligter hier door iuneemen , daar hij nog in de kragt zijns leevens was. Smoorlijk verliefd, en hier van de fterkfte betuigingen doende, haalde hij haar over, om in 't Graaflijk Paleis , in 's Graavenhage , waar hij doorgaans zijn verblijf hieldt, haaren intrek te neemen (*). Zijne liefdedrift verblindde hem te eenemaal. Hij zag , hij deedt niets meer op zich zelven. De geliefde Aleid werd de uitdeelfter van alle gunstbewijzen , die, zeer partijdig, alleen aan de Kabbeljaauwfchen, wier lijn zij trok , ten dcele vielen. (*) Joan. a Levd. Lib. XXXI. Cap. 37.  der NEDERLANDEN. 35 lef). De Hoekfchén leeden hier bij veel, en vonden . het gezogt belang in den Hertog niet: zij oordeelden zich verongelijkt, en waren op het neemen van felle wraak bedagt. Willem, Graaf van Ooflervant , Zoon'van Her. tog Albrecht , was aan 't hoofd der misnoegden. De heerschzugt blaakte ' in zijn hart. Niet dan met de hoogde verontwaardiging en fpijt zag hij den teugel der Regeeringe in de handen zijns Vaders, wiens gedrag ter fchandvlekke van zijn Geflacht ftrekte. De zatnénverbondenen kwamen overéén , cn koozen den riagt tusfchen den één- en tweeëntwintigften van Herfstmaand, om hun ftout (tuk uittevoeren. Met ontbloote degens kwamen zij, op 't onverwagtst, in 't Hof , doodden Willem Kuser , 's Graaven Hofmeefter, die hun wederftand boodt, zijdrongen door tot in het vertrek van Aleid, en traden 'er niet uit, voor dat zij haar , doodlijk gewond , den geest hadden zien geeveh. Het misdrijf gepleegd zijnde, maakten zich de daaders t'zoek, en vlooden uit 's Graavenhage. Albrecht. Aleid vermoord. 1390. en. . Albrecht durfde bun niet vervolgen. Hijf moorde in een bitter ffilzwijgeri een zo fmertlijk leed en 1 den gcvoeügften hoon. Hij wist, dat dei'chuldigen en talrijk en nratgtig waren ; 't was hem niet onbe. kend , dat zijn Zoon deezen op zijné zijde hadt. Eindelijk drong Koenraad Kuser , Vader van den vermoorden Hofmeefter, met zo veel klems aan op regtsvordering , dat vierenvijftig Edelen , die zich zelvcn door hunne verhaaste vlugt verraaden hadC 2 den y  3* Al- BfU-CHT. De Grsaf van Oostervantvlugt. ' J393- GESCHIEDENIS den, ingedaagd, en, op hun niet verfchijnen , verklaard wierden, leeven en goederen verbeurd te hebben. Men telde onder hun de Burggraaven van Leyden en Montfoort, de Ileeren van Asperen , van Heemstede , van Polanen en van Duivenvoorde. Wel verre dat Albrecht het oor leende aan den G:aave van Ooflervant, die, ten hunnen behoeve , zijnen Vader om genade imeekte , gaf de Hertog allen zijne Onderdaanen in Holland en Zeeland vrijheid, om elk, die een ander binnen den Lande vermoord hadt , waar men hem vondt , te mogen doodflaan , zonder deswegens bij den Graave of iemand anders , tot eenige betering gehouden te zijn (*). Daarenboven beval hij de Caljtiwen en andere Regters, om allen, die, wegens den moord van Kuser , uit den Lande geweeken waren , te vatten, als zij zich weder in 't zelve vertoonden (f). De ongelukkige Vorst fchaamde zich van de vermoorde Aleid te reppen, wier ombrengen nogthans de wezenlijke oorzaak was van al dit bedrijf. De Graaf van Ooflervant begon voor zijne eigene veiligheid te vreezen % hij begaf zich na 's Hertogenbosch en het Slot van Altena , werwaards de uitgeweekcnen de vlugt genomen hadden ; 't zelve vermeefterd zijnde , maakte hij van daar en aan het Franfche Hof te komen, waar Willem Eggert, een rijk Amflerdamsch Koopman , hem de noodigq pen- (*) Boxhoun op Velden, bl. 183. Q)Handv, van Oudewater, bl, 300.  £>er NEDERLANDEN. ff femiingen , tot het houden van zijn rang, opfchoot (*). Eene weldaad , die de jonge Vorst, Graaf van Holland geworden zijnde , niet vergat, zijnen Weldoener tot Thcfaurier of Rentmeefter van Holland aanftellende, terwijl hij hem ook de Heerlijkheid van Purmer opdroeg , met de vrijheid, om daar een Slot te ftichten, het beginzel wmdcNoordhollandfche Stad Purmerende (f). Door haat gedreeven, floeg de Hertog het oog op Jan , zijnen tweeden Zoon , die, nauwlijks zestien jaaren bereikt hebbende, tot Bisfchop van Luik verkoozen, doch door dén Paus in die waardigheid nog niet bevestigd was; reeds hadt hij eenigen wederzin tegen den Geestlijken Haat opgevat, die aangroeide r naar maate hij de ongenegenheid zijns Vaders tegen zijn Broeder zag toeneemen. Ondertusfchen zogt Albrecht, bij aanhoudenheid bédugt voor den onrustigen aart der Edelen, door hemgeftraft,hunvan binnenlandfche onlusten terugtehouden , door hun buiten 's Lands werk te geeven. Alles drong hem aan, om zijne magt tegen de Friezen te wenden; doch , dewijl hij niets minder was dan een Krijgsheld , draalde hij niet , om eenen zoen te treffen met zijnen Zoon Willem , wiens woelige aart na krijgsverrigtingen haakte: De verzoening werd ge- trof- <*) Mat. Anal. Tom V. bl. 574. Mat. de Jur. Cl. Cap, V. p. 38. (t) Mier. Cr. Charterb.V. 157. 160, C 3 Albrecht. Zi jne wederkomst.  jS GESCHIEDE N I S Al- breci;T. tronen in den jaare MCCCXCIV, enbekragtigddoor het zegel veeier Steden (*). Fnosssaivr, de beste Qefchiedboeke; dier tijden , en Onderdaan des Hertogs, dewijl hij een Henegouwer was, verhaalt,dat de Fmnfchen den Graaf van Ooflervant aangezogt hebbende tot het bijwoonen van eenen krijgstocht tegen de Turken , in Ilongarijcn , zijn Vader hem vermaande, om van dien tocht aftezien, deezen aan de Franfchen overtelaaten, en veel liever in Friesland te trekken , om zijn Vaderlijk Erfgoed , hem door de wederfpannige Friezen onthouden , te bemagtigen (t). Hier toe boodt zich eene allergun- (ligfte gelegenheid aan. Ziuts eene halve Eeuw , althans naa den ongelukldgcn dood van Willen den IV , hadden de Friezen eene voikomene rust genooten, en hun altoos~dierbaaren afgod, de Vrijheid, gerookt. De Steden hingen alleen af van de Wethouderfchap, ten Platten Lande en op de Dorpen voerden de Regteren, Grietmannen gdwtcn, het bewind; zij waren, in ibmmige opzigten, zo veel als de Baljuwen in Holland en elders. Zij beweerden , van niemand dan den Keizer aftehangen, voor wiens verre afgeleegen gezag zij luttel fekroomden. De voornaamften onder hun bouwden Sloten , waar ïn zij zich ont- hicl- (*) Mf. van den Heer van Alfhen. f Mier. Ciarterb. III. Deel. 6co. 643. 682. (t) Frousart, Vol. IV. Ch. LXVIII. p.204. Staat van Friesland.  ser NEDERLANDEN. 39 hielden en verfterkten , meer om hunne magt te vestigen , dan die der Wetten te handhaaven (*)♦ Allengskens verdweenen gelijkheid en orde. Het Staatsbeftuur veranderde in eene drukkende Adelheerfchappije. De heldhaftige Vaderlandsliefde, de ziel der Volksregeeringen , week voor perfoonlijk belang. En vermids 'er.geene Wetten waren , gefchikt om ftaatzugtige Burgers te regelen of te bedwingen , werd het Land welhaast ten prooije van eene menigte van kleine Dwingelanden, die in eigen ingewanden wroetten. Ten zelfden tijde, als Holland ontrust werd door de Partijfchappen der Kabbeljauwfchen en Hoekfchén, reezen 'er in Friesland twee Aanhangen , de Schieringers en Vetkoopers geheeten (f). De eerstgemelden droegen, zo men wil, dien naam , naar eene zekere foort van Aal, daar Schiering geheeten , en veelvuldig in de laage en wateriigtige Landftreeken, door hun bewoond ; de laatstgemelden ontleenden den hunnen van den Handel in Vette Waaren, in de hooge Landen zeer fterk gedreeven. De Vetkoopers beftonden uit de edelfte en aanzienlijkfteGeflachten, de Schieringers , voor, het meerendeel , uit lieden van geringer aanzien. De Monniken en Geestlijken •vervoegden zich bij de eene cn de andere Partij. Mag- (*} Van der Schelling Tiend -Regt, II. 2. Fries/. Qharterb. bl. 283. (t) Mat. Ann. IV. tin C 4 Albrecht. De Partijfc.lappen der Schieringersen Vet. koepers.  40 GESCHIEDENIS Al- srecht, Magtig door hun getal, door hunnen rijkdom , en Boor den invloed op het Volk , bliezen zij het vuur van tweefpalt fterk aan. Onkunde en ongebondenheid waren de hoofdtrekken van hun Character : hun gedrag was , daar mede overeenkomftig, ten hoogden fchandelijk en losbandig. In den jaare MCCCXXXII, deeden de Leekebroeders van een Klooder Lidlum hunnen Abt, over wiens begeerte , om hun te hervormen , zij gebelgd waren , tegen wil en dank, te veel drinken: en bedienden zich hier van, om hem dronkenfchap ten laste te leggen; zij befchuldigdcn hem daarenboven van Toverije en gemeenfchap met den Duivel. Vervolgens floegen zij den Kloostervoogd geweldig , en maakten een einde aan deeze mishandelingen, met hem uit het vendcr te werpen , dat hij 'er het leven bij mfchoot. En , ten bewijze , hoe weinig gezags de Wetten hadden, drekt, dat deeze misdaadigers niet gedraft wierden, dan door een' opdand der omdreeks woonende Edelen, die op het Klooder aanvielen, 't zelve verdelgden, en den buit deelden (*). Men hadt 'er geene Vergaderingen , waarin de Rechters zich verpligt vonden, verantwoording van hun gedrag te geeven (f). Het volvoeren van een vonnis hadt veeleer het voorkomen van een geweldigen vijandlijken inval, dan van eene regtsvordering , gefchikt, om de goede orde en de rust te bewaaren. Het werd aan- (*) Ocko Sch. 141. Si3R. Lev. 563. i» Mht.Anal. (j) Fiïesl. Charttrb, bl. 285.  m NEDERLANDEN. 4* aanbevoolen aan den beledigden, en den zodanigen f welken de Regter, naar zijn welgevallen, geboodt, hun gewapenderhand bijteftaan. Een geregeld Landsbeftuur was volftrekt onbekend. Elk wist al* leen, dat hij vrij moest weezen, en de heilige naam van Vrijheid diende ten dekmantel van de fpoorlooste ihood- en gmwzaamfte eislijkheden. Geweld alleen heerschte met een ijzeren fchepter. Vrugtloos zogt men , op eenen Landdag , in den jaare MCCCLXI. te Groningen gehouden, fchikkingen te maaken tot behoudenis van Vrede en Vrijheid (*). In den jaare MCCCLXXXI, trok Otho ten Broek, of van Broekmeer , een Friesch Edelman , die te kort gefehooten was in eenen krijg tegen veele Edelen , na Holland , en gaf aan Hertog Albrecht, om dien op zijne zijde overtehaalen , het Leenheerfchap over alle zijne Goederen , welken hij aan de overzijde van deEeitis, in Friesland en Groningerland bezat (f). Zo verregaande was de regeeringloosheid, waarin de partijfchappen Friesland gedompeld hadden, wanneer Hertog Albrecht zijne Onderzaaten an Nabuuren aanzogt, om hem manfchap te verfchaffen tot het te onderbrengen van dat Gewest. De Franfchen en Engelfchen, reeds lang moede van den vrede, die hun°belette op elkander te woeden , namen gree- (*) Mat. Anal. Tom. IY. 155* l<^°> (j-) Schot. 200. C 5 Albrecht, Ontzachlijk Leger van Albrecht.  4* GESCHIEDENIS Al- BRECflT. grectig deel in deezen krijgstocht : de eerstgenoemden, aangevoerd door de Graaven van St. Paul en Namen ; de laatstgernelden ftonden onder het bevel des Graave van Comwall (*). Alle de Steden van Holland en IFeslfriesland leverden manfehap en fchcpen. Haarlem gaf honderd en vijftig , Rotterdam vijfenveertig, Schiedam vijfentwintig , Gouda veertig , Dordrecht vijfentwintig , Alkmaar zesentwintig , Hoorn vijfentwintig , Aker floot tien , Amfler* dam, zonder de grooten te rekenen,vijftig,Enkhuiten zesentwintig, Naar den tweeëntwintig fchepen; Zierikzee voegde 'er vijfëntwintig bij. Het getal der Ilollandfche Manfehap alleen werdt op dertig duizend begroot (f). Men befpeurde toen nog overblijfsels van den indruk , die de laatfte nederlaage in Friesland hadt naagelaaten. Willem van Kroonunruug- , die overal het vuur des krijgs zogt te ontvonken en aantcblaazen, haalde zich den algemeenen haat der Ilollandfche Vrouwen en Mannen op den halze ; Rroissailt getuigt, dat die van Henegouwen , onder het betoon van het bitterst hartewe.^, traanen florttcn , en alle mogelijke poogingen te werk fielden , om haare Mannen en Minnaars van het optrekken tot dien tocht te rugg® te houden. VecleHenegouwfche Edelen, nogthans, vervoegden zich bij 's Hertogs Leger, en werd hem uit (*) Rijmer AS. Pnbl. Angl. Tom; III. P.VI.bl.ior. (t) Van Loon Aloude Reg. IV- bl. 3/3. Froissart Vol. IV. Ou LXXVII. p. S23.  11er NEDERLANDEN. 43 uit dat Gewest geen geringe onderftand, in geld, toegefchikt (*). Zo veele toebereidzels konden niet bedekt blijven voor de Friezen, en deeden lnm voor eenen inval duiten. Om zich in fbaat van tegenweer te Rellen, hadden eenige Friezen , in den jaare MCCCXCV, (*) Froissart, Vol. IV. p. 217. 221. (t) Frieü. Charterb, I. D. bl. 259. 27e. Ah- br.ec11t. Verbond der Friezen met die van Utrecht. een Verbond genoten met Fredrik van Llankenheim , die , naa den dood van Floris van Wevelinkhoven , den Opvolger van Arnold van Hoorn, den Utrechtfchcn Zetel bekleedde. De Bisfchop, dien zij, met Holland in oorlog zijnde, gaarne ten vriend hadden, beloofde hun een vasten Vrede, voor duizend jaar en één dag: die van Groningen en Drente zouden hun oud Landregt blijven behouden; hij verbondt zich Koeverden , waar van hij meefter was , niet fterkcr tc zullen maaken , en 'er gecne Amptenaars te zuilen plaatzen , buiten Raade des Lands van Friesland en Drente. Ook zou hij geenen doortocht aan eenig vreemd Krijgsvolk vergunnen, en den Hertog in Holland , of anderen uitheemfche Heeren, die Friesland den oorlog wilden aandoen, geene hulpe bewijzen (f). Amersfoort, Deventer, Kampen. Zwolle, alsmede de Stad Utrecht en de vijf Kapittelen verzegelden dit Verbond. Deeze verbintenis was , buiten twijffel , de oorzaak, dat Albrecht den tocht na Friesland te water ondernam. Ter-  Al- ' erecht. 1398-(*) Gefchil tusfchen de Hollandersen Engelfchcn, te Enkhnizen. De Friezen overWoauen. i ] » 1 I \ *f GESCHIEDENIS ' Terwijl het Krijgsvolk te Enkhuizen , de plaats ter infcheeping beftemd , de Franfchen opwagtten , ontftak de oude haat tusfchen de Engelfchen en Hollanders , en liep zo hoog , dat 'er een bloedig gevegt volgdej waar in de laatften de overhand behielden. De Graaf van Ooflervant hadt veel moeite, om de gereezene gefchillen bijtelèggen ; en, zo ras de Franfchen warsn aangekomen , zetten zij koers na de Kuinder , op de Friefche Kusten , waar de landing zou gefchieden. Vergeefsch raadde Juwo Juwinga , een Friesch Edelman en oud Krijgsheld , zijne Landgenooteu, zich in hunne Sloten en fterke Plaatzen te legeren, eenen vijand, al te fterk in aantal, om 'er een' ilag tegen te waagen,de Landen en Dorpen overlaatende, die hij, door mangel aan noodig onderhoud, welhaast zou moeten ruimen. De meeften, door eene te vermetele koenheid vervoerd, fchreeuwden, Liever Vrije Frie- (_*) Wanneer wij veele Papiereti, ter gelegenheid va» deezen Tocht getekend, inzien, blijkt het ten duidelijk, ften, dat dezelve niet gefield moet worden in den jaare MCCCXCVIII , en niet in de maand Augustus des jaars MCCCXCVI, ten welken tijde de Graaf van St. Paulm de onderhandelingen met Engeland bezig was. Zie Froissart , als mede het Charterb. van Friesland, I. D. bl. 259, 270, en Mier. III. D. bl. 649, 650. Heda, bl. 266. Het getuigenis van eenige Kronijkfchrijyers kan tegen het gezag ;ener menigte openbaare getekende Papieren niet opweöt jeu.  der NEDERLANDEN. 45 Friezen flerven , dan ah Jlaaven van een vreemd Heer heven ! De Friezen , ten getale van dertigduizend man bijééngerukt, legerden zich , in drie benden verdeeld, agter eenen dijk, omtrent de plaats der landing : zij waren vol moeds; doch liegt gewapend: en konden Albrecht het landen niet beletten , noch hunne Legerplaats inhouden. Als de landing gefchied was , hadt eene Friefihe Vrouw de ftoutheid , om tusfchen de beide Legers heen te gaan, onbefchaamd haare rokken opteligten , en haar agterfte aan de Flenegouwers , de Hollanders en de Zeeuwen te vertoouen , zeggende, onder anderen, Zij konden daar hunne welkomst haaien, 't Zij dit een overblijfzel van de oude bijgeloovige woestheid of een fmaad der vijanden was , de Bondgenooten hielden het voor eene ftrafbaare onguurheid , lieten een vlugt van pijlen op'de fchaamtelooze afTnorren, en maakten haar, als zij nedergevallen was , met zijdgevveer af (*). 's Anderendaags toonden de Friszen , van hecten krijgslast blaakende , wonderen van dapperheid. Door het aantal overmand , wilden zij liever fneeven, dan, gevangen, den vijand in handen vallen. Wijfterven liever Vrije Friezen, dan dat wij ons aan eenigen vreemden Heer onderwerpen ! waren de woorden, die zij, in den laatften fnik , herhaalden. De flachting was allerdeerlijkfi. De Overwinnagr trok, vijf (*) Froissart, VoUV.Ch.LXXVII. p.aas. Albrecht. Hunne nederlaage.  46 GESCHIEDENIS Albrecht. Verrigtingenvan AlbrechtIn Friesland. Opftand der Fr ie zen. vijf wecken lang , liet land door , bemagtigde de Steden en Sloten, verbrandde de Dorpen , en offerde alles aan zijne woede op. Een bende Engelfchen, door roofztigt geprikkeld, zich zeer diep Iandwaards in begeeven hebbende 5 -was zeker in handen der Friezen gevallen , hadden de Delftfche Poorters, die de gunst des Hertogs wilden herwinnen, door deeze onvoorzigtige hulpbenden bijteftaan , hun niet ontzet. Albrecht , meeftcr van Staveren geworden, oefende daar de Oppermagt , ontving de hulde der Geestlijken, der Hovelingen, of Edelen, der Grietmannen , der Regteren , en der Gemeente van Oöjtergo en JVestergo. De vastfteliingen, daar, door hem gemaakt, zijn te merkwaardiger , om dat zij de gebreken des Landbeftuurs , waar van wij gefprooken hebben, verbeterden (*). Eindelijk nam Albrechi' het lichaam van Willem den IV. weg, 't geen hij na Vaknchijn overvoerde. Door de burgeroorlogen begunftigd, deedt hij zich , in een gedeelte der Ommelanden , door de Vetkocpers erkennen. Maar, niet in ftaat , om , daar ook de winter ophanden kwam, in een verdelgd. Land , een talrijk Leger te onderhouden, betaalde hij de hulpbenden, en keerde ln Holland weder. Kon dergelijk eene overwinning een volk, t welk uit vrijheidsmin de wapenen hadt opgevat , onder het (*) Idsinga Staatsrigt, II. 23. bl. aSi. 284. 285. Friesl. Chartert.  der NEDERLANDEN. 4? het juk brengen ? Verre van daar: de Friezen poogden, welhaast, het zelve van den hals te fchudden. De ijverigfte vrijheids Voorltar.ders en bitterfte Vijanden der Hollanderen , die van de Grietenij AchtKerspelen verbrandden twee der grootfte Hollandfche fchepen, wier manfehap hun verbitterd hadt door de wreedfte knevelaarijen (*). De Schleringers , in de Ommelanden, vielen aan op de Hollandfche Bezetting te Aitfnm, namen dezelve gevangen , en verdronken alle de knegten in hetDampfter -diep. Er>po Nittersum , het hoofd der Wederfpannelingen, zogt zijne veiligheid in Groningen, en ging met die Stad een Verbond aan , 't welk het eerfte Verdrag van verééniging is tusfchen deeze Stad en de Ommelanden (f). Zij beloofden elkander, de Flollanders met veréénde kragten aantetasten , hun den grond voet voor voet te herwisten , en te firijden, tot ze hun , zo 't mogelijk ware , geheel ten Lande uitgedreeven hadden (§)• Zonder on| intelaaten tot een ingewikkeld en ecntoonig verhaal van verfcheide opfhmden der Friezen, en de nieuwe ontwerpen , door Hertog Albrecht gevormd, om hun te vermeeucren , die zelfs , naa de berigten der Gefchiedfchrijveren en de Handvesten overwoogen en bij elkander.vergeleeken te hebben, (*) Schotan. Jaarb. van Friesl. p. 021. Voss. Jaarb. 511, 512. (I) Joan. de Lemmege Chron. vanGroningerl.bV73. (S) Mieris Charterb. III. D. bl. 670 683. Albrecht.  48 GESCHIEDENIS Al- 6eecht. 1400. Staat ven Groningen. beftendig afhanglijk van den Bisfchop van Utrecht, gelijk ook de Ommelanden, hadt , nogthans , eene bijzondere llegeering , ftaande onder een Burggraaf of Landvoogd: eene erflijke bediening, die ook-in de vrouwlijke linie overging. Zomtijds waren 'er drie ten zelfden tijde (§). Wel verre , dat deeze Stad zich eenig gezag aanmaatigde over de Ommelanden, hadt zij deezen zomtijds tot haare grootfte vijanden. Dc Ommelanders, in zekeren krijg overwinnaars, flegtten de muuren van Groningen. In den jaare MCCCLXXI, fprak men daar regt in den naam des Bisfchops, wiens tijtels beftendig als wettig en heilig aangemerkt fchijnen. In het jaar MCCCXCV, kwam de Bisfchop Blankenhi- im in Drente ■■ (*) Men zie, om deswege overtuigd te worden , Be«inca en Joannes de Lemmege , en vergelijke hunne dagtekeningen met de Handvesten van Holland en Friesland. , (f) Frieü. Charterb. I. D. bl. 354 enz. (§) idsinga Staaisregt, bl. 405. 4°7- 439- ben, onderling ftrijden (*), is het genoeg, hier optetekenen, dat de Hollanders overal gedood , of uit de plaatzen, waar zij bezetting hadden, verdreeven wierden , en in Friesland niets overhielden , dan Staveren , zints lang aan hunne overheerfching gewoon (f). Het gaat zelfs niet vast, dat Groningerland, in gevolge van deeze buitenlandfche invallen , den hals onder het juk gekromd hebbe. Deeze Stad, fchoon  beu NEDERLANDEN. 49 Drente als Overwinnaar , en liet 'er zich huldigen. Met den jaare MCCCXCIX, werd hij , zo in Groningen als in de Ommelanden, erkend; hij beloofde hun, getrouwlijk bijteftaan en hunne Vrijdommen tè handhaaven (*). Maar deeze Kerkvoogd, door zijnen voorfpoed ftouter en greetiger geworden, wilde den engen kring zijner magt uitbreiden. Ten dien einde verfcheen hij , in 't jaarMCCCCI, met een Leger voor Groningen ; doch vondt zich , naa een vrugtloos beleg van drie weeken, genoodzaakt, het zelve optebreeken. En 't leedt tot den jaare MCCCCXIX , eer deeze Stad zich aan den Bisfchop «nderwierp. Hertog Albrecht was wel verre, dat hij , naa de gemelde .krijgstochten tegen Friesland , waar mede , om Zo te fpreeken, geheel Europa gemoeid en veel gelds toe noodig was, den Friezen de wet ftelde ; in tegendeel vondt hij zich genoodzaakt , met hun een verdrag aantegacn , en een' wapenftilfiand van zes jaaren te treffen (f): want hij vreesde, niet zonder grond , dat zij zich meefter van Staveren zouden maaken. Ook hadt hij den Koning van Engeland te dugten, met wien de Friezen van Ooftergo en Weflergo een Verbond geflooten hadden , dea Graaf van Holland befchuldigende, dat hij in zijne fol- (*) Dümb. Arm. II. 343. Mieris Charterb. III.688. (f) Mieris Charterb. III. 327. U. Deel. D Albrecht. Slegte itaat der Geldmiddelenvan Hertog Albrecht. 1400^  5° GESCHIEDENIS Albrecht. Jan van Arkel . verklaart den oorlóg , in ftede van rekening ie doen. foldije hadt een foort van Zeeroovers , Ltkedelers (dat is, GetijükèimO geheeten , die zij "vijanden van God en van alle goede Koopluiden " noemden • deezen hadden ook den Engelfchen, op zee, merkelijke fchaade toegebragt (♦> Eindelijk ontbrak hem Geld , de Reikte zenuw des Oorlogs. Zijne fchatkist was te eenemaale uitgeput , en de ftaat vaiT's Lands geldmiddelen in de grootlie wan- orde. , Zints tien jaaren, hadt Jan van Arkel het amPt van 's Graaven Stadhouder en Rentmeefter der Graaflijke inkomften van Holland bekleed, en al dien tijd geene behoorlijke rekening gedaan. Albrecht, zeer om geld verlegen , was hem fchcrp aan , om verantwoording te vorderen : deeze nam dien eisch voor een' hoon op; hij ging verder, en zondt eene Oorlogsverklaring aan Albrecht en den Graave van Ooflervant. Dit hadt de emlhgde gevolgen (f). Deeze Jan van Arkel was de Zoon van dien van Arkel, van welken wij boven gelprooken hebben. m behoorde onder dat flag van lieden , wier oploopend en trots Character, op de minde tegenlpraak, in vuur en vlam vliegt, en die, volhoudende, voor niemand wijken. Hij hadt zijne eigene Moeder genoodzaakt, het Land van Arkel te ruimen , en zou haar . O Rijmer AH. ftft ToM' IV' P' L P> l' Benincba Hift. van Oostfr. bl. 184. (f) Handvesten van Oudewater, 320. J. a Leyd. Lib. XXXI. Cap. 60.  'der NEDERLANDEN. 51 haar ook buiten het Slot Pirlepönt, haar vaderlijk erfgoed , in 't Hertogdom Bar , geflooten hebben, hadt zij de list niet gebruikt, om , in 't gewaad eener Bedelaresfc vermomd, binnen den Voorburgt te geraaken, de brug neder, en eenig krijgsvolk, daar omftreeks verfchoolen, intelaaten. De doldriftige van Arkel ving den veldtocht aan met het beleg van Oudewater, 't welk hij moest opbreeken ; beter gelukte zijn aanflag op het Slot te Giesfenburg; Alblasferdam offerde hij aan de vlammen op. In 't volgende jaar haalde hij grooten buit in de Krimpenerwaard : de Opgezetenen , hoewel geholpen door de Dordrechtfche en Schoonhovenfche Poorteren , konden hem dien niet ontzetten. De krijgskans liep den Rottcrdammeren en Schiedammeren mede: deezen, in den Lande van Arkel vallende , ontvoerden den meeflen buit, op de Hollanderen behaald, en trokken, bijkans zonder eenig verlies , te rugge, fchoon van Arkel op de agterhoede met donderbusfen fchoöt. Over dit verlies nam hij wraak met het afbranden van Nieuwpoort. I wee volle jaaren was het L,anu aan deeze Ichnklijke vijandlijkheden ten prooije geweest. Verlaaten van den Vorst, die geen geld hadt, om krijgsvolk te betaalert , bediende elk zich van zijne eigene magt, zich verdeedigende en wrèekende, zo goed hem mogelijk was. Eindelijk wierf de Graaf van Ooflervant een Leger, betraande uit Henegouwers, Hollanders, Zeeuwen en Friezen , verfierkt door eenige Kleeffthè , Engelfche en Utrechtfche hulpbenden. Al- D % BRECHT, 3recbt. Vijandlijkheden. 1401. De Graaf van Oostervantverzamel: een Leger. 1403.  Albrecht. Van Ar- cel aangevallen. Bevrediging. 59 GESCHIEDENIS erecht , wanhoopende den Bisfchop in zijne befei* .ren overtehaalen , hadt zich bij de Stad vervoegd. Hij floot met de Burgeraeefteren , Schepenen , en den gemeenen Raad der Stad een verdrag, met goedvinden van den Raad en de Steden van Holland. Hij verdeelde, bij voorraad , met de Utrecht/the», de Landen , de plaatzen , den buit en de gevangenen, die zij op van Arkel zouden behaalen , en, 't geen allervreemdst voorkomt, is , dat men de gefchillen, die, in 't vervolg van tijd , tusfchen Holland en het Sticht mogten ontftaan , niet door de wapenen zou befhsfen , maar door Goede Mannen afdoen. Tot-meerder zekerheid vverdt dit Verdrag, 'op den eisen en 't verzoek van Hertog Albrecht, door de Steden Dordrecht, Haarlem, Leyden, Delft cn Zierikzec verzegeld (*> Van Arkel zag deeze bui zamentrekken en opkomen; om 'er zich tegen te dekken , hadt hij een groot getal Dultfche en Gelderfche Edelen aan zich verbonden; en, om den Abt van Maüemvaard op zijne zijde overtehaalen , droeg hij hem de Heerlijkheid van Arkel op, om ze weder te leen van hem te ontvangen. Twaalf weeken, anderen fchrijven tweeëntwintig, werd Gornichem , waar in bij zich met de zijnen geworpen hadt , door het veréénigd en magtig Leger des Graave van Ooflervant belegerd . De'aan- en uitvallen hadden niets beüisfends te wege gebragt , wanneer Jan , verkooren Bisfchop van Luik, (*) Mat. Anal. Tom. V. p. 57^  der NEDERLANDEN. 53 Luik, zich bij zijnen Broeder in de Hollandfche Legerplaats vervoegde. Zijne bemiddeling bewerkte een Verdrag, in gevolge van 't welke Jan van Arkel zich verpligtte, opdekniën, Hertog Albrecht en Graaf Willem om vergiffenis te verzoeken , en toetelaaten , dat 's Hertogen Vaandel een geheelen dag op het Slot van Arkel ftondt (*). Beide de Partijen waren wel in hun fchik met het eindigen van den krijg: Albi vCHT, om dat zijne eer, in eene zo netelige zaak , ongefchonden gebleeven was , daar hij te doen hadt met een' Onderdaan, dien hij nooit hadt kunnen onderwerpen: van Arkel, om dat hij zich van het doen der rekeninge en verantwoordinge ontflaagen vondt. Het Volk alleen leedt, bij deeze Oorlogen, de gevolgen van de onbekwaamheid des Opperhoofds : dit is doorgaans het geval: doch, in gefchillcn, het punt van eer betreffende , wordt het bloed des Volks weinig gerekend ! "Korten tijd daar naa, te weeten op den twaalfden van Wintermaand des jaars MCCCC1V , overleedt Hertog Albrecht in den Ilaage: zijn Boedel was met onbetaalbaare fchuldeu bezwaard, en zijne laatfte Vrouw,'Marcariete van Cleve , verpligt, zich aan de vernederendlte gebruiken van dien tijd te onderwerpen. De Hertogin ging voor de lijkbaar van haaren doorlugtigen Gemaal uit, in geleende klee- de- ;v (*) Joan. a Le;d. Lib. XXXI. Cap.63. DeGeft.Dem, de Arkelt p. 230, D3 Albrecht. Al- BIU'.CIIT Item, en zijne fchulden kor.deu niet betaald worden. 1404,  5a GESCHIEDENIS Albrecht. Chara&er van Albrecht. zat. Zijn keven was eene aanöénfchakeling va» zwakke en vreesSgtige bedrijven , waar van hij ten fpeelbal en zijne Onderdaanen tot flachtöffers ilrekten. Zo laf als trots van aart, zou hij nooit den oorlog tegen de Friezen hebben aangevangen, hadt zijn Zoon , de Graaf van Ooflervant , zich niet aan \ hoofd der heirmagt gevoegd. Hij hadt de laagheid, om zeer nederig verfchooning te vraagen bij Paus Innocentius den VI, over het kwaad , 't welk de voorgaande Pausfen, van den Keizer, zijn' Vader, ge- (*) Pelit.Reg. van den Briel, bl. 3to(■f) Monstrelet, Vol. I. Cap. XVIII. f. 17. Paï  per NEDERLANDEN. 77 M buiten den Graaflijken Raad , gevorderd wor- ' „ den (*)." De jonggetrouwden onthielden zich nu in Henegouwen , en dan in Holland. De dood zijns oudfteu Broeders verhief Jan tot Dauphin, uit welken hoofde Jacoba , in verfcheide Brieven , hier te Lande verleend, dmn^mvwDolphyuevanFoyennen draagt (t)- Niet lang genoot hij het voorregt van vermoedelijken Erfgenaam der Franfche Krooue te wezen. Zijne verknogtheid aan den Hertog van Bourgonje ontrustte de Koningin, zijne Moeder, eene Vrouw zonder eer, fchaamte, enmededoogen. Hertog Willem nam , op veelvuldige lastige aanzoeken , den Dauphin met zich na Frankrijk : een fchielijke dood rukte deezen weg : zommigen fchrijven denzelven toe aan eene doorgebrooke verzweering in 't hoofd , anderen aan vergif , terwijl eeni- gen C*) Groot Plakaatb. III. D. bl. 6. Mat. Ah. Tom. V. p. 59Ö. De Gefchiedkundige Wagenaaii merkt te rechtop, dat, niettegenftaande de weidfche tijtel van Geweldig Hee*- deezer Landen, aan Hertog Willem gegeeven , de F.gtgenooten duidelijk toonen, geen voorneemen gehad te hebben , om dezelven willekeurig te regeert Ook ziet men daar ia eene etkentenis , dat alle de Ilollandfche Graaven deeze Landen ^Leenroerig, ongetwijfeld van het Keizerrijk , fchoon zulks niet uitdruklijk gezegd wordt. hebben aangemerkt. Vaderl. Hifi. III. Deel, bl. 400. (f) Burm» Utr. Jaarb. I. D. bl- 209. Balen Bord. bl. 519. Boxn. op Reigersb. LD. bl. 3S9. Willem ue VI. Jan wordt Dauphin. 1416. ( Zijn dood. 1417.  ^75 GESCHIEDENIS Willem de VI. De Edelen en Steden belooven Jacoba te zullen inhuldigen. gen zijne Moeder met d^eze ondaad bëtigten ; en, fchoon der Vorllefi fchielijke dood niet zelden, zonder grond , aan vergif wordt megefchreeven , doen zich in dit geval verfcheide omftandigheden op,welken zulks zeer waarfchijnlijk maaken (*). Daar Hertog Willem het gevaar, van te Parlp gevat te worden, gelukkig ontkomen was, en zijnen Zoon, bij zijne wederkomst, te Compiegne zieltoogende gevonden hadt, oordeelde hij veilig , Frankrijk , in allerijl, te verlaaten. Zommigen willen, dat hij, op eene reize na Engeland, in't gevolg van Keizer Sigismundus , deezen te vergeefsch aangeweest was, om j naa het Leen deezer Landen van hem verkreegen te hebben , het verlij voor zijne Dogter Jacoba te verwerven (f). Door de toeftemming des Volks, wegens de opvolging zijner Dogter , te verzoeken , bleek, hoe magtig het was: ook fcheen hij met dit bedrijf de waare en eenige bron van de magt der Vorften te erkennen* Geen wettige Kinderen, dan zijne Dogter , hebbende, wilde hij haar van de opvolging verzekeren.- Op eene algemeene Dagvaart, en in volgende handelingen, werd zijne begeerte , dat Jacoba, naa zijn overlijden , tot wettige Landsvrouwe zou ingehuldigd en (*) monstrelet Vol. I. Ch. CLXII. p. 240. j0an« a Leyd. Lib. XXXII. Cap. s6. ^Egid. de Roije ad An. 1417. (+) Windeck Pita Sigismundi, apud Mekken Cem% Script. Tom. I. p. 1104.  der NEDERLANDEN. 79 en voor zijne Erfdogter en Leenvo'gfter erkend worden, door de Edelen en Steden toegedaan ^). Deeze bezorging overleefde hij niet lang. Een gezwel aan de dije , zo zommigen vermelden, door den beet van een' bond ontdaan, was, van tijd tot tijd, pijn¬ lijker en hij, eindelijk, te raade geworden, het te laaten doorvlijmen. Dit hadt verzwakking en , eindelijk , den dood ten gevolge. Hij overleedt , te Bouchain , den laatftcn van Bloeimaand des Jaars MCCCCXVII, in den ouderdom van tweeënvijftig jaaren, van welken hij 'er dertien deeze Landen geregeerd hadt. Het lijdt geen' twijffel , of deeze Vorst overtrof zijn' Vader in dapperheid en gezag. Maar, dewijl het hem mangelde aan dat oordeel en die voorzigtig- heid, weike alle treeden wikt en weegt, was het alleen aan eenen gelukkigen zamenloop van omfrandigheden en welgeüaagdeu list toetelchrijveu, dat hij de Huizen van Egmond en Arkel vernederde ; terFriesland het hoofd opftak, en hem geheel verfmaadde.. Men vindt geene binken, dat hij de kunst van regeeren, of, met andere woorden , de kunst, om een Volk gelukkig en ontzaglijk te maaken, verfraan hebbe. De verkeerde Staatkunde zijner Voorgangeren fleepte hem weg. Hij ftak zich te diep in den maalftroom der buitenlandfche zaaken , bovenal in die van het, toen zeer Verwarde,Frankrijk. Maar hij (*) IIeda, p. 280. Mat. Anal. Tom. V. p. 599. Mier. Chanttrb. IV. p. 384. Willem de VI. Zijn dood. 14.17- Zijn Charaóter.  3o GESCHIEDENIS Willem de VI. DeKoop handel aangeval len en verdec» digd. hij was door huwelijk vermaagfchapt aan den Hertogvan Bourgonje, en de Dauphin van Frankrijk noem» de hem Vader. Wat kan men daar tegen inbrengen ? Voor't overige wist hij de vlam der verdeeldheden , in 't eerst door eene onvoorzigtige daad opgekookt , onder de asfche te fmoorcn. Wij zullen , welhaast, zien, hoe dezelve opnieuw uitborst; wij zullen zien, welke febokken het Staatsbeftuur te lijden hadt onder eene Vorftin , wier Regeering zo geWigtige tooneelen voot de Staatkundigen en voor gevoelige harten oplevert. Men heeft reden , om zich te verwonderen over den voortgang , dien de Koophandel , van dag tot dag, maakte. Alle belemmeringen van tollen , van in- en uitgaande regten , en ontelbaare anderen, uit het dwingelandfche Lecnftclzel gebooren , hadden den loop daar van niet kunnen ftremmen. De Roomsen Catholijke Godsdienst , toen bijkans in alle Staaten van Europa omhelsd, de reistochten, ondernomen, om kundigheden optedoen , de verandering in het Staat- en Krijgskundig Stelzel , en veele andere oorzaaken bragten het haare toe, om de aandrift door de Kruisvaarten opgewekt , gaande te houden en te vermeerderen. Nieuwe behoeften wekten den ijver ter voldoening op. De grootfte vijanden des Handels waren de ondeugden en de onlusten in de Staaten , die denzelven dreeven , als mede de greetige en jalourfe armoede der Landen, van den Handel verftooken. De Koopvaardijfchepen van verfchillende Volken, ja zelfs van 't zelfde * -Volk}  der NEDERLANDEN. U Volk , beroofden elkander , bovenal in tijden van burgerlijke onéénigheden : hier van kunnen de khig> ten der Hollanderen, Friezen , Engelfchen en Franfchen tot altoosfpreckende bewijsftukken ftrekken. Zeeroovers van beroep , zich bedienende van de fcbriklijlcë regeeringloosheid , waar in Friesland gedompeld was , vonden daar eene fchuilplaats , en maakten de Zeeën onveilig. Schoon de Hanze • Steden dikwijls Schepen uitrustten , om cp deeze Roovers jagt te maaken, en geen genade betoond werdt aan die men kon agterhaalen, was dit gebroedzel niet gemaklijk uit terooijen. De Sterktens van verfcheide Frlefche Edelen dienden hun tot vrijplaatzcn : zij werden, beurtelings , betaald en aangevallen. De Afgevaardigden van Luhek, Hamburg, en verfcheide andere Steden, hielden eene vergadering te Amfterdam, om der Zeerooveren overmoed te fnuiken. Embden was de plaats, beftemd tot verzameling der krijgsmagt, tegen die Zeelchuimers. De Zee werdt Jer van gezuiverd , en men verdelgde de Sterktens, waar zij voorheen de toevlugt namen. Eenige jaaren laater, rustte de Stad volmoedig' eene Vloot uit ,om de Schotfche Zeeroovers te beteugelen (*). De Kerkvergadering te Confans, die de fcheuring ütiV/esterfche Kerke heelde, is eene der gedenkwaardigfteKerklijke gebeurtenisfen van dien tijd. Weinig bragt dezelve te wege, om , naar het oogmerk , de Kerk (*) Benincha, bl. 145. 147. 149. Waoênaar Amft, üefek. II. 207. JE Deel. F Willem DE Vt. Kerkvergaderingte Cotsllaml  GESCHIEDENIS Willem m VI. Kerk in 't Hoofd en de Leden te hervormen ; de Paus en de Tegenpausfen werden afgezet. De leer van den wettigen Moord der Dwingelanden werdt Hapliik, doch die van Joannes Huss ftrengluk ^veroordeeld; hij moest, niettegenftaandehetyrijgeleKle des Keizers, hem verleend , het deerlijk lot ondergaan, om, als een Ketter, leevend verbrand te worden: zijn trouwe Vriend, Hieronymcs van Praag, leedt dezelfde ftraffe, en hieldt zijne gevoelens daande te midden in de vlammen, die een einde van zyn ïeeven maakten. Poggio, Geheimichrijver van verfcheide Pausfen, een ooggetuige van dit gruwelftuk, vergelijkt den dood deezcs Mans bij den uitgang van Socrates (♦). r») Een breedcr verflag van het verhandelde op deeze ^roemde Kerkvergadering , van 't geen Huss en Hieronymus van Praag beireft, zocke de Leezer in Mos¥e»tt KerklijkeGefchiidemsfe, V. Deel, bl. 395 enz.  der. NEDERLA N D E N. 83 JT a c o B a. acoba, in de fcboole deswederfpoeds geoefend, op haar zeventiende jaar verftooken van eenen Egt- ! genoot, en van de hoopc, om , ten eehigen tijde j Koningin van Frankrijk te worden , werd geroepen tot Opvolgeresfe liaars Vaders , en 't hadt weinig moeite in, haar in Henegouwen tot Gravinnetedoen huldigen. In Holland deeden zich ongunftiger tekenen op. Te HaarlSm , te Gouda en elders reezeü geweldige opfchuddingen. Het gelukte haar , nogthans, deezen te dempen (*). Jan van Egmond ert Willem van Ysselstiun werden uit de Stad en heE Slot Tsfeljleln , waar van zij zich meefier gemaakt hadden , verdreevcn, en de Utrcchtfihen kreegenverlof, cm het Slot en de Stadsmuüren te flegten (f). Vervolgens werd zij in Holland overal, behalven te Dordrecht (§) , ingehuldigd. Deeze Stad hieldt heimlijk verftand roet Jan van Beijeren, Oom van Jacoba , van 's Vaders zijde. In Zeeland volgde men het voorbeeld der Hollanders. Gemelde Jan van Beijeren was , gelijk wij reeds hebben opgewerkt , een dier heerschzugtigen , die tot geesfels des Menschdoms (trekken. (*) Mier. Charterb, IV. D. bl.400, 407, 421. (+) Veldenair , 110. (§) Zie aldaar, m. en Mjer. Nede.rl, Fvr/len , ï. U. 48. 2e. • F s jacoba doet. zich inhuldigen. »4»7'  Jacoba. Beweegenisfenvan Jan van Beijeren,ver k 00 • ren Bisfchop van Luik. *4 GESCHIEDENIS ken. Kon hij zijne eerzagt ilegts voldoen , dan rekende hij niets fchendigs , en was tot alle fchelmftukken bekwaam. Nauwüjks der kindsheid ontwasfen , hadt hij zich , door kuiperijen, tot Bisfchop en Prins doen verkiezen. Hij weigerde beftendig de Priefterlijke waardigheid, welke hem geenzins voegde, aantenecmen , niet uit vreeze, dat hij deeze zou ontluifteren, maar op dat deeze hem geen hinderpaal mogt zijn , wanneer'er zich eene gunitigc gelegenheid opdeedt , om zijne wijdürekkcnde ÈeerSchzagtigé oogmerken in het wereldlijke uittevocrcn. Bij zijnen wreeden aart , betoond in het herkrijgen vïöa Lüifc, door ons vermeld (*), vöegdehij eene 'looze en indringende Staatkunde, weetende, onder eene gemaakte gemeenzaamheid , de fuoodfte gebreken van het bonsde hart te bedfckfen , afgcrigt, in het zaaijen der zaaden van twecfpalt, en greetig, om 'er de vrugtéri van inteöpgfteri. Dit is het egt, doch tevens gruwzaam, afbceldzel van den Oom en Mededinger der jonge Graviune. Hij begaf zich na D'aïdrechi , waar hij de Kr.beljaair.vfc.en tot zijne vrienden hadt, die hem met open armen ontvingen, en, bij ptegtigen eede , voor Ruwaard of Vb .gd erftenden (t> De Stad Br iel, in welke hij , ais Heer van Foorne , veel te zeggen hadt, nam hem in die zelfde waardigheid aan. Te ver- (*) Zie bier boven bl. 69. (j) Balen , Dfifd, 2S5. Mier. Charterb. IV. D. hl 45i. .  der NEDERLANDEN. 85 vcr?eefseh zogt hij de andere Steden aan zijn (hoer te krijgen. Dit hein mislukkende, zogt hij iïeun in eene verbintënjsfè met Willem van Arkel en Jan van Egmond : deeze laatlle maakte zich meefter van de Stad Gornichem , en nooddwangde de Holtandfcke Bezetting , in het Slot van Arkél de wijk te ncemen. Van Akkel wierp zich , met eenige Luikfche en Gelderfche benden.^ mede in Gornichem; welke Stad zij, door het herdellen der Vesten, terltond in (iaat van tegenweer bragten. De'jonge Gravinne verfcheen aan 't hoofd haarer getrouwe Hollanderen en Zeeuwen voor de Stad ; de Burgers van Utrecht en Amersfoort, te haarer hulpe toegefchooten, trokken de eerden, door eene bres in de muur , ter Stad in. De Rrijdende Partijen vielen op elkander aan in de flxaaten, en vogten bloedig ; Willem van Arkel verloor het leeven , en meer dan duizend fneuvelden 'ervan zijnen kant: Egmond werd gevangen genomen met verfcheide Gelderfche Edelen: eenigen deezer werden naderhand onthalsd (*). Dit beftaan van Jan van Beijeren en deeze gelukkige wederftarid zijns aanflags wekten de Edelen en de Steden op^ om het Huwelijk van Jacoba met haaren Neef Jan, Hertog van Limburgen Braband, Zoon (?) jEgidius de Roije ad Ann. 1417. Mat. ad Rer, Amorf. Script, p. 238. Burji. Utr. 'ja&rb. I.2.09. Vel» dem. bl. lllf F 3 Jacoba, ' Tweede Huw. lijk van Jacoba.  86 G li S C II I E D E N I S Jacoba. 141S. 7\N VAN door den 'Keizer ingehuldigd. Zoon van ANT0Ni>an Bourgonje, Broeder der Gravmne Weduwe van Holland, die toen ruim vijftien jaaren telde, te doen voltrekken. Willem oe VL hadt, in zijn' uiterlleii wille , deeze Egtverbintenis volltrekr be: volen. DeGravinne Weduwe, zichftreelende met het denkbeeld van zo veele Staaten in haar gedacht veredp'.gd te zien, zette het Huwelijk, zo veel mogehjk, voort. Paus MaRTINus de V. verleende het verlof, mt hoofde der Blocdverwamfchap, volgens de Kerküjke Wetten, noodig. De Hertog van Braband nam , _ naa de voltrekking des Huwelijks, in de Lente des jaars MCCCCXV11I, den tijtel van Graaf van Holland en Zeeland aan , en werd , eerlang , in de Steden, en ten Platten Lande ingehuldigd (*). In Kenuemerland gefchiedde zulks, naar gewoonte, op eene hoogte, Stopejeberge geheeten, nietverrevanHeemst kerk CV- Jan van Beijeren kon , hoe noode hij het deedt , niet voorbij , de voorwaarden van dit Huwelijk, hoofdzaaklijk met die der voorgaande Egtverbintenkle van Jacoba en den Hertog ymToura}> „êoveréénllemmende, te ondertekenen. Maar deeze trouwlooze was , qndertusfehen, bedagt op middelen, om zijne magt te bouwen op de puklhoopen van de vernedering zijner Nigte, Lig? haalde hij Keizer Sigismund , die eene oude veele tegen het naageflacht van Willem den VI. in't harte omdroeg , in zijne belangen over. Om alle binder- (*) Handt, b'j ScreVel. Haarlem , M. 252. £xtr, uit de Hek. van Pa. Engelbrechtz. M. S,  en werd> teSen den ZomeI deS jaars (*) Rijmer A&. Publ Angl. Toin.IV. P-Uk P«44» (jr) Balen D»rd. 52a. ■< E* JacosAb  SS GESCHIEDENIS Jacoba. VijandJijkheeien. jaars MCCCCXVIII , te Dordrecht plegtig ingehuldigd (*). Deeze Stad ontving , ter belooninge hier van verfcheide Voorregten; onder anderen , dat de Hooge Vierfchaar van Zuidholland daar alleen zou gefpannen en de Munt nergens anders gelegd mogen worden (f). Jan van Beijeren verbondt'zich, niet te zuilen munten, dan met toèfteraming van zijnen Raad en der Hoofdlieden Dordrecht, Haarlem, Delft en Leyden. Ook gaf hij aan de Steden, die hem in de Graaflijke waardigheid erkenden , verlof , om Dagvaarten of Raadsvergaderingen te mogen houden met elkander: mits dat zij niets tegen hem, zijnen Lande of Heerlijkheid beflooten : een voorbehoedzel, welks uitlegging de Staatzugt aan zich beliieldt, om 'er gebruik van te maaken , als zij haare oogmerken bereikt hadt. Het lokaas deezer toezeggingen was niet in Raat, om de andere Steden te vangen. Zij bleeven Jacoba getrouw, 't zij uit haat van partijfchappe ; want de Hoekfchén hadden bijkans allerwegen de overhand; 't zij uit liefde tot de eens erkende Landvoogdesfe, in wier dienst zij zich ijverig kweeten. Jan van Beijeren , geen baat bij fchoone beloften vindende, zogt, door geweld, zijne oogmerken voorttezetten. Hij rustte te Dordrecht eenige Schepen toe, die de vaart na Engeland en Braband, langs de Zeeuwfche Stroomen , onveilig maakten , en groot- (*) Bord. Priv.. 459. (f) Zie aldaar, 446.  dek. NEDERLANDEN. grootlijks belemmerden (*). De Dordrcchtfchen, door de Br leienaars geholpen, ftaaken -sGravéfande in den brand. De Hoekfchén wreekten zich deswegen , door verfcheide Sloten, den Aanhangeren van Jan van Beijeren toebehooren.de, te vernielen. Zij maakten zich meefter van MedenhJik. Dordrecht, de wapenplaats van den gevaarlijken Mededinger, werd zes wecken lang te vergeefsch belegerd door de Hollanders onder Jacoba . en de Brabanders onder liaaren Egtgenoot. Jan v n Beijeren , de Belegeraars genoodzaakt hebbende, het beleg, met geen gering verlies, optebreeken, wierp, ftout op deezen voorfpoed zijner wapenen , het oog op Rotterdam, welke Stad hem, in Wijnmaand, bij verrasfiug , in handen en zijne zijde toeviel (f). Zwaar trof dit de Egtgenooteti. Zij beefden voor Delft, Gouda en Leyden. Zij vreesden , ü&, Zuidholland onder 'sVijands magt geraakt, allegemeenfchap met Braband zou afgèfneeden worden. De Hertog van Bourgonje boodt zich aan als Middelaar, en 'er werd te JFoudrichem eene onderhandeling aangevangen. Philips, Graaf van Charloii, verfcheen daar, in plaats van zijnen Vader , die in Frankrijk de handen vol hadt. Men trof eenen zoen, waar van de voomaamfte punten waren: „ Dat de Hertog „ en Hertoginne van Braband aan den eenen , en „ Jan, Hertog MwBeijerM j aan den anderen kant, j, zich (*) HerM. CoiNEEi Chrstt. C. 123J. (f) Veldejsaar, 115, ii6, 117. F 5 Jacoba, Verdrag. 1419.  p3 GESCHIEDENIS Jacoba. „ zich verbonden , om met elkander volkomen te „ verzoenen ; dat men de fchadc , wederzijds geleyi den, vereffend zou rekenen, dood regen dood, „ brand tegen brand, en roof tegen roof; de uitge„ bannenen te wederzijden zouden ingeroepen , de „ gevangenen geflaakt, Dordrecht vergiffenis vcr„ leend en in de verkreegene Voorregten bevestigd „ worden. Jan van Beijeren deedt afdand van „ alle regt op de Landen, hem , uil hoofde van ce„ nige Pauslijke Bulle of Keizerlijke Blieven , tocko„ mende: voorde overgifre van welken hij eene fom,, me gelds ontving. Hij verkreeg, als een Leen ,, van den Hertog van Braban l en Jacoba , Dor„ drecht, het Baljuw- en Dijkgraaffchap van Zuid* ,i holland, Gornichem , het Land van Arkel, Leer„ dam, met de Landen van Schoonerwoerd , Hage* „ ft sin en Rotterdam. Vijf jaaren zou hij deelheb„ ben in alles, wat tot de llegcering behoorde , en „ Erfgenaam wezen , indien Jacoba kinderloos overkedt (*)." Deeze Artijkelett werden op de vier Euangelien pbgtigbezwooren. Jan van Bbijeren, dus den naam van Cr^/afgedaan hebbende, fclireef zich Zoon van Henegouwen, van Holland en Zeeland, en werd in veele Steden als Ruwaard en Oir of Erfgenaam aangenomen (f). In deezen Zoen zien wij onbedagtzaamheid en jeugd verfchalkt door gelleepe Staatkunde en List. Wat (*) Groot Plakaatb. III. D. bl- % (f) Keg. Lijft. i4lf  der. NEDERLANDEN. 91 Wat vermogten twee jonge Egtgenootcn, of liever twee Kinderen, tegen de afgerigte Staatzugt van Jan van Beijeren en de trouwloosheid des Graave van Charlois ? Wat konden zij doen tegen twee Mannen die elkander verdonden en in de hand werk¬ ten ? De Graaf zegt Jacoba zo weinig bewinds, als mogelijk, te laaten, ten einde hij haar, naa den dood van Jan van Beijeren, die, gelijk vervolgens bleek, zijn regt op deeze Landen aan Philips hadt afgedaan , te gemaküjkcr daar van zou kunnen beroovcn. Jan van Beijeren maakte, welhaast, van de magt, hem in den gcmelden Zoen verleend , gebruik , om dien te verbrecken. Het lijdt geen twijf- > fel, of hij hadt, door zijne kunltenaarijen , de verdeeldheden opgedoekt in Braband, die den Graaf en de Gravinne noodzaakten derwaards tc trekken , om ze te dillen. Van dit tijddip bediende zich de Staatzugtige. Hij verzuimde niets , om de Kabsljaauwfehen voortctrekken , de Regeering , buitens tijds, in veele Steden , en ook te Amfterdam , te veranderen. Eenige Steden, die het Ruwaardfehap niet erkend hadden, vreesden de flaehtöffer*deezer nieuwigheid te zullen worden, en zogten dit te voorkomen, leyden, waar Philip van Wassenaar, één der aanzienlijklle Hoekfchén , het hoogbewind hadt, tradt in een Verbond van onderlinge befcherHiing met de Steden Utrecht en Amersfoort (*),. die , zints zij zich voor Jaco*a verklaard hadden, veel (*) Gmt Chryt. p.iYïi; &XYIII, Op. r& f.\COBA* Gezag van Jam van BeJ. jeren.  G E S G H I E DE N I S Jacosa. VijandJij khedeu. Jan van BfclfEREN n co nu Leyden in 1420. 92 veel van de vijandlijkheden der Kabeljaauwfché* moeiten lijden. Zij ontdekten ook , dat Jan van Beijeren met ReinÓÜÖ , Hertog van Gelderland , in een Verbond getrecden was » om in 't Sticht te tallen , Montfoort en Amersfoort inteneemen en öi der elkander te deelen. Deeze zamenverbondene Stedei verilerkten hunne verbintenis , door Bisfébop Freoerik, de Steden Deventer, Kampen en Zwol daar in te doen deelen, .welken zij gemakhjk daar toe bcwoogen : de Kerkvoogd was op Jan van Beijeren grootiijks verftoord, en de Overijsfclfche Steden hadden veel van de Zeerooverijen der Kabeljaauwfchen moeten lijden. Doch weinig baats bragt dit toe. Die van Kampen ftaaken wel over na het Eiland Marken , 't welk zij afliepen en pi at branden, doch werden , zo als zij den buit zouden iufchcepen , door dcHoorufchencn Waterlanders verrast, overvallen , deels Vêtflaagèa en deels gevangen (*). Dit ongeluk benam de Steden Leyden, Utrecht en Amersfoort den moed niet. Schoon verhaten door den Graaf en de Gravinne, die zij te vergeefsch Om hulpc aangeweest waren, durfden zij, door de Hoekfche Edelen gelterkt , Jan van Beijeren den oorlog verklaaren. Hunne benden vingen de vijandlijkheden aan, met het inneemen en verdelgen eeniger SI ten der Kabeljaauwfchen. Zij zogten den Ruwaard in Gouda op , ea poogden hem, vrugtloo», tot (?) Veuus Chrou. van Iltorv, bl 35.  des NEDERLANDEN. 9S tot eenen vcldflag uittelokken. De Utrechtfchen vod len zich genoodzaakt afterrekken , cm liunne grenzen te verdeedigen tegen de Gelderfchen , die Amersfoort dreigden. Jan van Beiji ren floeg het beleg voor Leyden , wa.ir in de Utrechtfchen eene bezetting van vier- of vijfhonderd man gelastten hadden. Deeze Stad verdeedigde zich negen weekea met vee' moeds, doch daadigde, in't e.nde, wegens gebrek aan lijfcogt- De Utrechifche hulpbenden zonden vrijlijk uittrekken; doch zij werden , tegen de trouw des Vcrdrags, b\\ f Voerden, door dtEgmondfche knegten aangevallen , en lieten , op de vlugt gedrceven, 'er veelen agter.. Jan van Beijeren verkreeg , bij deezen Zoen , het Burggraaffchap van Leyden, 't welk, verfcheide Eeuwen door den Huize van Wassenaar bezeten , eindelijk met het Graafichap van Rolland veréénigd werdt (*). De oorlog hieldt nog eenige jaaren aan tu.fchen Jan van Beijeren en de Stkhtfchen. Deezen'.ruisten in de Zuiderzee, en belemmerden de fcheèpvaart van Amfterdam. Zij werden zelfs te raade, tot omtrent die Stad te ftroopen , en vaardigden eenige knegten af, die , onder den fciiijn van de koeijen, in de omitree'ks liggende weiden graaiende, te willen wegvoeren, de inwoonders in eene hinderlaage rnoeJfen lokken. De list gelakte ten deelc. Ds'Amferdammers liepen te wapen , en zetten den vijand naa: maar, het verraad ontdekt hebbende , floejgen (*) Mieris Charterb. IV. D. bl. 551. 554, Jacoba, Strooperijen der Utrechtfehen tot Amfterdam toe.  GESCHIEDENIS Jacoba. En fri Gelder land. zü den aflöeht. De Utrechtfchen vielen, verddnigd, op hun aan , en honderdvijftig werden 'er zo gevangen als gedood. Zij zouden zich raeefter van de Stad hebben kunnen maaken , als zij met de vlugtenden daar in getrokken waren. De ontfteltenis was 'er zo groot, dat vcelcn met hun tilbaare haave de Stad wilden mimen. Maar de Overwinnaars , te vrede met den behaalden buit, keerden weder na Utrecht y God en den goeden II. Maarten dankende over het wel gelukken van den aanflag. Men heeft opgemerkt, dat een Jmficrdammer, hij deezen oploop, de regtcriirm, door een' kogel uit de Stad , verboren hebbende, vrij verklaard werd van den krijgsdienst , de wagt en liet huisvesten der foldaaten (*> Niet min gelukkig waren de Utrechtfchen in de Vehrse, waar zij alle de rampen des oorlogs met zich omvoerden. Veele Gelderfchen hadden , in ftede van hun eigen Gewest te verdeedigen, zich verbonden in eene Heirvaart tegen de Husfiten. Bisfchop Fredewü deedt zijne onverfchrokken ftoutmoedigheid in aller harten overgaan. Beflooten hebbende.",de Stad Wageningcn intenccmen , verkoor hij daar toe den dag van St. Maarten, Utrechts Patroon, een Feestdag , aan den Godsdienst en het vermaak gewijd- Om te beter zijn oogmerk te vermommen, woonde hij den Avonddienst met alle ftaatfij bij. Dan, zich fchielijk aan het heilig dienstwerk onttrekkende, vertrok hij, vergezeld met omtrent duizend ge- (*) Wagt.naar Jüift. Gtfchici. U. D. bl. 225.  beu NEDERLANDER. 95 gewapende knegten. Een zeer donkere nagt dekte deezen verraadljjken optocht , en begunftigde den toeleg. Wageningen werd vermeejterd. DeUtrechtfchen vergenoegden zich met die Stad te plunderen, keerden weder met verfcheide gevangenen en zo veel buit, als zij konden medevoeren. De Kronijkfchrijver voegt'er nevens , dat zij God, de Moedermaagd en den goeden St. Maarten voor den verleenden bijiland dankten (*). Het fchijrit, of wij eenige Eeuwen terug getreeden zijn , en de ftrooperijen der oude Barbaaren vermelden. Doch , ten voordcele deezer laateren , moeten wij bekennen , dat zij minder bloeds vergooten. Dan dit mengzel van menschlievenheid. en roofzugt kenichetst niet alleen de zeden van die dagen. Tegenwoordig ziet men 't zelfde gebeuren met meer ommellags , maar met minder opregtheids. In 't algemeen bepaalden zich de oorlogen, tusfchen twee verfchillende Landfchappen gevoerd, tot ftrooperijen en weinig beflisfende vijandlijkheden. In den jaare MCCCCXXLÏ, werd de Vrede tusfchen Jan van Beijeren , den Bisfchop van Utrecht, en den Hertog van Gelderland geftooten. Deeze twee laatstgemelden waren, en in characler en in gedrag , het tegenbeeld van elkander. De Kerkvoogd behieldt, icloon tot een'tachtigjaarigen ouderdom opgeklommen , alle de vermogens eener ziele, vol van de geweldigflc driften , en een fterk (*) Mtcx. Anal. TüdjIII. p. 46^ Jacoba. Staat van Utrecht't onder Fhebr- ru£ van Bean-  GESCHIEDENIS Jacoe \. Staat van Celdertand, onder llEI- iu0u1) bew IV. (*) Ids. Staatsr. II. 267. (+) | eda, p. =74- (§) Boxiiorn Ned. Hifi. bl. 14 a» lichaam, altoos werkzaam, altoos bezig in het befchikkeu zijner zaaken, of in krijgsverrigtingcn (*). Nooit was het Bisdom in bloeijender Haat. Gcduurende eene roemrijke regecring van dertig jaaren , herkreeg hij bijkans alle de verpande plaatzen , en betaalde alle fchuklen. Verfcheide reeds gemelde gevallen «ijzen uit , hoe de drie Staaten elk hunne vrijheid en invloed op het Bewind hadden weeten te bewaaren. De Keizer bekragtigde , op 't verzoek des BisTchopRJ ajle de Voorregten van 't Sticht (f); en men ról, het oog flaande op de cerzugt der Kerl> lijken en die der Nabuurvorlten , dat het gemaklijk zou gevallen hebben dezeiven te vergrooten (§). De Kerkvoogd fpelde, eer hij ftierf, de verdeeldheden, die de Kerk en den Staat, naa zijnen dood, zouden vanéénfehcuren. .Zodanig een Man was Frederiic VAN BlANKENHEIM. De Hertog van Gelderland, in tegendeel, betoon' de fteeds op rust en vrede gefield te zijn. De oud■ tijds zo haatlijke en twisrberokkenende naamen v; n Heekerens en Brenkhorficn geraakten , geduurende zijn Landsbeliuur, in onbruik. Daarenboven is dit het doorgaande beloop der meiischlijke zaaken , dat alles, wat geweldig fchokt, niet lang aanhoudt. De kwaaien van een' Staat zijn meestal in duur aan derzelver heiligheid geëvenredigi De Partijfchappen iu  ber. NEDERLANDEN. 97 Tn Gelderland, eensflags tot de fchriklijkfte uiterftens van bloedftorten overgeflaagen, bedaarden welhaast, terwijl ze in Holland, min geweldig , meer dan eene Eeuw aanhielden , niet ongelijk aan de afgaande koortzen , die den lijder veeleer langen tijd marte-. len, dan woedend aanvallen. Het was Gelderlands geluk, in zulk een tijdgewrichte, door een vreedzaam Vorst beftuurd te worden. Hij hadt reden, om enkel een aanfchouwer te wezen van de fchrikbaare tobneelen, toen in Frankrijk vertoond , hoewel de Hertog van Orleans zijn Schoonbroeder was. ïn den jaare MCCCCVH, door den Hertog van Braband aangevallen , ontwapende hij zijnen vijand, door zich , ten opzigte van den Lande van Knik * leenhoorig te verklaaren. Zelden ftreedt hij voor zijne eigene belangen. Uit toegeevenheid zich ingewikkeld vindende in de onlusten zijher Nabuuren, droeg hij zorg, om hun ilegts kleinen onderftand in manfehap toetefchikken. Misfchien liet hij zich te eer daar toe overhaa'len door den krh'gshaftigen geest zijner Landzaaten, eenigen tijd in de heftigheid der Partijfchappen opgewiegd, en onder welken gevaarlijke lieden gevonden werden, die geen fmaak in eenig ander beroep , dan dat des oorlogs , hadden. Onder zijne Regeering fpreidde zich al de magt der Edelen en der Steden ten toon. Zij maakten eene verbintenis , volftrekt oniifhangüjk van den Vorst. Zij durfden klaagen , zonder d.n men 'er de reden Van konde ontdekken , dat hunne Voorregten gefebonden en verminderd waren. Zij zwoeren , met II. Deel. G pleg- [acoba.  yt GESCHIEDENIS Jacoba. Stoute aanflag van Jan VAN BEIJEREN. Onveilighedentusfchen Jacoba . en hairen Eg. genoot. plegtigen eede, elkander te zullen helpen, om zich regt te verfchaffen, wanneer de Vorst liet weigerde. Zich verbindende , öm , indien Reinoud , zonder wettige Kinderen, ftierf, geenen Hertog of Heer te zullen ontvangen , dan na eene Vergadering gehouden en de (temmen ingenoomen te hebben (*). In Holland zette Jan van Beijeren alles in rep en roere , om zijne magt uittcbreiden. Het welgebakken deedtziju moed bet opblaakeu. Hij floeghet greetig oog zijner Siaatzugt op Braband , en , naa zich meefter gemaakt te hebben van Geertruldenberg, drong hij door tot Lillo en Zandvliet, welke twee plaateen hij aan den plundergeest fet-Zeeuwen overgaf. De huislijke onmin , en daar uit fpruitende verdeeldheden, tusfchen Jacoba en den Hertog van Braband, bcgunrrigden zijne onderneenungen. Deeze jonge Vorst droeg cm zwak lichaam om, bewoond door eene logge ziei, traag in alles, uitgenomen, wanneer het te doen was, om zijne Egtgc- noote te kwellen. Jacoba, m iWt>w.*»...w re jeugd, was gezond, lugtig van aait, cn hadt reeds de doorflaanddc bijken van heldenmoed be. toond. Hij offerde de zorg voor zijne zaaken op aan zijne liefhebberij voor de jagt, en de huwelijkstrouwe aan eenen onwettigen minnehandel met de Dogter van Willem van Ascue, een Brabandsch Edelman.' Z>j, integendeel, hadt reeds getoond , hef zij geneegen en bekwaam was, om te regeeren. Ja' coba mogt onder de fehoontïe Vrouwen van baf en tijd (*) Geld. Plakaatb. II. D. bl. 175.  der. NEDERLANDEN. 99 tijd geteld worden. Kon zij van dit vrouwlijk voor- ] regt onkundig wezen ? Kon zij , zonder verontwaardiging, 't zelve verfmaad zien ? Daarenboven was het haar. niet mogelijk, uit den zin te zetten den dwang eens veragtlijken Mans , in haar te noodzaaken, om de Hollanclfche Julfrouwen, door haar medegebragt, wegtefchikken, en Brabandfchen in haarenHofdoet te neemen. Zij bemerkte duidelijk, hoe hij geheel onbekwaam was tot de Regeering. Het beduur over Holland, Zeeland znFrieslaudhzdt hij, voor twaalf jaaren , aan Jan van Beijeren afgedaan. Geheel Braband was in beweeging , om den teugel der Regeëringe in bekwaamer handen te geeven. Jacoba oordeelde deswegen, dat het haar vrijdondt, alles tebedaan , om eene verbreeking te bewerken van eenen huwelijksband, die haar, tegen haar' zin, om haare Moeder en Vrienden te believen, aan een laag , lastig en onbekwaam Egtgenoot verbonden hadt. Ongelukkig lot der Vordüjke Perfoonadien ! die, in een duk, van welks keuze het geluk des leevens afhangt, met hun eigen hart zelden mogen te raade gaan ! Jacoba wierp het oog op Humfrey, Hertog van Glochefler , Broeder van Hendrik, den V, Koning van Engeland (*). Zij verwierf gereed de befcherming des Engelfchen Hofs , het welk zich met-het voorüitzigt op eene zo voordeelige Egtverbiutenis ftreel- '(*) Rijmer Aft. Pv.ll.Avgl. Tom. IV. P. III. p. 147. G 2 Jacoba, Jacoba werpt zich in de armen des Hertogs van Glochet' ter.  GESCHIEDENIS Jacoba. (*) Rijmer Alt. PuM, Angl. Tom, IV. P.IV. p.34. ïtreeide. Vast beQooten hebbende, de andere té breeken, en deeze aantegaan, begaf zij "zich na Valenchijn, bij haare Moeder, die vrugteloozepoogingen hadt aangewend, om den twist tusfchen de Egtgenooten bijteleggen: van daar vertrok zij na Bouchain, wërwaards de Heer d'Escaillon, zzn Henegouwsen Edelman, den Enge!fchen zeer geneegen, haar volgde, en , van omtrent zestig man vergezeld, met haar na overftak. De Koning ontving de Her- toginne met alle heuschheid , haar een maandgeld van honderd Ponden Sterlings toeleggende, zo lang zij zich in Engeland onthieldt (*). Paus Martinus de V. •weigerde behendig zijne toeflemming te geeven tot de fcheiding van een huwelijk , door hem , eertijds, gewettigd. Het Hof van Engeland dugtte, dat het hieuw voorgeflaage huwelijk mishaagen zou aan Philip, Graaf van Charlois, Hertog van Bourgonje en Graaf van Vlaanderen geworden , naa deil dood zijns Vaders , even verraadlijk , in den jaare MCCCCXIX, omgebragt, als hij, voorheen, den Hertog van Orleans van kant geholpen hadt. Het leedt tot het jaar MCCCCXXII , dat men, geene Egtfcheiding vau den gemelden Paus kunnende verwerven, Zich ten dien einde vervoegde bij BknedictuS den XIII, die, fchoon door de Kerkvergaderingvari Pifa van zijne waardigheid beroofd , zich nog als wettig Paus aanmerkte , en in Spanje alleen , wërwaards hij zich begeeven hadt , daar voor erkend werd.  der NEDERLANDEN. 101 werd. Deeze betoonde gaarne dit verzogte blijk zijns wankelenden gezags, en hij verleende, als een laattte fnik van 't zelve , Bullen , die het huwelijk van Jan en Jacoba wetteloos verklaarden, en haar het aangaan eener nieuwe Egtverbintenisfe met den Hertog van Gkchefter veroorloofden. In gevolge hier van werd de Egt voltrokken, en in een Verzoekfchrift , den zevenden van Lentemaand des jaars MCCCCXXIII. gedagtekend, draagt de Hertog van Glochefter de tijtel van Graave van Henegouwen, Holland en Zeeland '(*). Doch de weezcnlijke Bezitter dier Landen was Jan van Beijeren , die ook Friesland aan zich Wilde onderwerpen. Dit Landfchap was , naa het afwerpen van een vreemd juk , inwendig niet rustiger geworden. De haat, dien Keizer Sigismundus en Graaf Willem elkander toedroegen, was , eeni. ge 1 tijd , den. Friezen te ftaade gekomen (f). De Keizer mengde zich in hunne onlusten, om de jaloufij en de verügting tegen Willem optewekken; deeze liet niet af de Friezen te vermaanen, geen vertrouwen te hellen op den Keizer, die, volgens zijne verklaaring, geene Zeensmannen zondt ,dan om hun fchattingen afteprachen. Maar Sigismundus gaf, om, édnsflags, alle de Regten der Graaven tan Holland teverbrecken, den veertienden van Herfstmaand des (*) Rijmer A8. Pv.bl. Angl. Tom. IV. P. iV.p. Elcnriige Vrijheid ! een gefchenk, waar van zij zich alleen bedienden, om eikander met grooter woede, dan ooit voorheen, te verdelgen , en, welhaast, aan hunne bijzonderevijandfehappen opofferden ! Hunne wraak■ necmingen waren zo toom- als trouwloos. Een Heer, Foekmar geheeten , werd in zijn huis vermoord door een Fries, wiens Broeder hij hadt omgebragt. Den Moordenaar, terltond gegrecpen zijnde, bondt'rnen aan de ftaarteu van twee Paarden, om hem vanééntetrekken. ' „ Vcrfcheurt, " riep de clendige den Beulen toe, „ vcrfcheurt mij maar, mijn vijand , is dood (f) !" Men wil ook , dat deeze Moordenaar opgemaakt was door Keno ten Broek, Zoon van OjCKO , van wien wij voorheen gemeld hebben. Keno hadt, met de Groningers en Ommelanden veréenigd, in den jaare MCCCCXVIII, de Schieringers uit het veld geflaagen, en hun, van Staveren tot Gcerkensbrugge , onder brandfehattiug gezet. De overwonnenen namen de toevlugt tot Jan van Beijeren , en ilooten een Verbond, bij 't welk zij (*) FHesl. Charterb. I. D. bl. 392. (f) u». emm- P* z66'  ber NEDERLANDEN 1*3 zij hem voor hunnen Heer erkenden, en, benevens 3 twee Gvooun Vlaams voor elk huis , het regt der Munte en Tollen toehouden ; mits hij aannaame, hun tegen hunne vijanden te befchermen, en bij de oude Vrijheden , hun door Carel pEtd Grooten verleend , te handhaaven (*). Hij vaardigde bun hulpbenden toe; doch zij voerden weinig uit. Met de Groninger Vetkoopers, die, op zee, tea Hollandsen veel afbreuks 'deeden , en den Koophandel belemmerden , floot hij een Verdrag, in gevolge van 't welke zij het zeefchuimen Haakten , en den Hertog vijftig vette Osfen ten gefchenke zonden. In 't einde verenigden zich de Friezen en Groningers, en erkenden Jan van Beijeren voor hunnen Heer (t> Deeze aanwinst van heerfchappij kon het verlies ;va boeten, door eene geweldige Overltrooming,in Holland geleden. Op den achttienden van Slachtmaand desjaars MCCCCXXI, deedt een harde ftorm uit den Noordwesten het zeewater over dijken en dammen loopen : allq de'RMeren waren toen ook zeer hoog opgezet. Holland, Zeeland en Friesland deelden allen in deezen nood; doch ZuidhallandlWa* diepst. Zints den jaare MCCCLXV1 , hadt men veel lands , gelegen buiten den dijk van de Alblas[ervaar d , aan de zijde der Menve, ingedijkt , en daar door het bedde dier Riviere, tusfchen Hardingsveld en Werkendam , veel enger gemaakt dan voorheen. (*) Friesl. Charter!/ bl. 4*3. (J) BjBBUNGUA, bl. 2»6. G4 acosa, Een gedeelte\mZuid-. holland overlboomd. 1421.  104 GESCHIEDENIS Jacoba. heen. Hicrüm perstte het water, bijhoogevloeden, veel fterker tegen de wederzijdfche dijken , welker oudfte en zwakfle voor 't geweld des aandringenden vloeds moest wijken. Bij Werkendam , tusfchen Dordrecht en Ceertruidenberg gelegen, brak de dijk door ter plaatze, naderhand de Oude Wiel geheeten. De geheele Zuidhollandfche Waard werd onder de golven begraaven : en niet minder dan tweeënzeventig Dorpen verdronken (*): eenigen zijn weder ten voorfchijn gekomen en herfteld, anderen altoos in den vloed verzonken geblceven. Allerbeklaaglijkst was het lot der In- en Opgezetenen. Men beeft op het denkbeeld , dat zo veele plaatzcn, in een zo kleinen omtrek, in het akelige van een' donkeren nagt, rnet land , wooningen en vee der zee ten prooije wierden. Veele voornaame, ookadelijke, Lieden, in de diepfte armoede gedompeld, moeiten , buiten 's Lands, werk zoeken , of gebedeld brood eeten. Volgens 't algemeen gevoelen is het (tuk Lands, waarop Dordrecht ftaat, te dier noodlottige gelegenheid, van 't vaste land van Zuidholland al'gdcheurd. In den jaare MDXIV, zag men nog de toorenfpitzen veeier verdronkc Dorpen ten ftroom uitfteeken (f). Men heeft niet verwaarloosd poogingen aantewenden, om een zo rijken brok lands te herkrijgen , en is ook voor een gedeelte daar in gedaagd. Dan het ontwerp van bedijken is geflremd doer de fchraap- zugt (*) Pont. bl. 410. i (t) Schriv. Bat. Ulaffr. u. 139.  der NEDERLANDEN. 105 gugt der Ontvangeren van de daar toe geheevene 1 penningen en de binnenlandfche oorlogen, die, ten dien tijde, Holland ontrustten. De Hertog van Bourgonje wendde voor, het ongelijk , zijnen Neeve, den Hertog van Braband , aangedaan , niet te kunnen dulden: dan bij werd veeleer gedreeven door de vrees , dat eene nieuwe Egtverbintenis eener Nigte, wier vermoedelijke Erfgenaam hij was , zijne hoop mogt vernietigen door eene vrugtbaarheid , welke hij van haar vorige Huwelijk niet verwagtte; hij keerde zich tot den Hertog van Bedfort, en zogt dien overtehaalen, door zijne Zuster , Anna van Bourgonje, hem ten huwelijk te geeven. Bedfort moest , buiten zulks , zijne zijde kiezen. Door Hendrik den V, Koning van Engeland, tot Regent van Frankrijk aangefteld, hadthij reden , om te dugten , dat de Engelfche hulpbenden , hem zo noodig , om het wankelend Rijksgebied te fchraagen, elders, en tegen een Bondgenoot, dien hij moest ontzien, zouden gebruikt worden. Bedfort wilde zijn' Broeder, Glochester , beduiden, daf de uitfpraak over de wettigheid van het huwelijk van Jan en Jacoba aan Paus Martinus moest ge'aaten worden. Glochester en Jacoba betuigden, geene Pauslijke uitfpraak te behoeven, en verklaarde hun voornemen , om, binnen kort, bezit teneemen van hunne Graaffchappen. Naa het verkrijgen van eenigen onderhand des Parlements , begaaven zij zich na Hevegouwen-y en alle Steden , Halle alleen uitgezonG 5 dcrdj Jacoba, Beweegenisfendes Hertogs van Bourgonje. Glochesteren Jacoba komen in Henegouwen. i  ÏOrJ GESCHIEDENIS' •] AC0BJL Jacoba aan haaren Vijand over geleverd. derd, ontvingen het Paar als Graaf en Graviune (*). De Hertogen van Glochefter en Bourgonje Averden dermaatc op elkander verbitterd, dat 'er eeneuiwaaging tot een lijfgevcgt opvolgde. Maar de eerstgemeide , zich bedienende van eene wapenfehorshng tusfchen de Engel fchen en Brabanders« vloodt na Engeland, onder betuiging, dat hijderwaards trok, om zich tot het beftrijden zijner Partije toeterusteu; doch, in de daad, uit vreezc voor te Bourgondiërs, die hoe langs hoe gedugter voor hem werden (*> Naauwlijks was hij vertrokken , of de Brabanders, het Beuand fehendendc , vielen in Henegouwen. Jacoba , in Bergen opgeflooten, en op 't punt van aan den Hertog van Bourgonje overgeleverd te zullen worden, verzogt, met de bewecalijkftc woorden , dat Glochester haar, de bedroefdfte, verloorenlte en verraadelijkst behandelde Vrouwe, (poedig tehulpe wilde komen: zij ondertekende deezen Brief , ujt de valfche en verraaderfche Stad Bergen " (§). Haare vrees bieek niet ongegrond te zijn. Zij werd, eerlang, in de handen des Hertogs van Bourgonje overgeleverd, die haar na Gent liet voeren, t Te deezer Stede bleef Jacoba omtrent drie maanden, wanneer zij dé waakzaamheid haarer Wagtórtti wist'te verkloeken, door in mansgewaad te ontvlieden. Toen zag men , welk eene ommekeer in de deuk- (*) Monstrelet. Vol. H« p. ig» (f) Villarex. XIV. 310. (§j Monstrelet , Vol. II. S4> Zij bergt zic'i in Holland.  der NEDERLANDEN. 107 denkbeelden des Volks kan veroorzaakt worden, .en, door de tegenwoordigheid van eene ongelukkige Louwmaand des jaars MCCCCaXV ; en onderyondt, hoe verderflijk de hoogheid is , waar in de eer- (*) Veedenaar. bl, 134,1 14=5- ] acoba» AlbrechtBering, de Hol. landfche IvEüUlus. Dood van Jan van Beijeren. Perfonaadje, voorheen op het toppunt van grootheid aanfehouwd, en door een zeldzaam bedrijf, 't welk de Sexe en den Rapgdqr Ileldinne te meer deedt affleeken. Jacoba hadt zich te Qudewaten , te Schoonhoven en te Gouda enkel vertoond , om 'er voor Gravinne te worden uitgeroepen. De Hee&fekeA , te vooren de onderliggende Partij , ftaaken nu het hoofd boven, cu verhaastten eene omwenteling , die met hun belang ftrookte , en hunne wraaklust voldeedt. Verwoed helden zij zich tegen de Kabeljauws fchen aan. Zij veroordeelden Albrecht Bf.iunc;, die hun lang voor het Slot te Schoonhoven hadt opgehouden , om leevende in de aarde gedolven te worden. Op zijn woord van eer werd hem ééne maand toegedaan, om belchikking op zijne zaaken te maaken. Hij hieldt het getrouw , en keerde ten bedemden tijde weder: en het gefmeedde ichriküjk vonnis werd aan hem, op eene Molenwerf buiten de Stad , voltrokken (*). Welk eene barbaarsheid doet zich op in de ftraiïe ! Welk eene trouwe in dien tweeden Reguius! Hoe dondt het toen gefchaapen met den onrustigen Jan van Beijeren ? Hij eindigde zijne woelige dagen in 's Graavenhage , op. den zesden van  ïoS GESCHIEDENIS Jacoba. Piiiup ymBouf' gonje tot Ruwaard aangebeld. eerzugt door geweld opklimt. Zijn dood wordt aan vergif toegefchreeven; eu men voegt 'er nevens, dat hij, de werking van 't vergif voelende, Jan van Woerden , Heer van Vliet, dien hij voor den vergifmenger hieldt , deedt vatten , diens lichaam in Vier (lukken houwen , en aan de vier hoeken van Holland ten toon (lellen (*). Anderen willen , dat de Gravin Weduwe van Holland deel hadt in dit misdrijf (f). Vast gaat het, dat hij een geweldigen dood ftierf, en dat men werk maakte, om de veroorzaakers daar van te ontdekken (§_). De Hertog van Bourgonje , benoemde Erfgenaam des overledenen , was voorzigtig genoeg, om den naam van Graaf niet te aanvaarden, maar zich met den tijtel van Ruwaard en Oir , of naaften Erfgenaam der Landen, te vergenoegen: doch hij haalde den Hertog van BrabanU' over, om zich, opnieuw, door de Edelen en Steden als wettigen Graaf te laa. ten inhuldigen , die geen gewag altoos van Jacoba maakten (**). Jacjb van Gaasbeek ftelde hij tot Stedehouder van Holland aan (ft)- Nimmer hadt eene kleine Staat zo veele Meefters , onder zo verfchillende tijtels. Men zag toen in Holland een Graaf, (*) Mag». Chrtn. Belg. p. 34°- Her*. Corn. Chrc-n. Cap. 146a. (f) Meijekus ad Ann. 1424. (§ ) Gr. Plakaatb. III. bl. 1 7. (**) Scrïïvel Haarlem , «45. 555. 256. 257. 258, (ft) Groot ChrtH. Divif. XJCV11I. Cap. 27.  DER NEDERLANDEN. 109 Graaf, een Gravinne, een Ruwaard , een Stadhouder. Deeze laatfte hieldt Schoonhoven , zes maanden lang, belegerd, zonder het te kunnenvermeefteren. Jacoba hadt den Tsfeldijk laatert dooriteeken , en dus geheel Sc'neland ouder water gezet. Zij beVondt zich te Gouda , welke Stad dus aan de eene zijde gedekt was; maar bemerkende, dat de Kabeljaauwfchen van eene andere dezelve dreigden , trok zij in eigen perfoon op den vijand los, aan 't hoofd der Hoekfchén en haarer Utrechtfche hulpbenden. Zij leverde (lag , en behaalde eene volkomene overwinning bij Alfen, en keerde, met een groot aantal gevangenen , als mede met de Banieren der Steden Leyden , Haarlem, Amfterdam en andere, na Gouda te rug (*)• Jacoka met haaren Hoekfchén Aanhang beloofde zich, in de dronkenfehap der behaalde overwinninge, nog meer en veel grooter voordeelen , als zij vernamen , dat Glochester. hun hulpe zou toefchikken. Dan deerlijk was hunne releurhelling. Een gedeelte der Engelfche Vloot werdt door de Kabeljaauwfchen onderfchept en geflaagen : de Engelfchen , die deezen flag ontkomen en op Schouwen in Zeeland geland waren, kreegen met de Hoekfche Zeeuwen de nederlaage bij Brouwershaven door de krijgsbenden van Philips (f). Vrouw (*) Groot Chron. Dhif. XXVIII. Cap. jj'i. \ (f) Veldenaar , bl. 137. JMlijer, ad an. 1425, MoNSTRELET, Vol. II, 2 3. [acoba^ Voorfpoed van Jacoba» De Ën- gilfe hetk en Hoekfchén geflaagen.  lio GESCHIEDENIS Jacoba. Over- winning van Jacoba. De Kennemersoverwonnen, Vrouw JacoBA dagt dit verlies , in Zeeland geleden , in Holland vergoed te vinden , en poogde, door qq Kcnnemers, de Waterlanders en de West" friezen onderfteund, twee keeren , doch vrugtloos , Haarlem te vcrmechercn. In eene deezer belegeringen benauwden zij de Stad dermaate, dat de Stadhouder Gaasbeek zich genoodzaakt vondt, ;den Ingezetenen alle de breuken kwijttefchelden , tot welken men hun te voren veroordeeld hadt. Jacoba , genoodzaakt het laatftc beleg optebreeken, wikkelde de Kabeljaauwfchen , tot ontzet aantrekkende , in eenen veldllag , niet verre van Jlfen: de overwinning verklaarde zich ten haaren voordeele: het verlies haarer vijanden wordt op vijfhonderd begroot , onder welken zich vijfentachtig Lcydfche Poorters bevonden. Veele gevangenen werden , als oproermaakers, met den dood geftraft (*). Deeze ftrengheid van Jacoba was zeer ongepast; zij moest door zagthcid het Volk aan de hand hebben doen gaan. Hier door verloor zij Hoorn mede. Men verhaalt, dat cle Zoon eens Burgemcelters dier Stad, zich te Couda bevindende , op het zien van lACOBA,met medelijden over haare rampen getroffen , zich onvoorzichtig deeze woorden hadt laaten orttvailen, Het ware fchande, dat men zulk eene fchoone en edele trouwe, als cleQravïnne , heen en, weêr fleurde, als was zij eene openbaare Hoer l Dit zeggen , bij Jacoaa ten kwaadite aaugebragt, en door haar (*) Veldek aar, 128, 129,  der N E DERLANDEN. m haar ten ergfte geduid , bewoog haar, om dien Jon- 1 geiing met den dood te ftraffen. De Vader, verbitterd over eenen zo wreeden handel, haalde zijne Mederegenten over tot het neemen van een bcfluit, om Jacoba noit voor Cravinne te erkennen (*). —-De Kennemers vertoonden zich , naa een gedeelte van Holland afgeloopen en verwoest te hebben, voor Hoorn; de Ingezetenen verdénigden zich , om hun afteweeren, met Jan de Villers , Heer van Ulfie Adam , daar aangekomen met vijfhonderd man, meest Picarden, beuevens eenige Amflerdamfche en Haarlemfche Poorteren. De Picarden , welafgerigte Boogfchutters , maakten het , in een bloedigen flag, de Kennemers te bang , en noodzaakten hun de vlugt te neemen. Willem Nagel , hun Aanvoerder, liet hier het leeven , en de meefte Steden haare banieren (f). De Waterlandfche Steden , die zich onlangs nog voor Jacoba verklaard hadden, o- penden hem de Poorren (§). Deeze afval verbitterde de Hoekfchén geweldig. Met eenige Scheepen omtrentWleringen kruisfende, vielen zij onverhoeds in Enkhuizen , waar zij niet minder dan honderd Burgers van tafel ljgten en lieten onthoofden (**). Philips lei, om, zo hij voorgaf, dergelijke verrasfingen en geweldenaarijeu te voorko- man, (*) Velius, Hoorn. bl. 42. (t) Zie aldaar, bl. 45. (§ > Zie aldaar, bl. 48. {**) Zie aldaar, bl. 50. Wreedheid der Hoekfchén.  lil GESCHIEDENIS De Kennemersgeftraft. Jacoba." Zeer duuv moeften de Kennemers , en derzelver Medeftanders, bun beftaan, 't geen Philips mtutirij noemde, boeten. Zij werden veroordeeld Lijf en Goed verbeurd te hebben ; doch , uit loutere gunst, zouden zij vrij geraaken met het verlies van alle hunne Handvesten en Vrijheden. Zij mogteu geene Dagvaarten houden , noch eenige wapenen voeren , dan flegte Broodmesfen zonder punten. Behalven eene zeer zwaare geldboete , die de Wederfpannigen gezamenlijk , binnen zes maanden» moeften opbrengen, en waar van het aandeel eiker Stad cn Plaats bepaald werdt, verwees hij alle deezen tot eene altoosduurende boete van vier Grooten 's jaars voor elke Haardftede (f> Ziet. daar ;het eerfte voorbeeld van eene altoosdnurcnde belasting in deeze Gewesten. Ziet daar de cerfte grbndQagen van die eigendunkelijke Regeering , door de verbaazendc magt der Prinfen uit den Huize van Bourgonje allengskens ingevoerd; een juk, 't welk langs hoe knellender en eindelijk ondraaglijk werdt voor vrije' halzen, 't welk zij ook, naa ruim eene eeuw verloops , met zo veel roems, hebben afgefchud. Eerr bedrijf, gelijk wij , vervolgens, ontdekken zullen, goed» (*) Veliüs Hoorn , bl. 48. (t) Hand',: van Haarlem , fol. 80 enz. en van Kennemerland, 58, 59- men, maar met de daad, om het Volk in den band te houden , bezettingen in de meefte Steden , en wierp te Hoorn eene Sterkte op (*>  ber NEDERLANDEN. goedgekeurd en geregtvaardigd door alle Vorflen, die de Vrijheid deezer Landen erkend hebben. Alles moest voor de wapenen van Phiiips wijken. De koenheid van Gerrit van Strijen rigtte niets meer uit dan het vertraagën der beffiagtiging van Zevenbergen-, De Paus voer voort met zich tegen Jacoba te verklaaren , en hieldt haar huwelijk inet Glochester voor van geënér waarde , zelfs in gevalle de Hertog van Braband ffierf (*), 't welk in Grasmaand des jaars MCCCCXXVII. voorviel. Door deezen dood hoopte Jacoba op een gunftiger keer haarer zaaken; doch Zij vondt die ijdel. Glochester , 't is waar, deedt nog eenige zwakke poogingen te haarer hulpe, tot dat de bedreigingen van den Paus, het geftadig aanhouden des Hertogs van Bedfort, en bovenal de liefde tot Eleonoor Cobham, met welke hij, niet buiten weeten van JacoSa,ongeoorloofdegemeenfehap gehouden hadt,hem van het herwinnen der Graaffchappen zijner Egtgenoote en teffens van haar deedt afzien, met gemelde Eleonoor in den egt treedende. —.. In het voorbijgaan moeten wij hier optekenen, dat dit Paar ee^ nen zeer ongelukkigen uitgang hadt. Eieonoor werdt befchuldigd van toverftreeken in 't werk gefield te hebben tegen het leeven van Hendrik den VI. Men hadt haar , luidt het verhaal, bezig gevonden met eene beeltenis diens Konings, van wascli (*) Veldenaar, 323, ff. Deel. # Jacob.». Dood des Hertogs var* Braband.  H4 GESCHIEDENIS Jacoba. smaakt, voor een langzaam vuur, onder het doen van duivelskuuftenaariien, Moutte hellen, ten einde Jacoba genoodzaakt in onderhandelingte treeJen. eene hellche verborgene ^menwerking de kragren van den Vorst mogt uitputten , naar maate zijne beeltenis al druppelende voor het vuur verlmolt. Hierop veroordeelde men haar , in den jaare MCCCCXLI, tot eene altoosduurende gevangenis. Glochester, naa dien tijd bij de Groo.tefl in haat geraakt, en van verraad befchuldigd , werdt gevangen , en op zijn bed dood gevonden (*). Jacoba hadt nu niets meer overig dan de Steden Schoonhoven , Oudewater en Gouda. Haare Hoekfchén , ten lande overal vervolgd en uitgedreeven, doorkruisten de Zuiderzee met eene Scheepsvloot, onder het bevel van Willem van Brederode. D.e van Texel hadt hij in de belangen van Jacoba overgehaald, en zogt ook de IV.eriug^ daar toe te beweegen, wanneer eene Vloot, door de Ilollandfche en IVestjriefche Steden uitgerust, hem aantastte. Hij kreeg de neder.aage , en geraakte gevangen met veelen der zijnen, van welken 'er vierentachtig het te Enkhuizen met den hals moeiten bckoopen. Dit is, in burgerkrijgen , het lot der Overwonuelmgen: Partijen behandelen elkander , overenweder , als Oproermaakers , en Daan geen agt op de Regten , die, anderzins , omtrent Krijsgevangenen worden Waargenomen. Bredheodb kreeg alleen, uit hoof° de (*) Ragni , Tom. IV. p. 109, m> 2ieook Uvm> Hifi. van Engeland.  der NEDERLANDEN 115 de zijner aanzienlijke afkomfte , en dat nog ten nauwen noode, verfchooning (*). Eindelijk vondt Jacoba zich met het beleg van Gouda bedreigd: zij zag, dat allen , die haar aan- ~~ hingen, tot daadigen neigden , en bij haar aanhielden , om zich, hoe eer hoe liever , op de best mogelijke voorwaarden, te onderwerpen. Hierop tradt zij met den Geweldenaar in onderhandeling, en trof een Zoen, waar van de voornaame inhoud was: Jacoba zou zich met den naam van Gravinne te vrede houden; tot beftuuring van Henegouwen , Holland, Zeeland en Friesland drie Raaden benoemen: terwijl Philips, onder den tijtel van Ruwaard en Oir deezer Landen , 'er zes zou aanhcllen , drie Ingcboorenen , en drie uit andere Gewesten. Dit laatfte was eene ongehoorde nieuwigheid , hrijdig met de oude en laatere Handvesten. Onder bedreiging van voorbeeldlijk geftraft te zullen worden , werdt verbooden, iets wegens de verzoende vcete van Hoeks of Kabeljaauwfch te reppen. Maar het .alleropinerkelijkfte huk , 't geen Jacoba zeer zwaar viel te onderfchrijven, was, dat zij zich verbondt, niet te zullen trouwen, dan met toeftemming van Philips, van de Gravinne Weduwe, haare Moeder, en van de Drie Staaten der opgemelde Landen, te weeten de Geestli/kheid , de Edelen, en (*) Joan. a Leyd. Cap. XLIV. bl. 464. Velius, Hoorn, bl. 50. H » Jacoba. f44!.  Jacoba. Celderfcht Zaaken. 116 GESCHIEDENIS en de Steden (*). De Geestlljkheid hadt in Henegouwen, in Friesland (f) en in Zeeland (§) deel aan 't Landsbertuur. Maar in Holland vindt men niet meer dan twee Staaten , de Edelen en de Steden. Even zo ftondt het in Gelderland gefchaapen; en, wanneer men de naamen van Kerklijken in des Lands Schriften aantreft, is het niet in de hoedanig* heid van Afgevaardigden dcv Geestlljkheid. Debenaar.ing van Staaten was ook hier nog niet in gebruik, om de Leden van 's Lands Regeëringe aanteduiden, doch in Frankrijk , en de Nederlanden , daar aan grenzende, in zwang. Dezelve fchijnt , derhalve»V door het Huis van Bourgonje herwaards overge- bTagt. Ten laatfien , waren de Hertog van Gelderland en de Bisfchop van Utrecht in deezen Zoen begreepen. En geeft ons dit eene voeglijke gelegenheid, om de Lotgevallen dier Landfchappen hier tusfchen intevlegten. Reinoud de IV, Hertog van waermnn, «-» den jaare MCCCCXXIII. overleden , zonder Kinderen naatelaaten. Arnold , Zoon van Jan van Egwond en van Maria van Arkel , Dogter van Joanna, Zuster van Hertog Reinoud , en bijgevolge Achterneef der Hertogen Willem en Reinoud, werdt, als de naafte Erfgenaam, gekooren. Hij bereikt- nauwlijks den ouderdom van veertien jaaren. De (*) Greot Plakaatb. III. D. bl. 14. (f) S. Bexuvgha Chron. bl.428. (§) boxhorn op ru3ersb. I. D. bl. I44. ^  per NEDERLANDEN. 117 ^)e Staaten des Lands , behalven die van Roermonde, die Adolph van Bergen wilden inhuldigen, droegen het Regentfehap op aan den Vader van den jongen Vorst; doch onder voorwaarde, dat hij een Befchermheer der Wetten en der openbaare rust zou weezen. Beiden beloofden zij, bij eede, de HandvestenjenKeuren te zullen handhaaven. „Wij verklaa„ ren," betuigde de jonge Vorst, „ onzen Vader tot „ Ruwaard en Bewaarder des Lands, zonder dat hij, „ of wij, of iemand in onzen naam, de minfte zaait, „ deRegearing raakende, kunnen verrigten, buiten „ toeftemming der zestien Gedeputeerden uit de Rid„ derfchap en de Hoofdlieden der vier Quartieren: te weeten Niew.vmegen , Roer monde, Zutphen en Am„ hem. EikQuartier zal het regt behouden, om vier „ Afgevaardigden te mogen benoemen. Alles, wat „ zonder hunne toeftemming gefchicdt, zal aange„ merkt worden als van geener waarde, Dc Hertog „ verpligt zich, om de Ridderfchap en'Hoofdfteden te „ raadpleegen, in 't ftuk van Huwelijk, in het kie„ zen van Raaden, en \ geen de Steden, deKaftee„ len, de Inkomften, de Belastingen, de Tollen en „ de Munt betreft. Hij zal het bevel over de plaat„ zen aan geenen, dan lnboorelingeu, of aan dezo„ danigen, die in den Lande gewoond en daarGoe„ deren hebben, opdraagen. In gevalle hij zonder „ Kinderen fterft, zullen de Amptenaars de hun toe„ betrouwde Sloten, Steden, Ampten, Renten en „ Goederen in handen der Ridderfchap en van de „ vier Hoofdlieden des Lands ftellen. Indien ergens H 3 „ ec- Jacoba.-  oer NEDERLANDEN. iif vier Quarticren (*). De Gelderfchen hadden, welhaast, s gelegenheid , om hunnen ijver te betooHéri voor den gekooren Hertog. Zij hielden hem ftaande tegen de grilligheid des Keizers, die, inden jaare MCCCCXXV, aan Aoolph Brieven van Inhuldiging gaf. Zij volgden hem ook in de Utrechtfche Burgerlijke Onlusten. Zints den dood van Bisfchop Fkfdebik , in den jaare MCCCCXX1II, ftondt Utrecht ten doele aan alle de verfchriklijkhedcn van Burger- en Godsdiensttwist. De nabuurige Mogehheden traden in de be: v. n öfidÉ fchcide Mededingers na den Bis| p| ben Z tel. Men verhaalt, dat, wanneer de !• Pi wareh i Barend Proois , Bur- • •. nccfl I - San nur der vergaderplaats klopte, C„ clv. Pro t van & Piet er, zijn Neef, toeriep; (,'■ zift een man des doods, indien gij uwe ftem .. . . aan Ri qö'lPh van Diephout " (f)Dccze i v .!• !: de meefte Hemmen. De Paufen ee i tijd , eene inbreuk gemaakt op het Regt der Geestlijkheid en des Volks , in het benoemen der Bisfchoppcn. Martinus de V, 'er greetig op geheld, om de aanmaatigingen zijner Voorgangeren niet optegeeven , weigerde den nieuwverkoorenen de Bevestigingsbulle. Vrugtloos werd hem getoond, dat de verkiezing, van onheuglijke tijden af, (*) F. a Sande Defcr. Conf. feud. p. *64, (+) BuRM. Utr. 'Jfaari, 1. 283. n 4 Jacoba, Utrechtfche Zaaken.  der NEDERLANDEN. vier Quarticren (*). De Gelderfchen hadden, welhaast, x gelegenheid , om hunnen ijver te betooHéri voor den gekooren Hertog. Zij hielden hem (taande tegen de grilligheid des Keizers, die, inden jaare MCCCCXXV, aan Aoolph Brieven van Inhuldiging gaf. Zij volgden hem ook in de Utrecht' fche Burgerlijke Onlusten. Zints den dood van Bisfchop Fkfdebik , in den jaare MCCCCXXIÜ, ftondt Utrecht ten doele aan alle de verfchriklijkhedcn van Burger- en Godsdiensttwist. De nabuurige Migenheden traden in de be„ f>\, i'k)de Mededingers na den Bisi ; '/, i 1. 1 ','u n verhaalt, dat, wanneer de i 1 nu, Barend Pko .is , Bur- 1 vïc : i.ur der vergaderplaats klopte, :^; j*f. P.-. -r vi .Vr. Picter, zijn Neef, toeriep; Gij zift ten man des doods, indien gij uwe ftem gin Ri pó'tPk van Diephout" (f)meefte (temmen. De Paulen ; : i tij.t , eene inbreuk gemaakt op het «.egt der Geestlijkheid en des Volks , in het benoemen der Bisfchoppcn. Martinus de V, 'er greetig op gefteld, om de aanmaatigingen zijner Voorgangeren niet optegeeven , weigerde den nieuwverkoorenen de Bevestigingsbulle. Vrugtloos werd hem getoond, dat de verkiezing, van onheuglijke tijden rf, (*) F. a Sande Defcr. Conf. feud. p. *64, (+) li urm. Utr. 'Jaarb. 1. 2S3. n 4 Jacoba, Utrechtfche Zaaken.  iao GESCHIEDENIS Jacoba. ■twerut. (*) Buiuw. Utr. Jaarb. L 314. af, der Geestlijkheid toekwam. Hij benoemde Rat ban , Bisfchop van Spiers , die zich gemaklijk liet overhaalen , om zijn regt aan Zweder van Kui? lenburq , Domproost te Utrecht , afreflaan, die, door tusfchenkomst eeniger gefcbenken , 's Pausfen goedkeuring en de Bulle van bevestiging verwierf. De Utrechtfche Geestlijkheid liet zich gezeggen: doch het overige gedeelte van het Sticht, Rudolph geneegen, beriep zich op eene Algemeene Kerkvcrgadering, bitterlijk klaagende over den Paus , die, het Hoofd der Kerke willende hceten , door leugenagtig aanbrengen misleid , hun goed regt weigerde. Martinus , geweldig verhoord over deeze klagten, fchortte allen Kerkdienst op , waar men zijne verkiezing niet gereedlijk aannam. Dit verbod werdt op eenige plaatzen gehoorzaamd , op anderen verfmaad. Vermits de Pauslijke Bullen geene genoegzaam dringende magt hadden, nam Zweder den tocvlugt tot de wapenen. Hij bemagtigde het Slot ter Horst, en dwong Amersfoort en Reenen, om hem te erkennen. Ook kwam hij binnen Utrecht met een groot aantal Ballingen. Het was de gewoonte, dat', bij de plegtige intreede van eenen nieuwen Bisfchop, alle de Ballingen mogten wederkeeren, in den (loet gemengd , maar afzonderlijk in een lijnde ingeflopten (*)■ Zweder hadt beloofd, geen Balling te zullen medebrengen: derzelver aankomst veroorzaakte, overzulks, een ophand , waar in veel blocds vergooten  der NEDERLANDEN. lar werdt. Hij hadt het Vleeschhouwers Gilde weeten op zijn zijde te krijgen ; als of hij in dienst hadt willen neemen lieden , aan 't bloedftorten gewoon. Barend Proois, de oude Voordander van Rudolph, werdt, ziek te bedde liggende, gewond en afgemaakt , terwijl hij de laatfte Kerkgeregten ontving. Men wil, dat Zweder met moeite wederhoudend was, van met eigen hand dien moord te volvoeren. Vervolgens gingen de Moordenaars na den Proost van St> Pieter , roofden de Cieraaden, de Boeken , het Zilver en. de Heilige Vaten : en hadt de Stads Raad veel werks , om , in 't jaar MCCCCXXXVI, deezen Kerklijken te beweegen, dat hij af zou laaten van het voortzetten zijner regtsvorderingen bij het Hof van Rome tegen de Stad en Overheden, wegens deeze hem aangedaane geweldenaarijen. Zweder nam voor zijne rekening alles', wat 'er gebeurd was, en ging , tien maanden lang , voort met het plcegen van iöortgelijke buitenipoorigheden (*). Eén der minde was, dat hij , alle weeken, over zijnen Mededinger, Rudolph, den ban en vloek uitfprak, hem, met de vervaarlijkde verwenfehingen , aan den Duivel en de magt der duifternisfe overgeevende , onder het dof gebrom eencr klokke, en het ter aarde werpen van het Kruis, het Euangelie en de ontltookene Kaarsfen. Deeze fchrikbaarende plegtigheden, fchoon uitgevonden , om zotten (*) Bur.1I. Utr. Jaarb. I. 477. H 5 Jacqba.  Jacoba. (*) Revius Hifi. Dav. p. 100. (j-) Buiim. Utr. jfaarb. I. 4/1* IJa GESCHIEDENIS ten yervaard te maaken , deeden geene uitwerking. Men verhaalt, hoe Rudolph , op zekeren dag aangekundigd zijnde , dat h\] geanathematifeerd was, deeze uitdrukking niet veritondt , en daar van verklaaring verzogt. Daar hij zo woest van aart als onkundig was, betuigde hij , de uitlegging vcrftaan hebbende, en zijn vuist qpüeffendé, Ziet hiermede 'wil ik hem zeiven auathemntifeeren (*). OrdertuSfchen hadt Zweder eene verbintenis aangegaan met de' Kabeljaauwfchen en den Hertog van Bourgonje, en maakte zich , door zijne herhaalde wreedheden, zo gehaat, dat men hem zogt aftezetten. Geveinsde vrienden raadden hem, zich na Reenen en na Amel-sfoort te begeeven , daar zijn verblijf en zijne inkomften te raade te houden. Jam van Renf.sse v\n Reynouwen kwam, eenigen tijd daar naa, met verfcheide Soldaaten , in \ gewaad van Monniken vermomd, binnen Utrecht. Hij deedt Rudolph inhuldigen , naa de Vleeshouwers, die hem eenigen wederRa°nd booden, geilaagen en uit de Stad gebannen te hebben Rudolph werdt eerst door de Ridderfchap en de Stad van Utrecht, door dc Ridderfchap cn de Stéden van Overijsfel, cn vervolgeus door de Geesthikheid, tót Poftuteat-, Ruwaard en Befchermerdes Bisdoms aangenomen (f). Zweder, van alle Rëètsgebted vervallen verklaard, trok na Kutlehia„ & Arnhem en Dordrecht, met eenige Ranun0 Ë ' mica.  VERNEDERLANDEN. 125 niken van zijnen aanhang, en fpcelde daar den Bisfchop. Mij was die van Piiilh'S en de Kabeljaauwfchen , terwijl zijn Mededinger daar voor erkend werdt door Jacoba en de Hoekfchén (*)• De Stad Amersfoort, die het met Rudolph hieldt, werdt dooi de Gelderfchen en de krijgsmagt van Philip belegerd. Te haarer verdeediging hadt zij niets dan eigene Burgers en driehonderd Utrechijchen. De Vrouwen en Kinderen betoonden man¬ nenmoed, en zonderling was het middel ter verdecdiginge, door deezen gebruikt. Om de heftige aanvallen der belegeraarcn afteweeren, begaven zij zich op de wallen , en deeden een' ftortregen van kookend water en bier op den naderenden vijand vallen. Men wil, dat Amersfoort, ten dien tijde , zo beroemd was wegens het uitfteekend Bier , daar gebrouwd , dat'er driehonderd Brouwers woonden: en voegt 'er nevens, dat, wanneer de vijand eenen aanval deedt, als het Bier in de Brouwerijen kookte, men te raade werd, dit kookend Bier op de bolwerken aantevoeren, en over de befpringersuitteftorien. Wat 'er ook zijn moge van dit nieuw verdecdigmiddel , aan onze Vauhans onbekend , vast gaat het, dat de belegeraars met een verbaazendeu moed werden afgevveezen , - en, zo men zegt , met zulk een verlies, dat zij acht dagen werk hadden, om hunne dooden te begraaven. De (*) Mat. Anal. Tom. V. p. 491, 4i>4» Balen Dord. U. 774. Jacoba. Amersfoort belegerd. 1428.  J.'.COBA. Vrede. 1429. De vijandlijkheden bleeven voortdimren. Eindelijk vondt Arnold , Hertog van Gelderland, zich dermaate uitgeput, dat hij niet langer het hoofd kon bieden aan Adolph , zijnen Mededinger , die zich meefter maakte van het Hertogdom Gulik , 't welk , zints dien tijd, altoos door een' bijzonder Vorst beheerscht is. Arnold ging den vrede aan met den Bisfchop Rudolph , in den jaare MCCCCXXIX. Philips floot denzelven met den Kerkvoogd in 't volgende jaar. Vernederend was dit Vredeverdrag voor den Bisfchop , die bij 't zelve beloofde, in 't gezelfchap van de Overheid der Stichtfche Steden , den Hertog eene halve mijl buiten Utrecht te gemoet te zullen trecden , en hem, knielende , om vergiffenis te zullen fmeekeni Voorts zou men hem mctKruisfcn cn Vaanen inhaalen, en zijne Banier, drie dagen agter een, doen Rellen op de poorten van Utrecht, Amersfoort en Re enen (*). .Deeze Vrede heelde de fcheuring der Utrecht fche Kerke niet. Doch Rudolph deedt zijne zaak aan 't Hof te Rome dermaate gelden , dat hij van Eugenius den IV, Opvolger van Martinus den V, in het Bisdom bevestigd werdt. Zweder beriep zich van diens Uitfpraak op de Kerkvergadering te Bafel, werwaards hij in perfoon heenen trok en , m den jaare MCCCCXXX1II , overleedt. Zijne Aanhangers koozen terftond Walraven van Meers, dievan PausFELix den V. delnhuldigings- Bulie Cf) Burm. Utr. "jaarb. L 4*1. I24 GESCHIEDENIS  dér NEDERLANDEN. u's Bulle ontving, doch flegts weinig aanhangers hadt te Dordrecht en te Arnhem ; te welker laatstgemelde plaatze hij zijne dagen, in den jaare MCCCCL VI, eindigde, en met hem de fcheuring (*). p> Van tijd tot tijd nam de verbaazende magt van Philips grootlijks toe, door gelukkige opvolgingen, en, bij gebrek daar van, door ftaatzugt en geweld. Bij de twee Bourgondien , bet Hertogdom en het Graaffchap , zijn voorouderlijk Erfgoed, vielen hem , met den dood zijns Vaders , in den jaare MCCCCXIX, de twee Graaffchappen, Vlaanderen en Artois, ten deele. Namen , Teeds bij 't leeven van Graaf Dirk door hem gekogt, kreeg hij bij diens overlijden , in den jaare MCCCCXXIX (*). Allengskens geraakte hij ln 't bezit der fchoonlte Ge'westen in de Nederlanden. In'tjaar MCCCCXXX, Voegde hij, naa den dood vair Philips , Opvolger van Jan, wat ook Margareet , Gravinne Weduwe van Holland, 'er tegen in mogt brengen , als de fterkfte, aan zijne reeds wijdüitgeftrekte Landbezittingen toe het Hertogdom Braband, met welk .dat van Limburg , als mede het Markgraaffchap Ant' werpen en de Heerlijkheid Mechelen verédnigd was (f). Wij zullen zien , hoe hij , nog bij 't leeven van Jacoba , zich den tijtel van Graaf van Holland en Zeeland aanmaatigde ; derwijze , dat hij zich, in den jaare MCCCCXLIII, van Luxemburg mee- (*) rïonstrelet, Vol. II. p.41. (f) Zie aldaar, p. 62. Jacoba; Vermeerderingder magt van Philips, in de Nederlanden.  Jacoba. J'.coba trouwe VAN BoRSELEis. haare Aanhangers hadden deeze ondergaande Zon den rug toegekeeid, om de opgaande te aanbidden. Zij vondt zich alleen van rampen en verdrietlijkheden omringd. Om deezen, zo veel mogelijk , te verzetten , zogt zij na uitfpanningen, waar in zij haare bekoorlijkheid en natuurlijke bevalligheden kon ten. toon fpreiden. Doorgaans onthieldt zij zich in 's Graavenha age , of te Goes in Zul dh cv cl and. Te Jaatstgemelder Stede begaf zij zich, als de Papegai zou afgefchooten worden, onder de Schutters , en hadt het geluk, denzelvcu met den kruisboog van boven ncdertelchietcu: waarop zij, volgens de gewoonte van dat fpel, met den naam Van Koningin en met verfcheide gefchenken vereerd werdt, in welk alles zij een zonderling genoegen .fcheen te neemen (f). Doch wat zij ook rnogt doen , om zich het leeven draaglijk cn ecnigzins vrolijk te maaken , telkens moest zij de neepen der laage dwinglandij haars Vervolgers voelen. Deeze, verrijkt door haare goederen , liet haar nauwlijks het noodig onderhoud toekomen. Menigmaalen hadden haare oude Vrienden, de Hoekjehen, haar uit den nood gered : doch, in (*) monstrfixt , Vol. II. P. IPP. (t) Reigersu. Ckrou. II. 200. I26 GESCHIEDENIS mecHcr gemaakt hebbende, aan 't hoofd zag van Tien der voornaainfte 'Nederlandfche Landfchclp- Jacoba, integendeel, zogt, te vergeefsch , de magt, haar wettig toekomende, te handhaaven: haare Aanliangers hadden deeze ondergaande Zon  der NEDERLANDEN. 127 in 'c einde, ziende, dat zij van Jacoba, die den blooren tijtel van Gravinne en niets meer bezat, geene voordeden hadden te verwagten , flooten zij ook de hand, en weigerden haar iets toetefchikken. In deeze verlegenheid van geld , boodt Frank vat* Borselen , Stadhouder van Holland cn Zeeland, fchoon hij altoos de zijde van Philips gehouden hadt, haar, op zulk eene edelmoedige wijze, meermaalen het gebruik zijner middelen aan , dat Jacoba daar door ten uirerfte werd getroffen. Eerst wekte de Dankbaarheid Vriendfchap, en de Vriendfchap groeide op tot Liefde : een verfchijnzel, in dit geval te min te verwonderen, dewijl van Borselen , bij de welgemaaktheid zijns perfoons, een uitmuntend verhand en zeer befchaafde zeden bezat, en Jacoba , die nog nooit een welgemaakt en verftandig Man hadt mogen beminnen, in deezen alles vondt , wat zij ten dien opzigte kon verlangen. Zij boodt zichzei ven aan „ tot voldoening," gelijk zij betuigde, ,, van haare fchulden;" en van Borselen nam zo veel genoegen in dien voorflag, dat hij haar, binnen kort, in 's Graavenhage, trouwde , en dus zonder te voldoen aan de beloften , haar in nood afgeperst (*). . Die foort van Menfchen , welke hun beftaan verfchuldigd zijn aan de Dvyïnglandij, en 'er tot zo zekere kenmerken van dienen , als de Meetkundige trekken bij eenen ouden Wijsgeer, om vastteltellen, dat (*) MoNSTRELET Vol. II. p. 87. jACOBAi Wordt' genoodzaakt den, tijtel van Gravin afteltaan.  Jacoba. (*) Velden aar, bl. 181. (f) Monstrelet,Vo1.1I.86\ Mier. Charterb, IV. io2;« itS GESCHIEDENIS dat hij zich in een bewoond Land vondt; ik meen de Verfpieders en Overbrengers , ontbraken aan Philips niet; zij ontdekten, welhaast, wat 'er ichool, en gaven des kundfchap aan den Hertog. Was van Borselen de Man geweest, om zich tegen Philips te verzetten , zou deeze die tijding niet dan met fchrik gehoord hebben ; nu , in tegendeel, baarde zij hem waarfchijnlijkblijdfchap: dit Huwelijk ichonk hem een fchoonfchijnend voorwendzel, om Jacoba, als eene verbreekfter der gedaane belofte , alles, wat haar nog overig was, en den naam van Gravinne re ontrooven. Hij ving aan met van Borselen, op eene verraadüjke wijze, te ligten , en uit den Haage na het Slot Rupelmonde in Vlaanderen te laaten voeren. Om het tederminnend hartvanJacoba op 't gevoeligfte te treffen , liet hij een gerugt loipen, dat Laar Egtgenoot met den dood zuu gefiraft worden (*). Deeze trouwloosheid hadt de ge. wenschte uitwerking. Jacoba , voor haaren geliefden van Borselen bedugt , en geen ander open ziende, om hem te redden , deedt volkomen afftand van Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland aan Philips, voor zich alleen behoudende de Heerlijkheden van Voorne, Zuidbeveland en Thoolen, benevens de Tollen van Holland en Zeeland voor haar leeven; doch, indien Philips voor haar ftiérf, zou zij weder in 't bezit haarer Graaffchappen treeden (f). Phi-  der. NEDERLANDEN. 129 Philips gaf* naderhand aan van Borselen het Graaf, fchap Ooflervant voor zijn leeven, en befchonk hem met de Ridderorde van het Gulde Vlies (*) , door hem, in den jaare MCCCCXXX, ingedekt, ter gelegenheid van zijn derde Huwelijk met Isabella van Poutugal, doch, met de daad, ter cere van eene Juffrouwe te Brugge , op welke hij fmoorlijk verheid was. Toen hij tot Graaf gehuldigd was , droeg hij het Stadhouderfchap aan Hugo van Lannoy op. Jacoba kreeg het Houtvesterfchap van 't Haarlemmerhout en alle de Wildernisfen in Holland (f). Welk eene vernederende Staalswisfel , van Gravinne Houtvesterinne te worden ! Welk een fchok voor eene Ziel, die oordeelt gebooren te zijn , om te regeeren .' Zij deedt dit Ampt aan haaren Egtgenoot over. Het heimlijk gefloote Huwelijk werd in 't openbaar te St. Maartensdijk, op het Eiland Tholen, met verlof van Philips , ftaatlijk voltrokken. Aan haaren Egtgenoot het meerendeel haarer Heerlijkheden maakende, bedient zij zich van bewoordingen , die de fterkte haarer liefdedrift aanduidden : fteeds noemt zij van Borselen haaren lieven en beminden GezelIe , en betuigt dit te doen ,, om de zonderlinge liefde, rechte minne en volkomene gunfte , die „ wij onzen wettigen Eedgenoot toedraagen." Niet lang (*) Veldenaar , bl. 131. Reicersb. Chron, II. bl. 202. (■j-) Rose , Mem. 159. H. Deel. I Jacoba. Laaide leevensb'izon»derhedea van Jacoba , en dood.  i3o GESCHIED BIN I S Jacoba. lang mogt zij, in eenen bijkans vergeeten Haat, de huislijke genoegens , tot verzagting van haar leed, fmaaken ; zij overleedt, aan de teering, den achtften van Wijnmaand des jaars MCCCCXXXV1 , op het Slot Tellingen in Rhijnland, waar zij, als Houtvesterinne, vrij woonen mogt, en den meeften tijd doorbragt, zich met de jagt verlustigende, of', tot tijdverdrijf, aarden Kannetjes maakende,bij de Liefhebbers der Oudheden onder den naam van Vrouw Jacoba s Kannetjes bekend (*). In deezer voege werdt , in 't zesëndertigfte jaar haars leevens, eene Vorftinne afgefneeden , die alleen ten toppunte van eere fcheen opgevoerd , om een fpeelbal van de nukken der Fortuin te worden. Haare geboorte, haar moed en haare bekwaamheden geregtigden haar tot het houden van den teugel der Regeëringe. Tot haar ongeluk was zij gebooren onder twee kwaade geftarntens : te weeten Jan van Bujeren en Philips van Bourgonje. De invloed deezer geftarntens volgde haar , gelijk de fchaduwe het lichaam, zonder bijkans eenige tusfchenpoozing. Als wij haar geltaadig door deeze twee Dwingelanden vervolgd zien, gelijkt zij eene Duif, die , zo ras zij zich van den grond verheft, om in de lugt te zweeven, terftond word aangevallen door twee Roofvogel?, even zeer verhit, om haar, als een prooy,te verflinden. Eene verregaande aandoenlijkheid van gefteltenisfe, die doorgaans in uiterftens loopt,blijkt het CO Papbndr. Anal. Belg. Tom. III. P. I. p. 4°5-  oer- NEDERLANDEN. 131 het heerfchend diameter van Jacoba geweest te hebben, 't Was haar lot door 't Huwelijk, waar op z\\ alleszins gefield was, ongelukkig te worden ; 't zij ze deeze verbintenis op vriendenraad , uit Staatsbelang of uit eigene keuze aanging. In vier kinderlooze Huwelijken daalde zij telkens tot laager trap van vernederinge. „ 't Is zeer natuurlijk , " zegt een charafterkundig Schrijver , van Vrouwe Jacoba fpreekende, „ dat ongelukkigen, die met eene lee„ vendige verbeelding begaafd zijn, en geene onder„ vinding hebben, op eenen dwaalweg dcbehoude„ nis zoeken (*)." Terwijl Jacoba nog den tijtel van Gravinne voerde, richtte Philips , in den jaare MCCCCXXVIU, in den Haage, den Raad van Holland, Zeeland en Friesland op , zedert het Hof geheeten , aan welks hoofd de Stadhouder gelteld werd. Deeze beftondt uit negen Raaden, zes Ingeboorenen en drie Vreemdelingen. Zij hadden magt, om in alle voorkomende zaaken te voorzien; Baljuwen, Schouten, Rentmeefters, en alle andere Regters en Amptenaars aan en af te Rellen, uit 's Hertogen naam en tot zijn wederopzeggen; derzelver Rekeningen te hooren; op alle Rukken regt en befcheid te doen , en 't kwaad naar eisch te ftraffen (f). On- (*) Stijl , Opkomst en Bloei van de Republ. der Nederlanden. (t) Papendr. Anal. Belg. Tom. L P. I. p. aae I a Jacoba. Oorfprongdes Raad* van Holland.  ij» GESCHIEDENIS Jacoba. Nutte ontdekking. De Ha- ringvisfcherij. Ondanks de bloedige Oorlogen en de geweldig^ Overftroomingen,(trckten deeze Landen ten tooneele van Gebeurtenislen, die de grootheid en roem derzelven vereeuwigen, en tot tijdmerken dienen in de Jaarboeken der Wereld. De Handel op Engeland, eenigen tijd geftremd, ter oorzaake van de 1'chade, die de Engel fchen geleden hadden in de Ilollandfche Onlusten, werd met nieuwen moed hervat, doof den vrijen Handel, dien HènDrik de VI , in den jaari MCCCCXXVIU, den Hollanderen en Zeeuwen verleende (*). De Haringvisfcherij werd, inzonderheid te Hoorn en te Enkhalzen, fterk voortgezet. Deeze , bij iehookn zwemmende, Visch hadt de Kusten van Schoonen, waar men dezelven, voorheen, in overvloed ving, verhaten, en was na de Flaamfche en Engelfche Kusten gcweeken ; langs de Deenfche en Zweedfche vondt men bijkans geen Haring. Het kaakeri en inzouten, 't welk deezen gezonden Visch duurzaam en vervoerbaar maakt, was reeds , voor liet afloopen der jongst verftreeke Eeuwe , uitgevonden door Willem Beukelszoon van Biervliet in Vlaanderen , die in den jaare MCCCXCVI1. overleedt. Te /iöCr»breiddemen,in'tjaarMCCCCXVI, het eerfte groote Haringnet, en begon men toen van die Stad , als mede van Enkhuizen , met grooter Vaartuigen dan eertijds, onder den naam van Buizen Of Haringbuizen bekend, ten Haring te vaaren (f)- Een (*) Rijm. Jet. Pull- Angl. Tom. IV. P. IV. p. 139. (f) V&\.ws Hoorn. p. 32, 33. Brand Enkh. bl. ir. HeRM. Corneri Chron. C. 1266.  ber NEDERLANDEN. 133 Een Vischvangst, die een nieuwe bron des Handels opende , cn met zo veel geluks werd voortgezet, dat zij eerlang den naam van Groote Vtsfcherij.verwierf, in tegenöverhelling van de Kabeljaauwvangst op het Doggerzand, in 's Lands Papieren de Kleine Vtsfcherij geheeten. De Sleden van verfcheide onzer Landfchappen hadden in den Koophandel veel aandeels en niet weinig gezags gekreegen. In een Verbond, 't geen de Hanze-Steden, in den jaare MCCCCXVII1, te Lubek flootcn, ontmoeten wij Dordrecht , Haarlem, Amfterdam, Nieuwmegen, Zutphen , Harderwijk, Deventer , Kampen en Zwol (*). Dit Verbond (trekt niet alleen tot bevordering en veiligheid des Handels der verbondene Steden , maar ook ter bewaaring van de rust in dezelven. Men merke hier op, hoe, in den langduurigen en verderflijken oorlog, dien de Holfleinfche en Pomerfche Hanze-Steden tegen Erik den VII, Koning van Deenemarken, voerden, de Hollanders en de Zeeuwen de gelukkige Staatkunde hadden , om de onzijdigheid te bewaaren, waar door zij hunnen Handel wijder dan voorheen uitbreidden in Pruisfen, Lijfland, Moscovie, en andere Noerdfche Gewesten. Deeze fchielijke vorderingen verwekten den nijd der overige Hanzesteden; doch, in weerwil hiervan, kreegen zij, omtrent eene Eeuw laater, die vaart genoegzaam geheel in handen. Hec (*) Herm. Corn. Chron. C. 122$. I 3 JaC9!5A. Opgang desKoop hanaels.  13+ GESCHIEDENIS Jacoba. De Drukkunst, te Haarl«r,i^ door Laubens Koster uitgevonden. Het tijdperk, 't welk wij thans befchrijven , e* het Land, van welks Gefchicdenisien wij een Tafereel vervaardigen, gebieden ons, niet oniiangeft.pt te laaten voorbijgaan de Vinding van de Kunst derKuulten, om deezen tijd, hier te Lande, eerst geoefend de Boekdrukkunst. De eer deezer uitvindmge die de Hollanders éönpaarig aan den ffaarlemL, Laur-.ns Janszoon Koster, tcefchrijven wordt hun door de Duitfchers betwist. Dit Ruk mogen wij thans voor uitgemaakt houden , en met den Heer Meerman vastftellen , dat deeze Kunst, omtrent het jaar MCCCCXXX, te Haarlem, door den remelden Koster , uitgevonden is : waar van de egte bewijsftukken voorhanden zijn in een Kinderboekje , 't welk de Heeren; ENSCiiEüé bezitten en, door de ruwheid , blijken draagt van de ecrlte beginzelen eener nieuwgevondene Kunde : en heeft deeze Vinder , reeds in den jaare MCCCCXL. ovcrleeden , beha! ven twee uitga»ven van Donatus, den Spiegel onzer Behoudenisfe, ecll vrij gfOQt Werk, ieder met verfehillende BoekRaaven, gedrukt, welken te dier Stede vertoond worden De Kunst , den Vinder ontdooien , en na Duhschland overgebragt , is daar tot grooter volmaaktheid opgevoerd, eerst met gefneede Metaalen, en, vervolgens, metgegoote Letteren (*)• Eenen ver' baa- Q) Men zie dit gefchil breedvoerig behandeld door den Penfiooaris Meerman, in zijn zeer keurig Werk Ortgine, Tjpwaphica, waar «n het voornaamlte, doorben  der NEDERLANDEN. 135 bnazenden invloed heeft deeze Kunst , eerlang door geheel Europa verfpreid, gehad in het Burgerlijke, in het Staatkundige en in het Godsdienftige. Dit vaardig middel, om de denkbeelden medetcdeelen cn te vermenigvuldigen, verdreef de nevelen van Onkunde, van Dwaaling, van Bijgeloof, van elkander afwisfelende Dwinglandij en Regeeringloosheid. Hoe zeer men, in den aanvange, daar tegen was ingenomen, en dezelve voor Toverij uitkreet, zal niemand der Drukkunfte de eer ontzeggen van veel toegebragt te hebben tot de hcrleeving der Letteren , en elk die ontdekking voor een Zegen des Mcnschdoms houden. Dat dwingende Sultans en laaghartige Geloofsönder« zoekers, wier Regten alleen (leunen op onderdrukking en onkunde, tot fchande der menfchelijke Na« tuure, tot een redelijk Weezen zeggen: zo verre , en niet verder, is 't u geoorloofd te denken , en uwe gedagten medctedeelen. Vorften, die Befchermheeren zijn van de Vrijheid , Gemeenebestcn , die dezelve bezitten, zetten aan eene Kunst, welke, vrij beoefend , het licht van kennis allerwegen verfpreidt, geenc paaien, dan wanneer het misbruik den Staat ramp zou brouwen : het misbruik ; waar voor deeze edele Kunst, zo wel als anderehoognuttezaaken, blootHeer Gockinga den Ni derduit fchen Lcezer medegedeeld js. Ook handhaaft de Heer van Oosten de Bruin , m zijne Gefchied. van Haarlem , de eer zijner Stad meeftjrüjk, den Vinder grooter vorderingen , dan de Heer Meerman , toekennende , I. D. bl. aog ens, I4 Jacoba.  i36 GESCHIEDENIS blooldiat. En zullen Boeken, die de goede Zeden kwetzen, den Godsdienst hoonen , en de wettige Regten der Overheid beledigen , met vermeerdering van befchaafde Kundigheden , van redelijke Godsdienftige begrippen , en gepaste denkbeelden van de wederzijdfche verphgtingen tusfchen Overheden en Onderdaanen , van zelve in vergeteluisfe geraaken : terwijl Werken van verdienden * vermenigvuldigd, en met greetigheid , door den gezuiverden fmaak, door het kunst- en weetenfchaplievend verhand en het deugdminnend en Godsdienltig hart geleezen worden. Krijgt O waaling, Ongeloof en Ondeugd, zomtijds , en, helaas! niet dan te dikwijls,voedzel door de Drukkunst; Waarheid, Geioof,Godsdienst en Deugd zijn 'er veel aan verfchuldigd: en zij zal, gelukt der Braaven wensch en verwagting , deeze dierbaare Panden eens de onfchatbaare eigendommen van het Menschdom doen worden. Terwijl wij dit fchrijven, melden de Nieuwsmaaren, dat de Porte de Drukkunst , noit in zijne Staaten geduld, te Conftantinopok zal laaten beoefenen. Jagoba. Pui-  der NEDERLANDEN. 13? ZEVENDE BOEK. De Graaven uit het Huis van Bourgonje. HPhilips de I. et is opmerkenswaardig, dat de drie vreemde Vonten, die hier de Landvoogdij voerden , naa dat de tak der oude HollandfcheGr-issew was uitgeftorven, reeds bij het leeven dergeenen, die zij Honden optevolgen, het bewind in handen genomen hadden. Het Huis van Bourgonje regeerde, eer Jacoba afltand deedt.. Toen nam Philips alleen den tijtel van Graaf zzn, fchoon hij lange het Graaflijk gezag geoefend hadt. Hij was de Zoon van Margareet van Beijeren , Dogter van Hertog Albrecht, Zuster van Willem Den VI, den Vader van Jacoba Een nieuw roo- neel in de Gefchiedenisfe biedt zich hier den oogen aan. Het eigenduuklijk gezag neemt fchielijk toe, en trapt, met een vermetelen voet, de heiligde Regten; een geheel Volk ziet Lich, bijkans eer het zulks bemerke, binnen kort, onder het haatlijk juk van willekeurige Heerfchappij gekromd. De Slaavcrnij krijgt de overhand, en 't is niet dan door een onverWagt voorval, dat de Vrijheid, voor een oogenblik, boven den Gezigtëinder verfcheen, naa omtrent eene halve Eeuwe onder de kim geweest te hebben. De eerfte proeve, door den nieuwen Graaf gegeeVen, van den thans verworven tijtel, was, dat hij alle Voorregten, eertijds als Ruwaard verleend, voor I 5 van Holland gsat uit den Huize van Beijeren in dat van Bourgonje over. 1434. Het Volk bedroogen en vertrapt.  Philips de I. Philips verlaat de Etigelfchen. 138 GESCHIEDENIS van geener waarde verklaarde , zo hij ze niet als Graaf bekragtigde ('*). Hij hieldt aan zich het beoordeelen van eenen moedwil, te Monnikendam gepleegd, ondanks het, volgens de oude Handvesten, dier Stede toekwam , daar over te beregten ( + )• Hij maakte gecne zwaarigheid , deeze Landen van Manfehap en Geld-uitieputten, tot het voortzetten der onlusten, die hij in Frankrijk voedzel verfchafte- welk Rijk hij, ftrijdig met zijne eigene oelangen , door wraaklust aangezet, langen tijd met de Engelfchen hielp bedtijden. — Dan eene tegenoverge■ delde wrok opende hem in 't einde de oogen. Hij kon niet vergeeten, hoe die Eilanders Jacoba int Graaflijk bewind hadden willen handhaaven. lhj moest met reden duiten, de Krooncn van Frankr>)k en Engeland op één hoofd te zien praaien. Uit het KoningUjk Bloed van Valois gefprooten, dagt h,j riin Gellacht fchande te zullen aandoen , met eenen Vreemdeling op een' Throon te helpen tot welken zijne Bloedverwanten een nader regt hadden. Daarenboven, toen, naa het ontzet van Orleans, door beleid van Joanna o'Aac, onder den naam van de Maagd van Orleans bekend , de zaaken der Engelfchen in Frankrijk behendig rugwaards hepen, hunne voorheenbehaaid:, overwinningen in zo veele .iedereen verkeerden, en hun de eene Stad na de andere ontweldigd werd, veranderde Philips van maatrealen; en verbrak de dood van Makgau,ï.et van re° ' Bour(*) Rose Memoriaal, III. f. 83. (jO Zie aldaar, II. f- 17-  der NEDERLANDEN. 139 Bourgonje , Egtgenoote des Graave van Bedford, ■ alle de banden , die den Hertog aan Engeland verknogt hadden. Hij verdroeg zich met Frankrijk , door den bekenden Vredehandel, te Atrecht geflooten. Op deezen verfcheen , onder andere Vorften , de Hertog van Gelderland; hier bevonden zich Afgezanten van ' alle Christen -Mogenheden, Afgevaardigden der goede Steden van Holland en Zeeland , als mede twee Cardinaalen, door Paus Eugenius den IV. en de Bazelfche Kerkvergadering, die Philips, eer hij den Vrede van Atrecht bezwoer , van den Eed , waar mede hij zich aan den Koning van Engeland verbonden hadt, ontfloegen : ondanks de verklaaring van den gemelden Paus , die Koning Hendrik gefchreven hadt, dat hij nimmer zulk een ontflag verleenen zou (*). Men mag zeggen , dat Carel de VII. deeze verbintenis van Philips zeer duur betaalde en , op de vernederende voorwaarden , dit Verdrag aanging. Hij ftondt hem, onder anderen, verfcheide Plaatzen in Frankrijk af, zonder hem tot eenige Lecnhulde te verpligten. In Engeland ontftondt, over deezen Vrede te Atrecht, van welken de En gel fchen, door een kunstgreep , waren bunengefiootcn, een geweldig gemor onder het Volk. Het Hof beklaagde zich bitter 0ver den Hertog van Bourgonje. In opene Brieven, op 's Konings naam uïtgegeeven , wordt hij een befaamde (*) Monstrelet , Vol. II. p. 108, 112. Philips de I. Vrede, re Atrecht geflooten. 1435. De In- ! woonders der Nederlanden in Engeland mishandeld.  i+o GESCHIEDENIS Philips de U Oorlog mee Engeland' faamde Verraader , Vijand van en Muiteling tegen den Koning geheeten (*) : buiten twijffel deunden die haatlijke benaamingen op de veronderftelhng, dat hij van Hendrik den VI, als Koning van Frank■rijk, verfcheide Heerlijkheden, en zelfs het Graaffchap van Vlaanderen , ten leen hieldt. De Afgevaardigden , door den Hertog na Enge/and gezonden , om zijne zaak te reglvaardigen , weiden , om hun fmaadheid aantedoen , bij een' Schoenmaaker gehuisvest, en hadden gcene vrijheid , om , zonder geleide, ter Misfe te gaan. Het Gemeen , den haat, dien het altoos tegen vreemdelingen koettert, gewettigd rekenende , vierde bot aan eene toomlooze woede, welke losborst op de Onderdaanen des Hertogs , en met naame op de Hollanders : eenigen werden, met fchennis van het heilig Regt der Volken , omgebragt (f) ! Zij vonden zich in de noodzaaklijkheid, om toevlugt tot den Koning te neemen , en diens befcherraing te verzoeken , welke zij , op nieuw den Eed van getrouwheid afgelegd hebbende, verkreegén. De opene Brieven , te dier gelegenheid gegeven , wijzen uit , dat zich , ten dien tijde, veele Hollanders , Zeeuwen , ook Utrecht/eken en Gelderfchen in Engeland onthielden (§). Deeze mishandelingen , den Hollanderen aangedaan, mishaagden den Hertog van Bourgonje. Hij vondt (*) Rym. Acï. Puil. Ang\ Tom. V. P. I. p.21. 23. (f) Monstrelet, Vol. II. p. I8U (§) Rym. Act. Publ. An%. Tom.V. P.L p.a8.  der NEDERLAND EN. 141 vondt daar in een voorwendzel, om te ernftiger zijne zaaken voorttezetten tegen de Engelfchen , die hij haatte , en aanzag als trotfche , onverzoenbaare en gevaarlijke vijanden. Hundrik de VI. liet daarop verfcheide Brieven afgaan, aan de voornaamfte Steden van Holland en Zeeland gerigt , waar in hij deezen zogt overtehaalen, om geen deel te neemen in den Oorlog , dien de Hertog voorhadt. Nog is 'ervoor handen één deezer Brie ven, met dit opfchrift: Aan onze zeer waarde goede Vrienden , de Burgemeefters, Schepens, Ra aden en Gemeente der Stad Zierikzee. Geen antwoord ontving de Koning op deeze Brieven, welken men den Hertog ter hand ftelde; zij ftrekten om hem tot het voortzetten des Oorlogs te fterker aantenoopen (*). Een Brief van een Vorst, aan eene Stad gerigt, was niets zonderlings. De bevoorregte Steden hadden veel gelijkheids met kleine Gemeenebesten , aan eenen Monarch onderworpen. Zij hieven belastingen ten haaren voordeele ; zij hadden land- en zeemagt , met het regt, om zich daar van te bedienen , tot eigene verdeediging; zij maakten menigwerf verbinienisfen met vreemde Mogenheden (f). Aan Engeland werd , in 't voorjaar van MCCCCXXXVI, de Oorlog verklaard, en alle handel op dat Rijk verbooden. Philips zondt aan den Conftabel van Frankrijk vijfhonderd Speeren , die hen (*) Monstrelet, Vol. II. 124, 125. (+) Hifi. de Franse, Tom. XVII. p. 39$, 7 . Philiïs de I. Bele£ van Calais. 1436.  ï4a GESCHIEDENIS Philips be I. hen de Engelfchen uit Parijs hielpen drijven. Voorts floeg hij het beleg voor Galais, eene Stad, toen , en nog lang daar naa, in handen der Engelfchen. Doch dit beleg moest hij opbreeken , doordien deVlaamingen, oproerig geworden, zijn Leger verlieten. De Hollanders en Zeeuwen leeden ichade bij dit beleg; die van Haarlem en Leyden verlooren elk een zwaar ftuk gefchut , .en de Zeeuwen eenige fchepen , welken zij hadden laaten zinken, om de Haven te hoppen (*). Wanneer de Engelfchen zich met tweehonderd zeilen omtrent het Zwin vertoonden , hadt de Raad van Holland den Graave van Ooflervant, benevens Floris van Abeele en Floius van Kyfhoek last gegeeven, om te Middelburg Volktewerven, om, met I45-  der NEDERLANDEN. 143 Zij zogten tot Vredesonderhandelingen te komen. Door bemiddeling der Hertoginne van Bourgonje, werd 'er een Verdrag geflooten , 't welk alleen de Kooplieden betrof (*). In de jaaren MCCCCXL en MCCCCXLI, zonden de Staaten van Holland en Zeeland Afgevaardigden na Engeland, die met Lasthebbenden van Hendrik den IV. in onderhandeling traden : deeze werd draaiende gehouden tot den jaare MCCCCXLIII, en liep uit op een Beftand,'t geen duuren zou , zo lang Partijen het goedvonden, mits men elkander drie maanden voor het verbreeken daar van waarfchuwde (f). De Hollanders hadden de dringendfte reden , om den Zoen met de Engelfchen , zo veel mogelijk, te verhaasten: alle hunne magt moeiten zij zamenbrengen tot het voeren van eenen zeer gewigtigen oorlog , die hun aan de hartaar raakte. Dit is een der vroeglte Oorlogen , uit den Koophandel ontftaan. Men kan hier uit opmaaken , tot welk eene hoogte de Zeemagt der Hollanderen reeds was opgeklommen. Wij zien hier eene der eerfte trekken van de mededinging tusfchen de Handeldrijvende Mogenheden, die, heden ten dage, bijkans de eenige oorzaak der Oorlogen in Europa geworden is. Wij hebben reeds opgetekend , welk eene jaloufy de voortgang van den Koophandel der Hollanderen in de Hanze- Ste- (*) Rijmer Ati. Pull, Angl. Tom. V. P. I. p.56, 57, 63 66. Qf) Zie aldaar, p. 119. PlIILU'5 de I. Uitflag van deezen Krijg. Oorlog met de Hanzesteden.  144 GESCHIEDENIS Steden verwekte. Misfcliien hadden zij eenig artikel van het groote Verbond overtreeden. Althans de Stad Lubek hadt, in het jaar MCCCCXXVIH , bij Philips klagten over hun laaten inbrengen. In den jaare MCCCCXXXIV , befchuldigde deeze Hoofdftad der Hanze-Steden , op eene Algcmeene Vergadering, de Hol/anders en Zeeuwen, dat zij , onder het beleid van Hendrik van Borselen, Heer van Veerc, den Oofterlingen, op zee, veel ichade hadden toegebragt , waar in Lubek, Roftok, Straalzond, Wimar, Lunenburg en Hamburg het diepst deelden (t). De laatstgemelden pleegden, zints een' geruimen tijd , vijandlijkheden in Friesland , en waren in oorlog met de Groningers. Zij hadden, in 't jaar MCCCCXXXI , Embden vermeefterd , naa den Drost, Lmelo Abdema, onder voorwendzel van een feestmaal , aan boord van één hunner Schepen gelokt te hebben, en op verfcheide plaatzen bezettingen gelegd (§)• De ftraksgemelde Wendfche of Wandaal fche Steden den Vrede met Erik, Koning van Deenemarken , geflooten hebbende , begonnen de Hamburgers, die zich te Embden bevonden , de vijandlijkheden door ftrooperijen in Friesland, waar zij veele Sloten vermeefterden en vernielden. De zamenverbondene Steden helden zich in haat , om den krijg met klem voorttezetten , en hielden de Hol- e PlIILIPi DE I. (*~) Rose Mem. I. 3- (f) Herm. Cornïïri Chron. C. 1333» (§) Mallet Hifi. Dann.  der NEDERLANDEN. 145 Hollandfche en Zeeuwfcht Schepen , die zij in hunne Havens en Zeeën bevonden, aan, boorden ze in den grond, verklaarden de Jaadingen prijs , en hielden de Scheeplingen gevangen. Dit onverwagte vijandlijk gedrag en verlies, want men was nog in onderhandeling, om, was het mogelijk , de gereezene gefehillën te vereffenen, trof de Kooplieden boveumaate, en was drukkende voor de Landzaaten in 't algemeen. Verre de meefte verbeurd verklaarde of vernielde Schepen waren uitgevaaren om Graan , thans zeer l'chtaal in deeze Gewesten. De Ovcrftrcomingen hadden den Oogst in de Betuwe, in het Sticht en in Friesland bedorven. In eene eeuwe , toen het geld veel fchaarfchcr was dan tegenwoordig, kostte een Schepel Rogge een Gouden Rijder , voor een Roggebrood van vijf ponden gaf men vier en een halve Groot (*) , en betaalde een halven Gulden, waYineer het bediijf der Oofterlingen bekend werdt. Het gemeene Volk moest zich behelpen met Brood, van Boonen , Raap- en Hennipzaad gebakken. ,, 't Was," febrijft Monstrelet , ,, eene elendige zaak , de Armen , in ,, grooten getale, van honger te zien fterven (f)." Bij deezen geesfel des Hongersnoods kwamen de vernielingen eener befmetlijke Ziekte. Het gebrek bragt, op veele plaatzen, opfchuddingen voort : te Rot- (*) Goudf. Chrtn. bl. iao. (j) Monstrelet, Vol. II. p. 151. II. Deel. K Philips de I. Hcngers* nood en Pest.  Ï45 GESCHIEDENIS faitirj be B Toebereidzelstegen de Hanzeótedcn. Rotterdam werden verfcheide Burgers gewond en gedood; de Stad moest de fchade der gekwetften boeten, en aan de Maagen der gefneuvelden vergoeding geeven. Men deedt , naar 't gebruik dier tijden, ,ftaath|ke Gebeden en plegtige Ommegangen. Elf Oproerigen werden veroordeeld , om na St. Jacob van Compoftella eene Bedevaart te doen , en , vervolgens, uitlandig te blijven (*> De Hertog van Bourgonje , thans bezig , om de Engelfchen uit Frankrijk te drijven , deedt niets meer, dan dat hij de Onderhandeling met deOofterürrgen liet hervatten ; doch , deezen de geëischte fchadeloosftelling van vijfduizend Goudguldens van de hand geweezen hebbende, behooten de Ridderfchap en Steden van Holland en Zeeland, op eene algemeene Dagvaart, den aangevangen oorlog met kragt doortezetten. Van den Hertog verlof te krijgen, om, behalven het toerusten van groote Vaartuigen ten oorloge, tachtig Baardfen, eene foortvanOorlogfchepen, te timmeren , ter kaap te vaaren , de Prijzen voor de Kaapers te bedingen, en voor den Herfst in zee te fteeken , was het werk van flcgts vijf maanden. Een Schrijver van de Zestiende Eeuwe , van deezen oorlog gewaagende , verklaart: „ De Hollanders zijn tot de fcheepvaart gebooren, „ en gewoon, zonder jaargetijde te ontzien, in zee ,, te loopen (f)-" De (*) Handv. van Ritterd. M S. f. 3°. Cr) Ale. Krantz. Lib. XI. Cap. XXIX. p. 3 04.  m NEDERLANDEN. 147 De noodzaaklijkheid en de begeerte tot buit bragt dus eene menigte van Oorlogfchepen en Kapers in zee. De Oofterlingen vonden zich , van alle kanten, beftreeden , en werden meest altoos overwonnen. In verfcheide ontmoetingen ontweldigde men hun twintig groote Schepen. De vrije kaapvaart bragt ongeregeldheden voort Men nam , zonder te letten, of het vijand dan vriend was, alle rijkgeladene Vaartuigen. Een Fenetiianfche Kraak en drie Bifcaijers werden opgebragt en verbrand. De Hertog, bewoogen over de klagten , hem van alle zijden gedaan, vondt zich verpligt, de Kaaperlj te verbieden , en de Neemers van andere Schepen dan des Vijands, tot fcharieberering te noodzaaken. Niettegenftaande zulks, droegen de Overwinnaars zo veel roems op de behaalde voordcelen , dat zij gewoon waren een' Bezem in de Mars te voeren, ten teken , dat zij de Zeefchoon geveegd hadden. Hunne Schepen bedekten alle wateren ; zij voerden , in een letterlijken zin, den fchepter ter Zee. Ten blijke, dat zij zeer ontzaglijk geworden waren, ftrekt, dat, bijeen' Zeedag tegen eene magtige Vloot der Oofterlingen, twintig der vijandlijke Schepen , met Prnisflfchen en Lijflanden bemand, zich , zonder wederftand te bieden , overgaven. Zij werden» egter , op denzelfden voet als de overwonnenen behandeld ; men nam de Schepen en de Goederen na zich , het Volk leeven en vrijheid fchenkende. De kans des Oorlogs keerde wel eens ten nadeele der Hollanderen. Vrugtloos zogten zij Erik , Koning van Deenemarken, K 2 ' door Phh.ips de i. Voordeelen. door de Hollanderster zee behaald. 1440.  Bhclim UE i. Einde detZes Oorlogs. 1441. MS GESCHIEDENIS- door zijn Volk ontthroond, om Christoffel , Hertog van Beijeren, op den Rijkszetel te heffen , in zijn gezag te handhaaven. De Gevolmagtigden der oorlogvoerende Mogenheden vingen, eindelijk,Vredesonderhandelingen te Koppenhagen aan : doch de halllarrige weigering der Hollanderen, om dezwaare geldfommen, die de Oofterlingen tot fchavergoeding eischten, optebrengen, maakte, dat zij op niets uitliepen. Uit eenen ganSch anderen hoek daagde de Vrede op. Die van Hoorn en Enkhuizen hadden met ze?, of, gelijk anderen willen , met drie kleine Vaartuigen fdrie groote Oorlogfehepen der Oofterlingen be. nwgtigd en te Hoorn opgebragt. De hftifche en befebeide behandeling , waar mede zij de Gevangenen bejegenden, bragt te wege, dat zij, in hun Vaderland wedergekeerd , de edelmoedigheid der Hollaüdereh hemelboog préezen. Pieter Brand, éénder aanzienlijkfte Hoplieden onder de Oofterlingen, Jbrak zo dikwijls en met zo veel klems van de braafheid der Hollanderen bij zijne Landsgenooten , di t de, eertijds meest verbitterde, Steden tot een tienjaarig Beftand de toeftemming gaven. Utrecht, /tmenfoort, Antwerpen , Mechelen en Nieuwmegen warden van de zijde der Hollanderen; Maagdenburg, Bmnswijk, Gottingen, Hanover en Kampen van de zijde der Oojlerlingen benoemd, om , in dien tusfchendjd, de gcreezene gefchiiien te vereffenen. Dit Beftand, waarvan de Artijkelen , van tijd tot tijd, vernieuwd werden, bragt, in 't einde, dezelfde uitwerk-  der. NEDERLANDEN. 149 w:'rkzels voort als een welbevestigde Vrede (*). De Koopha idel herkreeg de vrijheid , en de Overvloed ftortte op nieuw den vollen hoorn uit in deez.e Landen. Die van Breemen hadden de ftoutheid, om Holland, Zeeland, Friesland en Vlaanderen den Oorlog te verklaaren ; doch , om deezen overmoed te flrafTen , was het alleen genoeg, die van Amfterdam vrijheid ter Kaapvaart te verkenen. De Koophandel en Zeemagt dier Stad overtrof toen reeds die van alle anderen. Deeze hadt ook de Kapiteins tot den Oorlog met de Oofterlingen uitgeleverd. —-— Men hieldt , vervolgens , in Holland verfcheide Raadsvergaderingen , om middelen te beraamen tot voldoening der Mogenheden , die in deezen Krijg fchade geleden hadden. Deeze Dagvaarten, beftaande uit Afgevaardigden van de Staaten deezer Landen, werden veelvuldiger door de uitlandigheid van den Vorst. Ten tijde der eerfte Graaven vindt men niet, dat zij vergaderden. Toen , in den jaare MXLVIII, Dirk. de IV, zonder kinderen, overleedt, kwamen de Edelen zamen, om Floris den I. uitteroepen. In den jaare MLXI, benoemden de Steden Robert de Vries tot Voogd, ?t geen zij niet konden doen dan op eene algemeene Vergadering. Dit zelfde heeft moeten gebeuren in het jaar MGCLXVI, toen de Staaten den Graaf van Gelderland tot het Rcgentfchap verhieven. Ook vin- (*) Aitsma, I.D. bl. 90. Velius Hoorn, bl. 61. K 3 Philim DE L Vergaderingender Staaten.  ISo GESCHIEDENIS Philips pe I. vinden wij , op 't einde der Dertiende Eeuwe , de Steden ter Algemeen- Dagvaard te Roemerswsard in Zeeland opöntbooden. Zij zonden Gevolmagtigden na Engeland , om over Staatszaaken te handelen. Zints dat tijdperk vermeerderde derzelver invloed op .de Regeering van tijd tot tijd ; zij vergaderden met de Edelen , wier magt , in tegendeel , allengskens afnam, tot het verrigten der aangelegenlte zaaken. Onder de Vorlten uit het Huis van Bourgonje, werden de Staatsvergaderingen van Holland, bijkans pp dezelfde wijze als tegenwoordig, gehouden. De voorflag , door of van wege den Stadhouder , den Raad, of eenig Lid der Vergaderinge gedaan zijnde, Remde de Ridderfchap eerst ; doch , dat opmerkelijk is , niet altoos als een lichaam , maar fomtijds ook hoofd voor hoofd. De andere Leden volgden, indien zij gelast waren : zo niet, dan namen zij de gedaane voorflagen over, om 'er hunnen Vroedfchappen verllag'vau te doen , en derzelver befluit , ter iiaafte Dagvaart, inteleveren. Voorts fchijnt men lüt het verhandelde ter Vergaderinge van Holland, ten deezen tijde, ook te mogen afneemen, dat, behalven de Vroedfchappen , de Gemeente nog , ten minden in zommige Steden, ever het Ruk der belastingen gekend wierd (*). De dood van Margareet , Gravinne Weduwe van Willem den VI , vermeerderde de magt van Philips den I. Zij bezat Gouda, Schoonhoven , de Ei- (*) Wagenaar. Vod. Hsjf. III. D. bl. 546.  dei NEDERLANDEN 151 Eilanden Texel en Wierlngen, Beverwijk , Wijk op Zee , Westzaandam , Krommenie , Nieuwland en 1 Spaarnewoude. Philips was in deeze Heerlijkheden nog niet ingehuldigd , des deedt hij 'er zich erkennen, met opgelteeken vingeren den Eed afleggende, die, van woord tot woord , luidde : Dat zweeren wij, dat wij allen onfcn Onderfaten en goede Luijden , die nu mit rechte an ons gecomen inde beftorven zijn, bij der dood van onfer liever Moeije, Frou- We MaRGRIETE van RcUJkGOVSGÜN ,Sa!iger gedacht ten, woonende in den Heerllcheden, dair zij an verlijftocht is geweest, fos waer die gefeten zijn, bis.nen Steden, of dair buyten, houdt en trouwe wefen zullen, ende hun doen , al dat een goet Landsheerfijnen Onderfaten mit rechte fchuldig es te doen , ende geloven hun ende eiken bijzondere te houden en te ftercken in allen horen Rechten , Privelegien ende Handvesten. die jij hebben, Confirmatien dair off te doen geven onaer onjen zeget, ju verte ais wij mit. rechte dair in gehouden fijn, hun die te vermeerren, ende niet te verminderen. Alfa moet ens God helpen ende alle fijn Heiligen! (*) Eenen geruimen tijd weigerde Philips den Kei¬ zer hulde te doen wegens Henegouwen, Holland en Zeeland. Eindelijk bewilligde hij hier in, en ditgefchiedde te Aken. Vervolgens was hij , of in perfoon, of door zijne Afgevaardigden , op verfcheide Rijks* (*) Ross Mem, V. 15$ -—165. K 4 Phiups de I. MerkwaardigeEed der Graaven bij huune inhului- Philips doet hul de aan het Keizerrijk , 144  I52 GESCHIEDENIS Philips de li Pe partijfchappenherleeven. Oorfprongder oude Sta "hu«leren. Rijksdagen tegenwoordig (*). Zitlts dat tijdperk is de Leenband, die onze Landfchappen aan het Rijk verbonden hieldt, allengskens verzwakt , en , eer eene halve Eeuw ten einde liep , erkenden zij geen* Rijkswetten, droegen geene Rijkslasten, en begonnen zich aantetnerken als een volhrekt oniifhanglijk Gemeenebest. De gevallen, waar in de twee Partijen , die Holland verdeeld hielden , zich ingewikkeld vonden, wijzen uit, dat de Hoekfchén doorgaans de zaak der Regtvaardighéid en Vrijheid vetdeedigd hebben. De Kabeljaauwfchen, daaiëntegen, fcheenen , bij aanhoudenheid, de Overweldigers en Dwingelanden te begunlligen. Wij ontdekken, dat zij, agtcrëenvolgende, tegen Mau.gar.eet cn Jacoba, Willem den I, Jan van Beijeren en Philips van Bourgonje'bijftand boodeïJ. Het moet ons , derhalven, niet verwonderen , dat deeze laatstgemelde Vorst zorge droeg , om geene anderen , dan Kabeljaauwfchen , tot het Stadhóuderfchap te benoemen. Onder Albrecht ontmoeten wij eerst den tijtel van Stadhouder, heden ten dage zo luiherrijk engewigtig. Het blijkt, dat onder dien flappen en werkloozen Vorst de Stadhouders den meéfter fpeelden. Ten tijde van Philips, die bijkans altoos uitlandig was, fchonk deeze bediening een ver (trekkende magt aan allen , daar mede bekleed. Zij oefenden , en breid- (*) Struv. Corps Hift. Germ. Totn. I. p. 724- C9W" ring ue Finib. Imf. Germ. p. 752.  oer NEDERLANDEN. 153 breidden zelfs het gezag van den Vorst, wiens plaats zij bekleedden, zo verre uit, als hun mogelijk was. Zij riepen de Vergaderingen der Staaten zamen, befchikten over de Ampten , en hieven belastingen. Dit toont ons, hoe zeer zij verfchilden van de tegenwoordige Stadhouders. Zij hingen te eenemaale af van den Vorst, die hun , van tijd tot tijd , verwisfelde, ten einde zij zich niet te magtig zouden maaken. In den jaare MCCCCXL, werd Lannoy opgevolgd door Willem van Lalaing , Meer van Bingaicourt , die zijne Dogter Yolenda aan Reinoud van IJrcderode, het hoofd der Hoekfchén, uitgetrouwd hebbende, zich allengskens in de partij zijns Schoonzoons liet overhaalen (*). De Kabeljaauwfchen , zich van de Ampten verftookeh ziende, zogten het Gemeen tegen de Hoekfchén optehitzen. Zij namen hier toe eene gunlhge en gelukkige gelegenheid te baat. De ftrenge Winter en de koude Zomer des jaars MCCCCXLII, hadt een fcftaarfchen tijd veroorzaakt. Tot vermeerdering der elenden waren de belastingen, van dag 'tot dag, verzwaard: deezen drukten inzonderheid de fchaamele Gemeente en het nuttigst gedeelte derBurg.ren, aan wien men de zwakke heunzels van een moeilijk beftaan onttrok. Hun geduld geraakte ten laatlten ten einde. In den jaare MCCCCXLIV, hadt ■ (*) J- A I-EYD' von den Heere van Brederode , Cap. XLIX. bl. 644. K5 Perups de I. Elende en verdrukking.  '54 GESCHIEDENIS Phimbs be I. De/fdbejauwfchen uit Anilterdam verdreeven. hadt de Stadhouder, in de Vergadering der Staaten, van wege den Hartog, eene nieuwe Leening gevorderd. De Afgevaardigden van Amfterdam , Leyden, Haarlem en Delft verklaarden daarop, niet gelast te wezen. Zij waren zo wel verzekerd van 's Volks onvermogen, dat zij betuigden, geen ander middel te weeten , om den Graaf tevredeteftellen, dan hem aantebieden , om elk , met hunne Vrienden, hunnen Boedel den genadigen Heere te leenen (*). De kaaperijen, door Amfterdam gepleegd in den Oorlog met de Oofterlingen , op de Schepen van vriend en vijand, de ongenegenheid dier Stad , om tot de fchadeloosltelling iets toetebrengcn , en, met één woord, de meerderheid, welke zij zich zigtbaar aanmaatigde, hadt de jalouzij en haat der andere Steden en van den Hollandfchen Adel gaande gemaakt. In deeze Stad, de trothe, daar zij reeds de volkrijkftc geworden was, begon de zuurdeesfem des oproers eerst te werken , en deeze zich te vertoonen , toen GljSBRECHT VAN VlANEN met lodewijk. VAN Montfoort daar verfcheenen was, om, in 'sGraaven naam, de VVethouderfchap te veranderen. De Hoekfchén en Kabeljaauwfchen werkten ieder voor hunnen aanhang. Het Volk en de Burgerij geraakten aan 't gisten. De klokken werden geluid, men tastte den Schout gewelddaadigerhand aan; één uit den hoop , die de Burgers tot vrede aanmaande, moest (*) De Riemer 's Gravenh. II. t$, 86.  der NEDERLANDEN. 155 moest het met den dood bekoopen ; een Priefter, met het Sacrament zich op ftraat vervoegende , was nauwlijks magtig de woede der oproerigen totbedaaren te brengen, 's Graaven Afgezanten bevredigden, voor't uiterlijke, de beide partijen. Maar de Kabeljaauwfchen, de zwakffen zijnde , fchooten te kort, en moeiten de Stad ruimen» Zij namen hun wijk na Haarlem, en bragten de vlammen van deezen nieuwen Burgerkrijg over op eene plaats, waar hunne partij de meerderheid hadt. De Kabeljaauwfchen en Hoekfchén wapenden zich tegen elkander, en honden , eerlang , in volle flag- orde op de Markt gelchaard ; ieder Aanhang hadt, hoe fterk werkend is de woede der partijfchappen! een Broeder aan 't hoofd: Nicolaas van Adrichem voerde de Hoekfchén , en diens Broeder Sision de Kabeljaauwfchen aan. Bloedvrienden en Buuren, elkander voor eeuwig vaarwel gezegd hebbende , ftonden met geveld geweer gereed , om de een den ander te verdelgen. Elk beroemde eene goede zaak te verdeedigen. Zij fcheenen woefte dieren, in 't ltrijdperk gelaaten, 0111, op een gegeeven teken, losterukken. Vergeefsch deedt een Priefter , met het Heilige in de hand tusfchen beiden treedende, zijn best, om de Burgers, tegen Burgers gefchaard, te doen fcheiden; vergeefsch viel 'er een zwaare ftortregen; men hieldt het in dien ftrijdvaardigen ftand twee dagen agteréén uit. De Hoekfchén trokken eerst af. Zij verfterkten zich met den Burgemeefter, hun Aanvoerder, in hunne huizen; het Phiubï de I. Opftand te HaarUrn.  3 56 GESCHIEDENIS Philips be I De Hertoginkomt te Haarlem. het huis van deezen werd door zijn Broeder, die de Vleeschhouwers tegen hem aanvoerde , heftig behormd. Veele anderen trof een dergelijk lot. De vijandlijkheden kwamen dagelijks op 't leeven van eenige Burgers , zo aanvallers als afweerders , te haan. Philips zondt zijne Egtgenoot, Isaeella,die,gelijk de Schrijvers van dien tijd zich uitdrukken , het Regementbv.er Hollanden Zeeland hadt, na het oproerig Haarlem ; op deeze reis vergezelde haar Frank, van Borselen , als het hoofd der Kabeljaauwfchen, cn de Stadhouder Lalaing , dien men voor den begunftiger dtr Hoekfchén hieldt. Deeze laatfte, onder den weg verwittigd, dat zijn leeven binnen Haarlem gevaar liep , keerde na den Haag» te rug ; en hij deedt wel met die waarfchuwing in agt te neemen; want nauwlijks hadt de Hertogin den voet in de fchuit gezet, of die van de Kabeljaauwfche Partij zogten Lalaing met zo veel drifts en zo weinig ontzags , dat zij , onder voorgeeven , dat deeze zich bij den Hoflloctderllertoginne verfchool, de ftoutheid hadden van de Staatjufferen der Vorftinne onder de kleederen te betasten, om te ontdekken , of zich de Stadhouder, in vrouwengewaad, daar onder verftooken hadt. De Hertoginne , hoe bekwaam anderzins tot het Billen van inlandfche beroertens, zag geen kans,om dit hevig woedend onweer te doen bedaaren : zij bewcog de Hoekfche Heeren, die zich nog in hunne huizen verfterkt hielden, de Stad terftond te verlaa. ten,  ber NEDERLANDEN. 157 ten , en na Amfterdam te wijken , onder de hand bcloovende, dat zij, binnen drie dagen, hunne wederkomst in Haarlem zou bewerken. Doch het aanhoudend oproer maakte , dat zij deeze belofte niet kon volbrengen ; en de Hertogin keerde onverrigter zaake na den Haage te rug, werwaards zij die van Haarlem dagvaardde, om, met het brengen van de Stads Sleutelen, onderdaanigheid te betoonen , en de breuken, waar in zij, wegens hardnekkige ongehoorzaamheid, gevallen waren , bij goeddunken van eenigen der voornaamfte Edelen, te beteren. Een opontbod, waar aan zij niet fchijnen voldaan te hebben; dewijl, kort hierop, een bevel van den Hertog kwam , allen, die in 's Vorftcn diensten eed waren , gelastende, binnen vier dagen Haarlem te ruimen, eh, zonder uitdruküjk verlof des Hertoga', 'er niet weder te komen : dit werd gevolgd van een Cevelfchrift der Hertoginne, die, om de ongehoorzaamheid der Haarlemmeren te (traliën, in 't zelve verboodt , hun toerelaaten koopmanfehap te drijven in eenige Steden of Plaatzen van Holland, Zeeland of Friesland (*). De Hoekfchén, na Amfterdam getrokken , wierden daar met open armen ontvangen : en dus zonden deeze twee Steden elkander de bukkende Partij toe, en heerschte in elk derzelve een onderfcheiden Aanhang. Die van Dordrecht hadden toen ten Jijde , zeer hoog- ( * ) Van Oosten dr Bruim, Haarlems Gefeh. I. Deel, W. 283. Philips de I.  \ Philips de I. Sioutmoediglieid der Dordrechtj'chen. Oproer te Leyden. hun gedrag te verdeedigen : en zij fchijnen , door hunne Vertoogen, bewerkt te hebben, dat Philips , al de fchuld aan Lalaing wijtende, deezen van het Stadhouderfchap beroofde, en Gozewijn de Wilde, een Vlaaming, in diens plaats, onderden naam van Prefident van Holland, Zeeland en Friesland, aanfielde : doch dit doofde het ontftooke twistvuur niet uit. Te Leiden hadt Floius van Boshuizen, een ijverig Voornander der Hoekfchén , geweigerd zijn Schoutsampt aftelraan aan Simon Frederikszoon, onder voorwendzel, dat diens Lastbrief niet egt was. Zij vervoegden zich beiden , elk een' On_ der- I445- (*) Dord. Priv. II. 555. j58 GESCHIEDENIS hoogloopende gefchillen met de Edelen en de Steden van Zuidholland, wegens het Stapelregt, geweigerd eene Dagvaarding na den Haage aanteneemen , en den laatlïen Boode, hun toegefchikt, zo flcgt behandeld, dat niemand lust hadteen dergelijkeboodfehap bij hun afteleggen. Vrugtloos verzogt de Hertoginne hun op nieuw te Rotterdam , eene nabijgelegene Stad, te verfchijnen ; zij bleeven dit ook halftarrig weigeren. Isabella , met verontwaardiging vervuld , Breek over hun een ftreng vonnis, verfcheide hunner Gebruiken en Voorregten alïchalïende. Doch het blijkt alleszins, dat de Stad, in haat, om haare Regten te handhaaven , zich des weinig bekreunde (*> De Kabeljaauwfchen, inzonderheid die van Haarlem, vervoegden zich te Brusfel bij den Hertog,om  ber. NEDERLANDEN i59 derfchout aangefteld hebbende , ten Hove. Dus hadt men te Leyden teffens twee Schouten en twee Onderfchouten, elk met hunnen aanhang ; de Kabeljaauwfchen hielden het met Simon Feederikszoon, en de Hoekfchén met Boshuizen. De beide Partijen fchooten de wapenen aan, en honden gereed, om op elkander losterukken, wanneer de Kabeljaauwfchen , hunne tegenftanders door trouwlooze onderhandelingen op den tuil gehouden hebbende, onverwagt den aanval deeden, en hun dwongen na St. Pankras Kerkhof de wijk te neemen, waar men hun, misfehien uit ontzag voor de heiligheid der plaatze, geen leed durfde doen. Een Priefter, in volle wapenrusting, hitste toen de Hoekfchén aan tegen den Pref Jent van Holland, die uit Delft en den Haage den Kabeljaauwfchen hnlpe hadt toegefchikt. Eenigen fneuvelden , veclen werden gewoud , en honderd en twintig in de gevangenis geworpen: onder deezen bevondt zich de Schoonbroeder van Boshuizen, Jan Danielszoon , die , nevens twee anderen, in den Haage onthalsd werdt. De overigen kreegen lijfsgenade, en werden, naa eenigen tijd gevangen gezeten en losgeld betaald te hebben, gehaakt (*). Philips, genoodzaakt zelve na Heiland te komen, om de gereezene onlusten te dempen , vondt geen beter middel dan de Ampten onder lieden van beide (*) Rose Memor. XL Philim DE I. De Hertog verandert de Wethouderfchap.  x6o GESCHIEDENIS Philips de I. De oorfprongócrRedenriikerenen van het Neder duitfche Tooneel. de aanhangen te verdeden- Eenige maanden voor zijne overkomst hadt hij een Bevelfchrift laaten uitgaan , bij' 't welk hij het verbod , bij den Zoen met Vrouwe Jacoba gedaan , van elkander Iloeksch of Kabeljaainvsch te noemen , vernieuwde. Desgelijks veroordeelde hij het zingen of opzeggen van partijdige Gedichten, door den geest van Burgertwist vervaardigd. De Redenrijkers , eene foort van Dichters , die teifens Tooneelfpeeldcrs waren , vertoonen zich hier de eerde in 's Lands Gefchiedenisfen; en fchijntdrrs dit flag van lieden, niet ongelijk aan de Troubadours In Frankrijk, te midden van de onlusten der Hoekfchén en Kabeljaauwfchen, .ten voorfchijn getrecden. Vermoedelijk is het, dat zij, reeds, vroeger beilaande, door de voornaamften van beide de Partijen aangezogt en overgehaald wierden , om elkanders Perfoonen en Bedrijven voor het Volk baarlijk te befchrijven en ten toon te dellen: wij zullen , eene Eeuw laater komende , zien , hoe veel zij toebragten aan de Geloofs- en Zedehervorming, welke men zogtintevoeren, en om het Volk te beweegen. Hier hebbe men, buiten twijffel, den oorfprong te zoeken van de Redenrijkers Kamers, waar , ten dien dage , de eerde Vernuften vergaderden. In deezen werd de Taal befchaafd, de Dichtkunst verbeterd, . en het Nederlandsch Tooneel gevormd. De Redenrijkers verdienen onze aandagt, en wij zullen , vervolgens, nader van hun fpreeken: dewijl zij ons de vorderingen van 't vernuft onzer Landzaaten ontdek  der NEDERLANDEN. 161 dekken , en een verbaazenden invloed op de Zeden hadden (*). Dit Plakaat verboodt ook het geeven van Lfverij 4 behalven aan zijn eigen Huisgezin en Dienaaren; het maaken van nieuwe Schutterijen ; het opzetten van Kaproenen , tot onderfcheidtekens der Partijen ingevoerd; het draagen van Harnasfen , Zwaarden, lange Mesfen of eenig ander Geweer (f). Zo verregaande was de woede der partijfchappen in die oproerige dagen, dat het Hof verpligt was , de ftraf* fen, voorheen tot de Maagen des Doodflaagers zich uitftrekkende, tot zekeren tijd optefchorten, opdat men genoegzaame gelegenheid tot verzoeninge mogt hebben (§). Het was om die verwoeftende wanörders te beteugelen , dat Philips , in den jaare MCCCCXLVT, een fchrikbaarend voorbeeld van ftraföefening gaf. Hij was 'er op gefteld, om het oudfte en heiligfte werk eens Vorften, de handhaaving des Regts , te verrigten. Hij vertrok ten dien einde na Middelburg , waar men zwaare klagten inbragt tegen Jan van (*) Men leeze, om hier van het beste bijéén , en alles tttet een keurig oordeel behandeld, te vinden, de Cefchiedenis der Rederijkeren van den Heer Willem Kops , in de Werken van de Nederlandfche Maatfehappij der Letterkunde te Leyden, II. D. bL 215 351. Cf) Scbiverius Toets op 7 Goudfche Kron. bl. 273. (§) Handv. van Amft. bl. 32. II. Deel. L Philips de I. Schik-' kingen, door den Hertog gemaakt. Jan van Domburgonthalsd. 1446.  ms. I. Tegen - _ natuurlijke zonde geftraft.. i5a GESCHIEDENIS van Domburg- , hem van veelerlei gewelddaadigheden en ook van doodflag befchaldigende. De Hertog beval, den ftrafwaardigen gevangen te neemen, en men bezette eene Kerk, waar in bij zich verfteekcn, en, als eene belegering verwagtende, van voorraad .voorzien hadt. Niemand durfde hem, met geweld , van daar haaien : dewijl men , volgens den redeneertrant, dier domme dagen waardig, befloot, dat de muuren, binnen welken het Opperwezen dc geloften van Gudvrugtige harten ontving , ter vrijplaats voor onverlaaten moeiten ftrekken. Drie dagen lang hieldt men hem daar ingedooteu. Dikwerf was. de ongelukkige te raade zich overtcgeevcn, doch daar van wederhouden door zijne Zuster, eene Non , die hem ettelijke keeren toeriep: ,, dat hij „ zich liever , vcgtenderhand , behoorde te laaten „ dooden, dan zijnen Huize de fchande aantedoen, „ van zich door beuls handen te laaten ombren„ gen (*)." In 't einde gaf hij het op en zich over aan 's Hertogs genade , die hem, op 't midden van de markt, deedt onthoofden. Veel fineekens kostte zijne Zuster het verwerven der begraaihisfe zijns Lijks in gewijden grond (*). Philips gaf ook, in Holland, een voorbeeld van zijne onverbiddelijke onpartijdigheid in de regtsöeferfihgd De Pref:Jent Gozewijn du Wilde , door eene oude en onverzoenlijke vecte vervoerd, beichuldigde Banjaarï Scey , Siotvoogd te Medsnbllk, van (*) Olivier. de la Marche Mem. Liv. L p. 253.  per NEDERLANDEN. 163 van manflag. Banjaart lei, om zich te wreeken , zijnen Vijand de onnatuurlijke• zonde van Sodomie ten laste. De Hertog ontnam hem het Prefidentsampt, en zondt Jan van Lannoy, onder den tijtel van Stadhouder , na Holland. De beide befchuldigden werden eerst in 's Graavenhaage gevangen gezet , en , vervolgens, na Heusden gevoerd, waarfchijnlijk ten einde de regtspleegingen, over een zo haaüijk misdrijf, als den afgezetten Prefident ten la:te gelegd werd , met te minder gerugts aftedoen. Om zulk eene fchennis te ftraffen , kende men toen geene andere ftraffe, dan verbranden. In de jaaren MCCCCXLI en MCCCCXL1V, hadt Utrecht twee zodanige ftraföefeningen binnen haare muuren gezien , en , in den jaare MCCCCLIV, werden daar twee perfoonen, om dien gruwel, verbrand. In 't voorbijgaan merken wij hier op, dat de Hertog van Gelderland, eenige jaaren laater, van dergelijk eene verkragting der Natuure werd befchuldigd. Gozewijn loochende, zes maanden lang, hetaangetijgde kwaad, en veelen hebben hem voor onfchuldig gehouden. Om hem tot bekentenis te dwingen , ontftak men een vuur in 't Voorhof van het Slot , en fpreidde, op eene andere plaats, een ftuk rood haken. Den befchuldigden werd voorgehouden , dat hij te kiezen hadt, of het zwaard, of het vuur; dat hij leevend zou verbrand worden, indien hij bij de weigering bleef volharden, 't Zij inwendige overtuiging van fchuld, 't zij fchrik voor de wreede itrafoefening Gozewijn bewoogen hebbe , hij deedt L a be- PlIIT.IFS DE I.  i64 GESCHIEDENIS Phiups be I. Oproer der Gen- tcntia ■ ren- 1452. bckentenisfe , en kreeg terhond het zwaard. Banjaart , van moord befchuldigd , werd geflaakt; doch , eenigen tijd daar naa , van zijne waardigheden ontzet, en ten lande uitgebannen (*). Een Vorst , die zich zo oplettend toonde , om misdrijven tegen de Natuur te firafFen , gaf zijnen Onderdaanen een voorbeeld van dartele galanterij. Hij leefde pragtiger dan een der Vorhen van zijnen tijd. Om dien itaat optehouden, en genoegdoening aan zijne lusten te verfciiairen , hadt hij veel fchats noodig. Hij wilde in Vlaanderen eene belasting van achttien Stuivers op ieder zak Zout leggen. Wie, het oog flaande op de lijdelijke gehoorzaamheid der Iuwooudcren onzer Landfchappen ten opzigtevande belastingen, welken hun drukken, en op de onbuigzaame halftatrigheid der Gentenaaren , zou hebben durven voorfpeljen , dat, in de volgende Eeuw, de eerstgemelden het juk der Monarchy volftrekt zouden affchudden, terwijl de laatstgenoemden daaronder den hals kromden ! De Flaamingen zagen toen de belasting op het Zout aan als eene onmenfchlijke cn dwinglandfche uitvinding. Zij weigerden den eisch des Hertogs, met verontwaardiging , verklaarende, dat zij, al zou het hun het keven kosten, geene belasting zouden dulden , welker drukkende zwaarte meest op het fchamele Gemeen aankwam, (*) Meijerus od An. 1445. Memnriaah van Bossaert, f. 89 ,90. De Riemer 's Gravenh. I. D. bl. 25, enz.  dei NEDERLANDEN. 165 gewoon van gezouten Vleesch en Visch te leeven. In 't volgende jaar toonden zij zich, niet dezelfde fierheid, ongeneegen, eene nieuwe belasting op de Graanen te draagen (*). Dit doende , konden zij ligt voorüitzien , welk een ftorm hun dreigde , cn oordeelden, dien te moeten afweeren, door een openlijken ophand. Zij bragten vierduizend man in de wapenen , die , ten teken van onderfcheid , witte Kaproenen droegen. Zij maakten zich meefter van verfcheide Plaatzen langs de Schelde (f). Philips rukte van'alle kanten volk bijéén. De Gentenaars werden verfcheide keeren gellaagen , en wel het gevoeligst en beflisfendst bij Rupelmonde, waar de Hertog zelf zijn Leger aanvoerde. Daags naa deezen flag , vertoonden zich op de Schelde de. Hollanders en Zeeuwen ten getale van drieduizend man , begeleid door Jan van Lannoy , hunnen Stadhouder , door de Heeren Jan en Philip van Wassenaar , Jan van Heemstede , Reinoud en GlJSIlRECHT van BltEDERODE , HENDRIK van BoR- selen , Heer van Veere , en verfcheide anderen, zo Kabeljaauwfchen als Hoekfchén. De Hoofden deezer laatstgemelden hadden zich, door het uitlooven van grootc foldy, laaten overhaalen ; doch het betaalen daar van bleef agter. Een ooggetuige ver-, haalt ons , hoe deeze manfehap zich voordeedt. „ De (*) Meijerus ad An. 144S & 1449, f. 3°i> q) O. de la Marche Mem. Liv. I. p. 341,34.2* L 3 PhiUps de 1- De Hollandersen Zeelandentrekken tegen hun op.  i66 GESCHIEDENIS Phiups de h Voorregten . hun gefchon ken: doch met veel bepaalingen. ren verklaarde hij hen, in gevalle .van oorlog ofoverftröoHiing, ontheffing van de reeds ingewilligde tienjaarige Bede. Hij bekragtigde het Voorregt der Laiuizaaten van niet buiten hunne Landpaalen te regt getteld te kiinnn worden: dan dit Kegtde non evocando zou geen plaats hebben, in gevalle van wederfpanöiffheid, van gci'chilleu tusfchen Stad en Stad, in oproer , en , eindelijk , in alle andere gevallen , die met 'sLanJs Regten, ter gewoone plaatze, niet afgedaan konden worden. Deeze bepaalingen namen veel van dit fchoonfchijnend Voorregt weg: want het ftondt aan den Graave te verklaaren , wanneer één der ophemelde gevallen ftand greep. Desgelijks beloofde hij , voortaan geene Brieven te zullen verkenen, ftrijdig met de Privilegiën, Regten en Vrijheden der Steden, gelijk hij erkende voormaals wel gedaan, te hebben (f). ^ (*) DelaMarche, Liv. I. p. 354—— S?2. (j) Gr est Plakaatb. III. D. bl. 18. II. D. 679,657* „ De Edelen ," fchrijfthij, „waren van het hoofd „ tot de voelen geharnast, de Baanderheeren droe„ gen hunne Baanderrollen, de andere Edelen hun„ ne Wimpels, ontrold; in deeze gedaante trokken „ zij , ontfeheept zijnde , te voet of op wagens „ voort (*)." Dit krijgshaftig vertoon der Hollanderen en Zeeuwen behaagde grootlijks aan den trof* fen PhilIM : hij was'er door verrukt en als betoverd. Ten Uiike van zijn genoegen, fchonk hij, twee dagen daar naa , op éë»en dag , omtrent dertig Privilegiën aan de Hollanders en Zeeuwen. Onder ande-  der NEDERLANDEN. i6> Wonderen van dapperheid betoonden de begunftlgde Hollanders en Zeeuwen. In een' vcldflag bij Hulst, waar Antoni , natuurlijke Zoon des Hertogs , het bevel voerde, richtten zij eene vervaarlijke flagting aan onder de Gentenaars, gij krecgen het Hoofd der Muitelingen gevangen, wicn zij beloofd hadden, dat zij hem , indien hij overwinnaar wederkeerde , Heer van V Land van Waas en, misfehien, Graaf van Vlaanderen zouden maaken : een groots voorüitzigt voor een Mesfenmaaker. In deezen oorlog , die , in den tijd van twee jaaren , meer dan honderdduizend menfchen het leeven kostte, vinden v/ij alleen opgetekend, dat eenige Zeeuwen , die gevangen geraakt waren, door de Gentenaars onthalsd wierden (*). Philips de I. Hunne krijgsverrigdngen. Naa den getroffen Zoen der Ge-ntenaaren met Philips, hielpen de Hollanders en Zeeuwen de Franfchen in het bemagtigen van Bourdeaux. Hunne Scheepsvloot floot de Garonne, en belette den uitvoer van manfehap en leevensmiddelen na de belegerde Stad. Deeze Stad vermeefterd zijnde , hielden de Engelfchen van alle hunne Bezittingen dn Frankrijk niets meer over dan Calais en Guines , welken zij in de volgende Eeuwe verlooren. De geest van tweedragc, dien Philips uit zijne Staaten verdreeven hadt, heerschte toen in Utrecht en Friesland. Rudolph , zijnen Mededinger j gelijk wij (*) aiEijERüs ad Am. 1453. f- 3H' L 4 Zij helpen de Franfchen , in het herneemenxmBourdeaux. Onlusten te Utrecht.  x6S GESCHIEDENIS Philips de I. wij voorheen optekenden , verdreeven hebbende, hadt zich bevlijtigd, om de onheilen, door de voorgaande verdeeldheden veroorzaakt, te herhellen; doch , door nieuwe belastingen te willen heffen, zich zo veele en zo heftige vijanden verwekt, dat hij, op zekeren dag uit de Stad gegaan zijnde , bij zijne wederkomst de poorten geOooten vondt, en list moest gebruiken , Om 'er binnen te geraaken. Hij koos daar toe den tijd, op welken de Wethouderfchap veranderd was, en het Volk 's avonds en 's nagts zich lustig vrolijk maakte. Eenige waaghalzen hadden zich, op zijn bevel, in Turffchepen verftooken , die in de gragt gehaald waren. Zij kwamen binnen de Stad door een gat , 't welk omgekogte perfoonen in den muur gemaakt hadden, en vervoegden zich terhond na de Wittevrouwen Poort, die zij aan hukken braken. In deezervoege bragten zij de Bisfchopsgezinden in de Stad, terwijl de Burgers te wapen liepen. Op de markt viel een bloedig gevegt voor, waar in de Bisfchop , eerst afgeflaagen, eene wonde aan de dije kreeg, waaraan hij altoos kreupel bleef. De krijgsbenden van Amersfoort onderfteunden den wijkenden Bisfchop , en de Utrechtfchen, van agtereu aangevallen, vonden zich aan alle kanten ingeflooten: veelen fneuvelden, veelen werden gewond of gevangen. De laathen moeiten het met den hals boeren , of, als ballingen, het Sticht ruimen. De Heer van Gaasbeek herkreeg zijne vrijheid niet dan door de overgaave der Heerlijkheden Wijk te Duurfiede en Abkoude. Zij werden,  der NEDERLANDEN. 169 den, door zijn dood , in den jaare MCCCCLIX, met het Bisdom veréénigd. Rudolph zogt het Volk op zijne hand te krijgen, door 't zelve van veele belastingen te ontheffen. En , om te beter zijn gezag te bevestigen , ftelde hij al zijnen invloed te werk, om Walraven op den Bisfchoplijken Zetel van Munfter te verheffen. Dit heerlijk middel, om zich te ontflaan van eenen Mededinger , nam hij dermaate ter harte , dat hij een Leger wierf, om hem, met geweld, daar op te plaatzen. Dan deeze krijg kwam Lem op zo veel gelds te haan , dat hij zich genoodzaakt vondt nieuwe belastingen opteleggen. Deeze kwamen meest op de Geestlijkheid aan , die , daar over te onvrede , de Gilden en het Gemeen te Utrecht op haare zijde trok. De Stads Overheid, daarentegen , gaarne den haatlijken trots der Geestlijkheid wat vernederd ziende, hieldt het met den Bisfchop. De vijf Kapittels kwamen tot eene openlijke wederfpannigheid. Zij weigerden te zingen, de Dooden te begraaven, de Kin-, deren te doopen , met één woord , alle Kerklijke verrigtingen waarteneemen; en fpraken het banvonnis uit over elk, die 's Bisfchops beden durfden afvorderen, zonder nogthans iemand te noemen. Zij vreesden voor gevangenis of ballingfchap , en vergaderden 's nagts , met wapens onder hunne geestlijke mantels, terwijl Ambagtslieden, die van hunne hand vloogen, de toegangen bezet en de wagt hielden. Wanneer de Overheid, terwijl de Bisfchop uit de L 5 Stad Philips de I.  Philips de I. l7o GESCHIEDENIS Stad was , deeze ongeregeldheden wilde fluiten, ftooven de Geestlijken, geharnasd, na de Domkerk. Gefchillen over de verkiezingeens Bisfchops,naa den dood van Rudolph. Dnderfteund door de heffe des Volks , zo oproerig ils zij zeiven, dwongen zij de Overheid nieuwe Keuren :e maaken, naar den zin der Geestlijkheid eu der Gebeente, die, ten overftaan derKerklijken, regende ilöude gewoonte, terftond van het Stadhuis werden afgekondigd. Zij gaven last , dat , in alle groote draaien, een koperen bekken zou geplaatst worden, op dat men, bij bekkenllag, vijf-of zesduizend man op de been zou kunnen brengen , om , des noods, den Raad der Stad naar hunnen zin te kunnen dwingen. De Stad werd daarop ten prooije aan eene Volkregeering, of liever aan eene woeste RegeeringlooslieiJ. Het Volk en de Gilden hielden vergaderingen , maakten befchikkingen, en regelden de Staats en Stads zaaken. Zij vervoegden zich in de GeestKjke Geluchtcn, zagen de boeken na , en lieten re. keufchap doen van de wijze , waar op zij hunne Goederen verkrecgen hadden (*). De dood van Rudolph , die middelerwijle voorviel , verwekte nieuwe onlusten. De Hertog van Gelderland vervoegde zich terftond na Utrecht , om de-verkiezing te doen vallen op Steven van Beijeren Kanunnik te Keulen; doch hij kon niet meer dm 'twee Hemmen krijgen. De Hertog van Beur' -onje ftelde David , Bisfchop van Touraine in ArLïvoor: deeze was zijn natuurlijke Zoon, verwekt (*) Bup-M. Utr. Jaarh. H. 128 — 2?3.  der NEDERLANDEN. 171 wekt bij Colette de Bosquiel. Dit was , zijns inziens, het beste middel, om voor altoos de Reeds zweevende gefchillen tusfchen Utrecht en Holland wegteneemen. De Kanunniken bevroedden zeer gereed , dat 's Hertogs oogmerk geen ander was , dan het Bisdom aan zijne heerfchappij te onderwerpen. Daarenboven hieldt één hunner regelen in , niemand te benoemen, wiens geboorte niet egt was : David kreeg , gevolglijk , geen één ftem. * Zij verkooren, bijkans met éénpaarige Hemmen , Gijsbrecht van Bkederode, agtenswaardig , om zijnen Adeldom, magtig door zijne Maagfchap, en beroemd door zijne kunde en bekwaamheden. De Domproost nam, onder 't loozen eener diepe zugt, de opgedraage waardigheid aan. Teritond werd hij op den Bisfchoplijken Zetel gezet, openlijk voor éénpaarig verkoozen Bisfchop uitgeroepen, en men zong het Te Deum. De nieuw verkoorene Kerkvoogd zweerde, de Voorregten der Kerklijken, der Overheid en der Gilden te zullen handhaaven, en deedt, des verlof bekomen hebbende, zijne intrede in het Bisfchoplijk Paleis. Welhaast verkreeg hij van den Keizer de bevestiging in het wereldlijk gebied. Hem ontbrak nu alleen de Pauslijke Bulle : en hij zondt, om die te verwerven, zonder marren, het gewoon gefchenk van vierduizend Dukaatcn (*). Ondertusfchen borst Philips bijkans van fpijt, over (*) Mat. Anal. Tom. I. p. 647 & feqq. J. a Leydis vmn de Ueercn van Brederode, Cap. 41. p. 667. Philips de I.  172 GESCHIEDENIS Philips de I. over de fchande, hem en zijnen Zoon te Utrecht aangedaan ; en werd hij , in deeze te onvredenheid, geftijfd door de Kabeljaauwfchen , die hem zogten diets te maaken , dat Reinoud van Brederode , een afftamraeling van de oude Graaven, een ftaatzugtig oog op Holland geflaagen hadt , en dat zijn Broeder, Bisfchop van Utrecht geworden, hem, ia het volvoeren van dat plan , de behulpzaame hand zou bieden. Dwingelanden zijn altoos agterdogtig. Philips vaardigde terftond Joannes Godefridi, Bisfchop van Atrecht, na Rome af, met last , om Paus Callxtus den Iü. te tooncn , dat Brederode geen Bisfchop kon wezen : dewijl hij tegen de Gentenaars geltreeden hadt : eene befchuldiging, zo laag als onvoeghjk in den mond van den Afgezant eens Vortten, ten wiens gevalle de krijgstocht, hier als een bezwaar ingebragt, gedaan was. . De Paus , niettemin door deeze reden bewoogen , cf liever overgehaald door rijke gefchenkeu, en daarenboven geneegen, om zich Philips ten vriend te maaken , op wiens hulp hij hoopte in den oorlog tegen den Turk, wegerde de Bevestigings-Bulle aan B:.Euaioi)e , en fenonk dezelve aan David van Bourgonje. De Afgevaardigden van Brederode vonden zien leelijk bedroogen. Zij kwamen zonder Rulle te rug, en hadden het geld, tot het verkrijgen daar van meaegebrr.it, moeten agterlaaten (*). Men moet (*) J. a Leyd. van de Heeren van Brederode, Cap.53. bl. 668 , 6ü.  der NEDERLANDEN. 175 moet bekennen, dat, indien het Hof van Rome toen van fcburken krielde , zij , die 'er zich door lieten opligten, zeer dwaas waren. Tot overmaat van ramp hadden de Gilden te Utrecht, te onvrede over het invoeren van vreemd krijgsvolk, door den Bisfchop daar binnen gebragt, het Volk opgeruid , dat op bekkenfiag te wapen liep, cn de dreigendfte taal tegen de Overheid uitfloeg. Maar deeze zamengefchoolde hoop , zo lafhartig als onbefchoft, verliep welhaast op het gezigt van eenige geregelde benden, door den Bisfchop begeleid, die het houden van zamenrottingen en allen bekkenfiag op lijfftraffe verboodt. Hij deedt ook eenigen der voornaamhe Belhamelen vatten en ftrcnglijk ftraffen. Dan deeze gezagbetooningen duurden niet lang (*). Philips , zijn Zoon te Amersfoort, Rhenen, en in eenige andere plaatzen, voor Bisfchop hebbende doen erkennen , naderde Utrecht met een Leger van veertienduizend man. Brederode , door fchrik aangegrecpen, kwam terftond tot een verdrag, bij 't welk hij afitand van het Budom deedt. Zeer gereed verwierf hij, dat hij Domproost van Utrecht zou blijven, daarenboven de rijke Proostdij van St. Donaas te Brugge krijgen , en zijne Raadsheersplaats in den Haage behouden, op dubbele wedde, voorts vergoeding van alle onkosten, in het Bisdom gemaakt , behalven meer andere klinkende gefchenken. Men wist toen reeds, zo wel als tegenwoordig, (?) Mat. Anal. Tom. I. p. 677. Philips de I»j Philips voert zijn natuurlijken Zoon David , gewapenderhand,op den BisfchoplijkenZetel.  GESCHIEDENIS PHILtPS DE I. Tocftand ytaFriesland,Groningen ende Ommelanden. dig, het verlies des Oppergezags te verzagten door wisfelingen, die 't zelve fcheenen te vergoeden , en 't gemis aan gezag door ruimer inkomftcn te beteren. In deezervoege zegepraalde de eerzugt van Philips , en deeze baande den weg , langs welken wij zullen zien, dat Carel de V. de oppermogenheid over Utrecht in handen kreeg. David werd overal voor Bisfchop begroet ; de Stad Deventer alleen boodt eenigen wederhand. Deeze werd belegerd , cn genoodzaakt te bukken , Schoon onderfteund en heimlijk aangemoedigd door den Hertog van Gelderland, de Groningers en de Friezen (.*). Deeze twee laatsgenoemdc Volken hadden reden , om den opgang, dien Philips maakte, met een beevend oog aantezien. Zints den dood van Jam van Beijeren , dien zij eer als Befchermer dan als Heer aanmerkten, hadden zij geene verbintenis met Holland. In tegendeel lieten zij ce volkshaat zo verre gaan , dat die van Leeuwaarden en Oldehonf de Hollanders onbevoegd verklaarden , om bij hun het Burgerfchap te verkrijgen (10, en de Groningers Ivein het regt, om zich in hunne Stad te onthouden, benamen (§). Schoon zij, op den zelfden tijd als de Hollanders , met dc Hamburgers in ooriog waren, zien wij niet, dat zij zich immer met elkander verbonden. Philips hieldt in Friesland een Ambtenaar , (*) Monstrelet , Vol. III. f. 67. (t) Friesl. Charterb. L D. bl. 511. (§) Ids. Staatsregt, tl. D. bl. 357.  •kr NEDERLANDEN. 175 «aar, onder den naam van Rentmeefter , om de inkomften te ontvangen, ongetwijfeld, die zij aan Jan van Beijeren beloofd hadden (*). Groningen zou toen de gedaante van een onafhanglijk Gemeenebest gehad hebben , indien het, door oude banden, niet aan het Bisdom van Utrecht verbonden geweest ware. In den jaare MCCCCXXIV, huldigde het Rudolph van Diephout in. Dewijl ondertusfchen de altoosduurende gefchillen de Bisfchoppen belette , om alle hunne eifchen te doen gelden , genoot Groningen veele voorregten der Oppermogenheid (f). Men kan als geen blijk van 011° derwcrping inbrengen, dat zij deel namen in de gefchillen des Bisfchops, of dat hij in die Stad een Geestlijk Geregtshof hadt: vermids die van Holland en Gelderland zich in 't zelfde geval bevonden, 't Is niet wel te gelooven, dat de Groningers , ten dien tijde, tot zulk een haat van uitcrfte afhanglijkheid gebragt waren, als de Heer Idsinga in zijn Staatsregt heeft zoeken te beweeren. Kan men dit denken, als wij zien, dat, de Groningers Wetten maaken, Oorlog verklaaren, en Vrede fluiten, op hun eigen gezag; dat zij, van tijd tot tijd, zich met de Ommelanders en Friezen verbinden , om , gelijk men het uitdrukte, Frij t\i Friesch te blijven. Geen Volk voerde het denkbeeld van Vrijheid tot hooger toppunt, dan de Volken, die zich, ten deezen (*) Friesl. Charterb. 488. (f) —, , , 344>349>3S8. Philips de I. Vrijheid der Fric zen.  Philips de l. Aart hunner Wetten. (*) Frfesl. Charterb. 494>524>5J5- t76 GESCHIEDENIS zen dage, den naam van Friezen' gaven. Zij hadden niet alleen eenen verregaanden afkeer van allen vreemd juk , maar elk Landfchap , elke Stad , elk Dorp, elke Heerlijkheid, was 'erop geheld, om zijne eigene oppermagt en oniifhanglijkheid te bezitten (*). Van hier, buiten tegenfpraak, de Burgeroorlogen en bevredigingen, zo dikwijls vernieuwd, om dat ze zo menigmaal verbrooken wierden. Ons bedek duldt niet, ons intelaaten tot een breed verflag van de gevegten en wreedheden, uit deeze fchriklijke onéénigheden gefprooten. Men zag allerwegen een droevig tooneel van afgebrooken en verbrande Huizen en Sloten, woestliggende Landen, rood van 't bloed der vermoorde Bewoonderen. Men wist van geen genabetoon. De Gevangenen moeften ontzaglijke losgelden betaalen, om het moordend geweld of de doodftraf te ontkomen. In een Burgerkrijg, te Groningen ontdaan , hadt een Opperhoofd eens Aanhangs, Fokko geheeten, zijn Partij Tamminga overwonnen en gevangen genomen, en vroeg hem, „ wat hij zou gedaan hebben , indien het krijgsge'„ luk hem in zijne handen geheld hadt?" Deeze antwoordde hem , zonder zich te bedenken : „ lk „ zou u doorftooken hebben." Fokko , door dit antwoord verbitterd , drukte , onmiddelijk , het zwaard in de borst diens onvertzaagden. De Wetten deezer Volken fmaakten altoos naar de oude barbaarschheid. Gevegt, diefflal, verminking en  der NEDERLANDEN. 17? en moord werd met geld geboet : nogthans op eene wijze, dat de Overheden , de Burgers en de Rijkdom hier vooruit hadden : al het zwaardrukkende kwam op de Vreemdelingen en de Armen aan. Deeze laatften waren zo veel te meer te beklaagen , dewijl zij, niet kunnende betaalen , volgens de Wet der wedervergelding gefiraft werden , lijf om lijf, oog om oog, tand om tand. Zonderling is het, dat men, het houden van Bijzitten en openbaare Hoerhuizen verbiedende, 'er een zeer toegeevend en duldend bijvoegzel aanhegtte, te weeten , dat de fchuldigen, alle driemaanden , één Rijksdaalder betaalden. .Te Bolswaart moest een Kerklijke of Kloofterling, op de ftraat of op eene kwaade plaats betrapt, vastgehouden, gevangen gezet , en, in tegenwoordigheid van zijn Opperhoofd , aan de Overheid in handen geleverd worden (*). . Ziet hier , om deeze afzonderlijke trekken van de Staats-en Uurgergefteltenis in Friesland optehelderen , 't geen JEneas Sylvius, een Schrijver van dien tijd , zo beroemd door zijne Schriften, bekwaamheden , en de herroeping, welke hij deedt van de Vrijheden der Kerke, op de Kerkvergadering van Bazel voorgeftaan, toen hij Paus geworden was , onder den naam van Ptus den II, deswegen opgeeft: „ De Friezen, „ bepaald door den Oceaan , Saxen, Westphalen „ en (*) Ids. Staatr. II. 344, Friesl. Chart, 466 , 524, 53o» 549 58p. II. Deel. M Philips de I,  Philips be I, (?) ^E.Sylviüs de ftatu Europa, Cap. XXVII. p. 73- %1% GESCHIEDENIS „ en Utrecht , zijn woest , oorlogzugtig , fterk, °" kloek, onverfchrokken, en dermaate op de Vrij" heid .gefield, dat zij 'er hun leeven voor willen Streeken van Philips, om in Frietland ge* zag; te krijgen. " zett:n. Schoon Philips van Bourgonje zich " hun Heer noemt, zijn ze met de daad volltrckt " vrij, hebben hunne eigene Wetten, het gehoon ; zaau'en en oevelen van eenen vreemden even zeer 1 verfmaacende : zij kunnen niet dulden , dat ic" mand zich boven zijne Medeburgers verbette. Zij Hezen alle jaaren hunne Overheden, die zich be" vlijtigen , om de gelijkheid te bewaaren. Met Z ftrengheid irratten zij de eerlooze Vrouwen. " Nauwiijks vergunnen zijhunnen Prieheren, dat zij getme Vrouwen hebben, uit vreeze , dat zij dan de Familie zullen ontëcren , of eens anders Vrouw " beflaapen. Bezwaarlijk kunnen zij zich verbeet den, dat een Man,in denongehuwden haat,kuis „ kan leeven (*)." Oivkrtnsfclieu zogt Philips, om in het Land voet te krijgen, van tijd tot tijd, de Verdragen, met hun genaakt , te vernieuwen. Hij feho«k een gunftig onthaal aan hunne fob«IMWV

ldenv\r , bl. 203. M 3 Pmr.lpj de L De Graaf van Charoloisniet zijn Vader in onmin.  ïSa GESCHIEDENIS Philips 0e l. vaaren bloothelde : liet zou eten ^anazaaien vooideeliger Zijn, r,:ij jong te verliezen , dan naderhand eenen taffen lieer aan mij te hebben (*). In den jaare MCCCCL1V, ftrafce hij drieHecrep uit den Huize van HaamJlede , voor zijne Regtbauk te Zierikzee gedaagd , op het ftrengfte , wegens eenige ge-. weldenaarijen , hun ten laste gelegd (f). Hij verkreeg veele Heerlijkheden, uit de Huizen van Gaas. beek (*) De la Marche , Liv. I. Cap. XXIII. p. 343, en XXVII. pi, 396. (f) Boxhorn op ReigersbeWs, II. D. bl. 244. Zoon. Carel, Graaf van Charolois, was niet min onhandelbaar dan de Daupbyn Lodewijk, , die , in gevolge van een gefchil met zijnen Vader, het H« verlaaten en zich na de Staaten des Hertogs van I Bourgonje begeeven hadt. De Graai' van Cbar f* hadt reeds voor langen tijd ziju fcreng, tlufüg, hoogmoedig , krijgs- en wraakzugtig char-cccr asn den dag gelegd. In den jaare MCCCCLt, ging hij i.a Zeeluid, waarfchijnlijk met de waardigheid vau Stad- 1 houder bekleed. In den krijg tegen dc Gentenaars 1 zogt zijn Vader hem te Brus/el optchonden , onder 1 voorwendzel, dat de wapenrusting nog met gereed was: dan hij betuigde: Lxver in zijn wambuis ten ft'rijde te willen trekken , dun zijnen Vader dc weder- ; fpannige Gentenaars niet helpen bedwingen. Dergelijk een heldhaftig antwoord gaf hij zijne Moeder, op haare waarfchuwing, dat bij zich te veel aan ge-  der. NEDERLANDEN. 18$ beek en van Arkel , en deedt een (tuk Lands , aan de Maas, tegen over Rotterdam gelegen, bedijken, 't zelve , naar zijn Graaflchap in Bourgonje , den naam van Charolois of Charlois geevende (*). Zijn Vader hadt hem de Landvoogdij over Holland en Zeeland toevertrouwd,, ongetwijfeld om dien onrustigen Zoon van 't Hof te verwijderen. De Graaf van Charolois liet niet af zijn misnoegen openlijk te betoonen over het beduur zijns Vaders. Hij kon die uit den Huize van de Croy niet dulden, om dat de Hertog op hun al zijn vertrouwen delde; tegen den Dauphyn , dien deezen genegen waren, begon hij dat ongenoegen optevatten, 't welk uit huislijke onéénigheden ontdaat, door Staatsbelangen verbitterd wordt, en, eerlang, de wranghevrugten baart. In den jaare MCCCCLX, zogt hij bij den Koning van Frankrijk een wijk te vinden ; doch deeze , eene affpraak tusfchen den Vader en Zoon vermoedende, en de lugt krijgende , dat de Graaf, > eer hij vertrok, de Heeren de Croy wilde' van kant helpen , gaf dit heerlijk antwoord : Om twee Koningrijken , gelijk het mijne, zou ik mijne toeftemming niet geeven tot een fnood bedrijf'(f). Uit de dagelijks aangroeiende verwijdering , tusfchen den Koning en Hertog Philips , verwagtte men, dat de oorlog met Frankrijk onvermijdelijk was, (*) Goudhoeven, bl. 46*6. (■f) Monstrelet , 111. p. 50. M 4 Puurps de I. 1459;  i84 GESCHIEDENIS Philips de I, Philips doet hul de aan den KoningvanFrankrijk. I462. Handelingenva.i den Graaf van Charokis , ten opzigte van zijn' Vader. was, wanneer Carel [de VII, op den tweeëntwintigften van Hooimaand des jaars MCCCCLXI, ftierf: deeze dood deedt liet gelaad der dingen geheel veranderen. De Hertog van Bourgonje woonde de Krooning van Lodewijk. den XI. bij, en hadt verfcheide Hollandfche en Zeeuwfche Edelen in zijn' Itoet. Verblind, door de eerbetooningen, hem van den jongen Monarch beweezen, deedt hij hem hulde wegens het Hertogdom Bourgonje , als mede de Graaffchappen Vlaanderen enJrtols, vanouds Leenen van Frankrijk ; hier bij liet hij het niet berusten; maar beloofde den Koning, niet flegts met manfehap eu middelen van deeze Landen , maar ook met die van zijne andere onafhanglijke Staaten, te zullen bijftaan (*). Ondertusfchen was Philips met zijnen Zoon zo wel bevredigd, dat de Graaf, zijn Vader in eene gevaarlijke ziekte geltort zijnde , hem de duidelijkfte blijken van kinderliefde betoonde, 't Was Carels character, zich in alles overmaatig aanteftellen. Vier dagen en vier nagten bragt hij, zonder flaapen, 0ver, ondanks zijn Vader hem herhaalde keeren vermaande , dat hij zijn rust zou neemen : dewijl het heter was êén dan twee te verliezen (f). Zo noodzaaklijk keuren eigendunkelijk regeerende Vorlïen hun beftaan voor 't Menschdom : als of de ondervinding niet middagklaar bewees, dat zij niets zouden \ve- (*) VlLLARET. XVI. 405. (f) Monstrelet, III. $2.  der NEDERLANDEN. 185 wezen zonder het Volk; doch dat de Volken buiten hun kunnen beftaan, en daarom juist gelukkiger zijn en beter beftuurd worden. Nieuwe voorvallen Hoorden , welhaast , deeze eensgezindheid. Carel kon niet dulden , dat Lodewijk de XI. de zodanigen, die bij hem in ongunst waren, met gunstbetooningen ophoopte. Een hooggaand ongenoegen vervulde hem , als hij bemerkte, dat zijn Vader, bewoogen door den omgekogten de Croy , verfcheide Plaatzen in Picardye, bij den Vrede van Arrecht hem afgedaan , aan dien Monarch wedergegeeven hadt (*). Carel bevondt zich ten dien tijde in Holland, en veranderde , hier door blijk van zijnen onrustigen en heerschzugtigen geest geevende, te Dordrecht de Regeering op een ongewooneu tijd (f): en, kort daarop, bragt hij het Geregtshof in den Haage op eenen anderen voet , het getal der. Raadsheeren van achtentwintig tot op acht verminderende , in de keure der Raaden meer op kennis in de Regten dan op Adeldom lettende (§). Philips bevestigde deeze veranderingen , cn veréénigde de Rekenkamer van den Haage met die van Brusfel (**). Vol fpijts, op het hooren van den afitand der Plaat- zen (*) Monstrelet, II. 96(t) Regeerlijst bij Beverwijk , bl. 199. (§) Groot Plakaatb. III. D. bl. 631. (**) An. Belg. Tom. II. P. I. p. 30. M * Philips de I. Carel op zijn' Vader weder verhoord.  i86 GESC HIEDENIS Philips de I. Carel treedt in een Verbond tegen Lodewijk den XI. 1463. De Bastaard de rubem- pRé gevat. 't Gevolg hier van. 1464. zen in Picardye, nam Carel, met allen ernst, deel in eene zamenzvvecring, onder den naam van het Verbond voor 't al gemeen c welzijn, gevormd tegen het Rijksbeftuur van Lodewijk den XL Hij hieldt eenige heimlijke onderhandelingen met Jan de RoMiLLé , Onderkanfelier des Hertogs van Breiagne, die, in 't gewaad eens Dominikaans vermomd, verfcheide reizen na Holland en Engeland deedt. —— Lodewijk, kundfehap van deezen handel gekreegen hebbende, zoiidt den Baftaard de Rubemprö, met een Vaartuig, bemand met veertig of vijftig man, even koen als hun Bevelhebber, om op de Holland' fche Kust te kruisfen. Welhaast liep het gcrugt, dat het hun toeleg was , om den Graaf van Charolois te ligten cn gevangen na Frankrijk te voeren. RuBEMPRé, de Maas ingezeild cn te Gorkum gekomen zijnde, waar zich toen de Graaf onthield, werd ontdekt en gevat. Men waaifchuwde , ten zelfden tij .ie, Hertog Philips , om den Koning van Frankrijk, met wien hij te Hesdin een mondgefprek zou houden, niet te vertrouwen. Hij (leeg , den Koning niet afwagtende, terftond te paard, en reedt na Rijs- Dc maare van deezen aanllag , 't zij uezeive egt of verdigt ware, liep terftond door't gautfche Land. Olivier de la Marche , Schrijver der Gedenk- fchrif- (*) Monstrelet Vol. III. p. 102,103. Da la Mar eu, L. I. Ch. XXXV. p. 468.  der NEDERLANDEN. 187 fchriften, die zijnen naam voeren , bevlijtigde zich zeer, om dit huk ten breedfie uittemeeten (*). De Predikftoclcn daverden van klagten over'en verwijten tegen den Koning. Lodewijk poogde te vergeefsch den gevangenen op vrije voeten te krijgen, en zich te ontheffen van de fchande eens verraadelijken toelegs, dien zijn charactcr en gedrag maar al te veel waarfchijnlijkheids bijzette. Cauel , bij het openbaar gehoor deezer Gezanten zich tegenwoordig vmdc, liet zich tot één hunner dus hooren : Beveel mij op V nederigst in 's Koniugs gunst. Zeg hem, dat hij mij hier door den Kanfelicr fraay heeft doen havenen; doch dat het hem , eer het jaar ten einde is, zal berouwen (f). toefchreef. Genoeg voordcels trok Lij nogthans van deezen bloedigen hrijd, dewijl zijn Vijand zich genoodzaakt vondt, op 't Verdrag , te Conftans geilaoten , hem de Plaatzen in Picardye en andere voordeelcn aftehaan. De zegepraal van deezen Vorst was heilloos vcor die van Luik en Dlnant, die zich voor Lodewijk verklaard hadden. De eerstgemelden moeiten hem eene zwaare geldboete opbrengen. De Inwoonders van Dlnant, toen een volkrijke en vermoed Monstrelet, Vol. III. 103. (t) Mem. de Phil. de Commin. L. I. CL p. 8. Carel kwam zijn woord na. Met een talrijkLegcr rukte hij in Frankrijk. Bij Montlheri viel hij den Monarch aan, en behieldt het veld, fchoon geen der gehreeden hebbende Partijen zich de overwinning Philips de I. Oorlog met Frankrijk. 1464.  Philips »e L (*) MoNSTfeELET, Vol. III. I24. COMMINES , L. II. Ch. i. & 3. 188 GESCHIEDENIS mogende Stad, hadden , op 't gertigt, dat Carkl den flag bij Montlheri verboren hadt, hem openbaar in beeldtenis aan de galge ten toon gehangen, den Onderdaanen van Philips toeroepende : Ziet daar den Zoon uws Hertogs , den valfchen Verraader, den Graaf van Charolois, dien de Koning van Frankrijk heeft doen ophangen, of zal doen ophangen, gelijk hy hier hangt. Hy gaf zich uit voor den Zoon eens Hertogs , hy loog het, hy was een fnoode Bastaard. Onder de hand door den Koning opgehitst , voegden zij 'er meer fmaadheden nevens. Zij vertoonden den Hertog van Bourgonje op eene hoogte, te midden van eene modderpoel, en riepen de Bourgondiërs toe : Ziet daar het beleg van de groote Patjde , uwen Hertog ! Deeze verregaande fpotterhijen verbitterden den Graaf dermaate, dat hij, fchoon van eene Eedevaart, bij de Lieve Vrouwe van Beulogne afgelegd , terugkomende, de Stad vermeefterti hebbende , dezelve der plonderzugt overgaf, 111 brand ftak , en achthonderd Burgers in dï Maas deedt verdrinken (*). Deeze zonderlinge gevallen rijn van aangelegenheid, verroids zij ons de zeden dkr Eeuwe kenfehetzen, en den aart vertoonen van den Graaf, wiens Landbeftuur wij, vervolgens, zullen moeten ontvouwen , 't welk deeze Landen op zo veel gelds en manfehap te ftaan kwam. Gel-  ■ der. NEDERLANDEN. 189 Gelderland ftrekte, ten tweede maale, toteentooneel van een onnatuurlijken ophand eens Zoons tegen den Vader. Hertog Arnold hadt zijne geldmiddelen uitgeput in de twisten met het Sticht , in het bijftaan van Philips , met wien hij in bondgenootfchap ftondt , en in het handhaaven zijner Regten tegen Adolph, die , niet te vrede met het Hertogdom Gulik, fteeds na dat van Gelderland dong. De belastingen , welken hij genoodzaakt was te heffen, en bovenal zijne zwakheid, maakten de Gelderfchen , toen ligt tegen hunne Vorften in wrevelmoed ontftooken, gaande. Ophanden te verwekken was een ingekankerd kwaad der Gelderfche Staatsgefteltenisfe geworden. In den jaare MCCCCXXXVI, bellooten de Staaten , te Nieuwmegen vergaderd, den Hertog tot zijnen pligt te brengen , hem de belofte, bij zijne inhuldiginge gedaan , te herinneren, en zich te beklaagen over veelvuldige inbreuken. Arnold , verhoord wegens deeze verregaande houtmoedigheid , antwoordde , dat het beneden zijne waardigheid was, Wetten van zijne Onderdaanen te ontvangen. Hij verontfchuldigde zich door tegenbefchuldigingen en het inbrengen van veele bezwaaren tegen de Edelen en de Steden; hij befloot met hun eene verklaaring te doen, waar bij het denKerkh'jken verboden werd , landen en inkomlten te verkrijgen (*). In den jaare MCCCCXLIV, genoodzaakt volk te werven, om de vijandlijkheden des Hertogs van '*) Geld. Plakaatb. II. 183. Philips de I. Onlusten in Gelderland , tusfchen Arnold en Adolph.  ioo GESCHIEDENIS Philips De i. van GvJ.ik wedcrdand te bieden , vervoegde bi] zich bij 's Lands Staaten, die de kosten op50,000Goudguldens bepaalden. Maar , vermids de onderfcheidene Quanieren deeze fom niet konden opbrengen, was.hij verpligt geld opteneeineu, tot groot bezwaar zijner Landgoederen en Tollen. Tot vermeerdering van ramp, werd zijn Leger overwonnen en geflaagvn : en hij moest nieuwe fchulden maaken , om de gevangenen te losfen. Toen waren zijne zwakkeen beevende handen geenszins in Haat , om den teugel der. rteerfebappije te houden over een oploopcnd en driest volk: hij ftrekte ten doel van het wantrouwen, den haat, en de veriigting zijner Onderdaanen. De Nieinvir.egers waren de oproerigllen en 't meest te dugten. In een gefchil des Hertogs met die van Drie!, over eenige Dijk- en Tolregtcn , namen zij openiijk de partij tegen den Hertog. Zij fchreeven aan één' zijner Amptcnaaren : ., Vriend.' 5, wagt 11, het minde geweld tegen de Inwoonders ,, van Drie! te pleegen. Indien gij het bellaat, wij „ zuilen tot het üiferflè komen , volgens eene vcr„ bintéms', door ons gemaakt." Zij wapenden zich tegen Arnold , die voor hnn mocsr wijken. Bijkans alle zijne inkomden waren verpand tot voldoening zijner fchulden : en hij kon geene nieuwe belastingen opleggen , buiten gevaar van het gcheele Volk tegen zich te doen opdaan. In Éérre deezer ongelegenheden was het, dat hij, om zijn gezin het noodig leevcnsönderhoud te verzorgen , zich genoodzaakt vondt, zijn Huis en eenige Kerkcieraaden te  deiï NEDERLANDEN. iji te verpanden. Door zo veel ramps gedrukt, fcheen hem eene krankhoofdigheid te bevangen. In den jaare MCCCCL, verliet hij zijne Staaten , om, op het Jubüé te Rome en te Jerufalem, aflaaten te verkrijgen. In het jaar MCCCCLil, kwam hij te rugge , zo niet wijzer , althans veel bijgelooviger , en Philips de I. dermaate met de voortreflijkheid van het Monnikenleeven ingenomen , dat de Gelderfchen hem den fmaadnaam van Monnik gaven. \ Geduurende zijne uitlandigheid hadt hijhetLandsbewind aan de Edelen en Afgevaardigden der Steden , onder het Regentfchap zijner Egtgenoote Caïharina, aanbevolen. In den jaare MCCCCLVI, zette hij die van Deventer en de Friezen aan tegen Philips van Boukgonje. Deeze onvoorzigtige hap, welke hem van zijne voordeelighe verbintenis beroofde, wekte, buitten twijffel, zijn'Zoon Adolph op, om de Staatzugt, die, zints lang, in zijn haTt den meefter fpeelde , te ontdekken. Deeze jonge Prins, zicli in Raat oordeelende , om te regeeren, wilde 'er de proef van neemen. In den jaare MCCCCLVIII, maakte hij eene verbintenis met verfcheide Steden, tot den afval overhellende. Hij nam deel in de verwijten, dié dc Nleuwmegers zijnen Vader deeden. Zij befchuldigden hem , dat hij veele Kafteelen en Heerlijkheden vervreemd , zich in vervaarlijke fchulden gehooken, het Land door zwaare belastingen uitgemergeld , en den buitenlandfchen Koophandel verdrukt hadt. Met één woord, de Staaten waren derwijze te onvrede met zijn beduur., dat  GESCHIEDENIS Phjlipj de I dat zij , op eene vergadering , beflooten , 't zelve aan Adolph optedraagen. In den beginne liet het zich zeer ongunftig aanzien. Arnold belegerde zijn' Zoon te Venlo , dwong hem tot de overgave, en fchonk hem vergiffenis, naa dat hij hem hadt doen belooven, dat hij nimmer aan dergelijk eenen opftand de hand zou leenen. Eene Bedevaart na Jerufalem genas Adolph niet van zijne onnatuurlijke Staatzugt. Kennis gekreegen hebbende, dat zijn Vader van Grave mNieuwmegett twee Broeders , Bedienden van zijn Hof, Prangen geheeten, gezonden hadt, liet hij deezen nazetten in het Land van Kleef, waar langs zij hunnen weg namen, om niet in de handen der Nieuw* negeren te vallen , voor wier wraak zij vreesden. Vrugtloos zogten deeze twee onfchuldigen zich in eene Kerk te bergen , toen ten tijde eene vrijplaats voor de fnoodfte Onverlaaten. Men brak de deuren open, en rukte hun van het Altaar , op 't welk zij het Kruis, omarmd, vasthielden. Tot vermeerdering van de fchriklijkheid deezes bedrijfs, weigerde Adolph eenen Brief te leezen, hem door zijnen Vader, ten voordeele deezer Gevangenen, gefchreeven, tot hij verzekerd was , dat de Beul hun het hoofd hadt afgehouwen. Dit ftrekte ten voorfpel van zijne nieuwe aanflagen. Een tweede reis na Jerufalem levert ons een' trek op, om deezen Prins, en tevens de barbaarsheid en 't bijgeloof zijner Eeuwe te fchilderen. Hij kwam van daar niet te rugge, dan om een geveinsden Zoen met zijnen Vader te treffen. Met  der NEDERLANDEN 193 Met zijne Moeder Catharina , verfcheide Heeren en het meerendeel der Steden maakte hij eene heimlijke verbintenis. Hij kwam met de Hertoginne , die zich zeldzaam bij haaren Man , dien zij haatte, onthieldt, omtrent Kerstijd , in het Kafteel van Grave , waar zich de Hertog onthieldt. Hij haalde ligt een' Vader en vooriifgefprooke Moeder over, om het Kersfeest en dat van Drie Koningen met zijne Vrienden te vieren: deeze dagen, tot feest-1 houding en verlustiging gefchikt, hrekten , om eenen fchriklijken aanfiag te vermommen. Op den tienden van Louwmaand was de koude zo fel , dat alle wateren met ijs bezet wierden. De Hertog hadt last gegeeven, om de gragten rondsom het Kasteel te doen opbijten: Adolph verkreeg, op zijn verzoek, dat een gedeelte ongebrooken gelaatenwerd, teneinde hij zich daar met de Jufferfchap zou kunnen vermaaken. De Jeugd van het gezelfchap fcheen geneegen , om den nagt met fpel en vermaak overtebrengen, wanneer de Hertog, wiens jaaren hem beletten daar aan deel te neemen , zich ter ruste begaf. In zijn eerften zoeten en vasten üaap liggende , werd hij , op 't onverwagtst gewekt. Met nauw ontlooke oogen zag hij niet dan fchrikbaarent;e voorwerpen. Knegten, uitgewogen zwaarden, fchitterende bij het toortslicht, een droevig en afgrijslijk ftilzwijgen, de tijd, de plaats , alles diende, om hem van vrees te doen verftïjven , en het ergfre te verwagten. Hij verbeeldde zich , dat de Vijand het Kalteel vermeeherd hadt; en , vol van II. Deel. N va- Phiup» DE I.  194 GESCHIEDENIS Phït ips de I. vaderlijke zorge voor zijn' Zoon , riep hij , met bekommerdheid : Waar is mijn Zoon ? Doch , hem aan 't hoofd der Knegten ziende , voegde hij 'er, fnikkend , nevens : Mijn Zoon l wat milt gij? . Mijn Vader, antwoordde de Wreedaart, geef 'u gevangen; volg mi) ; zonder marren. Men gunde hem geen tijd , om zich aantekleeden. Half naakt, midden in den nagt, onder het nijpen eener felle koude, fleurde men hem over dat ijs , 't welk de Zoon verzogt hadt ongebrooken te laaten. Over de Maas gebragt, werd hij op een paard gezet , en na het Kalteel van Buuren gevoerd, waar hij bijkans zes jaaren gevangen bleef (*). Dit verfoeilijk geval trok de aandagt en wekte de verontwaardiging der geheele Christenheid. Staande eenigen tijd, fprak men nergens anders van, en het fcheen of alle Mogenheden op dien Schender ran de Wetten der Natuur zouden aanvallen ; doch , gelijk doorgaans het geval is, het geroep daar van verdween allengskens: niet meer dan twee nabuurige Vorften vertoonden zich op het tooneel , die misfchien ftaatzugtige ontwerpen verborgen onder den dekmantel vaneenen Prins en mishandelden Vader te willen wrceken* Adolph nam den teugel der regeëringe gerust in handen ; de oproerige Steden ontvingen hem met opene armen, en huldigden hem tot Hertog in. De Burgers van Roermonde alleen konden van hunne verkleefdheid aan den ouden Hertog niet worden af- ge- (*) Kemp Leeven der Heer en van Arkel, 31S.  beR. NÈDËR.LANDËN. 195 gebragt. Wij zullen, naa 't verloop van eenige jaaren , de opmerkenswaardige gevolgen deezer verbaazende ommewenteling zien. Philips" , Hertog van Bourgonje , fcbeeri zijné flem te veréénigen met de klagten van het algemeen misnoegen. Maar , vermaagfchapt aan de Moeder van Adolph , dié zijne Nigt was, en verbonden aan den Zoon, zijn Achterneef , dien hij de Orde van het Gulden Vlies gefchonken, en Catharina van Bourbon, Zuster der Gfavinne Van Charolois , ten huwelijk gegeeven hadt, was hij in zijn hart niet onvergenoegd over eene omwenteling , die Arnold , zijnen ongetrouwen Bondgenoot, vernederde , en Gelderland in ongelegenheid bragt. Zijn doordringend oog zag , misfchien , door deeze fchriklijke wanorder heen , den weg, langs welken zijne Opvolgers eene Landftreeke , naar hunnen wensch, konden magtig worden. Wat hem betrof, hij kon hier om niet denken : een wellustig leeVen j ouderdom en ziekte hadden zijn geest en lichaam verszwakt. Eene en andere krankheid overviel hem, ert hij overleedt, den vijftienden van Zomermaand des jaars MCCCCLXV1I, te Brugge, in de armen zijns Zoons , den hoogen ouderdom van tweeënzeventig jaaren bereikt hebbende. Het is , gelijk de oordeelkundige CowivnftES opmerkt , niet in de twijffelagtige Ioffpraaken der ophemelende Tijdgenooten, dien het aan kunde of moed mangelde , noch in de nietsbeduidende aanhaalingen, ontbloot van bewijsftukken , en door de HeN 2 den- Pmupg de L Dood vas Philips den I. 1467. Het Charaflervan dien Vorst onderzojjfr  I96 GESCHIEDENIS Philips de I. dendaagfchen, die meer geleerdheids dan doorzigts hebben, dat men het character van" deezen Vorst moet zoeken , maar in zijne daaden. Doch , daar het menschlijk hart zo vol hrijdigheden is, dat dikwijls de zelfde Mensch , aan den eenen kant befchouwd, een betoverend voorkomen hebbe, terwijl hij, aan den anderen kant bezien, niets dan affchuwelijkheid vertoont, en hij dus van deezen gepreezen en van anderen gelaakt wordt , zullen wij Philips voomaamlijk aanmerken in de betrekking, welke hij gehad hebbe tot de Landen, van welken wij een Tafereel maaien. Deeze ontdekking , zo regtmaatig als éénvoudig , behoort de regel te zijn van elk Gefchiedboeker, die zich benaarftigt, om deloflijke gedagtenis der Vaderen des Vaderlands te nandhaaveu, die der Dwingelanden te verfoeijen, en het Menschdom dienst te doen. Wat heeft hij , van de. dooden fpreekende , van de lecvenden te vreezen?. Dat een Schrijver, die een' de Groot , een' Emmius, een' Alting , een' Bijnkershoek, een'Wagenaar , en verfcheide andere groote Mannén, ftoutlijk lastert, daar hij geheld fchijnt, om dat juk te draagen, 't welk zijne Voorvaders zo moedig afgefchud en verbrooken hebben , zijne zwakke poogingen aanwende, om de zaak van Philips te verdeedigen , dit ftrookt met zijne denkbeelden. Doch laaten wij een' Schrijver hooren , die geen Gemeenebestgezinde is, doch wiens Schriften. Vaderlandsliefde en de oude Fr an fche Vrijheid ademen ; hij fchrijft: „ Rapin de Thoiras heeft, van Philips, „ den  der NEDERLANDEN. 197 den Goeden bijgenaamd, fpreekende, opgemerkt, hoe het dikwerf gebeurt, dat de loffpraaken en de ,, bijnaamen, aan Vorften gegeeven, weinig aan het ,-, weezenlijk CharaEter beantwoorden. Philips de ,, Goede was een Mènach zonder trouwe , zonder „ braafheid, bezield met eene onverzaadigbaareeer„ zugt, en 'er altoos op uit, om zich groot temaas, ken ; hij handelde niet min onderdrukkend , niet „ min hard, niet min onregtvaardig met zijne Bloed„ verwanten dan met zijnen Oppervorst; hij ver,, volgde , op de laakbaarfte wijze , Jacoba van „ Beijeren , zijne Nigt, en maakte zich', als een ,, rechtfchaape Dwingeland, meefter van haare op„ volging; hij beroofde zijnen Papil, den jongen Graaf van Nevers , aan wien Braband , Lotha,, ringen, Limburg en Antwerpen toekwamen (*)." Men weet, hoe hij met de Regten der Sticht fchen fpeelde, hun dwingende, zijnen Bastaard voor Bisfchop te erkennen ; men weet, welke ftrengheden hij gebruikte tegen eenige Oproerigen. Dit zijn fpreekende hukken. 't Gaat vast, dat de Volken, toen ten tijde, mild waren met den bijnaam van Goeden aan hunne Vorften te fchenken , buiten twijffel, om hun aantefpooren, dat zij denzelven verdienden. Zijne fchranderheid , voorzigtigheid en grootmoedigheid konden hem den naam van Goed niet waardig maaken. De rijk- (*) Esf. fur Paris far Mr. de St. Foix. N 3 Philips de I.  ï08 GESCHIEDENIS Philips BB, i? rijklijkheid en grootsheid zijner Hofhoudinge mogten hem dien doen verkrijgen bij de zuhken , die 'er voordeel van trokken; doch 't Gemeene Land, dat 'er den last van droeg, kon 'er niets loflijks in vinden. Strekte het aanzien , 't geen hij bij uitheemfche Vorften hadt weeten te verwerven, om den Koophandel deezer Landen uittebrciden; de fchatten, hieruit herkomftig , wist hij voor geen gering deel in zijn fchatkist te fleepen. Men vindt opgetekend , dat hij viermaalhonderdduizend Kroonen aan gemunt Goud , tweeënzeventigduizend Mark Zilverwerk, en voor meer dan twee millioenen aan 't pragtigst Huisraad , Boeken en Schilderijen heeft naagelaaten. Een verbaazeude fchat in die dagen. Veelligt is hij deezen bijnaam verfchuldigd aan zijn' bedoelden tocht tegen de Turken, om hun het Heilig Land afhandig te maaken (f), Daarënboven bezat hij volkbehaagende hoedanigheden : en deeze zijn noodig voor de Staatzugtigen, die het oog der dwaazen zoeken te verblinden en de menigte op hunne zijde te trekken. Hoe zouden zij hun oogmerk bereiken , indien niets dan woede en verfchrikking rondsom hun woedde ? Waar ook is de Mensch zo verkeerd van hart, dat de goede natuur zich niet zom, tijds vertoone? Ook blijkt het niet, dat Philips uit den aart wreed was. Gaarne zou hij, zonder onregt te pleegen, zijne grootheid bevorderd hebben. Hij erkent , te goe- (*) Wagenaar Vai* Hiji. IV. D. bl. 95,9^ Aart zij■er Re- geering.  ber. NEDERLANDEN. 199 goeder trouwe, dat hij Bevelfchriften gegeevenhadt, ftrijdig met de Handvesten, Voorregten en Vrijdommen der Steden , die hun veel ramps en ongelegenheids brouwden. Wanneer hij de partijfchappen liet woelen , was het om zijn gezag te vermeerderen, door zich tot Scheidsman aantebieden. Om den teugel des bewinds zijnen Gunftelingen in handen te geeven, veranderde hij de Regeeringsgefteltenis in de Steden ten eenemaale, het Hof in den Haage en den Stadhouder de magt verleenende , om, naar welgevallen , de Overheden te benoemen en aftezetten. Zints dien tijd durfden de Staaten zich niet tegen de willekeurige regeering aankanten ; de Afgevaardigden der Steden heten dit na door vleierij of vreeze, die den Adel verbeeldden, om dat zij, van dag tot dag, talrijker en minvermogend wierden, en na eertijtels dongen , die de Hertog de loosheid hadt inteltellen , om hun aan zijn fnoer te binden, 't Was geenzins zonder toeleg , dat hij eene Lijst liet vervaardigen van de Heerlijkheden, die bevoorregt en van Beden vrij waren (*). Wij zullen vervolgens zien, hoe *de andere rangen van Burgers , alleen eenige trekken "van oproerige ongebondenheid, geene van waare vrijheid vertoond hebbende , zich even zeer buiten haat bevonden, om den voortgang der dwinglandij te fluiten. Naa elkander afgemat en verzwakt te (*) Wagenaai geeft, in zijlij Fai. Hiu. IV. D. bl. 15 enz., deeze Lijst op. N4 Philips be I.  200 GESCHIEDENIS Philips de li Verregaandeweelde, ren zij»en tijde. te hebben, fcheenen zij zich op hem te beroepen, die hun eene vrijheid, waar van zij een zo (legt gebruik maakten, moest ontneemen. En hoe zouden zij met mogelijkheid de flaavernij hebben kunnen ontwijken ? Zij hadden, met groote teugen , den bedwelmenden beker van ondeugd en wellust, tot den bodem, ledig gedronken. Verregaande weelde hadt de vreemdfte en bedervendhe vonden medegebragt: men hieldt Jangduurige en kostbaare Maaltijden; 'er waren Badhooven , waar zich de beide Sexen vervoegden ; de Kleeding was kostbaar en , in eenige deelen , opzigtig (*). Het wellustig Hof van Philips floeg hier de maat , en men volgde deeze gewillig. De gemeenzaame verkeering van Mans- en Vrouwsperfoonen gaf aanleiding tot veel ongebondenheden , als gewettigd door het voorbeeld des Hertogs , die negentien onëgte Kinderen , tien Zoone-n en negen Dogters , naaliet. Philips zogt, tot in zijnen ouden dag, zijne zinnen, op vermaak, geheld , te ftreelen, en was niet vreemd van kortswijlen. Men vertelt eene grappige klugt, door hem gefpeeld. Op een avond , een dronken Man te Brugge op hraat vindende, liet hij deezen in zijn Paleis brengen. De Man, de oogen openende, zag 't geheele Hofgezin voor hem te nedergeboogen : men wendde alles aan , om hem in den /'*) Men flaa hierover na de breede Befchrijving dee Heeren J. L. F. van Berkiiey , in zijne Natuurl. Hifttrie van Halland, III. D. II. Sc. bl. 495 enz-  oer NEDERLANDEN. 201 den waan te brengen, dat hij weezenlijk de Hertog was. Die vreemde begoogeling van menschlijke grootheid fpeelde men een geheelen dag. De gewaande Hertog werd in 't einde vermoeid en dronken. Zo ras hij weder in flaap gevallen was,droeg men hem ter plaatze,'waar men hem gevonden hadt. Hij ontwaakte, en. al de grootheid was verdweenen. Eenigen tijd ftondt hij verbaasd, niet wcetende wat hem was overgekomen : ten laatften befloot hij, na zijne .Vrouw te gaan, en haarteverhaalen, welkeen heerlijken droom hij gehad hadt (*). Philips liet geenzins na, de verregaande magt der Kerklijken te beteugelen. Hunne Dekens en Provifoiren , die onder elkander het Land verdeeld hadden, trokken voor hunne Regtbanken alle zaaken, waar mede de . Godsdienst flegts iets in 't geringfte gemengd was. Zij hielden, met veel drifts, hunne Vrijdommen ftaande , en die der Vrijplaarzen ; zij ftelden belastingen op heimlijke Egtverbintenisfen, op werken des vleesch, op het arbeiden, als het hei. lige dag was, pp het verdrinken of in 't vuur vallen van een kind , en ontelbaare andere dergelijke zaaken. De Monniken , bezitters van veele Landerijen , vermeerderden dezelven, van dag tot dag, en dreeven koophandel. De Burgers klaagden , dat zij niet konden markten tegen lieden, die, geene belastingen te betaalen hebbende, alles veel minder gaven. C') Hukterus , p. ng. N 5 Philips de I. Philips bedwingt de Kerklijken.  coi GESCHIEDENIS Fhtt.tps de I. 't Bederf derGeey tlijkheid. ven. De Hertog gaf Bevelfchriften , om veele deezer misbruiken te weeren (*)• Alle de Schrijvers van dit tijdperk klaagen , éénpaarig, over de ongebonde zeden , de dronkenfchap en dartelheid der Kerklijken en Kloofterlingen. Het getal der Monniken groeide zo geweldig aan , dat men verboodt, meer Klooflers te bouwen. De Beedelende Monnikorde plaagde het Volk dermaate, door hun onbefchaamd beedelen , dat hun regelen moeften voorgefchreeven en uuren gezet worden. In navolginge van het Hof van Rome , 't welk door de inkom flen van het eerfte jaar der openvallende Kerklijke Ampten te trekken, door het verkoopen dier Ampten en het geeven van Aflaaten de Chriftenheid de beurs ligtte en 's Pausfen fchatkist vulde , helde de mindere Geestlijken, op 't fchandelijkst, alles voor geld veil , om zich , ten koste van een waanen ligtgeloovig Volk , te verrijken. Men verhaalt, op dit huk , een ftoute trek , aan een Priefter hier ten Lande gefpeeld. Een Man, die zich niet wilde laaten bedriegen, ging op zekeren dag biegten , en verkreeg, voor eene vrij goede fomme gelds , eene volkomene Aflaat zijner voorheen begaane zonden niet alleen , maar ook van die hij vervolgens zou mogen pleegen. Zijn geweeten dus geheel ontlast en onbezwaarbaar vindende , wagtte hij zijn' Biegtvader op, kptak hem aan , met oogmerk , om hem van (*) Boxh. Ned. Hl ff. bl. IP5- E^aot Hifi. der Ref. I. bl. 46 •  dek. NEDERLANDEN 203 van alles te ontzetten : op de tegenverklaaringen, die de Kerklijke deedt, gaf hem de Boeteling tekenpen : Hoe l is het niet genoeg, dat ik u het leeven iaat ? Ik zou het u kunnen ontneemen, zonder mij tegen God te bezondigen. Hebt gij mij geen volle aflaat gegeeven van alle mijne toekomende zonden? Indien deeze niets betekene, moet ik dan het mijne van u niet te rug neemen, en u als een Bedrieger firajfen ? Dus geraaken zomiijds fchurken indevalftrikken, die zij voor anderen fpreiden (*). In die dagen van onkunde en heilig bedrog , waren de gewaande Wonderwerken veelvuldig. Te Delft en te Leyden zag men Monniken , die voorgaven , dat zij tot in den derden hemel werden opgetrokken, en menfchen, zwak en dwaas genoeg, om dit te gelooyen, geld deeden betaalen voor de berigten, welken deeze bedriegers hun gaven van den Raat der Zielen hunner Bloedverwanten , die zij verklaarden, met hunne eigen oogen in het Vaagevuur gezien te hebben (f). Te Gornichem werd een Vleeschhouwer, door de H. Barbar.a, uit het midden van een brand gered en op ftraat gefield. Hij was gezengd, en, van het hoofd tot de voeren, gebraaden, zo dat men zijne ingewanden kon zien, en zijne leden, aan Bukken, van zijn lichaam afvielen: eenige welmeenende lieden raapten een' vinger, een toon, enz. op, en begroeven ze in gewijden grond. Doch, niet- (*) Boxiiorn Ned. Gefch, bl. «89. (f) Zie aldaar, bl. 238. Philips de I- Valfche voorgewendeWonderen.  c©4 GESCHIEDENIS Philips de I. Poogingen tot eene Hervorming. niettegenftaande dir alles , liep hij twee lange ftraaten door, om aan \ huis zijner Dogter te komen, waar hij den geest gaf, naa, volgens zijne bede, de laatlte kerkgeregtigheden ontvangen te hebben (*). Men fprak van niets anders dan van bovennatuurlijke voorvallen , door God of door den Duivel veroorzaakt. Te Utrecht waren zo veel Toveraars en Toveresfen, dat men het te werkhellen van Toverkunde verboodt op (tralie van voor één jaar uitdè Stad gebannen te worden Cf) : eene ligte ftraife in •de daad , als men ze vergelijkt met die , welke men den van dit misdrijf befchuldigden in andere Landen aandeedt, en, tot fchande van het menschlijk verhand , in veel laatere dagen , elders zijn uitgevoerd. Aller hemmen veréénigden zich, om te eifchen, dat de Kerk , in 't Hoofd en de Leden, zou hervormd worden. De Kerkvergaderingen van Cönftans en Bazel, ten dien einde zamengeroepen , voerden niets anders uit, dan dat zij, het gezag eener Kerkvergaderinge boven dat van deri Paus hellende , éénen Paus koozen-, in plaats van drie anderen, die om deeze waardigheid twistten, en beflooren, de Husfiten te vervolgen. Zommigen hebben opgemerkt, dat de zodanigen, die, uit deeze Landen , ter heirvaarttegen de Husfiten optoogen , de gevoelens deezer Lieden herwaards overbragten (§). Doch, wat hier van ook (*) Groote Chron. üiv. XXIX. Cap. II. (t) Utr. Jaarb ü D. bl. 512. (§) Boxhorn Ned. Hifi. L 230.  der N E D E R L A NDEN. 205 ook zijn moge, men vondt, ten allen tijde bijkans, in onze Gewesten, eenige Mannen , wier kunde en ijver den Godsdienst tot eere ftrekten. Met volle regt plaatzen wij hier Gekard de Groot, die, in de voorgaande Eeuwe , te Deventer gebooren , de Grondlegger was van het Gcnootfchap der Broederen en Klerken des gemeenen leevens , 't welk , in deeze Eeuw genoegzaame vastheid en de goedkeuring der Kerkvergadering van Cönftans ontvangen hebbende, in deeze Landen bloeide (*) , als mede zijnen Leerling Thomas a Kempis. Helmidus de Amore , van Zutphen geboortig , vong , in den jaare MCCCCXX1V, eene hervorming onder de Geestlijken aan. Mij hadt van den Paus magt ontvangen, om de wederftreevenden in den ban te doen , de vlugtenden te agterhaalen en gevangen te zetten. In den jaare MCCCCL, vaardigde PausNicoLAus de V. den Cardinaal Nicolaus de Cusa , ter gelegenheid van het Jubeljaar, na deeze Landen af, om Aflaaten te prediken , en het geld daar voor te ontvangen. Hij verftondt de Ncderduitfche Taal , dewijl hij zijne jeugd in de Nederlanden doorgebragt en te Deventer zich in de letteren geoefend hadt. Hij was een Man van uitgebreide geleerdheid , en, fchoon hij het Volk aanmaande, om Aflaaten te koopen , erkende hij , dat de regte Aflaatbrieven uit de Heilige Schriften moeiten gehaald worden, en dat die van den Paus eer ftrekten , om de Kerklijken te ver- (*) Mosheim Kerkl Cefch. V. D. bl. 440. Philips m I. Bedrijven van Nico- l LAUS DE CüSA, - hier ten Lande.  GESCHIEDENIS Philips de I. Philips fchfijft aan den Paus. verrijken, dan om de Leeken te hervormen (*). Hij deedt veel moeite, om de Kerklijken te verbeteren , en zijn best , om de Utrechtfche fcheuring te heelen. Hij betuigde, dat de Beelden der Heiligen alleen in zo verre moefteii geëerd worden, als zij ftrekten, om ons derzelver deugden te herinneren. Zij moeiten , zijns oordeels, uit de Kerken geweerd worden, als zij tot voorweipen van Afgodifche eer voor 't Volk Itrekten. Het vertoonen der bloedige Hoftïèn , welken men, ten dien tij le, zeer gemeen het Volk, om geld, liet zien, wraakte hij, als mede het omdraagen der Hoftie. Het Avondmaal , be* tuigde hij, ingetteld te wezen, om genuttigd te worden, en niet om 'er mede te pronken: ook predikte hij tegen de Bedevaarten te Wilfenach. De Hertog van Bourgonje, in tegendeel, dugten-> de, dat de poogingen, door hem aangewend , om de Geestlijken te beteugelen, den Paus, wiens goede gunften hij noodig hadt , mogten mishaagen, zondthem ,in den jaare MCCCCXLVII,een' Brief, die tot een ftaal kan ftrekken van vleierij, waan en onkunde, gefchreeven door Joannes Godefridi , Bisfchop van Atrecht. Philips wordt in denzelven voorgedraagen als de magtigfte Vorst der Christenwereld, die al zijn vermogen ten dienfte van Christus Stedehouder, wien hij zijne Landen aanbeval, wilde befteeden. „ Holland en Zeeland," voegt'er de Brieffchrijver nevens, „ zijn rijke Eilanden, be- „ woond (*) Boxhorn Ned. Ni/1. L 277. 2öö  •er. NEDERLANDEN. 207 „ woond door krijgshaftige en tot nog toe onöver„ wonnene Volken. Hun Koophandel ITrekt zich j, over alle Zeeën uit. Friesland, oudtijds een mag„ tig Koningrijk, dat aan Dacie en Scythie grens„ de , bieden wij u ook aan (*)." Om zich in 's Pausfen gunst intewikkelen , maakte de Hertog dikwijls toebereidzels tot een' krijgstocht tegen de Turken. In den jaare MCCCCLIII, fcheen hij, op de tijding der bemagtiging van Conftantinopole , volftrekt beflooten te hebben, denzelven aantevangen. Hij liet, te dier gelegenheid, te Rijsfel op de markt een zonderling fchouwfpel vertoonen, waar in ernst en klugt derwijze onderédngemengd waren , dat de aanfchouwers, beurtlings, fchreiden en lachten. De Kerk kwam 'er klaagende ten voorfchijn, en Philips beantwoordde deeze fpeelswijze klagte met eene ernftige gelofte , om de Kerk te befchermcn , de verdoemlijke onderneeming van den grooten Turk en verdere Ongeloovigen tegenftand te zullen bieden (f). Dan deeze voorgenomene kruistocht liep op niets anders uit, dan op nieuwe belastingen voor den Paus en den Hertog, het Volk afgekneveld. Dusdanige Spelen, als daar wij even van gewaagden , geeven ons geen groot denkbeeld van de vorderingen van 's Menfchen geest. Waren deezen groot geweest, de Franciscaaner Monnik , Brugman , zou (*) ZE. de Roya ad An. 1447, (I) Monstrelet, Vol. III. p. 55, 59. De la Marche, Liv. I. Chap. XXVIII, XXIX & XXX. Philips de I.  £C3 GESCHIEDENIS Philips »£ l. zou zo veel eers van welfpreekenheid en ij vers niet ingelegd hebben, als hij toen verwierf; zo dat het fpreekwoorden werden , al konde gij praaten ah Brucman , en , Brugman zogt Zielen te winnen, ik zoek Geld. Tot een Baaltje van zijne.welfpreekenheid diene het volgende: „ Och, Brugman, „ Brugman, wat erger quaedt menfehe plagt Hu te ,, weezen ! du plagtlte te gaan met lange mesfen, „ bordeelen te helpen houden. Zeg mij, Brugman, ,, waar toe bistu gekomen? Om die nog te houden? „ Trouwen neen. Du wilfte die nu verjaegen, joo daeranders, God betert, niemand en is, die „ die denkt te verjaegen. Brugman , Brug- „ man , biftu gekomen , om Schoutambachten en „ Kerken te pachten ? Neen , du en willle immer „ geen Simony doen; maer fimpelijk gaenineenar- „ me verworpen lapte Kapken. Brugman, wilftu Pater, eerfte Kloofter, alle andere Kloofte,, ren cn ook die Parochiekerken verderven ? Trou- „ wen neen. Brugman, wilftu biecht hooren „ om geit ? Trouwen neen. Brugman wil de „ Schapen haer wolle laeten, en gaerne een iegelijk „ zijn Biecht hooren, om Gods wille, zonder geit , Brugman, wilftu ook van den Lande loopen die „ Pestilenci hebben, als fommige wel doen ? Trou„ wen neen. Du wilfte altoos daer blijven , fijn fij „ rijk of arm , dijnen mond op hun mond leggen, „ en te dood toe daer blijven." 1 Met dit zonderling prediken, de gemoederen ten zijnen voordeele ingenomen hebbende, voer hij voort, om zijn wezen-  dér NEDERLANDEN. so? zenlijk oogmerk te kennen te geeven, en het Volk aan zijn fnoer te krijgen , en fprak, een Kruisbeeld uit de mouw haaiende , en 't zelve opheffende t j, Gij goede Lieden hebt wel gehoord, waarom ik s, met mijn arme fchamele Broederkens hier gaerne j, met u woonen en een arm fnoode Kloosterken „ hebben zoude, om u allen den weg des Hemels „ te wijzen en daer in te helpen. Maer overmits „ dat 'er eenigen zijn , die 't gaerne behinderen fou5, den , mogten iij dies nogthans geen magt heb„ ben, en't zullen : wilt weldoen , en bidden voor die „ luyden, op dat zij van hun quaeden opzet in defe „ faeke aflaeten. En lieve Vrienden in Ciiristo : „ want wij hier bij blijven willen , en wij wel bij„ Rand en hulpe behoeven zullen, om in dele faeke „ tot onze meeninge te komen, ibo begeer ik , om „ den gekruisten Goo , daar na dit Crucifixgemaakt „ is, dat alle die geen, hier nu tegenwoordig wezende, die bij ons blijven willen, ons niet offte ,, gaen, dat die heur vinger opfteeken willen." Op zulke woorden ftaaken veelen de vingeren op. En eenigen , die digt bij den Prediker zaten , riepen: Heere , wij willen' bij u blijven tot ter dood toe! Waarop Brugman hernam, dat hijger zijn hals voor laaten wilde (*). Deeze Man predikte in meest alle Steden deezer Landfchappen, deedt een Klooster te Dordrecht bouwen, en beklaagde zieh dikwijls , dat hij nooit eene oude Vrouw hadt kunnen bekeeren. De (*) Wagenaar Amfl. Gefch. II. St. bl. 255. II. Deel. O. Philips de I.  ftI0 GESCHIEDENIS PlHLIPS de U Staat der Weetenïchappen. Koophandel en Zeevaart. De raeefte Schrijvers , die toen eenigen naam gemaakt hebben, waren dorre Scholastiken , die, in «egt Latijn, hunne Schoolfche wartaal op 't papier bragten. Den Geleerden mangelde het aan oordeel en iroaak. Laurens , een Dichter cn Geneesheer, dien men gelooft, dat in dienst van Aönold, Graaf van Vlaanderen, geweest is , noemt , in een Latijnsch rijmend Lofdicht , de Nieuwniegers Gunftelïngcn van Mars en Venus, en zegt, dat hunne oogen den Luipaard deeden hilhaan , en dat hunne Vrouwen Diana overtroffen. . Hewbrïk Arnold van Zwol, Geneesheer, Wiskunltenaaf, Starrekundige en in het maaken van Zonnewijzers ervaaren, heeft een Werk naagelaatcn, 't welk in de Boekerij des Konings van Frankrijk gevonden wordt. Emond de Dijnter , in de Meijerije van U Flerto* genbosch, fchrcef eene Kronijk van Braband , een Werk, dat hij ondernam tot lef en eer van God en van Philips, Hertog van Bourgonje (*)■ Grooter vorderingen maakte men hier ten Lande rn daadlijk voordeel aanbrengende Kunltcn. Schoon nimmer de Steden meer met elkander overhoop lagen weeens het Stapehegt , en andere beletzelen, tótgedagt, om den vrijen Handel te belemmeren, lieUe geest van bevlijtiging geenszins naa , denzelven, van tijd tot tijd , tot eene hooger maat van volkomenheid te brengen. Men vervaardigde grooter Vaartuigen, gefchikt, om dieper het Land in te vaa- (») Paquot Mem. Litt. des PatsMu Tom. L p. 306.  der NEDERLANDEN. 211 vaaren door verwijde gaten en verdiepte ftroomen. De Scheepmaakers, eertijds gewoon de meelte Schepen Krapfchuitswijze te timmeren , zo dat men de planken op elkander fpijkerde , maakten ze nu Karveelswijze, of voegden de planken nevens elkander, den naad tusfchen beiden met werk digt breeuwende; hier door waren de Schepen fterker en duurzaamer. Drukker dan voorheen begon men nu door de Zont te vaaren (*). In 't jaar MCCCCLVII, hadt de Koning van Denemarken den Hollanderen en Zeeuwen vrijgeleide vergund, om in zijne Rijken te komen handelen: mits dat zij niet door de Belt, maar door de Zont, waar toen reeds 's Konings Tol ge. vorderd werd, voeren (f). De Hamburgers, in den jaare MCCCCLX, eenigen hunner Schepen genomen hebbende, vonden zich, na dat eenige hunner Schepen aangekomen waren, genoodzaakt, deze! ven weder vrijtegeeven (§). Zints eenigen tijd , hadt de ijver des Handels onze Steden reeds van het Hanzeverbond afgetrokken. De gefchillen des Hertogs met Koning Hendrik den VI. en Eduard den IV. ftremden, nu en dan, den Handel op Engeland'(**). De Zee , één der rijklle bronnen van de welvaart deezer Gewesten, dreigde thans de oorzaak van den on- (*) Reigersberg Chron. tl. D. bl. 232,233. Cf) Handv. van Amftetdam, bl. 23. (§) Brand Enkh. bl. 28. (**) Rym. A&. Publ.Angl. Tom. V. P. II. p. 138 145. O 2 PniLit» üe I. Toefhwd der Dijken.  2t4 GESCHIEDENIS PutLirs DE L ondergang eens aanmerklijken deels te worden. De Zeegaten , het Marsdiep , het Ileersdiep, eri het Vlie namen , binnen weinig ja-aren , zo zeer in wijdte toe, dat de oude Westfriefche Dijk, toen Zeeburg geheeten , groot gevaar liep van doortebreeken. In Slachtmaand des jaars MCCCCLX1V, viel'er, bij Wijdenes , een groote doorbraak voor , veel lands werd onder water gezet , tot aanmerkelijke fchade der Ingezetenen. Ten einde van deezen Dijk , die op verfcheide plaatzen geen roede breed was, lagen toen Duinen , van Petten af tot Kamp toe ; doch deezen waren , door den aanllag der zeegolven , dermaate afgeflaagen, dat ze nauwlijks dertig treeden in de breedte konden haaien, cn hadden, als het eenigszins ftórmde, dén roede of meer in de langte verlooren. Schaarfcher dan voorheen vondt men het Wier, een Zeegewas , 't welk omtrent het Eiland Wieringen gevischt wordt, om den Dijk optemaaken, en bezigde half Riet en half Wier; doch dit was niet genoegzaam, om liet Dijkgevaarte te fchraagen. Men verwierf , derhalven , van den Hertog , in den jaare MCCCCLXVI, om de plaatzen, die voor den meeften aanval bloothonden , met Paalwerk te befchuttcn, 't welk den eerhen flag des waters zou keeren. Om de Zeeweering bij Petten in beter haat te hellen, liet men agter dc Duinen een Kleidijk aanleggen : ook droeg men zorg , om , door het planten van Helm , het huivend zand te vangen , en dus nieuwe Duinen aantewinnen, en een Zanddijk te vormen. Een goede uitflag bekroonde deezen arbeid, die  der NEDERLANDEN. 213 die het Land op veel gelds te ftaan kwam. 't Gemeeneland benoemde zeven Mannen , om opzigt over dit alles te hebben, bij welken de Hertog den Stadhouder en Raad van Holland voegde. • In ftede yan het Paalwerk, toen gebruikt , heeft men, in onze dagen, om het verderf, waar aan het hout is blootgefteld, en het knaagen der Wormen te ontgaan , glooijingen van Steen aan de buitenzijden der Dijken beginnen te voegen. O 3 Ci- PfïIT.IPS DE L  2Ï4 GESCHIEDENIS De Lui- ( kenaars verwonnen^ j Caret.de L l" Hollr diep in fchulden, fchoon zij het Krijgsvolk , bij 't eindigen van eiken veldtocht, afdankten. Van hier het verval van hun gezag en de magt der Gemeente, tot dat de Landen in de wijduitgeftrekte Staaten van het Huis van Baurgonje verzwolgen werden. In den jaare MCCCCXLV, hadt Carel de VII, Koning van Frankrijk, onder voorwendzel van die magt noodig te hebben , tot het wederftaan van de aanvallen der Engelfchen, zijn ander Krijgsvolk afdankende , negenduizend man Paardenvolk en zestienduizend Voetknegten in dienst gehouden. Deeze nieuwigheid deedt alle andere Voritcn beeven. In den jaare MCCCCL XX, beftonden de eenige benden, waarop de Hertog van Bourgonje eenigen ftaat kon maaken , uit Krijgsvolk , 't welk om gering loon diende, Waardgeldcrs geheeten , die , in tijd van vrede, zeer weinig gelds trokken , en alle drie maanden de monftering ondergingen; doch,verpligt zijnde, om eenig handwerk, tot hun beftaan, re verrigten, viel het zeer bezwaarlijk deezen bijéén te vergaderen (*). Carel , de noodzaaklijkheid ondervonden hebbende van een Krijgsmagt op de been te houden, altoos gereed, om den vijand het hoofd te bieden , riep de Staaten der Nederlanden bijéén te Abheville, en verwierf van hun eene lom van zesëutwintigduizend Rijksdaalders, omachthonderd Spte- ren (*) Commikes, Liv. III. p. 143.  der NEDERLANDEN. 227 ! ren te huuren (*) ; „ doch ," voegt 'er Commines bij, „ zijne Onderdaanen traden hier toe niet dan „ fchoorvoetende , en zij hadden gewigtige redenen, om te dugten, dat zij in denzelfden (laat van on„ derwerping zouden komen, als zij Frankrijk door „ vastgedelde Krijgsmagt zagen." De zugt bekroop hem, om, van tijd tot tijd , iets (louters tegen alle zijne Nabuuren tebeftaan, en hij deedt deeze zesentwintig duizend Rijksdaalders tot vijfmaalhonderdduizend vermeerderen; en zijne Onderdaanen hadden , door dit aangroeiend getal der Krijgslieden veel te lijden (t). De vleiende Olivier de la Marche zegt 'er nogthans van, „ dat, fchoon de Nederlanden hier over ,, langen tijd klagtig vielen, zeggende , dat zij ver„ drukt wierden , dit alles ten hunnen voordeele ftrekte, gelijk zij, vervolgens , ondervonden: want „ de Hertog was zo magtig , dat hij alles kon uit,, voeren en beregten. Hij hieldt de Landen in vrce„ ze en vrede. Hij toonde allen zijnen Nabuuren , „ dat hij het zwaard in de vuist voerde, en het geen . „ hij door liefde niet kon verkrijgen, dwong hij door ',, vrecze af ( §)." Op deeze wijze zetten de geregelde Krijgsbenden, die de Vrijheid in Rome en het Heelal vernield hadden , den Vorften , wier magt, door de overftroo- nrin- (*) Commines, Liv. III. p. 153. (f) Heut, Rei: Burg.V.p. 133. ($) O. de la marche, p. 76. P a Carel DE I-  £iS GESCHIEDENIS Care! r>£ I. mingen der Barbaaren en de Leenregeering, eeuwen lang weinig betekende, weder klem bij. Den laatften Üag aan het Leenftelzel geevende, bragten zij de Volken onder een juk, verfchillendc van 't geen, waar onder zij zugtten, tot dat andere zwermen, uit het Noorden komende , hun op nieuw onderwierpen (*). Ziet hier een tijdftip van weezenlijke fiaaveruij in deeze Landen. Van hier de willekeurige en onbepaalde belastingen: want zij, die niet genegen waren ze optebrengen, werden door geweld genoodzaakt. De Krijgsbenden der Leenmannen en der Burgeren, die wij nog, van tijd tot tijd, in onze Gefchiedenisfen ontmoeten, geraakten, eerlang, in kleinagting, en men verzuimde , allengskens, ze opteöntbieden. Zij haalden niet bij geregelde en in den wapenhandel afgeregtte Krijgsbenden , welker getal men dagelijks kou vermenigvuldigen. In deezervoege ging ten gronde des Volks dapperheid, welke haare hegte fteunzels heeft in de verdeediging van Huis en Hof, van Vrouw en Kinderen. De loontrekkende Krijgslieden , beftaande uit de heffe des Volks of uit Vreemdelingen , geen andere drijfveer hebbende dan de foldij van één enkel Merisch, waren gereed , om , op 't gegeeven teken , de wapens aantegorden , niet alleen tegen den Vijand, maar ook om dezelven te voeren tegen hunne Ouders, Vrienden en het Vaderland , 't welk zij daar mede moeiten verdeedigen. De Gefchiedenis van onze Ge- (*) Zie het I. Deel deezes Werks, bl. 57.  der NEDERLANDEN. asg Gewesten zal 'er ons , vervolgens, blijk bij blijk van opleveren. Carel ftondt nu niets in den weg, om zijne Onderdaanen te verdrukken, en Frankrijk het hoofd te bieden. Hij bragt een talrijk Leger te velde . cn veele Edelen, wel betaald, begeleid door Ridders en Schildknaapen, volgden den krijg (*). De Hertog, -ftout op zijne groote Krijgsmagt , befchuldigde den Koning van Frankrijk , dat hij het laatstgemaakt Verdrag, te Peronne geflooten, niet hieldt, en verweet hem, daarënboven , in een bitter Gefchnft, dat hij, door toverkunftenaarijen en vergif, den Hertog van Guienne , zijn eigen Broeder , hadt omgebragt. Deeze was door vergif van kant geiiolpen, en de Koning viel onder hevig vermoeden van 'er deel in te hebben : hij was bekwaam tot zulk een misdrijf, en de eenige, aan wien, in dieomftandigheden, 't zelve tot voordeel kon gedijen. De Volken ftrekten tot flachtoffers deezer haatlijke vijandfchappen. Carel viel in Picardye, en, Nejie bemagtigd hebbende , deedt hij allen daar ter plaatze ombrengen, een klein getal fpaarende , die hij , na het afkappen van de hand', te rug zondt. De Stad werd aan de vlammen ten prooije gegeeven: dit was de vrugt, welke de boom des Oorlogs droeg , zeide de Barbaar in koelen bloede, dit Monfter , 't welk , eer- (*) Commines , Liv. III. Ch. VIII. p. 184. De la Marghe, p. 76. P 3 C.uv.l de L Oorlog met Frank, riik. 1472.  a30 GESCHIEDENIS Carel de I. eerlang, daar van de droeve gevolgen fmaakte. Va» den anderen kant pleegden de Franfchen ter zee veele vijandlijkheden, ten bederve van den Koophandel der Nederlanderen. Hunne Schepen vertoonden zich op de hoogte van Katwijk, en namen aehmen Haringbuizen, gereed om uitteloopen, bragten den Schipper en de Stuurlieden , die zich aan boord bevonden, te Dieppe aan land, en ontlloegen zeniet, dan naa dat zij ieder honderd gouden Franfchekvoonen tot losgeld betaald hadden. Onder anderen, zc^en de Hollandfche Gefchiedfchrijvers , was een groot Fransch Oorlogfchip, de Kolom geheeten, een fchriklijke plaag voor de Kooplieden, daar het veele rijke Prijzen veroverd.. Dit Schip werd , binten twijffel , gevoerd door Guillaume Coulon van Casferove , Viceadmiraal van Normandye, den gedugtflen Zeeheld van dien tijd (*). Paulus van Borselen , natuurlijke Zoon van Hendrik van Borselen, Heer van Feere, hak, met een talrijke Vloot, in zee , zogt de Franfchen bij de Schotfchc Kust, noodzaakte hun de vlugt te kiezen en de Franfche Havens optezoeken (f). Öndettusfchen hadden de Franfchen en Bourgondiërs te land elkander veel leeds berokkend , en zij troffen, op den veertienden van Louwmaand des jaars MCCCCLXXII1, een Behand, 't welk tot den eerften van Grasmaand des (*) Hifi. de France, XVIII. p. 135- (f) lUtcERSB. Chrou. II. D. bl. 2ó0. Velius Hoorn, bl. 94-  der NEDERLANDEN. 231 des volgenden jaars moest dnnren (*). Lodewtjk en Carel hadden beiden noodig , de onlusten , in de Landen hunner heeifchappije middelerwijle ontftaan, te dempen. In onze Gewesten reezen dczclven, uit hoofde van de belastingen , die het Volk zwaar drukten. Deeze belastingen, of Excijnfen, werden verpagt, of door Ontvangers, van Staatswegen aangpfteld , ingevorderd. Zints den jaare MCCCCXLVII , was het Graauw te Hoorn, over de tienjaarige Bede, reeds oproerig geweest , en niet , dan met veel moeite, geluld; thans kantte het zich aan tegen eene belasting , op buiten gebrouwen Bieren gelegd. In den jaare MCCCCLXX , zondt de Raad van Holland Gemagtigden na Hoorn, om deeze belasting te helpen invorderen. De Weevers, Vollers en Visfchers liepen te wapen, en trokken , onder hunne Gildenbanieren , na het Stadhuis , waar de Gemagtigden met de Burgemeefrers vergaderd waren. Zijbragten eenige tonnen Biers op het Marktplein , zetten ze overëinde , floegen den bodem in , en fchepten ze met fchotels en nappen ledig, roepende, dat deHeeren nader bij zouden komen , om nauw toetezlen, en dus te beter te berekenen, hoe veel elk in Excijns moest opbrengen. Zij vielen voorts aan op het huis des Geheimfchrijvers, wiens Boeken en Papieren zij verfcheurden. De Gemagtigden hielp men bedekt 's a- (*) Rjm. Act. Publ. Angl. Torn. V. P. III. p. 19. T 4 Carel de 1. Opftand te Hoorn.  232 GESCHIEDENIS Carel de 1. 's avonds ter Stad uit. In het woelen der oproerige drift hadden de Muiters niet ontdekt , dat men ten Stadhuize hunne naamen opfchreef. De Wethouderfchap liet het Oproer van zelve uitwoeden , en toen de Oprocrigften vatten : eenigen werden ter doodlïraffe vervveezen , anderen gebannen en in zwaare geldboeten beflaagen. Dit voorval gaf een doodlijke neep aan de Lakenweeverijen, eertijds te Hoorn in bloei: de Handwerkslieden, daar in arbeidende, waren de hoofden der Oproerigen geweest. Doch de fchrik , door de gemelde ftrafüefeningen veroorzaakt, was zo groot, dat men, in het volgende jaar, zonder den minden wederdand, belastingen hief van alle de Bieren en ook van het Zout (*). Een veH bloediger Oproer ontdondt, over de belastingen , te Zierikz.ee. De Burgers vielen , met knodfen, pieken en mesfen gewapend, op het Stadhuis aan. Jan Simonszoon, Prieder, en Michiel van Hcenvliet en Kattendijk , met de Wethouderfchap bezig, om de fchikkingen over het heffen der nieuwe belastingen te maaken, werden vermoord en ten vender uitgefmeetcn. Het hart der Wethouderen kromp van angst en fchrik. De Schout fmeet zijne Roede, het teken zijner waardigheid, uit de hand. De Burgemeeders wierpen de Sleutels voor de voeten der Muitelingen neder, en verzogten lijfsgenade. Zij bekwamen ze, en de ongeduime menigte delde nieuwe Overheden aan , gekoozen uit de oudften der Gil. (*■) Velius, Hoorn, bl. 85-—93. Oproer te Zitrikzee. ■  der NEDERLAND E N. 233 Gildebroederen. Dit geweldig aangemaatigd bewind duurde niet lang. Carel , kundfchap van deeze bijliere beweegenis bekomen hebbende , vaardigde terftond Antoni, zijn natuurlijken Broeder,gemeenlijk den Grooten Bastaard van Bourgonje genaamd ,1 en Rudolph van Ravensïein derwaards , die de fchuldigften deeden vatten en onthalzen. De fpraak ging, dat de Hertog zelve in aantocht was, met oogmerk, om alle de Inwoonders onder de puinhoopen van hunne Stad, die hij der vlamme ten prooi zou geeven, als des doods fchuldig, te verpletten. Een gerugt , zeker verfpreid , om hun tot het betaalen van zwaare geldboeten te dringen. In Louwmaand desjaars MCCCCLXXIK, brak de met angst te gemoet geziene dag van 's Hertogs komfte aan. De Geestlijken en Wereldlijken toogen hem , fchreiende en in wanhavenig gewaad , te gemoete, vergiffenis van 't begaane misdrijf fmeekende. Zij verkreegen dezelve, op de harde voorwaarden , om hem eene boete van dertigduizend Guldens, in negen reizen, te betaalen. Tot het vinden hier van werden nieuwe belastingen op Bier en Wijn gelegd. Ook moeiten zij voortaan eene bezetting Krijgsvolk in de Stad gedoogen: en zij kreegen dezelve, die onder het bevel ftondt van Barend Ranst , een Zwaab van geboorte (*). In (*) Reigersb. Chron. II. D. bl. 226". IE. de Roije ad An. 1472. P 5 3e I.  «34 GESCHIEDENIS Carel de I. De Hertog verplisr zich, te Dordrecht te laaten inhuldigen. In Dordrecht hadt het vuur van partijfchap lang gefmeuld, en was , van tijd tot tijd, uitgeborlten. In den jaare MCCCCLXVHI, hadt een Hoeksgezlnde heftig uitgevaaren tegen de Kabeljaauwfchen, tegen de Burgemeefters en tegen de inhuldiging des Hertogs , welke toen op 't tapijt was. Een ander dolzinnig ijveraar hadt, bij het opneemen der itemmen, in den Haage verklaard, dat men wel toezien moest, wat men deedt: want dat hij aldaar den Hertog niet zou inhuldigen, al zou men hem villen : hij wilde, zo 't fchijnt, de inhuldiging, oudergewoonte, in de bijzondere Steden gedaan hebben. Deeze laatfte moest, behalven andere boetedoeningen, benevens den eerften , het maaken van twee roeden Muurs bekostigen , of eene fomrae, daaraan geëvenrcdigd , voor zijn ftout fpreeken , betaalen. Aanhoudende tegenkantingen van deezen aart , bewoogen Carel, om, in Sprokkelmaand des jaars MCCCCLXXIII, na Dordrecht te trekken , en zich op nieuw te laaten inhuldigen. De Overheden haalden hem in met toortzen, en dc Burgers hadden hunne huizen verlicht. De Regeering en de Dekens der Gildens niet alleen, maar alle Mansperfoonen , van vijfden jaaren en daarboven, kwamen voor de Herberge , waar hij zijn intrek genomen hadt , en dceden hem den Eed van trouwe (*> Carel , vervolgens , ($) Balen Bord. 780 - 782. J. a Leyd. van de Neeren van Brederode , Cap. LXV. bl. 713.  ber. NEDERLANDEN. 235 gens, de voornaamfte Steden van Holland doortrek, kende, werd allerwege vergezeld door Reinoud van Brederode , dien hij uit de langduurige en harde gevangenis, waai' in Da via , Bisfchop van Utrecht, hem-hieldt, ontllaagen hadt. Deeze Kerkvoogd deedt zich terftond, nna het beklimmen van den BisfchoplijkenZetel, kennen, door bedrijven van overmeefterend gezag , en vervreemde daar door het hart der Burgeren. Naar den aart d.r Dwingelanden, wantrouwend en agterdogtig geworden, zwoer hij den ondergang aan Gijsbreciit en Reinoud van Brederode, die, in gevolge van het laatst gemaakte Verdrag, eenig bewind van de Burgerlijke regeering der Stad in handen hadden, 'twelk de Bisfchop beweerde , dat zij te wijd uitftrekten, zich meer aanmaatigende dan hun was afgeltaan (*). in den jaare MCCCCLXX, omkwam R!:iNo#d,ten nauwen noode, eene zamcnzweering der Kabeljauwfchen, veelligt door den Bisfchop opgemaakt , om hem in den Haage te vatten of omtebrengen (f). Naa dien tijd begaf hij zich na Wijk ie Duurflede, om den Kerkvoogd te ipreeken , die hein deedt ligten, en op een tooren van het Hof gevangenzetten. Gijsbreciit van Brederode en Walraven , natuurlijke Zoon van Reinoud, werden met Jan van A- (*) Mat. Anal. Tom. I. p. 697,698. Heda, p.294. (t) J. a Leyd. van de Heeren van Brederode, Cap. LVIII. bl. 690. Carel de I. De BREde'- odes door den Bisfchop van Utrechtvervolgd.  136 GESCHIEDENIS Carel r>e I. Amerongen , Schout van Utrecht, geligt en opgeilooten. Men liet verluiden, dat de gevangen Heeren ten oogmerk hadden, David van de Bisfchoplijke waardigheid en Hertog Carel van het Graaflijk bewind van Holland te ontzetten , 'er bijvoegende, dat het llcgts drie dagen langer hadt moeten lijden, of zij zouden aan deeze zamenzweering de laatfte hand gelegd en het werk volkomen beflag gegeeven hebben (*). Walraven, Baftaard van Brederode, was een Heer van een' vuurigen en geweldigen aart, hij hadt twee Heeren uit de Regeering van Haarlem op den weg vermoord, om dat zij eene partij SchotfcheWol te Zandroort, onder het gebied zijns Vaders geftrand, met geweld ontvoerd en na Haarlem gebragt hadden. Men hieldt hem dit misdrijf voor ; doch hij bewees, dat deeze doodflag reeds voor twee of drie jaaren verzoend was: en gevraagd, of hij daar toe last van zijnen Vader ontvangen hadt ? ontkende hij zulks: gelijk hij mede lochende , dat de Brederobes deel gehad hadden in de vijandlijkheden, door de Gelderfchen, in den jaare MCCCCLXV, te Tsfelfteln gepleegd. Men bragt hem op de pijnbank, goot het lijf vol waters , en fprong dan op den buik, om hem bekentenis aftepersfen. Dit eisfelijk folteren werdt tot drie of vier kecren daags, en in 't geheel wel veertig- of vijftigmaal hervat. Schout (*) J.aLeyd. van de Heeren van Brederode, Cap. LIX. bl. 691. en Cap. LX. bl. 693 enz.  der NEDERLANDEN. 557 Schout Jan van Ambrongen pijnigde men desgelijks : hier door.beiden gedwongen , om alles te belijden , wat men gaarne hadt , zondt men deeze afgepijnde bekentenisfen aan den Hertog (*). 't Gelukte, ondertusfchen, WV.lraven, dat hij, met de hardfte ftroohalmen van zijn bed , de floten zijner boeijen hadt weeten optefteeken , vervolgens klom hij na het dakvenfter zijner gevangenisfe , en liet zich aan een koord, van zijn gefcheurd gewaad vervaardigd, bij de muur nederzakken. Een donkere nagt en het geraas van gierende winden maakten , dat hij ongezien en ongehoord bleef. DmLekftroom overzwemmende, verviel hij onder de Zvvaanen, die, met vleugels flaande , een groot geweld aanregtten; dit geluid deedt eenigen met kaarsfen na buiten komen; doch zij konden niets , behalven de Zwaanen, ontdekken. Ondertusfchen kon de Zwemmer, door 't geweld des wihds en ftrooms , den overkant niet bereiken, en kwam weder aan denzelfden oever , waar van hij afgezwommen was. Zo vermoeid en doornat ging hij den flijkerigen dijk op, en vondt, naa één uur gaans, een Schuit, met welke hij zich over en te Hageftein aan land liet zetten : van waar hij voorttrok tot Finnen , eene Heerlijkheid , den Huize van Brederode toebehoorende (f). Rei- (*) J- A Leyd. van de Heeren van Brederode , Cap. LV. bl. 684. Cap. LXI. bl. 700. Schrevelius Haarlem, bl. 52. Pontanus, Lib.IX.p.529. (|) J. a Leyd. van de Heeren van Brederode, Cap. LXII, bl. 702. Carel de I.  £33 GESCHIEDENIS Carel be I. Reinoud van Brederode , desgelijks ondervraagd en gepijnigd zijnde, werd.door de Ridders van het Gulde Vlies, tot welker Ridderorde hij behoorde, opöntbooden; de Hertog zat voor , en hij werd, naa gedaan onderzoek, volkomen vrijgefprooken. Hij overleedt dat zelfde jaarMCCCCLXXIII, in Wijnmaand. Gijsbrecbt kreeg geen ont. flag voor 't jaar MCCCCLXXIV, naa dar men hem genoodzaakt hadt afftand van zijne Domproostdije te doen, en flierf het volgende jaar. Jan van Amerongen werd desgelijks geflaakt,en bekleedde, zints dien tijd, nog weder het Schoutsampt (*). Carel Rondt toen op 't punt,- om Gelderland onder zijne heerfchappij te brengen. Adolph hadt, zedert het gevangenzetten zijns Vaders , met de nabuurige Voriten te ftrijden. Men wil, dat hij, in den jaare MCCCCLXIX, zijnen Oom Jan, Hertog van Kleef, flag leverende , den Hemel tot getuigen riep, dat hij zijn' Vader alleen gevangen hieldt tot welzijn van den Staat , door zijn verkeerd beftuur bedorven. Hij zwoer, deezen de vrijheid te zullen fchenkeu, indien hij overwon. Hij behaalde de zege. Dan het gevolg hier van was alleen een vrede tusfchen de oorlogvoerende Partijen, door Carel , als Middelaar, bewerkt , en , om welken te behouden, hij zich verbondt. Adolph , door den Paus en (*) J. a Leyd. van de Heeren van Brederode , Cap. LXVI. bl. 714. Cap. LXVII. bl. 715. en Cap. LXV. bl. 712. Vervolg der GelderfcheOnlusten.  der NEDERLANDEN. 239 en verfcheide Mogenheden ernftig aangezogt , om zijne gedaane gelofte geltand te doen, deedt de Staalt p 1 ■ Vfc ( vergaderen. Doch de doldriftigfler lieten I C 1 In deezervoege hooren: „ Indien gij „ ons verderf'beüogt, beveel dan den Beul, om ons „ met éétien flag van den last des leevens te beroo,, ven beter zijn dan duizend dooden te „ Ül een Onwaardig Vorst, om,vanwien „ ontflaagen te worden , wij u , ten koste van ons „ bloed, geholpen hebben." 't Zij dit een vooraf opaeflemd en bdlooken werk ware, om Adolph te redden , 't zij het Volk met de daad den ouden Vorst vreesde en verfoeide, bij werd niet op vrije voeten gefield. In den jaare MCCCCLXX , maande de Hertog van Bourgonje Adolph aan tot het liaaken van den ouden Vorst, met hem een mondgefprek te Hesdin houdende: deeze antwoordde , den Staaten gezwooren te hebben , dat hij niets zonder hunne toeltemming zou doen. Dit zeggen klonk Carel zo vreemd in de ooren , dat hij zich niet bedwingen kon van te vraagen, Zijt gij dan een flaaf uwer Onderdaanen ? Men dwong den jongen Vorst mei geweld een gefchrift af, bij 't welk hij last gaf tot ontflag van zijnen Vader, die door Hendrik, Heer van Peruys, en Philip van Wassenaar uit de gevangenis verlost en te Hesdin gebragt werd (*). De Staaten van Gelderland zonden, welhaast, aan Carel een breed en heftig Vertoog, waar in zij alle de O Pontanus, Lib. IX, Carel DE I.  240 GESCHIEDENIS Carel de I. de bezwaaren tegen den ouden Arnold ophaalden* Hij hadt, volgens het berigt, hunne Voorregten, Wetten en gebruiken gefchonden, naa, bij zijne ver. heffing, het houden daar van bezwooren te hebben. Het Land was, door de bloedige oorlogen, waar in hij 't zelve gewikkeld hadt, uitgeput. Men hadt zich daarop vergenoegd met hem opgellooteu te houden in een goed verblijf, waar hij alle gemakken vondt. Hij zelve hadt van daar een bevel gegeeven, dat men zich aan zijn' Zoon zou onderwerpen. Zij hielden Baande, dat zij hem nimmer voor hun Heer zouden erkennen; zij wraakten de Pauslijke Bullen: dewijl Arnold , aan een heimlijk gebrek vast, de Hertoginne, zijne Egtgenoote, gehaat en groote ongelegenheden den Lande aangebragt hadt. Adolph was fehaamfloos genoeg , om deeze fchandlijke befchuldiging tegen zijn Vader Baande te houden. „Ikheb," fchrijft Commines, als ecu ooggetuigen, „ hun bei-. „ den, verfcheide keeren , in de kamer van Hertog ,-, Carel gezien, en gehoord, dat zij elk , in eene „ groote raadsvergadering , hunne zaak bepleitten. „ Hoe de oude Man zijn' Zoon tot een tweegevegt „ uitdaagde. Ik heb last gehad, om den jongen 1 Ler„ tog voorteflaan, dat hij zijn'Vader de Stad Grave „ en een jaargeld van zesduizend Guldens zou gee„ ven. Dan deeze Onverlaat antwoordde : Dat hij „ liever zijn Vetder met het hoofd voorwaards in een „ put wilde fteeken, en zichzelven, vervolgeus, daar "„ .in werpen; dat zijn Vader reeds vierenveertig jaa~ „ ren Hertog was geweest, en het lang tijdwierd, „ dat  der NEDERLANDEN 241 dat hij'regeerde (*)." Adolph verbitterde,door zijne hoonende fmaadredenen , de gemoederen dermaate , dat men befloot zich van zijn perföon te verzeekeren. Hij zogt het in vermomde kleederen te ontfnappen , doch werd ontdekt, en in het Slot van Pt hoorden gevangen gezet, waar hij, tot naa's Hertogen dood, in den jaare MCCCCLXXVII, bleef (f). Arnold werd alleen te Roermonde en te Gelder voor Hertog erkend. De andere Steden droegen aan Vincent, Graaf van Meurs, den tijtel van Ruwaard op. Zij maakten een beledigend en befchermend Verbond, zich verpligtende, om geene belastingen, dan volgens de oude gebruiken, te betaalen, en den Vorst geen dienst toe- cn geene fchatting optebrengen (S). Te vergeefsch ontfloeg de Paus hun van den Eed, Adolph gezwooren ; te vergeefsch zogt Arnold hun tot gehoorzaamheid te beweegen ; hij kon zelfs de zodanigen, die hem getrouw bleeven, niet verdeedigen tegen de invallen des Graave van Meurs; gebukt onder den last der jaaren , der verdrietlijkheden en fchulden, was hij genoodzaakt de toevlugt te neemen tot zijnen Verlosfer. Dit was het zoeken van den ftaatzugtigen Carel. Deeze hadt het rad deezer omwentelingen niet gedraaid, en den onvermogenden Grijsaart niet aan zijne zwakheid (*) Commïnes , Liv. IV. Chap. I. p. 206. (f) Commines Addit. Tom. IV. p. 431, 3) Geld. Plakaatb. E. A. 193. II. Deel. Q Carel de 1. Gelderland door Carel. bemagtigd.  24 2 GESCHIEDENIS be I. hei'd overgelaatén, dan om 'er zijn voordeel mede te doen. ► De Gelderfchen, verblind door hunne hoogstlaakbaare bitterheid, zagen den valftrik niet , door den Overweldiger hun gefpannen. Carel , aan Arnold dc middelen verknallende, om zich uit die ongelegenheden te redden, verbondt deezen alle zijne .Staaten aan hem te verpanden, tot dat de gcheele fchuld zou afgedaan wezen (♦). Twee maanden naa het treffen dier overéénkomst, overleedt Arnold. Hierop liet Carel , in eene vergadering der Ridderen van het Gulden Vlies, die Adolph van deHcrtoglijke Waardigheid vervallen en ontërfd rekenden , zich tot Opvolger verklaaren. De Steden konden in zulk een vreemd geftreeken vonnis niet bewilligen: doch de Hertog trok met een Leger derwaards, om dezelven tc onderwerpen. Nieuwmegen was de eenige Stad, die meldenswaardigen wederhand boodt, maar in 't einde genoodzaakt, het optegeeven. Van roof en plundering kwam zij niet vrij, dan met vierentachtigduizend Guldens te betaalen : voor welke fotnme Carel van den Hertog van Gulik alle Regten kogt, welke hij op het Hertogdom Gelderland of het' Graafïthap Zutphen hadt. Carel en Philip pa, Kinderen van Adolph, werden na Gent gezonden,, en Willem vanEc-mond kreeg het Stadhouderfchap. Ver- (*) Suppl. du Corps Diplomatique, Tom. I. P. H. P44»-  ber NEDERLANDEN. 243 Vervolgens begaf zich Takel.na Tricr , om van den Keizer de inhuldiging; re omvangen, en hem hulde .te bewijzen wegens deeze nieuwverkrecgene Vorftendommen ("). Maar zijn wezenlijk oogmerk ftrekte zich veel wijder uit. Hij wilde zijne Staaten tot een Koning-rijk verheven hebben , en dus den naam van Koning verwerven. De Kroon , de Schep* ter, en alle de andere merktekens van Koninglijke Waardigheid waren reeds gereed, da tijd tot de krooning was beftemd, wanneer, naa veelvuldige onderhandelingen , de Keizer , des nagts , in dille vertrok, den vermeenden Koning , met fchaamte overdekt en woedende van fpijt, agteriaatendé (f). Naderhand heeft men ontdekt , dat Lodewijk de XI» over dit beftaan ontrust, het zelve verijdeld hadt, door dc Vorfleii des Rijks Wantrouwen inteboezemen wegens dit eerzugtig oogmerk : als mede, dat Carel in het verzoek des Keizers , die ter voorwaarde het Huwelijk van Maria, , Erfgenaame van Bourgonje , voor zijn Zoon Maximiliaan eifchte, niet wilde toefiemmen. Carel beloofde zijne Dogter aan alle Vorflen, wier hulpe hij behoefde. Maar menigmaal hadt hij, in den kring zijner vertrouwde vrienden, openhartig verklaard, Tom' II. p. 265 , 206.  der NEDERLANDEN. 451 de onverfchrokkenheid niet bezat, die alleen in braave Zielen huisvest, 't-zij zijn moed enkele dolzinnige oploopenheid was. Zijne geduurige pnéénigheden met zijnen Vader wijzen uit, dat de kinderlief-de , die hij ten eenigen dage betoonde , eer eene vlaag van driftvervoering dan beredeneerd was. Dit Gedrogr floeg met genoegen het oog op mishandelingen ; het ichorre krijgsgefehrei , gemengeld met de zugten der gewonden en ftervenden, ftreeldezijn gehoor. De minde wederftand, zo weinig agtte hij menfchenbloed , moest met het leeven bekogt worden. Het gedenken aan Dinant, aan Luik , aan Ne/Ie, aan Granfon, & aan Kapitein Ciffkon, dien hij met zijn Krijgsvolk deedt ophangen , om dat hij gevat wierd, nis hij zijn Heer Renó te hulp toog, zal zijn naam altoos doen verfoeijen. Zijne geweldige Dwangregeering vernietigde de Volksvrijheid, waaraan de Staatkunde zijns Vaders reeds een zo zwaaren flaghadt toegebragt. De fchrik zijner wapenen herfchiep de Onderdaanen in veragtJijke Slaaven. Geene andere gevoelens dan die der lijdelijke gehoorzaamheid koefterende , zagen zij, zonder zich des te ontrusten , de Geestlijken, de voorwerpen hunner eerbiedenisfen, vernederd en mishandeld; zij zagen, zonderde gevolgen daarvan optemerken, de geheele Krijgsmagt van den Staat tot een nieuwen rang van Menfchen , van den Vorst alleen af hanglijk , overgaan. Het Geregtshof was uit den Haage na Mechelen, onder den naam van Parlement, pvergebragt ; aldaar werd ook de Rekenkamer ge- hou- Carel de I. Ziineregeering.  *Si GESCHIEDENIS Carel de I. houden. Behalven het geld, inde oorlogengefpild, hadt hij fchatten noodig tot eene kostbaare en dartele Hofhouding. De kuisheid van deezen Vorst wordt hoog ge. roemd, doch is meer aan zijne gcfteltenisfe dan aan een deugdzaam bèginzel of Godsdiertftigheid toetefchrijven. Dit zelfde zal men mogen zeggen van zijne zo zeer gepreezene onpartijdigheid in 't handhaaven des RegtS. Strengheid van aart fpeelde daar in de hoofdrol. Ten deezen opzigtc vinden wij een optekenenswaardig vöorval vermeld. Eén zijner Bedienden, die, zo men denkt, een aanzienlijk Ampt in Zeeland bekleedde, kon eene Vrouwe, op welke hij fmoorlijk verliefd was, niet tot zijn' wil krijgen, en deedt daarop haaren Man , onder voorwendzel van verraad, in de gevangenis werpen. Hij ftondt op 't punt, om het flachtöffer te worden van een onregtvaardig vonnis , wanneer zijne Egtgenoote , in den doodlijkften angst , om 't voorwerp haarer liefde, zich bij den Geweldenaar vervoegde, om genade te fmeeken. Dee/.e hadt dit alles beftooken, om langs dien weg de Huwelijkstrouwe voor de Liefde des Mans te doen zwigten , en hij behaalde eene fchandelijke overwinning. De ontëcrde dagt het leeven haars Mans gered te hebben , dien zij alleen ongetrouw geweest was uit vreeze van hem anders te zullen verliezen, en liep na de gevangenis, om hem zijne vrijheid aantekundigen. Doch de Snoodaart hadt, om zich van eenen haatlijken Mededinger te ontilaan, heimlijkcn last gegeeven, om hem van kant te helpen. Woe-  der NEDERLANDEN. «53 Woede overwon de fmert en rouw dier ongelukkige. Zij vervoegde zich tot den Hertog , met bede , dat hij haar wraak zou verfchaffen , en ftelde hem haar droevig lot, met de fchriklijkheid des dubbelen misdrijfs, voor oogen. De Misdaadige werdt ingedaagd, en verpligt, om .haar, die hij mishandeld hadt , in haare eer te herftellen, door haar re trouwen , en alle zijne bezittingen aan haar te maaken. Dit verrigt zijnde, werdt hij weggevoerd, en op de zelfde plaats, waar hij den Onfchuldigen hadt doen ombrengen, met den dood geftraft (*). (*) Heut. Rer. Burg. p. 130. Reigersb. Chron. van Zeeland, Cap. 28. Scriver. Befch. der Graaven , II. D; bl. '431. Ma- Carel de I.  «54 GESCHIEDENIS Staat des Lands t)ij '-'en dood van Carel pen I, M a r i a. N aa den dood van een fnood Vorst , fchrijft Tacitus, is de eerfte dag de fehoonfle. Wanneer de Landzaaten verzekerd waren (*) van Caréls dood, ,, fcbeeuen zij," naar 't zeggen van ComiiNcs, „ verlost ; zij voelden zich als van eenen zwaar ,, drukkendcn last outheevcn (f)." Men doeg, met fchrik , een verontwaardigend oog op de overblijfzels eener dwingelandfche eerzugt. Welk ee¬ ne vertooning 1 Verarmde Onderdaanen , eene uitgeputte Schatkist, een waggelend Staatsbeftuur, de vlam eens buitenlandfchen Oorlogs , gereed om uittebreeken ! Om deeze ongelegenheden te verhelpen , en zo veele uitgebreide Landen te beheerfchen, was 'er niemand dan Maiua , het dénig Kind van Carel , omtrent twintig jaaren oud. Deeze Vorftiu- ne, t C) Een geruime wijl was men onzeker, en durfde het nauwlijks gelooven. Eenigen beweerden, dat hij, gevangen ; na Frankrijk gevoerd wierd ; zommigen wilden, dai bij eene Bedevaart na 't Heilige Land deedt; andereny dar hij zich in een Kloofter, in Duitïchland, verftooken hadt. Te Bruchfal, in 't Bisdom Spiers , meende men hc m te herkennen in een arm Man , die hem zeer wel geleek , en, fchoon hij het fterkontkende, rijklijkonderholden werdt. (f) Communes, Liv. V. Ch. ié.  ber NEDERLANDEN. f255 ne, bedugt voor de Rappen van Lodewijk den XI, die het Hertogdom en 't GrnafTchap van Bourgonje en Atrecht bemagtigde, en Vlaanderen dreigde, ais oude Leenen zijner Kroone , welken hij voorgaf aan hem vervallen te wezen, riep tc Gent de Staaten der Nederlanden zamen, om op middelen bedagt te zijn tot het verijdelen der aanflagen van Frankrijk, ende penningen , tot het voeren van den Oorlog benoodigd, te vinden. De Hoekfchén lieten in Holland voor 't eerst de Rem der Rede en Vrijheid weder hooren ; zij klaagden over ingefloopene misbruiken en verkortingen der Voorregten. De Kabeljaauwfchen vervoegden zich bij hun: de verdeeldheden, welker heillooze gevolgen men te deerlijk gefmaakt hadt, fcheenen te wijken voor het denkbeeld van het algemeen belang. In verfcheide Steden, en onder anderen te Dordrecht, gaven de Partijen elkander de hand , ten blijke van verzoening; onderling beloovende , geene verandering in de Regeeriug te zullen dulden, dan bij algemeen goedvinden van het Gcregt, den Oudraad, de Ackten, de Dekens der Gilden en gemeene Neeringe (*). De Gemagtigden der Steden van Holland en Zeeland, na Gent afgevaardigd, waren metbrceden last voorzien , en beantwoordden aan het vertrouwen , 't welk men in hun ftelde. Zij begonnen met de Vorftin te winnen , door haar hulpete belooven tegen Frankrijks aanOagen. Zij voegden 'er bij, dat (*) Klepb. bij Balen, bl. 785. Maria. Bewee- gingeu onder het Volk. 1477-  a56 GESCHIEDENIS Maria. Griet Privik ■ gie. dat de Landen verarmd en verdorven waren door de Oorlogen, die Hertog Carel voerde, en klaagden over dc inbreuken , op de Voorregten der Landzaatcn gedaan , waar van zij op 't ernftigst verbetering verzogten (*> „ Een vrijheidlievend Volk," is de taal van een Vaderïandsch Scbrijver, „ kan verdrukt „ en overweldigd worden ; maar het herftelt zich vroeg of laat, om dat het altoos edele zaaden in „ zijnen boezem kweekt (f)." Maria en haare Raadslieden zagen zeer duidelijk , dat zij, om den noodigen onderhand te verwerven, hun eenige gunhen moehen bewijzen. Zij fchonfc toen het bekende Groot Privilegie , welks hoofdinhoud wij hier geene plaats mogen weigeren. „Ma„ ma verbondt zich , niet in 't huwelijk te zullen „ tteeden, dan met overleg en goedkeuring van haare Maagfchap en van de Nederlandfcke Staaten. „ Zij beloofde, hooge noch laage Ampten aan eenen „ Vreemdeling te zullen geeven; dat niemand twee „ Bedieningen te gelijk zoude mogen hebben ; en , dat geene Bedieningen zouden verpagt of verhuurd , mogen worden. Zij beloofde desgelijks, dat van „ den Hove hier ten Lande geene opene of gefloste Brieven anders dan in de Duitfche Taal zouden „ gezonden worden. Dat de- Ilooge Raad en Re„ kenkatner van Holland en Zeeland, door haaren „ Vader na Mcchelen overgebragt, zou wederom „ in (*) Groot Plakaatb. II D. p. 65S. (|) Stijl, Bloei cn Oj>k. der Nederl. bl. 43^.  der. NEDERLANDEN. 257 j, in Holland geplaatst worden. Deeze Raad , bij „ zijne eerfle inflelling door Philips tot negen' Le» den bepaald , maar , van tijd tot tijd, grootlijks „ vermeerderd, zou wederom beflaan uitdénenSte„ dehouder en acht Leden, namelijk zes Hollanders „ en twee Zeeuwen , behalven nog twee andere 5, Heeren , die geene wedde trokken , doch ook Fn„ boorelingen moeiten wezen. Geene Regtsgedin»» Sen 20uden 'daar beoordeeld worden, ten ware bij * hooger beroep van mindere Geregten. De Gra„ vin, gelijk mede alle volgende Graaven en Gra„ vinnen, zou, in zaaken van gewigt, zichgedraa„ gen volgens het goedvinden van den Raad en van -„ de Staaten des Lands; geen Oorlog verklaaren, of „ Vreede fluiten, geene nieuwe Tollen heffen, gee„ ne verandering maaken in de Munt, dan met toe„ Remming van deezen. De Steden werden gehand„ haafd in alle haare Keuren en Voorregten : zij „ mogten Dagvaart houden , waar en wanneer zij wil„ den, en behoefden haare Rekeningen voor den „ Graaf niet eens te verantwoorden. Kortom, al„ les, wat onder de voorgaande Graaven , met „ naame Philips en Carel, tegen rede , was.be„ flooten en ingevoerd, werd te niet gedaan. De „ afgcperfle Beden werden kwijtgefcholden , en „ men Relde uitdruklijk vast, dat, voortaan, gee| ne Landen of Steden iets behoefden intebrenI gen tot Beden , waar in zij niet bewilligd had„ den ; ja , zo de Graaf, vervolgens, eenigeBe//. Deeh r> iV „ den Maria.  as8 GESCHIEDENIS Maria. Aanmerkingenover't zelve. „ den wilde doen , zou hij verpligt zijn , 'overal „ zelf te verfchijnen , om zijn verzoek voorteftel„ len (*)." Dit is de voornaamfte inhoud der Voorregten, welken Maria voor zichzelve en haare Opvolgers met Eede (laafde. Zij bekragtigde zulks met haare tekening en zegel : dit deeden ook alle haare Raadsheeren , die zij verklaarde op dit huk geraadpleegd en hetzelve voordeelig bevonden te hebben voor Haar, voor haare Erfgenaamen, voor den Lande en de wezenlijke Regten der Ingezetenen. Van veel aanbelangs is dit Groot Privilegie ; dewijl de Artykelen, daar in begreepen , aangemerkt mogen worden als eene herftelling der oude gefchondene Voorregten, of als nieuwe bepaalingen , noodzaakhjk , om de verregaande misbruiken te hervormen. Maar de grenzen, welke deeze heikaame Voorregtsbrief aan de Oppermogenheid helde , werden , welhaast, fchaudlijk overfchreeden. Onder de Opvolgers van , Maria waren 'er, die zich niet fchaamden, denzelven als onwettig en afgeperst aantemerken (f). Maar, dewijl zij nimmer eene vollhekte verklaaring gegeeven hebben, om dit Groot Privilegie te herroepen en te vernietigen, ontving hetzelve, benevens andere, bekragtiging in de jaarenMCCCCLXXVI1I, MCCCCLXXX, MCCCCLXXXII, MCCCCLXXXVIII, MDVIII,MDXLIX. cn (*) Groot Plaltaatb. II. D. bl. 658. GESCHIEDENIS Maria. huize , dan in eene Herberge gehouden , Helde de opgeruidde aanhang zeven Hoofdmannen aan : onder de hand hitfte hij de Huislieden op , die , muitende , na het Stadhuis toogen, eu Maarten Veelaar, den Schout, in 't aangezigt verweeten , dat hij zijn Ampt voor geld , hun afgekneveld, gekogt hadt. Veelaar, in den waan , dat een grootfche toefiel het Volk in ontzag zou houden , verfcheen, omringd van veertien Dienaaren , in nieuw Liverije £redost°; doch dit vertoon diende alleen, om de Burgers des te meer te verbitteren. Zij vielen op zijn gevolg aan , verklaarende , niet te zullen dulden, dat hij wiet zo veele Dienaaren ging; en dat alleExcijnfen af moe ft en, al zouden 'er alle de Heeren om ft erven. Het oproerig gepeupel liet niet af, en men moest het ten wille zijn. De Brieven, bij welken Hertog Carel het heffen der belastingen geboden hadt, werden ten voorfchijn [gebragt,ter befpottinge op een hok geftcoken, en in zegepraal na de Markt gevoerd, waar Bamjaart de zegels 'er afrukte. Op den vijftienden van Grasmaand , den tijd , wanneer de Wethouderfchap gewoonlijk veranderde, gefchiedde de verkiezing naar den zin van 't Gemeen. Verfchciden der oude Regenten zette men gevangen, en plunderde het Huis van den Schout, die,ominzijn Ampt door Maria bevestigd te worden , na Gent getrokken was. Bij zijne wederkomst werd hij genoodzaakt daar van afftand te doen, en Banjaart, in zijne plaats , met die waardigheid bekleed. De gevangene Regenten kreegen geen ontllag , dan naa dat  der NEDERLANDEN. 263 «lat zij met Eede betuigd hadden , voor altoos , van de Regeering aftezien. Eén hunner , die, in den aanvang des oproers, gezegd hadt , Heden of morgen zullen 'er nog eens Hoofden vallen, moest eene zeer zonderlinge ftraffe ondergaan, naamlijk een nagemaakt hoofd , in elke hand, rondsom de groote Kerk draagen, en, in deezen klugtigen ftand, eenigen tijd voor het Kruis te pronk (laan (*). Ondertusfchen maakten de Franfche wapenen op de Nederlandfcfie Grenzen veele vermeefteringen. De Hollanders zonden eene talrijke Vloot Oorlogfchepen in zee , en namen , binnen kort , twintig Schepen, beveiligden de Zeevaart, en bragten veel buits binnen (f). Die van Gent, Brugge en Tperen verzamelden, ten zelfden tijde , eene Landmagt. En , om een bekwaam Legerhoofd te hebben , wierpen zij het oog op Adolph van Gelderland, dien zij , gelijk zommigen willen, uit zijne gevangenis haalden, terwijl anderen beweeren, dat hij reeds , kort na deii dood van Hertog Carel , geflaakt was. Deeze Vorst Weduwnaar zijnde , ftreelden zij zijne eerzugt met het huwelijk der Hertoginne. Maar deeze ongelukkige , na Doornik , toen in de magt der Franfchen , getrokken zijnde, geraakte in een ge- vegt (*) Cr. Chron. Div. XXXI. Cap. 8. Velius , Hoorn, bl. 101 in. (t) Velius, Heem, bl. 1x1, 112. &4 Maria. Oorlog met Frankrijk. Adolpm van Gelderlandfneuvelt.  264 GESCHIEDENIS Maria. Maximi- LIAAN trouwt Maria. vegt met de Bezetting, die in eenen uitval zijn Leger op de vlugt floeg, en hem deedt fneuvelen (*). De Flaamlngen, van deezen Aanvoerder beroofd, drongen 'er op aan , dat Maria van Bourgonje een' Egtgenoot name , die hun kon verdeedigen. Dit huwelijk hieldt langen tijd , en met reden , de aandagt van Europa bezig. Onder veele Grooten, die na de hand deezer aanzienlijke Vorftinne dongen, hing de keus alleen tusfchen Maximiliaan, Hertog van Oostenrijk , Carel van Angouleme en den Dauphin (f). De laatstgemelde bereikte niet meer dan acht jaaren ; het verfchil des ouderdoms was te groot , en men liet niet af, de Hertoginne voortehouden , dat zij veeleer een' Man dan een Kind noodig hadt. De Flaamingen , die haar als gevangen hielden, waren te zeer op hunne Vrijheid gefield, om zulk een ontzaglijken Meefler te kiezen. Indien Lodewijk de XI. het in zijne hand gehad hebbe, om Carel van Angouleme tot Egtgenoot van Maria te doen aanneemen, beging hij ongetwijffeld een grooten misflag, waar van de uitkomst de gevolgen ontdekte. Maar hij vreesde , onder eenen anderen naam, de zo lang ontzaglijke magt van het Huis van Bourgsnje te vernieuwen. Hij kon niet voorzien, dat, in den jaare MDXV, de Kroon zou overgaan op het hoofd van Francois den I , Zoon van (*) Commines, Liv. IV. Ch. i.p.207. & Liv.V. Ch, 17. p. 34- (j) De la Marche, Liv. 11. Ch. 9. p. 612.  dek. NEDERLANDEN. 265 van Carel. Wij laaten het aan de befpiegelende Staatkunde ter beöordeelinge , hoe veel het flelzel van Europa van het tegenwoordige zou verfchillen, indien dit ontwerp Rand gegreepen hadt. De keuze van Maximiliaan, 's Keizers Zoon, maakte een gewigtig tijdRip uit in de Gefchiedenis van Europa. De Flaamingen oordeelden , in dien jongen en doorlugtigen Vorst eenen Befchermheer te vinden, in Raat, om Lodewijk het hoofd te bieden , en te zwak , om hun eenige vrees voor 't gemis der vrijheid aantejaagen. Zij zagen niet, dat zij , paal en perk zettende aan de uitbreiding des Franfchen Rijks, den grondflag lagen van eene nieuwe Mogenheid, wier magt hun , eerlang , zou verpletteren, en wierkrijgsverrigtingen, eeuwenlang, hun Vaderland tot een tooneel van bloedRorting en verdelging zouden maaken. Men heeft opgemerkt, dat Maximiliaan , wiens Vader zich door geldzugt, meer dan eenig Vorst van dien tijd, liet beheerfchen , herwaards komende, om Maria te trouwen, een gedeelte der reiskosten van de Flaamingen ontving (*). ln de Voorwaarden van dit Huwelijk , den achtienden van Oogstmaand desjaars MCCCCLXXVIf, te Gent voltrokken, werd bepaald , „ dat de Kinderen, die uit dit „ Huwelijk zouden gebooren worden , den eerst„ flervenden in alle Staaten en Bezittingen zouden » opCO COMMINES, Liv. VI. Ch. III. p. 382. R5 Maria.  i66 GESCHIEDENIS Maria. 1478. Oorlo? met Gelderland. „ opvolgen. Of, indien 'er geene Kinderen nablea„ ven, vervielen dezelven aan de wettige Erfgenaa" men , zonder dat de langstleevende 'er eenige „ aanfpraak op behieldt (*)." — De Nieuwgetrouwden. met Frankrijk een Beftand geflooten hebbende, deeden zich in Holland en Zeeland inhuldigen. Maximiliaan voerde alle de tijtels zijner Lgtgenoote. Keizer Ebbdbhtk verklaarde ook, dat Maximiliaan Gelderland, Zutphen, Holland, Zeeland en Friesland, benevens de andere Nederlanden, die gerigt werden onder het Keizerrijk te behooren , uit den naam van Vrouwe Maria, hem behoorelijk verheevcn hadt (f). De Staaten van Gelderland en Zutphen hadden, zo ras zij den dood van Hertog Carel van Bourc-onje vernamen, Adolph, en, na het fn en velen van deezen, diens Zoon Carel, een Kind van omtrent tien jaaren , nog in handen dev Gentenaareu, voor Hertog erkend. Zij droegen het llegentfchap op aan Catharina , Zuster van Aoolp.i. Ligt viel het hun , Lodewijk den XI. in hunne belangen overtehaalen; doch zij konden de kuiperijen en partijfchappen niet weeren. Willem van Egmond, aeftoord , om dat men hem het Regentfchap niet hadt opgedraagen, verwekte een oproer te Arnhem, waar bij zich eene volflaagene oppermagt aanmaatigde De Nieuwmegers vielen op hem aan, en zetten het (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. III. P. H. p- 9. (j) Chartr. de Brab. te Vilvoorde.  der NEDERLANDEN. 267 het beleg dier Stad zeer fterk voort , wanneer de Hertog van Kleef'eene verzoening bewerkte , zijn' Zoon ter Stad inbragr, en deedt inhuldigen (*) Die van Zutphen verpandden hun Graaffchap aan Hendrik van Zwartsenbuhg, Bisfchop van Munfier, voor zestienduizend Guldens , onder beding, dat hij het den rechten Erfgenaamen , naa het opbrengen der Pandpenningen, zou inruimen (f). De Gelderfchen, dien zelfden Bisfchop totBefchermheer verkooren hebbende, riepen den jongen Carel, op veele Plaatzen , voor Hertog uit, deeden Regt, en wierven Volk in diens naam. Maximiliaan maakte , terwijl de Gelderfchen ftroopten , eenen aanvang der vijandlijkheden met Grave te bemagtigen (§). De Hollanders voerden op de Zuiderzee zo heftigcn krijg met die van Harderwijk en Elhurg, dat men, eerlang, genoodzaakt was, een Beftand te fluiten (**). De Hollanders deeden afftand van Leerdam, en behielden Asperen , 't welk zij op de volgende wijze bemagtigd hadden. Gijsf.ert Piek , geweigerd hebbende de Hollandfche bezitting van Wetsel van Boetzelaar intelaaten, hadt de laatstgemekle de Stad zo fchielijk overrompeld , dat de weerlooze Burgers zich in een Kloofter verftaaken, hunne Vrouwen (*) Pontanus, Lib. IX. & X. (t) Slichtenhorst, X. Boek, bl. 279. CS) Pontanus , Lib. X. C!0 Brand Enkh. bl. 34. Schrassert Befshr. van Harderw. II. P. bl. 4$. Maria.  a6i GESCHIEDENIS Maria. Oproeren in /lol land 1470. wen, Dogters, eene geruime wijle , aan den beestagtigen lust der Vermeefteraaren overlaatende (*). De vijandlijkheden te land duurden tot den jaare MCCCCLXXXI, wanneer Maximiliaan de Steden van Gelderland en Zutphen noodzaakte, hem, Levens zijne Egtgenoote, intehuldigen. Hij liet zich voorftaan , dat de overweldiging van wijlen zijnen Schoonvader hem een wetrig regt gaf (f). Deeze Gelderfche Krijg belette niet, dat de diepfchuilende kwaaie der Partijl'chappe van Hoekfchén en Kabeljaauwfchen zich , op nieuw, in veele Ste. den , openbaarde. Te Hooni maakten de Hoekfchén het den Kabeljaauwfchen teb'ang(§) De Kabeljaauwfchen wilden te Leyden alleen het bewind voeren , ftrijdig met de gen?, akte lchikking, dat de Regeeiing deels uit Hoekfchén beftaan zou, en lieten een ge: ugt verfpreiden , dat de Hoekfchén beflooten hadden, den Kabeljaauwfchen verraacilijk omtebrengen, en ten dien einde het moordtuig reeds vervaardigd was. Op deeze ongerijmde betigting werden de Hoekfchén aangevallen , en genoodzaakt, om, bijkans ten getale van honderd, de Stad te ruimen. Men belette, dat hunne Vrouwen hun volgden (**). Hendrik, Bastaard van Brederode, (*) Pontanus, Lib. X. (+; P. lis.uier Rer. Auflr. Lib. L p. 100. (§) Groote Chron. Div. XXXL Cap. 18. Velius Hoorn, bl. 113- .., . Cap. 22.  bek NEDER LANDEN. 2Ö> de , was met veele andere Hoekfche Heeren te Haarlem gekomen, om vermaak te neemen • doch deeze fpeelreis zou hun het leeven gekost hebben , dewijl eenige jonge Onverlaaten beraamd hadden , hun 's nagts te overvallen; doch, door hunne Waarden en Waardinnen beichermd en ter Stad uitgeholpen, ontkwamen zij het dreigend gevaar (*). Van Busselen , Stadhouder van Holland , hadt, om deeze ongeregeldheden te dempen, eene algemeene Dagvaart der Edelen cn Steden, te Rotterdam, doen befebrijven. Men liet een gerugt loopen , dat hij voorhadt de Stad aan de Hoekfchén, welker partijhij toegedaan was, overteleveren. Hij werd, 's middags aan tafel zittende , overvallen , genoodzaakt opteitaan en ter Stad uittetrekken. L^den Haage moest hij een .nog veel verder gaanden hoon verduuren. Zijne Dienaar*, met die van eenigen van de Kaheljaauwfche Edelen, in eene Herberg meer dan genoeg was gedronken hebbende, kwamen van fchelden tot liaan. Zijne Valkeniers hadden op de Kabeljaauwfchen gefchooten , die de hulp hunner partijgenooten uit de nabijliggende Steden verzogten. Zo ras hun getal Merk genoeg was aangegroeid , bezetten zij, onder het geleide van Jan van Egmond Jan en Philip van Wassenaar, het Hof des Stadhouders , maakten 'er zich meefter van , roofden of bedierven al het Huiscieraad, en haalden zijne Paarden van de hal. Van Borselen nam des wraake, , . met C ) Groote Chron. Div. XXXI. Cap. 21, Maria,  27o GESCHIEDENIS Maria. Voor- en nadcelen der Franfchen. met zevenduizend man de Huizen der Hoekfchén plunderende. Dan nauvvlijks was hij uit den Haage, waar hij zich weder meefter van zijn Hof gemaakt hadt, vertrokken , of de Kabeljaauwfchen verhaalden hunne geledene fchade op de Hoekfchén. Van Borselen bragt hierop het Geregtshof na Rotterdam over ) doch , geen kans ziende , om het vuur van Burgertweedragt te bhisffen, ging hij na Veert in Zeeland (*). Eer de tijd des Beftands, met Frankrijk geflooten, geëindigd was , hadt de üoilog met dat Rijk weder eenen aanvang genomen. De Franfche Oorlogfchepen , onder het bevel van den vermaarden Vlootvoogd Coulon , overvielen de Hollandfche Haringbuizen , namen dezelve weg , fchudden de Visfchers uit, en zonden ze, van alles beroofd, terugge (f). Veele Vlaamfche en andere Schepen, met Graanen üir de Oostzee komende, vielen hun in handen. Men zegt, dat de Nederlanders , in honderd jaaren , zulk eene groote fchade op zee niet geleden hadden, als in dat jaar MCCCCLXXIX. ( § ). De overwinning op de Franfchen bij Guinegate bevogten, fchoon het verlies aan wederzijden bijkans even groot was , ftrekte eenigermaate tot verzagting van (*) Reigersberg Chron. II. D. bl. 2p8. Gr. Chron. Div. XXXI. Cap. al. 23. (+) Düclos , Hifi. de Louis XI, Tom. II. pag. 304.. Reigersb. II. D. W. 297. (§) Chrtn. Scandal, p. 2 Hij maatigde het zich aan, om , tegen de oude gewoone , de Overheden , naar zijn welgevallen , aftezetten, en Bevelfchriften, op eigen gezag , afiekondigen. Maar, ro ras Carel de Stoute dood was , joegen de Utr echt fchen, dus lang, uit vrees voor diens wapenmagt , in bedwang gehouden, hunnen Kerkvoogd vréeze aan, die zich na Wijk teDuurjlede begaf (f). Jan , Burggraaf van Montfoort, in de Stad ontbooden , veranderde de Regeering, en bedwong den aanhang van David , vreemde Knegten , Ruiters en Stalbroeders geheeten, in dienst neemende : deezen verliaurden zich aan den eerstkomend en, en waren zeer afgeregt op moorden , waar van zij hun werk maakten , als niemand hun in dienst hadt. Toen was het , dat de tocht der Hoekfchén en Utrechtfchen na Leyden de wraak van Maximiliaan ophitde , van welke Montfoort alleen het ilachtölfer niet was. De Utrechtfchen werden in Holland en elders bekommerd en aangehouden, hunne Goederen en Koopmanfchappen aangeflaa?>n. Mea (*) Heda, 594. Burm. Utr. Jaarb. III. 144. (t; Burm, Utr. Jaarb. III. S a Maria.  t?6 GESCHIEDENIS Men weigerde hun te flaakefl , tot dat men Mo«* rooRT e,; de Hoekfchén Utrecht hadt doen ruimen ( ). De Raad der Stad gaf, 't zij om den Hertog van Oostenrijk eenig genoegen te gcevcn , t zij om eene bieuwedwinglandijteweeren, bevel, dat alle Stalbrceders ter Stede moeften uittrekken. De Burggraaf kantte zich niet alleen aan tegen het volvoeren Van dit bevel, maar noodzaakte tevens een groot gedeelte des Adels en der Geestlijkheid, die m het uitzetten der Stalbroederen geftemd en zich met de Steden Wijk en Rhencn voor den Kerkvoogd verklaard hadden , de Stad te verhaten. De Steden Amersfoort en Montfoort bleeven op de zyde des Burggraafs, toen volftrekt meefter te Utrecht (t> De Stalbroeders , die onder beide de aanhangen dienden, en de Utrechtfchen liepeflhetgebeeleSticht af en ftroopttn tot Amfterdam toe. De-Stadhouder Lalaing zondt den Bisfchop vierendertig Biscaiiers, aangevoerd door Petit Salazard, een beroemd Capitein: deeze, met achthonderd knegten verfterkt , trok na Amersfoort. De Inwoonders, ziende dat men hunne Koeijen wegnam , en, denkende alleen met een hoop Stroopers te doen te hebben zetten ze na , en vielen in eene hinderlaage: dit kwam hun op driehonderd man te haan , die deels gedood, deels gevangen genomen werdenCJ)^ (*) Amelgardi Gefta Lud. XI. Liv. VI. Cap. zi (-f) Matth. Anal. Tom. I. 397(§) Burm. Utr. "jaarb. lil. 233. De A- mersf"orders verrast. T481.  «er- NEDERLANDEN. 277 De Utrechtfchen zonden hun terftond eenige hulpbenden ; doch zij vonden zich dermaate uitgeput, dat zij met Maxim^aan over een Verdrag handelden. Deeze onderhandeling liep vrugtloos af: dewijl men eiscbte, dat zijz.ch, zondereenig beding, volkomen aan den Bisfchop zouden onderwerpen (*) . ~~ Montfoort verklaarde openlijk, dat hij liever de Stad in een puinhoop veranderd zag, dan dat hij den Kerkvoogd aann,m. Deeze fierheid der Utrecht, fchen ontftondr, buiten twijffel, uk eene overwinning, welke zij, geduurende de bovengemelde on £S dd7' b£haalde"- — De Stadhouder Laiaino jutfaas ingenomen en In brand geftooken hebbende, belegerde het Blokhuis op de vLrt nwoonders en de Staart v.an Amersfoort 'en Utrecht vielen op de Hollanden , eer zij zich d-zij, met groot verhes, a(gcOaagen tnoP J, [ gedreeven wierden. Veel febietgeweer en Lgstui gen kreegen de Overwinnaars in handen, die' t e onder een groot gejuich , na Utrecht voerde T en venchetde dagen aan het verheugde Volk in z' " praal vertoonden. Ook hing men acht of negen ve' overde Wtmpels, i„ de Buurkerk, * pron & ) De Utrechtfcke Stalbroeders beflooten N \ te vermeefterei, Eenigen hunner, ^ \ vanBoennnen vermomd hebbende , bragtcm Botl J (*) Matth. Toffl> j en S 3 Maria. De Hol. landers geflaagen. Naarden ;eplunierd.  Maria. Nederlaag der Utrechtfchen. (•) Chron. van Ac 1481 -1483, p. 4°» 4°2* (t) Zie aldaar, p.427 433- a7S GESCHIEDENIS en Eijeren te koop, en kwamen, onder dien fchijn, ter Stad in, vermoordden de Wagt, en openden de Poort voor hunne Medemakkers. Deezen bragten allen, die hun voorkwamen, om 't leeven. Veelen zagen hun laatfte uur in de Kerk. Het bloed van écn deezer ongelukkigen befpatte een Beeld , en heeft, zo de Kronijken willen , daar nooit uitgewischt kunnen worden. De Hostiën en gewijde Vaten verborg men onder den grond, om ze voor de heiligfehendende hand der Rooveren te beveiligen. Zij hadden reeds den buit op Wagens gelaaden, toen de Amfter dammers kwamen en hun op de vlugt dreeven (*). Welhaast verzamelde de Stadhouder een Leger van vier- of vijfduizend man , deels geworven . deels bij lootinge getrokken. Emmenes , Baarn en Zoest werden platgebrand. Te Westbroek geraakte dit Leger met de Utrechtfchen in gevegt, en kregen de laatRen de nederlaage. Een groot aantal Lijken werd na de Stad gevoerd , en ter zelfder plaatze , waar, nog weinig tijds geleden, de oogen zich verlustigden in het aanfehouwen der zegetekenen, zag men Familiën , met natbekreete wangen, de droeve overblijfzels'van een' Vader , een' Zoon , een' Egtgenoot, een' Vriend zoeken , om 'er de laatfte eere aan te bewijzen (+)• Welk een lotwisfel! welk een fchrikbaarend en affchuwelijk vertoon ! De  der NEDERLANDEN. 379 De Utrechtfchen hadden, middelerwijl, tot Voogd en Befchermheer gekooren Engel bert ^ den Broeder van Jan, Hertog van Kleef, een Jongelingvan negentien jaaren. Eenige Overheidspersonen vierden zijne aankomst, door den langen en ongehaavenden baard, dien zij, buiten twijffel uit kragte eener gedaane ge- Sf7n Ao.H8l-i4B3,p. 404,405,439. (J) Zie aldaar, p. 475. lorre, hadden laaten groeijen, te doen fcheeren. 17trecht vondt zich in de interne engte van behoefte en gebrek gebragt. Alle de toegangen waren afgefneeden , en de mond der Eem zelve was geflooten. Geld vondt men zo fchaars als Leeftogt. Het middel, om Geld van de vermogende Burgers en rijke Weduwen opteneemen , kon niet meer dienen. De Keulenaars weigerden penningen ten laste der Stad tefchieten. De zamenkomften, te Schoonhoven gehouden , om over den Vrede te handelen , lieoen vrugtloos af, en de vijandlijkheden begonnen op nieuw (*). De Utrechtfchen, door hongersnood, tot de fchreeuwendlte uiterltens gedreeven , werden bedagt , dat veelen hunner uitgebannenen zich na Fianen begeeven hadden; en, fc hoon deeze Stad onzijdig gebleeven was, namen zij dezelve door verraad in. Walraven van Brederode , aan wien dezelve toekwam , herkreeg ze niet, dan met vierduizend en vierhonderd Rhijnfche Guldens te betaa len ff). ' Te midden van alle deeze beweegenisfen rukte een onverwagtedoodde Hertogin Maria , in't bloeiendst haars Maria. Elendige Haat van Utrecht. 148a. Dood van Maria,  2So GESCHIEDENIS Maria. Inlands Sta3tsbeItuur ten dien tijde. haa-s leevens , weg. Zij liet één Zoon en ééne Dogter naa: een derde Kind hadt zij in de wieg verloeren , en was thans van een vierde zwanger: een val van haar Paard , als zij uit fpeelemeien reedt, verzeerde haar dermaate, dat zij , volgens eenigen, binnen vier dagen , volgens anderen , naa verloop van drie weekeu, daar aan overleedt. Maria heeft geen blijk van haare bekwaamheid, om te regeeren, kunnen geéven ; eerst ftondt zij onder de Voogdijfchap dér Gentenaar en* en verwisfelde die voorde onderhoorigheid van haaren Egtgenoot. Zij hadt het ongeluk , van haare Staaten , geduurende den konen tijd haars bewinds , heeds ontrust te zien door inlandfche onlusten cn buitenlandfche oorlogen: rampen, bijkans onaffcheidelijk van de Vrouw, lijke Heerfcfikppij over deeze Landen. Deeze Regeering van Maria is opmerkenswaardig , van wegé de verblinding , waar door het groo'tfte gedeelte des Volks zich wierp in de ketens, welken het fcheen te willen verbreeken, en door zijne woede , om rechtfchaape Burgers te onderdrukken. Hier hebben wij een der in 't oog loopendfte bewijzen , dat het altoos den Vorften niet te wijten is, wanneer de Volken in flaavernij vervallen. Waarom zouden zij, even als anderen , aan menschlijke driften onderhevig , den (heelenden wierook van voorregten en hüidebetooningen , hun toegebragt, door laage, onkundige en verdwaasde zielen , weigeren? Ondertusfchen is het verbaazend , dat de regeeringsgeheltenis toen zo zeer in het Volk berusrte. In alle onze Gewesten fehijnt de keus der üver-  der NEDERLANDEN. aSi Overheidspersonen geheel van 't Volk te hebben afgehangen. Volgens een Handvest, door Maria aan die van Amfterdam gefchonken, koozen de Aanzienlijken en de Gemeente zesendertig Perfoonen, die er veertien benoemden , uit welken de Graaf, de Stadhouder, of de Raad, zeven Leden koos , om Schepenen te zijn. Indien één der zeven (tierf, vulden de anderen het getal aan , zonder krenking vaa het Stadsvoorregt , om haare Burgemeeilers te kiezen. Dé Biirgenieefters (*) waren eene foort van Ge- meensmannen , welker magt de Vorst ontzag. . De gefteldheid der Steden vormde eene zeer nitgeRrekteVolksregeering. De verfchillende Gilden ,waar door het Volk als in rangen verdeeld was, deeden zich gelden door hunne Dekens enOudftens, zij hadden deel in de verkiezing der Regeering, in hetopmaaken van Keuren, in het toeftaan en ügten der Belastingen. De veelvuldige opftanden toonen , dat het Volk ook het regt hadt, of althans het zich aanraaatigde, om invloed te hebben op de raadspleegingen. Dé magt van 't zelve fcheen zo gedugt , dat de Overheden, voor zichzelven bevreesd, het draagen van gepunt geweer aan allen, behalven de Regeering, verbooden. De Burgerlijke gefteltenis zweemde in onze Gewesten toen meer, dan tegenwoordig, naar eene Volksregeering. Het is, buiten twijffel , die verregaande vrijheid , welke zo veele partijfchappen en fchaadelijke oproeren deedt gebooren worden, doch wel- C) Dord. Priy. 635, 636. Utr. Jaarb. III. 128.168 enz. II. Deel. T Maria ,  =S2 GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN. Maria. welke niets dan goed zouden te wege gebragt hebben , indien dezelve ,' gelijk tegenwoordig in Zwitzerland, en zelfs in verfcheide Steden onzer Landfchappen, waar men moeds g noeg en het geluk gehad heeft , om eenige overblijl'zels van zo heerlijke Regten te bewaaren, gegrond geweest was op een vasten grondflag, en onderfteund door. goede Wetten. Gebrek hier aan vertoonde nu eens de Dwangregeering in aüe haare ftrengheid , dan weder de Volks ongebondenheid in alle buitenfpoorigheden. De Edelen, van welken eenigcr gezag, in hunne Heerlijkheden , alleen een zweemzel vertoonde van het oude Lcenftelzel, waren te zwak of te lafhartig* om eene tusfehenbeidegaande magt te vormen, in ftaat, om de ongebondenheid der Gemeente of de eigendunklijke Oppermagt te beteugelen. Hun onvermogen deedt kun kruipen voor den Vorst, om Waardigheden ten Hove, in het Leger, of in den Staat te verkrijger. De Stadhouder en her Hof in den Haage waren de werktuigen van den Vorst : van hier moeiten zij hun gezag ontkenen. Indien men de Dag. vaarten der Steden op bepaalde tijden gehouden hadt, bij voorbeeld, alle jaaren, gelijk men in Vlaanderen deedt, het zou ten bedwang der eigendunklijke Regeering geftrekt hebben : maar de vrijheid verwervende , om ze zo veelmaalen, als men het goedvondt, zamenteroepen, hieldt men ze geheel niet: verzuim, eerzugt en partijfchap ftrekten tot hihdèrpaalen en beletzels deezer zamenkomften. EINDE van des TIVEEDEN DEELS EERSTE STUK.-  T JF M M. E E X, der ALGEMEENE GESCHIEDENISSfl van 1) e VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN, gevolgd naar 't fransch van den heere ^ M. CERISIER. TWEEDE DEEL. Tweede Stuk. Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXI.]   INHOUD VAN HET TWEEDE D E E L'S Tweede Stuk. AGTSTE BOEK. De Gkaaven uit het Huis van Oostenrijk. Philips de II. Philips de II, Onder de Voogdijfchap van Maximiliaan. P hilips de II, Eerfle Graaf uit Oostenrijkfchen T£ ^AXIMILIAAN ^ logden Ruwaard aangefield. Oproeren te Hoorn. Vervolg van den Oorlog met Utrecht. Onverfchrokke heldenmoedWAK van Schaffelaar. Voordeden Ar Hollanderen. Vredesverdrag met Frankrijk. Onlusten te Luik. De Bisfchop van Utrecht her/leid en afgezet. Maximiliaan Megert Utrecht, en brengt 'de Stad te onter. Onlusten m Vlaanderen. Maximiliaan tot ■ 2 Roomsen-  IV INHOUD. Roomsen-Koninggekooren. Oorlog met Frankrijk. Maximiuaan te Brugge gevangen gezet. In vrijheid gefield , op zekere voorwaarden. Frans van Brederode, het hoofd der Hoekfchén, verrast Rotterdam , en V omgelegen land wordt verwoest. Maximiliaan doet Rotterdam belegeren. Beweegingen te Hoorn: Nadoelen, die de Hoekfchc Party troffen. Rotterdam te ondergebragt. De Vlaamingcn tot gehoorzaamheid gebragt. De Hoekfchén allerwegen geftaagen. Frans van BrederodeT?^. Oorfprong van het Kaas « Broods Volk. P«ê<»F der Hoekfchén. iv7MAW Q/s/?/*»rf. Woede van het Kaas e* Broods Volk te Haarlem. />* Hertog van Saxen ton** » te onder , en flraft hun. De Hoekfchén uitgeroeid. Onlusten van Maximiliaan met Frankrijk Fr*/« w Senlis. Staatsbefiuur deezer Landen onder Maximiliaan. Zijne dwlnglandij en verdrukking Bijzonderheden ten opzigte van de Amptenaaren Foordeelen, der Steden , en inzonderheid Amfierdam, toegeflaan. Laage Staatkunde van Maximiliaan. Philips de II, Zelve regeereade. Inhuldiging van den Aardshertog Philips. Foor. regten, met bepaalingen verleend. Carel van Gelderland herkrijgt de Staaten zijns Faders. Dood van David, Bisfchop van Utrecht. Zijn CharaSter. Fredrik van Baden tot Bisfchop verhoren. Oorfprong van  INHOUD. * van de Saxifche Heerfihappij in Friesland. Groningen neemt toe in magt. De Friezen aan Albrecht van Saxen onderwerpen. Magt, in Friesland aan hem verleend. Waardigheden , door Maximiliaan hem opgedraagen. Groningen weigert hem te erkennen, en onderwerpt zich aan den Bifchop van Vttecht. De Friezen flaan tegen Hendrik, den 'Zoon van Albrecht, op. Weder te ondergehragt. Wreedheden der overwinnende Saxen. Albrecht van Saxen flerft. Friesland onderworpen aan Hertog Joris, en Groningen aan Graaf Edzard, De Aartshertog doet zich in veele Steden van Holland inhuldigen. Hij vertrekt na Spanje. Zaaken van Gelderland. Zamenzweering tegen den Hertog van Gelderland Philips de II. valt in Gelderland. Beftand, tusfchen Philips en Carel van Gelderland geflooten. Philips vertrekt na Spanje , om zich te deen kroonen. Sluit, in Engeland, een Verbond van Koophandel. Zijne komst in Spanje. Zijn dood. Zijn CharaSier. Toeftand der Hollandfche Steden, en derzelver Koophandel. Ontdekking van America , en uitbreidini der Zeevaart. De Spaanfchc Ziekte herwaards overgebragt. Herleeving der Weetenfchappen en Letteren in deeze Landen. Staaltjes van de nog heer fchende Onkunde en Bijgeloovlgheld. Staatsgeftejtenis van Friesland vóór de bemagtiging der Saxen. Veranda ringen, onder de Saxifche Heerfchappij ingevoerd. * i mi  1 I N H O U Di NEGENDE BOEK. Carel de II, Graaf van Holland en Zeeland, vervolgens Keizer onder den naam van Carel den V. Gefteldheld derLanden , naa den doodvanVmuPS. Minderjnarigheid van Keizer Carel den V. Carel van Gelderland herwint veele Plaatzen. Margareet van Ooftenrijk, Regentesfe der Nederlanden. Krijg tegen de Gelderfchen. De Vrede van Kamerijk. Nieuwe vijandlijkheden met Gelderland. Oorlog der Hollanderen mei de Hanze-Steden. Carel van Gelderland in oorlog met Bisfchop Frederik. Hij herwint bijkans alle fterke Steden. Gedrag van Margareet ten opzigte des Konings van Frankrijk. Carel van Gelderland voor Befchermheer van Utrecht erkend. Beleg van Venlo. Voordeden, door de Hollanderen ter zee behaald. Carel van Gelderland behaalt nieuwe voordcelen. De Engelfchen in Frankrijk. Vrede , te Londen geflooteiï. Onlusten in Friesland en Groningen. Wreedheden der Saxen. De Groningers onderwerpen zich aan den Hertog van Gelderland en Frankrijk. Joris van Saxen ruimt Friesland. De Gelderschgezinde Friezen bekaaien, onder Lancen Pier , groote voordeden ter zee. Te land ging hei den Gelderfchen voorfpoedig.  INHOUD. vu Joris doet affland van zijne Regten op Friesland aan Carel van Oohenrijk. Friesland tusfchen de Gelderfchen en Ooftenrijkers verdeeld. De Hertog van Gelderland in Italië. Vijandlijkheden, door de Gelder fchen aangevangen. Vredes-verdrag tusfchen Oostenrijk en Frankrijk. Wreede vijandlijkheden der Krijgsbenden des Hertogs van Gelderland. De Zee van Roovers gezuiverd. Carel van Ooftenrijk tct Koning van Spanje gekroond. Vertigtingen van Grooten PIEa. Vijandlijkheden tusfchen de Oos. tennjkers en Gelderfchen. Carel de II, Graaf van Holland, wordt Keizer, onder den naam van Carel den V. Carel de V. Keizer. Zijne krooning. Schikking op de Regeering der Nederlanden. Oorlog met Frankrijk. Onlusten «lOverijsfel. Zeerooverijen der Gelderfchen. Vervolg des Oorlogs. Friesland aan den Keizer onderworpen. Inwendige StaatsgefJeltenh.W Friesland. Oorfprong der Hervorming. Het prediken der Aflaaten. Luther komt ter baane. Begmzelder Hervorminge in deeze Gewesten. Adrj. aan de VI. wordt Paus. * 4 Ca-  vï rr INHOUD. Carel de V, ■ Beheerfcher van Holland, Zeeland en Friesland1. Op/land in den Haage, over de belastingen. Gevolgen der gevangenneéming van Francois den I. Christiaan de II, Koning van Deenemarken , een Zeeroover. Bede, aan de Landvoogdesfe ingewilligd. Nieuwe Oorlog tusfchen Carel den V. e V. Door het bemagtigen van Gelderland, Meefter van alle de Nederlanden geworden. Nieuwe Bede. Einde van den Veldtocht. Veriintenisfen door Carel den V. gemaakt. Z)e Engelfchen en Keizerlijken vallen in Frankrijk. ÜENé van Chalon fier ft. Willem de I. Erfgenaam zijns Prinsdoms en Heerlijkheden. Carel de V. en Hendrik de VIII. voeren hun plan niet uit. Vrede te Crefpi. Nieuwe Bede. Omftag van den Honderdften Penning. Gevolgen des Oorlogs tusfchen Engeland en Frankrijk. Het begin der Kerkvergadering /ffTrente. Ongerustheid der Proteftanten. Nieu■we Onderftandgelden, in alle Landfchappen gevorderd. De Keizer kant zich tegen de Proteftanten in Duitschland aan. Voordeelen, op hun behaald. Verdere voordeden des Keizers. Dood van Lutiier. Krijgsbenden in de Nederlanden gelegerd. Maximiliaan, Heer van Bevcren, Stadhouder 'van Holland. Omwentelingen in Frankrijk , Engeland en Schotland. Zeerooverijen der Schotten. Zwaarigheden in de Onderftandgelden. Gefchillen wegens het Opperlecnheerfchap des Rijks over de Nederlanden. Beftlsftng. De Veréénigde Nederlanden van het Lichaam des Duitfchen Rijks gefcheiden. Doid van  INHOUD. xni van Maximiliaan van Buuren vermeerdert groot' lljks het vermogen van Willem den I. Carel de V. beftuit, zijn Zoon Philips tot zijn Opvolger te doen erkennen. Philips voor Prins en Natuurlijken Heer erkend. Bijzonderheden ten opzigte van het ontvangen van de hulde der Landzaaten. Plet Regt van Plaastvulling vastgefteld. Vervolgingen. Die van Antwerpen kanten zich aan tegen de afkondiging der Bloedplakaaten. Wederfpoed van Carel den V. in Duit&chland. Oorlog met Frankrijk. Onderftandgelden gevorderd. Carel de V. ftoot het hoofd te Metz. Nieuwe Beden, Gefchil met de kleine Steden daar over. De Overijsfelfchen weigeren den Keizer. Vijandlijkheden in de Nederlanden. Huwelijk van Philips de II. met de Koningin van Engeland. Voorwaarden deezer Egtverblntenlsfe. Zij fmaakten noch den Engelfchen rtoch den Nederlanderen. Het Huwelijk van Philips voltrokken. De Franfchen openen den Veldtocht. Scheepftrljd tusfchen de Franfchen en Nederlanders. Vervolg des Oorlogs. Beweegreden van Carel de V. om het Bewind af te ftaan. Plegtige af/land der Nederlanden aan Philips. Philips doet den eed en ontvangt hulde. Carel de V. ftaat Spanje en het Keizerrijk af. Carel de V. vertrekt na Spanje. Zijn afgezonderd leeven. Carel de V. ft erft. Zijn Caracler. Aanmerkingen over de Staatsgefteldheid deezer Landen. Aanftagen. op de openhaar e Vrijheid. Staat des Koophandels. Gefchillen over de wijze van Belastingen  xiv I N H O U D. gen te heffen. De Pagterijen opgerigt. Zorg voor het bewaaren der Privilegiën. De Vreemdelingen Van de Ampten uitgefiooten. Staat der Weeten* fchappen. Toveresfen verbrand. 't Gefchil van Schout Bardes en Burgemeester Hendrik Dirkszoon te Amfterdam. Opkomst van de Orde der jefuiteii. TA-  TAFEREEL der algetneene GESCUIEDEiNISSE van rfe VERéérvjriDE NEDERLANDEN. //. Deel. ■ II. Stuk. TAFEREEL der a Igemeene GESCHIEDENISSK van ile VERééNIGDE NEDERLANDEN. //. Deel. II. Stuk.   TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSE van dé VERÉÉNIGDE 2FJEJDJEM jn^avjojsm AGTSÏE BOEK. De Graaven uit het Huis van O o s t e n r ij k. Philips de II. Philips de II. Onder de Voogdl'jfchap van Maximiliaan, IPhilips de II. van dien naam onder de Hollandfche Graaven, nog een Kind van vier jaaren , volgde zijne Moeder op; Naa dat hij gedoopt was, werd hij geheel naakt aan het Volk vertoond, om eenver, fpreid gerugt, dat Maria eene Dogter hadt ter wereld gebragt , te leugenilraffen. Met deezen Vorst ging de regeering van Holland en Zeeland in het II. Deel. %.St. A Huis Phh.ip$ DE II. Eerlïe Graaf uic Ooftenri ik fchen Huize. 1482.  Philips DE li. Maximiliaan tot Voogd en Ruwaard aangefteld. Oproeren te Hoorn. (*) Chron. van Ao. 1481 -1483. bl. 461, 462. (f) Velius, Hoorn, bl. is*3-'i«5« 2S4 GESCHIEDENIS Huis van Oostenrijk over. Wij zullen zien, hoe 't zelve allengskens , cn altoos door overweldigin-gen, zich het Regtsgebied van alle Gewesten aanmaatigde. Het oordeelde het raadzaam, zijne magt door geweld uittebreiden , en deedt daar door niets anders , dan die gelukkige ommekeer , welke de Dwinglandij éénsklaps vernietigde, verhaaftcn. Hoe verre was het 'er toen af, dat men deeze voorzag! Onze Landfchappen, zich niet veréénigende met de Vlaamingen , die het beftuur en de Voogdijfchap over den jongen Philips op zich namen, zogten, in tegendeel, den weg te baan en tot het vergrooten van de Vorftelijke magt. Zij ftelden, het oor leenende aan de Kabeljaauwfchen, die, bijkans overal, op 't kusfen waren , Maximiliaan tot Voogd en Ruwaard aan (*). De vrees der Hoekfchén te Hoorn verblindde hun 1 zo verre, dat de Overheid , toen 'er , in den jaare ' MCCCCLXXXi , een geweldige brand ontftondt, zich verbeeldende, dat dezelve door de Kabeljaauwfchen geftigt was, geene behoorlijke orde op het blusfen ftelde, alleen nagaande, of hunne partij zich ook van deeze verwarring zogt te bedienen (f). De jaarlijkfche verkiezing der Overheden deeden zij vóór den bepaalden tijd, en eer de Stadhouder daar kwam: deeze nam hier van terftond wraake, deedt de nieuwverkoorene Regenten , onder zeker voorwendzel, na  der NEDERLANDEN. 285 na den Haage ontbieden, hieldt ze gevangen , en begaf zich na Hoorn , waar hij de Regeering , naar zijn zin , veranderde, en Velaar, van wien wij Voorheen gebroken hebben , weder in zijn Schoutsampt herftelde. De nieuwe Regeerders, die allen van zijne hand vloogen , offerden de belangen der Stad aan hem op, eischten bezwaarende fchattingen , en banden de voornaamfte Hoekfchén ter Stad uit, onder voorgeeven, dat zij weigerden de opgelegde lasten te betaalen. Deeze uitgebannenen , na Utrecht , Amersfoort en Friesland geweeken , gingen geduurig zwanger van eenen toeleg, om de Stad weder te bemagtigen. Door VVybe Jarinos en Homme Lieuwes , twee Friezen van den aanhang der Schieringers , en Adriaan van Naaldwijk , Ridder , als mede Jan van Middagten, een Gelderschman, begeleid, beklommen zij , ten getale van zestig man , in Hooimaand des jaars MCCCCLXXXII, de Stads muuren 'smorgens vroeg. Zij geraakten, weinig wederRands ontmoetende, binnen, zetten de Regenten af, en bekleedden Lieden van hunnen aanhang met de \Vaardigheden , den anderen ontnomen. Velaar, bij 't eerfte gerugt van onraad, ter Stad uitgevlugt, verfcheen, binnen kort, met eenig Krijgsvolk , om de Stad te overrompelen , deedt één- en andermaal een' aanval , en fneuvelde in den derden : waarop zijn Volk afgeüaagen en op de vlugt gedreeven werd. Dan , welhaast, daagde de Stadhouder zelve op, met een Leger van zesduizend man, en bemagdgde A s Hoorn Philips de H.  £86 GESCHIEDENIS Philips de. II. («) Chron. van Ao. 1481-1483. M..474* Hoorn ftormenderhand. Naaldwijk en Middagten verloeren op de Wallen het leeven , de twee Friezen geraakten krijgsgevangen. De Krijgsknegten gaven zich aan de trouwlooste woede over. Alles, wat hun voorkwam, moest, zonder onderfcheid van kant. Twee Priehers fmeeten zij van 't Klokhuis op den grond, hén der Regenten fcheurden zij vanéén, en de zamengeraapte hukken bragt men, in manden, t'huis. Burgerhuizen , Kloohers en Kerken , Beelden en Offerkelken, Bonden der roofzugt ten doel. Het Ceciliënklooher, waar Egmond t'huis lag, bleef alléén verfchoond. De buit werd door het geheeie Land te koop geveild , en voor half geld verkogt. Zo onbezuisd hadt het rooven toegegaan , dat men te Delft eu elders Kinderen vondt, tusfchen de weggevoerde bedden gefmoord (f). De Schout Willem Klaaszoon , die zich verhooken hadt, werd ontdekt , en, nevens eenige anderen, op de Markt onthoofd. Jan van Egmond voerde veele gevangenen na Bakkum , waar men hun radbraakte. Eenigm kogten het leeven voor groot losgeld , en onder deezen de twee Friezen. De Stadhouder veranderde , op nieuw, de geheele Wethouderfchap, naar welgevallen , en deedt, op kosten van 't Gemeene Land , een Kafteel te Hoorn bouwen, waar in hij eene bezetting van veertig of vijftig Knegten plat* he onder het bevelhebberfchap van Philips van Was-  der NEDERLANDEN. S87 Wassenaar (f). Zints deeze omkeering was geheel Holland aan de Kabeljaauwfche zijde overgebragt. Maar deeze Aanhang hadt nog fteeds te kampen met Utrecht en Amersfoort, de fchuil- en verblijfplaatzen , die altoos den Hoekfchén opendonden. Met dit alles werdt de Oorlog zo drukkend voor bei. de de Partijen , dat in Holland, behalven het Hgten van den vierden man ten krijgsdienst, veeie Burgers, om hun aandeel in de fchattingen optebrengen , bed en bulder moeden verkoopen (f). Te Utrecht zou het Gemeen, misnoegd over de zwaare lasten , aan 't muiten geflaagen hebben , hadt Encelrert het niet met eenige vaten Biers te vrede geheld. Ook hadt hij het geluk, om zo veel Rogge in de Stad te krijgen , dat een mudde, die drieëntachtig Stuivers gekost hadt, op vierenzestig daalde Het mis- ' lukte den Burggraaf van Montfoort zijn ontwerp, om Dordrecht te verrasfen, uittevoeren. Hadt hij den Schouten van eenige Zuidhollar.dfche Dorpen de handen niet gevuld, en hun daar door doen zeggen, dat zijn Krijgsvolk Hollanders waren, dieeenen aanflag op Utrecht voorhadden , de hertocht was hem duur te daan gekomen : doch deeze Schouten en eenige Dordrechtfche Poorters, die van den aanllaggeweeten hadden, moeden dit met den hals boeten (<§). De (*) Velius Hoorn, bl. 128 139. Cf) Zie aldaar, bl. 125. 127. CS) Chron. van Ao. 1481- 1483. bl.453-461, A 3 Philips de II. Vervolg van den Oorlognier U. trecht.  s88 GESCHIEDENIS Philips de LI. Onverfchrokkeheldenin o ed van Jan van ScHAFFflaar. Voordes jen der 'Hollen, deren. (*) Chron. van Ao. 1481-1483. bl. 462 475- (j) Zie aldaar, bl. 479. Den Amersfoorderen liep het geluk beter mede. Om zich te wreeken op de Hollanders, die de Slooten Harmeien en ter Haar bemagtigd hadden , belegerden en wonnen zij Barneveld. Jan van SchafPB la ar'hadt zich, met achttien of negentien Soldaaten, in de Kerk en denTooren gelegerd, doch werd door de Amersfoorders zo heftig befchooten , dat zij fpraaken van daadigen. Zij kreegen ten antwoord, geene genade altoos te moeten wagten , dan naa dat zij Jan van Schaffelaar uit de kijkgaten des Toorers zouden geworpen hebben. De belegerden, van zulk een fchriklijken voorOag een afgrijzen hebbende beflooten , liever allen omtekomen, dan zich te omëeren door zulk eene daad. Doch Schaffelaar , bewust, dat de belegeraars eenen onverzoenhjken haat tegen hem koeherden, klom op den ommegang, eggende; Spitsbroeders, ik moet toch ééns fterven , 'ik wil 0 in geen last brengen! Teflens zette hij de handen in de zijden , en fprong na beneden. Hij viel niet dood ; maar de vijand maakte hem terhond af. En de Tooren ging over (*> „ ' De Utrechtfchen hoorden zich zo weinig aan eene Ban-bulle, door den Paus aan Bisfchop David verleend , dat zij de Geestlijkheid der Stad noodzaakten de' gewoone Kerkdienhen te volvoeren (f). Zo diep geworteld was hun haat tegen hunnen Kerkvoord zo veel hadden de oude Banblixems des Va' v 0 ' ti-  Der. NEDERLANDEN. 289 tïcaans van hunne kragt verlooren. Te vergeefsch enderftonden de Utrechtfchen, met een Leger van zesduizend man, het bemagtigcn van Tsfelfiein. De Heeren vaii welke Stad , naar een algemeen fpreekwoord , voor hunne geboorte vijanden der Utrechtfchen waren. Staande dit beleg, 't welk flaplijk werd voortgezet , namen de Amfterdammers twee Utr echt fche Schepen omtrent de Eem, het een met Graanen , het ander met Buskruid en andere Krijgsvoorraad gelaaden : dit verliès werd op tweeduizend Rhljnfche Guldens begroot (*). De Hollanders maakten zich ook meefter van Vroonefiein , en belegerden het Blokhuis op de Vaart, buiten twijffel, om de fchande hunnes voorgaanden krijgstochts uittewisien. Dit Blokhuis werd befchooten met Rukken gefchuts van eene buitengemeene grootte. Men hadt derwaards gevoerd eene Bus, die zeventien voeten lang was, en klootenfchoot,weinig kleinder, dan een Utrechtsch half fchepel bevatten kon. De Bisfchop hadt den belegeraaren twee Busfen toegezonden, Mortieren geheeten, gefchikt om Bomben te werpen. Dit is de eerftereis, datdeGefchiedenisfen onzes Lands van dit krijgstuig gewaagen , 't welk men wil, dat uitgevonden werd door Sigismond Pandolphe Malatesta , Prins van Rimini, in den jaare MCCCCLVII. overleeden (f). Doch , (*) Chron. van Ao. 1481- 1483. bl.484. (+) Mem. de Liiter. Tom. XXIII. p. 206". A4 Pfll! IP5 DE II.  aoo GESCHIEDENIS Philips de II. Vredesverdragrner. Frankrijk. Onlusten te Luik. Doch, dewijl men onkundig was van de Mortieren wel te plaatzen , en van de juiste maat des Kruids, in dit nieuwe fchiettuig noodig , deeden zij 'er weinig fchade mede; doch het fchriklijk geraas van den flag vervaarde de belegerden dermaate, dat zij het Blokhuis opgaven : het werd, kort daarop, ten gronde toe geflegt. De veelvuldige regen en de naderende wintertijd noodzaakten het overwinnend Leger aftetrekken (*). In het Vredesverdrag , 't welk de Vlaamingen Maximiliaan met Frankrijk te Atrecht noodzaakten te fluiten, werd bepaald, dat de DauphinMargareet zou trouwen , die van Philips , haaren Broeder , als hij vóór haar zonder Kinderen dierf, Erfgenaam zou wezen. In dit geval zouden de Hollanders en de Zeeuwen alle hunne Voorregten behouden. De Koning van Frankrijk beloofde , de Zeevaart en de Visfcherijen van de Invvoonderen dier Gewesten niet te zullen bekommeren, en geenen onderftand te verleenen aan die van Utrecht en Luik (f); eene Stad, toen als uit de puinhoopen verreezen, in den ouden luider herdeld , en op nieuw haaren Bisfchop vijandig Dit bijvoegzel delde deeze twee Steden ter genade van Maximiliaan. Hij bemagtigde Huy , Tongeren en-Luik; deedt Willem van der Mark , die den Bisfchop Lodewijk van BourISOn , 's Hertogs Oom, gedood hadt, vatten en ont- hal- (*) Chron. vau Ao. 1481-14S3. bl.488 -491. (j) P/-*am/«-CoMMiNEs,Tom.V. p. 572 324.  I der NEDERLANDEN 291 halzen. Maar, eer hij zich voor Voogd en Befchermer der Stad en des Lands van Luik liet erkennen, maaktÊ hij zich meefter van Utrecht, 't welk thans' de verhoopte hulp van deLuikenaars niet kon verwaten, en van Fr ankrijks bijfrand, in gevolge van het gefloote Verdrag, verftooken was. De Utrechtfchen, geheel uitgeput door den Oorlog, en door gebrek gepraamd, haakten na den Vrede, en namen de gelegenheid waar, datËngelbert na Kleef gereisd was , en de meette Stalbroeders . om hout te haaien, ter Stad uitgetoogen waren ; zij omzetten het Kapittelhuis , waar de Burggraaf van " Montfoort zich met de Regeering bevondt , cn fchreeuwden,^/ Frede , Zij vielen aan op de Stalbroeders, nog in de Stad gebleeven, namen Montfoort met de zijnen gevangen , en, zich vrij rekenende, wanneer zij brood hadden, lieten zij hun nen Bisfchop ter Stad in De Kerkvoogd beloofde by eede, al het gebeurde te zullen vergeeten, enden gevangen Burggraaf vrijheid, indien hij hem de Stad Montfoort overgave. Deeze werd thans belegerd door de Hollanders,-Ah de plaats voor zichzelven begeerden, om ze geheel te flegten. Dit maakte de voorwaarde des ontflags onmogelijk, de Burggraaf bleef gevangen; doch zulks duurde niet lang ; Hendrik De Nyveld , zijn Zusters Zoon, en Ëngelbert van Kleef verrasten Utrecht, Belden hem op vrije Voeten, en werpen den Cisichop in de gevangenis (*). Maxi- CO Amelcard Gefl. Lud. XI. Lib. VII. Cap. 5. , 6 A 5 ' ' AS. Philips de II. De Bisfchop van Utrecht herfteld en afgezet. 1483.  S92 GESCHIEDENIS Philips de II. Maximiliaanbelegert Utrecht, en brengt de Stad te onder. Maximiliaan, omtrent deezen tijd, door zijnen Vader Frederik. den III, met den tijtel van Aardshertsg.wtxe.txA, vertoonde zich, welhaast, voor 17trecht met een Leger van twaalfduizend Voetknegten en tweeduizend Ruiters, om dus zijn woord, bij zijne inhuldiging den Hollanderen gedaan, geftandte doen , en, door het bemagtigen der Stad , aan den Utrechtfchen Krijg een einde te maaken. Engelbert van Kleef en Jan van Montfoort, eene groote bres in de muur bij de Witte Vrouwen Poort ziende, en bedugt voor eene beftorming , verzogten vrijgelijde van Maximiliaan , en begaven zich met Gekard van Zoüdenbalch, Burgemeefter , na de Legerplaats, om over een Verdrag in onderhandeling te treeden. Welhaast werd het gevonden. Montfoort verzegt alleen, eer men het Root, na de Stad te trekken, om met de Burgers te fpreeken over eenige voorwaarden , die hun betroffen. Nauwlijks was hij heengegaan, of de Krijgsbenden van Maximiliaan drongen door de bres ter Stad in. De Burgers, in meening, dat zij verraaden waren, dreeven ze met voordeel te rug : men zegt, dat Maximiliaan , vergramd, om dat zij, zonder zijn last, dit beftaan hadden, twee Soldaaten met eigen hand doorfok , en twee anderen deedt ophangen. Deeze aanval hadt de onderhandeling afgebrooken, en hij hieldt Engelbert van Zoudenbalch, ftrijdig met het regt der Act. Ultraj. cipud Mattii/eum ad Rer. Amorf. Scrip. p. 323.  der NEDERLANDEN. 293 der Volken, gevangen. De Utrechtfchen, woedende tegen de Hollanders, die zij voor Verraaders fcholden, herftelden de bres: zij deeden een' uitval, in welken zij Joost van Lalaing , Stadhouder van Holland, doodfchooten. Het inneemen der Voorftad en het heftig befchieten der muuren noodzaakte de Utrechtfchen, om, naa een beleg van ruim twee maanden, de Stad , op deeze voorwaarden , overtegeeven : Dat de Regeering , de gezwooren Oudermans, en tachtig van de voornaamfte Burgers , den Aardshertog, in 'tLeger, blootshoofds en op de kniën, vergiffenis zouden verzoeken ; dat de Stad hem voor Wereldlijken Voogd zou erkennen; en, ter gedagtenisfe van zijne intrede, de Wet, 's jaarlijks, op den zevenden van Herfstmaand, zou veranderd wordendesgelijks zou Utrecht en het Land van Montfoort hem , in twee reizen , twintigduizend Rhijnfcha Guldens opbrengen. Men mogt de gemaakte bres niet herfteUen, zonder verlof der Hollandfche Graaven , en moest nog een Buk muurs, waar de Aardshertog het goedvondt , afbreeken. De vreemde Krijgsbenden zouden de Stad verlaaten, de Ballingen met hunnen Bisfchop wederkeeren, uitgenomen Zoudenbalch (*)• De Kerkvoogd zat toen te Amersfoort gevangen; dan hij nam , welhaast, bezit van zijnen-Bisfchoplijken Zetel, zo ras die Stad bemagtigd was door Frederik van Egmond, dien de Aardshertcg tot Stadhouder van Utrecht ver- CO Matt. adRer. Amorf. Script. 359. Philips de II.  £94- GESCHIEDENIS Pmr ips de IL Onlusten in Vlaanderen. i434 verhief (*). Jan van Egmond werd , in fte¬ de van Lalahmg , met het Stadhouderfchap van Holland begiftigd. De Aardshertog, korten tijd daar naa Roomsch Koning geworden , vereerde de Heerlijkheid van Egmond met den tijtel van Graafjchap, en veréénigde daar mede de Heerlijkheid van Purmerende (f). Het voleindigen deezes KrijVs werd met ftaatiijke ommegangen gevierd, en te Amfterdam bevolen , God te bidden voor alle de Geloovigen, die in denzelven het leeven vendoren hadden, en den Hemel te fineeken voor de afwendinge der Pest, die toen alömme groote verwoefting aanregtte.' De Aardshertog oordeelde zich nu in (iaat, om het Verdrag, te Atrecht geflooten , te verbreeken , en dit te geruster te kunnen doen, daar Lodewijk de XI, de gellagen vijand van zijn Huis , overleeden was. De handen ruim hebbende, dagt hij, het thans tijd te weezen , om den trots der Vlaainingen te fnuiken, die zich gerugfteund vonden door Mevrouw de Beaujeu, Regentesfe van Frankrijk, geduurende de minderjaangheid van haaren Broeder Carel den VIII. Hij ving de vijandlijkheden aan met het inneemen van Dendermonde en Oudenaarden , en het afloopen van het Land van Kadzand en Waas (§). De (*) Preuves fur Communes, Tom. V. p. 355,356Heua, p. 297. (f) Velius , Hoorn, bl. 141. Bockenserg, Dynaft. Egmond, p. 147. (§j De la Marciis, Liv. II. Ch.XI.  der NEDERLANDEN. 2p5 De Vlaamingen van Sluis namen des wraake, door ta Zeeland overtefteeken, en eenige Eilanden te plun- ' 111 mnkrijk geroepen door de Hertogen van Qrleam en Bretagne , beiden te on- vre- (*) Reigersb. h. d. bl. 303 3, r. Cf) De la Marche, Liv. II. Cap. XI. en XII. (S; Freheri Kerum Germ. Script. Tom. III p I7 j. a Leyd. van de Heeren van Brederode, Cap LXXVl' aeren : zij overrompelden Vlisfmgen, Iloegen den Schout Wouter van Domburg in de Sacrifue dood , en roofden alles weg. Naa dit voorval is Vlisfmgen met Wallen en Poorten verfierkt (*). De Aards .ertog , Sluis bemagtigd hebbende , dwong Brugge, om zich met hem te verzoenen % ende Gentenaars, om hem zijnen Zoon overteleveren (f). *u uc„ jacuc ml^uclaxavi , verkreeg Maximiliaan met éénpaarige Hemmen, te Frankfort de waardigheid van Roomsch Koning : hier door werd hij Stedehouder des Rijks en Opvolger des Keizers, zonder dat de Keurvorften eene nieuwe verkiezing behoefden te doen. Den jongen Carel van Gelderland, Walraven van Brederode, Willem van Ec;mond en Gijsbreciit van Bronkhorst , die met meer Edelen , de plegtigheid der verkiezinge bijgewoond hadden , en hem na Aken , waar hij gekroond werd , vergezelden , Ooeg hij tot Ridders en. verhief eenige anderen in Holland tot den RidderRand, als hij dit Gewest doortrok, en in alle Steden met groote ftaatfie werd ontvangen (§\ Philips de II. Maximiliaan tor Roomsch Koning gekooreii. Oorlog met Frankrijk.  f philips 1 de H. I4S7. Maximiliaan te Brugge gevangen gezet. 1488. (*) Daniïl Hifi. Tom. V. p. 6oS 6*3. 296 GESCHIEDENIS vrede over het Rijksbeftuur , vermeeflerde verfcheide Plaatzen. Maar een gedeelte zijns Legers , aangevoerd dom- Philip van Kleef, kreeg eene volkomene nederlaage bij Bethu, e; waar Carel van Gelderland, Zoon van Adolph, een Jongeling van zestien jaaren , die thans eerst de wapens droeg onder 't bevel van éénen , die hem de oppermogenheid onthieldt, gevangen genomen werd (*). Ondertusfchen hadt Maximiliaan tot het voeren van deezen buitenlandfchen Krijg geld noodig , en moest nieuwe belastingen opleggen. Om hier toe de Vlaamingen te beweegen , en hunnen trots te ftraffen, bezette hij hunne Steden met veel vreemd Krijgsvolk, tot grooten last der Ingezetenen. Toen was het, dat Adriaan df. Vilain , Heer van Raffinghcm, één der hoofden van de jongfte Gentfche beroerte , uit de gevangenis te Vilvoorde , waar in Maximiliaan hem hadt doen zetten, ontihapte, en zich na Gent begaf. Desquerdes, een Fransch Kapitein, hitfte desgelijks het Volk tegen den Roomsch Koning op- Maximiliaan begaf zich na Brugge, waar de'beginzels van het zelfde misnoegen hand greepen. Hij poogde zich door zijne Ruiters van Brug' ge te verzekeren; maar dit verbitterde de reedsgaan" de gemaakte Ingezetenen dermaate, dat zij te wapen liepen, het Paleis omzetten , zijn perfoon in verzekering namen, en hem, met alle de Heeren van zijn ge-  der NEDERLANDEN. 297 gevolg, gevangen zetten (*). Veelen der Staatsdienaaren en Aanhangers van Maximiliaan werden te regt gefield en tot een fchandlijken dood verweezen. De Schout Pietf.r Langhals , het voorwerp van den haat des Gemeens, moest het met den hals boeten. De Hollanders en Zeeuwen bragten het hunne toe, om dit zijn vonnis doortezetten , zich verzekerd houdende , dat hij Maximiliaan bewoogen hadt, om te verklaaren , dat de Leenen in Holland en Zeeland niet langer op de Vrouwen verderven konden , maar, bij ontdentenisfe van Manlijk Oir, aan 's Vorden Tafel moeden vervallen (f). Maximiliaan bleef vier maanden gevangen : wanneer Keizer Frederik zijn' Zoon , met bezwaarlijk geworvene Krijgsbenden , te hulpe kwam. Ondertusfchen waren de Staaten der meede Nederlanden te Gent vergaderd, om, op goede voorwaarden, de vrijheid des Roomsen Konings te verwerven, en flooten een nieuw Verbond van vérééniging , 't welk dand zou houden tot de meerderjaarigheid van den jongen Philips. Dc Vlaamingen bedongen, dat zijin diens Naam en onder de Voogdijfchap der Heeren van zijnen bloede en v»n den Raade zouden geregeerd worden: terwijl Maximiliaan het bewind der andere Nederlanden behieldt. De voorwaarden van den Atrechtfchen Vrede des jaars MCCCCLXXXII zouden gehouden, de Tollen gemaatigd, en de Munt op O) Pont. Heut. Rerum Auflr. Lib. II. & III. (t) Desfares, Chron, van Vlaanderen, Mf. Philips de II. In vrijheid gefield, op sekere toornaarden.  298 GESCHIEDENIS Philips DE II. op éénpaarigen voet gebragt worden. Voorts ftelde men vast, 's jaarlijks eene algemeene Vergadering der Staaten van de Nederlanden in ééne der Steden van Braband, Vlaanderen of Henegouwen te houden : en de Aardshertog ftemde hier in, en beloofde, de vreemde Krijgsknegten , binnen weinig dagen, uit Vlaanderen en de Nederlanden te zullen doen trekken. Bij bezwoer dit alles op bet plegtigst, en herkreeg hierop zijne vrijheid: mits dat Philip van Kleef, Balthasar van Volkestein en de Graaf van Hanau Gijzelaars bleeven (*). Wanneer wij ons herinneren, hoe Maximiliaan, tegen het Regt der Volken, en ftrijdig met het verleende Vrijgeleide , in de belegering van Utrecht, twee Afgevaardigden vastgehouden , en zelfs één hunner , den Burgemeefter Zoudenbalch , in een naaren Kerker hadt laaten omkomen , verdiende hij zulk eene behandeling. In de daad de Vlaamingen gaven, te deezer gelegenheid, een heerlijk blijk van hunne blaakende.Vrijheidsmin, en aan vrije Volken een altoos gedenkwaardig voorbeeld. Maar wat zijn Eeden, wat zijn Gijzelaars, bij een' Vorst, reeds aan trouwloosheid gewoon , en brandende van begeerte , om de fmaadlijke behandeling , hem aangedaan te wreeken ? Nauwlijks vernam de Roomsch Koning de aannadering van de voorhoede des Keizerlijken Legers , aangevoerd door Albrecht van Saxen één der dapperite Veldöverften van dien tijd, of (*) Du Mont , Corps Diplom. Tom. III. P. II.p. 203. Hij fchendt dezelven.  r»Eü NEDERLANDEN. 299 «f hij floeg alle die Eeden en het gefloote Verdrag in den wind (*). Gent werd door Keizer Frederik oe.egerd; maar Ph,lip van Kleef, verbitterd tegen den mijnëedigen Maximiliaan , voor wien hij Gijzeiaar geworden was, zette zich aan 't hoofd der Gentenaar en, en verdeedigde hunne zaak met een gewenschten uitflag. De Keizer, vooruitziende, dat deeze Oorlog langdnurig en verderflïjk zou wor^ den, het den Hertog van Saxen met een Leger in de Nederlanden , en trok na Duiischland te rüg. De Hollanden bleeven den Roomsch-Konlng getrouw. Zij hadden zelfs, in eenige Steden , openbaare gebeden en ommegangen ter zijner verlosfin-e laaten doen. De Hoekfchén alleen oordeelden deeze gelegenheid gu„mg voor hunne Partij , en ge- ■ fchikt, om het hoofd weder optefteeken. Het zelfde belang en een algemeene baat tegen Maximiliaan veréénigde hun met Philip van Kleef die hun de Stad Shn m Vlaanderen tot een wijk en wapenplaats gegeeven hadt. Frans van Brederode , een JongelL van tweeëntwintig jaaren , die nauwlijks de Leuven, fche Hoogefchool, op welke zijne Moeder Jolande hem tot het voortzetten der Letteroefeningen, beftelde, verlaaten hadt, nam het hem opgedraagert bevel in handen. Wat ook dien jongen Heer , L fprooten, gelijk bekend is, uit de oude Graavenvan Hol- (*) Boxn. op Reicersb. tt nfi Hia j r Ton,. XX. p. i,s. 3l8* Htfi' de Fra»«> II. Deel. 2. SU £ Piiiupj be II. Frans van Brederode,het hoofd der Heek* fchen,  3oo GESCHIEDENIS PlHMPS DE II. Verrast Rotterdam , en 't omgelegen land wordt verwoest Holland , hier toe bewoog, hij verklaarde in zijne llerigtfchriften , de wapenen alleen optevatten ten dienfte van Philips van Oostenrijk , dien hij Philippe Monsieur noemde. Ter zee deedt hij eerst den Hollanderen veel afbreuks door kaapcrijen. Vervolgens rustte hij eene Vloot uit van achtenveertig zeilen, bemand met tweeduizend koppen, en zeilde de Maas in door een onbevaaren Diep , zints Jonker Franfen Gat geheeten. Het ijs belette hem die Riviere verder dan Delfshaven optekomen, doch diende hem, om Rotterdam, den negentienden van Slagtmaand, met achthonderd en vijftig man, te beladderen. Deeze vermeehering kostte geen bloed. De Regeering werd veranderd, en de Stad, met zo veel ijvers verfterkt , dat men , in den aanvang des volgenden jaars , het gefchut op de nieuwe Wallen plantte. Welhaast was deeze Stad, door den toeloop der Hoekfchén , opgepropt van volk. Zij verfpreiddeu zich door 't ganfche omliggende Land, en , vergramd wegens eenen ongelukkigen aanilagop Schoonhoven, brandden zij Delfshaven en Schonerlo plat. Jan van Montfoort, die zich voliiitvoorde partij der Hoekfchén verklaard hadt, maakte zich meeftervan Woerden, toen aangemerkt als den ileutel van Holland. Het platte Land, de Dorpen en Heerlijkheden hadden van dc ftrooperijen door Brederode en Montfoort veel te hjden, en kwam deeze binnenlandfche Krijg den fchamelen Landman duur te ftaan (•). MaXI" (*) Jonker Franfen Oorlog, bl. 78 87. in.  der NEDERLANDEN. 301 Maximiliaan , kundfchap gekreegen hebbende, hoe de zaaken in Holland zich toedroegen, begaf zich derwaarts, en helde , op eene Dagvaart der Sleden over tot een algemeenen krijgstocht, om Rotterdam tot gehoorzaamheid , en 6e Hoekfchén, «ie hy em ongeionde h(Jop plondefaars noem onder te brengen (*). Welhaast werd deeze Hoeksgezmde Stad te land belegerd en te water ingeflooten Het bevel was aan den Stadhouder Egmond en Maarten van Polaen opgedraagen. Bredeko»k waagde veel uitvallen , in welke het krijgsgeluk hem nu eens mede, dan weder tegen liep: verfcheide doch vrugtlooze, poogingen, ftelde hij te werk, om Schiedam, Gouda en Leyden te verrasfen. De zodanigen met welken hij verftandhouding hieldt werden ontdekt en geftraft. Willem Jacob Evertszoon, een zeventigjaarige Grijsaart, die kennis ge kreegen hadt van den toeleg op Leyden , moest,* fchoon hij de Brieven ter ontdekking van 't verraad vertoonde, het met den hals boeten. De aanflagen dv Rotterdammer en gelukten alleen in Geertruidenberg, twelk zij egter, binnenkort, ontruimden naa tweeduizend Schilden voor brandfehatting ontvangen te hebben (f\ Philips de II. Maximiliaandoet Rotterdambelegeren. i48P. Beweegingen te Hoorn, De Hoekfchén , die zich nog in grooten getale te Hoorn bevonden , fchepten uit deeze beweegenisfen in O Jonker Franfen Oorlog, bl. ïop m0. (t) Zie aldaar, bl. i28 n0?, B 2  302 GESCHIEDENIS Philips vi II. Nadeelen,diede Hoekfche Parcij vollen. in Zuidholland eenige hoop , dat zij hun vervallen Aanhang zouden herftetd zien, en konden de vrolijke uitzigten niet in den boezem fmooren. Zij verklaarden openlijk , dat, welhaast, de Grauwhoeden (hier mede de Kabeljaauwfchen aanduidende,) aan een kant zouden raaien, dat de jonge Prins zelve inde Stad komen en de Wet verzetten zou. Dusdanige geiprekken ontrustten de Regeering : deeze verzogc den Stadhouder, die, voor ecu'gefmeeden opftand vreezende , geenzins hard te werk ging , en , wel verre van iemand te bekommeren , eenigen , die op zijne aankomst ter Stad waren uitgeweeken, weder onöntboodt (*). Middelerwijl werden veertig Schepen der Hoekfchén , uit Rotterdam gevaaren, om leevensmiddelen aantevoeren, bij Streef'kerk, aangetast door de Oostenrijkfche Vloot, thans met zes groote Oorlogfchepen verlterkt : deeze behaalde de overwinning door het grof gefchut. De Vaartuigen der Hoekfchén vielen , voor een groot gedeelte, in handen der Oostenrijkeren, of raakten verftrooid. Fredepvik van Zevender. en Jan van Naaldwijk, welke laatfte, in den voorgaanden fcheepsftrijd , met driehonderd en vijftig man, aan land gegaan en te Montfoort gekomen was, geraakten, vervolgens , eenige Vaartuigen met Graan na Rotterdam begeleidende , bij Moorddrecht gevangen. De eerstgemelde ontkwam de hegtenis, door een heimhjk gemak heen ,ea voorts over de (") Velius, Hoorn, bl. 144,145«  der NEDER.LAN DE N. ' 503 ie walten komende. De laatstgenoemde werd voor een gering losgeld ontflaagen , onder voorwaarde, dat hij zijn best zou doen , om, door een eerlijk verdrag, het te onderbrengen van Rotterdam teverhaaften (*). Dit volgde weldra. De Gemagtigden der Hollandfche Steden getoond hebbende , hoe nadeelig deeze Oorlog was voor hunne Koophandel, Handvesten Philips de IL Rotterdam te onderge* bragt. De Fta*. mingen tot geil oorïaamkeidgebragt. en Inkomden, kondigde men eene vergiffenis af voor alle de wederfpannigen , die zich onder de gehoorzaamheid van den Roomsch- Koning wilden begeeven. Brederode, den drang der noodzaaklijkheid en de gebeden der Rotterdammeren niet kunnende wederdaan, begaf zich met duizend en vijftig man na Sluis. De Stadhouder werd , naa een beleg van zes maanden, te Rotterdam ontvangen. Onder de gevangenen , die hij ter dooddraffe verwees, telt men Andries Lepeltak , Joris , Badaard van Brederode , en Warmrout' Warmboutszoon , die Jongheer Frans in 't bemagtigen van Rotterdam en voorts de grootde dienden beweezen hadden (*). Albrecht van Saxen , tot algemeen Stadhouder der Nederlanden aangelteld , bragt de Vlaamingen in de uiterde verlegenheid. In gevolge van een Vredesverdrag, door Maximiliaan te Frankfort mee Frankrijk gefjooten , moeden de Overheden van Cend, Brugge en Tperen, in 't zwart gekleed, on- ge. (*) Jonker Franfen Oorlog, bl. 207 231, (ft) Zie aldaar, bl. 232 «49.  3°4 GESCHIEDENIS Philips SE II. De Hoekfchén allerwegengeflaageu. 1490. gegord, blootshoofds en knielende , hem vergiffenis verzoeken , en eene zwaare geldboete opbrengen, waar voor de Keizer zich verbondt, het vreemde Krijgsvolk uit Vlaanderen te doen ruimen (*). Philip van Kleef, die na geene voorwaarden wilde luifteren , begaf zich na dc Hoekfchén te Sluis. Deeze Haven leeverde geftadig Kaapers uit, om den handel der Hollanderen en Zeeuwen te benadcelen. Brederode , die den tijtel van algemeenen Stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland, ten diende van den jongen Graave Philips , hadt aangenomen, rustte daar eene Vloot uit van achtendertig Schepen fterk, en met twaalfhonderd koppen bemand. Zijn eerfte bedrijf was eene landing op de Eilanden van Overflakké en Duivenland, en in 'tLahiyahStryëh. Goedereede befchoot hij vrugtloos. Ouddorp werd geplunderd. Hierop wendde hij het na Schouwen, wanneer de Hollandfche Vloot, onder bevel van Egmond , in het Gat van Brouwershaven hem aantastte. Schoon de Scheepsmagt van Brederode verre de minde was in getal, ftrceden de zijnen met zo veel moeds, dat de overwinning eene geruime wijl in twijffel hing ; doch, het water vallende, geraakten zestien zijner Schepen aan den grónd, en buiten ftaat, om eenigen dienst te doen. Brederode , ter zee van de overwinning ontzet, fprong , met een groot gedeelte zijner Krijgsmagt, omtrent Seroosker- ke (*) Du Mont Corps Diplomatique , Tom. III. P. II. p. 242.  der NEDERLANDEN. 305 Ite aan land, de Kabeljaauwfchen volgden hem , en de hrijd ving op nieuw aan. Lang verdeedigd'e hij zich met de uherfte woede, en kreeg twee wónden : welk lot ook twee zijner Nccven en Duik van Hodenpijl trof; eindelijk moest hij zich gevangen geeven. Terwijl Jan van Naaldwijk , op negen Schepen, het overfchot des Legers, ten getale van vierhonderd man, borg,'werd Brederode na Dordrecht gevoerd , en op Puttoks Toren gevangen gezet, waar hij, den elfden van Oogstmaand desjaars MCCCCXC, aan de bekomene wonden overleedt (*). Verfcheide Gevangenen werden, als Landverraaders , met den dood gehraft. De Burggraaf, die nu reeds vier maanden lang zijne Stad Montfoort tegen den Hertog van Saxen vcrdeedigd hadt, moest bukken : bijbleef nogthans in 't bezit dier Stad, onder beding, dat hij 'er geene Hollandfche Ballingen zou ontvangen of laaten blijven Q). De overgaave van IVoerden , in dit Verdrag ook begreepen , ontnam den Hoekfchén hunne laatfte wijkplaats in Holland, wesbalven zij zich te fcheep begaaven, om, daar het hun op 't land te bang viel, ter zee ruimte te zoeken, en na Sluis trokken. ; Zij onthielden zich in deeze Havenflad, geduurig ter kaap , tot ontrusting der Hollandfche en Zeeuwfche Kusten, uitvaarendc, wanneer, een Ophand der Ken- (*) Jonker Franfen Oorlog, bl. 250 260. . (1) Jonker Franfen Oorlog en Bijlagen , bl. 316-. B4 Philips de II.. FraPS' van Ere DP.RoUE fterft.  306 GESCHIEDENIS DE II. Oorfprongvau her Kaas en Jifonds Folk. H9o. Kennemers en Westfriezen hun een ftraal van hoope fchonk , om in Holland weder voet te krijgen. De veranderingen , in de Munte gemaakt , de binnenen buitenlandfche Oorlogen, het neemen veeier Schepen , met Graan gelaaden , en de plasregens in den Oogsttijd, veroorzaakten een algemeen gebrek. Voor een Brood van elf ponden, naar 't gebruik dier tijden, van twee deelen Garst en één deel Haver gebakken , moest men te Hoorn drie Carels Stuivers betaalen ; een prijs , voor 't gemeene Volk onöpbrengbaar. Op veele plaatzen lliekte draf, raapzaadkoeken , en ander beeftenvoeder tot menfchenfpijze* De Stad Leyden deelde, alle weeken, brood aan duizend Armen uit; te Hoorn beliep het getal der dus ggholpenen nog eens zo veel, en te Amfterdam meer dan tienduizend. Met Rultergeld werd , ondertusfche-n, alle maanden met de zelfde ftrengheid ingevorderd, 't Geduld des Gemeens , in Noordholland, geraakte teneinde : geheel uitgemergeld, en tot de deerlijkfte behoefte gebragt , vonden zij' zich genoodzaakt, de betaaling der lasten te weigeren. De ongenadige Stadhouder , djt onvermogen voor'kwaadwilligheid opneemende , liet drie deezer ortgeiukkigen vatten. Nauwlijks hadt hij 'er twee met den dood doen ftralfen , of de Boeren in Kennemerland en Westfriesland fchoolden bijéén , en vervoegden zich , in talrijke hoopen , na Alkmaar en Hoorn. Zij betuigden éénpaarig, waar zij kwamen , dat zij niet meer geeven konden , en zich liever dood wilde* vegten , dan van honger fervent  dei NEDERLANDEN. 307 yen (♦). Bovenal waren zij gebeten op de Ontvangers, die, door de fchelmagtigfte treeken , zich den haat des Gemeens op den halze gelaaden hadden. De Ontvanger en Rentmecfrer van Westfriesland, in 't gemeen onder den naam van Klaas Korf bekend, 'er de weet van hebbende , dat de Prins de waarde der Munt zou verhagen, vervoegde zich bijde Texelaars , die achttienhonderd Rhijnfche Guldens ten agteren geraakt waren. Hij haalde hun gemaklijk over, om eene kwijtfchelding van diefomme aanteneemen, welke hij overnam tegen eene fchuldbekentenis, ten zijnen behoeve , van -dezelfde fomme, welke zij beloofden optebrengen , in de Munt gangbaar, op zulk een' tijd, als hij wist, dat de tegenwoordige zou afgezet wezen. De waarde was toen op een derde gebragt, en dus zijn Schuldbrief driemaal zo groot: de Schuldenaars konden het geld niet opbrengen, en hij vorderde hun daarom een'Rentebnef at van honderd Rhijnfche Guldens jaarlijks welke zijne Erfgenaamen tot het jaar MDVI. ^trok" ken hebben, wanneer de Texelaars van het Hof verlof kreegen, om deeze drukkende Rente, met achttienhonderd Rhijnfche Guldens ligt geld, aftelosJen (O. De Oproerigen vielen te Alkmaar aan op het Hu* van deezen gehaaten Rentmeefter, roofden " «n vermelden alles, wat hun voorkwam, floegen één' C*3 Velius, Hoorn, bi. 159, t... ::7. «Ton \i7inr wii hpt nm-  ^NEDERLANDEN. 3,3 digden zonden, om genade te fmeeken. Bezwaarhjk het hu zich verbidden ; i„ 't einde verleende hij vergiffenis, doch onder zeer bezwaarende voorwaar7 * ~Z Nemers , Alkmaar, Westfries- werden tot zwaare geldboeten verweezen, 0JZ duunge fchatting gefield, genoodzaakt hunneHand vesten en Wapenen overteleveren, en een zeker , tal Perfoonen te zenden, om , blootshoofds en barrevoets d) en — • hand den Hertog van Saxen , in den naam des Roomsch-Komngs en de. Aardshertog», knielende vergiffenis te fmeeken, lijf en «.M * • ! V t» rt»n„„ , ; J goed ten ZlJ!iei1 beve e te lellen, en te beloven, dat zij zich voortaan als gehoorzaame Onderdaanen «ouden gedraagen. —, Haarlem AUmaar en Hoorn moeften elk gedoog dat 'er Sterkten zouden worden opgerigt/om 1 oom te houden Haarlem beloofde, daarënbove m « Vorften Beden te zullen bewilligen, wanneer twee groote Steden daar toe deftemzoude g^n hebben : het Geheimfcbrijverf chap zou vooni, aI toos ter begeevinge van den Graaf daan; enz.jmoe ften alle Beleeningen der Graaflijke Domeine de, Hertog ter hand Bellen, om verfchcurd en vernieti d te worden. Bij dit alles werden eenige fchave etenngen bedongen (*), "vernete- ■ O Zie van dit alles Handv. yan Kennemerl. bl.1 Velius , Hoorn, bl. 16a vaM n „ 5" *«, 1. d. bi.l| 0os™ü£ Philip» de II.  Philips de II. (*) De la Marchk, Liv. II. Ch. 16. p. 655(f) Reicersb. II. D. bl. 333- ji4 GESCHIEDENIS 't Is bekend , dat, fchoon die van Alkmaar i Kennemerland en Dregterland de verloorene Voorregten, binnen korten tijd, wederkreegen , Haarlem dit geluk eerst onder Keizer Carel wedervoer. Om de geldboete , waar in die Stad beflaagen was, optebrengen , moeiten de Poorters , uit gebrek aan gereed geld, hunne zilveren Schaalen, Koppen,Lepels en andere kostbaarheden op het Stadhuis brengen. De Sloten , te Haarlem , te Woerden en te Medenblik gebouwd , werden aan den Hertog Albrecht verpand voor driemaalhonderdduizend Rhijnfche Guldens, welken hij, wegens agterftallige foldy zijns Krijgsvolks, te vorderen hadt (*)• Uit Bolland (tak de zegevierende Hertog na Zeeland over, en bragt Zierlkzee te onder, deeze Stad in zoen aanneemende op dergelijke voorwaarden, als de Hollanders hadden moeten onderfchrijven. Zij was, door het begunftigen der Hoekfchén te Sluis, in 's Hertogs ongenade gevallen (f). Die verzamelplaats der Hoekfchén wad, vervolgens, van delanden zeezijde ingellooten. De belegerden verdeedigden zich lang met mannenmoed, en gaven zich niet over,dan'naahet verwerven eener eerlijke daadiging. Jan van Naaldwijic , en het rampzalig overfchot der Hoekfchén , die nu omtrent anderhalve eeuw de vrijheid huns Vaderlands verdeedigd hadden , wel verre van zich aan de genade des Overwinnaars over- tc- De Hoekfchén uitgeroeid.  der NEDERLANDEN. 3i5 tegeeven, ging met PUttiP van Ém» na Frankrijk , waar gemelde Naaldwijk overleden is (*). Kon deeze demping van het Oproer des Kaal en Broods Volks , deeze nederlaage , den Hoek/eken toegebragt, den dubbelen en zeer harden hoon,dien Maximiliaan moest verzwelgen, vergoeden ? ' Anna, Evïdogter van Bretagne, met welke hij' faeimhjk m den Egt getreeden was door zijn'Plaatsbekleeder, die, volgens het Duit fche gebruik, een b'oote knie m 't Huweiijksbedde zette, werd hem ontroofd door Carel den VIII, Koning van Frankrijk, Deeze Vorst, met rede ontrust over de'ontwerpen óerOofennjkers, ten opzigte van een Landfchap zo wel vooriW,^ge!ege„, dw0I]g? aan,£hoo^ eens Legers, de jonge Hertogin, hem zijne hand te geeven , en voltrok in eigen perfoon het Huwelijkhij zondt Maximiliaan diens Dogter Margakeet ' aan welke hij reeds voorlang in den Egt verbonden was, en die, in openbaare Schriften, den naam van zijne Gemalinne droeg, te rug. Maximiliaan haalde, in de eerfte vervoering zijns toorns , Hendrik den VII, Koning van Engeland, over, om een inval in Frankrijk te doen, en hieldt om hulpe aan bij de Zwitzers en de Vorften des Duitfchen Rijks , Maar, van alle kanten verraaden, vondt hij zich genoodzaakt, in Bloeimaand des jaarsMCCCCXCIIf te O Reigersb. II. D. bl. 327, 328. De hA mRQa Liv. II. Ch. 16. P. 643. Goudhoven, bl. 194. II. Deel. 2. St. Q » Philips de II. Oulustea van LIAAN met Frankrijk,  3i6 GESCHIEDENIS Pmi ip« de U. Vrede te Scu/is. H93- Staatsbefitiur deezer Landen onder Maximiliaan. te Senlis , vrede te maaken. ——. Drie maande» laater overleedt zijn Vader Frederik de III , waarop hij, met de Keizerlijke waardigheid bekleed, het Bewind over de Nederlanden aan zijnen Zoon Philips , thans in zijn zeventiende jaar treedende, overdroeg (*). Het bijkans zestienjaarig BeftuurvanMAxiMiLiAAN over deeze Landen levert een merkwaardig tijdperk op van rampen, aan dezelven overgekomen. De oorlogen , met die van Gent en Brugge gevoerd , gaven een doodlijken neep aan den Vlaamfchen Koophandel, eertijds zo weeligbloeiende: deezegingtoen na Antwerpen in Braband over. Door eenen zamenloop van zonderlinge omftandigheden deedt deeze Vorst , dien de Volken , op andere tijden, zouden veragt en verworpen hebben, wiens zwak de Vlaamlngen zo wel kenden, meer afbreuks aan de Staatsen Burger-vrijheid , welke zich bij den dood van Carel den I. zo luifterrijk verhief, dan veel magtiger en bekwaamer Vorften, die voor hem geregeerd hadden. Zonder fteeds een Leger op de been te houden , 't welk hij zeer vermeerderde , en bijkans geheel uit vreemdelingen , inzonderheid Duitfchers, behoudt , zonder de krijgsbekwaamheden van Albrecht van Saxen, zou hij nimmer gedagt hebben oin de groote oogmerken, welken hij volvoerde. Ondertusfehen mogen wij wel zeer twijfelen , of hij oit daar toe zou gekomen zijn , indien de Hollanders niet (♦) Daniël, Tom. IV. p. 653 ——  Der NEDERLANDEN. 317 niet verblind geweest waren door den geest van Partijfchappe, of moeds en vcrdands genoeg bezeten hadden , om zich bij de Vlaamingen te vervoegen, en hun bijdand te bieden. Maar , helaas ! de Kabeljaauwfchen, die, bijkans overal, op 'tkusfen zaten , hadden grootcr haat tegen de Hoekfchén , dart liefde tot de Vrijheid. Een roode Bonnet ergerde hun meer dan de drukkendfte belastingen , dan de vernielingen van het Krijgsvolk. Wanneer het zwaard hunne tegenpartijders geveld hadt, en 'er geene Partijfchap meer was, alles Kabeljaauwsch zijnde, hadden zij hunne oogen, niet langer met den blinddoek van doldriftige woede gebonden , moeten openen. Doch , fchoon zij , dus doende , hunne misdagen ontdekt hadden, waren de hcillooze gevolgenonherftelbaar. Gedrukt door eene willekeurige regeeringi die de zielen ontaart en verbasterd , vernederd door gierigheid , welke de Koophandel en het beoefenen der Handwerken te wege brengt, maakten zij zich, buiten twijffel, diets, dat het hun beter zou gelukken rijk te worden in flaaffche ketenen , dan met altoos voor de vrijheid te kampen. Indien dit hunne verwagting geweest hebbe , vonden zij zich deerlijk bedroogen. is 11. Maximiliaan was het niet genoeg, zijn Dwingelands en onderdrukkend plan duidelijk bloot te leggen , door de Afgevaardigden vasttehouden , en in het Vonnis eens Burgemeeders van Dordrecht zodanige zaaken te laaten invloeien , als dien Burger tot een llachtöffer der Vrijheid maakten; hij zogt, C a daar- Zijne dwingland!] eö verdrukking.  Philips be II. 318 GESCHIEDENIS daarenboven, zijn gezag in 't huk der zcezaaken uittebreiden. 't Is waar, het blijkt niet, dat zijn Lastbrief, om de Admiraliteits Hoven aan den Stadhouder , den Raad en den Graaf van Holland te onderwerpen , in 't werk gefield-is; doch het klinkt vreemd in 'c flot dier Verklaaring, in Holland en Gelderland uitgegeeven, woorden te leezen, die eigendunklijke Gezagvoerders uitvonden , en Slaavcn aannamen : want alzo belieft het om, dat gedaan worde (*). Hij voerde ook allerverderflijkfte veranderingen in de Minne in, zonder raad te pleegen met de Steden, die regt hadden, om des gevraagd te worden. De fchattingcn , geheeven tot het onderhoud der vreemde Krijgsbenden, die het geld buiten 's lands bragten , eene groote fchaarsheid daar aan veroorzaakt hebbende , verhoogde dit naar evenredigheid de innerlijke waarde. Men wenschte en verwagtte hier op eenig herfteh Toen was het, dat de Schuldenaars, eene ongehoorde zaak waarlijk , de deuren hunner Schuldeifcheren afliepen, en deezen zich verborgen hielden, om niet genoodzaakt te wezen het aangebragte geld te ontvangen : toen was het, dat de Rentmeefter Korf de Texelaars opligtte, gelijk wij hier boven zagen. In ftede van allertgskens de waardij der Muntfpecien te verlaagen , deedt Maximiliaan , op raad des Abts van Ber tin , in den jaare (*) Groot Plakaatboek , IV. D. p. 1208, 1215. De woorden in \Franxh zijn: Car ainfi nous platst il eftre fallt.  der NEDERLANDEN. re MCCCCLXXXKj éénsflags , een Hendriks-N,bel van negen Guldens op vijftig Stuivers, een Leeuw van vijf Guldens op dertig Stuivers, en een Reaal van veertien Stuivers op vier en een halven Stuiver zetten, en het andere Goud en Zilver Geld naar evenredigheid verlaagen. Deeze fchielijke M,untvf randering was den Lande verderflijker, dan alle de voorgaande Oorlogen. De vreemde Kooplieden, in ftede van Waaren voor de aangebragten te neemen, lieten .zich met gereed geld betaalen, 't welk zij ten Lande uitvoerden (*). Van hier de onmogelijkheid , om het Ruitergeld te betaalen, en' de elenden , die het Kaas- en Broods-fpel veroorzaakten. De deerlijkfte behoefte, een noodwendig gevolg van de onderdrukking des Vorften , drukte Lieden van allerlei rang. De Poorters der Steden hadden , om de lasten optebrengen , zich zo diep in fchulden geftooken , dat zij, uit vreeze van aangehouden te zullen worden, niet buiten de Stad durfden komen. Amfterdam was verpligt, verfcheide Burgers , deswege bekommerd, te losfen. Nauwlijks durfde men opdeopenbaare Markten verfchijnen: dit bragt aan den Handel veeier Steden groot nadeel toe (f). Zij hadden geen .ander redmiddel, dan van den Prins Brieven van Uitftei te verwerven. Be- (*) Groote Chron. Div. XXXI. Cap. 6*9,72. Velius, Hoorn, bl. 146, 147. 161. Q) Van de Wall, Bord. Priv. bL-33. C 3 PlIILIM de II.  Philips Be II. Bijzonderhedenten opfigte van de Ampfenaaren. ,ao GESCHIEDENIS Behalven in zodanige gelegenheden, wanneer de bedieningen van Stads Waardigheden konden Itrekken, om het belang van Partijen te ftijven , zag men in 't algemeen dezelve zo zeer vermijden , als tegenwoordig zoeken. Dewijl zij meer onlusts dan voordeels gaven, werd men te Dordrecht , in den jaare MCCCCLXXI, verpligt, eene Verklaaring uittegeeven , om de zodanigcn , die tot Burgemeefters, Thcfauriers enz. benoemd waren , tot het aanvaarden dier Ampten te dwingen. En, dewijl, in vervolg van tijd , de behoefte de Burgers ter Stad uitdreef, moest men onder de Wethouderfchap de Ontvangers van 's Lands Geld , en de ïoezienders op de Dijkadiën, die 'er voorheen van uitgeflooten waren, aanneemen (*). Men vindt zelfs, in de oude Befcheiden van eenige Steden , ftraffen beraamd tegen de zodanigen , die weigerden den Raad bijtewoonen; om des ontflaagen te worden, vergde men bun op een' Eed , dat zij naar den lichaame en den geest ongefleld waren, 't Geen onze opmerking verdient, is, dat men in onze Eeuwe nog voetftap- en Vindt van die oude gebruiken. In de Registers der Stad Zwolle van de jaaren MDCCV, MDCCXXXIII, MDCCXXXVI. en MDCCXXXVII. treft men voorbeelden aan eener boete van veertig oude Schilden s volgens het oude gebruik, den zodanigen afgevorderd die geweigerd hadden, in den Raad te verfchij- Wan- (*) Van de Wall, Lord. Priv. bl, 712. 740,  «er NEDERLANDEN. 321 Wanneer, in den jaare MCCCCXCII, twee AmJlerdammers hunne Burgemeeders gedreigd en gehoond hadden, werden zij tot eene boete van honderdPonden verweezen. De één was , daarenboven , verpligt, verfchooning bij Burgemeefteren te vraagen, die, naar luid van het Vonnis, naast God en den Paus, de Souverainen der Stad waren : de ander moest eene Bedevaart na de Drie Koningen te Keulen doen. Deeze foort van ftrafFe was toen zeer algemeen, zomtijds zondt men de misdaadigers na onze Lieve Vrouwe van Rijsfel: duch eene ftrafFe, min ongerijmd en der Maatfchappije voordeeliger, beftondt hier in , dat men hun eene zekere hoeveelheid fteenen, tot den opbouw van openbaare Gedichten, liet opbrengen. Optekenenswaardig is het, dat men onder de Regten , die de Steden ten deezen tijde bezaten , dewijl zij ze oefenden, vindt, hoe Amfterdam en verfcheide andere Steden , uit eigen magt, naa den Vrede, te Senlïs gefiooten, ten voordeele van hun bijzonderen Handel, Gezanten aan Frankrijk, Engeland en Gelderland afvaardigden. Amfterdam deedt allermeest ten voordeele van Maximiliaan. Deeze Stad kreeg het regt, om , tot op duizend roeden buiten haar Grondgebied, te bannen en te vatten. Zij was, naar luid van deezen Voorregtsbrief, eeneKoopdad, werwaards eene menigte van allerlei Kooplieden toevloeiden : een andere houdt in , dat de Amfterdammers dagelijks ter zee en ten lande tot in de verstafgelegene Gewesten handel drijven. Maximiliaan C 4 fchonk, PniLiPi de 11. Voordeelen , der Steden, en inzonderheidAmfterdam, toe. geftaan.  383 GESCHIEDENIS Philips DE II. Laagc Staatkoude van Maximiliaan. fchonk, bij eenen Giftbrief, den Amfterdammtrett het Voorregt, om n\n Roomsch-Koninglijke Kroon boven het Wapen hunner Stad re mogen voeren, te kennen geevende , hoe zuiks ftrekte ter belooning vanvhunne gedaane dienden , waar door zij zich uitgeput hadden, en om hun tot het verder betoon daar van te verpligten. De laage Staatkunde van deezen Vorst vertoont 2ich allerblootst in zijn gedrag omtrent Engeland. Een oorfpronglijk ftuk , door den onvermoeiden en keurigen Wagenaar bijgebragt, wijst uit , hoe Maximiliaan, Keizer geworden , eene verbintenis aariging met Peerken Waarbeek , Zoon eens bekeerden Joods , dien Marcareet , Weduwe van Bourgonje, voor den Hertog van Tork, Zoon van Eduard den IV, Koning van Engeland, wilde doen doorgaan, en die zijn fchelms leeven aan eene galg eindigde. Door deezen Bedrieger lieten Maximiliaan en zijn Zoon Philips zich bezegelde Brieven ter hand Bellen, bij welken hij, onderden naam van Richard , Koning van Enge/and , al het regt, 't geen hij op de Engel/ene Kroon hadt, indien hij zonder manlijke Naakomelingen overleedt, aan hun afitondt (*). Pm- - (-) Deeze Brieven worden gevonden in 't Charter- van Braband te Vilvoorde, zevende Benedenkasje, Lage En* %leterre. Vadert. Hifi. IV. Deel, bl. 301,  der. NEDERLANDEN. 353 Philips de II. Zelve regeerende. JJl hilips de II. nam, zeventien jaaren bereikt hebbende , den teugel der regeëringe in handen. Naa voor Hertog van Braband verklaard te zijn , begaf hij zich na Geertruidenberg , waar de Staaten van Holland, in grooten getale, vergaderd waren. Door den Prefident van den Raad des Roomsch-Konings liet hij hun aanzeggen, gekomen te weezen , om ingehuldigd cn ontvangen te worden als erfrijk en natuurlijk Prins en Heer , Graaf van Holland en Heer van Friesland ; gezind te zijn , om de Privilegiën, door Philips en Carel van Bourgonje en derzelver Voorzaaten den Lande verleend , te bezweeren; doch dat hij de Privilegiën, welken zij naa den dood' van Hertog Carel mogten verkreegen'hebben , van onwaarde hieldt en te niet deedt; en, eindelijk, niet ongeneegen te wezen , om nieuwe Voorregten toeteftaan , mits dezelven niet met zijne Hoogheid ftreeden. Deeze bepaalingen wederhielden de Staaten niet, om hem intehuldigen , 't geen gefchiedde in eene benedenkamer van de Herberg de Wildeman, waar hij eerst, en daar naa de Staaten , den gewoo! nen Eed deeden (•). Van hier Rak hij over na Zei land, (*) Groot Plqkaatb. IV. D. bl. 8. C5 Inhuldiging van den Aardshertog . PniLirs. 1494.  Philips be II. Voorregten , met bepaalingen verleend. (») Reigersb. II. D. bl. 227(t) Groot Plakaatb. IV. D. bl. 3. 314 GESCHIEDENIS land: de inhuldiging gefchiedde te Reimerswaale (*). Alle de Steden van Holland waren 'er zeer op gefield , om haare Vroedfchappen te behouden , en een dubbel getal te benoemen, uit het welk de Stadhouder en de Raaden, 's jaarlijks, de Wethouders verkoos. Philips vergunde dit Voorregt alleen aan Delft, Leyden, Gouda, Amfterdam en Schiedam, en zulks enkel tot dat hij vijfentwintig jaaren zou bereikt hebben. Dit zelfde tijdperk Helde hij , toen hij, omtrent één jaar laater, zich verbondt, geene Ampten aan Vreemdelingen te zullen geeven. Desgelijks wilde hij zich niet langer verbinden , om geene Brieven van Schaverhaaling, binnen Holland, ter uitvoeringe te doen leggen, dan bij raade van den Stadhouder en de Raaden. Ten vollen ftondt hij toe,niet te zullen munten, noch de Munt op- ofaftezetten, dan met toeftemming van 's Lands Staaten. Ook werd den Staaten -Octroi beloofd , om, tot aflosfmg ■ hunner fchulden, ommeflagen te mogen doen (f). Gelderland hadt Philips nog geene hulde bewcezen. De zamenloop der zaaken was nietgunftig aan zijnen eisch op dit Landfchap. Naa den dood van. Maria hadden de Gelderfchen hun best gedaan, om de regeering in handen der Staaten te brengen. Zij wenschten heimlijk, om de herftelling van hun wettigen Opperheer Carel , Zoon van Adolph van Gelderland. Men merke hier op , dat, wanneer Maxi- Cafel van Gel' der land herkrijgt de Staaten zijns Vaders.  »er NEDERLANDEN. 325 Maximiliaan, in den jaare MCCCCLXXXV , tot Romsch-Koning gekroond werd, zich de jonge Vorst onder de Rijksvorften vertoonde, met den tijtel van Hertog van Gelder (*). 't Is te bevreemden, dat, wanneer hij, onder de Vaandelen eens Overweldigers ftrijdende , door de Franfchen gevangen genomen werd, deezen, bijkans altoos in oorlog&tegen Maximiliaan , niet bedagt geweest zijn , om zich te bedienen van een zo veel vermogend werktuig, door 't krijgsgeluk hun in handen gefield. In tegendeel bleef Carel , 't zij dat de onlusten der minderjaarigheid van Koning Carel den VIII, 't zijde barbaarfche gewoonte, om een verbaazend hoog losgeld voor fouveraine Vorfien te eifchen , dit ftaatkundig denkbeeld geheel belette boven' te komen, vijf jaaren lang in eene nutlooze ballingfchap. 't Is waar, hij was ter bewaaringe toevertrouwd aan den Hertog van Bourbon, van's Moeders zijde zijn Neefdit maakte zijne gevangenis ligt: hij werd geftreeld door de eere , welke men hem bewees , en verblind door de aangenaame gezelligheid der Franfchen. Hier heeft bij, buiten twijffel, de eerfie gevoelens van genegenheid voor de Franfchen ingezoogen , die hij altoos behieldt. Ondertusfchen deeden de Gelderfchen verfcheide poogingen, om hem te verlosfen: doch, benevens de anderen, flachtöffers van de verandering derMunte en (*) Marq Freheri Germ. Kerum Scriptores, Tom III. p. ih Philips de II.  32Ö GESCHIEDENIS Philips de II. en het drukkend bezwaar der belastingen, konden zij den grooten losprijs, welken men vorderde, niet opbrengen. Eindelijk liet Frankrijk, in den oorlog tegen Maximiliaan , in den jaare MCCCCXCI, het oog vallen op den doorlugtigen Gevangenen, en befioot, om eene gelukkige afwending te maaken,hem wedertegeeven aan een Volk, 'tgeen alzinsgenegenheid tot hem liet blijken. f\hn haalde den Marfchalk van Frankrijk, aan wien het losgeld toekwam , over , om een gedeelte te ontvangen , en den Zoon des Graave van Meurs voor het overige gedeelte in gijzeling te neemen. De jonge Vorst vertrok , begeleid door duizend Ruiters, en hij tradt in een verbond met Robert en Eduard de la Mark. , die toen over al de Krijgsmagt van Luik bevel voerden. De omwenteling wasfchielijk. Te vergeefsch zogt Maximiliaan de Gelderfchen tegen de Franfchen te verbitteren, hun voorhoudende, dat hij dikwijls Carel voor eene aanzienlijke fomme hadt zoeken te Iosfen ; hoe het eene ongehoorde zaak was, dat de Marfchalk van Frankrijk de helft meer, dan den gewoonen losprijs eens fouveraiuen Printen, gecischt hadt. Te vergeefsch deedt Adolph van Nasfau zijn best, om de Steden onder den ouden Heer te houden : Carel vertoonde zich nauwlijks, of bijkans alle Steden ontvingen hem met open armen. Zij toonden haare blijdfchap door gefchenken; te Doesburg bewees men genade aan alle Misdaadigers, die zich onder een grooten Lindenboom bevonden , welken hij voorbij moest. Vervolgens maakte Carel zich, gewapenderhand, mee-  NEDERLANDEN. 5i? mtetervmlFageningen, en beweerde zijn regt op zijne Erflanden in een Verdeedigfchrift bij Keizer FREDERiK, Aan het Kaas en Broods Folk in Holland fchikte hij eenige hulpe toe, en bemagtigde, in denjaare MCCCCXCHI, de Stad Buuren, toen aan de Heeren van Tsfelftein behoorende. Ook ontwel digde hij het Slot te Beest aan eene bezetting des Hertogs van Saxen; doch deeze, deonlnsteninflWland gedempt hebbende, viel, met geweld , in Gelderland, mraNieuwkerkm , en zette al het Land, door zijn Leger, de Grande Garde geheeten, iu vuur en bloed. Carel nietindaat, om znlk eene Krijgsmagt het hoofd te b.eden, week na Lotharingen, bij Re. dennHe"°^ diezi]neZus^P"^PAgetrouwd hadt. Dan de Krijgsknegten des Hertogs van.Saxen, in de Steden met wel omvangen vertrokken , en CarEL verfcheen op nieuw in zijne Staaten. Mm miliaan , tot de Keizerlijke waardigheid verheeven" zijnde , g,ng Carel , naa een Beftand getroffen te hebben hem te Grave begroeten, en hieldtmethem een mondgefprek. Men kwam overéén, om het regt op het Hertogdom aan de uitfpraak der Keurvorde„ te laaten verblijven, even of de erkentenis des Volks hem den wettigden tijtel niet gave , ichoon hij geen anderen hadt kunnen bijbrengen. Het vonnis , ren zijner, nadeele gedreeken, maakte ook de zaak met uit: hij nam de toevlugt tot het middelwaar van -oed^ Vorden zich doorgaans bedi^, delpe«en. De Steden, derk aan zijne belang* verknop dree- puilipj 3e IL  Phii.ïpj be II. 14951497- xen O PoNTANM, Lib. X. & XI. SUGTEHHOMT, Doek XI. bl. 3°9- 328 GESCHIEDENIS dreeven de Oojlenrijkfcke bezetting uit. De Keizer trok , aan 't hoofd eens aanzienlijken Legers , in Gelderland, om zijne heerfchappij te hernellen. Roermende verwon hij ; doch Nieuwmegen belegerende, deeden de Inwoonders zo veelvuldige en ge. weldige uitvallen, dat hij zich genoodzaakt vondt, met veel fchande, het beleg optebreeken. HetVojk des Hertogs van Saxen hadt zich gewrooken door het bemagtigen van Nieuwkerk op de Veluwe , van waar zij, 't zelve verfterkt hebbende, het omliggende Land ontruhten. Carel viel 'er op aan, en veroverde de plaats ftormenderhand. Met den "aanvang des jaars MCCCCXCV, trof hij met den Aardshertog Philips van Ooftcitrijk een Behand voor eenige maanden ; doch, vervolgens, gordde hij de wapens weder aan , en bemagtigde het Slot van Baar , De Gelderfchen en de Hollanders deeden ," van tijd tot tijd, veele invallen op elkanders grondgebied, die op ftrooperijen uitliepen , en niets befljsten. Deeze vijandlijkheden hielden aan tot het jaar MCCCXCVII, wanneer de Hertog van Saxen " de Stad Leerdam en het Slot Baaienburg in zijne nmt kreeg: hierop volgde een Behand, zonder bepaaiing van tijd , en het ftondt ieder der belanghebbendePartijen vrij, het zelve te breeken , mits zes weeken van te vooren kennis geevende (*). De  der NEDERLANDEN. 329 De Utrechtfchen hadden mede hunne poogingen aangewend, om het juk van Maximiliaan aftefchudden. Hun Bisfchop hadt hun niet kunnen beletten, eene Sterkte, gebouwd, om hun in toom te houden' aantevallen , en de Hollandfche Bezetting daaruit te drijven. Frederik van Egmond, Heer van Tsfelfiein en Graaf van Buuren , door Maximiliaan tot Stedehouder van Utrecht benoemd , Relde verfcheide vrugtlooze aanflagen te werk, om 'c verloorengezag weder te krijgen. Eindelijk ftierf, in Sprokkelmaand des jaars MCCCCXCVI, Bisfchop David te Wijk te Duurflede, waar hij 2ich doorgaans ont-' hieldt. Volgens het berigt van Erasmus , die dee zen Kerkvoogd gemeenzaam gekend hadt, verdiende de Geleerdheid diens Mans zo veel te meer lofs dewijl dezelve zeer zeldzaam was onder de Grooten' en bijzonder de Bisfchoppen , deezes Landfchaps' Zelve ondervroeg hij den zodanigen, die hij tot den" heiligen Dienst ordende, en lag niemand de handen op , dan naa een ftreng onderzoek. Op een dag dat 'er driehonderd zich aangegeeven hadden , wijdde h,j 'erflegts drie van - men hieldt hem voor oogen dat zulk eene ftrengheid nadeelige gevolgen zou hebben voor het Volk , >t welk , langs dien weg, welhaast Herders zou ontbreeken: dat men thans dl LeuwvanPAULussEN en Hieronymussen niet beleefde „ Zou het ", gaf hij hier op met vinnigheid ten antwoord , „ zou het nog niet nadeelige " ITm r'u °nderWijS dËS V°,ks' in PJaats van „ aan Menfchen, aan Ezels toe te vertrouwen , ja g, aan Philips de II. Dood van David , Bisfchop van Utrecht. Zijn Charaéter.  33^ GESCHIEDENIS Philips de II. Frederik van Ba-, den tot Bisfchop verkooren. 1497- aan die dommer dan Ezels zijn (*)." Men raadde hem, in zijnen hoogen ouderdom, den last der Bisfchoplijke Bediening te verligten door eenen Medehelper te neemen. „ Hier voor f' riep hij heftig uit, „ behoede mij God ! Het voorbeeld van den „ H. Antonius Ilrekt mij tot een les : die heilige „ Man wordt niet veel meer geiigt, naa dat men „ hem den nieuwen St. Rochus heeft toegevoegd." Bisfchop David poogde veele hervormingen in den Gerigtshandel intevoeren : hij richtte zelfs een Hof van Beroeping op ; doch het Volk , ongerust over deeze nieuwigheden , wederftreefde hem geftadig (f). Naardemaal hij veeleer gezogt hadt gevreesd dan bemind te worden , en 'er onophoudelijk op uit was, om zijn regtsgebied wijder en wijder uittehrekken, veroorzaakte zijn dood een algemeene vreugde. De aanprijzing van Maximiliaan en van diens Zoon Philips deedt de keus vallen op Frederik van Baden , hunnen Bloedverwant, een Zusters Zoon van Keizer Frederik (§). De Hertog van Saxen hadt toen zijn Krijgsvolk in O ver ijs fel doen legeren , en 't pleegde veel moedwils. De nieuwe Kerkvoogd verdédigde zich met Hertog Carel van Gelderland, om 't zelve te doen verhuizen. Zij vielen te gader op de Stroopers aan , floegen de?elven, en zuiverden het Land van die verdervende plaats») Erasmi Tom. V. Lib. I. Ecclef. p. 708. (f) Utr. Plakaatb. II. D. bl. 947. f~§) Matth. dnalecl. Tom. II. p. 721 & feq.  ma NEDERLANDEN. 331 plaage. Frederik nam, ten dien zelfden tijde,den voorflag der Groningers, om hem intehuldigen, aan. De oorfprong deezer gebeurtenisfen zullen wij ontdekken , door , het geen in Friesland voorviel , te vernaaien. Een enkele oogflag op de veranderingen, door de meefte der Duit fche en Nederlandfche Vorfien ingevoerd , en de fchielijke aanwas van hunne magt, hadt de Friezen moeten beweegen tot denkbeelden van orde en vrede ^ zintszolang, beiden uit hun ongelukkig Vaderland verbannen. In eene fchriklijke regeeringloosheid , welke een oorlog van allen tegen allen is , leevende, konden zij , zedelijker wijze, niets, anders verwagten , dan, welhaast, te zullen vervallen onder eene magt, welke hun alleen dus lang niet gefpaard hadt , dan om dat zij elders- de handen te vol werks vondt. De Partijfchappen, die de kragten van een vrij Volk oeffenen, wrogten bij hun met te veel tegenkantings, en ftrekten, om ze uitteputten. In ftede van gereed te zijn, om zich te veréénigen tot het afweeren van invallen, noodigden de misnoegden , als 't ware , de vijanden daar toe uit, en begunhigden hunne oogmerken. Deongelukkigen zagen niet , dat zij een grafkuil dolven voor de Vrijheid, op welke zij zo zeer geheld fcheenen. Zij hadden behooren te voorzien, dat,indien zij zeiven degebreken niet hervormden van eene Staatsgeftehenisfe , nauwüjks voegende aan hunne wilde en onbefchaafde Voorvaderen, van welken zij dezelve ontvangen hadden , en volftrekt oabeftaanbaar II. Deel. a. St. D ' met Philips de II. Oorfprongvan de Saxifche Heerfehappijin Friesland.  83» GESCHIEDENIS Phii ips de II. met de vorderingen in Befchaafdheid en Staatsbelangen der andere Mogenheden, een Opperheer, wien zij den weg baanden, zou komen, om zemeteigendunklijk gezag te regt te brengen. Men beschouwde hun Land, volgens het aangenomen denkbeeld , en ovtréénkomftig met het begrip van deszelfs oude Vorstlijke Regeering, als één der Zeventien Koningrijken des Chriftendoms. Zints Jangen tijd , hadden de nabuurige Vorften, zich verbeeldende , dat een Volk niet zonder Opperhoofd kon beftaan , het oog op deezen vetten buit geflaagen. Het was, om zich, voor't uiterlijke, overéénkomhig met dit algemeen vooroordeel te gedraagen, doch, met dc daad, om zich vrij te houden , dat de Friezen zich , zonder ophouden, op den Keizer beriepen. Zo lang wederzijdfche jaloufy den Keizer en den Graaf van Holland verdeeld hielden , hadden zij weinig te vreezen; maar, zoras deezen door banden van bloedverwantfchap veréénigd waren , kon het niet anders weezen, of dc Friezen vonden hun verderf , daar zij hunne behoudenis meenden te zoeken. Frederik , ondertusfehen, aan wien zij eenige belastingen be taalden , fcheen hun altoos te befchermen. Hij haalde zelfs zijn' Zoon Maximiliaan over, om afltand te doen van alle regten, welken de Hollandfche Graaven op hun te eifchen hadden. Hij zogt, 't is waar, de belasting op de Huizen fcherper intevorderen, dan zijne Voorzaaren; hij vernieuwde hunne Voorregten, en beloofde hun als een goedertieren Heer te behandelen; doch hijhrektezijne  der NEDERLANDEN. 333 »e regten niet wijder, uit. De befcheiden van dien tijd tonnen ons, dat de Friezen toen onder eene Volftrekte Volksregeering Ronden. In den jaare MCCCCL, h,dt E^ de IV7, Koning van £,^W, hun bevestigd indenvrfjenKo n_ del op zijne Staaten: in het Verdrag noemt hij hun zijne Oude Vrienden en Bondgenooten (*) Des-e' iijks floot hij, weinig jaaren laater, een Verbond van Vnendchap en onderlingen Koophandel met Foikrht Reiner die zich Heer van het Eiland Ter Schelling noemde (f). De Koning van Deenemarken fchonk, in t zelfde jaar, een dergelijk Voorregt aan Staveren, en Lodewijk de XI. verleende, i„ den iaare MCCCCLXXX, dezelfde gunst aan die £ S een Jid van het Hanze-Verbond. Phiups de II. Groningenneemt toe in magt. Middelerwijl (lak Groningen, door den Koophandel, in rijkdom en magt boven alle de andere omliggende Piaatzen uit. Deeze Stad was het middelpunt geworden van den Aanhang der Vetkoopers, en al lengskens toeneemende , in eene foort van Ho'ofdRad veranderd, door verbintenisfen die van Westergo en eenige nabijgelegene Plaatzen aan zich verknogtende (§). De andere Friezen & ustten zich deswege. Groningen was in hun eene gevaarlijke Stad, wier ftrafwaardige éerzr dgemeene vrij- heid (*) Rum. A6t. Puhl. 4ngl. V. in, l2g. Ct) Idsinga Staanr. II. D. bl. 460. Heda, p, 3i6. D a  334 GESCHIEDENIS PHI! TPI DE IU heid dreigde. De verblinding, der Partijfchnppe verhinderde hun optcmerken , dat zij het eenig middel bij de hand genomen hadt, om hetgeheele Land tegen het opleggen van een vreemd juk te verdeedigen. En, fchoon de Verdragspunten dier verbintenisfen geen den minden inbreuk deeden op de onafhanglijkheid der verbondenen , en alleen drek ten , om aan Groningen een gezag bijtezetten , in daat, om verouderde misbruiken te hervormen en ongeregeldheden voortekomen en te draden, liet men niet na de wapens optevatten , om een woedenden en bloedigen oorlog te voeren. De Keizer, belanghebbende, om zich tegen de verbintenis te verklaaren, gat' een Bevelfchrift uit , waar m hij , naa de Groningers van overweldiging en fchriklijke wreedheden bei'chuldigd te hebben , hun verbiedt , zich eenig gezag in Fries/and aantemaatlgen , tot dat de Bisfchoppen van Keulen en Munjler het gefchil zouden betlist hebben. Nauwlijks was Maximiliaan, kort daar naa, tot de Keizerlijke.waardigheid verheeven, of hij bekragtigde die Verklaaring. Hij verboodt zelfs aan PniLirs , zijn Zoon, en alle zijne Onderdaanen , eenige verbintenis met die van Groningen aantegaan. Hij zondt, in aller ijl , Orno de Langen in Friesland: deeze vernietigde alle de gemaakte verbintenisfen , en maande de Friezen aan , om zich een Poteftaat of Overden te verkiezen. Wat 'er ook een hedendaagsch Schrijver van zegge (•}, de (*) Idsinga Staatsregt, II. D. bl. 441. 4^° > 4^  der NEDERLANDEN. 335 de Friefche Staatspapieren en de volgende gebeurtenisfen wijzen uit, dat Maximiliaan reeds voorlang den toeleg hadt, om de verkiezing op den Herto* van Saxen te doen vallen, dien hij ook tot dat einde liet voordellen ; maar de Friezen, met fterke vooroordeelen tegen alle Vreemdelingen vervuld, verkoozen Jkwe Dekava , één uit den ouden Adel des Lands f>). Zij deeden , te dier gelegenheid , i„ t OudFnesch, den Eed van trouwe aan den Keizer en het Keizerrijk (f). Deeze verkiezing kon de burgerlijke ouéénigheden niet Rillen. Otho te Bo's waard gcko ^ % ^ ^ ^ Landsdag befchreeven hadt , vondt de geheele Stad tegen hem opgeruid. Een hoop Kinderen zette hem na aan welken men geleerd hadt een ruw en hoonend Liedje te zingen (§). . De Partijfchappen woelden , met dezelfde w*ede als voorheen, tegen elkander. Edzard, Heervan Embden, en de Hertog van Saxen (bokten ze opde laatstgemelde zondt drieduizend Krijgsknegten aan de Schiiringets. Dus maakte hij eene partij ,*> zijne hand te krijgen, en onlusten te kweeken waar van h,j voordeel verwagtte , zieh tevens omlfaande van het onderhoud eener menigte van knegten , die hij m Holland niet meer noodig hadt. Deezen aan- ge- 03 E. Rbningha, II. Boek, Cap. CLIX. bl. 3  346 GESCHIEDENIS Philips de II. ter van Ferdinand, Koning van Arragon , en Isabella, Koningin van Caflilie , gaf gelegenheid tot het eifchen van nieuwe geldfonimen (*). In den Zomer des jaars MCCCCXCVII, trok de Aardshertog door de voornaamfte Steden van Holland, om, volgens het oude Landsgebruik, in elk derzelven te worden ingehuldigd, en waarfchijnlijk ook , om ze te eerder tot het opbrengen van ingewilligde, of niet ingewilligde, Graaflijke Beden te beweegen. Hij ver- fcheen (•) Margareet , de Zuster van Philips , trouwde, ten zelfden tijde , aan Jan, Infant van Spanje. In Sprokkelmaand des jaars MCCCCXCVII . ftak zij van Flisfingen in zee, en, in gevaar van fchipbreuk door een hevigen ftorm, maakte zij op zichzelve het volgende Graffchrifc: Ce git Margot, la gentil Demoifelle Deux fois mariée & morte pucelle. Zij landde nogthans in Spanje , waar zij , welhaast, haaren Egtgenoot en de hoop op den Throon verloor. Ferdinanb , de eerfte Koning, die den bijnaam van Catholijken gedraagen heeft, hadt dit dubbel Huwelijk geflooten , met verbreeking van zijn woord , aan 't Hof van Frankrijk gegeeven , dat hij noit zijne Kinderen zou uithuwelijken , zonder 't zelve raad te pleegen. Geen Vorst was fiaatkundiger en trouwloozer, geen Vorst maakte en verbrak meer verbintenisfen. Lodewijk de XII. beklaagde zich eens, dat hij hem tweemaaien bedroogen hadt. „ Tweemaal, " hervatte Ferdinand, „ hij liegt het , ik „ heb hem meer dan tienmaal bedroogen."  der NEDERLANDEN 34? fcheen eerst te Dordrecht. Vervolgens beoogt hij Rotterdam, Delft, den Haag, Haarlem , Amjlerdam , Leyden en Gouda. Aiïe deeze Steden poogden elkander voorbijteftreeven met's Vortteninkomst te vereeren, door feeiten, vreugdevuren , vertonmngen van ftomme Pcribonadiën , en wat ten dien tijde gcbrtiiklijk was bij een (btatlijk onthaal (*) Te Amfterdam waren de Gemagtigden der IVestfrièfche en Waterlandfche Steden verfcheenen, om den Graave op nieuw hulde te betoonen (f). Met den jaare MDI, werd de Aartshertogin, door ' verfcheide fterfgevallen , de naafte Erfgenaam der ' Kroonen van Caftllle en Arragon ; doch zij was aan ' vlaagen van krankzinnigheid onderhevig , zo dat het bewind over geheel Spanje in handen des Aardshertogs fcheen te zullen vallen, hij werd daarom in dat Rijk opontbooden, om zich aan het Volk te vertoonen. Engelbert van Nassau, Baron van Breda tot algemeen Stadhouder der Nederlanden aarigeReid' hebbende, trok hij , vergezeld van Joanna , zij„e Egtgenoote, na Spanje, de reis door Frankrijk neemende. Wegens het Graaffchap Vlaanderen deedt hij hulde aan Lodewijk den Xlf, en nam, als Pair van Frankrijk , zitting in 't Parlement van Parijs. Hier O) Du Mont Corps Diplom. Tom. III. P. II. p. 3 Om de kosten deezer reize te vinden, bezwaarde Philips,onder anderen, zijne Domeinen in Holland. Doch , vóór zijn vertrek , zich van 't bezit van Gelderland willende verzekeren, verzamelde hij een talrijk Leger , en voerde het in eigen perfoon aan. Arnhem, Harderwijk en Elburg vielen hem ras in handen. De dapperheid van Reinikr, haftaardvan Gelder , vertraagde eenigen tijd het inneemen van Haltum. Doesburg, Deutichem, Lochem en Grol bukten. Zutphen weigerde zich optegeeven. , Carel, die weinig manfehaps op de been hadt, hieldt (•) Robertson Hifi. van Carel den V. III. Deel, bl. 9 enz. den Keizer, en rustte zich met des te meer drifts toe, om in 't bezit daar van te geraaken , dewijl hij 'gereed ftondt, om na Spanje te trekken, werwaards dringende redenen hem nepen. Zijne Schoonmoe-  der NEDERLANDEN. 353 hieldt bij 't Franfthe Hof vrugtloos aan, om onverwijlde hulpe. De ziekte des Konings en andere beletzeis veroorzaakten, dat hij niets verwierf, dan beloften en het fluiten van een altoosduurend Verbond. In deezen Rand bevonden zich de zaaken , wanneer Philips, of door ongeduldigen trek tot het aanvaarden der Spaanfche Heerfchappije vervoerd , of vreezende, dat Carel, Raande zijn afweezen ,'met behulp der Franfchen, het verloorene zijner Staaten weder zou magtig worden , befloot den loop zijner overwinningen te Maaken , en na voortjagen van Be- «ana te muteren. Carel begaf zich, op's Konings vrijgeleide, na de Legerplaats te Roezenburg , viel hem te voet, en irneekte om een billijken Vrede Hij trof met hem een Beftand voor twee jaaren binnen welken tijd het gefchil over het Hertogdom Gulik en het Graaffchap Zutphen, door goede Mannen zou worden afgedaan. Het Leger van Philips zou' Gelderland ruimen- doch de ingenomene Steden en Vastigheden zou hij behouden; Carel zou Philips tegen zijne vijanden dienen , en hem op de reis na Spanje vergezellen, en daar voor drieduizend Goudguldens ontvangen. Maar , zo ras hij te Antwerpen deeze fomme gekreegen hadt , verkleedde hij zich, en ging heimlijk door , fpoorflags na Gelder* land te rug rennende (*). piIILIPS ontdekte deezQ misleiding , zo als hij gereed ftoudt om te vertrekken, \ 0') Pontanw, Lib. XI. p. $28. 631. E4 Pinr.ips de II. Beftand,, tusfchi n Philips cn Car".l van Gelderlandgefloo. ten.  354 GESCHIEDENIS i PïIILTPS DE II. Philips vertrekt na Spanje, omi zich te" doen kroonen. 15 co". ken, en, haakende na het voortzetten zijner Spaanfche reize, moest hij zich vergenoegen met het bewind over Gelderland in handen zijns Stadhouders Hendrik van Nasfau, Baron van Breda , te laaten. Het algemeen Stadhouderfchap der Nederlanden, voorheen door diens Vader Engelbert bekleed, Werd, deezen overleden zijnde , thans opgedraagen aan Wiliem van Croi, Heer van Chievres en Aarfchot. 's Konings overtocht ging niet voorfpoedig. Op den tienden van Louwmaand, Bak hij in zee met eene Vloot van drieënveertig Zeilen , onder het geleide van den Admiraal Floris van Yssf.lstein. Nauwlijks hadden zij de Zeeimfche Kust uit het oog verboren, of de brand doeg in het Schip , de Juliaan geheeten , waar op zich de Vorst bcvondt. Dit gevaar des vuurs was men pas ontkomen , of 'er rees een geweldige horm. Jacob Corneliszoon Pe Huybert voerde het gemelde Schip , en kreeg voor de goede dienften, den Koning op deezen overtocht beweezen , ten wapenfpreuk , Waakt Huybert , welke zijne Familie nog voert. Ook ontving hij, nevens zijne twee Broeders , te deezer gelegenheid, en hunne naakomelingen naderhand, door Keizer Maximiliaan en deszelfs Kleinzoon Carel, het voorregt, om den Degen te mogen voeren , en daar mede ieder drie Dienaars te mogen wapenen (*). -— Philips was , ondertusfehen, door den horm, ge- (*) Smallegange Chren. van Zeeland, bl. 691.  der NEDERLANDEN. 355 genoodzaakt geweest in Engeland binnen te loopen. Koning Hendrik de VIL hieldt hem daar, onder voorwendsel van hem eerc aan te doen, doch met de daad hier toe aangezet door Ferdinand , bij de drie maanden op. In den jaare MCCCCXCVI hadden zij met eikanderen een Verbond geflooten' bekend onder den naam van het Groot Verbond van Koophandel met Engeland. De Nederlanders zonden in alle Havens van Engeland vr.jlijk mogen handelen; op de Engelfche Kusten eene vrije en veilige visfcherijhebben; en,i„gevaiievan^ndenoffchiphreuk, zouden de Goederen den Eigenaaren worden enig gegeeven, al ware het, gelijk de woorden des ^ erdrags luiden, dat 'er geen Mensch, Hond, Kat ofllaanleevende op V Schip wierd gevonden (*\ Koning Hendrik de VII, de gelegenheid , welke Sichaanboodf, waarneemende, naaide toen Philips over om een nieuw Verbond van Koophandel, ten voordeele der Engelfchen, aantegaan. Zij verkree gen, behalven de ontheffing van de Zeeuwfche Tollen , verfcheide andere Vrijheden (f). Zommigen noemen dn het Kwaad Tractaat, beweerende dat oe vrije Visfcherij daar fa beperkt of verboden wordt (§); doch zulks heeft geen grond : dit Verbond zwijgt van de Visfcherij, en kat het oude ten dien opzigte in kragr. Phi- O Rijmer Publ. Angl. Tom. V. P.IV. p 82 Cf) Zk aldaar, p. 213. (§) T. Bacon, p. m. Raj>in> Toffl> Jy p E 5 - Philipi de II. Sluit,in Engeland, een Verbond van Koophandel.  Philips be II. Zijne koaist in Spanje. Zijn dood. 1506. 355 GESCHIEDENIS Philips landde eindelijk in Spanje, en teCajliliaanfche Edelen, die, tot dat oogenblik toe , hunne gevoelens hadden moeten verbergen of ontveinzen, verklaarden zich openlijk voor hem. Lieden van den hoogden rang, met een talrijk gevolg van Leenmannen vergezeld, kwamen, uit alle deelen van het Rijk, den nieuwen Vorst hunnen dienst aanbieden. Dan , welhaast, verloor hij hun vertrouwen cn vriendfchap. De Cajfiliaanen , met eenen diepen eerbied voor het bloed hunner oude Vorften vervuld, gevoelden al de haatlijkheid zijns gedrags ten opzigte van de ongelukkige Joanna , aan wie hij de verkreegene verheffing te danken hadt. Zelden ftondt hij haar toe in 't openbaar te verfchijnen, en hadt ten oogmerke, haar voor krankzinnig, en dus onbekwaam tot de regeering , tc doen verklaaren , en 't onverdeeld bewind in handen te krijgen. Dan hij kon de Cajfiliaanen niet dietsmaaken , dat zij zo zeer van verhand beroofd was , als hij hun wilde doen gelooven. Kart duurde deeze glans van grootheid , kort dit ras ontftaan misnoegen. Eene koorts, ' door onmaatigheid en overdaad veroorzaakt , rukte hem, in het achtentwintigfte jaar zijns ouderdoms, op den vijfëntvvintigften van Herfstmaand ce; jaars MDVI , uit dit leeven : geene drie volle maanden ' hadt hij genot van eene zo fterk begeerde waardigheid (*> Deeze (*) Robertson Hi(I. van Carel den V. III. Deel, bl. 17 20.  der NEDERLANDEN. 357 Deeze Vorst prees zich meer aan door delichaams bevalligheden van zijn peifoon, die hem den bijnaam van den Schoenen deeden verwerven, dan door zijne zielsvermogens en ftaatkundigebekwaamheden. Met onverfchilligheid, fmaad en veragting behandelde hij eene Egtgenoot* , die hem op 't teederst beminde, en wier ijverzugt , waar toe zijn houden eener menigte van Bijzitten maar al te veel reden gaf, geëvenredigd was aan haare liefde: deeze maakte haar verftand , natuurlijk zwak , dikwijls geheel ontheld. Philips , aan ledigheid , vermaak en wellust verflaafd, vestigde een blind vertrouwen op zijne Staatsdienaaren, en liet al de zorg der regeëringe op hun aankomen : van waar hij den toenaam kreeg van Crolt-Confeil, of, Hoor na Raad (f). De gemaklijkheid, waar mede hij den krijg tegen Gelderland, bijkans geheel te ondergebragt, haakte, toont, dat hij niet bekwaam was om iets groots uittevoeren . Hieldt hij Holland m rust, 't was, om dat ditLandfchap thans de vrugten der gedempte Partijfchappen inzamelde. Philips de II. Zijn Charaéter. Die gelukkige kalmte maakte, dat de Koophandel en Handwerken den rijkdom ten Lande invoerden. In den jaare MCCCCXC VI, regelde Philips den rang der zes groote Steden. Op Dordrecht volgde Haarlem , Delft, Leyden , Amfterdam en Gouda. Jan de II , Koning van Zweeden , Deenemarken en Noorwegen , Rondt, in den jaare MCCCCXCVIII, aan (*) De la Marche, Liv. II. Ch. 16. p. 653. Toedand der HollandfcheSteden, en derzelverKoophandel.  S53 GESCHIEDENIS Philips de II. Ontdekking van America, en uitbreiding der Zeevaart. aan de Steden van Holland, mits zij de Zeeregten betaalden, tweederden toe van de Goederen der Schepen , op de Kusten zijner Rijken geftrand. De meerderheid des Koophandels van Amfterdam blijkt hier uit, dat dccze Stad alléén in dit ft uk genoemd wordt. Zij is ook de éénige , aan welke die zelfde Vorst den vrijen handel op Noorwegen vergunt. In het jaar MDI, wist zij, met andere Steden , een bevel , volgens 't welk alle Schepen , de Vlaamfche Kusten voorbijzeilende , te Brugge moeften havenen , te doen herroepen. Zij hadt het grootfte aandeel in den fcheepsftrijd , op dé Gelderfchen gewonnen. 't Was ten tijde van Philips, dat de ontdekking van een Nieuw Werelddeel de onkunde der geenen, die het beftaan der Tegenvoeters lochenden , befchaamde, en aanleiding gaf tot eene verandering in het oude Staatkundig Stelzel van Europa, door den Koophandel een voornaamen tak der Staatkunde te doen worden. Het Zeekompas, eene vinding , die meer dan al de vlijt en 't poogen der voorgaande Eeuwen toebragt , om de Zeevaart uittebreiden, gaf den Mensch de hcerfehappij der Zee in handen, en ftelde hem in 't volle bezit der Aarde. In 't eerst bediende men zich daar van met fehroom ; doch, allengskens ftouter geworden , waagden het de Scheepslieden , dieper en dieper , in onbevaare Zeeën. De Portugeefen vormden hier van de eerfte ontwerpeu, en voerden ze uit; dan lieten zich door de Caftiliaanen berooven van de eere der ontdekking , een  der NEDERLANDEN. 353 eens Nieuwen Werelddeel:, in den jaare MCCCCXCIi door Chri.tofhorus CoiuMuus bezogt; ichoon Amewcus Vesputius , naar wiens naam dit Werelddeel America genaamd wordt , in den jaare MCCCCXCIX , zich voor den Ontdekker van het Vaste Land uitgaf , en den eerden Ontdekker der Nieuwe Wereld beroofde van eene onderfcheidmg, welke hem met regt toekwam. Der Portugeefen zugt tot Landontdekking , door den gelukkigen uitflag der Spaanfche onderneeming aangemoedigd, zogt, langs eenen anderen weg , roem en voordeel te behaalen, en Vasco de Gama dak, in den jaare MCCCCXCVII , in zee, hieldt zuidvvaards aan, zeilde de Kaap der Goede Hoope , eertijds de Kaap der Stormen geheeten , om , en landde op de Kust Van MalakanC). Wij zullen, vervolgens, zien, welke voordeden de Hollanders uit deeze groote gebeurtenisfen trokken. Eene allerbitterde vrugt, zeker door hun niet gezogt, was, ondertusfchen, de eenige, welke zij, in deezen tijd , daar van haalden , eene allerfchandehjkde en verderflijkde kwaaie naamlijk. Men wil, dat deeze hun aangezet zij door de Schepen , die' in Herfstmaand des jaars MCCCCXCV1, de'infante Joanna tot den Aardshertog overvoerden. Van hier heeft dezelve misleiden, in deeze Landen, den naam (*) Zie over dir (tuk , om het kortfte en beste alleen «ntewijzen , Romnos's CefehiedenU van America. I. Deel. Philips de IL De Spaan- Jche Ziekte hervvaards overge- bragt.  S6o GESCHIEDENIS Philips naam der Spaanfche Ziekte gekreegen. Ze wordt ook de Napelfche geheeten, door de Franfchen ,die ze in deeze Stad kreegen, ten tijde van hunnen roemrijken , doch onnutten , krijgstocht in Italië, onder Carel den VIII. Bij zommigen draagt ze den naam van de Franfche Kwaaie. In den jaare MCCCCXCVIII, verfpreidden de Saxen dezelve in Friesland, en ze was geene der minlte plaagen, door deeze overweldigers aangebragt. De Schrijvers van dien tijd fpreeken 'er van als van eene befmetlijke Landziekte. Zij geeven ons eene fchriklijke fchilderije van de verfchijnzelen deezer Kwaaie. De Zieken , zeggen zij , worden als door een bijtend en verdervend vergif verteerd, en van 't gebruik hunner ledemaaten beroofd. Verbaasdheid en fchrik vergezelden dit onbekende Ongemak, als het voortfloeg, en de Menfchen begonden te vreezen , dat eene zo wreede bezoeking het mcnschüjk Gedacht zou verdelgen: de Burgerlijke Overheid vondt het noodig, orde te hellen, om den loop dier Kwaaie te Buiten. De ondervinding en kunde der Genecsheeren heeft, inet den tijd, hulpmiddelen uitgedagt , om dezelve te geueezen of te verzagten. Dan zuiverheid van Zeden is zeker het kragtdaadigst behoedmiddel „ te„ gen den fnerpendlten geesfel, waar mede de ge„ tergde Hemel," gelijk zeker Schrijver zich uitdrukt, „ het botvieren van zondlijken lust hraft(*>" Dan (*) Robertson Gefch. van America, II. Deel, bJ. 11U  der NEDERLANDEN. 36i Dan laaten wij het oog vestigen op beter voorwerpen, die deeze tijdkring ons aanbiedt. Het herleeven der Sclioone Kunnen droogde de traanen des Menschdoms af, en fchonk 't zelve nieuwe en zuivere genietingen. De Geleerden , de venvoefting van Conftantinopole ontkomen, en in falie gevlugt', voerden daar den goeden fmaak en de gezonde Letterkunde in. Rome zelve, daaraan befchermingverleenende, bevorderde den voortgang der Fraaije Weetenfchappen , die ten eenigen dage haar zo nadeelig zouden worden, door het verlichten der Rede. De glans der Waarheid begon doortebreeken, deneevels van onkunde en dwaaling klaarden op. Het VerRand ontwaakte uit eene lange flaapziekte , en verhief zich met kragt, eene fchielijke vlugt neemende. Het lijdt geen twijffel, of de gevvigtige ontdekking der Drukkunst bragt meer, dan alle andere bijkomende omfïandigheden , toe tot opbouw en voortplanting der Fraaije Letteren. Wanneer wij te rug zien,ontdekken wij, naa den inval der Baibaaren , dat is , zints omtrent duizend jaaren , ondanks dc' poogingen van eenen Carel den Gsooten en verfcheide andere Vonten , geenen dan vrugtlooze poogingen, niets dan onkunde en dwaaling. Heeft nu Haarlem, gelijk wij hier vooren aanweezen (*) de eer van de vinding dier Kunst, welk Land in Europa kan dan roemen, meerder aan het doen herleeven der Weetenfchappen toegebragt te hebben , dan ons Gewest ? De O) Zie hier voren in dit Deel, bl. 134. Philips de II. Herleeving dar Weetenbhappenen Letteren in deeze Landen.  362 GESCHIEDENIS Philips de H. De Schooien van Deventer en Zwol in Overijs/él, zints een geruimen tijd vermaard, waren de eerften, die het juk derbarbaarschhcidalTchudden,en Kweekfchoolen werden der Fraaije Letteren' en Geleerde Taaien. Te Zwol ontving de beroemde Wesseliüs Ganzefortius, in 'tjaarMCCCC. of MCCCCXIX. te Groningen gebooren, onderwijs. Men zegt, dat hij in Griekenland reisde , om die Taal te beter te leeren. Hij kreeg den eernaam van het Licht der Wereld, ter oorzaake van zijn doordringend oordeel en groote geleerdheid, als ook van Meefier in 't redentwisten, door zijne bekwaamheid , om het vóór en tegen der Schoolfche gefchillen te beweeren : hij was zeer gsmeenzaam met Paus Sixtus den IV (*}. Rudolph Agricola , zijn Land- en Tijdgenoot, zag in het Vlek Bajfelt , niet verre van Groningen, het eerhe levenslicht. Erasmus getuigt van hem: „ Nooit heeft de Wereld aan deeze zijde van het Al„ pifche Gebergte, het zij zonder wangunst gezegd', „ iemand, volmaakter inLetterbegaafdheid, voortge,, bragt. Geene edele Weetenfchap was 'cr , waar ,, in die Man de groothe Meehers niet tartte : on„ der de Grieken de geleerdhe der Grieken , onder „ de Latijnen de volmaakthe Latijnist. In de „ Dichtkunst was hij een tweede Virgilius, inden „ ftijl en in 't huk van aartigheden een Politianus , dien hij zelfs in deftigheid overtrof. Bij eene vol„ maakte Welfpreekenheid bezat hij eene zeer diepe „ Ge- (*) Baile Dia. Art. Wesjelius.  der NEDERLANDEN. 3kr NEDERLANDEN. 375 fchende in Friesland geworden: de oude Friefche Taal nam, hand over hand, af, en, zints van Hof en Kerk verbannen , vindt men ze alleen bij den Huisman (*). In de Friefche Rijmelarije van den geestrijken Gijsrert Japix ontmoeten wij een ftaal van het tegenwoordige Land-Friesch : waar bij in agt te neemen is , dat hij aan zijne woorden eene fpelling geeft, die van de opregt Oud-friesche vrij wat verfchilt (f). CO Verhandeling over de eigen Naamen der Friezèk. (t) L. ten Kate AanL tot het verh. der Nederduitfche Spraahe, I. Deel, bl. 49, 5o. NE- Philip» de II.  174 GESCHIEDENIS NEGENDE BOEK. Gefteldfceid der Landen, naa den dood van Philips. Carel de II, Graaf van Holland e;; Zeeland, vervolgens Keizer onder den naam van Carel den V. hebben het tijdperk bereikt, waar in de vanééngefcheide Deelen der Landen , welker Tafereel wij maaien , aan vier verfchillende Vorllen onderworpen zijn. Carel van Oojlenrijk, Carel van Gelderland , Frederik van Baden, Joris van Saxen en Edzard van Qostfriesland; doch die een zeer onderfcheiden gezag bezaten. De Hollanders en Zeeuwen hadden nu, zints eenigen tijd, geene dan zeer twijffelagtige bewijzen van hunne Vrijheidsmin opgeleverd. Op een tijd, dat zij hunne Vrijheid zouden hebben kunnen vestigen , en ten koste van den Vorst uitbreiden , verfpilden zij hunne kragten in binnenlandfche Oorlogen : de talrijkfte Aanhang begunfiigt, doorgaans, de Overweldigers en Dwingelanden. Hunne Gefchiedenis levert een veranderlijk tooneelop, eenegeduurige afwisfeling van woede en laagheid : door de wolken van langduurige Staatsörkaanen, die op dezelveti losborften, zien wij, bij vlaagcn, de helderfte ftraalen van verheevene. Vaderlandsliefde heen breeken. Om ons een rechtmaatig begrip te vormen van de Ommewentelingen , welke de Staatsgelteltenis toen onderging, is het noodig , verfcheide verfprei-  dbr NEDERLANDEN. 375 de Hukken bijééntezamelen. Men zo« zich zeervergisfen, met zich te verbeelden, dat dezelve zo vrij was onder Carel den Stouten, als onder Maria Wij zullen zien, welke harde fchokken noodig waren , om die Landen uit de fóhandlijke flaapziekte, waar in zij vervallen waren, te doen opwaaken , De Inwoonders van Gelderland, van Friesland, van Groningen en van Overijsfil, metéén woord, allen, die de Oppermagt des Keizers en des Bisfchops niet erkenden, dan om te gemaklijker zichzelven te beheerfchen, waren de Volken, die befiendigen moed betoonden in het handhaaven van de edele zaak der Vnjhejd. Wanneer zij weeken , 't was met roem, 't was bukken voor overmagt : en noit brouwde' de Vrijheid ramp, dan wanneer men ze verkeerd begreep, of liegt beftuurde. Van deeze Volken kan men zeggen , dat geene anderen, de Engel/eken niet uitgezonderd, zo vrij waren onder Meelrers. Wij hebben den een en ander als in de wieg opgezogt, en derzelver langduurige kindsheid 'nagegaan ; wijhebben alle de Steden, die 'er nu zijn , zien grondvesten en toeneemen: de tijd zal komen, waarin zij, onder een zelfde heerfchappij veréénigd , flegts één lichaam fchijnen te maaken. Wie weet, of zijwonder deeze verééniging, waar van zij , te midden zo veeier wederzijdfche Oorlogen, de mogelijkheid weinig begreepen; wie weet, zeg ik, of zij zonder deeze verééniging, toen gedwongen, en die deeze Landen, huns ondanks , leerde, dat zij veréénigd konJen beflaan, gedagt zouden hebben , om het heerlijkst Carel db II.  37é GESCHIEDENIS Carel DE II. Minderjaarigheidvan Keizer Carel den V, lijkst Veréénigd Gemeenebést , 't geen immer be- dondt, te vormen ? Het Tijdperk, 't geen wij thans intreeden, is zo veel te leerrijker, daar het ons tot Gebeurtenisfen brengt , die gelegenheid gegeeven hebben tot de tegenwoordige gelteltenis van den Staat, van den Godsdienst, van de Weetenfcliappcn en de Befchaafdheid. i Carel de II, den vierëntwintigften van Sprokkelmaand des jaars MD, te Gent gebooren , was thans alleen bekend onder den naam des Hertogs van Luxemburg , of dien van Prins van Caftilie ; nog geen zeven jaaren bereikt hebbende, kon hij het roer der regeëringe deezer uitgebreide Staaten niet in handen neemen. Wat ook veele Franfche Gefchiedfchrijvers mogen zeggen wegens den Giteriten Wille, bij welken zijne Opvoeding aan Lodewijk den XIL zou toevertrouwd geweest hebben , het tegendeel hier van is ten vollen beweezen (*). Egtc hukken wijzen uit , dat, kort naa den dood van Philips, Carel van Croi, Prins van Chimai, de opvoeding van den jongen Vorst op zich nam , cn, in den jaare MDIX, deezen post overgaf aan Willem van Cn 01, zijn Broeder , Heer van Chievres , Regent der Ne* ierlanden. Adriaan Floriszoon van Utrecht, voorheen Priefter te Goeree , en thans, om zijne kunde en verdienden in Godgeleerde Weetenfchappen, tot Hoogleeraar op de Hoogel'chool te Leuven ver- (a) Robertson Hifi. van Carel den V, III. Deel, W. 32-  der NEDERLANDEN. 377 verheeven ,. werd tot • Leermeefter van Carel benoemd. De Staaten weigerden , eene geruime wit le , Maximiliaan voor Voogd te erkennen. De Vlaamingen, die hem haatten , kantten 'er zich openlijk tegen aan. Zij hadden reeds , onder de befchermnigdes Konings van Frankrijk, eenen Re*eenngsraad voorgeheld, aan welken zij het beftuur op droegen ; dan , welhaast, waren zij genoodzaakt zich aan den Keizer,te onderwerpen , dien Holland en Braband eerst voor Regent uitriepen. Deeze twee Landfchappen dagten, doordien hap, den Hertog van Gelderland, die hun door geduurde ftrooperijen ontrustte , vreeze aantejaagen. Die Vorst hadt , naa zijn ontfnappen re Antwerpen, van ^euwmegen, Roermonde en de Stad Zutphen meefter zijnde, Grol, Lochem en IVageningen ingenomen. .Lodewijk de XII. onderilennde hem met tweeduizend Knegten en vierhonderd Mannen van wapenen, en beweerde, dat het zenden vandiehulpe met hreedt met de vriendfehaps verbintenisfen. welke hij met Philips., toen nog m leeven , wilde' onderhouden, noch met de genegenheid, die hij den jongen Carel toedroeg. Alleen kon hij niet natten, zijnen. Bloedverwant Carel van Gelderland wien men onderdrukte en van. zijn Land beroofde ' bijteftaan (*). Men denkt, dat hij , door den Ko'mngvan Arragon overgehaald, ten oogmerke hadt Philips uit Spanje te .lolden. Deeze Vorst, de be' r*s t , r magC ; Lat. de Louis XII, Tom. I. p. 79, 8$. Carel de II. Carel van Gelderlandherwint, veele Plaatzen.  37$ GESCHIEDENIS Carbide II. magtigingen des Hertogs verneemende , liet hem * in een fcherpen brief , weeten , hoe hij voorhadt, de verbreeking des Verdrags, te Roozendaal gefloo* ten , betaald te zetten , en dat geen Bondgenoot, hoe magtig, hem voor de gedreigde wraake zou beveiligen. Carel van Gelderland bleef niet in gebreke , om deezen Brief aan Lodewijk den XII. medetedeelen, die, over eenige uitdrukkingen gehoond, zich te meer opgewekt vondt, om hem hulpe toetefchikken (*> De Heer van Chievres , vwel verre van in haat te weezen, om de Ooftenr ijk fche Bezittingen te verdeedigen , kon zijne eigene Krijgsmagt niet op de been houden. De laatfte oorlog en 's Konings reis na Spanje hadden de fchatkist uitgeput. Te vergeefsch hadt hij Philips gefchreven , dat de ingehoudene wedden der Amptenaaren van den Koning en van zijnen Zoon Carel niet konden toereiken , om het Krijgsvolk tot den Winter te betaalen. Hij verzogt Geld vit Spanje; doch de Mijnen in Peru waren nog niet ontdekt. Hendrik de VII, Koning van Engeland , op wiens bijhand hij rekening gemaakt hadt, was te gierig , om hem geld te fchieten. Margareet van Oojlenrijk , thans Weduwe van Philibert , Hertog van Savoye , haaren tweeden Egtgenoot, weigerde volftrekt hem overtehaalen, door met dien Koning te trouwen. Philips , die haar aan hem beloofd hadt , ftierf middelerwijle. Lo- («) Lettr. de Louis XII, Tom. I. p. 6"i, 6a.  der NEDERLANDEN. 579 Lodewijk de XII, 't zij hij voorzag , dat dit fterfgevalhetgelaad der dingen moest doen veranderen 't zij hij het te laag rekende , zich te bedienen van de gunftige gelegenheid, om zwakke Weezen te verdrukken, ontboodt zijn Krijgsvolk uit Gelderland De Hertog, die, naa het herneemen van Tiel te Welp lag, trok terftond af, en de beide Legers'betrokken de Winterkwartieren (*). • Maximiliaan , de handen vol hebbende met de krijgstochten in Italië, droeg het Regentfchap over de Nederlanden op aan zijne Dogter Margareet vznOoftenrijk. Zij hadt haar achtëntwintigfte jaar nog niet bereikt ; doch haar wakkere geest drong reeds diep door in de beginzelen eener gefleepe Staat kunde: haar haat tegen Frankrijk , waar zij beJedi- ' gingen ontvangen hadt , die zwaar voor VorfteJijke Perfoonen vallen te verkroppen, zette nieuwe kragt bij aan haar vernuft. Op den zeventienden van Zo meimaand desjaars MDVH, werd zij te Dordrecht voor Landvoogdesfe erkend. 's Lands Staaten hier vergaderd, verzogten haar, dat alle Steden haare Vroedfchappen mogten hebben , en een dubbel getal inleveren tot de jaarlijkfche verkiezing der Wethouderfchap; dat de Regterampten en 't Gnffiersampt van Holland niet verpagt, noch aan Vreemdelingen gegeeven zouden worden ; . da£ de Stadhouder en Raaden geen beroep mogten aan- neeCO Lettr. de Louis XII , Tom. I.p. ?Q 02t II. Deel. 2. St. Q Carel de II. Margarket van Oojlcnrijk, Regeniesfeder Neder lan • den. *5=>7'  Carel DE. li. Krijs: tegen de Gelderfchen. 3So GESCHIEDENIS neemen, noch de uitvoering beletten van de Vbnntsfen der laage Regtbanken, tot honderd Kroonen en daar beneden. Op alle deeze verzoeken en meer dergelijke gaf Margareet weinig betekenende antwoorden , of maakte weigerende uitvlugten (*). . De Staaten , die , om eenige zeer gewenschte vergunningen te verwerven , haar terftond toeftemden, dat de belastingen, zints eenige jaaren betaald , voorts zouden opgebragt worden, hadden, welhaast, berouw wegens hunne ruime belofte, en zagen , te laat, dat zij bedroogen vt&ren. De Keizerlijke Gevolmagtigden hadden ook, 't welk genoeg aanduidde, wat te vvagten ftondt, geene Voorregten willen bezweeren, dan die door Philips den I , Carel den 1. en Philips den II. gegeeven waren. Margareet bevlijtigde zich voorts , om den oorlog tegen den Hertog van Gelderland doortezettcn. Hnare Legennagt beftondt uit zeven- of achthonderd Ruiters en vijfduizend Voetknegten , onder deezen bevonden zich vijftienhonderd Duitfchers, de overigen waren Landzaaten, die, ongelukkig, de verregaande veriigting, welke de Gelderfchen van hun openlijk betuigden , verdienden: hier over hebbe men zich in geenen deele te verwonderen, dewijl de vrijde Volken altoos dapperder zijn dan de min vrijen; en vermids, Volk voor Volk gerekend, hetkleinrte, als het de Vrijheid en eene goede Staatsgefteltenis geniet , altoos de overhand zal hebben boven een Volt, C) Groot Plakaath. IV. D. bl p, 10.  f er. Nederlanden. 3si Volk, aan dwangregeering onderworpen, gelijk wij dit zagen in de laatfte oorlogen tusfchen twee nabuurige Landfchappen. Men zag de vreesagtige Hollanders toen in aller ijl het beleg van *t Slot Pow deroyen opbreeken , en, op de tijding , dat Carel van Gelderland aanrukte , lafhartig hunne posten Verlaaten. Het ontbreekt hun , zegt een Schrijver van dien tijd, niet aan moed, wanneer zij bij kannen en glazen zitten: zij zijn fterke Drinkers, maar flegte Soldaaten O- De oude Egmond , van fpijt zwellende, poogde te vergeefsch hunne vlugt te Ruiten. Deeze was zo fchandelijk , dat , langen tijd uaar naa , de Vrouwen , wanneer de Mannen den degen trokken, hun toeriepen, „ dit hadt gij bij het „ beleg van Pouderoyen moeten doen ff)** De Hertog van Gelderland vreesde voor hun minder dan voor zijne eigene Krijgsknegten, die, wegens wanbetaaling , begonnen te morren , en niet duifter te kennen gaven, dat zij geen voet zouden verzetten, eer zij foldy ontvangen hadden. Hij verwagtte geld uit Frankrijk te krijgen; doch het bleef agter. Voor de gevolgen van hun misnoegen bedu-t en geen geld hebbende, zogt hij hun, ten koste van den Vijand , te betaalen. Hij ftelde den greetigen Soldaat op het fchoonst voor den fchitterenden buit dien zij zouden kunnen behaalen in Landfchappen' door O) Pontanus, Lib. XI. p. 636, O) Matt. Anal. I. 333. G a Caréü de II.  S82 GESCHIEDENIS Caiel DE II. door den Koophandel verrijkt. Door roofzugt geprikkeld, verlieten zij den Gelderfchen bodem. Braband ftondt eerst hunne woede ten doel. Turnhout, Hal, Tienen , en veele andere Plaatzen vielen hun in handen , en werden uitgeplunderd. Voor Diest het hoofd gehooten hebbende, voerden zij de gevangenen met den gemaakten buit na Roermonde (*> Nog rijker prooi hadden zij op 't oog, toen zij het na Holland wendden , Bodegraave platbrandden, MuidenmlVeesp bemagtigden. Hertog Carel was hout genoeg, om Amfterdam opteëifchen. De Amfterdammers antwoordden den Heraut, een Priefter, die bcevcnde zijn boodfchap deedt , dat zij niet voorhadden, de trouwe, aan hunnen Vorst beloofd, te fchenden, en nog niet in de uoodzaaklijkheid gebragt waren , om van Heer te veranderen. Terwijl zij zich tot eene dappere verdeediging gereed maakten» viel Carel aan op Tpeftoot , een Gehucht, door 't T en de Diemermeer befpoeld , waar de Amfterdammers een Blokhuis hadden beginnen te bouwen, om de Gelderfchen den doortocht te betwisten. Deezen, den dijk langs trekkende , riepen den Scheeplingen van een Oorlogfchip, 't welk de arbeiders aan hec Blokhuis dekte, toe: „ Waterhonden, wij hoopen „ u haast den nek omtedraaijen." Doch de Hollanders gaven hun te houden: „ Dan moet gij ons „ eerst hebben J " en maakten hierop van alle kanten een zo fterk vuur , dat de Gelderfchen moehen wij- (*) Lettr. de Louis XII. Tom. I. p.o?' 100.  der. NEDERLANDEN. 383 wijken 't Leedt niet lang, of Carel hervat- te dit beftaan. Dertig Gelderfche Waaghalzen, door een overgeloopen Fries geleid, bereikten, 's nagts , met kleine fchuitjes , zonder door de Jorlogfchepen ontdekt te worden, het Blokhuis. Maar de Bevelhebber, onraad verneemende , gaf de Oorlogfchepen een teken, en', deezen losbrandende, moeften zij het dus ver gelukte werk laaten fteeken.' De Gelderfchen, den weg na Amfterdam opflaande, hepen een bende Amfterdamfche Poorters in den mond. De meeften werden gevangen, en een geheel jaar op de St. Ohfs Poort gezet, waar zij , in t eerst, met dan water en droog brood, doch,vervolgens , uit medelijden , ook boter en kaas kreegen (*). In het volgend jaar MDVIII, vermeefïerden de Hollanders, aangevoerd door Rudolph van Anha.lt, Pouderoyen. Toen zij Weesp belegerden , boodt een Hoofdman der bezetting den Amfterdammeren aan, hun de Stad overteleveren. Hij lag ziek, toen men hem het antwoord bragt ; en , dewijl hij verdagt gehouden wierd , ve.rfcb.een 'er een ander onder zijn' naam , die , den Brief kezende , het verraad ontdekte. De twee Monniken , die den Brief gebragt hadden, werden in een fchuitje gezet, en tot twee keereh in 't water geftooten , om in de Vegt verdronken te worden ; doch behielden ten nau- wen C) G. Hermanjni Bel!, Geld p. 33J 345, G3 Carel de IL 1508.  GESCHIEDENIS Carel De Vrede van Kcime- rijk? wen noode het leeven. De Verraader ftierf, terwijl men bezig was met zijn vonnis optemaaken, en werd onder de galg begraaven. Ondertusfchen was de Stad in de uiterfte naarheid van honger en gebrek gebragt, en zou het niet lang hebben kunnen houden, wanneer eene gewigtige gebeurtenis het geheel gelaad der dingen deedt veranderen (*). De Kamerijhfche Vrede maakt, in de Gefchiedenis der Zestiende Eeuwe, een opmerkenswaardig tijdftip. Bijkans alle Mogenheden van Europa veréénigden zich, om één enkelen Staat van Italië te verdrukken. Venetië, dat herk bolwerk der Christenheid tegen de Ongeloovigen , dat Gemeenebest, zo eerwaardig van wege deszelfs oudheid , en zo verwonderlijk om de beginzels van 't Staatsbefluur, door rijkdom en magt trots geworden, hadt de betoverende zugt, om vermeefteringen te maaken , niet kunnen wederhaan. De Opperyorften , die zich altoos verbeelden, hier op aen uitfluitend regt te bezitten, zagen met nijdige oogen, dat een Gemeenebest zich daar van zogt te bedienen. Zij werden opgehookt door Paus Julius ben IV, die vermaardheid verworven heeft door zijnen ijver, niet om den Godsdienst voortteplanten, maar Italië van de Bav taaren te zuiveren: met deezen naam betijtelde men de Franfchen en de Duitfchers : men befchuldigt hem, dat hij de Sleutels van St. Pieter in den Tijper zou geworpen hebben , verklaarende , dat hij, de- (*) G. Hermanni Bell. Geld. p, 334-—'34?'  der NEDERLANDEN. ss5 •dewijl deezen tot niets meer goed waren, zich, vervolgens , alleen van het Zwaard van den H. Paulus zon bedienen. Deeze eer- en krijgszugtige Paus was de groote bewerker van het Verbond tegen de Venetiaanen. Hij vertrouwde zijne belangen aan den Ordinaal d'Amboise , gevolmagtigd van wege den Koning van Frankrijk. Margareet hieldt, in den naam van Maximiliaan en Ferdinand , met hem te Kamerijk een mondgefprek: hun fchijnbaar oogmerk was geen ander, dan aan den Gelderfchen Krijg een einde te maaken. Men handelde hier over, van den eenen en den anderen kant, met zo veel heftigheid, dat Margareet zelve verklaart , 'er zwaare hoofdpijn van gehad te hebben, en betuigt, dat deCardinaal en zij eikanderen zomtijds bij 't hair meenden te krijgen (*). Het Verbond geflooten zijnde, kwamen 'er geene andere Rukken, dan die op At Nederlanden betrekking hadden , aan 't licht. *Er werd bepaald, dat Carel van Gelderland de Stad Weesp en het Slot van Muiden in Holland binnen veertien .dagen zou moeten overleveren. De Koning van Frankrijk hadt te meerder moeite , om den Hertog hier toe overtehaalen : dewijl hij in vergoedinge daar voor geene Plaats , die de Ooftenrijkers van hem bezaten , herkreeg , en hij in 't bezit van de anderen flegts gelaaten werd, tot dat de Keizer, de Koningen van Frankrijk, Engeland en Schotland over (*) Lettr. de Louis XU. Tom. i. p. 133. G4 Carel de II.  386 GESCHIEDENIS Carel pe II. Nieuwe vijandlijkhedenmet Gel derland. »5°P' Oorlog der Hollinderennet de HanzeSt.den. I5i°< over het regt tot dat Hertogdom uitfpraak zouden gedaan hebben (*). Hertog Carel , die , niet dan gedwongen door de bedreiging van Frankrijks bijftand te zullen moeten misfen, indien hij weigerde dit verdrag aantegaan, 't zelve getekend en plegtig bekragtigd hadt, vatte, welhaast, de wapenen weder op , zich beklaagende, dat de Ooflenrtjkers, ten onregte, in de Bommelerwaard fchatting gevorderd en daar door den Vrede verbrooken hadden. Margareet zogt hem, te vergeefsch, tot vreedzaame gevoelens te vermaanen. Zij klaagde, dat Frankrijk, om zich alleen, het geen men den Venetiaanen -zou ontweldigen, toeteëigenen, den Hertog onder de hand opftookte, om Maximiliaan in de Nederlanden de handen vol werks te geeven, en van Italië te verwijderen. De Franfche Gefchiedfchrijver Garnier beweert, in tegendeel, dat Maximiliaan , ten oogmerk hebbende, den Hertog, op 't laaghartighVen onverwagtfte, te verdrukken, de Koning van Frankrijk dit fchandelijk en trouwloos ontwerp te leur ftelde. Wat hier van ook zijn moge, de Keizer floot, eer 't jaar MD1X. ten einde liep, wederom een Beftand met de Gelderfchen. Het volgende jaar was voor Holland zeer ongelukkig , door het deelneemen in eenen Oorlog tusfchen Christiaan den II, Koning van Deenemarken, en de Hanze-Steden gereezen. Zij lieten alömme hier • . , ttn (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. IV. P.I. p. iop.  dek NEDERLANDEN. SS? ten Lande bekend maaken, dat zij, om den Deenrchen Koning afbreuk te doen , niemand door de Zond zouden laaten vaaren, op verbeurte van fchip en goed. Op de hoogte van Graaide hadden z« aeht groote Hollandfche Schepen genomen. Deezen genoodzaakt zich te wapenen, rustten vier Oorlogfchepen uit, om eene talrijke Koopvaardijvloot te befchermen, en den Koning vW Deenemarken te helpen : ze werden in de Zond aangetast deels genomen, en allen verhrooid. De Hollanders hielden, om de fchande deezer nederlaage te verminderen, traande , dat de Deenen geweigerd hadden flag te leveren , en , om zich fchadeloos te hellen, hieldt men van de genomen Schepen , waarmede de Oofterlingen naderhand kwamen, eenigen aan tot dat de Eigenaars voor een gedeelte vergoeding bekomen hadden (*). De Deenen en Oofterlingen , met eikander bevre digd zijnde, booden tweeduizend Soldaaten , door den Koning van Deenemarken afgedankt , hunnen dienst aan bij Carel, Hertog van Gelderland. Reeds eenigen tijd hadt hij gefchil gehad met den Büchop van Utrecht, over de Sloten te Renoi en in de Kumder , op welken zij beiden vermeenden regt te hebben, en hij liet zijne Krijgsbenden in OverL fel rukken. Dit liep ongelukkig af. De Burgers van <:nV!LItJS' Hoorn » «• Cmte Chron. Div. aaaü. Cap. 40. G n Carel de II. ' Carel van Gelderlandin oorlog met Bis. Ichop Frederik. 15".  GESCHIEDENIS Gabel pe I I . Hij bfarwintbijkans alle Ihrke Steden. van Deventer , geholpen door de Studenten , wier getal toen ten tijde op zeshonderd begroot wordt , dreeven ze te rug. De Kampers verrasten de Deenfche Krijgskuegten, en namen de hoofden gevangen, die zij, vervolgens, met den dood ftraften. De Hertog nam hier van wraake , door het bemagtigeu van Diepenheim, Goor en Qldenzeel ; doch de Bisfchop , aan 't hoofd eens Berken Legers , deeze Plaatzen hernomen hebbende , trof men een Beftand (*). Carel verwagtte , dat de onderhandelingen te Luik hem ii\ zijne regten zouden bevestigen. Margareet ftreelde hem met de hoope van een Huwelijk met eene haarer Nigten ; doch Ferdinand en Maximiliaan , die hem voor een oproerig en wederfpannig Edelman bleeven houden, merkten zulk eene Egtverbintenis aan als eene fchandvlek voor hun Gedacht. De Gevolmagtigden van Gelderland op deeze voorwaarde , als een wezenlijken grondflag des Verdrags , aangedrongen hebbende, werd de onderhandeling afgebrooken (f). Middelerwijl zette Margareet den Bisfchop van Utrecht en Floris , Heer van Tsfeljrein, tegen den Hertog op. Men vatte, op haar bevel, cm Fransch Edelman en andere Bevelhebbers, aan hem verknogt, en deedt ze , als boosdoenders , eenen fchandlijken dood aan. Floris hadt eenige penningen van de Inwoon- (*) Pontanus, Lib. XI. p. 641. (|) Lettr. de Louis XII. Tom. t. p. 264,271. & Tom. II. p. 27.  der NEDERLANDEN. Sip woonders van Nieuwkerk op de Feiuwe te vorderen. De Bevelhebber van Harderwijk , dien hij beval, nun met zijne bezetting tot betaalen te noodzaakeni verklaarde, dit niet te kunnen doen, of hem moeen drie- of vierhonderd Ooflenrijkfche Knegten, hansm 't 6» liggende , ter hu.pe toege^ worden; zo ras deezen te Nieuwkerk gekomen vvaren zou hij zich derwaards vervoegen , en het in brand Reken van zeker huis zou het teken zijn bun«er aankomrte. De Gelderfchen onderfchepten deezen Bnef, beantwoordden dien met eene nagebootfie hand , verzamelden in grooten getale te NieuwKerk en Baken het beltemde huis in brand; waarop deBezetting aantrok, overvallen, en grootendeels afgemaakt vvcrd: Omybmé V, oen van zelve in handen. Dooreen eveneens gelukken e hst verrasten zij Bommel, de Soldaaten in een Schip onder rijs verborgen hebbende. Tiel en verfcheide andere Plaatzen gingen aan hun over r*) Margareet beefde, op het hooren deezer tijdig , gen; eene vlaag van woede greep haar aan: zij (tort- 1 te de bitterlte klagten bij den Koning van Frankrijk \ uit. Te vergeefsch betuigde deeze, den Hertog a geld noch manfchap verfchaft fe hebbe 8 t hieldt voor een kwaadaartlgen gek , dien hij rot / den Dumlwenschte; te vergeefsch vertoonde hii r Brieven, waar in hij hem , om Gods en V Duivel O letir. de Louis XIL Tom. II. p. 120 p''' taküs , Lib. XI. p. 645. °N' Capel de II. Gedrag van Margareetten opzigtedes Konings van Frankrijk.  GESCHIEDENIS Carel de II. Carel van Gelderlandroor Befehermheer van Utrecht erkend. wil, beval, dat hij zijne rust zou houden (*). De Landvoogdesfe wilde , dat hij geweld zou gebruiken , om hem te dwingen. Lodewijk. liet daarop Carel weeten, dat hij hem , bijaldien hij Harderwijk niet overgave , voor een' vijand van de openbaare rust zou houden. Doch Margareet , altoos den Koning van veinzerij verdenkende , deedt den Heer, met deezen last gezonden , vasthouden , en befchuldigde hem, dat hij den vijand geld befchikte. Zij ftondt op 't punt, om hem te regt teftellen. Lodewijk haalde , met veel moeite , Carel over tot het loslaaten van tachtig Nederlandfche Kooplieden , door den Baftaard van Gelder overvallen en gcligt, als zij zich na de Frankfortfche Markt begaven. Meer dan honderdduizend guldens vorderde men tot losgeld (f). Een nieuwe aanwas van rampfpoeden. DeUtrechtfchen, gehoord op de Ooftenrljkers , en altoos misnoegd over hunnen Bisfchop, dien zij zelfs in zijne laathe krijgsverrigtingen gedwarsboomd hadden , en verbitterd tegen Floris , om dat hij hem bijhand hadt gebooden, zogten de Stad Tsfelftein te verrasfan. Floris van Tsfelftein, door wraak geprikkeld, beftondt, in Louwmaand des jaars MDXI, over 't ijs, Utrecht te beladderen; doch eene Gelderfche bende , toen in 't veld gelegerd, deedt den toeleg mis- (*) Garnier. (t) Lcttr. de Louis XII. Tom. II. p. 122. Toni. III. p. 133 158. .28^. &.  der. NEDERLANDEN. 39 ï mislukken , en hem te rug keeren. De Utrechtfchen, dankbaar voor deeze redding , riepen Carel van Gelderland uit voorBefchermer hunner Stad, en namen Gelderfche bezetting in: een ander gedeelte zijner krijgsmagt legerde hij te Jutfaas, om de Hellanders geduurig te ontrusten, en te beletten, dat zijn grondgebied het tooneel des oorlogs was. 'Terwijl hij op nieuwe invallen in Holland bedagt was, wapende Margareet , om zo te fpreeken , hemel en aarde tegen hem. De Paus, bewoogen door haare, aanzoeken , dreigde den Hertog , dat hij zijne geesthjke wapenen zou aangorden, de Keizer dreigde hem met den Rijksban, en Ferdinand beloofde manfehap (*> Hendrik de VIII, Koningvans». geland, een Vorst zo kwistig als zijn Vader fpaarzaam geweest was, deedt nog meer, hij zondt vijftienhonderd Knegten, onder bevel van Eduard Poi- Cvreu DE II. ning, die zich bij de Ooftenrijkers voegden , om Fenlo te belegeren. Die plaats werd met zonderlinge dapperheid verdeedigd. De Vrouwen bragten den Mannen verfrisfingen op de vesten aan, zij bekleedden hunne plaats, wanneer zij afgemat warén en ftreeden , als de vijand fterk aandrong, 0p de preste. Eén haarer doodde met een Reen een vijandlijk Vaandeldraager , en voerde zijn Vaandel weg. Naa drie geweldige, doch gelukkig afgekeerde, aanvallen, omflondt 'er verdeeldheid tusfchen Floris van C) Lettr. de Lotis' XII. Tom. II. P. aio. & Tom. III p. 79> fielegvan Fenlo.  GESCHIEDENIS Carel de II. Voordeeen, door te Hollanderenter Zee behaald. Carel van Gelderlandbehaalt nieuwe voordeelen. van Tsfelftein en den Engelfchen Overflen ; het b'êleg werd opgebrooken , en de Engelfehen keerden na huis (*). Gelukkiger Haagden de Hollanders ter zee. Een Enkhuizer Baardfe nam een Geldersch Kooggefchip, dat op de Zuiderzee kruistte. Zij heroverden, vervolgens , in 't gezigt van Harderwijk, twee Schepen met Bier gelaaden , door de Gelderfchen eerst bemagtigd. De meeften, die men, ter deezer gelegenheid , gevangen kreeg , werden als Zeeroovers aangemerkt, en met den dood geftraft (f). Om de onkosten deezes Oorlogs goed te maaken, verzogt Margareet van de Staaten, te Breda ter Dagvaard befchreven, eene nieuwe bede. Bij eene herhaalde onderhandeling, door Lodewijk den XII, te Vlanen behemd, helde zij Carel van Gelderland voor, dat hij in dienst des Prinfe van Caftilie zou treeden, beloofde hem merkelijke voordeelèn , en zelfs het bezit van Gelderland, onder den tijtel van Stadhouder des Keizers , die deeze Landen altoos voor zekere fomme zou kunnen losfen. Carel , uit den aart her, en door voorfpoed trotfer geworden, gevoelde al het hoonende deezes voorflags. Verhoord , om dat men hem in ernst voorhieldt , tot zulk een laagen rang aftedaalen, en ziende , dat hij niets meer kon verwerven op eene onderhandeling, te (*) Reigersb. II. Deel, bl. 375. Pontanus,'Lib.XL f. 644. (f) Brandt Ejtkh, bl. 43.  der NEDERLANDEN. 393 M Luik aangevangen, dagt hij alleen door den degen zich regt te verfchaffen (*). Den twintigflen van Wintermaand, toog hij, met elfhonderd man, over Utrecht na Amfterdam, Rak den brand in ééne der Voorlieden, en vernielde een aantal Schepen in de Oude Waal. Vervolgens legerde hij zich in het Carthuizer Klooder bij Utrecht. Hier werd de Heer van Wassenaar , die hem met vierhonderd HoU &»*rrkwambeftooken, geflaagen , gevangen genomen , en in een ijzeren kooi opgeQooten (f). Carel , bijkans zijn' geheelen erflijken grond bemagtigd hebbende , hadt zeker de Ooftenrijkers in de uiterhe verlegenheid gebragt, was hij flegts in Haat geweest, om nog twee maanden lang zesduizend Voetknegten en tweeduizend Ruiters op de been te houden; doch het mangelde hem aan geld 't geen hij vrugtloos uit Frankrijk zogt te bekomen. Ruimer kwam het niet om bij Margareet; zij hieldt 'er orn aan bij Maximiliaan ; doch deeze was 'er altoos zo fchaars van voorzien, dat de Italiaanen hem Pochi Danari noemden : hij raadde haar, om met Carel van Gelderland'te verdraagenen het gevolg hier van was een vierjaarig BeRand (§). s (*) Leur. de Louis XII. Tom. III. p.2a4. s7p, (t) Pontanus, Lib. XI. P.64 fc- magtige ve^ e is/dTdt' ïg* W£ge"S >en XII. voor oogen Rel en fl c " Lodewijk H 2 be. , CAREt DE II. De Gr». nirgers onderwerpenzich aan den Hertog van Gelder, land en Frankrijk.  398 GESCHIEDENIS Carel i>L U. bcgreepen was in den laatstgeflooten Vrede, en dat het den Koning niet voegde aan Muitelingen bijfland te verleenen, ten flot verzoekende, den Hertog van Gelderland te gebieden de vijandlijkheden te haaken (*). Doch deeze was wel verre , om hier van aftezien. lu tegendeel hadt hij reeds zijn plan beraamd, om zijne heerl'chappij uittefirekken , onder den dekmantel van hulp te verleenen. Maar wei verzekerd , dat Edzard niet in ftaat was hem het hoofd te bieden , ligtte hij op éénmaal het masker af, en liet den Groningers aanzeggen, dat, indien zij tegen de Saxen wilden verdeedigd worden , 'er niets anders overig was, dan hem voor hunnen Mee»her te erkennen onder den Koning van Frankrijk. Deeze voorflag werd onderheund door Krijgsben^den, die hij niet alleen dreigde te zullen doen te rug trekken, maar welken hij fchcen tegen hun te zullen gebruiken , als zij hem een weigerend antwoord gaven. De Groningers, nauwlijks tijd van beraad hebbende, deeden, in handen van Willem van Oojje, den Eed van trouwe aan den Hertog van Gelderland en, waarfchijnlijk, aan den Koning van Frankrijk (f)- Edzard , vreezende voor een' ophand onder zijn Krijgsvolk, 't geen hij op de been hieldt, doch niet betaalde , maakte zich 's nagts uit Groningen in hilte weg (§). b Van (*; Lettr. de Louis XII. Torn. IV. p. 379. 3^0. (t> E.Beningha, 111. Boek, bl.533, 534. S. Bbmin- ciia, bl.258 , 159- S. CüNINGA, bl. l6l.  der. NEDERLANDEN. 399 Van den anderen kant hadt Joris van Saxen, door nieuwe belastingen , tot vermeerdering zijner Krijgsmagt, den Friezen te willen opleggen , een Volk, 't geen reeds afkeerigwas van zijne heerfchappij , nog meer verbitterd. De Hertog van Gelderland hitlle onier de hand ds misnoegden op. Hij liet geenzins na, de Friezen inteboezemen , dat hij alleen wilde vegten , om hun van 't juk te onthef, fen, zonder hun immer de minhe belasting te zullen opleggen. Ilij (heelde hun roet het woord Vrijheid , altoos zo aangenaam' klinkende in de ooren der Friezen, en hadt hief door een talrijken en ontzaglijken aanhang gekreegen. Dar.röp deedt hij eenige Schepen te Harderwijk bemannen , en zondt ze af, om op de Friefche Kusten te landen. Dit ontwerp Haagde naar wensch. Sneek, Bohwaard, Slooten cn andere Plaatzen vielen in handen der Gelderfchen. De Hertog van Saxen , zich verbeeldende , dat een Volk, welks woestheid en misnoegen hij kende, ten allen ootenblikke gereed was , om op hem aantevallen , verliet het Land in allerijl, en zogt hulp in Dultschland, het meerendeel zijner Krijgsmagt, zonder foldy, zonder Opperhoofd, of eenig middel van behaan , agterlaatende. Het kon in Friesland, reeds verwoest, het noodige onderhoud niet vinden, en liep Drente, Overijsfel en het Nederfticht af, tot in Holland allerwegen verwoehmg Qn bederf met zich brengende. Deeze droppende bende , onder den naam van den Zwarten Hoop in H 3 's Lands -ar EK 'M u, Joris van Saxen ruimt Friesland.  4oo GESCHIEDENIS Carel de II. De Gel iersckge zinde Friezen behaalen, onder Langen Pier , groote voordee- len ter zee. Te Land ging het den Gelderfchenvoorfpoe. dig. 's Lands Gefchiedenisfen berngt , ontmoette in Holland geweldigen wederftand, die huil noodzaakte na Friesland'te rug te keeren. Hier legerden zij zich bij Sneek, Franeker , Harlingen en Leeuwaarden, en verwagtten levensvoorraad, te Amfterdam gekogt; doch de Vloot, die dezelve vervoerde , werd door de Gelderschgezinde Friezen genomen. Zij ftonden onder het bewind eens Boers , van Kimswert geboortig , en , van wege zijne meer dan gewoone langte, Lan<;e of Groote Pier geheeten , een Man van onverfchrokken aart , en in Itaat tot het pleegen van a'le buiténfpoorig- en wreedheden , die dolle overmoed en diepgewortelde wraak konden inboezemen : hij was op de Saxen, die hem tot den bedelzak gebragt hadden, fel gebeeten. Het gelukte hem ook, achtentwintig Hollandfche Schepen , met geld en leevensmiddelen voor de Saxifche Krijgsbenden belaaden, te bemagtigen (*). Niet min liep het krijgsgeluk den Gelderfchen ten lande mede. Door de Groningers onderfteund, vermeesterden z\]Dokkum, Appingadam en de Blokhuizen Aduarderzijl en Delfzijl. Gelijk zij alle Plaatzen , waar zij doortrokken, uitplunderden en verdelgden , zo regtten de Saxen te Franeker , te Leeuwaarden en te Harlingen geen mindere vernieling aan. De Landlieden , door honger uitgeteerd, fleepten hunne bezwijkende Huisgezinnen in de Steden; doch konden geen brood krijgen, dan door geweld (*) S. Beninga, bl. 265 — 275.  der NEDERLANDEN. 401 weid of list. Men vondt Vrouwen , die het wegnamen en onder haare kleederen flaaken: met den tijd werden de Steden, zo wel als 't Platte Land , ten prooije van den deerlijkhen hongersnood, en de Zee was onveilig door de Zeefchuimers. Hertog Joris van Saxen , een affchrik krijgende van een zo haatlijk Land , als Fries land, 't geen hij, met eene woordfpeeling, altoosFresland noemde , befloot, volhrekten afhand te doen van zijne Opperheerfchappij. Om 'er zich, zo veel mogelijk , van af te maaken , tradt hij in onderhandeling met Carel van Ooflenrijk. Deeze , fchoon nauwlijks den ouderdom van vijftien jaaren bereikt hebbende, hadt reeds zo veele blijken van vroegtijdige bekwaamheden vertoond, dat de Nederlanden hem , met éénpaarige Remmen, den teugel der regeëringe inhahden gaven., 't Was in Bloeimaand, dat Joris van Saxen hem zijne Regten op Friesland afhoudt voor d< " m van driemaalhonderd en vijftigduizend Rhijnfche Guldens ; en dus vijftigduizend Guldens meerder dan dit Land voorhe en aan Hertog Albrecht verpand werd (*). Het Volk droeg al den last van de vermeerdering der Staaten des Opperhcers. Omdetze geldfomme te vinden, werden de Huizen en Landerijen in Holland met eene nieuwe algemeene verponding bezwaard. Dit Gewest begreep , volgens eene lijst, te dier gelegenheid opgemaakt, niet meer dan (*) Boxhorn op Reigexsb. II. Deel, bl. 385. Carec DE II. Joris doet afft-ind van zijne. Regten op t'i iesland aan Cakel vin On. JtdU.jh.  (*) Groot Plakaatb. II. Deel, bl. 2047. (jO S. Beninga, bl. 278. 40* GESCHIEDENIS dan tweehonderdduizend en dertig Morgen Lands cn vijfënveertigduizend Huizen , die deeze belasting droegen. Al het overige was daarvan ontheeven, dewijl het aan de Geestlijkheid , aan Kloofiers en Godshuizen toebehoorde (*). Elke Partij hadt het noodig, krijgstoerustingen te maaken. Cariil van Ooflenrijk en Joris van Saxen liooten een Behand van vier maanden met Edzard , ■ Carel van Gelderland en de hunnen. In dien tusfchentijd zou Francois de I , Opvolger van Lodewijk den XII, Koning van Frankrijk, in der minne de hangende gefchillen aan een einde brengen (f). Hier zien wij met verbaasdheid, hoe onbehendig eh veranderlijk de menscblijke zaaken zijn. De magt van Carel van Gelderland, die , weinig jaaren geleden, geen duim gronds bezat, en gekwijnd hadt in eene langduurige gevangenisfe, ITrekte zich toen langs de Rivier de Maas en de Grenzen van Hol* land uit tot aan de Eems , over een Grondgebied, 't welk thans vijf Landfchappen uitmaakt. Zijn naam was gedugt in alle de omhrecks gelegene Gewesten. Een groot vriend van Frankrijk zijnde, haalde hij de Friezen,'die hem voor Befchermheer hunner vrijheid erkend hadden ,' over , óm eene bezending na Frankrijk aftevaardigen. Zij vertoonden aan Francois den I , dat hün Land de wieg was der Monarchije , en langen tijd één lichaam maakte met de Staa- Garel de II. Friesland tpsiclien de Gelderfchenen Oofi'enrijkersverdeeld.  der NEDERLANDEN. 4ej Staaten der Koningen van Frankrijk , en dat zij hunne heerlijk-hé Voorregten van Carel den Grooten en diens Opvolgers ontvangen hadden. Maar Carel van Ooflenrijk zondt desgelijks Afgevaardigden , die zijne Regten zo wel deeden gelden , dat de Monarch zich in deeze zaak niet wilde mengen. Gewigtige belangen riepen hem ook in Italië. Toen hadt hij Friezen in dienst, en deedt het groot (te gedeelte van den zwarten hoop onder zijne vaandelen optekenen. Carel van Oojlenrijk nam 'er tweeduizend in foldije. Hij hadt reeds Floris van Egmond , toen Stadhouder van Holland, na Friesland gezonden. De Steden Leeuwaarden , Franeker en Harlingen, hem door de Saxifchen overgeleverd, deeden met de Friezen, die niet onder de magt des Hertogs van Gelderland gebragt waren , hulde aan hunnen nieuwen Heer. De Staatzugt van Francois den I. voerde den krijg na Italië over. Carel, Hertog van Gelderland, volgde hem met den zwarten hoop, ten getale van tweeëntwintig duizend knegten (*). Maar, op ■ een valfche tijding , dat de Oojlenrijkers zich van zijne afwezenheid bedienden, om zijne Staaten weg. teneemen , trok hij fchielijk te rugge, het bevel over 't Leger in handen laatende van Claude , Hertogvan Gulze , Broeder des Hertogs van Lotharingen. Dit vertrek maakte , dat hij geen deel hadt aan dé over- C) Garn. Torn. XXIII. p. 37 &c. H 5 Carel de II. De Hertog van Gelderland in Italië.  4o4 GESCHIEDENIS Carel de tl. Vijandlijkheden, door de Gelder fc hen aangevangen. 151ó. overwinning, die de Franfchen bij Marignanbtvog' ten. 't Gemis dier eere trof hem zodanig, dat hij, op het ontvangen der maare, te Lions in eene gevaarlijke krankheid ltortte. Zijne Onderdaanen en Aanhangers, wel verre van aangevallen te wezen, waren zeiven de aanvallers. Floris van Tsfelflein, Admiraal van Holland , was genoodzaakt , eene Vloot tegen de Gelderfche Friezen uitterusten ; hij tastte 'er de fcheepsmagt van Langen Pier. mede aan, maakte zich meefter van de meelteVaartuigen, en de Krijgsgevangenen werden te Hoorn en elders, als Zeefchuimers , met de galge geflraft. Lange Pier was gewoon, alle Hollanders, die hem in handen vielen, zonder genade, in zee re fmijten (*). Ook hadden de Gelderfchen ten lande weder vijandlijkheden beginnen te pleegen : waarop in Holland een Bevelfchrift werd afgekondigd , om zich tegen de Gelderfchen niet alleen te wapenen , maar hen alle mógelijke afbreuk te doen (f). Om zich wegens het inneemcn van Nlemvpoort te wreeken, deedt men in 's Gravenhage eenige Gelderfche Edelen , om dat zij hunne Landsgenooten daar onderhoud toegefchikt hadden , onthalzen. Hendrik, Graaf van Nasfait, trok na r'e Feluwe , al het Land, tot Arnhem toe . te vuur en te zwaard verwoehende. Middelerwijle was Carel van Ooflenrijk, door den dood zijns Grootvaders Ferdinand , vermoed- lijke (■) Velius, Hoorn, bl.roo. E. Beningha, bl.550. Repert. de Plak. bl. 3.  der. NEDERLANDEN. 405 lijka Erfgenaam van geheel Spanje geworden, en liet zich terftond voor Koning uitroepen , fchoon Joanna , zijne Moeder, aan wie Arragon toekwam, nogleefte. Het Vredes- verdrag en het Verbond^ 't geen hij toen met den Keizer, met den Koning van Frankrijk, en den Paus floot , werd in Holland af. gekondigd en met allerlei vreugdetekenen vereerd (*). Het Beftand , geduurende 't welke Francois deI. uitfpraak zou doen over de Gelderfche gefchillen, was vernieuwd ; doch dit kon Carel van Gelderland gcenzins wederhouden. Hij was niet alleen wedergekeerd , hij hadt onder zijne krijgsmagt nog een gedeelte van den Zwarten hoop, 't welk hij na Friesland zondt. Naa het Land platgebrand en Dokkum den Ooftenrijkeren ontweldigd te hebben gingen zij in de Kuinder fcheep , en Raken na de' Hollandfche Kust over, op den vijfëntwintigftenvan Zomermaand des jaars MDXVII. te Medenhllk , ten getale van ruim drieduizend man, landende (f) , Hendrik, Graaf vanNasfau, die Claüde , de eenige Zuster van Philiiïert van Chalons, Prins van Oranje, getrouwd hadt, was, door den dood diens Broeders , zonder kinderen overleden , Erfgenaam des Pfinsdoms van Oranje geworden, en op dendertigflen van Wijnmaand des jaars MDXV , tot Stadhouder (*) Balen Bord. bl, 809. (t) S. Beninsa, bl. 305. Carel de II. Vredesverdragtusfchen Oojlenrijk en Frankrijk. Wreede vijandlijkhedender krijgsbendendes Hertogs van Celderland. 15 '7-  4o6 GESCHIEDENIS Carfl PE II. houder benoemd (*). Hij hadt deezen inval voorzien , en zeven Vaandels Krijgsknegten 'mTVcstfrlesland gelegd; doch niets kon den euvelmoed De Zeerooverijen der Gelderfche Friezen bragten 1 groote nadeelen te wege. Zij namen alle Koopvaar- ^ dijfchepen, zó ras zij binnen gaats waren, weg. De ; Admiraal van den Houte, Heer van Fleteren, onder wien eene Vloot werd uitgerust , om de Zuiderzee te beveiligen, kondigde eene vrije rooverij af, elk, (*) Heda, bl. 327. Pontanus, Lib. XI p.674. (t) Velius, Hoorn, bl. 193 ipp. Van Bar > bl. jp. Goudhoven, bl. 575. Carel de II. De Zee vin Koelvers gejuiverdi  Carel be II. Carel van Oostenrijktot Koning van Spanje f ckrooncf. 15*8. (,!) Velius, Hoorn, bl. 200, 202. (t) Goudhoven, bi. 575. 408 GESCHIEDENIS elk, wie hij zij, zonder dienst , van 's Konings we. ge , oorlof geevende, om te rooven , te branden , te pllgeeren en doodteflaan de rebellen en vijanden des Konings, en hunne Goederen te aanvaarden , en te houden voor goeden prijs en buit , zonder iemands wederzeggen (*). Dit hadt ten gevolge , dat de Roovers uit zee gejaagd cn in hunne Havens geflooten wierden. Voorts werd Carel van Gelder¬ land binnen Arnhem zo zeer in 't nauw gcbragt, dat hij, in eene onderhandeling., een Beftand voor zes maanden lloot. Bij 't zelve ftondt hij, Groningen alleen voor zich behoudende, zijn regt op Friesland aan den Koning van Spanje af, voor de fom van honderdduizend Kroonen , zich verbindende, de vreemde Krijgsknegten, binnen zes maanden ,of eerder, Friesland te doen ruimen. Het verdient onze opmerking, dat in de borgtogttekening voor die fomme Amfterdam voor Dordrecht, Gornichem en V Hertogenbosch gemeld wordt (f). Carel van Ooftenrijk hadt zich gehaast, om dit Beftand te fluiten, cn zijne reis na Spanje te kunnen voorrzetten. Het hadt zijn volle beflag nog niet, als hij van Middelburg onder zeil ging. Naa een overtocht, volgevaars, landde hij te Villa Viciofa, en werd, den zevenden van Sprokkelmaand desjaars MDXVIII, te Valladolid tot-Koning van Spanje gekroond.  der NEDERLANDEN. 409 kroond (*). Margareet van Ooflenrijk , zijne Moeije, was door hem, geduurende zijn afvveezen, tot Landvoogdesfe aangefteld , en hij zondt haar, vervolgens, bevel, om, voortaan , alle Brieven en PJakaaten te onderfchrijven Par le Roy, Margarete, dat is, Van wege den Koning, Margareet (f). De Hertog van Gelderland, uit de benauwdheid verlost, ftookte onder de hand de Friezen op. Zijn Stedehouder deedt, te Sloot en, den Brenger van het laathe Verdrag in een zak binden en in 't water werpen. Te Dokkum dwong men den Man, met dezelfde boodfehap belast , het papier opteëeten : die te Sneek bleef vrij van overlast, uit aanmerking van zijn Vader , die daar ter Stede woonde (§). Van den anderen kant tergde Groote Pier de Ooflenrijkers, door zich de klinkendfte tijfels aantemaatigen. Boven een zeer kreupel, doch tartend , vers noemt hij zich Koning van Friesland, Hertog van Sneek, Graaf van Slooten , Vrijheer van Plindeloopen , en Capitein- Generaal van de Zuiderzee. Hij befchrijft 'er de Hollanders in als groot van raad , doch bloode van aart, vol partijfchappen, flegt in 't vegten, en trots. De Gelderfchen komen 'er in voor als arm, maar rijklijk in leevenswijze , en krijgshaftig. Hijwilde de Verwoefter der Deenen , de JVreeker der Breemeren, de Aanhouder der Hamburgeren en hst Kruis der Hollanderen genoemd worden. Deeze ZeeCO Robertson, Carel de F. III. Deel. bl. 67. (t) Groot Plakaatb. IV. Deel, bi. 12. (§} Goudhoven, bi. 577. Carei. de II. Verrig- tingen van Grooten Pier.  iïo GESCHIEDENIS Carel ' »e II. / - Vijandlijkhedentusfchen de Oostenrijkers en Celdtrj'chen. Zeefchuhner voerde Galg en Rad in zijn wapen. Voor een Man van dien onrustigen en ongehuiraen aart was de tijd des Beflands een verveelende last i en, fchoon dezelve, verlangd werd , liet (tij niet af de Zuiderzee te. ontrusten, alle Schepen wegneemende, en alle de Hóllanders in zee werpende. Voor Hoorn bemagtigde hij elf Hollandfche Schepen , bij welke gelegenheid vijfhonderd Ooftenrijkers het leeven verloorcn. Kort daar naa veroverde hij de ganfche Oofterfche Vloot, en fchonk liet leeven niet aan de Duitfchers , dan voor groot losgeld. Hij poogde Hoorn te verrasfen ; doch de Burgers deeden hem dei wijk neemen (?)• De Hertog van Gelderland, met Elïzaeeth, Hertoginne van Luxemburg , in den Egt getreeden zijnde, verlangde het laathe Behand, 't welk niet beter gehouden werd, dan de voorgaanden. De Oostenrijkers , die tot dus lang het Befland heiliglijk warén nagekomen , en niet, dan verweerender wijze, tegen de Gelderfchen geftreeden hadden, begonnen vijandlijkheden. Een zekere BuedeneACh hadt den Friezen een Schip, met Bier gelaaden', ontweldigd, was met zijne makkers aan 't zuipen geraakt , en, door de drönkenfchap, in haap geraakt , nam een gevangen Fries het roer, en zette het na Friesland. Bredenbach werd gevangen , en met den dood gehraft. Ook wreekten zich de Gelderfchen door nieuwe zeerooverijen, fchoon zij Groote Pier niet («) Goudhoven , bi. 576. Velius, Hoorn, bl. 204 en 208.  der NEDERLANDEN. 413 iiiet langer tot aanvoerder hadden. Deeze berugtè Zeefchuimer , door vrijheidsmin en wraakzugt tot zo veel wreedheids aangezet , ziende , dat de Gel* derfchen minder ten oogmerke hadden , zijn Vaderland te vetlosfen, dan het te onder te brengen,hadt het Bevelhebberfchap nedergelegd, en leefde als een Burgerman te Sneek. Van al den rijken buit , door hem veroverd , hadt hij niets voor zichzelven behouden: 't was zijne gewoonte, dien , deels , aan den Stadhouder des Hertogs , deels aan zijn Scheepsvolk te geeven. Hij ontlhep op zijn bedde (*). Mangel aan geld belette de Hollanders veel tegen de Gelderfchen te onderneemen. De Koning van Spanje vondt het noodig Commisfarisfen aantehellen, om de belastingen , die de kleine Steden moeiten opbrengen , te regelen. Zij klaagden, dat ze te hoog gefchat wérden door de groote Steden , die zich het regt, om de verdeeling te maaken, hadderi aangemaatigd (f). Ten dien zelfden tijde deedt Chmstiaan de II, Deenemarkens Dwingeland, honderd Schepen , onder welken veele Hollanders waren, in de Zond, in beflag neemen. Hij eischte, dat men hem den Bruid* fchat zijner Vrouwe Isabeixa van Oojlenrijk zóu betaalen. En de Schepen werden niet losgelaaten, dan naa dat de Steden fchikking op de betaaling dier fomme gemaakt hadden. Ca- C) E. Bëningha, bl. 550. Q) Brand, Enkh. bl. 75. tUpert. der Plak. bl.8. IL Deel. 2. St. \ de II.  412 GESCHIEDENIS Carel de II, Graaf van Holland , wordt Keizer, onder den naam van CaRel den V. Carel de V. Keizer. 1519. CE) Nergens vintic de Leezer, wat dit ihik betreft, beter verilag, dan bij Hobertsqn , Hifi. van Carel den F» UI. D. bl, 74- e»2* M aximiliaan, die , zijn geheele leeven lang, van het eene ontwerp tot het andere overging , terwijl bij,door zijne armoede en gebrek aan bekwaam, heid, geenen dcrzelven volvoerde, hadt ten laatflen na de Pauslijke Waardigheid gedongen , doch , eer hij dezelve verwierf, overleedt hij, in het drieënzestighe jaar zijns ouderdoms. Al den tijd, dien hij de Nederlanden regeerde, bragt hij denzelven nadeelen toe. Men weet, welke partijfchappen engefchillen zijne Opvolgers, onder de Vorhen van Europa, verwekten. Men weet, hoe Frederik van Saxen, bijgenaamd de Wijze , de grootmoedigheid hadt, om de Keizerlijke Kroon te weigeren, en hier door de hemmen der andere Keurvorhen te bepaalen. Hij gaf zijne hem aan Carel, den I. van dien naam onder de Koningen van Spanje, den II. onder de Graaven van Holland, doch in de Gefchiedenisfen meests bekend onder den tijtel van Keizer Carel den V (*). De  dek. NEDERLANDEN. 413 De Hollanders , wel verre van te denken, dat zij kleinder wierden, naar gelange hun Vorst in grootheid toenam, vierden deeze verheffing met openbaare vreugdebetooningen (*). Deeze verkiezing baarde geweldigen fpijt in zijnen trotfen Mededinger Francois den I, Koning van Frankrijk (f). Wij zullen, welhaast, het zaadbeginzel dier verbitteringe , 't Welk die twee Vorfïen tegen elkander de wapenen deedt aangorden, zien ontwikkelen. De nieuwverkoore Keizer verliet Spanje , en , te F lisfmgen aangeland, trok hij de Nederlanden döor, om te Aken gekroond te worden, én bevestigde zijne Moeije in de Landvoogdije. De Bisfchoppen van < Utrecht en Luik werden tot Hoofden van haaren '> Geheimen Raad benoemd: aan deezen was deGroo- ] te Raad van Mechelen, aan deezen waren de andere * Geregtshoven der bijzondere Landfchappen , met naame ook dat van Holland, onderworpen. Dezelve gaf, voortaan, alleen Brieven van gunst, kwijtfchelding, vrijgeleide en dergelijken. De Keizer gaf, om te toonen, hoe hij wilde gehoorzaamd worden , in weerwil der oude Vrijdommen, het Hof van Holland last, om alle de Privilegiën, op welken men Zich tegen zijne Ordinantiën beriep , wegteneemen 4 of geheel te vernietigen. De Graaf van NasQiu, Stadhouder van Holland , werd tot Capitein-Generaal {*) Balen Dord. bl. 814. Velius Hoorn, bl. 212. (t) Robertson , Hifi. van Carel den V, bl. 105 en& I 2 Caréè de II. Zijné kroOning;. Schikking op ie RegeeringJer Ne* ierlanien.  4H GESCHIEDENIS Carel *j II. Oorlog met Frankrijk. 1521. (*) Groot Plakaatb. IV, D. bl. 13. Pontanus, Lib. XI, p. (§) Guicciard. Lib. XIII, p. 159. raai aangefteld. Den Soldaaten werd geboden, den Landzaaten geen overlast aantedoen , en zich met hunne foldye te vergenoegen. Om Frankrijk geene beweegreden tot het verbreeken van den Vrede te geeven, door Gelderland bijtefpringen , ontvingen de Landzaaten bevel , om tegen niemand vijandlijkheden te beginnen , dan met goedvinden der Landvoogdesfe en der Staaten (*). Maar de Gelderfchen fchonden het Beftand met op Nieuwpoort aantevallen , 't zelve te plunderen en flat te branden (f). Schoon Francois de I, hangende het mededingen na de Keizerlijke Waardigheid , Carel den V. betuigd hadt: „ Wij maaken ons Hof aan dezelfde ,, Meeftresfe; laaten wij elk ons best doen, om haar „ te winnen ; maar , zo haast het lot zich gunftig „ voor één van ons beiden verklaart, zal de ander „ zich te vrede houdan en onderwerpen (§)," bleek, bij de uitkomst, dat deeze gemaatigdheid en bedaardheid alleen in woorden beftondt. Met den aanvang des jaars MDXXf , begon hij de vijandlijkheden tegen Carel , en vermeefterde Navarre, doch verloor het even fchielijk. De Graaf van Nasfau trok te velde tegen den Hertog van Bouillon , Frankrijks Bondgenoot, bragt hem tot reden, en vermeeherde Moufon , doch lpilde vergeefsch zijne kragten in 't beleg van de kleine Stad Mezieres, welke  der NEDERLANDEN. 415 *€ hij bij den eerflen aanval meende te bemagtigcn: zij werd verdeedigd door Baijard , in deGefchiedenis praaiende met den ecrtijtel van den Ridder zonder vrees en zonder blaam ; en de Graaf moest het beleg opbreekcn (*). Terwijl het oorlogsvuur dus op de grenzen der Nederlanden ontftak , werden alle de Leenmannen van Holland opöntbooden, niet om het Land te verdeedigen, maar den Keizer te dienen. Alle Steden kreegen aanfchrijvens, om een zeker aantal weerbaare mannen te leveren , en men beraamde een Ontwerp, volgens 't welk Hollanden Westfriesland een Leger van tweeduizend man zou op de been brengen Cf)- De Koophandel en Visfcherij leeden veel bij deeze toebereidzels ten oorloge ; doch 'er werd een Verdrag beraamd, in gevolge van 't welke de Haring, visfcherij voor de Franfchen en Nederlanders vrijverklaard werd (%). Met Se ontftaane onlusten zogt de Hertog van 1 Gelderland zijn voordeel te doen. Men wil , dat ' hij, vermomd, zich na Holland begaf, om de geReldheid der Grensplaatzen, met eigen oogen , te be- (*) Mem. Mr. Bellay, p. 25. rt) Zo verre dit Ontwerp in weezen is, deelt de Heer :- Ij-naar het woordelijk mede, Ftderl. Gefchied. IV. D, In. 430 enz. ($) Rijmer Ag. Publ. Angl. Tom. VI. P. I. p. iSg, Carel r>k II. Onlusten in Ovev ijsfel,  4iS GESCHIEDENIS Carel 11. befpiede» (*). Zijne magt was te meer te dugten, dewijl hij in Overijsfel zijn gezag hadt uitgebreid. Een gering Stroompje, de Vegt , en naderhand het Zwarte Water , geheeten , befboelde Zwol; doch. was, sedert eenige jaaren, zo ruim geworden , dat de Kooplieden hunne Waaren na en van de Zuiderzee , om de minde kosten, over Zwol zonden , en dus den Kamper-tol mïsvoeren. De Regeering dier Stad, zich éénsklaps van een zo groot voordeel beroofd ziende, ftelde een nieuwen Tol aan hex. Zwarte Water op. Hier uit reezen heftige gefchillen tusfchen die beide Steden , die tot daadlijke vijandlijkheden overfloegen. Philips van Bourgonje , toen Bisfchop van Utrecht , en de Keizer zogten vrugtloos dien twist bijteleggen. Carel van Gelderland hadt die van Zwol overgehaald, om hem als Bisfchop niet te ontvangen , en dwong met geweld van wapenen de Overijsfelfchen , om hem alle de Plaatzen, die hij vermcefterd hadt, afteftaan t zij beloofden, naa den dood van Philips, geenen Bisfchop te zullen erkennen , zonder dien te hebben doen zweeren. dat hij met de Gelderfchen in vrede zou leeven (f). De Hollanders, deezen voorfpoed des Hertogs vernomen hebbende , ftelden zich in ftaat van tegenweer, en voorzagen, bovenal, hunne Waterheden , (*) Velius , Hoorn , bl. 217.' M (f) Dumbar Anai. Ton?. BI. p. 533. Pontanus, yb. XI. P- 704.  beu NEDERLANDEN. 417 aan de Zuiderzee met eene talrijke bezetting. In het volgende jaar deeden de Gelderfche Friezen eene landing op het Eiland Texel, en vorderden eene brandfchatting van tweeduizend Philips - Guldens, en moest V/leringen drieduizend en vijfhonderd zulke Guldens beloven, naa dat 'er reeds zestig huizen waren afgebrand. Dien zelfden Zomer namen zijde Oofterfche Vloot, dezelve voor goeden prijs verklaarende (*). Keizer Carel , zijne zaaken in Duitschland afgedaan hebbende, begaf zich na de Nederlanden, en, in't voorjaar, te Amemuiden in Zeeland fcheep, om na Spanje overtelteeken. Dan tusfehenbeiden deedt hij Engeland aan , bevestigde met Koning Hendrik den VlU. het Verbond , voorheen te Brugge getroffen, en ging met hem eene Verbintenis tegen Frankrijk aan. Koning Hendrik moest den Keizer helpen , om het Hertogdom Gelderland of Friesland te ondertebrengen, en deeze beloofde den Engelfchen Koning onderfland tegen Schotland en Ierland (f). De overgeftooke Engelfche Krijgsmagt voegde zich bij die des Graave van Buuren en zijdeeden vergeeft poogingen, om in Frankrijk doortedringen. Overal in hunne aanflagen mislukt, keerden zij te rug, en de Oojlenrijkers namen hunne Winterlcgering in Artois. % (•) Brand , Enkh. hl. 49, Velius, Hoorn, bl, 210. en 22o. (t) Rafin, Tom. V. p. iö3. u Carel de ii. Zeerooverijenter Gelderfchen. 1522. Vervolg des Oorlogs.  418 GESCHIEDENIS Carel be 11. 1523. Juriaan Schenk , Heer van Tautenburg , Stad? houder van Friesland , van wcge de Oojlenrijkers, viel, met eene bende van vijftienhonderd man , ut Qverijsfel, en belegerde Geelmuiden; dan de Inwoonders van Zwol en de Gelderfchen floegen hem af; zijne geheele Krijgsmagt fneuvelde, of raakte gevangen (*). Antiionis van Lalaing , thans tot Stadhouder van Holland verheeven, in hede van den Graave van Nasfau , zogt een Vrede te treffen , doch kon het niet verder dan tot een Behand, voor eenen korten tijd, brengen : *t welk alleen aanleiding gaf tot nieuwe trouwloosheden (f). Een handvol Gelderfchen drong door tot in't hart van Holland, hep het land bij Leyden plat, plunderde ,s Graavenhaage, vernielde te vuur en te zwaard de Alblasferwaard, en keerde , met rijken buit belaaden, te rugge (%). De roem huns Hertogs was ten deezen dage zo groot, zijn moed in het houden des evenwigts van Duhscbland tegen de Oofienrijkfche heerschzugt werd dermaate opgehemeld, dat óeDeenen het in beraad namen, hem tot Koning te kiezen, naa het afzetten des dwingelands Christiaan den II. . Qndertusfchcn maakten de Bondgcnooten eenige vermeefteringen, welken zij, welhaast, weder verloeren. Om den Gelderfchen oorlog ie voeren, hieven (f) Goudhoven , bl. 582. Pontanus , Lib. XI. p. (t) Pontanus, Lib. XI. p. 704. (§) Gouuhoven, bl. 584-58$.  der NEDERLANDEN. 410 ven de Staaten van Holland eenige belastingen ; en de Geestlijken beloofden een gefchenk van vijfduizend Guldens tot dat einde. Het reizen der Geestlijken en Kloofterlingen na Frankrijk werd, onder bedreiging van in een zak gehocken en verdronken te zullen worden, verbooden (*). Zo zeer hadt de klagt des Vorhen de gemoederen der Landzaaten tegen de Franfchen verbitterd, In Friesland behaalden de Oojlenrijkers beflisfender voordeelen. De Gelderfchen hadden 'er zich gehaat gemaakt door fchriklijkc geweldenaarijen. Den Boeren drongen zij geld af, met hun in gevangenisfen te fluiten: de Stedelingen leeden gebrek , daar de Soldaat alles opat. Die van Sneek, de dwinglandij der Gelderfchen niet langer kunnende verdraagen , honden gelijkerhand op , ontweldigden hun de Stads Sleutels, en veranderden de We'houderfchap. 't Is waar, dat de Qoftenrijkfche Soldaaten geen minder Wreedheden pleegden dan de Gelderfchen, op plaatzen, waar zij meefter waren. De Siaaten befchuldigden hun van het verwoeden der Klooheren en Kerken, die zij niet gefchroomd hadden te ontheiligen , door in dezelven met hunne Vrouwen te doen te hebben. Men verweet hun het mishaudelen eener; zwangere Vrouwe, die , voor den tijd , een doode vrugt ter wereld bragt : men verzogt , in hede van de Vreemdelingen, die het Land beroofden en ver- wgest- Repert. der Plak. bl. 11. li Oarei. ] pe II. Friesland aan den Keizer onderWüipen.  450 GESCHIEDENIS Cahel ce II. Inwendige Staatsgeftéltenis van fries land. waestten, de vrijheid om eene Volks-krijgsmagt te mogen oprigten, die door belang en vaderlandsliefde gedreeven werdt tot verdeediging. Terwijl Margareet van Oostenrijk de Staaten gerust helde, door belofte van aan hun verzoek te zullen voldoen, namen Jenke Douwmena en Sikko Galama de hulp der Oostenrijkeren aan, ftaaken na Friesland over en bemagtigden Staveren. Schenk, die dit Volk aanvoerde, deedt de Staaten des Lands befchrijven, en 'er werd beraamd, dat dejStaaten de magt zouden hebben, om eenPoteftaat, als van ouds,te verkiezen , die, met twaalf van de Voornaamden, het beduur van zaaken zou hebben ; doch dat de Graaven van Holland, voortaan , uit 's Keizers en 's Rijks naam, Friesland zouden beheeren- (*) In het volgende jaar vielen de Oostenrijkers aan op de plaatzen, tot nog in de magt der Gelderfchen , en ontnamen hun Workum, Bolfwaard, Dokkum, Sloot en en de Lammer, zo dat geheel Friesland hun in handen viel. In deezer voege geraakte Friesland, naa lange en bloedige gevegten, naa het juk nu eens aangenomen en dan weder afgeworpen te hebben, aan eene handhoudende beheerfching onderworpen. Een gelijktijdig i'chrijver noemt het een Land, onderworpen aan een altoosduurenden vloek, eene dookplaats vaneislijke twisten, doch een gewest, 't geen de dapperheid der Inwoonderen, indien zij eensgezind gebleeven wa- (*) Pontanus Lib. XI. p. épp-704. S.Beninza. M.33&  der NEDERLANDEN. 421 waren, onverwiwielijk zou gemaakt hebben (*) De Friezen, ziende, dat zij het eene juk niet konden vermijden, zonder zich ondereen ander te krommen, gaven zich over aan eenen Opperheer, in wien de regten der Keizeren en der Graaven van Holland veréénigd waren. Zij zogten alleen de beste zijde te kiezen in hunne ongelukkige omhandigheden. De Keizer , naa veelvuldige onderhandelingen, de noodzaaklijkheid bemerkende,om een Volk, 't geen zo veele blijken van vrijheidsmin gegeeven hadt, zagt te behandelen, liet het zeer uitgeftrekte voorregten behouden. Hij beloofde het land te verdeedigen, alle de oude Regten niet te verminderen, maar ongefchonden te bewaaren. De Friezen, waren, bovenal, oproerig geworden van vvege de ontëereude behandelingen , hun eertijds aangedaan, daar men ze als Beesten verkogt en vervoerde. De Keizer beloofde hun nooit te zullen verkoopen of hun Land te veryreemden. Niemand zou meer dan ééne Bediening of Ampt bekleeden, uitgenomen de Drosfaart, die te gelijk Grietman kon weezen. Het Keizerlijk Regt zou men eenpaarig volgen. Men zou niet geftraft worden over het misdrijf van een' ander, ea wegens burgerlijke noch lijfttrafhjke zaaken niet buiten zijn Regisgebied te regt geheld, met geene nieuwefchattingen bezwaard, of verpligt worden buiten de grenzen ten Krijgsdienst te trekken. Elk mogt, volgens de oude gewoonte, lugt en water, door de natuur zo (*) Crautius ap. Schot, in Dedicat. Carel de II.  432 GESCHIEDENIS Cap el de li. zo zigtbaar aan alle Menfchen in eigendom gefchon» ken, vrij]ijk gebruiken. Aan den Vorst ftondt men eene jaarlijkfche belasting toe, als mede de inkomften der Kanfelaarije, van het Bilt, den Biertol, en de belastingen, op den Wijn en andere ftukken van weelde vastgefteld. De Vorst, de Stadhouder of het Hof Provinciaal te Leeuwaarden, het middelpunt des Landsbetiuursgeworden, koozen een Grietman uit drie voorwerpen, welken ieder Grietenije hun 'sJaarlijks aanboodt: Zij bevestigden de nieuwe Leden , door de Stadsraaden alle jaaren, tot vernieuwing der wethouderfchap, gekoozen. De Edelen en de Burgers waren , zonder eenig onderfcheid ,. aan het Stadsregt en het betaaalen der lasten onderworpen. Doch het fterkfte bolwerk tegen overheerfching belfond hier in,dat de Staaten, telkens,wanneer de zaaken het eifchten, konden vergaderen. De Stad Sneek verzogt, dat Sikko en diens erfgenaamen mogten bevestigd worden in het erfregt,oin aan 'thoofd van het Stadsbeftuur te zitten (*). Naa dit Tijdperk genoot Friesland eene vrij zagte kalmte, vierenveertig jaaren lang. Het bleef altoos aan Holland door Staatkundige banden verbonden, deelde in de onlusten, de magt en den roem diensLandfchaps. Carel de V,dus allengskensde oppermogenheid der vereenigde Gewesten in handen krijgende, maakte zich gereed, om geheel Europa in kee- (*) Frieslands Ch. Boek. II. Deel bl. 150. 315. 475*, Ub Emm. de Rep. p. 39.  Ber NEDERLANDEN. 423 fceetenen te kluisteren en een nieuw Stekel, ftrookende met zijne wijdgaapende heerfchzugt, opterigten. De mededinging van Francois den I. diende alleen, om 'sKeizers Staatkundige bekwaamheden meer te doen afdeeken. Europa n voorheen in rep en roere gefield door honderd kleine dwingelanden, die veeleer invallen en flrooperijen deeden, dan weezenlijke oorlogen voerden, werd als in twee Partijen verdeeld, die, om de eer van twee Mannen, elkander op het heftigst beflreeden. Hoe veel duizenden zijn 'er, van dien tijd af, aan deeze verderflijke mededinging van Frankrijk en Oostenrijk opgeofferd ? — Ten zelfden dage viel 'er eene altoosgedenkwaarciige. Omwenteling voor in het Godsdienst-Stelzel, waar aan de Staatsbelangen niet weinig yerknogt waren, en 't geen daarom wat hooger dient opgehaald t» worden. Eene Kerkhervorming in het Hoofd en de Leden, zints lang, met veel ernst, begeerd, hadt men te vergeefsch van Kerkvergaderingen en Pausfen verwagt. De ongeregeldheden werden, van dag tot dag, grooter, tastbaardereu haatlijker, naar maate de Rede meer fterkte kreeg, en de Weetenfchap. pen toenamen. De toverzangen, waar mede de Priesters, zo veel eeuwen lang, het volk in flaap gezust hadden, verlooren hunne kragt. De tijd ging, mag ik deeze fpreekwijze gebruiken, van eene Hervorming hoog zwanger. Was Lüther niét ter baane gekomen, om met zijn voortvaarenden en houten geest, dit werk aan en door te zetten, anderen zou- den de IL Oorfprongder Hervorming.  r Ca*el de ft. 424 GESCHIEDENIS den, buiten twijffel, verfcheen'en zijn , om' het uit te' voeren. Zwinglius, Kanunnik te Zurick, een Man van doordringend verhand, uitgebreide geleeerdheid en heldhaftige onversaagdheid, hadt reeds, eerde Duit fche Hervormer zich in dat licht vertoonde, de Heilige fchrift voor het Volk verklaard, de dwaalingen eener bedorvene Kerke doorgeflxeeken, 't gezag *n de opperhoofdigheid van den Paus in twijffel getrokken en getoond, dat hij zeer edele en uitgebreide denkbeelden hadt eener Algcmeene Hervorming (*). Eenige opgetekende voorvallen, die de Zeden betreffen , ftrekken tot bewijzen, dat, in de Nederlanden, de geesten niet min dan elders gefchikt waren , om het juk van Priesterlijken dwang af te fchudden eh te verbreeken. Uit kragte eener oude higting wa+en de Bernardijner Monnikken xeAdeward'm Friesland verpligt, 'sjaarlijks aan de Familie derGAiKiNga's een kapoen, een zwaan, een kruik vól wijns en eenen maak ijd te geeven, daarenboven ten allen tijde-, ook bij nagt, hun HtiiSVëStirig ie verfchafFen,en moesten dc zodanigen van dit Geflacht, als tot armoede vervielen, onderhouden. Dewijl deeze Familie hi weezen bleef, kwam deeze grillige verpligting drukkend voor aan die Geestlijken. Op den dag van St. Ber- (-) Schoon Je Duitfchers deeze eere van de eerfte ontdekking der Ilervorminge aan de Zwitzers betwisten, blijkt, uit de egifte Gefcfriedkuridigè Gedenkfchriften, dat deeze hun toeko m. Zie Mosheim Kerklljke Cefch. VI. Deel bl. 74. Aant.  bïr NEDERLANDEN. 425 Bemardus, in den jaare MDXXII, waren drie Broeders van dit geflacht der Gaikinga's , op den jaarlijkfchen Feest-maaltijd, gekomen; zij geraakten in gefchil mét de Kloosterlingen en trokken van leer; doch te zwak tegen de overmagt van 't aantal hunner Partijen, werd 'er een, op de plaats, dood gefkagen, een ander Rierf twee dageu daar naa aan de bekomene wonden . de derde redde zich, ten nauwen noode, door een verhaaste vlugt. Het verfchilde weinig, of het Volk verwekte eenen opfland, om die gewijde boosdoenders uitterooijen. De fchuldigen maakten zich weg. De Abt bragt deeze zaak niet tot flilte dan door het opbrengen van zwaare geldfommen: en de Abdij werd beroofd van de meeste haarer voorregten. (») Eenige jaaren vroeger was 'er een gefchil gereezen tusfchen de Regeering en de Kanunniken van 's Hertogenbosch. De laatstgemelden weigerden volftrekt eenige belasting op den wijn te betaalen. Dewijl het hun aan magt haperde, bedienden zij zich van list, en lieten, onder kerktijd, den wijn in de kelders brengen. Gemagtigd door den Bisfchop ven Luik, Raakten zij den openbaaren dienst, hielden denzelven met gefloote deuren, en weigerden andere amptsverrigtingen. Daar zij zich van dusdanige dwangmiddelen huns beroeps bedienden, werd de Graaf van'Nasfauw bedagt, om hun door dwangmiddelen van het zijne tot reden te brengen, en vaardigde eenige foldaaten af, die hunne hui- (*) Matth. /Jn.lV. 410. üs, Emm. 786. Carel de II.  4*6 GESCHIEDENIS Carel de II. huizen betrokken, koffers en kasfen openden, glaazëa aan Hukken braken, en zich alles, wat hun aanllondt, toeeigenden (*). Zints den jaare MDXVII bekleedde een nieuwe Bisfchop den Utrechtfchen Kerkzetel. Frederik van Baden, niets dan wederftaud en moeilijkheden in het waarneemen zijner Bisfchoplijke bediening ontmoetende, hadt 'er afftand van gedaan, of liever dezelve verkogt, aan Philips van Bourgonje, natuurlijken Zoon van Hertog Philips den Goeden , thans Zee-Admiraal. Door middel van twaalfduizend Dukaaten, verkreeg Philips gereed de Pauslijke Brieven en Bullen, die ten deezen tijde te Rome te koop waren. Hij deedt zijne intrede, als een Held gewapend, met een Roet van negenhonderd Ridderen, pragtig uitgedoscht, en in de Buurkerk zijne Bisfchoplijke kleeding aan. Men heeft opgemerkt dat de Bisfchop den eed wel aflei bij de Stad, doch dat de Raad cn de Gemeente, naar gewoonte, hem niet zwoer (f); Geraro van Nieuwmecen, zijn Gefchiedfchrijver^ of liever zijn Lofredenaar, noemt, terwijl hij Philips voor een Bastaard erkent, in goeden ernst, Margaretha Post , zijne Moeder, eene Vrouw van onbefprooke kuisheid en een voorbeeld onder de Vrouwen. Philips, wel verre van zijne genegenheid tot de jonge Dogters te verbergen, prees de Priesters, die Bijzitten hielden, boven de zodanigen, die voorgaa- ven (*) J. II. v. Heorn HM. v. 's Hertogenbosch p. 428, Ci) A. Mattu. de Nobilitate. Lib. II. p. 7^S.  Bï* NEDERLANDEN. 427 Ven hunne gelofte van kuisheid, bij'hem voof ge^ veinsd verdagt, te houden. 'tWas zijns bedunkens» eene onmogelijke zaak, dat de Geestlijken , de Monniken, en Nonnen, met voedzdame fpijzen gemest, en dagelijks op geestrijke dranken getoefd, in den ongehu wden haat kuis konden leeven. 11 ij hoopte, dat de tijd eerlang zou aanbreeken, op welken den Geestlijken het Huwelijk mogt vrijgelaaren en deeze fchennis van de Wet der Natuur afgefchaft wordem Hij klaagde over veele andere misbruiken, de menigte der Feestdagen, de knevelaarijen der Provifootea" en Dekens, de domheid der Predikeren; In heede van de Leevensverhaalen der Heiligen, die hij meest voor grollen hieldt, prees hij het leezen der Heilige Schriften aan (*). CicE«0 merkt ergens op, dat twee Wichelaars elkander zonder lachen niet konden aanzien. Philips verzekerde, dat hij, op zijne reize na Rome, gezien hadt, dat de Kerklijken de tong uitlkaken, en , met alle tekenen van fmaadlijke uitjouwing , de domme eenvoudigheid befpotte des Volks , en bijzonder der Duitfcheren , die bij hoopen kwamen , om de beuzelagtige Overblijfzels, welken men hun, als voorwerpen van eerbiedenisfe' aanboodt, niet hunne Godsdienstpleeging te verëeren. Hij hieldt briefwisfeling met Erasmus , dien wijdvermaarden Hollander, het eerfte Vernuft zij.. _ ner Ó G.Noviomagüs Philipp. Burg. p. rV - T:% 183 — 203; / II. Deel. 3. St. & CAsr.È m 11.  458 GESCHIEDENIS Carel de Ui ner Eeuwe , wiens Werken den goeden fmaak opwekten , de toenmaalige Godfpraak van Europa, van Pausfen en Vorften om ftrijd aangezogt. Dit doorlugtig Verhand hadt reeds vinnig gefchreeven tegen de heerfchende bijgeloovige misbruiken , tegen de Monniken en de Schoolfche Godgeleerdheid. Zijn malfche welfpreekenheid, zijne verbaazende geleerdheid, bondig oordeel, en bovenal defehertzerij, waar van hij zich meefterlijk wist te bedienen, wrogten fterk mede, om de gemoederen ter hervorming voortebereiden. Dan hij bleef altoos aan de Roomfche Kerk gehegt. Vreesagtigheid en gehegtheid aan tijdlijke belangen waren zijn natuurlijk character , en hem ontbrak die herkre van ziel, welke alleen in haat is, om iemand in Ihat te Hellen , dat hij zich 'tot Hoofd eens Aanhangs opwerpe. Hij bekent dit zelve, als hij i'chrijft : „ Luther heeft „ ons eene heilzaame Leer en eene goede Lesfe ge„ geeven , ik wenschte alleen , dat hij 'er de uit„ werking niet van verhinderd hadt door onvergeef„ lijke mishagen. Doch, al ware'er niets m zijne „ Schriften te berispen geweest, had ik egter geene „ geneigdheid, om voor de zaak der waarheid te „ herven. Elk mensch bezit den vereischten moed „ niet, om een Martelaar te worden ; en ik vrees, indien ik op de proef geheld wierd, of iknieteen andere Petrus zijn zoude (*)." ■ Hes (*") Ep. Erasmi , in Jortiks Life of Er asm. Vol. L p. 273-  der NEDERLANDEN. Het Boek der Schattingen van de Afoflollfche Kanfelarije en der Heilige Apoflolifche Penitentiekamera door Leo den X. in trein gehragt (*) , zal tot een ahoosblijvend gedenkteken ftrekken van de buRenlpoorigheid , waar toe het Roomfche Hof in t zedelijke vervallen was. Voor geld ftondt de He«iel open. Geene misdaaden, zo groot, zo fchan«eiljk, zo gruwzaam, of zij waren op prijs gefield en konden afgekogt worden. Men kan niet gelool ven, en het blijkt niet, dat deeze vervloekte Schattingrolle, die door en voor Godvergeeten Boosw,gten fchijnt opgeld , en ïngerïgt is, om alle rede» hjkheid onder de menfchen te verbannen, ooit algeineen is aangenomen. Uit deezen- hoek was geen beterfchap te wagten. Paus Leo de X, die, bij zijne komst ten Paushjken Zetel, de inkomften der Kerke uitgeput vondt door de groote onderneemingen zijner twee eerzug. tige Voorzaaten, kon zijne eigen rijklijkheid * ftaaten fpilzugt niet voldoen» zonder op middelenbedagt te wezen, om de ledige koffers te vullen : het beste en gereedfte vondt hij in de Aflaatbrieven, eerst in de Elfita Eeuw door Urbanus den ÏI. uitgedeeld als eene belooning aan hun , die de wapens opna'men, om het Heilige Land te veroveren. Leo hadt met verfcheide Vorflen een Verbond geflooten, óm O Over dit zeldzaam Boek verdient nagefhagen 'te worden Voor, in Cat. Lib. Rar. ?i & &c. en ^ 9t6. Toffl. i. p. 437. Toin>II[. p< 7a8> Toffl> IV jf^ K a CAitL ds IL Het prediken det Ailaateiu  43° GESCHIEDENIS Carel de II. den Turk te beoorlogen, en bediende 'er zich mee* fterlijk van, om geld te bekomen, fchoon hij het tot geheel andere einden befteedde. Hij Helde de Aflaaten op een zeer geringen prijs. Onder de Uitventers van deeze Vrijbrieven ten Hemel muntte zekere Jan Tetzel uit, die ze , in Saxen, met eene fchaamtlooze ftoutheid aanprees. „ Een iegelijk," dus werden ze aangepreezen eu geveild , „ die At„ laatbrieven koopt, kan zijne Ziel, wegens haare „ zaligheid, gerust Hellen- De Zielen, die in het ,, Vagevuur zijn, en voor wier verlosfing de Aflaa„ ten gekogt worden, verlaaten die plaats der fmer„ ten en vaaren ten hemel, zo haast het geld in de „ kist klinkt. De kragt der Aflaaten is zo groot, „ dat de gruwelijkfte zonden ja al was het, dat „ iemand, zo 't mogelijk ware , de Moeder Gods „ verkragt hadde, daar door kwijtgefcholden en vsr„ geeven, en de perfoon bevrijd zoude worden van „ ftrafFe en fchuld. Ziet de Hemelen geopend^ .„ indien gij nu niet ingaat, wanneer zult gij danin„ gaan ? Voor twaalf Stuivers kunt gij de Ziel van „ uwen Vader uit het Vagevuur verlosfen, en zoudt „ gij zo ondankbaar zijn, om uwe Ouders der fmer„ ten, die zij lijden, niet te onttrekken ? Al hadt „ gij maar één enkelen Rok, gij moest 'er u van „ ontdoen , en dien terftond verkoopen, om zulk „ een heil te koopen (*)." Hij beroemde zich, dat het (*) Herm.^ah ber Hart Hifl. Litt. Reform. P. IV. p. 6,  ber NEDERLANDEN. 431 LUTIIER komt ter baane. het Kruis, door de Predikers der Aflaaten opgerigt, even kragtdaadig was als het Kruis van Christus , en 'er meer Zielen door uit de Helle verlost te hebben , dan de Heilige Petrus door zijne prediking tot het Chriftendom bekeerd hadt. Veel vermogt zulk eene raazende welfpreekenheid op het bijgeloovig Gemeen, 't welk zich nogthans ergerde over het fchaamtloos gedrag van deezen ïetzel en zijne Medeaflaatspredikeren, die zij menigmaal het geld, om den Hemel voor zich of hunne overledene Vrienden te verwerven, uitgefchooten, met zuipen, fpeelen, en in de fchandelijkfle ongebondenheden zagen yerfpillen, Martinus Luther, in den jaare MCCCCLXXXIII, te Eisleben, in Saxen, gebooren, AuguftijnerMonnik en Hoogleeraar in de Godgeleerdheid opdeHoogefchool te Wittcnberg, begaafd met eene ft-erke en ©verredende welfpreekenheid, en door het leezen van den Bijbel tot reehtmaatige Godsdienffige begrippen gekomen, kantte zich aan tegen deeze ongeregeldheden , beRreedt openlijk de Aflaaten en andere toen Dg ym k misbruiken, op den Predikftoel en in Gefchriften (♦). Tegenkantig was het middel, om xijnea ijver bet tc doen opblaaken, terwijl de' ag- (*) D« fêteerde Macl/jne verdeedigt Luthe». tegen de verdenï-n*. d« hij door ityunst en nijd tot het prediken t$en de AJlucen ww aangezet, in zijne Aant. op Mos> «jxj Kerkl. Cr/i;,.-v ;. , VI. Deel, bl. 45, Voorts K 3 vcx. Carei. de II.  4Sa GESCHIEDENIS »e II. agting , waar in hij van wege zijne geleerdheid ftondt, klem aan zijne zaak bijzette. Paus Leo, met geheel andere zaaken onledig, zag de eerde aanvallen van eenen duideren Monnik, in Duitschland, met onverfchilligheid. Hij voorzag zo min, als Luther vermoedde, dat de gevolgen van deezen twist den Pauslijken Zetel zo nadeelig zijn zouden. Dan de op- en voortgang der gevoelens van den Wittenfrergfehen Hoogleeraar wekte, welhaast, den fluimerenden Paus en 't Roomfche Hof op. Dit, verre van Luthers ijvervuur te dooven, blies het aan: en de Paus hadt te drijden tegen een Man van onverzetlijken aart , door dreigen noch belooven te winnen. Hij deedt de grondflagen der Pauslijke Magt waggelen. De banblixems van Rome fpilde men te vergeefsch, en gaf zijne Ziel over aan den Satan, dien men naderhand (want welke grollen verzint partijfchap niet!) voor zijnen Vader heeft gehouden. Luther verfmaadde niet alleen met woorden de Bulle, tegen hem uitgegceven , maar fmakte ze openbaar , met alle de Boeken van het Kanonijke Regt, in 't vuur. De harde taal van Rome beantwoordde hij met gelijke munt. Wonder wist hij zijn voordeel te doen met fpookerijen en verfchijningen van den Duivel , waar aan men toen nog geloof floeg: en de bondigde bewijsredenen zouden zo veel niet gegolden hebben, als zijne verklaaringen, dat de Paus de verdient deeze Gefchiedenis, omtrent dit ftuk3 dubbel ge.» Jeezen re werden,.  der N E-D ERLANDEN 433 de Man der Ongeregtigheid, of de Antichrist, en Rome de Hoer van Babel was , met nog ruwer uitdrukkingen (*). Optekenenswaardig is daaromtrent eene aanmerking van den charaéterkundigen Robertson. „ De „ hevigheid en vinnigheid van Luthers charaéter, „ het vertrouwen , waar mede hij zijne Leer ver„ kondigde, de verwaande en veragtlijke wijze , waar„ op hij alle de geenen behandelde x die van hem ver„ fchilden , zijn , in gemaatigder en befchaafder „ Eeuwen , befchouwd als gebreken in het charac„ ter van dien Hervormer; doch die gebrekenRoot„ ten zijne Tijdgenooten niet, wier gemoederen hes, vig beroerd werden door de gewigtige gcfchillen, ,, welken hij voortbragt , en die daarenboven zel„ ven de geftrengheid der Paapfche dvvingiandij ge„ voeld , en in de Kerk de bedorvenheid gezien had- „ den , tegen welke hij zo Ilerk uitvoer. Zij „ waren desgelijks niet gebelgd over zijne groote „ onbefchoftheid, welke zo dikwijls in zijne Schrif„ ten voorkomt, of over de laage boerterijen, wel„ ke hij zomtijds in zijne itaatigfle Redenvoeringen „ mengde. Het was , in die barbaarfche tijden, „ de gewoonte, alle de twistfcbriften met fcheld„ woorden optevullen, en bij de plegtigfte gelegen„ heden , en in 't verhandelen van de heiligde on„ derwerpen, de lafde boert te gebruiken. Deeze „ fchimj» C) ÜATLE DiOt, Art. LüfHER, K4 Carel de II.  434 GESCHIEDENIS Heginzels der Hervormingein deeze Gewesten. Carel PE II. „ fchimp en fpotternfj, in plaats van Luthers zaak „ te benadeelen, was van die uitwerking , dat de„ zelve zo veel als de beste flotredenen toebragt, „ om het volk de dwaalingen der Paaperij te doen ,, zien, en hun te overreeden dezelve te laaten vaa» „ ren (*)." Het veilen en koopen der Aflaaten was in de Nederlanden niets ongemeens, en werden dezelven, in deezen drukken handeltijd, ook met veel voordeels verkogt (f). Doch de Schriften van Luther, tegen dit fchendig bedrijf aangekant , waaiden uit Duitschland reeds vroeg herwaards over, en vonden ingang bij veelen. Edzard , Graaf van Oostfriesland , was één der eerlte Duitfche Vorften , die dc Lutherfche Leer omhelsde , en het openlijk verkoopen der Boeken van deezen Hervormer toeliet (§), Te Dordrecht verzette de Penfionaris zich , in den jaare MDXVI1I, tegen eenige Aanhangers van Luther (**). Zijne Leer kreeg een verbaazenden opgang in Utrecht, waar één, het Roomfche Hof onge-, negen, Bisfchop den Zetel bekleedde , gelijk wij zq even gezien hebben. Heda , een Utrechtsen Kanunnik , Hortte de bitterfte klagten uit, dat een zo, groot (*) Robertson HiH. van Carel dehV. III. Deel, bl. 181. (j-) Brand, Enkh. bl. 48. (§) li. Beningha , Hifi. van Oostfr. III. B. H. CCXXV. Ht 563. ^**) Beverw. Dordr. bl. 327,  der NEDERLANDEN. 43J groot aantal Menfchen zich Heten beleezen door de fnoodfte Ketterij en heiligfchennis der Lutherschgezinden , boozer en verderflijker dan de verwoeftingen der Gothen, Turken en Tartaaren, verwoeftende den Godsdienst, de Heilige Schriften, denPriefteren, de onbevlekte Maagd en God zeiven de eer onttrekkende (*). Keizer Carel de V , wiens belang hem raadde den Paus te believen, liet, in Bloeimaand des jaars MDXXf , naa dat Luther , op den Rijksdag te Worms gedagvaard , verfcheenen en veroordeeld was, een Bevelfchrift afgaan, na Duitschland niet alleen, maar ook na zijne Erflanden, en dusnadeese Gewesten, waar in Luther voor een Ketter verklaard en met den Rijksban geflaagen werd. Niemand mogt de Schriften diens Mans leezen of bewaaren: de Wethouders kreegen bevel, dezelven te verbranden. Ook verboodt men in 't algemeen, iets, Geloofszaaken betreffende, te "drukken, zonder behoorlijke toeflemming (f). In deezervoege bepaalde men de Drukpersfe, die het zaad der Ketterije, gelijk men deeze Leer van Luther noemde, zo zeer verfpreid hadt. , Francois van der Hulst, tot Geloofsonderzoeker in de Nederlanden benoemd, waarfchijnlijk, om dat men te weinig agt floeg op het volvoeren der uitgegeevene Plakaaten, deedt (*) Heda , p. 307. (f) Du Mont Corps Diplom. Tora.IV.P.I. p. 335. Carel de II.  436 GESCHIEDENIS deedt een nader Bevelfchrift afkondigen, bij 't welk ieder, die de Leer van Luther eenigzins was toegedaan, gedagvaard werd, om voor hem te verfchijnen, omme daar af, dus luiden de eigen woorden, barmhartelijk , ende met mifericordie geinflrueert, gepurgeert en ghecorrigeert te worden. Een ander Plakaat verboodt het houden van Vergaderingen, waar men de overzetting des Nieuwen Teftamentt las, en daar over handelde (*). Dit veroorzaakte eene ftrengere behandeling der Aanhangeren van de nieuwöpgekomene Leere. Omtrent het jaar MDXXV, werd Jan de Bakker , Prielter te Woerden, allereerst , om Ketterije, in Holland gewurgd en verbrand : een lot , dat zedert veele anderen trof, toen het vuur der vervolging heviger opblaakte : eenigen moeiten hunne vrijheid voor het leeven in eene gevangenis verwisfelen. In Duitschland, egter, werd de Hervormde Leer algemeener en met grooter greetigheid omhelsd. De Volken, gedrukt door de ondraaglijke dwinglandij der Geestlijken , haakten na ontheffing van den overlast. De nieuwigheid zelve fchijnt, in dien tijd, eene aanprijzing geweest te hebben eener Leerftelling , en , in Bede van te verfchrikken, toen Lu. theks Boute hand den fluicr, waar mede de aangenomene dwaalingen gedekt waren , aan een zijde trok, of verfcheurde , juichte men zijne poogingen toe, (?) Repert der Plak. van Holland, bb £ en. u.  der NEDERLANDEN. 437 toe. Veele Duitfcke Vorfren , door de knevelaanjen der bevoorregte Geestlijken verarmd, en door de fchattingen van den Roomfchen.Stoel gedrukt, zagen thans eene gunflige gelegenheid gebooren' om de geledcne fchade te verhaalen , en verdere beroovingcn te voorkomen cn voegden zich bij den Hervormer. Doorgaande predikte Luther een flrenge Zedeleer; doch hij verzagtte dezelve ten opzigtevan den Landgraaf van Hesfin , dien hij toeflondt twee Vrouwen te gelijk te hebben. Op zijn vijfënveertigtte jaar trouwde hij zelve Catharina Boria, eene geestlijke Dogter van adelijken Huize, die, den fluier afgeworpen hebbende, uithetKlooItergevIugt was (*). De Monniken en Priefters volgden gaarne zijn voorbeeld , en verlieten den eenzaamen (laat, om te voldoen aan bet bevel , Wascht m vtrmeflivttldigd. „ Men moge zeggen," fchrijft de fchertszugtige Erasmus , „ dat de Hervorming iets van „ het Treurfpel hebbe; mij dunkt, dat ze veel van „ het Blijfpel heeft, waar in de ontknooping altoos „ op een Huwelijk uitkomt." De verkiezing van een' Paus , uitmuntend door zijne deugden, kon den voortgang der Hervorminge niet Buiten. Adriaan Floriszoon , een Schuitenmakers Zoon, te Utrecht gebooren , maakte zich onder zijne Tijdgenooten bekend door zijnen onvermoeiden arbeid in de uitgave eener V erklaaringe van den Meefter der Spreuken. Zijne minzaame zeden, zijn O Zie Bayle Dia. Ar;. Luxher & Eqri$. Caree. de II. Idrtaan )e VI. vordt ^aus.  433 GESCHIEDENIS Carel pk II. zijn gelaad, waar op de goedhartigheid en braafheid te leezen was, en zijne deugdzaamheid baanden hem, zonder eenige omkooping of verkeerden handel, den weg ten Hove. Hij klom tot de hoogfte waardigheden op, niet door kunflenaarijen : deezen kende hij niet; niet door flaatkundige ftreeken : hier in was hij gansch geen meefter; doch hij hadt zulks te danken aan de genegenheid zijns Kwekelings , Keizer Carel. Hier door kreeg hij het Regentfchap over Caftilie , hier door werd hij tot het Cardinaalfchap en tot Aardsbisfchop van Tortofa, en, eindelijk, in den jaare MDXXII , tot de Pauslijke Waardigheid verheeven. De Romeinen , ontdekkende , dat men een Vreemdeling, een Barbaar , tot Paus gekooren hadt, fpraaken op het lasterlijkst van het HeiligCollegie. Wij moeten, betuigde een Cardinaal tot eenen anderen, ons wel te vrede houden, indien ze ons niet in den Tyber werpen. De Stad U- trecht was zeer verheugd over deeze verheffing haars Inboorelings. Den brenger van die tijding hoopten zij op met gunstbetooningen. Ommegangen en Feehen vervulden de Stad met vrolijkheid, de aalmoesfen en het in vrijheid hellen veeier gevangenen gaven blijk van 't hartlijk genoegen. Adriaan wenschte men met een Brief geluk, en beval in denzelven hem het Land zijner herkomhe. De nieuwe Paus fmaakte zo veel vreugds niet over zijne verheffing als zijne Landgenooten. Het Roomfche Volk, een geheel ander flag van Pausfen gewoon, kon zijne verbaasdheid en misnoegen niet verbergen , wanneer  torn NEDERLANDEN. 439 «eer het een Opperpriefler zag, nederig en eenvoudig in zijn voorkomen , een vijand van praal. Hij, volflxekt onkundig van het uitgeftrekte en doorweeven zamenftel der Italiaan fche Staatkunde, kon geen vertrouwen vestigen op lieden, wier doortrapte loosheid in Staatszaakeh zo flegt ftrookte met de natuurlijke eenvoudigheid en opregtheid van zijn Charafter, én vondt zich menigwerf verlegen en befluitloos in , zijne raadpleegingen : het gevoelen van zijne onbekwaamheid won dagelijks veld, en zijn perfoon, zo wel als zijn Staatkundig gedrag, werden, welhaast, het voorwerp van den fpot zijner Onderdaanen (*). Een Brief, nog van hem voorhanden, wijst uit, dat hij de Pauslijke Waardigheid voor zijne oudeProostdije te Utrecht wel zou hebben willen afftaan (f). Luthers gevoelen doemde hij met meer vinnigheids en bitterheids, dan Leo de X. immer gedaan hadt: hij berispte op eene ftrenge wijze de Duit fche VorRen , wegens het dulden van dien Invoerder van Nieuwigheden en het verzuimen van het Bevelfchrifc des Rijksdags telFbrms, hun verzoekende, om Luther , indien deeze niet daadlijk zijne dwaalingen herriep, door het vuur uitterooijen als een rot, verkankerd en onherhelbaar bedorven Lid. Niettemin zag hij de bedorvenheid der Kerke , erkende de noodzaaklijkheid eener hervorminge, en beloofde al zijn ijver en gezag te werk te hellen, om de inge- wor- (*) Burm. Anale». Adr. VI. Jova Vtta Aor. (L) Beverw. Dordr. bl. 2,29. Cark, de II.  440 GESCHIEDENIS wortelde ongeregeldheden, zo ras mogelijk te Vef 'beteren. Deeze opregtheid, waar mede hij beleedt, dat de bedorvenheid vart het Roomfche Hof de bron was, waar uit alle de kwaaien der Kerke voortvloeiden, vrijmoedigde de Duitfche Wereldlijke Vorhen, om de bekende Lijst van blonderd Bezwaar en hem overteleveren, waar in zij ten flot betuigden , dat, indien de Heilige Stoel hun niet fpoedig van deeze ondraaglijke lasten verlostte , zij beflooten hadden, dezelven niet langer te dulden, maar gebruik te maaken van die magt en dat gezag, welke God hun verleende , om zich der dwinglandije te onttrekken (*). . Het Hof van Rome beefde. De Paus , die de opgetelde wanorders erkende, werd gehaat, en gedwarsboomd in zijne maatregelen; hij bezweek onder den last van veragting, en flierf, naa flegts om'omtrent twintig maanden den Pauslijken Zetel bekleed te hebben. Het Volk te Rome verheugde zich over den dood eens mans, die met hunnen 'fmaak zo weinig hrookte ; en , ten betoon van blijdfehap , bekransten zij, den volgenden nagt naa zijn overlijden, de huisdeur van zijnen eerhen Geneesheer met bloemkransfen , ten overmaat van uitgebate fpotzugt 'er dit opfchrift nevens voegende : Aan den Verlosfer zijns Lands (f). Ca- (*0 Fafcicul. Rer. Expet. & Fugiend. p. 342,345. (t) Jovu Ftt. Adr. 9e ii.  der NEDERLANDEN. 44ï Carel de V, Beheerfcher van Holland , Zeeland en Friesland. V ^^arel de V. hadt, in den jaare MDXVI, een Bevelfchrift doen uitgeeven , om , in >s Gravenhaage, de belastingen op Bier en Wijn te verhoogen. Dit bezwaar kwam het Volk zo drukkend voor, dat het aan 't morren en muiten floeg. Een Schuitevoerder werd gevat, wegens het vervoeren van Bier zonder de belasting te betaalen : eenige Vrouwen fchoolden zamen, en ontzetten hem uit de handen der Schoutsdienaaren. De Baljuw en ProcureurGeneraal wilden hem met geweld haaien uit de St. Jacobs Kerk, werwaards hij de wijk gnomen hadt. De Pnefters, niet te vrede met zich daartegen openlijk te verzetten, lieten zich door den zamengerotten hoop beweegen, om den Procureur endiensSubfiftu.t in de Sacriflie optefluiien, en 'er hun den gebeden nagt te laaten. De Schuirevoerder maakte zich ondertusfchen weg. Men bragt, om het Volk te beteugelen, Soldaaten op de been, die, welhaast, eene hagelbui van fteencn kreegen, en,daarop vuur geevende, drie of vier perfoonen kwetflen : zij namen 'er eenigen gevangen , die men dreigde , met geweld, op vrije voeten te (Tellen. Eindelijk werd het oproer geflild , en de Stadhouder vondt goed , eene Opfland in den Haage, over de belastingen. 1524»  Carel be II. Gevolgen der gevangeaneeming van Francois een I. (*) De Riemer Befchr. van 's Gravenh, I. Deel , bl„ 361,362. Crimineele Sent. E. f- 146. 44t GESCHIEDENIS eene algemeene afwisfcbing van misdrijf aantekondi* gen, onder beding eener boete van-tweeduizend en vijfhonderd Guldens. Van deezen zoen vonden zich eenige belhamels verftooken , en een perfoon , die Bout van 't Stadhuis afgeroepen hadt , dat het Oproer vergeeven was , werd de tong met een gloeiende priem doorboord. Elf Mans- en drie VrottWsperfoonen moehen, in 't openbaar , God , den Koning, den Stadhouder en het Geregt vergiffenis verzoeken : doch hun dit te verwijten werd fcherp verbooden. De Keizer deedt de Schepeas en Thefauriers van '* Graavenhaage afzetten , en de laatstgemelden rekening afvorderen. De belasting verpagtte men vervolgens, doch dezelve bleef, naa, voor een' korten tijd, de helft verminderd te zijn , op den ouden voet (*).- Het lot der oploopende en flegtbeftuurde dapper-» heid van Francojs den I. was, dat hij moest zwigten voor de bedaarder en afgeregter krijgskunde van Carel den V. Pavia ftrekte tot het vernederend en bloedig tooneel, waar de Soldaatfche Koning de gevangene werd van een' Staatkundig Keizer. Bij een Behand , te Breda geflooten , tusfchen de Ge-» volmagtigden van de Landvoogdesfe der Nederlan* den en der Hertoginne van Angoulême, Regentesfe van Frankrijk, zo lang de Koning, haar Zoon, gevangen was , bedong men de vrijheid der Haringvis*  der NEDERLANDEN. 443 visfcherije (*> Deeze gebeurtenis verwekte groote blijdfchap in alle Plaatzen , die 'er belang bij hadden» en zeer in verval geraakten, doordien de Franfchen de Haringbuizen wegnamen (f). Met den Hertog van Gelderland, fchoon in dit Beftand begreepen , üoot men een afzonderlijk Beftand voor één jaar. Hij was te meer te dugten, dewijl het ongeluk des Konings van Frankrijk hem zeer ter harte ging. Frankrijk hadt in hem een dierbaar Bondgenoot. Het niet genoeg rekenende , dat hij den Graaf van Guife een talrijk Leger hadt toegefchikt, boodt hij de Regentesfe aan , in eigen perfoon, met eene andere Krijgsmagt, te komen , om de Grenzen van Ficardye te verdeedigen , of eene iterke afwending in Braband of in Holland te maaken , in gevalle de Franfchen door de Nederlanders gepraamd werden (£). Deeze ftoutmoedige Hertog hieldt , in zeker opzigt, de balans van Europa tet gen het overhaalende gewigt van 't Huis van Ooflenrijk. Christiaan de II , door de Deenen, op eene dwinglandfche wijze, van hem mishandeld, met rede afgezet , kwam in de Nederlanden eene fchuilplaats zoeken. Zich te Feere in Zeeland nedergezet hebbende , deedt deeze Koning, thans in een ZeeCO Du Mont Corps Diplom, fom. IV. P. I. p. 433. (t) Aart v. d. Goes Re gijl. bl. i3a8. (§) Garnier, Tom. XXIV. p. 155. H. Deel. 2. St. L Carel qb II.  444 GESCHIEDENIS Carel de II. Christiaan de II. Koning; van Decnemarken,een Zeeroover. 1525. ~ Bede, ain de 'Landvoogdesfe ingewilligd. Zeeroover hervormd , Schepen ter kaap vaaren te* gen de Lubekkers en andere Oofterlingen , Bondgenooien van Koning Frederik , in zijne plaats ten Throon verheeven. De Hollanders, met rede, veel meer belangs ftel'ende in hunnen Koophandel , dan in de herftelling eens verdreeven Konings , zagen, met leedweezen, hunnen Koophandel gedrukt, en dat de Oofterlingen het Zout uit Frankrijk haalden, 't geen zij gewoon waren met hunne Schepen na het Noorden te voeren, en deeden ten Hove de fterkfte vertoogen , en verwierven , naa veel onderhandelens, dat Christiaan den II. het uitrusten der Schepen en het zeerooven mogt belet worden (*). Zij herfrelden de veiligheid van hunnen Handel eerst door een Beftand met Lubek , vervolgens met de andere Oofterlingen en Zweeden (|). De Landvoogdesfe deedt eene Bede van honderdduizend Guldens bij de Staaten van Holland. Te vergeefsch vertoonden zij haar , hoe de Landen uitgemergeld waren door de belemmeringen des Koophandels , door de invallen der Gelderfchen , en de zwaare Beden, zints den dood van Koning Philips opgebragt. De Stadhouder deedt alles , wat in zijn Termogen was , om de eene Stad voor en de andere naa te ruimen, zogt die van Delft aan zijne zijde 0vertehaalen, met hun de kwijtfchelding van dc helft, of meer , van hun aandeel te belooven , indien zij hun- (*) A. v. d. Goes Regi/l.bl. 1. 4. (f) Denzelven , ald. bl. 3 29.  ber NEDERLANDEN. 445 hunne Rem wilden geeven. Vervolgens ftelde hij bedreigingen te werk, van Commisfarisfen te zenden, de oude Rekeningen natezien, de Vroedfchap te veranderen, en wat hun meer zou kunnen lastig vallen. Zij bleeven weigeren , met Leyden , Gouda, Alkmaar, Oudewater en Gornichem , terwijl Dordrecht, Haarlem, Amfterdam, Rotterdam ,. Schiedam , Hoorn, Enkhuizen en Schoonhoven dit met de Edelen bewilligden. De Delvenaars waren ook de éénigen, die niet wilden ftemmen, om den Stadhouder vijfduizend Guldens ter hand te ftellen , welken hij verzogt, onder het voorwendzel, om zetenmeeRen diende van den Lande uittedeelen (*). De Landvoogdes kreeg, ondertusfchen , haaren eisch. Zij badt, om dien te vergoelijken , haare vreeze betuigd , dat anders dit Land het tooneel des oorlogs mogt worden. Carel de V. hadt, met al zijne geveinsde gemaatigdheid, zijne heerschzugtige oogmerken en eenige trekken van tergende trotsheid tegen Hendrik de:.; VIII, dien hij , voorheen , laaghartig vleide , niet kunnen verbergen. Onderfhjke roem ware hem befchooren geweest, indien hij zijnen Koninglijken Gevangenen , zonder losgeld , hadt laaten trekken. Doch , in tegendeel , fchonk hij hem de vrijheid niet, dan onder de vemederendde en ondraagiijkde voorwaardeu, naa hem, bijkans elf maanden, inee/ ne (*) A. v. d. Goes Regijl. bl. 14 21. L a Careü de II. ■ Nieüwe Oorlog tusfchen Carfl deA V.en Franco» den I.  44<5 GESCHIEDENIS be II. ne Itrenge gevangenis gehouden te hebben. Francois de I. moest hem, onder anderen , Bourgonje, Charolois, en alle zijne regten op Artols en Vlaanderen afltaan, den Keizer belooven, dat hij den Hertog van Gelderland, binnen 't jaar, zounoodzaaken tot eenen afftand van 't geen hij nog in dat Hertog, dom en het Graaffchap Zutphen bezat, ten zijnen behoeve; als mede, dat hij Philibert , Prins van Oranje, die, zo wel als verfcheide andere Leenman. nen van Frankrijk, de zijde des Hertogs van Bourbon gehouden hadt,. en onlangs gevangen genomen was, op vrije voeten in 't bezit zijner verbeurd verklaarde Goederen zou Hellen: dit laatfte was hij genoodzaakt , ten onzigte van verfcheide andere Heeren, tocteftemmen: en, boven dit alles, zijne twee Zoonen tot Gijzelaars leveren. Nauwlijks wa¬ ren deezen tegen hem uitgewisfeld, en hij op Franfchen bodem gekomen, of hij fteeg op een Turksch Paard, en, 't zelve de fpooren geevende , riep hij, de hand over 't hoofd zwaaijende , Nog ben ik Koning ! Hij ontdekte, welhaast, de heimlijketegenverklaaring , welke hij hadt laaten opltellen wegens een Verdrag , hem , wel is waar, door een Overwinnaar afgeperst, doch geflootcn voor 't oog der Volken , en verzegeld door de openbaare trouwe. Hij vondt, overëenkomftig met zijn wensch , alle zijne Onderdaanen ongeneegen , om het Rijk dus vanééntefcheuren, en erkende plegtig zijn gelukkig onvermogen , om de Grondwetten van den Staat te veranderen. Brandende van wraakzugt over de be- le-  der NEDERLANDEN. 447 CAREL DE II. ledigingen, hem aangedaan, zag hij met blijdfchap, dat zijn ramp hem doorlugtige Medehanders verzorgd hadt, en was overtuigd , dat zijne gevoelens van eerlijkheid die van eenen gelukkigen Mededinger overtroffen, welke hem in denoodzaakhjkheid bragt, om ze te fchenden. Zij vreesden voor de aangroeiende overmagt van het Huis van Ooftenrijk gereed om geheel Europa in ketenen te Haan. De Ko, ning van Engeland, de Fenetiaanen , de Florentijnen en de Hertog van Milaan fpanden allen, met den Koning van Frankrijk, tegen den Keizer zamen. De Opperprielter Clemens de VII. tradt niet alleen in dat Verbond, maar verleende ook zelf, uitkragte van de volheid zijns Pauslijken gezags, Francois den I. volkomen ontflag van den Eed , waar mede .deeze gezwooren hadt het Verdrag van Madrid te zullen naakomen (*). Carf.f.s DEN V. krijgsbedrijvenin Italië. Rome ingenomenen geplunderd. Dit ontflag kwam den Paus duur te haan. Carel de V, die , op 't ontwerp van de tijding deezes Bondgenootfchaps en van dit bedrijf des Roomfchen Kerkhoofds, Francois den I. voor een Vorst zonder trouw en zonder eer uitgemaakt, en Clemens den VIL van ondankbaarheid en eene flaatzugt, den Opperprielter onwaardig , befchuldigd hadt , zette den Oorlog in Italië voort. De Hertog van Bourbon trok aan 't hoofd der Keizerfchen, het volgende jaar, (*) Robertson Hifi. van Carel den F, IV rwi L 3  448 GESCHIEDENIS Carel, DE II. jaar , na Rome , en fneuvelde in het ftormloopen. De Soldaaten, welverre van den moed te laaten zakken, deeden de gelederen weêrgalmen door den naam van Bourbon , en het woest gelchreeuw , Bloed l Wraak .' Puin bert van Chalons , Prins van 0ranje, voerde hun vervolgens aan, en vermeefterde de Stad. De ongelukkige Stedelingen moeiten alles verduuren, wat de woestheid der Duitfcheren , de fchraapzugt der Spanjaarden en de dartelheid der Italiaanen kon aanregten. De losgelaate plunderzugt lloeg de vernielende handen aan de Huizen van bijzondere peribonen, aan Paleizen en Kerken. Ouderdom, rang, noch kunne, werden'3bntzien. Cardinaalen , Edellieden, Prielters , bejaarde Vrouwen en Maagden vielen allen ten prooi der Vcröveraaren, die, maanden agter een, deeze gruwzaame rolipeelden. grooten buit maakten, en zwaare losgelden afperken. Rome , fchoon verfcheide maaien geplunderd door de Noordfche Volken , die , in de Vijfde en Zesde Eeuwe, het Keizerrijk als overhroomden, was nimmer door de Heidenfche en Barbaarfche Bunnen, Wandaalen en Gothen zo mishandeld , als nu door de bijgeloovige Onderdaanen van eenen Catholijken Monarch (*). Wanneer deeze , ondertusfchen , de tijding hier van ontving, en in 't hart daar over verheugd was, geliet hij zich, als of het alles buiten zijn, weeten en be- (*) Robertson Hifi. van Carel de» F. IV. Deel, W- Ui.  der NEDERLANDEN. 449 bevel gebeurd ware, en fpeelde den geveinsden bedroefden, flaakte alle vreugdebedrijven over de geboorte van zijnen Zoon , en , tot overmaat der huichelaarij , welke ieder reeds in 't oog liep, wilde hij , dat 'er, door gansch Spanje , Gebeden en Ommegangen zouden gedaan worden tot verwerving van 's Pausfen vrijheid , om welke te bezorgen hij mets anders te doen hadt, dan enkel een bevel aan zijne Veldöverftens aftevaardigen (*). Francois de I. en Hendrik de VIII, die met elkander een Verboud geflooten hadden,' om den Keizer te water en te land te beoorlogen , bepaalden in 't bijzonder, om de Nederlanden met een Leger van dertigduizend Knegten en vijftienhonderd Mannen van wapenen aantetasten, en «ene Vloot, met vijftienduizend koppen bemand] in zee te brengen. Ook zou Frankrijk den Hertog van Gelderland aanzetten , om de Oojlenrjjkers te beoorlogen (f). Groote kommer ging Holland aan op het hooren deezer beraamingen , en deeze werd vermeerderd door eene andere ramp dreigende gebeurtenis. Nauwlijks hadt Philips van Bourgonje , Bisfchop van Utrecht, in den jaare MüXXIV, den laatften lee- (*) Robertson ffijl, van Carel den F. IV. Deel bl. 114- (f) Rijm. Aü. Puil. Angl. Tom. IV. P. II. p.78. Rafin , Tom. V. p, sae". L4 Carel de II. De Nederlanden met den oorlog gedreigd.  450 GESCHIEDENIS Carel PE II. De Gelderfchen , meelter van U (recht. leevensadem uitgeblaazen , of de Ooflenrijkers wis* ten, in fpijt van alle de kuiperijen des Hertogs van Gelderland , de keuze te doen vallen op Hendrik van Beijeren, Zoon van Philips, Keurvorst van de Palis. Bij zijne inhuldiging hadt hij beloofd , alles te zullen aanwenden, om den Hertog van Gelderland te beweegcn, dat hij aflland zou doen van zijne bezittingen in Overijsfel. De Staaten hadden hem, ten dien einde , vijftigduizend Goudguldens toegezegd. De Hertog was hier toe te gereeder overtehaalen, dewijl Deventer, Zwol en Kampen zich reeds zijner geweldenaarije, en der baldaadigheden van zijn befchermend Krijgsvolk, onttrokken en een Verbond van onderlinge befcherminge geflooten hadden. Het kwam 'er flegts op aan, om de aanzienlijke fomme, die de Bisfchop hem daar voor zou betaalen, te vinden. De Stad Utrecht, ten prooije aan eene oproerige Voiksregeering, weigerde hetgeld optebrengen, en 'er onthonden de hevigfte beweegenisfen. Het fcheen , dat de Vrijheid , in doodsangst liggende, haare laatfte en geweldjgfte poogingen deedt. De Bisfchop nam de toevlugt tot de Geestlijkheid , en dwong dezelve groote geldfommen af. Eindelijk kwam hij, in dep. Zomer desjaars MDXXVK, aan 't hoofd van tweehonderd Ruiters , voor de Stad, en meende de Tolfieeg - Poort in te rijden ; doch de Burgers liepen te wapen, en dwongen hem na Oostbroek terugtewijken. Zij verzogten , ten dien zelfden tijde, den bijftand des Hertogs van Gelderland: deeze , wonder in zijn fchik met deeze nieuwe ge» le*  ber NEDERLANDEN. 451 tegenheid, om zijn gezag wijder uittebreiden, vaardigde een goed aantal zijner Ruiteren na Utrecht. De Kerkvoogd legerde zich aan de Vaart, waar hij een Blokhuis deedt bouwen. Het omgelegen Landi werd door de Krijgsbenden der beide Partijen verwoest (*). Floris van Egmond , Graaf van Buuren , ten dien tijde Capitein - Generaal , haalde teritond den Raad in 'j Graare/ihaage over , om de Staaten ter Dagvaard te befehrijven. Dewijl zij verfcheide redenen in 't midden bragten , om den verzogten onderhand en manfehap afteflaan , liet de Landvoogdesfe hun anderwerf vergaderen. Naa veel tegenRribbelens hemden zij in de voorbetaaling eener reeds ingewilligde Bede , welker vervaltijd , fchoon op handen, nog niet verfcheenen was. AmfterdamWzx. nogthans aantekenen, dat dit voorbeeld niet in gevolge zou getrokken worden. Haarlem , Gouda en de andere Steden bedongen, dat men de penningen, van deeze voorbetaaling komende , zou gebruiken ter afloshnge der Rente van vijfduizend Guldens, in den jaare MDXXIII, voor den Keizer verzegeld (f): voorwaarden , waar aan men zich ten Hove luttel floorde. De Stadhouder van Holland, de Graaf van HoogJlraaten, hieldt zich ten Hove bij de Landvoogdesfe op, (*) Henr. v. Erp, Chron. bl. 100 1*4. (f) A. v. D. Goes Regift. bl 43,44. L 5 Carel m II. Onderhand , in Holland gevorderd. 1528.  Carf.l de II. 45a GESCHIEDENIS op, onder voorvvendzel, dat hij dus den Lande den meeften dienst kon doen. De Heer van Caftre, zijn Onderftadhouder, vondt de Hollandfche Grenzen in een flegten Haat van tegenweer. De Gelderfchen drongen dieper in 't Sticht, en maakten zich meefter van Rheenen en het Slot ter Horst. De Bisfchop tradr in onderhandeling met de Landvoogdesfe te Schoonhoven. Hij vertoonde, hoe zeer het de zaak des Keizers was, de Gelderfchen, zo fpoedigmogelijk, uit de overheerde Plaatzen te verdrijven. De Stadhouder begaf zich in perfoon na den Haage, waar de Staaten, in grooten getale , zich ter Dagvaarte bevonden. Hij fchilderde voor hun , met de leevendigfte kleuren , de fchrikbaarende gevolgen van den voorfpoed der Gelderfchen, en fcheen alleen van hun te willen weeten , welke Grensplaats het meefte voor den vijandlijken aanval bloot lag : ten einde men deeze in ftaat van tegenweer ftelde. De Steden raadpleegden, ouder gewoonte, eerst met de Edelen , en, vervolgens, onderling met elkander. Doch, wanneer, 's anderendaags, elke Stad de haar naastgelegene Grensplaats oordeelde verfterkt te moeten worden , wendde de Stadhouder het over eenen geheel anderen boeg, en vorderde openlijk eene Bede van tachtigduizend Guldens , om de Franfchen en Gelderfchen, thans gereed tot den aanval op Holland, aftewceren, 'er bij voegende, dat, in gevalle de Vrede en het Beftand bleef duuren , deeze penningen ten algemeenen oirbaar zouden befteed worden. —— Te vergeefsch vertoonden de Staaten den ver-  der NEDERLANDEN. 453 verarmden tceftand des Volks, en dat de Oorlog nog niet verklaard was. De Raad bragt hierop in , dat deeze zekerlijk zou verklaard worden : dat de nee•ringloosheid, de bron der armoede , alleen te herftellen was door een' vasten Vrede , dien de Oorlog moest verfcbaffen; en, eindelijk, dat de Vijand, in het Land komende, nog wel iets te haaien zou vinden. Delft was de laatfte, om hier in te hemmen. Doch in de algemeene Bewilliging wordt wel uitdruklijk bedongen, dat de toegeftaane onderftandgelden alleen gebruikt zouden worden tot verdeediging van Holland, en , in gevalle van Vrede met Frankrijk, alleen tot 's Lands beste, bij raade der Staaten (*). De Keizer en de Koning van Frankrijk , elkander heftig gefcholden , door openbaare tergingen beledigd , en uitdaagingen tot een tweegevegt, die beter aan de Helden van een Roman, dan aan de tweegrootfte Monarchen hunner Eeuwe, voegden, gezonden hebbende, vingen den oorlog aan: Francois de I. wilde inzonderheid zijne wraak aan de Nederlanden koelen. Veele Schepen der Hollanderen en Zeelanderen werden door de Franfchen genomen , en zij kreegen , ter wedervergelding , de vrije Kaapvaart op de Franfchen (f). De Landvoogdesfe ftondt den Heer van Be veren , Capitein van Zeeland, toe, Volk (*) A. v. d. Goes Regtfl. bl. 48 57. (t) Rzigersb. II.Deel,bl. 419. BalenDord.bl.817. A. v. Goes Regijl. bl. 69. Carel de II. Vijandlijkhedenmet Frankrijk.  454 GESCHIEDENIS Carel de li. Verdrag met Engeland. Volk nanteneemen , Schepen uitterusten, en Zeeland. te verlterken. Van de veertigduizend Ponden, welken hij hier toe den Staaten afvroeg, werden hem niet meer dan vierentwintig duizend , en dit nog onder zekere voorwaarden , ingewilligd. Het Verbond, met de Steden van Braband, in den jaare MDXXIV, geflooten , vernieuwde men in Holland Terwijl de Franfchen al hunne magt bijkans na Balie gewend hadden, liet de Landvoogdesfe het Hof van Londen polfen, om den Koophandel tusfchen Holland en Engeland, nu geheel gehaakt, teherftellen. De Engelfchen waren hier toe zeer geneegen, dewijl de Wol- en Laakenhandel , zints den verklaarden Oorlog , ftil ftondt , en het morrend ongenoegen floeg tot muiten over. Hendrik de VIII , eenen algemeenen opftand vreezende , floot met Margareet een Beftand voor acht maanden , in 't welk men de Vaart en Visfcherij vrijftelde. Hij bewoog Francois den I, om 'er van zijnen kant deel in te neemen. De Hertog van Gelderland was 'er ook in begreepen , doch onder voorwaarde, dat hij het Opper- en Neder-Sticht, Groningen en de Ommelanden den Keizer zou inruimen , zonder zich door de wapenen daar toe te laaten dwingen (f). De Stadhouder , van dit getroffen Beftand den Staaten kennis geevende , deedt hun opmerken , dat deeze Be- (*) A. v. d. Goes RegiH. bl. 66 enz. (t) Du Mont Corps Diplom. Tom. IV. P. I. p. 515^ Rijm. Alt. Pubi. Angl. Tom. VI. P. II. p. 103»  der NEDERLANDEN. 455 Bekendmaaking eene Eervergunning des Keizers was , dewijl het hem vrijjlondt Vrede en Bejland te maaken , buiten kennis en toejlemming zijner Qnderzaaten. De Staaten bedankten hem voor de beweezcue eere (*). Zij zouden hebben kunnen en mogen zeg • gen : Onze oude Vorften hebben dikwijls gezwooren, geenen Oorlog te voeren, of Vrede te (luiten, zonder ons raad te pleegen. Wij zien niet duidelijk, dat de gunst, welke men ons tegenwoordig bewijst, zo dierbaar is , als gij ons zoekt inteboezemen. Men maakt eerst een Belfand , zouder ons daar van te verwittigen , en, als het gellooten is, deelt men ons de punten mede , hoedanig die ook zijn mogen. Carel de 11. Middelerwijl was de Hertog van Gelderland, kundfchap gekreegen hebbende, dat men , om hem aantevallen, den Staaten nieuwe Beden gedaan hadt te raade geworden, de Hollanders dit betaald te zetten, en hun te voorkomen. Ten dien einde deedt hij een Leger, omtrent tweeduizend Knegten Berk, onder het geleide van Maarten van Rossem , Heer van Pouderoyen, een ervaaren en ftoutmoedig Krijgsman , derwaards rukken. Zij trokken, met den aanvang van Lentemaand , uit Utrecht, van eenige Burgers vergezeld. Om te minder agterdogt te wekken , voerden zij Oojlenrijkfche Banieren , en , den weg na 's Graavenhaage neemende , gingen zij Montfoort, Woerden en Leyden, in den fchijn van j-i . vrien(*; A. v. d. Goes Regifl. bl. 84. Maarten van Rossem'plundert den Haag.  45°" GESCHIEDENIS Carel. de II. vrienden voorbij. Zo ras zij den Haag naderden, liet van Rossem de Gelderfche Vaandels ontrollen, en fprak zijne Tochtgenooten in deezer voege aan: „ Spitsbroeders, flaat het oog op dit open Vlek, „ waar de fchatten opééngehoopt zijn van de Hol' ,, landen, zo dapper, terwijl zij arm waren , doch „ zo laf, naa dat de rijkdommen bun ontzenuwd „ hebben. Gedraagt u moedig , en alle hunnefchat- ■ „ ten zijn de uwen !" De Soldaaten t$nf buit dorftende , hieven het krijgsgefchreeuw aan : Gelder! Gelder ! Alle de ftraaten waren reeds vol Krijgsvolks , eer de Burgers tijd hadden , om iets te bergen. De Raaden van Holland verlieten in allerijl het Hof. De aanzienlijkfte Huizen, uitgenomen die van het Hof, werden geplunderd. Ter geopende Gevangenpoort het men 'er eenigen uit, die mede op roof liepen. De Ingezetenen kogten de verdere verwoehing af voor twintigduizend Guldens. De Roovers, met rijken buit bekaden, keerden , langs den zelfden weg, na Utrecht te rug, zwaarebrandfehattingen vorderende van de Dorpen , die zij doortrokken (*). De Raad van Utrecht , vreezende , dat men de fchaade deezer plunderingen op hunne Stad zou vernaaien,keurde dit beftaan openlijk af,en verklaarde terftond, dat de Regeering daar toe geenzins verftaan hadt (t> Welhaast kwam de tijding van dit ftout beftaan de (*) Pontanus, Bib. XI. p. 744-746". (t) Hortens. Rer. Ultraj. p. R. 2. verf.  der NEDERLANDEN. 457 de Landvoogdesfe ter oore. De Staaten van Holland verzogten op het ernftigst, dat de Graaf van Buüren , Capitein-Generaal, en de Stadhouder Hoogstraaten ten fpoedigften mogten overkomen, en bewilligden terftond in de verzogte verzegeling eener geldfomme van vijfduizend Guldens 's"jaars Losrenten voor den Keizer, eertijds geweigerd (*). De Stadhouder, misnoegd over de begeerte der Hollanderen, om, in ftede van den Heer van Castre, die in 's Volks haat geraakt was, eenen anderen Capitein te hebben, en, van denkbeeld, dat zij hem den Stadhouder, ruim zo veel op 'toog hadden,beklaagde zich over de Hollanden in 't algemeen al? ondankbaar, en bijzonder over de Amjlerdammen, die den Vijand in Utrecht leevensmiddelen toevoerden, vijandlijke Goederen borgen, en den fpotdree. ven met de Keizerlijke Gemagtigden, die dezelven kwamen zoeken. Leyden kIaagde ( va[] dm anderen kant, fterk over den Capitein Hansken van Tiben, die, onlangs, Krijgsvolk in de Stad gezonden hadt, om Utrechtfche Goederen optefpeuren er. reden te vraagen van het fpijzigen des Vijands in Utrecht, De Steden en het Hof van Holland zelf vonaen deeze handelingen zo ftrijdig met de Stads Wregten, volgens welken de Burgers voor de *evvoone Stede Regtbankeu moeften geoordeeld worden dat men den Capitein van Holland deswege fchreef, en den Raad der Steden riedt, in zulk een O A. *d. Goes Regifl. w. 5p__6S. Carel' de II. KrijgstoeruS'tingen in Holland.  458 GESCHIEDENIS Carel, de II. Keizer Carel de V. meefter van Utrecht en Over(js/ei. geval, geweld met geweld te fluiten (*). Naa veel over- en wederfpraaks werd de Graaf van Rennenberg, in plaats van Castre, tot Capitein benoemd. Van alle kanten maakte men krijgstoerustingen. De Stroomen en Zeegaten werden met üorlogfchepen voorzien. Men verlangde voor drie maanden het Behand met 'y Hertogenbosch en Antwerpen. De Staaten van Braband beloofden , vierduizend Voetknegten en duizend Paarden te onderhouden , om in Gelderland te vallen, mits Holland drieduizend VoetKnegten en vijfduizend Ruiters, en de Keizer tweeduizend op de been bragt, om het Qverftkht te herwinnen. Naa veel woordwisfelens en gedings helde men vast, dat Holland, ter maand, tweeëndertig duizend en tweehonderd Guldens, en dtBrabandfche Steden achtënveertigduizend Guldens zouden opbrengen : welke fommen geheel tegen de GelderJchen zouden befteed worden (f). De Ooftenrijkfche Wapenen deeden fchielijk veele vermeeheringen. Juriaan Schenk, Heer van Tau* tenburg , Stadhouder van Friesland , ontweldigde den Gelderfchen Hasfelt, de eenige Plaats van aangelegenheid , welke zij nog in Overijsfel bezaten. Hij veréénigde zich in de Feluwe met den Graafvau Buuren, Capitein der veréönigde Legermagten van Holland en Braband , die het Slot ter Eem gewonnen hadt. Hattum, Elburg ztiHarderwijkxvi- len (*) A. v. d. Goes, Regiji. bl. 74. ft) Zie aldaar, bl. 67. 7- 83-  der NEDERLANDEN. 459 len den Oo/lenrijkeren in lianden. De Gelderfchen verboren nog meer : doch het voornaamlte verlies was Utrecht. Deeze Stad werd bij verrasfmg ingenomen door WtLLEti Turk , en drie dagen lang ter plunderinge overgegeeven. De Bisfchop vervoegde zich terftond derwaards , en , grootüjks verbitterd tegen de voornaamfte Aanhangers der Gelderfchen, deedt hij 'er eenigen onthalzen , en eenigen in den Lekftroom verdrinken (*). Hierop wendden de Staaten van Holland de ernftigfte poogingen aan , om het Nederftichtmtt Holland te veréénigen en aan het Hof in den Haage te onderwerpen. Maar dewijl Braband tot deeze vermeeftering niet min dan Holland hadt toegebragt, werdt den Keizer het wereldlijk gebied over de Stad en het Neder/licht , als Hertog van Braband en Graaf van Holland , den veertienden van Oogstmaand des jaars MDXX VIII, opgedraagen (f),_ Men zette den Gelderfchen Oorlog met den zelfden ijver voort, en Iloeg het beleg voor Tiel. Het verloopen der Krijgsknegten deedt dit beleg opbreeken. De Soldaaten konden, van wege de veelvuldige Vrijwaaringen, door de Legerhoofden aan de Inwoonderen van 'fi Vijands Land verleend, waar bij zij 'tbest fton- (*) Hortens. Rer. Ultraj. Lib. VIII. p. ï& Henr v. Erp. Chron. bl. 107,108. Ct) A. v. d. Goes Regi/l. M. 84 04. Groet Utr. Plakaatb. I. D. bl. 3. II. Deel. 2. St. M Carel de II.  4<5o GESCHIEDENIS Carel de II. Vrede met den Hertog van Gelderland. 1528. honden, niet op roof uitgaan , en verteerden meer dan hunne foldy. Men vreesde, en met grond, dat zij in dienst des Hertogs van Gelderland zouden treedeu. De Staaten van Holland weigerden nieuwe Beden optehrengen; doch, het Verbond met de Brabandfche Steden voor twee maanden verlengd hebbende , bewilligden zij tot het opneemen van zestienduizend Guldens , en eene verzegeling van éénduizend Guldens 's jaars, die, naa verloop van drie jaaren , tot 's Keizers laste zou komen. Te vergeefsch verzogten zij het platbranden van de Tieleren de Bommelerwaard , bij een Generaal, die voor zijnGraaffchap£««^» en het Land van Kuik vreesde CODe Hertog van Gelderland , zich van alle kanten benard vindende,hadt reeds eene Vredesonderhandeling te Gornichem aangevangen, die den vijfden van Wijnmaand des jaars MDXXVIU , tot een Vredebelluit kwam, 't welk op deezen voet was ingerigt. De Hertog zou Gelderland, Zutphen, Groningen en de Ommelanden , Koeverden en Drente van den Keizer voor zich, als mede voor zijne Manlijke en Vrouwlijke Erfgenaamen, ten leenhouden: bij ontftcntenisfe daar van vervielen dezelven aan den Leenheer. Hij itondt den Keizer toe , in Gelderland Krijgsvolk te werven, en beloofde hem, alle Verbintenisfen met Frankrijk, en alle Verdraagen , ftrijdig met 's Keizers belangen , te verbreekcn. De Keizer verbondt zich CO A. v. d. Goes Regiji. bl. po 4 GESCHIEDENIS Carel de II. Voorregten , ter dier gelegenheid , door de Utrecht■ fc en verlooren. fchen aan als eene foort van Edelen en Knaapen van den Lande. Zij droegen den naam van Dienstmannen van St. Maarten of St. Maartens Mannen. Zij moeiten voor hun eigen Burger,-Regtbank te regt gefield en mogten niet voor een vreemde getrokken worden: de Bisfchop hadt alleen in geestlijke zaaken te zeggen, zij waren niet verpligt, hem , buiten de Stads muuren , ter heirvaart te volgen. Geen Burger mogt men in zijn huis bekommeren, of in de gevangenis fluiten,. wanneer hij borg kon of wilde hellen. Niemand werd met het Burgerfchap verwaardigd , of hij moest in eenig Gilde bchooren. De Edellieden zei ven, die in de Regeering zogten te komen, moehen zich in eenig Gilde laaten infchrijven; eene fchikking , welke aan de Gilden geen gering aanzien gaf. Willem de II, Graaf van Hollanden Roomsch-Komng, rekende het zich tot eere, onder de Utrecht fche Burgeren opgetekend te worden , en Paus Adriaan de VI. roemde 'er op, dat hij een gebooren Utrechtsch Burger was (*). Van het jaar MCCCIV. vindt men egte befcheiden, die uitwijzen, dat de Utrechtfchen, jaarlijks, hunne eigen Wethouderfchap verkooren. Op onzer Vrouwen-avond te Lichmisfe , of den eerften van Sprokkelmaand , (uitgenomen zints het jaar MCCCCLXXX11I. tot het jaar MDX, in welken tijd men, naar 't believen van den Overwinnaar Maxi- mi- (*) Zie Booth. Befchr. van Utrecht, en Bürm. Utr. Jaari.  der NEDERLANDEN. 465 miliaan van Oeflenrljk , den dag der Regeeringsverandering verzette,) hielden de Gilden eene vergadering. Zij maakten een aanvang met het verkiezen hunner Oudermannen: deezen gingen , den gewoonen Eed afgelegd hebbende, na het Stadhui"*, om vierëntvvintig Raaden te kiezen. Als zij niet éénftemmig waren, Remden zij door Boontrekking: wanneer de Remmen naken, werden de naamen op onderfcheide briefjes gefchreeven , in een hoed geworpen, en één der Oudermannen nok, tot dat het getal, der gekoorenen vol was. De nieuwe Raaden gingen, „aa het doen van den Eed , over,om opdezelfde wijze Schepens te verkiezen. Deeze twee hchaamen noemden elk een Hoofd, en die twee Hoofden wierden Burgemeefters geheeten. De regeering der Stad berustte in den Raad, en de regtsoefening bij Schepenen. De Hoofd- Officier of Schout, die altoos een Stads Burger moest zijn, werd door den Bisfchop alleen aangeftcld. Wel verre van in den Raad voortezitten , mogt hij'er, ten eenigen tijde, geene zitting in'tgeheel hebben. De Vijven, oï Vijf-Mannen , beperkten zijn gezag : de voor' naamfte deezer werd Burgemeejïer van de Vijven Geheeten. Zij werden alle half jaaren aangeheld en maakten een lichaam van Tugtmeefters uit, gefchikt om de wanorder en gewelddaadigheden te weeren Zij moeiten, elk op hunne beurt, bij nagt en dag] de (*) Utr.PMaatb. III. Deel, bl. 67 78. M 4 Carel m II.  466 GESCHIEDENIS Carel de II. Oprigting van het HofProvinciaal. de ronde doen in alle de wijken der Stad; zij mogten , te aller uuren , in kroegen en boerenhuizen treden , de misdaadigen vatten en voor den Raad brengen (*). Ten tijde, dat Keizer Carel de V. het wereldlijk gebied aanvaardde, werden zij afgefchaft, en al hun bewind bijkans den Schout opgedraagen , wiens benoeming, als mede de aanhelüng der Schepenen en Raaden , van den Keizer ofwel van zijne Amptenaaren afhing. De Uitgebannenen ,en Verraaders, die hun Vaderland onder 't juk hadden helpen brengen , geraakten toen op't kusfen. Men beroofde zelfs de Magiftraaf sperfoonen van een' Draagband, welken zij over de fchouders droegen, waar aan verfcheide zilveren Bellen hingen, die, benevens den op den grond fleependen Mantel, hun in 's Volks oog een eerwaardig voorkomen bijzette (*). De Staaten werden volflxekt afhanglijk van den Stadhouder en het Hof-Provinciaal, voor zo verre de zamenroeping der Vergaderingen en het uitvoeren der Regtsöefeninge betrof. Het Hof-Provinciaal, waar aan Carel de V. den naam van den Overflen Raad gaf, werd, in Lentemaand desjaars MDXXX, opgerigt. De Graaf van Hoogfiraaten , Stadhouder van Holland en Ufecht, zat aan 't hoofd. Men hadt'er één Voorzitter, één Prcftdent, één Griffier en zeven Raaden , drie gewoonen en vier buitengewoonen: één deezer laatften droeg den naam van Pro- cu- (*) Utr. Plakaatb. I. D. 284. en II. D. bl. 104.  mn NEDER L AND-E N. 467 tweur Generaal, en nam alles, aan.dat ampt vet* knogt, waar. Dit Hof oefende, het hoogde Regt over degefchillen, die de VorstJijke Hoogheid, Voorregten en Domeinen bètrofhn; het 'ftrekte zijne heerfchappij uit over de Dorpen, de gemecne Wegen, de hroomen, en het koopen van graanen: de Staaten werden, ten dien tijde, zeldzaam, behalven over zaken van Geldmiddelen befchreeven. 't Zelve vertoonde 's Vorsten Perfoon bij zijne afwezenheid, en zomtijds zelfs de drie Staaten van den Lande. DeHeemraaden en Dijkgraaven waren 'er aan onderworpen. Met één woord, dit Hof had groot gezag in 't huk der Regeëringe, en zogt het zelfs zomtijds in de Stad Utrecht te doen gelden, waar uit met de Wethouderfchap hooglonpende gefchillen reezen. Het maatigde zich alle de regten van 't wereldlijk reg:sgebied des Bisfchops aan. Doch,in het burgerlijke, bleeven de bewoonders ten platten Lande onderworpen aan de Regtfpraak van elke plaats, Buurregt geheeten. Eindelijk, om de gevolgen van de oude barbaarfche vrijheid en de Friefche wetten, tot nog in zwang, te weeren, kreeg men last, om, het Roomfche Regt te volgen. (*) Hortensius, een gelijktijdig Schrijver, verklaart, dat Utrecht, met zijne vrijheid, zijn roem en luister verloor. Het Volk en de Gilden hebben nimmer de heerlijke voorregten van een vrij volk herkreegcn. Men (+) Utr. Plakaatb. % D. bl. 955- Matth. de Nobil. P- 675, 676. M 5 Carei, de IJ.  4SS GESCHIEDENIS Carel se II. Men geloofde hier door de burgertwisten, die geduurig deeze roemrijke Volksregeering ontrustten, te voorkomen. Men zag niet, of men wilde niet zien > dat ze dikwijls veroorzaakt waren door de eerzugt der Edelen, der Bisfchoppen en der nabuurige Vorsten. Men floeg geen agt op de tijden van rust en kalmte, door het volk genooten. Het bleek ondertusfchen,dat het, in't algemeen, de wapens niet opvatte, dan ter bewaaringe van regten, al te dierbaar om overgegeeven te worden aan den eersten heerschzugtigen, die dezelven wilde wegneemen. De hrenge en wijze wetten, daar vast gefield, toonen de valsheid van het gevoelen, dat het volk te veel om handen , en te weinig verftand heeft, om Zichzelve te beftuuren. Ongetwijfeld is het zoodanig in Landen, waar het, vernederd en gebukt onder den ijzeren fchepter der fchandelijkfte flaavermje, niets te hoopen en na niets te haan heeft: de onderfcheiding, welke men tusfchen 't zelve en andere Menfchen maakt, doet het allen gevoel van perfoonlijke waarde verliezen. Was het volk zo dom bij de Grieken, en Romeinen? Is het 'er dus, heden ten dage, mede gelegen bij de Friezen, te Geneve en in het Zwitzerfche gebergte, waar de Bernfche Adelregeering haare drukkende hand nog niet heeft kunnen uiiftrekken? Men vangt aan , met 's Volks geest uit tedooven, door 't zelve alle zijne regten te ;ontneemen, en zegt dan,verkeerd en dwaas genoeg zeker! „Ziet wat 'er van de Staatkunde zou worden, betrouw„ de men dezelve in zodanige handen". Ia  ber. NEDERLA N DEN. 4<5o In 't voorbijgaan moeten wij hier opmerken, dat de Inwoonders van V Hertogenbosch toen een gcdeelre van dezelfde voorregten verlooren: dewijl zij zich aankantten tegen de Monniken, die zij wilden dat dezelfde belastingen, als de andere Burgers, zouden opbrengen. Men bediende zich van die gelegenheid, om hun de keuze der Regeeringsperfoonen, bij hun bijkans op dezelfde wijze als te Utrecht gekooren, te ontneemen (*). De Hollanders zclven, vreedzaam van aart, en getrouw aan hunnen Vorst, konden hunne oude voorregten niet bewaaren tegen zijne nieuwe ovenveldi■ gmgen. Carel de V, in den jaare MDXV. van Haarlem na Amfterdam trekkende, merkte op, dat de Dijken in een flegtcn haat waren, cn,op veele plaatzen, herhei behoefden. Te vergeefsch toonde men den Vorst, dat zulks, deels aan den verarmden toehand der Landzaaten, door den Gelderfchen krijg uitgeput, en deels aan de geduurige hormen, moest toegefchreeven worden: hij maatigdezich het regt aan om nieuwe keuren op de Dijken te maaken, nieuwe' Dijkgraaven en Heemraaden aan te hellen; en benoemde Carel van Poitiers, die hier geen duim breed gronds bezat, tot Opperopzigter van 's Lands Dijkadien. (f). \ Ten zelfden tijde en Iaater, veranderde Carel de V. 00 Brandt Enkh. bl. 45. Velius, Hoorn, bl. ,80. Handv. van Rhijnl. bl. i20. 126. (t) Hift. van 's Hertogenbosch, I. D. bl. 463, Carel de II. Veranderingen in Holland.  47° GESCHIEDENIS Carel ds Hf. Aan (Telling eens Jdvocaatsvan Holland, naderhandllaadpenfionaris. V. de Regeenng in verfcheide Ilollandfche Steden, voor den gewooncn tijd (*). De Staaten, de noodzaaklijkheid ontdekkende, om 's Lands Regten en Vrijheden , tegen den indrang der Oostenrijkfche Vorsten te bewaaren, (lelden een Advocaat van Holland aan, naderhand Raad- Penfionaris genoemd. Mr. Albrecht van Loo, een Raadsheer des Hofs van den Graave, werd omtrent het Jaar MDX eerst daar toe benoemd, en, naa zijn dood in den Jaare MDXXV, was Mr. Aert van der Goes , Penfionaris van Delft, zijn Opvolger in dit hachlijk ampt. De Registers der Dagvaarten van Holland, door de pen deezes verdienstlijken Mans naagelaaten, verfpreiden veel lichts over dit netelig tijdperk. Ten dage, dat aan hooge Ampten nauwlijks iets dan groote last vast was, verdeedigde hij, met een vaderland lievenden ijver, 'sLands voorregten. Met weedom zag hij den aanwas van 'r gezag der Graaven, en kende van nabij de ftreeken der Landvoogden, Stadhouders en Hovelingen, die,dikwijls,door gefchenken moesten bewoogen worden, om te doen ,'t geen zij van regtwege niet weigeren mogten. Ondanks zijne zwakke lichaams gefteltenisfe, trok hij menigmaal, geen ruw weer ontziende, na Mechelen en Brusfel ter dagvaart, om het belang van Holland te bevorderen (f). De Staaten van Friesland kantten zich ook met ernst (*) Etfgraafi. Bed. in Holland, Voorr. (f) Tegenw, Staet IV. Deel, bl. 137. &c.  bek NEDERLANDEN. 471 ernst aan, tegen de inbreuken, die het Hof Provinciaal zogt te maaken. Zij beklaagden zich, dat verfcheide Grietenijen te hoog gefchat waren, en, inzonderheid , dat de Keizer en diens Amptenaaren zich de begeeving van Waardigheden en het aanRellen van Priesters aanmaatigden, 't welk het Volk of den gewoonenPatroonen toekwam. Zijfchroomden niet, het antwoord, hun gegeven, onbehoorlijk en hrijdig te noemen met de oorfpronglijke belofte, hun door den Keizer, in het Jaar MDXXtV, gedaan (*). Eene befmetlijke ziekte, de Engelfche Zweetziekte geheeten, de wijl men ze, in vroegeren tijd, in Engeland meende befpeurd te hebben, heerschte ten dien dage in deeze landen. De lijders vielen, bij den eersten aauval, in een diepen flaap; binnen een etmaal waren zij dood, wanneer men geen middel vondt, om hun uit dien.gevaarlijken flaap op te wek* ken en wakker te houden. Die 't langer uithielden, kwamen gemeenlijk wener op. Behalven een middel, door 't Hof van Holland tegen deeze ziekte voorgefchreeven, deedt men te Amfterdam een plegtigert ommegang, ter afwending dier kwaaie (f). Naardemaal de rampen, die het Menschdom treffen, een der weezenlijkhe voorwerpen zijn van de Gefchiedenis, en Lesfen aan de Volken verfchafTen, kunnen wij niet nalaaten, het oog te rug te wenden, op O) Friesl Ch. Boek, bl. 263. 490. 506". (i) Wagenaar, Amfi. Qefeh, II. D. bl. 505. Carei< de II.  47* GESCHIEDENIS Carel de II. Rampen, door zwervende Krijgslieden het Menschdom gebrouwen. Poogingen om Landen te ontdekken. op de jammeren, door de krijgsknegten veroorzaakt, zints de inftelliug van ftandhoudende Legermagten, jammeren, welke de geduurige krijgsverrigtingen van Carel den V. niet konden voorkomen. De kleinste Vorsten, door een dwaaze volgzugt en trotsheid vervoerd, wierven talrijke benden: welhaast vonden zij' zich in de noodzaaklijkneid, om ze af te danken: deeze lediggangers, gewoon aan het omzwervend leeven, waar in zij van behaalden buit beftonden , konden geen fmaak vinden in het ilil eii bedaard waarneemen eens handwerks , en maakten benden van Rovers uit. Welke verwoestingen hebben zij niet in verfcheide van onze Landfchappen, te Rome en op veele andere plaatzen aangeregt! Hoe veele Steden en Dorpen plat gebrand! Hoe veele Mannen, Vrouwen en Kinderen omgebragt! Hoe veele fchennisfen gepleegd! De ontdekking en vermeestering der Nieuwe Wereld vermeerderde de zugt', om verdere ontdekkingen te doen, en begon ook hier ten Lande te werken. De Heer van Beveren, aan wien de Keizer zeker Eiland gefchonken hadt, rustte twee fcheepen uit,om 't zelve te zoeken; zij Bonden onder bevel van zekeren Herrij, van Fecre geboortig, die, een jaar op zee gezworven hebbende, zonder iets te ontdekken , wederkwam van waar hij was uitgevaaren, alleen twee laadingen koopmanfehappen, die hij mede nam,om niet geheel vergeefsch den tocht gedaan te hebben, mede brengende. Anthoni Mulok, zeilde, in 't jaar MDXXVII, met een Zirkzeesch Schip  der NEDERLANDEN. 475 Schip, in een der havenen van Zeeland binnen, met eene raading, op Caho Ver de ingefcheept, waar, tot dien tijd, nog nimmer een Hollandsen of Zeeuwsch fchip geweest was (•»). In deezer voege ftrekte de magt, door Carel den V. in America en in Africa verkreegen, tot voortzetting van de Scheepvaart deezer Gewesten. Om vlijt en werkzaamheid op te wakkeren , werd te Amfterdam bevolen, dat allen, die niets te doen hadden, zich 's morgens na den Oudenbrug zouden begeeven, waar de werkvolk behoevenden hun zouden vinden (f). Om de jonge dogters van het bij ftraat zwerven en de ledigheid af te houden, kreegen zij last, zich te vervoegen na plaatzen, gefchikt, om naaijen en andere vrouwlijke handwerken te leeren (§). De verwijding der zeegaten, in Texel en het Vlie, bevorderde den koophandel der tegenwoordige Koopmarkt van Europa. Carfl DE lL Kerkelijke zaaken. Om oe wanordes , veroorzaakt door de geldgierigheid der Priesreren, die heimlijke Huwelijken flooten, te huiten, wierd te Amfterdam een bevel afgekondigd, dat elk Ingezeten, die zich, zonder drie voorafgaande aankondigingen , in 't Huwelijk begaf, achttien guldens boete zou betalen, en een half uur aan de Kaak te pronk ftaan. De Bisfchop van Utrecht verzette zich vrugtloos hier tegen. Te dier ge- (*) Reigersb. II. Deel, bl. 417. 418. (t) Keuren III. 144. (§) Haudv. van Rhijnl. bl. 91.  474 GESCHIEDENIS Carel He. üi Voortgang der Hervormingein óeNeder landen. gelegenheid kende het Hof in den Haage aan dé Keizerlijke Amptenaaren het regt toe ,om de zaaken van meinedigheid, overfpel, heiligfchennis, godslastering en toverij af te doen, hun ook vergunnende ^ de boosdoenders uit de vrijplaatzen te ligten. Het werd den Priesteren verboden, de zodanigen, die, op Feestdagen, aan den oogst, aan de dijken of ftroomen werkten, lastig te vallen, vrouwen, die geene openbaare Hoeren waren, ten toon te hellen, en boeten te vorderen van Ouderen, wier kinderen, door verzuim, in 't vuur of in 't water vielen (*). In deezer voege boezemde de voortgang derHervorminge , in die Staaten zeiven , waar men ze niet omhelsd hadt, het denkbeeld in, om de magt der Kerkelijken te beteugelen. De Hervermden kreegen meer en meer 'aanhangs. Verfcheide Vorsten in Duitschland en veertien groote Steden hadden de oude wijze van Godsdienstoefening afgefchaft. De Landvoogdesfe Margareet gaf, in den Jaare MDXXV, te verhaan, hoe zij geneegen was , om eenige misbruiken der geestlijkheid, waar tegen Luther gefchreeven hadt, te willen verbeteren (f). Ingevolge hier van,geboodt zij den Kerkdijken zorgete draagen, dat de Predikdienst niet wierd toevertrouwd, dan aan voorzigtige en verhaudige lieden van goede zeden. Zij belastte,het volk door geene verdichtzels te ergeren, om, in de Sermoenen, van Luther («) Groot Vlr.haatb. III. Deel, bl. 395. (f) Aert vam dlr GoEt, Regift. bl. 14. 17. 20.  der. NEDERLANDEN. 475 Tiier en zijne Leère zo min gewag te maaken, als van andere Ketters (*). Dit was,met de daad, eene verftandige fchikkihg, om den opgang eener nieuwe Leere te dwarsboomen: een veragténd üïlzWijgcn kan dikwijls veel afdoen: doch de gisting, in de gemoederen gaande gemaakt, was te ftërk,om biet van dit hulpmiddel te wagten. Dë onverfchrokke moed, met welken Jan de Bakker, Priester te Woerden, 'en verfcheide anderen van zijnen Aanhang den marteldood geleden haddén, zette aan de zaak der Hervormden luister bij. Willem Gnapiieus, Rector in het Collegie in 's Gravetikaage, wegens Ketterij in de gevangenis geworpen, was dezelve ontkomen , en redde zich met de vlugt. De Dienaars, die in de Vasten bij hem kwamen, vonden dat'ér worst gebraaden wierd; men zeide dat het gefchiedde , om de belustheid eener zwangere Vrouwe te voldoen. De Regters, twee dagen over dit aangelegen Ruk gezeten en geraadpleegd hebbende, kwamen tot dit optekenenswaardig befluit, dat men bekwaameGeneesheeien,zöu vraagen jof het natuurlijk mogelijk was, dat eene zwangere vrouwe, in de vasten, op worst kon belust worden ? in de Lentemaand des Jaars MDXXVU. werd geheel Holland ten Hove der Landvoogdesfe reeds van Lutheraanerij befchuldigd; en met naame de Steden .Helft en Amfterdam. Te laatstgemclder Stede hadt men een Geldersman tot de geesfelpaal en eene be* deCO Brand. Ref. ft Deel, bl. 97. II. Deel. 2. Sri N Carft. uk Ui  Ca rep de II. Opgang in Duitschland. 476 GESCHIEDENIS devaard na Napels vervveezen, om dat hij in de Vasten openlijk vleesch geëeten hadt. Een Schoenlapper werd voor zes jaaren gebannen: dewijl hij te midden van de Preek in de Kerk riep: „ Ik moet van „ hier gaan, ik heb al te lang na die verleiders ge„ luisterd." Hildebrand van Zwol , gezegd hebbende , dat het Sacrament des Altaars niets meer dan Gemeen Brood was, veroordeelde men, om dit te herroepen , zijn tong met een gloiend ijzer te doorpriemen, en tot eene altoosduurende ballingfchap. De Regeering te Amfterdam maakte zich, naderhand , ten Hove nog meer verdagt: omdat zij voluit weigerde, de te regthelling haarer Poorteren, wegens de misdaad van Ketterije, buiten het graaffchap voor vreemde Regters, met regt bevveerende, dat zulks tegen haare voorregten ftreedt: terwijl men ten Hove beweerde, dat alle de Nederlanden Uegts ééne Provincie uitmaakten. (*) Nog grooter en vaardiger opgang zou de Leer der Hervormden gemaakt hebben, hadden zij onderling niet verdeeld geweest. De drift, waar mede Zwinglius en LuïHiui elk hun gevoelen over het Avondmaal dreeven, deedt meer nadeels aan hunne zaak, dan de bloedigfte Bevelfchriften des Keizers. Op den Rijksdag, in Lentemaand des jaars MDXXIX. te Spiers gehouden , behondc alles, wat de Keizer met veel moeite kon verwerven, hier in, dat de Staaten van het Keizerrijk, die tot hier toe het vonnis van (*) Aert van der Goes , Regift. bl. 35.49. SS. 103.  dek. NEDERLANDEN* 477 Van de Rijksvergadering te Warms, in 't jaar MDXXIV. tegen Luther. uitgefprooken, gehoorzaamd hadden, re belasten, in die gehoorzaamheid te Carec, den IL Diijven vomarnen, en de andere Staaten te verbieden , in het toekomende eenige nieuwigheden in den Godsdienst in te voeren, en vooral het affchaffeh der Misfe, voor de bijeenkomst eener Algemeene Kerkvergaderinge. De Luterftche Vorsten zouden, intusfchen, den godsdienst,op hunne wijze,mogen oefenen; doch de Sacramentarisften, een naam, waar mede men de Naavolgers van Zwinglius en de Herdoopers beftempelde, waaren van deeze vrijheid ultgeflooten, en wilde men de laatftgenoemden met den dood geftraft hebben. . De Keurvorst Van Saxen, de Markgraaf van Brandenburg, de Landgraaf van Hes/en, de Hertogen van Lunenbutg , de Prins van Anhalt en veertien Keizerlijke of vrije Steden leverden een ftaatlijk Proten in tegen dit 1 Befluit, 't zelve voor onregtvaardig en godloos verklaarende. Dit gaf hun den naam van Proteftanten,een naam, in 't vervolg van tijd algemeen gewerden, om allen aan te duiden,• die zich het gebied der Roomfche Kerke onttrokken (*). Carel de W werd hier door te heftiger gefield J op het uitrooijen der Ketterije: en vernieuwde in de * Nederlanden de voorige ftrenge Plakaaten. Eén, in / Wijn- v CO Robertson Hifi. van Carel den V. IV. Deel bl. 174- &c. MpsnEiM Kerkelijke Gefchiedenis VI. bl. 107» fcc. N a Oorfprongvan den naam van Proteftanten, '•'''■1' v >trenge ?lakaacen egen de ler- 'ormden.  478 GESCHIÊDÈNÏS Carel de II. Wijntpaand dezes jaars uitgegeeven, veroordeelde ds hardnekkige Ketters, de Mannen ten zwaarde, de Vrouwen tor de put, dat is, om leevende in de aarde gedolven te worden; ook doemde liet de wcdéf afvalligen j of de zodanigen, die, na dat ze tot den fchoot der Kerke wedergekeerd waren, op nieuw dezelve verlieten, zonder genade, ten vuure (*jó Carel,Hertog van Gelderland, vierde desgelijks aan zijne woede tegen de Ketters bot, en liet te Arnhem een Bevelfchrift afkondigen, bij 't welk alle Latheraanen, Inboorelingen, Vreemden, Mannen, Vrouwen, jong cn oud, zonder onderfcheid, ter doodfttafFe verweezen werden. Hunne goederen vervielen , voor een derde gedeelte aan den Hertog, voor een ander derde gedeelte aan de Plaats, waar mende Ketterij ontdekt hadt, en het overige was voof den Aanbrenger, (f) De Kloosterlingen hielden deeze geweldaadige middelen voor veel fterker en over-' tuigender dan zedelijke bewijzen. Mei\ Benedictijner Monnik van Mariengarde, in een Stukje, ten dien tijde uitgegeeven , fpreekende over deBulle van Paus Leo, welke aanvangt met de woorden, Staat op, IJeere, oordeel onze zaak, fchrijft, het is de hulp van Gon en van de Heiligen niet, welke wij moeten aanroepen ; men moet alle de Vorsten opwekken en zamen verbinden, om den Aartsketter en alle zijne Medegenooten met het zwaard te verdelgen. Indien Repert der Placaat. van Iloll, bl. 14. (f) Pont. bl, 762.  der NEDERLANDEN. 479 dien de Vorsten verwijlen, hunne dwingende magt tc gebruiken,laaden zij zich het vonnis op den hals, 't geen ■God aanMosES beval uit te voeren : Neemt éteHopfden des volks,en hangt zeden Heere tegen dfizonne, Nltmeri XXV. 4. O Dan het bleek, hoe deeze middelen van geweld en dwang geenzins de beoogde uitwerking hadden: de Hervorming groeide. gelijk de palmboom, tegen verdrukken en vervolgen op. En, hoe zeer de Paus met zijnen aanhang het gebruik daar van wilde voortzetten, was Jveizer Carel bedagt,om door min Brengen de Proteftanten te bevredigen: nogthans den Paus beloovende, dat hij, mislukten deezen, om de halftarrige .vijanden van het Catholijk geloof te onder .te .brengen, ai zijne magt daar toe zou aanwenden. N 3 Op den vermaarden Rijksdag, in den jaare MDXXX, .te Augsburg, gehouden, deeden de Proteftanten eene Belijdenis, naar die Plaats de Augshurgfche Belijdenis geheeten, aan den Keizer overleveren, opgeheld door Melanciiton, den geleerdhen,'den vredelievendften en bedaardften aller Hervormeren, in bewoordingen, zo min beleedigend voor de Roomsch Catholijken, als de Waarheid kongehengen. Deeze zou de Luther fchen en hunne Partijen hebben kunnen verzoenen, indien de Menfchen oit redelijk konden handelen, wanneer hunne denkbeelden in 't Godsdienstige verfchillen; doch de verbittering was te groot, om verzagt, en de breuke te wijd, om geneezen te (*J rev. Dav. 228-2?i. CARk de n. De AugshurgfcheBelijdenis overgeleverd.  480 GESCHIEDENIS Carel de II, te worden. Vrugtloos waren de aanzoeken des Keizers bij de Proteftantschgezinde Vorsten, wier verkleefdheid aan de nieuw omhelsde Godsdienstige begrippen de overhand behieldt op hunne Staets belangen. Een vreemd verfchijnzel, in de daad, en een voorwerp van verwondering, in eene Eeuwe, nu de hartstogten, die toen, op de eerste verkondiging der Waarheid, en bij het eerste bezef der Vrijheid, gaande gemaakt werden, grooten deels hun vuur verlooren hebben. De Keizer nam daar op een ftreng befluit tegen de Proteftanten, en volgde den raad van Pampeggio, 'sPausfen Afgezant, die hem behendig aan was, om de hardnekkige Ketters uitterooijen. Ten einde hij dit haatlijk ontwerp,met meer klems, volkomen beflag gaave, deedt hij, ondanks de tegenverklaring desKeurvorsts van Saxen, zijn Broeder Ferdinand tot Roomsch Koning Iverklaaren. De Proteftanten werden hier door opgewekt , om te Smalkalde een Verbond van onderlinge verdediging aan te gaan tegen alle Aanvallers: waar bij alle Proteftantfche Staaten van het Keizerrijk zich veréénigdcn in een geregeld lichaam, en beflooten, als zoodanig eenBondgenootfchap, deKoningen van Frankrijk en Engeland om bijhand te fmeeken. Francois de I, het niet gcraaden vindende, zich op nieuw in eenen oorlog met Carel den V. in te wikkelen, vergenoegde zich, in ftilte deeze vonken van (•) Robertson, Hifi. van Qarel den V, IV. Deel. bl. S77, ent. KciSmalkaldifcheVerbond apgerigt.  der NEDER, LANDEN. 481 van ftaatkundige onéénigheid aan 't blaazen, en daar door eenen algemeenen brand te verwekken. Hendrik de VIII, hoe verbitterd tegen Carel den V. en, den Paus, en dus het Bondgenootfchap geneegen, badt de handen binnenlandsch te vol, om zich met buitenlandfche zaaken veel te bemoeijen. Hij deedt onbepaalde beloften, en zond een maatigen onderRand in geld aan 't Smalkalfifiht Bondgenootfchap. Careu de II.  43a GESCHIEDENIS DeVrcile, te Kamerijk geflooten.Het Regt vsn Au. baint vernieFigd. Carel de V, Beheerfcher van Holland , Zeeland, Friesland, Utrecht en Overijsfcl. Vrede, op den vijfden van Oogstmaand des jaar;, MDXXIX , te Kaïnerijk ge'flooten, hadt eenen verderll ijken Oorlog geëindigd, en de vijandlijkheden tusfchen de Keizerfchen en de Franfchen gehaakt. De Afgevaardigden der Staaten van Holland zogten', te vergeefsch , daar fchadelooshelling te verwerven van 't geen zij , op zee , door de Noormannen en Brillen geleden hadden (*). De voorwaarden van deezen Vrede waren geheel ten voordeele van Keizer Carel den V; hij bedong van Francois den I. twee millioenen tot losgeld zijner twee Zoonen, en de opperheerfchappij van Vlaanderen en Artoh (f). Het Regt van Aubalne, tusfchen Frankrijk en de Nederlanden , werd afgefehaft. Dit Verdrag werd in Holland en Friesland openlijk afgekondigd , naa dat het door de Staaten verzegeld was. Het is opmerkens waardig , dat men hier , behalven de Zegels der Edelen en der grocte Steden, ook die der Abten van Egmond en Bern ziet. Hendrik de VIII. in ... Ui dit O Repert. der Plakaat. bl. 14. (t) Du Mont Corps Dipl. Toai. IV. p. 44. A, V. E. Gors Regift. bl. 102. 104.  der NEDERLANDEN. 483 dit Vredes-verdrag mede begreepen zijnde, herkreeg de Koophandel de oude vrijheid. Voor het fluiten deezes Vredes hadt de Landvoogdesfe de Algemeene Staaten doen bijéén vergaderen, om nieuwe onderftandgelden te verzoeken. Zij vorderde tweemaalhonderdduizend Guldens van Bra, band, tweemaalhonderdduizend Kroonen vmVÏddn. deren, en honderdduizend van Holland. DeAdvoka at van der. Goes toonde, hoe de Veepest en de voorgaande Oorlogen Holland zeer uitgeput en verarmd hadden, en het minder inkomften bezat dan het kleinfte Quartier in Braband (*). Vru^tloos vertoonden de Staaten , dat deeze gelden nie°t ten oirbaarvan het.Land , maar tenbaate des Keizers, firekten , daar men ze gebruikte tot goedmaaking der Huwehjkskosten, tot het betaalen van de fchulden bij de geboorte van zijn' Zoon , tot de reis in Balie, tot het onderhoud der Bezettinge te Utrecht, én het ftigten van eene Sterkte te dier Stede (f). Eenigen der Staaten betoonden zich weigerig, anderen gereed op het verzoek, dat zij den Keizer'hun- ne Zegels leenen zouden , om, voor de negen termijnen der ingewilligde Bede van honderdduizend Kroonen, die nog niet verfcheenen waren , Renten te verzegelen regen den penning zestien, ten laste van den Keizer, die de Renten 's jaarlijks voldoen, en (?) A v. d. Goes Regifl. bl. 107 mXIOm (f) REIGEScB. n> D. blt4m A> v> fc Gces bl. 107 ,7a. 1 N5 Carel de II, Bede, den Staaten ge- ' daan. 1530.  484 GESCHIEDENIS Carel de II Groote Watersnood. en de Hoofdfom, met het geen van de Bede, van tijd tot tijd, inkomen moest, aflosfen zou: zo was ook hun gedrag ten opzigte van een ander verzoek , de voorbetaaling naamlijk van de helft der Eede van tachtigduizend Guldens , tot volmaaking der Sterkte te Utrecht toegedaan. De Stadhouder verzogt desgelijks de bezegeling eener nieuwe Rente van drieduizend Ponden van veertig Grooten 's jaars tegen den penning zestien, ten behoeve des Keizers. De Afgevaardigden der Landvoogdesfe durfden zelfs het verhoogen der belastingen dreigen, in gevalle van weigering. Dan de Staaten, wel verre van voor deeze bedreiging tebeeven , toonden zich gehoord over zulk een betoon van eigendunklijk gezag , en verklaarden, niets te zullen inwilligen , bijaldien men hun niet aanwees, waar toe dat geld zou flrekken. Zij vonden zich reeds bezwaard met eene fchuld van vijfhonderdduizend Ponden, die de Keizer, ftrijdig metdegedaane beloften , niet afloste. Deeze weigering hielden zij niet vol : door de Landvoogdesfe te Mechelen befchreeven, lieten zij zich overhaalen, om in het geeischte te bewilligen (*)• Een fchriklijk onheil verhaastte hunne terugreize. Den vijfden van Slachtmaand hak een hevige horm uit het Noordwesten op, en dreef het zeewater, met onwederftaanbaar geweld, over de Dijken. Geheel Zeeland werd bijkans door den vloed o verhelpt, een (*) A. v.d. Goes Regift. bl. 137 IfU  der NEDERLANDEN. 485 een groot aantal Menfchen en Beeften fmoorden: veele rijken , van alles beroofd , zagen zich in de uiterfte armoede gedompeld (*). De Graanlanden hadden zo veel geleden , dat men den uitvoer der Graanen verboodt , en in Holland was des ook fchaarscheid, dewijl de invoer uit de Oostzee, zints het heffen van Verlofgeld, bijkans geheel hadt opgehouden. Doch de Staaten bragtcn te w'ege , datde vier naast elkander gelegene Landfchappen , Braband , Vlaanderen , Holland en Zeeland , vrijheid kreegen, om elkander Graanen toetefchikken, onder beding, dat Holland zijnen Nabuuren Boter, Kaas en Oostersch Koorn, indien 'er voorraad kwam , liet toekomen (f). Carel, de II. Margareet van Oostenrijk overleefde deezen ramp der Nederlanden niet lang, zij ftierf, den zevenëntwintigften dier zelfde maand , te Meeneten, den roem naalaatende , dat zij haare Landvoogdijfchap wijslijk behuurd hadt (§). Deeze Vorftin heeft niet verkooren te Mechelen, en even min te Burgos in Spanje, begraaven te worden , gelijk eenige Gefchiedfehrijvers vermelden. Haar Ingewand alleen ligt te Mechelen , haar Hart wordt te Brugge bewaard, doch haar Lichaam is eigenlijk ter aarde befteld in de Kerk van Brou, welke zij hadt laaten higten, digt bij Bourg, de Hoofdffed van Bresfe, een Land- (*) Rbigersb. II, Deel, bl. 406" enz. Ct) A. v. d. Goes Regift. bl. j48. CS) Locru Chron. Belg. p. 597. Dood van Margareet,Landvoogdesfe der Nederlanden.  486 GESCHIEDENIS Cae.se BE JU. De Kei- ' zer komt in de Nederlanden. 1531. (*) A. v. d. Goes Regift. bl. 153. Landfchap , haar ten Weduwe-goed gefchonken, naa den dood haars tweeden Egtgenoots Philibert, Hertog van Savoije , in den jaare MDIV. gefiorven. Het lijdt bij mij geen twijffel, of zij heeft een groot gedeelte van het geld, uit de Nederlanden geheven, beheed aan dat Gebouw , 'één der laatfte en misfchien fchoorifte gedenktekenen der Cothifche Bouworde. De Keizer, in Duitschland, het overlijden zijner Moeije vernomen hebbende, fpoedde zich nadeA7*?derlanden. De Staaten gingen hem , bij zijne aankomst , te Brusfel, in grooten getale, begroeten. De Advokaat van der Goes voerde het woord voor die van Holland. Naa hem met de hoogklinkende tijtels van Hoogstgebooren, Doorlugtigfte Forst , Allergenadigfte Heer, Roomsch-Keizer, altijd Fermeerderaar des Rijks enz. aangefprooken en den Hemel gedankt te hebben voor 's Vorften overkomst, weidde hij uit in den lof der Hollanderen , die hunnen ijver voor hem betoond hadden , in het opbrengen der zwaare Deden, ondanks dc rampen , welke hun drukten , en befloot zijne aanfpraake met een vsrzoek , dat het zijner Majefteit mogt behaagen de Onderdaanen van dit zijn Graaffchap met haaretegenwoordigheid te vereeren (*). De Keizer beantwoordde deeze aanfpraalc, jn 't Nederduitsch gehouden, m'tlFalsch, met de uiterhe heusheid. Hi k^n*  der NEDERLANDEN. 487 kende defi aart der Landzaaten, en hadt voor, eene nieuwe Bede te doen. Welhaast liet hij de Staaten van alle de Neder* landfche Gewesten , hem onderhoorig , te Brusfel befchrijven, om onderftandgelden van hun te heffen, welken hij noodig hadt, 't zij tegen den Turk, 't zij tegen de Proteftantfche Vorften, niet minder dan zesmaal honderdduizend Guldens vorderende. Vrij veel bezwaars vondt deeze eisch: en men hadt, in onderfcheide Gewesten en Steden, verfchillende in* zigten op dat Ruk. De Afgevaardigden van Holland vertoonden den Keizer den neeringloozen ftaat en behoefte , waar in hun Gewest door de overftroomingen en andere rampen gebragt was , betuigende, dat de Hollanders , fchoon mét lijf en goed zijner Majejleu toebehoorende, niét meer konden inwilligen , dan hun vermogen toeliet te voldoen. „ Ge„ loof mij gerustlljk," antwoordde de indringende en ftaatkundige Vorst, „ ik zal in alles zo eerlijk i5 voorzien, dat gij reden van vergenoegen zult heb„ ben. Belooft gij meer, dan gij kunt betaalen, „ ik zal zorg draagen , om het u kwijt te fefielden. „ Waarom zou ik koopmanfchappen met mijne On„ defdaanen , en bovenal met de Hollanders , die „ zich , in mijn afzijn , altoos zo wel gekweeten „ hebben? Zij zullen het, hoop ik, nog doen." Langen tijd beraadden zich de Staaten, en gaven vervolgens te Qend befchreeven, den Keizer ineen breed Vertoog , te verftaan , dat de Steden meer fchnldig waren, dan zij inkomften hadden; dat der- zel- Careï DE II. Doet eene bede aan de Staaten.  488 GESCHIEDENIS Carel de II. zelvcr Koophandel, eertijds bloeiende door de gun* itige Voorregten der oude Graaven, eenigen tijd herwaard gedrukt was, door tollen, belastingen eu verlofgelden op de Koopwaaren te leggen; dat de laatite watcrnood Holland, zo wel als Zeeland, deerlijk getrofien hadt ; dat te Delft en te Gouda veele Ingezetenen tot den bedelzak gebragt waren. Zij gaVen , fchoon zeer fchoorvoetende, de toeftemming tot den eisch van zeshonderdduizend Guldens op veertigduizend Guldens na: bedingende, dat uit deeze penningen de loopende Rente en de foldij der Krijgsknegi ten in 't Sticht zou betaald, cn een gedeelte tot allosfing eener Rente bekeerd worden; ook zouden die penningen moeten dienen , om het Land , zo het, onverhoopt $ naa 's Vorften vertrek , in oorlog geraakte, te ftade te komen. De Keizer liet hun, bij monde des Aardsbisfchops van Palermo , antwoorden , ,, dat hij de Hollanders voor goede Onderdaa,, nen hieldt, die hem wel onderheundhadden, dat ,, zij vei dienden, in hunnen Koophandel befchermd 4, te worden (*)," De Staaten van Friesland booden hem , ten zelfden tijde, veertigduizend Guldens ten gefchenke aan, niet een nevensgaande lijst der geweldige bezwaaren , welken zij hadden tegen den Stadhouder en het HofProvinciaal, die niet aflieten indrang te maaken op hunne Regten (f> De Hollanders hadden mede ten oogOO A. v. 1). Goes Regift. bl. 153 175. (|) Friesl. Charterb. I. Deel, bl. 579.  dek. NEDERLANDEN. 489 oogmerke, over hunnen Stadhouder te klaagen , als een Man , die den Landzaaten regt weigerden , de Ampten aan onbekwaame perfoonenfchonk, en,boven het gefchenk, hem, bij 't aanvaarden zijns Stadhouderichaps, gedaan, den Staaten wel zestienduizend Guldens hadt afgedwongen. Om dit dreigend onweer te ontwijken, vervoegde hij zich bij de Afgevaardigden der Steden, die beloofden, ten zijnen voordeele te zullen getuigen (*). De Keizer zette niets met meer ijvers door, dan het aandringen der Plakaaten, tegen de Lutherfchen vastgefteld, ten blijk van zijnen ernst in dit ftuk 'er bijvoegende,^ hij een vijand zijn zou van zijn Vader, Moeder, Broeder of 'Zuster, indien zij Luthersch waren! Hij verliet de Nederlanden niet , zonder zijne Zuster Vrouw Maria, Weduwe van Lodewijk , Konin' van Hongaryen , in den ftrijd tegen de Turken geihcuveld, tot Landvoogdesfe der Nederlanden aangefield te hebben (f). Terwijl de Steden van Holland vrugtlooze poogingen aanwendden , om met de Wendfche of Hanze. ' Steden een bepaald Verbond te fluiten , wikkelde ', Christiaan de II. hun in nieuwe rampen. Deeze c ontthroonde Koning , een waardig opvolger zijner * zeefehuimende Voorvaderen , hadt in Zeeland ver- I fcheide Schepen uitgerust , om 'er zich van te bedienen tegen zijne oude Onderdaanen , en, ware 't mogeCO A. v. d. Goes Regift. bl. i£J. (f) Zie aldaar, bl. 165. Carel de II. De Keizer benoemt zijne Zus. ter Maria tot Landvoogdesfe. Onlusten, in Hol land, veroorzaak:ioor IrnusTi- lan den I.  49o GESCHIEDENIS Carel de II. mogelijk , weder den Throon te beklimmen. Dê Hollandfche Steden, met miame Dordrecht en Ara* fterdam, voor de rampen eens nieuwen Oorlogs dug* tende, hadden, bij de Landvoogdesfe, het beletten van het üitloopen weeten te verkrijgen. Christiaan ue IL begaf zich daarop na 'Oostfriesland , bij Graaf Enno , Zoon en Opvolger van Edzard , en bemiddelde, döbr zijnen invloed, een gefchil tusfchen dieu Graaf Cn den Graaf vah Oldenburg cn Delmenhorst ; dok wist hij een' zoen te bewerken tusfchen Enno eii Jongheer Balthazar van Ezens, die reeds in daadlijke 332.;  ber. NEDERLANDEN. m Met de geworve manfehap rukte hij, op't onverwagtst, door Overifsfel, Gelderland , over Kuilenburg, Fianen en het Neder/licht, tot in 't hart van Bolland, het Piatté Land, tot Delft toe , afloopende. Een gedeelte zijner Knegten viel in den Haage welke Plaats zij ledig vonden, dewijl de Ingezetenen na de digtsbijgelegene Steden gevlugt en de Leden des Raads na Haarlem en Amfterdam geweeken waren. Christiaan bragt één nagt te Rijswijk door. De begeerte tot buit hadt zijn Leger tot twaalfduizend man doen aangroeien. Aan 't hoofd van drieduizend trok hij zelve na Alkmaar , welks vestingen nog niet herbouwd waren : vijf dagen lang gaf hij deeze Stad aandeplunderzugtderSoldaatenover (*) en dreigde de andere Steden van Westfriesland met een dergelijk lot. De Keizer, geen Volk op de been hebbende , om hem tegenftand te bieden, vaardigde Joris Schenk Stadhouder van Friesland af, om met den Koning in onderhandeling te treeden. Schenk kon hem niet overhaalen, om het Land te ruimen, voor dat men heinde vijftigduizend Guldens, wegens den Bruidfchat zijner Gemalinne, ten vollen betaalde, en twaalf Schepen leeverde , om in zijn Rijk wedertekeeren ' Dit bezwaar kwam alleen voor de Hollanders op zij hadden borg getekend voor die fomme , en den ftorm langen tijd voorziende, bij den Keizer aange- 4 „ houV'D-GoEs «• Vo. Boomkamp, Alkm. | 74- //. Deel a. St. O Care* de II.  49s GESCHIEDENIS Carel DE II. 1532. houden, om de fchuld aftedoen; doch vrugtloos.(«). Christiaan, hun, en bovenal den %nfterdamme>s, die hem den meeden dienst gedaan hadden , ichaververgoeding willende verleenen, fchcnk ban, bij een' open Brief, dcm vrijen Handel in zijne Rijken, welken hij ging herwinnen (f). Op denzesentwimigften van Wijnmaand begaf hij zich te Medenblik fcheep, en landde, naa eene gevaarlijke reis , in de Haven - van Ops/o, thans Chriftiana , de Hoofdftad van het zuidelijk deel van Noorwegen, waar hij zich deedt erkennen. De Amfterdamme'rs en Waterlanders vaardigden Schepen tot hem af, die last hadden om zich , door de zijnen te laaten neemen, ten einde zij eene verfchooning mogten bij de hand hebben, indien de tocht niet gelukte. Deeze list kon de vijanden van Christiaan niet verkloeken: zij namen hetmeerendeel der Schepen weg. De Hanze - Steden zagen met genoegen, dat de Hollanders zich.den haat van Koning Frederik. op den halze laadden. Deeze, zijnen Mededinger gedwongen hebbende zich overtegeeven, nam hem in verzekering, en Christiaan fleet zijne overige dagen in de gevangenisfe , die, in den jaare MCLIX, met zijnen dood, eindigde. De üremming van den Noordfchen Handel veroorzaakte groote fchaarsheid in de Nederlanden. Amfterdam en andere Zeelieden deeden , ter Staats- ver- C) A.v.d.Goes Regift. bl. 140. 141. 145. 148. 149167. 170. 171. (j) Handv. van Am ft. bl. 88.  ber NEDERLANDEN. 493 Vergaderinge, verfcheide voorflagen , in welken de Edelen niet wilden treeden. Niettemin rustten zij eene Vloot toe, die, welhaast, in (laat was om zee te kiezen. Alle de Zeegaten werden geflooten en wel bewaakt. Men zondt Kruhfers of Verfpieders na Noorwegen, Koppenhagen en Luhek , om op de bewegingen des vijands te letten. De gemaakte toerustingen ter zee bewoogen Freofrik . om na de voorflagen van Vrede, door de Hollanders gedaan, te Imiteren. De Lubetters, die zich gevleid hadden met de hoop van de Oostzee voor de Hollandsen te zullen fluiten, en dus alleen daar den handel te drijven, deeden vergeeffche poogingen, om dit Vredesverdrag te beletten. Het treffen daar van veroorzaakte groote en welgegronde vreugde in 't hart der Hollanderen : de prijs der Rogge en andere Noord/WeWaaren, zeer hoog geffeegen, daalde meer dan de helft (f). Op nieuw moesten Holland en Zeeland, inSlachtmaend deezes jaars MDXXXII. het waterwee bezuu->' ren. Een ftorm, uit den Noordwesten opgeftooken : dreef het water zo boog1, dat de meeste Zeeuwfche Eilanden, en veele Polders, die zints de jon»he overhrooming nauwlijks beverscht waren onder vloeiden (§). In eene eeuw was het niet'gebeurd t geen toen Holland met fchrik aanfehouwde: het wa- 0) A. v. d. Goes, Regift. bl. T80. i8t. 182. (t) Chron. van Eix de Veer, fbl. 34, •.($) Reigersb. 11. U. bi* 4-?3. n . Carel de II. Onderhandeling met Fhedsr k, Koning van Deenemai ken. Watervloed des jaars  494 GESCHIEDENIS ClREL DElI. Befmet- 1'iikeZiek- te. Ongerustheidover de Krijgsbendenop de Gelderfche grenzen. water liep een voet hoog over de dijken : in den Westfriefchen dijk braken eenige gaten, van wegefchielijk volgende vorst, dien winter onmogelijk te ftoppen (*). De door ramp getroffenen vervoegden zich ten Hove om onderfland gelden tot het boeten der geledene fchade. Het blijkt niet, dat de Hollanders iets verwierven ; doch den Zeeuwen, wier nadeel ook groot was,* vergunde d/Landvoogdes, in 's Keizers naam, vijfentwintig honderd ponden van de Keizerlijke Bede, 's jaarlijks, vier jaaren agter 'een, te mogen in houden, om ze tot herftel der dijken te gebruiken (f). , Tot overmaat van onheil, heerschte, in eenige ilollandfche en Zeeuwfche Steden , toen ook eene befmetlijke ziekte. Meer dan drie duizend menfchen werden te Zirkzee, in drie maanden tijds, weggerukt (§). Te Rotterdam was desgelijks eene zeer zwaare fterfte. (**) Een ander ongelukkig geval dreef den fchrik in 't hart der Hollanderen. Men ontdekte, dat, op de Gelderfche grenzen, veel krijgsvolk zamen trok, en vormde de vreesagtigfte bedenkingen, over den toeleg , welken men daar mede mogt hebben (ff). De Staaten vergaderden. Ouder andere voorflagen wierd in (*) Velius , Hoorn bl. 239. 240. (f) A. v. d. Goes, Regift- bl. 188 -192. (§) Reicersb. II. D. bl. 432. (**) A. v. d. Goes, Regift. bl. 188. (ff) Velius, Hoorn bl. 242. J. Schrassert, Befchr. van Harderwijk, II. D. bl. 69.  der NEDERLANDEN. 495 in overweeging genomen, om, gelijk men meermaals gefproken hadt, altoos twee duizend knegten in dienst te houden. Dan, de welgegronde vrees, dat men, het Land niet onderfteund hebbende,toen het geen Knegten hadt, het nog minder ondertteunen zou, als het een aantal Knegten onderhieldt, en dat de Keizer ze niet zou willen voldoeu, als zij ten zijnen dienste uittrokken, deedt, behalven andere overweegingen, dit ontwerp ftaaken. De Hertog van Gelderland, aanfehrijvens bekomen hebbende, met vermaan, om de vreemde Knegten te doen vertrekken, gaf bevel, dat ze na % Stigt van Munster trokken. Hier door week de vrees; doch dezelve werd op nieuw gaande, wanneer zich wederom een groote hoop vreemde Knegten op de grenzen ver, toonde; gelukkig bleek die even ongegrond te weezen als de voorige,toen men bemerkte, dat zij allen na Oost friesland op weg floegen (f). Balthasar van Ezens, een Oostfries Edelman, was weder in onmin geraakt met Enno, Graaf van Embden: ïn deezen twist hadt de Hertog van Gelderland, volgens zijne gewoonte, deel genomen, en dien Edelman het Adelijk Slot Rofande bij Arnhem afgeftaan met verlof, Qrn in zijne Staaten manfehap te mogen werven. Meinard van Ham, een Geldersch Overften, volvoerde deeze werving zo heimlijk, dat niemand de beftemming van dat krijgsvolk ontdekte. Dit veroorzaakte den gemelden fchrik. Deeze krijgsmagr, CD A. r. b. Gom, Regift. bl. 191-197, O3 Carei, DE II.  4?)6 GESCHIEDENIS Cap el de II. Onlusten met Deettemarken. Gezanten rondlijk, dat de Keizer de zaak der HolJanderen als zijn eigen aanmerkte, en met al de magt der Nederlanderen en van Spanje zelve zon handhaaven. Ook belette zij eene vermoedde of beoogde afzonderlijke handeling met de evengemelde Landfchappen, waar aan Koning Frederik den vrijen handel wilde vergunnen. Zij deedt meer, en zondt ver- (*) E. Beningha, Hifi. van Oostfriesland, IV. B. bl. 659-676* Pontanus, bl. 767-774. in Oostfriesland gerukt, bragt aan Enno, bij Remmingen, eene zwaare nederlaage toe. De Gelderfchen behaalden, daarenboven, zulke aanmerklijke voordeden ten dienste van Balthazar , dat zijn vijand genoodzaakt was, hem bij het Vredeverdrag veel in te willigen, waar in de Hertog van Gelderland deelde. (*) , 1 . De vrees, welke de Hollanders, ten dien tijde, hadden wegens den toehand hunner zaaken in 't Noorden, was van meer beduidenis. Koning Frederik vernam nauwlijks, dat zij hunne Scheepen onttaakeld, en hun volk afgedankt hadden, of hij vaardigde een gezantfehap na deeze Landen af, met den eisch om driemaal honderd duizend guldens, tot vergoeding der fchade, hem toegebragt, in het verleenen van bijhand aan Christiaan den II. Op'Holland alleen maakte hij deezen eisch, en zogt, den Nederlandfchen Koophandel niet kunnende misfen, met Braband, Vlaanderen en Zeeland vredete houden. De Landvoogdes verklaarde den Deenfchen  der NÉ DERLANDEN. 497 vervolgens Hendrik Willemszoon van Haarlem, op 's Keizers kosten, na Deenemarken, om den Koning volftrekt af te vrangen, of hij den geflooten vrede wilde houden, dan niet? Hij vondt den Koning ziek aan die krankheid, welke hem ten grave rukte,' doch even zeer op de Hollanders alleen geheeten! Hij verwaardigde de Koningin Regentesfe niet met de gewoone groete, en gaf den Gezant eenen fcherpen Brief aaii haar mede. De groote toebereidzelen, door die van Lubek gemaakt, om Oörlogfcheepen in zee te brengen, vermeerderde de ongerustheid hier ten Lande niet weinig; men dugtte voor het fluiten derZcw/, het neemen der Schepen, het (hemmen van de Vaart, en de nog onlangs ondervóndene opfchuddiugen der Bootsgezellen. Schoon Amfterdam en de Steden en Dorpen van Waterland het meeste belang in de vaart op de Oostzee hadden , weigerden zij nogthans alien, of Verrede meesten, de kosten, noodig ter to?rrsting, om den vijand het hoofd te bieden, op zich te neemen. Op eene Dagvaart, eenigen tijd daar naa in den Haage gehouden, wilden de Edelen, dat Amfterdam en de VVaterheden dertig groote Oorlogfchepen zouden leveren, en deezen voorzien met het beste gefchut van vierhonderd koopvaardij, fchepen, welken zij, ten dien tijde, nog wel hadden. Dordrecht, Delft en Amfterdam keurden deezen voorflag goed; doch de Waterheden wildengeen Schepen leenen, zonder huur te trekken , De.Afgevaardigden vervoegden zich vervolgens bij 0 4 da Carel ne ft  43» GESCHIEDENIS Carel de II. de Landvoogdesfe, om haar onderltand geld, een Admiraal , en het verbod van de vaart, na 't Oosten en Westen, tot dat 's Keizers Vloot in zee zou weezen , te verzoeken. Op 't antwoord der Landvoogdesfe , 't geen deels het verzogte toeffemde, en onder anderen inhieldt het beflag leggen op alle Schepen , om 'er bekwaame Oorlogfchepen uit te kiezen, begaven zich die van Enkhuizen, Edam en Munnikendam heimlijk uit Brusfel, om, eer het daar toe kwame, hunne Schepen in zee te brengen, en dua van het leveren ontflaagen te zijn. De Stadhouder, misnoegd op de Staaten, om dat zij, door de voor-, fpraak van andere Heeren te verzoeken, hun fcheenen te mistrouwen, dreigde zich des te zullen wreeken, door het fcherp invorderen der toegeftaane Bede; doch hij liet zich, door goede woorden, van dit oogmerk af brengen. Ondertusfchen gaf de dood van Koning Frederik en de binnenlandfche onlusten, die naa denzelven , geduurendeeene tusfchenregeering,Z>£tf»«»tfrAw van één fcheurden, den Hollanderen moed, vermids zij nu alleen dje van Lubek te beoorlogen hadden. De Landvoogdes benoemde Gekard van Merkeren, Voorheen Admiraal van Vlaanderen, tot Vlootvoogd over de Ilollandfche Vloote, beloofde dertigduizend guldens tot de uitrusting te zullen zenden, en verboodt, behalven de Vaart na de Ooszee, den invoer der Oosterfche waaren over Hamburg, Berk door die van Lubek voortgezet (*) Ook moest zij het ge- fchuc O Repert der Plakaat, b\. 57.  ber NEDERLANDEN 499 fchut des Keizers leveren; man Brugge, Af/^/. Zfer/fc« en Feere, die 't zelve in bewaaring hielden, weigerden het te laaten volgen. Met één woord, alle andere Steden der Nederlanden zogtert den ganfchen last des oorlogs op den hals van Hollandxs. fchuiven, en, ten nadeele van dat Gewest den geheelen Noordfchen Handel na zich te trekken.' De Steden van 't groot Hanze - Verbond begunstigden deezen toeleg, en bedoelden den val der Hollanderen , wier mededinging hun naijver op 't felft om> Roken hadt. Eindelijk werd de Stadhouder Hoogstraaten gelast, dertig duizend guldens uit 'sKeizers kasfe te verftrekken, en vijftigduizend ponden van de Staaten te heffen. Op een Dagvaart te Amfterdam befchreeven, deedt hij, gelijk de Lands Advocaat van der Goes zich uitdrukt, de Steden als afzonderlijk Hreekende en hoerende, „grooten arbeid en listen, meer „ dan in geenen tijde,'t welk confcientie was. Leyden alleen bleef onverzettelijk. De Acle der bewib liging houdt in , dat deeze vijftigduizend Ponden zouden gebruikt worden tot uitrusting eener Scheepsvloote, tot Irraffe van die van Lubek , zijner Majefeits vijanden; doch onder voorwaarden , dat men tot deezen oorlog van hun niets meer zou vorderen dan hun gewoon aandeel: dat de krijgslieden en bootsgezellen, uit zee komende, niet meer tot last Van den Lande zouden weezen; dat men eerst de dertig duizend guldens van den Keizer zou beftee*n, en dat de Steden, in gevalle het werk geen \ O 5 voort- Caree de II.  5oo GESCHIEDENIS Carel. de II. Dc Hollandershouden de Zond geflooten. 1534- Vrijheid van gewceteiidnDuitschland toegedaan , en in de Nederlandengeweigerd. voortgang hadt, of gebrekkig bleef fteeken, ontlast zouden weezen, naar gelange van het overfchot, zonder, indien het te kort kwame, meer te moeten bijleggen (*). Het liep tot Herfstmaand aan , eer de Vloot in zee ftak, en, onder het bevelhebberfchap van Gerard van Mërkeren, na de Zond He ven de, welke zij eenigen tijdgeflooten hieldt, geenen dan Nederland* fche Schepen de in en uitvaart vergunnende. Markus Meijer, dieovcr de Lubek fche V loot bevel voerde, durfde zich niet vertoonen; hij hieldt zich omtrent de Elve op. In 't volgend jaar MDXXXIV, waren de Lubekkers genoodzaakt, een beftand te fluiten, en men ging een verdrag van Koophandel, voor dertig jaaren, met den nieuwen Koning van Deenemarken, aan, (f). Het Godsdienst ftelzel der Roomfche Kerke, ontworpen door lieden van een fcherp doorzigt in het menschlijk character, en voortgezet door de ondervinding en waarneeming vceler volgende eeuwen, 't welk eene maate van volkomenheid bereikt hadt ,• waar toe nimmer eenig ftelzel van Bijgeloof opklom; dewijl 'er geen vermogen in 't verliand, geen togt in 't hart is, of het biedt dezelve voorwerpen aan, gefchikt, om ze op te wekken en vast te fnoeren, werdt thans, van alle kanten, met den val gedreigd;, Hen- (*) A. v. d. Goes, Regift. 194-215. ([') Reigeesb. H. D. bl. 443. Ch. van Braband. B. A. v. d. Goes, Regift. bl. 217-230.  ber NEDERLAND EN. 501 Hendrik de VIII, Koning van Engeland, een der geilfte en wreedfte Vorsten, knudde "het juk van Rome van den halze, om dat de Paus zijne Egtfcheiding van Catharina van Arragon niet wilde goedkeuren. (*) Keizer Carel m ^ dgn d der Protejlantfche Vorsten nopdig hebbende, om den zegepraalenden Turkfchen Keizer Souman, die bijn£ geheel Hongarijen hadt afgeloopen, uit Oosten. r,jk te weeren, vondt zich genoodzaakt,hun vrije godsdienstoefening toe te ftaan, tot op het houden eener Algemeene Kerklijke Vergadering (f). Doch t was 'er verre af, dat zulk eene gunfte den Nederlanderen ten deele viel; het. werd zelfs, op ftraffe van ujf en goed, verbooden, \ Keizers PJakaaten, wegens deeze Vrijheid in Duitschland, in te brengen te houden, te verkoopen ofte kezen (§). De recht maatige bekommernisfen, in Opper en Neder-duitschland verwekt, door den opgang eens nieuwen Aanhangs, welk niets dan geestdrijverij en oproer ademde, fcheenen ftrenge voorzorgen tegen allerlei foort van verkondigers eeniger nieuwe Leere te vorderen Careu de IL m veele heilzaame uitwerkingen de Hervorming ook te wege bragt, ging dezelve zwanger van eenige gevolgen van eenen ftrijdigen aart. „ Wan" ne£1''»^' °P iïtjbki de onverbeterlijke taal van „ Ro- (*) Robertson, Hifi. van Carel den F. IV. bl. 205 (t) Corps Diplom. Tom. IV. P. II, p. e, 8g $ banus, L. VIII. p. 205. 2I0. (S) Repert der Plakaat, bl. 27. Oorfprongder We. derdoopers.  Carel be II. 501 GESCHIEDENIS Robertzon de onze te maaken ,, wanneer de „ menschlijke ziel door groote voorwerpen geroerd, „ en door Rerke driften in beweging gebragt wordt, „ verkrijgen haare werkingen doorgaans eene kragt, „ welke haar gefchikt maakt,om tot de groothe on„ geregeldheden en buitenfpoorigheden over te (laan. „ Bij alle gewigtige omwentelingen in den godsdienst „ zijn zulke ongeregeldheden menigvuldigst, vooraj „ in dat bijzonder tijdftip, wanneer ae Menfchen, ,, het gezag hunner oude Grondbeginzelen afgewcr„ pen hebbende, nog niet volkomen de natuur be,, grijpen, of de verpligtingen gewaar worden, van „ de nieuwe Leerftellingen, die zij omhelsd hebben* „ Het gemoed, in deeze gefteldheid voortftreevende, „ met eene ftoutheid, welke het aanzette, om de „ vastgeftclde'" gevoelens te verwerpen, en niet ge„ leid door eene verlichte kennis van de daar voor ,, in de plaats geltelde Leerftukken, duldt geen teu,, gel, en haat tot woeste begrippen over, die dik,, wijls tot een fchandelijk' en zedeloos gedrag aanlei„ ding geeven. (*)" De Hervormers, alle verbintenis met de Roomfche Kerk verbreekende, moesten, overeenkomstig met hun beginzel van'geweetens vrijheid , elk toeftaan de Heilige Bladeren te leezen en hunne godsdienstige begrippen, uit dien éénig erkenden Geloofs en Leevensregel, op te maaken. Misbruik van het dierbaarft gefchenk wierd hier , oorCO Robertson, Gefch. van Carel den F. IV. D. W. Ml.  öer. NEDERLANDEN. 503 oorzaak van heillooze gevolgen. Eenige Leerftellingen , door de Hervormers zeiven gedreeven, gaven 'er, zo 't ichijnt,[ook aanleiding toe. Men zou mogen vraagen , of het gevoelen van Luther, dat het geloof zonder en vóór de Liefde regtvaardig maakt, en dat het geloof, indien het niet zonder eenige, zelfs de minste, goede werken zij, geenszins regtvaardigt (*), niet even fchadelijk zou weezen voor de goede orde en het welweezen der Maatfchappije, als het invoeren der berugte fchattingen van de Apoftelifche Kanfelarije?Zeker gaat het,dat zommigen, zijns ondanks, een .verkeerd gebruik maakten van de Leer der Christelijke Vrijheid, door hem beweerd (f). Zij begreepen het ftuk in dier voege, dat een waar geloovige Meester van alles, en aan niemand onderworpen is. Dit wekte hun natuurlijker wijze op, van dezelfde wapens, welke zij tegen de Kerklijke overheerfching gebruikt hadden, zich tegen de Wereldlijke magt te bedienen. Luther kon zelve veelen zijner Leerlingen niet wederhouden, van opeen ftouten toon tegen hem te fpreeken, en zich tegen hem aan te kanten. Hij kon het niet beletten, dat zij de geestdrift opftookten der Boeren, door onderdrukking en elende in Duitschland tot oproer aangezet. Zij keurden het niet genoeg de voorregten van den Adel aangetast te hebben; zij wilden allen onderfcheid van Rang verbannen, het Menschdom tot eene (*) Luth. ap. Gerhard Loc. Theo/. Tom. III. p. dat de Wederdoopers in Overijsfel krijgs- voor- (*) Doopsgez. Martelaars!). II. D. bl. 13. (f) E. de Veer Chron. bl. 33-  ber NEDERLANDEN. 5*? voorraad hadden bijééngebragt (*). Zij trokken in menigte uit veele Plaatzen der Nederlanden. Mannen, Vrouwen en Kinderen begaven zich na de Heilige Stad. Eenige Schepen met Wederdoopers, gereed om van Amfterdam na Overlj'sftel te vaaren, werden aangehouden. Op de vraag, waar zij heen wilden? gaven zij ten antwoord : Na V Land , *t welk God ons wijzen zal (f). Door alle de rampen, die deeze Gewesten getroffen hadden , bevondih zich veeleh in eenen elendigen , bekrompen en wanhoopigen toefiand. Eene Leer, die alle Menfchen in hunne oorfpronglijke gelijkheid herftelde, en den toehand des armften met dien des rijkften op eenen voet bragt, kon niet dan aangenaam klinken in de ooren der ongelukkigen , greetig hoorende na alles, wat hun een beter lot fpelt. Dweepers waren in den Waan , dat 'er in Westpha* len ongemeene zaaken zouden gebeuren; Ondeugenden zogten zich van dien kans te bedienen ter bereiking van hunne flinkfche oogmerken. Om deeze Land-ontvolkende uittochten te beletten , gaf men bij het Plakaat, het herbergen van de Leeraars der Wederdooperen verbiedende, eh twaalf Guldens toezeggende aan elk, die één hunner aanbragt, een ander uit , den Herdoopten vierentwintig dagen tijds gunnende, om berouw te toonen, in welk geval men hun vergiffenis beloofde (§). Vijf (*) Report, der Plak. bl. 28. (t) Hortensius de Anahapt. p. 309. Reptrt. der Plak. bl. 28, //. Deel. 9.St. P Carez: de II.  Carel de II. NaaktloopendeWederdoopers te Am(ler-dam. 5o3 GESCHIEDENIS Vijf deezer Geestdrijveren begaven zich , om 's Volks drift tot den uittocht gaande te maaken , op den vollen dag, naakt, met uitgetooge zwaarden ia de hand, op de hraaten van Amfterdam , met huilend gefchreeuw roepende : In den naam des Heeren l Gods zegen flaat over de regter-, Gods vloek over de linkerzijde der Stede (*) •' . Anderen willen , dat de één aanhief: De nieuwe Stad ( Munfier, waarfchijnlijk, bedoelende,) is den Kinderen Gods gegeeven! terwijl de tweede vermaande: Doet boete! doet boete! en een derde uitriep: Wee! wee.' over alle Godloozen (f) / Nogthansbefchadigdenzij geen mensch. De Schutterij kwam in de wapenen; de roepende Naaktlmpers werden gegreepen , en, korten tijd daar na, te Haarlem, met den dood geftraft. Nauwlijks was dit beginzel eens drei¬ genden oproers gefluit, of de Regeering vzw Amfterdam ontving uit Friesland berigt, dat de Water doopers zwanger gingen van eenen toeleg , om de Stad te verrasfen. De Schutters en Gilden, in deeze verlegenheid , ten Stadhuize ontbooden , verklaarden éénpaarig, op de voorgehelde vraag , wat men, als het daar toe kwam , van hun te wagten hadt ? dat zij goed en bloed voor den weihand der Stad veil hadden. Bij een ftreng Plakaat werd het herber¬ gen van vreemde Wederdoopers verbooden , en die zich in de Stad bevonden, moeiten, voor vijf uuren 's3- (*) IIoRTENsrus de Anabapt. p. 300. Bekentenis van Obmo Pmnr-s, bl. 16, 17.  der NEDERLANDEN. 509 's avonds , de Stad ruimen. Twintig deezer lieden vondt men, bij een nauwkeurig huisbezoek, en zette ze vast. De Stadhouder begaf zich na Amfterdam , en deedt den fchuldigften der gevangenen de doodftraf aan (*). De zodanigen, die hunne dwaalingen herriepen, moeiten , in een' openbaaren ommegang, verfchijnen barrevoets en blootshoofds , in 't linnen gekleed, en met een toorts in de hand. Op eene algemeene Dagvaart, te Mechelen, ftelde de Landvoogdes den Staaten voor , de Wederdoopers en de Lutherftchen gelijkerhand uitterooijen , en den Bisfchop van Munfter tegen de Wederdoopers bijftand te verleenen ; dit laatfte vondt geheel geen ingang; doch zij verklaarden, te willen zorgen, dat hier ten Lande de valfche leeringen belet en geftraft wierden. Een ontwerp des Stadhouders , ten dien einde ingeleverd, vondt geene goedkeuring, om dat het den Geestlijken te veel magts fchonk : 'er werd geoordeeld , dat men voorn aamlijk op de wijze van prediken agt hadt te geeven, om valfche keringen te (tuiten, en zorg te draagen, dat de Leeraars zich van 't fchetdcn op clkanderen en van 't voordellen van vreemde gevoelens, op den Predikftoel,onthielden. Middelerwijlc was de Stad Munfter in handen der dw/teren geraakt. De groote invloed van Menfchen uit dccze Gewesten (lijfde en fterkte dien Aan- (•) Rep, der Plak. bU 09. (t) A. v. u. Goes Regift. bl, aiS 223, P 2 Carei. DE U. Voorzorgen, hier ten Lande tegen de Wederdoopersgenomen,  5io GESCHIEDENIS C.kel" PZ II. 't Gedrag der Wederdooperen in Munfter. ] \n Mat- thijs" zoon, hun Opperhoofd. Aanhang zo zeer, dat dezelve aan deheerschzugtige oogmerken een daadlijk beftaan gaf. Zij maakten zich , op 't onverwagtst, in den nagt, meefter van het Raad- en Tuighuis, doorzwierven , met bloote zwaarden, de ftraaten, met heesch gefchreeuw roepende : Maakt u van hier, gij Godloozen ! zoo gij allen niet wilt uitgerooid worden; want al, wie weigert zich te laaten doopen , zal men doodjlaan (*)• De Geestlijkheid, de voornaamften der Stad, Roomschgezinden en Proteftanten, verfchrikt door deeze bedreigingen, begaven zich ter Stad uit, en lieten dezelve over aan deeze toomlooze menigte , welke onder gein bedwang ftondt, dan dat van Jan Matthijszoon, die met het gezag van een Propheet zijne bevelen uitte, en het niet gehoorzamen daar aan terftond met den dood ftrafte : de aanftelling van Burgermeefteren , onder welken zijn Mededweeper Knipperdolling was, hadt niets wezenlijks te beduiden : alles hing van Jan Mattiiijszoon af. Deeze zette de menigte aan , om de Keiken te verwoesten , van cieraaden te berooven , alle Boeken , den Bijbel uitgezonderd, te verfcheuren : bij, verklaarende de Goederen der gevlugten verbeurd, beval elk zijn Goud, Zilver en kostbaarheden ten voorfchijn te brengen , en aan zijne voeten nederteleggen: al den rijkdom deedt hij in een openbaar fchathuis ophoopen, en benoemde Mannen, om 'er, ten gemeenen gebruike, over te befchikken. Hier door was. de e- ven- (*) Hortensiu» de /lnabapt. p. 301.  der. NEDERLANDEN. Sn vengelijkheid van allen ingevoerd: allen moefïen zij «ten aan tafels, in >t openbaar toebereid, waar van S Cha8ijSt voorgefchreven hadt. Voortsdroeg MJ zorg , om in de verdeedigmg der Stad te voor«en, door het aanleggen van Magazijnen met allerle, levensmiddelen, door de Vestingwerken te hertellen en te vermeerderen, en door de Manfehap in benden te verdeden: dus trapte hij de wakkerheid der knjgstugt bij de woede der Geestdrijverije te voegen. Hij vaardigde Zendelingen af tot de Wederdoopers in de Nederlanden, hen uitnoodigende, om tot den Berg Slons , dat was Munfter , optegaan en van daar uitterukken, om alle de Volken der aar! de onder hunne heerfchappij te brengen. De Geestdrift zijner onderboorige menigte, die hij tot een voorbeeld van ijver (trekte, hield hij gaa„t)e, en wekte hij op door voorzeggingen en openbaaringen en joeg de vrees in 't hart door ftraföefening. Eén der oude Inwoonderen, die hem Pm ■ h*** a a.. •• „ Bedrieger genoemd hadt, deedt hij, op (Taanden voet, dooden. ue i^chophadt, ondertusfehen, een Leger ver«meld de Landgraaf van Hesfen , de Hertog van Gelderland ende Steden Kampen, Deventer IzM ^"f; Va" en Krijgsvoorraad. H, floeg het beleg voor de Stad , en beflormde dezelve hevtg: De Belegerden deeden veele uitvallen. Jan Matthijszoon , in één' derzelven zeer gelukkig Jeflaagd, met roem en buit teruggekeerd , werd ipor eene vlaag van geestdrijverije bevangen , d e >em op't leeven te «aankwam. Hijverfcheen, den P 3 vol- Carel de II. T>eeze ftetvelt.  5i* GESCHIEDENIS Carel de II. Jan van Leyden volgt hem op, die zich voor Koning doet uitroepen , en aan veele wanbedrijvenfehuldig maakt. genden dag, in 't openbaar met een Speer in de hand, verklaarende, dat hij, als een andere Gieeon , met een hand vol volks, wilde uittrekken, en het heit der Godloozen verilaan. Dertig Mannen, doorhem benoemd, volgden hem, en, met dolle woede , op den vijand aanrukkende , verlooren zij allen , met hunnen Aanvoerder, het leeven. In 't eerst veroorzaakte zijn dood groote verflaa« genheid ; doch deeze bedaarde binnen kort. Jan Bokelszoon, een Kleermaaker van Leyden, die der zelfde Prophectifehe gaven voorwendde, en zich van dezelfde kunhenaarijen bediende, als Matthijszoon, wekte hun op: hij maatigde zich, reeds veel aanziens verworven hebbende, een oppergezag aan, gelijk aan dat zijns Voorgangers; doch, min onverfchrokken als deeze, of door diens voorbeeld wijzer geworden, vergenoegde hij zich met alleen verweerende te vegten. In dweeperij en llaatzugt behoefde hij zijnen Landsgenoot niet te wijken. Hij bereikte flegts vierentwintig jaaren. Een Schrijver, die hem gekend heeft, getuigt, dat hij niet misdeeld was van verhand en welfpreekenheid (*). Anderen tekenen op , dat hij te Leyden onder de Redenrijkers verkeerende, 'pr zeer op geheld was, om voor Koning te fpeelen (f). Deeze tooneelrol zogt hij nu in een daadlijk bedrijf te veranderen. Door eene menigte van voorgewende Gezigten en Voorfpellingen de geest» (*) A. Corvinus de Monafter. obfidiène, p. 3IS« (.}■) Orlers Leyden , bl. 318. 333-  dek NEDERLANDEN. 513 geestdrift bereid hebbende tot iets ongemeens, kleedde hij zich naakt uit , en doorliep de ftraaten van Munfter, met luider ftemme roepende: Het Koningrijk van Sion is nabij: alles, wat op aarde verheven is, zal vernederd, en wat vernederd is , zal verhoogd worden ! Hierop begaf hij zich in huis , en wilde geen enkel woord fpreeken: hij gaf zijne meening door tekenen .te verhaan , cn fchreef, dat de Geest zijnen mond geflooten hieldt. Naa drie daagen , fcheen hij uit eene diepe mijmering te bekomen, en maatigde zich het gezag aan eens Propheets, aan wien de Eeuwigleevende zijne bevelen gaf; zelve den rang van Mozes aanneemende , benoemde hij twaalf Regters in Israël. De Raadsheren en Burgermeeheren , door MATTnysicooN verkooren, zette hij af, en durfde Knipperdolling , die den Burgermeeherlijken rang bekleedde en groot aanzien in de Stad hadt, tot de laage bediening van Scherpregter vernederen. Deeze , onderwerplijk aan den Propheet, nam , niet alleen zonder morren, maar met blijdfchap, dit afïchuwelijk ampt aan, en vondt dagelijks werk met de zodanigen, die het gezag des Propheets in twijffel trokken , of tot den Bisfchop wilden overloopen, flrengUjk om 't leeven te brengen. Niets ontbrak den eerzuchtigen Jan van Leyden dan de tijtel van Koning. Jan Duizendschoen een goudfmit van Warendorp, dien 'hij in zijne belangen hadt overgehaald, deedt het Volk bijeen vergaderen, en. verklaarde: Hoort wat de Eeuwig leeP 4 ^eude Carel ue II.  5H GESCHIEDENIS Carej, de II, vende gezegd heeft: Ik wil dat JanBokelszoon Koning van Sion zij, en op den Throon van Daviu zitte, en over de geheele wereld heerfcheJ Jan knielde neder, en onderwierp zich aan de hemelfche roeping, plegtig betuigende, dat dezelve hem insgelijks was geopenbaard. De misleidde menigte erkende hem terhond in die hooge waardigheid. Hij verkoo3 Staatsdienaars en Raaden, en hij vertoonde zich zo vorstlijk, als of hij daar toe gebooren was. Hij liet geld munten met zijne beeltenis, bij droeg een gouden Kroon en Diadema, het gewoon hoofdcieraad der oude Oosterfche Forsten. Nimmer vertoonde hij ziph in 't openbaar, dan in de grootfte ftaatlij, door eene talrijke bende lijfwagten vergezeld, gezeten op een kostlijk uitgerust paard, met gouden fpooren aan de voeten. Twee knegten gingen hem voor, de een een Bijbel, de ander een uitgewogen zwaard draagende. Wie op de aannadering des Koning niet knielde, werd onmiddelijk gedood. (*) Om nog beter de Oosterfche Oppermogende Vorsten te volgen, of liever om te voldoen aan de vleeschlijke lusten, doorgaans zeer fterk bij de geestdrijvers , voerde hij de Veelwijverij in. Dez?e was een voorregt der kinderen van God , dit het gebruik der Christlijke vrijheid. Zelve nam hij 'er veertien. Onder'deezen was de weduwe van Matthhszoon, in fchoonheid uitfteekeude, en ook alleen met den naam van Koninginne verwaardigd. Eene deezer Vrou- (f) Hortkks. de Anabapt. p. 302-304.  der NEDERLANDEN. 515 Vrouwen hadt zich eenig kwaad vermoeden wegens de godlijkheid zijner zendinge laaten ontvallen; hij floeg met eigen hand haar 't hoofd af, in tegenwoordigheid der anderen, die, wel verre van haar afkeer over zulk een wreedheid te betoopen, rondsom den bloedenden romp dansten Qp 2jjn voorbeeld, gaf de menigte, zonder de minste beteugeling der dierlijke lusten, zig ook over aan de veelwijverij, gepaard met veelvuldige Egtfchejdingen, en de fchandelijklte ongebondenheden. De Nonnen werden uit de Kloosters gehaald, en tot trouwen genoodzaakt. Geene jonge Dochter, boven de veertien jaaren, kon zich der beestachtigheid deezer ongeregelden onttrekken; geene fchriklijke kunstenaarijen, om de zodanigen te onteeren,bleeven onbeproefd: de onhuwbaaren zelfs werden gefchoffeerd (*> Dus werd, door eene gedrogtlijke en bijkans ongelooflijke zamenvoeging, de wellustigheid op den Godsdienst ingeënt, en eene losbandige ontucht vergezelde de ftrengheeden van eene dweepende Godsvrugt, Carmj DE II. De bisichop hadt het beleg in eene blokkade veranderd, en zogt, door gebrek, de Belegerden tot de overgave te noodzaaken. Vrugtloos wagtten deezen op ontzet en toefchikking van voorraad. Zij bleeven nogthans in hunne geestdrijverij volharden, en leedeu gebrek. Honger dreef hun, om het onnatuurlijklt yoedzel, en zelfs moeders,om hunne kinderen te (*) Amnjm. Chron. Mmafi. p. 158. Hortbns. p. 304. CORVINUS p. 3IÖ. De Stad Munster den Wcderdooperen ontweldigd , en de Opperhoofden ge. ftrafc.  fit GESCHIEDENIS Carel de II. Geestdrijverijder Wederdooperen in Holland. te eeten. Door een Overlooper verraaden, vlet de Stad den Bisfchop in handen en werd aan de plunderzucht der Soldaaten acht dagen ten beste gegeeven. Jan van Leyden werd gegreepen, als mede Kmpperdolling, thans, van wege zijne voorheen betoonde onderwerping, tot Bevelhebber deiStad benoemd. De Toncelkoning , Jan , wiens rol zo kort was, en wiens koninklijke Heerlijkheid, binnen een groot jaar, ten einde liep, moest, met ketenen belaaden, ten fchouvvfpel dienen in 't omgelegen land, waar men hem rond voerde, en aan alle befchimpingen bloot helde. Naa eenige maanden gevangen gezeten te hebben, bragt men hem te rug na Munster, het tooncel zijner Koninglijke rolle en misdrijven, en moest hij, benevens Knipperdolling, en zekeren Eregting , eene harde doodftraf lijden; niet gloeiende tangen neep men hem het vleesch uit het lichaam. De lijken werden in ijzeren korven aan den St. Lamherts tooren gehangen. (*) Ten tijde dat Jan van Bokelszoon nog te Munster regeerde, hadt hij eenige Zendelingen afgevaardigd , die bijkans allen den Bisfchop in handen vielen, en hunne zending met het leeven moesten bekoopen. Een derzelvcn, Hendrik van HilversOM geheeten, behieldt het, onder voorwaarde, dat hij zich zou laaten gebruiken, om de Wederdoopers te Blunster te bedriegen. Bij zijnewederkomst te dier Ste- (*) Anonym. Clrron. Monaü. p. 154.155. jHortens. p. 313. Corvinus p. 316-310.  der NEDERLANDEN. 517 Stede, maakte hij den Koning diets , dat hij door een Engel uit de handen des Bisfchops verlost was, die hem verder ontdekte, dat God de drie Steden, Amfterdam, Deventer en Wezel aan den Koning van Stort hadt gefchonken. Hier mede beoogde hij, misfchien op raad des Bisfchops, de magt der Wederdooperen te verdeden. Jan van Leyden, het oor leenende aan eene boodfchap , zo ftreelende voor zijne heerschzugt , zondt onmiddelijk Jacob van Kampen, met den tijtel van Bisfchop, na Amfterdam , en voegde hem zekeren Jan Matthijszooii van Middelburg toe (*) De Stadhouder Hooc- straaten was toen Xe Amfterdam gekomen, om orde te hellen op het uitrooijen der Wederdooperen. Twee Burgers van deezen Aanhang werden gegreepen , en het gerugt liep, dat 'er den volgenden nagt twee honderd uit het bedde zouden geligt worden. Dit verwekte een oploop onder 't Volk, zulks voor eene fchennis der Burgerlijke Vrijheid aanziende, en werd deeze alleen geftild, door hun aan te zeggen, dat niemand der Burgeren eenigen overlast te vreezen hadt. De Stadhouder, dugtende voor de gevolgen deezer zamenrottinge, het zijne herberg fterk bewaaken, en vertrok twee dagen daar naa uit Amfterdam (f). De Wethouderfchap te Leyden kreeg, ten dien dage , berigt van het oogmerk eens aanllags der Weder- doo- (*) Brand Hifi. der Reform. I. B. bl. 12a. CQ Hortens. p. 30Ó. 307. Carbc be II.  SiS. GESCHIEDENIS Carel be II. doopereti , om die had te verrasfen, en aan vier hoe* ken in den brand te fteeken. Men vatte'er eenige perfoonen; vijftien Mannen werden onthalst, en vijf Vrouwen verdronken. (*) Te Dordrecht verboodt de Regeering, bedugt voor 't woest geweld dier Geestdrijveren , bij klokkeflag, het huisvesten der Wederdooperen (f). In Amfterdam fpeelden zij, op nieuw , eene wonder vreemde rolle. Dirk de Snijder wierp zich voor Propheet op, en, in 't gezelfchap van zeven Mans en vijf Vrouwen, viel hij 's nagts , in verrukking , op den grond neder. Opftaande, betuigde hij , God en zijne heerlijkheid gezien en gefprooken, Hemel en Hel bezogt te hebben ; met bijvoeging, dat de jongde Oordeeldag op handen was. Op één uit den hoop wijzende, kondigde hij hem aan , dat zijne verdoemenis onvermijdelijk was : deeze badt daar op : „ Hemelfche Va,, der, ontferm u mijns! " en de Propheet voerde , hem te gemoet, geheel van toon veranderende : De Vader heeft zich uws ontfermt en u tot zijnen Zoon aangenomen Weinig dagen laater hieldt hij eene vergadering te dier zelfde plaatze. Wanneer, door het waaken , door het bidden en dweepende gefprekken, zijne harsfens geheel van hel geraakt waren, nam hij zijn helm af, toog zijn harnas uit , lag zijn zijdgeweer en alle zijne kleederen bij zich neder, en eindelijk dit alles op 't vuur, onder de betuiging, dat (*) Orlers Leyden. bl. 443.' (t) Balen Dordr. bl. 818.  dér. NEDERLANDEN. 5i* dat alles, wat uit de narde wat voortgekomen , door 'tvuur verbrand en Gode opgeofferd moest worden. Het geheele gezelfchap volgde, op zijn bevel, zijn voorbeeld. De Vrouwen, de fchaamte, haarer Sexe eigen, vergeetende, kleedden zich moedernaakt uit. Elk wierp zijn gewaad op 't vuur ; geen hieldt zelfs een hairband over. De Vrouw van den huize, door den flank der fmeulende kleederen, uit denflaapgewekt , liep na het vertrek , en , door eene zelfde vlaag van krankhoofdigheid bevangen, volgde zij het voorbeeld des gezelfchaps, en fmeet haare kleederen op den fmeulende» hoop. Dirk de Snijder, de Godfpraak deezer dwaazen, beval hun, hem te volgen en na te roepen: zij gehoorzaamden en bcgaaven zich naakt ten huize uit, met onzinnig getier op een huilenden toon, door de ftraaten der Stad' fchreeuwende: Weel wee! weel de wraake Gods' de wraake Gods ! de wraake Gods ! Gevat en voor de Regeering gebragt, verfinaadden zijde kleederen hun aangebooden , zeggende , dat zij, de naakte Waarheid en Gods Beeld zijnde, zich nergens over fchaamden. Deeze uitzinnigen , wier verbeelding dermaate verhit was, moeten, met de fchaamte ook het gevoel der koude verlooren gehad hebben • want het viel voor in 't midden van Sprokkelmaand' In de ge vangems weigerden zij uit fchotels teeetenzij fmeeten ze aan hukken endanfienopdefcherven' Eén hunner wilde niets, dan 't geen gekauwd was' doornikken , zeggende, dat hij een kind was Dl Propheet betuigde, onwondbaar te wezen, en fcheen bet Carel de II. •  5a<» GESCHIEDENIS Carei- oe li* Wat zij in Fries, land be. honden. het te gelooveii. Op het fchavot riep bij: doet trvt oogen open en ziet. Doch zijn hoofd rolde op den flag van het zwaard des Scherpregters. Een ander deezer Naaktlooperen begon, voor de hraföefening , te dansfen , aanheffende : Looft den Heere! Uit vreezevoor overrompeling, hieldt men de Stads Poorten en Kerken geflootcn , en deedt de Slagklokken ftil haan. De Schutterij bleef onder de wapenen. Allerwegen liepen 'er gerugten van zamenzweeringen en verraadelijke oogmerken. De bekommernisfen groeiden aan, toen, kort nahetgevangenneemen der Naaktlooperen , omtrent duizend Wederdoopers zich bij Amfterdam vertoonden, en verklaarden, uit Henegouwen te komen; doch men noodzaakte hun, buiten te blijven, en verzogt, dat zij na hun Land zouden wederkeeren (*). In Friesland hadt deeze gevaarlijke Aanhang zo veel fchriks verfpreid, dat het, op doodftraffe, verbooden wierd hun huisvesting te verfchaffen, eeten of drinken te geeven: 'er ging een Bcvelfchrift uit, dat zij ter Misfe moeften gaan, en op Zondag en Heilige Dagen den Dienst bijwoonen. Vermids veele Monniken en Nonnen hunne Kloofters verhaten hadden, en in het gewaad van Leeken gekleed, zo men liet verluiden, een ongebonden-en fchandelijk leeven leidden , werd 'er last gegeeven , om hun in de fchuilplaatzen optezoeken , en men wekte den ijver der aanbrengeren op, door het uitbieden van belooningen. Men {f) IIORTENS. p. 309. 3IO>  der NEDERLANDEN. 5SI Men verboodt zelfs bet verhuuren aan lieden , verdagt van Ketterij Driehonderd deezer op- roenge Dweeperen vielen aan op een ond Klooder, bij Bolswaard, verdreeven de Monniken , vernielden de Beelden, nevens de Kerkcieraaden, en trapten de Hostiën rnetvoeten,zeggende: Ziet daar den God der Godloozen. Juugen Schenk, Stadhouder vzxi Friesland, ligtte, om hun te ondertebrengen met toeftemming der Staaten, den derden man, en toog tegen hun op. Wei verre van zich overtegeeven , lieten zij zich bijkans allen ombrengen. Een groot getal gevangenen , na Leeuwarden gebragt, werd gehangen, verdronken, of onthoofd (f) Een Schoenmaaker, Harmen geheeten, verwekte, te Sande, een Dorp, niet verre van Groningen onlusten. Hij gaf zich voor den Messias en zelfs voor God den Vader uit; hij beweerde , dat men de Monniken, de Priefters en de Overheden moest van kant helpen, en zich bekeeren; want de verloshng was nabij. Na Groningen gevoerd en met ketenen belaaden , ftierf hij in de gevangenisfe, onder de toevallen van de verregaandfte bijfterzinnigheid Deeze was , bij ongeluk , van eenen befmettenden aart, en hadt veele zwakke harslèns aangegreepen. Jan van Geelen , Zendeling des Spotkoniugs van n Friesl. Ch. B. II. Deel bl. 650. 6S6. 662, 664. (t) E. fiENiNGwA Hifl. van Oosifriesl. IV. B. Cap LXI LXII bl 68,. ÜEL, fi^ln* p. 884. Friesl. m Soek, II. 1). bl. 671. Ó74. Careb • DE II. Hun ge. drag i„ Crortitt. gen.  52a GESCHIEDENIS Carel de II. Aanflag op Amfterdam. van Munfter, die de Wederdoopers in het vermeettc ren van het Klooder bij Bolswaard aangevoerd hadt, en het lot , dat veelen zijner Medegenooten trof, door de vlugt, ontkomen was, vervoegde zich na Amfterdam, nam een anderen naam aan, en gaf zich uit voor een Koopman. Vervolgens befloot hij , na Brusfel te vertrekken en , ten Hove, Brieven van vergiffenisfe van de Landvoogdesfe te verwerven, welken hij verkreeg, op een geveinsd rouwbetoon van zijne voorgaande dwaalingen, en de belofte, dat hij Munfter , toen nog in de handen der Wederdooperen , aan den Keizer zou leeveren. Bij zijne terugkoinfle in Amfterdam verkeerde hij openlijk met de Voornaamften dier Stad , doch hieldt heimlijk verftand met de Wederdoopers. Nauw was hij verbonden aan zekeren Hendrik Goedbeleid , een geestdrijvenden Knaap, brandende van eerzugt. Deeze beiden, veel volks aan hun fnoer gekreegen hebbende , beflooten, hunne Partij, door een meefterftuk, te doen zegevieren , en de Stad aan dezelve te onderwerpen. Den nagt van den tienden der Bloeimaand beftcmden zij tot volvoering van hunnen aanflag. Op denzelven teerde het Gilde der Kruisbroederen, welker maaltijd de gantfche Wethouderfchap en de voornaamften der Burgeren met hunne tegenwoordigheid vereerden. Bij deeze gelegenheid dak men, op den Dam, vuurwerken af, en brandde piktonnen. Da vreugd woelde door alle wijken der Stad. Deeze omftandigheid deedt hun weinig voor vcrrasüng dug- ten,  der NEDERLANDEN. s*3 ten, eii ftelde bun buiten ftaat , om , wanneer dezelve ondernomen werd, wederftand te bieden. Het luiden det Stadhuisklok was de leuze des aanvals. De beftcmde tijd naderde. Een ongenoemd Jongman verwittigde Pieter Homo , dat de Wederdoopers voorhadden zich op verfcheide plaatzen bijééntevoegen en de Stad te vermeelteren. DeBurgemeefters konden het niet gelooven, toen men hun hier van kundfchap bragt: doch het was hun onmogelijk langer te twijifelen , wanneer men hun aandiende, dat 'er drie dubbele gelaadene Handbusfen, boven op de Waage , in de Redenrijkers Kamer , gereed Ronden, om, in den aanval op het Stadhuis, te gebruiken. Het fchijnt, dat de Redenrijkers Am Wederdooperen genegen waren , om dat hun Koning te Munfter> gelijk wij hier voren gemeld hebben , te Leyden Redenrijker geweest was. Terwijl de Burgemeehers den tijd , op welken zij tegen miskwaam hadden moeten voorzien, met fammelen doorbragten, trokken de Wederdoopers , flegts veertig Rerk, met flaanden trom en vliegende vaandels , na het Stadhuis, en namen 't zelve in , de Burgerwagt gevat of afgemaakt hebbende. Het vervaarlijk geraas deezer overweldiginge deedt één van 's Schouts dienaaren, die, dronken, tusfchen Boelen en banken lag te ilaapen , wakker worden. Hij klom na boven , en, zonder te weeten, wat hij deedt , verftak hij het touw der Stadhuisklokke, en voorkwam dus het geeven van 't afgefprooken teken. Een Bultenaar, tot den Aanhang der Wederdooperen be//. Deel, a; St. Q hoo- Carel de II.  Carel de ir. 524 GESCHIEDENIS hoorende , kwam uit de Pijlfieeg , de hoofdverzamelplaats , gewapend na den Dam, en vroeg , als van alles onkundig, zijnen Buurman, wat 'er gaans was? Laat ons gaan zien, was het antwoord, 't is op den Dam te doen. Weinig woorden meer gewisfeld hebbende , doorhak hem de Bultenaar. Zekere Klaas van Aken , een fpotvogel en fterke drinker, hadt de koenheid, om zich onder de Wederdoopers te vervoegen , en in gefprek te treeden met Hendrik Goedbeleid, dien hij van langer hand kende, en vroeg hem, op een fpottendentoon ,wat hun begeeren was ? Goedf.eleid gaf hem te verBaan , dat het thans geen tijd van jokken was , dat het hem niet aanging , en raadde hem , na huis te gaan. Doch dien raad kon hij niet opvolgen: andere oproerigen floegen hem, op 't oogenblik, dood. Het gerugt deezer zamenrotting verfpreidde zich door de ganfche Stad , naar gewoonte vergroot en met de fchriklijkhe omhandigheden vermeerderd. De voornaamfte Burgers, vertelde men elkander,waren reeds omgekomen. De duifterheid des nagts vermeerderde de verlegenheid ; want de Wederdoopers hadden de vuurwerken en piktonnen vernield, op dat deezen, in brand gefchooten , hun getal niet mogten ontdekken, en ten wisfen doel hellen van het fchietgeweer der Burgeren. Men liep heen en weder, buiten haat, om vriend en vijand te onderkennen. De Burgemeefter Pieter Kolijn, een geleerd en godvrugtig Man, en,door zijne zagtheidomtrent de Wederdoopers, in verdenking , dat hij met hun heulde t  der NEDERLANDEN. 5a5 heulde, wilde zich van dien blaam zuiveren, en viel, aan 't hoofd van zijn Vaandel, op hun aan; doch hij werd deerlijk vermoord, en verfcheiden der zijnen, die zich niet met de vlugt redden , doorge- lchooten, zommigen met vergiftigd lood Men hadt reeds alle de toegangen na den Dam, om voortekomen, dat de Oproerigen van geen kant verfterking bekwamen , met zeilen behangen en met hopzakken geflopt, om zich agter te verfchu.len tegen de kogels, en zogt dus den dag aftewagten. Burgemeefter REEKALF, in de krijgskunde niet onbedreeven, van wiens befchikking deeze voorzorg was, deedt meer : hij nam Vrijwilligers in dienst , onder toezegging van eene groote belooning , en rukte methetaanbreekenvanden dag, Damwaards, van waar hij de Wederdoopers, welhaast, deedtverhuizen, die of geveld, of genoodzaakt wierden na het Stadhuis te wijken. De Burgers hadden de Waaghi en de Redenrijkers Kamer, van waar zij het Stadhuis konden befchieten, en ook losbrandden. Reekalf liet twee Slangen en een groot Ruk Gefchut op den Dam brengen , cn fchoot de deur van 't Stadhuis open. De Vrijwilligers en de Burgers vielen aan op de Geestdrijvers, die, niets meer te hoopen hebbende, 'er alleen op bedagt waren, om hun leeven , zo duur mogelijk, te verkoopen. Hendrik Goedbeleid fneuvelde. Jan van Geelen zogt lijf berging op den Tooren ; doch , ziende , dat'er geen ontkomen op zat, en eene fchriklijke dooduraffe willende vermijden , ftelde hij zich bloot voor het Q 8 fchie- Carel pe II.  5*6 GESCHIEDENIS Carel de K. Straffe, deezen Oproer- maakeren jange- daan. fchicten der Burgeren : deezen troffen hem, en hij. vvierd, nog zieltoogende, van boven nedergefmeeten. In dit oproer kwamen twintig Burgers en achtentwintig Wederdoopers om 't leeven : de lijken der laatstgemelden werden bij de beenen aan de galg gehangen. Den Bultenaar, van wien wij boven fpraaken, zag men, op het Bolwerk, met eene beevende en misdrijf aanduidende houding. Hij werd, nevens twee anderen, gevat. Negen van de twaalf gevan'gengenomene Wederdoopers ontvingen, drie dagen daar naa , hun vonnis. Het hart haalde men uit het opgefneeden lijf, en fmeet het hun in 't aangezigt : voorts werden zij onthoofd en gevierendeeld. Naderhand ftrafte men verfcheide anderen. De Vrouw, uit wier huis te Naakt loopers, in Sprokkelmaand, gekomen waren, hing men in haare deur op. Die zelfde ftrafFe leedt eene Vrouw met haar Zoon, om dat zij den gewaanden Bisfchop Jacoe van Kampen gehuisvest en niet ontdekt hadt. Men beval, onder bedreiging van doodhraffe , hem aantebrengen: eerst was hij nergens te vinden, doch, eindelijk , kwam hij van onder een' hoop turven ten voorfchijn. Schoon hij, te midden in de zwaarhe pijnigingen , bleef beweeren, geen deel gehad te hebben aan de laathe zamenzweeriug , werd hij nogthans, als een Wederdoofer , veroordeeld. Eéq uur lang ftondt deeze Bisfchop te pronk, fpotlijk gekroond met een tweehoornigen blikken Mijter, met 't Stads Wapen befchilderd. Voorts werd hem de tong uit- ge-  DïR NEDERLANDEN. 527 gefneeden , de rechtehand afgekapt, als mede het hoofd, en het zelve, met bovengemelden Mijter, op de Haarlemmer Poort geheld. Men verbrandde den romp (*). Te Leyden, te Hoorn, te Utrecht en elders in deeze Gewesten , volvoerde men doodden a.m de Wederdoopers, die, of.van oproerige aanflagen ver- dagt gehouden, of des overtuigd werden (f). In Friesland doemde men, zonder genade, de Vooronders van deezen Aanhang, de Mannen ten zwaarde, ende Vrouwen om, leevend, begraaven te worden : 't was zelfs verboden, ten hunnen behoeve, te fpreeken (§). Op deeze wijze werden de heillooze zamenzwecringen eenes geestdrijvendcn en oproengen Aanhangs verijdeld. De Hoofden wisten, door denzwijmeldrank der geestdrijverije , hunne Leerlingen inzo verre te bedwelmen, dat ze zig tor blinde werktuigen hunner eerzugt maakten; doch zij waren 'er niet op bedagt, om hun dat beleid en die voorz.gtigheid inteboezemen , zonder welken geene zamenzweeringen kunnen gelukken. De best beraamde aanflag op Amfterdam liep te leur door één dier toevallen, welke de grootfte zaaken dikwijls eenen alleronverwagtften keer doen neemen. Indien door een dronken Schoutsdienaar het flaan der Stadhuis. (*) Hortens. als boven. Dapper Befchr. van Amft. b'. isr. 152. Brandt Ref. I. D. bl. 122. (t) Velius , Hoorn, bl. 245. (§) Friesl. Charterb. IL D. bl. 698. Q3 Carel de II.  4tS GESCHIEDENIS Carbide II. huisklokke hun niet belet geweest ware, zouden zij, buiten twijffel, hunne Aanhangers , geenzins klein in getal, verzameld hebben. Deezen hadden de Schutterij, op 't kleppen van de noodklokke , zonder orde en oogmerk toelöopende, gemaklijk wederftand geboden. Zij zouden ook bijfland gekreegen hebben van driehonderd Dorpelingen, door Jan van Geelen , tegen den tienden van Bloeimaand , te Amfterdam befcheidén: deezen waren reeds in aantocht, doch gingen, het mislukken desaanflagsvernomen hebbende, te rug. Eenigen tijd daar naa vertoonden zich twee Schepen met Wederdoopers voor den Stadsboom ; doch die, op de tijding van het lot hunner Medegenooten, de heven om- en na Engeland wendden (*). Doch, het eene kwaad ontwijkende, vielen zij in een ander. Men heeft Koningen gezien, die dwingelanden waren, om hunne eigendunkelijke en grillige begrippen ftaande te houden : men heeft 'er gevonden , die de zwaarfte ftraffen uitdagten, om den van ouds vastgeftelden Godsdienst te verdeedigen, of een nienw Stelzel intevoereu. Koning Hendrik de VIII, het eenigst voorbeeld van een Vorst, die bij de woede eens Dwingelands en den trots eens volftrekten Alleenheerfchers de eerzugt voegde, om 't Hoofd eens Aanhangs te worden, wilde, te midden van de algemeene gisting , zijnen Onderdaanen niet toelaaten, een zamengevoegd Plan van Gods- dienst- (*) hortens. p. 313.  der. NEDERLANDEN. dienstöefening te omhelzen, maar zogt hnn nu het één , dan het ander Stekel te doen aanneemen. Even zeer een vijand van de Roomsch-Catholijken als van de Proteftanten, deedt hij, gelijk Hu me opmerkt de eerstgemelden ophangen, en de laatstgeaoemden verbranden (*). Verfcheide Wederdoopers, uit Holland aangekomen, werden ten vuure gedoemd. 5 m de Nederlanden ging men fireng, ten hunnen opzigte, te werk. Naar luid van een Plakaat , in Zomermaand desjaars MDXXXV. uitgegeeven, veroordeelde men alle zogenaamde Propheeten, Apoftelen of Btsfchoppen der Wederdooperen ten vuure, alle Herdoopten ten zwaarde of tot den put, zonder dat de Wethouders, omtrent deeze luiden, overmids hun kwaad voorneemen , eenige de minfle genade mogten gebruiken (f). Dit gaf gelegenheid , dat men met alleen tegen de oproerige Wederdoopers woedde , maar ook de vreedzaame en weerlooze Doopsgezinden ftreng vervolgde (§). m jje vreed zaame en weerlooze Doopsgezinden , onder welken uitftak Menno Simons, naar wien zij ook Mennoni ten genoemd worden; een naam, thans gewraakt door het voornaamfie gedeelte dier Gezindheid; die C*) Hcjme, IV. D. bl. 210. (f) Martelaarsboek der Doipsges. II. Deel, bl- ,? Repert. der Plak. van Holland, bl. 30. (§) Velius, Hoorn, 24+. Boomkamp, Alkmaar bl n 92. Hoofd, II. B. bl. 58. III. fi. bl. 8i. Carel de II. Strenge Plakaaten tegen hun, Memno Simons en diens \anhang.  530 GESCHIEDENIS ook noode eenige gemeenfchap, wat haare herkomst betreft, met de Munfterfche Wederdoopers erkennen, en beweeren , van de Waldenzen in Zwitzerland afteftammen (*), en, fchoon ze 'er eenige gemeenfchap mede gehad mogten hebben in den beginne, „ raak„ te dit de Doopsgezinden zo weinig, als het ver„ branden van Servetus thans de Godgeleerden te „ Geneve, of de dolireid der Beeldftormeren thans „ de nu leevende Hervormden in Nederland ^'gelijk de Doopsgezinde Hoogleeraar Oosterbaan , te regt, opmerkt (t)« De tegenwoordige Doopsgezinden zijn wel verre van eenigzins te gelijken naar de Munfterfche Wederdoopers, het tegenbeeld derzelven : zij haan in onze Gewesten bekend voor eerlijk, ijverig, en hebben , door den herken Koophandel, waar op zij zich, met allen ernst, zints lang , bevlijtigden, groote fchatten gewonnen. De Weelde, eene Zuster des Rijkdoms, leerde hun ook die Hijfheid afleggen , aan welke, voorheen, deeze Aanhang te onderfcheiden was ( § ). De goede , doch veelal (*) Zie hier van breeder Mosheim Kerkt, Gefch.Vll. D b>. 251. en bovenal het Aanhangzel, bl. 299» (f) H, Oosterbaan Bibl. Hagana, 1771. waar roea een dubbel leezenswaardig berigt vindt van de gevoelens eens aanzienlijken deels der hedendaagfche Doopsgezinden. Eene vertaaling van een gedeelte üiens Briefs kan de Neder duit fche Leezer aantreffen in de Leevensbefchrijving van eenige voornaame meest Nederlandfche Mannen en Vrouwen, I. Deel, bl. 104 enz. CS) Van Er fen Hol/. SpecJator, IV. D. bl. 64.220.501. Caret. de II.  der Nederlanden. 53x veelal (rille , dienden , door de Leden deezer Gezindheid den Vaderlande gedaan, bewoogen ons, bij bet vermelden van de bijfterzinnigheden der oproerige Wederdooperen , dit weinigje te voegen, op dat geen onverdiend* fmet dezelve aankleeve, en de onkunde , m gelijkvormigheid van naam , geene ge«Jkheid van begrippen en zeden opmaake. 't Wordt hoog tijd,den draad der Gefchiedenisfe, door dit verflag eenigzins afgebrooken , weder optevatten. Lubek, de trotsfte en magtigde Stad van het tianze-Verhond, kon het den nieuwen Koning van Deenemarken niet vergeeven, een Verdrag met de Hollanderen aangegaan te hebben. De Lubekkers veroonden zich met Christoffel, Graaf van 0/denburg, om Chiustiaak den UL van den Throon te bonzen, en Christiaan den ö. weder m zeiyen te herdellen. Zij bemagtigden Koppenhagen, en hielden de ZWvoor de Hollanders gefloten (*) Men ontdekte, dat de Hollanders nogthans met Hamburger, Breemer en Gelderfche Schepen den Oosterfchen Handel dreeven , en zogt dit te beletten p Christiaan de IR. hieldt te vergeefsch bij de Nederlanders aan om hulpe , in eenen Oorlog waar in hij, om hunnen wil, ingewikkeld was. De Keizer hadt de twee Dogters des gevangen Ko- nings C) A. v. n. Goes ReSi/l.M. 2l3. Velius , Hoorn, bl.247. Ct) E. de Veer Chron. 'tol. 47. Goudhoven, bl. 6o<. ScuRASiERT, Harderw. II. D bl. 71. Q5 ' Carfl de II. Naijver tusfchen de Hollandersen Lubekkers.  Carel de II. DeKeizer zoekeden Paltsgraaf op den DeenfchenThroon te helpen. 1536. 53* GESCHIEDENIS nings van Deenemarken, bij zijne overleede Zuster verwekt en in de Nederlanden opgevoed, uitgehuwelijkt, de oudfte aan Frederik, Paltsgraaf van den Rhijn, en de jongde aan Francois Sforza , Hertog van Milaan, en hoopte, den eerstgemelden Opvolger zijns Schoonvaders te doen worden. Met dit vooruitzigt, om den Egtgenoot zijner Nigte een Kroon op 't hoofd te zetten, verzogt hij de Hollanders daar toe hunne Zeemagt te verleenen. Door den Paltsgraaf op den Deenfchen Throon te heffen, konden zij zich, ten aanzien des Koophandels, groote voordeelen belooven. Deeze voorflag vondt eerst ingang. De Amfterdammers luifterden met te meer genoegen na denzelveri, wanneer zij vernamen, dat de Lubekkers te Hamburg met Christiaan den III. handelden, om Gotland en het Eiland Bornholm aan hun afteftaan. Doch de andere Steden vonden zich niet gereed tot het verleenen van deverzogteScheepsvloote, om den Paltsgraaf, met zijne reeds geworvene Krijgsmagt, overtevoeren, en de Staaten oordeelden , dat de Noordfche Krijg, 't belang van Holland, op welk men den last daar van voornaamlijk wilde laaten aankomen, min betrof, dan de eer des Keizers, die alle de Nederlanden , zo wel als Holland, moehen handhaaven. Christiaan de III, van deeze onderhandelingen , ten voordeele van den Paltsgraave, lugt gekreegen hebbende , en denkende , dat ze verder voortgezet waren, dan hij met de daad vondt, was bedagt op het maaken eener afwendinge. Hij ging een Verdrag aan  der NEDERLANDEN. 533 aan met den Hertog van Gelderland , altoos geneegen en gereed , om 't Huis van Ooftenrifk, als 'er zich eene gelegenheid toe opdeedt, te kwellen. Deeze zondt, onder het bevelhebberfchap vanMeinakd van Ham, Krijgsvolk ra. At Ommelanden, enfcheen geen ander oogmerk te hebben, dan om de Groningers te hraffen, die het ijzeren juk, waar mede hijde Landen, die hij als overwonnen aanmerkte,knelde , met tegenzin droegen. Deeze trotfche Stad, Rerk op haare vrijheid geheld, wier Regeering meer hadt.vari eene Gemeenebest - regeering , dan van de Éénhoofdige, verzette zich herhaalde keeren tegen de kneevelaarijen van 's Hertogs Bedienden. Carel zijn natuurlijke Zoon, door hem tot Stadhouder van Groningen aangeheld , dien de Friefche Gefchiedboe«en met alleen afbeelden als een begunhiger der nieuwe gevoelens, maar als een menfchenvriend en een wellust des Volks, was verdagt geworden bij zijnen Vader , en hadt zich met de vlugt na Dantzik gered , waar hij zijne dagen eindigde. De Hertoopoogde de Groningers gerust te hellen, door hun te verzekeren, dat hij van Meinaros beftaan geen kennis hadt, en dat die Krijgsbende den Koning van Deenemarken toebehoorde r*i Deeze Bevelhebber dreigde, de Stad Amfterdam en het omliggende Land ten vuure en ten zwaarde te zullen komen verwoeften, indien de Hollandershnnne krijgstoerustingen ter zee niet Raakten. De Re- ("0 Pontanus, p. 777-772, Cacel de II. Christiaan de III. gaat eene Verbintenisaan met den Hertog van Gelderland. De Gelderfchendreigen Holland met eenen inval.  534 GESCHIEDENIS Carel: de II. Deheer- fchappij van Carel den V- in Groningen en Drente. geering van Amfterdam deedt hier op eene Dagvaart in den Haage befchrijven, en toonde, Aal Holland, thans in een verdeedigloozen haat, een gereede prooi zon zijn voor Meinard van Ham, die zich de Geesfel Gods en Schoppen Koning noemde. De eerde benaaming was in den ftnaak dier tijden,en gefchikt, om Wederdoopers tot zijne Vaandels te lokken ; de tweede ontleende hij van de Groningerlanders, in grooten getale met fpaaden en fchoppen opöntbooden , om Applngadam, waar hij zich verfchanste, te verlterken (*). Amfterdam wilde de Landvoogdesfe verzogt hebben , om zo veel Voet- en Paardevolk te werven, als noodig was, om Hollandte dekken, en dat men de Scheepstoerustingen in Zeeland deedt. Middelerwijl hadt de Landvoogdesfe aan Jltrgen Schenk, Stadhouder van Friesland , last gegeeven, om Meinard van Ham uit Applngadam te verdrijven (f). Enno , Graaf van Oostfriesland , hadt zich na Groningen begeeven, om eene bemiddeling tusfchen de Groningers en den Hertog te bewerken. Deeze, thans verpligt zich te verklaaren, kon niet ontveinzen , dat hij op de Groningers te onvrede was , en betuigde, hun niet in gunfte te zullen aanneemen, dan onder voorwaarde , dat hij een Slot binnen Groningen bouwde, en Applngadam met muuren om- (*") E. Beningha Hift. vau Oostfriesland , IV. Boek, Cap. LXIX. bl- 686. (t) A. v. d. Goes, Regift. bl. 252 256,  NEDERLANDEN. 535 «nnngde. De Gronings konden nit deezen eisch aSrt?rm Zie,"' Wat2ij Van 'sHe«ogsgeweldigen aait te wagten hadden, en vervoegden zieh bij de Landvoogdesfe MARIA om onverwij,de ooven e 21ch aan den Keizer te willen onderwe, en flef Braband* GrMf ™ Holland, en Heer van Fr}eslmd m ^..^ ^ ^ "ad. wa» op dien voorflag noodig: zij gaf den Stadhouder-van om, in's Keizersnaam, de hulde der Groninger en te ontvangen (*). Hii zwoer bun en den Drentenaaren , alle hunne Voorregten, de benoeming hunner Overheden; en Ampte-aren enhetregtsgebied over het grondgebied van Sehverdtjk te zuilen laaten behouden : en verbondt *ch, geene Sterkte opterichten : alleen zouden zii voor den Vorst een Huis ter verblijfplaats DOUWer? en hem s jaarlijks twaalfduizend Goudguldens betaa! leu Vervolgens nam hij IFerdumm, als mede de Schans Delfvjl, en belegerde Applngadam. Terwijl men in Holland eene nieuwe gewoone en renten , fchoon de oude niet waren afbetaald , viel Koppenhagen in handen ya„ Christuan ^ ^ Deeze tijding deedt Schenk den moed niet ontzind ken, h,j zette het beleg van Applngadam metzo veel ernstvoort, dat de Plaats zich, bij verdrag, overgaf (f). Des- CO Pokt/jnüs, p. ;8o. Careï de II.  53« GESCHIEDENIS Carel de ït »s Keizerskrijgstocht in Barbarijen. Desgelijks bemagtigde hij het Slot te Wedde en Koever den , naa een beleg van twee maanden (*). In deezer voege ftrekte 's Keizers heerfchappij, voor het afloopen desjaars MDXXXVI, zich uit over geheel Groningen en Drente. Tot groot geluk voor den Lande werd de Vloot, in .Zee/W toegerusr, onttakeld, en het Boots - en Krijgsvolk afgedankt (t> De Hoïlandfche Kooplieden kreegen weder Volk, om hunne Koopvaart voorttezetten, en het Gefchut, hun afgenoomen, terugge. De Handel en Zeevaart, voor een tijd, van alle kanten belemmerd , werd vrij, door een driejaarig Be. Band met Christiaan den III (§ ). De zamenloop van zo veele gelukkige gebeurtenisfen deedt den prijs der Graanen en andere Noordfche Waaren, zeer hoog in top gefteegen, op de helft en meer daalen (*"). Men hadt toen de Franfchen en Gelderfchen nog tot vijanden. De Keizer dempte den hoogmoed vaii Hairadin Barrarossa, een Zeeroover, die het Koningrijk Tunis bemagtigd hadt, en herltelde Muley H assem op den Throon, welk hem toebehoorde (ff). In deezen krijgstocht hadden de Hollanders en Zeeuwen (O Pontanus, p. 781. (t) A. v.d. Goes Regijl. bl. 231.255 2<ïi. (§) Rep. der Plak. van Holland , bl. 3.1, 35. (**) A. v. d. Goes Regijl. bl. 279 28S. Velius, Hoorn, b!. 250. fj-f) RobertsonHift. van Carel den F. IV. Deel, bl. 230 enz.  dhr NEDERLANDEN. 537 ven, door het verfchaffen van Schepenen hetbetoon van dapperheid, zich zeer doen uitmunten (*) Ondertusfchen kon Francois de I. de fmaadelijke voorwaarden van het Kamerijkfche Verbond niet verkroppen, en Relde alles te werk , om zijnen Mededmger vijanden te verwekken. Skorza, Hertog van M,laan , was middelerwijle geftorven. Francois maakte eisch op de opvolging, en bemagtigde^ ^Bugey, en bijkans geheel Savoye, omHertogCAr^, tegen wien hij misnoegd was, te ftraffen. De Keizer, door voorfpoed opgeblaazen, voerteRome, op eene bitze en onbefcheide wijze, nit tegen Francois den I, en ftreelde zich met het denkbeeld van Frankrijk te venneefteren. Met een magtig Leger nel mj « Proven: na 'er twee maanden gefpilden mets uitgevoerd te hebben, >t welk aan zijne verbazende knjgstoerustingen beantwoordde, vondt bij zich, door gebrek, 'c welk zijn Leger leedt, en de verzwakking van 't zelve door doodelijke ziekten genoodzaakt ichielijk te rug te trekken. De Graaf vmNasjhu was met een talrijk Leger, in de Nederlandengten, in Plcardye gerukt , hadt Guize vermeelterd, en belegerdeiW, doch ontmoette zulk een dapperen wederftand , dat hij, zonder eemge verovering van aanbelang gemaakt te hebben moest aftrekken (f). Ziflts Wijnnmnd ^ ^ jaare C*) Reigersb. m D. bl. 448. (t) Robertson Hifi. van Carel den F. IV. Deel hl 253 enz. "•ueei, DJ. Careï. de II. Oorlog in Frankrijk en Gelderland.  53§ GESCHIEDENIS Carfx DE II. jaare MDXXXIV, hadt de Hertog van Gelderland van alle zijne Staaten hulde gedaan aan den Koning van Frankrijk. Hij kon de vermeefteringen , onlangs door de Hollanders op hem gemaakt, met verkroppen, en wilde van geen vrede hooren, voor dat men hem Groningen hadt wedergegeeven. Te Harderwijk, Elburg en elders rustte hij Schepen uit, die in de Zuiderzee kruisten, en dezelve geheel onveilig maakten. De Franfche Kaapers benadeelden , van een anderen kant , de Zeevaart der Hollanderen. Zij namen een Enkhuizer Schip, met Zout gelaaden, van Andalufie en Lisbon komende , vijfduizend Guldens waardig gefchat. Twee Franfche Oorlogfchepen, daarentegen, voor de Maas kruisfende, vielen den Hollanderen in handen. De Heude, als een Koopvaardijichip toegetakeld, hadt zich eerst laaten neemen. De list gelukte. Terwijl de Franfchenbf zig waren met plunderen, (prangen vijftig gewapende Dordrechtfche Poorters , onder in 't Schip verborgen , voor den dag, maakten den vijand af en zich meefter van de beide Schepen. De Admi. raai van Mokeren nam een Franfchen Westindievaarder, op vijftigduizend Guldens waarde gefchat (*)• De Zeeuwfche Kaaper kreeg eenige Prijzen van minder belang. Om de rampen des Oorlogs min drukkend te maaken , was de Ihuingvisfcherij, (bande den- (*) A.v d.Goes Regijl. bl. 257. ^o. Vzuvs, Hoorn, bl. 148. Brandt ËrJzh. bl. 59 » 60. Beverw. DorA bl. 338. Heigeksb. IL D. bl. 450. 461.  der NEDERLANDEN. 5J9 denzelven , voor de Franfchen en Nederlanden vrijverklaard (*). 1 De Hertog van Gelderland'deedt eene laatfte poogmg op Amersfoort; doch de Verraaders, die hij in zijne belangen hadt overgehaald, werden ontdekt en gevierendeeld. In 't einde kwam hij tot het flniten van een Vredesverdrag, bij 't welke de Keizer ende Hertog beloofden wederzijds affiand te zullen doen van de verbintenisfen, ten nadeele van elkander aangegaap. Bij 't leeven van Hertog Carel. zon de Keizer zich geen Hertog van Gelderland of Graaf Pan Zutphen noemen, en hem, binnen't jaar , met die Heerlijkheden beleenen. Voor den afftand van Groningen, Koever-den en Drente, waar van de Hertog: den tijtel van Heer niet meer zou voeren , beloofde hij hem vijfendertigduizend Carels-Guldens ééns, en vijfentwintigduizend dergelijke Guldens 's jaarlijks. Die van Utrecht zouden, wegens het vermeend regt op hunne Stad , hem twintig Carels- Guldens betaalen (f). , raal. nn „ Plakaatb. I. D. bl, 32. R a Carel de II. Overijsfel een afzonderlijk Land. fchap geworden. Verandering in 'c Staatsbefluur van Hodand.  542 GESCHIEDENIS Carel de II. len , geheel behoud uit Raaden , door den Graaf zeiven aangefteld (*). Nria het uitgaan van dit nieuw Berigtfchrift , zo veel veranderings in de Regtspleeging te weeg brengende, gaf de Keizer, in dat zelfde jaar, verfcheide Plakaaten uit in Holland, Zeeland en Friesland. In het wijdluftigfte , gedagtekend den zevenden van Wijnmaand , maakte hij de volgende fchikkingen: Niemand zou het Notarisampt mogen bekleeden, dan daar toe door de Provinciaale Raaden bevoegd verklaard. De Wethouders der Steden kregen last, om een redelijken prijs op de leevensmiddelen te hellen, en alle Alleen-of Opkooperijen werden verbooden. Bedrieglijke Banqucroetiers en derzelver Medeftanders werden voor openbaar e Dieven verklaard, en van de Voorregten der Vrijplaatzen deezer Landen verfteeken. De Lediggangers en Bedelaars moeften geweerd worden. De Vreemdelingen mogten één nagt in de Gasthuizen intrek neemen. Het geld, in de Armbusfen der Kerken verzameld , zou door eerlijke perfoonen befteed worden tot onderfteuning der Zieken en Kraamvrouwen, tot het opbrengen der Vondelingen en het fchoolgaan der arme Kinderen. De Priehers en Predikers hadden de hervenden tot liefdaadige Maakingen aantezetten. Die van Aalmoesfen leefden, mogten noch in Herbergen gaan, noch (*) De Riemer Befchr. van 's GravenhageI.Deel, bl. 169. II. D. bl. 305, 307. Van der Eyk Handv.van Zuidholl. bl. 205 enz. Groet Plakaatb. V.D. bl.713.  der NEDERLANDEN. 543 noch verbooden fpel fpeelen. Dronkaarts , en die in dronkenfchap doodflag begingen, moeiten om beiden ftrafFe lijden, 't Werd verboden, meer dan twintig perfoonen ter Bruiloft te noodigen , Herbergen op buitenwegen te zetten, en in dezelve op Zonen Feestdagen te gaan drinken. Gouden en Zilveren Lakens te draagen ftondt den Hertogen, Prinsfen en Graaven niet vrij. Fluwcelen Tabbaarden mogten Lieden van aanzien, die drie goede Paarden hielden, en die 'er twee hielden , Satijnen of Damasten aanhebben. Lasteraars van G o d of de Heiligen moeften ééne maand lang te water en. brood zitten, en, zo zij het met een boos opzet gedaan hadden , met een ptiem de tong doorRooken worden. Voorts werden alle de Inwoonders der Nederlanden vermaand, in vrede en éénsgezindheid met elkander te leeven, als lieden, onder éénen Vorst ftaande (*). In den jaare MDXXXIV, poogde Maria vrugtloos >. alle de Leden van dit groot Lichaam te veréénigen , en eene Unie met elkander te doen fluiten (f). Twee jaaren laater floeg zij vóór, eene algemeens belasting te leggen op Wijnen, Bier, Zijden , Fluweelen , Wollen- en Linnen - Lakenen. Dergelijk eene belasting hadt, tot dien tijd , nog geen plaats gehad (§), dan in eenige Steden, welker gewoone in- (*) Gr. Utr. Plakaatb. I; D. bl. 413. Rep. der Plak. van Holl. bl. 22. (t) A. v. d. Goei Regi/l.bl. 164. 175. 176. (S) Denzelveu, ald. bl. «64. «65. R % Carel DE II.  Carel de II. Bijzonderhedenvan Friesland. 544 GESCHIEDENIS inkorten niet konden toereiken, om haar aandeel ia de Graaflijke Bed«J optebrengen. Algemeene Belastingen van dien aart over 't ganfche Land kende men niet. De Verponding op Huizen en Landerijen, oudtïj.-s Schihltalen en Morgentalen geheeten , in de jaaren MDXV. en MDXVlll. op een nieuwen voet geregeld , waren de eenige algemeene Belastingen. Deeze eisch werd éénpaarig van de hand geweezen (■)• In Friesland deedt het Hof-Provinciaal verfcheide poogingen tegen de regten van onderfcheide rangen. De Staaten helden zich hier niet alleen met ernst tegen te weer, maar benoemden ook, uit veeeze , dat men , ten tijde , wanneer zij niet vergaderd waren * nieuwigheden zou invoeren , eene aanhelling van achttien Perfoonen; vier hunner waren in't bijzonder gelast, om op de Voorregten te waaken, die te ver. zamele'n en in orde te fchikken, van de raadpleegingen der Dagvaarten aantekeningen te houden , en met de Keizerlijke Ampteuaaren, naar eisch der zaaken , te handelen De Kerklijkén toonden niet min op hunne Voorregten geheld te weezen. De Keizer hadt, onder voorwendzel van eenen ooi log tegen den Turk, dien hij den geflaagen en woedenden vijand der Chriftenen noemde, hun durven aanzeggen, dat de Paus hem de helft hunner inkomhen gefchonken hadt. Zij verklaarden , zich ten hoogften te moeten verwonderen over de verregaande milddaadig- heid (*) A. v. d. Goes Regift. bl. a6$. 267.  der. NEDERLANDEN. 545 heid van den Paus, goederen weggeevende, welken hem niet toekwamen , en dat het eene ongehoorde zaak was,befchikkingen te maaken op hunneinkomften, zonder hun weeten en huiten hunne toeitem. miiig. Zij hielden hunne weigering zo ftijf en fterk ftaande , dat men dit ftuk niet verder durfde voortzetten. Men (lelde desgelijks den Staaten voor, om tot de verééniging met de andere Landen des Keizers toetetreeden. Doeh , vreezende , dat zij, in zulk een geval, tot buitenlandfche krijgstochten zouden moeten betaalen en mede uittrekken , weezen zij, zeer wijs beraaden , deezen voorflag van de hand (*> De wereldwijdberoemde Erasmus van Rotterdam betaalde den tol der Natuure op den elfden van Hooimaand desjaars MDXXXVf, jn het éénënzeventi-Re jaar zijns ouderdoms, Xt Bazel, waar hij zijn verblijf genomen hadt. Hij bediende zich, gehjk alle andere Geleerden ten dien tijde, van het regt, 't geen Mannen van bekwaamheid dagten te hebben , om de edelmoedigheid der Rijken en Vermogenden cijnsbaar te maaken, 't geen men thans voorlaagheid zou houden. Doch op een eerbewijs, 't welk Holland, zijn Vaderland, hem betoonde, mogt hij met regt zich meer dan anderen laaten voorftaan. De Edelen en de meefte Steden, in den jaare MDXXXII, te Gouda vergaderd, bedooten, hem een Juweel, ter waarde van tweeCO Friesl. Charterb. bl. 610. 611. 754. 55$, €?9, R4 Carel de 11. Dood van l'.RASMO.i. Zijn Charader.  GESCHIEDENIS Caret de II. 546 tweehonderd en veertig Rhijnsguldens te fchenken (*), 't welk hem zou gezonden zijn , toen men hoorde, dat hij voorneemens was in zijn Vaderland weder te rug te kceren. Hij daagde intusfchen niet op , en 't blijkt niet, of hetzelve hem toegefchikt en ter hand gekomen is. Geheel de wereld weet, hoe Rotterdam, trots op zulk een Inboorling, wiens luiherop zijne Geboortehad terugkaatst, een metaalen Standbeeld te zijner éere en nagedagtenisfe heeft opgeregt. Indien allen , bij welken hij zich verdienftelijk gemaakt heeft , hun pligt omtrent hem hadden afgelegd , zou gansch Europa , 't geen hij als eene opgaande Zon verlichtte, zich hebben moeten veréénigen, om hem een gedenkteken te vervaardigen. Maar hij heeft zich een duurzaamer befchikt, dan een koperen of marmeren Eerzuil, in zijne Werken, waar in Vernuft, gezond Verhand en Geleerdheid om den voorrang dingen. Schoon de Proteftanten zeer fterk fpreeken van zijnen befchroomden en vreesagtigen aart, dien hij zelve ondertusfehen , gelijk wij hier vooren gezien hebben , gedeeltlijk erkent, heeft hij, nogthans, zo zeer als iemand , uitgevaaren tegen de gebreken zijner Eeuwe en dezelven met de fcherpbijtendfte fpotternij beftreeden; fchoon de op hem verbitterde Roomsch - Catholijken hem affchilderen als een Atheïst en een Voorlooper van den Antichrist , en zeggen, dat hij het Ei gelegd heeft, ?t welk Luther uitbroedde , zal hij den onpartijdigen voor» (*) A. v. d. Goes Regift. bl. 18Ö. 20a.  Dun NEDERLANDEN. 547 voorkomen als een Man, die den middelweg hieldt, langs welken de Hervorming, zijnsagtens, vanlang! 2 amerhand moest te wege gebragt worden. H1j verzaakte de bijgelovigheden en dwaasheden, waa onder znne tndgenooten zügtten : hij wraakte even -er de verfchriklijkheden en bloedige onlusten, w 1. Jen h,j zag,dat^^ dreigden door een£ ke verandering in het Godsdienstloze], en koesterde den beelden m**mm^ U£Z Le^lTr?* gt Va"en' hkr' de hedendaagfche Leevensbefchnjvers raadplegende, een groot aantal Mannen in deeze Gewesten optenoemeif, £^ door hunne Schriften, ten dien tijde , ve maard L' en alleen met nalaaten te reppen van JANUS Secun. Mni.° ■ d,e7eeniende" van Slachtmaand des jaars MDX1. in , Graavenhaage gebooren, en in deniaa reMDXXXVI.te^0verIeede;5 J^t baar en weeldng vernuft , vol vuurs, bij20nder kend door zijne Bafia oï Kusjes. Deeze Dichter in het vterëntwintigfte jaar zijns levens weggerukt, v'erdween als een vroege Voorjaarsvogel , naa van de Liefde, dte zijn hart trof, gezongen, en zijne tijdgenooten, door de aangenaamheid van zijnen zang verrukt te hebben. Zijne Wetten maaken één dei' dierbaarfte Cedenkftukken uit van 't hedendaagse» Laujn. De beroemde Vtouus vaart uit tegen het hardeitoodlot^twelkhem zo vroegtijdig be^;^ R 5 den Carel oen IL Janus Secundus.  548 GESCHIEDENIS Carel de II. De Re- denrijkers van deezen tijd. den besten zijner Vrienden , een Dichter, die, gelijk hij fchrijft, alle'de Italiaanfchen evenaarde en alle de Duitfchers overtrof. Hij merkt zijne Kusjes , door een laater Leevensbefchrijver , als onkuifch uitge. kreeten, aan als de voortbrengzels van een godlijken fcheppend vernuft, geheel geest, geheel bevalligheid. „ De Liefde," zegt hij , „ moet hem wel „ gunhig geweest hebben, daar ze hem gelegenheid , fchonk, om zo veel en zo lekkere Kusjes te verzamelen (*)•" Schaars beftondt het vernuft, ten dien dage, zich in de Landtaale te doen hooren, die ook nog in ruwe barbaarsheid gedompeld lag. Om deeze bastaardij te verdrijven, konden deToneelllukken van die tijden weinig dienen. Deeze beftonden in de Nederlanden eerst, gelijk door geheel Europa, in het vertoonen van hukken, tot den Godsdienst betrekkelijk. In den jaare MCCCCXV1II, hadt men in de Hoofdkerk te Utrecht het Spel van Koning HerodcS en zijne daaden gefpeeld (f). Het blijkt, dat, in de vroeghe tijden, de Klerken der Parochiën het ontfluitend voorregt bezaten, om het Volk met Bijbelfche Tooneelhukken te vermaaken. In den jaare MCCCCXCV, hadt een Schilder van Alkmaar eenige dingen tot het Tooneel vervaardigd, waar van de rekening nog voor handen is , en ons eenigzins een denkbeeld kan geeven van den aart der ver- (*) Fopp. Bibl. Belg. IL p. 726. Pap. Anot. Tom. II. p. 212. 227. 286. (f) Burman Utr. Jaarb. I. 221.  der NEDERLANDEN. 549 vertooningen , waarom wij ze woord/ijk hier in voegen : In den eerflen gemaakt voor de Klerken een Hel, nog gemaakt de Satans Pauwelión , nog gemaakt twee paar Duivels Kleeren , nog gemaakt een Schild voor den Christelijken Ridder, mg heb ik, telkens dat zij [peelden, de Duivels gefchilderd, en nog zommige Pijlen en andere fnuiftenj (*). De Liefhebbers der Dichtkunst en der Nederduitfche Taaie , die in de Steden en op de Dorpen Genootfchappen oprigtten , lagen zich allengskens toe op het vertoonen van Toneelftukken. Het blijkt dat die van Amfterdam , >s Graavenhaage , Gouda en Alkmaar met elkander gemeenfchap hielden In den jaare MDXVIII, ftondt Amfterdam hun negenentwintig Guldens en vier Stuivers toe, tot het goedmaaken der kosten , en betaalden de Kamerhuur uit 's Stads Kasfe. De Stad betaalde ook de huur van het Huis, waar zij bijéénkwamen. In den jaare MDXXXV. hadden de Redenrijkers hunne Kamer op de Waag, tegen over het Stadhuis , en toonden hunnen fmaak in nieuwigheden, niet op de voordeeliglte wijze, door zich in de zzzk der Wederdooperen te fteeken. Zij durfden, in 't jaar MDXXXIU, het Gemeen , ten koste der Geestlijkheid, verma'aken Deeze houtheid, en hun verder beftaan , veroorzaakte, dat men ze aan zo ftrenge regelen onderwierp dat zij de partij koozen, om die Stad, voor een tijd,' te O Wagenaar, Amft. VIII. D. bl. 724. Carel de II.  55° G E S C HI EDEN I S te ruimen, fchoon de eerfte en oudfte Kamer , van haare opregting af tot naa de verandering der Regeering, in wezen fehijnt gebleeven.te zijn, en daarom zints de Oude Kamer genaamd is (*)• (*) Wagenaar Amjl. VIII. D. bl. 721 enz. En bovenal de raeefteilijke Schets eener Gefchiedenis der Redenrijkeren , door W. Kop*. In de Werken van de Maatfchappij der Neder/. Letterkunde te Leyden , II. Deel, bl. 540 enz. Carel de II. Ca-  der NEDERLANDEN. 55l Carel de V, Mee/Ier van Holland, Zeeland, Friesland, Utrecht, Overijsfel, Groningen en de Ommelanden. De vermeerdering der Staaten van Carel den V, wel verre van zijnen ouden Onderdaanen verligting te verfchaffen, gaf alieen gelegenheid, om van hun zwaarder belastingen te heffen. Zijne Zuster lietde Hollanders niet met rust. Zij vorderde eenegewoone en buitengewoone Bede, die met elkander tweemaal honderd en veertigduizend Guldens beliepen • waar van haar, onder zekere voorwaarden, honderd en zestigduizend Guldens werd ingewilligd f>) i Maar de Franfchen waren met hunne Legermagt op de Nederlandfche Grenzen gekomen, cn de Land voogdes vondt zich , om dezelven afteweeren , in nieuwen en dringenden nood om geld. Zij vorderde twaalf tonnen gouds van de Algemeene Staaten , te Brusfel zamengeroepen. De Brabanders, naderaan het oorlogsvuur dan de anderen, betuigden, lijf en goed ven te hebben tot befcherming der Nedellan. den, die allen, gelijk zij zeer onderwerpelijk betuig den, maar één lichaam uitmaakten , w^ar van l Ke.zer het hoofd was. De voorllng, om op e]. ke Schoorfteen of Haardftede eene belasting van dén Ca- C) A. v. d. G0ES Regift, bl. ^7.,c9.vtm. Nieuwe Beden. Vervolg des Oorlogs. i53-.  55a GESCHIEDENIS Carel de II. Carels- Gulden te leggen , ontmoette weigering van de Hollanders, die oordeelden, dat hun Gewest verre het digtst bewoond was, en dus, naar reden van de uitgeftrektheid, te veel in dien last zou draagen, dezelve ook op de Armen bijkans zo veel zou aankomen als op de Rijken, en dus ligt oorzaak geeven tot opfland onder de fchaamele menigte , door neeringloosheid en den oorlog uitgeput. Geld , nogthans, was 'er noodig, weshalven men befloot, om aan de Landvoogdesfe eene buitengewoone Bede van tachtig-, of ten hoogften , honderdduizend Guldens toeteftaan, die, zonder uitzondering , van Geestlijlijken en Wereldlijken zou geheeven worden (*)• Ondertusfchen hadden de Franfchen Hesdin bemagtigd. De Graaf van Buuren , hier van wraak neemende, belegerde St. Pol, nam't zelve ftormenderhanden Montreuil bij verdrag in, en iloeg het beleg voor Terouanne (f): 't zelve moest hij opbreeken, in gevolge van een Betland voor tien maanden, tusfchen de oorlogvoerende Partijen gellooten (§). Een ander Bedand, met den Koning van Deenemarken getroffen , 't welk de vaart op de Oostzee weder vrijltelde, deedt het gevaar, 't geen Enkhuizen gedreigd hadt, om in de handen der Gelderfchen te. (*) A.v.d.Goes Regift, bl.274- 277. (t) Daniël, Tom. Vil. p. 809. 810. A. v. d. Goes bl. 286. (§) Du Moist Corps Diplom. Torn. IV. P. II. p. i*3. Rep. der Plak. bl. 35.  dek NEDERLANDEN. 553 te vallen , vergeeten. De Hertog van Gelderland was, in Zomermaand des jaars MDXXXVI1, inperfoon na Harderwijk, gegaan , hij hieldt de Poorten drie dagen lang geflooten , en , ftaande dien tijd, deedt hij de trom roeren , om volk ten diende des Konings van Frankrijk te werven. Op den éénentwintigen dier maand , verdeelde hij 's avonds zijn Volk op vijf Schepen, die,'s anderendaags, 'smorgens ten drie nnren. het anker voor Enkhuizen lieten vallen, den vloed afwagtende, om aan land te Rappen. Een Burger, Edik in den Bok geheeten, ontdekte , met het aanbreeken van den dag, deeze Vaartuigen, en vroeg , wat zij bragten ? Zij antwoordden: Mout, voor Jan Groot Albert. Om de waarheid hier van te verneemen, vervoegde hij zich aan thuis van deezen Oudburgemeeller, Schoonvader van Eriks Zoon. Hier kreeg hij, op de vraag, of hij Mout verwagtte ? neen tot antwoord. Dit verwekte bij hun een fterk vermoeden , dat de Gelderjchen eenen kwaaden toeleg op de Stad voorhadden: zij twijfelden niet langer: anderen hadden ook agterdenken van verraad gedegen. De Enkhuizen hepen te wapen en na denzeekant. De Gelderfchen, dit ontdekkende, kapten de kabels en koozen zee! De Wethouderfchap liet de agtergebleevene Ankers opvislen en, tot eene gedagtenis , aan den Engelfchen of Zu.der-Toorn ophangen, waar ze nog 'te zien zijn. De Hmog 20gf ^ Burgemeeheren van 4mfierdam te ichrijven, dat zij- ne Carel de II. De Her. tog van Gelderland mist in eenen aanflag op Enkhuizen.  554 GESCHIEDENIS Carel de Ü. Vrede, tusfchen dtn Keizer eu Frankrijk. 1538. ne Schepen door ftorm op de Reede van Enkhuhen vervallen waren, daar hij dezelven uitgezonden hadt, cm in de Zeegaten den ouden Cardinaal van Bourbon , zijn Neef, die bij hem een bezoek zou afleggen , optewagten, en dat de aanhoudende tegenwind dezelven genoodzaakt hadt na Harderwijk te rug te keeren: tevens vrijgeleide voor zijnen Neef verzoekende. Met dit fchrijven kon hij de Amjlerdamtners, op goede gronden verzekerd van zijn wezenlijk oogmerk, niet misleiden. Zij hielden zich, egter , als of zij des onkundig waren, hem alleen antwoordende , dat hij dit vrijgeleide bij de Landvoogdesfe Maria moest verzoeken (*)• Het getroffen en verlengde Behand met Frankrijk belette niet, dat men, wederzijds,ter zee,metkaapen elkander afbreuk deedt (f). Eindelijk , wist de Paus een Behand van tien jaaren tusfchen den Keizer en den Koning van Frankrijk te bewerken (§ ). En zints hielden die twee Vorhen , te Aigues Mor* tes, een mondgefprek, en veranderden het Beftand in een altoosduurenden Vrede (**). Carel, Hertog van Gelder/and , thans hoog bejaard en zonder wettige Kinderen , dan nog met een on- (*) E. de Veer Chron. f. 48. Pontanus, p. 783. Brandt Enkk. bl. 62. (t) Velius , Hoorn , bh 251. Goudhoven , bl. 607. (§) Du Mont Corps Diplom. Tom. 1V.P.II. p. t6 Hertog Carel, uit den aart aandoenlijk en driftig, kon niet& verdraagen , dat zijn gezag bepaald werd door een' Opvolger , reeds in alle Steden ingehuldigd. (*) Groet Geld. Plakaatb. I. Deel, Pr dim. Cap. III.  der NEDERLANDEN. 557 digd. Hij Hortte in eene doodlijke krankheid : op ajn aekbedde , met den dood worhelende , voer hy heftig uit tegen éeV der Burgemecheren van N^megen, die zeer vee! toegebragt hadt tot dee^ verandenng fchreenwende: Holé, verv!oehe Hond naa mj mijne Goederen ontnoomcn te hebben ontrukt gij éJ het hart C*). Hij overlêedt t2:-' MDXXXVIII. Het hartzeer fleepte hem weg en hu hadt dus geen genot van de Gelden, bij het aatRe Verdrag bedongen. Deeze Hertog had , b jkaas rS^fiÓ^ Mennoemdfhem VMrJ"erEeUWe- GeHjk aa« de" Car17? VeMhCer> baande "j, welverre van voordeel te doen met zijne overwinningen, den weg tot vergrootmg van de magt zijner vijanden, dien h j eÏÏ onverzoenbaaren haat gezwooreu hadt. Hij fch en genoegen m den Oorlog, doch was veel bekwaamd tot de trouwloze en onvoorziene invallen vanTen Opperhoofd der Barbaaren, dan tot de wdberaade Ten21; rgCZette ******** eens be ! me Veldheer». I„ zijne Staatkunde liet hij zich g . heel beheerfchen door een bitteren wrok tegen de Vorhen tut het Huis van Oojienrijk, en bragt d door meer toe aan hunne grootheid', 'dan de §5 Re Voorhanders ooit zouden hebben konnen doen Hnbrerdde, met het uitzetten der zijne, hunne m j O Pontanus , p. 703. Ult S a Carel de II.  55S GESCHIEDENIS Carel de IL Keizer Carel de V, toen met den Paus, een Roomsch-Koning en Venetic, in een Verbondgetreeden, maakte zich gereed , om Conftantinopole te bemagtigen. De toerustingen tot deezen Krijg, in Holland en Zeeland bevolen, veroorzaakten veel hremmings en nadeels aan den Koophandel (t> Deeze tocht hadt, egter, geen voortgang : hij ging een Beltand aan met den Grooten Heer. De beweegingen der (*) Pontanus, p. 807 ■ 811. (t) Velius, Hoorn, bl. 252. Repert.derflak.bl.27- Onderneemingdes Keizers op Con(lantinopole. uit in vier Landfchappen , Friesland, Overijsfel, Utrecht en Groningen , zonder de Ommelanden en Drente in aanmerking te neemen. Hij bezat eerzugt en bekwaamheid genoeg, om te overwinnen; doch wist het gewonnene niet te behouden : waar aan misfehien de perken, door de Staaten aan zijne magt gefield , niet wemig toebragten. Van hun kon hij geenen, dan fchaarfchen, onderhand bekomen: zijne Bevelhebbers en Bezettingen, welken hij niet betaalde, verwekten, door hunne knevelaarijen, altoos opfchudding bij zijne nieuwe Onderdaanen Naa zijn' dood, waren de Staaten zo zeer ingenomen met den jongen Vorst, reeds door hun , bij voorraad, gekooren, dat zij niet luiherdcn na dc «ilchen des Hertogs van Lotharingen, noch na die van Maria, die, in 's Keizers naam , aanfpraak maakte op de Heerlijkheden, die Hertog Carel door den dood ontruimd hadt Wat hier uit gebooren werd, Oooi- nnc vervolgens. te fchöBeOi  der NEDERLANDEN. 559 ter Proteftanten in Duitschland , de veranderingen, in Gelderland voorgevallen, en de opfland der Gertenaaren gaven hem , in zijne eigene Staaten , de nanden vol werks. De Landvoogdesfe hadt, in den jaare MDXXXVI tot goedmaaking der kosten van den Oorlog tegen Frankrijk, eene Bede van twaalf tonnen gouds van de Nederlanden gevorderd, in deezen moeiten die van Vlaanderen vier ton draagen. Drie der vier Leden van Vlaanderen , Brugge , Tperen en V Land van t Vrije, gaven hier toe de Item, maar Gent weigerde te bewilligen. Deeze Stad (tondt op haare oude Regten , en boodt alleen aan den Keizer bijhand te verleenen met manfehap, onder den Grooten Standaart van Gent uittrekkende. Jn den beginne omhelsde de Landvoogdesfe dien voorflag, doch veranderde vervolgens, van gevoelen , en wilde , dat Gent het magtigst Lid van Vlaanderen, benevens de andere Leden, zijn aandeel opbragt, en een voorbeeld van onderwerping gave. Zij dagt die Stad fchrik aantejaagen, door alle Gentenaars, die zij in eenige Plaatzen der Nederlanden vondt, in hegtenis te neemen en te houden, tot dat de bewilliging kwam. Levitn Blom, Penfionaris van Gent , verzogt , vrugtloos, het ontflag der Gevangenen, en dreigde, zichopden Keizer te zullen beroepen. Maria ftelde voor, het beöordeelen deezer zaake den Raad te Mechelen of te Brusftel in handen te geeven. De Gentenaars weigerden hunne Vrijheden te hellen aan het oordeel Van Regtbanken , aan de Landvoogdesfe onderges 3 fchikt, Carel de II. Opfland der Gentenaaren.  5^° GESCHIEDENIS Carel . pa II. fchikt, en wier Leden bekend (tonden voor laaghartige Vleiers der. Oppermogenheid. Zij bewoogen de andere Leden van Vlaanderen, om de Landvoogdesfe te verzoeken , dat de invordering der Bede zou worden uitgeteld, tot dat zij 's Keizers gedagten hier over hadden verftaan. Zij beloofde, alleen de Gevangenen voor den tijd van drie maanden te ontflaan, mits de zaak, in dien tijd, ten einde gebragt wierd door één der beide Raaden, of, binnen vier maanden , door den Keizer zeiven. De Gentenaars , geene andere voorwaarden kunnende bedingen , deeden geregtlijke Verklaaringen ophellen, waar in zij betuigden, geen deel te zullen hebben aan de fchaadeiijke gevolgen, die uit deeze weisering zouden kunnen hervoortkomen , en beriepenzich op den Keizer. Carel , door zijne Zuster, hiervan vooraf verwittigd, ftelde de Gentenaars in 't ongelijk, en wees hun tot den Grooten Raad van Mechelen. Maria , door deeze uitfpraak fterker geworden, behoot tot het doen eener nieuwe Bede, "om de Vlaamingen hier toe te eerder te beweege'n, liet zij den Gevangenen vrijheid aanbieden, onder voorwaarde , dat zij beloofden, zich aan de uitfpraak des Grooten Raads te zullen onderwerpen. Doch deeze edelmoedige flachtöffers der Vrijheid,door verdrukking verbitterd, en door Vaderlandlievenden ijver aangezet, verkooren , liever inde gevangenis te blijven. De Gentenaars fielden zich niet alleen te weere tegen het innen der laatstgevorderde Bede, maar benoemden een Gezantfchap van twaalf Per-  »er N E D E. R L A N D E N. 561 Perfoonen, om de Landvoogdesfe, toen een bezoek by haare Zuster, de Koningin van Frankrijk, afleg, geude, tegaanfpreeken. Maria, dugtende, dat zij die gelegenheid zouden waarueemen, om met FrAn-' cois den I. iets, teanadeele van den Keizer, teberaamen, verhaastte haar vertrek, eer die Gezanten vertrokken, of over de grenzen gekomen waren. Buiten twijffel heeft dit voorgenomen Gezantfchap -gelegenheid gegeeven aan het gerugt, als of de Gentenaars zichzelven en gm^ch. F laander en den Koning van Frankrijk zouden .hebben aangeboden; maar dat Francois de I, den Keizer zoekende overtehaalen, om hem het Hertogdom Milaan optedraagen, deeze aanbieding hadt van de hand geweezen. Vreemd is het, dat de meefte hedendaagfche Schrijvers eene gebeurtenis, geheel niet beweezen, ten grondflage leggen van de fchoonfle Staatkundige gefprekken. Ondertusfehen maakt het Vonnis, door den Keizer naderhand over de Gentenaars uitgefproken , des geen gewag, en de Gedenkfchriften van Jean de Hollander , of van Denijs Hardwin, beiden Gentenaars en Gefchiedfchrijvers , die uit de eerfle bronnen geput hebben, zwijgen des te eenemaal (*). Vast gaat het, dat de drie Leden der Stad uit welken het ganfche Lichaam der Gemeente toen be- ftondt, (*) Mem. Litt. des Païsbas, Tom. XI. p. 389. XVIIL S79- Memoires de Jean de Hollander. In de AnaleÜ. Belg. van C. Hoyngk van Papendrecht , Tom. LH.p.' &$l enz. Carel de II.  56z GESCHIEDENIS Carel de IL 's Volks oproerigheden en geweldenaarijen. ftondt, dePoortery, de tweeënvijftig Neeringen en de Weeven , oproerige vergaderingen hielden. Zij wilden, inzonderheid de laatstgemelden, de wapens opvatten , om de Boeren, reeds door de Landvoogdesfe gedwongen, om hun aandeel in de belastingen optebrengen, te verdeedigen j zij vorderden verandering in de Regeering , en eischten , dat men de Privilegiën , in plat Vlaamsch , drukte. Bovenal drongen zij aan op de uitgave van een Privilegie , 't welk nok beftaan hadt , en gegrond zou wezen op deeze zonderlinge overlevering , dat een Graaf van Vlaanderen zijn Graaffchap aan een' Graaf van Holland met dobbelen verboren hebbende , de Gentenaars de eenigften waren, die voor hem in debresfe fprongen en het verlooren Graaffchap weder inkogten. De Hertog hadt, tot vergelding hiervan, hun een Voorregt toegedaan, bekend onderden naam van de Koop van Vlaanderen ; in gevolge van't zelve zou men, zonder de toeftemming der Gentenaaren, gee¬ ne Beden in Vlaanderen mogen heften. 's Volks woede, gaande geworden, floeg geweld, daadig de hand aan veelen, die men vastftelde , dat in de Bede des jaars MDXXXVII. bewilligd hadden : zij bragten hun op de pijnbank, en deeden 'er eenigen om 't leeven brengen, hun befchuldigende, dat zij de ftraks gemelde Privilegie verdonkerd hadden. Zij wilden den grooten Standaard van Gent zien,en verfcheurden het Kalfsvel, eene Ordonnantie van Carel den V, zo geheeten, waar in hij verfcheide hunner Voorregten befnoeid en afgefchaft hadt. Zij dwon.  der NEDERLANDEN. 563 dwongen den Heer van Hfüj met den Voorzitter des Grooten Raads van Mechelen , Lambert «v«d , na Gent gezonden, om de ontflaane beroertens te RiHen , tot het verleenen van nieuw* Voo MaR1a kon niet nalaaten, hunne ei¬ erenaLZ "PTik GefChrift ' ^teflemmen; do n deedt er eene heimelijke tegenverklaring van fe ^'fT*^^*^^ de t " ' ° " ',et Zege'VMden "P^ijkvertoondcn last met eigen hand: Boor dwang , en om een grooter W roortekomen , heh ik deezen LasthZ ondertekend. Maria. nP r <t is in tefchoone handen, om het wederteneemen, ik bidu, tzelve , uit genegenheid mijwaards , te bewaaren. Hij vertrok uit Frankrijk, zonder dat men hem zijne beloften in gefchrift hadt afgevorderd. Zo ras hij zijne eigene Staaten bereikt hadt, verzogten deFranJche Afgezanten hem, om 't voldoen zijner beloften wegens het Leenbezit van Milaan. Doch de Kei', zer, geen oogmerk hebbende , om dezelve te voldoen , verfchoof zulks, onder voorwendzel, dat zijne aandagt thans geheel gevestigd was op de middelen tot het dempen van den Gentfihen ophand. Hij fprak 'er van evenals hij bij zijne^nk^stiuFrani rijk gedaan hadt : zelf fchreef hij aan den Koning een langen Brief over dit onderwerp , fchoon in algemeene bewoordingen en met zo dubbelzinnige uitdrukkingen, dat hij ze naderhand altoos naar wegvallen kon uitleggen. Doch, vervolgens , wilde hij er geen woord van hooren reppen, en lochende zelfs , ooit eenige beloften gedaan te hebben , die hem verbonden tot eene zaak, zo dwaas en hrijdig met zijne belangen (*). Op den zestienden van Sprokkelmaand, en dus niet O Robertson Hij}. van Carei den F. IV. Deel bl 343 351- ' ' Carei. dc II.  566 GESCHIEDENIS Carel de U. De Centenaarsgeflrafc niet op den dag zijner Geboorte, gelijk eenigen willen, maar acht dagen vroeger, aan 't hoofd van twee Regimenten, binnen Gent gekomen , hieldt hij de Ingezetenen in opgetogen kommer, en fcheenbedagt op het neemen van eene langzaame, doch des te treffender, wraake. Hij ftondt den Advokaat der Gen, tenaaren toe , hunne zaak te bepleiten, en 't leedt twee maanden , eer hij het gedugte vonnis uitfprak. In 't zelve verklaarde hij alle hunne Voorregten verbeurd , ^n hunne Regeeringsvorm vernietigd. De Wethouderfchap moest, met vierhonderd en vijftig Inwoonderen, te zijner keuze , en, onder deezen , eenigen in linnen kleedinge , met een ftrop om den halze. (*), vergiffenis verzoeken. Zesëntwintig der ftraffchuldigften werden onthoofd. De zwaare geldboeten, anderen opgelegd, befteedde men tot het bouwen van een Slot , gefchikt, om de Gentenaars in bedwang te houden ( \ ). Zodanig was de uitkomst eens (*) 't Is duidelijk een overzigt van den Heer IIoynck van Pafendrecht, als hij, in zijne Analeda, Tom. III. P II. p. 487, het Stropdraagen van die van Gent voor eene algemeene dooling te boek ftelt, waar van men geen blijk vindt in de Sententie , daar men , nogthans, met ronde woorden, in de Sententie zulks leest bl. 515 , en hij zelve het woord Bast, door Laqueus of Strop verklaart. De Heer Paquot heeft, misfehien hem nafchrijrende, denzelfden misflag begaan, in zijne Memoires pour fervir t FHiJi. Litt. des Païsbas, Tom. XI. p. 3»4- O) Sententie, bl.5!3 Si«- ?™' Heuter Rer' Juftriac. Lib XI. p.517 5**«  der NEDERLANDEN. S67 eens opfïands , hoogst nadeelig geworden door de buitenfpoorigheden, waar toe het Volk zich liet vervoeren , fchoon door een onregtmaatig Bevelfchrift getergd. Dit fchrikbaarend voorbeeld deedt veel af om 's Keizers gezag in de Nederlanden , op eenen' ontzaglijken voet , te vestigen , en den Ingezetenen zien, wat zij te wagten hadden, indien zij het onderftonden, hunne oude en bezwoorene Vrijheden moedig te handhaaven. in t midden van Hooimaand deezes jaars , begaf de Keizer zich te Sluis in Vlaanderen fcheep , en na Zeeland. Voorts trok hij na Holland , en vertoefde twee dagen te Dordrecht, waar hij plegtig ingehaald werd door het Geregt en de Schutterijen. Het was verbonden, in de Kerken, het mindegerugt te maa ken gelijk het voorgaande jaar gebeurde, wanneer de Landvoogdesfe in de Stad de Mis bijwoonde « Rotterdam , Delft en Graavenhaage genooten dé eer zijns bezoeks. Amfterdam was behemd tot de Plaats van de Vergadering der Staaten. Doch men bragt hem onder 't ooge, dat de lugt en 't water te dier otede fchadelijk voor 's Keizers gezondheid waren : hij was, ten dien tijde,door de Jigt aangetast; dit deedt hem Haarlem beftemmen tot de Stad der zamenkomfle. Hier bewilligden in de gewoone Bede van honderdduizend Guldens 's jaars, voor zes jaaren, die twintigduizend Guldens meer beliep, dan de - Ct) Re1gersb. II. D. bl. 46S.46(J. Calen Dwdt w 5a8. L. Da Veer Chron. 53. GouDu.bl.6u Carel de II. De Keizer bezoekt Zeeland, Holland en U- trecht.  563 GESCHIEDENIS Carel de II. de hoogfte gewoonlijke Bede, immer toegedaan, de Edelen, Dordrecht, Haarlem en Amfterdam. De andere Leden waren niet volkomen gelast. De Landvoogdes zogt, met meerderheid van Memmen, eene volkomene bewilliging doortedrijven, en dus in Holland imevoeren , \ geen onlangs , in Vlaanderen met geweld was doorgedrongen. Dan de Advok'aat van der Goes, de Heeren van Brederode en Assendelft hielden 's Lands Voorregten Baande tegen deezen gevaarlijken indrang. Ondertussen gaven de meefte Steden , toen met Dordrecht, wegens het Stapelregt, in gefchil, gereedlijk hunne toeftemming. Zij hoopten hier door 's Keizers gunst te winnen. Die, egter, tegen haare verwagting, Dordrecht in 't Stapelregt bevestigde , alken met eenige bepaalingen en de verklaaring , dat alle Goederen, Kanthout, Kromhout en Eiken Planken alleenlijk uitgenomen, komende uit het Noorden , van Amfterdam en daaromtrent, door de Stede Gouda en de Tsfel, nederwaards voorbij Rotterdam ,? niet gehouden zouden wezen te Dordrecht aantevaaren , noch aldaar te verhapelen (*). Ondanks;de ongunftige denkbeelden, welken men den Keizer van ^^mlugtsgeheltenisfe hadt ingeboezemd , begaf hij zich van Haarlem derwaards, en onthieldt 'er zich twee dagen , van daar na Utrecht trekkende. De Schout van Utrecht ontving hem aan de Tolfteegpoort, boog zich driemaal ter aarde, (*) Balen Dordr. bl. 444- 45°- 459* 4Ö5«  der NEDERLANDEN. 569 de, en boodt hem de Roede, het teken van Onpermogenheid, aan: deeze aanvaarde hij, gelijk ook de Sleutels, hem door Burgemeefteren toegereikt, ze beiden terftond weder overgeevende. Binnen de Poort ontvingen hem de Bisfchop en Geestlijkheid met geboogen kniën. De Domdeken,Jan van Voorst, bij wien de Keizer zijn intrek nam , verwelkomde hem met eene deftige aanfpraak. Op de Neude ftondt eene cierlijke Eerpoort en een groot Vrouwebeeld, derwijze vervaardigd, dat het de armen kon openen en fluiten, om den Vorst in 't voorbijrijden te begroeten (*). Carel de V, het noodige te Utrecht volvoerd, en, waarschijnlijk, van de Staaten eene Bede gevorderd en verkreegen hebbende, trok , over Fianen, 's Hertogenbosch en Oeertruidenberg, na Breda, waar hij ontvangen werd door RencJ vanChalons', Prins van Oranje en Heer van Breda, dien hij, vervolgens , tot Stadhouder van Holland , Zeeland, Friesland, (dar is Westfriesland'), Utrecht, Foor. ne en den Briel benoemde, hem met meer magtsen uitgeftrekter gezag bekleedende , dan immer eenig Stadhouder gevoerd hadt, om , naamlijk , daar 't noodig zijn zou, de Bnrgemeefters, de Schepens en de Wet te vernieuwen , gelijk van ouds ; wagt te doen houden in de Steden en Sterkten ; en de Staaten, tot verdeediging en beveiliging des Lands , te doen befchrijven (j). CO GouDH. bl. ÖII. HEN" (t) Rep. der Plakaat, bl. 43. III. Memoriaalè. d* Jonge, f. 89. Carbsl de II. RENê VAN CHALONS, Prins van Oranje, Stadhouder van Holland.  57o GESCHIEDENIS Carel de II. Zaaken met Engelanden Schotland. 1541- 's Keizers ongelukkigekrijgstocht na Algiers. Hendrik, de VIII, Koning van Engeland , hadt zijnen Onderdaanen verbooden , eenige Koopmanfchappen in Hollandfche Schepen te laaden. De Landvoogdesfe liet een dergelijk verbod uitgaan ten opzigte van Hollandfche Goederen in Engelfche bodems (*). De verknogtheid van Jacobus den V, Koning van Schotland, aan Frankrijk, berokkende den Hollanderen geen gering nadeel. De Zeerooverijen, welke hij zijnen Onderdaanen toeftondt, en, bovenal, de Haringbuizen op dt neering wegnamen , bewoogen de Staaten, om des te klaagen bij de Landvoogdesfe. Zij fchreef den Koning; doch bekwam ten antwoorde, dat hij de Haringvisfcherij omtrent zijne Kusten niet zou dulden. De Staaten drongen zo Ilerk op de behoudenis van een' tak des Handels van zo veel belangs , dat men, eindelijk, het ophouden der Zeerooverijen bewerkte (f). Dit Vredeverdrag kon het uitbarften eens nieuwen Oorlogs tusfchen de Franfchen en Ooftenrijkers niet voorkomen, 's Keizers ongelukkige krijgstocht gaf zijnen vijanden moed. Hij hadt , naamlijk , eene nieuwe landing in Africa ondernomen , om de Zeerooverijen vanHASSi^n-Aga, die, in 'tafwezen van Barbarossa , het Koningrijk Algiers beheerschte, te Itraffen. De Hollanders en Zeemren hadden hem een aantal Schepen geleverd. Dan, nauwlijks, was »Ü (*) Repert. der Placaat. bl. 41. . (f) A. v. D. Goes Regift. bl. 307. 3»8. Corps Dipl. Tom. IV. P. II. p. ao8.  öer NEDERLANDEN. 57i hij geland, of een vreeslijke Rorm vernielde een gedeelte zijner Vloore, en verhrooide het overige • het meerendeel zijner manfehap werd in de diepte bedolven, door gebrek verteerd, of door 't zwaard der Algerijnen deerlijk omgebragt (*). Francois de I. oordeelde dit eene allergunstig!» gelegenheid , om wraak te neemen op den Keizer van wege de hoonende wijze , waarop hij hem te' leur geheld en bedroogen hadt ten opzigte der wedergave des Hertogdoms Milaan. Zints den zeven^ tienden van Hooimaand des jaars MDXL, was 'er tusfchen dien Koning en Willem , Hertog van Gulik, Kleef en Gelderland, een befchadigend en verdeedigend Verbond gefloten , bij 't welk Francois de I. bedong, om in-'s Hertogs gebied Volk te mogen werven (f). Daarenboven deedt 'er zich eene fchoonicinjhende reden op, om den Oorlog aan den Keizer te verklaaren. Twee Afgezanten, de een na Conftantinopel en de ander na Venetië afgevaardigd waren, onder den weg, om 't leeven gebragt door DelGüasto , 'S Keizers Stadvoogd van Milaan. Francois deI. kon geene voldoening krijgen voor deeze gruweldaad en fchennis, gepleegd aan Perfoonen, wier Character heilig werdt gehouden zelfs bij de Barbaarfche Volken, en vondt zich genoodzaakt de eer zijCO Robertson Hifl. van Carel den V. IV. Deel, b\. 59*" Omtrent deezen tijd bewil¬ ligden de Staaten van Zeeland, om twaalfduizend van de zestienduizend Guldens optebrengen en die bij belasting ten Platten Lande te hellen (f). Veel rasfer , dan men verwagt hadt , borste de Oorlog uit. De Hertog van Orleans maakte een aanvang met Luxemburg , op Diedenhoven na , te bemagtigen ; doch, ontdekkende, dat zijn Broeder na Reusfillon getrokken was, zag hij , uit ijverzugr tegen zijn Broeder , van zijne veroveringen af, en haastte (*) A. v. d. Goes Regift. bl. 331 335* (f) Boxh. op Reigersb. II. Deel, bl. 470.  ïwa NEDERLANDEN. 575 haastte zich derwaards, om hem de eer der overwinninge niet alleen te Jaaten, en verliet dus , om een krijgstocht, diepongelukkig afhep, eenebemag. tigmg, dte de Prins van Oranje hem zo fchiehjW nam, als hij ze bekomen hadt (O JL^T Deenem«'k™ «adt niet meer dan v fho,, erd man aan Frankrijk bijgezet, doch bragt den Hollanderen een zwaaren flag toe, doordeZW te fluiter, -en Welen hunner Schepen in beflagtenee™n (f); hij rustte eene talrijke Vloot uit, om op de hoogte der HollaWcne en Zeeu^ Zeegaten miraaTt"* " ?« * * «*» ^A*. mi aal Trontsen den barbaarfchen toeleg gefmeed hadt, om het Land onder water te zetten , met de anken te doorfteeken en het Eiland Walcheren^. meesteren. Een harde horm verijdelde dit verderfhjk ontwerp (J). Een Deensch Schip,den^ Jen m handen gevallen zijnde, werd t^Péere opgebra.t en het Scheepsvolk aldaar met den zwaarde l\ regt (' O' De Stadhouder van Holland gaf behd brieven aan eenige Kaapers , die op de Fransen' eenige voordeden behaalden (ff). Hij deedt Uit leggers in de Zeegaten van Texel nhttFüe leg.en ' en de Baaken en Tonnen in Goedereede wegueemen. De O Robertson , Hi/l. van Card dm ^ y> D ^ (f) Velius, Hoorn, hl. 258. (§) Mallet Hijl. de Den. Lib. VIII. (*0 Reigersb. II. D. bi. 460. 472. Ot) A. v. d. Goes, Regijl. 33?'. ^ T'3 Carel de II.  57^ GESCHIEDENIS Carel de II. De GeU derfchen neemen deel in den krijg De Gelderfchen bragten eenige Schepen te water, waar mede zij de Westfriefche Kusten in onrust hielden en de vaart belemmerden door het bemagtigen eenigcr Schepen (*). Toen ook maakte zich Maarten van Rossem gereed, om in Braband te vallen. Voor het verklaaren des Oorlogs hadt men dien Krijgsman op de Paardenmarkt te Antwerpen gezien , en zijne beweegingen lieten geen twijffel over , of hij hadt een aaiiilag op die Stad in den zin. Om den aannaderenden vijand te huiten , werd 'er ras eenig Krijgsvolk na Peelland gezonden, de Boeren honden hun bij, en zij dreeven de Gelderfchen over de Maas te rugge. Welhaast toogen zij die Rivier weder over. Van Rossem viel in Kempenland en liep het plat. Breda kwam 'er met den enkelen fchrik af, toen de Gelderfchen die Stad voorbijftreeken, om het Kasteel van Heogftraaten te bemagtigen, 't geen aan hun bij verdrag overging (f). De Prins van Oranje toog tegen hem te velde met vijfhonderd Ruiters en drieduizend Voetknegten. Van Rossem , in krijgslisten uitgeleerd, wist hem in eene hinderlaage te lokken, en te noodzaaken , om , met agterlaating zijner manfehap, na Antwerpen te wijken. Van Rossem zette hem naa, en eischte de Stad op uit naam der Koningen van Frankrijk en van Deenemarken. Doch deeze Stad was zo wel in Raat, om hem te ont- (f) Velius , Hoorn bl. 257- 258» (t) Freher. Rer. Germ. Script. Tom. III. p. 325 "330. A. v. d. Goes , Regijl- bl. 340. 341-  ber NEDERLANDEN 577 ontvangen, en hij zo (legt voorzien van grof gefchut en wat 'er meer tot een beleg vereischt wordt, dat hij het beleg in den nagt opfloeg. Even vrugtloos hep zijn toeleg op Leuven af, en hij vervoegde zich, naa het Platte Land, tot Mechelen toe , deerlijk gehaavenden gebrandfchat te hebben, bij het Frdhfbhe Leger in Luxemburg (*). Middelerwijl hadt dc Landvoogdes de Staaten te Brusfel befchreeven, en eene nieuwe Bede, tot befcherming van het Land, gedaan. Twintigduizend Guldens vorderde zij van Zeeland. De Abt derLievevrouwe Abdije te Middelburg en de Edelen ftemdem terftond voor tienduizend, doch de Steden hielden lang liet weigeren uit , en het liep tot Slachtmaand aan, eer Middelburg, Zirikzee, Goes, Reimerswaale en Tholen, als vertoonende de Gemeene Steden van Zeeland, in tienduizend Guldens bewilligden (f). Behalven de ingewilligde, maar nog niet betaalde, tachtigduizend Guldens, vorderde men van Holland nog zestigduizend. De fchrik , door van Rossem in 't hart gejaagd, en de vrees voor een ander Leger, in Deenfchen dienst, niet verre van de Grenzen liggende, bewerkten eene gereede bewilliging. Men zou de zestigduizend Guldens en meer, ja van twee Koeijen 'er één willen geeven , kon de' Landvoogdes daar mede Holland van branden en brand- (*) Freher Rer. Cerm. Script.Ham. III. p. 330 343. A. v. d. Goes, Regijl. bl. 340 344, Ct) Boxn. op Reigersb. II. D. bl. 470. T4 Carré de li. Eisch' van nieuwe Beden.  57» GESCHIEDENIS Carel DE II. brandfchatten bevrijden. Dit was de bereidvaardige taal, toen de angst het hart knelde; maargrootüjks veranderde dezelve, als men vernam, dat de Vijand na Luxemburg geweeken was. Behalve 1 dat de Staaten in de zestigduizend Guldens niet begeerden te bewilligen, waren zij 'er over uit, om de tachtigduizend Guldens , reeds toegedaan , intehouden, tot verdeediging van Holland tegen de Gelderfchen. Dit baarde groot ongenoegen bij de Landvoogdesfe, die , naa veel onderhandelens , waar in de goede trouw der Landvoogdesfe geenzins doordraaide , de Afgevaardigden tot zich riep , hnn betuigende „ dat ,, het gevaar des Lands te groot was, om eenig uitdel „ van hulpe te kunnen gehengen ; de Afgevaardig„ den hadden haar flegts na Maastricht, Namen of „ andere Grensplaatzen te volgen, om , met eigen „ oogen , den nood van nabij te zien." Zij liet de Afgevaardigden na huis keeren, die , welhaast, wederkwamen , en bewilligden in de verzegeling deiBede van zestigduizend Guldens (*). De Keizer en de Hertog van Kleef beweerden niet alleen hun regt op het Hertogdom Gelderland en het ■ Graaffchap Zutphen met de wapenen, doch hadden dit duk op den Rijksdag gebragt. En, als ware de algemeene toedemming des Volks, door den overleden Hertog, in den jaare MDXXXVIII,bekragtigd, niet genoeg, om Willem regt van eisch te geeven , beriep hij zich op de regten van Adolp ii , Hertog va« (*) A. v. D. Goes Regift. bl. 342 -346. De Keizer en de Hertog van Kleef beweeren elk hun regt op Gelderland.  MR NEDERLANDEN. 579 m Berg , van wien hij afdamde en wiens Erfge«aam hij was. De Keizer bragt hieröp in, dat Hertog Carel van Bourgonje Arnold van Egmond, een nader Erfgenaam dan .Adolph, HertogvanBerg, 111 d!" MCCCCLXXIf, hetregt op Gelderland en Zutphén hadt afgekogr, en daar vooraan Gehard Graave van Gulik, voor den afdand van het geen bij oP deeze Heerlijkheid meende te eifchen hebben, eene goede fomme betaald (•> De beroem" «e Vigliüs van Aytta van Zuichem hadt 's Keizers verdeediging eerst in \Hoogduitsch ontworpen, en gaf ze naderhand, befchaafd en vermeerderd, in't Laujn. De Rijksvorften fchooven dit Ruk op de lange baan. Zij vreesden, buiten twijffel, 's Keizers gevoeligheid, als zij hem in 't ongelijk fielden, of, als zn mtfpraak ten zijnen voordeele deeden, zijne magt, reeds al te ontzaglijk, te vergrooten Carel de V. maakte 'er een einde aan, door het regt des langden degens. De Prins van Oranje, Stadhouder van Holland, viel, op zijn bevel , in ' Land van Gulik en drong door tot Roermonde, het geleeden leed^door van Rossem toegebragt , wreeken e ^etalles afteloopen , ^ Kerkcieftdcn werden vernield en gefchonden. De Steden Sittard, Gulik, Hensberg, Sufteren znDuuren nam fay weg. Hertog Willem , niet in daat dien inbreekenden vloed te wederdaan, duitte denzelven eemgzins door het aanvangen eens vredehandels. VerCO Zie iJreStuk van dit Deel, bi. 117,1,0^2*2 Ï5 Carel de II. Roer, monde verwoest.  5So GESCHIEDENIS Carel de Ui Gefchillen over de Onderftandgelden , inzonderheid over den HonderdftenPenning. 1543- Vervolgens hernam hij eenige Plaatzen, en , onder ieezen, Duuren , 't geen hij verfterkte, en waarin hij eene talrijke bezetting lag (*). Men vreesde , dat de Gelderfchen , op hunne beurt , in Holland zouden vallen. Kuilenburg, Heusden en Vinnen , met brandbrieven gedreigd, maakten, bij voorraad, een verdrag met hun , wegens de brandfehattingen. De Prins vmOranfevtvzogt geld , om in haat te zijn tot verdeediging van den Lande. De Staaten begeerden, van den anderen kant, van de Landvoogdesfe de hulpe , welke zij, met regt, mogten vorderen voor de groote onderftandgelden , haar reeds, ten dien einde, toegedaan. Maria liet hun aanzeggen, dat zij van de laatfte bewilligde zestigduizend Guldens maar éénendertigduizend ontvangen en befteedt hadt, om de Knegten in Luxemburg te betaalen , en wel wilde geheugen, dat het overige tot befcherming van Holland werd bekeerd, fchoon de andere Nederlanden alle hunne penningen aan haar hadden opgebragt. Dus zagen zich de Steden genoodzaakt, om , ondanks zij penningen verftrekt hadden tot befcherming d«r andere Nederlanden, zich zeiven te dekken. De Landvoogdes, in tegendeel, dagt, dat zij meer voor Holland deedt, dan zij voor de andere Nederlanden gedaan hadt , en wilde deeze vergunning ais een gunstbewijs aangemerkt hebben (t> <*j Pontanus, p. 827-829- Sligtenhorst, bl.45» (J) A. v. d. Goes Regijl. bl. 347 249'  oer NEDERLANDEN. 5S1 Zij ging voort met meer te vorderen , en wel een Honderdden Penning van alle Koopmanfchappen, die buiten 's Lands werden gevoerd , en een Tienden Penning van alle onroerende Goederen, Renten enz., als mede van de jaarlijkfche Winst der Kooplieden. Maar, toen zij last gegeeven hadt, om den Honderdden Penning der uitgaande Koopwaaren intevorderen , (lelden de Staaten van zich daar tegen kragtig te weere, verklaarei.de , op de eifchen van de twee Tiende Penningen niet te kunnen antwoorden , voor dat de Landvoogdes de Plakaaten wegens den Honderdden Penning hadt ingetrokken, dewijl deeze ftreedt met de Privilegiën van Tolvrij, heid, door den Keizer , bij zijne inhuldiging , bezwooren, en drekte tot volflaagene vernietiging van den Koophandel , zonder welken het Land de Dijken niet onderhouden, de Inwoonders niet voeden, noch 's Keizers Beden betaalen kon; en , wel verre' van in daat te weezen, om tweemaalhonderdduizend Guldens optebrengen , ééne Bede van vijftigduizend Guldens hun te zwaar zou vallen. . De Landvoogdes antwoordde, dat zij den Honderdden Penning in eeuwigheid niet zou affchaffen , dewijl zij denzelven opgelegd hadt uit kragt van het voldrekt Oppergezag des Keizers, 't geen zij in geenen deele krenken wilde, en tot het heften daar van der Staaten toedemming niet behoefde , Naa vel twis- tens , onder 't welk bleek , dat gebrek aan geld, om verdrekte Penningen aftedoen, en niet het handhaaven van 's Keizers Oppermagt, de ware rede van dit Carei. de II.  5S4 GESCHIEDENIS Carel be II. dit dringen was , bewilligden de Staaten voor ééa jaar (*). Doch, vervolgens, bewoogen zij den Keizer tot het affchaffen dier drukkende belasting. Vervolgens liep het gefchil over de twee Tiende Penningen , en durfde de Landvoogdesfe , vijf der zes groote Steden hebbende doen bewilligen, ondanks de weigering van Amfterdam , de Afte van bewilliging naar haar zin doen ophellen. Men week in 't einde : en 'er werden verfcheide Plakaaten, op dit Ruk, in Holtknd, uitgegeeven (f). Nog was het met eifchen niet gedaan. In Overfftfel-i het Sticht en Holland lagen Ruiters en Voetknegten, onbetaald, ende Landvoogdes vorderde, dat Holland voor deeze betaaling zou zorgen , en zogt dat Gewest ook te belasten met vijftigduizend Guldens, te Antwerpen, door den Prins van Oranje en den Rentmeefter , opgenomen , en tot 's Lands oirbaar uitgegeeven. De Staaten vonden weinig zwaarigheids in dit laathe ; doch het was hun zeer tegen de borst , geld te fchieten tot betaaling van Krijgsvolk, dewijl zij reeds meer hadden opgebragt, dan daar toe noodig was. Van de befteedde penningen hadt men hun geen rekening gedaan, en,fchoon men fprak, om deezen den Prins van Oranje aftevorderen , was 'er niemand , die, om zo te fpreeken, den Kater de bel durfde aanbinden (*). Deeze (*) A. v. d. Goes Regijl. op 't jaar 1545 ,bl. 9. (t) bl- 348 355-357- &*P' der Plak. bl. 44 4<$. (§) Zie aldaar, bl. 353 357.  « NEDERLANDEN. 583 Deeze gefchillen waren ten Hove nog niet geëindigd, toen de Franfchen den veldtocht begonnen met hunne gewoone vuurigheid in de Nederlander, vallende. Verfcheide PJaatzen in Henegouwen en Luxemburg, op Diedenhoven na, Werden door hun bemagtigd (*). vAN R0SS£M hadt reeds een w penden inval in dit Hertogdom gedaan (f), en naar zommigerfchrijven, den Hertog van Aarfchot bij Stttard in het Laud van Gulik, eene nederlaage toegebragt, die den Hertog op drieduizend man te haan kwam (§). De Prins van Oranje noodzaakte de Gelderfchen het beleg van Heinsberg optebreeken (**) —- Van Rossem bragt, in de Veluwe , vijfentwintig Vaandels Voetknegten en twaalfhonderd Ruiters buéén en viel aan op het Nederfiicht; Leusden en andere Dorpen, fchoon zij een verding ge^kt hadden, plunderde hij ledig. Godadieaffige Stigtitjgen b.'eeven niet voor fchennis beveiligd, De Soldaaten roofden alles uit een Klooster bij Zoest, en ^handelden twee of drie Nonnen, daar gebleeven , op het deerlykhe. Vervolgens vermeefterde hij JmeZ foon, waar uit de bezetting getrokken was , om op Nseuwkerk een aanilag te doen , die zeer ongelukkig afliep. De plundering dier Stad werd vooi tach- 00 Daniël , Tom. VII. p. 852. Ct) Viglu Ep. Sel. N. CXXII. p. 2p4. (§) Daniël, Tom. VII. p. 852. O*) Vigui Ep. Sel. N. CXXXI.'p. 3o7. 3o8> tig Carbl de II. De Franfchen openenden* Veldtocht in deNederlanden.  584 GESCHIEDENIS Carel de II. Voordeelen der Zeelanderen tei zee. tigduizend Guldens afgekogt (*). De Gelder¬ fchen rukten na de Meiferij van h Hertogenbosch, waar zij eene verwoestende rol {peelden. Het fchoone Dorp Fugt, toen meer dan zeshonderd huizen tellende , werd , op één hbs na, afgebrand. De Soldaaten tukten den Kelk uit 's Priefters hand , terwijl hij met de wijding bezig was. In de kleine Stad Eindhoven bleef niets onverfchoond van deeze plunderzieke handen (f). Met één woord, waar zij kwamen, voerden zij brand , roof en lfeiligfchennis mede; geheel op buit verflingerd, fcheenen zij niets, dan menfchenbloed, te ontzien. Ter zee werden de vijandlijkheden desgelijks voortgezet. De Fra'nfche Kaapers , omftreeks de Zeegaten kruisfende , namen alles weg , wat hun voorkwam. Maximiliaan van Bourgonje , Admiraal der Nederlanden, nam hier van wraake , inzonderheid door met negen Schepen, aan den mond der Garonne , een Vloot Franfche Koopvaardijfchepen deels te neemen, deels te vernielen. Het Bootsvolk, aan land gehapt, haalde de Klokken uit eenige Kerken en bragten dezelven in Zeeland, om blijk te toonen , dat zij op vijandlijken bodem geweest waren (§). Het (*) A. v. d. Goes, Regijl. bl. 357- Matth. Rtr.Aviorf. Script, p. 371- (t) .Pontanus, p. 829. v. Erp ChronM. 116.117. (§) Reigersb. II. D. bl. 474. 475. A. v.d. Goes Regijl. bl. 357«  der NEDERLANDEN. 585 Het fchijnt, dat de Landvoogdes de Soldaatenalleen onbetaald liet , om de vijanden gelegenheid te geeven, dat zij Holland en de omRreeksliggende Gewesten plaagden , ten einde de Staaten tot het opbrengen van belastingen te noodzaaken : dan zij ichreef de vermeesteringen, door de Gelderfchen gemaakt, daar aan toe, dat de Staaten geen zorgdroegen voor de betaaling des Krijgsvolks in het Sticht. Zij dwong hun vijfentwintigduizend Guldens ter maand af voor drie maanden. Om dit geld te vinden, werden verfcheide voorflagen terbaanegebragt. Onder anderen , de belasting op Leevensmiddelen. len opzigte van het Zout merkte men aan, dat 'er nog nooit Excijns van gegeeven was; doch, fchoon dezelve nimmer algemeen mogt geheeven wezen hadt men, op verfcheide plaatzen, In vroegeren tijde , daar op belasting gefield (*) 0p den voorflag des Prinfe van Oranje, om de groote Steden tot eene nieuwe geldleening te bevveeeen, ter betaalinge der Krijgsknegten , deedt de dringende nood zulks befluiten. Amfterdam mogt zich armer veinzen, dan het in de daad was, en Gouda inbrengen, geen last te hebben , zij moeiten zich bij de andere Steden voegen (f). Carel de V , die gezwooren hadt, zich voorbeelden PerkU der Unie van Utr. I. D. bl. «t4, Wagen Pad. Hifi. III. D. bl. 545. Veuus , Hoorn, bl.8P. Ce.nt. Enkh. bl. 59. Ct) A. v. d. Goes Regift. bl. 359. s>«* Carel de II. Nieuwe Onderftandgelden.  $6 GESCHIEDENIS Carel de II. Carel de V. onderwerptGelderland. beeldlijk op den Hertog van Kleef te zullen wreeken, en haakte na de bemagtiging van Gelderlnnd ,'t welk hem nog ontbrak , om de Zeventien Provinciën de zijnen te kunnen heeren , plaatste zich aan 't hoofd eens Legers van zesendertigduizend Voetknegten, zamengeheld uit de verfchillende Volken, zijner regeëringe onderworpen, en achtduizend Ruiters, te Bon verzameld. Hij viel in 't Land van Kleef, en floeg het beleg voor Duwen, de herkhe Stad in 't Hertogdom Gulik t de vermeehering derzelve moest aïle anderen doen beeven. De bezetting verdeedigde zich dapper , doch , na twee dagen wederftands, bezweek de Stad voor de hormloopende overmagt. De Keizerfchen , die, in dien korten tijd , veel geleeden en, bij debeftorming, magtigen wederhand ontmoet hadden, vernoegen de bezetting, en fpaarden de Burgers niet: de woede der wraake deedt hun vergeeten, wat zij aan ongelukkigen verfchuldigd waren. De Stad werd geplunderd, in brand gertooken en aan kooien gelegd. Men zegt, dat de Keizer dit wreed bedrijf goedkeurde , vermids het ten fpiegel flrekte voor andere Steden, die hij eene zeffde verdelging dreigde. Wat hier van zijn moge, dit voorbeeld van gehrengheid bragt met de daad te wege, dat alle de andere Steden, zelfs die in haat waren, om wederhand te bieden , hem de fleutels zonden. . Hertog Willem , vreezende , van alle zijne Vaderlijke Erflanden te zullen beroofd worden , begaf zich na's Keizers Legerplaatze , en viel hem, met acht zijner voornaamste Onderdaanen , te voet, fmeg.  ber. NEDERLANDEN. 587 fmeekende om genade. Carel de V. liet hem in die vernederende honding , en gaf hem, met een trots en onverzoenlijk gelaad aanziende , zonder hem een enkel woord toetefpreeken, aan zijne Ministers over. Vervolgens betoonde hij zich den verbiddelijken man en fchreef den Hertog zagter voorwaarden voor, dan deeze, m gevolge dier fmaadelijke bejcgeninge,hadt durven verwagten. Hij moest afüand doen van de Verbmtenisfen met den Koning van Frankrijk, met den Hertog van Holftijn. die zich Koning van Beenemarken noemde , en met den Overweldiger van Zweeden aangegaan, en belooven, in'tvervolg,,den Keizer en ten Roomsch • Koning getrouw en onderdaanig te zullen wezen; van zijn regt opliet Hertogdom Gelderland™ het Graaffchap Zuipen, voor altoos, ten behoeve des Keizers , afttaan. De Stad Amersfoort zou hij ook terftond overgeeven De Keizer beloofde, daarentegen , hem in 't bezit van 't Hertogdom Gulik en Kleef te zullen herftellenalleen zouden Sittard m Heinsberg in 's Keizers magt blijven (*). 5 Careb de li De Staaten doen hem hul-,' de. Ï544T" Weinig dagen naa het fluiten van dit Verdrag, deeden de Staaten van Gelderland en Zutphen hulde aan den Keizer, die het handhaaven van alle hunne Privilegiën met eede verzekerde , en beloofde gee ne belastingen te zullen heffen , dan met toeftem' mtng der Saatiderheeren , Ridderfchap en Steden, vol- 00 Robertson IH(l. van Carel den F. V. Deel bl 20 enz. Cr, Geld. Plakaatb. L D. Pnel. Pmü. Cap. 20. //. Beel. 2.St. V  5S8 GESCHIEDENIS Carel de II. volgens de oude gewoonte; desgelijks geene Amptenaaren, zelfs geen Stadhouder, te zullenaanftellen, dandieindeLandstaale bedreeven en in haat waren, om, in eigen perfoon, hunne Ampten waarteneemen (*). De Prins van Oranje, hoewel reeds Stad. houder van Holland, werd met de Stadhouderlijke Waardigheid over deeze nieuw verkreegene Gewesten bekleed. Hij verfcheen in die hoedanigheid, en ontving, in's Keizers naam, de hulde der Steden (t> Carel de V. wist Maarten van Rossem,zolang den fchrik der Oojlenrijkeren, in zijnen dienst overtehaalen. De overgang deezes Legervoogds was te meer te verwonderen, dewijl hij , eenigen tijd gek> den, met verfcheide andere Gelderfchen gezwooren hadt, zich liever te laaten ophangen, dan aan de Ooftenrijkers te onderwerpen (§). Carel de V. voerde daarop, zonder iemands wederzeggen , de volgende lijtels in zijne Gpene Brieven : Hertog van Braband, Limburg, Luxemburg en Gelderland; Graaf van Vlaanderen, Artoh, Henegouwen, Holland, Zeeland en Zutphen ; Markgraaf des Heiligen Roomfchen Rijks of van Antwerpen ; Heer van Friesland, Mechelen , de Stad en Landen van Utrecht: Overijsfel en Groningen. In deezervoege werden de Landen, welken de Romeinen, eertijds, allen onder hunne magt veréénigd had- (») Gr. Geld. Plakaatb. als boven, Cap. 27en 32. (f) Van Erp Chron. p. n3. (§) Pontanus, p. 833 836.  der NEDERLANDEN. 58<, hadden, die eerst van hun Rijk , als mede van dat van Carel den Grooten, waren afgefcheiden, naa het verloop van zo veele eeuwen, aan één enkel Opperhoofd onderworpen. Aan den anderen grenzende,vanP,Wy* tot A^Eems, gelegen in 'tmiddelpunt nn Europa, langs den Oceaan , doorfheeden met Rivieren, Zee-inhammen en Kanaalen, wonder dienstig tot binnen- en buitenlandfchen Koophandel bloeiende door Volkrijkheid, en de aart derlnwoonderen, altoos geneegen en gereed , om hunne Vrijheden, de bronnen van welvaart, tegen dwinglandfche poogingen te handhaaven, gingen deeze Gewesten het meererdeel der grootste Koningrijken van/?*. ropa in magt te boven. Maar de Vrijdommen , die de veiligheid , den rijkdom en den roem dier Volken uitmaakten,belemmerden de eerzugt desOppervorsts te zeer in alle zijne onderneemingen. Indien de Franfchen dezelfde voorregten hadden weeten te be waaren, welk een geluk zou zulks voor hun en voor hunne Nabuurvolken geweest hebben I De vertraa gingen en verwijlingen , aangekant tegen de ziedende heftigheid van Francois den I, hadden , buiten twijffel, de vergieting van zo veel bloeds en het verwoesten van zo veele Landen voorgekomen. Doch Francois de I, door de volhrekte Oppermagt, welke hunne zwakheid hem in handen gegeeven iiadt, in Raat, om , binnen korten tijd, belastingen te heffen , met geweld krijgstoerustingen te maaken , en vaardig te werk te hellen , bezat een blijkbaar voordeel op Vorften, wier gezag meer bepaald V s waa» Care* de II. Staatkun. de van D!N V, Meefter derXVIL Landfchappen,  59° GESCHIEDENIS Carel de II. was. Carel de V; bezat te veel doorzigts , om niet te bemerken, hoe zeer deeze onhandigheid zijnen Mededinger begunstigde , en te veel eerzugts, om zich niet toeteleggen op het wegneemen dier hinderlijke ongelijkhe L Dus komen dc misdagen der Volken op hun eigen hoofd; dus is het vergift des voorbeelds niet min befmettelijk bij Vorhcn, dan bij de Menfchen in 't algemeen. Van hier de veelvuldige poogingen vau Carf.l den V, om op de Voorregten der Nederlanderen'mbreuken te maaken. Maar , 't zij hij den onderneemenden en vrijheidn.innenden aart der Landzaaten vreesde, 't zij zijne veelvuldige en lange uitlandigheden, of veelvuldige zaaken, welken hij omhanden hadt, hem beletten, een plan, 't welk voorzigtigheid en tijd vorderde, te voltooijen, hij oordeelde, geene geweldige middelen te moeten gebruiken : dikwijls ze'lfs gaf hij toe, doch altoos met beleid, wanneer de wederhand heftig werd doorgehouden. Als hij Gelderland te ondetbragt, boodt men hem , in zijne Legerplaats te Vtnlo, te midden zijner Soldaaten, nog befmet met het bloed derlnwoonderen van Duuren, een plan aan , om zich van de gemaakte vermeehering te verzekeren. Hij moest, volgens 't zelve, eenige bezetting laaten in de meest verdagte Steden, doch dezelve allengskens verkleinen, om de kosten te verminderen , en Volken , van zo oorlogzugtig eenen aart, het gezigt der wapenen, en daar door den krijgslast, te ontwennen. Om hun bezigheid te verfciiaffen, tn tot de kunften des Vredes te •oei"  der NEDERLANDEN. 59i «eigen, moest hij den Kooplieden den vrijen handel op alle Ooftenrijkfche Landen toeftaaa : ten einde huninteneemen, hunne Vertoogen met minzaamheid ontvangen , de aanzienlijke Burgers en de voornaamden van den Adel met gunsten ^ophoopen. En, devvyl de Steden en Edelen altoos onder elkander verdeeld waren , de fchoone regeeringsles der Dwingelanden volgen: Verdeel en heersch: tWeePartijen vormen, en , benrtlings , het meefle die Partij begunstigen, welke het juk met de dienstvaardigfte bereidwilligheid droeg (*). de IL Het Hof Provinciaal te Arnhem opgerigt. De Gelderfchen bemerkten nauwlijks , dat zij van Heer veranderden 'tLeedttothetjaarMDXLVU eer de Keizer, in gevolge het vierdeArtijkeldes Verdrags, te Venlo geflooten, een Hof-Provinciaal te ^»,nftelde. Het zelve beftondt , toen ten tijde , mtden Stadhouder, één Kanfelier, en zeven Raaden, drie uit de Ridderfchap , en vier Reguleerden, behalven dén Momber of Fifcaal, één fnb ftituit Momber en één Griffier (f). Het nam kennis van alle Burgerlijke en Kerklijke zaaken, dro-g zorg voor de regten en inkomden van den Vorst, wiens magt het zogt te vermeerderen, dewijl de Leden van hem alleen afhingen. Het was een heerlijke trek der Staatkunde van Carel den V , dat hij , in nienwlings vermeederde Landen, een Hof oprigtte, welksAmptenaaren hun- (*) Pontanus . p. 835. C10 Zie *ldaar, p. 850. V 3  5?i GESCHIEDENIS Gareu be II. Moed der Friezen , in het verdeedigen hun ner aan• gerande'. Voorregten. ne aanhellina; hem te danken hadden. Het Hof van Friesland zogt, van dag tot dag, nieuwe inbreuken te maaken op de Volks-voorregten. Maar de Staaten, niet min voor het beveiligen van dezelven waakende, deeden zich, door moedigen wederihmd, gelden. In den jaare MDXXXV1I, verfcheenen 'er Keizerlijke Afgevaardigden , om hun' nieuwen onderftand aftevraagen ; zij verklaarden uitdruklijk, daar in niet te zullen bewilligen, eer men voldoening gegeeven hadt aan hunne verzoeken enklagten. Zij begeerden de toelaating van vier Edelen in den gewoonen Raad , het herzien der Gedingen , de vermeerdering der Regtsbedienaaren, het affchaffen van het dubbeld geld voor de Vonnisfen , ten Hove geflreeken: het vernietigen van een'Tol, voor vijf jaaren vastgeheld en toen verhreeken, en van de Tollen, welken zij in andere Ooftenrijkfche Landen betaalden, en, eindelijk , het uitrooijen der Landlooperen en Bedelaaren , waar van het Land krielde, en het bedwingen van den overlast der Soldaaten, die zich alles , tot de fchandelijkfte hukken toe, veroorloofden (*)• Zij beklaagden zich, bovenal , op 't bitterst, dat men, ftrijdig met het vastgehelde in den jaare MDXXIV, verfcheide Geestiijke en Wereldlijke Ampten aan édnen enkelen fchonk: dat men den gewoonen Patroonen cn het Volk de benoeming der Waardigheden , en die der drie Onderdaanen, uit welken het Hof ddnen Grietman moest kiezen, ont- (*) Friesl.Charterb. II. Deel, bl. 704 711.  der NEDERLANDEN. 593 ontnam. Om zich te wreeken wegens de bepaalende vergunningen, of de volltrekte weigeringen,hunner voorgetelde klagten, weigerden de Staaten volftrekt in den onderftand te bewilligen (*). Met den jaare MDXXX1X. kwamen de'Keizerlijke Afgevaardigden, ten zelfden einde , in dat Gewestzij toonden , hoe veel fchats de bemagtiging van Groningen en Drente den Keizer gekost had , en hoe zeer zulks tot veiligheid van den Lande itrekte. De Friezen betuigden, rondelijk , dat deeze krijgstocht nog voordeeliger was voor den Keizer, en dat zij daar toe het hunne hadden toegebragt, door, in perfoon , te vegten , en met de belasting van twee jaaren voorüit te betaalen. Het niet genoeg rekenende , de eertijds voorgetelde klagten te herhaalen, noemden zij met naamen een groot aantal der zodanigen, die meer dan ééne Bediening of Waardigheid bekleedden, of zich niet ter plaatze hunner Ampten onthielden. Met kragt telden zij zich te weere tegen eenen Jan Metscher, die , naar hun zeggen, eene Waardigheid bezat, van welke hij , door zijne jonge jaaren en wetlooze geboorte, moest uitgeflooten weezen, In eene andere bijéénkomst verklaarden zij, uit eige keuze en uit genegenheid tot den Keizer, tot een onderftand van veertigduizend Guldens te ftemmen, van welke zij zeiven de verdeeling zouden maaken : twee derden zouden de Landbezitters, en het overige de Bruikers, opbrengen; dan dit zou zon- O Friesl. Charterb. II. Deel, bl. 713. V4 Carel de II.  594 GESCHIEDENIS Carel de IL zonder eenig voorbeeld voor de volgende tijden weezen , en geleideden buiten vermindering hunner Voorregten : ook zou de Keizer hun des kwijtbrieven ter hand (lellen. Zij voegden 'er nevens , dat , in gevalle men geene voldoening gaf op alle hunne bezwaaren, deeze toegeÜaane penningen niet zouden volgen, en alles van geen kragt weezen. De Landvoogdes wierp hun het Vorstlijk voorregt tegen , en bragt het voorbeeld des Hertogs van Saxen in 't midden. De Hertog , antwoordden zij , hadt als een Dwingeland gehandeld. Wij erkennen , vervolgden zij onvoorzigtig,dat de benoeming tot dc Grietenijen, in de eerde plaats, aan den Keizer toekomt; doch , indien hij wil, dat dc bekwaamde Onderdaanen gekooren en het regt op de beste wijze gehandhaafd worde, moet hij ons dc oude wijze van benoeming laaten behouden. De Landvoogdes moest wijken , en bekragtigde het Verdrag des jaars MDXXIV. Zij verzogt, ondertusfehen, dat men den Keizer de benoeming tot drie Waardigheden in één jaar zou toedaan , als mede, dat, om Grietman te worden , alleen zou noodig weezen, in die Landdreeke, achttien of twintig Guldens inkomden te bezitten. Hij moet 'er, gaven de Staaten te houden , veertig of vijftig Guldens aan renten hebben , en het Verdrag van 't jaar MDXXIV. moet in allen deele blijven. De nieuwbenoemden tot Kerklijke Waardigheden of Ampten zouden , inmiddels , de Verleenbrieven, welken zij van 'tHof moeden haaien, betaalen. De Afgevaardigden, over dit dirk na Maria gezonden, had-  ^NEDERLANDEN. 595 hadden hunnen last in n>ft>hriA-a „ , . UJ ë^mute, en mogten 'er niet buiten gaan (?). De Landvoogdes, bemerkende, dat eene onbuigzame handvastigheid in den ftijl der Lastbrieven heerschte, hemde in alle de befcbreevene voorwaarden toe. Wat het herzien der Gedingen betrof, tot er twee jaaren , • naa het ftrijken van 't vonnis, verhree en waren, zij maakte'er, watlaater, cenenadere befchikking op , en ftondt het alleen toe om trent Gedingen, die niet hooger dan vijfhonderd Guldens hepen. _ Einde]i]k gaf de R den jaare MDXXXLX, verfcheide Bevelfchriften uit waar in hxj den indrang zijner Aniptenaaren op de' Regten der Friezen ten fterkften wraakt , en verklaart dat de toegeflaane onderftandgelden een zuiver gefchenk waren, dat men het niet in gevolge zou trekken , en dat de Voorregten ongefchonden z0 ! den blijven. De Patroonen behielden hun regt van Benoeming Maar, wat de Priesters of andere Kerkhjke Waardigheden, die van het Volk afhingen betrof, zouden alle de Inwoondera der Plaatze, of'der Parochie, zo ras 'er eene bediening openviel in de Kerk op hef klokgelui, zamenkomen, en , me meerderheid van ftemmen, dc verkiezing doen! De Keizer ekragtigde tevens het Verdrag va„ den jaare MDXXIV, en gaf dus den Friezen het regt , „m hunne Grietmannen te kiezen , wW : 't gec„ z" /■_N _ deeFfUU' Cha*"* ö- Deel, bl. m — 7Ao. 753- V5 Carel de II. De Keizer bekragtigtdezelven.  596 GESCHIEDENIS Carel de n. deeden op dezelfde wijze , als zij Perfoonen tot de Kerklijke Waardigheden benoemden. Vervolgens ftondt hij aan den Geheimen Raad van Friesland toe, vierentwintig Raaden voor de Stad Workum te kiezen, naardemaal dezelve geregeerd werd door oproerige Vergaderingen , en een onkundig doldriftig gepeupel zich meer gezags aanmaatigde, dan deverftandige en vreedzaame Burgers (*). Geenzïns heten de Staaten zich enkele Lastbrieven geeven, maar fielden ze ook re werk , en zetten de zodanigen af, die Waardigheden of Ampten, hrijdig met de Wet, bekleedden. Toen , in den jaare MÜXL , Jurgen Schenk van Tautenburg , Stadhouder van Friesland, Groningen ,de Ommelanden, Drente en Overijsfel, geftorven was , werd Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buuren , tot zijn Opvolger aangelteld. Onder diens Stadhouderlijk beftuur hielden de Staaten verfcheide vergaderingen, om de oude misbruiken aftefchaffen , de Wetten te verbeteren, en de Wedden der Geregtsdienaaren te bepaalen. In den jaare MDXLII , fielden zij een gcbruiklijk Regt der onderfcheide Landfchappen op. & Hoe aangenaam is het, te konnen zeggen : „ Ik „ word alleen geregeerd door Wetten en Overheden „ van mijne eigene verkiezing , Rijken of Armen, '„ Edelen of Onëdelen, niemand heeft hier een voor" ren boven den anderen!" Is het geene verwon" deCO Friesl. Charterb. II. Deel , bl. 765. 77°< 77^ 77l. Voor- bcelJlijk fcboone S aacrge- flvkenis van Friet- land.  ber NEDERLANDEN. 597 deranswaardige zaak, een Regeeringsdetzel, 't welk allerregtvaardigst en roemrijkst voor hetMenschdom is, een Rcgeenngsdelzel, >t geen de Wijsgeeren dagten, dat alleen in hunne menschlievende verbeelding beftondt, in dit tijdperk, bij de Friezen aantetreffen ? Uit den boezem der wreedste regeeringloosheid ontdondt, naa zo veele eeuwen van woede en verwoesting, eensilags de Ichoonsre Staatsgedeltemsfe, zo gelukkig zamengevoegd, als de aart der menfchelijke Maatfchappij gehengt. De (tukken , waar uit wij deeze bijzonderheden ontleenden , fchijnen uittewijzen , dat de Staats-eReltenis van Friesland, ten dien dage , m zommigeopzigten, volkompner was , dan tegenwoordig. Alle Burgers, toen van dezelfde Godsdienstbei ijdenisfe, hadden allen dezelfde Voorregten, waar van de Aankleevers der oudtijds aangenomene nu zijn uitgeQooten. Het Stemregt behoorde toen alleen aan de zodanigen , die in 't Land zeïve woonden, daar het nu ook gebruikt wordt door Landeigenaars elders z,ch onthoudende. Dan , in andere opzigten is de Staatsgedeltenisfe thans boven de oude tefchatten Wij zullen, vervolgens, gelegenheid hebben zulks aan te wijzen. Carel de II. De Hollanders daagden zo gelukkig niet in het afweeren der aanflagen diens Vorsten. Langen tijd wordelden zij , om hunne Koophandel en Vis fchenj te ontheffen van de bezwaaren , door den Admiraal der Nederlanden daar op gelegd , zich het regt van 't geeven der Vrijgeleibrieven aamnaa- ti- 1'oogin- gend r Hvllanderen tegen de Overheerfching.  593 GESCHIEDENIS Carel de II. tigende (*). De Keizer zelve vonniste ten voordeele" van den Admiraal. Het Bevelfchrift, toengegeeven, befloot met de voor vrije ooren gantsch aanftootbjke uitdrukkingen : Want ons alfoo gelieft y niettegenstaande eenige Ordonantien , Reflrinclien, Geboden of Verboden ter contrarien (f). Ondertus* fchen ftondt hij toe, dat men nu betering der Vonnisten des Admiraals bij den Grooten T^v.d.tzMechelen zou kunnen zoeken. De Hollanders, den Stadhouder vertoond hebbende , dat hun belang het zijne was, wist hij te bewerken , dat dit Bevelichrift in Holland niet wierd afgekondigd, fchoon zulks in Zeeland gefclhedde, waar de Admiraal, als Heer van Veere , zich doorgaans ophieldt, groote Goederen en eenen veelvermogendeu invloed bezat (§). Deeze twist over 't Regtsgebicd , ten aanzien der Zeezaaken in Holland, fchijut geduurd te hebben tot het jaar MDXLVI , wanneer den Stadhouder van Holland ook de Waardigheid van Admiraal werd opgedraagen. Het opleggen eener belastinge op den uitvoer van Koorn veroorzaakte een niet min heftig gefchil. De Staaten vreesden met reden , dat dezelve de Oosterfche Handelaars zou wederhouden hun Koorn na Hot- (*) A.v.d. Goes Regift. bl 2Ö9 2S6. (.f) Groot Plakaatb. IV. Deel, bl. £315. Admir. Plakaatb. III. Deel, bl. 17- (§) A. v. d. Goes Regift. bl. 300. 309. 310. 279 in ■marg.  ^NEDERLANDEN. S99 Holland te zenden, orn het disr oio • de voorraadfchuure , op e el'n T ^ MDXXXI.enMDXXYV ff ^ * ^ dit VerlofJl J C dden 2ij den dsch ™ ^Zn li r ££ betaakn ee"er S^»™. ' - * L-d-ogdesre ' uen Jaare MDXLr, ondanks de fterkfh. genverklaaringen op dit Ruk , dupri«rftp k • ' aan£edr°ngen door de duiügfte bewijzen, deeze bejasting heffen> m ^ rzo:eeee;ogCmCenmiSn°eSen- tó^SK? \veriofgeid'te Am- ten Dir V°nds uit 2iJn h™ te lig. « torl^rZ' °mhetV^aa« t muiten ie helpen. Het fchreeuwde over de fchennis zijner om « Landvoog esnainheteuveiop, dat men een 1^ ze hjken Ontvanger met Ichande de Stad hadt dö*n ruimen. Doch, in den jaare MDXLII, ver v een de Maaten ontdag van dit Verlofgeld, d orZl ei , " Veel reden » om te vreezen voor ilet m sfen der Voorregten en Vrijdommen. De Be chriden ter oorzaake van de nieuwe LeerRelze s , den Godsmenst uitgegeeven, verfchaRen alle dfgeil O A. y, d. Goes Regifi, bl; 3I0 ^ s* Carec de II.  6oo GESCHIEDENIS C^rel de II. gelegenheid, om dezelven te fchenden. De fchraap. zugt°der Gelastigde.!, om op het volvoeren daarvan te letten, verklaarden alle de Goederen eens ter dood veroordeelden verbeurd , en wikkelden dus menigmaal een geheel onfchuldig Gezin in ramp , om het misdrijf van éénen. Meermaalen moesten zij 't Regt van verfcheide Steden , volgens welke een Poorter niet meer dan zijn Lijf en zekere Ponden verbeuren kon , met kragt handhaaven (*) , nog dikmaaler zich in de brcsfe Rellen tot het verdeedigen van het Voorregt, elk Landfchap zo dierbaar , dat geen Ingezeten buiten zijn eigen Provincie in regten getrokken mogt werden. Dit fchondt men geduung, met zaaken, die in Holland behoorden afgedaan geweest te zijn , voor den Grooten Raad te Mechelen te trekken. Een misbruik, 't geen wel tegengegaan, maar niet geweerd werd. Dit Voorregt hadden de Gelderfchen, in het Verdrag te Fenlo , uitdrukhjk bedongen : en de Inwoonders van Deventer kantten zich in deezen tijd, aan tegen de handelwijs , dat men een hunner Burgeren, Luther sgezind tezijn befchuldigd , voor de Geestlijkheid te Utrecht te regt ftelde (t). , , Het volvoeren der ftrenge Bloedplakaaten tegen de Aanhangers der nieuwe Leeringen vermenigvuldigde derzelver aantal. In den jaare MDXL, gaf men een nieuw (•) A;v.d.Goes Regift. «. ^7. 281. 291. Q) Zie aldaar , bl. 49- »°?' 22 l* 227- 2Ó4" 300.312.33^- lUv. ^v.p.257- . 267.  der NEDERLANDEN. Goi nieuw Revelfchrift uit tegen het le-zen van Ketterfche Boeken, en eenige Klugten, die de negen Kamers der Redenrijkeren te Gent hadden durven fpeelen tegen de Beelden, hoonende de Maagd Maria en de Heiligen (*). De Mannen werden ren zwaarde verweezen, en de Vrouwen, om,leevende, begraaven te worden. In een ander Bevelfchrift daagde men hem, die beftondt David Jorisz of Melnard van Embden te herbergen, in zijne eige deur optehangen ; en zou hij, die hem aanbragt , voor elk hunner,honderd, en voor andere Wederdoopers, veertig Guldens genieten (f). Deeze eerstgemelde maakte,, ten deezen tijde, zo veel gerugts , dat het voegelijk zal weezen, van hem eenig nader verflag te geeven. Hij was, in den jaare MD1 , te Delft gebooren, en hadt, in zijnejeugd, alsKamerfpeeler, hetLand doorgereisd. Men wil, dat hij, bij den Doop den naam van Jan ontvangen hebbende , dien van David verkreeg, om dat hij dikwerf de rol diens Konings fpeelde. Hij was een Schilder van zijn handwerk, en muntte uit in het glasfchilderen. Op zekeren tijd fprak hij een zijner Kunstgenooten , Laukens Rijkertsz , in deezer voege aan: Laurens wij zien, dat de Geestlijkheid in een ruimen en gl maklijken ft aat leeft, en, met weinig ar beids, rijklijk kan leeven ; wij hebben de Schriftuur zo wel ge- leezen O Friesi- Charterb. II. Deel, bl. 704, (t) Repert. der Vlak. bl. 37. Cahrt. DE II. Bijzondtrhedeavan David Joruz van Delft.  fj02 GESCHIEDENIS Carel pe ii. kezen als zij: laaten wij de Religie mede bij de hand neemen; zo dra wij de Menfchen maar bunnen doen gelooven , wat wij zeggen , zijn wij rijk genoeg. Obbe Philips hadt hem, te Delft, de handen opgelegd , en tot Leeraar aangefteld. Hij fcholdt een Priefter, die dc Hostie langs de ftraat droeg, op den gemeenen weg , voor een Afgodendienaar , waarop hij gevat, te regt geheld, gegeesfeld, met een priem door de tong geftooken en gebannen werd. Dit doorfteeken van dc tong fchijnt zijn fpraaklid niet zeer befehadigd te hebben. Men hieldt hem voor een Martelaar der Waarheid, en hij verwierf groot aanzien onder de Wederdoopers. Zommigen verklaarden , dat 'er , zints den tijd van Jesus Christus , vier Propheeten waren opgeftaan, twee waaragtigen, Jan van Leyden en David van Delft , en twee valfchen, de Paus van Rome en Maarten Lurar.r. Naa het overgaan van Munfter , hadt hij twee Aanhangen der Wederdooperen met elkander zoeken te vercCnigen, doch behaalde ondank bij beide de partijen. Zijne Moeder werd, als eene l Fe der do op ft er, te Delft, met den zwaardegeregt; eene tirade, haar als eene gunst beweezen, om dat zij berouw van den Wederdoop betoonde, fchoon tellens belijdende, dat haar Zoon vrij was van alle oproerige aanllagen. Andere Aanhangers van David Jorisz , met den dood gedraft, hielden hem ook vrij van allen toeleg, om een fijdlijk Rijk door het zwaard opteregten, doch belcedau fchandelijke hukken wegens de gemeenfchap der Vrouwen. Eene Aanhangher , te Delft  der NEDERLANDEN. 603 ^///verdronken, bekende, dat men onder de Broeders en Zusters van deeze Gezinte, in volle maaltijden, de regten des Huwelijks afvorderde en toeliet, zonder zich deswege te fchaamen, voorgeevende, dat zij het vleesch waren afgehorven , en dus zich even weinig voor eikanderen behoefden te fchaamen, wanneer zij aan het werk van de voortteelinge der Geloovigen arbeidden , als Adam en Eva voor den val. Hij oordeelde het niet raadzaam, zich langer in de Nederlanden optehouden , en vertrok na Bazel in Zwitzerland, waar hij elf jaaren , onder den naam van Jan van Brucgen, leefde. Door middel van veel gelds, 't welk hij onder zijnen Aanhang verzameld hadt, en de gefchenken , welken men hem, van tijd tot tijd, toefchikte, kogt hij een deftig huis in die Stad, benevens een klein Slot, Blnningengeheeten, naar 't welk hij zich ook Jan van Binnincen liet noemen, en wist zijn Edelmans Raat optehouden. Hij ging daar voor een Flaamsch Edelman, die om de gevoelens van Zwinglius , toen te Bazel ingevoerd , zijn Vaderland hadt moeten verlaaten. Zijne aanzienehjke leevenswijze en ruime verteering, fchoon in alles , ten uiterlijken aanziene althans, geregeld, maakten, dat men hem voor een Koopman hieldt , die'er zijnen Handel door Faktooren dreef. Hij zogt aldaar niemand tot zijnen Aan. hang overtehaalen , ging naaittig bij de Zwingliaanen te kerk, en verzuimde niet het Avondmaal bijtewoonen; ook verwierf hij de genegenheid der In//. Deel, 2, St, X ge. Carel de II.  604 GESCHIEDENIS ht. Ui gezeetenen door zijne ruime aalmoesfen. Doch, in gefchil geraakt met zijnen Schoonzoon Nicolaas Meinardsz. van Bleesdije, en door iemand, uit de Nederlanden komende, zo nauwkeurig befchreeven , dat hij niet langer bedekt kon blijven, greep hem de vrees dermaate aan, dat hij in eene krankte viel, welke hem , in den jaareMDLVI, wegrukte. Schoon 'er, bij zijn overlijden , eenig gemompel te Bazel ontftondt, kwam 'er niets van, voor drie jaaren naa zijn dood , wanneer een gefchil tusfchen zijne Erfgènaamen en ïTuisgenooten uitbragt, wie hij geweest was : waarop de Overheid van Zteze/befloot, zijn Lichaam optedelven, en 't zelve , nevens zijne Afbeelding en Boeken, onder de galg te verbranden, Vreemde,en tegen elkanderftrijdende,Leerdellingen worden hem ten laste gelegd', als mede veele Bukken, welken hij (leeds lochende, en waar vanmennietsin zijne Schriften vindt. Verfcheiden heeft hij 'er uitgegeeven, die de kentekens draagenvan eene verhitte verbeeldingskragt en fpoorlooze dweeperije. De öfigeböndé leevenswijze, waarmede men hem betigt, fchijnt meest op partijdige berigten van vijan..; .1 te fteuncn: nogihans gaf zijn lui en gemaklijk leeven te Bazel gelegenheid , dat men te Delft, waar men , natuurlijkerwijze, meest van hem fpras, teufpreekwoorde invoerde: Een David Jorisfen leeventje leiden, om daar mede eene wellustige en onbezorgde leevenswijze aanteduiden (*). Naar (*) Leevensbefehrijving van eenige veornaame , meest Ne-  der Nederlanden. 605 Naar gelange de Vervolginge vondrijker Werd in het uitvinden van fchriklijke doodftraffen , om , zo zij voorgaf, de zaak des Hemels te handhaaven , nam ook de volhandigheid der Vervolgden toe. Door tegenfland en firaffen aangezet, liepen zij met vreugde den dood in den mond, dien zij aanzagen als den zekeren weg ten hemel, en hunne betuigingen in hun uiterfle vervulden met een geestdrift van navolging de omftanders. Men moest hun op de ftrafplaatze den mond met geweld floppen, om zulks te voorkomen. In Holland floeg men in het zogenaamd Ketterftraffen tot de gruwzaame wreedheid over, om zwangere Vrouwen ter doodftraffe te doemen. De Natuur vat een gruwen op het leezen, dat men barbaarsch genoeg was , om de vrugt , door fchrik of pijniging voorden tijd uit 's Moeders ingewanden gedreeven , te verdrinken of te verbranden Geringe bedrijven, die na Ketterij fmaakten, werden niet ongeftraft gelaaten : te Amfterdam bragt men een Man, tot wiens laste men niets hadt, dan het leezen van verdagte Boeken, op 't fchavot, met de Boeken om zijn hals, en bande hem ter Stad uit. Een Jongeling van veertien jaaren, diej uitonkundej op een Zondag , onder het doen der Hoofdmisfe , in het Nieuwe Teftamem van Luther geleezen hadt, werd verweezen tot eene boete van vijfentwintig Guldens, en om den grooten Ommegang te volgen , met het Boek Nederlandftche, Mannen en Vrouwen , I. Deel bl iao Mosmiu Kerkelijke Gefthiedenh , VII. D. bi. a'gg enz, X a Carel de II. Wreedhedender Vervolginge.  6c6 GESCHIEDENIS Carel de II. Boek aan den hals. Tot ftrafheid niet genegen te zijn was desgelijks een misdaad. Jan Huybreciitszoon, geweezen Hoofdfchout van gemelde Stad , vcrdagt van de Hervorming te begunstigen, zogt zijne veiligheid in de vlugt. Zijne Vrienden en Ouders verwierven, met veel moeite, dat hij 'ermet ballinpfchap en eene geldboete, overéénkomstig met de Stads Voorregten , afkwam. Bovenal bcfchuldigde men hem over het niet ftraiTen eens Schuitenvoerders, die zeer aanftootlijke gezegdens , betreklijk tot de Leer der Roomfche Kerke wegens het Avondmaal, gepit hadt. De Keizer dagt den voortgang der nieuw opgekomene,en van hand tot hand toeneemende, Leeringen te Buiten, met den Bisfchop van Utrecht toetehaan, dat hij alle Geestlijken, verdagt van Ketrerije, in zijn Bisdom zou doen vatten en te regt hellen : maar de Staaten verzetten zich tegen het volvoeren van dit befluit. De Vrijheden der Steden en der Landfchappen , 'zo wel als de doldriftige ijver der Vervolgeren,'en de heldhaftige flandvastigheid der Gemartelden', dienden, om de Hervorming in deeze Gewesten voorttezetten. Ca-  der NEDERLANDEN. 6o? Carel de V, Boor het bemagtigen van Gelderland, Meefter van alle de Nederlanden geworden. Carel de V, de Tweede van dien naam onder de Hertogen van Gelderland', gelijk hij ook de Tweede Carel onder de Graaven van Holland was , nu mets meer te dagten hebbende van een Volk, 't welk hem ontrustte, zo lang Carel van Egmond geleefd hadt, oordeelde zich thans in Raat, om zijne vijanden met fchrik te vervullen, en zijn gezag over zijne Onderdaanen wijder en wijder uitteftrekken. Om met kragt den Oorlog tegen Frankrijk doortezetten, vorderde hij den,Hollanderen eene Rede af van honderd en twintigduizend Guldens. De Staaten kreegen de magt, om nieuwe belastingen op Wijn, Bier, Lakens, Zijde, Fluweel en Beesten te leggen'. De' Stad Gorcum , de Heeren van Egmond, Buuren en Altona beriepen zich te vergeefsch op Voorregten, die zij beweerden, dat hun van hetdraagenderopenhaare lasten ontheffen. Deeze belastingen bragten zo veel op , dat de gedaane Bede niet alleen opgebragt wierdt, maar ook eene Belasting van zestigduizend Guldens afgelost(*). Menzoudtook Geld (•) A. v. d. Goes, Regift. bl. 3Öa 3 Om het zaad van misverftand en onmin , 't welk tusfchen de Koningen van Frankrijk eh Engeland begon uittebotten, fchielijker te doen aanwasten en rijpen, ontdekte Carel de V. aan Koning Hendrik de gewigtige geheimen , hem door den onvoorzigtigen Francois den i. toevertrouwd. Meer aan zijne belangen gehegt, dan bekommerd over 't ongelijk , zijne Moeije aangedaan, tradt hij met de Engelfchen in een Verbond. Hendrik vaardigde zesduizend man af na het vaste land, onder 't bevelhebberfchap van den Ridder Jan WaLlop : deezen voegden zich bij 's Keizers Leger, en floegen het beleg voor Landrecy. Zij honden den Franfchen rfret beletten , die welverdeedigde Plaats voorraad te bezorgen. Oiïdertusfchen verwagtte men een beilisfendentlag, die alleen agterbleef, om dat geen der beide Legers, door de geheldheiddesgronds, dien, zonder vrees van groot nadeel, kon waagert. De naderende winter deedt dit beleg opbreeken, en Carel (*) A. v. d. Goes Regift. H. 364. Van erp chron' W. 118, 119.  der NEDERLANDEN. 609 rel de V. nam , om de vrugtloosheid deezes Veldtochts eenigermaate te vergoeden , bezit van Kamerijk, eene Vrije Rijksftad, onder voorgeeven , dat dezelve Frankrijk heimlijk begunftigde (*). D&n Winter befteedde de Keizer, om zijne magt te Rijven, door het aangaan van nieuwe verbintemsfen. Hij zette aan de meeste Hoven van Europa z.jne onderhandelingen voort. Met den Hertog van Kleef floot hij een befchadigend en verweerend Verbond, door de Staaten van Braband,' Holland en Gelderland bekragdgd (f). De onlust, zo langen tijd w t Noorden verwekt, door de harsfenfchimmige ontwerpen, ten voordeele van Christiaan den II, hadden den Koophandel der Hollanderen niet weinig belemmerd en geknakt; men begon zelf voor een algemeen gebrek aan 't nodige te vreezen. Carel de V, altoos gereed, om zijne Staatkunde naar de omftandigheden te fchikken, haalde Christiaan den III. over om van zijne verbintenis •met Francois den I. aftezien. Nicolaas Pefrenot, Viglius van Zukjhem , en Carel Boisot Ilooten het Verdrag, naar de plaats den Vrede vanSpiersgeheeten. Christiaan beloofde de Schepen der Nederlanderen niet langer te zullen aanhouden, en voor de Tolregten in de Zondwm elk fchip niet meerSdan eenHozenobel te zullen vorderen, en fchonk'aan Amfterdam alle Voorregten, door zijne Voorzaaten aan die C) Anal. Belg. Tom. II. 3ra. (t) Groet Plakaatb. IV. D. bl. ji, X 4 Carbk de II. Verbintenisfen,door Carel den V. gemaakt.  6io GESCHIEDENIS Carel' db Ü. De Engelfchenen Kei' zerlijken vallen in Franknik. die Stad verleend. De Koning van Engeland was in dit verdrag begreepen; ook zou de Koning van Zweeden, indien hij zich, binnen zes maanden, verklaarde, daar in kunnen treeden (*). Eindelijk wist Carel de V, op den grooten en talrijken Rijksdag te Spier s, door den Rijksvorüen de vrijheid van geweeten toeteftaan, ze allen in zijne belangen overtehalen en te beweegen , om zich openlijk tegen den Koning van Frankrijk te \erklaaren (f). Zonderling is het, dat alle deeze Bondgenooten, als eene beweegredenen hunner verbintenisfe, opgaven het verbond , door Francois den I. met den Turk Soliman geflooten: dit bedrijf maakte hem gehaat en deedt hem defchendnamen van Renegat, Barbaar, Vijand van God, en dèrgelijken draagen. Dan , geenzins hebbe men zich te verwonderen , dat Carel de V. een zo fterkdrijvende fpringveer op het rad der ftaatkunde deedt werken. Te vergeefsch zogten de Franfchen het gedrag huns Konings , in deeze verbintenis, als onvoorbeeldelijk, uitgekreeten , te verdeedigen, met het voorbeeld van Abraham, David, de Machabeen, en dergehjken bijtebrengen: te vergeefsch wierpen zij Cakel tegen zijne verbintenis met den Koning van Engeland, hrijdig met de belofte , door hem aan Paus Cle- (*) A. v.d.Goes, Regift- op'c jaar 1544,bl.2 33' Corps Diplom Tom. IV. P. II. p. 274. (t) Robertson , Hift. van Carel den V. V. D. bl. 35 enz.  der NEDERLANDEN. 6u Clemens den VIL gedaan, om nimmer vrede te maaken met zulk een Ketter. En Francois , ziende, dat zijn bondgenootschap met Soliman hem zo afzigtig en gruwelijk maakte in 't oog der geheele Chrijlenheid, befloot, daar van aftezien , en alleen zijnen vijanden het hoofd te bieden , en zondt de Turken, die hem, het voorgaande jaar, bijftand booden, terugge. Zich geen gelijkheid van magt kunnende belooven, tragtte hij dat gebrek door vaardigheid te vergoeden. Zijne-Krijgsbenden openden den Veldtocht in Italië door de overwinning , te Cerifoles bevogten, die meer roems dan nuts baarde. De behaalde zege kon niet worden voortgezet , een gedeelte des Legers moest, tot verdeedising der Grenzen , toefchieten. Hier hadden Carel en Hf.ndruc hunne magt verzameld , en het plan beraamd , om tot m 't hart van Frankrijk doortedringen , 'er van eenen verfchillenden kant in te vallen , en zich bij Parijs te veréénigen. Maar de Keizer, in ftede van, volgens het gemaakte ontwerp , 2ich met geen inneemen van Grensplaatzen optehouden , fpilde tijd en volk in dit bedrijf: eenige Plaatzen vermeefterde hij zonder veel tegenftands; doch St. Dijler hieldt hem zes weekeu op, door het bieden van tegenweer: en toen nog zou hij deeze Stad niet bemagtigd hebben, hadt een kunstgreep van Granvelle hem niet geholpen. Die looze Staatkundige, den fleutel van het cijfer onderfchept hebbende , waar van de Hertog van Guife zich bediende in zijne verftandhouding met den Graaf van Sancerre 3 den kloekmoedigen X 5 ver. Carbl de II.  fchen En. geland en Frankrijk. 1545.  ótö* GESCHIEDENIS de II. Het begin der KerkvergaderingtëTrente. De Proteftanten demden hier in toe , mits dezelve vrij ware , en zij 'er eene raadpleegende en beflaitende dem hadden. De Pausfen zagen met fchrik op tegen Vergaderingen , die zo dikwijls hunne waardigheid en gezag zogten te verminderen. Paulus de III , in 't einde vreezen de , dat de Keizer en de Koning van Frankrijk , door dezelve zamenteroepen , zijn regt zouden aantasten, gelijk voortijds de Keizers deeden , verhaastte het houden der Kerkvergaderinge , die met het begin des jaars MDXLV. eenen aanvang nam. De Proteftanten konden de wettigheid eener Kerkvergaderinge, waar op de Paus zo veel invloeds en zeggens hadt , niet erkennen. Dit verhinderde de veertig Kerkvoogden, (want geen meer waren 'er in de Vergadering,) die zich het gezag van Plaatshouders der Algemeene Kerke aanmaatigden, en om als zodaniguitfpraaktedoen over de Leerdellingen en de Kerktugr, zo fpoedig voorttevaaren , en alies in diervoege aftedoen , als zij wenschten. Hunne verrigtingen , alzins meer ftrekkende om 's Pausfen Oppermagt te ftijven , dan om maatregels te neemen, noodig tot het bevorderen van het heil der Kerke , hebben Roomsch - Catholijken , zo wel als Proteftanten , reden gegeeven tot de biliijkhe klagten. Naa lang marrens, begonnen zij met het onderzoek van het eerde en voornaamde gefchilduk tusfchen de Roomfche Kerk en At Hervormers , op zulk eene wijze, als gefchikt was , om de laatst* (*) Mosheim Kerkl. Gefch. VI. D. bl. 310. 3»4-  der NEDERLANDEN. otf laatstgemelden 't derkst voor't hoofd te dooten: aan de Apocrijphe Boeken gaven zij het zelfde gezag, als aan de andere Boeken des Bijbels , door de Jooden en eerde Christenen voor Canonijk gehouden: de Overlever-ngen van de ApostoUfc/ieEeuw hadt men met denzelfden eerbied aantezien als de gewijde Schriften der Heilige Schrijveren, en de Overzetting des Bijbels , onder den naam van de Vulgata bekend, moest in alle Kerken en Schooien voor egt aangenomen worden. Deeze bepaalingen, gedaafd met den Banvloek over allen, die ze weigerden te erkennen, ondermijnde de Leer der Proteftanten, en deedt hun, met rede , alles kwaads van'die bijéénkomst vreezen (*). Carel de V. voorzag zeer duidelijk , dat deeze Kerkvergadering, wel verre van eenig wezenlijk goed uittewerken , alleen zou drekken , om de hardnekkigheid der Proteftanten te vermeerderen , en hem dus een voorwendzel te verfchaffen, om hun aantevallen , en zijn gezag , onder den dekmantel van Godsdienst, uittebreidcn. Hoe listig hij zich zogt te vermommen, kon hij zijne oogmerken niet bedekken. Hunne vrees vermeerderde, als zij vernamen, dat de Paus hem , bij Verbond , geld en manfehap' leverde. Zij krompen van fchrik, op het hooren der wreedheden , aan de Inwoonders vmMirandola, en Cabrieres gepleegd. Zij zagen de Catholijke Vor- den (*) Robertson Hijl. van Carel den V. V. Deel, bl, *4 enz. Caril D& 11, Ongerustheidder Proteftanten.  6i3 GESCHIEDENIS Carel de II. Nieuwe Onderftandgelden, in alle Landfchappen'gevorderd. ften tegen hun in Bondgenootschap, en gereed om hun te verpletten. Niets verzuimde de Keizer, om ook hier ten Lande geld te krijgen tot het beoorlogen der Proteftanten, fchoon hij deezen toeleg zeer bedekt hieldt. Van de Hollanderen verwierf hij eene Bede van zeshonderdduizend Guldens, in vier jaaren te betaalen (*) —De Landvoogdesfe deedt, in den Zomer, eene reis na Utrecht, om daar ook geld te vorderen (f). —Zij vertrok na Gelderland, waar de Staaten den Keizer driehonderdduizend Goudguldens toeftonden (§> Nog beter daagde zij in Groningen , waar de Stad en de Ommelanden haar tweeënveertigduizend Guldens beloofden , in drie jaaren te betaalen: daarenboven deeden de Groningers haar een gefchenk van een gouden Kop met Guldens , drie voeder Wijns, drie last Tarwe, drie last Haver en drie vette Osfen (**). Zij zogten, buiten twijfel, 's Keizers gunfte te verwerven , om zijne befcherming te verkrijgen tegen de Stad Embden, met welke zij eenhoogloopendgefchil voerden wegens een Tol, door dezelve zmóeEems opgeregt. Drie jaaren laater fprak de Keizer dit gefchil ook ten hunnen voordeele uit. Eindelijk kwam de Landvoogdesfe te Leeuwaarden ; doch de Friezen vervulden haare ooren met nieuwe klagten: waar. (*) A. v. d. Goes Regijl. op't jaar 1545, bl. 38, 60. (f) Van Erp Chron. p. 119. (§) Pontanus , p. 847. E. Beningha, Hijl. van Oost friesland, bl. 7'7'  der NEDERLANDEN. 619 waaróp zij , binnen kort, na Braband te rug keerde (*). Het Hof ontdekte, hoe in Holland de Ontvangers, vermoedelijk met toeftemming der Staaten , die niet gaarne het vermogen der Ingezetenen geheel wilden blootgelegd hebben, zeer veel toegeevenheids gebruikt hadden omtrent het invorderen der twee Tienden: het zondt des Gemagtigden, die nader rekening afvorderden. Zij ontdekten, waar het haperde, en kreegen hier door nauwkeuriger kennis Van het vermogen der Ingezeetenen, 't welk het Hof gelegenheid gaf', om, van tijd tot tijd, zwaarder lieden te doen (f). Zo ras de Keizer genoegzaame magt verzameld hadt, bekreunde hij zich min aan het bedekken zijner oogmerken. Reeds hadt hij dezelve laaten doordraaien, met de partij [der Geestlijkheid Xe Keulen te kiezen, tegen den Aardsbisfchop Herman , Graaf van Wied, die in zijn Stift het oude bijgeloof hadt beginnen uitterooijen, om 'er den eerdienst der Proteftanten voor in plaats te ftellen (§). Naa het be paaien van den Rijksdag Xe Regensburg begaf hij zich na Utrecht, waar hij een Capittel der Ridderorde van 't Gulde Vlies hieldt (**), en vervolgens na Gelder- ("O E. Beningha Hifi. van Oostfriesland, bl. 7j7. (t) A. v. n. Goes Regifi. op 't jaar 1544 , bl. 3_'ffo' (SP Robertson Bijl. van Carel den V V. Deel bl' 73-75- C*) A. v. d. Gon. Regifi. op't jaar 154,5, bl.62.eT3. II. Deel. 3. St. y Carel de II. DeKeizèr kant zich tegen de Pro tellanten in Duitschland aan.  620 GESCHIEDENIS derland, waar hij in perfbon werd ingehuldigd («). Op den Rijksdag en vervolgens zogt hij de Proteftanten in llaap te wiegen , om hun, onvoorziens, op 't lijf te vallen. Een talrijk Leger, in de Nederlanden verzameld, trok op, om zich bij hem te vervoegen. Alles duidde zijn oogmerk aan; doch hij zogt het met woorden te ontveinzen, om de Proteftantennkt tegen hem te verbitteren: bij verklaarde, hoe't geenzins zijn doel was , de vrijheid van 't gewecten aanteranden, maar alleen zijn gezag te handhaaven, en de vermetelheid te kahijden van zommigen, die zich daar aan onttrokken. Maar de Paus , zijn Bondgenoot, ftelde te veel eers in het daadüjk oogm rk des Keizers, om het geheim te bewaaren: hij gaf deArtijkelen van het Verbond , om den Proteftantjchen Aanhang uitterooijen, in 't licht, gevolgd van eene Bdle, waar in hij de heerlijkfte beloften deedt van Aflaaten voor allen, die deel wilden neemen in deeze heilige onderneeming, teffens de Geloovigen ,die zich buiten haat bevonden , om 'er iets aan toetebrengen, vermannende, den ernst hunner gebeden en de geftrengheid hunner lichaamskwellingen te verdubbelen , ten einde 's Hemels zegeii over de Catholijken te verwerven. ■ Dit fmertte den Heizer; dan hij bleef dezelfde rol fpeelen , en wist een gedeelte der Proteftantftche Vorften te verblinden door den waan, dat zij het Kei- (f) Pontanus, p. 84I. Carel' de II. Voordee len, op hun betaald.  dsr. NEDERLANDEN. 621 Keizerlijk woord hadden voor de veiligheid van den Proteftantfchen Godsdienst: dan de meeden voorzagen, hoe weinig daar op te bouwen was, en verWaarden zich tegen hem: de ijver wekte aller heldenmoed. JanFrebïu1k, Keurvorst van Saxen, en limiPs, Landgraaf van ffesfen , vertoonden zich,' binnen kort, aan 't hoofd eens talrijken Legers. Maar deeze twee Legerhoofden , van wijd verfchillende charaflers en met onderfcheide oogmerken beleid, verbrodden hunne eigene zaak, door niet éénRemmig te werk te gaan. Onherftelbaar was de mis«ag , dat zij de verééniging der Itaüaanfche Krijgsbenden en die uit de Nederlanden, onder den Graaf van Buuren, optrokken, niet weerden. Carel de V. wist zijne vijanden , zonder tot een hoofdtreffen te komen , derwijze aftematten , dat hij , naa vervcrfcheide Plaatzen bemagtigd en Prins Maurits 0vergehaald te hebben, om eene afwending te maaken , door in de Staaten zijnes Neefs , den Hertog van^ Saxen, te vallen, den band des Bondgenootfchaps verbrak. De Opperhoofden rekenden zich gelukkig eenen Vrede te verwerven op de hardde en vernederendfte voorwaarden. De Graaf van Buuren nam Darmftad en Frankfort in: Augsburg, Straatsburg en Vim vielen desgelijks den Keizer in handen. Alle deeze Steden moeden verbaazende geldboeten aan den geldbehoevendeu Overwinnaar opbrengen (*; JA- (*) Robertson Hift. van Carel den F, V. Deel bl 111—^.,58. Y a Carel de II.  622 GESCHIEDENIS Carel de Iti Verdere voordee • Ien des Keizers. 1547- Jacob van Ksuiningen , een Zeeuwsch Edelman, deedt een en ander Graaffchap en verfcheide Steden van IVtstphakn voor zijne wapenen bukken. Breemen zou, naar allen fchijn, het zelfde lot ondergaan Hebben, was hij, in een uitval der belegerden, niet gefneuveld (*)» De Keizer maakte zich gereed, om op Frederik, Keurvorst van Saxen , die zijne Staaten wedergekreegen hadt, aantevallen , wanneer de Paus , de ■ ftaatzugtige oogmerken van Carel den V. doorgrondende, als die niets, om de Proteftanten uitterooijeu en den Roomsch-Catholijken Godsdienst te herltellen, gedaan, en hem geen deel gegeeven hadt in de veroveringen , op de Rondgenooten gemaakt, of in de zwaare fcbattingen , van hun ontvangen, zijne Krijgsbenden opöntboodt. Deeze vermindering van magt deedt 's Keizers ijver niet bezwijken. Hij ging den Keurvorst over de Ehe opzoeken , leverde hem flag te Malhauzen, niet verre van Muhllerg, kreeg hem gevangen , en behaalde eene volkomene overwinning op de Saxen. Nogthans kon hij Wittemberg niet vermeeheren, dan door Sibille van Kleef , 's Landgraaven Egtgenoote , met den dood haars Mans te dreigen. Hij bleef 's Keizers gevangen. — De Landgraaf van Hesften, vreezende zijne Staaten te zullen verliezen , ging , zich verlaatende op het woord van Maurits van Saxen en van den Keurvorst van Brandenburg, denKeizer ■• . op (*) Boxh. op Reigersb. II. Deel, bl. 486.  bek. NEDERLANDEN. 623 op het nederigst vergiffenis vraagen, die hem, door een allerfnoodst verraad, gevangen hieldt. Ten deezen tijde was Carel niet alleen Keizer: maar hij heerschte , de Vrijheden van Duitschland vernietigende, als een willekeurig Vorst (*). Luther was , door een tijdigen dood , verlost van ooggetuigen te weezen deezer vernederinge zijner Partije. Hij zag zijnen laatden dag , op den achttienden van Sprokkelmaand des jaars MDXLVI, te Eisleben , waar hij het eerde leevenslicht aanfchouwde. Wij hebben , hier boven , reeds eene fchets van het Charader deezes Hervormers opgegeeven; en, wie zijne bedrijven, door ons hier en daar vermeld, nagaat, zal reden te over vinden, om hem nietaantezienals een Man, boven 'tmenschlijke verheeven,gelijk driftige Voordanders zijner Leere wel eens tot dat zwak vervielen , en veelmin, om hem te veragten als een gevleeschden Duivel \ in welk haatlijk licht zijne vijanden hem plaatzen (f). ; GevaarliJ'k, hoogstgevaarlijk is het, den Staatzugtigen, in het maaken van vermeellenngen , bijdand te bieden. Hunne grootheid dient niet zelden , om dezoodanigen, die ter verheflinge behulpzaam wa- i ren, te verpletten. De Nederlanders, die zo veel 1 toe- (*) Robertson Hifi. van Carel den F, V. Deel, bl. 161 enz. (t) Wij wijzen onzen Leezer naar de egte en meefterlijke tekening van 's Hervormers Charafter, door Robert«on, Hifi. van Carel den F, V. Deel, bl. 93 enz Y3 CrtRKt de II. Dood van Luther. Krijgsbendenin de Nederlandengelegerd.  Carel, m Ui Maximiliaan , Heer van Beveren , Stadhou. der van Holisnd. 624 GESCHIEDENIS toegebragt hadden aan den voorfpoed van Keizer Carel den V, hadden van de waarheid deezes ftelregels eene droeve ondervinding. Carel de V, den Duit fchen Krijg geëindigd hebbende, befloot, op de grenzen der Nederlanden vierduizend man Paardenvolk te houden , die van hem zouden afhangen, doch door hun betaald worden. Zij beloofden , bij God, den Schepper, en de verdoemenis hunner zielen , zweerende , hem getrouw te zullen zijn (*). Door het oprigten deezerKrijgsmagt, geheelaanhem ondergefchikt , lag hij de grondflagen van die overheerfching , op welke zijn Zoon een gebouw van dwinglandij vestte, t geen korten tijd itondt. Ten dien dage verzogt en verkreeg Lodewijk van Vlaanderen, Heer van Praat, naa den dood des Prinfen van Oranje tot Stadhouder van Holland en Zeeland aangefteld, oiuüag van deeze Waardigheid: zijn ouderdom bewoog 'er hem voornaamlijk toe (f). Maximiliaan van Bourgonje , Heer van Beveren, volgde hem op. De Advokaat Adriaan van der Goes , die zijns Vaders plaats , zints den jaare MDXLIV, bekleedde, ontving Maximiliaan , uit naam der Staaten, en gaf hem den tijtel van Edelen f Vermogenden en Welgeboren Heer (§). In deezervoege werden de twee aanzienlijke Ampten van Admi* (*) Rep. der Blak, bl. 57(f) Suffr. Petri Append. ap. Bekam, p. 190. (§) A. v. d. Goes Regijl. op 't jaar 1547, bl. 3. 4. 18.* 19. Reicersb, II. Deel, bl. 487. Rep. der Plak. bi. 5$.  der NEDERLANDEN. Öï5 miraal en Stadhouder door één' en denzelfden Perfoon bekleed : en maakte deeze fcbikking een einde aan zo veel gefchils, tusfchen die tweeHooge Amptenaaren ontdaan. Carel de V. hoopte zijne magt te doen aangroeijen, door het vermogen zijns Plaatsbekleders te vergrooten. Hij voorzag in geenen decle, dat hetzelve zo nadeehg zou kunnen weezen voor zijnen Opvolger, dat de Stadhouders zich zouden verzetten tegen de dwingiandij , de Verdeedigersvan het Vaderland en de Grondleggers der Vrijheid worden. De dood van Hendrik den VIII. en Francois den I, beiden in den aanvang'des jaars-MDXLVII. voorge\ allen, ontlloeg Keizer Carel van twee vijanden , die , uit Staatkunde , befchermers van het Smalkaldifche Verbond en gereed waren om den Proteftanten bijhand te verleenen. Hendrik de II die den Franftchen Throon beklom, was veel bekwaamer, om na eene Matresfe te luifteren , dan tot het volvoeren van groote onderneemingen. De minderjaarigheid van Eduard den VI , Hendriks Opvolger, hadt in Engeland inhndiche twisten berokkend. De Hertog van Sommerfteth , onder den naam van Protector of Befchcimer , volhrekt Beheerfcher van Engeland, ijverde zeer voor de Calvinisten en om de Schotten te doen hemmen in de verééniging der twee Koningrijken, door de Egtverbintenisfe van de Prinfes Maria met den jongen Eduakd. De Schotten, bijgedaan door Frankrijk, en, zints lang, ' gewoon de Schepen der Hollanderen door kaaperijen 1 X 4 te ' Caru. ! de II. Omwentelingenin Frankrijk, Engelanden Scliotr land. ZeerooverijendetSchotten.  (*) A. v. d. Goes Regift. op 't jaar 1547, bl. 20 —tfi. Velius, Hoorn, bl.260. Brand, Enkh. bl. 71. (j) Groot Plakaatb. IV. D. bl. 260. CaÖ GESCHIEDENIS te belemmeren, verdubbelden deezen overlast. De Hollanders en Zeeuwen vonden zich genoodzaakt, Oorlogfchepen, tot beveiliging der Haringvisfcherije, nitterusten : om de onkosten hier toe te vinden, ftelde men een lastgeld op de Visfcherij; doch veele Visfchers hepen, ten einde dit bezwaar te ontgaan, in Engeland binnen, en verkogten een gedeelte hunner vangst, waar over fterke klagten reezen (*). — De wederzijdfche vijandlijkheden hielden niet op voor den jaare MDL , toen men, den vijftienden van Wintermaand , te Binch in Henegouwen den Vrede floot (f). De zwaarte der belastingen en de flegte ftaat van 's Lands geldmiddelen veroorzaakten geene geringe onlusten in Holland. Dc zes groote Steden, zeden het jaar MDXLIV , reeds gedrukt met ruim zesenzeventigduizend Ponden Losrenten, hadden last gegeeven, om eenige oude Renten te losfcn, en eerst de Buitenlanders te voldoen , om de bekommering der Ingezetenen buiten 's Lands te voorkomen: want, in den jaare MDXLVI, hadden eenige Ingezetenen van Dordrecht , in Vlaanderen vastgehouden , hunne vrijheid niet kunnen bekomen, dan naa dat de Renten , uit hoofde van welken men deeze lieden vasthieldt, nevens de gemaakte onkosten, betaald Carel de II. Zwéarighgden in hëchèffen der O11dèritandgelden.  der NEDERLANDEN. 61? taald waren (*). Men vreesde meer en meer ten agteren te zullen geraaken. Om dit te voorkomen werden nieuwe fchikkingen gemaakt, om de kleine Steden en eenige Heerlijkheden, weigerig in 'tbetaalen, daar toe te noodzaaken (f). De Geestlijkheid moest de helft haarer inkomften aan den Keizer uitkeeren. Die van Utrecht, welke , in den jaare MDXLIII, met tienduizend Guldens was vrijgeraakt, moest, in twee keeren , omtrent driehonderd en zestigduizend opbrengen ($). In 't jaar MDXLVII1, werden de onwilligen tot het draagen der lasten daar toe gedrongen, en ging men hier in zo ftrikt te werk , dat de Heer van Brederode geene kwijtfchelding van vijfentwintig Guldens kon verwerven (**). Men verwagtte, dat de Keizer, nu buiten bezwaar des Oorlogs , eenige ontlasting zou geven ; en ftondt zeer verheid, dat hij, op nieuw , eene Bede deedt van tweehonderd en vijftigduizend Guldens. De Staaten bewilligden 'er, nogthans, onmiddelijk in : zo zeer waren zij verrukt door blijdfchap , wegens hec winnen van het Regtsgeding, over het Verlofgeld op het uitgaande Koorn, tegen den Procureur-Generaal ge* (*) A. v. d. Goes Regift. op 't jaar 1545, bl. 1. 8 28. *9-34- 1546. 19- 1547. bl.5. 10. 15. (t) DenzeJfden, Regift. op 't jaar 1547, bl. 7 18. 1546, bl. ia. (§) Anon. Adverf. in Matth^ëi Fundat. de Fat. Ecel. p. 225. (**) A. v. d. Goes Regift. op 't jaar 1548. bl. 5.8. Y 5 Carel rte II.  623 GESCHIEDENIS Carel de II. Gefchil]cn wegens het Opperleenheer • fchap des Rijks over de Nederlanden. gevoerd, en nu, in den Grooten Raad te Mechelen, ten hunnen voordeele , uitgeweezen. Behalven de gewoone gefchenken van Toortzen en Zuiker, zon. den zij den Raadshceren verfcheide aamen Wijns (*). Een onderzoek van de grootfte aangelegenheid hieldt toen de aandagt der Nederlanderen bezig. De Duitfchers haddëni, op den Rijksdag te Augsbnrg, voorgeheld, om den knoop der verbintenisfe, welke eertijds bet meerendeel deezer Landfchappen aan het Duitfche Lichaam vasthegtte , weder toetehaalen. Het beloop der Gefchiedenisfe heeft ons doen zien , hoe dezelven, zints de verdeeling des Rijks van Carel den Grooten , allengskens eene zekere Onafhanglijkheid verkrecgen hadden , fchoon de voornaamhen dikwijls den Keizer voor Opperheer erkenden. Terwijl een gedeelte der Zeeir.vfche Eilanden vart Vlaanderen afhing, waren ze ook, gelijk het Graaffchap, aan Ft ankrijk onderhoorig, doch, met Holland veréénigd , allen den Keizer onderworpen. De Landfchappen Utrecht , Gelderland en Friesland droegen langst het juk der Keizerlijke fchatiingen. Onder de Graaven uit den Huize van Beijeren fpaude men in Holland de Vierfchaaren, van wege den Keizer en den Graave van Holland. Toen Keizer Al br ec li ;r van Ooftenrijk , in den jaare MCCCCXXXVIlI , het Rijk in vier Kreitzen verdeelde, was Utrecht, Gelderland, Braband en Holland (*) A, v. d. Goes Regijl. op't jaar 1548, bl. 33 — 3j>. op 'c jaar i549> bl. 2»  der. NEDERLANDEN. 629 land in den derden begreepen. Bij eene andere verdeeling van Maximiliaan , in 't jaar MDXXil, in tien Kreta , werden ze in den Bourgondifchen Kreits geplaatst. En, wanneer , door het overheeren van Gelderland , alle de Zeven Landfchappen aan den Keizer onderhoorig geworden waren, ftelde men op de Rijksdagen te Neurenberg en Worms voor, de Nederlanden te verpligteu tot het betaalen van hun aandeel in de Rijkslasten. Carel de V. hadt reden om te dngten, dat de Landfchappen, die hem, zedert een geruimen tijd , verbaazende Beden op. bragten , dezelven zouden weigeren , of grootlijks verminderen , als zij, daarenboven, verpligt werden geld te fchieten tot de kosten van het Lichaam des Duitfchen Rijks, Hij fchroomde zelve, dit huk aftedoen, uit vreeze van de eifchende of weigerende Partij te mishaagen. Hij vertrouwde daarom de zaak der Nederlanden aan den beroemden Viglius vanZuicuem, den grootften Regtsgeleerden deezer Gewesten, en één der gefleepenfte Staatkundigen van zijnen tijd. Naa veele en hoogloopendegefchillen, waar in Vighus eene groote gemaatigdheid be- 1 toonde, wist hij het hier toe te brengen , „ dat de „ Nederlanden in eenen Kreits , den Kreits der „ Bourgondifche Erflanden geheeten , zouden be. „ greepen weezen, de befcherming en onderfteuning „ des Rijks genieten, het zelfde regt, als de ande„ re Leden, hebben, om op de Rijksdagen zitting „ te neemen en hem te voeren , dat zij tot de ge* woone kosteu zo veel zouden draagen , als twee 5, Keur- Carel de II. ing.  6go GESCHIEDENIS Carel pe II. „ Keurvorften, en, in gevalle van Oorlog met den „ Turk, zo veel als drie. Voorts zouden zij alle ,, hunne Voorregten en Vrijdommen genieten, zon„ der aan de andere Rijkswetten gebonden te wee- " Zen' . Deeze overéénkomst tusfchen den Keizer en de Rijksftenden, ten opzigte van de Nederlanden, welker aanneemen en bezegelen in eenige Gewesten gereed, doch in andere bezwaarlijk toeging , was van geenen langen duur. Philips, de Opvolger van Carel den V, met het Rijk niets gemeens hebbende, en zomtijds in onmin met Ferdinand , betoonde weinig ontzags voor deezen zwakken band. En wanneer de Zeven Gewesten, ten dage, als zij Philips van de Regeering vervallen verklaarden , den begeerden onderftand van het Dultfche Rijk niet konden verwerven, fchudden zij dat juk teeenemaal af, en wilden zelfs niet meer gedoogen, dat de Keizer hun met de oude benaamingen van Lieven en Getrouwen benoemde. In den jaare MDCXLVIII, verklaarde Ferdinand de UI. de Staaten Atv Ver éinigde Nederlanden voor zijne Vrienden en goede Nabuuren : benaamingen , die eene erkende Onafhanglijkheid influiten. „Men heeft," fchrijft de Heer Wagenaar, „ niet, dan inden uiter„ Ren nood , in overweeging genomen , om zich „ wederom , gelijk eertijds , onder deezen of gee„ nen Duitfchen Kreits te begeeven. 't Es 'er, „ egter , nooit toe gekomen , en thans is 'er min. „ der reden- dan ooit , om te verwagten , dat „ het De VeriinigdeNeder-, landen j'1 van het Lichaam des DuitfchenRijks gefcheiden.  der. NEDERLANDEN. 631 „ het 'er , ten eenigen tijde , toe komen zal (*)." oEen hedendaagsch Schrijver, onderftellende, dat de Zeven Landfchappen, door hem, zeer oneigen, Holland geheeten, blootltaan aan de oppermagtige Regeering der Stadhouderen , of aan de overheerfching van Frankrijk, wil, dat zij als een laatfte toevlugt, om ééa dier uiterftens te omwijken, zich dit groote Lichaam laaten inlijven. ,, Holland, (dus fchreef hij in 't „ midden deezer Eeuwe,) zal, welhaast, zijne „ Vrijheid herkrijgen, of voor altoos verliezen. Te. „ genswoordig ftaat 'er de Vrijheid tegen de Slaa„ veniij als één tegen honderd. De Stadhouder is „ meefler van de Krijgsmagt, meefter in de Staaten „ Generaal, meefter der Verkiezingen in den Raad „ van elk Landfchap en der voornaamfte Steden. „ Alle de Edelen kruipen, een enkele uitgezonderd; „ De Hooplieden beginnen;teweeten, wat vrees is. „ De Hoogefchoolen ftaan onder zijne befcherming. „ De Zee-Compagnien hangen van hem af. De „ Geestlijkheid ftaat altoos den fterkften ten dienfte. » Het Volk voeSr ZI'ch aan de zijde der meestgee„ venden. Reeds heeft de Drukpers , dat zo ge„ fchikt middel, om een Volk zichzelven te doen „ kennen , een gedeelte haarer vrijheid verlooren. „ Reeds is de Burger omkoopbaar. Reeds zoekt de h Vleierij zich der ongenade te onttrekken , en in „ gunst O Wagenaar, Paderl. Hifi. V. D. W.301 324. Zie ook Meerman Disf. de Sol. Fine. S. R. I. inter & Fmd. Belg. Caref. de II.  632 GESCHIEDENIS Carel de II. „ gunst intedringen. Met dén woord, alle de ran- „ gen des Staats zijn der Vrijheid moede VY,el „ aan! indien zij willen, zullen zij een Oppermag„ tig Vorst hebben. — Een Monarch te kieze n, „ zou het veiligst weezen; doch dit rekenen zij niet „ genoeg. Holland heelt nog een open tegen „ de Overheerfching van Frankrijk , of de eigent „ dunklijke Regeering der Stadhouders. Het heeft niets anders te doen , dan zich tot een Lid des Kei„ zerrijks te laaten aanneemen. — Ten aanzien der Vrijheid zal het 'er niets bij verliezen , en in „ veiligheid 'er veel bij winnen. Wel verre, dat de Staatsgeheltenis zou veranderen door een Lid te „ worden van een Lichaam, 'twelk, om zotefpree„ ken, van dezelfde geaartheid is , zal het daar mede „ zich verliezen in de eeuwigheid der groote Veréé„ nigde Gemeenebesten (*>" Men befpeurt in deeze Gedagten het vernuft, den Schrijver eigen : doch tefiens, dat de Geest fchitfert ten koste van de Waarheid. Ondertusfchen durven Vreemdelingen , volgens zulke ongetrouwe opgaven, redeneeren, befluiten cn gevolgen trekken, ten opzigte van de Staatsgefteltenisfe deezer Lauden, welke aan niemand hunner bekend is. De dood van Maximiliaan van Egmond, Graaf van Buuren, in Wintermaand des jaarsMDXLVIII, bragt zeer veel toe tot vermeerdering der magt van 't Huis van Oranje. Anna, zijne éénige Dogter, met (*) Mes Pcnfeis, p. 1*4*.  der NEDERLANDEN. 633 met den jongen Willem van Oranje in den Egt treedende, bragt tot Huwelijksgoed mede de Heerlijkheden Buuren, Leerdam, fsfeljïein en St. Maartensdijk (*)< Jan van Lintje, Graaf van Aremberg, werd , naa het overlijden van Maximiliaan , tot Stadhouder van Friesland, Groningen en Overijsfel aangedeld (f). Naa dat Carel de V, in Duitschland, de proeve genomen hadt van zijn eigendunkelijk gezag, het zelve tot de zaaken van den Godsdienst uitdrekkende , door 't aankondigen van het zo veel gerugtsmaakende Interim , waar mede hij de Roomsch - Ca- tnoltjt.cn verbitterd hadt, zonder de Protejlanten te voldoen CS)» zogt hij, meer en meer, de Magt zijns Zoons , een duk, reeds lang door hem bedoeld , te verzekeren. De Keizer bereikte nog geen vijftigjaaren: en, fchoon veel door Jichtpijnen gekweld, hadden ze zijne gedeltenisfe dermaate niet verzwakt, of hij was in daat , gelijk de voorvallen deezes tijds daar van dandhoudende blijken opleveren , nog veel uittevoeren. Het Krijgsvolk, 't welk hij in de Ne¬ derlanden op de been hieldt, onder den Eed van trouwe aan hem dondt, op 't wenken zijner oogen vloog, en gunde droeg aan hem en zijnen Zoon, fcheeii O) E. de Veer Chron. f. 95. uc. Gounn. bl. 133. Cf) Goudhoven,bl.618. Pont.IIeut. Rer.Aujlriac. Lib. XIII. p. 604. Chron. van Gron. bl. 69. (§) Zie hier over in 't breede Robertson Hijl. van Carel den F, V. Deel, bl. 250 ,270. Caree de II. De dood vsn Maximiliaan van Buuren vermeerdert grootlijks het vermogenvan Willem den 1549- Carel de V. befluit, zijn Zoon Philips tot zijn Opvolger' te doen erkennen.  634 GESCHIEDENIS Carel' de II. fcheen een fchutsmuur ter beveiliginge van beider Magt. Maar door een verzuim , onvevfchooiielijk in een zo groot Vorst, hadt hij vergeeten,zijn Zoon te doen onderwijzen in de weetenfchap , voor een Prins onöntbeerelijk , de kennis van de geaartheid der onderfcheide Volken , over welken hij het bewind ftondt in handen te krijgen. Philips, in Spanje opgevoed, hieldt zich aan de taal en zeden der Spanjaarden, een Volk, haatlijk door bloedgierigheid en de wreedheden , in America gepleegd; de zagföartige Nederlanders, onder welken de Gemeente niet alleen , maar ook de Overheden , de ftrengheid in Geloofszaaken begonnen aftekeuren (*), hadden reden, om daar voor te dugten onder de regeering van een Vorst, in Spanje gewoon hetgewee- ten te prangen. Daarenboven mogt Carel, de V. fchroomen voor den invloed eeniger vermogende Nederlandfihe Heeren , die bij de Gemeente in blaakende gunst Honden. Naa zijnen dood zou de Heer Reinoud van Brederode , een Inbooreling des Lands, en een Afltammeling der oude Hollandfche Graaven, veelligt zijne eifchen doen gelden, endoor gunst der Gemeente, terwijl Philips zich in Spanje bevondt , dc Graaflijke Waardigheid verwerven, 't Was nauwlyks vijftien jaaren geleden , dat hij, wegens het aanneemen van 't Wapen van Holland, door den Keizer gevonnisd, zeer veel moeite hadt moeten aanwenden , om Brieven van vergiffenis te ver- (*) Velius, Hoorn, bl. 262.  der NEDERLANDEN. 635 Verwerven (*), De regten van Carel op Gelderland, Friesland, Utrecht, Ovcrijsfel en Groningen waren alleen die van Staatkunde en geweld. Zijn dood kon gemaklijk eene Staatsomwenteling ten gevolge hebben. Men voegt 'er bij, dat de Nederlan* den haare genegenheid gevestigd hadden op Maximiliaan , zijn Neef. Boven dit alles hoopte hij , den aart zijns Zoons kennende , dat deeze, met greetigheid , zijn plan , om de Ketterij uitterooijen, zou omhelzen, en met de daad volvoeren. Zo ras de jonge Prins te Brusfel gekomen was, kwam de Advokaat van Holland , van anderen vergezeld , hem ftaatlijk begroeten , en een , zeer bezwaarlijk bijééngebragt, gefchenk van vijftigduizend Philips-Guldens aanbieden (f). Naa in Braband, Vlaanderen, Henegouwen en Artols ingehuldigd te zijn, Bak Philips in Zeeland over, waar hij, te Reltnerswaale , voor aanfhauden Landvoogd begroet werd (§ ). De Staaten van Holland erkenden hem in die waardigheid te Dordrecht (**). Dit werd herhaald te Rotterdam , waar hij, te deezer gelegenheid, het Huis, in welk Erasmus gebooren werd, bezigtigde. Vervolgens vervoegde hij zich na Leyden, Flaarlem, Amfterdam, Utrecht, Deventer, Zut- C) Repert. der Plak. bl. 29, 30. (f) A. v. d. Goes Regift. op 'c jaar I549> BI. p — ifi. *?. op 'c jaar 1550, bl. 38,39. Rep. der Plak. bl.04. (§) Reigersb. II. D. bl. 494.495. (*•-) A. v.d. Goes Regift. op't jaar 1549, bl. 26 —3 r //. Deel. 2. Stuk. Z Carel de II. Philips voor Prins en NatuurlijkenHeer er. kend.  636 GESCHIEDENIS Carel beU. Zutphen, Arnhem, Nleuwmegen en Roermonde (*~). Jan van Lings ontving, in zijnen naam, de hulde der Friezen, Groningers en Drentenaars ( f). De gemelde Steden lieten, om ftrijd, hunne vreugde blijken, dooi hem, met veel ftaathe en feestgebaar, intehaalen , en te zijner blijde inkomfte aanzienlijke gefchenken te geeven'fj), Gelderland, onder anderen , boodt hem dertienduizend Goude Leliën aan. Dan, in 't bijzonder , verdienen onze opmerking de wederzijdfche Eeden van den Vorst en van de Landen. In Holland bezwoer hij niet alleen de Voorregten , door zijnen Vader en Grootvader bezwooren, maar ook alle de Privilegiën en Vrijheden, bij zijne Voorzaaten , Graaven en Gravinnen van Holland, hun verleend, en voorts hunne Gewoonten , Herkomen, Gebruiken en Regten getrouwlijk te zullen houden en doen onderhouden. Hij hadt te Leuven beloofd, geen Oorlog te zullen aanvaarden, dan met kennisfe der Staaten : niet te zullen munten, dan met gelijke kennis : niemand te zullen kiezen tot Raad in Braband , dan die in Braband ge. boo- (*) Pont. Heut. Rer. Auftriac. Lib. XIII. p. 600. Groot Utr. Plakaatb. I. D. bl. 33. Revii Davent. Lib. III. p 270 — 073. Groot Geld. Plakaatb. I. D. Pral. Santï. Cap. 36. 38. 41. 43. C+) E. Beningha Hifi. van Oostfriesl. IV. Boek, Cap. CLXXVI. en CLXXIX. bl. 796.797. Chron. van Gron, bl. 69. Pikart Chron. van Drente, bl. 220. (§) E. de Veer Chron. f. 95 enz. - * Bijzonderhedenten opziet e van het ontvingenvan de hulde der Landzaaten.  der NEDERLANDEN. Ö37 booren was (*) De Hollanders verklaarden, van hunnen kant, alle zijne Dienaaren en Officieren, elk naar behooren zijnen dienst doende , te zullen gehoorzaamen en bijltaan. Die van Zeeland zwoeren den Prins gehoorzaam te zullen zijn, als goede en getrouwe Onderzaaten , volgens de Regten en Privilegiën van den Lande (f). De Staaten van L7trecht bedienden zich van deeze gelegenheid , om hunne Voorregten en Vrijdommen te doen herleeven en bekragtigen, fchoon Carel de V. dit niet gedaan hadt. De Overijsfelfchen , zo zeer op hunne vrijheid gefield, lieten desgelijks hunne Voorregten, in den uitgeftrektften zin, bezweeren. De Gelderfchen bedongen, onder anderen, de bekragtiging van het Verdrag, te Venlo geflooten. In deezervoege werd Philips , overal, voor den Gebooren Landsheer of vermoedelijken Erfgenaam der Staaten zijns Vaders erkend. En , fchoon Carel de V. gezogt hadt, hem te doen aanneemen voor toekomenden Overften Heer (§), gelijk de laagkruipende Vleiers den Keizer zomtijds met dien tijtel vereerden (**), droegen de Staaten van alle Land- fchap- (*) Blijde inkomst van Philips , bij Mieris, Nederl. Porjlen, IIL D. bl. 222. (t) Gr.Plakaatb. IV. D. bl. 35. Boxh. oPReigbrsb. VU D. bl. 499. (§) A.v.d.Goes Regift. op'tjaar 1549, bl. 24. 25. en op 't jaar 1554, bl. 5. (**) J. de Hollander Memoir. p. 290. 338. 340/429. 437.351.455-463.4^ Z 2 Carel de II.  63S GESCHIEDENIS Carel de li. Eet Regt van Plaatsvullingvastgefteld. fchappen, als liefhebbers hunner Vrijheden, zorge, dat eene benaaming, zo zeer naar volfïrekte Oppermogenhcid fmaakende, geene gelegenheid mogt geeven, om dezelven te verkorten en te verwoeden, en noemden den Prins van Spanje enkel met de naamen van Geregtigen Gebooren Landsheer en Prins. Zulke wijze voorzorgen waren noodig ten opzigte van eerzugtige Vorflen , maar al tel dikwijls gewoon, misbruik van woorden te maaken. Zij wijzen ten baarblijklijkfien uit, dat de Verbintenisfen van den Vont als betrekkelijk en voorwaardelijk moeten aangemerkt worden. De Onderdaanen bedongen duidelijk , dat zij hem zouden gehoorzaamen, in zo verre hij de voorwaarden, op welken zij zich aan zijn gezag onderwierpen , niet fchonde. Hadt Philips deeze onderlinge verbintenis wel begreepen en doorgedagt, hij zou den opfland van een gedeelte des Volks niet gewettigd , of 't zelve tot het afïchudden van zijn dwinglandsch juk genoodzaakt hebben. Behalven deeze inhuldiging zijns Zoons tot aarftaanden Landsheer , wilde Carrl de V, als een ftandhoudende grondwet, vastgefteld hebben , dat de Nederlanden zamen verbonden bleeven, en door éénen Vorst geregeerd wierden : en , hoewel , in eenige Gewesten , het Regt van Reprefentantle of Plaatsvulling geen ftand greep , het zelve , ten opzigte van de Erfopvolging in de Regeering deezer Landen , plaats zou grijpen. Met betrekking tot Gelderland en Zutphen , verklaarde hij voluit , dat de Vrouwen in de Regeering over deeze Vorftendom- uicn  der NEDERLANDEN. 6& men mogten opvolgen (*). Met dit alles, waar in de Staaten moeiten bewilligen, bedoelde Carel de V. zeker niets anders, dan de Regeering der Nederlanden in zijn Stamhuis erflijk te maaken , en zijnen naaften Bloedverwant, wie hij ook ware , hem te doen opvolgen. Zommigen willen , dat hij, gelijk Carel de Stoute, ten oogmerk gehad hebbe , de Nederlanden tot een Koningrijk te maaken (f). Carel de V, die in Duitschland, niettegenftaande zijn onbegrensd gezag, den Hervormden, bij het Interim, eenige Vrijheden moest vergunnen , en door de voorverhaalde fchatting , deeze Landen \ meer of min , van 't Keizerrijk afgefcheiden hadt ' misfchien met oogmerk, om ze den weg aftefnijden, van dezelfde Voorregten te eifchen , of de toevlugt te neemen tot het Kamergeregt te Spiers, oordeelde thans den tijd gebooren, om de Ketterij, in deeze Gewesten, uitterooijen. Van alle 's Keizers Onderzaaten waren 'er, te deezer dagen , geenen, die meer affchriks hadden van de wreedheden der'vervolgingen om den Godsdienst, dan de Nederlanden. Met den uiterften wederzin zagen zij zich , de Roomsch-Catholijken niet uitgezonderd , verpligt, de bloedige bevelen des Vorften te volvoeren (§)' Cakel de V. vernieuwde eenPlakaat, bij 't welk hij (*) bozhorn Op reigersb. ü. d. bl. 495. scriver. Vervolg van 't Coudsch Chron. bl. 194. (t) Strada, Dec. L Lib, I. p. 3Ï. (§) Vzuns, Hoorn, bl. afo. Z , Carel de II. Vervolgingen. 155».  Carel m II. 64o GESCHIEDENIS hij het verblijf in de Nederlanden verboodt aan de Nieuwe Chrijienen. Met deezen naam benoemde men de zodanigen, die uit Portugal herwaards kwamen , dewijl de Koning van dar Rijk, ten dien tijde , een fcherp onderzoek liet doen op allen , die voorgaven, van het Joodendom tot den Christelijke» Godsdienst bekeerd te zijn, en, nogthans, voor heimhjke Jooden gehouden werden (*> Hij wekte den ijver der Geloofsönderzoekeren op, door hun teverpligten, om met ftrengheid de flrafdreigendc Wetten tegen de Hervormden te volvoeren, en beval, dat de Leengoederen van veroordeelde Ketteren verbeurd verklaard zouden zijn , onaangezien alle Privilegiën , Regten en Gewoonten (f> Paus Paulus de IIL zette dit bloed- en geldgierig werk aen, doorRuARD Tapper., een Enkhuizenaar, thans met het haatlijk Ampt van Opper-Inquifiteur der Nederlanden bekleed , tot het wel volvoeren daar van aantemoedigen (§). Het vuur der vervolginge ontftak hier op (**)• De Overheid van Antwerpen, thans de groote Koopmarkt van den Lande, weigerde het Plakaat op de Inquifuie aftekondigen. Alle Koophandel en Handwerk ftondt ftil. Velen der voornaamfte Kooplieden dreigden de Stad te verlaaten. Jacob Masius, Pen- (*) Repert. der Plaeaat. bl. 60, (+) Zie aldaar, bl. 63. (§) Zie aldaar, bl. 64. rf**) Brandt Hifi. der Ref. I. D. bl. 157 enz.  ©er NEDERLANDEN. 641 Penfionaris der Stad, fchilderde , in een wel opgefteld Vertoog, den fchrik, die het woord Inquifttie verwekte , en de rampzalige gevolgen, welke daar uit voor den Koophandel te dugten Ronden, met zo leevendige verwen af, dat 'er verzagting ten opzigte der buitenlandfche Kooplieden kwam. Men deedt, betuigde de Landvoogdesfe , de billijkheid der Bloedplakaaten verdeedigende, niets meer , dan de oude Kerklijke Wetten vorderden, om het Land te zuiveren van eenige Het doopers enSacramentarisfen: zij liet de haatlijke benaamingen van Inquifitie en ƒ«quiftteurs agter : zij werden Geestlijke Regters geheeten , die, onder deezen zagten naam , het zelfde volvoerden (*). In den fchoot des voorfpoeds begon de Keizer te 1 rusten. Hij geloofde , de Proteftanten te onderge- [ bragt te hebben. Dit te ligt oggevat vertrouwen be- 1 droog hem geweldig, 't Geen hun meest tegen hem 1 deedt opftaan, was de trots, met welken hij hun wederfpoed fcheen te befchimpen , door hunne geweezene Voorftanders, den Keurvorst van Saxen en den Landgraaf van Hesften, als Overwinnaar, met zich omtevoeren. Deeze opfland was zo onvoorzien als verfchriklijk. Hij wilde Octavio Farnese van het Hertogdom Parma berooven; doch Hendrik de II, Koning van Frankrijk, die den haat tegen het Huis van (*) Brandt Hifi. der Ref. I. D. bl. 160. 161. Viglii Epift. p. 348. Rep. der Plak. bl. 64. Fra Paolo Hifi. du Cone. de Treute, Liv. III. p. 556. Z + Carel, de II. Die van Antwerpen kanten zich aan tegen de afkondigingder Bloedplakaaten. Wederïpoed van Carel denV. in Duitschland.  64a GESCHIEDENIS CkUTX de II. t$Sh van Ooftenrijk van zijn Vader geërfd hadt, nam deeze gunftige gelegenheid greetig waar, om zich tegen den Keizer te verklaaren , en Octavio bijftand te verleenen. De vijandlijkheden begonnen in Italië, doch werden van geen beflisfenden uitflag gevolgd (*). Dan Maurits , Overweldiger van Saxen, tot dus lang aan den Keizer verknogt, met verontwaardiging vervuld over het misbruik, 't geen Carel van de behaalde voordeden maakte , en het gevangen houden des Landgraafs, haalde, heimüjk, de Pretejlantfche Vorften over. Verzekerd van den bijftand des Konings van Frankrijk , die toen den buitengemeenen tijtel aannam van Befchermer der Vrijheden van Duitschland en deszelfs gevangen Virften, vertoonde hij , wat hij in zijn fchild voerde, en zo lang kunftig bedekt hadt. Door een talrijk Leger gevolgd, begaf hij zich na Infpruk, waar Garel de V. zich toen onthieldt, die, ten nauwen noode, hem ontkwam, door, te midden in den nagt, over de Alpen, de vlugt te neemen , en zich, (vart wege zijne jichtige geftehenisfe geene andere beweeging kunnende veelen ,} in een draagftoel, teVilach in Carithie te laaten brengen : in welken afgeleegen en ontoeganglijken oord hij zich nauwlijks veilig oordeelde. De Protejlanten vergaderden, in zegepraal, te Pas/au , en fchreeven den Keizer de Vredes-voorwaarden voor; hij moest de twee Vorst- lijke (*) Robertson Hifi. van Carel den V. V. Deel, blgo8.  dbr NEDERLANDEN. ö43 lijke Gevangenen ontdaan , het Interim affchaffen, en volkomene vrijheid van Godsdienstoefening vergunnen (*). Hendrik de II, een Vervolger der Ketters in zijn eigen Rijk, doch, uit Staatkunde , een Begunftiger der Proteftanten in Duitschland, was in het Verdrag van Pasftau geheel vergeeten. Carei de V, de handen nu in Duitschland ruim gekreegen hebbende , beloofde zich op den Franfchen Monarch te wreeken , en al zijne magt tegen hem te wenden. De Franfchen hadden ter zee den Koophandel der Nederlanderen groote afbreuk gedaan. Vijf Oorlogfchepen van 't Vlie, vijf onder Schagen , en vijf van Noorwegen namen verfcheide Koopvaardijschepen en Visfchers weg (f). Van vierentwintig groote Koopvaarders, die uit Zeeland na Spanje zeilden, vielen dus vijftien den Franfchen in handen: derzelver verlies werd op éénentwintig tonnen fchats begroot (§). Te Hamburg rustte men , voor Franfche rekening, Oorlogfchepen uit. Geweldige vrees was 'er, dat zij eene landing op Walcheren zouden doen: en het ontbrak aan Oorlogfchepen , om hun wederftand te bieden. Het meerendeel der Haringvisfchers verkoos liever de Visfcherij, voor dit jaar, te ftaaken, dan één Gulden van 't last te betaalen, wel- (*) Robertson Hifi. van Carel den F, V.Deel, bl. $17 enz. (t) A.v.d. Goes Rcgist. op't jaar 1552 , bl. 52.50, (§) Guicciard. de Reb. Belg. p. 179. Z5 DE II. Oorlog met Frank- 'ijk.  644 GESCHIEDENIS Carel de II. Onder Handgelden gevorderd. 1552. welken men vorderde tot befcherming der Visfcherije. Op de tijding , dat Hendrik de LL de Goederen van eenige Inwoonderen der Nederlanderen hadt doen aanhouden , werden hier alle Fr an fche Goederen verbeurd verklaard ; daaënboven kreegen alle Franfchen, die geen jaar lang ten deezen Lande vaste woonftede gehad hadden, bevel het Land te ruimen (*). De Staaten van Holland en Zeeland bewilligden, fchoon niet zonder veel tegenfpraaks , in eene Bede van tweemaal honderdduizend Guldens. Men heeft . opgemerkt, dat zij, op den gedaanen eisch, inbragten, nimmer meer dan één derde, van 't geen Braband leverde , tot eene Bede verftrekt te hebben, daar dit bijkans de helft beliep; doch de Landvoogdesfe toonde, hoe dat Holland alleen, zints den jaare MDXL, verfcheide reizen , de helft van Braband hadt gegeeven ; ja Holland , Zeeland en Westfriesland hadden , in den jaare MCCCCLX1I , zo veel als de Vlaamingen , en meer dan de Brabanders, gedraagen (f). Het Haardftedegeld werd vastgefteld, en die fchatting met zo veel ftrengheids ingevorderd , dat verfcheide Steden voor hunne onvermogende Inwoonders moehen betaalen: zelfs betrok men den Prins van Oranje en den Graaf van Hoorne in regten, om dat zij die betaaling weigerden. (*) A.v.d.Goes Regist. op 't jaar 1551 , bl. I —6. Rep. der Plahaat, bl. 68. (|) Zie aldaar op 't jaar 1752, bl. 2 42-  der. NEDERLANDEN. 645 den (*). — Men vergaderde, om een middel te beraamen tot het beveiligen der Haringvisfcherije, het voorleden jaar zo flap voortgezet, tot merkelijke fchade voor het Land. Eenigen wilden van Frankrijk Brieven van Vrijgeleide , als doorgaans getrouwlijk gehand gedaan, verzoeken. Doch, de Landvoogdes , verklaard hebbende, dat men den Koning van Frankrijk niet kon vertrouwen , deedt het befluit gelden, om acht Oorlogfchepen, tot beveiliging van de Haringvisfcherij, uitterusten , die, egter, niet konden beletten, dat de Vijand omtrent vijftig Haringbuizen wegnam (f). Eene nienwe belasting van twee ten honderd werd gelegd op alle Goederen, van het Westen ingevoerd, of derwaards gefcheept ; en men nam alle maatregelen , om de Kusten in ftaat van tegenweer te ftellen (§). De Veldtocht deezes jaars ging vergezeld van wreedheden en het neemen van wraak, alleen ftrekkende om de beide Partijen te verzwakken. Carel hadt Lotharingen en Champagne aan de verwoestingen van den, alles platbrandenden en afloopenden, van Rossem overgelaaten (**). Doch niets ging hem meer ter harte, dan het verlies van Mets, Toul en Verdun, door de Franfchen hem fchielijk ontweldigd. (*) Velius , Hoorn, bl. 264. A. v. d. Goes Regist. op 't jaar 1772,'bl. 29-31 en 40. (t) A.v.d. Goes Regist.op't jaar 1552,^.43 —— 61. (§) Zie het zelve, bl. 38 47. (**) Booms. Alkm. bl. is3. Careg »e II. Carel de V. Moot het hoofd teMetz.  Caritl de II. 646 GESCHIEDENIS digd. Hij ftelde al zijne bekwaamheid en list te werk, bragt eeneverbaazendeLegermagtopdebeen, welke hem , 'smaands, zes tonnen gouds kostte: deeze werd nog verfterkt door het aanzienlijk Leger Van Albrecht, Keurvorst van Brandenburg. Geheel Europa hieldt het oog gevestigd op deezen krijgstocht : fchoon dezelve één der rechtvaardigde Oorlogen was, ooit door den Keizer aangevangen , en, fchoon hij dikwijls zo gelukkig haagde inonregtvaardige overweldigingen, was hij genoodzaakt, de belegering van Mets , die zesenvijftig dagen geduurd en hem meer dan dertigduizend man gekost hadt, met fchande optebreeken. De Stad werd verdeedigd door de dapperheid en het beleid van Francois van Lotharingen, Hértog van Guife , en den Franfchen Adel, derwaards in menigte toegevloeid , om na krijgsroem te dingen. Men wil, dat Keizer Carel,. door zijne Legerhoofden gebeden, om het overfchot zijns Legers , door het fpoedig opbreeken van dit vrugtloos beleg, tefpaaren, zich deeze woorden liet ontvallen: De Fortuin is, naar ik befpeur, er>en alsde Frouwên szij fchenkt haare gunfien aan de Jeugd, en heeft weinig voor Grijze Hairen over. Hij verloor, daarenboven, Piombino in Italië , en de Kusten van Calabrie werden beftookt door Dagut , een Kweekeling van Barbarossa , door Soliman , tot onderfleuning des Konings van Frankrijk , gezonden. In deezervoege ftrekte het misbruik van vermogen , herkomhig uit de dronkenfehap des voorfpoeds, om den krijgsroem van Carel te bezwalken,  der NEDERLANDEN. 047 ken, en zijne heerschzugtige inzigten te verijdelen (*). Ondertusfchen wanhoopte hij niet, de gunst des Krijgsgeluks weder te zullen verwerven. Dan , op nieuw geld behoevende, befchreef hij, in Sprokkelmaand des jaars MDLIII, alle de Staaten der Nederlanden te Brusfel, om van elk hunner eene Rede te doen, gelijk, naar evenredigheid, gefchiedde: van Holland vorderde hij niet minder dan driemaal honderdduizend Guldens. Het ontbrak niet aan zwaarigheden tegen deezen eisch : zij zogten deeze fom te verminderen, en tevens te bedingen de affchaffing der belasting van twee ten honderd, vrije vaart westwaards, Visfcherij onder vrijgeleide , en het weeren der Vreemdelingen uit de Ampten. Dan zij moeiten in de Bede, eindelijk , bewilligen: als mede in eene van tweehonderdduizend Guldens , dat zelfde jaar hun voorgeflaagen (f). De kleine Steden,Rotterdam, Schoonhoven, Gornichem, Schiedam, Heusden, Vlaardingen , den Haag, Alkmaar, Hoorn, \ Enkhulzen, Edam, Monnikendam enTexel, geheel te onvrede over het draagen van zulke zwaardrukkende belastingen, zonder dat zij eenig zeggen hadden in het toedaan en de verdeeling, daar op gemaakt, leverden een Verzoekfchnft in, dat'er altoos Gemagtigden van vier kleine Steden op de Beden be- fchree» (*) Robertson Hifi. van Carel den F, VLD. bl. (t) A. v.d-Göes op't jaar 1553, bl. 4 43, «n op 't jaar 1554, bl. 1 i jp. Care!. ds II. Nieuwe Beden. Gefchil met de kleine Steden daar over.  648 GESCHIEDENIS Careu uk II. De Overijsfelfchenweigeren den Keizer. fchreeven mogten worden , om derzelver belangen voorteftaan. Het Verzoekfchrift werd beflooten met deeze , naar vrijlieid fmaakende , woorden : Dit doende, zal uwe Roomsch-Keizerlijke Majefteit wel doen. Het blijkt, dat zijne Majefteit, die reeds zo veel werks vondt, om het klein getal der Afgevaardigden van de Groote Steden overtehaalen , zich wagtte, om die zwaarigheid te vermeerderen. Een niets beduidend antwoord was alles , wat zij kree«en '(*). 't Viel den Keizer zo gemaklijk met, de moedige Overijsfelfchen te vrede te Hellen. Hij hadt, in de Nederlanden, alle de Daalders, niet in zijne Munte geflaagen, als mede den uitvoer van Goud- en Zilver-geld verbooden. De Staaten van Overijsfel kantten zich aan tegen het aankundigen van dit Befluit, in 't midden brengende, dat het inbreuk maakte op hunne Voorregten, en ftreedt met de voorwaarden , op welken zij zich aan den Keizer onderworpen hadden. Men bedagt vergeefsch allerlei middelen, om hunne weigering te verzetten. De Landvoogdes was , in 't volgende jaar , genoodzaakt te verklaaren, dat het in Overijsfel niet zou worden afgeleezen, en dat men, wat de Koopwaaren, die dit Gewest van buiten ontving, betrof, Geld buiten 's Lands zou mogen zenden: mits men het, nogthans, niet uitvoerde alleen gewins halve (f). Ca- (•) Req. Ac 1553, bij Brandt, Enkh. bl. 75 enz. (t) Rep. der Plak. bl. 74- ~R.vi.Dav. p. 275 &c.  der NEDERLANDEN. 649 Carel dé V. dagt, door wreedheden , de fchande zijns laatst ongelukkig afgeloopenen Veldtochts te kunnen uitwisfchen, en Frankrijk te vernederen. Naa het Vredeverdrag te Pas/au kon hij in Duitschland niets meer doen, en zogt zijne wraak op Frankrijk te koelen." De Stad Terouanne ftormenderhand vermeederd hebbende, was hij niet voldaan met het eislijk bloedbad, doorzijneSoldaatendaaraangerigt; hij deedt de geheele Stad verdelgen, zo dat 'er niets meer, dan de bloote naam, van is overgebleeven. Zijn Leger , aangevoerd door Emanuel Philibert van Savoye, berende Hesdin , 't welk moest bukken voor deezen Veldöverften , die hier de eerde proeve gaf van zijn krijgsbeleid, en, vervolgens, één der grootfte Veldheeren zijner Eeuwe werd! Deeze Stad onderging een zelfde lot als Terouanne] alleen is dezelve uit de asch verreezen, door het digten van Hesdinfert (*). Nog gedugter maakte zich Keizer Carel de V, ] daar zijne Staatzugt eene nieuwe loopbaan intradt! ' Door den vroegtijdigen dood van Eduard den VI, 1 in zijn zestiende jaar overleden, beklom Maria den ï Engelfchen Throon, ondanks alle de kuiperijen des v Hertogs van Northumberland , die, door de Kroon * op 't hoofd van Joanna Gray te willen zetten, niets anders uitwerkte , dan zijn eigen dood en dien deer ' zer jonge onfchuldige Prinfesfe. Nauwlijks was Keizer (•) Daniei; , Tom. VIII. p. 83 85. E. ns Vjse , Chron. f. 133. i CarB, de II. Vijandlijkhedenin deAfcderlanden^ Huwelijk ran Pm ups deII, net de Koningin ?an Engeland.  d5o GESCHIEDENIS Carel de II. zer Carel de V. van deeze omwenteling in Enge* land onderrigt, of hij zogt zich die gelegenheid ten nutte te maaken , om de Kroon van Engeland aan zijne andere Koningrijken te hegten , en ftelde zijn Zoon Philips, toen Weduwnaar, die uit zijneerfte Huwelijk met Maria , Prinfes van Portugal, maar een'Zoon, Don Carel, verwekt hadt, Maria ten Egtgenoot voor. De Koningin van Engeland, wonder in haar fchik met het voorüitzigt van den Erfgenaam des grootften Monarchs in Europa [tot Gemaal te ontvangen, en van die nauwere verééniging met de Familie haarer Moeder: als mede geftreeld door de verwagting, dat dit Huwelijk haar dekragtdaadiglie middelen zou verfchaffen , om den Roomfchen Godsdienst , toen in haar Rijk kwijnende, in den ouden luider te herdeden , luiflerde gaarne na dien Huwelijks voorflag. Philips , niet min van Staatzugt brandende dan zijn Vader , en nog geestdrijvender van aart, bewilligde gereed, om, opzijn zevenëntwiutigfte jaar, eene Egtgcnoote te neemen, die reeds achtendertig telde, ontbloot van alle perfoonlijke bevalligheid en zedelijke hoedanigheden, gefchikt om liefd£ te wekken enagtinginteboezemen. Staatzugt was hier alleen de drijfveer: en men wil, dat Carel de V, door dezelve gedreeven, indien Philips dit Huwelijk niet hadt willen aangaan , het befluit zou genomen hebben , om, niettegenftaande zijne hooge jaaren en veelvuldige zwakheden , zichzeiven tot Egtgenoot aan zijne Nigt Maria te gaan aanbieden. De  »er NEDERLANDEN 651 De Engelfchen waren zeer verre van deezen Huwïijksvoorflag met liet zelfde oog aan te zien als hunne Koningin, zij vreesden onder het haatlijk dwangjuk der Spaanfche overheerfching te zullen vervallen. Het Parlement deedt de fterkfte tegen verklaaringen, en 's Volks gevoelen bleek uit verfcheide fchriften, ftrekkcnde om de gevaarlijkfte gevolgen deezer verééniging aan te toonen, en het character van Philips, met de leelijkfte verwen, af te fchilderen. Maria gaf 'er geen agt op, cn wist een Parlement te beleggen, 't welk zich tegen haar Huwelijk niet verzette. Keizer Carel zondt een zeer ftaatlijk gezantfchap na Engeland, en liet in de Huwlijks voorwaarden alles zetten , wat (trekken zou om den Engelfchen genoegen te geeven. Zij kwamen hier op neder. „ Dat Philips , ftaande zijn Huwelijk „ met de Koninginiie, den tijtel zou voeren van „ Koning van Engeland; maar dat het bewind van „ zaaken, zo wel als de befchikking over alle In„ komsten, Ampten en Bedieningen van het Ko„ ningrijk, geheel en al in handen van de Konin„ ginne zouden verblijven: dat de Kinderen, uit dit „ Huwelijk te verwekken, niet alleen de Kroon van „ Engeland zouden erven, maar tevens in 't bezit „ gefield worden van het Hertogdom Bourgondie „ en de Nederlanden; dat, indien Prins Carel, „ de eenige zoon van Philips, uit een voorig Hu„ vvelijk, zonder Afltammelingen overleedt,als dan „ de Kinderen, door Philips bij Maria gewonnen, „ 't zij manlijk of vrouwlijk, Erfgenaamen zouden II Deel. 2. St. Aa 5J Wea- CAREi de El. Voorwaardendeezer EgtyerbincenlS'fe. 1554-  Ó5» GESCHIEDENIS Cv el de II. „ weezen van de Spaanfche Kroon, en van alle des „ Keizers Eiflijke Staaten; dat Philips, voor de „ voltrekking van het Huwelijk, plegtig zou zwee„ ren, geene Huisbedienden, dan onderhoorigen „ van de Koninginne, bij zich te willen houden, en „ geene Vreemdelingen in het Koningrijk brengen, „ bekwaam om den Engelfchen eenigen den minsten „ argwaan te geeven: dat hij geene verandering zou „ maaken in de Staatsgefteldheid of de Wetten van " Engeland; tet hij de Koningin, noch eenigen der " Kinderen, uit dit Huwelijk te fpruiten,buiten het , Koningrijk zou mogen voeren; dat,indien de Ko" n in gin, voor hem, zonder Afhammelin gen, ftierf, hij de Kroon onmiddelijk zou overlaaten aan den wettigen Erfgenaam, zonder zich eenig regt van Bewind, hoe genaamd, aan te iraatigen: dat „ Engeland, uit hoofde van dit Huwlijk , niet zou " gewikkeld worden in eenigen Oorlog tusfchen Frankrijk en Spanje; maar dat de verbintenistus" fchen Frankrijk en Engeland in volle kragt zou \ hand houden. —■ Maria zon ook alle de tij" tels den Koning haaren Gemaal toebehorende, " mog'en voeren. De Lijftogt der Koninginne werd " bepaald op zestig duizend Ponden van veertig " Grooten Vlaamfche munt'sjaarlijks: veertig dui" zend zouden haar uit Spanje, cn twintig duizend uit Braband, Vlaanderen, Henegouwen, Holland " en de andere Nederlanden worden aangeweezen". " Alle deeze voorbedingen, blijkbaar ingerigt om den Engelfchen te behaagen, deeden hunne vrees en argwaan  der NEDERLANDEN. 653 waan niet wijken: ja zij fcheenen eer gefchikt, om ze te vermeerderen: dewijl de gunstigheid derzelven Philips meer gelegenheid zou geven, om ze te lebenden, en Engeland, gelijk andere Landen, aan de Spaanfche Kroon 'gehegt, het ijzeren juk der Spaanfche Monarchij op den hals te leggen. Het bleef niet bij morrend misnoegen; Thomas Wyat verwekte eenen opfland, doch zijn aanflag mislukte; en deeze onbezonne pooging, om Maria's gezag te knakken, diende, om 't zelve te fiijven. Kon Engeland zich geen heil uit dit Huwelijk fpellen, de Nederlanden hadden ook verfcheide redenen, om 't zelve met een ongunstig oog te befchouwen. De voorwaarden verwekten bekommerlijke vooruitzigten. „ Zij zagen 'er uit", gelijk de groote Wagenaar te recht aanmerkt, „ dat het Ügtelijk „ gebeuren kon, dat dit Huwelijk hen onder de Re„ geering bragt van een Koning of Koninginne van „ Engeland. Ook konden, volgens deeze Huwelijks voorwaarden, de Nederlanden, die, zedert „ eenige jaaren, nauwer dan voorheen verbonden waren geweest, ligtlijk onder verfcheide Engelfche Prin„ fen en Prinfesfen verdeeld,en in verfcheiden brok„ ken vau een gefcheiden geworden zijn , 't welk de „ magt der bijzondere Leden van dit Lichaam, 't „ welk nu eerst eenig aanzien begon te krijgen, mer„ kelijk verzwakt zou hebben, 't Kon zelfs zo uit„ vallen, dat eene Engelfche Prinfes, de Neder* „ .landen geërfd hebbende, eenen Vreemdeling trouw}, de, en het Land dus geheel oader 'topperbewind Aa 2 „ vaa Carel de IJ. Zij f.naakten noch den Engelfchennoch den Neder, landeren.  654 GESCHIEDENIS Carel uk II. Het Huwelijkvan Philips voltrokken. „ van uitheemfchen bragt; want in de Huwelijks „ voorwaarden was alleen beraamd, dat de onder„ gefchikte Regeering der Landen aan geenen, dan „ aan Inboorelingen, vertrouwd moest worden. „ Voorts werden de Nederlanden hier wederom „ belast met de zorg voor een gedeelte des Lijf„ tochts eener Koninginne Weduwe, en, in zeker „ geval,ook voor denBruidfchatder KonïnglijkeKin„ deren.?' (") De bedagtzaamen in den Lande waren wel verre van over dit Huwelijk blijde te weezen. Dc Kooplieden alleen kreegen ftóffe van vreugde, en wonnen bij dit Huwelijk. Eene Maatfchappij van Duitfihe en Nederlandfche Kooplieden te Londen, bekend onder den naam van Stil/yard en de Duit fche Hanze, was, ten tijde van Eduard den VI, door het vernietigen haarer voorregten, zwaar gedrukt, en hadt, welke moeite de Landvoogdesfe ook mogt aanwenden, dezelve niet kunnen herkrijgen; eene Acle daar tegen was, in den beginne der Regeëringe van Maria, nog vernieuwd; dan, naa de bevestiging van haar Huwelijk, deedt zij deeze te niet.enfchonk dierMaatfchappije zelfs nieuwe voorregter. Philips, thans,behalven zijne andere tijtels, door zijnen Vader bekleed met die van Koning van Napels en Jerufalem, om hem daar door te meerder aanzicns, in 't oog der Engelfchen, bij te zetten, kwam in Engeland, voltrok het Huwelijk, en vierde (*) Wagenaar, Vaierl. Hifi. V. Deel bl. 355. 296.  der. NEDERLANDEN. 655 de zijn Bruiloft met groote plegtigheid. Hoewel hij zich, te midden van de Feestvreugde, niet kon ontdoen van zijne Spaanfche ernsthaftigheid en aangeboore trotsheid, of eenig bevallig en den Volke behangend voorkomen aanneemen, poogde hij nogthans, door milde gefchenken , den Adel te winnen. Engeland werd met den Roomfchen Stoel bevredigd, en de Roomsch Catholijke Eerdienst met alle deszelfsKerkplegiigheden herfteld. De wetten van Eduard den VI, ten voordeele der Hervorminge ingetrokken en herroepen, Relden de Proteftanten bloot aan den vervolgzugtigen ijver van Maria, die met losgelaate vinnigheid woedde, en tot zulk een uiterflen voortholde, dat Philips een Character aannam, hem niet zeer eigen, naamlijk, dat van r* naatigdheid en bezaadigdheid: doch te vergeeffch zogt hij de genegenheid te winnen van een Volk verbitterd over de gruwzaame wreedheden der Konin! ginne: het wantrouwde alle zijne betuigingen, tegen de vervolging in geloofszaaken. In 't einde haat lijk geworden in 't oog des geheelen Volks, 't geen hem alleen den Man der Koninginne noemde, en in openbaare fchimpfchriften, op zijne onkuischhêid fmaalde, verliet hij,,naa ruim één jaar verblijfsin geland, dat Rijk:dewijl hij geen hoop hadt,om Kinderen bij Maria te verwekken, het hoofdbedoelde van dit ftaatkundig Huwelijk. Terwijl de Keizer al zijn aandagt gevestigd hieldt op de Echtverbintenis zijns zoons in Engeland, verzuimde de Koning van Frankrijk niets , om door Aa 3 krijgs- Carel de ii. De Franfchenopenen den veldtocht.  tS6 GESCHIEDENIS Scheepftrijd tus fchen dc Franfchen en Nederlanders. krijgstoerustingen zich in ftaat te Hellen , tot het doen van afbreuke aan die meerderheid, welke zijn vijand verkreegen hadt, door een Huwelijk, 't geen hem mislukt was, te weeren. De Franfche krijgsbenden openden den veldtocht in de Nederlanden. Artols deelde diep in de rampen des oorlogs: zij bemagtigden Chimai, Marienborg, Bouvines, Dthant, benevens verfcheide andere plaatzen. De veldflag, •welken zij op den Keizer wonnen voor Renti, en dien zij rcMariano in Balie verlooren, beflisten niets. De Keizer ftondt op 't punt, om Metz door list in handen te krijgen. De foldaaten, in 't gewaad van Franciskaaner Monmken daarbinnen gelaaten, en onder voorwendzel van het Algemeen Capittel te houden, werden ontdekt, en de Kloostervoogd, de beraamer van 't verraad, leedt, met de Medcpligtïgeu, de ftrafFe zijner trouwloosheid, terwijl de Keizerlijke bende, op Metz aantrekkende, in den waan van deirweg gebaand te zullen vinden, in's vijands hin- deriaage viel (*)• Een vinnige fcheepftrijd werd ten dien tijde ge- vogten. In 't voorgaande jaar was men bedagt geweest, om de Koopmanfchappen in wel gewapende oorlogfchepen te voeren. Eene Vloot van twee en twintig Nederlandse Schepen, dus toegerust, Kwam rijk gelaadeuitó>«/*te rug. Negentien Franfche Oorlogfchepen van Dieppe, vergezeld van zes Fre- (*) Robert»on Hifi. van Carel den V. VI. D. bl. 5° 87. Carel Dï, II.  der NEDERLANDEN. 657 Fregatten, ontdekte tusfchen Douvres en Caldis, deeze Vloot, en, door hoop op buit aangezet, maakten zij 'er jagt op, fchoon de Nederlanders, cm de kostbaare vragt niet in de waagfchaal te Hellen, het gevegt poogden te ontzeilen, en alleen van verre een fchutgevaarte te houden. Doch dit belette niet, dat vijftien Franfche Schepen een gelijk getal hunner aan boord klampten. De ftrijd werd heftig en bloedig; dezelve duurde van negen uuren 's morgens tot drie uuren naa den middag. De Franfchen, fchoon, in getal van manfehap, verre de overhand hebbende, konden niet op tegen de afgerigtheid AexNederlanderen, die ook het voordeel hadden van veel groorer en fterker fchepen, en,ondanks een ililftand van wapenen, van de Franfche zijde voorgeflagen, met vegten aanhielden. Ongerijmd en ongelooflijk is , het geen men 'er bij verhaalt, dat de Franfchen den brand in hunne eigene zeilen flaaken, om dus de onzen tot het ophouden van 't gevegt te dwingen, als mede dat de Nederlanders, uit wanhoop, vuur in hun eigen kruid wierpen, 't Is veel natuurlijker te denken, dat, bij zulk aan boord klampen en heftig fchieten, de vlam in de eene en de andere Vloot de overhand kreeg:Het voortloopen daarvan, en de fchrik voor een allereislijkften dood, deedt veelen in zee fpringen, om op nog onaangeftooke fchepen van vriend of vijand lijf berging te zoeken, welke zij ook vonden. De Franfchen, ontdekkende, dat zij op eenige fchepen de fterkften waren , overmeesterden ze, en bragten 'er vijf te Dieppe op. Zes Aa 4 fche- Carel de II.  653 GESCHIEDENIS Carel be II. Vervolg des Oorlogs. 1555- fchepen hadden de onzen door den brand verboreni en de Franfchen daar door een gelijk getal; en één hunner was in den grond gefchooten. Elke Partij verzekert, niet meer dan driehonderd man verlooren te hebben, en begroot het verlies zijns vijands op duizend. De Thou , van dit voordeel der Franfchen fpreekende, noemt het, en met rede, een droevige en fchadelijke overwinning- (*) De Keizerfchcn en de Franfchen putten elkander, door den oorlog, uit. Holland bewilligde, dit jaar, in twee buitengewoone Beden, met elkander viermaal honderd duizend beloopende. Zij merkten aan, dat het Land reeds met een fchuld van meer dan vier honderd en tachtig duizend guldens belast was, welker jaarlijkfche Renten ruim zeven en veertig duizend guldens bedroegen, In 't volgend jaar,perste men den Landzaaten nogmaals,in twee keeren,vier honderd duizend guldens , als eene buitengewoone Bede, af. (t) Welke opeengehoopte belastingen! Klagten, daar tegen was men gewoon te hooren, en even zeer gewoon ze niet aan te neemen. Vrugtloos liep eene Vredehandeling af. De belangen der ftrijdende Partijen verfchilden te veel, om overééngebragt te kunnen worden. De vijandlijkheden begonnen op nieuw. Willem , Prins van O- ranjs (*) Rep. de Plak. bl. 71. Thuan Lib. XVI. p. 403. E. de Veer, f. 128. Velius, Htorn, bl. 265. (f) A.V. d. Goes, Regift. op 't jaar 1554- bl. 1-29Op't jaar I55S'bl'2'*7'  'der NEDERLANDEN. 6$) ranje, opende den Veldtocht, viel in Picardye , en verfloeg de Leenmanfchap van Frankrijk , die het Heir wederftand boodt. Dan de Pest, in 'tKeizerlijk Leger gekomen, veroorzaakte eene deerlijke verwoelting. Zij fleepte , onder anderen , ten grave den berugten Maarten van Rossem, die den naam van een Krijgsheld verdiende, fchoon hij dikwijls de menschlijkheid vergat (*). Alleen om te krijgen, vegteude, diende hij thans onder den Keizer , naa langen tijd den fchrik der Keizerfchen geweest te hebben: menigvoud herhaalde hij het wreed zeggen: Branden en blaaken is het heerlijkst van den Oorlog! j De Keizer , den Vrede in Duitschland bevestigd ziende, door de bepaalingen , ten opzigte van de Godsdienstoefening der Roomsch - Catholijken en Proteftanten, op den Rijksdag te Augsburg , deedt de geheele Wereld verbaasd ftaan. Zints eenigen tijd, hadt hij een ontwerp gefmeed, om, in eenen afgezonderden ftaat, eene rust te vinden , welke de Staatszugt op den Throon hem weigerde. Meermaals gaf hij deezen zijnen toeleg te verftaan. Steeds 'er op uit, om alle de Ooftenrijkftche bezittingen onder één Hoofd veréénigd te zien, hadt hij verfcheide keeren Ferdinand , Roomsch ■ Koning , tragten overtehaalen, om alle zijne regten op het Keizerrijk aan Philips afteftaan. Deeze poogingen vergeefsch vinCO E. de Veer Chron. f. 131. Daniël , Tom. VIII. p. 121. 124. Aa 5 Carfl de II. Beweegreden van Carel den V, om van het bewind afteftaan.  66o GESCHIEDENIS Carel be II. vindende, en ziende, dat bij, wel verre van het galuk zijns Zoons , door het Huwelijk met de Koninginne van Engeland, te bevorderen, hem aan debefpotting eens geheeleu Volksblootgefield hadt,werdt hij, zo eenigen willen, teraade, hem de Oppermagt over de Nederlanden overtedraagen , en dus te ont- zaglijker te maaken. Anderen beweeren , dat hij, op 't ontdekken, hoe die Zoon openlijk en met weinig befcheidenheids eischte, deel te hebben aan 't bewind der zaake in de Nederlanden, lieverbefloot, daar van afftand te doen , dan tot uiterften te komen, welken altoos eenen Vader fmertlijk vallen. — Men voegt 'er bij, dat het denkbeeld van Rome aan de plunderzugt ten beste gegeeven en de Paus gehangen genomen te hebben , als mede de afkondiging van het Interim, en zijnfc verbintenis met Hendrik den VIII, buiten twijffel , ook de herinnering van zijne andere misdrijven , wreed- en trouwloosheden hem geduurig voor den geest zweefden , en met fchroom voor het regtvaardig oordeel van God vervulden. Naa het draagen van de Kroonen deezer Aarde, vreesde hij die des Hemels te zullen derven. Misfchien dugtte hij ook , met zo veele Ketteren, hier op de wereld door hem ten vuure verweezen, in de Helle te zullen branden. Om dit alles te ontgaan, oordeelde hij best , de weinigejaarenleevens, die hem nog te wagten Honden , in boete doortebrengen. 't Is geenzins onmogelijk, dat alle deeze beweegreden iets toebragten , om den Keizer tot zulk een be-  der NEDERLANDEN. CSi befluit aantezetten ; doch de waarfchijnlijkfte reden van deezen vreemden Rap fchijnt men te moeten zoeken in 't verval zijner gezondheid en kragten. De knaagende Jichtpijnen, welken hem, bij vlaagen, heftig aanvielen, en allengskens toenaamen, hadden zijn gehel geheel uitgemergeld en oud doen worden, fchoon hij maar zesenvijftig jaaren bereikt hadt: zijne geestvermogens namen ook zeer af, en hij vondt zich buiten haat, om eenigen tijd ingefpannen te denken. Het befiuur zijner zaaken en Koningrijken drukte hem als een ondraaglijke last: en,langen tijd gewoon, met eigen oog, aandagtig te letten op alle de deelen des bewinds, en alles naar eigen oordeel te beraamen , zag hij zich nu genoodzaakt, dit zijnen Staatsdienaaren overtelaaten , en fchreef de ongelukken, welken hem, zints eenigen tijd, bejegenden , aan hunne onbekwaamheid toe: en ging hem vrees aan, dat de Fortuin langs hoe meer hem den rug zou keeren: hij oordeelde het daarom beter, zijne zwakheden, elders, in eene afzondering te verbergen , dan dezelven der wereld te vertoonen, en zijnen verworven roem te ontluiheren, door metfchande een Schepter te houden, dien, jaaren lang, niet alleen Europa, maar ook andere Werelddeelen, met ontzag aanfchouwden. Van wereldlijke eere was hij, tot zatheid toe, verzadigd, en wilde deeze zijnen Zoon overlaaten, dien hij uit Engeland opöntboodt, welk Rijk hij gaarne verliet, dewijl het Volk hem, op de gemelde fchampere wijze , hoonde, en de Koninginne geene aantreklijkheden altoos bezat, om Careb de II.  662 GESCHIEDENIS Carel pe II. Plegtige afltand der Neder landen aan Philips. om hem te houden, maar veeleer, door haare toenecmende geemelijüheid, hem van haar wendig maakte. Philips te Brusfel gekomen zijnde, riep Carel re V. de Staaten der Nederlanden, op den vijfëntwintigften van Wijnmaand, daar bijéén, en, om aan deeze zijne Iaatfte verrigting eene ftaatlijkheid bijtezetten, die eenen diepen indruk maakte op de gemoederen der Landzaaten en het hart zijns Opvolgers , plaatfte hij zich in den Stoel van Staat, omringd door een ftoet van Prinsfen en Prinfesfcn, Edelen , Grooten en Ridderen van het Gulden Vlies, 't Grootmeefterfchap van welke Orde , dus lang door hem bekleed, hij aan zijnen Zoon, in deeerfteplaats,, opdroeg, en daar mede dit aanzienlijk tooneel opende. Philibert van Brusfel, Lid des Raads van Staate, ontvouwde hierop 's Keizers oogmerk van de Overdragt deezer Landen. Hij hadt nog niet uitgefprooken, wanneer de Vorst zich van zijnen Stoel opbeurde, en, uit hoofde van zwakheid, op den fchouder van Willem, Prins van Oranje'', leunende, met een papier in de hand, ter onderheuninge van zijn geheugen , een meer deftig dan grootfpraakig verflag deedt van 't geen hij ondernomen en uitgevoerd hadt, zints het begin zijner regeëringe tot heden. Hij herinnerde hun, hoe hij, van zijn zeventiende jaar af, al de zorg des bewinds op zich genomen, zo in Vrede- als in Oorlogstijden, negen tochten na Duitschland, zes na Spanje , vier na Frankrijk, zeven na Italië, tien na de Nederlanden, twee na Engeland, even zo veel na Africa, en elf rei.  der NEDERLANDEN. 60% reizen overzee gedaan hadt; hoe veeje Oorlogen door hem ondernomen en gevoerd, hoe veele overwinningen door hem behaald,hoe veele Vrede-en VriendfchapsVerbonden door hem geflooten waren. En voer hij, tot de groote zaak komende , in deezervoege voort: „ Het eenig einde van alle mijne poogingen „ is altoos geweest de befcherming van den Gods» dienst en van den Staat. Dit heb ik, zo lang mij„ ne gezondheid zulks gehengde, met Gods hulpe, „ zo zeer beijverd, dat het den Vijand alleen finer„ ten kan, dat Carel geleefd en geheerscht heeft. „ Doch, nu mij de kragten en het leeven zelf bijna „ begint te begeeven, gaat mij de welfland mijner „ Onderzaaten meer ter harte, dan de lust om tere„ geeren : in de plaats van een Oud Man, die het „ gebruik zijner leden mist, en met den eenen voet „ in't graf gaat, (lel ik nu een' jongen , wakkeren en „ kloekmoedigen Vorst, en ik wil u, uit den grond „ mijner ziele, gebeden hebben, dat gij, en alle de „ Landzaaten,hem gehoorzaam, onderling ééndiag„ tig,en in de waare Leer flandvastig zijt; en dat gij „ 't mij ten goede houdt, bijaldien ik, in het zorgen „ voor uwen welftand, ten eenigen tijde, misgetast „ heb. Mij aangaande , ik wil uwe trouw en ge„ hoorzaamheid, bij Gode, wien ik, in den konen „ tijd, die mij nog overfchiet, denk re leeven , al„ toos ten goede.gedenken." Naa deeze harflijke aanfpraak, wendde hij zich tot zijn Zoon, de volgende, niet min nadruklijke , taal voerende „ Indien het bezit deezer Landen, door j, mijn Carel de II.  664 GESCHIEDENIS Carel be II. „ mijn dood, aan u gekomen ware, zou ik gewis, „ om het agterlaaten vaneen zo aanzienlijk, endoor „ mij zo zeer vermeerderd, Erfgoed, iets bij u ver„ diend hebben. Doch, nu ik deeze Erfenisfe niet „ uit noodzaaklijkheid , maar uit vrije keuze , na„ laat, nu ik vroeg verkies te nerven, op dat gij zo „ veel te vroeger aan 't bezit komen zoudt , vorder „ ik met "regt, dat gij alles, wat gij hierom meer aan „ mij verfchuldigd zijt, met zo veel te meer zorg ,', en liefde jegens de Ingezetenen deezer Landen betaalt. Andere Vorften verheugen zich, om dat zij „ hunnen Zoonen het leeven gefchonken hebben, en „ het Gebied zullen fchenken. Ik heb deeze dub„ bele vreugde heden willen fmaaken, en u zo wel „ door mij zien regeeren als leeven. Weinigen zul„ len dit mijn voorbeeld naavolgen ; gelijk ik zelf „ hier in, van de vroeghe tijden af, nauwhjks dén „ voorbeeld had. Doch men zal mijn befluit eerst prijzen, als men ziet, dat gij 't uwaardig maakt. „ En dit zult gij doen, als gij de Wijsheid , welke „ gij tot hier toe bemind hebt , als gij de Vreeze Gods en den Catholijken Godsdienst, de rechte „ zuilen der Regeëringe, ftanivastig blijft aanklee„ ven. Eén ding heb ik 'er flegts bytevoegen, den " Almagtigen, naamlijk, te bidden, dat Hij u eenen „ Zoongeeve, wien gij het Gebied afflaan kunt, „ maar niet behoeft aftehaan." Men moet bekennen, dat Keizer Carel zich nauwhjks ooit zo groot vertoonde, als bij dit afleggen van wereldlijke grootheid. Philips viel op de écne knie, en,  der NEDERLANDEN. 6Ö5 en, de hand zijns ,door vermoeienis nedergezegen, Vaders teder gekust hebbende, verzogt hij diens zegen, hem bedankende voor zijne onvoorbeeldige goedheid in deeze overgifte. Dit aandoenlijk tooneel deedt den Keizer, zijn Zoon , en alle de aanfchouwers, door veelerlei gemoedsbeweegingen vervoerd , een vloed van traanen fchreijen. Philips , opgereezen, wendde zich tot de Vergadering der Staaten , en, met een vriendelijk gelaad , verfchooning verzogt hebbende, wegens zijne onbedreevenheid , om zich op eene voeglijke wijze in de Vlaamfche taaie , bij zulk eene plegtige gelegenheid, te uiten, deedt Antoni de Perrenot, Bisfchop van Atrecht, in zijnen naam, eene welfpreekende aanfpraak , vol van de vuurigfte dankbetuigingen des Konings aan zijnen Vader, ende lTerkfie verzekeringen van diens liefde tot de Landzaaten. Jacob Maas , Penfionaris van Antwerpen, beantwoordde dezelve zo deftig als cierlijk, der Staaten trouw en aankleeving aan hunnen nieuwen Vorst op 't klemmendst verzekerende. Maria befloot deeze hoogstftaatlijke zamenkomst met het nederleggen van de Landvoogdijfchap , nu vijfentwintig jaaren door haar bekleed (*). 's Volgenden daags vergaderden de Staaten , om hunnen nieuwen Landsheere hulde te doen. Philips be- (*) Robertson, Hifi. van Carel den V. VI. Deel, bl. iai enz. Godlev. Relatie abdicationh Carol. V. apud Goldast. Polit. hnp. p, 377. Strada de Rello Belgico, Lib. I. p. 5. Caree de II.  666 GESCHIEDENIS Carel de II- Philips doét den Eed, en ontvangt hulde. bekragtigde den Eed bij zijne inhuldiging , in den jaare MDXLIX. gedaan , waaröp de Staaten hem desgelijks zwoeren. DeAdvokaat van der Goes voerde het woord, cn verklaarde Philips, uit naam der Staaten van Holland, dat zij hem voor hunnen Natuurlijken Heer en Prins aannamen, hem bedankende, dat hij hun wel voor zijne Subjecten en Onclerzaaten hadt gelieven aanteneemen (*). Opmerkenswaardig is het , dat de Afgevaardigden van Ft lesfond, ten teken hunner oude vrijheid, den Eed Haande deeden, terwijl alle anderen, op hunne knie geboogen, denzcJven aflagen, 's Keizers Zegels werden , vervolgens, verbrooken, en nieuwen , met 's Konings naam en tijtels , in ftede vervaardigd. Alle Raaden der Geregtshoven en andere Amptenaars bleeven in hunnen dienst , hem hunne Lastbrieven toezendende, en anderen ontvangende ,[daar zij hem, opnieuw, den Eed deeden (f) ■ Die van O- verijsfel hadden volftrekt geweigerd , Afgevaardigden te zenden, beweerende , dat die plegtigheid in hun Landfchap moet gefchieden Het liep tot in Wintermaand des jaars MDLXVI, eer zij hulde beweezen aan hunnen Stadhouder, die hun, in den naam van Philips, ontving: zij hadden de bewaaring hunner R\e 55» (t) Rep. der Plak. bl. 79 - 81. (§) Rev. Dav. p. 307. 310.  der NEDERLANDEN. 667 Volgens het berigt der meefte Gefchiedfchrijveren , droeg Keizer Carel de V, in Louwmaand desjaars MDLVI, aan zijnen Zoon de Kroonen van Spanje en America over, in eene niet min fiaatlijke Vergadering, en behieldt voor zich, van alle zijne fcbatten, niet meer dan een jaarlijks inkomen van honderdduizend Kroonen (*). Hij fcheen de ijdelheid der aardfche grootheid door en door te zien. De ondervinding hadt hem, buiten twijffel, geleeraard, dat zo wijdüitgeflrekte Staaten, zo ver van een gelegen , bewoond door Volken van zo wijdverfchillende Charaéters en onderfcheide Staatsbefhiuren, meer luiftets dan kragts, meer belemmenngs dan voldoenings gaven, en dat men, om ze naar eisch te beheeren, meer dan een Menfch moest weezen. Ondeftusfchen kon hij (_ hoe onbeftaanbaar handelt men dikwijls met zichzelven!) de zugt , welke hem altoos bezielde, om in zijn Huis eene algemeene Monarchij opteregten, niet uitdooven , hegtte als nog aan den hoogen Raat het denkbeeld van 't hoogst geluk , en zogt zijnen Zoon een' last op de fchouderen te leggen, onder welken hij zelve bezweek. Hij vernieuwde bij Ferdinand de dringendrte aanzoeken, om deezen te beweegen, dat hij zijne Regten Philips overgave ; doch , alle zijne poogingen vrugtloos vindende, befloot hij, zijnen Broeder niet alleen den tijtel van Roomsch-Koning te laaten, maar hem rien (*) Robertson Hifi. van Carel den F. VI. Deel, bï. 134- JI.Deel.t.St. Bb Carel de II. Carel de V. ftaat Spanje en het Keizerrijk af.  663 GESCHIEDENIS Carel de II. Carel de V. vertrekt na Spanje. dien van Èti*er desgelijks afteftaan. Dus kon hij niet beletten, dat de magt van 't Huis van Ooftemijk zich in twee takken verdeelde. De Brieven hier van zijn te Zeeburg of Rammekens in Zeeland gedagtekend. De Prins van Oranje kreeg last, om de Keizerlijke Kroon en Schepter naa Duitschland overtebrengen, welken hij ongaarne volvoerde. De Duitfchers weigerden, in 't eerst, zich aan die overgifte te onderwerpen: en alle Rijkspapieren werden in den naam van Carel den V. afgegeeven, tot het jaar van zijnen dood (*)- Carel de V, wel vergenoegd, dat hij te Faucelles een Beftand voor vijf jaaren met Frankrijk gefloten, en daar door Europa, zo langen tijd in de wapenen gehouden, den Vrede bezorgd hadt (f) , bleef in de Nederlanden tot den vijftienden van Herfstmaand des jaars MDLVI. Met eene aanzienlijke Vloote ging hij van Rammekens onderzeil, en landde, naa eene gelukkige reis van elf dagen, XeLare. do in Blscaije. Voet aan land zettende, kustte hij den grond, onder het uitboezemeu deezer woorden: Naakt ben ik uit den buik mijner Moeder gekomen, naakt keer ik tot u , 6 gemeene Moeder der Menfchen, weder! Verfteld over het gering getal van Edelen , 't welk hem kwam verwellekomen, ontdekte hij klaar, dat hij geen Monarch meer was. Hij ff) Robertson, Hifi. van Carel den F. VI. Deel, bl. Ï52 190. (X) Zie aldaar , bl. 137 enz.  Der NEDERLAND EN. 6ó> Hij voelde dit nog treffender, Wanneer hij te Burgos zich eenige weeken moest ophouden, om te wagten na de betaaling van de eerde helft des Jaargelds , 't geen zijn Zoon niet op den tijd bezorgde. Hierover liet hij zijne verwondering en misnoegdheid blijken, waar uit men afneemt, dat hij berouw gehad hebbe Wegens den gedaanen afftand: ook willen zommigen, dat Philips den Cardinaal Granvelle , hem, bij zekere gelegenheid , den dag, op welken Carel hem de Heerfchappij hadt afgeftaan , herinnerende , zou te gemoet gevoerd hebben : Dit was ook de dag , op welken hij van zijnen afjland berouw gehad heeft! Wat hier ook van zijn moge, Carel de V. begaf zich , eindelijk , na het Kloofter van St. Joost , in Ejlremadura, werwaards hij reeds een Bouwmeefter voorüit gezonden hadt , om hem een eenvoudig en gemakhjk verblijf, van 't welk hij zelve het plan maakte, te vervaardigen. In deeze nederige wooning vergat hij alle aardfche grootheid, en leefde zo afgefcheiden van de Wereld, dat hij zijnenHuisgenooten verboodt, hem eenig bengt te geeven van 'tgeen 'er in omging. Hij fleer zijn tijd met paardrijden , met in zijn tuin Planten te kweeken , en, door een bekwaam Kunhenaar geholpen, ftukken van Werktuigkunde te vervaardigen : hier in eene geestneuing, hem altoos bijzonder eigen, opvolgende. Zij maakten werktuigkundige Beelden, die de beweeging der Menfchen zeer natuurlijk nabootften , en de domme Monniken verfteld deeden haan, ja hun in 't vermoeden bragten, dat Carel enToRRUNO gemeenfchap Bb a met Care! de II. . Zijn afgezonderdleeven.  êjo GESCHIEDENIS de II. Carel de V.'fterft. met den Duivel hadden. Inzonderheid hielden zij zich bezig met het zamenftellen van Uurwerken: en Carel , naa veelvuldig herhaalde proeven , bevonden hebbende, dat hij 'er geen twee kon maaken, die volmaakt gelijk liepen, kon zich niet wederhouden, met eene vereenigde aandoening van verwondering en leedweezen , over zijne eigene dwaasheid, aan te merken, hoe veel tijds en zorge hij vrugtloos hadt aangewend, om het Menschdom tot eene volkomene gelijkheid van gevoelens, omtrent afgetrokkcne en geheimzinnige Leerftelliugen van den Godsdienst , te brengen. in 'c eerst herftelde zijne levenswijze zijne gezondheid eenigermaate; doch de fomberheid van het Kiooster-leeven, en het waarneemen van de godsdienstoefeningen der Monniken , hadt vervolgens eene nadeelige uitwerking op zijn lichaams en geestgeheltenisfe: hij gaf zich aan de kinderachtigfte bijgeloovigheden over. Om boete, wegens zijne zonden te doen, kaftijdde hij zich heimelijk zo ftreng en fterk, dat de zweepkoord, welke hij ten dien einde gebruikte, naa zijn dood, rood van bloed gevonden is. Eindelijk kreeg hij in den zin, eene ongehoorde daad van vroomheid, of liever dweeperije, hier in behaande, dat hij zijn Lijkdienst, terwijl hij nog leefde, liet vieren, en alles, behalven het begraaven, aan zich deedt verrigten. Daags naa deeze voltreurige plegtigheid,bij welke hij de gebeden voor de rust zijner ziele mede uitftortte, werd hij aangetast door eene hevige koorts, die dit fpel in ernst ver-  der NEDERLANDEN. 6>r veranderde, en hem op den eenentwintigden van Herfstmaand des jaars MDLVI1I. wegrukte, in den ouderdom van achtenvijftig jaaren, zes maanden en vijfentwintig dagen. Het is zeer twijfelagtig, dat hij, gelijk eenigen willen, in de gevoelens van Luther zou geftorven weezen , althans niet overeen te brengen, met. het geen anderen beweeren, dat hij eenen toeleg hadt om Paus te worden , en het Pausfchap in zijn Huis erffijk te verkl&aren (*). Carel de V. overtrof alle de Vorften zijns tijds in Staatkundige bekwaamheden, en behoefde voor geen hunner in krijgskunde te zwigten, Hij was, niet minder dan zijn goed geluk, de Bewerker van zijn voorfpoed, en van de eerste rol, welke hij geduurende den geheelen tijd zijner Regeëringe in Europa fpeelde. Nimmer wist een Vorst zo goed zich van de omftandigheden te bedienen, en die zelfs te doen voortkomen; hij Rak uit in Menschkunde, in het wikken hunner verdiensten, en 'er zich, tot'bereiking zijner oogmerken, van te bedienen; hij drong door in de geaartheid der onderfcheide Volken, over welken hij het bewind voerde, en fchikte zijne handelingen naar hun characler. Verfcheide keeren deedt hij aanflagen op de Vrijheden der Friezen en Overysfelfchen; doch zo ras hij gevaar ontdekte, in het Rerk dringen dier fiere Landzaaten, fchikte hij zich, met zijne gewoone voorzigtigheid, naar de tijdsom- ftan- C) Robertson Hifi. van Carel den V. VI. Deel, bl. 154- &c. 217. enz. Bayle Diaion. her.. Charlej Qwht. Bb 3 Carel de Ut Zijn Charafter.  67a GESCHIEDENIS Carel de II. Handigheden. Meest altoos gebruikte hij gemaatigdheid omtrent de Volken, hem onderworpen, en men mag, over't algemeen, zeggen, dat Friesland, Ovtrysfel, Gelderland en Utrecht zelve, zijn beduur hebben moeten prijzen. Hij floeg, als een ertfaaren Stuurman, wind en tij gade, minderde, wanneer deeze te fel ophak; zeilde en roeide noit, de vrugtloosheid van zulk een beftaan ziende, tegen ftroom op. Ten zelfden tijde, als bij zijne Onderzaaten door de zwaarte der belastingen drukie, verftondt bijhet geheim, om hunne genegenheid, door zijn gemeenzaam en vriendlijk voorkomen,te winnen. Met geduld droeg hij de zwaarigheden, door de Hollanderen , bij aanhoudenheid, tegen het opbrengen der afgevorderde Beden, ingebragt. Hij bewilligde, op hun herk aanhouden, in het affchaffen van den tienden Penning en van het Verlóf geld. Van den anderen kant veroorlofde hij zich zomtijds daaden, die naar dwinglandij, overheerfching en geestdrijve- rii fmaakten. Bezield door eene onverzaadbaare Staatzugt, wikkelde hij zich in geduurige oorlogen, tot groot bezwaar zijner Onderdaanen, die hun op bloed en geld te haan kwamen: deeze zette hem aan om andere Volken te bedriegen , en van zijne vijanden, op eene wreede wijze, wraak te neemen. Dikwijls fpeelde hij met de goede trouwe, en bediende zich van anderer ligtgeloovigheid. Zijne bekwaamheid floeg vaak tot list, zijne ftrengheid tot wreedheid , en zijne houtheid tot roekloosheid over Aan den Roomsch-Catholijken Godsdienst vast ver. knogt  der NEDERLANDEN. 673 knogt; eu tegen 't geen men toen Ketterij noemde, heftig ingenomen, deedt hij galgen bouwen,, fchavotten oprigten, mutfaarden aanfteeken, 't zwaard des fcherpregters zwaaien, den grond opdelven, en nam het water te baat, om de verlaaters der Roomfche Kerke te ftraffen. Men beeft op de herdenking, dat, onder zijne Regeering, de Vervolgzugt, doof voor de ftem der menschlijkheid en rede, in de Nederlanden veele duizenden martelde (*). In de daad hij fcheen de vrijheid van geweeten, welke hij genoodzaakt was in Duitschland toe te ftaan, dit ongelukkig Land te willen betaald zetten. Met één woord, alle de bedrijven van Carel den V. nagaande, fchijnt hij altoos alleen zich zeiven gezogt, en nimmer op de groote zaak der Regeerkunde, het gelukkig maaken des Volks, bedagt geweest te hebben. Dikwijls zogt hij, hoewel te vergeefsch, van de Nederlanden ftegts éénen ftaat te maaken, bijzonder alle Regten, Herkomen, Gebruiken en Vrijdommen, die van elk Landfchap eenen bijzonderen ftaat vormden, te vernietigen. Deezen dienden, met de daad, tot een fterk bolwerk., tegen de eigendunküjk eheer- fchap- (*) Het getal wordt door de Groot op omtrent honderd duizend gefield, Annak 12. Anderen fpreeken van vijftigduizend. Doch,fchoon deze begrootingen in 'twilde gemaakt fchijnen, blijft het aantal, zelfs de Oproerige Wederdoopers uitgezonderd, groot genoeg,om Carel van verregaande vervolging en wreedheid te befchuldigen. Rb 4 Carel de II.. Aanmerkingenover de ftaatsgefteksni»deezer Landen  674' GESCHIEDENIS Carel, DE II. fchappij, welke hij wilde invoeren. Daarenboven was men des te naijveriger om ze te behouden: dewijl ze de Burgerlijke Vrijheid van elk hoofd voor hoofd verzekerden. Naa dat men zich van de Leendiensten ontilaagen hadt, vonden de vrijheid des Volks, de voorregten des Alels en der Geestlijkheid, als mede de magt der Koningen, zich in zulk eene zamenftemming, dat ik niet geloof, om hier de taal des grootften Staatkundigen van onze Eeuw te bezigen, dat 'er op aarde een Staatsbefruur zo wel gemaatigd was, als dat van elk deel van Europa, ten tijde zijner Regeëringe (f). Indien de beroemde MoNTr.sQöiEC kennis gehad hebbe van de gefteltenisfe der onderfcheide Staaten, van welken wij handelen , is net voornaamhjk op derzelver toeftand, dat hij de boven bijgebragte aanmerking, heeft kunnen gronden. Naa dat de behoeften der weelde, het nieuwe ftelzel der Krijgsmagt, en de vervreemding der groote goederen, welken voorheen tot onderhond der Vorften dienden, hun in geftadige behoefte gedompeld hadden, hadt de Gemeente, hun onderhand verleenende, zich de uitgeftrekfte voorregten weeten te bezorgen. De onderftandgelden, welken zij toeftonden, waren altoos vrijwillige giften; ze werden niet opgelegd, maar verzogt; en hierom droegen ze den naam van Beden, 't Was voornaamhjk van de Landen, doorKoophandel verrijkt, als Holland en Zeeland, dat (*) MoNTESQ. Efp. des Loix, l 'tb. XI. Ch. 8.  der NEDERLANDEN. 675 dat men ze begeerde. Het oude ftelzel hieldt langer ftand, in de andere Gewesten: dewijl der Vorften voorregt aldaar fteeds bepaalder was, en zij, arm zijnde, met geene geldöpbrengingen konden belast worden. Van den anderen kant, wisten de Hollanders en de Zeeuwen, door den Koophandel een gouden regen te doen nederdaalcn, waar mede de Weelde of de Eerzugt op den Throon praalde. Indien de rijke volken als fponfen waren , die de Vorften, naar welgevallen, drukten, die fponfen, wisten weder het nat van der Vorften overdaad in te zuigen. De Vorst, buiten ftaat, om, zonder den bijftand der Edelen en der Gemeente, de Verbintenisfen en Verdraagen geftand te doen, was verpligt hun tot borgen en verzekeraars te neemen; en vervoegde zich menigmaal tot hun, om ze bekragtigd te krijgen. Bij verfcheide gelegenheden zien wij, dat de Hollanders, door egte Handvesten, zich van dien invloed doen verzekeren, in de gewigtigfte Staatsverrigtingen. Elk Landfchap bedong, als het overging onder de heerfchappij van een' Vorst, die verfcheide Staaten hadt, uitdruklijk de behoudenis zijner oude Gebruiken, de uitfluiting van Vreemdelingen van Ampten, het regt om voor geen buitenlandfchen Regtbank getrokken, en de verfchooning om buiten de grenzen niet ten krijgsdienst genoodzaakt te worden. Bij ieder verandering droeg men de uiter- fte zorg, om den nieuwen Vorst de Voorregten ftaatlijk te doen bezweeren, en men gaf hem nooit den tijtel van Souverain. Zomtijds verwierf men eenige Bb 5 , nieu- Carel DE II.  676 GESCHIEDENIS CareE de II. Aanflag der Vorsten op de openbaare Vrijheid. nieuwe vrijdommen. Zij werden aangemerkt als grondwetten en artijkels van 't verdrag, volgens welken het Volk zich aan hem onderwierp. Het Staatsbeftuur was geheel gemengd. De Staaten zouden, buiten twijfel, de gedaante en het gezag der tegenwoordige Parlementen in Engeland aangenomen hebben, indien eene volgende Omwenteling hun niet nog meer magts gegeven hadt. 't Was onmogelijk, dat deeze werkzaamheid der Gemeente, om hunne magt te vermeerderen,en daar door die derVorhen op te weegen, hun geene vreeze aanjoeg, en op maatregelen deed bedagt zijn, om dusdanige hindernisfen uit den weg te ruimen. Welhaast ontdekten zich de gebreken van een gemengd Staatsbeftuur. Van vroegen tijde af, hadt men deeze onderfcheide magten tegen elkander zien ftooten, en hoe elk zijn best deedt, om de fchaal aan zijne zijde te doen overflaan. 't Was voornaamhjk in Hol' land, tel de Vorften,om reeds dikwijls gemelde oorzaaken, in hunne poogingen gelukkigst daagden. Zij helden, reeds vroeg, deeze naauw luisterende vraag voor, of een Vorst voor altoos gefchonkene voorregten kon herroepen? Eenige eerzugtige Onderbedienden, niet magtig zich op te heffen, dan door de zwakheden der Vorften te ftreelen, en hunne driften te koesteren, door de Volksvrijheden het onderst boven te keeren, zogten door laage ftreeken cn kunstgreepeu rechtfehaape Vaderlanders af te fchilderen, als lieden, die zich alles durfden onderwinden , en vijanden van het wettig gezag. Zij durfden  der. NEDERLANDEN. 677 den beweeren, „dat de Vorst geen flaaf kon weezen „ van eene Wet, door zijnen Voorganger vastge„ fteld." (*) Philips van Leiden fchroomde niet te fchrijven, „ dat een Voorregt, nadeelig aan het „ inkomen, daar door zelfs van geene beduidenis m wierd," Willem van Beijeren, hadt reeds, eer hij in 't geruste bezit des Staatsbeftuurs was, de Voorregten, door zijne Moeder, en door hemzelven gegeeven, herroepen. De Vrijdommen waren alle dagen aan nieuwe aanvallen bloot gefteld; doch het Volk wist dezelve af te keeren, door zich behendig te bedienen van de veranderingen der heer- fchappije. ■ Ondertusfchen waren de Landen in handen gekomen van Vorften, die anders veel grooter Heerfchappijen beheetïdcra, en Staaten, waar zij eene veel uitgebreider magt hadden: men zogt het volftrekt gezag in te voeren, door hulp van Vreemdelingen, en Krijgslieden. Schoon, naa dat Carel De Stoute het houden, van eene behendige Legermagt ingevoerd hadt, dezelve zeldzaam in deeze landen gelegerd was, hielp ze nogthans Maximiliaan, onder wien ze bijkans geheel uit vreemde knegten beftondt, in het pleegen der drukkendfte geweldenarijen , en den Hertog van Saxen, om-Friesland te bemagtigen. Ongetwijfeld moet men aan de ongehoorde verwoestingen, daar door aangerigt, dikwijls om dat het aan de betaaling der foldije ontbrak, dien geest van kwijning en flaaffchheid, welke ten dien tijde, (*) Mier. Gr. Ch.Bosk, III. Deel-, bl.407. Carel de II.  678 GESCHIEDENIS Carel de % Staat des Koophandels. de, in verfcheide Landfchappen, zich maar al te duidlijk vertoonde, toe fchrijven. Hertog Carel van Gelderland, die het zo lang uithieldt tegen het Huis van Oostenrijk, door krijgslieden te werven, zonder geld te hebben om ze te betaalen, deedt niets anders dan zijnen geflaagen vijanden den weg baanen,tot het bemagtigen van verfcheide onaf hanglijke Landen. Zo ras hij niet meer was, onderwierp de Hertog van Kleef, zijn Erfgenaam, zich met eene laagheid, welke zijn laffe en zwakke ziel verdiende te ondervinden. Carel de V , de magtigfte en ontzaglijkfte Vorst zijner Eeuwe geworden, hieldt zijne ontwerpen van overheerfching niet verborgen. Onder hem durfde men fchrijven, dat de Privilegiën fchadelijk voor de Volken waren, en het best was 'er geenen te hebben (*). De Gentenaars veroordeelende, verklaarde de Keizer, dat geen Privilegie, hoe uitgedrekt het ook mogt weezen, de Volken van fchattingen kon ontheffen; maar dat hij, in gevalle van nood, zodanige lasten kon opleggen, als hij dienstig oordeelde, zonder toeftemming der Staaten. Het blijkt zelfs, dat de HonderdftePenning, den Staaten afgevorderd tot den Gelderfchen Krijg, vastgefteld was, uit kragte van de volftrekte magt des Keizers. De vermeerdering der Belastingen ,intusfcben, bewijst, dat de Landen, van tijd tot tijd, in rijkdom toenamen, 't Is waar, de Staaten boezemden de jam- (*) GramM. in Candav. p. 18.  der NEDERLANDEN. 679 jammerlijkfte klagten uit, over het verval des Koophandels en der Neeringe, die ongetwijfeld door de geduurige oorlogen afbreuk leeden. Doch, over't algemeen, was de Koopvaart en de Visferij niet volftrekt gefhemd. En dewijl alle andere handel niet ftilftondt, heeft men aan den eenen kant dubbel gewonnen, wat men aan den anderen verloor. De Kooplieden verftonden, toen, zo wel als heden ten dage, de konst, om door middel van Vrijgeleidebrieven, in 't blaakendst van den oorlog, in'svijands land, voordeeliger handel te drijven. Zekere Melchior Sciietz wist, in den Jaare MDLIV, veertien duizend Baaien Weet of Pahel uit Frank' rijk te krijgen, ondanks het verbod des handels (*). De Koophandel vermenigvuldigde het geld, en dit maakte, dat 'er meer en meer binnenlandfche Koopers van Los - en Lijfrenten opkwamen. De overvloed vermeerderde de vertecring, en deeze bragt meer gelds aan lasten in 's Lands fchatkist, daar door in haat, om, terwijl men nieuwe fchulden maakte, de ouden aftelosfen. Te vergeeffsch zogten de Staaten , bij het doen van Beden, het wezenlijk vermogen der Ingezetenen te bedekken, altoos van armoede fpreekende; wel verre, dat men ten Hove zich hier over ontzette, zou men zeer verwonderd gedaan hebben, die klagten en bezwaaren niet te verdaan: men was zo zeer gewoon ze te hooren, als in den wind te flaan. Het inwilligen der Bede veroorzaakte (*) A. v. d. Goes, Regijt. op 't jaar 1554. bl. u. Carel be II.  68o GESCHIEDENIS Carel de II. Gefchillen over de wijze om de Belastingente heffen. te meesten tijds ook minder zwaarigheid, dan de wij* ze, om oe betaaling te vinden. Men was, ten dien einde, op allerlei middelen bedagt. De belasting, onder den naam van Morgengeld bekend, was een der voornaame takken van 's Lands inkomen. De Romeinen fchijnen daar aan reeds kennis gehad te hebben, als zij vmjugatiooï Jugeratio fpveeken. De voorgaande Graaven hadden 't zelve nimmer, dan bij drukkende gelegenheden , gevorderd, en nooit voor altoos. De Bisfchop Rudolph van Diephout hadt, in 't midden van de Veertiende Eeuwe, eene diergelijke Belasting ontvangen. Toen de Keizer, in den jaare MDXXVIH, met den Bisfchop van Utrecht wegens den affland van Orerysfel afrekende, ftondt hij toe, dat men eene algemeene verdeeling op de Landen maakte, volgens bezegelde Brieven der Staaten , om verfcheide Renten , in den jaare MDXI. verkogt, af te !osfen. In het jaar MDXV, hadt hij reeds den Staaten van Holland toegehaan, om 's jaarlijks één ftuiver van 't Morgen te vorderen. Dewijl deeze Belasting eene vermeerdering onderworpen was, on.moetten de vóórhellen, deswege gedaan, niet zelden veel tegen hands. Terwijl eenigen daar op drongen, wilden anderen liever bij fchildtalen belast worden : deezen waren eene oude verdeeling der gemeene Lasten, volgens welke de Steden, met het geen 'eronder gerekend werd, op een zeker bepaald geral van Schilden, een oude bekende Munt, in de jaaren MDXV. en MDXVHI, ge-  der NEDERLANDEN. 6Èt gefield waren. Doch, zints deeze laatfle verdeeling, was de rijkdom eeniger Steden zeer aangegroeid, daar anderen in dat geluk niet deelden. Amfterdam, het fterksl in vermogen .toegenomen (*), drong 'er op, dat men naar de Schildtalen de Beden zou heffen, terwijl Leyden en Gouda, in vergelijking van Amfterdam , veel te hoog in Schildtalen Baande, hier van niet wilden hoorden, en, naardien hun vaste goederen minder waarde hadden, dan in bloeiende Steden, een tienden of twintighen Penning daar van betaalen In den jaare MDXV en MDXIII hadt Carel de V. verklaard, dat geene Steden of Dorpen eenige belasting, zonder zijne toeftemming, konden heffen. Schoon de Laakenreederijen, zedert langen tijd, een der voornaamfte takken des Handels in de Nederlanden hadden uitgemaakt, vindt men'er voor den tijd van Carel den V: geen belasting op gefield. Eindelijk werden ze in den jaare MDXLIV. door gansch Holland bezwaard, ondanks de tegenkanting der Heeren van Egmond, Buuren en Hoorn, die deeze belasting, in hunne Heerlijkheden, niet wilden geheeven hebben. In Frieiïand was reeds, zints het jaar MCCCCXCVIII, eene belasting opliet Hoorn- (*) Op eene Dagvaart, in den jaare MDLIV, helde Delft voor, zo veel te willen betalen, als een der groote Steden, Amfterdam uitgezonderd. De volkrijkheid nam in de laatstgemelde Stede zo fterktoe, dat het Weeshuis verpligt was, tot nader fctaikkïhg, de Kinderen te weigeren der zodanigen, die hun Burgerregt gekogc hadden. Carii: de II.  6Sa GESCHIEDENIS Carel DE II. De Pagte rijen opgerigt. Ponden. Ponden. Dordrecht 4005. Alkmaar 1372. Haarlem 2900. Hoorn 95a. Delft 5440, Enkhuizen 1100. Leyden 4300. Edam 670. Amfterdam 8940. Monnikendam 400. Csj/tó 2120. Medenblik 270. Rotterdam 2200. Woerden 429. Gornichem 1300. Na ar den 395. Schiedam 575' Weesp 158. 's 3700. dfitófo H5' Hoorn-vee: deeze kwam 'er, in 't jaar MDXLIH, eerst in Holland op. De wijze van het invorderen der Belastingen kwam in ernfiïge overweeging, om eenige ongeregeldheden daar in te voorkomen. Allerwegen waren 'er Inzamelaars aangefteld, die, in den jaare MDLV, rekening deeden aan de Gedeputeerden der Staaten, welker bijéénkomhen de eerde aanleiding fchijnen gegeeven te hebben tot aanftelling van het Collegie der Gecommitteerde Raaden. Men ftondt verbaasd, dat de belasting op de Wijnen en Bieren , in den voorleden jaare , niet meer Deliep dan 19608 Ponden, 9 Schellingen en 3 Deniers, en kwam, als zullende dit den Lande meer opbrengen, tot het befluit, om de Lands inkomften aan den meestbiedenden te verpagteu (*). Van dien tijd af, tot het jaar MDCCXLV1II, (») A. v. d. Goes Regift. op de jaaren 1555, 1556 en I557- jje onderftaande Lijst van t'e eerfte Verpagting, in de voornaamfk Steden, zal ons een denkbeeld kunnengeeven van derzelver vermogens in dien tijd.  der NEDERLANDEN. 683 MDCCXLVIII, wanneer de Pagterijen op ééns zijn afgefcbaft, is deeze Verpagting in beftendig gebruik gebleeven. De heimlijke belaagingen en de openbaare inbreuken van liet Hof, om de Voorregten te vernietigen, dienden alleen om de Ingezetenen naijveriger te maaken, en de oude denkbeelden van Vrijheid, aan'tfluimeren geraakt, weder optewekken. Om het dierbaar Voorregt, volgens 't welk geen Inbooreling van Holland buiten het Graaffchap behoefde te regt te ftaan, van kragt te berooven , beweerde de Landvoogdesfe , dat de Nederlanden flegts één Landfchap uitmaakten (*). In den jaare MDXLV. fchreef zij den Staaten van Holland aan, dat Majefteitsfciiennis niet tot de gewoone Regtbank , maar tot 's Keizers bijzondere Vierfchaar behóórde , en ver! laarde de zogenaamde Ketters fchnldig aan fchennis derGodhjke Majefteit, en,door eene Schoolfche gevolgtrekking, ftrafbaar wegens Majefteitsfchennis van den Keizer, en dus buiten Holland te beöordeelen (f). Niet, dan met den gevoeligften weedom , zag men Engel Willemszoon de Mërle, ofMerula, Priefterte Heenvllet, door zijne Parochiaanen bemind, om zijne milddaadigheid, en eerwaardig wegens zijne grijze hairen en geleerdheid, in den jaare MDLIII, om Ketterij, in hegtenis geraakt, in 'tjaar MDLV. na Leuven voeren ; en, twee jaaren laater , dewijl de GeCO A. v- d. Goes Regijl. bl. 49. 103. i2r. (t) ' ^S'fl- op 'tjaar 1545, bl. 6.10—17. II.Deel. 2. St< Cc Carel de II. Zorg voor het bewaaren der Privilegiën.  634 GESCHIEDENIS Carel de n. Geloofsonderzoekers niets hartlijker wenscbten, dan deezen braaven Man aan de vlammen opteöfferen, na Bergen in Henegouwen brengen : waar hij , tot die ftralfe verweezen , voor het brandhuisje nederknielende, onder het bidden den geest gaf , en dus bewaard bleef voor het fmcrtlijk einde', hem befebooren (*). Terwijl de Voorregtsbrieven , met Naamtekening en Zegel des Vorhen bekragtigd , tegen deeze en veele dwinglandfche handelingen getuigden , en den geest van wederhreeving en vrijheid in de Landzaaten leevendig hielden, kwam het Hof tot het wonder vreemd befluit, om zich van de oorfpronglijke Stukken meeher te maaken; of ieder, die 'er belang bij mogt hebben , het leezen derzelven te verhinderen. De Staaten openden de oogen en zagen hunnen begaanen misdag, van hier op niet eerder en zorgvuldiger gelet te hebben. Omtrent den jaare MDXLV, gaven zij last aan den Advokaat van Holland en de Penhonarisfen van Delft en Leyden , om de oorfpronglijke Stukken der Privilegiën, hier en daar verfpreid, optezoeken cn bijééntevoegen (f). Wanneer het Hof eischte , dat men ze zou overleveren, antwoordden de Staaten, dat het te gevaarlijk was, Papieren, van zo veel aangelegenheid, van het eene na (*) Brandt Reform. LD. bl. 212. De RiemsrBefch. van 's Gravenh. V» Deel, bl. 456-458. Q) A. v.d. Goes /Je^.op'tjaar 1545. bi.'30.35. De Riemer Befch. van 's Gravenh. I. D. bl. 390.  der NEDERLANDEN. 6S5 na het andere Land overtevoeren , en Relden zij vast, 'er geenen, dan egte Affchriften, van te gee- venC') De Staaten van Overijsfel, zich te weere geheld hebbende tegen eenige onderneemingen, welke zij ftrijdig hielden met hunne Voorregten, kreegen bevel, dezelven ten Hove te bezorgen: dit weezen zij, met eene edele fierheid, van de hand. Zij weigerden desgelijks, eenen Amptenaar des Keizers te ontvangen, die hun, met den tijtel vanKanfelier bekleed, gezonden was (f). ^ Naardemaal het Staatsbefiuur thans, zints langen tijd, in de handen van Vreemdelingen geweest was, hadden de Landzaaten , zo naijverig omtrent hunne Vrijheid, daar door een te fterker afkeer van vreemde Amptenaarcn opgevat. Als Vreemdelingen hieldt men niet alleen de zodanigen, die buiten de Nederlanden gebooren waren, maar ook zulken, die geen Duitsch fpraaken. De Keizer, bewoogen door de klagten en beden AevHollanderen , ftondt hun, als mede den Utrechtfchen, toe, dat zij alle Vreemdelingen van de Ampten weerden : 's Keizers Opvolger bckragtigde dit. Doch Carel de V. floot hier van den Stadhouder uit; fchoon de Staaten verklaard hadden, dat zij niet gaarne een Spanjaard'ofeen Engelschman met die Waardigheid bekleed zagen. En. ver- C) A. v. d. Goes Regift. op 't jaar 1545 , bl. 9. 19. op'c jaar 154Ö, bl. 2. op 't jaar. 1548, bl. 3.5.7.10. op 't jaar 1549, bl. 22. en op 't jaar 1550, bl. 22. Cf) Rev. Dav. 216. Cc 3 Cauel de II. De Vreemdelingenvan de Ampren uitgèfloo. ten.  686 GESCHIEDENIS Carel de II. S:aat der Weeten- fchappen. Tovereslen verbrand. vermids de Brabanders de deur der Ampten voor de Hollanderen geflooten hielden , beloofde Viglius , de Voorzitter, hun, in den jaare MDLIV, uit naam der Landvoogdesfe, dat men in Holland geen Brabanders tot Ampten bevorderen zou, zo lang zij de Hollanders bleeven weeren (*). Omtrent het einde der regeëringe van Carel den V, ontmoeten wij weinig Geleerden van naam in de Nederlanden. Viglius, de eenige, misfchien , die de eer zijns Vaderlands, in verfcheide takken , ophieldt, fchroomde niet, als men hem raadpleegde, om eenige Afgevaardigden uit de Nederlanden na de Kerkvergadering te Trente te zenden, te betuigen, (enhij fprak als een Man, der zaake kundig,) dat de Nederlanden , fchoon eertijds overvloeiende van geleerde Mannen, thans zo weinig bekwaame Lieden opleverden , dat hij zich des moest fchaamen : dat hij inzonderheid nauwlijks iemand wist, in ftaat, om de zaaken van het Hof te Trente welwaarteneemen(f). , De zaaden van uititeekende Vernuften waren , nogthans, tentweedenmaale, in de Nederlanden in den grond geworpen; en wij zullen,welhaast,zien, dat ze zich, door de hitte van Burgerlijke en Godsdienstige gefchillen, ontwikkelen. Te Amfterdam werd, in Sprokkelmaand desjaars MDLV, eene Vrouwe , befchuldigd 'van gemeenfchap met den Boozeu en van het betooveren eeniger Bees- (*) A. v. d. Goes Regift. op 't jaar 1554, bl. 30- 3, liet zeggen : Zij zijn dood, die de ziel van het Kind zogten. Henome Dirkszoon , Burgemeefter , en thans Bedrijfül in de Stad, de Bevorderaar van Baroks , was nu zijn geflagendlte vijand. Hij haalde een Prielter, Geloofsonderzoeker der Stad, en twee Vrouwen-, uit de heffe des Volks , die 't leeven hielden bij verfpieden en aanklaagen , als mede een Notaris en een Slijper over, om den Schout van Herdooperije te betigten. De Vrouwen verklaarden, dat zij, op een bank geklommen , door de glazen van een Speelhuis in een 'J 'uin gezien hadden, dat bij zich in eene vergadering liet herdoopen. Doch geregtlijk Afgezondenen , op de aangeduidde bank geklommen , betuigden , dat zij met opgeftooken arm het venfter niet konden bereiken , en dus veel min 'er door zien. Dus gelogenftraft, beleeden de Vrouwen, dat de Burgemcefler en de Paltoor haar verleid hadden. Eén haarer overlecdt in de gevangenisfe: de andere werd de tong uit den  der Nederlanden, 689 den hals gefneeden, geworgd, geblaakerd , en na 't galgenveld gevoerd. Men fleepte den Pfiefler van 't Altaar, en bragt hem, in'tPrieltulijk gewaad, weg: hij werd uit Amfterdam en de vrijheid der Stad gebannen. De Notaris moest zijn Ampt verlaaten en het Land ruimen. Dit laatde ook de Slijper , die, daarenboven , eene geesfeling kreeg. De Burgemeefter, die zich voorzigtig van eenig handfchnft onthouden hadt , en de wettigheid der Getuigen , als meinëedigen, wraakte, werd, naa eenigen tijd ge-' vangen gezeten te hebben , onder borgtogt ontflaagen. Hij keerde, vervolgens, te Amfterdam weder, vorderde herdelling van eer, en geraakte weder op't kusfen. De geheele Stad was verdeeld tusfchen die twee Perfoouen, en 'er vormden zich twee Aanhangen , deeze Schoutisten, en de ander Meefter Hendrik Dirkisten geheeten: van welken wij, in een ander tijdperk, zullen moeten fpreeken (*), En kunnen wij het tegenwoordige niet fluiten, zonder onzen Leezeren nog te herinneren, dat, onder de regeering van Carel den V, de zo veel goeds, dan veel meer kwaads , berokkenende Sociëteit der Jejuiten eenen aanvang nam. Ignatio Loyola , een Biscaisch Edelman, was de Grondvester; inden jaare MDXX, gevaarlijk gekwetst, vondt hij , geduurende den traagen voortgang zijner herfteïlinge, geen ander tijdverdrijf, dan het leezen van de Lee- vens (*) Hooft Nederl. Hift. I. D. W. 56. 63. Brandt Reform. I. D. bl. 251. Caree de ii. Opkomst van de Orde der Jefuiten.  6y6 GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN. Carel de II. Einde des Tweeden Deels Tweede Stuk. vens der Heiligen : de indruk , daar door gemaakt op zijn gemoed, zeer vatbaar voor geestdrijverij en zwellende van Staatzugt, boezemde hem eene hevige drift in , om de fabelagtige Helden der Roomfche Kerke in roem na te fireeven. Het behoort niet tot ons plan, van deeze Orde , welker Inftellingen een zonderling mengzel van prijs- en laakbaare Rukken inhoudt, en, van den beginne af, tot de vernietiging , in onze dagen, in de Oude en Nieuwe Wereld zo veel uitgevoerd heeft , in 't breede te fpreeken: genoeg is het, hier de Opkomst vermeld te hebben (*> (*) Wij wijzen onze Leezers , die uitvoeriger verflag begeeren , na Mosheims Kerkl. Gefch. VI. Deel, en Robertson Hifi. van Carel den F, III. Deel , bl. 200. en IV. Deel, bl. 354 364 , waar men de beste bronnen aangeweezen vindt, om de Gefchiedenis deezer Orde nategaaa.