TAFEREEL DER NED ERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN, VIERDE DEEL.   TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de VER È É N I G D E NEDERLANDEN, gevolgd naar't fransch van den heere A. M. CERISIER. VIERDE DEEL, Beginnende met de Verheffing van Prins MAXJrits 1584.--Ï/2 eindigende mei de onafhankelykverklaring der Nederlanden door Spanje 1Ó08. Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLKXXVIL   INHOUD VAN HET VIERDE V E E L'S Eerste. Stuk. >r GEMEENEBEST DER VERÉÉN1GDE NEDERLANDEN. VEERTIENDE BOEK. Fan de verheffing van Graaf Maurits van Nassau tot het vertrek van Leicester uit de Nederlanden. Eerste Tijdperk. De verheffing van Graaf Maurits van Nassau. — Vlaanderen en Brahand vallen in de magt der jaarden. De Oppermogenheid door Frankrijk en Engeland van de hand geweezen. Staatsbeftuur van Leicester. jj[lgemeene fchets der Staatsgefteltenisfe. Vmzorgen der Bondgenooten. De Raad van Staate , met Maurits aan 't hoofd, 't Collegle det Gecommitteerde Raaden der Staaten van Holland. Schikking cp de Res-aeriup in Utrecht. Staat deezer Lande». 1 - * a , Magt  INHOUD. Magi'. van Paema en die der Staaten. Ontwerpen van Parma3 om Antwerpen te belegeren. De Schans Liefkenshoek door Parma vermeefterd. Parma's verdere krijgsverrigtingen. Zij mislukken voor Lillo. Slaagen te 's Heerentals en elders. Krijgsverrigtingen in Friesland, Gelderland en Overijsfel. Hohenlo tot Veldheer aangejield. Verlegenheid der Bondgenooten. Handel over de opdragt der Landen aan Frankrijk. Raadpleegingen daar over- Onderhandeling met Engeland. Raadpleegingen hier over. Vertoog van die van Gouda tegen de Onderhandelingen met Frankrijk. Redenen, door de Franfche Partij in 't midden gebragt. Be/luit tot de opdragt der Landen aan Frankrijk. De Advokaat Buis ligt zijn Ampt neder. Davidson , Afgezant van Elizabetii, komt in de Nederlanden. Gezanten aan Frankrijk. Heimlijk Berigtfchrift, door die van Holland. Komst der Gezanten in Frankrijk.- Staat deezes Koningrijks. De Spaanfche Afgezant zoekt hunne gehoorverleening te beletten. Zij worden toegelaaten. Voortgang deezer Onderhandelingen. Aanmerkingen hier over. Koning Hendrik flaat de aanbieding af. Wederzij'dfche Krijgsbedrijven. Beleg en overgave van Antwerpen. Misnoegen der Staaten wegens de overgaave ra» Antwerpen. Aldeconoe in ongenade. Tres f on g in ongenade. Vrijgefproken. Raadflag, om de Opperhcerfchappij aan Elizabeth optedraagen. Gezantfchap-na Engeland. Uitflag deezer Bezer.dinge. Leicester tot Overflen der Engelfche Hulpbenden benoemd. Zijn heimlijk Berigtfchrift der Koninginne. Maurits tot Stadhouder, Capitein- Gene-  INHOUD. v Generaal en Admiraal van Holland en Zeeland aangefield. Aanmerkingen over deeze aanfielling des eerften Stadhouders van Holland en Zeeland door de > Staaten van die Gewesten. Misnoegen van Leicester hier over. Leicester komt in de Nederlanden. De Opperlandvoogdij aan hem opgedraagen. Elizabeth gelaat zich te onvrede over de Landvoogdije van Leicester. Krijgsverrigtingen. Tassis 'valt in Friesland. Middelen, daar aangewend, om de Staatfchen zwart te maaken. Wederzijdfche Krijgsbedrijven. Ootfprong des Oorlogs met den Aardsbisfchop van Keulen. Nuits door Parma gewonnen. Verdere Krijgsbedrijven van Parma en de Bondgenooten. Dood van Philips Sidnei, en diens CharaCler. Oorzaaken der onéénigheden tusfchen de Staaten en Leicestek. Waarom hij Utrecht tot de plaatze zijns verblijfs koos. Zijne gemeenfchap met Reingou», Prounink en Burggraaf. Leicester doet eene Munt te Arntterdam opregten. Geeft ten Plak.is,t uit tegen de Zeevaart. Klagtcn der Hollanderen. Leioestïr bedieni zich van een Wapen tot een Tegenzegel. Onderftaat het oprigten van eene Kamer der Geldmiddelen. Middelen , Van Leicester aangewend, om de Staaten gehaat te maaken. Hij haait de Predikanten aan zijne zijde over. De Utrechtfclien willen de regeering geheel aan Elizabeth opdraagen. Paulus Buis te Utrecht gevangen. Benige aanzienlijke Burgers te Utrecht uitgezet, en de Regeering veranderd. Leicester poogt te vergeefsch Oldenbarneveld te Utrecht te kri gen. Ontdekking van den jlegten toeleg dei Medeflander en van * 3 Lei-  VI INHOUD. Leicester. Ontmoeting, Leicester 9 te Amfter- dam , bejegend. Onderhandeling der Staaten met 'Leicester. Inhoud van 't Vertoog der Staaten van Holland, Zeeland Friesland. Leicester in gefprek over de voorgeftelde bezwaaren. Be Algemeens 'Staaten verzetten zich mede tegen de indringingen van Leicesters Aanhang , in 't geval van Prounink. Onlusten, te Utrecht, tet vermindering van Leicestees agtbaarheid flrekkende. Leicester neemt 'voor, na Engeland te vertrekken. Wat hem daartoe bewoog. Hij begeert , vrugtloos, dat Maurits het 'Gezantfchap na Engeland zou vergezellen. Befchikkingen, door hem op de Regeering en den Krijg gemaakt , voor zijn vertrek. Trouwloosheid van Leicester.. Gezantfchap der Staaten na Engeland. Elizaieth vindt zich in het neteligftevan de zaak met de Koningin Maria. Wouw, Deventer, en de Schans over Zutphen den Spanjaard geleverd. De Engelfchen maaken zich meer en meer gehaat. De Staaten oefenen meer gezags, en fchrijven na Engeland. Verder bedrhƒ der Staaten, tegen Leicester gekant. Moeite met den Overften Sonoi. Utrechts verkeerde toeleg. Beweegingen in Friesland. Gezantfchap , van daar na Engeland gezonden. De Gezanten dei Algemeent Staaten doen verflag van 't bef uit der Koninginne. V Strijdig verflag der Utrechtfche Gezanten baart moeite. Burhorst , Engelsch Afgezant in de Nederlanden. Oldenbarneveld verzoekt entflag; doch büjft. Onlusten in Friesland en Utrecht. Moeite met de Lceraaren. Krijgsbedrijven. VBeleg en overgitave van Sluis. Het gefchil tusfehen de Staaten en  J N H O U D. f n Leicester bijgelegd. Hohenlo êwLeicester niet te verzoenen. De Staaten van Holland leveren een gezagvoerend Vertoog hij Leicester in. Ongenoegen over den voorflag, om met Spanje te verzoenen. Voorjlag tot Vrede met Spanje. Geveinsde Vredehandel met Elizabeth. Agterdogt, hier door verwekt. Geheim Berigtfchrift van Leicester ontdekt. Geweldige aanflagen van Leicestee. Leicester te Amfterdam. Te Utrecht wedergekeerd. Gefchil aldaar met de Edelen. De Predikanten zoeken Leicesters zaak te onderfleunen. Bedoelde, doch mislukte j Op/land te Dordrecht , Leyden en Gouda. Leicester vertrekt. Zijne aankomst en gedrag in Engeland. Doet affland van 't Bewind over de Nederlanden. Zijn charaSler. Staat van Spanje en der Spaanfche Nederlanden. Bloeiende ftaat der Nederlanden. Schets van derzelver Staatsgefteltenisfe. Aanmerkingen daar over. Burgerlijke Vrijheid in de Veréénigde Nederlanden. Handelingen , met de Burgelijke Vrijheidfrijdig. Vrijheid der oude Gemeenebesten met de tegenwoordige vergeleeken. Kerklijke Onèènigheden in dit Tijdperk. Gemeenebestgezinde gevoelens. VIJFTIENDE BOEK. Van de vernieling der Onverwinnelijke Vloot tot de verovering van Groningen. Tweede en Derde Tijdperk. De Onverwinnelijke Vloot vernield. Schielijk opeenvolgende vennïerteriugen van Prins Mau- eits.  vm inhoud; rJTS) Ernst, Aardshertog van Oostenrijk, tot Algemeen Landvoogd der Nederlanden benoemd. De bemagtigïng van Groningen ver- éénigt eindelijk de Zeven Landfchappen, onderden naam van de Zeven Veréênigde Gewesten bekend. , Be Krijgsknegten misnoegd. Zij worden hier toe door Leicesters Aanhang opgezet. Verwekken op veele Plaatzen op/land. Medenblik door Prins Maurits belegerd. Gezantfchap der Hervormde Leeraaren na Engeland. Vredehandeling te Bourbourg. Medenblik onderwerpt zich aan Maurits. Lot van Sonoi. Ontwerpen van Philii'S tegen Engeland. Uitrusting der Spaanfche Onverwinnelijke Vloot. Engeland en de Veréénigde Gewesten wapenen zich ter Zee. Verrigtingen der Vloot en. De Vloot keert na Spanje. V Gedrag der Engelfchen en Hollanderen. Krijgsverrigtingen der Spanjaarden ten lande. Onlusten , te Utrecht , geftild. Muiterij te Geertrui lenberg , en overgaave dier Stad aan Parma. Blijenbeek door de Koningfchen ingenomen. Schenks mislukte aanflig. op Nieuwmegen , en zijn dood. Dood des Graaven van NieuwenaaR. Krijgsverrigtingen in Friesland. De Zeemagt der Staaten vergroot. Zeetocht na Portugal. Klagten der Hanzesteden over de Engelfchen. De Engelfchen tegen de Nederlanders met naijver vervuld. Onlusten in Frankrijk, waar in de Nederlanders deel neemen. De Veréénigde Nederlanden ftaan Hendrik den IV. bij. Parma trekt na Frankrijk. Hendrik de IV. met vijf Oorlogfchepen door de Nederlanders bijgeftaan. Bre-  t N H O U D.- ik Breda verrast. Vermeefterlngen van Maurits. Klagten der Rijksvorfien over Parma en de Bondgenooten. Keulen en Luik leveren klagten in bij de Staaten. Rudolphus de II. zoekt te vergeefsck eene bevrediging te bewerken. Foordeelige Jlaat der Veréênigde Gewesten. Zutplien vcrmeefterd door Maurits. Deventer door hem gewonnen. Groningen door hem belegerd. Doet Parma het beleg van Knodfenburg opbreeken. Fait in '/ Land van Waas , en vermee* ftert Hulst. Belegert en bemagtigt Nieuwmegen. Wordt luiflerrijk in 's Graavenhage ontvangen. Onderjl'and, aan Frankrijk verleend. Poogingen van Philips tot eene Fredes-onderhandeling. De Staaten bejluiten , den Oorlog met ernst doortezetten. Belegering en bemagtiging van Steenwijk. Maurits doet den Krijg voortzetten. Ootmarfum en Koeverden gewonnen. Dood van Parma. Zijn characler. Raad van Fuentes , om de vrijwaaringen en 't losfeit der gevangenen aftefchafen. Wederzijdfche Bevelfchriften, hiertoe betreklijk. Inval in Luxemburg. Staat der zaaken in Frankrijk. Hendrik dz IVgaat tot de Roomfclie Kerk over. Maurits belegert en vermeeftert Geertruidenberg. Doet den aanflag van Mansveld op Crevecraur mislukken. Krijgsbedrijven in Friesland. Muiterij der Spaanfche Soldaaten. Ernst, Aardshertog van Ooftenrijk, Landvoogd ^/-Nederlanden. De Veréênigde Gewesten [laan eene aangebodene Bevrediging af. Ontdekkingen van verfcheide aanflagen , door de Spanjaarden op het leeven van voornaame Perfoonen gefmeed. Fermeefteringen der Bondgenooten. 't Beleg en de be» * mag-  I N H O U D. Wgtiging van Groningen. Groningen en de Omme. landen aan de zes Veréênigde Gewesten als een zerende toegevoegd. Schets der Regeeringe van de V^ éénigde Nederlanden. Foordeelcn van een Boi.d e noodfchaplijk Gemeenst. Onderfoheidtusfchen Bondgenootfcbaplijke Gemeenebesten. Oorfprongvan de magt der Algemeene Staaten. Gevolgen der AfW-eJni* van Philips. Bepaaling der Algemeen Staaten- Stukken, die tot de Algemeene Suaten , leen behoorcn. Stukken, waar in de Eénflemmgh^i en waar in de Meerderheid noodig in U'aar m de Wgemeenè Staaten Seuverain zijn. Zij zi,ngeen Sou, verain in de bijzondere Provinciën. Bijzonderheden, degewoone Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering bettende. Oorzaaken ,datae Vergadenng |er Mg'taeehe Staaten ftandhoudende geworden is. Paaien van de magt der Algemeene Siaatsvergaderin,e Voorrenen van de Vergadering der Algemeene S'aaten. Afgevaardigden en Stemmen der Landfchappen. Orde in de Raadspleegingen. Voorregten der 1 Stadhouderen. Nuttigheid der Stadhoudercn in het Gemeenèbüt. Aanmerkingen over de veranderingen, in het Stadiwuderfchap voorgevallen. Betwiste fluh'*en in het Bondgenootfchaplijk Gemeenebest. Aanmerkingen over de gebreken, aan de Staatsgefieltenis fier Veréênigde Nederlanden ten laste gelegd. TA»  TAFEREEL der algemeene GESCHIEDENISSE van de VERééNIGDE NEDERLANDEN. III. Deel. II. Stuk. TAFEREEL der algemeene GESCHIEDENISSE van de VERééNIGDE NEDERLANDEN, IV. Deel. I. Stuk. TAFEREEL der algemeene GESCHIEDENISSE van de VERééNIGDE NEDERLANDEN. III. Deel. II. Stuk, TAFEREEL der algemeene GESCHIEDENISSE van de VERééNIGDE NEDERLANDEN. 1F. Deel. I, Stuk.   Tafereel tdér &LGEMËENE GESCHIEDENISSE van de VERÉÉNIGDE WJEJDJEM JLJLWJBElf* T GE ME ENE BEST DER VERÉÉNIGDE NEDERL/INDEfr. VEERTIENDE BÖÈ it. Van de verheffing van Graaf Maurits van Nassaï? tot het vertrek van Leicester uit de Nederlanden. Eerste Tijdperk. De verheffing van Graaf Maurits van Nassau l Vlaanderen en Brabaud vallen in de magt der Spanjaarden. De Öppermogenheid. door Frankrijk én Engeland van de hand gcv.'eezen. —i— Staati* hiftuüt van Leicester. D e eerffe Onlusten der Nederlanden hébben ons een Tafereel opgeleverd , vol beweegende tooIV. Deel. A nee- 15*4'  2 GESCHIEDENIS Maurits. Ali'emeere 'ciets derS satsgefteltenisfe. rieden, dikwiils droevig en fteeds veranderende. Geen gevestigd plan, geen ontwerp, metbeftendigheid voortgezet, en door geluk bekroond. Men zag eene Zamenfpanning, geene Verééniging. De Grooten handelden 'door tLtrzugt, het Gemeen werd door Geraaktheid g'rdreeven. De ijver der Roomfchen, opgewekt door de geestdrift der Proteftanten, maakte van eenen algemeenen en roemrijken opftand tegen de dwinglandij der Spanjaarden, die men,voor altoos , ten Lande uit zou hebben kunnen houden, een Burger en Godsdienstoorlog, welke hun den ingang weder ontfloot. Men liet meer Drifts dan Vaderlandliefde, meer Haats tegen den Spanjaard dan Zugt tot Vrijheid blijken. Nauwlijks ontdekte men, dat de verdeeling des Lands tusfchen twee Prinfen den Volke met een nieuw juk dreigde. De onverdraagzaamheid , in 't fhik van den Godsdienst, buitengeflooten, was de Heerfchappij van Spanje, uit hoofde van de afgelegenheid, te nellen boven die van een groot nabuurig Rijk, 't welk eenen volftrekten invloed zou gekreegen hebben op de Staatsbelangen deezes Volks ; ja zelfs boven die van één of twee Prinfen , die , om , in het Staatkundig ftelzel van Europa , eenig vertoon te maaken, de Ingezetenen meer zouden vergen , dan zij konden. Twee onvoorziene gebeurtenisfen onttrokken de Veréênigde Gewesten aan de gevaaren van twee zulke weinig goeds belovende uiterftens. De Hertog van Anjou itiei f korten tijd voor den moord des Prinfen van O- r.anje. Pc  der NEDERLANDER 3 De Bondgenooten waren das aan zichzelven overgelaaten. De trek tot onafhanglijkheid cn de zugt tot wraake boezemden hun maatregels in, vol voorzigtigheids en koenheids. Maar dit eerlte vuur verdoofde, welhaast, op hetgezigtvan den voorfpoed eens ontzaglijken Vijands. Door raadloosheid aangegreepen , werden zij bedagt op redmiddelen , zo fchandelijk als onvoorzigtig. Zij wilden hulde bewijzen aan de naagedagtenisfe van een Vorst, die bij hun in zegeninge was ; zij geloofden , niets beters te kunnen doen, dan den weg, door hem gebaand, te volgen ; doch , de kundigheden niet bezittende, welken hem hadden voorgelicht, ftootten zij zich aan den eenen fteen, terwijl zij den anderen zogten te mijden. Oranje, de Nederlanders overhaalende, om hulp bij Frankrijk en Engeland te zoeken , met aanbod van onderwerping, hadt , buiten twijfel, hier in niets anders op 'toog, dan ééndeezerRijken in eenen Oorlog met Spanje intcwikkelen. Hij wilde eene afwending verwekken, onder welker begunftiginghij, in de Nederlanden, de Vrijheid zou herfteld, of zijne eigene magt gegrond hebben. Door een onverwagt geluk, dwongen de volllrekte weigeringen van Frankrijk en de onvoorzigtige heer^chzugt van Engeland de Staaten , om alleen op hunne eigene kragten te (leunen. En , tot een nog grooter geluk , vondt de Vijand zich verzwakt door afwendingen , en verbijsterd door de zwaarfte tegenflagen. Een handvol Gemeenebestgezinden , Oorlogshelden geworden , deedt hem , op zijne beurt, A 2 bee- Maurits,  4 GESCHIEDENIS Maurits. I VoorzorgenderBondgenoo- \ tenfl . beeven. Het Grondgebied des Gemeenebests , te beperkt, om voor inlandfche verdeeldlieden te dug. ten, kreeg uitgeftrektheids en kragtsgenoeg, omeenen vervveerenden Oorlog te voeren, en eene ontzaglijke Krijgsmagt te vormen. Gelijk aan die geestrijke Vogten , welker fterkte toeneemt, naar maate het vat, waar in zij befiooten zijn, kleinder is, za werd de liefde tot de Wetten en het Vaderland, op een klein punt gevestigd , werkzaamer, en bragt wonderen van Heldenmoed voort. De trekken der Staatsgefteltenisfe, eerst ruw en grof, ontwikkelden sn vormden zich. 't Werktuig der Staatkunde begon een geregelden loop te neemen. Het oog , vermoeid van bloedige of droeve tooneelen te zien, zal zich eindelijk verlustigen door 't befchouwen van 't bekoorlijk beeld, 't welk Rijkdom , Wetten en Vrijdom vertoont, 't Gemeenejest krijgt vastheid, fterkte, en verfchijnt , met luiter, in het ftelzel van Europa. De gelukkige lig;ing van 't zelve , de Zeemagt , en het opgewekt /ernuft der Ingezetenen Hellen het in ftaat, om, rader andere hemelftreeken , eene magt te grond'esten, die een fchrik werd zijner Vijanden, en een 'oorwerp van nijd zijner oude Vrienden. Dat wij >ns haasten, om tot de Gefchtedenis te treeden, die >ns dit heerrijk Tafereel zal voor oogen houden. De boosaartige blijdfchap over den dood van Wit.em den I , welke de Koningsgezincien ftaatkundig 'erborgen , of, op de onbetaamelijkfte wijze, veroonden , vermeerderde den moed der Bondgenooten.  ©er NEDERLANDEN. ,J ten. Door zulk een laag middel te bezigen, om het doorlugtig Hoofd, 't welk alle hunne ontwerpen beftuurde, van kant te helpen , fcheen de Spanjaard blijk te geeven, dat hij aan zijne magt wantrouwde, en maakte zich des te gehaa^er. . Op den eigen dag des Vorftenmoords, vergaderden de Staaten van Holland, die zich te Delft bevonden, en handelden over het neemen van maatregelen, dienftig ter voorkoming van de ongelukkige gevolgen deezes zo onverwagten tegenllags. Het befluit was zo manmoedig als vaardig, en telïens bedaarder, dan men, in zulke gelegenheid, zou hebben mogen wagten. Wel verre van aan 't heil des Gemeenebests te wanhoopen, vaardigden zij terflond Brieven en Gemagtigdcn af na de Graaven van Hohenlo en Willem Lodewijk. van Nassau , als mede aan de Bevel, hebberen der Grensplaatzen s om de Soldaaten en Bezettingen in der Staaten eed cn gehoorzaamheid te houden, met toezegging van eene fpoedige betaaling van acbterftallen (*). Korten tijd daar aan hielden de Veréênigde Gewesten eene vergadering, ftelden een Raad van Staa te aan , beftaande uit achttien Leden , en Graaf Maurits van Nassau, den tweeden Zoon van Wil- ! iem den I. aan deszelfs hoofd, Tot deeze keuze werden zij niet alleen aangezet door de erkente» nisfe van de goede dienften zijns Vaders , den Lan- da (*) Re/el, HoE. 1584. bi. 370. 371. A 3 Maurits. De Raaa van Sta», e, met Maurit* lan 't ïoofd.  &ÏAURIT?. 't Colle- gie der Gecommitteerde R'iatf< n der Staaten van Holland. ft, GESCHIEDENIS de beweezen , en wel diep in 't hart geworteld; MAUiurs zelve , aan LeyJens Hoogefchool opgevoed , gaf, fchoon nog geen zeventien jaaren bereikt hebbende, alle hoop van een vroeg rijp vernuft en eene voorzigtigheid ,.grooter dan men in dien ouderdom zou vervvagten. Deeze Raad van Staa- te was gelast, de Eendragt tusfehen de Gewesten te bewaaren ; des Lands Voorregten te handhaaven; de ingewilligde lasten te ontvangen ; Krijgsvolk te lande en te water te werven; Admiraliteits-Collegïen opzerigten ; Zeeöverften te kiezen en Krijgsampten te begeeven. Doch , zonder toeftemming der Staaten , die, gewoonlijk , tweemaal 's jaars, op befchrijving des Raads, vergaderen zouden, kon de Raad niets befluiten over Vrede of Oorlog , het aangaan van Verbonden, of de Geldmunten (*). De Staaten van Holland , wier bezigheden , van dag tot dag , vermenigvuldigden , beflooten , omtrent deezen tijd, een Raad van Staate voor hun bijzonder Gewest opterigten , die zorg zou draagen voor de Krijgszaaken en het invorderen der Gemeene Middelen , wanneer de Staaten niet vergaderd waren. Dit is de oorfprong van het Collegie der Gecommitteerde of Gemagtigde Raaden der Staaten van Holland (t). Éenige jaaren geleden, hadt men, in Noordholland, een' dergelijken Raad vastgefteld: deeze («) Refol. Holl. 1584. b!. 521. 523. 542> Groot Pkkaatb. V. D. bi. 28. (f) Refol. Holl. 1584. bl. 566.  der NEDERLANDEN. 7 deeze bleef , en de nieuwe kreeg , in gevolge hier van, Zuidholland onder zijn bewind.. In Utrecht was men desgelijks bedagt, om de Regeeringsvorm te regelen. Joos de Zoete , Heer vanVillers, ftelden de Staaten tot Stadhouder aan. Dit keurden die van Holland , andere inzigten omtrent deeze waardigheid hebbende , een te verhaasten ftan. Desgelijks werd 'er in de Stad een Erfraad van veertig Perfoonen opgeregt (*). Terwijl men dus fchikking op de Regeering binnen 's Lands maakte, zogt men ook den Vijand buiten het hoofd te bieden. Holland, Zeeland en Utrecht waren de eenige Gewesten , door Parma ongemoeid gelaaten. Verfcheide anderen hadt hij, in 't verloop van vijf jaaren , onder 's Konings gehoorzaamheid gebragt, cn de volflaage onderwerping der geenen, waar hij met zijn Krijgsvolk gelegerd was, icheen eene op handen zijnde gebeurtenis. Jri Vlaanderen hadt hij alleen Gend, Ooftende en Sluis ; in Braband alleen Brusfel, Antwerpen, Mechehn en eenige kleine Plaatzen te vermeelteren. Groningen •en de Ommelanden Honden onder zijn bedwang, als mede verfcheide Steden van Gelderland, Overijsfel en Friesland: 't laatstgemelde Landfchap was altoos vanééngereeten door ongelukkige binneulandfche gefchtllen , die het veréénigen der kragten , om den Vijand te keer te gaan, verhinderden. Bij de krijgsI ver- (*) Ortot Utr. Plakaatb. I. D. bl. 15$. 15S. A 4 Maurits. Schikki g op de Regeering in Utrecht. Staat deezer Landen. Magt van Parma en die der Staaten.  GESCHIEDENIS Maurits. verrigtingen voegde Farneze al den invloed van onderhandelingen en de glimpige bekoorlijkheid van beloften. Totnogtoe, liet hij zioh verluiden , hadt men min de Nederlanden, dan den Prins van Oranje beöorlogd, die hun tegen hunnen Vorst hadt opgeftookt, alleen om zijner Staatzugt en Geraaktheid voldoening te verfchaffen. De wraak des Hemels, nedergedaald op deezen, de édnige oorzaak des opHands, dien Verbreeker der Verbonden, wees het Volk, door hem misleid, aan, om tot gehoorzaamheid wedertekeeren. 't Was een toppunt van onzinnigheid, hoope tefcheppen, dat zij degedugteovermagt der Spaanfche Monarchy zouden kunnen wederftaan. — I" de daad , behalven de Bezettingen, hadt Parma meer dan achttienduizend man te velde: de Staaten, daarentegen, flegts drieduizend Voetknegten en vijfentwintighonderd Ruiters (*). Doch , ondanks deeze zwakheid in krijgsmagt , de afval van zo veele Bondgenooten, de vermeerdering der belastingen, de opeenvolgende regendagen, ja, ondanks het verlies van 't Opperhoofd, waar aan 't Gcmeenebest het beftaan verfchuldigd was , bleef men onverfchrokken. In de aanbiedingen van de zijde der Spanjaarden zag men veel meer gevaars, dan zekerheids : de fchrik voor 't verlies van Eurger- en Godsdienst-vrijheid baarde , bovenal, eenen ongekreukten moed. De Staaten derLandfchappen kwamen (*) Ri<.Yt>, IH. B. bl. 5r. Hoofdt, H.D.bl. 9»?,  der NEDERLANDEN. 9 men overéén, om, tot de lasten des Oorlogs, driemaal honderdduizend Guldens ter maand intewilligen (*). Parma, geen hoop meer koefterende, om , door ■ onderhandelingen , deeze kloekberaadenen tot zich re trekken , 'befloot, hun aantetasten in hunne allerfterkfte verfchansiïng. De bijl moest, zijns agtens , aan den wortel des booms gelegd 'worden. Antwerpen was toen het bolwerk der Nederlanden, en het middelpunt der Bondgenooten. De nieuwe Werken , zints de jongfte onlusten aangelegd, fcheenen de Stad ontoeganglijk te maaken , en haare ligging, gefchikt, om uit zee allen toevoer te krijgen, was ook allergunftigst tot ontzet, ingevalIe van beleg. Willem de I. hadt , omtrent eene maand voor zijnen dood , de voorgenomen belegering van Antwerpen verdaan , en bevel gegeeven , om, zonder uitftel, de Blauwgaarendijk, voor een gedeelte, te flegten: zulks zou eene nieuwe Kil vormen voor het zeewater, diep genoeg, om , met eene Vloot, de Poorten van Antwerpen te naderen: middelerwijl moeiten de Hollandfche en Zceuwfche Oorlogfchepen den Vijand van den Dijk weeren , en het maaken van Schansfen beletten. De Stad Antwerpen ftondt toen ten prooije aan de verdeeldheden eener volflaagene Volksregeermge. De Wethouderfchap, de Bevelhebbers der Krijgsmagt, de Burger. hop' (•) Bor. , XIX. B. bl. s. Maurits» Ontwerpen van Parma , om Antwerpen tS belegeren. A 5  Maijr:ts. De Scbans Liefkcns- hoeh door Parma vennee- Uerd. ïo GESCHIEDENIS hoplieden en de Gilden dongen allen na het Oppergezag. Het Vleeschhouwers Gilde bediende zich te dier gelegenheid van zijnen invloed, om de volvoering des heilzaamen raads van Oranje te fluiten. De vrees,. van de weelige Weidlanden , waarop zij 's jaarlijks twaalfduizend Osfen vet maakten, te zulr len verhezen , zetten hun aan tot eene tegenkanting, waar van zij, welhaast, berouw kreegen(*). Faeneze deedt eerst , door den Markgraaf van Rijsburg, de Schans Lief'kenshoek, die de Antwerpenaars aan den Vlaamfchen kant der Schelde aangevangen, en nog niet voltooid hadden , aantasten. Eene krijgslist , door de Italiaanen uitgedagt, verhaastte den overgang deezer Sterkte. Driehonderd fchooten eene taamelijke bres gemaakt hebbende , deedt men Wagens met Hooi aanvoeren , ftak het in brand , de rook en vlam, door den wind den belegerden toegedreeven , noodzaakten hun te wijken. L>e Koningfchen namen dit oogenblik waar, liepen ftorm, eu velden bijkans alles , wat hun voorkwam , neder. Rijsburg bevlekte, door zijne woeste wreedheid, de eer der vermeeftering. Veele Soldaaten , in de vlugt gegreepen , deedt hij ombren. gen; in Parma's tegenwoordigheid, doorftak hij zelve , in koelen bloede , den ouden Colonel Petin van Atrecht , den Verdeediger van de Schans. Paema liet het niet onberispt, zeggende: Troppa colera, Signor (*) Hoofdt, II. D. bi. Doch geene Stad liet zich , ten deezen tijde , met meer klems, tegens dit vrij algemeen omhelsd plan, hoörefl, ^n Gouda: in een Vertoog, vol bitterheids tégen FrMrijk, op deezen trant uitvaarende: 't Voedde be-ter, tot den laatften adem, tevegten, " dan eene Vrijheid, voor zo veel bloeds verwor! ven, lafhartig aan de eerzugt opteöfferen. Kan een Vorst, blind geneigd tot den Roomfehen ! Godsdienst, het verdeedigen van den waaren be- looven * En, in gevalle hij het belooft, kunnen " wij ons dan op zijn woord verlaaten ? 't Is waar, " de Vorften bekreunen zich de belangen van den " Godsdienst weinig 5 ondertusfchen ftrekken veele ' voorbeelden ten bewijze, dat de ijver voor dien, „.welken zij uitwendig belijden, hun tot defchrik„ baarendfte uiterften kan vervoeren. Kan men ont„ veinzen, dat Hendrik de III. de Zoon is van „ Hendrik den II, een onverzoenlijk vervolgerder „ Proteftanten en van Catharina de Medicis, de trouwlooste en gevaarlijkfte Vrouw , de Broeder van Carel den IX, bezoedeld met het bloed zij* " ner eigene Onderdaanen en van den Hertog van " »4*' (*) Bor, XIX. B. bl.. 27. (t; Hoofdt , ü. DM 944*  bes NEDERLANDEN. *», „ Anjou , wiens aanflag op Antwerpen den Land„ zaat nooit uit de geheugenisfe moest gaan? Heeft „ hij, in de verderflijkfte Staatkunde en de Italiaan„ fche bedriegerijen aan het bedorvenlte Hof opge5i vued, niet1 dikmaals de medefiander en uitvoerder „ geweest van de barbaarfche ontwerpen, door 't ft zelve «efmeed ? Heeft hij, met zijne komst op „ den Throon, de Verdragen, met de Hugenooten », gemaakt, niet menigwerf gefchonden ? Betoont *•> hij zich, zints eenigen tijd, iet gunstiger te hun„ waards, 't is om dat de omftandigheden hem tot „ dus een handel verpligten. Maakte een Vorst „ ooitzwaarigheid, om een hem nadeelig Verdrag „ te fchendeh , als hij \ ürafloos doen kon ? En „ zou een Caiholijk Vorst, door het befluit der ,-, Kerkvergaderinge te Conftam , zich niet ontflaa„ gen agten, om zijn woord aan de Ketters te hou„ den ? Hendrik zoekt ons in zijne uitgefpanne „ netten te vangen, om ons overteleveren aan Phi„ ups, wien hij in den bloede beltaac, enaanwien „ hij door dénheid van Godsdienstbelijdenisfe ver„ bonden is. Was de Opperheerfchappij deezer „ Landen zijn doel, waarom hij dan, in de jaaren „ MDLXXVIII, MDLXXIX, MDLXXX en „ MD LX XXI, dit niet getoond, toen de Span„ jaard dit Land geruimd had? In tegendeel toont ïl het bedrijf op St. Bartholomeus, de nederlaag van „ Genlis, de aanflag 0p Antwerpen, enbetovergec ven van Duinkerken, zijne trouwlooze oogmer„ ken. Indien de minfte \ verdenking van Paaperiy B 3 „ ons Maurits>  Maurits. GESCHIEDENIS „ bewoogen hebbe , om de openbaare Ampten te ' ontzeggen aan ijverige Patriotten , vol Vrijheids„ min, cm zij zich , te dier oorzaake alleen , hoe kloek en getrouw anderzins, zulks moeiten ge\ trooften, zou het dan de uiterfte dwaasheid niet " weezen de Oppermagt in handen te geeven aan <• een Vreemdeling , zo verdagt als Hendrik, de ]] II ? Zou dit geen onverdraaglijke hoon weezen " voor onze Landsgenooten , wier trouw, braafheid en eenvoudigheid met de ontrouw, onvroom" heid en dubbelheid der Franfchen op geen één dag te noemen waren. De MIge ftreeken, „ de onbetaamelijke vleierijen van Pruneaux, die, „ zonder de agtbaarheid van den Koning , zijnen " Meefter, in agt te neemen, van Gewest tot Ge" west, van Stad tot Stad, en van Perfoon tot Per" foon loopt , om ons, den een na den ander, te " verkloeken , toonen ons , dat 'er iet verkeerds !' fcluüle, en wekken onze agterdogt. Een FranschZ man ftreelt u niet, dan om a te wisfer te won', den. Pruneaux zoekt ons te misleiden, om den „ weg te baanen tot verdeeldheden, den Spanjaard „ voordeelig. De Hertog van Anjou heeft den Prins „ van Oranje, den veritandigften Staatkundigen, zoeken te verftrikken, en wij eenvoudige Hollan„ ders moeten daarom op onze hoede weezen , ten einde wij de fpeelbal niet worden van de konite- „ naarijen des Franfchen Hofs. ■ Om onze „ Vrijheid en onzen Godsdienst te behouden , zulA len wij de toevlugt neemen tot een Vorst, die ze „ bei.  der NEDERLANDEN. «5 53 beiden zal verdrukken ? Dat wij ons aan zulk „ eene fchande onttrekken. Ons herinneren de „ manmoedige verdeedigingen van Alkmaar en Ley„ den , die , met een hand vol volks, de trotfche „ aanflagen der Spaanfche heirlegers verijdelden. „ Indien de Vijand in Holland doordringt, zal onze „ Stad voor den eerften aanval bloot liggen. — „ Indien alle deeze redenen vrugtloos op de gemoe„ deren affluiten, zullen wij, egter, het^genoegen „ hebben, dat wij de zieltoogende Vrijheid het laatst hebben doen fpreeken : wij houden ons onfchul„ dig van alle rampen, die deeze handel met Frank,, rijk den Lande dreigt, en fmeeken den Hemel op „ 't vuurigst, dat Hij dezelven afwende (*)." Zij verklaarden, dus uit de borst te fpreeken, opdat men het fttik nader zou inzien, en zich, door de meeningen van den Hoogen Raad, van het Hof, van de Zeeuwfche Staaten, of van de voorzittende Leden niet laaten inneemen. Deezen naamlijk drongen op het fluiten van dit Verdrag aan met redenen, inklem de Goudfchen evenaarende , en min met bitterheid doorzuld." „ Men hadt," bragten zij in 't midden , „ noch Hoofd, noch Krijgsmagt tegen den gelukki,, gen Farneze , en het gedugt vermogen der Span„ jaar den. De Bondgenooten konden geen tweeden „ Prins van Oranje verwagten. Holland hadt al« „ leen door hem den Spanjaard fpits geboden. Zoo „ lang te marren met de toevlugt tot Frankrijk te nee- O Hoofdt, II. D. bl. 933 enz. B4 RTatjrits- Redenen, docrde F/anfc!:c Partij in 't midden Jebragt,  s4 GESCHIEDENIS Maübtts. ,, neemen, tot dat geheel Vlaanderen en Braband „ in 's Vijands magt waren, gaf allen grond, om te „ dugten, dat het dan veel harder voorwaarden van p, onderwerping zou eifchen. Elizabeth toonde „ zich gansch koel. Zints den dood des Prinfen van Oranje hadt zij nog niet aan de Bondgenooten ge», fchreeven. Engelands ligging was niet gunftig, „ om den Spanjaard op 't lijf te vallen; eii de Rei, geering in dat Rijk zeer wisfelvallig. MetELizA53 beths dood zou ze komen aan Maria , Koningin 3, van Schotland, geheel den Spanjaard en het Room? „ fche Hof toegedaan. En uit Elizabeths voor?, (lag, van onze zaak in gemzeni'chap met Frankrijk s, te aanvaarden, bleek , dat zij niet volkomen op Sj haare eigen kragten vertrouwde. Daarenboven ?, hadt zijne Doorlugtigheid , hoogloflijker gedagte. ,3 nisfe, altoos meer tor Frankrijk dan tot Engeland }, overgeheld. Frankrijk was veel gelegener en ge- reeder tot alles. Het hadt hetfluiten van den weg ,3 des toevoers tot den Vijand in zijne magt, en kon 33 den Krijg van onzen bodem op die der Walfche Gep weten wenden.' Veel voordeels ftondt de Koop- handel en Zeevaart uit dus eene verbintenis te wagten. En Koning Hendrik zou zeer bereid. vaardig deeze gelegenheid aangrijpen , om zijne, ,3 wraak op Philips te koelen. En waarom zou de Koning van Frankrijk ons ontzetten; van onze „ Voorregten, daar hij ze andere Landen, met zij.-, ,3 ne Kroon veréénigd , niet ontnomen heeft ? Zij „ waren bij hunne Vrijdommen gelaaten , en met ,d geene  der NEDERLANDEN. *5 geene fcbatüngen belast, zonder daar in tebewil3) ligen. Een Godsdienst, dien hij in zijne Staaten „ duldt, zal hij ons gaarne vrij laaten oefenen. De ,, vrees voor eenige kuiperij met Spanje zal hem o„ verbaalen, om de Ampten veel eer aan Protejtan„ ten, dan aan Roomfchen te geeven. Bij zijne af„ lijvigheid wordt ons voorüitzigt nog gunfliger, „ naardemaal Hendrik , Koning van Navarre , de „ vermoedelijke Erfgenaam der Franfche Kroone, „ den gezuiverden Godsdienst nevens ons is toege„ daan (*)." Deeze fchoonklinkende redenen, of liever de vrees ] voor 't nog haatlijker juk der Spanjaarden, baarden ' meer kragts dan het Vertoog der Tetrenpartije. d Maar, om de Vrijheid niet, dan bij het nijpen des d uiteruen noods, opteöfFeren, befloot men , Frank- / rijk en Engeland te verzoeken, om de befcherming ' deezer Landen gezamenlijk op zich te neemen : en in gevalle de Koning van Frankrijk zulks mogt wei-' geren, dat men hem dan, met kennis enbewiUigini» der Koninginne van Engeland , voor Prins en Heer zou ontvangen, op voorwaarden, nog nader te beraamen. In 't einde befloot men ter Algemeene Staatsvergadering , de Hooge Overheid deezer Landen optedraagen aan den Koning en de Kroon van Frankrijk. Overijsfel bleef weigeren. Gouda verklaarde zich openlijk voor de zijde van Engeland en heeft, voor zo verre bekend is , het ingeleverde* VerCO Hoofdt , II. D. bl. 929, Maurits. Jefluit 31 de pdragt a Lar;n aan 'rank* jk.  Maurits. De Advoknat Buis ligt zijn Ampt neder. Davidson, Al gezant van Elizabeth , komt in de Nederlanden, s£ GESCHIEDENIS Vertoog tegen den handel met Frankrijk , fchoon des verzogt, niet willen intrekken of agterhouden (*). Paulus Buts, Advokaat van Holland , die zich altoos tegen den handel met Frankrijk verklaard hadt, lag zijn Ampt neder , toen de zaaken deezen keer namen. Openlijk heeft Graaf Maurits zich daar tegen niet aangekant ; doch het is zeer te vermoeden , dat hij deezen toeleg, welke hem noodwendig moest mishaagen , door die van Gouda zogt te dwarsboomen. Meeder Francois Franken, ten dien dage Peniionaris der Stad , was waarfchijnlijk de Opfteller van het boven aangeroerd fcherp Vertoog , en ftondt, naderhand , bij Maurits in blaakende gunde (f). Pruneaux , de Fran- fche Gezant , het weik dus verre gebragt ziende, vertrok na Frankrijk, befchonken met een gouden Keten, ter waarde van tweeduizend Guldens (§). Om deezen tijd, daagde Robert Davidson, Af" gezant van Elizabeth], hier te lande op : of de Staatkunde dier Vorftinne , of dat het beleid der Tegenpartije van Frankrijk hem herwaards voerde, is nog niet uitgemaakt. Op den achtften van Wintermaand, ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten ingeleid, gaf hij te verdaan: „ Hoe de Koningin niet dan met de uiterde fmerte verdaan hadt, „ in (*) Refol. Holl. 1584. bl. 746. (t) Wagenaar, Vadert. Hifi. VIII.D. bl. 50. (§) Rkyd , IV. B. bl. 53.  dhr. NEDERLANDEN. 27 5, in welk een verlegen ftaat deeze Landen zich be,, vonden: hoe debetrekkingen, ontftaande uit den „ Handel, den Godsdienst , en de oude Verbinte„ nisfen tusfchen Engeland en de Nederlanden, ,, haar het reders: belang deeden neemen in den „ welftand, rust en bloei deezer Gewesten , dat zij ,, den Koning van Frankrijk tot nog niet hadt kun„ nen ovcrhaalen, om dczelven , gezamenlijker „ hand met haar, te hulp te komen : en den tegen„ woordigen flaat der zaake wel wenschte te wee„ ten, om de beste middelen ter redding te beraa„ men: ondertusfehen hadt zij niet voor , het werk met Frankrijk, was wen daar in verder gegaan, „ te veragteren , of zich ter heerfchappij deezer ,, Landen intewikkelen." , De Staaten , ingenomen met die betuigingen der Vorftinne , bedankten den Afgezant, en deeden hem alle eere aan. Zij benoemden Gemagtigden , om met hem mondgemeenfehap te houden, die verklaarden, ,, dat men, „ met voorkennis der Koninginne , met Frankrijk „ in onderhandelinge getreeden was over de opdragt „ der Nederlanden aan dat Rijk, op gelijken voet, „ als Keizer Carel de V. dezelven bezeten hadt, „ doch behoudens den Godsdienst en Voorregten. „ Om hier van berigt te geeven, en over de verdere „ Voorwaarden , reeds ontworpen , te handelen, „ ftondt het Gezantfchap reisvaardig. Voorts had„ den zij nog dezelfde Land- en Zeemagt , als zij, „ eenige maanden geleden , haare Majefteit te ver- üaan gaven; doch behoefden de hulp der Konin- „ginne Maurits.  48 GESCHIEDENIS Mavrits. Gezanten aan Frankrijk..Heimlijk Berigtfchrift , door die van Holland. ,, ginneten hoogden, waarom zij ook fmeekren." Davidson betuigde, niet gekomen te zijn , om hunne zaaken in verwarringe te brengen, en dat, dewijl het werk met Frankrijk zo verre gebragt was , hij geen nader opening behoefde te doen van haar Majefteits voorneemen. Hij zou haar van het gehoorde verftendigen , en hier blijven , tot hij haar nader welbehaagen verftondt. Zijn antwoord, hoe ingewikkeld, en zijn verblijf gaf veelen genoegen : zij beloofden zich, dat het 'den Koning van Frankrijk reklijker zou maaken omtrent de Voorwaarden , of althans fpoediger tot een befluit doen komen (*). De vrees, van de Volksvrijheden opteöfferen, door den Vorst te veel afteftaan, aan den eenen, en die van hem te mishaagen, door te weinig te geeven , aan den anderen kant, veroorzaakte , ovsr het bepaalen der Voorwaarden , hoogloopende gefchillen. Eindelijk werden ze vastgefteld , en elk Landfchap benoemde Gezanten na Frankrijk van zijnen wege. Holland gaf den zijnen volmagt, om met den Koning te fluiten , op de Voor-, waarden, bij de Algemeene Staaten beraamd: doch ook een heimlijk Berigtfchrift, behelzende, dat men den Koning de vrijheid zou toeftaan, om den Roomfchen Godsdienst hier te lande, in zijne Kapel, te doen oefenen voor zichzelven en zijn Hofgezin alleen: als mede, dat men hem geene andere Steden, tot zijne verzekering, zou mogen in handen ftellen, das (*) Hoofbt, II. D. bl. P54 enz*  der NEDERLANDEN. «9 dan Ooftende, Sluis en Bergen op Zoom, Brusfel of Mechelen. De Algemeene Staaten, eenig fpoor krijgende van een geheim Berigtfchrift, namen zulks euvel: die van Holland verklaarden, dat hunne Gezanten last hadden , om zich volgens het Berigtfchrift der Algemeene Staaten te gedraagen, en dat hun geen heimlijke last, daar tegen aanloopende , was gegeeven. Ondertusfchen beveelden zij van Dorp en Casembrood, hunne Gelastigden, nergens iets van hun geheim Berigtfchrift te laaten uitlekken (*). Op den derden van Louwmaand des jaars j, MDLXXXV, gingen alle de Gezanten'uit den Briel d zeil, begeleid door veertien Oorlogfchepen. Tegen- | winden beletten hun te Diepe, de beoogde plaats, f, te komen, en zij landden te Boulogne. Zij zetten S te land hunne reis voort tot Senlis , waar de Koning ni hun belastte eenige dagen te toeven, den tijd huns wagtens veraangenaamende door een heusch omhaal, 1 op zijne kosten. Staatzugt was de eenige drijfveer niet, welke Hendrik aandreef, om zich van de aanbiedingen der Bondgenooten te bedienen. De ondeugden en de dwaasheden van deezen Vorst hadden hem ten doel gefteld van den haat en veragting zijner Onderdaanen. Hendrik van Lotharingen , Hertogvan Guife, een jong Vorst van veele bekwaamheden, doch door eerzugt brandende, hadt zich deeze volksafkeerigheden ten nutte , en eenepartij gemaakt onder voorwendzel van eene Verbintenis te vormen, tot O Re/ol. Holl. 1584. bl. 706. 744. 749.790, Maurits. iomst er Gein ten in ra:ikjk. aat deels Kongrijks. 585.  Maurits. 3o GESCHIEDENIS tot verdeediging van den Katholijken Godsdienst, tegen de invoerders van nieuwigheden in den Godsdienst. De Koning liet het zich, door bedrijveloosheid, welgevallen , en werd 'er het hoofd van , om het flachtöffer niet te weezen. De dood desHertogs van Anjou , die Frankrijk fcheen verlost te hebben van de kuiperijen eens onrustigen Prinfen , was een beginzel van de verderflijkfte onlusten. De gevoelens des Volks vertoonden zich op eene geweldige wijze. De GbïsfcN deeden overal verluiden , dat Hendrik de III. den Catholijken Godsdienst alleen in fchijn beleedt; dat hij, daarenboven , geen Kinderen ftondt te krijgen, en dus de Kroon te vervallen op den Koning van Navarre, een Ketter, die den laatften llag aan den Catholijken Godsdienst zou geeven. De naam des ouden Cardinaals van Bourbon moest den Oproerigen ten ftandaart dienen: doch het waare oogmerk der Guisen was , onder diens naam te regeeren, en zich , vervolgens , op den Throon te plaatzen, als aframmelingen van Carel den GnooTEN. Om Hendrik te ontrusten, was Philips de II. de ziel deezer Partijfchappe door zijne ftreeken, en onderfleunde dezelve met geld* Maar , wanneer hij deezen handel met de Bondgenooten ontdekte, drong hij, om denzelve te dwarsboomen, de Guisen, openlijker voor den dag te komen. In dit hachlijk tijdsgewricht , was het raadzaamst voor Hendrik , de aanbieding der Bondgenooten te aanvaarden. Hij breidde, dusdoende, de grenzen zijns Rijks uit, wreekte zich over detrouw- joozs  der NEDERLANDEN. 3t looze yerbintenisfen der Spanjaarden, voorkwam de fchriklijkheden eens Burgerkrijgs , en gaf aan onrustige en gevaarlijke geesten, door ze in een vreemden Oorlog intewikkelen , eene andere rigting. Eindelijk belette hij de Nederlanden , zich in de armen der Engelfchen te werpen, die , door eene zo magtige aanwinst op 't vaste land, te beter in ftaat zouden worden, om hunne oude eifchen op Frankrijk te doen herleeven. Alle deeze redenen , gepaard met verfcheide anderen, werden met eene vermeefterende welfpreekenheid voorgedraagen door Francois de Noailles, Bisfchop van Acqs, van den Koniug geraadpleegd. Doch , wanneer ze ih den Raad, waar zich veele Afhangelingen van Spanje bevonden, ter onderzoekinge kwamen, ontmoetten ze veel tegenkantings. „ In dergelijk eene omflandigheid fchrijft de Thou , „ hadt hij openlijk met de Bond„ genooten moeten handelen , en , in 't oog van al „ de wereld , den Koning van Spanje , over wien „ hij veel reden hadt van klagen en wantrouwen , „ moeten braveeren, fchielijk en ftout de gunlhglte „ gelegenheid, om den roem des Franfchen Naams „ te verheffen, aangrijpende." Maar de trouwloosheid der Hovelingen, die deezen Vorst omringden , haalden hem over, om last te geeven, dat de. Afgezanten zich veertien dagen te Senlis zouden ophouden: een verkeerde raadflag, die den Spanjaard toonde, wat hij al in Frankrijk vermogt q»), O Hqofdt, II. D.bl. p5p. Thuan, Lib. LXXX. MAURlïSb  Maurits. De Spaanfche Afgezantzoekt hunne gehoorverleening te belenen.; ja GESCHIEDENIS Mendoza , de Afgezant van Philips den II$ zich gerugfteund vindende door de Partij der Oproerigen, durfde het beftaan , den Koning het gehoor verkenen aan de Gemagtigden der Bondgenooten, op een fcherpen en dreigenden toon , te ontraaden. „ Zij waren," gelijk hij beweerde, „ jammerzalige ,, Ketters, fchandelijke Oproermaakers , van God „ en Menfchen verlaaten , tot de heilige Vierfchaar ,, der Inquifïtie van overlang verweezen , hij be„ hoorde ze niet onder zijn oog te laaten komen, „ noch te luifteren naar eenige voorwaarden , waar „ door zij hem, tot hunnen onderftand, meenden te „ bekooren, dewijl zij noch regt tot het aanbieden, „ noch magt tot het volbrengen derzelven hadden: en hij, die zich inliet, om die wederfpannigen te „ befchermen, ftelde zich bloot aan de wraake van „ een gedugt Vorst , dien niemand ongeftraft terg- ?5 de." . HendrUv de III, gehoond door zu!k eene aanfpraak , betoonde meer dan gewoon vuur, en antwoordde, gelijk een Koning pastte: „Volken, „ die zich niet tegen hun Vorst verzet hebben , dan 5, naa het beproeven van alle wegen van zagtheid, „ om hem van dwiuglandfche behandelingen afte„ trekken , zijn in mijn oog geen Oproermaakers. „ Deezen zijn oude On leidaanen mijns Rijks , die „ hier Befcherming zoeken, en de edelaartige Fransch- „ man ftelt 'er altoos eer in , om verdrukte Voifrera „ en Volken te helpen (*)." fk IiooFDT, II. D. bl. TnuANi Lil-. LXXXI,  DEk NEDERLANDEN. 33 In gevolge hier van liet hij de Nederlandfche Afgevaardigden met een aanzienlijken fleep van Koetzen en ander rijdtuig af haaien , enm Parijs voerert, waar hij hun ruim huisvestte, en, op den veertienden van Sprokkelmaand, gehoor verleende. ElbertusLeoninus, de Gelderfche Kahfelier, voerde het woord, 't welk hoofdzaaklijk hier op uit kwam „ De door„ lugtige deugden van uwe Majefteit, het voorbeeld i, van andere Volken, die ü tot hunnen Vorst verSi, kooren, hebben ons, meer dan eenige andere be£ weegraden , overgehaald , om u de Opperheerfchap33 pij der Nederlanden aantebieden. Ondanks de „ vermeefteringen van den Spanjaard, hebben zij » nog ruiffl negentig fterke Steden, dm van de Ka„ lieden en Sterkten niet te fpreeken, daarenboven j, een groot aantal Scheepen en Bootsgezellen , de bestgefchiktfte Zeehavens en tot den Handel gele„ genfte Rivieren. Het enkel beletten van den toeü voer over Calais en Mezierrs zal veel toebrengen „ tot krenking van den Spanjaard, wien zijne Mai, jefreit het overheerde deel der Nederlanden ligtlijk zal konnen ontweldigen. Zij gelieve , der„ halven , de Befcherming en Heerfchappij te aar*s, vaarden over Volken, meeftendeels , vanouds-, Leden des Franfchen Rijks." Zeer min. zaam beantwoordde Hendrik dezen voorflag, en verzogt de Afgezanten , hunnen rast hem fchrifc «jk overteleveren , ten einde hij , over een ftuk van zo veel uitziens , met zijnen Raad mogt lK n^ € fpre; Zij wolden toe* gelaateu,  34 GESCHIEDENIS Maurits. Voortgang deezer Onderhandelingen, fpreeken , eer hij een bepaald befluit nam («). De Afgevaardigden werden aan de beide Koninginnen, de Moeder en Egtgenoote desKonings, aangebooden, overal met veel onderfcheidinge ontvangen en gunftig gehoord. Doch men raadde hun, des geen ophefs te maaken, ten einde zij den heimlijken en openbaaren vijanden van den Staat niet te veel in 't oog zouden loopen, en ongelegenheid baaien. Vervolgens hielden zij een gefprek met Pruneaux over de beraamde voorwaarden j die vorderden, „ den Hervormden Godsdienst te handhaaven; „ geenen anderen intevoeren ; eenen Onroomfchen „ Landvoogd herwaards te zenden; dien eenen Raad ,, toetevoegen van Omroomfche Inboorelingen , aan„ genaam den Staaten ; geene Uitheem/eken noch ,, Roomfchen tot Wethouderfehappen ofRegteramp* ten te beroepen; vrjjheid voor de bijzondereStaa„ ten, om, onbefchreeven , en zo dikwijls het hun „ goeddagt, te vergaderen." Deeze, en meerandere bedingen, hoe veel zagter ook, dan die Anjou hadt aangenomen , dagten Pruneaux te fchor en ftootende, om den Koning te worden voorgehouden, ja gefchikt, om eensflags alle onderhandeling aftebreeken. Schoon een heimlijk Berigtfchrift hun vrijheid gaf, om den fchoot eenigermaate te vieren , zagen zij, dit te ruim doende, den Staat bekorting, zich opfpraak en ongena befchooren. Onverrigter bood» (*) Hoofdt , II. D. bl. 971. Thuan. Lib. LXXXI.  der NEDERLANDEN.' 35 boodfchap wedertekeeren, was, boven bijftere fpot, om 's Lands verderf gewed. Hoe zij 't maakten , 't Land moest er om lijden: eindelijk vonden zij best, hettoegeeven o ver zich te neemen, én alle punten niet bedingehder, maar fmeekender wijze voorteftellen. —- Zij baden den Koning, voor al5, toos de Nederlanden met zijne Kroon te verééntgen, en de Qppermogènheid over dezelventeaan», vaarden, gelijk Keizer Carel de V. dezelve be9, kleed hadt; de Gewesten tegen den Spanjaard te i, befchermen; de Voorregten te handhaaven ; de i, Landzaaten te bewaaren bij den Hervormden Gods-' j, dienst, en als die thans plaats greep, zonder ie„ mands Geloof te onderzoeken, tot Algemeenen j, Landvoogd een Prins van den Bloede of een ander j, Heer van aanzien te benoemen, nevens een Raad van Staate voor twee derden uit Inboorelingen, „ en voorts uit Vreemden beftaande : den Algemee„ nen Staaten vrijheid te geeven , öm, tweemaal 's „ jaars , en den bijzonderen , zo dikwijls zij het 5, goedvonden, te vergaderen ; 's Lands Domeinen 4- te ontvangen, zo als ze zijn met de lasten; geene 9, nieuwe tollen, buiten wettig verlof der Staaten, „ opteftellen; de giften' van eenige Landen en Heer5, lijkheden, aan wijlen den Prinfe van Oranje gedaan, te bevestigen, en den Huize van Nassau* „ waar aan de Landen zich groothjks verpligt rekenden, te vergenoegen: het Landfchap Overijt' „ fel, wanneer het des verzogt, onderzijn gebied te neemen. De tegenwoordige bijzondere Stad. Cs „ hou«  36 GESCHIEDENIS maurits, Aanmerkingenhier over. Koning Hendrik Haat de aanbieding af. (*) Hoofdt, II.D. bl 97i. (t) Refel. Holl. 1584. bl. Ó87, „ houders in hun Ampt te baten: en, naa het ont. „ vangen der Landen op deeze voorwaarden, geene " anderen aan eenige derzelven toeteftaan, dan bij „ bewilliging der overigen (,*)•" In het ontwerp deezer nadere Verdragpunterr ,■ zo zeer verfchillende van die men Anjou voorfchreef, agten zommigeu, dat de Afgevaardigden hunne magt te buiten gingen : maar , behalven dat de zaaken der Bondgenooten van tijd tot tijd meer rugwaards liepen , dagten zij , eenen Koning meer dan eenen Hertog te moeten toeftaan. Men hadt zorg gedraagen , dat de Hollanders, door een heimlijk Renverfaal, niets bijzonders bedongen. Veel durfde Hiervoor Graaf Maurits niet eifchen; maar den Koning verzoekende, om de bijzondere Stadhouders in hunne posten te laaten blijven , mogt Maurits op het Stadhoudeifchap van Holland, en misfchien dat van Zeeland, rekening maaken : wanneer men befloot, vóór het bekragtigen van het Verdrag, hem met die waardigheid te vereeren. In Holland hadt hij reeds, als Stadhouder , toen eenige Voorregteu (f). De Koning fcheen genoegen te neemen in de Voorwaarden. De maar hier van klonk tot in deeze Gewesten, en men verwagtte niets anders, dan de volkomene bekragtiging. Bij het nader ontvouwen van 's Lands zaaken hielden de Gevolmagtigden aan op het verkenen van onverwijlden bijftand tot het ontzet  der. NEDERLANDEN. * zet van Brusfel: dit marde, en ondertusfchenkwam de tijding, dat deeze Stad , op dergelijke Verdragspunten als Gend, met Parma was overééngekomen. Dit nieuws fcheen den ijver van Koning Hendrik te doen bekoelen. Hij ontmoette , van dag tot dag, grooter zwaarigheden in zijnen Raad , die hem niets anders voor oogen hieldt , dan het gevaar van zulk een vijand, als Philips, te tergen. In de daad, de Spaanfche Monarch , geen beter middel weetende, om zich van vreeze te ontheffen, dwong de Guisen ten voorfchijn te komen: men verzekert, dat hij hun dreigde, in gevalle van weigeringe, den Koning van Frankrijk de oorfpronglijke ftukken des Verdrags van den Hertog met Spanje ter hand te zullen Hellen (*). De muiterij ftak reeds het hoofd op , het Bondgenootfchap hadt verfcheide Steden ingenomen, en Parijs was het punt der verééuiginge van hunne woede. Dus eene omftandigheid vorderde eene kloekmoedige en ftandvaste Ziel; doch, als het op doen aankwam, helde die van Hendrik denIII. altoos tot het zwakke en bange over. Hij durfde zijnen trouwloozen Staatsdienaaren het hoofd niet bieden : en verklaarde den Afgezanten der Bondgenooten , „ dat hij, door de tegenwoordige gefieltenis „ zijns eigen Rijks, de aanbiedingen van een Volk , „ 't welk hij niet in Maat was te verdeedigen , niet „ kon aanneemen." In deezervoege verloor Frankrijk, voor altoos, de gelegenheid, om de Nederlandfin C) Eff> df la Ligue, P. II, p. 240, C 3 Mautuu,  WederzijdfchiKrijgst drijven 3« GESCHIEDENIS den aan zijne Kroon te hegten. De Gemagtigdetï verzogten, herhaalde keeren, om eenigen onderfland van Krijgsvolk, doch kreegen niets dan wel heusch , maar weigerend antwoord. Vergeefsch was ookhun aanzoek bij den Koning vmNavarre, den Prins van CoNDé , en andere Hoofden der Onroomfchen , om hun vier- of vijfduizend Knegten bijtezetten. Zij hadden de handen vol aan hunne eigene zaaken. De Gezanten keerden onverrigter zaake , fchoon met yeel beleefdheid opgehoopt, na huis, waar zij, den pegenden van Grasmaand, m'sGraavenhaage, verflag deeden van hun wedervaaren aan het Franfnhe Hof(*> Deeze weigering, waarover, naderhand, de Veréênigde Gewesten zich hoogst verheugden, was toen eene ftoffe van droefheid. „ Dit, fchrijft „ Hoofdt, aangezien voor een rampfpoed enteken ,] van 's Hemels verbolgenheid tegen de Nederlan„ den, werdt (zo fcheemeroogt 's menfchen ver„ nuft, en mismikken zijne wenfchen,) althans bevonden t'hunnen hoogflen beste geftrekt te heb„ ben : gemerkt hun , dien anders eene eeuwige „ dienstbaarheid befchooren ftondt , gebeurd is, „ zonder fmet van llaavernij te blijven , en, einde„ lijk, eene verzekerde Vrijheid te bevegten (+)." Waarlijk het voorüitzigt der Bondgenooten werd, s allengskens donkerder. De Graaf van Hohenlo 'e* waagde eenen aanflag op 'j Hertogenbosch , die mislukte, (») Hoofdt , II. D. bl. 977 enz. r\y Zie aldaarbl. 981.  der NEDERLANDEN. jfr lukte, en hem op meer dan driehonderd man en 't verlies van veel krijgsgeweer te ftaan kwam (*). De nadering der Spanjaarden was des temeercedugten, dewijl de Roomschgezinden verre het grootfte gedeelte der Inwoonderen van de Nederlanden uitmaakten': dat zij als tien tegen één Honden, gelijk men vermeld vindt (f) , fchijnt vergrootend gefprooken. Maar de Protefianten telden onder zich de Hoofden des Staatsbeftuurs , der Bezettingen, der Krijgsmagt: en, vreezende , dat de Roomfchen den Spanjaard mogten begunftigen , hadden zij het raadzaam geoordeeld , hun ijver te dooven, hun getal te verminderen, en hunne magt door onderdrukking te knakken. Hoe weinig men op de gemaakte en bezwoeren Verdragen ten hunnen opzigte paste , heeft het voorgaande deel van dit Tafereel ons voor oogen gefield. Van Kerken beroofd , van Ampten ontzet en uitgeflooten, en als vijanden des Vaderlands bejegend , waren zij , natuurlijk , op wraake bedagt. Der Spanjaarden voorfpoed gaf hun gelegenheid, om dezelve te neemen. Te Nieuwmegen verzogten zij, volgens den inhoud des Geloofsvrede's, eene cierlijke Kerk. Op de weigering hier van , verwekten zij een opftand , en Vonden zich fterk genoeg, om de Bezetting uittedrijven , en Overheden van hunne Godsdienstbelijdenisfe op 't kusfen te brengen. Zij wilden, gelijk 's Hertogenbosch, zichzelven verdee. di- (*) Van Heurn Hijl. van 's Hertogenbosch, II. D. bl. 157, Ct) Brandt Hijl. der Reform. I. D. bl. 735, C4 Maurits.  t^AURITf. WederzijdfchKrijgsl drijven 3$ GESCHIEDENIS den aan zijne Kroon te hegten. De Gemagtigdet! verzogten, herhaalde keeren, om eenigen onderftand van Krijgsvolk, doch kreegen niets dan wel heusch , maar weigerend antwoord. Vergeefsch was ookhun aanzoek bij den Koning vanZVWw, den Prins van CoNDé , en andere Hoofden der Onroomfchen , om hun vier- of vijfduizend Knegten bijtezetten. Zij hadden de handen vol aan hunne eigene zaaken. De Gezanten keerden onverrigter zaake , fcbopn met veel beleefdheid opgehoopt, na huis, waar zij, den negenden van Grasmaand, in's Graavenhaage, verflag deeden van hun wedervaaren aan het Franfthe Hof (*> Deeze weigering, waar over, naderhand, de Veréênigde Gewesten zich hoogst verheugden, was toen eene ftoffe van droefheid. „ Dit, fchnjft „ Hoofdt, aangezien voor een rampfpoed enteken 'l van 's Hemels verbolgenheid tegen de Nederlanden, werdt (zo fcheemeroogt 's menfchen ver" nuft, en mismikken zijne wenfchen,) althans bevonden t'hunnen hoogften beste geftrekt te heb9, ben : gemerkt hun , dien anders eene eeuwige „dienstbaarheid befchooren ftondt , gebeurd is, „ zonder fmet van flaavernij te blijven , en, eindeJ lijk, eene verzekerde Vrijheid te bevegten (+)." •• Waarlijk het voorüitzigt der Bondgenooten werd s allengskens donkerder. De Graaf van Hohenlo 'e' waagde eenen aanflag op 's Hertogenlosch , die mislukte, (») Hoofdt, II. D. bl. 977 enz. £f) Zie aldaarbl. 5>8i.  ber NEDERLANDEN. $9 lukte, en hem op meer dan driehonderd man en 't verlies van veel krijgsgeweer te ftaan kwam (*). De nadering der Spanjaarden was des temeercedugten, dewijl de Roomschgezinden verre het grootfte gedeelte der Inwoonderen van de Nederlanden uitmaakten': dat zij als tien tegen één Honden, gelijk men vermeld vindt (f) , fchijnt vergrootend gefprooken. Maar de Proteftanten telden onder zich de Hoofden des Staatsbeftuurs , der Bezettingen, derKrijgsmagt: en, vreezende , dat de Roomfchen den Spanjaard mogten begunftigen , hadden zij het raadzaam geoordeeld , hun ijver te dooven, hun getal te verminderen, en hunne magt door onderdrukking te knakken. Hoe weinig men op de gemaakte en bezwooren Verdragen ten hunnen opzigte paste , heeft het voorgaande deel van dit Tafereel ons voor oogen gefield. Van Kerken beroofd , van Ampten ontzet en uitgeflooten, en als vijanden des Vaderlands bejegend , waren zij, natuurlijk , op wraake bedagt. Der Spanjaarden voorfpoed gaf hun gelegenheid, om dezelve te neemen. Te Nieuwmegen verzogten zij, volgens den inhoud des Geloofsvrede's, eene cierlijke Kerk. Op de weigering hier van, verwekten zij een opftand , en Vonden zich fterk genoeg , om de Bezetting uittedrijven, en Overheden van hunne Godsdienstbelijdenisfe op 't kusfen te brengen. Zij wilden, gelijk '* Heriogenbosck , zichzelven verdee. di- (*) Van Heurn Hijl. van 'i Hertogenbosch, II. D. bl. 157. (f) Brandt Hifi. der Reform. I. D. bl. 725, C4 Maurits»  Maurits. Beleg en overgave van Antwerpen. 40 GESCHIEDENIS digen: doch als de weigering van Hendrik den III. hun alle hoope, om een Roomsch Oppervorst te krijgen , deedt verliezen, verdroegen zij zich met Parma. —— Doesburg viel , weinig tijds daar naa, door bcitelling der Roomfchen , in zijne handen. —De Koningfchen:, door Tassis aangevoerd, regtteu veel verderfs en moedwils aan op de Veluwe , in het Sticht , en in 't Gooiland-, waar zij veele Sterkten beinagtigden. Bij Amerongen behaalde Tassis eene gewigtige overwinning op de Staatfchen. . De voordeden der Bondgenooten bepaalden zich bijkans alleen tot het hoeden van Kampen en Arnhem, tegen de zamenfpanningen der Roomfchen. Graaf Willem Lodewijk van Nassau , Stadhouder van Friesland, nam twee kleine Sterkten op de Feluwe in; doch zijn aanflag op Groningen mislukte , door * ontdekken van 't verraad. Het eenige van belang 5 't welk den Staatfchen gelukte , was het verrasfen van Nuk in het Aardsbisdom Keulen, en het Slot Overasfelt bij de Stad Graave. De dapperheid van Maartf.n Schenk bragt veel toe tot deeze laatfte vermeeftering. Deeze , van de Spaanfchen niet naar genoegen beloond , hadt hunne partij weder verhaten , en zich tot de Staatfchen begeeven (*). Middelerwijl hadt Parma zich beziggehouden met het beleg van Antwerpen, en, om 't zelve uittehongeren, gelijk wij reeds vermeld hebben , de toegangen, zo veel mogelijk', belemmerd, en twee Schans- fen^ (*) Hoofdt, IL D. bl. pSp.jpi. io©?. ioi».  der NEDERLANDEN. 41 fen, één aan eiken oever der Schelde vervaardigd; doch de wijdte des vaarwaters gaf den Hollanderen en Zeeuwen gelegenheid, om, zich van wind en tij bedienende, onverhinderd alle foorten van voorraad ter Stad intebrengen. Zij voerden zo veel Koorns aan, dat de Regeering, door eene verkeerde zuinig, heid, 'er prijs op (telde, en het opleggen verboodt: 't noodwendig gevolg hier van was , dat de Kooplieden het fterk aanvoeren (taakten, en de Stad met geene mogelijkheid voor een langen tijd voorzien kon worden , jaa den overvloed in gebrek zag verwisfelen. Beter middel , doch verworpen , hadt Gianibf.lli voorgeflagen. „ Maar, 6 fchandvlek! " roept Hoofdt uit, ,, terwijl een Italiaan, ijveren„ de voor de welvaart eens Lands, dat hem vreemd „ was, zijn zinnen tot handhaaving der Staatfche „ Partije fcherpte , fpitste de eigenbaatzugt, die „ geen onderfcheid tusfchen heilig en heilloos weet, „ daar voordeel te haaien valt , het vernuft der In,", geboorenen op treeken, die weinigen tot gewin, „ en der gemeene zaake tot bittere fchade gedeegen. „ Eenigen, omgekogt door den Vijand , lieten wil„ lens hunne Schepen neemen , die hij dan onder „ zijne Schansfen ten oorlog toerustte , zich voorts „ dienende van de Goederen, tot boeting zijner be„ hoeften." Parma wist hun den toevoer geheel aftefnijden, door eene (touteonderneeming,devrugt * van zijn vindingrijk vernuft. Hij (telde zich voor, eene Brug over de Schelde te daan. De bezwaarlijkheid, om den noodigen voorraad van bouwftofTe te C 5 krij-. Maurit},  Maurits. 4i GESCHIEDENIS krijgen, de onmogelijkheid, om ze te vervoeren, zo lang de Bondgenooten, door de meeidere fterkte van hunne Zeemagt, meefter van 't vaarwater bleeven, het vloeien en ebben des ftrooms , de breedte en diepte van denzelven, hef ijs, de poogingen der belemmerende viiandlijke Vaartuigen , dit fcheen alles de ongerijmdheid van zulk een ontwerp aanteduiden. Het enkel denkbeeld , dat de volvoering mogelijk was, deedt het ilaagen. De Antwerpenaars fpotten 'ermede, en Farneze maakte zich deeze oubedagtzaame gerustheid ten nutte , om zijn plan met ernst voorttezetten. 't Gelukte hem tweeëntwintig Pleiten in de Schelde te brengen, en het verder noodige ter beoogde plaatze aantevoeren. De arbeid gefchiedde onder zijn opzigt, en hij moedigde de werklieden met woorden niet alleen , maar ook met zijn voorbeeld aan. Tot dekking dienden verfcheide Schansfen, op zekere afftanden opgeworpen , en eenige gewapende Vaartuigen, De Hoofdfchansfen, Santa Maria , aan den Vlaam* fchen, en Sant Philips, daartegenover aanden£r«'bandfchen Oever vervaardigd , moeften door eene Brug veréénigd worden, zijnde hier de Schelde noch wijd noch diep , en eene bogt, gefchikt, om de vaart der Schepen , die beftaan mogten het werk te floopen, tebreeken: van beide de Oevers af waren zwaare Paaien geflagen, tot dat de diepte hethaaijen verboodt, en bleef de opening tusfchen dit paalwerk nog driehonderd voeten. Door den nagt, wind en ftormbegunftigd, durfden de Scheeën der Bondge- noo-  bek. NEDERLANDEN. 45 Iiooten het waagen 'er door;te zeilen, en de Stad voorraad toetefchikken. Doch de meer en meer belemmerde vaart deedt de leevensmiddelen in prijs klimmen, en den moed der belegerden daalen. Zij begonnen te fpreeken van Parma's goedertierenheid, en de onmogelijkheid, om het uittehouden tegen een Veldheer, die krijgsbeleid met de fterkte zijner heirkragt paarde. Aldegonde , Burgemeefter te Antwerpen , fpande al de kragt zijner welfpreekenheid in , om hun tot voorzigtige en kloekmoedige maatregels aantezetten. Hij fchilderde hun voor oogen de trouwloos- en valschheden der Spanjaarden; hoe kloekmoedig Leyden en Alkmaar zich verdeedigd en 't Spaansch geweld afgeweerd hadden : hij riep de fchimmen van Egmond, Hoorne, Oranje, en zo veele andere Vaderlandfche Helden, wier bloed om wraak riep bij alle welmeenende Burgers , aan: voorfpelde , in welk een verval het bloeiend- Antwerpen zou komen, wanneer het onder'tfchandelijk juk van den Spanjaard bukte : en toonde , welke middelen 'er voorhanden waren , om 't afteweeren, als mede de hulp, die men uit Frankrijk en Engeland te wagten hadt. Deeze aanfpraaken waren niet vrugtloos, en dienden kragtdaadig, om den invloed der ftreelende beloften , waar mede Parma , onder de hand , de Burgers aanging , te ftremmen. De dappere Teligni , die Lillo zo roemrijk verdeedigd hadt, na Zeeland gezonden , om het toefchikken van hulpe te bewerken , viel in handen der Spanjaarden. Dit gevangenneemen was een gevoelige flag MAURrrs, 1  *4 GESCHIEDENIS Maurits* flag voor zijnen Vader la Noüe , mede Spaansch Krijgsgevangen, en een treffend verlies voor de Bondgenooten , die braave Krijgsoverften hoogstnoodig hadden. Tot volmeeting van de maat des rampfpoeds hadt Parma thans de Schelde weeten te fluiten door eene Schipbrug van tweeëndertig Pleiten , te famen vastgemaakt met Masten, die , reikende van boord tot boord, een vloer van Planken droegen, met touwen en ketenen wel vastgemaakt , van gefchut en manfchap voorzien: de Brug hadt doorgaans de breedte, dat 'er tien man in 't gelid op gaan kon, en,voorts, uitftekken, om tot wapenplaatzen en ftrijkweeren te dienen. Vlotten van Masten, met dikke en lange ijzeren Pinnen, lagen niet verre van de Brug, om dezelve te dekken, doch befloegen llegts de Kil, zo verre het fcheepswerk ftrekte. De Antwerpenaars zagen met fchrik dit Meeflerftuk van Krijgsvernuft in zes maanden voltooid. Gemaklijker was hei hun gevallen, dit werk, onder het vervaardigen , te beletten, dan het , gemaakt zijnde , te verbreeken. De grootheid des gevaars deedt hun alles, ten dien einde, egter , aanwenden. Het herwinnen van Liefkenshoek en van verfcheide andere Sterkten was het gevolg van deezen hernomen moed; en men meende , van daar de Brug te vermeelteren; doch hier kwam niets van. Aan het verbreeken deezer Schipbrugge fcheen nogthans de verlosiing van Antwerpen te hangen. Het vernuft fpitste zich op het bedenken van vernielmiddelea. r 't Meest  der NEDERLANDEN. 45 *t Meest beloofde men zich van de uitvinding des boven vermelden Italiaanfchen GianibellI, gebooren te Mantua, thans in dienst der Staatfchen. Het Hof van Madrid hadt , voorheen , zijne dienden verfmaad, en hij gezwooren, dat het des rouwe zou hebben. Thans was, als 't ware, het uur der volbrenging gebooren. De wraak- en verdelgzugt deedt hem Brandfchepen bedenken , wegens derzelver fchrikbaarende werking , Helfche Branders geheeten. De bodem van twee Schepen, hem daartoe verftrekt, liet hij overleggen met zwaare Planken, daar op een fteenen Bak metzelen, in de eene zesduizend , en in de andere zesduizend vijfhonderd ponden Kruids ftorten , dit alles overdekkende met eene fchuins en fcherp toeloopende Roef van blauwe Zerkfteenen: Kogels , Ketens en ander befchadigend tuig was 'er in verborgen , en 't vuur zo gefchikt, dat het, ten beftemden tijde, het Kruid kon aanfteeken, om de Vaartuigen , van boven met ligt brandende doffe voorzien, en die dus alleengefchifct fcheenen, om brand te dichten, te doen fpringen. Op den vierden van Grasmaand, met het vallen van den avond, duurden de Antwerpenaars deeze Branders af, vergezeld van verfcheide kleine platbodemde Schuiten , desgelijks voorzien van ontftooken vuurwerk. De Spanjaarden kwamen bij menigte aan wederzijde van de Riviere, om te zien, wat 'er tan deeze nieuwe vertooning worden wilde: zij hadden kundfchap van de toerusting, doch niet van het geheim. De Prins van Parma zelve begaf zich, ver- MAURin-?  0 GESCHIEDENIS vergezeld van veel AdelS , na de Brug. Met vee! moeite haalde men hem over , die te verlaaten , en voor zijne veiligheid te zorgen. Hij was in t.jds geweeken: want kort daarop fprong het voorde Schip, dat aan den grond geraakt was , en doodde veele Soldaaten in een Blokhuis, daaromtrent: hetagterfte bereikte de beoogde plaats , daar men het Staketzei aan de Schepen der Schipbrugge hadt vastgemaakt, en borstte met zo feilen üag , dat de grond drie mülen in 't ronde daverde, en de Schelde buiten haare oevers tntdt. In deezen (lag kwamen niet alleen om de Onderzoekers,ftout genoeg, om zich m dit verraadelijk Schip te begeeveu 5 maar ook het meerendeel der geenen , die op het Staketzei, of m de Schepen der Brugge waren. Groot was het geul der deerlijk verminkten en zwaar gekwetsten , dat der dooden meer dan vijfhonderd; onder deezen veelen van Parma's Hofgezin en Krijgshoofden,de Heer van Billv en de Markgraaf van Rijsburo lieten hier het keven. De Schans op den oever lag overhoop , 't Gefchut vervuld met flijk , het Kru.t en Lont door't water ten onbruik , het Staketzei en de Brag zelve waren zeer gehavend. Dit was het tijdftip, van 't welk zich de Bondgenooten moeiten bediend hebben, om den verzaagden en redloos gemaakten Vijand aantevallen : het Volk ftondt gereed , om alle de Schansfen te verlaaten, doch Parma hieldt het Itaande. Dan de uitgezondenen, om de werking der Brandfchepen te vernee. men, hadden zich niet digt genoeg , om ze te zien, dur-  der NEDERLAND E N. 47 durven waagen, en, befchaamd over deeze blooheid, de leugentijding gebragt, dat de kunst niets hadt uitgewerkt. Op den derden dag kresgen zij eerst « door Hohenlo , berigt van de waarheid. Veel te laat. Pakma hadt reeds de geleeden fchaade herfteld, en de Schipbrug derwijze veranderd , dat dezelve, andermaal, zo veel gevaars niet liep van dergelijk een toeleg. Ook ondernam men het eenen andermaal vrugtloos. Zo liep desgelijks af het gebruik van een lomp diepgaand Vlot, doordeKundigen van den beginne gewraakt, doch van 't Gemeen zeer gefchikt geoordeeld,om's VijandsSchansfen en Brug mede te beftooken. De dwaaze waan en onkunde hadt 'er den zwellenden naam van Fin de la Guerre, 't Einde des Oorlogs , aan gegeeven. In Pauma's handen gevallen , belachte hij dien onkundigen houtftapel, en deedt denzelven , als nutloos, floopen. Het bemagtigen van den Kouwenfteinfchen Dijk beftondt Hohenlo in den beginne metzovëelmoeds als gelaks, doch de Spanjaarden ontweldigden hem het behaalde voordeel weder, en kreegenalleSchansfen in. De Belegerden, van alle zijden ingeflooten, begonnen de beginzels van gebrek te fmaaken , zagen grooter voorüit , en geen ontzet, hoe dikwijls ook beloofd , tijdig genoeg te gemoete. Alle welfpreekenheid van Aldegonde mogt niet meer baaien : de oproerigen dreigden hem den dood : en hij vondt zich , in 'c einde, gedwongen, met Parma in onderhandeling te treoden. IJdel waren zijne poo- gingen, Maurits,  4^ GESCHIEDENIS Maurits. Misnoegen der Staaten wegens de overgaave van /Antwerpen. gingen; om de Hervormde Godsdienstoefening te bef' dingen; hij verwierf alleen, dat de Proteftantenvitt jaaren in de Stad zouden mogen blijven. De andere voorwaarden waren van vrij zagter aart. Farneze haakte na den roem der vermeefteringe vati Antwerpen , en ftreelde zich met de hoope van de! andere Plaatzen, door goedertierenheid, te winnen^ De tijding der overgave dier gewigtige en zolang.belegerde Stad baarde groote vreugd bij Philips : men wil * dat hij zich terftond aan de deur zijner Dogter Isabella vervoegd hebbe, kloppende en roepende: Antwer* penis ons! Hij dagt niet meer, dat deeze overwinning hem twaalf mülioenen gekost hadt, en dat Antwerpen , om zo te fpreeken , de zelfde Stad niet zou blijven: gelijk dit het gevolg was; wantophetfeestlijk inhaalen van Parma volgde het uittrekken vari een groot deel Burgers , die neering, handwerken! en rijkdom medevoerden na Gewesten , waar zij vrijheid van Godsdienst genooten , en zich een onbelemmerder Handel beloofden , dan zij te gemoete zagen , op de Schelde te kunnen drijven, zo lang de Hollanders en Zeeuwen meefters te water bleeven Het verlies van Antwerpen trof de Bondgenooten diep in 't harte. Zij hadden, tot het laatfte toe, ten oogmerke, deeze Stad te ontzetten. Den Hollanderen werd ten laste gelegd , dat zij , door baatzugt in den Handel gedreeven , de Zaak des Gemeens verraaden , en den Vijand veel noodigen voorraad ver» (*) Hoofdt, II. D. bl. 855 enz. 097 1023.  der NEDERLANDEN. jjjj verfchaft hadden (*). Elk fchreeuwde tegen Aldegonde. Hij hadt ten oogmerk , na Zeeland te vertrekken, doch werd geraaden, zich daar niet tevertoonen. Zijn Verdeedigfchrift , in ftede van zijne zaak te verbeteren, verllimmerde dezelve : hij fchilderde daar in 't lot des Gemeenebests zo hooploos af, en verhief dérmaate de groote hoedanigheden van Parma , de ontzaglijke magt der Spanjaarden en de voordeeleii eener verzoeninge j dat hem het verblijf in de Veriènlgde Nederlanden werd verbooden. ■Nochrbans verftoutte hij zich , in Zeeland te verichijnen , waar men hem in zijn huis gijzelde: dan , ichoon deeze gijzeling werd opgeheeven, als hij zich voor de Algemeene Staaten verdeedigd hadt, heeft men hem, daar naa, weinig in zaaken van Regeering gebruikt, doch een en ander Gezantfchap doen bekleeden. Men nam hem inzonderheid kwaalijlc af, dat hij, in 't Verdrag, bij Parma , het bezit zij* ner Goederen voor altoos bedongen hadt . en niet ilegts voor den tijd van vier jaaren, gelijk de andere OnroomfcheniX). Deeze zaak wischte alle zijne aangewende poogingen, om Antwerpen aan de Staatfche zijde te doen blijven , uit , en men hieldt hem verdagt, van tot de Spaanfche overtehellen. Alde60Ni)e was , buiten tegeulpraak , een geleerd en geeftig Man (§) , van meer dan gemeene bekwaamheid) Grotii Annal. (t) Hoofdt, II. D. b!. 1024. (§) Zie dit Tafereeh III. D. H; St.pl. 407.408IV. Deel D Maurii a, Alds- GONDE in ongenade:  Maurits. Treslong in oDgenaJe. Vrij gefprooken. ge GESCHIEDENIS heden en welfpreekend doch het fchijnt hem ontbrooken te hebben aan die doordringenheid van ver„and , die vastheid van begrippen , welke groote zielen over minderen doen heerfchen, en, in tijden vanopftand, meer afdoet, dan de vloeiendfte welfpreekenheid. Hij kon zich niet naar alle gelegenheden fchikken, gelijk de groote Mannen in de oude Gemeenebesten, die zich in 't veld , in de ftrijdfpeelen en volksvergaderingen even zeer deeden gelden. Aldegonde bezat bekwaamheden , waar van Willem de I. 'zich meefterlijk wist te bedienen; doch, zo ras hij deeze beftuurende hand miste, verzwakte zijn invloed; nauwlijks was 'er één jaar verftreeken, of deeze Boezemvriend diens Prinfen zag zich van zijne waardigheden beroofd , en, 't geen meer is, van het algemeen vertrouwen. Een ander oud Dienaar zijner Doorlugtigheid en van den Staat zag zich , eenige maanden te vooren, . van zijne Ampten verlaaten, te weeten de Admuaal Willem van Blois van Treslong , een Man, vermaard zints de vermeeftering van den Briel, het ontiluiten van de Poort der Vrijheid. Bewust van zijne gedaane dienden , en groot van moed, kon hij noode het wederftreeven van Luiden , op 't kusfen zittende, verdraagen : zeer was hij , wegens het weigeren van twee Lastbrieven aan twee Hopluiden, om op vrijbuit uiitevaaren , geftoord op den Raadsman Reins en den Advokaat Fiscaal Vale mus, dien hij verfcheide vuile {hikken verweet en fcholdt, weieerende den Lande eenigen dienst, als Admiraal, te b doen.  Ber NEDERLANDEN. $t doen , zo lang die Heeren niet waren afgezet. Hij werd in hegtenis genomen, zijne zaak zeer vreemd, langwijlig, en meteen mengzelvanmijnéedigetrouwloosheid behandeld. In h einde werd hij van alle misdaaden, hem ten laste gelegd , onfchuldig verklaard. Maurits ftelde hem , bij goeddunken der Staaten van Holland , aan tot overften Stedehouder in de Houtvesterij, of het Jaagermeefterfchap van Holland, en Groot-Valkenaar van 't zelfde Gewest. Hij bleef buiten Krijgsberoep, en fleet het overfchot zijns leevens in 't waarneemen van de gemelde Hofampten. Koningin Elizabeth , bij welke hij veel vermogende vrienden hadt, bragt niet weinig toe tot zijne verlosfing (*). Deeze Vorftin werd thans uitgenodigd , om in de Nederlanden eene groote rol te fpeelen. De Afgevaardigden , die Frankrijk niet hadden kunnen beweegen tot het aanvaarden der Opperheerfchappije , waren nauwlijks te rug ; ja zelfs weinig uuren waren 'er verftreeken , naa dat zij verflag van de mislukte Onderhandeling gaven, of de Heer de Grijze, die van wege Braband in Engeland geweest was, leverde den Algemeenen Staaten een Brief over van Koningin Elizabeth. Hij fcheen de wederkomst der andere Gelastigden alleen afgèwagt te hebben, om de Staaten te beweegen , dat zij zich tot deeze Vorftinne zouden vervoegen. Zij verklaarde in dit Gefchrift, de Staaten te beklaagen, dat zij zich van Fran' C) Hoofdt , II. D. bl. p Zij zagen, dat Elizabeth, edelmoedig willende Ichijnen, baatzugtiger was dan de andere Vorften , met welken men ooit wegens de overdragt der Landen handelde. Zij zogt die ten goedkoopften prijze en op het zekerde te krijgen , en het ftondt gefchaapen, dat de Nederlanden de kosten van het nieuwe juk, 't welk zij denzelven wilde opleggen, zouden behalen. . Men nam, fchoon 't een en ander deezer Geheimenisfen bij de Gezanten en de zulken der Staaten, welken zij 'er kennis van gaven, onder een diep ftyzwijgen bedekt bleef , maatregels , om ze te doen mislukken, en volgde den wijzen raad van Barneveld. Op zijnen voorflag, werd Graaf Maurits tot Stadhouder van Holland en Zeeland verkoozen ' door de Staaten dier beide Gewesten. Op den veertienden van Slachtmaand, deedt hij den Eed , en nam zitting in den Hove. Het ontwerp zijns Berigtfchrifts liep,hoofdzaaklijk, op deezen zin uit: „ De Stadhouder , Capitein-Generaal en Admiraal „ zij gehouden de hoogheid, voorregten en welvaart " der Landen, ook de oefening van den Christlijken " Godsdienst voorteftaan , en te wege te brengen, dat Utrecht, gelijk voorheen, met Holland, Zee" land en Friesland onder zijn Stadhouderfchapver„ éénigd worde. Hij doe regt aan elk, die het hem verzoekt. Hij verleene Provifien van Kegte , en " „ dcie (§) Hoofdt , II. D. bl. 1039,  der. NEDERLANDEN. 6*1 doe alle Ordonnantiën en Vonnisfen uitvoeren, bij „ goeddunken van den Prefident en de Raaden over 3, Hodand, Zeeland en Friesland. —— Hij zal met „ der Landen Gecommitteerde Raaden 3 hem toete„ voegen, de Burgemeefters , Schepens en Wet ver„ anderen naar behooren , en daar het de nood ver„ eischt; en de Ampten , te vooren ter begeevinge „ van de Stadhouderen geftaan hebbende, begeeven „ aan getrouwe en bekwaame Liefhebberen des Vaderlands; doch overgiften van Ampten van den „ eenen aan den anderen zullen niet, dan bij be„ williging der Staaten , worden toegelaaten. Ook „ zal hij, met de genoemde Gecommitteerde Raa„ den, bij voorraad en tot nader orde, verleenen „ alle Brieven van Genade, Vergiffenis,Wettiging, „ Uitftel van Betaaling, en diergelijken , die bij den ,, Geheimen Raad te Brusfel plagten verleend te „ worden , mits daar op , vooraf, verflaande het goeddunken van den Officier en Magiflraat der „ Plaatze, en mits de verkreegene Brieven aldaar „ van waarde en wettig verklaard worden. Doch „ van voorbedagte doodflagen en andere fnoodemis- „ daaden zal geeue vergiffenis worden verleend. „ Hij voorzie , wijders , met de Gecommitteerde „ Raaden, op de verzekering en befcherming der „ Landen, en gedraage zich, te water en ten lande, „ als een goed Stadhouder, Capitein-Generaal en „ Admiraal behoort; zo, egter, dat hij eerbied toe„ draage aan den Algemeenen Landvoogd , door s, haare Majefteit van Engeland herwaards te fchik- „ ken; Maurits.  Maurits. Aanmerkingenover dee ze aan. Helling des eerfien Stad houders van Holland en Zeelana door de Staaten van die Gewesten. 0 GESCHIEDENIS „ ken; en dat hij de bevelen van Deezen envandem „ Raad van Staate , overeenkomffig met derzelvet „ Lastbrief en Berigtfchrift gegeeven , in de Plaat„ zen van zijn Stadhouderfchap doe ter uitvoer brengen. Eindelijk behouden de Holland- „ fche en Zeeuwfche Staaten aan zich de magt , om „dit Berigtfchrift te veranderen , te vermeerderen;, „ of te verminderen , naar dat de nood of 's Lands „ oorbaar zal vereifchen (*)." Van deezen inhoud was de Lastbrief, door dc . Staaten van Holland en Zeeland hunnen eer/?e» Stadhouder gegeeven. Willem de L hadt, gelijk wij voorheen zagen, van Philips den II. zijne aanftel- ling als Stadhouder dier Gewesten, en was aan hem door de Staaten niet het Stadhouderfchap, maar, zo veel in hun was, de Hooge Overheid dier Gewesten, geduurende den Oorlog, opgedraagen, en, naa het afzweeren van Philips , beoogden zij, hem tot Graaf, maar niet tot Stadhouder, te kiezen. In Holland ftelde Willem de I. Stadhouders onder zich aan, doch die gehoorzaamheid aan de Staaten beloofden. In Friesland en Groningen werden de Stadhouders nu eens door de Algemeene Staaten, dan eens door den Aardshertog Matthias, ten tijde zijner Opperlandvoogdije, benoemd. De Staaten van Gelderland hadden, geduurende de onlusten, en die van Utrecht} naa den nood des Prinfen van Oranje , hunnen eisen Stadhouder verkoozen. Over deeze ver? fchH- (*) HoorsT, II. D. bl. 104©.  eer NEDERLANDEN. 6% fchillende handelwijzen ,' in dien onzekeren en wankelenden ftaat van 's Lands regeeringe, hebbe men zich niet zeer te verwonderen. De onderfcheide Landfchappen hadden met elkander eene Unie aangegaan , om een' Vorst, in een Dwingeland veraart , en een Vijand geworden , wederftand te bieden ; elk derzelven was Oppermagtig gebleeven. In den neteligen toeftand , waar in zij zich, van tijd tot tijd, bevonden , te midden van een hardnekkigen en fleependen Oorlog, welks voeren van de Algemeene Staaten afhing , hadden deezen natuurlijk grooten invloed gekreegen ; doch waren zij hier door nooit met de Oppermogenheid bekleed geworden. Deeze bleef in handen van elk Landfchap (*). De Staaten van Holland hadden, ten blijke van hunne opperfte magt, naa 's Prinfen dood, meer dan ééns vergiffenis van misdaaden verleend; een nieuw Zegel, het omfchrifr deezes Gewests voerende : Sigillum Ordinum Hollandia, Zegel der Staaten van Hol¬ land, doen vervaardigen , en vastgefteld , dat de vergaderde Leden den tijtel zouden voeren van de Ridderfchap, Edelen en Steden van Holland, vertoornende de Staaten van dezelve Landen (f). In deeze Oppergezagvoerende waardigheid droegen zij het Stadhouderfchap aan Graaf Maurits op. De (*) P. Paulus Ferkl. der Unie van Utrecht , III. D. bl. 70 enz. IV. D. bl. ^7. Oldenbarnevelds eer verdeedigd, bl. 44 enz. (t) Refol. Holl. 1585. bl. II. Maurits.  64 GESCHIEDENIS Misnoegen van Leicester hier over. Maurits, De maare deezer verkiezinge trof Leicester, dié zich nog in Engeland ophieldt, als een donderdag in de ooren, en hij was dermaate gebelgd , dat hij vroeg: Wat in de Nederlanden te maaken te hebben, daar een ander het Stadhouderfchap van Holland en Zeeland bekleedde ? Ook was hem grootlijks tegen de borst, dat men Maurits, ten zelfdtn tijde, den tijtel van Prins van Otanje gegeeven hadt: dit zag hij aan als een middel, om den luider des Zoons van Willem den I. te vergrooten, en die des Gunftelings van Koningin Elizabeth te doen taanen. Maar men vertoonde hem , dat, van ouds , in elk Gewest , een bijzonder Stadhouder pleeg te zijn, die onder den algemeenen ftondt, en dst in Duitschïand de Kinderen de tijtels hunner overledene Vaderen erfden. Hier mede liet hij zich gezeggen, en kwam herwaards over (*). Qp den twintigflen van Louwmaand, landde hij, vergezeld van eenen aanzienlijken doet Engelfche Heeren, te Vlisfingen, waar men hem met groote daatlijkheid ontving , gelijk ook , vervolgens , te Dordrecht, en in andere Hollandfche Steden, hem zo veel eers werd aangedaan, als of hij de Opper heerfcher en Verlosfer des Lands was. Een Hollandsen Edelman, die weigerde 's Graaven Hofmeefter te huisvesten, werd daar toe , op nadruklijken last der Staaten, genoodzaakt. De vreugd der Hervormden , over zijne komst , was onbefchrijllijk. JS'iet (*) Reyd, V. B. bl. 81. Hoofdt, II. D. bl.io^. Leicester komt in deiVèderlanden.  der NEDERLANDEN.' 6$ Niet zonder verontwaardigend misnoegen hadden zij gezien, hoe de Hertog van Anjou de Kerkplegtigheden der Roomfchen, bij hun voor godlooze bijgeloovigheden gehouden , waarnam. Leicester, integendeel , ging druk ter Kerke , hieldt openlijk het Avondmaal, verkeerde gemeenzaam met de Leeraaren, met hun raadpleegende over de beste middelen ter handhaaving en voortplanting des Hervormden Godsdienst!, voor welken hij een brandenden ijver ademde. De vuuriglten onder de Hervormden zagen hem aan als den Man, door de Voorzienigheid beflemd , om het Vaderland te verdeedigen , en den waaren Godsdienst te doen zegepraalen. Van hem beloofden zij zich meer dan van Prins Willem den I, die, in het ftuk van den Godsdienst, veele dingen (zo zij uitfloegen) hadt luaten floeren, uit vrees voor haat of nijd , of bij mangel van ontzag en vermogen ; 't welk geen plaats bij Leicester zou vinden, die zich dikwijls liet verluiden : hoe hij , in 't geen den Godsdienst of 's Lands welvaaren betrof, niemand meende te verfchoonen , en dat wijle de Prins veel te goedig en te flap over de verhoolene Vijanden geweest was. In de daad het bleek , dat Elizabetiis Gunsteling een geheel ander ftelzel dan het verdraag'.aame van Oranje omhelsd , en beflooten hadt, lot het handhaaven van den Hervormden Godsdienst, de Catholijken niet te fpaaren. De vervolging der Roomfchen, in zijne jeugd gefmaakt, ftak hem in den krop: om zijne gunst te bejaagen, door het betoon van een gelijken ijver in het voorftaan 'IF. Deel. £ van Maurits. •  CG GESCHIEDENIS Maurits. De Op- perlandvoogdijaan hem opgedragen. 1586. van den Hervormden, en het weeren van den Roomfchen Godsdienst , liet de Graaf van Nieuwenaak , Stadhouder van Utrecht, zo lang Villers 's vijands gevangen was, door zijne Hellebaardiers drie Kloofters overvallen, kisten en kasten openflaan, en het Mistuig wegvoeren (*). Deezen, gedreeven door een blinde drift, geenen door zugt ten algemeenen oorbaar gepord , anderen gewekt door de hoope van in 's Graaven gunst wel diep te deelen, veréenigden zich allen , om de Opperlandvoogdij eenen Vreemdeling optedraagen. Het fchielijk bewilligen van allen, in een ftuk van zo ver een uitzigt , is verbaazend. Deeze nieuwe Waardigheid , op welke men Leicester in Engeland reeds hadt doen hoopen, blonk hem begeerlijk in 't oog: doch, wanneer hij het voorneemen bemerkte, om hem een Raad toetevoegen , zonder welken hij niets zou kunnen doen , verloor deeze al dit aanlokkende, en hij weigerde ze, aan zulk een band gebonden , te aanvaarden : en kon men hem daar toe niet beweegen , dan wanneer deeze Raad beftondt uit twee Engelfchen , volgens het Verdrag , met de Koninginne gemaakt, en voorts uit Inboorlingen, doorhem, naar welgevallen, te kiezen. Men haalde hem over tot het keuren uit een dubbel getal, door de Staaten voorgedraagen : terwijl hij, vooraf, eenige Perfoonen , uit onderfcheide Landfchappen, noemde , welken hij verklaarde altoos te willen ge- brui- (*) Hoofdt , H. D. bl. 1042. T04S.  der NEDERLANDEN. 67 bruiken. Voorts begeerde hij zelve het Berigtfchrift voor den Raad opteftellen, dan noch daaraan,noch aan eenig Befluit des Raads, verbonden , of aan de meerderheid der ftemmen gehouden te zijn. Met één woord, hij bedong een uitgeftrekter gezag,dan immer eenig Landvoogd hier bezeten hadt , en de magt, om buitengewoone onderftandgelden te heffen. Hohenlo weigerde het algemeene Luitenantfchap over 't Krijgsvolk van den Staat onder hem te aanvaarden. Maar Prins Maukits zelve en Graaf Willem L odewijk namen , tot hunne bijzondere Stadhouderfcliappen, Lastbrieven van deezen heerschzugtigen Vreemdeling (*). Koningin Elizabeth geliet zich hoogst gebelgd over deeze verheffing van haaren Onderdaan : ftortte des klagten, doormengd met bedreigingen: befchuldigde Leicester van onvergeeflijke eerzugt , en de Staaten , van niet ter goeder trouwe gehandeld te hebben. De ftreeken deezer Vrouwe maakten de Mannen , in het beltuur van 's Lands zaaken grijs , geworden, verlegen. Met den Hertog van Anjou en den Koning van Frankrijk hadden zij altoos kannen voorzien, welke maatregels hun (tonden te neemen: maar op de ingewikkelde en veranderlijke Staatkunde van Elizabeth was geen peil te trekken. Zij hadden gevreesd, haar niet genoeg toeteftaan , en 't werd hun kwalijk geduid, al te veel aan haaren Gunsteling te hebben opgedraagen. Dan zij doorzagen thans het (*) Hoofdt, II.D. bl. 1045.1045. E 2 Maurits. Elizabeth gelaat zich te onvrede over ie opIragt der Landyoogdijelan Lei. :ester.  Maurits. J8 GESCHIEDENIS het geheim, en bemerkten, dat deeze listige Koningin alleen in 't oog van Europa een goed gelaadzogt te toonen, en de wijte, van de Spaanfche magt getergd te hebben, te ontgaan : in gevolge hier van, gaven zij, naa verfchooning7verzogt te hebben over den gedaanen misftap , de Koninginne te verdaan: „ Dat het gebied, aan Leicester gegeeven , zich „ niet verder uitftrekte , dan 't geen de Algemeene " Landvoogden, voor zijnen tijd, gebruikt hadden. „ 't Woord volkomen diende alleen tot luider , om „ hem te doen uitdeeken boven de bijzondere Landje voogden, zijne bevelen ontzaglijker te maaken, en " de Gemeente met de hoop van beter klem derregeeringe te verkwikken. Ook was het niet gedeld,dan ' tenopzigtevanhet beleid der Oorloge, noch kon, ten icherpden genomen , verder getrokken worden. De hoogde Overheid bleef bij de Staaten „ der Landfchappen , en , dienvolgens , de magr, „ om, wen 't hun oirbaar dagt, zijnen Lastbrief te , herroepen. Maar zulks thans te doen , was om 5, den ganfchen Staat gewed : deeze eischte nood„ zaaklijk een Opperhoofd." Dus liet men de oude Vaderlandfche rondheid vaaren, en fchreef vlak uit tegen den letter van het Verdrag (*)• Tot verfchocning hier van kan drekken , dat zij het ongenoegen der Koninginne voor gemaakt hielden , en haar wilden te verdaan geeven , dat 's Lands wettige Gewoonte Zie het corfpronglljk Verding bij Bor , XXI. B. Dl. é. Groet Plakaatb. IV. D. bl. 81.  der. NEDERLANDEN. 69 woonten , in het Verdrag gemeld, van zelfs eene genoegzaame uitzondering,op 'sLandvoogdsgezag, in zaaken van 't Burgerlijk beftuur, aan de hand gaven. Leicester zelve beantwoordde den fcberpen Brief der Koninginne op de weemoedigfte wijze, fmeekende, dat zij een Man, door haar uit het ftof verheeven, niet wilde verpletten (*). Men begrijpt ligt, dat deeze geveinsde ftoornis ras bedaarde. Zij fcbeen vermaakt met de verlegenheid , waar in dit opkomend Gemeenebest zich bevondt: weinig dagt zij, dat het eerlang magtig genoeg zou weezen, om een onafhanglijken Staat, voor Engeland zelfs gedugt, te vormen, 't Vervolg der gefcbiedenisfe zal ons de reeds ontdekte geveinsdheid haars misnoegens nog duidelijker aanwijzen. Gelukkig viel de keure der Staaten van Heilandtot 's Lands Advokaat, in ftede van Paulus Buis, op Meefter Joan van Oldengarnëveld , Penfionaris van Rotterdam, en in veele gewigtige Staatshandelingen gebruikt, bekwaam, om de ureeken vanEnzabeth te doen mislukken , en den vrijen hals van 't Gemeenebest aan 't Engelfche juk te onttrekken. Hij aanvaardde deezen gewigtigen post met de be« fchroomdheid, aan bedagtzaame gemoederen eigen, en onder beding van daadlijk ontfiagen te zijn , in gevalle van handeling , om 't Land aan den Span. jaard te brengen, waar voor hij, uit wigtige inzigten, dugtte; als mede , dat hij, zonder zijne be- wil- (*) Hoofdt, II. D. bl. 1046 en 1047. E3 Maurits.  Maurits. Krijgs. verrig-j tingen, 7o GESCHIEDENIS williging , niet gebruikt zou worden in eenig uitbeemsch Gezantfchap, ten einde hij agteréénvolgende kennis van zaaken mogte hebben. Zijne wedde was twaalfhonderd Ponden van veertig grooten. • Op dien tijd bepaalden ook de Staaten van Holland zich tot het gebruik der Nederduitfche Taak ten Hove (*). De Spaanfchen zagen met grooten wederzin , dat Elizabeth zich de zaak der Veréênigde Gewesten aantrok. Maar, dewijl hunne Krijgsmagt verre de talrijkfte was, dagten zij de gevolgen deezer Verbintenisfe met de Koningin van Engeland te kunnen fluiten door onverwagte krijgsverrigtingen. Onder het geleide des Graaven van Mansfelo, rukten, in Slachtmaand des jaars MDLXXXV, vierduizend uitgeleezene Soldaaten de Bommeierwaard in. De Graaf van Hohenlo trok hun tegen , deedt de dijken doorfteeken, en het land onder water zetten. De Spanjaarden ontkwamen , met veel moeite, het dreigend gevaar des waters, door de hoogten te beklimmen, waar zij, eenige dagen , met de bitterfte koude en gebrek aan leevensmiddelen worftelden. Hohenlo wagtte alle oogenblikken , dat ze, als visfchen , in zijne netten zouden vallen, en maakte reeds fchikking opdeplaatzen, waar hij die menigte van gevangenen zou bergen. Dan de opfteekende Oos- (») Remonjti: van J. van Oldenbameveld in de waare Hifi. bl. 150. Hoofdt , II. D. bl. f*47- Ref°l' Holh 1586, bl. 55-86.88 105.  der NEDERLANDEN. 71 Oostenwind deedt het water zakken , en noodzaakte Hohenlo mee zijne Vloot , die ook door de vorst gedreigd werd bekneld te worden , aftezakken. De Spanjaarden kreegen een open , om zich na 's Hertogenbosch te begeeven , waar veelen , egter, door het geleden ongemak, het leeven verlooren (f). De opgekomen vorst baande den Koningfchen den weg tot een inval in Friesland, waar de Overfte Tassis , met vijfentwintighonderd Knegten en vierhonderd Paarden , de Zevenwelden afliep , tot de Bilt doordrong , en Graaf Willem eene nederlaage toebragt. Dan een ftofregen , die Tassis voor dooijen bedugt maakte, dreef hem, naa de behaalde 0verwinning , die hem op veel manfehaps te ftaan kwam, en de Spanjaarden ten lande uit. Doch deeze tocht vervulde gansch Friesland met zo veel fchriks, dat Steden en Dorpen Brieven van Vrijwaaringe van Vekdugo kogten ; 't welk deeze geheele Oord in eene foort van verzoening met de Koningfchen bragt: geheel zogt hij dezelve tot die zijde overtehaalen, door in dit Gewest Boekjes te ftrooijen , waar in de Staaten afgefchilderd werden als „ baatzugtige men„ fchen , die , om in het bewind te blijven, en „ zichzelven te zegenen , zich bedienden van de „ bekoorlijke naamen Vrijheid en Godsdienst , en „ met Nasfaufche Hoofden, dien geenzins 'sLands J} heil, maar eigen glorie ter harte ging."— Voorts wer- (*) Van Heurn, Hijl, van 's Hertogenboich, II. O. bl. 163. E4 Maurits. Tassis valt in Friesland.Middelen, daar aangewend , om de Staatfchenzwart te maaken.  Maurits. WederzijdfcheKrijgsbedrijven. 7* GESCHIEDENIS werden de Friezen geraaden , „ zich te onthouden „ van allen handel met Engeland D daar een einde„ looze Oorlog en eeuwige Slaavernij uit te wagten „ ftondt. Veel eer behoorden zij zich te verzoenen „ met hunnen Koning, en hier toe werd niets meer „ vereischt, dan ilegts weinig bloode Boeven (dee„ zen fchendnaam werd den Staaten gegeeven) den ,, kop te klooven (*)." In Gelderland waren de Vijanden doorgedrongen tot bet Klooster Beeterswaard, 't welk zij innamen. Maar Schenk, die onlangs een Cornet van Appio Conti verfloeg , ftak den brand in 't Klooster , en maakte bijkans alle Spanjaards af, die zich daar ten getale van omtrent tweehonderd bevonden. De Graaf van Mansveld floeg het beleg voor Graave. De Graaf van Hohenlo wist den Belegerden voorraad toetefchikken. De Engelfchen , onder Nor rits , hielden een fcherp gevegt met de Spaanfchen , die moesten wijken, en dus aan Hohenlo op nieuw gelegenheid gaven , om krijgs- en mondbehoeften in Graave te brengen. Schoon de Vijand deeze Stad uit vierentwintig ftukken befchoot, eene groote bres maakte, en ftorm deedt loopen, vorderde hij niet^ en men hadt alle hoop, om het uittehouden , wanneer Ludbreciit Turk , Heer van Hemert, een jong Geldersch Edelman van aanzienlijken geflachte, tot een verdrag met den Vijand befloot. Eenigen willen , dat hij daar toe werd overgehaald door de lief- fj) Reyd , IV. B.bl,7o. Hoofdt, II. D. bl. ioöp-  der NEDERLANDEN. 73 liefkoozingen eener Vrouwe , met welke hij fchandelijke gemeenfchap hieldt : doch , in zijne verantwoording , verklaarde hij , het bijster misbaar der Vrouwen en Kinderen over de naakende bettorming, zo groot, dat den Soldaaten, den Wethouderen en den meeften Bevelhebberen den moed ontzonk , niet te hebben kunnw* wederftaan. Wat hier van ook zijn moge, deeze overgaave werd geoordeeld te fchielijk en te voorbaarig gedaan te.zijn. Van Hemert werd gevat, nevens twee Hopluide», en met hun , om de lafhartige overgaave , ter doodftraffe verweezen. Leicester, aan wien men zich gedroeg omtrent het uitvoeren of vernietigen van het Vonnis, hieldt de Strengde zijde , daar toe aangezet door de Steden van Holland, die in hun een voorbeeld wilden ftellen van het handhaaven des ftrikten Regts, om dus de Krijgstugt , zints een geruimen tijd flap behandeld , kragt en klem te geeven. Leicester zou als een herfteller daar van hebben mogen aangemerkt worden, indien hij dezelfde ftiptheid betoond hadt ten opzigte van den Engelfchen Hopman Weltz , die, voor deezen , Aalst verkogt , vervolgens den Vijand gediend hadt , en thans gevangen raakte. Maar, wanneer elk dagt en verwagtte, dat hij met deezen niet min ftreng dan met den Heer van Hemert zou doortasten, en 't hoofd diens Verraaders vorderep, bewees hij hem niet flegts genade , maar nam hem aan onder zijne Lijfwagten. Dit baarde groot misnoegen, en 't zelve wiesen aan , toen hij, flrijdig met het oud gebruik , aan zijnen Neeve, E 5 Phj- Mauiuts.  7+ GESCHIEDENIS Maurits. Oorlprongdes Ooi logs me den Aardsbisfchopvan Keu len. Philips Sidnei, het Bevelhebberfchap over een Nederlandsch Regiment opdroeg. Deeze voorkeus, aan een Vreemdeling gegeeven , bewoog tweeëntwintig der voornaamlte Bevelhebbers, om hier over fchriftlijk te klaagen, en den dienst, waar in geene bevordering voor den Landzaat te wagten ftondt, optezeggen , indien de zaaken op d&n voet bleeven. Dan Leicester wees dus een Vertoog, zijns oordeels na muiterij fmaakende , met trotfche verontwaardiging van de hand (*). Farneze bediende zich van die verdeeldheden , om zijne vermeefteringen voorttezetten. Venlo , belegerd , en door de bezetting moedig verdeedigd , viel hem, door dwang der Burgeren, bij verdrag, in handen (f). Vervolgens floeg hij het beleg voor Nuits, dooreen zonderlingen zamenloop van zaaken thans in de magt der Staaten. Naamlijk Gerhard Truchses, Aardsbisfchopvan Keulen, was verliefd op Agnes, Dogter des Graa■ ven Joan George , Graaf van Mansfeld. Haar 1 niet als Bijzit kunnende houden , en onmagtig zijne liefdevlam te fmooren, hadt hij den Roomfchen Gods. dienst verzaakt, om haar tot Egtgenoote te krijgen. Dan zo gemaklijk het hem viel, den ongehuwden Staat te verlaaten , zo zwaar ftondt het hem , van zijne Waardigheid afteftaan. Deeze meende hij te be- (*) Grotii Annnl. p. 97- Hooidt, II.D.bl, 106*5. (f) Bor, XXI. B. bl. 26. Strada, Dec. II. Lib. VII.  der NEDERLANDEN» 75 behouden door het invoeren eener Godsdienstbelijdenisfe, die allen de vrijheid van trouwen vergunde. Maar, in ftede van de Lutherfche te omhelzen , 't geen misfchien eenige Duitfche Vorflen , der Augsburgfche Belijdemsfe toegedaan, tot het handhaaven zijner zaake zou bewoogen hebben , hadt hij de onvoorzigtigheid, om aan de Calvinifche de voorkeus te geeven. De rijke Kanunniken zijner Hoofdftad bleeven niet in gebreke, om zich aantekanten tegen eene verandering , ten hunnen bederve ftrekkende. Door den Paus gemagtigd , en door Parma onderfteund, verzetten zij zich tegen den Aardsbisfchop , verklaarden hem van zijne Waardigheid vervallen, en vatten de wapens tegen hem op. Truchses, genoodzaakt zich in Holland te verbergen , was daar, eenigen tijd vóór den dood van Willem den I, aangekomen. Ernst, Zoon des Hertogs van Beijeren , werd op den Aardsbisfchoplijken Zetel van Keulen geplaatst, en, om hem meer aanziens en magts bijtezetten, kreeg hij ook de Bisdommen van Luik, Munfler en Hildesheim. De Spaanfchen be> gunstigden hem alzins , 't zij om dat hij aan der Huize van Oostenrijk vermaagfchapt was , 't zij pn eenen magtigen Nabuur aan hunne belangen te ver binden, en aan hunne Partij een Land te verpligten . waar uit de Nederlanden veel Krijgsvolk kreegen,et 't geen ter wijkplaatze voor hunne vlugtelingen ftrekte Deeze ftreek van Staatkunde zou hun veel voordeel hebben toegebragt, indien de nieuwe Kerkvoogd z< veele bekwaamheden bezeten hadt, als haat tegei ■ d Maurits. i » t  76 GESCHIEDENIS Maurits. Nuits door Parma gewonnen. de Bondgenooten en tegen de Ketters. Doch , onbekwaam tot het uitvoeren van gewigtige zaaken, fleet hij den dag met flaapen, en den nagt met Wijn en Vrouwen. Zijne onbevoegdheid maakte , dat de Graaf van Nieuwenaar (gelijk wij boven vermeld hebben) de Stad Nuits, in naam des Graaven van Truchses, doch met de daad voor de Staaten , innam. Deeze vermeeftering was hun van grooten dienst; zij konden hier door de Catholijhe en Koningsgezinde Landen rondsomme in geduurige onrust houden (*). Parma, door den regeerenden Keurvorst aangezogt, om Nuits te herwinnen, doorzag , wat voordeel hier uit voor zijne Partij te haaien was , en haakte na de eere ,■ om eene Stad te vermeelteren, voor welke Carel de Stoute , naa een jaar belegs met een inagtig Leger , het hoofd geftooten hadt. Hij vondt zich in zijne verwagting niet bedroogen. De Stad opgeëischt, doch de handeling, die, door het fchen den van den wapenltilftand , afgebrooken werd , geëindigd zijnde , befchoot hij ze heftig. Verdere daadiging werd vergeefsch gezogt bij Parma , die, door het onverwagt overtreeden van de getroffe wapenfchorsfing, groot gevaar zijns leevens geloopen hadt. Stormenderhand gmg Nuits over, en werd ten prooije der plunderende Soldaaten en van een vernielenden brand , die de meefte huizen verteerde , terwijl meest alle mannen fneuvel- den; (?) Hoofdt, II. D. bl. 837 en 1010.  der NEDERLANDEN. 77 den: de Overfte Kloet , aan eene bekomene wonde te bedde liggende, werd 'er uitgehaald, met. een ftrop om den hals geworgd, en ten venfter uitgeworpen. Parma's voorzorg belette egter Vrouwenfchennis: deeze bleeven, met de Kinderen , aan lijf en eere verfchoond (*). Meurs kreeg de Spaanfche Veldheer in , en floeg het beleg voor Rijnberk , waar zich eene bezetting van achthonderd man, meest Engelfchen, bevondt, onder Schenk en Morgan. Om deeze Plaats te ontzetten, toog Leicester met den bloem der Nelandfche Krijgsmagt te velde, vermeefterde Doesburg , en belegerde Zutphen. Hierop veranderde Parma het beleg van Rijnberk in eene blokkade, om Zutphen te hulp te komen. Eene bende, onder den Markgraave van Guasto, werd door de Engelfchen, omtrent Warmsfeld , aangevallen en verflaagen : doch de eer deezer overwinninge kwam den Engelfchen te ftaan op 't verlies van Philips Sidnei, ■ die eene wonde in de dije bekwam, waar aan hij ' overleedt, in den bloei zijns leevens. Een Ridder, i naar Hoofots getuigenis , „ van heuchelijk ver- c „ nuft, dapper beleid, fraaije geleerdheid , aartige t „ taal, zinrijke en minlijke zeden. Hij was geboo,, ren uit eene Zuster des Graaven van Leicester, „ zag bij de Koninginne zich in blaakende gunste, „ en in vaste hoope , derhalven , van ongemeene „ verheffing. Zommigen floegen'er geen twijfel aan, „ of (») Hoofdt, II.D. bl.io8ó\ Maurits Verdere Krijgsbedrijvenvan Parma en de Bondgenooten. Dood 'an Pnr- .ips StB- iei, en iens -haracer.  7S GESCHIEDENIS Maurits» „ hij zou, in gevalle van langer leeven, naa 'tmeu„ ken van den moed door tijd en ervaarenis , zijnen „ Oom, wiens verftand bij 't zijne niet haaien mogt, „ in voortvaaren van zijne onrijpe raadflagen , tot „ vernedering der Staaten, door zijne wijsheid en „ ervaarenheid gefchorst hebben. Maar anderen „ oordeelden, dat zijne nijverheid en behendigheid, „ indien hij ze aan het ondergraaven der Vrijheid „ had willen befteeden, (gelijk zijn dringen op on„ bepaald gezag voor den Graave , toen men dien 5, de Landvoogdij eerst opdroeg, te dugten gaf,) „ den Lande kwaalijker zouden bekomen weezen, „ dan de losflgheid van Leicester, die,met het „ onbezuisd aangaan van zijnen toeleg , ten halven „ wege fteeken bleef (•)•" Eene daad van medelijden, toen hij op 't flagveld gewond lag , mogen wij met ftilzwijgen niet voorbij: onder de fmerte zijner wonde , van dorst fmagtende, bragt men hem eene lies waters ; maar , een arm Soldaat in denzelfden toeftand ziende, zeide hij: Geef dien Man te drinken , hij is meer dan ik te heklaagen (t> Twee maanden, vóór hij die doodlijke wond ontving , hadt hij Axel, en eenige Schansfen in dien Oord, (*) Hoofdt, II. D. bl. 1094. Een , voor alle jonge Dichteren waardig geleezen te worden , Gedeiikftuk heeft dit edel Vernuft nagelaaten : ik mee» zijne Ferdeediging der Poëzij, door J. de Haas den Nederlanderen , • vertaald, gefchonken. (f) Bor, XXI. B. bl. 43.  der NEDERLANDEN. 79 Oord, ingenomen. Maurits hadt hem op deezen krijgstocht vergezeld , en gedeeld in de eere der volvoeringe : deeze was de eerfte van een Prins , dien wij, vervolgens, als den grootften Veldheer van zijnen tijd zullen befchouwen (*). Op deeze wijze geholpen , zou Leicester de magt der Spaanfche Krijgsknegten het hoofd hebben kunnen bieden. Maar , verblind door den glans des hem opgedraagen gezags, wilde hij 'er zich van bedienen tegen hun, van wien hij 'tzelve ontvangen hadt. Zijne verbeelding plaatste hem in een Land, tot een Wingewest van Engeland gemaakt , en hij was 'er alleen op uit, om zijne overheerfchende agtbaarheid te vestigen. Hij nam het tegenövergefteld en toenmaalig ftrijdig character der beide Volken niet ïn aanmerking. De Engelschman dient als Slaaf, en heerscht als Dwingeland. De Nederlander weet met even veel gemaatigdheids te gchoorzaamen, als te gebieden ; en , aanbid hij , als 't ware, goede Vorlten , hij verzet zich , zonder te rug te wijken, tegen hun,, die overheerfching zoeken (*). Leicester , hier van onkundig , waande, dat het hem zo ligt zou vallen, de heerfchappij over een vrij Volk te verkrijgen , als de gunst eener galante Koninginne te verwerven. Dan zijne bedagtloosheid hadt zijne oogmerken reeds, voor zijne overkomst in Holland, bekend gemaakt, en men droeg daar , zo wel als in Zee- (") Hoofdt, II. D. bl. 1089, (t) Ghotii Annal. p. 05. Maurits. Oorzaaken der onéénighedentusfchen de Staaten en Leicester.  GESCHIEDENIS Maurits. Waarom hij Utrcchttotde plaatze zijns verblijfskoos. Zeeland , zorge , om het navorfchen van 's Lands vermogen, waar toe hij bijzonder gelast was , te beletten , en hem eene bepaalde fomme toeteltaan. Ook hadden deeze Gewesten , door Maurits tot Stadhouder te verheffen, zijn gezag bepaald, en fton. den dus bijzonder ten doel van zijnen haat. Hij zogt een aangenaamer verblijf. Van alle Gewesten was hem geen gelegener , tot het volvoeren zijner heerschzugtige oogmerken, dan Utrecht , thans op de Hollanders, en met naame op Amfterdam, gefloord , ter oorzaake des Koophandels : daarenboven was de Stadhouder van Utrecht teffens Stadhouder over Gelderland , dat aan 't Sticht grensde, en vloog op 't wenken zijner oogen. Ook hadt de Koningin van Engeland, reeds voor Leicesters herwaadskemst, eenen vriendlijken Brief aan de Staaten van Utrecht doen ter hand komen, waar in zij haar genoegen betuigde op 't ver. neemen, dat dit Gewest haar, onder alle de Veréênigde Gewesten , eene bijzondere hoogagting toedroeg: 'er bijvoegende, dat zij ter deezer oorzaake den Graaf van Leicester nadruklijk gelast hadt, die van Utrecht, bovenal, met raad en daad bij teHaan (*). Leicester , te Utrecht gekomen, pleegde geen raad met braave en van 's Lands gefteltenisfe kundige Burgeren, noch (lelde op hun zi n vertrouwen. Hij ging alleen af op de inzigten van zijn eigen be- krom» (*) Bok, XX. B. bl. 91.  der NEDERLANDEN. 81 krompen en fnood hart , en de listen van eenige Vreemdelingen, voorheen den Lande uitgeweeken, die, door den Krijg of dwaaze verkwistingen in hunne middelen veragterd , liever laagheden wilden begaan, dan in armoede hunne dagen flijten. Zie hier, aan welke Mannen hij het oor leende , dewijl zij ruim en mild waren in het uitdeelen van loffpraaken over zijn perfoon, en niet min kunstig in het lasteren der Staaten, hunnen Heer tefTens ftreelende met de hoope op de verkrijging der Oppermogenheid. De een was Jacob Reingoud , een Brabander, zints eenige jaaren van zijn ampt als Commis der Geldmiddelen verlaaten , wegens eene befchuldiging van ontrouw,ten opzigte van de gemeenepenningen gepleegd: des rustens moede, hadt hij, onaangezogt en ongemagtigd , zich vervoegd bij de Gezantfchappen na Frankrijk en Engeland , om de Hooge Overheid deezer Landen aan de eeneen andere Kroone aantebieden. Waar hij kwam, fpeelde hij de rol van Indringer , en met den Godsdienst, zo als deze hem best te ftade kwam: voorheen een vijand der Onroomfchen , toonde hij zich thans een ijverig voorftander der Protejlanten , ging nipt bij de Hervormden ter Kerke, en verdubbelde zijne fchijnbaare naauwgezetheid naa Leicesters overkomst, geene Dienstbooden heemetide, of zij moeitenLedemaaten der Kerke en des vooraf door de Predikanten onderzogt zijn. —De ander was Gekard van Pkounink., geboortig van s Hertogenbosch , van beter trouwe en opregter Godsdienstbelijdenisfe dan ReiïvIF. Deel. F ooun, Maurits. Zijne gemeenfchapmecReingoud , Proukink er» Burggraaf.  i Maurits. { GESCHIEDENIS goud , doch opgeblaazen van hoogmoed en verwaandheid, welke hem aanzette, om na Eerampten te dingen, die,volgens 'sLands gebruik, door geen Vreemdelingen bekleed werden : de gunst van Leicester kon hem best den weg tot het kusfen baa- nen De derde Daniël Burggraaf, een Vla- „tig, een Man , die geen anderen God dan xyn Beurs en Buik diende, bekwaam tot allerleimisdnjf. Hij verftondt het Italiaansch bijuitftek, enhadtzich door die taalkennis zeer diep in de gemeenzaamheid van Leicester ingedrongen, die geene andere vreemde taal dan deeze fprak, in\Latijn,nFransch zeer weinig bedreeven. Door vuilaaruge asteringen «1 de Staaten uittebraaken , won hij 's Graaven gunst zo verre, dat deeze hem tot buitengewoon Geheimfchrijver aannam. „ Die drie Kwanten gelijk Hoofdt het geeftig uitdrukt, „ draaiden van lorren en leugenen de lijn , die , getoogen van t " rot der Reingoudisten , (zo noemde men naderhand dien Aanhang) waande de besten des Lands " te verftrikken, en de wettige Regeering te war" gen " Want deeze voorgangers werden gevolgd door min bekende , doch niet min fnoode Vleiers, die de opgaande Zon aanbaaden , en , misnoegd over het tegenwoordig beftuur der dingen , na nieuwigheden jookten , en, in dit ttoubel water, rekening op eene overvloedige vangst maakten (*). Naar hunnen raad luisterende, maakte hij eenen aan- (*) Hoofdt, II. D.bl. 1050.  der NEDERLANDEN. 83 aanvang met zich Gunftelingen in de aanzienlijkste Stad te verwerven, en deedt te Amflerdam eene Munt opregten , waar hij dubbele Rozenobeh liet flaan met het Wapen van Engeland, die veertig HuiVers, boven de waarde, werden uiigegeven; het eerde, om den Staaten, op eene vernederende wijze, hunne af hanglijkheid onder 'toog te brengen; het tweede, om zommige Personen, wier gunst hij koopen wil Je, te verrijken. De.ze flap mishaagde den Staaten \a 't algemeen; en de Stad Dordrecht, die in Holland alleen het regt der Munte meende te hebben, was Vr dermaate over gebeten, dat zij weigerde den iied aan den Grave van Leicester te doen. Amjlerdam zelve, min verkuisd door deeze onderfc.ieiding, dan verbitterd over andere handelingen van Leicsi ek., iiet zien niet overriaalen, en het munten daar ter Stede hadt geen gevolg. (*). Amflerdam veveé.ngde zich met andeie Zeehandeldrijvende Plaatzen, tegen een nieuw Bevelfchnft, 't geen hij, op zijn' naam, het uitgaan: onder bedreiging van de zwaarde ltraffen,het vervoeren van Oorlogs of Mondbehoeften na de Landen, onder den Spanjaard (taande, verbiedende. Door dit middel dagt hij de SpaanCche Nederlanden, waar 't gebrek aan levensm:>odwend:gheden dagelijks toenam, in 't nauw te brengen, ïot opltand, en het toe treeden in het Bondgenootfchap, te noodzaaken. „ De lnwoon- derg (t") Refol. Holl. Maart. 1586. bl. 108. Meteren XIV. ij. f" s& F a Maurits. Leicester doet een Munt te AmJlei dam opregten» Geeft eea Plakaat uit tegen de Zeevaart.  GESCHIEDENIS Maurits, ders der Zeefteden zagen dit verbod aan , als gefchikt om op éénmaal de bron huns handels en rijkdoms te floppen. Zij ftorten daar over de bitterde klagten , en toonden dat Leicester, die, zich aanfteüende, als of hij de geheele Zee in zijn geweld hadt, door dit bedrijf, wel verre van den Spanjaard in ongelegenheid te brengen, niets anders zou uitwerken, dan het verrijken van vreemde Mogenheden, die hun het noodige zouden aanvoeren, terwijl onze Zeevaard en Handel kwijnde, en het daarenboven te dugten dond, dat de Oosterlingen zouden zamenfpannen tot ons bederf, en het herwaards voeren van cte noodigde waaren belemmeren. De Staaten,door hem op zulf een gewigtig duk niet geraadpleegd, hielden hem dezelfde zwarigheden voor. Te vergeefsch. Baat- en eerzugtige vleiers hadden alleen het oor van Leicester en wisten hem diets te maaken, dat de Embdets, Deenen, Schotten en Oostertingen, ontziende deri Engelfchen en Veréênigde Gewesten t'zamengevoegde magt ter Zee, uit zijne hand zoude komen aazen, en, onder fchijn van Vrije - rijsbrieven te koopen, een tol tot onderdand des Oorlogs betaalen: ook dondt 'er niet weinig te komen van de boeten, op het overtreeden van 't verbod: vermids 'er Perfoonen waren aangedeld, met magt om der Koopluiden Boeken op te eisfchen, en daar uit natefpooren, of zij zich ook aan verboden Handel hadden fchuldig gemaakt : waar door weshalven de zwaarigheid, dat het verbod op 't duk der Zeevaart de middelen, die de Landen in daat dekten, tot het voeren van  der NEDERLANDEN. 85 van den Oorlog, zou wegnemen, geheel verviel. Geen tegenreeden vermogten iets op zijn misleid verirand: alleen vergunde hij, om den fchijn van allen Handel den bodem in te flaan te ontwijken, eenige geringe waaren, die dog anderzints bederven zouden , en andere, doch met verhooging van het daarop gezette geleigeld, na Hamburg, na Bergen in Noorwegen en Oostwaards door de Zond te voeren (*). In deezer voege zagen de Hollanders hunnen bloeienden Koophandel met den ondergang gedreigd , en het droevig tijdftip gebooren, dat mededingende handeldrijvende Volken op die puinhoopen den hunnen zouden vestigen. De Engelfchen, toen meer Zeefchuimers dan Zeehandelaars, verrijkten zich door het neemen van Spaanfche Schepen, en lieten de Hollandfche niet ongemoeid : weshalven zij, om deeze hindernisfen en fchaden te ontgaan, in ftede van het Kanaal door ten Noorden omzeilden (*). Het misnoegen was te fterk, om niet met geweld uit te barden. De Afgevaardigden van Holland kreegen last, om hunne bezwaaren ter Algemeene Staatsvergadering in te brengen. Deeze waren niet gering en kwamen hier op neder; dat men Holland niet of weinig fcheen te agten, fchoon het meer, dan het verfchot der Koninginne beliep, moest opbtengen, dat het Engelsch Krijgsvolks veel moedwils pleegde, en de Brielfche Bezetting zich verftoutte op de in- en Utt> (*) Hoofdt, II. D. bl. 1048. 1070. Grotii Annal. 96. (f) Grotu Annal. p. 96. f a Maurits. Klacten der Hollander en.  Mauritb. LetcesTer bsdiehtztCivan een Wapen tot een Tegenze gei. 86 GESCHIEDENIS uitvarende Schepen onderzoek te doen; dat men over zaaken, den Koophandel betreffende, belloot inafïrjn der Raadsluiden , uit Holland gemagtigd ; dat eenigen vastfleldeii, hoe het jongUe Plakaat op de Zeevaart geen voortgang zou gehad hebben, waren de Hollandfche Raadsluiden niet van de hand gezonden, endaar over gekend geweest: dat men zonder Holland, 't geen 'er her meeste belang bij hadt, eene bepaaling, ftnjdig met het gevoelen deezes Landslchaps. gemaakt hadt op bet betaalen der Geleigelden l als mede dat men de Hollanders uit groote en kleine Ampten icheen te willen weeren, niet tegenftaande die van de Regering 't bewind over 't Hollandfche Geid en flegts over een tiende gedeelte van het Utrechtfche hadden, terwijl de Zeeuwen en Friezen de handeling van het hunne behielden, en uit Gelderland, Brahand en Vlaanderen niet veel in kwam (*). Ydele klagten! Leicester beantwoordde dezelve, door andere niet min aanftootelijke en verderflijker 1 nienwigheden in te voeren. Tot groote ergenis beftondt hij, ftrijdig met het genomen belluit, om aan alle Schrilten,die van's Lands wegen gezegeld moesten worden, het Zegel der Algemeene Staaten te hegten en tot een tegenzegel zijn eigen geheele Wapen te gebruiken (t)- Van verder inzigt en dieper invloed was het opregten van eene Kamer der Geldmiddelen. Rein- goijj) (*) Hoofdt, II. D bl. io6$. (t) Zie aldaar, bl. 1097.  der NEDERLANDEN. 87 goud , die hem dit ontwerp in 't hoofd gebragt hadt, zou Thefaurier zijn. Over deezen voorflag liepen de gefchillen zeer hoog. Maar Leicester verklaarde, dat hij wilde gehoorzaamd worden. Paulus Buis , die, tot deezen tijd, de Engelfche Partij toegedaan geweest was, gekoozen, om mede een Lid te zijn van deeze Kamer, bezat eene te groote ziel, 0111 deezen post aan te neemen, en betuigde Leicester in 't aangezigt; dat hij Reingoud niet tot zijnen Commis zou hegeeren, zo hij zich al bekwaam kennen mogt tot het Thefaurierfchap, zo verre was het 'er van af, dat hij als Commis, onder Reingoud zou willen dienen, 't Valt ligt te bevroeden , hoe zulk eene 0penhartige taalden heerfchzugtigengeest van Leicester moest ftooten, en den wraaklust zijns Guuftelings wetten, 't Leedt ook niet lang, of hij moest daar voor boeten. (*). Leicester meende alle zijne oogmerken te zullen kunnen bereiken; dewijl hij zich gerugfteund vondt, van 'sVolks gunst, welke hij zich hadt weeten te verwerven, langs wegen , volkomen ftrookende met zijn Characler. Men behoeft geen fcherpziend oog in Staatkunde te bezitten, om te ontdekken, dat een Vrij Volk niet fterk verknogt is aan hunne Hoofden, wanneer het, onder derzei ver Regeeringe, tegenheden fmaakt. Niets valt gemaklijker, dan hetzelve kwaade vermoedens wegens hunne opregtheid in te boezemen, als zij het beftuur der geldmiddelen in han- (*) Hoofdt, II. D. bl. 1068-1071. F 4 Maurits. Onderftaat het oprigteu van een Kamer der Geldmiddelen. Middelen , van Leicester aangewend , om de Staaten gehaat te maken.  3S GESCHIEDE NIS Maurits. handen hebben. Leicester wist zich , met zij. nen Aanhang , van deeze Volksgeaartheid te bedienen tegen 't belang des Volks zelve. Men fpaarde geen agierklap, om de Staaten verdagt en gehaat te maaken. Men hieldt het daar voor , dat de Landvoogd zijner waardigheid te kort deedt, als hij zich onderwierp aan eene Vergadering , grootendeels zamengelteld uit een hoop Kooplieden, allen bedekt met het (lof hunner Winkelen en Pakhuizen. Deeze bekrompene geesten , beperkt binnen den engen omtrek huns handels, waren niet gefchikt, om dewijdftrekkender uitzigten der Staatkunde nategaan of te bevatten, veelmin uittevoeren. Aan baatzugtig gewin gewoon , (lelden zij e:gen boven algemeen belang. Dusdanige fchoonfchijnende redenen maakten en diepen indruk op het onkundig en ligt begogelbaar Volk. Het voorbeeld dier oude Gemeenebesten, welke hunnen oorfprong niet verfchuldigd waren , gelijk veele hedendaagfchen , aan geweld en de kragt der vooroordeelen, doch aan Wetboeken, door de kloekde Vernuften opgedeld; en zelfs de Voorregten, die de Kooplieden genooten , in het beduur der twee bloeiendde Steden , toonden , dat dergelijke voorgeevens noch op reden noch op gezag deunden. Veel regtmaatiger is het, dat, in een Gemeenebest, 't welk alles aan de Zee en de Rivieren verfchuldigd is , de Handelaars , die den Staat en zichzelven verrijken , daar hun beroep niets vernederends in zich hebbe , in de Regeering deelen, en Ampten waarneemen. Van 's Lands gedeltenisfe en waare  der NEDERLANDEN. 89 waare belangen kundig, kunnen zij, voor een groot deel, in Staatsgeheimenisfen onbedreeven en waardige Regenten weezen (*). Zulke beginzels zogt Leicester, roet zijnen Aanhang, omtekeeren : en, om te gemaklijker dit heilloos oogmerk te bereiken, ram hij, die gaarne voor Voedfterlieer der Kerke wilde gaan , zijne toevlugt totdèPredikanten, van wier invloed opdegemoedeeh der menigte hij overtuigd was , en diedikmaals , onkundig van de weezenhjke gefteltenisfe des Lands, zich laaten gebruiken, om de Gemeente diets te maaken, 't geen men hun van de zaaken derRegeeringe heeft ingeboezemd. Geen wonder, dat zij zich lieten inluiden tot de partij van een Man, die grooten ijver voor den Godsdienst betoonde. Geen wonder, dat zij heftig uitvoeren tegen de Hoofden eener Regeeringe, die hun aan den band hieldt, op alle hunne indagten met een fcherpziend oog lette, en de vrijheid gebruikten , om een deel der voorgaande rampen aan hunnen blinden en verftandeloozen ijver te wijten. Leicester , in tegendeel, geliet zich als of hij hunnen raad hoogfchatte, ftondt hun een foort van onafhanglijkheid toe, met het verleenen van vrijheid tot het houden eener Kerkvergaderinge, zonder daar in de Staaten te kennen ; waar zij eene Kerkordening beraamden , en op het ftukderLeerefchikkingen maakten, die den Staaten en veelen aanftoot- lijk <*) Hoofdt, II. D.bl. 1040. Grotii Annal. p. 99. F 5 Maurits. Hij haalt de Predikantenaan zijne zijde over.  SWaURITS. De U- tree ktfchenwillen de regeering geheel aan Elizabethopdraagen. 90 GESCHIEDENIS lijk voorkwamen , en op geweetensdwang uitliepen (•). De Hollanders verzetten zich het fterkst tegen alle deeze nieuwigheden. Doch geen Stad , geen Oord, waar 't zaad van wederwil tegen de vastgeftelde regeering' breeder wortels en geiler fpruiten fchoot, dan in Utrecht. Leicesters Vertrouwelingen bliezen daar allen de ooren vol met klagten over de kleine magt, den Landvoogd afgeftaan , en met roemen van de wonderen, welke hij zou verrigten , zo men hem alleen begaan liet. Dit ging tot het uiterfte; dus de Burgerhoplieden, voorgangers tot alle vreemdigheden, een Verzoekfchrift inleverden, ,, hoe het „ hunne en aller Vroomen enkele wensch was , dat „ het beduur des bedroefden Vaderlands gedeld „ wierde in 't geweld der Koninginne van Enge„ land. Dies baden zij zeer ootmoedig den eerzaa„ men en wijzen Raad der Stad , gezaamenderhand „ met de Onderdaanen , bij zijne Doorlugtigheid te „ arbeiden , dat men , van wege de Stad , Steden „ en Landen van Utrecht, de ganfche regeering en „ volkome magt over dit Gewest aan haare Majedeit „ opdroege , zonder eenige voorwaarden of bepaa„ ling , behoudens den waaren Christel ijken Gods„ dienst, en de Voorregten , waarbij haar gezag „ niet bekort werd." De Vroedfchap tekende, zo verre haar de zaak betrof, een Gefchrift, 't welk alle (*) Refol. Holl. 1586. bl.234. Bor, XXI.B. bl. Hl. Grotii Annal. p. 100,  ber NEDERLANDEN. 91 Ie Vrijdommen teffens aan de uitlegging eener Vrouwe hing. Die van Amersfoort en Rienen volgden, door den fpoorflag uier zelfde Hoflieden geprikkeld , het zelfde pad van flaaffche onderwerping. Doch die van Wijk ie Duurftede en Mmtfoort lieten zich zo verre niet drijven, en bedongen de behoudenis hunner Voorregten in 't g meen, zpndei de zulken i ittemon'teren , die 't gezag der Koninginne rnogten deeren. Te Gouda zogten zij '-t zelfde fpel te fpeelen •, doch 't mislukte (*). Wat zij bij de Friezen en Overijsfelfchen vermugten, zullen wij vervolgens zien. \x\Un-echt zelve fJoegen zij bijster vuo't. De Graal yan Lkicesteu begaf zich , den negentienden van Hooimaand, van daar na 's Graavenhaage , om Hol land en Zeeland een buitengewoon onderftandgeld af tevraagm. Nauwlijkswas hij,'s morgens vroeg,tei poort uitgereeden , of de Burgerhopluiden werder door twee Afhangelingen van Leicester aange maand, om , op diens last, Paulus Buis te vat ten. Zij vervoegden zich na't huis eens Oud-Bur gemeefters , waar Buis zijn intrek hadt, drongen ir zijne flaapkamer , deeden hem opüaan , maakten zich meetter van zijne Papieren, en Helden hen in eene nauwe gevangenis. Alle goede Burgers er gerden zich aan zulk eene geweldeuaarij. De Staa ter (»") Hoofdt, II. D. bl. 1068. Reyd, V. B. 86. Maurits. ' Paulus Buis te Utrecht gevangen. i  Maurits. 92 GESCHIEDENIS ten van Holland namen het zeer euvel. Zo weinig wist men tot befchuldiging deezes Mans intebrengen, dat men zich behelpen moest , als het zwaarfte ten zijnen laste, met een gefprek , door hem in de gevangenisfe gehouden , volgens de verklaaring van één enkel Procureur, hierop uitloopende: „Dat „ de Engelfche Koningin de Veréênigde Nederlan„ den wel nimmer verlaaten zou , maar nogthans „ nimmer de Opperheerfchappij daar over aanvaar„ den; en dat zijne Doorlugtigheid zelve met het ,, ontwerp der opdragt van onbepaalde heerfchappij „ aan haare Majefteit gegekt hadt; dat het ook te., gen de Utrechtfche Verêéniging ftreedt, diegeenen ,, Geweste toeliet, zich eenigen vreemden Heere te „ onderwerpen , zonder bewilliging van de andere „ Leden des Verbonds." Leicester vondt zich in 't nauw, en lochende, last gegeeven te hebben tot het vatten van Buis : deeze bleef, egter, zes maanden gevangen , en werd toen gellaakt zonder veroordeeling of vrijfpraake. Schoon het gedrag van Buis over 't geheel niet vrij van aanftootlijkheid was, en hij, in den beginne , zeer tegen Frankrijk en voor Engeland geijverd, ja den Graaf meer, dan behoorde, tot ag'erdeel des L?nds , ingewilligd hadt, en zommigen wilden, dat hij alleen, uit fpijt, van alles niet bij hem te vermogen, hem nu tegenviel, trokken de meeften zie 1 zijner kwellinge aan , en fchreeven het leed, hem berokkend, toe aan de wederwraak van zijn fmaadlijk fpreeken tegen Keincoud , en  der NEDERLANDEN. 93 en de te veel na vrijheid fmaakende taal, bij Leicester gevoerd (*). Buis was het eenige flachtöffer niet, blootgefteld aan de doldriftige woede der Engelschgezinden. Zij dreeven verfcheide braave Burgers , die zich tegen hunne maatregelen aankantten , ter Mad uit. Leicester zogt wederom de wijte deezer nieuwe gewelddaadigheid te ontgaan, doch wilde den uitgezetten , die regt verzogten, niets meer toeftaan, dan dat zij zich na onpartijdige Plaatzen , dat is , die noch Spaansch noch Staatsch waren , begaven , anderzins zouden hunne Goederen , tot 's Lands gebruik , aangeüagen , en hunne Huizen geplunderd worden. Een Engelsch Heer, NoPvTH geheeten, en de Stadhouder NieuwenAar , de hoofden der Partije, maatigden zich alle bewind aan. De Staaten en Wethouderfchap, de Amptenaars en Burgers bragt men tot het doen van een nieuwen Eed van getrouwheid aan de Algemeene Staaten, aan Leicester , als Landvoogd , en aan Nieuwenaar , als Stadhouder, De Landvoogd , te Utrecht wedergekeerd , veranderde de Wethouderfchap, befchonk de Vreemdelingen met Ampten, door de uitgezetten voorheen bekleed, en gaf, onder anderen , de Burgemeelferlijke Waardigheid aan zijnen gunfteling Prounink. De Staaten van Holland, met veront- waar- («) Reyd , V. B. bl. 80. Hoofdt, 11. D. bl. 1073. P. Paulus Verkl. der Unie van Utrecht , I. D. bl. 80. Oldenbarnevelds eer verdeedigd, bl. Iio. Maurits. Eenige aanzienlijke Burgers te Ufecht uitgezet, en de Regeeringveranderd.  MAURITf. t.eicestfr poogf te ver-' gpefsch O.-denbar Ï^e ■ yi i-d te Ut echt te krijgen. c4 GESCHIEDENIS waaH'g'rg ve-vuld over zulk een fchandvol gedrag; nam. n e zaken der uitgezetten ter harte, en hun omer befc.etming. den Graaf, in de duidelijkfte en onhevn misfchien, dat de Man , op wiens kloekheid en arbeidzaamen ijver in 't verhandelen hun.iet zaaken zij zich voornaamlijk verlieten, een Zelfde lot al» Buis ondergaan mögte. En rr-1 de daad was hun to n iets voorgekomen, 't geen de agteTdogt tegen Le'CEstër zeer deedt toeneemen, én, ten vollen in 't licht g.-bragt, den Lande wonder te ftade kwam. Zi kere Steven Paret , van Antwerpen na Rotterdam verhuisd , doeg , kort naa zijne aankomst, oproerige taal uit, en bragt zich in 't vetmee-en, dat hij de Schrijver was van zekere Schimpschriften tegen («•) Hoofdt, tl. D. bl. 1077-1081. (f) Zie aldaar, bl. 1079. en Re/el. Holl. 158Ö.W. 3=7-  ©er NEDERLANDEN. 95 tegen de Staaten , en werd , op hunnen last, met alle zijne Papieren , in hegtenis genomen. Deeze weezen uit, dat hij verftand hieldt met Reingoud , als mede hunnen toeleg, om het vuur van twist tusfchen zijne Doorlugtigheid en de Staaten aanteftooken , en zichzelven, ten kosten der Landen, te verrijken. Men bragt deezen trouwloozen handel Leicester onder 't oog , die zich genoodzaakt vondt, zijnen trouwloozen Gunfteling vasttezetten , fchoon hij het verzogte onderzoek, en den eisch van ftraffe, Daar bevind van zaaken , verfchoof, tot hij hem gelegenheid gaf, om te ontkomen. Eerst woonde hij te Fiisfingen, onder befcherming van den Engelfchen Bevelhebber, en, toen Leicester afftand deedt van de Landvoogdije , begaf hij zich na Brusfel, waar deeze huichelaar , die zo veel ijvers voor den Hervormden Godsdienst betoond hadt , in de belijdenis van het Roomfche Geloof overleedt, zijn laatften tijd in armoede en vrees voor zijne fchuldeifcheren üi]tende (*). Paret zat, tot in den Zomer des volg^rd^n jaars , op de Foorpotrte in den Haage , en werd , onder handtasting ontflaagen , twee jaaren laater gevonnisd, om openlijk te verklaaren, berouw te hebben van alLs, wat hij ten laste der Staaten gefprooken hadt (f). Het met allen grond verdagte gedrag van Leicêster waarfchuwde aile braave Ingezetenen , tegen hem (*) Hoofdt, II. D. b!. io«o. 1108. (t) Mol- Holl. 1587. bl. 172. en 1589. bl.500. Maurits. Ontdekking van den üegten toeleg derlvledeftanderenvan Leicester.  $6 GESCHIEDENIS Maurits. Ontmoeting,Leicester , te Amflerdam, bejegend. hem op de hoede te weezen. 't Geen Hoofdt optekent , van zijne eerde inkomst te Amjierdam, waarlchijulijk om deezen tijd voorgevallen , wijst uit , hoe verre het vermoeden van eenen euvelen toeleg liep. Onder voorwendzel van hem ftaathjk intehaalen, maar met de daad, om zijne gangen nate (peuren, en hem in bedwang te houden , toogen verfcheide fraai opgecierde Schuiten , vol jonge manfchap, geleezen uit de Schutterij, onder 't geleide van den wakkeren Jan Kokneliszoon Hoofd , toen één der Burgerhoplieden , "hem te gemoet , en omcfngelden het Jagt , 't welk den Graaf voerde, in diervoege , dat deeze altoos van de overige Engelfchen zijns gevolgs verwijderd was , om dus zijn perfoon, zo hij iet ergs in den fchild mogte voeren , altoos in zijn geweld hebben. Een gedeelte deezer jonge manfchap bleef altoos bij den Graave , hem, beurtlings, bij dag en nagt , en kwanswijs tot lijfwagten dienende. Eene eer, welke hij, zonder argwaan te verwekken , niet van de hand kon wijzen , doch niet naaliet aan hem zeer bedenkelijk voor te komen , waarom hij zich tegen de zijnen, doch zo, dat het van één der omftanderen , die het Italiaansch kende, verdaan werd, in die fpraake ontvallen liet]: Ouesti Signori mi fanno molti caresfe ; ma twnviene d'animo Deeze Heerenbetoonen mij veel beleefdheicis ; maar 't komt niet uit het hart. Het Prinfen Hof hadt hij ter herberge, doch hij werd, op een kostbaar avondmaal , in 't Stadhuis onthaald. Hier plaatste men Leicester tegen over eene hangkamer,  der. NEDERLANDEN. 97 kamer, tot op de halve verdieping van, 'tvertrek met hout befchooten, doch met tapijten behangen. Agter deeze lag een goed deel Schutters verhooien met gelaaden geweer , gereed , om, zo 'er iets kwaads werd aangevangen, los te branden, en de vlam van den onraad met het bloed des belhamels te blusfen. Doch de Regeering en Burgerij kwamen 'er , voor deeze keer, met de vrees af, en de Engelfchen met een haatlijken roep over hunne brooddronkenheid, daar zij veel van het Zuikergebak, te deezer gelegenheid zo rijklijk en kostbaar voorgezet, dat men 'er geen wedergade toe wist, met fmaadlijke dartelheid , ten venller uit , op den Dam, in 't flijk wierpen (*). Leicester, van den veldtocht deezes jaars terugkomende , werd, in 's Graavenhage , ftaatlijk ontvangen, met erkentenis verwelkomt, enbefchonken met een zilveren vergulden gedekten Kop, ter hoogte eens mans , kondig gedreeven , ter waarde van negenduizend Guldens, welken hij in dank aannam, verklaarende, die gifte te zullen bewaaren , ter gedagtenisfe van de Landen, voor zich en zijne Naakomelingen. Dit gefchenk was min eene dankërkentenisfe, dan een llreek van ftaatkunde. Men wilde dien verdienstloozen Man daar door te ligter het verdriet van eenige onaangenaame waarheden , die hem zouden voorgelegd worden , doen verzwelgen. (*) Hoofdt, II. D. bl. 1098. 109//. IF. Deel. G MauritsI Onderhandeling der Staaten met Leicester.  Maituts. Inhoud v»n 'c Venoog tier Sraaten van H#.land, Zeeland en Friesland. (*) Hoofdt, II. D. bl 1097. ml' bl- 44*. 493' BoR> XXI- B" bl' 5i}' ?S GESCHIEDENIS gen (•). Te weeten , de tijd was nu geboo- ren, dat de Staaten van Holland, Zeeland en Friesland hem een Vertoog zouden ter hand nellen , inhoudende de zwaarigheden over zijne Regeermge. De Eed van geheimhouding, bij het opfiellen van 't zelve gedaan en heilig nagekomen, bragt tewege, dat 'er niets van was uitgelekt. Het vorderde „ het voltallig houden der Engel„ fche Hulpbenden; het monfreren en betaalen der„ zeiven, ten overftaan vaD Gemag-igden der Alge„ meene Staaten ; geene uitheemfche werving te „ doen, dan bij verlof , en geene Overften van Plaat„ zen te dellen , dan bij benoeming dier Staaten; „ het herftellen der Krijgstugt, vooral onder de Be. „ zettingen en Grensplaatzen ; geene Omflagen te doen , gelijk onlangs gefclüed was, zonder der „ Staaten bewilliging; niemand buiten zijn Gewest in regten te betrekken, waar van men reedsvoor' beelden gezien hadt; de Algemeene en Bijzondere Staaten en Wethouders der Steden in derzelver „ Agtbaarheid en Voorregten, te Utrecht, onlangs ' zo deerlijk gefchonden , te herftellen ; het Stad„ houderfchap van Utrecht te doen bekleeden door Prins Maurits van Nassau ; den vrijen Handel „ op de Landen van Bondgenooten enOnpartijdigen 11 toeteftaan; de Zeezaaken den Prins Maueits en ,, den  der NEDERLANDEN. 99 „ den Pvaade ter Admiraliteit te beveelen;! nieuwig„ heden te weeren uit den ophef der GemeeneMid„ delen; afteftaan van den twist, aangeheevenover „ 'tbewind dergeestlijke, verbeurdverklaarde enaan„ getekende Goederen , waar uit eenige onrustige „ geesten zich hadden zoeken te verrijken ; einde„ lijk, in zaaken van Regeeringe, Belastingen en an- dere, Holland, Zeeland en Friesland betreffen3, de, geen gehoor te geeven aan Lieden , die in „ Braband, Vlaanderen, of andere afgefcheiden „ Landen, in Regeeringe geweest waren, maar zich „ in alle zaaken van dien aart te bedienen van den „ raad der Staaten ; kunnende de Vertooners niet „ andefs zien, dan dat veele uitgeweeken Braban., ders en Vlaamingen, de vroomen niet te na ge„ fprooken, zogten het oor van zijne Doorlugtig- heid te winnen, om, naar hun welgevallen, over „ Holland, Zeeland en Friesland te heerfchen (*)." Hoe veele , hoe dringende , en teffens onbeantwoordelijke bezwaaren ! Leicester begeerde niettemin, met Gemagtigden der Staaten'er over te handelen : deezen werden benoemd, en aan derzelver hoofd vinden wij den Voorfpreeker van's Lands Vrijheid Oldenbarneveld. Dit nader uitpluizen gaf gelegenheid tot het breeder ontvouwen van veele bijzonderheden, zeer vernederend voor den Graave, en die hem van fchaamte moeften doen bloozen, zo hij anders dit laatite overblijfzel van een deugdzaam ge- (*) Hoofdt , II. D. bl.1097. G a Mactutj. LeicesrER in jelprek ov.r da voorgetelde bezwaaren.  ïq6 GESCHIEDENIS Maurits. i gemoed niet hadt afgelegd. Men voegde 'er, ondef den loop des gefpreks , meer en meer bij , met name, dat hij aan Sonoi , wat Noordholland betrof, een Lastbrief gegeeven hadt, die hem tot een onaf. hanglijk Opperheerfcher maakte. Hij verzogt verfchooning ten opzigte van zommige punten , en beftondt , ten aanziene van anderen , zijnen gehouden handel te verdeedigen: maar, door de welfpreekenheid van Oldenbarneveld getroffen , en gedwongen de waarheid te erkennen , door deezen onverfchrokken Man hem onbewimpeld onder 't oog gebragt, wederfprak hij zichzelven, en bediende zich van uitvlugten , zo beuzelagtig als fchaamteloos. Eerst ontkende hij, doch bekende, door eigen handtekening genoodzaakt, een Brief gefchreeven te hebben aan Predikanten te Gorcum, om hun tot het ophitzen der moeitemaakers aantezetten. Geraakt door het treffend tafereel van de rampen en nadeelen , door cijrie Bevelfchriften den Handel en Zeevaart toegebragt, erkende hij, dat de Landen zonder den Koophandel en de Zeevaart niet hloeijen en zelf niet be* laan konden. Wat het bevorderen der Vreemdelingen betrof, dit meende hij met etn fchijn van Gods» Ijenstigheid en Christlijk Mededogen te bewimpelen. Het betaamde, was zijne taal, Christenen, ongeluk' \igen, om den Godsdienst uit Vaderland en bezittingen gezet, te onder/leunen. Dan hierop kreeg hij, iaa eene aanduiding van de verdagtheid eeniger dier Vreemdelingen met raamen , dit wel>:asfend antwoord : dat men ds Vreemdelingen gaarne wilde voort'  der NEDERLANDEN. 10» Voorthelpen ; doch zich van hun niet laaten beheer, fchen. De Onderhandeling liep af met een ernstig verzoek, om een gunstig antwoord op het ingeleverde Vertoog, 't Welk Leicester beloofde (*). Lieten de Siaaten van Holland, Zeeland en Friesland zo veel Vrijheidsmin blijken in het opgemelde Vertoog, en de handelingen over 't zelve , de Algemeene Siaaten betoonden ook hunnen afkeer van Leicesters overheerfching. De meergemelde Bür- \ gemeefter Prounink , door de Staaten van Utrecht 1 gelast, om,van hunnen wege, ter Algemeene Siaatsvergaderinge zittinge te neernen, weigerde men hem 1 daar toetelaaten : dewijl hij het Burgemeefterfchap te . Utrecht verkreegen' hadt, flrijdigmet deVoorregten/ die geen Brabander in de Regeering gedoogden. De Staaten van Holland beflooten zelfs geene Gemagtigden ter Algemeene Staatsvergadering re zullen zenden, zolang de wettigheid van Prounink's Burgemeesterfchap niet gebleeken was. Behalven dat men hem uit deezen hoofde wraakte, wisten zij den last diens Mans , om Holland en Zeeland te bewee-' gen tot een gelijk befluit, als men te Utrecht genomen hadt wegens de opdragt der Hooge Overheidaan de Koninginne van Engeland. Een fhik , waar op zij meer en meer een ander inzien kreegen. Prol'nink's fchampere en dreigende taal, Leicesters onderhoud met eenige Afgezondenen uit de Algemeene Staaten , en diens voorfchrijven van dee- zen C) Hoofdt, li.D. bl. rooo 1007. G 3 Maurits. De AIge«' méene Siaaten verzetten zich me. Ie tegen' le inIringin;en van" LeicesrERS Aari» lang , in t geval ^an Prou- sibk.  102 GESCHIEDENIS Maurits. Onlusten , te Utrecht, tot vermindering van Leicesters agt< baarheid (trekkende. zen Gunsteling rechtte even luttel uit , en hij bleef geweerd (*). Te Utrecht wedergekeerd , vondt hij de Stad ten prooije van inwendige onlusten. De fteeds onminbrouwende Burgerhoplieden hadden ten oogmerk, de Gekoorenen , die , in plaats der Geestlijkheid, het eerfte Lid van den Staat uitmaakten , te vernietigen , en hier toe de Vroedfchap bewoogen: dan de Edelen wilden, zo lang men de Gekoorenen buiten floot, Prounink's verflag niet hooren; hoog li pen de woorden : de Edelen hielden bun ftreng ftijf : 't verflag werd alken der Vroedfchappe gedaan , en hier in klaagde de zo zeer te leur geflelde Afgevaardigde, dat de Utrechtfche Getnagtigden zijne hardrte partijen geweest waren in de Vergadering der Algemeene Staaten. Zij werden, op naam der Staaten , t'huis geroepen; doch de Gekooreuen en Edelen gaven tegenbevel en last, om herftclling te vorderen van 't geen tegen het Verding met: Engeland, tegen Leicesters Lastbrief en tegen de Staatfche Foorregten, onlangs, gehandeld en gedaan was (t). Dit gefchil gaf een krak aan 's Landvoogds agtbaarheid in het anders zo zeer begunstigend Gewest. Leicester , de oorzaak van alle deeze onlusten in de Nederlanden , gaf zijn oogmerk te kennen, om, binnenkort, na Engeland overtefteeken, voorgeevende , dat zijne tegenwoordigheid in het Parlement (*) Hoofdt , II. D. bl. 1009-1111. (■f) Zie aldaar, bl. nu.  eer NEDERLANDEN. 103 ment vereischt wierd , waar hij ook de zaaken deezer Landen zou behartigen; doch hij hadt onder de hand laaten verluiden, dat het beledigend gedrag der Staaten hem drong , zich te verwijderen, tot dat de dingen een ander gelaad haddén aangenomen : zulk een denkbeeld , 1'trekkende om de gemoederen tot oproer aantehitzen, werd door ettelijke Leeraars » gemeenzaam en weigeleden bij hem, van dcnPredikftoel het Volk ingedampt. Hier over aangefprooken , gaf hij geen ander, dan dit dubbelzinnig, antwoord , dat men de Leeraars wel anders zou doen preeken. Behalven dat hij vreesde, ten Hove van Engeland , door een te lang afweezen, zijnen vijanden, die hij daar hadt, te veel fchoon fpels te geeven, en daarom verlangde, derwaards tekeeren. was het voornaam oogmerk deezer reize zeer waar fchijnlijk, om der Koninginne den ftaat der Neder lan Jewopenteleggen, en met haar de middelen te beraa men tot,bereiking van de gezogte Opperhecrfchappij, Oldenbarneveld en andere Vaderlandlievender! dit doorziende, en ongerust over dit vertrek, zog ten hem den overtocht te ontraaden , of ten minitel te doen uitftellen. Te vergeefsch. Hij volhardd en betuigde, bijkans met eede, dat geen roisnoegei hem hier toe bewoog, fchoon hij zich ontvallen riet dat het Vertoog der Staaten van Holland, Zeelanc en Friesland, en eenige ander* dingen hem niet ge fmaakt hadden. Dan zijn weezenlijk oogmerk bleet ten duidelijkfte, toen hij de Algemeene Staaten ver klaarde: „ Dat hem van andere Gewesten, naam G 4 „ lij Maurits. Leicesterneemt voor, na Engeland te vertrekken. Wat* hem daar toe bewoog. 1 l > f  Maurits 104 GESCHIEDENIS „ lijk Gelderland t Overijsfel, Utrecht en Friesland$ w de Opperhecrfchappij, ten behoeve van haare Ma- jefteit, was aangeboden, maar niet van de Alge„ meene Staatent noch ook van de Hollandfche en ,j Zeeuwfche, 't welk tot vernedering van hem fcheen te (trekken, die nier bezinnen kon , wat de Staa„ ten daar mede meenden , en of zij van elders be„ ter bijltand 5 dan van zijne Meeftresfe, verwagt„ ten ? " Men gaf hem hier op teverftaan: 3,Dat, „ indien de opgemelde Gewesten hem eenige aanbies, ding van de Opperheerfchappij gedaan hadden, „ men zulks meer voor het bedrijf eener muitzugti- ge gemeente, dan voor een wettig werk houden „ moest. Die van Holland en Zeeland hadden „ meermaals hunne genegenheid, om zich aan de „ Koninginne te onderwerpen, betoont 3 en zouden „ daar in3 wanneer men verftondt , dat haare Maje,, fteit de hoogheid der Landen , op redelijke Voor- waarden, wilde aanvaarden, de laatften niet wee„ zen (*)." Zij wisten„ dat het aan deeze Voorwaarden bij Elizaeeth haperde , die niets anders zogt, dan de volllrekt onbepaalde Oppermogenheid : deeze, wist zij, kon niet behouden of geoefend worden, dan met vernietiging van alle de Voorregten der bijzondere Gewesten, welken zij aanzag als de waare bron van alle de onlusten, en een hinderpaal des Oppervorstlijken gezags. — Vervolgens vroeg hij deStaaten, wat (*) Hoofdt) II. D. bl. 1112-1114.  bek. NEDERLANDEN. 105 wat hij haare Majefteit zou berigten wegens zwaarder Onderftandgelden, door hun eenige jaaren intewilligen? als mede, welk een befluit zijneemenzouden, indien de Koning van Spanje hun of haare Majefteit den Vrede aanboodt ? -—- Agterhoudend was het antwoord op de eerfte 3 doch zeer rondborstig op de tweede vraag, inhoudende, dat alle Vredesonderhandeling met Spanje om den Godsdiens: en den Lande gewed was , en (trekken zon, om den ijver des Volks, reeds flap genoeg in 't betaalen der gemeene lasten , nog meer te verflappen , en de Overheid bij 't zelve in opftand baarende verdenking te brengen (*). Van het beftemde Gezantfchap na Engeland verwittigd , en te onvrede , dat men hem niet geraadpleegd hadt, liét hij zich, egter, het Berigtfchrift en den Lastbrief, voor deeze Bezending gefchikt, welgevallen; doch begreep, dat men Maurits, om *er meer aanziens en nadruks aan bijtezetten , aan 't hoofd moest plaatzen. Een voorflag, die bij de Edelen van Holland veel bedenkens baarde, en, fchoon de meefte Steden 'er toe neigden, lieten zij zich, egter, omzetten door Oxdenijarneveld : met meer* derheid van ftemmen , floeg men dit verzoek af. Dus bewaakte en bewaarde die groote Man den Prins, die aan hem zijne verheffing verlchuldigd was , misfchien vooreen dergelijk lot, als zijn Broeder in Spanje ondervondt. Leicester., wien ftraks was overgedraa- gen, (*) Hoofbt, II. D. b!. 1115. G 5 maurit5* Hij begeert,vrugcloos, dat Maurits het Gezantfchapna Engeland zou vergezellen.  Maurits. BefcWkkingca,door hem op de Regee ring en den Krijg gemaakt, voor zijn vertrek. Trouwloosheidvan Lei cester . (*) Hoopdt, II.D.bl, 1114. Zie aldaar, bl. 11 ió. U6 GESCHIEDENIS gen, hoe in de Vergadering dit fuik behandeld was, werd 3 meer en meer, op Oldenbarneveld gebeeten (*)• Het vertrek ten vollen bepaald en alles uitgevorscht zijnde, wat hij van den ftaat der Landen en de oogmerken kon te weeten komen, ftelde de Graaf, op den vierëntwintigften van Slachtmaand , het bewind der Burgerlijke Regeeringe en des Oorlogs te lande in handen van den Raad van Staate, laatende het beleid des Krijgs te water aan Prins Maukits , als Admiraal, en aan de Collegicn ter Admiraliteit, alles tot dat hij wederkwam, of tot nader orde,teftellen bij de Algemeene Staaten (t> Van deezen nam hij , 's anderendaags , affcheid , en alles hadt het gelaad van minzaame heusheid aangetoogen. Leicester , niet bedugt, hoe veel het betekene voor een Staatzugtigen , dat hij voor een Man van eere gehouden worde , zelfs wanneer liij het tegenbeeld daar van oplevert , poogde , terwijl hij deeze openlijke en plegtige Verbintenisfen aanging, dezelve door heimlijke kunstftreeken te verbreeken. Den zelfden dag, toen hij het bewind over den Krijg te lande den Raad van Staate hadt opgedraagen , was door hem een gefchrift getekend, bij 't welk hij in het aan- of afftellen der Ovei ften van fterke Plaatzen , het vervullen van hooge Krijgsamptcn, en veele andere zaaken, de handen bond:, in welken hij ze gefield  mr NEDERLAND EN. 107 4 fteld hadt. Een lijst van vierentwintig Steden en Sterkten, die hij met Engelfchen en Ieren wilde bezetten, en zich, door dit middel , daar van verzekeren , wees zijnen toeleg uit. Op zijne reis na Zeeland hadt hij te Dordrecht e;nen Admiraal over den Flaamfchen Oord willen aanftellen; doch dit werk haperde : te Vlhfingen eenigen tijd na wind wagtende , maakte hij intusfchen de Bezetting van Veere tegen Prins Maurits op, en vaardigde verfcheide Brieven af aan zijne Vertrouwelingen , om, ftaande zijn afweezen, zijne zaak te behaitigen. Het evengemelde bepaalende Berigtfchrift, als mede de Lijst der Plaatzen , onwederfpreeklijke merktekens vanLeicesteksdubbelheid, kwamenterftond, naa zijn vertrek ttk Zeeland, aan den dag (*). De Staaten , hier over met billijke verontwaardiging vervuld, verhaastten het beftemdeGezantfchr.p na Engeland. De Afgevaardigden , te Londen gekomen , kreegen , den vijfden van Sprokkelmaand desjaars MDLXXXVII, gehoor bij de Koninginne. De verpligtingen aan de Koninginne ten breedften uitgemeeten hebbende, verklaarden zij, dat de Veriénigde Landfchappen zich nog ftreelden met de hoope, dat haare Majefteit, naa het ftuk met rijper raade overwoogen te hebben, zou befluiten, om de aangeboode heerfchappij over dezelve , onder bïllijh Voorwaarden, aanteneemen, het getal haarer Hulp ben (*} Groot Plakaatb. IV. D. bl. 84. Bor, XXI. B. b 76. Hoofdt, II. D. bi. 1116. Reyd, V. B. bl. j»a. Maurii?. Gezantfchap der Staaten na Engeland. 1587-  Maurits. i ioS GESCHIEDENIS benden te vermeerderen, en de Staaten nog metraiJ mer Onderftandpenningen te gerijven. Terwijl Joost van Menin, Penfionaris van Dordrecht , het woord voerde, vertoonden zich op 't gelaad van Eiizabeth de zigtbaarfte merken van verftoordheid r aan welk gelaad haare taal volkomen beantwoordde; want nauwlijks hadt Menin geëindigd , of zij borst uit in deeze fchampere taal: „ Haare wel„ daaden hadden zij niet dan met de fnoodffe on„ dankbaarheid beantwoord; haare gezonden Hulp„ benden liegt behandeld ; den Graaf van Lei„ cester, gezonden tot hunnen bijftand , en om ,, den flaat hunner zaaken opteneemen, gehoond j „ en hem met den grootfchen tijtel van Landvoogd „ opgehuld, terwijl zij de magt in handen hielden. „ Daarenboven hadt deeze , om die fchijnvertoo„ ning van grootheid te verkrijgen, zijne Goederen „ en zijne Leenen gewaagd ; ja, dat nog meer was, „ zich blootgefteld aan 't verlies der gunste zijner t, Koninginne. Men mogtvervolgde zij , zweerende bij den leevenden God , de geheele wereld „ doorzoeken, flegiberaadener en onhandelbaarder „ Volk dan de Nederlanders en hunne Staaten zou , men niet vinden. Hadt men niet uitgeftrooid, , dat zij, zonder de Staaten te kennen, van eenen Vrede met Spanje wilde handelen? Harsfenfchim, men. Of Vorflen zomtijds de een den ander i, hoorden fpreeken, zulks kon zonder iemands hin, der geleideden ; want zij handelden met Vorstlijke[, wijze en veilland, waar van bijzondere Perfoónen m den  Be« NEDERLANDEN. 109 o den flag niet kenden. De Staaten waren wel Staa,9 ten P doch flegts bijzondere Perfoonen, ten opzigte van Vorften, die het niet toekwam in derzeiver geheimen intedringen. En nog durven zij „ mij om meer bijftands vraagen : eer ik daar toe verfiaa , wil ik eerbiediger bejegening , weeten wat 'er in de Nederlanden is omgegaan , en van „ alles voldoening hebben (*)." Zulk een antwoord, onderdrukten en hulpverzoekenden gegeeven , ftrekt ten bewijze van laagheid van ziel; eene verheevene hadt zich zeker verwonderd over der Staaten ftandvastigheid , en troost gefchonken. Buiten twijfel was Elizabeth ingenomen met het valfche begrip , dat Vorften van eene verheevener natuur zijn dan andere Menfchen. Doch zij hadt flegts in zichzelve te treeden, om die dwaaling te ontdekken: want haar diep deelen in de vermeende beledigingen eens Gunstelings was zeker eene der beweegredenen van haare geftoordheid: daarenboven bevondt zij zich thans in zeer netelig© om Handigheden , die meer betrekkings hadden tot ©nze Gefchiedenisfen, dan eenigen zich verbeelden, en teffens toonen, hoe zeer menschlijke zwakheden het hart deezer hoogmoedige Vorftinne beheerschten. -— Maria, Koningin van Schotland , vervolgd door haare wederfpannige Onderdaanen, hadt haare toevlugt inEngela«Ogenomen. Elizabeth, in ftede van de verlegene Koningin de afgefmeekte hulpe (») Hoqfdt, II. D. bl. 1125. 1126. Zij vincfo zich in hetneteligfte van Je zaak roet de Koningia Maria.  IIO GESCHIEDENIS hulpe te bieden , hadt haar in de gevangenisfe geworpen , waar in zij nu zints negentien jaaren zugtte. De dfchen of voorgeevingen van Maria, wegens haar regt op den Engelfchen Throon, baarden Elizabeth geftaadige onrust , en haare meerdere fchoonheid gaf de Engelfche Vorftinnt eene rijke Mof van jalouzy , die zij niet kon te onderbrengen. Steeds was zij 'er op uit geweest, om , voor 't oog der wereld, regtmaatige oorzaaken te vinden , om zich van deeze dubbele Mededingfter te ontdoen. Haare haat vermeerderde, toen zij zich in dezaaken der Nederlanden geftooken hadt. Zij vreesde , dat de Catholijken , door de Spaanden onderfteund, eenen opftand zouden verwekken , om Maria uit de gevangenisfe te verlosfen, en op den Engelfchen Throon re plaatzen. Philips maakte tegen haar groote krijgstoerustingen , en 'er was maar één weg open , om zich van deeze vrees te ontheffen, naamlijk het hoofd te doen rollen, op 't welk haare Vijanden hunne hoope bouwden. Zij zou aan dit gehaatte leeven een einde hebben kunnen maaken door de heimlijke middelen, doorgaans ten opzigte van gevangen Vorften te werk gefteld. Leicester, wil men , drong zeer op venijn. Maar Elizabeth verkoos een ander middel , 't welk zij gefchikter keurde, om openbaare opfpraak te ontgaan. Van eene en andere zamenzweering, tegen haar gemaakt, hieldt zij Maria voor de hoofdbewerkfter, en liet het geding dier gevangene Vorftinne opmaaken. De Staatsdienaars, die de hand gebooden hadden, in Maria JVIaurits.  der NEDERLANDEN. m Maria ramp te berokkenen , beefden voor haare wraak, zo zij immer den Engelfchen Throon mogt beldimmen, en zetten het haatlijk ftuk voort. Hun aanhouden , gepaard met de jalouzy en fiaatkunde van Elizabeth , haalde deeze over tot den ftap, om Maria te doen onthoofden. Intusfchen fpeelde Elizabeth hier de huichelaaresfe, geliet zich zeer te onvrede over het uitvoeren van een bevel, zelve met eigen hand getekend, 't welk zij lochende, enftrafte zelfs een en anderen voornaamen Dienaar deswege (*)• Terwijl dit bedrijf, 't welk eene onuitwischbaare fchandvlek op 't charaóter van Elizabeth werpt, ftondt volvoerd te worden , lag het Gezantfchap den opgelegden last bij haar af, en kreeg 't vernederend antwoord, hun zo na aan 't hart gaande , dat zij befloten tot het opftellen en overleveren van eene verdeedig'ng hunner Meefteren. Hier mede waren zij bezig, toen de tijding van nieuwe rampen, door den trouwloozen Leicester gebrouwen , hun nieuwe redenen van verdeediging ter hand ftelde. Leicesters geheime last, die de magt des Raads van Staate in Krijgszaaken bepaalde, hadt deezen gedwongen, het Slot te Wouw , niet-verte van Bergen op Zoom , toe te vertrouwen aan Marchand , een Fransch Bevelhebber, wiens trouwe zeer be- denklijk (*) Zie Ro berts o n's Gefchiedenis van Schotland. IIoofdt, II. D. bl. 1127. Maurit?» Wouw, Deventer, en de Schans over Zutphen den Spanjaard geleverd.  Maurits. sia GESCHIEDENIS denklijk was. Hij verkogt het Slot aan Parma Tegen den zin der Staaten, hadt men, te dier zelfde oorzaake , aan William Stanlei , eenen Roomschgezinden, het bevel van Deventer, en aan Roeland York dat van eene Schans tegen over Zutphen moeten laaten, beiden Engelfchen en zeer verdagt, dewijl zij voorheen bij den Spanjaard gediend hadden. De Soldaaten van Stanlei waren ■allen Catholijken, en meest Ieren, van eenwoesten aart en fchriklijk voorkomen, daar zij half naakt gingen , dikwijls rauw vleesch en zonder brood aaten, van geene erbarmenis of menschlijke meéwaarigheid wisten, en met regt den naam van Wilde Ieren droegen. Van den Godsdienst hadden zij geene kennis, en beftondt deeze alleen in 't bijwoonen der Misfe. Om die te hooren , liepen zij dagelijks na Zutphen, en gaf zulks Stanlei gelegenheid, om gemeenfchap te houden met Taxis , Overften des Konings van Spanje daar ter Stede. Dit ging zo bedekt nieï, of 'er rees vermoeden van fnooden toeleg bij eenigen te Deventer; dan men hieldt hun voor neuswijzen, die alles ten flimften duidden, en wantrouwden aan de opregtheid van een Man , die 'er op ftofte, als of dezelve geen wedergade hadt. Hij wist daar door de Vvethouderfchap te beleezen en diets te maaken, dat hij, tot zekeren aanllag, meer volks binnen de Stad zou brengen. Dit gefchiedde op den negencntvvintigften van Louwmaand; doch htt waren negen-, (*) Hoofut, II. D. bl. "23.  der NEDERLANDEN. 113 genhonderd Koningfchen, vergezeld van den Overfteii Taxis, die , door Stanlei ontdekt aan een Burgerhopman, hem dit onvoorzigtig woord afperste : Hoe zijn wij zo jammerlijk verraaclen ! Taxis zeide hier op : Dit laat ik den geenen verantwoorden, die het toe/iaat. Ik dien den Koning , mijnen Heere. De Verraader verontfchuldigde zijn bedrijf, zo goed hij kon, met ftamelende reden , de blijk van een wederfpreekend hart, beweerende, dat zijn gegewisfe hem gedwongen hadt, de Stad aan den Koning , dien ze toebehoorde , overteleveren : zelfs fchaamde hij zich niet, zijn fchelmltuk met eene fpreuk van Christus te verbloemen , zeggende: Men moest den Keizer , dat des Keizers, en Gode, dat Godes was, geeven. Ook beweerde hij , nooit in Staaten Eede, en alleen onder dien van Leices* ter geftaan te hebben, waar van hij bewees ontflagen te weezen door een vrijen Reisbrief, met Leicesters hand en zegel verzekerd. Een beroemd Engelsch Gefchiedboeker fchrijft Stanlei's afval toe aan de vrees , dar hij ingewikkeld was in de laattte zameuzweering der Catholijken ih Engeland tégen Elizaeeth's leeven (*)•-— Op dien zelfden dag , volgde York het voorbeeld van Stanléi , en gaf de Schans , zijner bewaaringe toevertrouwd , den Spanjaard over. Eenige Engelfche Knegten te Zwol, die ter betaalinge van de Koningin fiondei), fchsurden hun Vaandel van de ftengen , en liepen na (ö) Hoo*!vr, II,D. bl ilaS. Htoie, V. 339' W. Peel. H Mauhtï.  Maurits. De Engeilekenmaaken zich meei en meer gehaat. De Staaten oefenen mei gezass, en fchri ven na Engeland. (•) Hoofdt, II. D. bl. U3'. (t) Zie aldaar, bl. flS% llZ2' (§) Zie aldaar, bl. 1132- II4 GESCHIEDENIS na den Vijand: een Kornet tt Arnhem , vandenzelf. den Landaart, ftoeg denzelfden weg op (*> Deeze trouwlooze verraaderijen en dit fchandelnk overloopen verwekten een algemeen wantrouwen en misnoegen. De Staaten fielden geld op delijvenvan Stanlei en York. De haat tegen de Engelfchen kreeg merkelijken wasdom, toen eenige benden Engelfche Ruiters uit Gelderland en 't Graaffchap 2tophen na Holland toogen , en tot ? Gravenhaag* doordrongen, om van daar het geld te haaien, tgeen de Koningin hun fchuldig was. Zij heten Z1ch tot den aftocht niet beweegen , dan door de betaahng van achtienduizend Guldens. Ondertusfchen hepen i£ flroopende, het platte Land, waar zij doortoo- gen, af (f). , Het gelukkigst van dit alles was , dat de Engelfchen zich verfoeid maakten, 't geen de ijver en het r getal der Aanhangeren van Leicester verminderde. i. De Staaten, ziende hun gezag toeneemen naarmaate dat van Leicester afnam, namen deeze gelegenheid waar, om de banden , aan hun gezag gelegd, te verbreeken : zij herriepen het bepaalend Plakaat op de Zeevaart , en fielden den vrijen Handel van aileWaaren, uitgenomen Krijgsvoorraad , open op alle onpartijdige Plaatzen (§> Vervolgens fielden zi, hunne bezwaaren voor in een Brief, zorgende, J dat  der NEDERLANDEN. "5 dat hunne Gezanten , uit vreeze van ondank , de kwaaien niet zo naakt, als de zaak vereischte , in Engeland zouden voordraagen. Oude en nieuwe klagten vulden deeze regtrnaaiige beantwoording der fchampere verwijten, door de Koningin den Afgevaardigden gedaan. Thomas Wilkes , de Engelfche Raadsheer van Staate, prees doezen Brief, en zondt 'er een affchrifc van aan den Grootfchatmeefter van Engeland, een Man van kloek vernuft en groote ervaarenisfe, waarom diens raad zo veel op de Koningin vermogt, dat tusfehen hem en Leicester bittere nijd blaakte. Leicestee hieldt zich grootlijks door dit fchrijven verongelijkt, en Elizabeth nam het euvel op. 'Er werd zorggedraagen, om afdrukken van deezen Brief door de Nederlanden te verfpreiden, om het Volk in den waan te brengen , dat de Staaten niets anders zogten, dan de Koningin en Leicester van deeze Gewesten afkeerig temaaken, en zelve den klem der Regeeringe in handen te houden. Dit flaagde bij Lieden , gewoon fteeds het flegtfte van hunne Overheden te vermoeden. Menfchen van meer doorzigts en rechtfehaape Vaderlanders leerden 'er Leicester , en allen , die in zijne maatregelen traden , te beter uit kennen (*). De Staaten gingen op denzeltden voet voort, en, de tijd van de veranderinge derLeden des Raads van Staate gekomen zijnde, zuiverden zij dien van Leices- (*) Hoofdt , II. D. bl. 1133 enz. Caballa »r My/leries of State, P. II. p. 5. H a MAÜRltfc  Maurits. Verder bedrijf der Stapten, tegen Leicestrp. aangekant. Il6 GESCHIEDENIS CESTERsAanhangelingen. De Bevelhebbers en Overften kreegen last, om den Staaten in hunne bijzondere Gewesten te gehoorzaamen. Zij magugden Prins Maurits, om 't gezag, hem als Stadhouder en Capitein-Generaal opgedraagen , te gebruiken, en befloten, tachtig Vaandels Knegten te werven, en onder het gebied van dien Prins te nellen. Dit Volk deedt den Eed van getrouwheid aan de Algemeene Staaten, blijvende bij de Unie en handhaaving van den waaren Christlijken Godsdienst, met naame, aan de Staaten van Holland, Zeeland en Westvriesland; dien van gehoorzaamheid aan Prins Maurits , den Graave van Hohenlo , den Hollandfchen, Zeeuwfchen en Westfriefchen Staaten en derzelverG£Cfl>««/w«r*» Raaden; belooveude, wijders, den Eed , aan Leicester gedaan , te zullen nakomen. De Staaten der laatstgemelde Gewesten veranderden ook verfcheide Bevelhebbers en Overften, en fielden nieuwe orde op het Krijgsweezen te water. In alle deeze handelingen toonende , hoe groot een gezag in elk Gewest de bijzondere Staaten hadden , en welken weg zij dagten inteflaan, om de Regeering op een beteren voet te brengen. Verder namen verfcheide Steden in Holland, te haarer verzekeringe, in gevolge een befluit der Staaten , Waardgelders aan (*)• Wanneer Elizabeth om den overvoer ce- niger C*) Hoofdt , II. D. bl. IIJ« enz. Refol. HoU. 1587. bl. 56. 79. PO. 138. 14». 163. Sok, XXII. B. bl. 870. tweede druk.  der NEDERLANDEN. 117 niger duizend lasten Rogge na Engeland verzogt, hadden zij de verftandige koenheid, dit verzoek aftellaan, uit hoofde des geringenvoorraadsvanGraanen, die , zo veel verminderd , den Lande met duurte en gebrek dreigde (*). Alles fcheen in Holland, onder het wettig gezag der Staaten , eene gefchikte gedaante aanteneetnen , wanneer een enkel Man hun openlijk durfde wederflreeven. Sonoi ftreelde zich voor lang met de hoope van Westfriesland tot het afzonderlijk deel zijner heerfchappije te krijgen. Door Leicester en Elizabeth gerugfteund , weigerde hij den ftraks gemelden Eed , door de Staaten voorgefchreeven, afttlfggen. Maurits toog na Medenblik, om hem tot zijn pligt te brengen: dan Sonoi (loot de Poort, en weigerde hem te ontvangen. Men nam in overleg, om den wederftreevenden Overften , door geweld , tot gehoorzaamheid te dwingen ; doch de vrees, dat hij, van elders bijgedaan, nieuwe inlandfche onlusten zou verwekken, belette, dat dit tot een beüuit kwam. Maurits hadt veel deels in 't neemen deezer voorzigtige maatregelen : fchoon men, door valfche befchuldigingen en listige vleitaal , het hart van deezen jongen Held hadt zoeken te bekooren, hieldt hij zijnen aart en bekwaamheden , die, ten eenigen tijde , het Land van de rampen , door de onbedagtzaame verbintenis met Engeland gebrouwen, zouden ontheffen, verborgen. Sonoi's zaak (*) Hoofdt, II. D. bl. 1141. H 3 . Mauwt*. Moeite met den Overften Sonoi.  GESCHIEDENIS Maurits. Utrechts ve keerd toeleg. zaak werd verdeedigd door eenige Predikanten, die , op zijn verzoek , fchriftlijk verklaarden, „ dat hij „ niet het weigeren van den Eed niets onbillijks „ dreef5 maar de eere Gods, den welftand derKer„ ke en 'tgemeenebesthartlijktragtte te bevorderen." Hij zelve betuigde, niets args voorte hebben, maar alleen te willen wagten, tot dat hij van zijnenvoorigen Eed uit Engeland ontflag verkreegen hadt; doch van daar werd hij, door 't fchrijven van Leicester, en van de Koninginne zelve, geftijfd in zijne wederfpannigheid (*), tot men hem, naderhand, met geweld bedwong. Dan het wederftreeven van Sonoi , hoe verdrietig : ook en hinderlijk , haalde niet in gevaarlijkheid bij andere maatregelen, toen ten tijde genomen door de onheil berokkenende Aanhangers van Leicester. —, De Burgemeefter Prounink , wien het weeren uit de Algemeene Staaten in den krop ftak , de Utrechtfche Vroedfchnp, beftaande uit Leden, van Leices. ters keuze, en de Graaf van Nieuwenaar , aan dezelfde Partij gefnoerd, om het Stadhouderfchap over dat Landfchap, 't geen de Hollanders aan Prins Maurits hadden willen doen opdraagen, te behouden , beraamden een ontwerp , 't welk het gebouw der Unie met den val dreigde. Zij waren gebelgd over het béfluit, om de Vergadering der Algemeene Staaten (*) Hoofdt, II. D. bl. 1x42. Grotii Annal. p. 100. in. Reyb , VI. B.bl. 101.  der NEDERLANDEN. 119 Staaten voortaan in 'j Graavenhaage te houden (*), en beraamden het aanleggen eener Bijéénkomst binnen Utrecht , waar ook de Staaten van Gelderland en Overijsfel verzogt werden hunne Gemagtigden te zenden : die van Holland en Zeeland nooóigitn men desgelijks uit; doch deezen zonden den Brief aan de Algemeene Staaten. Zeer groot was de verbaasdheid daar over, en niet minder de verontwaardiging. Zij gaven ten antwoord, „ dat men , vol„ gens wettige gewoonte , 't geen bij eenig Land„ fchap of Stad verftaan werd den Bondgenootfchap„ pe oirbaar te weezen, in hunne Vergadering mogt „ voordraagen, zonder het fpoor der Waaien te vol„ gen , die , met bun raadflaan op zichzelven , de „ eerfle ontleding der Landfchappen hadden veroor„ zaakt." De Utrechtfche Vroedfchap , geraakt door dit fchrijven, liet een Brief afgaan aan de Wethouders, Vroedfchappen, Burgerhopluiden en goede Gemeenten der Steden van Holland en Zeeland, opgevuld met fmaadredenen over het gedrag der Staaten dier beide Gewesten, en ingerigt, om het zaad van oproer te zaaijen. Deeze bleef niet onbeantwoord: en, in dit herfchrijven, door den druk gemeen gemaakt, werd het bedrijf der Utrechtfche Regeeringe voor wetteloos verklaard : men ondekte 'er Leicesters vreemde gangen , onder anderen meldende , hoe eenige Overften van Hollandfche Grens- ves- (*) P. Pauluï Vtrkl. der Unie , III. D. bl. 30. H4 MAURirr. f  Maurits. Beweïgingm in Fries land. Gezantichap.vandaar na Engelsnd gezonden. iio GESCHIEDENIS vestingen rondüit verklaard hadden, dat zij zich ge. last vonden dezelven te bewaaren, niet tot bcfchcrming dtr Gewesten, maar als toornen, omde Zfengflen te bedwingen : met welk woord men de treffelijkfte en getrouwfte Steden van Holland aanduidde (*). Leicesters Aanhangelingen te Utrecht, gelh'jfd door eene Vorftin, die zij, welhaast , hoopten met de Oppermogenheid bekleed te zien, voeren voort met hunnen verderflijken toeleg, en hielden verftand rxet eenige Perfoonen in Overijsfel, Gelderland en Groningerland, doch bovenal in Friesland. Dit laatstgemelde Gewest, waar het Staatsbeftuur eenige trekken van gelijkvormigheid hadt met dat in Engeland , helde zeer tot die Partij over. De Leden van het Hof, dat zich nu alleen met Regtszaaken ophieldt, hoopten, onder eene Koninglijke regeering, het Landsbeftuur weder in handen te krijgen. De Staaten, thans daar mede bekleed, hadden,in deeze onrustige tijden, zich den haat van veelen , die na onverkreege Ampten dongen , op den halze gelaaden. Oai kort te gaan , alle de misnoegden veréén igden zich, om de Oppermogenheid aan Elizabeth optedraagen. De Afgevaardigden , met deezen last bekleed , werden , in Engeland komende , terftond en zeer gunstig tot gehoor bij de Koninginne toegelaaten. De drift, om deeze Gezanten na Engeland piet die boodfehap te fchikken , was zo groot, dat Graaf (*) Hoofdt , II. D. b!. 1144.  der. NEDERLANDEN. ut Graaf Willem 'er zich niet tegen durfde verzetten , doch zulks goedkeurde, mits de opdragt der Hooge Overheid gefchiedde in gemeenfchap met de andere Gewesten , wier Gezanten , ten dien einde , zich reeds in Engeland bevonden. De Predikanten in dit Gewest, die, tegen 's Graaven raad , om zich niet in Staatszaaken te fteeken , bijéénkomften van dien aart gehouden hadden, zonden, op kosten der Kerken , eenen Leeraar na Engeland, Elizabeth fmeekende, om deernis te hebben met de verdrukte Kerke, en haaren bijftand te verleenen aan de ongelukkige Dienaaren van God, die zich voor haare voeten nederwierpen. Deels zette de blinde ijver, deels de hoop op verbetering van wedde , hun daar toe aan (*). Zo zeer deeze oproerige handelingen de Koninginne behaagden, zo zeer fmertte het de Afgevaardigden der Algemeene Staaten, te zien, dat bijzondere Gezantfchappen te Londen veel heufcher bejegening ontmoetten, dan zij ontvingen. Zij kreegen des te meerder afkeers van de Engelfchen, en 'er rees menigmaal hoogloopende twist tusfchen hun en Leicester, dien hun, bij zekere gelegenheid,verweet, dat zij Buis, die de galg verdiende, niet alleen ontflagen, maar weder in den Raad van Staate getrokken hadden. Men toonde, dat hij Buis nimmer hadt willen doen te regt ftellen , waarop hij verklaarde, ! Raads- (*) Hoofdt , II. D. bl. ,1145. Reyd , VI. D. bl, 102. H 5 Maurjto. De Gezantender AlgemeeneStaaten doen verflag van 't befluic der Koninginne. u  124 GESCHIEDENIS Maurits. 't Strijdi; verflag der Utrechtfche Gezantenbaart moeite. Raadsheeren tot Regters benoemd te hebben. Wie deeze waren, blijkt uUProuninksVerdeedigfchrift, vermeldende , dat Buis uit zijne gevangenis ontflagen was ten zelfden tijde , als hij zich voor 't Hof van Vu echt en zekere Gemagtigden uit den Raad van Staate zou hebben moeten verantwoorden. Het befluit der Koninginne, 't welk deeze Gezanten den Algemeenen Staaten aanbooden , op den eenëndertigften van Lentemaand , was van deezen inhoud: „ Dat haare Majefteit noch genegenheid tot hetaan„ neemen van der Landen heerfchappije hadt, noch, ten deezen tijde, gelegenheid tot verftrekking van '„ grooter hulpe , dewijl zij zichzelve met Oorlog , „ zo uit Spanje als elders, gedreigd zag ; doch dat „ zij , eerstdaags , den Baron van Bukhorst zou " afvaardigen, om grondig berigt van de gefteltenis „ der Neéerlandfche zaaken optedoen •, en daar naa " befluit neemen op 't wederzenden van Leicester, , en het vermeerderen haars bijftands (*). r Veertien dagen vroeger dan dit antwoord van Eliza' beth , den Afgezanten der Algemeene Staaten gegeeven, inkwam, hadden die van Utrecht, door Rataller'en Modet, uit Engeland geheel ander befcheid gekreegen: te weeten, dat Leicester, welhaast, met meerder luifter enuitgeftrekterbewindzouopdaa•ren. Zij bragten ook vleijende Brieven van de Koningvaan deWethouderfchap van Utrecht en de Gemeente g'erigt, mede, welker laatstgemelde van 't Stadhuis werd Q*) Hoofdt, II. D. bl. 1148. H49«  der NEDERLANDEN. 123 werd afgeleezen. De Burgerhopluiden hadden Brieven van Leicester ontvangen. Dit alles ftooktehet vuur van misnoegen en tweedragt aan : ja de Utrecht' fchen bedienden zich van verdichte Brieven (*), om het bet te doen opblaaken. Doch zij voerden hier mede minder uit dan hun toeleg : alleen werden die van Gelderland daar door bewoogen , om den Heer van Wijnbergen; en hunne overige Gemagtigden ter Algemeene Staatsvergadering te rug te ontbieden; doch zij kwamen hier mede befchaamd uit, dewijl het antwoord van dien Heer , gebouwd op bondige redenen , hun overtuigde van 't ongelijk, hem en zijnen Amptgenooten aangedaan. De Algemeene Staaten i'chreeven ook aan die van Gelderland , zich hooglijk belgende over de onwaardigheid, met welke zij een Man bejegenden , wiens werken uitweezen, dat hij den Vaderlande getrouw, onbefmet van Staatzugt, een verfoeijer van fcheurmaaking, eneenvoorftander van goede orde was (f). Te midden van dit woelen kwam de Engglfche Afgezant,Thomas Bukhorst , over: deeze onpartijdige en agtbaare Man , van alles wel onderrigt, keurde het gedrag der Staaten goed, en verdeedigde het in Brieven aan de Koninginne, aan den Geneim- fchrijver (*) De verdichter was Huco Donellus , Hoogleeraar in de Regten te Leyden , die bier om , en om dat hij fmaadlijk gefprooken hadt van de Staaten en van Prins Maurits , van zijne Ampten werd afgezet. Refol. Hall. 1587. b!. 1*8. 182. 189. Revd, VI. B. bl. 5. (f) Hoofbt, II. D. bl- 1150. Maurits. Bukhorst,Engehch Afgezanr, in de Nederlanden.  Maurits. Oiden- BAR.r>e- vki.d ver zoekt o"(ilag; doch blijft. Onlusten in Friesland en Utrecht. IH GESCHIEDENIS i'clirijver Walsingham en Leicester , tor groote fpijt van diens Aanhangers, wier fnoode oogmerken, langs hoe meer , door het ontdekkend daglicht be- Ichaamd werden (*). Oldenbarneveld , die flauwe involgers en ftijve wederftreevers hadt in het afwenden van Leicesters toeleg , zag diens wederkomst met Tchroom te gemoet, en verzogt om (lag van zijnen dienst, als Advokaat van Holland; doch hij liet zich verbidden, om nog een half jaar te blijven, bedingende, dat hij, indien men tot eene Vredehandeling met den Spanjaard kwame, of tot eene onbepaalde overdragt van 's Lands hoogheid , zich terltoud als daadlijk afgedankt zou houden. Hij hadt van eenen Paishandel vernomen, en doorgrondde Elizabeths oogmerken (f). In Friesland ree. zen, op het wederkeeren der Gezanten van dat Gewest, wier last men weigerde voorvolteverklaaren, heevige onlusten, die Willem Bardes, op verzoek van den Engelfchen Afgezant Bukhorst, derwaards getoogen, ftilde, fchoon niet afdeedt (§). —» Te Utrecht deedt de Graaf van Nieuwenaar den Predikant Modet , wien hij mistrouwde , vatten : de Burgerij vatte de wapens op, en kwam niet, dan met veel moeite, tot bedaaren. Modet werd afgedankt; doch geraakte, met Nieuwenaar verzoend, weder opdenPredikftjelC"). ^ (•) Caballa or Myfteries of State ,P.II.p.io--2o. t^t) Hoofdt, II. D. bl. 1152. (§) Zie aldaar, bl. U53' (**; Zie aldaar, bl. 1154.  der NEDERLANDEN. is| Niets hadt meerder werks in, dan de Predikanten tot reden te brengen. Godsdienstijver was heteenig roerzei niet hunner bedrijven. Zij bedoelden een ruimer inkomen uit de geestlijke Goederen , leggende zich onder de Koninginne geen fchaarfcher onderhoud toe, dan zij in Engeland den Bedienaaren des heiligen Woords verfchafte. Indien zij, ten tijde, wanneer zij, wat hunne wedde betrof, van den Staat afhingen, niet nagelaaten hadden, zich van de onlusten en 't misnoegen des Volks te bedienen, om de Staaten tegen te wrijten, wat hadt men dan niet te dugten van hunnen onrustigen aart en invloed op de Gemeente , als zij vaste bezoldingen bezaten , die hun onafhanglijk maakten, met de vrijheid,om, wanneer zij het bepaalden , Kerkvergaderingen te houden ? Hoe meer de Staaten zich tegen deeze Woelgeesten aankantten, hoe heviger zij uitvoeren tegen de Regeering. Niet ten onregte was men, van den aanvang der Beroerten af, bedugt geweest 3 dat heerschzugtige Leeraars eene nieuwe dwinglan» dij, zo ondraaglijk als de Roomfche, zouden invoeren. Martinus Lydius , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Franeker, verbaasd over hunne ftout' heid , kon zich niet bedwingen van te verklaaree , dat zij, naa het verlies van Vlaanderen en Bra„ band veroorzaakt te hebben , ook Holland en Zee„ landden zelfden gang zouden doen gaan, zo 'er „ de wijze Overheid geen zorg voor droege." In de daad, deeze Oproeriger, niet te vrede met de zodanigen te lasteren , die zich tegen de indringingen van IMauiuts. Moeite met de Leeraaren.  i26 GESCHIEDENIS van Leicester aankantten, durfden het Volk inboezemen, dat een groot deel der Staaten zelden ter Kerke , en het meerendeel nooit ten Avondmaal kwam (*). De Staaten , ongerust over den indruk, welke zodanige gerugten en fmaadredenen kondin maaken op een misnoegd, ligt en bijgeloovig Gemeen , befloten, Adeiaan Saeavia, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Leyden, nevens twaalf der voornaamfte Hollandfche Predikanten , in den Haage te ontbieden. Zij benoemden Gemagtigden, om met deezen te handelen j ter wegneeroing van den argwaan legen der Staaten Regeeringe, en het maaken vanbefteiUbg op het bchoorljk handhaaven van den openbaaren Eerdienst. De Gemagtigden bragten hun vriendlijk onder 't oog, hoe veel miskwaams 'erkon ontdaan uit de tweedragt tusfehen de Leeraars der Kerke en de Hoofden van den Staat. Zij toonden , dat de Hervormde Godsdienst, wel verre van verdrukt te worden, de cemge begunstigde was, fchoon nauwlijks een tiende gedeelte des Volks van denzelven belijdenisfe deedt. En , daar de Leeraars veel fpraaken Over de geringheid hunner bezoldinge, nam men deeze gelegenheid waar, om hun hoope te geeven tot vermeerdering van inkomen. . De Predikanten klaagden , dat de Staaten weigerden het geregeld houden hunner Kerklijke Bijéénkomften, en de Kerkordeningen , door hun beraamd , te be- krag- (*) Brandt Reform. I. D. 724. Maurits.  der. NEDERLANDEN. 127 kragtigen; dat men aan Papisten , Wedei doopers ,en veele andere Se&en , te veel vrijheids liet; dat de Hervormden maar weinig Kinderen ten doop kreegen; dat men Lieden gedoogde , die niet in Jesus Christus geloofden ; dat het doen van afgodifche Ommegangen en Bedevaarten , het uitgeeven van Boeken, die het Christlijk Geloof en hun Catechismus beftreeden, niet belet wierd. De Gemagtigden beantwoordden deeze bezwaarenmet gemaatigdheid, doch voeglijken ernst: aantoonende, hoe gevaarlijk de Onverdraagzaamheid was in een Land, waar het getal der genen , die van de aangenomene Geloofsbelijdenisfe verfchilden , grooter was dan dat der Voorftanderen : hoe veel reden zij hadden, om God te danken, dat de hunne alleen de heerfchende was in den Staat. Doch de waarheid deezer gegronde aanmerkingen hadt geen vat op hunne vooringenomene gemoederen. Zij vertrókken , naa verklaard te hebben, dat zij 'er eenigen zouden uitmaaken , om breeder gehoor bij de Staaten te verzoeken (*). Terwijl de Staaten dus beurtlings den weg van gezag en zagtheid infloegen , om deeze heillooze verdeeldheden te doen bedaaren , liet Leicester niets ongemoeid, om de verwijdering te vergrooten. Brief op Brief vaardigde hij af aan Wethouders, Amptenaars, Predikanten en bijzondere Perfoonen, die hij wist, dat zijne Partij begunstigden. Dan de hef. C) Hoofot, II. D. bl. 1145. 1154. Bor, XXII. B. bl. 88. Brasbt Ref. I. D. bl. 726. Maurits.  Maurits. I2* GESCHIEDENIS heftigheid, met welke hij tegen de Staaten bulderde, vervoerde hem tot het geeven van onvoorzigtige raadflagen , welke zijne Staatzugt verraadden , en zijne kunstenaarijen ontdekten. Geen deezer maakte meer gerugts, dan die aan Junius , zijnen Geheimfchrijver, gerigt, dooT Daniël de Burggraaf opgefteld, en van Leicester getekend was. Junius gafdenzelven, heimlijk, aan verfcheide onbeampte Lieden te leezen. Niet lang bleef dit geheim verborgen voor 't waakend oog van Oedenbarneveld, die dat der Staaten van Holland opende, en hun den weg wees, om Junius te betrappen , en tot het voortbrengen vün den Briefte noodzaaken. Een affchrift, van deezen Brief genomen, wees uit, „dat „ Junius last kreeg, om een keer te doen door de „ goede Steden , de welgeneigden te vertroosten, „ en te verzekeren van de goede gezindheid der „ Koninginne tot der Landen hulpe, en van zijnen „ ijver ten hunnen dienfte. Voorts moest Ju- i3 nius zulken, die bevel voerden over de Gemeenten, onderrigten, dat hij Graaf van Leicester „ wederom kwam , in 't best betrouwen , dat zij „ hem het gezag, noodig tot beleid der hooge heer„ fchappije, zouden doen toevoegen, zonder dat „ hij meer met het dwarsdrijven der Staaten ge„ kweld wierd. Deezen behoorden zich te verge„ noegen met behoudenis van 't geen zij, onder de „ Stadhouders, van Keizer Carel en Koning Phi3, lips gehad hadden : dewijl hij geene zaaken van „ gewigt begeerde te handelen , dan ten overftaan „ der  des. NEDLRLANDEN. . 129 li der Raadslieden van Staate , die men wettelijk 3, uit de Landzaaten zou kiezen. Zo verftondt het „ haare Majefteit, die liem belast hadde te ruggete „ keerenj indien hij van de Staaten zodanig eene magt niet verkrijgen kon, als vereisCht werd, om niet enkel Landvoogd in fchijn en fchrift te wee„ zen." — Ter wegneeming van de ~wi gerustheden, welker oorzaak wij fixaks zullen ontvouwen, verzekerde fiij, dat de Koningin geeile gedagte „ hadt op eenen Vrèdeshamiel met Spanje." —De Koningin zelve fchreef aan den Raad van Staate en de Algemeene Staaten Brieven , waar in zij Leicesteus gehouden gedrag hooglijk pfees, en dat der} Staaten zeer wraakte (*). Zulk fchrijven wek¬ te de gevoeligheid der Staaten fierker op; doch, uit Staatkundei verpligt, deeze te verkroppen, wortelde de haat te diepér,- en zij kreegen te meer afkeers van het juk, voor hun bereid, in ftilte maatregels beraamende, om het opleggen te beletten. Indien de ziekte onder 't Spaanfche Leger, en het gebrek in de, deels verlaate, deels verwoeste,Spaan- • fche Nederlanden Parma niet hadt opgehouden , zóu hij, ongetwijfeld , met een vroegen Veldtocht, 1 in deezen verwarden Haat der zaaken, veel vorde- i rings gemaakt hebben. Wouw i Deventer, en de Sterkte tegen over Zutphen, vielen hem niet alleen, door verraad, in handen, .maar deSc^/^Overlle, Ari- (*) Hjofdt, II. E>. hl. 1156 enz. CaballaorMyJleries of State, P. II. p, IV. Deil. 1 Maurit». KrljfsbeIrijven.t Beleg mi overgave van 'luiu  Maurits. r3o GESCHIEDENIS Arioste Patot , leverde hem Gelder op dezelfde wijze. Niet voor Bloeimaand trok het Spaanfche Leger te velde, en fcheen het, over de Fe!uwe,ou Holland gemunt te hebben; doch Sluis te belegeren was eigenlijk zijn oogmerk , van welks volvoeren hij, den elfden van Zomermaand , een' aanvang maakte. Jonkheer Arend van Groeneveld , Bevelhebber deezer gewigtige Plaatze , wederftoudt kloekmoedig de eerfte aanvallen der vijanden , met hoope op ontzet geftreeld. Prins Maurits en de Graaf van Hohenlo deeden een inval in Braband, om eene afwending te maaken, en Parma van voor Sluis te verwijderen. Maar het genaaken van Hautëpenne deedt hun den hertocht neemen. Prins Maurits reisde na Zeeland, waar men Leicester verwagtte. Hohenlo floeg eene Brug op de Maas, en het Leger voor de Schans van Engelen , een uur van 's Hertogenbosch. Hautepenne tastte hem aan, doch werd met verlies afgeflagen , en bekwam eene wonde , die , voor den avond, doodlijk bleek , en Engelen ging over. Deeze Schans , naderhand beter verüerkt, verwisfelde van naam, en kreeg dien van Crevecoeur , zo veel als Harteleed, welken zij nog draagt (*). Hohenlo zou een aanflag op 's Hertogenbosch gewaagd , en dien waarfchijnlijk gelukkig volvoerd , of Parma genoodzaakt hebben , om het beleg van Sluis te ftaaken; doch , door gebrek (*) Van Heurn, Hifi. van 's Hertogenlosch, II. D. W. 177-  DER NEDERLANDEN. 13J brek aan Volk , hem toegezegd , moest hij 'er van afzien : dit was Leicestees Aanhang te wijten; één van denzelven hadt zich te Utrecht laten ontvallen : 'jEV was genoeg in voorzien , dat de Graaf van Hohenlo niets verrigten zou. Leicester, den zesden van Hooimaand, in Zeeland gekomen, vertoonde zich, eerlang, met eene wakkere Scheepsvloot voor het Sluisfche Gat; doch keerde , zonder iets uittevoeren, na Oofiende , van waar hij uitgezeild was, te rugge, de fchuld zijner vrugtloozeonderneeminge op de Staaten en derzelver Amptenaaren fchuivende, die hem van geld en volk onvoorzien gelaaten hadden. Sluis moest , eindelijk , na betoonde wonderen van dapperen wederftand , bukken , en daadigde met Parma. Leicester vorderde de Hoofden der Bezettinge rede van de overgaave af, poogende zijn eigen verzuim te vergoelijken , door de fchuld anderen aantewrijven. Zij verdeedigden hun gehouden gedrag , en klaagden over de Bevelhebbers der Vloote , die vloed , wind en weêr mede gehad hadden, om tot ontzet der Stad te naderen (*). De wederzijdfche verbittering Was te groot, om i eenigen tijd gefmoord te worden. Nauwlijks ver- j fcheen Leicester weder in de Nederlanden , of de : Staaten lagen alle hunne bezwaaren voor hem open. e Hij ontfchuldigde zich door tegenbefchuldigingen, t klaagde over Prins Maurits , Graaf Willem van Nas- (*) Hoofdt, II. D. bl, 11 ét enz. I a MauxitsV riet ge-" chil tuschen de itaaten n LeiesterijgelegA  *5* GESCHIEDENIS Maurits. IIonENLi en Leicesterniet te verzoenen. Nasfau, Hohenlo, en zelfs over eenige Engelfchs Heeren, die hij hoonend betigtte. Doch dit alles wrogt minder uit,dan zijne bedreiging, om na Engeland wedertekeeren. Gemagtigden uit de Predikanten kwamen hem bidden, hij wilde die gedagten uit den zin zetten, en Gods Kerk niet ten roof laaten, hem beloovende, met alles, wat in hunne magt was, ten dienfte te ftaan. Die het roer der Regeeringe hielden, zagen een dreigenden ftorm voor het Schip van Staat opfteeken, en, daar zij geene kalmte uit eenigen anderen hoek konden verwagten ,zich benoodigd te drijven op de Engelfche genade , en 't voor raadzaamst aan, met ftrijken of inbinden van 't zeil, der buije te ontduiken. Zij beloofden Leicester alle onderwerping , welke hij kon verlangen , en deeze fcheen des voldaan (*). > Den zoen, tnsfchen Leicester en Hohenlo, te treffen haperde. Deeze laatstgemelde was van een opftuivenden en geweldigen aart. Hij nam wel eens een flevigen Duitfchen dronk , en voer dan met onbedwonge tong uit tegen zijne vijanden. Met den Engelfchen Overften Norrits was hij , voorheen, in gefchil geraakt, 't geen zo hoog liep , dat deeze hem tot een tweegevegt daagde : hier van was niets gekomen ; dan 't ftak Hohenlo nog in den krop, dat Leickster Norrits na Engeland medegenomen, op 't vriendelijkfte behandeld , en , voor zijn vertrek , tot Ridder geflagen hadt. Ook kon hij, be- (*) Hoofdt, II. D. bl. 1176.  dhr NEDERLANDEN. 133 behalven veele andere verongelijkingen , niet vergeeten, dat Leicester het inkomen van Duitfche, reeds geworven , Krijgsbenden in de Nederlanden belet hadt: alleen dewijl hij zorgde, dat deeze Hohem.0 en den Huize van Nas/au zouden ten diende fiaan (*). Zo veel perfoonlijke veete bewoog hem, alle verzoening afteflaari; doch hij bragt deeze niet alleen bij, maar hieldt ook Prins Maurits , als mede de Staaten van Holland en Zeeland, welken bij diende, in verfcheide Voorregten vetkott: wanneer deeze bezwaarnisfen uit den weg genomen waren, en de Regeering in dien (laat gebragt was , als ten tijde van Prins Willem den I , wilde hij de Piaatzen, door hem bezet , wederom inruimen , en den dienst der Landen verlaaten. De jongde onlusten , door Lei-s cesters Aanhangelingen en de Predikanten veroorzaakt , liet hij niet onaangeroerd , noch ook hoe, ten' beste der Landen , eenige Perfoonen, die 'er nog te veel geloofs vonden, dienden geweerd te worden Cf)- Nieuwe aanflagen, door Leicester beraamd, om zijne Partij te (lijven, en nieuwe bezwaarenover 1 *t niet volbrengen van bedingen , toonden , dat de verzoening des Landvoogds onöpregt geweest was. ' De Staaten van Holland leverden , te Dordrecht, \ hem een Vertoog over, waar in zij rondlijk te voor- t fchijn traden als Oppermagtigen van datLandfchap, ; en O Hoofdt , II. D. bl. 1114. 1117, (f) Zie aldaar, bl. 117-. I 3 Mauritü Oe Stai. en van Holland everen ien ge:agvoeend Veroog bij ^eices- 'er in.  Ongenoe gsn over dei voo flag . 0 naSpai je te verzoenen. (*) Hoofdt , II. D. bl. 1180, (f) Zie aldaar, bl. 113Ö. I?4 GESCHIEDENIS en eischten als de zodanigen erkend te worden, _ Leicestbr verklaarde , dat het Vertoog hem grootendeels niet betrof, dewijl hij nimmer na meer gezags geftaan hadt, dan hem was opgedraagen , dat hij°den afgevorderden Eed aan de bijzondere Landfchappen , Steden en Leden van dien, in dat Vertoog vermeld, onbehoorlijk vondt, en van gevaarlijke gevolgen. Wat de gemaakte veranderingen, door onrustige Menfchea , in den voorleden jaare, op zijnen naam bewerkt, betrof, waar van zij in 't flot fpraaken, begeerde hij nadere verklaaring , wanneer hij doen zou, 't geen hij, naar billijkheid , bevondt te behooren (*). . . ünnaddelijk hierop kwam één der voornaamfte oorzaakeu van der Staaten lang gevoed wantrouwen, "n ten opzigte van de Engelfchen , ten vollen aan den - dag. Met den aanvang deezesjaars, vatte eene bende der Bezettinge van Bergen op Zoom , tusfehen Brusfel znNaamen, lUNTZou,een Edelman, door den Koning van Deenemarken na Spanje gezonden, om eene verzoening tusfehen Philips en Elizabeth r.e bewerken ■> en die' °P last zijns Meefters 5 ook daar van gehandeld hadt met Parma (t> In bet Noorden vormde men zich de vreeslijkfte en buiten fpoorig vergrootte denkbeelden van de Spaanfche Magt. Pe Koning van Poolen hadt, door zijnen Geheimfchrijver, Steven Battor , de Algemeene Staaten n - tot  der NEDERLANDEN. 135 tot bevrediging met Philips vermaand; doch te vergeefsch (*). De Koning van Zweeden, verftaande , dat Elizabeth zich openlijk de zaak derBondgenooten hadt aangetrokken, betuigde, dat zij haar waggelende Kroon aan den hachlijken krijgskans waagde Cf). Schoon de Staaten Rantzou in vrijheid, en de hem afgenomene deels geleezene Papieren weder ter hand ftelden, mat hij, in Deenemarken gekomen , het geleden ongelijk zo breed uit, dat de Koning zeer gebelgd wierd, om de ftoutheid van een Gemeenebest, aan 't welk men nog niet gewoon was het ontzag, eenen 011 afhanglijkenStaatverfchuldigd, te betoonen. Da Hollanders, en hier uitkunnen wij de fterkte der Scheepvaart van dien tijd opmaaken, hadden zevenhonderd Schepen inde Zond, die, uit wederwraak, daar werden opgehouden, en uit dit beflag niet gelost , dan voor dertigduizend Rijksdaalders. De kundfchappen, opgedaan uit Ranzou's Papieren, troffen de Staaten meer dan dit geldverlies. Zij vernamen 'er uit, dat een vreemd Vorst, zonder hun te raadpleegen, voorflagen gedaan hadt, om hun met hunnen ouden Heer te verzoenen. Een wijdluftige Brief, door hun aan de Koninginne van Engeland gefchreeven , wijst uit , dat de Deenen den Koning drie punten hadden voorgeflagen. Vrijheid van Godsdienst! in de Veréènigde Nederlanden , Behoudenis der Voorregten in dezelve, en (*) Bor, XXI. B. bl. 35. 50, (t) Cambden, p. 808. . U MawutI.  Mauriis. Voorfla* tpt Vrecit meiSj. 30 enz.  der. NEDERLANDEN. 13? cjen Staaten , die het woord Vrede , als het den Spanjaard betrof, veel fchriklijker dan het woord Oorlog in de ooren klonk, als lood op 'thart. Het gedrag van Elizabeth was eene Staatkundige Verborgenheid, door welke zij niet heen zagen, fchoon thans ontdekt (/ ). Reeds in den ;aare MDLXXXV, hadt deeze Koningin , om de bron, waar uit den Spanjaarden de fchatten toevloeiden , waar mede zij de wereld in rep en roere fielden, te doppen, eene Vloot na Amerka gezonden. Deeze zeetocht , aangevangen onder 't voorwendzel van nieuwe Landontdekkingen te doen, daagde naar wensch. De Engelfchen devenden met éénentwintig Schepen, onder den Vlootbevelhebber Fhancois Drake : het gelukte hun de Stad St. Jago, op het Eiland van dien naam , St. Domingo, op 't Eiland Hifpaniola, te plunderen, en aan de vaste Kust Caitagena , met twee andere Plaatzen, te bemagtigen. Met rijken buit beladen, keerde hij, in den Zomer des volgenden jaars , te rug, en verfcheen, in den Herfst, als Afgezant der Koninginne in Holland , ten einde de Algemeene Staaten te beweegen, 0111 eenige Schepen te voegen bij de Vloot haarer Majedcit, gefchikt teronderdeu. ning van Don Antonio , verdreeven Koning van Portugal, dien zij weder ten Troon zogt te verhef fen. Maar, hier niets opgedaan hebbende, dakhi alleen met zijne Vloot in zee, en vernielde verfchei. de (*) Bor, XXIII. B. bl, 23. . I 5 Maurjti» Geveins.de Vredehandelmet Elizabeth.  GESCHIEDENIS ftÏAt'RffS. Ajtcr- ltO|U , hier door verwekt. de Spaanfche Schepen in de Haven van Cadix , met voorraad, ten dienfte der Vloot, die Philips tegen Engeland uitrustte , belaaden. Om deezen toeleg te bedekken, hadt Elizabeth eene Vredehandeling begonnen, en Philips zich daar toe ingelaaten, om haar de vrees te beneemen voor de geweldige krijgstoerustingen , welken hij maakte (*). Terwijl Elizabeth en Philips , beiden op geveinsde ftaatsftreeken afgerigt, elkander poogden te bedriegen, en het met de daad deedeu, vreesden de Algemeene Staaten het flachtoffer te zullen worden van dien Vredehandel, welks gerugt, welhaast,herwaards overkwam , en bij veelen , en bovenal bij de Staaten van Holland, geweldige agterdogt baarde. Oldenbarneveld vernam uit ëukhokst , dat de Koningin tot Vrede overhelde , en droeg zorge , dien Afgezant , ten aanhoore van Getuigen, deeze ontdekking te doen herhaalen. Ongerustheid en wantrouwen vervulde het geheele Land. De fpraak ging, als of Engeland en Spanje de zaak reeds ééns waren, en deeze Gewesten verraaden. Men haalde de fnoode bedrijven van Stanlei en York op , tot groote verbittering der gemoederen tegen den Engelfchen Landaart. Leicester ontdekte , dat de gemelde voorflag , in dit tijdsgewrichte gedaan, eene geheel andere dan. de verwagte uitwerking te wege bragt. Hij was niet onkundig van het oogmerk der Koninginne; doch eene valfche Staatkunde hadt hem in- geCO Bor, XXI. B. bl. 27.54.0-3-  der NEDERLANDEN. 139 geboezemd, dat hij, door de vrees der Staaten optewekken, hun zou beweegen tot het draagen en opbrengen van zwaarder lasten , zonder welken de Oorlog niet kon gevoerd worden. Hij vreesde, de ijverigiten onder de Proteftanten, zijne verkleefdite verdeedigers , van zich te vervreemden : en , de gevolgen zijner onvoorzigtigheid ziende, tradt hij te rugge, zogt de Staaten te doen gelooven , dat zijne Afgevaardigden zijne meening kwaalijk gevat, of verkeerd overgebragt hadden: dan dit haperde; een fchriftlijke last, door hem zelve overgezien en verbeterd, getuigde tegen hem : nogthans liet bij eene Verdeediging uitgaan, waar in hij aan dien last eenen anderen draai gaf. Vervolgens zwoer hij bij zijn graauwen baard , bij de Kroon der Koninginne, en bij het licht der Zonne, geenen last tot het handelen met den Spanjaard te hebben (*). De Staaten van Gelderland en Utrecht fchreeven ten voordeele van Leicester. Maar de andere Gewesten konden, ondanks alle tegenbetuigingen van dien Veinsaart, de agterdogt niet afleggen (f), voor welke zij zo veel gronds hadden : dewijl Ortel, der Staaten Afgezant aan 't Enge'.fche Hof, behendig geraakt was aan eenige punten van Leicesters geheim Berigtfchrift, door hem aan Oldenbarneveld gezonden. Zij behelsden hoofdzaaklijk: „ De „ Graaf moest zich in zijn voorig gezag doen her- » ftel- (*) Hoofdt, II. D. bl.1152.1184.11 p5.1107. £t) Zie aldaar, bl. 1101. Maurits. Geheim Berigtichrifc • van Leicesteroncdekc.  MlL'riti. Geweldige aan Hagen van Leiceï- ï49 GESCHIEDENIS „ (lellen. Een Vredehandel met Spanje voor- „ flaan: en , in gevalle de Staaten hiertoe niet neig„ den, hun verklaaren , dat haare Majefteït in de „ noodzaaklijkheid zou komen, om afzonderlijk met Parma te handelen. Deezen voorflag moest hij, door vertrouwde Perfoonen, der Gemeente fmaak,, lijk maaken, haar verwonende, hoe men, met zo ,, klein eenemagt, zonder Engelands bijftand, niet ,, kon oorlogen; en hoe zij, daarentegen, in vrede, „ verligting van lasten te wagten hadt. Wan- „ neer Graaf Maurits en Hohenlo deezen Vrede„ handel zogten te dwarsboomen , mogt hij hun „ verzekeren, dat, bij dit Verdrag, voor hunne bes, langen behoorlijk zou gezorgd worden." Oldent barneveld, van dit alles beter dan anderen onderligt , fchilderde de dubbelheid der Engel'fche Onderhandelingen af met zijne gewoone welfpreekenheid en Vadeilandlievenden ijver (*). Leicester , ziende , dat alle zijne kunetftreeken mislukten , en geen zijner aangewende middelen kragt deeden, om Gezag en Geld te krijgen, en,bedugt voor de ongeftaadigheid van 's Volks genegenbeid hemwaards, beüoot , een beftisfenden ilag te doen, eer de Partij, aan welker hoofd hij ftondt, tijd hadt, om te veranderen. Dewijl hij verzekerd was van de Predikanten , vreesde hij niet voor het lot van Anjou. Hij wilde een begin maaken met den veel ontdekkenden en ftoutfpreekenden Olden- bar,- £•) Hoofdt, II. D. bl. iioo.  der NEDERLANDEN. mi barneveld , Maurits en Hohenlo , die hem in den weg (tonden , te vatten. Maar zij ontkwamen de valftrikken, hun gefpannen. Waren de welmeenenden in den Lande toen, naar eisch ,onderfchraagd geweest, zou de trouwloosheid der Engelfchen, met hellen dage befchaamd,toen reeds befchaamdgeworden zijn : doch zij vonden zich verlegen , daar de grootfte hoop zich aan Leicesters fchijnvertooning van ijver voor den Hervormden Godsdienst vergaapten , en veelen war- en wrevelgeeften, eenen roof uit den brand der tweedragt zoekende te haaien, _ dien opftookten, in zo verre, dat de Muitzugt het gruwzaam hoofd dreigde optefteeken (*). Te Amfterdam hadt men , om dit Monfter , zo ras het zich vertoonde , wederftand te bieden, behaiven andere voorzieningen , eenige metaalen (tukken voor het Stadhuis geplant, met dit onderrigtend bijfchrift: Of'er verraadt, of oproer quaad, wier de vernomen, Men zal, tot haat, gefchut op ftraat, hier uit doen komen. Leicester werd 'er verwagt, en de fpraak ging van zijn' toeleg, om zich van de Kerk (zonoemden zijne vertrouwde Aanhangers Amfterdam ) meelter te (*) Hoofdt, II. D. bl. IT95. Cabale «r Myfleries oj State, P. II. p. 3. 23. 27. 76. Maurits» Lf.ïCes- ■ ter. te Amjter* dam.  Maurits- 14a GESCHIEDENIS te maaken. De argwaan werd gekoefterd door de komst van den Heer Gianibelli, Vinder der Vuurwerken tegen Parma's Schipbrug , thans in dienst der Koninginne van Engeland: fchoon hij alleen van Watermolens en Fonteinen fprak , tot het maaken van welken de Staaten hem onlangs Oftroi gegeeven hadden , hieldt men hem verdagt, en liet de Herberg, waar hij zich onthieldt, zorgvuldig gadeflaan. De juiste tijd, wanneer men LürcESTER te wagten hadt, vernamen de Regeerders niet, voor dat hij uit den Haage over Utrecht op weg toog. Op alles moest, gevolglijk, in aller ijl, befchikking gemaakt worden Hij bragt met zijn aannaderen den a- vondmede: een wakker Sergeant van het Vaandel, 't welk bij de Regulierspoort de wagt hieldt , ging buiten, met affpraak , dat hij met fluiten een teken zou geeven, indien Leicester meer volks bij zich mogt hebben, dan men liefst binnen gelaaten zag, en zou, in zulk een geval, de Poort geflooten zijn. Geen teken , de Poort open , werd Leicester binnen ftaatlijk verwelkomt, en op het Prinfen Hof gehuisvest. Den volgenden dag noodigde Leicester den ganfchen Krijgsraad ten middagmaaltijd. Daniël de Burggraaf, zijn Geheimfchrijver,gaf, na het omgaan van een ftijven dronk , den Krijgsraad genoegzaam inden mond, dat hij van hun de verklaaring verwagtte hunner gezindheid, omdeBurgemeefters in verzekeringe te neemen. Uitdruklijk verzogt hij, dat men, alle avonden, de Leuze , of het VVagtwoord , van den Landvoogd zou laaten haa-  der NEDERLANDEN. 143 hcalcn, zo lang deeze in de Stad was. Terwijl men hier over raadpleegde, tradt Pieter Corneliszoon Boom, regeerend Burgemeefter en Opperkolonel, onverwagt ter kamer in , verwijderde, zonder te weeten hoe de Krijgsraad gezind was , Roodenbukg, een heet Parrijling van Leicester, die geen Lid van den Krijgsraad noch daar geroepen was , doch waarfchijnlijk met een flinkfchen toeleg verfcheenen , en fprak, op 'tberigt, wegens het haaien der Leuze: Mannen, hier in verandering te maaken flaat alleen aan de Froedfchap : ziet toe , wat gij begint, Deeze taal, met Burgemeefterlijke agtbaarheid uitgefprooken , wekte niet alleen agterdenken ; maar deedt den geheelen toeleg in rook verdwijnen: den geheelen toeleg, om niet alleen door dit Wagtwoord alle de Wagten weerloos te maaken , voorts de Burgerij te vermeefteren, de oude Regeerders af, en nieuwe aanteftellen , maar ook veertien van de wakkerde Voorftanders der Vrijheid en getrouwfte Aankleevers van het Huis van Nassau , den Landvoogd op een lijst gegeeven, te vatten, en een fmaadlijken dood aantedoen (*). in deezervoege teleur gefield, begaf hij zich,den volgenden dag , ;na Utrecht. De Graaf van Nieuwenaar hadt, eindelijk, de oogengeöpend,omzijn eigen en het belang zijns Vaderlands te zien ; hij begunstigde openlijk de Partij der Edelen , tegen de E-igelJchen aangekant: door hemgefterkt, hadt deeze (*) Hoofüt, II. D. W. 1199. Mal-iiiti. Te U- trecht wedergekeerd.Gefchii aldaar met de Edelen.  Matjrjts 144 GESCHIEDENIS ze het durven waagen , om Leicester betering1 te verzoeken van 'tgeen , in den voorleden jaare, tegen de Voorregten en Verdingen gedaan was- 'Et rees een hoog, en tot vegtens toe, loopend gefchit tusfcben hun en de Engelfche Partij, onder dat zelf. de lichaam. Hier uit nam de Landvoogd gelegenheid, om 'er zes ge-zangen te zetten, door tusfchenkomst zijns bedrijfals Prounink. : doch , wanneer hij ontdekte, hoe zulk eene gewelddaadigheid groote opfpraak door 't ganiche Land verwekte, nam hij de toevlugt tot zijne g^woone leugenftreeken , en wendde voor , dat het buiten zijne kennis gefchied ware; last geevende , hun los te laaten. Om bet meefter te zijn , veranderde hij de Wethouderlchap naar zijn zin: Prounink bleef aan als Burgemeefrer en Nieuwenaar , die beweerde, dat deeze verandering aan hem} als Stadhouder , ftondt , werd meer en meer tegen de Engelfchen verbitterd (*). Leicester , veel vertrouwen Hellende op Sonoi , die in Noordholhnd zeer groot gezag oefende,meende , in dien Oord beter, dan te Amfterdam, te zullen flaagen, en, daar het hem mislukt was ,• de Kerk te vermeefteren, ten minden de Kapelle (zo noemde men Enkhuizen) in zijne magc te krijgen. Maar hij ontving aanfchrijvens , 'c welk hem g'en gunstig onthaal beloofde , _ en niets minder behelsde, dan waar uit hij op kon maaken, de Poort geflooten te vinden : des begaf bij zich , in de Streek overnagt heb- (*) Hoofdt, II. D. bl. isoi.  Der NEDERLANDEN. 145 hebbende, na Medenblik, en werd , eenige dagen, vriendelijk onthaald door Sonoi (*). Hier maakte hij toebereidzels , om na Friesland overtefteeken , tot deeze reize fterk aangemaand door den Prefident Aisma en eenige anderen , onder voor* wendzel van een Landdag te beleggen, doch met de daad, om zijne Partij te Hij ven. Maar de Gemagtigde Staaten ontzetten Aisma van zijn Ampt, en verzogten , bij eenen Brief, Leicester , eene reize uitteltellen, die gefchaapen ftondt groote moeilijkheden te baaren, hem teffens verklaarende, dat hel hun alleen toekwam , eenen Landdag te befchrh/ ven (f). Slegt ftondt Leicester met het voortzetten van zijne heerschzugtige oogmerken bij de Regeering: de hoop van te zullen flaagen begaf hem bijkans te eenemaal : de Predikanten, nogthans , bleeven op zijne zijde} en hij poogde door hun zijn rol te fpeelen. Die van Holland namen de vrijmoedigheid, om de Staaten van dat Gewest fchriftelijk te vermaanen tot het haudhaaven der eendragt en het voorkomen van verdere verwijdering tusfchen zijne Doorlugtigheid en hurt, niet meer bot te vieren aan hinderlijke hartstochten, en zonder bijzondere inzigteil te willen arbeiden. Oldenbarneveld , gelasts hun te antwoorden , betuigde : Dat in hm Vertoog niets ftondt, of de Heeren wisten het j en nog meer daar tee: (•) HOOFDT , II. O. W. Ï2C3;. (f) Zie aldaar, bl. 1204. IF. Deel. K MAURlTSt Oe Predikantenzoeken Leicester* zaak te onderfteunen.  Maurits. h6 geschiedenis toe: dat deezen U Lafids welvaart niet min dan zij ter harte namen i dat zij wel fhuhwaards mogten heeren, en de Heeren met de zaaken begaan laaien. Na dit mondelijk, kreegen zij een fehrrfthjk befcheid, waarin de oorzaaken der thans heerfchen. de onéénigheid tusfchen den Graaf en de Staaten breeder ontvouwd, en zij vermaand werden , ztch aan 't voorbeeld van Vlaanderen te fpiegelen (*). Dezelfde Staaten antwoordden, opeen flraffen toon, de Regeenng in Utrecht , of liever , den Burgemeefter P r o u n i n k , die beweerde , dat het meerendeel der Oppermagt aan Leicester cpgedraagen, en het overige aan 't welgevallen der koninginne gelaaten was 0> De Staaten van Hol]and, vol agterdogts, gefchept uit Leicesters reizzm Noordholland, oordeelden het raadzaam,hunne Dagvaart in eene befloote Stad te houden, gelijk zii op den zestienden van Wijnmaand , te Haar/,1'deeden, enbeQoten, drie Vertoogen, tevooren reeds opgefteld,in openbaaren druk uittegeeven — Vertoogen, allerleezenswaardigst, waar in zij , door bondige redenen en door fpreekende gevallen, hun gehouden gedrag verdeedigden, en de Regten oer Oppermogenheid van elk Undfchap (taande hieldrn (§). Maar deeze breed uitgewerkte Vertoogen vermo,- teu '(*) Hoofdt, II. D. bl. 1205. 1227. Zie aldaar, bl. 1206.123°(§) Zie aldaar, bl. 1209 enz.  eer NEDERLANDEN. 147 ten niets op drift en belang. Leicester zette zijn plan voort : en zijne Aanhangers vonden 'er zich door opgewekt, om eene Omwenteling, waar van zij vreesden, dat, door tiitftel, niets zou worden, te verhaasten. Te Dordrecht zogten zij het aan den gang te brengen : doch het mislukte (*). Verder bragten zij het te Leyden , maar met een wel verdienden ftegten uitflag. Veel hadden zij zich hier van beloofd. Deeze Stad was opgevuld met Brabanders en Vlaamingen, in de vervolging derwaards geweeken , minzaam ontvangen , en vriendlijk ge. koefterd : de beroemdheid der Hoogleeraaren hadt 'er eene groote menigte Jongelingen getrokken. De eerstgemelden hielden het met Llicesters Partij, dewijl zij hem aanzagen voor den Befchermer eener Godsdiens rbelijdenisfe , van welke zij zichzelven eenigzins als Martelaars befchouwden. De laatstgenoemden lieten zich vervoeren door de drift dei Jeugd en de zugt tot verandering , in dien leeftijd fterker dan in hooger jaaren. Zij maakten eenen aanvang met onderling fmaadlijk te fpreeken van de Wethouderfchap te JLeyden , die de Geestlijkheid nauw aan den band hieldt. Deeze, liet men verluiden ,. was het, die de Synode hadt zoeken te ftremmen; deeze hieldt onzuivere Leeraars en Vijanden der Christlijke Tugtöefeninge de hand boven 't hoofd: deeze befchermde een Hakkius , die in den vollen Kerkenraad hadt durven beweeren , dat de Heeren var (*) Hoofdt, II. D. bl 1240. K 2 Maurits, Bedoelde , doch mislukte, Opftand te Dordrecht , Leyden en G««-_ da.  i49 GESCHIEDENIS Maurits. 1 van Leyden, naa het wederftaan van den Spanjaard en Franschman , wel weg met den E'ngelschman weeten zouden (*). Tusfchen zameningen , waar men zulk eene taal tegen de Regeering uitflaat , en misdaadige zamenfpanningen, is maar eene fchreede. Deeze deedt men. Eenigen namen het op zich, met behulp van Krijgsknegten, de Stad te overmeefteren, zommigen uit de Regeering en de Burgerhopluiden in hegtenis te neemen , en hec Stadhuis te overweldigen, onder het roepen : Lang leeve Elizabeth l Lang leeve Leicester ! Van deezen rerraadlijken aanflag kreeg de Regeering kennis. De kapitein Cosmo Pescarengis en Nicolaas de Maulde, nevens den Ouderling Jacob Volwaar, werden gevat en vastgezet. Deeze voorzorg was genoeg , om een toeleg te doen mislukken, welks roornaame Bewerker men niet veilig kon aantasten : Joch, om een thans noodzaaklijk geworden ichrik)aareud voorbeeld te Hellen, en het zaad dermuiterije, zo wijd en zijd in 't Geireenebest gezaaid het verder opfchieten te beletten, moeiten de drie gemelde Belhamels het met den hals boeten (1). Van eene algemeene Vergiffenis, op naam van Prins Maurits ten Raadhuize afgekondigd, vonden zichMeerkerke , die onlangs door de Staaten uit den Raad van Siaate gezet was, de Hoogleeraar in de Godgeleerdheid Sera vu , de Predikant van den Wouwe- re , (*) Hoofdt, II. D. bl 1241. (t) Bor , XXIII. B. bl. 48. 63:  bbk. NEDERLANDEN. 149 re, en eenige anderen uitgefloten (*). -— Te Gouda hadt Jacob Williams , een Engehchman , iet dergelijks , als de Leydfche Oproermakers , in den zin gehadt; hij werd als fchuldig aan gekwetste Hoogheid , zo der Koninginne als der Staaten, ter doodftraffe verweezen (f). Het mislukken deezer aanflagen in Holland , en het bemerken , hoe in de, hem eertijds zo zeer be-" gunstigende, Gewesten , Friesland en Utrecht, de voornaamften meer en meer van hem wendig werden , ontdekte hem duidelijk, dat het bedoelde onbepaalde gebied hem niet wagtte in een Land,'t welk andere Meefters hadt. Hij liet dien toeleg vaaren: angst voor zijn eigen perfoon greep hem aan op 't hooren van de ftrafte zijner Aanhangeren x.t' Leyden; hij liet zich ontvallen: Sta tiempo, chio guarda la mia tes' ta. —— •/ Is tijd mijn eigen hoofd te bergen (§). Zijn heengaan na Engeland hadt meer de gedaante van een vlugt, dan van een vertrek. Van Alkmaar begaf hij zich na Utrecht , zonder zich in eenige Hoüandfche Stad , Dordrecht alleen uitgezonderd, optehouden , en oordeelde zich niet veilig, eer hij te Vlisfingen was, omringd door de Engelfche Bezetting. De Staaten, die hem niet hadden durven vasthouden , zagen hem, met genoegen, het Land ruimen. Leicester verliet gaarne een Gewest, waar hij (*) Bor , XXIII. B. bl. 66. (t) Re fel. Holl. 1587. bl. 302. 303. (S) Reïu> VI. B. bl. 134. K 3 Mai-rits. Leicester vertrekt. Zijne aan • komst en gedrag in Engeland.  l5o GESCHIEDENIS Maurits. hij zo veel wederfpraaks ontmoette ; waar zijn gezag, oogfchijnlijk, van dag tot dag verminderde; waar zijne valscliheid en onbekwaamheid elk , die zien wilde, openbaar was. In Engeland ging hem nieuwe vrees aan: hij vernam , dat Uuktiorst en anderen zich gereed maakten om hem te befchuldigen wegens wangedrag in de Nederlanden. Met traanen fmeekte hij de Koningin, dat ze hem voor de fchand door haar gezag wilde befchütten. Liefde en Staatkunde waren kragtige Zaakbepleitfters voor deezen onwaardigen Gunfteling. 's Anderendaags, ten onderzoek in 't Hoogerhuis geroepen, plaatste hij zich niet, knielende, aan 't einde van den tafel, maar nam zijn rang onder de Heeren. Wanneer de Geheimfchrijver de punten zijner bèfchuldiginge begon te leezen, viel hij hem in de reden, zich beroepende „ op heimlijke Berigtfchriften der „ Koninginne , die zijne openbaare bepaalden (*). Dit verijdelde alle verder onderzoek: de boosheid zegepraalde, zo verre , dat zijn hoofdbefchuldiger Bukhorst her vertrouwen der Koninginne en zijne vrijheid verloor. Het gedrag van Elizabeth in dit geval is een bijkomend bewijs, dat zij met de daad de Opperheerfchappij der Veréènlgde Nederlanden bedoeld , doch dit altoos bedekt hebbe, om redenen, in den loop der Leicesterfche tijden genoegzaam ontvouwd. In 't einde ontdekte zij, dat Leicester de Man niet (*) Reyd, VI. B. bl. 134. Baker Chren. of EngeL p. 373. Hume, V. 34*-.,  DER NEDERLANDEN. #i niet was, dien zij tot het volvoeren van zulk een plan hadt moeten kiezen,.en beval hem , afftand te doen van zijn bewind over de Nederlanden , en't zelve den Algemeenen Staaten weder optedraagen; dit gefchiedde in Wintermaand des jaars MDLXXXVII; doch het liep aan tot Grasmaand des volgenden jaars, eer de Staaten de Brieven hier van ontvingen (*> Staande zijn afweezen, droegen de Algemeene Staaten 's Lands Regeering den Raad van Staate op. Den Baron van Wiiaongby, door de Koningin tot haaren Stedehouder en algemeenen Legeröverlten verklaard, hadt Leicrster 't Opperbewind over 't Engelfche Krijgsvolk in handen gefield (t). Dit was het einde der onrustige Landvoogdije een; Mans, die alle Gefchiedboekers met afzigüge ver wen fchilderen. Hij vatte met veel vuurs eer- ei ftaatzugtige denkbeelden op; maar hij hadt noch di hoedanigheden , noch zelfs de ondeugden ,. om 'e een daadlijk bettaan aantegeeven. DeGeveinsdhei ftrekt, om gebreken tevermommen, enkanzomtijd de Braafheid misleiden ; doch die van Leiceste bedroog alleen zwakke verftanden en vooringenomen -móéderen ; zij verkloekte nimmer de Menfcben met oordeel en doorzigt begaafd. Genoeg, tröuv loosheids hadt hij in zijn character, om gevaarhjl on Q*) Bor, XXIV. B. bl. 4. Groot Plakaatb. IV.! bl"'f)'BoR, XXIII. B. bl. 98. 95». A&, Publ. Au. Tom. VII. P. Lp. 7. K 4 Maurits. Doet afftand van 't Bewind over de Nederlanden, Cliarafter van Leicester. i i * \ 5 ' •■• tjfc e ■ Jgifc •> r;et- 5.  152 GESCHIEDENIS Maurits. Staat van Spanje en der Spaan- fche Ne der landen* -A I i J ï ontwerpen uittedenken en te onderneemen : dan bij kende de middelen niet, om ze te volvoeren : en, wen het hem mislukte, hadt hij, te zijner verlchooninge , geene dan jammerhartige uitviugten , laage ontkenningen, of onbei'chaamdeleugens, Zijnrustlooze en opftookendegeest verzon, met weinig moeite , plans van wanorde en omkeering ; maar, moed en bekwaamheden dervende, nam hij de toevlugttot geringe en laage middelen, eer gefchjkt, om ze te doen mislukken , dan te doen flaagen. 't Is te bevreemden, dat Elizabeth altoos zo zeer ten zijnen voordeele was ingenomen. Zij alleen ftortte traanen over zijn dood, die in 't naastvolgend jaar voorviel, en allerwenlchlijkst was voor de Nederlanden, waar hij de onlusten , door hem , ten tijde zijner Landvoogdije, gezaaid, lang naa zijn afweezen kneflerde. Parma, wel verre van zijn voordeel te doen met de verdeeldheden, welke toen de Feréénigde Nederlanden van één fcheurden , hadt reden, om voor de Koningsgezinde Gewesten te vreezen. Schoon zijne Legerbenden die der Bondgenooten in aantal wijden irerre overtroffen , en, behalven de zwaare fchattin?en, weiken zij trokken uit de Landen, waar in zij relegerd waren, groote geldfommen uit Spanje kree. ;en, hadt hij zo veele Plaatzen en Grensvestingen e bewaaren, dat zijne Krijgsmagt verdeeld was: en [ing het beltuur der Geldmiddelen op zo flegten oet, datzommige der Soldaaten dubbele foldy troken, en ongetrouwe Ontvangers maakten, en dat het Celd  der NEDERLANDEN. 153 Geld altoos te kort kwam. De Koning van Spanje vestigde toen al zijne aandagt op de toebereidzelen tot de onverwinnelijke Vloote , zich verbeeldende, dat deeze gemaklijk alles zou volvoeren, 't geen hij te vergeefsch van 't bemagtigen der Stad Antwerpen verwagt hadt. —- . Meeftervan'tgrootfte gedeelte der Nederlanden , Veroveraar van Portugal, Oppervorst van Spanje , en Beheerfcher der Indien, waande hij eene maate van magt verkreegen te hebben, die niemand konwederftaan. Frankrijk, ontrust door zijne kunftenaarijen, fcheen, verzwakt, te zullen moeten bukken onder 't juk, voor 't zelve vervaardigd, Engeland , weinig in de kunst des Oorlogs bedreeven, en vol misnoegden , dagt hem eene gemaklijke prooi, of ten minften, dat het, wanneer hij al zijne magt derwaards wendde, vermeeflerd en verplet zou worden. Het^tijdflip, waar op hij eene Algemeene Monarchy zou aanvaarden , oordeelde hij gebooren. In de daad , als wij ons de ligging van Spanje vertegenwoordigen , 't welk alle de voordeden eens Eilands en eens vasten Lands heeft, zonder de ongelegenheden, anders aan die beiden vast, bijkans ontoeganglijk aan de landzijde, voor de rest van Europa, waar het, de meerderheid ter zee hebbende, allerwegen kan doordringen , is het zeker, dat, indien 'er eenig Land is, 't welk hef harslenfchimmig ontwerp eener Algemeene Monarchy mag koefteren , het Spanje is : en, indien 'er ooit een Vorst ware, die 'er na kon dingen , was het Philips de II. Maar zijne Staatkunde , die hij K 5 waande Maurits.  Ï54 GESCHIEDENIS Maurits. waande'zeer verreziende en doordringende te zijn, was jammerhartig, en deedt alle zijne groote ontwerpen in rook vervliegen. Hij hitste de Mogenheden, welken hij zagt hadt moeten behandelen , en die, door de nabijheid aan de Gewesten, tegen hem opgedaan , denzelven bijftand konden bieden , tegen hem op. Zijn te ver afgelegene Bezittingen, teffens te wijd uitgeftrekt, om, naar behooren , nagegaan te kunnen worden, werden verwoest door de Engel fch en , door ftoutmoedigheid en zugt tot bijitdaar toe gedreeven. Het tijdperk , wanneer zijne magt zich over werelddeelen, die zijne Staatzugt hadt doen beeven , uitftrekte, was dat eens, trapswijze, toeneemenden vervals, dat de geheeleverzwakking van Spnnjt naa zich fleepte. De Krijgstoerustingen, welke Philips maakte, {heelden hem met de dwaaze hoope , om aan zijne • fchitterende ontwerpen een daadlijk beftaan te geeveh. Doch, hier op'alle zijne gedagten gevestigd, hier aan alle zijne inkomften befteed, en Farneze bevolen hebbende, den Vijand, door geveinsde onderhandelingen , op den tuil te houden , verloor hij dc gunstigfte gelegenheid, om zijn voordeel te doen met de Burgerlijke Onlusten in de Nederlanden. Om 's Konings bedoelingen ter zee te onderfteunen, ' hadt de Hertog van Parma de andere Krijgsverrigtingen geftaakt, en zich alleen bezig gehouden met de ontvvorpe landing in Engeland. Een ander toeval, van eenen zeer fchriklijken sart, ftremde , daarenboven , de Krijgsverrigtingen der  dïr NEDERLANDEN. 155 der Koningfchen. De Gewesten , deeze Partij toegedaan, door den Oorlog verwoest, door het uitwijken der' nijverfte en "beste Ingezetenen ontvolkt, leverden het gewoone Graangewas niet uit, en gebrek aan toevoer uit andere Landen veroorzaakte eene groote duurte van leevensmiddelen en gebrek, dat onder de fchaarnele menigte , die zich inet ongewoon voedzel moest behelpen, fchroomlijkeziekten baarde. Het liep tot zulk eehuiterfte, dat verarmde -Edelen en neennglooze Burgerlieden , bij donkeret 'avond , brood beedelden. Voorheen welvaarende Dorpen, beroofd van Ingezetenen, werden de fchuil plaats van wild gedierte: verfcheurende Wolven namer de woonplaatzen der M'enrchen in, en verflondendi Armen, die zich na 't land begaven, om de gewas fen des velds , welke van zelve voortkwamen , t zoeken. De vrugtbaare Akkers en de grasrijke Wei den leverden een akelig vertoon op , allerwegen dig met ruigte en onkruid begroeid (*). De voorfpoed deezer fchoone Landftreeken, waa 'zich het oog eertijds verlustigde in 't befchouwc; van Handwerken, Koophandel, en de daar uit voort komende welvaart der Bewoonderen , was met ee groot aantal derzelven na de Ferèènigde Geveste verhuisd. De Zeevaart verfchafte daar overvloe van alle leevensnoodwendigheden. Hunne Scheepe doorzwierven den Oceaan , en bedekten de Rivii ren: zij leverden een tot nog ongezien verfchijnz Of (*) Boe, XXII. B. bl. 95. Grotii And. p. 102. Maurits. t r Bloeien, de ftaac der Ne" derlan1 den. 1 i rt :1 5  156 GESCHIEDENIS Maurits. Schets van der- zelver Stnatsge- fteltenis- fe. op, uit den Oorlog rijkdom en aanwas] haaiende. De bevolking nam dermaate toe door de menigte, die uit Braband en Vlaanderen , om vrijheid van Godsdienstoefening, weeken , dat verfcheide Steden moeiten uitgelegd worden (*). Indien het Gemeenebest der Veréénigde Nederlanden in deszelfs kindsheid, om zo te fpreeken, niet reeds de zwakheden van verouderde Staaten gevoeld hadt , inlandfche Onlusten naamlijk, zou het toen reeds zeer gedugt voor Spanje geweest hebben. Dan het trok, egter, zeer veel voordeels van die onlusten. Zij gaven gelegenheid, om de beginzels der Staatsgefteltenisfe op een vasten voet te brengen en te verfterken. In het Vertoog, 't welk de Staaten van Holland inleverden tegen de bedenkingen van den Heer Wilkes (f), a's mede in 't geen zij te Haarlem tegen Leicester te voorfchijn bragten, ftelden zij de vveezenlijke Regten voor van alle zamenverbondene Gemeenebesten. „Philips," beweerden zij, „ van de Regeeringe vervallen zijnde, dewijl hij- de „ Voorwaarden, die Vorst en Volk aan elkander verbinden, gefchonden hadt, verviel dezelve aan „ de Staaten. Doch het gezag der Staaten berustte „ niet in de dertig of veertig Perfoonen,dieterDag„ vaart verfcheeuen. Maar , gelijk niemand ooit wettig de Pvegcering voerde, dan bij opdragt en „ bewilliging der Landzaaten, die zich altoos voor- „ zien (*) Bor, XXII. B. bl. 95. Grotii Annal. 'p. 102. (1) £ie aldaar.  der NEDERLANDEN. 157 „ zien hielden van middel, om zich te verzetten te„ gen de looze aanllagen der Grooten , zo waren ,, hier de Landzaaten verdeeld in twee Staaten , de „ Edelen en de Steden. De Edelen, gehou- „ den voor een Lid van den Staat, ten aanziene „ hunner Geboorte en Heerlijkheden , meest allen 5, voorzien van hoog, middelbaar en laag Regtsge,, bied, raadflaagden, onderling, op 's Lands zaa„ ken , en bragten hun gevoelen , nevens de Ge- „ magtigden der Steden, ter Dagvaart in. De „ Steden hadden omtrent eenerlei wijze van Regee3, ring, naamlijk , eene Vroedfchap van veertig, „ zesendertig , achtentwintig , vierentwintig of „ twintig Perfoonen , gekoozen uit de aanzienlijk,, ften der Burgerije , en dienende voor al hun lee„ ven , of zo lang hun Poorterfchap duurde. Aan „ hun ftondt het Hemmen en befluiten op zaaken, „ die 't Land of de Stad in 't gemeen aangingen. „ De opengevalle plaatzen werden door de overigen „ vervuld. De Vroedl'chappen kooren de jaarlijk„ fche Magiftraat, te weeten, vier, drie , of twee „ Burgemeefters, en zeven of meer Schepens. Ee„ nige Steden hadden volkomen keuze , anderen al„ leen de benoeming van een dubbel getal, waaruit „ de Stadhouder de verkiezing deedt. De Burger„ lijke Regeering, de bewaaring van 't bewind over „ de Goederen der Stad was Burgemeefteren, en de „ Regtfpraak den Schepenen aanbevolen. Voorts „ ftelde de Graaf, van ouds, eenen Hoofdofficier in „ elke Stad, om 't Regt uit zijnen naam te vorde- „ ren. Maurits.  i58 GESCHIEDENIS Maurits. „ ren. Deeze Vroedfchappen nu, gevoegd bij de „ Vergadering der Edelen, verbeeldden hetganfche „ Lichaam der Landzaaren. Doch, alzo zij deRe„ geering der Steden niet konden laaten drijven , „ werden hun de hoofdpunten , die ter gemeene „ Dagvaart ftonden verhandeld te worden, fchriftlijk „ bekendgemaakt, met verzoek, dat zij, daar op, ,, Gemagtigden , behoorlijk gelast, ter Dagvaart „ wilden zenden. De Edelen verfcheenen dan , in „ behoorlijken getale , en uit elke Stad één Burge„ meefter en eenigen uit de Vroedfchap. Deeze Ge- magtigden verbeeldden , uit kragt van den last, „ hun-mede gegeeven, 's Lands Staaten. Ookwa„ ren de Gemagtigden gehouden, op hunne weder- komfte, hunne Magtigers getrouw verdagtedoen. „ Dit was de gronddag van 's Lands Regeeringe, 3, van welke men zelfs aan veele kleine Steden deel „ gegeeven hadt, en de Leden toegelaaten ter Dag„ vaart te verfchijnen. Zij, die beweerden, dat de ,, Hooge Overheid der Landen bij de Staaten was, verftonden door Staaten niet de Gemagtigden ter Dagvaarte, maar derzelver Magtigers , de Edelen „ en Steden zelve. En, zo deeze thans de Hooge Overheid niet waren , dan hadden zij met wettig„ lijk met de Koninginne over de opdragt dierOver„■ heid kunnen handelen, ja zelfs geen verding met ,, haar maaken (*). Zodanig eene fchets gaven zij van 's Lands Re- gee- (*) P. Paulus Verkl. der Unie , III. D. bl. 214 enz.  der NEDERLANDE N. 759 geeringsgedenenisfe. Doch zij gingen zeker te verre, wanneer zij, in den aanvang deezes Vertoogs, beweerden , dat, van ouden tijde af, zonder verandering, ,, de Vorst zijn gezag ontvangen hadt van de Edelen en Steden, de Staaten verbeeldende; 3J dat hij nooit Oorlog aangevangen , Vrede gc,, maakt, Schatting geheeven , of iet anders verrigt ,, hadt, de geuieene zaak betreffende , zonder be„ williging der Staaten; dat zij den Vorst tot reden ,, bragten, als hij door kwaaden raad misleid was., ,, zelfs mat ftraffc zijner Raadslieden." — Zij hadden desgelijks mis , als zij tegens de ftelling van den Heer Wilkes, „dat den Staaten nochHeerfchappij, „ noch Hoogheid kon toebehooren ; maar dat die, ,, indien 'er eenige in de Gewesten ware , bij clen ,, Gemeenen man gezogt moest worden," llaande hielden , „ dat het Volk nooit eenig deel gehad j, hadt in het Bewind of in de verkiezing der Ovcr- „ heden." De langduurige Oorlogen tusfehen de Hoekfchen en Kabeljaauwfchen vloeiden over van voorbeelden , die het tegendeel toonden. En 't is bekend, dat, in Vlaanderen en Bmband , de Steden reeds zeer vroeg kleine, zich veel aanmaatigende, Volksregeeringen gevormd hadden, die , naai welgevallen , de WethoudeiTchap aan- en af-, als mede hunnen Vorst de wet fielden. Het voorbcelc van een zo nabijgelegen Gewest, de zwakheid eeni ger Vorften , de regeeringloosheid onder minderjaa rige Landsheeren, gaven aan de Gilden en Schutte- ri Maurits. Aanmerkingendaar over. f i  Maurits. Burgerlijke Vrijhad inde VerténigeeNtderlanden. 160 GESCHIEDENIS rij in Holland en Zeeland gelegenheid , om zich ook gewigtige Voorregten toeteëigenen. Men las derzelvei" naam aan 't hoofd van openbaare Handelingen , Overeénkomften enz. , die voortijds gegeeven werden uit naam van den Schout , Schepenen , of den Raad. Dseze Volksregeeringen deeden, langen tijd, Burger-onlusten ontftaan , en kweekten dezeiven. Niet, dan aüengskens , zijn ze verzwakt, en, in't einde, geheel vernietigd. In Utrecht en Qverijsfel waren deeze Voorregten zeer oud , en ze zijn eerst bij de Overdragt aan Keizer Carel d^n V. verminderd , of argefchafr. In Gelderland hielden ze (land tot den jaaie MDXCI. — De Steden in Friesland hadden nooit uitgemunt in Volkrijkheid , de Handwerken waren 'er traaglijk voortgezet , en, gevolglijk , vondt men 'er zeer laat en weinig van die Broederfcbappen , door de Gilden gevormd. De Raad der Steden in Friesland maakte, vroegtijds, een afgezonderd lichaam uit,'rwelk door zichzelven bleef beftaan. Maar , ra dit Gewest, heeft het Platte Land altoos de oude Volksregeering behouden. En hier kunnen de Engdfchen nog de eerfte Grondwetten van hunne Regeeiingsgefteltenisfe vinden. Ondertusfchcn moet reen toeftaan, dat de herftelling van de Regeering der voornaamften, in demeefte Landfchappen der Veriinigde Nederlanden, voor een gedeelte , ten oorfprong (trekt van dien vasten en eenpaarigen voet , waar op de Regeering voortgaat,  der NEDERLANDEN. 161 gaat, en, bij gevolge, van die inwendige orde en ftandhoudende magt, welke dezelve bewaarde te midden van de hevigfte fchokken: terwijl Vlaanderen en Braband, overgeleverd aan de dolzinnigheid der onrustige Volksregeering, zich genoodzaakt vonden, onder 't juk den hals te krommen. Doch, als wij ontdekken, dat in eenige Landen van Europa, bovenal in eenige Steden van Duitschland en Zwitzerland, de Volksregeering deeze heillooze gevolgen niet naa zich fleepe , moet in de Nederlanden die Regeeringsvorm een wortel des kwaads in zich hebben. Misfchien voegt dezelve alleen aan arme Steden , waar het misbruik der rijkdommen en de baatzugt geen tuimelgeest verwekt, of de eerzugtgaande maakt. Dan, fchoon het Volk, irt de Vereenigde Nederlanden, geen deel heeft ia de befchikking der openbaare zaaken, noch door zich zeiven, noch door Plaatsbekleeders, van hun verkooren, en het dus ontzet is, van het fchoonfte voorregt der vrije Regeeringe, moet men erkennen , dat de Regeering der voornaamften,aan welke 'tzelve onderworpen is,'tzelve niet veragtlijk kan maaken of op eenedwingelandfche wijze behandelen. Elk Burger, 't is waar,heeft hier het regt niet, om te raadplegen over Je groote belangen des Vaderlands, of, gelijk zulks oudtijds te Athene en te Rome plaats vondt, zijne gedagten open te leggen in eene openbaare vergadering, of te Hemmen in de verkiezing der Staatsdienaaren. Maar de Regeering en de Ampten van aangelegenheid niet erflijk zijn- ■IV. Deel. L de Maurits.  i6i GESCHIEDENIS Maurits. de in eenige Famüien, als te Bern va. te Venetië , is 'er geen Burger,of hij kan 'er na dingen,'t zij door zijne uitftekende bekwaamheden , 't zij door het gezag,'t geen de rijkdommen geeven in een Land, waar de Koophandel aan eene eerzugtige nijverheid zo veele wegen opent,om dezelve te verkrijgen. Daarenboven deeze Aropten, veel eer aanzienlijk zijnde dan geldverfchaffende, veroorzaaken natunrlijk geen onrust, dewijl overal, waarde Koophandel de voor. naamfte grondfteun van den ftaat uitmaakt, de fchatten het hoofdvoorwerp zijn der bejaaginge: de bezigheden des noesten handels houden den geest onledig enlaaten geen tijd over, om Partijfchappen of Eerzugtige ontwerpen te vormen. . De Hoofden des Staatsbeftuurs, met geene andere dan eene ontleende magt bekleed, zijn, even als de minfte Burger, verpligt tot het waarneemen van alle Wetten, die zij afkondigen , en tót het betaalen van alle Lasten , welke zij opleggen, en daar zij, in zaaken van belang,niet zonder eenftemmigheid mogen befluiten, kunnen zij hunne magt niet misbruiken. Zij zijn in 't Gemeenebest de eenigen, die zich Volks-Vorften mogen noemen, maar zijn tellens de eerfte Onderdaanen; geen Wet kunnen zij maaken, of dezelve verbindt hun desgelijks; zij hebben geene magt,dan om de rust en het gezag des Gemeenebests te bewaaren, en tot befchadigen zijn hun de handen gebonden. Voorts is de Burgerlijke vrijheid verzekerd, door de verdeeling tusfehen de Wetgevende en Uitvoerende Magt: en;dewiji de Wethouderlcbap der Steden eenen  der. NEDERLANDEN. 163 tien te veel vermogenden invloed zou kunnen hebben op de Bedienaars des Regts, die van hunne keuze afhangen, heeft elk Landfchap een Hoog Geregtshof, op 't welk men zich van alle laagere Regtbanken kan beroepen. Dit zijn de gronden, waar op de Burgerlijke Vrijheid in de Veréènigde Nederlanden rust. Wanneer men getragt heeft, deeze eerwaardige Grondvesten omtekeeren ; wanneer het Krijgswezen fterk en ftout genoeg was , om zich, door eene gedrogtlijke zamenvoeging van de Wetgeevende en Uitvoerende Magt, dat geen aantemaatigen, 't welk de Vertooners van 's Lands Hooge Overheid toekomt, fchudde het Gemeenebest tot in deszelfs Grondvesten , de Staat werd gedreigd met de fchriklijkfte eigendunklijke Regeering : dan, de weezenlijke Voorregten der Landfehappen en der Ingezetenen onwaardig met voeten getreeden zijnde, hebben braave Burgers , door den fchrik gewekt, niet verzuimd, de oude gefteltenis weder te herltellen. Deeze agtenswaardige Regeerings-gefteltenisfe is zamengefteld, zonder ongeregeldjte zijn. , De lchikking op de Wetgeevende en Uitvoerende Magt geeft 'er die vastheid en wettige heerfchappije aan, zonder welke de Wetten niet zouden kunnen gehandhaafd worden. De wijze van Regtsöefening en de Voorregten der bijzondere Landfehappen beletten, dat ze eenigzins in Dwinglandij veraartte. Metéén woord, de Wetten zijn eenvoudig en bekend , de Regters hebben niets anders te doen , dan ze op de gevallen L a toe* Maurits.  maurit3. 164. GESCHIEDENIS toetepasfen, en kunnen nimmer, naar willekeurige begrippen, vonnis ftrijken. Indien men door Burgerlijke Vrijheid verftaat 't bezit van 't regt,'twelk ieder toekomt , om te denken en te handelen naar zijn eigen welgevallen, zonder dat zelfde regtineen ander te fchenden, mogen wij verzekeren, dat dit regt nergens volkomener bezeten wordt, dan in de Verèènigde Nederlanden. Elk Burger mag God dienen naar 't licht van 't onbedwingelijk gewisfe : hij heeft niet te vreezen, dat hij uit zijn werkwinkel of van agter den ploeg zal gehaald worden, om ter zee te dienen, of, zijns ondanks, het fchriklijk beroep des bloedvergietenden Krijgs te leeren. In vrede mag hij de vrugten van zijn vlijt en zweet inzamelen : en zich op de regten der Menschlijkheid beroepen tegen eenen Magtigen, die hetbeftaat, hem te onderdrukken. Zijne Vrouw , zijne Dogter, mogen de bekoorlijkheden der fchoonheid met de onbevlektfte kuisheid omdraagen, zonder vreeze , dat begunstigde Onverlaaten het zich ongeftraft zullen onderwinden, die te fchenden. Hij vreest min, dan elders , in* Perfoon of Goederen beledigd te worden door de Vijanden der Maatfchappije, zo talrijk, onder gebrekkige Regeerings vormen, waar het misdrijf duizend wegen weet, om het ftraffend zwaard der geregtigheid te ontkomen , en onder de zwakke Staatsbeftuuren, waar men wel de misdrijven weet te ftraffen, doch niet te voorkomen : en dus de woeste en oproerige Burger meer vrijheids heeft dan de ftille en aibeidzaame. In  der NEDERLANDEN. 165 Indien alle deeze voordeden niet ontftonden uit de Staatkundige gefteltenis üzr Ver éénigde Nederlanden, zouden zij zich dan tot die hoogte verheeven , en met dien luifter geblonken hebben, als deGefchiedenis ons ontegenzeggelijk leeraart ? Het moer dan zijn, dat deeze voordeden overvloedig de nadeelen opweegen, die onvermijdelijk fSbtjnen te ontfiaanuit de zamenvoeging van zo veele ftrijdige deden , uit de gebreken , die den loop der verrigtingen van een Bondgenootfchap vertraagen, waarin men heeft moeten voorzien , als mede uit andere heimlijke ongefceidheden, welke gelegenheid gegeeven hebben aan Burgerlijke Onlusten, waar van wij vervolgens zullen moeten fpreeken. Doch waar is volmaaktheid in het ondennaanfche en menschlijke te vinden? Moeten wij, in ftede van die te zoeken, ons niet veel eer verwonderen, zo veele en zo hoogfchatbaare voordeden aantetreffen in onze Staatsgefteltenisfe ? In het flot des volgenden Tijdperks zullen wij de beginzels van dit Bondgenootfchap breeder ontvouwen. Hier willen wij alleen nog aanmerken , dat zeker vermaard Schrijver (*) zich bedriegt,wanneer hij beweert , dat, naa de affchaffing van het Stadhouderfchap, in de laatst verftreeke Eeuwe, de Volksregeering der Steden veranderde in de Regeering van Weinigen. Deeze cierlijke Schrijver heeft hier , gelijk op meer. plaatzen, waar hij van het Staats- (*) VHijloire Phiiofophique & Politique, Liv. XIX, O 35 L8 Mauriti.  i5ö GESCHIEDENIS Maurits. Handel gen, r de Bw gerUik Vilihe Staatsbefmur en den Koophandel deezer Gewesten fpreekt, zijne vrugtbaare verbeeldingskragt meer dan de egte flukken geraadpleegd, 't Is waarheid, dat de Raaden of Vroedfchappen der Steden zich bezorgd getoond hebben, in hun lichaam aantevullen met leden , uit dezelfde Familiën genomen ( doch men kan niet zeggen, dat die Familiën Raadsheerlijke Familiën zijn: zij' blijven met de daad Burgerlijke Familiën : en dat, tegen de natuurlijke (trekking van alle Regeeringsvormen, deeze niet veranderd is in eene Regeering van Weinigen , of eene Erflijke Regeering der Voomaamften , heeft men misfehien toetefchnjven, dat 'er gelukkig in den Staat een orde van Edelen is, Deeze gewoonte, van de opengevalIe plaatzen met Lieden uit dezelfde Familiën te bekleeden, is, derhalven, niets anders c'an een eigenaartig gevolg, m 't lichaam van zulk een Beftuur te wagten : doch ontelbaare voorbeelden wijzen uit, dat men van dien regel kan afwijken: te meer, daar dezelve, wel verre van aan de Staatsgefteltenisfeverbonden te zijn , daar tegen aan zou loopen. Met het verhaten van de Onderdaanigheid aan den Koning, heeft de Gemeenebestregeering der Voomaamften zich in de Landfehappen der Steden gevestigd, en houdt daar (tand, met alle de eigenfehappen dei Oppermogenheid. m" Men kan niet lochenen , dat een Land , waar de iet Wetten zo zagt, en het Gezag zo welgevestigd is, e waar zo veele Vreemdelingen eene veilige wijk , om d de Onverdraagzaamheid en Dwinglandij te ontgaan, 1 " ge-  der. NEDERLANDEN. 167 gevonden hebben, waar, metéén woord, de Maatfchappij bloeit en vermenigvuldigt, ondanks de ongunstigheid der Lands- en Lugtsgefteltenisfe ; men kan , zeg ik , niet ontkennen , dat zulk een Land onder eene goede Regeetingsvorm moet ftaan. De gebreken zijn daar niet, gelijk wel elders, de uitwerksels der Staatsgelteldheid j maar de gevolgen van vreemde oorzaaken. Bij voorbeeld : wanneet men tegen de Spaanfche Dwinglandij opltondt, waren 'er niet weinig Ingezetenen , die door bijzonder belang, Staatkundige of Godsdienstige vooroordeelen gedreeven, wel verre van 's Lands welvaart te behartigen , 't zelve belaagden. In zulk een ontrustend tijdsgewrichte, noodzaakten de Wethouders der Steden de verdagte Burgers te vertrekken , zonder hun tijd te geeven, om hunne zaak in regtcn te verdeedigen. Dit is meermaaien en op Hoog Gezag gebeurd. Dan deeze handelwijze, die de Voorregten van eenige Burgeren fchondt, met inzigt , om die der anderen te bewaaren, ftondt gelijk met niet min geweldige bedrijven, in de verftandigst beftuurfte Gemeenebesten gepleegd. Dezelve hadt moeten ophouden, zo ras de oorzaak, welke daar toe aanleiding gaf, niet meer beftondt. Maar, ongelukkig-, zijn de fchikkingen , in zulke omfiandigheden gemaakt , in Wetten veranderd. Wel is waar, de Staaten hebben vastgefteld, daar van geen gebruik te maaken, dan in dringende gevallen : en zich zelfs aangebooden, om de zodanigen, die des te klaagen hadden, te hooren. Hun bijftand is ook meermaaL 4 len Maurits-  163 GESCHIEDENIS Maurits. Vrijheid der oude Gemeenebe&tenjnei de tegemvoordige verijeleeken. len verzogt, en niet zonder vrugt. Dan , dewijl zij flegts als Middelaars , en niet als Regters, konden handelen, blijft het misbruik over: en 't zou zo veel noodzaaklijker zijn , 't zelve afcefchalfen, daar het onderdrukken gevaarlijk is in een klein Land, in 't welk zij, die het Bewind voeren, zo na aan de Onderdaanen komen , dat zij, dagelijks, met elkander kunnen te doen hebben, wanneer perfoonlijke veete zich ter wraake kan bedekken met den dekmantel van 't algemeene welweezen. Zou het geen eenvoudig middel weezen, ter weeringe van zulk een misbruik , dat het Geregtshof van elk Landfchap de magt gegeeven wierd , om, in zodanige gevallen, de zaak te onderzoeken en te beflisfen (*). Dit miskwaam , en eenige anderen uitgezonderd, die eer de gevolgen zijn van toevallige oorzaaken, dan de noodwendige uitwerkzels der Staatsgefteltenisfe, is de Burgerlijke Vrijheid, in de Feréénigde Nederlanden, volkomen verzekerd. De oude Gemeenebesten, waar in de Volksregeering plaats vondt, gingen bezwaard met meerder en 1'chadelijker ongemakken. Jk zou van dezelve niet reppen, om ze eenigzins in vergelijking te brengen, indien zommigen geene gewoonte hadden van zich fteeds op het oude Staatsbeftuur van Griekenland en Rome te beroepen. Eene waarneeming , die het Staatsbeftuur, van 't welke wij thans fpreeken, en misfchien alle van het tegenwoordig (*) Ed. v. Zürci Cod. Bat. Tit. Buil. S. HÉ n. 4, p. 143-  beu. NEDERLANDEN. ió> woordig Europa, den voorrang geeft boven die zo hoog opgehemelde Regeeringsvormen , beftaat hier in, dat de Vrijheid thans veel algemeener verfpreid is , dan ze toen was. De Slavernij is afgefchaft. Wie waren die Atheners , die Spanaanen, die Romeinen , van wier Vrijheid men met zo veel ophefs gewaagt, dat men 'er nog voor verfteld ftaat ? Kleine Dwingelanden, alleen zich bevlijtigende , om te beletten, dat de eene Burger den ander niet onderdrukte , bijkans altoos verüaafd aan het hoofd eener Partije, dat, met de daad, in hunnen naam,regeerde , fteeds te vuur en zwaard de Nabuuren ontrustende , als zij in hun eigene ingewanden niet wroetten , en, om zich geheel en al te kunnen overgeeveu aan deeze ontrustende bedrijven, het vernederend en haatlijk juk der Slaavernije verzwaarden op de fchouwderen van het grootfte gedeelte der geenen , die onder hunne Regeeringe leefden. In het Atheenfche Gemeenebest, 't welk niet meer dan twintigduizend Burgers telde , bevonden zich vierhonderdduizend Slaaven. Deeze Slaaven in gelijke deelen verdeelende, hadt elk Burger het bewind over twintig zijns gelijken, indien men deezen naam konde geeven aan weezens , beroofd van de heilige Regten, welken hun, als Menfchen , toebehoorden, De Verdrukkers, met de Onderdrukten in zulk eene groote onevenredigheid ftaande, mogten, derhalven , gehouden worden voor kleine Dwingelanden , en hun Beftuur voor eene Dwinglandfche Regeering der Voorjiaamfcen. Te Sparte was het lot der Heloten L 5 ver- Mauritj. i  Maurits. Kerklijke Onéénighedenindit Tijdperk. l7o GESCHIEDENIS vernederender en drukkender dan dat der Lastdieren. En de Romeinen veroorloi'den zich, tegen deeze beklaagenswaardigen rang van Menfchen, de aanhoorlijkfte vrijheden. (*). Het tijdperk van Leicesters Regeering beeft ons , hier en daar, doen zien,hoe hij zich van de Leeraars bediende , om zijn onderdrukkend gezag te ftijven: hoe zeer deezen hem toevielen en zich aankanten tegen de Regeering van den Lande. Te Amfterdam ontzagen de meesten zich niet, de Regenten, inzonderheid de zodanigen, die dagelijks de Dagvaart der Steden bijwoonden,enbefluitenhielpen nemen,welke den Graave niet behaagden, van den Predikftoel doorteftrijken, als ging hun de welltand van 's Lands Kerk niet ter harte; zij maalden ze af met de haatlijkfte trekken , en duidden de Perfoonen in diervoege aan, als of zij hun met den vinger hadden aangeweezen (t) Zij volgden het voetfpoor van den onrustigen Petrus dathenus,die , naa het over. gaan van Gend, waar zijn dolle ijver, gelijk wij gezien hebDen ( § ) , zo veel onheils brouwde , herwaards gekomen, zich veifioutte tegen den Haniel met Frankrijk te prediken,en tot lof desPrinfen van Parma het woord te voeren, doch over dit bedrijf gevat, gevangen en van zijn dienst afgezet, ten lande uitweek, en de Geneeskunst te Elbingodtn- de (*) Meurs. de Fortuna Ath. C. IV. (t) Wagenaar Amji. IV. D. bl. 67. (§} Zie het Tafereel III. D. II. St, bl. 419, 420,  deb N E D E RLANDËN. 171 de,waarhij in den JaareMDXC overleedt(*).Ondetling liepen hunne Godgeleerde gefchillen totzulkeen hoogdat de Wethouderfchap tusfchen beiden moest treeden, om ze te beflisfen, gelijk als bleek in 't geval der Haagfche Predikanten , Jan Pieterszoon en Hieronijmus Hortensius (+). De naavolgers van den verdraagzaamen Duifhuis , in 't Sticht, moesten, na het bijnode, op verlof van Leicester , in den Haag gehouden, vermids zij weigerden de befluiten aanteueemen,van hun dienst ontzet, voor anderen plaats maaken (§). De Burgerlijke onlusten brengen zomtijds flaaffche Volken tot vrijheid, en dompelen ook wel eens vrije Volken in flaavernije. Maar, wanneer zij eenen eerst opkomenden Staat aantasten, en op den oever des ondergangs fleepen, betoont dezelve niet zelden te meerder kragts; uit de verwarring komt orde voort: en die fchokken fcheenen noodig,om in het werktuig der Staatkunde de nieuwe deelen eene voegelijke plaats te geeven. Daarenboven verheffen zich, te midden van't vuur der tweedragt, de geesten; he' verftand klaart op en de denkbeelden worden uitge breid. Tot de dagen van Leicester hing een grooi aantal Ingezetenen, uit aanmerking dat de Veree nigdeNederlanden, zints lang,aan Hertogen, Graa ven, Bisfchoppen of Heeren, naar de gefteltenis vai elk bijzonder Gewest, onderworpen geweest waren ii (*) Bor XIX. B. bl. 48. (t) Zie aldaar bl. 43. (§) Zie aldaar bl, 33. Maurits. Gemeenebestgezinde Gevoelens. l l  Maurits. 172 GESCHIEDENIS in twijfel tusfchen de Eenhoofdig een GemeenebestRegeeringe. Veelen zagen een uitfteekend Hoofd aan, als zo noodzaaklijk voor een Lichaam van Staat, als voor het menfchlijke. Het gedrag des Hertogs van Anjou hadt meer gediend, om hun een vooroordeel tegen de Franfchen en de Catholijken, dan een weezenlijken afkeer van de Vorftelijke Regeermg, in te boezemen: Maar toen Elizabeth en Leicester hun overtuigd hadden, dat de Protestanten hun even zeer bedroogen, kreegen zij een wantrouwen van de Vorstlijke regeering in 't algemeen, en het fteunenop de hulp van buitenlandfche Mogenheden. Zij begonnen ernstiger te denken op het vormen van een onafhanglijk Gemeenebest. De Vorsten en vreemde Heeren, ontdekkende dat zij, die door de Bondgenooten geroepen wierden, onder de voordeeligste aanbiedingen , en die zij met de fchitterendfte tijtels befchonken, fteeds met tegenfpraak te worstelen hadden , en 'er met fchande afkwamen, begonnen minder fmaaks te krijgen in dat bewind. Zij wanhoopten volflaagen gezag te voeren over een Volk, zo onderneemenden zo vermogend, als het flegts bedagt, wat het vermogt. De geest der Vaderlands-en Vrijheidsliefde won langs fioe meer velds, en men begon te bedenken, dat, kon een vreemdeling, als Leicester , zo veel uitvoeren, een ingebooren Heer, wilde hij zijn gezag misbruiken, nog meer en wisfer middelen bij de hand zou hebben 4 om de Volksvrijheid te verdelgen. Dit wekte afkeer van het Eenhoofdig gezag; dit deedt hun de zinnen fcherpen op eene foort  der NEDERLANDEN. 173 foort van Staatsregeering: waar van men te vooren geene of .ten minften zeer flauwe denkbeelden hadt. De Burger, die het meest toebragtom deGemeenebestgezinde denkbeelden, door zijne welfpreekenheid, te verfpreiden, en door zijne kloekberadenheid ftaaade te houden, was deonfterflijkeOLDENBARNEVELD. Die deedt het meest, om de Vereenigde Gewesten voor het Engelfche juk te beveiligen: en zij werden 'er niet geheel van ontheven, eer zij de plaatzen,tot verzekering gegeeven, herkreegen hadden: dit duurde nog een geruimen tijd; want de Engelfchen wilden 'er niet van afftappen: en wij zullen zien,hoe 'tOi.denbarneveld was, aan wien de Veriènigde Ne' derlanden deezen dienst hebben dank te weeten. Hij was 't Hoofd des Gemeenebests; hij verhief Maurits, zo ras hij bemerkte, dat deeze 'er de arm van kon weezen. Het Schip van Staat werd toevertrouwd aan deeze twee groote Mannen. De een hieldt met een bedaerd verftand, door ondervinding verlicht, het roer, en ftuurde het in een zee, vol klippen en zandbanken: de ander verdeedigde het,met hetvuur der jeugd en de dapperheid van een Held , tegen Vijanden en Zeeroovers. . Het vervolg deezer Ge- fchiedenisfe zal ons met de levendigfte trekken toonen , welk een veel vermogenden invloed twee Mannen van verftand kunnen verkrijgen op een Volk aan, onafhanglijkheid gewoon; welk eene verheffing zij kunnen geeven aan zielen , door ramp gedrukt, en welk een luister zij kunnen bijzetten aan een Staat, wiens beftaan' tot nog een betwistbaar ftuk was. VIJF- Maurits.  GESCHIEDENIS VIJFTIENDE BOEK. Van de Vernieling der Onverwinnelijke Floot tot de Verovering van Groningen. Tweede en Derde Tijdperk. De Onvenvinnelijke Floot vernield. Schielijk opeenvolgende vermeesteringen van Prins Maurits. Eenst , Aardshertog van Oostenrijk , tot Algemeen Landvoogd der Nederlanden benoemd. De bemagtiging van Groningen ver- êénigt eindelijk de zeven Landfehappen, onder den naam van de zeven Feréénigde Gewesten bekend. DeKrijgsknegtenmisnoegd. "1588. N auwlijks begonnen de Feréénigde Gewesten af te zien van het ontwerp , om zich eenen Heere te onderwerpen, en het plan te vormen om een Gemeenebest opterichten, of zij ondervonden de gevolgen van zodanig eene Staatsgcfteltenisfe, wanneer dezelve, in ftede van de vrugt te zijn van rijp en bedaard overleg, veel eer gevallig ontftaat, en uit een zamenloop van omftandigheden gebooren wordt. In Landen, waar alle Burgers geen Soldaaten zijn, fchijnt het onmogelijk eene aanzienlijke krijgsmagt op de been te hebben, zonder aan hem, die 'er het gebied over voert, hooge Eertijtels te fchenken en eeneti voornaamen invloed op het Staatsbeftuur te geeven. Om zijne ontwerpen met kragt door te zetten, behoort hij eene bijkans oniifhanglijke magt te bezitten. De  der NEDERLANDEN. 175 De Soldaaten, geneegen en gereed om allen te veragten, die niet tot het Krijgsweezen behooren, zijn op een Hoofd gefield, 't welk hunnen rang vereert, door 'er in te deelen, onder welks oog zij gevaaren kunnen tarten , en na roem ftreeven. Dus hadden, van den aanvang der Omwentelinge af, de Bondgenoten altoos een Opperhoofd gehad, wiens magt, ten aanzien van de Krijgszaaken , bijkans onbepaald was. Doch na de onéénigheden met Leicester fcheenen de Staaten zo vast beflooten te hebben, geen Hoofd, geen Oppermagt aan te ilellen, dat'er onder de Krijgslieden een hooggaand misnoegen ontftondt. Zij zouden natuurlijk het oog geflaagen hebben op Prins Maurits, indien deeze de Partij der Staaten niet gekoozen hadt, en zijne jeugdige jaaren dat vertrouwen niet verminderd hadden, 't welk hij welhaast, zijne bekwaamheden beter bekend wordende , zo volkomen verdiende. De Krijgsknegten morden over het vertrek van Leicester, en koesterden eenen afkeer, met veragting vermengd, van eene llegeeringsvorm zonder Opperhoofd. Onkundig en driftig, konden zij niet gelooven, dat eene Partij, begunstigd door de Bedienaaren van den Godsdienst, het verkeerde zou voor hebben, en maakten zich diets, dat deeze, door het Volk onderfteund, in haare oogmerken zou flaagen. Eliza< beth en Leicester kweekten dit zaad vari wreeve en misnoegdheid, door Brieven en den arbeid hunnei Gunftelingen (*). De Koningin van Engeland hoop ti («) Reyd, VU. 8. bl. 138. Maurits. Zij worden hier toe door LeicestersAanhang opgezet.  I76 GESCHIEDENIS Maurits, Verwekken op veele Plaatzen opftand. te, door eene onverwagte muiterij des Krijgsvolks> die volftrekte Oppermagt te verkrijgen, welke zij vergeefsch gezogt hadt, door een algemeenen opftand onder het Volk te verwekken. Voor het Nieuwe Gemeenebest betoonden de Engeljchen hunne minagting : daar hun Afgezant, den Brief , behelzende Leicesters afftand van de Landvoogdije, den tweeentwintigften van Louwmaand, ontvangen hebbende, toen hij op zijn vertrek na Engeland ftondt, zijse reis niet uitftelde, om denzelven overteleveren, maar met zich nam. Hier door bevondt zichhtt Gemeenebest in 't uiterfte gevaar. De Predikanten namen het charaaer van Propheeten aan ; zij befchuldigden de Staaten van alle rampen , die den Lande troffen, en dreigden envoorfpelden den volflagenondergang des Vaderlands , wanneer het de Engelfche hulp, gelijk te dugten ftondt, zou misfen (*). De Krijgslieden , in Haat, om meer uittevoeren, zogten de onheilfpellende voorzeggingen dier Predikanten een daadlijk beftaan te geeven. Zints eenige jaaren, was het de beftendige gewoonte geweest, hun twee derde deelen der foldije in gereed Geld te betaalen, en hun van het overige derdedeel Schuldbrieven te geeven, die, bij meerder ruimte van Geld, voldaan werden. Eénsflags vorderden zij volle betaaling, en weigerden den Staaten en Prins Maurits te gehoorzaamen, dewijl zij onder den Eed van Leicester ftonden. De Bezetting van Medenblik toonde eerst een muitend gelaad; dan fchielijk be- fpeur- (*) Reyd, VII. B. bl.133.  DÉft. NEDERLANDEN. xff fpeurde men 't zelfde te Hemden, Woudrichem, Schoonhoven, Geertruidenberg , Naamen , Veere, Arnemuiden, Bergen op Zoom, en op andere Plaatzen. Een Engelschman , Robert Jacquet gelieeten, zogt de Bezetting te Wiliemftad ook aan 't muiten te helpen, en zich van de Plaats en den Perfoon des Bevelhebbers meefter te maaken. Zijn toeleg werd ontdekt, hij gevangen , en overtuigd van den toeleg, om de Vesting aan Parma te leveren, waarop men hem ter doodftraffe veroordeelde (*). Het betaalen eeniger maanden foldije , en goede beloften voor het toekomende , ftilden veeier opgevat misnoegen, en deedt de Muiterij bedaaren. Doch in Steden , waar de Ovetften een voorbedagte zamenfpanning gemaakt hadden , fleepte de Muiterij heilloozer gevolgen agter zich. Te Medenblik fcheen Sonoi den opftand des Krijgsvolks aftekeuren , en week na 't Slot, waar op de Muiters de Burgerij ontwapenden, en nieuwe Hopluiden , naar hun zin, verkooren. De Staaten twijfelden niet in 't minst, of Sonoi, die, op eigen gezag , vierhonderd en vijftig Knegten in Medenblik gebragt hadt, itijfde déezen opftand, en zonden Gemagtigden,om hem en zijn Volk tot reden te brengen : alle zagte middelen van vergelijk werden vrugtloos aangewend : men hadt reeds , op den naam van Leicester , een deel der Soldaaten uit de Stad willen ligten; maar de Muiters, te wel onderrigt , lieten zich in dien ftrik Biet (*) Bor, XXVI. B. bl. 40. $r. Dtel, U Maurjti.' Medenblik door Prins Maurits belegerdi  Maurits. Gezanr- fchap der HervormdeLeerbaren na Engeland. I?3 GESCHIEDENIS niet vangen. Men was , derhalven , in de droeve noodzaaklijkheid, om tot het uiterlle van geweld te komen. Prins Maurits belegerde Medenbük met eenige Vaandelen Ncordhollandfche Poorteren en een hand vol Krijgsvolks. De Stad werd befchooten, en beantwoordde zulks met fchieten. De Haven was, uit vreeze , dat de Engelfchen iets tot ontzet der Stad zouden beftaan, geflooten doorOorlogfchepen, die ook, bij wijlen, op de Stad vuurden. Van tijd tot tijd vielen 'er fchutgevegten voor tusfehende Belegerden en de Belegeraars (*)• Dus fcheen de band der Verééninge, met zo veel moeite gelegd, te zullen breeken, en de Feréénigde Gewesten vonden zich tellens blootgefteld aau eenen In- en Uitlandfchen Oorlog. Tot vermeerdering dier verlegenheid diende , dat Koningin Elizabetii haare aanzoeken verdubbelde , om de Algemeene Staaten tot een Verdrag met Spanje te beweegen. In alle andere gevallen zouden de Predikanten gefchreeuwd hebben tegen eene Onderhandeling-, (trekkende om een doodlijken neep aan den Hervormden Godsdienst toetebrengen ; dan nu hielden de Kerken van Nederland , de Hollandfche alleen uitgezonderd, zich te vreden met eene Bezending na Engeland aftevaardigen , om Elizabeth te beweegen tot het handhaaven van den Hervormden Godsdienst hier ten Lande, bij de Vredehandeling met Span- (*) Reyd, VIL B. bl. 138. Veuus, Hoorn,bl.4S1. Bor, XXIV. B. bl. 29 enz.  der NEDERLANDEN. 179 Spanje (*). De Algemeene Staaten bleeven onbeweeglijk, verklaarende, dat zij, na zo lang eenen Oorlog tegen Philips gevoerd ,- eene openlijke Verklaaring tegen hem uitgegeeven, en hem daar in voor een Dwingeland verklaard te hebben , niet konden te rug treeden, zonder zichzelven te veroordelen, en bloot te ftelleu aan al de wraak van een Koning , gewoon met Eeden te fpeelen, en zijnen haat, op de wreedlte wijze, te koelen. Terwijl zij, in deezer voege , hunnen afkeer van de Vredehandeling betuigden , werd dezelve, te Bourbourg , tusfchen de Engelfchen en Spaanfchen aangevangen (t). -—«•* Men verzekert, dat de Koningin van Engeland, dugtende voor de toebereidzelen van Philips,gereed was de Bondgenooten aan hem opteöfferen. Zij kon hun niet vergeeven, dat zij haare oogmerken zo zee! te leur gefteld, en haaren Gunfteling Leicester op zo fmaadlijk eene wijze behandeld hadden, dat hij genoodzaakt ware het Land te ruimen. Alles hadt toen het akeligst voorkonlem Eene Engelfche Vloot, op de hoogte van Zeeland kruisfende, fcheen tot ontzet van Medenblik gefchikt dit fchreef althans Jan Michielszoon, Predikantti Grootebroek , aan Sonoi , die ook de zijnen troosttt met Brieven , welken hij voorgaf uit Engeland ge kree^en te hebben , met belofte van onverwijldi hulpe. Een Vfoedfchap werd in hegtenis gezet, 01 ê (») Bor , XXIV, B. bl. 74 enz. (!) Meteren, XIV.B. f. 280. M a Mauritü Vredehandelingte Bour- bourgi Medenblik onderwerptzich aan : Maurjts. »  Maurits. I.ot van Sumoi. it* GESCHIEDENIS de befcbuldiging, dat hij gezegd zou hebben, dat'er geene hulpe uit Engeland te wagten was. Doch Sonoi deeze niet, maar wel de verzekering krijgende, dat Leicester afftand van de Regeeringe gedaan hadt, tradt met Prins Maurits in onderhandeling, en kwam tot het treffen van een Verdrag , waarop deeze te dier Stede zijne intreede deedt, en de noedige fchikkingen maakte tot het herfrel der goede orde (*). Sonoi klaagde welhaast, over 't fchenden van 't Verdrag, over gebrek aan eerbetoon , ja verguizing. De gantfche Burgerij fcheen dermaate tegen hem verbitterd, dat Prins Maurits hem in zijne bijzondere hoede moest neemen , om hem voor den overlast van 't Gemeen te beveiligen : men viel hem lastig met Regtsgedingen: alles fpande zamen, om hem het verblijf wars te maaken : en de Staaten van Holland , misnoegd op zulk een Dienaar , die nog bleef handelen met muitende Knegten aan verfcheide oorden , verklaarden rondborftig ter Algemeene Staatsvergaderinge , dat zij zijn dienst niet meer begeerden: waarop hij zijn affcheid verzogt en verkreeg (f). Hij begaf zich na Engeland: en de Koningin fchreef ten zijnen voordeele. Hij ontving, in den jaare MDXCIII, duizend Ponden, bij afrekening van het Geld, 't welk hij beweerde nog bij den (*) Bor, XXIV. B. bl. 44. G. A. W. Beleg van Me étnblik, Mf. Cort Perhaal van het verhandelde met Sonoi, gedrukt 1588. (t) Refol. HolL JS88, p. 176.  der NEDERLANDEN. 181 den Staat te goed te hebben, en werd hem een Jaargeld van duizend Ponden toegelegd, 't welk op zijne Dogter zou verfterven (*). Hij begaf zich, uitiï»geland te mg gekeerd, na Norden in Oostfriesland> en overleedt, op het Kafteel ten Dijke in Groningerland, in den jaare MDXCVII (f> Wij hebben het lot deezes onrustigen Mans , zints hij uit Staaten dienst ging, hier kortlijk willen melden, omdat hij ons, vervolgens, niet weder zal voorkomen. Terwijl deeze Muiterijen der Krijgslieden woelden, en deBondgenooten gevaar liepen, om door eene trouwlooze Vorstin overgeleverd te worden in de handen eens woedenden Vijands: ontdekte deeze laatfte zijnen toeleg, 't welk alle Vredesonderhandelingen plotsling deedt af breeken, en aan den ftaat der zaake ee» ne gansch andere gedaante gaf. Philips waste zeer tegen de Engelfchen verbitterd, om het denkbeeld van geene volkomene wraake op hun te neemen te laaten vaaren. Engeland bemagtigende, zou hij, zijns bedunkens, den tegen hem opgeftaanen Gewesten den. meesten bijftand ontzetten, de ketterij in haare fterkue borstweering aantasten , en in ftaat zijn om den Catholijken Godsdienst in-geheel Europa te herftellen. De Vorften deezes Eilands hadden, tot voorkoming van opftanden, alle Sterkten doen flegtten, de kusten lagen open, en het binnenfte des Lands was zonder tegenweer. De Saxen, de Deenen, de Noorman' (*) Refol. Hol. 1591- bl. 55. 1593. bl. 49. (t) Bor , XXIV. B. bl. 94. -1031 M 3 Maurits. Ontwerpen ran Phiup» tegen Engeland.  is* GESCHIEDENIS \ mannen hadden, om 'i zelve te vermeesteren, zich alleen behoeven te vertoonen en te landen. Volken, verwijfd door weelde en verzwakt door een langen Vrede , zouden niet kunnen ffaan tegen de ervaare Spaanfche Krijgsknegten, gewoon te overwinnen en aangevoerd door een Veldheer als Farneze. •—■ En, daar de Eerzugt, eens den teugel gevierd, paal nog perk kent, twijfelde de Koning van Spanje niet, of hij zou Schotland en Deenemarken, twee Koningrijken, in den ban gedaan en dus opengefteld voor den eerden Vermeesteraar, te onder brengen. Frankrijk, verzwakt door 't bloed, in de Burgeroorlogen vergooten, en de andere Staaten van Europa, klein en door wcderzijdfchen naijver verdeeld , zouden gereedlijk den hals krommen onder 't juk des Overwinnaars van zo veele Koningrijken,en den Bebeerfcher der zeeën. Rome hadt flegts een gedeelte der Oude Wereld inketenen geklonken. Het geheeleWereldrond fcheen de wijdgaapende Staatzugt van Spanje nauw te kunnen voldoen. Paus Sixtus de V. fchonk Ms. geland,hï] een Bulle, aan Philips de II. als een Leen der Room fche Kerke, en durfde zelfs belooningen toe zeggen aan den geenen, die Elizabeth in handen kreeg, op dat de Catholijken haar wegens haare begaane misdrijven mogten ftraffen. Dan, men hebbe dit gedrag niet enkel toetefchrijven aan 's Pausfen haat tegen Elizabeth, die hij, haaren Godsdienst niet in aanmerking genomen zijnde, benevens Hendrik den IV, van alle toenmaalige Vorften alleen waardig keurde te regeeren. Zijne htaatzugt zogt de Spanjaarden in  der NEDERLANDEN. 1Ï3 ia eenen gevaarlijken Oorlog in te wikkelen. Kreegen zij de nederlaage, hij zou zich van dit ongeluk bediend hebben, om het Koningrijk Napels te vermeegeren ; want, gelijk hij eens verklaarde, eene P'iegiishdden een Telle konden geen Koningrijk opwceLl Slaagde Philips in het te onderbrengen van Engeland, dan zouhij de eifchen der vroegere Pausfan op dat Koningrijk doen gelden. Geen wonder, derhalvan, dat hij den ijver en wraak des Spaanfchen Monarchs ophitste. De ontzaglijke Scheepstoerustingen, welke de Spaanfchen in hunne Zeeehavens maakten, verwekten ongerustheid in Engeland en in de Nederlanden. Doch de Koning van Spanje verzekerende, dat de Vloot na de West-Indien beftemd was, hieldt zulks met eenige bijkomende redenen, ontleend van d< zwaarte en grootte-der Schepen, als ongefchikt 011 op de Kusten van Engeland of de Nederlanden iet uit te voeren, de gemoederen in twijfel, ja dit fchon! eene gerustheid, dat men zich, naar gelange van oevaar, niet in ftaat van tegenweer üelde. Omtren het einde van Bloeimaand ftak de Vloot in Zee, doe werd beloopen door een zwaaren ftoim, die ze uu havens deedt te rug keeren: de Schepen waren de maate ontheifterd, dat de gedreigde Landen vast g loofden, dat deeze Zeetocht dit jaar niet zou herv worden. Dit valfche denkbeeld kwam Engeland b karsou eene allergevaarlijkfte landing teftaan : wa Ei izabeth hadt reeds last gegeeven, om de zwaar Schepen tot verdeediging van haare kusten geiend M 4 Maurits. Uitrusting der Spaanfche Ou. verwinlijkeVloot. \ c t t | m re- tt f nt 'te te  184 GESCHIEDENIS Maurits. i 1 i i 1 | i EnSe land en öe yerèéttigdeGe- d westen wapïnen ^ zien eer v Zee. te ontwapenen , wanneer de Vijandlijke Vloot met eene fchielijkheid, die men van de Spaanfchen met verwagtte, weder in Zee geftooken was en opdaagde. Deeze Vloot bei'tondt uit honderd en vijf en dertig zwaare Schepen, grooter dan men tot 'nog gebouwd hadt, en een goed getal mindere vaartuigen, bemand met twintig duizend Soldaaten en twaalfduizend Matroozen, voorzien van twee duizend zes honderd ftufcken gefchuts, en leeftocht voor zes maanden: deeze moest zich veréénigen met den Hertog van Parma , die met een Leger van dertig duizend Man in Vlaanderen lag, gereed om gefcheept te worden in acht en twintig Oorlogfchepen, te Duinkerken verzameld. Welk eene toerusting om Engeland te beftooken! De Oceaan hadt nimmer eene zo talrijke Vloot van zq groote Schepen gedraagen. De Spaanfchen verbeeldden zich, dat niets dezelve kon ivederftaan. Zij hadden reeds de Landen, de waarligheden en de Rijkdommen van Engeland onder eilander verdeeld, en hielden zich zo vast van eenen ;oeden uitflag verzekerd, dat hunne trots aan deeze /loot den bijnaam van de Onverwinnelijke gaf, een laam, dien dezelve mogt voeren, indien de zamenvoe;ing van menschlijke magt iels onverwinnelijk kon laaken. Engeland en de Nederlanden, hoe fterk ook ter iee, hadden geen genoegzaame Vloot, om ze tegen e Onverwinneliikete fteüen. Misleiding en wantrou'en waren de oorzaaken van zwakheid. Dan de rees deedt,in deezen uiterften nood, meer,dan een ,fer-  der. NEDERLANDEN. *$j Verdrag van Bondgenootfchap zou hebben kunnen uitvoeren. Deeze verhoudt de twee Volken, door eenen gemeenen Vijand gedreigd. Elizabeth hieldt bij de Staaten van een Gemeenebest, nog onlangs zo fmaadlijk behandeld, aan, om bijftand van Oorlogfchepen, en men bedoor, haar met dezelve te dienen. In Engeland rustte men in allerëil eene Vloot uit, en de Hollandfche en Zeeuwfche fiak desgelijks in Zee, onder den Heere van Warmond en Jostinus van Nassau. ■ Breed en lang hadt men in Spanje geraadpleegd, of , de Vloot, eer dezelve iets tegen -.Engeland ondername,zich ook van Vlhfwgen zou meester maaken; veelen oordeelden dat best. en 'twas ook Parma's gevoelen; doch de Koning tradt in de maatregelen der Raadslieden, die het rechtsftreeks op Engeland wilden munten. Men dagt, dat de Hertog van Medina Sidonia, die,vanzeezaaken onkundig, het Opperbevel voerde, de haven van Pleimouth zou aantasten. Maar, bebalven dat de uitflag van zulk een onderneeming zeer onzeker was, vondt deze Vlootvoogd zich bepaald door den ftipften last, die, op zee noch ineer dan te land, d: gunftigfte gelegenheden kan doen verliezen. Philips naamlijk hadt bevolen, dat hij zich roet het behaalen van kleine voordeden niet zou ophouden, maar na Duinkerken ftevenen, daar met Parma verëenigen en dan in Engeland landen. Doch de Hollandfche en Zeeuwfche Vloot met die van den Engelfchen Admiraal Henrij Seimqers beletten deezeverééning, daar M 5 zij Maurits. Verrigtlngen der Vlooten.  Maurits. j36 GESCHIEDENIS zij Parmas Vloot in de haven van Duinkerken op' geflooten hielden. Op den eenendertigden van Hooimaand geraakte de vijandlijkeVlooten aan elkander. De Engelfehe was in aantal minder en in grootte van Scheepen met de Spaanfche nauwlijks te vergelijken; doch de vaardigheid hunner ligtere en welbezeilde Schepen, bemand met volk,in de zeevaart uitgeleerd, en aangevoerd door Hovvaud , Drake , en Haokins , de uitIteekendfte Zeehelden van dien tijd, kon zulks ruim enrijklijkopweegen. De Spaanfchen, de hoogte hunner Schepen en het aantal hunner manfchap in aanmerking neemende, zogten te enteren: de Engelfchen, daarentegen zulks te ontwijken, enden wind van den Vijand te winnen, 't geen hun gelukte. Twee van 'sVijands grootfte fchepen vielen den Engelfchen bij den eerften (lag in handen Den tweeden van Oogstmaand hervatte men het gevegt, wanneer de Spaanfchen verfcheide Schepen en veel Volks lieten. Vier dagen laater anketde de Spaanfche Vloot voor Cafais: wanneer de Engelfchen acht Branders afzonden. De fchrikhjke werking derVuurfchepen, inde verdediging van Antwerpen gebruikt, lag de Spanjaarden nog in verfche gehengenisfe. Vrees greep 'hun aan; de Vloot geraakte in wanorde, en nam, met verlies van verfcheide Schepen,de wijk. jonkheer Pietf.r van der Does , Onderadmiraal van den Heere van Warmond , vermeesterde het geheel redrVoos gefchooten Gallioen, de Si. Mattheus, en hirfg den veroverden wimpel naderhand leLeyden. in ce groote k:rk,ter gc'agten'sfe op. In-  der NEDERLANDEN, 187 Indien het den Engelfchen, die te vroeg veel kruid en kogels verichooten, aan dien noodi gen krijgsvoorraad niet ontbroken hadt, zouden zij waarfcbijnlijk de Onverwinnelijke Vloot hebben kunnen noodzaken zieh op genade overtegeven. De Spanjaarden koozen, om zulk eene fchand te ontgaan, eene partij, die hun bijna op eene volfirekte vernieling te ftaan kwam. De hoop, om zich met Parmas Vloot te veréénigen, was geheel verijdelden i het Kanaa door na Spanje te ftevenen ,uit vreeze voor de En gelfchen, ongeraaden; men befloot noordwaards o] en agter Ierland om na Spanje te zeileu. In deez gevaarlijke zee, onbekend aan de Spaanfche Stuw //pan4e. I i >» n n I eet et er ift *i leitl't ;r-  i85 GESCHIEDENIS Maurits. 't Gedrag der En- gelfche en Rollanderen. verlies,[aan de algemeenheid van het treurgewaad^ niet blijken mogt, het draagen van rouwgewaad, naa 't verloop van eenige dagen ,alomme deedt verbieden. Philips zelve ontving de tijding, met eene onbeteuterde houding, zeggende? Ik heb mijne Vloot uitgezonden om de Engelfchen, niet om de Elementen te bevegleii. Ik dank God , dat de ramp niet grooter is 1 De Spaanfche Geestlijkheid ftondt lang verlegen, om de oorzaak te vinden van deezen tegenlpoed eener Catholijke Vloote, welker gelukkigen tocht zij voorfpeld hadden ,■ dewijl dezelve diende om Ketters* en Rijksoverweldigers te onder te brengen: in 't einde begreepen zij, dat deeze ramp mc st roegefchreeven worden aan 't groot getal Ongeloovigen, nog in 't Koningrijk overgebleeven, De Engelfche en Hollanders zagen deeze gebeurtenis mede aan voor een blijk der Voorzienigh id: tnnat van eene Voorzienigheid, waakzaam te hun., er Pefcherminge, en werkzaam om de ontwerpen van eenen onregtvaardigen, trotfchen en bijgeloovigen Vijand te vernietigen. De Engelfchen hadden honderd man en één Schip verlooren; de Hollanders en Zeeuwen, die eenen gewigtigen dienst deeden met Parma's Vloot binnen te houden, niets geleden. Elizabeth reedt, in zegeltatie, na de Paulus Kerk te Londen, om voor dit heil den Hemel te danken; en werd deeze Zege ook hier ten Lande met Feest- en Dankdagen erkend. Veel bragt dezelve toe tot het doen bedaareu der binnenlandfche Onlusten, en , bovenal, leer'  DEtt NEDERLANDEN. 1R9 leerden de Engelfchen meer agtings toetedraagen aan een Staat, dien zij dus lang voorgaven , uit enkel mededoogen, te helpen (*). De Spaanfchen , moeilijk over den flegten uitdag hunner onderneemingen tegen Engeland ,fchooven de mis ukking op het verzuim en de fchroomagtige voorzigtigheid van Farneze. Zijn moed en zijne werk- . zaamheid konden hem voor de pijlen des lasters niet dekken. Om blijken van trouw te geeven, beftondt hij ten lande gewigtige onderneemingen. Hij deedt het beleg van Bon met zo veel ernst doorzetten, dat deeze Stad den negentienden van Herfstmaand, naa een beleg van zes maanden, daadigde. De Eezetting trok met Krijgsëere uit na Wagtendonk, 't welk daar op door Graave van Mansveld belegerden vermeesterd wierd. Farneze behieldt voor zich het beleg van Bergen op Zoom, en befloot zich eerst te verzekeren van het Eiland Tholen, ab zeer gelegen, om die Vesting van al het noodige te voorzien. Doch 't zelve werd zo wel verdeedigd, dat de Spaanfchen, met verlies, te rug moesten wijken. Dit verlies meenden zij te boeten, door Bergen op Zoom te verrasfen. Twee perfoonen uit de Bezetting beloofden hun de plaats te leveren,en den weg te wijzen tot hetinneemen eener zeer voordeelig gelegene Schansfe. Zij geleidden een hoop van drieduizend man derwaards: en, (*) Grotii Hifi. Lib. I. p. 124. Strada Dee. Lib. IX. Meteren, XV. B. f. 386. Reyd , VIII. B, bl. 146. Hüme, V. D= p. 356. Maüriti. Krijgsverrigtingen der Spanjaarden:e land.  Maurits. Onlusten, te Utrecht , geftild. 190 GESCHIEDENIS en, om van hunne goede trouw , waar aan men twijfelde , verzekering te fchenken , lieten zij zich aan twee gewapende Soldaaten ketenen, die hun, op 't minfte blijk van trouwloosheid, zouden afmaaken. De Leidslieden, van vijftig man gevolgd, vonden de Poort open, en trokken in; men lietterffond het tweede Winket vallen. De Spanjaarden , overmand , durfden zich niet wreeken op de misleiders, tot dit bedrog opgemaakt door Thomas Morgan, Êévelbèkbef van Bergen op Zoom. De buitengebleevenen ontdekten terrtond, dat zij bedroogen waren; zij beitonden, egier, den aanval, doch werden, met ar.terlaating van achthonderd man, afgelkiagen. Farma vondt zich genoodzaakt het beleg optebrecken (*). Terwijl de Feréénigde Gewesten zich buiten gevreesd maakten , verkerkten zij zich van binnen, door de zaaden der jongst ontltaane onlusten uitterooijen. Tut den dood van Leicester , hadt de Engelfchc Aanhang in Utrecht het bewind gevoerd. De Edelen volhardden met het inleveren van hunne verzoeken, om herflel in hunne Voorregten, en het wegneemen hunner bézwaareü. Zij ontzagen de Engelfche Partij niet. Deeze hadt, om Elizabeths hulpe te verwerven, Nicolaas van Meerkerke na Engelandgézonden , om te beproeven, of de Koningin nog zou kunnen overgehaald worden , om de Hooge Regeering der Nederlanden , of ten minften die (*) Bor, XXV. B. bl 13 enz.  der NEDERLANDEN. i$H die van Gelderland, Utrecht, Overijsfel en het beste gedeelte van Friesland, te aanvaarden. Menveronderftelde, dat Prouninic de drijfveer was van alle deeze beweegenisfen : en twijfelde des niet langer , toen de Koningin den Graave van Nieuwenaar , bij eenen Brief, verzogt , den Burgemeefter Prounink in 't bewind te houden. Zij kon zich bij niemand fleoter vervoegen. De Graaf was een geflaage vijand van de ganfche Wefhouderfchap, dewijl Leicester deeze hadt aangetteld, zonder hem te raadpleegen: en hij kon zich van zijne waardigheid , als btadhou der , niet verzekerd houden, zo lang de Regeennj ' van Uttecht in handen der Engelfche Partij was Wel verre, derhalven, van aan het verzoek der Ko ninginne te voldoen, klaagde hij, in 't antwoord o] den Brief, zeer over de heerschzugt van Pkounink 't Strekt grootlijks tot ontzwagteling van het charat ter dier Vorftinne , dat zij, Leicester te midde deezer onderhandelingen geftorven zijnde , hem li< weeten, met haar voorgaand fchrijven geen oogmei gehad te hebben , om het gezag des Stadhouders en de vrije verkiezing der Utrechtfche Wethoude fchap te bepaalen. De dag der verkiezinge viel in op den elfden Vi Wijnmaand. De beide Partijen floegen den wegv: Feweld in , om hun zin te krijgen, en wapend< zich. Nieuwenaar bleek de fterkfte te zijn , < deedt Prounink, met eenige anderen van dienAa hang, m h< gtenis neemen. Hij liet de Staaten « Mauritj. i t k 5 c- n n m n n:r-  Maurits. [92 GESCHIEDENIS gaderen, en verzogt dezelven , dat zij hem wilden magtigen, om de Regeering te veranderen , 't welk vijf dagen voor den gewoonen tijd gefchiedde. Men was niet in ftaat, een weigerend antwoord te geeven aan een Man, die eene bende Krijgsvolk en een gedeelte der gewapende Burgeren op zijne hand hadt. De oude Regenten werden ontflaagen , en de Uitgeweekenen te rug geroepen. Welhaast bragt men eene ganfche lijst van bezwaaren tegen Prounink in: en, niettegenftaande zijn fchrandere geest zeer veel raads wist, om veelen derzelven te ontleggen, was de haat tegen hem zo groot, dat hij'er den hals , door den Schout geëischt , niet zou afgebragt hebben, indien Elizabeth geene Middelaaresfe geweest ware , ten voordeele van een Man , die zo lang en zo veel ten ;haaren dienste gearbeid hadt. Hij bleef gevangen tot in Hooimaand des jaars MDLXXXIX , wanneer hij uit de Stad en Vrijheid van Utrecht gebannen , en tot alle Ampten onbekwaam geoordeeld werd. Terltond ftak hij na Engeland over; doch bleef 'er niet lang : in 't volgende jaar keerde hij weder na Holland, met Voorfchrijvingsbrieven van de Koninginne, die hij gaarne in perfoon den Staaten zou hebben overgeleverd ; doch deeze gunst werd hem geweigerd: ook fleet hij zijne overige dagen ampteloos , en in geheel andere bezigheden. Ten blijke hiervan Itrekt zijn Boek over de Uitneemenheid van het Gebed des Heeren, met den aanvang der volgende Eeu-  NEDERLANDEN, m Vfe üitgegeeven voor 't welk de Staaten van Ilol'land, welken hij bet hadt aangebooden , hem tweehonderd Guldens vereerden (*). Men kon niet w'el tè veel voorzorgs gebruiken, om de zaaden van tweedragt , door Leicester gezaaid , met wortel eh al uittetrekken. De deerlijke Vrugten , die 'er te Geertruidenberg uit voortfprootén, veroorzaakten groote óntfteltenisfe in 'tGemeenebest. De bezetting deezer Grensftad beftondt bijkans geheel en al uit Engelfchen, die, Zich van de heerfchende Onlusten bedienende, en, denkende, dat men hun niet zou durven dwingen, uit vreeze, dat zij tot den Vijand zouden overgaan, die in hunne nabuurfchap lag, allerlei moedwil pleegden. De wanhoop van vergiffenisfe deedt hun tot eenen voltflaagen opftand komen. Zij weigerden het gezag der Staaten , verklaarende , dat zij van niemand, dan Wiixougby, Overlten der Engèlfche Krijgsmagt afhingen, en eischten eenendertig maanden foldy, die meer dan drie tonnen fchats beliepen. Men beloofde , twintig maanden te betaalen, mits zij den Eed deeden aan de Algemeene Staaten en Prins Maurits. Zij fchonden dit Verdrag , en alle middelen, aangewend , om hun tot teden te brengen, waren vrugtloos'. Wïllougby verlterkte de Bezetting met meer Engekch Krijgsvolk, en werd verdagt gehouden van deezen opftand aanteftooken, om die Plaats voorde Ko- (.*) Bok, XXIV. B. bL eriz. Re/tl, Hall. idoi. blW. Deeh N Maurits. Muiterij te Geertruiden'berg , en overgave dier Stad aan Par- ma.  Maurits. 194 GESCHIEDENIS Koningin van Engeland toehouden. Hij gaf het hevel aan zijn Schoonbroeder Wingfield , die de Stad aan Prins Maurits weigerde overteleveren, zeggende, dezelve voor zijne Meefteresfe , de Koninginne van Engeland , te bewaaren. Het muiten hieldt aan, en men kreeg lïerk vermoeden, dat men wederom met den Spanjaard handelde. Hierop werd, in Lentemaand des jaars MDLXXXIX , beflooten, deeze Stad, zo wel als Medenblik, te belegeren. Maurits , het gemelde weigerend antwoord des Engelfchen Bevelhebbers gekreegen hebbende , liet alle de toegangen bezetten , en zeventien Bukken Gefchuts planten. Welhaast kreeg men in Engeland de tijding van dit beleg , die zeer vreemd in de ooren klonk. Wïllougby, die zich toen ten Hove in dat Rijk bevondt, fchreef, dat de Stad, binnen veertien dagen, aan Parma zou geleverd worden, indien men der Bezettinge geen beter voldoening gave. Prins Maurits befchoot Geertruidenberg heftig , en dreigde , ftormenderhand, hetzelve te zullen veroveren: de bezetting voorkwam dit door eene looze onderhandeling , welke zij zo lang wist te rekken, dat Parma met zijn Leger zich omtrent de Stad vertoonde. Maurits moest het beleg opbreeken, en Parma werden de Poorten geopend. De Algemeene Staaten , met regt hooglijk vergramd over zulk eene trouwloosheid, gaven een fcherp Plakaat uit, bij 't welke de Overleveraars van Geertruidenberg, of Bergverkoopers , geHjk men ze noemde , met naame aangeduid , voor doodfchuldi- ga  der. NEDERLANDEN. X95 fchelmen verklaard werden , met uitlooving van zekere geldfomme aan ieder, die 'er eenen gevangen leverden (*). Det bezit deezer Grensftad verzagtte zeer het verdriet van Parma over den mislukten aanflag der onverwinnelijke Vloote. De Stad Geertruidenberg baande hem den weg na Dordrecht en andere Steden van Holland, en hij hoopte doortedringen in 't hart van dat Gewest, 't geen , zints lang, het middelpunt des Opftands, het vuur des Oorlogs van zijne Grenzen hadt weeten te weeren. Andere voordeden, door Fakneze behaald, wakkerden zijne hoop op , en lpelden gunstige voortikzigten. Bon en Wagtendonk vermeefterd hebbende, deedt hij het beleg van Rijnberk , voor ruim twee jaaren aangevangen, fterker voortzetten. Doch Schenk en Nieuwenaar vertraagden het bemagtigen , door 'er nog eenigen voorraad in te brengen. Schenk , misnoegd op , en verdagt bij de Staaten, was op nieuw tegen de Spanjaarden verbitterd , en geneegen geworden, den Lande dienst te doen. Zij hadden naamlijk hnüais Blijenberk, voorheen door, hem bemagtigdj en 't geen hij ter wijkplaats hieldt s ontweldigd aan eene kleine Bezetting van hem getrouwe Knegten, die, langer dan eene maand , den Spanjaarden wederftand booden , en meest allen, met het zwaard in de vuist, fneuvelden. Onder dee- (*) Bor, XXtV. B. bl. 104-106. B. Duinglo Vér. entWi I. D. bi. 95. N a Maurits. Blij enbeek door de AV ningfchen ingenomen. 15«S>.  Maurits. SCHENKS mislukte aanflagop Nieuwviegen,en zijn dood. (*) Grotii Hifi. Lib. I. p. i3?« Vj4 GESCHIEDENIS deezen vöndt men eene Vrouwe, die, in krijgsgewaad , gevaar en dood getrotseerd hadt (*). Schenk, door dit bijzonder vérlies opgewekt, vierde den vollen teugel aan zijnen haat tegen de Spanjaarden. Hij wist , dat een hoop Spaanfche Knepen op weg was, om de benden vmVerdüoo, Overflen van Groningen , te verlterken , en teftens tot geleide van eene gtoote fomme Gelds , totbetaalingderfoldije. Hij verhaastte zijn tocht , overviq ze kreeg de overhand, en de Krijgskasfe m zijn geweid. Door dit geluk bemoedigd, hervatte hij een, voorheen niet volvoerden, aanflag op Nieuwmegen, waar hij met ettelijke Burgers verftand hieldt. Hg koos tot dien tocht een donkeren nagt, en zakte, den tienden van Oogstmaand , van Schenkenfchans , met twintig Schepen en vijf Pleiten, vol Krijgsvolks, de Waal af. De Si'. Anthonh Poort werd opgeloopen: en, om te vaardiger op de Markt te kotmm, liet hij de ijzeren traliën breeken uit zeker huis , 't Welk van agteren aan de Rivier kwam; doch, door de duifternis verbijsterd, was het dat huis niet , 't geen Schenk bedoeld hadt: daarënboven werd 'er juist bruiloft gehouden : men was dus in de weer, en het gemgt zijner aankomst verfpreidde zich fchielijkdoor de_Stad, waar de Bezetting terilond in de wapenen kwam. De lnwoonders , vreezende in dehanden te vallen van eenen Vijand, die hun eenen or>  Beb. NEDERLANDEN. W ónverzoenlijken haat gezwooren hadt, vervoegden zich bij de Bezetting. De Soldaaten van Schenk , door de menigte overmand , moeiten wijken. Hij wilde ze aanmoedigen; doch werd onder devlugtenden voortgefleept, en ter poorte uitgedrongen. Hier zogt elk lijfberging in de Schepen en Pleicen ; maar de fterke ftroom hadt een gedeelte voorbij de Stad doen drijven: in de overgebleevene wierpen zij zich in zulk eene menigte, dat eenige omfloegen, of zonken. Schenk zelve, die, zwaargewapend, in eene Schuit gefprongen was, kon zich , bij 't zinken van dezelve, niet redden, en liet'er hetleeven. Zo deerlijk een uiteinde hadt, in het veertigfte jaai zijns ouderdoms , een Man , die van de laagfte Krijgsdiensten tot Veldheer opgeklommen , dooi Leicester tot Ridder geflaagen, en, beurtlings. de fchrik was der Bondgenooten en der Spanjaarden Hij voerde den Krijg op eene woeste wijze, zich aar geene Wet bindende , vriend en vijand even mir ontziende. Bemind was hij bij zijne Soldaaten, ge haat bij 't Volk en de Opperhoofden, en vreeset voor den Vijand. Hij bezat alle hoedanigheden, noodig om iet hachlijks te beftaan: aan beleid ha perde het hem menigmaalen ; zijne ftoutmoedigheft liep zijne voorzigtigheid voorbij, en hij werd 'er hei flachtöffer van. Zijn dood kon den haat der Nieuw wegeren tegen hem niet Billen. Zij vischten het lijï op, en Helden het Hoofd en 't gevierendeeld Li chaam op en omtrent de St. Anthonis Poort ten toon Dit duurde kort, dewijl zijne Soldaaten op de Nieuw N. % 484 Maurits. 1  i9S GESCHIEDENIS Maurits. Dcod des Graaven van Nieu- wek AAR. tnegers, die hun in handen vielen , des wraake namen door de fchriklijkfte mishandelingen. De afgehaalde brokken werden in een kist begraaven , en Prins Maurits , twee jaaren laater , Nieuwmegen herneemende, liet hij, met groote pragt, het Lijk in de begraafplaats der Hertogen van Gelder bijzetten (*). Twee maanden laater, ontrukte een niet min jammerlijke uitgang den Staaten één van Schenks roemen tochrgenooten , den Graaf van Nieuwenaar. Deeze, bezig met het bezigtigen der Krijgsbehoeften, tot ontzet van Rijnberk beftemd , werdt getroffen doorliet fpringen, vaiuwee,nieuw uitgevonde,fchietgereedfchappen; een vonk in 't buskruid gevallen, deedt ze losbersten; tien dagen overleefde hij de wonden. Te midden van de ongebondenheid eens burgerkrijgs, ftak hij uit in zuiverheid van zeden, en belangloosheid; dan hij hadt eene buigzaamheid van Character, aan zwakheid grenzende. Ikurtlings liet hij zich overhaalen, om de Engelfchen te begunftigen of te dwarsboomen. Olüenearneveld hadt hem, om den overmeesterenden invloed der Engelfche Partije te weeren, in den jaare MDLXXXVII, geraaden,het regt van de aanftelling der Wethouderfchap,als Stadhouder,zich alleen toe te eigenen:be•weerende dat dit hem toekwam, hadt.hij zich egter, weinig dagen voor zijn dood, door de Staaten van het tegendeel laaten overtuigen, en met hun de Wet- hou- (*) Grotü Mijl. Lib. I p. 13 3. Boa, XXVI. B, bl. 4«.  dei NEDERLANDEN. houderfchap vernieuwd (*). Met zijn affterven vielen de Stadhouderfchappen van Gelderland, Utrecht en Overijsfel open, 't welk den weg baande ter uitbreiding des gezags van Prins Maurits, die hem, gelijk wij zien zullen, daar in opvolgde. Maar dit verlies , gepaard met dat van Schenk, was een ramp, de Staaten zo zeer treffende,dat zij dit jaar geene onderneeming van aanbelang beftonden. Zij zonden, ondertusfchen, eenige verfterkingna 't,nog belegerd,Rijnberk. doch veel eer,om de overgaave te vertraagen, dan te beletten. Deeze toevoer werd begeleid door den Graave van Overstüin, den Baron Podelits en Francois Veere, een Engelsch Krijgsbevelhebber van grooten naam. Marcus van Reije, Markgraaf van Varrabon, van 's Konings wege Stadhouder van Gelderland, wilde hun den doortocht beletten. De beide Legers ftreeden met gelijke verwoedheid. In 't einde moesten de Spaanfchen wijken; de nederlaage was bloedig. Veere behaalde, in deezen flag, grooten roem en baande zich den weg tot de hoogfte Krijgsëerampten. Hij kwam in Rijnberk ,en ftelde die Stad in ftaat,om het nog verfchcide maanden uit te harden. Dan dezelve bleef geblokkeerd tot den jaare MDXC. De Bondgenooten niet in Baat, om meer bijftands dersvaardste fchikken, ging Rijnberk, op den vijfden van Sprokkelmaand, aan Mansveld over (+). Het ver- Bor, XXVI. B. bl. 55, (f) Grot. Hift.Ub.I,?, n4-b0r,XXVlI.B.bl.8-Is, N 4 ftÏAURITI.  soo GESCHIEDENIS Maurits. Krijgsverrigtingen in Friesland. verlies deezer Stad, alsmede dat van (telde Gel' derland meer voor deii Vijand bloot; doch de Ver,éinigde Gewesten, in't algemeen, bekreunden zich des luttel; dewijl het reeds lang verveelde, zo groote kosten te maaken voor Plaatzen , zo verre afgelegen: 't zelve trof, daarentegen,den Oud-Keurvorst Truches zeer. Tot dus lang hadt hij zijn verblijf in Holland gehouden: doch het overgaan deezer Steden, en boven al het misfen zijner ijverigfte Verdeedigeren, Schenk en Nieuwenaar, deedt hem aan een voordeeligen uitflag des Krijgs wanhoopen. Hij keerde na Duitschland, zijn Vaderland, terug (*> Was de magt der Staaten min verdeeld geweest, zij zouden zich beter hebben kunnen bedienen, van de afwendingen, die den heerschzugtigen Philips verzwakten. In Friesland en Groningen, wogen de voor- en nadeden der beide Partijen elkander bijkans op, en zij waren van weinig betekenis. De kundigheid en afgerigtheid van Graaf Willem van Nassau, den Stadhouder, deedt de ontwerpen AtrSpanjaarden mislukken. Hij moet in hun oog gedugt, en hunne magt aan 't verzwakken , geweest hebben: dewijl zij tot de laagheid kwamen, om hem, door omgekogte moordenaars, te doen van kant helpen. Sancho de la Rota, en Pedro Morales , tot dit misdrijf overgehaald, werden bij Kollun gegreepen, van het moord. (*) Re/ol. Holl. 1588. bl. 417. 434' *58- bl. 414.  der- NEDER LA NDEN, aoi inoorddaadig oogmerk overgetüigd , onthalsd en gevierendeeld (*). De Bondgenóoten, door de vernieling der Onverwinnelijke Floote, moedig geworden , vertoonden hunne magt ter Zee, de Zeeroverijen beteugelende. De ftoutheid, die het zeevaaren inboezemt, en de zugt tot buit veroorzaakte veele bloed'ge ontmoetingen. Een Schip van Jan Antonissen , Vice - Admiraal van Haarlem, op de wagt liggende voor Duinkerken, toen een roofnest, werd, daar de andere Ooxlogfchepen in zee geftooken waren , om den Vijand te agtervolgen , fchielijk omringd door verfcheide Schepen en Vischbooten uit de gemelde Zeehaven. Men verweerde zich lang en dapper, tot dat, door enteringe , eene menigte der Vijanden aan boord was; doch, in ftede vanovergeeven, ftaken zij vuur in 't Kruit, en vloogen met hunne Befpringers in de lugt (f). De Vrijheidsmin, de eerzugt, en tocht na wraake gaven aan den geest eene heftigheid, die tot roekloosheid overfloeg. Men oordeelde in Haat te zijn, om Spanje dat verderf op den balze te brengen, 't welk het zijnen Vijanden gedreigd hadt. Don Antonio , verdreeve ' Koning van Portugal, reeds eenige jaaren aan de Hoven van Frankrijk en Engeland , en in de Nederlanden omgezworven hebbende , verzogt hulpe, om weder op den Throon des Portugeefchen Rijks te (*)Reyd, VIII. B. bl. 154 163, Cf) Meteren, XV. B. f. 103 verfo. N5 Maurits. De Zeemagt der Siaaten vergroof Zeetocht ia Portugal,  £02 GESCHIEDENIS Maurits. te geraaken. Hij vertoonde, hoe gemaklijk het zon vallen, Philips een Koningrijk te ontweldigen, welker Ingezetenen eenen fterken af keer van de Spanjaarden koefterden. De Engelfchen en de Bondgenóoten lieten 'er zich te gereeder toe overhaalen, naardemaal belang en wraak hun aanprikkelden tot deezen tocht, die met meer dnfts dan beleids werd aangevangen. De Staaten vergunden Don Antomo Buizen te mogen koopen, en vijftienhonderd Knegten te werven , die onder bevel Bonden van Njcoxaas van Meetrekke. De Koningin gaf eenige groote Schepen: de rest waren Engelfche Gelukzoekers, zender foldye. Johan Norrits was Opper, bevelhebber van het Krijgsvolk ten lande , en Dkake voerde het gebied over de Vloot. In Bede van ,volgens den raad van Don Antonio , op de Engelfche Vloot gefcheept, terftend na Lisbon te ftevenen, fpildeu zij tijd en Knegten in eene onderneeming tegen Caronna en Bifcaijen, waar zij de Benedenftad plunderden, eenige Schepen verbrandden , en een Spaansch Leger verfloegen. Dit tusfehenbedrijf deedt den toeleg van deezen tocht kenbaar worden, en gaf Philips tijd, om Lisbon te verfterken. Hij ontwapende de Portugeezen, die hunnen Koning genegen waren , en zette verdagte Perfoonen in hegtenis. Verzwakt en afgemat,kwam de Landmagtvoor Lisbon, en brak, naa eenige dagen liggens , op ; zij kreeg, egter, het Slot Cafcaris in. Men zou nogmaals Lisbon van de landzijde aantasten, en Draxe van den zeekant, ten beftemden tijde , opdaagen. Dee?s.  der NEDERLANDEN. 295 iDeeze bleef agter, tusfchen beide opgehouden door jhet buitmaaken van eenige Schepen. Norrits trok, pnverrigter zaake, weder af. Hoe gewillig Meetkerke, met de Hollanders , ook ware , om aan 't verzoek van Don Antonio te voldoen, en het aangevangen werk niet te laaten fteeken , konden de Engelfchen 'er niet toe bewoogen worden , 't welk Don Antonio naderhand deedt zeggen , dat, wanneer hij fchoon het Paradijs zou gewinnen , hij zulks in 'f gezelfchap van Engelfchen niet begeerde te onderleggen. De Vloot keerde te rug met groot verlies van volk, maar met rijken buit, vergroot door, in de te rug reize ,Figos 'mBiscaijen te plunderen en te verbranden (*). Geen ander weezenlijk voordeel bragt deeze krijgst • tocht mede, dan dat dezelve fchrik in Spanje verwekte, en andere Volken leerde, hoe gemaklijk het ware deezen boom, wiens takken zich over de gtheele wereld uitbreiden, te doen fchudden, door den bijl aan den wortel te leggen. Het bemagtigen van een aantal Oosterfche Schepen door de Engelfchen op deezen tocht, onder voorwendzel dat ze krijgs-en mondbehoefrens den Vijand toevoerden, veroorzaakte hoogloopende gefchillen. De Engelfchen gaven voor, aan de Hanze-Steden geene voorregten te hebben toegeftaan , dan onder voorwaarde, dat zij geene Koopwaaren aan de Vijanden van Engeland zouden (*) Reyd, VUL B. bl. 150. Meteeen, XV. B. bl. 301 verfo. Mauriw. Klagten der Hanze-Stedcn over de Engel, fchen.  Maurits» 0 GESCHIEDENIS den brengen, en beweerden niemand voor onzijdig te kunnen houden, die hun onderftand toefchikte. Uekwaame Staatkundigen hielden (taande, dat deeze,, beginzels de onafhanglijkheid van andere Volken fchonden, en (trijdig waren met de belangen van die ze aankleefden. Engeland zou zich Vijanden verwekken , wier getergde wraak niet zou misfen nieur we middelen te beraamen, om Spanje kragtdaadigen bijftand te verleenen. Zodanig eene Staatkunde, merkten zij aan, hadt oudtijds de Deenen en Saxen opgewekt, om Grootbrhtanje eenen Oorlog aantedoen, die beflooten was met de vermeestering van 't geheele Eiland. De 5r//;««,onderworpen aan de fchandelijke fchatung,D£«»»ge/ .eene andere Godsdienstbelijdenisfe te wraakén : dit was juist zo zeer geen misdrijf te agten in hun , die de veiligheid des voorouderlijken Godsdlensts voer't hoogfte goed hielden. Maar 't geen de Franfchen ftraffchuldig maakte, waren de verfchrifclijkhedéüder Regeeringloosheid , de gruwelen der voorgezette Burgeroorlogen, de vanéénfcheuringenvanheï fc'.oonfte Rijk in Europa, en de onderneemingen dierPrinfen, die deezen buit zogten te deelen , om hunne Staatzugt, Bijgeloof en Dwinglandij te verzadigen. De Cardinaal van Bourbon, dien zij tot Koning uitriepen , en in 't zelfde jaar ftierf, ftrekte alleen tot een fcherm, agter 't welke zij verborgen zattn , die op dit groot tooneel de hoofdrollen zouden fpeelen. De Hertog van Maijenne en de Marquis de Ponte vlamden op dien rijken prooi: de Hertog van Savoije hadt reeds een gedeelte weggefcheurd : dan de Koning van Spanje maakte , bovenal , eisch voor zijne Dogier IzABiLEA^ en als Kleindogter van Hendrik den II, en als Erfgenaame eeniger Gewesten, waar de Salifche Wet niet was aangenomen. Hij haalde de goede dienften op, Welke hij reeds aan Frankrijk gedaan hadt, en, vervolgens, zou bewijzen; dpch^ 't geen meer dan alle deeze woog , was het Goud uit de Nieuwe Wereld , 'c geen hij met eene. ruime hand uitdeelde. Niet onkundig van de eifehen en oogmerken der andere Mededingeren, ftelde hij zich voor, deezen elkander onderling tëlaaien verdelgen, en aan het Bondgenootfchap geene andere hulpe toetefchikken , dan genoeg was, om 't zelve op de been IF. Deel. O gg Mauwt».  210 GESCHIEDENIS Maurits. De FeréénigdeNederlandenftaan Hendrik den IV. bij. te houden, de twee Partijen, de eene door deande, re, te verzwakken , en in eenen (laat te brengen, dat zij verpligt zouden zijn, de Voorwaarden, doorhem voorgefchreeven, te tekenen. Hendrik de IV. zag , in dithachlijk tijdsgewricht , zich genoodzaakt, de toevlugt te neemen tot Engeland en de Feréénigde Nederlanden. In den jaare MDLXXXVII, hadt hij de Staaten reeds verzogt, om eene vrije Haven, en deRegtipraak aldaar over de bekomene Prijzen ; ook , dat de Franfche Schepen, toen hier ten Lande , vrijlijk zouden mogen vertrekken, 't Laatlte werd toegeftaan, maar 't eerde geweigerd (*> Niettemin onderhielde hij vriendfehap met de Staaten, en vaardigde , het volgende jaar, den Heer ouFAvaf, om met hun een Verbond te Holten. De Hollanders hoorden deezen voorflag met verrukking , en toonden zich terftond gereed , en de Algemeene Staaten ftemden 'erin, mits,de Koningin van Engeland daar in gekend Vierde. Vervolgens ftonden zij dien Vorst toe, bij hun Gefchut en anderen Krijgsvoorraad te koopen (f). De zugt voor hem vermeerderde, toen zij, naa den dood van Hendrik den III, ontdekten, dat zijn belang aan 't hunne verbonden was, en die Koning niet min, dan zij , Spanje en Rome tot Vijanden hadden. Op 't einftig aanftaan van Prins Maurits, die de voordeden befpeurde , welken (*) Refol. Holl. 1587- bl» 69- (t) Zie aldaar, 1588. bl. 149. *59' *fa 33L,  dek NEDERLANDEN, iit ken het Gemeenebest uit eene Verbintenis met dien Vorst zou trekken , indien hij den Throon , hem van ragtswege toekomenden, beklom , leenden zij Hendrik den IV. denigdm'zend Kroonen, en hij volhardde met zich uit deeze Landen van Krijgs en Mondbehoeften te voorzien (_"). Ttn zelfden tijde fchikten de Staaten aanmerkelijke GeldP>mmen toe aan de Inwoonderen vart Gerieve, door den Het. tog van Savoije belegerd (f) ; doch het oog hunner aandagt was voornaamlijk op Frankrijk gevestigd. Hadt Philips zich meefter gemaakt van een Koningrijk , 't welk Spanje van de Nederlanden affcheidde, \ zou hem ligt gevallen hebben, het klein Gemeenebest , 't wtlk zich in een hoekje van Europa vormi de, te verple.ien. Gelukkig voor dit Gemeenebeste, konden de Spanjaarden het Bontgenootfchap in Frankrijk geene hulpe toefchikken, zonder zich, in de Nederlanden, te verzwakken. De Prins van Parma, alle de gevolgen deezer afwendinge voorziende , zogt Philips overtehaalen , om de Franfchen onderling te laaren woelen , en zich alleen toeteleggen op de volflaage vernieeftering der Nederlanden ; maar hij kon een Vorst, door halftarrigheid van characteren verkleefdheid aan zijn gevormd ftelzel van Staatzugt, aan zijne (?) Refol. Hol!. 1580. bl. 575. 612. 624. 627. 629. Êor , XXV. B. bl. 53. (t) Refil. Holl. js'ig. bl. 773. en 1590. bl. 163.348, 414. O a Maurus» Parma trekt na Frank• rijk. 1500.  ïls' GESCHIEDENIS Maurits. Hendrik DE IV. met vijf Oorlogfchependoor de Nederlandenbijgefhaa. Breda verrast. ne ontwerpen gehegt, niet overtuigen. Integendeel' vondt Parma, naa de overwinning in den flag bij /vri , door Hendrik behaald , zich gedrongen , tot fteun van 't Bondgenootfchap , met het grootfte gedeelte der Spaanfche Krijgsmagt na Frankrijk te trek- ken. Staande zijn afweezen, gaf hij het Hoog- bewind der Nederlanden aan Graaf Pieter Ernst van Mansfeld , en droeg het voornaam beleid des Oorlogs op aan diens Zoon Carel. Op deezen krijgstocht na Frankrijk hadt Parma het geluk, om Parijs te verlosfen, Koning Hendrik den IV. dwingende het beleg optebreeken. De Feréénigde Nederlanden bragten vijf Oorlogfchepen in zee , ten dienste van Hendrik den IV, om de Kusten van Normandye en Bretagne , door Philips den II. gedreigd, te befchermen (*). Europa zag roet een oog vol verwondering, dat de Gemeenebestgezinden , die den Koninglijken Schepte* verbrooken hadden , de Regten eens Konings onderfteunden. Dit vertoon bevredigde de zodanigen, die tegen de Omwenteling te zeer vooringenomen geweest waren. De Nederlandfche Bondgenooten hadden zorg gedraagen, om de meefte magt in hun eigen Land te houden: zij vonden zich in Baat, om aanvallender wijze te oorlogen, hun Grondgebied uittettteiden, hunne Geldmiddelen te vermeerderen , en hunne Krijgsmagt te vergrooten. Het verrasten van Breda was de eerfte ondernee» ming (*) Bür XXIII. B. bl. II. 12.  der NEDERLANDEN. >ia aring deezes jaars. Philips van Nasfau, Broeder des Stadhouders van Friesland , bedagt den Krijgslist ; de Capitein Carel van Heraugiere deedt des opening aan Prins Maurits, die deezen, benevens Lambert Charels j verkoos, om dien aanflag uittevoeren : zij Bonden beiden bekend voor onverfchrokken en bekwaam in gevaarlijke onderneemingen. Zij haalden een Schipper, AdriaanJanszooïs van Bergen, die gewoon was de Bezetting op hel Kasteel te Breda Turf te brengen , in hun belang o ver, en koozen, uit veffcheide Vaandels , zeventij Soldaaten, allen jong, en op zulk een aanfiag vlam mende. Zij werden onder in het Turffchip verbor gen, waar eene zoldering van planken gemaakt was in 't midden voorzien x en boven bedekt met Turf zodat het uitwendig vertoon geen argwaan altoo: kon wekken. Op 't einde van Sprokkelmaand, gin gen zij van Zevenbergen af, waar zij, 's nagts, vat niemand ontdekt, aan boord kwamen. Doch vrie zend weer en tegenwind vertraagden de reis , en zi leeden veel van koude en honger, op zulk een lani verblijf geen Baat gemaakt hebbende. Het Kastee naderende, bleef het Vaartuig , door 't laage water vastzittena en kreeg, overzijde hellende , water in de Soldaaten zaten tot de kniën toe in 't zelve, ei begonnen te klaagen , dat men hun op de flachtbanl bragt: het water wasfende, werd het Schip vlot, ei het lek , boven zijnde , gaf geen water meer. O] den derden van Lentemaand, kwamen zij voor he. Kasteel. Een Corporaal , gezonden om het Schi O 3 t Maurits, i i r 1 ) 1 i > t f i  Macrts 6t4 GESCHIEDENIS r • bezoeken, deedt het zo bnagtzaam , dat hij gee# onraai vernant Zulk een ètugtig onderzoek was auer^rsjnii,ksr voor de SdhUaten . die zeèr met hoesten gèl veld waren, en kicri d ar door ligt zouden vrraaden hebbm : é n lünWér, die het niet kon bin ieh hbudtSri - jt&eêktè zlne Spitsbroeders, dat ze hem zoüfèn van kant helpen , opia: hij den toeleg niet mogt dóen mislukken. I) schipper droeg ook zorg de P -nip.n te laa-en }?,aan , ten einde alle gcM Mti&t zou km.nen gehoord worden. Oadertusfchen was de Bezetting zeer om brandftuffe verlezen : men droeg met veel ijvers de Turf uit het Schip, en, hadt de Schipper geen nieuwen vondbedagt, ce zoldering ware ontdekt geworden : de Soldaaten begonnen door de reeten het daglicht reeds te zien: Hij en zijne Knegts gaven voor, vermoeid van werken te zijn , en het verder losfen tot 's anderendaags te willen uitftellen, geevendc die tenaarftige Werklieden een drinkpenning. Omtrent middennag1:, bragt Heraugiere , door den maanefchijn begunstigd , zijne Kns.gre i uit : het pompen ging den ouden gang, pm den Schildwagt het verneemen van onraad t- beletten: deeze, verrast, werd afgemaakt. De rest der Bezetting vlugtte 1 a t binnenfte gedeelte des Kafteels , waar Paulo Antonio Landsavechia, bij 't afzijn zijns Vaders, geboodt. Deeze Jongeling, meer moeds dan ondervinding hebbende, waagde een uitval, aan 5t hoofd van zesendertig man: de rneefien hunner fneuvelden, en hij selve werd gewond cn gevangen genomen. De over ge-  toER NEDERLANDEN. aiS gebleevenen waren in genoegzaamen getale, om den Befpringeren fpits te bieden; doch , door fchrik bevangen, namen zij de vlagt : en de Burgers, dreigende het Kafteel in te ftorten, werden doorhet Volk van Hekaugiere afgekeerd. Prins Maurits en de Graaf van Hohenlo , niet verre van Breda gelegerd , kreegen terftond kundfchap van het gelukken des aanflags, en rukten met een gedeelte des Legers aan : de Stad kogt de plundering af, en Maurits deedt eene flaatlijke intreede in zijn Vaderlijk Erfgoed. Allen , die deel gehad hadden in deeze Boute onderneeming , werden rijklijk beloond. Heraugiere kreeg het Bevelhouderfchap over de Stad. Oldenbarneveld , die het zijne ter bevordering van den welgelukten aanfiag hadt toegebragt, kreeg een fchoonen vergulden Kop, op welken de ganfche gefchiedenis kunstig gedreeven was. Kort hier op , vereerden de Staaten van Holland hem eenen anderen, ter waarde van zeshonderd Guldens, bij gelegenheid van de geboorte zijns Zoons Willem, over wiens Doop zij geftaan hadden, en dien zij met eene Lijfrente van tweehonderd Guldens 's jaars begiftigden (*). Maar de Hertog van Parma , verftoord wegen: de agtloosheid en lafhartigheid der Itaüaanfche Sol daaten, zijne Landgenooten, aan wier zorge hij d< verdeediging van Breda hadt aanbevolen , beval di ge (*) Reyd, VIII. B. bl. 16a. Bor , XXVII. B. bl 22-25. Refol. Holl. 1590. bl. 308. 470. 471. O 4 Maurits, i I l Vermee(leringenvan Mau- ; rits.  3.1$ GESCHIEDENIS MArRJTS. geyifcigtèn te vatten , en de ftrafwaardigften met des doo * (rraffen. Het herneemen der Stad werd den Graave van Mansveld gelast ; doch zij wzs bereid to1 eene kloekmoedige verdeediging. Maurits trok, om, hem van 't aangevangen beleg afrewenden, met eene vrij fterke bende Voetknegten en eenige Ruiiers na. de Betuwe, zich gelaatende, als of hij het oog op Nieuwmegen hadt. Mansveld, deeze Stad van meer aangelegenheids agtende dan Breda , brak her, dus lang vrugtloos, beleg op/en begaf zich derwaards , tusfchen de Maas en de Waal zijn Leger nederflaande. Maurits bleef in de Betuwe : dan, om den Vijand het overtrekken van den Waalftroom te beletten, hieldt hij de rivier met Schepen, en den oever met Krijgsvolk bezet, tot de plaats toe, waar dezelve in de Maas ftort. Tegen over Nieuwmegen wierp hij eene Schans op , met den naam van Knod* fenburg betijteld, uit deeze kon hij de Stad befchieten, en dezelve blokkeeren , tot den tijd , dat hij een geregeld beleg zou aanvangen. Dus hieldt hij de Koningfchen. den geheelen Zomer op : in Herfst cn Wijnmaand bemagtigde hij het Huis te Hemert, de Schansfen Telshout en Crevecceur , benevens hei Huis te Hedel en de Schans ter Heide : ook vielen hem Steenbergen en de Schans te Roozendaal in handen (*). Middelerwijl liep 'er een geregt, dat men in 'Duitschland Krijgsvolk wierf , om in de Nederlanden (') Bor, XXVII. bl. 3 aj.  bei. NEDERLANDEN. kif den te vallen. De Bondgenooten en de Koningfchen hadden met de daad den Rijksbodem gefchonden: de Soldaaten (tonden fchuldig aan gewelddaadigheden, gepleegd bij Menfchen, die geheel geen dcelin den twist hadden. Dan de Rijksvorlten oordeelden het raadzaam, eer zij tot middelen van geweld kwamen , Afgevaardigden te zenden aan de ootlogende Partijen, hunne bezwaaren intebrengen, en te verzoeken , dat zij de krijgsbedrijven bepaalden op hun eigen bodem. De Hertog van Parma antwoordde op een deren toon: „ Dat hij gereed was de Plaat„ zen, door hem in Duitschland bemagtigd , inte„ ruimen, onder beding, dat de Vijand hem hier in voorging. Dat hij niet kon inftaan voor de ram„ pen, welken de Landen , zo nabij het tooneel des 1 Oorlogs , troffen. Dat zij, in ftede van dezel„ ven door hunne onverduldigheid te vermeerderen, „ ze moeiten verzagten , door zich naar de nood.„ zaaklijkheid te fchikken, bedenkende, datdeOor- log was aangevangen, om de zaak van God en de „ regten der Oppervorften te verdeedigen. Alle 3, Prinfen hadden belang in deezen Krijg, en boven,, al die van 't Buitfche Rijk , waar de geest van misnoegen en oproer het Volk beheerschte. Het „ oog op de Nederlanden gedagen houdende, wag„ ten zij den uitflag af van eenen opflaud , dien zij, ,, zo een gelukkige denzei ven bekroonde, welhaast „ zouden volgen. De Rijksvorsten moesten, over3, zulks, wenfchen, dat de wederfpannelingen tot j,, hunnen pligt wederkeerden. En dit zou niet misO 5 „ fen. Mauriti. Klagten der Rijksvorftenover Parma en de Bondgenooten.  Maurits, 21S GESCHIEDENIS „ fen, wanneer hun alle gemeenfchap met de om» „ liggende Landen werd afgefneeden: alsdan kon men ze opfluiten in het jammerlijk brokje werelds, „ 't geen zij tot hunne wijkplaats verkooren hadA den (*)." De Duitfche Gevolmagtigden , met dit antwoord afgezonden, vervoegden zich tot de Staaten , en voerden bij deezen een ftouter taal: met bedreigingen eischten zij de wedergave van 's Graavenwaard en andere Sterkten op den Buitfchen bodem , als mede de vrije vaart op den Rhijn en de Eems. De Staaten , verpligt zulke magtige Vijanden na de oo> gen te zien, gaven vrij befcheidener antwoord , dan Parma hadt doen hooren. Om hunne goede gunst te winnen , traden zij in een breed verflag van de wreedheden , die de dwinglandij der Spanjaarden hun hadr doen lijden, en gaven deezen de fchuld van alle de rampen, die het Duitfche Rijk , uit hoofde van deezen Oorlog, leedt. „ Zij waren," betuigden zij, „ genooddwangd geweest, de wapens op„ tevatten , om hunne Regten , Goederen en Per„ foonen , de eer van hunne Vrouwen en Dogters ,, te verdeedigen. Zij hadden zich verzet tegen „ Menfchen , die, naa America ontvolkt, de Ne., derlanden in een bloedbad gezet, Italië en Por„ tugal'm flaavernij gebragt te hebben, nogverfchen „ prooi' zogten , om hun onverzaadlijken bloeddorst „ te voldoen. Zij wilden den Engelfchen Throon „ doen ff) Grotii Hijl. p. i464  der NEDERLANDEN. aiy 5", doen wankelen , Ierland tot opfland aanzetten, „ en de Franfchen tegen elkander m 'i harnas jaa- gen. De a.jtlo sheid in de bitaalmg der Krijgs„ benden van deeze vijanden des 'M. nschdoms hadt „ de fchriktijkfte roo^enjen veroorzaakt. HetKrijgs., volK der Staaten , in tegendee' , ftint betaald, „ hadr dezelfde reden niet, om de Landen afteloo„ pen, en de Ingezetenen uiaepiunderen: de onge„ regeldheden , door 't zelve gepleegd-, waren de ,, gevolgen van 's Krijgsmans baldaadighe'd , en zij 5, beklaagden zich over huïi onvermogen , van dees, zen niet altoos te kunnen bedwingen. Wat „ 'é Graavenwaarcl betrof, het regt d iar op was 3) betwistbaar, daarenboven hielden zij het alleen in tot verdeediging der 'Grenzen, en niet om nabuu5, rige Volken te ontrusten. De overige Sterkten, „ fchoon ze het regt Van onzijdigheid v 'loorenhad- den , door op den Vijand vermeelterd te weezen, 3, wilden zij gaarne inruimen. De Tollen op , en het Krijgsvolk aan de Rivieren, konde i niet wor„ den weggenomen: zonder het ontvangen van de 5, eerfte, waren zij buiten Raat etnen allerregtvaar„ digiten Oor'o* te voeren, en , zonder het laatfte „ daar te hotidjn , Bonden de Rivieren voor den „ Vijand open (*)•" Soortgelijk eene infchiklijkheid betoonden de Ver' èénigde Gewesten niet omtrent andere Staaten, wier haat Meteren , XVI. B. f. spa enz. Grot. Hifi. p. 146. Maurits;  *«« GESCHIEDENIS Keulen en Luik leveren kiagten in bij de biaaten. Maurits. haat en gevoeligheid zij min vreesden. De Steden, Keulen en Luik lieten, door eene bezending, bij de Siaaten klagren, van denzelfden aart als Ac Duitfche Vorftcn, inbrengen. De Bisfchoplijke Zetel deezet beide Steden werd bekleed door Ernst van Beiterf.n , regen wien de Staaten den Oud-Keurvorst Truches onderfteund hadden. Het Grondgebied van Keulen beloofden zij te zullen ontzien, mits de Stad zich , van haaren kant , volftrekt onzijdig hieldt. Stouter taal lieten zij de Luikenaars; hooren, hun verwijtende het vervolgen der onfchuK digen ter oorzaake van den Godsdienst, het wijkplaats en voorraad verzorgen aan de Spanjaarden; ten flot betuigende, dat zij op de vriendfehap det Staaten mogten hoopen , indien zij zich derzelver waardig gedroegen. Ondanks deeze beloften van wederzijden, moeften de Plaatzen omftreeks de Grenzen veel lijden: op dezelfde klagten paste men , bi] herhaaling, dezelfde antwoorden. De Staaten ruimden eenige Sterkten op den Duitfchen bodem in: en, fchoon dit niet gefchiedde, dan om dat, uit hoofde van derzelver verafgelegenheid, het bezettenmeerlasts dan voordeels aanbragt, klaagden zij bitter, dat At Spanjaar den hun woord niet hielden, om hun voorbeeld te volgen. Niets verzuimden zij , om den Spanjaard gehaat te maaken , en hem nieuwe vijanden op den halze te fchuiven (*). . 't Valt ligt te bevroe* den, (*) Meteren, XVI. B. f. 495. Grot. Mijl. p, 147.  der NEDERLANDEN. 221 den, dat de Staaten, die zulk een hoogen toon voerden, den voorllag van Keizer Rudolphus den II, tot het aangaan van een Vrede met Spanje, met verontwaardiging van de hand weezen (*). Geheele Maatfchappijen laaten zich door dezelfde driften en drijfveeren beweegen, als bijzondere Perfoonen: haare moed daalt of'klimt, naar gelangevan hunne magt en die der Staaten , met welken zij te doen hebben. De Bondgenooten hadden dus langde handen vol werks gehad, om hunne eigene beperkte Grei zen, waar binnen de Vijand hun opgeflooten hieldt, te befchermen en verweerender wijze te oorlogen. Door den voorfpoed des jongftenkrijgstochts bemoedigd, werden zij tenraade den Krijg aanvallender wijze doortezetten, en hadt de Koningin van Engeland den jongen Maurits aangefpoord tot een inval in Vlaanderen (f). Eenige hunner Bezettingen waren wel aan 't muiten geflaagen , doch men hadt deeze beweegenisfen fpoedig en gelukkig geftild (§), terwijl ze in de Spaanfche Nederlanden zwaardergevolgen naa zich fleepten : van alle kanten ontftondt 'er, uit gebrek aan betaaling, muiterij , en een geheele Oord van Braband werd dermaate afgeloopen tn uitgeplunderd, a\s of 'er de Vijand verwoeftingen hadt (*) Refol. Heil. I59°- bl. 507.5K.514.515. (f) Reyd , VIII. B. bl. 160. Act. Publ. Angl. Tom. VII. P. 1. p. 49. (§) Bor, XXV. B. bl, 51. XXYI. B. bl. 57. XXVII. B. bl. 14. 21. Maurits. Rudol- pi,us de II. zoekt te vergaefscheene bevrediging te bewer. ken. Voordeelige ftaat der FeréénigdeGewes- 4 tèn. 1591.  2 ZT. GESCHIEDENIS Maurits. tutphen vermeefterd dooi Maurits, hadt aangereït (*). Met bet afloopeu des voorleden' jaars, bi raam'en de Siaaten nog dricdm^en i Knegten en nriebo d rd Paarden aantewervcn, bove^het getal . thans in die, st t^f) In de kos'rn , hier toe V«rteisdft, wed vrij gereed bewilligd.. t.n men Mondt Koning Mbndhik den IV. een onderftand toe van houder duizend Guldens ; terwijl het eigen Leger, va\' alles rijfcüjk voorzien , in dit gunflig tijdsijewrichi.e „ in Haat geraakte, om, methetnaderend voorjaar . iet van gewikt te beftaan. De Spanjaarden hadden op verfcheide plaatzen aan den Tsfel bezetting , van waar zij in de Peluw Itroopten, en bet Sticht met brandfehattingen plaagden, 't Eelluir vie], om deeze Steden en Sterkten met meer gewéld , dan voorheen , aautetasten. De Ridder Francois Veere, die thans het bevel over het Engelfche Krijgsvolk voerde, kreeg last, oiri eene Srerkte 'egen over Zutphen ii teneemen. Een geregelde aanval kon langduurig en bloedig weezen; hij neemt z'ine loevlugt tot een krijgslist. Eenigen zijner Soldaaten , in Boeren- en Boerinnen- ai waad vermomd , vervoegden zich , als voor den Vijand vlugtende, met eenige Goederen, bij de Schans, etl wer'en ingelaaten; terllord maakten zijde Wagtaf, en zich meeller van de St rkte, door behulp van eenig Volk, daaromtient in hinderlaage liggende. Den voh (") Bor, xxviilb. bl.15. 29. Ct) r» vn, vnr. b. bi. 161. (§) Bor, xxviii. B. bl. 14.  der NEDERLANDEN. 125 volgenden dag, vertoonde zich Maurits voor Zut. phen. De Bezetting beftondt uit zeshonderd man, flegt voorzien van mondbehoeften : nogthans durfde dezelve een uitval waagen. Maurits eischte de Stad op, naa dat hij ze driemaal uit al het gefchut hadt doen befchieten, en dreigde het uiterBe, als zij het aangeboden verdrag niet aannam. Zij daadigde, en verwierf de behoudenis haarer Voorregten. In het Buk van den :Godsdienst zou zij met de andere Steden in de Feréénigde Gewesten gelijk ftaan (*). Maurits , Zutphen aan zich onderworpen hebbende, trok na Deventer , verdeedigd door Herman van den Berg , zijnen Neef, en eene talrijke Bezetting. Veere , die de Engelfchen aanvoerde, wilde de fchande, zijnen Landsgenooten aankleevende, wegens het verkoopen deezer Stad, uitwisfchen, en betoonde wondeten van dapperheid. Met te meet ijvers werden de krijgsverrigtingen doorgezet, om Parma, die, zo het gerugt liep, in aantocht was, om de Stad te ontzetten, te voorkomen. Van den Berg, wien een Spanjaard, ten onregte , hadt nagegeeven, dat hij zich met Prins Maurits verftondt. weerde zich dapper, ten blijke, dat getrouwheid aan zijne Partij bij hem meer goldt dan bloedverwantfchap. Acht dagen lang werd Deventer befchooten, en 't beleg fcheen langduurig te zullen weezen; doch Maurits beval, ftorm te loopen. Men liet Vaartuigen (*) Bor, XXYIII. B. bl. 25.25. MauritsJ Deventer door hem gewonnen.  2£chatteri des Konings. Zijne Gunstelingen befchonk hij zorijklijk,dat, inéénemaand, de buitengewoone uitgaven honderdduizend Dukaaten beliepen. Ondertusfchen kan niet gelochendworden, dat hij intfteekende begaafdheden bezat tot het Staatsbefluur: hij wist met Menfchen omtegaan, en harten te winnen: deeze kunst kwam hem meer dan geweld van wapenen te ftade , om een gedeelte der Nederlanden te onderwerpen. Maar, dewijl het onkundig Gemeen meer getroffen wordt door de verdelgende bekwaamheden eens Legerhoofds , dan door zijne zagtere en vreedzaame hoédanigheden , heeft men Farneze meest altoos bewonderd als een Oorlogsheld, en hem op de lijst der uitmuntendfte Veldheeren opgetekend. Eenigen willen , dat hij alle de Ne- (*) Bor, XXIX.B. bl. 44-45. Reyd , lX.B.bl. 190. Bentivoglio, II. D. P- 4°P-  der NEDERLANDEN. k& Nederlanden niet alleen , maar misfchien Engeland en Frankrijk zelf, zou te ondergebragt hebben, hadt het Hof van Spanje niet geweigerd in zijne maatregelen te treeden. Farneze voerde den Oorlog met meer beleids dan drifts ; en, zonder de hachlijke kansfen te waagen, die iemand den naam van Held en Vermeefteraar geeven , ftreefde hij ter bereiking van zijn doel , met dat beleid en die omzigtigheid , welken den gelukkigen uitflag verzekeren , zonder blootgefteld te zijn aan mislukking. Bovenal Baan zijne hertochten uit Frankrijk bekend als meeflerflukken van Krijgskunde. —_ Aan deeze hoedanigheden zijn wij, door de onpartijdigheid der Gefchiedkunde, verpligt, den lof van Parma te bepaalen. Hem kunnen , fchrijft de Groot , niet verweeten worden dan eenige dier Ondeugden , welken in zijne Eeuw , en aan 't Hof, waar hij opgevoed was, in zwang gingen : dit is zeer zagt geoordeeld. Wij fchroomen niet te zeggen , dat hij de ziel was van alle de zamenzweeringen tegen het leeven des Hertogs van Anjou en des Prinfen van Oranje ; de Grondvester van 't Gemeenebest der Nederlanden fneuvelde door den fchoot eens Moordenaars, wiens geestdrift Farneze gewekt hadt. De wraak , welke hij van Moreo nam , was allerverfchriklijkst. Deeze Spanjaard hadt de ongeregeldheden, door hem in 't beduur der Nederlanden opgemerkt , aan een Brief vertrouwd: de Hollanders onderfchepten denzeiven , en Maurits Belde dit Gefchrift Farneze in handen , die Moreo te gast noodigde, en door ver- AlAURft*.'  Maurits. HS GESCHIEDENIS vergif liet van kant helpen. Andere voorbeelden zouden kunnen toonen, dat lood , ftaal en vergif bij hem a even als bij zijnen Meefter , voor wettige middelen gerekend werden, om wraak te koelen (*). Het beftuur der Spaanfche Nederlanden werd, bij Voorraad , opgedraagen aan den Graave van Mans>feld , een oud Veldheer, eerwaardig om zijne jaaren, zijne gedaane diensten en ervaarenisfe , doch wien 't aan vuur en wakkerheid ontbrak. De magt des bewinds was weezenlijk in handen van twee Spanjaarden t Don Pedro Heniuques d'Azevedo , Graaf van Fuentes, en Don Estevan d'IbarrA (f> De eerfte was een geftreng Man , in de beginzelen des Hertogs van Alva opgewiegd. Hij regtte een Krijgsraad op, die, onder voorwendzel van de gebreeken des jongften Landbeftuurs te herfcellen , alle zaaken aan zich trok. 't Is waar , de Baat der Geldmiddelen was deerlijk verward. Men verklaarde openlijk j dat de Bondgenooten met tweehonderdduizend Guldens ter maand meer uitvoeiden, dan de Koningfchen met negenhonderdduizend (§); niet in opmerking neemende, datditonderfcheid grootendeels ontftondtuit denverfchillenden aart der Regeeringvorm. In Gemee- ne- derhandelingen , in zijne tegenwoordigheid gehouden, de Proteflantfche Leeraars zich geheten, op de rederjen , door de Catholijken ingebragt, niet voldoende te kunnen antwoorden, opdat de Koning met Q 3 , voeg. Maurit£ Hendrik de IV. gaat tot de Roomfche Kerk over.  |!IAÜR1T5. 24S' GESCHIEDENIS voeglijkbeid eene Belijdenis kon omhelzen, bijwelke hij zo veel belangs hadt. In Bloeimaand deezes jaars MDXCHI, deedt hij openbaare Belijdetiisie van 't Roomsch-Catholijk Geloove. — Schoon de Spanjaarden geen voorvvendzel meer hadden, om de Misnoegden in Frankrijk te onderfteunen , zette Staat, zugt hun aan , om den Oorlog nog Veele jaaren te doen vold'juren. —l 't Valt ligt te bevroeden, welk eene fmert deeze verandering der Godsdicnstbeüjdenisfe des Franfchen Konings in de Nederlanden moest veroorzaaken. Maar , dewijl zij aan hem mei banden van Staatsbelang verbonden waren, droegen de Staaten zorg, dat de Predikanten , wier onvoorz;g'ige ijver het zaad van ongunstige gevoelens, ten opzigte van Hendrik , zoude hebben kunnen zaaijen, des geen gewag maakten. Zij hadden deezen Vorst noodig, die hun beloofde , de Spanjaarden in de Nederlanden te zullen aanvallen. Hunne verbintenisfen met hem waren te gewigtiger, dewijl de ontwerpen der Koninginne van Engeland hun , van tijd tot tijd , yerdagter voorkwamen. EjLïzabeth wraakte ten uiterlten hunne gehegtheid aan Frankrijk. Zij vreesde , dat de Nederlanders, As. Spanjaarden dringende, om derzelver oniifhangHjkhèid te erkennen, haars niet meer zouden behoeven, en weigeren, haar eenig ontzag te toonen (*). In de daad hunne zaaken namen eenen zo voordee- ligen (*) Mem. de Sully. Grotii ////?.p. 184. Bor,XXX. «.n XXXL B,  pffi NEDERLANDEN. «4/ ligenkeer, dat zij, ééne lijn trekkende met eenen krijgshaftigen Vorst, den Beheerfcher van een zo magtig Koningrijk, als Frankrijk, alle hoop konden fcheppen, om den Spanjaard de wet ce Bellen. Maurits hadt den Veldtocht deezes jaars geöpend met het gewigtig beleg van Geertruidenberg. Deeze Stad, in eenen moerasfigen grond en aan 't water gelegen, was door de natuur en kunst dermaate verfterkt, dat ze onvetwinbaar fcheen. De Spanjaarden hadden ze, door verraad, in handengekreegen. Eene Bezetting van duizend man , wakkere Krijgslieden, verdeedigde dezelve : en deeze was genoeg, om de poogingen van het talrijkfle Leger te verijdelen. Doch Maurits hadt de zijnen geleerd , geene onderneeming als te groot en boven hunne kragt aan te zien. Hij beftondt ook nieuwe en Boute zaaken. Z^jn geheel gedrag in dit beleg wordt voor een meeflerBuk der Krijgskunde gehouden. Hij was de eerBe der Legerhoofden van dien tijd, die, op't voorbeeld der Romeinen , de Soldaaten het werk van Delvers liet verrigten. Deezen hunnen arbeid hadt hij noodig tot de groote Werken, welke hij maakte, en om , door buitengewoone vlijt, den Vijand te 'voorkomen. De omtrek zijner Legerplaatze begreep verfcheide Dorpen, en flrekte zich bijkans drie mijlen uit. De Dijken , welken hij liet doorfieeken, zetten het Land , waar door de Vijand hem moest naderen, onder: zijne omwallingen waren omringd met breede Gragten, door middel van Watermolens gevuld, en van Sluizen voorzien, om het water opp-4 te Maurits, Maurit* belegert en vermeeftertGeertruiden'lergy  i < Maurits. c i 1 i 1 ( 1 I 24S G E § C ti I K Q E N I s tehouden, en, des noods, aftetappen. Eenebotstweering dekte den buitenkant , en de Plaatzen , die te kag waren , om 'er befchanslingen te maaken, werden met Stormpaalen bezet. Meer dan honderd Veldftukken lagen op de LegervvalienopdenaakbaarBe plaatzen. De Krijgsmagt was in twee Legerwijken verdeeld, de eene ten oosten, en de andere ten Westen der Stad: deeze, eene mijl van elkander gelegen, en door eene Rivier gefcheiden, hadden gemeenfchap door welbefchermde Dijken , Rijswerken en Bruggen. Beide de Legerplaatzen waren tegen de uitvallen der Bezettinge gedekt door de Verfchansfingen , in diervoege aangelegd, dat ze naar de Wallen van eene Stad geleeken , en voor die van Geertruidenberg niet behoefden te wijken. Zo goed eene krijgst'igt werd 'er gehouden onder de Belegeraars , dat de Boeren, binnen de Verfchansfingen, hun werk leeden, als in vollen Vrede. Leeftocht was 'er 111 ivervloed en goedkoop, terwij! de Spanjaarden, iie, volgens hun flelzel, alles met geweld wegna- nen-, dikwijls gebrek hadden aan het noodige, -. 3m den Vijand alle gelegenheid tot het naderen der nad aftefnijden, hadt men dezelve, van den water;ant, ingeflooten door.eene kring Schepen , halvenaanswijze gefchikt. Geertruidenberg vondt zich dus 'an alle kanten ingeflooten. . De Bezetting deedt vercheide dappere uitvallen, en verdeedigde zich moelig , daar in volhardende , fchoon de Graaf van Mansveld, tot ontzet aangerukt, was afgeweezen. I^aujuts , de verwerking van vier Franfihe Vaandels be*  der NEDERLANDEN. 249 betomen hebbende, zette zijne nadernisfen tot aan de Stad voort, die middelerwijl heftig werd befchooten. Een onverfchrokken Soldrat, overdepuinhoo. pen heen, op een Bolwerk geklommen, ontdekte, dat een gedeelte der Wagt middagmaalde, terwijl het andere in diepen flaap lag, Hij gaf zijnen Medekrijgi-knegren een teken : zij vallen aan , en vermeeBeren het Buitenwerk. De Bezetting, niet in Baat, om langer wedéritand te bieden , gaf de Stad , den vieicntwintiglten van Zomermaand, op. . Fre- drik Hendrik , Broeder van Maurits , kreeg het Bevelhebberfchap van Geertruidenberg : de Staaten van Holland hadden hem reeds een Regiment van twintig Vaandelen Knegten vereerd , opdat zijne Vrouw-Moeder daar uit een gedeelte van de kosten, tot zij^e opvoeding noodig, zou kunnen vinden (*). De Graaf van Mansveld wendde zich , om het verlies van Geertruidenberg te vergoeden , met zijne Krijgsmagt na de.Schans Creveceeur , uit welke de Bondgenooten het omliggende Land en de Stad 's Hertogenbosch zeet benauwden. Dan , hoe groot was zijne verbaasdheid, als hij Maurits tusfehen zijne Werken en de Schans gelegerd zag ! 's Printen Krijgsmagt evenaarde de zijne niet in aantal; doch hij hadt eenen zo voordeeügen (tand gekoozen , en Zijn gefchut fpeelde met zulk een geweld op de Koningfchen, dat zij genoodzaakt waren, n^et fchande , van (*) Bor, XXX. B. bl. 8. 17'21. Grotii p. 147. J>etit , II. p. 576. Q 5 MAuirijj Maurits doet den aanflag van Mansveld op Creveceeur mis; ukken.  20 GESCHIEDENIS Maurits. Krijgsbedrijven in Friesland. (*) Grotii Hifi. p. 173. (•) Reyd , X. B. bl. 198 enz. van die onderneeming aftezien. In deezervoege behaalde Maurits , in den ouderdom van zevenentwintig jaaren, een krijgsroem opeen Veldheer, door ondervinding geleeraard , en in krijgstochten grijs geworden (*). Naa het inneemen van Koever den en Steenwijk, en 't bezetten der Friefche Steden en Sterkten , was Groningen alle gemeenfchap ontnomen , uitgezonderd , dat de Bourtange , eene inoerasllge Heide, den weg na Duitschland openliet. Veeleer zou deeze Stad voor de Friezen hebben moeten bukken, indien 'er geen tweefpalt geheerschr. hadt tusfchen Graaf Willem van Nasfau en eenïgen der voornaamfte Leden van dat Gewest. Zij befchuldigden den Stadhouder, dat hij meerijvers betoonde voor de Algemeene Verbintenisfe , dan voor Frieslands belangen in 't bijzonder. Deeze verdeeldheden konden zeer flegte gevolgen hebben in een eerst opkomend Staatsbeftuur, waar in zo veele personen, in de Regeering deelende, hunne bijzondere inzigten den dekmantel van ijver voor 't algemeene welweezen kunnen omhangen. De Stadhouder oordeelde , zijn gedrag in eene Vergadering der Staaten te moeten regtvaardigen. Hij Haagde; en het hoofd zijnerPartije, Roorda , werd geflooten buiten den Raad, waar in hij zestien jaaren gezeten hadt (+). De Graaf van Nassau zogt de ongunstige gevoelens , tegen hem  der NEDERLANDEN. 451 Bern opgevat, te weeren, door de Grenzen tegen vijandlijken inval te dekken, en de Sterkte, metnaasne Koever den, waar men groot gebrek aan alles hadt, voorraad te bezorgen. Door het opregten van eene Sterkte op de Bourtagne , fneedt hij ook dat eenig open der Stad Groningen af, en dagt, dat die Stad , dus van alle kanten ingeflooten, zich voor hem zou verklaard hebben: 't welk hem uit zijne gisfing liep (*). Hij kon ook niet beletten , dat de Koningfchen Ootmarfum en verfcheide andere Schansfen in hunne magt kreegen. En zouden zij hunne vermeetteringen veel verder hebben voortgezet, indien deongunBigheid van het jaarfaifoen, en 'tgebrek, doormangel van betaaling, geen ziekten en misnoegen onder de Soldaaten verwekt hadden. De Schatkist der Spanjaarden was uitgeput. De Indifche Vloot , die dezelve moest aanvullen, door ftorm verftrodid , en door ziekte der Scheeplingen opgehouden , bleef uit. Dus zagen de Soldaaten , daar zij geene betaaling konden krijgen, zich gedrongen den dienst te verhaten: zij verliepen bij hoopen, ja bij geheele Vaandels teffens. Veelen waren , op hunne wederkomst uit Frankrijk , aan 't muiten geQagen. De ftraf, welke de Graaf van Mansveld een Soldaat, aan diefftal fchuldig, wilde aandoen, was het teken des opftands. Zij hadden nieuwe Bevelhebbers benoemd, en, volgens hunne oude gewoonte, een Opperhoofd,onder den tijtel van Keurling, gekooreu , wiens bevelen ter Q) B-kyd , X. B. bl, 209. Maurits» Muiterij der Spaanfche Soldaaten.  Maurits. s5i GESCHIEDENIS terftond volvoerd werden. 'Er zijn geenbuitenfpooi righeden , waar aan de Leden van zulk een Ktijgs* mans Gemeenebest, in 'c welk orde en ondergefchikt« heid van binnen heerscht, zich niet fchuldig maaken bij den geenen, die buiten zijn. Zij beroofden Mansveld van zijne pakkadie en zilverwerk , vermeefterdenü. Pol in Artois, en bragten het omgelegen land onder brandfchatting. Mansveld oordeelde, de Spanjaarden, die hem niet waren afgevallen , te moeten beloonen : maar de Italiaanen en Waaien, zich niet genoeg beloond agtende voor het getrouw aankleeven aan hunnen Veldheer, volgden bej voorbeeld der Spanjaarden, veröverden Pont op de Sambre in Henegouwen , en leefden een geruimen tijd van de brandfchattingen, welken zij in dat Gewest en in Luikerland ophaalden. Zij namen Si~ chem in, en flroopten tot voor de Poorten van Antwerpen. Groot was de ontfieltenisfe XeBrusfel. Het Hof zondt Krijgsvolk tegen de Muitelingen , dat ze tot 's Hertogenbosch te rug dreef, 't Gemeenebest zou ze in dienst hebben kunnen neemen: zij hadden de befcherming des Konings van Frankrijk verzogt, en deeze hun den Staaten aangepreezen. Maurits oordeelde het genoeg , met hun een heimlijk heilandte fluiten. Zij hadden kleederen, leevensmiddeleri en krijgsvoorraad noodig: 't werd hun verzorgd. Hij oordeelde , op zulk flag van Soldaaten niet te kunnen vertrouwen , en het raadzaamer, het vuur der muiterije aanteblaazen , om den Vijand te ver-, zwakken. De Bezetting te Rijnberk was mede doo$ dea  Der NEDERLANDEN. s?s den geest des opftands bevangen : zij verkoos een Raad van drie Perfooncn uit elk Vaandel , die de Bisfchoplijke Regten en Toilen ontving, en uit dezelven leeningen deedt onder de Soldaaten. Zij begingen dezelfde buitenfpoorigheden onder deeze Krijgsregeering van weinigen , als de andere onder de voltlrekte oppermagt des KeurTtngs (*)• De Koning van Spanje, begeerig, om de Gewesten, nog op zijne zijde gebleeven, te behouden, en haakende , om de overigen weder te krijgen , hadt Ernst, Aardshertog van Oofienrijk , de Landvoog dij der Nederlanden opgedraagen. Teroorzaake van zijn Vaderland moest hij min verdagt zijn , en, uit hoofde zijner geboorte, behaagen aan Volken , naijverig op het regt, om niet geregeerd te worden dan door hun Oppervorst, of door Prinfen uit diens bloede. Met overmaat van vreugde werd de Aardshertog te Brusfel ontvangen. Hij fcheen zagtiiartig en minzaam. De ongelukkigen'-ftreelen zich natuurlijk met de hoope van een beter lot; de minfte flikkering van verligting in ramp is voor hun een toppunt van geluk. Veel beloofde men zich van het Landbeftuur des Aardshertogs ; doch deeze laatfte troost bleek even ijdel als zo veele voorgaanden. Welhaast ontdekten zij, dat de zagtaartigheid des nieuwen Landvoogds gebrek aan moed , en 't gevolg van eene zwakke zielsgefteltenisfe, was. Eene blinde onderwerping aan de inzigten des Spaanfchen Hofs hadt hem (*; Boa, XXX. B. bl. 2p. 31. MAURITSi Ernst, Aardshertog van Oofienrijk , Landvoogdder Nederlanden. 1594.  Maurits. De Veriér.igdeGewestci {laan een aaogebo dene 13£ vredigin af. £54 GESCHIEDENIS hem dierbaar gemaakt bij den agterdogtigen Philips , wien de uitfteekende bekwaamheden der voorige Landvoogden geduurig wantrouwen baarde. De Bondgenooten in Frankrijk hadden zich door den Spaanfchen Koning laaten beleezen , om Ernst de Kroon optezetten , beloovende, de Infante Iza- bella hem ten huwelijk te geeven Het gerugt luidde, dat hij met drieduizend man uitDuitschland zou komen. Maar, wanneer men bemerkte, dat de Veréénigde Gewesten magts genoeg hadden , om 'er Volk te werven , of om, die hij geworven hadt, wederfland te bieden, verdween-al de opgevatte hoop. Zijne welbekende onbekwaamheid in Krijgs- en Staat* zaaken , zijne vadzigheid en vrouwenlust veroorzaakten, dat hij een voorwerp wierd van veragting, en het doel der fpotternije: men Breek ze leelijk door in finaal- en fehimpi'chriften, waar in men zijne lichaams zwakheid niet ontzag te hekelen (*). Een Landvoogd, binnen 's Lands zo weinig ontzien, kon buiten 's Lands niet gevreesd zijn. De ! onmogelijkheid ontdekkende , om de Bondgenooten ! door geweld te onder te brengen, volgde hij het voer" fpoor der voorgaande Landvoogden , om hun door 1 bevrediging te winnen. Dan het jongst geluk hadt hun te veel vertrouwen en moeds gegeeven , dat hij het durfde waagen, openlijk eene bemiddeling voorteflaan. Hij koos tot de onderhandeling twee listige en doortrapte Mannen, Otto Hartius en Jkroni- mu8 (•) Grotii////?. p. 182.184. Reyd, XI. B.bl.222.  der NEDERLANDEN. 235 Mus Romans , die , onder vrijgeleide, na 's Graavenhaage trokken : zij gaven voor, te komen , om eene verzoening te bewerken tusfchen den Prins van Chimai en diens Egtgenoote, na de Feréénigde Nederlanden gevlugt , om zich der omftandigheden haars Mans te onttrekken. Dan een Brief, dien zij, uit naam des Aardsheitogs , den Staaten overleverden , ontdekte , welhaast, het weezenlijk oogmerk hunner bezendinge. In deezen badt hij de Staaten, het oog te flaan op de deerlijke gevolgen van eenen langduurigen en onnatuurlijken Oorlog; op de voordeelen eener gelukkige en beBendige Bevrediginge; hun vermaan en de, niet te vertrouwen op den onzekeren Oorlogskans, die hun nu welvoordeeligwas, doch fchielijk kon keeren: als mede, dat zij nimmer eene gunftiger gelegenheid zouden vinden, om de voordeeligBe voorwaarden te bedingen. De Staaten kreegen, in 't hoofd deezes Briefs, de flreelende naamen van Welgebooren , Edelen , Ernst festen, Eerzaamen, Lieven, Bijzonderen (*). Vreemd is het, dat Philips , naa zo veele vrugtlooze onderhandelingen, zich nog durfde vleien met de hoop , om de Bondgenooten overtehaalen ; dan noch veel vreemder zou het geweest zijn , indien zij het oor geleend hadden aan deeze voorflagen. Zij werden met fmaad van de hand geweezen. De Staaten beantwoordden ze op een ftraffen toon, het Hof van (») Boa , XXX. B. bl. 42. Refel. Hall. 1594. bL itï* Maurits.  Maurits. Ontdekkingenvan verfcheideaanflagen, door de Spanjaar den, op'tleeven ven voornaame Perfooncngefmecd. tSS GESCHIEDENIS van Madrid fchrijvende. Zij fchilderden , met da haatlijkfte trekken , alle de bezwaaren , welken zij hadden tegen een Vijand , wiens trouwloosheid de onlusten, door zijne dwinglandij veroorzaakt, hadt doen volduuren. Zij gaven te kennen, hoede Voorzienigheid hun magtige Bondgenooten bezorgd hadt, buiten wier toeftemming zij in geene onderhandeling konden treeden : terwijl zij ook liever aamtlie Voorzienigheid, dan een' trouwloozen Vijand ,haarezaak wilden aanbeveelen. Geen, vertrouwen was 'er te Bellen op een Vijand, bijgeloovig gehegt aan eene Golsdienstbelijdenisfe, die ten grondregel Belt, den Ketteren geen woord te houden. Zij lieten zich breed uit, met de fchamperfle uitdrukkingen , over de ontdekking.van verfcheide fchriklijke zamenzweeringen, door deeze vermeende Liefhebbers des Vredes aangegaan (*). Verfche preuven deezer boosheid hadtmen inhanden. Michiel Renichon , Priefler in 't Land van Namen , was te Breda, in Soldaaten - kleeding vermomd , gegreepen , op vermoeden van een toeleg, Om die Stad verraadelijk in 's Vijands handen te leveren , en na 's Graavenhaage gebragt y hier zogt deeze ongelukkige, in de gevangenis, meteen'Brop een einde aan zijn leeven te maaken. Een zo geweldig beBaan deedt de verdenking toeneemen : en, ftrenglijk ondervraagd, beleedt hij, door den Graave van Barlaimont , met kennisfe van den Aardshertog, omgekogt te zijn , om Prins Maurits van kant te helpen: 'er bijvoegende , dat anderen , één van wel-  der, NEDERLANDEN. 35? welken hij noemde , den zelfden toeleg hadden op den jongen Prins Hendrik Fredrik , OldenbarNeveld , Aldegondk l en nog eenige aanzienlijke Perfouuen , ijverige Voorftanders van 't Gemeenebest. Barlaimont lochénde Renichons befchuldiging, hij boodt zelfs aan , te komen, en den Betienter te befchaamen, als hij vrijgeleide en een egoede verzekering kon krijgen. Men Bondt zijnen eiscli toe, onder voorwaarde', dat hij , van het misdrijf overtuigd, dé flraffe zou ondergaan. Onder deeze voorwaarde weigerde Barlaimont te verfchijnen. — De waarfchïjnlijkheid van deezen aanflag kreeg meerder Berkte, dewijl men, ten zelfden tijde , te Bergen op Zoom een Soldaat in hegtenis kreeg , Pierre du FouR geheeien, die beleedt , door la Motte , Assenville en den Aartshertog aangezet te zijn, em Prins Maurits te Vermoorden. Rooerico- Lopez, Arts van Elizabeth, werd, ten dien dage, ook overtuigd, van den Spanjaard geld ontvangen te hebben, ten einde hij de Koningin door vergif zou van kant helpen; Alle deeze otngckogte Schelmen leeden de verdiende Branvn. De ontdekking van alle deeze aanflagen , die gefmeed fcheenen , om , öp dén tijd , de gedugtlte Vijanden der Spanjaarden het leeven te beneetrien , diende zeer, om het wantrouwen tegen hun te kweeken, en ded algemeenen affchrik te vermeerderen (*j)« Maar (•) Bor, XXXI. B. bl. 28. i±Au Grot. Hifi, p. 193, $F. Deel R \ Maurits.  s5§ GESCHIEDENIS IvIauriTïS, Vermeefierin^ender Bondgenooten, 'cEeieg en de bemagtijjing van Groningen. Maar niets ftrekte kragtdaadiger, om de Bondgenooten aantezetten tot het verwerpen van alle voorBagen eener verzoeninge met Spanje , dan de voordeelige geBeltenis hunner zaaken, en het veragteren van die des Vijands. 't Is waar, Maurits mislukten twee aanflagen , met welken hij de krijgsverrig' tingen deezes jaars aanving, te weeten, op 'sHertogenbosch en Maasn icht (*)• Doch, met zijne Krijgsmagt Noordwaards trekkende , ontmoette hij beter geluk. Verdugo werd gedwongen het beleg van Koeverden optebreeken , en de Spanjaarden ruimden het Land rondsomme. Groningen bevondt zich nu als in 't Grondgebied der Feréénigde Nederlanden beflooren,. en was de eenige Stad , in Baat om den voortgang van de overwinnende wapenen der Bondgenooten te Buiten , of ten minflen te vertraagen. Daarenboven vondt men in Friesland niet weinigen 5 die het te onderbrengen dier Stad begeerden. Zij vreesden, dat dezelve , deel krijgende in de Voorregten der Verééniginge , door haare ligging, al den Handel aan zich zou trekken. Maar het belang des Bondgenootfchaps vermogt meer dan dat van één enkel Gewest, en het beleg werd, den tweeëntwintigflen van Bloeimaand , aangevangen , onder het beleid van Prins Maurits en Graaf Willem van Nasfau. Zij verdeelden her Bevel- (*) Bor, XXXI. B. bl. 5. Grot» Hifi. p. 185-187, Van Hüurn Hifi. van 'j Hirtegenbosch, II. D. bl. 20p^  der NEDERLANDEN. a$0 Velhebberfchap , zonder haat , zonder naijver , en fcheenen enkel gedreeven door de zugt om te zegepraaien, en de begeerte, om de fchande, door hunrj£~V©orzaaten, hier gekreegen , uittewisfen. Groningen was wel verfterkt, naar de wijze derVestingbouwkunde van die dagen , en vol dappere Ingezetenen, Berk gezet op de Stads Voorregten , in welker behoudenis zij hunne Vrijheid fielden : deeze dagten zij te verkorten met de verdëediging aan Vreemden toe te vertrouwen. De aannadering des gevaars hadt hun nog niet overgehaald tot het befluit , om de maiifchap van Verdugo , in de Voorlieden gelegerd , binnen te laaten. Te verregaande voorzorge hieromtrent verhaaste de overgave der Stad , die in haare muuren geen klein getal Proteftantfche en ook Roomsch-Catholijke Burgers telde, den Bondgenooten geneegen. Zo ras het fchieten een heftigen aanvang nam , en veel ichade deedt , fpraken deezen van overgave. Maar BurgemeeBer Jarges, een ijverig Roomschgezinde , onderfleund door de Jefuiten en het Grauw, 't welk hij op zijne zijde hadt, voorkwam zulks, en men zwoer, op nieuw, den Koning van Spanje trouwe, en zich tot het uiterfte te zullen verdeedigen. Het Krijgsvolk uit de Voorflad kwam binnen. De Ingezetenen, die , even als de Nieuwwegers, de hulp van vreemde manfchap geweigerd hadden, fchreeven, gelijk zij, na 't Hof'teBrusfel, klaagende Brieven , waar in zij zich als verlaatenen vertoonden. Ondertusfchen verdeedigden zij zich dapper, en hunne moedige uitvallen kostten het lee* R a ven  Maurits i aöo GESCHIEDENIS ven veeier Beleegeraaren. In deu aanvang fchooten zij onophoudelijk , zonder veel nadeels toetebrengen aan de Beeds vorderende Werken van Maurits, die, van zijn kant , heftig met fchieten voortvoer, en gloeiende kogels in de Stad wierp. In 't einde deedt hij een Ravelijn, de gtootite Sterkte, ondermijnen, fprïngen, en vatte daar post. De Soldaat, op buit vlammende, betoonde grootebereidvaardigheid, om, Bormenderhand , Groningen inteneemen. De Burgers , den jongden nood voor oogen ziende * haastten zich ter overgave , en de daadiging werdt getroffen op de volgende voorwaarden. De Stad zou 't Verbond der Verééniginge aanneemen, en den Algemeenen Staaten getrouw zijn , haare Voorregten behouden, en zich, nevens de Ommelanden , in 't flemmen ter Algemeene Staatsvergadering , en zaaken, daar aan paaiende , fchikken naar de orde, daar op, bij de Algemeene Staaten, met goede kennisfe, te beraamen , eene Bezetting van vijf of zes Vaandelen Voetknegten inneemen ; Graaf Willem Lodewijk voor Stadhouder erkennen ; Vrijheid van Godsdienst genieten, doch de Hervormde zou alleen binnen de Stad openlijk gehandhaafd worden. Voor deeze reis, zou Prins Maurits en Graaf Willem, bij raade van den Raad van Staate, de Wethouderfchap benoemen. Den vierëntwintigden van Hooimaand, deedt Prins Maurits zijne intrede in Groningen. Deeze Stad, met de Ommelanden, zich bij de zes Feréénigde Gewesten voegende , werd het Zevental , 't geen dit t Ge-  oür. NEDERLANDEN. i6i Gemeenebest uitmaakt, genoemd. Zints dit Tijdperk heeft het geene aanmerkelijke toevoeging gekreegen, en de kring zijns Regtsgebieds werd bijkans bepaald op die uitgeftrektheid, welke het zedert behouden heeft. De vermeefteringen van Grol , 01denzeel, 's Hettogenbosch , Maaflricht , Graave, TVagtendonk, Sluis, en eenige andere Plaatzen van minder aangelegenheid ïn Vlaanderen en Braband, zijn de eenigen, daar naa gemaakt, zondereenig ander verlies, dan dat van Ooftende. Laaten wij zien, welk eene gefteltenisfe het Gemeenebest van binnen aannam, terwijl het in deezervoege de vermeelteringen voortzette, en die uitgeftrektheid kreeg (*). Magt boezemt vertrouwen in. De Bondgenooten, zich in Baat bevindende , om zich door eigen vermogen te verdeedigen, werden ook bedagt een vasten voet van Regeeringe voor zichzelven te beraamen. De Gemeenebest- regeering , gunstiger voor de Vrijheid dan voor de veiligheid zijnde, moestmen een plan bedenken, gefchikt om het gevaar der verdeeldheden binnen 's Lands te voorkomen , en het Volk bij den Buitenlander ontzaglijk te maaken ; met één woord , . een plan , 't welk Onderdaanen , Opperhoofden en Vreemdelingen betrof. En , dewijl de gedaante der Regeeringe, toen onder de Leden des Bondgenootfchaps vastgefteld , bijkans dezelfde is, als het Gemeenebest behouden heeft onder de Stad- hou- (*) Bor XXXI. B. bl. 24 - 27. Meteren , XVII. B. f. 337- Reyd , XI. B. p. 237 enz. Grot. Hijl.p. iUt R 3 Maurm"*- Groningen en de Ommelandenaan de zes feréénigdeGewesten als een zevende toegevoegd. Schets der Regeeringevan dei FeréénigdeNederlanden»  %éz GESCHIEDENIS Voordee len van een Bona genootJchaplijkGemeem hoorders, en die waarfchijnlijk voor altoos zal be„ waaren: dewijl die uitfteekende Waardigheid een gedeelte der Staatsgelteltenisfe geworden is, zal het gexvigt deezes onderwerps eene opzettelijke nafpeuring eifchen, Te noodiger zal het zijn , ons hier toe in te laaten, naardemaal deRegeeringsgefteltenisdeezer Landen zo dikwijls kwalijk begreepen en verkeerd voorgefteld is; en men , zonder eene rechte kennisfe daar van, de voornaamlte roerzeis der Gebeurtcnisfen, ,en de waare bronnen der inwendige verdeeldheden, welke wij, vervolgens, zullen moeten te boek ftellen, niet kan ontdekken. Een goed Staatsbeftuur kan niet beftaan, dan in kleine Maatfchappijen , dewijl deeze de eenigften ' zijn, waar men Wetten kan geeven , gefchikt naar het character der Ingezetenen , en de lugtsgeftelte' nisfe, onder welke zij woonen, endezelve kan doen waarneemen: daar kan eene gelijkheid onder de Burgeren plaats hebben , die de ziel der Vrijheid is j daar Deugd de rustftoorende ongeregeldheden weeren, en daar de Vaderlandsliefde de bijzondere belangen voor de algemeene doen wijken. Doch dergelijke Maatfchappijen kunnen nooit het hoofd bieden aan groote Volken , altoos bezield met de zugt, om vermeeftetingen te maaken. Zij hebben , derhalven, haare magt zoeken te vermeerderen door zich met elkander te verbinden. Dus hebben zij, de uitwendige kragt van een groot Volk veréénigende met de Staatkunde en geregeldheid van een kleinen Staat, het beste ftelzel van Staatkunde gevormd, 't welk 1 de  ber NEDERLANDEN. £63 ïnenschlijke reden kan verzinnen. Zodanig een plan van Regeeringe is den Ouden niet onbekend geweest. De Grieken, de Hetrurien, de Latijnen , de Gaaien , de Acheers, de löniers, en de Lyciers verfehaffen ons gedenkwaardige voorbeelden van dergelijke inftellingen. De Wijsgeeren , de volmaaktfte Regeetingsvorm zoekende, hebben ze niet kunnen vinden, dan in Bondgenootfchaplijke Gemeenebesten (*). Een Bondgenootfchap , als een Staatkundig lichaam aangemerkt, moet, behalven het inwendig vermogen, om wederfland te bieden , beginzels van werkzaamheid hebben, om iets uittevoeren. 't Is, overzulks, noodig , dat de Leden van zulk een Lichaam zich ontdoen van een gedeelte hunner magt, om die, welke hun overblijft, te behouden. Demaate deezes afftands wordt geregeld door de noodzaaklijkheid, om zich, min of meer, nauw aan één te binden ; en deeze noodzaaklijkheid is geëvenredigd naar de maate van de magt der Veréénigde Staaten , ten opzigte van die, welker vermogen zij te vreezen hebben. Dus was de band der verbintenisfe, die de Gemeenebesten van Griekenland en de Steden van Gaule verbondt, fierker of zwakker, naar gelange zij vreemde Staaten , meer of min , te vreezen hadden. Uit deeze zelfde oorzaak ont- fiaat ook het onderfcheid, 't geen wij ontdekken in de ("O Zie Montesquieu Efprit des Loix, Liv. IX. Ch. 1. 23. Rousseau Paix perpetuelle & ContraCt Social, Liv. 111. Ch. 15. Hume Idéé d'une Republique parfdite. R4 Maurit;. Onder, fcheid tusfchen Bondgenootfcbaplij*ke Gemeenebesten.  1 I ] ( ( ] 1 1 t \ i E P V bi 204 G E S G H I E D E N, I 3 de Bondgenootschappen van hedendaagfche Volken.? De Zwitzerfche Cantons , befchermd door de gelukkige ligging der Landen en de dapperheid der Ingezetenen, maaken veeleer eene Verbintenis dan eene Bijédnvoeging uit. En het Zwitzersch Bondgenoot' jchap , gelijk aan de oude Verbintenisü-n , is niet meer dan een zwak en onvolkomen beeld van dat der Feréénigde Nederlanden. Veelmin nog kan de getïeltenis der Feréénigde Nederlanden vergeleeken worden met die van 't Lichaam des Duitfchen Rijks. Dit Lichaam is min een Bondgenootfchaplijk Gemeet nebestf dan een Leenroerig Stelzel , waar , alle de belangen op zichzelven Baande en verfchillende , de Leden, op de Rijksdagen, zich verdénigen, niet zo ïeerten algemeenen voordeele, dan weltfaanshalve * >f liever, om eene foort van wettiging te geeven aan jet regt der BerkBen. Eene inrigting, blijkbaar zeer (verhellende tot volftrekte Opperheerfchappije , en Ie verdéniging der Leden in édn of twee Lichaamen. iene gefreltenisfe, met een te weezenlijk gebrek belebt, om te kunnen beftaan. De Oppervorftendomien, uit den aart oorlogzugtig , en geheld op het itbreiden des Grondgebieds , dreigen fteeds de kleine rorftend.ommen , te zwak , om wederftand te bieen, en de kleine Gemeenebesten , tot vrede en rust eneigd, intezwelgen. Ind 'ten de Bondgenootfcharpen op een voorbedant lan waren ingerigt, zouden zij, buiten twijfel, veel 3lmaakter weezen. Maar, dewijl zij ontftonden in ichlijke omfcandigheden, wanneer ïijen weinig tijds. heeft.  der. NEDERLANDEN. 265 {leeft, om alle gevallen te vaorzien, en deMenfchen zich meer door gezag dan door reden laaten beftuuren, hebbende zodanigen, die de Bondgenootschappen maakten, zich verpligt gevonden , den voet te volgen der vastgeftelde Regeeringen. Zij wisten, dat de grondüag te vaster was, indien dezelve het ontzagwekkend voorkomen der eerwaarde Oudheid hadt. Volgens dit beginzel hebben de Opftellevsder Unie van Utrecht zich gedraagen. De vrugtlooze poogingen van "t Huis van Oojrenrijk hadden hun overtuigd van de onmogelijkheid, om in één Lichaam te veréénigen Gewesten, die van elkander onafhanglijk en ieder naijverig waren , om zijne Wetten, Vrijdommen, bijzondere Gewoonten en afgezonderde Vergaderingen te houden. De Ooftenrlkfche Vorften geloofden, dat het gemaklijkst nrddel , om alle die Staaten tot één Lichaam temaaken, beftondt in ze dikmaals op één en denzelfden tijd en plaats te doen vergaderen, en raadpleegen over zaaken,waar in de Gewesten een algemeen belang fcheenen te hebben. Dwingelanden zijn agterdogtig. Philips oe II. begon zich welhaast te verbeelden , dat dergelijke Vergaderingen gevaarlijk konden worden voor zijn Graaflijk Oppergezag. Uaar dus het middel ergerfcheen dan de kwaal, werden de Algemeeue Vergaderingen niet beroepen , dan in dringende gevallen. Men was gewoon, op dezelven voorftellen te doen , betreklijk tot het algemeen belang ; en t.ffens aan de Afgevaardigden van elk Gewest een bijzonder voorftel, hun tijd geevende , om \ zelve , t'huis gekoR 5 men, Mauwt*» Oorfprongvan de magt der Algemee' ne Staaten.  Maurits. c6<5 GESCHIEDENIS men, te overweegen. Geen Wet verpligtte de Afgezondenen der bijzondere Landfehappen, omgeza, menlijk te raadpleegen over de voordellen : dit was een uitwerkzel der noodzaaklijkheid , wanneer alle de Gewesten , om de Spaanfche Dwinglandij aftezweeren, zich verpligt vonden , met elkander de middelen te beraamen , om zich te verdeedigen tegen den algemeenen Vijand. De Verbintenisfen maakten de Algemeene Vergaderingen van zo veel gewigts en zo noodzaaklijk, dat men Don Jan van Oostenrijk en den Aardshertog Matthias afvergden , zo dikwijls en zo lang als het hun goed dagt, te mogen vergaderen (*). De Gendfche Bevrediging en de Unie van Utrecht de (tollen bepaalende, die de voorwerpen hunner overweeginge moeften weezen , kreeg de Algemeene Vergadering meer vastheids en gezags. Zij hieldt zich niet langer bezig, gelijk voorheen , om de algemeene en bijzondere voorftellen , hun door den Landsheer of Stadhouder ter overweeginge gegeeven, te beraadflaagen ; maar de Algemeene Staaten bepaalden zelve de (hikken , die ter naastvolgende Vergadering zouden overwogen worden (f). De{7nie van Utrecht, in den jaare MDLXXIX.gevormd, en, in den jaare MDLXXXV, als ten grondregel des Bondgenootfchaps aangenomen , bepaalde de regten en pligten der Algemeene Vergaderinge. Hier, derhalve 9 (*) P. Paulus Verkl. der Unie, III. D. bl. 23 enz. (f) Zie aldaar, bl. 31.  oer NEDERLANDEN. t£7 halve, moeten wij de gronden zoeken van het Nederlandsch Regt en van alle debetrekkingen diens Staatkundigen Lichaams. Deeze Vereniging, welke geen ander oogmerk fcheen te hebben, dan de behoudenis der Wetten , Vrijdommen en Voorregten der Feréénigde Landfehappen , verzekerde elk der Bondgenooten van de •Onafhanglijkheid en Oppermagt, zo ras zij allen befloten hadden , den Oppervorst niet langer te erkennen. Ieder Gewest behteldt dus zijne Onafhanglijkheid : en , wat de gedeeitens der Oppermogenheid betreft, waaromtrent iederzicli ontzette van het regt;, om alleen te handelen, deeze heeft geen Gewest afgedaan; doch ze alleen gemeen gemaakt. Zich verfteekende van het regt, om voo zichzelven Oorlog te verklaaren , Vrede te maaken Verbintenisfen te fluiten , heeft ieder , wijslijk, eeni weigerende ftem behouden, ten opzigte van die bij zonderheden, en van alle gewigtige zaaken, tot he Bondgenootfchap betrekkelijk. Van zelve, en zonder eenige moeite, vormde zie dit Stelzel der Regeeringe , daar het plan ontworpe; lag , in de vroegere gefteltenisfe. Elk Landfcha hadt bijzondere Staaten ; bij het opvatten der wapi nen tegen den Koning van Spanje , vonden deez Staaten zich natuurlijk met de Oppermogenheid bi kleed: en de Ingezetenen waren reeds gewoon aan d nieuwe Staatsbeftuur, wanneer de ftaatlijke Afzwe ring van Philips hun ontdekte , dat zij van Meeft veranderd waren. Verblind door de vreugde, v: eenen haatlijken Vorst afgezwooren te hebben , z ■ " 9 Maurits. t f j Gevolgen der 1 Afzwea5 ringe van Philips. e it iï n a- ;n  fiÏAURITS. 268 GESCHIEDENIS gen zij niet, dat zij, om verlost te worden van eene bepaalde beheerfching , welker dwinglandij niet altoos kon duuren , zich eene menigte van Heeren gegeeven hadden, bekleed met een veel uitgeftrekter gezag. Want het gezag, 't geen deeze nieuwe Opperhoofden zints lang voerden, veréénigde zich met dat van den ouden Landheer en dat der Burgeren van eenige Steden, die toen, op veele plaatzen, hetaandeel des beltuurs, 't welk zij behouden hadden, of begonnen wedertekrijgen , verlooren. De Staaten der Landfehappen, of liever de Wethouderfchappen der Sieden , zouden de Oppermogenheid ten vollen en in alle opzigten bezeten hebben, indien het Bondgenootfchap hunne magt,in veele weezenlijkeopzigten , niet bepaald hadt, en ware de Regeering der voornaamllen niet gemaatigd geworden door de magt der Stadhouderen , en langen tijd vermomd gebleeven onder de verwagting van een nieuw Oppervorst. Ondertu.-fchen veranderde een gedeelte van 't geen nog van de Volksregeering was overgebleeven,in eene Regeering der Voornaamften : en misfehien was het de fmert, van zo veel niet gewonnen te hebben , als men van de Omwenteling verhoopte , één der hoofdredenen, welken het meerendeel des Volks aanzetten , om zo lang de heerschzugt van Koningin Elizabeth te begunstigen. Het vervolg der Gefchiedenisfe zal ons toonen, dat deeze naijver nooit verdoofd is, dat men hetjuk van de Regetring der Voornaamften altocs met ongeduld gedraagen heeft; als mede , dat men aan die geest-  der NEDERLANDEN. 20*9 geestneiging des Volks misleiden de laatere Omwentelingen, welke 't zelve opgewekt hebben , om eén Uitfteekend Hoofd het Gemeenebest toetevoegen, moet toefchrijven. Eene zuivere Kegeer'mgder Voornaamften kan zich niet vestigen, of'er moet een onöverklimbaar affchutzel weezen tusfciien het Volk en de Leden der Regeeringe. Een Volk , 't geen, zonder van het Staatsbeftuur uitgeflooten te zijn , 'er, ondertusfehen, geen deel aan heeft, denkt veel meer aan de belediging , welke het elk oogenblik gevoelt, dan aan de Voorregten, d;e 't zelve grond geeven , om dingen te hoopen , welken 't bijkans nooit een daadlijk beftaan doet krijgen. Elk Volk, 't welk geen zeggen altoos in de Regeering heeft, wenscht om eene Éénhoofdige. Ik wil niet zeggen, dat men aan de Burgeren der Steden dat gezag, moest geeven, waar van zij een zo (legt gebruik maakten in de onrustige tijden hunner Broederfchappen en Gilden. Ik geloof, dat, indien ze, van den aanvang des Gemeenebests af, even als in Friesland, Gelderland en Overijsfel , van ter zijde deel in 't Landsbeftuur verkreegen of behouden hadden, 't zij door 't regt van ftemmen in het bepaalen der Onderftandgelden , 't zij in 't kiezen van eenige Overheidsperfoonen , veele onlusten , zo onder de Stadhouderlijke als Stadhouderlooze Regeering,zouden voorgekomen weezen. De Staaten der bijzondere Landfehappen Bonden : nooit af van de verkreegene Regten. Zo groot was 1 hunne naijver op de tedere Bukken der Oppermogen- \ heid.1 Madrits» Bepaa.1 in g der UgenieeleStaaen,  Maurits. 270 GESCHIEDENIS heid, dat zij, langen tijd, aan hunne Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge geenen , dan bijzonderen , last gaven , bepaald tot de Hukken, opgegeven , om overwoogen te worden. Nooit werd hun een ruimer, en min eene onbepaalde,volmagt opgedrangen, hoe veel moeite men daar toe ook aanwendde (*). 't Was niet, dan met den tijd, dat deeze Afgevaardigden over toevaliig opkomende zaaken raadpleegden , zo wel als over de befchreevenepunten; doch zij werden nimmer gelast , gewigtige Hukken aftedoen, zonder de meening der Staaten van hun Gewest, hunne Meefers en Zenders (f). De Afgevaardigden zijn , derhalve , niets meer dan de mond der Algemeene Staaten. Een naam , welke eigenlijk toekomt aan het Lichaam der Edelen en de Stemmende Steden van de Zeven Feréénigde Gewesten, elk in 't bijzonder raadpleegende over een en het zelfde onderwerp met en door hunne Afgevaardigden , die met elkander handelen , de betrekkingen tot buitenlandfche Mogenheden onderhouden , en , aan die buiten zijn , voorkomen als één enkele Staat, die dezelfde belangen heeft , en éénftemmig handelt Dit Bondgenootfchap is, derhalve, onder- fcheiden van eene volflaagene Verééniging , die 'er één Lichaam van zou maaken, als ook van eene enkele Verbintenis , gevormd tot het voorftaan van kortduurende en toevallig opkomende belangen. Ver- beeld (*) P. Paulus Ferkl.der Unie , IIÏ. D. bl. 50.31.32. (t) Zie aldaar, bl. 89.00.  der. NEDERLANDEN. a?i beeld u zeven Oppermogenheden, van elkander onafhanglijk, doch zamen verbonden met eennauwen, altoosduurenden en heiligen band , tot haate onderlinge vetdeediging , verpügt, om , elk in 't bijzonder, niets te doen, betrekkelijk tot die verdeediging, en met elkander handelende, door middel hunner Afgezanten en Gevolmagtigden. Dan zal aan deeze Mogenheden, 't zij elk in 't bijzonder, 'tzij aan alle te gader, geen regt van Oppermogenheid óver het Grondgebied van eene andere toekomen , veelmin aan hunne Afgevaardigden , wier gezag bepaald is door den last hunner Overheden. ■ Naa, indee- zervoege, het Lichaam der Algemeene Staaten onderfcheiden te hebben van hunne Gewoonlijk Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge, noodzaaklijk, om het Lichaam des Bondgenootfchaps te vetbeelden, zullen wij nu zien, wat elk derzelven toekomt. ■ Om verwarring en duifterheid te vermijden , ten aanziene van een zo zamengetteld onderwerp , en het rechte gezigtpunt te treffen, waar uit dat Bondgenootfchap der Feréénigde Nederlanden moet befchouwd worden, zullen wij altoos de Zeven Gewesten aanmerken als een Staatkundig Lichaam , ondei de benaaming van Algemeene Staaten. ; Welke zijn de Stukken , waar van één Gewest niet kan handelen zonder de anderen , en welker onderzoek dermaate tot de Algemeene Staaten behoort , dat geen Gewest zich ontflaagen kan agten , om in onderhandeling te treeden met de Bondgenooten , of zich Maurits. Stukken i die tot de Algemeene Staaten alleen behooren.  *?* GESCHIEDENIS Maurits, ! i zich te onderwerpen aan den uitftag dier onderaan, delinge, naar de meerderheid of eenpaarigheid der Hemmen , volgens den regel, daar op beraamd? 't Zou luttel afdoen , hier op te antwoorden , dat het alle zaaken zijn, die eene weezeniijke betrekking hebben tot de Unie van Utrecht, of voortvloeijen uit den aart dea Bondgenootfchaps , en (trekken tot de zekerheid en verdeediging der Feréénigde Gewesten , tot het handhaaven hunner Voorregten tegen allen binnen- en buitenlandfcLen overlast. Wij moeten bijzonderder en bepaalder (preeken (*). Foor eerst. Alle zaaken, tot Vrede eii Oorlog betrekkelijk, behooren weezenlijk en eigenlijk tot het Lichaam des Boiidgenoodfchaps. De vermeerdering en vermindering der Land- en Zeemagt. De befchikking daar over en over de Krijgsverrigtingen tot een zeker punt , het aanftellen vau Officieren , de mon(tering en de Krijgstugt, het verkent-n van Pardon wegens misdaaden , door Krijgslieden begaan , althans in gevallen, tot de Krijgstugt betrekkelijk, het regr, om Patenten te verieenen, om de Bezettingen :e plaatzen en te verleggen in Steden en Steikten: cortom, het bewind over Krijgszaaken behoort in 't ilgemeen tot het Bondgenootfchap; doch wordt den stadhouder , als Capttein - Generaal , opgedraaW (t> Ten (*) P. Paui.us Ferkl. der Unie, III. D. bl. 33. (f) Zie aldaar, bl. 34-38. t:\Encyclep. AvuEtatsGé' téiaux.  fcfia NEDERLANDEN. 273 Ten tweeden. Het Lichaam des Bondgenootfchaps heeft het regt, om algemeene Belastingen in alleGewesten opteleggen. Doch , daar men geene andere algemeene Belasting heeft kunnen beraamen, dan dè Verlof- en Geleigelden , behoort de invoering , vermeerdering en affchaffing aan de Vergadering der Algemeene Staaten; doch de behandeling deezer Middelen Bondt, in den beginne, niet aan de Algemeene Staaten , maar aan de bijzondere Admiraliteit* Cellegien; dan de Bondgenooten hebben,naderhand, der Algemeene Staaisvergaderingé ,' het Opperöpzigt over alle de Admiraliteit* Collegien opgedraagen, eri kwam toen ook, voor eenigen tijd , het beleid deezer Geldmiddelen in handen der Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge. Terwijl ook ieder Gewest verpligt is , aan het Bondgenootfchap een aandeel, geëvenredigd aan zijn vermogen , van de Belastingen optebrengen, behoort de behandeling1 deezer algemeene Middelen tot de Vergadering der Algemeene Staaten. 't Is ook uit dien hoofde , en op deezen grond, da"t de gezaamenlijke Bondgenooten het beleid daar van aan den Raad van Staate hebben opgedraagen. Het fchijnt men begreep , dat het beter Was, de beftelling over de algemeene beurs aaritebeveelen aan een Collègie, waar in zij, die 't nieefte opbragten , ook de meefte flemmen hadden (*). Ten derden. Alles , wat betrekking heeft tot het rnaa- (*) P. Paulus Ferkl. der Unie, til, D. bl. 39.40. IFDeel. S Maurits,;  Maurits, £74 G E S C H l E D E N I S maaken van Vrede , en het verklaaren van Oorlog, behoort tot het Lichaam des Bondgenootfchaps. De Algemeene Staaten hebben alleen het Regt, om Verbonden en Tractaaten met vreemde Mogenheden aantegaan , die tiittevoeren , Gezanten en andete openbaare Staatsdienaars aanteltellen en te ontvangen (*). Hun behoort het Muntweezen, voor zo verre de Landfehappen eenpaarig moeten handelen in den loop des Gelds, volgens de daar op gemaakte Schikkingen. Van hier, dat de Algemeene Staaten den algemeenen Munfmeefter verkiezen en beëedigen (f). Ten vierden. Hebben de Algemeene Staaten het regt, om de gefchillen: welken ontflaan , te beflisfen: ten minften in zo verre de verfchillende Partijen zich daar aan willen onderwerpen (§). In gevalle'er eenige donkerheid of twijfelagtigheid in de Unie gevonden wordt, waar uiteenig gefchil mogtontdaan, moet de uitleg daar van bij eenpaarigheid gefchieden door de Vergadering der gezamenlijke Bondgenooten : aan deeze Baat desgelijks het veranderen of vermeerderen der Unie. Ten vijfden. De Vermeederingen , gemaakt door een Bondgenootfchaplijk Gemeenebest, behooren eigenaartig aan alle de Leden van 't zelve. In gevolge (*) P. Paulus Verkl. der Unie, III. D. bl. 4r. (t) Zie aldaar, bl. 42. (§) Zie aldaar, 11. D. bl. 278-230. III. O. bl. 4?. en van der. Kemp Aanm. over dc Verkl.der Unie, bl. 86- 88.  der NEDERLANDEN. ajf ge hier van worden de Algemeene Staaten, Heeren en gezaamlijke Eigenaaren van alle Plaatzen en Landen, door hunne wapenen gewonnen , en welken zij in hunne Gemeenicbap niet willen toelaaten. En 't is alleen in dezelven, dat zij alle de Regten der Oppermogenheid oefenen. Wij zullen zien , dat deeze gemeene en onverdeelbaare eigendom een nieuwe band voor de Bondgenooten geworden is , de bewaaring daar van was hun een algemeen belang : en de beheerfching van dien eigendom verfterkte de onderlinge verftandhouding en het denkbeeld der Verbintenisfe tosfchen de Leden, welker betrekking, in veele opzigten , kragt ontbrak. Het meer of min uitgeBrekt gezag der Maatfchappijen , vervolgens opgerigt, om het beftuur der zaaken des Koophandels en der Regeeringe in de overheerda Landen , in beide de Indien , te regelen, was niet dan voor een tijd , en vloeide altoos voort uit de Algemeene Staaten , aan welken zij verpligt zijn Rekening en Verantwoording te doen (*). Ten zesden. Het komt den Algemeenen Staaten toe, alle Lichaamen en Collcgien aanteBellen , die zaaken behandelen, tot dé Generaliteit betrekkelijk. Dus hebben de Bondgenooten het regt van debeflegting der zwaarigheden, door de Generaliteits Rekenkamer gevonden wordende in de Declaratien van de Provinciën, en in de Rekeningen van de Ontvangers Generaals der Collegien ter Admiraliteit, aan de Verga- (") P. Paulus Verkl. der Unie, III. D. bl. 43 - 47. S 3 Maurits.  Maurits. i £70 GESCHIEDENIS gadering van Hun HoogMogenden opgedraagen.—« Het geeven, vermeerderen, verminderen, veranderen of uitleggen der Berigtfchriften dier Generaliteit» Collegien, als mede de aanftelling tot veele gewigtige Ampten en Bedieningen behoort daar (*). —. De Vergadering der Algemeene Staaten geeft Plakaaten en Ordonnantiën uit over de Feréénigde Gewes* ten, en de zo genaamde Steden en Landen van di Generaliteit, omtrent alle zaaken , die tot hunne Vergadering behooren, als mede ten opzigte van de zodanigen, waar op de gezaameulijkeGewesten, ten gemeenen nutte , goedvinden te voorzien , fchoon zij anders geene gevolgen zijn van de Unie: als, bij voorbeeld, het beletten van den invoer der Goederen uit Landen, waar de Pest heerscht (f). Plakaaten en Ordonnantiën uittegeeven , die de Gewesten, niettegenftaande elks bijzondere Oppermogenheid, verbinden, is een Voorregt, zeer na grenzende aan t Oppergezag: want, wanneer men zich ftrikthoudt tan het woord Bondgenootfchap , moeten de Beveen, uit dat Bondgenootfchap voortkomende , of Be met algemeene toeltemming opgeBeld zijn , afzonderlijk , door de Bondgenooten , binnen elks Grondgebied , op eigen naam, worden aangekondigd. Dan deeze Plakaaten en Ordonnantiën ,fc'ioon nen ze zendt aan de Staaten van elk Gewest , roet ver- (*) P. P.iulus Verkl. der Unie, III. D. bl. 57. 58, 41. (t) Zie aldaar, bl. 62-64.  der NEDERLANDEN. 277 Verzoek, om door hun afgekondigd en aangeplakt te w rc ti, eifchen de gehoorzaamheid op naam en van JVegen de Algemeene Staaten (*), Onder de veelvuldige zaaken, door ons voorgefteld, vorderen allen , die eene weezenlijke betrekking hebben tot het ftelzel der Verééniginge , als, het verklaaren van Oorlog •, het maaken van Vrede en Beltand; het inftellen van gemeene Middelen over alle de Nederlanden ; het regelen van den loop des Gelds; het uitleggen van het donkere en twijfelagtige in , en het vermeerderen of veranderen van de Unie , eenpaarigheid van Bemmen aller Feréénigde Gewesten; terwijl anderen, die alleen gevolgen zijn dier Unie, bij de Meerderheid worden afgedaan Ct), In alle onderfcheide deelen des Bondsgenootfchaplijken Beftuurs , die , volgens den aart des Bondgenoodfchaps zelve , of volgens eene uitdruklijke of Bilzwijgende overgifte van alle de Bondgenooten,tot de Vergadering der Algemeene Staaten behooren, is dezelve op de eigende wijze Oppermagtig, als de staaten van elk Gewest in het hunne het Oppergezag bezitten. Maar met betrekking tot anderen , is de Vergadering der Algemeene Staaten zo min Souverain in de bijzondere Provinciën, als ten opzigte van eenigen anderen vrijen Staat in Europa : dewijl alles, wat niet uitdrulilijk of ftilzwijgeiid aan 't gemeene (♦") P. Paulus Ferkl. der Unie , III. D. bl. 63-64, Encyclop. Art. Etats Généraux , p. 333. (f) ?. Paulus, III. D. bl. 64-67, S 3 Maurits- Stukken, waar in d« Eénftemmigheid,en waar in de Meerderheidnoodig is. Waar in de AlgemeeneStaaten Souverain zijn;  MAURITS. Zij zijn gc\ n Sou» vera'ir; in de bijzondere Provinciën. Ï7S GESCHIEDENIS ne Bondgenootfchap is opgedraagen , geagt met worden aan ieder Gewest verbleeven te zijn (*). 't Is beweezen, dat de Algemeene Staaten, in den aanvang der Omwentelinge , nooit gedae;t hebben, en nooit hebben kunnen denken , dat de Oppermogenheid der Feréénigde Landfehappen in hun huisvestte (f). Men moet bekennen, dac, in tijden van gevaar en onlusten , de onderfcheide Landfehappen, meer bekommerd over het algemeen dan hun bijzonder belang ; min gefield op elks bijzondere onafhanglijkheid , dan volijverig ten algemeenen beste, meer magts aan het middelpunt der Vereemg'rage afftonden. Maar dit middelpunt der Verééniginge was, ftaande de Regeering van Willem den I, in twee der voornaamfte Landfehappen, met het Hoogiie Gezag bekleed , en in de anderen van eenen zeer grooten invioed , niet Oppermagtig. Iirj kon., met al zijn gezag en verhand, geene volkomene eeitftemmigheid onder de Staaten bewerken : en niet nalaaten deeze merkwaardige betuiging te doen, dat de Afgevaardigden ter Vergaderinge meer dienden, om de Provinciën , als Procureurs en Advokaaten hunner Lastgeeveren en Meefteren, te vcrontfchuldigen, dan om het gemeene welzijn te bevorderen (§). Is het waarfchijnüjk , dat een Lichaam, 't welk niet altoos vergaderd was, en welks Leden alleen met bijzondere!! (*) F. Paulüs Verkl. der Unie, III. D. bl. Coa (f) Zie hier boven, dit Deel, bl. 63. (§) Refel. der Atgem. Staaten 24. Nov. 1571*  der NEDERLANDEN. 279 ren en bepaalden last voorzien waren, zich kon verbeelden, de Oppermagt van alle de Feréénigde Gewesten in zich te befiuiten (*) ? Onnoodig is het, hier te herhaalen , dat de Algemeene Staaten hun regt en gezag, grootendeels, oefenen door middel hunner Afgevaardigden. Wij zullen , vervolgens, overwegen, welke Voorregten die Afgevaardigden, als Dienaars der onderfcheidene Leden van een Bondgenootfchap'ijk Gemeenebest, bezitten. Dan , 't geen den meeften luifter en glans aan dit Lichaam bijzet, is de behendigheid , welke hunne Vergadering kreeg in dit Tijdperk. De menigte der zaaken, waar over de Bondgenooten moeiten raadpleegen , maakte het onmogelijk, dat de Leden van de Vergadering der Algemeene Staaten langer op punten van befchrijving konden bijéénkomen , of voor een geruimen tijd fcheiden. Hier bij kwam, dat, in gevalle de Vergadering bijéén bleef, verfcheide zaaken konden worden afgedaan , die anders moeften komen aan den Raad van Staate, of aan 't Superintendent Collegie ter Admiraliteit: welk laatfte ook met de daad verviel , zo ras de Vergadering der Algemeene Staaten , in den jaare MDXCIII, eene Aanblijvende Fergaderhg geworden was. Niet weinig deedt hiertoe, datmen, ten dien tijde, het zoet van zelf te regeeren begon te fmaaken, en, uitdien hoofde, bovenal , het wijdluftig vermogen van den Raad van btaate , aan welks (*) Zie dit Tafereel, III. D. bl.621- 624. S 4 Mauwt*. Bijzonderheden,de gewooneAfgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering betreffende. Oorzaaken, dat de Vergaderingder AlgemeeneStaaten flandhoudende gewordenis.  Maurits. Paaien van dè r.iagtder Algemeene Sfnatsvergaje- a8o GESCHIEDENIS ke de Algemeene Regeering was opgedraagen, doch waar in , zints het jaar MDLXXXVI, Engelfche Raaien zaten, met fcheele oogen begon aantezien. De zugt , om zelf de hand , meer en meer, in 's Lands befhuir te hebben, was de voornaamfte drijfveer , om de Algemeene Staaten te doen bijéénblijyen. En , fchoou men toeq zulks door geene uitdrukkelijke Wet bepaalde , heeft egter , zints dien tijd, deeze Vergadering, onafgebrooken, Band gehouden (*). Deeze nieuwe Schikking maaktedeOnderhandehngen met Buitenlandfche Mogeuheden veel gemaklijker, zette het Bondgenootfchap meerluifter^ bij, gaf meer kragts en werkzaamheids aan Staatsen Krijgsverrigtingen , en verfcbafie nieuwe middelen , om de onheilen van inlandfche onlusten te voorkomen. Volgens de weezenlijke beginzelen der Bonclgenootfchaplijke Gemeenebesten, en de natuurlijke gevolgen der Unie, welke tengrondfleun verftrektevan de zamenvoeging derNederlandfche Gewesten, zijn de Gewoonlijke Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering niet anders aantemerken dan als Zendelingen en Dienaars van hunne Lastgeeversen Meeflers. 't Is waar , deeze Afgevaardigden hebben, somtijds , de gewoone regels overtreeden, en gewigtjge BeOuiten genomen, zonder den raad hunner bijzondere Gewesten: dan zulk eene handelmge is eene (*) P. Paulus Ferkl, der Unie, III. D. bl. 27,25.76, IV. D. bl. 27^  bsr. NEDERLANDEN. a8i ne daadlijke afwijking van de Grondwetten (*). Ook hebben, in laatere tijden, verfcheide Gewesten bijV (*) Als i in den Vrede met Cromwel , in den jaare MüLIV , in het Verbond met Carel den II, Koning van Engeland, in 't jaar MDLXVIII, eu het Belluic tot den Overtogt van Prins Willem den III. in Engeland, ia het jaar MDLXXXVIII. Doch, indien zij allen niet een* paarig geweest waren, en zich verzekerd gehouden hadden, van de goedkeuring hunner Lastgeeyeren, zij zouden deezen buitenftap nooit gedaan hebben: en, bij een ongelukkigen keer der zaaken, zou het te buiten gaan van hunnen Jast halzen hebben kunnen kosten. Tegemv. flaat der Nederl. I. D. bl. 258. Temple Obf. Chap. II. p. 138. Deeze Ridder heeft vergeeten te melden, dac de Afgevaardigden niet tekenden, dan mee bijvoeging fub fpe rati. Hunne tekening zou dus van geen kragt geweest zijn , ware dezelve niet bekragtigd geworden door de bijzondere Gewesten. r Lqvd Chesterfield , die een langen tijd als Afgezant zijner Grootbrittannifche Majefteit hier ten Lande zich onttneldt, is bijkans de eenige onder de Vreemdelingen , die esn regt denkbeeld gehad heeft van de Algemeene Staaten. ,, Men verbeeldt zich," fchrijfc hij, ,,in „ 't algemeen» dat de Oppsrmogenheid huisvest inde Ver- gadering der Algemeene Staaten, in 's Gravenhaage „ vergaderende. Men tast mis. De Afgevaardigden, die „ dezelven uitrnaaken, zijn met een bepaalden last voor,t zien, en moeten, over alle zaaken van aangelegenheid, i, met hunne Lasrgeevers raadpleegen. 't Is waar, de Op?, pennogenbeid is bij de Algemeene Staaten: doch zijn die S 5 „ Al- Maurits.  a82 GESCHIEDENIS Maurits. bijzondere Eerigtfchriften opgefteld , om de magt hunner Afgevaardigden nauwer te beperken entebepaalen (*). De Vergadering deezer Afgevaar¬ digden moet uit tweeërlei gezigtspunten befchouwd worden. Voor eerst , met betrekking tot al het geen, 't welk door de Bondgenooten gemeen is gemaakt , en zij op last der Algemeene Staaten volvoert. Ten tweeden , met betrekking tot de bijzondere Gewesten. In het eerfte geval vertoont de Vergadering der Algemeene Staaten , de Oppermogenheid van den geheelen Staat, op dezelfde wijze , als de Afgevaardigden eens Gewesis ter Dagvaart de Oppermogenheid van datGewest verbeelden. Doch , in het andere geval, of ten opzlgte van de Staaten der bijzondere Gewesten, is dezelve zo min Oppermagtig als een Gezant van dit Gemeenebest Op- ,. Algemeene Staaten geen Regenten der Steden, dieAfge„ vaardigden na de Staaten van hun Landfchap zenden? Deeze Regenten zijn (met de Edelen zou hij'er mogen „ bijvoegen) de Algemeene Staaten. Doch , dewijl zij, „ alle vergaderende, een verbaazend getal zouden uitmaa„ ken, heeft men goedgevonden, om het afdoen der raaken gemak en vaardigheid bijtezetten, dat elk Gewest „ Gelastigden na 's Gravenhaage zou zenden , die eene altoosduurende Vergadering vormen , de Algemeene „ Staaten geheeten , waar in veelen zich verkeerd verbeelden , dat de Oppermogenheid berust." Chesterfield Letters IV. p. 285. £») P. Paulus Verkl. der Unie ,III.D,bI.8 netbelang der Stadhouderen en der Overheidsperfoonen ftemde hier zamen. Zij vreesden , dat , zij het Volk veel gezags laatende , hetzelve nog meer zou willen hebben : en , zo ras het Volk zich aanmerkt als een Lid der Oppermogenheid, hebben de BeBuur- ders £*) P. Paulus Vtrku der Uvie, III. D. bl. sop enz. T4 Maurits;  n9$ GESCHIEDENIS ders geen , dan een afhanglijk en ontleend, gezag ; en het Uitfteekend Hoofd alleen magt in onrustige tijden, verftooken van het voorregt, om aanblijvend en erflijk te worden. De Zeven Gewesten, onder drie Stadhouders (taande, erkenden, naa den dood des Graaven van Nieuwenaar, 'er (leges twee : 't was zelfs te wenfchen geweest , dat zij 'er maar één haddei}. De Stadhouders konden erflijk worden ; zij werden het met de daad: indien de twee takken van dat Doorlugtig Huis zich uitgebreid hadden, zou de lijd den band van Bloedverwantfchap tusfehen dezelven verzwakt hebben: verlchil van belang tusfehen de Gewesten hadt ook het belang der Stadhouderen kunnen veranderen : iwee Hoofden, ieder gemagtigd door de bevelen der Gewesten, aan hun Stadhouderlijk Bewind onderworpen, bot vierende aan hunne gevoeligheid, en het bevel voerende over de Krijgsmagt, konden , bij de minfte gelegenheid, Burgeroorlogen doen ontBaan, en een minder zich tot de Oppermogenheid Verheffen op de puinhoopen des te kortfehietenden gezags en de jammerlijke overblijfzcls der StaatsgeBeltenisfe. Zodanig eene uitkomst was veeleer te wagten, dan de uitkomst, die dezelve'heeft verhinderd : ik wil zeggen , het gebrek aan naakemelingfchap in één der twee takken. Eene niet min opmerkenswaardige bijzonderheid is, dat deeze Doorlugtige Familie, tot één enkelen Spruit uitgeitorven, eerst is beginnen te vermenigvuldigen naa dat deStadhouderfchappen onder één Hoofd veréénigd zijn. Maurits. Aanmerkingenover de veranderingen,in het Scadhouderfchapvoorgevallen.  der NEDERLANDEN. £97 Ik heb, hier boven, opgemerkt, dat de gevoelens, over de beginzels van het Bondgenoodfchaplijk Gemeenebest, niet éénpaarig zijn: dit betreft geenekleinigheden , maar Bukken van aanbelang. De Unie van Utrecht was, onbetwistbaar, in den tijd haarer oprigting , de fchoonBe Staatsgefleltenis , door menschlijke wijsheid te beraamen. Maar, gevormd, terwijl onrust en oproer nog woelden, voorzag men zo duidelijk , dat ze, voor het toekomende , ongenoegzaam zou weezen, dat men den Leden het regt vergunde tot verbeteringen en bijvoegingen , naar eisch van zaaken : de Staaten van Utrecht fielden zelfs, in den jaare MDLXXXIII , een Berigtfchrift op, om ten regel te flrekken aan Perfoonen, gelast, om veranderingen in , en bijvoegingen tot de Unie te maaken (*'). . De veranderingen , door de verwisfeling der omftandigheden daar in gekomen, als mede het jaloers oog, waar mede de onderfcheide Landfehappen waaken op het bewaaren hunner Oppermogenheid en Onafhanglijkheid , verminderen het ontzag, aan dat ftaatlijk ontwerp verfchuldigd, maar teffens ook die wenschlijke éénsgezindheid, welke aangekweekt behoorde te [worden, als wezenlijk noodig tot de veiligheid en 't geluk van 't Gemeenebest. Foor eerst. Betwist men den Algemeenen Staaten het regt, om kennis te neemen van misdaaden, begaan door Per- • P. Pauxps Ferkl. der Unie , III. D. bl 180 eua. » e» 3«5- T5 Mauw*. Betwiste Stukkenin het BondgenootfchaplijkGemeenebest.  298 GESCHIEDENIS Maurits. Perfooiien , in dienst der Generaliteit, wanneer de overtreeders inwoonders zijn van één der Zeven Gewesten. Men beroept zich hier op het Voorregt, bekend onder den naam de non evocando, als het Palladium der Nederlandfche Vrijheid, en te vergelijken met het Regt, 't geen, oudtijds, de Romeinfche Burgers hadden in de geheeie uitgeftrektheid huns Rijks , en waar van niemand hun kon beroaven (*). Deeze gefclullen hebben anderen, niet min gewigtige , doen gebooren worden. Men oordeelt het niet genoeg, het Militaire Regtsgebied aantetasten ; maar heeft zelfs de wettigheid van een Hoogen Raad in twijfel getrokken, en beweerd , dat'ernooit eene aanblijvende van dien naam geweest hebbe. De Militaire jPurisdi&ie werd aan Maurits en denRaade van Staate opgedraagen : de Algemeene Staaten gaven dien aan den Raad van Staate alleen over, en, naa dien tijd, wil men , dat deeze altoos de Hooge Krijgsraad geweest hebbe, en dat de Hooge Raad, nevens zijne Excellentie, nooit bekleed geweest is met de hoedanigheden, aan zulk eene Regtbank toebehoorende. Men beweert, dat de poogingen der Stadhouderen, om den bovengemeldenHoogen Raad tot eene Opperregtbank.te maaken , vrugtloos geweest zijn: want een Stadhouder , alleen CapiteinGeneraal zijnde over elk der Landfehappen in 't bij- zon- (*) P. Paulus Ferkl. der Unie , I. D. bl. 120 -12&, III. D. bl. 58. 61. Van der Kemp Aanmerkingen over de Ferkl. der Unie, bl. 101.192.  der NEDERLANDEN. &99 zonder, en niet over allen in 't gemeen , hadt het regt niet, om aan deezen Raad eene magt optedraagen over de Krijgsbenden der Generaliteit.—» En niet alleen betwist men den Algemeenen Staaten het ïegt , om Krijgslieden , 't zij vreemdelingen , 't zij inboorelitigen of inwoonders m de Gewesten , ge huisd en gehoofd, teoordeeleninBurgelijkezaaken: doch dit zelfs aan den [Krijgsraad, aan den Raad van Staate ondergefchikt (*). Ten tweeden. Men beweert, dat de Algemeene Staaten geen regt bezitten , om algemeene Belastin gen in alle de Gewesten opteleggen (t). Ten derden, 't Is het algemeen gevoelen , dat de bijzondere Landfehappen geen regt hebben, om Oor log te voeren , dan met toeftemming der anderen Men vindt 'er, nogthans, die beweeren, dat zij eet verdeedigenden Oorlog mogen voeren; als mede Vei dragen maaken , die hun en de Generaliteit niet aan gaan (§). Ten vierden. De Unie van Utrecht geeft den Alge meenen Staaten het regt, om den loop derMuntet regelen, doch 'er is één Gewest, 'twelk voorgeeft di (*") J. Rendorp Ferh. over de Mil. Jurisd. P. Pai lus Ferkl. der Unie, II. D. bl.86.135. IV.D.bl.50.51 V. d. Kemp Aanmerk, bl. 24 64. en 120. Bynkersi Qtitejï. Jur.prtv. Cap. XIII. XIV. (f) P. Paulus Ferkl. der Unie, I. D. bl. 293. (§) Zie aldaar, II.D.bl. 180.190. enBynkersh.Qinej Jur, Publ. p. 163. Mauwt«- 1 a .t 1  Maurits. i . 3 30c GESCHIEDENIS dat deeze Wet aan 't zelve een zeer groot nadeel zou berokkenen, en heeft dit altoos geweigerd, zich daar aan te onderwerpen (*). Ten vijfden- Wordt den Algemeenen Staaten het regt ontzegd, om te weeren, dat geen bijzonder Gewest, zonder gemeene toeftemming, Belastingen oplegt, of één der Bondgenooten hooger bezwaard dan zijne Ingezetenen (f). Ten zesden. Men vindt 'er , die de Algemeene Staaten,'benevens den Raad van Staate , volBrekte befchikking over het Krijgsvolk en de zaaken des Oorlogs betwisten. Zij beweeren, dat de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderinge , in die gevallen, nieuwe bevelen van hunne Lastgeevers moeten hebben. En houden, in gevolge hier van, het daarvoor, dat de Krijgslieden alleen aangenomen zijn voor één jaar: ten einde van 't welke alle de Gewesten ze kan aanhouden of afdanken. Dus zouden ze tot de bijzondere Gewesten , en niet van het Bondgenootfchap in 't algemeen afhangen (§). Ten zevenden. Ontzeggen zommigen den Algemeenen Staaten het regt, om, zonder des geregtigd te ïijn door Partijen, de verfchillen, in één en'tzelfde Gewest gereezen, te beflisfen (**). Ten («) P. Paulus Ferkl. der Unie, II. D. bl. 215. 227. (t) Zie aldaar, III. D. bl. 2. (§) Zie aldaar, II. D. bl. 167-169. en III. D. bl. 58.. 134- 139- (**) Zie aldaar, II. D.bl.273.2«o. Aanmerk, bl. 87, Jynkersh, Qua/I. Jur. Puil. p. 361.  der. Nederlanden. 301 Ten achtften. Wanneer één der Gewesten zich beklaagt, dat het aandeel, 't welk hetzelve in de Genetaliteit opbrengt, te zwaar valt, ismen 't nog niet ééns, of het zich naar de uitfpraak der andere Gewesten moet gedraagen (*). Ten negenden. Zo veele ftrijdige begrippen en tegenovergeftelde inzigten zijn dikwijls oorzaak van gefchillen tusfehen de Feréénigde Gewesten. De IX, XVI. en XXI. Artykels der Unie van Utrecht magtigen, hij provifie , de toenmaalige Stadhouders tot het beflisfen der gefchillen, welken ouder de Leden mogten rijzen. Daar zijn 'er , die , uit kragte deezer fchikking, beweeren , dat de aart en de beginzels der Verééniginge dit voorregt natuurlijk uitftrekken tot de Stadhouders in vervolg van tijd: naardemaal, zonder zulks, het Bondgenootfchap het erkend beginzel zijner vastigheid zou verliezen. En de uitdrukking hij provifie hun , naar allen fchijn, dit regt toekennende, tot dat men eenig ander middel gevonden hadt, om de gefchillen te beflisfen, zo volgt, dat, dit middel nooit gevonden zijnde , de provilioneele vastftelling der Unie van Utrecht eene blijvende gefteltenis van den Staat geworden is. Men voegt 'er bij, dat de noodzaaklijkheid, om deéénigheid te bewaaren onder zo veele Gewesten en Steden, die alle bijzondere belangen hebben, of kunnen hebben, flrijdig met het algemeen belang , een mid- del- (») P. Paulus Ferkl. der Unie , II. D. bl. 158. Aan* werk, bl. 66. 229 euz. Maurits.  302 GESCHIEDENIS Maurits. delpunt van verééniging moet hebben in een enkel Hoofd: dat het vveezen van een Staat een zedelijk Perfoon vormt , die niet dan één enkel en 't zelfde gevoelen heeft, even als een Mensch in 't natuurlijke, en dat het belang des Stadhouders zich natuurlijk veréénigt met het algemeen belang. Eindelijk beweert men, dat een enkel Stadhouder derwijze-alle de eigenfchappen eens Scheidsmans bezit, dat 'er geen andere Regtsmannen kunnen te pasfe'komen (*). Op deeze bedenkingen brengt men in 't midden, dat die éénheid van begrip als in één Perfoon niet beftaan kan, dan in eene volftrekt oppermagtigeRegeering : terwijl de ondervinding leeraart, dat zulk eene Regeeringsvorm , door alle tusfehen beide komende raderen wegteneemen, de noodzaaklijke werking en wederwerking van het ftaatkundig Lichaam verhindert , van de kragt ontbloot: en één enkel gewigt [vernietigt het noodig evenwigt, en, bij gevolge, de beweeging van het werktuig. De Unie van Utrecht, wel verre van het middelpunt der verééniginge te Hellen in één enkel Hoofd , fchijnt het meerder aantal van Stadhouders aantemerken als eigen aan de Staatsgefteltenisfe. Zij fpreekt zelfs van Scheidsmannen, indien de Stadhouders niet zamenftemmen. Kundige Schrijvers, dietoeftemmen, dat (*) EncycL Art. Etats Gêné:: P. Paulus Ferkl. der Unie, II. D. bl. 175. III. D. bl. 175. B. a. Richesfe de la Heil. L p. 313 - 3r5.  der NEDERLANDEN. 303 dat een Uitfteekend Hoofd onfchatbaare voordeden aan de Staatsgefteltenisfe toebrengt , fchroomen niet te verklaaren , dat een Stadhouder bijzondere Inzigten kan hebben , ftrijdig met het algemeen belang. Een Stadhouder zou, door beweegreden van zijn eigen geluk, roem en grootheid ontleend, die aan den voorfpoed des Gemeenebests verknogt zijn , in gevolge van de kundigheden , welken zijn ftand hem fchenkt van den toelland der onderfcheidene Gewesten, uit kragte van het vertrouwen, 't welk zij natuurlijk in hem (tellen , als mede van het gewigt, 't geen zijne Waardigheid aan zijne beflisüngen bijzet; althans , indien men hem eenige Zegsmannen toevoegde, beter, dan iemand anders, in ftaat weezen, om de plaats van Scheidsman te bekleeden. Dan zommigen houden (taande, dat het gevaarlijk zou weezen, hem alleen dat gewigtig regt toe te vertrouwen. Hij kan, huns oordeels, reden hebben , om het eene Gewest boven het andere te begunftigen. Hij is, gelijk een ander mensch , blootgefteld aan misvattingen. Geene , dan de laagkruipendfte vleierij, kan beweeren , dat zijn hooge rang hem weetenfchap inftort. Eene juiste en grondige kennis van de belangen der bijzondere Gewesten vordert niet alleen eene groote maate van fchranderheid , maar tevens meer blokkens, dan men verwagten kan van iemand , die zo veele andwe zeer gewigtige zaaken in handen heeft. De kundigheden van Overheidsperfoonen, in 's Lands Gefchiedenisfen en belangen bedreeven , zijn hem noodzaaklijk. En, bezat hij het Maurits.  Maurits. 304 GESCHIEDENIS het regt, om volftrekt alleen te beflisfen over de geJ wigtigfte zaaken tusfehen de Oppermagtige Staaten, zou hij dan niet altoos Meelter weezen ? Zou het hem niet gemaklijlc vallen, fteeds één Gewest oféé* at Stad op zijne zijde te krijgen , welke hij aanzette, om zich tegen alle bed uiten aantekanten , ten einde hij altoos in 't geval zou weezen , om , als Scheidsman, de zaak te beflisfen ? Men befluit hier uit, dat de Partijen , den Stadhouder kiezende tot Scheidsman in haare gefchillen , hem Zegsmannen kunnen toevoegen, en zelfs andere Scheidsmannen, buiten hem, verkiezen. De Raad der Jmphyètionen in Griekenland velde eene beflisfende uitfpraak in de gefchillen der Griekfche Steden. Eenigen weigerden zich daar aan te onderwerpen. Men voerde een Koning onder de Amphyftionen in: de Raad en Vrijheid gingen verlooren (*). Ten tienden. Daar is, derhalve, in't Gemeenebest geen bepaalde Regtbank, om de gefchillen aftedoen , en de ontftaande wanorde te recht te brengen. Men ftemt zelfs niet overéén ten opzigte van de middelen , om de genomene Befiuiten uittevoeren , 't zij dezelven genomen zijn met de Meerderheid, de niet toeBemmende Gewesten weigerend blijvende, 't zij met éénpaarigheid vastgefteld; want dan nog ontmoet de wijze van het volbrengen dezelfde hinderpaalen. Hier (*) P. Paulus Ferkl. der Unie , II. D. bl. 182-185. Bynkersh. Miltt. Jurisd. bl. 4. 5. Aanm. over de Unie, bl. 114. 126.  der NEDERLANDEN. 305 Hier uir ontflaat , dat 'er bijkans geen Artykel der Unie van Utrecht gevonden wordt , ,'t welk volkomen in zijn geheel is gebleeven, en bijna de helft in onbruik geraakt is , fchoon 'er geen, met gemeen overleg en bewilliging , gelijk het XXII. Artykel eifcht, veranderd werd, of afgefchaf't (*). . Het XXIII. Artykel der Unie verleent vrijheid, om de Perfoonen en Goederen der Regenten en bijzondere Ingezetenen . dier Landfehappen , welken in gebreke blijven , om hun aandeel in de algemeene belastingen optebrengen, te vatten en aanteflaan. En, dewijl die ftrenge weg zo noodzaaklijk fcheen als be-. zwaarlijk in te flaan, hadden de Bondgenooten nauwlijks het Verdrag getekend, of zij zagen, in't zelfde jaar, de noodzaaklijkheid , om , op nieuw, hunne Perfoonen en Goederen te verbinden, tot verzekering van de toegertaane Gelden. Deeze voorzorge was niet genoegzaam. In den jaare MDLXXXilï, namen de Afgevaardigden der Feréénigde Gewesten, ziende, dat vee'en het lieten aankomen op de bezwaarlijkheid van het volvoeren 'der beraamde maatregelen , en agterlijk bleeven in het opbrengen van hun aandeel, tot groot bezwaar des gemeenen beJangs, éénpaarig het befluit, om deezen te dwingen tot het voldoen aan hunne verbintenisfen. De Landraad , in den jaare MDLXXXI, aangefteld, om het geCO P. Paulus Ferkl. der Unie, HI.D.bl.187-18^. tV. Deel. V Maurits;  1VÏAUR1TS. 310 GESCHIEDENIS gebreklijke van den Raad der nadere Veréénfg&ige te verbeteren 3 gaf, m den jaare MDLXXXlV , etn verflag van zijne verrigtingeft , en reden , waarom dezelve begeerde ontllagen te weezen : een verflag, 't welk ons de omftandiglieden van dien lijd en de zwakheden der toenmaalige Regeering ontdekt. Ten aanziene van het ftuk , 't welk wij thaifs overweegen 3 vinden wij opgetekend. dat de La draad, ziende , hoe het fchrijven aan de Provinciën meeftendeels vergeefsch was, hadt beginnen te denken aan de Executie; en, bevindende, dat men die moest doen met aanhoiidinge van Schepen en Goederen, in Steden, daar toe bekwaam, aan Antwerpen, Dordrecht en Amftcrdam hadt gefchreven; doch dat die plat uit geweigerd hadden, zeggende, dat zulks hunnen Kóóphandel veragterén zou : uitgenomen Dordrecht, welke Stad den Deurwaarder van den Landraad arrest op die van Zeeland toegelaaten hadt: waar op de Zeeuwen tegen die van Dordrecht reprePaUle gegeeven , en hun genoodzaakt hadden, het voorfchreeven arrest te ontflaan. . Voorts hadt de Landraad, van 't eene Gewest na hst ander trekkende , met bidden, fmeeken en vermaanen, geene volkomene betaalirg kunneu bekomen , maar fiegts bij ftukken en brokken , en dan nog niet zi nder befestinge van den Landraad zelve. De Legerhoofden vorderden de betaaling hunner Ktiegten, fchoon zij, somtijds , de helft der opgegeevenen niet in dienst hadden , ftaken 's Heeren Geld in hunnen buidel; de  der NEDERLANDEN. 311 deLandraad geraakte diep infchuld, enverzogt ont flag (*). 't Was ïn'et voor dat Prins Maurits , door zijne mas;t, en, bovenal, doorzijn krijgsgeluk, het Lichaam der Algemeene Staaien meer kragts bijgezet, en de onafhanglijkheid van het Gemee ebest meer bevestigd hadt, dat de Raad van Staa e, uuendan, hoewel zeer traaglijk, en met de uherite omzigtigheid , wa'ineer alle andere aangewende middelen vergeefsch waren , tot het doen van Executien befloot, de Afgevaardigden der ten agteren gebleevene Landfehappen deedi gijzelen , Officieten e;i Ingezetenen van deze ven te 1 Putten Lande opnaaien , om ze dus tot reien en pHgt te brengen. Maar, verraids deeze dwangmiddelen met groote onge'egenheden vergeze d gaan, en aanleiding kunnen geeven rot hevige oinnenlanüfche unlusren , dewijl ze altoos niet uitvoerluk en door zoiiunigen betwist zijn, beeft men andere ontwerpen uugedagt en voorgelteld. Doch, daar men des nooit overeengekomen is,heeft het Bondgenoo 1'chaplijk Lichaam, ten dien opzigte, nog geene wettig dwingende magt (f). Van de gewigtigile Artykelen beeft men zomtijds moeten afwijken. De Bondgenooten , ten tijde van «et, aangaan der Unie , duidelijk ziende , dat veeier haof- (*) P. Paulus Ferkl. der Unie, II. D. bl. 156euz. 302. BL D, bl. 194- 195(i) Zie aldaar, II. D. bl. 159. V z Maurit»;  i Aanmerkingenover de gebreken; aan de Siaatsgefleltcnisder feréénigdeNederlandenten laste gelegd. J i 51a GESCHIEDENIS hoofden meer en meer begonnen te hangen na een Vrede met Spanje , Helden vast, dat geen Vredè zou gemaakt worden, dan met gemeene bewilliging. Dan de Munfterfche Vrede , de eerlte , welke men maakte , en dat zelfs met den Koning van Spanje, om wiens wil de éénpaarigheid eigenlijk geëischt was, werd, zonder bewilliging der Staaten xanZeeland en Utrecht 3 ter Vergadering der : Algemeene Staaten doorgedreeven ("). Dan het ftuk, waar in beroemde Schrijvers de Nederlandfche Staats ge ft el tennis allergebrekkigst geoordeeld hebben , is de zonderlinge befchikking op het Hemmen: als die aan alle de Hemmende Steden het regt geeft, om , door het weigeren van haare flem, de gewigtigfte befluiten te vertraagen, en aan een Gewest, dat het minfte in de lasten opbrengt, zo veel zeggens, als aan dat meer dan de helft verfchaft. Deeze éénftemmigheid zegt men, is zo ongerijmd en onüitvoerlijk, dat het vreemd is, hoe deeze Wet, fchoon meermaals over» treeden, nog ftandt houdt (f). Hier op kan men mtwoorden, dat de hervorming misfchien zouftrekten, om het Bondgenootfchap te vernietigen, en het ïén enkel Vorftendom te maaken. Dus hielden in het dchefche Verbond alle bijzondere Oppermogenheden op, (*) P. Paulus FerkL der Unie, II. D.bl. 183.184. (t) Mointesquieu Efprit des Loix, Liv. IX. Ch. III„ luME Idéé d'une Republique parfaite. Raynal Hifi* va. Liv. XIX. Ch. 35. Chesterfield Lettr. p. 290.  der NEDERLANDEN. 513 op. Wat gebeurde 'er ? Veele Steden beklaagden zich , dat men , onder den fchijn van eene gelijke Verbintenis , haare Voorregten en Oppermagt badt weggenomen, Rome onderfteunde de Misnoegden, 'en het Gemeenebest der Acheërs werd , welhaast, een Romeinsch Wingewest. Deeze Éénstemmigheid , wil men, dat zeer onnatuurlijk is: want dan wordt één enkele tegenfpreeker geagt alleen zo wijs en zo verlicht te zijn als alle de anderen tezamen, en heeft zo veel magts als het geheele lichaam des Volks. De Meerderheid zou bo* ven de Éénpaarigheid te Hellen weezen in een Lichaam , Welks Leden meerder of minder Hemmen hadden, naar maate van de lasten, welken zij opbragten, of die bijkans gelijk in magt , grootheid , bezittingen, volkrijkheid, en door dezelfde belangen verbonden, het zelfde getal van Hemmen inbragten. Maar in eene Verééniging, van welke de Leden zo veele Gemeenebesten tiitmaaken , kan dusdanig eene Meerderheid, waar door een gedeelte der Staaten de wet aan de overigen zou voorfchrijven, een inbreuk weezen op de onafhanglijkheid van elk Gewest, 't Zou kunnen gebeuren , dat de vermogendfie Leden der Verééniginge zich naar de zwakften zouden moeien fchikken. —— 'tls, daarenboven, zeker, dat deeze Éénpaarigheid bijkans alle de gevaaren , die uit alle de andere gebreken der Staatsgefteltenisfe konnen ontftaan , voorkomt. Allen fchikken zij zich met gemoede naar 't geen zij allen onderfchreeven V 3 heb- Maurits.  Maurits. 3H GESCHIEDENIS hebben. En , in tijden van tegenkanting en onlusten, weet men, dat de onzekerheid zelve , waarin de Gewesten zijn, ten opzigte van dwangmiddelen; hun overhaalt, om den zagten weg van overreding inteflaan, 'c welk , bijkans , altcos van een gewenschten uitflag gevolgd wordt. Dus heeft men gezien, dat het Gemeenebest, in de Oorlogen tegen Spanje, Engeland en Frankrijk gevoerd, nooit gebrek hadt aan ktagt en moed, als het op de zaak aankwam, 't Is waar, gewigtige raadsbelluiten gaan langzaam toe: doch ze zijn des te beter doordagt, en te wisfer beraamd : en, eens genomen t zijnde, geeft de uitvoerende magt, aan den Raad van Staate en den Stadhouder toevertrouwd, allenoodige werkzaam- en wakkerheid, om den Vijand het hoofd te bieden, en maatregels tegen hem te neemen. Ongetwijfeld zou het beter weezen, dat'erzoveel onzekerheids niet was ten aanziene van voornaame Hukken ; 't zou beter weezen , dat men overéénkwam ten opzigte van de betwiste punten, en te gader de Artykels , die niet langer kunnen gehouden worden, veranderde. Maar deeze ongelegenheden fleepen alle de gevolgen , welken 'er uit fchijnen te zullen moeten ontftaan, altoos niet mede : want zodanig is de Bondgenootlchaplijke Regeering. dat het dringend en onvermijdelijk belang der Leden , om niet vanééntefcheuren , alroos de overhand behoudt op de kortstondige verdeeld .eden en de volduuring der verééniginge, voor zo verre dezelve van de Leden  der NEDERLANDEN. 315 den afhangt, verzekert. Men kan niet ontkennen, dat bijzondere belangen zomtijds tegen 't algemeen belang aanloopen : doch het hoofdbelang van elk Lid , zijne Onafhanglijkheid en Oppermogenheid naamlijk , niet iiaande kunnende blijven buiten de Vereéniging, moer, in 't einde, het algemeen belang altoos alle andere belangen opweegen. Einde van het Vierden Deels Eerfle Stuk. Maurits.   T J3L JF JE M M M X der ALGEMEENE GESCHIEDENISSE van de VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN, gevolgd naar 't fransch van den heers A. M. CERISIER. VIERDE DEEL, Tweede Stuk. Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXIL   INHOUD VAN HET VIERDE D E E L'S Tweede Stuk. 7T GEMEENEBEST DER FERÉÉNIGDE NEDERLANDEN ZESTIENDE BOEK. Van de laatfte poogingen ter herééniging der Nederlanden tot den dood van Philips den II. Vierde Tijdperk. Laatfle poogingen , om de Nederlanden mét Spanje te veréénigen. Vervolg van de Krijgsverrig- tingen der Feréénigde Gewesten. Zij hande¬ len als een Oppermagtige Staat met andere Opper- magten. Overdragt der Nederlanden aan de Infante Izabella. Voortgang des Handels, der Zeevaart en Kunsten. Dood van Philips den II. J£^e Staaten worden verzogt, over den Doop des jongen Prinfenvan Schotland te flaan, en doen zulks. * a ElIj  Maurits. IV t N Ö Ü D, Elizabeth misnoegd. Handel met Deenetnarken. Geneigdheid der Spaanfche Nederlanden, om in 't Bondgenootfchap te treeden. Raadpleeging des Aardshertogs tot den Vrede. Aanfpraak des Herttgs van Aarschot. De Aardshertog Jferft, en wordt opgevolgd-door den Graaf van FuknTlS. Onderhandeling tusfehen de Veréénigde Landfehappen en de andere Nederlandfche Gewesrèn. Verfchillende bedenkingen over het handelen met de Veréénigde Gewesten. Onlusten te Embden. Voorfpoed der Spaanfche wapenen. De Veréénigde Gewesten beantwoorden de klagten van Hendrik oen IV. en Elizabeth. De Cardinaal-Aardshertog Albertus van Oostenrijk komt in de Neitrlahden nis Oppervoogd. -Staatkunde van Albertus , om de Veréénigde Gewesten te wltlnen. Vermeéfièringen des Aardshertogs in Frankrijk. ' De Staaten neemen Waardgelders en meer Volks aan. De^Aardshertog belegert en bemagtigt Hulst. Gelukkige onderneeming der Engelfchen e» Hollanderen tegen Spanje : het inneemen van Cadix. Uiterfle verlegenheid des Konings van Spanje. Verdrag tusfehen Engèland, Frankrijk en de Veréénigde Nederlanden. Onderhandeling met Engeland. Verbond Hisfchen Frankrijk en Engeland, waar in de Staaten treeden. Bijzonder Verbond tusfehen Frankrijk en de Veréénigde Gewesten. Krijgsvoorfpoed der Veréénigde Gewesten. Zege , te Turnhout bevogtcn^ J\n'jgsverrigtingen. Vermeéfleringen van Maurits. Het Huwelijk van Emilia van Nassau met Don Emwanuel van Portugal. Gezantfchap des Konings van Dee-  ï N li o ü ö. n» Deenemarken, om de Staaten tot den.Vride met Spanje aantemaanen. Anneke van den 'Dove . om den Godsdienst, gedood. Een Afgezant van Poolen in Holland , om den Zoen met Pniurs te bewerken. Handel met het Duitfche Rijk. Onlusten , tusfehen Holland en Zeeland , over V hef en der Perlof gelden , en fchikking der Admiraliteits-Collegien. Twist, tusfehen de Stad Groningen en de Ommelanden, door 'de Algemeene Staaten bijgelegd. De Koningen van Spanje en Frankrijk neigen tot den Vrede. Hendrik, de IV. geeft z^n oogmerk aan Engeland en de Staaten te kennen. Verlegenheid der Algemeene Staaten. Befluit van Philips , om de Nederlanden ^«IzabelLa Clara Eugenia optedraagen. Gezanifchap der Staaten na Engeland. . Verfchillende gevoelens in Engeland over den Vrede. Handeling der Staaten , om Hendrik den IV. den Vrede te ontraaden. Handeling van Oldenbarneveld in Engeland. Aanmaaning der Engelfche Koninginne tot den Vrede. Een nader Gezanifchap na Engeland. Nieuw Verdrag tusfehen Engeland en de Veréénigde Staaten. Aanmerkingen over 't zelve. Overdragt der Nederlanden aan de Infante Izabella. Bedenkingen hier over. Albertus aanvaardt de Heerfchappij in den naam der Infante. Nieuwe poogingen , om eene Bevrediging te bewerken. Vertrek des Aards hert ogs na Spanje. Dood van 1'hrips den II. Zijn Chara&er. T) waalingen in zijn Rijksbefluur. Hij is deels oog. getuige van de vorderingen zijner geweezene Onderdaanen in de Scheepsvaart en den Koophandel. Poo* 3 gingea  Vi INHOUD. gingen dtr Veréénigde Gewesten tot het uitbreiden van den Handel. Vrugtlooze poogingen, om den weg ten Noorden na Oost-Indien te vinden. De Nederlanders gaan om de Kaap de Goede Hoop na de OostIndiën , onder Houtman. Tweede Tocht na OostIndiën onder van Nek. Derde Tocht derwaards on~ der denzelven. Tocht na Oost-Indiër) door de Straat van Magellann. Verbaazend voorfpoedige ftaat der Zeevaart. Ongelukkige Tocht na het Prinfen Eiland. Tocht na de West-Indiën. Gedrag der Hollanderen en Portngeezen , elkander den Handel betwistende, 't Nederzetten der Engelfche Kooplieden /'«^Nederlanden. De vestiging der Jooden in deeze Gewesten. Natuurlijke gefchiktheid der Nederlanderen tot de Zeevaart en Koophandel. ZEVENTIENDE BOEK. Van den inval der Spanjaarden in de Duitfche Rijkstanden, tot de verklaaring van de Onafhanglijkheid der Nederlanden door Spanje. V ij f d b T ij d P E R. K. De Spanjaarden hitzen de Duitfchers tegen zich op, door in de Rijkstanden te vallen. . Maurits bedient zich van deeze afwending , om hun veele Plaatzen te ontweldigen. Groote Zeetocht naar de Canarifche Eilanden. Zege , door Maurits, bij Nieuwpoort, bevogten. — Nieuwe voor-  INHOUD. vh voordeelen , ten lande en ter zee, op de Spanjaarden behaald. Oprigting der Oost - Indifche Compagnie. Dood van Elizabeth. 't Langduurig en geweldig beleg van Oostende. Inval der Spaanfche Krijgsbenden in de Rijkstanden. Verweerfchrift der Staaten tegen de befchaldiging der Spanjaarden. Ontwerpen van Mendoza, tm in de Veréénigde Gewesten te vallen. Ongerustheid van Maurits d en befchikking tot den Veldtocht deezes jaars. Bommel door Maurits heerlijk verdeedigd. Maurits ontvangt de Franfche verfterking. De Spanjaarden verdreeven. Ongelukkige Krijgstocht des Duitfchen Legers. Verbod des Handels op Spanje. - Scheepstocht des Admiraals van der Does. Hachlijke flaat der Veréénigde Gewesten. Zeldzaam gevegt tusfehen twintig Franfche en twintig Öostenrijkfche Ruiters. Maurits wint Crevecceur en St. Andries. Veldtocht na Vlaanderen. Albertus trekt te veld. Slag bij Nieuwpoort Gevolgen deezer Overwinninge. Oorzaak \des misverftands tusfehen Maurits en de Staaten. Onlusten in Groningen. En in Friesland. Vrugtlooze voorjlagen van Vrede , door V Vtjands Nederlanden gedaan. De Handel belemmerd door de Duinkerkfche Kaapers, en gehandhaafd. Toerustingen ten Krijg. Franfche en Engelfche hulp. Nieuwe Veldtocht, 't Begin des belegs van Oostende, 's Hertogenbosch door Mauüits belegerd. Maurits belegert Graave, en neemt het in. Groote muiterij onder 't Volk des Alards.  vin I N H O U D. Aardshertogs. Dooi van Elizabeth, en haar Ch* roeier. Bezending aan Jacobus , Koning van Engeland. Verbond tusfehen Frankrijk en Engeland,waar in de Staaten belang hadden. F. Spinola door Joost de Moor gejlaagen. '/ Beleg van 's b'ertogenbosch hervat. Sluis door Maurits genomen. V Beleg van Oostende. Vrede tusfehen Spanje en Engeland. Mislukte aanfiag op Antwerpen. Spinola valt in Overijsfel. Gevegt tusfehen Maurits en Spinola, Mislukte onderneeming des Aardshertogs op Bergen op Zoorn. De Spaanfche Schepen met Volk onderfchept en geflaagen. Vorderingen der Veréénigde Gewesten/» de Oost-Indien. Zesde Tijdperk. VermeeBeringen van Spinola. '—r Zeetocht van Hautain en Heemskerk. — Wapenfchors- fing. Handelingen over Vrede of Bestand. —. Inzigten en Staatkunde der Koningen van Spanje, Frankrijk en Engeland, als mede van Prins Maurits en Qldenbarneveld. De Onafhanglijkheid der Veréénigde Gewesten erkend. — Partijen voor en tegen het Beltand. Zeden. —— Kunnen en Weetenfdiappen. Buitengemeene poogingen van Spinola , em de Veréénigde Gewesten intedringen. Maurits trekt tegen hem op. Spinola bemagtigt Grol. Rhijnberk belegerd. Nieuwe muiterij ander de Spanjaarden, \  INHOUD. zs Maurits genoodzaakt het beleg van Grol- optebreeken. Zeetocht van den Luitenant - Admiraal Hautain. Groot e Zeezege, door Heemskerk hevogten. Redenen, die de Hoven van Madrid en Brusfel overhaalden , om den Vrede te verzoeken. Eerfle opening daar toe , van den kant des Aardshertogs. Verfchillende gevoelens over den Vredehandel , in de Veréénigde Gewesten. Oldenbarneveld haalt Maurits over tot de Onderhandeling. De Onafhanglijkheid der Staaten door het Hof van Brusfel erkend, Aanmerking hier op. Eene Wapenfchorflng, onder zekere bepaalingen, aangegaan. Wapenfchorfing in deeze Gewesten aangekondigd. De bekragtiglng des Konings van Spanje onvoldoende bevonden. De ondernome Omkooping van Aarsens , door Neijen, ontdekt. Befluit, om de Vloot terug te roepen. Onderzoek na het gedrag van Hendrik den IV , en of hij na de Oppermogenheid der Veréénigde Gewesten geftaan hebbe. Misverfland tusfehen Maurits en Oldenbarneveld. Engelfche en andere Gezanten in den Haage. Brief van den Keizer Rudolph. Tweede Bekragtiging uit Spanje. Hande- ' lingen hier over. Befluit , om tot geen Verdrag te komen, dan waar in 's Lands Vrijheid klaar erkend word. Nieuwe vrees , van door den Spanjaard bedroogen te zullen worden. Nieuw Verbond tusfehen Frankrijk en de Veréénigde Gewesten. Oorzaak van het misnoegen der Veréénigde Gewesten tegen Engeland. Aanmerkingen over de Weelde. De Beemfter droog  p INHOUD. drooggemaakt. Verdraagzaamheid. Spaarzaamheid. Gebreken. Voortgang der Weetenfehappen. De Hoogefchool te Leyden bloeit. De Hoogefehool t» Franeker opgerigU Gefchiedfchrijveren, TA-  Tafereel der ALGEMEENE GESCHIEDENISSE van de V E RÉ É N I G D E T GEMEENEBEST DER FERÉÉNIGDE NEDERLANDEN. ZESTIENDE BOEL Van de lsatrte poogingen ter heréénigii*g der Nederlanden tot den dood van Philips den II. Vierde Tijdperk. Laatjle poogingen , om de Nederlanden met Spanje te veréénigen. — Vervolg van de Krijgsverrigtingen der Veréénigde Gewesten. — Zij handelen ah een Oppermagtige Staat met andere Opper magt en. Overdragt der Nederlanden aan de Infante Izabella. Voortgang des Handels , dtr Zeevaart en Kunften. Dood van Philips den II. JLangen tijd hadden de Mogenheden van Europa getwijfeld, of het ftoutmoedig ontwerp der OntwerIVDeel. 'st. St. A peren  Maurits. De Staaten wor • den verzegt , over den Doop des jongen Prinfen van Schotland te liaan, en doen zulks. *m- i \ $18 GESCHIEDENIS peren van 't Gemeenebest der Nederlanden wel zou gelukken : veelen fmoorden, uit vrees van Spanje1 s ongenoegen zich op den halze te zullen laaden , de hartlijke wenfchen ten hunnen beste in den boezem. Maar , toen zij zagen , dat de krijgskans zich ten voordeele van de Bondgenooten verklaarde , en 't Gemeenebest een vasten grondflag kreeg , zogten zij Verbintenisfen met hetzelve aantegaan. Jacobus de VI, Koning van Schotland, was toen bezig met de Catholijke Heeren , zijne Onderdaanen , door de kunstflreeken en 't Geld des Konings van Spanje tegen hem opgehitst, tot reden te brengen (*). Zijne zaak was dus aan die der Feréénigde Gewesten verbonden, en de vriendfehap van dezelven werd gezogt door dien Vorst. Om hun te winnen, en allen vermeden eener heimlijke begunstiginge des Roomfchen Godsdiensts, welk's Aanhangers zijne MoeIer als eene Maitelaaresfe belchouwden , te verbannen, verzogt hij de Staaten, om, met de Koningen /an Frankrijk en Deenemarken , over den Doop te laan van den vermoedelijken Erfgenaam, weiken zijne Egtgenoote hem gebaard hadt. De Staaten, nog meer geftreeld door eene onderfcheiding , welke hun met Gekroonde Hoofden in gelijken rang Belde, dan door het vooruitzigt op de voordeden eener Verbintenisfe, met Schotland te wagten, zogten aan dit verzoek op eene luifterrijke wijze te voldoen. Zij fchon. (*) Robertson, Gefchledenis van Schotland , III. D, i, 144.  der NEDERLANDEN. 319 fchonken den jongen Vorst, tot eene Pillegave, twee Gouden Koppen , nevens een Lijfrente - Brief van vijfduizend Guldens, liggende in eene Gouden Doos. Het Gezantfchap , beftemd , om deeze Gefchenken overteleveren, beBondt uit veele voornaameEdelen: het vernieuwde en bevestigde de oude Verbonden van vriendfchap tusfehen Schotland en de Feréénigde Gewesten (*). Maar, wanneer de Afgezanten , op hunne terugreize door Engeland, Elizabeth gingen begroeten , werden zij zeer onvriendelijk ontvangen. Schoon zij hun niet met ronde woorden verklaarde, dat zij niet zonder ongenoegen en jalouzij de voorbaarige gereedheid zag der Feréénigde Gewesten, om de gunst te verwerven van een Vorst, dien zij haatte als haar Erfgenaam en den Zoon van Maria, ontdekte de drift, welke in haare taal doorllraalde , genoegzaam de gevoelens van haar hart. Zij voerde hun te gemoet, dat het niet voegde aan een Volk, 't geen enkel beflond door hulp en onderfteuning van Vreemden , in pragt de grootfte Mogenheden te boven te willen Breeven: dat de Staaten, vermogend genoeg, om zulke Gefchenken te doen, naar alle reden haar de opgefchooten Gelden behoorden te betaalen. Zelfs verklaarde zij, indien de Staaten met de betaaling draalden , te zullen verdraagen met Spanje, wiens vijandfehap zij verwekt, en dus haare Landen en (»} Bor , XXX. B. bl. 40. XXXI. B. bi. 36. 52. en Refol. Holl. 1594. bl. 198. 288. 300. 457, 498. A a Maurits. Elizabeth des misnoegd.  3i8 GESCHIEDENIS Maurits» Handel met Deenemarken. en Kroon in gevaar gefield hadt, enkel ten wille det Nederlanden. Deeze Vorftin betoonde alzins , hoe zij zich trotslijk aanmerkte als de Grondflaglegfter van het Gemeenebest der Feréénigde Nederlanden. Zij wilde deeze Gewesten fteeds als een Kind aan den leidband houden, en zag, met het uiterfte misnoegen, dat ze genoegzaame kragten gekreegen hadden , om op eigen beenen te ftaan. Maar zij zou zich zeer bedroogen gevonden hebben, indien de Staaten , gehoorzaamende aan haare trotfche bevelen , haar verpligt hadden , de Plaatzen , tot verzekering gegeeven, te ontruimt n, als welken zij meer hieldt , om deeze Landen in zeekere afhanglijkheid te doen blijven ^ dan om zeker te zijn van de geldfommen , door haar opgefchooten. Des drong zij ook niet lang aan op het afdoen van die fchuld , en fcheen te vrede, met eenige Schepen , welken zich bij haare Vloot voegden , om de Spanjaarden, die, op de Kusten van Bretagne , de vaart na 't Westen zeer onveilig maakten en belemmerden , te verdrijven (*). De Bondgenooten kreegen langs hoe meerder aanziens. Het Hof van Deenemarken , waar mede zij, eenige jaaren geleden, onéénigheden gehad hadden, die van eenen ernstigen aart fcheenen te zullen worden , werd hun genet gen. Het vergunde de vernieuwing der oude Verbintenisfen tusfehen Deenem ar ken en (*) Refol. Heil. 1594. bl, 199.217. Grot. Hifi. p. 196.  der NEDERLANDEN. 3*.* en de Nederlanden, zo ras de nogminderjaarige Koning, Christiaan de IV, den ouderdom zou bereikt hebben, om zelve den teugel der Regeeringe in handen te neemen: terwijl het den aanzoek des Aardshertogs , om den Nedetlanderen allen handel op Deenemarken te verbieden, zo zij zich met den Koning van Spanje niet lieten verzoenen , volftrekt affloeg. In 't volgende jaar, weigerde hij, de Zond voor hun te (luiten; maar, uit ontzag voor den Koning van Frankrijk, durfde hij niets meer doen, dan de Voorregten van Amjlerdam in zijn Rijk te bekragrigen (f). De Ingezetenen van de Koningsgezinde Nederlanden , in een jammerpoel van elenden gedompeld, en geen einde ziende aan de onderdrukking des Krijgs, floegen een nijdig oog op den voorfpoed hunner oude Bondgenooten, De Landen, die de eerden weder onder 't juk den hals gekromd hadden, waren de eer"en , om d:en verderflijken (tap te beklaagen. 't evoel hunner elenden verdubbelde , als zij bemerkie i, dat de Spanjaarden fmaad bij verdrukking voegd' n. De Sol 'aaten van dien Landaart wilden zich niet dan aan htiüneLandgenootenonderwerpen: één hunner O vèrften flneij deeze dwaaze, doch hoogst vermetele, taal uit: ,, Dat zij God zelfs , van den „ Hemel nederdaalende, niet zouden gehoorzaa- ,, men, (f) Refol. Holt. 1594. M. 155- 203. 20ofen ? Maar zij doen „aanbiedingen van Vrede, zelfs door ramp gedrukt, „ en , door de onze niet verligt, haaken zij 'er na , en eifchen, 0*1 'er toe te komen, het vertrek dier „ vreemde Knegten , hun fchrik , en onze ge^sle'. „ Vraagt de ingezetenen van Henegouwen en Artois } ,, zij zullen u verkiaaren, dat de. Franfchen hun wel „ iets afgenomen, maar dat de Spanjaarden , door „ hi nne onverzaadeltjke greet.gheid , alles verflon„ den hebben. Men zou bijkans zeggen , dat die ,, beide Volken, anders zo tegen elkander overge„ Beid, zamenfpaimen tot ons verderf. Dan het is onslot, niet alleen door de Spanjaarden uit„ gezoogen te worden ; om onze vernedering te voltooijen, moeten zij alleen over ons heerfchen; „ als of het Vaderland niet langer Mannen voort,, bragt, in Baat, om het bewind te voeren. Hoe lang zal onze lafhartige verdraagzaamheid deBout A 4 » hei| Mauritï.  IÏAURIÏS. Se4 GESCHIEDENIS „ heid en de misdrijven onzer verdrukkeren wettï„ gen ? Het minste Meet reist overëinde , wan-r „ neer het zich getrapt voelt : zints lang zijn onze „ klagten voor den Throon zijner Majefteit gebragt, „ maar altoos zonder iets uittewerken. Hier in moet voorzien worden, of wij zullen zelve fchik„ kingen maaken; daar van reden geeven aan zijne „ Majefteit, het geheele Christendom tot getuigen „ neemende, dat wij niets gedaan hebben , tot be„ houdenis onzer Voorregten, dan 't geen nood en „ natuur leerde (*)•" Deeze Aanfpraak , met Vaderlandlievendeu ijver uitgeboezemd door een Man, altoos den Koning getrouw, werd toegeftemd van Geestlijl en en veelen uit den Adel: de Spanjaarden beef'en, op 't hooren van zulk eene manlijke taal. Alles Rondt te dugten van lang getergden haat. Taxis, één der voornaamlte Spaanfche Bevelhebbers, doorzag het gevaar, en hadt den Koning geraaden , de Nederlandfche Heeren te winnen, door hun aanzienlijke Ampten te geeven in den Raad , terwijl het beftuur der Geldmiddelen , en dus ook de magt, in de handen der ' Spanjaarden bleef. De Gewesten fcheenen gereed tot een tweeden opftand: zij waren reeds op middelen bedagt, om zich met de Bondgenooten te veréénigen. Dit Buk was teder; het eischte veel Staatkunde, en vorderde eene diepe geheimhouding. On»' ge(«) Grotii Hifi. p. ttï.204. Meteren, XVII* B. f. 349.  der. NEDERLANDEN. 325 gelukkig dagt men, zich niet genoeg te kunnen verhaten op de Regeering der Feréénigde Gewesten, verdeeld onder een zo groot getal Leden : men verbeeldde zich , dat het ontbrak aan een Man , die, gelijk Willem de I, alleen het geheim der onderhandelinge wist, en het Staatkundig beftuur van zaaken in handen hadt. De vrees, dat de onderhandeling zou uitlekken, woog zwaarder dan de begeerte, om een haatlijk juk aftewerpen. Te gemaldijker zou deeze omwenteling hebben kunnen toegaan, dewijl het antwoord des Aardshertogs geenzins voldeedt aan Aarschox , uit wiens mond zijne Landsgenooten gefproken hadden. De Aardshertog bezat weinig bekwaamheden , en voldeedt niet aan de verwagting , van hem opgevat : zijn fchieüjke dood , middelerwijle voorvallende , ftelde den Graaf van Fuentes, doorhem, bij voorraad, tot Opvolger benoemd , en , vervolgens, door den Koning bevestigd , aan 't hoofd der Landvoogdije: dit deedt het misnoegen nog hooger klimm.n. De Grooten , zich , meer en m°er , van de Regeering verwijderd ziende, voeren heftig uit tegen den Graaf,, dien zij, voorheen, met een jalours oog en vol verdriet aanfchouwden. Men verklaarde openlijk , dat de Nederlanders wel Onderdaanen des Konings van Spanje waren , doch niet van de Spanjaarden ; dat zij, naa ten fpeelbal verftrekt te hebben van een'Ai.va, een' Requesens en een' Rooa , door den Koning verweezen fcheenen tot eene eeuwigduurende flaavernij, vermids hij, op nieuw , hunne PerfoaA $ nena Maurits. De Aards« hertcr, derft, en wor ~p- gevol.d> door den Graaf van Fuentes»  Maurits. 326 GESCHIEDENIS nen, Goederen , Vrede en Oorlog aan de grilligheden overgaf eens Vreemdeüngs, die, min aanz:enlijk dan zijne Voorzaaten, dezelfde beginzels van dwinglandij omhelsde (*). Vreemd is het , dat Philips altoos verviel tot die verkeerde Staatkunde, welke, grootendeels, de oorzaak was van alle de onlusten in de Nederlanden , en vermaak fcheen te fcheppen, in den haat zijner Ondevdaanen tegen hem optewekken. Eene dwaaze agterdogt deedt hem vergeeten, dat alle Volken het eene fchande rekenen, aan Vreemden te moeten gehoorzaamen, en dat hij, Landvoogden uit de Landzaateu kiezende, zeer gereed Perfoonen zou gevonden hebben, die, door de zugt , om anderen te behetrfchen. bekoord, hem gewis eene onbepaalde gehoorzaamheid haddea toegedraageu. In tegendeel,deedt hij denGrari'CARox van Mansveld , die het voornaam beleid des Uorlogs pleeg te hebben, doch haatlijk was in de oogen van Fuentes en Ibarra ., na Henegouwen trekken, om den Keizer tegen de Turken te dienen, waar hij, te midden in het hachlijkst krijgsgevaar , aan eene ziekte overleedt. De Hertog van Aarschot , die altoos den Graaf van Fuentes den voorrang betwist hadt, en niet onder hem wilde Haan , verliet deeze Landen, en trok na Venetië, betuigende , „dathet 3, hem daar ten minsten geöorlofd zou zijn vrij te „ fier- C) Grotii Hifi. p. 208. 209. Bor, XXXII. B. bl. 7. 22.120.  der NEDERLANDEN. 3*7 „ fterven." Hij zag 'er zijn laatften dag in 't einde van dit jaar (*)• De poogingen des Graaven van Fuentes, om Brusfel met eene Spaanfche Bezetting te voorzien, maakten de gemoederen nog afkeeriger. Schoon hij zich beriep op de noodzaaklijkheid , om dezelve te plaatzen in Bede van Duitfche Kuegten , die 'er eenige ongeregeldheden gepleegd hadden , wilden de Burgers liever de ongebondenheid verdraagen der Duitfchers, dan Spanjaards in de Stad hebben. Schaarsheid en gebrek kwamen bij deeze rampen, en het gemeene Volk maakte gebruik van de eenige vrijheid , 't zelve overgelaatcn , het uitboezemen van klagten. Lieden van allerlei rang zagen uit na mid delen, om een einde te maaken aan zo veel onheils : en, daar eene verééniging met de Bondgenooten on bewerkbaar fcheen, zogten zij maatregelen teberaa men tot het lluiten van een onderlingen Vrede. Dt Graaf van Fuentes geliet zich , het oor te leener aan deezen algemeenen eisch, door de noodzaaklijk Beid gevonden. De Markgraaf van Havereci fchreef, in gevolge hiervan, aanjACOB van Mal dere, voorheen zijn Huisgenoot, thans in dienst ei „gunste bij Prins Maurits. Deeze Brief deelde Mal dere aan den Prins mede, die, met de Staaten ge raadpleegd hebbende , hem beval, te antwoorden dat 'er geene hoop was s om Vrede te treffen , voo da («) Bor,XXXI.B.W.7Ö. XXXII.B.bl.22.120; Gao %a Hifi' P. 20p. Maurïti. Onderhandelingtusfehen de FeréénigdeLandfehappenen de andere Ne' derlandfche Gevesten, l > r t  Maurits. 328 GESCHIEDENIS dat de Spaanfche Benden niet alleen de Nederlani den, maar ook het Graaffcba|> Bowgondie ruimden. De Markgraaf' maakte , in zijn wederantwoord, geen gewag altoos van deeze voorwaarde : en de Bondgenooten, die zich, meer en mei r, Preelde met de hoope, dat zij de andere Gewesten tot zich zouden trekken, gaven te verltaan , hoe zij (gereed waren, met hem, doch niet met den Spanjaard , te handelen. Naa deeze openingen , zondt men, uit naam der Aanzienlijken in den Lande , een Gezantichap na Middelburg: 't zelve beftondt uit Dirk Liesveld, Jacob Maas en Otho Martini* , drie fchrandere Regtsgeleerden en bekwaame Onderhandelaars. Prins Maurts , de zaaken bijkans in den zelfden ftaat ziende, als zij waren in den jaare MDLXXVI, hadt zich, gelijk zijn Vader, ra Zeelandbegeeven, om een waakend oog te houden op de Koningl^keNederlanden. De Afgevaardigden openden hunnen last in deezervoege: „ Toen wij, in vroegeren tijde, reden „ hadden, om ons te beblaagen over den last der „ uitheemfche Krijgsbenden , veréénigden wij ons „ met u. De Raad van Staate , de Koning zelve, „ wettigde onze verééniging , en de Krijgsknegten „ zagen zich genoodzaakt, op 's Vorüen bevel,het ,, Land te ruimen. De Eéndragt en 't Geluk volg- den op Burgertwisten Verwoesting, wanneer de „ misdagen van wederzijden, of liever'sHemels on„ genade, de ongelukkige toeva;lendeedenontftaan, „ die de wonden, op 't punt van geneezen, wedej open-  der NEDERLANDEN. 329 openden. Thans , door dezelfde onheilen ge9, praamd, is de Raad van Staate genegen, om het „ zelfde hulpmiddel te werk te treilen, en, om het „ te gebruiken, ontbreekt ons niet anders , dm ee„ ne wederverééniging met ome Broederen. De s, doorlugtigeMAoaiTS is teveritandig, om'erzich tegen aantekanten , en een' roem, met traanen en „ bloed bevlekt, de voorkeur te geeven boven de „ aangenaamheden des Vredes. Hij kent de hach„ lijkheid van den Krijgskans, en kan zich beroemd maaken door beminnelijker hoedanigheden, dan „ die eens Krijgshelds. Dan, bijaldien het Helden„ bloed, 't geen hem door de aderen Broomt , hem „ aanzet, om liever Krijgslaurieren te midden van ,, Oorlogsgevaaren te haaien , 'er is gelegenheid te „ over: door zijn beleid en dapperheid heeft hij „ reeds zulk een grooten naam verworven bij de Mo„ genheden van Europa , dat 'er niemand zou ge„ vonden worden , die hem het Opperbewind des „ Krijgs niet bereidvaardig zou afBaan." Hoe kunstig men dien Vorst, op zijne zwakfte zijde , aantastte, vorderde het niet: hij was verwittigd , dat de Afgezanten, fchoon uit naam der Staaten fpreekende, niet zonder medeweeten des Graaven van Fuentes vertrokken waren , en voerde hun te gemoete: „ Behaagde het den Hemel, dat ik de „ binnenlandfche onlusten voor tegenwoordig en „ voor het toekomende kon doen ophouden ! De ,, welluidende naam van Vredemaaker klinkt nog „ aangenaamer, dan dien van Overwinnaar, in 't oor. „ Dan Maurits-  Maurits. 330 GESCHIEDENIS „ Dan het doen gebooren worden deezet gelukkige „ gebeurtenisfe hangt alleen af van de Gewesten, „ nog aan den Koning onderworpen. Zij hebben, ten dien einde, den ouden moed te hervatten,het „ vernederend juk aftefchudden, en, als Vrijen met j, Vrijen, met de Veréénigde Gewesten te handelen. ,, Zij zullen Broeders vinden, en in de VorBen, „ onze Bondgenooten , die zij thans vreezen 4 ,, Vrienden en Befchermers. 't Geen wij in Frank' ,, rijk zien, toont, dat het verfchil vanGodsdienst„ belijdenibfe geen hinderpaal onzer veréénigingebe„ hoort te weezen. Wij fchrijven anderen niet voor5 „ w?t zij moeten gelooven; dit laaten wij Gode en „ elk Gewest over. De nabuurfchap , degehjkvor„ migheid van Regeering, van zeden en van bloed „ roepen ons tot die gelukkige verééniging; de wijde ,, afgelegenheid , het verfchil van zeden en gevoe„ lens, de Brijdige aart der twee Volken, en deon„ heilen, welken wij allen hebben moeten lijden, „ verpligten ons, om, voor altoos, den Vrede met „ Spanje te breeken. Zou men zich kunnen vertrou„ v.Ten aan een Vorst, dien men afgezwooren heeft? ,, Zou eenige verbintenis, hoe genaamd , met hem „ aantegaan, geene nieuwe onderwerping influiten? „ VorBenhaat Berft niet. Hij pooge met geene voorwendzels van Vrede hem te verkloeken , die in ,, den Oorlog niet voor hem week. Welk een geloof „ kan men liaan aan *t woord van een Vorst , ge„ woón met het regt der Volken te fpeelen , en die „ Schelmen omkoopt, om zich van ^zijne Vijanden  der. NEDERLANDEN. 531 „ te ontdoen?" In deezervoege gaf Maurits zijne meening duidelijk te kennen , en Liesveld daarop te verdaan, dar zij alleen den last derNederlandfche Staaten kwamen uitvoeren, zondermedeweeten der Spanjaarden. Doch Maurits, van het tegendeel bewust, en dat de Graaf van Fuentes niet dan zijns ondauks deeze Onderhandeling hadt toegedaan, haalde een papier , dat Liesveld ten boezem uitftak , daar uit, en befchaamde de Afgevaardigden, met te toonen, dat het een Berigtfchrift was , door Fuentes medegegeeven : en het bleek, naderhand, dat zij niets mogten fluiten , dan op 's Konings naam. Onverrigter zaaken keerden zij te rug. Bij hunne t'huiskomst, vonden zij eene menigte Vaderlandlievenden, die deeze Onderhandeling wilden voorgezet hebben, b weerende: dat het verzenden der ,, vreemde Krijgsknegten, zo redelijk inzichzelven, „ en dermaate de wensch was van alle de Nederig landeren , dat men deezen eisch niet kon wraa„ ken. Een Vorst," voegden zij 'ernevens, „kan „ dikwijls , zonder fchande, dulden, 't geen hij met geene voeglijkheid kan toeftemmen : menigmaal •„ moet hij het gemeene nut boven het ftrenge des 9, reg's Bellen. Deeze grondregels te volgen kwam „ nooit beter te pasfe, dan nu; nimmer was'er een „ ongelijker kans: Volken, ten einde adem, konden „ den Krijg niet voeren tegen Bondgenooten , ver- rijkt door een Oorlog , die ons verarmt. Wooj', nende aan den mond der Rivieren, die hun ge- meen- Maurits. Verfchil. lende bedenkingen over het handelen met de FeréénigdeGewesten.  Maurits. 332 GESCHIEDENIS „ meenfchap met de Zee geeven, en den weg ope„ nen tot alle Volken der aarde , befiaan zij, en „ hebben voorfpoed door hunne Visfeherijeu en „ Handwerken: de Handel ftort de fcbattenderVol„ ken in hunnen fchoot uit, en vreemden worden genoodigd, zich bij hun nedertezetten , aangelokt ,, door Burger- en Godsdienstvrijheid. Wij hebben „ geene, dan verwoeste , Steden, Landen zonder „ waarde, onbevaare Rivieren en gefloote Havens. „ De middelen onzer inkomsten verminderen van „ dag tot dag , terwijl de last der bezwaaren ver„ meerdert, en de prijs der leevensnoodwendighe„ den klimt. Dewijl wij dus buiten Baat zijn , om „ te oorlogen, valt 'er geen twijfel, of wij moeten „ Vrede maaken." ——. Anderen voegden 'erdeeze bedenking bij: „ datjde Veréénigde Gewesten , des ,, Krijgs moede, veelligtbefluitenkonden lothetver„ kiezen van eenen uitheemfchen of inlandfchen „ Vorst: in welk geval zij geenen, dan eenfchand„ lijken en nadeeligen, Vrede zouden konnen krij„ gen; terwijl zij thans hoope hadden van een eer,, lijken en voordeeligen." Nog anderen hiel¬ den het treffen van een Beftand het raadzaamst , en onderschraagden hun gevoelen met deeze redenen: „ Het aangaan van een BeBand is het beste middel, „ om de Wederfpannigen te bedwingen : hun kragt „ is de ééndragt, en deeze déndragt word gevoed ,, door vreeze. Zo ras zij geen Vijand meer te dug„ ten hebben, zal hunne RegeeringsgeBeltenisfe vsn „ zelve in duigen fpatten , door de jalouzyen en „ ver.  bes NEDERLANDEN. 333 3, verdeeldheden, welken natuurlijk daaruit moeten »» ontftaan. Niets zal gemaklijker vallen , dan die „ onééuigheden aanteftooken door giften en orokooj, pingen , wel gewild bij winstgraage Ingezetenen. h Het Volk, geduurende hetBeltand, vanhetdruk„ kend bezwaar der Oorlogsbelastingen ontheven, „ zou dezelven , als de Oorlog op nieuw begon, „ niet willen opbrengen. De tijd herriep altoos in »i den geest der Volken hunne oude zugt tot eene „ Koninglijke Regeering: zij zouden 'er kragtig op gefteld weezen, wanneer het Befland hun de ge„ legenheid, om dezelve te haaten, zou ontnomen „ hebben. En, zo ras ze onderworpen zijn, zal „ Philips, met voordeel , zijne wapenen kunnen „ wenden tegen Frankrijk , uitgeput door binnen,, landfche Oorlogen, of tegen Engeland), verzwakt j, onder het bewind eener Koninginne , die nooit ,, oorlogt, dan uit vreeze (*)." Justus Lipsius, beroemd Hoogleeraar te Leuven , verdeedigde zeer Berk dit laatfte gevoelen in een Brief, nog in weezen (f). Maar de Spanjaarden , en die hun aanhingen, lachten met alle deeze voorfiagen van verzoening, en hielden het gevaarlijk, met Wederfpannelingen te handelen, die, blijkbaar, niets anders zogten , dan Onderdaanen, den Koning getrouw, tot hunne partij overtehaalen: men behoorde, huns oordeels, op niets (*) Bor, XXXII. B. bl.28. Grotii #//?. p.sio-213. (t) Bor, XXXII. B. bl. 2, IV. Deel. 2. St. K Maurits.  Maurits, Onlnstet te Embden. 33+ GESCHIEDENIS niets anders bedagt te wcezen., dan op het flraffen hunner ftoutheid , verblind door eenige behaalde voordeelen: zij zogten, op het fpoor der Zwiizers, die zij zich tot voorbeelden fielden , naa alle heerfcbappij afgeworpen te hebben, andere Gewesten te drukken. Jan Baptiste Tassis , in 't bijzonder, beweerde, dat de Nederlanden, n-gonder's Konings gehoorzaamheid, grooter fchade uit bet BeBand te wagten hadden , dan de Feréénigde Gewesten. In eenen onderfchepten Brief raadde deeze den Koning, „ dat hij de wederzijdfche Staaten wel als gelijken Z mogt laaten handelen; doch dat het Opperbewind Z van alles bij den Graave van Fuentes moest blij* ven, dat hij de bemiddeling des Keizers moest ,, mistrouwen, en vooral het Spaanfche Krijgsvolk " in de Nederlanden laaten (*)." In deezer- voege verdween de hoop op eene Omwenteling, gelijk aan die van den jaare MDLXXVI. Dit waren de laatBe en zwakke poogingen der Koninglijke Nederlanden, Wl het herkrijgen hunner vrijheid. De Feréénigde Gewesten, geen kans meer ziende , om de anderen tot hunne verééniging overtebaalen, zogten den band, die hun zamenBrengelde, te vaster te maaken. De onlusten, die, ten deezen dage , te Embden ontftonden, gaven ftreelende hoope , en zelfs veel voldoenings aan de zodanigen, die de grootheid van 't Gemeenebest ter harte namen. Embden hadt zich, veele (*) Bor , XXXII. B. bl. 98.  m NEDERLANDEN. 335 veele jaaren herwaards , onder de befcherming der Graaven vanOostfrieslandbegeevm: deezen hadden , allengskens, hunne magt weeten te vermeerderen, en duidelijk doen blijken, dat zij de Inwoonders, te zwak, om zichzelven te befchermen, geheel wilden onderwerpen. Maar de Burgers van Embden betoonden fteeds de oude Vrijheidsmin, alle Volken, die den naam van Friezen draagen, aangebooren. De Burgerlijke en Godsdienstige Vrijheid, de voordeelige ligging der Stad , de Haven, gefchikt ten Zeehandel, tr.kken veelen van elders, door Vervolging en Oorlog verdreeven, naa dit verblijf van Verdraagzaamheid en Vrede. De bevolking en de rijkdommen vermeerderden, ongevoelig, daardenhoogmoed, natuurlijk eigen aan vrije Volken. Edzard de II, toen Graaf van Oostfriesland, aanfchouwde zulks met een wangunstig oog, en dagt een trots, welke hem gevaarlijk toefcheen , te zullen dempen , door belastingen op de Koopwaaren te Bellen, en de Wet naar zijn zin te befchikken. Het wantrouwen begon van wederzijden te werken, verfchil van Godsdienstbelijdenis zette de geesten fterker aan. De Graaf was der Augshurgfche Belijdenis Ie toegedaan; het meerendeel der Burgeren volgde het Leerftelzel van Calvijn. Onder voorwendzel, dat hunne Godsdienstvergaderingen niet anders waren dan oproerige zamenkomBen, en de penningen, bij dezelven ingezameld , alleen dienden tot het verkrijgen van middelen tot het bieden van wederitand , bragt Edzard eene bezetting in het Kasteel, om dus de B a Stad Maurits.  53Ö GESCHIEDENIS Maurits. Stad in ontzag en bedwang te houden. Der Burgeren gerekt geduld liep ten einde: zij wilden een Beichermer, geen MeeBer hebben. Zints eenen geruimen tijd, hadden zij een naijverig oog geflaagen op de Bondgenooten der Feréénigde Nederlanden : de nabijgelegenheid en de overéénkomst in Godsdienfttge begrippen verwekten eene fterke begeerte , om Leden te worden van dit luifterrijk Bondgenootfchaplijk Gemeenebest. De Leeraars , die zo grooten invloed hebben op 's Volks geest, boven al, wanneer hunne begrippen met deszelfs denkbeelden Brooken , Bonkten deeze Gemeenebestgezinde gevoelens aan: de PredikBoelen daverden van Vrijheid, Godsdienst , en maakten , uitgefprooken met vuurigen geestdrift, een diepen indruk op de gemoederen der Burgeren. Zij liepen te wapen, verkooren een Opperhoofd , verzekerden zich van het Gefchut , van het Raadhuis en van de Poorten , veranderden de Werhouderfchap, en dwongen de Bezetting des Kas- teels, door uithongering, tot overgaave. Beide de Partijen vervoegden zich tot de Staaten der Feréénigde Gewesten, die een antwootd gaven, 't welk den Graaf niet buiten vrees Belde , en de Burgers geene verzekering van bijftand verleende. Maar, vernomen hebbende , dat 's Graaven. Zoon Krijgsvolk wierf, verBerkten zij de Vloot, die, gewoonlijk, den Eemsjlroom bewaarde, en deeden een Regiment Friezen na Embden rukken , 'c welk de Ingezetenen met open atmen ontvingen. De Graaf, bedugt, de Staaten tot Meefter te krijgen , zogt dit  der. NEDERLANDEN. 337 gevaar afreweeren, door hun tot Middelaars te neemen. De Staaten, de Afgevaardigden van wederzijden gehoord hebbende ,~beraamden een Verdrag, 't welk , zonder de Godsdienstige Vrijheden der Stedelingen te verkorten, de regten van den Graaf ongefchonden liet. Maar dit Verdrag nam den grond des ongenoegens niet weg: 't welk weder opborrelde, en, gelijk wij, vervolgens, nader zullen zien, den Staaten gelegenheid gaf, Befchermheeren van Embden te worden, en 'er Bezetting te leggen (*). 't Is waar, de geestneigiug der Gemeenebesten is die van Vrede en Gemaatigdheid : doch, wanneer de gelegenheden , om zich te vergrooten , voorkomen, laaten zij zelden na , 'er gebruik van te maaken. En deeze eerzugt is wettig , wanneer zij Bondgenooten en geene Onderdaanen zoeken te verkrijgen. Zou het gedrag , 't welk de Staaten, in dit Buk, en in hunne Onderhandeling met de Koninglijke Nederlanden hielden, geheel belangloos geweest zijn? Of zou men veeleer reden hebben, om te gelooven, dat zij vreesden, door de verbintenis met Gemeenebesten , voordeelig tot de fcheepvaart gelegen , de vrugten , welken zij van hunnen wijduitgeBrekten Handel inzamelden , en verwagtten van de tochten na de Indien, te zullen moeten deelen ? Misfchien ftrekten zij ten fpeelbal van de Staatkunde des Graaven van Fuentes , die, ondanks de vooringeno- men- (*) Reyd, IX. B.bl. 250-252. Bor, XXXI. B, bl. p» Meteren, XVUI. B. f. 33i-S33B 3 Mauriï»,  l Voorfpoed dei spaanfche wapenen. 335 GESCHIEDENIS menheden der Vlaamingen, ten zijnen opzigte, de plaats, we'.ke bij bekleedde, waardig was. Van den aanvange, hadt hij zich toegelegd ophetweeren van één der giootlte gebreken in de Spaanfche.Regeering, den geest van opftand onder het Krijgsvolk; en zijne poogingen waren niet vrugtloos. Mogelijk liet hij, om de Soldaaten te doen vreezen , dat hun iets dergelijks zou overkomen, als in den jaare MDLXXVI. gebeurde , de getrouwe Gewesten toe, met de Vwéénigde Landfehappen te handelen. Deeze trek diende trflens, om een ftraal van hoope te doen fchitteren in het hart eens ongelukkigen en misnoegden Volks : en door eene openbaare Onderhandeling, welke hij heimlijk beftuurde , voorkwam hij alle ontwerpen tot heimlijke Onderhandelingen , en de gevolgen , welken daar uit zouden hebben kunnen ontdaan. Hendrik de IV. hadt gedagt, dat dit misnoegen, in 's Konings Nederlanden , geheel andere uitwerkzels zou hebben : en de Inwoonders van Henegouwen en Artois aangezet, om de Spaanfche Legerbenden de Nederlanden te doen ruimen. Maar zij zon. den zijn' Brief na het Hof te Brusfel. Hendrik, zijne regten bijna door geheel zijn Koningrijk erkend , en geen kans ziende, om de Onderdaanen van Philips cpteftooken, liet eene ftrenge Verklaaring tegen dien Vorst uitgaan, hem befchuldigende , dat hij een Moordenaar omgekogt hadt, om hem van 't leeven teberooven, vergezeld van eene volledige üorlogsverklaaring. Philips de II. antwoordde hier op met eene  der. NEDERLANDEN. 339 eene Verklaaring, waar in hij betuigde , niet te oorlogen , dan om Frankrijk en den Catholijken Godsdienst te verdeedigen tegen de onderdrukkingen des Prinfen van Bearn , en diens Aanhangeren (*). Frankrijk en de Feréénigde Nederlanden konden nu vrijlijk hunne krijgsverrigtingen met elkander regelen , en zich Itreelen met de hoop van hunnen algemeenen Vijand , meer dan ooit, te benauwen. Maar de binnenlandfche onlusten, in den boezem des Gemeenebests gereezen, ter oorzaake van de agterlijkheid veeier Landfehappen in het opbrengen van hun aandeel in de algemeene belastingen, en de gefchillen over de Munt, waar van elk de waarde wilde bepaalen , deeden veel nadeels aan de zaak dier beide Volken (f). De Spanjaarden, die zij van twee kanten zouden hebben kunnen benauwen, kreegen tijd, om op hunne hoede te weezen. De Krijgstugt, welke Fuentes herftelde, de verfierkingen , die hij ontving, om de gebrekkige Regimenten voltallig te maaken, Belden hun in ftaat, om vermeefteringente doen. De Bondgenooten werden uit Hui verdreeven, eene kleine Stad in Luiker-land, doch van aangelegenheid wegens haate ligging: zij hadden'er zich meefter van gemaakt, om dat de Bisfchop de Spaanfchen begunstigde (§). Mondragon noodzaakte Prins Maurits , het beleg van Grol optebreeken, en (*) Du Mont Corps Dipl. T. IV. p. 2. & 512, Ct) Grotu Hist.p. 213.2x8.219. (5) Zie aldaar, p. 203. B4 Maurits.  S4C GESCHIEDENIS Maurits. en bragt de nederlaag toe aan eene Ruiterbende, onder Philips van Nasfau , die zelve eene doodlijke wonde bekwam. Zijn Broeder Ernst van Nasfau, die nevens hem gevangen genomen was, kogt zich, voor eenen grooten losprijs , vrij. Ernst , Graaf van Solms, liet, indeezen bloedigen flag , het tóeven: — Dan tegen Frankrijk wendden de Spaanfchen hunne meefte magt aan , en maakten de grootBe vorderingen. Zij vermeefterden Chatelet, Dourlans en Kamerijk. Laatstgemelde .Stad hadt zich niet overgegeeven, dan om verlost te worden van het dwing!andfche beftuur des Bevelhebbers van Balagni: deeze vrije Rijksllad, tusfehen Frankrijk en de Nederlanden gelegen , moest de tocvlugt neemen tot al te magtige Befchermers, bezetting van den een of ander ontvangen, en ftrekte altoos ten prooi van den fterkften. Zij dagt haare Voorregten wedertekrijgen, met zich aan de Spanjaarden overtegeeven: en hadt dit zelfs bedongen in het Verdrag metdenGraave van Fuentes; doch nauwlijks was hij in de Stad, of hij dwong de Burgers den eed van getrouwheid aan zijnen Koning afteleggen. Met welk een vuur en kragt van welfpreekenheid zij hunne regten beweerden, hij toonde, dat zij ongelijk hadden, door, van zijnen kant, het alles uitmaakend bewijs der Koningen bijtebrengen (*). Hendrik de IV, Bourgondie tegen de Spaanfchen verdeedigd hebbende, was op weg , om Kamerijk "- . ' te O") Bor, XXXII. B. bl. 12.20.39.  der NEDERLANDEN. 341 te ontzetten, toen hem de gewigtige tijding van het overgaan dier Stad ter oore kwam. Hij weet dit verlies den Staatfchen, als die hem den beloofden en verleenden bijftand ontijdig hadden ontttokken : 'er bijvoegende , dat hij , indien het hun berouwde, zich met hem verbonden te hebben, een Verdrag met Spanje , lang door hem geweigerd , zou aangaan. De Staaten verontfchuldigden zich , door den nood, waar in zij zeiven verkeerden , en fielden hem te vrede met twee Regimenten Voetvolk , eenigen on- derftand in Geld en in Graanen. Maar , den Koning van Frankrijk dus vergenoegende , krabden zij de nog niet geheel geneezene wonde van Elizabeth weder op. Deeze Vorftin kon Hendrik zijne verandering in Godsdienstbelijdenisfe m geenen deele vergeeven, noch ook de weigering , om het bewaaren van Calais, Boulegne en Dieppe aan de Engelfchen toerebetrouwen, was, bovenal, misnoegd over den bijftand zijner wapenen , die hem , welhaast , in Itaat zoude ftellen , dat hij haarer niet meer behoefde. Zij zondt Sir Thomas Bodley na Holland, die den Staaten boodfehapte, dat zij, rijk genoeg zijnde, om Geld aan een ander optefchieten, ook wel in ftaat waren, de fommen ,. aan Engeland fchuldig , aftedoen. De Staaten zog'en haar door bidden en fmeeken te vermurwen. Zij deeden het Verdrag gelden, in gevolge van 't welke zij niet verpligt waren te betaalen, dan bij 't eindigen des Oorlogs. Zij vertoonden den deerlijken ftaat, in welken Zij zich bevonden , uit hoofde van de laatfté voorB 5 dee- Maurits. De FeréénigdeGewesten beantwoordende klagten van Hendrik den iv. en Eu- zabeth.  342 GESCHIEDENIS" Maurits. deelcn, door den Vijand op hun behaald , van het aanhouden hunner Koopvaardijschepen in Spanje, van overftroomingen en duurte. Zij beweezen, den Koning van Frankrijk niet onderfteund te hebben , gedreeven door praalzugt , maar uit noodzaaklijkheid, om den Vijand van zich te verwijderen , en hem te beletten, om voordeel te doen met de verlegenheid, waar in zij zich bevonden. Naa veel en heftig twisten, kwamen zij overéén, ten minden in fchijn. De Staaten verbonden zich , de Koningin met een zeker aantal Schepen te hulpe te komen, en de Engelfche Knegten, die zij in dienst hadden , te betaalen, fchoon de Plaatzen , tot zekerheid gegeeven, en die zo zeer haare onafhanglijkheid beperkten , in handen der Engelfchen bleeven (*). Dit Verdrag zou van zeer weinig beduidenis en korttlondig geweest hébben, indien de vrees voor de Spanjaar den, die eene landing in Engeland* deeden, eene ontzaglijke Vloot tegen dat Rijk toerustten , en een opftand, in Ierland verwekt, onderlteunden , Elizabeth niet verpligt hadt , om eene verééniging te bevestigen , welker handhaaving haar belang thans zo zeer als immer vorderde. Het kon den Koning van Spanje niet onbekend zijn , hoe weinig de verheffing des Graaven van Fuentes zijnen Onderdaanen in de Nederlanden fmaakte. Om hun vertrouwen te herwinnen en opte» (*) Grotii FUJI. p. 227. 228- Bor, XXXIII. B. bl. 42, Camsden Ann. 1595. p.  der NEDERLANDEN. 543 tfwekken tot het voortzetten van het Krijgsgeluk, 't welk hun thans medeliep, droeg hij de Landvoogdij der Nederlanden over op een Prins van zijnen bloede, den Cardinaal-Aardshertog Albertus van Oostenrijk , zijn Neef, die hem blijken van zijne groote bekwaamheden gegeeven hadt , als Onderkoning in Portugal. Tot verwerving van 's Volks gunst, bragthijVredes-voorflagen mede; doch,om in ftaat te weezen, om de Voorwaarden te bedingen, ook drieduizend Spanjaarden , en eene groote fona ongemunt Zilver , om de fchade van den uitftel te vermijden , met belofte van een maandlijken onderftand uit Spanje. Op den elfden van Sprokkelmaand des jaars MDXCVI , deedt hij zijne intrede te Brusfel. De vreugde, wegens zijne overkomst,vermeerderde , door het vertrek des Graaven van Fuentes en Ibarra , wier talenten , bij den Landzaat, de vlekke, van gebooren Spanjaarden te weezen, niet konden uitwisfchen. Dan die hoog gereezen vloed van blijdfchap begon te ebben, als men, eerlang, het Opperbeleid des Oorlogs in handen zag ftellen van Don Franctsco de Mendoza, Admirant van Arragon, en verfcheide andere Spanjaarden met de aanzienlijkfte Staatsampten bekleeden (*). Het fchrander beleid des nieuwen Landvoogds veroorzaakte veel ongerustheids in deFeréénig le Gewesten. Hij hadt een groot getal hunner Koopvaardij- fchepen CO Bor, XXXII.B. bl. 122. XXXIII.B. bl.5.9.99. Grot. Hifi. p. 240. Maurits. De CardinaalAardihertog Albertusvan Oostenrijkkomt in de Neder, landen als Opperlandvoogd.  344 GESCHIEDENIS Maurits. Staatkunde van Albertus , om de Veréénigde Gewesten te winnen. fcheperj, in de Havens van Spanje en Portugal in beflag genomen, ontflag bezorgd. Schoon diepziende Staatkundigen oordeelden , dat Philips, zonder zichzelven grootlijks te benadeelen, de Zeevaart der Hollanderen en Zeeuwen niet kon ftremmen, en hij dus alleen die Schepen hadt doen aanhouden, om den Aardshertog gelegenheid te verfchaffen tot het verwerven van hunne vriendfchap, als den Man , dien zij dit ontflag moeiten dankweeten, vreesde men nogthans , dat deeze daad eenen te diepen indruk zou maaken op lieden , die van de Scheepvaart en Zeehandel leefden, weinig bedreeven in de Staatkundige ftreeken der Vorlten, en min aan.de belangen huns Vaderlands , dan aan die huns Handels verknogt. —Om nog dieper in 's Volks gunst te dringen , hadt Albertus de ontllaaking verworven van Philip Willem, Prins van Oranje , oudften «ioon van Willem den I, en met zich na de Nederlanden gebragt. 'tls bekend, dat deeze Prins van Leuvens Hoogefchool weggevoerd en na Spanje gebragt was. Achtentwintig jaaren hadt hij daar in een foort van gevangenisfe geleefd, onder het fchoon voorwendzel , om hem voor de fmette der Ketterije te beveiligen. Geene andere bezigheid hieldt dien ongelukkigeu Prins in zijne gevangenis onledig, dan het Schaakfpel, waar in hij uitmuntte; niets gedenkwaardigs hadt hij uitgevoerd, dan dat hij het Opperhoofd zijner Bewaakeren, op zekeren tijd, ten venfter uitwierp, dewijl hij kwaalijk gefprooken hadt van zijnen Vader. Ondertusfchen deedt de genomene voorzorg, om hem een  der. NEDERLANDEN. 345 een volijverig Roomschgezinden te maaken, denken, dat men zich van hem zoude kunnen bedienen , om de afgeweekene Landfehappen wedertebrengen , of het zaad van tweedragt te zaaijen, door het aandringen zijner regten regen zijnen Broeder Wurits. De Staaten , wettige reden van vreeze en agterdogt hebbende, wegens zijne overkomst, fchreeven hem,als 't ware om hem geluk te wenfchen met zijne verlos', fing; doch met de daad, om zijnegefteltenis tepolsfen, en zijne oogmerken te ontdekken. Betuigende, zich verzekerd te houden , dat hij , de Spaanfche wreedheid zo veele jaaren beproefd hebbende , nimmer iets zou beBaan tegen de Vrijheid van een Gemeenebest, gegrondvest door de wakkerheid , raad en het bloed zijns Vaders : zij voegden 'er nevens , dat de tegenwoordige Oorlog hun belette zijne komst binnen de Grenzen te gedoogen, zonder vrijgeleide, 't geen zij beloofden , hem , bij gunstige gelegenheid, te zullen toefchikken. Zeer beleefd was het antwoord van dien Prins, die verklaarde, niets te zullen beftaan , dan 't geen tot genoegen van beide de Partijen flrekte ; doch in 't zelve repte hij geen enkel woord van zijnen Vader. Vervolgens ziende, dat hij bij de Spanjaarden , uit hoofde van zijne geboorte , en bij de Bondgenooten, ter oorzaake van zijne Godsdienstbelijdenisfe, verdagt was , koos hij de partij , om zich in geene Staatszaaken te mengen , en een bedrijfloos leeven te lijden , beBaande van een inkomen , hem door Maurits en zijne Zuster, Mauritj.  346 GESCHIEDENIS Maurits. Vermee- fteringtn desAaras hertogs in frankrijk. ter, de Gravin van Hohenlo, en den Koning van Spanje verftiekt (*> Das verdween de hoop , door den Aardshertog opgevat, om de Bondgenooten door Staatkundige Breeken te winnen. Aan 't hoofd eens Legers van vijftienduizend man, dagt hij hun de gevoeligfte Bagen toetebrengen, en beraamde reeds , waar hij zijn aanval zou beginnen, als Hendrik de IV. hem noodzaakte, zijne wapens na Frankrijk te wenden. Deeze Vorst zogt het verlies van Kamerijk te vergoeden, doch, geene genoegiaame magt hebbende,om het te herneemen, belegerde hij la Fere, eene kleine, maar aangelegene, Stad in Vermandois, door de Verbondelingen aan de Spanjaarden overgeleverd. De Aardshertog, geen kans ziende , om dit beleg te doen opbreeken, werd te raade, eene andere Stad te berennen, 't zij om eene afwending te maaken, 't zij om het gemis dier Stad , door het bemagtigen van eene grootere, te boeten. Hij trekt met zijne Krijgsmagt voor Calais, welks Vestingen in een flegten Baat, en met eene zwakke Bezetting voorzien waren. De Engelfche en Hollandfche Schepen , die --voor Calais kruisten , en vierduizend Franfchen, van voor la Fere derjvaards gefchikt , konden den Aardshertog niet van daar verdri jven. De Stad werd, Botmenderhand, ingenomen, als mede het Kasteel; het (*) Bor, XXXII. B. M< 112. 122. 124. XXXIII B. bl. 5. Grotii llijl. p. 241. 242.  der NEDERLANDEN. $4? het meeretideel der Bezetting, beltaande uit acht Vaandelen, fneuvelde; dan zestig Hollandfche Knegten en twee Staatfche Vaandels weerden zich met zulk eene dapperheid, dat zij een vrijen uittocht bedongen. Dus viel Calais , één der Berkfte bolwerken van Frankrijk, en de Betitel van Kanaal, in handen der Spanjaarden (*). De KaBeelen van Gaines en Hames ondergingen 't zelfde lot. Ardres^,eene gewigtige en fterke Stad , werd den Spanjaard overgeleverd , door de lafhartigheid des Bevelhebbers , op dien eigen dag, dat Hendrik zich meeder gemaakt hadt van la Fere , en aanrukte tot ontzet, of om den Vijand tot een tlag te noodzaaken (f). Zo fchielijke en gewigtige vermeefteringen verfpreidden fchrik in de Veréénigde Gewesten. De Staaten verfterlrten de Bezettingen van Ooflende en Breda. Om hunne Krijgsmagt te vermeerderen , ontbooden zij de Soldaaten, langs den RJiijn in bezetting liggende, en wierven, om deeze te vervangen, Waardgelders, in halve foldye: zij riepen ook hun, die in Frankrijk waren, te rugge, en, om de plaats te vervullen der zodanigen , die op de Engelfche Vloot dienden, wierven zij, met toeftemming der Koninginne , tweeduizend Knegten, bij welken Elizabeth, op verzoek der Staaten, nog tweeduizend voegde (§). Deeze (*) Bor, XXXII. B.bl. 113.115. XXXIII. B.bl. 20. (t) Zie aldaar, XXXIII. B. bl. 25. ^ (§) Zie aldaar, bl. 25. 43. 50. en Grotii Hifi. p, 246. 247. Maurits. De Statten neeroenWaardgeldenen meer Volks aan.  34» GESCHIEDENIS De Aards hertog belegert en be- magtigt Hukt. Maurits. Deeze voorzorgen fchrikten den Aardshertog niet af. Hij was in de Nederlanden wedergekeerd , 't zi] om Hendrik te ontwijken , die hem met eene overmagt van Krijgsbenden tot denflag zogt te beweegen, of om de Grenzen te dekken tegen de ftrooperijen des Paardenvolks van Prins Maurits , dat, zonder ophouden, veele Landltreeken plunderde, of onder brandfchatting ftelde. Eerst fcheen Albertus het op Ooftende of Breda gemuntte hebben, doch hij béfloot deeze onderneeming tot gunstiger gelegenheid te verfchuiven , en Hulst aanretasten. De ligging deezer Stad, in 't midden van het Land van Waas, ftelde de Hollanders in ftaat tot het ontrusten der omliggende Landfehappen. Maurits, in den jaare MDXCI, zich meefter van deeze Stad gemaakt hebbende, hadt de Gragten verwijd, de Vestingwerken vermeerderd, en, om eene zo gewigtige Plaats,die Holland en Zeeland dekte , en teffens den weg na Braband en Vlaanderen baande, te behouden , hadden de Zeeuwen last gekreegen , de Werken te voltooien : doch deezen zich meer bevlijtigd, om het omgelegen land, dan de Stad, in ftaat van tegenweer te ftellen. Het onder water zetten van 't vlakke veld, het flegten der hoogten , die den Vijand voor 't Ka- ' non der Stad konden dekken, maakte Hulst tot een Eiland. La Barlotte en la Biciis, twee kundige en moedige Veldheeren , ondernamen het, deeze hinderpaalen te boven te komen. Zij begaven zich in kleine Vaartuigen, met een hoop uitgeleezene Knegten, voeren de vaart en het ondergezette land, in den  der. NEDERLANDEN. 349 den nagt, over, en vermeefterden eenige Schansfen en Verfterkingen. Maurits , vergeeffche poogingen aangewend hebbende , om ze te doen verhuizen , hielt zich te Kruiningen, op den uithoek van Zuidbeveland, van waar hij de beweegingen desVijands kon gadeflaan , en de Bezetting van manfchap en leevensmiddelen voorzien, 't Beleg werd met allen ernst voortgezet. De uitvallen der Belegerden, de aanvallen der Belegeraaren , het Berk en aanhoudend vuur der Batterijen , en het fpringen der Mijnen deeden eene menigte aanzienlijke Mannen en braave Krijgshelden van wederzijden fneuvelen. D2 dappere verdeediging beantwoordde aan het BrengBe beleg : de Koningfchen leeden 't meest. De Cardinaal - Aardshertog bedagt , om de moedloosheid , welke zich onder de zijnen begon te vertoonen , te verbannen, een middel, voerende aan zijn tweevoudig Characler, ais Krijgsoverlte en Geestlijke. Weetende hoe veel indruks het Godsdienstige maakte op de bijgeloovige gemoederen der Spanjaarden, haalde hij de Priefters over, om met de Krijgsbenden aanterukken, en de Kerklijke Banieren te midden van de ontrolde Krijgsvaandelen te laaten waaijen. Maar het in de lugt vliegen der Mijnen verijdelde alledeeze poogingen. Hier vertoonde zich het fchriklijkst fchotnvfpel, 't welk de woedende Oorlog kan opleveren. De Belegeraars , op een oneffen grond vegrende, door het bloei der gefneuveiden en gewonden glibberig geworden, maakten vastigheid te krijgen,door zich fchrap te zetten op de nog lillende leden hunner IV. Dee/.a.St, Q JMe- Mauritïi  45® GESCHIEDENIS Maurits. Mede makkeren, en dus de Hagen van den Vijand beter aftewceren. De Koningfchen fcheenen vast beIlooten te hebben, niet aftelaaten. Tot aan den Wal doorgedrongen, eischte de Aardshertog de Stad op. Men gaf eerst moedig antwoord. Maar de Bezetting, vreezende voor de gevolgen van een langduurig beleg, en, wanhoopende , een Vijand, zo verbitterd, te zullen kunnen afweeren , raadde den Graaf van Solms , Bevelhebber der Stad , tot daadiging. De Graaf zelve , gewond , oordeelde , hier toe te moeten verflaan , ondanks de tegenverklaaringen van Matthijs Held. De Stad werd, op den achttienden van Oogstmaand , overgegeeven. De Aardshertog was zeer in zijn fchik met het eindigen deezes belegs, 't welk hem begon tegenteflaan , en bij 't welk hij niet minder dan vijfduizend Gemeenen en zestig Overften verlooren hadt (*). Naa deeze vermeeBering , begaf Albertus zich na Brusfel, waar hij ontvangen werd met'degrootfte toejuichingen : men zag hem aan voor den Man, door de Voorzienigheid gefchikt, om's Konings zaaken in de Nederlanden te herBellen, en als den Her. brenger van 't geluk , 't welk , zints zeven jaaren y de Spaanfche zijde fcheen verhaten te hebben (f).— Dan de Staaten waren zeer gevoelig wegens een verlies, 't welk hun ontzette van de brandfehattingen over Vlaanderen: die van Z?«/Wkonden den Graave van (*) Bor , XXXIII. B. bl. 39 — 50. Groth Hifi. p. 248. (t) Grotii 'Hiü. p. 254.  der NEDERLANDEN. 35* van Solms de overgaave van Hulst niet vergeeven , en ontzeiden hem het bevel over hunne Regimenten. Dan de Veréénigde Staaten , bij welken hij zijn gedrag verdeedigde, oordeelden 'er gunstiger over, en fchonken hem bevel over een ander Regiment. De Graaf betuigde, dat hij, dertien jaaren Veréénigde Gewesten gediend hebbende , zulk een zugt voor dezelve voedde , dat hij, om perfoonlijke beledigingen , hem aangedaan, den dienst niet wilde verlaaten (*). Eenige kleine overwinningen , door de Franfchen oehaald, ftrekten tot troost en bemoediging der Bondgenooten, doch niets kon meer dienen, om den moed optewekken, dan het wel gelukken eens Zeetochts, met Engeland tegen Spanje ondernomen. Zints de verftrooijing der Spaanfche Onverwinnelijke Vloot, hadden de Engelfchen , weetende , dat de Zeemagt der Spanjaarden geknakt was , en, vlammende op buit, niet nagelaaten, hunne Bezittingen in Europa en America te ontrusten. Philips brandde van wraakzugt; doch de Oorlogskosten in de Nederlanden en in Frankrijk verwonden bijkans alle zijne fchatten. Eindelijk fcheen de opftand der Catholijken in Ierland, en iiet bemagtigen van Calais , een gunstiger vooruitzigt te openen tot het volvoeren zijner oogmerken, en hij wendde alles aan , om eene nieuwe Vloot uitterusten, waar mede hij een wisfen fiag dagt te doen. Elizabeth , liet onweer, 't welk haar dreigde, willende afwenden , deedt eene Vloot ge- (*) Grotii, Hift. p. 253. C a Mauritï. Gelukkige onderneemingder Engelfchenen Hollanderentegen Spanje: het inneemenvan Cadix.  552 • G'Ë S C HTE D E N I S gereed maaken van meer dan honderd en vijftigSchepen, bemand met achtduizend So!daa-en en zevenduizend Matroozen. Lord Howard hadt het opperbevel over de Vloot; de Landmagt f ondt onder den GraavevanEssEX, Gunsteling der Koninginne,den grooten beraamer van deezen tocht. De voornaamfte Heeren van het Hof hadt hij medegenomen, niet zo zeer om hun te doen deelen in de eerderoverwinninge, welke hij zich beloofde, dan opdat zij , geduurende zijn af weezen , Elizabeth niet tegen hem zouden innetmen. De Feréénigde Gewesten verfierkten de Engelfche Vloot, op 't verzoek der Koninginne, met vierentwintig Schepen , onder het bevelhebberfchap van Jan van Duivenvoorde , Heer van Warmond, en een aantal van manfchap , onder deGraaven Lodewijk en Willem van Nas fa u, Neeven van Prins Maurits. De veréénigde Vloot ging, den tienden van Zomermaand, van Pleymouth , onder zeil. Dezelve hndtlast, om niet alleen de vijandlijke Schepen aantetasten, maar ook die van onzijdigen, wanneer zij Krijgs- of Mondbehoeften den Vijand toevoerden. Zi j (levenden op Cadix aan: en, niet verre van deezé Stad, kreegen zij kundfchap , door een Iersch Schip, dat alles in Cadix zeer gerust, en de Stad üegts van eene zwakke Bezetting voorzien was, terwijl de Haven vol rijke Koopvaardijschepen lag. De Spanjaarden hadden flegts , ter verdeediging der Reede, omtrent dertig Oorlogfchepen, een gedeelte van de Vloot, welke men te Lisbon gereed maakte, om Engeland te beftookeu , en, behalven deezen, ee-  der NEDERLANDEN. 553 eenige Transportfchepen en Vaartuigen, vanverfchUlende Volken, ten Oorloge toegerust. Essexdreef, dat men 'er op moest invallen , Warmond gaf 'er zijne Item toe, maar Howard drong door , het tot den anderen dag uitteftellen. De Spaanfche Schepen fchaarden zich infiagcrde, en wederftonden den aanval, tot dat eenige huner grootfte Schepen genomen, zommigen verbrand, anderen in den grond gefchooten, op firand gejaagd, of de Middenlandfche Zee ingedreeven waren. Eén Holiandschtn één Engelsch Schip hadden het ongeluk van door eigen Kruit in de lugt te vliegen. De Graaf van Essex zette hierop den voet aan land op den Uithoek, het Puntaal geheeten : en het Hollandsch Bootsvolk veroverde, ge.weldigerhand, het Kasteel aan den zeekant. Graaf Lodewijk van Nasfau trok aan 't hoofd van vierhonderd Engelfche Spietzen na Cadix. Eenige benden Spaanfche Vrijwilligers, voor de helft uit Geestlijken beftaaade, die het een verdienstlijk werk hielden, de Ketters te beflrijden , trokken tegen hun op: doch zij weeken, op den eerften aanval, ondanks de dapperheid, welke de Geestlijken betoonden , die vuuriger dan de andere Vrijwilligers ffreeden. De Engelfchen kwamen met de overwonnenen ter Stad in. De Inwoonders gaven zich over op verdrag, en kogten de plundering af , als mede het verbranden van de Koopvaardijvloot : maar de Hertog van Medina Sidonia , Landvoogd van deeren Oord, weigerde dit Verdrag te bekragtigen : hierop werd de Stad geplunderd, en hij zelve liet den brand BeeC 3 ken Maurits.  Maurits. 354 GESCHIEDENIS ken in de Koopvaardijfchepen , ter welker gelegenheid, men rekent, dat 'er tien millioenen fchats aan de vlam zijn opgeofferd. De Graaf van Ess,,x wilde ce Stad inhouden, Howard beweerde, datmen wel haast gebrek aan mondbehoeften zou krijgen , en, fch- cn Warmond , die van Esssxs gevoelen was, aanboodt de Engelfche Vloot, ééne maand lang, uit zijv e Schepen te fpijzeu, terwijl men intusfchen voorraad uit Italië, Engeland , en ze'fs uk Afi'ica kon haaien, dreef Howards gevoelen boven : dc uieefte Engelfchen haakten na hun Vaderland tekeeren,om den vcrkreegen buit te erlangen. Naa de plundering werd de Srad in brand geftooken , en men verliet, in 't midden van Hooimaand, de Spaanfche Kusten. Eiizaueth bedankte Warmond, bij eenenBrief, weg-ns zijne gedaaane dienBen : doch dezelve is in bewoordingen begreepen , die duidelijk uitwijzen, dar zij hem niet gaarne ten Hove zag. Hij zou ec veel tot bezwaar der Engelfchen hebben ingebragt. In Holland verdag doende van deezei tocht bij de Algemeene Staaten, beklaagde hij zich zeer over de Engelfchen, die den Hollanderen hun aandeel in den behaalden buit onthouden hadden. Dit was de eenige fchaade niet, welke de Hollanders leeden. De Kooplieden, die op Spanje , en, op den naam van Spanjaarden, op America handelden, hadden een nadeel van wel driemaal honderdduizend Guldens bij st verbranden der Koopvaardijvloot. Zelfs werd een Hollandsch Schip van vijftigduizend Guldens, welken het aan boord hadt, door de Engelfchen beroofd, on-  der NEDERLANDEN, 355 onder voorwendzel, dat de laading den Vijand toekwam. De Bondgenooten hadden dus geen voordeel van deezen tocht, dan alleen, dat zijhunnen Vijand in de uiterfte verlegenheid bragteu. Philips verloor het grootBe gedeelte der inkomften , welken hij tot den volgenden Veldtocht befiemd hadt, twaalfhonderd Bukken jKanon, en het beste van zijne Zeemagt (*). Alle deeze fchaadens , gevoegd bij de magtige geldfommen, in Frankrijk en in de Nederlanden verlooren , en nooit in Spanje wederkeerende, hadden 's Konings Schatkist tot den bodem geledigd. Hij was veel fchuldig aan vreemde Bankiers, die hij, teroorzaakevan voorgaande kwaade trouwe, en den verwarden ftaat zijner Geldmiddelen , hooge renten moest betaalen. In dit uiterfte beklaagde hij zich zeerover het woekergeld, 'tgeeuzijneSchuldeifcheren van hem vorderden, en hem belette, zijne loflij. ke ontwerpen , ten voordeele van den Catkoüjken Godsdienst, te volvoeren. Hij oordeelde deswegens, in alle billijkheid, de Tollen en andere PvijksinkomBen, die meest allen verpand waren voor 'sKonings fchulden , weder aan zich te trekken. Hij verminderde de hoofdfom zo veel als hij dagt, dat zij boven eene redelijke rente getrokken hadden. Deeze fchandelijke verbreeking der goede trouwe benam hem (*) Bor, XXXIII. B. bl. 15. 23. 25. 54. 56. Groth Hifi. p. 256". 258. Verhaal in de Refol. Holl. 159Ö. bl. 346. Hume's Hifi. Tom.V. p. 395-397. Ferrera Hifi. Gen. cTEfp, Ana. 1596. C4 Maurits, Uiterfte verlegenheid des Konings van Spanje.  355 GESCHIEDENIS bïaurih3 Verdrag; tusfehen Engeland , Frankrijk en de Vei* êc'nigde Nederlanden. hem alle geloof. Hij zag zijn' misflag, eudagtdien te verbeteren, door de zaaken op den ouden voet.te brengen : doch hij kor. Dier mede de verloorene geloofwaardigheid , in 't aangaan van Verbintenisfen, niet herkrijgen. Niemand wilde Geld fchieten aan een Vorst, diczich verbeeldde, dat een voorgewende ijver voor 't Catholijk Geloof hem kon ontdaan van het volbrengen der goede trouwe , en die daar toe.niet kwam, dan gedwongen door de omftandigheden, en geenzins door bezef van eerlijkheid. Met_ cdn woord, mangel aan Geld en aan Geloof verijdelde alle de maatregels des Aardshertogs, en deedt hem de vrugt verliezen van een' Veldtocht, met zo veel geluks begonnen, en die hem de ftreelendite uitzigten voor een geest fchüderde (*). Eene talrijke Vloot], in Spanje en Portugal uitgerust, om Engelandaantetasten, beliep een zwaare fiorm. Veertig Schepen geraakten op het drooga , met verlies van veel manfchaps. Een nieuwe ramp, ter verijdeling der out» werpen van ftaat- en wraakzugt (f). Deeze netelige toe'.land van Philips, diezichdoor de groptfte tegenheden niet liet over ftag zetten, die uit- z'jne beziuingcn in America 's jaarlijks fchatten haalde, en de bekwaamheid hadt , om de Volken, dpor beweegredenen, van den Godsdienst ontleend, opteftooken, Mie Frankrijk, Engeland en de Veréi* (*) Grotii Bijl. p. 250. 260. Reyd, XIV. B. p.300. cn 301. (t) Bor, XXXIII. B. bl. 65 ■ 6".  der. NEDERLANDEN. 357 éènigde Nederlanden niet buiten dugten. Zints het bemagtigen van Kamerijk, Calais , Ardres, Hulst enz. hadden deeze drie Staaten den band der verééniginge nauwer toegehaald, en elkander onderlingen bijftand verleend: dan 't was niet vreemd, dat, in zulk eene Verbintenisfe , de een misnoegd werd op den ander. Elizabeth, wier jalousy en heb- lust met haare jaaren toenam, liet niet af, den Staaten de beweezen weldaaden te verwijten, en denonderlbnd, welken zij den Koning van Frankrijk verleenden, euvel te duiden : haar misnoegen betoonde zij door het herhaald wedereifchen der opgefchootene Gelden. Zij deedt het niet, om dat zij met de daad Geld behoefde, doch fchiep vermaak, in de Siaaten hunne afhanglijkheid te doen gevoelen. De Staaten zouden, om zich van die lastige aanzoeken te ontflaan, deeze fchuld hebben kunnen betaalen , doch Staatkunde verboodt zulks: zij moeften de Koningin op haare zijde houden, door de vrees , dat zij haar Geld zou verliezen, wanneer zij, uit hoofde van gebrek aan bijftand , zich aan den Spanjaard moeften overgeeven. Daarenboven hadden zij veele be- zwaaren tegen haar intebrengen: ook beklaagden zij zich over Hendrik den IV, die hun de Krijgsmagt, tot het verdeedigen van Hulst gefchikt , niet hadt toegezonden. De Koning van Frankrijk verweet, van zijnen kant, den Staaten het verlies van Kamerijk, Calais enz. Hij liet geenzins af, hen te dreigen , eenen afzonderlijken Vrede met Spanje te zullen fluiten. De vrijfpraak, welke deeze Vorst van C 5 den Maurits.  353 GESCHIEDENIS Maurits. Onderhandelingmet Engeland. den Paus ontving , deedt overal gelooven,dathij gt. reed was, om met den Catholijken Koning te verzoenen. De Staaten, gaarne ziende, &zt Frankrijk en Engeland met Spanje in onmin waren, hadden belang, om die beideKroonengenoegzaamenbijftand toetefchikken, tot het onderhouden hunner vriendfchap , maar niet genoeg, om dezelven in ftaat te ftellen, dat zij den gemeenen Vijand dwongen tot het fluiten van een Vrede , die hun alleen ten doel van al zijn krijgsvermogen zou laaten. Maar, dewijl het zeer bezwaarlijk viel, deeze balans van Staatkunde in evenwigt te houden tusfehen twee Bondgenooten , en 'er , bij 't minfte voorval, jalouzy en misnoegen rees, was het eenig middel, om hun genoegen te geeven , en alle zwaarigheid wegteneemen, een naauwkeurig en Baarlijk Verdrag te beraamen, wegens den bijftand , die de een den ander zou verleenen. Dit zogt men op een vasten voet te brengen. De Staaten traden in onderhandeling met Thomas Bodley , den Engelfchen Afgezant. Bodley Belde hun voor, als uit zichzelven, 9, dat de Koningin en de Staaten zich verbinden zou„ den, om met Spanje in Oorlog te blijven, en geen ,, Vrede te maaken, dan met onderling goedvinden. „ Dat de Staaten , wanneer de Koningin befluiten „ mogt, Spanje te water te beoorlogen , hunne Sche3, pen bij de haare zouden voegen. Dat zij, daaren„ tegen,zouden verzoeken, een groot nantzlEngel* „ fchen in foldy te mogen houden. En , om der Konin„ ginue, wegens de achterftallen, voldoening te gec- ven.  der NEDERLANDEN. 359 „ ven j moeften de Staaten haat ,'s jaarlijks, zo lang zij „ leefde, op haaren geboortedag, een Gezantfchap toe„ zenden, om haar dank te zeggen voordeonderfteu„ ning, den Lande beweezen; haar, of haa.enOp„ volger, zo lang de-Oorlog zou duuren, eenejaar„ liikfche erkentenis van twintigduizend Ponden „ Sterlings ovennaakende. Maar , indien de Oor?j l°g bij haar leeven eindigde, of alle de Nederlan,, den met elkander veréénrgi wierden, zou men ,, haar , vier jaaren achter den anderen, 'sjaarlijks, tachtigduizend Ponden Sterlings aanbieden: waar „ tegen zij den Staaten zou kwijtfchelden alles, wat „ zij van hun te vorderen hadt : hier mede zou ook „ het Verdrag van den jaare MDLXXXV. veniie,, tigd zijn, en het aan de befcheidenheid der Ko„ ningiune ftaan , de verpande Steden weder over„ televeren, of, geduurende den Oorlog, te blijven ,, bewaaren." Hoe weinig deeze voorflagen den Staaten mogten fmaaken, oordeelden zij het nogthans niet raadzaam, een weigerend antwoord te geeven. „ Zij fmeekten „ Elizabeth, bij het Verdrag des jaars MDLXXXV. „ te willen blijven, en den onderftand, bij 't zelve „ beloofd, toetefchikken. . Doch , konden zij „ dit niet verwerven, dan verzogten ze verlof, om 33 vier- of vijfduizend Engelfchen op eigen kosten te 5, mogen werven, en in dienst te houden, zo lang ,, 's Lands ftaat zulks vorderde: als mede, dathaa„ re Majefteit de Hulpbenden , tot nu in 's Lands 3, dienst geweest, bovenal de Bezettingen indever- „ pan- Maurits,  36» GESCHIEDENIS Maurits. j ( I J 1 J < t 1 ( I c I „ pande Steden, niet te rug ontboodt, dan twet maand.n, naa het fluiten van dit Verdrag, ten „ zelfden tijde den Staaten de gemelde Steden weder in handen (feilende. — Of, zo zij dezelven, geduurende den Oorlog, in bewaaring wilde hou„ den, zou zulks, zonder benadeeling van het regt „ der Staaten , en niet dan volgens het Verdrag van „ MDLXXXV, mogen gefchieden" Voorts booden zij aan, de verzogte jaarlijkl'c'ie erkentenis te zullen doen, en de vastgefteide ("ommen, in de beide gefielde gevallen, optebrergen, onder voorwaarde, „ dat „ alle deeze betaalingen nier zouden gefchieden,dan „ tegen eigen handtekening der Koninginne elk jaar." Een beding, zeker daar op gegrond, dat de Siaaten liet van zins wanen , zich omtrent de Opvolgers der koninginne te verbinden. Met dit antwoord vertrok Bodley na Engeland, :n werd gevolgd van een Gezantfcii3p , dat tot omrent het einde des jaars daar bleef, zonder veel uite voeren. De Koningin oordeelde, dat de aangelooden twintigduizend ronden Sterlings, 's jaarijks, het ond.rhoud der lx zettingen in den Briele n te Vlhfmgen niet konden goedmaaker. De Staaen verlangden , dat zij deeze Steden ontruimde , en ;ich dus van dit onderhoud ontlloeg. Dan dit was Llizabetiis oogmerk niet: en hierom drongen zij p het voldoen van alle de punten des Verdrags van /1DLXXXV. De Koningin vondt het vreemd , dat e Staaten het betaalen van de fchuld uitftelden tot et fluiten van een Vrede, dat zij, zo lang het hun be.  der NEDERLANDEN. S<5i behaagde, konden laaten verwijlen , en ftondt fteik op eene grooter jaarlijkfche veifchaffing van Geld. De Staaten beriepen zich op hunne behoefte. De Koningin verweet hun, op eenen fchamperen toon, den jongden voorfpoed hunner wapenen , den aanwasch huns Koophandels, den bloeijenden ftaat hunner Steden, en de toeneemende pragt hunner Gebouwen, terwijl zij zich in benoodigdheid van Geldbevondt: een gedeelse haarer middelen was te koste gelegd aan het dempen eens gedreigden opftandsin/erland; zij hadt, om de Bondgedooten te onderfteunen, haare Schatkisten uitgeput, en geen middel om, gelijk Philips, dezelven jaarlijks te vullen met d< fchatten uit de Goud- en Zilvermijnen van America (*) Gelukkig, dat, onder dit twisten , hetgerugtde Spaanjche toerusting ter zee, van welke wij gefprc ken heboen, de vrees in 't hart van Elizabeti joeg , die haar aanzette , om een befchadigend e: verdeedigend Verbond met Frankrijk te fluiten, waa op Hendrik de IV. zeer aandrong. In gevolge va 't zelve zou men geen Vrede maaken , dan met or derling goedvinden , en zich benaarftigen , om oo andere Mogenheden tot het aamieemen van 't zelv te bewegen. Hier toe behoorden natuurlijk de Fei éénigde Gewesten. De Hertog van Bouillon , d Verdrag met Engeland geflooten hebbende , beg: zich ook lerl'tond na Bolland 9 waar de Algemeer Sta (*) Bor, WÜÜII.B.bl, 18.19. 38.63.64. GaoT.//( p. aöi. 263. \ Maurits, r Verbond tnsfchen Frank1 rijk en •j Engeland,r wsarin j de Staaten ook " ireeden. k e it tf e 1- i.  Maurits. : Bijzonder Verbond tusfehenFrankrijk en de Veréénigde Gewesten. ,öa GESCHIEDENIS Staaten, naa kort overleg met Prins Maurits endérl ELaad W Staate, in dit Verbond deel namen (*). Ten dien zelfden tijde , traden zij nog ineen ander Verbond met Frankrijk , bij 't welke bedongen werd, „ dat Hendrik de IV, met de naastkomende „ Lente, een Leger zou aanvoeren op de Grenzen \\ van Picardye en Artois; dat de Staaten, van hun„ nen kant, met achtduizend Knegten en vijftien„ honderd Ruiters La 't veld zouden verfchijnen. „' Kik zou, op eigen grond, het opperbevel over de . Hulpbenden voeren. De oude Verbintenisfen, ren opzigte van het regt van Aubaine en den vrijen " Handel, zonden ftand houden, zo verre zij door " het tegenwoordig Verdrag geene verandering onZ dergingen, 't Zou zijner Majefteit gelieven, te vol\\ harden in zijne bijzondere gunste over de Steden " der Veréénigde Gewesten, en, bovenal, over den " Huize van Nas/au, om de onfterfltjke diensten, " den Lande beweezen (f)-" 't Valt gemaklijkerte bezeilen , dan te befchrijven , welk eene blijdfehap het Hinten deezer Verbonden in de Veréénigde Gewesten baarde : men vereerde het met openbaare vreugdebedrijven (§). Zij dienden niet alleen , . om dcn band hunner vereemginge nauwer toetehaalen; liet Gemeenebest ontving daar door eenen nieuwen luifter. Zij, die zich niethadden kunnen gewennen, om 't zelve als otfaflyngUjk te befchouwen, moeften hun- (*) Bor, XXXIII. B. bl. 25- 68. 73. 76- (|) Bok, XXXlfl.B.bl.78. Grot. Hifi. p.265. (§) Grot. Hifi. p. 265.  der NEDERLANDEN. 3^3 hunne vooroordeelen afleggen , ziende, dat de Staaten met Koningen, als met huns gelijken, in Verbintenis traden; want men heeft, naa dit Verdrag, en zints dit tijdperk , in fpijt van Spanje , het Gemeenebest der Nederlanden als een Onafhanglijken Staat beginnen aantemerken. 't Is waar , die tijtel werd zo gereed niet toegeftemd. De Staaten hadden deeze gunst te danken aan de erkentenis des Konings van Frankrijk , gevoelig getroffen door den ijver, welken zij voor zijne belangen betoond hadden. Hij dreef dit door, in weerwil van Elizabeth , die 'er zich eenigen tijd tegen aankantte. Het fpeet deeze Vorftinne , de Oppermagt over de Feréénigde Gewesten voorheen geweigerd te hebben , en zij toonde zich in haare onderhandelingen met de Afgevaardigden veel genegener dan eertijds, om dezelven te aanvaarden. Zij wilde, dat de Staaten, in dit Verdrag , niet zouden deelen als Oppermagtigen , maar als oude Bondgenooten, die zich onder haare befcherminge begeeven hadden. Deeze eere was hun , haars oordeels, groot genoeg; en Steden, die het juk van hunnen Vorst hadden afgefchud, behoorden met Gekroonde Hoofden niet als met gelijken te handelen. Deeze roemrijke Verbintenisfen gaven aan de Liefhebbers des Vaderlands, in de oudeGefchiedenisfen bedreeven, gelegenheid, om hunne geleerdheid ten toon te fpreiden. Zij vergaten de weezenlijke veranderingen, door tijdsverloop , in de betrekkingen tusfehen de drie Volken voorgevallen. Zij merkten ■niet op , dat het geflooten Verdrag alleen het uitwerk' Maurits.  3^4 GESCHIEDENIS Maurits. Krijgsvootfpoed der Ferèé'.lig ■ de Ge westen. Zege, te Turnhout bevogten. 1597- werkzel was van een oogenblikHjk belang , 't welk door era tegenftrijdig even gereed weder verbrooken kon worde». Zij vonden het zeer natuurlijk , dewijl de oude Batavieren 4 oudtijds, Verbintenisfen gemaakt hadden met de Gauleit , de Franken en Saxen, die zich in de Galüfche en Britfche Eilanden hadden nedergezet, en uit het Grondgebied der Feréénigde Gewesten oorfpronglijk waren. -Anderen maakten een veel min geleerde , doch bondiger, aanmerking. Zij hielden voor dén der treffendfte bewijsftukken van den lotwisfel der ondermaanfche zaaken, dat de Feréénigde Gewesten als gelijken handelden met Gekroonde Hoofden, die, tien jaaren geleden, ze niet waardig geagt hadden , om 'er het Oppergebied over te aanvaarden , toen met zo veel nederigheids aangeboden , en welks weigering men voor een ongeluk rekende. De Verbintenis der drie Volken was aangevangen onder gunstige voortekenen , en gevolgd door geluk. In Herfstmaand deezes jaars, deedt de Marfchalkvan JiiRON, op bevel des Konings van Frankrijk, aangezet door de Veréénigde. Staaten , een inval in Artois, behaalde twee overwinningen op den Aardshertog, en liepen de Fr ah fchen Artois en F laanderen af (*). De Bondgenooten openden den Veldtocht des jaars MDXCVil. met een rneefterfr.uk. Om het gedeelte van Eraband, 't welk bloot lag aan de (*) Re fel. Holl. 1596, p. 4«- Eor , XXXIII. B. bl. 36.  dër Nederlanden. 3ö\* Ge ftrooperijen der Bondgenooten ', of onderworpen aan geregelde Brandfchattingen , van eene en andere zwaarigheid te ontheffen, hadt de Aardshertog vierduizend Voetknegten en vijfhonderd Ruiters derwaards doen trekken , die zich olnftreeks Turnhout legerden. Het gerugt liep, dat zij het ijs verwagtten , om een' aanüag op Breda of tegen het Eiland Tholen te onderneemen. Maurits , weerende , dat het bevél over dit Leger toevertrouwd was aan den Graave van Varax , meer aanzienlijk door zijne adelijke afkomst, dan ontz?glijk door zijne bedreevenheid in de konst des Oorlogs , befloot , hun te verrasfen. Hij verzamelde fchielijk en in flilte vijfduizend Voetknegten en achthonderd Paarden te Geertruidenberg. Op den drieëntwintigden van Louwmaand , trok hij met dit Leger op weg , en kwam , omtrent middernagt, te Ravels, omtrent ééne mijl van de vijandlijke Legerplaats , met oogmerk , om , met het aanbreeken van den dag , de Koningfchen in hunne verfchansfingen aantetasten, of in 't open veld flag te leveren. Maar Varax , kundfchap \an deezen optocht gekreegen hebbende, hieldt Krijgsraad. Deezen wilden, dat men de Hollanders te gemoet zou trekken, en met een Leger,, beftaande uit welgeoefende en dappere Soldaaten, aanrukken op eene Bende, afgemat door het afleggen van eenen möeifjken weg. Anderen beweerden, dat het veel veiliger was, te rug te trekken na Herentals, waar het Leger, in gevalle van eenen veldflag, een veel voordeeliger ftandzou hebben , en, IV. Deel. 2. St, d des Maurits-  3Ö5 GESCHIEDENIS des noods , veel zekerder aftocht kunnen maaken. Deeze laatfte raadllag hadt veel fchijns : en, fchoon de hertred onder 't oog des Vijands altoos gevaarlijk is, koos men nogthans de gevaarlijkfte en fchandelijkfte partij. Maurits, door zijne Spionnen onderligt, dat de Vijand, in de uiterfte (tilte,terugtrok, en, ootdeelende, uU deeze voorzorg , welke alleen dient, oir. den Soldaat bevreesd te maaken, dat het 'er min op aan zou komen, om hun te overwinnen, dan te beletten , dat zij het ontkwamen , vaardigde terftond de geheek Ruiterij af, en tweehonderd uitgeleezene Voetknegten. Francois Vere , met eenige ligtgewapende So:daaten uitgezonden, verdreef een viiatidlijk rot , dat eene kleine Brug bewaakte, en viel den Vijand in den (taart. De Graaf van Hohenlo rende, met vierhonderd Paarden , de Spaanfchen op zijde , en voorbij, wendde om , en deedt den eerden aanval. Varax was onvoorzigtig genoeg geweest, om zijne Krijgsbenden niet geflooten te honden: dit, gevoegd bij deufchrik, was oorzaak5 dat zij, op den eerften aanval, deinsden., De Ruiterij en het Voetvolk geraakte in verwarring , en de vlugt werd a'gemeen. Dan een wauhoopig be¬ ftaan ontweldigde Maurits bijkans de overwinning: want, terwijl zijne Knegten bezig waren met den Vijand aftemaaken en uittefchudden , viel Nicoio Basta, de vijaiidlijke Ruiterij weder verzameld hebbende , met lof fen toom op de Staatfchen aan : dan de voorzigtigheid van Maurits behieldt de wankelende zege. Vier Cornetten Paarden hadt hij buiten het Maurits.  der. NEDERLANDEN. 3^7 het gevegt laaten blijven , om 'er zich, des noods, van te bedienen: deeze rukten aan , en deeden Basta andermaal wijken. De flachting was fchriklijk. Varax zelve ert meer dan tweeduizend der zijnen bleeven op het flagveld , vijfhonderd werden krijgsgevangen. De Bagadie , het Gefchut en de Kriigskas viel den Overwinnaar in handen , die ook, 's anderendaags, het Kasteel van Turnhout innam. Deeze groote overwinning kwam Maurits op geen meer dan tien man te ftaan. Achtendertig Vaandels en één Cornet, den Vijand ontweldigd , werd naden Haage gevoerd, en, als zegetekens , in de Groote Zaal van het Hof ten toon gehangen. Het Lijk van den verllaagen Graaf zondt hij , met een beleefden Brief, den Aardshertog toe, die heuslijk beantwoord werd; en men kwam overéén, om het regt der Volken omtrent de Krijgsgevangenen, welks fchending, van tijd tot tijd, gelegenheid gaf tot het neemen van bittere wederwraake , te laaten gelden. In deezervoege toonde Maurits, voor de eerfte keer, dat hij niet min bekwaamheids bezat, om,in 't open veld, den flag te winnen, dan om Steden te vermeefteren. Bij zijne terugkomst in 'r Gravenhaage , werdt hij met de grootfte toejuichingen ontvangen. De zegepraaiende Veldheer , bij de. Staaten verflag doende van zijne overwinning, erkende zedig dezelve grootendeels verfchuldigd te zijn aan de onbedreevenheid des vijandlijken Veldheer?, die'verzuimd hadt eeneBrug te laaten afbreeken. De Groot voegt 'er bij, D a dat Mauthtk  Maurits. Krijgsverrigtingen. 36g GESCHIEDENIS dat ze ook moet toegefchreeven worden aan eene verandering, door Maurits ingevoerd , om de Ruiters Carbijnen in ftede van Speeren te geeven : bij leerde ook uit het toeval, 't welk hem bijkans de overwinning uit de hand wrong , ftipter Krijgstugt onderhouden (*> Een zo zwaare tegenflag trof den Aardshertog geweldig , die, daarenboven , door gebrek aan Geld, zijne beste Knegten zag verloopen : dan hij werd enigzins opgebeurd door de verrasfing van Amiem. 't ls bekend , hoe zestien Soldaaten , in Boerengewaad vermomd , zakken met Appelen en Nooten draagende, en een wagen met Stroo mennende , de Burgerwagt afmaakten, terwijl men degeftrooide Appelen grabbelde: waaröp de Spaanfchen de Stad introkken (t). Deezen, bemoedigd door dit ongezien geluk, poogden Schenkenfcham te verrasfen ; doch te vergeefsch: en zij werden van voor Steenwijk afgeweezen (§)- Maurits mislukte een aanilag op Venlo. Hier fneuvelde de dappere Matthijs Held (**)• En de Ruiterij der Staat fchen , op voordeel uitgetoogen, keerde menigmaal met bebloede (*) Bor , XXXIII. B.bl. 6 ■ 10. Grotii Hifi. p. 274. Bentivoglio, Ui. D. bl. 593. (T) Grot. Hifi. p. 279. Reyd, XIV. B. bl. 304. (§) Bor , XXXIV. B. bl. 16.21. Meteren, XIX, B. bl. 355. (*•) Bor , XXXIV. S. bl. 19. Grotii Hifi. p,  ser. NEDERLANDEN. 36$ de koppen te rug (•). Dus fcheen de Krijgskans, Maurits in den beginne zo gunstig, te keeren: dan deeze wendde welras weder ten zijnen, voordeele. De Spanjaarden wilden het verrastte Amiens behouden tegen Hendrik den IV, die 't zelve belegerde: dit bewoog den Aardshertog, tot ontzet dier Stad, zijn Letter uit Braband derwaards te voeren. Maurits trok de grootfte voord zelen van die afwending. Hij befloot , met Graaf Willem Lodewijk en den Raad van Staate , welken de Gewesten her beleid deezes Veldtochts hadden overgelaaten , de Spaanfchen uit Overijsfel en het Graaffchap Zutphen te verdrijven: dus dui zetel des Oorlogs aan de {linkerzijde van den Rhijn te brengen , en de rechteroever van vijatidlijke Brandfchattihgen te onthelTen. Tot volvoering hier van , trok hij met een Leger, zevenduizend Knegten en twaalfhonderd Paarden fterk, over den Rhl/n, en langs den (linkeroever, opwaards aan. De Stad en het Kasteel Alfem nam hij, in 't voorbijtrekken, bij Verdrag , in , en liet, nog dien zelfden avond, Rhijnberk berennen, 't welk, naa een beleg van achtien dagen , daadigde (f). De Keurvorst van Keulen eischte deeze Stad te rug, als welke onzijdig was, en hem toebehoorde. Dan de Staaten antwoordden, dat zij, fchoon, naar 't regt des Oorlogs , die Stad hun toekwam, dewijl 'er vijandhjke bezetting in lag, die een gedeel- .te. (*) Bor, XXXIV. B.bl.at?. Grot. #//?. p. a8i. O) b9r, XXXlV.B,bl.37.38. D 2 Maurits, Vermee> fteringen van Mau« rits.  3?° CE5CHIEDEN13 te der Feréénigde Gewesten aan flrooperijen blootIte'de, dezelve den Aardsbisfchop zouden wedergeeven. als hij magtig was ze te befchermen; doch dat het hun nog niet gelegen kwam ze interuimen ; zij wilden ze tegen den Spanjaard befchermen; dan men zou de Tol , dien hij gewoon was daar te heffen, hem laaten geworden (*> Vervolgens vermee- fierde Maurits Meurs en Grol (f)- Breevoort boodt een hardnekkiger tegenweer 0 en werd , frormcnderhand , ingenomen. Goor , Endfchede en Ootmarfum gaven zich bijkans zo dra over als zij op. geëischt werden. Oldenzeel niet , dan naa heftig befchooten te zijn (§). Zingen was nu de éénige fterke Piaats, die de Spanjaarden ten Noorden aan den Rhijn hadden. Wllem de I. oordeelde , erfregt te hebben op dit Graaffchap , en fchonk het zicbzelven, bij Brieven, op naam van Philips den II, in den jaare MDLXXVIH, gegeeven. Zintswas Lingen door de Spaanfchen ingenomen. Maurits zag de Stad aan als zijn Erfgoed, ondernam het beleg , en dwong ze tot overgave (»*). Deeze fchielijk opeenvolgende overwinningen, waar door Maurits zich van verfcheide Stroomc-n verzekerd , een groote ftreek Lands van vijandlijke Brandfchattingen ontheven , en" de Grenzen van drie Gewesten * van IflAoarrs. (•) Bor, XXXIV, B. bi. 40. Ct) Zie aldaar. (t) Zie aldaar, bl. 48. 51. (**) Suppl. Corps Dipl. Tom. II. P. I. p. 178.  DER NEDERLANDEN. 37* van alle vrees voor den Vijand bevrijd hadt, ftrekten tot veel zekerheids van het Gemeenebest. Ze werden met vreugdetekenen vereerd, end Overwinnaar met meer dan gemeene toejuichingen , in 's Graven*haage, naa het voleindigen van deezen Veldtocht verwelkomt. Zijn krijgsroem was nu tot zulk een top geftegen , dat, op den Rijksdag te Regensburg, in overweeging werd genomen, om hem het Opperbevelhebberfchap des Kekerlijken Legers tegen de Turken optedraagen. Het geluk van Maurits zou volkomen geweest zijn , indien huislijke onlusten , veroorzaakt duo het Huwelijk van eene zijner Zusteren , 't zelve mei geftoord hadden. Wij moeten deeze aandoenlijke gefchiedenis van 't menschlijk hart hier eene plaats geeven. Bekend is 't , dat Willem de I, Grondlegger van dit Gemeenebebest, een talrijk gezin van twaalf Kinderen , drie Zooneu en negen Dogteren, hadt naagelaaten. Zijn hooge rang, de fchitterende rol, door hem in Europa gefpeeld , zette dit Gezin zo veel luisters bij, dat deeze Dogters aangezogt werden door Heeren, uit de eerfte Huizen van Frankrijk en Duhschland. Vijf hadden 'er reeds aanzienlijke Huwelijken gedaan, en waren door de Staaten, te dier gelegenheid, rijküjk begiftigd. Charlotta Brabantina ftondt thans te trouwen met den Hertog van Tremouille en Thonars. Maar Emiilia, volle Zuster van Maurits, bleef onaangezogt, en droeg een hart om , voor de liefde gevormd. Don Emanuel kwam in 's Gravenhaage, Deeze was de D 4 Zoo* Maurits» Het Hu.; welijk van ËMi" da van Nasfau met Don Emmanuel van Portugal^  Maurits, 571 GESCHIEDENIS Zoon van Don Antonio , te Lisbon voor Koning uitgeroepen, doch van daar verdreeven door Philips ni'.n Bi Hoewel dé wettigheid der geboorte van Don Emmanuei, , van 's Moeders zijde , twijfelagtig wis , hadt hij nogthans regt op de Kroon van Portugal, d'.wijl Bastaarden van Koninglijken bloede aldaar van de Throonsöpvolging niet zijn uirgeflooten. Met één woord , hij behoorde onder die Printen , waarcmrent zich de Vorften weinig, bekreunen, zo la;-g I et ongeluk dezelven vervolgt ; doch die, bij gunstige gelegenheid , zich kunnen vertoonen, om hum en Vijand te ontrusten , of te verzwakken. Zijn Vader, Don Antonio,hadt, vlugtigbuiien zijn Rijk , bij de Vijanden van Philips eene fchuil-en wijkplaats gezogt, en was , in den jaare ,MDXCV, te Parijs overleden. Don Emmanuel, bij gerugte verflaan hebbende , welke tc; enfpoed.n de Spanjaarden ter zee bejegenden, a's mede , hoe de Vijanden van Philips aanvallen tegen hem in den zin hadden , begaf zich na Evgelar.d, en van daarna.Holland. Minzaam werd hij ontvangen, en in a'le gezelfchappen toegelaaten. Hij behaagde door de bevalligheid zijns perfoons, door zijne jeugd , en door zijne, ongelukken zelve, welken hij wist te vernaaien met eene nitneemende welfpreekerdeid , die de harten vertedert, tn, bovenal,; op de Vrouwen eenen diepen indruk maakt. Qrtdekt hebbende, dat de Zuster van Maurits met eene bijzondere en belangneemen.de opmerkzaamheid na zijn vei haal luilierde , verbeeldde hij zich , na eene  BErt NEDERLANDEN. 373 «ene verbintenisfe te kunnen dingen , met welker behulp hij misfchien ten Vaderlijken Throon zou geraaken. Hij bediende zich van de vrijheid der verJteering , welke Noordfche Volken de Sexe toeftaan. Het aandoenlijk hart van Emilia , tot welke hij eenen vrijen toegang hadt, was, welhaast, geöpend voor zijne voorflagen. Zij gevoelde een vuur, 't geen zij niet langer kon verbergen. Maurits , welhaast hier van verwittigd, dagt , die vlam te zullen kunnen blusten, met zijne Zuster te toonen, welk eene fchande zulk eene verbintenis haar Huis zou aandoen. Het diep getroffen hart van Emilia was voor dat .alles onaandoenlijk , zij wilde Emmanuel tot Egtge. noöt hebben, en begaf zich, toen haar Broeder met het Leger voor Breevoort lag, in perfoon derwaards, om zijne toeftemming te verzoeken. De Prins ftelde haar voor oogen het verfchil van Godsdienstbelijdenisfe, den behoeftigen ftaat van Emmanuel , en de twijfelagtigheid zijner geboorte , dewijl hij niet beweezen hadt, dat zijne Moeder met Don Antonio getrouwd geweest was. Het baatte niets. De Prinfes gaf tot antwoord, dat zij meerderjaarig was, dat men aan haare Zusrers aanzienlijke Verbintenisfen bezorgd hadt, en voorneemens fcheen, haar tot den ongehuwden Staat te verwijzen ; dat haar Minnaar uit Koninglijken bloede fproot, en, was hij arm, zij zou het zich getroosten , dien last der armoede nevens hem te draagen. Maurits beloofde, haare redenen, op eenen anderen tijd, nader te zullen overweegen. Maar de vlam , die 't minziek hart van D 5 Emi- Maürit?»  Maurits. 374 GESCHIEDENIS Emilia blaakte, vermeerderde door deeze tegenkantingen en zwaarigheden. Zij verbeeldde zich , eet vergifFenisfe dan toeftemminge te zullen kunnen verwerven. In 's Gravenhaage wedergekeerd, deedt zij allen, die haar konden dwarsboomt-n , ten huize uitgaan , en hieldt bij zich alleen eenige vertrouwde Getuigen , ontboodt een Roomfchen Priefter, dien zij noodzaakte, haar, volgens het gebruik zijner Kerke, aan Don Emmanuel te verbinden. De Algemeene Staaten, die haar als een Kind des Vaderlands aanmerkten , waren zeer gebelgd over deezen ftap , en vervoegden zich in 't Vertrek van Emilia, om haar van haaren Egtgenoottefcheiden. Treffend en aandoenlijk Tooneel! Deeze Prunes, de Dogter van den Grondlegger des Gemeenebests, fchiet, als een blixemftraal, na den Portugeefchen Prins, fchreeuwende: ,,'t Geen God zamengevoegd „ heeft, fcheidt de Mensch niet!" Zij beriep zich op haare meerderjaarigheid , op de Voorregten des Lands, waar in de minfce Ingezeten deelde , en beweerde, dat , in eene zaak , van welke het geluk baars leevens afhing , de genegenheid van haar hart alle vooroordeelen moest opweegen. De Algemeene Staaten verboden Don Emmanual langer 'm'sHaage zich te onthouden, hem gelastende, tot nader bevel, te Schiedam te blijven. Maurits ontzeide zijne Zuster het Hof, en wees haar te Delft eene verblijfplaats aan. Zo veel leeds was voor het tedergevoelig hart van Emilia ondraaglijk. Zij hortte in eene aller» diepfte zwaarmoedigheid, en weigerde, om een einde?  dee. NEDERLANDEN. %7$ de te maaken aan een , anders onuitoogelijk , verdriet, eenig voedzel te gebruiken. Het Itondt dus gefchaapen, dat zij een flachtöffer zou worden van de Liefde en Vooroordeelen.. De Staaten , hoogst begaan met haaren deerniswaardigen toeftand , zonden haar Joannes Heurnius, Hoogleeraar in de Geneeskunde te Leyden ; deeze , van een zagt en inneemend voorkomen, bewoog haar , eenig voedzel te nuttigen , en verdreef eenigermaate de fombere denkbeelden van wanhoop; doch kon de diepe wonde van haar hart niet geneezen. Zij verklaarde hem met ronde woorden, dat 'er geen ander middel was, dan haar aan haaren Egtgenoot wedertcgeeven ; dat zij aan Maurits geene gehoorzaamheid verfchuldigd was, wanneer hij zich jegens haar, niet als een Broeder, maar als een Dwingeland gedroeg. De Staaten mogten den Portugeefchen Prins ten Lande uit doen trekken, Maurits mogt zijne Zuster met zijne hoogffe ongenade dreigen , Emilia hadt niet vernomen, dat haar Egtgenoot zich te Wezel onthieldt , of zij vloog derwaards. Vervolgens vergunde men haar met haaren Gemaal in Holland te komen, waar zij hem verfcheide Kinderen baarde, en leefde iu een veel bekrompener ftaat, weinig voegende aan den luifter haarer geboorte, aan den hoogen rang , welken haar Broeder bekleedde, en het aanzien haarer rijk uitgehuwelijkte Zusteren. Zij fmaakte , ongetwijfeld, meer geluks , indien het anders waarheid is, dat het meer afhangt van een vergenoegd hart, dan gebooren wordt uit wereldlijke praal en fchit- te- Maurits.  575" GESCHIEDENIS Maurits. Gezanrfchap des Konings van Denemat ken , om de Staaten tot Vrede met Spanje aautemaanen. I rende omftandigheden. Eindelijk verkoos zij nevens haaren Gemaal, Gerieve tot haare woonplaats, in welks nabuurfchap zij, in den jaare MDCXXVIU, in de belijdenis van den Hervormden Godsdienst, overleedt. Een geruimen tijd voor haar dood , is Maurits met haar verzoend. Naa haare aflijvigheid , tradt Don Emmanuel , eene Spaanfche Vrotiwe getrouwd hebbende , in de maatregelen van het Spaanfche Hof, waar aan hij alle zijne eifchen op de Kroon van Portugal verkogt (*). Veel, zeer veèl 'ieten zich de Staaten gelegen liggen aan het wdvaaren der Kinderen van Willem den I. Maurits werd hier, van tijd tot tijd, dierbaarder door zijne dienften, en het kwam hun zomtijds te ftade, deezen Prins , bij vreemde M'.-g;-nheden, te doen voorkomen als het Hoofd van den Staat. Het antwoord, den Afgevaardigden des Konings van Deenemarken gegeeven, flrekt hier van tot een zonderling treffend voorbeeld. De oude Verbintenisfen en de overéénkomst in Godsdienstbelijdenisfe hegtten de Deenen aan de Veréénigde Gewesten. Zij hadden geen zugt altoos tot den Spanjaard; doch moeften hem, om het handeldrijvend belang deringezetenen, ontzien, en hadden dus, gehoor leenende aan de verzoeken van Philips , een Gezantfchap na den Haag gezonden , om de Staaten tot Vrede te verrnaanen. Zijantwoordden den Afgevaardigden, dat zij -(») Bor , XXXIV. B. bl. ar. Meteren , XIX. B. f, 366. Spon, Hifi. van Geneve, III. B. bh 540,  dk NEDERLANDEN. 3?r zij in geene onderhandeling , des betreffende', konden treeJen, buiten toeftemming des Konings van Frankrijk en der Koninginne van Engeland, hunne Bondgenooten , en hoe zij den Prins Maurits ten hoogfien verpligt waren. — Zij vertoonden , op nieuw, hoe zij zich genooddwangd gevonden hadden , de wapenen tegen Spanje optevatten , en de vrugtloosheid der "aangewende poogingen , om eene Verzoening te treffen, met hunne veiligheid beftaan- baar. , Zij voegden 'er nevens, dat deeze Qor- log alle andere Mogenheden betrof , en het haai- belang was, de vreeslijke magt des Konings van Spanje te knakken, die , alle de Nederlanden ter zijner gehoorzaamheid hebbende , een Leger van honderdduizend Voetknegten op de been zou kunnen brengen, en aan geheel Europa de wet dellen: dat men zich niet kon verlaaten op een Volk , 't welk ten grondregel volgde , dat men Ketters met Ketters dempen moest; een haatlijken naam, welken zij gaven aan de Protejlanten, zo wel van de Augsburgfche Belijdenis als van de Leer der Hervormden. —— 'tZij de Staaten hunne Regeering als nog niet durfden voordraagen onder de gedaante eener Gemeenebestregeering, welke nog met geen gunftig oog werd aangezien, 't zij zij zich wilden fchikken mm feD eenen* onder welke eene bepaalde Alleenheerfching plaats vondt, 't zij het gezag, den Stadhouder verleend, waarlijk ietzodanigs infloot,zijverkiaarden zichindeezervoege: „ De Nederlanders zijn nooit onderworpen |p geweest, dan aan Wetten, aan welken ook hun- » n<3 Maurits.  378 GESCHIEDENIS „ ne Vorften onderworpen waren. De Vorstlijké „ Regeering was wel van de Ouders afgedaald op de „ Kinderen; doch nimmer hebben de Vorften een „ onbegrensd gebied gevoerd. Vorften en Onder„ daanen waren altoos aan elkander verknogt ge„ weest door wederzijdfche Verbintenisfen. Phij, lips , door het verdelgen van een onnoembaar 3, getal Onderdaanen 3 deeze gefchonden , en het regt der Volken verkragt hebbende, door het om„ brengen der Gezanten, hem toegefchikt, om de „ bezwaaren des Volks voor zijnen Throon uitte„ ftorten, waren zij genoodzaakt geweest , de ou„ de Vrijheid te handhaaven. De fterke en onver„ doofbaare infpraak der Natuure, om zich tegen „ verdrukking te verzetten , hadt hun de wapens „ doen opvatten , '1 welk niet los en verward ge„ fchied was, maar ouder het wijs en voorzigtigbe„ leid des Prinfen van Oranje. In 't einde ziende, ,, dat alle middelen , te werk gefteld , om Philips „ tot gemaatigder denkbeelden en maatregelen te ., brengen, vrugtloos waren, en zij niets anders te wagten hadden , dan de woede van Dwingelandij ,, en Wraak, waren zij eenen weg ingeflaagen, niet onbetreeden bij Volken, die zelfs onder Koningen „ leefden : en gekomen tot het afzweeren van het ,, Gezag des Spaanfchen Monarchs. Eenigen wa.3 ren te raade geworden, het H ogbewind der Re„ geeringe optedraagen aan den Hertog van Anjolt, „ Anderen hadden den Prins van Oranje verkoo„ zen , en zijn onder diens Regeeringe gebleeven y 3, tos Maurits.  der. NEDERLANDEN. 379 s, tot de fchelmerij der Spanjaarden hem van het ,, leeven beroofde. Toen hadden zij Maurits tot „ ditns Opvolger in de Regeeringe verklaard , die, „ thans onderfteund door het Bondgenootfchap met s, magtige Koningen, de Grenzen door de wapenen uitbreidde (*)." Ten einde de Spanjaarden nog gchaater te maaken , deedt men de maare van een fchriklijk betoon hunner Onverdraagzaamheid en moorddaadige Vervolgzugt 3 in 't (tuk van den Godsdienst , zo wijd mogelijk 3 klinktn. Eene Dienstmaagd , Anneke van den Hove geheeten , te Brusfel gevangen gezet, om de belijdenis van de Hervormde of Doopsgezinde Leere , weigerde ftandvastig tot den fchoot der Roomfche Kerke wedertekeeren. De CardinaalAardshertog wilde, dat men ze naar den inhoud der Plakaaten zou behandelen. Zij werd veroordeeld, om, leevende, begraaven te worden ; in het denkbeeld 3 dat zij, door de fchriklijkheid der ftraffe bewoogen , op de ftrafplaats zou te rugge keeren; doch 3 wanneer zij in de aarde zo verre bedolven was , dat ze niets meer dan het hoofd vrij hadt, weigerde zij (traf ontheffing te ontvangen , als zij tegen haar geweeten moest handelen. Eene groote menigte volks was 'er zamengevloeid , om een fchouvvfpel , reeds zo ongewoon 3 te zien : doch, wanneer de Beul zijn werk volvoerde , en de ongeluk- (») Grotii Hifi. p. 283.2.14. Bor, XXXIV. B. b!. jy. Refol. Holl. 1597. bl. 502. 521. 524. Maurits. Anneke van den Hove, om den Godsdienst,gedood.  3Se GESCHIEDENIS Maurits. Een Afgezantvan Poolen in Holland, ora den zoen met Philips te bewerken. lukkige geheel met aarde bedekte , vervulde het jam* merend geluid, 't welk zich van onder den grond liet hooren, allen met de uiterfte verbaasdheid en kilften fchrik. Dit droevig tooneel verwekte zo veele ontItekenisfe, dat men geen meer voorbeelden van der« gelijke ftraf - oefeningen den volke durfde vertoonen, en was zij de laatfte, die in de Spaanjche Nederlanden , ter oorzaake van den Godsdienst, de doodflraffe leedt (*). Zeer veel nadeels aan de zaak der Spanjaarden deedt deeze ltraf- oefening , dewijl Philips de II. thans allereerst noodig hadt, de ongunstige denkbeelden , van hem opgevat , uit de gemoederen te verbannen: w.int, wanhoopende, door geweld van wapenen, zijn oogmeik te bereiken, zogt hij 'ertoe te komen door Onlerhandelingen. Eer de Deenfche Afgezanten , van welken wij hier boven gefproken hebben, in Holland kwamen, hadt hij den Koning van Poolen overgehaald, om der waards een Gezant te fchikken. Deeze deedt eene aanfpraak in zeer cierlijk Latijn; doch op een toon , veeleer gefchikt om de geesten te verbitteren, dan te verzagten. Hij weidde breed uit over de pügten des Volks jegens hunnen Vorst, over de gedugte magt van het Huis van Oostenrijk, en het onvermijdelijk verderf, 'twelk de Feréénigde Gewesten over 't hoofd hing. Zijns oordeels , ftondt denzelven geen anderen weg ter uit- (*) Grotii Hifi- p. 285. Meteuen, XIX- 13, f. 357-.  der. NEDERLAND ÉN. $*< \ntkomste open , dan dat zij den zoen zogten met Philips, wiens trouwe en goedertierenheid hij hemelhoog verhief. Om te meer klems aan zijne bemiddeling te geeven , fprak hij van een verbod des Handels op Poolen, indien de Staaten zijne voorflagen van de ha'id weezen. Zij antwoordden , nia eenig beraad, dat, aan den eenen kant, dé Oorlog, welken zij met Spanje voerden,regtvaardig, en,aan den anderen kant, de Vrede met dat Rijk vol gevaars was; weshalven zij tot geene Onderhandeling verdaan konden : en , wat de voorgedelde bedreiging betrof, gaven zij te kennen , dat, itidfen Poolen kon goedvinden, het Regt der Volken te fchenden , zij zo wel de Vrugten van dit Koningrijk, als dit Rijk hun Geld, konden ombeeren (*). • Naa demaal deeze Gezant, zo Wel als de Afgevaardigden van Deenemarken , zich beklaagde over de gewelddaadighederi , gepleegd aan de Schepen, na Spanje vaarende, oordeelden de Staaten, die van Holland in 't bijzonder, dat de Scheepvaart geheel vrij behoorde te wcezen. Zij begreepen, dat het de uiterfte onregtvaardigheid zou weezen , onpartijdigen Volken eenen Handel te ontzeggen , dien zij zdven, fchoon Vijanden, dreeven (f). De Deenen en Poolen waren over deeze toegeevenheid te meer in hun fehik, (*) Grot. Hifi. p. 283. Bor, XXXIV. E. bl. 39. Refol. Holl. 1597. lil. 337. 338. 345. (t) Grotii Eist. p. 280". Boa, XXXIV. B. bl. 45, fc. IVDeel. 2. SU % Mauritj;  SS2 GESCHIEDENIS Maurits, fchik, dewijl zij bij de Koningin van Engeland vrugtlooze poogingen aanwendden, om het zo verre te brengen. Het baatte niets, bij haar het groot bewijs aantedringen, 't geen zij, etnijds, ten voordeele der Engelfchen , hadt dot'n gelden : zij hieldt ftaande , dat de noodzaaklijkheid , om haaren Vijand, op alle mogelijke wijzen , te benadeelen , het regt, door de Natuur zo zigtbaar veriurd aan alle Volken, om ter zee te handelen, dewijl die voor de Scheepvaart zo gemeen was, als de lugt ter inademing, geheel vernietigde : en gaf den Afgevaardigden te verdaan, dat zij zou voortvaaren , met alle Sch pen, die den Vijand , niet alleen Krijgsbehoeften, maar ook Leevensmiddelen toevoerden, te laaten neemen. 't Was, ongetwijfeld , op het aanüaan van Elizabeth , dat de Staaten , vervolgens , een Verbod lieten uitgaan, wegens den invoer van Krijgs- en Scheepsbehoeftens in het Spaanfche Rijk, en allen Handel met de Koninglijke Nederlanden verboden. Maar de winzugt , vondrijk in middelen, overtreed altoos dusdanige Bevelen, blijkbaar, in zamenitemming met Engeland en Frankrijk, gegeeven , in de hoope , om , met éénen llag , de Spaanfche Nederlanden te ondertebrengen , door ze als gellooten te houden , en Spanje tot het uiterfte te noodzaaken. Ze deeden de verhoopte uitwerking niet , en werden, welhaast, noodloos, door den Vrede, tusfehen Frankrijk en Spanje gellooten. De Engelfchen mogten zich beklaagen , dat de Hollanders den Vijand middelen verfchaften , om de viji and-  der NEDERLANDEN. 383 andlijkheden te doen volduuren, en dus groote voordeden van den Oorlog trokken : de Handelaars volgden het begtnzel van belang; en de Regeering, ziende, dat, naa den Vrede te Vervins, de Vijand even goed uit Frankri k toevoer kon krijgen, was te verflandig, om den Handel op Spanje te belemmeren. De Keizer, de, Duitfche Vorften, en verfcheide Rijksfteden poogden desgelijks den Vrede te bewerken , vrijgeleide verzoekende voor een aanzienlijk Gezantfchap : 't werd heuslijk geweigerd. Op de bedreiging , in Duitfche Brieven , dat niemand de Majefteit des Rijks ongeflraft zou hefpotten , gaven de Staaten fchrü'tlijk ten antwoord : „ dar de eerbied „ voor het Duitfche Rijk alleen hun tot het doen der ,, weigeringe bewoogen hadt, opdat men de moei- te eens vergeeft'clieii Gezantfchaps zou bclbaaren : „ niemand hadt beter kennis van hunne zaaken, dan „ zij alieen (*)." Thans zogt men een einde te maaken aan de hoogloopende gefchillen , tusfehen Hollend en Zeeland, over de Verlofgelden. Leicesteu hadt, in den jaare MDLXXXVI, om den invloed van Prins Maurits, als Admiraal-Generaal, te verminderen, drie Admirahteits-Hoven doen aanflellen. De nieuwigheid werd bij diens vertrek veranderd. De Algemeene Staaten vormden, in den jaare MDLXXXVIil, een Opper-Admiraliteits Collegie over de Veréénigde Ge- O) Bor , XXXIV. B. bl. 46. 48. Refol. Hol!. 1557. tl- 342. E a Maukitï; Handel mee her. Duitfche Rijk, Onlusten, tusfehen Holland en Zeeland,over 'c heffen der Verlofcelden,enchikking Ier Admialiteits^olleüen.  384 GESCHIEDENIS Maurits. Gewesten, beftaande uit zijne Door'ugtigheid , ab Admiraal-Generaal , en zes Raaden, gekoo/.en uit Hollanden Westfriesland, uit Zeelanden Friesland. De Zeeuwen hebben hier in nooit bewilligd. Zij beklaagden zich , zints lange, dat de Verlofgelden,alleen gefield op de Koopwaaren, uit vreemde Landen in de Feréénigde Gewesten komende, geheeven wierden, wanneer ze uit Holland na Zeeland gingen. Men kwam tot een vergelijk. De Hollanders (tonden , bij voorraad , toe , dat het heffen dier Belastinge, voor de helft , in Zeelandgefchiedde van Goederen, die, in Holland gelaaden, over de Zeeuwfche Stroomen werden uitgevoerd. Maar, de gevolgen deezer inwilliging ziende, weigerden zij, 'er zich aan te houden, zich beroepende op een Plakaat der Algemeene Staaten, vastftellende , dat het Verlofgeld betaald moest worden ter plaatze, waar de inlaading gefchiedde. Zij verweeten den Zeeuwen, dat zij niet ter goeder trouwe met de Verlofgelden te werk gingen, en al den Handel der Veréènigle Gewesten tot zich zogten te trekken, door de Koopmanfchappen, voor de andere Gewesten gefchikt , zwaarder te belasten, dan die na vreemde Landen werden uitgevoerd. — De Zeeuwen zweegen niet , en verweeten den Hollanders hunne inhaaligheid, om welke te vergoelijken, zij zich van 's Lands Plakaaten listig bedienden. De twist rees tot zulk eene hoogte, dat Zeeland weigerde, in de algemeene lasten te draagen. Andere Gewesten oordeelden zich geregtigd, dit voorbeeld te volgen : en men beefde voor de gevolgen  der NEDERLANDEN. 385Ï volgen dier onéénigheden. De Koningin van Engeland, vreezende , dat de Vijand 'er voordeel mede zou doen , vermaande de twistende Landfehappen tot het bijleggen van dit gefchil. Den Zeeuwen werden eenige Voorregten vergund , en voorts het gezag der Algemeene Staaten, over 't regelen van het heffen der Verlofgelden, ongekrenkt gelaaten : doch de altoos tegen elkander werkende belangen deezer twee Gewesten hebben hier een wortel van bitterheid gekweekt, die bij wijlen wrange vrugten baart. De fchikking, op de Admiraliteits Collegien gemaakt, veroorzaakte fteeds nieuwe onéénigheden. Het Opper - Admiraliteits Collegie werd afgefchaft, en, in plaats van 't zelve, vijf Admiraliteits Colle. gien aangefteld, als één op de Maas te Rotterdam; één te Amfterdam ; één in Zeeland ; één in West' friesland en 't Noorderkwartier ; en één in Friesland; onderhoorig aan de Algemeene Staaten. 't Gezag van Prins Maurits , als Admiraal - Generaal ook over de Zeemagt dier Gewesten , waar van hij geen Stadhouder was, rees niet weinig door deeze fchikking op de Admiraliteit. Het Berigtfchrift, ten dien tijde, fchoon maar voor één jaar vastgefteld, heeft, met weinig veranderingen , tot heden ftand gehouden (*). Het toenmaalig beftel deezer zaak bragt eene gelukkige verandering te wege in het StaatsCO Tegenwoordige ftaat der Feréénigde Nederlanden,. bl. 342 enz. P. Paulus Ferkl. der Unie, I.D. bJ.272—1 480. III. D. bi, 40. E 3 Mauritjo'  2 Maurits. I 1 Twist, tusfehen de Stad Groningen en de O minekinden,door de Aigemee» ne Staaten bijgelegd. r<5 GESCHIEDENIS > aatsbeftuur der Veréénigde Gewesten : voorheen ïadt elk Zeegewest zijn eigen Admiraliteits Collegie ?ehadt, 't welk verhinderd? , dat het Gemeenebest lijne geheeje Zeemngt kon veréénigen , en op een mtzagbjlcen voet brengen. Dit was het gedenkwaardig tijdftip, waar in zijne Zecmagt die van alle andere Volken begon te overtreffen : gunstige fchikItingen , op den Koophandel en Zeevaart gemaakt, gaven 'er meerder kragts aan: de Veréénigde Gewesten dongen na de heerfchappij ter zee , endeeden de Spanjaarden beeven voor hunne Bezittingen in beide de Indien. 't Gehikte toen ook den Algemeenen Staaten, een ander inlandsen gefchil te zusfeq , zo niet geheel te (tillen. De oude tweedragt tusfehen Groningen en de Ommelanden kwam ten voorfchijn, naa dat die Stad in de Vereniging getreecjen was. De Stad ftondt op de Voorregten, haar, door tusfehenfpraak des Her. :ogs van Parma , ttegcfiaan , terwijl zij de Spaanfeite zijde hieldt. De Ommelanden\* gewoon op zich zeiven te (taan, en (deunende op de oude Voorregten, hielden alle verbintenis met de Stad als gevaarlijk voor hunne vrijheid, en dreigden, het oude Bondgenootfchap te verbreeken, bij't welke de Stad groot gezag in den Koophandel en in het (tuk van Regtspleeginge over de Ommelanden was toegedaan: deeze vergunningen waren als in een Regt veranderd. De Algemeene Staaten vonden het, in de tegenwoordige ómflandigheden , ongeraaden , het vermogen der Bondgenooten , dat door ééndragt magt kreeg, re  der. NEDERLANDEN. 387 te verdeelen, en de banden, die de Leden verknogt hielden , te verbreeken. Zij maakten gebruik van hun regt, bij de overgaave der Stad aan de Bondgenooten bedongen, om, wanneer 'er eenig gefchiltusfehen de Groningers en de Ommelanders ontftond, hetzelve geregtlijk aftedoen en te beflisfen, door te verklaaren: ,, dat de Stad en de Ommelanden te za3, men ééne Heerlijkheid en Landfchap zouden uitmaaken, en door de gezamenlijke Staaten van Stad j, en Lande geregeerd worden. Dat men zaaken van „ groot gewigt in eene algemeene Landfchapsverga„ dering zou afhandelen: de overigen door Gemag„ tigden der Staaten. In 't ftemmen zou de Stad „ voorgaan; doch anders geen gezag boven de O». „ melanden hebben ," met meer bijzondere bepaalingen. — Dan men hieldt zich aan deeze uhfpraak zo ftipt niet, of men zag dit twistvuur wel eens weder ontbranden (*). — Tusfehen het Gewest van Stad en Lande en de andere Veréénigde Gewesten was onlangs ook een gefchil gereezen over 't aandeel in de gemeene Lasten : 't zelve gelaaten zijnde aan de Stadhouderen Maurits en Graaf Willem Lodewi[K, hadden deezen gevonnisd, dat Stad en Landt zestienduizend en vijfhonderd Guldens moest opbrengen , zo menigmaal Holland, Zeeland, Utrecht en (*) Bor, XXXII. B. bl.p. XXXIV. B. bl. g. Grotii Hifi. p. 281. 282. Ferkl. der Unie, I. D. bl. 128. II. t>. bl. 285. E 4 MAURlfK.  / jsSS GESCHIEDENIS Maurits. De Koningenvan Spanje en Vrank rijk neigen tot eenen bij sonderen Vrede. C) Bor, XXXIII. B. bl. 58. QO GrjTii Hifi, p. 300- en Friesland te zamen tweehonderdduizend Guldens opbragten (*_).- De Algemeene Staaten, de rust l innen's Lands, in een en ander opzigt, herlteld hebbende, fchikten zich, om den loop hunner overwinningen voorttezetten , wanneer één hunner Bondgenooten hun fh adt te begveven. Zij hadden te meer gronds, om van hunne wapenen eenen gewenschten uitflag te wagten , dewijl de zaaken der Spanjaarden nooit flcgter gedaan hadden. Hunne Geldmiddelen waren ten einde: de onbetaalde Krijgskncgten floegen aan 't muiten: dit befmettend euvel, eerst in Gelder ontdaan , testte , vervolgens , l'/agtendonk , Galak, Kamer ijk, Artois , la Chapelle, Chatelet, Dourlans, Sluis en Sas van Gend aan : te Venlo hadt men den Cardinaal-Aardshertog , met zijn gevolg, buitengellooten (f). Deeze rampen , gevoegd bij veele andereredenen, fnuikten de Staatzugt van Philips, eenen Oorlog, die zijn Rijkdiadt uitgeput, moede.—Onder den last der jaaren, en van lichaams ongemakken gebukt, vreesde hij, zijnen éénigen Zoon, nog een Kind , bij de beklimming van den Spaanfchen Throon , in een gevaarlijken en hangen Oorlog ingewikkeld te laaten met een Koning, in 'tbesï jijns leevens , -vol moeds , en in de fchool der erparenisfe onderweezen. Vrede met Frankrijk was • (\ •• ••''•>• • *'! zijn  der NEDERLANDEN. 38$ zijn hartlijke wensch. Paus Clemens de VIII. hadt, in de hoedanigheid van algemeenen Vader der Cathoiijke Forften en Vriend der beide Monarchen, hem hier roe een- en andermaal vermaand : en , in 't einde, Philips overtuigd, dat hij, naa debevreediging van Koning Hendrik met den Heiligen Stoel, den Oorlog tegen Frankrijk niet langer kon bekleeden met den dekmantel van ijver voor het Catholijk Geloof, dat men hem, meer dan ooit, befchuldigde van het dingen na eene Algemeene Monarchy : een verwijt, 't Welk hem niet dan te veel vijanden in geheel Europa verwekt hadt. Daarenboven vreesde Philips voor den opgang, die de Feréénigde Gewesten maakten , thans openlijk onderfteund door magtige Bondgenooten ; ook brandde hij van begeerte, om van Engeland wraak te neemen. Om deeze ongerustheden te verbannen, en zijne ontwerpen voorttezetten, zag hij geen beter middel, dan het verbreeken van dit drievoudig Verbond , door met Frankrijk een Vrede te fluiten. Hendrik de IV. hadt desgelijks de voordeelen des Vredcs noodig, om de Rijks-onheilen, doortweedragt, geestdrijverij en burgerkrijg veroorzaakt , te herflellen. Hij reikhalsde , om eens een gerust Bezitter te weezen van eene zo moeilijk verworvene Kroone, en te weeten , wat het was , Koning te zijn buiten de ongerustheden des Krijgs. Zommige Schrijvers voegen 'er nevens, dat de ,'s Konings hart treffende, Schoonheid , Gabrielle d'ËTREés , niet weinig toegebragt hebbe, om hem deeze zugt tot Vrede inteboeE 5 ' ZG- Maurits.  39° GESCHIEDENIS Maurits. Hc™brik de [v. geeft zijn oogmerk aan En geland en de Staaien te kennen. zemen (*). Deeze beide Vorften, in deezervoege, de dringendtte redenen hebbende , om met elkander te verzoenen, namen de bemiddeling van den Paus aan , en de Cardinaal Alexander de Medicis, 's Paufen Gezant in Frankrijk , bewerkte , dat te St. Qjüntin de Vredehandeling begonnen wierd, die, egter, traaglijk voortging. Hendrik de IV. kon met geene voeglijkheid , en zonder de goede trouwe , hem eigen, te fchenden, deeze Onderhandeling aanvangen, buiten weeten zijner Bondgenooten, om hen , zo 't mogelijk ware, overtehaalen tot her fluiten van eenen algemeenen Vrede. In gevolge hier van , liet hij aan het Hof v;.n Engeland en bij de Staaten bekend maaken , dat het deerlijk verloop van den ftaat zijns Koningrijks hem noodzaakte rust te zoeken. Hij beklaagde zich, nooit den beloofden onderitand ontvangen te hebben: en verklaarde, dat, indien zij hem niet fchielijk een magtig Leger , op kosten der Bondgenooten verzameld , toefchikten , hij de gelegenheid, om den Vrede te verkrijgen, zou aanneemen. Ondertusfchen zou hij alle poo^ingen aanwenden , om voor hun zulke voordeelige punten te bedingen , als voor zich zeiven , indien zij tot denzelven wilden toetreeden. De Heer van Buzanval betuigde , daarenboven, bij de Veréénigde Staaten, dat de voordeden , die de Sta t.-n trokken van den Handel op Frankrijk, rijkl jk de hulp opwoogen , welke zij den Koning, zijnen £•) Grot. Hifi. p, 301,318. Reyd, XIV.B.bl. 316.  de* NEDERLANDEN. 39i zijnen Meefter, hadlen b?weezen. De Engelfchen en Hollanders konden gereedelijk bevroeden , dat de Koning van Frankrijk niets anders bedoelde , dan zijn oogmerk, om den Vrede te fluiten, te regtvaardigen. Elizabeth, gcenzins oorlogsgezind , vergenoegde zich met hem haare hulpe te belooven, in gevalle hij den Krijg wilde voortzetten; doch, verkoos hij den Vrede , dan was zij gereed , om de voorwaarden te hooren, en zich te laaten vinden (*). De Staaten waren in de meefte verlegenheid , dewijl deeze Vrede hun met den ondetgang dreigde. Zij wisten, dat Philips nooit met hun zou handelen, indien zij hem niet voor Vor.-t erkenden : een ftap, van welken zij gruwden. Zij vreesden, dat zij alleen den last des üorlogs zouden moeten draagen, en te zwak val'en voor de veréénigde magt van Spanje. Zij (telden alles te werk, om den Koning van Frankrijk overtehaalen tot het voortzetten van "den Krijg , hem vermeerdering vanonderfteuning, zo ter zee als ten lande, aanbiedende (f). Philips fpande , van den anderen kant, een nieuwen valftrik, om de Staaten tot eene handeling intewikkelen. Hij hadt beflooten, de Nederlanden en Franche Comté afceftaan aan zijne Dogter Izabella Clara Eugenia , en haar tot Egtgenoote te geeven aan (*) Grotii Bijl. p. 302. Bor, XXXIV. B. bl. ;6. Ct) Bor, XXXIV. B. bl. 76, Maurits. Verlegenheid «Ier Auemeene Staaten.  Maurits. Befluit van Philips, om deNcderlandenaan IzabellaClara Eugema optedraagen. Gezantfchap der Staaten na Engeland. 1598. 39a GESCHIEDENIS aan Albertus, die, voor zulk eene Bnnd en Bruidfchat, den Corilnaalshoed zou afleggen. Hef lot deezer Prinfesfe was, eenen Geestlijken ten Man te krijgen: 't is bekend, dat zij den ouden Car.Unaal van Bourbon, die de Verhandelingen Koning hadden willen maaken, hadt moeten trouwen. Philips verbeeldde zich, door dit middel, de regen hemopgeltaane Gewesten tot wederkeeren te brengen , als die dan niet langer hun onverzettelijken afkeer tegen de Spaanfche Regeering konden voorwenden. Maar de geest van Vrijheid en de fmaak in 't gezag voeren hadden reeds de gemoederen te zeer ingenomen : alles, wat van de zijde der Spanjaarden kwam, was bij hun verdagt en haatlijk : zij waren alleen bedagt, om de Onafhanglijkheid , welker aangenaame vrugten zij reeds begonnen inteoogflen, te bevestigen: gevolglijk lieten zij niets agter , om hunne Bondgenooten tot het voortzetten van den Oorlog overtehaalen (*). Met den aanvang des jaars MDXC VIII, vaardigden zij na Engeland af Joan van Duivenvoorde , Heer van Warmond, Meefter Joan van der Werke, Raadpenfionaris van Middelburg , en Jonker Joan van Hottinoa Afgevaardigden van Friesland ter Algemeene Staatsdergadering. Voor de Koninginne, nast'tEngelsch gebruik, de kniëngeboogenhebbende, haalden zij, in een wclfpreekend Verroog, alle de wreedheden op , door den Koning van Spanje in de Ne;. (*) Grotii Hifi. p. 303.  der NEDERLANDEN. 393 Nederlanden gepleegd. Bovenal bevlij igdenzij zich, om de wraak en vrees in ëlizabeths hart gaande te maaken, door haar te herinneren de herhaalde poogingen van Philips , 0111 haar van kantte helpen, zijne aanftootelijke eifchen op eene Algemeene Monarchy, en zijne trouwloosheid in het fchenden van Beloften en het fpeelen met de plegtigfte Verdragen. Breed weidden zij uit over de voordeden, welken Engeland zou trekken van de Onafhanglijkheid der Nederlanden, en den onvermijdelijken val , die dat Koningrijk dreigde, als deezen onder de magt van Spanje moeften bukken. Niet onkundig van Elizabei hs hoogstvliegende gevoelens wegens de Voorregten van Gekroonde Hoofden, en hoe eenigen haarer, den Nederlanderen ongunstige, Raadslieden de Ingezetenen dier Gewesten bij haar affchilderden als een oproerig , gevaarlijk en den Vorften vijandlijk Volk, traden zij in een verflag van hunne Staatsgefteltenisfe. Zij toonden, dat zij, de wapens opvattende , niets anders gezogt hadden, dan het herkrijgen van de voordeden der Vrijheid , welke hunne Voorvaders bezaten : maar dat die Vrijheid, wel verre van losbandigheid en wanorde te veroorzaaken, de heerfchappij der Wetten onder een wettig Vorst verzekerde. Zij waren geen vijanden der Vorften, dewijl zij, naa het afzweeren van Philips , andere Vorften, zelfs onder Uitheemfchen, gezogt hadden: en, bijaldien iemand niet op den naam, maaropden klem van het bewind zag , zij hadden nog met de daad een Prins aan 't hoofd der Regeeringe. ft Maurits;  Maurits. Vertillende gevoel -ns in Engelandover Jen Vrede. 394 GESCHIEDENIS In den Rand der Koninginne waren de gevoelens verdeeld. De jonge Graaf' van Ess;:x, door eerzugt en heeten tocht na krijgsroem gedreven , ftemde voor den Oorlog. Thomas Bltrgley , een tachtigjaarige Grijsaard, Rijks - Thefcurier , wiens bezuinigende aart wonder met den gierigen dei Koninginne ftrookte, drong fterk op den Vrede. De beide Partijen drongen haar gevoelen aan sin de Raadsvergaderingen en in openbaare Gefchrifteh- ■ De Voor- ftanders van den Oorlog beweerden , dat de Feréénigde Nederlanden de natuurlijke Bondgenooten waren van Engeland, en dat Philips te zeer verbitterd was, om eenen opregten Vrede te fluiten , en niets, dan het drievoudig Verbond alleen , zogt te verbreekcn, om met al zijne rüagt Engeland op 't li|F te vallen : 't was derhalven eene zaak van het uiterfte aanbelang , de hand tc leenen tot het ontmagtigen van die groote en gedugte Monarchy: want, indic i alle de Nederlanden met Spanje één lichaam uitmaakten, zouden zij voortaan onverzoenlijke Vijanden van Engeland weezen: en zij waren zeer gelegen , om gereerie , en misfehien gelukkende , in" vallen te doen. Zij gaven hoog op van de voordeelige ligging des Engelfchen Rijks, en de meerderheid ter zee, welke zij thans op den Spanjaard hadden, en herinnerden de voordeelige Vloottochten der Engelfchen , en derzelver voorregt in Krijgsverrigiiugan, die fchielijke zeetoemstingen noodig hadden, 's Volks greetighcid na buit wekten zij op door eene fchildctij van de Spaanfche Volkplantingen in America t  der NEDERLANDEN. 395 1 ca, en de rijkbelaadene Vlooien uit beide de Indien , welke zich als eene gereede eri fchitterende prooi aan een moedig en ondemeemend Volk aanbooden. Voorts beweerden zij , dat, de verdeediging der Veréénigde Nederlanden de eerfte oorzaak des Oorlogs geweest zijnde , het noch veilig noch eerlijk was, dezelven te verhaten, eer zij de bedoelde onafhanglijkheid verworven hadden. Ten flot 'er bijvoegende , dat men, met het aangaan eenes Vredes, de groote lommen, aan die Gewesten opgefchooten, zou moeten misten , en de Steden Brielle en Vlis- fingen aan den Spanjaard wedergeeven, De Werkers voor den Vrede konden zulke goede redenen niet aanvoeren; doch zij waren talrijker; Burgley was bijkans de eenigfte , die denzelven zogt, door opregre Vaderlandlievende inzigten gedreeven: de anderen , wien Vrede of Oorlog onverfchillig was, maar die niet éénftemmig wilden denken met den Gunlreling der Kouinginne, of den Ingezetenen der Veréénigde Gewesten een kwaad hart toedroegen, fchdderden de gevolgen des tegenwoordigen Oorlogs met de leelijkfte kleuren af. Deeze putte delchatten van Engeland uit: de Vrede was noodzaaklijk , om den opltand in Ierland te dempen , het fnood toeleggen op het leeven der Koninginne te ftaaken , en het verfpreide gerugt, dat de Engelfchen de verhoorders waren van de rust in Europa, te doen ophouden. Om de Hollanders gehaat te maaken, «laaiden zij hun af als gellaagene vijanden van het Ko« Maurits.  Maurits. 306 GESCHIEDENIS Koninglijk gezag , Gemeenebestgezinden , die hgé voecfpoor der Zwitferfche Cantons volgden ; 't was fchande, bijftand te verleenen aan een Volk,'t geen , onder den dekmantel van Godsdienst - vrijheid , de fhoodite Aanhangen , de Roomsch- Catholijken alleen uitgezonderd, duldde. Zij gingen zo verre, dat zij hun befchreeven als Lieden zonder eenigen Godsdienst. Tot een overmaat van ongerijmdheid , befchuldigden zij de Nederlanders met het veranderen der Munt en het belasten der Eetwaaren , en datzij, nogthans , welk eene handiastlijke t:genzeggvlijkheid! den Handel der geheele Wereld tot zich trokken. Bovenal ftonden zij Uil op hunne achterlijkheid in het afdoen der Geldfommen , aan Engeland fchukhg : verzekerende, dat alle verlchooningen, welken zij inbragten, de uitwerkzels waren van de verregaandfte ontrouw, vermids hunne Steden, van tijd tot tijd , in grootte en pragt van Gebouwen toenamen , en zij zich in ftaat bevonden tot het doen van aanzienlijke gefchenken. Dit laatfte verwijt fteunde duidelijk op de giften, aan den Zoon des Konings van Schotland , aan Prins Maurits en diens Broeder gedaan , of wel bijzonder op het kostbaar Lijnwaad, den Franfchen Grooten vereerd, 't welk te Haarlem van zeven tot elf Gulden de elle gekost hadt. Met eene verregaande bitterheid verweet men hun de voordeden , getrokken uit den Handel op Spanje , den Engelfchen verboden. Voorts fpraaken zij van den Oorlog tegen Spanje, als of de Enge!-  der NEDERLANDEN. 39? gelfchen 'er geen belang in 't minde bij hadden , en dien alleen voerden uit medelijden met de Feréénigde Gewesten. Elizabeth] nam , te midden van deeze ftrijdige gevoelens, de toevlugt tot haare gewoone Staatkunde, en verklaarde dén Gezanten niet duifter, dat zij tot den Vrede neigde, en dat, indien de Staaten haar in de wapenen wilden houden , haar meer verzekering voor haar verfchot moest worden aangebooden , dan tot nog toe gefchied was. Men vreesde voor de jammerlijke gevolgen van dus een antwoord, dan het bleek, dat de Engelfchen eene verkeerde rekening gemaakt hadden op de vredegeziude oogmerken van Philips , die , verklaard hebbende , geen Vrede te willen fluiten, dan met deCatholijkeBondgenooten van Frankrijk, hier door genoegzaam zijne vijandlijkheid tegen Engeland te kénnen gaf (*). De Staaten arbeidden met met min ijver , om ] Hendrik den IV. den Vrede te ontraaden. Ten dien 1 einde hadden zij den bekwaamden Onderhandelaar \ van 't Gemeenebest, Joan van Oldenbarneveld, 1 met Justinus , Natuurlijken Zoon van Willem den \ I, na Frankrijk gezonden : de jonge Graaf Hendrik 0 Fredrik was , met zijne Vrouw Moeder, onlangs d derwaards vertrokken. De Staaten van Holland hadden hem, bij zijn vertrek, de belangen van zijn Vaderland aanbevoolen, en herinnerd, dat, fchoon zijne Moeder eene Franfche was, hij nogthans niet ver- (§) Grot. ^.p.314.318, Bor, XXXVII. B. bl. 16. IK Deel. 2. St. F Mauritj» / lande- ing der itaaten, mi HENRIK DEN V. den 'rede te titraaCQ,  Maurits. „3 GESCHIEDENIS vergeeten moest, in Holland gebooren te zijn , en dat Willem de I. zijn Vader geweest was. Hendrik de IV, wel verre van de Afgezanten der Staaten aan eenige vernederende pligtpJeegingen, de waardigheid van een onafhanglijk Volk onteerende, te onderwerpen , ontving hun met alle de uiterfte heusheid. Oldenbarneveld voerde het woord, en deedt voor den Koning , in tegenwoordigheid der Engelfche Afgezanten , een Vertoog, vol edele gevoelens , mtftêekehde in beknoptheid en klem van redenen. Hij toonde , hoe een afzonderlijke Vréde met Spanje (treedt met het onlangs gefloten Verbond: hoe gevaarlijk het voor hem was, een Vrede aantegaan met een Vorst, dien elk moest wantrouwen. Hij beloofde , uit naame der Staaten , bijftand in 1 Manfchap, Schepen en Geld, indien hij den Oorlog wilde doorzetten. Verklaarende , dat de eer , om den Spaanfchen trots te vernederen, voor hein bewaard fcheen; hem uitnooJigende , om deeze gelegenheid waarteneemen tot het ftraffên van Philips , en om eene fchriklijke les te geeven aan alle Vorften , die het immer beltonden, het geluk hunner Onderzaaten en de rust van andere Staaten te ftooren. Koning Hendrik, antwoordde, met zijne aangèboorene openhartigheid , dat men zijn oorlogsmoed niet kon verdenken, en dat hij den Vrede alleen begeerde als het eenig middel, om de wonden zijns Koningrijks te geneezen. Een groot gedeelte zijns Volks j was gefneuvejd in eenen veeljaarigen Burgerkrijg : eene ment&te zijner Onderdaanen zwierven ongelukkig  der NEDERLANDEN. 309 kig om van plaats tot plaats: de Landen waren zonder Bebouwers , de verlaatene hutten dreigden inteftorten, de openbaare wegen krielden vanroovirs, de geest van nijverheid lag onderdrukt, de handel vervallen, de geldmiddelen ftonden ten roof, of werden weggelleept door deSchuldeifchers van den Staat en de Lieden van Oorlog : de eigendommen der Kroone waren vervreemd , en , tot overmaat van ramp, was het gezag der Wetten geknakt. Hij kon, derhal ven, niet in Oorlog blijven , zonder zijn Koningrijk aan eenen onvermijdelijken val blootteltellen. Er/geland en de Feréénigde Gewesten , van binnen niet ontrust, en van buiten bijkans ongenaakbaar, gelukkig gelegen aan de Zee en de Rivieren , eenen voordeeligen Handel drijvende onder een vastgefteld en uitmuntend Staatsbeftuur, hadden alle vereischten, om met kragt te oorlogen ; en dit, voor een groot gedeelte ten kosten des Vijands doende , konden zij 'er hun voordeel bij vinden. Maar Frankrijk, aan alle zijden openliggende, ter zee en ten lande onbeschermd, zonder Vloot, vervuld met Misnoegden, ten prooije van alle de rampen der Regeeringlnos^eid, hadt rust noodig , om de Gedmiddelen, den Landbouw, de Kunsten, de nog niet weibevestigde Regten van dén Throon , de Wetten en de Ondergefchiktheid op eenen goeden voet te brengen. Hij voegde 'er nevens, dat de Bondgenooten behoorden te wenfcbcn , dat hij zijne kragtèn herftelde, om hun, vervolgens, kragtdaadiger bijfland te kunnen bieden : dat hij hun niet verliet, dewijl Fa- het Maurits.  409 GESCHIEDENIS Maurits. het blijkbaar zijn belang was hun te onderdennen 9 en, b venal, te beletten, dat de Nederlanden niet bezweeken onder de drukkende magt der Spanjaarden. De Engelfche en Nederlandfche Afgezanten voelden zich getroffen door deéze rede , zij begreepen de bondig ieid van 's Konings vertoog , en de regtmaatigheid zijner inzigten. 'Er viel niets op intebrengen : zij zagen zelve, dat het treffend tafereel , van Frdnkrijks rampen gemaald , niet vergroot en met valfche kleuren opgefchikt was. Zij bielden zich te vrede met hem te verbinden tot het geftand doen der belofte , om de voordeeligde voorwaarden van Spanje te bedingen. Oldenbarneveld verzogt, dat het gefloten Verbond in dand mogt blijven, onaangezien de Vrede met Spanje getroffen werd : opdat zij, onder het dekzel van 't zelve, zich van den Fr anfchen Vrede mogten bedienen tot heim ijke onderkenning, en de Franfchen van den Nederlandfchen Oorlog, tot hunne meerdere verzekerdheid; — Hendrik beloofde, dat zij op zijne vriendfehapkonden daat maaken : en zijn volgend gedrag wees de opregtheid deezer toezegginge onwraakbaar uit. Hij marde niet methun, tot bewaaringe hunner Vrijheid, onderdeuningen toetefchikken , die andere Vorflen vrije Volken zenden, om hun van de Vrijheid teberooven. Oldenbakneveld, in 't bijzonder, verklaarde hij , de Staaten te willen bijfraan met twee roillnenen en negenhonderdduizend,Guldens, inden tijd van vier jaaren, on.ter 't dekzel van 't voldoen der  der NEDER LANDE N. 401 derfommen , door de Staaten hem , voordeezen, verftrekt, zonder dat hij ooit wedergeeving derpenningen , welken hij hun opichöot, zou vorderen: 'er bijvoegende, dat zij , ten allen rijde , van zijn. beste Volk van Oorloge in dienst zouden mogen neemen (*> Koning Hendrik , bij den Vrede, waar over men te St. Oitintin de Onderhandelingen begonnen hadt, en die te Vervins gefloten werd, bijkans alle vermeèfteringén , door de Spanjaarden op hem gemaakt, wedergekreegen , en zorg gedraagen hebbende, dat 'er niets vastgefleld werd ten nadeele fox Feréénigde Gewesten, zóndt Huzanval na den Haag te rug, om de'aaide hand te leggen aan de geheime handeling tusfehen den Koning en de S.aaten (f). De Spanjaarden, door deezen Vrede, zich gerust vindende van de zijde van Frankrijk, toonden duidelijk blijde te zijn, dat zij de handen ruim hadden . ' om wraak van Engeland te neemen. Hierop Haken ' Oldknbarneveld en Nassau van Frankrijk na ' Engeland over., van waar het voorige Gezantfchap ' reeds te rug gekeerd was. Wel verzekerd van het oogmerk des Spaanfchen Konings, en te kundig, om zich te laaten beleezen door de Staatkundige ftree- (*) Grotii, Hifi. p. 319. Mem. de Sur.ly , T. VII. Ch. 70. Negot. de JAnnin , T. I. p.43 x. Remonfir. van J. van Oldenbarlneveld in de Waare Hifi. bl. 176 Ct) Bor , XXXV.B.bl. j8 24. Grot. Hifi'. p,aI( Refol. Ho/V. 1598. bl. 319. F 3 Maurits. Hands•ng van Dlden:ar: e'Eld in Ingeand.  p2 GESCHIEDENIS ftreeken van Elizabeth, fpraken zij op een toon, die vroegere Afgezanten nimmer hadden durven gebruiken bij' eene zo hoogmoedige Vorftinne. Zij waagden het te verklaaren, dat, indien de Koningin Vrede met Spanje maakte , de Staaten befloten hadden, om 'er mede in te treeden, en liever een Vrede, hoe gevaarlijk ook , aantegaan , dan alleen al den last des Oorlogs te draagen. Doch zij booden der Koninginne alle.redelijke voldoening en het betaalen der achterftal'.en aan , als zij in den Krijg wilde volharden. De Koningin ftondt , in 't eerst, dermaate verfteld over deeze onverwagte voorflagen, dat zij alle handelingen .over den Vrede , voor eene ■poos, opfchortte. Doch haar afkeer van den Oorlog kreeg , welhaast, weder de overhand , en zij betuigde den Franfchen Afgezant de Maissk : „ dat , de Feréénigde Nederlanden niet waardig waren, '\ dat zij haar Rijk, ten bunnen behoeve, in gevaar " ftelde!" Zij vaardigde Gezanten af, om het Hof van Brusfel te polsten, en liet den Aardshertog aanpeggen : „ dat de Vrede dus lang ongefloten gebleeven was, dewijl zij de wapenen wenschte neder" teleggen te gelijk met hun, voor welken zij dezel- ven hadt opgevat (*)." " Fuancois Veere, ten zelfden tijde, naden/X**Ee afgevaardigd, drong bij de Staaten aan op de betaaling der fchuld aan de Koninginne, en vermaande hun (?) Birch Neg. "'om »5steelen van Antwerpen, Gend en Kamerijk; dat de Nederlander* geen Handel op Oost- of West-Indien zouden drijven; dat deeze Landen, buiten bewilliging der Koningen van Spanje, niet mogten vervreemd of verdeeld worden. Aan de Spaanfche Kroon moeften ze vervallen, zo de Gehuwden geene Kinderen verwekten, of zo 'er ten eenigen tijde Manlijke of Vrouwlijke Naazaaten ontbraken. Albertus zou egter Landvoogd blijven, indien Izabella vóór hem overleedt. En, zo eenige Vrouw in het bezit der Landenkwame, zou men haar aan den Koning van Spanje, of diens Erfgenaam, ten huwelijk befteeden , en zouden de Nederlmdfche Vorften hunne Kinderen niet, dan met goedvinden des gemelden Konings , mogen uithuwlijken , en, bij het aanvaarden der Regeerim ge den Roomfchen Godsdienst bezweeren. Indiër 'er'tegen denzelven, of tegen de andere Artijkels var 't Verdrag iets begaan wierd, verviel het regt op d< Nederlanden weder aan Spanje (*)- Philips betoonde dus eene bijzondere genegenheii voor Albertus , die , een groot gedeelte zijns let vens in Spanje doorgebragt hebbende, de Wetten ei Gebruiken deezes Rijks kende , en zou de Infante in gevalle 's Konings éénige Zoon kinderloos ovei leedt, de Monarchy overgebragt hebben aan ee: Prins (*) Groot Plakaath. iV.D.bl. 87. 93- Bor, XXXv J3. bl. 32- Maurits. I Beden. kingen luier over. i 1 l  Maurits. 408 GESCHIEDENIS Prins, kundig in de Rijkstaken, en den Volke aangenaam. farfchilknd waren de gevoelens en gefprekken wegens deeze Overdragt. In de Spaanjche Nederlanden, zo wel als in de Feréénigde Gewesten, liet men nier na te verklaaren , dat dezelve eene enkele kunstenarij was , om de laatstgemelden onder 't juk te brengen , en den afkeer , dien de eerstgenoemden van de Spanjaarden hadden, te verzag: en. Men fchroomde niet te zeggen , dat de nieuwe Vor.'ten , door voorwaarden en benoodigdheid van Spaanfche hulpe aan den Koning verboaden, even afhanglijk bleeven als de Landvoogden: dat Philips nimmer eene zo fchoone Parel van zijne Kroon zou weggegeeven hebben aan eene Prinfesfe van tweeëndertig jaaren , indien hij haar niet onvrugtbaar geagt of gemaakt hadt. Desgelijks beweerde men , dat de Koning de paaien zijns gezags hadt overfchreeden , met de Nederlanden als een Leen des Spaanfchen Rijks overteleveren. Veele voorbeelden, en bovenal dat van Cakel den V, weezen uit, dat zulk eene overgiit niet kon gefchieden dan in eene volle Vergadering der Staaten Zommigen hielden ftaande , dat hij de Regten des Vlenschdoms verkortte, met eene beitelling te maaken )vereene Maatfchappij van Menfchen, als over een lioop Beeflen, dezelven als roerende en onroerende Soederen vervreemde, en overleverde aan een Heer, niet door hun verkooren. Leeren , was hunne taal' ie Natuur en de Ondervinding niet , dat de Vorst öja gezag ontleent van het Volk , en dat hij geen Ei-  der. NEDERLANDEN. 4.09 Eigenaar kan zijn van zijns gelijken ? Refchaafde Volken hebben altoos een grootonderfcheid gemaakt tusfehen een Vorst en een Overheerfcher: de Regeering, 't zij aan geregelde Vergaderingen , 't zij in 't algemeen aan één Mensch toevertrouwd, is eene Bediening, geene Heerfcbappij. De.Vorst is een Dienaar des Volks, 't zij hetzelve hem de beftuuring in handen gegeeven , 't zij het, om de ongelegenheden, aan de verkiezing vast , te ontgaan , en een Hoofd te hebben, 't welk geen ander belang heeft, dan het hunne, de Regeering erflijk gemaakt heeft. Deeze gronden der Maatfchappije moeften bijzonder dierbaar weezen in de Nederlanden , waar de Vorften, ten hunnen voordeele, niet konden bijbrengen het barbaarsch regt der Overwinninge, noch de laage onderwerpingen van een Volk, door llaavernij vernederd , doch waar hunne magt bepaald , door Wetten omfchreeven , en bezwoorene Verdragen, wederzijds beperkr was. De Brieven, door de Infante aan den Aardshertog 1 gezonden , om hem te volmagtigen tot het aanvaar- ^ den der Heerfchappij in haaren naam , leeden ook 1 veel tegenfpraaks van de Misnoegden , die beweer- f den, dat zij zelve moest overgekomen zijn, om den „ teugel der Regeeringe in handen te neemen. De I Aardshertog , vreezende voor een opftand , vulde Brusfel op met Krijgsvolk, en vondthet raadzaam, geene volle Vergadering, maar alleen Afgezondenen der (») Grotii HM. p. 320-324. Maurits. Llberus aanaardt de leer:happij1 den aam der ifante.  410 GESCHIEDENIS Maurits. Nieuwe poogingen , om eene Bevredigingte bewerken. der Staaten te befchrijven. In deezer tegenwoordig, luid gefchieJde de plegrige mhüldiging des Aardshertogs , in den naam zijner Gèfflalinne, op den vijftienden van Oogstmaand , zonder eenigen tegenftand, en met veel uiterlijk betoon van vreugde (*). De Afval der Feréénigde Gewesten dén der eerfte oorzaaken, en derzelver Wederverknogtir g aan de anderen één der voornaamfte voorwerpen zijnde van deeze Overgave , bleef men niet in gebreke , om ZUlks te verdaan te geeven. De Landfehappen, aan den Koning onderworpen gebleeven, voegden hunne aanmaaningen bij die des Aardshertogs, of liever, zij verfcheenen alleen ten dien einde i p het tooneel. De nieuwe Vorst zou het zijner Waardigheid te na gerekend hebben , in zijnen naam te handelen met Volken , bij hem voor Wederfpannelingen aangezien: hij oordeelde het genoeg , hun te vermelden , welke regten zijne Huwelijksverbintenis met de Infante hem gaf: hij verzekerde hun , dat hij vuurig na den Vrede haakte, en hun uitnoodigde, om met de gehoorzaam gebleevene Staaten in onderhandeling te treeden. De Prins van Oranje , Philips Willem, de Hertog van Aarschot , en de Markgraaf van IIavrech fchreeven, ten zelfden tijde , aan Prins Maurits, dat hij deeze Verzoening wilde begunsjigen (f> Het Hof van Brusfel deeit nog meer: een Leydsck (s) Grotii////?. P- 326. Bor, XXXV. B. bl. 36. (f) Grotii Hifi. p. 317. Bor, XXXV, B. bi. 38. Meteren, XX. B. f. 384-  der NEDERLANDEN. 411 Leydsch Koopman werd naa Antwerpen ontbooden, onder het voorwen.lzel van de ziekte zijns Broeders , doch in de daad met oogmerk, om de Algemeene Staaten der Feréénigde Gewesten te doen verdaan, dat zij eene volle vrijheid van Godsdienstoefening zouden behouden, indien zij den Aardshertog en de Infante wilden erkennen. Ook zou hij, uit agting voor Prins Maurits , dien gaarne het Opperbevel voor zijne Legers in Hongarijen opdraagen. — De vinnigheid, waar mede men op dit duk aandrong, diende alleen, om den ijver der Staaten te verdubbelen, in het handhaaven eener Vrijheid, hun zo dierbaar geworden , door de moeite , welke derzelver verkrijging gekost hadt , en de voordeelen , die zij begon aantebrengen. Zij antwoordden op deeze aanzoeken met de uitgave van onderfchepre Brieven, waar in Philips betoonde, geheel andere oogmerken te bedoelen (*), Zij gaven ook in "t licht het Vonnis, gedreefcen over Pieter Panne , ter dooddraffe verweezen wegens een beleden toeleg op het leeven van Prins Maurits, tot weiken hij aangezet en bemoedigd was door de Jefuiten te Doaai (f). Zij noodigden, vervolgens, de Spaanfche of'Oostenrijkfche Nederlanden uit , om tot hunne Veréénigim toetetreeden, en de wapenen optevatten tegen hunnen algemeenen Vijand, den Spanjaard (§). Wam hei («) Bor , XXXV. B. bl. 37. (t) Zie aldaar, bl. 36 (S) Zie aldaar, XXXVI. B. bl. 23. Maurits.  Maurits. Vertrek desAardshertogsna Spanje, * 4ia GESCHIEDENIS het was'er zo verre af, dat deeze voorhadt;, van de verdrukking deezer 'Landen aftezien , dat hij, dit jaar, vierduizend Spaanfche Knegten herwaards zondt. Met de be hijfloosheid, waarin de Staaten, om hunne Ge'dmiddelen te raade te houden , zich bevo.iden, zouden deezen hun voorraad hebben kunnen doen, mair de geest van muitzugt, uit Geldgebrek bij den Vijand gebooren, veroorzaakte, dat de Spaanfche Knegten de Franfche Steden, die, volgens den Vrede, moeften ontruimd worden , niet verhaten wilden, vóór dat de achterftallenbetaald waren; te Gelder, Graave, Antwerpen, Lier en Gend fpeelde de Muitzugt, onder de Krijgsbenden , eene verderflijke rol (*). Zulks bragt te wege , dat de Krijgsverrigtingen deezes jaars zich bepaalden tot eenige weinig beflislénde vijandüjkheden en fcheiTUutzelingen , waar in de Spaanfchen zomtijds de overhand hadden. Die beide Partijen fcheenen iets van meer aanbehngs op 't ooge te hebben, wanneer de Aardshertog Albertus na Spanje ftondt te vertrekken , om zijne Bruid te haaien- De Paus hadt hem toegedaan, de gelofte, bij de aanvaarding zijns nedergelegdenCardinaalfchaps gedaan, te verbreeken, en Spruiten te verwekken voor het Doorlugtig Huis van Oostenrijk. Hij hadt, ftaande zijn afw ezen , de Regeering der Nederlanden opgedraagen aan den Cardinaal Andreas van Oostenrijk , en het Opperbevel over 't Legef (•) Meteren, XIX. B. f. 372. XX. B. f. 382.  der NEDERLANDEN. 413 Leger aan Francisco de Mendoza , Admirant van Arragon. Het Purper van den Cafdinaals-hoedhadt Albertus te Halle afgdegd, aan de voeten van èen Makia Beeld, vermaard door veele Wonderen, daar aan toegefchreeven. Op zijne reize vernam hij, dat zijn Schoonvader, Philips öe II, den dertienden van Herfstmaand , 's daags voor zijn vertrek uit Brusfel, op het Efcuriaal, overleeden was (*). ■ Deeze Vorst, verzwakt door de ongebondenheden zijner jeugd,'en afgemat door Staatszorgen, was, zinrs twee jaaren, onderhevig aan de hevigfte Jichtpijnen , waar bij zich eene verzwakkende Koorts voegde. Zijne kwaal was dermaate verergerd , dat hij zich in eene Rosbaar na het Efcuriaal, een Zomerpaleis , zes mijlen van Madrid, liet overbrengen , of de frisfe lugt iets ter zijner herftellinge mogt uitwerken. Bij zijne aankomst, nam de Koorts toe, gepaard met eene ongewoone krimping der Zenuwen i in de Scheen, én, bovenal, in de Borst, openbaarden zich verborgene Zweere.n: ze werden tot rijpheid gebragt , en gaven een overvloed van vervuilde eri Hinkende doffe uit, in deeze teelde wel ras'zulk eene menigte van Luizen voort, dat zijne Oppasfers hem nut konden reinigen. Men voegt 'er bij, dat het ongedierte, zijne ingewanden knaagende, hem eené hulpelooze pijn veroorzaakte. Dan alle deeze fmertèn wrongen hem geene klagten af: hij betoonde, in die fchriklijke oogenblikken , eene Stoicynfche onge. ,• voe- (*) GROTft Hifi. p. 326- 35(0. IF. Deel. 2. Si. G Maurit.1. Dood van Philips DEN II.  4H GESCHIEDENIS $5aürits. Charafter van Philips drw voeligheid , en onderwerping aan Gods wil; zich verbeeldende, dat de Hemel, zijne Ziel reinigende door deeze zwaare proeve, hem boete liet doen voor de ftraffen, welken hij in een ander keven zou hebben moeten lijden. Men wil, dat hij tegen zij* nen Eiegtvader zou gezegd hebben : ,, Daar ik gea, reed ben, om alles te doen , wat gij mij kunt bes, velen tot mijne zaligheid, zal alles , wat ik door ,, uw verzuim vergeeten heb , voor uwe rekening ,, komen." Hij liet zijn Zoon en Dogter tot zich naderen , hieldt hun de ijdelheid der menschlijke grootheid voor oogen, prees hun kragtig aan, dat zij hunne Onderdaanen de aangenaamheden des Vredes moeften doen fmaaken, hunne Voorregten handhaaven, en den Roomsch- Catholijken Godsdienst onverbreeklijk aankleeven. Eindelijk liet hij zich toereiken het Kruis, 't welk zijn Vader, dervende, in de hand gehouden hadt, en ftierf, de Kerkgeregt en ontvangen hebbende , in het tweeënzeventigfte jaar zijns ouderdoms , en het drieënveertigfte zijner regeeringe (*). Zijn fterven wijst uit, dat men, wel verre van de gehegtheid van Philips aan zijnen Godsdienst te kunnen verdenken , de verfchrikkingen , welke dezelve hem inboezemde, oorzaak waren van den ongehoorden moed in een ftervenden Snoodaart , en ook ééne der voornaamfte drijfveeren van de groote ont- (*) Meteren, XX. B. f. 390. Bor, XXXV, B. bh 39. Memoir. de la Housf, Tomi I.  deh NEDERLANDEN. 415 ontwerpen, welken hij bij zijn leeven ondernam. In den aanvange zijner regeeringe betoonde hij meer geneigdheids en gefchiktheids tot de rust en de zorgen van een vreedzaam Staatsbeftuur, dan tot wijdklinkende daaden en krijgsverrigtingen. Zijne Onderdaanen hadden grond, om eene veel geruster en gelukkiger Regeering te wagten , dan hun met de daad ten deel viel. Hij zogt regt te doen , zonder aanneeming van perfoonen. Hij hieldt fteeds een waakend oog over alle de deelen zijner wijduitgeftrekte Monarchye: en befteedde bijkans al zijn tijd aan de zorgen des beftuurs: hij gewendde zijne Staatsdienaaren aan den arbeid, aan orde, en, zonder na hunne verrigtingen te wagten , voerde hij veele zaaken zelve uit. Niet groot was hij van geftalte, doch hadt een Vorstlijk weezen: van alle Spaanfche Koningen was hij de deftiglte en ftaatlijkfte : bij zijne natuurlijk ftrenge geaartheid kwam eene fiere en ontzaglijke houding. Nimmer zag men hem lachen', en hij beroemde zich van niet meer dan drie maaien in zijn geheele leeven gedanst te hebben. Diezelfde èrnsthaftigheid wilde hij , dat zich vertoonde in alles, wat hein omringde. Dit bragt hij zo verre,dat hij aan alle Leden der Hooge Raadsvergaderingen en Kanfelaarijen last gaf, om niet in 't openbaar te verfchijnen, dan met een wijden en fleependen Mantel, èn een langen Baard om den geheelen Kin te draagen. Men fprak hem aan met geboogene kniën. Wanneer de Hertog van Alva , op zekeren tijd , in ^ Vorften Kabinet tradt, zonder zich te hebben laaG a ten Mauritj;  &ïaur1tj. 416 GESCHIEDENIS ten aandienen , riep hij deezen toe: „ Welk eent „ ftoutheid ! Gij verdient den Bijl !" Egter verzekert men, dat hij gemaklijk was te naderen voor zijne Onderdaanen. In zwaare tegenheden heeft hij blijk gegeeven van grootheid van ziel. Nooit bevondt zich een Vorst, door zijne rijkdommen, door magt, door zijne bekwaamheden , door de tijdsomikvndigheden , in welken hij leefde, in een gunstiger ftaat, om de Zegsman in Europa te zijn, zijn Volk het voornaam de in de geheele Wereld te m.wken , en zijn naam met luider tot de laatde nakomeling fchap overtezetten. Uit zijn Kabinet, van waar , \ 11e bevelen , als zo veele Godfpraaken , voortkwamen, dempte hij veele Opdanden in Spanje: hij onderwierp Portugal aan zijne Kroon , voerde agteröén , of te gelijk, den Oorlog tegen èenTurk , Frankrijk, Engeland en de Feréénigde Nederlanden , zonder ooit Bondgenooten te hebben. Door zijne Schatten was hij meeder in *t verkiezen der Keizeren , Pattfen, van de geheimen der andere Vorften , en fpeelde de hoofdrol in Europa. Het Roomsch - Catholijk Geloof hieldt hij in ftand, 't welk , zonder zijne tusfehenkomst, in Frankrijk en de Nederlanden ,waarfchijnlijk, zou vernietigd geweest zijn. Deeze laatfte aanmerking is het , ongetwijfeld , die de Spanjaarden doet zeggen , dat de gebreken , deezen Vorst verweeten, den lof niet konden verdonkeren , welken hij van de Paufen ontvangen heeft (*). Dan de verdienden der Vorften hangen niet af van het , oor(*) Desmai Seaux Ilijl. tFEfpagne,  oer NEDERLANDEN. 417 oordeel der Paufen : terwijl de Spanjaarden Philips bij Salomo vergelijken , Treilen de Proteftanten hem. in eenen rang met Tiberius, verwijten hem de gruwelen en het uiteinde varl Herodes, Antiochus, en eenige Monfters der Oudheid. Zijne Tijdgenooten noemden hem den Duivel in het Zuiden. Om te weeten , of Philips met de daad verdien, de met de Gedrogten onder het Menschdom vergeleeken , en met dien haatlijken naam benoemd te worden, zullen wij een vhigtig oog over zijne bedrijven laaten gaan. Wij verwijten hem niet , dat hij het Lichaam van zijnen Vader , Carel den V, heeft willen doen opgraaven, op de verdenking, dat deeze in de Lutherfche gevoelens zou geftorven zijn, dew ijl die befchuldiging niet beweezen is (*) ; maar wel zijne nalaatigheid, om dien Vorst het Jaargeld, 't wtlk dccze voor zich behouden hadt , te laaten toekomen : het rampzalig einde van zijn Zoon, Don Carios , de niet min treurige uitgang van Izabella van Frankrijk, zijne Egtgenoote, de dood van Esquovedo , van Bergen en van Montigny, zijn huwelijk met zijne Nigt, zijne wellustigheden 'met Vrouwen, alle deeze misdrijven hebben hem in zijn bijzonder leeven gebrandmerkt met den naam van eenon. dankbaaren Zoon , van een onnatuurlrjken Vader, vaneenbarbaarfchen Egtgenoot, en van een bedrieglijken Wreedaart. Eene verregaande jalouzy wegens zijn Gezag , hoogvliegende denkbeelden om. (j~) Baile Dict. Art. Caranza & Charl Quint, O 3 Maurit*.  4i8 GESCHIEDENIS J&ÏAUItlTï. I omtrent de Voorregten der Vorften, een diepgaande afkeer van de Ketterij, de bijgeloovigfte engeestdrijvendfte ijver voor den Roomsch-Catholijken Godsdienst , vergrootten zijne-Zielsgebreken, en maakten hem, in het openbaar leeven, een geesfeldes Menschdoms. _,— Zijne heersebzugtige oogmerken bedekte hij voor zichzelven , onder het ijdel voorwendzei, om den Catholijken Godsdjenst uittebreiden, oE te verzekeren: hij oordeelde alle middelen, om zulk een lofljjk oogmerk te bereiken, wettig , en jaagde na de gevaarlijke harsfenfehim eener Algemeene Mo. narebye. . De Godsdienst, die gave des Hemels, om de Menfchen ter deugd optewekken , en van de ondeugd aftefchrikken, zette Philips aan tot de gruwzaamfte bedrijven , en hij wist zich te ontflaan van het heilzaam bedwang der knaagingen, die de misdaaden op de hielen volgen. Ver- febeurd door geduurigen agterdogt omtrent de zodanigen , die hem deerden, onverzoenlijk in zijne wraak, fchondt hij de heiligde Verbonden , offerde de braaffte en deugdzaamlle Burgers op , en maakte een fpel van de Goederen en het Leeven zijner Onderdaanen. In zijn Hof als opgeflooten , fteeds werkende aan het Plan van Onverdraagzaamheid en Heerschzugt, fchiep hij een boosaartig vermaak in het bloed der Burgeren , die niet gelijk hij dagten , te doen ftrootnen , in onrust en tweedragt bij de Nabuuren te verwekken , en, als het hem aan magt mangelde, zijne fchatkist te openen voor Onverlaaten, die het durfden beftaan a zijne Vijanden met moord.  DER NEDERLANDEN. 419 moordgeweer of vergif van kant te helpen. Zijn naam is, in ontelbaare Gefchriften , door geheel Europa, gevloekt. En welk voordeel trok die Vorst van eene zo valfche en wreede Staatkunde ? Door fteeds op bedriegen uit te zijn, kon hij , in 't einde , niemand bedriegen. De tegen hem opgeftaane Gewesten wilden nooit op hem vertrouwen. Hadt hij fteeds de; geweldige maatregelen ,door hem genomen,gevolgd, hij mogt hoope gefchept hebben , om ze onder het gewist, zijner magt te verpletten : twee keeren bragt hij die Landfehappen in de uiterfte benauwdheid: twee keeren verloor hij ook de groote voordeden, welke zich aanboden: twee keeren verdeelde hij zijne magt, om in de heerfchappij van anderen te vallen , en liet de gelegenheid , om zijne eigene te herkrijgen , voorbijglippen. — Dit is 't niet al. Mangel aan Geld, voortkomende uit het doen van onderneemingen boven zijne kragten , deedt zijne Krijgsbenden, door hunne muiterijen, de vrugt der behaalde vermeefteringen bederven. De wapens zijner eigene Soldaaten bragten hem meer nadeels toe , dan die »ijner Vijanden. Hij zogt de Nederlanden in flaaffche boeijen te kluisteren , Engeland te overweldigen , en Frankrijk te onder te brengen. Schoon hij, langen tijd, geene , dan ongeoefende Benden, tegen" zich hadt, mislukten alle zijne aanflagen, uit. genomen de bemagtiging van Portugal, 't geen zijne Opvolgers niet lang bezaten. Meer dan ééns werd Q 4 hi' Maurits. Dwaalingen in zijn Rijksbetour.  GESCHIEDENIS SfAURrrs. hij vernederd door Vijanden, bij hem nietgeagt. Zij befcookten zijne Kusten, bedierven vee'e zijner Zeelieden, plunderden verfcheide zijner bezittingen in America, en vernielden zijne Zeemagt. Zo veele tegenüagen , en zo veele wijdftrekkende krijgsverrigtingen, met een hardnekkigen ijver , geduurende eene lange Regeering voortgezet,ontblootten Spanje van Manfchap en Geld. De dwaalingen in dit Staatsbeftuur gaven aanleiding tot den fchielijken val dier Monarchye, welke de magrigfte in Europa was , toen zijn Vader ze hem overleverde. De Mijnen van de Nieuwe Wereld, die zijne komst ten Throon fcheenen te wagten , om haare fchatten in den grootften overvloed uitteftorten, bragten de heillooste uitwerkzels te weege. Verblind door den fchemergloed dier fchatten, durfde hij alles beftaan, en oordeelde geene onderneeroing te groot ofte kostbaar. De Onderdaanen , met cezdfde verbijsterdheid als hun Vorst bevangen , door de Rijkdommen 's jaarlijks ingevoerd , verlieten 1 et pad der nijverheid, voorheen door hun betreeden , en vertrokken met drift na de Gewesten, waar uit deeze voortvloeiden. Door deeze fterkc zugt , om buiten 's Lands te gaan , werd eene andere afleiding der welvaart geopend , en de f.erkte der Volkplantingen vermeerderde door het uitputten des Moedeilands. De Landbouw en Handwerken floegen aan 't kwijnen door gebrek aan Arbeidslieden , en men moest zich yan de bevlijtiging der Vreemden bedienen , die de fchat-  m% NEDERLANDEN. 4*1 fchatten der Nieuwe Wereld in hunne Landen trokken (*). —— De Geldfomrnen , na Frankrijk gellhikt ten dienste der Verbondelingen , en om daar den Krijg te voeren, door de welteraadenhoudenheid van Hendrik den IV. in 't werk gefteld , dienden, om, in dat Rijk, bevlijtiging te kweeken, ei 't zelve, binnen weinig tijds , in een bloeijenden en ontzaglijken (iaat te brengen ; die zelfde (hoornen van Goud vloeiden na de Nederlanden, en , bovenal, na de Feréénigde Gewesten, Behoefte wekte de vlijt der Ingezetenen, de ligging der Landen begunstigde hunnen arbeid, de onkunde van andere Volken deedt deezen te beter flaagen , talrijke Vlooten befchermden hun ter zee , ondoordringbaare fcheidsmuuren dekten hun ten lande: met één woord , het Goud ging-alleen door Spanje, om deLanden, waar naarftigheid woonde, te verrijken. Spanje , verpligt, om een groot gedeelte der Koopmanfchappen te ontbeeren van Volken , die 't zelve beoorlogde, VJi'fcbafte hun wapenen tegen zichzelven; in deezervoege hielp het de Feréénigde Gewesten , om eene nieuwe Mogenheid te vormen in Europa. Die fchitterende Rijkdommen waren voor dat Rijk even als de dwaallichten, die den Reiziger, des nagts, doen afdwaaien , en in de diepte nederftorten. De fchatten van de Nieuwe Wereld, even als een vloed, Europa overllroomd hebbende , verminderde de (*) Roeef.tson Gc/c'iiedenis van America, IV. D. bl. 234' G 5 Maurits.  422 GESCHIEDENIS de waarde der Geldfpecien de helft, en alles onder» ging, naar evenredigheid, dezelfde vermindering (*)„ 't Is, overzuiks , niet te bevreemden , dat PmLirs met de grootfte inkomften, welken een Vorst van zijn tijd bezat, tot de fchandehjke engte gebragt wierd, van zijne Schuldeifchers niet te kunnen voldoen, en zijne ontwerpen zag mislukken, doormangel aan Geld. Genoodzaakt, om de toevlugt te neemen tot den gevaarlijken weg van beleeningen, deedt de grootheid der Rijksfchulden de openbaare inkomlten in een verkeerd kanaal loopen, bragt eene vermeerdering van lasten en bezwaaren voort, en maakte de middelen van beftaan moeilijk : dit gaf een doodltjke neep aan de nijverheid , en trof den geest van 't voornaamfte gedeelte der Inwoonderen met mismoedigheid. Philips , wel verre van deeze fchulden aftedoen, door zijn Rijk Vrede tefcher:ken, vermeerderde ze alle jaaren door aanhoudende Oorlogen. Bij de oude fchuldtn kwam, het laatfte jaar zijns leevens , nog eene nieuwe fomme van zeven rnillioenen en tweehonderdduizend Dukaaten , tegen de rente van tien ten honderd 's jaarlijks (t). —'Naa dit heilloos tijdperk, verviel Spanje meer en meer onder Philips den III, een zwak Vorst, die al de Eerzugt hadt van zijnen Vader, en geene van diens Staat- (*) Young Aritmethique Politiq. Tom. I. p. 192 - 196. Oudermuller Rech. fur le Commerce , Tom. I. p. 131» ij6. 137. (|) Meterin, XIX- B. f. 39S1 Maurits.  pÏR. NEDERLANDEN. 4S3 Staatkundige bekwaamheden. Gunstelingen regeerden op zijnen naam. Hij liet zich beftuuren door den Hertog van Lerma , die , even min in ftaat, om den teugel der Heerfchappije te houden , als zijn Meefter, het bewind van zaaken overliet aan Rodriges Calderon, een Mensch van eene laage afkotnfte. Philips de II. bezat dus geene andere bekwaamheden, dan die ten nadeele zijner Onderdaanen ftrekten, en hij" was zelve het llachtöffer van zijne kwaalijkberaadene Staatkunde. Een treffend voorbeeld voor Vorften, die,in den waan , dat zij, ongeftraft, Deugd aan Staatkunde kiumen opofferen , bijkans altoos in de kuil vallen, welke zij voor anderen graafden. Niet alleen hadt Philiïs het fmertend hartzeer, dat hij de Feréénige Gewesten niet onder zijne gehoorzaamheid kon brengen, maar moest ook zien, dat zijne geweezene Onderdaanen zijne grootfte Vijanden werden in de beide Indien. Schoon hij , op de tijding hunner tochten na America , op den toon Tan een Propheet hadt uitgeroepen , dat God niet zou gehengen , dat men de Ketterij in de Nieuwe Wereld overvoerde (*) , leefde hij lang genoeg , om zijne voorfpelling deels leugen te bevinden : en de voorzorgen, in zijn Uiterften Wille gedraagen tegen de toeueemende vaart der Nederlanderen , wijzen genoegzaam uit, hoe zeer hij zich des ontrustte (f). In de daad, de Inwoonders der Feréénigde Gewesten \ (») Desmaiseaux Hifi. d'Efpagne. (t) Meteren , XX. B. f. 419, Maurits Hij is deels ooggetuigenvan de vorderingen zijner geweezene Onderdaanenin de Scheepvaart en Koophandel.'  4e4 GESCHIEDENIS Maurits. Poogingen der Feréénigde Gewesten tot het uitbreidenvan den Handel. ten, aangezet door den prikkel der werkzaamheid, welke Vrijheid en gelukkig (kagen geeven, fcherpten hun vernuft, om, met allen vlijt , nieuwe wegen te zoeken tot het uitbreiden van Handel en Zeevaart. De Regeering , hoopeude , dat deeze poogingen haar nieuwe takken van inkomen zouden bezorgen , welken zij zeer behoefden tot het voeren van een langduurigen en kostbaaren Oorlog , moedigde de Ontwerpmaakers aan , en begunstigde de zugt tot het doen van ontdekkingen. Tot den jaare MDLXXXI, hadden de Nederlandfche Kooplieden de Oost- Indifche Koopwaaren gehaald van Lisbon , de Stapelplaats deezes Handels, naa dat de Portugeezen die welgelukte ftoutheid gehad hadden, om de Kaap der Goede Hoope omtezeilen. Philips , Beheerfcher van Portugal geworden , verboodt den Inwoonderen der Feréénigde Nederlanden alle handelgemeenfchap met zijne nieuwe Onderdaanen. Zijne kortzigtige Staatkunde zag niet, welk een onheil dit verbod naa zich zou fleepen. De Zeehandelaars, van deezen Handel uitgefloten, waren natuurlijk bedagt , om , langs nieuwe wegen , het verloorene wedertekrijgen. Eerst ftevenden hunne Schepen na Zeeën, die Spanje voor hun niet kon (luiten, en voeren hooger Noord op , dan zij eertijds gedaan had. den, en bezogten , voor de eerfte keer, de Haven van Archangel, waar zij, welhaast , een voordeeligen.Handel vestigden : zij zeilden langs de Kusten van Africa , deeden de Kaap Ferdifche Eilanden aan, van waar zij Zout haalden. De Straat der  der NEDERLANDEN. 425 3fiddeniandfche Zee mvwende > dreeven zij fterlierHandel op Italië, en, onder Franfche Vlaggen, op verfcheide Havens in het Turkfcke Gebied (*), Wanneer de Engelfchen, in deii jaare MDLXXXVI, eene voorfpoedige reis na de Indien gedaan hadden, en de Koning van Spanje , door nieuwe Bevelfclnif ten, alle zijne Havens Goot voor zijne Vijanden, de Hollanders en de Zeeuwen , werden zij te raade, de Oofterfche Koopwaaren in 't eigen Land, waar ze vielen, optezoeken. Een ontwerp, zeer bezwaarlijk te volvoeren , uit hoofde van den langen weg, dien zij op onbekende Zeeën moeften afleggen, fteeds zeilende bij Kusten , waar de Vijand meefter was. De Engelfchen hadden reeds een' doortocht na hei Oosten gezogt door 't Noorden, en, fchoontotnog toe niet gedaagd , hadden zij het ontwerp niet geheel laaten vaaren. De Hollanders en Zeeuwen, door dit voorbeeld aangemoedigd , en te meer hoopt fcheppende, van het verder te zullen brengen dar hunne Voorgangers , \ran wegen hunne bedreeven heid in de Noordfche Zeeën , en in hunne verwag ting verflerkt door den Predikant Petrus Plancius een Man in de Aardrijks- en Starrekunde zeerbedree ven, befloten, een weg te zoeken , langs welken zi het Gemeenebest zo groote fchatten zouden bezot gen, als de Nieuwe Wereld den Koning van Spanj verfdiafte. J3e voorgenoomen weg zou korter, ge zonder en "tevens veiliger weezen. Men rustt dat 00 Meteren, XIX. B.bl, 37»» Maurits. Vrugt1 joze poogingen, om een weg ten Noorden na Ooit - In* dién te vinden. ) 1  4aé GESCHIEDENIS Maurits. dan Schepen uit tot deezen tocht, die, onder het beleid van Jan Huigen van Linschoten , een Haarlemmer, die lang bij de Portugcezen in Indi'è verkeerd hadt, den vijftienden van Zomermaand des jaars MDXCIV, uit Texel voeren, en door de Straat Waaigais , van hun de Straat Nasfau geheeten, heen zeilden , verfcheide Eilanden aandoende , en, in den Herfst, wederkeerden , in het vaste gevoelen , dat de onderneeming wel zou gelukken. Ze werd;, het volgend jaar, hervat; doch, te laat aangevangen , vonden zij de Straat door 't ijs gefloten , en moeiten , onverrigter zaake , wederkeeren. . Vroegtiidiger , te weeten in Bloeimaand des jaars MDLXXXV1, ftaken twee Schepen , gevoerd door Jacob Hendrikszoon Heemskerk en Jan Cornexiszoon Rijp, om den , dus lang vrugtloos gezogten, doortocht te vinden, op 't welk de Staaten eene belooning van vijfentwintigduizend Guldens ge» fteld hadden. Noordwaards opftevenende, kwamen zij tot boven Nova Zembla , op meer dan tachtig graaden Noorderbreedte. Zij ontdekten een uitgeftrekt Land, 't welk zommigen voor Groenland hielden, fchoon men naderhand geoordeeld hebbe, dat Groenland zuidlijker ligt. Aan dit bar, en mer hooge Bergen bezet, Gewest gaven zij den eigenaartigen naam van Spitsbergen. Heemskerk, vast van denkbeeld, dat hij, welhaast, eene ruime Zee zou aantreffen, hieldt rfoordwaards op. Rijp keerde wat na 't Zuiden, om daar, oostwaards , den doortocht te vinden, doch geweldige ftormen dreéven hem te tas,  der. N EDËRLANDE N. 42? rug , en op de Rusfifche Kust. Heemskerk ontmoette, in Itede van de verwagte open Zee, niets dan vervaarlijke ijsfchotzen: en, vreezendehier door bezette worden, keerde hij het roer, maar te laat: zijn Schip geraakte in 't ijs beklemd: zij moeiten het verlaaten, en op Nova Zemblafo in eene opgellage Hut, overwinteren. Niet alleen hadden zij, op dit onbewoond Gewest, veel van de felfte koude te lijden, maar liepen ook groot gevaar, zo lang de Zon boven de kimmen was, van de groote witteBeeren: de Zon verliet hun tweeëntachtig dagen. In deezen langen nagt moeften zij veel ongemaks verduuren: eenigen bezweeken 'er onder. Willem Barendsz., de Opperftuurman , die de twee voorgaande Reizen mede hadt bijgewoond , ontviel zijne Tochtgenooten, toen zij, in opgeboeide Sloepen , de terugreis aanvaardden, en, met veel moeite, te Kola in Lap' land kwamen, waar zij, overéénkomttig met het berigt van eenige Rusfifche Visfchers , Rijp vonden , met wiens Schip zij in 't Vaderland wederkeerden (*). Deeze Noordfche Tochten hebben , hoe vrugtloos ook, ten aanziene van het hoofdoogmerk, afgeloopen, veel toegebragt tot de nadere kennis aan deeze weinig bezogte Streeken, en de]Walvischvangst, daar, vervolgens, voortgezet. AHf (*) Eerfte, tweede en derde Scheepstocht NoordSm. Grot. Hifi. p. 269 enz. Bor, XXXI. B. bl. 69. 70. XXXII. B. b!. 16. XXXIV. B. bl. 32. 37. Meteren f XIX. B. f. 358. Refol. Holl. 1596. bl- 86. 139. Maurits.  <.2§ GESCHIEDENIS Maurits. De Nederlanders gaan om de Kaap de Goede Hoop na de OostIndien , ouder Houtman. Alle deeze mislukte Reizen hebben de Nederlanders afgefchrikt van iets verder daaromtrent te onderneemen, lchoon de hoop , om dien weg te vin. den, bij de Engelfchen nog niet geheel is opgegeeven (*). De jongtte Tochten derwaards zijn egter niet beter gellaagd dan de vroegeren: een vaste zoom' van ijs , door geene menschlijke kunst te breeken maakt alle poogingen, om een doortocht na 't Noorden te zoeken , vrugtloos (f). Dan men was zo zeer niet ingenomen methetontwerp, om, langs eenen ongewoonen weg, de Indien te bereiken, dat men het bezoeken van gewoonen achterliet. Cornelis Houtman , Zoon eens Brouwers te Gouda , hadt zich met zijn Broeder na Lisbon begeeven, om kundigheden van den Handel op (") Zie het Berigt wegens de nog onbefchrcevene Scheepstochten, na de Noordpool gedaan, door Daniël Barrington aan de Koningl. Sociëteit, in den jaare MDCCLXXIV, voorgeleezen , Heiend. Vadert. Lettcrocf. \U D. II. Sr„ bl. 414. (f) Zie dé voorgaande bijzonderheden eener Reize na de Noordpool, door Capt. Piiitps, in den jaare MDCCLXXIV, ald. III. D. II Sr. bl. 286. En het wedetvaaren van den ongelukkig gefneuvelden J. Cook , op zijn tocht, in den jaare MDCCLXXVI. Algem. Vadert. Letteröef. IV. D. II. St. bl 266. Het is hier de plaats niet, om over dit (luk uitteweiden. Wat 'er Buffon vaa denkt, kan men zien in zijne Hifi. Nat. Tom. I. Theorie de la Ter re, en men vergelijke hier mede Encyclop, Art, IVeigats.  der NEDER.LANDÉN. 4^ op de Oost-Indien optedoen. Hij ijverde hier in zo Merk, dat men zijnen toeleg ontdekte , en hij in de gevangenis geraakte. De Kooplieden te Amfterdam, onderrigt van den ramp , .hem overgekomen , als mede van de ontdekkingen , door hem gedaan , losten hem voor eene groote fomme. Houtman ,- in 't Vaderland wedergekeerd , gaf zo veel lichts over de middelen , om den Indifchen Handel te drijven, dat verfcheide Kooplieden een Genootfchap oprichtten , onder den naam van Maatfchappij der ver? Afgelegene Landen, en aan Houtman vier Schepen toevertrouwde , -die , in Grasmaand des jaars MDXCV, welgewapend, uit Texel vertrokken. Zij zeilden de Kaap de Goede Hoop om, deeden verfcheide Kusten en Eilanden aan , waar de Portugeezen Volkplantingen hadden, of Handel dreeven. Deindiaanen vonden zij in eene gunstige gefleltenisfe. De Portugeezen hadden hun bewind alleen aan geweld, en hun Handel aan 't gebrek van Mededingeren dank te weeien. Dronken door voorfpoed, maakten zij 'er een misbruik van : en zij waren ge. vree'sd, of gelmt. Niet zonder fchrik zagen zij eene vreemde Handelvloot öpdaagen : en , als reeds voorziende, welke nadeelen hun te wagten ftonden van een werkzaam en moedig Volk , lieten zij niers onbeproefd, om htm in veragting en haat te brengen. Schoon Bantam en het Eiland Java niet gezien, wisten zij , met behulp der verftandhoudingen met de Inboorlingen , de Hollanders verdagt te maaken , hun affchilderende als een hoop IV. Deel. 2. St. H zwer- MAÜRITfc'  43© GESCHIEDENIS Maurits. Tweede Tocht na OoitIndienonder van Nes (*) Houtman Reize na de Oost-Indien, 't Leeven van Houtman in de Leevensbefchr. van voornaame Mannen in Vrouwen, III. D. zwervende Roovers en Zeefchuimers , die niet als Kooplieden, maar als Verfpieders , deeze Gewesten bezogten, met oogmerk, om ze te verwoest nenuitteplunderen. De Indiaanen floegen geloof aan deeze lastertaal. De Hollanders werden , op 't onverwagtst, aangetast, en moeiten eenige gevegten uitftaan, waar bij veelen het leeven verlooren. Aan verfcheide andere Oorden geland , bejegenden hun foortge'ijke tegenheden. Het vijandlijk ttaal en ziekten fleepten zo veelen van de manfchap weg , dat men , uit gebrek aan Matroozen , het ilegt'te der Schepen verbrandde. Van een getal van tweehonderd negenenveertig koppen , was het Scheepsvolk op negenentachtig verminderd; en dus waren de drie overgebleevenen flegt genoeg bemand tot eene zo lange en gevaarlijke terugreize. Twee jaaren en vier maanden op deezen Tocht geweest zijnde, kwamen de drie Schepen behouden t huis , zonder den Reederen aanmerkelijke voordeden toetebrengen (*). Doch de Koopwaaren , welken zij medebragten, deedt de winzugt dermaate ontbranden , dat men befloot tot een tweeden Tocht , van welken men zich , door de kundigheden , in den eerften opge' daan, meer voordeels beloofde. De Onderneemers veréénigden zich met een ander Genootfchap , desgelijks uit Amfterdamfche Kooplieden beftaande. Zij rust-  der. NEDERLANDEN. 431 rustten acht Schepen uit , gelijk die van den voorgaanden Tocht, door 's Lands Staaten van Gefchut voorzien ; deeze daken, onder 't beleid van Jacob Corneliszoon van Nek , den eerden van Bloeimaand des jaars MDXCVIII , in zee. Deeze reis Haagde beter. Naa flegts vijftien maanden verloops, kwamen vier Schepen in 't Vaderland te rug, belaaden met vierhonderd last Peper, honderd last Nagelen , behalven andere Koopmanfchappen , op Bantam gelaaden: ook voerden zij Gefchenken des Konings van Bantam voor Prins Maurits over. De vier andere Schepen (levenden na de Molukfche Eilanden , bezogten Amboïna , Ternate en Banda, maakten Verdragen van Koophandel met de Vorften des Lands, en. kwamen, rijk beladen, in 'tjaar MDC , te rug (*), Voordeel zette den ijver vleugelen bij. Van Nek werd , nog in Zomermaand des zelfden jaars , met zes Schepen uitgezonden. Hij vondt den Koning van Ternate misnoegd op de Portugeezen : tustchen deezen en de Hollanders viel een Sclieepsftrijd voor. Te Patane deedt hij een voordeeligen inkoop van Peper, en liet 'er, met verlof der Koninginne, eene Logie opflaan (f). 't Wel (hagen deezer Reizen wekte den naijver. Ten (*) Oost-ludi/clie Voyage, I. D, A. v. Nek Scheepsv. op Ooit -Indien. (t) Tweede Scheepvaart van v. Nek, agter O. v. Noorts Reize. H 2 Maurits. Derde Tocht dervvanrds onder van Kek.  4§i GESCHIEDENIS Maurits. Tocht na OostIndiendoor de Straat van Ma'ellaan. Ten dien tijde woonde in Zeeland Balthazar Moucheron, aframmeling van het Adelijk Gedacht van Bodley - Moucheron in Normandye. De onlusten, om den Godsdienst gereezen , hadden hem zijn Vaderland doen ruimen. Hij dreef een uitgeftrekten Handel, en bezat groote rijkdommen. Door de zugt , om ontdekkingen te doen , gedreeven , was hij één der voornaamlte Bewerkers geweest van de gemelde Scheepstochten na 't Noorden. Door het voorbeeld van Cornelis Houtman bemoedigd, ondernam bij een Tocht na de Oost-Indien, en maakte eene Verbintenis met verfcheide Kooplieden in Zeeland en te Rotterdam. Zij deeden vijf Schepen uitrusten , die, in den jaare MDXCVIII, uitzeilden, onder Jaques Mahu. Zij namen, zonder twijfel om te onderzoeken, hoe het in Spaansch America gefield was, een anderen weg, en befloten , door de Straat van Magellaan, na de Molukken te zeilen. Zeer ongelukkig liep deeze Reis af. Eén der Schepen verging op de Kust van Guiné. De anderen ftevenden langs de Kust van Brazil,en kwamen door de Straat van Magellaan; doch hadden in de Zuidzee met nieuwe rampen, te worflelen. De geweldige itormen tetsterden de Schepen dermaate , dat 'er flegts één, gevoerd door Sebaldus van Weert , het geluk hadt van in 't Vaderland wedertekeeren. Een ander, onder bevel van Gf.rrit van Beuningen , werd op de Kusten van Japan gedreeven, waar van zich de Japanners meefter maakten, en het Volk in boeijen floten. Deeze ongelukkigen herkreegen hunne vrijheid  der NEDERLANDEN. 433 heid eerst vijf jaaren na deezen ramp. Maar de Japanners , de onheilen, hun bejegend , willende ver. goeden, fielden ze niet alleen fchadeloos door eene groote fomme, maar noodigden de Hollanders uit, om hunnen Handel op Japan te vestigen. En, fchoon zij niet voor het jaar MDCIX. derwaards konden vaaren , gaf het eerfte ongeluk', hun daar bejegend, gelegenheid tot den voordeeligen Handel, welken zij, naderhand, in dat gedeelte van A[ie dreeven (*). Nooit was de Scheepsvaart der Nederlanderen in zulk een bloeijenden ftaat geweest. Hunne Schepen ; bedekten alle Zeeën , die ten tooneele Strekten van \ de fchitterendfte onderneemingen. In den jaare 1 MDXCV, Haken twaalfhonderd Schepen, na'tOosten en Westen , in zee ; tusfehen de vier- en vijfhonderd dreeven toen den Handel op Cadix, St.Lucar, Lisbon , en andere Spaanfche Havens. Meer dan zeventigduizend man bebouwden fteeds de Zee: en de Zeeimgt van dit kleine brokje Werelds behoefde voor die van geene Mogenheid te wijken: 's jaarlijks werden 'er tweeduizend, zo groote als kleindere , Schepen getimmerd (f). Met den jaare MDXCVIII, nam de Scheepvaart op de Oost- en West-Indïèn fterk toe: rijke Handel w rd 'er gedreeven op de Kust van Guiné. Een Zeeuwsch Schip kwam (*) Voyage van vijf Schepen, agter de Reizen van J. v. Nek. Oost - Ind. Foyagien, I D. Ü) Grot. Hifi. p, 331. Rbyd , XII. B. U. z$2. H3 Maurits; Iferbaa:end roorfpoe» iige ftaat Ier Zeeraart.  maus.ïts. OngelukkigeTocht na het, Printen Ei iand. ^A GESCHIEDENIS kwam van daar met vijfhonderd ponden Gouds, behalven de Olyphantstanden en liet Ebbenhout : de anderen bragten gemeenlijk twee- of driehonderd ponden roede: ieder pond was omtrent vijfhonderd Guldens waardig, volgens de begrooting van R eyd(*> De Neder Lm der s voeren op Braz.il, Si. Domingo, waar zij , onder eigen Vlag Handel dreeven , en, éfoér Gefchenken , de Spaanfche en Portugeefche Bedienden op hunne zijde overhaa'den. De zwakheid des Konings van Sp&njêtüflëttjé hem dee;:en Hand 1 te Bremmcn, en zijne Vijanden werden daar op te itonter. Balthazar Moucheron paarde, bij' den trek tot onderneemingen, de zugt to: vermeeileringen. Hij verwierf van de Staaten en 'Pib\s Maurits veilof, om het Prinfen Eiland, toen " in 't bezit der Portugeezen , te bemagtigen. Een " Ei'and van veel belangs, door de vmgtbaarheid des gronds, de ligging, en de veiligheid der Haven: de 'Normdndyer's dreeven 'er, voorlang, Handel, en de naam van Moucheron was 'er bekend. Hij rustte welbemande Schepen uit; maar, met eene Ziel, feëfehikt , om wat groots te beftaan , hadt hij het verftand of geluk niet, om de beste Mannen te kie• zen tot het volvoeren zijner oogmerken. Hij vertrouwde deezen Tocht aatl jonge Lieden , die meer moeds dan ervaarenlsfe bezaten , en het Oppergezag aanJuliaan Kxeerhacen, vaneenen onbeftendi..gen en oploopenden aart, gehouden voor den Man, die, (*) Grot, Hijl.' p. 311. Reyd , XV.B.b!.35c  der NEDERLANDEN. 433 die, ten tijde van Leicester , veel deels hadt aan de toen verwekte onlusten. Hunne landing volbragten zij, egter, gelukkig. Zij deeden de voornaamfte Inwoonders aan boord der Schepen brengen , en hun den Eed van trouwe zweeren aan Moucheron, als Marquis, onder befcherming der Algemeene Staaten. Eene zo gemaklijke vermeeftering verblindde de Vermeefteraars. De onverduldigheid , om te genieten , maakte, dat zij alle andere voorzorgen verzuimden : zij waren alleen bedagt op de verdeeling van Landerijen , nog niet in bezit genomen : de geest van baat- en heerschzugt en van onafhanglijkheid verwekte onderlinge onéénigheden. De Opgezetenen, deezes nieuwen juksnr ede, dugtendevoor 't gevaar, 't welk hun Godsdienst liep, en, opgehitst door hunne Priefters, bedienden zich van deeze onéénigheden, bragten veelen dier Vermeefteraaren om 't leeven, en ontbooden hulpe ter hunner verdrijvinge. Kleerhagen hadt verzuimd, zich genoeg te verfterken, geraakte bij de Ingezetenen, door trotsheid en ftraföefening, inhaat, en ftierf: zijne kleine overgebleeven magt, door ziekte aangetast, en vreezende voor gedugter overmagt der Vijanden , ging fcheep , en kwam in 't Vaderland te rug (*). Dit was de ongelukkige uitflag eener veel gewaagde Onderneeminge. Welke rijkdommen , ondertusfchen, moet de Koophandel in deeze Gewesten hebben uiige- (*) Petit Chron. II. p. 699. GROTII Bijt. p. 309. Reyd, XL B. bl. 350. H4; Maurits  ^6 GESCHIEDENIS Maurits. Tocht na de West. Indien. Gedrag dertfs/landerenen Portugeezen , tikander den Handel betwistende. geftorr, daar een bijzonder Perfoon de kosten van zulk een betlaan kon draagen. Eene dergelijke vermeeftering, alieen verloeren door een misllag der genen, aan welken zij was toevertrouwd, zou niet alleen van aanbelang geweest hebben voor den Handel op de Kust van Guiné , maar ook voor dien op America. Verfcheide Genootfchappen ging men aan , om Vastigheden in dat Halfrond re verkrijgen. Gekard Bikker van Amfterdam en Ian Corneliszoon Leyen van Ehkhulzen hadden elk eene bijzondere Maatfchappij opgerjgt, om den Mandel in de Nieuwe Wereld op een vasten voet te brengen (*). De Zeelieden, d:e de Straat van Magellaan doorgezeild waren, en op de Kust xmChïli eenigenHandel gedreeven hadden , deeden de hoop van een gelukkigen pitflag aanwakkeren (f). Wij zullen, vervolgens, zien , hoe deeze verfcheide Maatfchappijen gelegenheid gaven tot het opregten van de wijdvermaarde Oost- en West • Indifche Maatfchappyen. 'tls, uit aanmerking van dit alles, geenzins te bevreemden, dat Philips de li, in zijnen hoogen ouderdom, getuigen van een gedeelte deezer groote onderneemingen, voor zijne Landen in de beide //;dien begon te vreezen. Zijn bezit des Portugeefchen R'^ks hadt de ingebeelde Lijn van ünderfcheiding, door Paus Alexander den VI, van Pool tot Pool, ge- (*) Refol. floll. i$97, bl. 388. 603. (j) O. v. Koorts Scheepv. bl. fg»  dkr NEDERLANDEN. 437 getrokken (*), om de Landen der Nieuwe Wereld tusfehen de Portugeezen en Spanjaarden te verdeelen, en wegtegeeven, 't geci hem niets kostte , en van welker ligging en beftaan hij geheel onkundig was, weggenomen. Maar de Ketters, gelijk de Veréénigde Nederlanders, hadden geen eerbied voor deeze bezitgeeviug; gewapenderhand handhaafden zij de voordeden des Handels , welke de Natuur aan alie Volken der Aarde fchenkt, en de regten derver meeftering , die een wettige Oorlog den fterkften geeft. —. De Portugeezen beklaagden zich over de veréenigiug van hun Rijk met de Spaanfche Kroon, waar door zij in vijandfehap geraakten met een Volk , voorheen aan hun verbonden , en , bedugt voor de mededinging der vlijtige enonderneemvolle Bewoonderen deezer Landen , bleeven zij niet in gebreke , om alles aautewenden, war ftrekken kon, om hun in deeze Scheepstochten te dwarsboomen. Inzonderheid zogten zij bij de hidiaanfche Vorften de Nederlanders te doen voorkomen alsZeefchuimers , die geen vast verblijf hadden , en zonder Oppergezag leefden. De Hollanders lbraaken tevergeefsch van de Staaten, als hunne Souverainen : de Indiaanen , aan hoogklinkende Tijfels der Vorften gewoon , konden zich geen denkbeeld vormen van een Gemeenebest-regeering, hadden kwaade vermoedens op, en veragting voor een Volk , 't welk geen Koning erkende. Da Staaten oordeelden het vrugt- loos, (*~) Robertzon Cefch. van America, I. D, bl. 18a. «5 MAURITi,  435 GESCHIEDENIS • Maurits. 't Neder' Zetien dei Engelfche Kooplieden m dt Nederlanden. loos , zich tegen deeze vooroordeelen aantekanten van een onkundig Volk, en dat eene infchiklijkheid, welke in geen gevolg kan getrokken worden , den Lande groote voordeelen zou aanbrengen , gaven hunne bevelen , onder den naam en het zegel van Prins Maurits, en (tonden zelfs, in 't vervolg, den Indiaanen toe, hem Koning en Keizer van Holland te noemen (*). De Gezanten des Konings van Achem hadden bij hem gehoor , en waren ooggetuige .-n , dat de Nederlanders geene zamengerotte Roevers waren , maar een rijk en welgeregeerd Volk uit. maakten. en vervulde de Indifche Gewesten met den roem der Nederlanderen (f). Het gedrag, 't welk de Staaten , omtrent deezen tijd, hielden, ter gelegenheid van de gefchillen,tusfehen Engeland en de Hanze - Steden gereezen , levert een blijk op van hunne aandagt, om den Handel uittebreiden, en het Plan , door hun gevormd, om deezen ten grondflage van welvaart te leggen. Onder de langduurige heerfchappij der woestheid in Engeland, hadden de Hanze-Steden een uitfluitend regt weeten te verkrijgen , om alle de Engelfche Wolle te verwerken. Maar de Vlugtelingen uit de Nederlanden de Wolleweeverijen in dat Rijk overgebragt hebbende , hadt de noodzaaklijkheid , om 's Volles nijverheid aamemoedigen , de Vorften genoodzaakt , die gevaarlijke Voorregten allengskens te £•) Ricfti de la Holl. p. 34T. 348. CQ Meteren , XXXIV. B. f. 449- 4-51»  der NEDERLANDEN. 439 te b'efnoeijen. De Engeljchen , aangezet door de voordeden, welken zij van deezen Handel trokken, 'zétten dien met al! enij ver voort: zij maakten Genootfchappen: deezen bezorgden , dat 'er in Engeland gewerkte Stoffe in voorraad was ; anderen , onder den naam van Avanturiet s bekend, dreeven den handel 'der Engelfche Lakenen in die Steden van Duitschlan 13 welke, eertijds, het regt , om ze te maaken, alleen bezeten hadden. Zij bragten zwaare klagtén m tegen de Engelfchen, én zogten, zints lang, alle andere Volken tegen hun optehitzen. DeheeiTchappij, welke de Engelfchen ter zee zichaanmaatigden, de dwinglahdij, welke zij pleegden , door het wegneemen van alle'Schepen, die na Spaanfche Havens voeren , flrekten , om den haat te wetten , en de wraaklust aanteffooken. Op den Rijksdag , verzogten de Hanze - Steden heiTtel der Voorregten in Engeland, hun, zo zij beweerden , door veertien Koningen bezwooren. De Koning van Spanje nam, in fchijn , de verdeediging der Hanze - Steden op zich , hoopende deezen aan hem te verpligten, en dus den Handel, dien zij op de Feréénigde Gewesten dreeven, tot zich te trekken. Wat ook Elizabeth in'bragt, wegens het misbruiken der Voorregten , het 'vervallenen der Waaren, en het invoeren van alleenkoop, alle die Engelfche "Kooplieden kreegen last, het Duitfche Rijk , binnen zekeren bepaalden tijd, te ruimen. Op hunne terugreize door dc Feréénigde Gewesten, werden zij van verfcheide Steden , door de vertooning van de beftwaarhe gelegenheid tot den Han- Maurits.  Maurits. De vestiging der Jooden in deeze Gewesten. 440 GESCHIEDENIS Handel, en beloften van verfcheide Vrijheden , uitgenoodigd, om 'er zich nedertezetten. Hunne Gemagiigden traden met de Algemeene Staaten in onderhandeling over de Vrijheden , welken men hun hier ten Lande zou afftaan: deezen werden beraamd. Zij verkcozen Middelburg tot hunne Marktplaats, voorgeevende , dat het Water daar bekwaamer was , om de Wolle te zuiveren , dan aan veele andere oorden. De Koningin hadt bevolen, dat, ter begunstiging der Maatfchappije, alle Wolle, die voor Engelfche rekening herwaards gevoerd wierd , alleen aan dezelve zou gezonden worden. En gaven de Algemeene Staaten een Plakaat uit, beveelende, dat de Leden deezer Maatfchappije, en alle Engelfchen hier ;en Lande, hunne Lakens, Baaijen, en andere Wollen Stoffen, ter verblijfplaats der Maatfchappije', en nergens anders, zouden ter marktbrengen (*). 't Was ook , ten deezen dage, dat de Hertog van Wirtlnberg , voorneemens de Nekker bevaarbaar te maaken, den vrijen Handel voor zijne Onderzaaten door die Rivier, langs den Rhijn , op de Feréénigde Gewesten verzogt, 't welk terftond door de Staaten werd toegefiain (f). De vestiging der Jooden in eenige Steden van het Gemeenebest is een veel gedenkwaardiger tijd'tip in de Jaarboeken des Koophandels. Dit verdrukt en zwer- (•) Grotii Hifi. p. 307-309. Meteren, XIX. B. f. 367. 369. Groot Plakaatb. I. D. bl. 766". Ct) Bor, XXXV. B. bl. UK  der. NEDERLANDEN. 441 zwervend Volk laat zich overal vinden , waar de Handel bloeit , en hun vrijheid van inwooning vergund word. Toen Jan de 111, Koning van Portugal, in den jaare MDXL1X, door zijn geheele Rijk fcherp onderzoek hadt laaten doen na bedekte Jooden , die , in fchijn , den Chrhtelijken Godsdienst hadden aangenomen , begaven zich veelen na Holland; dan herhaalde Plakaaten ontzeiden hun 't verblijf: en het blijkt niet, dat zij, zints dien tijd , in merkelijken getale, of openlijk, zich in deeze Gewesten onthouden hebben , dan na de verandering der Regeeringe, in den jaare MDLXXVIIL Vast gaat het, dat, op het einde der Zestiende Eeuwe , derzelver aantal hier vermenigvuldigde. De gemeene jFoodfcke Almanachen ftellen de aankomst teAmfteraam op het jaar MDXCV. De vrije vergunning te dier Stede, om Makelaars van hunne eigene Natie te hebben , lokte dit hande'graag Volk in menigte derwaards, en zij hadden genoegzaame vrijheid, om hunnen Godsdienst in ftilte te oefenen : ook verwierven zij, eerlang, verlof tot het nichten van Synagogen (*). Wij hebben dus verrede Zedelijke en Staatkundige oorzaaken ontvouwd, die , in dat Tijdperk , de Zeevaart der Nederlanderen, de bron eens uitgebraden Handels en het fteunzel van Magt, dermaate bevorderden. Doch van waar hadden zij het taai geduld , door geene tegenheden aftematten ? Van waar den (*) Wagenaar Amfl. VIII. D. b!. 127. Maurits.  442 GESCHIEDENIS Maurits. Natuurlijke gefchiktheid der Nederlanderentot de Zeevaart en Koophandel. den moed, die hun zo nieuwe, lange en gevaarlijke Tochten deedt onderneemen ? Van waar de hardvogtigheid, welke de gevaaren trotst, en zomtijds 'er voordeden uit haalt ? Van w. ar de Zeevaartkunde, die hun de beste Scheepslieden des geheelen Aardbodems maakte ? Dit alles hebbe men groot endeels toetefchrijven aan de opvoeding , natuurlijk voortvloeijènde uit de Landsgdleltenisié. In 't midden des waters, om zo te fpreeken, opgevoed , gewoon aan de geduurige, en dikwijls groote , veranderingen van Lugt, krijgen zij een lichaams°euel , om hitte, koude, droogte en vogtigheid te verduuren. Zeelieden moeten,van de vroegfte jeugd af,gevormd worden. Schranderheid alleen kan veel doen , om een bekwaam Veldheer te maaken , en een kort onderwijs in den wapenhandel levert een .btdreeven Soldaat; maar lange ervaarenis , gepaard met veel oefenings, is noodig, om Zeevoogden, Stuurlieden en Matioozen te verwekken. Voor een Soldaat in \ veld is het genoeg, dat hij blinddingde beweeging volge van het groot werktuig, waar van hij dén der ftukken-uimaakt ; voor een Veldheer ,, dat hij dit wctktuig in beweeging brenge; maar op Zee , waar dbSchip een bh/onder werktuig is, welk, behalven zijn eigen bepaalden koers , bloot Haat voor de veelvuldige en onwisfe afleidingen van wind en ftroom , heeft hij , die het bevel voert, niet alleen oneindig meer waartencfemen, doch hangt van de be Ireevenheid der Vlootelingen af,in verrigtingen, die geduurig veranderen , en in het dagelijks beltuur zo wel, als in het heet-  deh NEDERLANDEN. 343 heetfte van *t gevegt, te pasfe komen: hoe veel toevallen doen zich op, waar van men zich , 't zij ten aanval of ter verweering , met een oogenbliklijk beraad moet bedienen : de onzekerfte kanslèn van wind en ftroom moeten gegist worden : geen vastbepaald bedek kan men in alle deelen volgen. — De Hollanders:, Zeeuwen en Friezen worden Zeelieden gebooren. Geen Boer , in Gewesten, alom doorfneeden met Wateren, Rivieren, Poelen en Meiren , of aan Zee gelegen, wordt 'er gevonden, die niet weet van louven en laveeren ; weinigen, die niet geleerd hebben een Vaartuig te beftuuren , te gisfen , hoe veel winds het voeren kan , tegen wind en ftroom op te werken , dwarlwinden te voorzien , of zich te redden uit een onverwagt gevaar van zinken of vergaan. Veelen onder hun, die dit werk, of ter oorzaake van hun beroep , of alleen vermaaksbalve, eenigen tijd bijgewoond hebben , kunnen de verzoeking niet wederftaan , van ook eens op den ruimen Oceaan te zwerven , waar zij dan gemeenlijk geene onvatbaare leerlingen zijn, doch, welhaast , geheel bevaaren, en, naa een reis of twee, een gevestigden zin krijgen, om de Zee te bebouwen, Ontftaat 'er dan een Oorlog ter Zee, zo levert zulk een Volk een groot aantal Menfchen uit, die, anders tot geen Krijgsdienst gefchikt zijnde, nogthans door denprikkel van eerzugt daar toe opgewekt worden , dewijl zij weeten, dat alles , wat hun ontbreekt, om wel te dienen , ligtïijk door eene gemeene opmerkzaamheid zal vervuld worden. Het presfen, in Engeland zo Maurits.  GESCHIÈDÉNl? Maurits . zo gemeen, is daarom onder ons nooit noodzaaklijk geweest , en , om onze Vlooten van manfchap te vocrzien , heeft men nooit tot harde middelen de toevlugt genomen. Daarenboven verfchaft het groot aantal Menfchen, die zich vrijwillig tot de Zeevaart begeeven, nog dit voorregt, dat men veel meer kansfen heeft, om Mannen van een ongemeenen geesten moed aantekweeken , die ook gemeenlijk beter dan ten lande naar hunne verdienden beloond worden, 't Vervolg deezer Gefcbiedenisfe zal onstoonen , boe veelen onzer doorlugtigüe Zeehelden doorgaans van geringe of middelbaare afkomfte waren (*_), dieniet, gelijk de Hertog van Medina, het Opperbevel over de Spaanfche Onvenvinnelijke Floot voerende , als alles gereed is, aan den Loots moeten vraagen, of de wind diene, om uitteloopen. Wijders , de vooribrengzels deezes Lands , wel verre van genoegzaam te weezen , om voorraad tot' buitenlandfchtn Handel te verfchafFen , konden de vermenigvuldigende Ingezetenen zelve niet voeden; dus zogt men ze bij andere Volken, en bragr ze van Plaats tot Plaats. Hoe zeer werkte hier mede de onvermoeide naardigheid , de welgepaste zuinigheid, en de welbetoonde waag- of onderneemzugt van de Kooplieden deezes Lands. Door de eerlte was htm geene onderneeming te moeilijk, geen werk te lastig, indien 'er flegts voordeel op zate. Door de tweede werd (*) Stijl, Bloei en Opkomst der Feréénigde Nederland den, bl. 592 enz.  der NEDERLANDEN. 4*5 •Werd alles op 't onkostlijkst gedaan; en door de derde zag men van geene onderneeming af , die meer voor- dan nadeels beloofde , hoe veel gevaar 'er in mogte liggen. Uier door kwamen zij de.moeilijkfte ondeineemingen te boven, met aaijtehouden, tot dat zij hun oogmerk bereikten , befpaarden groote kos'en, die hun anders, natuurlijkerwijze, de 011'eriieeming zouden hebben, doen ftaaken , en waren in ftaat, om anderen. voorbijteftreeven , die , ter oorzaake van de onzekerheid, geduurig voor groote nadeelen vreesden, iudien zij geen opgfehijnhjk , en bijkans ouieilbaEr , voordeel in de onderneeming zagen. Voor 't overige vonden zij , daar de Zeevaart eigenlijk de bron van.eenen uitgeftrekten Koophandel is, hierin een allerfterkftenfteun: ditdeedthun, fchoon het üitzigt zointijds niet voordeelig ware, egter in hunne onderneemingen voortgaan , 't geen nog onder de Naakomelingfchap in de handeldrijvende Plaatzen ftand houdt, en maakte dit,Land tot de Voorraactfehuur der Wereld. Dit werd te meer veroorzaakt, doordien de Nederlanders de Waaren opleiden en zolderden , tot dat 'er eene betere markt ' kwam, 't geen tot nog geene andere Natiën doen, als welken niets koopen tot den overvloed , maar aileen , op zijn best genomen , tot iets meer dan nooddruft. De zuinigheid deedt hun de Schepen ook onkostlijker maaken , ^bemannen en uitrusten , zodat geen ander Volk tegen hun kon beftaan met opvragt te vaaren. De onderneem- en waagzugt deedt hun op een misfehien na elders zeilen , om vragt te zoeIFDeel.a. St. I ken, Maurits.  40 GESCHIEDENIS Maurits. ken; terwijl zij, door den overvloed van Geld, altijd hunnen Bodem voor hunr>e eigene rekening konden en deeden belaaden , indien hun oogmerk mislukte. De Schepen waren in alles gefchikt, om groote lasten te draagen, vlot te gaan , en met weinige manfchap beftuurd te kunnen worden (*). De aandagt, welke de Geleerden toen op de Zeevaart floegen, wijst uit, welk een belang men daar in ftelde. Simon Steven, Wiskunstenaar,in dienst van Prins Maurits , gaf een Werkje in 't licht, ten dienste der Zeevaarenden en Lootzen, 't welk de jonge de Groot, in den jaare MDXCIX , in 't La. tijn vertaalde , en aan het Gemeenebest van Venetië opdroeg. In 't volgend jaar, befchonk deeze veel beloovende Jongeling de Wereld met zijne Aratea, of de Gedichten van den Griekfchen Dichter Aratus : zijne Aanmerkingen , de Natuur en Starrekunde betreffende, weezen uit, dat hij een zo groot Wijs. geer en Starrekundige was , als kenner der Taaien en Oudheden (f). Willebrord Sneix , Zoon eens Hoogleeraars te Leyclen, en zelve naderhand in dien post gelteld , fchreef over de Zeevaartkunde (§). Ongetwijfeld is der Stuurmanskunst en de Scheepsbouw op 't nauwlte aan de Starre- en Wiskunst vermaagfchapt, én het kan niet gelochend worden , of be- (*) A. Rogge over Hollands Koophandel. Ferh. der Holl. Maatfchappye, XVI. D. bl. 190. (t) Bueigny Vie de Gt otius. (§) Valere Andrc Biblioth. Belg. p. 813- 815.  eer. NEDERLANDEN. 447 beroemde Wiskundigen hebben gewigtige ontdekkingen , ten voordeele van de eene en andere , gedaan. Eene groorer eenvoudigheid in deStelzels, door hun gevormd, zou ze zeker van algemeener gebruik gemaakt hebben. In dit Tijdperk bragt Ccrne- lis Cornelisz. van Uit geest zijne uitgevonden Kunst, om het Hout mer Molens te zaagen , op Zaandam. Zijn Kunstwerktuig was zeker gebrekkig , gelijk doorgaans alle de eerfte proeven; maar 't leedt niet lang, of 't werd tot grooter volmaaktheid gebragt: en het Dorp, 't welk in Fabryken en Handel geen wedergade heeft, waar men eerst het Hout op die wijze brak, is lang de Plaats geweest, die in de Houtzaagerij boven allen uitmuntte (*).. (*) Tegenw.ftaat, VIII. D. bl. 338. I 2 ZE- Maurits»  44? GESCHIEDENIS Inval der SpaanfcheKrijgsbenden in de RijksLanden. J5P8. ZEVENTIENDE BOEK. Van den inval der Spanjaarden in de Duitfche Rijks-Landen, tot de verklaaring van de Onafhanglijkheid der Nederlanden door Spanje. Vijfde Tijdperk. De Spanjaarden hitzen de Duitfchers tegen zich op, door in de Rijks - Landen te vallen. Maurit3 bedient zich van deeze afwending, om hun veeïe Plaatzen te ontweldigen. Groote Zeetocht naar de Canarifche Eilanden. Zege , door Maurits, bij Nieuwpoort bevogten. Niea. we voordeden, ten Lande en ter Zee, op de Span- jaarden behaald. Oprigting der Oost-Indi- fche Compagnie. Dood van Elizabeth. 1 °t Langduurig en geweldig beleg van Oostende. JTn de FeréénigS Gewesten' vondt men niet weinigen, eenvoudig genoeg, om te gelooven, dat men een Vorst, daar vuor erkend , niet kan afzweeren, al was hij de wrcedfte Dwingeland geworden.' De dood van Philips den II. deedt deeze befchrooradheid verdwijnen, en 't Vaderland kreeg nieuwe Burgers. De Algemeene Staaten hadden ze noodig. De Koningfehen, niet meer, als voorheen, verzwakt door de afwendingen na Frankrijk , hadden een Leger . van  4>6R NEDERLANDEN. 449 van twintigduizend Voetknegten en tweeduizend Paarden. Met hetzelve konden zij het beftaan , in Friesland en Overijsfel doortedringen , om op het Grondgebied der Staaten te overwinteren. En 'er was alle rede, om te gelooven, dat zij dit beoogden. Albertus , wiens fchatkist ledig was door de betaalingen aan de muitende Knegten , hadt denAdmirant van Arragon gelast, dat hij zich van eene Plaats aan den Rhijnkant zou meefter maaken , welke zijne Benden den weg opende, om, naar welgevallen ? op vijandlijken grond te leeven. Wilde dit ontwerp niet gelukken , dan moest Mendoza zijn Volk brengen in de nabuurige Landen van onzijdige Staaten. Het goede wini er verblijf, 't welk zijdaar vonden, en de fchadelooslïelling van het verwijl der betaalinge der foldije, zou het muiten, waar toe zij zo ligt overdoegen, voorkomen (*). Albertus hadt hauwlijfcs de Nederlanden veria* ten, of Mendoza begon het plan, hem voorgefchreeven, te volvoeren. Hij poogde de Grensplaatzen van het Gemeenebest aantetasten, doch kon, doormangel aan Geld, geen beleg onderneemen : en , vreezen de een' fiag in 't open veld te waagen met een moedigen en verbitterden Vijand, verkoos hij , derhalve, in onzijdige Gewesten te trekken. De Span jaarden hadden veel aanhangs in Kleefsland. De toenmaalige Hertog was krankzinnig. Jan Sigismomd , Markgraaf van Brandenburg , die de Nigt' en («) Grotii Hifi. p. 352. 13 Maurits.  4$o GESCHIEDENIS Maurits. en Philips Lodewijk , Paltsgraaf van Neurenberg, die de Zuster deezes Hertogs getrouwd hadt, wilden de Regeering aanvaarden, onderfteund door de Protefiantjche Partij; doch de Vrouw des Hertogs , Cathakina van Bade, kreeg de meerderheid op hun, door den bijftand der Roomfche. De eerstgemelde Partij werd geftijfd door de omftreeks liggende Pro. tejiantfche Staaten3 en, bovenal, door die der Verèènigde Geweiten ; de laatstgenoemde door de nabuurige Roomschgezinde Vorften, en meest door den Koning van Spanje. De Catholijken waren niet alleen meefter gebleeven , maar hadden den Hertog, naa den dood van Catharina , eene Prinfesfe uit d:n Huize van Lotharingen doen trouwen. Mendoza, hier op, als mede op de kundfchap , welke hij hieldt met den Bisfchop van Luik , Munfler en Paderborn, liet zijne Benden in \Kleeffche rukken, en vertoonde zich voor Orfoi. Om de moeite van een beleg te ontgaan, dreigde hij allen, die de ver • deediging ondernamen , optehangen : * en. eischte de overgave, vergezeld met een Beul, met een hand vol Stroppen, en een Biegtvader, om hun ten dood te bereiden. Zij gaven zich over, op zulk eene vreemde en wreede opëifching. Hij hadt beloofd , 'er niet langer dan vijf dagen te zullen blijven : dan, nauwlijks was hij 'er binnen, of hij gaf last, om de aangevangene verwerkingen dier Plaatze te voltooi- jen (*). Graaf Fkedrik van den Berge , die, (°) Ejlyd, XIV. B. bl. 352.  der NEDERLANDEN. 451 die, als Veldmaarfchalk, onder hem geboodt , trok in de andere nabuurige Rijks - Landen (*). Onbefchrijflijk zijn de verwoestingen, welken deeze Legers, gelijk aan zwervende Springhaanen, veroorzaakten in de Landen , door welken zij heenen toogen. Uitgehongerd, ontbloot van Geld, zonder Krijgstugt en teugel , pleegden de Soldaaten allen moedwil, die deezen, aan zichzelven overgelaatcn, kunnen uitvoeren. De moord van Ulrich van Valkenstein , Graaf van Broek, was allerfchriklijksr. Deeze hadt zijn zwak Kasteel overgegeeven , op voorwaarde van behoudenis zijner vrijheid en bezittingen. Hij werd in koelen bloede vermoord, en, zo 't fchijnt, op last van Mendoza (t), Rhijnberk , Wezel , Rees en Emmerik vielen den Spanjaard in handen, en moeiten Bezetting inneemen (§), Zo ras dit ftroopend Leger gereed was over den Rhijn te trekken, hadt Maurits het zijne^'doen aanrukken , om de Grenzen van het Gemeenebest te befchermen. 't Zelve was niet veel meer dan vijfduizend Voetknegten en vijftienhonderd Ruiters fterk; maar dit Leger , hoe veel zwakker ook dan dat des Vijands , was fterk genoeg , om het wederftand te bieden, onder een Opperhoofd, vol Krijgsbeleid, in ftaat, (*) Meteren , XX. B. f. 384. Ct) Zie aldaar, f. 385. Bor, XXXV. B. bl. 4^. en. XXXVII. B. bl. 54. CS) Bor, XXXV. B. bl.4P-»~55. u Maurits. Wreedheded, daar bedreeven. Veldrocht van Prins Maurits.  Maurits. 45-z GESCHIEDENIS ftaat, om zich te bedienen van alle middelen en voor? deelen, die tijd en plaats hem aanboden , en , des noids, aatnetasten. Maökits legerde zich inde Gelcierfche Waard, een klein Lilan.lje, ter rechterzijde van de Betuwe^. Mendoza over den Rhijn gekomen zijnde , en vast het Staat fche Leger naderende, zovidt Maurits , om hem den weg afiefnijden, Delvers af , om den Rhijndijk, boven Emmerik, doortelteeken, en het Land , waar de Vijand door moest, onder water te zetten : gedeeltlijk was dit veriigt , toen de Spanjaards met lchieten de Deivers noodzaakten den Dijk te verlaaten (f> - Zij zoeten verder doortedringtn , en de Kteeffche Jjjaatzeu , Zevenaar, Heusfen en Lobeth, te verïneeiteren , wanneer Maukits hun voorkwam , en zich daar van verzekerde, Deeze Veldheer,vertrouvvende op zijne voordeelige Legerplaats, fchroomde geenzins den Vijand uittedaagen , die het tot geen huoi'dtreffeii durfde laaten komen. Veele fchermutzelingen vielen 'er voor, in welken de Koningfchen, duor koude verkleumd , en door gebrek uitgehongerd , altoos de nederiaage kreegen. Zij verlieten den Rhijnkant, en begaven zich na den Tsfel, werwaards Maurits hun nazette, en het gros zijus Legers voor Doesburg nederfloeg, waar hij den VijanA den ingang in de Feluwe kon betwisien. Hij wist zich zo wel te verlterken, en den Vijand altoos der- maate (•) Bor, XXXV. B. bl.48. Grotii Hifi. p. 342.343(t; Me teren, XX. B. f. $88..  der NEDERLANDEN. 453 maate op den tuil te houden , dat hij het GemeeneUé'st voor een gevreesden inval behoedde, en hettalrijk Leger der Spanjaarden uithongerde, en dwong öptebreeken, naa dat 'er, door kommer en gebrek, zevenduizend Waren omgekomen. Hij vervolgde hun (als een Overwinnaar, die den vlugtenden Vijand nazet, en kreeg veelë Krijgsgevangenen. Veelen liepen tot hem over: Gevangenen en Overloopers verklaarden, in vijf dagen geen brood geproefd te hebben (*> De Spanjaarden, hunne zieken en gekwetften achtergel aaten hebbende, verfpreidden zich in Munftetiatid, Bent hem en Reklinghuizen , waar zij Dorften bemagtigden , in'tHertogdom Berg, en het Graaffehap Mark, waar zij alles onder 'brandfchatting fielden, of wegroofden. De Ingezetenen, verdagt, dat zij hunne Goederen of Schatten verborgen hadden , fmaakten alle leed, 't welk op buit verhitte en roofzieke Soldaaten konden verzinnen. Mannen en Kinderen ftonden wreedheid , Vrouwen , Maagden en rsionnen zelfs hunne geilheid ten doel (f). Deeze Luiten fpoor hollende moedwil, welken het regt des Oorlogs in een' Vijand niet zou gewettigd hebben , in onzijdige Landen bedreeven, vervulde met verontwaardiging het hart der Vrijheidminnende Duit* O Bor, XXXV. B. bl. 55. 83. Meteren , XX. B. f. (t) Bor, XXXV.B. bl. 55. 5Ö. Mrteren, XXI. B. f. 3B84- ■■ i'-tó • ' ■ i ■ * \ I 5 Maurit*. mi' '. ï - Wreedheden , door de Spanjaardengepleegd.  454- GESCHIEDENIS Maurits. Beweegingen in Duitschland, om deeze buitenfpoorigheden te beletten. Die van Kleef fchrijven aan Maurits. Antwoordder Staaten hier op. Duitfchers. De Inwoonders van Kleefsland , die \ eerst geleden hadden, waren vol woede en wraakzugt. Sybille van Kleef, Zuster des Hertogs, eene Prinfes, die een mannenhart in een vrouwenboezem droeg, wist, door haareninvloed, alle Stenden des Lands overtehaaien, om zich te veréénigen tegen den algemeenen Vijand, en in haast eenige Krijgsbenden te werven. Men deedt aanzoek bij de omliggende Vorften-en den Keizer zeiven, om de Regten des Rijks te handhaaven, het gevaar voor oogen fchilderende , waar in geheel Neder - Duitschlaud verkeerde -, indien een gewapend Leger , om 't gebrek van betaaling , ongeltraft, daar alles verwoestte. Bij den Admirant deedt men klagten over den moedwil zijns Krijgsvolks. Prins Maurits, integendeel, ontving uit Kleefsland de verpligtendfte Brieven, hem bedankende, dat. hij den Krijg dus lang, met zo weinig fchadeder Nabuuren, als hem mogelijk geweest was , gevoerd hadt: hem teftëns verzoekende, om den Spanjaard met al zijn vermogen tegenteftaan. Hoogst welkom waren deeze Brieven bij den Prins en de Staaten, als welken hoope gaven op een zo Jang begeerd Verbond met de Duhfche Vorften. Om al het haatlijke van deezen inval op den hals des Spanjaards te doen komen, deeden zij Zevenaar en andere Riiksplaatzen, door hun bemagtigd , ontruimén. In het antwoord aan de Kleeffche Stenden verklaarden zij, hoe zij, door eene droeve noodzaaklijkheid , zich zomtijds gedwongen gevonden hadden, om Bezettin-  der NEDERLANDEN. 455 tingen te leggen in eenige Rijksfteden , en , fchoon ze van hun niet bemagtigd waren , dan wanneer ze zich in de handen der Spanjaarden bevonden , was de regeering bij de wettige Eigenaars gebleeven: en hadden zij de Plaatzen wedergegeeven , als men beloofde, ze tegen de Spanjaarden te verdeedigen. Zij zagen nu, eindelijk , 't geen eene droeve ondervinding hun reeds, voor veeie jaaren, hadt moeten keren , den tijd gebooren, op welken zij zich behoorden te veréénigen met Nabuuren, aan welken zij, door overéénkomst in zeden en bloed, verwant waren. De koele onverfchilligheid, die de Keizer betoonde over het verwoesten van Duitschland , wees genoeg uit, hoe hij zich met Spanje verftondr. , en niet anders beoogde, dan het Rijk onder 't juk te brengen. De Rijksvorften moeiten, derhalve , zonder tijdsverzuim, tot geweldige maatregelen komen, om de rampen afteweeren, die hun prangden onder wreede en.trouwlooze Meefters (*). Terwijl de Staaten dus alles aanwendden, om den Spanjaard, eenen gedugten Vijand te verwekken, ' lcheen deeze de Volken, zo zeer verdrukt, zo deer. " lijk mishandeld, te tarten. Albertus en Andreas, wel verre van zich te verontfchuldigen wegens het pleegen van zo veele ongeregeldheden , fielden dezelven koelzinnig op de lijst der rampen, van den Oorlog onaffcheidelijk. Mendoza ging verder, verklaarende, niemand te moeten ontzien, ais het zijns Mee- C*) Grotii Hist. p. 345. Mauritï. frotsheid Ier Spanaarden.  Maurits. Poogingen der Spanjaardenin Duitsckland tegen de Staatfchen, 456* GESCHIEDENIS Meefters belang betrof: hij ftelde zijn roem in een vijand der Ketteren te weezen, en durfde betuigen, van de Voorzienigheid gezonden te zijn, om de Godloosheid , en allen , die dezelve begunstigden , te verdelgen (*). De Keizer, getroffen door deklagten, bijhemuitgeftort, over zo veele en zo geweldige inbreuken op den Vrede en het Itegt der Volken , ontwaakte uit zijnen flaap: hij liet een Bevelfchnft uitgaan , bij 't welk hij en den Spaanfchen en den Staatfchen geboodt, de Rijkslanden te ruimen. De beledigde Vorftenlieten niets onbeproefd, om hetgeheeleRijk', of althans de nabuurige Kreitzen, die het meefte gevaar van overlast fcheenen te loopen, in hunne zaak te doen deelen. Maar , door langduurige bedrijfloosheid traag geworden , en opgehouden door de weinige overéénftemming der onderfcheidene Leden; viel het zeer bezwaarlijk , het logge lichaam des Duitfchen Rijks in beweeging te brengen. Verfchillende belangen maakten de raadpleegingen langwijlig, en de Spanjaarden vonden ligt middelen, om de werking van dat traagloopend en zo zeer zamengefteld werktuig te fluiten. Voor zich hadden zij de Catholijke Vorften , die , nevens den Keizer , het komen tot geweldige uiterften wraakten. Op hem vertroHwende , gaven zij zich over tot het pleegen van nieuwe ongeregeldheden , ontweldigden den Proteflanten de Kerken , welken zij ter Catholijke Gods, (*) Grotii HUI. p. 355-35?.  der. NEDERLANDEN. 45? Godsdienst 'Oefening heiligden. De Nabuur-Vorften, hier over met billijke verontwaardiging vervuld, fpanden zamen , en fpraaken, op hunne bijéénkomften, van niets anders dan van het opvatten der wapenen , en het neemen van wraake. De Spanjaarden vreesden, een nieuwen Vijand zich op den hals te zullen fchennen , en namen de toevlugt tot hunne gewone redmiddelen , gefchenken en kunstftreeken, om de Rijksvorften in hunne belangen overtehaalen. Zij durfden klaagen, dat de belluiten der Duitfchers te voorbaarig waren, en, 't geen nog vreemder luidt, zij gaven eene breedvoerige Verdeediging van hun gedrag, 'c ls der moeite waardig, te hooren, van welke redenen zij zich bedienden, om eene zo kwaade zaak te vergoelijken op de Vergadering der Vorften, toen te Keulen gehouden. Zij verklaarden, „ dat de Koning van Spanje, door „ zijn gedrag duidelijk genoeg getoond hebbende, „ hoe hij niets anders ten oogmerke hadt, dan het bevorderen van de algemeene belangen der Chris„ tenheid, niet, dan met het uiterfte misnoegen , kon zien, dat de Vorften des Rijks fteeds zijne loflij,, ke oogmerken dwarsboomden, door hetjjegunstï. „ gen van Volken, opgeftaan tegen het wettig Op. „ pergezag, en vijanden van den waaren Gods-, „ dienst. De overleden Frins van Oranje hadt in „ üuitschland Volk geworven, en het Rijk beroerd , „ om zijnen wettigen Vorst te beftrijden: de Rijksvorften zaten ftil. De Wederfpannelingen hadden „ Schenkenfchans gebouwd, en zich van verfcheide „ Ste- MauritS.  45$ GESCHIEDENIS Maurits. « „ Steden op den Duitfchen Bodem meeftergemaakt: „ de Rijksvorften fcheenen dit alles niet te bemer„ ken. Deeze ftrafwaarde toegeeflijkheid hadt, on„ dertusfchen , de Wederfpannelingen in ftaat ge„ fteld, om den Koning alle Plaatzen , welken hij „ ©ver den Rhijn hadt, te ontweldigen. En , zo ras de Spanjaarden het zelfde regt wilden gebruiken, ter handhaavinge van eene veel beter enregt,, maatiger zaake, om het Land te beveiligen tegen „ de vijandlijke rooverijen, en een einde te maaken „ aan eenen Oorlog , bij welks voleinding alle de „ Vorften belang hadden , verzette men zich daar „ tegen : en verweet hun , op 't bitterst , eenige „ onvoorziene ongeregeldheden, buiten weeten van „ den Veldheer gepleegd. Was het niet beter, een klein en ligt ongemak te verdraagen , dan zich, „ door eene roeklooze drift , blootteftellen aan de „ fchriklijke rampen , waar mede zij gedreig d wer« „ den, die om den Oorlog fchreeuwden: zij zouden ,, des , welhaast, doch te laat, berouw hebben, „ wanneer Spanje , de Aardshertog en Mendoza „ zich , ondanks hunne vreêgezindheid, genood„ zaaktzagen, de wapens tegen hun optevatten."—« Op dien zelfden toon fpraaken de Spaanfche Afgezanten bij verfcheide Duitfche Hoven, en ook bij den Keizer ; dan zij beloofden , dat de Spaanfche Knegten, voor Grasmaand, de Rijks-Landen zouden ruimen (*). 'Eene (*) Reyd , XVI. B. b!. 365 enz. Grotii Hifi, p. 359.  der NEDERLANDEN. 459 Eene zo zonderlinge verdeediging , uit woorden beltaande , door daaden gelogenltraft , verdiende geene wederlegging; doch, dewijl alles was ingerigt, om de fchuld op de Staaten te werpen, gaven zij een Verweerfchrift in 't licht : in 't zelve betuigende, „ dat zij geene Plaatzen in Duitschlandhaódenweg„ genomen, dan om te beletten, dat zeniet in han„ den der Spanjaarden vielen. Zij hadden nietver,, wijld met dezelven te ontruimen , nooit verzuimd „ hun Krijgsvolk te betaalen, en 't zelve onder eene „ ftrenge krijgstugt te houden. Nimmer was ie„ mand door hun , ter oorzaake van Godsdienst„ belijdenisfe, vervolgd." Wat Schenkenfchans bt% trof, beloofden zij, zorge te draagen , dat die van Gelderland geene Middelaars zouden weigeren. Voorts lieten zij, in dit Vertoog, niets achterwege, óm affchrik te verwekken van de heerschzugt, wreedheid , dubbelhartigheid en bijgeloovigheid der Spanjaarden, en alle Kreitzen des Rijks tot het opvatten der wapenen te noopen (*). Zij zogten eene algemeene verbintenis tegen den Spanjaard te bewerken; doch de verdeeldheid tusfchen de Rijksvorlten belette zulks. Dè Keizer en de meelte Catholijke Staaten waren tegen den Krijg. De Keurvorst van de Palts, de Landgraaf van Hesfen , de Hertog van Brunswijk, en verfcheide anderen, (tonden aan 't hoofd der genen , die zich voor her aangorden der wapenen verklaarden. Nieuwe onéénig- heden O'Reyd, XVI. B. bl. 370. Maurits. Verweerfchrift der Staaten tegen de befchuldiging der Spanjaarden.  4 Reyd, XVI,B,bl. 386eaz. K4 Maurit?, OngelukkigeKrijgstocht des DuitfchenLegers,  bïaür1ts. 468 GESCHIEDENIS moeite veroverde het eene Schans bij RJtijnberk', doch de Stad zelve kon , door gebrek aan (tormgereedlchap , niet worden aangetast, eu werd , naa eenigen tijd influitens , verhaten. Gefchut van de Staaten gekreegen hebbende , lloegen zij het beleg voor Rees. Doch 'er werd zo flegt wagt gehouden, dat de Spanjaard , tot drie keeren toe , verfterking daar in bragt: i'e_ ongeregelde Krijgsknegten zwierven in 't land om , en plaagden de zodanigen , die zij kwamen verdeedigen , met dezelfde buitenfpoorigheden. als de Spanjaards, geduurende den Winter, gedaan hadden. Befpotlijk (telden zij zich aan voor de Bezetting van Rees, die hun ten fchimp verzogt, te komen drinken: zij deeden het, en kwamen dron? ken in de Legerplaats te rugge. De Stad werd, eindelijk , opgeëischt ; doch, naar Krijgsgebruik, te voorbaarig; waarom mendie beantwoordde meteenen uitval. De Duitfchers, zulks niet verwagtende , Werden door een ijdelen fchrik bevangen , verlieten, lafhartig!, hunne Legerplaats, mer achterlaating van Krijgstuig, Voorraad, en het verlies van tweehonderd man. Dit geheel Leger verttrooide , zonder dat men 't ooit weder bijéén kon krijgen. Zodanig was de uitflag eens Veldtochts van een Leger , ifl haast biiéén geraapt, van Krijgstugt ontbloot, en aangevotri door Veldheeren, van deyoorzigiigbeid, bekwaamheden en overéénfteaiming geheel vcritooken (*). De 1 (*) GB.OÏH Hifi. p. 36*9. Reyd, XVI.B.bi.388-304,  eer NEDERLANDEN. 469 . DeVeréénigde Staaten, kundfchap krijgende van de wanorde in 't Duitfche Leger , hadden weinig verwagting op eenig voordeel van dien kant. Meer, en bijkans al hun vertrouwen (lelden zij op eenen Zeetocht, met groote kosten ondernomen. Philips jde II. hadt altoos den Handel der Veréènigde Nederlanderen op Spanje oogluikend toegelaaten, 'tzij om de Noordfche Waaren te ontvangen , welken hunne Schepen aanbragten , en ze te verruilen voor die, welken Ooit- en West-Indien opleverden : 't zij uit vreeze, dat deeze ftoute Zeelieden de Waaren der beide Indien zouden gaan zoeken in die Gewesten zelVen; en misfchien ook in hoope van een Handeldrijvend Volk door die toegeeflijkheid tewinnen.' Philips de III. was nauwlijks ten Throon geklommen , of hij oordeelde , een geheel ander plan te moeten volgen, geen vrugt altoos verwagtende van de poogingen, aangewend om een zoen te treffen: en , ziende, dat het Gemeenebest door Koophandel en Zeevaart onnoemelijke fchatten won , dagt hij éénsflags hetzelve te ontzetten van de middelen tot het voeren van den Krijg. Hij deedt alle de Schepen, in de Veréènigde Nederlanden t'huis hoorende ,. die zich in de Havens zijns Rijks bevonden , in befJag neemen, mishandelde de Bootsgezellen , door ze in gevangenisfen te werpen , of te dwingen op Spaanfche Schepen dienst te doen. De Infante Izabella liet, ten zelfden tijde, een Bevelfcbrift uitgaan, verbiedende de Oostenrijkfche Nederlanden allen Handel met de Veréènigde Gevesten. , Deeze K 5 on- Maurits, Verbod des Handels op Spanje.  47° GESCHIED EN I S Maurits. onvenvagte flag baarde, in 't eerst, groote verflaai genheid bij de Bondgenooten ; doch, bedenkende, dat de Spanjaarden nergens zwakker waren , dan in hun eigen Rijk, beflooten zij, dat Volk ter zee aantetasten, om 't zelve zijne zwakheid te toonen, en teffens bezigheid te verfchafien aan hunne Zeelieden, die, door werkloosheid, ligt een en opftand zouden hebben kunnen verwekken. De Algemeene Staaten verbooden eenige Koopwaaren na de Spaanfche Havens te voeren. Zulk een verbod zou heilloos geweest zijn voor het Gemeenebest, indien zij 'talleen den Onderdaanen van 't zelve gegeeven hadden, zii ftiekten het derhalve uit tot alle andere Volken. Vast gaat het , dat zij het nooit zouden gewaagd hebben, eenen ftap te doen, zo ftrijdigrnethetRegt der Volken , waren zij niet verzekerd geweest van de geneigdheid der belanghebbende Volken : des zonden zij Affchriften van dit Verbod aan alle Mogenheden van Europa. Verklaarende, hoe alle Volken belang hadden , dat de Oorlog in 't hart van Spanje overgebragt, en, dooreen beflisfenden llag, de Vrede wedergegeeven wierd aan de Wereld, zints zulk een reeks van jaaren, door dat Rijk in rep en roere gehouden. De Engelfchen hadden zich openlijk voor de Veréènigde Gewesten verklaard , de Koning van Frankrijk, die dezelven onder de hand begunstigde, deedt meer, dan dit Bevelfchrift goedkeuren , hij liet zelve een Bevel uitgaan , bij ft welk hij den Handelaaren in zijn Rijk deedt weeten , hoe zij, geduurende zes maanden , den Handel op Spanje op  der NEDERLANDEN. 471 op eigen gevaar zouden drijven. Andere Mogenhed n z weegen : en zulks hieldt men voor eene ftilzwijgende toeftemming. De Koning van Deenemar. ken, door den Spanjaard overgehaald, en, wegens eenige verfchillen des Koophandels , op de Staaten gebeeten , weigerde dit Bevelfchrift aftekondigen, fchoon des verzogt door een bijzonder Gezantfchap. De gefchiedenis vermeldt ons niet , welke de gevolgen waren van dit misverftand; doch 't is te denken, dat de Deenen geene reden hadden, om zich des te beklaagen (*). Geheel Europa floeg een oog van verwondering te neder op een zo nieuw en klein Gemcenebest, zich alleen tot een grooten Zeetocht toerustende , en wagtte , opgetoogen , den uitflag af. De Vloot, door de Staaten gereed gemaakt , beftondt uit drieenzeventig Schepen, bemand met achtduizend koppen , onder bevel van Jonkheer Pieter van der Does , door zijne verdiensten tot dien aanzienlijken post verheeven. In Bloeimaand ftak dezelve in zee, met last, om na de Corunha te fteevenen, de Spaanfche Vloot, die daar in het toetakelen marde , aantetasten , de West-Indt'fche Schepen te plunderen, en de Spaanfche Kusten afteloopen. Van der Does , de Spaanfche Schepen geweeken vindende onder" het gefchut des Kasteels, zogt ze op, terwijl ze weigerden uittekomen; doch hij werd door het grof gefchut des (*) Bor, XXXVI. B. bl. 5. 8. 9. 44. 50. Reyd, XVI. Ei bl. 389 enz. Maurits. Scheepstocht des Admiraals van der Does.  MAURITSt *72 GESCHIEDENIS des Kafteels en der Schepen dennate begroet, dat hij,, geen kans ziende hier iets uitterigten , koers zette na Lisbon. Dan deeze Stad oordeelde men te wel bewaakt, om daar tegen een aanllag te waagen , en zeilde voort tot de Canarifche Eilanden. Van der Does befchoot het Kasteel van Groot Camrië, en begaf zich met een gedeelte zijns volks in floepen: de ondiepte belette het landen : hij fprong , onder de eerften , in 't water , en dreef de Inwoonders, op den oever gefchaard, om hem wederftand te bieden, op de vlugt. De Stad Allegona, ingenomen, werd, nevens het Kasteel, der vlamme opgeofferd, dewijl men wegens de brandfchatting het niet ééns kon worden. Veelen der Inwoonderen waren , met hunne beste tilbaare haave, diep het Eiland ingeweeken: veelen der Soldaaten, afgezonden, om hun opttz' eken , vielen in hunne handen. De meefle Eijauders kenden zo weinig het Volk , 't geen hun kwam beftooken , dat een overgeloopen Moor zijn keven meende te behouden , met aanbod , van den Christlijken Godsdienst te willen verzaaken. Gomera, door de Ingezetenen verlaaten , werd desgelijks in de asfche gelegd. De Admiraal, het niet noodig oordeelende de gehecle Vloot tot het plunderen der Kusten noodig te hebben, zondt de helft, met buit beladen , na 't Vaderland , met oogmerk , om na Brazil te ftevenen : langs de Africaanfche Kusten gezeild, en op de hoogte van 't Eiland St. Thomè gekomen, befloot hij, ongelukkig,.zich daar te ververfchen. De Portugeefche Volkplanting op dit oq- gezond  dek. NEDERLANDEN. 475 gezond Eiland is gewoon aan eene Lugtltreek, doodlijk voor Vreemdelingen. Met weinig moeite vermeeiterden de Hollanders het Kasteel en de Stad Pavoafan, en maakten 'er rijken buit , fchoon de Eilanders de Stad in brand geftooken hadden. Van der Does was niet lang op St. Thomé geweest , of hij hadt reden, om zich des te beklaagen. De brandende hitte, het onmaatig gebruik van Vrugten, en het vuurig boeten van geile lusten , daar de natuur van 't Gewest, en de verlokking der Eilanderen de Vreemdelingen toe aandrijft, veroorzaakten eene hevige en befmettelijke kwaal onder de Scheepslieden en Soldaaten. De Admiraal zelve , van een zeer zwaarlijvig geitel, kou de hitte niet verdraagen , en ftierffchielijk. Zijn dood baarde eene groote verflagenbeid. Men haastte zich , om een zo heilloos verblijf te verlaaten; doch de befmetting voerden zijmede na de Kust van Brazil, waar zij weinig buits behaalden. De aanhoudende fterfte noodzaakte de Vloot wedertekeeren: onder gemaatigder Lugtltreek tastte de Scheurbuik de Vlootelingen aan , en rukte veelen weg. Een zwaare ftorm beliep de Schepen, die, door gebrek aan Volk , nauwlijks konden zee bouwen : eenigen hadden niet meer dan zes gezonden aan boord : veelen liepen in Engeland binnen: anderen, hier èn daar verftrooid, bereikten het Vaderland niet, dan tegen het einde van den Winter : een Schip hadt men moeten verlaaten , en de ■ Vijanden kreegen , voor Sluis, een ander in handen. Maumts.  474 GESCHIEDENIS Maurits. Hachlijke ftaac der Veréènigde Gevesten. den (*). — Zo ongelukkig liep deeze grootseri begonnen Scheepstocht af. De Staaten zouden de fchade niet wel hebben kunnen draagen , indien de gemaakte en herwaards gezonden buit en de wederkomst van eenige Schepen uit de Indien het geleden verlies niet eenigzins geboet hadden. Verfcheide Hollanders, uit de Spaanfche Gevangenisfen ontko. men, wekten, door het verhaal van de wreedheden, daar'geleden, den volkshaat tegen de Spanjaaiden op. 't Misnoegen der Kooplieden in Holland en Zeeland, over de Kaaperijen der Duinkerkeren, werd geluld door het neemen van vijf der Kaperfchepen, en het Itraffen van het Volk mét de galge (f). Een anderen Scheepstocht zouden de Veréènigde Gewesten hebben kunnen onderdaan, indien de binnenlandfche verdeeldheden den ijver niet bekoeld en de werkzaamheid vertraagd hadden. De ftremming van den Handel op Spanje en's Vymds Nederlanden verminderde de inkomfteu van den Staat , en de Krijg vorderde nieuwe belastingen. De Staaten van Holland beflo'en tot eene dubbele Hoofdfchatting voor den jaare MDC, fchoon het innen van de enkele dit jaar reeds zwaar viel. Hoewel deeze foort van belasting beter dan eenige andere fchijnt te beantwoorden aan de gefteltenis van een vrij Volk, dewijl (») Grot. Hift. p. 372. 377> Reyd , XVI. B. M„ 384. 397- Bor, XXXVI. B. bl. 41. 44. (t) Reyd, XVI.B.bl. 398.  bek NEDERLANDEN. 475 toijl ze eenpaarig en naar maate van elks bezittingen draagt, heeft het heffen geen geringe moeilijkheid in, ter oorzaake van eeniger onbekenden, anderer onzekeren rijkdom , en zommiger trouwloosheid in het opgeeven hunner middelen. De andere Gewesten volgden dit voorbeeld met traage fchreeden. Zeeland geheel niet, zich verfchoonende met de geledene en nog drukkende fchade. Zommigen fchroomden niet te zeggen, dat Halland , alleen de voordeden trekkende van den Koophandel en de Scheepstochten, alleen de lasten des Oorlogs behoorde te draagen. Waar op die van Holland niet duifter te kennen gaven, dat zij, indien anderen zich onttrokken aan het vervullen der gemeene behoeften, ligt befluiten zouden, hunne afgelegene Bondgenooten te laaten drijven, en, opeigen behoudenis bedagt, zich in 't bezit der Zee te handhaaven. Weinig indruks maakten deeze bedreigingen op Gewesten , die zich aanmerkten als een voormuur, voor Holland onontbeerlijk (*). Het gedrag van Elizaeeth vermeerderde de verlegenheid der Staaten. Zij hieldt op nieuws aan, om de betaaling der oude fchulden, en hun voor, dat zij het Gemeenebest onder een inlandsch Prins, Maurits naamlijk , beftuuren moefien , en dus de overheerfching van Frankrijk en Oostenrijk fchu- wen; (*) Grotii Hijl. p. 367. Reyd, XVI.B. bl.3812. 404. Maurits.  47S GESCHIEDENIS Maurits. wen: zij ontboodt de Engeljche Hulpbenden te rug* ge, te kennen geevende, dat de ftaat haars Rijks en de belangen des Koophandels haar tot den Vrede met Spanje deeden neigen (*). De Keizer boodt, ten zelfden tijde , zijne bemiddeling aan , om eene verzoening tusfehen deeze Landen en Spanje te bewerken. Hij hadt zelfs de Gezanten tot die onderhandeling benoemd; doch de Staaten verzogten hem , deezen te rug te houden, dewijl 'er geene vrugt van hunne bezending te verhoopen was (f). Ver- fcheide Duit fche Vorften beloofden , de Staaten met Manfchap en Geld te zullen bijftaan; doch het bleef bij woorden (§). ■ Carel , Hertog van Sun- dermanlan i, die de Zweedfche Kroon betwistte aan zijnen Neef Sioismund , Koning van Poolen, en hem dezelve afhandig maakte, zogt hetBondgenootfcbap der Veréènigde Staaten ; doch zulks was veeleer, om 'er bijftand van te ontleenen, dan 'er aan te geeven (**). In dit hachlijk tijdsgewrichte was het de Koning van Frankrijk alleen , die de Veréènigde Gewesten bijbleef. Duizend Zwitzers aan hun afteftaan, toetelaaten , dat zij tweeduizend Knegten in zijn Rijk en een Regiment Ruiters wierven , en, op ze- O) Grotii Hifi. p. 379- 38o. Reyd, XVI. B. bL 401 - 404. (t) Bor, XXXVI. B. bl. 53- (§) Groth Hifi. p. 381 Bjr, XXXVI. B. W. 66. (**) Refel. Hall. 1599, bl. 207. 208. 233.  DER NEDERLANDEN. 477 sekeren voet, zijnen Onderdaanen den Handel op Spanje -te verbieden was hem niet genoeg : hij ondersteunde hun daarenboven met vijfmaal honderdduizend Guldens: eenefomme, in dentoenmaaligen Coeltand zeer noodig . daar zij groote en kostbaare toerustingen tot den aanftaanden Veldtocht ■ moeiten maaken. De Aardshertog Albertus, en de Infante Izabella, zijne Egtgenoote, uit Spanje herwaard geko- ' men , en in de Oostenrijkfche Nederlanden ingehuldigd , maakten zich gereed , om den Oorlog met kragt doortezetten. De Winter was zeer ftreng ge- ' Weest: de Rivieren en Binnenwateren , met ijs bevloerd , fcheenen eene gunstige' gelegenheid tot het verrasfen van eenige PJaatzen aantebieden: de beide Partijen befloten, 'er zich van te bedienen. Lodewijk van Nasfau hadt het geluk , om Wagtendonk „ bij verrasüng, inteneemen (t). Der Konlngfchen toeleg op Venlo mislukte. Het bemagtigen van Wag~ tendonk merkte men aan als een gunstig voorteken van 't geluk der Bondgenooten in den aanllaanden Veldtocht, doch een voorval , min gewigtig, maar veel zonderlinger , fcheen den kans ten voordeele der Konlngfchen te keeren. BiiEAuré , een jong Edelman uit Normandye, Öralte eener Ruiterbende, in Staaten dienst, hadt één zijner Luitenanten met twintig Ruiters gevangen, toen hij om losgeld ver- zogta (*) Rcfol. Holl. 1599. bl. 236". 459. (f) Bor,XXXVI.B.bl.58. IV. Deel. 2.St. L Maurits, Zeldzaam jevegt :usfchen win'ig ïran/che :n twin:ig Oflj'enrijkrche kuilers. ió~co.  GESCHIEDENIS ÊJaurits. zogt, gefchreeven: Ik ben verwonderd, dat gij mit twintig Meefters ti door twintig Schurken hebt haten vangen. De inhoud deezes Briefs kwam tenoore van Gerard Abrahamsz., bijgenaamd Lekkerbeetje, die, gebelgd over zulk eene hoonende uitdrukking, Breautö uitdaagde , met de betuiging, dat die zelfde Schurken goede Soldaaien waren , en met ■zulke Meefters met een gelijk getal wel zouden durven ftrijden. Prins Maurits zogt te vergeefsch BREaUTé het aanvaarden deezer uitdaaging te ontraaden , dewijl het eenen Edelman niet voegde , zich in een gevegt intelaaten met Soldaaten en Verraaders, die Juinne eer te Geertruidenberg verlooren hadden, gelijk Gerard Abrahamsz. en diens Broeder. Hij begaf zich, met negentien Ruiters, na de Fugter - Heide , waar hij den Uitdaager met een gelijk getal Ruiters vondt. De Franfcben hadden de voordeeligfte post; doch hunne Partij was beter gewapend. In den eerften aanval werd Lekkerbeet je door BfiEAUTé gedood: diens Broeder fneuvelde insgelijks met nog eenigen : een grooter aantal van Bkeautc's Knegten bleef op de plaats : hij zelve verloor zijn Paard, beklom een tweede, en, vervolgens, een derde, en was, eindelijk, genoodzaaktte voet te vegten , 't welk hij , een geruimen tijd, manmoedig uithieldt. Doch , door de zijnen verlaaten , moest hij zich gevangen geeven. Eenigen willen, dat hij zijn leeven bedongen hadt; anderen, dat het voor 't gevegt beraamd was , dat de overwonnenen niets, dan den dood , zouden te wagten heb-  deo. NEDERLANDEN. 479 hebben. Wat hier van zijn moge, BuEAUTé, ge- vanglijk na 't Hertogenbosch gevoerd, werd met dertig wonden , in koelen bloede, afgemaakt, op last van Grobbendonk ; zijn lichaam voerde men eerst na Dordrecht, en , vervolgens , na Frankrijk ter begraafnisfe. Zijne twintigjaarige Weduwe voelde zich dermaate getroffen door het lot haarsEgtgenoots, dat zij haare jeugd en fchoonheid in een Klooster begroef (*). De Konlngfchen zagen deeze geringe overwinning san als een gunstig voorteken, wanneer Prins Maukits hun de ijdelheid toonde van op zulke gronden te bouwen. Onderrigt, dat de Spaanfche Krijgsbenden , door wanbetaaling der foldije , aan 't muiten waren geflaagen , belegerde hij de Sterkte Crevecozur: in drie dagen viel ze hem in handen , en de Ruiterij, tot verfterking der Bezettinge gezonden , werd , te laat komende, aangetast en geflaagen (f). De Schans St. Andries was van zo veel aanbelangs, dat de Aardshertog 'er zich op beroemde als de fleutcl van Holland. Maürits belegerde dezelve. Schoon de Bezetting, oproerig geworden , den Bevelhebber cn de Oflicieren hadt uitgedreeven, bondt zij eenen dapperen wederftand. Maar Maurits hadt, door het opwerpen van Schansfen , en het doorlleekgn mi Dijken, alle de toegangen tot ontzet onbruikbaar (*) VèH ffifit van"s Hertogenbosch, II. D. bl. $57 —344. Ct) Bor, XXXVII. B. bl. 5. 6". L a Mauritj» Maurits wint O f vecaur en St. Andries.  '4§o GESCHIEDENIS Maurits. Veldtocht na HaanHeren. baar gemaakt 5 hij eisebte de Schans op, en het, om te meer klems aan deeze opëifching bytezetten, der Bezetting honderd en vijfentwintigduizend Guldens , een deel der foldye , welke de Aardshertog no« fcbuldig was , aanbieden. Zij wees dit eerst met verontwaardiging af. Dan de verzoeking was fterk. Jaaren lang hadden deeze Knegten hunne volkomene bezolding niet ontvangen , Krijgsvoorraad ontbrak hun, en geen ontzet was 'er te hoopen. De eerfte drift bekoeld zijnde , lieten zij zich overhaalen. Doch, naa zulk een ftap, konden zij nooit weder onder den Spanjaard dienen: des begaven zij zich, ten getale van twaalfhonderd , in Staatfchen dienst, waar in zij zich getrouw en dapper kweéten tegen de Spanjaarden, die hun voor Verraadersverklaard en gebannen hadden (*). Bemoedigd door deeze vermeeiïeringen , oordeelden de Staaten, iets groots te moeten beftaan, en het tooneel des Oorlogs in 't hart van '« Vijands Land overtebrengen. De Hollandfche en Zeeuwfche Kooplieden , en dus de voornaamfte Ingezetenen dier beide Gewesten, beklaagden zich , zints lange , over de fchade , hunnen Zeehandel toegebragt door de Kapers van Nieuwpoort, Sluis en Duinkerken: men beweerde zelfs, dat die van de laatstgemelde Plaats, behalven de nadeden, welken zij bijzondere Perfoonen' toebragten , den Staat 's jaarlijks e n millioen GulCO Groth Hifl. p. 385- Reyd, XVII. B. bl. 414. Bor, XXXVIL B. bi. p—15.  ber. NEDERLANDEN. 4S1 Guldens afbreuk deeden. In deezervoege ging het belang van bijzondere Perfoonen en dat van den Staat hand aan band: en men hieldt fteik aan, om den Oorlog in Vlaanderen te voeren, en met het aantasten van Duinkerken een aanvang te maaken. . Willem Lodewijk , Stadhouder van Friesland en Gro* 1 ningen, verzette zich hier tegen met de onder 'toog brenging van de gevaaren , aan zulk eenen toeleg verknogt; doch de Zeeuwen drongen, bovenal,aan, dat het, naa voor de veiligheid van Holland en deomliggende Gewesten gezorgd te hebben , zeer onregtmaatig was, Zeeland aan den Vijand bloottelaaten (*). Men befloot tot den Tocht, 't WeKlaagen hing, grootendeels, af van geheimhouding en fpoed. Op 't Eiland Walcheren was de verzamelplaats der Krijgsbenden : tegenwind noodzaakte de koers na Oostende te neemen , met oogmerk , om die Stad, ingeflooten doorzeven kleine Schansfen, te ontzetten en Nieu-.vpoort te belegeren. De Krijgsmagt, ten getale van twaalfduizend Voetknegten en drieduizend Ruiters, kwamen, zonder eenigen tegenweer te ontmoeten, aan land. De Afgevaardigden der Algemeene Staaten, met het Leger medegezonden . begaven zich na Oostende , om daar te veiliger te weezen. Vrugtloos was de aanzoek, bij die van Gent en (*) Refil. Holl. iöoo. bl. 110.113. i icT. 118. Reïd, XVII. B. bl. 426. L 3 Maurits.  4-8- GESCHIEDENIS Alhbr- tus tret ie veld. en Brugge gedaan, om zich van deeze gelegenheid; te bedienen tot het herkrijgen hunner oude Vrijheiden het toetreeden tot een Bondgenootfchap , waar van zij, weleer, de ijverigfte Voorftanders waren (*) • Het Leger, verfcheide Schansfen 'mgenoomen hebbende, kwam voor Nieuupoort. Op deezen Tocht hadt het grootlijks gebrek aan ipijs en drank geleden. Zes Galeien van Spinola kruisten lleeds op eene hoogte, en hadden twintig Vaartuigen der Zoe-elaaren, die 't geleide der Oorlogfchepen niet hadden willen afwagten , weggenomen. Dat de Heer- van Warmond , Spkxóla , vervolgens, aantastende, deeze kleine winst met dubbele fchade betaald zette, kon een fmagtend Leger niet baaten (j). De tegenwinden , die het voortzetten des Staat■ fchen Legers vertraagd hadden , gaven den Aardshertog tijd, om zich tot tegenweer toeterusten. Men hadt zich gevleid , dat de muiterij der Spaanfche Knegten , thans algemeener en tiouter dan ooit, hem het bieden van wederLtand onmogelijk zou maaken; doch , het gevaar voor oogen ziende , lieten zij zich beweegen, om te veld te trekken. De Infante badt, vleidde en beloofde om de;Krijgsknegten tot het volbrengen van hun pligt te bemo> digen: men wil, dat zij , « P haire oorcierfelen en kostbaarheden wijzende, banigde, deezen liever , tot (♦) Bor, Auth. Stvkk. IV- D. bl. 5- (f) Bor, X>XVI1. B. bl. 37- GauTii Si3. p. 38*  der. NEDERLANDEN. 4S3 tot één toe , te willen misfen , dan dulden, dat braave Knegten onbetaald bleeven (*). De Aartshertog rukte , aan 't hoofd van tienduizend Yoetknegtea en zes'ienhonderd Paarden, na Nieuwpoort. De Bezettingen , door Maurits in de Schansfen gelaaten , verliepen , of gaven ze over, en vertraagden dus den naderenden Vijand niet, gelijk Maurits verwagt hadt, die zich thans in 's Vijands Land geheel onbefchanst vondt, en van de gemeeufchap met Oostende afgeiheeden. Hij zag, hij voelde het gevaar van zijnen toeftand ; doch de krijgsmoed bleef hem bij. Hij vaardigde , 's morgens zeer vroeg, Graaf Ernst van Nas fait, met tweeduizend Voetknegten, bijkans allen Schotten , en vier Kornetten Paarden, na de Brug bij Leffinghem af, om den Aardshertog dien overtocht te betwisten, of ten minften zo lang qptehouden,tot hij zijn Leger in flagörde kon fchaaren. Dan de Graaf vondt de Brug reeds in 's Vijands magt : en deeze , met eene veel grooter bende op hem aanvallende, bragt hem eene nederlaage en het verlies van achthonderd man toe. De Overwinnaars fneeden de vlugtenden af van 's Prinfen Leger , welker meelten na Oostende de wijk namen: dit was zeer gelukkig voor Maurits , dewijl de wederkeerende vlugtelingen fchrik verfpreid en moedloosheid veroorzaakt zouden hebben. Eenige Soldaaten, de nederlaag vanERissT ontkomen,bragten Maurits tijding van dit ongeluk: hij ontveinsde zijne C) Bor , XXXYII. B. bl. 3°. Maurits.' Slag bij Nieuwpoort*  454 GESCHIEDENIS Maurits , zijne finert, en verboodt hun, op lijfsftrafFe , teger^ iemand, wie 't ook zou mogen zijn , daar van te reppen : hij liet ze met een Sloep, ijlings, na één der Schepen brengen, één deedt hij 'er op [taanden voet doorlchieten , om het verfpreiden dier kvvaade tijding te voorkomen. Het gevegt , in den vroegen morgen , hadt den optocht des Vijands vertraagd, en Maurits tijd gegeeven , om de voordeeliglte posten te betrekken, en bestmogelijke fchikkingen te maaken. De begeerte, om de fchaudè der nederlaage van Ernst uittewisfchen , verdubbelde zijn'moed. Over de Haven van Nieuwpoort getrokken , Itondt de flinker vleugel zijns Legers aan den Zee-, de rechter aan den Duinkant, en hadt Nieuwpoort van agteren. Maurits gaf last aan de Vaartuigen , in Zee optezeilen : dus moest het Leger fneuvekn , of overwinnen. Hij vreesde, dat de Soldaaten anderzins, op den minden tegenllag , zich te water zouden zoeken te redden, 't geen, bij eene verhaastte infcheping,om een gr >ot gedeelte des Legers gewed was. Zijn gefchut plaatste hij op de hoogte der Duinen : de Hollandfchc en Zeeuw fche Bootsgezellen deeden hem hier grooten dienst, daar zij de Stukken op planken en horden fchikten, om ze in het zand eenig Iteunpunt te geeven. Deels was Maurits hier aan de zege van deezen dag verfchuldigd: zijne Stukken troffen wis, dewijl die des Aardshertogs , in het zand geplant-, misten, en, bij eiken fchoot, dieper inzakten. 's Aardshertogs Soldaaten , het vertrek der Staat- fcha  der. NEDERLANDEN. 485 fchen Vaartuigen ziende, verbeeldden zich , dat Maurits de vlugt koos , en drongen aan op 't leveren van den flag. Vergeefsch vertoogdeimnhun, dat het veel wisfer was , de Hollanders te bezetten en uittehongeren , of, op 't oogenblik der inlcheepinge , te overvallen : moedig door de overwinning 'p in den vroegen morgen bevogten, klaagden zij, dat men met marren hun zege en buit onihieldt : de Spanjaarden riepen: Hoe meer Mooren , hoe grooter overwinning ! een zeggen, bij hunne Landgenooten in zwaug. De Aardshertog befluit tot deD flag , en maant de zijnen tot dapperheid aan. Maurits, vergezeld van zijnen Broeder Hendrik Frederik, die hem niet wilde verlaaten , reedt door 't ganfche Leger, en fprak het moed in 't lijf, toonende , hoe groot het gevaar, en hoe heerlijk de zege was. Op den tweeden van Hooimaand , 's namiddags ten twee uuren , gaf hij het teken tot den aanval , twee ftukken Gefchuts pp een vooruitgerukte vijandlijke bende losbrandende. De Oorlogfchepen der Staaten, met den vloed het ftrand genaderd , fchocten zo fterk op den rechtervleugel des Vijands , dat deeze na den Duinkant moest wijken. Het gevegt werd algemeen. De overwinning hing, eenige uuren, in twijfel : in 't einde verklaarde zich dezelve voor Maurits. Veel hadt het geholpen, dat hij de Zon en den Wind van achteren , en de Vijand die beide in 't oog hadt , zo dat rook en zand geweldig hinderden. De Aardshertog poogde te vergeefsch zijne wijkende benden op.nieuw te doen aanvallen : met L 5 on- Maurits»  486 GESCHIEDENIS Maurits. ongedekten aangezieta op de onzen aanrijdende, werd hij aan 't oor gekwetst, 's Vijands Buskruid geraakte in brand , 't welk eene groote verwarring veroorzaakte, 's Avonds ten zeven uuren , verliet de Aardshertog het flagveld, zijn Volk vlugtte , behalven een hoop Hoogduitfchen , in de verbaazendfte wanorde: veelen der verltrooiden werden agterhaald, afgemaakt, of gevangen genomen. Bloedig was deeze (lag. De Staaten lieten duizend man op "t Uagveld blijven: zo dat die dag , met het verlies , in den vroegen morgen geleden, op achttienhonderd te Haan kwam. De Aardshertog liet 'er omtrent drieduizend man: zijn Krijgsvoorraad , Gefchut , een gedeelte zijner Bagadie, en meer dan honderd Vaandels vie« len in handen der Overwinnaaren : zij maakten ook een groot getal Krijgsgevangenen, onder deezen bevondt zich de Admirant Mendoza. Maurits oordeelde het niet raadzaam, den geflagen Vijand, in den vallenden avond , door Duinen en Moerasfen, in een vijandlijk Land , van af .tand tot afftand met Sterkten voorzien , natezetten : hij bleef met zijn afgemat Volk op 't (lagveld, en dankte God voor de behaalde overwinning. Men verhaalt, dat Philips Willem , Prins van Oranje , gehoord hebbende, hoe de Aardshertog voornemens was, Prins Maurits en Hendrik Frederik gevangen na Spanje te voeren , geduurende den flag, zich in de uiterfte verlegenheid bevondt. Vreezende in hun lot te zullen deelen, hadt hij zijne Paarden gezadeld, en veele Bedienden op de toegangen gehouden, om de eerfte tij-  der NEDERLANDEN. 4S7 tijding te hebben van den uitflag des gevegts : ook deedt hij al dien tijd niets anders , dan bidden, dat zijne Broeders de zege mogten behaalen (*). De Vlugtelingen der verllagene bende van Ernst van Nasfau hadden fchrik en kommer te Oostende medegebragt. De Afgevaardigden der Staatm waren ten prooije der knaagendfte ongerustheden. Het berouwde hun , het Leger des Gemeenebests in zo hachlijken toeftand gebragt te hebben : hunne vrees vermeerderde, wanneer zij het bulderen des Gefchuts hoorden. Met zeven Ruiterbenden, nog in Oostende gebleeven, zouden zij den Vijand in den ftaart hebben kunnen vallen , of den hertocht affnijden, en bijkans het geheele Leger gevangen neemen; maar de vrees was zo groot, dat niemand buiten de Stad durfde gaan: zij fleeten hetmeerendeel van den dag met bidden. Doch, wanneer zij, 's ande¬ rendaags. Prins Maurits,', met de Vaandelen , de Gevangenen , en andera tekenen der behaalde overwinninge te Oostende zagen, was hunne vreugd des te grooter (f). —. De Admirant Mendoza werd met alle onderfcheiding behandeld. Dan de wreedheden , door hem , nu zes maanden geleden , gepleegd, lagen nog te versch in 't geheugen, dan dat zijn tegenwoordig ongeluk den algemeenen haat en verontwaardiging zou bedwingen. Men hadt moeite, (•r) Grot. Hifi. p, 3^0 enz, Bor Auth. Stukken, IV, D. bl. 14. Reyd, XVII.B.fol.426. AuBERYÜfm.p. 230. (I) Rüyd, xvii.B. bi. ^27. Maurits. Gevolgen deezer Ovcrwiuninge.  #38 GESCHIEDENIS Maurits. te, om hem.aan de woede der Soldaaten te onttrekken : zij bragten veele Krijgsgevangenen in koelen bloede om, en zouden ze allen gedood hebben, om zich te wreeken op de Spanjaarden , die, bij 't vermeefteren van de Schans Oudenburg , en in het gevegt op den morgen van dien dag, niemand gespaard hadden: de ftrengfte bevelen, om hun te wederhouden, werden 'er afgevaardigd (*> Maurits zelve kon niet nalaaten met Mendoza te boerten , zeggende : De Admirant van Arragon heeft reeds meer dan vier jaaren verlangd Holland te zien , hier zal hij nu gelegenheid toe vinden. Eerlang werd hij op 't Huis te Woerden, en, vervolgens, ia'i Gravenhaage gevangen gezet. Staande zijne gevangenis, welke bijkans twee jaaren duurde , bragten de Weduwe des Graaven van Valkenstein en de Afgevaardigden van het Kleefsland bezwaaren tegen hem in: doch de Staaten weigerden te vonnisfen over iemand, die de Wetten des Oorlogs genoot: zij weigerden ook ecn:g losgeld aanteneemen, en lieten, deinboezemingen van rechtfchaape Vaderlandsliefde volgende, hem niet vrij, dan naa dat men alle Ingezetenen der Veréènigde Nederlanden uit de Spaanfche Gevangenisfen geflaakt hadt. In ftede van rechtftreeks op Nieuwpoort aanterukken, fleet men vier dagen met te overleggen , of men die Stad, dm Duinkerken zou aantasten. Tot het hervatten des belegs der eerstgemelde Stad werd be- (*} Bor, XXXVII. B. bl. 45. Pw.CArM.ILp.77S.  der. NEDERLANDEN. 48$ beiloten : doch Maurits bevondt, dat ze nieuwe verfterkingen gekreegen hadt : het fiegte weêr noodzaakte hem ook dit beleg optebreeken. In het terugtrekken deedt hij een vergeeflchen aanval op de Schans Izabella. Hier fneuvelde Claude la Barloite, één der beste Veldheeren des Aardshertogs, ftout in aanflagen, en de voorfte in hachlijke onderneemingen , de groote aanraader tot den ongelukkig uitgevallen flag bij Nieuwpoort ; doch hij hadt eenigermaate deezen misflag geboet door de verfterkmg in die Stad te voeren, welke de tweede onderneeming deedt mislukken (*). Maurits, alle hoope, om in Vlaanderen doortedringen , verlooren hebbende , keerde na Holland weder. De overwinning , door hem behaald , was voor hem roemrijk, doch voor 't Gemeenebest geheel nutloos, en een ramp te meerder voor het menfchelijk Gedacht. De beide verzwakte Legers moeften op nieuw werven, en 't ontbrak niet aan manfchap, vuurig ten Krijg, gereed om zich onder de Vaandelen van de eene en andere Partij te begeeven. — AUe Gefchiedfchrijvers ftemmen overéén, dat deeze Veldtocht het eerde zaad van misnoegen tusfchen Maurits en de Aanzienlijkden onder 's Lands Staaten zaaide. De Groot verzekert , dat zommigen.der Hovelingen van den Prins , Lieden, afgerigt, om tweedragt te ftooken, zich van deeze ge- (*) Bor, XXXY1I. B. bl. 43. Bentivoglio, III. D. «. 670. 1' «■> Maurits. Oorzaak des mis- verftands tusfchen Malrits en de Staaten.  Mauritj. 493 GESCHIEDENIS geleegenheid bedienden , om voornaame Staatsperibonen bij den Vorst veragtlijk en bij 't Volk gehaat té maaken, hun affchilderende als ftout in 't vormen van Ontwerpen , en moedig, wanneer 'er niets te Vreezen was, doch die zelvea buiten gevaar bleeven, terwijl zij den Prins en de dappere Verdeedigers des Vaderlands aan 't hachlijkfte blootftelden (*). Reyd, een ijverig Voorftander van den Huize van Nasfau, fpreekt ook van deeze verwijdering, doch werpt alle fdiuld op de Staaten, welken den raad niet gevolgd hadden van Graaf Wiliem Lodewijic , die hij met groote vooringenomenheid verdeedigt. „ De blijd„ fcbap wegens deeze Overwinning," fchrijft hij, een vuuriger ftijl aanneemende , dan hij doorgaans voert , „ was onuitfpreeklijk , nogthans met fchrik „ en beeren vermengd : te midden van de vrolijk., beid gingen hun koude grillingen over't lijf, over„ denkende dit versch gevaar. Zij bekenden , dat , het Leser was beklemd geweest, gelijk Ifraèl tus", fchen Pharao en het Roode Meir, vervloekten 'j* den raad van den genen , die een zo gezegend Land en zo veel honderdduizend Zielen , zonder nood, gefield hadden op den uiterften kant, om „ te vallen in een afgrond van de hoogfte elenden, „ en in de hoogfte tyrannij , moedwil, hoon en ge„ weid, die een goed- en bloedgierige Vijand, een „ Vijand, door een langen Oorlog verbitterd, en van wraak brandende , zou hebben kunnen be- 3, den- (*) Grotii Hht. p. 399. ja',  der NEDERLANDEN. 491 ,, denken; want de gevaarlijkheid van deezen toeleg was zo oogfchijnlijk, dat de funpele Gemeente in 5, de Hollandfche Steden, waar Maurits doorreiss, de, daar af oordeelde , met zugten zijn perijkel „ beklaagende. Den verftandigen mishaagde deeze ., gevaarlijke en despefaate raad , en zorgden , dat „ 'er verandering genaaken moest, daar de voet van raaden en regeeren zo zeer veranderd werd. „ Want dus lang hadden de Staaten gepoogd , met „ langmoedigheid en geduld tijd te winnen , alleen het hunne te bcfchermen , en niet met allen te „ waagen. Nu floegen ze den geheelen ftaat van „ den Lande teffens in den wind. Zij plachten het „ voor gewin te agten , als men niets verloor ; nu „ hebben ze aan middelmaatig gewin ook geen ge„ noegen. Den Veldheeren tot. den aanvallenden „ Krijg raadende, en gewisfe overwinning voor 00„ gen ftellende, dorsten zij eertijds niet gelooven; ,, nu kreegen zij moed tot zaaken, die de Veldhee- ren zeiven zorglijk agtten , en drongen die zeiven 9, over fteile klippen te wandelen. Voor weinige „ dagen, vermaanden zij nog Graaf Willem, om „ Groningen wel te bewaaren, en de Bezetting lie„ ver te vermeerderen dan te verminderen, daar naa 5, verminderen zij het zelfs , ontblootende en in „ groot gevaar (tellende alle beide zijden van Neder„ land (*)." Hier (*) Reyd, XVIL B. bl. 432. 433. Dat de Staaten niet „ willens en weeteias zo handelden; het Leger in een zak, Maurïtï'  Maurits. i9z GESCHIEDENIS Hier bij kwam, dat het Volk, dagelijks, uitnaam der Staaten, gedrukt werd met nieuwe belastingen, en Maurits alleen kende als overwinnend Veldheer. Natuurlijk was het vooringenomen tegen de eerlten, terwijl de Prins ten voorwerpe ftrekte van hunne hoogagting en liefde, 't Viel den Legerhoofden , die Maurits volg len, en den Soldaaten , die 't zich eene eere rekenden onder zijne Vaandels optetrekken, niet moeilijk, zich van deeze gefteltenisfe te bedienen. Reeds eenige jaaren geleeden, hadt Carel Roorda , een Friesch Edelman , gefchreeven, „ dat men op zijne hoede zijn moest tegen de „ oogmerken van het Huis van Nas/au;" doch was dit zijn fchrijven euvel opgevat, en de goede naam van Maurits en Graaf Willem door de Staaten van Holland gehandhaafd (f). Dit zal ook de vrees van Oldenbarneveld niet gewekt hebben : dan deeze fchrandere Staatsman bevondt zich , nevens andere Afgevaardigden, te Oostende, toen Maurits daar zegepraalend binnen kwam: en, menschkunde genoeg bezittende, om te raamen, hoe de heerschzugt ligt opwelt in gemoederen van Menfchen, door ge- ,,"en adFurcas Caudinas, of op de Vleeschbank, bragten," gelijk hij zich uitdrukte, is afteneemen uit het verhaal der raadpleegingen , dat hij zelve opgeeft, bl. 424. (*) Bor, XXX. B. bl. 23.24. XXXIH. B. bl. 89-. XXXIV. B. bl. 17. Reyd, X. B. bl. aoo. 201. XI. B. bl. 230. Aitzema, IV. D-bl. 649. 653. Refol.Holl. J597- bl- J5i.  ber NEDERLANDEN. 495 geboorte aanzienlijk, en met dé Krijgsmagt bekleed, begon hij te dugten , dat de Prins na de Opperde Magt in 't Land ftondt, althans na meerder gezag, dan hij tot nog bekleed hadt (*). Hij herinnerde zich mogelijk de kleine Steden van Griekenland, die nimmer haare Veldlieeren roemrijke daaden zagen uitvoeren, zonder voor haare Vrijheid te vteezen. —& Wat hier van zijn moge , vast gaat het, dat , ten deezen tijde, niet alleen tusfchen de Gewesten, maar ook tusfchen Maubits en de Staaten, een openlijk misverfhnd plaats hadt, en wel van zulk een aanbelang, dat Elizabeth haare poogingen aanwendde, om hun lot ééndragt te veimaanen (f). Het misnoegen des Volks tegen de Staaten groeide bet aan door de ftrenge wijze, op welke zij de Ingezetenen van Groningen behandelden.' Deeze Stad weigerde, ondanks de Voorregten, welken zij , ten achterdee'e der Ommelanden, verkreegen hadt, haar aandeel in de algemeene Belastingen optebrengen. De Burgers hielden het voor eene groote verongelijking, dat de Huizen , onder eene Vrije Regeering, zouden belast worden, daar men 'er, onder de Heerfchappij des Konings , niets van betaald hadt. De Algemeene Staaten, vrugtloos middelen van overreding te werk gefteld hebbende, vreesden, dat zulk een voorbeeld van wederfpannigheid jammerlijke gevolgen (*) tVaaragtige Hist. van J. van Oldenbarneveld J bh 407. (fi Bor, XXXVII. B. bl. 43. IV. Deel. 2. St. M Maurit* Onlustèri te Groningen.  Maurits» 194 GESCHIEDENIS volgen naa zich zou neepen. Zij deeden Krijgsvolk in Groningen rukken, mee last ,'dat Graaf Willem Lodewijic 't zelve , nevens de Bezetting, zou gebruiken , om de Stad rot reden te brengen. De Graaf keurde deeze geweldige middelen niet goed, en ma?kre eenen aanvang met den last der Algemeene Staaten den Burgeren te doen weeten ; doch , hun weigerig vindende, bragt hij de Krijgsbenden in de Stad. De lnwoonders beefden, op 't befef van den drukkenrien overlast deezer nieuwe Gasten , meest Vreemdelingen, Franfchen, Engelfchen en Duitfchen. Zij herinnerden zich, hoe Verdugo, onder het Rijksbeftuur van Spanje , te vergeefsch foortgelijk eene pooging beftaan hadt; dan al dit Krijgsvertoon Rijfde hun in hardnekkigheid. Men hadt zich gevleid , dat ze zich met de Ommelanden zouden veréénigen ; doch de haat tusfchen de Stad en de Ommelanden was zo groot, dat dezelve zwaarder woog, dan 't belang. De Ommelanden kwamen bijéén, betaalden een gedeelte der achterftallen, en wekten de Staaten op, om de Stad met meerftrengheids daar toe te noodzaaken. De Graaf vondt zich gedrongen de Burgerij te ontwapenen ; doch zijnen Soldaaten verboden hebbende geweld te gebruiken, hadden veeien der Burgeren hunne wapens verborgen. De Overheden zeiven maanden den Ingezetenen aan, om niet, dan uit nooddwang, tot betaa%ige te verdaan , dewijl zij dan lnjn regt behielden op hunne Vrijdommen, als 'er eens gunstiger tijden opdaagden. Niet alleen beriepen zij zich op hunne Voor-  ber NEDERLANDEN. 495 Voorregten, maar verfchoonden zich ook door hun onvermogen : de laatstverloopen jaaren hadden fchaars en nadeelig geweest voor den Landman , en de Burger zat zonder neering. 't Schijnt in de daad, dat de HandeJ zich toen voornaamlijk tot Holland en Zeeland bepaalde: deeze Gewesten werden rijk, terwijl de anderen verarmden. Deeze jalouzy vermeerderde de hardnekkigheid der Groningeren, welke zo verre ging , dat de Raadkamer des Landfchaps geflooten, en de Regeering te Groningen acht weeken werkloos bleef. Niets, door alle de aangewendde middelen , vorderende, gaven de Staaten bevel, om een Kasteel te Groningen te bouwen, en werd hier mede daadlijk een begin gemaakt. De Burgemeefter Jacob Alting , de Penfionaris Houslin , en Joost van Kleevk , de fterkfie Yveraars onder de Regenten, die , vermids zij onder de Spaanfche Regeering Eallingen geweest waren, meenden , dat hun nu alles vrijflondt, werden na 's Gravenhaage opöntbooden, en gingen derwaards. Zij vertoogden den Staaten, dat het oprichten van een Kasteel een volflage inbreuk was op 't Verdrag des jaars MDXCV, bij het toetreeden tot de Unie aangegaan; dat men ze nooit geduld hadt in Vrije Steden, en, bovenal, niet in Groningen, waar de Burgers meermaa'len zulk een werktuig van dwinglandij verdelgd hadden. Zij verklaarden, nog niets anders dan redenen ingebragt te hebben tegen de eifchen der Staaten , en bellooten met belofte van zich aan de belasting te zuilen onderwerM a pen. Mauwt*  (96 GESCHIEDENIS pen, indien de Staaten hun wilden ontheffen van dat werk der flaafsheid, zo fchandelijk en vernederend, dat Machiavel zelve , die vermaarde Leermeefter der Dwingelanden (*) , nier. hadt kunnen nalaaten dezelve te wraaken. Deeze redenen vermogten niets op de Staaten. Zij gaven ten antwoord, dat een fchijnbaare ijver in het handhaaven der Voorregten, invroegeren tijde, den heimhjken Belaageren der Vrijheid ten dekmantel ftrekte , om de Spanjaarden ter Stad intebrengen; dat de Groningers het Verdrag des jaars MDXC1V. dikwils gefchonden , en geen regt hadden, om Vrijheden te eifchen , na zulk eene onderdrukking der Ommelanden. Daarenboven waren in de Stad de zaafcen tot het uiterfte gebragt, dat men de bediening des llegts opfchortte , de betaaling der Belastingen belette, de fchatting op de Huizen plat affloeg , de algemeene Middelen vernietigde, de Verpagting daar van (*) Zij kenden 'net oogmerk niet van Macihavel , die in zijne Schriften fteeds de Brutussen en Cassïussen noemt: de Kanfelier Bacon hadt het doel van zijne Verhandeling del Principie ontdekt : en eer Rousseau verklaarde, dat Machiavel , onder den fchijn van Lesfen te geeven aan Koningen , dezelven aan Volken uitdeelde, hadt de Schrijver van het Leeven van Willem den I, voor welken men den Heer Beaufort houdt, betuigd, dat Machiavel den fchandvollen Uorgia voor den Held zijns Werks genomen hadt, alleen om de Vorften gehaat te maaken. lil. D. bl. 497. Maurits.  der. NEDERLANDEN. 497 van verhinderde, de Pagters gevangen en den gemeenen Buidel tot zich nam; 't was om deeze en meer andere redenen noodig geworden een Kasteel te bouwen , tot beteugeling der kwaaden , tot befcherming der goeden, en om de fioo.de oogmerken der heimlijke Begunstigeren van Spanje te voorkomen. In gevolge hier van, werd het, bouwen des Kasteels met allen ijver voortgeze\ Met her veranderen der Regeeringe geraakte alles in rust, en de Belastingen werden 'er zedert op denzelfden voet gebragt, als in Holland (*). Deeze ftrenge handelwijze bedwong de Inwoonders van Groningen zodanig, dat de Staaten, oordeelende niets meerte'vreezen te hebben van hunnen onrustigen en oproerigen aart, het Kasteel, in den jaare MDCVIJ , deeden afbreeken. Vreemd, zeer vreemd, was het, dat de Friezen ijverig de werktuigen en de hand leenden tot het ver vaardigen van een haatlijk Gedicht 4 om hunne Nabuuren in bedwang te houden : en moet dit gedrag nog te aandootJijker voorkomen , daar zij zeiven ten prooije ftrekten van verdeeldheden , en tot de Oorlogslasten omtrent vier tonnen Gouds te weinig bewilligden : en eenigen durfden zeggen : „ Die vaa „ Holland zullen , om onze verzuimenis , de ge- meene zaak niet verlaaten." De Inwoonders der Steden in Friesland zogten de hooge Ampten der Re- (*) Groth Hifi. p. 385. Bor , XXXVII. B. bl. 7. Reyd , XVII. B- bl. 414 enz. M 3 Maurits^ Onlusten in Friesland.  Paurits, Wrugtloo ze voornamen vtl Vrede, Voor 's Vijands Neder ■ landen gedaan. ^8 GESCHIEDENIS Regeeringe voor zichzelven \ en wilden den Impost op het Hoornvee en de Landeryen doordrijven : dié van Oostergo en Westergo konden hier toe niet verftaan. Hec geheele Gewest verdeelde zich in twee Partijen. Een gedeelte der Staaten vergaderde te Leeuwaarden , en een ander te Francker. Deeze tchéttring veroorzaakte eene groote ongeregeldheid in de Geldmiddelen en in de Regeering. Graaf Willem bediende zich eerst van 't gezag des Hols van Friesland, om deezen twist te befflsfèrï i en de genen, die zich afgezonderd hadden , te onderwerpen; doch, dit niet baatende , nam hij de toevlugt tot de Krijgsmagt , en voerde de Benden van Groningen derwaards , zich niet ftoorende aan de opfpraak, dat hij , als een andere Leicester , zich meelter van den Lande zogt te maaktn. In 't einde traden de Staaten der andere Gewesten tusfchen beiden, en wisten, door hunne bemiddeling, de hoo:,= 1 jopende gefchillen in der minne bijteleggen , en de voorige rust en ééndragt te herftellen (*). Deeze binnenlandfche Verdeeldheden beletten het Gemeenebest niet, om zich toeterusten tot het ernstig voortzetten des Oorlogs. Bragt de behaalde Overwinning bij Nieuwpoort den Lande geen daadlijk voordeel toe op dien tijd , dezelve ftrekte om den Staat luider bijtezetten in 't oog der Buitenlanders-, en den moed der Ingezetenen te (lijven. Wanneer de Staaten der nog onderworpen Gewesten nieuwe voorre) Grotii Hill. p. 38 De Staaten hoopten, dat haar Throons-Opvolger Jacobus , die de Kroonen van Engeland en Schotland veréènigde, een Vorst, in 't best zijns leevens, door eerzugt geprikkeld, en na krijgsroem dingende , hunne zaak met meer ernst zou ter harte neemen, dan eene oude Vorftin , die meer en meer tot den Vrede fcheen te neigen. Zij hadden reeds , voor eenige jaaren , zijne vriendfchap gezogt, en twijfelden zo weinig, of hij zich hunner belangen zou aait- tiek- (•) Grot. Hifi. p. 431 enz.  DER NEDERLANDEN. 3n trekken, dat men in Holland, ter gelegenueid zijner Krooninge, de Klokken luidde , Vreugdebedrijven pleegde, en eenen Dankdag vierde. Van wege de, Staaten werd hij, bij eenen Brief, geluk gewenscht met zijne komst op den Throon, en op deezen Brief volgde een zeer daatlijk Gezantfchap , bekleed door Graaf Hendrik Fhederik, Walraven , Heer van Brederode, den Advokaat Oldenbarneveld en Jacob Valke , Rentmeefter van Zeeland. Maar hoe groot was hunne verwondering, wanneer zij, te Londen gekomen , den nieuwen Vorst leerden kennen , en hem een Liefhebber der Letteroefeningen en op den Vrede gedeld vonden , af kee tig van alles , wat hem eenige onrust zou kunnen baaren, afgeregt op gefchildukken van den Godsdienst, en-meer gereed, om met de Pen dan met den Degen te vegten. Zij fpraaken met den Markgraaf de Rosny , onder den naam van Hertog de Swlly in de Gefchiedenisfen bekend, toen na Engeland van 't Franfche Hof afgevaardigd tot eene onderhandeling, waarin de Bondoen soten deel zouden hebben. Koning Jacobus, vermelden ons de Gedenkfchriften diens getrouwden Staatsdienaars van één der beste Koningen, „ fprak , 't zij uit loos„ heid, of anderzins, om zich bij den Koning van ,,, Spanje te geziener te maaken, van de Veréènigde „ Gewesten nooit dan met eene foort van fmaadheid 9, en veragting, ze deeds Muitelingen tegen hunnen „ Vorst noemende (*)." De Afgezanten , verwittigd (*) Mem. de Sully, Tom. II. p. 154.155. N a Maumtï Verbond tusfchen Frankrijk en Engeland,waar in de Staaten belang hadden»  gig GESCHIEDENIS tigd van deeze denkwijze des nieuwen KoningSf toonden , ten gehoor toegelaaten , met allen ernst de regtvaardigheid hunner zaake , en hoe zeer het zijn belang was hun te onderfteunen. Zij ontvingen een algemeen en weinig beduidend antwoord. Doch, nader met Sully en Oldenbarneveld gefprooken hebbende, liet hij zich door deeze bekwaame Onderhandelaars eenigzins winnen. De laatstgenoemde bragt hem onder 't ooge, dat Spanje binnen weinige jaaren aan de Veréènigde Gewesten den Vrede en de Vrijheid zou gunnen ; een Brief toonende , in welken gemeld ftondt, dat Keizer Rudolph dit heimlijk oogmerk van Philips den Hertoge van Brunswijk, Schrijver des Briefs , in vertrouwen ontdekt hadt. De Graaf van Aremberg , 's Aardshertogs Afgezant , mogt deeze onderhandeling uit al zijn vermogen dwarsboomen : de Franfche Afgezant onderfteunde het billijk verzoek der Staatfchen , en floot met den Koning, eerlang, een Verbond, bij'twelk de Veréènigde Gewesten groot belang hadden. Het kwam hier op neder: „ De Koningen Tm Frankrijk ., en Engeland verbonden zich, hun best te zullen „ doen, om Philips en den Aardshertog te bewee„ gen tot het flaaken van den Krijg in de Nederlan„ den, of ten minften om de Staaten te houden voor „ Onderzaaten der twee Rijken , of des Duitfchen „ Rijks, onder zulke voorwaarden, als hun voort„ aan konden beveiligen tegen onderdrukkingen, „ en die twee Koningen geen argwaan gaven. „ Doch., indien hunne poogingen vrugtloos mogten „ af« Maurits.  der. NEDERLANDEN. Jij afloopen, zouden zij een genoegzaam aantal volks „ op de been brengen, tot onderfteuning der Staa„ ten, 'twelk, in Engelandgeworven, door Frank„ rijk betaald zou worden, twee derden voor reke„ ning van Koning Hendrik zeiven, en de overige „ derde in afkorting van 't geen hij der Kroone van „ Engeland fchuldig was." Zo veel belangs fielden die beide Koningen in 't behoud der Veréènigde Gewesten. De Staaten, op een magtiger bijftand, uit hoofde van dit Verbond, hoopende, lieten zich het zelve welgevallen. Dan zij konden de neiging van Jacobus tot den Vrede niet veranderen , noch hem beletten eene onderhandeling met Spanje aantevangen (*). Fkederik Spinola ftak met twee Galeien uit de ] Haven van Sluis, met oogmerk om een inval in 1 Walcheren te doen. Joost de Moor , met drie '] Staatfche Oorlogfchepen, en twee Galeien , daar op g de wagt liggende, tastte hij aan; doch boodt deeze zo dapperen wederftand , dat de vijandlijke Galeien de wijk namen na Sluis, naa een verlies van honderd dooden en van hunnen Vlootvoogd Spinola : van eene gevaarlijke wonde genas de Moor gelukkig (f). Door deeze gelukkige gebeurtenis vonden de Staaten zich verlost uit de geduurige vreeze.eener landinge van Spinola in Zeeland. Mau- (*) Meteren, XXV- B. f. 465.466. Du Mont Corps Dipl. Tom. V. P. II. p. 30. (t) Metbren, XXV. B. f. 467. Groth- Hifi. p.438. N 3 Maurit^ \ SPINOi a door 00.«T Dft loOR eflaagen,  Maurits 't Beleg van 's Hertogenboschhervat. ©ESCHIEDENIS Maurits, rekenende , dat hij (laat kon maakeu op de Spaanfche Muitelingen, te Heogftraaten gelegerd, die h j verlost hadt, door den Graaf van den Berge het beleg dier Plaatze te doen opbreeken, hervatte de belegering van '« Hertogenbosch. De gemeenfehap tusfchen Maurits en de Muitelingen zogt de Graaf van den Berge aftefnijden , maardeMark■graaf della Bei.la , wien dit werk was toevertrouwd , en zich aan 't hoofd van tweeduizend man begon te verfchansfen , werd geheel verflaagen , en verloor zelve het leeven : de Overwinnaars kreeften honderd en vijftig gevangenen. Maurits , verdaan hebbende , hoe de Spaanfchen twaalf zieke Soldaaten, gevonden in een Schip, bij Oostende aan den grond geraakt, hadden opgehangen, veroordeelde'er twaalf ter galge: één, die deeze doodftrafie bij lootinge was te beurt gevallen, kreeg , uit hoofde van zijn ouderdom, verfchooning. Ter deezer gelegenheid fpcelde een Soldaat roekloos met zijn leeven. Door het lot vrij, liet hij zich door eene fommegelds beweeeen, om voor een ander den kans nog ééns te waagen. . De Aardshertog zelve toog , tct ontzet van 's Hertogenbosch , op. Hij vondt zich over die Stad in te grooter ongerustheid , dewijl de Burgers , vreezende voor den overlast van onbetaalde Knegten, en deunende opeen gemaakt verding, geene Bezetting wilden inlaaien. Niet in daat , om hun hier toe te beweegeu , nam hij zijne toevhigt tot list. In perfoon werd hij'er plegtig ingehaald, en kwam, naderhand , van tijd tot tijd , binnen de Stad,  DER. NEDERLANDEN. Stad, en wist'er, eindelijk, vijfduizend man in te brengen. De Regeering klaagde over de fchennis der Voorregten ; doch te vergeefsch. Albertüs gaf dezelve te verdaan, dat zulks noodzaaklijk was, om hun tegen den Vijand te befchermen, en den Roomfchen Godsdienst te verdeedigen. Zij moest, ondanks herhaalde Vertoogen, zich deezer fchikkin. gelaaten welgevallen, en, naderhand, dulden, dat 'er, niet verre van de Stad, eene Schans werd aangelegd, welke den dienst van een Kasteel deedt, om dezelve in bedwang te houden, zonder den haatlijken naam van Kasteel te draagen. Maurits, die ftaat gemaakt hadt, eene Stad zonder Bezetting ligt te zullen dwingen, in deeze verwagtingbedroogen, endoorden naderenden Winter, die de moerasfige wegen omtrent 's Hertogenbosch, reeds onder water gezet hadt , genoodzaakt aftetrekkeu , brak het beleg op (*). De Veréènigde Staaten, de onmogelijkheid ziende , , om Oostende , door eene afwending, te verlosfen, 1 beflooten tot een nieuwen Veldtocht in Vlaanderen, om, ware het mogelijk, Oostende te ontzetten , of zich door eene andere bemagtiging fchadeloos te (lellen. Maurits verzamelde zijn Leger te IPïlm* ftad. De Raad van Staate hadt geoordeeld, dat men terftond het Zwin of Sluifche-gat moest kiezen. Maurits, ideezen raad volgende, zou, zo men wil, Sluis, (*) Van Heurn Befch. van 's Hertogenb, II, D. bl. 964 enz. Grot. Hifi. p. 441. ,N4 MAURTfft Muis loor Maurits 5enomen< 1Ó04,  Sic' GESCHIEDENIS Sluis, toen ontbloot van Bezetting, hebben konnea verrasfcn, en met voordeel aanvallen op de Belegeraars van Oostende, verfcbrikt door die onvervvagte yermeeftering; maar't fchijnt, dat Maurits, onder voorwendzel van niets aan een hachlijken kans te laaten, wanneer de noodzaakiijkheid het niet vorderde, zich geen plan van Krijgsverrigtingen wilde laaten voorfchryven : 'er is 'er, die dit wijten aan zijnen toeleg, om den Oorlog te rekken. Het Zwarte Gat overvaarende, onti'cheepte hij zijne Benden in Kadzand. Terwijl hij daar Tzendijke, Aardenburg en verfcheide andere Sterkten vermeellei de, bragten de Spanjaarden verftetRing in Sluis: tot welks beleg Maurits thans betioot, en tellens om zich eerst te verzekeren van twee Vaarten, derwaardloopende, de Zoute en de Zoete genaamd. Velasco poogde dit te Üuiten, doch werd met een verlies van achthonderd man, zo geuieuvelden als gevangenen , afgeflaagen. Dé Aardshertog vondt, intusichen, gelegenheid, om meer Voiks in Sluis te brengen : doch de invoer van mondbehoeften mislukte. Maurits , door Overloopt onderrigt, dat de meerdere, manfehap eer na- dan voordeel deedt, ter oorzaake vandefchaarsbeid aan leevensmiddelen , belloot , de Stad uittehongeïeu. Nogthans maakte, hij alle toebereidzels, pm dezelve met geweld aantetasten, houdende zelfs, naar zijne gewoonte , als 'er gevaarlijke onderneemingen op handen waren , door 't gantfche Leger een Vast en Bededag. De Aardshertog, wiens Krijgunagt nu yerfterkt was door de met hem vet- zoende  ber. NEDERLANDEN. 517 zoende Muitelingen, gaf Spinola bevel, het ontzet Van Sluis te onderneemen; doch hij moest dit ltaaken door den dapperen wederltand der Belegeraann. De Belegerden , door hongersnood tot het uiterfte gebragt, en geene hoop op ontzet hebbende, gaven zich, op den twintigften van Oogstmaand , bij Ver. drag, over. Onder den gemaakten buit waren twee Galeien. De Roeiflaaven, omtrent veertienhonderd flerk, verkreegen hunne vrijheid* en werden deMoo? ren en Turken, om de gunst deezer Volken te winnen, en den Handel te bevorderen, na hun Vaderland teruggezonden (*)% Het verlies van Sluis fmertte den Spanjaard geweldig: dan het fcheen, wel verre van de overgave van Oostende vertraagd, dezelve verhaast te hebben. De Veréènigde Staaten, overtuigd, dat hunne nieuwe vermeeffering, als mede die van Rhijnberk en Graave, hun ruim en rijklijk fchadeloos ftelde , lieten zich minder gelegen liggen aan de behoudenis eener Plaatze , welker verdeediging hun op honderdduizend Guldens ter maand te ftaan kwam, en hun van weinig diensts kon weezen, ter oorzaake van de Schansfen en Sterkten , met welken de Vijand d-zelve omgeeven hadt (f). Reeds hebben wij vermeld, welke redenen den Aardshertog bewoogen , om dit beleg te (*) Crotii Hifi. p. 447 &c. Meteren, XXV. B. f. 475 euz- Hifi. du Stege (POmende par Bonoürs , Brux. 1628. p. 520 &c. (f) Meteren, XXV. B. f. 474, N 5 Maurits. 't Beleg vat' Oostmde.  Maurits. 518 GESCHIEDENIS te onderneemen; doch zijn nog fchuldig , een kon verflag van deeze gedenkwaardige gebeurtenis optegeeven. Oostende, tusfchen Sluis en Nieuwpoort gelegen * was langen tijd eene opene Plaats , door Visfchers bewoond. De Hertog van Alva heeft dezelve met een Muur en Vestingwerken omringd. Zints den Gent/eken Vrede , bleef de Stad den Staaten getrobiw. Zij hadden ze zo wel verfterkt, dat de Hertog van Parma, in den jaare MDLXXXIII, daar het hoofd voor ftootte , en de Heer de la Motte zich ook genoodzaakt vondt, het beleg optebreeken. Naa dien tijd werden de Vestingen nog verbeterd. Alle deeze Werken, gevoegd bij de ligging der Stad,aan den Zeekant, te midden van een Moeras en verfcheide Wateren, fcheenen dezelve onverwinbaar te maaken. Voeg hier bij , dat men het voor een onbetwistbaare grondregel in de kunst des Oorlogs hieldt, geene Plaats aantetasten , welke men den toevoer niet kon beletten. Van den aanvang des belegs af, hadden de Vijanden de Stad nauw ingeflooten, doch zij werden afgeweezen door de Bezetting, onder het bevel van Carel van der Noot , en genoodzaakt zich meer te verwijderen, om het gefchut en de uitvallen te ontwijken, 't Belang deezer Plaatze vorderde eenen Bevelhebber van de uitfteekendfte bekwaamheid en hoog gezag: de Koningin Elizabeth hadt den Ridder Vere voorgeflaagen, en de Staaten droegen hem dit Bevelhebberfchap op, inhoope,dat die Vorfiin hun kragtdaadigen bijftand zou toefchik- ken.  der. NEDERLANDEN. 519 ten. Veee verdiende ook al hun vertrouwen door zijne reeds gedaane diensten. Hij hadt zijne jeugd onder de wapenen gefleeten , was doorleerd in de Krijgskunde, te de Gefchiedenisi'en en alle Weetenfchappen , eenen Opperbevelhebber onontbeerlijk. Hij bezat pin zo doorklonken oordeel in KrifgsraadsVergaderingen, en paarde bij 't ?elve, in heruitvoeren , zo veel dapperheids, dat Maurits op hem een volkomen vertrouwen ftelde, en betuigde, hem waardiger te agten dan een geheel Leger. Zo ras Vere in Oostende kwam , bevlijtigde hij zich op het vermeerderen en derker bezettender Buipenwerken. Om hem hier in te verhinderen , en de Stad van alle kanten intefluiten, lagen de Belegeraars een' Dijk door 't verdronken land, en wisten de oude Haven onbruikbaar te maaken : dan de Belegerden daken een anderai Dijk door, en kreegen er-ne andere Haven, zo wel gelegen en gemaklijk , dat zij allen toevoer van Volk en Mondbehoeften ontvingen, buiten bereik van 's Vijands gefchut: deeze, dit bemerkende, befchoot de voornaamde Buitenwerken: in 't aanvallen en verdeedigen werd heftig van wederzijden gevogten. Hier verloor de jonge Heer de Chatillon , Kleinzoon des beroemden Admiraals de Cojligni , die over achthonderd Franfchen het bevel voerde, het leeven , zeer betreurd , om zijne dapperheid en krijgsbekwaamheden. Zijn dood was een groot verlies voor de Belegerden: door zijn gezag hieldt hij zijne Landsgeuooten, die met de Engelfchen iteeds overhoop lagen, in bedwang: deeze Volks. Mauriti.  Maurits. 520 GESCHIEDENIS Volkshaat veroorzaakte zomtijds zeer hoogloopende gefchillen: doch wisten de Hoofden 'er zich nu en dan ook met voordeel van te bedienen , laatende de Franfchen en Engelfchen, in elkanders gezigt,tegen den Vijand ftrijden: en heeft men opgemerkt , dat, in dien garfchen Oorlog , deeze fchikking te wege bragt, dat de Soldaaten dier twee elkander benijdende Volken, gedreeven door den naijver , om de een den ander te overtrelfen, de ftoutlte en gewigtigfte aanflagen uitvoerden. Oostende was een beroemd Krijgsfchool geworden , en veelen der Aanzienlijkden uit Europa vervoegden zich derwaards; de Hertog van Holftein , Broeder des Konings van Deenemarken , en de Graaf van Northumberland, met verfcheide anderen van den eerlfen rang, woonden dit beleg bij. Met gloeiende Kogels en Vuurballen werd Oostende befchooten, tegen welken de Ingezetenen zich met opgeworpen aardhoopen vcrdeedigden. De Belegeraars naderden een Vestingwerk , 't welk de Haven dekte: om hun van daar te verdrijven, was 'er geen ander middel, dan den Zeedijk doortefteeken , wanneer de zeegolven de Stad geheel omringden , en deeze zich als een Eiland vertoonde. Het water zou hunne eigene Vestingwe ken dikwijls zeer befchadigd hebben, indien zij, door allerlei vonden, het geweld der golven niet afgekeerd , en 't zelve tot nadeel van den Vijand gewend hadden. Vier maanden werden gefleeten in gelukkige uitvallen, in 'tvergeefsch befchieten en beftormen der Buitenwerken, Vermoei':  ©er NEDERLANDEN. 52* bloeiende arbeid hieldt voorts de Belegeraars onledig, en zij hadden eene groote maate gedulds noodig. Tot hunne bemoediging kwam de Aardshertog, vergezeld van Izabella , van tijd tot tijd in 't Leger. Het natte winterweer en de koude veroorzaakte onder de Belegerden en Belegeraars veele ziekten. In zonderheid fcheenen deezen de Engelfchen te treffen, waarom veelen, met verlof van Vere, na het Vaderland overftaken: hier door verminderde de Bezetting van zevenduizend op drieduizend man. De Aardshertog, hier van verwittigd, befloot, eene gelegenheid waarteneemen, om ftorm te loopen ; dan hij werd afgeflaagen , in een aanval op de Werken, die de Haven dekten. Een nieuwe en algemeener beftorming beraamden de Belegeraars. Vere , des verftendigd door een Gevangenen, en wantrouwende aan zijne kragten, nam zijne toevlugt tot list, maakte , uit zichzelven , zonder de mindere Overften raadtepleegen, beltand, voor eenige dagen, met den Vijand, ja gaf en ontving Gijzelaars , op hoop van overgave (*). Beroerte rees hier uit onder de Muite- (*) In deezervoege luidt het berigt van de Groot en Meteren. De Heer Bonours , die ons een zeer breed verhaal van 't beleg van Oostende gegeeven heefc, fchrijfc, dat de Engelfche Bevelhebber Krijgsraad hieldt, doch niet alles, dat hij in den zin hadt, ontdekte. In het Leeven van Francois Vere , in 't Engelsch befchreeven , wordt ftellig gezegd, dat hij over deeze Onderhandeling Krijgsraad MAURJTS'  Maurits. 502 GESCHIEDENIS telingen, en, bovenal, onder hun , die de St. Judries-Schans was toevertrouwd. Vere vondt zich genoodzaakt de Gijzelaars te rug te zenden , en de voornaamde Onderbevelhebbers te ontdekken , dat hij met dezen handel voorhadt, tijd te winnen tot de aankomst van nieuwen onderdand. De geftaakte onderhandeling werdt hierop hervat, en zo lang draaiende gehouden, tot dat de verwagtte verfterkinguit Zeeland o«daagde , en toen plotsling afgebroken, met betuiging des Bevelhebbers , dat de nood hem tot handelen gedreeven hadt; doch dat hij , ntt verderking bekomen hebbende , behoudens Eer en Eed, daar mede niet kon voortgaan. Zeer gebelgd was de Aardshertog over deezen hoon ; en dezelve griefde hem te meer , daar het gerugt der overgave van Oostende zich reeds allerwegen verfpreid hadt, en geheel Vlaanderen , om zo te fpreekeit , zamengeloopen was , om ooggetuigen van dit bedrijf te weezen. De Veréènigde Staaten zclven hebben dit gedrag van Vebe gelaakt, als niet eerlijk , en, buiten noodzaake, gevaarlijk. De Konlngfchen, brandende, om zich tewreeken, befchooten langen tijd de zwakile plaats aan de oude Haven: en belloten , huns oordeels, genoegzaamé bresfe gefehooien hebbende , den negenden van Louwmaand des jaars MDCII, dorm te loopen. Dan de verdeediging was niet min dapper dan de aanraad gehouden hebbe. Dit laatfte gevoelen kan niet gelden boven het gezag der aangehaale Vaderlacdfche Gefchiedfchrijveren.  oer NEDERLANDEN. 523 aanval geweldig : zij werden met bebloede koppen afgeflaagen, en, als zij aftrekken, deedt Vere twee Sluizen openen , waar door veelen verdronken, Deeze aanval kwam den Vijand op achthonderd man te liaan: onder de gefneuvelden vondt men eene Vrouw, die, haare kunne met mansgewaad vermommende, den Krijg gevolgd was. Hoe zeer dit mislukken zommigen bewoog , om het opbreeken des belegs den Aardshertog aanteraaden, oordeelde hij het zijner eere endiedesKonings te naa , het aangevangen werk te laaten fteeken. Doch, hoe veele vonden de ervaarendfteKrijgsbouwmeefters ook bedagten , en deels te werk fielden, hij kon , dit jaar , niets van aanbelang uitvoeren. De Bezetting, bij aanhoudenheid verfrist door nieuwen en overvloediger! toevoer, terwijl de Schepen de zieken en gekwetsten medenamen, beantwoordde zijn vuur met fchieten. De Veréènigde Staaten , ziende , dat dit beleg lang zou duuren, beflooten, onder voorwendzel van de ziekten, die 'er veelen wegrukten, om, vier of zes maanden, de Bezetting en Bevelhebbers te verwisfelen. Langs deezen weg werd ook de Ridder Vere , over wien zij niet te vrede waren, teruggeroepen : en men heeft opgemerkt, dat zij hem, naderhand, geen post van groot gewigt betrouwden. . Freoerik van; Dorp, die hem in 't Bevelhebberfchap opvolgde, bevlijtigde zich zo zeer in het herltellen der befchadigde Werken , en de Staaten onderfteunden hem zo wel door het ftipt betaalen der Krijgsknegten en Arbeiders, dat Maurits,  Maurits. 5*4 GESCHIEDENIS dat de Spanjaarden , die gebrek aan Geld hadden } en op veele plaatzen, om wanbetaaling, aan 'tmuiten floegens, dit tweede jaar bijkans niets vorderden, 't Vertrouwen van de Inwoonderen der Veréènigde. Gewesten op de fterkte deezer Stad was zo groot, dat veelen uit Zeeland , als of zij een plailierreisje deeden, derwaards voeren. Schoon deeze nieuws, gierigheid deezen op een arm, een been,- eBeenigen op 't leeven te ftaan' kwam. Met het voorjaar des jaars MDCIIï #.kreegen de Belegeraars drie Buiti nwerken in hunne magt , en zij maakten zich gereed tot nog fterker aanvallen, wanneer de Staaten de Bezetting verwisfelden , en het bevel aan Carel var der Noot opdroegen. De Koning van Spanje en de Aardshertog hielden lange raadpleegingen met Ambrosio Spinola , een Genuees van zeer hoogen afkomst. DeezeEdelman, Broeder van Fredekik. spinola , in een fcheepsftrijd tegen de Hollanders gefneuveld , begon eerst den Krijg te volgen : dan, fchoon hij de kunst des Ooilogs flegts alleen bij befpiegeling kende , hadt hij, in de weinige Krijgsveriigiingen, hem toevertrouwd , blijken van eene meer dan gewoone bekwaamheid gegeeven: daarenboven was hij in 't rekenen en het beftuur der Geldmiddelen, noodig om de Krijgskas, toen zeer in de war , te regt te brengen, zeer bedreeven : veel Gelds hadt hij den Koning van Spanje opgefchooten. Nauwlijks was deeze Spinola aan 't hoofd des Legers geplaatst, en met het opperbewind ever de Geldmiddelen bekleed, of hij maakte zulke fchik-  . dér NEDERLANDEN. 525 fcBikkingen , dat de Krijgstugt en het vertrouwen van betaaling te zullen ontvangen , het overloopen en muiten belette. Hij deedt de voornaamfte Krijgsbouwmeefters uit alle Gewesten in zijne Legerplaats, komen, en het beleg werd met meer kragts dan ooit voortgezet, en nieuwe Buitenwerken vielen hem in handen. Bovenal gelukte het hem, een' Dijk aanteleggen , die het inkomen in de Stad zeer hachlijk maakte : de Vaartuigen konden niet naderen , dan met groot gevaar van in den grond gefchooten te zullen worden. De Spanjaarden kreegen veele Bootsgezellen gevangen , die , naar 't ichrikhjk regt van wedervergelding, gehangen, of ter Galeie verweezen werden. De Schepen , die het waagden, de Havenintevaaren, leeden zo veel, dat de Schippers weigerden hunne Vaartuigen te verhutiren. Di; gaf gelegenheid , dat vier Schippers , te Middelburg, door Vaderlandsliefde gedreeven , zwoeren , Goed en Leeven voor de Vrijheid en het Vaderland te willen opofferen. Anderen vervoegden zich bij hun; binnen weinige dagen hadden zij een welgeregeld Bondgenootfchap , waar in alle Schippers moeiten deel neemen, wilden ze met geen fchandelijk brandmerk van trouwloosheid getekend worden. Doch alle onderttand, in Oostende gevoerd , kon niet beletten , dat de Vijand groote vorderingen maakte. De Hoogdultfchen, door het vooruitzigtop eene rijke vergelding aangemoedigd , beftormden en bemagtigden een Bolwerk, Zandhil geheeten. Het verlies der Buitenwerken zette de Belegerden aan, IV. Deel. 2, St. O om Maurits; ■604.  Maurits . 526 GESCHIEDENIS om binnenwaards nieuwen aanteleggen , en, laatstlijk, één, om de oude Stad, welke zij den naam gaven van Nieuw Troije , als zou dit beleg tien jaaren duinen: doch dit hadt, te los zijnde, van het water veel te lijden. De Veréènigde Staaten en Maurits oordeelden het noodloos, eene Stad, die als een ledig erf geworden was , langer te verdeedigen. Daniël de Hartaing voerde 'er thans het bevel, de Opvolger zijnde van den Heer van Gitelle en Jan van Loon , beiden gefneuveld. Hij kreeg verlof, om met den Vijand te verdraagen, 't welk , op den tweeden van Herfstmaand, gefchiedde. De Bezetting, beftaande uit drieduizend Knegten , trok met alle Krijgseer uit, en na Sluis , waar Maurits ze, niet als Verwonnelingen , maar als Verwinnaars ontving. De Aardshertog en de Infante gingen het bemagtigd Ooftende bezigtigen , maar vonden die Stad een puinhoop van ingeftorte Huizen en omvergefchooten Muurwerken, alles dermaate verwoest en omgekeerd, dat men niet zien kon , welken tot aanval, en welken tot verdeediging gediend hadden. Op het gezigt van dit rampzalig overfchot des verdelgenden Oorlogs konden zij zich niet van traanen onthouden: de Huizen der oude Stad (tonden alleen overeinde ; dan de Ingezetenen , die 't lot van de plaats hunner inwooninge hadden afgewagt, begaven zich allen na Sluis, derwijze, dat Oostende geheel ontvolkt wierd: en, ondanks de toezeggingen, den genen gedaan, die 'er zich ter woon wilden nederzetten, leedt het langen tijd, eer eenigen dit too- nee.1  der NEDERLANDEN. 527 heel van verwoestingen gingen bewoonen. De Aardshertog rekende, dat dit meer dan driejaarig beleg op vijftigduizend man te liaan kwam, en werdt het getal, dat de Staaifchsn in de verdeediging verlooren, nog hooger begroot (*). Andere vermeefieringen , geduurende dit beleg, dóór de Veréènigde Staaten gemaakt, vergoedden het verlies van Oostende: en zij zouden zich des ligt getroost hebben, hadden zij, op dien tijd , den laarden Bondgenoot niet verlooren. De nieüwe Koning van Engeland badt, bij zijne komst op denïhroon, het kaapen der Spaanfche Schepen doen ophouden, en fleeds blijk gegeeven van zijne genegenheid tot den Vrede. Eenigen zijner Raaden bragten hem voor oogen de groote voordeelen , welken hij van deezen Oorlog trok ; de oude Verbintenisfen des Rijks met eenigen der Veréènigde Gewesten; het belang des wederzijdfehen Handels ; het gevaar , dat zij in de handen van Spanje zouden vallen , of zich in de armen van Frankrijk werpen : die, één van beiden, door deeze overwinst, meefier ter zee zijnde , ook Engeland zou kunnen overheeren : het deedt niets af, om den Koning te beweegen. Onder ■voorwenclzel, dat de Engelfchm magts genoeg bezaten, om dit Vredesverdrag te doen gelden , en de Veréènigde Gewesten genoeg, om dien Oorlog voorttezetten , floot hij , op den achtüntwintigden van Oogst- ' (*) Bonours Stege d'Ojler.de. Grotii Hist. p. 410. 417.4^.443.451. Meieren, XXV. B. O 2 Maurits, Vrede tusfchen Spanje en Engeland,  Maurits. S28 GESCHIEDENIS Oogstmaand , een Verdrag met Spanje. De voornsamfte punten, deeze Landen betreffende, waren: Dat zij elkanders Vijanden, of Wederfpannelingen, van hoedanig een foort ook, geenerlei hulp zouden bewijzen. Koning Jacobus beloofde, den Staaten behoorlijken tijd te zullen ftellen, om zich, op billijke voorwaarden, met den Aardshertog te bevredigen: of, zo zij zulks weigerden, zou hij zich ontflagen rekenen van alle Verbintenisfen aan hun, en met Vllsfingen , Rammekens , Briele , en andere Sterkten, waar thans Engelfche Bezetting lag , handelen , gelijk hij zou vinden te behooren. Hij verhoudt zich, niet te zullen gehengen , dat zijne Bezettingen, in Holland en Zeeland, den Veréénigden Staaten eenigen bijfland beweezen , of met Krijgsbehoeften onderfteunden. Ook zou hij verbieden, 'dat eenige Hollandfche of Zeemvfche Schepen, Perfoonen of Goederen, na Spanje, of'eenigeSpaanfche Waaren na Holland of Zeeland gevoerd wierden door zijne Onderzaaten: die ook, in hunnen naam, voor Hollandfche of Zeeuwfche rekening , in Spanje niet zouden mogen handelen. Eindelijk beloofden beide de Partijen, afftand te doen van alle de Verbonden , ten nadeele van eikanderen gemaakt (*). 't Is waar, Tacobus eischte zijne Knegten niet op uit den dienst der Veréènigde Geweften : dan hij ftondt den Spanjaard toe , ook in zijn Rijk Volk te werven. Het blijkt (*) Meteren' , XXVI. B. f. 496. A&. Publ. Angl. Tom. VII. p. 117. 134.  der NEDERLANDEN. 529 blijkt niet, op welk een grond eenigeGerchiedfchrij. vers (*) hebben kunnen beweeren, dat de Artijkels, die alle de voorgaande Verbintenisfen ten voordeele der Veréènigde Gewesten vernietigden , herroepen wierden door een geheim Artijkel, 't welk men nergens vindt, 't Is eene onzekere gisting : en 't gedrag , vervolgens , door Jacobus gehouden , dient niet , om dezelve te ftaaven. In tegendeel, is het veel blijkbaarder, dat hij openlijk genoeg de Spaanfche zijde koos, en de Staaten zeer op hem te onvrede waren. Zij zagen zich verftooken van eenen Bondgenoot, van welken zij zelfs geen heimlijkeu bijftand konden verwagten, gelijk zij, na het fluiten des Vredes te Vervins, van Frankrijk genooten hadden. In de eerrte vervoering van hun misnoegen, weigerden zij hem de vaart op de Schelde; doch het leedt maar weinig tijds, of zij ontveinsden hun misnoegen , dewijl Jacobus hunnen gewonen Agent, met den tijtel van Ambasfadeur vereerd , in die hoedanigheid erkende , ondanks de tegenkanting des Spaanfchen Gezants (f). Ten zelfden tijde maakten de Veréènigde Staaten groote toerustingen , om den Oorlog met kragtdoortezetten : en beraamden zelfs het plan eener onderneeminge, zo ftout als gewigtig. Antwerpen was, naa het meerendeel des Handels en van den ouden luifter verlooren te hebben, nog ééne der rijkfte Steden (*) Rapin, Tom. VII. p. 38. (t) Meteren, XXVI. B, f. 486. XXV.B.f.483. 03 Maurits» Mislukte aan flag op Antwerpen. 1605.  Maurits. Spinola valt in Over ij'./cl. 530 GESCHIEDENIS den in de Ooftenrijkfche Nederlanden. De Staaten bdflooten, deeze Stad te vermeelteren, invvelkezich nog vtele Burgers bevonden , na de oude Vrijheid haskende. JVJaurits werd deeze Krijgstocht toevertrouwd. Hij (lelde zich voor, het land rondsom de Stad onder water te zetten, ze met een aantal Schepen intefluiten, en zich te verfterken op het klein gedeelte droogen gronds. Dan het groot aantal Vaar» tuigen , tot deezen Tocht verzameld , ontdekte zijnen toeleg. Spinola vondt tijds genoeg, om de Bezetting te verfterken, en de Dijken werden zo wel bewaakt, dat Maurits zich genoodzaakt vondt zijne onderneeming te fiaaken : naa veel Volks verlooren te hebben in eenen aanval onder Graaf Ernst van Nasfau. Al de vrugt van deeze kostbaare o:iderneeming beftondt in het bemagtigen van het Kasteel van Wouw, 't welk een beleg van niet meer dan vijf dagen uitftondt. Maurits trok met zijn Leger in Vlaanderen; doch de verftandige fchikkingen van Spinola verijdelden alle zijne beöogingen (*). Deeze bekwaame Veldheer hadt een groot Leger op de been gebragt. Door een grootsch beftaan na Krijgsroem haakende, zogt hij het tooneel des Oorlogs in het hart der Veréénigr/e Gewesten te verplaatzen. Om zijn toeleg te bedekken , febeidde hij zijne Krijgsmagt in twee deeleö , het ééne in Vlaanderen laatende : om Mauriis op den tuil te houden, voerde hij het ander met fpoed, door het Land van Kleef (•) ftfETEREN, XXVI. B. b!. 40 >.  der NEDERLANDEN. 531 Kleef, rechtftreeks na Overijsfel. 't Gaat vast, dat Oldenbarneveld , wiens kloek verftand alles begreep , wat den Vaderlande heilzaam was , uit de beweegingen des Vijands, deezen inval voorzag. Hij hadt zelfs aan Maurits gefchreeven, dar hij voorde veiligheid van hingen moest zorgen; dan deeze raad werd verzuimd. De Italiaan fche Veldheer trok, Oldenzeel in 't voorbijgaan bemagtigd hebbende, op Lingen aan : deeze nog niet volkomen verfterkte Stad, voorzien van eene zwakke Bezetting, onder een oud bloohartig Bevelhebber, Maarten Kobbe, gaf zich , naa een beleg van negen dagen , over. Men heeft het Spinola als een misdag geduid , dat hij zich te lang ophiejdt, om de Vestingen dier Stad te verfterken; maar zou men , zonder die voorzorge, hem die Plaats niet zo gemaklijk hebben kunnen ontweldigen, als hij dezelve hadt ingenomen ? Hij hadt, naar veeier gedagten , den loop zijner overwinninge voortzettende, Koeverden en de Bourtaing ligt doen bukken , en zich dus een weg gebaand na Friesland , Groningen en Embden, welke laatde Stad toen ten prooije van burgerlijke twisten drekte (f)- Maurits vloog, op de tijding diens mvals , na de gedreigde Gewesten, en verzekerde zich van alle de toegangen. Spinola hem, op eigen grond, niet durvende aantasten , trok na den Rhijn te rugge, en (*) Meteren,XXVII.B. f.503enz, Grot. Hijl.p, 463. Waaragtige Hift. van Oldenbarneveld, bl. 101.102. 04 Maurits. Gevegt tusfchen Maurits en Spinola.  J).L<.URITS. ff* GESCHIEDENIS en legerde zich te Rotsoort. Maurits volgde hem, en floeg zijn Leger onder Wezel neder, verlangende na het oogenblik, om hem geweldig aantevallen, en zijne ftoutheid te ftraffen. In de daad , de ligging des vijandlijken Legers was de voordeeligfte niet: 't vondt zich verdeeld in drie hoopen , geenzins ge» fchikt, om elkander gereeden bijfiand te bieden. Maurits dagt, genaklijk de Ruiterij en eènig Voetvolk , te Mulhelm gelegerd , te kunnen infiuiten, en dan, vervolgens, op het Leger aantevallen. Hij hieldt zich van de overwinning verzekerd. Graaf Hendrik Frederik hadt last, om met de Ruiterij den aanval te beginnen ; maar, in (ledevan den Vijand onverhoeds op 't lijf te vallen , liet hij, door na 't Voetvolk te wagten , den kostlijken tijd voorbijglippen: waar van de Kouingfcken zich bedienden , om zamentetrekken en zich in üagörde te fchaaren. Hun denkende te verrasfen, vondt hij zichzelven verrast. Zijne Ruiterij, eenegérnaklijke vermeeftering verwagtende , nam , daar in bedroqgen, en door vrees vermand, fchandelijk de vlugt, zonder dat ze vervolgd werd. Maurits hadt veele moeite, om ze tot ftaan te brengen. De Hopman Marcelis Bax, gezonden , om het Huis te Broek inteneemen, was handgemeen geraakt met 's Vijands Ruiterij, en begon te deinzen, toen Hendrik Frederik hem onderfieunde met eenige Ruiters , die lïand gehouden hadden. 'Er werd met nieuwe heftigheid geftreeden : dan , de Vijand verftcrking gekreegen hebbende van eenige Cornetten, onder Louis Ve.  dek. NEDERLANDEN. 533 Velasco, greep de fchrik de Staatfchen weder aan, die , met losfen toom , aan 't vlugten floegen , en mét tot ftaan gebragt konden worden. ' Maurits, 'bedagt op de behoudenis van eenige Ruiters, die de eer van 't Gemeenebest ophielden , en den Vijand wederftand booden onder Hendrik. Frederik , die z:er veel ge vaars liep van gedood of gevangen te worden, deedt eenige Regimenten Engelfch Voetvolk, aangevoerd door Hokatio Vere , en eenige Franfchen, onder den Colonel Omarville , over de Roer rukken. Zij fchaarden zich zo wel , en weerden zich zo dapper, dat de ftrijd hervat wierd , en de overwinning de Staatfchen fcheen toetelonken. De Vijand begon aan alle zijden te wijken, en deszelfs nederlaage zou volkomen geweest hebben , indien Spinola zich niet bediend hadt van eene oude Krijgslist. Om de Staatfchen in den waan te brengen, dat 'er eene magtige verfterking aanrukte , liet hij aan verfcheide oorden telfens de trom fterk roeren. Maurits , vreezende, dat zijn Volk, te derde maale, door vrees, de wijk zou neemen , deedt den aftocht blaazen. Deeze gefchiedde in goede orde. 't Verlies was aan beide kanten even groot: dan de fchande aan de zijde der Staatfchen (*). Ook hadden de Konlngfchen het voordeel, dat zij, door deezen Veldtocht, Maurits niet alleen ophielden,maar ook, Wagtenclonk en het Slot Krakou vermeefter- den. (*) Grotii Hifi. pt 4(19. Meteren , XXVII. B. bi. 505 enz. O 5 Maurits.  534 GESCHIEDENIS Maurits. Mislukte ondemeeming des Aaidshertogs op Bergen op Zoom. den (*). De toeleg van Maurits op Gelder mislukte (f). Desgelijks liepen twee aanflagen des Aardshertogs op Bergen op Zoom te leur. Hij dagt, bij nagt, deeze Stad te verrasfen met vijftienhonderd Voetknegten en driehonderd Ruiters. Zij werden aangevoerd door Harcourt, Bevelhebber van Hukt , en eenen Franschman, du Ferraix geheeten, die, tegen 's Konings wil , zijn Vaderland verlaaten , en zich beroemd gemaakt hadt in de kunst, om , door middel van Petarden, de Poorten te doen openfpringen. Reeds hadden de Overvallers zich meefter gemaakt van twee Werken, die de Haven en de naastbijgelegene Poort dekten: en men denkt, dat de Stad, hadden zij den aanval van deezen kant voortgezet, ongetwijfeld overrompeld zou geweest zijn; doch zij keerden zich na de Waterpoort, die zij door Petarden zogten te openen; doch het natgeworden Kruit deedt zulks mislukken. Middelerwijl brak de dag aan, het water wies, en de Bezetting , in de wape- nen gekomen, weerde den Vijand af. Omtrent eene maand laater, hervatte inen den toeleg op Bergen op Zoom: de Stad werd op vijf Piaatzcn aangevallen : de Petarden hadden reeds twee Poorten doeu fprlngen; doch de Bezettingen de Burgerij weerden zich dapper, de Befpringers tncfnauwenic: » Komt „ hier op de flachtbank , veragtlijkc Slaavcn van den Paus (*) Meteren, XXVII. B. f.50*. (f) Zie aldaar.  der NEDERLANDEN,. 535 ,, Paus en der Priederen: de lieve Vrouw van Halle „ en Scherpenheuvel is te ver van hier , om u re jV verlosfen." De verdeediging evenaarde in heftigheid den aanval. De Wethouders en Kerkdienaars, ea ook de Catkolijken vogten als Krijgslieden: Vrouwen en Kinderen betoonden eenen Vaderlandslievenden ijver, Krijgsvoorraad den drijdenden aanbrengende: men vondt'er Vrouwen, die haare Kinderen uit de Wiege namen , om in dezelve fteenen na de Wallen te draagen. De min heldhaftigen lagen geknield op de draaten , biddende om 's Hemels bijdand. In deezervoege werd de Vijand, niet zonder verlies, afgeflaagen : in de Stad werd maar één man gedood, en weinigen waren gekwetst (*). Ter zee ging het den Staatfchen , dit jaar , voorfpoediger dan ten lande. Vernomen hebbende, dat de Koning van Spanje , om tijd en kosten te fpaa ren, ter zee eene verderking van twaalfduizend man na de Nederlanden fchikte, zonden zij Willem de \ Zoete, bijgenaamd Hautain , Luitenant-Admiraal i van Zeeland, met eene derke Vloot na 't Kanaal, om de vijandlijke Schepen te onderfcheppen. De Spaanfchen , op de hoogte van Douvres aangetast door het fmaldeel , 't welk aan de Engelfche Kust kruisre , verdeedigden zich eenigen tijd met klein geweer ; doch werden ligt tot zwigten genoodzaakt doorliet gefchut der Oorlogfchepen: bijkans de helft der vijandlijke Vaartuigen vielen den Overwinnaar in (*) Meteren, XXVII. B. f. 504 enz. Maurits. De Spaan- rche khepen net Volk )nderchept en [eflagen.  53<5 GESCHIEDENIS Maurits. in handen. Allen , die men aan boord vondt 5 werden rug aan rug gebonden , en in zee gefmeeten. Dit gefchiedde op last der Staaten , die door zulk een wreed bedrijf den Spanjaard fchrik in 't harte wilden jaagen. Zommigen ontkwamen het met zwemmen , de Engelfche Kust bereikende : anderen werden door de Engelfchen in Booten geborgen. Te deezer gelegenheid ligtten de Engelfchen het masker af, en verklaarden zich openlijk tegen hunne oude Bondgenooten , en ten voordeele hunner pas verzoende Vijanden. De Staatfche Schepen de Spaanfche nazettende, die zich in de haven zogten te bergen, werden door 't gefchut van Douvres geweerd. De Engelfchen klaagden , vervolgens , ook over 't fchenden van hunnen bodem. Men gaf hun tenantwoord, dat zij de Duinkerkfche Zeeroovers toegelaaten hadden Hollandfche Schepen op de Engelfche Stroomen te vervolgen : ja ook, 't geen nog verder ging , dat zij Spaanfche Schepen , door de onzen veroverd , binnen hunne havens gefleept , en den Spaanfchen Gezant, bij voorraad, toegevveezen hadden. De Engelfchen fcheenen eene Verbintenis tegen de Veréènigde Gewesten gefmeed te hebben , de Koning door traagheid, deGrootendooromkooping, en het Volk door naijver in den Koophandel. Maar de Hollanders, zich niet bekreunende aan een Volk, geregeerd door een Koning, die zij veragtten , hielden alle de uitgellaagene bedreigingen voor ijdele woorden. De helft van het Spaanfche Krijgsvolk, op de Engelfche Kust geborgen,kwammeerendeels, door  der. NEDERLANDEN. 537 door koude en ziekte , om , en dus van] deeze verfterking niets te regt , behalven eenige weinigen , die , ter fluiks, na Vlaanderen werden overgevoerd (*). Op 't einde van dit jaar, behaalden de Staatfchen ook eenig voordeel op de Duinkerkers, en vermeefterden hunnen Admiraal. Zestig gevangenen werden , naar gewoonte , opgehangen. Eeniger». ontvlooden het , terwijl zij ter ftraffe gevoerd werden, zonder dat iemand hun belette : het medelijden der Gemeente werd gaande door het geduurig ophangen der Duinkerkeren (t> Terwijl Spinola , een Veldheer , waardig , om tegen Maurits ten ftrijde te trekken, het geluk der Veréènigde Gewesten ten lande in evenwigt hieldt, , maakte hunne magt ter zee vorderingen , van nie- ' mand te ftuiten. Hunne; Scheepvaart , door de onvoorzigtige Staatkunde der Spanjaarden , genoodzaakt een ruimer kring te zoeken , werd , van dag tot dag , werkzaamer en bloeiender. De rijkdommen, verkreegen door den aanwas des Handels in de Indien , en andere deelen van Europa, vergoedden ruim en rijklijk het verlies van den Handel op Spanje. Een zo ver afgelegen Handel kon niet gedreeven worden, dan onder befcherming van den Staat; deeze trok 'er groote voordeden van , vermeerderde zijne Zeemagt, en dong na de heerfchappij in den Oceaan. De onderhandelingen des Spaanfchen Ko- nings (•) Meteren, XXVII. B, f. 500. 501. (t) Zie aldaar, f. 505. Maurits. Vorderingen der Ferêénig. ie Gewei'en in de Dest'ndiën.  533 GESCHIEDENIS Maurits. nings met andere Mogenheden wijzen uit, dat hij dien voortgang met geen onverfchillig oog aanzag. Om deezen Handel, ware het mogelijk, ééhsflap te vernietigen, hadt Philips reeds, in denjaare MDCI, Andreas Hutardo de, Mendoza met eene fterke Vloot na de Indien gezonden, met last, om niet alleen de Hollanders aantetastën3 maar ook dc Indi* jMeMogenheden, die hun begunstigden. Hutardo , eenen Malabaarfchen Zeafchuimer overwonnen hebbende, ftevende na Bantam. Hier dreeven de Hollanders, met verlor der Regeeringe , hunnen meeften Handel. Wolfert üeemanszoon bevondt zich daar met vijf Hollandfche Schepen , die den Spaanfchen Vlootvoogd eenige dagen lang de handen volwerks gaven, en, naa het verlies van twee Schepen, deeden wijken: deeze zette YotxsmAmboina, waar hij alle Plaatzen , die met de Hollanders gehandeld hadden , deerlijk verwoestte, de Specenjboomen uitrooiende. De Hollandfche Vlootvoogd , tc Bantam ontvangen en ingehaald als de Verlosfer des Lands, begaf zich na het Eiland Banda , waar de beite Nootenmuskaaten groeijen. Hier wist hij den haat der Opgezetenen tegen de Porttigeezen dermaate aantedooken, en het voordeel eener Verbinteuisfe met de Hollanderen zo fmaakiijk te maaken , dat hij een Verdrag van zeer veel aangelegenheids trof. Hij beloofde de Eilanders tegen de Porttigeezen te befchermen, mits zij hunne Specerijen aan geene anderen , dan zijne Landgenooten , verkogten. Dit Verdrag mag aangemerkt worden als de grondflag van  der NEDERLANDEN. 539 Van de heerfchappij, door de Hollanderen in de In. dien gevestigd. De Koningen van Ternate en Kandia, de Koningen van Patane, en verfcheide andere Vorften, in dat gedeelte van Azia , de openhartigheid, de zagtaartigheid en verdraagzaamheid der Hollanderen vergelijkende met de dubbelheid , trotsheid en geestdrijverij der Portugeezen , ontvingen met blijdfchap een Volk , 't welk eer fcheen te komen , om hun van het juk der overheerfching te bevrijden, dan om 't zelve hun op den halze te knellen. Zij gingen als om ftrijd met hun Verbintenisfen aan. in 't einde liet ook de Koning van Achem, op 't Eiland Sumatra, die zich langen tijd tegen de Hollanders verkiaard hadt, zich overhaalen , om een Gezantfchap na de Veréènigde Nederlanden te zenden , om verzekering te bekomen , dat de Ingezetenen geen hoop zwervende Zeefchuimers waren , gelijk men ze hem hadt afgefchilderd, maar een magtig Volk, leevende onder welgefchikte Wetten. Het hoofd van dit Gezantfchap overleedt in Zeeland, waar men, ter zijner eere , een Grafteken ftigtte. Maurits belegerde, ten dien tijde , Graave. Men geleidde de andere Gezanten derwaards, ter gehoorleening. 't Valt ligt te bevroeden , hoe zeer deeze Vreemdelingen zich verwonderden over den Europifchen Wapenhandel en het belegeren der Steden: overal , waar zij doortoogen , ftelde men alles te werk, om hun het treffendst denkbeeld inteboezemen van 't Volk , 't geen zij kwamen zien. Zij bleeven, bij hunne wederkomst, niet in gebreke , om de Maurits.  MAURITS, 54o GESCHIEDENIS dé vreemdigheden,döbr Hun aanfcbouwd, in 'tbreed* fte uittemeeten , en, naar de wijze der Reizigeren, optecieren: Zeker is het, dat deeze Lieden , wier genegenheid en vertrouwen de Hollanders gewonnen hadden, de valfche denkbeelden, ten hunnenopzigte opgevat, verdreeven. Hun Koophandel nam fchielijk met hunnen goeden naam toe, in dat gedeelte van Jzia(*)> * Niemand'zal een oogénblik twijfelen, of de Staatkunde, die deezen voordeeligen Handelbefchermde,vermeerderde fteeds het geluk der deelneetoeren. Dagelijks vormde men nieuwe Handelgenootfchappen op deeze Gewesten ; doch deezen , te zeer vermenigvuldigd, benadeelden elkander. De Koopdrift deedt den prijs der Goederen in de Indien ftijgeren, en de groote voorraad van t'huisgebragte Waaren verminderde de waarde in Europa, 't Gebeurde zelfs zomwijlen, dat de Schepen geen vragt konden krijgen , dewijl anderen die Goederen reeds hadden opgekogt. Bij deeze ongelegenheden kwam nog, dat die onderfcheide Genootfchappen, afzonderlijk-, onmagtig waren , om wederftand te bieden aan de Vijanden, welken al hun vermogen aanwendden, om ze te verdrukken. De overweeging hier van haalde de Staaten der Veréènigde Nederlanden over, om alle de bijzondere Oost-Indifche Maatfchappijen tot ééne algemeene te veréénigen. Het Oétroy, op den twintiglten van Lentemaand des jaars MDCII, voor («) Grctii UiH. p. 426. Meteren, XXV. B. f.474»  der NEDERLANDEN. 541 voor den tijd van éénentwintig jaaren verleend, fchonk aan de nieuwe Maatfchappij het uitfluitend Voorregt, om beoosten de Kaap de Goede Hoop en de Straat van Magellaan te vaaren: dezelve was verdeeld in zes Kamers. De Kamer van Amflerdam zou de, helft hebben in de gantfche Maatfchappij * de Kamer van Zeeland een vierde; de Kamers op de Maaze, dat is te Delft en te Rotterdam , en in 'd Noorderkwartier, dat is te Hoorn en te 'Enkhuiteni ieder een zestiende. De Eewindhebbers moeden ten minden zesduizend Guldens aandeel hebben in de Maatfchappije , uitgenomen te Hoorn en te 'Enk* huizen, waar men met drieduizend Guldens aandeels voldaan kon. Alle Ingezetenen deezer Landenkreegenregt, om, binnen zekeren tijd, deel in deeze Maatfchappij te neemen De Maatfchappij mogt Verbonden niaaken met de Indifche Mogenheden, Sterkten bouwen , Bevelhebbers en Krijgsvolk aanneemen, mits zij den Staaten en der Maatfchappije Eed deeden (*). .—, De hoofdfom,in deeze Maatfchappij ingelegd , wordt van zommigen op zesenzestig tonnen fchats berekend (f) ; doch zij beliep, volgens eene juister opgave , vierënzestighonderd veertigduizend en tweehonderd Guldens (§). Deeze Groot Plahaatb. I. D. bl. 529. (t) fagin en voortgang der Oost - Indifche Compagnie, I. D. Inl. bl. 12. (§> Tegenwoordige plaat der Ferêén. Nederlanden, bl. 429- IK Deel. 2. St. p mauiüt&  Maurits. 54* GESCHIEDENIS ze hoofdfom werd in Actiën , ieder van drieduizend Guldens, verdeeld. Aan deeze kon elk , naar welgevallen , deel krijgen : en wordt 'er nog groote handel in gedreeven : derzelver prijs rijst en daalt, naar gelange de Maatfchappij grooter of kleinder uitdeelingen doet, en zijn ze , wegens de veelvuldige hooge uitdeelingen, niet zelden voor zesmaal hetCapitaal verkogt. De hoogfte uitdeeling, in den jaare MDCVI, was vijfenzeventig ten honderd ; en men rekent, dat de Oost-Indifche Maatfchappij , van haare oprigting af, tot nu toe, meer dan twintig ten honderd , jaar door jaar genomen , heeft uitgedeeld. Onaangezien deeze zwaare uitdeelingen , en de onnoemelijke kosten , welken de Maatfchappij moet Biaaken, worden 'er van de winst nog groote fommen opgelegd (*). De Oost-Indifche Handel is één der lierklte fteunzels van hét Gemeenebest en een bion van rijkdom geworden (f). De overwinningen , op de Porttigeezen behaald, Verrqkten deeze Maatfchappij groctlijts. la den jaare MDCV, veroverde de Admiraal Steven van der. Hagen, het Kasteel Amhoina, en ontweldigde voorts den Porttigeezen alles , wat zij in de MolukiêM bezaten , waar door de Nagelhandel geheel iu handen der Maatfchappij verviel (§) :] die ook , in dit jaar, eene Vloot van elf Schepen mlndiëzondt, welke (*) Tegenw. Jlaat, bl. 430 enz. (t) Richesfe de la Hollande, Tom. I. p. l6l. 162. (§) S. v. d. Hagen Reine, bl. 92- 95-  der NEDERLANDEN. 543 welke meer dan negentien tonnen ichats gekost 'hadt (*). Het Spaanfche Hof bemerkte, in den jaare MDCII1, doch veel te laat, den misdag, begaan, in den Bewoonderen der Veréènigde Nederlanden den Handel op Spanje te ontzeggen. Het wilde dien verbef eren. De Spaanfche Havens werden weder opengezet voor de Hollanders en Zeeuwen, mits zij den Koning dertig ten honderd betaalden van 't geen uit Spanje teruggevoerd werd: dan niemand verkoos , zich aan zo zwaare belastingen te onderwerpen: weshalve de Koning deeze vrugtlooze vergunning 0 het volgende jaar, weder introk (f). (*) Reize van C. Matelief de jonge. Meteren, XXVI. B f. 495 . (f) MetErbn, XXV. B. f. 473. XXVI. B. f. 487, Grotu Hijl, p. 445. f 2 Zesde Maurit»  5W GESCHIEDENIS Zesde Tijdperk. Vermeefteringen van Spinola. Zeetocht van Hautain en Heemskerk. Wapenfchors- fmg. Handelingen over Pr ede of Beft and— liizigten en Staatkunde der Koningen van Spanje, Frankrijk en Engeland, als mede van Prins Maurits en Oldenbarneveld. De Oniifhang- ïijkheid der Veréènigde Gewesten erkend. Partijen voor en tegen het Beftand. — Zeden. ■ Kunften en Weetenfchappen. - Buitengeraeenepooginpen van Spinola , ora ter Veréènigde Gewesten intedringen. 1606. JHjen aanvallende Oorlog brengt grootevoordeelen aan, wanneer men op 's Vijands kosten kan teeren, en hem door fchielijke en verrasfende Krijgsverrigtingen in de engte brengt, eer hij tijd hebbe , om zijne kragten te verzamelen. Op deezen grondregel waren de Veréènigde Staaten , in de jongde Veldtochten, afgegaan: doch onverwagt opkomende hindernisfen hadden de uitwerking verijdeld : en zij ondervonden den drukkenden last deezef wijze van Krijgvoeren, weshalven zij beflooten, dit jaar , ten Lande alleen verweerende te oorlogen (*). . De nieuwe Veldheer des Vijands , niet vergenoegd met hun allerwegen optehouden , hadt zijne overwinningen voortgezet tot op bet Grondgebied des Gemee- ne- (*) Meteren, XXVII.B, f. 512.  der NEDERLANDEN. 545 nebests. Zijne groote toerustingen toonden, dat bij ten oogmerke hadt verder doortedringen. De voordeden, door Spinola in den laatften Veldtocht behaald , deeden zijn Krijgsroem te meer fchitteren, om dat de Konlngfchen , zints eenen geruimen tijd, niets dan nadeelen gewoon waren. Zij begonnen hem aantezien als den Herfteller van het Krijgsweezen en den Aanbrenger van 't geluk der wapenen: waar hij kwam , vereerde men zijne zegepraal met Feeften en Vreugdebetuigingen. Het Leger in de Winterkwartieren gelegd hebbende , vertrok hij na Madrid: de Koning ontving hem met zo veele tekenen van onderfcheiding, dat de Hovelingen hunne jalouzy niet konden verbergen. Ondertusfchen kon Spinola de verzogte Geldfommen niet krijgen : hij vondt 's Konings Schatkist geheel uitgeput: om de kosten des aanftaanden Veldtochts goedtemaaken, ichoot hij den Koning Geld uit zijne eigen middelen en die zijner Vrienden , op waarborg van de verwagtte West - Indifche Vloot, en de vermeefteringen , welken hij in Friesland en Groningen dagt te behaalen. Met dit redmiddel, 't welk op den duur niets betekende , vondt hij zich in ftaat, om iets meer dan gemeen te beltaan. Hij fcheen in deezen Veldtocht het uiterst te willen beproeven, wat het Krijgsgeluk den Koning kon fchenken (*). Twee ontzaglijke Legers bragt hij te velde. Het eer- (•) Grotii Hifi. p. 476. Meteren, XXVII. B.f. 511. P3 Maurits.  Maurits. i 1 Maurits trekt te- 2 gen hem 1 546 GESCHIEDENIS eerfte , aan -welker hoofd hij zich vervoegde , baHoudt uit elfduizend Voetknegtcn en tweeduizend Ruiters. Met het eene dagt hij den Tsfel overtetrekken, in de Veluwe doortedringen, tot Utrecht, eene Stad, niet gefchikt , om e.n lang beleg te verduuren; ook was hij daar toe flegt voorzien , niet meer dan acht Bukken Gefehuts met zich voerende. Het andere, tienduizend Knegten en twaalfhonderd Paarden fterk, en twaalf ftukkcnGefchutsmedcvoerendê, ftondt onder den Graave van Bccquoi ; deeze hadt last, om in de Betuwe te rukken. Volgens zijn plan, zouden deeze twee Legers, langs de Betuwe en de Veluwe zamengetrokken , het hart der Veréènigde bewesten bemagtigen , de Grenzen cn de fterkfte 3laatzen van allen toevoer ontzetten. Een choon ontwerp" : het kwam op 't volbrengen aan. MIaar Spinola , zich op weg begeeven hebbende, rondt zich opgehouden door aanhoudende en zwaars egens, die de wegen en laage mocrasfigc landen oniruikbaar maakten ,en veel ziekten onder 'tVolk vervekten. He Tsfel vondt hij zo gezwollen , dat hij ïergens doorwaadbaar was (*). Alle deeze hindernisfen gaven Maukits tijd , om ieh aan den tegenover Tsfel - oever nederteflaan net een Leger van tienduizend Voetknegten en vijfntwintig honderd Paarden, om Deventer, Zutphen n Doesburg met Bezetting en Werken te verfterken. De (*) Crotii IIiJï. p. 4S3. Meteren, XXVIII. B.f.520.  der NEDERLANDEN. 54? De Italiaanfche Veldoverite durfde een zo hachlijken overtocht niet beftaan : hij zondt eenig Volk uit, om Lochem te vermcefteren, welke kleine Stad, doch van aangelegenheid voor hun , die in deezen Oord Oorlog voeren , naa één dag belegs, zich over» gaf(*). De Graaf van Bucquoi poogde van den anderen kant iutedringen; maar Pompejo Justiniani , door hem afgevaardigd, om de Waal overtetrekken, werd leruggedreeven door Warner du Bois, wien Maurits de zorg voor deezen Oord hadt toevertrouwd. Deeze Prins , zich van verfchelde kanten en' door twee magtige Legers gedreigd ziende, deedt de Waal en den Tsfelkant met ligt opgeworpen Werken befclvansfen , en hieldt Uitleggers op de Stroomen, die, heen en weder vaarende , 's Vijands aanflagen ontdekten en hielpen verijdelen (f> SriNOLA , dus in 't volvoeren van zijn geroaklijk gemaakt plan verhinderd, beraamde een ander , en zette zich tot belegeren. Grol was de eerfte Stad, die hij aantastte, en, naa eenige dagen belegs, hem werd overgegeeven: de Ingezetenen haalden'er van Dorth , een jong Heer, die 'er geboodt , toe over, fchoonhem, binnen twee dagen, ontzet beloofd was. Men eischie, dat de Catholijke Godsdienst alleen zou gehandhaafd worden. En , fchoon den Inwoonde- ren O1) Meteren , XXVIII. B. f. 520. (t) Grotii Bijl, p. 484. Meteren , XXVIII. B. f; S20. P 4 Maurits. Spinola bemagtigt Grol,  54» GESCHIED EN IS Maurits. Rhi'mberk belegerd. ren vrijheid werd gegeeven, om , indien zij wilden", vrijlijk te vertrekken , bedienden zich weinigen te Grol , als mede in andere Plaatzen , op dezelfde Voorwaarden overgegaan , van deeze vrijheid : zo weinig verfchils in Godsdienstbelijdenisfe en Staatsbeftuur maakten deeze ongeiukkigen, door'tleed des Oorlogs , waar aan zij zich geduuiig bloorgefveld Vonden, als gehard tegen allen lotwisfel (f). Naa het bemagtigen van Grol , trok Spinola na Rhijnberk, op zijn bevel reeds door Bucquoi inge(looten. Deeze was de zesde belegering, welke deeze onzijdige Stad ten doele ftondt zints het ontdaan der onlusten , waar mede zij niets te manken hadt. Uitemioven verdeedigde dezelve met meer dan duizend Voetknegten en omtrent tweehonderd Ruiters. Benjamin de Soubise, Broeder des Hecrcn de Roiian, hadt zich, met verfcheide Grooten , binnen Rhijnberk begeeven, om, in de Schople der Ondervinding, de kunst van belegeren en verdeedigeti te leeren. Deeze Adel, blaakende door zugt, om wonderen van dapperheid te toonen , maakte het beleg lang en bloedig. De Belegerden , door hun voorbeeld aangemoedigd , deeden zo heftige uitvallen, dat ze min eene Plaats fcheenen te verdeedigen, dan den Vijand aantetasten. Dan het begon , eindelijk, den Bevelhebber aan Krijgsvoorraad te ontbreeken , en de hoope van ontzet verdween, waarop hij be- floot, (O Meteren , XXVIII. B. f. 521. Grotii Hifi. p. 485«  der. NEDERLANDEN. 549 floot, de Stad, na éém en eene halve maand belegs , overtegeeven. Dit verlies ging de Staaten zeer aan 't harte: en, ziende , dat hunne fterkfte Plaatzen het niet konden uithouden tegen eene geregelde belegering, hadden zij berouw , dat zij hun Geld n:ct hefteed hadden, om een fterker Leger cp de been te brengen (*). In de daad, wat moeiten zij niet vreezen van een Veldheer , zo onderneemend als Spinola , thans meelter van die aangelegene Stad en verfcheide anderen ? Tot hun geluk werden zijne Krijgsverrigtingen vertraagd door het oude beletzel, mangel aan Geld. De Veldheer hadt zich zeer diep in ichulden geftooken; de West - Indifche Vloot, op welke men rekening gemaakt hadt, bleef agter , en men vreesde, dat ze in handen der Staat fche Vloote mogt gevallen weezen. Buiten ftaat, om de opgenomene penningen, volgens belofte,aftedoen, moeiten eenigen zijner Schuldëifcheren breeken, en niemand wilde hem meer Gelds opfchieten. Tot nog hadt hij den morrenden Krijgsknegt met eenïg Geld op rekening te vrede gefield, en door geduurige optochten en eene ftrenge Krijgstugt hun onledig gehouden. Dan , in 't verloopende jaargetijde!, geen nieuw beleg onderneemende, zette de ledigheid en 't geheel onbetaald blijven hun aan tot muiten. Een groot getal liep tot Maurits over. Geheele hoopen zwierven (*) Meteren, XXVIII. B. f. 521.52a. Grotii Hifi, p. 485-487. Refol. Holl. 1606, bl. 259. P 5 Maurits. Nieuwe muiterij onder dg Spanjaarden.  Maurits. Maurits genoodzaakt het beleg van Grol optebreeken, 550 GESCHIEDENIS ven door 't Platte Land. Zeshonderd man , meest Ruiters, begaven zich na Hoogflraaten, en legerden zich, naderhand, omftreeks Breda, waar Justinus van Nassau , Bevelhebber der Stad , hun Leevensmiddelen toefchikte , en , als zij werden aangevallen , bijftand beloofde (*). Dit maakte den kans voor Maurits fchoon. Ernst van Nassau hernam Lochem. De Prins zelve belegerde Grol, verdeedigd door Graaf Hendrik van den Berge met eene Bezetting van ruim zeshonderd Knegten en een Cornet Paarden. Zwaare regen vertraagde het beleg , en in het Leger heerschte veel ziekte. Spinola kon het denkbeeld niet verdraagen, dat hem de vrugt eens Veldtochts , welke hem zoveel roems gefchonkenhadt, zouontweldigd worden, en rukte aan tot het ontzet der Stad. Tegen alle verwagting , hadt hij, door fmeeken en belooven , een Leger vau zevenduizend Voetknegten en twailflionderd Ruiters weeten bijdén te krijgen. Hij zogt Üag te leveren , en de Staatfchen van de zwakfte zijde aantctasten. Het Leger van Maurits was veel talrijker, en hij door de Staatengemagtigd tot flaan. Alle de Krijgskncgten, en, bovenal, de Franfchen, drongen'er fterk op. Brandende van begeerte, om handgemeen te worden, verklaarden zij, dat het eere onuitvvischbaare fchande zou weezen, voor een Vijand, minder in getal en' afgemat,te wijken. (*) Meteren 1 XXVIII. B. f. 522. Grotii Hifi, p, 483.  dek. NEDERLANDEN. 551 ken. Doch Maurits , 't zij hij zijne Krijgsknegten niet vertrouwd.', 't zij hij zijne ligging tusfchen twee vuuren te gevaarlijk oordeelde, hieldt zich in zijne verfchansfingen, en bedoot, eerlang, tot den aftocht , onder vooiwendzel , dat veelen der Soldaaten , door ziekte verzwakt, zeer ligt wanorde en verbaasdheid in den drijd zouden baaien. Spinola merkte de verlosfing van Grol aan als eene luifterrijke zege voor hem, en eene leclijke fchandvlek voor den krijgsroem van Maurits. Iu de daad, hij voerde voor deeze Stad uit, 't geen de Hollandfche Veldheer voor Rhijnberk niet hadt durven bedaan. Hendrik de IV. kon zich niet onthouden , om te verklaaren , dat het gedrag van Maurits , in die, heide gevallen , geenzins beantwoordde aan het denkbeeld , 't geen hij van zijne Krijgsbekwaamheden hadt opgevat. Het opflaan deezes belegs en die optocht was te vreemder, dewijl Maurits, den 'flag winnende , al de magt des Aardshertogs kon fnuiken , en de Oostenrïjkfche Nederlanden doen beeven : verliezende, hadt hij gemakiijk kunnen terugkeeren, en het Grondgebied van den Staat dekken, waar voor ook reeds zorge was gedraagen,en*tgeen te gemaklijker viel door den laagen grond en den naderenden Winter (*). Niet gelukkiger waren de Veréènigde Staaten , dit jaar, (*) Meteren, XXVIII. B. f. 522. 523. Grotii Hifi. p. 485. Refal. Hali. 1606. bl. 3t$>. Sullv Mem. Tom. UI. p. 66. 68. Maurits.  552 GESCHIEDENIS Maurits. Zeetocht van den Luitenant-AdrairsalHautain. i jaar, met hunne Oorlogsvloot. Deeze , vierentwintig Schepen fterk, hadden zij na de Spaanfche Kust gezonden , onder bevel van den Luitenant-Admiraal Willem Hautain, met last, om , zo 'tmogelijk ware, de Spaanfche West-Indifche Vloot te onderfcheppcn , en de gereedliggende Portugeefche Oost-lv.dievaarders het uitloopen te beletten : als mede, om wraak te neemen overdemishandelii'gen , door de Spanjaarden, uit wederwraak, het Scheepsvolk van eenige Hollandfche Schepen aangedaan, 'c welk zij over boord geworpen, opgehangen en verbrand hadden. Hautain werd lang door tegenwinden opgehouden: egter nam hij [eenige vijandlijke Schepen, en belette, voor dat jaar , het vertrek der Oost-Indifche Vloot. Min gelukkig was hij in het beteiken van het ander hoofd-oogmerk. Hén der West - Indifche Schepen, aan één der zijnen vastgeraakt , was te gelijk met hetzelve verbrand: drie vergingen door onweer , en vier anderen waren uit de Havana teruggekeerd. De Voorraadfchepen, den Vlootvoogd uit het Vaderland toegezonden, door tegenwinden opgehouden zijnde , drong het gebrek aan Lecvcnsmiddelen.Hautain , in den Voorzomer, terugtekeeren. Doch, in Herfstmaand, ftakhij, op nieuw, met vierentwintig Schepen, in zee : zes geraakten 'er, door florm, van de Vloot verwijderd. Op de hoogte van Kaap St. Vincent ontmoette hij, op 't onverwagtst, acht zwaare Spaanfche Gallioenen, onder 't beleid van Don Louis de Fasciardo. Deeze Gallioenen waren de grootfte Schepen, toenbekend, en men  der. NEDERLANDEN. 553 menhiekltze vooronverwinnelijk en ondoorboorbaar ïri een zeegevegt: op derzelver gezigt deedt de vrees de Hollanders den fteven wenden. Doch Rei- nier Klaaszoon, Onderadmiraal van Zeeland , was reeds Haags geraakt: hij hieldt, van de zijnen verlaaten , alleen den Vijand twee geheele dagen bezig. Hij hadt zijn meelle Volk , als mede zijne Masten, verlooren, en het doorboorde Schip dreigde te zinken: in deezen uiterften nood doeg hij de zestig Mannen, hem nog overgebleeven, voor, liever iets wanhoopigs te beftaan, dan, leevende, te vallen in de handen eens Vijands, die van geen iijfsgena wist. Met zijn Volk God om vergiffenis gebeden hebben, de wegens dit beilaan, ftak hij den brand in 't Buskruit , en fprong in de lugt. Twee werden , half verbrand en zieltoogende , uit het water gehaald: de Spanjaarden aanlchouwden met fchrik de woede en wraak, welke deeze ongelukkigen , in gelaad en woorden , betoonden, terwijl zij met den dood worftelden. De overige Vloot liet de Spaanfche Schepen onverhinderd de reis vervolgen : zij bragten den Koning en bijzondere Perfoonen een fchat t'huis, die de inkomsten van twee jaaren beliep. Welk een verlies voor de Staaten 1 Hoe veele verlooren kosten ! Het ongelukkig ilaageo van deezen Tocht wordt deels toegefchreeven aan het valfche denkbeeld , 't geen men zich gevormd hadt van de onverwinnenjkheid der Spaanfche Gallioenen , deels aan de agtloosheid des Luitenants-Admiraal , die geen bepaalden last tot den aanval gegeeven, en verzuimd hadt, MhüRITS.  Maurits Groote Zeezegc, door Heemskerk bevogten. 1607. 554 GESCHIEDENIS hadt, eene Verzamelplaats voor de Schepen te beftémitien, in gevalle zij, door itorm , van den ande- > ren afgeraakten. De tijdingen van het vermeefteren der Molukfchs Eilanden , en andere overwinningen , in de OostIndien behaald , beurden de geesten , door den ongelukkigen uitflag deezes Scheepstochts nedergeflaagen, niet weinig op. De Veréènigde Staaten , bedagt op het hertteüen van de eer hunner vlagge, beflooten, daar tou fterk aangezet van de Oost-Indifche Maatfchappije , eene tweede Vloot van zesëntwintig Oorlögfcbepen na Spanje te zenden : deeze zeilde, in Lentemaand, uit Texel, onder hetVlootbevelhebberfchap van Jacob van Heemskerk , beroemd door zijnen tocht na Nova Zembla , en twee gelukkige reizen na de Indien. Deeze rechtfchaape Vaderlander, meer na roem dan geld haakende: want, onder een nederig gewaad , droeg hij een grootmoedig hart; begeerde voor foldye alleen dertien ten honderd van den buit, dien hij boven de vijfhonderdduizend Guldens zou veroveren , en verzekerde , vóór zijn vertrek , dat het Vaderland hem, leevende of dood, zou bedanken. Met breedeu last bekleed van de Staaten ; om alles te doen, wat hij, ten dienste van den Lande, best oordeelde, was zijn oogmerk de Oost - Indifche Schepen , voor Lisbon ten anker liggende , aantetasten. Doch, verftendigd, dat demeeftenvandaar gezeild waren , en dat 'er eene derke Vloot Oorlogfchepen in de Baay van Cibralter lag, om op de iV?_ der_  der NEDERLANDEN. 555 MAURrrs; derlandfche Koopvaardijfchepen , die uit de Middenlandfche Zee kwamen , te pasten , wendde hij het derwaards. Voor den aanval hieldt hij Krijgsraad, ftelde op alles 01de , herinnerde de Bevelhebbers hunne voorgaande overwinningen , op de Span/aarden behaald, fchetste hun de voordeelen , uit zulk eene onderneeaing voor het Vaderland te wagten, en teffens toonende, hoe zij hier moeiten verwinnen , of fterven. Als zij den affcheidsbeker gedronken, en den eed van trouwe herhaald hadden , ging hij hun voor: twee Schepen zouden één Gallioen aantasten. Don Juan Alvarez d'Avila lag ton anker met negen Spaanfche Gallioenen en twaalf andere Oorlogfchepen. JBij dagt zo weinig aangevallen te worden, dat hij, op het naderen der Staatfche Vloot, een Gevangenen, dien hij aan boord hadt, vroeg, wat het oogmerk zijner Landsgeneoten zou weezen ? Deeze gaf ten antwoord : U terftond flag te leveren. D'Avila, die zijn Athniraalfchip alleen in Haat keurde , om de geheele Hollandfche Vloot te ftaan, lachte op dit zeggen; doch , als hij zag, dat Heemskerk met volle zeilen op hem afkwam, kapte hij het anker, liep digt onder de Stad , om de andere Schepen het eerfte vuur te laaten uitflaan. Maar Heemskerk bleef bij zijn opzet , vervolgde hem, de andere Gallioenen voorbijzeilende. De Spaanfche Admiraal ziende , dat 'er geen ontkomen was, gaf eerst vuur; doch het deedt op dien afrtand geene uitwerking. Heemskerk naderde , fchoot, wierp  556 GESCHIEDENIS wierp het anker, en klampte hem aan boord. D'A-- ' vila loste de tweede laag , een kogel nam Heemskerks been weg, en kort daar op het leeven. Hij ftierf, de zijnen aanmaanende, om 't begonnen werk te voltooijen, en in 's Vijands nederlaage den troost te zoeken van 't verlies huns Admiraals. Pieter Willemszoon Verhoef , die op 't Admiraalsfchip geboodt, hieldt 's Helds dood verborgen en het gevegt aan, onderdeund door Capitein Lambert HENDRiKSzoon , Mooi Lambert bijgenaamd , een wakker Zeeheld, die Heemskerk kort gevolgd was. De andere Schepen vielen met gelijk geweld op de overige Gallioenen aan , vier werden 'er verbrand, of in den grond gefchooten. Eén der grootfte fprong door zijn eigen Kruit, met een fchriklijken flag, dfe de Stad en den Oceaan deedt daveren , en de naafte Schepen in zulk een gevaar bragt, dat de verbaasde Spanjaards de ankers kapten, en het op 't ftrandlieten loopen. Het Schip van d'Avila, die naa Heems* kerk fneuvelde , hieldt het nog vegtende , maar werd, eindelijk, geënterd. De Hollanders behaalden dus eene volkomene overwinning. Zij bleeveu twee dagen op de plaats des gevegrs : de geheele Kust en de Stad Cadix vreesden voor eene landing Dan het verlies des Vlootvoogds belette hun iets dergelijks te beftaan, Deeze Overwinning was dus eer roemtijk dan voordeelig. De Vloot fcheidde vanéén, om langs de Portugeefche Kusten te kruisfen, en na de Vlaamfche en Canarlfche Eilanden te zeilen. Heemskerks Lijk werd na het Vaderland gevoerd j Maurits.  dér. NEDERLANDEN. 55? roerd, en, op 's Larids kosten, (eene eer, nog niemand te beurt gevallen) begraaven in de Oude Kerk , te Amfterhm , waar nog zijne Grafzuil praalt (*). ■ De Zege, bij Gibr alter bevogten, van welke het Hof te Brusfe! , waarfchijnlijk te post, eer tijding hadt gekreegen dan de Staaten der Veréènigde Gewesten , maakte diepen indruk op den geest der Aardshertogen. Zij Hemden , eindelijk , toe , om met de Veréènigde Gewesten als met Vrije Volken te handelen. Dit gewigtig ftuk verdient hooger opgehaald. De eerfte openingen tot den Vrede waren van de zijde van Spanje en Oostenrijk gedaan : 't welkte vreemder voorkomt, dewijl , in de twee jonglte Veldtochten, het Krijgsgeluk den Vijand wais medegeloopen. Maar de Koning van Spanje, jong, en een liefhebber van rust en vermaak, kreeg wederzin in eenen Oorlog , die hem, ter maand, ten minden op driehonderdduizend Kroonen te ftaan kwam , en zijn llijlc- van Manfchap en Geld uitputte. Zijne onvermoeidde poogingen hadden niets anders te wege gebragt , dan dat zc' den Veréènigde Staaten heimlijke en openbaare Bondgenootert verzorgden, en hun magtig ter zee. maakten. De Portugeezen klaagden onophoudelijk , dat hun Koophandel en Volkplantingen in de Oost ■ Indien met eenen volfErekten ondergang gedreigd wierden. Men liet zelfs ver- (*) Meteren j XXVIII. B, f. 529. 530. GRot. Hijl, p, 512- 5i6. 519. IV. Doel. 2. St. Q Maurits» Redenen, die de Hoven van Ma. drid en Brusfe! overhaalden , om den Vrede te verzoeken,;  Maurits. 358 GESCHIEDENIS verluiden, dat de Koning van Frankrijk tenoogmerke hadt, de Veréènigde Nederlanden , onder zekere Voorwaarden , aan zijne Kroon te hegten. Dit gerugt, 't geen men wil dat voorbedagtlijk verfpreid wierd door de zodanigen , die, in de Veréènigde Gewesten, fterk na den Vrede haakten, werkte kragtig op den geest van Philips. Zijne Hovelingen, desgelijks dien langen Oorlog moede , fielden hem fteeds voor oogen , dat, fchoon het vernederend ware met wederfpannige Onderdaanen te handelen, en zulks een gevaarlijk voorbeeld gaf aan anderen, die, om desgelijks de Onaf hanglijkheid te verwerven, opftanden konden aanregten , het nogthans , dewijl het onmogelijk was den Oorlog langer te voeren , veel zekerder ware , hun , voor een tijd , de verzogte Vrijheid toeteftaan , dan ze te zien overgaan onder eene vreemde Heerfchajjpij , welke dezelven onherroepelijk van de Spaanfche Kroon zou vervreemden. —- De Aardshertog en de Infante ftemden hier in. Zij waren reeds bejaard , hadden geene Kinderen, en begonnen het gerust bezit van 't geen zij reeds bezaten te dellen boven het meerdere , 't welk zij van den onzekeren Krijgskans moeften wagten. Zij aanfchouwden , niet zonder deernis, den elendigeu ftaat hunner Onderdaanen , zints lange jaaren, geplaagd door 't vijandlijk zwaard en de muiterij van 't eigen Krijgsvolk, gedrukt door Belastingen en Brandfchattingen, haakende na rust en vrede, om het geleden leed eenigzins te verzagten. Het ftondt zelfs te dugten, dat hun geduld , te lang en  der NEDERLANDEN. s& en te veel getergd , tot wauhoopige aanflagen zöu komen , en misfchien een tweeden opdand vvaagen. ■ ■ Spinola zelve verlangde den Vrede. Hoewel het Krijgsgeluk hem was medegeloopen \ hadt hij bij lange na de voordeelen niet behaald , op welken zijne vuurige hoop vlamde. Gebrek aan Geld , voorzag hij, zou zijn toeleg, om dieper in het Land te dringen, verijdelen: en, niet in daat, om zulke poogingen, als hij reeds te werk gedeld hadt, te hervatten, zag hij, in dede van den roem , tot nu behaald, zich niet dan fchande befchooren: de zwaare fcbulden, waar in hij dak, deeden hem reeds vreezen (*). . Eindelijk, de Koning , de Aardshertog, de Infante en Sfinola begreepen , dat het voortzetten der vijandlijkheden den haat dér Volken, mét Spanje in Oorlog, voedde: en dat de Vrede, door inwendige verdeeldheden te kweeken in eene zo gemengde en zamengedelde Regeeringsvorm, deezen alkeer zou verzagten , en , veelligt, gunstige gelegenheden voor 's Konings belangen doen gebooren worden (f). In gevolge hier van was reeds, in Bloeimaand des jaars MDCVI, Walhaven van VVittenhorst, Heer van Horst en Drosfaard van Keïfel, aan verver- (*) Hij hadt, inde tweelaatstverloopen jaaren, wel veertien Millioenen gefpild. Hoorn Brieven, N. 3. bl. 3. (|) Grot. Hifi. p. 500. 5cr. Ncgot. de Jeamnin, Tom. I. p. 367. EJ. 1695. in ia. Q » Maurits»  Maurits. Eerfte p niets zou uitloopen (*). Ondertusfchen kwam uit het Hof van Brusfel een )nderhandelaar in Holland, die aller oog trok , P4. er Jan Neijen, Overfte der Minderbroederen , ge. booren £f} Negotiat. de Jeak1mn3 Tom. III, p. 106. Groti. lifl. p. seo.  eer. NEDERLANDEN. 563 booren te Antwerpen, doch uit Zeeuwfchen bloede > Zoon van Maarten Neijen , een Vriend en Vertrouweling van- Willem den I. Deeze Geestlijke was wonder welfpreekend, en hadt, onder het uit. wendig vertoon van infcbiklijkheid en Nederlandfche rondheid, een ilimmen indringenden aart verborgen. In Spanje en Brusfel tot Staatszaaken van aangelegenheid gebruikt, hadt hij blijken van meer dan gemeene kunde en bekwaamheid gegeeven. Eerst hieldt hij zich eenigen tijd op te Rijswijk, om, in flilte, optefpeuren, welke zwaarigheden het voortzetten der Vredehandelinge meest zouden verhinderén. Vervolgens, bij Prins Maurits gebragt, verklaarde deeze , dat de Staaten tot geene Onderhandeling verdaan zouden, of de Veréènigde Nederlanden moeiten door de Aardshertogen , vooraf , met ronde woorden , vrij verklaard worden. Vader Neijen begaf zich , dit verftaan hebbende , na Brusfel, en bragt , binnen weinige dagen , de verzogte Verklaaring mede. De Brieven, ter Algemeene Staatsvergaderinge overgeleverd, hielden in: „ Dat de Aardshertogen, des Oor,, logs en het vergieten van menfchenbloed moetle, ,, opregt gezind waren , met de Staaten der Prerèé„ nigde Nederlanden, in hoedanigheid en als dezel,, ven houdende, voor Vrije Landen , Provinciën en ., Staaten, waar op zij niet en eifchen , in Onder,, handeling te treeden, tot het fluiten van een eeu„ wigen Vrede , of het aangaan van een Beftand s, van tien, vnftien, of twintig jaaren: dat men 011s3 dertusfchen een ftilftand van wapenen zou bekend Q 5 r ro'a*. Maurits, De Onaf kan glijkheidder S;aaten door het Hof van Brusfel erkend.  566 GESCHIEDENIS Maurits. Aanmerkingenhierop. Eene Wapenfchorfirjg, onder zekere bepaalingen , aangegaan. „ maaken, en elk blijven bezitten, 'tgeen hij te„ genwoordig bezat, of men moest, van wederzij„ den, te raade worden,' eenige Steden of Land„ fchappen te verwisfelen (*)." Deeze erkentenis was niet vrij van dubbelzinnigheid , of nauwkeurig uitgedrukt. Het handelen met de Staaten, als dezeiven houdende voor Vrije Volken } kon, en voor eene regelregte erkentenis van derzeiver Vrijheid genomen worden, of alleen betekenen, dat men hun, ftaande de Onderhandeling, als Vrijen zou aanmerken. De verklaaring, van niets teeifchen op de Veréènigde Gewesten , was even min eene volledige erkentenis, dat men hier toe geen regt hadt; maar duldde de uitlegging, van 't geen men daadlijk deedt, zonder bepaaling van 't geen men ten eenigen tijde zou kunnen doen. De dubbelzinnigheid deezer uitdrukkingen ontglipte het oog der Staaten niet: dan zij vonden het ongeraaden, over woorden te ziften : ze opvattende in de betekenis, waar in de Verklaaring gevraagd was , behelsden ze het verlangde punt , en ftrekten tot eer van den Staat. De Staaten , verzekerd, dat zij ter zee volkomen meefter, en ten lande, in Ruiterbenden,defterkften waren, vonden goed, eene bepaalde Wapenfchorfing aantegaan, voor den tijd van achtmaanden: geduurende deezen tijd , zou het niet geoorlofd zijn , eenige Stad of Sterkte te belegeren , eenige inval of in- (*) Meteren , XXVIII- B. f. 532 enz. Refol. Holl. x6o7> bl. J7.  der NEDERLANDEN. 567 inlegering te doen, of eenige nieuwe Schansfen oplewerpen, mirs de Koning van Spanje , binnen drie maanden, het Verdrag bekragtigde, en At Veréènigde Gewesten insgelijks voor Vrije Landen erkende (*). Prins Maurits bewilligde te eerder tot deeze Wapenfchorling, dewijl ze, zo bepaald, de handen des Vijands bondt, en hij met de Ruiterij hem kon befchadigen , en de Vloot ter zee de vijandlijlf heden aan den gang hieldt (f). Wanneer de Wapenfchorfmg in de onderfcheidene Gewesten werd bekend gemaakt, veroorzaakte zulks eene algemeene, maar zeer verfchillendeaandoening. De Staaten hadden tellens eenen algemeenen Vasten Bededag uitgefchreeven. De Predikanten , die, te deezer gelegenheid , ten kanfel traaden , in ftede van zich te bepaalen tot het affmeeken van den Godlijken Zegen, ten beste des Vaderlands,in ditgewigtig tijdperk, weidden breed uit' in Staatkundige befpiegelingen , en zogten hunne Toehoorders , met klem van taal, den Vrede aanteraaden, of ten Oorlog optewekken, naar dat zij van de Staatsgefteltenisfe een onderfcheiden inzien hadden. En , dewijl Maurits zich meer en meer openlijk tegen den Vrede verklaarde, fprak een groot gedeelte des Volks van niets (*) Meteren, XXVIII. B. f. 502. Refol. Holl. 1607. bl. 127. (t) Meteren, XXVIII.B. f. 532. Refol. Holl. 1607. bl. 127- Maurits. Wapenfchorfmgin deeze Gewesten aan. gekondigd.  Maurits. j ] 3 1 j ] < < < < I 56S GESCHIEDENIS niets anders , dan van het voortzetten des Krijgs. Zelfs eenige Leden der Regeeringe , die tot de Onderhandeling geftemd hadden, in 't denkbeeld , dat dezelve niet zou doorgaan, kreegen berouw van hunne toegeevenheid. Vader Neijen , onder zeker gemaakt voorwendzel, uit Brusfel weder in deze Landen gekeerd , maar met de daad om den ftaat der Veréènigde Gewesten nader te onderzoeken , en den Vredehandel heimlijk te bevorderen, kwam zeer onder verdenking. Zommigen begeerden te weetcn, volgens welk befluit hij zich verftout hadt weder op Staaten bodem te komen. Doch, toen demaarevan Je Zege ter zee, door de Staatfche Vloot bij Gibralter jevogten, deezen Monnik, die'ermisfchiende eerfle lijding, te post, van gekregen hadt, aanzette, om op iet terug ontbieden van de Vloot bij de Staaten aanteiringen , waren veelen van oordeel, dat men dit krijgsgeluk moest voortzetten, en , onder de wapeien, van den Vrede handelen. Prins Maurits nerkte aan, dat men , de Vloot terug ontbiedende, ran 't genomen befluit afweek , en de Wapenfchoring ten lande zich ook ter zee uitftrekte. Oldenarneveld , met zijnen Aanhang, zich vasthoulende aan het eerstgemaakte plan , beweerde , dat !e Vloot moest herroepen worden , om te toonen, lat men met ernst een goeden Vrede zogt. Deeze retfchillendé geiiartheden en inzigten deeden de Onlerhandelingen , fchoon ze heftig waren , traaglijk poeden , en men vergat geenzius de trouwloosheid deï  der NEDERLANDEN. $69 der Spanjaarden telkens te herinneren , en breed uitterneeten (*). Het gefchrifc , 't welk de Koning van Spanje, vervolgens, zondt, om de Onderhandelingen te bekragtigen , traafde maar al te zeer de reeds zo dikmaals beweezene waarheid, dat 'ex op de Spanjaards geen vertrouwen te Hellen ware. Men merkte op, dat deeze Vorst, die zich zo begeerig na den Vrede aanftelde , met ééns weder den trotfen aart zijns Lauis aannam , de Wapenfchorfing goedkeurde, zonder eenig gewag temaaken van de voorwaarden, op welken zij zou (tand grijpen, de verklaring van de Vrijheid en Onafhaug'lijkheid der Veréènigde Gewesten. De Bekragtigingen waren pok [op gewoon papier gefchreeven, en ondertekend: Yo el Rey, Ik, de Koning, eveneens als hij gewoon was de Plakaaten, aan zijne Onderdaanen gerigt, te onderfchrijven. Lodewijk Verreiken , de Brenger deezer Papieren, verfchoonde het gebruik van Papier en het uitlaaten der Voorwaarde beuzelagtig, met zulks een misflag des Uitfchrijvers te noemen. De Staaten gaven hem te verdaan, dat hij geene redenen hadt,om zich langer in den Ilaage optehouden , en terttond wel mogt vertrekken , dewijl de Aardshertogen hun woord geen geltand gedaan hadden (*), Dan , eer hij vertrok , was hij ter Algemeene Staatsvergadering ontbooden. Hier hieldt Olden- bar- (*) Negotiat, de Jeannin , Tom. I. p. 269. RefoU HM. 1607. bl. 209. 210. Maurits', De be- kragtiging des Konings van Spanje onvoldoendebevon-^ den.  57® GES C H IED'ENlS Maurits. De on- dernouie Omkooping van Aarsens, door Nei. jen, ontdekt. barneveld, ter zijner vernedering, hem het gehouden gedrag voor oogen van Vader Neijen , die, zich te Delft onthoudende , door zijne itreeken en kunftenarijen , het wantrouwen der Staaten wettigde. Dén Griffier Corneeis Aarsens hadt hij zoeken om-1 tekoopen door eene Obligatie van Spinola van tachtigduizend Dukaaten, en eene Diamant, van groote waarde. Aarsens hadt drie gefchenken ontvangen , met medeweeten van Maurits en OldenbakneveLo, en hadden de Staaten van dit alles , vervolgens , onderrigt , het Handfchrift en de Diamant bannen Thefaurier in handen gefield (*). Wat " voerde Oldensarneveld , op een klemmenden toon , Verreiken te gemoet, hem het Handfchrift en denDiamant vertooneade , ,, wat moet men denken „ van Lieden , die zich van zulke verdagte en flink-90 fche middelen bedienen V Verbeelden zjj zich, „ dat het hier ten Lande gefield is , gelijk bij htm, ., waar de wil van twee of drie allen regel uitmaakt, „ en de overigen een hoop SJaaven zijti ? Hier zifn „ wij, bWtötfngs, Heer en Onderdaan. Wij maa„ ken eene talrijke Vergadering uit van Perfoonen, ,, die gehouden zijn den raad inteneemen van ecu >? veel grooter getal in hunne bijzondere Gewesten en 3, Steden, 't Js dwaasheid , het in de gedagten te „ neemen zulk eene menigte omtekoopen. Indien „ wij nog thans ontdekten, dat iemand zich zo verss re (*) Negotiat. de Jeannin , Tom. I. p, 97. 247, Grotii Hifi. p. 518. Meteren, XXVIII. C. f. 545.  der. NEDERLANDEN. 571 „ re verleiden liet, zouden wij eene voorbeeldlijke „ ftrafFe over hem oefenen , ter befchaaminge van „ zulken, die hem hadden weeten omtekoopen. „ Zie daar uwe Gefchenken; neem ze te rug ; ze „ zijn onnut, indien gij den Vrede opregt begeert; „ en misdaadig , indien gij ze aanbiedt, om onze „ Vrijheid te koopen." Verreiken geliet zich zeer verbaasd over 't geen hij hoorde en zag, en wist niets anders in 't midden te brengen , dan „ dat Vader Neijen zulks buiten weeten der Aards„ hertogen' gedaan hadt, en men 't niet vreemd „ moest vinden, dat Monniken, een Volk, uit den „ aart gierig, anderen naarzichzelvenafmaaten.(*)" Doch , dewijl Verreiken beloofde, eeneBekragtiging des Konings , tot genoegen der Staaten , te bezorgen , indien zij de Vloot terftond terugriepen, haalde Oldenbarneveld den Raad over , om den Koning die voldoening en dit blijk van eene ernstige begeerte tot den Vrede te geeven. Hij drong, met de Hollandfche Kooplieden aan, hoe het , naa deezen, te dugten ftondt, dat de Koning zich zou wreeken op de talrijke en kostbaare Koopvaardijvloot deezer Landen in Italië; en vertoonde , hoe de Oorlogsvloot , daar zij noch onderftand noch mondbehoeften kreeg, van zelve genoodzaakt zou weezen na 't Vaderland terugtekeeren. Maar dit alles ging niet door zonder eene heftige tegenkanting. De Voor- fian- (*) Ncgotiat. de Jeannin, Torn. I. p. 309. Groth Mijl. p. 521. Meteren, XXVIII. B. f. 535.; Maurits. Befluit,' om de Vloot terug te roepen.  57* GESCHIEDENIS Maurits. Onderzoek na het gedrag van Hendrik ben IV, en of hij na deOppermogenheidóet VeréènigdeGewesten ge iiaan hebbe. ftanders van dén Oorlog beweerden, dat hetGemeenebest zich liet bedriegen door den Spanjaard, die 'e zelve alleen met de hoop op het erkennen der Onafhangliikheid flreelde, om hun te ontwapenen , cn dan, onverhoeds, op >'t lijf te vallen, waartoe reeds in Spanje en Vlaanderen gereedheid gemaakt werd met het uitrusten van Vlooten. Prins Maurits onderüeiinde dit gevoelen, en beweerde, dat men de Vloot veeleer moest veriterken dan terug ontbieden. Hier in werd hij gefterkt door de Franfche Gezanten (*), Zoras de YVapenfchorfing bekend gemaakt was, hadden de Algemeene Staaten de Koningen van Frankrijk en Engeland des kundfchap laaten toekomen, met verzoek, dat zij hun ijver met goeden raad wilden bijftaan. Hendrik de IV. nam te veel deels in 't geen deeze Gewesteu betrof, om met een onverfchillig oog te zien , dat zij een' Hap van die aangelegenheid gedaan hadden , zonder hem te raadpleegen. Zelfs was hij, eerst verneemende , dat 'er eene Onderhandeling zou aangevangen worden, zo gezet, om 'er deel in te hebben, dat hij zeshonderdduizend Guldens aan de Staalen zondt , in hoope, dat zij geen Verdrag met de Aardshertogen zouden maaken, zonder hem te kennen. Zijne Staatkundige inzigten, met betrekking tot de Veréènigde Gewesten, verdienen ontvouwd te worden. Hijhadtontdekt, dat Koning Jacoeus door het Hof van Spanje was gewonnen, die, de Infante aan zijnen oudften Zoon (•) Negotiat, de Jeannin , Tom. I. p.302-3°4- 343'  bür NEDERLANDEN. 573 Zoon tot Bruid beloovende, met de Nederlanden, welken hij, naa 's Aardshertogs dood, aan haar zou nfltaan tot een Huwelijksgoed: en dat die Vorst, in de hoope van een Land te zullen krijgen, waar in hij reeds eenige Steden hadt, zints den jaare MDC VI, den Staaten wegen van bevrediging voorftelde, onbeftaanbaar met hunne Onafhanglijkheid. Deeze gewigtige kundfchap , gepaard met de aanzoeken der ijverige Catholijken, die Hendrik dwongen , om van zijne verbintenis met de Ketters afteftaan , of eenige voordeelen te bedingen, die tot vergoeding (trekten van de verbaazende Geldfommen, hun opgefchooten, als mede zijne begeerte , om een Vólk ,\'t welk zich reeds tweemaalen , zedert de gereezene Onlusten, aan Frankrijk hadt willen onderwerpen , aan zijne Kroon te hegten. Dit alles bewoog den Koning van Frankrijk, om zich aantekanten tegen de oogmerken des Engelfchen Hofs (*). Hij maakte een aanvang met eenige Steden tot pandfchap te willen eifchen voor de zekerheid der verftrekte Penningen. „ Maar," Zegt Süllv , een Staatsdienaar, die de Vriend en Vertrouweling des Konings was , ,, de Algemeene Staaten, naa den ftegtenuitflagder „ laatfte Veldtochten, ziende , dat de groote Staa„ ten groote redmiddelen hebben, en de kleinen ras „ uitgeput zijn, zouden veelligt befluiten, om niet ,, alleen Pandfteden aan den Koning te leveren, „ maar (*) Negotiat. de Jeann. Tom, I. p. 24. 253. Süllv Mem. Tom. III. p. 108. Ed. 166a in Fol. If Deel. a. St. R, Maurits»  574 GESCHIEDENIS Maurits. i 5 maar zich geheel aan hem overtegeeven." i Dit was eeniger gevoelen : en men handelde in 'sKonings Raad verfcheide keeren over den voorflag , om de Zeven Gewesten aan Frankrijk te hegten: dan deeze Hoofdöpziender der Geldmiddelen , een vijand van tostbaare ontwerpen, de zaaken in 't groot en in alle lerzelver gevolgen befchouwende , en altoos zijne Staatkunde naar den meetftok van goede trouwe regelende, kantte zich altoos tegen dit heerschzugtig voorneemen. Doch , ondanks de redenen , door deezen verflandigen Staatsdienaar bijgebragt, liet men niet na eenige poogingen tot dateinde aantewen. den; maar veeleer, naar 't fcheen , om te beproeven , of het wilde gelukken, en de geestneiging der Nederlanderen, in gevalle zij een Vórst wilden hebben, tot den Koning van Frankrijk te doen overlellen, dan om een vast en bepaald plan van Rijksvermeerdering voorttezetten (*). Francois Aarsens , Afgezaut der Algemeene staaten aan het Franfche Hof, kreeg , in den jaare MDCVI, last van Koning Hendrik , om hem bet intwoord zijner Meelteren terugtebrengen op dé volgende vraagen : Of zij zichzelven, met de hulp lunner Nabuuren, konden handhaaven in den ftaat, ivaar in zij zich toen bevonden ? -— Welke geaeigdheid zij hadden tot den Vrede ? welke middeen, om dien te bekomen? en of zij, tot verkrijging en (.*) Sullï Mem.- Tom, III. p. 131. 153- 237- 243. Ms.  der NEDERLANDEN. 575 en verzekering van denzelven, de tusfchenkomst des Konings behoefden ? Welke voordeden zij den Koning dagten toetevoegen , in gevalle hij den Oorlog aan Spanje verklaarde? —- En of zij, zich werpende in de armen zijner Majefteit, de vrije oefening van den Catholijken Godsdienst zouden willen gedoogen ? Aarsens , in Frankrijk teruggekeerd , bragt geen ander antwoord mede, dan dat hij over de opgegeevene Vraagen geheel niet hadt durven handelen: eii te minder, om dat de Koning van GrootErittanje nog voordeeliger aanbiedingen gedaan hadt (*). In het volgende jaar, raadpleegde men, op 'tverzoek van denzelfden Aarsens, ter Vergaderingevan Holland, over eenen gewigtigen voorflag, waarover men niet dan tot den meeften dienst der Landen en tot best genoegen des Konings begeerde te beflui« ten (f). Men weet met geene zekerheid , wat deeze voorflag inhieldt. Maar het fchijnt genoeg te blijken uit de getrouwfte en egtfte Gedenkfchriften, dat het groot oogmerk van den Franfchen Vorst was, aan de Veréènigde Gewesten Vrede en Onafhanglijkheid te bezorgen , om ontlast te worden van de zwaare kosten , welken deeze Oorlog baarde ; hij durfde ze niet verlaaten , uit vreeze , dat zij ondet het juk van Spanje zouden vervallen , de zaaken van welk (*) Negotiat. de Jeannin , Tom. I. bl. 20. 87. lol. 105. (f) Refol, Holl. i6oj. bl. 50. R 2 Mauwt?»  Maurits. sf6 GESCHIEDENIS welk Hof hij geloofde dat heimljk onderfteund wierden door de Engelfchen, fchoon zij altoos zulks ontkend hebben (*). Het nieuws der Verbintenisfe , waar van wij gefproken hebben , de flrijdigheid der belangen des Koophandels, thans heftiger dan ooit tusfchen Engeland en de Veréènigde Gewesten , het verfpreide gerugt, dat Koning Jacobus de Staaten , om hunnen opftand tegen den Koning van Spanje , gewoon was Wederfpannelingen te noemen , verwekten in de Veréénigae Nederlanden zeer flegte gedagten en verregaande vermoedens , ten opzigte van At Engelfchen. Ze werden geftijfd door Oldenbarneveld , en de Partij, die na den Vrede haakte , of kragtdaadiger bijftand verlangden , om den Oorlog met allen ernst doortezetten (f). De Koning van Frankrijk , zich niet kunnende ontflaan van het verkenen eens lastig drukkenden onderftands , dan door den Vrede , zogt de Staaten eenigermaate tot denzelven te noodzaaken , hun geene andere keus laatende dan zich aan hem overtegeeven, indien zij in den Oorlog wilden blijven. Dit was het algemeene plan , volgens 't welke de Franfche Onderhandelaars zich in dit geval gedroegen. Jeannin fchroomde niet , Prins Maurits , die fteeds voor den Oorlog ijverde , te ge- (•) Hume Hifl. of Engl- 1609. (f) Damel, Tom. X. p. 343- Sully Mem. als boven.  des. NEDERLANDEN. 57/ gemoet te voeren : Dat , indien men op nieuw wilde oorlogen , het niet redelijk ware, dat de Koning zijn Geld en Staaten zou waagen, zonder 'er iets bij te winnen; 'er bijvoegende: dat mende Veréènigde Gewesten geheel Fransch moest maaken. Waar op Maurits antwoordde : Dat het nu de tijd niet was , om daar van te jpreeken , zo men de Landen niet eer Spaanseli dan Fransch wilde zien. De Staatsdienaar Villeroi fchreef Jeannin , „ dat, in„ dien de Staaten den Koning in den Oorlog wilden ,, inwikkelen , zij iet ongemeens voor hem moeiten 33 doen ; dat hij Jëa.vnin daar van moest fpreeken metMArniTs en Oldenbarneveld; dat de Ko3, ning de zaak niet wilde bedorven hebben door 0,3 verbaasiirg; dat bij den Vrede liever wilde." In eenen anderen Brief: „ 't Is waar," fchreef hij, ,, eenigen zeggen , dat de Koning niet verlangen ,, moet, dat de Staaten rijker en magtiger worden, „ dan zij reeds zijn , om red.-nen , die gij ligt be3, vroeden kunt. " Dan hij voegt 'er bij: „ Men „ hebbe nog meer de herftelling van de zaaken der „ Spanjaarden te vreezen (*)." BENTrvocLio ontvouwt ons die redenen, te weeten , hoe men in Frankrijk voor de te groote magt der Veréènigde Gewesten vreesde: dewijl de Protejlanten in Frankrijk, die eenigzins het hoofd begonnen optefteeken , van (*) Negotiat. de Jeannin, Torn. III. p.53.372.Tom. II. p. 474. R3 Mauritï.  ^ausuts. « 3?S GESCHIEDENIS van daar bijttand zonden kunnen ontvangen , indien het tot een oproer kwam (*> Alle de geheime onderrigtinge» , omtrent beurndden en ei, de wn deeze Onderhandelingen , door Zaala vonden van Regeermg ^ rCt) <^elwist,hoezich f bed enen van eene Staatkunde, zo gunstigaanznn , T^an van Vrede, verklaarde Jeannin , „dat gem^ te raade wordende, van de Regeering te " Tem deren, en het Gemeenebest tot een Vorftenl dom temaien, den Koning van Frankrijk, voor " alle Vorften, zou kiezen (§)• U deeze ftukken , hier in één oogpunt zamange£1 *£* , en het vervolg der Onderhandehnge «Itetnoi duidelijker toonen , dat de koning yan téSüt geene andere, dan losie en vermoedelijke, fn"i ten van Staatzugt hadt. Hij hieldt zich zeer S o-r 1-t veripreide gerugt, dathu deRegeeVeréént Ge^en dagt te veranueren, C) BENnvGGUO Bjfi. des Guerres de tftf* Tom. IV. I.p. 5. 23. 31- 34- Jacobus, Koning van Engeland, befchouwde mis- (*) Aubery Mem. p. 293. (f) Negotiat. de Jea.\nin , Tom. I. p. 9®- i°4- I05. 112. 159. 171. i8<5. 313. «53. 258. 33t. 336' 373.  der NEDERLANDEN. 583 misnoegd de aankomst der Franfche Onderhandelaren in den Haage, en hadt, om een waakend oogte houden op hunni verrigtingen, en deel te neemen in 't geen 'er omging , Ruöolph Windwood , zijnen gewoonen Afgezant bij de Staaten , vergezeld van Richard Spencer, na Holland gezonden. Deeze Vorst zou gaarne het volduuren des Ooriogs in de Nederlanden gezien hebben : hij vreesde , dat de Spanjaarden, van denzelven ontheeven , Engeland. zouden ontrusten, en, bovenal, in Ierland fchoon fpel hebben , waar de Catholijken de Spanjaarden meer dan de Engelfchen begunstigden. Doch, wanneer de Staaten hem deeden verklaaren , wel in zijne maatregelen te willen treeden, indien hij hun onderfland in Geld toefchikte , was deeze Vorst, dien het aan Geld ontbrak, alleen bedagt, om, als Middelaar, in deeze Onderhandeling deel te neemen. Ondertusfchen hadt zijn Vrede , met Spanje geflooten, de onvoorzigtige wijze, waar op hij zich, wegens de Staaten, uitdrukte , en dc ftrijdigheid tusfchen de Krijgsbelangen zijner Onderdaanen en die der Veréènigde Gewesten , de laatften geheel van hem vervreemde. De Engelfche Afgezanten fpeelden dus niet meer dan eene tweede rol: en, fchoon de Staaten de bemiddeling des Konings van Deenemarken, van de Keurvorften van de Palts en Brandenburg verzogt, en deeze Gezanten afgevaardigd hadden, fcheenenzij alleen, welftaanshalve, in den Haage zich te vertoonen. Jeannin was de bedrijf- al: Maurits. Engelfche eit andere Gezanten in den Haage.  #4 GESCHIEDENIS Maurits. Brief van den Kei zer Ru- DOLl'Ii. al: de anderen betekenden niets, of deeden alleen, wat zij door zijn aandrift uitvoerden (*)• Ondertusfchen hielden alle de Mogenheden van Europa het oog geflagen op deeze gewigtige Onderhandeling : en dezelve maakte op hun verfchillende indrukken, naar maate hunner oogmerken en belangen. De Keizer beweerde , dat de Veréènigde Geweften niet onafhanglijk konden verklaard worden, zonder zijne toeftemming: hij fchreef hun een'Brief, waar in hij zijne regten ophaalde, de Staaten herinnerende, dat zij tot het Itoomfche Rijk behoorden, en Leenroerig van 't zelve waren : hun waarfchouwende, om, zonder hem vooraf te kennen, niets te onderneemen,'t welk metdeLeenwettenftreedt. > Men weet , hoe deeze Keizer de Rijkswetten verwaarloosde , en zich zijne Erllanden liet ontneemen door zijne Broeders, de Aardshertogen, den tijd verkwistende met Kwakzalvers, gewaande Tovenaars, en zoeken van den Philofophifchen Steen. De Staaten verwaardigden hem , in 't eerst, niet met eenig antwoord; en 't was, naa 't verloop van drie maanden , dat zij bem fchreeven , hoe hunne Oniifhanghjkheid reeds , zints lang , gewettigd was door de regtvaardigheid hunner zaake, door den voorfpoed hunner (*) TStegotiat. de Jeann. Tom. I. p. 199- 4°3- Bem. TiVOGL. Tom. IV. p. 454- Publ. Angl. Tom. VII. P. II. p. 158. Grotu Bijl. p.5iP- Meteren,XXVUL B. f- 537- 538.  der NEDERLANDEN. 585 hunner wapenen , en ftaaflijke verklaanng van verlcheide Mogenheden; en dat zij ftaat maakten op zijne goede diensten, om een zo langduuiigen enbloedigen Oorlog te doen eindigen (*). Van de Leenroerigheid aan het Rijk repten zij geen enkel woord : het belijden, gelijk de Groot fchrijft a zou weinig eers , en het wederleggen haatlijk geweest zijn (f). De zes weeken, bepaald, om eene nadere Bekragtiging uit Spanje te haaien , waren reeds verftreeken, toen Neijen en Verreiken dezelve bragten. De maare deezer Onderhandelinge klonk At Spanjaarden als een donderdag in de ooren. Dit Volk , altoos trots, zelfs te midden van tegenfpoed , kon de vernedering van zulk een flap niet dulden. De klagten en murmureeringen hoorde men in 't Hof te Madrid. De hoogmoed van Philips voelde zich geraakt; doch hij was te verre gegaan, om terug te kunnen treeden: en zogt, om zijne eer te redden , zich in dubbelzinnige uitdrukkingen te omwinden; 'tgeen zijne verlegenheid aan den dag bragt , zonder zijne fchande iets te verminderen. Hij vermijdde het, rechtftreeks met de Veréènigde Gewesten te handelen: hij weigerde zelve hunne Onafhanglijkheid te erkennen: alleen verldasrende, „ dat hij den Aardsherto„ gen toeftondt, in zijnen naam, te mogen hande„ len met de Staaten der Veréènigde Gewesten , in „ hoe- 09 Meteren, XXVIII. B. f.537. XXIX. B. f. 546. Refol. Hoi/. 160J. bl 362. (t) Groth Hifi. p. 521?. Ma»rits. Tweede Bckiagtiging uit Spanje,  né GESCHIEDENIS Maurits. Handelingenbier over „ hoedanigheid, als dezelven houdende voor vrije „ Landen , Gewesten en Staaten , op welken hij „ niets eischte." • En, als hadt hij gevreesd te veel gezegd te hebben, voegde hij 'er nevens, „ dat hij „ deeze verklaaring deedt, om aan de beloften der „ Aardshertogen te voldoen, en tot verzekering der „ handeling van Vrede , of van een lang Beftand, „ van wélken hij de punten wilde nakomen, zo dra „ zij zouden gefloten zijn. Doch , in gevalle deeze „ geen plaats greep, om over zaaken van Godsdienst „ en alle anderen te befchikken, zou deeze Bekragtiging van geener waarde zijn, en de Koning niets „ van zijn Regt verliezen." Deeze Bekragti- ging Was in 't Spaansch opgefteld , en ondertekend Ik dè Koning (*). Groote zwaarigheden ontftonden 'er In de Vergadering der Algemeene Staaten. Bovenal ftootten. zij ' zich daar aan, dat de erkentenis hunner Vrijheid afhanglijk gemaakt wierd van een Verdrag , 't welk, indien men 'er de gefchillen over den Godsdienst en alle anderen in zou afdoen, of eerst, naa een lang tijdsverloop., of nooit ,!zou gellooten worden. Maar Neijen en Verreiken , ontdekt hebbende, dat het meerendeel des Volks tot den Vrede neigde, verklaarden, dat, hoe men ook deeze Bekragtiging mogt aanzien, eene andere vergeefsch zou gewa-gt worden. In deeze verlegenheid , pleegden zij raad met de Franfche en 'En* (*) Bentivogl. Tom. IV. p. 479.480. Negotiat. de Jeannin, Tom. I, p. 448—— 456»  der. NEDERLANDEN. 587 Engelfche Afgevaardigden, die hun raadden , dezelve te aanvaarden. Maar, om niet te verhaast te werk te gaan, fielden zij het beantwoorden zes weeken uit, om het gevoelen deronderfcheideneGewesten intenêemen, den Haag bepaalende tot de plaats der Onderhandelinge. Men gaf daar aan de voorkeus, zo om dat de Koninglijke Gezanten zich reeds aldaar hadden nedergezet , als om dat dit de plaats was, waar de veelhoofdige Regeering deezer Landen gewoon was te vergaderen. Schoon het in de bijzondere Gewesten wel eenige bedenking baarde,dat men een loozen Vijand in den boezem van den Staat ontving, 't welk aanleiding kon geeven tot het befpieden van 's Lands gefteltenis, het ondertasten en verder misleiden der gemoederen (*). De Afgevaardigden der bijzondere Gewesten verfcheenen ter Algemeene Staatsvergadering met nieuwen last, en werd befloten, dat men zich onderling behoorde te verbinden , om tot geen Verdrag te komen , dan in welks eerlte punt de Vrijheid van den J Staat erkend werd in zulke bewoordingen, die, naa '. raadpleeging met de Gezanten der Uitheemfche Mo- genheden, voldoende zouden bevonden worden. ( Geene Voorwaarden in Kerklijke of Burgerlijke zaa- 1 ken aanteneemen , die de Vrijheid konden benadeelen. En, in gevalle de Vijand hier toe niet verftaan kon, de wapenen weder optevatten , en , met be. hulp (*) Nrgotiat- de Jeann. Tom. II. p. 19.58. GkotuHIJK £>• 521 -523- Meteren, XXVIII. B. f. 536. 537. Maurits. Befluit, am toe ;een Verirag te tornen, lan waar n 's ^ands /rij hei d :laar :rkend rierd.  MaüRITSi Nieuwe vrees, vai; door dei: Spanjaard be droogen te zullen worden. («) Refol. Holl. 1607. bl. 359. (t) Zie aldaar, bl, 360- en Meteren, XXVIII. B. f. 538. 5SS GESCHIEDENIS hulp der Mogenheden, die den Staat begunstigden, een gewenschte uitkomst aan de regtvaardige zaak te geéven (*). 1 De bepaalde tijd der Wapenfchor- fing liep ten-einde. Het Hof van Brusfel fcheen hier op geen agt te geeven, om dus te vaster verzekerd te worden van de neiging der Veréènigde Gewesten: de Staaten Helden 't zelve voor, of het niet best ware, die nog ééne maand of zes wéeken te verlengen , en inmiddels de bijéénkomst ter Onderhan. deliuge aftewagten (f). Deeze gemaakte onverfchilligheid ontrustte de Voorftanders van den Vrede. Men vernam van alle kanten, dat de Koning van Spanje groote Krijgstoerustingen maakte, en veel Volks wierf. Eene rijkgelaade Vloot uit de West - Indien hadt zijne uitgeputte Schatkist gevuld. De Afgevaardigden van de Hoven van Madrid en Brusfel, gewagt, om de Onderhandeling aantevangen, daagden niet op. Alle deeze omflandigheden, zamengenomen , baarden veel ongerustheids in de Veréènigde Gewesten. Men begon te vreezen , dat de Vijand hunne Kjtijgsverrigtingen hadt zoeken te vertiaagen , om, geduurende den tijd van werkloosheid , zich in Haat te Hellen tot een nieuwen en heftiger aanval. In deezen ongerusten en verlegen Haat, lloegen zij natuurlijk het oog op de Afgezanten, herwaards gekomen, om'den Vre-  oer. NEDERLANDEN. s§£ Vredehandel te bevorderen : meti moest verwagten, dat zij zich door den Spanjaard niet zouden laaten op den tuil houden, of begekken. De Staaten (telden een drievoudig Verbond voor, tusfchen Frankrijk , Engeland en de Veréènigde Gewesten. De Engelfchen weigerden toetetreeden. Zij fcheenen nog te twijfelen, of Spanje de Onafhanglijkheid derVerèénlgde Gewesten wilde erkennen, en zogten zich in geen Oorlog intewikkelen. Doch Jeannin , die de zaaken dieper doorzag, en last hadt, om eene nieuwe Verbintenis met de Veréènigde Gewesten aantegaan, liet 'er zich gemaklijk toe overhaalen , ligt bevroedende, hoe zulks hem eenen Iterken invloed bi] het Gemeenebest zon bijzetten (*). Dit gewigtig Verbond, meest het werk van Jean- 1 nin en Oldenbauneveld, werd, den zevenden van t Louwmaand des jaars MDCVII1 , getekend. Ko- 1 ning Hendrik beloofde, te zullen arbeiden, om den ^ Staaten een goeden en verzekerden Vrede te bezor- c gen: waar naa hij hun tegen de fchenders van den- * zeiven, die, des vermaand, het ongelijk weigerden te herftellen , met tienduizend Voetknegten , op zijne kosten, zo lang zij dezelven zouden noodig hebben, zou cnderfteunen: eenonderftand, welke,des noodig, zou vermeerderd worden. Indien de Koning, daarentegen, vijandlijk wierd aangetast, zou- den (*) Negot. de Jeannin, Tom. I.p.379. 383.386.407, Tom. II. p. 9.47.91, IV. Deel. 2. St, § MAURlTSi Vieuw herbond usfctien Tankijk en de 'eréénigè Ge'esten. 1608.  0 GESCHIEDENIS den de Staaten hem, op eerlijke voorwaarden , met vijfduizend Voetknegten, of ander Oorlogsvolk, of met Oorlogfchepen , ten zelfden kosten , bijftaan. In 't ftuk van den Koophandel zouden de Nederlanders in Frankrijk , en de Franfchen in de Veréènigde Gewesten, op gelijken voet als de Ingezetenen gehandeld worden. Het tegenwoordig Verdrag zou eerst plaats hebben naa den Vrede (*). Over het fluiten van dit Verdrag ontftondt in de Veréènigde Nederlanden groote vreugde. Zij , die na den Vrede haakten, en wisten, hoe de Koning van Frankrijk 'er niet minder op gefield was, hoopten alles van een Vorst, toen ten toppunte van magt en voorfpoed geklommen.' Die \an • zugt ten Krijg blaakten, zagen met genoegen vooruit op zulk een bijftand, welk den heerlijkften uitflag beloofde: want'er was bepaald, dat men nimmer een Verdrag met den Vijand zou fluiten , dan wanneer de Vrijheid , en gevolglijk de wettigheid van dit Verdrag, erkendwierd. Allen zagen zij diergelijke Verbintenisferi aan als fpreekende blijken van hunne Onafhanglijkheid en Oppermagt, en nutte banden, die hun aan een magtigen Bondgenoot vastmaakten. Alle monden waren vol van den lof der Franfchen : men poogde de andere vreemde Staatsdienaars in 't zelve te doen deel neemen : maar deezen , de geestdrift der Nederlan- 'deren (*) Negotiat.de Jeannin, Torn.II. p. ö"o, Refol.Mk tóoS. bl. 27. 29. fflAURITS.  dhr. NEDERLANDEN. 591 deren voor de Franfchen bemerkende , werden met jalouzy vervuld. De Engelfchen, bovenal, konden dezelve niet bedekken. 't Scheen, dat, hoe meer Frankrijk de Staaten aan zich zogt te verpligten,£»^/Wzedestemeer van zich vervreemde. Zij konden het den Engelfchen niet vergeeven, dat zij aan hunne Onafhanglijkheid twijfelden, en weigerden aan hunne Vlag den eerbied te betoonen , vérfchuldigd aan een vrij Volk, én dat zij onophoudelijk hunne fcheepsvaari ontrustten (*). Zij konden niet. vergeeten , dat Koning Jacobus hun voor Wederfpannelingen aanmerkte, en hielden hem zeer vèrdagt (f) , dat hij zich verftondt met Koning Philips, om te beletten , dat hij hun niet voor OnaThanglijk verklaarde. Hij dwong hun , eene fornme Gelds te betaalen voor de vrijheid dér visfeherije op zijne Kusten : en , ondanks dit, Verdrag, ftoorüen de Engelfchen de visfeherij : zo dat zij genoodzaakt waren de Haringvloot door ee- ni- (*) Rapin, Tom. VII. p.57-53. Naval. Wjl.cfKing james, p. 227. 229. (f) Zeer verdagt; want het blijkt uit de Schriften des Afgezants Wjnwood ,Memoriaals, Tom. II. p. 456. 469. 4/5,* 57°" > dac 2I'j zich daaromtrent bedroogen : dit is de redjn , dat ik, van de partijdigheid des Konings van Engeland fpreekende , daar van niet gewaag , als van eene zekere zaak, maar als van een ftuk , waaromtrent men in Frankrijk en in dsFerèén. Nederlanden toen niet twij telde» N Sa MAuérrsi Oorzaak van het misnoegen der Veréènigde Gewestentegen Engelande  Maurits. Aanmerkingenover de Weelde. 592 GESCHIEDENIS nige Oorlogfchepen te begeleiden (*). Dan de eerfte oorzaak van het misnoegen der Veréènigde Gewesten was, dat zij voorzagen , hoe hunne Onafhanglijkheid , welke zij van het aanftaande Verdrag verhoopten, doot het Hof van Londen zou bepaald worden, 't Zelve hadt nog drie der fterkfte Plaatzen in bezit: één Engelfchman zat 'er nog fteeds in den Raad van Staate. Het Gemeenebest," zegt een Hollandfche Schrijver, „ was hier mede zo zeer be„ lemmerd, als een natuurlijk Lichaam kan zijn, wanneer een vreemd lichaam daar in dringt, en a, blijft zitten (f)-" Eigenaartig zou dit Deel afloopen met het fluiten des Beftands ; doch wij hebben de ftoffe zo rijk en gewigtig gevonden , dat wij , om geen ftuk overtellaan, of te vlugtig te behandelen, van een gedeelte der Vaderlandfche Gefchiedenisfe, zo vol lesfenvoor Staatkundigen en Onderhandelaaren , het zelve verzenden tot een volgend Deel , benevens eenige' bijzonderheden , tot den Godsdienst en Koophandel betrekkelijk. Het tegenwoordige zullen wij beiluiten met eenige aanmerkingen over de Zeden en Kunften. De op- en voortgang der Zeevaart , de vastigheid, welke dit nieuwe Gemeenebest kreeg, hadden noodwendig een fterken invloed op de Geestneiging en Zeden (*) Rapks, Tom. VII. p, 58. Meteren , XXXI. B. f. 580. (t) Wickefort Ambasf. £? fes fundt. Tom. II. p. 46".  der. NEDERLANDEN. 593 Zeden der Inwoonderen. De Groot klaagt, met de ftrengheid van een Spartaan , dat, omtrent het afloopen der Zestiende Eeuwe , de Rijkdommen, door den Koophandel ten Lande ingevoerd , Tafelweelde en Kleederpragt medegebragt , Weelde , in ftede van de oude Nederlandfche Deftigheid, gebaard hadden, die, wel nut voor de openbaareinkomften, fchadelijk was aan de goede Zeden (*) : 'er bijvoegende, dat Volken, zo verwijfd, welhaast overwonnen en te ondergebragt zouden worden. Doch mogen wij niet zeggen, dat het vervolg zijner Jaarboeken toont, hoe hij te verre ging, en zich door welmeenenden ijver voor der Ouden braave Zeden liet verrukken ? Heeft hij kunnen nalaaten , het Tijdperk, 't welk op deeze vermeende Zedenverbastering volgde, aftebeelden als dat, waar in Moed, Vlijt, alle bijzondere en openbaare Deugden, met grooten luifter, in het Vaderland fchitterden ? Voorbeen wisten zij van geen geregelden Krijg , en het Staatsbeftuur was aan veelvuldige hachlijke verwisfélingen onderhevig. Thans werd dat zelfde Land eene School van Krijgs- en Staatkunde. Nimmer bragten deeze Gewesten zo veel Zee- en Landhelden voort, zo veel groote Mannen in alle takken van nutte KunftenenbefchaavendeWeetenfchappen. Want,fchoon de Legers ten velde, voor het meerder gedeelte, uit Vreemdelingen beftonden , verfchaften eenige Gewesten , Gelderland en Friesland bovenal , een goed » aan(*) Grotu Annal p. 113. 114, S 3 Maurits.  gM GESCHIEDENIS aantal Landfoldaaten. En, in de Zeetochten , betoonden de Hollanders en Zeeuwen allen geduld, moed, gevaar en doodsveragting, noodig , om vermeefteringen te maaken, en verafgelegene Volkplantingen opterichten. „ De HollandfcheVhs," fchrijft de Vaderlandslievende Beriuiey , „ was allerwegen jp inhoogagting, daar de Wimpels der Uitheemfchen „ fladderden, woeien de ontrolde Wimpels van de „ Stengen en Boegfprieten onzer Vloote helder af: „ ook vervulde het gedonder der Hollandfche en „ Zeeuwfche Kartouwen, die op de baaren klaater3, den en wedergalmden, KastiliS met fehrik, Brlt„ tanje met ontzag, en Gallie met eerbied. Hol„ land grimmelde toen van Helden (*)." Laat ons hier Strada hooren, zijn getuigenis is misfchienbij zommigen min verdagt : „ Geen menfcben ter we„ reld zijn 'er, die met gelijke behendigheid en toe„ gang zo de Zee als de Aarde , tot hun behoef, L doorkruisfen; zo dat men van hun, als gelijke Inu woonders van beide deeze Elementen, met reden „ twijfelen mag, waar zij meest t'huis hooren , of . ten Lande, of ter Zee. Hoe verre gaat dee- „ zer Menfcben kloekmoedigheid, handel, veran„ dering van Hanteering en Magt de nauwe bepaa,, ling oer Nederlandfche Strceken te boven ? Ners, gens is de Militie gauwer, of de toeloop daar van „ grooter of langduuriger, zo dat de GoddesKriigs 3, (Mars) de Volken, aie herwaards van alle kan- „ ten (') Berkiiey Nai, J/ift. van HolL IU. D. bl. 642.  des- NEDERLANDEN. M ten aanloopen , als in eene openbaare Schoole, ., fchijnt te onderwijzen : welke onbekende Stroo„ men der Zeeën , of wat ongehoorde Kusten der „ Wereld heeft de Zeevaart der Nederlanderen niet , al doorfnuffeld ? want, hoe de Natuur hun binnen :„ nauwer paaien des Lands beflooten heeft, hoe zij „ wijder velden van de Zee voor zichzelven geöpend „ hebben, om onder hun gebied te brengen , en te „ bewoonen (*)•" Dit gaf zekere Joannes Boterus aanleiding, om te zeggen: „ Indien de Hollan,, ders overtuigd wierden, dat de vlekken in de Maan „ Eilanden waren , zij zouden dezelven opzoeken (f)." Stkada , Bentivoglio en Bap.clas ftemmen zamen, om den Nederlanderen Opregtheid en Trouwe toetefchrijven. En men mag vrij gelooven, dat deeze hoedanigheden niet weinig toebragteu aan den opgang des Koophandels, die goede trouwe vordert, en zonder welke dezelve onmoogelijk kan bloeijen. De Rijkdommen, door vlijt verkreegen , en door welberaadene fpaarzaamheid opgelegd, of tenoirbaar befteed, dienden niet alleen , om aan de grootfche onderneeming, van het winnen der Onafhanglijkheid, kragt en klem bijtezetten, en zo veele en zwaare Oorlogskosten te draagen ; maar men lag dezelven ook ten koste , om Land het water te ontweldigen , en , een (*) Strada Bell» Belg. Lib. I. Dec. I. (f) Berkhey Nat. Hifi. van Holland, III. D, II. St. bl. 683. S4 Maurits, De Beemfter drooggemaakt,  %9( GESCHIEDENIS een uitgcftrekte Plas droogtemaaken. De Beemfier, eenMeir, zeven uuren in het rond groot, en zes voeten diep , begon men,in 't jaar MDCVIII,droog te maaken: bier toe hadden eenige Perfoonen van de Staaten verlof verworven. Het werd , met veel vlijts en kundigheids in Waterwerken, doorgezet, en , in den jaare MDCXII, volbragt (*)• Dit Noordhollandfche Paradijs, zo wel aangelegd , en rijk voorzien van 't geen 't oog ftreelt, enteffens voordeel fchenkt, is een ftandhoudend blijk , zo van 't Vernuft der Voorvaderen, als van hun Rijkdom , en 't ivelbefteeden der Schatten. In deezervoege bragten de Rijkdommen veeleer heilzaame dan nadeelige gevolgen , ten opzigte van dé Zeden, voort. Toen Louisa de Colligni zich ha Holland begaf, om Prins Willem den I. te trouwen, ftondt zij zeer verfteld over de harde leevenswijze in dat Land , in vergelijking mee Frank' rijk. Zij vondt geen hangende Karos: maar moest, van Rotterdam na Delft, rijden in een overdekten 'Wagen, zittende op een Plank, zo dat zij, als geledebraakt, na twee uuren rijdens , ter laatstgemelüe Stad aankwam (t). Wanneer de aangroeiende Rijkdom wat meer Weelde onder de Grooten invoerde, zie ik daarom het Volk niet bedorvener aan. Toen de Nederlanders, nog kloek en rustig van geHalte, O) Meteren, XXVIII. B. f. 53$. Veuüs, Hoorn f 546. ' (t) Aubery Mem.  der NEDERLANDEN. sf? flalte, ten tijde van de Groot , op ligte en in riemen hangende Speelwagentjes reeden , waren zij zedelijk niet flegter dan hunne Voorvaders , die zich met ongemaklijke Rijdtuigen behielpen. Thee,Koffy, vetvalschte en flegte Wijnen , vreemde en fterk aangezette Spijzen, verzwakten de Landzaaten nog niet : de Vaderlandfche Drank , belegen of zwaar versch Bier , was 'nog in dagelijks gebruik , benevens een goed ftuk Vleesch, met andere gezonde en itevige Spijs , bij enkele gelegenheden doorgefpoeld met een fterken Beeker Hochmer- of Rhijnwijn (*). -— Ook ontbrak het, ten deezen dage , nog niet aan overblijfzelen der oude Hollandfche./Eenvoudigheid. Bekend is de gefchiedenis, dat de Spaanfche Afgevaardigden , tot het handelen over't Beftand, eenige Perfoonen aantroffen , in 't gras nederzittende, om hun maaltijd te neemen, betraande uit Brood, Kaas en Bier : en , verltaan hebbende, dat deezen Afgevaardigden ter Staatsvergaderinge waren , uitriepen : „ Zulke Lieden zijn onverwinnelijk, men „ moet, zo ras mogelijk, met hun Vrede maaken." Met de vrijheid der Goederen, waar voor men ftreedt, ging die des Gemoeds gepaard. Vrijheid van Godsdienstoefening was aan alle Gezindheden verleend, en de Jooden bleeven hier van niet uitgeflooten. Wij hebben, in den loop deezer Gefchiedenisfe niet kunnen naalaaten optemerken, hoe éénsgezind (*) Berkhey Nat. Hift. van Heil. II. D. III. St. bl. 6$6. S 5 Maurits; Verdraagzaamheid.  S93 GESCHIEDENIS Maurits. Spaarzaamheid. i éénsgezind Roomsch en Onroomsch voor 's Landè Vrijheid ftreeden , en het dwingend juk der Spanjaarden van den halze weerden, Van hier het bekende zeggen eeniger Reomschgezinden , die den Krijg volgden : Mijn Hart is Paapsch; maar mijn Degen is Geusch! Van Gierigheid werden de Landzaaten in 't algemeen befchuldigd. Men moet bekennen , dat zij winzugtig waren': dan dit is eene eigenfchap, die zo natuurlijk met den Koophandel vergezeld gaat , dat men, met deeze weg te neemen , den Handel van ziel en leeven berooft, 't Gaat zeker, dat zij, voor 'tmeerendeel , fpaarzaamer leefden, dan huns gelijken bij andere Volken ; doch , noemt men arbeidzaame n ijver, om zijne fchatten door een eerlijken en naarftigen Koophandel te vermeerderen , en door eene oplettende fpaarzaamheid te raade te houden , Gierigheid, zo verwart men, met de naamen fpeelende, de denkbeelden van Deugd en Ondeugd. Die zo genaamde Gierigheid was den Lande voordeelig. Vorderde het buitengewoonen bijftand, (en hoe dikmaals was dit het geval niet?) de Ingezetenen hadden hunne fchatten veil, en toonden, dat geene vuige Gierigheid in hunnen boezem huisvestte. Nooit zag men de Gierigheid in zulke omftandigheden heerfchen:. elk toonde, in de opkomst van 't Gemeenebest, zijne bereidvaardigheid, om, naar vermogen, het zijne voor 't algemeene welvaaren optebrengen , en , bovenal, 's Lancs Zee- cn Veldmagt door eene ruime vergeldingaantefpooren cnverdienften tebeloonen. ■ Deeze  bek NEDERLANDEN. $99 93 Deeze fpaarzaamer leevenswijze,". 't ïs de gegronde aanmerking van den Heer Berkhey p was een vollfrekt natuurlijk gevolg van de vroegere Dwing,, landij en de toen gevestigde Vrijheid. Onder het 33 Graaflijk beftuur toch waren de Ingezetenen , en bijzonder de Burgers en Boeren, genoegzaam geen ,, meefter van hunne ^Bezittingen , daar zij fteeds „ door de fcdattingen en knevelarijen der Uitheem5, fchen geperst werden. 'Er heerschte, in die da,, gen van onderdrukking , een foort van lustloos,, beid en achterhoudenheid onder hun , dewijl ze ,, zeer klaar begreepen, dat alle hunne, met moeite „ en zweet verzamelde,penningen, zo zij dezelven ,, niet zuinig bewaarden, en als verborgen hielden „ voor de zielendwingende Geestlijken , 'de beur„ zen plattende Rechtshandelaars, fchattingheffen„ de Stedehouders , en 's Heeren Gevolmagtigden „ waren: die, dikwerf, zonder dat het den Land„ heer ter oore kwame, rijk en arm plunderden, of „ Stad en Dorp, op 't minfte geval, in eene ftraffe 3, geldboete verweezen. Dus was onze Natie , om 3, zo te fpreeken, zuinig uitnood, en door dwang, „ fchoon de bron van edelmoedigheid, met de eigen„ aartige uitvloeizelen van opregtheid en gastvrij- heid, geftadig in de hartiiar opwelde. Wai „ was 'er nu voor zulk een Volk, toen het de lieve Vrijheid zag opdaagen, natuurlijker , dan dat zij. die zo lang in de onzekerheid hunner eerlijke bezittingen geleefd hadden, zich nu , met vreugde meefter zagen van hun Hof en Haaf, Huis en Erf j. Lam MAURITSjf l  Maurits. 6oó GESCHIEDENIS j, Land, Vee en Koophandel, en 'er gevolglijk met alle naarftigheid op uit waren, om hunne fchatten „ door eene geöorlofde winst te vermeerderen? „ Wat was 'er verder van hun gegronder te verwag„ ten, dan dat hunne onderlinge fpaarzaambeid, die, 5, korts, door dwang heerschte , nu zamenfpande, om die inhaalige Bloedzuigers, op hunne beurt, te bedwingen ? 't Is , derhal ven , niet vreemd, „ dat zij, de kragt van het Geld en de voordeden van den Koophandel kennende , dien voornaamen ,, fteun van den Staat, voor hun en hunne Kinde„ ren , door fpaarzaamheid in ftand hielden 5 dat „ ook, in de gevolgen, aan hun fchrander vooruit„ zigt beantwoord heeft. Want, zints dien tijd, ., verfmolten de Goudkantooren in het bloeiende „ Antwerpen en andere Brabandfche Steden, terwijl „ de Geldbeurzen te Amfierdam , met die van Noord,, en Zuidholland, van alle kanten opzwollen , en, tot barstens toe, gevuld werden (*)." De andere Gewesten deelden in dien overvloed, naar maate de rijke ftroom des Handels door dezelven heen vloeide , en de flib der winsten achterliet. Dat, ondertusfchen, geene Gierigheid , voor zo verre dezelve gelegen is in de fchraapzugt, om fchatten op fchatten te ftapelen, en zichzelven het genot te ontzeggen , toen de gemoederen der Landzaaten beheerschte, bleek uit de deftige Kleederpragt. toen alzins op de Straaten, de kostbaare zindelijkneid in de (*) Berkhey Nat.Hi/i.vanHoll.U.D .III.St.bl.651S.  der. NEDERLANDEN. 601 de Huizen, en de voedzaame lekkernij opdenDisch. Burgers en Landlieden begonnen een vertoon te maaken, in deeze Landen voorheen alleen bekend,wanneer een Graaf, Koning of Keizer zich hier onthieldt, of met een pragtigen ftoet deeze Landen doorreisde. Voor een fieeds in rijkdom toeneemend Volk waren geene welbeleide , en dikwijls hachlijke, onderneemingen in den Handel te groot; en het taai geduld der Nederlanderen , door geene rampen en tegenheden in den Krijg voor de Vrijheid afgemat, bragthet ééns ondernomene, vroeg of laat, tot ftand. Men kan niet ontkennen , of de Bewoonders der Veréènigde Gewesten hadden een overblijfzel van de Gebreken hunner Voorvaderen , en hunne eigene nieuw aankleevende Ondeugden, uit de tijdsomftandigheden en vermenging met Buitenlanderen gebooren. Het Spel behieldt de oude bekoorlijkheid , en de Winzugt bragt Sluikerijen ter baane. —- Op den Drank waren veelen verflingerd; de Hoogleeraaren, te Leyden , gingen wel in 't Bierhuis , en de zo beroemde Lipsiüs, benevens Baudius, met meer anderen, kwamen dikwijls met een roes t'huis , en haalden elkander niet zelden met fchampere versjes door, als het Bier en de Geest aan 'tgisten raakten. Onkuifche Liedjes zong men in menigte. De Werken der Redenrijkers zijn opgevuld met de ontugtigfte denkbeelden, waar van wij 't ons fchaamen voorbeelden bijtebrengen. Dan, hoe zeer de laage fuort van vermaaklijkheden ook in zwang waren, het zat Madrits. Gebreken.  ëo2 GESCHIEDENIS Maurits* Voortgang der Weetenféhappen 'tHooge fchool t Leyden bloeit. (*) Berkhey Nat.Hifi.'vanHolland, 11. D. III. St.bl. 637. 678. zat niet in 't hart des Volks. Dit verderf was door 5t dartele Braband flegts voor eenigen tijd ingevoerd, en 't geile Spanje hadt het vuur van ongeoorlofde •Minnaarijen' alleen voor eeiie poos aangeftookt. Onze deftige Landzaaten hielden , desniette;,enftaande,j veelal de Kuischheid in eere, als iets , der Natie eigen : en de dartele Spelen der lledenrijkeren , gemeenlijk'door een fiegt flag van Menfcben in 'topenbaar vertoond, zag men, eerlang , trapswijze, befchaafd, en de önbefcheide Hekelzangen dier gebrekkige Kunstöefenaaren bezwijken voor deftige Stukken, ten Schouwtooneelé gevoerd (*). Zo ras het Grondgebied van 't Gemeenebest eeriigzins bepaald was, en de Grenzen befchermd waren, konden de Vernuften met eenige gerustheid der Zanggodinnen Tempel bezoeken , en de bekwaamheden ontwikkelden zich langs hoe meer. Het Staatsbeftuur moedigde de zugt der Geleerdheid en Weetenfchappen aan, en Geleerden in allerlei takken werden herwaards gelokt door rijke belooningen. De Leydfc'ae Hoogefchool fchitterde met opgaanden lui' lier. Koning Hendrik de IV. gaf, tot erkentenis der diensten , door de Hollanderen hem beweezen, in den jaare MDLX1X, een Bevelfchrift uit, bij 't welk allen, die, op Leydens Hoogefchool, den trap van Meefter in eenige Weetenfchap beklommen hadden, in Frankrijk, met dat Getuigfchrift voorzien, in  eer. NEDERLANDEN. 603 in die waardigheid zouden erkend wórden. Hij (rondt toe, datJosEPHus Scaliger, het xieraad dier Hoogefchool, na Frankrijk trok (*). Onder de Hoogleeraaren j van Franfche afkomst, telt men ook den kundigen Regtsgeleerden Hugonus Donellus , en Franciscus Junius, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid. Carolus Clusius , uit Artois afkomstig , beoefende 'er eerst de Kruidkunde alleen ,• doch vondt, daar naa, door den aanwas der Hollandfche Scheepvaart, gelegenheid , om eene nauwkeurige befchrijving van veele uitheemfche Vrugten en Zeldzaamheden opteftellen. . De beroemde Justus Lipsius, een Brabander, bekleedde, daar, met veel lofs, het Hoogleeraarfchap in de Gefchiedkunde , tot hij deeze Standplaats , onder zeker voorwendzel , verliet , en, wisfelziek in 't ftuk van Godsdienst , der Roomsch - Catholijken weder aannam. Doch 'l waren niet alleen uitheemfche Geleerden, die deezer Kweektuin der Vernuften deeden bloeijen. HadrianusJunius, of Adriaan de Jonge , te Hoorn ge booren, in allerlei Taaien en Weetenfchappen ervaa ren , onderwees in de Natuur- en Geneeskunde Petrus Paauw , een Amfier dammer , bekleedde df plaats van Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruidkuiv de, en lag den grondflag van den Artzenyhof en var de Schouwplaats der Ontleedkunde, beiden nog h Weezen. Remeertus Dodon^eus , van Frie fcher (*) Paquot Hifi. de la Litt, des Païsbas , VII. Tom ■p. Z59- Maurits»  Óc4 GESCHIEDENIS Maurits. De Hoogefchoolte t'raneforopgerigt. Gefchied fchrij veren. (*) Grotii Hifi. p. 266, (f) Halma Tooneeh fchen afkomst, leeft in een Werk over de Kruidkunde , 't welk nog voor een meefterftuk gehouden wordt, en waar door hij zijne Landsgenooten verpligt heeft. Ook praalde de Leydenaar Gerard Tuningen met de waardigheid van Hoogleeraar in de Regtsgeleerdheid, en in de Geneeskunde muntte de Hoogleeraar Joannes HéuRNiuS uit , dien wij reeds bij 't ziekbedde van de minzieke Emilia van Nas/au aantroffen. Veele andere Mannen maakten deeze eerfte Hoogefchool van Nederland vermaard , tot welker optelling wij ons niet kunnen inlaaten f>>. Te midden van het gekletter der wapenen werd 'er eene tweede Hoogefchool in de Veréènigde Gewesten opgerigt, te weeten de Frlefche , in de Stad Francker, en deeze., in den jaare MDLXXXV, llaatlijk ingewijd : gelijk de eerfte is zij beroemd geworden door treffelijke Hoogleeraaren en geleerde Mannen, daar, van den beginne af, gekweekt (t). Wij mogen niet voorbijgaan melding te maaken van vier Gefchiedfchrijvers, wier Werken zo dikmaals door ons zijn aangetoogen, en in deezen tijd bloeiden : de eerfte is Eveeoard van Reyü , Nasfaufche Raad , wiens Oorfprong en Voortgang der Neder, landfche Oorlogen, behelzende het voorgevallene zints den jaare MDLXVI. tot het jaar MDCI , veele bijzonderheden bevat, te vergeefsch bij anderen gezogt. Zijn Werk, uitgegeeven , toen men over 't  der. NEDERLANDEN. 605 Befiand arbeidde, ftrekte, om beiden, Roomschgezïnden en Hervormden , te waarfchuwen tegen de trouwloosheid der Spanjaarden en Oostenrijkeren. Sterk vaart hij tegen de partijdigheid van andere Gefchiedfchrijveren uit; doch wordt, met grond , befchuldigd, aan dit zelfde euvel ziek geweest, enden Huize van Narfau te veel begunstigd te hebben, wat 'er ook Vossius, die zijn Werk in ckïWjk Latijn overbragt, van zegge: ook is hij te zeer ophetwonderdaadige gefield, en het zoeken van hemelfchetusfchenkomste (*).— De tweede, Emmanuel van Meteeen, wiens gefchiedkundig Werk een ruimer tijdsbeftek vervat , loopende van het jaar MD. tot MDCXI, moet voor een naarfiig Verzamelaar gehouden worden: dan zijne bitterheid tegen de Roomfchen loopt, naar veeier oordeel, te verre : anderzins is hij, gelijk van Reyd wel opmerkt, om eenigen te behaagen , en anderen niet te vertoornen, overal milder in 't prijzen, dan in 't laaken'(t)' Alleruitvoerigst is de Gefchiedfchrijver Pieter Bor , die, door, van hoogerhand, verleenden toegang tot geheime Papieren, een Werk zamenftelde , 't welk tot een Register kan verfirekken van egte bewijzen voor de zodanigen , die geen toegang tot 's Lands oorfpronglijke Stukken hebben. Waarheid en On- par- (*) Grotii Hifi. p. 458. VAovorHift. de la Litt. Tom. XII p. 391. (t) Paquot Hifi. de la Litt. Tom. XII, p. 343. IV. Deel, 2. St. T Maurits.  Maurits i 0o« GESCHIEDENIS partijdigheid, twëe hoogvereischte, doch re zeldzaam gevondene , hoedanigheden , heftuurderr zijn pen (*). i Onder zijne geleerde Tijdgenooten was bij uitlfek beroemd Ubgo Emmius. Thuanus, een bevoegd Keurmeefter , fchrijft van hem , naa Buchananus eerst geleezen te hebben , dat hij bij Emmius kon haaien in getrouwheid , vrije gedagtcn en cierlijken ftijl. Men wenschte wel, dat hij meer de bronnen, waar uit hij zijne Gefchiedenis putte, hadt aangeweezen. En , fchoon zommigen hem van één/jjdigheid (f), en anderen zelfs vankwaadetrouwe (§), befchuldigd hebben, is zijn Werk, tot de Nederlandfche Gefchiedenisfen betrekking hebbende , door kundige Mannen in ons Vaderland zeer gepreezen, en van groote waarde geoordeeld (**). Was die tijd , zo vrugtbaar in gewigtïge Gebeurtenrfen, de voortbrenger van Gefchiedboekers, het ontbrak den Vaderlande ook niet aan edele Vernuften, die de Latijnfche Dichtkunst beoefenden. Op twee Douza's draagt Leyden roem, Mannen , die in geboorte, geleerdheid en dapperheid uitblonken (ff). Jacobus van den Eynde , een Delvenaar , wist de (*) J. Ampzing Befch. van Haarlem, p. 117. (|) Struis Bibl. JUJl. Se!, p. 551. (§) Idsinga Staaur. der Vei één. Nederl. I. D. bl. 4. (**) BavleD/<5, T.H. p. 359. Zie ook de Schrijvers, aangehaald voor den druk van 't jaar 164Ö. en Paquot m/l. de Ja Litt. Tom. VII. p. 8s. (ft) Halma Tooneel der Nederlandtn.  dér NEDERLANDEN. Co? 'ds Latijnfche Zanggodinnen met Mars te paaren (*). •De Blyenbukgen , van aanzienlijke afkomst, vereeuwigden hunnen naam door het hanteeren der Romeinfche Lier ( f). De Redenrijkers voeren voort met de Nederlandfche Taal te befchaaven, en de Dichtkunst te verbeteren. Onder die, naa het overgaan van Antwerpen, in den jaare MDLXXXV , uit Braband en F laan■■deren, zich na Holland begaaven , vondt men veele Liefhebbers der Dichtkunste : en hunne aankomst gaf gelegenheid tot het oplichten van nieuwe Kamers. Het misbruik , 't welk zommige Kamers van hunne Tooneelen maakten, fchijnt gelegenheid gegeeven te hebben tot twee Belluiten, door de Staaten van Holland tegen hun gegeeven, in de jaarenMDXCIV.en MDXCV : want bij het Synode, in het daar op volgend jaar, te Delft gehouden, werd vastgefteld,dat -ïnen zich met deezen tegen de Redenrijkers zou behelpen, en de Overheid verzoeken , dat zij mogten geweerd worden. Niettemin moet met die Belluiten „ meer bedoeld zijn de ongeregeldheden intetoomen, dan wel het ganfche bedrijf der Kameristen te wraaken: naardemaal de Wethouderfchap eeniger Steden zich, vervolgens, van deeze Broederfchappen, ten algemeenen nutte, begonnen te bedienen. De oefening der Rederijkkunste geraakte, hoe langs hoe meer, in Holland in zwang : met den aanvang der Zeventiende (*) Paquot Hifi. de la Litt.Tom-. IX. p.400. (f) Zie aldaar, Tom. XI. p- 8a. 85. T - Mauritj.  6o8 GESCHIEDENIS Maurits. tiende Eeuwe, wilden de Dorpen de Steden hier m niet toegeeven. Dan, terwijl de openbaai e. kunstoefening der Kamerbroederen , door 't gezag der Wethouderfchap , bij het oprigten van Gast- Armen- en Oudemannen-Huizen , werd gehandhaafd , beftoot het Hof van Holland, die ten Platten Lande , waar ze minder befchaafd was, te verbieden (*). Spiegel , Koornhart en Visscher (f) voeren voort met de Taal te zuiveren en optebouwen. De eerfte, onze Ennius, van wien men, metOviDius, ze" gen mag: Ennius ingenio maximus ,arte rudis(§), geeft hier en daar blijken, dat hij op welluidendheid en maat, tot nog meest niet begreepen , of jammerlijk verwaarloosd, begon te leiten , en verder in dit ftuk gekomen was dan Koornhart , die'er, egter, ook vordering in maakte, of Visscher, wiens Verzen wel zuiver van Taal, maar zonder Cadans zijn. Dan alle de Amfterdamfche Poëten bleeven , over 't geheel, tot het einde der Zestiende Eeuwe, onkundig van den waaren trant en maat onzer Verzen: ook behoeft men de Achilles en Polyxena, en Thefeus en Ariadne van Hooft , op 't einde dier Eeuwe gefchreeven, üegts te leezeu, om te zien, dat hij nog aan dezelfde lamheid hinkte. Bij de Redenrijkers, die, (*) W. Kops Schets eener Gefchiedenis der Redenrijkeren, bl. 276. II. Deel van de Werken der Maatfck. der Nederl. Letterkunde. (t) Zie 'c voorgaande Deel van dit Tafereel, (§) Ovm. Trift. Lib. II. ELI. vs. 424-  der NEDERLANDEN. 609 die, over 't algemeen, veel kreupelder gingen , ontmoeten wij , ten dien dage, dorperheid en dnifterheid in reden en rijm , eneeneonaangenaameééntoonigheid en platheid in de Verzen. Dan de geleerde P. van Maraux van St. Aldegonde toonde, in zijne berijming der Pfalmen , in den jaare MDXCI. gedrukt, dat hij de verbeterde rijmmanier van Spiegel en Koornhart vatte. Doch de meer volmaakte en manbaare volkomenheid in maat en taal begon met den aanvang der Zeventiende Eeuwe recht te naderen. Zijwierdhier tenLande ingebragt door den evengemelden Hooft, als hij van zijne reis na Frankrijk en Italië t'huis kwam. In 't laatstgemelde Land las en fprak hij de zoetvloeiende Dichters in hunne eigene fpraake , hij vondt bij deezen dat zagte , dat tedere, dat zangrijke in de Poëzye, 't welk hem in Ovidius behaagd hadt , maar 't geen hij alsnog in zijne Vaderlandfche taaie niet hadt weeten natevolgen. Hij ziet het den Italiaan af, en past het toe op zijn Nederduitsch. Toen ontdekte hij de Cadans, het hooge en laage door lettergreepen; voorts de maat, de rust, de fneede, den trant,den dans en demuzyk in zijne Vaderlandfche Verzen,en keerde met deeze kundigheden t'huis: deezen deelde hij zijnen Kunstbroederen van de Kamer , in Liefde bloeijende , mede. De oude Kunstvrienden , Visscher en Spiegel, waren, zo ze niet beiden toen reeds Amfterdam verlaaten , en Alkmaar ter woonplaats verkoozen hadden, te hoog bejaard, om zich met deeze verbeteringen en zinlijkheden van hunnen jongen Kunstbroeder optehouden. Bredero , niet T S te11 Maurits.  gie GESCHIEDENIS Maurits. ten onregte de Nederduitfche Teren tiüs geheeten j was te jong, en fiieif te vroeg, om het verte brengen. Costa , een waardig Lid van de Amfterdamfche Kamer, hoe bekwaam anders, bearbeidde, naar het oordeel van Brandt, zijne Verzen niet genoeg. Vondel begon zich eerst te vertoonen , en nog laag kleefde hem de barbaarsheid en ruwheid aan : zijne ófide Rijmen niet alleen, maar geheele Werkjes van zijn eerften tijd kunnen hier van tot bewijzen dienen. IIooft was, ten dien dage , de Hoofddichter, niet alleen van zijne Geboorteftad, maar ook van zijn Vaderland (*). Wat hij met Vondel , als Grootmeefter in de edele Dichtkunst, voorts gedaan hebbe, is een voorwerp in een ander Deel onzes Tafereels. ' Dè bijgébragte voorbeelden der Mannen, die gefchitterd'hebben, door de gaven huns Vernufts , zijn genoegzaam tot wederfpreeking der zoodanigen , die deeze gaven bij uitfluiting alleen toekennen aan Volken, onder een zagter en milder Lugtltreek gelegen ,\vaar de Natuur zich in eene lachende gedaante vertoont. En wat hebben wij intebrengen tegen de Schilderfcuoolen, die, van den dageraad der fchoone Kunsten, zich met vernieuwden luifter begonnen te vertoonen , en treffelijke Meefters in allerlei foort van (*) Pieter Huizinga Bakker befchouwing van den ou. den gebreklijken en zedert verbeterden trant onzer Nederduitfche Verzen , in het V. Deel der Werken van de Maatfchappy der Nederlandfche Letterkunde, bl. 87 enz. Wagenaar Aatft. XI. D.bl. 212.319- 2S>°. 357- 359- 3ós»  eer NEDERLANDEN. 611 van Schilderftukken voortbragten. Moeten zij voor die der Italiaanfche Meefters wijken in losheid , in kragt van uitdrukking der gemoedsbewegingen : zij overtreffen ze in 't licht en donker , en een wonder treffen der natuur. De Zestiende Eeuw telt een groot aantal Schilders van den eerften rang, van welken de naamen niet alleen , maar ook de kostbaare Stukken nog zijn overgebleeven (*). Meer, dan regtmaatig onzen Landsgenooten toekomt, zouden wij hun fchenken, wanneer wij, met een Schrijver van eene Natie, anders fchaars in den lof der Nederlanderen, verklaarden , dat zij , ten deezen tijde , in de Muzyk uitmuntten , en zelfs de Italiaanen overtroffen (f). Deeze zin- en zielftreelende Kunst lag wel bij hun niet geheel verwaarloosd ; doch dat zij 'er in vooruitliepen , is ons nimmer te vooren gekomen. Niet alleen beoefenden de Nederlanders aangenaa. me Kunsten, niet alleen voegden zij , door naarftigheid , verbeteringen aan de nutte Uitvindingen van andere Volken toe, maar hebben ook de eer van on