TAFEREEL D B R NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN. V T F D E DEEL.   TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de VERÉÉN IGD E NEDERLANDEN, gevolgd naar 't fransch van den heere A. M. C ER I S I E R: VIJFDE DEEL,. Beginnende met de onderhandeling op er het //uiten pan het heiland 1608. en eindigende met de Dood v?n Prins Mauiuts £±5. Ts UTRECHT; tij & WfLD. MDCCLXXXVIL   INHOUD VAN HET V T F D E D E E L 'S Eerste Stuk. T G E ME ENE BEST DER VERÊÉNIGDE NEDERLANDEN. AGTTIENDE BOEK. Van het fluiten van het Beftandtot het begin der Onlusten wegens de gefchillen over den Godsdienst. Eerste Tijdperk. De Zamenkomst ter Vredehandeling in den Haage geopend. De gefchillen over den Indifchert Handel doen dezelve mislukken. —— Onderhandeling over 't Beltand. Partij tegen 't Be- ftand. De bekwaamheid van Jeannin en Oldenbalineveld bewerkt het fluiten van 't Befland. Staat der Geldmiddelen. Voort¬ gang des Handels in de Indien. — Staat van den Godsdienst. Staat der Veréëuigde Nederlanden, ten opzigtevan andere Mogenheden in Europa. De Spaanfche Afge* a zanten  IV INHOUD. zanten komen in den Haag. Het eerfe plegtig gehoor. Eerfte Onderhandeling. Gefchil over delVapens der Zeventien Gewesten. Voordeelen, door de Vcrdénigde Gewesten in Indië behaald. Onderhandeling over den Indifchen Handel. Reden voor de Vaart op de Indien. Reden daar tegen. Voorftel de/ Algemeene Staaten , betrekkelijk tot deezen Koophandel. Inzigten van Frankrijk op den Koophandel. Verdere gefchillen over den Handel. Verbond der Staaten met Engeland. Gefchillen over'tverwisfelen van Plaatzen. Bergen op Zoom en Breda kunnen het Stemregt niet verwerven. De zwaarigheden vermeerderen. De Deenfche Gezanten vertrekken. Bezwaarende gerugten v$or de Staaten. Nadere On' derhaudeling, en afbreeking van dezelve. Een veeljaarig Beft and door «fcFranfchen en Engelfchen voorgefagen. Hendrik den IV. zoekt aanhang hier ten Lande te winnen. Oldenbarneveld aanvaart een Gefchenk des Konings van Frankrijk. Aanmerkingen daar over. Gisting der gemoederen over den voorJJag van een Bef and. Redenen van Maurits tegen het Bef and. Aanmerkingen Jaar op. Voorfag der Spanjaarden. Verfchillende gevoelens der Gewes. ten over het Bef and. Prins Maurits ijvert 'er tegen. Uiiwerkzejs hier van. Vertrek der Spaanxhe Gezanten. Gevolgen van dit vertrek. Ontdekking van ttiCHARDÖTs heimlijk Berigtfchrift. Charater van RichardoT. Nieuwe Voorflagen des Aardshertogs. Aanfpraak van Jeannin , om het Befland aanteprijzen. Gefchrift van denzelven, tot wederlegging  INHOUD. v ging van 'x Prinfen Brief aan de Hollandfche Steden. Aanfpraak van Winwwd in den Raad van Staate. Misnoegen tusfchen hem en Maurits. Tweede Brief van Maurits aan de Steden, en zijne reis door dezelven. Oldenbarneveld en Aarsens met Schimpfchriften aangetast. Be eerst gemelde ligt zijn Ampt neder, en neemt het weder op. Zijn Aanhang verflerkt. Herig gefchil met Zeeland. Dringend Vertoog van Jeannin tegen de Zeeuwen , en voor 't Bef and. De Engelfche Afgezant Spencer onderf eand dit Vertong. Gefleltheid der Aardshertogen en des Konings op dit ftuk. Delft, Ainfterdain en Zeeland bewilligen in 't Beftand. Bef uit der Algemeene Staaten ten opzigte van 'i Beftand. Antwerpen tot de Handelplaats gekoozen. Opening der Onderhandelingen tusfchen de Spaanfche Gezanten, en de Franfche en Engelfche Middelaars. Voornaam/ie Punten des Beftands. De Koningen van Frankrijk en Engeland, Borgen van 't Bef and, weigeren eene fchriftlijke Verklaaring te geeven van de Vrijheid deezer Landen. Staatkunde van Hendrik den IV. Poogingen van Jeannin , om eene verandering in de Regeeringsvorm te bewerken. Oldenbarneveld doet het Ontwerp van Jeannin mislukken. Gefchillen over het aandeel van elk Gewest in de algemeene Lasten. Het voordeel, 't welk het Beftand aan 't Gemeenebest gaf, nagegaan. Voortgang van den Handel in de Indien. Oprigting van de Bank te Amlterdam. Poogingen van Jeannin, ter begunstiging der Roomsen - Catholijkeu. Jean* 3 NJN  vi I N H OUD. 3vin keert na Frankrijk. Het Beftand bekragtigd door Spanje. Aanmerkingen over deezen Oorlog. Tweede T ij d p e r k. Verbonden en Handel - Verdragen. Onlusten in Europa, ontdaan over de Kleeffche en Gulikfche Opvolging. Dood van Hendrik den IV. ■ Staat van den Godsdienst. ——- PartijTcbappen en de beginzels der Onlusten , ter oorzaake van de Geloofs • verfchillen. .1 Verbintenisfen en Verdragen der Staaten met verfcheide Mogenheden. Indifcbe zaaken. Verbond tusfchen den Grooten Heer en de Staaten. Onlusten, over de opvolging in de Landen van Kleef en Gulik. Krijgstoerustingen van Hendhhv den IV. Moord van demelven. Lof van deezen Vorst, Zijne dienften, den Veréénigden Nederlanden beweezen. Vernieuwing van de Verbintenis der Staaten met Frankrijk , en de bemagtiging van Gulik. Gefchil over de Walvischvangst met de Engelfchen. Vervolg der Onlusten over de Kleeffche en Gulikfche Opvolging. Vermeerdering van 't aanzien der Verddnigde Gewesten in 't Noorden. Oproeren tri de Veréénigde Gewesten. Te Alkmaar. Te Leeuwaarden. Te Utrecht. NE-  INHOUD. vu NEGENTIENDE BOEK. Van het begin der Godgeleerde gefchillen tusfchen de Gomaristen en Arminiaanen , tot het gevangentieemen van Oldenbarneveld , Grotius en Hogerbeeïs. Derde Tijdperk. Ooifprong der Godgeleerde gefchillen tusfchen de Gomaristen en Arminiaanen. Onlusten, daar door in den Staat verwekt. —- Openlijke verdeeldheid tusfchen Maurits en Oldenearneneveld. ■ De Synode van Dordrecht. Oorzaak der Onlusten over den Godsdienst. De Hervormden wijken van hun beginzel af, als zij ververvolgen. Vertoog van den Burgemeefter P. C. Hooft, tegen den Geweetensdwang. Vervolging der Roomsch-Catholijken. Oorfprong der flrenge begrippen onder de Hervormden. Herkomst der zagtere begrippen. Arbiinius, Hoogleeraar. Dezelve aangevallen door Gomarus. Arminius en Gomarus houden eene Zamenfpraak in 's Gravenhaage. Tweede Onderhandeling. Arminius fterft. Oogmerken van denzelven. De Arminiaanen worden heftig aangevallen. De Gomaristen vorderen het houden van een Nationaal Synode. Oorfprong van de benaaming van Remonltranten en Contra -Remonftranten. De Contra-Remonilrantie ingeleverd. Verfchil wegens het Regt der Overheden in Kerklijke zaa-  vin INHOUD. zaaken. De Haagfche Conferentie. Vorstius tot Ihtgleeraar beroepen : Koning Jacobus tegen hem verbitterd. Episcopius en Polyander tot Hoogleeraars» te Leyden beroepen. Oorzaaken van verbittering der beide Partijen. Voortgang der verbitteringen. Voorbeelden van vreemde misvattingen in die zich Gomaristen noemden. Poogingen der Gomaristen , om de Kerklijken onhfhangli'.k te maaken. Oldenbarneveld poogt de Kerk-ordening des jaars MDXCI. tot (land te brengen. Onlusten te Rotterdam en te Warmenhuizen. Maurits begint zich meer en meer te ontdekken.. Verbindt zich nauwer aan den Koning van Engeland. Jacobus door de CakÖn en de Groot nader onderrigt wegens de Kerkli 'ke gefchillen. Delf'tfche Conferentie. \Befluit der Staaten tot den Vrede der Kerke, 't Voorgevallene daaromtrent. De Groot door S. Lubbertus aangevallen. De Remonftrantfche Overheden bedienen zich van gezag tegen de Contra - Remonttranten. Amllerdam verklaart zich tegen de Remonltranten. Omwenteling te Leeuwaarden. Oldenbarneveld lost de Steden, den Engelfchen ter verzekering gegeeven. Caiïleton komt als Engelsen Afgezant in deeze Gewesten. Oldenbarneveld meer in haat. Charactcr van F. Aarsens. Maurits dingt naar de Opperheerfchappij. Bef uit der Staaten, om de Scheuring te weeren. Bezending der Staaten na Amtterdam. Gevolgen daar van. 't Begin der Scheuringe. Toef and in de andere Gewesten. In Utrecht. In Overijsfel. In Gelderland. In Friesland. In Zee- land  INHOUD. ix land en Groningen. Verdere Verwijdering in Holland. Be Remonttranten verzoeken zich tegen hunne Partij te mogen vsrdeedigen. De Remonftranttn gaan ook afzonderlijke Vergaderingen houden. Oproer te Amfteidam, tegen de Remonfiranten aangeregt. Vergeeffche Verzoekfchrift en der Amlterdamlche Remonftranten. Scheuring in den Haag^ Staatkunde van Maurits. Streeken van 't Engelfche Hof. MAumsfcheidt zich openlijk van de Remonftranten. De Veröénigde Gevesten leenen anderen Staat en hulp. Zeemagt der Veréénigde Gewesten. Ontdekking van de Straat le Maire. Vier.de Tijdperk. Hei aannecrnen der JVaardgeldsrs. — Verdeeldheid tusfchen de Algemeene Staaten en de Staaten van éènige Gewesten Het doordrijven van Maurits, omccnNatiom.al Synode te houden. — Gevangenneeming van Oldenbarneveld , de Groot en Hoogereeets. Verregaande foutheid der Gomaristen. Bef uit, omtrent het aanneemen van Waard^elders. Bezelven in Holland en Utrecht aangenomen. Geweldige maatregels van Maurits. Gefchil over het houden va* een Nationaal Synode. Be Engelfche Afgezant neem veel deels in de gefchillen. Be Wecglllml •van Taurinus. Be Franfche Afgezant poogt de gemoederen te veréènigen. Maurits bezoekt eenige Steden. Acht Steden van Holland maaken eene foort * * van  x INHOUD. van Verbintenis. Nieuwe bezwaaren, tegen Ül öenbarneveld ingebragt. Maubits qnderfteunf de gerugten , ten nadeele van Oldenbarneveld geftrooid. Schotfchrift van Jan Dankerts. OldenBARNëvelo verdeedigt zich. Nieuwe aanvallen tegen denzelven. Zijn Brief aan Maurits , bij zijn Verdetdigfehrift. Maurits , Prins van Orane géwordén; maakt veranderingen in Gelderland. Haalt ook de Staaten van QvërijsfeJ over. Tegeiif andbieding van Utrecht op htt fuk der Waardgelder». Bezending der Algemeen e Staaten , ais mede der Staaten van Holland , naa Utrecht. Ontmoeting der wederzi Jfche Afgevaardigden. Verlegenheid der Utrechtfche Regèeringé. Vergadering ten huize van Zuilestein. Maurits dankt de Waar-dgelders af. Verandering in de Regeling te Ltreclit. De Staaten van Holland flemmen in het afdanken der Waardgelders. Het houden van '/ Synode bepaald. Gevangenneeming van Oldenbarneveld , de Groot, HoogerbeeTS en Ledenberg. Verbaasdheid over die gevangenneeming. MaUuits ontwikt de aanzoeken tot ontflag. 5i Bef aan der Heer en van Schauené» van Asperen. Verfchillende gevoelens over die gevangenneeming. Vlugt van verfcheide Perfoanen >de Partij van Barneveld toegedaan. Gerugten, tegen de Gevangenen verfpreid. Ontwerp van 't Voorflel der Staaten van Holland. Maurits verandert in veele Steden de Regeering. Tegenfand in Hoorn. Aanmerking over die Regeerings - veranderingen. TA-  TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSE VERÉÉN1GDE wjejdjejr :ljlw:bmw. 'T GEMEENÈBEST DEK VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN. AGTTIENDE BOEK. Van het fluiten van 't Beftand tot het begin der Onlusten wegens de gefchillen over den Godsdienst. Eerste Tijdperk. De Zamenkomst ter Vredehandeling in den Haage geopend. De gefchillen over den Indifchen Handel doet dezelve mislukken. Onderhandeling over 't Beftand. Partij tegen 't Beftand. De bekwaamheid van Jeannin en Oldenbarneveld bewerkt het fluiten van 't Beft and. Staat der Geldmiddelen. — Voortgang des Handels in de Indien. Staat van den Godsdienst. D e tijd, waar in het Gemeenebest Meefler3 160r. zogt, en niet vondt, is voorbij, 't Kan nietlanger T V. Deel. A be* van de  Maurits. Staat dpr Veréênigde Nederlanden , ten opzijjte van andere Mogendheden in Europa. a GESCHIEDENIS befchouwd worden als een waggelend gebouw , 't welk men onderftut, in vreeze, van onder de puinhoopen begraaven te worden. Het begon het middenpunt te weezen der belangen en Staatkunde van Europa; het praal'e onder de andere Mogenheden; de Staaten dwongen hunne oude Heeren, de Oniifhanglijkheid der Verèènigde Gewesten te erkennen, en,hun als huns gelijken behandelende, den Vrede in hun Land te komen verzoeken. Zij hadden, ondertusichen , het groot voorwerp hunner wenfchen en poogingen nog niet bereikt. Schoon de Scheepvaart hun eene magt verleende , geheel niet geëvenredigd aan den engen kring huns Grondgebieds; en, fchoon dit Grondgebied, door zijne natuurlijke ligging, vrij wel gedekt was, konden zij niet ontveinzen de hulp van Buitenlanderen nog noodig te hebben , om 't Spaansch geweld afteweeren Wel is waar, de nabuurige Staaten, van welken zij deezen bijftand ontvingen, hadden veel belangs , om denzelven te verkenen : om een onrustig en oorlogzugtig Volk , 't geen na eene Mgemeene Were'.dheerfchappij gedongen hadt; doch ztnts de treffende regenfpoeden en de zigtbaare uitputting van Spanje den tchrik verminderden, eertijds door dat Rijk anderen Volken aangejaagd , lieten de Staatkundige Vrienden der Verééniede Gewesten andere oogmerken blijken , en wilden de beweezene weldaaden verrekenen. Het Mondt te dugten , dat de vermogende Bondgenooten, die berouw hadden, van het aanvaarden der Oppermogenheid van dit klein opkomend Ge-  der NEDERLANDEN. 3 Gemeenebest geweigerd te hebben, 't zelve aan de keten van verpligtende verbintenis wilden klinken. De Engelfchen begonnen met een naijverig en nijdig oog den aangroeijenden Koophandel der Veréènigde Gewesten aantezien , en hielden ze in eene foort van onderwerping , door middel van de Plaatzen , tot verzekering ingeruimd; aan het Turkfche Hof beroemden zij zich, dat deeze Landen een gedeelte van bet Groot - Brittmnnifche Rijk uitmaakten (*). 't Is waar, dat Tacobus de ï. den fcepter zwaaide met een zwakke hand , en dat het gezigt van een ontbloote Degen hem met vreeze vervulde ; doch Engeland was ontzaglijk geworden door de verééniging met Schotland, als mede door den bloei der Handwerken en de uitbreiding der Zeevaart, begunstigd door de Vredesgezindheid des Konings. Hendrik, de IV. zag met geen onverfchillig oog de meerderheid , welke Engeland in de FerèènigdeGewesten verkreeg, en voorüit , dat de éénftemmigheid in Godsdienstbelijdenisfe , en de verbintenisfen , welken daar uit konden ontftaan, niet weinig ftrekten, om dezelve te vergrooten : deeze meerderheid zogt hij, derhalven, opteweegen, of te vernietigen, door eenen irerkeren invloed in het Gemeenebest te verkrijgen (f). Deeze groote Vorst, onderfteund door verlichte Staatsdienaaren en de bereidvaardigheid zijner Onderdaanen, hadt , binnen het be- (*) Negotiat. de Jeannin , Tom. IV. p.150. (t) Lett. de Villeroi 24 Mars 1603. A a Maurits.  4 GESCHIEDENIS Maurits. ) beftck van weinig jaaren , de gedaante van Frankrijk veranderd: dat Rijk begon zijne krakten te bemerken , en te zien , welke middelen het in zichzelve bezat. Sully vergeleek het reeds bij een fterk en welgefpierd Lichaam , 't geen alleen zwak was in de uiterlijke deelen, in tegenoverftelling van het Spaanfche Rijk, 't welk kloeke armen en beenen hadt, maar een zwak hart (*). Dan , fchoon Sully de heerschzugtige ontwerpen , tegen de Vrijheid der Verèénigde Gewesten gefmeed, hefiig tegenging, wantrouwden de welverlichte Hoofden des Gemeenebests de Staatzugt, aan gtoote Vorften eigen. In hunnen onzekeren ftaat hadden zij het oog rondsom gewend, en gezogt, nieuwe Verbintenisfen aantegaan. Verfcheide reden liepen 'er zamen , om de Protejlantfche Vorften des Duitfchen Rijks aantezien als hunne natuurlijke Bondgenooten. Maar, naa zich te leur gefteld gevonden te hebben in te voorbaarig opgevatte verwagtingen , hadden zij, eindelijk , geleerd , geen flaat te maaken op Volken, bij wier natuurlijke traagheid nog kwam de Irrijdigheid hunner bijzondere belangen , en wier Opperhoofd door banden van Bloedverwantfchap en Staatsbelang gehegt was aan de Spaanfche Kroon. Met één woord , het Keizerrijk, belemmerd dcor de hinderpaalen der Staatsgedelt- n'sfen , vernederd en vanééngereeten door de zwakheid van Keizer Rudolph , gedreigd door den Turk, en arm , uit hoofde (*) Lettr. dc\ Sully 26 Fev. 1608.  der NEDERLANDEN. $ hoofde van gebrek aan werkzaamheid, boodt hun niets aan dan Soldaaten, die zich aan de eene en de andere Partij verkogten. Zwcedev en Deenemarken zogten zich met de Zuidelijke Rijken niet te verbinden, dan ten opzigte van den Krijgshandel. Poolen hadt geen invloed op de zaaken der andere Staaten van Europa, en Rusland was nauwlijks meer dan op de Kaart bekend. .—Italië zugtte onder het juk des Roomfchen Bij geloofs, of onder dè verdrukkingen van het Huis van Oostenrijk. Verfcheide kleine Staaten van dat fchoon gedeelte van Europa voelden mee verdriet het knellen der boeijen , maar hadden moed noch kragt , brei dezelven te verbreeken. Het Gemeenebest van Venetië , lterker door den aart des Staatsbeftuurs, dan uit hoofde van innerlijk vermogen , fchitterde alleen mefluifter, en boodt k'oeken wederftand aan de eifchen van den Roomfchen Paus , door het Hof var Spanje onderschraagd. De Veréenigde Gewesten hadden de gelegenheid aangegreepen , om zich t£ verbinden met een Staat, gelijk de hunne , gegronc op Koophandel en Vrijheid. Deeze aanbiedinger lagen den eerlten fteen aan de Vriendschap , vervol gens tusfchen deeze tw.e Gemeenebesten opgerigt doch de verafgelegenheid van elkander en het ver fchil der Godsdienstbehjdenisfe konden hun geeu groote voordeden van die Verbintenis doen verwag ten. . Wat de Zwitzers betreft , op hun koi men geen ftaat maaken ; nog armer dan tegenwooi dig, volgden zij het zelfde ftelzel, om zich nooit A 3 al Maurits. i j 5  6 GESCHIEDENIS MAURIT3. als een Volk , in de gefchillen der Buitenland** ren te mengen , zich bepaalende , om Soldaaten te leveren aan allen , die ze wilden en konden betaalen. De Ferèénigde Gewesten hadden , in den opftand, het voorbeeld der Zwitzeren gevolgd, maar niet, gelijk zij, befchermd door ontoeganglijke Bergen en eene Krijgs-regeeringe, en bewust, dat hun beflaan, grootendeels, afhing van den Koophandel, •e-m wisfelvalligen grondilag, hielden zij zich langen tijd aan het ftelzel , om de wapenen niet neder te leggen, voor dat zij de andere Nederlanden in het Sondgenootfchap ingelijfd hadden. Welk een heerlijk figuur zouden de Zeventien Nederlandfche Gewesten niet gemaakt hebben onder de andere Mogenheden van Europa ! De twee groote Bondgenooten van 't Gemeenebest , wel verre van hier voor te fchroomen, befchouwden zulk eene gebeurtenis als de lang begeerde vernedering der Oostenrijkfche Magt. In het plan , door Elizabeth , in den jaare MDCI, aan Sully opgegeeven, (een plan, overeenkomftig met het ontwerp van een juist evenwigt tusfchen de Mogenheden van Europa, door Hendrik den IV. gevormd) was het voordel , om alle de Nederlanden overtehaalen tot het afwerpen van het Spaanfche juk , en een Bondgenootfchaplijk Gemeenebest uittemaaken. De kragtdaadige poogingen , toen door de A'gemeene Staaten aangewend, . om den Oorlog in 'c hart der Oostenrijkfche Landen overtevoeren , wijzen genoegzaam uit, dat zij dit bedoelden. Wanneer zij zich ftreelden met de hoo- |>8  der NEDERLANDEN. 7 pe van eenen gelukkigen uitflag, daagde'er een Man op, die hunne maatregels verijdelde, en hei oogmerk des Oorlogs deedt veranderen. Spinola kwam, en de krijgskans floeg ten voordeele der Spaanfche wapenen over. De Staaten oordeelden het raad zaamer, zich in het gerust bezit van 't geen zij reeds hadden te verzek ren , dan hun beftaau op eene onzekere hoop van uitgeftrekter gebied te waagen. Zij begonnen de gevaat en te bemerken van eenen Oorlog, welke hun kon uitputten , en hunne Vrijheid binnen 's lands d/eigdé. Om zich tcffens van buiten in veiligheid te «tellen, dagten zij, een ander ftelzel te moeten volgen, 't Was hachlijk , rekening te maaken op Bondgenooten , tekoel, wanneer men hun bijüand vroeg, ot die te veel eischten, als zij den zeiven toeitonden. Zij zogten de hoop der Fran fchen en der Engelfchen te voeden, ten einde hei ontwerp van deezen dat van genen verwoestte Deeze Staatkunde was wankel en vol ge vaars : be ter, zich door eige magt op de been te houden, dar door den naijver van onzijdige Staaten. De welver lichte Hoofden in 't Gemeenebest zagen , derhal ven, dat de zekerfte partij voor hun was , hoe eer der hoe beter eene volkomene en plegtige verklaarin, van Onafhanglijkheid te verkrijgen, door Vrede me den Vijand te maaken. Men begon zelfs te vreezen , dat de Spanjaards alleen gezogt hadden , door geveinsde onderhandt iingen de geestneiging des Volks te ondertasten , e: meer kundigheden van de gefteldheid der zaaken oj A 4 1 Maurits. i t , De Spaan- " fche Af- : gezanten komen in den !■ Haag,  / Maurits. g GESCHIEDENIS tedoen , wanneer , met den aanvang van Sprokkelmaand, hunne Onderhandelaars kwamen. Zijfchreeven hun lang achterblijven toe aan de ftrengheid des Winters: deeze was, twee maanden , zo fterk geweest , dat zij zich van t léden hadden moeten bedienen, om, over 't ijs, in Holland te komen. Het Gezantlchap beftondt uit de volgende vijf Perfoonen, den Markgraaf Ambrosso Spinola, Joan Riciiardot. Lid van den Raad van Staate onder deAardshertogen , en Voorzitter van den Geheimen Raad , Don Jltan de Maneicidor , Geheimfchrijver des Komngs van Spanje, Verreiken en Vader NErjEN. ]n alle Steden, welken zij doortrokken , werden zij met groote eerbiedenisfe ontvangen. Prins Maurits was hun tot omtrent een half uur van den Haage te gemoet gereeden, gevolgd van eene ontelbaare menigte , door nieuwsgierigheid gewekt, om deeze ontmoeting te aanfchouwen. Een vreemd vertoon waarlijk, dat de twee eerfte Veldheeren hunner Eeuwe, die. in den voorleeden jaare , aan 't hoofd der twee magtige Legers , tegen elkander optoogen, thans elkander vriendlijk omhelsden , en , om zo te fpreeken , alleen met beleefdheden ftreeden. De beide Helden ftapten in dezelfde Koets. Zij fmaakter toen het ftreelende genoegen voor hunne eerzugt, daar zij de een den ander preezen , en elk een uit den mond zijns Mededingers den onverdagten lof hoorde. Toen alle de Afgevaardigden de voor hun beftemde verblijfplaatzen betrokken hadden, liep geheel Holland uk, om de heerlijkheid, welke Spino- LA  ber NEDERLANDEN. 9 la , te dier gelegenheid, ten toon fpreidde, te aanschouwen. Men bewonderde ten hoogften de pragt zijns huisraatis, toeltels en gevolgs. Onder de veel. vuldige toekijkers waren 'er , die bij hem gehoor vcrzogten, 't welk hij zeer gereed verleende , 't zij uit welleevenheid , 't zij om de harten tot zich te trekken, en 'er zich van te bedienen, indien de omHandigheden mogten veranderen; eenigen deezer, merkte men op, fpraken met veel nadruks van hunnen ijver voor het Roomsch Geloove (*). De Veréènigde Gewesten benoemden ieder een Afgevaardigden , om in hunnen naam te handelen. Ook koozen de Algemeene Staaten twee Gevolmagtigden , Willem Lodewijk. van Nasfau en Walraven , Heer van Brederodi. Oldenbarneveld was door Holland gelastigd, en hij de fpil, op welfee deeze gewigrige Onderhandeling meest zou draaijen. Om het eerde openbaar gehoor te ftaatlijker te maaken, verfcheen Prins Maurits en de Raad van Staate ter algemeene Stastsvergaderinge. Hier deedcn de Afgezanten eene algemeene opening van hunII nlast: ren algemeene uitdrukkingen werd deeze beantwoord (f). . In de eerlic zamenkomst werden de Lastbrieven der wederzi|dfcbe Gevolmagtigden geleezen. De Vtrlinigde Gewesten ftelden , als een voorafgaande H dei vm -vc-ginge, de plegtige verklaaring van de (♦) Metereh , XIX. B. f. 546. 547Q) Zie aldaar, f. 548. Refol. Ml. 1608. bi. 5« A 5 Maurits. Het eerfte plegtig gehoor. Eerfte Onderhandeling.  10 GESCHIEDENIS Gefchil over de Wapens der ZeventienGewes* ten. Maurits, de Vrijheid en Onafhanglijkheid deezer Landen. Oldenbarneveld , die meest het woord voerde, betuigde zeer uitdruklijk het vast befluit , om zich tot geene behandeling van eenig Huk intelaaten, voor dat dit in de itelligfte bewoordingen gefchied was. Men flondt dien eisch toe. Richardot verklaarde : Gij moogt , wij zullen 'er ons niet tegen aankanten , indien 'i u behaagt, zelfs een Koningrijk zijn (*). Geduurende de Onderhandeling, liet één der Afgevaardigden van de Staaten het oog vallen op het Zegel, hangende aan den Lastbrief der Aardshertoglijke Gevolmagtigden , en zag , het nader befchouwende, dat de Wapens der Zeventien Nederlandfche Gewesten 'er op ge.lrukt Honden. Hij beklaagde zich hier over, zeggende , dat mendoorzulk een Zegel nog eenig regt fchèen te willen behouden over deeze Landen, en vorderde, dat men die Wapens zo wel achterwege liet, als men uit de Voln;a°t de Naamen gelaaten hadt. Deeze eisch werd hard geoordeeld door Richardot. Hij bragt, ter verdeediging van dit Zegel, bij 't gewoon gebruik der Vorften, om de Tijtels te behouden derLai,den, op welken zij regt gehad hadden ; hoe de Koning van Spanje den tijtel voerde van Koning van Jerufalem, en de Koning van Engeland dien van Koning van Frankrijk. Het voegde geen Staat, die de Onafhanglijkheid door opftaud verkreegen hadt, zich een (*) Grötii Hitl. p. 533»  der NEDERLANDEN. u een regt aantemaatigen van ongewoonheden intevoeren, en veranderingen te maaken in 't geen bij Vorften , zints lang , gebruiklijk was. De Afgevaardigde der Staaten antwoordden , dat Koningrijken zich door hunne eigene Majefteitbefchermden;maar dat een nieuwe vrije Staat niet te veel omzigtigheids en voorzorgs kon gebruiken , om zijne Regten te verzekeren. Jeannin viel den Staatfchen toe , en toonde , dat de bijgebragte voorbee'den veel verkhilden van het tegenwoordige geval, dewijl geen der Vorften van zijne eifchen afltand gedaan hadt, en de groote zaak hier was, om de Aardshertogen te doen afftaan van alle regten, welken zij op de Verèènigde Gewesten konden hebben. Allengskens lieten de Spaanfche Afgezanten dit fiuk glippen: dan, in vergoeding hier van, vorderden zij, dat de Staaten van de Vaart en den Handel op de Indien zouden afftaan: 'er bijvoegende, dat het vooruitzigt hier van ééne der hoofdbeweegredenen was, die Koning Philips tot den Vrede neigden (*). In de daad deeze Vorst begon te vreezen, dat hij geheel uit de Oost-Indien zou verdreeven worden. Cornelis Matelief , die over eene Vloot der Hollandfche Maatfchappij het bevel voerde, hadt de vastigheid op de Malbaarfche Kust gelticht, de Stad Malakka belegerd, tweemaalen de Spaanfcht Vloo (*) Negttiat. //«Jeannin, Tom. II. p. 106.107,108 114. 139. Grotii Hift. p. 534. Meteren, XXIX. 13 f. 548. Maurits. Voordeelen, door de VerèinigdeGewesten in Indi'è behaald.  ii GESCHIEDENIS Maurits. Onderhandelingover den Jndifchen Handel. Vloot bevogten , gedeeltlijk verllaagert, en de In«Monders van Ternate tegen de Portugeezen geholpen. Schoon deeze Zeeheld niet gedaagd was in alle zijne onderneemingen, hadt hij alles tot vermeeftering der Molukken voorbereid. Hij bragt eenige Siamfche Gezanten en Geichenken voor Prins Maurits mede, en de Schepen, welken onder zijn geleide wederkeerden, waren rijk met Specerijenge/laaden. De Staaten van Holland en de Algemeene Staaten, een verllag zijner verrigtingen gehoord hebbende, bedankten hemplegtig voor de diensten, den Vaderlande gedaan (*). De Hollanders , die zich reeds ïneefter van een groot gedeelte dLs Oost-Indifchen Handels gemaakt hadden , mogten op nog meer voordeden hoopen. Zij hoorden met verontwaardiging den voorflag, om van deeze gewignge Vaart aftezien. De Spanjaarden mogten hun onder 't oog brengen, dat deeze afHand het mint'te was, 't geen zij kondeneifchen voor de Vrijheid, welke zij deezen Gewesten verleenden; zij mogten 'er bijvoegen, dat de Ferèènigde Gewesten, gelijk eertijds , de Oost - Indifche Kopwaaren uit Spanje zouden kunnen haaien ; een Vaart, veel korter en veiliger. Zij mogten, eindelijk, beweeren, dat deeze Handel aan de Spanjaarden en Portugeezen toekwam, dewijl zij die Landen eerst ontdekt (*) Matel:ef de jonge Scheepvaart na de Oost ■ Indien. Muteren , XXIX. B. f. 54a • 545. Grot. Hijl. p. 5*3-  der NEDERLANDEN. 13 dekt hadden ; als mede , dat zij aan de Ferêénigds Gewesten geen Handil konden toeftaan , welke deri Franfchen, bij den Vrede te Fervins , en den En- gelfchen, bij dien tc Londen, geweigerd was. De Franfche en de Engelfche Afgezanten bleeven niet in gebreke, om zich te verzetten tegen zulk een trots voorgeeven , (taande houdende , dat het geen door 't Regt der Natuure geoorlofd, en bij geen onderling Verdrag ongeoorlofd verklaard was , als van zelve vrijftondt, en dat zij zich aan dat Regt hielden (*). De Bewindhebbers der Oost- Indifche Maatfchapp'ije beweerden hun belang en dat des Vaderlands in verfcheide wijdluftige Vertoogen , ter Algemeene Staatsvergaderinge ingeleverd. Onder anderen betuigden zij, op 't nadruklijkst: „ Welk middel zal „ ons overblijven , indien wij beroofd worden van ,, den rijkften tak^onzes Handels? Woonagtig in een „ onvrugtbaar en moerasfig Land, zullen bijzondere „ Perfoonen de middelen van hun beltaan , en de „ Staat die tot deszelfs bloei en voorfpoed verlie„ zen. Wij vaaren reeds met twintig Schepen op „ de Kust vau Guinê, met twintig op de Kaap Fer„ difche Eilanden , met twintig op America , en ,, veertig op de Oost-Indien. Meer dan achtdui„ zend Bootsgezellen beftaan hier uit. Aan de moeis, te, gedaan, aan de gevaaren , doorgeworiteld, „ aar (•) GrotiiHifi. p. 534. Negatiat-de]z\^N.Tova. II p.114. I3S>. 144- Maurits. Reden voor de Vaart op de Indien.  14 GESCHIEDENIS Maurits 3) aan het bloed, door deeze Braaven geftort, is de „ Sraat zijne Merkte en rijkdommen verfchuldigd. „ Welk eene ondankbaarheid, Mannen, die de ze„ nuwen van den Staat uitmaaken, in de noodzaak„ lijkbeid te brengen, om hun brood ergens elders „ te zoeken ! Welk eene fchande , aan de wreed„ heid en wraak der Spanjaarden overteleveren zo „ veele edelmoedige Volken in Indïè , met welken „ wij heilzaame en vaste Verbonden gefloten heb„ ben, en, door onze lafhartigheid, den roem van ,, goede Trouwe , welke ons Volk nagaat, te be- vlekken ! Welk eene fchadelijke Staatkunde, een ,, Handel te laaten vaaren, die fteeds meer en meer „ voordeels opbrengt ! Kunnen wij de gunstige „ vooruitzigten , welken zich opdoen , verzaaken? „ Nog nauwlijks kennen wij Cambaije , Malabar, „ Ceilon , Narfinga , Cormandel en Oueda , de ,, Kusten van China en Japan, en de groote Zuid„ zee, waar een groot gedeelte des nog onbekenden „ Aardkloots misfehien op onze verdere Landont- „ dekkingen wagt. De Vijand erkent, dat on- „ ze opgang in Indi'ê hem beweegt, om ons den „ Vrede voorteflaan: wij kunnen voortvaaren , met hem uitteputten door deezen Handel, en dien wil „ men ons onttrekken! Men geeft voor, ons,fcha„ deloos te Hellen, door ons de Spaanfche Havens „ open te zetten, waar op wij ondertusfehenfieeds „ handelen onder vreemde vlaggen ! Wanneer men ons ontzet heeft van eene Vaart, tot welke wij „ geene andere dan gewapende Schepen gebruiken, „ waar  der NEDERLANDEN. 15 „ waar zullen wij deeze manfchap vinden , ten oorlogs- en fcbeepsdienst afgerigt , om ons te ver„ deed'gen bij eenen onverwagten aanval ? Men „ wil ons geeven , 't geen ons altoos weder beno„ men kan worden; en, daarentegen, ons ontnee,, men , 't geen wij nooit weder kannen krijgen: „ want de Maatfchappij, ééns vernietigd, is onher- s, ttelbaar verboren. Welk regt kunnen zij ,3 bijbrengen voor zulk een eisch ? Staat de Oceaan „ niet open voor alk Volken, is deeze hier niet zo ,3 gemeen, als de lugt , welke zij inademen? Laat „ het Schip, 't welk de baaren klieft, in een onbeJ9 vaarene Zee, een voetjpoor naa, 't geen den weg „ des eerden Eevaarders aanduidt ? Wat betekent „ het regt der eerfte Bezitneemers van iets, 't welk „ niet in 't bezit genomen kan worden ? 'tZijn laa„ ge Zeefchuimers én haatlijke Alleenkoopers , die „ zich de heerfchappij der Zee of eenen algemeenen „ Handel aanmaatigen. -—. Hebben de Ouden ge„ vorderd, dat men de zodanigen , die hunne Ha„ vens voor andere Volken flooten, met regt, den „ Oorlog kan aandoen, veel meer ftaat het ons vrij, „ de wapens te voeren tegen hun , die anderen uit , de Havens, welken hun niet toekomen , willen „ weeren. Spanje, onze Oniifhanglijkheid erken„ nende, ftaat iets toe, 't geen het reeds verboren „ heeft: 't was geen gifc, maar eene erkentenis der 9, waarheid , zonder welke hij geen Vrede hoopen g kon. Gaf hij den Vrede, hij ontving dien ook. „ 't Voegde hem niet, den Vrede te verkoopen, en „ een Maurits.  i6 GESCHIEDENIS Maurits. Reden daar tegen. „ een afftand, tot welken bij genooddwangd was., zo duur aanterekenen. De Vrijheid , reeds er,, kend , floot het bezit, van 't geen de Gewesten 5, hadden , in, en dus ook den vrijen Handel. Twij„ felde de Vijand hier aan , hij mogt het andermaal met de wapenen bezoeken. Welk zou de beloo„ ning weezen eens arbeids en krijgs van veertig ,, jaaren, indien wij den hals kromden onder een „ nieuw juk, wanneer wij, laag en lafhartig , ons „ lieten bannen uit de rijkfte Landfchappen , door ,, den Vijand, daar men zulks van zijnen wettigen „ Vorst niet zou hebben willen lijden (*) ? " Kragtig en klemmend waren deeze redenen. Men vondt'er, nogthans, die aanmerkten, dat de grootde voordeelen, door de Oost - Indifche Maatfchappij verkreegen, kwamen van de Prijzen , op de Portitgeezen veroverd; dat de Handel voor eenige bijzondere Perfoonen en de aan Zee gelegene Landfchappen van belang was; dat de Vrede het geheele Lichaam des Bondgenootfchaps betrof, en deeze , uit hoofde van zulk een bijzonderen Handel , niet behoorde afgeflaagen te worden. Klein was het getal der Voorftanderen van dit gevoelen, en het werd niet dan (lap doorgedrongen. Prins Maurits en Oldenbarneveld waren het ééns omtrent dit gewigtig ftuk ; de eerfte in denkbeeld, dat het de Onderhandeling zou afbreeken ; de tweede in hoop , dat de Spanjaarden, uit vreeze van geheel de Indien kwijt te zu'. len (*) Meteren, XXIX. B. f. 529—535.  der. NEDERLANDEN. i? len raaken, den Vrede met de vrije Vaart zouden toeftaan (*). De Algemeene Staaten toonden , dat zij van deezen Handel niet konden afzien, zonder hunne Zeemagt te misfen, en hun Staatkundig beftaan te verderven. Ondertusfchen Helden zij , om het verwijt te ontgaan, dat zij de Onderhandeling hadden afgebroken, drie Hukken voor, ter keure der Spanjaarden. Foor eerst, Vrede te maaken, met vrije Zeevaart. Ten tweeden , alles , wat aan geene zijde van den Zomerzonnekeerkring ligt, het lot des Oorlogs onderworpen te laaten. Ten der¬ den, hier een Vrede, daar een Beltand , voor een't- ge jaaren, te fluiten. De twee eerfte voorfla- gen mishaagden den Spaanfchen ; het derde zouden zij kunnen aangaan, indien de Staaten zich verbonden , om , naa den uitgang van het Beftand , den Handel op ie. Indien te ftaaken. Dan de Staaten, wel verre van hier in te bewilligen, fpraaken vanhet oprigten eener West -Indifche Maatfchappije ; de Spanjaarden, dit aanziende voor eene bedreiging, bleevcn bij hun gevoelen. Terwijl toen dus , noch van den eenen , noch van den anderen kant , iets toegaf, ftondt het gefchaapen, als of de Onderhandeling op niets zou uitloopen. Die tot den Krijg neigden, als mede die van^n Oorlog in hunne han- (*)• Grotu Hifi. p. $zG. Negotiat, de Jeakn. Tom. II, p. 131.14*5.153.157-I8.3. F. Deel. B Maurits» Voorftel der AlgemeeneStaaten , betrekkelijk lot deezen Koophandel.  IS GESCHIEDENIS Maurits, Tnzigten van Frank' rijk op den Koophandel! lianteerir)g leefden , morden over dit marren , en vorderden , dat men tot een beflisfend belluit zou komen, om hun uit de onzekerheid te redden (*). Hier op rees weder een hoogloopend gefchil over de Indifche Vaart ; de wederzijdfche Gezanten gingen gefloord van den anderen. Jeannin fprak met de Staatfchen, en ftelde hun voor, eenftuk, 'twelk zo veel voeten in de aard hadt, en een allernauwkeurigst onderzoek vorderde , eenigen tijd te laaten rusten, en het te hervatten, wanneer men omtrent anderen was overeengekomen. Dit vondt ingang. Deeze Staatsdienaar fprak altoos zeer flauw over het behouden van den Indifchen Handel. Doeh,om der Staaten achterdogt niet optewekken, durfde hij hun gevoelen niet regelrecht tegenfpreeken. Hendrik de IV. hadt zelve het opregten eener Oost - Indifche Maatfchappije op 't oog , Jeannin hadt hier over reeds, in 't geheim, met eenige Kooplieden gehandeld, en, bovenal, met Izaak le Maire, één der rijkfte Kooplieden te Amftetdam . zeer ervaaren in den Indifchen Handel, en, van Franfche herkomsr, dat Volk genegen (f). Sully toonde , middelerwijl, aan Jeannin, dat zo verre afgelegene Bezittingen niet llrookten met den Franfchen aart; fchrij vende: ,. Ik ken te Franfchen , zij ontbreeken volhandigheid „ en (*) Negotiat. de Jeannin, Tom. II. p. 14a. 143. 144. 204. 213. Meteren, XIX. B- f. 553(t) Negot. de Jeannin. Tom. Lp. 163.239.233, 289.  der NEDERLANDEN. 19 3, en vooruitzigt: hun geest, hun moed enkragtbe„ paalt zich doorgaans tot het geen hun onmiddehjk 3, vooroogen is." Deeze Vriend der Staaten verklaarde wijders: „ Zij moeten zorge draagen , datzij 3, in het Verdrag geen duim breed gronds wijken , en ,\, hun Staatsbeftuur op dien voet vestigen , dat de „ andere Nederlanden zich gaarne met hun zullen 3, willen vcréénigen , wanneer zij door hunne Vor- „ fteri gedrukt worden." „ Het is," vervolgt die trouwfte Staatsman des besten Konings , ,, te 3, hoopen, dat de Staaten den Handel op de beide „ Indien behouden zullen , om hunne magt te vcr- „ grooten, en die van Spanje te verkleinen." Jeannin ging over in de maatregelen van Sully, deeze hadt het belang des Oost -Indifchen Handels voor het beftaan der Veréènigde Gewesten den Koning zo duidelijk doen zien , dat deeze Jeannin fchreef: „ Ik overweeg , en zie beter, dan ik gedaan heb, „ het goed en kwaad , 't welk beide de Partijen te „ wagten hebben van de bepaaling omtrent de Indi- fche Vaart. Indien de Staaten dezelve, bij voor„ raad, voor eenige jaaren kunnen verwerven , zon„ der zich te verbinden, om ze natelaaren , als die „ bepaalde tijd verftreeken is , zou ik dit wel aan- raaden (*)." Vreemd is het, dat onder een Volk, zo magtig als de Franfchen toen waren, geen lieden gevonden wierden, ftoutmoedig genoeg, ooi, zelve dien (*) Negotiat. de Jeann. Tom. II. p. 187.103. np. B 2 Maurjw.  ao GESCHIEDENIS Maurits. Verdere gefchillen over den Handel. (•) Meteren, XXIX. B. f. 554. dien Handel te onderneemen , gelijkj de Hollanders gedaan hadden. Het blijkt uit de Schriften van Jeannin , die hier zo veel lichts geeven , dat de Franfchen in den Raad fchroomden de Hollanders van zich te vervreemden, en dat bijzondere Perfoonen vreesden voor de oude misbruiken , ftrijdig met de vrijheid des Handels en de dwinglandij der Bevelhebberen iti de Zeeplaatzen. De tegenkanting der bijzondere belangen was zeer fterk in de zamenkomften der Gevolmagtigden. De Staatfcken, een Affchrift. ontvangen hebbende van de punten , waar over de Spaanfchen nog wilden handelen , leverden, van hunnen kant , 'er achtentwintig over (*). De Spanjaarden , die den Indifchen Handel voor zich alleen wilden behouden, drongen ook op den vrijen Handel van Antwerpen. De Hollanders en Zeeuwen vreesden voor een geheel verloop van welvaart, indien de Schelde, thans door de Staatfche Sterkten en Vlooten geflooten ,geöpend wierd. Richardot , die dit ftuk zeer ter harte nam , mogt vrij, met traanen in de oogen , den Staatfchen Gevolmagtigden betuigen , dat zij zich, door al te ftijf op hun ftuk teftaan, zulk eene fchoone gelegenheid , om den Veréèngide Gewesten den Vrede te fchenken , niet moeiten laaten ontglippen. Zij bleeven, het belang der zaake doorziende , onbeweeglijk. Verfcheide andere ftukken , tot den Koop-  der NEDERLANDEN. ai Koophandel betrekkelijk , werden op 't tapijt gebragt, doch, dewijl men fteeds den FeréénigdeGewesten iets afvergde, zonder iets tot vergoeding aantebieden, twistte men hevig, en kwam tot geen befluit. De Spaanfche Gevolmagtigden zagen zich genoodzaakt na Spanje te zenden , om uitgeftrekter last. Vader Neijen , die bekend ftondt voor zeer vaardig in 't reizen, en bekwaam ten Hove, zou deeze boodfchap afleggen. Hij hadt beloofd , in veertig dagen, de nadere bevelen des Konings te brengen; maar hij bleef langer uit , dan hij 'gedagt hadt, en zulks vertraagde den voortgang der Onder, handelinge (*). Van dit verwijl bedienden zich de Algemeene Staaten , om een nieuw Verbond met Engeland te fluiten : een fluk, 't welk zij nooit uit het oog verlooren hadden. De Engelfche Afgezanten hadden gaarne, om te weeten, aan welke zijde zich te houden, de wederkomst van Vader Neijen afgewagt; maar, dewijl de Staaten 'er zo fterk op drongen, en de invloed der Franfchen hoe langs hoe meer aanwiesch in het Gemeenebest, oordeelden zij, het, zonder gevaar, niet langer te kunnen uitftellen. Het Verdrag werd , den zesëntwintigften van Zomermaand getekend, en zou eerst fland grijpen naa het maaken van den Vrede: hier in flondt het gelijk met het Verdrag, onlangs met de Franfchen aangegaan^ doch (*) Negotiat, de Jeannin , Tom. II. p. 226. Meteren, XXIX. B. f. 535. B 3 Maurits. Verhond der Staaten met Engeland.  93 GESCHIEDENIS Maurits. Gefchillen over 'c verwis felen vai piaatzen, doch het geral der Hulpbenden , zo van den eenen als van den anderen kant, zou flegts half zo groot zijn. „ Ten zelfden dage bepaalde men ook de fom , aan de Engelfchen verfchuldigd , op acht honderd achtien duizend vier honderd en acht Ponden Sterlings. De Verèènigde Gewesten beloofden , deeze fchuid, twee jaaren naa het fluiten van den Vrede, met zestigduizend Ponden, tot de allosüng toe , te zullen betaalen (*). Terwijl men het antwoord des Konings van Spanje verwagtte, behandelden de Gevolmagtigden ver' fcheide flukken, om de Onderhandeling te bekorten. Langen tijd werd 'ef bedeed over het verwisfelen van Steden en Landttreeken, die in handen van de eene of de andere Partij waren. De Spaanfchen eischten Sluis, Cadzand, en alles, wat de Staaten in Vlaanderen en Braband, en aan de andere zijde van de Waale bezaten : booden Lingen , Oldenzeel en Grol daar te^n aan. Dan die voorflag werd, met veel verdiende verfmaading , van de hand ge« weezen (f). De Steden Bergen op Zoom en Breda naamendeeze^gelegenheid waar, om de Staaten tefmeeken, dat zij niet aan den Vijand zouden worden overgegee- ven. (*) Negotiat. de Jeannin, Tom. II. p. 269.273. Re, fohHoll.ï6o%. bl. 39. 16S. AS. Publ. Aiigl.Tom. VII. P. II. p. 160-163. • (+) Negotiat. de Jsannin, Tom. II. p. 314.227.23a, Meteren, XXIX. 13. f. 558.  n der NEDERLANDEN. 23 ven. Zij verzogten, ten zelfden tijde , de herdelling m haare Stads Voorregten , en, bovenal , het regt van ftemmen in de Algemeene Staaten , aan andere Steden gefchonken , die, voorheen , in de Unie van Utrecht getreeden waren , naa op den Vijand heroverd te zijn. Doch de Staaten vreesden de moeilijkheid der iraadspleegingen , in eene Vergadering, waar de demmen reeds bezwaarlijk , uit hoofde van derzelver meenigte , tot één te brengen ware, te vergrootert, en verwierpen dit verzoek, onder voorwendzel, dat die Steden en Landfchappen te zwak waren, om afzonderlijke Gewesten uittemaaken(•). Vervolgens nam men in overweeging de Grensfcheidingen, de Geleigelden, en de herlevering van Goederen. Met het vermenigvuldigen der zaaken namen de zwaarigheden toe (f). De Deenfche Afgezanten, dat draalen moede , verkoozen na huis te keeren, en fchroomden bij hun vertrek niet te zeggen, „ dat het hun verdroot enkele Toekijkers te wezen „ vaneenTooneelftuk, waarop de Franfchen alleen „ de rol fpeeldeti (§)." Een en ander gerugt, 00 elkander volgende, wekte groote bekommernis in de Verèènigde Gewesten. Men hoorde van wederzijdfche Huwelijks voor- dagen C) Grotif Hifi. p. 533. P. Paulus Verkl. der Unie, I. D. bl. 88. (jO Grotu Hifi. p. 539. Meteren , XXIX. B. f. 555». (S) Grotii Hifi. p. 54°' Maurits. Bergen op Zoom en Breda kunnen het Stemregt niet verwerven. De zwaa. righeden vermeerderen.De Deenfche Gezantenvertrekken^ I Bezwaarendegerugten voor de Staaten.  GESCHIEDENIS Maürits. < (lagen tusfchen het Franfche en Spaanfche Hof:dat, de Dauphin van Frankrijk aan de Infante van Spanje trouwende , Philips aan haar de Nederlanden ten Huwelijksgoed zou geeven, indien Frankrijk hem wilde bijftaan , om de oproerige Gewesten tot gehoorzaamheid te brengen. Jeannin deedt de vrees en agterdogt der Staaten eenigzins wijken; Oldenbarneveld voor oogen ftellende , hoe de Koning, zijn Meefter , niet kon beletten, dat de Koning van Spanje hem dergelijke Huwelijks voorflagen deedt; hoe deeze den Koning van Engeland met dezelfde Verbintenis lokte , en het de Staatkunde van het Spaanfche Hof was , de Uijksvorftinnen aantebieden aan alle Hoven, welken 't zelve in zijne belan. gen zogt overtehaalen , teffens verklaarende , dat Koning Hendrik te opregt was , om zijne Bondgenooten te verzaaken, en te fchrander, om zich in zulk èen weinig verborgen ftrik te laaten vangen (*). Dan hij kon de Staaten niet gerust fcellen tegen andere nieuwstijdingen , uit Spanje overgewaaid. Men vernam, dat Philips verklaard hadt, nooittot oogmerk gehad te hebben, om van zijne regten op de Verèènigde Gewesten aliezien; dat hij ontzaglijke loerustingen maakte, en hun nimmer den Vrede zou 'chenken, of zij moeften van de Vaart op de Indien af- (*) Grotii Hijl.jp. 540. Negotiat. de Jeannin,Tom. .1. p. 65. 93.134. 158. 198.37°-378. 3S2.3S6.393- 395|.«5 +30.438.441. 468. 473. 487. Tom. I. p. 353, :n II. p. 67.  der NEDERLANDEN. aS afzien, en de vrije handhaaving van den. Catholijken Godsdienst toeftaan (*). Deeze twee laatfte punten bleeken geen los gerugt te zijn , maar 's Konings eigenlijke meening : want zij maakten den laatften eisch uit der Spaanfche Afgezanten , wanneer zij nadere Lastbrieven uit Spanje ontvangen hadden. Zulks deedt alle hoop der Voorftanderen van den Vrede verdwijnen. Jeannin zelve, fchoon gelast, om de belangen van den RoomschCatholijken Godsdienst voorteflaan , kon niet nalaaten aftekeuren , dat men de vrije handhaaving van denzelven, bij Verdrag, zou afftaan, dewijl dit een menigte der Ingezetenen aan den Koningvans»/;, uit erkentenisfe , zou verpligten. Wanneer deeze voorflagen van Spanje in de Algemeene Staatsvergadering werden voorgefteld , ftemden zij allen uit eenen monde, om dezelve met verontwaardiging te verwerpen. Veele Leden klaagden geweldig , en iloegen de hoonendfte taal tegen de Spanjaarden uit: op zulk een trouwloos en verraadlijk Volk kon men niet vertrouwen. Men fprak van niets anders, dan van de wapenen opte vatten, en den Oorlog met meer kragts , dan ooit, voorttezetten. De Algemeene Staaten beflooten ée'npaarig, de Onderhandeling aftebreeken. Zij gaven eene Verklaaring, van welke zij aflchrif: en lieten ter hand komen aan alle buitenlandfche Staatsdienaaren, betuigende, dat zij deOnder. handeling begonnen hadden met de beste oogmerken; doch C) Groth Hifi. p. 540. 1 5 MAURITSi Nadere Onderhandeling, en afbreeking van dezelve.  20 GESCHIEDENIS Maurits. Een veeljaarigBelland door de Franfchen en Engelfckcnvoorgeilagen. doch dat dezelve op niets uitliep , door de kvvaade trouwe der Spanjaarden (*). Men zag alle oogenblikken het hervatten des Oorlogs te gemoere, toen de Franfche en Engelfche Gezanten een veeljaarig Bedand voorfloegen. Zints lang hadt Jeannin des een denkbeeld gevormd , het afbreeken der Vredehandelinge wel vooruitziende. Om den Koning hier over te onderhouden , hadt hij een keer na Frankrijk gedaan, en het dien fmaaklijk weeten te maaken (f). Hij deelde het mede aan Oldenbarneveld , die het overéénkoinftig vondt met zijn plan, ten opzigtevan de belangen zijns Vaderlands. Deeze ijverige Gemeenebestgezinde volgde deeds den leidraad der ontwerpen des Konings van Frankrijk: zijn hoofddoel was, RustenOnafhanglijkheid aan zijn Land te bezorgen: hij moest, tendien einde, deheerschzugtige oogmerken binnen en buiten 's Lands verijdelen. Hendrik DElV.bemerkte ligt, dat de Vrede, hem min noodig voorde Staaten maakende, de banden, die hun aan hem verbonden ,"zou verüappen; doch hij zag op tegen de zwaare kosten dés Oorlogs : om hem jhier van nog bet aftefchrikken, hadt Oidenbarnevelo , behendig, Maurits en den Raad van Staaten weeten overtehaalen, om het plan der Krijgskosten, den Koning van Frankrijk O Grotii Hifi. p. 541. Negotiat. de Jeannin, rom.II. p. 397, 402. 404. 407. Muteren , XXX. B. f57°- 572- (t) Negotiat. de Jeann. Tom. I, p. 42.  der NEDERLANDEN. 27 rijk toegezonden , zeer hoog te berekenen (*). Maurits dagt , door dit middel , te fterker onderftand te zuilen ontvangen: doch Oldenbarneveld, de Staatkunde en fpaarzaamheid van Koning Hendrik kennende , twijfelde niet, of zulk eene rekening zou hem bepaalen, om alles te doen tot het bezorgen van den Vrede aan 't Gemeenebest. Ondertusr/chen hadt de Koning, om , geduurende het Beftand , dewijl de Vrede onmogelijk te treffen fcheen, veel invloeds in de Verèènigde Gewesten te verkrijgen, Jeannin gelast , de voornaamfte Hoofden van den Staat op zijne zijde overtehaalen , door Maurits, Graaf Willem, Oldenbarneveld, en anderen, Jaargelden, Gefchenken en andere Gunstbewijzen aantebieden, „ in gevalle," dus luiden de woorden van den geheimen last, „ zijne Majefteit, „ door hunne hulp en bijftand , meefter van der „ Verèènigden Staat mogt worden (f)." Niets is 'er klaar gebleeken van den uitflag deezei heimlijke handelingen van Jeannin , dan dat Oldenbarneveld een Gefcbenk van omtrent twintig duizend Guldens aangenomen hebbe (§). Hij wisi zeer wel, dat , fchoon 'er geen Landswet ware, die het ontvangen van Gefchenken uit handen vat uit (*) Grot. Hifi. p. 540. (f) Negotiat. de Jeannin , Tom. I. p. 46. Tom. II p. 475- 4S>8. (§) G. Brandt Hifi. der Regtspleegingen van Oldei barneveld, bl. 87.88. Maurits. Hendrik de IV. zoekt aanhang hier ten Lande te winnen. 1 Oldenbarneveld aanI vaart een ; Gefchenk des Konings van Frank-  a» GESCHIEDENIS Maurits. Aanmerkingendaarover. i 1 < 1 < t t c uitheemfche Mogenheden , als zij verrlagt kunnen gehouden worden van gezag in den Staat te zoeken, verboodt, het Natuurlijk Regt en dat der Volken zulks ongeoorlofd verklaarde : hij bezat, daarenboven , fchranderheids te over, om de oogmerken des Franfchen Konings te doorgronden : maar, volgens zijn plan, om dezelve te doen mislukken , en dien Vorst in zijne hoop te ftijven, voor 't belang zijns Vaderlands, oordeelde hij het gevaarlijk, eenig wantrouwen te laaten blijken ten opzigte vaneen Vorst, die zo hoog opgaf van zijne goedé trouwe en voor een opregt Vriend deezer Gewesten wilde gehouden worden. Hij dekte zich, derhalven, met de zuiverheid zijner oogmerken, en nam, naa lang weigeren. Dp fterk aanhouden van Jeannin , 't gemelde Ge- fchenk aan (*). Kan dit hem niet genoeg ver- bhoonen , men hoore wat hij zelve bijbrengt , te bveeten, dit Gefchenk van Frankrijk ontvangen te lebben in erkentenis van dienden, den Koning, in /roeger tijd, beweezen , en in gevolge eener belof:e, hem reeds in den jaare MDXCV1II. gedaan : en lat hij nimmer met iemand over de opdiagt der leerfchappije aan den Koning van Frankrijk in on- lerhandelinge geweest was (f). . Deeze eigene ickentenis wordt bekragtigd door de Gedenkfchrifcu van Sully en Jeannin , nog voor handen. Met .en eerstgenoemden Staatsman heeft Oldenbarneveld (*) H. de Groot Vcrantw. Cap. XX. bi. 29a. (f; G. Brandt Hijl. der Rcgtspl. bl. 81 90.  der NEDERLANDEN. veld in Engeland lange Onderhandelingen gehadt: met den laatstgemelden ging hij gemeenzaam om, geduurende de Onderhandelingen over Vrede en Bedandt. Hadt hij immer voorneemens geweest zijn Vaderland aan Frankrijk te verkoopen, zou men 'er dan geenfpoor van vinden in de wijdluftigeGedenkfchriften dier twee Franfche Onderhandelaaren, die breedvoerig opgeeven de gefprekken , met hem gehouden, de netelige vraagftukken, hem voorgelteld, daar zij tot zijne waare bedoelingen zogten doortedringen, of hem geheel in de belangen van Frankrijk overtehaalen (*). Daarenboven zullen wij, eerlang, doen zien; dat het Oldenbarneveld alleen geweest is , aan wien het Gemeenebest der Verèènigde Nederlanden het hebbe danktaweeten, dat her zich niet onder het Franfche juk bevondt. Het blijkt ook uit de Brieven der twee Staatsdienaaren , dat Koning Hendrik., gelijk wij reeds opmerkten, geene andere dan losfe en voorwaardelijke ontwerpen hadt ten opzigte van deeze Landen. Hij vreesde , dat de gelijkvormigheid der Godsdienstbelijdenisle dezelve aan de Engelfche zijde zou doen overdaan: hij wilde de Staaten beweegen, om het oog op hem te werpen, zo zij immer het in de gedagten namen, eenen Heer te kiezen. Hij vreesde , dat hunne zo zeer zamengedelde Regeeringsvorm op zichzelve niet bedand zou weezen. Deswegen hieldt Sully, een (*) Negotiat. de Jeannin, en Sully Mem oir, op ontelbnare plaatzen. Maurits.  Maurits. Gisting, der gemoederenover den voorflag van een Beftand. 10- 30 GESCHIEDENIS een Vriend der Verèènigde Gewesten, dewijl hij een Vriend der Vrijheid was , niet op met wenfchen, dat zij de gebreken hunner Regeermgsgefteltenisfe zouden verbeteren. Jeannin zelve, het woord voerende, om bun het Beftand voorteflaan , betuigt, dat zij rust behoefden , om fchik-king op hunne zaaktn te maaken , en hun Staatsbefiuur te hervormen (*). Schoon het Beftand niet werd voorgefteld, zonder eene voorafgaande verklaaring van de Onafhanglijkheid der Verèènigde Gewesten en den vrijen Handel, geduurende hetzelve , zo wel in de Indien als in Spanje en de Nederlanden, veroorzaakte deeze voorflap, rugtbaar wordende, groote beweegenis in de gemoederen. De Voorftanders van den Oorlog voeren fterk uit tegen de Spanjaarden. „ Hun hart," fchrijft Jeannin, „ was zo geweldig, dat zij op het „ toekomende niet zagen, en hunne wraak zo hef- 31 tig, dat zij alle vrees wegnam." Men zou , vol bitterheids , de Spaanfche Onderhandelaars heengezonden hebben, ondanks het ontzag , 't welk men hadt voor den Koning van Frankrijk. Het regende naamlooze Schriften en Blauwboekjes , om het vertrouwen , op den Vorst gefteld, in een haathjk iicht te doen voorkomen : men beweerde in dezelven, dat alle Leden van den Staat, die voor het Beftand waren, zich door Gefchenken hadden laaten omkoopen. Eenigen waagden het, te voorfpellen, dat (*) Negotiat, de Jeannin , Tom. II. p. 412.  eer. NEDERLANDEN. 3-i dat ontvolking, oproer en flaavernij de onvermijdeke gevolgen van het Bedand zouden vveezen. Anderen fchilderden , met de fchriklijkfte kleuren, de wreed- en trouw'oosheden der Spanjaarden, hier en in alle de deelen der Wereld gepleegd , en lieten niet achterwege, aantemerken, dat de Vijand ter Onder-' handeliöge geene gezonden hadt, dan Italiaanen, Spanjaarden en Monniken , de bedrieglijkfte foort van Menfchen , .eer Verfpieders dan Vredemaakers. Zommigen beweerden , dat het Gemeenebest niet kon bloeijen, dan geduurende den Oorlog; dat Vrede of Beftand de bronnen van Rijkdom en Magt zou ftoppen. Hoewel deeze Gefchriften weinig indruks maakten op de Leden van Regeeringe , vêrmogten zij zeer veel op 't Gemeen. Ze werden wel bij een fcherp Plakaat verboden (*) ; doch het Jrreng onderzoek na dc Schrijvers of Verfpreiders werd voor ftrijdig met de Vrijheid gehouden , en daarom vermijd. Ook durfde men niet openlijk te werk gaan tegen de Voorftanders van een gevoelen, omhelsd door een Man van zo veel invloeds en gezags , als Prins Maurits. Deeze Prins hadt zich te heftig tegen de Vredehandeling aangekant , om fmaak te kunnen vinden in den voorflag van een Beftand. Hij leverde een Gefchrift in , hoofdzaaklijk van deezen inhoud: 3, Dat een Beftand de Landen noodwendig moest „ doen (*) Meteren , XXIX. B. f. 556 - 558. Grotii Hifi. p. 54e. Groot Plakaatb, I. D. bl. 437. MaurTO. Redenen van Maurit? tegen het Beftand.  3* GESCHIEDENIS Matjuits, Aanmeren gen daar tegen „ doen vervallen onder de Spaanfche Heerfcbapnij. ,, Dat men niet wist, of men , naa 't eindigen van het Beftand, dezelfde Vrienden zou hebben, als „ tegenwoordig. Dat Philips , wiens fehatkist „ thans ledig was, naa het uitgaan van 't Befland, „ in ftaat zou weezen , om den Oorlog met meer „ gevvelds te hervatten. Dat de Landzaaten , aan „ de rust gewoon, zich liever onder 't juk van Span„ je zouden willen begeeven, dan de wapenen we„ der opvatten. Dat men, geduurende het Eeftand, „ geen Gelds genoeg zou begeeren optebrengen, „ tot onderhoud der Bezettingen, op de Grenzen in „ Gelderland, Utrecht, Friesland en Overijsfe!; „ Gewesten , welker Ingezetenen meest Roomsch„ gezind waren: een ftuk van veel hachlijkheids en „ inziens. Dat men , eindelijk , de beginzels van „ tweedragt begon te befpeuren in de Gewesten en ,, Steden , die, door rust en ledigheid, gedurende het „ Beftand, ftonden gevoed te worden , en, eerlang, „ zouden uitbarsten tot openbaare verdeeldheid, wel,, ke den'Vijand fchoone gelegenheid zou geeven, om „ de Snoodften, of zulken, die reeds hemwaards „ neigden, tot bevordering zijner oogmerken , om,, tekoopen (*)." De Leden van den Staat, die oordeelden, dat de raad der uitheemfche Gezanten, tot het aangaan van een Beftand, niet in den wind moest geflaagen worden, (*) Negotiat. ^Jeannin, Tom. II, p. 479.481.Tom. ui. p. 143.  ber NEDERLANDEN. g$ den, merkten aan: „dat de Krijgsönkosten, zo als j, men den Oorlog in de laatfte jaaren gevoerd hadt, „ ter maand , de Gemeene Middelen drie tonnen fchats overtroffen. Zette mén den Krijg voort, meerder manfchap was 'er noodig , ëri grootei? ,, bezwaar van kosten onvermijdelijk. De fcbatkist „ der Algemeene Staaten was reeds negen millioenen ten achteren , en de bijzondere Landfchap„ pen, tezamen, tweemaal zo veel. Buiten deri „ bijdand der Bóndgenooren, kon de Oorlog met geen hoope van eeften gelukkigen uitflag gevoerd worden." -— Deeze getrouwe opgaave van deit ftaat der zaaken maakte zulk een diepen indruk op de gemoederen der ijverigfte Voorltahderén vdn deiï Oorlog, dat zij een middel , zo hard als gevaarlijk , «n daarom verwerphjk, vöorfloegen , dm naamhjlc ,, de Grenzen van den Staat aftefnijden' , en alleen; ,, het hart dés Lands te' verdeedigen , 't geen mef j, mindere kosten , en zonder uitheemfchehulpez'ou „ kunnen gefchiéden." -i— Wat de gevreesde onééfiigheid der Burgeren betrof, wanneer de vrees' voor dén Vijand hun niet langer zamenverbonderi hieldt, zulk een vermoeden drekte tot fchande der Landzaaten, en'fcheen ongegrond. -—: 't ls waar, de uitkomst heeft de gegrondheid daar van aangetoond ; doch dit kwam töe do'or de fchuld der genen, die dit voorfpeld hadden , tot onheil der zo-* danig'en, die 'er geen geloof aan floegen: Daarenboven kon men zulke fiegte vermoedens tegen aller Vredes - voorftagen inbrengen: en was zulks fret zelfV. Deel. C dé' maur3t&  S4 GE S CHIEDENIS ftlAUMTS. Voorflag der Spanjaarden. de als te beweeren,- da» het Gemeenebest niet beftaan kon, dan te midden, van woeling en deontrustingen eens gedtmrigen Oorlogs. Veel waarfchijnlijker was het gevoelen der nieeften , die beweerden, dat het Gemeen weigeren zou de noodige kosten des Krijgs te draagen , indien het vernam , dat men billijke voorflagen van Beftand van dehandhadt geweezen. In gevolge hier van beïlooten alle Gewesten, Zeeland alken uitgezonderd, op den dertigften van Oogstmaand , „ de Voorflagen van Be- ftand te willen hooreu, mits hunne Vrijheid bij 't „ zelve , niet voor zekeren tijd , of onder Voor„ waarden, maar voor altoos en eenvoudig bevesw tigd wierd (*)." Dit veel behelzend en fterk befluit der Staaten ftnaakte den , vijandlijken Gezanten in geenen deele, Zij begeerden., ten wille van een enkel Beftand, geen Voorwaarden erkennen , zo uitdruklijk, en begreepen in bewoordingen, als voorheen gebruikt waren, om een volkomen Vrede te bewerken. Zij booelen alleen aan, eene Wapenfchorftng van twee jaaren,, mits de Koning van Spanje , binnen twee maanden» verklaarde , of hij de Vaart op de Indien vrij ftel-> lea , dan door de wapenen betwisten wilde (f). De Staatm bleeven bij 't genomen befluit : alleen den yerzogten tijd van uitftel, om naderen last vanSpan- ïtos.nj . TvMei 3i>r ,. ,-',fiék- JS - (*) Negotiat. de Jeannin, Tom. II. p. 229. & Tom. Lir. p> 302. . (f) ge.oth Hifi. p. 642., JMeteren, XXX. B.f. 577.  der NEDERLANDEN. 35 je te verwagten , tot den laatiien van Wijnmaand jpeftaan.de (*). Om nieuwen last tot eene nieuwe Onderhandeling te haaien , vertrokken de Afgevaardigden ter Alge-i meene Staatsvergadering na hunne bijzondere Gewesten. Vijf derzei ven, Gelderland, Utrecht, Fries land, Groningen en Over ijs/el, meer dan de twee anderen, aan den vijandlijken inval bloorgedeld, Hemden voor 't Beftand. In Holland waren de gevoelens verdeeld; doch het meerdertal der (temmende Steden neigden tot het Beltand. Zeeland verwierp h-t voh trekt. Dit Gewest, door de Zee beveiligd , trok groote voordeelen van den Krijg , en Prins Maurits was daar , als Eerde Edele en als Markgraaf van Feere en Vlisfingen, bijkans voli'trekt, incdrer van de raadshefluiten. Ook beweerde dit. Gewest., aat men geen Verdrag met den Vijand maaken mogt, dan met éénpaarigheid van (temmen: een. grondregel, door wijlen den Prins van Oranje ingevoerd, om de Gewesten beter veréénigd te hou?, den, en voor de Spaanfche overheeriching te beveiligen (f). , Prins Maurits boezemde alzins in, dat de Ko-. ning van Frankrijk , fchoon hij tut het aanvaarden I . van. . *) Negotiat. de Jeannin, Tom. II. p. 459. 445. 448. 4-5:7.459. Meteren, XXX. B f. 571. (. ; Ne%ottat; tfe Jsa NtN , Tom. Ii. p. 4t>2. Tom. III. p. 101. P. Paul1 s Verkl. der Unie van Utrecht., II. Ü. b. J.Ü4 enz. HU D. bl. 256. s Ca Maurits* Verfchillende ge. voelens der Gewestenover het Bettandi Prins A'Iaurits' ij ven 'er tegen.  36 GESCHIEDENIS Maurits. van 't Beftand raadde, nooit zijne belangen zo verre zou vergeeten, dat hij hulpe zou weigeren , indien de Oorlog weder ontllak. Zelfs liet hij zich overhaa'en, om openlijk tegen het Beftand uirtekomen, en deedt het niet alleen in ronie woorden , maar ook bij eenen Brief, aan de Steden van Holland gerigt, in welken hij alle de reeds door hem bijgebragte en bove i vermelde redenen nader aandringt: en daarenboven beweert, „ dat de Landen, middelerwijl, geen verzekerden Vrede hebbende, met de lasten ,, des Krijgs zouden bezwaard blijven. Dat denee,, ring verloopen zou , vooral die aan den Oorlog „ vast was, en wel een derde gjdeelte der lngeze3, tenen voedde. Onze dappere Krijgslieden zouden na elders vertrekken , om roem en buit te behaa„ len. De laagenleggende dubbelzinnigheden en ,, knibbelaarijen der Span aarden weezen genoeg- zr>am uit, dat zij trouwlooze oogmerken koester,, den. Hadden zij een opregt verlangen , om af„ ftand te doen van hunne voorgewende eifchen, zij zouden op niets anders bedagt zijn , dan om ,, een goeden en beftendigen Vrede te fluiten. Kun^ nen wij ftaat maaken op de erkentenis der Aards„ hertogen, dieniet dan Leenmannen van Spanje „ zijn. 't Is waar , de zegepraal onzer Vrijheid „ wordt door "t Heelal erkend. Doch hebben wij „ niet noodig, dat dezelve erkend worde op eene „ plegtige en ftaatlijke wijze, ten einde alle buiten„ landfche Mogenheden ons houden voor vrij en „ onafhanglijk, en het Volk verzekerd zij, dat het » g«ene  bkr NEDERLANDEN. 37 f, geene andere opgaande Zon te wagten hebbe. „ Voorheen namen de Staaten geen befluit , zonder „ den raad van mijnen Dooriugtigen Vader : uit „ deeze gelukkige overéénitemming kwamen vaste „ en kragtdaadige maatregelen tegen den Vijand „ voort: ik zoek geen vertoon te maaken van mijne 1 gedaane diensten ; dan ik hoop ondertusfehen, dat ze mij het zelfde vertrouwen zullen verzorgen; , ik durf het wagten van de nieu>ve bevelen , wel„ ken gij uwen Afgevaardigden zult mede/ even. Ik heb geen belang in het Beltand te dwarsboo- men. 'Er is niemand in de Nederlanden, die den 5> Vrede noodiger behoeft, dan die van mijn Huis. „ Hoe dikfflaals heeft mijn Vader en ik, voor den „ Staat ftrijdende, gelegenheden gehad, om ons„ zeiven te bevoordeelen, hadden wij deminftenei, ging gevoeld , om de heilige zaak, op ons genol\ men, te verhaten, en onzen pligt en ons gewee„ ten te verraaden (*)." Deeze Brief, welks hoofdinhoud wij opgaven, werd van allen niet even gunstig ontvangen. Mau rits ha.it, in plaats van bedagt te zijn , om de Afgevaa.digden ter Algemeene Staatsvergaderinge te winnen , zich eenige uitdrukkingenlaaten ontvallen, die hunne trouwe in twijfel fcheenen te trekken. De geraaktheid hier over bevestigde hun in het reeds omhelsde gevoelen, 't Is derhalven niet te verwonderen, dat de uitdrukkingen van belangloosheid en Va- (•) Grotu Hifi p. 543. Meteres, XXX. B. f.571x. C 3 MAURm. Uitwerk. z ls hier van.  Maurits. [5 GESCHIEDENIS Vaderlandsliefde overal geenzins voor gangbaar-a Klimt aangenomen wierden. M'.-n'vondt 'tr, die 's Prinfén tegenkanting tegen het Befland aan min zuivere en min edele beweegredenen toefchreeven. De aanzienlijke wedden, welken hij genoot als Capitein en Admiraal-Generaal, het tiende gedeelte van den buit, op Zee behaald , het aandeel van de winst, liit de Brandfchattingen en Vrijwaaringen getrokken, at géz g', voortkomende tut het bevel over 't Krijgsvolk , gepaard met den Krijgsroem, welke zijn naam de wijde We-eld door deedt klinken , bewoogen ïiem , huns oordeels, tot deezen handel ("*). Vermoedens, die vrij veel fterkte krijgen, wanneer wij, in 't beloop der Gefchiedenislé, zien, dat die Vorst dit ftuk niet toegaf, dan toen hij vreesde door den Koning van Frankrijk verhaten te zullen worden, en ' igoedng ontvangen hadt voor de nadeelen, weiken hij bij 't Beftand leedt. Mauiuts niet alleen, maar zijne Bloedverwanten , Amptgenooten en Vrienden ijverden tegen het Beftand , vetfehetde Steden van Holland vielen zijner meeninge roe, enhet aanwasten der Partijen werd, buiten 's Lands, ten breedften uitïemeeten, en voorgedraagen, als of het weigeren des Beftands eene uitgemaakte zaak ware (f). De tijd , tot het vertrek der Spaanfche Gezanten bepaald, verftreeken zijnde, zonder dat zij het ver- zogte ' (*) Ncgot. de Jeannin, Tom. 11. p. 229. Tom. III. p. 302: (f) Zie aldaar, Tom. II. p. 459« 462- 4<55. 479. 499. 324." 5 25.  der NEDERLANDEN. 39 zogte antwoord gegeeveti hadden-, zagen zij zich genoodzaakt, affcheid van de Staaten te neemen. Zij klaagden zeer, dat men den eerbied .. aan hun cha.racïer verfchuldigd, uit het oog verloor, en hun op eene hoonende wijze ten Lande uitdreef. Ik bezit , verklaarde Richardot , die de aanfpraak deedt bij 't affcheid neemen , geen geest van voorzegging* ■ doek ik bedrieg mij geweldig, of ik voorzie den dag reeds, op welken gij, vrugtloos , zult wenfehen, dat u andermaal wogt aangeboden worden , 't geen gij nu zo ftijfzinnig verwerpt. Het bloed, 't welk, vervolgens] ftaat vergoot en te worden, zal u aan de misdaad van V verfmaaden des Fredes fchuldig verklap re„m Oldenbarneveld voerde hem , uit naam der Staaten , te gemoet, „ dat zij de Onder „ handeling niet hadden aangevangen , dan ondel " voorwaarde, dat hunne Vrijheid ter goeder trou " we en in duidelijke woorden zou erkend worden " Men moest, overzulks, dit afbreeken der Onder \\ handelinge , en bloedige gevolgen, welken daa " uit zouden kunnen voortkomen , alleen to:lchrij ,1 ven aan de trouwloosheid der genen , die hunn beloften of met wilden of niet konden gellam „ doen: en mogt men, met meer reden, het bloe „ wedereifchen van hun, wier Plakaaten, bloedige ", dan de wapenen zelve, deeze Landen in de ori „ vermijdelijkenoodzaaklijkheid, om te oorlogen „ gebragt hadden , en van welker wreedheid no „ verfche voorbeelden voor handen varen." — ïn deezervoege werd de Onderhandeling , voor t C 4 twe MAURÏTSi Vertrek der Spaanfche Gezanten. f 1 i r » y ld'. e»  4«s GESCHIEDENIS Maurits (Gevolgen van dit yertrek. tweedemaal, afgebrooken. De Staaten van Hoi', land, in hunne Refolutien , het vertrek der Spaanfche Gezanten boekende , voegen 'er deeze aanmerkelijke woorden bij:.,, GpD geeve, dat ze hier geen „ kwaad zaad hebben naagelaaten, daar van men, ,, inet 'er tijd, de effecten gewaar werde, tot ruïne ,, van deezen Staat (*)." Dp het weezen van Spinola meende men , bij 't affcheid neemen, blijken van fmerte te befpeuren oyer dit tweede afbreeken der Qnderhandelinge. Rj,. chardot zou gaarne het vertrek nog eepige dagen yerwijld hebben , doch de Spaanfche trotsheid gedoogde niet, zulks te vraagen. De Oostenrijkfcke Nederlanden haakten veel llerker na den Vrede dan Spanje. Richardot liet, aan Jeannin fchrijvende, zijner penne ontrollen , „datmen dezelven het „ leeven zou geeven , als het Beftand gelukte (f)." Bij zijn vertrek, hadt hij daarom in handen der Buitenlandfche Gezanten een plan gelaaten , en hun verzogt hetzelve te begunsten. Maar, eer zij liet denzelven vporftelden , oordeelden zij hgt best, Prins Maurits daar over te fpreeken , 'tzij om zijp vertrouwen te winnen , 't zij om hem te polsren. Dit onderhoud is opmerkenswaardig , dewijl het veel lichts verfpteidt over het charafter van dien ^or$t- Hij hoorde dc Afgezanten met misnoegen in gramftoprigheid. Onder anderen liet hij zich in dee- (f) gr0t.#//?.p. 544. Refol. Holl. 1608. bi. 223. (I) Negot-de Jeannin, Tom.II.p. 291.292.294.295.  ber. NEDERLANDEN. 41 deezervoege hooren: „ Een Beftand voorteflaan „ was den Staat in den grond booren. Holland en Zeeland zouden 'er nooit in bewilligen, en de „ andeie Gewesten wel dwingen, om hun te vol„ gen. Dat, als 'er flegts drie of vier Steden waw ren, die 't Beftand verwierpen, hij met dezelven „ 's Lands Vrijheid zouj verdeedigen , of ten min? „ ften eenen eerlijken dood fterven. Dat ditwensch„ lijker was , dan, door 't Beftand, binnen weinig „ maanden, flaaven van Spanje te worden, 't welk „ wel het oogmerk was van hun, die dit werk eerst hadden aangevangen; doch 't welk hij wederftaan „ zou, al ware het met gevaar zijns leeveus." Met deeze laatfte uitdrukking oogde hij voornaamlijk op Oldf.nbarnevelo, wien de Prins van Spaanschgezindheid zogt verdagt te maaken. Jeannin betuigde den vergramden Vorst, zedig, doch teffens met nadruk, dat hij te verftandig en te braaf was, om zich van 't Lichaam des Staats te fcheiden; dat zulk een befluit hem zou bederven, in ftede van den beöogden roem te doen erlangen. Hij voegde'er verfcheide redenen nevens, gefchikt, om den Prins tot bedaaren te brengen ; doch al zijne welfpreekenheid was te vergeefsch. Maurits hadt zich dus geheel bloot gegeeven , en zijn doordringend characler teq vollen ontdekt. Hij voer voort met zijne Pattij te fterken, en nam een zonderling geval te baat (*). Men vondt in de opene Laade eener Tafel , fiaan- (*) Negotiat. de Jeannin, Tom. II, p. 504. 505. C 5 Maurits,  4 = GESCHIEDENIS Maurits. Ontdekking van lllfiHAR- dot's heimlijk Berigtfclirifr. traande in een Vertrek der Her'oerge, waar Richardot zich onthouden hadt, het heimlijk Berigtfchrift der Aardsherrogen. De Knegt, diehetvondt, gaf het aan Graaf Jan van Nas/au: deeze vertoonde het aan Graaf Hendrik Fredrik , die het weder aan Prins Maurits ter hand ftelde. Hij deelde 't zelve aan de Staaten mede, en het Kwam , binnen kon, gedrukt, in 't openbaar. Al de wereld verwagtte, daar in de geheime oogmerken en de waare gevoe* lens des Aartshertogs te zullen ontdekken. Men zag 'er met verwondering uit, dat zij het groote ftuk , de Vrijheid der Verèènigde Gewesten , wilden erkennen met grooter uitgeftrektheid en meer ter goeder trouwe, dan men gehoopt hadt. Zelfs waren zij te raade geworden , om den Staaten het aangaan van een befchadigend en verdeedigend Verbond voorteflaan, en dus van alle de Nederlanden een Bondgenootfchap te maaken , gedugt voor de magtige Nabuuren. Doch , opmerkende, dat de ^Aardshertogen van den Koning van Frankrijk fpraaken als een Vorst, hun genegen, en gereed , om alle zijne poogingen aantewenden tot het verwerven van de upenbaare handhaaving des Roomfchen Godsdiensts in de Nederlanden , twijfelde men niet , of deeze kurstenaarij niet bedagt ware, om het vertrouwen d.s Volks te winHën , en achterdogt tusfchen Frankr'^k en 't Gemeenebest te verwekken, 't Is waar; de Aardshermgen drongen fterk, uit naam van Spanje, op het ftuk van den Godsdienst en den u'-tlkitenden Handel iu de\ Indien. Maar konden zij min-  der NEDERLANDEN. 43 minder doen , om der kunsténaarije een'en aan•neemlijken fchijn te geeven ? Eenigen vermoedden , dat dit geheim Berigtfchrift Richardot ontltooleu was : in 't algemeen werd geloofd, dat hij 't zelve, door ag l0"Siieid, hadt laaten liggen: om dit gevoelen te liijven, beklaagde hij zich zeer over't gebruik, daar van gemaakt, en beweerde, dat men-hem 't zelve , ongeopend , hadt behporen terugtezenden : het Regt der Volken was gefchonden door het gemeenmaaken van een Gefchrift , 't welk hij door tusfehenfpraak van Jeannin zogt terugtekrijgen; doch veele Opmerkenden oordeelden, dathetachterlaaten eens papiers van die aangelegenheid met voordaat gefchied ware, om te doen gelooven , dat de Spaanfchert, in 't erkennen van der Sta: ten Vrijheid, ter goeder trouwe gehandeld hadden , en om de denkbeelden eens Verbonds van onderlinge liefcherming der gemoederen inteftorten (*). Rrchardot fchijnt een zeer afgerigt Staatkundige geweest te hebben; doch zodanig, dat hij zich van bijwegen, door de braafheid gewraakt, niet fchrooaide te bedienen. De kunst van onderhandelen is geen kunst van bedriegen , en geenzins gelegen in omkoopen, met eeden fpeelen, gerugten te verfprei den , en verdeeldheden te zaaijen. Een bekwaam Onderhandelaar weet zijn oogmerk te bereiken, zon dei (*) Negotiat, de Jeannin , Tom. i. p. 54. Tom. N p. 505. 510. 511. 516. 523. Meteren, XXX- B.f. 573 f Grot. Hifi, p.545< Maurit?. Charifter van Richardot. /  44 GESCHIEDENIS Maurits. < i i t t v i l r J b der die middelen , de jammeihartige bebulpzels van Opftookers. Hij weer zich onduorgr »n elijk te maaken, als hij vreest verdagt te zullen worden, en, zonder de toevlugt te neemen tot flinkfche handelingen, vindt hij, in den aart der zaake , welke hij behandelt, de gehinkte gelegenheden, om alle zijne ontwerpen te doen gelukken. Hij is beleefd, omzigtig , en zelf achterhoudend, maar nooit rchelmsch , nooit valsch. Wanneer hij een doordringend oog , een groot en vond rijk vernuft heeft, laat hij andere paden in, dan die van hugen en beIrog, welken doorgaans ontdekt worden , den bereeder befchaamen , verlegen en verward maaken. iet gedrag der Spaanfche Afgezanten, in den Haafe , bragt niet weinig toe , om hun allen ver- ' rouwen te ontneemen , de Onderhandeling te doen ifbreeken , en hun , op eene geenzins lofwaarde vijze, te doen ver.rekken. Slaagden zij, vervol? ;ens, in cem'ge hunner, vóórhellen, het kwam meer 'oort uit den aart der omilandigheden, dan door hun leleid. Of liever , 't was Jeannin , wiens inzigen edel en eerlijk waren, die de kunst bezat , om le harten der Menfchen , in bijzondere gefprckken, e winnen , en , in 't openbaar, te overreden , aan zien het gelukken deezer Onderhandeling moetworen toegefchreeven buiten hem was dezelve geheel lijven fteeken. Wij keurden deeze bedenkingen oodig , ten einde de Leezer de Staatkunde van ■ an.nin en Oldenbarneveld niet uit één oogpunt ifciiouwe als die der Spaanfche Afgezanten. , De  der NEDERLANDEN. 45 De verdenking van Richardots handel , in dit achterharen , wordt verkerkt, doordien de Aardshertog des geen- moeilijkheid b-toond hebbe (*) , en hij zich, len dien zeilden tijde , aan een leugen fchuldig maakte. Om de Siaaten te ontrusten , en te gereeder te doen neigen tot het omhelzen zijner voorflagen, verzekerde hij , dat de Koning van Engeland, onder de hand, den Koning van Spanje opftookte, om de Onafhang'ijkheid der Verèènigde Gewesten niet te erkennen. Dit gerugt , *t Welk bij veelen den moed deedt zakken , verftoorde Jacobus dermaate , dat hij zwoer , dien zijner Staatsdienaren, die het uitgeftrooid hadt , het met den hals te zullen doen boeten (f). Het gevondene en overal verfpreidde heimlijk Berigtrchrift van Richardot fcrekte , om den handel der Spaanfchen , en , bovenal, dien der Franfchen , verdagt te maakeii , in een punt van die tederheid, als dat van den Godsdienst. Doch de Voorftanders van het Beftand dagten 'er ook zaaken in te ontdekken, ten hunnen voordiele. Elk bediende 'er zich van naar zijn inzien. De partijdigheid groeide aan, en dreigde, tot eene fchriklijke tweefpalt te komen. Zeer ftrekte het, om de Voorftanders van den Vrede in 't nauw te brengen , dat de Aardshert igen , bij eene (') Negotiat. de Jeannin , Tom. I. p. 514. Tom. III. p. 23. 27 58. Grotii Hifl. p. 545- (|) Negotiat. de Jeann. Tom. III. p. 169. 179. i* 4 (•) Winwóod Memor. II. p. 456. 46Ó. 475.  der. NEDERLANDEN. 47 algemeen welzijn, 't Gebeurt niet zelden ,.dat „ verüandige en eerlijke Lieden in gevoelens yer„ fchillen, 1'choon zij allen één en bet zelf ie oogwit bedoelen. Dus bidden wij u ook, teveitroiiwen, dat wij, in het voordellen van een Beftand, „ beoogd hebben, uwen Staat dienst te doen , en „ geenzins uwen Vijanden in de hand te werken. „ Wij gelooven niet, verdiend te hebben, dat gij „ ons gehouden gedrag of onze omzigtigheid verdenkt. , , „ Het fciiijnt ons toe, dat gij uwe Vrijheid zeer .,, veel te kort doet, door, met zo veel drifts, eene nauwkeurige en ftrpte erkentenis van uwe Vijan5, denteeifchen: even of gij twijfelden aan de yolwig„ tigheid van het Befluit, tegen hun openbaar af ge. •' kundi«d: een Befluit, door 't geluk uwer „ wapenen genoegzaam bevestigd, 't fs zonder „ .voorbeeld, dat, in dergelijke Staats-omwentelin„ gen, Vorden zelfs , die van hunne Staaten ont„ bloot waren, gedwongen zijn, om, fchandelijk, „ hunne Regten , bij eene openbaare erkentenis, af,, teftaan, of zij moeften, bij ongeluk, in de han„ den hunner Vijanden gevallen weezen. Maar de „ Vorften, van welken gij deeze verklaaring eischt, „ liggen die, overwonnen, voor uwe voeten verne„ derd ? of zijn zij, door geweid, in den, uiterften „ nood, gedwongen, om uwé begeerte intewilligen ? „ Befchouwt de Zwitzers en de Deenen, de eerst„ gemelden genieten, tot op deezen dag, hunne vrij. „ heid, uit kragte van een Beftand, zonderziulkee- Maurits.  48 GESCHIEDENIS Maurits. ! »' 3 i i 9 3 • , .i 5 3! x >: „ në Verklaaring, als men u aanbiedt, verkreegefl „ te hebben. De laatstgenoemden vorderden nboit 5, van hunnen Koning Christiaan, fcho'on krijgs„ gevangen, om zijn Regt afteliaan. „ Wij kunnen niet gelooven, datmehtha'nsópdeezé „ zwaarigheid ftaan blijft, om dat mende uitdruk„ kelijke Verklaarirtg , die mi gevofderd wordt van „ de Vorftën , met welken gij handelt, voor noodzaaklijk aanziet: maar, óm dat ihen wel weet, „ dat zij u zal geweigerd worden, wil men zich van deeze weigering, arS een glimpig voorwendzel, , bedienen, om het Befland te verwerpen, tot groot , genoegen der zodanigen , die dat liefst zagen, , maar tot innig zielsverdriet van vee'e anderen in , uwen Staat, en van onszelvën , die het Beftand , voor zo vöordeelig houden , als anderen het na, deelig inzien. „ Wij bidden li dan, dat gij u fchikt naar deiï , raad, u gegeeven uit den naam van Vorflen, die , zoo veel zörgs draagen voor uwe behoudenis, dié , zeer wel onderrigt zijn van den ftaat uwer zaa, ken, enervaarnis te over bezitten, omteoordee, len , wat u heilzaam, of waf u fchaadlijk Is. Zij , weeten, zij erkennen, dat de vrees der zodanigen , die oordeelen, dat dit Beftand niet vrij zal , kunnen zijn van alle zwaarigheden en ongemakken, eenigen grond hebbe ; maar zij begrijpen nog klaarder , dat de gevaaren des Oorlogs veel grooter zijn : dat men de eerfte door een goed en wijs gedrag kan ontwijken, daar de andere onver- „ miji  der. NEDERLANDEN. 49 ,, mijdelijk fchijnen : en het afwenden derzelven ,, ruim zo veel afhangt van eens anders goedwillig- heid en magt, dan van u zeiven en uwe eigene vermogens. 3, Insgelijks vermannen Wij u, dat gij u niet van „ allen dezen affeheidt, maar dat elk zijn gevoelen, „ door goede redenen , zonder drift en bitterheid, „ verdeedigd hebbende , zich laate overtuigen , of „. zich ten minften onderwerpe aan't Befluit,'t welk „ in 't gemeen zal worden goedgekeurd , betoon n„ de door zulk een voorzigtig en edelmoedig ge„ drag, dat zij 'grooter liefhebbers zijn van den „ gemeenen welfiand en veréeniging, die u, tot hier „ toe, in voorfpoed bewaard heeft , dan geneigd4 ,, om uwe gevoelens te doen opvolgen, wanneer zij verdeeldheid onder u te wege brengen, en hier ,« door oorzaak zijn zouden van het bederf van uwen „ Staat." Jeannin eindigde zijne Aanfpfaak met aantetoonen, hoe ongegrond en ongerijmd de gerugten wa* ren, tegen den Koning, zijnMeeffer, uitgeflrooid,) en hoe beledigend voor de eer zijner Majefleit. ,, Doet dan," dus floot hij, „ doet dan deeze las,, teringen en bedriegerijen ophouden; toont, dat gij „ dankbaar zijt, en beter gevoelens hebt vandezuï„ verheid en opregtheid zijner Majefleit, anderzinSf ?, zult gij u , ais met geweld, onttrekken de begeerte, ,, die hij heeft, om voor uwe zaaken te zorgen (*)." Bij (*) Negmiai. de Jeain-nin , Tom. I. p. 3 &c. V. Deel. D Maumti,  50 GESCHIEDENIS Maurits. Gefchrift van JeanNrN , tot wederlegging van 's Prinfen Brief aan de HollandfcheSteden. t Bij deeze Aanfpraak", met de uirerfte aandagt aangehoord, voegde Jeannin een Gefchrift, waarin hij zijne redenen met nog meer klems aandrong , en bijzonder ftaan bleef op het wederleggen der redenen, door Prins Maurits, die thans de Vergadering bijwoonde, tegen het Beftand ingebragt, in zijnen Brief aan de Staaten van Holland (*). Hij merkte daar in op, ,, dat het Grondbezit der Vor„ ftendommen een onvervreemdbaar goed is, dat de „ Vorften, niet meer zijnde dan Beftuurders hunner „ Staaten, dezelven niet verminderen kunnen, ten „ nadeele hunner Opvolgeren, dooreenig Verdrag; „ maar hier toe alleen door geweld van wapenen „ kunnen genoodzaakt worden. „ De erkentenis uwerOnafhanglijkheid, welke gij s, met zo veel aandrangs vordert , fchijnt te veronderftellen , dat gij gelooft, dezelve alsnog niet te „ bezitten,'en, tot het wettig verkrijgen daar van, den „ geëischten afftand noodig oordeelt. Is deeze niet „ genoegzaam veronderfteld , wanneer men met u „ handelt als met vrije Staaten, op welken men geen „ eisch heeft ? De woorden voor altoos zouden, in „ het tegenwoordige geval, niets betekenen , de„ wijl, naa 't eindigen des Beftands , het gefchil ,, weder van de wapenen zou afhangen. Vrugtloos „ zoudt gij dan u willen beroepen op eene woord„ ziftende verklaaring der uitdrukkingen, in welken „ men (*) Negotiat. de Jeannin, Tom. III. p. 37. Grotii Hifi. p. 546.  der NEDERLANDEN. ., men uwe Onüfhanglijkheid erkend heeft: begrijpt ,, gij niet, dat gij altoos ongelijk zoudt hebben, 3, indien uwe wapenen tegen die van den Vijand niet „ opmogren. „ Men zegt: dat deeze Verklaaring noodig is ten „ opzigte van de Vorften, die Vrienden zijn van u„ wen Staat: dan zij betuigen u bij onzen monde, door weikeu zij fpreeken, dat de Tijtel, u aange,, booden, voldoet. „ Brengt men wijders in 't midden , dat de Koning van Spanje zich ten Oorloge toerust, om u op 't lijf te valkn, als de tijd des Beftands verftreeken ,, is: i wie weet niet, dat jonge Vorften «eer „ op 't fpillen dan fpaaren uit zijn , en dat de Ko„ ning van Spanje , aan 't hoofd van een fier en ,, krijgsaigtig Volk , andere Vijanden zal zoeken, die zijne Magt zullen verzwakken, en zijne Geld„ middelen uitputten. Gij,'in tegendeel, die, het „ ftelzel der Gemeenebesten volgende, dezngt, om % vermeetleringen te maaken , laat vaaren. en alleen „ bedagt zijr op behoud van't eigen Erf, kunt altoos „ voor'ttoekomende zorgen, ordeopuweGeldmid? „ delen ftellen, fchulden afdoen, nieuwe voorraad ,, van Geld verzamelen , nieuwe Verbinrenhfen aan„ gaan, en gij zult, bij't afloopen van het Beftand, „ beter toegerust weezen dan de Vijand. „ Ik ftem toe, het is wijs en voorzigtig. zorge te „ draagen tegen de gtvolaen van biniienlanufche „ verdeeldhed n in een Gemeenebest, en datdeVij„ and het opftooken daar van zou kunnen zot ken; Da j, doch Maurits.  5& GESCHIEDENIS „"doch deeze bedenking behoort u aantezetten, om „ op uwe hoede te weezen tegen zodanige bedrij„ ven, om u wel nauw aan elkander te houden : 't „ zou ongerijmd weezen, daar uitte befluiten, dat „ gij altoos in den Oorlog zoudt moeten blijven. „ De vrees voor den Vijand , geduurende het Be„ ftand leevendig gehouden, die u noodzaakt op u„ we hoede te weezen, maakt hetzelve u voordee„ ligerdandenVredezelven, die u,in eenflaap van „ zorgeloosheid zusfende , veel meer zou blootltel„ len , aan de laagen van eenen eerzugtigen en „ trouwloozen Vijand. Daarenboven zal, in eene „ Staatsgefteltenisfe, als de uwe, en het groot getal „ en de veelvuldige veranderingen der Wethouderen „ in de Steden, den weg van omkooping zeermoei- „ lijk, zo niet onmogelijk, maaken. Of re- „ kent gij niets op de liefde tot Vrijheid , in de har„ ten van alle uwe Burgeren gegraveerd? Hetmee., rendeel der Inwoonderen, gebooren en opgevoed „ inde tegenwoordige Staatsgefteltenisfe, is 'er te „ zeer aan gewoon, om ooit te fpreeken ten voor„ deele der oude Overheerfching ? Zij fchrikken al,, len op den enkelen klank van Slaavernije. „ 't Is waar, gij.zult deKrijgskosten, noodigtot „ het onderhoud dér Bezettingen in de Grensplaat„ zen, moeten betaalen; doch, de helft minder Volks ,, noodig hebbende, zult gij dit uitwinnen, zon„ der de kosten te rekenen, welke onverwagte toeH vallen, ten tijde des Oorlogs , dikwijls vorde„ ren. i „ Wat Maur.it?.  Der. NEDERLANDEN. 53 „ Wat den Brief van Lipsitjs betreft , dien men zo zeer verfpreid heeft, om de gemoederen te ver,, hitten (*) : ik erken, dat die Schrijver, voorheen, 3, reden hadt, om den Spanjaard het aanbieden van „ een Beftand voortefteilen, als het zekerst middel, „ om het geheele Gebouw des Gemeenebests het onderfte boven te keeren. Maar het betrof toen ,, het erkennen van uwe Vrijheid niet; gij genoot, „ ten dien tijde , niet gelijk tegenwoordig , de on- derfteuning van twee groote Koningen, uwe Na3, buuren, uwe Bondgenooten, die zich aanbieden 3, als Verzekeraars des Verdrags, en in ftaat zijn, om het te doen gelden. Herinnert u, dat de Gent„ fche Bevrediging , fchoon flegt nagekomen , Hol„ land behoed hebbe , door het tooneel des Oor„ logs te verplaatzen. Herinnert u het nog treffen,, der voorbeeld der Zwitzeren. Onderdrukking „ zette hun, even als u, aan, om zich het dwang3, juk aftewerpen. Bezield, gelijk gij , door Vrij„ heidsmin, hebben zij den last eens gevaarlijken en „ langduurigen Oorlogs verdraagen. Menheeftze, „ zo min als u, kunnen verwinnen. Nietmeerdan een enkel Beftand is door hun aangegaan; de tijd „ alleen heeft dit Beftand in een beftendigen Vrede „ veranderd , dewijl zij zich van die tusfchenpoo„ zen bedienden, om het Staatsbeftuur te regelen. Deeze moedige Oorlogshelden , gefterkt door een nauw (*) Zie 't ïV. Deel van dit Tafereel, en Grot. Hijl. p. 5+2' D 3 Maurits.  GESCHIEDENIS Maurits, „ nauw Verbond, hebben toen de heerschaugt htm„ ner oude Meelteren gebraveerd, d;e hun niet durf3, den aanvallen in de ontoeganghjke bolwerken „ hunner Bergen en Rotzen. De Natuur heelt u ,, foongehjke voordeelen gdchonken. De Oceaan, „ groote Rivieren , eene ontelbaare menigte van ,, Scheepen en Bootsgezellen , die voor de beste „ Zeeiölc.auten der geheele Wereld gehouden wor,, dm. Ziet daar de voordeden , die u altoos bep, ic'nermen tegen de onderneemingen uwer Vijan„ den. „ Ydel is het. dat men u poogt diets te maaken, „ en hier door bevreesd, dat de Staatkundige ge„ fteltenis en de goede geneigdheid uwer Bondgenokten kan v-ran.ieren. Schoon hetgien Mensch „ geseeven zij, tot in het toekomende doortezien, „ zal het gezond veritand , 't w--lk uit waarichijns, lijkheden oordeelt, u genoegzaam kunnen gerust „ liellen. Wanneer de dood zelve de Koningen, ,, thans uwe Bondgenooten, u ontrukte, zal de re, de van Staat, die nooit fterft, in die beide Ko„ ningrijken , ahoos ten uwen voordeele fpreeken: „ zij zullen altoos het zelfde belang hebben, om u0 we Vrijheid met raad en daad te onderfchraagen. w „ , Wagt u, derhalven , het oor te leenen en 3, geloof te geeven aan oproerige Gefchriften, ftrek- „ kende om.u wantrouwen mteboezemen tegen uwe „ Bondgenooten en Vrienden. „ ü t is in uwe Ilooge Vergadering, dat men S3 vnjhjk zijn geweien mag zeggen , en de anderen » ver-  der NEDERLANDEN. 55 ,, vertrouwen, die men gelooft, dat voor de goede „ zaak pleiten ; alle andere wegen zijn gevaarlijk, „ en alleen (trekkende, om het Volk tegen de Hoof„ den van den Staat aantehitzen. „ Het komt deezer Vergadtringe toe, uit de ver,, fchiJlende meeningen de beste te kiezen , en, be„ halven op de redenen, thans opengelegd , te let„ ten op anderen, die de voorzigtigheid en de zorg voor der Staaten belang beletten, voorteftelien; „ anderzins zouden zij, die van het ftrijdig gevoelen zijn, en openlijk alles zeggen mogen , zander „ te misdoen tegen den Staat, te veel voordeels „ hebben boven anderen (*)." Dringende en klemmende redenen voorwaar ! De * Engelfche Afgezant Winwood onderfteunde dezel- , ven in den Raad van Staate, waar hij , van wegen ^ den Koning van Engeland , zitting hadt. Bovenal ' deedt hij opmerken , dat de Verèènigde Gewesten, t zonder zich de fchriklijkheden des Oorlogs op den * halze te haaien, geen Verdrag van de hand konden h wijzen, bij 't welk hun Godsdienst, Vrijheid en 1 Koophandel ongefchonden bleeven , en waar van zijn Mëefter en de Koning van Frankrijk Waarborgen weezen zouden. Maurits , die de aanmerkingen tegen zijnen Brief, in het Vertoog van Jeannin, niet kon verkroppen, bediende zich van deeze gelegenheid, om zijn boezem lugt te geeven, met meer vuurs dan omzigtigheids Winwood te gemoet voerende: (*) Negitiat. de Jeann. Tom. III. p. GESCHIEDENIS Maurits. „ den, dat de Verklaaring bepaald is aan den tijd „ van het Beftand ? Wat u betreft, zij is voldoen„ de, om u te verzekeren van het beoogde voor,, deel: gij handelt verkeerd met de zwaarigheden en harsfenfchimmen, die niemand bijkans zouden „ invallen , naar welgevallen te vergrooten. 't Zal „ altoos van uw eigen goed beleid afhangen, de „ ongelegenheden , weike men wil, dat uit het „ Beftand moeten voortvloeijen, te vermijden , en ,, in uwe Staatsgefteltenisfe de noodige veranderin„ gen te brengen, om ze-duurzaam te maaken. Dit ook wagten wij van uwe voorzigtigbeid. ,, Voorts verzoeken wij de Heeren Zeeuwen, zich ,, niet langer aantekanten tegen een' raad , die het welzijn van 't geheele Lichaam des Bondgenoot- fchaps betreft: een Lichaam , waar van zij „ één der aanzienlijkfte Leden uitmaaken. Wij wil„ len ook zijne üoorlugtigheid , nevens den Graaf „ W'illkm en het ganfche Huis van Nas/au, 't welk „ 'er veel toebragt, om deezen Staat te vestigen, te „ verfterken en uittebreiden, gebeden hebben, om „ de hand te leenen, om Zeeland te bevveegen, ten „ einde zij met Phocion, dien grooten en wijzen ,, Atheenfchen Veldheer, kunnen zeggen, dat het hun „ niet berouwt, eenen raad verworpen te hebben, dien „ zij fchadelijk hielden voor het Gemeen; doch dat K„ het hun nogthans verblijdt , dat de gevolgen van „ dien raad beter en heilzaamer geweest zijn, dan zij „ gedagt hadden (*)." Deeze . (*) Negotiat. de 'Jeann. Tom. III. p. 113.  der NEDERLANDEN. 63 Deeze Aanfpraak, vol welfpreekenheids , werd ondervangen en gefterkt door den Engelfchen Afgezant Spencer , die, onder anderen, aanmerkte, dat een Gemeenebest, waar in de meerderheid der Hemmen niet befliste, gevaar liep , om het lot te ondergaan dier Maagd , van welke de Ouden verhaalen, dat zij door de meenigte haarer Minnaaren vanééngefcheurd wierd: hij bragt hun met zo veel fchranderheids als klems te binnen, hoe veel nadeels de Gemeensman , om zich tegens de befluiten van den Raad aantekanten , in 't oude Rome hadt te wege gebragt (*> Vertoogen, van dien aart, en, in 'tbijzonder, dat van Jeannin , doch , bovenal, de Brief van Hendrik den IV, die zijnen onderftand den Staaten dreigde te onttrekken, indien zij zich tegen het Beftand bleeven aankanten, deeden defterkfteYveraars tegen 't zelve waggelen. De Zeeuwfche Afgevaardigden (tonden verbaasd : zij verzogten uitrtel, om nieuwen last te mogen haaien. Maurits zelve, die, naar zommiger gevoelen, eer door de Soldaaten en het Graauw in de Steden beroerten verwekt, en den Staat het onderst boven gekeerd zou hebben , dan in 't Beltand te bewilligen , liet zich beweegen. Jeannin bediende zich van deeze gelegenheid , om den Prins met Oldenbarneveld te verzoenen. Veel hielp het, om hem min afkeerig te maa- (*) Grotii Bijl. p. 549. V. Deel. E Maurits» De EngelfcheAfgezant SPEt^CER onderfteund dit Vertoog.  66 GESCHIEDENIS Maurits. Gefteltheid der Aardshertogen en des Ko ningsop dit ftuk. maaken van het Beftand, dat men geduurende hetzelve dertigduizend man op de been zou houden (*), Wanneer de vreemde Afgezanten deeze gelukkige geestneiging tot het Beftand ontdekten, wendden zij ten Hove van Brusfel alles aan , om den fchijnbaar afgebroken draad der Onderhandelinge weder optevatten. Verzekering van de Aardshertogen bekomen hebbende , dat zij volmagt hadden , om de Onderhandeling voorttezetten, deelden zij zulks denStaaten, ter hunner gerustftelling , mede. Doch men was niet geheel gerust, van de zijde van Spanje. De trots van Philips kwam op tegen het denkbeeld, om de Omü'hangjk heid der Verèènigde Gewesten Baarlijk te erkennen ; en de gedagten, om hun de Vaart op de Indien vrij te laaten, kon hij niet verdraagen. Ondertusfchen moest alle Onderhandeling afgebroken, of in deeze twee ftukken bewilligd worden De Aardshertogen, die het gevaar en de rampen des Oorlogs van nader bij zagen , fielden alles te werk, om den Koning van Spanje te overtuigen, dat zij door de Verklaaring, welke men van hun vorderde , niets meer toeftemden , dan toegedaan was bij het aangaan der Wapenfchorfmg : en dat het ftuk der Vaart op de Indien behandeld kon worden op eene wijze, die zeer weinig tot nadeel van Spanje zou ftrekken Om den Vorst hier toe te be- weeCO Negotiat, de Jeannin , Tom. III. p. 75- 9°. i°4« i22. 123. 131. 173- "4. 276. Refol.Holl.x6rt. W. 32.  der NEDERLANDEN. 67 Weegen, zonden de Aardshertogen Inigo Brizuela , een Spanjaard van doorlugtige geboorre , Biegtvader van Albertus , en , gelijk het veelal gaat ?.an Catholïjke Hoven, zijn Vertrouweling en Kaad^inan in Staatszaaken. Bovenal was hij gelast, den Koning onder 't oog te brengen , dat de Koophandel van Braband en Vlaanderen , door het fluiten der Havens geflremd, niet kon herleeven , dan door het Beftand: dat hetzelve ftrekken zou ror bevordering Van het Catholijk Geloove , door den Volkshaat, het voedzel van Godsdiensthaat, te verminderen; dat de Oorlog, wel verre van den Catholijken Godsdienst in de opgehaane Gewesten te bevorderen, denzelven nadeel kon toebrengen in de nog getrouw gebleevenen; dat de uitdrukkingen wegens den afïïand zodanig waren, dat de Koning alle zijne Regten bleef behouden; gelijk de Gezanten der Koningen niet alleen getoond hadden; maar veelen onder de Bondgenooten zelve konden zich onthouden van teverklaa- ren, dat ze niet betekenden (*). De Hertog van Lerma beheerschte Spanje te dien dage in den naam des Konings. De Staatkundige bekwaamheden van dien Staatsdienaar waren zeer twijfelagtig, en tot den Krijg bezat hij 'er geene altoos. Hij haalde Philips over, om in het Eeftand te ftemmen, ten einde hij een Oorlog dempte , die aan verfchei- de (*) BeintivogliO Hifi. des Guerres de Plandres, Liv XXV. Negotiat. de Jeannin, Tom. UI, p. 153.155. 185. 189. E a Mauritsi  MaüRITS* Delft? Amfler. dam en Zeeland bewilligen in't Beftand. Befluit der Alge meene Staaten ten opzigte vai het Beftand, 1009. f 68 GESCHIEDENIS de Veldheeren gelegenheid zou gegeeven hebben, om zich bij den Koning noodzaaklijk te maaken, en zijnen thans alvermogenden invloed te dwarsboomen (*). Dit Befluit des Konings werd egter , zo lang mogelijk, bedekt gehouden. Om te beletten , dat , in Europa , het Oorlogs" vuur niet verder met vernieuwde kragt en woede uitborste, was alleen noodig de toeftemming te verwerven van Delft , Amfterdam en Zeeland. De eerstgemelde Stad liet zich ligt overhaalen; maar de Algemeene Staeten moeften na Zeeland, en die van Hol■ land na Amfterdam een Gezantfchap zenden. Zij keerden, voor het einde des jaars , met een het Beftand begunstigend antwoord te rugge (f). Middelerwijle was men niet alleen nog in het 011- ■ zekere, ten opzigte der gevoelens des Konings van Spanje, maar men liet een gerugt loopen, als of bij de Onafhanglijkheid der Verèènigde Gewesten niet 1 wilde erkennen. Het blijkt, dat Richardot 't zelve verfpreid hebbe, om te beproeven , of het niet ' mogelijk ware de Verèènigde Gewesten tot het Beftand overtehaalen, zonder dit zo weezenlijk ftuk te erkennen. Door deeze kunstenaaiij, en andere dergelijke middelen , hadt de looze Staatkundige vijf Gewesten en verfcheide Steden van Holland bewogen , om het oor te kenen aan den voorflag van een vijf- (*) Bentivoglio , als boven. Grotii Hifi. p. 55°(f) Negotiat. de Jeannin , Tom. III. p. 184. 204.213. Sip. Refol. Holl. 1608. bl. 3.13.  deii NEDERLANDEN. 69 vijfcntwintigjaarig Beftand , zonder de verklaaring van der Staaten vrijheid. Men liet verluiden , dat dit nieuwe Plan door de Engelfchen wierd begunstigd (*). Maar Oldenbarneveld altoos dezelfde , altoos onverzettelijk in 't geen wezenlijk tot eer van 't Gemeenebest diende, kantte 'er zich met allen ernst tegen. Jeannin zette hem daar toe aan , en onderfteunde zijne poogingen : en aan deeze twee groote Staatsmannen heeft men dankteweeten het rustig Befluit, om geen ander Plan vanOnderhan.de. ling aanteneemen, dan 't geen op den grondflag der Vrijheid rustte (f)- °e Staaten kwamen overéén, om het eerde punt des Verdrags op geene andere dan deeze wijze te doen dellen : „ Dat de „ Aardshertogen, ten overvloede, zo wel in hunnen „ naam, als in dien des Konings van Spanje , ver„ klaarden, dat zij te vreede waren, met de Staaten der Verèènigde Gewesten te handelen , in de hoe„ danigheid en als dezelven houdende voor Vrije „ Landen^ Gewesten en Staaten , op welken zij ,, niets eischten, en dat zij met hun, in de gemelde „ naamen en hoedanigheden, een Beftand aangin, gen. Zich teffens verbindende , niet te gedoo„ gen, dat 'er eenige Kerklijke of Wereldlijke zaa„ ken , ftrijdig met de Vrijheid , werden voorgefla- „ gen, (*) Negotiat. de Jeann. Tom. III. p. 30. 169. 170, 314. Grotii Hïji. p. 5 50. (J) Negotiat. de Jeann. Tom. III. p. 234» ?8i. 3P°< E 3 Maurits.  yo GESCHIEDENIS Maurits. Antwerpen tot de Handelplaats gek oo ?en. „ gen, of dat men nieuw uitftel zogt, ter oorzaake 3, van den Indifchen Handel , of andere punten: „ en, bijaldien het tegendeel gedreeven wierd, van 3, wegen den Koning of de Aardshertogen , langer „ dan acht dagen, dan zou men de Onderhandeling 5, afbreeken, en , zo 't zijn kon , met behulp der ,, Köflittgéö , Vorhen en Staaten , begunstigers „ der goede zaake , de wapenen weder opvat» » teil (*)." Jeannin ha.lt fleeds eene geregelde briefwisfeling mee de Staatsdienaaren der Aardshertogen gehouden, en hier door was de Onderhandeling nooit geheel afgebrooken geweest : doch dit kroop , verveeiend, langzaam voort. Men beraamde , overzulks , eene Plaats te bepaalen , waar de Staatsdienaars der wederzijdfche Partijen zouden zamenkomen , om met elkander te fpreeken: de Stad Antwerpen werd hier toe , met wederzijdsch genoegen , gekoozen. De Aardsheitogen zagen, met genoegen, dat zij de eerfte in den Haage gekomen zijnde , om voorflageu van Vrede te doen, op hunne beurt , de Staatfche Afgevaardigden, tot dat zelfde einde, op hun Grondge. ied zouden ontvangen. De Staaten hemden hier in te gereedèr, naardemza! het verblijf der vijandlijke Gezanten in Holland'veel omziensenmisnoegens verwekt hadt (f). De O Negotiat. de Jeannin, Tom. III. p. 251. (t) Zie aldaar , p. atfi. 288. 301. Grotii Hifi. p. 562. 1  dek NEDERLANDEN. 71 De Spanjaarden begaven zich eerst na Antwerpen. De Franfche en Engelfchen Gevolmagtigden Kwamen 'er vervolgens , en verwagten de Afgevaardigden der Staaten , die niet zouden verfchijnen , voor dat de Spaanfchen de weezenlijkhe hoofdpunten hadden toegeftemd. De Spaanfche Afgezanten maakten eerst eene bedenking op den Tijtel van Hoogmoogende Heeren den Maaten gegeeven. Jeannin oordeelde dat zij deezen Tijtel eerst onlangs gekreegen, noodig hadden om luister bijtezetten , aan hun opkomend Gemeenebest. Doch de Spaanfchen helden zo veel belangs in deeze kleinigheid, dat men den Tijtel van Hoogmogende ml/histeren of Doorlugtigen verander* de. De Staaten verlangden, na het afdoen van gewigtiger punten. Dat der Vrijheid wérd hun gereedlijk vergund. Maar de Handel op de Indien veroorzaakte nieuwe en hoogloopende gefchillen. De Staaten begeerden , dat dit huk op de duidelijkfle er naauwkeurigfle wijze in 't verdrag zou bepaald wor den. De Spaanfchen wilden zich van bewoordingei bedienen, die niet uitdrukkelijk, maar ingewikkeld dien Handel begreepen, en dat dezelve den Staatei volllrekt zou verboden zijn in alle deelen van ZW/è'« die een bijzonder eigendom der Spaanfche Kroon waren. De Koningen van Frankrijk en Engeland die oordeelden, dat een llaatlijke verooilooving vai de Spaanfche zijde, dit Koningrijk een regt ichee: te geeven op een Handel, waar in zij, ten oogmerk hadden, ook ten eenigen tijde te deelen, wilden dat Philips zich in 't algemeen verbondt, om de Zet E 4 vaa Maurits; Opening der Onderhandelingentusfchen deSpaanfche Gezanten , en de Franfche en Engelfche Middelaars. I L l I t 1 1 ï > ft  GESCHIEDENIS Maurits. ] I : ] ■] vaart der Verèènigde Gewesten niet te ontrusten, Maar de Hollanders Helden zo veel gewigts, in het behouden van d ezen Handel, dat zij dien op geenen te vasten voet meenden te kunnen vestigen. Men kon hun niet beduidden , dat het beter ware, dit Ruk aan 't lot der wapenen over te laaten, en dat de voordeden van deze Vaart getrokken, meerdeels ontfionden uit de Prijzen, op den Vijand behaald. Van veel tegenftrubbelings kwam men overeen , liet Huk 3es Handels in algemeene uitdrukkingen te bevatten. Over de Brandschattingen viel desgelijks ireel gefchils. De Verèènigde Gewesten wilden, dat je Hand bkeven houden : dewijl zij daar door meer ,ran den Vijand trokken, dan de Vijand van hun. Doch de Spaanfchen aandringende op dè onvoegeijkheid enonbeflaanrjaarheid tusfchen een BePiand en iet behouden van voordeden ; welke de Staaten aleen , volgens het regt des Qorlogs eischten, brag- en te wege, dat ze wierden afgefchaft. On- lertusfchen wilden de Zeemven in geenen dede aftaan van de verlof en gele'gelden. Het verder hanlelen hier over uitgefteld zijnde, tot eene vriendlijke aadpleeging, naa het fluiten van 't Beftand, werd Ut ftuk eer.^t langen tijd daar naa beflist, ten voorleek der Zeeuwen, die niets begeerden af te haan, 'an een punt, 't welke, ten hunnen nadeek, den koophandel van Antwerpen zou hebben kunnen doen lerleeven (*). Toen (*) Negot. de Jeannin, Tom. III. p. 216. 351. 378. 8ö. 387, 392. S9ö.  der NEDERLANDEN. 73 Toen dus de voornaamfte zwaarigheden uit den weg geruimd waren, begaaven zich de Algemeene Staaten na Bergen op Zoom. De Franfche en Engelfche Gezanten gingen hun begroeten. Jeannin gaf met zijne gewoone welfpreekendheid, hun een breedvoerig verflag van het g-handelde, en maande hun, door de dringendfte redenen aan , tot het (luiten van 't Beftand. In gevolge hier van vaardigden zij hunne Gezanten na Antwerpen af, werwaards de Koninglijke Gezanten weder vertrokken waren. Men hervatte thans de Onderhandeling, en ze werd voortgezet met eenen ongewoonen fpoed. De beide Partijen haakten dermaate om deeze zaak ten einde gebragt te zien, dat de dood des Hertogs van Kleeve en Gulik, op dat tljdftip invallende, en die het vuur des Krijgs met nieuwe woede fcheen te zullen ontfteeken, geen de minfte vertraaging baarde. Zo zeer waren zij van den eenen en anderen kant den Oorlog moede! zo zeer fmaakte de voorproeve van rust, geduurende de lange Wapenfchorsflng genooten. Alles ging vlotter en vaardiger, dan men verwagt hadt, en op den negenden van Oogstmaand werd het Twaalfjaarig Beftand geüooten (*). liet behelsde negen en twintig Artijkelen, de voornaamfte zullen wij opgeeven. Het eerfte betrof de Onafhangelijkheid , begreepen in deeze woorden. „ De (*) Refol. Holl. 1609. bl. 71. 75. 77. 89-92. Negotiat de Jeannin Tom IV. p. 3. 12. 14-17. 31. 33. 39- 45* 47' 5o- 59> 9*. Grootii Hift. p. 565. E 5 Maurit». Voornaami!?Punten des Be[tands.  74 GESCHIEDENIS Maurits. „ De Aardshertogen verklaaren, zo in hunnen naam „ ais in dien des Konings van Spanje, dat zij te ,, vreede waren, met de Algemeene Staaten dtxFeréé„ nigde Gewesten te handelen, in hoedanigheid, en ,, als dezelve houdende voor vrije Landen, Gewes„ ten en Staaten, op welken zij niet eischten, en „ dat zij, in gemelde naamen en hoedanigheden , met „ hun een Beltand maakten." Wij zien hier uit, dat de Spanjaarden , door bidden, vleijen, dreigen, weigeren, door vrees, achterdogt en vermoedens te verwekken , in 't i inde hunne eer ophielden, terwijl zij met de daad van hunne regten afftonden. Jeanin wendde vergeeffche poogingen aan, om eene vollediger en nauwkeuriger verklaaring te verwerven: hij kon den Spaanfchen trots hiertoe niet beweegen: de Spanjaarden zouden liever alles gewaagd, dan iets, op dit huk, toegegeeven hebben. Het leedt nu geen twijfel meer, of zij hadden den Vrede alleen voorgefteld, om tot een Beftand te getaaken: en door dit middel, het aanrtootlijkfte voor te komen. Het Artijkel, waar in van den Indifchen Handel gefprooken, of liever, waar in dezelve toegeftaan wordt, zonder 'er melding te maaken, ftelt die valfche eer der Spanjaarden 'ut een nog fterker daglicht. Naardemaal bet uitfluitend bezit deezes Handel* een der voornaamfte drijfveeren was, welke hun na het ftaaken der vijand^kheden hadt doen wenfehen en aangezet om de voorflagen te doen, lieten zij niets onbeproefd , ten einde zij het mogten behouden. Doch toen zij de onmogelijkheid zagen om den Staaten  der NEDERLANDEN. 75 ten deezen afftand af te persfen, namen zij , op nieuw, de toevlugt tot een wijze van uitdrukken, die eenigzins hunne eer kon ophouden, 't Is der moeite waar* dig te zien in welke bogten zij zich wringen. „ Het „ gemelde Beftand ," dus luiden die woorden!, „ zal twaalf jaaren duuren, binnen welken alle vij„ andelijkheden, in de wederzijdfche Landen en ter „ Zee, zullen ophouden. Elk zal de Landfchappen, „ Steden, Landen en Heerlijkheden, die hij tegen„ woordig bezit, blijven bezitten niet de Vlekken, „ Dorpen, Gehugten en Platte Landen, van dezel- „ ve afhangende. De wederzijdfche Onder- „ zaaten en Inwoonders zullen, geduurende hetBe„ ftand , onderlinge Vriendfchap en Koophandel ,, hebben , welke de Kening van Spanje nogthans ,, verftaat bepaald te zijn aan zijne Rijken en Lan„ den in Europa, en in alle anderen, alwaar 's Ko„ nings Vrienden en Bondgenooten , bij onderlinge „ inwilliging , Handel dreeven; doch , buiten de „ gemelde paaien , zullen de Staaten niet mogen handelen, zonder 's Konings uitdrukkelijk verlof, „ behalven in de Landen van zulke Mogenheden, „ die 't hun zullen willen toelaaten, en die deswe„ gen , zo min als zij, door den Koning ontrust ,, zullen worden." En, of de zin deezer woorden niet duidelijk genoeg ware , voegde men 'er bij: Het Beitand zal, buiten de gemelde paaien , niet „ voor één jnar naa deezen dag ingaan , of men „ moest aldaar eerder kennis van 't zelve kunnen a, geeven." Weik eene beuzelende breedfpraakig- heid, Maurits»  76 GESCHIEDENIS Maurits. heid, om het klaar uitdrukken, van 't geen men met de daad afflondt, te ontwijken. De Spanjaarden hadden ondertusfchen de ijdele en fchraale voldoening, om het woord de Indien niet in het Verdrag geplaatst te zien, en de Staaten verkreegen de weezenlijke vrijheid , om daar te handelen. Zij waren zo wel voldaan over dit ftuk, dat zij Jeannin betuigden, het bedingen van zulke voordeelige Voor« waarden niet verwagt tè hebben. En, om allen twijfel, ten opzigte van dit gewigtig Artijkel, wegteneemen , verzekerden èt-Franfche en Engelfche Gezanten, bij eene fchriftelijke Verklaaring , „ dat „ het verlof, om op de Indien handel te drijven, in „ het Verdrag begreepen was, fchoon het daar van ,, geen uitdruklijk gewag maakte." Ik begrijp derhalven niet, op welk een grond Richaudot, vervolgens, verklaard heeft, dat dit Artijkel zo duifter was, dat hij het nooit verhaan hebbe. De Aardshertogen verwierven, doch niet dan met veel moeite en door voorfpraak des Franfchen Gezants, „ dat in de Platte Landen van Braband, die „ onder het Gebied der Staaten ftoudenovertegaan, „ en waar tot hier toe de Roomfche Godsdienst o„ penlijk geoefend was , in dit ftuk geene verande„ ring zou gemaakt worden." Zie daar alles , wat zijne Majefteit verwierf, ter begunstiging van den Roomsch-Catholijken Godsdienst, welken hij beleedt. En dit is zeer opmerklijk , daar hij o .verwrikbaar vast op dat punt fchein te ftaan, en men, volgens den geheimen last van Richardqt , 't zij de-  der. NEDERLAND EN. 77 dezelve vergroot of verzonnen geweest hebbe, nooit moest aflaaten van de vrije handhaaving diens Godsdiensts in de Verèènigde Gewesten aantedringen. Maar de Staaten hadden al te welgegronde verdenkingen, ten opzigte van de trouwe der Spanjaarden , om hun eene gunst te bewijzen , die dat Volk ten voorwerp van erkentenisfe zou gemaakt hebben bij de Catholijken, die een zo groot aantal der Ingezetenen uitmaakten (*). De Koningen van Frankrijk en Engeland verklaarden zich Borgen voor het onderhouden van dit Beftand (t); doch zij hadden behendig geweigerd, eene fchriftlijke Verklaaring van de Koningen , hunne Meeflers, te geeven, bij welke de Vrijheid en Oppermogenheid der Verèènigde Gewesten erkend werd. Oldenbarneveld, wien degrondflagenvan de Vrijheid zijns Vaderlands niet te vast fcheenen gelegd te kunnen worden, hadt, om deezen te verkrijgen , alles aangewend. De Koninglijke Afgezanten hielden het voor overtollig, beweerende, dat de Oppermagt des Gemeenebests volkomen verklaard was door de Borgverklaaring der Vorften voor het Beftand. Het fcbijnt, dat de Koning van Engeland dit weigerde, dewijl hij nog zo veel ophadt met een ver- (*) Groot Plakaatb. I. D. bl. 55- Meteren , XXXB. f. 576. Negotiat. de Jeannin , Tom. IV. p. 76. 77. 181. (j) Negotiat, de Jeannin,Tom.III.p.384.393-Tom. IV. p. 17. 25.159. Maurits. De Koningen?an Frankrijk eri Engeland,Borgen van 'c Beftand, weigeren eene ~chrift!ij1e Verdaaring:e geeven van de Vrijheid [frezer Landen.  GESCHIEDENIS Maurits, Staatkunde van Hendrik den IV. vermeend gezsg in deeze Gewesten , dat zijn Afgezant te Conflantinopole, omtrent deezen tijd , wel durfde veifpreiden , dat deeze Staat onderworpen was aan Groot - Brittanje (¥). Koning Hendrik, de IV. hadt hier wijdftrekkender inzigten. ,, Ik wil," fchreef hij aan Jeannin, ,, dat de Staaten weeten en gelooven , dat ik hun, „ in gevalle het Beftand mislukte, door toedoen van s, de Spaanfche zijde , niet zal verlaaten ; doch ik ,, verftaa hun praaten niet, wanneer het doorgaat, „ over de voldoening van hunne Onaf hanglijkheid „ naa het Beftand: dit is nutloos, en zou aan mijne „ zaaken kunnen fchaaden. 't Algemeen belang, „ en bijzonder het belang mijner Kroone , vordert, „ dat zij lang en de Onafhanglijkheid en de vrugten „ daar van bezitten." Hij voegt 'er bij, „ dat „ de Staaten weeten, dat zij, de erkentenis hunner „ Onafhanglijkheid verwervende, dit niet enkel in „ naam is, maar om hunnen Staat te verzekeren, ,, en hes Staatsbeftuit voor altoos te vestigen en te ,, verlterken (f)." In deeze betuigingen is niets tegenftrijdigs, wanneer nun aanmerkt, dat de eerzugt des Franfchen Monarchs wilde , dat de Staaten hun Burgerlijk bewind op een vasten en welgevestigden voet bezaten , en hunne Oppermagt daadlijk erkend was , ten einde zij, in een hachlijk tijdltip, het regt (*) Negotiat. de Jeannin, Tom. III. p. 230.245.24S. 27T.29T.313 319 Tom. IV. p. 25.150. (i) Zie aldaar, Tom. IV. p. 14. 25,  der NEDERLANDEN. 79 regt zouden hebben , om voor zich eenen Heer te kiezen. Hij kon niet gelooven, dat eene Regeeringsvorm, welker onderfcheide deelen, als kwalijk op elkander werkende raderen in een werktuig, dikwijls moeiten horten , ltand kon houden, rtn dagt hij, naa vrugtloos alles aangewend te hebben , om de Hoofden des Lands tot eene heilzaame hervorming van dat gebrekkig Staatsgeitei te beweegen , meer regts dan iemand anders te bezitten, om de dierbaare (tukken van het uitéénlpattend Staatsgebouw voor zich te verzamelen. Deeze aanmerking , en deeze aanmerking alleen , voorheen door ons'meermaaien van ter zijde te verdaan gegeeven , verklaart het raadzel der vriendfehapsbetuigingen van Henbrik den IV. jegens dit Gemeenebest, èn derbeimlijke ftreeken, door hem te werk geheld, om 't zelve in zijn ftrik te doen vallen , indien het niet hadt kunnen blijven daan. Bentivoglio fchreef , omtrent deezen tijd, dat een Staatsbeduur, zo gebrekkig, geen (tand kon houden, en, welhaast, weder onder eene éénhoofdige Regeeringe zou komen (*). Het groot gebrek in de toenmaalige Regeeringsvorm was, dat het Lichaam des Bondgenootfchaps de uitvoerende magt derfde. In de daad , het regt, om te gebieden , ontbloot van het vermogen , om zich te doen gehoorzaamen, fchijnt nutloos, en van geene betekenis: bovenal ontdekte zich dit gebrek, als (*) Della Relatione deMe Prov. Unita , hib. VUL. Cap. 7. 8. Maurits. Poogingen van Jeannin , om eene verandering in de Regeeriügsvorm te bewerken.  So GESCHIEDENIS als 'er gefchillen tusfchen de Gewesten of tusfchen de Steden van elk Gewest reezen ; geen vastbepaald middel was 'er, om deeze volftrekt en met gezag te beflisfen. Jeannin kon niet na'aaten, een zo doordraaiend gebrek optemerken. Hij werd daar op te raade , het Artijkel der Utrechtfche Verééniging , volgens 't welke de gefchillen tusfchen de Gewesten, over zaaken van Beftand, Vrede, Oorlog en Belasting, bij voorraad, verbleeven gelaaten waren aan de toenmaalige Stadhouders , aantevallen , het gezag van Maurits te vergrooten, cn hem dus te nauwer aan Frankrijk te verbinden. Gemelde Afgezant wendde allen ijver aan, om den Prins fchadeloos te Bellen wegens alle verliezen, die hij bij het Beftand leedt: 't geen hem ook gelukte, en waar voor Maurits zijnen dank betuigde (*). Dan hier mede was des Stadhouders gezag niet vermeerderd. De Prins verklaarde, dat de Vijand hem een millioen Gouds en verfcheide Heerlijkheden in Duhschland toegezegd hadt, indien hij zich derwaards begeeven wilde; ja, dat de Aardshertogen hem gruoter gezag in den Veréénigden Staat, dan hij ooit bekleedde , en zelfs niet donkerlijk de Opperheerfchappij hadden aangebooden , wanneer hij zich met hun wilde veréénigen (+)• Deeze bekendgemaakte aanbiedingen, hoe weinig verdiensten het weigeren daar van ook in- (*) Refol. van Holl. 1609. bl. 86. Ncgot. de Jeann. Tom. IV. p. 15-18.19- 38.58 59- 7§(f) Negot. de Jeann„ Tom. I. p. 185. Maurits.  der nederlanden, f j inhadt, voor een rechtgefort Liefhebber zijns Vaderlands , deeden veclen oordeelen , dat men hem vrijwillig een meerder gezag moest opdraagen. Hen* drik de IV. pleitte tierk voor Maurits. Men merkt op, dat de Algemeene Staaten allengskens iü magt gereezen waren, terwijl de Raad van Staafe, aan welks hoofd Maurits zat, in aanzien gedaald was, en keurde het billijk, dat de Prins, aan wien het Gemeenebest de groote voordeelen verfchuldigd was , welken het Beftand 't zelve zou aanbrenger», meerder gczags kreege. Ëenige Dienaars en Vrienden van den Prins oordeelden zelfs , dat men , ten zijnen behoeve, het Gemeenebest in een Vorflehdom moest veranderen (*). Francois Franken , een ijverig voordander van Prins Maurits , weleerPenGonaris van Gouda, thans Raadsheer in den Hoogeh. Raad , hadt aan Uitenbooaard verklaard, ,,. dat „ Barneveld, eenigen tijd geleden, gezegd hadt, „ dat men zich met den Vijand niet verdraagen „ moest, voor men 't Land in meerder zekerheid „ gefteld en met Priqs' Maurits gehandeld hadt, op gelijke voorwaarden, als weleer met zijn Heer ,, Vader gefchied was; doch dat de Advokaat, naa „ den aanvang der Onderhandelinge, daar van niet „ meer gezegd hadt (f)." Doch de waarheid van ■ dit (») Negotia. de Jeann. Tdm. II. p. 19. 17. 22. 28. Tom. III. p. 205. (t) Uitenbogaard Leeyen en Ferantu»ord. Cap. X bl. 156-. V. Deel. F Maurits  g2 GESCHIEDENIS Maurits. Olden • barne- veld doe het Ont werp vat Jeannin mislukken. dit zeggen eens zo partijdigen Mans is zeer te verdenken, en Uitenbogaard zelve hadt meermaals de trouwloosheid van deezen Man ondervonden: daarenboven drookt het geheel niet met het Staatkundig ftelzel van Oldenbarnevelö : zijne tegenftreeving der inzigten van Maurits , of althans zijne doorgaande koelheid, geduurende den gantfchen tijd der Onderhandelinge, toonen zulks. Van dit Plan werd ook weinig of niets gefproo. ken bij het einde der Onderhandelinge. Oldenbar■ neveld wist, toen het ter baane kwam, deoogmer1 ken der Franfche Afgezanten te verijdelen. Te vergeefsch zogten zij hem aantelokken, door aanmerkelijke voordeden, ten zijnen opzigte, te brengen in het Plan, tot welks omhelzing zij de Staaten aanmaanden. Te weeten, om een nieuwen Raad van Staate opteregten, met magt bekleed, om alle gefchillen,tusfchen de Gewesten rijzende, aftedoen. Maurits zou 'er het Hoofd van weezen, en Oldenbarneveld , zo lang hij leefde, Voorzitter. Ook ftreelde Jeannin zich met de hoope, dat de Franfche Afgezant , zo wel als de E.igelfche, daar in eene plaats zou bekleeden. „ Hij vleide zich dus, bij voorraad, de „ gronden te leggen van 's Konings Gezag in 'tGe„ ineenebest, die men, vervolgens, niet gemaklijk „ zou omftooten." „ Wat Prins Maurits be- „ treft," zegt het Berigtfchrift, den Koning gezonden , „ Jeannin heeft 'er openhartig met hem over „ gefprooken, en hem geheel genegen gevonden. Wat „ Oldenbarneveld aangaat, deeze heeft hem be- loofd,  der NEDERLANDEN. «S ,, loofd, Dienaar zijner Majefleit te blijven , en te „ beletten, dat de Staat niet wederkeerde onder de ,, gehoorzaamheid van Spanje, en dat, krijgt dezel„ ve het in den zin, om van Regeeringsvorm te veranderen , en een Vorftendom te worden , de „ Koning de voorkeus zal hebben boven alle andere „ Vorften: maar," voegt 'er het Berigtfchrift bij, Jeannin zal, ten opzigte van Oldenbarneveld, „ nadere kundfchap opdoen (*>" In deezer- voege verzuimde deeze Staatsdienaar niets, om dien grooten Staatsman te winnen : ja , hij fchroomde niet te verklaaren, dat, indien hij een Man van zo groot een invloed op zijne zijde kon krijgen, zijn Plan voorzeker zou doorgaan. Met één woord , Maurits was gewonnen : hij hoopte , buiten twijfel , dat het Gemeenebest allengskens de gedaante van een Vorftendom zou aanneemen, waar van hij het Hoofd, en de Koning van Frankrijk Befchermheer zou weezen. Jeannin wagtte alleen op de toeftemming van Oldenbarneveld ; doch in dit netelig tijdsgewricht bleef deeze fchrandere Staatkundige en vuurige Vaderlandsminnaar , noch ten aanzien van zijn Land, noeh ten aanzien van zichzelven, in gebreke. Hij zag, dat, in eenBondgenootfchap, zo zamengefteld, als de Regeeringsvorm de/ Verèènigde Gewesten , dusdanig eene nieuwigheid niet kon worden ingevoerd, zonder (*) Negotiat. de Jeannin, Tom.I. p. 64. 65.70.7iy Tom. IV. p. ift; 13a. E 2 Maurits.  GESCHIEDENIS MAURITSi der de geheele werking van het zamendel van {treek te helpen. Hij zag in dat Ontwerp den ondergang van de Bondgenootfchaplijke Staatsgetteltenisfe. Hij zag het gevaar van, in een vrijen Staat, zo veelgezags te geeven aan vreemde Mogenheden. Maurits, aan 't hoofd van dien Raad, zou gemaklhk alle zaaken van gewigt naar zijn zin kunnen fchikken : gemaklijk viel het, één Gewest of ééne Stad te doen ftemmen tegen Befluiten, welken hem mishaagden. Die Raad, dus de magt hebbende, om alle zaaken, welken hij voor deszelfs Regtbank wilde brengen , te beflisfen, zou voldrekt meefter in 't Gemeenebest geworden zijn. De Staaten der bijzondere Landfchappen hadden alleen de fchaduw der Oppermogenheid behouden, tot zij, daar aan gewoon , ook die fchaduw zelve zich lieten ontneemen. Het Bondgenootfchaplijk Gemeenebest was veranderd in eene Éénhoofdige Regeering. Oldenbarneveld zag, daarenboven , dat zijn bijzonder belang met dat zijns Vaderlands gepaard ging. Schoon hij flegts een Dienaar der Staaten van Holland was , fpeelde hij de tweede rol in 't Gemeenebest. Het groot gezag , 't welk hij door zijne bekwaamheden en veeljaarige diensten bij zijne Meeders verkreegen hadt, was oorzaak, dat hij de hemmen ter hunner Vergaderinge meest altoos naar zijnen zin. kon leiden , en de dem van Holland , het aanzienüjkde der Zeven Gewesten, naar welke zich de anderen veelal voegen, wist hij zeer te doen gelden ter Algemeene Staatsvergadering , waar toe hij doorgaans was af-  der NEDERLANDEN. t$ gevaardigd. In den ontworpen nieuwen Raad van Staate kon hij niet wel worden toegelaaten, zonder afltand te doen van den post, dien hij thans met zo veel glans bekleedde. Het Plan des Konings van Frankrijk mislukte. „ Men heeft," fchrijft Jeannin , „ Oldenbarneveld voorgeflaagen, altoos „ Lid van den bewusten Raad te weezen , maar, „ wanneer hij overweegt, dat Maurits 'er het „ Hoofd van zijn moet, dat 'er zijn Broeder en „ Graaf Willem, de Franfche en Engelfche Afge„ zanten, zitting zullen hebben, denkt hij dezelfde ,a magt niet te zullen bezitten, welke hij heeft on„ der de Afgevaardigden der Staaten, die meestal „ Kooplieden^ en op Staatszaaken weinig afgerigt zijn , „ en dus gereedlijk zijnen raad volgen. Men heeft. „ hem niet kunnen overhaalen , om in ons Plan te ,, treeden , fchoon hij het niet fchijnt te verwcr„ pen (*)." , In de daad , Oldenbarneveld helde, zonder zich 'er openlijk tegen aantekanten, het handelen daar over uit5 waar door het in 't vet» geetboek geraakte. Hoe kon Jeannin , een fchrander Staatkundige, zich , in goeden ernst, vleijen , dat hij de Gemeenebestgezinde denkbeelden , zo diep in der meefien harten ingedrukt , zou veranderen ? Zou het Gemeenebest zulk eene menigte van valftrikken , tegen ckeszelfs lang en vuurigbegeerde Vrijheid gefpannen, Ollt- (*) Negotiat. de Jeannin , Tom. I. p. 65. Tom. III. . 90 . Tom. IV. p. 98. 105. 131. 132. F 3 Maurits  86 GESCHIEDENIS Maurits. ontkomen, in 't bezit eener Onafhanglijkheid , ten koste van zo veel bloeds gekogt, in de eerfte oogenbükken der vervoering , voor 't genot der Voorregten , dezelve weder overgeeven ? Eene Regeeringsvorm, onder welke het meer dan twintig jaaren bloeide, verzaaken ? Zou het zo gemaklijk vallen , Menfchen, die het zich eene eere rekenden eenen Vrijen Staat te beftuuren, en welke het niet meer zou weezen, indien de Sfaatsgefteltenis veranderde, te verblinden ? Kon hij hoopen , dat de Prins , tot de Oppermagt verheeven, altoos met Frankrijk zou overéénftemmen , en in de maatregels des Konings treeden ? Was het niet veel voordeeliger, de tegenwoordige Regeeringsgefteltenis te laaten , zo als dezelve was, in de verwagting , dat de verdeeldheden onvermijdelijk, in een zo zeer zamengefteld Staatsbeftuur, altoos Vrienden aan Frankrijk zou verfebaffen ? Zag een hart, zo opregt als 't zijne , de onregelmaatigheid en het gevaar niet! van het Plan, door het Franfche Hof ontworpen , om door belooningen en jaargelden Voorftanders in den Staat te houden? Zijne laatfte Brieven wijzen uit, dat deeze denkbeelden hem voor den geest kwamen. Hij bepaalde zich daarom tot één der hoofdvoorwerpen zijner Onderhandelinge, om naamlijk alle zaaden van misverftand en onéénigheid tusfchen Maurits en Oldenbarneveld uitterooijen ; deeze, opgroeiende, zouden, zijns agtens, den Staat ten val brengen: ook zogt hij de Staaten te bevestigen in de liefde tot het nieuwe Gemeenebest, ten einde zij het nooit in de gedagten kregen , om  der NEDERLANDEN. 87 om onder het oude juk te bukken. Onderrusfchen fcheen hij te wanhoopen aan het weeren van dit mis* verhand : „ Want de Prins ," fchreef hij , „ is „ ftijfzinnig, hij kan het misnoegen, van niet geze» „ gepraald te iiebben, noch overwinnen, noch be„ dekken: hij is niet Volksbehagend genoeg. Ol„ denbarmeveld betoont uit den aart geen ontzags 3, genoeg; naar zijn ftaat is hij te hoog verheven; a, hij vreest, dat Maurits zich za!willenwreeken, „ en hij zoekt den aanwas van een gezag, 't geen „ hem zou kunnen verderven, te verhinderen (*)" j un'Nin , altoos zich vasthoudende aan het Ontwerp , door hem omhelsd , om de inwendige verdeeldheden , die het Staatsgebouw des Gemeenebests dreigdentefloopen, wegteneinen, zogt,eerhij deezeLanaen verliet , de gefchillen over de betaahng van het aandeel, 'twelk ieder,der Gewesten in de gemeene lasten te draagen hadt , bijteleggen. Zints| den aanvang des Oorlogs, was men hier over onééns geweest. Holland, en bovenal Zeeland, klaagde, veel te hoog te ftaan. Gelderland en Overijsfel, in den Oorlog zeer geleden hebbende , kon, den niet zwaar belast worden. In den jaare MDCVUI, was 'er eene verdeeling gemaakt, waar in Gelderland vier en een half ten honderd droeg; Holland vi fènvijftig en een half; Zeeland dertien en een half; Utrecht vijf en drie vierde; Friesland elf en een half; Overijsfel twee en drie vierde; (*") Lettr. de Jbanhin depuis Mat jvfqttau 9 F4 Maurits. Gefchillen over het aandeel van elk oewest in de algemeeneLasten.  8? GESCHIEDENIS Maurits. Hetvoordeèl, 't Wélk het Beland aa>i 'c Gemeenebestgaf, na gegaan. de ; Groningen en Ommelanden zes en een haifj Zeeland wraakte deeze verdeeling : men zogt ee;Be andere te maaken ; maar de Onderhandelingen hier over duurden tot het jaar MDCXII (*). . Ti vreemder moeten deeze gefchillen voorkomen, dewijl de vermindering der Krijsmagt de Gtldsbelioefte minder maakte. Dezelve beiiep , volgens de jpngfte Monfterrollen , tweeënveertigduizend Voetknegten en vierduizend fluiters , en was thans gebragt op dertigduizend Knegten en drieduizend Paarden , daar onder gerekend het Volk, 't welk de Koning van Frankrijk, op zijne kosten, onderhouden hadt, en nog onderhieldt, te weeten vierduizend Knegten en vierhonderd Paarden (f).' st Is zeker, dat de zwaarigheid over het Geld, noo» dig tot het betaalen der Krijgsmagt, de Staaten drukte , terwijl men met de Onderhandeling bezig was, en dat de onderfteuningen, welken zij toen van den Koning vzuFrankrijk ontvingen, niet weinig toebragten, om aan de bemiddeling van dien Vorst kragt bijtvzetten. Zij erkenden openlijk, zonder buitenlandfchehulpe,;den Oorlog niet te kunnen voeren. Nogtbans \ indtmen 'er in het Gemeenebest, die, getroffen door de.ongelukkige verdeeldheden en de bloedige omwentelingen , welke in hun Vaderland, fiaande het Be' ' ' '" Band, C») Wagen. Vaderl. Hifi. IX. D. bl. 460. P. Paulus Vtvkl. der Unie van Utr. I. D.'bl. 4. 241 enz. • Negoi- de ]t\\NiN, Tom. IV. p. 56.1^3.165. (t) Negotiat. de Jeann. Tom. IV. p. 133.  der. NEDERLANDEN. 89 hand, plaats greepen , beweerden , dat de Koning van Frankrijk het Gemeenebest grooten ondienst deédt j met hetzelve tot dit Beftand overtehaalen. Maar was Hendrik de IV. verpligt geduurig den Staaten onderftand toetefchikken, indien zij, fteeds doof'voor billijke voorwaarden, het hun belang rekenden, eenen altoosduujenden Oorlog te voeren? En, wanneer zelfs de tegenkanting van onderfcheidene Gewesten hem fchadelijke onlusten hadt doen voorzien , kon hij met geene mogelijkheid raamen die hooglóopende onéénigheden , tot welken men voortfloeg: dit was hem even onmogelijk , als dat hij voorzag, hoe een moorddaadige hand hem , de eer en roem van Frankrijk , te kwaader uur, het leeven zou beneemen. Wij mogen het hoogwaarfchijnlijk fteilen, dat Oldenbarneveld , was Hendrik de IV. in leeven "geweest, nooit het fchavot zou beklommen hebben. Door eene wondere zamenfchakeling der ondermaanfche zaaken , heeft dezelfde hand, die den grootften der Franfche Koningen van'tleeven beroofde, bij wijze van wederflag, den grootften Burger van dit Gemeenebest doen fneeven. Daarenboven hebben wij gezien, dat andere redenen, niet min gewigtig, dan de onmogelijkheid, om den Oorlog, zonder buitenlandfche hulpe , doortezetten, de Staaten bewoogen hadden, om een gunstig oor te leenen aan de Vredes-onderhandelingen (*> Ook weet men, dat Staatkundige Verbin- te- C*) Zie dit onj Tafereel, IV. Q. F 5 Maurits.  Voorcgan ü van den Han del in de Indien. gm GESCHIEDENIS tenisfen noch goed noch vast zijn , dan in zo verre zij beide de belanghebbende Partijen bevoordeelen. Git deeze aanmerking volgt niet, dat weldaaden geene erkentenis vorderen : want; indien de beweegredenen, om gunsten te betoonen , voldrekt zuiver en van allen eigenbelang vreemd moeften weezen; zou niemand zich door erkentenis verpligt kunnen rekenen : een denkbeeld nogthans zo heilzaam, om de banden, die bijzondere Perfoonen en Staaten aan elkander verbinden , vasttemaaken, Het blijkt niet, dat de fchaarsheid van Geld, waar in zich de Staaten bevonden, voortkwam uithetverval des Koophandels. In tegendeel, hunne Zeevaart nam, van tijd tot tijd, toe. In dit jaar kregen zij vier rijkgelaadene Schepen uit de Indien t'huis, met de gewigtige tijding der vermeefteringe van Makian, één der Molukfcht Eilanden. DeMaatfchappij zondt negen Schepen derwaards , om de vrugten dier vermeefteringe inteöogften, en een einde te maaken aan de woede der Europeaanen , die , in deeze verüfgelegene Gewesten , elkander te vuur en te zwaard vervolgden , door hun van het treffen des Ikfiands kundfehap te geeven. De zelfde Maatfchappij hadt, in Grasmaand, een Schip uitgezonden, om een nieuwen weg m China te zoeken, niet om de Noord, gelijk eertijds, maar ten jN oord westen. Deeze Scheepstocht was toevertrouwd aan Henri Hudson;, een Engehchman. Hij zeilde tot eenenzestig graaden breedte, en ontdekte de Straat , welke nog zijn naam voert. Hij keerde niet weder in de Havens van  der. NEDERLANDEN. yi van het Gemeenebest, in welks dienst hij uitgezeild was , maar in Engeland, waar men hem hieldt. Koning Jacobus zondt deezen kloeken Zeeman, vervolgens , uit, om verdere ontdekkingen te doen; doch hij kwam niet te rugge, zijnde door de Wilden gevangen genomen, en , waarfchijnlijk, gedood (*). De Koning van Frankrijk voedde fteeds eene fterke begeerte, om eene Oost - Indifche Maatfchappij in ziju Koningrijk opterigten. De Bewindhebbers der Nederlandfche Helden hem voor , om zich met de Franfche te veréénigen , om dus te beter den Spanjaard het hoofd te kunnen bieden. Hij zondt eene aanzienlijke Geldfomme na Holland , en Jeannin haalde een Schipper over, om, in den naam en onder de vlag des Konings, den ouden en meer* maals gezogten Noordfchen doortocht te zoeken (f). De uitllag hier van is nooit bekend geworden. Merkwaardig is dit Tijdperk ook uit hoofde van de oprigting der Bank te Amfterdam. Schoon velen willen , dat dezelve naar het model der Venetiaanfche gemaakt is, verfchilt ze 'er veel van. Deeze Bank is aangelegd, om de hoogte en laagte der Muntfpeciën, veroorzaakt door de gemaklijkheid of bezwaarlijkheid van vreemde Speciën te wisfelen, voortekomen. Het Reglement is gedagtekend den negenëntwintigften van Louwmaand des jaars MDCIX. In dezelve konden allerlei Muntfpeciën, Goud, (*) Meteren, XXXI. B. (J-) Lettr. de Jeannin, v^Janv. v&Mars, Maurits, Dprigting fan de Bank te 4mfteriam.  ttfAURITS. JMogin- gen van Jeannin ter- ba- gwifti- $ing der jfcsamsch- fatholij- tev. GESCHIEDENIS Goud en Zilver, gebragt worden. De Stad Mondt borg voor de daar weggelegde Goederen, en mogten dezelven niet in beflag genomen worden. Men kon 'er allerlei Speciën verwisfelen, met zeer weinig toetegeeven. Deeze Bank gaf gemak en zekerheid in den Handel, boodt den Rijkbemiddelden eene veilige bewaarplaats hunner fchatten aan, en verfchafte aan Amfterdam het voorregt, om de waarde der vreemde Geldfpeciën te regelen naar die deezes Lands. Zeer veel verfchilt deese Bank van die te Lenden, omtrent eene Eeuw laater opgerigt: zij heeft altoos het Geld daadlijk in kas, en dus een onwankelbaar Geloof (f). ' • Jeannin deedt, voor zijn vertrek, eene laatfle pooging ten beste der Roomschgezinde lnwoonderen deezer Gewesten. Hoe meer hij getragt hadt , hun lot in deeze Landen te verzagten , hoe hrenger zij behandeld waren. Maurits volgde hier geene edelmoedige beginzelen , maar de inboezemingen eener achterdogtige Staatkunde. Van het fluiten van het Beftand, was men ftrenger ten hunnen opzigte dan voorheen: die Prins, hoe Kerkwerkend een drijfveer de Godsdienst was op de gemoederen des Volks, oordeelde, nevens anderen, dit noodig, om te voorkomen , dat het groot aantal Roomschgezinde Burgers het oog niet na Spanje wendden , of 't zelve floegen op zijnen oudften Broeder. Deeze zo lang on- (*) Wagenaar Amft. IX. D. bh 432. Riehesfe de la Hollande, Tora. tl.  bïr NEDERLANDEN. 93 ongelukkig omzwervende Prins, toen met het Prinsdom van Oranje bekleed, onthieldt zich te Breda, eene der Heerlijkheden, hem toegedeeld, in het onlang* gemaa';te Verdrag van de verdeeling der Naalaateufcbap van wijlen Prins Willem den I. Het Plan van Maurits was, fchrijft Jeannin, zich aan de Hervormde L,eeraaren te verbinden , om hunne gunst te bekomen , en hun vertrouwen te winnen, om partij te maaken. Deeze Afgezant toonde den Prins de onregtmaatigheid, en, bovenal,het gevaar van zulk eene handelinge (*). Hij ging verder: hij leverde ter Algemeene Staatsvergadering een Verdrag in, ten voordeele der Roomschgezinden. 't Zelve is een meefterftuk, het ademt den zagten geest van Verdiaagzaamheid : wij moeten 'er eenige trekken uit ontkenen. „ De Koning," fprak hij, }i hadt ,, het niet raadzaam geoordeeld , zich openlijk voor „ de Cathoiijken te verklaaren, voor de tekening des „ Beftands, vreezende, door nieuwe zwaarigheden , „eene Onderhandeling, reeds moeilijk genoeg, „ nog moeilijker te maaken: hij hadt het tijdftip af„ gewagt, dat de Staaten vrij en onbelemmerd over dit ftuk konden handelen, ten einde hij niet mogt „ fchijnen hunne overleggingen te beftuureu. De ,, ijver tot zijn eigen Godsdienst," voegde'erJeannin bij , „ is de eenige drijfveer niet , welke den „ Koning van Frankrijk aanzet , om ten voordeele „ der Roomschgezinden in de Nederlanden te fpree- „ ken, (*) Nigttiat. de Jeann, Tom. IV. p. 217. Maurws.  94 GESCHIEDENIS Maurits. „ ken; zijne opregte genegenheid voor het Gero.eenebest beweegt hem,u te ontdekken, dat niets u nutter kan weezen , dan hun, zo niet de open„ baare Godsdienst-oefening toeteftaan, althans de,, zelve te gedoogen. Zij verdienen deeze gunsten. „ Zij hebben, geduurende den Oorlog, hunne Goe„ deren en hun Leeven gewaagd ;ter verdeediging „ der algemeene zaak. De ltrengheid , met welke „ men dus lang hun behandelde, heeft hun tot klaa,, gen noch morren aangezet: zij zagen dezelve aan „ als eene Staatkundige noodzaaklijkheid voor een' „ tijd. Zij hebben den Vrede verwagt met een „ rechtfchaape Vaderlandsch geduld, in de hoope , „ om van deszelfs voordeden mede genot te erlangen. Zij ftreelden zich met de verwagting , dat 5, men hun het aangenaamhe en kostbaarfte goed der „ Vrijheid zou fchenken: de veroorlooving,omhet ,, Opperweezen den eerdienst toetebrengen, welken ,, zij 't zelve aangenaamst oordeelen. ,, Ik beroep mij op uzelven, mijne Heeren, is 'er ,, eene Uaavernij, die de ziel meer verbittert en ontfteekt, dan ltrengheid en dwang omtrent dit huk? „ Gij weet, het is de Onverdraagzaamheid , die u ,, de wapenen deedt opvatten; gij zijt getuigen ge„ weest van de deerniswaarde jammeren , door de„ zelve in de geheele Christen - Wereld veroorzaakt. 3, Is het niet als of de Hemel u door zulke treffen., de voorbeelden heeft willen leeren , dat het Ge„ loof een werk des Heiligen Geests is, en niet van „ menschlijk gezag of dwang? Slaat het oog op „ de  der NEDERLANDEN. 95 de heilzaame uitwerkzels der Verdraagzaamheid» „ binnen weinig jaaren in Frankrijk. DeRoomsch- gezinden in uw Gemeenebest hebben meer regts „ op de Voorregten van Burgers, dan de Franfche „ Proteftanten. Een Vorst kan alle andere Gods,, dienst-oefening, dan die hij in zijn Rijk gevon„ den heeft, verbieden. Het is niet min onregtvaar„ dig dan gevaarlijk , een Godsdienst aantetasten , „ welks grondflagen en regten door de Oudheid „ zijn bekragtigd. „ De Roemschgezinden hebben nog een anderen s, grond van regt, behalven dat zij hunnen Gods„ dienst eerder gehandhaafd hebben, dan dat de u„ we zig vestigde. Zij hebben u geholpen, om u „ die Vrijheid, die Oppermogenheid te doen ver„ werven, welke u de magt fchenkt, om Wetten „ te geeven: het zou , derhalven, wreed weezen, ,, hun het deel te ontzeggen in een voorregt, zo „ ftreelend voor het menschlijk hart: het zou on„ regtvaardig zijn , dat deezen zich het uitfluitend „ regt van Heeren en Meeflers aanmaatigden , ter„ wijl anderen zich tot den harden en vernederenden „ haat van Slaaven verlaagd vonden, en verftooken ,, van de vrugten eener overwinninge, die zij het al„ gemeene Vaderland hielpen bezorgen. „ Overweegt , hoe dusdanig eene weigering na„ deel zou kunnen berokkenen aan uwe Geloofsge„ nooten in andere Landen, waar zij de zwakfre en „ onderliggende pari ij zijn. Wat kunt gij vreezen j, uit het fchenken van de zoetigheden des Vredes „ en Maurits.  p6 GESCHIEDENIS Maurits. „ en der Vrijheid aan Lieden, die nooit hun pligt ,, verzaakten in netelige en hachlijke Oorlogstijden. „ Maar moet gij, hunne verwagtinge te leur ftellen„ de, niet vreezen, dat gij hun tot wanhoop zult ,, drijven, en verborgen Vijanden maaken van hun, „ die anderzins volijverige Burgers zouden wee„ zen. „ Te vergeefsch wendt men voor, dat ditGemeehebest op de Hervorming is gegrondvest. De o„ penbaare en haatlijke hukken, waarop gij het opS, neemen der wapenen eri uwe Verbintenisfen ge„ grond hebt, zijn nog voor handen. In dezelven „ ziet men, dat de Catholijken, fchoon de fterkften, ,, zich met u veréénigden, niet alleen om de Dwio„ gelandij , welke uwe Voorregten verkragtte , te „ verdrijven, maar ook, dewijl zij het onregtvaar„ dig keurden , dat men u berooven wilde, van de „ Vrijheid, om God naar de infpraaken van uw ge„ weeten te dienen. „ De ondervinding leeraart ons, dat verfcheiden,, heid van Godsdienst-oefening eenen Siaat niet „ benadeelt. Geloofsdwang , in tegendeel , kan „ niets anders dan nieuwe onlusten verwekken; de „ Catholijken in hunne Godsdienstbelijdenis verfter,, ken, of tot Ongeloof doen overflaan. Wat heeft men te wagten van Menfchen, zonder Geloof, „ zonder Wet ? Verftandige Mannen hebben be„ weerd , dat het Bijgeloof min fchadelijk is voor „ een Staat dan de Godlochening : de Bijgeloovigè „ althans vreest altuos in de handen van God te val' „ len,  deR. NEDERLANDEN. ft i, Iérii, fchoon hij de ftraffe des wereldlijken Regters „ ontkome; maar hij , die, naa den dood , niets „ hoopt, niets vreest, agtzichallesjjeöorloofd, in,, dien hij het waakend oog der Overheid maarflègts kan ontduiken. ,, Zijn de Catholijken te onvrede , zegt men, zij ,, kunnen het Land verlaaten. Doch is hetregt,, vaardig, hun, naa dat zij 's Lands Vrijheid heb- beu helpen bevegten, te veroordeelen tot eene zo „ fmertlijké ballingfchap uit een Vaderland , door „ hun hartlijk geliefd ? Welke beklaaglijke gevol„ gen zouden 'er niet voortvloeijen uit eenen uit- tocht, die het Gemeenebest allerdeerlijkst zou ,, ontvolken. ,, Deeze klemmende redenen behoorden u overte- haaien, om aan de Catholijken dë vrije en open„ baare handhaaving van hunnen Godsdienst toete,, haan : ondertusfchen bepaalt zich zijne Majefleit, „ weetende, dat gij hier toe niet neigt , dat veelen 3, onder u zich daar tegen aankanten, en genegen zijn, 3, om alle oorzaak van verwijdering te fchuuwen , „ tot het verzoek, dat gij den Roomsch'gezinden de „ vrijheid verleent, om den Godsdienst in hunne Huizen te oefenen, zonder, als eertijds , ontrust 3, en mishandeld te worden: en tot voorkoming der 3, ongelegenheden 3 welken uit deeze Verdraagzaam* „ heid zouden kunnen ontdaan , ftelt de Koning u ,, voor, te bepaalen, dat de Kerkdijken, die in 't „ Land begeerden te woocen. zich bij de Wethou,, ders der Plaatzen , met goed getuigenis van bun V>DeeU G „ per- Maurits*  98 GESCHIEDENIS maur1t3. „ perfoon en gedrag , zouden moeten aangeeven, „ terwijl zij , die dit niet gedaan hadden, geban„ nen, of zwaarder geirraft zouden worden." De Gezant befloot zijn Vertoog met deeze merkwaardige taaie: „ Gij ziet, mijne Heeren, dat'sKoj, nings verzoek, ten voordeele der Catholijken, op „ zo weinig uitkomt, dat het toeftaan van 'tzelve u „' geen fchijnbaar nadeel kan toebrengen. Zij zullen ,', 'er nogthans grooten troost uit ontvangen, Zij „ zullen'er u, altoos , voor verpligt zijn. Hunne zugt „ tot de behoudenis en voorfpoed van uwen Staat „ zal 'er vaster en betlendiger door worden. Zijne ' Majefleit zal u des ook grooten dank weeten, en " oordelen, dat gij een goed en wijs befluit genoZ men hebt. Doet gij het tegendeel, hij zal altoos vreezen , dat uwe weigering de gemoederen der „ Catholijken van u zal vervreemden , en veroorzaa„ ken , dat zij of het Land ruimen, of nogfnooder „ en gevaarlijker maatregels neemen. Hij vermaant „ hun, egter, geduldig te draagen, 'tgeen gijgoed„' vindt te beveelen, zonder iets te onderneemen , „ 't welk de rust en veiligheid van uwen Staat zou kunnen ftooren, hun, van zijnen kant , verklaa., rende, dat zij, anders bandelende, eerderflraffe, „ dan zijne gunst en hulpe, waardig zullen geoor„ deeld worden (*)." Op dit klemmend Vertoog, pleitende voor de Regten der Menschlijkheid, vonden de Staaten niet goed te (*) Negotiat, de Jeannin , Tom. IV. f>. 217.  der NEDERLANDEN. 99 te antwoorden ; zij zonden het nier aan de bijzondere Gewesten, en dus werd dit huk nooit in overweeging genomen. Men oordeelde het genoeg, Jeannin te doen hoopen, dat men van de drengbeid der Plakaaten zou afzien, en de verzogte oogluiking zou vergunnen (*). Gelijk ookmetdedaadgefchied is. En de Roomschgezinden, meest in den Boerenftand en onder het Gemeen in de Steden te vinden, erlangden , met den tijd , grooter voordeden , dan Jeannin verzogt hadt. Jeannin, in 't einde zijnen veelvuldigen en langduurigen arbeid met eenen gewenschten uitflag bekroond ziende , nam , omtrent het einde van Zomermaand , affcheid van de Staaten. Deeze, overtuigd, dat zij het welgelukken deezer lange en moeilijke Onderhandelinge,grootendeels, haddendankteweeten aan zijne bekwaamheden , om het vuur der Partijfchappen te maatigen , en de Geesten , door drilt en belang ter zijde afgerukt, weder te recht te brengen, betuigden hem hunnen dank , en hij vertrok » met rijke Gefchenken begiftigd. .,, Wij hebben," fchreeven zij aan den Koning van Frankrijk, „ het „ van onzen pligt geoordeeld , uwe Majefleit op 't „ nederigst danktezeggen, dat het u behaagd hebbe, „ eenen Perfoon herwaards aftevaardigen , die onsi „ veelvuldige blijken gegeeven heeft van zijne groote ,, bedreevenheid, oordeel, voorzigtigheid en goed „ beleid in zo gewigtigezaaken; die, door zijne edel- „ moe- (*) Negttiat. de Jeann. Tom. 1VT p. x82. G 2 MauriTï. jEANNrr» ieni na Frank'ijk.  loc GESCHIEDENIS Maurits Het Beftand bekragtigddoor Spanje. Aanmerkingenover deezen Oorlog. ,, moedigheiden zonderlinge bekwaamheid, allefoor„ ten van zwaarigheden , welken zich opdeeden, „ te boven kwam; zodanig , dat alle Braaven zeer te vrede zijn over hem en zijne verrigtingen : en „ van geheelen harte uwe Majefleit prijzen en dan- „ ken voor dit gunstbetoon (*)." De be- kragtiging des Konings van Spanje , den zevenden van Hooimaand gedagtekend 3 kwam eindelijk , en kreeg hier mede het werk des Beltands zijn volkomen beflag (+)- In deezervoege eindigde de lange en felle Krijg, die, veertig jaaren, de Oorlogvoerende Partijen fteeds in de wapenen gehouden, ftroomen menfchenbloed geftort, en de aandagt van geheel de Wereld tot zich getrokken hadt. De Verèènigde Gewesten begonnen , naa ter zee en ten lande de bloedigtfe fchouwfpelen van mededinging, haat en verbittering gegeeven te hebben, het lieflijk zoet van ééndragt en rust te hnaaken. Europa nam deel aan 't ophouden eens Oorlogs, bij welken bijkans alle Volken van dit Werelddeel belang hadden. Men ftondt verheid , dat de Partij, d'.t in den beginne door verdeeldheid, armoede , onërvaarenheid in Krijgszaaken , en flegte Bevelhebberen, fcheen te zullen moeten bukken, in 't einde de overhand bekwam op die , welke dapperheid, krijgskunde , rijkdom en bekwaame Veld- heeren (*) Meteren , XXX. B. fS 579. Lettr. de Jeann. S2. Janv, (t) Meteren , XXX. B- f. 579.  der NEDERLANDEN. 101 heerenhadt. Het was een wonder in aller oogen, dat een hand vol Kooplieden, bootsgezellen en Boeren , den grootften en magtigften Vorst van Europa dwong, hun Vrij te verklaaren , en een aanzienlijk gedeelte des Indifchen Handels aftellaan. Een zo zonderling welge1 ukken gaf het voordeeligst denkbeeld van de wijsheid en fterkte van dit Gemeenebest. De verwond ring verdubbelde , als men opmerkte , dat hetzelve , naa het itorten van zo veel bbeds, en het beffeeden van zo veel fchats , in eenen Oorlog, die altoos niet voordeelig ging, zich gevestigd, meer rijkdoms bekomen hadt, en volkrijker geworden was; terwijl het wijduitgeftrekte , vermogende en bevolkte Spanje, van magt, geld en manfchap uitgeput, kwijnde. Welke tog mogen de oorzaaken weezen van dit wijd en vreemd verfchil ? Twee oorzaaken doen zich hier op, welke Staatslieden , willen zij eenig nut trekken uit deeze Gefchiedenis , nooit uit het oog moeren verliezen. Da eerile is , dat de Verèènigde Nederlanden zich, doorgaans, tot het voeren van eenen verweerenden Oorlog bepaalden ; en de tweede, dat zij altoos ter zee de overmagt hadden. Terwijl de Verèènigde 'Gewesten hunne rijkdommen bewaarden en vermeerderden door den Koophandel', en het vetier der Geldmiddelen eens Vijands , tot bedrijfloosheid gebragt , tot zich trokken ; wendde deeze de openbaare inkomhen af van derzelver eigenlijke beftemming, en verplaatste, door gedwongen krijgsdiensten, menfchen , die , in 't Rijk blij. G 3 vende, Maurits,  löz GESCHIEDENIS Maufjïs, vende, door hün vlijt en arbeid de fcbatkist hadden moeten vullen. Dzav Spanje zich uitputte door buiten 's Lands te oorlogen met zijne Landzaaten , waren de Verèènigde Gewesten bedagt, om de voortplanting van werkzaame en nutte Burgeren te begunstigen; zij flreeden met Geld, 't welk een arbeidend en handeldrijvend Volk fteeds opfchoot; Soldaaten, van allerlei Landiiart, fchikten zich onder de Vaandelen van den Staat, eene geregelde en beftendig betaalde foldy lokte hun ten krijgsdienst. Vuur, haal, onweer en ziekte beroofden hun van duizenden van Soldaaten; maar de gertcdüeid , om Volk te werven , maakte hunne Legers onvernielDaar. ..— Door eenen verweerenden Oorlog te voeren , hielden zij den Vijand op bij eiken hap, en matten hem af , tot hij eindelijk den Vrede ver- ?ogt. Zeetochten bezwaaren een Land niet zeer, dewijl de verteering altoos tot de bron wederkeert : deezen zetten , in tegendeel , nieuw leeven bij aan den omloop des Gelds. De Verèènigde Gewesten zouden hunne Vlooten uit, die den Vijand geduurig afbreuk deeden : en door hunne meerderheid ter zee behaalden zij veele Prijzen op den Spanjaard, die nieuwe middelen verfchaften, omhein gevoelige neepen toetebrengen. Men zoeke deeze aanmerkingen niet te keer te gaan door voorbeelden , uit de oude Gefchiedenisfen ontleend , door het fchrikbaarend Tafereel des vals van Carthago, dat, rijk en handeldrijvend , bezweek voor de magt van het arm en oorlogvoerend J Rome.  der NEDERLANDEN. 103 Rome. Deeze voorbeelden berekenen niets in den tegenwoordigen ftaat der zaaken, dewijl 'er thans geen Volk meer is , 't welk alleen ten oogmerke heeft, vermeefteringen te maaken : dewijl onze hedendaagfche loontrekkende Krijgsbenden bijkans dezelfde Krijgskunde volgen , en het min aan hunne kunde en moed is toetefchrijven, dat zij overwinnen, dan aan het geluk van te ftrijden met een Vijand, die door eene kleinigheid verfchrikt en moedeloos wordt; en, eindelijk, om dat de groote overmagt beftaat in herk ter zee te zijn , en het lang te kunnen uithouden: dar is, met andere woorden, het meefte Geld en 't grootfte Credit fchenkt, menfchelijker wijze gefprooken, thans de Overwinning. De Verèènigde Gewesten, overweegende, hoe zij te meermaalen in het hachhjkfte gevaar verkeerd hadden , om voor den Vijand te moeten bukken ; dat zij , voor geen gering gedeelte , hun zege aan onvoorziene gebeurtenisfen moehen toefchrijven; dat zij op 't punt gehaan hadden, om onder het juk van Frankrijk, van Engeland, of van een bijzondér Vorst, den hals te krommen: en, eindelijk, dat zij in zwaare fchulden haken , door de kosten van de jongde Krijgsverrigtingen , in welken het geluk hun niet medeliep, mogten zich verheugen , dat zij met dit Beftand, op zo voordeelige voorwaarden, de wapenen mogten nederleggen. G 4 Tweede Maurits.  184 GESCHIEDENIS Tweede T ij d p e r k. Verbonden [en Handel ■ Verdragen. Onlusten /«Europa, ontftaan over de Kleeffche en Gulikfche Opvolging. Dood van Hendrik den IV. Staat van den Godsdienst. Par' tijfchappen en de beginzels der Onlusten , ter oorzaake van de Geloofs ■ verfchillen. Verbintenisfsn en Verdragen der Staaten met verfchei ■ de Mogenheds'i. 1609, J[J)i£ Verèènigde Gewesten, de tekens van Oniif hanglijkheid, zo manmoedig en met zo veel roems bevogten, willende toonen, vaardigden na alle Hoven Gezanten af, bekleed met dea tijtel swAmbasfadeurs. Vreemde Mogenheden zogten, op hunne beurt, met hun te handelen, als, met haarsgelijken, en , om ftrijd , de verbintenis en vriendfchap des Volks , welks naam eene algemeene verwondering verwekte. Onder de flaatlijke Gezantfchappen hak boven allen uit dat van Mulei Zaïden, Keizer van Marokko. Dewijl de Staaten hem voorheen b jgeftaan hadden met twee Oorlogfchepen tegen den Spanjaard , verzogt hij , op nieuw, hunnen bijhand. Doch het getekende Beftand bragt te wege, dat gij deezen niet konden verkenen : zij flooten een Verdrag van Koophandel en Vriendfchap met dien Monarch , vergezeld van de fchoonhe beloften: ook zonden zij , om de heilzaame Verbintenis met deezen Vorst te bewaaren, hem, eenige jaaren  der NEDERLANDEN. 105 kater, een Oorlogfcbip (*). De Keizer van Japan, die niets van het treffen des Beftands wist, kon niet nalaaten zijne hoogagtiug te betoonen voor een Volk, zo beroemd in Afie geworden, en floot ,'ten zelfden tijde, met hun een Verbond. Het toeval, 't welk hun den ingang verleende in dat Rijk , is zeer zonderling. Wij hebben reeds verhaald (f), hoe één der Schepen, indenjaare.VlDXCV'lf[,nade Indien gezonden, op de Kust van Japan fchipbreuk leedr. HetScbeeprvolk hadt in eene lange gevangenis gekwijnd, en niet weder in zee kunnen fteeken, wanneer de Vloot van Maatelief des onderligt werd door drie Japanfche Oorlogfchepen, inde zee.'van China. Het fchijnt , dat, naa deeze onderrigting, en de kundfchap, welke men ontving van de goede gefteltenis der Japanners, de Admiraal Verhoeven , i 1 den jaare MDC1X, den Capitein van den Bboeu last gaf, om van Patana na Japan te zeilen. De Keizer ontving hem zeer beleefd : en , het niet genoeg oordeelende, een Verdrag van Koophandel met de Hollanderen te fluiten, ftondt hij hun daarenboven toe , Voorraadverzamelplaatzen in alle Landen, hem onderhoorig, te bouwen. Bij het affcheids - gehoor helde hij hun een Brief in handen, aan Prins Maluuts , dien hij den Koning van Holland noemt. Deeze (*) Refol. Holl. 1609. hl. 45- Groot Plakaatb II. D. kol. 2261. Meteren, XXXII. B. f. 618. Baidart. Memor. VIII. B. fol. 64: (O Zie 't iV. Deel van dit Tafereel. G 5 Maurits*  io6 GESCHIEDENIS Maurits. Indifche zaaken. Deeze Brief kwam eerst het volgende jaar MDCX. in 't Vader'and, met vijf rijkbelaaden. Schepen. In diervoege was 'er één der voornaamhe bronnen van den Rijkdom des Gemeenebesfs geopend (*). 't Is waar, de vreugd over deeze gebeur eniswerd niet weinig gehoord door de droeve tijding, in't volgend jaar ontvangen , te weeten, dat Pieter Willemszoon Verhoef, door de Indiaanen ,op Randa , vermoord was, dat de Spanjaarden vier Hollandfche Schepen, bij de Manilles, genomen hadden, en de Admiraal Paulus van Kaarden, voor Temate, in hunne handen gevallen was. Men ontdekte ook, dat de Engelfchen twee Nederlandfche Zeelieden omgekogt hadden, om den Handel op de Indien te onderneemen. Maar de Staaten fchielijk «erker Vlooten uitgerust hebbende, kreegen zij weder de meerderheid. In den jaare MÜCXiV, ver¬ brandden zij drie Spaanfche Gallioeneu en een groot Oorlogfchip, en maakten zich meefter van het Eiland Pulcwai, één der rijkfte Bandafche Eilanden, 't' welk veel Nooten en Foelie uitleverde (t). Dus hadden de Spanjaarden, die het Behand in Europa hielden, doch het voor de Indien niet hadden willen ainneemen, reden, om zich des te beklaagen. Om de Zeelieden, door andere Zeemogenheden uitgelokt, om zich bij hun in dienst te geeven, daarvan aftefchrikken, gaven de Staaten, in 't jaar MDCX VI, een (*) Richesfe de la Hollande, Tom. L p. 171. (|) Baudart. Mem. VIII. B. p. 170,  dek NEDERLANDEN. 107 een Plakaat uit, bij 't welke zij den ban en verbeurtverklaaring van Goederen vastheiden tegen alle Onderdaanen, die in vreemden dienst traden (*). Zints lang hadden de Staaten reeds begeerd, een -Verbond met het Hof van Conftantinopok te fluiten, daar zij, tot doezen tijd toe , alleen onder vreemde Vlas gen , den Levantfchen Handel dreeven. Eene dergelijke Onderhandeling was te moeilijker , dewijl dit Hof de algemeene beginzels der Staatkunde niet volgde, en de [nwoonders der Verèènigde Gewesten als Wederfpannelingen aanzag. Men verhaalt zelfs, dat dén der Turkfche Keizerenvan dien tijd de grootte begeerde te weeten van ken' Staat, die zo lang den Oorlog voerde tegen het magtig Spanje. Deeze hem op eene Kaart getoond zijnde, ftondt hij geheel'verfteld, en fprak: Indien het mijne zaak was, ik zou 'er geen Legers na toe zenden, maar Delvers , «m dat klein hoekje Lands in zee te werpen (f). D< Buitenlandfche Gezanten zogten .deeze vooroordeelen niet te verdrijven. De Engelfche Refldent kor niet langer, ter oorzaake van het Beftand, waarvan het Franfche Hof een Affchrift aan de Porte ge zonden hadt , voorwenden , dat de Verèènigde Ge westen een gedeelte van het Groot - Brittannifche Rijl uitmaakten (§) ,. maar nam de toevlugt tot een ande middel, hem, door naijver, ten opzigte vandenHan del (*) Groot Plakaatb. I. D. kol. 549. Ct) Bayle, Art. Louis XI. i (§) Lettr. de Jeannin 9. Juin , Tom. IV, p. 150. Maurits. Verbond] tusfchen den Grooten Heer en de Staaten. t  loS GESCHIEDENIS del, ingeboezemd. Hij fcbilderde de Hollanders bij de Porte af als een hoop Wederfpannelingen , die van firoopen en zeefchuimen beftonden. Met den jaare MOCXI, vaardigden de Staaten een Gezant af na Conftantlnopole : doch hij vondt veel moeite, om , als een Gezant van een vrijen en onafhanglijken Staat, gehoor te verwerven. In Hooimaand des volgenden jaars, daagde hij nogthans in deeze onderhandeling. Sultan Achmet Chan ging met het Gemeenebest een Verdrag van Koophandel en Vriendfchap aan, bij 't welk dezelfde , en nog veel grooter Voorregten, dan den Franfchen en Engeifchen verleend waren , aan 't zelve in het Turkfche Rijk vergund werden (*). En ftelde deeze Afgezant, in 't zelfde jaar, Confuls aan in de voornaamfte Havens van de Levant (+)■ Niet alleen zogten de Staaten 's Lands Handel uittebreiden en te verzekeren, met de aandagt van eene Oppermogenheid, die dit voorwerp aanziet als de bron der welvaart van den Staat, en met die kragt, welke Maatfchappijen , zo wel als bijzondere Pcrfoonen, in derzelver eerde opkomst en bloei, betoonen: doch , moedig op den roem, in den Oorlog behaald , konden zij de ontrustende, maar gevaarlijke, zugt, om op het Staatkundig tooneel eene rol te fpeelen, niet bedwingen. Jan Willem., Her- (*) Meterev, XXXII. B.f. 624. Baudart. Mem. bl, 179. Do Mont Corps Dipt. Tom.V. P. II. p. 205. (Jj Van den Zande, V. B. bi. 64, Maurits.  ber NEDERLANDEN. 109 Hertog van Kleef, was , den vijfeiitwintigflen van Lentemaand des'jaars MDCIX, geitorven , zonder Kinderen natelaaten. Behalven de Hertogdommen van Kleef, Gulik en Berg , hadt deeze Prins ook de Graaffchappen Mark, Ravensberg, en de Heerlijkheid Ravenflein bezeten. Volgens de Huwelijksvoorwaarden , tusfchen zijnen Grootvader en Grootmoeder gefloten, mogten deeze Vorftendommen niet van elkauder gefcheiden worden. De r:eitog hadt vier Zus'e-s. De oudfle was geftorven , naa haaren Egtgenoot, den Hertog van Pruisfen , vier Dogters gebaard te hebben , Anna , Joanna -Magdalena , Magdalena en Sybilie. Anna was getrouwd aan Joan Sigismond, Keurvorst van Brandenburg , die, zijnen eisch grondende op de regten der Moeder van zijne Vrouwe, en de onverdeelbaarheid der nageiaatene Landen , dezelven geheel en al vorderde. Maar Joanna Masdalena, getrouwd aan Philips Lodewijk , Paltsgraaf \n\Nieuwburg, zogt haare Regten te doen gelden als de naaste leev«nie Erfgenaam , en die van haaren Zoon Wolfgang Willem , als den naasten manlijken Erfgenaam. Joan, Hertog van Tweebrugge , en Carel, Markgraaf van Burgau , met de twee andere Zusters getrouwd , hadden minder regts dan de eerstgemelden, en vorderden een gedeelte der rvaalaatenfchap. Onder ve'fcheide andere Mededingers , die gaarne een deel van zulk een vetten brok wilden hebben , muntte de Hertog van Saxen uit : hij zogt eene begiftiging, door Keizer Frederik. den III. aan één zijner Maurits. Onlunen, over dï opvolging in de Landen vsn Kkef en Gulik.  Maurits. ito GESCHIEDENIS zijner Voorzaaten verleend, te doen gelden, en, bovenal, hetVoorregt van afgeftamd te weezen van eene Dogter van Joan den III, Hertog van Kleef, en Moeije des overledenen Hertogs. Geheel Duitschland , en de meefte Vorften van Europa, waren op dit ftuk verdeeld: eik volgde zijne inzigten en belangen. Zij, die eisch maakten op deeze Naalaatenfchap, flonden op 't punt, om te vuur en te zwaard eikander die Vorstendommen te herwisten, als zij vernamen, dat Keizer Rudolph deeze Staaten in beflag nam, daar btj den Aardshertog Leopold in Gulik deedt trekken. Deeze tijding bewoog de voornaamde Eifchers,zieh te veréénigen. Zij konden niet nalaaten te denken, dat de Keizer, onder voorwendzel van de Wetten te handhaaven, en de rust des Duitjeken Lichaams te bewaaren, zich meefter zogt te maaken van eene Landitreek, grenzende aan de Staaten, welken het Huis van Oostenrijk in de Nederlanden bezat , en die 't zelve nog, ten eenigen tijde, hoopte te herwinnen. De Koning van Frankrijk, wiens voornaame toeleg was, het Huis van Oostenrijk te vernederen , zag deezen inval met geen onverfchillig oog aan. Hij koos de partij der Vorften van Brandenburg en Nieuwburg: deezen hadden de meefte Proteftantfche Keurvorlten in hunne belangen overgehaald: zij maakten een ontzaglijk Bond^enootfchap, het Euangelifche Verbond geheeten. De Catholijke Rijksprinfen werden hierop ontrust , en , vreezende , dat de Proteftantfche Partij te fterk zou worden , vormden zij een tegen- over.  ber NEDERLANDEN, i ti overgeheld F.ondgenootfchap, met den naam van het Catholijke Verbond beftempeld. De Hertog van Beleren werd, op 't gezag des Keizers, tot Hoofd van 't zelve benoemd. Schoon Eer- en Staatzugt deeze twee Verbonden hadden doen gebooren worden, en dezelven in beweeging hielpen; ja, fchoon 'er Ptoteftanten in het Catholijke , en Catholijken in het Proteftantfche Verbond waren ; maakte men van dit gefchil een Godsdienst - oorlog. De woorden Catholijk en Euangelisch dienden; om den geest des Volks aantezetten. Dit was de eerhe vonk van dat verderflijk Oorlogsvuur, 'twelk, allengskens voortflaande , geheel Europa in vlam zette. De Siaaten, vreezende, dat Oostenrijk zich zou vestigen in een Land, 't geen hun ten bolwerk diende , moeden de belangen van het Euangelifche Verbond hunne eigene omhelzen, gelijk zij ook met de daad deeden. Dus zagen zij, inet genoegen, dat de Vorften jvan Brandenburg en- Nieuwburg met elkander overéénkwamen , dat zij zich gezamenlijk in 't bezit der Erflanden zouden dellen, en, binnen zekeren tijd, wegens derzelver verdeeling, overéénkomen. Ook weiden deeze Vorften, eerlang, in de Kleeffche Landen gehuldigd. De Staaten deeden hun toezegging van Krijgsbehoeften. Tevergeefsch verzogt de Hertog van Saxen, dat zij zich niet zouden bemoeijen met een gefchil, *t welk geheel buiten hun was. Zij antwoordden, met eene fierheid, eerst opkomende Gemeenebesten eigen, ,,'dat het „ belang der Verèènigde Gewesten vorderde , zorg „ te Maurits.  112 GESCHIEDENIS Maurits. KrijgS' toerustingen van Hendrik den IV. te draagen, dat men goede Nabtiuren kreeg in dé Kleeffche en Gulikfche Landen: waarom zij ook „ den Vorften van Brandenburg en Nieuwburg „ reeds hunne hulpe hadden toegezegd." Maurits befchouwde met verrukking de nieuwe gelegenheid, hem gegeeven, om zijne Kriigsbekwaamhedente vertoonen , en beioofde zich een gelukkigen uitflag, daar hij met F>ankrijk zaamen den Krijg zou voeren (*). Hendrik, de IV. maakte , gereed , om aan 't hoofd zijns Legers te verfchijnen , de ontzaglijkfte Krijgstoerustingen en Verbintenisfen. Geheel Europa ftondt opgetoogen , en dagt , dat hij wijdiirekkender oogmerken hadt , dan om de Erfopvolging van eenige Siaaten in Duitschland te regelen. Daar is 'er, die denken, dat Hendrik de IV. niets minder ten oogmerke hadt, dan een ontwerp, met de daad door hem gevormd , het befiaan re geeVen, naamlijk een Christen Gemeenebest opterigten, welks Wetten het evenwigt en een beftendigen Vrede in Europa zouden onderhouden (t). Doch het is veel waarfchijnlijker, dat zijn voornaam doel was, het Huis van Oostenrijk te vernederen, en de balans van Europa in eigen hand te houden. De jonge Prins van (*) Aitzema, I. D. bl. 245. 254. Du Mont Corps Diplom Tom. V. P. II. p. 103. 123. 126. Re fa!. Holl. 1610. p. 2. 5. 32. Meteren, XXXI.B. f.598. XXXII. B. f. 610. (t) Mem, de Sully.  der NEDERLANDEN. 113 Van Condé hadt zijn Hof verlaaten niet zijne Gemalin , op welke Hendrik de IV. verliefd was , en zich na Brusfel begeeven , waar de Aaitshertogen hem eene fchuilplaats verleenden (*). De finert, welke de verliefde Koning daar over gevoelde, Wrogt, misfchien ,mede, om zijne gevoeligheid tegen het Huis van Oostenrijk te vermeerderen , maar kan de eerde oorzaak zijner Krijgstoerustingen niet geweest hebben. Ver dit vertrek hadt hij zijne maatregels met de Algemeene Staaten genomen. Aan het hoofd van een magtig Verbond , onderiretind doot talrijke en welgeoefende Krijgsbenden , kénde deeze ervaarene Vorst geene Vijanden in (Iaat, omhemhet hoofd te bieden. Hij (rondt gereed , om , tot het verdelgen van een nieuw Catholijk Verbond, optetrekken. Het gerugt zelfs liep, dat hij den Paus, wiens naam boven aan in dit Verbond ftondt, zou beoorlogen. ——» Dit gerugt was, buiten twijfel, j de oorzaak van den moord diens grooten Konings. \ Een Geestdrijver , Ravaillac geheeten , van An- j goulême geboortig, nam het tijdftipwaar, dat's Konings Koets, in de Straaten van Parijs , werd opgehouden door eene menigte van Wagens , en hak met een tweefnijdend Mes na 't Hart, waar door de holle Ader werd afgeftooken. Naa 't ontvangen dier onmiddelijk doodelijke wonde , kon de Koning niet meer zeggen, dan: Ik ben gekwetst', en viel ter- ftond (*) Bentivoglio della fuga del Principe du Condé. F. Deel. H Maurit?, lloord an Hen. RIK UEN V.  IIA GESCHIEDENIS Maurits. Lof van deezen Vorst. hond voor over (*). De groote oogmerken van deezen Monarch ftierven met hem : met hem taande , voor eenige jaaren , de roem der Franfche Monarchiie: en, dit Koningrijk vervallen zijnde ondereen onkundig, bijgeloovig, oproerig en zwak Rijksbeftuur, leedt het niet lang, of de magt van het Huis van Oostenrijk wekte nieuwe onlusten in Europa. Zijn dood was een zo veel grooter ramp voor 't menschlijk gedacht , daar hij, in leeven gebleeven zijnde, waarfchijnlijk, dien bloedigendertigjaarigen Oorlog, die Duitschland in den uiterften jammerpoel dompelde, zou verhinderd hebben. Le Vassor heeft zich de moeite gegeeven , om de vlekken, die de groote hoedanigheden van Koning Hendiuk den IV. ontluiheren , in hel afzigtigst dagligt te hellen. Hij vindt het flegt, dat men in de Kerken Lofredenen over hem gehouden hebbe. Maar hij hadt 'er moeten bijvoegen, dat Hendrik's fterke drift tot de Vrouwen hem nooit de waare belangen van den Staat deedt opofferen; dat zijne twijfelagtige gevoelens omtrent het huk van den Godsdienst oorzaak waren van die Verdraagzaamheid, welke, als een heilzaame balzem, de diepe wouden heelde , waar aan Frankrijk zo veele jaaren gekwijnd hadt. 't Is waar , men moet in Vergaderingen, in welken zwakheden en dwaalingen onder de (*) Daniël, Tom. X. p, 446. 448. Deeze moord viel voor op den veertienden van Bloeimaand des j aars MDCX.  der NEDERLANDEN. 115 de misdrijven gerekend worden , niet tot lof van Hendrik den IV. fpreeken. Dit moet gefchieden in de bijéénkomften des Volks, 't welk hij rust en geluk verfchafte; in de Gerig shoven, die hij hunne Regten wedergaf; en op het Land, 'tgeen door zijne zorge als herleefde. Ordanks eenige trekken van veinzerij, door de omltandigheden als noodzaaklijk, en eenige buitenfpoorige moedbe.ooningen,uitwerkzels van 't heet en kooieend Woed, 't geen hem door de aderen fpeelde, ontdekt men in dien Vorst opregrheid, goedertierenheid en krijgsbekwaamheden, die zijne gedagtenis altoos in zegening zullen doen bliiven. Met één woord , hij was een beminnelijk Man, met eenige gebreken , en een volmaakt Koning: hij betaalde tol aan de menfchelijke zwakheden; doch de trek tot vermaak deedt hem nimmer het heil zijns Volks uit het oog verliezen : dit was het hoofdvoorwerp zijner zorgen: hij kende de waardij van Sully, en het firekt hem tot eeuwige eer, dat hij deezen Staatsdienaar en Vriend niet van zich verwijderde , wanneer de fchoone Henriette d'Entraoües , door haare weigeringen , de liefde van Hefdrik dermaate wist te doen ontbranden, dat zij van hem eene Huwelijksbelofte verwierf, en de Koning deeze, geheel vervaardigd en getekend, Sully vertoonde: waarop hij, vol verontwaardiging, dezelve aan hukken fcheurde. Ik geloof, riep de Koning, grootelijks vertoornd, uit, dat gij gek zit. De Staatsdienaar antwoordde : *t Is waar, ik ben gek, en ik wenschte , dat ik de èènigftt, ten opzigte van dit Maurit:.  n6 GESCHIEDENIS Maurits. Zijne dienften, den Fer. éénigden Nederlandenbeweezen. ftuk, in Frankrijk was. En , als d'Entragues, met traanen in de oogen , den Vorst fmeekte , om het verzenden van deezen, haar hinderlijken, trouwen Hoveling, moest zij zich laaten zeggen : Ik fel een Man, als hij, hoven honderd Matr es f en, als gij zijt l Onderdeund door deezen Staatsdienaar , arbeidde hij fteeds, om zijn Volk gelukkig te maaken : en , gelijk Sully , een bevoegd waardeerder van de groote hoedanigheden deezes Vorften , wiens gebreken hij niet verzwijgt, zich uitdrukt, „ de tijd is al , wat „ hem ontbrooken heeft tot het volvoeren zijner „ roemrijke onderneemingen." Deeze Vorst, aan wien alle rechtfchaape Franfchen nog met roem gedeuken , en wiens regeering ten voorbedde moet dienen aan alle Vorften , die hunne Onderdaanen beminnen, zal ook bij alle wel» denkende Nederlanderen in roemrijke gedagtenis blijven. Hij vergat nimmer den ijver, door de Staaten voor hem betoond: hij omhelsde hunne belangen met zo veel vuurs als geluks. Zonder de Geldfommen , welken hij hun 's jaarlijks zondt, zonder de uitgeleezene Hulpbenden , die hij hun toefchikte, zonder de ftandvastigheid, waar mede hij zich, hun befchermende , tegen Spanje verzette , is het zeer twijfelagtig, of een gelukkige uithag hunne, wel onvermoeide , maar te zwakke , poogingen tegen de vreeslijke Spaanfche overmagt zou bekroond hebben. Aan hem, eindelijk, zijn ze vetfchuldigd, datzijde erkentenis hunner Oniifhanglijkheid eenen Vijand afwrongen, die' dezelve hun te vuur en te zwaard betwist-  der NEDERLANDEN. u? twistte; want het Beftand was een zagt en heilzaam middel, om de zwaarigheden wegteneemen, welken zich opdeeden tegen het volkomen fluiten van een Vrede, uitgefteld tot een tijdperk, waarin dezelve met minder fchande en gevaars voor Spanje kon geflooten worden, Met één woord, hij verdiende den flreelenden eertijtel , hem door één der Nederlandfche Gezanten gegeeven , den eertijtel van Vader der Verèènigde Nederlanden (*). De Algemeene Staaten wisten , welk eene genegenheid hij hun toedroeg , en, hier op vertrouwende , gingen zij zo verre , dat zij hem lieten verzoeken, of hij de Franfche Benden , in hunnen dienst, in de zaak van Kleef en Gulik , voor eenigen t jd, betaalen wilde. Hier over fcheen hij een weinig misnoegd : en , hun te verhaan geevende , hoe veel fchats het Leger, 't welk hij op de been gebragt hadt, en na Duitschland zenden wilde, hem, 's maandelijks, zou kosten, voerde hij den Gezanten tegemoete: De Staaten zijn kleine Gierigaarts ; en hun verzoek is een klein bewijs van ondankbaarheid : 'er nogthans bijvoegende, dat hij met hun wilde handelen als met zijn eigen Volk , en , zonder achterbandenheid, zijn geheele hart voor hun uitfchudden, als bij zijne beste en getrouwfte Vrienden. Zelfs gaf hij te verhaan, gereed te weezen, om een nauwer Verbond met de Verèènigde Gewesten tegen Spanje aantegaan , wanneer de moorddaadige hand als gereed ftondt, C) Meteren , XXXII. B. H3 MAURITSs  Maurits Vernieuwing van di Verbintenisd-'r Siaaten met Frankriik, en Met het Geld, uit Spanje overgemaakt , hadden zij, welhaast, een Leger van dertigduizend man op de been. Siunola trok met twintigduizend na de Grenzen van Duitschland, en , onder voorwendzel van den Keizerlijken Ban, over Aken uitgefproken , nam (*) Intrii des Princes par le Duc de Rohan, L. I, Difc. 4. Maurits.  x»4 GESCHIEDENIS Maurits. nam hij die Stad in bezit, en herftelde de Catholijke Regeering, door de Proteftantfche Burgers afgezet. De Nurrcius Bentivoglio bragt, door zijnen raad, veel toe aan deezen tocht. „ lk oordeelde ," fchrijft hij zelve, „ het Spaanfche Leger te moeten volgen, „ in het denkbeeld , dat mijne tegenwoordigheid, ,, als Dienaar van den Heiligen Stoel, de magtige „ Vijanden met vreeze en fchrik zou vervullen." Even of de twintigduizend man, door Spinolaaangevoerd, niet genoeg zouden geweest, en hetKerklijk Purper de kragt zou gehad hebben , om de Ket:ers in verlegenheid te brengen. Vervolgens maakte Spinola zich ^neefter van Duuren , van,1 Orfoy , Wezel, cn verfcheide andere Plaatzen , in den naam tes Graaven van Nieuwburg (*). Prins Maurits kwam, van den" anderen kant, met ;en niet min talrijk Leger , de zaak des Keurvorsts ran Brandenburg onderfteunen, en deedt Emmerik, R.ees, en eenige andere Steden bukken. Twee vijmdlijke Legers verdeeldén dus die geheele rijke opvolging , zonder het Beftand veranderd of den degen getrokken te hebben. Menigmaalen waren ze zeer ligt bij elkander. Viel het voor, dat de Bevelhebbers en Krijgsknegten van de eene en andere Partij :lkander ontmoetten,zij leefden als goede vrienden (f). Bin- (*) Bentivoglio Verhaalb. bi. 459. en Baueart, Memor. bl. 69 enz. (t) Bentivoglio , bl. 45;. 486. en Baucart. Mem. jl. 41 enz.  der NEDERLANDEN. «5 Binnenlandfche onéénigheden mogten het Regentfchap in Frankrijk bezig houden, de Raad van Koning Jacobus mogt tot de Spaanfche zijde overhellen, 't belang van Staat moest, eindelijk, in de twee Hoven het zwaarst weegen: zij floegen eene bemiddeling voor : men hieldt eene zamenkomst te Zanten, werwaards de meefte Vorden van het Noorden Middelaars zonden. Dan het ging op deeze zamenkomst gelijk altoos in eene zaak , wanneer de Scheidsluiden en de Partijen drijdige belangen hebben : de beide Staaten , die zich door geweld van wapenen meeder gemaakt hadden van de Landen, deeden verfcheide Plans, niet drookende met hunne inzigten, verwerpen : en , wanneer de Opvolging verdeeld was in twee gelijke deelen , en het lot zou behisiën, aan wien van beiden de Mededingers elk deel zou te beurt vallen, konden Maurits en Spihola elkander niet verhaan over de wijze , waar op zij^ de vermeefterdé Plaatzen zouden ruimen. De Middelaars der onderfcheidene Hoven, alle deeze Staatkundige uitvlugten moede, ftondengereed, om te vertrekken , wanneer 'er een Bode uit Spanje kwam, met last, om die Plaatzen niet te verlaaten. Deeze tijding hnertte de Aardshertogen zeer, die zich zagen ingewikkeld in de zorgen en ongerustheden van Krijgsverrigtingen, uit welker vonken een Oorlogsvuur , dat zij met zo veel zorge hadden zoeken te dooven, op nieuw zou ontbranden. Zij fchreeven na Madrid, doch , toen zij den Koning van Spanje overgehaald hadden , om in het Verdrag te Zan« Maurit*.  I2Ö GESCHIEDENIS Maurits. Vermeerderingvan 't aanzien der Verèènigde Geweiten in't Noorden. Zanten te (temmen, verfcheen de Graaf van Zolleren, van 's Keuers wege, (rookte het Hof leBrusfel op, en deedt zulke fchitterende beloften aan den Hertog van Nieuwburg , in gevalle hij de Erflanden met den Hertog van Saxen wilde deelen, dat de zaaken in denzell'den flaat van oniekei heid bleeven als voorken. 't ls waar, de twee Vorflen van Brandenburg en Nieuwburg voerden de Tijtels , de Wapens, en, in naam, het Gezag, doch, geüjk overal, was het wezenlijk bezit in handen van de fterkften : zij werden , met de daad, daar van beroofd door de twee Legers , die gekomen feheenen , om hun in hunne bezittingen te handhaven. Elendig lot der Vorllen , die genoodzaakt zijn, toeviugtte neemen tot al te magtige Befchermeis ! Betreurenswaardige ftaat der Volken, welker Üppermogenheid in gefchil hangt! 't Geen in 't Noorden voorviel, ftrekte niet min, dan de invloed van deezen Staat op de Kleeffche en Gulikfche zaaken , ten bl jke van 't vergrooten des aanwens der Verèènigde Gewesten. Zweeden hadt dezelrai , zints eenigen tijd, aanzienlijke voordeelen aang .-boden, indien zij deeze Kroon wilden bijftaan tegen Poolen: maar de Koning van Deenemarken , desgelijks met Zweeden in onmin , badt hun, geene Verbintenis aantegaan , welke zijne belangen zou kunnen benadeelen. De Maaten g ftreelddoor het denkbeeld van zich door deeze twee Vorf *'n zo zeer aangezogt te zien , willende den een' noch den ander ongenoegen geeven , en hun Koophandel met bei-  der NEDERLANDEN. 127 beiden bewaaren , boden zich tot Middelaars aan, om de onéenigheden te vereffenen , en zonden een Gezantfchap na Koppenhagen, 't geen, egter,terugkeerde, zonderden Vrede te hebben kunnen bewerken ("). Onder de hand begunstigden de Staaten den Koning van Zweeden, dien zij hulpbenden toe. fchikten (f). Zij hadden reden van misnoegen tegen den Koning van Deenemarken , die , met het verlioogen der Tollen , hunne j-cheep vaart drukte. De Verèènigde Gewesten gingen, naa vrugtloos aangewende poogingen, om des verligting te bekomen, een Verbond, voor vijftien jaaren, aan mttLubek, ftrekkende tot beveiliging der wederzijdfche Scheepvaart en Koophandel, door de Oost- en Noordzee, tot aan de Hoofden toe (§). Dit Verbond verbaasde den Koning van Deenemarken , die de Oostzee als een gedeelte zijner heerfchappije aanzag. Bovenal bedugt, dat het algemeen Koopbelang den ouden haat tusfchen Holland en Lubek geheel zou vernietigen, zogt hij deeze nieuwe Verbintenis teverbreeken, en met Spanje overééntekomen , wanneer de Zweeden hem aanneemelijke Vredes voorhagen deeden. Het Engelfche Hof tradt, als Middelaar, tusfchen beiden, en de Staaten hadden op deezen Vrede geen geringen invloed, zorg draagende voor de vrijheid (*) Meteren, XXXII. B. f. 622 627. (tj Mallet Htjl. de Danem. Lib. IX. (§) Re/el, van Hol!, 1613. Groot LHakaatl. IV. D. bl. 273. Mauritj.  Kft8 GESCHIEDENIS Maurits. Oproeren in de Veréént gde Geweiten, heid huns Koophandels. Christiaan de IV , Kc1ning van Dcenemarken, kon niet nalaaten, zijnongenoegen des op eene gevoelige wijze te kennen te geeven, zeggende: „ Wat wil dit nieuw Gemeene,, best , 't welk onze Orivoorzigtigheid heeft doen ,, gebooren worden ? 't Is hetzelve niet genoeg, „ den Schepter des Konings verbrooken te hebben, j, het durft zich boven twee Vorften verheffen , en „ hun de wet voorfchrijven (*) !" Zints deezen tijd , werden de Verèènigde Nederlanders, in het Noorden, aangemerkt als Verdeedigers van de Vrijheid der Zee, en Scheidslieden in gefchillen over den Koophandel. Veel hu.aperde 'er aan., dat de Staaten , na den roem dingende, van den Vrede bij hunne Nabuuren te bewerken, bekwaam waren, om, in hunne eigen Landfchappen , de éénsgezindheid te bewaaren. Vóór het Beftand hadden zich reeds eenige vonken van tweedragt vertoond: nauwhjks was hetzelve getekend, ea de vrees vooreenen buitenlandfchen Vijand ve^dweenen , of dit vuur floeg voort op eene allerontrustendite wijze. Het Volk klaagde over de zwaarte der belastingen , door eenen langduurigen Oorlog onvermijdelijk geworden. Misnoegen redenkavelt niet: en men fchreef deeze drukkende zwaarte toe aan Leden der Regeeringe , die dezelven oplei, de verdeeling maakte, en zorg droeg voor den ontvangst. Het Volk brengt gewillig zwaare lasten op, wan- (*) Nauvitx Hifi. d'Hollande, C. V.  der NEDERLANDEN. 129 wanneer het die zichzelven oplegt: doch verzet zich tegen de minfte, waar in het niet bewilligde. Woorden kunnen het niet paaijen : en het kan Amptslieden, die 't zelve niet gekoozen heeft, geenzins aanmerken als hunne Perlbonsverbeelders. Indien de zugt, om alle de Voorregten der Vrijheid te vorderen, allen niet bezielt, hunne harten worden, nogthans , door den zuurdeesfem van haat en naijver 'befmet. Godsdienstige gefchillen wortelen ligt in gemoederen, dus voorbereid : zij hebben alleen gelegenheden en hoofden noodig , om aan 't muiten te liaan, en deeze beiden vinden zij gereedlijk. De eerfte beroerte ontftondt ter gelegenheid van een Kerklijk gefchil. De Clasfis van Alkmaar hadt beflooten, haare Leden , bij handtekening, te doen verklaaren , dat zij de Belijdenis en den Catechismus erkenden, in allen deele, overeen te komen met de Heilige Schrift. Vijf Leeraaren weigerden zulks, en weiden in hunnen dienst gefchort. Adolph Venator, Leeraar te Alkmaar, (de overigen hadden hunne Standplaatzen op omliggende Dorpen,) hak boven allen in bekwaamheid uit, en was dus ook het voornaam doel van der Godgeleerden haat , die hem befchuldigdenvan, meer dan ééns, getrouwde Vrouwen tot overfpel te hebben willen verlokken. De Clasfis oordeelde, dat deeze zaak alleen voor haare Regtbank moest worden afgedaan. De Burgerlijke Regeering , beweerde zij, kon zich in dergelijke zaaken niet heeken , zonder heiligfchennis te begaan, en geweld te doen aan de magt, welke ïesus V. Deel. I Chri- Maurits» Te Alkmaar.  Maurits, 13o GESCHIEDENIS Christus zijnen Dienaaren gegeeven hadt. Te regt betoonde zich de Wetbouderfchap ontrust over een voorwcndzel, ftrekkende om den Priesterlijken dwang op nieuw in te voeren, door de Kerklijke en Wereldlijke Magt vanéén te fcheiden , en in den Staat een nieuwen Staat opterigten. Zij koos de Partij der in hunnen dienst gefcborte Leeraaren , die , zwak en vervolgd , met vuurigen ernst bet gezag hunner Befchermeren erkenden. Dan, de Staaten van Holland en de Regeering van Alkmaar mogten de afgezette Leeraars ten rugfteun (trekken, en het Vonnis hunner Tegenflanderen voor van geener waarde verklaaren, zij weigerden zich te onderwerpen : rekening maakende op eene veelvermogende onderfteuning , hielden zij de zaak fleepende tot den tijd van het vernieuwen der Wethouderfchap. Maurits koos geene andere Leden tot de Regeering, dan die hunne zaak waren toegedaan. Deeze zijdige keuze verwekte groot gemor bij de tegenpartij : welke beweerde, dat men de Wet overtreeden hadt, door verfcheide Perfoonen, elkander na in den bloede beftaande, of onbevoegde Vreemdelingen , in de Regeering te brengen. De Burgerhoplieden bezetten het Stadhuis , eenigen vervoegden zich na den Haag. Prins Maurits benoemde vier Gemagtigden , om deeze zaak aftedoen. Verzoenen was onmogelijk: weshalven zij, uit last der Staaten, alle Wethouders -en Vroedfchappeu van hunnen dienst ontfloegen, én eene nieuwe Vroedfchap aanhelden, die eene benoeming deedt van een dubbel getal , waar uit de Ge-  dèr NEDERLANDEN. 131 Oemagtigden fiurgemeeders en Schepenen verkooren. Verfcheiden der onrflaagen Vroedfchappen waren vooraf reeds na den Haag gereisd , om zich te verdeedigen, en te wege te brengen , dat zij op 't kusfen bleeven: doch zij vonden nergens gehoor , dan bij den Prins , die hun te verfiaan gaf, dat hunne zaak wel goed was, maar de tijd, om hun dienst te doen, nog niet gebooren (*). Godsdienstpartijfehap fchijnt ook eenig deel gehad te hebben in de onlusten , in andera Gewesten en Stedengereezen , fchoon 'er de geest van volksijver en Vrijheidsmin meer in doorftraale. Te Leeuwaarden hadt de Wethouderfchap voordeden getrokken, die de Gemeente beweerde , dat in de Stads Kasfe moesten komen: zij deeden daar van aftïand. Deeze toegeevenheid maakte het Volk ftout. Op den eerften dag des jaars MDCX , was de Wethouderfchap vergaderd , om de jaarlijkfche verkiezing te doen. 't Gemeen wierp de glaazen van het Raadhuis in, brak de deur der Raadkamer op , en dreef de Wethoudetfchap daar buiten; beweerende , dat zij door onwettige middelen in de Regeering bleeven. De bijcéngekomene Gilden bragten de Burgerij in de wapenen, en ftelden eene Wethouderfchap aan , welke , ter voorkoming van meer ongelegenheids , toen in de Regeering bevestigd werd. De Stad- (*) ÜItrnbogaart Kerkl. Hifl. bl. 456 -462.487. Van den Sande , V. B. bl. 57. Trigland Kerkl. Gefch. bl. 507. I a Maurit*. Te Leeu* waarden.  Mauiuts. Te Utrecht. l3a GESCHIEDENIS Stadhouder, Graaf Willem Lodewijk , vermaan* de , op 't einde deezes jaars , den afgezondenen Staaten, „ zorge te draagen voor dergelijke moei„ lijkheid, de ontflaagene Wethouders te vrede te '„ (tellen , en , voor alle dingen, te verhinderen , 3, dat 'er geen Spaanschgezinden, Papisten, omge„ kogte en andere Vijanden van den Staat in het „ bewind raakten." Men twijfelt niet, of hij bedoelde met deeze laatften de zodanigen , die de ge. voelens van Arminius waren toegedaan (*). Binnen Utrecht btak een Oproer los, van meer nafleeps. Een Oud-Burgemeefter, Dirk Kanter, een Man van bekwaamheid en welfpreekenheid, maar van eenen onrustigen aart, hadt men van 't Burgemeefterlijke kusfen geweerd , en van andere Regeeringsposten ontzet. Deeze eerzugtige Man, het Amptloos leeven wars, en na de oude Waardigheid haakende, dagt daar toe te komen, doorliet Volk tot ophand aantezetten. De omftandigheden begunstigden deezen toeleg. Zints eenige jaaren , was de Gemeente misnoegd geweest op de Regeering, morrende, dat zij gebukt ging onder een pak van Belastingen , die men niet ten algemeenen oirbaar befteedde ; dat zij, beroofd van hunne Voorregten , onder de dwinglandij der Regenten zugtte. Kanter ftookte dit fmeulend vuur van misnojegen aan : en, om de Leeraars in zijn belang te trekken , betoonde hij (*) Winsemius Chron. bl. 894-896. Van derSande, bh'57. Meteren, XXXI. B. f. 595.  der NEDERLANDEN. 133 hij een fchijnbaaren ijver voor de gevoelens der ftrenger Calvinisten: voorheen hadt hij de lijn dergemaatigder Protejlanten getrokken. En , dewijl de Catholijken het grootfïe gedeelte van het .Sticht uitmaakten, dagt hij deezen ook, ten zijnen voordeele , in beweeging te moeten helpen. Ten tijde, dat men over het Beftand handelde, nam hij hunne zaak op zich,beweerende, ,, dat men hun , die ge,, deeld hadden in de moeilijkheden, de gevaaren, „ en onheilen des Oorlogs, zonder hardheid, gcene „ Kerk in de Stad kon weigeren." In 't einde, onderfteund door Hendrik van Heisdingen , OudScheepen en Raad, desgelijks, eenige jaaren , buiten bewind gehouden, haalde hij , bij den aanvang des jaars MDCX, een;ge Schutters over, om hunne Hoplieden te beweegen , dat zij op de herftelling der Voorregten bij de Regeering zouden aandringen, 't Gefchiedde. Het uirgeirelde antwoord gaf gelegenheid, om een gerugt re verfpreiden, dat dit alleen gefchiedde, om Krijgsvo k in de Stad te brengen , en de Misnoegden te ftraffen. De Burgerij liep te wapen, en maakte zich meefter van de Stads Poorten, die dag en nagt bewaakt werden : dtRooni' fchen, in den waan gebragt, dat men pok voorhadt, hun vrijheid van Godsdienst-oefening te bezorgen, volgden het fpoor der Burgerije. ——. Op den eenentwintigften van Louwmaand, begaven zich tien of elf Gemagtigden uit de Burgerij, met Kanter aan 't hoofd, na het Stadhuis, een Vertoog inleverende, bij 't welk zij verzogten, dat de Regeering terhond I 3 af- MAURrrs;  Maurits, 134 GESCHIEDENIS afftand deedt van haare Ampten , en der Gemeente fchrifilijk verlof gave, om, voor deeze reize, andere Wethouders te verkiezen, opdat dezelven , door Prins Maurits., als Stadhouder , mogten bevestigd worden. Zij maakten zich, waarfchijnlijk, diets, dat de Prins hunne partij zou trekken, tegen de toenmaalige Regering, die, voor 't meerendeel, bekend honden als Trevhten; een naam , welken men den zodanigen toevoegde, die zich , in 't eerst, voor't Behand verklaard , en , vervolgens , de gevoelens van Arminius omhelsd hadden, volhardende, onder eene nieuwe benaauiing , en den dekmantel van verfchil in Godsdienstige begrippen , eene Partij in den Sttat te maaken , tegen die des Prinfen en der Onverdraagzaamen overgeheld (*). Kan- (*) 't Gemeenebest w»> vol Leeraaien , buiten hun Land omzwervende : en het verdient onze aanmerking, dat het voornaam;ijk de vreemde Leeraaran waren , die tegen het Beftand ijverden. GeboorenineenLand.waarde gessten dra ontvlammen, verhit door de Spaanfche vervolging, en brandende van begeerte , ore zegepralende ia hun Vaderland wedertekeeren , bedwelmde overmaat van ijver hun oordeel: niets dagt hun gemaklijker , dan het herwinnen der onverbonden^ Landfchappen. Deeze ijver verbondt hun aan de flrengfle begrippen der Hervorminge: terwijl de Leeraars , in 't Gemeenebest gebooren , doorgaans gemaatigder dtigten. Zo waar is de bedenking, dat onze denkbeelden , onze deugden en ondeugden dikwijls aeer van de oraftanuigheden afhangen. 1  ber NEDERLANDEN. 135 Kanter daagde in zijnen ftouten toeleg : hij werd, met Helsdingen, tot Burgemeefter gekoozen. De geheele Regeering veranderde, en Maurits bevestigde de nieuwe Wethouderfchap. Dan hier mede was de twist niet herfteld. De Burgers, ontdekkende , dat deeze omwenteling alleen gediend hadt, om flegts van dvvinglandij te veranderen, zonder datzij daar door hun oud regt van Verkiezing bekwamen, drongen fteeds aan op het herftel hunner Voorregten, en, bovenal , op de vermindering huuner belastingen. Maurits vervoegde zich na Utrecht. De oproerige Leden der nieuwe Regeeringe wilden hem een grooter gezag doen opdraagen, wanneer de Algemeene Staaten begeerden, dat de gefchillen aan hun zouden gelaaten worden: hier toe wilde noch de Regeering, noch de Burgerij van Utrecht verdaan : dit bewoog de Algemeene Staaten, om, andere middelen vrugtloos vindende, hun gezag door wapenen te doen gelden: zij zonden Graaf Hendrik Frederik, met eenig Volk, voor de Stad. Het Volk liep na de Wallen, en werkte aan derzelver verfterking: de Roomfche Geestlijkheid floeg zelfs de hand aan de fpaade , als gereed, om eene belegering te verduuren. Dan, zij hielden het een korten tijd uit, en 0penden ile Poorten. De Regeering, nog volhardende in de weigering , werd afgezet, en de oude weder aangefteld. De geest van muiterij bleef woeden : men hieldt, heimlijk, zamenkomsten, en ftrooide vinnige Schotfchriften tegen de Regeering. In 't einde, bedooten I4 ajj Maurits.  Maurits. I ï36 GESCHIEDENIS zij, dezelven , gewapenderhand,weder van 't kusfen , en de Bezetting ter Stad uit te helpen. Deeze toeleg lekte uit. Negen Perfoonen werden , nevens Kanter, en Helsdingen, gegreepen. Vier hunner beleden , dat zij tot het voorgemelde behaan zich, meermaalen, bij eede , verbonden , en gezwooren hadden, dat hij, die den toeleg ontdekte, des Duivels eigen zou zijn. Onder hun was 'er één, die betuigde, dat hij, indiende omwenteling gelukt ware, met eigen handen, twee Leeraaren , Speenhoven en Taurinus , om dat zij in de gevoelens van Arminius Honden, zou omhals gebragt hebben. Zij werden ten zwaarde verweezen; doch kreegen verzagting van vonnis , en moeiten , met verbeurdverklaaring hunner Goederen , het Land ruimen. Kanters Goederen werden geheel , die van Helsdingen voor de helft,verbeurd verklaard,metbijgevoegden ban uit het Sticht. De eerlte begaf zich na Leeuwaarden, de tweede na Amfterdam : en heeft men opgemerkt, dat zij beiden , tot hun uiterlte toe, ijverden voor de beginzels der ftrenge Hervormden. Weshalven deeze Godsdienst-ijver ook zijn aandeel fchijnt gehad te hebben in de Onlusten, door hun berokkend. Wij zullen , in de volgende Tijdperken , zien, dat zij nog veel verfchriklijker vooitbragten (*). Der- (*) Meteren . XXXII.B. f.rJai. Brand Reform.lL D. bl. 156. Van dbn San de, V. bl. 60.  der NEDERLANDEN. 137 NEGENTIENDE BOEK. Van het begin der Godgeleerde gefchillen tusfchen de Gomaristen en Arminianen , tot hét gevangenneemen van Oldenbarneveld , Grotius en Hogerbeets. Derde Tijdperk. Oorfprtng der Godgeleerde gefchillen tusfchen de Gomaristen en Arminiaanen. Onlusten, daar door in den Staat verwekt. Openlijke verdeeldheid tusfchen Maurits en Oldenbarneveld. De Synode van Dordrecht. rp . ot dus lang hebben wij uitgefteld, een verflag te geeven van de Kerklijke Onéénigheden in de Verèènigde Gewesten, en des niet, dan met een kort woord , in 't voorbijgaan , gewaagd, alleen om 's Leezers aandagt niet te verdeelen, en hem den draad der Omwisfelingen in de Staatsgeheltenisfe te beter te doen volgen : thans zullen wij ons benaarstigen , om hem den oorfprong , den voortgang, en de gevolgen deezer Onéénigheden, in eenige Tafereelen, aftemaalen. 't Is waar, zij fchijnen meer tot de Kerklijke dan tot- de Wereldlijke Gefchiedenis te behoaren , en zijn ook daar in, meermaaleii, breedvoerig behandeld: dan, zij hebben zulk een onmiddelijken invloed op 't geen de Verèènigde Gewesten , in dit, en eenige volgende Tijdperken, overkwam, dat die gebeurtenisfen , zonder eene' eenigzins toereikende kundigheid van de toen heerfchende Godgeleerde geI 5 fchil- Oorzaak der OnlustenDverden 3odsiiensr.  IS3 GESCHIEDENIS Maurits. fchillen, niet verdaan kunnen worden. Hoe veel is hierover, van de eene en andere Partij, gefchreeven ! Welk eene menigte drijdige berigten, door de pen der Partijfchappe vervaardigd , overdwarsfen hier elkander ! Wij mogen de woorden van Robertson , ten aanziene van de Regeering der Koninne Maria gebruikt , op dit tijdgewricht toepasfen. „ 't Geen 'er toen omging , gaf gelegenheid tot het „ ontftaan van twee Partijen, tegen elkander vervuld „ met den vinnigden Staatkundigen haat, door Gods„ dienst - ijver aangezet. Elk deezer leverde Gefchied„ fchrijvers op, die alle gevoelens der begunstigde „ Partije overnamen, en a'le derzelver daaden verdeedigden. Waarheid was het eenig voorwerp „ dier Schrijveren niet. Verblind door vooroordee,, len, en verhit door de rolle , die zij zeiven gefpeeld hadden op de tooueelen , door hun befchre., ven, (lelden zij veeleer de verdeediging eener Partije „ op, dan de. Gefchiedenis hunsLands. Gefchied„ bóekers van laater tijd hebben deeze Leidslieden, „ bijkans bllildeiing, gevolgd, hunne dwaalingen en „ misduidingen nagefchreeven (*)." Op deezen afftaud des tijds kunnen wij de zaaken met meerder bedaardheid befchouwen , ons tot het^nahaan van on ierfcheidene berigten verledigen, en aan de groote wet eens Gefchiedbo'kers voldoen, Waarheid—. onpartijdige Waarheid op 't papier brengen. Kortheid, zo veel de klaarheid 'er niet door benadeeld worde, zal onze toeleg zijn. De (*) Robertson Ftorr. voor ds Gefeh. van Schotland.  der NEDERLANDEN. 139 De eerde Hervormers , het overheerfchend Kerklijk Gezag dwing'.andsch keurende, hadden ten eenigen Geloofs- en Leevensregtl gefield de Boeken der Heilige Schrift. Maar 't leedt niet lang , of zij fielden Geloofsbeïijdenisfen op, die tentoerze vrnregtzinnigheid of onregtzinnighe'd dienden. Luther en Calvijn beweerden, dat het geöorlofd was, de Ketters met den dood te ftraffen. Calvijn liet het niet bij befpiegeling berusten : hij, die flerk uitvoer tegen de Roomfche Kerk , wanneer deeze de Proteftanten ten vuure doemde , deedt den ongelukkigen Servetus op den houtftapel omkomen. Het haperde geenzins aan den wil van verfcheide Leeraaren, dat hunne Tegenftanders niet behandeld werden volgens deeze ftrenge beginzelen. Zij lieten niet af, de Overheden en het Volk aantehitzen tegen allen , die met hun in geen één gevoelen ftonden : de Doopsgezinden, bovenal, moeften menigmaalen hunne bitterheid bezuuren (*). Bij de Overheid van Amfterdam (_*) Tot een gedenkteken hier van dient het zeldzaam Stukje, getijteld: Een fchoon Tra&aat des Godgeleerden Theodori Beï/e , van de flraffe , welke de wereldlijke Overheid over de Ketters behoort te oefenen, tegen Martim Bellh, tfamenraapzel, en de Seéïe der nieuwe Academisten. Overgezet in de Nederduitfche fpraake door de Dienaars des G. (Foords te Sneek. Met een Foorrede , vervattende mede, in ,t kort, een verhaal van 't geen zich tusfchen de Magiftraat met de Dienaars des IFoords der Stede voorfchreeven en de Wederdoopers aldaar heeft Uegedraagen. Franeker 1601. Maurits. De Hervormdenwijken van hun beginzel af, als zij vervolgen.  i4o GESCHIEDENIS Maurits. Vertoog van den Bnrtremr. P. C. Hooft, tegen de Gewto ten»dwang. dam, hielden zij, omtrent het afloopen der voorgaande üeuwe, aan, om zekeren Goosen Vogelzang, een Geestdrijver, die beweerde, dat God eene menfchelijke eedaante hadt, gerangen te neemen : en men ftondt op 't punt , om dit ftuk doortezetten, wanneer Burgemeefter Cornelis Pieterszoon Hooft de verdeediging deezes ongelukkigen op zich nam: en, in 't een en ander Vertoog, Vaderlandsliefde en Verdraagzaamheid ademende, toonde , hoe zulk eene handelinge aangekant was tegen den geest der Hervorminge, en de beginzelen der Nederlandfcht Vrijheid. Hij wees hun aan , „ dat de wapenen waren aan„ genomen, om Geweld en Dwinglandij aftewee„ ren: niet om te heerfchen over eens anders ge„ weeten. Dat Geweetensdwang , vooral der tegen„ woordige Regeeringe,niet voegde: zijnde aande- zelve, en aan Prins Willem, voor haar , onder „ zulke voorwaarden, nimmer de Poorten geopend. „ 'r Was niet te verwonderen, dat zoveeleGezind„ he len , als onder de vervolging des Pausdoms „ hier ren lam'e geweest waren , in twintig of vijf„ entwintig jaaren nog niet haelden kunnen gebragt ,, worden t<">t de (Gereformeerde Kerke. De na Ge,, löofsdwarrg fmaakende wijze, waar op men te werk „ ging, diende meer , om de Gereformeerde Leer „ naa dan voordeel toetebrengen. De Wet- ,, höudërS zonden niet van verhand zijn , dat zij, „ die zich niet in alles naar de Kerke konden voegen, daarom in zwaarigheid behoorden te komen. „ Zo dit plaats had, dan zou de Dwinglandij hier „ ten  der, NEDERLANDEN. 141 „ ten lande niet ophouden; maar alleen de Dwing„ land veranderd zijn. Die voorheen vervolgd ,3 werden, zouden nu anderen vervolgen: en dat, daar men het bloed derPauslijke vervolgingen nog 3, zo versch voor oogen hadt- Hollanders, ,, en vooriil Amft er dammers, behoorden wel te ge,, denken, dat, onlangs, onder de Spaanfche Re„ geering, al wie zich niet hieldt bij de Roomfche ,, Kerke, genoodzaakt werd het Land te verlaaten, „ zo hij geen gevaar wildeloopen, om goeden bloed ,, te verliezen. Jammer zou het dan zijn, dat zij, die gelijke elenden hadden doorgedaan , en zich, „ gelijkhjk, tegen het Spaansch geweld gekant, nu „ elkander verdrukken zouden: of dat zij, die zich „ heten voorhaan , de magtigflen te zijn , naa dat „ men twintig of vijfentwintig jaaren vrijheid genoo,3 ten hadt, zich zouden toeleggen op het mishandelen 3, hunner Medeburgeren, die, onlangs, nevens hun, „ het kruis gedraagen hadden , eenighjk, om dat zij, „ in alle Geloofspunten, niet met hun ééns waren , „ of, om dat zij hunne Kerk-ordening niet in alles „ konden toehemmen. De Predikanten zog- 3, ten, zomtijds, de Overheid tegen de Pausgezin,, den en Lutherfchen optehitzen ; doch , zo men „ hun hoorde , zou men haast binneus- en buitens„ landsch regen elkander , en tegen de Lutherfchen „ en Papisten in oorlog raaken. Wilde men „ nu met den dood geftraft hebben, 't geen dePrc„ dikanten Godslastering noemden, dan mogt men de Roomsch• Catholijken , de Lutherfchen en de „ Men- Maurits.  Maurits. 142 GESCHIEDENIS Mennonitsn, de Geestdrijvers, en allen, die het „ roet de Kerk niet döns waren , wel aan zulke flraf,, fen onderwerpen, omdat zij , genoegzaam allen, „ bij de Predikanten , geoordeeld werden fchuldig „ tezijn aan Godslastering. Men zou zeggen, „ dat de Spanjaard ten onregte vervolgde, en dat wij „ het met regt zouden doen. Maar zo fpraken de „ Papisten, de Luterfchen, en allen, daar zij de ,, magtigfteu waren : zo men dan dien weg in wilde, „ 's Lands ondergang Rondt voor de deur. 1 't „ Was een algemeen gevoelen, dat men hier nie,, mand eenig leed, om zijn Geloof, behoorde aan„ tedoen: en dit gevoelen fteunde op het algemeen „ oogmerk van het opvatten der wapenen, 't ver- werven van Vrijheid in den Godsdienst, en op „ herhaalde verklaaiingen der Gereformeerden. Al „ over elf jaaren , hadt een Oud-Burgemeeher, „ Doctor Maarten Koster , bij zekere gelegen„ heid , beweerd , dat de Overheid , in Geloofs,, zaaken, geen gezag altoos hadt overdeOnderzaa,, ten. Dit was ook, van 't begin des Oorlogs af, „ beweerd geweest. Was dit gevoelen gned, toen 3, het ons tegen ging, 't behoorde, met onzen voor„ fpoed, niet ten kwaade veranderd te zijn. ,, De Kerk geniet thans veel meer vrijheid, dan zij, „ in den aanvang der beroerte , hadt durven hoo,, pen. Daar mede behoorden zij zich te vrede te „ houden. Toen zogt men niemand de wet tedel„ len in Geloofszaaken. Waarom zou men 'r nu doen ? De zeden der andersgezmden waren niet „ er-  der NEDERLANDEN. 143 „ erger, dan die der Gereformeerden , zo dat men „ hun, om deeze reden , niet harder behoorde te „ handelen. Redelijker, en voor 's Lands welvaart „ dienstiger, was het, dat men, volgende den ou,, den voet der R.egeeringe, niemand over Geloofs,, zaaken moeilijk viele , maar elkanders doolingen ,, ten goede hielde, als komende alleenlijk ten laste „ van hem, dien ze bezwaarden. Dan zou men één„ dragt in den Staat behouden, en elkander de hand „ blijven bieden in 't wederftaan van den algemee„ nen Vijand: daar, zo zij, die na nieuwe vervol3, ging fcheenen te haaken, hunnen wensen verkree„ gen , het verval van den Staat onvermijdbaar „ was (*)." Op deezen toon fprak gezond Verhand, verlichte Staatkunde, en vrije Godsdienst. Dan deeze hem werd, bij lange na, niet algemeen gehoord , en veel min opgevolgd. Niet zonder reden bepleitte Jeannin, even voor zijn vertrek, de zaak der onderdrukte Roomfchen (f). Volgens de Grondwetten der Unie, moeiten zij in Holland en Zeeland geduld worden, en in de andere Gewesten alle de Voorregten van Pmrgeren genieten, 't Is waar, dat, inden jaare MDLXXlll, ter Algemeene Staatsvergaderii.ge, een voorhag gedaan wierd, 0111 denRoomfchenGoèi- dieitït (*) Brandt Reform. I. D. bl. 813. 814. 8^5 833. Wat het verder lot van deezen Vogêlzang be'reft, ziede Leezer Wagenaar Amjl. IV. D, bl. 120 enz. Ct) Zie dit ons Tafereel, hier boven, bl. 93 enz. Maurit*. Vervolging der RoomschCatholijken.  Maurits. 144 GESCHIEDENIS ] dienst geheel aftefchaOen, dat in bijzondere Steden en Landen, van tijd tot tijd, deszelfs handhaaving door ftrenge Plakkaten, wierd verboden; doch men heeft beweezen, dat deeze Bevelfchriften een Artykei van de Unie , 't welk niet, dan met éénpaarige toeflemming van ieder Landfcbap , kan afgefchaft worden, geenzins kunnen vernietigen (*). In gevolge deezer Plakaaten, zijn ze , nu eens ftrenger, dan harder, behandeld, in den beginne konden zij niet, dan ter (luik, hunne Vergaderingen houden: ten deezen dage van onveiligheid zijn, zo men wil, de Klopjes ontdaan, die alomme, waar Roomschgc zinden woonden , aan de deuren gingen kloppen, wanneer men heimelijk zou vergaderen (f). Den Je[uiten zijn, door herhaalde Piakaaten , deeze Landen verboden : en mogen de Sociniaanen hier niet woonen: althans niet voor hunne begrippen uitkomen. Twee fterke Steunpylaaren deezesAanhangs, zich bevlijtlgende, om hier Kweekelingen te maaken, werden gebannen , en hunne Boeken veroordeeld, om openlijk door Beuls handen verbrand te worden. In gevolge hier van , werd de houtllapel opgerigt, de Scherpregter verfcheen , de menigte Aanfchouweis was vergaderd, doch de Boeken werden niet ten voorfchijn gebragt. De Overheden,begee- (*) P. Paulus Verkl. der Unie, II. D.bl. 230 - 237. Van der Mark Lect. Acad. Fafc. 3. Bynkersh . Qj/xft. Pub/. II. c. 18. Grotii Apol. c. 2. (tj Waöenaar Am ft. VIII. D. bl. 123.  SER NEDERLANDEN. 145 •erig, om derzelver inhoud te weeten, hadden dezelven heimlijk onder elkander en onder hunne Vrienden verdeeld (*). Hadden de Hervormers en hunne eerdé Opvolgers zich bepaald , om den Godsdienst te regelen naar de eerde Grondwaarheden, welker beginzel in aller Menfchen gemoederen gedrukt is , en die in het Woord der Openbaaringe met zo veel klaarheids opgehelderd, en met zo veel kragts van overtuiging op het hart aangedrongen worden , hadden zij de gefchillen , over afgetrokkene befpiegelende hukken, daar gelaaten, hun Stelzel zou op een onwankelbaaren grondflag gerust, door de aangeboorene eenvoudigheid bekoord , en de harten ingenomen hebben. De Volken , in 't algemeen , geërgerd over de misvormingen der Roomfche Kerke , hadden, zonder geweld, zich laaten brengen tot de zuivere en oorfpronglijke Waarheid. Maar, ingenomen met haat tegen deeze Kerkgemeenfchap, en gedreeven door de zugt, om Hoofden eenes Aanhangs te zijn, liepen zij veelal in uiterhens , rechtdreeks overgeheld tegen de Deugdsbetragting ; Leerftellingen beweerende, die de noodzaaklijkheid daar van verzwakken , ondermijnen, of geheel wegneemen. E^n der weezenlijkhe hukken van den Godsdienst I is, dat dezelve ons vertrouwen op God vestigt en ° vermeerdert; ons aanzet, om hem, als het bemin- p ne- (*) Mosheim Kerkl. Gefcb. VIL D. bl. 363. V. Deel. K Maurtm» Oorfprongder ftrenge begrippen onler de Hervormden. lerkomst er zagtei begripAt  146 GESCHIEDENIS Maurits • nelijkst Weezen , boven alles lieftehèbbm : deeze denkbeelden (trookcn zo zeer met onze oorfprongfijke begrippen, als daar tegen aangekant zijn de gevoelens, die God ateeigeadunklijk, wreed, en,bij wetrge gevolgtrekking, als den Oorfprong der zonde en des verderfs doen voorkomen. Van den aanvang der Hervorminge af, zagen de Lutherfchen de haatlijke gevolgen , ontftaande uit de Leer, die Gods befluiten over den Mensch volftrekt en zonder voorwaarden maakt. De redelijker begrippen van Melanchton volgende , omhelsden zij zagter gevoelens: dan, de Calvinisten dreeven de harder begrippen met allen ijver: deezen werden in de Nederlanden overgetragt door de eerfte Predikers der Hervorminge: zij kwamen uit Gewesten, waar men , bijkans, geene andere Leer, dan die van Calvijn, leerde: Geneve en Heidelberg waren de Kweekfchoolen. Men vondt, egter, eenige gemaatigderGeesten, die,het voetfpoor der Lutherfchen volgende, geloofden, dat men een Proteftant kon weezen , zonder die harde gevoelens aanteneemen of te beweeren. Zodanigen waren Anastasius en Veluanus , in Gelderland; Gellius Suedanus, in Fries-and ; Joannes Hofmannus, en meer anderen , in Holland; omniet te fpreeken van de Voorftanders eener wijduitgeftrekte Verdraagzaamheid, als Koosnhart, en zijne foortgenooten. Casparus Coolhaas , Predikant te Leyden, werd , om dat hij de ftrenge Partij niet trok, in den ban gedaan, en hij, die, tot algemeen genoegen, bij de oprigting , de eerfte Redevoering ge-  dér NEDERLANDEN. - 347 gedaan badr, tot lof der Godgeleerdheid , door de Synode, aan den Satan overgegeevcn (*). Schoon de hrenge Partij alle voorzorgen gebruikte, om de andere van de Predikftoelen te weeren, konden zij niec beletten , dat Jacobus Arminius, van Oudewater geboortig , door de Staaten begun ftigd en befcherml, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid op Leydens Hoogefchool bevorderd werd. Hij bezat een aüerinneemend-t voorkomen , eenen vrolijken, doch teffenszedigen, aart, eengelijkmaatig en minzaam character. Bij deeze gefteltenisfe des - harten , die hem, natuurlijk , tot zagte begrippen deedt overhellen, kwam een fchrander vernuft, een bondig orrdeel, en hij koos. in de toen zeer duistere en verwarde Schoolfche Wijsbegeerte, deklaarfte tn overtuigerdhe Redeneerkunde, hiertoe opgeleid door de Wiskunde, hem vroeg ingefcherpt van zijnen Stadgenoot, den grooten Rudolpiius Snellius. De zuiverheid zijner Zeden diende , om de agting, voor hem opgevat, te vermeerderen. Te vergeefsch zogten zijne Vijanden, door nijd tegen verdiensten ontllooken , hem zwart en gehaat te maaken. Hunne kwaadaartigheid duidde hem euvel een reisje, na Italië gedaan , om den zeer beroemden (*) Regenboog Gefchied. der Remonftr. I. D. bl. 11. 20 enz. en de daar aangdiaaMe Schrijvers. Deezen zullen wij meermaalen dus bijbrengen: dewijl hij,bij uitftek, nauwkeurig is in het vermelden der bronnen : en wij daar door een lijst van aanhaalingen vermijden. K a MAURira Armï- N1US , Hoogleeraar.  14* GESCHIEDENIS Maurits. den Jacobus Zarabella , die toen te Padua de Ariftotelifche Wijsbegeerte, en inzonderheid de Redeneerkunde, met den grootften lof, leeraarde. Hij bezogt Rome , onthieldt 'er zich eenigen tijd , en men hrooide uit, dat hij daar de voeten van den Paus gekust, met Bfxlarmijn zeer gemeenzaam verkeerd , en den Hervormden Godsdienst afgezwooren hadt. Dan deeze uitftrooizels zijn volkoomen wederfprooken door de Schriften en het gedrag van Arminius. Te Geneve zijne Letter • oefeningen voortzettende , kon hij de harde gevoelens over de Voorbefchikking niet omhelzen. Te Amfterdam Predikant geworden, kwam hij, zonder zich aan banden van menschlijk gezag te bekreunen , voor zijne gevoelens uit , en verklaarde de Heilige Schrift naar zijn eigen oordeel. Moeilijkheden bejegenden hem deswegen; dan, hij voer rustig voort. Van den aanvang zijns diensts te Amfterdam af, was hij verzogt, de Schriften van den veel gerugts maakenden D. V. Koornhart te wederleggen : hij hadt die taak op zich genomen; doch geraakte, onder dit werk, meer en meer in twijfel over de betwistte hukken in de Leer van Calvijn. Vijftien jaaren, met veel lofs , den Predikdienst waargenomen hebbende, werd hij, in den jaare MDC1II, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Leyden beroepen, en vertrok derwaards, met de uitmuntendfte Getuigfchriften voorzien, hoe zeer de nijd hem begrimde, en deeze bevordering zogt te weeren. In de bediening van zijn Hoogleeraars -ampt betoonde hij zich denzclfden Man,alj voor-  der NEDERLANDEN. 14$ voorheen , kwam rustig voor zijne gevoelens uit, en prees de Godgeleerde Jonglingfchap , bovenal, aan, dat zij alle zwaare en diepzinnige vraagftukken en ijde'e voorfteüingen zouden affnijden , en uit de Schriftuur trekken (hikken, tot een Christelijk Geloof en Leeven noodzaaklijk £"). Arminius badt een Amptgenoot, F*ianciscus Gomarus, een Bruggenaar, een Man van groote geleerdheid , doch wiens charaéter en gevoelens met de zijnen niet ftrookten: vuurig,bitter,oploopend, en een heftig voorirander van de drengfte begrippen. Tegen het beroep van Arminius hadt [hij zich aangekant, doch , in een gefprek, met hem gehouden , verklaard, dat het verfchil van gevoelens geene Grondwaarheden des Geloofs betrof. Maar, ziende, dat zijn Amptgenoot zijn gevoelen in openbaare hellingen verdeedigde , kou hij zijnen drift niet bedwingen : ook wil men , dat naijver zijnen haat wette: de meerdere bekwaamheden en de opgang zijns Tegenhatiders maakten hem moeilijk. Hij verzette zich openlijk daar tegen , en beweerde, dat God, zijne Uren ge Regtvaardigheid en vrije Genade willende betoonen , een gedeelte der Menfchen ter rampzaligheid , en het ander ter gelukzaligheid gefchapen hadt, in welk raadsbefluit de Kinderen mede begreepen waren. Arminius hieldt daande, dat God niemand, door een eeuwig en volfhektbefluit, van CO Regenboog Hifi. der Remonftr. I. D. bl. 55. K 3 Mauiuti. Arminius aangevallenciuor Gomarus.  15© GESCHIEDENIS Maurits. M#1 van de zaligheid ha lt uirgeüooten; doch de Mentenen ter zaiig? eid en verd •emenhfe gefehikt , naa" voorzien te hebben, wie zich door een leevendigen werkzaam geloof in ChrisTüs, en het gebruik zijner vrijheid, der zaligheid of der TCfdoemeiiisfe waardig zou aanftellen. Gomarus beichuldigde Arminius, dar hij de kragt der Godlijk: Genade vernietigde . en de Menfchen trots en opgeblaazen maakte, ja, hier in verder ging, dan de Roomfche Kerk. Arminius, daarentegeni lag Gomarus ten laste, dat hij de oorzaak der zonde aan God toefchreef, en, door liet drijven van het Noodlot, de gemoederen der Menfchen verharde (*). Het zou , in ons Tafereel, een onvoeglijk ftuk maaken , hier aftemar.len , hoe dit gefchil , wat de grond der zaake betreft, op 't zelfde uitkwam , als dat der oude Wijsgeeren over 't Nootlot en de Vrijheid : als mede , hoe in de Griekfche en Latïnfche K:rk gefchillen , van den zelfden aart , van voor veele eeuwen her, fchoon met andere woorden, gevoerd wierden. Dit behoort tot de Gefchiedenis der Wijsbegeerte en der Kerke , waar toe wij onze Leezers wijzen , het alleen onze zaak agtende , te vermelden, wat in Nederland het gevolg was van deezen twist, die zo veel betrekkings tot het Staatsbefujur kreeg, en van zo veel invloeels op hetzelve was. De (*) Regenb. Ei ft- der Remonftr. L D. bl. 73 enz.  der NEDERLANDEN. 151 De gefchillen deezer Godgeleerden kwamen op den Predikftoel: hoogen en laaggn , zo in den Burger > ftaat, als in de Regeering, werden 'er mede gemoeid. De t-taaten van Holland en IVestfriesland ontbooden Gomarus en Arminius in den Haage , om , in t bijzijn van vier Predikanten , door hun benoemd, zich over de ftukken, in gefchil , te verklaareii. Gomarus wilde zich des onttrekken, voorwenden, de, dat de Staaten wel bevoegd waren, om over Wereldlijke , maar niet over Kerklijke zaaken, te oordeelen: ook begeerde hij , zich in geehe onderhandeling intelaaten, eensdeels, om dat zijn perfoon Kerklijk was , en der Kerke onderworpen j anderdeels, dewijl de zaak van die natuur was , dat dezelve Kerklijk moest verhandeld en beoordeeld worden. Ondanks dit alles, kon hij hetmietontwijken, hoe fchoorvoetend ook, opening te geven van 't gefchil tusfchen hem en zijnen Amptgenoot, die , op 't ingebragte bezwaar, zich verantwoordde. De Voorzitter en Raaden van den Hoogen Raad verklaarden, in 't bijzijn der Hoogleeraaren en der vier Predikanten, in de volle Vergadering der Heeren Staaten, dat'er, huns bedunkens, tusfchen de Hoogleeraaren geen verfchil was over eenig Hoofdpunt des Geloofs, noodig ter zaligheid. Gomarus , met dit verftag niet te vrede, betuigde , dat hij met.het gevoelen van Arminius niet zou durven vetfehijnen voor Gods Oordeel: en , indien de Staaten niet, binnen kort, 'er in voorzagen, zou, uit dit verfchil, zulk eene onéènigheid kunnen rijzen , dat Land, K 4 Staat Maurits; Arminius en Gomarus houden eene Zaïnen* fpraak in ■j Gravenhas-  ï52 GESCHIEDENIS Maurits, Tweede Onderna ud uling. Staat en Kerk, ja Burger tegen Burger, zouden opftaan. Zo zwaar woog thans dit ftuk bij denzelfden Man, die, eenige weinige jaaren geleden , zijn tegenwoordige Partij, naa gehouden mondgefprek, de hand van broederl'chap toereikte , en tot Doctor in de Godgeleerdheid verhief. Arminius verklaarde, alleen de gevoelens van eenige bijzondere Leer aar en te hebben wederfproken, 't welk hem vrijflondt; dat hij niets dan den vrede der Kerke en de rust des Vaderlands beoogde, en bereid was zijne begrippen geheel openteleggen. Hij helde dit voor met zijne inneemende welfpreekenheid. En 't was, naar 't oordeel van alle de Raadsheeren des Hoogen Raads, de onbuigzaamheid van Gomarus alleen , die te wege bragt, dat de zaak, ten dien tijde, niet wierd bijgelegd : eenigen dier Heeren zeiden , liever voor 't Oordeel van God te willen verfchijnen met het Geioove van Arminius, dan met de Liefde van Gomarus (*). De verdeeldheid in Kerk en Staat , wel verre van afteneemen , vergrootte. De beide Hoogleeraars werden andermaal ontbooden , om in de Vergadering der Staaten van Holland en West friesland te verfchijnen , ten einde nog eens de proeve te neemen , of zij door vriendelijke zamenfpreekinge elkander zouden kunnen verdaan : hun vergunnende , elk vier Predikanten ter hunner hulpe te neemen, de keuze aan hun laatende. Gomarus en de zijnen maakten, op (*) Hesens. Hifi. der Kemonfir. I.D. bl. 74 enz.  der. NEDERLANDEN. 153 •p nieuw, de oude zwaarigheid , om, in de Vergadering der Staaten, te handelen over de gefchilpimten; maar toonden zich zeer bereid, om het in eene Kerkelijke Vergadering te doen ; doch hij werd vermaand, zich tot de naaste bijéénkomstte bedenken , opdat zij mogten weeten wat hun te doen fiondt, bijaldien hij in zijne weigering volhardde. Hij befioot, te gehoorzaamen : de Onderhandeling liep over de Regtvaardigmaaking, de Voorfchikking, de Genade, den Vrijen Wil, en de volhandigheid in't Geloove (*). Arminius kon het twistgeding niet ten einde uithouden. Een geruimen tijd hadt hij een zieklijk lichaam omgedcaagen , en nam zijne ongefteldheid dermaate toe , dat men genoodzaakt was, de Onderhandeling te ftaaken. Hij keerde na Leyden , en arbeidde aan een fchriftlijk Ophel over de betwiste punten. Zijne ziekte kreeg de overhand , hij moest het laaten heeken , en hierf, op den negentienden van Wijnmaand des jaars MDCIX, in den ouderdom van negenenveertig jaaren, zijne gevoelens ten einde toe behoudende. Zijn uitgang was zo godvrugtig als zijn leeven geweest was. Bertius mogt , in zijne Lijkreden , van hem met regt zeggen : „ In ,, Holland is een Man geweest, wien de genen, „ welken hem kenden, niet hoog genoeg konden ,, agten, en welke door de genen, die hem niet agt„ ten , niet genoeg gekend was." De Beftuurders des (•) Regene, Hift. der Remonftr. I. D. bl. 77. K 5 Maurits. Arminiu» fterft.  154 GESCHIEDENIS Maurits. Oogmerken van ARMINIUS. der Leydfche Hoogefchoole vereerden zijne nagedagtenis met een getuigfcbrift, zo gunstig, dat de Nijd aan 's Mans koud gebeente de tanden moge homp knaagen, ca de Laster zijn venijnig zwadder op zijne lijkbus uitfpuvtcn s niets zal zijn weidegronden 1 l : treu offehaden. Gomarus, en de Aan lungers van Calvinus, befchuldigden hem, dat hij verandering zogt in de Leer der Kerke , en oorzaak was van alle dc Kerklijke onéénigheden, ten dien tijde, in 't Land zwecvende (*). I adt veel wijddrekkender en edder oogmerken , dan dc gefchillen , met zo veel heftigheids gedreeven , aantevoeren en te kweeken. Zijne voornaame bedoeling was, de Christenen, hoe zeer ook verdeeld in begrippen, door de banden van broederlijke éénsgezindheid en liefde te veréénigen, en , niettegenftaande het verfchil der gevoelens, tot ééne Gemeenfchap te brengen. Allen voor waardige Onderdaanen van Christus Koningrijk te houden, die de Heilige Schriften voor de eenige regelmaat des Geloofs erkennen, die dc Afgoderij, en 't geen'er na fmaakt, met alle de ongerijmdheden, welke dezelve vergezellen, verzaaken, — die een eerlijk en deugdzaam leeven leiden , geregeld en behuurd door de Wetten van God, en die geen geest van vervolging, tweedragt en vijandfehap betoonen omtrent de zodanigen , die van hun in Godsdienstige begrippen, of in de wijze van het verklaaren der Heilige (*) Regens, Hifi. der Remonftr. 1, D. bl. 78 enz»  der. NEDERLANDEN. 155 lige Schriftuure verfchillen. In deezervoegeftaat de ruime fchoot der Arminiaanfche Kerke open voor allen, die belijden Christenen te zijn , boe verre zij ook van elkander afwijken in hunne Godgeleerde gevoelens. Deeze oogmerken zijn niet onbereikt gebleeven. Want, fchoon de Arminiaanfche Gemeenten , van tijd tot tijd , zigtbaar afneemen in deeze Gewesten, winnen de gevoelens dagelijks veld , en zijn doorgedrongen in de Kerk , die het Dordrechtfche Synode, gefchikt, om den Arminiaanen eenen zwaaren (lag en volftrekten val toetebrengen , aanneemt. Hunne gevoelens zijn, welhaast, in verfcheide Landen omhelsd , en heimlijk aangenomen door veelen, die geen moeds genoeg hadden , om 'er openlijk voor uit te komen. Zints den tijd van den Aartisbisfchop Laud , is de Geestlijkheid der Engelfche Kerke over 't algemeen de Leer van AswrNius , wegens de Voorbefchikking en Genade, toegedaan geweest, en heeft zij, vervolgens, ook veele andere Leerbegrippen deezes Aanhangs overgenomen. De Voorftanders daar van, in Frankrijk, Geneve, en veele deelen van Zwitzerland, zijn zeer talrijk : en 't is bekend aan een ieder, die geen Vreemdeling is in de Wereld, hoe aan veele Hoven der Frotefantfche' Vorften , en , over 't algemeen gefpioken, onder perfoonen t die zich boven de bekrompene begrippen der Partijfchappen en des Gemeens verheffen, het volgend beginzel der Arminiaanen wordt vastgefteld, „ dat de Leerftukken, ter „ zaligheid noodig te gelooven, zeer weinig in ge- sj tal Maurits.  Maurits. DiArmi- niaar.en wordt-n hef lig aangevallen.. I56 GESCHIEDENIS „ tal zijn ; dat elk volkomene vrijheid heeft ten „ aanziene van zijne bijzondere gevoelens over God „ en Godsdienst , indien zijn leeven en gedrag o„ vereenkomt met de regelen van Godvrugt en „ Deugd (*)." De Itrenge Calvinisten durfden niet ontkennen, dat, volgens de grondwet der eerde Hervormeren , A: Heilige Schrift ten éénigen Geloofsregel diende; doch zij hielden daande, dat de waare zin der Heilige Bladeren uitgelegd en bepaald was door groote Mannen; dat, indien de Leeraars afweeken van den Heidelbergfchen Catechismus en de Geloofsbelijdenis der Nedsrlandfche Kerke , de laatfte in den jaare MDLXII, en de eerlte in 't jaar MDLXUI. opgefteld, en, vervolgens, door verfcheidene Synoden aangenomen , het der Kerke aan éénigheid en overéénfteïömmg ontbrak. Zij beweerden, dat, zij de talrijkde en aan de oude Leer gehegt zijnde, de wet b..ii03rden voonefchrijven aan eenige roeklooze Vinders van nieuwigheden, die onrust en verdeeldheid in de Kerk zouden verwekken, indien men ze niet m t gezag te keer ging , en bedwong. De Partij 3rast bier te:;en eene menigte van verlegen maakende ml'gen in 't midden. „ Zijt gij," voerden zij hun :e geinoete , „ onfeilbaar ? Waren dc eerfte Her- vornvrs met dit voorregt befchonken? Ondertus,, fchen wilt g'j tot een regel des Geloofs hellen het *, Gezag, door u verworpen met het afzweeren der „ Paa- (*) Mosheim Kerkl. Gefch. IV. D. BU84 enz.  DER NEDERLANDEN. 157 Paaperije. Gods Woord kan geen onfeilbaare 5, regel zijn, wanneer men het moet uitleggen vol,, gens den Catechismus en de Geloofsbelijdenisfen „ van menschlijk opitel. Indien de Oudheid de „ goedheid uwer zaake bewijst, de Roomschgezin„ den zijn van veel ouder jaartekening. Gij zijt het, „ die gelegenheid gegeven hebt tot verdeeldheden, „ en der Hervorminge een haatlijk gelaad bijgezet „ door harde Leerflellingen en ondraaglijke dwinglan„ dijen. Ons oogmerk is geen ander, dan om deeze „ miskvvaamen te voorkomen, en, zo veel mogelijk, ,, de deur der Kerke opentezetten voor alle Christe- „ nen , van een onergerlijk leeven " 'tVVasniet wel doenlijk, dit alles met reden te beantwoorden: men nam deswege de toevlugt tot andere middelen. Zij wierpen zich op tot Regters in Geloofszaaken, aan welker beflisfingen de Hooge Overheid zich moest onderwerpen, en haar gezag gebruiken, om de goedgekeurde gevoelens te doen aanneemen. Met roem fpraken zij van de wijsheid des Kerkbeftuurs van Geneve , waar men de Ketters , door de Leeraars veroordeeld , verbrandde. De Predikftoelen daverden tegen allen , die deeze ftrengheden wraakten , en de Verdraagzaamheid verdeedigden : men fchil» derde ze voor de Gemeente af als een hoop Atheïsten, Libertijnen en Vrijgeesten , die zich nergens aan bonden ; Nieuwigheidzoekers en losbandige Menfchen , die , onder den dekmantel der Heilige Schrift en van Geweetens-vrijheid , de godlooze Ketterijen, welken zij in 't harte voedden , zogten voort- Maurits.  Maurits. De Gomaristenvorderen her. houden van een Nation^arSynode. 153 GESCHIEDENIS voortteplar.ten , cn in den Staat intevoeren ; het Vaderiand en de dterbaare Vrijheid den Vijanden ten beste te geeven ; ten dien tinde met den Paus en den Koning van Spanje onderhandeünge.i hielden, en van dezelv-n geld t< ukken. Bogerman durfde openlijk zeggen, dat men Gods Woord moest uitleggen naar de Cenfesfk en den Catechismus; één der Aikmaarfche Predikanten beweerde op den Predikdoel de noodzaaklijkbeid van den Catechismus, 0111 dat God denzelyen in "t Paradijs eerst hadt gepredikt voor Apam en Eva , en , raderhand , voor Noacii, Abraham, de Propheten en de Apostelen (*). Als een geschikt middel, om den Catechismus en de Geloofsbelijdenis te doen aanneemen , wilden de Gomaristen alle Leeraars verpligten, omzete onderfchrijven. Op een Synode, in den jaare MDCV, te Rotterdam gehouden, hadden zij dit befluit niet kunnen doordrijven; deswegens honden zij op het beroepen van een Nationaal Synode. De Staaten van Holland bewilligd n hier toe, nevens de ai.dereGewesten , met hepaalinge, dat de Belijdenis en Catechismus, twee Schriften, die gemeenlijk zamen gingen, en op we'k.r ondertekening men aandrong, zouden overgezien worden. Het woord overzien kwetste geweldig de Voorlhmcers van 't gezag dier Schriften: men behoot, den Staaten te verzieken, dit (*) Regenboog Hijl. der Remonftr. I. D. bl. 4, 19. enz.  der NEDERLANDEN. 159 Bit woord te verzagten , en een ander , min kwetzend,in de plaats te (tellen. Op de Synode, in't jaar MDCVTI, te Groningen gehouden ,verklaarde men, geenzins te kunnen toeltemmen of goedvinden , dat de Catechismus en "de Nederlandfche Belijdenis des Geloofs in de Nationaale Synode zou overgezien en veranderd worden, aangezien zij zich,bij 't aanneemen van den dienst, met eede tot het onderhouden derzelven verbonden hadden (*). De Arminiaanen, -daarentegen , wraakten alle menfchelijke Geloofsopftellen. Alleen kwam, van deezen kant, te Gouda, hi 't licht eene zeer korte Catechismus , geheel beftaande uit fpreekwijzen der Heilige Schrift. De Gomaristen fchreeuwden geweldig hier tegen , beweerende, dat men, op dien voet, ter Kerke de gedrogtlijkfte dwaalingen zou kunnen invoeren (f). De Arminiaanen zagen de onderdrukking hunner Medebroederen op alle plaatzen , waar de Gomaristen de meesten in getal waren , of de llegeering op hunne zijde hadden , en vreesden geheel en al de onderliggende Partij te zullen worden: in deezen toeftand van zaaken keerden zich veele Predikanten tot de Hooge Overheid, de Staaten van Holland , deezen eene Remonjlrantie overleverende, verOag doende van hunne Leer, begreepen in vijf Artijkelen, die kortlijk behelsden : „ Voor I. Dat GoD , van „ alle (*) Regenb. Hifi. der Remonflr. I. D. bl. 29.32. (t) Grotii Mijl. p. 55. Uitenbogaard Kerkl. Bijl. bl. 403. Maurits. Oorfprongvan de benaaïning van RemonJlrantcnen Contra - Remonjlrantcn.  Maurits. 169 GESCHIEDENIS „ alle eeuwigheid, befloten hadt, de zodanigen te „ zaligen, die hij voorzag, dat , ten einde toe, s, zouden volharden in het Geloof in Jesus Chri„ stus : en ter eeuwige ftraffe te verwijzen al„ len, die in 'tOngeloof verbleeven, en, ten einde „ toe, deGodlijke onderheuning wederhonden. . ,, TenlI. Dat Jesus Christus, door zijn Lijden en „ Dood, eene Verzoening te wege gebragt hadt voor „ de zonden des Menschdoms in 't algemeen , en „ van elk Menfch in 't bijzonder; dat, egter, gee„ nen, dan die in Hem gelooven , deelgenooten dier „ Godlijke weldaad kunnen worden. Ten III. „ Dat het waare Geloof niet kan voortkomen uit het „ gebruik onzer natuurlijke bekwaamheden en ver„ mogens , noch ook uit de kragt en de werking van „ den Vrijen Wil , naardemaal de Mensch , uit „ hoofde zijner natuurlijke Verdorvenheid ,i niet in „ haat is, iets goeds te denken oi te doen: en dat het, derhalven, noodig zij, ter zijner Bekeering en Za„ ligheid , dat hij wedergebooren en vernieuwd „ worde, door de werking van den Heiligen Geest, „ die eene gave Gons is, door Jesus Christus. „ Ten IV. Dat deeze Godlijke Genade , of kragt „ van den Heiligen Geest , welke de wanorde der ,, bedorvene natuure te recht brengt, alles , wat „ goed in den Mensch kan genoemd worden , aan,, vangt, voortzet en voltooit: en dat, bij gevolge, „ alle goede werken, zonder onderfcheid, aan Go, de en de werking zijner Genade alleen moeten , worden toegefchreeven: dat, nogthans, deeze Ge- nade  der NEDERLANDEN. 161 .„ nade den Mensch niet dwingt, om tegen zijne ge„ negenheden te handelen , maar wederftaan , en kragtloos gemaakt kan worden door den ver^eer" „ den wil van den onboetvaardigen Zondaar. ■ ,3 TenV. Dat zij , die door'tGeloove met Christus 33 zijn veréénigd , daar door voorzien zijn met over„ vloedige kragt en genoegzaame onderheuning, om ,, hun in haat te hellen, om te zegepraalen over de „ verleiding van den Satan, de verlokzelen en ver„ zoekingen van de zonde ; maar dat de vraage, „ of zulke Menfchen vanhetGeloove af, en uit den „ haat der Genade kunnen vervallen? nogmetgeene ,3 voldoende blijkbaarheid beantwoord is : en dit 3, huk, daarom, zorgvuldiger onderzogt moetwor,3 den door eene aandagtige overweging van 't geen „ de Heilige Schriften, wegens eene zo aangelegene „ zaak, verklaaren." Dan, naderhand, hebben zij hieromtrent heilig verklaard, dat de Heiligen uit den haat der Genade konden vervallen (*). Deeze Remonftrantie heeft den Naavo'geren van Arminius den naam van Remonftr anten gegeeven. Dezelve overleverende , verzogten zij de befcherming der Staaten. Deezen namen , bij voorraad , het befluit, dat de Predikanten , van 't gevoelen , in de Remonftrantie uitgedrukt, in werklijken dienst, van de Kerklijke ftraffen der andere Predikanten , deezen aangaande, zouden weezen bevrijd: en dat de aan- (*) Regenb. Hifi. der Remonftr. I. D. bl. 42 enz. Mosheim Kerkl. Gefch, IX. D. bl. 263. V. Deel. L Maurits; 1  iö2 GESCHIEDENIS Maurit». De Contra Remanftrantie ingeleverd. Verfchil, wegens het Regt der Overheden in Kerklijke zaaken. aankomende Kerkendienaaren in het onderzoek nier verder zouden bezwaard worden , dan tot heden was gefchied (*). Wel verre , dat deeze fchikking den Gomaristen behaagde, gingen zij daar rechtftreeks tegen aan, den aankomenden Kerkendieniareri leeringen ter toeftemming vcorltellende , in de aanftaotlijkfte bewoordingen begreepen : zeer euvel duidden zij het, dat de Remonflranten, in hun Vertoog, de befcherming der Hooge Overheid verzogt hadden ; hun befchuldigende, dat zij, langs deezen weg , zich der Kerklijke Tugt zogten te ontrekken, en hulpe te verkrijgen bij den vleeschlijkeu arm. Ook levérden zij, vervolgens, een Gefchrift of Contra-Remonftrantie over aan de Staaten, ten eenemaale ingerigt tegen de Remonflranten, naar welk Vertoog zij den naam van Contra - Remonflranten kreegen (f). Bij de weigeringen van Gomarus , om , over Kerklijke zaaken, in den Haage te handelen, 'tgeen hij, gelijk wij gezien hebben , egter moest opgeeven , hadt Uitenbogaard reeds een Vertoog vervaardigd , om de onwettigheid dier weigeringe te vertoonen, en aantewijzen , dat, indien de zaaken deezen weg op moeüen, de Vrijheid der Christelijke Kerke en het Gezag der Overheid groot gevaar liepen, van geheel verboren te gaan; doch, toen Gomarus (») Regenb. Hifi. der Remonftr. L D. bl. 52. 53. (f) Zie aldaar, bl. 53-54.  der NEDERLANDEN. 163 maeus bewilligde , liet hij dit Vertoog agter (*). Het gefchil , ondertusfehen, wegens het Regt der O'/erheden in Kerklijke zaaken, bleef leevendig, en liep hoe langer hoe hooger. De Contra -KemonJlrantcn oordeelden , dat het den Kerkenraaden, Clasf n en Synoden toekwam , met meerderheid van Remmen, te belluiten, wat in de Hoogefchooleh eri Kerken mogt en moest geleeraard worden ; ja , dat het oordeel over die zaaken geheel en volftrekt Kerklijk was: en de Hooge Overheid, geweefenshalven y zich verph'gt moest agten, dé Relhiiten, dus Kerklijk genomen , uittevoeren , met uitwerpinge , of zelfs met ftraf- oefeninge der zodanigen , die de Leerfteilingen, door de Kerklijken bepaald, niet wilden prediken, of eene andere Leer voordroegen. Een gevoelen, dat zeer naar het Pausdom fmaakte, en den meesten Staatkundigen zo heerschzugtig als ongerijmd voorkwam. De Guoot kantte 'er zich tegen, in een Werkje, gètifteld: Godsdienstigheid der Heeren Staaten van Holland en Westfrieslandi Dè Rermnfèranten , in tegendeel, hielden Kaande, dat de Wereldlijke Overheid , zonder gehóuden te zijn aan Bëflniten van eenige Kerklijke Vergaderingen, hoe genaamd, regt hadt, vastteftellen, wat in 't openbaar mogt of moest geleeraard worden; dat eene Christelijke Overheid zieh daaromtrent te rigten hadt naar Gods Woord ; dat zij gezag heeft in het beroepen van Kerkendienaars , in 't maaken vart Kerk* C) UiTenbogaard Kerkl. Hifi- bl. 468. L z  i64 GESCHIEDENIS Maurits, De Haagfche Conferentie. Kerklijke fchikkingen , bet bijeenroepen van Kerklijke Vergaderingen , en daar in tegenwoordig te zijn; en, eindelijk, de Kerktwisten en Scheuringen voorrekomen, Vrede en Verdraagzaamheid te gebieden en te handhnaven. Joannes üitenbogaard verdeedigde dit ftuk breedvoerig in zijn Boek van 't Ampt en de Authoriteit der Overheid in Kerkelijke zaaken: 't zelve maakte veel gerugts, verwekte veel tegenfpraaks en tegenfchrijvens. De Remonftr anten werden aFgefcbÜderd als Lieden , die 'sLands Overheid op hun hand zogten te krijgen , om door haar gezag de ingevoerde nieuwigheden te hijven, als verkorters en verraaders van de Regten der Kerke. Lof verwierf hij bij uilen, die noode zagen , datdeOverheid zou dienen tot een Handhaaffter en Uitvoerfter van de heersehzugtige Befluiten der Kerklijken , 't welk een nieuw Pausdom invoerde. Jacobus, Koning van Engeland, prees het werk, en een Bisfchop deedt het in 't Engehch overzetten (*). De Staaten deeden, van hunnen kant, alles, om de gemoederen der Kerklijken tot bedaaren te brengen , en de zo zeer betwiste hukken te laaten berusten. Zij bepaalden , het houden van eene Synode niet raadzaam ooideelende , eene Conferentie in 's Gravenhaage tusfchen zes Predikanten van wederzijden: deeze begon in Lentemaand des/aars MDCXI, en werd voortgezet tot het laarfte van Bloeimaand. Zonder elkander te hebben kunnen verdaan, ver- trok- (*) Regen b. Hift. der Remonftr. I. D. bl. 87 enz.  der NEDERLANDEN. xrff trokken zij ieder na hunne Stattdplaatzen. De Contra-Remonfiranten drongen in hun , naderhand gezonden, Berigtfchrift op een Synode : de Remon- ftranten op de onderlinge Verdraagzaamheid. Het befluit der Staaten was, zonder iets , ten aanziene der gefchilftukken, te beflisfen , de beide Partijen tot vrede, gemaatigdheid en zag'moedigheid te vermaanen. Eene vermaning , welke aangenomen werd, zo dat ze,onderling, elkander met den naam van Broeders benoem Jen (*). Niet alleen hadden de Remonftr anten hunne vijanden in Holland. Een nieuwe en Vorsilijke Kampvegter tradt in het ftrijdperk, die den moed der Contra- Remonftr anten , eenigzins gefnuikt door't bedaard en gemaatigd gedrag van 's Lands Vaderen, weder opwakkerde. De Koning van Engeland, die de Staatsbelangen der vreemde Mogenheden niet uit den flaap hadden kunnen wekken , voelde al zijn ijvervuur ontbranden, als hij deeze Godgeleerde gefchillen vernam. Ongelukkig voor de Remonftranten , verklaarde zich deeze gekroonde Godgeleerde tegen hun. Bovenal verzette hij zich tegen Conradus Vorstius , door de Arminiaanfche Partij, van Steinfort, waar hij het Hoogieeraar-en Leeraar ampt bekleedde, tot Hoogleeraar, in ftede van Arminius, te Leyden beroepen. Vorstius ftond bekend voor een zeer geleerd Man, maar zeer rekkelijk , en een voorftaiïder der begrippen van zijnen voorganger: de (*) Regenb. Hifi. der Remonftr. I. D. bl. 95. L 3 Maurits. Vorsthjs tot Hoogleeraarberoepen: Koning Jacobus tegen hein verbitterd.  m GESCHIEDENIS Maurits. de Graaf van Bentheim, de School te Steinfort, de Raad en de Kerk dier Stad gaven hem de loflijklte gemig:iiisfen mede van zijne ge'eerdheid en regtzinnigheid. Dit beroep was , ei-ter , veelen t^gen de borst, en men befchuldigdé hem van Socinianery en andere vreemde Lecringen. MtGomatistcn wreeven hein zo veel Ketterijen aan , dat het hem ontzegd Wierd , zijn Hoogleevaarsampt te bekleeden. Zijne Verhandeling, getijteld de Deo, wekte alle de voorltanders der zogenaamde Regtzinnigheid tegen hem op. De Koning van Engeland, zeer naijverig, om de zuiverheid des Geloofs te bewaaren, en 'er op geiteld 9 om voor één der kundigfte Godgeleerden gehouden te worden, las de Godgeleerde Verhandelingen met meer verrnaaks , dan de Brieven zijner Afgezanten. Hij bevondt zich op dejagt, toen men hem het Werk van Vorstius bragt. In een uurtijds had-: hij den inhoed doorloopen. Zijn fcherpziend oog ontdekte 'er zo veel Ketterijen in , dat hij fchiejijk een Boode afvaardigde , om de Staaten des te vei witJgen. Hjj liet het niet berusten bij hun aantenr-ianen, 0m tegen den Schrijver zich aantekanten: hij dreigde , in gevalle van weigering op dit huk, een BerigribhWft uit te zullen geeven , om al de wereld te doen weeten, hoe groot een affchrik hij hadt en van die Ketterijen , en van derzelver Voorhanderen » als mede van hun, die ze verdroegen. Vorstius was geen Mensch, maar een Monfler , 't welk, zo ras mogelijk , moest gefluit worden, om geen verderfenisfeii meer aanterigten. De Afgezant Winwood, deezen  der NEDERLANDEN. io> deezen Briefden Staaten overhandigende, deedt zijn best, om aame'.oonen , hoe noodzaaklijk het was, Vorstius uittefluiten van een post, vanhetbekleeden eener plaatze, waar de zuiverheid zijns Geloofs zelfs niet verdagt behoorde te weezen. Deeze verregaande ijver, die hooge en dreigende toon verbaasde de Staaten niet weinig (*). Om een Vorst, dien fcij meenden te moeten ontzien , genoegen te geeven, beloofden zij, den nieuw verkooren Hoogleeraar dip waardigheid te zullen ontneemen , indien hij zich niet kon zuiveren van de dwaalingen , hem ten laste gelegd. Dit antwoord voldeedt den onthook?n Vorst niet. Hij dagt , dat de Staaten allen ten oogmerk hadden , hem zijnen eiseh te ontzeggen , en fchrecf hun vuur en vlam braakende Brieven; fcheldende Vorstius voor een Aards kei'ter, een Pest, een Sociniaan , en een Atheïst ; en oordeelde het zijn pügt, de Staaten te waarfchuwen, dat zij zich niet lieten bedriegen door uit idugten en dubbelzinnigheden diens Godslasteraars: „ Verhardt," was zijn woord, „ uwe harten tegen „ het verkeerde medelijden , 't welk u zou bewee„ gen , om hem niet te verbranden : geen Ketter „ heeft ooit zulks meer verdiend (f)." Deeze Koning fpaarde de andere Remonftranten in geenen deele , en noemde hun SeStarisfen en Ketters, welker Ket- (♦) Regenb. Hifi. der Remonftr\ I. D. bl. 99 enz. (f) Zie aldatr, bl. 100 enz. Lettr. de Roi Jacques, Mercure Franee, II. p. 46a. 47°' L4 Maurits.  i63 GESCHIEDENIS Maurits, Ketterij men , bij tijds , moest uitrooijen. Arminius was bij hem een Vijand van God, en de eerfte, die Leyden, in deeze Eeuw , met de pest van Ketterij befmet hadt. Petrus Bertius , die een Boek van den Afval der Heiligen hadt gefchreeven , verdiende, volgens 't oordeel deezes Monarchs , om dien tijtel alleen, de draffe des vuurs. Eindelijk verklaarde die Vorst, dewijl God ons vereerd heeft met den tijtel van Befchermer dés Geloof , (hier tastte hij zeer mis ; 't was Paus Leo de X, die deezen tijtel aan Hendrik, oen VUL fchonk , om dat hij tegen Luthee gefchreeven hadt.) zullen wij, blijft men Vorstius onderhennen, verpligt zijn, ons aftezonderen van eene Kerk, zo valsch , zo kettersch, en te raaiipleegen met andere Kerken over de middelen , om de nieuwlings uitgebroedde vervloekte Ketterijen ten afgrond te doemen , en onzen Onderdaanen te verbieden , zich te onthouden van eene Plaats, dermaate befmet a's de Leydfche Hoogefchool. In deezcr voege dagt toen een Monarch, die weleer in twijfel hing , om het Roomsch Geloof te omhelzen, en, ten laatften, de Arminiaanfche Gevoelens , welken hij met zo veel drifts doemde, aannam. Ondertusfchen liet hij alle de Werken van Vorstius, welken hij kon bekomen , door Beuls handen verbranden , en eene Verklaaring drukken, waarin hij zijnen ijver verdeedigde , en heftig uitvoer tegen de Staaten, door hem van eene hoogstftrafbaare onverfchilligheid befchuldigd. Zij vreesden het misnoegen van een Vorst, wiens vriendfchap zij oordeelden  der. NEDERLANDEN. 169 deelden te behoeven, en haalden Vorstius over, om van het bekleeden zijns Hoogleeraarsampt aftezien, met behouding zijner wedde (*). . Simon Episcopius , een ijverig en bekwaam Remonftr ant , Predikant te Bleiswijk , werd , in hede van Vorstius , beroepen, en, daar Gomarus, te midden in al dit gewoel, zijnen dienst opzeide , en uit Leyden vertrok, verzogt men Joannes Poliander , Fransch Predikant te Dordrecht , de opengevallene plaats te bekleeden. Episcopius was een Man van een allerdoordringendst oordeel , een Geleerde van den eerden rang , op het behandelen der gefchillen meederlijk afgerigt : hij werd één der fterkde Steunpylaaren van de RemonfrantfckePmi}. Poliander verdeedigde de andere , doch gemaatigder dan Gomarus. 't Scheen, dat de Staaten de balans tusfchen de beide Partijen in evenwigt wilden houden. Waarom , vraagt men , misfchien , offerden de < Arminiaanen , die fteeds Vrede, Eéndragt en Ver- * draagzaamheid predikten, aan deeze dierbaare pan- ] den de gevoelens niet op, welken zij zeiven voor van \ zo weinig aanbelangs hielden ? Waarom haalden 1 zij uit de hoffe der Schooien, daar ze altoos hadden moeten blijven , de gefchilhukken op voor de Gemeenten ? Zij betuigden , dat de zaak der Waarheid (*) Regenb. Hifi. der Remonftr. I. D. bl. ior enz. Mercure Franc, als boven. Mosheim Kerkl. Gefc.h. IX. D. bl. 185. L 5 Maurits. Episcopius en Poliander tot Hooglecraa^enie Leyden beroepen. )orzaaen van erbitteing der eide 'artijen.  GESCHIEDENIS Maurits. beid en der Deugd hun verpligtte , haare Regten te handhaaven. En 't mag ook , ter verontlchnldiging der Arminiaanen, gezegd worden, dat de Gomaristen het vuur van Volks - tweeriragt aanftookten, met deeze onderwerpen ten kanfel te brengen, en,epde bitterde wijze, rret fmaad en laster te behandelen, 't Was deeze Aanhang, die de Arminiaanen wilden dwingen, Geloofspunten te onderfchrijven, welken zij niet geloofden. De liefde tot hunne eigene begrippen zette de Arminiaanen min aan tot het zo ernstig handhaaven derzelven , dan de befcherming, welke zij vonden bij de Hoofden des Staatsbeftuurs. De Godgeleerde gefchillen geraakten, ongemerkt, en zonder dat men 'er op dagt, verbonden met Staatkundige Partijfclnppen. In vroegere deelen van 's hands GtTchie lenisfe hc-bberi wij gezien, dat de geweldige en onbu gzaame ijver der flrenge Leeraaren dikwij's de maatregels des Staatsbeihiurs tegengegaan en gedwarsboomd hadden, 't Gezag, 'r geen zij zich wilden aanmaatigen over de geweetens ; het ftelzel van Ofiafbangnjkheid, 't welk zij, door middel hunner Synoden , fcogten re vestigen ; hun onophoudelijk woelen , om net Volk optehitzen tegen Pvegenten , die zich te weer fielden tegen hunne beert.dizugtige ontwerpen; dit alles hadt de Regeering van hun wendig gemaakt. Deeze begunstigde, zints lang, de Leeraars , die weigerden anderer begrippen te omhelzen , eu zich aan 't gezag te onderwerpen vau hun , voor wier verééniging in den Staat men dugtie. De zaaken waren in  der. NEDERLANDEN. 171 in dien toeftand, en deagting, Arminius toegedraagen, gaf grooten ftetm aan de Tegenpartij derftrenge Leeraaren , ten tijde , dat men aan het Beftand arbeidde. Men heeft altoos opgemerkt, dat'er een nauw verband is tusfchen ftrenge Leeriteilin-en en heftigen Godsdienst- ijver. De ftrenge Leeraars voeren , om deezen hunnen ijver tebctoonen, tdgenalle voorliagen van Wede uit, en dit met te meervutirs, dewijl de meeften afkomftig waren uit de heiwonnen La; dfcbappen , en dus de hoop derfden, van met zegepraal in hun Vaderland wedertekeeren. Zij bonden zich niet in, ten opzigte der genen, óiezV} Trevisten of Beftandsgezinden noemden. Oldenbarneveld was, in 't bijzonder, het doel van hunnen haat. Doch de Arminiaanen , wier gemaatigde gevoelens invloed hadden op hun eigen gedrag , en aan de befcherming der Regenten, bijkans allen Goedkeurders van 't Beftand, dank te weeten hadden , dat zij niet verdrukt waren door hunjie Tegenftanders, preezen den Vrede aan, en het eerbieden van het Wereldlijk Gezag, 't welk hun eene fchoone gelegenheid gaf tot het voortplanten hunner gevoelens. Oldenbarneveld helde, natuurlijk, over, om hun te begunstigen. Hunne gemaatigde begrippen ftrookten met zijne jaaren en met zijn characler ., en hunne onderwerplijkheid aan 't Burgerlijk Bewind met zijne Vaderlandslievende oogmerken en afkeer van alle Kerklijke dwinglandij. Hij ftelde een volkomen betrouwen op den beroemden Uitenbogaard ; 't welk de Gomaristen deedt zeggen , datOldenbarnevele ziel Maurits." 1  172 GESCHIEDENIS Maurits. Voortgang der verbitteiingen. zich het beftuuren door Uitenbogaard , en Oldenearnf.veld de Staaten beltuurcie. 'c Is zelfs waarfchijnliik , dat Oldenbarneveld , verfcbeide gefprekken gehouden hebbende met Arminius , finaak kreeg in het eer ftreelend dan uitvoerlijk denkbeeld van eene algemeene verinniging onder alle Christenen. In deezervoege werden Oldenbarneveld en de Regenten den Remonftranten toegedaan , vermids hunne beginzels het Burgerlijk Gezag hijfden, en hrekten, om de eigendunklijke heerfchappij der Kerke, die menigmaal hunne oogmerken dwarsboomde , te beteugelen. De Leeraars, in 'talgemeen, en het Volk bleeven, meerendeel, de ftrenge Partij aankleeveu , dewijl zij een haat tegen de Regenten voedden. Maurits, in tegendeel , helde over tot de Partij, aangekant tegen die des A Ivokaats ; doch zijne oogmerken ontwikkelden zich langzaamerhand. Langen tijd bleef hij verbonden aan TJttenbogaard , zijnen Hofprediker , wiens welfpreekenheid hem behaagde, dan hij neigde, allengskens, over tot eene blinde overgegeevenheid aan de Gomaristen , en wagtte op gunstige omftandigheden, om zich openlijk te verklaaren. Jeannin hadt reeds opgemerkt, dat de Prins de Leeraars op zijne hand zogt te krijgen, om zijne Partij te rugheunen (*). . Men hoorde niet meer prediken over Zedenpügten. Godgeleerde Gefchilhcikken maakten de hofte der Leerredenen uit. 't Was, naar het zeggen der Gt* (•) Uitenbogaard Kerkl. Hifi. bl. 515. 522.  der NEDERLANDEN. 173 Gomaristen, onmogelijk, een goed Gereformeerd te zijn, zonder het gevoelen van AuGusTiNus,overde Genade, te volgen. Zij befchuldigden de Overheden van gebrek aan ij>er voor de gezonde Leere. De Remonftranten kreegen, op den Predikitoel, den naam van Mammelukken, Pesten en Duivels ; men gewaagde van 't verdrijven der Canaaniten, eu van 't verdeelen van 't Land Cana'dn onder het Volk van Ifraël, met toepasfiug op den ftaat deezesLands, en vermaaning, om elkanderen hier op gelijke wijze te handelen. .Het Land werd overllroomd met Boeken en Gefchriften over de betwiste Leerpunten. Werken , eer met gal , dan met inkt, gefchreeven, vloogen uit de penne der Godgeleerden. In Schuiten en Wagens hoorde men bijkans niet fpreeken, dan over de Voorbefchikking en de Genade. Hoe weinig veelen die afgetrokkene en diepzinnige hoffen verhonden, wilde elk zijne fchranderheid beioonen, om ze re ontvouwen: eenebelachlijkeeerzugt, die menigvoud hunne onkunde verraadde. Men fchreef aan de eene Partij toe, 't geen alleen tot de andere behoorde. /Uien koozen zij partij, elk volgde zijn begrip, of liever dat des Leeraars , die hem meest behaagde, of't geen best met zijne belangen ftrookte (*). Wij ontmoeten zeer zonderlinge voorbeelden van deeze misvattingen. De Arminiaanen vonden zich, in 't vervolg , verpligt, openbaare Belijdenisfen huns Ge- (*) Brandt Hifi. der Ref. II. D. bl. 148 152. 1 Maurits.  GESCHIEDENIS Maurits. Voorboeidenvan vreemJe misvattingen in die zic'i Go mat is/en noemden. Geloofs gemeen re maaken, de wijl het Volk hun de gevoelens hunner Tegenfrandereij aantijgde. Ten tijde, dat 'er verfcheide Arminiaanfche Leeraars op Loeveftein gevangen zaten, kwam de Vrouw eens Soidaatsj die bun bewaarde, in 'l kraam'eedde. Dewijl het Kind gevaar .iep van derven, en 'er geen anJere Leeraars hij de hand waren, nam men de toevlugt tot de Ar~ miniaanfehe. De Leeraar NiëLLius werd verzogt, dit Kind te doopeu. De Soldaat wierp NiëLLius her gevoelen dei Co ttra • Remonftranten tegen: waarop NiëLLius t.' twoordde , dat dit het gevoelen der Contra - Remonftranten was, en dat hij met zijne 1Y1. de;iroeiers , c ewiji zij het niet konden toeftemmen, op het Slot gevangen gehouden wierden. Dit kwam den Soldaat zeer vreemd te vooren. NiëLLius vermaande hem , het nader te onderliaan : en de Soldaat, des onderrigt, bevondt, dat hij altoos ge weest hadt van 't gevoelen der genen , die hij , voorheen, gefmaad en gehoond hadt, en beloofde, vervolgens, den Predikanten alle hulp en dienst: gelijk hij ook, van dien tijd af , hun alle gedienstigheid en be'eeldheid bewees (*). 't Was niet alleen een gemeen Soldaat, die in het verkeerd begrip Rondt; Prins Maurits zelve gaf een doorllaand blijk van dezelfde dwaaling. Albfrtus Huttenus, Predikant te Buuren , door de Gravinne van Hohenloo , Zuster van Maurits, ra den Haage afgevaardigd , om vergiffenis te verzoeken voor een Franschman , die, wegens voorgenomen (*) Ph. v. Limborgii Epifcopius Leeven, bl. 137.  oer NEDERLANDEN. 175 inenwedoopen, op den hals gevangen zat , werd door Maurits in deezervoege aangebroken : Wel* Predikant, zij gij mede van die Arminiaanen , die gehoven , dat het eene Kind ter zaligheid, en het ander ter verdoemenis is gebooren ? Waarop Huttenus , ten hoogden over zodanig eene vraage verwonderd, antwoordde: Uwe Excellentie zal gelieven te weeten, dat dit niet fs het gevoelen der genen, die men met den haatlijken naam van Armhnaanen benoemt ; doch het gevoelen hunner Tegenpartij. Waarop de; Prins weder : Wel, Predikant, meent gij, dat ik niet heter weet? En, zich omkeerende na Graaf Willem Looewijk , Stadhouder van Friesland, vroeg Maurits : Wie heeft 'er gelijk, Fedder, de Predikant, of ik ? Graaf Willem verklaarde: Neen,Fcdder, gij hebt ongelijk (*)• 't Is van aangelegenheid, zulk flag van trekken bijtebrengen, die, wanneer ze egt zijn , en alles loopt zaaien', om ons dit te verzekeren, onbetwistbaar toonen' dat het belang van den Godsdienet weinig deels hadt in den ijver der genen, die de voornaamfte rol in deeze Burger • tweedragt fpeelden. De Gomaristen waren niet alleen de talrijklten : de zonderlinge Kerklijke Regeeringsvorm gaf hun daar enbovenhope, om, allengskers, hunne Tegendan ders den voet op den nek te zetten. Deeze Kerklij ke Regeeringsvorm beftaat, gelijk bekendis , ui Kerkenraaden, Clasfen en Synoden. DiKerkenraac i (•) Brandt Regtspleeging vanBarneveld enz. bl. 17S MAURrrs, f  i7<» GESCHIEDENIS Maurits. Poogingen der Gomaristen . om de Kerklijken onai'hapglijkte maaken. is de Vergadering der Leeraaren , Ouderlingen en Diakenen van eene enkele Kerk. Alle de Leeraaren van zekeren kring maaken een Clasfis uit. De Provinciaale Synoden beflaan uit de Afgevaardigden van alle Kerken van een en het zelfde Laudfchap, en de Correspondenten, die met andere bijzondere Synoden gemeenfchap onderhouden (*). Met veel ijvers drongen de Gomaristen, zints lang, aan op het bijéénroepen van een Nationaal Synode. Zij waren alleen meeller in Zeeland , Friesland , Groningen en de Ommelanden. In Gelderland en Overijsfel begonnen eenige Leeraars zich te verklaaren voor de Arminiaanfche Partij ; doch in kleinen getale , en niet fterk. In Holland en Utrecht was derzodanigen aantal, fchoon veel gtooter, minder dan dat derGomaristen (t). De Kerkenraaden hadden zich verfcheide voorregten aangemaatigd , die de Staaten hun dikwijls zogten te ontneemen. Het voornaamfte was , dat de Kerkenraaden Leeraars verkoozen in de opengevallen plaatzen, alleen de goedkeuring der Overheid vraagende fj). Hier uit onthondt, dat de Gomaristen, de talrijkfie zijnde, geene anderen tot het Leeraars-ampt toelieten, dan die van hunne Partij waren. Zints lang, hadden de Staaten dit O) Tegenw. Staat der Verèènigde Nederlanden, I. D. bl. 29 enz. (+) Van der Sande , V. bl. 65. (§) Dit was, buiten twijfel, zints Leicester huil dit Regt vergund hadt. Zie dit ons Tafereel, IV. D.  der NEDERLANDEN. ffl dit den Kerkenraaden poogen te ontzeggen, en de keure der Leeraaren aan den Magiftraat der Plaatzen ter hand te (tellen. 's Lands Advokaat , Oldenbarneveld , wiens raadllagen tot gematigdheid ftrekten , en gaarne verdraagzaame Predikanten ter Kerke wilde invoeren, oordeelde, dat men het verloop in 't Kerklijke niet zou kunnen (luiten, of den overmoed der Gomaristen, welke dagelijks aanwiesen , bedwingen , dan door eene goede Kerk - ordening , door de Overheid aangenomen en bevestigd. Hij fpande alle zijne poogingen in , om te wege te brengen, dat de Staaten de Kerk-ordening des jaars MDXCI. zouden aanneemen, en de kragt van eene Wet geeven ; bij deeze werd der Burgerlijke Overheid groot gezag gelaaten over Kerklijke zaaken , met naame over 't beroep van Kerkendienaaren (*). Dit vonden de meefte Leden van Holland goed , anderen verzetten 'er zich tegen. Naa eenig tegenftreevens , werd, nog. thans, bij de Staaten beilooten, dat men, vooreerst, en tot nader orde, zich naar deeze Kerk - ordening zou gedraagen. Veele Contra •RemonftrantfckePredikanten wilden zich aan dien band niet laaten binden: één hunnerdurfde, invoorgaanden tijd,reeds, ten deezen opzigte, zeggen : Al ware die Kerk ■ ordening nog zo goed , wij zullen ze niet aanneemen , om (*) Brandt Ref. II,D. bl. 170. Gr.Plakaatb, III. D. bl. 459. V. Deel. M Maurits. Olden. barne:veld poogt de Kerkordeningdes jaars MDXCI. tot ftand te brengen.  178 GESCHIEDENIS Maurits, Onlusten te Rotterdam en te Warmenhuizen. (*) Rfgenbocg Hit?, der Remonftr. I. D. bl. ui. (|_) Zie aldaar, bl. 112. om dat ze in geen Synode gemaakt is (*). In Utrecht, waar de Remonftranten de meerderheid hadden, (lelden de Staaten eene dergelijke Kerk - ordening, bij voorraad, vast (+)• De tweefpalt wies aan, en beide de Partijen kwamen tot uiterftens. Te Rotterdam, waar de Arminiaanen boven dreeven , voer Cornelis Gesexius, te dier Stede den dienst in de Nederduitfche en Franfche Kerk waarneemende , heftig uit teeen de Remonftranten, en beweerde, dat men methungeene Gemeenfchap, noch het Avondmaal, meteen goed geweeteu, kon houden. De Overheid maande hem aan tot gemaatigdheid : hij druiste met te meerder drifts daar tegen aan : afgezet van zijnen dienst, hieldt hij heimlijke zamenkomlten. Gebooden, zijn rust te houden , antwoordde hij , zijne Kudde niet te kunnen verlaaten. Men bande hem ter Stad uit: hij weigerde te vertrekken, en werd 'er met geweld uitgezet, waarop hij in de omgelegene Plaatzen ging preeken. De Magifiraat gaf eene Verdeediging in 't licht van haar gehouden gedrag, ten zijnenopzigte: 't welk Gkselius beantwoordde. Het Volk verliet de Stads Kerken , waar de Leeraars de Verdraagzaamheid predikten , om den nieuwen Martelaar te hooren, die zich Leeraar der Kruiskerke noemde. De Regetring te Rotterdam verboodt het houden dier  der NEDERLANDEN. 179 dier afzonderlijke Vergaderingen , eene boete van honderd Guldens op het aanleggen daar van [tellende, en van tweehonderd op het leenen van eene plaats tot dezelve (*). Gelijk men Geselius van den Rotterdam/eken Predikhoel geweerd hadt , zo werd Petrus ëmilius, naar de Kerk - ordening des jaars MDXCI, te Warmenhuizen beroepen, verninderd , zijnen dienst te aanvaarden, 't Gemeen, van elders opgemaakt, hieldt hem uit de Kerk , floot de Kerkdeur met nieuwe floten, en paaien 'er voorgeflagen: en fchoon de Heer dier Plaats de Kerkdeur , met peweld, deedt openen, en de Staaten zijn doen wettigden , kon hij Emilius niet ten Predikant krijgen (t). De Contra-Remonftranten werden te fierder , dewijl Prins Maurits hun fcheen te begunstigen, fchoon hij het altoos deedt met veel oinzigtigheids. Dewijl zijn gezag , ongetwijfeld, veel gewigts zou ' bijzetten aan de Partij, voor welke hij zich verklaarde, fpeurde men alle zijne gangen na, en lette nauwkeurig op alle zijne gefprekken. Erkentenis verbondt hem aan de Gomaristen , die zich tegen het Behand zo ijverig in de bresfe geheld hadden. Zijne geneigdheid te hunwaards hraalde reeds door in de beroerte te (*) Regenb. Hift. der Remonftr. I. bi bl. 109. 110. T. d, Sande, V. B. bl. 66. (f) Refol, van Holl, 1612,bl. 191.237. Uitenbogaard Kerkl. Hift. bl. 60c. 601. M 2 Maurits. Maurits seginc tich '.neer :n meer e omlekken.  Maurits. Verbindt zich nauwer aan den Koning van Engeland, IÖI3- j8o GESCHIEDENIS te Alkmaar (*). Als hij bemerkte , dat ze gerugfteund wierden door den Koning van Engeland, liet hij zijne gunfle duidelijker blijken. Hij beklaagde zich , dat Uitenbogaard hem bedroogen hadt, ten opzigte van Vorstius , dien het hem berouwde befchermd te hebben. Willem Lodewijk. , Stadhouder van Friesland, zette hem aan, om zich tegen hun, of de Regenten , die hun onderheunden, te verklaaren (f). 't Is waarfchijnlijk , dat deeze omftandigheden niet weinig toebragten , om hem nader aan Koning Jacobus te verbinden: en deeze Vorst zelve bemerkte de noodzaaklijkheid , om in goede verhandhouding met Maurits te leeven. Hij wilde den Prins door een allerzigtbaarst gunstbetoon aan zich verpligten. Op den twaalfden van Wintermaand des jaars MDXII, hieldt hij eene aanhelling van Ridders in de Ridder-orde van den Kousfeband; hier toe Maurits benoemende , nevens den Keurvorst van den Palts, die Elizabeth, zijne éénige Dogter, zou trouwen; Neef van Maurits. De Kousfeband werd, vervolgens, door een Engeifchen Afgezant Maurits aangeboden en omgedaan , 't welk met veel haatfy gefchiedde. Hoewel de Franfche Afgezant, te deezer gelegenheid, met veel onderfcheidinge behandeld wierd, zag hij met geen onverfchillig oog deeze nieuwe (*) Zie dit ons Tafereel, hier boven. ) Brandt Reform. II, D. bl. 206,  uer. NEDERLANDEN. 181 we verbintenisfen tusfchen de Huizen van Staarten Nas/au. Hij fchreef, „ dat de Staaten , door den „ Kousfeband , zich aan handen en voeten heten „ binden (*)." Toen. de Keurvorst met zijne pas getrouwde Egtgenoote uit Engeland kwam, endoor Holland toog, ontving hij de grootfte eerbewijzen in alle Steden, waar hij door trok. De Burgers fcheenen, om ftrijd, het Paar met de uitbundigfte feesten te willen onthaalen. De Keurvorst dagt toen niet, dat hij , naa eene Kroon gedraagen te hebben , als een vlugtend Prins, van alles beroofd , eene fchuilplaats in het zelfde Land zou zoeken. Naa deezen tijdt hadt 'er eene gemeenzaamer en veelvuldiger briefwisfeling plaats tusfchen Koning Jacobus en Prins Maurits. 't Was voor de Remonftranten van het uiterfte belang, hunnen Tegenftanderen den fteun te ontneemen, welken zij meenden in.Koning Jacobus te vinden. De Staaten zeiven oordeelden het raadzaam , de denkbeelden van deezen Vorst, ten opzigte van de Godsdienst-gefchillen, opteklaaren, en den afkeer , dien hij van de Remonftranten hadt opgevat, wegteneemen. Zij lieten hem door hunnen Afgezant een klaar en beknopt berigt geeven van de heerfchende Kerkgefchil]en. De Groot bevondt zich , ten dien tijde , in Engeland, om eenige hukken , raakende den Koop- han- (*) Rapin Hifi. d'Angl, Liv. XVIII. p. 74. 76. Nkutille Hifi. tPHoll. Liv. II. Ch. 9. V. d. Sande , V. B. W. 65. Uitenbogaard Kerkl, Red, bl. 138. M 3 Maurits, Jacobu» door de Caron en deCroot nader onderrigtwegens de Kerk1jke gefchillen.  tSi GESCHIEDENIS Maurits. handel, te vereffenen. Deeze geleerde Man hadt met den Koning en de bekwaamfte Godgeleerden in Ergeland veifcheidc gefprekken over het Kerklijke. Zijne Mr.jefreit vondt fmaak in de redenen van de Groot, die hem zo verre wist te brengen , dut hij de Stellingen van Calvijn en RtZA voor hard hieldt; oordelende, dat daar door, niet wel met uitgedrukte woorden, maar met de daad, God gemaakt werd tot een Aut'ieur van de Zonde. Dan hij lag zijne VQoroordeeleti tegen de Arminiaanen niet af, voor Jijj verzekerd werd , dat zij niet in Sociniaanfchs begrippen ftonden. Wanneer de Groot hem het bedrijfyan zommige Kerklikken in Holland leevenci.j, aTehiiderde, berste hij uit: Ik ben te Edenbut%, ik ben tcEdenburg! 't zijn deze.fdc , 't zi;n dezelfde Puriteinen ! De Koning vondt zich gefterkt ia de legtmaatigheid van 't peen hij , op de nadere openingen van den Afgezant de Caron, onlangs, den S aaten gefchreeven hadt , „ dat zij de gefchil „ kn door openhaar gezag hadden te bedegten , en ,, allen Kerklijken verbod te doen , om alle twisten s, over dezelven van dgti Predikftoel te weeren : met „ uitdruklijk bevel, van den Kerklijken Vrede, door ,, eene onderlinge Verdraagzaamheid in de verfchei„ denheid van gevoelens , te onderhouden , als wel. „ ken, van wederzijden, zo wel met de Waarheid „ van hei Christelijk Geloof, als met de Zaligheid 3, der Zielen konden beftaan (*)." Zeer (*) Winwood Mem. III. p.459. Uitenbogaard Kerkl. Hifi.  der NEDERLANDEN. 183 Zeer van pasfe kwamen de Koninglijke Brieven , zo veel gemaatigdiieids ademende. Men beraamde, eene nadere Conferentie te Delft te houden, en alles te beproeven, wat tot bevordering van den Vre 'e der Kerke Strekken kon. Drie Contra • Remonftrantfche en drie Remonftr antfchë Leeraaren werden hier toe benoemd. De eers gemelden, zich zeer meefieragtig aanfttüende, wilden over de vijf Verfchilpunten en de onderlinge Verdraagzaamheid weg< ns dezelven, waartoe men eigenlijk bifééngekomen was, op hoog bevel der Staaten, niet in onderhandeling komen, of de Remonftranten moeiten zich eerst rondehjk verklaaren over nog tweeëndertig Artijüelen, weken zij hun opgaven. Zij weigerden , aan dit nieuw Geloofs • onderzoek zich te onderwerpen; en de Vergadering fcheidde , zonder iets tot den Vrede befloten, en veeleei de fcheure der verdeeldheid wijder gemaakt te e -hen (*)• Middelerwijl vorderden de Remonftranten bij de Staaten, ó'e de trotfche handelingen der Gomaristen voor Geloofsdwang aanzagen. Zij deeden meer, en 1 fielden de Groot te werk tot het vervaardigen van j het Ontwerp, vervolgens uitgegeeven onder den tijtel : Refolutie van de Doorlugtige Mogende Heeren Staaten van Holland en Westfriesland , tot den Vrede der Kerke; welks korte inhoud , benevens de rede- Hift. bl, 613 —— 617. TuislandHift. bl. 665. Brandt Leeven van de Groot, bl. 46". 48. (•) Regeni. Hift. der Remonftr. I, D. bl. iai enz, M 4 Maurits. Tielftfche Conferentie. Befluit lerStttf;en tot 'en Vrede Ier Ker-. :e.  ï84 GESCHIEDENIS Maurits. denen , waarom dit Befluit werd genomen , hieï plaats verdient. ,, Alzo veele twisten en onécrng„ heden in de Kerken deezer Landen veroorzaakt ,3 worden over verfcheide uitleggingen van eenige s, plaatzen der H.Schiiftuure, fpreekendc vanGons j, Voorbelchikking , met den aankleeve van dezel33 ve : waaruit volgen hevige gefchillen; ja, zul33 ken, dat aan ecnigen nageduid wordt , dat zij, ,3 rechtftreeks, of van ter zijde, leeren, datGoo ee,, nige Menfchen gefchaapen heeft ter Verdoemenisj, fej de Menfchen tot zondigen noodzaakt; en ee„ fiigen ter Zaiigheid noodt, die hij ganschlijk be,, floten heeft, de Zaligheid niet te geeven : en ee„ nij;e anderen, dat's Menfchen natuurlijke kragten „ of daaden hunne Zaligheid kunnen werken. . ZoisTt, dat wij, tot vorderinge van Gods eere „ en glorie , weihand deezer Landen en Kerken, „ ruste , dénigheid en higtinge van de goede Gemeente, noodig vindende daar tegen te voorzien, gebruikende die Authoriteit, dieonsalswet- ,, UjkeHooge Overheid toekomt, bevelen, dat ,, in de voorfchreevene uitleggingen bij een iegelijk „ zal gelet worden, dat zijn gevoelen zij tot ,, maatigheid, als, dat ons Heil alleen uit God „ is; maar dfat wij onszelven in ongeluk brengen; „ dat het begin, midden en einde van 's Men- ,3 fchen Zaligheid , en naamlijk ook het Geloof, „ niet dtes Menfchen natuurlijke kragten of werken; „ maar alleen de loutere Genade van God in Jesus ,„ CwR}sxus3 onzep Zaligmaaker, moet toegeëigend wor-  der. NEDERLANDEN. 185 s, worden; dat God geene Menfchen gefcha- „ pen heeft ter Verdoemenisfe ; geene Menfchen tot „ de Zaligheid noodt, wien hij ganfchelijk belloien „ heeft, dezelve niet te geeven. ln de Hoo- s, gefchoolen , onder de Geleerden en Leeraars, „ over de Voorbefchikking, en wat daar aan vast „ is, te redentwisten en te verfchillen; maar wij verftaan niet, dat die hooge gefchillen, in 't „ openbaar , of anders , onder het gerneene Volk „ zullen gebragt mogen worden; gelijk wij ook niet ,, verftaan, dat ,\ die in de voorfchrevene uitleggingen „ niet hooger leert of gevoelt, dan dat God, van eeu„ wigheid, naar zijn welbehaagen, gegrond in Jesus „ Christus, onzen Zaligmaaker , ter eeuwige Za„ ligheid verkooren heeft de genen , die , door de ,, Genade van den H. Geest, in onzen Heere Jesus Christus gelooven en volharden; en ter Verdoe„ menis verworpen heeft de genen, die in Hem niet ,, gelooven, en in 't Ongeloove volharden, niet ge„ moeid, noch hooger te leeren of te gevoelen be„ zwaard zal worden : houdende dezelve Leer ge5, noegzaam ter zaligheid, en tot Chvistiijkeftigting 3, bekwaam. . Beveelen , voords, dat alle Ker- „ keiidienaaren de uitlegging van alle andere ftuk3, ken der Christlijke Leere zullen doen volgens „ Gods Heilig Woord, en 't geen, doorgaans, bij „ de Gereformeerde Kerken deezer Landen, (die wij „ openbaarlijk tot nog toe hebben gehandhaafd, „ voorgeftaan en gevoed , en als nog handhaaven , 3, voorftaan en voeden,) geleerd is, En, verder| M 5 „ zich Maurits»  GESCHIEDENIS Maurits. 't Voorgevallenedaaromtrent, „ zich te fchikken in Christlijke Liefde , Eénigbeid en goed? Stigiinge , naar onze voorgaande Bellui* ten, tot weeringe van verdere, onéénigheden; alzo wij 't zelve tot der Landen, Kerken en goede Gemeente dienste en gerustheid verhaan te be,, hoeren (*)." Het Ontwerp van dit Befluit was, in de Vergadering der Staaten, menigmaalen overwoogen , geleezen , herleezen , en de bewoordingen veranderd: gelijk het ook , alzina , de blijken draaft van eene fchroomyallige omzigtigbeid : dan het ftrekte 9 om de twee tüterften, tot weken de beide Partijen mogten vervallen , aantcwijzen , en die te verbieden. Eindelijk werd het , ia Louwmaand ties jaars MLiCXiV , goedgekeurd door de fc-delen en ver e de meelle Steden. Jmfterdam verklaarde voluit, in dit Befluit niet te bewilligen , Enkhuizen en Edam niet gelast te zijn , zich bij de meerderheid te voeeen. In Lentemaand , nogihans, betuigden die drie Steden , wel te mogen lijden, dat de andere Steden zich, tot fevord ring van orde en rust, van dit Befluit bedienden. Zommigen hebben op dit Be,luit dei Star.ten aangemerkt, dat het niet is uityeg.even nut de. ondertekening van den Secretaris , ter Ordonanlie van de Staaten : waarotB de Contra Remonftranten het, doorgaans, een Concept noemden: dan, het agterlaaten hier van is, vermoedelijk, ont- haan (*) Regenboog HM. der Remonftr. h D. bi. 138. Brandt Leeven van de Groot, bl. Cl.  der NEDERLANDEN. 187 itaan uit het verfclhllend gevoelen der drie Steden, die men hoopte, vervolgens, tot éenp&trtgheid te zullen beweegen. De Remonftranten erkenden de regttnaatigheid van dit BeOuit, en voegden 'er zich gewillig na: ook fchikten zich zeer vèelefi , ja de meefte, Contra ■ Remonftranten naar 't zelve: geheele Clasfen befloten, 'er aan te gehoorzaamen : eenigen beloofden zelfs, met ondertekening, 'er zich toe te zullen verbinden : en zommige ZuidhoUandfche Predikanten wendden aile poogingen aan , om anderen tot gelijke voegzaamheid en verd-aagzaamheid te brengen, zich ook verpligtende , om alle fcheuring, ter oorzaake van de bekende vijf Artykelen , voortekomen, en de Gemeenten tot éénigheid te vermaanen. Maareenigen, gewoon, alles, wat niet juist op hun leest gefcho-Jd was, te verwerpen, maakten groo:ê zwaarigheid jdit Befluittegehoorzaamen, dewijl het niet Kerklijk was genomen , of ten minften eerst door eene Kerklijke- Vergadering onderzogt. Heethoofdige Yveraars boezemden het Volk in, dat het vastftellen en uitgeeven van zodanige Befluiten met de gronden der Hervorminge ftreedt, en eene nieuwigheid was, ingerigt, om verandering in den Godsdienst te wege te brengen , waar toe regtzinnige en getrouwe Dienaars des Wdords, meteen goed geweeten, niet konden bewilligen. Geen gevoelens waren zo (legt, zo gehaat, geen oogmerken zo fchandelijk en zo eerloos, of zij werden den Remonftranten, op de bitterfte wijze, toegefchreeven.' ■ Jacobus Triglandus , Predikant te Amfterdam, gaf Maurits,  i8> GESCHIEDENIS Maurits. De Groot door S. L'- BBER- tus aangevallen. gaf een Boek in 't licht tegen dit Befluit der Staaten. Uitenbogaard verdeedigde 't zelve. De Groot , die , korteling, gelijk wij vermeld hebben , de Godsdienstigheid der Heercn Staaten van Éolland handhaafde , werd hevig aangevallen door Sibrandus Lubrertus, Hoogleztaavxe Frane< ker, die de Regenten van Holland met ongelooflijke Houtheid noemde : „ Autheurs van boevenffuk,, ken, dartele Geesten, Verhoorders der Wereld, „ Beroerders des Volks , die alles met oproer ver„ mengen , Epicureën en Libertijnen , fchuilende „ onder den naam van Polityken , die de Kerklijke ,, twisten opzettelijk maakten en voedden , en den „ Godsdienst zelve voor een fabel en bulleman „ houden, om kinderen te vervaaren." Het Boek van deezen Friefchen Godgeleerden werd , als een eerrooveud Libel, Staatswijze, verbooden (*). De Groot fchreef een kleine Latijnfche Wederlegging tegen het wijdluftig Werk van Luibertus, onder den rytel: De goede trouw ra»Sibrandus LubberXii*, beweezen uit zijn Boek , genaamd: Het ani~ woord op de Godsdienjligheid van Grotius : waar in de ontrouw en de handtastlijke onwaarheden , met welken die Hoogleeraar zich beholpen hadt, in zo duidelijk een daglicht geheld werden, dat zijn naam een grooten krak kreeg. Contra-Remonftr antfebe Leeraars zelve hielden de bewijzen, doorDEGRooT bijgebragt, onwederleglijk : en meest allen oordeelden (•) Resenboog Hifi. der Remonftr. I. D. bl. 138.  der- NEDERLANDEN. 189- den zij, dat Lubbestus zich zeer vergreepen hadt, in het gezag der Overheden te krenken (*). Op Plaaizen, waar de Remonftrantfche Regenten de meerderheid hadden, gebruikten zij dwangmiddelen , om hunne Partij te hijven , en de andere te onderdrukken. Te Utrecht hadt men geene , dan Remonftrantschgezinde Leeraars : veele Burgers gingen buiten de Stad, om Contra-Remonftr-antfchen te hooren prediken ; dit werd hun verbooden (t> Te Rotterdam hadt men, onder zwaare boeten, de bijzondere Vergaderingen der Gomaristen verbooden : dan, deeze tegenhand verdubbelde hunnen ijver ea vooringenomenheid tegen Leeraars , die men hun affchilderde als Vijanden van God en Verwoesters der Hervorminge. Zij voeren voort met, in bijzondere Huizen, Schuwen, en op andere plaatzen, Godsdienstige Bijéénkomhen te houden. Strenge en ongepaste middelen, meer gefchikt, om de kwaa te verhimmeren, dan te geneezen , helde de Regee ring te werk. Zeker Maakelaar hadt de dwaasheid, om te zeggen, dat hij liever van een Varken , dar, van één' der Predikanten wilde getrouwd worden Om ditbelachlijk zeggen moest hij, voor één jaar, zijl Burgerregt, en, voor altoos, zijn Maakelaarichap mis fen. Een Ketelboeter werd , om 't wederftreevei van de bevelen der Wethouderfchap in 't Kerklijke d (*) Regenb. Hifi. der Remonftr. I. D. bl. Ilf. I«< Brandt Leeven van de Groot, bl. 64. 65. (t) Beknopte Gefchied. der Remonftr. bl. 99- Maurits. De RetnonftrantfcheOverhe • den be, dienen zich van gezag tegen de ContraRemonftranten. I t » ï  ioo GESCHIEDENIS Maurits. Amfterdam verklaart zich tegen de Remonftranten. de Stad ontzegd. Bedrijven, zeer (trekkende, om de woede der Contra - Remonftranten optehitzen, en hun de voldoening te geeven, dat zij zich als Vervolgden mogten aanmerken. Een Drukker , te Schiedam, deedt deeze twee regels, te Enkhuizen, in de Loterij leggen : Zeg mij3 Trekker frisch, ter eere van Oranje , Wat o-nderfcheid daar is tusfchen Rotterdams Inquifitit en Spanje? Gecommitteerde Raaden vanHoüand verklaarden zijne Loten verbeurd, en verweezen deezen Rijmelaar, voor veertien dagen, te water en brood : een Vonnis, 'twelk, egter, ftaplijk werd uitgevoerd. Men kon uit deeze regels opmaaken, tot welk eene zijde velen oordeelden , dat Maurits helde (*). Men hoeg, te Rotterdam, ziende, dat de weg van ltrengheid de verkeerde was, eenen anderen in; doch de gemoederen waren te verbitterd, om naar de hem der redelijkheid te luihereh (t). Hoe langs hoe meerder zag men nu , na het heilzaam Befluit der Staaten, de openbaare fcheuringen vermeerderen. Te Amfterdam , welke Stad zich het herkst tegen dit Befluit verzet hadt, fcheen men ook andere Steden 'er van te willen aftrekken, en gereed, de handteieenen aan de Zoekers en Bevorderaars van af- (*) Brandt Ref. II, D. bl. 214. 277. Leeven van de Groot, bl. 80. ({) ,— Leeven van de Groot, bl. 67.  der NEDERLANDEN. 191 afgezonderde Vergaderingen der Contra-Remonftranten, die zich de Kruiskerk noemden. Op een voorflag der zodanigen, \z Hoorn, fa.it de Oud-Burgemeeüer C. P. Hooft , die, meermaals, zijne (tem voor Godsdienstige en Burgerlijke Vrijheid verhief, ïn 't breede aangetoond, hce onredelijk het zijn zou, zich te moeijen met de bijzondere huishouding eeniger JMad, daar men zelfs niet gezind was toetedaan, dat de meefte Leden der Vergaderinge van Holland hunne Bef]uiten te Amfterdam deeden gelden (*). Doch zijn raad vondt thans min ingrngs dan voorheen, en werd van de minhe Leden der Vroedfchap aangenomen : daar de meehen de zijde der ContraRemonftranten hielden. Deeze agtbaare Man , die, van het jaar MDLXXXVIII tot het jaar MDCX, acht maaien Burgemeefter geweest was, en, vandeeze acht maaien , vier maaien twee jaaren achter een geregeerd hadt , vondt zich thans buiten die waardigheid gelloten, dewijl hij, als eéli rechtaartigBurgervader, het algemeen belang voorgedaan, en de baatzugt van zommigen der Vroedfchap ernltig beftraft hadt. 't Is der moeite waardig , dit hier intevlegten , naardemaal het ons toont , hoe de gevoeligheid van eenige bijzondere Perfoonen, op een afhand van tijd , zelfs ten nadeele van de openbaate rust, werkt. Voor veele jaaren was reeds behoren, 't welvaarend Amfterdam voor de derde reize uitteleggen, en, in den jaare MDC1, een aanvang hier mede (*) Wagenaar Am ft. IV. D. bh 193 enz. Maurits.  192 GESCHIEDENIS Maurits • mede gemaakt. Eenige Regenten , dit te gemott ziende, hadden, kortte vooren , veele Landen en Erven, even buiten de Stad gelegen, opgekogt, en weigerden dezelven aftellaan op de fchattirjg van die van den Geregte, tot Stads gebruik, waartoe men andere gemeene Burgers verpligtte. Hooft en eenige andere Wethouders oordeelden, dat deeze Regenten zulks behoorden te doen, zonder merklijke winst te vorderen; doch zij oordeelden zich hier toe niet verpligt, en weigerden zelfs ze afteflaan tegen de winst van vijftien Guldens op elke Roede. Hier op liet Hooft, in den vollen Raad, zich mdeezervoege hooren: „ Dat de Regenten der Stad , kans „ ziende, om, voor zichzelven, merkelijk voordeel „ te trekken uit het beleid der Stads zaaken, over„ leggen moeiten, of zulks tot dienst of tot ondienst „ vau de Stad en de Gemeente hrekken zou. Dat „ het bijzonder belang wijken moest voor 't gemeen. „ Dat de Raaden de Stad fchuldig waren te bezor„ gen, dat de Stad, of Gemeente, die bij Weeskin. „ deren vergeleeken werd, en ,op aarde, geenande„ deren voorhand hadt dan den Raad, geen onge,, lijk, noch door hun zeiven, noch door anderen „ wierd aangedaan. De Regenten," voer hij voort, „ honden op een hoog tooneel, van waar „ huune handelingen, van groot en klein, aan„ fchouwd en geoordeeld konden worden. Al 't „ verhand der Gemeente werd niet behoten binnen „ de Kamers der Regeeringe. In de Stad waren vee„ le Verhandigen, die ook uit hunne oogen zagen. „ Waar-  der NEDERLANDEN. 193 „ Waarom het te meer noodig was, dat de Regen„ ten hun doen en laaten met een goed geweecen „ konden verantwoorden , buiten allen fchijn van „ bijzonder voordeel te zoeken, ten nadeele van 't „ Gemeen. Livius hadt, over dit huk, deeze goe„ de les nagelaaten : Gelijk de geheele Magiftraat ,, den Raad, en de Raad het Volk in agtbaarheid „ overtreft, zo is zij ook gehouden, in't opneemen „ van alle zwaar e zaaken, voor te gaan. Indien gij „ uwe minderen iet wilt beveelen, gij zult ze allen te ligt er tot gehoorzaamheid brengen, zo gij eerst 5, u zeiven aan die Wet onderwerpt. Ook valt hun „ de fchatting niet zwaar , als zij zien, dat ieder a, der Voomaamften zichzelven meerderen last op„ legt, dan elk, hoofd voor hoofd , draagen moet. ., Dat was wat anders, dan , boven zijne gewoon* „ lijke wedde, meer voordeels dan an lere Burgers 33 te willen genieten , of minder bezwaarnis draa» gen (*)•" Zints het Behand, waar tegen Amfterdam zich zo lang verzet hadt, vondt men daar Regenten , nog dezelfde Partij aankleevende : deeze waren aangekweekt door bijzondere omhan ligheden en de gefchillen over den Godsdienst. De Contra-Remonftranten , die zulk een herken fteun aan de Regeering van Amfterdam befpeurden , behouden 'er , in den jaare MDCXV, eene Vergadering te belegden van meer dan dertig Predikanten , uit verfcheidene Steden en [Plaaï- (*) Brandt Reform, II. D, bl. 247——351. V, Deel. N LVTauritSj  194 GESCHIEDENIS Maurits. Plaatzen van Holland en Westvriesland, buiten kennis van 's Lan Is Staaten, of van derzelver Gecommitteerde Pvaaden. Zelfs liet men verluiden , dal, ten dien zelfden jaare, daar ter Stede, nog eene Vergadering zou gehouden worden van Predikanten, uit verfcheide Nederlandfche Gewesten. De Staaten namen het houden van zulke Vergaderingen zeer kwalijk, en behoten Burgemeeheren van Amfterdam te fchrijven , om ze te doen fcheiden. Of de tweede wel gehouden zij, is onzeker: in de eerhe gaat vast, dat men overlegd hebbe , op welk eene wijze men best tene Nationaale Synode zou kunnen veikrijgen: en is 'er alle reden, om te denken , dat op dezelve middelen beraamd zijn , om zich meer en meer van de Remonftranten aftezonderen. De toegeevenheid der Amfterdamfche Wethouderfchap maakte de Kerklijken vrijmoediger , indringender en ftouter : men bragt het tot het uiterhe , van openlijk te leeren, gelijk de Burgemeeher Hooft heeft opgetekend, „ dat het der Predikanten Ampt was , de Heeren, „ die in het verkiezen der Wethouderen te zeggen „ hadden, elk in't bijzonder, te onderrigten, hoe „ zij zich daar in hadden te gedraagen: fchoon zij, „ 't welk een groot voonegt was , hunne Kerken„ raaden verkoozen , naar hun eigen goedvinden. „ 't Welk ," voegt hij 'er bij, „ zommigen deedt „ omzien na de voorige tijden , toen de Grauwe „ Monniken den Magillraat helden." Welk een openbaare hoon de Hoogleeraar Episcopius , te dier Stede, moest lijden, toen hij ten doop hondt over zijns  eer NEDERLANDEN. i9S zijns Broeders Kind , en hoe de Regeering den Predikant, die 'er aanleiding toe gegeeven hadt, de hand boven 't hoofd hieldt, is elk bekend : de meehe Leden leenden het oor aan Leeraaren , die predikten, „ dat de Vijanden van Gods Kerk, enzulkenzelfs, „ die uit de Kerk waren opgedaan , zich tegen de „ Kerk aankantten ; dat men de Belijdenis en den ,; Catechismus, die zo zuiver en klaar waren alszil,, ver, welk zevenmaalen gelouterd was, wilde over„ zien en verbeteren; dat de Kerk , in haare be,, nauwdheid, niet alleen geen gehoor krijgen kon bij 's Lands Overheid, maar dat die zelve de Kerk „ benauwde en bezwaarde (*)." De Godsdienst-gefchillen hadden deel in eene < tweede omwenteling der Regeeringe te Leeuwaar- 1 den. Men befchuldigde de tegenwoordige , dat zij 1 geene anderen in haar lichaam toelieten dan Lieden, * zeer verdagt in het ftuk des Geloofs. De Staaten, het Hof en de Stadhouder diens Landfchaps bedienden zich van dit misnoegen, om eene andere fchikking te maaken , en de Regeering te veranderen. Dit nieuwe Plan behaagde in geenen deele aan de Algemeene Staaten, die de tegenwoordige Regeering zogten te handhaaven. Een Brief van 's Lands Advokaat Oldenbarneveld en eenige Perfoonen werden , ten dien einde , naar Leeuwaarden afgevaardigd. Doch 'er ontdondt zulk een geweldige oploop, dat men vooreen bloedbad begon te vreezen , vvaar- O Wagenaar Amjl. IL D. bl. 180 — ao«, N a MAUfilTfc )mwen- eling te '*ceu>aar'en.  GESCHIEDENIS Maurits. Olden- bar "eveld lOSt de Steden , den Engeifchen ter verzekering gegeeven. 1616. waarom zij het moehen opgeevén , en de Stadhouder met de twee Collegien de Wethouderfchap veranderde (*). Gelukkiger haagde Oldenbarneveld in het bewerken eener zaake, van meer aangelegenheids voor het Gemeenebest. De fchranderheid, met welke hij de Steden , den Engeifchen ter verzekering gegeeven, en zo lang gehouden , wist weder vrij te krijgen, verdient blootgelegd te worden: zulk eene ontvouwing geeft ons een fchoone fchets van het Hollandfche Stelzel, 't welk zelden mislukt is, en toont ons, hoe een kleindere Staat, door eene behendige Staatkunde, en door zich van de voorkomende gelegenheden te bedienen, ja door deeze als te doen gebooren worden, groote voordee.en kan trekken , en Vorften , die denzelven de wet fcheenen te zullen zetten , aan de hand doet gaan. De Godsdienst- gefchillen hielden Oldenbarneveld niet dermaate onledig, of zijn oog was heeds op de Staatsbelangen gevestigd. Geen Staatsdienaar was ooit fcherpziender en doordringender in de geheimen van vreemde Hoven. In dat van Engeland ging niets om, of hij wist het volkomen. Wij hebben gezien , hoe deeze bekwaame Onderhandelaar , in de twee laatfle gemaakte Verbonden met Engeland , betrekkelijk tot de Plaatzen , in verzekering gegeeven , altoos de belangen van zijn Vaderland hadt weeten te behar- ti- (*) Van den Sande, V. B. bl. 6> Winston Chron. XX. B. bl. 898.  der NEDERLANDEN. 197 tigen (*\ Van tijd tot tijd , dergelijke Verdragen aangaande, konden de Sr.aarenhoopen, allengskens, van dien last te zullen ontheven worden. Zij brandden van verlangen , om de E igelfche Bezettingen, die hun onder een zeker bedwang hielden , en ge» düurige onrust veroorzaakten, telosfen. Men wist, dat Koning Jacobus, zeer ingenomen met hoogvliegende denkbeelden van de Koninglijke Waardigheid, geloofde, dat alle andere Huwelijks-Verbintenis, dan met de Dogter eens Konings, voo^: den vermoedelijken Erfgenaam zijner Kroone te laag zou weezen: dierhalve!) zogt hij eene Huwelijks-Verbintenis met de Dogier des Konings van Spanje. Het ftondt te dugten , dat Jacobus, zo zeer op dit Huwelijk geiteld , en van eenen ligt omzetbaaren aart, zich zou laaten beweegen, om F Ihfin gen , Rammekens en Brielle,' als Voorwaarden van 't zelve , aau den Spaanfchen Monarch afteffaan. Dit gevaar moest men niet alleen voorkomen door het wederkrijgen dier Plaatzen, maar ze teffens uil zijne handen weeten te losfen , zonder het betaaler der verbaazende fomme van meer dan acht milltoenei Guldens , volgens de jonghe afrekening , nog aai Engeland fchuldig. Koning Jacobus be vondt zich door zijne buitenfpoorige geldfpillingen , heeds ii dringende behoefte om Geld , en durfde het Parle ment geen onderhand vraagen , dewijl het Volk 0] hen (*) Zie dit ons Tafereel, dit en het vorige Deel. - N 3 VIauiuts.  J8S GESCHIEDENIS Maurits. hem zeer te onvrede was. Deeze ömftahdigheid fchcen het oogmerk der Staaten te begiudligen. Zij bedienden 'er zich van. Caron , hun Afgezant aan 't Engefche Hof, begon het werk, met denKo'i.bg te noisfen. Naardemaal deeze zaak eenige jaaren gerust hadt, moest ze op nieuw ter baane gebragt worden , en wel op zodanig eene wijze, dat de Vorst zelve aanboodt, deeze Plaatzcn oveitegeeven, wanneer men een voorwendzel hadt , om eene groote vermindering van de openftaande fchuld te bedingen. —— Overeenkomhig met dit plan , lieten de Staaten de Engelfche Bezettingen cenigen tijd onbetaald. Zii klaagden. Men gaf hun goede woorden. Zij vervoegden zich tot den Koning, diede Staaten, op een hraffen toon , vermaande, dit betaalen niet langer te verwijlen. Deezen verontfchuldigden zich met den flegten haat van 's Lands Geldmiddelen. Eindelijk floeg der Staaten Afgezant, als uit zichzelven, den Koning voor, dat de Staaten veelligt befluitcn zouden , het uiterfte hunner poogingen aantewenden, om alle achterhallen, den Koning fchuldig, te voldoen, en het Geld, daar toe noodig, tot eene hooge rente opteneemen, zo zijne Majefteit kon goedvinden, het hcrleveren van de Steden , in verzekering gegeeven , aantebieden. De Koning , in hoogen nood om Geld , hoorde deeze opening met greetige ooren, en was dezelve welkom bij zijne Hovelingen . die deezen rijken buit met hem hoopten te deelen, en daarom den Koning tót het aanvaarden van deezen vooiflag vermaanden. Hij fchreef den Staa„  der. NEDERLANDEN. 199 Staaten, zijne geneigdheid betuigende tot het wedergeeven der Steden De onderhandeling begon. De Staaten handelden als Kooplieden, en de Koning als een Kwistpenning , wiens Makkers, met hem teerende, alles aanwendden, om gereed geld te krijgen. Eindelijk kwam men overéén, dat de Staaten, in 't <*eheel, en in ééns, betaalen zouden twee millioenen, zevenhonderd ach.ëntwintigduizend Guldens, 't welk omtrent een derde van de geheele fchuld uit. maakte (*). Maurits trok in de ontruimde Plaatzen, en de Bez ttingen bleeven in Staaten dienst (f) Men merkt het treffen deezer vrijkooping aan als het lijdftip, waar oo het Gemeenebest zijne volkomene Vrijheid bekwam. Dezelve hrekte den Staaten niet min tot eer, dan tot voordeel : dan, de Koning van Enge W'helde zich ten fpot van Europa. „ Wijheb„ ben ," zeiden de Franfchen , „ millioenen be!' heed , om de Staaten tot die afhanglijkheid te " brengen, waar toe Groot- Brittahje, door hetbe- zetten dier Steden, hun gebragt hadt: en, tot hiei toe, op den Verèènigden Staat geen invloed be \\ komen, dan door het hijven des Aanhaligs vai „ Oldenbarneveld. Nu hoopen wij 'er den mee „ he (») Lettr. Mem. & Neg. de Carleton , I. p. 57 &c R a p 1 n , töm. VIL p. 10$ -110. Borket Hifl. of hi em Time. Vol. I. p. 15. (.t) Cabale of Myfteries of State . P. ï. p. 190.19' Aïïzema, I. D. bl. 24. N 4 Maurits. l I 9  40<5 GESCHIEDENIS Maurits. Carlet fois liornt ai- En- gehch in deeze Gewesten. „ fter te fpeelen , daar Engeland de onvoorzigtig,, heid heeft, om zo veel voordeels afreftaan (*)." Deeze taal, vernederend voor den Koning van GrootBrittaife, was de taal niet van Staatsdienaaren, kundig in Staatsgeheimen : deezen wisten , dat üldeni3arnevrld geene neiging tot Frankrijk hadt, dan in zo verre het ten vasten fteün en behoedmiddel van Neêrlands Staat ftrekte. Het meerendeel d r Engeifchen keurde 's Konings gedaanen hap ten hoo,f:en af. Jacobus kon niet nalaaten te ontdekken , met welk een ongunstig oog dit zijn gedrag befchouwd werd. Men wil ook, dat de fmert, van d :or de Hollanders verkloekt te zijn , het eerfte beginzel-was van den doodlijken haat, dien hij tegen Üldunbarnevkld, den hoofdbewerkervan dit huk, opvatte (f) ; doch hier kwam , tot vermeerde: ing van dien haat, bij 's Advokaats genegenheid voor Frankrijk en voor de Pari ij der Arminiaanen (§). De uitwerkzels van dien haat vertoonden zich, welhaast, bij dé aankomst des Ridders Carleton, die de plaats van Winwood kwam bekleeden. Deeze nieuwe Staatsdienaar vsn het Engelfche Hof hadt een zeer gewutige en loflijke rolle in de onlusten van 't Gemeenebest kunnen fpeelen, indien hij zich niet gemengd hadt in de Godgeleerde gefchillen, dan alleen om de vooroordeelen van den Koning, zijn Mee- (*) T. Birch Negotiat. fi iin 1592 1617. p. 3pcï.j (\\) Aubüry Mem. p. 319. (§j Carleton op veele plaatzen. Cabale, I.p.rSo.  der Nederlanden. 201 Meefter, wegteneemeu, Doch hij begon met de Staattn te verraaanen , dat zij de Ketters moeffen ftraffen, enden Aardsketter Vorstius bannen, of ten minden den Adder verzenden na het nest , waar dezelve gebooren en gevoed was. Zijn hst f. .kte zich uit so wel tot Godgeleerde als tot Staatszaaken : en, zich daar aan houdende., nam hij deel in de zweevende Godsdienst • vcrfchilleu; dn bra.-.t te wege, dat hij, door zijn heeten en voortdrij venden ijver, medewrogt tot den jammerlijken uitgang eens Mans , dien hij 1 misfchien , zou hebben kunnen behouden C*> De Vijanden van Oldenbarneveld vielen met nieuwe woede op hem aan. Hij, die den Vaderlan- , de den gewigtigften dienst bewees, door 't zelve van i 't Engelfche juk te ontheffen, werdbefchuldigd, van 't zelve het Spaanfche te willen opleggen. Onder • het aantal zijner Tegenlïreeveren wrsFrancois Aarsens, de Zoon van den Griffier Aarsens, die zich, in vroeger tijd , reeds hadt laaten ontvallen, Oldenbarneveld bedoelende , „ dat zommiger ge,, zag zo niet gevestigd was, of het kon wel te ne,, dergeworpen worden (f)." Deeze kon zijn terugroepen uit het aanzienlijk en voordeelig Gezantfchap aan 't Franfche Hof, 't geen hij dagt, dat de Advokaat bewerkt hadt, niet verkroppen. Hij bezat een kloek en fpitsvindig vernuft. Onder het opeti- (*) Carlet.- I. p. 13. 30. (t) Brajndt, II. d. bl. 245. n 5 Maurits. Olpf.N" 3arne'eld neer in iaat. Charafter ran F. \arsens.  GESCHIEDENIS Maurits. openhartig cn eenvoudig voorkomen van eenen Nederlander verborg hij de diepfte en gevaarlijkfle veinzerij. Afgeregt op Staatszaaken , door en door bedreeven in HofTtreckcn, wist hij zich meefterlijk van zijne pen te bedienen. Men verhaalt, dat deCardinaal RichètrÈü , een juist Keurmeefter in dit flag van verdiensten , zou gezegd hebben , flfegW drie groote Staatkundige Vernuften te kennen, Aarsens, Oxenstiern en Guiscard. Met zo groote bekwaamheden voorzien , hadt hij de fchoonheid zijner Vrouwe niet noodig, om de vriendfchap van Koning Hendrik dln IV. te verwerven , gelijk men hem heeft nagegeeven. Vaster gaat het, dat hij bij zijne uitfteekende bekwaamheden de grootfte Ondeugden voegde, een onleschbaare gouddorst, eneeneonvoldoenlijke eer- en wraakzugt. 't Was buiten twijfel, om aan de geld- en eerzugt voldoening te verfebaffen, dat hij, ten tijde van zijn Gezantfchap bij Hendrik den IV, twee keeren Oldenbarneveld voorfrelde, het Gemeenebest aan dien Koning te onderwerpen (*). Vervolgens hadt hij , gedtmrende de m'mdcrjaarighcid van Lodewijk den XIII, zulke nauwe verbintenisfen met de Misnoegde Prinfen, dat de Vorftin - Regentesfe de Staaten verzogt , hem terugteroepen : en, dewijl Maurits die zelfde Partij begunstigd hadt, van welke de Hertog de Bouillon, zijn Schoonbroeder , dén der Hoofden was, vond Aarsens, welhaast, eene gunstigebefcherroing bij (•) Zie dit ons Tafereel, IV. D.  der NEDERLANDEN. 203 bij dien Prins : en 't leedt niet lang, of hij toonde zijne bijzondere gevoeligheid tegen Oldenbarneveld , een Man, aan wien hij zo veel verpligting hadt, dat hij, weieer, betuigde, geen droppelbloeds in 't lijf te hebben, dien hij niet gehouden wasvoor den Advokaat te horten; doch aan wien hij zijne tegenwoordige ongenade aan 't Franfche |Hof weet. Om zijn oogmerk te bereiken, bediende hij zich van den dekmantel des Goclsdiensts, een ftuk, waarvan hij, ftaande zijn verblijf in Frankrijk , zo weinig werks maakte, dat men, omzijn veelvuldig afweezen , in de Kerk van Charenton , op zijne plaats, ipotswijze , een briefje plakte , met de woorden : Deeze Plaats is te huur (*). Aarsens tastte niet geheel mis ten aanziene van de oorzaak zijner verwijdeiinge van 't Franfche Mof. Oldenbarneveld hadt de Partij der Regentesfe van Frankrijk gekoozen, en de Maat en bewoogen , om Lodewijk den XIII. den verzogten onderhand te laateu toekomen. Het fluiten van 't Verdrag te Soisfons en het vermoorden van den Maarfcha'k d'AnCRé maakte zulks noodloos. De Franfche Afgezant bleef niet in gebreke, om hem te bedanken voor de goede genegenheid, ,, daar zij," gelijk hij zich uitdrukte, „ den glans der Koninglijke Majeheit door „ de (*) Aubery Mem. aVec les Notes d''Amelot de la Housfaye, II. p. 253. 273. Uitenbogaard Kerkl. Hifl. bl. 1001. 1002. Maurits.  eo4 GESCHIEDENIS Maurits. Maurits dingt ni -r de Opper- heerfcnappij. ,, de donkere wolken van Burgerkrijg hadden wee< ten te bemerken (*)." Prins Maurits hadt tot nog niet openlijk vertoond , wat hij in den fchild voerde. Hij fcheen zelfs da Siaaten te ontzien , mogelijk om hun , langs dien weg, tot zijn oogmerk te brengen, en, ten koste der Vnjheid , hunne toeftemming te verwerven. Bovenal fpaarde hij Oldenbarneveld, bevindende, hoe veel'er afhing van dit Orakel der Staaten. Deezen moest hij op zijne hand krijgen, of verderven. Burgemeeller Pauw en de Raadsheer Franken nadien hem gepolst, en hij nam den tijd, wanneer de gemoederen , door de gereezene onlusten , fterkst gisten , waar, om eene laatfre pooging te doen op het hart van deezen Gemeenebestgezinden. Hij vervoegde zich bij Louisa de Coligny , zijne aangehuwde Moeder, eene Vorltin van een voorbeeldlijk gedrag , zagten aart en groote voorzigtigheid; hij ontdekte zijn oogmerk , teffens tooncnde, hoe groot een belang zij hadt in dit ftuk , daar hij befloten hadt, niette trouwen, en dat dus die hooge Waardigheid op niemand anders nederdaalde, dan op Fredrik. Hendrik, haaren Zoon. De fterke hoop , van haar Zoon in zulk een hoog bewind gefield te zien , verblindde , in 't eerst, haar oog. Zij volgde den raad van Maurits, en fprak met Oldenbarneveld. Niet veel werks vondt die bekwaame Staatsman , om deeze Vorltin tot andere ge- (*) Carlet. I. p. 84,  der NEDERLANDEN. 505 gedagten te brengen. Hij deedt haar zien!, dat zij de waare belangen van het Huis van Nosfau niet kende, als zij medewerkte, cm het ten top van Oppergezag re heffen; ja, dat zij, dit onderneemende, dat Huis, aangebeden in de Verèènigde Gewesten , en verzekerd van 'er de eerde Waardigheden te bekleeden , ten val zou brengen. Hij bragt haar on. der 't oog, hoe de wreedheden der Vorden uit den Huize van Oostenrijk, de trouwloosheden des Hertogs van Anjou en des Graaveu van Leicester, de denkbeelden van Vorstlijke Opperheerfchappij haatüjk gemaakt hadden bij het Volk. Hij voegde 'er nevens , dat Maurits, door de Waardigheden, met welke hij bekleed was, al het gezag bezat , 't welk Carel de V. ooit voerde ; dat hij , op eene zagte wijze, de 'vermeerdering van wedde en eere bij 't Volk zou kunnen bewerken: maar, dat, indien hij immer den gehaaten naam van Vorst en Meeder voerde, men al de fchuld van de zwaarte der belastingen , en alle de rampen , welken den Staat troffen, hem zou wijten, en zelfs de minde tekenen van waardigheid benijden. Om de Princes nog nader te overtuigen, haalde Oldenbarneveld bij haar op verfcheidene trekken uit de oude Gefchiedenis van '1 Gemeenebest, en het deerlijk lot van verfcheide Graaven. Zij vondt zich dermaate getroffen dooi deeze redenen , dat zij alles in 't werk delde , om Maurits van zijn voorneemen te doen afzien; doch het koel antwoord, 't geen zij daar op out ving Maurits.  2of5 GESCHIEDENIS maurit3. ■ ving, bewoog haar, verdere moeite te fpaaren (*> Maurits kon niet vergeeten, hoe zijn Vader op 't punt geliaan hadt, om de üppermogenhcid in handen te krijgen. Hij dagt, ten tijde , toen men over 't Beftand handelde, de vrugten, waar van zijn doorlugrige Vader flegts de eerftelingen geplukt hadt, inteöogfien : de Staaten hadden, in verfcheide gevallen', bij vreemde Mogenheden , hem als hunnen Vorst doen voorkomen (f). Op de Predikftoelen, en in de Gezelfchappen zijner Aanhangeren , fprak men onbefchroomd, van hem het Oppergezag optedraagen (§). Maurits , opgewekt door dit alles, ingenomen met den luifter zijner afkomfte , en moedig op de diensten, den Staat beweezen, agttegeen tijtel voor hem te hoog. Hij kon niet dulden , dat Oldenbarneveld zijne fclutterende ontwerpen dwarsboomde. Het viel, derhalven , den Vijanden van Hollands Advokaat niet moeilijk , om den haat van Maurits tegen hem optehooken , 's Prinfen eerzugt te ftreelen, en hem aantezetten , om, door den val van Oldenbarneveld , zich den weg tot |de (-') Oldenbarn. Regtspl. bl. 230. Aubcrv Mem. Art. LcuisE de Coligny. Le Vassor heeft, in zijne/ƒ//?. de Louis XIII, Liv. 8 , zich zeer tegen de egtheid deezer gebeurtenisfe aangekant; doch men leeze de aanmerkingen daar op van den Heer Le Clerc in AeBib!iotequeChoi(ie, Tom. II. p. 134 enz. (f) Idsinga Staatsr. I. D. bl. 339. (§) Uitewsogaardi Leeven, bl.155. 158.  der NEDERLANDEN. 207 de Oppermogenheid te baanen, die hij bezeten heeft, zonder den naam te voeren. Het meerendeel des Volks en der Leeraaren hadt Maurits op zijne zijde; maar hier mede kon hij zijne oogmerken niet bereiken. Bijkans alle Regenten der Steden en de Staaten waren niet genegen , om ze te begunstigen: en dier toehemming moest hij verwerven. Gevaarlijk zou het geweest hebben , deezen , veréénigd, op 't lijf te vallen; hij werd te raade, ze te verdeelen, te verzwakken, en dus te doen bukken ; onder de hand de Partij tegen de Regenten hij. vende (*)• De Staaten van Holland , bemerkende, dat de Regeering wankel ftondt, en dat de Kerktwisten , in verfcheide Steden en Plaatzen, op fcheuring en afzondering dreigden uitteloopen , of reeds daartoe gekomen waren, befloten , den achttienden van Lentemaand des jaars MDCX VI, ,, dat het Regt „ en Gezag des Lands onder de Regeering der Hee„ ren Staaten zou worden bewaard , de Chrhtlijke „ Gereformeerde Religie, naar Gods Heilig Woord, ,, in zuiverheid gehandhaafd , en het verfchillend „ gevoelen over de Vijf Punten in liefde verdraa„ gen, tot weering van Eadtie 3 Scheuring en On,, éénigheid; onder bedreiging, dat zij, die tegen „ deeze Refolutie aangingen , als Verhoorders der „ algemeene rust zouden worden geftraft (f)." Doch dit Befluit derfde genoegzaamen klem , dewijl het (*) Carlet. L p. 213. (t) Refol. Holl. 1616. bl. 4. Maurit!;. BeOuit der Staaten , um de Scheuring re weeren.  50* GESCHIEDENIS Maurits, Bezending der Saaien na Amt fier dam. het aan éénpaarigheld haperde , en, bovenal , Am* fterdam, 's Prinfen herkhe rügfteün, daar in niet bewilligd hadc, fchoon die Sud , mg onlangs, verklsarde , ,, de tegenwoordige Regeering te zullen „ handnaaven, met de Edelen en de andere Steden „ te verhaan, dat het noögfte opzigt, beleid en be„ huur, niet alleen over Burglijke , maar ook over „ Kerklijke Perfoonen en zaaken, den Heeren Staa„ ten toekwam." De Staaten, overtuigd van 't asnblang der ftemme dier magtige Stad, werden te raade , eene aanzienlijke Bezending uit hun midden derwaards aftevaardigen, met last, om de Regeering onder 't oog te brengen hun opregt oogmerk, tot behoudenis der waare Cliristlijke Gereformeerde Religie , de gewigtige redenen, welken zij gehad hadden tot het neemen des jongden Belluits; als mede de nuttigheiden noodzaaklijkheid van 't zelve. Onder de Afgevaar. digdeu was de Groot , en deeze zo welfpreekende als geleerde Man gelast het woo;d te voeren. Hij deedt zulks in de volle Vroedfchap. Eerst vóórhellende de Verdeeldheden, welken thans Kerken Staat vanéén fcheurden ; vervolgens aantoonende , dat de zweevèndeGefchillen geene Hoofd'eerftukken betroffen, en dat men dus beide de Partijen moest verdraagen ; wijders bewees hij, dat de Voorzorg en 't Gezag der Overheid de gefchiktfte middelen moehen beraamen , om de deerlijke gevolgen eener Scheuringe voortekomen ; als mede , dat een Nationaal Synode noch noodig noch nuttig was : en zelfs fcha-  der NEDERLAND EN. 200- fchadelijk zou kunnen worden, vermids dërgMijké bijéénkomlten altoos meer fchande en kwaal , dan ftigting en goed hadden te wege gebragt, l eeze Aanl'praak, vol fcfagt van taal, klem van reien, en doormeugd met eene wonder wel ter thee e komende geleerdheid , alzins opgeheld naar een red n ertram, den dehiglten en besten Riedenaaren tigen, gefchikt, om de overtuiging medetebreng n, werd met groote aandagt gehoord , en fcheen zelfs eenen diep n indruk op de gemoederen te maaken. Het antwoord was, dat de Heeren diaaden op de zaak zouden letten , waar men tijd verzogt. Inrusfchen kreeg de kragt der bijzondere belangen en da geest der partijfchap de overhand , en vvischten al den indruk uit , door deeze treffelijke Aanfpraak veroorzaakt. De Aanhangers van den Prins en detContraRemonftranten wisten te bewerken,dat men,met de meerderheid van weinig hemmen, belloot, zich niet te voegen bij de meehe Leden van Holland. Men gaf den Afgevaardigden te verhaan, niet in 't Befluit der Staaten te kunnen toehemmen, dewijl de Burgers zich verbeeldden, dat men verandering inden Godsdienst zogt, en het te dugten (rondt, dat door deeze nieuwigheden de rust der Stad zou getloord , en hier door aan Neering en Welvaard een (lag toegebragt worden. Dan het blijkt, dat de meehe Regenten zien met den Prins verhonden. Immers werden de Afgevaardigden ter Dagvaart, die eene Refolutie meelebragten, te Amfterdam, op de Predikhoelen, eene ^Mannelijke Refolutie geheeten, welke men ook V. Deel. O man- Maurits.  aio GESCHIEDENIS Maurits Gevoleei daar van. , mannelijk moest Gaande houden , gemagtigd , om , met de Steden, die eéne lijn trokken met deeze Stad, of anderzins, zich te vervoegen bij zijne Doorlugtigbe'd Prins Maurits, en deszelfs bij (land , als Stadhouder, te verzoeken (*). , ln deezer voege verdween de hoop eenerheilzaame Veiééniginge, die alle de volgende onheilen zou hebben kunnen voorkomen: want, hadt Amfterdam zich bij de meerderheid gevoegd , twee of drie kleine Sted.n zouden , ongetwijfeld , gevolgd hebben. De Regeeringen der Steden , ontzaglijk door derzelver verééniging , hadden gewis de Predikanten binnen paal en perk gehouden, en daar door ook het Volk gehoorzaamheid aan wettige Overheden geleerd. Oldenbarneveld betuigde den Afgevaardigden van Amfterdam in de volle Vergadering der Staaten van Holland: „ Gij Heereu van Amfterdam drijft nu dit „ huk zo heftig tegen uwe Medeleden ; maar , ge„ denkt, dat ik u voorzegge, de tijd zal komen, „ dat gij de zaak anders verdaan , en andere inzig„ ten krijgen zult, a's het te fpaadeen niet te regten „ zal zijn , mogelijk zelve in uwe Stad (f)." De uitkomst heeft dit zeggen deezes verre vooruitzienden Staatmans bekragtigd. Am- C:) Wagenaar Amfl. IV. St. bl. 200 enz., waar de geheele Aaufpraak woordelijk gevonden wordt. Regenb. Ilijl. der Remonftr. I. D. bi. 166 enz. (f) Uitenbogaard Kerkl. Hift. bl. 741.813. Regenb. Hift. der Remonftr. I. D. bl. 194.  der' NEDERLANDEN. Ut Amfterdam liet het riet berusten b:j "t verwcp?n Van het Befluit der Staaten. Gefterkt door Prns Maurits , deedt die Stad eenen nog ftouteren flap . belluitende, ,, de waare Christlijke Gereformeerde 1 „ Religie en derzelver Belijdenis voorteftaan ter 1 i, Vergaderinpe van Holland, en zich ten dien einde „ te vervoepen bij zijne Doorltigtigheid, hem tedan,, ken voor de zugt en ijver, die hij voor de gemel„ de Religie betoonde, en hem te verzoeken, dat ,, hij daar in volharden wilde. Doch, zo de ge„ fchillen door eene Synodaale Vergadering, of op ,, eenige andere wijze, zouden bijgelegd,en de Vrede ,, herfteld worden, zou men daar toe ook de hand lee,, nen. Voorts zou men 's Lands Advokaat, Ol,, ueivbvrneyeld, in 't bijzonder, aanzeggen, en „ vermaanen , dat hij zijn best wilde doen, om de „ harde en vreemde handelingen, die, in 'tftnk van ,, den Godsdienst, bij der hand genomen waren, „ daadelijk te doen ophouden, en de zaaken op den „ ouden voet te doen herftellen (*)." Ondertusfchen hieiden de Contra -Remonftr antfche Predikanten en Ouderlingen hier heimelijke bijéénkomften, waar men een Gefchrift ontwierp en tekende, behelzende eene verklaaring , dat de zulken wel deeden, die zich van de Remonftranten afzonderden, en dat het niet vrij ftondt, met dezelven Kerklijke Gèmeëhfchap te houden, tot dat door een Nationaal Synode daar in nader werd voorzien (j). De (*) Wagen aar Amjl. IV. Sr. bl. 272. O 2 VÏAÜRlfi.' : Begin Ier Icheuinge.  2.12 GESCHIEDENIS Maurits. 1617. Toeftaud in da andere Gewesten. la Utrecht. De Contra - Remonftranten ten Hove aan zijne Dooriugtigheid , en bij de Staaten aan de Stad Amfterdam en drie andere Steden fteun vindende, en demeefie Predikanten op hunne zijde hebbende, iloegen fterk voort met hunne maatregelen ter Afzonderinge, door ikzendingen en Brieven,te bevorderen, terwijl de Staaten zich alleen bezig hielden met raadpleegingen over de gefchillen, en verklaarden , de genomene Befluiten tegen de Scheuring wel te willen handhaaven: 't geen zij, nogthans, den weg van hrengheid zeer vermijdende, met geen genoegzaame kragt deeden : waarom de Groot , de Staatsvergaderinge, als Pentionaris van Rotterdam, bijwoonende, verklaarde , „ dat Amfterdam en de Voorftanders der „ Contra-Remonftr anten, hout, en de AdvokaatOL„ denbarneveld en de andere Steden flauw waren , „ en dat dus de Refolutie en alles in gevaar was." Vreemd , zeer vreemd, in de daad,is het, dat zij, die dus de overhand kreegen , de 'Staaten lastig vielen met Smeekfch rif ten, uitnaam der doleerende of klaagende Gemeenten (*), Onmogelijk kon dit twistvuur in Holland zo fterk branden, zonder dat de vonken ook in de andere Gewesten overfloegen, en dergelijk een brand verwekten. Een zeer kort verllag van 't geen daar, ten opzigte van dit ftuk omging, zal hier plaats verdienen. In het aangrenzend Utrecht was, gelijk wij reed9 op- (*) Regenb. Hifi. der Remonftr. I, D. bl. 187.  der NEDERLANDEN. 213 optekenden, de Kerk• ordening , door de Staaten vastgefteld , zints den jaare MDCXII, van de Predikanten in 't algemeen aangenomen. Verdraagzaamheid en de Rust der Kerke gingen hier hand aan hand; de Contra-Remonftr anten zogten deeze te ftooren, en die van hunnen Aanhang,in het Sticht, tot afzondering optewekken : dit blijkt uit eene afkondiging, door den Magiftraat der Stad Utrecht, in den jaare MDCX Vil, gedaan (*> Het getal der Remonftrantschgezinde Predikanten in Overijsfel was, van tijd tot tijd, vermeerderd, en ook de ijver der andersgevoelenden naar evenredigheid toegenomen : de gefchillen, op de Predikdoelen, en daar door onder 't Volk gebragt , begonnen dezelfde zwaarigheden, als in Holland , te baaren. Dit deedt de Staaten van Overijsfel, in den jaare MDCXVI, befluiten , het voorbeeld van Holland te volgen, alleen één dap verder gaande: daar zij, behalven het aanbeveelen van gemaatigdheid in 'c leeren , de Predikanten van beide de gevoelens zelfs volftrekt verbooden, over dé Godlijke Belluiten en andere hooge Gefchilpunten op den Predikftoel te handelen, of daar van iets in 't licht te geeven, onder bedreiging, van daadlijk van hunnen dienst ontzet te worden (f). In (*) Zie dit ons Tafereel, hier boven. Regenb. Hift, der Remonftr. I. D. bl. 205 enz. Cf) Baudart. Mem, VIII. B. W. i. Brandt, II. D. bl. 440. O 3 Maurits. In Overffel.  ai4 GESCHIEDENIS Maurits, In Gelderland. In Friesland. In Gelderland vondt men vel eenige Remonftrantschgezinde Leeraars, doch verre de meeften weren der andere Partije toegedaan, en wisten, wanneer de Staaten , bij het aangroeijen der gefchillen, bedagt waren op bckwaame middelen van Verééniging, zulks, als een pest van den Godsdienst en der Kerke, te verijdelen (*). Schoon in Friesland de gevoelens der Remonftrantën, in den aanvang der Hervorminge, zo algemeen waren , dat de andere begrippen voor nieuwigheden gehouden wierden, hadden dece dermate de overhand gekreegeii , dat bijkans alle Leeraars van dit Gewest den Contra - Remonftranten waren toegedaan. De Remonftrantfche gevoelens heerschten 'er nogthans bij Lieden, die den naam van Politieke Geuzen droegen , terwijl hunne Tegenpartij onder dien van Geneeffche Geuzen bekend Houdt. Deeze Godsdienst - gefchillen mengden zich in den Burgertwist te Leeuwaarden, reeds door ons vernield (|). In 't laatst des jaars MDCXVI, fchrceven de Staaren van Friesland aan de Predikanten yan dit Gewest een zeer fcherpen Brief tegen de Reuio-aftrouten , bevceLnde, geene Kerkendienaaren, vervolgens, toetelaaten , dan die bereid waren de Nëdet landfche Belijdenis en den Heidclbergftchen Catechismus te ondertekenen, en, onder Eede, te bete- (*) Bauiiart. Mem. VIII. B. bl. ii. Uitenbogaard Kerkl. Hifi. bl. ior. (t) Zie dit ons Tafereel 3 hier boven.  der NEDERLANDEN. 215 loven, dat zij, in 't openbaar , of in 't heimelijk, geene andere Leer zouden voordrangen, dan die tot nog aldaar geleerd, en in Gods Woord , benevens voorgemelde Belijdenis en Catechismus , begreepen was (*). In Zeeland, als mede in Groningen, waar de Contra- Remonftrantfche gevoelens heerschten, en geen Tegenftanders vonden , fchijnen geene optekenenswaardige bijzonderheden, ten dien opzigte, voorgevallen te zijn. De daadlijke Scheuring, door de Acle van Afzondering , in Louwmaand des jaars MDCXVII, begonnen , werd voortgezet door derzelver Voorftanderen, in Hooimaand diens zelfden jaars , in den Haage vergaderd , waar zij eene Acte van Verééniging opftelden en tekenden , en maatregels namen, om de Remonftranten té verdrukken. Zij maakten zich ook, op verfcheidene Plaatzen en op veri'chille 1de wijzen , meefter van de openbaare Kerken. In den Haage, waar zij de helft der openbaare Kerken verkreegen hadden , betoonden zij zich hier mede niet te vrede- Het oude wapentuig van fchelden en verketteren, zo gefchikt, om de menigte optehitzen, werd niet gefpaard. Ja , zo verre ging, bij zommigen, de drift, dat zij de Overheden en het Ge- meene (*) Brandt, II. D. bl. 143. 144. Uitenbog. Kerkl. Hift. bl. 748. F. Sjoeuds Befchr. van Oud en Nieuw Friesl. II. D. iï,St.il. 875. Baud art. Mem. VUL B. bl. 32. O 4 Mauriti. In Zeeland en Groningen. Verdere Verwijdering in Holland.  Maurits De Remt® ftrar.ten vez.e ken, zich tegen hunne Partij te mogen verdedigen. (*) Regenb. Hift. der Remonftr. I. D. bl. 203. (f) Uite ft bogaard Kerkl. Hifi. bl. 737. Brandt , II. D. bl. 4S5 466". 216 GESCHIEDENIS moene Volk geweldig opzetten tegen de Remonftranten, z.ggende en fchrijvende, dat men hun, in eene Koornmaat gefield , en niet een looden Plaat overdekt, ten Lande behoorde uittevoeren , opdat het Ijruel van God alleen mogt wonen (*). Aan 't Befluit der Staaten, tot den Vrede der Ker. ke, hadden zich de Remonftranten doorgaande gehouden, en dit ftilzwijgen bragt te wege , dat de Contra - Remonftranten, dft Befluit in den wind llaande, en.fleunende op den Stadhouder, alles lasterlijks tegen hun uitbraakten: des keerden zij zich tot de Staaten van Holland, met bede , dat zij van de verbintenis aan het dus lang gehouden Befluit mogten ontflagen warden, en tot kwijting van hun Ge-' weeten voor God , en tot vooriland der Waarheid, de Christelijke Gemeenten , in 't openbaar en in 't bijzonder , waarfchouwen tegen de nieuwe en van nieuws inkruipende Kerklijke Dwinglandije, en, voorts,, te doen, 't geen zij, amptshalve,altijd, onder behoorlijke gehoorzaamheid der Staa;en , verfchuldigd waren. Dit Verzoek bleef onbeantwoord ; alleen zouden eenige Heeren gezegd hebben , „ dat „ men de Gehoorzaamen niet behoorde te ontdaan „ van hunne gehoorzaamheid , om de engehoor„ zuamheid van anderen (f)." Niets uitwerkende Ver-  der NEDERLANDEN. 217 Vertoogen en Tegenvertoogen werden van de eene en de andere Partij ingeleverd (*). De verdeeldheid nam toe , en de Remonftranten begonnen desgelijks afzonderlijke Vergaderingen te houden. Zorflmigen tekenen aan, dat , omtrent deezen tijd, eenige Begunstigers der Contra-Remonftranten ter Verga leringe van Holland voorfloegen, dat men hun, in alle Steden van dit Gewest , waar zij zich van de Remonftranten afzonderden , en eenig getal maakten , of reeds afgezonderde vergadering hadden, vrije oefening van Godsdienst zoutoelaaten , en openbaare Predikplaatzen of Kerken vergunnen : op welken voorllag anderen zouden ingebragt hebben , dat men dan den Remonftranten , in de Steden, waar de Contra-Remonftranten alle de Kerken inhadden , gelijke vrijheid moest geeven, met naame te Amfterdam : hier op betuigde zeker Amfterdamsch Burgemeefter, dat 'er in de Stad geen Remonftranten waren. Een zeggen, 'r welk eenige Heeren aanleiding gaf, om de Amfterdamftche Remonftranten , onder de hand, teraaden , dat zij zich, in dit tijdgewricht, behoorden te ope^baaren , om de zelfde Vrijheid te bekomen, die men voor de afgezonderde Contra-Remonftranten te Rotterdam, te Gouda, en elders, waar zij verre de minlten waren , zogt te wege te brengen, ten einde overal alles op een gelijken voet mogt gaan. De (*) Regenb. Hift. der Remonftr. I. D. bl. 2»3 enz. O 5 Maurits, De Rem$n- flranten gaan ook ifzófiderüike Vergaderingen houden.  2lS GESCHIEDENIS JMaurits. Oproer te Amfterdam , tegen de Remonftrantenaangeïegt. De Remonftranten, daar ter Stede, hielden afgezonderde Vergaderingen met eenige Leden der JValftche Gemeente, die, misnoegd, over't afzetten van hunnen Predikant Goulart , zich zedert bij hun vervoegden. Hunne eerde BijéJnkomden waren in geringen getale; doch zij groeiden aan, en een bijzonder Huis, in 't welk zij vergaderden, was al te klein, om de menigte te bevatten. Zij huurden een Pakhuis, en maakten het gefchikt ter openbaare Godsdienst-oefeninge. Hunne voorgaande Bijéénkomden waren niet dooreloos gehouden; doch tie tweede keer , dat 'er in dit Pakhuis gepredikt wierd, verhief een Contra-Remonftrantsch Engelschman zijne Item , vraagende: „ Of men ook anders ia de „ Oude en Nieuwe Kerke predikte, daar onze Pre„ dikanren, Plancius, Hallius en Triglandius t „ leeren?" De G ousüieust- oefening , door een verward ge&hreeuw van ja, ja, en neen, neen, afgebrooken zijnde , drong het Grauw ter Vergaderplaatze in : eenige Yveraars riepen uit de venders: Komt boven ■' komt boven ! 't is nu tijd , en meer dan tijd. Van beneden werd gefchreeuwd: Val. mi val in'. Stan dood! flaa dood! dien Predikant! dien Scheurmaaker ! De derke aandrang na buiten belette het voorgenomen toefpijkeren der deure. De uitgaande men'gte werd ruweirk van't Grauw bejegend, en de Predikant ontkwam , ter nauwer nood , dat men hem in 't water drong. Het Pakhuis werd van Predikdoel, Banken en alles ontledigd , de Pannen ér van afgeworpen, en zoude de geheele vernieling van  der NEDERLANDEN. 219 van 't Gebouw gevolgd hebben, indien de Magiflraat , 's avon 's , eindelijk , geene orde gefield hadt (*). Een Deidag- en Verzoekichrift der Remonftranten bleef onbeantwoord. 't Gemeen, door oproerige Plakfchriften van den baatlijkften inhoud opgewekt, rotre, den volgenden Zondag, zamen, vast:tellende,dat de Remonftr amen Weder zouden prediken, 't Gefchiedde niet; doch men maakte elkander diets, dat, ten huize van Pvem Bisschop, een bekend Remonftrant, eene Vergadering wierd gehouden: tegen de duideüjkhebewijzen van het tegendeel aan, floeg de menigte aan 't plunderen, en bragt hem eene fchade toe, die boven de vijfduizend Guldens beliep: gelukkig, dat hij en zijne Vrouw 'er het leeven niet bij infehooten. Verfcheide Huizen van andere Remonftranten liepen 't op buit vlammend Gemeen in 't oog en groot gevaar (*). Alle braave Burgers werden met verontwaardiging vervuld over zulk eene buitenfpoorigheid. Men fciireef dezelve toe aan het geweldig uftvaaren der Contra- Remonftrantfche Predikanten , en duidde het, dat de Overheid zulks toegelaaten hadt, om de Remonftranten dcor dit voorbeeld aftefchrikken van afzonderlijke Vergaderingen te houden. Gishngen , op (*) Wagenaar Amft. iV. Sc. bl- 275. Regenb. Hift. der Remonftr. I. D. bl. 217. (f) Wagenaar Amft. IV. Sr. bl. 282. Regenb. Hift. der. Remonftr. I. D. bl. 236. Maurits.  GESCHIEDENIS Maurits. VergeefscheVerzoekfchriftender Amfierdam-\fche Remonftranten. op verfcheide zaracnloopende omhandigheden gegrond. De Predikanten , die onophoudelijk tegen dansfen, fpeelen, en openbaare vermaakhikheden, predikten, fpraaken geen woord tot befhafiing van dergelijke ongeregeldheden : ja, als 't ware , om de oproerige heffe des Volks in 't gelijkte hellen, werd, weinige dagen na de plundering , Rem Bisschop , met eenige andere Remonftranten, het Avondmaal ontzegd. Onder of naa de beroerte , waren 'er eenigen in hegtenis genomen, die men voor handdaadigen hieldt : zommigen derzelven werden terhond geflaakt, anderen , naa verloop van eenigen tijd, onder borgtogt, ontflaagen ; doch men kwam geen der Oproerigen aan 't lijf. Bij eene Keure werd de Opfchudding den Remonftranten ten laste gelegd, als die , zonder nood of wettige redenen, afgezonderde Vergaderingen gehouden hadden , welken nu uirdruklijk verbooden werden (*). Dus verhooken van de gelegenheid , om Godsdienstige Vergaderingen te houden , vervoegden zich de Amft er dam fche Remonftranten bij de Staaten van Holland met een Verzoekfchrift, om derzelver befcherming : de Afgevaardigden dier Stad noemden het oproerig , en 't bleef onbeantwoord. Op een tweede werd bij de Siaaten beflooten , de Afgevaardigden van Amfterdam te verzoeken , „ dat op de „ redenen van bezwaar, in 't zelve vervat, rijplijk „ mogt (*) Wagenaar Amft. IV. St. bl. 489 enz. Regenb. Wft. der Remonftr. I. D. bl. 238.  Dek NEDERLANDEN. aai ,, mogt gelet worden, in zulker voege dat de rust 33 der Steden bewaard, enjden Klaageren gelegen„ heid gegeeven wierd, om hun gemoed te belee„ ven." Hierop herhaalden de Amfterdamfche Re. monftranten bij Burgerneederen en Raaden hun verzoek, om vrijlijk te mogen vergaderen; doch't werd niet ingewilligd (*). Zulk eene doordeekende partijfchap , zulk eene j magtige befcherming, bemoedigde de volijverige ' Calvinisten. Zij hadden drie Leeraars van hunnen Aanhang in den Haag, die allen met den Remonftrantfchen Predikant Uitenbogaaro , geduurende eenigen tijd , elkander verdroegen : dan de jongde hunner,HenricusRoseus, die met Uitenbogaard om de eer der welfpreekenheid en den meeden toeloop dong, liet zich door Aarsens, Franken, en andere Gunstelingen des Prinfen , die hem voor een gefchikt werktuig hielden ^ ter bereiking hunner oogmerken , beweegen ter afzonderinge. Hij voldeedt volkomen aan hunne verwagting , voer derk tegen de Remonftranten uit, en eindigde met openlijk te verklaaren , geene gemeenfehap met Uitenbogaaro te kunnen houden. De Staaten hem tot gemaatigder gevoelens raadende , .weigerde hij, zich te onderwerpen, en werd in zijnen dienst gefchorst , tegen den zin van TJitenbogaar», die voorzag, dat zulks alleen zou (trekken , om hem doldriftiger te doen voort- (-) Wagenaar Amft. IV. St. bl. 292. Regenb. Hift., itr Remonftr. I. D. bl. 241 enz. Maurits. icheuingitilen Haag.  222 GESCHIEDENIS Maurits. voortfhsn. Roseus begaf zich na 't digtbijge'egen RijswiiZ-, en predikte, gevolg! door een gro >t ge:al zijner Aanba-igeren. Diie Randsheeren en de Griffier A. Duik. -/èrklaarden ook, Citenkogaa" d niet langer, niet een goed geweetetl , te kunnen hooren preeken. Waarom gingen zij dttn niet bij rle twee andere Cahinistifche Predikanten , in den Haage, te kerk ? Dit bedrijf kondigde een voorhcaamde Scheuring aan. De Staaten voorzagen de gevolgen van dit kerkhaan te Rijswijk , en verboden 't zelve. D e van Amfterdam en Enkhuizen betuigden , met opene armen allen, die, te deezeroorzaake.moefcen lijden, te zullen ontvangen (*). Wanneer men bij Prins Maurits fprak, om met zijn gezig tusfchen beiden te komen, tot lut dempen deezer gevaarlijke verdeeldheden1, verklaarde hij: „ lk ben een Krijgsman, en vèrfta mij niet op God,, geleerde gefchillen." Maar, als het 'er op aankwam, om de Calvinisten te bemoedigen , twijfelde hij niet te verklaaren , „ dal hij bun aanzag voorde „ waare Gereformeerden , aart welken zijn Vader „ zijne veih Hing !e dankén ha't." , Oldenbarneveld voorzag de onheilen, die eene Verdeeldheid , dus begunstigd, m den Staat zou veroofzaaken, én nam het klo kmoedig btfluit, zulks den Prins onder 't oog te brengenj „ Men zoekt," zeide die (*) Le Vassor Hift. de Louis XITT. Liv. VIII. p.489. Brandt, II D b! 326— 351. 557. 558. Uitenbogaards Leeven, Cap. VIII- Carlet. I. p. 89.  der NEDERLANDEN. 223 die grijze Staatsman, met eene Vaderlandslievende ongerustheid, „ men zoekt blijkbaar Scheuring aan„ terigten ; de Staat waggelt'; uwe Hoogheid zal ., zeker het openbaar Gezag, 't welk op veele plaat„ zen gehoond en vcragt wordt, onderfchrancen." Maurits lcheen eenigzms verzet, en verklaarde, zich onzijdig te willen houden, en geen deel te willen neemen in dat (lag van twisten. Dan, hij ontdekte zich nader aan Uitknbogaard , met te betuigen , dat het goed zou weezen, aan elk der Partijen eene bijzondere Kerk te vergunnen (*). De Contra ■ Remonftranten, verzekerd van 's Prinfen geneigdheid hunwaards, zogten die, op allerlei wijzen, te verherken. Triglandus , ée'n der geweldigfle drijveren , vervoegde zich bij den Prins, om hem een Boek optedraagen: en, het gefpiekgewend hebbende op de zweevende gefchillen, betuigde hij den Vorst: „ Het is een jammerlijk ding, dat „ de Magiftraaten zich hebben laaten befmetten met ,-, het gif tier Arminiaanfche Ketterije , en niet op„ houden de zodanigen te verdrukken , die eeu?n „ waaren Godsdienst volgen. Stondt het onsflegts „ vrij , dien te oefenen in bijzondere Huizen of „ Schuinen!" Hoe, hervatte Maurits , vol vuurs, zouden de waare Gereformeerden gedwongen worden, God in Schuuren te dienen? „ 'tls," hervatte de flimme Leeraar , ,, een groot ongelijk, 3, 't welk men ons aandoet ; doch men moet het „ ver- (*) Uitenbogaardi Leeven , Cap. IX. Maurits.  as4 GESCHIEDENIS Maurit?. „ verdraagen. Mogten wij openlijk pred'ken , wf? zouden onze Tegenilnnders welhaast te onder,, b'. tmen." Op dit zeggen kon de Prins zich niet wederboudeu, en berstte uit : Hoe ! wij zouden in Schuinen gaan, om den Godsdienst te oefenen , de Kei ken hehooren ons, wij zullen ze hebben (*). I!et verdioit de Gmtra - Remonftranten , alle Zondagen ra Rijs ri.k te g-an, en zij verzogten eene Kerk in den Haag. De Straten verwierpen deezen voorflag, dewijl zij geene bi;z n.iere Kerk noodig hadden , daar 'er twee Leeraaren van dien Aaflh&pg zich in den Haage bevonden. Maurits beloofde hun zijne befcjienning , en verooriof ie hun , ten huize van een zijnes Hufgezins , te pieeken. De Raad vorderde, dat deeze Yveraars van hui ne eifchen zouden afzien. Zij beantwoordden zulks niet heftig tegen de Arminiaanen uittevaaren. Men verzogt den Prins om bijftand: hij antwoordde, dat de Soldaat., n gefchikt waren , om den Vijand afteweeren , en niet om tegen de Burgers gebruikt te worden. Doch, wanneer het aankwam opliet flijven van de andere Partij, hadt de Prins zich laaten ontvallen: Dit gefchil zal niet, dan door de wape« „ nen, worden bellisf" En, als hij Oldenbarneveld, de Groot, en andere lleeren, in de Vergadering der Staaten, voor de Verdraagzaamheid breed* voeng hadt hooreu fpreeken, zou hij , met de hand op zijn rapier ilaande , gezegd hebben: ,, Het is s, met (*) Trigland Hijt. bl. 907.  der NEDERLA NDEN. 225 ,, met veele redenvoeribgen en verbloemde redenen „ niette doen, maar hier mede, dat ik de Religiea welke mijn Heer Vadeï in deeze Lnnd^n Leeft ge„ plant, vedeedige, zonder eenige verandeiinge; 3, en ik zal zien , wie mij dat bek-tren zal!" Hij vondt zich omgeeven van flegte Raadslieden , de Heer van Malderc*, die, van wegen denPiins,als Eerfle Edele van Zeeland, in de Staaten van dat Gewest voorzat , lifet zich in den Haage verluiden, „ dat men zeven of acht Remonftranten aan de galge „ moest kuoopen, in Holland, en dat dan de zaak zich wel zou beteren (*);" Op eene Staatsvergadering deedt Maurits' allen twijfel , welk eene zijde hij ko s, verdwijnen: hij liet zich een Affchriftbrengen van den Üed, in den jaare MDLXXXVI. gedaan, en betuigde: „ Gij ziet, dat ik beloofd heb , d-n Hervormden Godsdienst tot mijn laatften druppel „ blotds te verdeedigen , ik zal mijn lied houden." De zonderlinge toepasfïng van den Eed op de thans heerfchende Godgeleerde gefchillen verbaasde elk. Men voerde alle mogelijke redenen aan , om Maurits van zijne dwaaling te geneezen ; doch vrirgtlo >s. Hij verklaarde, tegen den volgenden Zondag , de Hoofdkerk aan de Contra ■ Remonftranten te zullen geeven : alle inlchiküjkheid gebruikende , vergunde men hun de Gasthuiskerk , onder voorwaarde , (*) Carlet. f. p. 189 194. De Groot Ferantw. IX. Uitenbogaa'ds Leeven, IX. bl. 156——.181. Ul« tenbogaard Kerkl, Hift. bl. 814. V. Deel. P % MAURrrss  aa6 GESCHIEDENIS Maurits. Staa;kutlde van Maurits. Streeken van 't Engelfche Hof. de , van geen bijzonderen Kerkenraad aanteftellen; doch deeze werd in den wind geflagen. Men \ erwondert zich, dat Prins Maurits , naa zich zo duidelijk voor de Partij der Contra - Remonftranten verklaard te hebben , Uitenbogaard als zijnen Leeraar hieldt, ja hem niet wilde ontflaan, fchoon hij zijn ontllag verzogt. Hij wngtre het tijdftip af, waar op zijn naam en gezag de ContraRemonftranten genoeg zou gehijfd hebben : en liet zich Lijsten bezorgen der zodanigen , die , in den Haage , voor de eene of de andere Partij waren. Dan, hij fchioomde, zich openlijk bij de Calvinisten te voegen, toen hij bemerkte, dat de haatlijke naam van Ketters aan zo vee'en en zo aanzienlijken inden Lande zou moeten gegeeven worden. Om hun getal te vermeerderen , onderheunde hij de loopende gerugten, die Oldenbarneveld en dc Remonftranten affchilderdtn als aan Spanje verkogt, om hun het Land te leveren (*). Carleton liet niet af, Maurits aantemaanen, om zich voor de goede zaak te verklaaren , en beloofde hem den bijhand des Konings, zijn Meefter. Het blijkt uit een mondgefprek, 't welk hij met Oldenbarneveld hieldt, dat het oogmerk des Advokaats was, alle de Proteftantfche Aanhangen in de Verèènigde Gewesten, in één Lichaam , ondeMiet gezag der Staaten te veréénigen, om ze dus te beter de (*) Carleton , I. p. 192.195.235.247.248. Brandt, II. D. bl. 558.  der NEDERLANDEN. 227 de Roomsckgezinden, toen nog in veel grooter getale dan tegenwoordig, te doen opweeg m. Carleton kantte zich hier tegen aan: de haat van 't Engelfche Hof tegen Oldenbarneveld bezielde ook den Afgezant : een haat, gröotlijks vermeerderd door het ontdekken van verfcheide Brieven der twee Franfche Afgezanten, die zich toen in den Haage bevonden. Zij waren, tiièt verre van Parijs, onderfchept door de Misnoegden , en overgezonden aan den Hertog de Bouillon en diens Vrienden in Holland. Veel bitters was 'er in tegen den Koning van Engeland, tegen diens Afgezant en Aarsens. De Priufes Weduwe, haar Zoon , en Oldenbarneveld werden 'er in befchreeven als geheel op de zijde van Frankrijk , en der Koningintie Regentesfe toegedaan. Na het bekomen deezer kundfchappe , en het neemen van maatregelen met Maurits, beflout men , dat Koning Jacobus eene geheel andere taal zou fpreeken, dan hij gevoerd hadt in zijne laathe Brieven , hrek* kende ten voordeele der Verdraagzaamen en der Arminiaanen. Carleton fchreef den Koning: en,om dien Godgeleerden Vorst te herker aantezetten, vierde hij bot aan zijnen heiligen ijver tegen de Regeering van Alkmaar, die Venator , den Schrijver van een Boek , 't welk beweerde , dat de Ongeloovigen, als zij Gods Geboden onderhielden , konden zalig worden , alleen ter Stad hadde uitgebannen. Koning Jacobus wekte, in eenen Brief, de Staaten op, den ouden Godsdienst te handhaaven, de nieuwe Ketterijen, de oorzaaken van zo veel jammers, P 2 uit-. Maurits.  *28 GESCHIEDENIS Maurits. Maurïts fchfidt zich o penlijk va:i de Remonftranten, üitterooijen , en een Nationaal Synode bijéénteroepen (*). Deeze Brief deunde en flerkte de Contra - Remonftranten kragtdaadig : te Gouda, Schoonhoven, Oudewater , Delft ; Rrielle, Leyden en Hemden bezorgden zij zich , met oproerig geweld , Kerken of Leeraars van hunne Partij, 't Was tijd , zeiden zij, den Arminiaanen een Scheidbrief ie geeven: en het Gemeen wierd geprikkeld door deeze en dergelijke Versjes: Liever met Oranje te leggen in 7 veld, Dan langer met de Arminiaanen te zijn gekweld. Liever door het zwaard tt willen fneeven, Dan met de Arminiaanen in vrede te leeven. Zommigen lieten zich zelfs ontvallen, dat men het voorbeeld des Konings van Frankrijk moest volgen, in zijne handelingen met den Maarfchalk d'Ancre , en, met éénen flag , een eind maaken aan alle die onlusten. Eindelijk, ontdekte Maurits, uit eene nauwkeurige Lijst van de Plaatzen der beide Partijen, dat de zijne de UMgtigfte was. Waar op de Contra Remonftranten in den Haag de Kloosterkerk met geweld in- (*) Carleton . I. p. 424. 325- 238- "47- H9- »5r« Vreemd is het, dat deeze Brief des Konings, van den 20. Maart 1ó16. meer dan een jaar daar naa, op den 21 AprK 16x7, werd behaudigd. Epift. praft. Kirorum, p.482.  der NEDERLANDEN. 229 innamen. Dit front bedrijf, tegen den wil der Overheid , en op 's Prinfen medewerking, volvoerd, deedt veel meer tot vermeerdering dier Partije , dan de welfpreekendfre Redenvoeringen zouden hebben kunnen doen. Maurits, genoegzaam verzekerd van de fterkte der Contra - Remonftr-anten , ligte het masker af. Hij verklaarde , in goeden gemoede, Uitenbogaard niet langer te kunnen hooren: en begaf zich, den tweeden Zondag naa het inneemen der Kloosterkerke , daar ter preeke , vergezeld van Graaf Willem Lodewijk , Stadhouder van Friesland, en een aanzienlijken ftoet van groote Heeren, KrijgsOfficieren en Leden de Regeeringe, die , op zijn voorbeeld, eensklaps, omtrent de Ketterij der Arminiaanen, de oogen geligt waren. De Prinlès Weduwe, haar Zoon Fredrik Hendrik , Oldenbarneveld met de zijnen, en veele andere Heeren van aanzien volhardden met bij Uitenbogaard ter kerke te gaan (*). Doch deeze Partij nam zigtbaar af. Fuedrik. Hendrik was altoos een begunhiger der Arminiaanen geweest: hij fcheen nu in twijfel te hangen : dog bleef bij de Partij zijner Móedert Mtn heeft ge wild , dat hij heimlijke verhandhouding met Maurits hieldt • dan hij heeft, in 't vervolg, bekend, dat zijn gedrag hem op de vriendfchap zijns Broeders zou hebben té haan (*) re9enboog Uijl. der Reuovftr, I. D. bl. 15* enz. De Groot Kermt*. IX. Üitenbogaards Leeven, VIII. e« IX. Brandt, II. bl. 556. P 3 Maurits»  s36 GESCHIEDENIS T>eFer- Ü*igde Cr .esten Lenen inde-re S:saten hulp. Maan gekomen , en dat , Wanneer hij eenigen tijd die Partij fchecn te v.rlaaten, hij altoos zorg droeg, om ze, onder de hand , te begunstigen , ten einde ze hem n'et tegen mogt zijn bij het openvallen van 't Sta Loutl.rfchap (*). Te midden deezer inlandfche Verd'ddhedtn, verzuurden de Staaten hunne uitlandfohe belangen n;et De Hertog van Saroye, met Spanje, hun ouden Vijand, in Oorlog, deedt bij den Staat aanzoek , om vier duizend Knegten en vierhonderdPaarden, behalven eenige Krijgsbehoeften: dan de Staaten belloten , liever den Hertog met vijftigduizend Culdens ter maand te onderfteuhen Ct> Zij hadden, onlangs, ondervonden» hoe weinig een Leger van Nederlanders kon uitvoeren in Italië en aangrenzende Gewesten, toen zij de Venetiaanen bijhonden tegen Feudinanu, Aardshcitog vauOostenrijk, die de Zeefchuimerijen van Ukoken aanmoedigde , dewijl hij den buit met hem deelde, en den Venetiaanfchen Mande geweldig drukte. Europa zag , met verbaasdheid, dat een opkomend Gemeenebest den Venetiaanen Schepen, en Manfchap ter hulpe toefchikte. Italië beefde , dat de Vijanden van den Roomfchen Stoel op zijne Kusten landden. Het meerendee! der Manfchap fmolt de>or ziekte en ongemak, en Jan Ernst van O Carlet. L p. 338. 342. Negot. d'Efir. Tom. I. p.42. (+) RefoL Holl, 1617,bl. 80. Van den Sande, V. B. feK 72.  der NEDERLANDEN. a3i van Nassau , die 'er bevel over voerde , overleedt te Veniti'è (f). Thans hielden de Verèènigde Gewesten den Schepter der Zee in handen. Ongeftraft kon niemand hunne Zeevaart ontrusten. Rijk en magtig geworden, vorderden zij overal ontzag, en verwekten allerwegen fchrik. De mishandelingen , hun door de Engeifchen , voorheen , aangedaan , betaalden zij met woeker. Zij weigerden de Regten , geheld op het visfchen aan de Schot fche Kusten. De Hollandfche Zeelieden durfden zelfs , naar Carletons getuigenis, onder voorwendzel van de Zeeroovers te vervolgen, het Grondgebied van Groot- Br Ittanje fcaenden, te Crookhaven, in Ierland, brand higten en moord pleegeu (f). Koning Jacobus , die zich meer met Godgeleerde gefchillen bezig hie'dt, dan met het handhaaven van de eer zijner Kroone, kreeg geene, dan eene zeer fchraale, vergoeding voor dit ongelijk. Nogthans ontwaakte hij op het verbod van den invoer der geverfde en bereide Lakeuea uit Engeland. „ Hoe verre," dus fprak men aan't Engelfche Hof, „ hoe verre gaat de ftoutheid van „ dit nieuw Gemeenebest ? Heeft het vergeeten, 3, dat wij 't zelve uit het niet hebben opgetoogen? „ Van waar dat roekloos vertrouwen op zijne eigen „ kragt, en de veragting onzer zwakheid? Zijn wij ,, dan (*) Refol. Holl. icTio". bl. 21. Nani Hift. Venet. Lib. III. (t) Carleton, I. p. 2S0. II.p. 7. 9.20.20.41.52-53* P4 Mauriti. Zeemagt der VeriénigdeGewesten.  Maurits, Ontdekking van de straa ie.Mat re a3a GESCHIEDENIS „ dan zo veragtlijk, dat het zich onzer vriendfchap „ niet meer bekteune ? Vreest het niet, dat deeze • „ tro s van eene fchiclijke vernedering zal gevolgd ■■ word1!'?" Oldenbarneveld ftilde deeze eerde driftvervoerina: , den Afgezant Carleton vertoogende, dat de Lakentrederij één der oude en natuurlijke rijkdommen der Nederlanderen was, dooide Engeifchen hun ontnomen (*). Dan, niets lbrektekragtdaadiger , om den roem van der Nederlanderen Zeevaart opteltnltercn , dan de ' ontdekking van eenen nieuwen doortocht nade Oost" Indien. De Oost-Indifche Maatfehappi: hadt een uitfluitend Vaar- cn Handelregt op die Landtn, wanneer de Schepen de Kaap der Goede Hoop om , of de Straat van Magellan door zeilden. Jacob le Maire, Zoon des beroemden Koopmans Izaak le Maire, en Willem Cop.neliszcon Schouten, zogten eenen anderen weg, om in de Stille of Zuidzee te komen, en vonden dien : dezelve draagt nog den naam van de Straat de la Maire. Zij ontdekten ook eenige Eilanden, welken zij , naar de Staaten, Prins Maurits en Barneveld noemden, en waarvan, als mede van de Straat, zij; in den naam der Algemeene Staaten en Prins Maurits , bezit namen. De Ontdekkers hadden geen voordeel van dit hun beftaan. Op Temate werden zij heusch ontvangen door den Bevelhebber der Maatfchappij, Laukens Reaal , een (*) Carhton, ï, p. uo. 115. II. p. 14- I5« 27. 90. 103.154-«64.174?  der. NEDERLANDEN. *33 een Man, uithcekend in Vaderlandsliefde , en door de befchenning , welke hij aan verdienden vi r eende. Maar te Bantam werd hun Schip , ten vooideeJe der Oost - Indifche Mdatfchappije, in beflag genomen , en het Volk op andere Schepen verdeeld. Le Maire bragt den roem zijner ontdekkinge niet in 't Vaderland , noch genoot de verdiende vrijverklaaring, daar hij op de t'huisreize överléedt. De beweeging, welke deeze ontdekking in 't Gemeenebest maakte , wijst aan , in hoe bloeijehd een (Iaat de Koophandel toen moet geweest hebben. Schoon de nieuw gevondene Landltreeken woest waren , en weinig of geen vooruitzigt op eenen voordeeligen Handel zich opdeedt, waren 'er, nogtbans, Koop. lieden, die aaubooden, drie milkoenen Guldensbijééntebrengen, mits men hun toehondt eene HandelMaatfchappij, even als de Oost Indifche , opterigten, voorzien van 't uitfluitend regt , om 'er alleen te mogen handelen (*). (*) Reixe van J. le Maire en fV. C. Schouten. Suppl. ou Corps Diplomarique, Torn. II. P. I. p. .ga. Carlï- XON, II. p. 322 326. P5 Vierde Mauwt*.  *34 GESCHIEDENIS Vierde T ij d p e r k. Het aanneemen der Waardgelders. Verdeeldheid tusfchen de Algemene Staaten en de Staaten van eenige Gewesten. Het doordrijven van Maurits , om een Nationaal Synode te houden . Gevangenneeming van Ou}ENBARNEVErD , de Groot en Hoogerbeets. Verregaandeftomkeid derCowuritten» Jfj-ï ras Prins Maurits, door zich openlijk bij de Paitii der Contra - Remonftranten te voegen, den Standaart der Scheuringe geplant hadt, en, door 't gewigt zijns Degens, de balans ten hunnen voordeele deedt overllaan , kwam men , allengskens , tot verregaande uiterftens. Te Oudewater verdreeven zij den Leeraar, die in de Arminiaanfche begrippen Rondt, en drongen , met openbaar geweld, een Predikant , van tegenovergeftelde gevoelens , ter Kerke in. Te Delft en inden Br iel, te Heusden, te Leyden kon de Overheid hunne oproerigheid niet beteugelen' f*.). De Geregtshovèa kozen openlijk hunne Partij , en maatigdeu zich het regt aan , om, ten nadeele der Regenten van veele Steden, te vonnisten (f). Men ontdekte duidelijk , in de meefle Ste- (") Regend. Hifi der Remonftr. I. D. bl. 15a enz. (t) Brandt II. D. bl. 647 655. D* Groot Ver- antw. IX,  der NEDERLANDEN. 235 Steden van Holland , waar de Regeering'Arminiaansch was, dar 'er zich Panijfchappen vorm.en, om, door Volks-ophand, de Wet en do Regeering te veranderen. JLt denkbeeld, dat Maurits,door 's Volks muiterij, zich tot hooger Waardigheid zogt te verheffen, kreeg langs hoe meeringaugs. De Predikanten verklaarden openlijk, dat hij door zijne dien"en die verheffing waardig, en het zeer te bejammeren was, dat üloenbarneveld en de Stna, ten het 'gezag zjjner Doorlugtigheid poogden te verkorten. Op nieuw Ifronide men de hoonendfte gerugten uit tegen de Arminiaanen. 't Is onbefchrijfLijk , tol: welk eene hoogte deeze lasteringen klommen. De tot nog befchroomde en heimljke Vijanden des Advokaats durfden zich thans vrij en openlijk vertoonen , en dien agtbaaren Grijsaart i'maaden (*> In dit hachlijk tijdsgewricht vervoegde zich Ordeni5ar.neveld verfcheide keeren bj Maurits, hein verzoekende, met zijn gezag tusfchen beiden te treeden , om den geest des oproers te dempen , en eene omwenteling te voorkomen, die het Gemeenebest met den val dreigde. Maurits , wel verre van op deeze otiderrigtingen te letten , verboodt de Krijgslieden en Overheden, iets te doen tegen die van den Hervormden Godsdienst , waar door hij zeker geene anderen, dan de Contra-Remonftranten verftondt, van welken de Regeering ook de meefre op- fchud- (*) Leeven van Oldenbarneveld, bl. 68. j Maurits.'' Befluit, omtrent het aanneemenvan Waardqelders.  *36 GESCHIEDENIS Maurits. fchuddingen vreesde (*). Naa deeze verklaaring, namen de Bestuurders van verfcheide Steden in Holland , op aanranden van Oldenbarneveld , het wel noodzaakl ijk, doch tc laat, befluit, om, tot bewaaring van de rust en veiligheid in de Steden, Waardgelden aanteneemen: dit was, bij zommigen, reeds in gebruik , en allen hadden zij daar toe het regt. Op dit huk was het befluit der Staaten van Holland, bij meerderheid bepaald, en door de CotitraRemonflranten met den naam van de fchcrpe Reftolutie getijteld', van deezen inhoud: ,, De Staaten, „ gezien hebbende 't geen, dit jaar, in verfcheide ,, Steden, a's Haarlem, Amfterdam, Schoonhoven, ,, Brielle, Oudewntcr, en, vooral, in den Haage, „ legen de Orde, Vrijheden en Geregtigheden der s, Landen en Steden , voorgevallen was ; en , te „ vergeefsch, de Steden, welken nog eenige zwaa„ righeid maakten, oin zich te voegen met de ove„ rige Leden , hebbende zoeken overteliaalen tot „ éénigheid , zelfs door de aanbieding tot het be„ roepen cener Provinciaale Synode, hadden, ein„ delijk, beüoten, de Nationaale Synode, als hrij„ dig met de hoogheid en geregtigheid in Holland, „ afteflaan. Voorts , vonden zij raadzaam, „ hunne inzigten, op het huk van Godsdienst, in „ openbaaren druk te geeven; de Gewesten, die de 5, Nationaale Synode begeerd hadden , te beant- „ woor- (*) Leeven van Oldenbarneveld, bl. 69. Dr Groot Verantw. X. bl. l»5. toé. n<. 171. Fttrr. bl. 7.  (der. NEDERLANDEN. 137 ,, woorden; de voorige Refolurien, met alle gemaa„ tigdheid en befcheidenheid, te doen agtervolgen, „ en alle daadlijkheden, over Perfoouen, openbaare „ en andere Plaatzen, en Goederen, te doen weeren. Ten welken einde de Regenten der Steden, ,, bij voorraad, en tot dat anders, Staatswijze, zou „ zijn bclloten, gelast, en, desnoods, gemagtigd „ worden tot het aanneemen van meer Volk van ,, wapenen, ter hunner verzekeringe en weeringe van „ daadlijkheid; wordende, wijders, elk, die zich „ beklaagen mogt over 't geen de Regenten der Ste„ den, uit kragte deezer Refolutie , zouden doen, „ bevolen , zich bij niemand anders te vervoegen, „ dan bij de Staaten, alzo op het gene, bij de Ge„ rëgtshoven , gedaan of voorgenomen mogt wor„ den , geen agt zou worden geflagen (*)." Amfterdam , Enkhuizen, Edam en Purmerend weigerden in dit Befluit te treeden, 'waar bij zich , naderhand , ook Dordrecht voegde. Prins Maurits , tot het uitvoeren van 't zelve verzogt, verfcheen, 's anderendaags , in de Vergadering van Holland, om der Staaten meening nader te verftaan, die hem, zeide hij, in groote hevigheid aangediend was : en om tevens te verklaaren, dat hij niet goedvorfdt, dat de Staaten tegenwoordig zouden fcheiden , gelijk hij verhaan hadt, dat zij voorhadden. Zommigen antwoordden den Prins, doch verwardelijk , en zonder dat (f) Baudart Mem. IX. B. bl. 37. RigïNBOos Hift. der Remonftr, I. D. bl. 364 enz. Maurits.  s>3S GESCHIEDENIS Maurits, Waardgelder s , in Holland L'tl Utrecht aangenomen. dat 'er omvraag 2edaan, of befluit genomen werd (*). De Sr.aai.en vaardigden , anderwerf, de Groot na Amfitfdam af, om die Stad tot bet volgen der meerderheid te brengen , wanneer zij hoopten , dat de andere weigerende Steden zich mede zouden laaten vind. n; dan al zijre moeite en welfpreekenheid was even vrugtloos als de recht mai lijke taal van den Oud-Burgemeefier Hooft, te dier ge'egeuheid (f). Zo liep ook zijne belending at' na Zeeland, vergezeld van den Heer van Duivenvoorde , en te Dordrecht, ter welker Stede zij de uitjotiwing van het Graauw, die hun fnaadlijk voor ArminiaanenTchcA' den, moeiten verdraagen. Alles was in zulk eene gistinge, datdePrinfes Weduwe, omtrent deezen tijd, aan den Heere van Plfssis fel,reef: „ Daar „ is niet alleen gefchil over deO Godsdienst, maar het „ betreft den geheélen Staat, de verlooren zal gaan, indien men 'er niet fpoedig in voorzie (§).'» Ondërtusfchetl voer men te Leyden, Gouda, Rotterdam, Hoorn, Schoonhoven, en op nog één of twee Piaatzen in Holland, v ort met het aanneemen van Waardgelder!, welker getal , nogthans, in dit geheele Gewest , geen achttienhonderd beliep (**). Oldenbarneveld , die het ftuk zeer ter harte (*) Refol. HolL 16x7. bl. 176.177. (f) Brandt Leeven van de Groot, bl. ic2- Regenb. Hifi. der Remonftr. I. D. bl. 271. (§) Brandt Leeven van de Groot , bl. ■ 102 enz. Brandt Ref tl. D. W. 646. (**) Da Groot Ferantw. XIX bl. 231.  der NEDERLANDEN. 539 harte nam , ais eene borstvveering tegen overheerfchenden dwang, zich te Utrecht,wegensongeiteldheid, eenigen tijd ophoudende, bevorderde daar het bezoldigen van Waardgelden (*). Deeze waakzaame voorzorg verijdelde alle de ontwerpen van Maurits , en zette hem aan tot het doen van een fchroomlijken ftap. Zonder zijn oogmerk ontdekt te hebben, ging hij fchielijk , in den nagt, uit den Haage, metFiiEDRiK Hendrik, zijn Broeder, en begaf zich na den Briel , waar hij twee Vaandels Voetvolk liet binnen komen. De Magiftraat verzogt uitltel van deeze vermeerdering der Bezetting, of althans, indien dit niet zijn kon, dat deeze Vaandels hun den Eed van trouwe zouden afleggen. De Prins weigerde het een en ander , verklaarende , ,, dat zij zich gerust mogten houden, „ dewijl hij op alles orde zou hellen." Zij moehen bukken. Dit gezagbetoon, tot nog zonder voorbeeld in eene hemmende en oppermagtige Stad des Gemeenebests, verwekte grievend harteleed bij allen , die 's Lands Regten kenden , en de Vrijheid ter harte namen. Maurits verontfchuldigde zich, naderhand, met intebrengen , „ dat hij , verhaan „ hebbende, hoe men voorneemens was WaardgeL „ ders aanteneemen, 't vvdk hij onbehoorlijk hieldt, zulks op deeze wijze hadt zoeken te voorkomen." Onder het Volk werd verfpreid , dat Oldenbarne- veid (*) Waar. Hift. bl. 139. Wagenaar Vadcrl. Hift. X. D. bl. 169- Maurits, Geweldige maacregels van Maurits.  24» GESCHIEDENIS Maurits. Gefchillen over *i houden van een Natioiiaa Synode. veld deeze Siad aan den Spanjaard hadt verraadenj dathijzereeds zou geleverd hebben, indien de Prins zul s, door zijnen waak-.en werkzaamep ijver, niet belet hadt. VTtsfingen lag ook , zo het gerugt liep , aan eenen kant open, op't beitel van den Advokaat, ten einde de Spanjaard 'er te ligter zou inkomen. Deeze zo ongerijmde als lasterlijke gerugten vonden geen ingang altoos bij verhandigen ; doch de heffe des Volks aast op dergelijke nitilrooizels tegen onbegunstigde Regenten, cn vat vuur. Deeze moest men langs hoe meer winnen, en men betoonde zich niet kiese j omtrent de middelen (*). v In deczer\o~ge poogde de Sradlwuder in de Ste; den veranderingen te maaken, ter begunstiginge zijner oogmerken , die , h e zeer bij het tegendeel mogt betuigen eri verklaaren, alle zijne daadeningerigt te hebben, om het Land, naar den inhoudzijner Lastbrieven, te dieren, het verder ziende oog toen niet ontglipten, en, in 't einde, uit gevolgen, voor aller oog bjeeken (f). Dan, de hoofdbedoeling zijns Aanhangs was de Tegenpartij geheel te onderdrukken, en, door een openlijk Staatsbefluit, te doemen. (*) De Groot Verantv. XIX- bl. 246. Brandt Leeven van ie Groot, bl. 101. BaudArt. Mem. IX. B. bl. 41. Brandt Rrf. II. D bl. 630. 6.31. (f; BrANdt Ref. II. D. bi. 505 Aobery du Mabr:er Mem. p. 152.15S. Le Clkrc , Bibtiotheque Ckoifie, Tom. II. p. 134 155. Brandt Hift, der Regttpleg. bl. 230-«35-  ber NEDERLANDEN. 241 men. In gevolge van het dertiende Artykel der U' tiie van Utrecht , hadt elk Gewest de bcfchikking der zaaken van den Godsdienst aan zichzelven behouden (*). Derhalven kon 'er geen Nationaal Synode bijeengeroepen worden , dan met éénpaarige toeltemming van alle de Leden der Verééniginge. Dit Artykel hondt den Contra -Remonftranten zeer in den weg. Om de kragt van 'tzelve te ontwijken , beweerden zij , dat de Hervormde Godsdienst de grond en band der Verééniginge was, enhetbefchrijven van een Nationaal Synode den Aigemeenen Staaten toekwam. Dit Huk aan de meerderheid der (temmen onderwerpende, wonnen zij het zeker: van de Zeven Gewesten hadden zij 'er vier voor zich , als Zeeland, Friesland, bijkans geheel Gelderland , en zelfs vijf Steden in Holland. Met fchennis van eene Grondwet, drong men dit huk door , en bepaalde , met meerderheid der hemmen , het houden van een Nationaal Synode, en Dordrecht tot de plaats der zamenkomhe. De Afgevaardigden van Holland , Utrecht en Overijsfel protesteerden ernhig tegen dit Befluit : zij gingen allen , behalven één der Afgevaardigden van Holland , uit de Vergadering , gevolgd door twee Afgevaardigden van Gelderland. Tegen dit Protest deeden Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen en Purmerende een ari'% aantel enen. Eene handelwijze, van de gewoone zeer vervreemd: deCO P- Paulus Ferkl. der Unie, II.D.bl. 231 enz. F. Deel. Q MAURm;  eis GESCHIEDENIS Maurits. (*) Regenb. Hij!, der Remonftr. I. D. bl. 294 enz. dewijl ieder Gewest, in de Vergadering der Algemeene Staaten, maar ééne Item heefr, en,egter, de gemelde vijf Hollandfche Steden tegen het Protest der Staaten van hun Gewest protefteerden , daar in gevolgd door Gemagtigden van de Stad Deventer , en de Steedj 's Hasfeit en VoUenhoven, die zelfs geen Item op den Landdag hadden., maar zich nu tegen het iagebragte van Overijsfel, in de Algemeene Staatsveigadering, lieten vinden, en zich voor de Synode verklaarden (*). Dus waggelde het Staatsgebouw, en alles dreigde vanéén te fcheuren. De fchranderfle Remonftranten zagen, zints eenigen tijd , duidelijk , dat men de Synode wilde doordrijven . al hing 'er eene geheele verandering der tegenwoordige Regeering aan , en fpelden hier uit de verdrukking hunner Partij : veelen oordeelden het raadzaam, in 't Synode te bewilligen , en dus die gedugte omwenteling te voorkomen. Uitenbogaard zogt Oldenbarneveld te beweegen, om zich naar de omtlandigheden tefchikken , en voor de noodzaaklijkheid te wijken. Maar die groote Man, wiens geweeten hem getuigenis gaf van de zuiverheid zijner oogmerken, die zich herinnerde, hoe zijne trouwe dienften en onbezweekene ftandvastigheid den Vaderlande groote voordeden bezorgd hadden, kon, in zijnen hoogen ouderdom, niet bukken voor Lieden , wier oogmerken hij, met alle  Ma NEDERLANDEN. 243 alle reden, verdagt hieldt; hij]voerde den Leeraar te gemoet : Wilt gij 'f Lands geregtigheid weggeeven? Ik niet (*) ! Koning Jacobus bragt niet weinig toe tot hetneemen deezer geweldige maatregelen. Hij kon Ol- ■ denbarneveld niet vergeeven, dat hij meer Franschdan Engelschgezind was, en in alle gefchillen, welken met het laatstgcmelde Rijk onthonden, de kunst , bezat, om de zaak zijns Vaderlands te doen zege- f praaien. Carleton zogt zichzelven diets te maaken , dat Oldenbarneveld weezenlijk fchuldig was, om des te geruster zijn rol te fpeelen in het huk , ten verderve van dien grooten Man beraamd. ,, Ol„ denbarneveld ," fchreef hij , onder anderen , „ blijft even verhard ; naar alle waarfchijnlijkheid, „ zal hij, binnen kort, bezwijken : hij heeft met „ een hegten haat van gezondheid te worhelen , ee„ ne zwakke Partij, en eene kwaadezaak(t)."-— De wijze , waar op de Staaten een Vertoog behandelden , 't geen Caeleton ter Algemeene Staatsvergaderingeoverleverde, hrekte geenzins,om den wrok diens onrustigen en drihigen Staatsdienaars van een Vorst, die niet uit eigen oogen zag, re doen bedaaren. In deeze Aanfpraak ging hij verre buiten het character eens Afgezants, daar hij hoonendebefchul- di- (*) Uitenbogaards Leeven, XIII. bl. 261. Brandt, II. D. bl. 640. (f) Carlet. I. p. 242. 262. 292. II. p. 35, 36. 58. 62.63.67.104. Qa Maurits, De EngelfcheAfgezant teemt ireel leels in Ie gebillen.  Maurits. a44 GESCHIEDENIS digingen tegen de Arminiaanen inbragt, en of zijne onkunde in 's Lands gefteltenisfe, of zijne boosaardigheid, in dezelve verkeerd voortehellen , verraadde : beweerende, dat de Unie van Utrecht gegrond was op den Godsdienst, en dat het Wereldlijk Gezag , in 't ftuk van den Godsdienst, geen zeggen hadt (*). Wanneer men het voorbeeld van de handelwijze in Engeland daar tegen inbragt, betuigde hij : „ Onze „ Koning oefent ziju oppergezag in zaaken des Ge„ loofs niet, dan naa het raadpleegen der Godge„ leerden : wanneer de Duivel haatlijke en fijnge„ fponnen Gefchillen verwekt, om Scheuringen te „ veroorzaaken, verzet zich de Vorst tegen de begin zeis des kwaads. Slaat het voort, hij doet „ Provinciaale of Nationaale Synoden vergaderen, „ naar gelange dat de Kettetij een gedeelte , of het „ geheele lichaam, van den Staat befmet hadt. En, „ dit voorbeeld volgende, moet gij een Synode be„ fchrijven (t>" Maar hadt dit voorbeeld gelukkige gevolgen doen gebooren worden , en de onderfcheide Aanhangen totéénigheiddesGeloofsgebragt? Dit vermat zich Carleton niet te zeggen. Zulks was , intusfchen, het huk , waar 't op aankwam, en waar mede de Arminiaanen heeds hunne Tegenhanders behreeden. De Staaten van Holland, of de I meehe Leden , verdeedigden hun genomen Befluit, den (*) Uiteneogaard Kerkl. Red, bl. 829. Baüdart. Mem. IX. bl. 69. (t) Carleton, III. p. 186.202.  der NEDERLANDEN. 245 den Gezant rondelijk verklaarende, „ dat de Oorlog ,, tegen Spanje, de oorzaak der Unie van Utrecht, „ niet om den Godsdienst begonnen was, maar om „ het fchenden der Vrijheden, Handvestenen Voor„ regten, van welken geen hetminhe was het Regt „ van elk Gewest, om orde te hellen óp Kerklijke 5, zaaken: onder welk Regt zij begreepen de magt, „ om onwettige Kerklijke behrafhngen te beletten; „ om zich tegen in- en uitheemsch geweld te verp, zekeren, en om te verhinderen , dat de Geregts„ hoven Provifien verleenden tegen de Behniten der j, Staaten: het naakomen van welke Befluiten zij, ,, overeenkomhig met den raad, hun, door zijne „ Majelleit van Groot - Brittanje, voorheen, gegeeven, nog hielden voor het beste middel, om de „ Kerklijke déndragt te verkrijgen. Een Nationaal „ Syaode was hier toe, huns oordeels, zeer ondien,, hig, zo wel als de bellisiing der gefchillen. Ook ,3 begreepen zij, dat deeze Synode hun, door de an„ dere Gewesten , niet mogt overdrongeu wor„ den (*>" Het Vertoog des Engeifchen Afgezants werd heftig behreedeu in een naamloos Werkje, onder den tijtel • van Weegfchaal, 't geen ook, in\Fransch vertaald, , het licht zag. In deeze Weegfchaal werden de redenen van Carleton opgewoogen , en te ligt bevonden : hij was hier over zeer gebelgd , en het mishaagde zijnen Koning dermaate, dat zij, door herk aan- (*) Uitenbogaard Kerkl. Gefch. bl. 832, 859. Q3 Maurits. De Weeg. rchaal /an Tau- tUNUS.  •46 GESCHIEDENIS Mauwt?. y>; Frar.jcna At' gezant p >op d« ge r>o ■ le r< A ie verééaigea. aanhouden bij de Aleemeene Staaten , te wege bragten, dat het Werkje, fchoon zonder bewilligingvati Holland, Utrecht en Ovetisfel, verboden werd , en duizend Guldens beloofd aan hem, die de Schrijver, en driehonderd, die den Drukker wist aantewijzen. Noch het een, noch het ander gelukte. Men hieldt Uitenbogaard , Ledenberg, de Groot, of iemand anders der Hoofden vah den ReinónfiJraittfchen Aanhang, voor den Schrijver, die, naderhand , bleek te zijn Jacobus Taurinus , Predikant te Ctrecht (*). Door dit alles werd de haat van Carleton meer en meer gewekt, en het verderf zijner Par„ tijen bij hem befloten (|). De Heer du Maurter , Afgezant des Franfchen Hofs, fpeeld.:, in deeze onlusten, eene veet agtenswaardiger rol. Hij hadt de geheime oogmerken van Maurits weeten te doorgronden, en fchroouide niet te verzekeren , dat de Prins het gevoelen der Arminiaanen zou omhelsd hebben , indien Oldenbarnezich een ijverig Calvinist betoond hadt (§). De belangen van Frankrijk verbonden deezen Gezant 'aan de Partij van Oldenbarneveld: hij was een Protsftant, en de gevoelens der Arminiaanen toegedaan. 0ndertusfchen raadde hij de beide partijen tot Vrede en Verdraagzaamheid. Het niet genoeg oordeelen- de 3 (*) Regenb. Hifi. der Remonftr. I. D. bl. 304 enz, Carlet. II. P. U9- «33- I4I-143. 204 205. 213.514. (t) Zie» aldaar. III. p.51. Aubery Mem. Art. Maurice.  der NEDERLANDEN. 247 de, omtrent dit onderwerp, eene Redenvoering gedaan te hebben in de Vergadering der Algemeene Staaten , verzogt hij, ook gehoord te worden in de Vergadering der Staaten van] Holland ; 't welk gefchiedde (*). Careeton , altoos afgaande op het vaisch beginzel , dat de Godsdienst een huk was, de Algemeene Staaten , en niet elk Gewest afzonderlijk, betreffende, hieldt dit bedrijf van du Maurier voor onvoegelijk. Zijns bedunkens, kwam het ook den Koning van Engeland alk-en toe , in Godsdienst - gefcnillen , met zijne lusfchenfpraak in 't midden te komen, dewijl bij een Proteftant en Verdeediger des Geloofs was , en een Roomsen-Catholijk Vorst geen Vriend van het Gemeenebest kon weezen. Du Maurier hadt verklaard , altoos de voeglijkheid, om zich buiten die gefchillen te houden , in agt genomen te hebben; doch tc verhaan gegeeven, dat men zich altoos moes: wagten voor hulpmiddelen , erger dau de kwaaie. Carleton kon dit zeggen niet verzwelgen, en zijn drift vervoerde hem dermaate, dat hij het aan den Koning van Engeland overfchreef , als eene zaak , hoonende voor zijne Majefleit en voor hem (f). De Ridder Lake bezat bedaardheids van geest en oordeels genoeg , om te zien , dat Maurits den mantel des Godsdiensts alleen gebruikte , om zijne heerschzug- tige (*) Brandt Reform. II. D. bl. 643.673. Refol.Holll, 1617. bl. 249. (t) Carleton, II. 138. 158.169.176. Q4 Maurits.  sa" GESCHIEDENIS Maurits. Maurits bez< ekt eenige Steden. tige oogmerken te bedekken , en dat een Synode geen goed altoos kon bewerken (*). De raad van Frankrijk vondt thans, bij de meehe Gewesten, bij eenige Steden van Holland, en bij Prins Maurits , veel min ingangs, dan ten tijde van Hendrik den IV. De Koning was jong. de Staatsdienaars waren meer uit Opeigen grootheid, dan op de eer des Koningrijks ; en hadt men hier Frankriks vriendfchap zo no-odig niet, sis geduurende den Oorlog (f). Maurits, van buiten niet wederhouden , en van binnen langs hoe magtiger gewoiden , bef loot, een nieuw betoon van zijn gezag te geeven. Hij vertrok weder, in itüte, 's nog'.s , uit den Haag. De Regearing der Stad Lijden, verwittigd van zijne komst, de-- oogrnerks onbewust , vreesde het erghe, droeg Voorzorgen , en befloot , zo ras 'er nader tijding kwam van de aankomst zijner Doorlugtigheid , hem te verzoeken , dat hij Leyden, voor deeze keer, met zijne komst niet geliefde te vereeren. Zij gafdeNabuurfieden , Haarlem , Gouda en Woerden, kennis van 's Prinfen reis, ten einde zij insgelijks op haare hoede mogten zijn. Vrugtloos was dit alles. Maurits vertrok na Delft, en voorts na Schiedam, Rotterdam , Dordrecht en Gornichem , vermaande , in alle deeze Steden, de Vroedfchap pen tot bewilliging' in de Nationaale Synode, verdeedigde hetgedragder Gerigtshoven, in 't verleenen van Provifien tegen de (•) Carleton, II.p. 39. 8».86.101.114,136. (t) Auuery Mem.?. 3^9-37°'272>  dëh NEDERLANDEN. 249 de Befluiten der Staaten , en drong 'op het afdanken der Waardgeldets (*). Stukken , door hem aangeroerd in eenen rondgaanden Brief, den eigen dag zijns vertreks, aan de Steden van Holland afgezonden, in welken hij, onder anderen,zich beklaagde, „ dat men, hier en daar, tot verkleining van 't e,e„ zag, 't welk hij altoos over 't Krijgsvolk gehad „ hadt, en hebben moest, der Bezettingen nieuwe „ beloften hadt afgevergd, 't welk hij niet meende ,, verdiend te hebben, fchoon hij, desonaangezien, „ befloten hadt, in zijne trouwe jegens de Landen te volharden (t)." 's Prinfen reis en Brieven waren niet vrugtloos. Verfcheide Steden begonnen te wankelen. Schiedam voegde (§) zich bij de toehetnmenden tot het houden van een Synode. Maar eenige andere Steden van Holland, als Leyden, Gouda, Rotterdam, Schoonhoven, Br iel, Alkmaar en Hoorn, hemden in eene zeer herke Verklaaring, door die van Haarlem ontworpen , en maakten eene foort van Verbintenis, om de Regten en bet Gezag der Staaten van Holland te verdeedigen; de Godsdienst te handhaaven, zonder toetehaan , dat men de Burgers ontrustte , en moeite aandeedt over Leerhellingen , niet tot de Grond- (*) Brandt , II. D. bl. 666. 6Sj. Baudart Mem. IX. IX. B. bl. 97. (t) Brandt, II. D, bl. 66%. (§) Uitenbogaard Kerkl. Hifi. bl. I80 - 58a. Trioland , bl. 963. 104. enz. q 5 Maurits* Acht Steden van Hoiland maaken eene foort van Verbintenis.  Maurits. Nieuwe bezwaï- ren, tegen Olden- BARNE- vflo ingebragt. S5« GESCHIEDENIS Grondwaarheden behoorende ; de vermetelheid der Geregtshoven te beteugelen , en het Krijgsvolk te verpligten tot eenen bijzonderen Eed aan de Steden en Gewesten , daar zij lagen, om derzelver Regenten en Ingezetenen te verdeedigen en bijtettaan (*). Deeze Verklaaring was , om zo te fpreeken , één der laatfte fnikken van de dervende Vrijheid. Oldenbarneveld hieldt , met allen ernst, aan , om het meermaals verzogteonthag van zijn Ampt,'t welk hij, ter oorzaake van zijne zwakheid en hooge jaaren , betuigde, niet langer te kunnen waarneemen. Doch de Staaten van Holland verklaarden, in dit hachlijk tijdsgewricht, zijnen dienst min dan ooit te kunnen misfen. Hij liet zich overhaalen , fchoon de houtheid zijner Vi|auden, van dag tot dag, toenam. Hunne kwaadaartigheid vertoonde zich , met nieuw geweld , door eene menigte van Schotfchriften, nog boozer dan de voorigen, zij kenden maat noch perk. 's Lands Advokaatwerd 'er in afgefchilderd als een Verraader, die zich door Spaansch Goud hadt laaten omkoopen : en men zogt te bewijzen, dat de hrenghe middelen te werk geheld moeiten worden , om de Regeeriug te veranderen. Veelen dagteu , in die Schriften den hijl te ontdekken van Aarsens , den geflagen Vijand vau Oldenbarneveld (f). Mau- (*) De Groot Ferantw. XIX. bl. 236. Refol. Holh j6i8.bl. 26. (t) Refol. Hêll. 1617. bl. 245. Brandt, II. D.bl. 673. Ra»  der NEDERLANDEN. 251 Maurits, vol haat- en wraakzugt , nam de laagfte kunflenaarijen te baat , om de gerugten , door ongenoemde Perfoonen getlrooid , te (lijven. Ten einde de Prinfes Weduwe van haare geneigdheid tot Oldenbarneveld ai'tetrekken, verhaalde hij haar, in vertrouwen , „ dat deeze geheele Koffers met gouden Pistoletten uit Spanje ontvangen hadt." Om den Graaf van Kuilenburg tot het verlaaten vau de Retnonjlrantfche Partij aantemaanen , raadde hem de Prins „ de Partij, welke hij toegedaan was,niet „ langer te volgen, of dat het hem fiehadelijk zijn „ zou , dewijl deeze Partij na Spanje wilde." De Graaf, de geheldheid der dingen.te wel kennende, om zich iets op den mouw te laaten fpellen, vroeg een bewijs , en kreeg ten antwoord: „ 't Is nog „ geen tijd, men moet eerst platte formen fcheeren ,, over eenigen." De Graaf hernam : „ Zo men „ dien weg in wil, dat 's recht na Spanje" Waar op hij te houden kreeg: „ Beter zo, dan anders: ,, men zal haast zien, wie de hijfhe beenen „ haeft (*)." Alle deeze gerugten maakten een diepen indruk op het Volk , 't geen men zogt te winnen. Eindelijk kreeg Oldenbarneveld édn dier Schotfchrihen in han- Regenb. Hift. der Remonftranten, I.D. bl. 135. Carlet. II. p. 230, (*} Brandt Leeven van de Groot, bl. 119. Ref. II.D. bl.744. Uitenbogaard* Leeven, X, bl. 171. Carlet, II. p. 843. Maurits. Maurits onderfteunt da genisten, ten nadeele vaa Oldenbarneveld geftrooid. Schotfchriftvan Jan Dankerts.  a5* GESCHIEDENIS Maurits. handen , van de eigene hand en met de naamtekening des Schrijvers. Deeze was zekere Jan Dankerts, voortijds Notaris in den Haage, nu te Amfterdam , befaamd door meer Hokjes van dien aart. Ten tijde van het Beltand, was hij , door de edelmoedige tusfchenfpiaak van Uitenbogaard , van regtmaatige hraffe bevrijd gebleeven. Len dolle en fchaamrlooze ijver vervoerde deezen Man tot het fchrijvcn van een Stukje, 't geen de merktekens van krankboofdtgheid fchijnt te draagen. Het begon: „ Help, help 1 Brand, brand! " en daar op: „ On„ ze hulp zij in den naam des Heeren, die Hemel ,, en Aarde gefchaapen heeft. Amen 1 " Voorts behelsde het , onder veele andere fchandelijke dingen, voornaamlijk ten laste van Oldenbarneveld, dien hij noemt een kaaien Pohron, Paus, den grooten Perfouaris: zengende, „ dat hij vandui Vijand „ genoot, n hadt honderd en twintigduizend Dukaa„ ten, foor 't maaken van 't Bettand." Met bijvoeging: „ Ik zeg u aan , Barnbvrld , dat gij de „ grootfte Verraadcr zijt in de Wereld, Uwebrie„ ven zijn wel bewaard, om u een Proces Crimineel „ te maaken 't welk, zo ik hoop 3 haast gefchie„ d n zal. Vv agt uwen kop: daar is 'er veelen, die „ uwe1 dood gezwooren hebben, 't ls meer dan „ tijd , dat gij uit de Wereld zijt." Uitenbogaard t.- e.e Remonjlr antfche Leeraars noemt hij grijpende Wolven, Schenders exxOndergraavers van Christus Kerk: en verklaart, „ dat het Uitenbo„ gaard (dus onhebbelijk drukt hij het uit) in zijn ;„ bak-  oer NEDERLANDEN. 253 „ bakhuis was aangezegd , dat hij tachtigduizend „ Guldens, in Gouden Albertynen, hadt ontvangen." 'Er bijvoegende: „ Gaat, gaatxia Brus fel, het flaat „ daar Waarlijk gefchreeven in het Register, daar de ,, andere gefireelden (taan met naam en toenaam (*)." Dit zo boos als jammerhartig Stukje was den Maaker ontvallen, toen hij het ter Drukpersfe zou brengen. Oldenbarneveld bragt het in de volle Vergadering; zeggende , dat men hier een Schrijver hadt, die niet, gelijk zodanige Schrijvers gewoon waren, zijnen naam verzweeg, maar voet bij 't (luk zette , en zijne befchuldigingen bewijzen wilde. Hij was bereid zich te verantwoorden , en verzekerd , dat Uitenbogaard niet zou te rug treeden : begeerende , dat Dankerts van Amfterdam gehaald , en tot het bewijzen zijner befchuldigingen zoude gedwongen worden. Dankerts werd gevat, te Amfterdam in gijzeling gebragt, na den Haage opgeëischt; dan de Regeering wilde hein niet laaten volgen. Naa de gevangenneeming van Oldenbarneveld, herkreeg hij zijne vrijheid niet alleen , maar ook belooning, dewijl hij geleeden hadt voor de goede zaak (f). Oldenbarneveld , die tot nog gezweegen hadt op alle lasterlijke befchuldigingen, tegen hem uitgebraakt, als verre boven dezelven verheven : en zo vol (*) Uitenbogaard Kerkl. Hifi. bl. 938. Leeven en Kerantw. X. bl. 171. (t") Refol. Holl. 1618. bl. 93.98.332. Uitenbogaard, als boven. Maurits* Oldfn- BMfNE- veld ver- diiedigc zich.  254 GESCHIEDENIS Maurits. vol tastlijke ongerijmdheden , dat ze zichzelven wederfpraaken, dagt, zijne verdeediging niet langer, gevaarloos, te kunnen uithellen, en leverde dezelve in bij de Staaten van Holland. Deeze Verdeediging is zonder kunst gefchreeven : de eerwaardige Grijsaart fcheen de kleuren van welfpreekenheid te verfmaaden, als onnoodige cieraaden. Doch het eenvoudig, edel en klemmend verhaal, 't welk hij geeft van zijn Leeven en van zijne Diensten , heeft iet groots en treffends , 't welk meer het vertrouwen wint, en kragtiger overreedt, dan alle de trekken der kunstige, en dikwerf misleidende , welfpreekenheid. Om de Benijders van zijn gezag , 't geen hij in den Staat hadt bekomen door zijne verdiensten, den mond te floppen, wanneer zij hem verweeten, dat hijnietin/aW/tffl^gebooren was, toonde hij zijne afkomst uit ouden Adelijken Gellachte in het Sticht; zijnde te Amersfoort gebooren, en hoe hij als geen Vreemdeling in Holland kon worden aangemerkt, dewijl Keizer Carel de V, reeds, op het verzoek der Staaten van Holland, Utrecht met hun Gewest hadt verbonden, en wel zodanig, dit delngeboorenen , over en weder, in elk Gewest Bedieningen konden hebben. Hij vermeldt zijne Opvoeding, zijne Letteroefeningen, zijne Reizen, en geeft verflag van de onderfcheidene Posten, door hem , ten dienste van den Lande, bekleedt. Met veel genoegen fchijnt hij uitteweiden over de wijze , waar op hij de verderfhjke aanflagen van Lejcester en der Engeifchen verijdelde. De waarheid zet hier aan zijn  der NEDERLANDEN. 25$ zijn Mijl vuur bij , en hij toont, zijne regtmaatige verontwaardiging bedwingende, hoe hij , te midden in de Staatsörkaanen , door dien heerschzugtigen Vreemdeling verwekt, de behoudenis en verheffing van Malhuts bewerkt hadt. Met één woord, het blijkt uit dit verdeedigend Vertoog, dat Oldenbarneveld de ftut en fteun geweest hebbe van het opkomend Gemeenebest: en hoe 't zelve , ondanks den heldenmoed van 't Huis van Oranje, verfcheide keeren op den oever des ondergangs geweest, doch door zijn raad en onderhandelingen gered was. In 't bijzonder wees hij aan, hoe hij gearbeid hadt, om goed verhand te houden tusfchen de Staaten en zijne Doorlugtigheid. Ook beriep hij zich, ten blijke van de diensten, door hem den Huize van Nasfau gedaan, op Brieven en Befcheiden , nog bij hem in handen. Gefchenken , verklaarde hij , nooit begeerd of gezogt, maar zomtijds wel, voor beweezene diensten , ontvangen te hebben. Alle zijne Goederen waren eerlijk en wettig verkreegen , waar op hij , indien men 't goed vondt, onderzoek wilde laaten doen. Wat de befchuldigingen en Schotfchriften betrof, tegen hem uitgeworpen, deezen hieldt hij voor openbaare lasteringen: zich, omtrent de meeften, beroepende op de kennis der Staaten zelve. Ten befluite vermaande hij , den raad der Koningen van Frankrijk en Zweeden te volgen, rust en ééndragt te zoeken ; dat de Geimgtigden ter Algemeene Staatsvergadering zich niet aanmaatigden , 't geen niet aan hun geheld was ; dat zijne Door- lug- Maurits.  256 GESCHIEDENIS Maurits. Nieuwe aanvallen op Ol- IlF.MïAR.NEVELO. lugtigheid , de Raaden van Staate , de Raaden ter Admiraliteit, en de Gecommitteerde Raaden zich hielden aan hunne Berigtfchriften ; dat het Regt gehandhaafd, en de Kamer der Rekeninge in goede orde gehouden wierde. Wanneer hier bij éénigheid kwam onder de Staaten, vertrouwde hij , dat alles» welhaast, zou herheid worden (*). Dan zodanig was de boosheid dier tijden, dat dit Vertoog de bitterheid der Vijanden van Oldenbarneveld nog heviger deedt woeden. „ Watbehoef., de hij," was de taal van Carleton, „ in de „ asfche te wroeten van een Heer, dien Koningin „ Elizabeth in haat helde , om dit Gemeenebest „ de uitfteekendhe diensten te doen, en die daarvoor „ met denfnoodftenondank beloond was? Hij (Ol,, denbarnevelo^ hoopte zijnen Vijanden den mond ,, te zuil:n hoppen: maarhijzouondervinden,'tgeen „ vauPASQuiN gezegd was, dat, indien de Paus dat ., Beeld in den Tyber deedt werpen,alle de Kikvorfchen ,, zo veele Pasqüins zouden worden; en dat'er veel „ meer Kikvorfchen in Holland waren , dan in den Stroom, die de Muuren van Rome befpoelde (f)." Van zo zonderling eene taal van een Man, die onder de Ingewijden tot deeze Staatsverborgenheden behoorde, hadt men geene andere,dan geweldige, middelen te wagten. Het begon , op nieuw, Blauw- (*) IVaaragtige Hift. bl. 146 199- Rifol. Boll, löil. bl. 93. (+) Carleton , II. p. 260.  der NEDERLANDEN. 25? Blauwboekjes te regenen. Onder de veelvuldige Papieren, tegen Oldenbarneveld uitkomende , was "er één, ingerigt tegen zijne Verdeediging , zo onbefchiamden kwaadaartig gefchreeven, dat de Staaten van Holland het verbooden, en vijfhonderd Guldens beloofden aan elk , die Schrijver of Drukker ontdekte. Zij namen, ten zelfden tijde , 's Lands Advokaat in hunne befcherming en hoede (*). Dan de Sreden, tegen de meerderheid aangekant, weigerden dit Plakaat aftekondigen. Dit maakte de Schrijvers van naamlooze en eerroovende Schiiften , die zich meest te Jmfterdam onthielden , te houter, als door openbaar Gezag in dit bedrijf gehijfd , en bemoedigd door het voorbeeld van Maurits, die,ten deezen tijde , zou gezegd hebben , „ dat hij den „ Advokaat en de zijnen zo fijn zou maaien als „ hof (f)." Oldenbarneveld fchreef, toen hij zijn Verdeedigfchrift den Staaten overleverde, op 't aanraaden der Prinfeslé Weduwe, een breedvoerigen Brief aan Piins Maurits , die toen niet , maar naderhand, het licht zag. Hij beklaagde 'er zich in over zekere Pcrfoonen, die binnenlandfche verdeeldheden kweekten, én aan de Oppermogenheid van elk Gewest een doodlijken neep zogten toetebrengen , verdeedigde zijn (*) Refol.Holl. i6t8. bl. 154. 155. 199. Groot Plakaatb. I. D. kol. 457. (t) Refol. Holt. 1618. bl, 123. Uiten bog aar os Kerkl, Hift. bl. 951. 954, V. Deel. R Maurits. Olden- 8arne- vti.ns Brief aart Maurits, jij zijn Verdee- üg- rchrift.  Maurits. MAURITSj Prins 7au Orar.je geworden,maakt veranderingen ie Celderland. 25S GESCHIEDENIS zijn gehouden gedrag, onder de Iterktte betuigingen van zijne genegenheid voor den Huize van Nas[au. Biddende den Prins, van maatregelen te veranderen , zo om zijns zelfs wil, als ten beste van den Staat (*). Maurits, deezen Brief geleezen en overwoogen hebbende , liet van der Myle, den Schoonzoon van Oldenbarneveld , bij zich komen : en, om fmaad bij verdrukking te voegen, werd hijteraade, hem met dit vertelzeltje te beantwoorden: „ Gaa, zeg uwen Vader , dat'er, in ouden „ tijde , een Grijsaart was, die, in zijne jeugd, „ zeer veel van fprookjes hieldt: door dezelven me„ nigvoud te herhaalen, begon hij te gelooven, dat „ zeweezenlijk gebeurd waren, en hieldt 'erzich zo „ ftetk van verzekerd, dat hij , tot bevestiging van ,3 dezelven, zijn leeven zou afgelegd hebben (f)." Door het overlijden van Philip Willem , was Maurits Prins vmOranje geworden: de verkrijging van Breda, Buuren, Tsfelflein , en andere Plaatzen in 't Gemeenebest, vermeerderde zijne magt. Deeze deedt ook zijne begeerte tot nog grooter groeijen, en hem beflüiteri, om de Regenten der Steden, die de Verdraagzaamheid, als mede het Regt der Oppermogenheid van de onderfcheidene Leden des Bondgenootfchaplijken Gemeenebests, verdeedigden, met geweld tot onderwerping te brengen. Wij hebben gezien, hoe men in Gelderland verdeeld was. In Nieuw- (*) Uitenbogaard Kerkl. Hifi- bl. 943. (f) Carlet. II. p. 263.  der NEDERLANDEN. 259 Nieuwmegen, de Hoofdftad dezes Gewests, waren veele Regenten , die rnet fcbrik de verandering te gemoete zagen , welke men ten Landsbelluur zogt intevceren, door den indragt der Algemeene Staaten op de Regten der Staaten van bijzondere Gewesten. Met eene meerderheid van tien boven zeven fremSjSten, hadden zij zich verklaard regen een Nationaal Synode. Te vergeefsch hadt zijne Doorhign'gheid de onéénigheid, door Gemagtigden, zoeken bijteleggen; te vergeefsch hadt de minderheid hem eene Lijst toegefchikt van Perfoonen, die zij, bijdeaanhaande verandering der Regeeringe, gaarne in 't bewind geheld zagen; de anderen, als Arminiaanen , met de haatlijkhe verwen affchildererde. Om dir dreigend gevaar te voorkomen, en de ontwerpen zijner Dooriugtigheid te doen mislukken , befloot de Regeering, op den gewoouen tijd, de Wet te veranderen , volgens 't oude gebruik. . Wij hebben vermeld (*), hoe de Pruis, bij 't overgaan dier Stad , in den jaare MDXCI, voor zich bedongen hadt de Magihraatsbehelling , zo lang de Oorlog duurde. Zints het treffen des Behands, hadt men hem dit Regt onverhinderd laaten genieten. De Regenten, door een geest van Vrijheidsmin gedreeven, voorziende,w.ik een gebruik de Prins van die Regt zou kunnen maaken, in de tegenwoordige onrusti.e tijden, en verzekerd, dat het meerendeel der Burg rije op haare zijde was, beüoten, aan de Gilden bet oude deel in de (*) Zie dit ons Tafereel, IV. D. R * MAURirei  IVTaurits. 260 GESCHIEDENIS de Verkiezing te vergunnen. Maurits , door de zijnen verwittigd van deezen toeleg , draalde nier. Eer bet Volk tijd hadt , om met de Overheid eene geineene zaak te maaken, was hij, omtrent den tijd der verkieeinge, \& Nkuwf*egenï Door de Soldaaten der Bézettinge tegen gevieesd oproer gedekt, veranderde hij de Wethouderfchap en de Gemeensluiden. De Secretarisfen, de Roeidraagers, de Poortiers en Boden krcegenlast, geene andere Wethouders te erkennen, dan die door den Prins aangefteld waren. De afgezette Magiftraatsperfoonen honden verbaasd over deeze fchennis der Voorregten. Zij vervoegden zich na den Haage, tot de Algemeene Staaten, en deeden hun beklag bij de Staaten van Holland. De acht Steden waren de eenigen , die zich de zaak deezer onderdrukten aantrokken, en des den Staaten van Gelderland fchreeven. De Algemeene Staaten hoorden den Prins, in hunne Vergadering, tegen die van Nieuwmegen, en weezen deezen , daarop , na de Staaten van Gelderland, die zijner Doorlugtigheid, op den Landdag verfcheenen, in alles gelijk' gaven, en bedankten voor 't geen hij tot herhelling der eerfte en oude orde te Nieuwmegen gedaan hadt* Het gedrag van BiesmaN, Afgevaardigden der Stad ter Algemeene Staatsvergadering , van den Syndicus Biel en van Brienen, een Edelman van ouden Geflachte , drie aanzienlijke Burgers , die zich Vaderlandminnaars betoond en zich tegen het Synode verkjaard hadden, werd veroordeeld. Ook befloten de Staaten, hunnen Gemagtigden m dexi Haage te belas-  der. NEDERLAND EN. «6i lasten, op het houden der Nationaale Synode ernstig aantedrinaen , en teffens , overeenkomstig met een VOorflag van zijne Doorlugtigheid, op het afdanken der Waardgelden in Bolland (*). Maurits , bevindende , hoe veel zijne tegenwoordigheid vermogt, vervoegde zich ook bij de Staaten van Overijsfel, te Deventer vergaderd: deezen hadden in het houden van een Nationaal Synodemei kunnen bewilligen , dan de Prins verklaarde, „ dat de Synode al„ leen zou (h ekken, om de Kerklijke Gefchillen te be„ middelen en bijte'eggen,zonder de Gewesten, of „ derzei ver Leden, in hunne geregtigheden te verkor,, ten, of iemand, uit hoofde van den Godsdienst, „ te bezwaaren." 'Lr bijvoegende, „ dat men de „ Gewesten, die nog zwaarigheid maakten, zou zoe„ ken te brengen tot bewilliging, en dat de Cefluiten der Synode niet van waarde zouden gehouden ,, worden , dan naa dat ze door de Gewesten goed,, gekeurd cn bevestigd waren." Op deeze voorwaarden, hoe dezelven werden nnagekornen, zal ons het vervolg der Gefchiedenis leeren ; hemden de Staaten van Overijsfel tot het houden van een Synode (t). Die (*) Refol. Holl. 1618. bl. 49.73-77. Brandt, II, D. bl. 709-712. Baüdart. Mem. X. B. bl.7. Caslet. II. p. 242- 246. (t) De Groot Verantw. V. bl. 49. 5c. Uitenboq. Kerkl. Hifi. bl. 98S. Trigland Kerkl. Gefchieden. bl. ï»5f. R3 Mauritj. Maurits haalt ook de Staaten van Overijsfel over.  io2 GESCHIEDENIS Maurjts. Tegenlb^l.biecing vau Utrecht op het ftuk der fi-'card' gtlders. Die der Stad Utrecht, toen aangemerkt als het bolwerx der Retnonftrantfche Partij, in den Haage boorende, hoe de Regeering te Nieuwmegen veranderd was , ging groote kommer aan. Rïzenbur.g en Zuilenstein, toen Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering, fehreeven na Utrecht, en noemden de ontllagene Regenten, te Nieuwmegen , verdrukte Heeren en Vroomen, die men, met opzet, viorhadt te\verlaaten. Ook verklaarden zij, dat zij. ne Doorlugtigheid, tegen reden , en tot misnoegen van de Goeden, op den voorlieg van die van Nieuwmegen , ter Algemeene Staatsvergadering was toegelaaten. De ongerustheid dreef hun tot vootflagen , om Schoonhoven, Woerden , en eenige andere Plaatzen te veuekeien : waarvan , egter, niets kwam. Men vreesde voor 's Prinfen komst te Utrecht : hem werd, toen hij gereed houdt na den Landdag, te Arnhem, te vertrekken, een Biief, lang voorheen opgeheld, behandigd : in deezen verzogt men zijne Doorlugtigheid , deeze reize niet te Utrecht te wi len komen. Maöuits, uit den aart 'er op geheld, omeenon. verfchrokken moed te betoonen , cn thans meer dan ooit genegen, om alle Gemeenebestgezinde Burgerss die hij aan het eerbieden zijns gezags wilde gewennen , verlegen te maaken , hieldt dit verzoek voor eene uitdaading. Schoon hij , misfehien, geen oogmerk hadt , om door Utrecht te trekken , bepaalde dit hem, om zich derwaards ie begeeven. Dit befluit baarde gcwJdige onrust bij de Regeering dier Stad. De Poorten bLeven, op den' dag zijner kom* fte,  SER NEDERLANDEN. fte, langer dan naar gewoonte , digt : en Ledenberg leide in beraad, om ze den Prins niet te openen. Men durfde tot dat uiterfte niet komen, dan zij droegen zorge, dat de Bezetting ongewaperld bleef. Onder fchijn, van Maurits eere te bewijzen, doch, met de daad, om zijne gangen te befpieden, en een waakend oog te houden, werd de wooning door eenige Vaandelen Schutteren bezet: vier deezer hadden hem ook ingehaald. Hij verrigtte 'er openlijk niets, en zette zijne reis voort. Doch, dewijl de Prins zijne heimlijke Aanhangers onder de Staaten van Utrecht hadt , en alle de nieuwe Gemeenebestgezinden die ftoute gevoelens van Onafhanglijkheid niet hadden , welke de kenmerken zijn van oude Vrijheid , of het nieuwlings affchudden van een gehaat dwangjuk , befpeurde men in de raadpleegingen alle tekens van wijfelende onzekerheid en waggelende vrees. In 't eerst hadt men be. floten, de Waardgelden te vermeerderen, vervolgens kwam het in beraad dezelven aftedanken. Men merkte op, dat het onderhoud een drukkende lasl was; dat Maurits het aanneemen derzelven rebellit noemde ; en het dus beter ware, den Prins eenigi Vaandels te verzoeken, tot ruste van het Sticht. D< Afgevaardigden na den Haage kreegen niet alleer vrijheid, maar ook uitdruklijken last, om hier ovei met zijne Doorlugtigheid te fpreeken. Doch, eerzi dit deeden, hielden zij een mondgefprek met vier vai de voornaamfte Leden der Staaten van Holland , di Peniionarisfen de Haan, Hoogerreets, deGroo-j R 4 ej Maurits. 1 i t 1  2.6} GESCHIEDENIS Maurits. i < < i i ] en de Lange, Burgemeefïer van Gouda. D ;Groot deedt zijn best, om die van Utrecht liet afdanken der WaardgeJderen te ontraaden , en gaf hun hoope van verlfgting in den last der betaalinge des Krijgsvolks. Zij (leiden hier op uit, den voorflag aan den Prins te doen (*). De Staaten van Holland, befpeurende, hoe ijverig men in de Algemeene Staaten arbeidde, en zelfs verre gevorderd was , om het afdanken der IVaardgelderen in Holland en Utrecht te bewerken , befbten , den Algemeenen Staaten, den Prins en Graaf Willem te vertooncn, „ hoe zij „ met het aanneemen van Lieden van wapenen niets anders voorhadden, dan zichzelven te verzekeren „ tegen daadlijkheden ; boe ook de Staaten van U„ trecht, naar zij onderrigt waren, niets anders be» doelden. Voorts, dat de zaak liet te vinden zou ,i zijn, indien zijne Dooilugtigheid eenige uitheem, fche Bezettingen, waar op men 't meelle betrouij wen niet (lelde, wilde wegneemen, en de Staaten , van Utrecht, nevens de Steden van Holland, daar i, 't noodig zou zijn , met Vaderlandlche Vaan, dels voorzien." Omtrent dertig Gemagtigden uit le Edelen en Steden deeden deezen voorflag bij monle van den Advokaat. Maurits verwierp denzelven Is meer gefchikt, om de Partijen te veréenigeu , dan >m zijne heerschzugtige oogmerken te bevorderen. De Jtrcchtfche Afgevaardigden trokken nahuis, zonder itinnen last den Prinfe geopend te hebben (*> Schoon C) Wagenaar Faierl. Hift. X. D. die, uit eenige on- ge-  der NEDERLANDEN. 365 Sehoon de Afgevaardigden van Utrecht den Haag verlaaten hadden, en de meerderheid in de Staaten van Holland de herkfte tegenverklaaringen deedt, nam men in de Algemeene Staaten het befluit, om eenige Leden der Vergaderinge, uit derzelvernaam, met den Prins van Oranje, na Utrecht te zenden'. Maurits , ten oogmerk hebbende de Waardgelden aftedanken , hadt deeze Bezending der Algemeene Staaten weeten te bewerken, om aan zijn gedrag een fchijn van wettigheid te geeven. In de Vergadering der Staaten van Heiland, beflaande uit de Edelen en uit de Steden Haarlem, Delft, Leyden, Gouda, Rotterdam en Alkmaar, benoemde men , om na U. trecht te gaan , Torenvliet, Hoocekbeets, Schoonhoven en de Groot. Zij kwamen , voor de Afgezanten der Algemeene Staaten en Prins Maurits,°re Utrecht. Hier honden de twee Partijen openlijk tegen elkander : dit hachlijk tijdsgewricht zou beflisfen, of die des Prinfen, of die der Vrijheid zou zegepraalen. De Afgevaardigden van kreegen, op den dag hunner aankomst , den vijfëntvvintighen' van Hooimaand, gehoor bij de Staaten van Utrecht. De Groot voerde het woord, en maande, met klem van taal, de Staaten aan, om de llegten van elk Gewest, reeds gefchonden door geweldige inbreuken, en met eenen volilagen ondergang gedreigd, té hand! haa- gedrukte Stukken, hem gelukkig ter hand gekomen . van dit alles een nauwkeuriger verflag geeft, dan iemand voor hem gedaan hadt. R 5 Maurits. Bezending der Algemeene. Staaten, als mede der Staaten j van Holland naa Utrecht.  Maurits. Ontmoeting der ■wederzijdfcheAfgevaai digden. t66 GESCHIEDENIS haaven. Uit naam des Advokaats, gaf men hun in bedenking, of het niet raadzaam zou zijn , aan de Amersfoort fche Poort goede wagt te houden, opdat geen nieuw Krijgsvolk ter Stad werdingebragt. Deeze moedige raad verbaasde eenigen , die aanmerkten , dat de Prins, tegen der Stad en der Wethouderen dank , de Poort zou doen openfmijten. Dit zou, fpiak de Groot, geweld weezen. Dit zeggen heeft men hem naderhand verweeten : en hij 't zelve niet gelochend, maar verklaard , ,, dat regte Hol„ landers geen Hovelingen zijn; doch gewoon, aan „ elk ding zijn waaren naam te geeven (*)." Den zelfden avond , kwam Maurits, vergezeld van eenige Gemagtigden der Algemeene Staaten , te Utrecht, en verfcheen, 's anderendaags in de Verga' dering, met het dubbel voorlid, dat zij in de afdanking der Waardgelderen en het houden van een Nationaal Synode zouden bewilligen ; betuigende, met den fchijnbaarften ernst, dat hij nooit zou gedoo„ gen, dat iemand , ter oorzaake van den Godsdienst, „ of de bekende Gefchillen, zou worden verdrukt, dat hij een Vader en Voorfiander wilde weezen 9, van Remonftranten en Contra - Remonfi anten. —— De Afgevaardigden der Staaten van Holland gingen hem begroeten, betuigende, daar gekomen te zijn, om met die van Utrecht te raadpleegen over eene édnpaarige orde op het ftuk der Waardgelderen, en op (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 123 enz. Da Groot Verantw. XiX, bl. 277.  m des. NEDERLANDEN. 267 op de verzekerdheid der Steden. Hier ontdek¬ te zich de Prins nader , en Het zijn misnoegen blijken in deeze heev;ge uitdrukkingen : Men zon de Magifiraaten we', befchertnen, maar eerst willen weeten hoe zij regeeren zouden, Men hadt vijf valfche Punten zoeken intevoer en in den Godsdienst ; hem willen ontzetten van zijn Stadhouderfchap , en ten Lande uitjaagen. Doch hij hadt hier in orde gefield: hij wist wel wat hij deedt: hij hadt vijf Gewesten voor zich, en de zes Steden van Holland zouden Gemagtigden na Utrecht zenden , om hem te onder/leunen. Deeze zes Steden waren Dordrecht, Amfterdam, Enkhuizen, Edam, Purmtrende en Schiedam, welker Gemagtigden zich ook met de daad te Utrecht vervoegden. De taal der Prinfen verbaasde de Hollandfche Afgevaardigden ,• doch zij gaven dit befcheiden antwoord, „ dat niern nd, hunsweetens, ,, eenig voorneemen hadt, ten nadeele z;jner Vorst„ lijke Waardigheid: dat men bereid was, zijnever„ dienhen, naar vermogen, te erkennen; maar dat „ de aTgwaan, te wederzijden , naa de algemeene „ Scheuring, over de Kerklijke Gefchillen gereezen, „ verdwijnen zou, zo men de zaaken niet tot bellis. „ fing, maar tot bijlegging wilde geleiden, 't welk, „ huns agtens, ligt te doen ware." Maurits bleef op een Nationaal Synode aandringen. Wilden, was zijne taal, de Utrechtfchen daar in bewilligen , men zou hun met hunne Kerken in de Stad beworden laaten'. zo niet, dan moeften de Afgezonderden ook Kerken hebben. De VVaardgelders waren erger dan de Maurits.  268 GESCHIEDENIS Maurits, Verleger beid d*r Utrecht fche R. geeringe de Spaanfche Kafteelen , die inoefen af. Op 's Prinfen vraag: Of zij last hadden, om met de Afgevaardigden der Algemeene Staaten te fpreeken? gaf men „ neen" ten antwoord. Zijne Doorlugtigheid liet, onder 'c fpreeken, zich ontvallen , dat alles de fchuld was van den Advokaat. Waar op men hem te gemoet voerde, ,, dat zij allen, indien „ de advokaat dood was, zich verpligt zouden rekenen, 's Lands geregtigheid voortefiaan." Op het zeggen van de Groot , ,, dat men Holland ,, fcheen te veragten , en aan andere Gewesten te „ willen onderwerpen ," hernam de Prins , dat de Advokaat, daarentegen, van Holbnd wilde maaken de Algemeene Staaten (*). Een gefprek, zeer (trekkende tot verwijdering der gemoederen, en waaruit de Afgevaardigden van Holland wel mogten opmaaken, dat hunne bezending na Utrecht weinig zou betekenen. In het antwoord, 't welk de Staaten van Utrecht den Prins gaven, door de Groot ontworpen, be. weerden zij , regt te he'pben, om op hunne verze• kerdhei 1 orde te (tellen : wijders verzoekende, dat de Prins en de andere Heeren zich, wegens het ftuk der IVaardgelderen, geliefden te openen aan de Staaten van Holland, met aanbieding van hunne Afgevaardigden, tegen den tijd, daar toe te belremmen, te wülen zenden na den Haage, en hun last te geeven , om niet alleen voorilagen re hooren, maar ook op (*) Brandt Leeven van ie Grott, bl. 126.  der. NEDERLANDEN. 169 op dezelve te helpen befluitcn , zo als tot de meefte verzekerdheid, rust en éénigheid van de Landen, Steelcn en Leden zou bevonden worden te behooren. liet bijdénroepen van een Nationaal Sy¬ node hielden zij ondienstig en gevaarlijk : ook kon zulks, huns agtens , niet gefchieden buiten éénpaarige bewilliging der Gewesten (*). Doch , als men begon tebefpeuren, dat Maurits, op eigen gezag, de Waardgelden zou afzetten , verminderde de moed bij veelen. Op de vraag , wat men, in zulk een netelig geval, zou doen ? honden eenigen voor de onderwerping: anderen wilden geweld met geweld keeren. De Secretaris Ledenberg , van eenen voortvaarenden en ongeftuimen aart , en eenige anderen, gaven order, om het Krijgsvolk , 't welk na of over \Sticht trekken mogt, tegen te houden , en den Staaten, zonder uitftel , verflag te geeven van hun wedervaaren (f). Verfcheide Leden der Regeeringe, Zuilestein, Koningsvry , IIoeflaken, Zandenburg , Ryzen- burg, moerbergen , DsGoOIJER, GkOVESTEIN, van Eck , en van Zuilen , Schout van Utrecht, als mede de Secretaris Ledenberg , hielden, ten huize des eerstgemelden , eene vergadering , om te raadpleegen over de gefchiktfie middelen tot het handhaaven hunner zaake, en het afweeren van den drei- (*) Uitenbogaard. Kerkl. Hift. bl. 984. \ (t) Dil Groot , Verantw. XIX. bl. 266. Brandt, II. bl. 813. Maurits. Vergadering ten huize van ZülLESTEIN.  Maurits, 2?o GESCHIEDENIS dreigenden ftorm. Men onderzogt, of de Vrijheidsvrienden en de Afgezondenen van Holland zich zouden kunnen verlaaten op de Waardgelden en de Schutters. De HoV.ar.dfche Gemagtigden oordeelden , dat de Krijgslieden den zodanigen , van welken zij hunne foldij ontvingen ,behoorden ten diende te liaan. Men ondervroeg van Hartevel», oudfte Horman der Waardgelder** : deeze hadt reeds betuigd , dat hij en de andere Hopluiden niet begeerden te dienen tegen de Algemeene Staaten , noch tegen den Prins : en voegde 'er nog bij, dat het Folk ook onwillig was. Eenige vraagden, „ wie hun „ belast hadt , tegen de Staaten en zijne Doorlug„ tigheid te dienen?" 'Er reezen hooge woorden. Ledknberg verweet hem zijne biooheid , waarop hij toornig vertrok, en Koningsvry , des verzogt, het opperbevel over de Waardgelden aannam. Deeze klpekhartigen werden niet weinig verdagen , toen Ledenberg, op déne dier bijéénkomllen, een Brief van Oldenbarneveld mededeelde , waar in hij fchrcef, „ op deezen tijd geen hulp aan de Stad te „ kunnen toebrengen ; doch d«t de Franfche Ge„ zanten gekomen, oi voor handen waren, door wel„ ker middel men zijne Doorlugtigheid uit Utrecht „ zou zoeken te trekken (*)." Oldenbarneveld hadt , door' zijnen invloed, een buitengewoon Gezantfchap bij het Franfche Hof weeten te bewerken , ten einde hij , door 't zelve, het (*) Wagenaar Vader/. Hift. X.D.bl.aa8 enz.  der NEDERLANDEN. 271 het ontwerp van een Nationaal Synode zou verijdelen, zijne Partij (lijven, en, met het Geld, 't geen Frankrijk voor 't Krijgsvolk zou overmaaken , die van Utrecht onderheunen. 't Schijnt zelfs, dat hij met dit Hof overeengekomen ware, dat het, vooreen tijd, de Krijgsmagt zon te rug ontbieden , opdat de Prins van Oranje zich 'er niet van zou kunnen bedienen, tot onderdrukking der Vrijheid. De Voorltandors van dezelve verwagtten dit Gezantfchap met ongeduld , en verhoopten 'er alles van (*> Te Utrecht maakte men, ondertusfchen , nog al eenigen (laat op den Colonel Joan Ogle , die over het Krijgsvolk, binnen Utrecht liggende', en (taande ter betaalinge van Holland , het bevel voerde : hém was, voor de komst der Afgevaardigden uit de Staaten van Holland, reeds aangefchreeven, dat hij niets zou doen, of voorneemen, dan 't geen hem doorde Staaten van Utrecht, of de Afgevaardigden van Holland, zijne Betaalsheeren , gelast werd. Men was ook verzekerd , dat hij de Partij van Barneveld aankleefde: en zou kloeken wederftand geboden hebben aan Maurits, indien de andere Krijgsbevelhebbers der Bezettinge , door den Prins gewonnen , hem niet verlaaten hadden (f). De Afgevaardigden (*) Carleton , II. 273- 274. UI. 214. 225. 279. De Groot Ferantw. XIX. 459. Brandt Leeven van de Groot, bl. 131. (t) Brandt, II. D. bi. 808. Carleton, II. 73. 81. etoo. 136. 347, 293. 305. Maurits. Maurits dankt de Waardgeldenaf.  Maurits. 272 GESCHIEDENIS digden oiubooden eenige Hoplieden der gewuone Bezettitige, wekten zij den Led voorhielden , en bevel gaven, den Staaten van Utrecht gehoorzaam te zijn. Voorafhadden zij den Prins verklaard, „dat zij, de „ uitvoering van dit gedeelte van hunnen last tot ,, hier toe hebbende uitgefleld , nu daar mede niet „ langer durfden draalen, uit vreeze, dat de fchaa„ de, uit het verzuim te vvagten, hun mogt gewee,, ten worden." Hierop zou de Prins gezegd hebben , dat, zo zij den Soldaat en betaaling weigerden, hij andcie Afgevaardigden uit Holland te gemoete zag, die zulks gef and zouden doen. Oogeudc hier mede op de Minderheid , die de handelingen der Meerderheid voor van geener waarde hieldt (*). Maurits , eenig Krijgsvolk , te Amersfoort, Arnhem en Vianen in bezetting liggende , binnen 17trecht hebbende doen komen, maakte zich gereed tot het volvoeren van zijnen aanflag. Ogle kwam , in den nagt, de Holiandfche Gemagtigden nog ééns vraagen, „ wat hij doen moest?" dewijl de Luitenant de weet hadt gekreegen , om, 's morgens vóór vier uuren, met het Volk, gewapend, op de Markt te komen. Men zeide hem , „ het niet ongeraaden „ te vinden, dut hij daar ook zou verfchijnen , om ,, te zien, wat 'er ged:Kin zou worden, en zijri bett „ .te doen, ten einde alles zonder bloedftorringiripgt „ afloopen." Kort daarop liet hij de Heeren, met een (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 120. Refol. Holl. 1Ó18. bl. 197.  DEfi. NEDERLANDEN. 275 eén briefje , aanzeggen , dat hem ook de weet was gedaan, en dat hij voornemens was derwaards te gaan. De Heeren fchreeven hem, dat hij zulks mogt doen, en dat zij het aan zijne difcretie helden. Den éénendertighen van Hooimaand, met het aanbreeken van den dag, hoorden zij de Trommels liaan, de Paarden door de Stad rijden , en zagen twee benden Voetvolks voorbij hunne Herberg trekken. Op deeze beweegingen oordeelden de Gelastigden van Holland het raadzaam en hoog tijd, de Stad te ruimen. Een fpaade-r befluit, één half uur uithels, hadt hun tot Staatsgevangenen gemaakt. Heenen gaande, moehen zij het leed verkroppen, dat de Afgevaardigden der zes Hollandfche Steden, die het met den Prins hielden, van den Wagen hapten. Droeve ommekeer ! Blinde Partijfchap , waar van die Steden, en bovenal Amfterdam, binnen kort, reden hadden zich te beklaagen! Met de Stads Bezetting, en eenige ingebragte Benden, liet Maurits alle Posten inneemen, en begaf zich na de Neude. Om te meer luihers en gezags aan dit bedrijf bijtezetten , was hij vergezeld door de Gemagtigden der Algemeene Staaten en een grooten hoet van Heeren. Hij liet de Waardgelder;, die de wagt hielden , voor zich komen , beval hun de wapens nederteleggen, en ontfloeg hun van den Eed. De andere Vaandels, bij trommelflag vergaderd , werden met dezelfde haatlijkheid afgedankt. Alles ging toe met de uiterhe hilte, 't welk zommigen toefchrijven aan de verzekering van betaaling, V. Deel. S door MAumTf.  Maurits. Verandering in de rinn te Uti echt. *74 GESCHIEDENIS door die van Amfterdam aan de Hollandfche Vaandelen gedaan. Naa dat de Prins dit werk verrigt hadt , kwamen zes Leden der Regeeringe, die te vooren zijnen toeleg begunstigden, of thans de opgaande Zon aanbaden , hem en de Gelastigden der Algemeene Staaten bedanken , dat zij het oogmerk hunner overkomfte met zo veel gefctiiktheids en zo gelukkig volvoerd hadden. Vervolgens verfcheen Burgemeefter van de Poll , met twee andere Magiftraatsperfoonen, om hun te verzoeken, alle noodige veranderingen in de Regeering te maaken , ten dien einde een Plan overleverende. Alle andere Leden der Staaten van Utrecht, als mede de Secretaris Ledenberg, zich alles kwaads fptUende uit deeze gewelddaadige handelinge ,! hadden de Stad verlaaten , of hielden zich verfchoolen. 's Anderendaags vervoegde de Prins zich in de Kamer der Wethouderfchap, waar eenige Burgers verfcheenen , als Gemagtigden der Gemeente , begeerende de verandering der Regeeringe. Dan Maurits hieldt zich niet voldaan met nieuwe Regenten aameftellen , of de zodanigen, die hem begunstigd hadden , op het kusfen te laaten : hij maakte eene geheele verfchikking in de Regeerings -gefteltenisfe. Hij floeg geen agt op de oude Voorregten der Burgeren : en wilde, dat de Vroedfchap, uit veertig Leden beftaande, die, 's jaarlijks, pleeg vernieuwd te worden , nu voor haar leeven zou aanblijven. Ook maakte hij verandering in de Gekoorenen en in de  der NEDERLANDEN.' 27$ de Ridderfchap: de laatfte met zeven nieuwe Leden vermeerderende. Men heeft opgemerkt, dat de Ouders der uit de Ridderfchap ontflaagen Heeren Rijzenburg , Zandenberg , Monsbergen en Koningsvry, om het voorftaan der Vrijheid, ten tijde van Leicester , in ongunst diens heerschzugtigen Vreemdelings gevallen, en in hegtenis genomen waren. Maurits liet niet af, te midden van deeze geweldige veranderingen, bitter te klaagen over dezodanigen, die hem haatlijk zogten te maaken , door hem aftefchilderen als één, die na de Opperheer- fchappij ftondt 't Valt ligt te bevroeden, dat de Contra-Remonftranten bij deeze omwenteling moehen winnen. Zij verzogten, onder den naam van de Verdrukte Kerk des waaren hervormden Christlijken Godsdiensts, om de Buurkerk: deeze werd hun vergund. Welhaast vonden zij deeze te klein, en de Remonftranten werden gelast, hun de Domkerk interuimen , en zich met de Buurkerk te vergenoegen (*)• Naa deeze , veeleer gemaklijke dan roemrijke, zegepraal , behaald op befchroomde en ontoegeruste Burgers, verfcheen Maurits , trots op zijn uitgevoerd (*) Brandt II. D.bl. 816--820.950 992 Brandt Leev. vande Groot, bl.129. Cari.et. II. p. 818, 991. Verbaal en Rapport van V gebefoigneerde en gepas [eer de bijzijne Excellentie en de Heeren Gecommitteerden van de ff. M. binnen Utrecht, van den 25. July tot den I3.^«g.i6l8, aan den Heere Cerisiïr ineedegedeeld in Mf. S 2 Maurits*  23o GESCHIEDENIS TAlAtmiTs. De Staa ten van Holland Hemmen in hei afdankender Waardgelder en. Het houden van'i Synode bepaald. van (*) Bra' dt Leeven van de Crtot, bl. 132. Brandt, II. D. bl. 818 826. voerd werk en gevestigd gezag , in den Haage: def Volksvrijheid was een dbodlijke flag toegebragt. Niettemin hadt hij het genoegen , om des ltaatlijk bedankt te worden door de Algemeene Staaten: men zou fchicr gezegd hebben , dat de Afgevaardigden om ftrïjd den meelten ijver in het voltooijen der Slaavernije zogten te betootlen. Met meerderheid van Remmen drongen zij door, het afvaardigen van een ' Plakaat, om de Waardgelden in alle Steden aftedanken. De Staaten van Holland, ziende, dat verdere tegenfland geheel vrugtloos zou weezen , oordeelden het raadzaamst , dien niet meer te bieden. Om Burgerbloed te fpaaren, 'fchikten de Steden zich naar den wil van den Schender haarer Regten, en dankten de Waardgelden , ter haarer befcherming aangenomen, af, op goede toezegging, dat het hier mede alles in rust zou blijven (*). Nauw was dit eene punt gewonnen, of ter Algemeene Staatsvergadering werd het houden der Nationaale Synode te Dordrecht met allen ernst doorgezet. De Algemeene Staaten verzogten , niet Brieven, vreemde Vorften en Staaten , die den Hervormden Godsdienst befchermden of toelieten , dat zij eenige Godgeleerden op de Synode wilden zenden. De Staaten van Holland verzetten zich tegen deezen handel. Zij vonden het ongerijmd, dat Gewesten , aan welken zij niet verbonden waren , dan door den band  der. NEDERLANDEN. 277 van Bondgenootfchap, huns ondanks, zich het regt aanmaatigden, om eene Kerkli.ke Vergadering te befchrijven in eene Stad huns Grondgebïeds. Maar wat vermag rede en regt tegenoverdringend geweld? Na het aanbieden van verfcheide Plans , (bekkende tot het bijleggen der Gefchillen , moest Holland toehaan , 't geen het niet kon beletten. De Edelen en alle .Steden, Gouda alleen uitgenomen , bewilligden in de Synode, doch met eenige bepaalingen , meest allen hier op uitloopende , dat de zaaken f aldaar tot bijlegging, niet tot bellisüng, zouden moeien beleid worden, en dat de Handelingen der Synode van geen kragt zonden zijn, dan na dat ze Staatswijze waren goedgekeurd. Binnen weinig uuren zou mentor een éénpaarig befluit gekomen zijn, indien een ongewoon voorval de raadpleegingen van Holland niet, voor eene wijl, geheel gedreind hadt (*). Maurits iag de tegentfand , hem te Utrecht geboden, nog in verfche geheugeuisfe. De gemaklijkheid, waar mede hij ze te boven kwam, deedt hein befluiten , da: de tijd gebooren was, om aan de lang bedoelde zaak zijn volle beflag te geeven , en zich den weg ter Oppermogenheid te baanen door het uit den weg ruimen der genen, die hem dus lang verhinderd hadden. Om zijne maatregels te vergoelijken, (*) Brandt, II. bl. 780. 784. 791. 83T. 839. - De Groot Verantw. VI. 63.71. XIX. 220. Uitenuogaard 957.1254. Refgl. Holl, 1618, bl. 242.247. Carlet. II. p. 252. S 3 Mauritj; Gevangenneeming van. oldenbarneveld, de Groot, Hoogeriseets en Ledenberg.  Maurits. 178 GESCHIEDENIS ken, hadt hij de Algemeene Staaten, de zes Steden van Holland, en de ijverige Contra - Remonftranten, die overal den bovenzang begonnen te zingen , op zijne zijde. Naar maate deeze Partij aangroeide, zag Oldenbarneveld zijn gezag en invloed afneemen: hoe fterker zijne Vijanden vermenigvtildigden, hoe meer de verfpreide gerugten , van zijne verraadlijke oogmerken, geloof vonden; want men gelooft gereed, 't geen men gaarne ziet. . Voordelaat- fte omwenteling, te Utrecht , hadt de Groot hooren mompelen , dat den Prins een voorflag gedaan was, om eenigen der voornaamfte Leden uit de Vergadering van Holland bij 't hoofd te vatten, en in Regten te vervolgen. Hij oordeelde zich verpligt, Oldenbarneveld des te onderrigten , en hem in bedenking te geeven, of hij niet wel zou doen, met eene goede en verzekerde Stad ter wijkplaats te kiezen. Maar Oldenbarneveld dagt, dat men met het afdanken der Waardgelden en het toehaan der Synode den Prins volkomen zou vergenoegen , en hij, zo wel als de Groot, dagten, dat, indien het alles ten ergften mogt loopen, de gewoone weg van Regtsgeding hun zou openblijven. Ook hadden alle Leden van Holland, geene uitgezonderd, nog onlangs , den Advokaat in hunne bijzondere befcherming genomen : dit alles helde hem gerust (*) De Afgezant Carleton , van eene keer na Enge- (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 134- Ref. Heil. 1618. bl. 325-  dek. NEDERLANDEN. 379 geland te rug gekomen, Maurits verzekerd hebbende van den bijltand zijns Koninglijken Meefters, beftoot de Prins, het beraain-e werk niet langer uitteftellen. Êenige woorden , Oi denbarneveld ontglipt , hadden ook den Prins doen vreezen , dat de beilisling der gefchillen aan den Koning van Frank' riik zou aanbevolen en gelaaten worden (*). Zijn Oogmerk was, ondertusfeben, uitgelekt. De Raadsheer Berkhout, met nog iemand, vervoegde zich, daags voor de gevangenneeming , bij Oldenbarneveld, hem aanzeggende, dat hij vooizeker zou gevat warden. De Grijsaard antwoordde: V Zijn boeze Menfchen, mij ne Heeren, ik bedank u voor uwe waarfchuwing. Dan hij vondt het ongeraaden te vlugten. 's Volgen len daags,kwam Uitenbogaard, 's morgens ten zeven uuren, bij hem, vondt den ouden Vader hil peinzende, en als door zwaargeestigheid vermeeherd. Hij zogt hem optebeuren door de voorbeelden van groote Mannen , die, voor de treffeiijkite dienhen, hunnen Vaderlande beweezen, geen ander loon, dan de fnoodfte ondankbaarheid, ontvangen hadden. Ten n'gen uuren, tradtde Advokaat in zijne Koets , om na de Vergadering der S'aaten van Holland te rijden. Eer hij daarin ging, kreeg hij berigt, dat de Prins hem begeerde te fpreeken. In 't vertrek gekomen, waar deeze gewoon was (*) Carleton, II. p. 283. 284. 287.288. Brandt, II. 884. Uitenbogaard Kerkl. Hift. bl. 994. S4 Maurits.  fiSo GESCHIEDENIS Maurits. Verbatsd- h< id over dit gevangen neera. .11. was gehoor te verleenen , werdt hij in een ander ge< britgt, en Nythof , Luitenant van 's Prinfen Lijfwagt, nam hem, uit naam der Algemeene Staaten, gevangen. Hij verzogt, zijne Doorlugtigheid te mogen fureeken : dan het werd geweigerd. Dn Groot en Hoogerbeets werden in denzelfden hrik gevangen , en deeze drie iii onderfeheidene Kamers gebragt, zo dat niemand van 's anderen lot wist. Ten zelfden dage zondt men na Utrecht, om Ledenberg te vatten, na eemgen tijd zijn huis tot eene gevangenis gehad te hebben , na den Haage gebragt werd (*). Eene zo gewelddaadige handelwijze kon niet op last der Algemeene Staaten uitgevoerd weezen: deeze was zeker uitgelekt, en de drie Slachtoffers zouden tijd gehad hebben, om zich , voor den llag , te bergen. Deeze last kwam alleen van de Gevolmagtigden , door Maurits na Utrecht medegenomen. Zij fpanden zamen met de Afgevaardigden der zes weigerende Hollanrifche Steden , om den Prins tot dit befluit aantezetten, oordeelende, dat hetgemaklijker zou vallen , de Algemeene Staaten het zelve te doen goedkeuren, naa dat dit moeilijk werk volbragt was , dan wanneer men begon met hun raad te pleegen. Die ook, naa de volvoering, hunne toehemming gaoven. (*) Brandt II. D. bl. 841. Baudart. Mejn. X B. bl. 6a. Uitenbogaard Kerkl. Hift. bl. $9$. Brandi-, Leeven van de Greot, bl. 135.  der NEDERLANDEN. eSi ven (*). Doch de Afgevaardigden van Holland, die zich in deeze Vergadering bevonden , waren als door een donderdag getroffen , en zo verbaasd , dat zij, in't eerst, geen woord fpraaken. Een ftüzwijgen, afgebrooken door den Heer van Mathenes, één der Edelen, die in deeze bol- en hooggaande tijden, meermaals blijken gaf van moed en Vaderlandsliefde : Gij, in deeze gedenkwaardige taaie brak hij uit, gij hebt ons Hoofd , Tong en Hand ontnomen ! gij kunt, derhalven, van ons niets verwagten , dan Jïilte en verbaasdheid! Maar wat vermogten de fterkhe tegenbetuigingen van Vaderlandfchen ijver tegen dwang en overmagt (f). De Algemeene Staaten gaven, ten dien zelfden dage , den Staaten van Holland te verhaan, ,, dat het vasthouden der drie 5, Perfoonen ten dienste van den Lande gefchied ,, was; dat men te Utrecht ontdekt hadt, hoe men 3, den band der Veréénigihge zogt te verbreeken, „ waar van de drie Gevangenen de Hoofdbeleiders geweest waren." De Edelen en de meehe Steden gaven hier op ten antwoord , „ dat het gebeurde „ hun bedroefde, en van hun als eene fchennis van ,3 's Lands Vrijheid en Geregtigheid werd aange„ merkt, waarom zij begeerden, dat de Gevangenen „ terhond zouden gehaakt worden (§)." Om het (*) Uitenbogaards Leeven, XIII. bl. 244. Brandt, II. D. p. 841. Carlexon, II. p. 289. (|) Carleton, II. p. 290. (§) Refol, Holl. 1618. bl. 257. Brandt , IL D. bl. 843. S 5 Re- Mauritï.  *8a GESCHIEDENIS Mauriti. het Gemeen van deezen handel te verwittigen , liet men onder het Volk , dien eigen dag, een Briefje loopen, zonder eenige ondertekening of naam des Drukkers ; ■ doch 't geen men terffond vernam, bij den Drukker der Algemeene Staaten gedrukt te zijn, van deezen inhoud: „ Alzo bij de verandering, gefchiedt „ binnen de Stad Utrecht, en anderzins, bij orders „ van de Hooge en Mog. Heeren Staaten Generaal „ der Verèènigde Nederlanden, door zijne Excellens, tie, en haare Hoog Mog. Gecommitteerden , hem ij bijgevoegd , ontdekt zijn verfcheide zaaken, daar van, voor deezen, groot agterdenken is geweest, ,, ftrekkende tot groot nadeel en praeiudicie van de ,, Provinciën in 't generaal, en van elke Provincie in ,, 't particulier, niet zonder apparent gevaar en pe„ rikel van den Staat van het Land , en dat daar „ door niet alleen de voorfchreeve Stad Utrecht 5 „ maar ook verfcheide Steden van de Verèènigde >, Provinciën , zouden hebben gevallen ineenbloed- bad, en dut voor de meelle Beleidersdaarvange„ houden worden Meefter Johan van Oldenbar„ ne veld, Advokaat van Holland, RomboutHoo„ serbeets en Hugo Grotius , gelijk daar van „ hier nader verkondiging en vei klaaring zal worden „ gedaan: Zo hebben de Hooggemelde Heeren Staa- len Generaal, om deeze en gelijke inconvenienten „ voortekomen , den ftaat van hef Land te Hellen „ in lefol. Cener. tfiè. Brandt Leeyen van de Groet, bl, 137-  der NEDERLANDEN. 265 in verzekering, en de Burgerij van de Steden we„ derom te brengen in burgerlijke éénigheid, gemeen„ fchap en vriendfchap, gelijk voor deezen , goed- gevonden en gerefolveerd, de voorfchreevene drie 5, Perfoonen te verzekeren , om die, uit derzelver „ hechtenis, haare actiën en beleidingen tedoenver3, antwoorden, naar behooren De Edelen en de meefte Steden befloten , terftond zijne Doorlugtigheid rondborftig te verftaan te geeven, ,, dat men, door deeze handelwijze, de hoog„ heid, vrijheid en geregtigheid van 't Land van ,, Holland hieldt gekwetst te zijn, en hemteverzoe„ ken , dat hij 't, als Stadhouder , geliefde te reg„ ten." De boodfchap werd gedaan ; dan de zes Steden, die in de Vergadering geftemd hadden , dat zij van 't voorgevallene verflag zouden doen, en begeerden , dat alles, middelerwijl, in den zelfden ftaat bleeve, leverden 'er eene verklaaring tegen in, bij Welke zij de klagte en het verzoek der overige Leden niet goedkeurden. De Prins ontweek deezen aandrang , met te betuigen , „ dat het gebeurde niet „ bij zijne orde , maar van wegen de Algemeene ,, Staaten verrigt was, die geloofd moeiten worden „ zulks niet zonder grond gedaan te hebben ; dat hij „ het Regt van Holland niet wilde bekorten , en dat „ de Heeren Staaten van Holland het gefchil , 't „ welk hier over gevallen mogt zijn, met de Heeren Staaten Generaal wel zouden weeten te vin- den. (*) Beanpt Lieven van de Cron. Maurits. Maurits ontwijkt ie aanzoekentot ontflag.  284 GESCHIEDENIS Maurits. f ,, den (*)." Volgens Uttenbogaards berigt, voegde liij 'er nevens, ,, dat het voorgevallene hem „ leed was ; dat de Advokaat een wijs Man hadt ,, geweest, en die, voorheen,groot gezag in deAl„ gemeene Staatsvergadering gehad hadt; maar dat, „ dit gezag, naderhand, verminderd zijnde , hij 't 3, zelve hadt willen herltellen door middelen, die de „ Algemeene Staaten niet konden dulden , dat van ,, hem wierden gebruikt ; doch dat hij, egter, in „ geen gevaar was, dat de zaak niet fleerende zou ,, worden gehouden , en dat men wel met hem zou „ handelen." Op dezelfde wijze ontfloeg hij zich van de Heeren van der Mijle en Véenhüizen., Schoonzoonen , en den Heer van Groettevtld, Zoon des Advokaats , die hem, 's naamiddags, verzogten , den ouderdom huns Vaders in aanmerking te neemen, en zijn Huis hem ter gevangenisfe te geeven, zeggende : „ 't fs het wérk van de Staaten Generaal. „ Uwen Vader zal geen leed gefchieden, niet meer „ dan mij zelf." Veenhuizen bellondt zijn' Schoonvader te regtvaardigen wegens het wederftaan van 't inneemen der Kloosterkerk; dan, uauwlijks hadt hij deeze Kerk genoemd , of Maurits flopte hem den mond met dit dreigend zeggen : „ D'e zich tegen de ,, Kloosterkerk wil ftellen, zijne voeten zullen hem „ niet van hier draagen (f)." Door den Prins tot dc C) Refol. Holl. iöi8. bl. 258. 260. Brandt, II. bh 843 - 845. (f; Braindt, II. D.bl. 842.  d»r NEDERLANDEN. 285 de Algemeene Staaten geweezen , vervoegden zij zich, dien eigen dag, derwaards; doch kregen geen antwoord op hun verzoek (*). Geweld baatte even min a's minzaam verzoek, om den Grijaart te verlosfen : eer de dag ten avond daalde, drongen de Heeren van Schagen en van Asperen, beiden in de Ridderfchap befchreeven, door tot de Kamer , waar Oldenbarneveld zat, begeerende, dat hij zou losgelaaten worden. Maurits fchoot, op 't gerugt 10e, beval , hun te ontwapenen , en voorts te bewaaren , tot dat men hier op het goedvinden der Algemeene Staaten zou verhaan hebben. Dan hij begreep, dat zulks hem nieuwe en magtige Vijanden zou kunnen op den halze jaagen: weshalven hij verklaarde, dat men die Heeren , met eene belirafling, onder handtasting , zou kunnen ontflaan: gelijk gefchiedde (f). . Deeze aanéénfchakeling van ongeregelde en gewelddaadige handelingen werd zeer verfchillend beoordeeld, naar de bijzondere partijfchappen en verfchillendeinzigten. De Contra-Remonfïranten juichten dit bedrijf ten hooghen toe. Zij beweerden, dat , om den regten Godsdienst in zijne zuiverheid te bewaaren, als mede de Landfchappen, die op 'c punt honden, om vanéén te fcheuren, bij den anderen te houden, de Algemeene Staaten, verpligt, om voor de behoudenis van 't Gemeenebest te waaken, het («) Wagenaar Faierl. Hifi. X. D. bl. 358. (t) Brandt, II. D. bl. 842. Maurits. 'c Beftaan van de Heeren van Schagen en van Asperen. Verfchillende gevoelensover dè gevangenneeming.  sSo" GESCHIEDENIS Maurit». het heil des Vaderlands boven alle bijzondere overweegingen hadden moeten hellen. Zij zaagen deeze gevangenis aan als een fchoone zonnefchijn, naa eene lange duifernis (*). Het klein getal derzodanigen, die geen partij trokken , oordeelde zulk een geweldig behaan noodeloos, dewijl het houden der Synode behoten, en het afdanken der IVaardgelders gefchied was. De Engeifchen, zich in deeze Gewesten bevindende , konden hunne blijdfchap niet bedwingen. Eindelijk," zeiden zij, „isdatmag„ tig Verbond verbrooken, 't welk met zulk een Op„ pergezag het Gemeenebest beheerschte. Met het,, zelve is de gevaarlijkfte Vijand voor Engeland, die 9, ftoutmoedige Verfmaader van de bedrijven en den „ perfoon zijner Majefteit, gevallen. Eindelijk heeft „ het Gode behaagd, zijne Kerk te behouden, welke „ die gevaarlijke Nieuwigheiddrijvers door 's Duivels „ kunstenaarijen zogten te doen waggelen en vallen.'' De Afgezant dierKroone vergenoegde zich, met zijne en zijns Meefters goedkeuring aan deezen handel te geeven : hij verfchahe zelfs Artijkelen van befchuldiging tegen Oldenrarneveld, en verwagtte , volgens zijne eigene betuiging , dat dit bedrijf gelukkige gevolgen voor Engeland zou hebben , door den val eens Staatsdienaars, wiens trots en weinige ge. neigdheid tot Engeland , doorgaans , hadt in 't oog geloopen, daar hij zich veel meer Fransch- dan En- gelsch- (*) Baudart. X. bl. 63. De Groot Verd. X. Carlston, II. p. 292. 30S.  der. NEDERLANDEN. aS7 gehchgezind betoonde. Hij moedigde Maurits aan, die, verzekerd van de gunst des Konings van Engeland, zich meer dan ooit hreelde met het denkbeeld, van de langgewenschte Staats -omwenteling te volvoeren (*). Dan de ijverige Gemeene- bestgezinden en Arminiaanen klaagden geweldig: men verzogt een nieuwen Brutus, om 't Vaderland van een Dwingeland te verlosfen; men vondt aangeplakt : Hollanders, uw Privilegiën en Vrijheid zoet Worden nu feenemaal getreeden onder den voet; Eén Brutus kan ons helpen! Hebben wij , was de taal dier Partije , de Vrijheid verkreegen, om onze Voorregten met voeten te zien treeden ? De Spanjaard kon zijne dwinglandfche maatregelen en bedrijven onder den naam van Souverain vergoelijken. Maar welke reden kunnen eenige bijzondere Perfoonen , zonder Character, bijbrengen voor het helman, om , op "eigen aangemaatigd gezag, drie voornaame Leden der Regeeringe van dit Gewest in hegtenis te neemen, tegen den wil der Staaten,hunne eenige wettige Regters en Overheden ? Kan de naakomende toeftemming der Algemeene Staaten een' handel, zo rechtdraads hrijdig met de Wetten , billijken? Hebben zij eenig Regtsgebied op eene plaats, waar zij zells niet vergaderen, dan met verlof der Staa- (*) Carlet. II. p. 268. 305, 309. I. 310. 316.323Baüdart. X. bl. 63. De Groot Verdeed. XÜl. Maurits.  GESCHIEDENIS Maurits. Vlugt van verfcheide Perfoonen,de Partije van Barneveldtoegedaan. Staaten van Holland ? Zij fchenden , daarenboven 5 het Regt der Hollanderen, van niet gevat te kunnen worden, zonder voorafgaand berigt, zo men ze niet op heeter daad grijpt. Hebben de Algemeene Staaten reden van klagten over het gedrag deezer drie Staatsdienaaren, dan kunnen zij zich althans niet alsRcgters aanhellen in eene zaak, waar zij de rol van Aanklaagers fpeelen (*). Naa een zo verfchriklijketi Oag aan de heiligde Voorregten van Holland, naa een zo geweldigen fchok aan de grondflagen des Nederlandfchen Bondgénootfchaps te hebben zien toebrengen , kon men n'et nalaaten de ontrustendfie gedagten te koesteren over de verdere handelingen dier Geweldenaaren. Vrees voor een dergelijk lot greep veelen aan. Verfcheiden der aanzienlijkhe Medehanderen van Oldenbarneveld ruimden het Land. Uitenbogaard verliet, op den zelfden dag, dat de Advokaat gevangen werd, den Haag. Taurinus ging na Antwerpen , van Moesbergen na Munfterland, en van derMyle, onder de hand gewaarfchuwd, dat men hem nauwkeurig gadefloeg , trok na Frankrijk, waar hij zich tot het volgend jaar onthieldt (f_). Het gevangenneemen van Oldenbarneveld bemoedigde zijne Vijanden, om nu openlijker dan ooit te (*) Baudart X. bl. 63 enz. f*) Uitenbogaards Leeven , IX. bl. 147. Brandt, II. D. bl. 8ao- 933. De Groot Ferantw. XV. bl. 154. Gefchr. Mem. wegens den liter van der Mjle.  der NEDERLANDEN. «85» ten voorfchijn te treeden; de verdenkingen van Landverraad, de betigtingen van handel met Spanje kreegen, onder het gemeen, meer en meer ingangs. Tegen hem en de andere Gevangenen kwamen allerlei Blaauwboekjes, Rijmen, Liedjes en Spotprenten in 't licht. Veelen der zodanigen, die aan den Advokaat hunne bevordering hadden dankteweetcn , waren de eerden, die lafhartig den mond floten. Zijne voorgaande verflandhouding met de twee andere gevange Heeren, en het deel, 't welk zij gehad hadden in het gebeurde te Utrecht, gaven ge'egenheid tot de vreemdfle en haatlijkfle gerugten. Den houthen hap, dien men in hun plan kon ontdekken, was , dat zij Maurits , zelfs met geweld, hadden willen beletten, op eigen gezag, de Waardgelden aftedanken'. Maar zij handelden hier in overeenkomfligmet de Befluiten der.Staaten van Holland en Utrecht, die het beflaan van den Prins als eene fchennis van hun Oppergezag mogten aanmerken. Men gaf zelfs voor, dat zij eene Verzoening met Spanje beraamd, en behoten hadden , zich onder de gehoorzaamheid der Aardshertogen te begeeven, indien Maurits op dien geweldigen voet voortging. Dan de fchriftlijke Verklaaring hier van, te Utrecht, daags voor de verandering der Wet, ingeleverd, hadt weinig om 't lijf, en kon 'er niets, ten nadeele des Advokaats, uit worden befloten (*). De (*) De Gr. Ferantw. IX. bl. 94. XV. T54. Baud. X. bl.63.64.carl.II. 330. 344. WAG.Fad.Hi/l.X.D.bli6x. V. Deel. T Maurit?. Gerugten, tegen de Gevangenenverfpreid.  29° GESCHIEDENIS ïyjAURlTS. Ontwerp van 't Voor (tel der Stasten van Holland. De Staaten van Holland, die deeze zaak bet naast betrof, waren verre van terflond te buit ken. De Steden Rotterdam en Leyden vorderden, dat hunne Peufionarisfen zouden geflaakt, of in Regten betrokken worden, overeepkomftig met der Stede Voorreg? ten. Maurits keerde deezen nieuwen aanvalafmet dezeifde uitvlugt, als voorheen: hij wees hun nade Algemeene Staaten (*). Eenigen der Hollandfche Steden belloten , ter naaste Dagvaart aantehouden om het ontflag der Gevangenen, en rondeiijk te verklaaren, „ dat men daar naa de befchuldigingen, in orde, tegen hun hoeren wilde, die, wanneer ze „ binnenlandfche zaaken bctrolfen , door die van ,3 Holland alleen zouden moeten beoordeeld vvor- den. Voorts, dat men den Prins verzoeken 8, zou tot handhouding der Voorregten. Doch, „ indien zulks ten eerden niet vallen wilde , zou ,, men geen onderzoek der Gevangenen toelaaten, „ dan in 't bijzijn der Afgezanten van Frankrijk, ,, Engeland en Zweeden, en ten overfiaan der Gede- puteerden van al!edeLcd-n van Holland en IVest,, friesland , zonder welker kennis en bewilliging, ,, ten voornaamften deele, niet zou worden yoortge,, vaaren. Doch , zo de Gevangenen , of eenigen derzelven, verfiand gehouden mogten hebben met ,, de Spaanfchen , de Aardshertogen, of derzelver Aanhangers, ten nadeele der Verèènigde Gewesten , » en (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 139. Brandt, 11. D. 24Ó.  der NEDERLANDEN. ü;eden de R.eg< e • ing.  292 GESCHIEDENIS Mauiut'. Tegenfhnd te Hoen. Delfi, Schiedam, Gornichem , Oudewater , Woerden en Monnikendam (*). In alle deeze Steden veranderde hij de Wet: en, ten zelfden tijde , dat hij haare Voorregten zo handtastelijk fchondt, beweerde hij, dat dit bedrijf 'er geen nadeel aan toebragt. Zo gereed gelukte het hem niet te Hoorn: te dier Stede lag geene Bezetting , en het vooruaamfte gedeelte der Burgertje was op de zijde der toenmaalige Regeeringe. Zijne Doorlugtigheid hadt reeds, in't voorjaar, 'er Bezetting meenen in te krijgen ; doch deeze, door ijs en tegenwind belet, kwam ongelijktijdig aan , en werd, op last der Kurgemeefteren, buiten gehouden. De Prins naderde Hoorn, wanneer men hem, uit naam der Wethouderen en Raaden, verzogt, met geen groot gevolg ter Stad intekomen. Hij antwoordde , „ dat hij bereid was ee„ nen anderen weg te neemen , zo die van Hoorn „ hem niet in de Stad wilden hebben; doch dan zou hij zien, wat hem , naderhand , te doen (tondt. „ Wat zijn gevolg betrof, dat wilde hij niet ver,, minderen, ook niet van een ddnigen Paadje." — Hij hieldt de tot hem afgevaardigelen bij zich; doch, de Pooi ten , op 't winket na, gelloten vindende, liet hij ze vooruitgaan. De Wethouderfchap , die op 't Hoofd hondt, met de Afgevaardigden gefproken hebbende,,werd te raade de Poorten te openen. De Schutterij was in de wapenen, en fchaarde zich langs 00 Van den Sande, V. B. bl. Go. Brandt, II. D. bl. £50-852. Bijvoegzel, bl. 093-905.  der NEDERLANDEN. 293 langs de hraaten, door welken de Prins na zijne Herberg ging. Zij bezetten bet Stadhuis , de Waag, en alle Posten van aangelegenheid, Veelen brandden van verlangen , om met 's Printen Muskettiers aan den man te genaken , en hun leeven, tot verdeediging der Vrijheid, te waagen. De Wethouderfchap hadt hier toe flegts een teken te geeven , en Maurits liep groot gevaar zijns leevens ; doch de gevolgen van zulk een fiap fchrikten de Regenten af. Zij vreesden ook voor eenigen onder de Burgers, die tot den Prins neigden. De eerfte dag werd in wederzijdfche ongerustheid, fchoon met uiterlijk vertoon van minzaamheid , geOeeten. 's Volgenden daags vroeg zijne Doorlugtigheid de Hoplieden der Burgerije: „ Waarom zij zo fterk waakten? daar hij hun „ immers geen reden gegeeven hadt, omhemtemis„ trouwen." Zij beriepen zich op den last van Burgemeefleren : en deezen op dien van de Vroedfchap, die, terftond bijeengeroepen, gezamenlijk den Prins verzogten, hunne Stads Voorregren niet tefchenden door het veranderen der Wethouderfchap, waar uit ook groot ongenoegen onder de Burgerij zou onthaan. Eindelijk baden zij hem , zo hij iets wilde veranderen, dat hij het getal der Vroedfchappen zou vermeerderen met eenige Leden , te zijner keure. Deeze laathe voorflag fcheen Maurits te fmaaken. De R egeering, vertrouwende, dat het dien zagten weg wel heen zou gaan, beval de Schutterij , op 's Prinfen aanhoudend verzoek, aftetrekken. Twee dagen bleeven zij in die verwagting ; doch , wanneer, op 'P 3 . den Mauritï.  a9.i GESCHIEDENIS Maurits. Aanmerking ove die Regeering.sveranderingen. den derden dag , verfcheide Vaandelen Knegten uit Friesland aangekomen, en op de voornaamltePosten geplaatst WEreu', liet hij den Magiftraat op't Stadhuis zamenroepen, om zijne meening te verftaan. Dij begaf zich derwaards , oniftuwd van een aanzienlijken ftoet Edelen, en vergezeld van eenige honderden Soldaatenis die zich, halvemaanswijze, op de Markt plaatsten. Toen zijne magt met vertrouwen kunnende tooneu , bedankte hij de geheele Vroedfchap; doch acht oude Vroedfchappen werden terftond weder aangenomen, en de opengebleevene plaatzen met nieuwen aangevuld: ook andere Burgemeefters aangefteld. Vervolgens zette hij eenige Hoplieden der Burgerije af. Dan de Schepens, Weesmeefters, en andere Amptenaars, liet hij in hunnen post, fchoon men 'er verfcheide ontflagene Vroedfchappen onder telde. De Schout krèeg, op zijne vraage , hoe het daar mede gaan zoude? dit befcheid , „ daar is al „ genoeg veranderd , ja al te veel (*)." Te Alkmaar en Meidenblik viel, op die zelfde reis , foortgelijke verandering voor. Te Enkhuizen, Edam en Purmerende was dezelve, tot zijn oogmerk , onnoodig. In alle deeze veranderingen betoonde Maurits de r Bontheid en onverfchrokkenheid, welke het kenmerk is van een Oorlogsheld , gemeenzaam met gevaaren. Hij fcheeu vermaak te fcheppen m de ongerustheid en vrees , welke hij den Magiftraatsperfoonen aanjoeg. (*) Velius Hoorn, 559' 597- Carl« n- P'336.  der NEDERLANDEN. 295 joeg. Groote en gewigtige les, welke de Ge- Keesnebesten aanwijst, hoe veel gevaars zij loopen, van hunne Vrijheid ie zien verdelgen door eene Krijgsmnpt, die zij, tot verdeediging daar van , onderhouden, en nooit beter verzekerd is, dan wanneer zij befchermd worden door de Burgers zelve,en de wapenhandel hun die lierheid en oorlogs - dapperheid inboezemt, welke den Zomen der Vrijheid zo fchoon haat, en hun moed en kragt geeft, om de belangen dier Moeder :e handhaaven. Uier he'iben wij het Tijdperk , waar op wij de Omwenteling, toen in 't Gemeenebest voorgevallen , mogen dagtekenen. Zij beflond , hoofdzaaklijk , in deeze twee aangelegene punten , —r— de Meerderheid, welke zich de Algemeene Staaten boven de Statten der bijzondere Ge wes' en aanmaatigden in alle liaken , den Oorlog en den Godsdienst betrehen- d ', en de Magt,die Maurits zich toeeigende, om, raar welgevallen, de Leden der Regeeringe te veranderen. Met deeze magt onderwierp hij het geheele Lichaam van den Staat, en voerde een Oppergezag, Vleierij en Laagheid gingen met Dwinglandij en Slaavernij hand aan hand; dus wns het binnen 's Lands geheld , fchoon buiten 's Lands het 'Stsa-sbeftuur geene merkelijke verandering fchcen ondergaan te hebben : de weezenlijke magt berustte thans in een Krijgshoofd , van hap tot hap daar toe opgeklommen, met. fchen nis der Grondwetten van den Staat, doch zich a'toos gedekt houdende ondei den dekmantel cener fchijnbaare Gemeenebest -regee ring Maurito  295 GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN. Maurits. Einde van het Vijfde Deels Eerfte Stuk. ring. Met verbaasdheid, gemengd met verontwaardiging, ziet elk braaf hart deeze gedaante -verwisfeling. Men zou de welfpreekcnheidvaneenTACiTus moeten bezitten, om voor de regtvaardige en onomkoopbaare Regtbank der Volken en der Eeuwen de aanflagen der Dwinglandij en de zaak der Vrijheid voortelrellen, om het zegevierend Misdrijf te befchaamen, en de verdrukte Deugd te wreeken : met één woord, zijne pen was noodig, om alle de tooneelen van dit droevig fchouwfpel te befchrijven , en de zo befchreienswaardige ontknooping te ontvouwen.  T JL JF 3S JBL MM £ der ALGEMEENE GESCHlEDENISSB van de VERÈÈNIGDE NEDERLANDEN* cevoisd naar't fransch van den heere /l. M. CERISIER. V IJ F DE DEEL. Tweede Stuk. Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXII L   INHOUD VAN HET V T F D E D E E L 'S Tweede Stuk. T GEMEENEBEST DER. VERÈÈNIGDE NEDERLANDEN. TWINTIGSTE B O E K. Van de verand-ring der Regeeringen door Maurits s tot den dood van Oldenbarneveld. V ij f d e T ij d p e r k. Maurits onderwerpt aan zich de Steden en de Edelen. Poogingen der Franfche Afgezanten, ten voordeele der gevangene Heeren. Synode te Dordrecht. Regtspleeging met de Gevan¬ genen. —- Oldenbarneveld eindigt zijn leeven op 't Schavot. M aurits bedankt voor de gemaakte veranderingen. De Regeering te Leyden , Haarlem , Rotterdam cn Gouda veranderd, 't Voorgevallene omtrent * 2 de  ï N H O ü D. de Regeering te Amfterdam. De Regeering in 's Graa° /cnhaage veranderd; maar in Dordrecht niet. Maurits vermeerdert de Edelen , en heerschi. Zonder* iing voorval, bij de Regeerings- verandering te Amfteraam. Verzoeken der Franfche Afgezanten , ten beste der gevangene Heeren. Antwoord der Algemeene Staaten aan de Franfche Afgezanten. De Reinonftranten , in verfcheide bijzondere Synoden , afgezet. Fruvthoze poogingen der Remonftranten. Buitenlandfche Godgeleerden tot de Synode geroepen. Opening der Dordrechtlche Syn de. De Remonftranten van de Synode uitgefloten, en gedagvaard. De gedaagde Remonfttanteq verfchijnen. Redenvoering van üpiscopius in de Synode. De Remon» ftraptfche Leden van het Synode uitgefloten. Gefchillen over de bevoegdheid der Synode. De Remonstranten weigeren zich te bepaalen tot het enkel voorfeilen van hunne gevoelens. De gedaagde Remonft amen buiten de Sym de gefloten. De Remonftranten door de bijzondere Synoden mishandeld. Voorzorgen der Synodale Vaderen. De Remonftranten leveren fchriftlijke Verioogen , wegens hunne gevoelens , in. Twisten tusfchen de Vaders van de Synode. De Synodale Oordeelen worden in heimlfke Zittingen ge leezen. De Canons cpgefteld. Vonnis, over de Remonftranten geveld. Gedrag der Gedaagden, lij het voorleezen van 't Vonnis. De Gesteranussrn voor S^ciniaanen verklaard, Macovius vrijgefproken, en Vorstius veroordeeld. De Nederlandfche Belijdenis en de Catechismus goedgekeurd. Het fluiten  INHOUD. v Puiten der Synode. Gevolgen der >ynode. Lotge. vallen der Befluiten en Leerftellingen der Synode, Staatkundige oorzaak van 't houden der Synode. Verbaasdheid in Europa over 't geen Oldenbarneveld wedervoer. Hogerbeets ondervraagd Ledenberg brengt zichzelven om in de gevangenis. De Groot ondervraagd. Oldenbarnevelds ftaat in de gevangenis. Dezelve ondervraagd. Verdere ondervraagingen van Hoooerbeets en de Groot. Vond van Scriverius5 om de Gevangenen berigt te laaten toekomen. Scriverius in boete befagen , om het Vers op Hoogerbeets. Buitenfpoorige eifche* des Engeifchen Afgezants Carleton. Verandering in d-1 Ridderfchap van Holla d. De benoeming der viei entwintig Regteren. Hoogerbeets voor de Regters gefield. Oldenbarnevelds gedrag bij dcRegters. Op welk eene wijze de Regters hem behandelen. Redenen, ten voordeele der Gevangenen bijgebragt. Betuiging van Oldenbarneveld in de gem vangenis. Aanzoeken der Franfche Afgezanten , ten voordeele der Gevangenen. Poogingen des Stadhouders van Fiiesland, ten voordeele van dezelven, Middelen , aangewend , om de Regters overtehaalen tot het vellen van een doodvonnis. De Familie van Oldenbarneveld weigert vergiffenis te verzoeken. Oldenbarneveld word gewaarfchuwd , zich tot fervente bereiden Hij laat Walrus tot Maürits gaan. Bereidt zich tot den dood. Zijne Vrouw en Kinderen belet, hem te fpreeken. Poogingen van de Prinfesfe Weduwe en den Franfchen Afgezant, om * 3 hem  vi INHOUD. hem te behouden. Toebereidzels tot de dood/lraffe. Vonnis en doodftraf van denzelven. Gedrag der aanfchouweren. Gedrag van Maurits , ter dier gelegenheid. Charafler van Oldenbarneveld. Befchuldigingen tegen denzelven onderzogt. Bijvoegzel lot het Vonnis. Hoogerbeets en de Groot willen geen Pardon verzoeken. Vonnis van de Groot. Qe Groot en Hoogerbeets na Loeveftein gebragt. Vonnis tegen Moersbergen. Tegen de Haan. En tegen Ulienbogaard. Kosten deezer Regtspleeging. Verfchillendi gevoelens over deeze Geregtshandelingen. Wat Maurits won niet deeze omwenteling. ÉÉNENTWINTIGSTE BOEK. Van den dood van Willem L ode wijk, Stadhouder van Friesland, tot den dood van Maurits. Zesde T ij d p e r k. Maurits wordt Stadhouder van Groningen , de Ommelanden en Drente. Zaaken van Bohe- men, de Palts, en het Keizerrijk. De Remonftranten vervolgd. 't Eindigen des Be- ilands. Dood van Willem Lodewijk , Stadhouder van Friesland enz. Maurits wordt Stadhouder van Groningen, de Ommelanden en Drente. ErnstCasimir , Stadhouder van Friesland. Zaaken van Dohemen en de Palts. De Rernoiiftranten vervolgd. Lot  INHOUD. Vit Lot der afgezette Predikanten, en der genen, die de Remonftranten aanhangen. Van Veenhuizen en van der Mijle niet meer onder de Edelen befchreeven. Louisa de Coligny fmaadlijk gehoond. Uittogten der Remonftranten. Ontkoming van verfcheide Arminiaanfche Gevangenen. De Groot ontkomt Loeveftein. Zijne komst en bedrijf te Parijs. Vervaardigt zijne Verantwoording. Staat van 't Gemeenebest bij hel eindigen van 't Beftand. Handel in Braband met de Remonftranten. Voorflag vanden Kanfelier Pekkius. Dood van Philips den KI. en den Aardshertog Albertus. Krijgsverrigtingèrt. Overwinningen van 't Huis van Oostenrijk//; Duitschland. Spinola's mislukt beleg van Bergen op Zoom* Voorfpoed der Staatfche Wapenen. Oostfriefche On* lusten. Zevende Tijdperk. Zamenzweering der Zoonen van Oldenbarneveld tegen Maurits. , Verdrag met Frankrijk en Engeland. Btleg van Breda. Dood en Character van Maurits. . Staatsbertuur en Geldmiddelen. Krijgsmagt. Voortgang der Oost- en West- Indi/che Maatfchappijen. —- Godsdienst. Zeden. Kunsten, Wee. temchappen en Ontdekkingen. Maurits in V gerust bezit der Opper magt. Zamenzweering tegen Maurits door de Zoonen van EhuDENBARNEVECD. Maat-egels der Z unenzw, eringe. Tver der Zamenzweerderen. Qnvoorzigiigheid van  vin i N H O U Do van dezelven. Ontdekking der Zamenzweering. Van Dijk gevat. Groeneveld gevangen ; als mede de Blansaarts, Parthy en Kooknwindeu. Slatjus gevat. StoutênBUrg ontkomt. Straffe van Groenevkld. Misnoegen des Volks. Invallen der Saamfchen. Nieuw Verdrag met Frankrijk. Verbond met Engeland. Macrits dood. Bijzonderheden , zi n Charatter betreffende. Gevolgen der veranderingen , door hem in den Staat gebragt. Misnoegen over de Oudtrjlandgdden. De bediening van 's Lands Advok at in die van Raadpenftonaris veranderd. Waarneemingen ovei de Inkomften , de Krijgsmagt, en den Intrest des Gelds. Volkrijkheid. Toerustingen tegen de Duinkerker Zeeroovers. Bevelfcht ift tegen de Vrijheid der Zeevaard- Op'-igting der Gr enlandfche Maa;fchappije. Vermeestering van Brazil. De Veikpanting in Nieuw Nederland , thansN euw York. Oorlogen en voortgangen der Oost - Indifche Maatfchappije. Batavia geftigt. Verdrag tusfchen de Engelfche en Nederlandfche Oost Indifche Maatfchappijen. Vloot onder Jaques l'Hermite. Vermeestering van Ternate. 't Voorgevallene o/iAmboina met de Engeifchen. Aanmerkingen over de Maat' fchappiien , met uitfluitende Voorregten begiftigd. De Godsdienst. De Rhijnburgers of Collegianten. Zeden. Geleerdheid, Hoogefcheol te Groningen opgerigt. Smaak der Nederianderen. Hooft. Erpenius. H. de Groot. Graftombe, voor hem cpge. rigt. Weetenfchappen anngekw> ekt. Vrijheid der Drukpersfe. Land-ontdekkingen.  TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSE VAN DE VERÈÈNIGDE 'T GEMEENEBEST DEK VERÈÈNIGDE NEDERLANDEN. TWINTIGSTE BOEK. Van de verandering der Regeeringen door Maurits , tot den d.jod van Oldenbarneveld. Vijfde Tijdperk. Maurits onderwerpt aan zich de Steden en de E leien, —— Poogingen der Franfche Afgezanten, ten voordeele der gevangene Heeren. ■ Synode te Dordrecht. Regtsp'eeging met de Gevangenen. —— Oldenbarneveld eindigt zijn leeven op V Schavot. JjLJ)oor middel der laatsfgemaakte veranderingen in de Wethouderfchip eehger Steden, hadt de Partij van Maurits , onderfchraasrd van de nieuwe Afgevaardigden der thans aangeltelde Regeeringen, in V. Deel. 3. Si. A de t6"t8. Maurits bedankt voor de gr maakte veranderingen.  Maurits. £98 GESCHIEDENIS de Staaten van Holland de meerderheid, 't Is,overzulks, geenzins te verwonderen , dat de Prins , in den Haage wedergekeerd, terVergaderingeverfcheen met het vertrouwen eens Burgers, die den Staat gewigtige diensten gedaan hadt. In dit gunstig licht zogt hij ook zijn gedrag te plaatzen. Het meerendeel der Afgevaardigden , behaaude uit zijne Gunstelingen, belloot, hem haatlijk te bedanken: met bijvoeging, dat men , daar zijne zugt ten beste des Lands geen moeite ontzag, geen gevaarenfchroomde,'taan hem overliet, om in alle andere Steden, waar hij de verandering der Wethouderfchap noodig oordeelde, dezelve te maaken. Wanneer Tiberius de braafhe Burgers in 't oud Rome hadt doen vallen, betuigde een laage en kruipende Raad , dat hij 't Vaderland hadt behouden. Maurits, zich fchikkende naar die pligtpleegingen , beraamd om 's Volks oog te blinddoeken , antwoordde , ., in 't geen gedaan „ was , of nog te doen hondt, geen ander in„ zigt te hebben , dan de vordering van den dienst „ en de rust van den Lande, zonder dat'er iets bij„ zonders onder gemeend of gemengd ware , ook „ buiten benadeeling van de Geregtigheden en Pri,, vilegien des Lands en der Steden: begeerende, ,, dat van deeze zijne verklaaring aantekening mogt „ gehouden worden , tot meerder kennis van zijne „ goede en cpregte meeninge (*>" De- (*) RefoLHoli. 1618. bl. 295. 3°7« Brandt, II. D. bl. <55P.  der. NEDERLANDEN. 299 Dewijl Haarlem, Leyden en Rotterdam verklaard hadden, ongelast te weezen op den voorflag, om zijner Doorlugtigheid het veranderen der Stads-Regeeringen optedraagen, en zij dus nog Vrijheidsmin lieten blijken , lagen ze de eerfte aan de beurt, om zijn gezagbetoon te ondervinden. Vooruit zondt hij , zijne Lijfwagt en eenig ander Krijgsvolk na Leyden, ' waarop hij kwam , en de bedoelde verandering vol- , bragt. HetGraauw, daar ter Stede,op de Arminiaanen en de Regeering gebeeten, deedt de Prins, met goedvinden van den Magiftraat, allen overlast en moedwil bij openbaare afkondiging verbieden (j*). Van Leyden trok hij , zijne Lijfwagt en drie Vaandels Knegten derwaards gefchikt hebbende, na Haarlem , met een groot gevolg , en verflelde de Wet (f). Dezelfde voorzorg te Rotterdam genomen hebbende , ging 'er de verandering even gemaklijk toe. Hier ter Stede ontdekte hij iets, 't welk de Groot veel nadeels deedt. In het Eedboek dier Stad was de gewoonlijke Eed der Amptenaaren opgeheld, ten tijde , dat Prins Willem de Hooge O-, verheid was opgedragen , en gewaagde dus van getrouw te zijn aan den Piins van Oranje. Doch,naa 's Prinfen dood, hadt Oldenbarneveld, toenPenhonaris dier Stad , volgens befluit der Vroedfchap, in ftede van aan den Prins van Oranje, geheld, aan. de (*) Brandt , II. D. bl. 870. Orlfrs Leyden ,01.507. (t) —— II- D. h'. 862. Bijv. bl. 905. Amfzino Haarlem , bl 4S4. Schrevel, Haarlem , bl. 192. A a Mauwt» De Regeering te Leyden, Haarlem, Rot'erdam:n Gouda. 'eran • lerd.  3oo GESCHIEDENIS Maurits. 't Voorgevalleneormieiu de Regeering ti Amlt erdam. de Hoogt Overheid van Holland. Zints hadt men, in de Groots tijd, nog eene kleine verandering gemaakt , alleen ter opheldering dienende : dewijl eenigen begonnen te drijven , dat de tijtel van Hoogt Overheid den Algemeenen Staaten toekwam, zo vondt de Vroedfchap goed , dat men daar bij zou voegen: dat is, de Staaten van Holland. Noch'het doorhaalen van 's Prinfen naam , noch het bijvoegzel, was van de Groots hand ; dan hij hadt niemand , die hem verdeedigde , en de Prins , het Eedboek verzogt en gezien hebbende, vondt zich geherkt in het denkbeeld, hem diets gemaakt , dat de Groot deszelfs naam uit den Eed hadt uitgefchrapt. „ !k ,, twijiel niet," fchreef de Groot , in laater tijd, van dit geval waagen e , „of dit heeft mij veel ,, kwaads gedaan bij zijne Excellentie. Ongelukkig „ zijn ze, die , zon Ier toegang van Vrienden, ge„ vangen zittende, zich tegen zulke llinkfche flagen ., met verweeren kunnen (*)•" Gouda hadt, ter voorgemelder gelegenheid , de zaak der Regeerings- verandering aan de befcheidenheid van den Prins gelaaten : hij oordeelde ze noodig , en volbragt ze(f). Veelligt zou men denken, dat hij in 't hem getrouw aankleevend Amfterdam dit bedrijf zo noodloos zou gekeurd hebben , als in die Noordholland■ fche Steden, welke altoos met Amfterdam gehemd, ,„.,.. en (j*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 156. (+j II. D. bl. 865.  oer. NEDERLANDEN. 301 en 's Prinfen oogmerken beguns'igd hadden. Maar vreezende , dat in deeze veel vermogende Stad de kans mogt keeren, waar zijne Partij altoos met eene geringe meerderheid boven dreef, en zich eenige be-" ginzels van misnoegen begonnen optedoen , dagt hij deeze gelegenheid te moeten waarneemen , om zich van dezelve volkomen te verzekeren. Hij verfcheen ter Vroedfchap, met dit voorhei : ,, Dewijl hier in „ den Raad, gelijk in andere S teden, groot verfchil is geweest over zaaken en gefchillen van Gods5, dien>t en heneeringe , waar uit verdere zwaarig„ heden zouden mogen ontdaan, zo ben ik hier ge,, komen uit last van de Regeerders des Lan ls, om ,, ook daar in te voorzien, even als ik in de andere ,, Steden gedaan heb. Ten dien einde beda; k ik „ deeze zesendertig Raaden van hunnen dienst, en „ ontflaa hun van den ted, dien zij als Vroedfchap,, pen gedaan hebben, mitsgaders van den Eed , en „ 't Regt, 't welk hun , als Schepen of Raad ge. weest hebbende , in het kiezen van Burgemeehc,, ren toekomt. Gaarne was ik van deezen lastver„ fchoond geweest, doch de tegenwoordige nood, ,, ten dienste van het Land , vordert zodanig eene „ verandering, die ook reeds meer in andere Steden ,, gefchied is , opdat de misverhanden en onéé„ nigheden, beide in Kerklijke en Maatszaaken, die, „ eenen tijd lang , in 't Land geweest zijn , eens ,, nedergelegd , en diergelijke zwaarigheden, in 't vervolg van tijd, voorkomen mogen worden." De Prins hadt nauwlijks dit voorhei gedaan , of A 3 alle LVIaurits*  3o2 GESCHIEDENIS Maurits. alle de Heeren begonnen zich te fchikken , om te vertrekken. Dan de Oud-Burgemeefter Cornelis Pieterszoon Hooft vroeg de twee daar tegenwoordig zijnde Burgemeefiers, ,, of zij daar op niets begeerden te zeggen?" Zij verklaarden van neen. De Heer Hooft , dien wij zo menigmaal als den mond der Vrijheid hoorden, zweeg niet in deezen. „ Eeds- en gemoedshalve ," betuigde hij, „ zich „ gedrongen te voelen , een weinig te zeggen." Hier toe verlof verzoekende en bekomende van zijne Doorlugtigheid, ving hij in deezervoegeaan: ,,'tZal, „ Doorlugtige Vorst, op Lichtmisfe, eerstkomende, „ vijfendertig jaaren zijn, dat ik in den Raad ben „ beroepen , en, geduurende al dien tijd , heb ik mijne genegenheid tot het Huis van Nasfau dikwijls getoond. Dikwijls ben ik, van deezer Stede „ wege , ter Vergaderinge der Heeren Staaten van „ Holland, en ook ter Generaliteit verfcheenen. „ Verfcheide misverhanden zijn , in dien tijd , tusfchen deeze Stad en de Steden Haarlem en Leyden „ ontftaan , die ter fcherpe, geregtlijke en andere „ handelingen uitborstten, en gefchapen warenhoo„ ger te loopen, zo datmengoedvondt, uwe Vorst„ lijke Doorlugtigheids tusfehenfpraak en bemid.de. „ ling daar over te verzoeken , waar door, einde„ lijk, die gefchillen waren nedergelegd. Des agt „ ik mij gelukkig , dat ik mijn gemoed, in deeze „ gehelienisfe van zaaken , voor uwe Vorstüjke Doorlugtigheid moge ontlasten. Ik zal anders niet „ seggerj, dan dit weinige: Dat de geheele VergaJe- „ ring  der NEDERLANDEN. 303 „ ring van deezen Raad, bij dnoren Eede, verbon„ den was tot voorhand van de Voorregten en Vrij„ heden deezer Stede, en dat zich de Heeren Raaden daar in, tot nog toe , met groote ééndragt en „ zorgvuldigheid gekweeten hebben , met naame omtrent drie punten , die mij nu in den zin ko- „ men. Eerst , om, bij middel van arrest, op Perfoonen en Goederen, alhier Judisdictie te „ fundeeren, en allerlei zaaken Bankvast te maaken: 't welk, zomtijds met groote moeite en on'ust, ,, tegen eenige Steden, met naame tegen Middelburg ,, en Rotterdam , is gehandhaafd. Ten ande- „ ren , het Privilegie de non evocando , medebren„ gende , dat men geene Burgers voor eene vreemde Vierfchaar of Regter betrekken mag. Ten „ derden, dat geene Burgers in gevangenis mogen „ gehouden worden , als zij vermogen borg te hel„ len, om, ter aanmaaninge des Regters, voer t „ Gerecht te verfchijnen. Doch deeze punten zijn „ niet te vergelijken bij de punten, die nu in gefchil „ haan. 't Is wel waar, dat het welvaaren van den „ Staat de opperfte Wet zijn moet; maar ik houde ,, het daar voor, dat zelfs niemand uit den Raad, ter „ zaake van hrijdigheid der gevoelens, die zomtijds „ in den Raad geweest zijn, eenig Befluit poogde te „ maaken, tot nadeel van de Leden, die de minfte „ hemmen uitbragten, als of die niet, zowelalsde „ anderen, voor eerlijke en vroome Luiden, en voor ,, goede Patriotten en 'fegenhanders van Spanje beA 4 „ haan  GESCHIEDENIS Maurits. ., (laan mogten. En, hoewel die Heeren, welken ., de ny.nfte fteriunen hadden, hun inz'gt en gevoe„ len van de zweevende gefchillen, met goeden crr.st en volgens hunnen pligt, voorfelden , zo heeft ,, nogthans niemand hunner zich ooit eemg Com„ plot , of ie s diergelijks , in 't minst onderwon* », den. om de ande en met Qinkfche middelen tever„ kloek: n , waar door de zaaken zijn uitgevallen „ gel ik men nu ziet. Die ook de Vergadering der „ Hce-en Staaten van Holland en der Genera'iteit „ wat veel betogten, weeten, wat ftrijcieheden en hevigheden daar menigmaal onder de Leden yoor„ vie'en: hoe dikwijls de zaaien werden uirgeireld, „ van re eene Dagvaart en Ver:aderinge tot de andere, li t dat zij, raa lang gedu'd, nog eindelijk tot eene goede uitkomst zijn gebragt, zonder dat m n ooit heeft gep ogd, op dus Janig eene wijze „ tceen i> mand te hande'en. Indien men zulks, in diergelijk tene verfcheidenheid van gevoelens,zou hebben gedaan , 't zou een weik zTder einde, ,, en dikwijls te doen, geweest zijn. Dies bid ik ,, i;we Vorstl jke Doorlugtigheid , dathethtm gelie„ ve, deeze groote Stad en deeze eerlijke Vergadering ,, te verfchoonen , naar behooren/' Op dit eenvoi dig en bondig Vertoog, in 't welk de OudBurgemeefler meer te verdaan gaf, dan hij uitte, gaf Maori i s dit kort , en 'er zich afhelpend , antwoord : Beuevaar , het moet nu, voor deez1 tijd, zo zijn. De nood en dienst van V Land vereifchen het.  der. NEDERLANDEN. 305 htt. De zesendertig Raaden vertrokken: doch wer- Maurit?. den al'en, op zeven na , in hunne waardigheid herfteld (»). De laatffe Regeerings-verandering maakte de Prins De Rein 'j Gravenhange , pp de toenmaaiige misnoegd, f^tGravan wegen d m tegenfhn 1, den Contra ■ Remonftratr vcnhaagt ten gebooden. — Eene gedreigde te Dordrecht, ^"n.~ waar van ree 's ee.ie L'h>t gemaakt was, en dieveelen rtaar in gaarne zouden gezien hebben , bleef agter , dewijl ^cr'^ Hur.o Muis van PIolv, Schout te dier Stede , bij njet Maurits zeer gezien , hem ouder 't o^g bragt , dat de Wethouders te Dordrecht aan elkander door Huwelijken en Bloedverwantfchap nauw verknogt waren: weshalven be; ongelijk van eenigen allen zou treffen (f). Zijne Doorlugtigiigheid droeg dergelijke zorge, i\talhits om van de Edtlen verzekerd te zijn. Weinig wee- vermeerken geleden , was derzelvi.r ee'al met twee Heeren . tTjt.de ... tdelen, waarfchijnlijk door 't beleid van 's Lards Advokaat, ea vermeerderd, en thans werden 'er vijf nieuwen , op haencht. 's Prinfen begeerte, in 't Lid der Ridderfchappe be- fchreeven (§). Alle deeze buitengewoone ver. anderingen verbaasden de Braaven in den Lande, de Beminnaars van Vrijheid. De Afgezanten der vreemde (*) Wagenaar Amjl. IV. St. bl. 304 enz. (t) Beverwïk Dordrecht, bi. 360. Brandt, II. D. bl. 873. (§) Refol. Holt. 1618. bl. 214. en 2Ï6. Baudart Hem. X. B. bl. 70. A 5  So6 GESCHIEDENIS Maurits. de Mogenheden , voor 't meerendeel in de rechte Staatsgeheltenis deezer Gewesten onkundig, geloofden , dat ze wettig waren , dewijl Maurits alles op den naam der Algemeene Staaten verrigtte : nietweetende, gelijk Aubery fchrijft, dat die Staaten alleen eene zamenkomst uitmaaken van Gelastigden der Souveraine Staaten van elk Gewest, en geen zeggen hebben, dan in zaaken , betreklijk tot de algemeene verdeediging der Bondgenooten, en geheel geen in het binnenlandsch beftuur van ieder Landfchap. De Staaten van Holland, ondertusfchen, thans betraande uit andere Leden , bleeven niet in gebreke, om Maurits , wanneer hij in den Haage wedeikeerde, pleatig te bedanken voor het verrigte werk, zijne gemaakte veranderingen volkomen goed te keuren en te bekragtigen, ja hem hunnen bijftanö te beloven, indien lui eenige verdere mogt noodig keuren. Raadzaam was het nogthans niet, den naam en de gedagtenis te fchenden van zo veele aanzienlijke Burgeren, thans uit het bewind gefehopt. Om dit te ontgaan, vonden zich de Staaten te verp'igt, eer.e Verklaaring bij de goedkeuring van 's Prinfen gedrag te voegen, die ten 'olijke hrekte van de onregelmaatigheid en onrectvaardigheid van 't zelve, inhoudende, „ dat zij „ met dit alles , volgens verfcheide betuigingen van , den Prins , niet ver honden de Traclaaten , Privi\ legien , Vrijheden en Geregtigheden der Landen in *t gemeen , of der Steden cn Ingezetenen in 't n bijzonder, eenigzins verminderd, of eenige Inge„ zetenen in hunne eere, goeden naam en faam ge- „ kwetst  der NEDERLANDEN. 307 „ kwetst te zijn (*)." Aan dit opmerklijk flot hebben de VerèènigdeGwesten, misfchien, dankteweet;n de behoudenis hunner Vrijheid, door het bewaaren van de gedaante hunner Regeeringe. Vecie Vrijheidhevenden in den Lande vreesden, dat deeze veranderingen honden gevolgd te worden van eene openbaare afkondiging, bij weikeMAU.iiTs de Hooge Overheid werd opgedraagen. Oldenbarneveld hoorde het met fcnrik: en die groote Man fcheen het verlies van eigene vrijheid te vergeeten, daar hij beefde voor die zijns Vaderlands (f). Maar, 't zij Maurits zich destijtels weinig bekreunde, wanneer hij het weezenlijke, d; magt , in handen hadt, 't zij de nieuwe Regenten niet konden befiuhen . om, voor altoos, het geliefde woerd />• heid , 't welk, zints jaaren her, hier zo bevallig klonk, opredderen , 'er viel geene verandering voor in de gedaante des wettedijken Beftuurs. Mea oordeelde het genoeg, het gedrag des Stadhouders goedtekeuren: 't welk ook de meeften moeiten doen, cm hunne eigene aanftellmg te wettigen. De Engelfche Afgezant, die rekening gemaakt hadt, dat hij, in de Staats- verfchillen tusfchen Engeland en dit Gemeenebest, deeze nieuwe Regenten wilvaardiger en gereedertot zijnen dienst zou vinden, fchreef na zijn Hof, (*") R'-fol. HoU. lóig. bl 345. 366. 372. UnxxBOGAAR~y Kerkl. Hifi. bl loii. Bajdart Mem. X. b!. 70. (t) Ü£ Groot, Peran:*. Cap.LX. IVaaragtigt Hifi. van BarneveU, bl 543 - 553. Mal-rjts.  GESCHIEDENIS Maurits. Hof, te Londen , dat, fchoon hij nieuwe aangezigten zag , de gevoelens de zelfde bleeven (*). Hij zogt naamlijk te bewerken een aftand van de vrijheid der Visfcherije op de Groot ■ Brittannifche Kusten , waar bij een groot gedeelte der Ingezetenen van Nederland zo veel belangs hadt, dat de nieuwe Regen1 ten, al waren zij van wille geweest, dit toeteltemmen, vreesden, zich bij 't Volk gehaat te maaken, en 't zelve aantezeiten, om te verlangen na de vroegere Regeerders, wier plaats zij bekleedden, 't Altoos wuft en ongedadig Volk begon de oogmerken van dtn Prins te verdenken. De Predikanten van de Contra - Remonftrantftche Partije mogten hem den Bevrijder van Kerk en Staat noemen (f). Anderen laakten zijne handelingen ten uitenten : de Remonftranten en Remonftrantsgezinden oordeelden , dat men de eerlijklte en beste Liefhebbers des Vaderlands, onder welken 'er zich bevonden, die de belegeringen van Haarlem, Leyden en Alkmaar hadden doorgedaan, uit het bewind gezet hadt, om hunnen val te gewisfer te bewerken (§). In de keuze der nieuwe Regenten bediende zich zijne Doorlugtigheid,meeften tijds,van den raad zulker Regenten, als meest voor zijne zaak en de Na- tio- (*) Carleton, II. p-259-39*- 393- Hl. p I4« (t) Baudart Mem. X. bl. 70. Trigland , bl. 1007, 1099. (§) Uitenbogaard Kerkl. Bijl. bl.ioi3, De Groot Verantw. Cap. IX.  dèr NEDERLANDEN. 309 tionaale Synode geijverd hadden, en zich van deeze ge'egenheid bedienden , om hunne Vrienden op 't feusfén te helpen. Eer hij zich na Amfterdam begaf, trok een Oud-Burgemeefter , en 's Prinfen Vertrouweling, (de Heer Wa g e n a a r vermoedt, dat het de bekende Rynier Pauw was,) derwaards , om met de zijnen te overleggen , welke Leden der Vroedfchap men aan zijne Doorlugtigheid zou i'pgeeven, om bedankt te worden. Men werd het genoegzaam ééns over eene Lijst van naamen, die men éénenderregeerende Burgemeeiteren deedt fchrijven, of, gefchreeven, overgaf, om aan den Prins behandigd te worden : waarop de beleider des werks weder na den Haag vertrok. Op deeze Lijst was ook gelteld de naam van zekeren Oud-Schepen en Raad, ïn weerwil van iemand, die zulks , in de nagtvergadering tegenwoordig zijnde , niet hadt kunnen keercn; doch, daarna, zijne zinnen fcherpte , om zijnen Vriend te redden. Hij vervoegde zich, in fiilte, ten zijnen huize , ontdekte hem, onder Eede, wat ten zijnen nadeele befloten was, en raadde hem, dien flag met eenen trek te verzetten, door tusfchenkomst van zijnen Broeder, gerouwd aan de Dogter des Burgemeefters, wien de Lijst was ter hand gelteld. Hij volgde dien raad- en keerde zich tot zij. nen Broeder, die, op ziin verzoek, zijnen Schoonvader met deeze woorden aanging : Wel, Vader, wat hoer ik! zal mijn Broeder worden a/gezet ? En zult gij toelaaten, dat mijne en uw Dogters Kinderen, uwe Kindskinderen , in tijd en wijle, zullen moe. Mauuts. Zonderling voorval, bij de Regeeringsverandering te Amfterdam,  Maurits. 510 GESCHIEDENIS moeten hooren , dat hun Oom, als ten Landverraader uit de IVet gezet is ? De Burgemeefter, de fchouders ophaalende, betuigde : Wat kan ik 'er tegen doen ? Het is te last. De ander hervatte , volgens het ingeeven van den bedekten Vriend : 't Is nog niet te laat. Ik weet raad , om mijnen Broeder te redden. Schrap zijnen naam uit , en zet een ander (dien hij noemde)//; de plaats, die u, voordeezen, zo fchendig gehoond heeft. De Burgemeefter liet zich bevveegen, maakte, zonder veel overlegs, de verzogte verandering in het briefje , en leverde het den Prins, die den inhoud nakwam, en, onder anderen, den Heer, dien men , in ftede van den uitgefchrapten geheld hadt , afzette. Deeze , die eene zijner Dogteren ten huwelijk gegeeven hadt aan éénen der Zoonen van den Oud-Burgemeefter, dien men hieldt het voornaam beleid in deeze veranderinge gehad te hebben , weetende wat hij bij den Prins vermogt, geloofde het ergfte, wijtte hem het gebeurde, duidde het ten ergfte , en verboodt zelfs zijn Schoonzoon zijn huis. Wat de Oud-Burgemeefter , ter zijner verontfchuldiging, inbragt, was alles zonder vrugt. Waarfchijnlijk lag hij de fchuld op den Burgemeefter, die de Lijst overleverde, die 't, veeliigt, ontkend , of op eene andere wijze zich gered heeft. — In 't volgende jaar, zogt de Oud-Burgemeefter de breuk te heelen, en zijns Zoons Schoonvader te doen herftellen. Hij verwierf voorfchrijvens van hoogerhaud aan de Regenten ; doch , op het leezen van deezen Brief, ftondt één der oudfte Raaden (men weet  der NEDERLANDEN. 311 weet niet zeker, of het Jan Jacodszoon Huidecooper , dan Cornelis Pieterszoon Hooft geweest hebbe,) op, zeggende: 't Geen daar gefchreeven wordt van de afgezette Heeren, dat zij,door die verlaating , in hunne eer en goeden naam niet zijn gekwetst , is waarheid : maar dat men daarom, eeni' gen van de Afgezet ten inlaatende, juist van de jongften zou beginnen , heeft gansch geene reden. Laat ons liever van de oudften beginnen , of van de zulken , welker Ouders, om de Frijheid, in den kerker moeften treuren , of op fchavotten zijn onthalsd. De verzogte herftelling hadt geen voortgang. De dwingende maatregels diens Yveraars voor den Prins verwekten hem , van tijd tot tijd, nieuwe vijanden. Zijn invloed nam af, de Gemaatigdhcid tradt ter Raadzaal binnen, en wij zullen, welhaast, zien, dat Amfterdam, wiens invloed zo veel te wege gebragt hadt tot het onderdrukken der Verdraagzaamheid en Vrijheid, de fterkhe fteunpylaar werd van beiden (*). De vier gevangen Heeren, ten doel geheld aan den haat hunner Vijanden , thans meefter geworden, 1 hadden geene hoope , dan op de voorfpraak van Frankrijk , 't geen zich veel liet gelegen liggen aan 1 de behoudenis van 't Gemeenebest, tot welksopreg- f ting het niet weinig hadt toegebragt, en dugtte, dat ' deeze fchaadelijke verdeeldheden den Spanjaard gelegenheid zouden geeven , om hetzelve te verdrukken. (*) Wacinaar Amfi. IV. Si. bl. jro eni. Maurits. /erzoe- :en der ^ranj'c 'ie \fgezan» en, ten «ste der evange:i leerea.  3» GESCHIEDENIS MaoRits. ken. Op *t verzoek van Oldenb • rneveld , was de Heer de Boisise, Oud • Raadsheer, die van zijne bekwaamheden reeds bljk gf-geevcn hadt in Gczantfchappen na Engeland , Zwitzerland en Duitschland , als bui engewoon Afgezant henvaards gezonden , om verzoening te b, werken , en gela t. met .du Maurier en Oldenbarneveld , dit gewigtig •ftuk te.bevorderen: dan hij kwam, cm getuigen te . weezen van't ongeluk des lattstgi melden : o^k moest hij klakten inbrengen tegjn Aarsens , die , in em Vertoog tegen van der Myle en Oldenbarneveld, het Hof van Frankrijk hadt afgefchilderd met de -haatlijkfte trekken, als een werktuig, 't geen Spanje bezigde, om Oldenbarneveld , in zijne fee 11 joze oogmerken tegen het Vaderland , te oi.derfteunen. De uitvlugten, van weiken men zich bediende , om hem nietregtf reeks te antwoorden, verveelden,en de gevangenneeming van Oldenbarneveld ftootte hem gewe'dig. Met den gewoonen Afgezant begaf hij zich ter Algemeene Staatsvergadering. Zonder zijne verwondering en ftnerte , over deeze gewel.iige handelwijze, te ontveinzen verk'aarde hij, dit bedrijf zo vreemd te vinden, dat men zie'; niet verwonderen moest, indien de Koning, zijn Meefter, Oldenbarneveld in zijne belcherming nam. Hij verzegt, teffens, de reden te mogen weeten van zulk eenen buitengewonen handel; doch de Staaten geweigerd hebbende hier over met hem in gelprek te komen, dagt hij, behoud-ns zijne Waardigheid, niet te kunnen blijven op esne Plaats, waar men zo weinig agt floeg  der NEDERLANDEN. 313 floeg op de eifchen en raadgeevingen zijns Konings. Hij vertrok, zonder het gevvoone gefchenk te hebben willen aanneemen. Doch nauwlijks was bij te Antwerpen, of hij ontving vohlrekten lastvan 't Franfche Hol, om wedertekeeren (*). Op nieuw ter Algemeene Staatsvergadering verfcheenen , verzuimde hij niets aantevoeren , (bekkende om hun tot gem2a;igdheid, billijkheid en éénsgezindheid te vermaanen uit naam eens grooren Konings , hum ei Bondgenoot; wien, gelijk hij zich uitdrukte, hunne belangen zo zeer ter harte gingen, als zijne eigene (t> Antwoord wagtende , fielden Bojsi-e en dl- Mfttntm aan Maurits middelen van bevre liging voor, (*) Brandt, II. D, bL 876-85i. Refol. Holt. 1618. bl. 2ös. Un en bogaardKerkl, Hift- bl. 1002 -ïoct. Carlet. II. p. 307. 324. (f) Verfcheide dringende redenen deeden het Franfche Hof belang neemen in 't lot van Oldenbarn£veld. Hec wist , dat d^eze Va Jerlsnd ievende Borger Frankrijk ge» negener was dan Engeland. In den laatüen opftand der Prinfen hadt hij de zsak der Konirginne Regentesfe zeer aangekleefd. 't Is daarom ook niet te bevreemden, dat Je Hertog de Rohan , één van de voornaamfte Hoofden der Misnoegden, en bij gevolge aan de zijde van Maurits, die hunne lijn trok, en, daarenboven , weinig bedreeven in de Staatsgeltekenis der Nederlanden , deeze gefchiedenis met valfche kleuren van drift en pardjfchap gefchilderd , en den grooten Oldensar.ne/eld met de haatlijkfte trekken afgemaald bebbe, V.Deel.i.St. B Maututï.  3I4 GESCHIEDENIS Maurits, -i voor, die zijn gezag zouden bevestigen, zonder hem het voorwerp van openlijk verwijt te maaken. Zij bonden zelfs aan , in de hoedanigheid van Middelaars, de Steden te bezoeken. Dan Maurits wees dit van de band, onder voorvvendzel, dat het beneden de Waardigheid eens grooten Monarchs was,en het diens Afgezanten niet voegde , zulk eene rol te fpeelen bij de onaanzienlijke Burgers van kleine Steden: Burgers, even of hij meerder war.e dan de voornaamhe dier Burgeren, enditeenfmaadnaam kon weezen voor Lieden, die in de Oppermogenheid van den Staat deelden. Elk onvooringenomene, daarentegen, zou het voor eene edelmoedige grootheid van geest houden , die valfche fchroomvalligheden van rang te verfmaaden, als het 'er op aankomt, om Vrede en Eénsgezindheid in een ontrusten en verdeelden Staat te bevorderen. Is 'er iets, 't welk het heilig Charaéler eens Afgezants, maar al te dikwijls ontheiligd , door laage kunstenaarijen en hinkfche treeken , meer luihers bijzet, dan dat hij een Bevorderaar des Vredes is ? Waarom (loot Carleton, die over dit huk met zo vee) minagtings fpreekt, zijne oogen voor zijn eigen bedrijf? Was her edeler, het vuur der Partijfchappe aanteMaazen, om rechtfchaapen Liefhebbers desVnderiands ten val te brengen ; Briefwisfeling te houden met de Staatsdienaars, en de Godgeleerden te. gen het Volk oprehooken ; zich moeite te geeven, om duiftere Gefchilhukken der Godgeleerdneid te beütsfen , en eenige braavc Mannen , wier Godge- leerde  dér NEDERLANDEN. 314 leerde denkbeelden niet ftrookten met die van zijnen Koning, door Hendrik den IV. Meefter Jacobus geheeten, het Land te doen ruimen (*)? Dan het is 't werk van drift en vooringenomenheid, de twijfelagtigfte en verdagtfte maatregels zijner eigene Partije op 't fchoonfte voortedraagen , en een haatlijk vonnis te ftrijken over de loflijkfle bedrijven des Vijands. Eindelijk beantwoordden de Algemeene S'aar en het Vertoog der Franfche Gezanten , verklaarende, dat de zaaken van 't Gemeenebest niet in een zo „ hachlijken toeftand waren , sis men fcheen den „ Koning diets gemaakt te hebben. De wanordes, „ in den Staat gereezen , waren te recht gebragt „ door het wijs beleid en de werkzaamheid des Prinfen van Oranje : en de Gefchillen , in de Kerk ontftaan , zouden welhaast gehiid worden door de Synode, welke te Dordrecht hondt te vergade3} ren. Wij zijn (voegden zij 'er bij) hoogst verpligt aan zijne Majeheit voor zijne oplettenheid , enbidden haar, hier van verdere blijken te geeven, met toeteftaan , dat eenige Proteftantfche Godgeleer„ den uit zijn Koningrijk onze bijwoonen (f)." Dusdanig een antwoord moet zeer vreemd geklonken hebben in de ooren der Franfche Afgezanten* (*) Brandt, II. D. bl. S77 enz. Carleton, U, p. 3=7 sh- (f) Brandt, II. D. bl. 876". Carleton, IL p. 315. 316. 326. B a M/iÜRIT8i Antwoordder AIg«. meene Statten aan de Frattfckè Afgezanten.  3iê* GESCHIEDENIS Maurits. ten. Zij booden de bemiddeling huns Konings aan, om de éénsgezind'ieid in de Verèènigde Gewetten te herftellen: en zij kreesen to- h fcheid het verzoek, om eenige Proteftantfche Gndge'et-rden, om eenige hukken der Godgeleerdheid te helpen beflisfen. Zij bemerkten , dat de ftaat der dingen te v.-el verlooren en te veel in de war was. om met hunne bemiddeling iets te kunnen uitwerken. Zij poogden dan alles aantewenden , om den ongelukkiaen Oldenbarneveld te behouden. Zeker Gefchiedfchrijver denkt, dat, in deeze onrustige en hachlijke tiidsomftarriight-den , Frankrijk nogthans niet weinig toegebragt hebbe, om te beletten, dat de uitwendige gedaante van den Staat eenige vera dering onderging. Deeze gedagte is te waarfchijnltjker , dewijl het blijkbaar'' h lang van dat Koningrijk was, te beletten, dat de Oppern» igenheid der Verèènigde Gewesten kwam aan een Hoofd , wiens verbinte listen mer Engeland ontrastende denkbeelden baarden. De beidé Afgezanten lieten niet af , in hunne Vertoogen. de Algemeene Staaren. op 't fterkst en indrukbaarst, te beduiden, dat Frankrijk9 als Waarborg van het Piefiand, de zelfde wijze van Siaat-behuur , als bij 't aangaan van 't z.elve plaats hadt, wilde onderhouden hebben. Zij deeden de kragtighe vóórhellen, om hun overtehaaien tot gemaatigde belluiren. als de ecnitre gefchikte tot het bevorderen van die éénsgezindheid, waar toe zij hun zogten te beweegen: dit was, huns oordeels, het groote punt, zon-  der NEDERLANDEN. 317 zonder 't welk de Verèènigde Gewesten niet (taande konden blijven (*). De zaken waren te verre gekomen , om iets meer te beöogen. Het houden eencr Nationaale Synode, welke zij hadden tragten te weeren , toonde hun middagklaar, dat men voorhadt , het begonnen huk doortezetten. De Perfoonen, die zich het herkst 'er tegen hadden aangekant , waren gevangen , verftrooid, of van hunne Ampteu verlaaten. De Stad Gouda , waar men , zints de Horvorming , altoos geene andere. dan gemaatigde , begrippen hacit aangekleefd, bleef bij haare reeds ingeleverde Tegenverklaaring. in deeze donkere dagen moest men de fcheuringen en verbanningen der ftrenge Godgeleerden wettigen , en, wat Maurits beftundt, goedkeuren. Ter bereiking van deeze einden , en om de waardigheid der Durdrechtfche Kerkvergadering niet blootteftellen aan de lastige en vervielen'e Gefc-rillen, droeg men zorge, om , vooraf, verz-kerd te zijn van de gevoelens der Leeraaren , die dezeh'e zouden uitmaaken. Om geene Afgevaardigden te hebben, dan van de Partij, die men wilde doen zegepraalen, werden 'er Contra-Remonftranifche Leeraars ingevoerd in de Steden, waar de Arminiaanen de meerderheid gehad hadden. Op Plaa'zen , daar zij de zwaktte waren , werden zij in hunnen dienst gefchorst, of van denzelven afgezet Men hieldt verfcheide Provinciaale Synoden , zo om de Armi- tii- (*) Brandt, II. D. bl.963 enz. Maurits. De Remon Jtrantert, in ver icheide bijzondere >ynoden , afgezet.  3i5 GESCHIEDENIS maujuis, niaanen te onderdrukken, ais oin de Stukken gereed te maaken, die op de Groots Synode (tonden verhandeld te worden, en dervvaards geene Predikanten te fchikken, dan van wier gevoelens men wel verzekerd Was. 'Utrecht alleen vaardigde Remonftr antfchen af. Eéue der opmerkenswaardigften van deeze kleine Synoden was de Delftfche. Hier oordeelde men het niet genoeg , Uitenbogaard afrezetten, en hem het Avondmaal te ontzeggen , als ook andere Remonflrantfche Pr.dikanten een zelfde lot te doen ondergaan; maar zelfs werd een Contra - Remonftr antfche Predikant, om dat hij het verfchil niet groot genoeg geoordeeld hadt, om de gemeenfehap met de Remonftranten te verbreeken, veroordeeld. Men hadt, betuigden zommige Leeraars, de Remonftranten niet langer aantezien ais Broeders in den Heere , maar tc houden voor Heidenen en Tollenaars (*). Te vergeefsch hadden de Remonftranten een Ontwerp opgegeeven van eene vrije Synode, waarop zij zo wel als hun e Par;ij, zitting e i hem zouden hebben: yerklaarende, dat anderzins AeContra-Remonftranten en Partij en Reg'er tevens zouden weezen, aan wier oordeel zich te onderwerpen de onbillijkheid zelve was (f). Vergeefsch leverde Barieus, op hun naam, een breedvoerig Klaag-en Smeekfchrift; (n, aan den Prins van Oranje ($). < Men (a) Regenb. Hifi, der Remonftr. I. D. bl. 348 enz. Ct) Brandt, Iï. bl. 733-744. (3) Zie aldaar, bl. 953. Vrugt- Jooze poogin- gen der Rernon- frantex  der NEDERLANDEN. $i» Men ziet, dat de Contra-Remonftranten allenoodige voorzorgen genomen hadden, om op de Synode meefter te zijn. De Algemeene Staaten bewerkten ook , in de Brieven, aan de vreemde Mogenheden gezonden, dat zij geene andere Leeraars zouden afvaardigen , dan die deezer Partij waren toegedaan, of ligt te winnen (*). Dewijl men niet verzekerd was van de tegenwoordige gevoelens der Godgeleerden uit Anhalt* en deeze, onlangs, met die der ikmonftranten overéénkwamen , werden zij niet verzogt, tn, op de weigering van hunnen Vorst, om de Belijdenis zijner Godgeleerden overtezenden, geheel t'huis gelaaten (f). De Engeifchen ver- fcheenen eerst. Wij hebben reeds aangemerkt , dat hun Vorst min tegen de Remonftr antfche gevoelens was ingenomen, dan tegen eenige Remonftrantsgezinden zeiven. Vermids deeze Afgevaardigden niet kwamen uit naam der Kerke van Engeland, maar uit naam des Konings, hadden ze volhrekt bevel , om niet verder te gaan dan den last , van hem ontvangen , en niets te doen, 't welk den Staaten en den Prins van Oranje kon mishaagen (§). Vervolgens vertoonden zich de Afgevaardigden uit de Palts, door hunnen Vorst gelast, niet te gedoogen , dat in den Heidelhergfchen Catechismus iets veranderd wierd : als (*) Regenb. Hifi. der Remonftranten, LD. bl.350. (f) Zie aldaar. (§) Uitenbogaard Kerkl. Htft. bl. 1073. Carleton, II. p. 35°-35i« B + Maurits. BuicertlandfcheGodgeleerdentrt de Synode geroepen»'  GESCHIEDENIS Maur:Ts, 1 1 J 3 s I I ti |f 320 alsook die van Het/in, Zwitzerland, Geneve, N:sfau, Oost friesland, Breemen en Embden; doch uit Frankrijk kwam niemand (•) Vee] werks hadt het in, de Zwitzerfche Godgeleerden tot de herwaardskomst te bcweegen. In hunne bijzondere Cantons raadp eegende over her gedane verzoek, oordeelden Zij, niemand te moeten zen len, „ dewijl de Ge„ fcbillen zeer fubtiri waren ; dat verfcheide Neder„ landfche Godgeleerden nieuwe en harde fpreekwij„ zen gebruikten in hunne verk'aari; gen wegen* „ Gods B ilui en; dat de gemoederen in Nederland „ te zeer verbitterd waren, om eenen goeden uitlag van de Synode te kunnen h «pen; dat het houden „ der Synoden doorgaans van de nadeeligfre uitkomst „ was, en diarom hunne Voorouders, daar toe ge„ roeren , geweigerd hadden te komen; dat de „ twisrende Partijen in Nederland het nog niet ééns „ waren wegens den Regter, noch zich verklaard 4 hadden , in de uitfbraafc te zullen berusten ; dat „ de raad des Konings van Engeland , in zijnen , Brief, aan de Staaten, den zesden van Lente, maand MDCX1H, gegeeven, om die twisten bij, teleggen, en dezelven van den Piedikftoel te wee, ren, veel heilzaamer was." De Paltsgraaf Fredeik, Schoonzoon des Konings van Engeland , en leef van Prins Maurits, wras zeer vooringenomen :gen Qldlnbarneveld, dewijl deeze zijne oogmeren.ten opzigte van £«W«,niethadtgoedgekeurd. Deeze (*0 Brandt, IIL D. bl. 4. 10. 12,  der NEDERLANDEN. 521 Deeze drong bij de Zwitzers zo fterk aan , en zijne aanzoeken werden derwijze onderfchraagd door den Heer Pjetek van Bredenrode, van wegen de AIgemeene Staaten , ten dien tijde , als Gezant, na Zwitzerland afgevaardigd , dat zij zich lieten overüaaien, en Gezanten na Dordrecht zonden (*). Op den dertienden van S'achtinaand des jaars MDCX VIII, werd de Synode, in den Doek, te Dordrecht, geopend. De Inlandfche Kerklijken maakten ' eenenzestig Leden uit, waar onder zich flegts twee ' Remonftr antfche Predikanten cn één Ouderling uit het Sticht bevonden. De Buitenlandlchen waren zesentwintig fterk. Achtti. n Heeren hadden de Staaten gemagtigd, om de Synode, van hunnen wege, bijtewoonen : maar, zommigen verfcheenen 'er niet. Allen , één of twee gerraatigder uitgenomen , be. hoorden zij tot de harde Contra- Remonftranten. Veelen hadden weinig kennis van Godgeleerdheid, en eenigen onder hun, gelijk ook zommigen derOuderlingen, verftonden geen' of weinig Latijn, in welke taaie alles, ten dienste der Uitlanderen , verhandeld werd. Eén deezer Ontaalkundigen gaat de fpraak na, dat hij, op de vraage, hoe hij kon ftemmen, dewijl hij 'er niets van verftondt ? zou geantwoord hebben: „ Ik verftaa eenige woorden door fcherp „ toeteluilteren: voor 't overige heb ik mij voorzien „ van een goed Woordenboek." Het was thans de zaak niet meer, de verwijderde geehen tot elkander, en (*) Receni. Hift. der Remtnjlr. I. D. bl. 3*0, B5 Mauritj. Opering lei Üorii echtïche ój•ode.  322 GESCHIEDENIS Maurits. en de verbitterden tot hedaaren te brengen : de Vaders der Synode fpraaken alleen van Hoor en , Overweegen en Oordeelen : de Afgezondenen der Staaten alleen van Onderzoeken en Verhandelen, en, bovenal, om door 't Burgerlijk Gezag kragt bittezetten aan de Kerklijke Befluiten., De Gomaristen , voorbeen zo afkeerig'van tijdlijk Gezag , lieten het gelden, toen het ten hunnen voordeele fprak. En, fchoon deeze Regters dikwijls niet verbonden, welk een Gevoelen zij moeiten veroordeelen , zij wisten egter , tegen welke Perfoonen zij zien hadden te verklaaren. Hun Schrijver was Daniël Heinsius , Hoogleeraar in de Gefchiedenisfen te Leyden , een Man, uitfteekend bedreeven in de Lattjnfche Taaie , dien het aan geen geest ontbrak , en die zeer goede Latijnfche Verzen maakte : dan de Remonftranten beweerden, dat hij zeer ongefchikt was , om op de Synode te verfchijnen, dewijl hij geene Godgeleerdheid verhondt, en tegen hun met een doodlijken haat was ingenomen , vermits eenige Leeraars deezes Aanhangs hem beftraft hadden over zijnen zedeloozen wandel (*). In de tweede Zitting werd , door de Inlandfche Godgeleerden alleen , de Buitenlandfchen in deeze zaak niet gekend zijnde , tot Voorzitter verkoozen Joannes Bogerman, Predikant te Leeuwaarden. een fchrander Man, en wel bedreeven in de Godgeleerde Gefchühukken. Onderrusfchen was deeze keuze zeer verdagt en aanltootlijk, dewijl hij bekend hondt als (*) Regens. Tfyf. der Remonftr. II, D. bl,i,en43.  der. NEDERLANDEN. 323 als een vooringenomen en doldriftig vijand der Remonftranten. Men kon niet mlaaten eenen wederzin te hebben tegen een Man , die het Werkje van Beza, Over 't Ketterdooden, overgezet, geroemd, en der Overheden aangepreezen hadt. Deeze haathjke Voorzitter der Synode kreeg niet min verdagte , ja geflaagene , Tegenftanders der Remon* ftranten tot Bijzitters, Jacobus Rolandus en Hkrmannus Faukelids , en fuortgelijke ï-chrijvers, Sebastiaan Damman en Festus Hommius. Het voordel, om dén der andere Partije onder deeze voornaame Leden der Vergaderinge, van zo veel invloeds op het beltuur en het boeken der Handelingen, te 'tellen , vondt geen ingang (*). Ter derde Zittinge werden de Geloofsbrieven der Buitenlandfche Afgevaardigden onderzogt. Zij waren niet aan de Synode , maar aan de Algemeene Staaten en den Prins van Oranje ingerigt, en las men in den Lastbrief der Geneeffche Godgeleerden, ,, dat het Huis van God ten roof overgegeeven, en „ de Leer, door 't bloed derMartelaarenverzegeld , s, ontheiligd was ; dat men de doemwaarde Kette- rijen der Ariaanen en Pelagiaancn vernieuwde , „ en dat onnatuurlijke Kinderen, den dolk in 't hart „ hunner Moeder liietten." Hoe gemaatigd en onpartijdig deezen waren , kan elk uit zulke bewoordingen opmaaken. Op de vierde en vijfde Zittinge werd in overweeging (*) Regenb. Hift. der Remonftr. II. D, bl. 3. Mauritï.  3«4 GESCHIEDENIS Maurits, De Re- 7U9H- P'-anten van de Syuo ;e m ,-do ten , ea gedagvaard. ging genomen, hoe men de Remonftranten terKerkvergaderinge zou ontvangen. Wanneer 'er vier Afgevaardigden kwamen van eene Bijéénkomst , te Leyden gehouden. Deezen verzogen , als Leden der Synode te mogen aangemerkt worden, en hunne gevoelens te verdeedigen, dewijl zij Leeraars waren even als de anderen , en regt hadden met hunne Amptgenooten en Broeders in onderhandeling te treeden: anderzins zouden hunne Partijen hunne Regters weezen ; een ftuk , van 't hoogde onregt. Dit voorttel was billijk, maar belemmerend voor de Vaders van deeze nieuwe Kerkvergadering. Zij konden , zonder onvoeglijkheid en fchreeuwend onregt, de Arminiaanen het komen op de Synode niet weigeren5 doch, om de verlegenheid te ontgaan, van gehouden te zijn de wel opgedelJe en weifpreekend voorgedraagene Stukken van Partij te wederleggen, wilden zij hun niet anders, dan op den voet van Befchuldigden en Gedaagden , toelaaten : en, om het wisier te neemen , hun niet vergunnen die Perfoonen te benoemen, vreezende, dat zij het oog zouden laaten vallen op 'e bekwaame Verdeedigers hunner zaake. De Vaders der Kerkvergaderinge verkoozen ze zelve, en bepaalden het getal op dertien. : En , als of men nog dui lelijker wilde toonen , van aden weg der gemaatigdheid vervreemd te weezen, werd'ernai4\'Wa»^efchreeven, om de overkomst te verhaasten van Sybrandus LubbrrTüs , bekend voor een Man van eenen doordrijvenden enonverzettelijken aart, den Arminiaanen hoogst vijandigs  der NEDERLANDEN. 525 andig, en bekwaam om den Voorzitter te onderdennen. Episcopius , voor wiens wclfpreekeudneid men dugrte, zou niet onder het getal der Gedaagden g.-weest hebben, indien hij zich niet uitdruklijk verklaard hadt, dat hij, door de Algemeene Staaten tot Lid der Synode benoemd , volhrekt behoten hadt, als zodanig daar te verfchijnen. Eene geruime wijle beraadflaagden de Remonftranten , of zij zich als Gedaagden zouden begeeven na eene Vergadering, waar zij daiten het regt te hebben, om, met anderen , op gelijken voet te verfchijnen. In 't eind behoten zij, derwaards te gaan , om hun regt tot het uiterhe te verdeedigen, of ten minnen hunne Panij, zo veel in hun was, te belemmeren. Zij verzogten om Vrijgeleide, en datalle Remonftranten, in de Haagfche Conferentie gebruikt, zouden mogen verfchijnen. Het eerfte verdoek was eene zaak van het uiterfte gewigt bij 't gaan op eene Vergadering , welker Voorzitter het ftraffen en dooden der Ketteren hadt aangepreezen. Hier van kreegen zij de fterkfte verzekeringen; doch wij zullen, vervolgens, zien , hoe ze werden naagekomen. Het tweede werd van de hand gcweezen , dewijl dan Uitenbogaard en Gervinkhovius reeds van hunnen Kerklijken dienst afgezet, en zo gedugte Voorlhinders van de zaak der Remonftranten , daar zouden hebben moeten verfchijnen (*). Ter- (*) Regenb. Hift der Remonflr. II. D. bl. 12. V Leeven van Lpifcopius, bl. 129 enz. svïaurit3.  Maurits. 3&6* GESCHIEDENIS Terwijl men de gedaagde Remonftranten verwagtte, werd'er gehandeld wegens eene nieuwe Overzetting des Bijbels in de Nederduitfche Taaie , en eenige bijzonderheden, de vertaalingbetrefFer.de: over het Prediken van den Catechiimus , de wijze van Catechifeeren, het Kerkgaan en het Vieren van den Zondag. Eenigen wilden den Wereldlijken Arm te hulp roepen, om hun , die 't Kerkgaan verzuimden, te ftraffen. De Bisfchop van Landaff verzekerde, dat men in Enge/and de zodanigen, die den Godsdienst niet bijwoonden , in boete befloeg , en dat deeze ltrengheid veel kragtiger uitwerking te wege bragt dan de kragtigtte betoogingen en zielroerendlte redenen. Die van de Palts bragten in , dat men bij hun ten Lande de zodanigen , die zich we» derltreevig betoonden ten deezen opzigte, in de gevangenis zette (*_). Die van Noordholland leverden een vraagftuk in, hun uit de Oost. Indien toegefchikt, waarop zij eene fpoedige beflisling verzogten , dewijl de Schepen, die het antwoord zouden overbrengen, binnen kort ftonden te vertrekken. De vrarg was: Hoe men ,, zou handelen met het doopen van de Kinderen der ,, Ongeloovigen, die bij Christenen in dienst wa„ ren?" Men beflo •:, geene andere tot den Doop toetelaaten dan Bejaarden , in den Godsdienst onderweezen. In twee Zittingen klaagde men fterk over de Vrijheid (*) Halei Lettr. p. 3. Brandt, III. D. bl. 55.  deu NEDERLANDEN. $*f heid der Drukpersfe : en beraadflaagde over de mid delen , om dezelve te beteugelen. Deezen wilden Keurmeelters over de Boeken aangebeld , genen de Drukkers onder den bied gebragt hebben, om geene, dan regtzinnige , Boeken te drukken. In 't einde befloot men, zich tor de Algemeene Staaten te wenden , die , welhaast, een Bevelfehrift tegen deeze Vrijheid in 't licht gaven (*). Men nr'sbruikt, 't is waar, de Vrijheid der Drukpersfe : doch worden de beste zaaken niet misbruikt, en zou het niet belachlijk weezen, ze daarom te verbieden ? Dewijl zommigen zich in den Wijn te buiten gaan , moet die te deezer oorzaake verboden , of de maate des gebruiks Staatlijk bepaald worden ? Gaan de voordeden, welken de Vrijheid der Drukpersfe te wege brengt, de nadeelen, welken daar uit voortfpruiten, niet zeer verre te boven ? Leeraart de ondervinding, dat Volken, bij welken zij geen plaats heeft, beteren gelukkiger zijn, dan die ze genieten? Hoe meermen deeze Vrijheid nadenkt , hoe duidelijker men bemerkt, dat ze niet kan bedwongen worden , zonder den herkhen wapenen tegen den zwakfien in handen te geeven, en teiFens aan de Onkunde en Dwaaling het middel, om haare herllooze uitwerkzels re doen volduuren. Vernietig deeze Vrijheid , en gij dooft het Vernuft uit, en verkoelt de Geeften , die , in vrijheid werkende, de kring der menfchelijke kenniste (•) Syttod. Hand. bl. S4 72. Groot Plakaatb. 1. D. bl. 439. Maurits.  3aS GESCHIEDENIS Maurits. fe zouden verwijden, en gewigtige ontdekkingen aan 't Jicht brengen. Vernietig dee/.e Vrijheid , en gij doet iret fééns afhand van a lenutrekindigheden , welken de vrijheid van denken verfchafi aan den voortgang dtr Weetenfchar. pen , ten nutte van het Staathbefluur , een Godsdienst en de Zedekui de. Dat te e bekrompe Staatkunde deeze Vrijheid binnen zekere perken hepaale , men zal zien, dat het Vernuft, met etne alles verfraadende lloutmotdigV.eid, dezelve, als zijns onwaardig* verbreekt, of, onder den dekmantel van verbloemde, maar niet min fteekende , Gefchriften, zich verbergt. De Vrij¬ heid der Drukpersfe heeft ook nog deeze nutheid, dat ze de Leden des Maatsbehuurs en bijzondere Perfoonen, uit \reeze van openbaar ten toon gelteld te word. n, ten bedwangmiddel diene. In een vrijen en welverlichten Staat kan men ze niet bepaalen, dan wanneer ze tot perfbon!i;kheden komt. En zelfs, in dit geval , alleen zo verre, , dat men den Beledigden regt geeve, om geregtlijk klautentedoen, en zijnen Belchnldiger te ragvaarden. Dan gaat men te weik tegen den Lasteraar, als hij van dit misdrijf overtuigd word : of tegen zijn B^ek , wanneer hij ongenoemd b ijft, of z;ch zoek maake. -— Doch men zal, misfehien, zeggen: Zijn des Lands Godsdienst en de Maaisgeftehenis geene Heiligdommen, die men moet eerhieden, wanneer men de grondflagen van Orde niet wil doen w ggelen , en defterkfte barden der Maatfchappije aan fl rden rukken? Wanneer deeze op Bedrog en Dwinglandij gevestigd zijn 3 heb-  der NEDERLANDEN. 3*9 hebben ze de Vrijheid der Drukpersfe te vreezen, en het bedwingen daar van is één der middelen, om ze ftaande te houden : dan rusten ze op gezond verhand, van den Hemel geopenbaarde Waarheid en verlichte Sraatkunde , die -de Regten des Menschdoms haande houdt, dan zal deeze Vrijheid niet gefchroornd, maar onbedwongen geiaa'en worden. Met het raadpleegen over dit huk der Drukpersfe was men bezig, toen de gedaagde Remonftranten te Dordrecht verfchee' en. Toen Zij eerst ter Syno laa- ' le Vergaderinge binnen traden , werden ze weinig ' minzaam ontvangen , van zommigen nauwlijka of' niet gegroet, van veeien verfmaad , met vinnigheid aangezien , eri van anderen fcherp bejegend : met één wooid , als Gedaagden en Misdaadigen , om hun , ware het mogelijk , mismoedig te maaken. Epiï'Copius voerde bec woord, en betuigde, naa het nithorteu van eene Zegengroete, op 't bevel hunner Overheid daar gekomen te zijn , cu gereed, om ter Onderhandelinge te treeden, indien het niet zijn kon, dat hun een of twee dagen ukitels vergund wierd tot het ontvangen hunner Papieren en befchikking hunner zaaken. Naa buitengehaan te hebben, kreeren zij uitltel tot den dag van morgen : maar tevens deeze aanzegging : ., Dat de Eerw. Synode hun, „ wat het gebruikte woord Onderhandeling betrof, „ wilde vermaand hebben , dat de Het ren Staaten I, niet van meening waren , zulke Conferentien of „ Onderhandelingen te doen houden , als men , te „ vooren, in Holland hieldt; en dat de Synode ook V. Deel. 2. St, C „ niet lYlAuruTf, '5e ge* Inagde lemori' Iranten 'erfchij-1 len.  33ö GESCHIEDENIS Maurits, „ nier voorhadr, met hun in Onderhandeling^ te 5, treeden : maar dat zij zodanig eene OndcrHande,, ling moeiten verwagren, waar door 't Gezag van „ de Synode in 't oordeelen van de Gefchillen niet wierd verkort: en daarom op de Brieven vanDag„ vaardinge wel moeften letten, en,vervolgens.het Oordeel der Synode verwagten. Dit waarfchuwde men hun, opdat zij zich binnen de voorfchreevene paaien mogten houden." Episcopius antwoordde, dat men het woord Onderhandeling niet ten naauwften behoefde te ziften ; dat zij gekomen waren, om in handeling ©ver het ftuk der Leere te treeden , tot het welk men hun hadt befchreeven: over de wijze van handeling zou men nader fpreeken (*). Dien zelfden dag bezogten de Remonftranten de Uhheemfche Godgeleerden : de meehen ontvingen hun minzaam ; doch zij ontdekten , hoe men zich meer bevlijrigd hadt, om hun voorere.leemen , dan licht te geeven van alles , wat aanleiding gegeeven hait tot het zamenroepen deezer Synode. Veelen gaven blijken van de diephe onkunde ten deezen opzigte : anderen beleeden, dat zij van den Geheimen Raad niet waren , en het binneafte van alles niet wisten. De Remon fit anten veizuimden in grenen deele alles aan te Wenden, wat ftrekken kon. om bun vertrouwen te winnen: ook helden zij ieder een cedrukt en gefchreeven Vertoog ter hand , waar in de za- (*) TvEGaM;. Hift. der Remonftr. II. D. bl. 23. 24,  der. NEDERLANDEN. 331 zamenloop der Kerklijke en Staatkundige belangen onbewimpeld werd voorgedragen , hun verzoekende een gunstig oor te leenen aan hunne verdeedigingen, de zaaken tot gemaarigdheid te behuwen , en te bdetien, dat men, terwijl de zaak nog voor de Nationaale Synode hing , niet voortvoer met door rondreizende Afgevaardigden der bijzondere Synoden de Remonftrantfche Leeraars afcez.tten (♦). 's Volgenden daags werden de gedaagde Remonftranten binnen geroepen. Lpiscopius vroeg verlof, om te fpreeken. Men dagt , dat bij eenig verzoek 1 zou voordiaagen: dan de geheeleVergaderingftondt verheid, wanneer dit Orakel der Arminiaanen eene Redenvoering deedt , vol klem van taal, met eene hartroerende welfpreekenheid. Hij naaide de voordeden en bekoorlijkheden der Verdraagzaamheid op, met tegenoverstelling van de nadeelen en affebuweïiikheden der Scheuringe: en vertoonde de aanhootlijke en gevaarlijke gevolgen der rauwe en harde ge. voelens over de Voorbefchikking. Deeze Redenvoe. ring was opgevuld met die fterke gedagten , en voorgdfeld in zulke bewoordinge 1 , als de Verdrukking Mannen van vernuft afperst, en in veel beter La* tijn , dan de Leeraars , doorgaans, voordroegen. Schoon dezelve meer dan ande'half uur duurde, luiherde men met eene ongewoone aandak, en de ftihe was zo groot , als men, zints het openen der Synode , nog niet hadt waargenomen. De Redenaar fchil- (*) Regenb. Hift. der Remonftr. II. D. bl. 25. C 2 Maurits. Redenweringfan EpiS« :opius n de Synode.  S3i GESCHIEDENIS Maurits De Remon ftrantfche Le den vun het Synode uitgefloten. fchilderde de lasteringen, de geweldige uitfluitingen en verdiukkingen, zijner Partije aangedaan, met zulke treffende kleuren af, dat hij eenigen, zelfs der gevolmagtigde Heeren , de traanen uit de oog'n perfte. De Contra - Rewonfiranten beefden , als zij bemerkten, welk een indruk deeze Redevoering maakte. De Voorzitter Bogerman beftrafte den Hoogleeraar, dewijl hij gefproken hadt, zonder daar toe verlof verzogt, of ten minsten bekomen te hebben. Men vorderde 'er een Affchrift van, om het, vervolgens, als een oproerig ftuk te doen gelden (*). Op deeze zelfde Zitting deeden de Vaders van 't Synode eenen Eed , „ dat zij geenerhande mensch„ Irjke Schriften, maar alleen het Woord van God „ voor een zekeren en onfeilbaaren regel des Geloofs „ zouden gebruiken , en in deeze geheele Handelin„ ge niets anaers voor oogen hebben , dan de eer „ van God , de rust der Kerke , tn , bovenal , de „ zuiverheid der Leere." De Gedaagden blecven, volgens last des Voorzitters , aan eene afzonderlijke Tafel zitten , terwijl deeze plegtigheid gefeniedde. De Eed werd den twee Remonffrantfchen Afgevaardigden uit het Sticht niet afgenomen. 'Er was reeds befloten, om hun, ais onvoegelijke Leden en lastige Toekijkers , ter Synode uitteweeren : en men viel hun aau met zo veel vitterijen, Uitzonderingen en voorftellen, ondei anderen , om hunne Broeders te veroordelen, of de hoedanigheid van Regters nfte- leg- (*) Recfkb. Hift, der Remonftr, II. D. bl. 27 enz.  der NEDERLANDEN. 333 leggen, dat zij-de laatfte Partij koozen , en zich bij de Gedaagden voegden. Deezer ijver fcheen met de verbittering hunner Tegenftanderen aantegroeijen. Zij befchuldigden het meerendeel van de Inlandfche Leden der Vergaderinge van Scheurmaakerij, op een nog ftouter toon dan voorheen, en leverden een Plan over, waar in zij de hoedanigheden } in een wettig Synode vereischt, aflchetsten (*). Geduurende verfcheide Zittingen , twistte men, met veel hevigheids, van den eenen zo wel als van den anderen kant , over de bevoegdheid of onbe- • voegdheid deezer Kerklijke Vergaderinge. 't Voor- ' naamfte kwam hier op neder : „ Wij hebben," zeiden de Syncdaale Vaders , „ het regt, om te „ oordeelen , dewijl wij vergaderd zijn in den naam „ en op last der Staaten , uwe en onze Overhe„ den."__ Wij zijn , antwoordden de Remonftranten, gereed, onze Overheden in het Burgerlijke te gehoorzaamen ; dan noch zij , noch eenige Regtbank op aarde heeft regt, om over onze Gedagten9 onze Geweetens , en de Gevoelens , waar op onze hoope eens toekomenden leevens rust, te oordeelen- ——' „ Maar hebben," voeren de Contra ■ Remonftranten voort, „ Christen-Overheden het regt niet, om met „ hun gezag tusfchen beiden re komen in Kerklijke Gefchillen, die den Staat dreigen te ontrusten? „ Zij maatigen zich geen regt aan , om die Gefchils, len aftedoen , met ze te onderwerpen aan eene „ Kerk- (*) Regenb. Hift. der Remon/lr.ll.D. bl,42enz. C 3 Maurits. Gefchillen over ie beroegdïeid der Synode,  «gt GESCHIEDENIS Maurits „ Kerklijke Regtbank, onder hun opzigt gevormd/' ■— Wij zijn* was de taal der Remonftranten, wel verre van het g^zng der Q\erheid te betwisten ; dc gehcele Wereld M eet , dat wij altoos de vuurigfte Ve-' dcedigcrs van V zelve geweest hebben. Het /laat thans niet aan ons, te onderzoeken , door welk eene omwenteling van zaaken gl de Overheid op uwe zijde gekreegen htbt. Maar gi' zult , wat hier van ook zijn moge , moeten toeftemmen , dat de Overheid, daar zij ons niet kan vcorfchri, yen , wat wij moeten gelooven , als zij eene Ke> klijke Vetgader'u g zamenroept, om ever ft'ukken . tot den Godsdienst behoorende , te oordeelen , op d*ztlve een gel'ijk getal Godgeleerden van fyiide de Partijen moet toelaat en. Indien deeze Godgeleerden het niet ééns kunnen worden, kan de Overheid hun geit kerhand Wetten voorftchrijven , en de openbaare Gefchillen, die onlusten in den Staat %Ouden verwekken , verbieden. Gij zift onze Partijen, onze Befchuldlgtrs, onze Vijanden, en kunt, dei haken , onze Regters niet weezen, zonder alle JVeitsn der Reden en der natuurlijke Billijkheid te fchenden, en tegen de oudfte Gebruiken der Christenheid aantegaan. „ Wij," betuigden de Contra ■ Remonftranten," wij doen niets meer , dan het oud gebruik der Kerke navolgen. Verlooren de 5, Leeraars hun fiemregt, om dat zij zich tegen de „ dwa;ling aankantten? dan zouden zij gei'traft ge., wees,t zijn, dewijl zij zich braaf van hunnen pligt „ gekwgeten hadden : om die zelfde reden zouden „ de Ariaanen, de Nestoriaanen en Eutychiaanen w zica  der NEDERLANDEN. 335 „ zich aan het oordeel der Kerke hebben kunnen „ onttrekken: en 'er zou onder de Christenen geen „ Regter meer weezen , en de opkomende dwaalin„ gen zouden hier een vrijen loop moeten hebben: „ waar zal men, in Godgeleerde Gefchillen, volko„ men onzijdige en belanglooze Regrers vinden? „ Of wilt gij Papisten , Mennisten , Coornhertis„ ten , David Joristen of Libertijnen voor Reg„ ters hebben ? " Deeze redenen fcheenen onwederleglijk ; doch , ten ongelukke voor de Contra-Remenjir anten , waren het dezelfde, die de Roomfche Kerk tegen de eerhe Hervormers, die zich van dezelve afzonderden , hadden bijgebragt. De Remonftranten bleeven niet in gebreke, om dien aanval afteweeren , zeggende: Was de enkele verdenking van partijdigheid geene oorzaak, dat de eerfte Proteftanten de regtfpraak JerTrentifche Kerkvergadering van de hand weezen V Hebben J3eza en de i lervormden in Frankrijk de Zamenfpraak te Poisfy niet geweigerd, tot dat de Koning hun verklaard hadt, dat de Kerkvoogden hunne Regters niet zouden weezen ? Wij vorderen geen Regten, dan die der Euangelifche Vrijheid: Regten, die gij tegen de Catholijken eischten." „ 'Er is ," fpraken de Vaders der Synode , „ een groot onderfcheid tusfchen de 3, Kerkvergaderingen der Papisten en de onze. Daar „ heerschtehet Gezag, de Paus, het Bijgeloof en „ het Vooroordeel. Hier is alles vrij, en wij heb„ ben gezwooren, ons alleen aan het Woord van „ God te zullen houden." Indien alles vrij C 4 *** Mauritk  Mauuits. 5g§ GESCHIEDENIS (*, betuigden de Remonftranten- waarom om dan geweigerd, onder u zitting te hebben, of ten min ft en , zo veel wij het tioodig oordeelen, onze Gevoelens tg verdeedigen, en die onzer Tegenpartije te wederleggend —_ Welk eene vrijpostigheid voor Ge- daagden! " viej Co oer man hem in de reden. Voegt het aan Befchuldigden , aan eenige onbe- fchaamde Uitvinders van Nieuwigheden, hunnen s, Regtsren de wet te ltellen, en zich te verzetten „ tee,en de talrijker, magtiger en ouder Ketk ? De agtbaare Vaders der Hervtrminge, de Calvjjns, „ de Büza's, zijn de geliefde llachtöffers , wier ges, dagtenis c-ij zoeken te fchenden. Kunnen wij toe» (laan , d*t , in deeze agtbaare Vergadering van „ Hervormde Leeraaren , eene volkomene vrijheid „ vergund worde aan Menfchen , gewoon , om, ,, fchaatnt'oos en zonder eenig bedwang , die eerlle „ Lichten der Hervorminge te na te fpreeken?" Bqcekman , deeze woorden uitende , vertoonde in ot.gen en gclaad, welk een ijvervuur hem bezielde. ,, Her ontifondt," betuigde hij, „ alleen uit eene „ prijsbaare verontwaardiging , dat hij de heiligfte „ en eerwaardigde Mannen gehoond en gefchand„ vlekt zag door ünheihgcn." Een Ouderling van Kieuwmegen voegde 'er bij, „ dat de Remonftranten „ met floutheid , als met een muur, en met onbe„ fchaamdheid , als met een fchild, bedekt waren (*>" De (f) Regenb. Hift. der Rem. II. D.bl.^enz. Brandt, 11. en III. D. op veele plaatzen.  der NEDERLANDEN. 33? De Remonftranten bragten veel tifds door met aantetoonen. dat hunne Reg'ers geenzuis onbevooroordeeld waren , en dat hun Eed geenzin^ Onfeilbaarlieid fchonk, dewijl God het recht verdand der Heilige Scnrift niet verkend hadt aan deeze of geene Vergadering van Menfchen , maar dat de Heilige Bf.drren, als het-Woo.d van God, ten eenigen regel van Geloof en Leeven hrekten. Zij deed. n, maar met veel behoedzaamheids, opmerken, dat zij niets goeds verhoopten van de vocrgelielde Vrijheid on. er den invloed van pariijdige Overheden. In de daad , deeze Gemagtigden waren vervuld me: de vooioordeelen en drifren der Godge eerden , wier vuur zij aanbliezen, in hede van het te verdooven. Hier door hadden de Godgeleerde Gefchillen , die van zelve te niet zoiden geloopcn weez n, groot gewigt gekreegen , en waren Hukken van Staat geworden. Men moest Ketterijen te doemen hebben, om klem bijtezetten aan de verbordeeliftg , beraamd tegen de aanzienlijke Burgers , die dezelve onderfteund hadden. —_ De Buitènlaudfc'ne Godgeleerden fchroomden te mishaagen aan de Algemeene Staaten , die hun geroepen hadden, en met fchaainte, van niets verrujt te hebben , na huis te keeren. De Inlandfchen helden zich te veel voor van de overwinning, welke zij honden te behaalen, om afftand te doen van het regt, om te oordeelen, 't geen zij zich hadden aangemaatigd. Te deezer oorzaaken werden de eifchen, de verdeedigingen,en,bovenal, de Prpteftatie, door de Remonftranten gedaan, en C 5 waar Mburits.  GESCHIEDENIS 338 Si u: Ti. De Rer :r. j: ■ zr.:;-r. zirt te toe het *: l.z hüpnr ge- \ sl. waar op zij hna niet onderwerpen aan de Syncde grondden , met eerpsirige Memmen verworpen. Men beeft ook opgemerkt. dat de Voorzin er , menigmaal in verlegenheid gebrapdoornraüiTkevraagftukien , zich 'tr uitxejde . met te zeggen : AI s» lar-g genoeg ; 't is genoeg daar van ; ftaat bui„ ten (* ." Zonder van dit Protest aftezien, of het Gezag der Synode te erkennen , leverden de ReT.oaJhanten eerst hun gevew'en in over de P"tjf Artyke'.en, en, na het deorworftelen van verfcheide zwaarigieden , over i h CfttÈ-.is-p.us en de Geloofsbeiijdenisfe : altoos verklaarcrxie , dat zü het d;tden, om aan de bevelen der Overheid te gehoorzaamen. Men wilde hun voorfchrij'ven, dat zij zich zouden houden aan het erAe! voordraagen van hunne gevoelens , en alleen frrceken vsd de troostrijke Leere der Veikiezinge, zander die der Verwerpinge in een baarlijk licht te pla-uen. Doch de Remonftranten oordeelden , dat zij, in een gefchil, waar in men bon met zo weinig ge3aansd:?eii beiandelde, zich geene wetten moeiten laaten voorfchrijyen door Partrj , of iets opgeeven , 't welk ten lOOtiTwle van hunne zaak kon ■id . en. Sterk voer men tegen hnn nit. Zij werden vergeleeken bij Cham, die zijns Vaders naaktheid indekte. GtfMÜMM bragt in, dat Episcopius bêt paveka eer Verwerping vervalscht badt ; „ want niemand leerde," gehjk hij zich liet heren, „dat „ God (•) Regezo. Hifi. der Remonfir. IL D.W. 58 enz.  dïi N' E D E R L A X D E N. 33* ., God beiloot , den Mensch zorder zonde te verwerpen; maar, gelijk Goo bet em ie befloot, zo bello^t hij ook de imdae'en: dc: is , geluk hij den Mensch tot den dood voorfchikte, zo vr,, fchikte hij hem ook tot de zonden, den eenigen „ weg tot den dood." Op dit zeggen van Gomakus merkte Halls aan, „ dat hij dit vraagituk °p„ flikte, geüjk ce Ketelboeters de Ke:ds larpen, -, en dezelven erger maaken, dia zij voorheen wa- „ ren." De Remonftranten hadden hunnecan- merkirgen over den Hei deibet gjchen Catechismus ingeleverd. De Afgrvaardigden van de Pa/ts U2mcn dezelven over , cm , in gevolge van den last huns Keurvorsis, toetezien, dat 'er nie s ten mdeele van de Paltfifche Kerke befloten , of in derzelver Catechismus verandering gebragt wierd. Zijdeeden geene moeite , om aan:etoone.i , dat de bedei k'n^en kwalijk gegrond waren; doch namen de verdcediging van dit ftuk op zich, dewijl de Catechismus uit hun Land h=rkomftig , en het (taande houden van denzelven hun bevolen was (*), Ondanks de bevelen derGemagtigden, ondanks de befluiten der Godgeleerden en de herhaa de belbatfirgen der Synode , bleeven ce Remonftranten aandringen op de vrijheid van fpreeken , en het handhaaven van hunne zaak. Alen zondt des Afgevaar digden na den Haag, om bij de Algemeene istaateu te verneemen, hoe zij moeiten handelen met Lieden, die (•) Regeni. Hift.der Retstr.ftr. 1L D. bl. 69 enz. De ge- Remon' ftrar.tcn ■ buiiso de ó)r.ode  34° GESCHIEDENIS •Maurits, 1 i < 3 •> I die in wederhoorlgheid volhardden, en hunne Regters bleeven tegenfpreeken ? Deezen keurden het gehouden gedrag der Synode goed, en oordeelden, dat de Remonftranten, in gevalle vnn aanhoudende weigering, jiiei alleen Kek ijk morden geftrafc, maar door den Wereldlijken Regter behandeld worden als WederItreevers vsn het openbaar Gezag. Zij hadden , intusfchen, voor de derde keer , last ontvangen , om nier uit Dordrecht te gaan. Zij verzogtenfteeds vrijheid , om hunne gevoelens te mogen verdeedigen. Men verklaarde hun heilig , dat deeze hun niet zou vergund worden, dan in zo verre de Synode zulks goedvondt. Met deezen twist bragt men eenige Zittingen door. En, wanneer de Remonftranten in hunne weigering , van zich aan die bepaalingen te willen onderwerpen , volhardden , ftondt de Voorzitter ip, met een gehoord gelaad en dreigend gezigt, hun, in eene heilige vervoering, aanzeggende, dat zij de zagtheid, vriendlijkheid, verdraag„ zaamheid en langmoedigheid misbruikten , en te,, gen dezelven niets anders geheld hadden danloos„ heden, bedriegerijen en leugens: met deezen wa, ren zij begonnen, en dus lang voortgegaan." 'Er ) ij voegende j „ datzij niet verdienden te'verfchijnen , voor deeze Eerwaardige Vergaderinge , wierOnder-. handelingen zij belemmerden." En, naa eenebeIreiging, „ dat het der Synode niet zou ombreeken , aan geestlijke wapenen, waar me :e zij tlie groote , hardnekkigheid en ongehoorzaamheid ftraffen zou, den en bedwingen," geboodt bij hun te vertrek. kens  \ der. NEDERLANDEN. ytï ken, op deezen meefteragtigeö toon : „ Ik geef u dan, „ uit naam der Heeren Gemagtigden en Ast Synode, uw „ affcheid. Men onthaar, u. Gaat heeneu! " —Episcopius zeide, in't uitgaan, dat zij, met hunnen Zaligmaaker , op dit alles zouden zwijgen. God zou tusfchen hun en de Synode oordeelen over hunne listen , bedriegerijen en leugenen. Twee zijner Medegenooten beriepen zich op de GodHjk&'Regtbank* en een derde liet zich, in 't uitgaan, deeze woorden ontvallen : Gaat uit , uit de Vergadering der Boazen. 't Was 'er verre af, dat dee.?e uitfluiting even zeer goedgekeurd wierd door alle de Buitenlandfche Godgeleerden. Zij klaagden, dat men deeze zaak heimlijk befloten , en, over zulk een gewigtigen flap, hunne fiemgeeving niet gevraagd hadt. Deezen waren niet vervuld met de drift , die de Inlandfchen aandreef. En 't betrof hier alleen de wijze, op welke de Remonftranten hunne Leer zouden verdeedbgen. Maar dit huk doortedriiven was van aangelegenheid voer de Nederlandfche Godgeleerden. Zij hadden duidelijk ontdekt, dat de Vreemden niet op dezelfde wijze dagten over de Voorbefchikking. De Remonftranten zouden zich listig hebben kunnen bedienen van deeze verfcheidenheid der begrippen : en 't viel hun ligt, het Stelzèl der Calvinisten in een haatlijk daglicht voortedraagen, de fchadelijke gevolgen van 't zelve aantetoonen, en de menigte in hunne be'angen overtehaalen. Zulk een voordeel wilden hunne Tegenhangers hun betwisten , en , bovenal r wee- Maurit?.  34* GESCHIEDENIS Maurits. De Remon ftr.tnten door de bijzondere Synoden mishandeld. weeren , dat Episcopius , door zijne welfpreeken» heid, de harten niet trof. 't Was niet voorzigtig, de agting der Synode en het Staatkundig oogmerk der geenen, die het lieten houden, bloottehellenaan een geregeld twistgeding met een zo gedugten Tegen ftander. Derhalven zogt men de Remonftranten te bepaalen tot het enkel voordraagen hunner gevoelens, zonder hun te vergunnen, dat zij zich in gefchilvoering uitlieten. Dan , zij volhardende in, met verontwaardiging, zulke haide wetten, hrijdig met de natuurlijke" billijkheid, aanteneemen , koo?tn de Synodaale Vaders de geweldige, maarveiliglte, Partij , om hun uittefluiten (*). Niet beter werden de Remonftranten behandeld d >br andere kleine Provinciaale Synoden , wier Afgezondenen rondreisden , en veele Predikanten in hunnen diénst fchorsten , of van denzelven afzetten, onder voorwendzel, dat zij Calvyn en diens Aanhangers te na fpreaken , of tegen de volilrtkte Verkiezing predikten : 'er niet voor te ijveren, was genoeg , om zich de afkeuring op den halze telaaden. Over deeze handelwijze , haande de Synode gehouden, die genoeg toonde , dat de Uitvoerdersdaarvan reeds vastheiden ., dat de Remonftransen op At Synode zuiden veroordeeld, en de Synodaale Belluiten door de Staaten zouden bevestigd worden, klaagde deeje Partij met reden, en vondt zich hoogst geërgerd, dewijl (*) Regenb. Hift. der Remon fit. II. D. bl. 85 enz, .iiMBQRG Leeven van Epifcopius, bl, 193.  der NEDERLANDEN. 343 dewijl eenige Predikanten , van een openbaar ergerlijk leeven , Dronkaarts en Dobbelaars, omdat zij bekende Contra- Remonftranten waren , in hunnen dienst eu ftandpiaats bleeven , daar vtrftandige en voorbeeldlijk deugdzaame Mannen dezelve moeiten ruimen : dan zij fcneenen in 't bearip te (taan van den Heer Muts van Holy, één der Heeren Polityken op de Synode , die , kort naa 't afloopen van dezelve, één der veroordeelde Remonftranten te gemoete voerde : ,, Vorstius i.^ een goed Man: men weet op zijn ,, leeven niets te zeggen; maar de Kerk lijdt van nie,, mand meer fchade , dan van Lieden, die vroom van leeven zijn , om dat zij daar door bij de Ëenvoudigen inlluipen, en, onder dat dekzel, hunne ,, dwaalingen verfpreiden (*)." De Contra-Remonffranten , door het verzenden hunner Partij, volftrekt meefter op de Synode geworden zijnde , konden nu onbe^mmerd voortgaan met befluiun en veroordeelen. Zij iieten geenen op de Vergaderinge toe , dan Lieden , van wier geneigdheid tot hunne zaak zij zich verzekerd hielden. Maar, dewijl de Herbergiers der Stad klaagden, dat Vreemdelingen, derwaards toegevloeid, om het nou» den der Synode te zien, dikwijls wederkwamen, zonder iets aanfchouwd te hebben, het men van deeze ltrengheid af, en elk inkomen, tot dat het Gebed, bij elke (*) Rpgenb, Hift.derRemonftr. II. D. bl. 175. Brandt, III. bl. 670, Maurits. Voorzorgen der Synodale Vaderen.  644 GESCHIEDENIS Maurits De Remonjtrantenleverei fchriïilijke Vertoogen,wegens hup,,eg2. voelens, in. elke Zitting uitgeftort, gedaan was. Djch dan ging de1 voorzorg zo verre, dat zij, in de Winteravond-Zittingen , met kaarslèn onder Koelen , banken en tafels keeken, of ook iemand, m hun te befpieden of t beiui 'eren , zich verborgen hadt. Zij hielden ook verlcheide beimlijke zamenkanflea; om de Hemmen der verfchil ende Leden overéén te brengen , hier door de beflui neemingen te bekorten , en de eer der Synode, zo dikwijls, door de gefchillen der Leden, voorfchenuis blootgefteld, te handhaaven. Dit doen bewoog Hales aan den Engeifchen Afgezant te fc .rijven: „ Het gaat in Synode toe als in een uur„ werk, waar in de voornaamfle raderen, op welken „ het geheele werk draait, minst gezien wordenj „ want alle zaaken van gewigt worden in geheime Zittingen verhai deld: wat in't openbaar gefchiedt, „ is alleen voor 't oog , en welfhanshalve (*)." Oudertusichen oordeelden de DufenlandfeheGodgeleerden het veel te hard gehandeld , dat men de Remonftranten, buiten de Synode gefloten, en van dezelve door een Staatsbefluit geweerd, in hun a& Weezen zou wederlrgsen, daar zij in de Stad gehouden «derden, en ge^ne, dan eene zeer billijke, vrijheid verzogt hadden. In gevolge hier van kreegen z:j verlof s om , in gefebrifte , hunne gevoelens re verdeedigen. Dit verheugde hun ten hoogden, daar zij (*) Regenb. Hift. der Remonftr. II. D. bl. 97 enz. Hales Brsieyen , bl. 22.  der. NEDERLANDEN". 345 zij deeze vergunning aanzagen als een ftap der 'Synode , tegen de voorgaande weigering ftrijdigi Dart men wist, dat Papier niet wederom fprak, en het fchriftlijk inleveren hun fchootvrij ftêlde voor die belemmerende tegenwerpingen, welken Episccpius zo wel ter fneede wist in 't midden te brengen. Van de aangebodene Vrijheid maakten de Remonftranten gebruik , en vielen , met allen ijver, nagt en dag, ondanks de winterkoude , aan 't fchrijvenj, binnen Weinig dagen zo veel Papieren inleverende , dat de Synodale Vaders des verfteld ftönden. Men wil, dat één hnnner lachende zou gezegd hebben , ,, dat „ zij met den Duivel moeiten omgaan , om in zó ,, korten tijd zo veel të fchrijveh." Een ander verklaarde , „ dat de Synode wel twaalf jaaren zitten ., mogt, zo men ze allen zou moeten onderzoeken." Breedvoerig waren deeze Opftellen: en zij, tot kortheid vermaand, betuigden, dat het gewigt der zaake, en de Itaatlijke gelegenheid, bij welke zij deeze Stukken inleverden, hun buiten ftaat ftelde, korter te zijn. De Schotftche Godgeleerde, Bancanqual, fchreef, zich te fchaamen , dat Mannen van oordeel zich konden vferbeeldeti , dat de Synode tijd kort hebben, om alles te doorleezeni Doch de Remon* ftranten waren van gevoelen , dat de Synode daar toe tijd hadt behoorèn te befpaaren , dewijl anders de geheele Bijéénkomst flegts eene ijdele vertooning was , om, zonder tè onderzoeken en te oordeelen , maar plegtig te verwerpen, 't geen men bij zichzelven reeds te vooren veroordeeld hadt, F. Deel. 2. St. D U Maurit*«  s46 GESCHIEDENIS en de medegehragte Begrippen te beveftigen (*). Eene verdenking , waar voor zij maar al te veel gTonds hadden, naardemaal, omtrent deezen tijd, voor het ontvaiieen zelfs van de Schriften der Remonftranten, en dus ook lang eer de Vaders hun oorde-"1! over de Vijf Anykelen hadden gegeeven, ree is beflo'en werd, een Gefchrift, door zeerlnrde Contra ■ Remonftranten tegen de Leer der Remonflrameu. volgens de meening der Synode- zo als zij zelfs fpraken , te laaten opllellen. Regtmaatig is hieromtrent de aanmerking van H les , in eenen Erief san den Afgezant Carleton : „ Regters," fcreef hij, ,, fchorten hun oordeel op, en zijn on- zijciig voor elke Partij , en, welk hun oogmerk ook mag weezen, zij doen'er nogthans geene ope„ mng van voor een tijd der uitfpraake : zo dat al dit werk, van dagvaarden, onderzoeken en onder,, vraagen. nood^a';lijk noet fchijntu als alleen tot „ een kamct of fchouwfpcl te hrci.ken. Her inaa,, ken van zulke Schriften bij voorraad, eer de êvy„ node belhsfe; d gevonnisd heeft , zal de wereld dien denken, dat de Leden der Synode , toen zij verfcheenen, reeds bt horen had', n, wat zij doen ,, zi u ien : 't welk , fchoon het ukgenik waar is, „ zo is het nogthans aeen wijsheid , zuiks openlijk te kennen te geeven (*)." De (*5 R gsnb. Hijl. der Rem. II D. b!. 100. Brandt, III. '1 b'.44i. (t) EUobhb.Hift.derRem.il. D. bl. 105.106.  der NEDERLAND EN. 34? De V>orzi"er Bogerman" v?;r cndrtus c'-=voort met S cllingen uit de Schriften der Remonfiranten te trekken, en deeze aai d± Synode < p:egeeven. Het inge everde Gefchrift was der Synode de ru e:te niet waardig , om het geheel te leizen. Bogerjian las 'er wat van voor. Dé evenïe-n-'de Schot fche Godgeleerde, die het te wijdloopig gekeurd hadt, kon niet voorbij, ter dier gelegenheid , of-temarken: „ De Remon/rranten betten geen gunst „ altoos: ik kan u verzekeren, dar de Vo rzitt.r ,, het ilirnfte uit het Gefchrift uitpikte : rauwlijks „ werden 'er vijf bladen geleezen, [ 't was in 't ge,, heel tweeh n-eri en vier baden groot,] die niets anders behebden dan een fterk fc iimpfcnrirt tegen CaLVINUS, BEZA, PaRECS, PlSCATOR . WlTH- „ aker , Boge. man, Festus , en verfcheide ande„ ren: m2ar, om de waarheid te zeggen , fchoon n onvojrzigdg , evenwel aertig gefield. Ik zag hel „ voor dea ftijl van Episcopius ain." Geen ande gebruik werd 'er van gemaakt, dan dat men een gedeelte van 't zelve las, en eenige der Leden be^il. om het naarftig te d^x)^bladéren, en daar uit te trek ken, 't geen zij waardig oordeelden om de Synod, voorgeleezen te worden.— Niettegenstaande dee ze behandeling , volhardden de Remonftranten me het opinaa'sen van de verdere verklaaring hunner ge vce'ens en derzelver verdeed'ging. Weder met de zelfde uitvoe-ig'.e'd dchrijvende, kreegen zij de zei de beftraffing. De>ch, bemerkt hebbende , dat d Synode, eer zij gereed korden zijn met hunne vq D 2 de I t e  34$ GESCHIEDENIS MilURITS. Twisten tufl'chen de Vaders van de Synode. 1 ( 1 t i deediging van de twee laatfte Artykelen, reeds verre gevorderd was met het leezen en oordeelen der Synodaale Collegien over de Remonflrantfche Gevoelens, voerden zij, in't (lot van hun laatfte Gefchrift, eene zeer vrijmoedige taal, beklaagden zich over de Synode, en verklaarden ronduit, dat zij deeze Schriften niet om der Synode wille, die hun zo onwaardig behandeld hadt, maar om 't bevel der Heeren tegehoorzaamen, hadden gefchreeven. Wat hun betrof , zij hadden willen toon en , dat zij hun gevoelen volkomen wilden openleggen , en geenzins fchuilhoeken zogten. Wat de Synode aanging, deeze hadt door openbaare Redenvoeringen , Vertoogen en Oordeelen tegen hunne gevoelens , vooraf dezelve reeds veroordeeld, en, in geheime Zittingen, flegts een klein gedeelte hunner Verdeediginge geleezen (*). Terwijl de Synodaale Vaders bezig waren met het behandelen der bewuste Vijf Artykelen, ging het gerchil over de Verkiezing en Verwerping, enverwek:e zomtijds hoogloopenden woordenhrijd tusfchen mn: want, fchoon zij, over't algemeen, derConra Remonftrantfcke begrippen waren toegedaan, ifldden veelen, ten opzigte van 't begrip der zaake, en bijzonder inzien , en waren de meehe Buitenmdfche Godgeleerden , gelijk wij reeds opmerken, niet te eenemaal in 't zelfde begrip met de Inland- (*) Regenb. Hift. der Rem. II. D. bl. 208. Limburg eeven van Episcopius, bl, 206.  der. NEDERLANDEN. 349 iandfchen, en afkeerig van de ftrengfte Begrippen, hier gedreeven. Opdevraage, hoe CiiRisTas het fundament is der Verkiezinge ? helde Gomarus , ,, dat Christus alleen de Uitvoerder is der Verkie„ zinge, dewijl God eerst befloten heeft de zalig„ heid van eenige bijzondere Perfoonen, en daar naa „ Christus gefchikt als een middel, om ditbefluit „ uictevoeren." Martinius van Bremen beweerde, dat Christus niet alleen was de Uitvoerder der Verkiezinge, maar de Auteur en Bezorger derzelve. Gomarus fprong op*, zeggende, „ ik neem de zaak ,, op mij," wierp zijn handfchoen van zich , en daagde Martinius uit met deeze woorden : Ecce Rhodum, ecce fait urn, of, Toon hier, wat gij kunt! Men hadt moeite , om deeze twee Kampvegiers te wederhouden : bovenal was het den heethoofdigen Gomarus leed, dat men hem belette tot een geregeld twistgeding te komen. Martinius moest, vervolgens , zo veele fchamperheden verdraagen , dat hij zieh beklaagde over het onderneemen eener zo verre reize, en betuigde, op deeze Synode eenige dingen . die Godlijk, eenigen, die Menschlijk , en eenigen, die Duivehch waren , gezien te hebben. Op een an deren tijd noemde hij de Synode een Polityke Vertoo ning of Toneelfpel, waar op hij nooit weder zot komen; uitroepende : ê Dordrecht , had ik u nim mer gezien ! De Engelfche Godgeleerden , die zagt heid en gemaatigdheid ademden, moeiten veel uit haan van de bitterheid en onverdraagzaamheid vat Gomarus en Sïbrandus. Martinius hadt zelf D 3 bi MAURm. 1 i  550 GESCHIEDENIS Maurits. befloten. de Synode te verlaaten , tn de Enge1 fche Afgezant v\as gereed , om zich, op 't verzoek van Balcanqual, na Dordrecht te begeeveu , om den brand te blusfen, voornaamlijk ontftooken door de twee evengeme!de Yveraaren, naer diens Schrijvers uitdrukking, in Beat, om de geheele Synode'm vuur en vlam te zetten. Een Brief diens Afgezants aan den Voorzitter bragt veel maatigings te wege. Men verzogt de beledigde Buitenlanders om verfchooning. Martinius, meest van allen gehoond , liet 'er zich ligt toe overhaalen : hij hadt een talrijk gezin , en men bediende zich van deeze omffandigheid , hem Ondèt't oogbr ngende, dat hij anderzins, bij zijne thuiskomst, voor ongunst te vreezen hadt. De Marpurgfeke Hoogleeraar Goclemus , voor een groot en fchrander Philofooph ten dien tijde gehouden, kantte zich, door een veel laager en min verfchoonlijk beginzel gedreeven, tegen de Gevoelens derit 5 Maurits.  35'V GESCHIEDENIS Maurits Vonnis, over de Remonftrantengeveld. Wanneer men deeze Canons goedgekeurd en ondertekend hadt, werd 'er een opltel van een Vonnis derèvynode over de gedi a - de Remonftranten, en allen die de Leer der Synode zouden verwerpen, voorge'eezen. Het was vul van de fcherpiie en bitterfte uitdrukkingen. De Vif Artykelen kwamen 'er in voor als valsch en fchuilwinkels van Dwaalingen. Van -'e Remonftranten zei ven werd gezegd, dat zij uit de Kerke waren uitgegaan ; de Kerk van Neder land zwaarltjk beroerd, en de aangsnomene Leer wet lasteringen beklad hadden; dat de Hoofden hunner Fadtie fchuldig en overwonnen waren van vervalfchingen van den Godsdienst , van Scheuringe , en zeer zwaar gegeevene ergernisfen ; en de Gedaagden, daarenboven, onverdraaglijke hardnekkigheid tegen de Befuiten der Hooge Overheid en de Synode betoond hadden. Hierom werden ze van alle hunne, zo Academifche als Kerklijke, Ampten afgezet: ook beval de Synode , niemand tot den Kerkendienst toetelaaten , die de Leer, in dc Synode-ale Befluiten verklaard, weigerde te ondertekenen en te leersn. Ook vermaande de Synode alle Ke.kiijke Vergaderingen , nsarüig wagt te houden , en zich te hellen tegen alle Nieuwigheden , die in de Kerke zouden mogen ontltaan : en badt de Heeren Staaten Generaal , de Leer der Syr.ode alleen en zuiver Openbaarlijk te doen leeren; de opkomende Kererijen en Doolingen te weeren; de op'oeri^e en onrustige Gees'en te bedwingen; dit Vonnis over de voornoemde Perfoonen , volgens het Regt der Kerke , dotr deezer Landen Wetten be-  der NEDERLANDEN. 355 bevestigd , van waarde te houden , en de Synodaale Befluiten te doen onderhouden. Zeer onverwagr V0'>r de Engeifchen althans, en andere Buitenlandfche Godgeleerden, Kwam dit voorRel ter baane; en het handelen daar over moest met allen fpoed gefchiedén , dewijl de Hoeren Gemagtigden dien dag gereed Honden na den Haag te ver-eizen. Het baarde veel opziens. En de Uitheemfche Godgeleerden , behalven die van Geneve en Embden , konden, in 't eerst , op geenerlei wijze bewoogen worden , om over de Perfoonen der Remonftranten te vonnisfen. Dan , tasfebén de Vooren Naamiddag ■ Zittingen, bragten de Inlandfche Godgeleerden het zo v.rre , dat alle de Buirenlanders, uitgenomen de Engelfche , Hes ft fche en Bremer Godgeleerden , aan het gehreeken Vonnis , fchoon met eenige verandering , de toe'lemming gaven (*). Dit Vonns werd den gedaagden Remonftranten eerst voorgeleezen naa het eindigen der Synode , en naa dat het verhandelde daar in met de goedkeuring der Algemeene Staaten verzegeld was. -—. De heldhaftige kloekmoedigheid, door hun, in 'tgeheel beloop deezer zaake , betoond, bezweek niet , wannier zij ondervonden , dat ze deeze, hun nadeelige. keer hadt genomen, en niets dan ongunst en tegenheid te gemoete zagen. Zij verklaarden , bij dezelfde gevoelens te volharden. Beriepen zich op 't Oor deel van God. Klaagden bitter over deeze veroordee ling (*) Regenb. Hift. der Remonftr. II. D. bl.128 enz. Maurits. 1 Gedrag der Gedaagden , bij het voorleezen van 't Vonnis.  356 GESCHIEDENIS Mauri ts. ling. Onder anderen verklaarende : „ Men heeft ons zoeken re ondertebrengcn, maar niet te over„ tuigen. Men heeft ons als Straffchuldigen aange„ merkt, opeen' tijd, dat de Vergadering het niet „ ééns was wegens de onregtzinnigheid der Artyke,, len, waar mede men ons befchuldigde. Wanneer „ men door vleijen , dreigen , en allerlei kumtgree„ pen, tegen ons gevonnisd hadt, oordeelde men „ 't genoeg , onze erkentenis aftevergen , zonder s, ons te vergunnen de Leer onzer Partije te beftrij„ den, of de onze te verdeedigen. Men heeft ons ,, genoodzaakt tot het inleveren van Schriften, wel„ ker verflag in handen onzer Vijanden gefield, en „ fixeds trouwloos verminkt was. Om ons tebelet„ ten de Regeering te onderrigten van den handel, „ ten onzen opzigte gehouden , werden wij in een M foort van gevangenis bewaard : men floot ons den mond, en bondt ons de voeten, terwijl onze Te,, genflanders vrije Briefwisfeling hielden,'en veel„ vuldige keeren na dar Haage deeden , om de „ vooroordeelen der Regeeringe , die hunne zaak „ begunstigden, tegen ons aantekweeken (*)." Naa het voordraagen van het Vonnis der Remonftranten , las men de Belijdenisfe der Broederen Gesïeranus, Predikanten te Alkmaar en in beide de Egmonden , dooi de rondreizende Gezanten der Koord- (*) Regenb. Hift. der Rem. IL D. bl. 150. Brandt, 111. D.580 enz. Carlet. II. p. 357-374.391. Uitenbog/tards Leeven, XII.  der NEDERLANDEN. 35? Noordhollandfche Synode van hunnen dienst afgezet. Ze werden als Sociniaansch en Godslasterlijk veroordeeld (*). Macovius , Hoogkeraar in de Godgeleerdheid te Franeker , een Voorhander der hardhe Calvinistifche Gevoelens , en gewoon , ze met naakter en fterker bewoordingen dan de meeften uittedrukken, bij de Staaten van Friesland van Ketterij befchuldigd , kwam 'er beter af, en, onfchuldig van Ketterij verklaard, werd hij alleen vermaand, zodanige fpreekwijzen te vermijden, als aan tedere ooren aanhcot mogten geeven (t). Thans werd ook het lot beflist van Vorstius, dien wij gezien hebben, dat, ontflagen van alle Hoogleeraarsverrigtingen, zijne weide behouden hadt (§). De Engeifchen , wier Koning tegen deezen Geleerden zo zeer verbitterd was, drongen'erop, datditLand van die Pest en van zijne fchadelijke Leere zou ontheven worden. De Inlandfchen hadden deezen fpoorflag niet noodig. VoRsrxus mogt beloven , tegen de Sociniaanen te zuilen fchrijven , en zich op zijn voorbeeldlijk gedrag beroepen , hij kreeg ten antwoord, dat men zulk eene hulp en voorfpraak niet van doen hadt , en dat zijn Godvrugtig leeven te verleidelijker was voor zwakke Verhanden. De Synode veroordeelde hem als een Ketter en Godslasteraar, onbekwaam tot het waarneemen van Hooge- fchool- (*) Regenb. Hifi. der Remonjlr. II. D. bl. 13$. (f) Zie aldaar, bl. i£7- (§) Zie dit ons Tafereel, hier boven. Mauwt», De Ges- TERANÜS- sen voor Seciniaanen verklaard,Maco • vius vrijgefproken, en Vorstius veroordeeld.  353 GESCHIEDENIS Maurits. fchool - Ampten en Kerkli ke Bedieningen. Hierop on-namen de Stapten van Holland hem 't Hoogleeraar»- Ampt te Leyden , zeiden zijne wedde op, en verbanden hem uit het Land: gelijk de Algemeene Staaten hem ook, kort daar aan, de Verèènigde Gewesten ontzeiden. Eersr hieldt hij zich op 't Huis te Kapelh, buiten Ltrecht, en elders op, zo verborgen als hij kon. 't Ontbrak deezen Verdrukten aan geene Begunstigers: e!én der Graaven van Benthem gaf last, hem heimüjk op zijn Kasteel te herbergen ; doch hij nam zulks niet aan : misleiden vreezende , gelijk de Gebroeders Gesteranus hier voor cok bedugt waren , dat hij opgcligt , na Engeland zou gevoerd , en aldaar, als een Ketter, van kant geholpen worden. Eindelijk vertrok hij na Holflein , waar de Vorst hem in zijne befcherming nam, en, onder eene behoorlijke wende , tot zijn Godgeleerden aanlïelde. In deeze rustplaats mogt hij niet lang het genoegen eens veiligen leevens genieten , eene doodiijke ziekte greep hem aan , en fleepte hem weg, in den jaare MDCXXII (*). Weinig uuren betteedde de Synode aan het overzien en goedkeuren der Nederland fche Geioofsbelijdenisfe, die, voorheen, zo veel zwaarigheden ver. oorzaakt hadt, en over welker gezag zo hoogloopends twisten onthaan waren. Men verichoof naam. lijk (*) Regenb. Bifi, der Remonftr. II. D. bl 136-144. Carleton, II. p. 42, Pao_uut Mem. ö? Lettr. as PatsBas, XIII. 327.  der. NEDERLANDEN. 55? lijk het behandelen der Artykelen , de Regeering der Kerke en 't Regt der Ovtrheid in 't Kerklijke betreffende , om van de ïnlandfchen alleen' onderzogt te worden, lin ging dit, zonder eenige aanmerking, door ; behalven dat de Engeifchen alleen, ten opzigte van de Kerken - orde, eene bedenking in 't midden bragten, ten voordeele der Bisfehoplijke Regeeringe, zeggende, dat de ontftaane onlusten , voor geen gering gedeelte, ontflondcr. uit gebrek der Bisfchoppen, bekleed met de magt, om de onrustige Geesten te bedwingen : als mede uit de vrijheid, die elk hadt van denken, fpreeken en fchrijven (*). . Niet meer moeite noch tijds nam de Synode, om den Catechismus te beöordeelen, en ééndragtig te verkaaren , dat dezelve, in alle opzigten , met Gods Woord overéénkwam. Geen wonder, dat dit zo vlotte; want de Synode hadt, reeds in den beginne, vastgelteld, dat dezelve 's Zondags naa.niddags in de Kerken openbaar zou gepredikt worden : bij welke gelegenheid een Embder Godgeleerde aanmerkte , „ dat het noodicer was den Catechismus re „ leeren, dan den Text der Heilige Schnftuure te ,, prediken." Ook vermaande deeze Yveraar de Heeren Staaten, nimmer te gedoogen, dat iemand tegen de Belijdenis of den Catechismus >.ou kikken; want dat was de Prophete n, Christus en de Apostelen wederfpreeken (_f). Alles (*) Regenb. Hifi. der Rem. II. D. bl.145. (t) Ziealüaar, bl. 148.149. Maurits. De Nedgtland'fche Be' Uidenis en de Catechismusgoedgekeurd.  26o GESCHIEDENIS Maurits. Het fluicen der Synode. Alles hadt dus, op het maaken van eenige fchik-* kingen, het Kcrkbehuur betreffende, na, zijnbeflag gekregen , en hier mede de Buitenlandfche Godgeleerden niet te doen : men tradt dus tot het fluiten tan de Synode, 't welk met veel plegtigheids gefchiedde in de Grootekerk te Dordrecht, werwaards zich de Leden der Vergaderinge begaven , onder den toevloed eener ongelooflijke menigte van beide fexen , waar de Canons en vervolgens de Veroordeeling der Remonftranten geleezeu werden. 'Wanneer de Uitheemfchen bedankt waren, en affcheid genomen hadden , ftondt 'er een groot Gastmaal gereed , vervrolijkt door Speeltuig en den Zang van Zangers en Zangeresfen. Hier ontfronstte zich het huursgelaad der Vaderen, en eenigen hunner gaat na, dat zij meer dan tot verheugeus toe dronken, 's Anderendaags deeden de Algemeene Staaten ieder der Buitenlandfche Godgeleerden befchenken met 'een Gouden Penning, ter waarde van honderden vijftig Guldens, hangende aan een Keten van vijftig Guldens. De Inlandfchen hielden nog eenige Zittingen , om fchikkingen op de Kerk-orde te maaken: en, met het afloopen van Bloeimaand , fcheidde de geheele Vergadering met handtasting, ten teken van éénigheid , en onder de herkfte betuigingen van genoegen en vriendfchap. De Staaten betaalden alle de kosten, door de In- en Uitlandfche Godgeleerden gemaakt, rijklijk. De Voorzitter Bogerman moet het nogthans niet genoeg geoordeeld hebben , dewijl hij te veel daggelden in rekening bragt , en driehonderd ze-  Der. NEDERLANDEN. gót imvenënzeventig Guldens meer'eischte , dan men oordeelde hem toetekomen. T'huis gekomen, werd hem, op de Friefche Landfchaps- Synode, zulks ver-» weeten, en eenigen beweerden , da: hij her te Dordrecht zo gemaakt hadt, dat hij verdiende van zijn Ampt afgezet en uit het Land gebannen te worden. Deeze 'Synode kostte den Lande een millioen Guldens, of meer, naar anderer berekening (*). De Afzettingen en Veroordeelingen , het verbieden der Remonftrantfche Vergaderingen , en het uitbannen waren de fchriklijke gevolgen der Synodaale Behuiten. Deeze drukte het zegel op de Verdeeldheid, welke die Kerkvergadering hadt behooren te heelen. Men zag met verbaasdheid een groot aantal Godge leerden, door hunne Kundigheid en Godvrugt lichten der Hervormde Kerke, uit dezelve geweerd, en, als Omverwerpers van het Christendom , afgefneeden. Verftandigen en Zagrmoedigen wraakten deezen handel: en men fprak met veragting van Lieden , die zich laaghartig bediend hadden van de woelende drihen der Partijfchappe en het Wereldlijk Gezag, om de Tegenftanders , welken zij op geen galijken voet durfden haan, te onderdrukken: 't geen grond gaf, om te denken, dat zij de goedheid hunner zaak mistrouwden. Die der Remonftranten, in tegendeel, verdeedigd door de wel verfneedene pennen hunner bekwaame Hoofden , trok de hartlijke deeineeming der (*) Regenb. Hift. der Remonftr. II. D. bl. 149 enz, F. Deel. 2. St. E Maurits. Gevolgen der Sji.ede»  Maurits. Lotgeval'en -er Befloken en LeerHellingender Synode. (*) Regenb. Hift der Remonjlr. II. D. bl. 164. Brandt, III. D W, 615 ;5. (j) MosHEiM Kerkl, Gefch. bX. D. bl. 154. 182. £62 GESCHIEDENIS der Onpartijdiger! in de gebeele Christenheid (*). Men beeft opgemerkt, dat de Befluiten der Synode meer ra- dan voordeéls mesebrsgt hebben aan de Leeringrn. daa- vastgeheld. Althans , naa dit gedenkwaardig Tijdperk , is de Leer der vollirekte Voorbefchikking meer agter- dan voorwaards gegaan. In Engeland waren de Godgeleerden nauwlijks van de Synode t'huis gekomen, of de Koning, als mede het groothe gedeelte der Geestlijkheid , gaven , in de fterkfte uitdrukkingen, hun ongenoegen over deeze handelingen te kennen, en de voorkeus aan de Stellingen van Arminius boven die van Gomarus en Calvyn : en bragt de Aardsbisfchop van Kantelberg, Wil liam Laud , hieromtrent, binnen kort, eene zeer groote verandering te wege : ook hebben de Arminiaanen , zints dien tijd, tot heden toe, het genoegen gehad , om de Bepaalingen en Leerhellingen van het Dordrechtfche Synode, met betrekking tot de hukken, tusfchen hun en de Calvinisten in gefchil, met meer dan enkele onverfchilligheid befchouwd, van eenigen met afkeer bejegend, en van anderen met veragting behandeld te zien (f). De Her¬ vormden in Frankrijk, uit Staatkundige inzigtenaan Prins Maurits verknogt, waren niet te vreden, dat het hunnen Godgeleerden belet was na Dordrecht te  der. NEDERLANDEN. s«S fe trekken, en toonden zich , in 't eerst, zeer genegen , om de Bepaalingen , daar gemaakt, aanteneemen. Zij weigerden zelfs het Avondmaal te houden met de Groot , en andere Remonftranten , na Frankrijk getrokken. Doch, dewijl deeze Befluiten zeer mishaagden aan de Roomschgezinden, en derzelver woede op nieuws tegen de Proteftanten gaande maakten , oordeelden zij het raadzaam , in deeze zaake voorzigtigheid te gebruiken: en met den tijd begonnen hunne weezenlijke Gevoelens en de Leerhellingen, welken zij voorhonden, wijd en verre van die der Gomaristen te verfchillen (*). De Kerken van Brandenburg enBremen, en de aanzienlijkften der Hervormden in Duitschland wilden niet duiden, dat haare Leeraars verbonden en onderworpen zouden worden aan de Gevoelens en Vast- ftellingen der Nederiandfche Godgeleerden (f). . Geneve zelve, de Moeder, Voedfter en Handhaafher der hrikthe Calvinistifche Gevoelens , de Zetel dier Regtzinnigheid , is van dezelve afgeweeken, en heeft niet alleen de Remonftr antfche Begrippen omhelsd, maar de Hoogleeraars en Kerklijken word ten laste gelegd, dat zij zich veel verder van de oude aange- nomene Leer verwijderen (§). Men heeft zelfs aangemerkt, dat, fchoon 'er in Zwitzerland en de Ver- (*) MosheIm , als boven , bl. 155. Burgn. Vie de Groot, p. 334' (f) Mosheim, als boven. (,§) Van Einem Kerkl. Cefch. III. D. bl.478. E s. Mauwts.  S<*4 GESCHIEDENIS Maurits. Staatkundige oorzaak van 't houden der Synode. Verèènigde Gewesten nog gevonden worden, die voor de denkbeelden van Calvyn en de Befluiten der Dordrechtfche Vaderen ijveren , derzelver getal afneemt, en de rekkelijker Gevoelens veld winnen: de Voorftanders der Calvinhterij erkennen , dat, hoewel het Genootfchap , 't geen uitwendig de Leer der Remonftranten belijdt, allengskens in aantal afneemt , de Gevoelens nogthans doordringen in de vastgefcelde Kerk zelve, en het Godgeleerd Stelzel der Leeraaren, die geroepen zijn, om de Leer en 't Gezag der Dordrechtfche Synode haande te houden, belmet hebben (-). Het Staatsbeltuur mag onbetwistbaar waaken, dat de Godsdienst niets leeraare, 't welk de rust en vrede der Maatfchappije verhoort. Dit komt hetzelve regtmaatig toe: dit vorderde het, zo lang Oldenbar.neveld het roer van Staat hieldt. Men verwonderde zich dan met reden , dat men in een Staatsbeltuur, zo hoog geroemd, den Godgeleerden ten wille was, om te bepaalen , wat men gelooven moest omtrent hukken van zulk eene hooge befpiegeling , dat men ze, vooitijds, als onraadzaam denVolke voortedraagen , verboodt, in 't openbaar te leeraaren: en die Maurits zelve , in eenen Brief, omtrent deezen tijd gefchreeven , Ouestieufe Poinclen noemt, welken hij vermaant zo luttel aanteroeren, als eenig- zins (*) Mosheim Kerkl. Gefch. IX. D. bl.spi; VanEiivem Kerkl. Ge/c.'t. III.D.bl. 47S.585 enz. Encycl. Art. Gen. Lettr, ae le Momag.  der NEDERLANDEN. £65 zins mogelijk zou weezen (*). Men hadt, derhalven, met dit fuik, een ander doel op 't oog. Klaarziendcn bemerkten het. Mar.tinius , van Breinen, trof het, wanneer hij'durfde betaigen,dac de Synode een Toonéelfpel was , waar in de Staatkunde de hoofdrol fpeelde. Naderhand is cnrdekt, dat de Voorzitter Bogkuman veel deels hadt in de Regtsvorderingen , toen tegen de Gevangenen van Staat gereed gemaakt, dat hij zelfs eepe InflrucTie voor de Fiscaalen, dienende tot examinatie van Oldenbarneveld, ontwierp, waarvan de oorfpronghjke kladfchrifteu , met zijne hand gefchreeven , naa zijn dood, onder zijne papieren zijn gevonden (f). Diodati, die van Geneve na Dordrecht was gezonden , zei, niet onaartig zinfpeelende, dat de Canons van de Synode den Advokaat het hoofd hadden afeefchooten (§). D.c.e , hier toe behulpzaam, hadt betuig 1, dat da Kerk geen rust zou hebben,zo lang het Hoofd der- Arminiaanen ( bedoelende hier mede den Advokaat) leeven zou. Verfcheiden der Git. heemrche Godgeleerden , Dordrecht verlaatende, begaven zjeh na den Haag , om dair, gelijk zij zeiden , iet vreemds te gaan zie-! (*), naamlijk het droevig einde van den groothen Voorhander der Burger, O) Recenb, Hifi. der Remonftr.. II. D, bl. 163. (t) Brandt R-.-gtspleeging, bl. 227. f§) Uitenbogaard Kerkl, Hift. bl.icji. Brandt, III, P, bl. 741. (**) Regenb. Hift. der Remonftr. II. D. bl. 15a. E 3 Mauriti.  366 GESCHIEDENIS Maurits. Verbaasdheid in Europa o-Jcr 't geen Ol- DENBAR- ^E t.h) w< der voer. geriijke en Godsdienstige Vrijheid , Oldenbarne, veld, wiens lijfftrafhjk Regrsgeding en fneeven op 't Schavot een aüergewigtigst ftuk van de Gefchiedeni.de n der Verèènigde Gewesten uitmaakt. De Wereld heeft met een oog vol verbaasdheids gezien de groote en fchriklijke tooneelen , te Spartaan te Londen opgerigt, waar Koningen geoordeeld en gevonnisd werden; dan ik twijfel, of de vertoorn g dier dooriugtige Burgeren, wier Vaderlandlievende ijver hun tot flachtöffers Belde voorde Vrijheden en Wetten huns Vaderlands, geen nog treffender tooneel oplevert , dewijl de Gemeenebesrgezindheid iet verftandigers en veel regtmaatigers in zichhebbe, dan Nevens de twee eerst- (") Refol. Holl. t(Sr8. bl. 277. Brandt , II. D. bl. 874. Carletan, II. p. 362. E* Maurits. Hoogerbeetsondervraagd.  ÏIÏAURITS, 56S GESCHIEDENIS tórstgemelde Fiscaalen, en vijf andere Heeren , van welken 'er drie met den Prins te Utrecht geweest Waren , kwam de Griffier, Hendrik Pots, bij Hoo«erbeets. Het lot, 't welk deezen Burger trof; baarde te meer verwonderirgs, vermids hij nooit een fchitterende rol hadt zoeken te fpeelen , en meest uitftak door de eenvoudigheid en zuiverheid zijner zeden. Zijn Geflicht hadt de aanz:enlijkhe Ampten te Hoorn bekleed. Zijne bekwaamheid en braafheid bewoogen de Regeering van Leyden , om hem te fcekleeden met het Pénuonarisfchap. Nauwlijks hadden de gemelde Heeren hun last der Algemeene Staaïen, om hem te ondervraagen, ontdekt, of hij antwoordde: „ Ik ben een gebooren Hollander,fo.mèe ., onder het Regtsgebied der Staaten vau Holland. „ Volgens de Privilegiën van Holland , mag ik voor „ geene vreemde Regters betrokken of aangefproken „ worden. Ook ben ik een Poorter van Leyden, „ en mag, overzulks, wegens mijne misdaaden, lp geene andere Regters hebben , dan de Schepens v dier Stad." Men Relde hem voor, of .Ouden* earnevelq hem niet geraaden hadt, het Pcnlionarisfehap daar te aanvaarden ? Hij betuigde :Keen." Bekennende „ wel 's Advokaats raad daar op ver „ zogt te hebben, die, hem de zwaarigheden Voor„ (tellende, de keuze aan hem gelaaten hadt." Wegens let niet afdanken der Waardgeideren on dervraagd, antwoordde hij , „ zulks niet geraaden te s? hebben , om dat hij niet bevondt, dat dit tot geejrusdieid en dieast van de Stad zou geftrekt heb-. „ ben-  dek NEDERLANDEN. 369 „ ben." Een tweede verboor, een week daar aan gehouden, liep over het voorgevallene te Utrecht, 't welk niet veel te beduiden hadt. Hier op liet men hem negen weeken zitten , en weigerde den ernstig verzogten toegang zijner Huisviouwe en Kinderen (*). Ledknberg , die, naa de laatlte omwending te Utrecht, geen Beun hadt, en door niemand weder opgeëischt was , werd met meer hrengheids behandeld , en, uit naam zijner Doorlugtigheid, ondervraagd. Dan, hoe zeer men hem vreeze zogt aantejaagen , niets meer kon men uit hem krijgen , dan dat Oldlnbarneveld de voojmaamhe bewerker geweest was van 't voorgevallene te Utrecht , 't geen men reeds wist. De bedreigingen van de Pijnbank persten hem niets meer af. Dan deeze ongelukkige oordeeler.de, uit de wijze, waar op men te werk ging met de aanzienlijküe Leden des Gemeenebes:s , dat hij de wreed.Ue mishandelingen zou moeten lijden, kwam tot een wanhoopig belluit. Wanneer zijne Ondervraagers vertrokken waren , begaf bij zich tot het gebed, en gaf dr.ar naa zijnen Zoon een open Briefje, in 't Fransch gefchreeven , 't welk de Jongeling niet verftondt, hem belastende, hetzelve wel te bewaaren , en niet optehajm , als hij, 's nagts, eenig gerugt vernam. Die nagt verliep , zonder dat 'er iets gebeurde: maar, den volgenden nagt, hoorde de Jongeling zijnen Vader zulk een ongewoon geluld maa- (*) Brandt Regtspl. bl. 5 enz. E5 Maurits, Ledenbergbrengt ziehzelven om inde gevangenis.  ?.7© GESCHIEDENIS Maurits. maaken , rlat bij ten bedde uhfprong, en de Wagt om hulp riep. Ledenbkrg lag dood: hij hadt zich met een Mes twee wonden in den buik gegeeven , en , vcorts , d-n hals afg'=ltouken. Het Briefje, zijaeu Zoon ter hand gefield, was van den volgenden inhoud: ,, Ik weet, dat men ten oogmerke heeft, „ in mijn perfoon het voorbeeld te Bellen , mij te „ hooren tegen mijne bes'e Vrienden , mij te pijni„ gen , mij, daaniaa, te ag'erhaalen op tegenlrij„ digheden en valschheden, gelijk men fpreekt, en „ dan op punten en puntjes een fchandelijk Vonnis te bouwen : want zo moet men doen, om het ,, vaneen en optluiten te regtvaardigen. Om dit al„ les te omwijken , ga ik, langs een korter weg, „ tot Gd. Tegen eenen dooden valt g-en Vonnis van ver eur verklaaring van Goederen (*)." De \ nde-n der Gevangenen trokken uit dit droevig éi de van Ledenberg en dit Briefje de haatlijkite gevolgen tegen de Veroorzaakers en Vervorderaars deezer Re-tspleegingen. En heeft het vervolg der g hd denisfe niet dan maar al te duidelijk gehoond, dat men aan mangel van weezenliike en welgegronde be '' huldigingen moest toefchrijven het fchrikjijk oogmeik, om, door folterende pijnigingen , van deezen on eHikkigen , bekend voor een ongeduldig Man, ZWaaK en fnnfdbetigtingen aftewringen tegen de Medegenooten zijns ongelukkigen lots. D n de zegepraaiende Partij heeft'er gelegenheid uit genomen, om (») Waginaar Vastrl. Hift. X. D. bl. »!?.  der NEDERLANDEN. 371 om uitteftrooijen, dat Ledenberg, gedreeven door bewustheid van fchuld , en vervaard voor de openbaare ftraffe , de handen aan zichzelven geflaagen hadt (*). De Groot was de derde, die ondervraagd werd. Hij hadt zijn val voorzien; dochdagt, dat men zich zou bepaalen tot het verlies van zijn Ampt: waarom hij voornam, als Advokaat , de Pleitzaal weder te betreeden. Zijne gevangenneeming maakte hem verllaagen. De Verklaaring , ten dien dage uitgegeeven, fmertte zijne ziel ten hoogften. Geen verlof kunnende bekomen, om den Prins te fpreeken , begon zijne Gemeenebestgezinde fierheid eenigzins te wankeien , en hij gaf te verhaan, gaarne zijne Bedieningen te willen nederleggen , om alleen van zijne Doorlugtigheid in huislijke zaaken gebruikt te worden. Hij fchreef ten dien einde aan den Raidsheei Vosbergen , hem verzoekende , zijne oogmerken den Prins bekend te maaken. De Brief kwam den Prins niet, maar wel den Ridder Carleton in han^ den, die zich zeer gebelgd vondt over de houtheid van de Groot, om ais eene verdienhe bijtebrengen , 't geen hij , in de laatfte gefchillen met Engelands voor deezen Staat gedaan hadt. De Groot rigtte een langen Brief aan zijne Doorlugtigheid , tot ver deediging van zijn gedrag; doch kreeg hier op geer antwoortj: gelijk ook geen op zijn Verzoekfchrift bij d< (•) Carleton, II.p.3*3.317. 3i*.328. Tric^and, 1091.1093. Maurits. De Groot ondervraagd.  m GESCHIEDENIS Maurits. i ] i J \ 1 j £ de Algemeene Staaten. Zelfs kon hij niet venver. ven , dat zijne Huisvrouw hem in de gevangenis kwam oppasfen, fchoon hij in eene gevaarlijke ziekte gehort was Bovenal fiondt hij verwonderd, dat 'er bij de Ondervraagers geen één Hollander was. Overzulks bem'gde hij voluit, „ dat hij, als geboos, ren in Holland, een Dienaar van eene Stad in „ Holland, en gevangen genomen op den grond van „ Holland, geen Regters kende, dan van Holland„ doch dat hij, des onverminderd, zijne zaak voor „ een ieder wilde yerantwoorden." Hierop al zijn moed hervattende, toonde hij , in het voorgevallene te Utrecht niets gedaan te hebben, dan uit kragte van de bevelen der Overheden van den Lande : als mede, dat hij , in het voorRaan der Waardgelders , illeen de zekerheid der Regeeringen in de Steden beioelde (*). 's Anderendaags kwam één der Gelastigdeu hem jezoekeq , met een peinzend en alles kwaads fpelend gelaad , hem aankondigende, dat "er veele diajen ten laste van den Advo'raat aan den dag kwallen; dat men blijken hadt van alle de punten, ver'at in z-kere Schriften., tegen hem niïgegeevens met ïaame, dat hij, ten tijde van het Beftand, heimiijk, ran de Spaanfche zijde, Geld hadt genonen , om t zelve doortedripgen , en ook de West ■ Indifche Maatfchappij te beletten. Hij vermaande na Groot, alles, (*) Brandt Leeven van de Greot, bl. 139 15©, XAXDjUegtsplM' 11. ia, Carleton, II. p,382,333,.  Ber. NEDERLANDEN. J73 alles, wat hem daar van bekend mogt weezen , te ontdekken. De verzekerde toon , op welken dit werd voorgedraagen, bragt hem tot twijlelagtige gedagten. Hij gaf ten antwoord, „ van geene gehei„ men des Advokaats eenige kennis te hebben; alzo „ deeze hem nooit zijne Corfefpondentien hadt ge„ openbaard." Doch hij liet alle twijfeling en kwaad vermoeden vaaren, als hij bemeikte , dat, gelijk 'er veele andere flinkfche kunsten tegen de Gevangenen werden gebruikt , deeze taal en betuiging, wegens het ontdekken van zwaare misdaaden des Advokaats, mede niets anders dan een vond was , om hem den moed te doen verliezen , en iets uit zijnen mond te bejaagen, 't geen ten nadeele van Oldenbarneveld zou kunnen geduid worden. Onder anderen werd hij gevraagd : Of hij met den Heer Jeannin geene redenen hadt gevoerd , om de Papistifche Religie met de Gereformeerde te veréénigen ? Hij antwoordde : „ Dat Jeannin zelve , veele dwaalingen „ in de Roomfch: Kerk erkennende, hemhoopehadt „ gegeeven, dat Koning Hendsik. de IV. de Her- vorming in Frankrijk langzaamerhand zou bevor„ deren, 't welk, naar 't oordeel van veele Verftan,, digen, voor eene oorzaak van den dood diens groo„ ten Konings gerekend word (*)." , Oldenbarneveld werd laatst ondervraagd, doch met het in agt neemen van haatlijkhedtn , die dit werk (*) Brandt Leeven van de Groot, bl, 153, 154. 158. 162. Maurith  374 GESCHIEDENIS Maurits. Oldenbarneveldsftaat in de gevangenis. werk meer fchijns dan regt bijzetten. Zijne Vrienden hadden een aartig middel bedagr, om hem eenig berigt te laaten toekomen van 't geen 'er omging. In Peeren Pennefchagten geflooken , met dun Postpapier, waar op men't gewigtiglte met weinig woorden fchreef. Toevallig Werd deeze vond ontdekt door dén der Oppasferen , die zulk eene Biiefdraa^ende Peer ten eigen gebruike genomen hadt. Het Briefje hieldt in: Verhat u niet op de Staaten van Holland; want de Prins heeft in veele Steden de Magiflraaten veranderd. Dudley Carleton is uw Vriend ■niet {f). Deeze Regeerings- verandering deedt hem geweldig aan. De woorden, door hem, 'e dier gelegenheid gefproken, welken wij mededeelen op de geloofwaardigheid van zijn Kn.gt, Jan Franken, draagen merktekens van zijnen fieren en Gemeenebestgezinden aart: „ Zal nu ," zeidehij, „ deeze „ Vreemdeling de ingebooren Magillraatsperfoonen „ uit hunnen dienst Booten ? Durft deeze Stadhou„ der zo heerfchen over zijne Heeren en Meellers, „ die hem, tegen den wil van Leicester , tot Stad,, houder hebben gemaakt, toen hij bij de hevigfte „ Kerklijken, die zijnen Heer Vader voor een Atbe„ ist fcholdén, van gelijken in kleinagting was. In„ dien Leicester, toen hij hier het gebied in han„ den hadde, de Magntraaten hadt durven verande,, ren, deeze Prins zoa ons nu deeze moeite niet „ hebben aangedaan : want de Engeifchen zouden „ den (*) Baudart Mem. X. B. bl. 70.  der NEDERLANDEN. 375 „ den Prins, mij, en eenige andere Heeren na En„ geland gezonden, of elders heen gevoerd hebben. ,, Hat voorneemen heb ik ontdekt en belet, en den „ Prins tot die magt helpen brengen, die hij nu mis,, bruikr. lk weet nier wat ik van dat onwet- „ tig veranderen der Magiftraaten denken zal ofzeg„ gen. Hi-r door zal de gantfche Regeering worden veranderd: hier door zijn wij van onze Heeren en „ Meefters verlaaten. Wie zal nu onze klagten „ hooren ? Wie zal nu ons Regt en Privilegiën voor„ Maan ? Wie zal nu onze Regter zijn ? Ik ben aan „ niemand verfchuldigd rekening te doen van mijnen „ handel en wandel, dan aan de Heeren Staaten van „ Holland en Westfrieslaud, mijne wettige Hooge „ Overheid : maar, met het veranderen der Vroed„ fchappen, zullen wij nu tot de Vergaderingen der „ Heeren Staaten gedeputeerd worden. Mannen, die mij niet kennen. Wie zal ons dan in onze ver- „ deediging hooren ? De Staaten Generaal, „ die ons hier deeden zetten, en, tegen alle Wetten „ en Voorregten, zonder toegang van Vrienden,zo „ lang laaten zitten, zijn onze Overheden niet. Zij hebben geen regt over ons : al wat zij tegen „ ons doen , is tyranny, in eene Vrije Republiek „ ongehoord , en nooit gepleegd. De Hertog van „ Al va werd voor wreed, gelijk hij in de daad was , „ uirgekreeten: maar die 'was een vreemde, van den „ Souverain gezonden , wiens naam hij in zijne 5, wreedheden gebruikte. Maar hier is geen Souve- 4- rain» Maurits.  37ö GESCHIEDENIS Maurits, „ rain 3 die de Staaten Generaal kan cornmandeeren. „ De Staaten van Holland zijn hier de Souverain: en, werden die van den Stadhouder afgezet , wie zal dan de Souverainiteit reprefentceren ? Of heeft „ de Stadhouder die magt nu aan zich getrokken? ,, Hebben wij zo lang tegen den Koning van Spanje ., geöorlogd, om onze Souverainiteit aan den Stad„ houder overtegeeven ? Is dan de overwinning:» „ door dien langduuriger. en kostlijken Oorlog ver,, worven , alken voor den Stadhouder geweest, ,, opdat hij de vrije en wettige Vergadering der Hee„ ren Staaten van Holland haare Viijhtid zou ont- „ weldigen, en haare Wetten verkragten? Ik ., wil wel bekennen , dat ik in de hoope, bij mijgefchept op de vroomigheid en de deugden van den „ Prins van Oratie, zeer ben bedroogen. Ik had „ gehoopt, dat hij, volgende het voorbeeld van zij„ nen Heer Vader, zijne ooren rooit zou geleend „ hebben aan de Predikanten en Kerklijken , noch „ zijn naam overal laaten gebruiken, om hun in „ hunne oproerigheid en twistzugt te hijven : veel„ min had ik gedagt, dat de Prins zich zo verre „ zou hebben laaten vervoeren , dat hij den gan„ fchen Staat zou omkeeren en t'onderst boven wer„ pen. Dat hij na meerder authoriteit, ja de Sou„ verainiteit, hondt , heb ik wel gevreesd en ge„ merkt: maar altijd dagt ik , dat hij die zou zoe„ ken te verkrijgen door wettige of fchijnwettige „ middelen, 't zij door kuiperijen, giften, ofguns- „ ten,  Der NEDERLANDEN. 377 ,, ten, om (temmen te winnen : maar nooit hadt" ik „ gedagt, dat hij zich op zulk eene manier zouheb„ ben meefter gemaakt (*)." Deeze taal fchildert ons de zielsgefteltenis vanOLdenbarneveld met leevende en fterke trekken. Hij fchijnt niet te dugten voor't gevaar, 't welk hem dreigende boven 't hoofd hangt, maar dat zijns Vaderlands bekommert hem: hij hadt het voorziens en alles gedaan , om het aftewenden. Én heeft zijne onbezweeke ftandvastigheid, die wij meermaals de Vrijheid zagen redden, hier niets kannen uitwerken, maar hrekte hij zelve tot het eerfte flachtöffer zijns edelen ijvers. Zijn roem is niets minder bij allen, die gewoon zijn de zaaken op derzelver weezenlijke waarde, en niet naar den dikwijls misleidenden uit(lag , te fchatten. Zijne Gemeenebestgezindheid bleef hem bij ia zijne gevangenisfe, Dewijl hij heeds aandrong , om in vrijheid geheld te worden,, of te mogen weeten, waarom men hem dit geweld aandeedt, kreeg hij ten antwoord, dat de draad, dien hij gefpoanen hadt, om den Staat in ongelegenheid te helpen, zo verward was, dat mentijdmoest hebben, om dien te zoeken (f). Men voorzag, dat Oldenbarneveld zou weige- 1 ren te antwoorden op ondervraagingen, hem door 1 daar toe onbevoegde Perfoonen gedaan: des befloten , de Staaten van Holland, hier toe Heeren uit datd-e- 1 west C) Brandt Hift. der Regispl. bl. a$ enz. (t) Carlet. II. p. 348. F.Deel.z.St. F Maurits; Dlden- 1aene'eld >nderrraagd,  s7£ GESCHIEDENIS Maurits. west te benoemen; egter, voor deeze reize, toeftaande, dat de Lastbrief gegeeven wierd door de Algemeene Staaten. Oldenbarneveld betuig Ie , voor den aanvang der ondervraaginge, „ dat het gene hij zou zeggen , ftrekken zou tot voorhand der „ Reg'en zijner Meeheren , de Staaten van Holland 5, en Westfriesland'." Voorts beweerde hij, ,, dat „ den Algemeenen Staaten geen regt toekwam, om „ zijn perfoon vasttehouden. Twintig dagen lang, en dikwijls voor- en naamiddag , zette men dit onderzoek voort. Niets bepaald en bijzonders van deeze ondervraagingen en antwoorden vindt men aangetekend. Alleen weet men , dat de oude Vader mesigtnaalen gansch vermoeid uit het vethoor kwam, en in 't algemeen te verhaan gaf, dat, indien hij in zo moeilijk en kiesch een post, als Advokaat van Holland, eenige misflagen begaan hadt , deeze aan menfchelijke zwakheid, doch aan geene misdaadige oogmerken, moesten worden toegefchreeven (*). Ten deezen tijde vroeg men , onder anderen, Hoocïerbeets , welk eene Briefwisfeling hij in Antwerpen gehouden, en wat kennis hij aan Vader Tempel hadt? Hij ontkende alle Briefwisfeling op Antwerpen met Vijanden van den Lande , en betuigde, den genoemden Vader niet te kennen, noch ooit, zijns weeteus , gezien te hebben : en befchuldigde hem, vervolgens, hoe hij, met de anderen, beweerd hadt, (*) Refol. Bell*\6x%. bl. 348- 356- 359» 374- 375. Brandt Regtspl. bl. 3t enz. Carlet. IL p. 362.363. Verdere ondervraagingen van Hooger beets en de Gi.oot.  dés NEDERLANDEN, 3^ hadt, dat de Staaten Generaal in Holland geen gezag bezaten. Zijn antwoord befchaamde zijne Befchuldigers (*). Ook zogt men de Groot aftepersfen de erkentenis van een ontwerp, door Oldenbarneveld en de acht Steden tegen den Prins van Oranje beraamd. Maar de wijze, waar op hij ditwederlei, helde zijne en 's Advokaats onichuld in een helderder licht (f). Men droeg alle voorzorgen, om den Gevangenen Briefwisfeh'ng en gemeenfehap met de hunnen te verbieden , waar door zij eenig berigt van den haat der zaaken konden krijgen. Dan het vondrijk vernuft van Petrus ScR^VERIus, bedagt een list, om de waakzaamheid der Oppasferen te verkloeken. Hij liet de Werken van den Haagfchen Dichter Janus Secundus drukken, enbeftondt, onder het dmkken , in eenige Proefbladen zommige regels uitte werpen, en de plaats te vullen met het geen hij den Gevangenen wilde bekend maaken. De bladen, die het geheim inhielden, waren zo gefchikt, dat ze gefloten bleeven, zonder eenigen argwaan te kunnen verwekken bij hun , die hst Boek behandelden: en in één derzelven was aangeweezen, welk het kenteken was , waar aan men zou kunnen weeten, of de zin der heimlijke onderhandeling , die men door dit middel zogt voorttezetten, bij de Gevangenen gevat was, dan niet. Ook gaven zij aan de hand, hoe men door (*} Brandt Regtspl. bl. 39 enz. (t) —— Leeven van de Groot, bl. z6l. F a Maukit^ Vond van Scrivetuus, om de Gehangenenberigtte iaateii toekomen.  3Re GESCHIEDENIS Maurits. SciuveRius in boete be< (lagen om het Vers op HoogerKtrn. door Boeken, in welken eenige witte bladeren waren, elkander zou kunnen fchrijven met Honig of Citroenfap, welke onzigtbaare Letteren, over'tvuur gehouden,,uitkwamen. Door de tusfchengevoegde Dichtregels liet c-criverius de Gevangenen weeten, hoe het met de dingen gefchaapen hondt, en wat zij te doen hadden tot het bekomen van nadere onderrigting. De Groot, jonger van jaaren en lustiger van geest dan Hoogerbeets , daarenboven een liefhebber der Latijnfche Dichtkunst, hadt die nieuwe uitgave niet ontvangen , of las ze terhond , merkte het geheim, en gaf hier van het geheld teken. Hoogerbeets lag dit Dichtwerk ter zijde, en telkens, in Brieven, aangefpoord door zijne Vrouw of Dogter , om 't zelve te leezen , baarde dit agterdenken: men vorderde het terug, doorlas het, en agterhaalde dien fchranderen vond, eer dezelve de volkomene uitwerking kon doen (*). Eenigen tijd daar naa, vervaardigde Scriverius een Bijfchrift, om onder de afbeelding van Hoogerbeets gedrukt te worden , gelijk gefchiedde : het hoot, naa 't ophaalen van de aanzienlijke Ampten, door deezen Man bekleed, en de diensten , doorhem beweezen, met dit zeggen: Nunc utifunt tantoprcemia digna Viro? Waar () Eranbt Regtspï. bl. 41 -45. Leeven van de doot, bl. 165. Leeven van Scriverius , voor zijne Gedichten , bl. io.  der NEDERLANDEN. 381 Waar is nu 't loon, verdiend van zulk een braavsn Heer? In eene boete van tweehonderd Guldens werd; hij verweezen , om het maaken vsn dit Bijfchrift, zo boos liepen de tijden: hij weigerde dezelven te betaalen, en liet 'er zich voor panden. Zijn Drukker moest eene dergelijke boete opbrengen. En gaf dit voorval gelegenheid tot een'belluit , om alle Portraiten, Plaaten en Prenten van Mr. Jan van Oldenbarneveld, Hoogerbeets , de Groot, Uitenbogaard, en anderen, van die Faclie, te doen intrekken , tot wegneeming van nieuwe nafpraaken, die, bij het verkoopen en voortbrengen van dezelven, telkens verwekt worden (*). De Ridder Carleton , door het Gezin van Oldenbarneveld aangezogt, om ten voordeele van dien Staatsgevangenen te fpreeken, hadt hier op niet geantwoord , dan met het ophaalen van verfcheide redenen van misnoegen tegen hem. 't Niet genoeg rekenende, in 't heimlijk de maatregels van Maurits te onderfchraagen , en ze openlijk goedtekeuren, kwam hij zelfs zo verre, dat hij de roerzeis van geraaktheid en belang, de drijfveereu zijns handels, niet verborg. Hij durfde van de Staaten eifchen, dat de Groot zou geftraft worden , dewijl hij voor de Vrijheid def Zee gepleit, en deeze in gefchrifte ver- (*) Brandt , Regtspl. bl. 75 —86. 'i Leeven van Scriverius, bl. 21, F S Maurits. BuitenfpoorigeeifcVien des Engeifchen Afga- zatus Carle* ton.  Mburits. 382 GESCHIEDENIS verdeedigd hadt. „ Zijne Majelieit," das luidt de taal des Afgezants , „ beveelt mij klaar te fpreeken , „ en u te zeggen , dat hij, zijnde de grootfte Ei9, lands-Vorst, die'er is , de reden ook vereischt, „ dat hij zich het Regt der Zee wel verliaa , en niet onweetend zij van de Wetten zijner Koningj, rijken, en van het Regt der Volken. Zo veel is 'er af, dat hij zich daar over door u niet wil s, laa'en onderrigten , ne>ch ook door hem , die dit 3, ftuk eerst heeft ter baane gebragt, te weeten de ,, Groot , wiens ongenade anderen behoort ver,, vaard te maaken , en van het naavolgen zijner s, grondregelen aftefchrikken : en, zijne Vroomheid „ door uwe Heerlijkheden zijnde befchnldigd , be- hoort dat zijne Weetenfchap niet min verdaet te „ maaken?" Carleton hadt niet meer te doen, dan de Algemeene Staaten overtehaalen , om alle de Ingezetenen te verpligten te gelooven , dat de Natuur eene uiterfte pooging, ja een wonderwerk, gedaan hadt , om Koning Jacobus tot den diepdenkendften Godgeleerden en kundigfen Staatsman te vormen, en ftraffen vastteftellen tegen ieder, die, in naavolging van Vorstius en de Groot, de minfte twijfeling ontdekte wegens de onfeilbaarheid van het Hoofd der Engelfche Kerke, en den Beheerfcher der Britfche Zeeën, 't Gemelde voorftel diens Afgezants 'was niet alleen vreemd , maar ten uiterften hoonend voor de Staaten : 'twas even of de omwenteling hun van alle verftand en Vaderlandlievende gevoelens beroofd hadt, en zij voortaan niet anders zij»  der NEDERLANDEN. 383 zijn zouden dan Ipeelballen der driften en Staatkundige inzigten van het Engelfche Hof. In de daad Carleton hadt uitzigt, om het tot dien trap van verdwaazing te brengen. Hij liet niet af, Maurits aantemaanen, om den teugel der Regeeringe in eigen handen te neemen, hoopende dien Vorst, door den band van Verbinteivsfen, onlosmaaklijk aan Engeland te hegten, en de Zeven Gewesten, door den band des Godsdiensts, aan zijn Rijk vasttefnoeren (*). Het Lid der Ridderfchap van Holland, fchoon, onlangs , met vijf Edelen vermeerderd (t), bleef nog den ouden moed en de Gemeenebestgezinde gevoelens toonen. Maurits befioot, om hier een einde aan te maaken , 'er nog twee Leden aan toetevoegen. Hij floeg voor Daniël de Hartaing , Heer van Marquette, en Feancois Aarsens, Heer van Sommehdijk. Beiden waren zij Buitenlanders, deeze 'm Henegouwen, geene in Brahand gebooren. In dit Lichaam werden alleen een zeker getal Edelen aaugenomen, hier gebooren , en hier Heerlijkheden bezittende. Diensvolgens waren Marquette en Aarsens , fchoon genaturalifeerde Hollanders , hier van uitgefloten. Zij hadden geen ander regt, dan 't geen fteunde op hunne bekende goedkeuring van alle de oogmerken en handelingen des Prinfen , die zulks genoegzaam oordeelde. Hij liet zijn voornee- men (*) Brandt Regtspl. bl. 59. Carleton , II. p. 377* I78. III. 7-9-81. (f) Zie die ons Tafereel, hier boven. F* Maurits. Verandering in de Riiderfchap van Bolland,  ||4' GESCHIEDENIS Maurits. men bekend maaken bij de Ridderfchap, wier Vergadering toen uit veertien Edelen beftcndt. De (temmen (haken. Maurits , die eene bereidvaardige onderwerping wagtte, deedt hun aanzeggen , ,, dat de gevoelens der Heeren Edelen inde Vergadering 33 van Holland, een tijd lang, uitgelboreti waren op „ verandering van den Godsdienst, en om hem ten Lande uittedrijven. Dat hij hier in moest voor3, zien. En, fchoon hij, bij eene Acte der Staaten „ van Holland, gemagiigd was, om nog eenige ver3, andering te doen, daar hij het noodig vondt , dat s, hij het nogthans niet gaarne in de Vergadering der 3, Edelen doen zou." 'Er, vervolgens, bijvoegende , „ dat hij het noodig vondt , de hemmen der 3, Edelen in de Vergadering van Holland vasten g^ed 3, te hellen ; dat zulks gcfchieden moest door ver- meerdering van hun getal, of door uitzetting van 3, eenigen." Zommigen bleeven , ondanks deeze bedreigiug, in 't weigeren volharden, oordeelende het gevorderde ftrijdig met de eer , ,'t geweeren, en 's Lands geregtigheid. Verklaarendeop dit huk, geene Vergadering te kunnen beleggen. De Prins ontboodt de Edelen bij zich, en deedt dit voordel: „ Hoe hij, tot rust en dienst des Lands, de Magi,, hraaten in eenige Steden veranderd hebbende, „ diergelijke verandering onder de Edelen ook wel ,, noodig hieldt ; doch , om minder misnoegen te „ geeven , gedagt hadt, zuiks te kunnen voorko„ men door het verherken van hunne Vergadering 9, met de Heeren van Marquette en Sommelsdiik: 5, waar-  der NEDERLANDEN. 385 ,, waarom hij verzogt', en begeerde , dat zij deeze ,, Heeren zouden aanneemen, onder fchriftlijke ver„ klaaring, dat hun zuiks, voor het toekomende, „ niet tot nadeel zou ftrekken: ook, dat zij 'er ter„ ftond op behoten, terwijl hij in zijne Kamer zou „ gaan."— Bredenrode, Duivenvoorde ,'Noordwijk , Asperen , Bsnthoizen , Schagen , Zwieten, Wimmenum en Krooneneurg hemden voor de toe. laating ; doch de meeften onder betuiging , dat zij het met wederzin deeden, en om zijne Doorlugtigheid geen ongenoegen te geeven. Maïhenes en Obdam kantten 'er zich moedig tegen aan : de eerfte betuigde, zo hij overftemd wierd, te protesteeren van alles , wat daar gefchiedde. Wesenburg, Warmond en Raaphorst verklaarden zich tegen de toelaating. Dus werd met de meerderheid behoren om die twee Heeren in de Ridderfchap te befchrijven , ter begeerte van den Prins, en onder uitdruk" lijke verklaaring, dat het niet in gevolge zougetrokt ken worden , waar van men eene zeer nadruklijke Acte cpftelde (*). Noodig was deeze verandering, ten einde de Staa- I ten van Holland aan de inzigten des Stadhouders jj konden voldoen. Hun regt op de Gevangenen was e te wettig en te blijkbaar, om tot weezenlijke Regts- 1 vorderingen te komen, zonder dat deeze, als op hun ■' gezag, gefchiedde. ' Maar wanneer men hun onder 'tooge bragt, dat de zaak den anderen Gewesten, zo C) Waqenaar Vaderl. Hift. X. D. bl. 332—«.338. FS Maurits. )e be- oeming er vier- ntwintig .egtfi- S.  maubit5. 386 GESCHIEDENIS zo wel als Holland, betrof, oordeelden zij deRegtfpraak aan de Algemeene Staaten te moeten laaten, nogthans zorg draagende zo veele Hollandfche Regters te benoemen, dat het Regt van Holland bewaard bleeve. Waarom ook ter Vergaderinge der Algemeene Staaten verklaard werd, ,, dat men haar , flegts ,, voor deeze reize, Regtfpraak over de Gevangenen „ afftondt, zullende zulks niet in gevolge mogen „ getrokken'worden." De Afgevaardigden van Leyden , Rotterdam en Schiedam bragten in, op het afftaan der Regtfpraake niet volkomen gelast te zijn. Veenhuizen, Schoonzoon van Oldenbarneveld, vertrok uit de Vergadering , zo ras men over 't ftuk der Gevangenen begon te raadpleegen. Aarsens oordeelde, 'er met geene voeglijkheid te kunnen blijven. De Huisvrouw en Kinderen,des Advokaats hadden der Staaten van Holland verzogt, dat deeze uitgefloten mogt worden van deGeregtshandelingen, die men over Oldenbarneveld zou aanvangen, dewijl hij voor een geflaage Vijand van den Advokaat bekend ftondt. Om de algemeene verontwaardiging te ontwijken 3 en in agting, welke hij zeer noodig hadt, te rijzen , hadt hij de voorzigtigheid, om te vertrekken. Doch Muis en Pauw , om dezelfde reden verdagt, en verzogt, uit de Vergadering te mogen gelasten worden , terwijl men de zaak des Advokaats overwoog, hadden deonbefc'iaamdelaagheid van te blijven : en de Staaten oordeelden , dat de redenen, om hun uittefluiten , niet gegrond waren; ja, zij werden, tot overmaat van terging 3 onder  der NEDERLANDEN. 3J7 der de vierentwintig Reg'ers aangeftelJ. Schoon de Staaten van Holland bedongen hadden, dat tenminften de helft der Regteren uit Holland zouden gekoozen worden, werden 'er flegts tien Hollanders benoemd, en de overigen uit de andere Gewesten genomen (*). Den last ontvingen zij van de Algemeene Staaten, die hun ook gezegelde Brieven verleenden , wa2r bij men beloofde , hun te dekken voor alle fchade, die hun, of den hunnen , ten eenigen tijde , ter oorzaake van 't voltrekken van hunnen last, zou mogen overkomen. Bij ziekte , affterven, of ander wettig belet der Regteren, hadden de anderen voorttevaaren, en, bij meerderheid van Hemmen, te befluiten. Ook verbonden zij zich, bijEede, om niets te openbaaren van 't geen bij hunne Regtbank zou omgaan (f). On- (*j De naamen deezer vierentwintig Regters waren. van Essen en de Voogd , uit Gelderland ; Kromhout , JüNIUS, kouwenberg van BELOIS , RoSA , van ZwtETEN , muis van HoLY, AR.end meinardszoon , van ZANTEN, van Boekhoven. Pauw, Schagen, Bruinink , uk Holland (fchoon twee hunner, Kouwenberg en Rosa naam. lijk Zeeuwen waren, van wegen de Staaten van Zeeland in den Provinciaalen Raad geMd) ; Manmaaker en Schotte, uit Zeeland; Ploos en Salmius , uit Utrecht; van den Sande en Aitsma , uit Friesland; Sloot en van Hemert , uit Overijsfel; Schaffer en Gorkinga , uit Groningen en de Ommelanden. (t) Brahdt Regtspl. bl. 57. 66 enz. Maurits.  Maurits • 38S GESCHIEDENIS Onder de vierentwintig Gelastigden waren 'er flegts twee, die zwaarigbeid maakten, om deeze zaak op zich te neemen , Kouwenberg , die Mevrouw de Groot van verre in bloedverwantschap beftondt, en de Raadsheer Junius , allerwegen voor verhandig en braaf bekend. Dan de reden van de weigering des eerstgemelden oordeelde men ongegrond , en werd de laatstgenoemde, met bedreiging , van zijn Ampt te zullen, verliezen , en , bovendien , eene zwaare geldboete te betaalen , tot dit Regterampt als ge dwongen (*). Men begreep naamlijk , dat de wederfpreeking dier twee zeer ligt door de meerderheid, bij welke alles moest gefchieden , zou overkraaid worden, en dat hunne naamen konden dienen, om het verwijt van partijdigheid , 't geen ligt die Regtbank zou nagaan, te verminderen. —. In deezervoege werden de gevangene Heeren aan de Regtbank hunner wettige Regteren onttrokken, om te verfchijnen voor Lieden , verre het meerendeel ui: hunne Vijanden gekoozen. Men heeft altoos, zelfs in Koningrijken , deeze foort van gelastigde Regters , en dit afgaan van den gewoonen weg der Regtspleeginge , aangemerkt als ééne der ftinkfcbe middelen, door de Dwinglandij verzoenen, om, met het Zwaard, het Wetboek te deen zwijgen. Een beroemd Itaüaansck Regt?geleerde heeft deeze wijze van Regtspleeging juist befchreeven, wanneer hijopdevraage, Wat den zodanigen, die voor gekoozene Regters gedaagd (•) Brasdt Regtifl, bl. 6%  der NEDERLANDEN. 389 oaagd worden , te doen ftondt? antwoordde : Hun Uit er ft en Wil maaken. Hoogerbeets werd eerst voor deeze Regthank gefield , zonder hem , nogthans, te kennen te geeven , dat die vierëntwintig Heeren tot Regters over de Gevangenen benoemd waren. De vraagen liepen weder, fchoon zomtijds met eenige omhandigheden bekleed , over het aanneemen en in dienst houden der Waardgelderen. De Regters hielden het voor eene lijfhraflijke misdaad. Hoogerbeets beweerde , dat 'er niets van dien aart en geene oproerigheid in haake, maar een wettig en noodig huk was (*). Eer men de Groot voor de vierëntwintig Regters bragt, werd hij, van ter zijde, aangemaand , om bij den Prins vergiffenis te verzoeken : dan hij verWierp deezen voorflag , kloekmoedig betuigende, ,, dat hij altoos' op de gunst van zijne Excellentie „ hadt gehoopt, en als nog vertrouwde, dat dezel„ ve haare gunst zo lang niet uit zou willen hellen , „ tot dat hij door de hardigheid van de Regters on-. bekwaam wierd gemaakt, om het Land en zijne „ Excellentie te dienen." Voor dat hij de Regters te woord hondt, begeerde hij hunnen last te weeten. Den last der Algemeene Staaten gezien hebbende, weigerde hij , zich aan de uitfpraak dier Regtbank te onderwerpen, met herhaaling zijner gedaane betuigingen, dat hij , een Hollander en Poorter van Rotterdam zijnde , daar zijne Regters hadt. Ook merk- (*) Brandt Regtspl. bl. 71. MAimrrsb Hoogerbeetsvoor de Regters gefield.  39o GESCHIEDENIS Maurits. merkte hij op, dat onder de aangeftelde Regters ver> fcheide Perfoonen waren , die, in de laatfte on!us« ten 3 hunne partijdigheid betoond , ja eenigen hem en anderen gedreLjd hadden, 'lir was ontdekt, dat hij , van tijd tot tijd , door zijne Vrouw, berigten kreeg, en haar liet toekomen. Men deedt des op het hrenghe onderzoek. De Groot toonde de onregtmaatigheid "deezer vraagen , onder betuiging , dat men zijne antwoorden niet te houden hadt voor eene erkentenis van de bevoegdheid der Regteren, die hem ondervraagden. > Wij kunnen ons niet inlaaten tot een verflag van alle de hukken, hem voorgehouden. Genoeg is net, te melden , dat zij, bij gebrek van weezenlijke bezwaaren, hem vroegen : ,, Of de 3, Advokaat hem niet gezegd hadt, dat de Prins na „ de Souverainiteit ftondt, en dat men zulks be„ hoorde te beletten? Of hij zelve aan niemand ooit gezegd hadt, dat zijne Doorlugtigheid nadeSou,, verainiteit ftondt ? Welk aandeel hij gehadt hadt 3, in het ontwerp , om, door tusfcbenkomst van Frankrijk, het houden van de Synode te vertraa„ gen, en daar door het Beftand te rekken ?" Alle deeze , en andere punten , van minder aanbelang, beantwoordde de Groot korrlijk, en helde, voorts, hier toe verlof verzogt, en noode vijf uuren tijds en één vel papiers gekreegen hebbende , zijne meening daar over in gefchrifte (*). Wan- (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 175—— ipr* Regtsph bl. 87.  der NEDERLANDEN. 59» Wanneer de Gelastigden uit Hoocerbeets en de Groot alles, wat zij konden, gehaald hadden, gingen zij over tot het ondervraagen van Oldenbarneveld. Men iiadt zijn moed zoeken te muiken , en zijn hartzeer te vermeerderen , door hem, zo veel mogelijk, alle Briefgemeerfchap roet zijne Vrienden aftefnijden , en van alle fchrijfgereedfchap te berooven. Voor de Regters gebragt, ftondt hij verheid, eenige jonge Heeren onder hun te zien , die zich, voortijds , vereerd rekenden , dat zij hem in zijne Gezantfchappen mogten vergezelleu ; anderen , die hij, uit eigene beweeging, of ten wi'le hunner Ouderen en Vrienden, vriendfchap beweezen, en andere diensten gedaan hadt. Dan hij bleef de zelfde in alle deeze vernedering , en verklaarde vrijmoedig, dat hij hun nooit voor Regters zou erkennen , of als de zodanigen te woord haan. Deeze weigering hield hij drie dagen vol, en, in't einde, antwoordde hij, zonder van zijne regten aftehaan , dewijl hij daar toe gedrongen werd. Onder de veelvuldige vraagen , hem voorgefteld, en waar van maar weinig tot onze kennis gekomen is, was de befchuldiging van verftandhouding met Spanje de voornaamfte. Zij fteunden op de verklaaringe van den Griffier Aarsens, en van Nicolaas van Berk. , Burgemeefter van Utrecht. Aarsens bragt in, dat hij, de Advokaat, ten tijde , dat men over 't Beftand handelde , onderrigt Tioe twee Burgemeefters, Beerenstein, te Delft, en Ruikhaver, te Haarlem, zich door Spanje hadden laaten omkoopen , dit ftuk kniei Maurit?. Olden- BARI^E- vzi.Ds gedrag bij de Regters.  «9» GESCHIEDENIS Maurits, niet vervorderd hadt. Van Berk voegde 'er b'j i zonder jaar of maand te kunnen bepaalcn , Oldenbarneveld te hebben hooren zeggen , dat het gefchil over den Godsdienst zo groot niet was , of 't kon ligt bijgelegd worden : hem daar benevens viaagende, of het niet beter ware, dat wij ons wederom begaven onder den Koning van Spanje? Ook herinnerde hij zich , dat Uiteneogaard , omtrent drie jaaren geleden, tegen hem gezegd hadt, dat men 't met Spanje al ééns was; dat men niet meer oorlogen zou; dat men wel zag, hoe het in 't Land vrnKleeve toeging; dat ons Volk en de Vijand elkander verhonden , en den buit deelden ; dat Gelderland al verdraagen was, ook Overijsfel, en dat de Poorten daar zouden openhaan, als 'er de Vijand voor kwam; dat hij, Berk , wel zien kon , hoe 'thier in de Stad Utrecht geheld was; dat men den Vijand, als hij hier kwam, ook niet wederftaan zou; dat elk Bedieningen zogt, om eigen voordeel; dat de Voornaamhen , die ten Nagtmaal gingen, zichten eeihenomkeerenzouden, als de Vijand kwam , om in hunne Ampten te mogen blijven 5 dat men tegenwoordig eene andere wijze van leeven moest houden dan men plagt, en zien hoe 't rondsomme toeging, en op zijn eigenbelang agtgeeven (*). Naardemaal bijkans alle Papieren, die ten voordeele van de Gevangenen zouden kunnen fpreeken, verdonkerd zijn , weet men niet omfian- ebest aanmerkte, te handhaaven. Het werven en aanhouden van Waardgelder; was, in een tijdsgewricht, dut men zich op't Krijgsvolk van den Staat niet kon veiLuten, uoodzaaklijk, om  der NEDERLANDEN. 395 om 't Gezag van de Regenten der Steden ftaande te houden tegen oproer en geweld. — Hoogst was hij aangedaan over den haatlijken en misduidigen draai, welken men gaf aan eenigen zijner Brieven , gefchreeven aan zijnen Vriend Caron , der Staaten Afgezant aan 't Engelfche Hof, daar hij in dezelven gedoeld hadt op zulke g.estdnjvende Predikanten, die, op 't voetfpoor der Puriteinen in Schotland en Engeland, der Overheid het gezag in 't Kerklijke wilden onttrekken , en in den Staat een nieuwen Staat opregten. Deeze Brieven, en die hij na verfcheide vreemde Hoven gezonden hadt , berigtende, dat de bijéénroeping van eene Kerkvergadering, door de Algemeene Staaten gedaan , een inbreuk was op de Regten van elk Gewest in 't bijzonder , met verzoek, dat zij het houden daar van niet wilden begunstigen, maakten geene der geringde bezwaaren uit. De Ridder Carleton hadt zelfs last, den Staaten aantezeggen , dat zijn Meeher het gedrag van Oldenbarneveld zeer veroordeelde , en 't zelve aanzag als een jnisdaadig tegenitreeven van de bevelen zijner Overheid (*). Van deezen aart waren de hukken , met wel- < ken men den Grijsaart befchuldigde , en waar op { men hem hoorde. Dezelfde vraagen werden zo dik- 1 wijls herhaald, met zo veele kleinigheden gepaard, < en op zulk eene verwarde wijze voorgedraagen , dat \ het h (*) Brandt RegtspU bl. = 09 — 123. Carlet. II, p. 310. III. p. 39. 4' , G 2 Maurits» )p welk ene w je de Legters )lden- 4rne- eld beandelen.  MATJRlTf. 396 GESCHIEDENIS het oogmerk , om hem te verftrikken en tot tegenzeggeüjkheden te doen vervallen, maar al te duidelijk doordraaide, 't Was niet wel te wagten , dat hij, in zo hoog geklommen ouderdom, in zo fmertHjk eenen toedand , een geheugen of vaardigheid van geest zou bezitten , alzins gereed, om voor de vuist nauwkeurige antwoorden te geeven op ontelbaare vraagen, zelfs wegens geringe gebeurtenisfen, in een lang verloop van jaaren voorgevallen. Te midden deezer behandelingen , die den haat en 't oogmerk van veelen zijner Regteren ontdekten , behieldt Oldenbarneveld eene deftigheid, die hun, zomtijds, eerbiedenis afperstte. Twee kleine gevallen leveren fpreekende bewijzen op van die verfchillende gefteldheden. Op zekeren dag ontmoetten twee zijner Regteren hem bij den ingang des Vertreks. Zij werden door eene fchielijke en ongewillige eerbiedenis aangegreepen : zij vergaten , dat hij niet in zijne oudé Waardigheid verfcheen, en wilden hem eerst doen ingaan. Op eenen anderen, ftonden eenigen rondsom het vuur. Oldenbarneveld wilde zich in den kring voegen, dan zij hadden de onmenschlijkheid, 0111 hem agterüf te wijzen, als een Misdaadige, huns gezelfchaps onwaardig (*). De ftrenge behandeling, de keus der Regteren, de geheimhoudende wijze, waar op men de zaak voortzette , de langwijligheid der Regtspleegingen , de ge- (*) Brandt Rcgfsp!. bl. 128. Carleton, III. p. él. 62.  der. NEDERLANDEN. 397 gerugten , met voordagt, wegens de Gevangenen, uitgehrooid, dit alles fpelde eene treurige ontknooping. Ondertusfchen helden zij , ten zelfden tijde, dat men voor hun beefde , hunnen Regteren zulke fterke en overtuigende tegenredenen ter verdeediginge voor, dat men niet twijfelt, of ze zouden , waren ze bekend geworden, eenen diepen indruk , ten hunnen voordeele, gemaakt hebben. Maar'erwerd zo veel zorg gedraagen , om alles in 't duister te houden, dat flegts zeer weinig deonvermoeide waakzaamheid der Regteren ontfnapte. Gelukkig hebben wij de Aantekeningen van den getrouwen Franken, en die Oldenbaknevelds Gezin der Regeeringe toen overleverde, als mede de Schriften, naderhand door de Groot , Hoogerbeets en Moersbergen uitgegeevcn. Volgens deezen hadden de Algemeene Staaten, geen Souverainen in Holland zijnde, geen regt, om, in dat Gewest , een Geregtshandel aan« tevangen, of voorttezetteu. Zij waren wel gehouden , voor het bewaaren der Unie te waaken : dan de uitgehrektheid hunner magt is bepaald door de Artykelen van de Unie zelve, en beperkt door de Souverainiteit, de Voorregten der bijzondere Gewesten en der Steden , die ten eerhen grondflage der Verbintenisfe ftrekken. De Gevangenen hadden den last hunner Lastgeeveren volbragt, of te buiten gegaan. In 't eerhe geval hadden de Algemeene Staaten met de Lastgeeveren te doen; in het tweede moehen de Befchuldigden zich verantwoorden bij hunne Meehers. De Staaten van Holland waren G 3 de Macrits. Redenen, ten voordeele der Gevangenen bij.gebragt.  39^ GESCHIEDENIS Maurits. de eenige Souverainen in dat Gewest. En , wan" neer zij veranderd waren , door middelen , zo wettig, als de tegenwoordig gebruikte onwettig, zouden z'j dan nog regt gehad hebben , om de bijzondere Privilegiën der Steden en der Burgeren te laaten vaaren, of buiten kragt te (tellen , ondanks de eifchen dier Steden en Burgeren ? Kan een Souverain dus de orde der Regts-oefening omkeeren , en de Onderdaanen aan den gewoonen en wettigen Regter, op wien hij zich beroept, onttrekken ? Heeft zulk een geweldige inbreuk op het dierbaar Voorregt de non evocancky of dat iemand niet buiten zijn Land mag te regt gefield worden , geen klagten tegen den Bloedraad doen ten Hemel rijzen, en, kort daar op, de Nederlanden , tegen Span'e's onderdrukking , in de wapenen gebragt ? Zulks was zich voor Muiters erkennen, en de Staats-omwenteling , die de Vrijheid deedt g.booren worden , wraaken ; zulks was de voeiftappen van den met regt gehaatten Al va drukken. Wat de Regters zeiven betrefr, dee¬ ze waren, daarenboven, uit andere oorzaaken, onbevoegd. Twee hunner bekleedden het Ampt van Ftfeaal', onbefaanbaar met dat van Regter. Anderen (tónden bekend voor geflaagene Vijanden der Gevangenen, of hadden belang in hun te veroordeelen, om de veranderingen , aan welken zij de Ampten, welken zij bekleedden, verfchnldigd waren , te wettigen. Moeften zij, indien ze eenig bezef van eer eri billijkheid in den boezem omdroegen, zulk een Regter-ampt niet weigeren? Wat kon hun bewee- gen ,  dek. NEDERLANDEN. 39? gen, in die haatlijke bediening te verblijven ? Wat zette hun aan, om ongelukkigen, die onophoudelijk betuigden , gij zijt onze Regters niet, wij zullen u als de zodanigen nooit erkennen , te vonnisfen (*) ? Oldenbarneveld haalde op, hoe hij meermaalen om zijn ontflag verzogt hadt, en hoe de Staaten van Bolland de laatste reize, om hem overtehaalen, dat hij dat lastig Ampt bleef bekleeden, niet alleen zijn gehouden gedrag goedgekeurd , maar zijn perfoon onder hunne befcherming genomen hadden. Welk regt bezaten nu de Staaten van Holland, om van dit befluit aftehappen , en één hunner Dienaaren , die dus het flachtöffer werd van zijne goede trouw en Vaderlandlievende infchiklijkheid, opteöfferen ? „ Ik „ heb," was het woord deezes Mans in den Kerker, ,, den Heeren de onwettigheid onzer gevange„ nisfe vertoond, hun voordraagende, hoe kwalijk , „ weleer , van de Heeren Staaten van Holland het „ vangen van den Heer Paulus Buis werd geno„ men. Hij was mijn Voorzaat geweeet in mijn „ Ampt, 't welk hij verlaaten hadt, zijnde zederc „ verkoozen tot Raad van Staate. Te Utrecht „ werd hij, door last van Leioester, hoewel die „ 't onkende , van de Burger-hoplieden gevangen. Ik heb den Regteren gezegd , wat mijne Heeren , de Staaten van Holland, door mij, hunnen Ad- „ vo- (*) Zie in 't algemeen de Verantwoording van de Groot, Brandts Regt spleeging, en 't Leeven van J, van Olden-. barneveld. G 4 Maurits. Betuiging van Oldenbarneveldin de gevan geti is.  4C» GESCHIEDENIS Maurits < „ vokaat, ten dien tijde , aangaande dat onwettig „ vangen, Leicester , te gemoete deeden voeren: „ dat het den Burger-hoplieden , buiten het huk ,, dtrwagt, nietvrijhondt, den geringftenPerfoon, veelmin een Raadsman van Staat, in hegtenis te „ hellen. Dat hij zijne ontflaaking hadt te bezor- gen, of den Raad van Staate het oordeel te be„ velen ; ten minden op het punt , of hij wel of kwaalijk was gevangen; ook, of men hof van aan- „ tasting tegen hem hadt, of niet. Ik ben nu „ zulk een Gevangen ; maar men handelt mij met „ meer onbillijkheids. Voor hem fprsaken de Staa„ ten van Holland, voor mij niemand, Zijne Vrien- den hadden bij hem, na eenigen rijd zitiens, toe* „ gang, maar ik mag noch Vrienden noch Kinderen, zien of fpreeken. Men helde hem geen Regters; „ maar ik heb mijne Vijanden tot Refters. Hoe is „ nu de tijd veranderd ! Wij Ixklaagdcn ous toen over Leicesteiis Landverderliijkc Re^ccring , en „ nu klaagt 'er niemand over deeze hsrdc proccduu„ ren , en 't verbreeken van 's I.ands Wetten en „ Privilegiën, en men laat mij, die dezelven al mijn „ leeven met goed en bloed zogt voortehaan , in „ deeze gevangenisfe en elende zitten. Doch ik hel „ mij gerust in Gon, die zal mij moed en kragt gee. „ ven, om dit ongelijk, kragt en geweld, geduldig „ te verdraagen (*)." Men weet niet, dat de Algemeene Staaten hem eenig (*) Brandt Regtspl. bl. ia8.  der NEDERLANDEN. 401 eenig voldoend antwoord op de bijgebragte reden gegeeven hebben. Om hunne eerst gedaane happen te billijken, waren zij gehouden , zich eene foort van meerderheid aantemaatigen over de Staaten der bijzondere Gewesten ; doch , teffens vreezende,hun ongenoegen te geeven, door het aantasten der dierbaarfte en blijkbaarfte Regten, fpraken zij, op een hoogen toon, van hunne meerderheid, zonder die te durven bepaalen: en, als Bewaarders en Verdeedigers der Unie , bedienden zij zish van die fchoonklinkende tijtels , om hun Gezag uittebreiden. De Franfche Afgezant, Boissise , gereed , om na zijn Rijk te rug te keeren, raadde hun, voor zijn vertrek, uit naam des Konings, nogmaals af van hrenge maatregelen tegen de Gevangenen. Zij antwoordden dien lastigen en ontijdigen Raadgeever, dat zij , als Beleiders van de Regeeringe , en dezelve , die de Souverainiteit zijn, of 'vertoonen, 's Konings gunstige voorfpraak der Gevangenen aan menschliefde , gaande gemaakt door verkeerde berigten , toefchreeven; dat hij veel beter van hun moest denken , dewijl zij de Gevangenen met alle behoorlijke kennisfe , voorzigtigheid en moderatie behandelde; datdelangduurigheid der gevangenisfe aanduidde , hoe men zagtheid en genade jegens hun gebruikte, hun tijd geevende tot fchuldbekentenis en leedweezeri. Zijdelings verweeten zij het Franfche Hof den moord des Marjchalks d'Ancre , zeggende „ te verhoo„ pen, dat zijne Majeheit, beter naar waarheid on„ derrigt zijnde van de oorzaak en orde huns beG 5 „ leids, Mauritï. \anzoe- ten der ^ranfche kfgezan:en , ten iroordeee der 3evanjenen.  4©e GESCHIEDENIS Maurits. leids , de Staa'en ten hoogden zou prijzen, dat „ zij met zulk een geduld, langzaamheid en billijk,, heid gehandeld hadden in zulk eene groote, open,, baare en gevaarlijke confpiratie tegen hunnen „ Staat, in welke de de Executiën gemeenlijk vóór de Informatiën gaan: en dat zijne Majefleit, bui,, ten twijfel , die Factieufcn niet alieen zouveroor„ deelen, maar ook de genen, die men bevinden zou „ hun met raad bijgedaan , of gehoorzaamd te heb3, ben, om de Vrijheid van hun Vadeiland te on,, derdrukken, de Unie, de Religie, de Justitie en ,, ahe Superioriteit van het Gouvernement omverre 3, te werpen, en den Staat te verderven , om hun„ ne ongeregelde ambitie en kwaad opzet te vol» doen (*>" De Afgezant du Maurier. , uit deeze algemeene befchuldigingen, en andereniet min kwaaafpellende voortekens , ziende, dat de gevaarlijke drijfveeren van haat en partijfchap alle de Regtspleegingen dreeven, en dat zijn Vriend Oldenbarneveld het uiterfte gevaar liep, fpande al zijn vermogen in, omhem te verlosftfl , verzogt gehoor bij de Algemeene Staaten, en dat zijne Doorlugtigheid zich daar tegenW' or tig mogt vinden. De aanfpraak , te dier gelegmheid gedaan , is zeer ernsthaftig, welfpreekend en gdeerd. Hij toonde, dat men de gevangene Heeren niet aan 't leeven kon komen , zonder eene volkoaieue overtuiging, dat zij hun Vaderland hadden (*) Brandt Regtspl. bl. 133 ——137-  - der. NEDERLANDEN. 403 den willen verkoopen: een Buk , zo bezwaarlijk te gelooven, als te bewijzen. Onder veele andere zeer gewigtige bedenkingen, merkte hij aan, dat bet behandelen van groote zaaken, zonder eenigen misdag te begaan, het menschlijke te boven ftreef:, en dat, in die gevallen , dwaalingen niet als misdaaden behoorden geftrafc te worden ; dat de Gevangenen, het ongeluk hebbende van de onderliggende Partij te weezen, met zagtheid behoorde behandeld te worden van de bovenliggende; dat de Staaten op 'tverzoek zijner Majefleit zoo veel acht behoorden te flaan, als zij, weleer, gedaan hadden op dat van Koningin Euzabeth, in 't geval van Treslong. Zich tot Maurits wendende, liet h'j zich dus uit: „ U„ we Docrlugcigheid is, door zijne roemrijkekrijgs,, verrigtingen , de voornaamfte fpil geworden, waar „ op de zaaken'van Staat draaijen , de hoop der „ Gewesten, hun Befchermer in Vrede, zo wel als „ hun Schild in Oorlog. Door gunst te betoonen „ aan de zodanigen, over welken zij reden van mis„ noegen meent te hebben , zal zij eenen onfreiflij„ ken roem verwerven ; want, onder alle de Veld„ flagen, welken gij op de gemeene Vijanden van „ den Staat hebt gewonnen, zal dit de aanmerklijk„ fte zijn, dat gij deeze verwinning en magt op u „ zeiven gehad hebt , van goed en gunstig te zijn „ zelfs jegens Perfoonen, die gij gelooft, dat u te„ genlfonden: te wege brengende, dooruwe groot„ moedigheid, dat 'er traanen van blijdfchap gellort worden van zo veelen , die nu njeenen gevaar te „ loo Maurits.  404 GESCHIEDENIS Maurits. I 1 ï „ loopen, om traanen van droefheid te fchreijen." Deeze verklaaringen, en niet min treffende gezegdens, konden het hart van Maurits niet vermurwen. In tegendeel betoonde hij zich zeer misnoegd over veifcheide uitdrnkkiugen , hrekkende om het gedrag, tegen de Gevangenen gehouden, als eene dwinglandfche vervolging te vertoonen (*). Ook oordeelden de Algemeene Staaten , vervolgens, zich over deeze Aanfpraak van du Maurier te moeten beklaagen. Zij fchreeven zijne Majefteit eenen Brief, ten geleide van het Vonnis , over Oldenbarneveld geveld en uitgevoerd, beweereude , dat zagte maatregelen verderflijk zouden geweest hebben : met verzoek , dat de Afgezant mogt verboden worden, meer de Partijfchappen aanieftooken. Dan deeze Brief, fchoon opgeheld met hle mogelijke kunst, om het gehouden gedrag der Staaten te regtvaardigen, en 4e gedagtenis van Oldenbarneveld te fchandvlekken , baarde de verïoopte uitwerking niet. In tegendeel beklaagde zich 3e Koning ten hoogften over de weinige agting , beoond voor zijne aanbevelingen. £n , dewijl meniën hijl van Francois Aarsens, Heer van ïomme'.sdijk, in deezen Brief hadt weeten te ontdekten , gaf men te verftaan , dat die Brief gehouden werd voor het opftel ,, van dien Fielt, die uit Pa' ,, rijs was weggejaagd, en van een Perfoon, die zijn ,, best (*) Brandt Rcgtspl, bl. 136 — 144. Carlet. III. 1. 70.  der NEDERLANDEN. 4°5 „ best deedt, om verandering te maaken in 't Ver* „ bond, waar mede zijne Majefleit hun hadt verh eerd (*)." Ten zelfden tijde , dat de Franfche Afgezanten alles aanwendden, om de Gevangenen voortefpreeken en te behouden, hadden zij een niet minvermogend Befchenner in Willem Lodewijk , Stadhouder van Friesland. Hij hadt , in den beginne , betoond, een ftreng Calvinist en een ijverig Voorftander van het Stadhouderlijk Gezag te weezen, en niet weinig toegebragt, om Maurits aantezetten: maar, ziende, dat de zaaken verder liepen , dan hij gedagt hadt, kwam hij tor gemaatigdergedagten. Hij vrees* de, dat de tusfchenfpraak van Frankrijk en de heftigheid der Partije de bedoelde gewelddadige middelen gevaarlijk zouden doen worden. Verfcheide gefprekken hier over hieldt hij met den Fifcaal van Duyk. In Friesland wedergekeerd zijnde, was zijn eerflewerk, Maurits te fchrijven , om hem aantetoonen, hoe eene onvoorzigtige afwijking van den doorgaanden Regtshandel en flrenge Middelen de kwaaie konden verflimmeren, en de GemeenebestgeZïnde Partij tot gevaarlijke wanhoop drijven; hoe 'er wegens de rust van den Staat , op vasten voet ge. fteld zijnde , niets te vreezen was van de Gevangenen, al werden zij op vrije voeten gefteld. Olden>arneveld bezat te veel voorzigtigheids , om zich, ten (*) Brasdt Regtstl. bl. 223 en 237. Carlet. III. p. 99. 109, Maurits. Poogingeti des Stadhouders vaa Friesland, ten voordeele van de Gevangenen.  406 GESCHIEDENIS ïiAURITS. Middelen , aangewend , om de Regters ovenehacien tot het vellen van een doodvonnis. ten tweede maale, in gevaar te begeeven. Hij kot! niet zien , dat de raad eer Engeifchen , om eene vöotbeeldlijke lbaf-oefei.ing aanhoudende , heunde op eene genoegzaame kennis van de gefteldheid des Lands. Aiie pijniging veroordeelde hij , en nog meer de doodhtalfe : verklaareude , dat, in een tijd van tweefpalt, een tijd , waar in beide de Parüjen oordeelden gelijk te hebben , en geheel Europa het oog daar op gevestigd hieldt, Maurits eene onfterflijke eere zou inleggen met den weg van zagtheid en gemaatigdheid te betreeden. Deeze Brief wijst uit, hoe, naar 's Schrijvers oordeel, het vellen van een hard of zagt Vonnis van M.' ubits afhing (*)• Ook is het blijkbaar, dat, behalven Maurits , en diens Medehanders, wier he:mlijk.e fchikkingen onbekend zijn, de gedagten in 't algemeen daar heenen liepen, om geenen der Gevangenen aan 'tleeven te komen. In 't eerst geloofde men, ciat üldlnbarNEVtLD tot eene altoosduurende gevangenisfe zou verweezen worden, en 't blijk:, dat het meerendeel zijner Regteren niet dagttn, een doodvonnis te zullen moeten vellen (f). Hoe zeer men ook getragt hebbe, dit haatlijk bedrijf te bemantelen, is het nogthans openbaar, dat de voornaamfie Bewerkers ue Regtspieegingeo zo lar.g lieten duuren, om gelegenheid te vinden tot het ontdekken hunner beimUjke oog- (*) Aitzema, I. bl. 2. Oldenbarnevelds Eer verdeetigd , bl. 250. 260. (f) Carleton, II.p. 318.369. III. p. 41. 6q. 61.84.  der NEDERLANDEN. 4°? oogmerken. De ftrenge behandeling, den Arminiaanen aangedaan, natuurlijke beweegenisfen veroorzaakt hebbende, hadden zij de opfchuddingen te Hoorn , Alkmaar, Leyden en Rotterdam niet vernomen, of zij vertoonden de noodzaaklijkheid , om dit gefchil op de geweldighe, maar ze'ierhe , w jze aftedo?n. Eenigen helden eenen middelweg voor, naamlijk het doodvonnis te vellen, maar de uitvoering optefchorten tot dat één der Gevangenen , of iemand huns Aanhangs , nieuwe gelegenheid verfchafte. Dan dit werd verworpen , uit overweeging, dat zulks kon gebeuren, wanneer de Regters niet meer bijéén waren, en 'er dus geene Regtbank zijn zou, om het vonnis uittevoeren.' Doch, dewijl veelen der Regteren ten voordeele van Oldenbarneveld bleeven fpreeken , bedagt men alle mogelijke middelen, om hun van gevoelen te deen veranderen. Die op Eerampten vlamden werden gewonnen door de fchitterendfte toezeggingen : de jongften, nog geen kunde genoeg bezittende , om misleiding tegentehaan , lieten zich bekezen door het fchuldvertoon der Gevangenen. Junius , die zo gaarne van deezen post onthagen geweest was , weigerde volitrekt het doodvonnis te ondertekenen. Aarsens moest alle de kunstenaartjen van zijn vernuft te werk hellen, om hem te doen wanke'en. Om hem en anderen overtehaalen, verzekerde men, dat zij flegts tot de doodhraffe zouden hemmen, daar de Prins van Oranje behoten hadt Pardon te verkenen. Men wil zelfs, dat Maurits eenigen der Maurits.  4°» GESCHIEDENIS Maurits. der Tegenftreeveren van het doodvonnis zou hebben te gemoet gevoerd: „ Kunt gij hem niet veroordees, len, en kan ik hem daar naa geen Pardon gee,, ven? " In 't kort, 't zij dit zeggen veel invloeds hadt, 't zij men oordeelde, niet zonder gevaar te kunnen weigeren, veelen lieten zich beweegen. Men heeft grond , era te dénken , dat eenigen , als Arend Meindertszoon , Schagen , van ZwieTtN en Ploos niet in het doodvonnis geftemd hebben. Het vonnis werd door de meerderheid geveld , en wordt beweerd, dat deeze meerderheid maar weinig hemmen bedroeg : als mede , dat zommigen, die zich hadden laaten beleezen, vervolgens klaagden, misleid te zijn. Ten blijke, dat men niets agterwege liet, om het ftuk zo verre te drijven, ftrekt het zeggen , 't welk Aarsens iemand te gemoete voerde, die inbragt: De Man is zo oud, zou 'ér geen middel zijn , om hem het leeven te falvee„ ren ? Hij is oud, en zal misfehien niet lang lee- „ ven. Het zal zo euvel gerekend worden. " Zo hij niet fier ft , zo is al ons desfein te niet , en wij zijn in perijkel, om allen omhals te komên. Dus fi.oet hij fterven; daar is geene andere remedie(*). In dit hachiijk tijdsgewricht hadt Willem Lodewijk , weder in den Haag gekomen, om Oldenbar neveld te behouden, zijne onderhandelingen met (*) Brandt Rcgtspl. bl. 164. 165. 247 — 355. De Groot k'erantw. XV. Carlet. III. p. 78.  der. NEDERLANDEN. 409 met den Fifcaal Duyk hervat (*). Zij vervoegden zich beiden tot Maurits , en hielden met hem een afzonderlijk gefprek van drie uuren. De uitflag dier raadpleeging was , dat de Prinfes Weduwe , wier hart zeer hing over den Gevangenen, de Familie van Oldenbarneveld zou zoeken te fpreeken, en te beweegen , om Genade of Pardon te vraagen. De Vorhin nam dit op zich, en de Familie van Oldenbarneveld het huk in oyenveeging; doch, naa een rijp beraad, kon dezelve niet befluiten, zijn Leeven, ten koste van zijne Eer , te redden. De Prinfes kreeg een antwoord , welks kragt haaffche Zielen niet kunnen voelen: „ Dat zij daar toe geenzins kou- ,, den (*) ddv. van de Kerk, bl. 216. Idsinga Staatir. I. p. 339 enz. Men hebbe deeze raadpleeging wel teonderfcheiden van die , wslke Willem Lodewijk , ruim eene maand geleden , met Duvk gehouden hadt. De Brüf, door Maurits , vervolgens, aan Willem Lodewijk gefchreeven, om hem berigt van de ftraf - oefening te geeven , flrookt wonder wel met den fpijt, dien hij moest gevoekn over 't mislukken van den aanflag , om de Familie van Oldenbarneveld tot gen^-verzoek , en dus tot fchuld. bekentenis, te beweegen. Hij vleidde zich tot het laatfte ©ogenblik met de gedagten , dat deeze daar toe zou komen. „ De fiere gerustheid," was zijne taal, „ deezer trotfche „ Familie, op een tijd, dat ze zich moest vernederen, is ., onverdraaglijk, en zou genoeg zijn, om de barmhariig„ heid der Regteren, als zij daar toe overhelden , te we,, derhouden." V. Deel. z.St. H Maurits. De Fami» lie van Barnevei.dweigert vergiffenis te verzoeken.  4io GESCHIEDENIS Maurits. Olpenbühne- vclo gewaarfchuwd,zich tot fterven te beteiden. „ den verftaan; ja, daar geen éénen voet om te wil„ len verzetten, al ware het, dat hij den hals daar „ zou moeten laaten." De Dogter van den g-ooten Coligny ftondt verzet op zulk eene taal. Zij gaf des berigt aan Willewïjk Lodewijk , en zij behoten, den Haag te verhaten, om geen getuigen te zijn eener ftraf - oefening , van welke zij een afgrijzen hadden. Oldenbarneveld , fchoon hij geenzins twijfelde aan de bitterheid en de magt zijner Vijanden, hadt niet gedagt, dat zij zijn dood zogten. Doch , toen hij de Biddags - uitfehrijving , op den zeventienden van Grasmaand vastgefteld, zag , begon hij anders te denken over het lot, hem befchooren. In deeze las men, „ dat de Kerk en Staat, eenige jaarenber„ waards, door eenige Staatzugtigen, tot bevorde„ ring hunner bijzondere ftaatzugtige oogmerken, „ in groot gevaar van het uiterfte bederf gebragt zijnde, door het bijéénroepen der Nationaale Sy„ node genoegzaam gered waren: dus mtn ook,met „ den eerften , een wet ig oordeel verwagtte over s, hun, die den Staat van het Land hadden beroerd, „ waar door alles zich tot rust fcheen te fchikken: „ dat men Gob hier voor te danken hadt, en Hem, „ onder anderen , te bidden , dai Hij der Vijanden „ be'eidingenenraadflagen tegen deeze Landen geliefde te verbreeken." Verfcheide Predikanten maakten zwaarigbeid , om zulk een Biddag aftekondigen: anderen predikten tegen de Uitfehrijving aan. Ook Werden, in Gelderland, Ux t SttcM- in Over, ijs/et,  der NEDERLANDEN. +ÏI ijsfel, en elders , de Brieven van uitfehrijving zo veel veranderd, dat de afkondiging daar gemaklijker gefchiedde. Doch veelcn keurden den eeriten Biddagsbrief goed , en fchikten zich naar den inhoud, God dankende, dat Hij de oogmerken derStaatzugtigen gefluit, en het bloedbad , 't weik zij hadden willen aanregten, belet hadt (»). Laatst eeni¬ ge papieren ontvangen hebbende , en daar onder berigt , dat zijn vonnis reeds gefbeeken was, zeide hij tot zijn Knegt, van de Regters fpreekende : Het is een bitter Volk , ik heb 'er niets goeds van te verwagten, Dit bleek duidelijk, op den twaalfden van Bloeimaand, wanneer de beide Fifcaalen, van Leeuwen: en Sylla , hem , 's avonds ten zes uuren , deeze boodfehap bragten : ,, Wij komen , van wegen de „ Staaten Generaal en de Heeren Regteren , om u „ aantezeggen , dat gij, op morgen, zult komen te „ hooren de Sententie des Doods." De Sen¬ tentie des Doods 1 riep de Grijsaart, meer verwonderd dan verflaagen, uit, De Sententie des Doods! Dat had ik niet verwagt. Ik meende, dat men mij nog zou hooren. Van Leeuwen zogt zich, wegens die gedaane boodfehap, te omfchuJdigen: waa:öp Oldenbarneveld antwoordde : Ik neem het u niet kwalijk af; maar laaten de Regters zien , hoe zij liet voor God zullen verantwoorden. Zal men dus hm- (*) UrrEN*oGAAttD Kerkl. Hifi. bl. 1143. Jchais Biddag, bl. 9, Baudarv Mem. XI. B. bl 22. H a  4il GESCHIEDENIS Maurits. handelen met een goed Patriot ? Dat men mij dan pen en inkt geeve , om , voor 't laatst, aan mijne Huisvrouw adieu te fchrijvcn. Hij verkreeg het, en zette zich tot het opftellen van 't laatst vaarwel aan zijne ligrgenoote, met de grootfle bedaardheid. Sylxa vermaande hem. niets op 't papier te hellen, 't geen de overgave zijns Briefs [zou kunnen verhinderen. Dit kon hij niet ongemerkt laaten doorgaan; maar antwoordde : Wel Sylla , zult gij mij , i» mijn laatften, de wet komen /lellen , wat ik fchrijven zal? half lachende'er bijvoegende: Wel wat zal mij hier gebeuren ! Deezen zelfden Fifcaal hadt hij te gemoet gevoerd: Sylla ! Syll a. ! dat uw Vader op. zag, dat gij u tot deeze zaak laat gebruiken ! Onder het fchrijven hoorde men hem zeggen: Dat ik tog wist, waarom ik /ierven zal ? Waar op één der Fiicaa'en zeide: Gij weet het wel, en zult het , hier naa, nog bi:zonderder hooren. —— Middelerwijl tradt Wal/ecs, Predikant en Hoogleeraar te MiddJburg, binnen , verklaarende, daar gekomen te zijn met last, om hem bijtehaan in zijne laathe oogenblikken. Olof.nbarneveld , hierop te verhaan gegeevtn hebbende , dat hij een oud Man en een Christen was, die wel wist, hoe hij zich, in deezen tijd, te gedraagen en te troosten hadt, ging voort met fchrijven. Zijn AHcheidsbrïef, bevattende eenebeknopte verdeediging zijner zaake, vdtooid hebbende, tiadt hij in een nader gefprek met Walrus, dien hij, fchoon een Lid van het Dordrechtfche Synode, een verhan- dig  der. NEDERLANDEN. 415 dig en gemaatigd Man vondt. De ongelukkige Grijsaart. wreedlijk van alle Vrienden en Maag. n afgefneeden, hortte zijn hart uit bij deezen Leeraar; want het ftondt hem toen niet meer vrij . bijzonder met zijn Knegt te fpreeken: om dit te beletten, waren 'er fteeds twee Soldaaten in zijne kamer: fchoon men voorwendde , dat zij 'er de wagt hielden , om te beletten , dat hij de handen niet aan zichzelven zou liaan. Vrijuit fprak hij met Walrus over de Synode van Dordrecht: en, verftaan hebbende , dat de Remonftranten veroordeeld waren , veroordeelde hij dien hap als onregtvaardig en gevaarlijk. Wal/eus vermaande hem ernstig , berouw te hebben wegens de daaden, waarom men hem ter doodhraffe verwees, zich te onderwerpen aan de Regters, door de Staaten aangeheld , en , op hun Eed, verpligt, geregtlijke uitfpraak te doen. Doch Oldenbarneveld kon hier toe niet verhaan, en beweerde zijne onfchuld. Onder anderen betuigende: „ Ik ben wel „ gereed te herven , maar ik kan geene reden be- denken , waarom ik deeze doodhraffe verdiend ,, heb. Ik heb altoos de Staaten van Holland, mij„ ne Meefters, en die van Utrecht, als de Hooge Overheid van mijn Geboortegewest, ijverigenge„ trouw gediend: niets anders gezogt, dan onzeon„ gelukkig gereezene onlusten te hillen , en het „ bloedvergieten voortekomen. Heb ik mij zomtijds „ fterk uitgedrukt, ik kon , in die jaaren , op den „ post, welken ik bekleedde, niet koelzinnig zien, ,, dat de Staaten met veragting bejegend , en het Hj 99 Ge- Maurits'.  414 GESCHIEDENIS Kauritj. Olhen- bai'.nf.- veLo Iaat w.'l.ïus tot Maü- BITJ kap. ,, Gemeenebest met eene geheele orakeering gedreigd 3, wierd. Altoos heb ik beledigingen , mij bijzon,, der aangedaan , poogen te verzetten, enteover„ winnen:" 'er bijvoegende, dat men nu grondregels van Staat volgde, voorheen onbekend (*). Omtrent negen uuren verzogt de Advokaat aan Wal/eus, dat hij , uit zijn naam , den Prins van Oranje twee dingen zou verzoeken, naamlijk vergtffenit, zo hij iets tegen hem misdaan mogt hebben , en, dat hij zijnen Kinderen vilde gunstig zijn. Op de vraage van Wal/eus, „ of hij door vergifenis ook verflondt het ophouden van het „ Vonnis des Doods?" antwoordde hij , na eene korte wijle bedenkens, dat zijn verzoek ze verre niet firekte. Wal/eus bragt deeze boodfehap aan Maurits j die , met traanen in de oogen , omtrent een Man : tot wiens veroordeeling hij zo veel toegebragt hadt, en dien hij nog behouden kon , betuigde: „ Het ongeluk van den Advokaat is mij leed. Ik ,, heb hem altoos liefgehad, en dikwijls vermaand , „ anders te doen. Dewijl hij, eenigen tijd her waards, eenen anderen vorm van Regeeringe heeft zoeken iiitevoeren , die Kerk en Staat zou hebben te on„ dergebragt, heb ik mij tegen hem moeten ftellen. „ Maar 't geen hij tegen mij misdaan heeft, vergeef ik hem gaarne , hoewel hij zulks wel zonder voorwaarde hadt kunnen verzoeken; want hij heeft „ het (*) Brandt Regupl, bl. 169 enz. Carleton, III. p, 71 8$.  der NEDERLANDEN. 410 „ het Krijgsvolk van den Eed , dien zij mij, als „ hunnen Veldöverften , fchuldig waren , zoeken aftetrekken. Twee dingen hebben mij wat ge„ fpeeten : het eene , dat hij gezegd heeft, dat ik „ ftondt na de Souverainiteit: het andere , dat hij ,, mij, te Utrecht, in zulk een gevaar heeft gebragt. „ Dan ik beveel aan uwe voorzigtigheid, of gij hun ,, deeze dingen wilt bekend maaken, of niet; want „ ik zoek niets anders, dan 's Mans zaligheid. Ook „ heb ik op de Regters begeerd, dut, het geen hij „ tegen mij heeft misdaan, hem tot geene misdaad ,, zou worden toegerekend. Wat zijne Kinderen ,, aangaat, die zal ik gunstig zijn , zo lang zij wel „ doen." Walrus ging reeds heenen , wanneer de Prins hem te rug riep , met de vraage: Spreekt hij van geen Pardon ? De Predikant antwoordde, „ dat hij daar van , met waarheid, niets haat ver„ (taan." Deeze bragt het zeggen des Prinfen bij den Gevangenen over, en ontving tot befcheid, dat hij voor zijne Kinderen niets meer begeerde; dat zijne Doorlugtigheid miste, als hij dagt, dat hij voor zichzelven Pardon verzogt; dat hij waarlijk , reeds zints het jaar MDC, gevreesd hadt , dat de Prins na de Souverainiteit of meerder Gezag 'ftondt; dat, het geen te Utrecht gedaan was , flrekte tot voorkoming van oproer (*). Behalven Wal/eus, waren bij den Advokaat de Haagfche Predikanten Lamotius en Beijerus. Hij maakte Brandt Regtspl. bl. 177 enz. H 4 Maurit*.  Maurits. Oldenbarneveld bereidt zich tot den dood. I ] i 1 1 416* GESCHIEDENIS maakte geene zwaarigheid altoos , om , met al den ootmoed eens Christens, te belijden, dat hij de Godlijke Barmhartigheid hoogstnoodig hadt, tot vergiffenis zijner zonden Dan , hoe zeer zij aanhielden, volhardde hij met te doen opmerken, dat zij deeze zond. en fchuld - bekentenis niet moeiten verwarren met de vermeende misdaadcn , waar over men hem de dpodüraffe zogt aantedoen. Zonder ooit te wankelen of te waggelen , beriep hij zich op zijne onfchuld, de braafheid zijner oogmerken, den ijver en trouwe voor het Vaderland , met betuiging , van zijn vertrouwen op den Alweetenden, die een iegelijk vergeldt naar zijne werken (*). Hoe zeer gepraamd door eigen leed , was hij niet onverfchillig omtrent het lot van anderen , en vroeg de drie Leeraars , hoe 't met zijne Medegevangenen ftondt ? Zal , fprak hij met veel aandoening , zal mijn Grotius ook Jlerven , en Hoosürbeets? Beijerus zeide , daar van niets gehoord te hebben. Waarop hij voonvoer: 't Zou mij van die twee Heeren jammeren : zij zijn nog jong , en zouden den Lande nog grooten dienst kunnen doen. Voor mij, 'k ben oud en afgejlsofd, ik kan niet meer. Den nagt jragt hij door .met leezen , en zulke Godsdienstverigtingefi, als gefchikt zijn, om een braaf Mensch nóëd cn bedaardheid,in 's leevens laatfte oogenblikten, bytezetten, 's Morgens, ten vijf uuren, hondt n'j op, en beval zijn Knegt, zijn Hembd voor open te (*) Brandt Regt.pi. bl. 180 enz.  der NEDERLANDEN. 417 te fnijden, en kleedde zich voorts aan , als of 'er niets bijzonders zou voorvallen. Zijn trouwe Knegt beval hij , bij monde , aan zijne Familie, met verzoek , dat Lamotiqs het zou overbrengen, en zijne Huisvrouw troosten. Deeze durfde het niet op zich neemen, waarom de Gevangene, in zijn uiterhe, de bezorging van den Knegt met een Brief beitelde (*). De Vrouw en Kinderen van Oldenbarneveld , door de vermaardhe Regtsgeleerden verzekerd , dat men hem niet kon veroordeelen, en vast in 't gevoelen , dat hij zijne onfchuld klaarblijklijk vertoond hadt in de overgeleverde Papieren , hoopten hem, zo niet in vrijheid geheld , ten minhen van e ene fchadelijke doodhraffe bevrijd , te zien. Gevolg- j lijk was de Affcheidsbrief, hun , den voorgaanden avond, gefchreeven, en zijnen kort aanhaanden dood vermeldende, voor hun als een donderflag: de droefheid , de ontheltenisfe , en de verontwaardiging, welke die tijding baarde, is onbefchrijfhjk. Ten vier uuren leverden zij een Verzoekfchrift in , om Man en Vader nog eens voer 't laatst te mogen zien en fpreeken. De Regters weigerden hun dien troost, door eene laage kunstenaarij. Zij lieten hem, zonder iets te vermelden van 't gedaane verzoek, vraagent, of hij geen lust hadt, om zijne Vrouw, Kinderen en Kindskinderen te fpreeken ? Hij. antwoordde : Dat dunkt mij ongeraaden ; de tijd begint te (*) Brandt Regtspl. bl. 185 —195. H 5 Mauritss De Vrouw Kinde. ren van Dlden- 3ar.ne- ïelo beet hem e fpree;ea.  GESCHIEDENIS Maurits. Pootrinjen van de Prinfes Weduwe en den Franfchen Afgezant,om Ol- DENSARkeveld ts behouden. wenakcn; het zou mij en hun eene nieuwe ontfleltenis baaren. Dit zeggen fielden zij op den kant van het Verzoekfchrift, en beroofden dus zijne Familie van't laatfte affcheid (*). De Prinfes Weduwe , in 't zekere onderrigt , dat Oldeniarneveld de doodflraffe zou moeten lijden, werd met de uiterfte droefenisfe bevangen, en wilde eene laatlle pooging doen, om hem te redden, door Maurits te fpreeken ; doch zij kon geen toegang verwerven. De Franfche Afgezant , du Maurier, met het lot zijns Vriends begaan, verzogt , 's morgens ten vier uuren tijding gekregen hebbende van het Vonnis, over den Advokaat geftreeken, ten vijf uuren gehoor bij de Algemeene Staaten. Het werd hem geweigerd. Hij vleidde zich , door zijne tusfchenfpraak iets ten beste van den Staatsman uittewerken: en befloot, geen gehoor verwervende, door een dringenden Brief , dit einde te bereiken. Eene volkomene vergiffenis durfde hij niet vraagen ", doch hij betuigde hun, bij alle agting, welke zij aan den Koning van Frankrijk fchuldig waren, de dagen niet te verkorten van den oudhen Staatsdienaar, die, zonder tusfchenkomst van geweld, binnen kort, den tol der natuure zou moeten betaalen : en verzogt, dat het Vonnis des Doods mogt veranderd worden in dat van Ballingfchap, of van eene altoosduurende Gevangenisfe-. De doodhraf zou het Land in zwaarigheden, yau een langen nafleep , inwikkelen , en een (*) Brandt RegtsfJ. bl. 190.  bkr NEDERLANDEN. 419 een pak van benauwdheid baden op alle afgezette Magiflraatsperfoonen , die met den Veroordeelden ééne lijn getrokken hadden. Vrugtloos was deeze Brief. De Vijanden van Oldenbarneveld hadden weinig ontzag voor den Koning van Frankrijk. Zij voeren voort met het voltrekken van het gevelde Vonnis (*). Den gantfchen nagt hadt men de Voorpoorten van het Binnenhof, tegen gewoonte, gefloten gehouden, en de Wagten verdubbeld : ten drie uuren floegen de Trommels, om de Soldaaten, die eenigen tijd in den Haags gelegen hadden , in de wapenen te brengen. Het Schavot werd ohdertuslchen opgerigt. De onregelmaatigheid der Regtshandelingen en de vreemdheid der frraf-oefeninge deeden voor opfiand dugten; hoe zeer men ook dien Staatsman , die zo veele jaaren het Land diende, hadt zoeken uittekrijten voor een Verraader des Vaderlands en een Vijand der Kerke , waren 'er , die hem in een ander licht befchouwden. Duizend of twaalfhonderd man ftonden op 't Binnenhof. Het Buitenhof, de Plaats, en de andere Poorten van het Hof waren met andere , als ook met de Compagnien der Engsifchs Co1 lonellen , bezet (f). Omtrent half negen uuren, werd de Grijsaart voor de Regters ontbooden, om zijn Doodvonnis te hooren. Terwijl men 't las , rees hij zomtijds van zijn ftoel (*) Brandt Regispl. bl. 191 enz. (t) Zie aldaar, bl. 196. Mauriti Toebereidzelftot de Doodftraffe.  •.se GESCHIEDENIS Maurits, Vonnis «d Doodftraf van Olden- j3arneVBLU. ftoel op, in de houding van eenen, die gereed wss^ iets in 't midden te brengen; doch de Secretaris ging met leezen voort. Dit geëindigd zijnde , verklaarde Oldenbarneveld : De Regters zetten veel in mijne Sententie, dut zij uit mijneConfesfte niet zullen trekken. Dat men die daar bij voege. Ik dagt, dat zich de Heeren Staaten Generaal genoegd zouden hebben met mijn Lijf en Bloed, en dat zij het Goed , dat 'er is , mijne Huisvrouw en Kinderen zouden hebben laaten behouden. Is dit het loon voor drieenveertigjaarigen dienst, dien ik den Lande gedaan heb? De Regter Vooct viel hem in dereden: Uwe Sententie is geleezen : voort, voort." , De moed , welken die eerwaardige Martelaar der Vrijheid in zijn uiterhe betoonde, verbaasde de aan. fchouwers. Hij behieldt die deftige en eerwaardige houding, welke hem eigen was , kwam op 't Schavot, begeleid doorzijn Knegt, en heunende op zijn Stoksken, hoeg de oogen hemelwaards , mee deeze verzugting: 6 ,God , wat komt 'er van den Mensch! Hij verwonderde zich, geeu Kusfen te vinden, om op te knielen. Men zou bijkans zeggen , dat zijne Vijanden hem den beker der fchande op 't fmaadlijkfte wilden doen drinken: ten minften, dat zij, door verhaasting , het welvoeglijke niet in agt namen. Hij knielde op ce Planken van het ruw Schavot, onderfteund van zijn Knegt, en hortte met den Leeraar een Gebed van omtrent een vierendeel uurs. Opfiaande, fcjieen zijn gelaad nog m;n betrokken dan voDriieen. Zin grijs ho^fd was ongedekt: niemand, taa  9EK NEDERLANDEN. *at dan zijn Knegt, wilde hij toelaaten, hem te ontkleeden. Dit verrigt zijnde , wendde hij zich tot da groote menigte aanfchouwers, met deeze rustige taal: Mannen . gelooft niet, dat ik een Landverraad^ien. Ik heb opregt en vroom gehandeld', als een goed Patriot j en die zal ik fterven. Hieröp eischte hij zijne Fiuweele Muts , die hij met beevende handen over zijne oogen trok , en eenige Schietgebeden geuit, en den Seherpregter vermaand hebbende, maak het kort, maak het kort , hief hij , biddende , de de handen zo na aan den hals, dat de Beul, toehaaide, hern, bij het hoofd ook de uiterhe einden van de vingeren afhieuw (*). Veelen der onderfcheiden aangedaane toekijkeren doopten hunne Neusdoeken in het uitgegutste bloed : anderen fnceden (tukjes, daarmede befpat, van de Planken en Leuningen van 't Schavot: niet weinigen, en, onder deezen, Bui'enlandfchePredikanten, die, van de Dordrechtfche Synode gekomen , dit Treurfpel hadden bijgewoond, verzamelden van het Zand, geverfd met dit bloed. Zeer verfchillendebeweegredenen fpoorden hun aan tot dit bedrijf. Deezen deeden het uit hoogagting, genen uit haat: twee aandoeningen , die Oldenbarneveld , gelijk één zijner Vijanden fchrijft, in de hoogfte maate verwekt hadt. Twee trelf nle gevalle-n reitvaardigen deeze bedenking. Een Boer, die van het Zand, met bloed doortrokken, gekogt hadt , betuigde, het zo lang (*) Brandt Regtspl. bl. aio enz. Maurits. Gedrag, der aanichouwo»:en.  42it GESCHIEDENIS Maurits. Gedrag van Maurits , ter dier gelegenheid. lang in een doosje te zullen bewaaren, tot dat 'eï wraak van zou zijn genomen. Van een ander wordt verhaald, dat hij het bloedig Zand , met Wijn gemengd , indronk , om zijnen bloeddorst te laaven en zijnen haat te koelen (*). Of Prins Maurits het boosaartig vermaak genomen hebbe , om den droeven uitgang des veroordeelden Staatsmans te aanfchouwen, en te zeggen, wanneer deeze, beeveride, was nedergeknield, Ziet dien ouden Hondsvot eens , hij is bang , hij vreest voor den flag ! gelijk zommigen vernaaien ; dan of hij dien ganfchen morgen in de grootfte onrust doorbragt, en , van tijd tot tijd , zijne Dienaars deedt binnen komen , om te hooren , hoe verre men gevorderd was, en dat hij, op 't ontvangen berigt der voltooide ftraffe, verbleekte, en bijkans van zichzelven viel, gelijk anderen berigten; is ééne dier gefchiedkundige onzekerheden , welken niet genoegzaam zijn opgehelderd, om 'er iet bepaalds van vast- tehellen. Meer gronds van zekerheid is 'er, fchoon zommigen het ontkennen , dat hij, naa liet onthoofden des Advokaats, ten prooije ftrekte van de pijnhjkfte wroegingen. Verfcheide maaien hoorde men hem zeggen, „ dat hij geene anderen, dan Schel„ men, met zijne gunst hadt verwaardigt." Zelfs bekende hij aan één zijner Vertrouwelingen , ,, dat ,, men den bloem der Ingezetenen ten Lande uitge„ jaagd , en Oldenbarneveld onregtvaardig van „ het (*) Brandt Regtspl. bl. 215. Carleton , III. p. 77»  der NEDERLANDEN. 4*6 „ het leeven] beroofd hadt; maar dat redenen van „ Staat deeze gewelddaadige handelingen vorder,, den."— De Landgraaf vanHesfen durfde hem, op zekeren tijd , te gemoet voeren , ,, dat eene ter „ doodbrenging van eenen meer dan zeventigjaarigen „ Grijsaart geene zeer doorlugtige daad was." Maurits zogt zich te ontfchuldigen, met het op de Regters te werpen. „ Maar de Regters," hervatte de Landgraaf,„waren door u benoemd."' „Neen," fprak daar op zijne Doorlugtigheid, ,, door de Staa- J5 ten." s, Hebt gij, evenwel," hernam de Landgraaf, „ hun de zulken niet aan de hand ge„ geeven, als gij wist, dat geflagene Vijanden des „ Advokaats waren ? / —— Zo tragt de Dwinglandij zich voor zichzelven te verbergen , en moet, derhal ven, gevolgd worden in haare wijkfehansfen, tot dat ze met fchaamte overdekt wordt, zo wel als de Werktuigen, waar van ze zich bedient, om haare misdrijven te vermommen. 't Is bekend, dat de Prins, door de gelukskans, raderhand, min begunstigd, klaagde, van God verhaten te zijn." Ook wordt voor waarheid verhaald, dat zijne fombere en onthelde verbeelding , als hij ter tafel zat, en 'er Visch was opgezet, waande, het grijs hoofd van Oldenbarneveld voor zich te hebben, en verfcheide keeren tot de Bedienden zeide: ,, In Gods naam, „ neemt dat hoofd weg 1 Ziet gij dat hoofdniet? „ Neemt het weg (*)!" En, («) Brasdt Rigtspl, bL 251-253. BiblUth. Cheijï, XVI. p. «14. Mauritj.  *«4 GESCHIEDENIS Maurits. Charader var. Ol- JKNBA&NEVSLD. En , in de daad , welk een Man was hier opgeofferd l Behoorden de Staaten van Holland zich niet te fchaamen, dat zij een Staatsdienaar, die hun drieënveertig jaaren gediend hadt, dus lieten fneeven? Met welk een gelaad konden zij de Registers dier jaaren openflaan ? Registers , die hun toonden , dat hij de ziel geweest was van alle hunne raadllagsn; dat, zonder hem, het Gemeenebest de gevaaren van eenen voMfegeh ondergang, naa den dood van Willem den I , niet zou ontkomen weezen. De invloed, dkn OlfeNBahneveld toen verkreeg , bevveikte ce ve h-fring van Maurits, die niet alleen aan hem te danken hadl zijne verheffing aan 't hoofd van den Staat er van 't Leger, maar oedc, dat hij de j agen der Engclfch:n , tegen zijne vrijheid, en misfehien tegen zijn L-even , ontkwam. Zonder zijn fchrande! doorzigt en beleid, was het Gemeenebest de iimklche treeken en geweldige aanllage.i van eenen eerzug;igen en onrustigen Leicester niet ontkomen , noch de verdeeldheden en volks-opfchuddmgen, door de Engelfche Paitij verwekt, gelukkig ontworsteld. Door zijne wijsheid en fchrander vernuft werden de beginzels des Bondgenooifchaps, en de Regten en Waardigheden der onderfcheideneGewesten np vvaare beginzels gebouwd , en op eenen vasten groadflag gevestigd. Alle de verrigtingen, Verbintenisfen, Verdraagen, en gewigrige volvoeringeii , die, naderhand, zo veel mag s en luthers aan 't Gemeenebest he'jben bijgezet, hadt men , grootendeels , dankteweeten aan zijnen invloed opde Staafs-  eer NEDERLANDEN. «ij Stnatszaaken en bekwaamheid in Buitenlandfche Onderhandelingen. Op zijne talenten en braafheid vertrouwde men zo zeer, dat men , in verfcheide Gezantfchappen, tot welken hij gebruikt wierd, alles aan zijn oordeel overliet. Koningen en Vorften , die hem aanzagen als den Raads- en Leidsman des Gemeenebests , vereerden hem met de ftreelendde Brieven: zij vervoegden zich in 'tbijzondertothem , hunnen Afgezanten belastende, zijne vriendfchap te zoeken (*). Zijn aanzien, gegrond op de grootheid en menigte zijner diensten, was niet minder bij de andere Gewesten, dan in Heiland* Hij was de drijfveer, die 't geheele werktuig derllegeeriuge aan den gang hie'p , en alle zaaken gingen door zijne handen derwijze, dat, geduurende rijne ziekte , in den jaare MDCXVI, en toen hij gevangen zat, de Staat, gelijk Carleton het uitdrukt, door eene foort van flaapziekte fcheen bevangen (f). Onder éénhoofdige Regeeringen kan men zulk ennen veel vermogenden invloed krijgen door gunst en kuiperij; maar Oldenbarneveld verhief zich in de onrustige beginzelen van een opkomend Gemeenebest , in een dier hachlijke tijdsgewrichten van eenen Staat, waar in de characters en bekwaamheden zich ontwikkelen, en van zelve die plaats krijgen, welke hun toekomt. Hij bezat een kloek en verheven vernuft, een diepdoordringend en welwikkend oordeel, eene (*) Oldenbarnevelds Eer verdeedigd, bl. 98 —.110, (t) Negotiat. de Carleton. V, Deel. 2. St. I Macrit*4  Al6 GESCHIEDENIS Maurit?. eene groote maate van voorzigtigheid , met de bekwaamheid, om de ktinstenaarijen van anderen te ontdekken, en de boozen te doen vallen in de eigene ftrikken , voor anderen gefpani en. Nimmer verzuimde hij, zich van gunstig voorkomende gelegenheden te bedienen: en dikwijls deedt hij ze gebooren worden. Met regt zag men hem aan voor dm grootften Staatsman van zijnen tijd. Stelde men hem vreemde en netelige vraagltukken voor , hij voegde bij de gereedheid, om voor de vuist voldoende antwoorden te geeven , eene tegenwoordigheid van geest, en eene openhartigheid, die alle verdere wederfpraak afweerde. Hij wasbefchonkenmet dezeldzaame begaafdheid, welke de Kunst alleen kan volmaaken , indien de Natuur ze gegeeven heeft, de begaafdheid, om zich ophaande voet zeer gelukkig uittedrukken: een vermogen , van oneindigen dienst in een Vrij Land. Hij fcheen de cieraaden van welfpreekenheid te verfmaaden ; doch zijne taal was recht gefchikt, om vertrouwen te winnen : alles was natuurlijk, een. voudig , deftig, kragtig en nauwkeurig. Niemand wist de zaaken met meer werkzaamen ijver, vaardigheid en handvastigheid doortezetten. Hij fcheen één dier Geesten, door de Natuur gevormd, om anderen te behuuren. In de Staatsvergaderingen bezat hij de kunst, om de redenen zeer nauwkeurig te wikken en te weegen , en de verdeelde hemmen met zo veel gemaatigdheids tot één te brengen , dat hij elk bragt, wer waards hij wilde. Geene tegenfpraak bijkans bejegende hem , dan toen.  ber NEDERLANDEN. 427 toen, in de laatste jaaren zijns leevens, eene Partij van Heerschzugtigen en Onrustigen zich gevormd hadt: voor deeze was zijne onkreukbaare opregtheid en doordringende fchranderheid lastig. Dewijl hij niets bedoelde, dan het Welweezen en de Eer zijns Vaderlands, de bewaaring der Vrijheid , de verdeediging van de Regten der Gewesten en der Steden, was hij onverzettelijk tegen alles , wat deeze dierbaare Panden kon fchaden. Men moet die fiere onbuigzaamheid, welke één der grondtrekken van zijn Character uitmaakte , en die zijne Vijanden, en ook 'zomtijds zijne Vrienden, Hoogmoed en Stijfzinnigheid noemden, voor ééne dier gelukkige gaven aanmerken , waar door hij de tweede Grondlegger werd van het Gemeenebest. Die onbuigzaamheid hieldt hij tot den dood toe, dewijl hij altoos bezield geweest was door de zuiverhe Vaderlandliefde , en hij de kragt van zijn eigen aart niet kon ontveinzen. Alle Menfchen kunnen , bij vlaagen , moed betoouen: *er zijn alleen eenige beweegmiddelen noodig, om hun optewekken : maar die onwrikbaare handvastigheid, welke in alle gelegenheden haande blijft, bedreigingen en ftraffen verfmaadt, zonder vrees het Schavot betreedt, en Dwinglandij hout onder de 00. gen ziet, is een bevestigend zegel der Deugd , en een niet verdenkbaar teken van Onfchuld (*_). Want (*) Aubery Art. Matirice, Barneveld en Aarfens. Uitenbogaards Leeven , XV. 300. 305. Brandt Reglspl. bl. 245. 347. I 3 Mbtjritï.  |9l GESCHIEDENIS Maurits Befchuldig ngen tegm Ol UEVCARNüVELD onderzogt. Want ik geloof, dat men, naa deeze gefchiedenis aandagtig overwoogen te hebben , niet zal zeggen, gelijk eenigen, door onkunde of vooringenomenheid, nieermaalen, op eenen veelfchijnenden toon , doen, dat Oldenbarneveld zijne heimlijke flinkfcke bedoelingen hadt. Wij hebben reeds gezien , dat hij, wel verre van zijn Vaderland te willen verkoopen, de édnige was , die 't zelve bewaarde tegen de eerzugtige oogmerken van Frankrijk, op een tijd, dat anderen de beiangen van den Staat verwaarloosden: en kon hij, toen Maurits en eenige Steden eene verbintenis tegen hem aangingen, zich vleijen, hetzelve te verkoopen? Wij hebben, in tegendeel, gezien, dat hij zijn eigen ramp berokkende door het wel te willen dienen. Althans zou men hem van volllagene zotheid moeten verdenken, wanneer men wilde veronderhellen, dat hij zelfs het minhe denkbeeld hadt van het te verraaden. Konden de Franfchen , konden de Spanjaarden hem meer ecrs en agtings bijzetten, dan hij reeds hadt door den rang, dien hij in zijn Vaderland met zo veel toejuiching bekleedde, en met zo veel glans in 't oog van geheel Europa ? Welke waren dan zijne heimlijke ftinkfche bedoelingen ? Hadt hij weezenlijk het leeven van Maurits in cevaar gebragt, met de Waardgelden te Utrecht aantemaanen, om geweld met geweld te keeren,toen de Prins de Regtc-n van Oniifhanglijkheid en Oppermogenbeid fchondt van een Gewest, 't welk hij diende ? 't Is ge;:o:g, een vlugtig oog te flaan op eenige der algemeene cn in 't wilde fchermende hukken, voor-  der NEDERLANDEN. 4*9 voorkomende in zijn Vonnis, om te ontdekken , dat hij aan geene andere misdaad fchuldig ftondt, (en zal men dit eene misdaad heeten?) dan dat hij zijn Vaderland te getrouw zogt te dienen. Om het Volk tegen deezen Vaderlandlievenden Grijsaart te verbitteren, werd hij befchuldigd , van den band, die de Gewesten aanéén verbindt, te hebben willen verbreeken , door den Godsdienst te beroeren, en de Kerk van God grootlijks te bedroeven , de Verdeedigers van den waaren Hervormden Godsdienst voor Vreemdelingen , Puriteinen en Vlaamschgezinden uitmaakende , Hoogleeraars en Leeraars van verdagte, onregtzinnigeenbedorveneGevoelens, in hunne plaats zoekende intevoeren: met één woord , door het beweeren van die exorbitante , en voor den ftaat der Landen pernicieufte , maximen , dat elke Provincie in 't haare alleen toekwam de magt, om over de Religie te disponeeren , en dat de andere Provinciën zich daar mede niet te moei/en hadden; fchoon deeze maximen één der Grondiirtykelen van de Unie uitmaakten , welke men toen zogt te veranderen , en het moeilijk viel, te begrijpen, dat het verdraagen van verfchillende Gevoelens overdeVoorbefchikking en de Genade eene omkeering van den Godsdienst kon heeten. Dewijl men zorge gedraagen hadt , om Oldenbarneveld , in zijne laatfte uuren, Contra • Remonftr antfche Leeraars toetefchikken, deezenhandeldenmethemover Godgeleerde Gefchilpunten, enbeflotenuit eenigegezegdens, dathij in hun gevoelen ltondt : dan de Remonftranten be. I 3 weezen Maurits.  430 GESCHIEDENIS IvJiuaiTS. weezen het tegendeel: en is het te gelooven , dar een Man, die altoos zo zeer voor de Verdraagzaamheid ijverde, Gevoelens zou omhelsd hebben, die bevestigd zouden worden door de uitbantntig der beste Vaderlandtniunaars , en met zijn bloed? Tot Le: misdrjjf, dat hij zich tegen de zegepi aaiende Partij gekant hadt, kan gebragt worden, dat hij de ziel geweest was van alle raadpleegingeu, als ook openbaai een heimlijke maatregelen, tot het iuiieilen der Scherpe Refolutie van den jaare MDCXVU , om liet houden der Synode te weeren, om Waardgelder; te ligten» en ze onder den Eed te brengen der Staaten, die ze betaalden. Men befcbuldigde hem, dat hij op zijn eigen naam en zonder gezag gehandeld nadt, fchoon hij zich nooit zou hebben kunnen vleijen te zullen- llaagen , wanneer hij de toehemming der Staaten, eenigen uitgezonderd , niet verkreegen hadt. Hem werd ten laste gelegd, het bedrie¬ gen der Mogenheden, als of de Koning van Frankrijk de beste Bondgenoot, dien 't Gemeenebest toen hadt, zich voor de verdrukte Partij zou hebben kunnen inde bresfe hellen , zonder de oorzaak te weeten. Smaadlijk verweet men hem , dat hij de Brieven, welken Koning Jacobus den Algemeenen Staaten, over het ftuk van den Godsdienst, moest fchrijven, zou hebben willen opgeeven , en dat hij zich over. dien Vorst beklaagde, als de oorzaak der Onlusten, 'Ji geen eene volhrekte waarheid was. Die Brieven zelve , welken Jacobus niet wilde aanneemen , en die Oldenbaeineveld aau andere Vorften afvaardig. de.*  der. NEDERLANDEN. 431 de, om de Synode te doen mislukken, waren die de uitwerkze's niet van eenen kloekmoedigen en welverlichten Vaderlandlievenden ijver ? Kon hij, met een onverfchillig oog aanzien, dat de Algemeene Staaten de heiüghe beginzels der Unie fchonden , door zich het regt aantemaatigen , om , met de meerderheid, een Nationaal Synode zamenteroepen ; een huk, 't welk met éénpaarigheid moest afgedaan worden; en dezelve zamenteroepen in eene Stad van Hüland, ondanks de Staaten, de Souveraiuen van dat Gewest? Daarenboven', indien hij aan de Afgezanten in vreemde Landen onderrigtingen gaf, gekant tegen die der Algemeene Staaten , hier op antwoordde hij zeer wel, dat hij, amptshalve verpligt voor de belangen van 't Gemeenebest te waaken, niets anders gedaan hadt dan gebruik maaken van zijn regt, om hun onderrigtingen te doen toekomen, welken men in groote Vergaderingen niet mededeelt 3 uit vreeze , dat ze verpraat zouden worden. Men betigtte hem, dat hij de geheimen van den Staat ontdekt, een zeker merkwaardig Verbond, waaraan den Staat veel gelegen was, opeigen hand afgeflaagen', de handfluiting aan verfcheide Geregtshoven bewerkt, en, eindelijk, groote Gefchenken ontvangen hadt, zonder daar van behoorlijke kennis te geeven (*). Wat 'er van dit alles zij , kan uit het voorgaande deezer gefchiedenisfe worden opgemaakt. De Regten (t) Brandt Regtspl. bl. 174-198 enz. U Maurits. BijvoegzeltothetVonnis.  GESCHIEDENIS £ÏAURlTf. ters zelve , fchoon de doodftraf vastftellende op de niisdaaden, in dit Vonnis vermeld, fchijnen gevoeld te hebben, dar onder deeze allen 'er geenwas, den dood verdienende, waarom zij te raade werden , op naam der Algemeene Staaten, bij het omzeilden der Sententie aan de Staaten der bijzondere Gewesten, ?er bijte voegen, „ hoe hun, van wegen de Regteren , „ opening was gedaan, dat verfcheide andere punten „ tot zijnen laste waren gebragt, daar van inde Sen„ tentie niet werd vermeld, diq groot vermoeden ga,, ven, of hij zijne oogen niet wel mogt gehad hebben „ naa den Vijand; doch dat men daar op, naar regten, „ geen Vonnis zou hebben kunnen vellen , zonder fcherper onderzoek, waar van men hem , omzijn „ hoogen ouderdom, en andere redenen, hadt wil5, len verfchoonen." Welk eene genade, iemand, om zijn hoogen ouderdom , niet fcherper te onderzoeken ; maar zijn leeven, in 's Lands dienst afgeüoofd, door Beuls handen te doen eindigen (*) ! Üptekenenswaardig is de befchrijving zijns Characters in de Refolutien van Holland* waar men, naa het vermelden, dat hij, den dertienden van Bloeimaand des jaars MDCXIX , op 'i Binnenhof , onthoofd was, deeze betuiging leest: Een Man van grooten bedrijve, befoigne, memorie en directie, ja ftngulier in alles. Die ftaat, zie toe, dat hij niet valle; en zij Gun zijne Ziele genadig! Amen (f). 't Is (*) Brandt Regtspl. bl. 220. De Groot Verantvr, XX. bl, 189. (t) RefoL H0ll.x619.bU 102.  der NEDERLANDEN. 433 't Is gebruiklijk, naa de firaf-volvoering , het Schavot aftebreeken: 't zelve maakte een ongevallig vertoon , bovenal in eene Plaats , waar verfcheide Vergaderingen van Staat gehouden worden : doch dit Schavot bleef eenige dagen haan, en de drie Beulen , in den Haage ontbooden, bleeven 'er. Het Lijk van Ledenberg werd , in eene Kist , op eene Horde, na buiten gefleept, en aan eene halve Galg opgehangen: fchoon, kort daarop, heimlijk afgenomen , en begraaveu ( *). Men zogt f, door deeze akelige vertooningen , vrees en angst in 't hart der andere Gevangenen] en in de gemoederen hun' ner Nabeftaanden te verwekken. Hunne doodhraf, zorgde men, zou te veel fchriks en eene algemeene gisting gebaard hebben. Dan , om hun niet als onfchuldigen te ontflaan, zogt men , door het ver zoeken van Pardon, hun zijdelingfche fchuldbeken tenis aftepersfen. Met dit oogmerk vervoegden zich drie Regters bij Hoogerbeets , vorderende, dat hi: of zelve vergiffenis verzoeken zou, of het zijne Vrien den voor hem laaten doen : het eerfte hoeg hij vol ftrekt af; en , omtrent het laathe , verklaarde hij: „ Indien mijne Huisvrouw en Kinderen het doen, ,, zo zal ik daar tegen protefteeren. Ik behoef geer „ Pardon. Laat de Justitie plaats hebbeu. Den! niet, dat ik, met Pardon te verzoeken, uwe pro „ ceduuren tegen mij zal regtvaardigen." Waarör de Regters, verftoórd, de Kamer verlaatende , hen toe (§) Uitenbogaard Kerkl. Hift- bl.icoT, 15 Maurits. Hooger* beets en de Groot willan geenPar. don verzoeken. i i  424 GESCHIEDENIS Maurits. Vonnis van de Groot. toedreeven: Zo zult gij dan vaaren als Barneveld : het Schavot ftaat 'er nog. De Groot's Huisvrouw werd ook , van hoogerhand , aangefpoord, om vergiffenis voor haaren Man te verzoeken : dan deeze manmoedige Egtgenoote wees het volvuurig van de hand, met de woorden: Ik zal het niet doen; en, heeft hij het verdiend , men flaa hem het hoofd af. Zij liet zich, egter, overhaalen , den Prins te gaan fpreeken, die haar met dit kort befcheid het vertrekken: Bat men den weg van Regt of van Genade moest inflaan. Te midden van deeze kwaadfpellende tekenen, hielden de Bloedverwanten dier beide Gevangenen verfcheide gefprekken over 't geen te doen ftondt : de gevoelens waren verdeeld; doch men koos de edelaartighe , fchoon gevaarlijkhe, partij, om de zaak op haar beloop te laaten. Hoogerbeets en de Groot hadden alle reden , om het lot van Oldenbarneveld te wagten (*). Zij werden gedagvaard, om hun Vonnis te hoo. ren: dan , fchoon zij bijkans van dezelfde misdrijven befchuldigd werden, die Oldenbarneveld den hals kostten, werden zij tot eene eeuwige Gevangenis, met verbeurtverklaaring hunner Goederen, verweezen. De Groot antwoordde niets op het hooren leezen van zijn Vonnis ; dan hij kon zich niet wederhouden, het hoofd, van verontwaardiging ,omtedraaijen, als 'er onwaarheden in voorkwamen. Hij oordeelde het, toen, en voor zulke Regters , geen tijd van (*) Era.ndt Regtspl. bl. 261 enz.  der NEDERLANDEN. 435 van fpreeken : doch , naderhand, heeft hij die uitmuntende Verantwoording uitgegeeven , waar in hij de weezenlijke Staatsgefteldheid van ons Vaderland ontvouwt , en de onbillijkheid toont der Regtshandelingen, tegen hem en zijne Medelijders gehouden. Een Werk, dat, naa dat het gedrukt was, wel herk verboden werd; doch welk verbod, egter, niet heeft kunnen te wege brengen , dat het meermaalen gedrukt en herk geleezen is; ja, in laater tijd , de algemeene goedkeuring heeft weggedraagen (*> Hoogerbeets, voor het leezen van het Vonnis, te vergeefsch verzogt hebbende [gehoord te m gen worden, kon zich niet bedwingen, als hetzelve geleezen was, te betuigen , dat de extenfie van zijne Sententie, in veele punten, niet gedaan was conform zi^e yerk /aaring , en dat hij redresfement van dezelve verzogt. Hierop , gelast te zwijgen, riep hij, met de hand op de borstflaande, uit: Bona confcientia murus aheneus, geiagtig aan de regelen van Ho- RATiUS : Hic murus aheneus, tsto Nil confcire fbi, nuild pallefcere culpa. Dit zij een kofiren muur, zich niets bewust tt weezen, En door geen misdaad te verbiesken ofte vreezen. We (3) Brandt Regtspl. bb.264 enz. Leeven van dt Groot, bl. 197. 293, P. Paülüs Inl. tot dt Verkl, dei Unie, bl, 50. Mauriti»  434- GESCHIEDENIS Maurits. De Groot en Hoogerbeetsna Loevefieingebragt. ] ! Wegens deeze woorden, buiten tijd en op de rolle gefproken, verzogt hij verfchooning , als door hem in driftvervoering geüit (*). De Groot en Hoogerbeets werden na het Huis te Lccveflein gebragt, 't welk naderhand tot eene Gevangenis van Staat gediend heeft , en, van deezen tijd af , vermaard geworden is in 's Lands Gefchiedenisfen, waarom ook de Gemeenebestgezinden niet zelden den fcheldnaam van de Loeveft tin fche Factie draagen. Alle gunst, welke men hun bewees, was, dat zij het bezoek hunnerNaastbehaanden voor hun vertrek mogten ontvangen. In den beginne hadden de Egtgenooten der Gevangenen verlof, om hunne Mannen te bezoeken, met vrijheid van komen en gaan; doch alle gemeenfchaptusfchen ie twee gevangene Heeren was verbooden en afgeneeden. Vervolgens moeiten zij mede bij de Gerangenen opgeftoten blijven, 't welk der Vrouwe van rloooERBEETS op eene ziekte en den dood te haan cwam. Die van de Groot was verpligt, om haare ;aaken, Loeveftein te verlaaten , en kon bezwaarlijk veder toegang krijgen : in 't einde verwierf zij de /rijheid, om, ten minften ééns ter week, het Slot te nogen verlaaten. De Groot verzette het verlies rijner Vrijheid, zo veel mogelijk, met zijne geliefde ..etter-oefeningen en den geest verrukkende Dichtkunst. Verfcheide treffelijke Werken vloeiden uit öjne penne : en heelt de Naakomeling";, ten deezen (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 207.  DER. NEDERLANDEN. 437 zen opzigte, Ifoffe, om dien Kerker dankteweeten (?). De Heer van Moersbergen , die , te Utrecht, in het voorhaan der Vrijheid, eene voornaarne rol gefpeeld hadt, en in 't Munftarfche gevat was , betoonde , in 't eerst zijner gevangenisfe , dezelfde kloekmoedigheid, als zijne Lot- en Drukgenooien; doch , door 't medelijden met zijne Huisvrouw en den raad zijner Vrienden bewoogen , deedt hij betuiging van leedwee jen over eenige hukken , hem ten laste gelegd : maar hij verwierf de beoogde vrijheid niet. Naa een maand verblijfs op zijn Huis te Moersbergen, moest hij het Land voor zes jaaren ruimen , zonder egter, naa verloop van dien tijd, daar weder binr.en te mogen komen, dan opuitdrukljjk verlof van hunne Hoogmogendheden en de braaien van Utrecht (f). De Haan, Penhonaris van Haarlem., die een geruimen tijd , naa het gevangenneemen der andere Heeren , de Vergadering bijgewoond hadt , kreeg lugt van 't oogmerk, om hem in hegtenis te hellen, en ontweek zulks ; doch , ingedaagd, en niet verfcheenen zijnde, werd'hij, voer vijftien jaaren , op lijfhraffe, gebannen, met verbeurtverklaaring van de helft zijner Goederen. Hij begaf zich in dienst van den Vorst van Holftein, die hem tot Geheimen Raad aannam (§). Ui- (*) Brandt Leeven van de Grtot, bl. 2II, (tj i Regtspl. bl. 65. 110. 297 enz, Zie aldaar, bl. 302 enz. Maurits, Vonnis tegen Moersbergen, Vonnis tegen de Haan.  438 GESCHIEDENIS \ Maurits. Vonnis tegen Uitenbogaard. Uitenbogaard hieldt zich heeds te Antwerpen, werwaards hij, ten tijde van de gevangenneeming des Advokaats, geweeken was: hij werd tot eene altoosduurende Ballingfchap verweezen , en de verbeurte van alle zijne Goederen. Men hieldt hem voor een Medehander van Oldenbarneveld ; maar, dewijl men niets helügs tegen hem kon inbrengen, hieldt zijn Vonnis geen misdrijf altoos in. Syi.la, over deeze vreemde wijze van doen aangefproken, antwoordde, „ dat de Regters zulks hadden naage,, laaten , om dat zij met geen Blauwboekjes of Ver„ antwoordingen gediend waren." Tegen Uitenbogaar!) liet Maurits de meehe verbitterdheid blijken ; diens gemeeufchap met Oldenbarneveld was 'er de eenige oorzaak niet van : ze wordt toegefchreeven aan eene ontdekking van 's Prinfen huislijk gedrag. Uitenbogaard hadt zekeren Jan van Parijs , om dieverij en moord , aan eenen Amfterdam fchen Juwelier gepleegd , ter doodhralTe veroordeeld , in zijn uiterhe vergezeld. Dees Boosdoendcr was weleer Eerhe Kamerdienaar geweest van Prins Maurits, en hadt hein verfcheide diensten gedaan, die meer geheimhouding dan kiesheid vorderen. Met één woord , die eerlooze Vertrouwel'ng van 's Prinfen vermaaken, door knaaging des geweetensgepraamd, oordeelde zich verpligt , het te moeten ontlasten in den fchoot des Leeraars. Langs deezen weg kwam hij agter het geheim van 's Vorhen minnaarijen. De Leeraar zidderde , wanneer hij ontdekte , welke Vrouwen , bij nagt, werden toegelaaten in 't Prins- lijk  pia NEDERLANDEN. 439 lijk Slaapvertrek. Hem werden bijzonderheden geopenbaard, zodanig, dat men, gelijk hij naderhand betuigde, dezelve bezwaarlijk zou hebben kunnen gelooven , al Waren zij met letteren aan den Hemel geichreeven geweest. Nimmer , nogthans , heeft hij bijzonderheden gemeld van deeze wellustigheden. Dit alleen gaat vast , dat üitenbooaard , als Leeraar , zich verpligt geoordeeld hebbende, Maurits daar over te onderhouden , welhaast gewaar wierd, dat deeze Godvrugtige ijver niet aangenaam was. De Prins kon zijn misnoegen niet verbergen; in de eerhe vervoeringen zijner gramfchap wierp hij den hoed op den grond, trapte dien met voeten, en wilde dien dag niemand te woord haan, noch eenige fpijs gebruiken (*). Deeze Regtspleeging kwam den Lande op meer dan zeventigduizend Guldens te haan. Elk der Regteren ontving , uit 's Lands kasfe , vierentwintighonderd Guldens, en, daarenboven nog honderden vijftig uit die van elk Gewest. De Fifcaalen, de Griffier , en verfcheide anderen, werden rijklijk beloond met Geld en Ampten. Graaf Ernst Casimis van Nassau ontving , voor de gewigtige diensten, te Utrecht gedaan, veertigduizend Guldens (f). Ter goedmaaking deezer kosten , werden de verbeurdverklaarde Goederen gebezigd. De Bloedverwanten der Veroordeelden de vrijheid verzogt hebbende, (♦) Brandt. Regtspl. bl. 315, 316. (X) Zie aldaar, bl. 330. Mauuijs. Kosten deezer Regtspleeging.  Maumts. Verfchillesue gevoelensover deeze Geregtshandelingen. 44c GESCHIEDENIS bende, om deeze Goederen te losten, uitkragtë van zeker Voorregt, 't welk dit toehondt , mits het betaalen van zekere fomine, bragt zulks de Regters in verlegenheid. De Koning van Frankrijk onderfteunde dit verzoek. Dan, om dit loon huns arbeids niet te misfen , vonden zij goed, de Verweezenen Van Majefteitsfchehnis te befchuldigen ; eene misdaad, welke bun van dit Vöorregt uitfloot. Overeenkomfiig met deeze fraaije vinding , verklaarden zij, een jaar daar naa , ten oogmerk gehad te hebben, de Gevangenen wegens dit misdrijf te veroordeelen, fchoon zij het in 't Vonnis niet hadden uitgedrukt. De Staaten van Holland bepaalden zelfs, dat men, in den tijd van zes jaaren, geene Verzoekfchriften, dit huk betreffende, zou aanneemen. Hier ziet men , zo zeer als ergens , de oude waarneeming bevestigd, dat de misdaad van Majefteitfchennis de misdaad is, welke den zodanigen, die aan geene mis/laad fchuldig zijn, wordt ten laste gelegd (*). Men heeft opgemerkt, dat deezeRegtshandelingen en het beflotene op de Synode plegtig bekragtigd zijn door den Engeifchen Afgezant, en dat deeze alleen kwalijk nam, dat de naam van den Koning , zijnen Meefter, niet ftondt in de Voorreden van de Sy»*daale Canons: dan deeze uitlaating werd herheid,en alle de afdrukken, waar in men dien naam niet las, werden herdrukt. De Staaten bedankten hem voor zijne (*) Brandt Leeven van de Groet, bl.222. Refol.HolL 1623. bl. 3y. en 1624. bl. 127. Carlet. III. p.jaei  der NEDERLANDEN. 441 zijne genomene moeite, en beloofden hem, met een fchijnbaaren ernst, dat zij ten dienste zijner Majeheit honden. „ Ziet daar," fchrijft de Afgezant , „ de „ vrugt der omwenteling , door 's Hemels gunst, „ door den raad van zijne Majeheit, en de gunstige „ zamenloop der omftandigheden te wege gebragt. ,, De Kwalijkmeenenden hebben , in 't einde , de „ verdiende hraffe ontvangen (*)." ' Het gros des Volks hing de Partij tegen de Veroordeelden aan. Dit was niet vreemd, dewijl men niets onbeproefd bet, oin de Trouw en Vaderlandliefde der Veroordeelden, op de haatlijkhe wijze, verdagt te maaken. Dan het'in 't fpel brengen van den Godsdienst deedt hier het meest af. Het gefchil liep over punten, welken het Gemeen niet begreep : het hoorde de nieuwe Leeraars , en de haatlijke Vergadering van in- en uitlandfche Godgeleerden diende om het Volk nog meer voorinteneemen : het hadt geen doorzigts genoeg, om de anderen te ontdekken, die dit groot werktuig aan den gang hielpen. Hoe zouden zij iet goeds kunnen denken van Mannen, door eene talrijke menigte van eervvaardigePerfoonen als Vijanden van den Godsdienst en van 't Vadeilancl uitgemaakt. Wanneer de eerfte vlaagen deezer woede bedaar, den, en de tijd een gedeelte van het kleed, 't wett de waarheid bedekte , opligtte , zagen de Berokke ners van dit werk zich blootgeheld aan alle veragting en algemeenen fmaad. Hekeldichten öntbrakei: (*) Carlet. III. p. 85. 87. F.DeeLz.SU K MAURrrsd  Maurits, 44a GESCHIEDENIS 'er niet, en den geheelen Geregtshandel met Oldenbarneveld fchilderde 's Lands Hoofddichter, Vondel , in zijnen welbekenden Palamedes (*). De Regters moeiten , eerlang, veelerlei verwijt hooren. Een vermaard Regtsgeleerde , Cornelis Bosch, Voerde van Zanten , één der vierëntwintig Regteren, te gemoete: Men zegt twee dingen van u, die ik niet kan gelooven, en waar over ik u verdeedig: het eerfte , dat gij niet veel verftands hebt ; het ander , dat gij gierig zijt. Het eerfte geloof ik niet, om dat gij in den Advokaat eene misdaad des doods hebt gevonden, '/ welk de grootfte Regtsgeleerde niet kan doen. Aan het tweede zijt gij nog minder fchuldig; want gij hebt om vier'êntwintighonderd Guldens zulk een Vonnis helpen wijzen, dat ik om 'tGoed'van al de Wereld niet zou hebben willen doen. De Heer Kromhout , een ander uit dit getal, moest van de Groots Huisvrouw , in zeke^Gezelfchap, hooren, dat de vierëntwintig Regters den Advokaat en de andere Verweezenen ongelijk gedaan hadden : hier op ten antwoord geevende , „ dat men de Vonnisten, 9, van Regters geweezen, moest goed kennen , vol„ gens het fpreekwoord, 't geen de Regters wijzen, „ moet men prijzen," verltomde zij hem met te zeggen: Gok het Vonnis van Kajaphas, mijn'Heer? — Men vermeldt, dat veelen deezer Regteren voorts een ongelukkig leeven gefleeten, en, bij hunnen uitgang, (*) Brandt Regtspl. bl. 259. Wagenaar Amft. IV. St. bl. 3*tf.  der NEDERLANDEN. 443 gang , vol vertwijfeldheids geweest hebben. Muis van Holy , Schout van Dordrecht, flierf , van al de Wereld verlaaten , en nauwlijks werden "er gevonden , die deezen Veragten ten grave wilden geleiden : de haat ging zo verre, dat men uithrooide, dat de Satan het Lijk uit de Kist hadt gehaald. Burgemeefter Pauw , een Man zonder Godsdienst, en die, egter, zich daar van bediende in de handelingen tegen de Gevangenen , waar in hij zo veel deels nam, werd, zo wel te Amfterdam, als in 't geheele Land, met den nek aangezien, en van grooten klein verfoeid. ,, De Prins van Oranje,''' fchrijh dén zijner Tijdgenooten, „ houdt hem alleen de hand nog „ boven 't hoofd , 't is anders waarfchijnlijk , dat „ hij, als vuiligheid der ftraaten, van allen man zon vertreeden worden (*)." Wie zou de treurige, doch roemrijke , uitgang van Oldenbarneveld , die , met erkentenis van zijne gedaane diensten, en een gerust geweeten, het Hoffchavot betradt , niet ftellen boven een leeven, met fchande overdekt, en vol bewustheid van dezelve verdiend te hebben! De Heer Bijnkershoek verwondert zich , met welk een aangezigt de Regters van Oldenbarneveld, Hoogerbeets en de Groot hun tot eene hoofdmisdaad hebben kunnen toerekenen het begrip , dat elk Gewest regt heeft, om over Kerklijke zaaken te befchikken , en hun nauwlijks om eenige andere redert veroordeelen, dan om den raad, dien zij den Staaten (*) Brandt Rcgtspleeging, bl. 252 enz, K 2 Maur»4.  444 GESCHIEDENIS Maurits» ten of den bijzonderen Magiftraaten gegeeven hadden, of om de uitvoering van 't geen hun door de Staaten of Magiftraaten gelast was ; alles zonder eenige kwaade trouwe , 't welk ook oorzaak geweest is, dat men, naa meer dan veertig jaaren verloops, de Wethouderfchap van Leyden en Rotterdam door den Hoogen Raad heeft zien veroordeelen , om den Erfgenaamen van Hoogerbeets en de Groot betaaling te doen van de wedden, die men deezenPenftonarislen nog fchuldig was. Ook zou den Erfgenaamen des Advokaats eenige vergoeding gedaan zijn. En elders verklaart hij : „ Al wat , in den jaare „ MDCXVIII. en MDCXIX, tegen Oldenbarne„ veld , Hoogerbeets en de Groot gedaan en „ geweezen is, heunt op geen ander Regt , dan op „ het geen de Regter gezegd wordt te wijzen, ook s, dan , wanneer hij onregtvaardig vonnist." Doch nimmer heeft men de Verzoekfchriften deezer Familien, om eene herziening der Regtspleeging, ingewilligd , onder voorwendzel , dat de algemeene rust vorderde, deeze zaaken onaangeroerd te laaten. Dan een openlijk aangedaan ongelijk vorderde , naar 9t oordeel des gemelden Regtsgeleerden , eene openlijke herhelling (*). Wij zullen, in ons Tafereel, reeds veelmaal gelegenheid gehad hebbende, om te toonen, dat de Opperhe Magt over de Verèènigde Gewesten den Alge- meenen (*) Bijkkershoek Qjiaft. Juris Publ. Lib. Ii. p. 2or. 202. 3oó. 316. 363- Kerkl. der Unie, I. D. bl.  der NEDERLANDEN. 44$ meenen Staaten niet toekomt; maar dat de Staaten van elk Gewest, binnen elk Gewest, de Opperfte Magt hebben over alles,.wat niet aan het Bondgenootfchap is afgehaan; ons hier over niet breeder behoeven uittelaaten, maar alleen aanmerken, dat men welhaast, in het gedrag der Friezen , bij den dood van Willem Lodewijk, en in dat der andere Landfchappen, bij het overlijden van Maurits , nieuwe bewijzen zag van de regtmaaiigheid deezes begrips over onze Staatsgeheltenisfe. Terwijl de Schrijvers voor de Vrijheid beweerden , dat de Oppermogenheid der bijzondere Gewesten gefchondeii was in deeze Regtspleegingen, ziet men niet, dat men hun dit beginzel betwist heeft , zelfs niet in de geffreekene Vonnisten , of de veroordeeling der Verantwoording van de Groot. Men liet het berusten bij het ontkennen der toepashnge, of bij het bepaalen der uit. geftrektheid ; bevveerende , dat zaaken , den Godsdienst en het Krijgsweezen betreffende, van de Algemeene Staaten afhingen. Dit waren de twee hukken, waar over men twistte, tot dat Maurits het gefchil bellegtte, door beide de Partijen te doen zwijgen, de eene verdrukkende, en de andere beroovende. 'Er liep een gerugt, dat hij zich van dit gunstig tijdhip zou bedienen , om het masker afteligten, en zich den tijtel van de Magt, reeds verkreegen, te doen opdraageii. Men gelooft, dat dit huk in bewerking geweest is bij eenige Overheids -Perfoonen van Dordrecht, Haarlem, Atrfter* K 3 dam Maurits. Wat Maurits won met deeze omwenteling.  GESCHIEDENIS dam en Hoorn (*). Doch Maurits , niet zo zeer op fchjtterende Eertijtels als op de Magt gefield, bleef de oude tijtcls voeren, en liet de anderen, welken zijne Magt niet konden vergrooten, maar wel haatlijk maaken , aan zijne plaatze , en den Staat de Voorregten behouden, welken zij , van hoe weinig betekenis bij zijn leeven, naa zijn dood weder kenden doen gelden; want hij hadt, zo als de Schrijvers van dien tijd het uitdrukken , in de Landfchappen , waar hij Stadhouder was, al het gezag der Algemeene Staaten en van den Llaad van Staate, en befebikte alles, niemand, dan die hem behaagde, raadplegende(f). Wij mogen aanmerken, dat hier gebeurde, 't weik, doorgaans het geval is in de Gefchillen tusfchen een Krijgshoofd en eene Regeering der Vocmaair.ften: het Voik wint niets bij die verandering : en ook, ten Hot van dit Tijdperk, 'er nog bijvoegen , dat Maurits in alie zijne bedoelingen niet gehaagd zou weezen, hadt Amfterdam met hem niet medegewerkt. Verfcheide gevallen zullen , vervolgens, uitwijzen, dat die Stad , zich voor de Vrijheid verklaarende , beter in ftaat is, om de aanflagen , daar tegen gefmeed, te weeren, dan alle andere Steden , die den zelfden moed niet durven betoonen , dewijl zij voor Krijgsgeweld min beftand zijn. EEN- (?) Refol. Holl. 1620. bl. 40. 202.. (t) Capelle Cedenkjeh. 1.348' Carlet. III- P- 276% 3l3. 374- &ÏAURIT5  der NEDERLANDEN. 44? ÉÉNENTWINTIGSTE BOEK. Van den dood van Willem Lodewijk, Stadhouder van Friesland , tot den dood van Maurits. Zesde Tijdperk. Maurits wordt Stadhouder van Groningen , de Ommelanden en Drente. • Zaaken van Botie- men, de Palts en het Keizerrijk. De Remonftranten vervolgd. . *t Eindigen des Be- ftands. JQ)n menigte der Stadhouderen was, onder anderen, een beletzel, dat Maurits de Oppermagt niet vastheide van zijne Opvolgers, door zich den tijtel te laaten opdraagen van de magt, welke hij daadlijk beaat. De Stadhouders van Friesland, Groningen, de Ommelanden en Drente hadden een bepaald gezag. Kon Maurits zich Souverain noemen, «terwijl twee of drie Gewesten, Drente vooreen Gewest gerekend , de gedaante en regten van Gemeenebesten behielden ? Men wil ook , dat Willem Lodewijk , ziende, dat de verandering in de andere Landfchappen gemaklijker toeging, dan hij gedagt hadt, ze ook wilde doordrijven ia de Gewesten, waar hij het K £ Stad- Dood van Willem Lodewijk,Stadhouder van Friesland enz; 1620.  4l3 GESCHIEDENIS StadLouderfchap bekleedde. Maar , ten dien zeifden tijde, a s hij bezig was met eer.en Brief optefteüen, om met Maurits befchikking te maaken, vrat 'er te doea ftondt, indien hij, mau?JTs,fchie3ijk aflijvig wierd, trof hem eene beroerte, die hem, binnen weinig dagen, in den jaare MDCXX , ten grave fleepte. Hij was de Zoon van Jan van Nassau, oudften Broeder van Willem den I , Prins van Oranje: hij hadt de Zuster van Maurits, zijne volle Nigt, getrouwd; doch 'er geene Kinderen bij verwekt. Hij mag onder de voornaamfie Veldheeren vzn zijnen tijd geteld worden, en Maurits was zijne Krijgskunde, voor een goed deel , aan diens onderrigtingen verichuldigd. Hij deedt den Fereenig~ den Gewesten, en in 't bijzonder Friesland, groote diensten : dit laststgemelde Landfchap met een klein aantal Krijgslieden verdeedigende. Zijne handelingen wekten zomtijds eenigen achterdogt; doch,'t zij deeze verdenkingen kwalijk gegrond waren, 't zij hij de onmogelijkheid zag, om een Volk , zo nauwlettend op het ftuk der Vrijheid, des te ontzetten, hij ree:::; zied: r..:t zo veel ge:r.-;:ijd.:e:ds en zeerheids, dat men, over 't algemeen , zijn verlies betreurde (*). Zijn dood wekte de aandagt der Friezen. De omwenteling , in de andere Gewesten voorgevallen, tvas eene nadruklijke les voor een Volk , altoos zo na- Brandt, IV.D. bl. 285 3*7. AiTZEiIAs . bl 7.  der NEDBRLANDEN. 449 naijverig op het ftuk der Vrijheid, 'tls, derhalven, niet te bevreemden, dat verfcheide Leden der Staaten van Friesland en Groningen toen voorgeOagen hebben , het Stadhouderfchap geheel aftefchaffen (*). Maurits begreep zelve de zwaarigheid van het bewind over die afgelegene Gewesten, en vreesde voor den onrustigen aart dier ligt opftuivende Volken. Nogthans wist hij de Staaten van Groningen en de Ommelanden, als mede die van Drente , overtehaalen , om hem het Stadhouderfchap optedraagen. Dan Groningen bedong de vrije Raadsbeflelling , als van ouds : een Voorregt, afgeflaan aan Graaf W1 llem (f). Te zeer waren de Friezen op hunne Vrijheid gefield , om Maurits tot Stadhouder te verklaaren. Zij wilden zelfs het oor niet leenen aan de aanzoeken van Graaf Fkedrik Hendrik , d:e mede na deeze Waardigheid dong ; buiten twijfel vreezende , dat hij , de vermoedelijke Erfgenaam zijns Broeders Maurits, alle de Stadhouderfchappen in zijn perfoon zou willen verée'nigen. Zij lie'en hunne keur vallen op Graaf Ernst Casimir van Nasfau, Broeder van Willem Lodewijk. In het Berigtfchrift, voor deezèn Stadhouder opgeheld, Braak de geest van Vrijheidsmin op 't duidelijkfte door. Volgens hetzelve was hij gehcuden, 's Lands Staaten en derzelver Afgevaardigden te eeren, naar behooren, zich gee- nerleï (*) Carlet. III. f. 332. (t) Aitzeha, L bl. 7 — 17. K5 Maurits. Maurits wordt Stadhouder van Groningen, de Ommelanden en Drente. Ernst Cmiw Stadhouder van F> iesland.  4f° GESCHIEDENIS Maurits. Zaaken van Bohémien en de Palts. nerlei gezag aanmaatigende over de Oppermagt en Hoogheid des Landfchaps. Verder zou hij , nevens de Afgevaardigden der Staaten, 's Lands Vrijheden en Voorregten voorfiaan ; op de Sterkten , die ter bezorging van Friesland honden*, goede toeverzigt hebben; de Krijgsampten, die de Siaaten zeiven niet vervulden, begeeven ; niet , dan bij raade der Staaten of der Afgevaardigden , eenig Bevelhebberfchap over eene Sterkte vervullen ; en , in het verleggen der Bezettingen , zich gedraagen naar het Berigtfchrift der Afgevaardigden. Nog was hem het aankoopen van vaste Goederen binnen het Gewest ontzeid , 't welk den voorgaanden Stadhouderen ook niet hadt vrijgeftaan. Eindelijk was hij gehouden, den Hervormden Godsdienst , zo als dezelve toen openlijk geleerd werd, en in de Dordrechtfche Synode vastgefteld was, (doch alleen met opzigt tot de Leer , en niet van de Kerk-ordening,) te handhaaven (*). Eenigen hebben geoordeeld , dat Maurits den uitflag der onlusten in Bohemen afwagtte , om zijn toeieg op de Cppermogenheid te ontdekken (f). De Frotefanten, in dat Koningrijk, moede, om langer ouderworpen te zijn aan het Huis van Oostenrijk, of liever aan de Catholijke Vorften, die, ftrafloos, hunne Voorregten bekort en gefchonden hadden , hadden Verbintenisfen gemaakt, onder zeer fchijnbaare voorwendzels,en het gezag van Ferdinand den II, die den (*) Winsem. Chron. XX. B. bl. oio. (t) Aübery Mem, Art. Maurice.  der. NEDERLANDEN. 451 den Keizer Matthias , zijn Neef, als Keizer , opvolgde , verzaakt. Zij bielden het voorbeeld van 't Gemeenebest der Nederlanden in *t oog, en fchiepen 'er moed uit, zonder te bedenken het groot verfchil der omhandigheden , bovenal de afgelegenheid van Spanje, „terwijl Bokemen aan de Erflanden des Kei»' zers grensde, die van daar talrijke Legers tot voor de Poorten van Praag kon zenden. Oldenbarneveld, die nog aan 't roer van Staat zat, tot de eerfte beweegingen deezes opftands zich vertoonden, veroordeelde ze ten hoogden: 't zij hij den ongelukkigen uitflag voorzag; 't zij hij, het eindigen van 't Beftand, 't welk ophanden was, in aanmerking neemende, geloofde, dat het Gemeenebest zich moest bepaalen tot het verdeedigen van zijn eigen Grondgebied, zonder zich te mengen in de gefchillen van een Gewest , te afgelegen, om 'er hulp uit te wagten (*)• Maar het ongelukkig lot, dien Staatsman overgekomen , bragt de afwijking van dit verhandig Plan mede. De Algemeene Staaten , gedreeven door een zonderlinge drift, om 't getal der Gemeenebesten in Europa te vermeerderen , en de Vorhendommen te verzwakken , of bedagt, om de Partij der Proteftanten in het Keizerrijk te ftijven , behoten, den Misnoegden hulpe te bieden. De Keurvorst van de Palts, Prins Maurits , en de Koning vau Engelam. haal (*) Uitenbogaard Kerkl. Hifi. bl. 1072. Bongean: Bijl. du Traite de fVestph. Liv. I. Maurits» r  452 GESCHIEDENIS Maurits. haaMen verfcheiden Vorften over, om zich voor de Bohemers te vcrklaaren. Wanneer , op het overlijden van Keizer Matthias , eene foort van algemeene zamenfpanning gevormd was tegen Ferdinand , zonden de Algemeene Staaten hunonderftandinGeld toe (*). De Bohemers, eene geruime wijle in beraad gellaan hebbende, of zij aan hunne llegeering de gedaante van een Gemeenebest zouden geeven , of de Koninglijke Waardigheid behouden, befloten tot het laatste. Zij wierpen het oog op Frederik, Paltsgraaf aan den Rhijn,' die, zints eenigen tijd, op die gevaarlijke Kroon vlamde. Hij was getrouwd met Elizabetm , Dogter des Konings van Engeland, en een Neef van Maurits (t) en des Hertogs van Bouillon (§). Men gelooft, dat deeze twee Oomen niet weinig toebragten, om de eerzugt van deezen Neef aanteporren , en dat Oldenbarneveld , door het veroordeelen van dit oogmerk, het getal zijner Vijanden vermeerderde, en (*) Carleton, III. p. 14 —20. 38. 56. 151. 33?3ó4- (t) Hij was de Zoon van Louka Juliana , Dogter van Willem den I. en Charlotte de Bourbon de Montpensier. Dus was de Keurvorst aan 't Koningiijk Huis van Frankrijk vermaagfchapt. (§) Deeze Hertog blaakte van ijver , om eenen Neef te hebben, die eene Kroon droeg. Hij fchreef aan zijne Vrienden, in Frankrijk, dat hij Koningen in Duitschlaniimaakte, terwijl Lodewjjc de XIII. te Fontaineklcau Ridders floeg.  der. NEDERLANDEN. 453 en dezelven heftiger tegen hem verbitterde; als me. de, dat Maurits, ter bereiking zijner oogmerken, zich veel goeds fpelde van 't wel gelukken der zaaken in Bohemen (?). Vast gaat het, dat de Stenden aldaar hoopten , dat deeze Bloedverwantfchappen hunnen nieuwen Vorst kragtdaadigen bijfland zouden bezorgen uit Engeland en de Verèènigde Gewesten , en dat Maurits de Algemeene Staaten zouoverhaalen , om toerustingen te maaken tot het hulp bieden aan de Palts , door Spaanfche Krijgslieden gedreigd (t> Dan, op een tijd , dat ijver voor den Godsdienst, en de eer van 't Koningiijk Huis , de Engeifchen in 't algemeen ten voordeele des nieuwen Konings van Bohemen deedt werken , werden zij verraaden door hunnen eigen Vorst. Deeze altoos wijfelende Koning , wiens openlijke verbintenis, en misfchien heimlijke verzekeringen, de eerzugt des Paltsgraaven hadden aangeprikkeld, was de eerüe , die hem ontviel. Hij liet zich beleezen door het Spaanfche Hof, met de hoope van eene Egtverbintenis tusfchen zijnen Zoon, den Prins van Walles , en eene Dogter van Philips. Onder voorwendzel, dat'het den Onderdaanen nooit toekomt belchikking over de Kroonen. te (*) Carleton, III.p.59. S9.104 287. Capelle Gedenkfehr. I. bl. 2. Le Vassor Louis XIII1. Liv. XIV. p. 456. 473. Uitenbogaard Kerkl Hift. bl. 1072. Aubery Mem. Arr. Maurice. Bougeant, L. I. c. 45. (+J Mem. de Louife Juliane, p. 144.145. Maurits»  Maurits. 4& GESCHIEDENIS te maaken, was hij, van alle Proteftantfche Vorften, de eenige , die den tytel van Koning aan zijnen Schoonzoon weigerde. Het Hof van Frankrijk, tegen den Prins van Oranje ingenomen, en beftunrd door eenen Gunsteling (de Luines), aan de Spaanfche zijde gehegt, flapte, te deezer gelegenheid , af van het Staatkundig Stelzel van Hendrik, den IV, en onderftcunde het Huis van Oostenrijk (*). In déezervoege kon die nieuwe Koning , fpotswijze de Koning van Sneeuw geheeten , dewijl zijn Rijk niet langer dan éénen Winter ltondt, naa zich gevleid te hebben met den veel vermogenden bijftand dier twee Koningrijken, geene dan zwakke hulp uit de Verêé. nigde Gewesten bekomen. Deezen waren verpligt, op hunne eigene behoudenis en verdeediging bedagt te weezen; 't zij om dat het Beftand welhaast ftondt te eindigen; 't zij om dat de Oostenrijkfche Nederlanden reeds veel Volks op de been hadden, om Ferdinand te onderfteunen ; 't zij, eindelijk, om dat de laatfte onlusten niet gehengden , liet Land van Krijgsvolk te ontblooten. De Prins van Oranje , be* ter op den Wapenhandel dan op de Staatkunde afgerigt, vleidde zich, ondertusfchen, dat de vrees voor den Koning van Engeland de Spanjaarden zou wederhouden van in de Palts te vallen. Doch , wanneer het onmogelijk was, onkundig te blijven van de oogmerken eens magtigen Legers, 't welk in deOw- ten- (*) Carlet. III. p. 158.161 -163.263. 229.187. 192. 208. Aubery Mem. Art. Maurice.  dek. NEDERLANDEN. 455 ünrijkfche Nederlanden in beweeging geraakte, ftondt Koning Jacobus eemgeuEngelfchen Heeren toe, eenig Volk te werven, en 't zelve, onder Horatio Vere , herwaarts te zenden. Dan , eer deeze geringe verfterking van vierentwintighonderd man zich met het Leger der Staaten verèènigde, hadt de Marquis de Spinola, na Diets, in het Graaflchap Afar. fau, genomen en geplunderd te hebben, zich van het groothe gedeelte van de Palts meefter gemaakt. Tot volmeeting van de maat des rampfpoeds , verftondt men, bijkans ten dien zelfden tijde , dat de Ongelukkige Fredeeik, den grooten en beüisfenden flag bij Praag verlooren hebbende, tellens van zijn Throon en Erflanden beroofd was (*). Maurits was, met zijne bijhebbende Krijgsbende, na Wezel getrokken; doch hadt tegen ovei zich een Spaansch Leger, onder 't bevel vanVExasco: zij hielden elkander op den tuil , en gingen te werk als in den Oorlog over de Kleeffche Opvolging, om het Beftand niet te breeken. Het was eene maand naa de vermeeftering van de Palts. dat hij drie- of vierduizend man daar henen zondt. en , onder deezen , de Engelfche Hulpbenden Schoon Frederik Hendrik aan 't hoofd deezes Le gers ftondt, rees 'er misverftand onder de Bevelheb bers , en kon 't zelve , door de Duitfche Forfte;, niet onderfteund wordende, niets uitvoeren. On dei (*) Carleton, III.p.320.225.338.251.264.348.362 368. Rapin , Liv. XVIII. p. i3+. MauMtk l  AS6 GESCHIEDENIS Maübjts. De Remonftrantenvervolgd, den naderenden Winter , riepen de Staaten hunne Ruiterij te rugge , en de rest des Legers betrok de Winterlegeringen in Manheim, Heidelberg en Frankendaal, Piaatzen , nog bewaard gebleeven uit de hand des Overwinnaars. Niets van aangelegenheid werd in dezen Veldtocht uitgevoerd , dan dat Maurits, op het Eilandje Romperwaard, tusfchen Bon en Keulen, eene Schans opwierp, naar de vierkante gedaante Paapenmuts genaamd, (trekkende, om Spinola den aïtocht langs den Rhijn na Rees te beletten. De Staaten zouden den vlugtenden Koning Ruiters te gemoete , die hem, nevens zijne Egtgenoote en Kinderen, in den Haage bragten (*). Dus haken zich de Veièénigde Gewesten, daar zij op 't punt honden om den Krijg met Spanje weder aanrevangen, in eenen Oorlog, van welken zij niets goeds konden verhoopen, en helden zich inde waagfchaal, om belangen, die alleen in Monarchyen iets betekenen. Grooie kosten beliep deeze hulpverleening. De aankleevers van het oude Staatsftelzel beklaagden dit verlies (f). In ftede van den Staat te verfterken door voorzigtige en gemaatigde maatregelen , hieldt men niet af van de Remonftranten te vervolgen, en het Land van Ingezetenen te ontblooten, om de Partij uitterooijen. Ondarlö de belofte, gelijkhaande met een Vrijgeleide, gedaan aan de Remon- (*) Refol. Holt. 1620. bl. 154. Van den Sande, VI. B. bi. 86. (t) Carlet. III. p. 395.  de» NEDERLANDEN. 457 imonfiranten, voor de Synode gedagvaard, wilde men hun verpligten , om, voor altoos, van de bediening huns Leeraars■ ampts afteltaan; doch zij allen, eén alleen uitgezonderd , geweigerd hebbende dit te onderlchrijven , werden zij gebannen , en ten Lande uitgevoerd, zonder dat het hun vrijltondt, hunne Familie te bezoeken, of orde op hunne zaaken te Hellen. ■ Strenge Plakaaten werden afgekondigd tegen het openlijk prediken der afgezette Remonfitantfche Leeraaren. De Hoogefchool te Leyden zuiverde men van alle Hoogleeraaren, die de Dordrèchtfche Canons weigerden te ondertekenen, en wierp de Studenten , die het met de Remonfit -anten hielden , uit het Theo'ogisch Collegie. De Meefters der Latijnfche en andere Schooien kreegen de Befluiten der Synode ter ondertekeninge , en bleeven , op eenige Plaatzen, de Organisten niet vrij. Eén hunner, dit weigerende, boodt aan, om, in plaatze van ondertekening, de Canons, op nooten gebragt zijnde, op het Kerken-orgel te fpeelen, 't welk hem voorkwam ruim zo veel overeenkomsts met zijne bediening te zullen hebben (*). Een Plakaat der Algemeene Staaten uitgegeeven tegen alle Remonfirantfche Vergaderingen, wekte die ftrengheid hunnen ijver , en zij bedienden zich vart verfcheidene flreeken , om zich deezer vervolginge te onttrekken. Eén hunner Leeraaren, Dirk RaPHAëLsz Kamphuizen , nogleevende in zijne Zede- dich- (*) Regenb. Hifi. der Rem. II. D. bl.166 enz, F. Deel. a.St. L IVÏAL'Rm,  45S GESCHIEDENIS Maurits. Lot dor afg?ze:te Predikanten , en der genen , die de Remonflrantenaanhingen. dichten en Gezangen , die meer klems dan zoetvloeiendheids van taal hebben, predikte te Rotterdam, met een Ruiters-rok en hoed, op eene helladie van Biertonnen, voor eene vergadering van omtrent drieduizend menfchen. Vier Vaandels Soldaaten verhrooiden de menigte. De Leeraar ontkwam het door het opperkleed afteleggen , en van hoed te verwisfelen. Hij vondt die wijze van prediken te gevaarlijk , en begaf zich, zijne Remonfirantfche Gevoelens behoudende, bij de Rhijnshurgers (*). De afgezette Predikanten , in en buiten Holland, maakten omtrent een getal van tweehonderd uit. Ruim tachtig werden gebannen, en omtrent zeventig tekenden de Adte van ftilhand, van welken 'er bijna twintig hunne tekening herriepen : veertig zijn, van tijd tot tijd, tot de Contra - Remonftranten overgegaan. Zommigen vervoegden zich bij geene Gezindheid, en eenige weinigen keerden tot het Pausdom, of vervielen tot een ergerlijk leeven (t)- De Remonftranten te Waalwijk en te AntwerpenaïeAAin Briefwisfeling met elkander , en ter laatstgemelde Stede eene Vergadering , op welke zij fchikkingen maakten, om de Gemeenten in 't Vaderland te be- dienen ($). De afgezonderde Bijéénkomlten te P^otterdam, Hoorn en Leyden werden dikmaals gehoord , en reezen hier uit verfcheide opfchuddin- gen. (*) Regenb. Hift. der Remonftr. Ii. D. bl. 185 enz. (ft) ZieaJaaar, bl. 182. 240. (§) Zie aldaar, bl. 19 h  der NEDERLANDEN» 450 gen. Veelen werden , op verfcheide Plaatzen, door de Godsdienst - oefening ftoorende Soldaaten doorfchooten en gedood : dit noemde Carleton het kwaad bloed aftappen. En, daar de Franfche Knegten zich op dat llag van Krijgstochten niet meeherlijk gedroegen, nam men toevlugt tot de Engelfche Schotten , die ze volijveriger uitvoerden (*"). —— Verfcheide Schouten in Steden en ten Platten Lande , die of Remonftr antsch waren , of geagt werden te veel oogluikens te gebruiken, werden afgezet (t> Het Lid der Ridderfchap befloot, bij meerderheid } van hemmen, de Heeren van Veenhuizen en van ^ der Myle, Schoonzoonen van Oldenbarneveld, v niet meer onder de Edelen van Holland te befchrij- p ven. Ce laatstgemelde werd zelfs op Goereede ge- " bannen. Hij hadt zich met roem gekweeten, a zijne E Gezantfchappen na Frankrijk en Venetië, en, bo- ^ veniil, door een brandenden ijver te betoonen voor de Vrijheid, het handhaaven van de Wetten des Lands, en het bevoreieren der éénsgezindheiel. Eenige Brieven, door htm uit Frankrijk gefchreeven, waar in hij zich vrij uitliet over de zaaken des Vaderlands, en den Prins,dienden ten voorwendzel zijner ongenade en verbanninge ; d^ch de waare reden moest gezogt worden in de vrees , welke men hadt voor zijnen moed, en het genomen behuit, om zich van (•) Regenb. Hift, der Remonftr. II. D. bl. 188. Carleton, III. p. 41.95.96.146.183. (t) Regenb. Hift, éer Remonftr. II. D. bl. 207. L a MAORrr»» rAN 'eenhui- en en an der Iyle iet meer ider de delen :fchree:n.  46o GESCHIEDENIS Maurits. Louisa de Co- l1gny ünaadiijk gehoond, van de overblijfzels der Vrijheid te ontdaan (*). De twee Zoonen van Oldenbarneveld , de één Luitenant - Houtvester , en de ander Bevelhebber over Bergen op Zoom, werden, vervolgens , hunne Waardigheden ontnomen (f). Louisa de Coligny, fchoon Weduwe van Oranje, en bij de Hoofden der Contra-Remonftranten altoos gehouden voor eene Godvrugtige , beleefde en minzaame Vorftinne, kon zich den hoon desgemeenen Volks niet onttrekken. Zij bezat te veel grootheids van Ziel, om de Remonftranten te verlaaten , zo lang zij geen andere misdaad hadden, dan dat zij de onderliggende Partij waren. Haar Vader, haare twee Egtgenooten, en Oldenbarneveld , dien zij den Vader des Huizen van Nas/au noemde , vier üacbtöffers , als voor haare oogen omgebragt, konden haar niet beweegen, om afftand te doen van eene Partij, die gemaatigdheid en verdraagzaamheid leeraarde. Op zekeren dag, door Delft rijdende , werd zij met flijk geworpen, en voor eene Arminiaanfche Hoer gefcholden. Zij fleet , naa zo veel leeds gezien te hebben, een kwijnend leeven. Alles maakte haar verlegen. Haare vrees liep zelfs zo verre dat zij, in Frankrijk ziek te bedde liggende , zich verbeeldde , dat Frederik Hendrik , haar eenige Zoon, (♦) Refol. Holl. 1619. bl. 24o.s43-244<39°- Brandt, IV. D. bl. 157. (t) Refol. Holl. 1619. bl.246. en 1620. bl. 120. Era?>dt, IV. D. bl. 291.  der NEDERLANDEN. 461 Zoon , na de Palts met het Leger gezonden was, om hem, die, voorheen, wegens de zaak der Re* tnonftranten, zich in gevaar bevonden hadt , op de vleescbbank te brengen. Zij ftierf , den negenden van Wijnmaand des jaars MDCXX, te Fontainé* bleau. Haar Lijk, na Holland gevoerd, is bij dat van haaren Man, Willem den I, te Delft, bijgezet (*). De leevensgevaaren, de gevangenisfen , de geldboeten , de uitbanningen , waar aan de Remonfiranten zich dagelijks vonden blootgeheld , dreeven die ongelukkigen bijkans tot het wanhoopig befluit, om het Vaderland te verlaaten. Gustavus Adolphus, Koning van Zweeden, en Frederik j Hertog van Holftein , bedienden zich van de misnoegen en haat verwekkende Staatkunde, welke men in de Verèènigde Gewesten volgde, en noodigden die Verdrukten, om zich in hunne Staaten nedertezetten. De eerfte lokte'er eenigen in zijne nieuwe Stad Gottenburg, en de tweede fchonk hun vrijheid, om eene Stad onder zijn gebied te bouwen, en daar vrije Godsdienstoefening , als ook de beftelling der Regeeringe ta hebben. Dit gaf gelegenheid tot den aanleg van Fredcrikftad- aan denEiderftroom. Doch, 't zij de verkleefdheid aan 't Geboorteland , 't zij de hrijdigheid der Holfieinfche en Nederlandfche Zeden dit veroorzaakte , de toevloed was zo groot niet, als men (*) Bautart Mem, XII, B. bl. 69, Brandt, IV.D. bl. 394 3;o. L * Maurits. Uittogtea der Remon* (Iranteti,  4P* GESCHIEDENIS MaLTUTS. Oitkomia» van ve-fc'-eic'i Arn-.iniaan-,Jche Ge» vangenea. c".-' ^rüt L ftein. reen eerst dagt: en ce zagtere behandeling , weke zij, eerlang, aantreffen , febome dit tuttrekken :en eencmaal cp (*). Eéne der meestaamlootlijlegeitrergbedenbellondt hier in, dat mtn verfcheide Lee aars vercreevc-n zag tot fchandelijke ftraffen. Samlcl Prince en Joannes Grevils werden , onder anderen, om dat zij weder in 't Vaderland gekomen waren,te Amfterdam in 't Tugthuis gezet. Dan zij hadden , gehjk anderen, die een zelfde fmcadlijk lot ten deele viel, het gelak , om de waakzaamheid hunner Oppasferen te ontfnappen. Men wist naagemaakte Sleutels te krijgen, op de Plaats te komen, de Hokken te openen, hun over de Daken, cn met Touwleeren en andere Ladders beneden te helpen. De Fred.ke.::: S.\?ma hedt het beleid deezer ondemeemir.ge, en was zelve ui: ce hegtenis omkomen , door zich in 't gewead z iner Vrouwe te fteeken, en voor die , nevens zijne Zuster , uittegaan , terwijl zij zijne plaats bekleedde, en, naa zeven dagen zittecs, haare vrijheid weder bekwam (f). Doch van alle deeze outkomlngen maakte 'er geen meer gerugts dan die van de Gkoot , zo van wegen dczonderürghcid der gebeurtenisfe, als ter oorzaake van de vermaardheid des Mans. De Werken, met welker opftel deeze geleerde Man zich, geduurende zijne gevangenisfe, bezig bieiut, vorderden het leezen (•) Er'ndt, IV. D.bl. 135 141.437.44$.6^5. Ct) WAhwaA» Aai. IV. St. bl. 334.  der NEDERLANDEN. 463 zen veeier Boeken: en 't werd hem vergund , deeze van zijne Vrienden te kenen. Ze werden hem toeen weder weggezonden in een Koffer. De Slotvoogd liet, in 't eerst, hetzelve openen ; doch, 'er , bij aanhoudenheid , niets dan Boeken in vindendevoorts dit onderzoek na. Deeze onnauwkeurigheid ontglipte het fcherpziende oog niet der Egfgenoote van de Groot . Zij ontdekte haar oogmerk , en hij beproefde, hoe lang hij het, zonder ongemak, zou kunnen houden in een Koffer , dat flegts vier voet min twee duimen lang was , en geen lugt iuiiet, dan door het fleutelgat. In linnen onderkleeding kromde hij zich binnen dit eng verblijf, terwijl mende holligheden met eenige Boeken en Gaarn vulde. Men nam een dag waar, dat de Slotvoogd uit moest weezen. De Soldaaten kwamen , om dit Koffer uittedraagen. De Gordijnen der Bedffede waren digtgefchooven, en de Kleederen van de Groot lagen 'er neffens op een hoel, als lag hij ziek te bedde. Onder het af. draagen vloekten de Draagers over de zwaarte van het Koffer, en zeiden, meer dan eens, tot elkander: Zou 'er de Arminiaan ook zelve in zitten ? Waarop Mevrouw de Groot antwoordde : Zijn Arminiaanfche Boeken. De Vrouw des Slotbewaarders liet, dewijl dit de gewoonte geworden was , het Koffer, ongeopend, fcheep brengen. De Dienstmaagd van de Groot , die in 't geheim was, bezat eene tegenwoordigheid van geest en vaardigheid in 't befchikken en beantwoorden van eene en andere vermoeden aanduidende vraagen, zonder welken de geheele aanL 4 flag Maurits.  4ö*I GESCHIEDENIS flag zou te leur geloopen weezen. Veilig bragt zij de haar toevertrouwde vragt fcheep en over te Gorcum. Geland , wilde de Schipper het Koffer kruijen; doch zij verkreeg, dat hetzelve gedraagen werd door den Schipper en diens Zoon , 't welk nogthans bijkans een ongelukkigen uitflag hadt. De Groot kon niet nalaaten eenige beweeging te maaken : de Jongen bemerkte zulks, en beet zijn Vader in'toor, dat 'er leeven in 't Koffer was. Hoort gij, fprak de Schipper tot Elsje van Houwening , dus was de trouwe Dienstmaagd geheeten, wat mijn Zoon zegt? Zij geliet zich als of zij het niet hoorde. Hij daar op : Hij zeidt, dat 'er iets leeft in de Kist. Zij betuigde, onbeteuterd: 'Ja , Boeken hebben geest en leeven. Dus kwam het Koffer gelukkig behouden ten huize van Daatselaar , een Vriend van de Groot. Beevende werd die nauwe Kerker ontfloten, waar in de Vlugteling omtrent twee uuren gezeten hadt, en, bij het uitkomen , eenigzins flauw en ontfteld was. Tijd moest'er niet verzuimd worden. In 't gewaad van een Metzelaars Knegt , met een Maathok in de hand, verliet hij dat huis , vergezeld van Jan Lambertszoon , een Metzelaar, die hem na 't Veer, en voorts te voet na Waalwijk, bragt. Hier huurde men een Wagen, die de Groot , den volgenden dag, na Antwerpen voerde, waarEprscopius en Gervinkhoven hem ontvingen en herbergden. Hij fchreef van hier aan Prins Maurits , Freds rik Hendrik en de Algemeene Staaten , tot verontfchuldiging vzn zijne ontkoming , „ dat de trek „ tot Maurits.  fiEi NEDERLANDEN. 465 tot Vrijheid elk natuurlijk was , en dat hij ze zich „ verwoiv.n hadt , zonder te breeken, of iemand „ omtekoopen (*)." ^> De tijding deezer ontkominge baarde grooten fpijf bij hun, die toen aan 't roer van Staat zaten. Maurits zou , gelijk eenigen willen , gezegd hebben: Ik dagt wel, dat dat zwart Varken (oogende op Maria van Reigersbergen) mij bedriegen zou. Anderen leggen hem dit woord in den mond : Ik dagt wel, dat ze hem niet zouden opgefloten houden; want hij was wijzer dan alle zijne Regters. Zijne fchrandere Huisvrouw , wier vond hoogst geroemd werd van veelen, hadt, in \ eerst, veel verwijts te hooren over haar hout beltaan, en werd eenigen tijd gevangen gehouden, doch eerlang ontüaagen (f). Van Antwerpen begaf zich de Groot na Parijs, < waar hij met veel blijdfchaps en betoon van vriend- 1 fchap ontvangen, en van den Koning met een jaar- \ geld van drieduizend en zeshonderd Guldens begiftigd werd. Het eerfte gebruik, 't geen hij van zijnen invloed aan 't Franfche ^/maakte, was, de belangen van zijn Vaderland aldaar te behartigen. „ Hoe „ ondankbaar het mij behandeld hebbe," betuigde hij, „ zal ik niet nalaaten hetzelve te beminnen, en „ Aristides volgen , die de Goden badt, dat de „ Atheners geen berouw mogten hebben van zijne „ verzending in ballingfchap : en niet vergeeien -3 dat (*) Branet Leeven van de Groot, bl. 24a enz. ft) Zie aldaar, bl. 258. 270. L 5 mauwt*, lijne orast en edrijf te arijs.  466 GESCHIEDENIS RLu'iuts. Vervaardigt zijn Verant-voor*ding. „ dat Piiccion, eer hij het vergif dronk, zijn Zoon „ vczogt, zijn dood den Atheneren te vergeeven." De Groot deedt FrederJK Hendrik eenige bijzondere diensten, waar voor hij deezen fchriltlijken dank ontving: Ik bldu, dat gij ftaat maakt op mijtte genegenheid, en u verzekerd houdt , dat ik daar in altoos zal volharden, daar toe verpligt zijnde door de genegenheid , welke gij mij ten allen tijde hebt betoonft. Ik zou wel wenftchen, dat ik u in uwe zaaken alhier dienst kon doen, en mijzelven vanganfcher harte daar toe beftecden; doch gij weet, dat de gefleltenisfe der zaaken zodanig is, dat noch ik, noch uwe andere Vrienden, u daar in dienen kunnen, gelijk wij wel zouden begeeren. Ik wil hoopen , dat 'er de tijd eenige verandering in zal kunnen brengen, en dat ik u wéér in dit Land zal mogen zien,gedgt en geëerd, gelijk uwe ongemeene gaaven verdienen, waar uit ik geen minder genoegen zal ftcheppen , dan ik gedaan heb uit uwe Vrijheid (*> Door zugttot eigen naamsverdeediging aangezet, - en, op aanmaaning van zijne Vrienden , fchreef hij zijne Verantwoording , die geleezeu en bewonderd zal worden zo lang de Verèènigde Gewesten den naam van een Gemeenebest draagen. Veei moeite werd 'er aangewend, om dit Werk in de geboorte te fmooren. Dan, fchoon het met veel vertraagings in 't licht gebragt en ten hrenghe verboden werd , zogt men 't zelve metzo veel greetigheids, dat'er verfcheide (*) Brandt leeven van de Groot, bl. 270, 299,  der NEDERLANDEN. 467 dc afdrukken van kwamen. Men verklaarde den Schrijver, bij Plakaat, ftrafbaar aan Lijf en Goed, fchoon men daar in niets anders vindt, dan eene ontvouwing der beginzelen onzer Staatsgefteltenisfe, door de laatfte omwenteling omgekeerd , terwijl de weezenlijke oorzaaken 'er alleen in aangeduid en bekleed worden, cn Maurits zelve derwijze gefpaard, dat de geweszene Haarlemfche Penfionaris de Haan, toen Raad des Hertogs van Hol/Jein , meende , dat dr Groot, in zijne Verantwoording, niet duidelijk genoeg gefproken hadt van de eigenlijke oorzaaken der veranderinge in den Staat des Lands ; dat hij klaar moest getoond hebben „ wie deezen toeleg „ gefmeed hadt, om, met vernietiging van 'sLands ,, Vrij- en Geregtigheden , en verdrukkinge der „ vüornaamfte , oudfte .en getrouwfte Patriotten, „ te geraaken tot meerder of onbepaald gezag." Dan de Groot oordeelde , voorzigtigheid te moeten gebruiken , 't zij hij zich nog ftreelde met de hoope van, op eene loflijke wijze , in zijn Vaderland herheld te zuilen worden ; 't zij de toenmaalige ftaat van 't Franfche Hof hem geen vrijer en openlijker fchrijven toeliet (*). Eéne der redenen, die de Groot en andere aanzienlijke Remonftranten bewoog, om zich liever na Frankrijk te begeeven , dan. in Braband te blijven, Was het naderend einde van het Twaalf jaarig Beftand. De (*) Brandt Leeven van de Groot, bl. 280enz. Grot. £pift. p. 136.144. Bramst Ref. IV. D.bl. 824. Mauriïi, S:a« van 't Gemeenebest bij het eindigen van 't Beftand.  4#S GESCHIEDENIS De Verèènigde Gewesten zagen met ongerustheid dat tijdlïip naderen. Zij waren verzwakt door de inlandfche onlusten. Een goed aantal der verdrukte Partije was voor 't Gemeenebest "verlooren, door eene opgelegde of vrijwillig verkoorene ballingfcbap. Die in 't Vaderland waren gebleeven , dagten en betuigden zelfs, dat zij alleen een ander juk droegen , en Helden weinig belangs in een Vaderland, 'twelkzich omtrent hun als eene Stiefmoeder gedroeg. De Vaderlandlievende ijver , de ziel der Gemeenebesten , verkoelde onder hun, die daar in voorheen blaakten. De bovendrijvende Partij hadt aan haar hoofd Mannen, meer geheld op hun Hof te maaken , en gunsten uittedeelen , dan lettende op 't belang van den Staat. Zij waren verre van éénsgezind. Aarsens, de voornaamlte , was haatlijk geworden door zijne trotsheid en onbefchoftheid. Zij konden hem niet vergeeven , dat hij, in eenen onderfcheptcn Brief, hun behandeld hadt als Lieden zonder verdiensten. Van tijd tot tijd plakte men Schotfchriften aan , om hem en zijnen aanhang ter algemeene verguizinge te hellen , als werktuigen der Dwinglandij. • De Catholijken , die nog een groot getal der Inwoonderen uitmaakten, werden met meer hrengheids behandeld: en, beterfchap van hun lot onder eene andere Regeering hoopende , zagen zij met genoegen den voorfpoed der Spaanfche Wapenen in Duitschlarj, Men begon te vreezen, dat de Verèènig¬ de Gewesten niet in haat zouden weezen, om Spanje het hoofd te bieden, en het daar tegen uittenouden; en Maurits.  öer NEDERLANDEN. 4Ó9 en hadt de dwaasheid gehad, om te rekenen op den bijftand des Konings van Engeland, wiens character zwak en weiffelend bleef (*). Het Hof van Frankrijk betoonde den ouden ijver niet. 't Was gedagtig aan de weinige agting , betoond voor de aanzoeken, ten beste van Oldenbarneveld, en de klagten tegen Aarsens, dien zij een Bedrieger noemden, en geftraft wilden hebben : den Franfchen Afgezant verbiedende, met hem te handelen in vreemde Landen, wanneer de Staaten hem daar henen mogten zenden (f). De Krijgsmagt was in aantal niet alleen geringer dan die des Vijands , maar de Soldaaten waren door de rust eens zo langen Beftands verzwakt, en derKrijgsoverffen moedwasmet de Vaderlandliefde gedaald. De tijd des Beftands hadt de geheugenis van de wreedheden der Spanjaarden verflauwd , en den haat, die, voorheen , de geesten dermaate verbitterde, doen flijten. De ftaat der Geldmiddelen was in groote wanorde. Die van de onderliggende Partij klaagden bitter, dat men fchatten verfpild hadt, om eene Regtbafik aanteftellen tegen de beste Liefhebbers des Vaderlands , en eene Kerkvergadering te houden , om Godgeleerde Gefchilpunten te befltsfen. Zij begreepen, dat men, in (*) Carleton. III. p, 278. 34.2. 393. Capelle Gedenk f. L. 1. p. 17. (f) Aitzema, I. bi. 40. Grot. Epi/i. p. 133.136.137. Siri Mem. reeond.V.iji. Wagenaar V&derl. Hift. X. D. M. 420". - Mburits»  tfo GESCHIEDENIS Maurits. Handel ir Brabana met de Rtmonflranten. in ftede van Geld te befteeden tot den Krijg in Bohemen en de Palts, 't zelve hadt behooten te befpaaren tot verdeediging van den Staat. De werkloosheid van Maurits, in 't gezigt van den voorfpoed der Spaanfche Wapenen, fcheen een liegt voortekenHij verlangde alleen , zo duidde men zijn bedrijf, om een nieuw Beftand te fluiten , deels om zijne Duitfche Staaten te bewaaren ; deels om zijn reeds behaalden Krijgsroem niet in de waagfchaal te ftel- len tegen een Veldheer, als Spinola (*). De Spanjaarden en de Ingezetenen der Ooftenrijkfche Nederlanden vielen de Onderdaanen van den Staat dikwijls op Zee aan, en bragten hun groote fchaade toe: hier van werd fcMvergoeding verzogt , doch niets behoten (f)- De Aardshertogen hadden', in 't voorleden jaar, de Remonftranten, die zich in Braband ophielden, aan de Spaanfche zijde poogen overtehaalen doorPiEter Pekkius , Kanfelier van Braband , Uitenecsaard te verftaan geevende, dat men niet ongeneegen was, om , in de Plaatzen , welken men op de Staaten zou veroveren , den Remonftranten vrijheid van Godsdienst toeteftaan, en huis zelfs in dc Regeering te hellen: hoewel omtrent dit laatfte nog niets befloten was. Spinola , de Spaanfche Gezant , en de (*) Carleton, III. p. 278. 280. 392. Capelle Cedenkf, ï. bl. 14.17. (t) Van den Sande , VI. bl. 87. Baudart Mem. IX. bl. 6. 7. 95-  öer NEDERLANDEN. 471 Penfionaris van Antwerpen hadden desgelijks met hem gefprooken. De aanbiedingen van een Jaargeld en een papier vol Gouds wees deeze Balling van de hand , en beantwoordde de vraag van Spinola , of Graaf Hendrik van de zijnen was ? met te zeggen. „ zulks niet te vveeten ; maar te vermoeden , dat ,, zijne Doorlugtigheid niet ongeneegen zijn zon, 5, om de Remonftranten te helpen , indien hij kon» de (*)." Toen het Beftand ten einde liep, vaardigden de Aardshertogen, den geaielden toefiand der Verèènigde Gewesten kennende , den Kanfelier Pekkius met een aanzienlijken floet derwaards af. Dan , noch deeze, noch zijn Characler, als Afgezant, kon hem hoeden tegen de balddaadigheden van 't Gemeen te Delft, 't welk hem met Beenen en firaatvulnis wierp, als hij door die Stad trok (f). In den Haag gekomen, voerde hij eene lange reden bij de Staaten, om dezelven overtehaalen , dat zij zich met de Tien andere Gewesten zouden veréénigen , en één zelfde Lichaam onder één Hoofd maaken. Hij waagde dit vreemd voordel niet, dan om te toonen , dat Spanje niet geheel en al van zijne eifchen hadt afgefiaan; en om, teveel vraagende, iets te kunnen laaten afdingen. Maar de Algemeene Staaten en Maurits konden na geenerlei voorllagen, tot Vredes-onder- han- (*) Uitenbogaard Leeven en Verantw. XIV. bl. 279. s86. (t) Brandt, IV, D. bl, 5 \\ enz. Mauritsï Voorflag van den Kanfelier Pekkius.  47* GESCHIEDENIS Maurit?. handeling hrekkende, met voeglijkheid Imiteren, dewijl zij den fchijn gaven van het ftelzel der thans verdrukte Partij goedtekeuren: waarom zij dien wijdgaapenden voorflag met de uiterfte verontwaardiging verwierpen. Twee dagen daar naa verklaarden zij, „ dat de Souverainiteit der Verèènigde Nederlanden „ ontwijfelbaar en onbetwistbaar toebehoorde aan „ hunne Hoogmogenheden en aan de Staaten van elk , Gewest in 't bijzonder-, dat zij deeze Souvcraini„ teit hadtien verdeedigd tegen allen, die ze hadden „ willen betwisten, en nog zouden verdeedigen te,, gen ailen, die ze zouden aantasten , of voorwen„ den , dat ze eenen anderen Prins toebehoorden s" voorts betuigende , ,, den voorflag des Kanfeliers „ vreemd, ongegrond en ondraaglijk te vinden, als komende van de Aardshertogen, die de Staaten ,, voor Souvcrainen en de Landen voor Vrije Landen „ erkend hadden: eene erkentenis, door den Koning „ van Spanje bekragtigd , en op welken voet zij „ voor zodanigen gehouden waren door de groothe „ Koningen cn Mogenheden, en de Gemeenebesten, „ met welken zij Verbonden hadden aangegaan „ Eindelijk allen, die, in het toekomende, de Op„ permagt der Verèènigde Gewesten op eenigerleie „ wijze zouden zoeken in twijfel te trekken , onbe., kwaavn oordeelende , om tot eenige onderhande„ lingen met hunne Hoogmogenheden te worden toe., gelaaten." De Staaten van Holland hadden, in 't eerst, geoordeeld , dat men in dit antwoordverklaaren moest, ook Pekkius onbekwaam te houden,om meer  der. NEDERLANDEN. 473 meer met de Staaten te handelen ; doch Gelderland, Friesland en Overijsfel, als mede Stad en Lande, konden hier toe niet verftaan» waarom het agterbleef. Hij kreeg , egter , geen nader gehoor , en vertrok met het bekomen antwoord na Braband, tot de Grenzen begeleid door Soldaaten , om hem tegen de onbefchoftheden des Gemeens te dekken. Doch , eer hij vertrok, hadt hij een bijzonder mondgefprek met Maurits: en 'er is'er, die denken, dat de Onderhandeling heimlijk is voortgezet door middel van eene Dame. Men deedt, van tijd tot tijd , openingen, om een tweede liefland te treffen. De vijandJijkheden waren ook, in 't voorjaar, van weinig beduidenis, zich bepaalende tot eenige fchutgevegren tusfchen de wederzijdfche Partijen in Braband, in Vlaanderen , en verder op de Grenzen (*); De dood des Konings van Spanje, Philips den ] III, welhaast gevolgd van die des Aardshertogs Al- 1 bertus (f), bragt ook desgelijks veel toe, om de Krijgs- \ verrigtingen met min ijvers voorttezetten. Philips ' de IV. volgde zijnen Vader op , den ouderdom \ van zestien jaaren bereikt hebbende , en de Aardshertogin Izabella vondt zich thans alleen aan 't hoofd (*) Van den Sande, VI. B. bl. S8. Aitzema , I. bl. 17. Wassenaar Hifi. Verh, I. D. f. 20-22. 74. 75. Wagenaar Vaderl. Hifi. x. D. bi. 420. Capellk I 11 Ï65. (t) Philips ftierf op den 3r. van Lentemaand , en Albertus den 13. van Hooimaand, V.DeeLn.St. M Maurits* )ood van 'iiilips 'en 111. n den Vardsherog Al- ertus.  GESCHIEDENIS Krijgs- verrigtin- gen. rIaurits. hoofd der Ooftenrijkfche Nederlanden. Schoon deeze jonge Vorst eene groote verandering aan zijn Hof maakte, volgde hij zijns Vaders voetflappen, in alles op zijne Gunstelingen te laaten aankomen. Gaspard Gltsman d'Olivarez kreeg het roer des Rijks in handen, *t welk dc Hertog van Lerma voorheen gehouden hadt. Maar Izabella , fchoon zij alleen den tytel van Landvoogdesfe droeg , en dien van Aardshertoginne, met het aanneemen van 'tgeestlijk gewaad, afgelegd hadt, hieldt zelve denteugel der Regeeringe. Deeze twee fterfgevaüen deeden veelen in de Verèènigde Gewesten denkeu , dat men het Behand zou hebben kunnen verlangen , wanneer men eene Onderhandeling, hoe buitenfpoorig de eertte eisch van den Kanfelier ook ware , niet te brusk hadt afgebroken. Doch, daar de Staaten twee Vlooten hadden uitgerust , de eene omin de Middenlandfche Zee, en de andere om voor Duinkerken, tc kruisfen, en hunne Landrnagt desgelijks vermeerderd (*), dagt Spinola hun te moeten voorkomen. Zijne verraadelijke verhandhouding in Thiel, reeds voor het uitgaan van 't Beftand aangevangen met een Geldersch Edelman, eenen Amptmanen een Schout, werd ontdekt eer net Beftand ten einde liep: en zij, die aangenomen hadden, hem deeze Stad te leveren, moehen het, in den Haage,ma den hals boeten (t> Spinola dagtin de Veluwe te drin- (•) Aitzema, I.bl-40. Velius Hoorn, bl. 600. (•j) Sententien van % Mom, E. van Öotbtrgen en A. van Eindhouds, lóai.  der NEDERLANDEN. 47$ dringen; doch, Maurits hem den doortocht belettende, viel hij in Gelderland, vermeeherdc het/7»» te Reide , en floeg het beleg voor Gulik , 't welk Staatfche Bezetting in hadt, tot den aanvang des volgenden jaars het beleg doorftondt, en toen , bij mangel van voorraad en ontzet, werd overgegeeven. Het verlies van het Huii te Reide kwam den Bevelhebber op 't leeven te ITaan. 't Zelve behoorde aan Kloris van Boetzelaar , Heer van Odenker* ke. Deeze, in 's Vijands handen gevallen zijnde, werd gedrongen , den Bevelhebber te fchrijven , dat hij het Huis zou overgeeven. De laatstgemelde hadt last van de Algemeene Staaten, om dien Heer te gehoorzaamen, en oordeelde dus geenen wederltand te moeten bieden. Die orde verontfchuldigde hem niet bij Prins Maurits: men begreep , dat ze alleen op Burgerlijke en niet op Krijgsmansgehoorzaamheid zag : de Krijgsraad veroordeelde hem, om onthalsd re worden (*> Min geluks vergezelde der Spanjaarden aan (lag op Sluif : de dapperheid der Zeeuwen en een zwaare regen deeden bun , met verlies van veel manfchaps, aftrekken (f). De voorfpoed vergezelde de wapenen van het Huls van Ooftenrijk in Duitschland. De ongelukkige Koning van Bohemen vondt zich verlaaten van den Koning van Engeland en de meehe Rijksvorhen. Het was (*) Refol. Holl. 1611. bl. 170. Mem. de Fred. Henry, p.2-5. Aitzema, I p. 49.50.76. Wassenaar, I. f. 79. Ct) Wassenaar, I. f. 12. M 2 Maurits»  Maurits. Overwinningenvan het Huis van Ooftenrijk in Duitichiand. 476 GESCHIEDENIS was met zijn Keurvorftendom gedaan geweest, hadt hij geen twee Mannen op zijne zijde gehadt, die door hunne dapperheid en zonderling characler veel gerugts maakten. De één was de Graaf van Mansfeld , natuurlijke Zoon van Pieter Ernst van Mansfeld , Bevelhebber van Luxemburg. Naa met roem het Huis van Ooftenrtjk gediend te hebben, ging hij over tot de Proteftantfche Rijksvorften , en hieldt, eene geruime wijle , den opgang van Ferdinand in Bohemen tegen. Hij voerde bevel over een zwervend Leger, 't welk geen geregelde foidy trok, en alleen behondt van willekeurige afpershngen der genen, die het bijhand verleende , of van roof, op Vriend en Vijand behaald. De dapperheid deezes Legerhoofds grensde zeer na aan roekloosheid. Zijne Aa; hangers noemden hem den Ulysses van Duitschland, en zijne Vijanden deAmi.a dei' Christenheid: hij verdiende beide deeze benaamingeu door zijn vondrijk vernuft, om hulp- en redmiddelen te bedenken , e:i door zijne trouwloosheid en woestheid. Chris haan van Brunswijk, bijgenaamd de Dolle, vertoonde zich , ten zelfden tijde, op het tooneel, cn overtrof Mansfei.d in wreedheid , voerde , gelijk deeze, den oorlog op de wijze der 'Partaaren en Arabieren , en durfde den naam van God gebruiken , om eene volflagene barbaarsheid te wettigen: hij liet zich den Vriend van God en den Vijand der Priefteren noemen, en vermeefterde het rijke Bisdom van Halberftad. Niets bleef voor zijne woede verfchoond, en viel deeze, bovenal, op de Catholijken en  der NEDERLANDEN. 477 en Geestlijken. In de Hoofdkerk te Paderborn de twaalf Apostelen in Standbeelden van Zilver aantreffende , was zijn fmaadend woord : Hoe '. vind ik u hier? Ik zal u leer en het bevel van onzen Heer te gehoorzaamen , om door de geheele Wereld te gaan: en hij liet ze tot Geld munten. —. Wanneer deeze dolleman de Partij van Frederik gekoozen hadt, ging hij den Prins in den Haag begroeten, en betuigde , de Ridder te zijn van de Koninglijke Keurvorftinne. In eene vlaag van galantery , overeenkomhig met zijnen brusken en geweldigen aart, ontrukte hij eene Handfchoen aan de Prinfesfe , bondt ze op zijn Hoed , en zwoer , die te zullen draagen tot dat hij haar in haare Staaten herfteld hadt. Maar die woeste en zijn Medehander Mansfeld deeden meer, om de rampen van Duitschland te vergrooten , dan om het evenwigt des Rijks te herhellen, 'c welk door den verbaazenden voorfpoed van 't Huis van Ooftenrijk verfchrankt was. Zij vertraagden alleen het geheel verlies van de Palts. De Hertog van Beijeren voor den Keizer , en de Graaf van Tilly voor Spanje , voltooiden, in 't volgende jaar, de vermeellering , door het inneemen van Manhéim. Heidelberg en Frankendaal. Zij flo'egen geen de minste agt op de Wapenfchilden van Engeland, die Koning Jacobus aan de Poorten dier Piaatzen hadt doen ophangen , om ze onder zijne befcherming te neemen. Die Vorst wilde altoos onderhandelen, orn dat hij een afkeer hadt van den Oorlog: en zijne Onderhandelingen liepen altoos kwalijk af. Het Hof M 3 van Maurits.'  478 GESCHIEDENIS Maurits spinola': mislukt beleg vni Bcfgen ep Zoom van Spanje hieldt hem fleeds op den tuil met het Huwelijk tusfchen zijn Zoon en eene Dogter van Philips d;;n lil. Hij maakte zich daar door de fpeelbal en fpot van geheel Europa. In eene Klugt, te Brusfel geipeeld, werd een Bode ingevoerd, tijding brengende, dat 'er een groot Leger in aampgt was , om Frederik te onderfteunen. De Koning Van Deernmarken moest aan 't zelve honderdduizend vaten Boter, de Hollanders honderdduizend Haringen, en de Koning van Engeland honderdduizend Ambasfadeurs leveren (*), ; De Ingezetenen der Ooftenrijkfche Nederlanden verbijsterd door den glans van zo veele rchitterende ' yoordeelen , begonnen die der Verèintgde Gewesten ■ te veragten. Spinola hadt, om dc Staaten te verbaazen, eenen gewigtigen Krijgstocht ondernomen, en 't oog op Bergen »p Zoom gèQagen. De vermeefterin* dier Stad zou hem den weg baanen na Zeeland, en het bemagtigen van Lillo, 't welk de vaart O? Antwerpen belette, gemaklijker maaken. Om de onzen te misleiden , zondt hij Graaf Hendrik van den Berge na Kleefsland, die Goch veroverde. Maurits deedt, tot dekking der gedreigde Plaatzen, Hét meerendeel der Bezettinge uit Bergen op Zoom trekken. Spinola , ziende dat zijne Krijgslist boven hoop gelukte, vaardigde Vei asco zï,om SteenIer gen aantetasten , 't welk zich terllond overgaf. 1 Dan (») Bougeant Hift.lTenph.lM.66.^0. LeVassor, Liv.XVII.p. =38.243. Capelle, I.t>l,i?3-2°'-  der NEDERLANDEN. 479 Dan de aanval op deeze Stad deedt de onzen natuurlijk voor Bergen op Zoom vreezen, en zij 'hadden gelegenheid 5 om 'er manfchap en leehogt in te brengen. Door deezen onderhand bleef de Stad behouden. Vergeefsch belegerde Spinola dezelve; de aanvallen, welken hij behondt, en de uitvallen, die hij moest verduuren, waren zo bloedig, dat hij zich genoodzaakt vondt, het beleg optebreeken , naa 'er bijkans vier maanden verkwist en meer dan twaalfhonderd man verlooren te hebben. Ondanks dit verlies , durfde Spinoia den Prins van Oranje tot een geregelden Veldflag uitdaagen. Men wil, dat deeze daar op zou gezegd hebben: s, Mijn oogmerk was , ,, Bergen op Zoom te ontzetten : ik ben voldaan: ,, het winnen van een Veldflag behoort niet tot mijn „ plan (*)." Veel tot deeze gelukkige gebeurtenis bragt toe de aankomst des Graaven van Mansfeld en des Prinfen van Brunswijk. Die twee Oorlogslieden, uit de Palts verdreeven , hadden met het overfchot huns Legers Frankrijk ontrust. Don Gonzales de Cordua hadt hun bij Ficury, in 't Graaffchap Namen , flag geleverd, waar de Hertog van Brunsrvijk een arm verloor. Zij waagden het, een vijandlijk Land doortetrekken, en voegden zich bij het Leger der Staaten, die de overgebleevenen in foldij namen. De verloshng van Bergen op Zoom en het hemeemen vaa (*) Mem. de Fred, Fleurj, p. 8-16". AlTZEMA, I. bl. 117 w—-125. Capelle, I. bl. 93. 97. M 4 Mauritj. Voorfpoed der S'aatfche Wapenen.  4Sü geschiedenis Mauwt*. Oos'friefche Onlusten. van Steenbergen vertroostten Maurits wegens het verlies der nieuwgebouwde Sterkte Paapenmuis , en bet niet kunnen uitvoeren zijner heimlijke oogmerken , het verrasfen van 'f Hertogenbosch , Hulst, of Jntwerpen (*). Der Staaten moed was , daarenboven, opgewakkerd door bet wel gelukken der invallen in Braband. Frederik Hendrik en Marquette voerden dit uit met ligte Benden. Verfcheide Dorpen werden verbiand, en brandfchatting van anderen geheven. De onvoorzigtigheid, van , in diervoege, dien geheelen fchoonen Oord te laaten bloot liggen, om verder afgelegene invallen te doen, was de eenige misflag niet der Spaanfchen. Men denkt in 't algemeen , dat zij Bergen op Zoom zouden bemagtigd hebben , hadden zij den Staatfchen geen tijd gegeeven , om 'er verherkiug in te brengen. Deeze mishagen hadden voor hun de deerlijkhe gevolgen , dewijl in dien Veldtocht een goed deel van de beste Spaanfche Krijgsmagt omkwam (f). De Algemeene Staaten , boven vcrwagting gelukkig , betaalden den Graaf van Mansfeld ; doch, daar'de Krijgsknegten van deezen Veldheer zeer lastige gasten waren, zogten zij zich van dezelven,ten koste hunner Nabuuren, te ontflaan, zonder ze nogthans aftedanken. Zij vonden zich toen in gefchil met (•) Aitzf.ma, I.p.n6 132- Mem.deFred.Henr. p.16.1;. Capell.I.W.6«.7«- Wassen.IV. D.f.72. r|) Mem. de Fred. Henr. p. 17. Aitzeua, I.bl.17?. i77. CArixL. I. bl.62 7%r  dér NEDERLANDEN. 481 met Enno , Graaf van Oostfriesland. Die Prins, altoos ongelukkig in zijne gefchillen met zijne Onderdaanen , was door hun, in den jaare MDCXVM, in hegtenis genomen , en 'er niet uit geraakt, dan door bemiddeling der Staaten, die op eenige Plaatzen van Oostfriesland Bezetting hielden, en weezenhjk meehers van 't Land waren. Enno liet niet af van het opontbieden dier Bezettingen te verzoeken. De Staaten willigden dit niet in, veele voorwendzeis, waar aan het der Heerschzugt nooit ontbreekt, bijbrengende. Doch , toen de Graaf hulpe tegen hun verzogt bij den Koning van Engeland, en gehoor vondt aan de Spaanfche zijde , met welken hij Briefwisfeling hieldt, viel Mansfeld, zo men wil, niet zonder kennis van Maurits en van de Voornaamhen nit de Regeering der Verèènigde Gewesten , .in Oostfriesland, eischte driemaalhonderdduizend Rijksdaalders van GTaaf Lnno , of overlevering zijner vaste Huizen , van welken hij zich binnen kort meefter maakte , en den Graaf op één derzelven zo goed als gevangen hieldt, het Land rondsom afioopende. Gerugfteund, en onder de hand betaald, door de ijraaten, om de Spanjaarden afteweeren, bleef hij tot het volgend jaar MDCXXIII. in Oostfriesland , zomtijds eenige hrooperijen in Westphalen aanregtende (*). Maar, dewijl de Graaf van Tilly tegen hem in aantocht was , kreeg Hertog Christiaan van Bruns- w'ijk, (*) Mem. de Fred, Henry , p. 17.18. Aitzema, I. P.230. 231. M 5 Maurits.  /rs2 GESCHIEDENIS Maurits. •ri k, desgelijks door de Staaten onderfteund, en met den tytel van Luitenant-Generaal in Neder faxen vereerd, last, om hem bijteflaan. TiLtT , de verééniging dier twee gedngte Vijanden willende beletten , fpoedde fterk zijnen weg. De Hertog zogt, dewijl hij een opgeraapt en ongeoefend Leger hadt, eenen flag te ontwijken; maar Tilly drong zo fterk op hem aan , dat hij genoodzaakt was, dien te leveren bij Stadloon , in Munferland. 's Hertogs Leger, fchoon het talrijkfte, kreeg, bij deneerftenaanval, de nederlaage , met verlies van veel volks aan dooden en krijgsgevangenen. Zijne gekeele Bende zou verftrooid geraakt zijn geweest, als hij geene gelegenheid gevonden hadt, om het overfchot nai?r;/voort te brengen, waar Staatfche Bezetting lag. Hij voegde zich naderhand bij Mansfeld. Tilly zou zijne overwinningen voortgezet hebben tot in Oostfriesland, hadden de Staaten de Bezetting te Embden niet verfterkt, en hadt Mansfeld den voorttocht niet belet, door het Land onder water te zetten. Daarenboven werd hij met Manfchap en Geld onderfteund door Frankrijk ; doch deeze onderhand kon niet verhinderen, dat hij, in den aanvang des jaars f.lDCXXlV, verflagen werd. De Staaten be¬ dienden zich van die gelegenheid, om met dien Gelukzoeker te handelen, die hun de Steden en Sterkten overgaf, en voor drieinaalhonderddtiizeDd Guldens meefter liet van geheel Oostfriesland. ZeJdzaame gebeurtenis in de daad I Het ongeluk van één hunner Vrienden helde hun dit geheel fchoon Gewest in  der NEDERLANDEN. 483 in banden, 't geen hun ten herken fchutsmuurftrekte regen de Keizerfchen en Spaanfchen. Mansfeld, door Frankrijk geholpsn en aan 't hoofd eens nieuwen L&rers geplaitst , hieldt het nog eenigen tijd tegen het Huis van Ooftenr'ik: altoos gehagen, maar altoos na den ftag vree;lijker, deedt hij dieMogenheid beeven, tot dat hij, in den jaare MDCXXVI, door eene Longeziekte fchieüjk werd weggerukt. Hij was zeker een onverwinneüjk Veldheer geweest, hadt hij heter Legermngt onder zijn bevel gehadt; en een groot Man, hadt hij de Regten der Menschlijkheid beter in agt genomen ! Ongetwijfeld was hij een Held, wanneer die naam voegt aan vernuft, geduld, en de gelukkige bekwaamheid, om nieuwe Legers op de been te brengen (*). (*) Mem de Fred. Heury , p. 18. Aitzkma, I. D. bl. 230. Puffend, de reb. Suec. Liv. I. Sect. 42. Capelle Gedenkf. I. bl. 109.177. IÜ5.191.226. 229. Bou> ceant , LiV. II. Maurits.  «fe GESCHIEDENIS "M ts in'tgs rust bezit der Oppermagt. £*) BrandtRegtspl. Carleton, III. p. 297. 342.404, Zevende T ij d p e r k. Zantenzwetring der Zonnen van Oldenbarneveld tegen Maurits. Verdrag met Frankrijk en Engeland. Beleg van Breda. Dood en Charafter van Maurits. Staatsled uur en Geldmiddelen. Krigsmagt. Voortgang der Oost- en West-Indtfcne Maatfchappije. Godsdienst. ■ Zeden. Kunsten , IVee. tenfchappen en Ontdekkingen. j^cmoN Maurits zonder tegenkanting de vrugten van zijn befiaan plukte, was zijne magt alleen op vrees gegrondvest. Op den eigenlten dag der dDodftraffe van Oldenbarneveld zag men eenige Verzen aangeplakt, vol verwijts, en 't ontbrak niet aan Schriften , ce haatlijkheid deezes bedrijfs met eigene en zeer zwarte kleuren fchilderende. Middelen, zeer gefchikt , om het Volk tot ophand aantezetten tot het herkrijgen der verloorene Vrijheid ; en , gelijk in één derzelven ftaat, ., den Engel'schman,die ., de Eerokkeners en Werktuigen der Dwinglandije ,, onderfteunde, in zijne fchulptedoen kruipen (*)." Maar alle deeze beweegenisfen hielden bijkans zo fchielijkop, als zij onrftonden. 't Gezag van Maurits en  DEa NEDERLANDEN. 4S5 en zijne Krijgsmagt waren te overgenoeg, om deeze laatfte en zwakke poogingen der ftervende Vrijheid te fluiten. Dan , hoe kon Maurits, naa de geweidigfte en gevaarlijkfte driften van Godsdienst- en Vrijheids-ijver getergd te hebben, zo gerust blijven? Van waar bragten deeze twee driften, door togt na wraak gewet, geen grooter gisting voort in zulk een aantal van Afgezetten en Verbannenen * Ongetwijfeld hebbe men dit, voor een gedeelte , toetefchrijveu , dewijl deeze Partij altoos uithak door beginzelen van zagtmoedighe'.d, gemaatigdheid en geduld , deezen beftuurden heeds der meehen gedrag. Ware de andere Partij de onderliggende geweest, men hadt een ander tooneel geopend gezien , op 't welk de tesenovergeftelde gemoedsbeweegingen de hoofdrol zouden gefpeeld hebben. Geen leed fcheen Maurits te dreigen , wanneer, : op 't onverwagtst, eene Zamenzweering tegen hem '' aan den dag kwam, beraamd door de twee Zoonen 1 van Oldenbarneveld, Willem en Reinier , de cr eerhe Heer van Stoutenburg, de k.athe Heer van \ Groeneveld. Stoutenburg , fchoon de jongfte, t was het hoofd der Zamenzweeringe; een Man, van r een doldriftigen en losfen aart, die zijnen Vader veel moeite veroorzaakt hadt. Dikwijls liet hij zich, door gevoeligheid over den deerlijken uitgang zijns Vaders , fcuampere uitdrukkingen ontvallen. Eén trek van hem, toen de Keurvorst van de Palts de Kroon van Bohemen aanvaardde , kan ons zijn character keren. Hij hadt niets meer over.dan één goed Paard, Maurits, 'amen- weering egen Iaurits oor de 'oonen an Ol- enbare /elu.  436 GESCHIEDENIS Maurits. Paard , en zette het tegen eene groote fomme, weddende , dat , binnen kort, de Neef van Maurits uit zijn nieuw Koningrijk , en zelfs uit de Palts, zou verdreeven worden. Maoj its , hier van verwittigd. betuigde, z jn beste Paard te willen verwedden , als die kwaaKHiAk. neveu> deedt t* rogge denken, en dit zeggen afpectre: Ttem dt mr diH:rJ:r;: Ur'S-:. > R^i G-' J> ra '"' * 'tetmtmckU *nder C*> Eén eer §roo:e Sraaisregekn van OrpWifiPr w-z vr:? jtwe-: , ec-e maare verreis bet Hof Tan Frmmkrijk te onderbeden. Maar, behaW -i.-.irtz "ii: :? ée" -= ':-.±:iii..zz \zz i:z H;:\ v:re: b=: reien van klir.a orer dc r^iibmddingen der Frmmfcbe Schepen in Eanf en Imdiéi cve: de poerde::.. n:::^:rd. :~ K~gibeb:=::=:i toetcichikken aan de Oproerige» in RtcbeOe esaLsm; i.5 -=ie :v:: v=::.z=:ic bxienicGcfcbE:* - . 1 .... lizi-zz-i v.r. v=:-.vi;ier:zèe bsiien te : _-=.v.:V. . :c .e: :—va den S-it te vergeeten: dewip de Gtuistelmgen, dxFrcmkri k nzuzziz, ;ee-:iiwii-he:_ e zijns Zoons na Spanje, waar die Prins, wel verre van zijn beoogd Huwelijk met de Spaanfche Prinfes voorttezetten, ten fpeelbal der Spanjaarden geworden was, maakte, dat Jacobus de ijdelheid zijner verwagtinge ontdekte. Zich fchaamende , dat hij zijn Schoonzoon hadt laaten berooven door eenen listig gedaanen Huwelijks - voorflag, zegt hij zich met kragt te wreeken. De Staatea pasten op dit getijde ■, en vaardigden een buitengewoon Gezantfchap na Engeland af, waar zij een Verbond floten , voor den tijd van twee jaaren ten minden, ftrekkende tot verzekerdheid der wederzijdfche Rijken en Staaten , en om 's Konirgs Schoon- (*) Wage.vaar faderl. Hi/1. X, D.bl. 495. 49°"- A;t. zema, I. bi. 284. 251. Du Most , Tom. V. P. II. p. 461. 463.  der NEDERLANDEN. $or> Schoonzoon , den Keurvorst Paltsgraaf, in deszelfs Waardigheden en Goederen te doen herftellen. De Koning ftondt den Staaten toe, zesduizend Man in zijn Koningrijk te werven, die door den Koning betaald zouden worden; mits heinde Staaten, naa het eindigen des Oorlogs, 't zij door eenen Vrede , of door een langReftand, de uitgefchootene penningen voldeeden. De Staaten verbonden zich, den Koning, in gevalle men hem, in zijne Rijken, dén Oorlog aandeedt, met vierduizend man te zullen onderfteunen , te betaalen door de Staaten , die ook , naa het eindigen des Krijgs, hun verfchot van den Koning zoudente rug ontvangen. Daarenboven deedt de Koning twaalfduizend man werven , die onder den Graaf van Mansfeld zouden dienen , om de Palts te herwinnen. Mansfeld zelve , na Engeland overgehooken , om deeze werving te bevorderen , kwam voor Calais; doch 't werd hem geweigerd, met zijn Volk aan land te komen : hij wendde na Zeeland, waar bij foortgelijke zwaarigheden ontmoette. Terwijl men deezen zogt uit den weg te ruimen , hierf het Volk, door ongemak, op de Schepen in grooten getale. Men helt vast, dat 'er niet meer dan een derde overgebleeven was, toen zij , eindelijk , verlof kreegen , den voet-aan land te zetten, daar ze nog meest verliepen, of onder de zesduizend man, te vooren geworven, geftoken werden (*). Mau- (*") Aitzema, I. bl. 278. Capelle Gedenkf.h bl.325. 337- 35a- O 3 Mabrits.  5i« GESCHIEDENIS' •VTaurus dood. Maurits leefde niet lang genoeg , om de vrugten deezer twee Verbintenisfen te plukken. Naa Gennip weder ingenomen, Kleeve bij Verdrag herkreegen, en de verlosfing van Breda vrugtloos beftaan te hebben, waagde hij eenen aanflag op Antwerpen, en hadt reeds twaalfhonderd man als Spaanfchen gekleed , om de Boeren te misleiden gefchikt, tot bij de Stad gezonden. Zij beklommen , bij nagt , de Wallen; doch werdén ontdekt, en afgeweezen. Dit mislukken deedt het hartzeer van den Prins fterk groeijen. Hij-keerde, zieklijk, naden Haag, in't najaar, en zukkelde den ganfchen Winter; met het voorjaar nam zijne kwaal, gepaard met eene verftopping' in de Lever , toe, tot dat deeze hem , in 't achtënviji'tigfte jaar zijns ouderdoms , op den dtieentwintigften van Grasmaand des jaars MDCXXV, wegrukte. Bosebman , geweeze Voorzitter op de Synode te Dordrecht, ftondt hem bij in zijn uiterfte , en verklaart in zijn verhaal van 's Prinfen affterven, dat hij , met berouw, over zijne zouden , met een voorneemen ter verbeteringe , en met de hoop op vergeevinge, gevestigd alleen in deverdienften des Heilands, overleden is : verklaarende , dat men aan zijne zalige verrijzenisfe niet te twijlelen hebbe (*). Het ftaat den Gefchiedfchrijver, het ftaat niemand vrij . hier over zo beflisfend te fpreeken. De Gefchiedkunde befchouwt en beoordeelt hunne daaden. En, (*) AlTÏEMA , I. bl. 375. 385»  der. NEDERLANDEN. 511 En, indien Oldenbarneveld onverdiend het fchandelijk Schavot betradt, indien de middelen, om hem van kant te helpen, verkragtingen van regt , en geweldtnaarijen waren , kan hij Maurits niet regtvaardigen. 't Was de Godsdienst ontëeren , te beweeren , dat deeze blijkbaar onregt en dwinglandfche daaden wettigde, 't Is dien eere geeven, wanneer men de geveinsde Heerschzugt het masker, waar mede zij zich zoekt te dekken , afligt, en deeze in alle haare affchuwelijkheid vóórhelt. Dit is van zo veel te meer gewigts, daar men grond heeft, om te denken, dat Maurits nooit zijnen roem dusdanig zou bezwalkt hebben , indien eerlooze Vleijers en doldriftige Godgeleerden hem niet hadden aangeraaden, den Godsdienst in 't fpel te brengen , als een bekwaam voorwendzel, om zijne oogmerken te regt' vaardigen , en te gemaklijker doortezetten (*). De vrees voor fchande, één der herkhe wederhoudende teugelen der genen , die in hoogheid gezeten zijn, zou de heerschzugt, hem natuurlijk eigen , bedwongen hebben. , Deeze overmeeherende drift vervoerde hem, die eenen vuurigen en oploopenden aart bezat, en door de ruwheid van het Krijgsmans leeven nog bet aangezet tot de verregaandfle uiterhen Niets kon zijne gevoeligheid omtrent de zodanigen, die zijne ontwerpen dwarsboomden, maatigen. Dc Wraak- en Heerschzugt, door de bcpaalingen des Staatsbehuurs beperkt , bragten in een hart , voor heen (*) V Nut der Stadksud. Regeering, bl.T44.-147. O 4 Mauritï. Bijzonderheden , het Charaéter van Maurits betreffende.;  512 GESCHIEDENIS heen 3 tot bruskheid toe, vrij, ontveinzing voert, en huichelaarij, gepaard met wreedheid (*). Men hebbe zich, overzuks, niet te verwonderen, dat Maurits , in 't laatst zijns leevens, fomber, agterdogtig, wraakzugtig en haatdraagend werd, en zo jaloers op zijn gezag, dat een raad, van de Staaten komende , alleen daarom van hem verworpen wierd. Op zekeren dag vervoegden hunne Afgevaardigden zich, op de onderdaanigfte wijze , bij hem , om zijne bevelen te verzoeken tot het volvoeren van zekeren aandag. Doet, fprak hij , op een norfchen en Laconifchen toon, wat gij wilt; vjat mij betreft ik wil niet (f\ De fchavergoedingen, welken hij aannam, om tot het Beftand te ftemmen , toonen, hoe weinig hij zijne driften wist te beteugelen ; de geiingfte verliezen gingen hem aan 't hart. Verfcheide gevallen uit zijn bijzonder huislijk leeven worden 'er verhaald , gefchikt om zijn charaéter te doen kennen. Zijne geBefdhe uitfpanning was het Schaaklpel : dit fpeelde hij dikmaals met den Franfchen Capitein de la Caze , wiens grootfte inkomen beftondt in 't geen hij van den Prins won. Om hem aan den gang te houden, liet, de behendige Franschman Maurits , van tijd tot tijd, eenige fpelen winnen. Veel verlooren hebbende, werd hij moeilijk, knorrig, trok den hoed in de oogen, en rees niet op : doch als hij gewon- (*) Mem.de Guiciie, Introd. p. 12. Cf) AlTZEMA^ I. p. 443. CaPELLE, I. p, 347, 34S. 352.  der NEDERLANDEN. 513 nen hadt, was hij de vrolijkheid zelve , deedt de la Caze uitgeleide, en beval zijne Pages hem te lichten en t-huis te bezorgen (*). Schoon Maurits altoos in den ongehuwden haatleefde, was hij, gelijk wij reeds , in 't voorbijgaan, gezien hebben, verre van onverfchillig voor dcSexe: een zwak, hem met de groothe Melden gemeen: en, tot zijn lof, wordt getuigd, dat hij , 't welk vaak anderen gebeurde, geene gunstige gelegenheid , om den Staat te dienen, heeft laaten voorbijglippen , ter voldoening van zijnen lust. Verfcheide Natuurlijke Kinderen, bij eenige Vrouwen verwekt, liet hij naa (f). Bovenal deelde in zijne liefde Jonkvrouwe van Mechelen , gefprooten uit Adelijken Stamme in Braband. Men wil zelfs , dat hij, indien Frederik. Hendrik, zekere verbintenis, hemvoorgeflagen , niet hadt aangegaan , op het punt geftaan hebbe,om haar te trouwen, en zijne Goederen en Tytels overtebrengen op de twee Zoonen , bij haar verwekt, Wil- (*j Aubery Mem. Art. Maurice. (\\) Een Lofredenaar des Prinfen van Oranje fchrijfc, „ dat Maurits het ongehuwde leeven verkoos , of om „ het vermaak, dat hij in de verandering vondt, of om de „ grootheid van zijn Huis te bewaaren: doch 'erwas gee„ ne Schoonheid , 't zij Weduwe of Jongedochrer , op welke hij 't niet toelag: 't geheim dekte altoos de over,, treeding." La Pise , p. 809. Men vergelijke dit bij da voorheen opgetekende ontdekking van Uitenbogaard , b!» 4.38 van dit Deels O 5 Maurits.  51+ GESCHIEDENIS Maurits. Willem en Lodewijk van Nasfau , die , met de Moeder, in zijnen Uiterffen Wille , ook boven de andere vijf Bastaarden btdagt, en , bebalven de meerdere Lijfrenten, met Heerlijkheden belchonken werden (*). Maurits bezat alle de hoedanigheden, die een groot Veldheer vormen. Het verflerken , aanvallen en verdeedigen van Plaatzcn verftondt hij meeflerlijk, en heeft dit gedeelte van de Kunst des Oorlogs tot eene hooge maate van volkomenheid gebragt. Zijne Krügstugt was hreng, en maakte zijne Soldaaten de geyreesdften in Europa. Bij deeze bekwaamheden voegde hij eene onverfchrokkene dapperheid , eene rustige bedaardheid , eene onvermoeide werkzaamheid , en nauwlettende voorzigtigheid. Zeldzaam liet hij het op een hachlijken kans aankomen. Hij vermijdde geregelde Veldllagen , zonder ze te voeren : en , als hij ze leverde, fcheen zijn geest zich te verhellen, en wist omhandighcden , die de ongunstigfte fcheenen, ten zijnen voordeele te gebruiken. AItoos berouwde het hem , den flag bij Nieuwpoort gewaagd te hebben: dit deedt hij uit fpijt, en om de Staaten, wier bevelen hij begon te verfmaaden , te dwarsboomen. Veel agting betoonde hij voor de Krijgsbekwaamheden van Spinola; doch kende zijne eigene. Gevraagd , wie de eerfte Veldheer van zijnen tijd was, antwoordde hij, Spinola is de tweede: een vernuftig antwoord ; jammer, dat het zo zedig (?) Aitzema, I D.bl.453.  bek NEDERLANDEN. $15 zedig niet is , als geestig. Dan ,' wat hier ook van zij, men moet erkennen , dat Maurits , door zijn 'heldenmoed en krijgsbekwaamhedenj, verdient aangemerkt te worden als de tweede Grondvester van ons Gemeenebest. Gelukkig , indien hij , bij de overwinningen op de Vijanden van den Staat, den roem gevoegd hadt van zicbzelven, in verfeheidene gevallen , overwonnen te hebben! De voorheen vermelde gebeurtenisfen wijzen genoegzaam uit, welk eene omwenteling het te wege gebragt heeft in de Gewesten , waar over hij Stadhouder was. De ijverige Calvinisten hebben niet kunnen nalaaten , zich te beklaagen over de wanorders die op het te onderbrengen der Arminiaanfcht Partij volgden. Zij beefden op het gezigt , dat hei gezag der Landfchappen eenen Man in handen ge vallen was , die dikwijls , zonder met de Staater raadtepleegen , zaaken , van de uiterfte aangelegen heid, afdeedt, met eenigen zijner Gunstelingen Ernst van Nassau , Aarsens en Marquette drie Vreemdelingen , verdagt, aan den Vijand ver kogt te zijn , en het Vaderland te verraaden. He groot aantal nieuwe Leden , binnen korten tijd te Staatsvergaderinge en in de Regeering der Steden h gedrongen, veroorzaakte eene zigtbaare ongeregeld heid des beftuurs. Dewijl , in veele Plaatzen , d beste en bekwaamfte Mannen waren afgezet , wh men geen goeden raad te geeven: veelen zelfs dur den niets vóórhellen , en hielden zich hil. als hi op 't geeven van hunne hem aankwam. De Staat* ware MAURITS, Gevolgen Gf*t::m. De vc-.ijver.re C:'.:'s-Ri".:n. fi-z-;.:r. i::: m -.v.-.::; z-e'-.-'ier.. ee'ererri er :rgebenrd, fielden zich zeer infehikhjk en kruipend geoorzaam aan,- zo lang bij leefde; maar,nanarhjks' ie r;re ::;=-. re:":::er. ::" z:; reeieiien z ■: v.7. >_rr.e ebeezere ~e;ri:rht:i , er wirez bedagt, om paaien te zenen aan *t misbruik vaat r-::. L:eier , rsr. re Ui^.:~ Uj-;'. Prrrf , hier en daar n e in 't bewind gebleeven, zogten , door v. ;.r r:. 're: zi'.iz* e:rre :e 'ziZi.'-rrr. . en kwamen 'ertoe, om,waaneer de tijden deaerdraag*z--ttt. i ie h:::e ie- G:is:eri:-v::f:r: ier re<:.e'.i haat i den Ctntrm - Rem-amfirmmtfcbem Regenten een : ;e '•: te ve-reer - , zir z:ü ze rerre rzïztzzzg rertchaldigd waren. Mauitts werd te minder betreurd , dewijl hij zidr t ::ere "ezi r.zi: . :3 ie ir? V;: Adriaan Duik was Oldenbarneveld in't Ampt van 's Lands Advokaat opgevolgd : deeze, in den jaare MDCXX, overieeden zijnde, kreeg Anthonis Duac tot Opvolger; doch de naam van ,s Lands Advokaat, haatlijk geworden, en het Ampt door een nieuw Berigtfchrift eenigzins van natuur veranderd zijnde , kreeg deeze den tytel van Raadpenfionaris (§)• Geduurende het Beftand, hadt men geen voorzorge gedraagen , om den ftaat der Geldmiddelen op een (•) Capelle Geder.kf. I. bl. lal. (f) Aitzema, I. bl. 153. (§) Refol, Holl. 1620. bl. 133. l$U 268. 274. en lilt. bU 13. ■ Mauwt*» De bediening van '$ Lands Advokaat in die van Raadpenfionaris veranderd.  Maurits. Warmee-' mirtgen over de Inkumften, de Krijgsmagt, en den Intresi des Gelds. $20 GESCHIEDENIS een goeden voet te brengen , en, door eene verhandige fpaarzaamheid, bekwaam te zijn tot bet voeren van een nieuwen Krijg. Zij waren , binnen 's LanJs, verkwist door de kosten der Synode en het volvoeren der verdrukking ; en , buiten 's Lands, door heerschzugtige onderneemingen tegen twee nabtiuiige onzijdige St?aten , die men, crootendeels, hadt bemagtigd. Dan deeze ahïele.^ene vermeefteringen, in Oostfriesland en Kleefsland, gaven aan het Gemeenebest niets dan een i'cniinoaaren luifter , terwijl ze ten weezenlijkeii last hrekten. De Grenzen uitbreidende , moeiten de Bezettingen vermeerderd worden, en men hadt geen Les;er herk genoeg , om den Vijand het hoofd te bieden. De kosten des Krijgsvolks liepen zeer hoog, en Maurtts vorderde eene aanzienlijke bijlaage, om nieuwe benden Voeten Paardenvolk te werven (*). Geen genoegzaame penningen uit de gewoone belastingen trekkende, werden de In- en Uitgaande Regten verhoogd : een gevaarlijk middel, en gefehikt, om een doodlijken hag toetebrengen aan den Koophandel, den vrugtbaarhen tak van 's Lands Rijkdom. Deeze ongeschiktheid in de Geldmiddelen duurde tot den jaare MDCXXIX. Holland* fcheen onder dien last te zullen moeten bezwijken , en kwam toen vijfenveertig tonnen Gouds te kort, behalven alle de opgenomene penningen: nogthans kon het Geld krijgen , om de Krijgsmagt te vermeerderen. De rijke buit, doorPiE- TER. (*) Aitzeiia , I, bl. 265. 2.69,  eer NEDERLANDEN. 5« éer Pieterszoon Hein op de Spaanfchen behaald, vervulde het Land inet Geld (*). De Krijgsbenden des Konings van Frankrijk werden niet geregeld betaald. Op het miiifte misnoegen hieldt die Vorst de foldy in ; wanneer dé Staaten ze moesten voldoen (f ). Het meèrendeel van dit bezwaar der talrijke Krijgsbenden moest Holland dr&agen. Frederik Hendrik trok niet te velde, eer hij van dit Gewest verworven hadt, dat het zou voldoen, 'r geen de anderen te kórt kwamen in 't betaalen van hun aandeel: uit welken hoofde Holland alleen , Op 't einde des Oorlogs, zich bezwaard vondt met eene fchuld van meer dan honderd en vijftig millioénen tegen de zeer hooge renten van zes eneehvierde tenhonderd: Welken betaald zijn tot den jaare MDCXLIV (§). Om deezen te kunnen betaalen , moesten de belastingen vermeerderd en verhoogd worden. 'tGeen , ondanKè de vermenigvuldiging der Geldfpecien , de intrest zo hoog maakte, was, buiten twijfel, dat de Ingezetenen meer voordeels vonden bij het gebruik huns Gelds in dén Koophandel; Dit bewijst , dat de boeveelheid des Gelds toen de helft minder was dan nu , of nog eens zo veel waardig. Ik zég, nog eenÜ zo veel waardig , dewijl bet niet onmogelijk is, dat het Geld zo overvloedig ware 9 als tegenwoordig.' Men (*) Cai-elle Gedênkf. li D. bi. 507. ft) Zie aldaar, bl.- 146.156. 175. 231.279. 447.535, 540-553-575. (§) WlCEKF. I. Tf. b\ 50. PiCUV. 400. Fl&etl.a.Su P RTauKitL'  Vciirrk- t.r ~i~ liZi Dmitker krr Z.-erooras, 5zz GESCHIEDENIS Mi3 wee:, hc* v.e! de ve-'r:aze-ie ve-rer^r'rè'r.ï vzr Zr krrUr.s; e- P.ric:. ie p'.rrs vinGc'd bekleedende , de waarde daar van heeft doen verzzirier.r. Vast gaat bet , dat de Onderfiaidgelden althans r;»; ce Vc-.lr'jihe:;. Ir. cez jLre MDCXXI . be-re::; zren 't de: Ir.woonderen van Hoilamd en TFestfrieslamdop 602417. Lr de r- de:e Ge\ves:ez Zizzer cp ::rrrer: re: zer'i; getal Wanneer men bier bijvoegt de Krijgslieden er Zeevzzrerien, als rrk iie zier ::r deeze te' rz onttrokken, zal de Volkrijkheid, toen ten tijde, ter Ir;:;.:::: :? v ::err:rde:j.r._:z:ri z.e.:e i ter vr::ier Deeze rzr z:»;:, .r re ve.gerze izzrer , ;:e, i::: der re. zzirxen rrr.;ed der Verc:z:z:z:r :...L. Ir -"-'"r- er :e \ :::.:ere2 -.eide rze.. .. er eer. ;zare MDlXXiI, c;.- ; ;;7rimvemd, megeuwtmirrd at iimêmzatig Inwoonden: tha-s rzer, dit be: rrzrrer; ; ,a ~.?S-rsJ...:z>':J beloopt (f> H:e: rei: ::k izr:er:;rzer . dz: ie Ge'-er. i:-:r de crJerZ.be: zere Ge veerer :-;errz::; al.er: Zender ; crz z-.n <_>-::'.;z ten Lz.::.e :e v;-;:er. i.e zsten der In- en Uiigaar.de Regten , aan de Adm rrliteiten komende, dienden tot befebenning der Zeevaard in E-jnpj. De Moeten , na de beide InJiém en (*} Hei.'uawe Gr—Je* , bL 41. letras ra» H%ü. bS.1S.19. P*hL Gebed - C*$. (f) Wag-TVAü ,4a%f. L &. bi. 17a.  bül NEDERLANDEN. 523 en na Groenland gezonden, kwamen ten laste der Maatfchappijen , met het uitfluitend Voorregt , om op die Landen handel te drijven, befchonken. Men verwonderde zich zeer, dat de Staaten een gedeelte betaalden tot de kosten van de Vloot , in den jaare MDCXXÜI , na de West-Indien , tegen de Spanjaarden- gezonden, enden buïtengewoonen onderhand van den jaare MDCXXIV , verhrekt aan de Admiraliteiten, die de Duinkerkfche Kapers niet hadden kunnen bereugelen , welken , naa het eindigen des Beftands, en reeds voor dien tijd, den Kojpli*« den van dit Gemeenebest verbaazende fchade hadden toegebragt. Deeze nieuwe toerusting kon die Roovers nog niet bedwingen. Diep getroffen over de toegebragte fchade, namrren, in't jasrMDCXXVI, het fchriklijk beluit, om de Duinkerkfche Roovers, die in handen vielen, in Zee te frnijten, of, gelijk men het uitdrukt, tegen hun het Regt van Voetfpoelir.g te gebruiken. Dit hadt een ongelukkig gevolg: de Kapers wisten de Oorlogfchepen behoedzaam te vermijden, en deeden, de Wet der Wedervergekhug volgende , zulk een fchriklijk lot wedervaaren aan weerlooze Visfchers en Koopvaarders , 't welk zo veel fchriks baarde , dat de Visfchers niet ter neringé durfden gaan (*). Zagter middelen helde men te werk tegen de Zeefchuimers van Tunis en Algiers, wier rooverijen den (*) Baudart, XI. p. 7.95. Aitzema, L bl. 5:0.52*. Heilzaam» Grtnden, KL *55 enz. P 2 Mauritj,  5*4 GESCHIEDENIS iM.'.zriTi B;vel- fchritt tc£-n de Vrijheid d. 7..iraiid. den Koopman grooten afbreuk deeden. In den tijd var. de:::en marr.i.n, r..rr.=n Z:. ze aerer. MD XX. ea MDCXXL) die van Algiers honderd en drieënveertig Schepen, en de fchade werd op dnehonderd t -'r-'1 Gouds i-e'r c:. Eer. aarrerzan \"e'd:-ï . in den jaare MDCXXU , deedt geen vrugt: de Roovers hielden zich in hur.ne Havens zo lang a s onze Uorlogfc'z.epen zich in de 3Iiddenlat;dfc>: Zte bevonden; rr.zar :Z c i-r. de e a.s Ciezen gewecsen ^rv ren. Het liep aan tot den jaare MDCL, eer die Barbnrer . b:.ewZZ ge-WirgcE, d=n trouw der Ver- M.rr , z.: .er. ce befcbi::df:e Staiten a'fos ce Wetten der Bülijkheid aan die van Belang opofferen? Het verfoeilijk wreed Befluit, tegen de Duinkerkfche Kerrers zen::rer , c:e: re.: e eer rar de S:aa:^r.:.ie ofdeMenschlievendheid onzer toenmaalige Regeerder.r. Er de Ver', ..ariur , in d.-n jaare MDCXXV» aan die van Hamburg en de andere Hanze - Steden gezonden , is zeer aanftoorlijk. Men liet deezen weeten, dat zij befioten hadden, aüe Schepen, die den Spanjaarden eenigen ^oorraad toevoerden , te zu'len aanhouden : en de zodacigen , die het beltonden, aan Lijf en Goederen te ftraiten. Eene bedreiging, zo veel te vreemder en onregtvaardiger, dewijl meH van hier te meermaalen den Spanjaard allerlei foonea van voonaad hadt toegefchikt (f> Ze r> (•") Heiizaame Gronden , bl.179—, 182. (f) Crost Plataatb. IV. D, bl ia=.  der NEDERLANDEN. 525 Zonderling is het, dat, in een Staat, gegrond op de Vrijheid des Koophandels» de vrugtbaarfle takken aan bijzondere Maatfchappijen zijn afgedaan , met uitfluiting van anderen. De Gfoenlandfche Visfcherij werd , in den jaare MDCXV, onder den naam van de Noordfche Compagnie, met dus een Voorregt van de Algemeene Staaten , voor twee jaaren, befchonken , en 't zelve , in den jaare MDCXVII, voor vier, en, in den jaare MDCXXII, voor twaalf jaaren, vernieuwd, wanneer ook de Zeeutvfche zich daar mede verèènigde. De Friezen kreegen 'er, eenige jaaren laater , deel in. Men hadt in Groenland verfcheide Pakhuizen en Traankookerijen , ten diende der Maatfchappije, opgerigt, waar van de overblijfzels- lang naa het eindigen der Maatfchappije , nog te zien waren. De voordcelen, iu'teerst vrij groot, verminderden allengskens, en de Maatfchappij moest het, in den jaare MüCXLV, opgeeven , wanneer de Walvischvangst voor ieder werd opengezet (*). De Verèènigde Nederlanders blaakten van begeerte , om de Spanjaarden in America aantetasten. De rijke Mijnen van Mexico en Peru onthakcn het vuur hunner winzugt. Het vooruitzigt hier van flreelde hen temeer, dewijl zij niet al'een hoopten, evenals in de Oost-Indien, de ongelukkige Portugeezeu, gedwongene Onderdaanen van Spanje, maar ook de CajtiUaanen zeiven, te berooven en te ontzetten van de voornaamde bronnen huns rijkdönls. Niets minder (*) Tegen*, Staat, ti D. b". 588 ejz. P 3 MAORrtfi Oprig- ting der Green- landfche Maat- fchap' pije.  -:5 GESCHIEDENIS der bad len zij op 't oog, dan , bij hurne Vasngbeden inde Oost• Indien, deterajreiiercgdexXietrre Wereld ie voegen, en zich voor altcos van de luerfcbappij der Zee te verzekeren. Zo lang Oldenbarneveld denteugel der Regeeri-ge hielde, hadt hij, boe zeer den bloei des Haniels en derZeevaard b i •• izlzs-.r.z. -'.:::s ce.ze r.a:ifcr.'c'r- cn:w^rpen beftreeden. Was de verkrijging der eerfte Vastigheden in de Oost-Indien gemakiijk en voordelig geweest, rren hadt zulks toetefchrijven asn de menkte van kleine onafhanglijke Staaten, daar aangetroffen ; aan den grooten voorraad van kostbaare Voortbrengzelen des Lands, en aan den buit, op den Wand. beribd. Mbur Jrr.er:;.: b::i:, in ce ken, waar dc Europeaanen zich niet gevestigd hadden, Diets anders aan dan nog onöntgonne Landen, woer.e Volken , wijd vanéén verltrooid, arm en v. rcf*d : op de Plaatzen, door de Spanjaarden ingenomen, hadden zij Vastigheden , door den tijd beves. tigd, en in zulk een ftaat van tegenweer, dat 'er veel Krijgsmagts noodig ware, om ze, vermeefterd hebbende , te bewaaren. Men kon 'er zich niet van verzekeren , dan door nieuwe Volkplantingen opterichten, en fterke Ikzettingen derwaards heen te zenden (*). Nanwüjks was Oldenbarneveld gevangen genomen , of men dagt niet meer om deeze redenen. De Oprigticg eener West - Indifche Maatfchappije, in Ca?.-.":?.-, y-~- Mit-rrs.  der NEDERLANDEN. 527 in naavolging der Oost - Indifche , werd met zo veel drifcs begeerd , dat de Staaten het tijditip van 't eindigen des Behands waarnamen, om het Octrooi te ver!eenen, op den derden van Zomermaand des jaars MDCXXI. getekend, en, in het volgend jaar , met nieuwe gunsten befchonken. De Maatfchappij was verdeeld in vijf Kamers, en verwierf dezelfde Voorregten, ais aan de Oost- Indifche waren toegeltaan, uitgenomen de benoeming van een Algemeen Bevelhebber , die de Algemeene Staaten voor zich behielden. Zij verkreeg het uitfluitend regt, om te vaaren, Koophandel, te drijven, Sterkten te higten , of Volkplantingen aanteleggen , van een Kreeftskeerkring af tot aan de Kaap der Goede Hoope; en in ge" heel America , van het Zuid - einde van Terraneuve tot door de Straaten van Magellan of Le Marre; in de Zuidzee, en op de Eilanden, tusfchen beiden gelegen. De Kamer Amfterdam hadt vier negende deelen; de Kamer Zeeland twee negende; de Kamers van de Maaze , van het Noorderkwartier, van Friesland en van Stad en Lande hadden ieder één negtnde. Eene Vergadering van negentien Perfoonen zou alle zaaken van gewigt beftuuren. Der Maatfchappije werd, voor den tijd van acht jaaren,! eene gehee'e ontheffing van Uitgaande en Inkomende Regten toegehaan. De Staaten beloofden eenen bijhand van zestien Oorlogfchepen en vier Jachten: waar bij de Maatfchappij een gelijk getal van Oorlogfchepen en Jachten zou voegen. De eerhe in'aag werd bepaald op tweeënzeventighonderdduizeud GulP 4 dens , Maurits.  5-3 GESCHIEDENIS &l'.wRTTS. V e —: e ■ flcrir.it van Br3ziL der.?, Verdeeld in Act.en van z:sd.: re- d Gelders ; die 'er twee bezat, bekwaai daar door b;i regt, om tct de vcikièzkg van ce_.cn Lcv.:.:: .cbrcr men (*). ?t Liep aan tot Herfstmaand des jaars MDCXXIII, eer de West Indifche Maatfchappij eene Vluot van drieëntwintig groote Schepen en drie Jachten uitrustte, onder het beleid van Jacob Willekens , als Admiraal, en PiETtr; Pieterszoon Hein, alsViceAdmiraal Last ontvangen hebbende , om Brazil aarttetasten , kwamen zij in ce Allerheiligen Baay (Bahia de todos los Sanctos), voor de Hoofdi'ad Sant Salvador. Deeze, op een verheven hoek der Bjsv gelegen, dekte dezelve met verfcheidene Sterkten , en cok eene Vloot Portugeefche Schepen, daar. geankerd. Deeze aantlag zon mislukt zijn , indien zij, ca verfcheide vergeeffche poogingen , niet, in Booten gefcheept, eene Sterkte , op eene wel aL. lrrgevaarbjkfte, doch onverzaagdfte , wijze, aangevallen hadd ji , onder het beleid van den Vice- Admiraal Hein. :t Gelukte hem, deeze te vermeefteren. De Inwoonders en Soldaaten veriieien 's nagts de Stad, en de Bevelhebber, die de viugt niet hadt kunnen beletten , daadigde. De Overwinnaars behaalden onfehatbaaren buit , groothjks vermeerderd door het bcmagtigen van acht rijke Spaanfche Koopvaarders, die, misleid door de Spaanfche Vlag , die men (•" Crtct PJti.siSl; I. D. bl. 5*5. 5-3. ja;. ArrzEiu , L DLbL 61 enz.  der. NEDERLANDEN. 529 men liet waaijen , ter Baaije inflevenden. Dan zij wisten het gewonnene niet te behouden. Jan van Dotvra, tot Bevelhebber van Sant Salvador aangeheld , werd , uitgereden, om het Land te leeren kennen, door Braziliaanen , in eene hihderlaage liggende, doodgefchooten. 'r Bevelhebberfchap ging eerst over in handen vaii Aliert , en, vervolgens , in die van Willem Schouten , twee -Broeders, van een ongeregeld gedrag, die zich aan allerlei buitenfpoorigheden overgaven , de tugt verwaarloosden, en de Bezetting naar welgevallen lieten leeven. De Portugeezen , landwaards in gevlugt, en door den Bisrchop van St. Salvador aangemoedigd en geleid, bedienden zich van deeze verag.el-oziug, en belegerden de btad. Eene herke Vloot, in allerijl in Spanje en Portugal uitgerust, kwam deezen te hulpe. De Hollandfche Bezetting, door gebrek aan Krijgstugt bedorven , en verdee'd , gaf' zich over, m.-t alles, wat dezelve bezat: alleen bedingen.;e, dac zij , met eenige daar toe behemde Schepen, mogt vertrekken. Eene overgave , te fmertlrker, dewijl , kort daar naa , eene nieuwe Hollandfche Vloot opdaagde , onder Boudewjjn Henorü-Szoon , die ziende, dat de Spanjaarden hem waren voorgekomen, den aanval niet durfde wagen. Hij hevende na Porto Rko , waar hij landde, en veel roofs behaalde, zonder het Kasteel te kunnen vermeeheren. In deezervoege kon de West - Indifche Maatfchappij geene behendige Vastigheid krijgen in het vijandlijk Land ; doch zij behaalde, onrneetelijke voordeden, P 5 door Maurits.  53° GESCHIEDENIS Maurits. Pe VolkplantingIn Nieuw Neder* land, thans Nieuw 2»rk. Oerlogen en voortgangen tier Oüi!IndifcheMaatJchavpij. door den buit, op verfcheidene tochten bemagtigd c*). De West-Indifche Maatfchappij', thans Meefteresfe van alle de Vastigheden der Staaten in America, verloor eene Volkplanting , omtrent Huiftms Baay aangelegd, niet uit het oog. Wij hebben voorheen gezien , hoe de beroemde Zeeman Hudson deeze Laeditreek ontdekt, en, in den naam der Staaren , welken hij toen diende, in 't bezit genomen hadt. Deeze Volkplanting was daar opgerigt. Zij Haagde zo voorfpoedig, dat, in den jaare MDCXXIV,een groot aantal Hollandfche Huisgezinnen derwaards trok, en onder deezen verfcheide Engelfche Brouwnisten. Het Land kreeg den naam van Nieuw Nederland , en de Stad , door de Volkplanters gebouwd , werd Nieuw Amfterdam geheeten. Onder eene gemaatigde lugtitreek , op een zeer vrugtbaaren grond, en in een ten Handel welgelegen Land kon ie bloei der Volkplantinge niet misfen (f). Maar alle deeze voordeelen kwamen in geene vergelijking bij die men in de Oost-Indien behaalde. De Portugeezen hadden zich in deeze Landen gevestigd door fchitterende en ftoute onderneemingtn. De Hollanders gingen met meer bedaardheids en koelzinnigheids te werk, zogten daar Vastigheden te bekomen (*) De Laat Verhaal van de Weit - Indifche Maatfchappij, L en II. Boek. (t) Van den Sawde, VIII. B. bl. 112. Holl. Rijke, L, 320. Hifi. Phif & Polit. Liv. XVII. c.44.  der NEDERLANDEN. 53* komen door list, en dezelven te verdeedigen met dien beredeneerden moed , welke toen onzen Landaart kenmerkte. Het Beftand hadt den Staaten gelegenheid verfchaft, om zich in die veraTgelegene Lauden te verfterken. Zints dit tijdperk, kreeg 'er alles eene geregelde gedaante en meerder vastigheids. De Vergadering van Zeventienen hadt , in den jaare MDC1X, Piet er Boti-i, van Amersfoort, met den tytel en magt van Gouverneur-Generaal vereerd : hij was de eerfte , die deeze Waardigheid bekleedde, en Hollandfche Vrouwen na de Indien medevoerde: eene uitmuntende Staatkunde , om de heerfchappij der Staaten te vestigen, de Onderdaanen verbindende, om 'er behendige Volkplantingen aanteleggen. Die zelfde Boni lag ook de eerfte grondflagen van de heerfchappij der Staaten in Jacatra. De Koning van dat Landfchap voerde den Oorlog , en dreel Handel. Bom deedt den Vorst eenige Gefchenken: en haalde hem gereed in zijne belangen over : vrijheid verkrijgende, om een Handelhuis in de Lander z'jns bewinds te mogen nichten. Men hoorde me verwondering , dat hij den naam van Broeder ga aan de Koningen deezer Gewesten : met welken hi verfcheide voordeelige Verbintenisfen aanging : ooi bemagtigde hij de Eilanden Solor en Tidor (*). — Gerrit Reinst, van Amfterdam , volgde hem oj in den jaare MDCXV. Laukens Reaal, mede vai Am (*) DuBoisA?<. de Gouvern, Holl. aux Indes- Oriënt p. 12.15.18.21. Maurit.. i 1  £;• GESCHIEDENIS R!..-.r.:rj. 1 :3 1 I ) I ] \ \ 1 « Amfterdam, bekleedde die Waardigheid van 't jaar MDCXVl tri den jaare MDCXViil, wanneer hij na 't Vaderland terugkeerde , naa de zaaken der Maatfchappije in eenen heerlijken ftand gebragt te hebben. Toen was bet, dat Jax Pieterszoon Koen . van Hoorn, een Man van kloek beleid en dapperbedrijf, linie bediening van Gouverneur Generaml beroemd naakte, door bet benamen en volvoeren van een groot en ftout octwerp. De Oost •Indifche Maetfchappïj bezat, ten deezen rijde, 'geene Hapdelpiaatzen in eigendom, dan alleen op Ambtina : oodertrnacben was bet haar belang, eene verzekerde Plaats te bebb-n, ten middelpunt van haaien Koophandel , thans zeer airgel trekt geworden. Reeds, in den jaare MDCX Vil, hart de Maatfchappij den Bevelhebberen gelast , een be* rwaarn frck Lands van den Koning van "j acetra, of eenigen anderen Jarafehen Vorst, (want dit fcfland was onder verfcheide kleine Vorften verdeeld )tekoopen, tot bet bonwen eerier Stad en Sterkte , waar nen ótn voorraad der Indifche en Xederlamdfche joederen zou ontvangen , cpHaan , en bewaaren. Dok hadden de Hollanders bereids eene Woooing te facet ra, aan den Zeekant, beoosten de Rivier Ta»."ermmg: deeze ftondt aan *t eii de van eene diepe htay, gedekt door veele Eilanden, die'tgeweld der ;ol?en braken , en eene veilige Reede opleverden oor de Schepen, in alle jaargetijden , en tégen ai.'e vinden. Koen, bet-Opperbevel bekomen hebbene , doorzag bet voerdeel, uk zulk . eene gunstige. lig-  bek. NEDERLANDEN. £33 ligging te trekken , verzogt den Koning "van Jacatra, op die plaats , door de HJlanderen eerst gekogt, eene nieuwe Stad en Sterkte te mogen aanleggen , ten einde hij in haat mogt weezen , om zich te verdeeiügen tegen die van Bantam en de Engeifchen, die zich daar hadden nedergezet. Zonder hier toe verlof bekomen te hebben, ging hij , eenen verraadJijken handel ten zijnen nadeele vermoedende , aan 't verherken , en zette dit werk te meer voort, van wegen de vijandlijkheden, door de Engeifchen tegen ons gepleegd, 't Leedt niet lang , of de eenigzins verherkte Plaats werd belegerd door de Javaanen en de Enge fchen. Koen vernielde de Schansfeu, tegen zijne Vesting opgeworpen; doch moest dezelve verlaaten, op de tijding van de komst eener Engelfche Vloote , die hem te fterk viel, en na Ambtina deedt wijken. Het bevel der Vesting hadt hij opgedraagen aan Pieter van den Broeke, die een Verdrag aanging, waaróp alles in rust tcheen: doch deeze werd, bij den Koning van jacatra ten maaltijd genoodigd , trouwloosiijk, met eenigen der zijnen, gevangen , en in de boeijen gefmeet n : de barde en gevaarlijke (raat , in welken hij zich bevondt, kon zijne Landgenooten niet tot de overgave beweegen: men bragt hem , met een Strop om den ha's, onder het kanon der Vestinge. De edelmoedige Nederlander , wel verre van de Bezetting aanteinaanen , om vöor den nood te wijken , raadde hun, her dapper uitteho.idcn. Ondanks hun moed en dapperen wederftand , vonden zij zich genoodzaakt i\L\CTUTS.  554 GESCHIEDENIS M..vxtt', zaakt te daadigen : zij Ronden op 'cpunt, om de Vesting aan de Engeifchen en aan den Koning van Jacatra overtegeeven , wanneer een listige vond kunre ho->p weder deedt aanwakkeren. De Eur opeaamn hadden zich gevestigd in deeze afgelegene Gaw -ten, door verbée'clücden te verwekken tusfchen de verfchillende Vonten dier kleine Koningrijken, welken zij nooit zouden te ondergebragt hebbeq , waren d-ezen veréénigd gebleeven. De Hollanders, zich houdende aan den Staatsregel, verdeel, en heersch , waar van zij reeds zo veele heiizaame uinverkzels ondervonden hadden , lieten het den Koning van Bantam weeten, dat zij zich liever aan zulk een goeden Nabuur , als hij was, wilden onderwerpen. Deeze voorflag werd gereedlijk aangenomen : tweeduizend Bar.iammers maakten zich eensflags meefler van Jacatra. Die ze aanvoerde, hadt den Koüirgaileenweerenaante.retfen, en, met den dolk op d. keel , gedingen , zijn Paleis en c-tad overtegeeven. Deeze Verst , van zijn Gebied ontzet, en in bal'irgfchap verzonden , moest, vervolgens, zijn levens-onderhoud meteisfehenwinnen. De Hollanders, toen genoodzaakt, zich overte geeven aan die, weiken zij te hulpe geroepen hadden, traden in onderhandel-lis , en hielden dit fleepence , tot dat de dappere Koen , met achttien Schepen, ter hunner hulpe op-aagde , en bij Jacatra friste manfena? aan land zette. Toen veranderde het geheele gehad der dingen. De Belegerden werden de Belegeraars: en zij vielen met zo veel geweid  der NEDERLAND EN. 535 weid op Jacatra aan , dat de Stad , horrnenderhand, werd veroverd, en, in naam der Nederlandfche Oost ■ Indifche Maatfchappije, in bezit genomen op den éénënd-ragden van Bloeimaand des jaars MDCXLX. Men flegtte de Muuren, verbrandde de Huizen , en verdelgde alles , tot den naam zeiven. Op de puinhoopen van 't vermeefterde Jacatra rees , welhaast, eene nieuwe Stad, Batavia geheeten : in volgende tijden groot en vermaard geworden , als het middelpunt van den Oost -Indifchen Handt 1 der Hollanderen , de Zetel des Bewinds , en de Koopmarkt van Indien. Naa deeze venneehering, dwong Koen den Koning van Bantam , van den Broeke en de andere Gevangenen te flaaken (*). De Hollanders, zich bedienende van hunne overmagt, wendden die tegen de Engeifchen, op welken zij alle reden van misnoegen hadaen, van wegen de verraaaelijke trekken, hun gelpeeld. 'tGelukte hun eenige Schepen te neemen, en zij hreelden zich met de hoop op rijken buit, wanneer zij, meer tot hunne verwondering dan hunne blijdfchap, vernamen, dat de Vrede tusfchen de Engelfche en Hollandfche Maatfchappij gefloten was. Dit Verdrag, den tweeden van Zomermaand des jaars MDCXIX. getroffen, hieldt in: „ Dat aan beide kanten de geledene onge- lijken zouden vergeeten en vergeeven worden; dat ,s de Handel voor de Engelfche Maatfchappij , zo „ wel (?) Verhoef Qost-I/id. l'oyagie , bl.iafj. Du Bok, p. 3>63. Maurtj. Verdrag tufchen de Engelfche en NederlasdfcheOoit ■ IndifcheHaatte koppijen.  52C GESCHIEDENIS VL\vam, I ., wel als voor de Kederlandfche , zou openfmn; ,, dat beide de Maatfchappi,en , met gemeen over- leg;, een vasten prijs zouden (lellen op de Specei, rijen , zo wei in bet inkoopen, als in het vertie„ r.n; dat in de Molukfche Eilanden, in Banda en „ in Amboina, de Handel zo zou worden gefdiikr, „ dat de Engdfcht Maatfchappij een derdedeel van den gai.feüen Handel zou genieten, en dtHoilan„ ders de twee andere ; dat twintig Oorlogfchepen „ door de beide Maatfchappljen in de Oost-Indiëit „ zouden onderhouden worden, oin den Handel te „ beveiligen, en den Spanjaarden allen afbreuk te „ doen; dat de Regeering zou zijn in handen van „ eenen Raad van acht Perfoonen , beftaande uit „ vier Engeifchen en vier Hollanders, welke de ,, Raad van Delenfe zou genaamd worden , en be„ Haan moes; uit de aanzieulijkite D.enaaren van „ beide de Maatfchappljen; dat de Gevangenen aan „ wederzijden in vrijheid zouden gefield worden; „ en dat het eerde werk der zamenc.evoegde Oor;, logsvloot zou zijn, den Handel op China te zoe(,.ken, en die der Spanjaarden, in Manille, te be„ derven (*>" Twintig jaaren zou dat Verdrag land houden ; maar zij, die 'i zelve opftelden, nadien de gefteltenis der beide Volken te weinig overwoogen , om zich te kunnen verbeelden , dat het :ou worden nagekomen. IDeHoJtanders ftelden hunnen Bondgenooten voor, her (-*) Du Bois , p. 63. Aitzema , I, bl.17.  der NEDERLANDEN. 537 het veroveren der Eilanden van Bancla. De Engeifchen , die in goede verllandhouding met de Inwoonderen leefden , weigerden , fchoon door 't Verdrag 'er toe verbonden, deel te neemen in deeken Krijgstocht, onder voorwendzel, dat het hun aan Schepen en Geld ontbrak. Koen antwoordde op deeze verklaaring, dat, vermids de Engeifchen het hunne niet wilden toebrengen, ter herhelling van de algemeene zaaken op deeze Eilanden , hij het alleen zou onderneemen, ten voordeele zijner Meeheren. Hij deedt het, en llaagde gelukkig, ondanks de tegenkoningen, hun gebooden, meest veroorzaakt dooi de trouwloosheid van eenen Enge'schman , die , in den Raad gezeeïen hebbende, de Bandaanen verwittigd hadt van alles, wat in den Raad was voorgevallen , zo dat zij op hunne hoede waren , en daarenboven van de Engeifchen Gefchut en andere hulpe kreegeo. Koen keerde, naa deeze roemrijke overwinning , 11a het Vaderland , om de eer en vrugt zijner dappere daaden te plukken: hij bleef 'er tot het jaar MDCXXVII , toen hij weder, als GouverneurGeneraal , na Indïè vertrok (*). In den jaare MDCXXUI , droeg de Oost-Indifche Maatfchappij in de kosten tot het ontrusten eener herk bemande en welgewapende Vloot van elf Schepen, die, onder het Opperbevelhebberfchap van Jaques l'Heiimite , ui zee hak. De beftemming was , Peru den Spanjaard te ontweldigen. Hij tastte (?) WA.sENiAti Hifi. Verh. II. O. V. Deel. 2.0ï. Q Mauritj, Vloot on !er Jaques l'Her- MITE. Vermee.teringvau Ternëte,  538 GESCHIEDENIS Maurits. 't Voorgev.ileae i op Aai' boina met de < F.r.selfcHen. i 1 j 1 I tastte de Spaanfche Vloot, voor Lima, aan, en ver. delgde dezelve voor 't meerendeel, niettegenlhande dezelve veel fterker was dan de zijne. De Stad was ook den Vlootvoogd in handen gevailen , indien de nocdzaaklijkheid , om rust te neemen, den Onderkoning geen tijd gegeeven hadt, om zich in een Maat van tegenweer te ftellen. Naa verfcheide verdervende aanvallen op andere Plaatzen, fchoon niet gevolgd van het vermeelteren derzeiven , kwam de Vloot in Indiï, met buit be'aaden. Zij hielp den Gou¬ verneur - Generaal Pieter Carpentier in 'tbemagtigeu van de Sterkte Lcuhon , op 't Eiland Ternate. Alles düaromltretks werd verwoest, en alledeKruidtiage'boomen, welken men kon vinden , uitgerooid. De Hollanders hebben fteecszorge zoeken te draagen, om de aankweeking daar van te bepaaien op weinige plaatzen, gemakhjk te bewaaren , en dus voortekoaen, dat de menigte , of de verplanting , den prijs riet vermindere (*). Het begin der Regeeringe van Carpentier , den Opvolger van Koen, werd gebrandmerkt door eeue gebeurtenis, die zeer ingewikkeld is, en welks introkken nog niet geheel zijn uitgewischt. De Engeifchen zagen met groot hartzeer de aangroeiende neerderheid hunner Mededingetcn in de Indl'èn. De Hollanders bedienden zich van die meerderheid , en ieten niets onbeproefd, om andereu van den rijken Spe- (*) f'oyage van FKcrcmite. Aitzema, I, D. bl. 48$. lö Bois, p. 71. 79.  der NEDERLANDEN. 533» Specerijhandel uittefluiteu , en die alleen te behouden. Op een tijditip, dat de naijver in den Handel, en 't fmertlijk gevoel der laatst aangedaane verongélijkingen, de harten vatbaar maakten voor igterdogt, en met haat vervulden , kreegen de Hollanders, op Amboina, een Japanner Soldaat in handen, die menigmaal gezien werd op de Vestingwerken van het Kasteel , vraagende aan de Hollandfche Soldaaten na zo veele bijzonderheden, raakende de bezetting, den voorraad van Krijgsbehoeften , en andere dergelijke zaaken , dat de Gezaghebber , Har men van Speult, dien Man gevangen deedt neemen, om uit hem te ontdekken , of 'er agter dit bedrijf niet wel iets meer mogt verborgen zijn. De Japanner beleedt, naa eenige tegenllribbeliug, dat de Engeifchen eene zamenzweering gefmeed hadden , om zich meester van het Kafteel te maaken. Dergelijk eene belijdenis deeden andere Japanfche Soldaaten , in Hollandfchen dienst. Op hunne verkharingen werdGABRiër, Towerson , Koopman der Engeifchen , met lieden zijner Landsgenooten en één Portugees, in hegtenis gezet. Zij bekenden de zamenzweering, en werden allen ter doodltraffe verweezen. Eene zo i'chriklijke , en buiten twijfel al te zeer verhaastte , regtspleeging vervulde alle de Engeifchen op de Eilanden met woede. De eerhen , die in Engeland kwamen, verwekten die zelfde drift in hunne Landgenooten. Zij verklaarden , dat die zamenzweering niets anders was dan een harsfenfchim, door bedrog gefmeed, en het uitwerkzel van fchraap-enwinzugt; Q a dat /  KaratiTj. tis GESCHIEDENIS i=: ie Gerirgtrer., d::: ce pijnlz'-p" re- dwongen, beleden hadden , 'i geen nooit van bun bedreeven was : waarom zij ook , ee: zij ter doodftr-fe gingen , de i.er.'e betuiiir ren ieeie:: v:n hur.r.e cn.chuü sar. re: orgeftreer.ir. ver."ii. Z j voegden 'er bij , boe ongerijmd bet ware , dat een zo klein getal het ontwerp zon benamen , om eene f'.iv.i vsr-ee/ire;: . waxr eene fie.v.e Sezttz'r.g lag; als mede, dat de Engeifchen, hadden zij zich hier aan fchnldig gekend, niet zonden nagelaaten herder.. zied cc:: ie v.rr: :e reiier , in ": vereop van drie of vier dagen , befteedt in het ondervra. gen en pijnigen der gevatte Japanners. Wat hier van o:k zijn moge , het ware veel beter geweest, die zaak, met de befcheiden, daar toe beboerende , op Batavia, of in Europa, eerst te onderzoeken. —. De Koning van Engeland nam dit bedrijf zo euvel op, dat hij de Nederlandfche Maatfchappij tiet alleen , maar ook de Staaten dreigde, daar van wraak te zuilen neemen, indien hem geene behoorlijke voldoening wierd gegeeven. De Hollandfche Gezanten , na Engeland afgevaardigd, om te zien of zijden Koning konden bevredigen , werden zeer feberp van hem bejegend , zonder iets te kunnen uiuigten. De Staaten deeden veel moeite , om dit Vonnis te herz en; docli zij daagden niet: de Hukken zijn nooit ten vollen in 't licht gekomen , en de Engeifchen kuunen eoz die gebeurtenis niet vergeetea , en, fchoon 'er reeds metx dan eene en een balve Eeuw vt r oopen is, zonder gnmfchap niet van fpreeken. On-  der. NEDERLANDEN. 541 Ondertusfchen , indien men ooit zijn oordeel moet opfchorten, het is, buiten twijfel, in gevallen , zo duifier en ingewikkeld , waar de twistende Partijen Rrijdige bewijsftukken inleveren, en elkander de bitterfte verwijten doen. Dan , e:ns toegedaan zijnde, dat de Hollanders zich. hier misgreepen, en aan eene verregaande onregtvaardigheid en fchreeuwende wreedheid fchuldig gemaakt hadden, is het dan niet ten hoogden onbillijk , het misdrijf van eenige Perfoonen een geheel Volk te wijten, en 't zelve derNakomelingfchap ten laste te leggen (*) ? Veel is'er gefprcoken, veel gefchreeven, overliet voor- of nadeel der beflootene Maatfchappijen. Eenigen varen heftig uit tegen alle inrigtingen, die den minden fchijn hebben van uithuilenden Hendel : andere beweeren, dat alle Handel volkomen vrij moet weezen en opendasn voor al'e Burgers van een zelf den Staar. Zijn 'er gevallen, waar in de vrijheid dienst doet, men kan niet loochenen, of .'er komen ook gevallen voor, in welken bepaalingen en uithui' tingen noodig zijn. In 't algemeen fchijnt men overtuigd, dat de Handel op de Oost - Indien onderworpen moet weezen aan Maatfchappijen , met uitfluitende Voorregten begiftigd , en dat die op de WestIndiën onder het onmiddelijk opzigt des Staatsbe ftuurs behoort te daan. Zonder ons intelaaten toi nafpeuringen, d;e buiten het behek van ons Tafereet kópen , merken wij alleen op, dat de beide Maat fchap (?) Aitzsma, I. p. 45*. z&o. 373. Qs M-unuTi. Aanmerkingenoverde Msit(cliappijen,met uitfluitendeVoorreg. ten begiftigd.  WUmm 542 GESCHIEDENIS fchapp'ien, in den eerden tijd naa derzelver opregting , den Lande zeer voordeelig waren. Indien de veranderingen , veroorzaakt door den opgang des Handels bij andere Volken, de gedaante der dingen veranderd hebbe ; indien , in Vredes tijd , het Staarsbeltuur aan de West - Indifche Maatfchappije den uitfluitenden Handel niet hadt behooren toetedaan; inen kan niet ontkennen, dat dezelve, inden Oorlog met Spanje, den Staat voordeden aangebragt, en gelukkige Hagen toegcfchikt hebbe , welken zij, zonder dat behulp, niet hadt verkreegen. Zou het Stiatsbeltuur, onledig door eene menigte van andere bezigheden , tijd gehad hebben tot het overweegen van nieuwe ontwerpen , de Zeetochten betreffende, en om met de plans der Krijgsverrigtingen die des Handels te paaren ? Zouden de voordeden , daar uit Ipruitende , met meer billijkheids verdeeld , en tot nutter einden aangelegd geweest zijn ? Is eene Maatfchappij, op zicnzelve ttaande, niet veel vrijer en gefenikter, om zulke uitgestrekte en zamengedelde werkzaamheden te verrigten ? Arbeiden Leden , vergaderd met dezelfde inzitten. en gedreeven door d.zelfde belangen , niet met meer éénftemmigheids en noesten ïjvers ? Zouden de koeten , noodig tot de Vastigheden en Krijgstochten in de Indien , den last iler bezwaaren, reeds zo drukkende, niet hebben moeten vergrooten ? Is eene.Maatfchappij, die zich aan vrijwillige opbrengingen onderwerpt, beter weetende, boe veel zij noodig hebbe tot nieuwe onderneemingen , niet geichikter , om ze ie beilaan? Het  der NEDERLANDEN. 543 Het Slaatsbeltuur hadt niets meer te doen, dan, van tijd tot tijd, de Maatfchappijen te onderfchraagen, wanneer zij den Lande aanmerkelijke diensten deeden. De fchatten , welke de Maatfchappij in den fchoot des Vaderlands uitftortte , en de vermeerdering van 's Lands inkomsten, vergoedden zulks niet alleen, maar ook veel leevens en beweegings in alle Handweiken en den algemeenen Handel waren'er de gevolgen van. Wat de Oost - Indifche Maatfchappij betreft , bijzondere Kooplieden mogten den Indifchen Handel zuiniger, doch zij zouden dien, buiten tegenfpraak, zo zeker niet hebben kunnen drijven. Hoe zouden zij, door m*gt van Geld en Volk , hun aanzien bij de Indifche Vorften doen gelden? Hoe hunnen Koophandel, tegen een nijdigen Europifchen Land aart, door het bouwen van Sterkten , en het houder van zwaare Bezettingen in dezelven, kunnen verzekeren ? En binnen hoe korten tijd zouden zij, dee zen dervende , den Handel op de Indien geftremc zien, of geheel misfen ? Een magtig zamengevoegc Lichaam alleen is in Baat, om zo groote zaaken uit tevoeren. De verbaazende uitdeelingen , door di Oost ■ Indifche Maatfchappij gedaan, geeven ons eei zeer flauw , en, egter, een verbaazend, denkbeelt van haaren opgehoopten Rijkdom, 't Vaderlani heeft meermaalen aan deeze Maatfchappij een fier ken Beun gevonden , en , bij 't vernieuwen van he Octrooi, 't geen naa zeker verloopene jaaren gefchie den moet, de aanzienijkfte Geldfommen tengefchen Q4 k MAURITJi C e  544 GESCHIEDENIS Maü.uts. cienst. ke ontvangen. In veele andere op^igten wordt den 's Lands wel vaar J door dteze Mr.etichappij bevorderd; een goed ceel der jaarlijkfche uitgaaven , tot de uitrastir.g van omtrent veertig Schcepen gefchikr, Yerfpreidt zicjq onder Kooplieden, Winkeliers en Ambsgtsvolk , terwijl veele der overgevoerde Waar en, hier verkogt, onmiddeiijk d>.n Kooper rijke winst uit andere Lat!Jen toebrengen, en veele anderen , binmn 's Lands blijvende, den bloei der Handwerken Levendig honden. Alle deeze zaaken vallen onder geene berekening , en nog veel ffiirder kunnen wij oprnaaken, wat 'er hangt r.au den grooten omflag ia bidïè. Wat al Eilanden en Zeekusten bezet, wat al Sterkten gebouwd, hoe veele Koningen cijnsbaargemaa',;t , of tot vrede en vriendfchap bewoogen 1 Welï een vermogen , weik een beleid, welk eene Staatkunde, om boven andere Europeaanen, die ons ■eduurig ondermijnen , den voorrang, tot in Jspan :q China, te bewaaren ! De Maatfchappij heeft op Batavia pene bijkans Koninglijke Hofhouding, en >ez;t in de Oost - Indien Landftreeken, welker uit' rejttrektheid , wanneer men alles zamenneemt, die ier Periénigde Nederlanden verre te boven gaat. In de la;itfte Tijdperken, op dit Tafereel vertoond, ïebbeu wij, door de verbintenis, welke de Kerk met 'en Staat hadt in de gereezene Onlusten, meer van le gef e'.tenisfe des Godsdiensts hier ten Lande moeen fjreeken, dan eene Wereldlijke Geschiedenis anlerzins vord.rt. Wie* zich de voorvallen herinnert, :n tot een punt zameubrer.gt, zal zeker moeten beken-  der. NEDERLANDS N. 545 kennen , dat deeze geest van Verdraagzaamheid, voorheen hier heerfchende, tot welvaardvan den Lande, vcrrireeven fcbeen. De Roomfchen vonden zich gedrukt door hrenge Plakaaten, de Priesters werden tot de gevangenis en geldboeten verweezen ; en wat de Remonftranten wedervoer , toen ze het ondeifpit moeiten delven, hebben wij ten overdoe.".e vermeld. Intusfcben kunnen wij niet nalaaten, met een kort woord aantehippen, dat de Verdraagzaamheid , ten deezen tijde, fcbuilplaats vondt in de Nederlanden, vaar zij verbannen fcheen. Toen de gefchillen en o.ilusten, door het Arminiaansch Leerftelzel in Holland verwekt, in den jaare MDCXIX, ten hooghen toppunte waren opgeklommen, onthondt 'er dat Godsdienstig Genootfchap, welker Leden, twecmaalen 's jaars, in het Dorp Rhijnsburg, niet verre van Leyden, bijéén vergaderen, 't Zelve werd opgerigt door drie Broeders , Jan, Adriaan en Gijsbregt van d.'K Kodde , die hunne dagen in het afgezonderd hil Landleeven doorbragten; doch, bij hunne Taalkennis en geoefendheid in de Heilige Schriften, uithaken in Godsvrugt, en zich alzins groote vijanden betoonden van de gefchillen in den Godsdienst. Zij hadden tot hunnen Medehander Antony Corniv lisz. , een Man van goede inzigten ; doch min ge fchikt dan het drietal Broeders, om aan dit Genootfchap eenig gewigt cf aanzien bijtezetten. De Al ftammelingen en Naavolgers deezer Lieden kreegei den naam van Coilegianten , dewijl zij hunne Gods dienstige Zamenkomsten Collegien noemden. Allen . Q 5 <ü Mauritj» De Rhijnsburgers,of Coilegianten. 1  GESCHIEDE N I S - Hei re Sr'rr'nrr-; ;r>;rr.;r . tz ~ " ; r; ;;: Y.r ::-'\iz, ciz' :~ : ï~'i; r;~ . ■ ■ z:.". .;:r;r . v.'rr;r::: —i- ézz iuzi: G;rr.:;:..rirr: izzztz :: r : we £2 r:r_rrt : ; — ::r: :;r-r:;- : e rrj: :e; tr;i- 2?E :Ti7 re V» lirrii; '- r:? C ***::;{ nS: -;. D-i r : ::: i:;- r;r r^rrrtrv:-:r':.irj r e::.er. — Lr: Gir. : ; . vr:;: :rer v;e"er z;;: vrrerrrf Eïiiru-: -;k:i£:=ri , er. z rrrrr. :r2 :: i:r; . l\: :rt_rrr. rr:t :é '*.".' t;."i*r:rr :rr;r . r?;:; imfithii des jbjtmuMji fckcidrnam van &o- rrrkre V iili i irjriariirirl , 'er roet braiinigeflotm  2sa NEDERLA N D E N. 547 :- -eerder geidüeit zulks . se', "k c.=s:cr..-ee s. ter r>efcrdniping ; dan Terraaden deeze reefchimpers l.zrre cr.kw=ic . ze v. . c. i:ï:zr_r. v;r. dzz c.:zen naam, in *t begin der Hervorminge gegeeven aan de I -..z< - \iz ::: :zz-.r^._s ze: z:-.:r. zer. . die zeen ten Predikdienst febikte, en Ctüegiên der Pr-pheeten geheeten werden, 't Getal der CmUegiantcn is , naa dat de Verdraagzaamheid weder veld won. ajgeaBmen , en kan met wel bepaa'd worden, a «s de meesten behoorm tot andere Gezindheden oneer de C~r.iur.*n , welker Vergader:: gen z. \- re. - ; ie Cohegiën, bBjTen bijwoonen (*)- Wat de Zeden des Volks betreft , 't rak gereedijk te bevroeder , dat de voortgang des Koopaaniels de jaiemzy , welke denzelven vergezelt, en de be<■-•-. li -rrg vin Glerzzzeld , êis eere Uni-r.z_ r.n Xe- (») m05hek Kerkl, Gefc'i. DC D. bL 35=- « Tesnr*. Staat, L D.W 80 enz. Wageiuak , die tAk een Lid geweest is vaa dit Genoodcbap , Amft. Gef:h. VUL Sc fcl. -5 «s. er 549 5:4- R:-i"';--- ;"^;"r i.-- C:::uiar.:eK , ei R-.yr.-b.r;e-i , ï;:er c== - = rr •-. J/aar DMpsgevmie* . bL 877. Veriihaü* God*. re :;r:r:er, czz: Le-rer , :.: Li Ger:::/:;:: :e>::-;-:=. re:z'zer . z ■ reezz zs D,a:r: 1 ', zz> c*: -.-.i ;.-::: - :z V: k ce ;:iï::e zew:i ;-: cr::li rerirrer cd , :: =::= ze;: -:re::er:e L=ereiiziz |;lecze= :s rerxr . £=.:.-- 1: c=r C^z:^::-. Verpdering te Rotterdam , in de jaaren 17*1 en 17** akge> geever. Mauhitj. Zi.iz.  5iS GES C II I E D E N I S Mai'riti Nedalar.deren aanklevende, waar over wij, in ons voorgaande Deel , onze gedagten in 't breede gezegd hebben , bij den Buiten'ander niet deedt verminderen. De beflisfingen van onze Gerêgtshovèfl , fchreef de Engelfche Afgezant Carleton, zijn bij rit Volk zeer gehaat, dewiji dezelve de hartiider, de beurs, raaken (♦). Een ftevigen dronk te doen;, was, ten deezen dage , niet vreemd , en de Dronkei.fchsp geen zeer fchandelijk gebrek (f). Veelbedekter pleegde men de Minnaarijen. Geheel V Gravenhaage ergerde zich, in een jaare MDCXXÜI, over den Venei!aanfehen Afgezant, die , met zijne Koets , openlijk na een Bordeel reedt , en voor 't zelve hem liet wagten. Men begon ten Hove over den voorrang te twisten. De Gemalinne van Ernst Casimik wilde dien niet afftaan aan de Vrouwe des Engeifchen Afgezants, en vergat zich zo verre, dat zij deeze eenen (lag gaf. Wij hebben reeds genoeg gelegenheid gehad , cm het Charaéter van Carleton te ontdekken, om 'er uit te kunnen opmaaken, dat zijne klagten bij de Koninginne van Bohemen en ce Algemeene Staaten, wegens zulk een hoon , zeer fterk zullen geweest zijn ($). Het gemeene Volk behieldt eene ruwheid van Zeden , altoos eigen aan vrije Volken. De Koning van Ba* C) CAxavotc, in. r. ,S4. 504. Ct) Paouot Mem. & Mif. Lift. éft Pays-fa , IX, p. 122. (§} Cunii Gedenkfch. I. D. bl. ioi.  der. NEDERLANDEN. 54p Bohemen , na Holland gevlugt, zogt de verdrietige gedagten zijns rampfpoeds re verzetten door 't jagtvermaak. Op zekeren tijd , een Haas nazettende door een pas bezaaid Land, kwam de Landman, vergezeld van zijnen Knegt, ieder met een hooivork in de hand , tot voor den Koning , cn, zonder dien Vorst te groeten , voerde hij hem te gemoete: Koning van Bohemen, Koning van Bohemen ! waarom komt gij mijne even gezaaide Knollen bederven? De Koning durfde het niet wagen voorttegaan , en verontfchuldigde zich, de fchuld geevende aan zijne Honden, die, een Haas vervolgende , hem , tegen zijne meening , op den Akker gebragt hadden (*). In het leeven van Turenne vinden wij een trek, gefchikt , om de Zeden van dien tijd aftefehetzen. Men weet, dat deeze groote Veldheer de Kunst des Ooriogs leerde bij Maurits en Fredeiuk Hendkik. Hij verfcheen op de openbaare Wandelplaats in 's Gravenkaage , eenvoudig in 't zwart gekleed. Jonge Franfche Heeren, met gouden beiegzels en Brikken opgecierct, vervoegden zich bij hem. Het Volk omringde deeze fraai uitgedoschten , en noodzaakte hen, door uitjouwingen , met fchaamte zich wegtemaaken. Turenne alleen bleef onbefchimpt : en hadt dit niet aan zijne hooge geboorte, maar aan zijne eenvoudige kleeding te danken. Burgetlijke Onlusten, de aangelegene fhikken van Godsdienst en Vrijheid betreffende, doen geen nadeel aan (*) Auziehy, Art. Mauiice. Mal-xiti. Geleerdheid.  55^ GESCHIEDENIS Maurits. Hoogefchool te G>»ningrn cp- geri^i. aan den voortgang der Weetenfchappen en Letteren. De drift, om aantcvallen, de noodzaakhjkheid, om te verdeedigen, de Ifrijdigheid der Partijen fcherpen het vernuft, en breiden den kring der werkzaamheid van 't verhand uit. Het opdelven der beginzelen, die ten fteun kunnen dienen der verfchiller.de Stelzels, baanen den weg tot gewigtige ontdekkingen en groote waarheden. De Remon/ïr anten deeden zich kennen door eene menigte Schrihen , met veel geleerdheids en oordeels gefchreeven ; doch veelal zeer wijdloopig en langdraadig. Zegenpraalden de Contra'Reir.onfiranten door 't Gezag , hunne Partij won het verre in Welfpreekendheid. 'tSchijnt vrij alge neen doortcgaau , dat verdrukte Godsdienstige Genootfchappen zich met ce pen altoos beter weeten te verdeedigen , dan hunne Tegenhanders : 't zij zulks daar aan toegefchreeven moet worden , dat zij, die door Gezag de bovenhand hebben, zich min bekreunen , om , door geregelde opftellen , hunne zaak te ouderfchraagen ; 't zij dat de Verdrukten, geen ander dan dit laathe middel bezittende , zich van 't zelve ten meesten voordeele bedienen ; 't zij dat het medelijden, den Menfchen natuutlijk eigen, hier medewerkt , om deel te neemen in de belangeu der zwakken cn vervolgden. Eene derde Hoogefchool werd , in den jaare MDCX IV, in deeze Gewesten, te Groningen opgerigt, onder het Stadhouderfchap van Willem Lodewijk van Nassau , metbekwaameHoog. leeraa-  bso. NEDERLANDEN. 551 leeraaren voorzien , en in een bloeienden fiand gebragt (*). Veelen hebben den Nederlanderen Vernuft en Smaak willen ontzeggen ; dan het beeft hun , ten deezen da^e, daar aan niet geheel ontbroken. Men kan, wat de gedagten en uitdrukkingen betreft, niet wel iets keungers leezen, dan Sardi Venales, Satyra Menippea in hujus feculi hommes plerosque ineptè. eruditos, van Cun/eus: een Werkje, waar in hij zich van het wapentuig der Schertferij, op eene uitmuntende wijze, bedient tegen de gewaande Geleerden van zijnen tijd, en het, bovenal, gemunt heeft op de Hollandfche Godgeleerden , die het hatnas aanfchooten over Hukken , welken zij niet verftonden, en elkander bitter bejegenden , terwijl zij van de Genade, Eénsgezindheid en Liefde fpraken. Men wil, dat CuN/eus,in dit geestig Werkje, eenvoortbrengzel van zijne jeugd , eenige trekken wraakt, toen hij bezaadigder jaaren bereikt hadt (f). Wanneer de Gkoot zich te Parijs nederzette, ftootte hem geweldig de barbaarschheid, toen op de Predikftoelenenin'dePleitzaalen dier Hoofdftad heerfchende. 't ls eene verwondering wekkende , dan egter gegronde, aanmerking, dat de meeste Werken, die toen, in de Latijnfche Taaie , hier ten Lande, het licht zagen , voor 't meerendeel met den ftempel van (*) Halma Tooneel, Art. Academie. (t) PAr.uoT Mem. & füijl. Litt. des Pap*bas, IV. p. 240 &c. Maurits. Smaak der No derlanderen,  Maurits 55a GESCHIEDENIS van goeden Smaa'c getekend zijn , en in cieraad van weizeggen uitmuntten (*), terwijl die in 't Neder, duifsch uitkwamen, bijkans alie deeze eigenfchappen derfden. Oai hier van overtuigd te worden, hebbe men de Latijnfche Schriften van de Groot, Cun.-eus, Heiivsius, Barl/eus, en d e der voornaam» he Schrijveren , in Nedtrduitsch ondicht, met eikander te vergelijken. Etn D. R. Kamphuizsn, die zich in dichtmaat zo kort, fchoon en fteikklemmend wist (*) Zommigen zijn met de Buitenlanders zo zeer ingenomen , dat zij Vinding , Qoriprobglijkheid enz. alleen hun toekennen, en den Vaderland, ren betwisten ; dan hoe zeer ten onregte , toont de keurige Schrijver der Proeve van dichtkundige Letteroefeningen over tien Smaak en de Po'ézij , die , onder anderen , deeze gepaste aanmerking bijbrengt: „ Als men Batieux, Hume enz. alleen leest, „ zal men zeggen, deezen zijn voortreffelijke Schrijvers, „ origiiieele Vernuften, en wij hebben niets, dat wij 'er tegen zetten. Doch, als meu eerst de moeite beeft gc„ lieven te neemen , om de Werken van Junius en Ger. ,, Vosstus te leezen, dan zal men beginnen te merken, dac „ die opgenoemde Schrijvers in hunne agting verminderen, „ daar zij zeer veel uit deeze Werken, in or.s.Ncderland ge,, fchreeven, geuomen hebben: terwijl zij Mannen , aan ,, welken z;j zo veel verfchüidlgd zijn, niet aannaaien." Zie ook de Verhandeling oyer't Heldendicht, van den Heer llmjNvis Fut 11 , in de Pt ijsverhandelingen van het Taal* en Dichtlievend Genottfchap, Kunst word door Ai beid ver. krecgen, 7. Deel, lol.  Dér. NEDERLANDEN. 553 wistuittedrukken, kan, van wegen eene kruipende iangvvijligheid in zijne meeste Schriften in onrijm, met geen genoegen geleezen worden. Veele Nederduitfche Schrijvers, die hier en daar onbetwistbaare fchoonheden ten toon fpreiden, maakten zich fchuldig aan ontluisterendekwinkflagen, kwalijkgeplaatste geestigheden ren gemeene uitdrukkingen , aan hraattaal grenzende. DeDichthukken van Vondel, zelfs de deftighe, en de Treurfpelen zijn niet geheel vrij van deezen misuag. Hooft maakt 'er zich min. der aan fchuldig : en men mag zeggen, dat hij zo wei min dichterlijke gebreken, als min dichterlijke fchoonheden dan Vondel hebbe. „ Het ontbrak," fchrijft de Heer van Alpiien , „ zeker Hooft en •' Vondei. niet aan genie, maar hunne theorie was „ gebrekkig, en hun fmaak niet fijn ofkiesch ge„ noeg. Hadden zij deeze beiden meer kunnen be„ oefenen, hadden zij in een tijd geleefd , waar in „ men de Poëzij ook wijsgeerig behandelde, zij zou„ den het voorzeker veel verder gebragt hebben, en „ hadden zich voerzeker niet bediend van zulke vrij- heden , die onbeftannbaar zijn met het waare „ fchoone. Zij hebben het ijs gebrooken, den „ grjeden Smaak in aanvang herheid , aan de Taal „ eene nieuwe wending gegeeven : maar moet men ,s' hen daarom als modellen befchouwen ? moet men „ ze daarom houden voor Dichters , dien men den ,, goeden Smaak moet afzien, die men moet naavol„ gen, en die men vergeefsch zou tragten voorbij„ tehreeven ? dan is dit oordeel even buitenfpoorig, V. Deel. a. St. R ^ MauritS  554 GESCHIEDENIS ■faraurj Hcerr. „ als wanneer men hun den naam van Geniën en waare Dichters onthouden wilde (*)." Hooft praalt niet alleen onder onze Vaderlandfche Dichters, maar mag in den eerhen rang der Schrijveren in ondicht geplaatst worden- Men heeft hem den Hollandfchen Tacitus geheeten, niet alleen om dat bjj eene ailerkeurighe Xederduiifche Vertaaling van dien moeilijken Latijnfchen Gefchiedboeker gegeeven , maar deezen zich eenigzins ten voorbedde gefield hebbe in oorfpronglijke gefchiedkundige Werken, die zijnen naam vereeuwigen. Ziire Rampzaligheden der verkejpnge van den Huize van Medici: fchuiven eenen Schouwburg van bloe&ge treurtooneelen en fchrikiijkheden open , waar hij , die , in Trenrtooneeiftoffe te behandelen, naar de vordering dier tijden , uitmuntte , en de rampen en plaagen, cie Staatzugt en ovennaatige Grootheid naazichfl.eeFen, trelTcnd voor oogen helde. Zijn Leeven van Hendrik, den IV. was een meeherhuk, waar voor Lodewijk de X1LL hem met Erieven van Adeldom en de Ridderorde van St. Mickiel vereerde. . Zijne Xederlandfche Historie mag zijn Hoofdwerk heeten: aan deezen arbeid beheedde hij negentien jraren, en verfpreidde ever het tijdvak , door hem behandeld , zeer veel lich:s , daar hij zich geene moeite ontzag, om alle Schrijvers, die van de Xe- der- (-) A. van Alphen Theorie der fchoone Kunnen , lal. t'. is. x. Mea \zm cok ce Brieven via den Heer ds PiapoNcra.  der. NEDERLANDEN. tf$ ëerlandfche znaken gehandeld hadden , en vooral uitheemfchen , magtig te worden, dezelven te leeren, en met oordeel te leezen: waar hij gelegenheid vondt, bediende hij zich van ongedrukte Schriften , en fpeurde, wen hij kon , oor- en ooggetuigen op. Waarheid en onpartijdigheid beftuurde zijne pen. Zijn zuiver Duitsch en beknoptheid van ftijl veroorzaakte in 't eerst wel eenigen weerfmaak, en doet het nog bij veelen; doch, wanneer men iets toegeeft aan zijne zugt, om onze fchoone taal van de toen heerfchende bastaardij te zuiveren, welke hem vervoerde , om alles te verduitfchen, zal een weinig oefenings in 't leezen , en het ontdekken zijner taalfchikking , het anders duistere wegneemen , en de kieschheid in dit Werk het fmaaklijkst j onthaal ontmoeten. Wij hebben niet kunnen nalaaten dit weinige te zeggen van een Man, die zo menig een fchoon beeld in ons Tafereel leverde, en nooit te na gefproken wordt, dan van Lieden , die zijne verdiensten niet kennen (*). Wij kunnen, zonder buiten ons beftek te treeden, niet gewaagen van alle Geleerden en Dichters , die den Vaderlande tot eere hrekten, en, in dit tijdperk, 't zelve aanmerkelijken dienst deeden. IsxOosterfche Taalgeleerdheid hak Espenius , van Gorcum , uit: hij (*) Zie] 't leeven van Hooft , voor zijne Werken : en Wagenaar. , die meermaalen Hooft zijnen Leermeester noemde, en altoos met de hoogde agting van hem fprak. Amft. Gefch. Xf. St.bl. 290. R a Mauritö Erpe« NlUi.  ep GESCHIEDENIS lii-iLTlITS. Gaoox. hij vervaardigde voor de Staaten Brieven aan de Gosterfche Forsten: en men wil, dat de Keizer van Marocco zijne Brieven zo fchoon vondt, dat hij ze bij zijne Juweelen bewaarde (*). De Groot, van wiens lotgevallen wij in dit Deel zo veel gefproken hebben, was, buiten twijfel, het Licht en 't Wonder deezer Leuwe , gelijk Erasmus van de voorgaande geweest was. Wij deeden deezen Man te kort, wanneer w;j hier niet kortlijk nog iets van hem te boek fielden , en, fchoon-in tijd eenigzins vooruitlooperde , zijne verdere leevensgefchiedenis en geleerden arbeid met weinige woorden aauhipten. Wanneer de hitte der Gefchi len eenigzins bedaard was , hoopte hij op de meermaals betuigde genegenheid van Frederik. Hendrik , verttouwende , in zijn Vaderland een gunstig onthaal te zullen ontmoeten , en begaf zich , in den jaare MDCXXXI, dertvaards. De Stadhouder behandelde, kennis van zijne komst krijgende , die zaak zeer koel: dorstig ijverden tegen hem de Regenten , die zijne ballingfchap bewerkt hadden, de Steden Haarlem , Leyden, Gouda, Alkmaar en Enkhuizen verklaarden, over geene zaaken te willen handelen , of men moest een befluit neemen tegen de Groot. De Afgezondenen van zekere Stad betuigden, ,, dat de „ Duinkerkers zo veel fchade in Zee niet deeden, „ als de Groot in 't Land zou doen," Ook drongen zij door, dat de Fifcaal en andere Officieren last kreeft Halma Teonecl, Art. Erpenius.  der NEDERLANDEN. 557 kreegen, om hem in verzekering re neemen. Hierop begaf hij zich, in hdte, van Rotterdam na Am. fterdam, waar hij zich, eenigen tijd , onder eenen anderen naam, onthieidt. Sterk en onophoudelijk waren de aanzoeken zijner Vrienden , dat hij een Verzoekfchrift aan de Staaten van Holland zou ophellen en overleveren. Hij vervaardigde 'er een; doch 't werd te min onderwerpelijk gekeurd. Verfcheide ontwerpen van anderen werden hem overgeleverd; doch hij kon tot niets belluiten, 't welk, hoe zeer van verre ook, na fchuldbekentenis zweemde. Zijne Partijen braden het eindelijk zoverre, dat'er, bij de Staaten van Holland, in 't voorjaar van MDCXXXU , met meerderheid van Hemmen , een befiuit genomen wierd , om tweeduizend Guldens te zetten op zijn lijf, en vijfhonderd op het lijt van elk , die hem huisvestte , of herbergde. Amfterdam en verfcheide andere Steden hadden egtei niet bewiliigd in dat befluit. Zich hier niet langer veilig agtende, vertrok hij, kort daar op , na Hamburg. Hier geraakte hij in kennis met den Heei Salvius , Vice-Kanfelier van Zweeden, een Man in Staat- en Letterkunde zeer ervaaren : deeze fchier. in den ommegang met de Groot zo veel beliaagen, dat hij een zeer gunstig getuigenis wegens hem aar den Groot-Kanfelier Oxenstiern zondt. Deeze geheel treedende in de maatregelen van den gefneu velden Koning Gustaaf Adolpii , een bewonderaai van de Groot , benoemde hem tot Raadsheer de' Koninginne van Zweeden , en baaren Afgezant aai R 3 't Ho Maurits- j f  55S GESCHIEDENIS ÊIaurits. 't Hof van Frankrijk , in welke waardigheid hij, met den jaare MDCXXXV, derwaards vertrok. De Cardinaal de Richelieu , verhoord op de Groot , dewijl hij voor dien trotfchen Staatsdienaar niet laag wilde kruipen, gelijk eenige jammtrhartige Rijmelaars , rijklijk door hem beloond, hadt, door het inhouden van het toegelegde jaargeld, de Groot deels genoodzaakt Frankrijk te ruimen: en zag, niet zonder gevoeligen fpijt, deezen verdienstlijken Man ten Franfchen Hove verfchijnen. Zweeden fcheen hem zijn onedelmoedig gedrag te verwijten. Niets liet hij onbeproefd , om de Groot te doen herroepen , of hem het Gezantfchap zo lastig te maaken , dat hij verzogt, te rug ontbooden te worden. Doch de Groot wist, met taai geduld en kloek beleid , den tijd van tien jaaren , dien post te bekleeden , en de neteligde Staatszaaken , ondanks alle tegenkantingen van bedekte en verborgene Vijanden, zodrmig te jehuuren, dat hij na Zweeden, in'tjaarMDCXLV, yeti Holland, teruggekeerd, van de Koninginne en Regenten met alle agting en genegenheid ontvangen , en voor de beweezene diensten bedankt werd. Indien zijn Gezantfchap na Engeland, ten dienste der Verèènigde Gewesten; indien de hoogagting , welke Oldenbarneveld hem toedroeg , niet tot getuigecisfen hrekten van zijne bekwaamheid tot Onderhandelingen , zou dit tienjaarige Gezantfchap in Zweeden , tn zijne Brieven , daar van overvloedige getuigenis crangen. Vergeefsch was de aanzoek, om hem in dar Rijk t: houden. Hij verliet hetzelve ; doch wer.  ■ der NEDERLANDEN. 559 werwaards zijne reize beitemd was , blijft eene gisfmg: zeker is het, dat hij op de Kust van Pomeren fchipbreuk leedt, en, in een open rijdtuig, over Lubek , den zesëntwintigften van Oogstmaand des gemelden jaars , te Rostok , in een zeer flegten ftaat van gezondheid , aankwam , en , twee dagen daar naa, als een boetvaardig Christen , ftierf ; want de egtfte getuigenisfen hebben de lasterlijke leugens, wegens zijnen rampzaligen uitgang verfpreid , ten vollen wederlegd. Het Ingewand werd daar, en zijn Lichaam te Delft, begraaven. Men vereerde zijne gedagtenis metGedenkpennin gen, te zijner eere geflaagen. 't Kwam in overleg, hem een Standbeeld te Delft opterigten , gelijk dal van Erasmus te Rotterdam; doch men werd te raade, eene Graftombe voor dien wijdvermaarden Man te vervaardigen in het Choor der Nieuwe Kerke, waar toe de Regeering van Delft vrijheid verleende, onder beding, dat het Opfchrift tergoedkeuringeaan Burgemeesteren zou gegeeven worden. Het ontwerp werd vervaardigd , en in plaat bewaard gebleeven door den Heer Cornelis van Alkemade , in zijne Inleiding tot het Ceremonieel en de Plegtigheden dei Begraafnisfen , en ook gevoegd in 't tweede Dee! der Leevensbefchrijvinge van de Groot , dooi Brandt en Cattenburgh. Dan de uitvoering daai van is toen gehaakt (*). Het liep aan lot den jaare MDCCLXXXI, wanneer het Choor der Delftfchi Kerke (f) Brandt Leeven van de Groot, bl. 403 enz. Maurits. , Graftombe,voor de Groot opgerigt.  5*= GESCHIEDENIS Hanfahb Kerke, 't welk prealt me: de Grafnaald des Prinfen van Oranje , vercierd werd met een kostbaar en fchoon uitgevoerd Gedenkteken deezes Vader'anders. Van 't zelve een eenigdns breeder verflag te geeven , zal bier voegen , dewijl dit ftuk zo nieuw en nog weinig anders, d3n in loopende Nituwsmaaren, befchreeven is. Het werd , op last en ten koste van de Groots neg in weezen zijede Familie , vervaardigd, en ter rechterzijde der Vorstlijke Graftombe geplaatst. He: behsa: ui: eene Antique Aric'ectfeur van Arduinfteen, bij uitfiek fraai gep -lijst , in zich bt:L":^;:je ee: e kik'. :nie Ni-fe .:' tic :e , waar in eene Pyratnide of Naald van zwart Marmer , met eene Sluijer van wit Marmer omgeeven. Voor deeze Naald haat, op een verheeven Voetftuk , in 't midden , eene Urne of Lijkbusfe , met een Krans van C\-preslebladen omvlogten ; ter recterzijde eene Genie of Kinderbeeldje , hebbende eene omgekeerde l.:,c.-'-i::::; ï.in de f.'nker- . cn het Wapen van Huig de Groot in de rechterhand; ter flinkerzijie 's Mans Beeldtenis in een Medaillon , met een Lauwerkrans gekroond, en rustende op zijn alom beroemd Werk de j'ure Bt'.li ac Pacis , terwijl zijne overige Schriften , waar onder bijzonder zijn uitmuntend Bewijs van den wadren Godsdienst in het , oog valt, daar rerecs liggen. Het geheele Werk, ' boven aan het Frontefpice , en doorgaande , met eenige verdere Cieraaden , weinig in ge:al , om het eenvoudig fchoon door overmaat van Bijwerk niet te onduisteren, voorzien , haat op een Bordes , drie tre.  dhr NEDERLANDEN. 5fu treden hoog, en is dooreen ijzeren Hek afgefloten. Voor her. Voetftuk zelve is een Toblet van wit Marmer geplaatst, met het volgende Opfchrift: HUGONI GROTIO S A C R U M. Prodigium Europa, doelt flupor unicus orbis- Naturte augustum fe fuperantis opus: Ingenii ccelestis apex, virtutis imago, Celfius humana conditione decus-: Cui peperh Libani leftas de verlia cedros Defenfus vers Rellgionis konor: Quem lauiu Mavors, Pdllas decoravit oliva,- Quem bello &pacl publica jura daret: Quem Thamefis Batav" Nutte Weetenfcbappen werden aangekweekt. De Zeevaard en de Krijgskunde tot een verbaazenden trap van volkomenheid opgevoerd. Prins Maurits hoopte allen , die daar in uithaken , met weldaaden en gunsten op. Bijzonder was bij hem bemind de Wiskunstenaar St. Simon Stevin, Ingenieur zijner Doorlugtigheid, die zich zeer op het Werktuigkundige bevlij'.igde. Van diens vinding was eene Zeilwagen, die achtentwintig Menfchen kon voeren, en met zulk eene fnelheid, als de wind goed was, langs het ftrand zeilde, dat men daar mede , in twee uuren, veertien Hollandfche mjjlèn EÜei , of van Sche- ve- (?) Braadt, ali b«ven , bl. il. ld. (f) Ref. I, D. rctrr. bl. 2.  cer. NEDERLANDEN. 56" veningen na Petten voer: een zeilvermaak , 't welk Maurits zomtijds nam , en waar op hij de aanzienlijkste Perfonadien, bij wijlen, onthaalde (*). Zo veel voortgang in Geleerdheid , Ku;:sten en Weetenfchappen heeft men, voor geen gering gedeelte , toetefchrijven aan de vrijheid der Drukpersfe. Wel is waar, de onderfcheide Partijen hebben ieder, naar belang of magt dezelven aandreef, die zoeken te bepaalen en te dwarsboomen. Maar de zugt tot winst, de drift der veifchillende Partijfchappen , en bovenal de aart der Staatsgeheltenisfe, die vsn alle ftemmende Steden, om zo te fpreeken , zo veele oniifhanglijke Gemeenebesten maakt , deedt alle nafpeuring vaak vrugtloos worden , en verijdelde alle bepaalingen. Maurits, zegepraalende, en het opperbewind voerende , kon die vrijheid niet bedwingen. En nauwlijks hadt de dood zijne oogeu gefloten , of men plakte een Latijnsch Gefchrift aan, en verfpreidde het alömme , ftrekkende tot lof van Oldenbarneveld , die in 't zelve den naam kreeg eens Hiffteh Iers van, en eens Martelaars voor de Vrijheid , terwijl men Maurits als een Dwingeland afmaalde (ij. In verfcheide Zeetochten deeden de Hollanders. omtrent deezen tijd, veele nieuwe Land-ontdekkingen in de Zuidzee (§). Dan deeze Landen moeten voor (*) Blauw gesft, in zijn Tooneel der Steden van de Verèènigde Nederlanden , eene tfbeeldiDg van dit Zeiltuig. (t) Aitzima , L bl. 385. (§) ?urky Mem. de Comp. des Ind. Oriënt,. Bu Bon Vie des Gouvern. p. 81. Maurits. Vrijheid der Drukpersfe. Lsnd- mtdêk- riogftq.  568 GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN» Maurits. Einde van het Vijfde Deel, voor de Vinders en anderen niet veel uitlokkends ge» had hebben, dewijl men 'er toen, noch naderhand, Vastigheden aangelegd heeft. Men heeft, wel is waar, laaten verluiden, dat de Hollanders daar rijke en vrugtbaare Landen hadden aangetroffen, diefoortgelijke voortbrengzels als de Molukfche Eilanden en Ceilon uitleverden ; doch dat zij het bevaaren van dezelven niet alleen uitftelden , maar alle Papieren , welke opheldering van deeze vaart konden geeven, verdonkerd hebben. Nijd en Afgunst, gebooren uit Voorfpoed des Handels, hebben zulk een gerugt wel greecig aangenomen, en zoeken te verfpreiden , zonder eenigzins te onderzoeken , of hetzelve eenigen grond hadt. De jongfte reistochten, door de Engel' fchen gedaan in 't Zuider - halfrond , en, bovenal, die van den beroemden Cook (*) , dienen kragtdaa» dig tot wegneeming van deeze kwaadaartige uithrooizeis. (*) J. Cook Voyage towards the South Poole andround the PForld, i--t 1775 , waar van eene verkorte vertaaling in 't Nederduitsch het lichr. ziet.