TAFEHEEL DER NEDERL4NDSCHE GESCHIEDENISSEN. ZESDE DEEL.   TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN, gevolgd naar 't fuansch van den heer.e 5\A. M. C ER I SI ER, BAX) T J ZESDE DEEL, -^Beginnende met de Verkejmg van Frederjk Hendrik tot Stadhouder 1625. en eindigende mst het verdrag met Poütugal 1661. Te UTRECHT, «ij B. WILD, MDCCLXXXVII.   INHOUD VAN HET ZESDE D E E L *£ Eerste Stuk» T GEMEENEBEST DER VERÊÈNIGDE NEDERLANDEN. TWEEËNTWINTIGSTE BOEK. Fan Frederiic Hendriks Stadhouderfchap, tot zijnen dood. Eerste T ij « p M Frederik Hendrik volgt Maurits op in 't Stadhouderfchap. Onderitand , aau Frankrijk gezonden. —— Onlusten roet Engeland. • Groote Schatten , den Spanjaarden op Zee ontnomen. Vermeestering van Grol , 7s Herto- genbosch enz. Het duiden der Remonjiranten. Schets van den flaat deezer Landen , ten opzigtc der vreemde Mogenheden. Frederik Hendrik volgt ^Uitrits op. Verdraagzaamheid sn Staatkunde van,  IV INHOUD. Fbederik Hendrik. De Veréénïgde Gewesten vee» henen bijftand aan de Proteftanten In Frankrijk. V Voor gevallene hij Roebelle. De Vloot teruggeroepen. Verbintenis met Engeland. Verbond met Detnetnarken. Goch , Oldenzeel en Lach door Fbedekik. Hendrik hemagtigd. Grol gewonnen* Poogingen der Staaten , om den voortgang der 'Keizerlijke wapenen te fluiten. Qorlog tusfehen Frankrijk en Engeland. Groote Schatten, den Spanjaarden, op Zee, ontnomen. Belegering van 's Hertogenbosch. De Vijand valt in de Verenigde Gewesten. Amersfoort ingenomen. Wezel ingenomen. De Vijand verlaat de Veréénigde Gewesten, 's Hertogenbosch gaat, bij Verdrag 3 over. Andere, vernu-esteringen der Staaten. Onderhandelingen tot een tweede Bejïand. Onlusten , veroorzaakt door de ver. draagzaamheid der Remonftrauten. De Remonfiranten bouwen eene Kerk , te Amfterdam , en eene Kweekfchool. De Doorlugtige School te Amfterdam opgerigt. Wat Amfterdam tot deeze gemaatigdheid aanzette. Piet Hein fneuvelt. Tweede Tijdperk. Tiet gezag des Prinfen van Oranje vermeerdert. ——% Tocht na Brazil. Aanllag op Duinkerken. —1 Overwinning op "t Slaak. —— Voorfpoed der Zweeaen in Duitschland. —— Roermonde, Maastricht- enz. bemagtigd. . Handelingen ovex den Vrede, en het veréénigen der Zeventien Ge- wes'  INHOUD. v westen. Verbond met Frankrijk, On¬ gelukkige Veldtocht der twee Bondgenooten. —7" Onlusten in Friesland. De Stadhouders neemen toe in aanzien en magt. Gezagbetoon van Frederik Hendrik. Tocht na Brazil. In Oost -Indien krijgt alles meerder vastig'heids. Aanflag op Duinkerken. Nederlaag der Spaanfchen op'f Slaak. Overwinningen van Gustaaf Adolpii. Vermeesteringen der Staaten aan de Maas. Beleg van Maastricht. Groote Zamenzweering in de Oostenrijkfche Nederlanden. De Graaf van df.n Berge valt van de Spaanlche zijde af. Nieuwe openingen tot een Vredehandel. Dood der Landvoogdes fe Izarella. Veldtocht van FSEDERik Hendrik. Zaaken des Keizer rijks. Nieuwe Handeling en Verdrag tusfchen Frankrijk en de Staaten. Verbond met Frankrijk. Krijgsverrigtingen. Staat der zaaken in Duitschland. Gezamfckaf na Frankrijk. Verbond met Frankrijk , wegens het voeren van tenen openbaaren Oorlog tegen Spanje. Onderfcheide gevoelens over dit Verbond. Frankrijk verklaart den Oorlog aan Spanje. Optocht des Franfchen Legers. Slag bij d'Avein , en de verèènigmg der Franfche en Staatfch» Legerbenden. Vermeesteringen en hertocht der beide Legers. Voorfpoed der Spaanfchen. Elendige Jiaat des Franfchen Legers. Oorzaaken van de onheilen deezes Veldtochts. Aanmerkingen over de verdeeling der Spaanfche Nederlanden tusfchen Frankrijk en ^ Veréénigde Gewesten. * 3 On-  fï INHOUD. Onlusten in Friesland. Verandering in het Raadpenfionarisfchap. De oprigting der Utrechtfche Hoogefchool. Derde Tijdperk. Krijgsverrigtingen. Gdukkige Tochten na de beide Indien. Bemagtiging van Breda. . De Spaanfchen door Tromp in Duins geflagen. —. em Frederik wordt Stadhouder van Friesland , en Prins Frederik Hendrik van Groningen en Drente. -— Huwelijk tusfchen den jongen Pnns Willem en eene Dogter van GrootBrittan je. , Omwenteling in Frankrijk r, Por^ iugal en Duitschland, De Staaten verflappen in hunne Krijgsbedrijven. Vermeesteringen der Staaten in America. Zaaken in da Oost - Indien. De Koning van Frankrijk fchenkt den Prins van Oranje den tijtel van Zijne Hoogheid. De Prins wordt Eerfte Edele van Holland. Tijtel en Rang der /llgemeene Staaten. Breda door den Prins iuwagtigd. Gefchiilen met Engeland en d& Staaten. Der Staaten en der Franfchen invloed op de onlusten in Engeland. Aanflag op Antwerpen mislukt. Ongenoegen tusfchen den Prins en Amfterdam. Twist tusfchen de Algemeene Staaten en de Stad Amllerdam over Admiraliteits zaaken. Groote eere, aan Maria de Medicis beweezen. Weinig betekenenden Veldtocht. Overwinning van M. H. Tromp  INHOUD. vu Tromp op eene Duinkerkfche Floot. De Spaanfche Floot bi) Duins ge/lagen. Fergeeffche poogingen, om de Duinkerkfche Kaapers te bedwingen. FrugtJooze Feldtocht. Willem Frederik. wordt Stadhouder van Friesland , en Frederik Henbrik van Groningen, Ommelanden Drente. Misnoegen, te deezer gelegenheid. Willem , Zoon van Frederik Hendrik, trouwt eene Dogter des Konings van Engeland. Frees der Gemeenebestgezinden voor de grootheid van 't Huis van Oranje. Ontwerpen met Frankrijk beraamd. Feldtocht. Dood van den Cardinaal Infant. Catalonië en Portugal fchudden het Spaanfche juk af. Ferdrag der Staaten met Portugal. Weinig beduidende Krijgsverrigtingen. Omwenteling in Frankrijk. Nieuw Ferdrag tusfchen Frankrijk en de Staaten. Krijgsverrigtingen. Onlusten in Engeland. De Koningin van Engeland komt in Holland. Strikland van het Parlement na den Haag gezonden. Wederzijdfche klagten. ' Vierde Tijdperk. Toeftand van Duitschland. —. Aanleiding tot de Munfterfche Fredehandeling. Het inneemen van Sas van Gent en Hulst. Vredes- Onderhandelingen te Osnabrugge. —— Do >d van Fkederik Hendrik. —. De Westphaalfche of Munjlerfche Frede» Staat der zaaken in Duitschland. Foorbereidzels tot de Munfterfche Vredehandeling. Jankomst der Ge-  vin INHOUD. Gevolmagtigden in 's Haage. Verfchillende inzigten ten aanziene der Vredehandeling. Inzigten van Frankrijk. Inzigten dés Prinfen van Oranje. Staatkunde van Mazarin. Ferdrag tusfchen Frankrijk en de Staaten. Eifchen der Staaten. Vertoog des Graaven d'A'/aux voor de Roomschgezinden. Veldtocht. Grevelingen en Sas van Gent vermeesterd. , De Staaten van Holland doen een ontwerp des Prinfen van Oranje mislukken. De Staaten onderhandelen gewapenderhand in 't Noorden. Veldtocht in Vlaanderen. Huist door den Prins van Oranje bemagtigd. De Roomfche Godsdienst te Hulst niet toegeftaan. Kunstenaarijen der Spaanfchen, om eenen af zonderlijken Vrede met de Staaten te bewerken. Eertijt els en Rang, den Gezanten van den Staat door Frankrijk gegeeven. Gevolmagtigden der Staaten op de Munfterfche Vredehandeling. Beweegredenen der Staaten van Holland , om den Vrede te begeeren. Mazarin door de Spaanfchen bedroogen. Ontrustende verdenkingen der Verdénigde Gewesten omtrent Frankrijk en den Prins van Oranje. De Franfchen zoeken deeze kwaade vermoedens wegteneemen. De Afgevaardigden der Staaten handelen buiten weeten van Frankrijk. Zij tragten de verbintenis der Verdragen kragtloos te maaken. De Franfchen beginnen na een Verdrag het oor te leenen. Spaanfche Brieven door Frankrijk onderfchept. De Afgezanten der Staaten als Middelaars tusfchen Frankrijk en Spanje, om Catalonië voor de Nederlanden te verwisfelen, Laagenleggende gerugten , door de Spaanfchen uit'  INHOUD. ' tx gejlrooid. De Staatfche Afgezanten kunnen de belangen van Frankrijk en Spanje niet overéénbrengen. Het Ferdrag des Beftands in een Frede-verdrag veranderd. Foortgang des Ferdrags tusfchen Spanje en de Staaten. Ferflag van Fkederik Hendrik, om den Feldtocht te openen. Misnoegen van V FranfcheHof. Laatfle Feldtocht van Fredrik Hendrik. Zijne ziekte en dood. Afbeelding en Character van denzelven. De Staaten van Holland doen de vijandlijkheden ftaaken. De Franfche Gevolmagtigden doen het tekenen des Ferdrags draalen. Onderhandeling van den Heer Servien in den Haage. Kunstenaar ij en der Spaanfchen. De Heer Servien vergramd. Geestneigingen in het Gemeenebest. De Hertog de Longueville in gefchil met den Heer P&uw. De Heer Servien mist in zijnen toeleg bij de Staaten. Ferhond van Borgtogt tusfchen Frankrijk en den Staat. De Fredehandel fchijnt te rug te hopen. De Frede getekend. Middelen, bedagt, om eenen algemeenen Frede te bewerken. De Spaanfchen haaien de Staatfche Gevolmagtigden over tot het tekenen van den Frede. Infchiklijkheid der Spaanfchen voor de Staatfchen. De voornaamjle Artykelen van Munfterfchen Vrede. Ferklaaring é?« Franfchen. Hofs tegen deezen Vredehandel. Ferfchillen der Gewesten over het bekragtigen des Ferdrags. Redenen , bijgebragt voer den afzonderlijken Fredehandel. Aanmerkingen hier over. De Hollanders doen , bij meerderheid van jlemmen , het Fredes-verdrag bskragtigen. Bekragtiging van den Munfterfchen Vre* * de.  t INHOUD» de. Afkondiging van denzelven. VoordteUn Van deezen Frede. De Franfche Afgezant verltiat, met misnoegen, den Haag. De Westphaalfche Vrede. Aanmerkingen over de Oorlogen van dien tijd. In. wendige riist van 't Gemeenebest. Windhandel in Tulpen. Godgeleerde gefckillen. Haat tegen de Atïmniaanen en Catholijken. Verregaande ijver van Voetius. De Wijsbegeerte van Descartes verbooden. Coccejaanfche en Voetiaanfche gefchil/en. Perfoonen, van Tooverij befchuldigd , te Oudewater gewoogen. Nieuwe Vaarten in Holland gegraaven. TA,  TAFEREEL itt «lgemcei* GESCHIEDENIS» van de VERééNlODE NEDERLANDEN* VÏ. Deel. L Stuk» TAFEREEL ier aJgemeena GESCHIEDEHI3SS Tan de VERééNICBE NEDERLANDEN* VI. Deel. I. Stuk,   TAFEREEL der. ALGÈMEENE GESCHIE DENISSE van de FERÈÉNIGDE T GEMEENEBEST DER. VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN. TWEEËNTWINTIGSTE BOEK. .Van Frederik Hendriks Stadhouderfchap/ tot zijnen dood. Eerste T ij d p e e k. Frederik. Hendrik w/^Maurits op in 'tStadhoéderfchap. Onder/land, aan Frankrijk gezonden. Onlusten met Engeland. —— Groote Schatten, den Spanjaarden op Zee ontnomen. > Vermeestering van Grol, 's Hertogenboscli efiz.'-r Het dulden der Remonftranten. JL^rj den dood van Maurits bevonden zich de Veréènigde Gewesten in eenen toeftand, volkommerVI. Deel. t baS-  Psedekie Hendrik. Schets van dan Haat deezer Landen, ten opzigte der vreemde Mogenheden. 1 1 1 c 1 2 t t d § d k ri di h ft GESCHIEDENIS baarende uitzigten. Waren hunne zaaken in de Indien gunstig 3 in Europa vertoonden Zich voorleden e onheilen en naakende gevaarcn. Binnen 's Lands moedloosheid, wantrouwen, misnoegdheid, de gevolgen van dwinglandij, wederfpoed , drukkende belastingen , en ongelukkige twisten , ten opzigte van het ontvangen der Oi.deritandgelden. De Vaart gedreind door de rooverijen der Duinkerkfche Kaaperen , de Grenzen blootgefteld aan de invallen van ien Vijand, door 't verlies \anGuiik en Breda. a VIanüfeld en Brunswijk , welken men bijftand joodt, om de ontzaglijke en fchielijke voortgangen les Keizerlijken Legers te fluiten, werden allerwegen rerdagen , en vogten alleen wijkende. „ De Kering van Deenemarken , die het overfchot hunner rlugténdè Krijgsbenden verzamelde, wel verre van !en inri'kkenden ftroom in Duitschland te kunnen iedwingen, begon voor zijne eigene Sfaaten te vreeen. De beide takken van het Pluis van Oostenijk fchcenen zich te willen veréénigtn, en de krag:n zaaien te zullen paaren , om de Verèénigde Ge- 'asien te gelijk aantevallen. Engeland, in fle- ; van dezelven te hulpe te komen, door eene baatbevende afwending te maaken tegen den Spanjaard, en het den Oorlog verklaard hadt, deedt meer waads aan zijne Bondgenooten door de zeerooveien, dan nadeels aan den Vijand, uit hoofde van :n zwakken en verdeelden ftaat des Rijksbeftuurs. — Frankrijk, onophoudelijk in Burger-onlusten gewikkeld, was nog niet ia flaat, om het Stelzel van  dér N E D E R L A N ö ë N. £ van Hendrik den IV, ter vernedering van het Huis van Oostenrijk, te hervatten. Men vreesde voor de vrijheid des Keizerrijks, ea zelfs voor die van Europa, wanneer onvoorziene gebeurtenisfen het gelaad der dingen geheel deeden veranderen. De Verèénigde Gewesten beurden hei hoofd op, en bragten Spanje eenen doodlijken flag toe, door de onmeetlijke fchatteft, in de Indien dat Rijk ontnomen. De builenfpoorige eerzugt des Keizers verwekte hun eenen nieuwen Vijand , die het evenwigt in Duitschland herftelde. Richelieu, een fier, behendig en veel afdoenend Staatsdienaar, zette, rtaa, door het beruagtigen van Roebelle, den geest der Gemeenebesrgezindheid in de Franfche Proteftanten, gefnuikt te hebben, eene Verbintenisfe tegen het Huis van Oostenrijk gevormd, kragt en leeven bij. Zwaardrukkende en veelvuldige tegenheden noodzaakten, in 't einde,deezetrotfehemagt, niet voor een' tijd, maar voor altoos, de eifchen op de Verèénigde Gewesten aftefiaan. Het Gemeenebest , door eene volkomene Vredes-verklaaring, al den roem en alle de voordeelen zijner onafhanglijkheid en vermeesteringen bezittende, voerde den fchepter der Zee , en werd met de grootfte Mogenheden öp eenen voet gefield. —- Maar^het lot der grootheid is - ten opzigte van Staaten , even 't zelfde als bij bijzondere Perfooiien: hoe luisterrijker, hoender blootgefteld. Spanje is voor hst Gemeenebest niet langer een voorwerp van vreeze: 'r zijn de twee aanzienlijke Bondgenooten , die 't zelve hielpen het A a Spaan" FrederiÜ:  GESCHIEDENIS FffEDERIK HeaDR'K. Frederik HenuR'K volgt IVÏAURITS op. Spaanfche juk affchudden. Wij zullen zien, hoe de altoos wakkere jaloufy des Koophande's, ten opzigte van den eenen, en de welgegronde vrees voor de magt van den anderen , het Gemeenebest in uiterftens bragt, om één van beiden ten prooije te worden. Frederik Hendrik , Prins van Oranje geworden, en eenige Erfgenaam van de Heerlijkheden en Goederen van dat Doorlugtig Huis , volgde ook zijnen Broeder op in de meeste Waardigheden , welken deeze bezat, in gevolge van eene vrije verkiezing. De Algemeene Staaten haastten zich dermaate , met hem het Capitein en Admiraalfchap optedraagen^ dat zij zich geen tijd gunden , om de bijzondere Staaten te befchrijven tot het doen van zulk een gewigtigen flap. Deeze verkiezing , buiten den regel toegegaan, en tot welke de Algemeene Staaten niet gemagtigd waren , alleen verfchoond door de dringende omllandigheden van tijd en zaaken , verbaasden allen , die belang (lelden in de Staatsgelteltenisfe. Niet min verwonderde men zich , dat de Staaten van Holland tot het Stadhouderfchap over hun Gewest Frederik Hendrik benoemden, eer zij af. gefpruken hadden met die van Zeeland , aan welken zij verbonden waren door een ouder en bijzonderder band, dan aan de andere Gewesten. Misfchien was het, om dteze verééniging weder aantebinden , dat die beide Gewesten zich zamenvoegden, om éénpaajig het Stadhouderfchap aan hem optedraagen. Gelderland, UHeAt en Qverijsfel erkenden dien Prins ook  dkr. NEDERLANDEN, 3 pok als Stadhouder; doch Groningen met de Ommelanden, en het Landfchap Drente , over welke Gewesten Maukits mede Stadhouder geweest was, bekleedden Graaf Ernst Casimir van Nassau, Stadhouder van Friesland, met die Waardigheid - Lieden , den Huize van Oranje niet ongunstig, oordeelden , dat de magt en 't gezag des nieuwen Stadhoud rs binnen nauwer perken moesten bepaald worden; doch zagen teffens de bezwaarlijkheid, om zulks te doen in dit tijdsgewricht van Krijg: als een middel, om de Vrijheid nogthans voor verdrukking te veiligen , wilden zij, dat de Perfoonen, die , ten tijde van Prins Maurits , in de Algemeene Staaten gezeten hadden, en, om zelve meer gezags te krijgen, dien Vorst gevleid en gevierd hadden, met bepaalderlast, dan voorheen, voorzien, of door anderen vervangen zouden worden (*). Thans bereikte Frederik Hendrik volle eenenveertig jaaren. Bij den Krijg opgewiegd, hadt hij reeds blijken gegeeven van zijne bekwaamheid in de Kunst des Oorlogs , en toonde tegenwoordig , dat het hem aan geene Staatkundige hoedanigheden ontbrak. Hij hadt, gelijk wij gezien hebben , op het voorbeeld zijner Moeder, die hij eene zuivere hoogagting en tedere liefde toedroeg , de Remonjlranten begunstigd; maar men meent, naderhand, befpeurd te (*) Refol.Holl.iöas.bl. 57.66. Notul. Zeel. 16950 bi. 224. Van den Sande , VIII. B. bl. 115. Capülls, Qedenkfth. I. D, bl. 349- 35°* Aa Frederi^ Hendrik, Verdraagzaamheiden Staatkundevan FrederikHendrik.  6 GESCHIEDENIS i 1 j i ] \ te hebben, dat hij met hun verfrandhouding onderhieldt, om hunne oogmerken tegen Maurits te ontdekken , dien hij alles , wat hij te weeten kwam, openbaarde (*). ündertusfchen agtte men hem den Remonflrante.n toegedaan. Bij zijne bevordering tot het Stadhouderfchap , zou het niet voorzigtig geweest zijn, zich aantekauten tegen de nu overal zegepralende Contra - Remonftranten : en hij moest de verdrukte Partij , die den dood van Maurits hadt afgevvagt, om het hoofd weder boventefteeken , ontzien. Het leed, door hen geleeden, begon zo veel te algemeener medelijden te verwekken, dewijl üj, die het berokkend hadden, om op het kusfen tc geraakën, in den haat des Volks vervallen waren, thans misnoegd over de zwaare belastingen en den egenfpoedigen keer der zaaken. In deezen toeftand 3prdeelde Frederik Hendrik het raadzaam , de W^rfchetide Godsdienstbelijdenisfe en die Partij te mdufchraagen ; doch hij zag door de vingeren de loogingen, welke de andere deedt , om zich optejeuren. Bij de verheffing van deezen Vorst begon ;en zagter lot hun toetelonkeh. Van deiï Mijle, le Schoonzoon van Oldenearne veld, door de Staaen van Holland verlof gekreegen hebbende, om weder n den Haage te komen woonen, vergezelde, terbe;eerte van Frederik Hendrik , de Lijkdaüe van Prins Maurits : dit was als 't ware eene leus gegeeven ■a:i 't geene anderen hoopen mogten , en werd van zonv (-) CARLETi I. p. 338. 34a. D'SiïRADSSj.p.^S;,  nxR NEDERLANDEN. * sommigen euvel geduid, als dienendeter verftoutïng vmdzArminiaanen (*). Hoogerbeets kreeg, op voorfpraak van den Prins , verligting van hegtenis, wordende van Loeveftein op zijn eigen Huis te Weer, bij Wasfenaar, overgebragt; doch het mogt hem niet meer dan vijf weeken gebeuren, deeze ruimer lugt te ademen : hij overleedt in den ouderdom van vierenzestig jaaren : en zijne Kinderen verwierven de vrijkooping zijner verbeurdverklaarde Goederen (|). —„ Deeze verftandige Staatkunde bevredigde, de harten der misnoegden met Frederik HenPrik , terwijl de bovendrijvende Partij , door zijn raad en voorbeeld tot verdraagzaamheid en gemaatigdheid aangezet, allengskens afliet van het llreng Volvoeren der Plakaaten. Schoon de tijd de hevigheid der geestdrift in Godsdienst gefchillen niet weinig hadt doen bedaaren, vondt men egter Predikanten , die in zulk eene gemaatigdheid geen genoegen namen. De gevolgen eener Verbin enisfe , welke men met Frankrijk-vernieuwd hadt, gaaven deezen Yveraaren nieuwe redenen van misnoegen. De Koning van Frankrijk verleende, ten deezen dage,-hulpe aan de Grauwhunderen, dien de Spanjaarden Vasteline ontnomen hadden, onder het vreemde voorwendzel , van het doordringen der Ketterije in dit kleine Landfchap te wil- (*) Aitzema , I. D. bl. SIS. 657. Cafelle Gedenkf. L M. 368.371.384- (i) Brandt, Leiyen van de Groet, bl, 33^-33.9= A 4 Frederik Hendrik. De Veréént gde Gewesten verleenen bij Hand aan de Prote[tantenin Frankrijk.  Frfderik : i i 1 i S GESCHIEDEN!? Willen beletten ; doch , met de daad, om zich eea weg na Itnhc te baanen. liet Gerneenebest van Ge-, pua voiidt zich ingewikkeld in deezen Kriig , daar, liet Spanje hulpe boodt. ünder yoorgeeven', van deeze Zeedad te belegere-i , hadt de Koning van Frankrijk de Staaten overgehaald , om hem eene Vloot van twintig Schepen te leveren. Doch, wanneer men ontdekte, dat het mcerendeel deezer Vlopte, en neg een twaalftal andere Schepen, moest dienen, om de bemagtiging van Rocheik te onderueemen, voeren zommige Predikanten 'er heftig tegen ujr. 't Was , in de daad, een zonderling verfehijnzelj te zien, dat de Voorstanders yan de Dordrscktfche Synode, met den Kleinzoon des Admiraals, de Colickv aan hun hoofd , de wapenen wendden, t^gen de Hugemoten in Frankrijk, die zijvoprhunne Broeders hielden. Nog vreemder was het , dat eenige Predikanten voor de Rocheliers baden, en het mamelen der Penningen ten hunnen behoeve openijk aanpreezen, terwijl de Staaten Schepen verleenïen, om ze te ondei tebrengen. Zij beklaagden zich en hoogden, dat de Staaten bijdandboodeuaaneen Paapsch Vorst, tegen dtProtejlanien. Zijdookten jet Volk op, 't welk zamenro.tte , om het huis van Jen Vlootvoogd Hautain en verfcheide anderen der Jcheeps'.ievelhebberen te plunderen. Eén der dollriftigden onder deeze Predikanten was Adriaan Smout, een bitter Man, en begaafd met die ftoutleid in 't zeggen, welke geen voegclijkheid in agt teemt, geene agibaarheid ontziet, en diepen indruk maakt  Per NEDERLANDEN. 9 maakt op 't gemeen. 's Lands rampen moeiten," paar zijne taal, „ a'leentoegefcheeven worden aan de „ luilpe« die de Skaten het Pausdom booden ; de „ Zoon des verd-rfs , het Kind des Duivels , de „ fiam , waar uit de Antichrist voortkwam , de „ Hoer van Babel, zittende op het Beest met zeven' „ hoofden , was Lodewijk de XIII , Zoon van „ Hendrik den IV, den afvalligen , die , om de ,3 Staa:en te helpen , e.n hoop Duivels gezonden 3, hadt ? die allen na den Duivel gegaan waren (*)." *— Eenigen zullen miefchien het aanhaalen van zulke bijzonderheden voor brokken der deftigheid van de gefchiedenisfe onvoeglijk keuren : dan zij, die gefield zijn op charaéler fchetzende trekken, ze van aangelegenheid vinden : naardemaal ze kunnen dienen, om de veragtlijkhcid ecner doldriftige geestdrijverije , die het Gerneenebest zo veel ramps brouwde, te toonen. D.eeze zelfde Y veraars keurden het niet verkeerd , dat de Rooms chgezinde Franfchen ons hulpe verleenden tegen de Roomschgezinde Spaanfchen. Zij zagen niet, hoe Frankrijk, in het tegenwoordig tijdsgewricht, alleen in ftaat om de balans van Europa te houden , en 't Gerneenebest zelve tegen de overmagt van het Muis van Oostenrijk te beveiligen, zulks niet kon doen zonder rust in zijn eigen Rijk , geftoord door die van Rochel Ie. Het (*) Aitzema, I. bl. 423 —— 428. 43t 455. Ca- tULLE Gedenk/. 1.383.385. Amji. beroerd, bl. 10'. A 5 Frederik Hendrik*  Frederik Hendrik. 't Voorgevallenebij Ro(helle. i i j < 1 ia GESCHIEDENIS Het hoofd der misnoegde en oproerige Hugenosten was de Hertog de Rohan. Diens Broeder, de Heer de Soueise , hadt zich meester gemaakt van het Eiland Ree , en met zijne Vloot tastte hij, op 't onverwagtst, de veréénigde Franfche en Hollandfche Z^eemagt aan op de Reede van Olonnes, bemagtigende niet alleen verfcheide Schepen van hun» die voor de beste Zeelieden desi aardbodems gehouden werden, maar noodzaakte hen ook tot eene verhaaste en fchandelij'ke vlugt. De veréénigde Vloot zogt deeze fchande uittewisfehen , en dien ramp te herftellen: hierom kwam dezelve, verfterkt, weder opdaagen. Zij vermeesterde het Eiland Ree. Soueise , wiens Vloot verzwakt was , en liegt door de zijnen onderfteund werd , moest , zeven Schepen verlooren hebbende , de wijk neemen na de Engelfche Kust. Deeze zege kostte den Overwinnaaren veel Volks. De manfehap van een Schip van Ro:kelle, welke zij verdrag geweigerd hadden, redde zich in de Booten, en twee mannen bleeven. Toen iet opgepropt was met Vijanden, Haken deezen het puuf in 't Kruit, en deden het, nevens vier andere, :laar rondsom liggende, Schepen, in de lugt fpria» ren. Dit wanhoopig bedrijf deedt het verlies der Dverwinnaaren op meer dan achthonderd man beloo)en. Dan deeze overwinning , aan de dapperheid les Hertogs de Montmorknci dank te weeten, iragt een doodlijken 11 ag toe aan de onafhanglijkheid er Franfche Hugenooten. Vol fmerts hier over, eten zij zich uit in de haatlijklte betuigingen tegen de  der. NEDERLAND EN. n de Algemeene Staaten, noemden hen Vervolgers der Kerke, Vijanden van God, en Dienaars van den Paus : 'er bijvoegende , dat hun optland tegen den Koning van Spanje weinig ftrookte met de hulp, welke zij den Koning van Frankrijk verleenden. Vreemder is het , dat de Afgezanten der Algemeene Staaten aan het Franfche Hof, den Koning fmeekende, om die van Roebelle gunst te bewijzen, verklaarden , geen oogmerk te hebben , om de RochelIets te verfchoonen, en dat zij de Onderdaanen, dia de wapens tegen hunnen Vorst, onder welk een voorwendzel ook, opvatten, verfoeiden (*). De Staaten zogten, ongetwijfeld , met zo vleijende betuigingen den Vorst voortebereiden tot het opontbieden hunner Vloote , reeds heimlijk door hun verrigt. De klagten over het zenden derzelve liepen hoog, en vermenigvuldigden door het lang verblijf. De Afgevaardigden der Synode van Overijsfel hadden de Staaten verzogt, dat zij die, van Roebelle wilden helpen , in ftede van ze te ondertebrengen. Deeze boodfehap werd ter Algemeene Staatsvergaderinge niet wel opgenomen, dan die van Holland gaven dit beleefd en gerustftellend antwoord: ,, Zij zouden „ den Staaten toevertrouwen, al te doen wat moge„ lijk ware tot het herroepen der Vloote, ten voory deele van die van de Religie (|)." Wan- (*) Le Vassou, Liv. XXI. p. 201.205. XXII. p.296, Aitzema , I. bl. 426.409. (ï) Capelle Cedenkf. I.D. bl. 383. 385. Refol. Holl. 16^5. bl.171. FREnEtqK Hendrik. De Vloot teruggeroepen, 1  12 GESCHIEDENIS Henurïk. Wanner men in Frankrijk het opontbieden des Vloote bcmerkte , vklen des ten Hove iterke klag-, ten : en het misnoegen was re grooter , cm dat de Capi e:n Kwast, van de Engelfche Kust na Hoh land ttevenende , eerst de Franfchen , die bij hem aan boord wa^n, met ffeweld in Engeland aan wal gezet, en de Fr.mfcle Vlag, met verontwaardiging, aFgewoipen hadt. De Koning verweet Aarsens, toen buitengewoon Afgezant der Staaten , dat hij hem om den tuin geleid hadt , met hem in de waan te brengen , dat de Staaten de Vloot veel langer in de Franfche Zeeën zouden laatrn , fchoon hij niet onkundig kon weeztn van het gegeeven bevel, om ze op te ombieden. Hij voegde 'er nevens , dat de Staa:en maar al te duidelijk toonden, weinig zijne Koninglijke Majelleit te ontzien, daar zij hem een trek gefpeeld, en door listige en trouwlooze beloften bedroogen hadden, om hem eenfchandelijkenVrede met zijne Onderdaancn te doen fluiten. Richelielt fprak op een nog hooger toon : hij befchuldigde de Staaten van ondankbaarheid , onvoorzigtigheid en trouwloosheid : verklaaiende, dat zijne Majelleit in gerne nadere handeling met de Staaten zou treeden, ZO lang men deezen , over het vertrek van Hautain, niet voliaan hadt. Aarsens moest alle de kunstenar.rijf n van zijn vondrijk vernuft in 't werk (tellen, om dit ongenoegen te (lillen. Schoon kundig van 't befluit der Staaten, betuigde hij, 'er niets vangeweeten te hebb< n , en de vriendfehap des Cardinaals, welke hij hoog waardeerde, te willen verbenren,  der. NEDERLANDEN. xs ren, indien rren bet tegendeel kon aantoönen (*). Die van Rochelk, eindelijk , met den Koning eenen Vrede getroffen hebbende, vorderde het S aatsbelang , die bijzondere gevoeligheden te vergeeten. Aarsens wanhoopte zelfs niet een verdeedigend Verbond met Frankrijk te fluiten , indien de voorwaarden , door dit Rijk gevorderd , aanneemelijk waren. Dan de nieuwe Verbintenisfen, door de Staaten met Engeland aangegaan,- konden met zulk een Verbond niet beftaan. Jacobus de I. was niet meer. Carel de I , diens Zoon , volgde de ontwerpen zijns Vaders, om wraak te neemen wegens de perfoonlijke beledigingen, hem door Spanje aangedaan. Hij floot een nieuw Verdrag met de Staaten , die twintig Schepen zouden voegen bij eene Vloot, dooi den Koning tegen Spanje uitgerust. De veréénigde Vlcoten , tot voor Cadix genaderd , in fiede van terftond op de Schepen , in de Baay liggende , aantevallen, gaven, door eene te fchiélijkondernom.ne landing, den Vijand gelegenheid , om zich in eer ftaat van tegenweer te ftellen. De Soldaaten en Ma> troozen vielen aan 't zuipen van den Wijn, dien zi in eenige af'geloopene Dorpen vonden. De gevolger hier van waren allerfmertlijkst. De Indifche Vloot, die zij voorhadden te ondeifcheppen , en met de daad onderfchept zouden hebben , ontfnapte. Eene be (iS) Aitzema , ï, D. bl. 582. Wagenaar Vaderl. Hijl, XI. D. bl. 30. Frederü: Hëhdrik, Verbintenis met Engeland,  14 G E S CHIEDENÏS FRRDF.RIK tjENDR'K, Veibond met Deenem.irken. ( 1 \ ( ( 1 f t \ ( befmetlijke ziekte ontfïondt op de Vloot, en dezelve moest, zonder iets weczenlijks uitgevoerd, te hebben, ba EngeLiml terugkeeren (*)- Uit deeze Verbintenis der Staaten met Engeland fpioot eene andere met den Koning van Deelemarken , dien zij beiden beloofden , in Duitschland'i tegen het Huis. van Oostenrijk te zullen helpen. Dit Verbond, 't welk den eerden grondOag lag tot de iuagtige Verbintenisfen , die in Europa gevormd weiden tegen den opgang van het heerschzugtig Oostenrijk, werd alleen ten vollen nagekomen door le Verêénigde Gewesten. Dan derzelver bijftand was riet genoegzaam, om den oorlogzugtigen Vorst in laat te dellen tot het boeten der tegenUagen , den Hertog van Bkunswjjk en den Graave van Mans. «blb overgekomen. Hij verloor deeze twee Veld)ver!len, en kreeg , bij Lutter, eene zwaare nederaage. De zege fcheen aan de Keizerfche wapenen rerkqogr. De Veldheer Walstein fprak, ten dien Uge, cm de Duitfche Forsten gelijk te maaken met le Grooten in Spanje , of tot den'rang van Capelaaneü aan 't Keizerlijk Plofte vernederen (f). Frederik Hendrik was de eerde , die paaien telde^ aaa de vermeestering der Oostenrijkeren aan en Beneden-Rhijn. Schoon het verliesvans-^, felks beleg hij vergeefsch hadt zoeken optebreeken' zeer C*) AirzE.^A, t D. bl. 4 De ftoute en gelukkige verrasfing van Goch , door Lambert Charles , deedt de hoop der Staaten aanwakkeren (f). Dit voordeel , en bovenal de groote nadeelen, den Spanjaard op Zee en in beide de Indien toegebragt, zetten de Staaten aan , om den Oorlog met meer ernst doortezetten , en niet alleen verdeedigend den Krijg te voeren (§). De bemagtiging van Oldenzeel en het Kasteel van Lach waren de eerfle krijgsbedrijven : en men liet beide deeze Plaatzen ontmantelen, om de Bezetting nittewinnen. Dit behaalde voordeel , hoe gering het ook moge fchijuen, veroorzaakte groote vreugde in Overijsfel en Friesland: Gewesten, die zeer veel hadden moeien lijden van de firooperijen der Spaanfche Bezettingen. Naa eenen mislukten aanflag op Hulst, .Voerde nien dit jaar niets meer van eenig belang uit, 't welk toegefchreeven wordt aan den kwaaden raad van eenige laf hartigen , het liegt beleid, verzuim , en te flap ftraifen der fchuldigen (**). In (*) AitZema, I. D. bl. 323. 336. 391 —— 399' 4*8. Mem. de Fred. Ifenry, p. 32. 33- 34. (t) Aitzema, I. D. bl. 376. 398. (§) Zie aldaar, bl. 538. (**) Mem. de Fred. Henry, p. 38 — 41. Van den Sande> IX. B. bl. 125. Capeu Ged. I. D. bl. 411 - 413* Frederik Hendrik. Goch, OU denzeel en Lach. door Frederib Hendrik bemagcigd. 1(5*5.  ïo GESCHIEDENIS Hendrik. Grol gewonnen» 1027. Poogin' gen der Siaaten, om den voortgang der Keizerlijke wapenen te fluiten. In den Veldtocht des volgenden jaars on leraar de Prins van Oranje , in eigen portoon , de belegering van Grtl: eene Stad van aangelegenheid, uit hooide haarer ligging op de grenzen : de Bezetting ftroopte in Gelderland, Overijsfel} Groningen en Friesland. Deeze onderneeming was te bacblijker, dewijl Spinola niets verzuimd had: , 't geen kon ftrekken, om de?elve te verlterie.i; de verafgelegenheid van de Rivieren bragt een groot bezwaar te wcge in den toevoer der Holland-ren : zij werd verdeedigd door dapper Krijgsvolk, onder httbevelvan Mattiiijs van Duiken, een oud Krijgsman , die zeer veele proeven van zijne bekwaamheid gegeeven hadt. Frederik Hendrik kwam alle dee^e hindernisfen te boven, verfchanstte zich zo flerk , dat de Graaf van den Berge , met een Leger vaa vijftienof zestienduizend man , het ontzet vergeefsch beftondt. De Bezetting moest, wonderen van dapperheid gedaan hebbende , daadigen, en trok uit met welverdiende krijgs-eere (*), Deeze vermeestering was te roemrijker voor Fait* derik Hendrik, daar Maurits voor die zelfde Stad, in gunstiger omltandigheden, het hoofd hadtgefiooten (f). Men hoopte, dat hij den loop zijner overwinnende wapenen zou voortzetten; doch 'er waren veele redenen, die de Staaten bewoogen, om meer verdeedigender dan aanvallender wijze te oorlogen. Zit (*) De Groot, het beleg van Grol. (f) Caprlle Gedenk/. I. bl. 430,  der. NEDERLANDEN. # Zij hadden den Koning; van Deenemarken grdoten onderiland gezonden: en mankten hunne hoofdzaak, om, ter Zee, den Spanjddrd afbreuk te doen , en de Duinkerkfche Kaapers , die den Koophandel flremden, te bedwingen (*). De zwaari^heden over het heffen der Geldmiddelen vermeerderden in verfcheidé Landfchappen (f). Eindelijk hadden de verbaazende vorderingen , welken de Keizer in Duitschland maakte, hen overgehaald, Om al hunre magt te fpaaren tot verdeediging des Lands , en onophoudelijk te arbeiden aan het vormen èeher algemeene Ver'bintenisfe tegen eene magt , die , in Duitschland volftrekt den meestér fpeelende , zich kon veréénigen met die der Spaanfche Nederlanden. Bovenal vreesden zij, dat de Keizer zou llaagen in het ontwerp, 't welk hij fcheen gemaakt te hebben , om de Kusten der Oostzee in zijn geweld te krijgen, en hier door de Zeevaart op die Landen te kluisteren. Van hier de verfcheide Gezantfchappen , na 't Noorden gezonden , de aanzoek bij de Hanze - Steden, bij Zweeden en Poolen, hunne bemiddeling aanbiedende , om den Oorlog tusfchen die Mogenheden te eindigen (§). Een (*) AitzeMa, I. bl, 449. 514.. 528. Mallet Hili.de Danem. 1627. (f) Velius, Hoorn, bi. 525. Aitzema , I. bl. 588. 591. Capelle Gedenkf. I. b!. 395. 415. (§) Aitzema, I, ül. 647-649. Puf; end. Itttrod, de FHift. de Snede. VI. Deel. B FüEDFtÜK ïlEr\DRlH*  18 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Oorlog tusfchen Frankrijk en Engeland. Eeri , zo vreemd als onverwagt, voorval baarde hnri niet weinig; verlegenheid, de Vredebreuk uaamfjk tusfchen de Franfchen en Engelfchen, weinig maanden naadat die beide Volken als onder dezelfde Vaandelen waren opgetrokken. Men weet, hoe deeze voortkwam uit den hoogmoed des Gunsfelings van den Koning van Engeland, den Hertog van Buckingham, een Staatsdienaar zonder verfland , een zich alles inbeeldend Jonkertje , verfloord , dcWijl men hem verboodt irt Frankrijk te komen, waar hij vermetel genoeg geweest was , om bij de Koningin den Minnaar te fpeelen. Deeze Oorlog was begonnen met den on« derftand, dien de Engelfchen toefchikten aandeütfthellers, naa hun tot een nieuwen opfland te hebben aangehitst. Dezelve bragt de Staaten in een zeerneteligen toelland, van wegen de moeilijkheid, om eene volkomene onzijdigheid te bewaaren tusfchen de oorlogvoerende Partijen, die ieder hun best deeden, om hen overtehaalen; doch zij waren voorzigüg genoeg, om geene zijde te kiezen , en hunne bemiddeling aantewenden , om twee Mogcnhelen , wier vijandfehap den Spanjaard in de hand kon werken, te verzoenen. De bemagtigiflg van Roebelle, en de nederlaag der Engelfchen bij het Eiland Ree , baanden den weg tot dat groot werk, 't welk degefchillen, waar in de Koning van Engeland zich metzijn Parlement vondt ingewikkeld, vervolgensnoodz:aklijk maakten. Het Verdrag wierd niet volkomen gefloten voor het jaar MDCXX1X (*). De (*) AirzsMA, I. bi. 6or. 602.649.742.746.754. 716. Du Mont Corps Dipl. V. p. 530.J  DER. NEÖERLANDEN. 19 De gefchillen, tusfchen Engeland tndeFeréénigde Gewesten over den Koophandel, baarden hier veel zwaarigheids. De fpijt der Engelfchen , over het fluiten huns Afgezants buiten den Raad van Staate , en de hangende gefchillen , over het gebeurde op Amboina, hadden hen zozeer verbitterd, dat zij de Scheepvaart der Nederlanderen, bovenal 'mfeMiddenlandfche Zee , zeer gtoote nadeelen toebragten , dezelven beroovende, onder voorwendzel van zich ïchadeloos te (lellen. Zelfs namen zij drie rijkgelaadene Schepen der Nederlandfche Oost - Indifchë Maatfchappije, van Suratte komende, en te Ports' tnouth binnengeloopen, in beflag. Zij kwamen voor Texel, en voerden een Fransch Konings Schip, in't Marsdiep liggende , weg (*). Üè Staaten lieten „ door een Gezantfchap, de (lerkfte vertoogen doen, om vergoeding te bekomen voor den aangedaauen hoon : ook betoonden zij zich zo naijverig op het bewaaren hunner oniifhanglijkheid van Engeland, dat zij, wanneer Carel de I. Frederik Hendrik met de Ridder - Orde van den Kousfeband vereerde, uitdrukkelijk bedongen, dat dé Prins, bij 't aanneemen deezer Orde , door geenen bijzonderen Eed éich aan den Koning van Engeland zou mogen verbinden (f). De Staaten trokken het gehoopte voordeel niet van den (*) AitzemA , I. bl; 431. 464. 640. 651. 655. 76S?. Refol. Holl. 1617. bl- aói. 264. 266. (t) Refol. Holl. 1627. bl. 149. 152.1554 B ft Frfderi!? Hendrik.  GESCHIEDENIS Frederik JkNDRIK. Groote Se!i3tten, Óen Spanja ar den, op Zee, ontnomen. i I 1 ( ( l t t 4 ii % v den Oorlog tusfchen Engeland en Spanje. 'Er ïees misnoegen over het Zee- en Krijgsbeleid des Admiraals van Dorp tegen de Duinkerkfche Kaapers: hij werd van pligtverzuim befchuldigd , en zogt die blaam afteweeren , met de Admiraliteit te verwijten, dat ze hem vuile Schepen en geen voorraad genoeg gezonden hadt; doch het weezenlijke der zaake was een geheime last zijner Doorlugtigheid , om oogluikinge, ten wille van Frankrijk , te gebruiken (*). Gelukkiger Haagden de Scheepstochten na de WestIndien. De IFest • Indifche Maatfchappij hadt, in len jaare MDCXXVI, eene Vloot uitgezonden, onier het beleid van PieterPieterszoon Hein, die, rehjk wij gezien hebben, zich zo zeerdeedt uitmuneü in het veroveren van Si. Salvador. Met acht jroote Schepen en vijf Jachten bereikte hij de Aller'ieii;gcn.Baay, waar zesentwintig vijandlijke Scheien lagen, gedekt door 't gefchut des Kasteels. Onlanks het vuur der Batterijen en Schepen , veroverde hij tweeëntwintig van dezelven. 'Er werd aan uit bekomen tweeduizend vijfhonderd en vijfënzesig kisten Zuiker, zeer veel Tabak , Katoen , Huien, Verfhout enz. Men verbrandde alle de Portuccfche Schepen , op één na, dat men, gelaaden , a Holland bragt, en vier kleinen , die tot Jachten ^bruikt werden (f). —— Deeze Voordeelen , geeegd bij andere zeer aanmerkelijke , behaald door Dirk (*) Capelle Gedcnkr. I. bl. 4?9- 44a. (f) De Laat, IV. B. Van dun Sande, IX bi, 431,  de& NEDERLANDEN. si Dirk Simonsz. en Pieter Adriaansz. , wekten de West-Indifche Maatfchappi] op, om eene nieuwe pooging en een meesterlijken flag te doen. Zij rustte eene Vloot uit van eenendertig Schepea. Men kan ligt raamen , dat handeldrijvende Maatfchappijen, in de keuze van eenen Vlootvoogd , niet naar gunst te werk gaan; maar op verdiensten zien. De dappere Piet Hein (deezen naam droeg hij doorgaans bij verkorting) bekleedde het Oppergezaghebberfchap. Hij hadt last, om op de Spaanfche Zilvervloot te pasfen, en dezelve , zo 't mogelijk was , te veroveren. Hij fievende na de Havana , waar dezelve verwagt werd, Bij 't Eiland Cuba vernam hij, uit eenige Visfchers, dat men in de Havana nog geen berigt hadt van zijne komst. Maar eene Spaanfche Bark, wat laater door hem bemagtigd , was door den Bevelhebber van de Havana gezonden , om de Spaanfche Vloot van de onze te verwittigen. Web haast daagde deeze laatlle op, en week , zo ras zij de Hollandfche Vlag zag, na de wal, denkende hei in de Baay van Mantoza te zullen ontkomen , waai de meeste Spaanfche Schepen aan den grond geraakten. Hein vermijdde de gevaarlijke Kust, en fchooi van veire : de manfehap, in Booten jop den Vijand afgevaaren, hadt nauwlijks twee fchooten gedaan, of de Spaanfchen ftreeken de vlag , en gaven zich over. Dus werd de rijke Spaanfche Zilvervloot, bë {taande uit twintig Schepen , fchier zonder flag o! floot, door. de oplettenheid des Vlootvoogds , et den fchrik aan, zijnen, naam , gewonnen. De ver 3 3 overdc Frederiï Hendrik,  GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. overde Schepen weiden deels gelost, deels tot dc reize na het Vaderland gereed gemaakt, de overigen verbrand, of in den grond gehakt. Zij keerden , benevens de Vloot, de een vroeger , de ander krater, in onze Havens te rug, na het uitltaan van veel zeegevaars , en het ontworftelen der Duinkerkfche Kaaperen. De rijke buit werd in 't West -Indisch Huis te Amflerdam opgellagen. Dezelve beftondtin veele kisten met Zilver, ook eenïg Goud , Paarlen, GeReenten , en andere kostlijkheden ; voorts eene groote menigte Indigo, Cochenille, en andere koopmanfchappen. De waarde werd op omtrent twaalf millioeren Guldens begroot. Het Volk hadt een merkelijk gedeelte van den fchat verdonkerd , waar van nogthans het een en ander agterhaald werd. De Staaten deeden een Dank- en Vreugdedag houden, en de blijdfcbap, over het behaalen van zo veel fchats , was, in de Verèènigde Gewesten, onbefchrijfbaar. De Vlootvoogd aan land komende, was de toeloop des Volks, om hem te zien, zo groot , als of hij een uitheemsch Vorst geweest ware. Men wil, dat hij, dit ziende, gezegd hebbe: Dit Tolk is wel mal, dat het zo veel gerugts maakt , en mij zo toejuicht, om dat ik zo veele fchatten medebreng, die ik zonder moeite genomen heb: toen ik de voorgaande reis tehuis kwam , dagt het niet eens aan mij , fchoon die mij oneindig meer moeite en gevaar gekost heeft. Ovenü werd hij op 't llaatlijkst ontvangen, met een Gouden Keten, ter waarde van vijfentwintighonderd Guldens, vereerd, en bevorderd tot Lui" ' te-  der NEDERLANDEN. as tenant • Admiraal van Holland. De Bevelhebbers der Vloote en het Scheepsvolk kreegen ook deel aan den buit. De Deelgenooten in de West - Indifche Maatfchappij ontvingen vijftig ten honderd tot uitdeeling, naar veeier gedagten te groot, dewijl men den overvloed beter zou hebben kunnen belleeden, om Vastigheden aanteleggen, welke deMaatfchappijzouden hebben kunnen befchermen tegen de onheilen , die dezelve naderhand zo zeer troffen. Behalven deeze Zilvervloot maakte men den Spanjaard nog meer afhandig. Pieter. Adriaansz. Ita veroverde twee Gallioenen en een Bark, komende van de Honduras , en belaaden met kostbaare West-Indifche Waaren. De Maatfchappij kreeg ook drie Schepen »an Cabo Ver de , die twee en eene halve millicen medebragten-, en twee van Guinea, wier laading op vierhonderdduizend Guldens gefchat werd; omniette fpreeken van verfcheide Schepen, aan bijzondere Perfoonen toebehoorende, die, van de Brazilfche Kusten , rijk gelaaden , in de Vaderlandfche Havens binnenliepen (*). Zo veel fchats , bovenal den Spanjaard ontweldigd , beduidde meer dan veele overwinningen. Men hadt 'er het dubbel voordeel van, dat het Gerneenebest verrijkt, en 'sVijands Rijk verarmd wierd. De (*) De Laat fVest-Ind. V. B. bl. 13? -T47- Arr- zema, L D. bl. 725. 809. Van denSande, X.B.bl 137, Comwelin Leven van Fred. Uend. I.D.bl. 34. Capsule. Qcdenkf. I. bl. 488. 49a,. B 4 Frederik Hendrik, Belegering vaa \ Merte- genbosch. 1629.  1$ GESCHIEDENIS PftEnr.mk ilL.!NL>H.lli. De groote krijgstoerustingen ter Zee'van de WestIndifche Maatfchappij e bektten dezelve niet verbaazen ie geltjfommen aan de Staaten optefchieten , om de Spanjaarden ten Lande aantetasten. Dit was het ip.ogmerk van Frederik. Hendrik ; doch 't viel hem njet gemaklijl;, m 't zelve de Staaten van Hollandxt doen bewilligen. Lenigen duidden hem euvel de verdraagzaamheid, welke hij deq Remqnjlranten betoonde : zommigen wilden het maakeu van groote onkosten vermijden: deezen verlangden na een BeHand te vernieuwen, waar van heimelijke onderhandelingen waren aangevangen : anderen werden afgefchnkt door de zwaarigheden, welken zij ontmoetten in het heffen der noodige Onderfhmdgelden, Dan de Algemeene Staaten haalden die van Holland over, om to,t den aanvallenden Oorlog te Hemmen. Van deezen beloofde zich zijne Doorlugrjgheid alles goeds. Hij rekende op het groot gebrek vanGeld in Sp.anje-j op het afzijn van Spinöla , derwaards verreisd s om den Oorlog in Italië te voeren ; op den Koning tam Deenemarken, die 's Keizers Legerbenden de handen vol werks gaf; en op den tocht des Kpnings van Frankrijk, na Ca/ai., die Philips den iy. onledig fchee.n te zullen houden. Schijnbaare redenen in de daad; doch de uitkomst leerdederze!y.er ongegrondheid. De Spaanfche Nederlanden bragten zo veel op, dat de Infante zjch in ftaat bevohdt een Leger cv de been te brengen. De Graaf van óen Berge vervulde de plaats van Spinola. De Keizer floot dén Vrede met den Koning van Dee-  bkr NEDERLANDEN. *5 Vjenemarken , en Lodewijk de XIII. keerde na Frankrijk tc rag, zonder dat het tusfchen hem en Philips tot een Vredebreuk kwam. Andere, geheel onverwagte gebeurtenisfen bevorderden het volvoeren van zijn hachlijk ontwerp. Debeweeging^n, welken hij met het Leger maakte , ontrustten den Vijand • doch deeze wist niet te raaden, waar op hij het gemunt hadt. Eenigen meenden, dat het Antwerpen , genen, dat het Breda, en anderen, dat het Wezel, Maastricht, Pluist, of Zingen zou gelden. Niemand bijkans kon gelooven , dat de Prins het beleg van 's Hertogenhosch zou onderdaan, vóór dat hij die Stad inlloot met een Leger van omtrent veertigduizend man (*). 's plertogenbosch, de Maagd van Braband. gehéSten, dewijl die Stad nooit was ingenomen, fcheen, In de daad, onvermeesterlijk a Zo uit hoofde van de groote uitgeftrektheid dqr Vestingwerken , welke het inlluiten bezwaarlijk maakt , als van de Moerasfen, de diepe Gragten engeregelde aangelegde Sterkten, alle dienende , om de nadering te beletten. Antony Schets, Baron van Qrobendonk, een oud, ervaaren pp dapper Veldheer, was Bevelhebber. De Bezetting beilondt uif drieduizend man, behaiven tusfchen de vijf- en zesduizend Burgers, in Haat om de wapenen te draagen, aan den Krijg gewoon, beroemd door uitgeltaane belegeringen , en 'er altoos naijverig op ge' (*) Van Heurn \ Hertcgenbosch t II. D.bl, 403. ftfem de Fred. Henrj, p. 52. B 5 Frederik Hendris,  GESCHIEDENIS Frederik Hendrik, gefield, om zichzelven te verdeedigen. Deeze Bezetting werd nog verfterkt door duizend man , die zich, door Moerasfen, eenen weg wisten te baanen door eene Plaats, van de Belegeraars onbezet gelaaten. De Aardshertogin hadt,met aanhoudendfmeeken, de Staaten bewoogen, om een Leger, zevenduizend Ruiters en vijfentwintigduizend Voetknegten flerk, onder 't bevel te Hellen van den Graave van den Berge , een Veldheer, die, zonder de kundigheden van Spinola te bezitten , hem niet in floutmoedigheid en dapperheid behoefde te wijken (♦). Alle deeze hinderpaalen fchrikten den Prins van. Oranje met af. Op de vermeestering van V Hertogenbosch was hij te meer gefield , dewijl hij zijnen Krijgsroem wilde verheffen boven dien zijns Broeders, die twee keeren voor deeze Stad het hoofd hadt geftooten (f). Hij wist zich van het water van de Dommel en de Aa te bedienen, tot verflerkingzijner Legertlede, met eene dubbele Gragt, en zijne Verfchansfingen tegen de Belegerden en 't vijandlijk Leger, tot ontzet aangerukt, zo wel te dekken , dat noch de aanvallen van deezen , noch de uitvallen van genen, hem konden doen verhuizen. Hij vermeesterde verfcheidene Sterkten, 't geen hem in ffaat [lelde, om zijne Verfchansfingen intetrekken, en de Stad, (*) Van Heurn '$ Hertogenbosch, II. D. bl. 405-414. q) d'Estrades, I. p. 50.  eer NEDERLANDEN. 27 Stad nauwer intefluiten. In dit alles betoonde hij zo veel moeds , en liet zo zeer het eigen oog over alles gaan, dat de Staaten hem , bij eeneu Brief, yerzogten , een leeven , het Gerneenebest zo dierbaar, niet zo zeer blootteflellen (*). De Graaf van den Berge , het onmogelijk vindende , den Belegeraar uit zijne Verfchatisfingen te drijven, nam andere maatregelen. Hij trok , bij Mook, over de Maazz, en , beneden Tsfeloord, over den Tsfel. De Keizer hadt den Vrede gefloten met den Koning van Deenemarken, en veertienduizend man zijner benden verfterkten het Leger van van den Berge. In de Veluwe en in het Sticht was zulk eene menigte van vijandlijk Krijgsvolk , dat het geheele Gerneenebest beefde. De verlegenheid der Algemeene Staaten was te grooter , dewijl zij aan dien kant noch Sterkten noch Volk hadden, in ftaat om den Vijand tegentehouden. De Staaten van Gelderland werden van verzuim befchuldigd (f). Men dagt, dat Prins Frederik Hendrik het beleg zou opbreeken, om den Vijand , in 't hart des Lands gevallen , te keer te gaan. Maar., het beleg voortzettende, vaardigde hij eenige Benden af, om gelegd te worden in de Steden, die 'tgrootllegevaar liepen. Alle Leden van 't Gerneenebest, gedreeveu door denzelfden geest, waren van oordeel , dat een beleg van zo veel aangelegenheids moest doorgezet wor- (5) AlTZEMA, ï.bl. 859. Capeue Gedenk/. ï, bl 522 535, Frederik HbJNDRIK, De Vijand vale in de PeréénigdeGewtS' ten.  GESCHIEDENIS Frederik Hessd [\k\ t i j j i | i Anten/ooit in- , genomen. 1 1 1 worden: zij namen de fpoedigfte en moedigde beduiten. De onderfcheide Gewesten , te yooren verdeeld en misnoegd over het opbrengen der lasten , door de aannadering en grootheid des ge vaars gewekt, verfchaften vaardig en gewillig den noodigen onderttand. De Staaten namen drie Regimenten , voor den Koning pan Zweeden ge worven, in dienst; en ook eenigo troepen, thans door den Koning van Deenemarken afgedankt. De West ■ Indifche Maatfchappij leverde duizend man, door dezelve geligt; hier bij kwamen le geworvenc Waardgelders. De Steden Utrecht, dmhem, Zutphen, Deventer, i'Vagen'ingen , Harierwijk , Zwol , Naarden en Amersfoort kreegen loor dit alles Bezetting. De Boeren in Gelderland, Utrecht en Overijsfel ontvingen last, om zich in de steden te begeevcn , naa alles , wat zij niet mede tonden neeraen, verdelgd te hebben. Het geheele -and, tusfchen de Vaart, Utrechten Muiden werd rader water gezet. De Algemeene Staaten koozen 'Jtrecht tot de plaats hunner vergaderinge, om door iit blijk van vertrouwen [en, moed den verfchrikten :enigen troost te verzorgen (*). Deeze voorzorgen gedraagen hebbende , floegen ;ij de beweegraden des Vijands gade , wanneer zij, ot hunne groote fpijt, ontdekten, dat de Graaf van Mon- (*") Capelle Gedenk/. I. bl. 506. 522. 523. 525. 540. Rcfol. tioll, 1629. bl. 144.149. 152.153.165.171. 185. Ioofïs Brieven, bl. 143. 146. Mem. de Fred. Henry, >. S4 04. AlTZEMA, I. bl. 869. 87.8..  der NEDERLANDEN. 29 Mmtecuculli , door de lafhartigheid des Bevelhefr bers Tertulliaan van Dorp , die daar over met ballingfchap geflraft werd, van Amersfoort meester geworden was , eh daarop" het Huis ter Eem veroverd hadt. De Veluwe llondt bloot voor 't vuur en den roof der Vijanden, die tot de Poorten van Maarden hunne ltrooperijen voortzetten. Hilverfom werd aan kooien gelegd» 't Gerugt liep , dat zij Amfterdam zouden belegeren. Niets was in ftaat het Volk gerust te ftellen, 't geen, in langen tijd, deft Vijand zo nabij niet gezien hadt. Vart alle kanten zag men vlugtende Burgers met hunne tilbaare haave , na de Piaatzen , eiie zij de veiliglle waanden, henen trekken (*). Eene nieuwe verfterking van acht- of tienduizend man, onder Graaf Jan van Wasfau, uit misnoegen in Keizeilijken dienst getreeden, vermeerderde de verlegenheid. Het Gerneenebest fcheen ingezwolgen te zullen worden door drie vervaarlijke Legers der Vijanden. Men vaardigde Gezanten af tot Frederik Hendrik, met bede, dat hij het beleg van 's Hertogenbosch zou opbreeken , en de verlegenen te hulpe komen. De Prins, onveranderlijk in zijn opzet, om, gelijk hij voorheen betuigd hadt, liever te willen fterven, dan een beleg te verlaaten, 't welk reeds zo veel gekost hadt, en waar van (*) Capelle Geclenkf. I. bl. 533. Aitzema , I D. bl. 860. 868. Van den Sande , X. B. bl. 146. IIoofts Brieven . bl. 149. Ment. de Fre'd, Henry , p. 93-95. Wagsnaar Amfl. IV. St. bl. 439. Frp.Derik Hendrik.  Frederik Hfndrik. Wezel ingenomen. De Vijand verlaat de Feréénigde GeWesten, i i 1 GESCHIEDE N^I 5 van de eer van den Staat en de zijnen afhing, gaf hun' goede woorden, en verzogt, dat zij in den Krijgsraad wilden komen. De Leden van denzelven (remden met éénèn monde in bet voortzetten des beiegs : waarop zijne Doorlugtigheid de Afgevaardigden verzogt heen te gaan, en hunne Meesters te verzekeren, dat hij, binnen kort, den Vijand zo veel te doen zou geeven, dat zij geene reden van vreeze zouden hebben (*). Frederik Hendrik hadt reeds , zjflts eenigert lijd, een toeleg op Wezel in den zin. Dit ontwerp kwam van Oriio van Gend , Heer van Dieden, Bevelhebber der Staaten te Emmerik. Door middel eener geheime verftandhouding te Wezel, wist hij, dat de Vijand die Had , voor een goed deel, van Volk ontbloot hadt , om het Leger te verlterken, en dat men de wagten (legt waarnam. Hij trok zelve aan 't hoofd eener uitgeleezene bende , om den aanüag uittevoeren , en maakte zich , bij verrasfmg, meester van die Stad , en de Bezetting gevangen. Het verlies eener Stad van zo veel aanbelangs , de' Verzamelplaats van den krijgs- en mondvoorraad der Vijanden , waar de Bevelhebbers hunne kostbaarfte bhatten gelaaten hadden, (telde alle hunne ontwerpen te leur, en gaf een geheel ander gelaad aan den laat der zaaken. De Spaanfchen en Keizerfchen, lie veel eer op het verzamelen van groote Legers :ich toegelegd, dan zorg gedragen hadden omtrent de CO Mem. de Fred. Henry, p. 105. £06. d'Esthadei* • P- 50. 57-  DER. NEDERLANDEN. 3" èe middelen, om ze op de been te houden, zagen , door dit verlies , den toevoer der leevensmi.ldelen afgefneeden, en waren alleen bedagt op een fpoedigen hertocht. Zij verlieten Amersfoort en liet Huis ter Eem , ontruimden de Feluwe, trokken fchielijk over den Tsfel, zonder ééne Plaats van aanbelang te hebben kunnen inneemen , of doordringen in eene welvoorziene Landftteek, waar zij op kosten der Ingezetenen konden teeren (*). De tijding deezer bemagtiging verhaastte de overgave van 'y Hertogenbossh, waar het aan Buskruit begon te ontbreeken, en alle hoop op ontzet verdween. Naa eene manmoedige verdeediging van vijf maanden, daadigde zij op den veertienden van Herfstmaand 9 en is , zints dien tijd, 's Hertogenbosch, van eene (temmende Stad, en een vierde Lid der Staaten van Braband , als een Aanhangzel van het Gemenebest der Ferèènigde Nederlanden aangemerkt. Hoewel de Algemeene Staaten de Stad alle haare oude Voorregten lieten behouden, kreeg zij thans niet het minde deel in het Landsbeftuur, zelfs hadt zij, nevens de Meijerije, over de Geldmiddelen , door de Algemeene Staaten opgelegd , niets te zeggen. Schoon zij de openbaare handhaaying van den Roomsch-Catholijken Godsdienst niet konden bedingen, werd nogthans beloofd, dat men niemand over C*) Van- de:j Sande, X. B. M.t47. Aitzema, I. D. t'. 371. S?j. £>2*. 928. Mem. de Fred, Henry , p. 104» ïop. CaWlle Gcdenkf. I. bl. 535. Frederi* Hekdiuk. 'j Hertegenbosckgaat , bij Verdrag,, over.  32 GESCHIEDENIS Frederik üeivdrik. Andere vermees- i teringen j deï Staaten* i c 1 i I \ I I l £ / li V ii over 't ftuk Vim defi Godsdienst moeite zou aandoen. Over de bepaalingen daaromtrent zijn, in 't vervolg, veele moeilijkheden gereezen (f). Deéze overwinning van 's Hertogenbosch werd, even alsdebemagtiglrig Vkn'Wezèl, met eert Dankdag en Vreugdebe. irijven vereerd: en bekende de Prins zelve, dat hij ie belegering van 's Hertcgenbosch , als hij de gelegenheid dier Stad zo wel gekend hadt, als hijzebe/ondt, nimmer zou beftaan hebben (f}. Het te onderbrengen van 's Hertogenbosch , ge. ro'gd van de bemagtiging van Burik , tegen over Vezel gelegen, als mede van de Sloten Tsfelburg en lingelberg, breidde de Grenzen uit, en verzekerde iezelven. De Staatfche Krijgsbenden , door voorhoed moedig, trokken over den Rhijn, en namen, h 't Land van Kleef en Berg , verfcheide kleine' 'Jaatzen in. De Spaanfche Bezettingen gaven zich ereed over: het Krijgsgeluk der Nederlanderen oor 's Hertogenbosch en Wezel hadt hun verflaagen erftaakt. Eene menigte Huisgezinnen ontvlugttede -ani'en, die ten tooneele des Oorlogs firekten , en egaven zich in 't hart van Duitschland, of in de loote Steden. De vreugd der Ingezetenen van de réréénigdè Gewesten was geëvenredigd aan de grooteitl van 't ontkomen gevaar: en waarlijk was het Ge- (*) Van Hbürn 's Hertogtnbosfh, II. D. bl. 438-453. 7. D. bl. 2S5. (t . He/O. Hol!. 1629. bl. 168. iSo". Capelle Ge::kj. I. D. bl. 546.  der NEDERLANDEN. 33 Gerneenebest als op den kant des dndergangs geweest bij deezen inval , de laatste , dien de Spanjaarden beftonden. De mislukking , bij eene gelegenheid , zo gunstig, als zich, zints den tijd des Hertogen van Aha niet hadt opgedaan, benam hun voor altoos de hoope op de herkrijging der afgeval» lene Gewesten (*). Zij zogten, integendeel, deheimlijkeonderhandelingen tot het treffen van een nieuw Beltand met allen ijver doortezetten. De Spaanfche Nederlanden, gedrukt onderden last eens Oorlogs, dien zij, ter oorxaake hunner rampfpoeden en 't verloop des Handels , niet draagen konden, begeerden zulks op 't ernstigst, De Lahdvoogdesfe Izabella , reeds vrij hoog bejaard, van eene zagte en vreedelievende geltelteniS' fe, haakte 'er na. De Koning van Spanje, die zijne rijkgelaadene Vlooten ten buit gemaakt , en zijne magtigfte Volkplantingen met éenen vijandlijken aan val gedreigd zag, merkte het Beltand als noodzaak lijk aan. Eindelijk fcheen de onder de hand voortgezet' te handeling rijp genoeg, om aan.dê Gewesten te worden medegedeeld. Deezen verklaarden'erzich voor, én anderen tegen: elk volgde zijn belang en neiging, De Wen -Indifche Maatfchappije, ingenomen me de laatstbehaalde voordeelen , die den Lande zo zee gediend hadden } en vol hoop op nieuwe, leverdi eei (*) Commèlin Fred. tiend. bl. 89. Mem. de Frea Henry, p. 109 «9. Aitzejia, I, bl,88t 924 Capelle Gedenkf. I. D. bl. 558. VI. Deel. C Frederik Hendrik^ Ondarhandeliri»gen tot een twee» de Beltand. I t /  GESCHIEDENIS fMEOKKUt Hï.NDRiK, 3 ] ] i < t < C ] c I ï O k i een Vertoog in tor afkeuring van het Beftand. De Paltsgraaf, cntthroonde Koning van Bohemen , geen kans ziende, om zijne Staaten wedertekrijgen , dan door het voortzetten van den Oorlog, fcoodteenGefthrift tegen het Beltand aan. Die 'c meest geleeden hadden bij den laatsten inval , zogten het nieuw Befland te weeren. De Predikanten verzetten 'er zich fterk tegen, zeggende, datrechtfchaapene Gereformeerden in gemoede geen Beltand met den Koning van Spanje konden maaken. Hunne voornaamte redenen waren, dat Gor> de zijnen niet zou veraaten; dat men op de Papisten en Spanjaarden niet :on vertrouwen : ., even of," fchrijft Aitzema, , de Protestanten hun woord heiliger gehouden had, den, wanneer 't belang hun dreef, en zijde magt , bezaten, om het te verbreeken." Zij voegden'er >ij, hoe het te dugten flondt , dat de Catholijken, n andere Gezindheden, en bovenal de Remonflranen, zich van een tweede Beftand zouden bedienen , m den waaren Godsdienst aantetasten , en den Staat verhoop te werpen. In Friesland liep zeker Lid er Regeeringe groot gevaar, dewijl hij zich hadt laten ontvallen, dat zij geen eisch op Spanje haden, maar Spanje op ons; en dat de Staat met geen ocd gemoed in den Oorlog kon blijven , wanneer panje Vrede begeerde. __ Het meerendeel der .egeeringe dagt eenpaarig , en op beter grond dan 3it, dat zij beltendige Vastigheden in de Indien >nden maaken, en hunne Grenzen in de Nederlann uitbreiden; dat een Beftand i'cuaadelijk zou weezen j  »Mt NEDERLANDEN. 35 zen; dat de Spaanfche Heerfchappij nimmer minder in ftaat was, om manmoedige en welbeltuurde aanvallen te wederftaan (*). De Cardinaal de Richelieü, vreezende, dat het Huis van Oostenrijk, van deezen Oorlog ontheven, aan Duitschland en Italië de \vetzonvoorfchrijven , Itremde deeze onderhandeling, door den Staaten een nieuw Verbond voorteflaan , 't welk in Zomermaand des jaars MDCXXX. gefloten werd. Bij 'c zelve beloofde de Koning, de Staaten , zeven jaaren agter een , te zullen onderfteunen met eene aanzienlijke jaarlijkfche gifte in Geld. De Staaten verbonden zich , van hunnen kant, geduurende deeze zeven jaaren, van geen Vrede of Befland met hunne Vijanden te zullen handelen, zonder 's Konmgs raad inteneemen (f). Frederik Hendrik bragt veel toe tot het fluiten van dit Verbond , fchoon hij, in den beginne , zich voor, het Befland verklaard hadr. Zommigen willen, dat de Prins in de Spaanfche Nederlanden heimelijke verflandhouding onderhieldt, om ze tot opftand te verwekken , en dat de Ingezetenen, door belastingen uitgeput, hetjukbegeerden aftewerpen. Vast gaat het, dat hij in deezeomflandigheden', gelijk ook in de andere, zich vrij ver- draag- (•) Aitzema ", I. D. bl. 897—905. 965 —— 978. Capelle Qedenkf. I.D. bl. 540. 542. 547. 548. 552.556. 559 5<53- 5ö8- 57<5- 606. 618. 647. 655. (t) Zie het Traftaat bij Aitzema , 1, D. bl. 988. en in 't Corps Dipl. Tom. V. P. II. p. 605. C a Frederik Hendrik*  Frederik Hendrik. Onlusten, veroorzaaktdoor de verdrcag- , Zaamheid omtrent 1 d: Re- ( tnon- fii anten. ' 1 1 i ( 1 36 GESCHIEDENIS draagzaam betoonde omtrent de Catkolijken , en 't aan hem niet haperde, om hun de vrije handhaaving van hunnen Godsdienst te vergunnen in de Steden, den Spanjaard ontweldigd. Maar, toen de Priesters en Monniken, door de Staaten uit de vermeesterde Landen gedreeven, de vervolgingen, welken zij hadden moeten lijden, ten breedlten uitmaaten, en zeer vergrootten , wendde het Volk, inzonderheid de Adel en de Geestlijkheid , voor den Godsdienst bedugt , het oog elders heen. Met eene Bezending, aan de Landvoogdesfe afgevaardigd, boodenzijhunne diensten en hun leeven aan tot verdeediging van den Godsdienst en het Vaderland , met eenen volHagen ondergang gedreigd, indien alle de Spanjaarden, de veroorzaakers dier rampen, niet uit de bedieningen geweerd wierden (*). De moeite, welke men in de Vereenigde Gewesten vondt, om het lot der Remonjiranten te verzagten • .vijst uit, hoe het geenzins gemaklijk viel , de Veriraagzaamheid in 't Gerneenebest intevoeren. De Synoden en de ijveriglie Contra-Remonjiranten hiellen niet op met klagten over de ftoutigheden der^frniniaanen, die het bij' hëimlijke Vergaderingen niet anger lieten berusten , maar beftonden in het open)aar te prediken. Meer dan elders werd te Amjieriam tegen hun gewoeld. Om de oproerige Verftoor- ders (*) Wagénaar Vaderl. Hifi. XI. D. bl. m. Capelle ïedcnkfch. 561. 606. Nani Hifi. Ven. Liv. VII. Meéure Francais, XV. p. 730.774.775,  der. NEDERLANDEN. 3? ^ers der Remonftrantfche Vergaderinge re bedwingen, moest men tot geweldigen wederthnd befluiten. Twee werden 'er gedood , en drie der meest fchuldigen gevangen genomen. Schoon de Kerkenraad eene Bezending zondt, om ten hunnen voordeele te fpreeken , en der Regeeringe aantezeggen, dat de Yveraars Martelaars waren voor de goede zaak, werden ze egter geltraft; maar men durfde ze niet ter dood verwijzen. De Kerkenraad wreekte zich op één der Predikanten , die het oproer en de huisftorming openlijk veroordeeld en voor onchristelijk verklaard hadt: ook durfde hij beweeren , dat de vijl Arminiaanfche Punten zulke grove dwalingen niej waren, dat ze den grondflag der zaligheid ondermijn- den. Hij werd in zijnen dienst gefchorst. De harde Gereformeerden , gelijk Domsei aar en CoM' melin ze betijtelen , lieten tegen de Regeering eer lomp Schimpfchrift uitgaan. Hunne zamenkamlf en, Verzoekfchriften en oproerige beweegingen kwamei; den Heeren Regenten zo ontrustend voor , dat zi zich verpligt oordeelden de Bezetting der Stad u veranderen en te vermeerderen , als mede den Prim van Oranje in de Stad te verzoeken, om het Volk tt ftillen. Dit verfterken der Bezetting kwam zonder ling te pasfe , om het oproer bij 't West ■ Indisch Huis te dempen : voor 't zelve hadt zich een hoo] Matroozen gevoegd, die, te onvrede over het hm toegelegd deel des buits, door den dapperen Pie Hein behaald, zich met geweld aan meerder bujl C | geld Frederik Hendrik; i 1 : I  3? GESCHIEDENIS PüEDERlK gelds wilden helpen. Zij verltooven op de aannadering der onlangs ingenomene Soldaaten. Meer werks was 'er aan vast, om de onrustige Predikanten tot reden te btengen. Zij hadden deBurgerfchutterijen in "t hoofd gepraat, dat zij niet moesten gehoorzaamen aan bevelen , die, 't geen zij den waaren Godsdienst noemden , konden fchaden. De Regeering befloot, de Burgers op nieuw den Eed te doen afleggen. Eenige drijvers tegen dit befluït werden ter Stad uitgebannen, en, die weigerden zich daar aan te onderwerpen , ontfchutterd. Adriaan Smout, Predikant te dier Stede , Hak boven allen uit in oproer te kraaijen. Op een Biddag, in 'tjaarMDCXXIX* hadt hij den Prins van Oranje op zulk eene wijze aangetast, dat de Burgemeesters aanfchrijvens van het Hof kreegen , om daar op onderzoek te doen: en liet hij , op een anderen Biddag diens zelfden jaars, zich tegen de Regeering in deezervoege hooren: ,, Gij zijt de oorzaak met uwe proceduuren, „ dat God Almagtig den Vijand op de Veluweheeft „ doen komen. Men legt den luiden misdaad te ,, hst; maar mogten zij eens, als Befchuldigers en „ Befchuldigden, tegen elkander gehoord worden, „ dan sou men bevinden , wie eigenlijk fchuld „ hadt. . . . Gij agt ons te klein en te gering, dan „ dat gij met ons correfpondentie zoudt houden... „ Menhtudt ons voor Kootjongens. . Gij houdt „ zo veel van uzelven, als of gij alleen iets te zegl? ge» hadt. Men leent zijne ooren veel liever aan 3, eeo  der NEDERLANDEN. %9 „ een hoop Poëten , Orateurs, Juristen en Polity„ ken, dan aan ons, Dit 's verkeerd. Zij haaien „ hunne Redenvoeringen uit de Keizerlijke Regten „ enz. Wij zeggen blootlijk , de Heere zegt het. „ Wij hebben Gods Woord ; hoort, derhaiven, „ wat wij u zeggen. Wij zijn uwe Herders : wij zullen u niets anders zeggen, dan de waarheid: „ Wee den afvalligen, die zonder mij raadjlaagen l „ Jes. XXX. Herftelt dan de genen, die ons zo „ trouw geweest zijn : herftelt de genen, die gij „ ontfchutterd hebt : volgt niet na de voetftappen „ van Rehabeam , die den jongflen Raad Helde bo„ ven dien des ouden, enz." Dit alles uitte hij met het aangezigt gewend na 't BurgemeesterlijkGeftoelte: en beftrafte, voorts, de Gemeente, om dat ze, in haare bezwaarnisfen tegen de Regeering , haare Predikanten niet gekend, maar in den Haage geklaagd hadt. Alles beiluitende met dit flotvonnis: „ Kort„ om, zij hebben allen tegen ons gezondigd , van „ den minsten tot den meesten;" hier onder ook den Prins begrijpende, dien de Predikanten te vergeefsch een Verzoekfchrift overgeleverd hadden, toen deeze zich in de Stad bevondt. De Magiftraat liet dien gevaarlijken Prediker voor zich komen , die de ftoutheid hadc de Burgemeesteren in 't aangezigt te zeggen : ,, Mijne Heeren, valt God nog te voetj ftaat van uwe begonnen proceduuren af; wan; „ anders zult gij u en uwe Kinderen omhals bren„ gen." Naa eene en andere fcherpe verwijten ovei hun beftuur en raadgeevingen tot een ander gedrag. C 4 raadd: Fredeuik Helndbjk.  Frederik Hendrik. j i j 9 ( 3 4 I ] De Re- mon- j flranten ' bouwen * eene e Kerk, te Jimjler- r dam, en I eene Kweek- c fchool. Ji t* GESCHIEDENIS raadde Btirgemeesrercn hem tot gemaatigdl>eic|. Zijne woede blaakte (lerker op , en hij voer op den Predikfloel heftiger uit, order anderen van Burgemcestewn zeggende , „ dat zij Geveinsden waren a „ die de Y veraars voor de Religie hier hadden ont„ fchutterd: dst hij voorheen algemeene uitdrukkin„ gen hadt gebruikt, maar nu bijzonderlijk zou n &aan, al zou het hem nog zo kvvaalijk genomen 5, wordcr. Dit hier vervolgd werden , die voor i, Gods Woord ijverden. Dat men bierergerwas te , werk gegaan met de Inquifitie, Perfecutie en Ver, VOtgiOgji dan de Koning van Spanje ooit in Span, je gedaan hadt. Dat men zelfs de Dienaars van , Gods Woord vervolgd hadt. Dat hij de Perfoo, neti niet noemde, maar dat elk wel verdaan kon, , wie hij meende." 't Leedt niet lang, ofBurgeneestereii deeden hem de Stad ruimen, gelijk zij dee;e ook ontzegd hadden aan zijnen Amptgenoot en Jededander in dit oproerig bedrijf, Kloppen- urc (*). Naar gelange zich de Wethouders te Amfterdatn veriger aankantten tegen de heethoofdige Kerklijen , namen de Remonjiranten meerder vrijheid, tl bouwden, eerlang, eene Kerk , waar in Episcoius de eerste Leerreden deedt , in den jaare /1DCXXX , en leedt niet meer dan vier jaaren , of ie zelfde Episcopius bekleedde , onder de Remonranten , te Amjlerdam, in de nieuw opgerigte Kweek- (*) Wagenaar 4mjl. IV. Si, bl 375 enz.  der NEDERLANDEN. 41 Kweek fchool, de waardigheid van Hoogleeraar in de (Godgeleerdheid (*). Om deezen tijd was het ook, dat de Regeering te Amjlerdam tot het oprigten eenerDoorlugtige Schoole befloot, en dit, ondanks de tegenkantingen van JLeyden en de Zwitzerfche Hoogejchoolen , volvoerde. Men beriep , regt doende aan de bekwaamheden dier Mannen, tot eerfte Hoogleeraars GerardusJoannes Vossius en Caspar Barl/eus , beiden, in den jaare MDCXIX, van hunne Ampten in de Hoogefchoole te Leyden verbaten , de eeriie in deGefchiedenisfen, en de tweede in de Wijsbegeerte en Weifpreekenheid. Hoe Ichoon zou hier de Groot , volgens het vermaan van den Dichtei Hooft, bij gevoegd hebben (f) ! Veel gefchiis en hoogloopende twist was 'er gereezen over het uitvoeren der Plakaaten tegen de Re ■monjlranten, Rotterdam hadt 'er alleen lang teger geijverd ; doch Amflerdam volgde , eerlang , dil - voorbeeld, begrijpende, dat, behalven het handhaa ven des gezags der Hooge Overheid, het belang des Handels, waar aan die Stad haare opkomst verfchul digd was , de voorige (brengheden niet langer kon dulden: 't fcheen gefchaapen , dat Rotterdam , dewijl men 'er grooter vrijheid genoot, meer Handels na zich zou trekken, 't welk Amflerdam zou bena dee (») Wagenaar Amfl, IV, Sr. bl. 459. 493(t) Zie aldaar, bl.487. Hoofts Leven^ bl. 1%. C5 Frederik Hendrik. De DoorlugtigeSchoei ta Am lierdam opgerigt. Wat Amflerdamtot deeze gemaatigdheid, aanzette.  4i GESCHIEDENIS Freder'k Hendrik. Pfrt Hein fneuvelt. I deelen, en dus langs de voeglijklle wijze moest voorkomen worden (*). In dit Tijdperk is nog gedenkwaardig het fneuvelen van den dapperen Vermeesteraar der Spaanfche Zilvervloot, inde hooge waardigheid van LuitenantAdmiraal, met eene talrijke Vloot, in zee gefiooken tegen de Duinkerkers. In weinig weeken voerde hij meer uit dan allen , die voor hem na de Flaamfche Kusten gezonden waren: en men twijfelde niet , of hij zou de Zee geheel zuiveren van üie den Lande zo fchadelijke Zeeroovers. Men oordeelt, dat hij zich te roekloos tusfchen twee vijandlijke Schepen waagde, en te veel bloot gaf: de derde fchoot des Vijmds trof hem doodlijk, op den twintigften van Zonermaand des jaars MDCXX1X. De Hollandfche Vlootelingen, verbitterd door dit verlies, lieten niet if, den Vijand te bevegten, en keerden met drie ver)verde Schepen te rug. Hij was dus Overwinnaar so wel in zijn fterven als bij zijn leeven : zo dat de ichepen, die zijn Lijk overbragten, nauwlijks wisen, wat zij zouden doen, of treuren over zijn lood, of juichen over zijne zegepraal, die, fchoon ;een fchatten , als de voorgaande , aanbrengende, liet te minder lofs verdient. Eene allcrdeftigfte -ijkflaatlie begeleidde zijn overfchot na Delft „wat ene heerlijke Grafnaald nog zijne daaden vereeuwigt. Hij CO Wagenaar , Faderl. Hist. XI. D. bl. 47 - 49. Am/I' V. Sc. bl. 502.  der. NEDERLANDEN. 43 Hij was, te Delftshaven , uit gemeene Burgers ge booren, en fleet onbekend zijne eerde jeugd. Zijne verheffing hadt hij te danken aan zijne verdiensten. Zijne zedigheid evenaarde zijne bekwaamheden. Wel verre van na hoogen Baat en eere te dingen, ftondt hij zeer verfteld, wanneer men hem het Luitenant-Admiraalfcliap opdroeg : hij weigerde eerst eene bediening aanteneemen, tot nog toe niet bekleed dan door Lieden van hoogen rang: het vertoog, dat de Staat, om den tegenwoordigen toefland , een Man als hij noodig hadt, haalde hem over, om zijn voorneernen , van lui te keven, ter zijde te zetten, en zich , op nieuw , der Zee- en Krijgsgevaaren te getroosten (*)• Men vertelt eene bijzonderheid,ten opzigte zijner Moeder , die ik bij geen gelijktijdig Schrijver heb aangetroffen , te weeten, dat de Staaten eenigen gezonden hebbende , om bij haar het rouwbeklag afteleggen , deeze goede Vrouw antwoordde : „ Ik heb het wel voorzien, dat Piet jam„ merlijk zou omkomen. Hij zogt het gevaar. Ik „ heb hem gewaarfchuwd. Hij heeft loon naar „ werk." («) Aitzema, I. bl. 821. 822. Commelin, Frederik Hendrik, I. bl. 45- Tweede Frederik Hendrik.  GESCHIEDENIS Tweede Tijdperk. Bef gezag des Prinfen van Oranje vermeerdert. —. Tocht na Brazü. Aan/lag op Duinkerken. Overwinning op 't Slaak. Voor- fpoed der Zweeden in Duitschland, Roermonde, Maastrichts, bemagtigd. Han- delingen over den Vrede en het verèènigen der Zevenlien Gewesten. Verbond met Frankrijk. Ongelukkige Feldtocht der twee Bond- genootcn. Onlusten in Friesland. ui JLJ/e guote voordeeten, door de Veréénigde Gewesten behaald, waren zij aan de wapenen ver(chuldigd: dit vermeerderde, met den roem, ookhetgezag van den Capitein-Generaal. Men oordeelde, openbaare toejuichingen geene belooningen , geëvenredigd aan zijne verdiensten. De Algemeene Staaten waren niet meer gedagtig aan de grondregelen van Oldcnbarnevcld , om een oplettend oog te houden op een in den Krijg voorfpoedigen Stad. houder : in tegendeel gingen zij hem te gemoet me$ alles, wat hem kon vleijen : elk, die voorzat, zogt hem op 't zeerst te believen, met hem raadpleegen. de, eer zij ter Vergaderinge gingen. Eenigen merkten deeze voetflappen aan als naderende tot de flaavtrnij; doch niemand durfde 'er zich tegen aankan- * ten. De Stadhoudersneemen toe in aanzien en magt. 1630.  der NEDERLANDEN.' rM ren. Ploos, één der fterkfte Vleijers , die, bij de omwenteling , in denjaare MDCXIX, eene hoofdrol -gelpeeld , en veel invloeds verworven hadt, kreeg het in den zin , zonder daar toe gemagtigd te zijn door die van Utrecht, ja buiten kennis zijner Medegemagtigden , den Algemeenen Staaten eenen voorflag te doen , om , op eene zonderlinge wijze , den Prins van Oranje hunne erkentenis te betuigen, met den tijtel van Generaal der Ruitertje optedraagen aari Willem , het driejaarig Zoontje des Stadhouders. Vreemd klonk dusdanig een voorflag ; dan 't is nog vreemder , dat dezelve , fchoon ze alle Afgevaardigden der andere Gewesten tegenftondt, zonder tegenzeggen doorging, dewijl niemand, uit vreeze van den Stadhouder te mishaagen, 'er tegen durfde kikken (*). Zulk eene inwilliging verftoutte de Vleijers van den Prins langs hoe meer : eenige maanden laater bewerkten zij een gunstbetoon , min vreemd; doch van verder uitzigt. De zelfde Ploos , te Utrecht te rug gekeerd, floeg den Staaten van dat Gewest voor, om den jongen Willem de opvolging in deAmpten zijns Vaders optedraagen. Deeze voorflag ftrekté oin het Stadhouderfchap erflijk te maaken. Blijkbaar was het gevaarlijk deeze hooge Waardigheid toetefchikken aan een Kind, welks goede of kwaadehoedanigheden nog te éenemaale onbekend waren. Elk zag, (*) Aitzema, I. D. bl. 092. Capelle Gedenkf. I. D, bl. 568. 569. FREonuK Ke.ndhir,  46 GESCHIEDENIS Frederüc Hendrik. ] i i i < t zag, elk begreep het; doch de Adel, de frem gegeeven hebbende, volgde de andere Leden. DeSteden maakten wel zwaarigheden , maar gaven aan eenige heimlijke onderhandelingen toe, onder het feboonfehijnend voorwendzel , dat de Stadhouder fchielijk kon fier ven, en dat, in zulk een geval, de Ouderbevelhebber, die zijne plaats in het Gewest bekleedde, zich die Waardigheid , ten nadeele van den jongen Prins, zou kunnen doenopdraagen . De „Maat.n van Overijsfel, waar de Stadhouder desgelijks een Plaatsbekleder hadt, volgden, de zelfde reden bijbrengende, het zelfde voorbeeld. De Prins van Oranje hadt in de drie andere Gewesten , waar 3ver hij Stadhouder was, zo veele Vrienden, dat het daar in op den zelfden voet voortging; doch men merkte overal op, dat de Edelen hierin den meesten j'ver betoonden , en de Steden 'er niet , dan traagijk, toe kwamen. Het werk werd voltrokken, tot rroot genoegen van zijne Doorlugtigheid, die elk der lïemagtigden tot de opdragt met eene vereering bechook (*). De Friezen deeden een dergelijken ftap, en gaven le opvolging in het Stadhouderfchap huns Gewests lan Graaf Hendrik, Zoon van ErnstCasimir van Vas/au; doch zij hadden daar toe eene geheel aniere drijfveer, naamlijk het beletten der verééniging 'an alle Stadhouderfchappen in het Buis van Oranje- (*) Aitzema, 1. D, bl. j132 -1 r34. Hoofts Brieyen, I. ipó-1 pp. Capelle Gedenkf. I. D. bl. 597. 601.  der NEDERLANDEN. 4? je. * Groningen en Ommelanden weigerden het fpoor der Friezen te betreeden; doch, in 't volgend jaar, bekleedden zij Graaf Hendrik, naa den dood zijns Vaders, met de Stadhouderlijke Waardigheid. Dus, met Friesland veréénigd, ontwierpen die beide Gewesten een Berigtfchrift voor dien nieuwen Stadhouder; in 'tzelve, onder anderen , hem verpligtende , om geen regt tot de opvolging in zijne Ampten voor iemand te verzoeken ; hebbende de Staaten onlangs befloten, zulke verzoeken , van nu af aan, te houden voor ontzegd (*). Frederik Hendrik verkreeg in de andere Gewes • < ten zo veel zeggens , dat hij , op eigen gezag , te 1 Utrecht, Nieuwmegen en 's Hertogenbosch , de Re- , geering naar zijn zin fchikte. Niemand , hoe zeer I het met de Voorregten lireedt, wilde hem, in zulke zaaken, tegenfpreeken (f). Hij wist ook te bewerken, dat de Krijgsmagt, thans meer dan honderd en twintigduizend man beloopende, niet zo zeer verminderd wierd, als verfcheide Gewesten begeerden. Doch , fchoon men , om de Bezettingen , die zeer veel Volks vereischten, te verminderen , alle Plaatzen der Kleeffche Opvolginge , behalven Emmerik, Wezel, Burik en Rees, aan de wettige Ërfgenaamen van Brandenburg en Nieuwburg afttondt (§), werd (•) AlTZEMA, I. D. bl. 1225- I2S8. ff) Capelle Qedenkf. I. 437. 438. 598. (§) Aitzema, I. D. bl. 889. 1055.1056. iotJö". loSp, 1093. Refol. HM. 1629. bl. 218. 219. Frederik Hendrik. Jezag- letoofi ■an Freier ik Iendkik.  4? GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Tocht na lirazil. werd 'er dit jaar niets van aanbelang ondernomen $' zo zeer hadden de Krijgstochten van het voorgaande jaar 3 hoewel gelukkig, de Overwinnaars verzwakt. Alleen meldenswaardig is de ontmoeting tusfchen den Collonel Ysselstein en Jan van Nassau , in welke de laatstgemelde de nederlaage bekwam , gekwetst en gevangen raakte. Frederik Hendrik gaf deezen Neef, die, uit misnoegen , in Spaanfchen dienst getreeden was, te Wezel een bezoek : en hij werd , eerlang , voor een losgeld van tienduizend Rijksdaalders geftaakt (*). Ter Zee opende zich een woeliger en luisterrijker tooneel van Krijgsverrigtingen. Ongelooflijk veel moeds hadt de bemagtiging der rijke Zilvervloot gegeeven tot het onderneemen van groote enttouteaanflagen. De West - Indifche Maatfchappij hadt , in verfcheidene Havens, een groot aantal Schepen doen toerusten : zij waren , om derzelver beftemming te beter te bedekken, bij fmaldeelen uitgezeild, met last, om op zekere hoogte bijééntekomen, onder den Bevelhebber Lonk. Spanje was niet werkloos blijven zitten, maar hadt eene fterke Vloot in Zee gezonden onder Don Frederik de Toledo : hij kruiste met dezelve tusfchen Groot Canarië en Teneriffa, waar hij de Hollandfche Vloot zag opdaagen. Lonk j sich te zwak bevindende, om den (lag te waagen, zogt het met zeilen, vegtender wijze, te ontkomen, 't welk (*) Mem. de Fred. Flenry , p, I ip. iso. Aubery p.349.  d£r NEDERLANDEN. 49 't welk hem gelukte : hij (levende na St. Fincent, waar hij nog eenige Schepen, te zijner verfterking, aantrof. Met vijfenvijftig Schepen en dertien Sloepen zette hij koers na Brazil, en kwam , in Sprokkelmaand des jaars MDCXXX, voor Fernambuk, ééns der magtigfte Portugeefche Vastigheden in Brazik Op de Hoofdftad Olinda hadden de Hollanders het voornaamlijk gemunt. Door de kunst en natuur was dezelve verderkt. Eenëntwintighonderd Soldaaten , wel afgeiegt op het vermeesteren van Steden in Europa , onderiteund door zevenhonderd Matroozen, (lapten aan land, aangevoerd door den Colonel Waardenburg , en vermeesterden, weinig wederllands ontmoetende , de Stad. Meer werks hadt het in, de Sterkten, die het Recif, eenefmalle ftreek Lands, zich van Olinda' een uur gaans in de langte zeewaards (trekkende, en waar de Stapelplaats der Goederen was, dekten , tot overgaave te dwingen. De Bevelhebber in Olinda.hz.ix. de Pakhuizen, met Zuiker en Verwhout opgevuld , in brand doen fteeken , om wraak te neemen op de Inwoonderen der Stad , die , tegen zijn last, dezelve verlaaten hadden. De beide Sterkten vielen , naa eenigen wederltand gebooden te hebben, den onzen in handen. De voorfpoed baarde fchrik in den Vijand : deeze ruimde, den volgenden dag , het Eiland van Anto~ mio Faz, tegen over het Recis gelegen. Om aan dit behaald voordeel meer vastigheids te geeven , dan men op St. Salvador gedaan hadt, bouwde men op dit Eiland eene Sterkte, Frederik Hendrik genaamd. Fl. Deel, P D» Frederik Hendrik.  f,0 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. In OostIndienkrijgt allos meerder vastigheid;. De West ■ Indifche Maatfchappij (telde orde op de Burgerlijke Regeering, en over het Krijgsvolk kreeg de dappere Waardenburg het bevel. De vaart op en aan de Stad Olinda werd zints voor alle Ingezetenen van den Staat opengedeld , mits zij zich bedienden van Schepen der Maatfchappije , en, boven de vragt, zekere regten aan dezelve betaalden. Nogthans behielJt deeze voor zich alleen den handel in Femamhuks en ander Verwhout. Zij zogten deeze vermeestering voorttezetten , en dieper landwaards in te dringen ; doch de geweeze Bevelhebber van Olinda y Abulquerque, boorlt zo veeltegenflands , dat deeze poogingen niets betekenden. In het volgende jaar hadt de Vlootvoogd Pater, met eene nieuwe Vloot en fris Volk derwaards gezonden, de ónvoorzrgtigheid, om den flag te wagen tegen den Spaanfchen Admiraal Oquendo , wiens Schepen in aantal en grootte de Hollandfche verre overtrolfen. Zijn achterfchip geraakte in brand , en langen tijd , bij 't voorfchip, aan een touw gehangen hebbende, moest hij 't eindelijk loslaaten, en verdronk : doch, fchoou de Vijand eenige Schepen verloor, bleef de overwinning aan zijne zijde (*). De vorderingen , door de West-Indifche Maatfchappij gemaakt, waren, ondanks eenige regendagen, zo groot, dat ze met de Oost-Indifche als om den voorrang begon te dingen. Deeze werd allengskens vaster gevestigd. Twee belegeringen , die de nieuwe (*) De Laai West-Ltd. VII. ca VIII. Boek.  der NEDERLANDEN. Ji nieuwe Stad Batavia, in den jaare MDCXXIX, hadt moeten verduwen , en zeer gelukkig doorftondt, dienden tot meerder vastigheids van de zaaken in 't Oosten, die zeer voorfpoedig gingen onder 't beleid van den derwaards wedergekeerden Gouverneur-Generaal Koen, die, ten tijde des eerften belegs van Batavia, overleedt. Jacob Spex was zijn Opvolger, en de dappere Verdeediger der op nieuw nauw ingeflotene Stad. Hij ftondt, in den jaare MDCXXXII, het Opperbewind af aan Hendrik Brouwer (*). De aangenaame voordeelen deezer Vastigheden en Krijgsverrigtingen in verafgelegene Gewesten werden , van tijd tot tijd, door ongunstige omftandiglieden verbitterd. Bovenal zagen de Landzaaten, metfmert, dat de rijkstgelaadene Schepen, naa in vreemde Zeeën de gevaaren doorgeworfteld , en den Vijand afbreuk gedaan te hebben, het grootfte gevaar liepen, als zij aan de Vaderlandfche Havens genaderd waren. De onvertzaagde Duinkerkfche Kapers , geprikkeld door hoope op de bemagtiging der kostbaare Goederen in de t'huiskomende Schepen , namen een groot aantal derzelven weg. Veel was 'er gedaan, om die Zeerooverijen te beteugelen; doch zij gingen den ouden gang. De Alaemeene Staaten, de Scheepvaard aanziende als den hegtften fteun van hunne magt en voorfpoed beiden, befloten, de Stad Duinkerken , de Verzamel- en Wijkplaats (*) Du Bois, p, 84- P8« D 8 Frederis Hekdruu Aan (lag op Duin.' kerken. 163,1»  5* GESCHIEDENIS plaats dier Rooveren, aantetasten. Grootwaï deeze aanflag; doch teffens bezwaarlijk uittevoeren. Duinkerken lag in 't hart van 's Vijands Land •> en wzs, van den zeekant, ongenaakbaar. Men kan'er niet komen, dan door gebroken Land: en eene kleine magt was genoegzaam, om den doortocht te betwisten, of den toevoer te beletten. DochdePrins, betrouwende op de wakkerheid en vlugheid van zijn Voetvolk, beweerde, dat het, met voorraad voor weinige dagen voorzien, den weg zou baanen na Duinkerken ,eene liegt verlterkte Stad, die geen langen tegenweer zou kunnen bieden: ook begreep hij, dat men, in onderneemingen van gewigt, iet behoorde ;e waagen. Men befloot, met meerderheid van Hemmen , tot den Krijgstocht na Vlaanderen. Om den Vijand te misleiden, beftemde Frederik Hendrik de verzamelplaats des Legers tusfchen/^èzel en Emmerik , werwaards hij zelve , in Bloeimaand , vertrok. Het Leger, omtrent vijf. eenduizend Knegten en drieduizend Ruiters iterk , ^iug, den zesëntwintigften dier maand,fcheep, en kwa n, den Rhijn en de Waal afzakkende, binnen vijf dagen te Tzendijke, waar het voet aan wal zette , en met zulk een fpoed voorttrok, dat het dien zelfden dag te Watervliet, en, 's anderendaags, te Maldeghem kwam. Op den derden dag geraakte het, door middel eener Schipbrugge, over de Vaart, die van Gend na Brugge loopt. Dit alles ging toe, zonder eenige tegenkanting des Vijands te ontmoeten : de vrees hadt hen alle Schansfen doen verhaten. Zijne Door- lug<  der NEDERLANDEN. 53 lugtigheid bereidde zich om voorttetrekken, wanneer hij kundfchap ontving, dat een groot vijandlijk Leger op twee mijlen afftands gereed lag, om den onzen den doortocht te betwisten. Het werd aangevoerd door den Markgraaf de St. Ceoix , den Opvolger van Siunola, in Italië, den vijfentwintigften van Herfstmaand des jaars MDCXXX , overleden. De Afgevaardigden der Algemeene Staaten , die het Leger volgden, vreezende omzet te zullen worden, en niet gewoon , zich in gelegenheden te vinden, waar het ontkomen , wanneer de krijgskans tegenliep , bezwaarlijk zou vallen , waren van oordeel, dat men te rug moest trekken. De Prins toonde hun, dat de eer van d.n Staat en des Legers afhing van het volvoeren deezes aanflags , in welken zij zeiven geftemd hadden. Zij verklaarden, niet aanfpraaklijk te willen zijn voor de nadeelen , welken zij vreesden, indien het Leger voorttrok: dat zij het voor zijne rekening lieten : 'er met drift bijvoegende , klaar te befpeuren, hoe klein eene genegenheid de Prins den Staaten toedroeg, alzo hij , om zijne eerzugt te voldoen, deszelfs ganlche welvaard in de waagfchaal wilde ftellen. Dus vondt de Prins zich genoodzaakt aftezien van eenen aanflag, welks belang hem toefcheen het voorgezien gevaar te kunnen opweegen. Schoon de hertred zeer geregeld en gelukkig toeging , veroorzaakte dezelve hier te Lande niet weinig opfpraaks: en de Ingezetenen der Spaanfche Nederlanden , van gedagten , dat hij het op Brugge gemunt hadt, haalden het hart op in D 3 S-chimp- f rederij); Hendrik,  GESCHIEDENIS Fhedreik hendrik. Nederlaag der Siyaan • feiten op 't Slaak. I Schimpdichten wegens deezen mislukten toeleg (*). Eene fpoedige ommekeer van zaaken veranderde deeze vreugd in droefeiiisfe. Op den raad van een Capucyuer, Philip van Brussel, hadden de Spanjaarden te Antwerpen eene Vloot verzameld van vijfendertig Fregatten, voorzien met veelerlei Krijgsbehoeften, en gevolgd van twaalf groote Schouwen: het oogmerk was, in Zeeland eene landing te doen. Graaf Jan van Nassau voerde het bevel over zesduizend Knegten, daar in gefcheept. De Prins van Oranje , 's Vijands toeleg bemerkende, hadt alle Oorlogfchepen, welken hij uit Holland en Zeeland kon bijeenbrengen, doen verzamelen voor Saftingen; doch 's Vijands gefchut deedt ze tot beneden Zuidbeveland te rugge deinzen. Met veel verbaasdheids zag men, van de Schans voor Bergen - op-Zoom, die Vloot koers zetten na het Eiland Tholen, zonder dat onze Schepen, door gebrek aan wind en tegen. Broom, ze konden volgen. Terftond deedt de Prins den Colonel Morgan met tweeduizend man na Tholen trekken , die, tot den middel toe door een modderigen grond, tijdig op het Eiland kwamen. Graaf Jan van Nassau was op een musketfchoot afftands van Tholen geankerd, en zaten verfcheide Schepen, door de ebbe, aan den grond, den vloed afwagtende: deeze was der Staaten Vloot gunstig. Het wa- ter (») Mem. de Fred. Henry, p. I9Ü -124. Van den Sande, XII. B. b!. 160. Aitzema, I. D.bl.1102.1129. Capelle Gedenk f. I. bl. 634.  [der NEDERLANDEN. 55 tfer wasfende , en de wind oplteekende, naderden zij den Vijand, die naa 'c Slaak , een engen Stroom, ten noorden van het Eiland , zeilde, 't Gevegt begon met den avond, en duurde den geheelennagt hevig. Veelen der vijandlijke Schepen , aan den grond geraakt, werden verlaaten van 't Volk,'twelk den onzen bijna geheel in handen viel. Het Schip van Graaf Jan zat vast: hij hetrouwde 'er zich niet langer op , en ontkwam met een Boot : hij was, met weinigen, die hem vergezelden , bijkans alleen ontkomen: de vlugtenden werden verflagen of ge vangen : het getal der laatften beliep meer dan vierduizend. Alle de Schepen en Schouwen, met derzei ver toerusting , werden buit gemaakt. Groote vreugd baarde deeze overwinning in Holland, waar men uit het een en ander opmaakte, dat 's Vijands eigenlijke toeleg geweest was , om op het Eiland Overflakkê, of op het Land van Voorne te landen , en dus Holland van Zeeland aftefnijden (*)• De Krijgsbedrijven waren voorts te water van weinig betekenis, en te lande was het overvallen eeniger vijandlijke Regimenten door de Ruiterij van Stakenbroek, die 'er omtrent zevenhonderd verfloeg, het voornaamfte , dat de onzen uitvoerden (f). In de Spaanfche Nederlanden was de ontfteltenïs. en de verlegenheid te grooter , dewijl men 'er zich niet (*) Aitzema , I. D. bLii3°- «33. Mem. de Fred. Henry , p. 126. 130. Capelle Gedenkf. I. D. bl. 641. Qt) Aitzema, L D. bl. 1130. ii3> 1142. D 4 Fredhrik Hendrik.  56 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Overwinningenvan GlJSTAAÏ7 Adolsii. i 1 - J < t f li f c niet meer kon voeden met de hoope op de heerlijke voordeden , welken het Huis van Oostenrijk in 't Keizerrijk zou behaalen. Gustaaf Adoipii , Koning van Zweeden, reeds beroemd door de overwinningen op de Rusfen en Poolen bevogtcn , was in Duitschland doorgedrongen. De Staaten waren de eerden, die hem uitnoodigden, om deezen roemrijken Krijgstocht te onderncemen. Met dien Vorst beurtlings toeteftaan in hunne Staaten te werven, of dit te weigeren , onder voorwendzel van het Volk tot eigen verdeediging te behoeven, (welke ftaatkuninge fixeeken zij aan den gang hielden door de onderhandelingen en aanzoeken van Frankrijk en Engeland j hadden zij hem bewoogen, den Vrede met Poolen te fluiten. Maar,behalven dezugttotKrijgsroem, het bezorgen der rust aan Europa, en het beang van den Protejiantfchen Godsdienst, hadt niets terker gewerkt, om dien Held te winnen, dan de idoften van Manfchap en Geld. Naa dat zijn geukkige inval in Pomeren en het Mekelenburgfche de Oostenrijkers , die hem in 't eerst verfmaadden, -reeze aangejaagd, en hij de drie Mogenheden overuigd hadt, dat hij de Man was, gefchikt om hunne irenfchen , de vernedering van 't Huis van Oostenijk, te vervullen, floten zij met hem een Verdrag, — Engeland hadt fteeds op 't oog , den ongelukigen Keurvorst van de Palts in zijne Staaten te herellen , en verpligtte zich , zesduizend man aan Iustaaf te leveren; doch, om den fchijn van on. ijdigheid te bevvaaren, moesten deezen onder 't be- vej  dek NEDERLANDEN. fi yel des Markgraaven van Hamilton ftaan, even of die Heer ze op eigene kosten geworven hadt. Eene Breek der hedendaagfche Staatkunde , welke niemand bedriegt ; maar egter den Vorsten de gerustheid fchenkt, om in 't openbaar te lochenen, 'tgeen zij in 't geheim bevorderen. Carel de I. moest zijne bedrijven op die wijze bedekken, dewijl hij met Spanje eenen Vrede gefkten hadt, omtrent van den zelfden aart als zijn Vader, in den jaare MDCIV, aanging. Den Algemeenen Staaten, zijnen Bondgenooten, hadt hij geene andere reden gegeeven van een Vredesverdrag, hun zo nadcelig en zo beledigend, dan dat de dringende noodzaaklijkheid zijner Rijks - omllandigheden hem daar toe perstte. Lodewijic de XIII , of liever diens Staatsdienaai Rïchelieu, tradt mede in heimlijke onderhandelingen met den nieuwen Overwinnaar. Om de magt van 't Huis van Oostenrijk te fnuiken , zonder zich te verklaaren voor het Protefiantfche Verbond, '( welk daar aan doodlijke Hagen ftondt toetebrengen, verbondt bij zich , een millioen Gelds te fchieten, onder voorwaarde, dat hij, gelukkig llagende , alle de Regten der Roomfche Kerke , welker belanger Frankrijk zeer fcheen ter harte te neemen , in hei Keizerrijk zou bewaaren. De Algemeene Staaten. wier Staatkunde veel verfchilde, waakten voor au dere belangen in het fluiten van een Verdrag met dier zelfden Vorst. Op het toeflaan van honderd en vijf tigduizend Guldens , drongen zij zeer fterk op he ftffchafFeu of het verhagen der Tollen, door den Ko D 5 nio. Frederis Hendkk. t i  55 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. J j ] j 1 ning te Dantzig , in de Pilau , en te Riga opgerigt; doch, fchoon zij dit niet konden te wege brengen, merkten zij den voorfpoed zijner wapenen aan als eene te gunstige afwending, om hem , van tijd tot tijd, onderftandpenningen toetefchikken. Alle de Mogenheden van Europa hieldeu, ten dien tijde , het oog gevestigd op een Koning , die, in den bloei zijns leevens, bij de geflecpeiidlle Staatkunde de grootfte Krijgsbekwaamheden voegde , en éénsllags zijn Rijk, te vooren nauwlijks bekend en veragt, van zeer veel gewigts in de balans van Europa maakte. Hij overtrof hunne verwagting in den beroemden ilag bij Lcipzig , en droeg de eere weg van de geoefende Krijgsbende des Keizers, zo memigmaal overwinnend, en aangevoerd door den ver. maarden Tilly , tot nog toe altoos Overwinnaar, geheel te verdaan. Gustaaf fchakelde de eene zegepraal aan de andere. Op het hooren zijns raams alleen openden de flerkfte Plaatzen de Poor:en. 't Scheen voor hem genoeg , Duitschland te ïoorJoopen , om het te vermeesteren. Drie maanien naa zijne eerfte overwinning moest Frankenland t Swaben , de Opperrhijn en de Palts voor de Zweed"che wapenen bukken. Het geheel gelaad van Euroia veranderde. De Proteftanten beurden eindelijk iet hoofd op. Ferdinand zag de vrugt van tien aaren overwinnens verdwijnen. Het verlies van Til.y , te Ingolftad aan eene wonde overleden , nood;aakte den Keizer het Krijgsbevel afteltaan aan den Veldheer Walstein , die , volttrekt oppermagtig wil-  ber. NEDERLANDEN. 59 lende gebieden , zich door zijne Staatzugt hadt verdagt gemaakt (*). Terwijl de Koning van Zweden, in Duitschland, de magt van Oostenrijk deedt beeven, bragt Frederik Hendrik 'er geen min gevoelige Hagen aan toe in de Nederlanden. Daar men bezig was met het beraamen eener groote zamenzweeringe , om ze tegen Spanje te doen opftaan , befloten de Staaten , alles aantewenden , om in dezelven doortedringen , ten einde de Misnoegden te onderlleunen, en hun Plaatzen van veiligheid te bezorgen bij het uitbreeken des opHands. Deeze redenen, de heimlijke verzoeken der Misnoegden , en de hoop op onderfteuning van Frankrijk, haalden hen over, om hoxxa Maastricht te wenden. Tot het verdrijven van agterdogt en vreeze , door de gevolgen der vermeestering van 's Hertogenbosch in 't hart der Catholijken in d< Spaanfche Nederlanden gereezen, lieten de Staatei een Berigtfchrift uitgaan, en overal verfpreiden , bi *t welk zij de behoudenis van alle Voorregten , al mede de vrije openbaare handhaaving van den Gods dienst, beloofden aan alle Steden en Perfoonen , di het Spaansch juk wilden afwerpen, en zich aan hui ne zijde vervoegen. Bijkans zonder moeite werde zij meester van Venlo , Straalen , Rtermcnde e Sittart. Men droeg zorg, om in alle de veroverd Plaa (*) Puffendorf Comm. Rer. Suec. Liv. I. Aitzema 1. d. bl. ii44« "77- ll79> Frederik Hendrik. Vermeesteringender Staaten aan de Maas. 1632. t i 1 1 »  6o GESCHIEDENIS Frederik Hehdrik. Beleg van Maastricht, '. 1 t < I i i Plaatsende belofte, in het Berigtfchrift gedaan, ga« trouwlijk natekomen (*). Naardemaal de Krijgsbende», die deezen oord moesten verdeedigen, verfpreid lagen , zette Frede? rik Hendrik den loop zijner overwinninge voort, en floeg het beleg voor Maastricht. Zints de Spanjaarden, in den jaare MDLXXIX , deeze Stad hernomen hadden, was dezelve zeer verflerkt. 'Er lag eene bezetting van meer dan drieduizend man , onder 't bevel van den Heer de Lede, een i. delman, nit Franche Comté, van gropten moed, die de plaats neklcedde van zijn Oom , de la Motterie. De ?rins van Oranje, vergezeld van den nieuwen Stadlouder van Friesland , Hendrik Casimir , verdeelde en verflerkte de Legerplaatzen. Met dit laat[le was hij nog bezig, toen hij kundfchap ontving, dat Don Gonzales de Cordua uit Duitschland in lantocht was met een talrijk Leger Spaanfchen , om :ich te voegen bij dat des Markgraafs de St.Croix, eeds tot Tienen genaderd. Te vergeefsch zogt men Jeeze verééniging te beletten. Doch de tocht over le Maaze werd hun zo manmoedig betwist, dat zij dch genoodzaakt vonden terug te trekken , naa dut le Schuiten, tot de o vervaard gefchikt, in den grond ;eboord waren. De manmoedige verdeediging der be« (*) Van den Sande , XII. B. bl. 163. Mem. dt red. Henry , p. 131 135. Aitzema , 1, D, bl, 188 II93. d'EiTRADES, I. p. 53.54.  der NEDERLANDEN. 6t belegerden kostte veelen aanzienlijken het leeven: en 'er kwam tijding , dat de Overfte Paapenheim met een groot aantal der Keizerlijke benden , tot het ontzet van Maastricht, in aantocht was. De Prins van Oranje oordeelde het noodig, Graaf Willem van Nassau, die, aan 't hoofd van eenige ligtetroupen, eene afwending maakte aan den kant van Viaanderen , waar hij de Kruis- en St. Annafchans veroverde, tot zich te ontbieden. Graaf Willem, als mede Jan Maurits , Broeder van Jan van Nassau , die in Spaanfchen dienst was, hadt meer moeds dan Krijgsgeluks. De geheele magt der Staaten was bijkans bijéén in dit beleg, en vondt zich omringd door drie vijandlijke Legers, en onophoudelijk ontrust door de dappere uitvallen der belegerden. De Overfte Paapenheim hadt zich beroemd, het beleg te zullen doen opbreeken ; maar, in twee heftige aanvallen , afgellagen , werd hij van het tegendeel overtuigd, en trok af. De belegerden , alle hoop op ontzet dervende , gaven zich over op de zelfde voorwaarden , als Venlo en Roermonde bedongen hadden. Deeze vermeestering werd ras gevolgd van die des geheelen Lands van Limburg en Overmaaze. Het inneemen van Orfoi belloot dien roemrijken Veldtocht der Staatfchen (*). Niets bragt meer toe aan deeze gewigtige en fchie- lijke (*) Mem. de Fred. Henrj, p. 143 157. Aikema, I. D. bl. npo-—1*44, Frederik Hen drie.  62 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Groote Zaïnenzweeringin de Otfstenrijkfche 'Nederlanden, lijke overwinningen , dan de wankele ftand der zaaken in de Oostcnrijkfche Nederlanden. Het blijkt, dat'er eene groote Zamenzwcering werd gefmeed» om dezelven tor. een onafhangelijk Gerneenebest te verheffen, met de Zeven Gewesten verée'nigd , gelijk de Catholijke Cantons in Zwitzerland met de Proteflantfche veréénigd zijn. Zeker konden de Ingezetenen den last eens ongelukkigen Krijgs, en,bovenal, de Spaanfche oubefchoftheid , niet langer draagen. De Grooten zagen , met een nijdig oog, door de Vrijheid, de magt en den rijkdom in de Veréénigde Gewesten overgebragt , en alle hunne poogingen, tot het herkrijgen daar van, met ongeluk gepaard, ln het Bondgenootfchap treedende , hoopten zij in die uitlokkende Voorregten te deelen , en vrij te regeefen in hun Vaderland , waar de Spanjaarden, dien zij den ouden haat toedroegen , thans de eerfle Ampten bekleedden. Een opflag van 't oog op het Spaanfche Landbclluur wekte hun vertrouwen op, en verdreef hunne vrees. Het Spaanfche Hof deedt zijne, bevelen niet langer gelden door talrijke en onverwinlijke Krijgsheiren te zenden ; de Vorst werd geregeerd door oubekwaame Staatsdienaaren ; het middelpunt des Rijks , voorheen zo ontzaglijk, kwijnde doodlijk; niet dan een klein getal Spanjaarden vondt men in de Legers, en de verzwakte Landvoogdesfe , geheel overgegeeven aan Godsdienstoefeningen, boezemde geen ontzag altoos in. Een èerrig lf.uk was 'er over, om hen te rugge te houden , de vrees naamlijk van den ouden Godsdienst ver-  der. NEDERLANDEN. 63 verligt en vertreeden te zien; doch welhaast bleek deeze vrees ganscn ongegrond te weezen. Zodanig was de algemeene gefteltenis der Oostenrijkfche Nederlanden, wanneer de Koninginne Weduwe van Frankrijk te Brusfel eene fchuilplaats zogt tegen de vervolgingen van den Koning, haaren Zoon, en de overheerfchende wraakzugt van Richelieu. De Infante Izabella , het niet genoeg rekenende de Weduwe van den grooten Hendrik met alle eerbewijs te ontvangen , hadt de edelmoedigheid, haare bemiddeling tot zoen des Koninglijken Geflachts aantebieden. Maar bet Hof van Frankrijk; te zeer verblind door kleine gevoeligheden en groote ontwerpen van Staatzugt, om vatbaar te weezen voor een edelmoedig gedrag , begon met het polzen van Carondolet , Afgezant der Infante , ten opzigte van de heimlijke gefteltenisfe der Heeren in de Oostenrijkfche Nederlanden, en befloot, met hem , door aanzienlijke gefchenken, omtekoopen , om een algemeenen opltand te doen uitbarsten. Carondolet , Deken van Kamerijk, was van eenen onrustigen, trotfchen en ftaatzugtigen aart. Wedergekeerd, bleef hij niet in gebreke, opening van zaaken te geeven aan de voornaamfte Heeren , onder welken zich de Prinfcn tan Bkabancon en d'£spinoy , als mede de Hertog van Barnonville bevonden. Nooit heeft men een breed veiflag van deeze Zamenzwcering gekreegen (*). t Vast f) Lt Vajsor, Liv. XXII, Hij?, du MinijitdeQarJ. de Frpderik Hendrik.  6\ GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. De Graaf van den Berge valt van de Spaanfche zijde af. : j l i 1 i ] Vast gaat het ondertusfchen, dat Ren£ van Rb* nesse , Graaf van Warfufè, Hoofd der Geldmiddelen des Konings van Spanje in de Spaanfche Nederlanden, zich heimlijk na den Haag begaf. Schoon deeze Heer van een onbeftendig en iigtvaardig character fchijnt geweest te zijn , en in den openbaaren opftand het herdel van zijne middeien , door eene verduisterde leevensvvijze ten agteren geraakt, gezogt te hebben, leende men nogthans aan hem het oor : en dit te meer , om dat de Graaf van den Bekce zich onder de voornaamde Zanienzweerders jevondt. 't Was op den raad des Graaven van Warrufé, en diens beloften , dat de Staaten den jongst gelukkig gedaagden Veldtocht ondernomen , en aan die de andere Gewesten der Nederlanden , die het Spaanfche jak affchudden, het behoud hunner Voor•egten, en de vrije handhaaving van den Godsdienst >eloofd hadden. De Graaf van den Berge, onder ie hand van den bijdand der Staaten verzekerd, mtdekte eerlang duidelijker wat hij in den fchildvoerle. Deeze Heer, Neef des Prinfen van Oranje, ïadt veertig jaaren in Spaanfchen dienst gelleeten. roen Spinola gedoiven was, hadden allen hem geïouden voor den Man, die deezen Veldheer, als 3pperbevelhebber der Krijgsmagt, zou opvolgen: :n hij agtte deeze waardigheid verdiend te hebben. jioot was zijn fpijt en misnoegen , als hij die aan- zien- le Richelieu. Mem. de Montreftr. Nani Hifi. Vtnctt „iv. IX, Siri Mem. Recondit. VII. p. 575. 581.  o&* NEDERLANDEN. 6$ fciënlijke waardigheid aan den Heer de St. Croix zag opgedraagen. De mislukte eerzugt doeg tot wraak over. Hij begon deeze te volvoeren met zich van de gunst des Prinfen van Oranje te verzekeren , en met hem eenè. heimlijke briefwisfeling te houden. Wanneer hij rekende ftaat te kunnen maaken op de voornaamde Heeren in de Nederlanden , en dé Staaten langs de Ma 'aze de voorgaande vermeésteringen , door hem onder de hand begunstigd , gedaan hadden , vertrok hij fchielijk uit Brusfel na Luik. Deeze Stad oordeelde hij, door haare nabijheid en onzijdigheid, de gefchiktde tot zijn oogmerk. Om hier het Voorregt eens Burgers te genieten, liet hij zich in één der Gilden infchrijven, vervolgens Brieven afgaan aan de Infante en de drie Rangen in de Catholijke Gewesten, vergezeld van eene Verklaaring, tot verdeediging zijns gedrags, (trekkende om hen uittefiOodigen, om zich tot hem te vervoegen , tot verdeedigir.g van het Land tegen den Spanjaard, en hef handhaaven van den Roomsch - Catholijken Godsdienst. Ten einde ,men zich niet mogt vergisfen omtrent zij* fié oogmerken , gaf hij een Brief in 't licht , doot den Prins van Oranje hem uit het Leger voor Maastricht gefchreeven , waar in Frederik Hendrik; hem te verdaan gaf, dat hij de Spaanfche Stedert van Gelderland, over welken de Grriaf, van wegen den Koningvan Spanje, Bevelhebber was, niet aan' getast hadt, dewijl hij wist, dat men die Streek on verdeedigd gelaaten hadt. Naardemaal de vermees teringen der Staaten aldaar tér oorzaake drekten var VI. Deel. E d< Frederik Hendrik, i  66 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. (*) Van den Sande , XII. B. b!. 1(33. i iink' rijk, 1 1 I ] I den, vorderden bet intrekken der Verklaaringen van Dordrecht en Amflerdam : dreigende, anders, recht daar tegen ilrijdende Verklaaringen te zullen doen aantekenen. .Schoon de Verklaaringen dier twee Steden in de Réfofatien van Holland niet zijn aangetekend , en het daar uit te denken is , dat zijden Prins, den Edelen, en de Steden, eindelijk ten wille waren , mogen wij nogthans vermoeden , (Jat deeze klemmende Vertoogen ter oorzaake ftrektep', dat het Vercrng op een éénpaarigen voet voor beide de Partijen weul opgeteld , en , bij gevolge , min ttrijdig met de Onafhanglijkheid der Ferêénigde Gevesten (*). Men (loot het in den Haage , op den vijftienden van Grasmaand , voor den tijd van zeven jaaren. De Staaten erkenden met allen eerbied en dankbaarheid de weldaaden , gunsten en ondertenden , van ijd tot tijd , door Frankrijk hun toegefchikt, en «tuigden hun verlangen , om , langs alle mogelijke vegen , zich de volduuring en vermeerdering der toede vriendfehap en verbintenisfe, met welke zijne Ulerchristlijkfte Majelleit hen vereerd hadt, te besorgen, en, in de tegenwoordige gefteltenisvanzaa:en , alles toetebrengen , 't welk kon dienen tot Wankriflti grootheid. In de daad , wanneer aen in aanmerking neemt, hoe veel de bijtend van frankrijk hadt toegebragt aan de laatfte en zeer gevigtige vermeesteringen van 's Hertogenbosch, Maas* tricht. (*) Aitzema, II. D. bl. 92.91  der NEDERLANDEN. 7? tricht enz., zal men deeze verklaaringen voor meer dart enkele pligtpleegingen höudéri. De Staaten beloofden, binnen acht maanden niet te zullen handei len, en binnen twaalf niet te zullen Aunen met de Spaanfchen; den tijd, in beide de gevallen, te rekenen van den eerften van Bloeimaand eerstkomende. De Koning deedt gelijke beloften. Naa verloop van gemelde twaalf maartden , zouden de Staaten geen Vrede of Befland mogen maaken niet den Vijand, zonder 's Konings tusfehenkomst. De Koning zou den Staaten, zo lang dit Verdrag liep , 's jaarlijks, met twee millioenen Guldens onderileunen , en me! driehonderdduizend, of met een RegimentKnegten, of een Kornet Paarden daarenboven , ter zijner keuze. Indien de Staaten , binnen de zeven jaaren var dit Verdrag, Befland of Vrede floten, en deKoninf van Spanje , het Befland of den Vrede fchendende hen aantastte, zou de Koning van Frankrijk, zon der uitttel, hem den Oorlog verklaaren. Het zelfd zouden de Staaten doen, zo Spanje, in gelijk geval Frankrijk den Oorlog aandeedt. Tegen den Kei zer, en die hem aanhingen , zou men, in geval 'e éen van beiden door werd aangetast, op gelijke wij ze handelen. Doch, zo zijne Majelleit van Frank rijk geraadert vondt,' liever het Verdrag met Spanj te breeken, dan den Staaten de beloofde penntnge te fchieten, zouden de Staaten met hunne Vijanden en de Koning met de Spanjaards niet mogen handt len, dan gelijklijk en met wedetzijdfche bewilliging . Dan , om zich nitt te verpligten tot het de ne Fr.edek.iic Hendrik. > r e i > -1  7* GESCHIEDENIS Hekdiuri Krij 23verrigtingen.Staat der zaaken in Duitschland. neemen In alle de Oorlogen, die de Franfche Staat* zugt zou kunnen aanvari] en , droegen de Staateri zorge, dat zij de gevallen bepaalden, waar in zij eene gemeen* zaak me: Frankrijk zouden maaken (*> Dit Verdrag mag aangezien worden als een voorfchrift der Staatkundige voorzlgrigneid , welke eerst opkomende Gemeenebesten in 't oog moeten houden omtrent alles , wat derzelver Oppermoeenheid zou kunnen krenken, als zij met magtige Staaten eene Verbintenis aangaan. Onvoorziene uitkomften , de gevolgen van den wisfelkans des Oorlogs, bragten deeze twee Partijen tot eene nog nadere en nauwere Verbintenisfe. De Staaten liepen gevaar Maastricht te verliezen, belegerd door den Markgraaf van Aitona. De Prins van Oranje verloste deeze Stad, door den Vijand na Breda te trekken ; welk bekg bij, op zijne beurt, □ok moest opbreekeu (f). In Duitschland fcheen de Keizer, naa zich in de haatlijke noodzaaklijkheid bevonden te hebben, om den heerschzugtigen Walsïein, zijn besten Veldheer, te doen ombrengen (§), onder de aanvallen zijner tegen hem verbondene Vijanden te zullen moeten bezwijken. De Zweeden belegerden A'ordlingen met een Leger van dertigduizend man. Feudinand Ernst , Koning van Honparijen, door zijnen Vader aan 't hoofd des Legers ge- (*) Aitzêma, II. D. bl.94 97- (t) Mem. de Fred h'enry, p. 168. 171, (§) AiT2t.UA, II. D. bl. i45. 14$.  eer. NEDERLANDEN. 79 geplaatst, rukte aan, om die Stad te verlosfen. De Hertog van Lotharingen , door de Franfchen uit zijne Staaten verdreeven , verlterkte de Keizerlijke Benden met tien- of twaalfduizend man. De Cardinaal Infant door Duitschland trekkende met een Leger van elf- of twaalfduizend koppen, om zijne Landvoogdij te aanvaarden, voegde zich mede bij dsKeizerfchen, die, dus onderfleund, de Zweeden in aantal overtroffen. In dit Leger vondt men , behalven de vier Prinfen, de Hertog van Beijeren mede gerekend, de beroemde Veldheeren Piccolomini , Leoanez , Gallas en Jean de ,Wert. Onder de muuren van Nordlingen, in Zwaben , leverden de Legers elkander flag : deeze was bloedig , en de overwinning hing lang in twijfel. De Zweeden moesten, naa wonderen van dapperheid betoond te hebben , voor de overmagt bukken, en het grootfte gedeelte des Legers werd verflaagen. Eene zwaare nederlaag is altoos een doodlijke flag voor de Partij, die in een vreemd Land den Krijg voert. De flag bij Nordlingen gaf aan den ftaat der zaaken eene geheel nieuwe gedaante (*). Nordlingen, Zwaben en Frankenland waren de vrugtendeezer overwinningen. De Keizer fchreef de wet aan Duitschland voor bij het Verdrag van Praag. De Zweeden , die eertijds alle de voordeden des Oorlogs zichzelven toeeigenden werden gedrongen veel afteftaan aan Frankrijk. Dit (*) Mem. de Fred. Henry , p. 171. Aitzema, II. D. bl. 170. 174. Frederik Hendrik»  li GESCHIEDENIS Frederhc Hendrik. Gezantfcliap na Frank' ri'.k. Verbond met hetzelve , wegens eenen opcnbotaren Oorlog tegen Spanje, Dit Rijk, toen bezit neemende van den Elzas, inde hoedanigheid van Befc'iermer, en zich openlijk tegen het Huis van Oostenrijk verklaarende , begon de voorriaamfle rol te fpeelen aan 't hoofd der Volken. De regenheden zijns mng'.iger Bondgenoots waren de trappen, langs welken het opklom tot die grootheid, welke 't zelve tot de eerfte magt van Europa verhief. Richelieu ontwikkelde de grootfche ontwerpen, door hem beraamd. Uoo'r de grenzen des Rijks na den Opper- en Nederrhifn , en tot het Pjrenecsch Gebergte tiittebreiden, niet de vermeestering Van Roiifii'o'.i, welke hij voorl.a it , vormde hij het plan van de Franfche Monarchy bijkans in dezelfde grenzen, welken dezelve nederhand befloten heeft. Gelukkige vermeesteringen, indien ze zo veel bloed9 niet gekost hadden, en indien de uitgefïrektheid des Grondgebieds het geluk der Volken uitmaakte! Nauwlijks was het laatstgemelde Verbond tosfchen Frankrijk en de Ferêénigde Gewesten gefloten , of de Prins van Oranje lloeg met de zodanigen , die 't meest op den Oorlog geheld waren, voor, een buitengewoon Gezantfchap afevaardigen aan Lodewijk oen Xiil, in fchijn, om hem te bedanken , en het verder noodige , tot de Verbintenis beboerende, te volbrengen ; doch . met de daad, om'hem overtehaalen tot het openlijk beoorlogen des Konings van Spanje, Waar toe db Ciiarnace honpe gegeeven hadt. Naar» demaal de S'aaten van Holland meer tot den Vrede dan tot den Oorlog neigden , namen de Algemeene Staaten de gelegenheid waar, om het beihdt tot dee^ Z0  eer. NEDERLANDEN. êt f.t Bezending doortedrijven, toen, de Vergadering der Staaten van dit Gewest gefcheiden was. Het gefchiedde bij meerderheid van Hemmen, terwijl 'er niemand van Groningen tegenwoqrdig was. Tot dit Gezantfchap benoemde men den Raadpenflönaris Atjriaan Pauw , en Joan de Knuit , Ridder , verwonende de eerfte de Edelen van Zeeland. Holland, Groningen en Gelderland lieten gruot misnoegen blijken, dat eene zaak van zo veel,aaubelangs niet vQOfgelleld was aan de bijzondere Vergade* ingen der Bondgenobten. —— Doch de Afgezanten gingen, te midden van Zomermaand , op reis. Zij vonden, te Parijs komende, de Staatsdienaars in de gunstiglte gelteltenisfe ter volbrenging van hunne oogmerken. Het Huis van Oostenrijk verleende aan de Koninginne Moeder befcherming , en handelde met Gaston , Hertog van Orleans , en andere misnoegde Rijksgrooten, de Partijfchappen aan'dookende , om eenen opltand in Frankrijk te verwekken. Te vuuriger was het Franfche Hof, dewijl het zich in Baat oordeelde , dien ouden Mededinger te vernederen (*). Naa het fmeeden en herfmeeden van verfcheidene ontwerpen eener nieuwe en nauwere Verbintenisfe , kwam men, eindelijk , in Sprokkelmaand des volgenden jaars, tot vastltelling van het volgende zeldzaam Verbond eens gezamenlijken Oorlogs. ,, De ,, Ko- (*) Aitzema, II. D. bl. 92. iot. 14.1. 225. 231. Ca> felle Gedenkf. II. Di bl. 6i VI. Deel. E Fredfrik Hendrik.. 1635-  Frederik Hendrik Verbond met Frankrijk, wegers het voeren \m een openbaaren Oorlog tegen Spanje. 82 GESCHIEDENIS „ Koning van Frankrijk en de Ferêénigde Gewesten „ verbonden zich, om, tegen Lentemaand eerstko„ mende , elk met een Leger van vijfëntwintigdui- zend Knegten en vijfduizend Paarden de Spaan,, fche Nederlanden aantetasten. Deeze beide Le„ gers konden afzonderlijk of gezamenlijk oorlogen; „ doch zouden, in het eerffe geval, zo digi bijéén „ blijven, dat zij elkander, des noods, konden bij„ fpringen. Zo ras de Legers in de Nederlanden „ kwamen, zou men de Landzaaten noodigen , om „ de Spanjaards en derzelver aanhang te verdrijven, „ en zichzelven in vrijheid te Hellen : dit binnen „ drie maanden gefchiedende , zouden de Gewesten ,, tot eenen vrijen Staat veréénigd worden , en den „ Roomsch - Catholijken Godsdienst oefenen , op ge„• lijken voet als tegenwoordig gefchiedde. De Ko„ Ding en de Staaten zouden de Gewesten, Steden, „ Vorsten en Heeren , die hun toevielen , terltond „ in hunne befcherming en Verbond aanneemen. ,, En , naardemaal deeze Gewesten zich niet tegen „ de Spanjaards zouden kunnen befchermen , zou,, den alle Plaatzen langs de Vlaamfche Kust , tot Blankenburg ingelloten , en twee mijlen land„ waards in, aan den Koning blijven , nevens de „ Steden Diedenhoven, Namen en Oostende. Daar- entegen zouden de Staaten hebben Damme, „ Hulst, met het Land van IFaas, Breda , Gelder „ en Stevenswaard. Maar , in gevalle de „ Spaanfche Nederlanden niets begeerden toetebren„ gen , tot bekoming hunner vrijheid , zouden de „ Ko-  der. NEDERLANDEN. 83 Koning en de Staaten zich zoeken meester te „ maaken van dezelven , en ze in deezervoege ver„ deelen. De Gewesten Luxemburg, Namen, He„ negouwen , Artois en Vlaanderen , tot aan één „ lijn, getrokken van Blankenburg, ter halverwege, „ tusfchen Damme en Brugge door, tot aan Rupei„ monde, zouden aan den Koning blijven. DeStaa. „ ten zouden daar tegen hebben het Markgraaffchap en de Stad Antwerpen, de Heerlijkheid van Me„ chelen, het Hertogdom Braband, en het overige van Vlaanderen , ten noorden van de gemelde lijn , met de Steden Damme en Hulst , en het „ Land van Waas. . De Vredebreuk tusfchen ,, Frankrijk en Spanje gefchied zijnde , zoude d& „ Koning van Frankrijk noch de Staaten geen Vre- de, Sülltarad, of Wapenfchorhnge fluiten mogen , „ dan gezamenlijk en met gemeen goedvinden. Men „ zou eerst twee Plaatzen aantasten , die den Ko„ ning, daar naa twee anderen , die den Staaten „ aanbedeeld waren , en zo beurtlings voortgaan, „ aan elk de veroverde Plaats , die hem aanbedeeld „ was, terftond overleverende. — Terwijl men j, Vlaanderen aantastte, zouden de Staaten , op „ hunne kosten, eene Vloot op de Vlaamfche Kust „ in Zee houden. Tot beveiliging der Koop- ,, vaardije zou elk vijftien Schepen in Zee brengen; „ en, wanneer deeze Schepen zich bij den anderen „ voegden, zou de Admiraal der Staaten zijne Vlag van de groote Mast ftrijken, en met het Gefchut s, groeten, waar op geantwoord zou worden op geF 3 »> lijkë Fredeüik ÜENDRjKfc  84 GESCHIEDENIS Frederik Heisdrjk. Onderfcheidegevoelens over dit Verbond. lijke wijze, als van wegen den Koning van Groot-' ,, Brittanje gefchiedde. Indien de Koning van „ Frankrijk ter Zee werd aangetast, beloofden de }i Staaten , bij een geheim punt, hem, met eene „ magtige Vloot, bijteltaan. Ook zou men, 9, volgens een ander geheim punt , élkanderen hel„ pen, wanneer de eene of de andere Mogenheidde ,, Vlooten, tot befcherming der Zeevaart uitgerust, ,, vijandlijk bejegende. Zelfs zou men zulk eene „ Mogenheid den Oorlog verklaaren ; doch niet „ dan met algemeen goedvinden." Klaarblijklijk bedoelde men in deeze twee laatfte geheime punten den Koning van Groot-Brhtanje , die zeker geen iinaak zou vinden in de gemaakte verdteling , en bij wien de Spaanfchen, zints eenigen tijd, zeer veelinvloeds hadden. Nogthans zóu men , volgens één der punten van het Verdrag, dien Vorst verzoeken, in dit Verbond te treeden, of ten minden onzijdig te blijven (*). Niet even zeer behaagde dit Verdrag aan alle de Leden van het Bondgenootfchap. Veelen konden zich niet verbeelden, dat Frankrijk in goeden ernst ten oogmerke hadt , hetzelve te volbrengen. Gelderland , zich den laatften inval in de Veluwe herin, nerende, vreesde al het geweld van 's Keizers Legermagt te zullen moeten verduuren : en baarde de Vrije vergunning van den Roomsch- Catholijken Godsdienst in de overheerde Spaanfche Nederlanden niet wei. (•) Aitzema, II. D. bl. 198.  dbr NEDERLANDEN. geinig tegenfpraaks. Leyden klaagde hier over. Het Graaffchap Zutphen deedt bij zijne Doorlugtigheid, door Alexander van der Capellen, Heer van Aartsbergen , voordraagen , „ hoe zulk eene „ toelaating ftreedt met de oude grondbeginzelen „ van onzen Staat." Frederik. Hendrik vroeg met een llrak weezen : „ Waarom deeze belofte flreedt , met de oude grondbeginzelen ? Hij hadt gezien , " dat men, in den jaare MDCII , gelijken voet ge, houden hadt. Het was maar eene toelaating van „ de Roomfche Religie, zonder welke men den Ko„ ning van Frankrijk nooit zou beweegen tot het „ Verbond. Hij zogt zijne Geestlijkheid en den ,', Paus aan de hand te krijgen. Wij ]ie,ten in # „ Oost-Indien de Heidenfche Afgoderij en Beelden ,, toe , zo van de Chineezen als anderen, woonende ', in Plaatzen , onder onze gehoorzaamheid : df 9i Paapfche Ceremoniën waren zo erg niet. Wijdee> ' den wel, dat wij letten op onze Religie en de in, voeringe van dien: wij konden en behoorden he ook te doen , daar wij meester zijn, doordien wj 11 de Magiftraat zouden Rellen naar ops welbehaa " gen: maar het ware beter , de Religie intevoeret H ter plaatze, daar ze niet is, met toelaatingvandi ', Roomfche , dan ten eenemaale te blijven buiten dt 7, Plaatzen van onzen Vijand. Alleen konden wij dei Spanjaard met verjaagen: 't was eene groote zaak dat de Koning van Frankrijk om daartoedehan: boodt, en de dmr opende ; hij kon niet treeden i „ 't gevoelen van Hoseus , die hem in zijne Kamer ge - F 3 ,s zeg,' Frederïk HendriRj t i i i t i  S6* GESCHIEDENIS FRWÈtUK frank* rijk verklaartden Oorlog aan Spanje. „ zegd hadt , beter te weezen de Stad Antwerpen ,, niet te hebben, dan, met toelaating van de Room,, fche Religie, dezelve te winnen, en te houden (*). De zaak ftondt nu zo , dat men de Verbintenis „ aanneemen of verwerpen moest, 'er waren geene „ voorwaarden bijtevoegen , en men moest den Ka„ ning geene gelegenheid geeven, om 'er uittefchei- „ den Cf)." • Het Verdrag, waar van men zich zo veel beloofde, doch, gelijk wij zien zullen , zo weinig aan de verwagting beantwoordde, greep ftand. De Bondgenooten beweerden, om reden te geeven van een zo zonderling Verdrag, en de verdeeling, in 't zelve gemaakt, dat Spanje overal verdeeldheid verwekt hadt, om alles te vermeesteren, den Oorlog in Europa beftcndig te doen volduuren , en den Ne derlanden een ijzeren juk op den hals te leggen, 't welk men moest verbreeken. Nooit ontbreekt het de Mogenheden , die den Oorlog zoeken , aan redenen. Doch, daar Frankrijk, 'twelk, naa den Vrede van Fervins, fteeds de Vijanden van Spanje ouderlteunde, andere meer beduidende voorwendzeis noodig hadt, om tot eene Vredebreuk te komen ■■ verfchaite de Spanjaards deeze door het bemagtigen van (*) Welk eene overeenkomst tuffchen deezen grondregel van den volijverigen Calvinist Rosf.us en den niet mia volvuurigen Roomfchen Pöilips den II, die verklaard hadt: jLiever een verhoren, dan een verdaemd Landt £t) Capelle Cedenkf. II. D. bl. 8,  der. NEDERLANDEN. S7 van Trier. Zij maakten zich meester van die Stad, welke zich onder de befcherming van Frankrijk hadt begeeven, vernoegen de Bezetting, en voerden den Keurvorst gevanglijk weg 11a het Kasteel van Jntwerten. Hier op zondt de Koning van Frankrijk eenen Heraut van wapenen na Brusfel , om , met al den ftaatlij'ken ommeflag , door de Romeinen uitgeyondeu , en voltooid in de dagen der oude Ridderfchap, den Cardinaal Infant den Oorlog aantekondigen (f)- Ten zelfden tijde toonde de Cardinaal de Richelieu , dat-F> ankrijk meer magts bezat dan men zich verbeeldde. Op zijn bevel begaven zich verfcheide Legers en Vlooien teffens na de plaatzen hunner bcftemminge. Vóór de Baarlijke Oorlogsverklaring wr,s het Franfche Leger, gefchikt om in de Nederlander, te rukken, in optocht onder de Maarfchalken deCha tillon en de Breze, de eerfte een Neef des Prin fen van Oranje, en de ander een Bloedverwant de, Cardinaals. Het Leger trok , zonder tegenftand voort tot in het Land van Luik: het was weltoege rust en voorzien. Het mogt zich de fchitterendll Krijgslaurieren belooven uit de verééniging met d dappere en welgeoefende Benden der Staaten. Grooi lijks Honden de Franfchen verfield, toen zij, naaee zo verren weg afgelegd te hebben , het opdaagei hunner Bondgenooten moesten wagten. De lijding di C«) Le Vassor, Liv. XXXVIII. p. 471. Aitzema II. D. bl. 206. F 4. Frederis Hendrik. Optocht des Franfchen Legers. I 1 1 * X \ »  Frederjx Hendrik', S'ag bij d Arein , en di vercönigmg der Franfche en Staatfche Le- ' gerbendeii. ] ii 1 SS GESCHIEDENIS dat de Prins van Oranje , onder voorwendzel van ziekte, toefde, vermeerderde het verdriet der Franfchen, en verwekte vreemde verdenkingen ten opzigte van Frederik Hendrik. Doch het gaat vast, dat deeze vertraaging niet tóegefcbü even moet worden aan den Stadhouder, maar aan de Wénighéid der Gewesten, of wel bijzender aan het onvermogen of de ongezindheid van Holland, \ geen het meest mbest draagen in de lasten eens Oorlogs, door'tzelve niet dan noode toegefhan, en dus zeer bezwaarlijk en langzaam'kwam , om zijn aandeel optebrengen in de nvaalfhonderdduizend Guldens, nooHig tot de dubbele Krijgstocht te land en te water. Dit Gewest kon niet gelooven, dat het Frankrrjk ernst was, om tot eene Vredebreuk met Spanje én Oostenrijk te komen, of dat deeze van duur zou zijn (f). De Spanjaarden oordeelden, zich van dit vertraagen te moeten bedienen, om de «rféniging der beide Legers te voorkomen. De Cardinaal Infant deedt den Prins Thomas van Savdj: met twaalfduizend man uittrekken , om den Franfchen den doortocht :e betwisten. Hij floeg zich neder op eene zeer bezwaarlijk genaakbaare plaats bij d'Avein, 'mhLuxem'mrgfche , en vertrouwde, dat het voordcel zijner .egerplaatze de meerderheid van 't getal der Franchen zou opweegen. Hier op te Veel deunende, vaagde hij eenen Veldflag , en kreeg de nederlaag' met 00 Le Vas'or, als boven, Mem, de Fred. Henry, p„ 74. Capelle Gedenkf. II.D, bl, 12. 13, . /  der NEDERLANDEN. tg met verlies van vee) Volks aan gelbeuvelden, en nog meer aan gevangenen. Deeze zegepraal gaf den Overwinnaaren veel moeds. Terllond naa het ontvangen dier heuchlijke tijding brak Frederik. Hendrik. op van Nieuwmegen, de verzamelplaats van der Staaten Leger, en toog , in vijf dagen, tot Meerfen, een half uur van Maastricht. De beide Maarlchalken van Frankrijk kwamen hem begroeten. Zij hadden last, om hem het Opperbevel optedragen, bekleed met den tytel van Luitenant - Generaal des Konings, zonder egter gehouden te zijn den Koning te zvveeren (*). De Heer de Pontis verzekert , in de Memorien , welken zijn naam dragen , dat de Prins zijne fpijt, van geen deel gehad te hebben aan de behaalde overwinning , niet kon verbergen. „ Hadden," dus liet Frederik Hendrik zich tegen hem hooren, „ de Franfchen ons verwagt, het 3, zou hun niet gerouwd hebben : ten minden zij „ zouden gezien hebben, dat de Hollanders goede „ Soldaaten zijn.'\ De veréénigde Legers der Bondgenooten maakten eene Krijgsmagt uit van tweeëndertigduizend Voetknegten en negenduizend Ruiters. Onder het bevel der bekwaamde Legerhoofden fcheen dezelve de Spaanfche Nederlanden, met fchrik vervuld wegens de nederlaage, die den Krijgstocht ont floot, te zullen wegneemen. Het eerde werk was het Spaanfche Leger (*) V Leeven van den Cardinaal de Richelieu, II. D. bl. 195. Aitzema, II. D, bl. 206, 231, 233, F 5 Frederik Hendrik: Vermeesteringenen hertocht der beide Legers.  GESCHIEDENIS Frederik Hbksrik. Leger optezoeken, om flag te leveren; doch de Cardinaal Infant, die 't zelve aanvoerde , zich daar toe te zwak bevindende , bragt het agter Leuven, verfterking gezonden hebbende na de Plaatzen , meest voor den vijandlijken aanval blootgetteld. Het veréénigd Leger bemagtigde eenige kleine Plaatzen , en floeg het beleg voor Tienen. Deeze Siad , fchoon geenzins gefchikt om zulk eene Legermagt tewederltaan, boodt wederiland : een roekloos bedrijf, de oorzaak van veel jammers : ze werd ftormenderhand ingenomen. Te vergeefsch waren de bevelen, om de woede der Soldaaten te beteugelen ; zij pleegden de verregaandfte wreedheden, roof en fchennis: ook werd het meerendeel der huizen in de asfche gelegd. Grootlijks fmertten deeze ongeregeldheden den Veldheeren , dewijl ze zo zeer gefchikt waren om het Volk , 't geen zij gaarne op hunne zijde gewonnen hadden, te verbitteren. De Ingezetenen der Spaanfche Nederlanden, voor hunne Goederen , Voorregten en Leeven bezorgd, bedoten, zich tot het uiterfte te verdeedigen. Van dit bef!uit gaf de Stad Leuven , door 't veréénigd Leger belegerd , blijk. De Eurgers en de Studenten, zo veele Soldaaten geworden, waren doof voor allen aanzoek tot overgave. De Belegeraars ontmoetten hier zulk een dapperen tegenweer, dat zij, de Franfche lijftogt ontbreekence, het beleg moesten llaaken. De beide Legers behaalden hier niets dan de weinig beduidende eere, dat zij, met een groot deel der Ruitertje, zich voor de Poorten va:i Brusfel vertoond, en de Burgers dier Stad.  der NEDERLANDEN. 91 Stad met argst. verva'd hadden. Na Roermonde te rug trekkende 3 werd de Achterhoede der Franfchen aangetast door een hoop Kroaten, uit het Leger van Picolomini , die zich onlangs met vijftienduizend man Keizerfchen gevoegd hadi bij 't Leger van den Cardinaal Infant: deeze Kroaten hadden veel toegebragt, om den toevoer der leevensmiddelen na 't Franfche Leger aftefnijden (*). Het veréénigd Leger moest alle behaalde voordeelen opgeeven. De Spaanfchen , eene afwending maakende aan den kant van Gelderland, namen Schenkenfchans, bij verrasfing , in. Op de tijding van dit gewigtig verlies was de Prins van Oranje bedagt 3 om zijn eigen Land te verdeedigen, en Gelderland, aan eenen vijandlijken inval blootgefteld, te dekken. Graaf Willem van Nasfau floeghetber leg voor Schenkenfchans; doch het liep aan tot Grasmaand des volgenden jaars, eer hij dezelve heroverde. De S/aanfchen bedienden zich van ;die afwending, en bovenal van de verzwakking des Franfchen Legers, om in het Land van Kleef nieuwejvermeestcringen te maaken. Behalven verfsheide kleine Plaatzen, bemagtigden zij Gennip en Goch, als ook de Stad en het Kasteel vzxi'.Llmburg. Zij ftroopten in Picardije en Champagne, waar zij zwaarebrandfehattingen uitfehreeven (f). Grooten roem lag de Cardinaal In- (*) Mem. de Fred. Henry , p. 174-i86« Aitzema, II. D.bl. 274-276. (f> Mem. de Fred. Henry, p. 186 - 100. Aitzema, 41. D. bl. 377-279* Frederik Hendrik, Voorfpoed der Spaan, fc hen.  Frederik Hendrik. Elendigc itaat des Franfchen Legas. \ J 52 GESCHIEDENIS Infant in met deezen Veldtocht. Allen bewonder» den zijn Krijgsbeleid : als een andere Fabius, wist hij de Veldllagen te vermijden , wier verlies het verlies der Spaanfche Nederlanden naa zich gefleept zou hebben. Hij bereikte zijn oogmerk, om den Vijand den toevoer te beletten. Door dit voorzigtig beleid noodzaakte hij hun Leger tot den hertocht , en vernielde het ten deele. Van het verworven voordeel zich bedienende, deedt hij hen , die gekomen waren , om zijne Landen als een buit te deelen , voor hunne eigene bekommerd zijn. Naa het doorltaan van de uiterfle jammeren , betrokken de Legers der Bondgenooten de Winterlegerplaatzen. De Franfchen hadden die in de Veluwe; doch hun getal was zeer gedund door gebrek , en daar uit ontMaane ziekten. Het elendig overfchot kreeg last zich te Rotterdam intefcheepen, waar zij, langen tijd na goeden wind wagtende, nog meer lee3en, en veelen aan eene befmetlijke ziekre Itierven. De Pest , die , naa het jaar MDCXXV , hier te Lande niet gewoed hadt, openbaarde zich, in den laare MDCXXXV, in verfcheide Steden, zo dat 'er In Amflerdam achttienduizend édnhondcrd en zevenmzeventig Menfclien ftierven, en in't naastvolgenle jaar werden 'er meer dan zeventienduizend weggerukt. De Gasthuizen waren volFianfche Soldaa:en. Verfcheide Edellieden vonden zich in de harde ïoodzaaklijkheid , om alles , wat zij hadden , te rerkoopen, en zelfs gebedeld brood te eeten. De [rijgs-overften ontvingen geen Geld, om het Volk  der NEDERLANDEN. £3 te betaalen , 't welk , door aanhoudende ziekte gedrukt, meer dan gewoonen onderftand noodig hadt. De milddaadige Hollanders bleeven niet in gebreke , om , naar vermogen , de milde hand uitteltrekken. En gaven de Staaten van Holland ettelijke Steden, waar veel zieke Franfche Soldaaten lagen , verlof, om de onkosten , tot derzelver onderhoud vereischt, te vinden bij de Algemeene Staaten, wanneer ze door 's Konings Gemagtigden niet voldaan wierden. Boven Brood kreegen zij, op andere plaatzen , daags, eenig Geld, 't welk voor een leeneri , waar op geen wedergeeven te wagten was, gehouden werd. —— Niettegenstaande alle deeze voorzorgen , was het Franfche Leger, 't welk omtrent zestienduizend Knegten en vierduizend Paarden fterk geweest was , tot op zesduizend Knegten en tusfchen de twee- en drieduizend Paarden gefmolten, toen het deeze Gewesten verliet, en na Normandye overhak , om uitterusten (*). Met dit Leger vefdweenen alle de grootfchë vooruitzigten, van deezen Veldtocht gevormd. De Franfchen , mismoedig over zulk een tegcnllng, weeten denzelven aan den Prins van Oranje. In de vervoering van drift klommen zij niet op toe den uorfprong des kwaads. Zij befchuldigden Frïdbrik Hemirik, dat hij de fchoontte gelegenheden hadt laatcn voorbij- -pen (*) Aitzema , II. D. bl. 304.317. Hoons Brieven, bl. 364. Refol. Holl. 1635. W. 150. Mem. de Fred, Jienry, p. 194. 107. FrederK Hendrik. Oorzaaken van de onhei* len deezes Veldccchts.  GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. glippen door zijn draalen en befluitloosheid ; dat hij het Franfche Leger van honger hadt laaien vergaan om zich te wreeken van den Cardinaal de Richelieu , die hem Oranje hadt zoeken afhandig te maaken (*> Doch deeze hadt zich des genoeg gewrooken door de flinkfche treeken zijns Tegenilanders te verijdelen (f). 'c Was ook het character van deezen Vorst niet, aan eene zo laage en verkeerde wraak zo veel Krijgsvolks , 't welk geen deel altoos hadt aan's Cardinaals misdrijven, opteöffertn. Daarenboven was de Prins een groot aandrijver geweest van het laatstgefloten Verbond met Frankrijk (J) , 't welk zo zeer ftrookte met zijne begeerte , om de grenzen deezer Gewesten uittebreiden , en Antwerpen daar binnen te bevatten: het bederven eens Legers , gefchikt om die oogmerken te bereiken , was tegen zichzelven en tegen den Staat arbeiden. Voorts weec men , hoe zeer hij zijne poogingen aanwendde, om de Franfchen na Brusfel aantevoeren , en , dit mislukt zijnde, het beleg van Leuven voorttezetten ; dat hij dertigduizend ponden broods den Franfchen deedt geeven , om dit begonnen werk niet te flaa- ken, (*) Aueery Mem. Art. Fred. Ilenr. 't Lecvcn van Richelieu, I. I). bl. 493. 498. 500. Bayle üiSt. Art. Louis XIII. n. L. (f) Aitzema, I. D. bl. 1030— 1055. (§) Wicqueeort Hift. des Provitices'Unies, Liv. f. p. 47-  der NEDERLAND EN. 95 ken, 't geen nogthans gefchiedde (*). De waare oorzaak van den rampfpoed des Franfchen Legers hebbe men te zoeken in 't gebrekkig bezorgen van 't noodig onderhoud en 't verzuim der betaalinge ; in Wintermaand des jaars MDCXXXV. hadden de nieuwe Franfche troepen , door een genomen , in vijf maanden geen geld gekreegeu (f). Desgelijks was het een groote misdag des Cardinaals, dat hij over het Leger twee Veldheeren gedeld hadt. Deeze verdeeling der Opperkrijgsmagt verwekte onéénigheid en misverdand , nog vermeerderd door de verééniging der Franfche en Staatfche Krijgsbenden. De drie Veldoverdens verfpilden met twisten een tijd, waar in eendragt , moedig beduit, en fchielijk volvoeren gewigtige voordeelen behaald , en't Krijgsvolk van al het noodige voorzien zou hebben. Frederik Hendrik. , dikwijls genoodzaakt van zijne ontwerpen aftezien, en zich te fchikken naar de plans der Franfche Maarfchalken , onderdeunde ze niet altoos na die ftiptheid en wakkerheid , welke men wagten zou van een Veldheer, in de Kunst desOorlögs volleerd , en aangebeden van zijn Krijgsvolk, 't Is ook waarfchijnlijk, dat het traaglijk te veid komen der Staatfche Benden niet weinig toebragt, om den Veldtocht te doen mislukken. Waren de Legers eerder veréénigd geweest , gelijk , volgens af- fpraak, (*) Mem. de Fred. Henry, p. 174.182. Aitzema, II. D. bl. 274-276. Ci) Refol. Heil. 1635. bl. 314. aió. si?. "rederik riENDUlK,  9<2 d É S C H IE D E M I S Frederik Hendrik. Aannvr- k ngen over de verrleelinjr. der Spaanfche Nederlanden iusfclienFrank■ rijk en de FerêénigdeGewes • ten. fpraak, moest gefchied zijn, zou het gebrek voorgekomen. , de Spanjaarden verrast geworden zijn, en men zich meester gemaakt hebben van de Landen, die men ten óogmerke hadt te verdeden (*). Want ik ben verre van te denken, dat die verdeéling niet in goeden ernst beraamd , of onuitvoerlijk ware. Dat Frankrijk het ter goeder trcu ve meende, zal men moeten toeltemmen op de enkele bedenking, hoe de lloute flaatkundige geest van Richelieu fmaak vondt in de zeldzaamlte plans , als zij maar konden ftrekken totbereikingzijiiertweehoofdbedoelingen , naamlijk , het uitbreiden der Franfche Heerfchappije, en het vernederen van het Huis van Oostenrijk. Dat Frederik Hendrik dit ontwerp gaarne zag mislukken , uit vreeze voor de nabuurffchap van Frankrijk, is een ongegrond vermoeden. Hij fchrijft zelve die vértraaging toe aan verfcheide zwaarigheden, die zich opdoen in de GemeenebestRegeering. Jtn 't is bekend , dat ze voornaamhjk voonkwam van de Staaten van Holland , buiten het faadpletgen over die verdeeling gehouden, en die niet, dan zeer fchoorvoetende. hun aandeel droegen in de zwaare Oorlogskosten, veel meer haakende na dé behendige zegeningen van een welbevestigden Vrede, dan na den fchitterenden roem of het onzeker voordeel van nieuwe vermeesteringen (f). Zelfs was men (*) Bayle Dia. Art. Louis XIII. n. Mi' Mem. de Fred.Henry,p 174. Capelle Gedenk/. II. D. bl. 32.13. Aiïzëma , II. D. bl. 92 141.  der NEDERLANDEN. n men den Krijg zo moede, dat men, geduurende den Jaatflen Veldtocht, na eenige Vredes - voorflagen van de Spaanfche zijde luisterde , en Frankrijk , niet zondermoeite, die onderhandelingen af brak (*).—. Een Gerneenebest tragt doorgaans veeleer genot te hebben van welverzekerde bezittingen, dan zich uittebreiden. Naa dat de Ferêénigde Gewesten zagen, hoe Europa tegen het Huis van Oostenrijk de wapens hadt aangegord , en Spanje buiten Haat was , om veel uittevoeren , verlangden zij na den Vrede , ge« loovende niets meer te vreezen te hebben. In Holland bovenal hadt men geen zin in de aanllagen op de Zeelieden van Braband of Vlaanderen, dugtende, dat derzelver voordeelige ligging den KoophandeL zou trekken. Liever wilde men Brabanders en Viaamingen tot Nabuuren dan tot Landgenooten hebben, en derzelver nabuurfchap fcheen begeerlijker dan die van Frankrijk, welks aangroeiende magt onrust baarde. Maar is deeze Staatkunde zo juist als ze diep en fijn doordagt fchijnt? Dit mogen wij wel eens onderzoeken: temeer, om dat ze groote Schrijvers misleid, en een Herken invloed heefc op de volgende gebeurtenisfen. Ik zal niet beweeren, dat, indien de beide Bondgenooten , even ernstig geheld op het volvoeren van 't gemaakte Verdrag, het einde hunner ontworpene Landverdeeling bereikt hadden, die groote omwenteling het zaad der Oorlogen , die zo lan (*) Aitzema, II. D. bl. 282. 283. 311-—-326, VL Deel, G Frederik Heindrjk,  $8 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik i I I J 1 < 4 1 langen tijd de Nederlanden tot een tooneel van bloed en verwoesting maakten 3 zou uitgeroeid hebben, dewijl de Staatkunde de belangen der Menschlijkheid even min a's de eifchen der Regtvaardigheid Jaargelden; Ik bepaal mij tot dit eenig vraagfluk: Zou die vcrdeeling , flaatkuudig befchouwd , en Frankrijk en den Nederlanden voordeelig geweest zijn ? Ten opzigte van Frankrijk is het voordeel blijkbaar, en niets Itrookt beter met het ftelzel van zich uittebreiden, aan Monarchijen eigen. —- Wat de Ferêénigde Gewesten betreft, zou het 'er op aankomen, om te onderzoeken , of het gevaar van zo ontzaglijke Nabunren te hebben, als de Franfchen, niet genoegzaam werd opgewoogen door het geen zij, volgens Üe ver leeling , verkreegen ? Zou deeze aanwas yan Landfchappen , door derzelver ligging , en de kerkte der Plaatzen, van meer aanhelangs , dan die Frankrijk ten deele vielen, hun niet in (laat geleld rebben , om een ftautzugtig Nabuur in bedwang te louden ? Zien wij niet, dat verfcheide andere veel deinder Gemeenebesten , zints eeuwen, in de naHiurfchap van Frankrijk be'-aan ? Men zal mischien zeggen, dar dee?e Gemeenebesten aar. anderen /erbonden zijn. Maar wie weet niet, datdeverbinenisvri , aangegaan in zulk flag v.m Verbonden liet fterker zijn dan de beweegredenen van algemeen >elang en 't algemeen evenwigt, die onophbudlijlil >p de Volken van Europa werken, en zo dikwijls le vijandlijkfte Mogenheden veréénigen ? Zou nu ;et voordeel van dit algemeen belang , gevoegd bij de'  bes. NEDERLANDEN. 99 Hé magt , welke de Sraaten zouden gekreegen hebben door hun aandeel 'tn de voorgeflagene verdeeling, niet geëvenaard hebben aan het voorregt van een Lid te zijn des Duitfchen Lickaams, of van eenige andere magtige Verbintenisfe, welke die ook mogt wezen ? De Franfchen hebben naderhand een gedeelte van dit hun oogmerk bereikt, zich de Landen der oude Spaanfche Monarchije eigen gemaakt, én zijn op de Grenzen der Ferêénigde 'Gewesten gekomen , zónder dat dit Gerneenebest iets verkreegen heeft5 óm den aanwas des Franfchen Rijks, door dergelijke Landvermeerderingen, opteweegen. Mij dunkt, ik zie den Koning der Dieren een ander Dier uitnoodlgen, om jagc te maaken op den zelfden prooi, doch 't geen, door vreeze, niet durft naderen. Wat gebeurt 'er ? De Leeuw verllindt alleen alles , en valt, vol woede , met vernieuwde kragten , aan op het vreesagtig Dier, 't welk niet durfde helpen , om sich meester van den prooi te maaken. Den Koningen ontbreekt het zelden aan gelegenheden,om grooter te worden. Gemeenebesten hebben , gelijk zij, p-eene Erflanden, welken zij wedereifchen , en verliaan zich zo niet op Landverdeelingen. De Koningen flaagen 'er veel betèr in , danr zij, zich verbindende, ieder maar één belang hebben, en het Zelfde oogwit. Maar Gemeenebesten , bovenal Bondgeïiootfchaplijke Gemeenebesten, door zo veelcrlei belangen gedreeven als zij onderfcheidene deelen uitmaaken, kunnen met die kragt en met die éénftemmigheid niet te werk gaan. G 2 Me4 FREDErtnt HFiNDRlüi  IOa GESCHIEDENIS Frp.df.rïk Hékdrik. Men zal misfchien vraagen , of de Spaanfche Ne' derianden, met de Ferêénigde Gewesten veréénigd, zouden gedeeld hebben in de voordeden des Handels , die de ZeeVaard en de buitenlandfche Vastigheden aanbragten ? Het blijkt niet , dat zulks toen het oogmerk der Algemeene Staaten ware. De zelfzoekende geest des Handels zou zeker veele hinderpaaIen in den weg gelegd hebben , om dit te voorkomen ; doch ongevoelig was dit ingekroopen , ten einde meer en meer Ingezetenen in 't algemeene Vaderland te lokken. Zij zouden 'er zich eenigzins toe verpligt gevonden hebben, om tegendand te bieden aan den tro s der Engelfchen, die, naa het ontworftelen der burgerlijke onlusten, op zee den meester fpeelden. E» was deeze groote verbintenis, door dezelfde voordeden aan dezelfde belangen gehégt, te beter in Haat geweest , om de magt der Engelfchen wederftand te bieden. Dus zou die verdeeling de lang luurige en verderfiijke Oorlogen , welken het Gerneenebest, naderhand , en tegen Engeland en tegen Frankrijk heeft moeten voeren , hebben kunnen voorkomen. Althans hadt die verdeeling de belangen dier drie Volken veranderd; 'er zouden ge^ne ' heillooze Oorlogen uit voortgefprooten zijn, dan die zij nu moesten voeren. Naa dit alles hel ik over, om te vermoeden , dat, in den grond der zaake, de vrees , d:;t de magt des Stadhouders, bij de uitbreiding des Lands, ie g oot zou worden ; als mede, dat oe Koophandel tot de Spaanfche Nederlanden, waar hij vuorneen. den zetel ge-  der NEDERLANDEN, rot gevestigd hadt, zou wederkeeren, veel meer dan het ingebeeld gevaar , om de Franfchen tot Nabuuren te hebben, Holland bewoog , om het ontwerp der verdeeling met wederzin aantezien , en 't zelve koel te behandelen. Maar de dieper landwaards in gelegene Gewesten hadden recht daar tegen over ge; Helde belangen. Zij konden niet nalaaten om de Landuitbreidingen te begunstigen , die flrekten otr ze van hachlijk gelegene Grenslanden eene voordee lige ligging in 't hart des Lands te bezorgen. Hier otn werd in de Algemeene Staaten , waar de meer derheid, en niet het vermogen, der Gewesten geldt het plan der verdeelinge begunstigd. Doch , da: Holland , 't welk het grootfte gedeelte der Oorlog: kosten moest opbrengen , dit plan niet kragtdaad ondertteunde , konden zij het niet uitvoeren met d éénltemmigheid en klem., welken aan Krijgsonde neemingen den besten kans van welgelukken bijzette De onlusten , in verfcheide Gewesten omflaai wegens het opbrengen der algemeene belastingen (een oud en opborrelend kwaad) bragten niet m dan de onderfcheidene belangen toe tot de inwenc ge verdeeldheden van den Staat. Zeeland , Geldt land , Overijl fel , Groningen en de Ommeland klaagden fteeds, dat het aandeel, 't welk zij in algemeene lasten droegen, te hoog was. Doch. Friesland liep het tot een fehroomlijk uiterlle , veroorzaakte groote beweegenisfen. Reeds in d jaare MDXXVi, ontving de Stadhouder diens Lai Cchaps magt, om de Algemeene Staaten de geme< G J Frederik Heödr-k. » r g e cï. i, Onlusten, in Friesland. UI li. r- m ie in en eu id:ne .  102 GESCHIEDENIS Frederik Hsivdrik. 1 c ( I f r S ti 1 z \ O d P lasten bij panding , en door middel van Krijgsvolk, te doen betaalen. 't Grauw te Leeuwaarden verwekte een opifan.i, bragt de Vergadering desLanddags, daar ter Stede gehouden, in veiwardi g, dreigde de naaste Adelijke iluizin te plunderen, tn dwongdeu Stadhouder de Bezetrng der Stad te ontwapenen. Deeze geest van puiterije Boeg over tot de andere Steden en veele Dorpen. Die oproerige bedrijven bepaalden zich, tot den jaare MDCXXXlV, tot de plundering der Huizen van eenige Oi trangeren; naar, de Oorlogslasten ei» de invordering derGemeeïe Middelen toen verzwaard hebbende, Mondt bet Vo\k met nieuwe woede op, en viel niet adeen aan >p de Huizen der Pagteren , maar ook op eenigen ran de Leden der Regeeringe. De Algemeene Staaen zonden een goed aantal Krijgsknegienderwaards, e de bedelling hunner eigene Wethouderen , zo at noch de Stadhouder, noch het Hof daar ineenig ;ggcn hadt. Deeze veel gewaagde Map tot eene olksregeeriog , en het beftendig weigeren van het obrengen der algemeene Middelen , mishaagde aan i afgezette Leden der Regeeringe, aan de Algem.ee; Staaten, aai; den Stadhouder, en ook aan den ;ins van Oranje, 't Werd uocdig gekeurd, een Raad  der NEDERLANDEN. 103 Raad van Staate na Fiiesland te zenden , om deRegeering en den (laat der Geldmiddelen* op een beteren voei te brengen. Men hadt zorg gedraagen, om de Friefche Steden lïerk met Krijgsvolk te bezetten. Dit maakte het werk voor den Raad van Staate gemaklljk. Met den aanvang des jaars MDCXXXVll. we den de afgezette Wethouders weder aangefteld. Op de meeste Plaatzen rechtte men eene geduurige Vroe-ti'chap op, uit welke, 's jaarlijks, bij lotinge, vijf Kiezers zouden gemaakt worden, die een dubbel getal zouden benoemen, waar uit de Stadhouder de jaarlijkfché Wethouderfchap zou kiezen. In deezervoege ftr.kten die onlusten, in 't einde, om het gezag des Stadhouders te vermeerderen» hem een liegt bezorgende, 't welk hij te vooren met het Hof deelde. Zeer gezagvoerend en dwingend handelden ra dit geval de Algemeene Staaten. Doch kan men uit één btitengewoon geval een gevolg trekken,om daar uit de magt der ALemeeue Staaten over de bijzonderen optemaaken ? Dit zou waarlijk het zelfde zijna als of men het misbruik van magt wilde Hellen tot een beginzel, dat willekeurige Regeering een wettig Landbelluur is (*). Naa den dood van Oj.denbakneveld was het Raadpenfionarisfchap van Holland , die aanzienlijke en gewig;ige post, in verfcheide handen overgegaan. Toen (*) Aitzema, I. D. bl. 777. 847. 848. II. D, bl. 14r. H3. '59- i3a' J98« VP- 282. 38a. 387- 43*6.437-408» G 4 FRBDBRtK Hkindkie.  ïo4 GESCHIEDENIS Fredfiuk Hendrik. Veranderingen in her Rar.d penGouu ticfcbap. ] ] i6$6. 1 \ l 1 \ I ( Toen Antoky Duyk, in den jaare MDCXXIX, geftorven was , bleef dit Ampt eenigen tijd open. Jacob Kats, Peiifionaris van Dordrecht , bekleedde 'üec, bij voorraad, tot het jaar MDCXXXI, en zou in die Waardigheid bevestigd geworden zijn , ware hij geen Zeeuw geweest. Ondanks de gosde genegenheid van een groot getal zijner Vrienden , wierd Adjuaan Pauw , Heer van Heemftede , daar mede sekleed voor den tijd van vijf jaaren. Maar, dewijl deeze zich niet bemind hadt weeten te maaken , en «rdagt gebonden werd, dat hij zich door Geichenten liet overhaalen , om Frankfijks belangen meer :er harte te neem en dan beltaanbaar was met den lienst deezer Landen, nam men den tijd zijns Gesandfehaps na dat Hof waar, om tegen hem te vverten. Hij , het onmogelijk vindende tegen den Broom ajner tegenpartije opteroeijen , bedankte voor een \mpt, 't welk hij voorzag te zullen moeten verlaaen. Jacob Kats werd, met éénpaarige ftemmen, or zijnen Opvolger verkooren. Te dier gelegenheid verd het Befluit der Staaten van Holland, om nienaud, dan een gebooren Hollander, tot Raadpenionaris te verkiezen, op 't verzoek der Staaten van Zeeland , vernietigd , die desgelijks de Hollanders ■etkieslijk verklaard hadden tot Raadpenfionarisfen ran hun Gewest. Adriaan Pauw was de Zoon an den berugten Amflerdamfchen Burgemeester Re [iieb Pauw, Zijn gedrag , ten opzigte van de ïroot , in zijne Gezantfchappen in Frankrijk, /ees uit, dat hij van zijnen Vader den haat tegen de Partij  dsr NEDERLANDEN. 105 Partij van Oldenbarneveld hadt overgeërfd. Zijne bekwaamheden maakten, dat hij in veele groote Onderhandelingen gebruikt wierd. Langen tijd was hij aan den Prins van Oranje verknogt; doch hetfchijnt, dat he: verlies des Raadpcnfionarisfchaps , 't welk hem, met overleg van Frederik. Hendrik, als ontnomen was . hem tot de andere Partij deedt overgaan. Wij zullen in 't vervolg zien , hoe hij met de Stad Amflerdam tegen den Prins van Oranje en Frankrijk aan werkte (*). Eer wij dit 1 ijdperk befluiten, ftaat ons nog met een woord te melden , dat de Staaten van Utrecht, in Sprokkelmaand des jaars MDCXXXVI, befloten > de Doorlugtige School, zeer onlangs , op het voetfpoor van Amflerdam , opgerigt , tot eene Hoogefchool te verheffen. Dus kreeg die Stad , zo men wil, reeds door Paus Adriaan den VI. tot eene Academie - Stad beftemd, en waar men, zints den jaare MCCCCLXX, meer dan eene eeuw vóór het oprigten der Leydfche Hoogefchoole, dit duk ernstig ir berasd genomen , en het weder in 't jaar MDLXXX, hervat hadt, die lang uitgedelde eere , en dak ds Hollar.dfche Hoogeflchool menigwerf na de kroone Groote Mannen in alle takken der Weetenfchappei hebben 'er gebloeid, en Kweeklingen, hunner waar dig (*) Refol. Heil. 1639. bl, iïo. 1631. bl. 63. en i6s( bl. 53. 54. 57- «o. 123. 128. I35.I73-178- Aitzema II. D. bl. 318.319.911. Leeven van de Groot, li. D.b Wagenaar Amfl. XI. D. bl. 244. G 5 Fredekk Hendrik» De oprigring der Utrechtjche Hmgefchool. [  fcederjk DfiEDE lüfJ GESCHIEDENIS dig, uitgeleerd (*). D.eze Hoogerchool was de vij«de in de Ferêénigde Geweien. Reeds in den jaare MPC. hadt men te Harderwijk , in Ge/zwakte deeze Volkplanting, door misnoegen onder het Volk le verwekken, en de fehatten der Maat'chappije, die veel betei hadden konnen en moeten woraen aangelegd, te verkwisten (*). De Oost-Indifche Maatfchappij', meer en meer in haare Bezittingen bevesigd, trok de rijkfle voordee- ' len. De Gouverneur - Generaal , LlENORiK.Bp.orj-' wek, was , in den jaare MDCXXXVI, in het Va. derland teruggekeerd, naa de eerlte grondilagen gelegd te hebben van den Handel op Siarn , in den jaare MDCXXXIV, te Judia, de Hoofdliad deezes Rijks, eene Handelplaats lligtende. Zijn Op¬ vol- (*) CommelIn Fred. Hend. bl. 180. De Laat, XL ï.. bl. 216.447.454. Aitzema, II. D. bl. 552. Barl.«i Res Braplits, Frf.dèriS Hendrik. diaken in !e Oost'ndiën.  112 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. De Koning van Frank' rijk fcii enk t den Prins van 0ranjedeiuijtel vs n Zijne Hoogheid. 1637. volger, Antony van Diemen, geboortig van Kü% lenhurg ,, kenmerkte het begin zijns Landbeltuurs door eenen Krijgstocht , die Amboina verzekerde tegen de invallen der Kimelahas of Bevelhebbers van Ternate. Hij onderiteunde den Keizer van Ceilon in den Oorlog tegen de Portugeezen, en floot met hem een Verdrag, tot grout voordeel der Maatfchappije. In deezervoege baande hij den weg tot de vermeesteringen, welken dezelve vervolgens deedt op dit Eiland, één der rijkfte in het voortbrengen van Indifche Waaren, en, bovenal, Kaneel in grooten overvloed opleverende (*). Zints langen tijd was het Franfche Hof, teneinde het de Ferêénigde Gewesten te nauwer aan zich inogt verbinden , 'er op uit geweest, om den Prins van Oranje te verpligien. De Keizer hadt hem den tijtel van Rijksvorst geweigerd, en de Ferêénigde Gewesten zagen met geen goed oog de pooguigen van Frederik Hendrik, om den tijtel van Forst te verwer» ven. Het Hof van Frankrijk bediende zich van deeze gelegenheid , om de eerzugt van dien Prins te ftreelen. Op raad van den Afgezant de Ciiarnace , een bekwaam Onderhandelaar en een afgerigt Hove« ling, befloot het, hem met den tijtel van Son Altesfe, of Zijne Hoogheid, te vereeren. De Koning fchreef in zijnen Brief aan de Algemeene Staaten, berigt geevende van deeze tijtelveranJering , dat de Prins dien hoogertijtel verdiende, niet alleen uit hoofde van zijne ^*) Du Bois, p. 114,117,  der NEDERLANDEN. 113 xijne geboorte, maar van wegen zijne groote hoedanigheden en dappere krijgsverrigtingen ; dat de dus lang gebruikte eernaam , Son Excellence, of Zijne Doorlugtigheid, door den tijd te gemeen geworden, en voor hem te laag was De Algemeene Staaten , bij welken de Prins zeer gezien was, beuoten,terltond den tijtel van Zijne Hoogheid aan den Stadhouder te geeven. Die van Holland waren zo gereed niet. Zij vonden het vreemd , dat de Stadhouder een zo hoogklinkenden tijtel kreeg, daar de Staaten, zijne Meesters, (legts Vos Seigneuries, Uwe Heerlijkheden , of Mesjiêurs , Mijne Heeren , genoemd wierden. Eenigen zelfs dagten, dat Frankrijk den Prins dermaate vleidde , om hem overtehaalen tot het (taan na een gezag over den Veréénigden Staat , beantwoordende aan den nieuwen tijcel. De Staaten van Holland oordeelden , egter, dat het wederltreeven van geen vrugt altoos zou weezen, en maakten eene bezending, om den Pruis geluk te wenfehen metdie Nieuwe Eere. Frederik Hendrik, onderrigt van het voorgevallene in hunne Vergadering, gaf te verftaan, dat zulks onnoodig zijn zou , alzo hij, naa het bef uit, hier op bij de Algemeene Staaten genomen , reeds in 't bezit was van den opgedraagen tij- tel. De Koning van Engeland draalde niet met hem denzelfden Eernaam te geeven. Doch de Predikanten op veele Plaatsen, en bovenal in Zeeland, hielden zich aan de oude Èenaaming , Zijne Doorlugtigheid : deeze oordeelden zij hoog genoeg voor een Prins, die het uitvoeren der ftrenge PlakaaVI» Deel. H ten Frederik Hendriks  114 GESCHIEDENIS Fr edf.rtk Hendrik. Dj Prins wordt Eer/ie Edik van Hitland. ten tegen de Remonjiranten geschort, en op verre na den brandenden ijver tot het uitrooiienderKerterren niet getoond hadt. als zijn Broeder Maurits , een Man van veel meer verdiensten (*). Van buiten 's Lands was den Stadhouder de gemelde Eertijtel toegekomen: en 't leedt maar wi inig dagen naa het toekennen van denzelven doorde Staaten , of hij verwierf eene Waardigheid, die meer betekende, als daadlijk van meerder invloeds. Le Ridderfchap en Edelen van Holland mzwWjk befLoten, hem tot Eerfte Lid van hun Lichaam te verzoeken: eene eer , welke hij terftond aannam, 't Bezit van aanzienlijke Heerlijkheden gaf hem een bijzonder regt, om onder de Hollandjche Edden bifenreeven te worden: en. wanneer zulks gefchiedde, kon men nier nalaaren, hem de eerfte plaatsinteruimen. Tot Eerfte Edele van Holland verheven , trok hij , welhaast, aan z,ch al het gezag van het voor/temmend Li) der S'aatsvergaderingen van dit Gewest, te wege brengende, darmen, eerlang, verfcheide Heere" ,ook KrijisoverOen,in deRidderfchap befchreef, die 'en eenemaale van zijne Hoogheid afhingen: desgelijks bekwamen de Ëd. len . naa deezen tijd , verfcheide Amp'sn en Commisfien, walken de Steden zich te vooren plagten toetevoegen (t> Te (*) Aitzema, II. D. bl 3t4.417.419- Brvdt, Leeven van de Groot, II. D. bl. y+, (f) Refol.Holi 162,7. bl 27. Aitzema, II. D. M.419, Brandt, Leeven van de Groot, II. D. bl. 94.  MR NEDERLANDEN. 115 De nieuwe Eertijtel van Zijne Hoogheid, den Prins toegekend, deedt misfchien de Staa'.en d-.nken, om ook den Tijtel en Rang, welken de Afgezanten der vreemde Mogenheden hun moesten geeven, te regelen. Dan het liep aan tot het jaar MDCXXXIX, eer zij eene Orde op dit lluk beraamden. In welker aanvang zij betuigen, dat men de Majelleit en Waar. digheid van den Staat niet te zoeken hebbe i8 de Afgevaardigden, die de Vergadering , bekend onder den naam Van de Vergadering der Algemeene Staaten, uitmaaken, gelijk zich de Vreemdelingen verbeeldden, maar in deonderfcheideneLandfcbappen, die het Bondgenoorfchap uitmaaken. Vervolgens geeven zij te verftaan, dat hun den rang toekomt voor de Keurvorsten , Vorsten en Steden van 't Christenrijk ; dat zij na de Koningen en den Staat van Venetië volgden. Ook Helden zij vast, dat men hun, in de Aanfptaaken en Opfchriften, den tijtel van Hoog Mogende Heeren en Uwe Hoog Mogenden behoorde te geeven. De Afgezanten van Koningen en van den Staat van Venetië zouden door den Prins van Oranje, of, in deszelfs afzijn, dooreenigen der Staaten ingehaald en begeleid worden (*). De roem des Stadhouders vermeerderde zo wel als zijne Eertijtels: hij volvoerde een gewigtigen Krijgstocht. Zints een geruimen tijd hadt hij het bemag* tigen van Breda op 't oog gehad. De Franfchen maakten eene groote afwending op de Grenzen der Ne- C) Aitzema, II. D. bl. 623. H ft Frederik Hendrik. Tijtel en Rang der Algemeene Staaten, Breda door den Prins bemagtigd.  'U6 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Nederlanden, zij veitncestzr&en Landreckies, Maubeuge en la Chapelte. Men hadt , naa vee! heratmens over den aanfraanden Veldtocht , op 't ernstig aanftaan des Franfchen Gezants, befloten tot het beleg van Duinkerken. Zijne Hoogheid liet de vereischte Vaartuigen gereed maaken , die, op den befteuiden tijd, voor Rammekens, de algemeene zam.^laats, kwamen. Een aanhoudende tegenwind gaf den Vijand gelegenheid , om zijne Krijgsmagt bijdéntetrekken, en nanterukken , om de landing te beletten. Frederik Hendrik befloot hierop, van Duinkerken aftezien , en Breda aantetasten. Mét het Leger voer hij van Rammekens na Bergen - op Zoom, eti trok van daar na Breda. Welhaast lag hij zo fcerk verfchanst, dat de Cardinaal Infant, tot op een Uur afftands van het Staatfche Leger aangetogen, om de Stad te ontzetten, het niet durfde waagen op de Legerplaats aantevallen. Hij zogt den Prins van dit beleg aftetrekken, door Venlo en Roermonde té belegeren: welke beide Plaatzen hem welhaast in handen vielen. Doch niets kon hem van Breda doen afzien. De Markgraaf de Charnace, die, fchoon Afgezant van Frankrijk, een Regiment Franfchen, in Staaten dienst, geboodt, werd, voor Breda , met een musketfehoot doodlijk getroffen. Naa veelvuldige dappere aanvallen en manmoedige afweeringen, waren de Belegeraars , door het maaken van Mijnen en het vermeesteren der Buitenwerken, tot de muuren genaderd. De Stad begon van overgave te fprceken. 't Verdrag werd getroffen: de  der. NEDERLANDEN. if? de Bezetting trok met alle Krijgs - orde uit, en den Godsdienst bepaalde men op den zelfden voet , als dezelve in den jaare MDCXXV. geregeld geweest was. Schoon dit beleg bijkans vier maanden geduurd hadt, koste het minder msnfchap , dan men zou verwagten. Het getal der dooden werd cp achthonderd en vijftig? en dat der gekwetsten op dertienhonderd begroot. De Prins kwam, door het betragtigen van het onverwinnelijk gerekend Breda , in 't bezit zijner Baronnye: deeze vermeestering dekte de Grenzen des Lands t;gen de Spanjaarden, en herltelde de vrije vaart op de Rivieren. Dit was ook de laatlle bemagtiging van aanbelang, die de Staaten op de Spanjaarden in de Nederlanden behaalden (*). Het volvoeren van 't plan der Landverdeeüng werd opgewakkerd door deeze behaalde voordeden , terwijl zij de jalouzy en onrust des Konings van Engeland vermeerderden, 't Zij hij weezenlijk ten oogmerke gehad hébbe, de Verbintenis tusfchen Frankrijk en de Staaten te verbreeken , en eene Landverdeeüng, zo ftrijdig met zijne belangen, te beletten; 't zij hij hier uit een glimpig voorwendzel ontleende, om zijne gewaande heerfchappij over de Zee te herltellen ; hij waagde het, op eigen gezag , eene nieuwe belasting van zijne Onderdaanen te henen, onder den naam van Schipgeld , dewijl dezelve zou dienen tot het onderhoud eener Vloote, om de Engelfche Kus- ter (*) Aitzema, II. D. bl.444,—467. M&n, de Fred, Jienrj , p. 200 , 2ao. H 3 FrEBERÜC Hendrik. Gtfehlllen mee Engeland en de Staaten.  liS geschiedenis ten te dekken tegen het dreigend gevaar, ontgaande uit het Verbond tusfchen Frankrijk en deezen Staat, en de Heerfchappij over de Zeeën, die Engeland omringen, te yerdeedigen. Deeze belasting fmaakte hel Volk geenzins, dewijl ze willekeurig was opgelegd. De Koning van Groot-Brittanje kende zijne belangen beter, dan hij zich verftondt op de middelen, noodig om dezelven te handhaaven : hij liet zijn regt verdeedigen door den geleerden Joannes S»:ldenus , die , in den jaare MDCXXXV , zijn Werk, Mare Claufum, of Gefloten Zee, genaamd, in 't licht gaf (*). Hij fpreidt daar in niet alleen ten toon, ailes wat eene verbaazende geleerdheid hem verfchafte van oude getuigenisfen der Schrijveren zijns Lands, Reg- (*) Eerigen, en onder deezen ook de Heer Wagenaar , hebben zich zeer vergist met te fchrijven, dat dit Werk van Seldenus is ingerigt tegen hei Stuk van H. de Groot, in den jaare MDIX. nitgegeeven. 't Zelve heeft 'er geen betrekking altoos toe , dan dat de Tijtel liet tegenovergestelde behelst. De Groot bewees in zijn Stuk , Mer Liberum , of de Vrije Zee , getijteld , de Vrije Scheepvaart na de Oost - Indien , die de Portugeezen betwistten: een geheel ander onderwerp, dan dat van Seldenus , die, wel verre van opzettelijk tegen de Groot te fchrijven, alleen ten diens opzigte aantekent, dat de Afgezant Carleton dien geleerden Hollander wilde gelïraft hebben , de, wijl hij de Vrijheid d<:r Zee beweerd Inde in zijne Onderhandelingen en Schriften. P. Pauluï Verkl. der Unie , i. J). Int. bl. Lsxix. Frederik Hendrik.  dek NEDERLANDEN. 119 Regters in hunne eigene zaak; maar zoekt uit de oude gedenkftukken van Hebreeuwen , Grieken en Latijnen op, wat hij oordeelt te kunnen dienen om te bewijzen , dat het Regt op de Zeeën rondsom Groot-Brhtanje alleen den Koning van Engeland toekomt. Dit Werk , waar in de Schrijver zich meer op aanhaalen van anderen , dan op bewijzen toelegt, maakte toen veel opaangs, dewijl Geleerdheid, in die dagen , aangemerkt werd als alles befliSr fende. Koning Carel was 'er zeer mede ingenomen. Hij bsval, dat het in alle Admiraliteits- Hoven als een nuttig en dierbaar gedenkteken zon geplaatst worden (*). De Staaten van Holland lieten zich aan dit Boek gelegen zijn , en vereerden den Advokaat Dirk Graswinkel, voor de wederlegging van 't zelve , met een jaargeld van vijfhonderd Guldens , tot den tijd, dat zij gelegenheid zouden hebben , om hem te bevorderen (f> De Engelfche Vorst liet het niet berusten bij hetverdee* digen van zijn Regt met de pen , maar nam fterket middelen te baate. In den jaare MDCXXXVI. hadi hij de Visfchenj op de Engelfche, Schot fche en Ierfche Kusten verboden, en eene Vloot uitgerust, om dit verbod van kragt te doen zijn. De Hollanders en Zeeuwen , ondanks dit verbod, op de Kusten des Britfchen Rijks visfchende , werden door de Vloot aangetast, en gedwongen dertigduizend Guldens te be (*) Larry Hifi. d'Angl. VI. p. h3i. (t) Refol. Hall. 1635. bl. 234- en 1639. bl 3.83, H 4 Frederik Hendrik.  Frf.deïuk filiNDHIK. Der Staa- trn en der Franje tien invloed op de onlusten in Engeland. iao GESCHIEDENIS betaalen voor de vrije Visfcberij in bet tegenwoordig getijde. Andere Koopvaardijfchcpen van deezen Staat , bij ongeluk in de Engelfche Havens vallende, vorderde men ongewooneregten aF. De Staaten zogten te vergeefsch door Onderhandelinge het Hof van- Engeland tot andere gedagten te brengen , en namen vervolgens hunne toevhigt tot het oude en beste middel, het zenden van Oorlogfchepen, ter beveiliging der Visfcherije pp de Engelfche Kusten. Zij Haagden hier in te gelukkiger, dewijl de nieuwe belas iig, door den Koning, buiten bewilliging van het Parlement, opgelegd, en bij aanhoudaaheid gevorderd, 's Volks misnoegen zeer deedt aangroeijen. De onlusten tusfchen den Vorst en het Volk namen dermaate toe , dat hij zich buiten Haat vondt, om de voorgewende Zeeheerfchappij te handhaven ("). ' De Cardinaal de Richelieu zogt Caeel den I. overtehaalen , om in de verdeeling der Spaanfche Nederlanden te Hemmen, of, ten minden, zich onzijdig te houden. De Graaf d'ëstrades ging ten dien einde na Engeland, in 't laatst des jaars MDCXXXVI!. Doch zijne Majelleit antwoordde, 3at hij, wel verre van een ledig aanfehouwer re zullen blijven, befloten hadt, zich met alle magt daar tflgen te verzetten. Terllond kreeg de Graaf last, Dm te handelen met de Misnoegden in Schotland. Richelieu fchreef aan den Staatsdienaar: Menzal, HÏhaaSt , weeten , dat men mij niet moet rerfmaa- den. (*) Aitzema, I,D. bl 163. icj.-.. 305,307.401.402.  Dia NEDERLANDEN. isj den. Het jaar zal niet ten einde hopen , of de Koning en de Koningin van Engeland zullen berouw hebben van het weigeren der aanbiedingen des Konings. Wij zullen, in 't vervolg, zien, dat de Misnoegden niet alleen door Frankrijk werden opgcftookt, maar ook (leun in Holland vonden (*). De Graaf d'Estrades kreeg bevel , om uit Engeland na Holland overtefteeken, en met djn Piins van Oranje de noodige veranderingen in het Pian des aanftaanden Veldtochts te beraamen. Het antwoord van Koning Cakel hadt het ontwerp, om de Viaamfche Kust, en bijzonder Duinkerken, aantevallen, verijdehL De Prins van Oranje wilde gaarne diep in Braband indringen. De Koning van Frankrijk hadt zich verbonden , de Staaten met twaalfhonderdduizend Guldens te zullen onderfteunen ; waar tegen de Staaten beloofden , een magtig Leger in 't veld te zullen brengen, om iets gewigtigs te onderneemen, waar van het geheim alleen aan den Prins van Oranje, en aan iemand van 's Konings zijde, hier toe te benoemen, zou betrouwd worden. Maar , welke zorgen men ook mogt draagen , om het geheim te bewaaren , men wist welhaast , dat het op Antwerpen gemunt was. Graaf Willem van Nasfau kreeg last , zich na den Dijk van Kailo te begeeven, en daar post te vatten, waar zijne Lloogheid met het Leger hem zou bijkomen. Hij vol- bragt O) d'Estrades , Tom. I. p. r ia. Wicquef. L p. 30. 31. II 5 Frf.derix Hendrik. Aar, (lag op Antwerpenmislukr. ""1638.  GESCHIEDENIS Fpedf.rik Hlmjrik. Ongenoegentusfchjn den jJrins en A;nfierdam. bragt zulks. Maar , op een valsch berigt , dat de Vijand met een talrijk Leger in aantocht was, ojn 's nagts een geweldigen aanval te doen , ver. liet hij zijne Verfchansfingen in eene verhaasting, die groote wanorde baarde. De Markgraat de Lede, die, voorheen, wakker door Graaf Will e m was afgeweezen , toen hij beftondt , aan drie oorden de Verfchansfingen aantevallen , maakte zich die vlugten ren nutte. Hij zette de bevreesde Vlugtelingen na , verfloeg meer dan duizend man , en , onder deezen , Maurits , den éénigen Zoon van Graaf Willem , en een Jongeling van veel beloovende hoope. Het Gefchut viel in 's Vijands hande i, en zij beroagtigden zo veel Vaartuigen, dat den Ligenaaren derzelven , daar naa, tot fetrave*. goeding, negenënveertigduizend en vijfhonderd Guldens werden toegelegd (*). Groot voordeel zeker aan de Spaanfche zijde gaf deeze ongeziene wisfelkans des Oorlogs. En 't is niet onwaarlchijnlijk, dat deeze tijding te Amflerdam meer vreugd dan droefheid baarde, 't Ontbrak her Stede niet aan Kooplieden , die den Vijand, [hijdig met 's Lands Plakaaten, voorzagen van Krijgsbehoeften , welken op Antwerpen gefcheept werden (f). Hier over was de Prins van Oranje •eeds klagtig gevallen. De wijze , waar op de Graaf (*) Mem. de Fred. Henrj, p. 223 mm 230. AlTZüja, II. D. bl 535. 536 Q) Aitzema , II. D. bl. 506.  der NEDERLANDEN. 1*3 Graaf d'Eetrades deeze gebeurtenis verhaalt-, fchoon opgederd met eenige onwaarfchijnlijke omHandigheden, toont ons de heerfchendegeestneiging dier tijden te duidelijk, om het hier niet in te vlegten. De Cardinaal de Richelieu' fchreef aan gemelden Graaf: „ Zeg den Heere Prinfe van Oranje , hoe ,, mij van Amflerdam berigt werd , dat de Span~ „ jaards aldaar, door tusfchenkomst van eenen „ Koopman, Marcellus [Mabcelis] genaamd, ,, Agent des Konings van Deenemarken, driehon„ derddtiizend pon Jen Busktuit gekogt hebben , die „ na Antwerpen moeten gezonden worden." d'Estrades antwoordde hier op: „ Ik heb den Heer „ Prins van Oranje gefprooken wegens het berigt, „ 't geen uwe Eminentie wegens den Koopman „ Marcellus gegeeven hadt. Hij zeide mij , dat „ hij 'treeds wist, en aan de Wethouderfchap van „ Amflerdam hadt gefchreeven , dat zij hem zou „ doen vasthouden en te regt Bellen , waar op hij „ antwoord verwagtte. De Prins ontboodt mij den „ volgenden dag. Ik vondt hem zeer gramfloorig. Hij fmeet den hoed op tafel, en zeide mij, dat de j, Wethouderfchap van Amflerdam aan hein gezon„ den hadt, om hem te laaten weeten, dat zij, vol„ gens zijn last, Marcellus ontboodeu hadt, om „ hem te ondervraagen wegens zijnen handel met de „ Vijanden van den Staat, en zijn bevragten van „ Schepen, om Buskruit te brengen na Antwerpen \ „ doch dat hij hier op geantwoord hadt, geene ken3, nis yan deeze zaak te hebben ; dat hij Refiden „des Fredeiuk üendrik.  ia* GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. s 5 9 t i > » S 3 3 3' 5: „ des Konings van Beenemarken was , aangaande den Koophandel op de Oostzee : wilde men dien „ afbreeken, men hadt zich maar te verklaaren, en hij zou terftond na den Koning, zijn Meester, „ keeren. Voorts werd hij ondervraagd aangaande „ tienduizend Rijksdaalders, door hem geleend aan „ zekeren Koopman , Bijland gehceten , die de ,, vier Fhiitfdhepen , geladen met Buskruit, Musi, ketten ën Pieken, bevragt hadt. Hij beleedt, dit „ Geld aan Bijland geleend te hebben • doch niet ,, te weeten , welk een gebruik deeze daar van ge, maakt hadt. Middelerwijl was ook Bjjland in , hegtenis genomen, voor Burgemeestercn gebragt, , en ondervraagd over den handel met den Vijand. , Waar op deeze den Burgemeesteren te gemoete , voerde, dat de Burgers van Amflerdam vrijheid , hadden , om overal te handelen; dat hij ,er hon, derd noemen kon , die de Antwerpenaars hedien, den ; dat hij het ook deedt; dat de Koophandel , niet kon geflremd worden ; en dat hij hun wel he, tuigen wilde, dat, zo men , om winst te doen, , door de Piel moest vaarèn, hij 'er het zengen van zijne zeilen aan zou waagen. Dat de Heeren , van Amflerdam hem toen onfchuldig geoordeeld , hadden, dewijl hij flegts een Bedienaar was, en , niet gehandeld hadt dan voor zijne Meesters , de , Kooplieden van Antwerpen. De Prins, zeer , kwalijk voldaan over het verhaal van deezen Afvaardigden, zondt hem zonderantwoordterug, en gaf last aan den Admiraal Tromp , de vier „ Fluit-  M NEDERLANDEN. *«ï 9, Fluitfchepen met Buskruit en Geweer in Texel „ aantehouden , en niet te ontflaan , dan op zijn „ uitdruklijk bevel. Gij ziet, zeide hij mij toen, 3, koe veel gedulds men hebben moet met dieplompaards „ van Kooplieden. Ik heb geen grooter Vijanden dan „ de Stad Amflerdam. Maar , krijg ik Antwet„ pen eens, ik zal haar wel zo zeer vernederen, dat zij zich nimmermeer zal kunnen opbeuren (*)" Andere voorvallen, van eenen niet mingewigtigen aart , dienden om het vuur van binnenlandfchen twist optellooken. Eenige Leden der Admiraliteit te Amflerdam weigerden het Regtsgcbied der Stad voor hunne perfoonen te erkennen , onder voorwendzel, dat zij in dienst en onder deh Eed van de Algemeene Staaten Bonden. De Stad wilde niet toeftemmen in het verpagten van een vierde gedeelte der Gelei- en Verlofgelden: 't welk de Algemeene Staaten dagien, dat meer zou opbrengen dan het enkel invorderen. Drie Raaden der Admiraliteit , te Amflerdam gekomen 3 tot het doen der gemelde Verpagtinge, werden daar in geregtlijk belet, en gedagvaard vöoi Schepenen. Het gefchil liep zeer hoog, enhadteen langen naafleep. De Algemeene Staaten oordeelden. zich .van buitengewoone middelen te moeten bedie flen. Zij deeden, in den jaare MDCXXXIX, eeu< plegtige Bezending na Amflerdam vertrekken. Dee ze was gelast de Stad overtehaa'en tot het bewilliger in het wederom opregten van een Opperst Coileg'u te (*) d'Estrades, Tom, I. p. 27-29, Fredemk Hendrik. Twist tusfehea de AlgemeeneSiaa:en en de Stad Amjlerdantover Admiraliteiis zaaken.  ta5 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. ter Admiraliteit, volgens een Plan , onlangs door zijne Hoogheid ontworpen ; tot het verpagten van 't geheele middel van Gelei-en Verlofgelden; tothet opregten eener Maatfchappij van Verzekeringe , en tot het toeftemmen, dat de Raad van Staate alle gefchillen, wegens het verkoopen en verhuuren van Schepen aan de Spanjaarden, zou bellisfen. Maar, wel verre van bij de Burgemeesters en de zesendertig Raaden, volgens verzoek, ter gehoor te worden toegelaaten, fpraken zij alleen met Burgemeesteren , die, met den Raad de voorflagen overwoogen hebbende , hun een weigerend antwoord lieten toekomen. Dit baarde grooten aanftoot: men toonde zich verontwaardigd, dat ééne bijzondere Stad zich teren het geheele Lichaam des Bondgenootfchaps lurfde verzetten , en wilde voortvaaren , in den Vij» md onderhand te zenden. Dan Amjierd?.m beweerje, dat men, onder den fchoonfchijnendendekman:el van 't algemeen belang, de onvervreemdbaare Reg:en van Heiland, welk Gewest het Gerigt van ./ƒ;«. lerdam verdeedigde in 't gefchil over de dagvaarding Ier Admiraliteits Heeren, aan de Algemeene Staaten wilde afftaan : en gaf genoegzaam te kennen, dat le Vrijheid niet veilig was, wanneer de Prins in de Mgemeene Staaten een volllrekt opperbewind voerle, en een gezag, dat , reeds te gedugt, behoorde ngekort te worden. Het ontbrak den Stadhouder tiet aan Raadslieden, die hem aanmaanden de toerlugt te neemen tot de middelen, zijnen Broeder zo vel gelukt; doch Fr.eder.ik Hendrik , fchoon 't hem  der. NEDERLANDEN. 127 hem aan geene eerzugt mangelde, was van een gematigden aart, afkeerig van geweld , en zogt veeleer de harten door za'gtheid te winnen. Dit gefchil heelt drn grond gelegd van het ongenoegen tusfchen zijne Hoogheid en die van Amflerdam , waar uit, Vervolgens, zo veel onheils voor 't Huis van Oranje ontltonde. Wij zullen zien , hoe deeze jalouzij, aangegroeid door de verbintenis des Prinfen met den Kaping van Engeland, de drift vermeerderde , met welken men den Misnoegden , die deezen ongelukbigen Vorst ontthroonden , onderltand toefchikte (*). Was het om het Hof van Frankrijk , en bovenal den Cardinaal de Hichelieu te tergen, of om dank te i:etoonen voor de goede diensten , welke Maria de Medicis , geduurende haar Regendchap , het Gerneenebest beweezen hadt , dat zij, in Holland komende, om de Staaten te beweegen tot hethewerken van eene verzoening tusfchen haar en ha?.ren Zoon, den Koning, in alle Steden met veel ftaatüe ingehaald en vereerd wierd ? Amflerdam dak hier boven allen uit, en hadt de heerlijkite toebereidzels gemaakt, om haar te ontvangen. Zij kwam 'er, ver .ezeld door de Prinfesfe van Oranje en eenen aanzienlijken ftoet van adelijke Heeren en Vrouwen. Onder het gelui der Klokken, en 't bulderen des Ge- fchuts, (*) Aitzema, II. D- bl.413. 485. 49°« 5°5 55* 5926( Waoenaar Amft. V. St. bl. 24. 38 enz. Capelle Qeaenkf, 11, bl. 20-32. Frederik Hendrik. Groote tere, aarr Maria de M«dicis be w eezen.  1*8 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. j ] 1 y I t 2 i t I s fchuts, reedt zij ter Stad in, begeleid door een Kor* net Ruiterij, uit de aanzieniijkfte Burgers-kinderen beftaande, terwijl twintig Vaandelen Schutters ge[cbaard ftonden langs de Straaten, welke de Vorstin zou doortrekken. Aan dc Poort' werd zij begroet loor een Oud-Burgemeester. Wat de Kunst vermogt , hadt zij te koste gelegd aan twee Zegeboojen , en anderen roedel, bij het bewelkomen van /orstlijke Perfonadien gebruiklijk. Op het Oost' hdisch Huis werd zij onthaald op een Banket, eeliglijk uit Indifche Gewasfen en Voortbrengzels beraande. Op de Oost • Indifche Werf zag zij een schip te water loopen, waaraan zij, op verzoek der ^urgeméestefen, eenen naam gaf, en het Maria de Wedicis roemde. Geduurende de vief dagen, dat ,ij in de Stad bleef, gaf zij het Wagtwoord (*).' fen zelfden dage , als zij Amflerdam verliet, den ijfden van Hèrfstmaïnd des jaars MDCXXXVIII, wam de Dauphin , haar Kleinzoon , ter wereld, ["oen de tijding deezer geboorte in de ferêénigde Ge'esten kwam , werd des groote vreugde bedreeven. den kon niet denken, dat hij, over wiens geboore zo veel blijdfchaps rees, Lodcwijk de XIV. zou ijn, die, ten eenigén tijde, een groot gedeelte on. er Gewesten zou bemagtigen, en het Gerneenebest p den oever des ondergangs brenger. Wat m,i;.\ dr Medicis betreft, zij begaf zich na Eneland, bij den Koning, haaren Schoonzoon; doch kon (*) Wagenaar Asr.fl. V. St. bl. 18.  der NEDERLANDEN. iao kon den fmaad des Volks, haar om de belijdenis des Roomfcheh Godsdienst: aangedaan , niet afweezen. De Koriing zelve , wiens gezag zeer gedaald was, zag geen kans , om zijne Schoonmoeder de heilige regten van gastvrijheid te vérichaÖen, of eene bejegening , welke haaren rang en rampen vorderde. Naa 't verblijf van eenige maanden, verliet zij En~ geland weder: en 't is bekend, hoe de Moeder van een Koning en twee Koninginnen , van den Hertog van Örleans en de Hertoginne van Savoije, te Keu* len, in een Gasthuis, in groote armoede, van hartzeer itierf, in cbn jaare MDCXLII (*). Vreemd einde voor eene Koninginne van Frankrijk! 't Zelve fchetst met eenen trek den veel vermogenden invloed van Richelieu, en laat eene omhtwisbaare fchand Vlek na op de gedagtenis van een Vorst, zwak et laag genoeg, om de regten des Tbrbons, de pligter van dankbaarheid, en de aandoeningen der Natuun opteöfferen aan den onverzoenlijken haat van eenei trotfehen en vvraakzugtigen Staatsdienaar. Vrugtloos rradden de Staaten bij den Koning vai Frankrijk het terugroepen zijner Moeder poogen t( bewerken. De Ridder Knuit, ten dien einde der waards gezonden , verkreeg veeleer de vernieuwin van 't Verdrag , waar bij Frankrijk weder twaall honderdduizend Guldens aan deezen Staai beloofde onder het gewoon beding -28. (+) Aitzema, II. D bl. 484 485. RefoLüoü. 1637, ,178,183,184.188,102. 104.  eer NEDERLANDEN. 131 cp 't laatst van den jaare MDCXXXVIII, eene menigte van Schepen weg, en waren zo talrijk geworden , dat ze geheel de overhand fcheenen te zullen bekomen. Men kreeg de weet , dat dertien Oorlogfchepen en drie Fregatten zeven Koopvaardijfchepen, belaaden met Scheepsbehoeften tot het uitrusten eener magtige Vloot, van Duinkerken na Spanje zouden geleiden. Tromp, gelast, om op de hoogte van Duinkerken te kruisten, tastte deeze Vloot aan , fchoon de zijne flegts uit elf Schepen beftondt. Twee vijandlijke Schepen veroverde hij , en dreef de anderen, zeer gehavend, na binnen. Een zo manmoedig bedrijf werd met eenen Gouden Ketting in den Haage befchonken , en de Koning van Frankrijk begiftigde hem met de Ridder- orde van St. Michiel (*). In Hooimaand ligtte hij uit drie Engelfche Schepen duizend en zeventig Spaanfche Soldaaten , van Cadix komende , om te Duinkerken ontfcheept te worden, en gaf de Schepen te rugge(f). Dan deeze voordeden kwamen niet in vergelijking bij de treffelijke overwinning, welke Tromp nog dit zelfde jaar behaalde. Door geheime briefwisfeling ' aan 't Hof van Madrid en te Brusfel hadt men vernomen , dat de Spanjaarden eene ontzaglijke Vloot in ' zee zouden zenden, onder den Admiraal Don Antonio d'Oquendo , hun besten Zeebevclhebber: deeze zou geen flag waagen, doch in Duim binnen loo- (*) Aitzema, II. D. bl. 589. (f) d'Estrades, I. p, 39. I * Frederik Hendrik. Da Spaan. rche Vloot . üj Duir.s ;e(lagen.  i34 GESCHIEDENIS frederik Hendrik. loopen, waar de Engelfchen hem zouden ontvangen» tot dat zij zich met de Vloot van Duinkerken veréénigd, en op de Vlaamfche Kusten twaalfduizend man ontfcheept hadt. Tromp kruiste in den mond van 't Kanaal, wagtende op verflerking zijner Vloote : niet meer dan twaalf Schepen hadt hij bij zich , toen de Spaanfche Vloot van vierendertig zwaare Oorlogfehepen en dertig zeer zwaare Gallioenen opdaagden. Zonder voor die verbaazende overmagt te fehroomen , beflcot hij, een fchutgevaarte met den Vijand te houden , tot dat hij een grooter aantal Schepen zou gekreegen hebben. Op het eerfte teken kwamen bij hem vier Schepen onder den Vice-Admiraal de Witte. Deezen bij zich aan boord ontboden hebbende, voerde hij hem tegemoete: Ik heb bejloten, deezen dag eere inteleggen, of te fervent wat wilt gij doen ? Men heeft voor deezen getwist, of gij couragie hadt, 't is nu tijd em te betuigen, dat gij die hebt. Hij antwoordde : Zijn Admiraal wel voorgaande, wel te zullen volgen. Het befluit tot vegten genomen zijnde, werd 'er last gegeeven, dat de Nederlandfche Schepen zich gefloten en digt bijéén zond n houden , om den Vijand te fcheuren. Het gefehiedde : en, fchoon één hunner Schepen, door eigen vuur, in de lugt fprong, noodzaakten zij den Vijand in Duins binnen te loopen, naa dat ze twee Schepen verlooren en veel fchade bekomen hadden. T ft o »i p , nog zeventien Schepen onder aijne vlag bekomen hebbende , bezette den Vijand ia Duins, voorneemens, hem op d&eze Reede inge- floten  Oer. NEDERLANDEN. 133 floten te houden, of, zo hij uitkwam, flag te leveren. Het Engelfche Hof gaf alle blijken van Spaansgezindheid; niet alleen Mondt het toe , het Zilver, uit hunne Schepen, aan land te brengen; niet alleen leverde het hun Buskruit; maar liet ook vijftien Schepen leggen tusfchen de Spaanfche en de Nederlandfche Vloot, om den aanval der Staatfche te Bremmen ; zelfs den fchijn maakende van de Spaanfche te zullen helpen. De Engelfche Admiraal Pennington kwam Tromp, uitnaam zijns Konings, aanzeggen, dat hij zich op de Kust van Engeland van alle vïjandlijkheden hadt te onthouden. Doch de Staaten, in aanmerking neemende , hoe veel 'er hun aangelegen was, dat den Spanjaarden het geduurig overvoeren van Krijgsvolk na Duinkerken belet wierd, waar in de Engelfchen hun begunstigden, met de Havens, als eene fchuilplaats, open te zetten , en zelfs Schepen daar toe te verhuuren, gaven Tromp last, den Vijand , indien de kans voordeelig was, aantetasten , zonder eenig opzigt te neemen op'de plaats, vvaar deeze zich bevondt, noch op de perl'oonen, die hem hier in zouden willen verhinderen. Ten zelfden tijde lieten zij overal bevelen afgaan, om den Luitenant-Admiraal alle mogelijke verfterking toetefchikken. Holland,Zeeland, de Oost-tnWestIndifche Maatfchappijen , en bovenal de Stad Amflerdam, befchuldigd, van den Spanjaard te begunstigen, bragten alles toe, om Schepen in zee te brengen. Tromp ontving van de Zeemvfcke en Franfche Kusten zo veel voorraads , en , eerlang 9 zo ve** I 3 Frèderik Hendrik. 1  Frederik Hendrik. ] ( 1 i i 8 z v E ïr v' 01 di T P< H vc li. 134. GESCHIEDENIS Schepen uit het Vaderland , dat zijne Vloot in vierennegentig goede welgewapende Oorlogfchepen en elf Branders beflondt , en hij dus in Baat was de Spaanfche aantetasten. De Vice- Admiraal de Witte werd gelast, op de beweegingen der Engelfchen het oog te houden, en, indien zij den Vijand hulpe oooden, te beltrijden. D'Oquendo , ziende dat het Tromp ernst was 3en aanval te waagen , liet de ankers kappen , en zoogde , onder de Kust langs loopende, het te ont:ei!en: veelen Bieten daaraanfpaanderen. Tromp n de Vice • Admiraal Jan Evertszoon gingen gezarenlijk les op het Schip van den Portugeefchen Adviraal: het was een vreeslijk gevaarte, te fterk, om iet kogels doorboord, en te wel bemand , om aaneklampt te worden. Door Branders , daar op afgeonden, geraakte het in brand , en nauw honderd an de vijftienhonderd zielen kwamen 'er leevend af. en gedeelte der vijandlijke Vloot, door een dikke ist begunstigd , bergde zich uit Duins, en liep iort na Douvres ; doch werd door Tromp in wande gebragt, keerde bij nagt te rugge, en kwam met ;n Admiraal d'Oquendo behouden in Duinkerken. waalf of dertien Gallioenen en andere Koningsfchen waren den onzen in handen gevallen, en in onze avens opgebragt, op welken men grooten buit ndt: verfcheide anderen waren in den grond gerooten, of verbrand (*). Deeze t>) Mem. de Fred. Henrj, p.275- Caklle Gedenkf% D.bl. 22 «««.41,  der NEDERLANDEN. 135 Deeze nederlaag was een doodlijke flag voor de Spaanfche Zeemagt. De Staaten deeden aanzienlijke Cefchenken aan allen, die zich in deezen Zeeltrijd dapper gekweeten hadden. Een plegtige Dankdag, vergezeld met vreugdbetooningen, werd deswegen het Gerneenebest door gevierd. Geheel Europa bewonderde de dapperheid en het beleid , waar mede Tromp eene zo fierke Vloot hadt weeten optehouden, tot hij genoegzaame verlterking bekomen hadt, om ze te vernielen. Van nog meer gewigts was deeze Overwinning, daar men naderhand te weeten kwam, dat die Spaanfche Vloot geen minder oogmerk hadt, dan om Zweeden aantetasten , en in de Baltifche Zee eene wijkplaats te bezorgen voor de Kaapers, den Noordfchen Mogenhetfen zo vreeslijk, als Duinkerken was voor Frankrijk en Ploiland (*> Bovenal ftondt men vertteld over het in Zee brengen van omtrent zesüg Schepen , tot verlterking dei Vloot van Tromp, in den korten tijd van weinig meer dan veertien dagen ; iets , het welk, naar 'l zeggen van een ooggetuigen , geen Forst , hoe magtig ook, zou kunnen doen. Hij zou 'er hebben mogen bijvoegen , hoe hier uit blijkt, dat men ons Staatsbefluur , ondanks de langzaame en omzigtige voet, op welken het doorgaans te werk gaat, niet kan befchuldigen van traagheid en werkloosheid in buitengewoone en dringende omttandigheden , waiv neei (*) Bougeant/ Hifi, de la Paix de Munster, II. p, U Frederik Hendrik»  i3ö GESCHIEDENIS Fltr.derik HeMDR.K. neer vertraagende raadplegingen de gunstigde gelegenheden doen voorbijloopen. Men verzekert nogtnnus , dat de Staaten eene wijl in twijfel hingen, eer zij bcllotcn geen agt te geeven op de eifchen des Konings van Engeland', en dat Frederik Hendrik zelfs wankelde. Wij zullen welhaast ontdekken, welke geheime belangen hem den Engelfchen Vorst deedeu ontzien : het kwam zo verre, dat 'er bevel aan Tromp werd afgevaardigd, om het P.uk zo ernstig niet doortezetten ; doch het Visfchers Pinkje, met dit twijfelagtig en flauwmoedig fchrijven afgezonden , onbekende Schepen in Zee verneemende, en voor revangeniffe vreezende , wierp , tot groot geluk voor den Staat , de Brieven over boord. De Koning van Engeland klsfagdè zeer over de lchennis, op zijne Kust gepleegd. Hij dreigde; maar de verlegenheid , welke zijne eigene Onderdaanen hem veroorzaakten , deed: en klaagen en bedreigen hier te Lande op den rechten prijs fchatten. Men wil zelfs, dat de Engelfchen , die de Spanjaarden ongezind warén, om dat ze Papisten waren , en de Koning hun genegen was, tot de Hollanders neigden: en, wel verre van Koning Carels bevelen uittevoeren , zich van eenige Spaanfche Schepen meester maakten, die zij voor goeden prijs verklaarden, buiten twijfel onder het fchoonfehijnend voorwendzel, dat ze anders door de Hollanders zouden genomen of vernield worden (_*). On00 Aitzema , II. D. bl. 617. Capelle Gedenk/ ILD. ?1. 34. -  der. NEDERLAND EN, 157 Ondertusfchen zagen de Staaten geen kans , om hunne Koopvaardijfchepen voor de kaaperijen der Duinkerkeren te beveiligen. Bijkans en op den zelfden tijd, dat zij eene zo roemrijke overwinning behaalden , ontweldigden deeze Roovers hun veele Schepen , inzonderheid Straatsvaarders , die op geen vastbepaalden tijd aankomen, en , doorgaans, vuile en flegtbezeilde Schepen voeren. Men wreekte zich, wel is waar, nu en dan, op de Kaapers; doch deeze wraak was kostbaar, en bragt geen voordeel aan. De Schepen, door de Duinkerkers genomen , waren met Koopgoederen rijk belaaden, doch de Kaapers voerden alleen Manfchap. 't Gelukte nogthans Tromp , die, in den Zomer des jaars MDCXL, naar gewoonte, langs zltVlaamfche Kust kruiste, eenige vijandlijke Koopvaarders en drie Koninglijke Schepen te neemen, als ook de Haringvisfcherij te befchermen , fchoon hij, bij gebrek van Schepen , het roofnest Duinkerken niet volkomen kon influiten. Denadeelen, den Handel toegebragt, waren zo groot, dat honderd en negenenvijftig der voornaamlte Amflerdamfche Kooplieden , in Louwmaand des jaars MDCXLI, zich bij de Algemeene Staaten vervoegden met een Verzoekfchrift, fmeekende om kragtige befcherming der Zeevaard, en het bezet ten der Haven van Duinkerken ; doch het blijkt niet, dat zij dit verwierven (*). Fbe- C) Refol. Htll. 1*41. bl. 14. Wagenaak. Amfl. V. St. bl. 42. 15 Frederik Hendrik- Vergeeffche poogingen » om de DuinkerkfcheKaapet s te bedwingen. 1641.  *38 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. VrugtlooïeVeldtoclit. Willem Frederik wordt Stadhou' der van Friesland , en Frederik He drik van Groningen , Ommelanden en Drente. Frederik Hendrik liep het Krijgsgeluk te Land nier mede , fchoon de Franfchen eene voordeelige afwending maakten door 't belegeren van Atrecht, 't welk zij in Oogrsmaand vermeesterden. Hij moest van twee onderneemingen, de eene op Brugge , en de andere op Hulst, afzien , fchoon hij diep in 's Vijands Land was doorgedrongen. Graaf Hendrik. Casimir, bij het aantasten van zeker Reduit, het Kwaad Paards Gat geheeten , met merklijk verlies afgeweezen, en zelfs doodlijk gewond, overleedt in den bloei zijns leevens. Hij was een jong Held, van groote verwagting , blaakende van Krijgsmoed : de tijd en de ondervinding zouden allengskens zijn te hevig vuur gemaatigd , en zijn oordeel opgefchranderd hebben (*). Het verlies eens jongen Stadhouders, van wiens bekwaamheden men zich alles goeds beloofde, deedt het Gerneenebest meer aan dan Frederik Hendrik, die wel traanen over hem Hortte, doch, naar'toordeel eens Gefchiedfchrijvers , traanen van vreugde. Met den dood diens Stadhouders oordeelde hij den dag gebooren, op welken het Stadhouderfchap over alle de Gewesten zich in zijn perfoon zou veréénigen. Na deeze vermeerdering van magt haakte hij te lierker, dewijl hij het algemeen bewind wenschte overtedraagen op zijnen Zoon, om deezen eenwaardigen Bruidegom te maaken voor de Engelfche Prin- fesfc, (*) Mem. de Fred. Henry, p. 261 277, AlTZEMA , II, D. bl. 672-673.703.704.706.728.  der NEDERLANDEN. 130 fesfe, die hij voor hem ten huwelijk verzogt. Graaf Willem Frederik, Broeder des overledenen, verzogt Frederik. Hendriks invloed , om hem in 't verkrijgen der opengevallene Stadhouderfchappen te helpen ; doch hij bemerkte , weldraa, dat zijne Hoogheid zelve zijn Mededinger was. Deeze zogt hem te beweegen , om 'er van af te zien , met verzekering, dat hij zijn Luitenant-Stadhouder zou weezen: beweerende , dat het meer vastheid enéénftemmigheid aan 't Staatsbeftuur zou geeven, indien 'er over alle de Gewesten maar één Stadhouder was. Willem Frederik, verlteld over deezeboodfchap, kon zich niet wederhouderi van te zeggen: Liever Capitein dan Luitenant te willen weezen. Hij begaf zich in allerijl na Friesland, waar zijns Broeders Vrienden het voornaamlte bewind hadden , om, door derzelver behulp, de oogmerken van Fkejekik Hendrik, te dwarsboomeu. Reeds hadt deeze de Algemeene Staaten overgehaald , om , ten zijnen voordeele , eene bezending te doen aan de Staaten van Friesland en Groningen. Doch van dit oogmerk werd Willem Frederik verwittigd, en aangemaand, op zijne eigene belangen bedagt te zijn. De Staaten van Friesland, genegen om een eigen Stadhouder te hebben , zetten dit Buk met zo veel ijvers voort, dat Willem Frederik verkoozen was, eer de Afgevaardigden der Algemeene Staaten te Leeuwaarden kwamen : ook werd de Brief van aanprijzing , als een nu nutloos Buk , te rugge gehouden. Hier gedaan werk vindende, Boegen zij het oog op Fuederik HEisDRJK.  Frederik Hendrik. i4o GESCHIEDENIS op de andere Gewesten. Het kleine Landlchap Drente liet zich gereed overbaalen, om Oranje het Stadhouderfchap optedraagen ; maar in Groningen en de Ommelanden waren de gevoelens verdeeld. Het meerendeel neigde tot Willem Frederik; maar de oude gefchillen tusfchen de twee Leden diens Gewests , thans hangende bij de Algemeene Staaten, in welker Vergadering zijne Hoogheid zo veel gezags hadt, deeden de Stad vreezen , dat de Ommelanden Oranje totStadhouderzoudenneemen, om zijne gunst te winnen, indien zij de keuze op Willem Frederik. liet vallen. De Voorltsnders van den laatstgemelden deeden alles wat zij vermogtcn, bovenal de Burgemeester Eisinga , Sohnius, Geheimfchrij ver van Graaf Willem, en Oostheim, 's Graven Hofmeester. Deezen twee laatsten gaat na, dat zij, om het Gemeen tegen Frederik Hendrik inteneemen, aan den eenen kant het gevaar van 's Lands Vrijheid, zo alle de Gewesten onder éénen Stadhouder Bonden, op 't flerkst voorltclden: en aan den anderen kant beweerden , dat die Prins niet zuiver was in 't Bak van den Godsdienst, en den Paapfchen te veel begunstigden. Dan hun woelen was vrugtloos , en zijne Hoogheid verkreeg het Stadhouderfchap (*). Welhaast begaf Frederik Hendrik zich na Gro- nin- (*) Aitzema, II. D. bl. 705. 715. Büandt, Leeven van de Groot, II. D. bl. 359. Mem. de Fred, Henry, p. 277. Capelle Gedenk/, II, D. bl, 49. 50,  der. NEDERLANDEN. ttingen en Drente, om in zijne nieuwe Waardigheid erkend te worden , vergezeld van zijn Zoon, Prins Willem, dien men het regt van Opvolging opdroeg. Den zodanigen, die zijne oogmerken gedwarsboomd hadden, kon zijne Hoogheid zulks nooitvergeeven, en de nieuwe Stadhouder van Friesland zijne gunst niet herwinnen, fchoon hij Sohnius en Oostheim van zijn Hof verwijderde. Men gaf eerlang het Regiment, 't welk zijn Vader geworven, en zijn Broeder laatst gebooden hadt, aan den GraavevanSolms. Graaf Willem Fredrik, hoe zeer misnoegd over 't gemis der beide Stadhouderfchappen , en over de kwellingen , hem aangedaan door hem , die ze bekomen hadt, moest dit heel verkroppen, enbelloot, in 't einde, om rust te krijgen, het regt tot de Opvolging in het Stadhouderfchap, met bewilliging der Staaten van Friesland, aan zijne Hoogheid afteBaan. Naa deezen Bap boodt de Prins van Oranje en de Algemeene Staaten hem de hand tegen een groot getal Misnoegden in Fries/and, die in het regt tot de vrije Magidraatsbeftelling begeerden herfleld te worden , 't geen nu aan Graaf Willem gelaaten werd (*). In deezervoege werd Frederik Hendries hoope vervuld , om de onderfeheidene Stad houderfchappen in zijn Naageflacht veréénigdtezien Dan hij voorzag niet, dat de tak van Nasfau Dietz, dien hij wilde berooven, de eenige zou weezen, di< flanc (*) Aitzema, II. D.bl. 706-708.731-736.747 • 750, Mem. de Fred. Henry , p. 277. Frederik Hendriks Misnoegen, te deezer gelegenheid;  ï42 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Willem, Zoon van Frederik Hendrik trouwt eeneDog. ter des Konings van En. geland, 1 1 i I ] t 1 t ( 1. z itand hielde, en, omtrent eene eeuw laater, die bij hem zo zeer gewenschte verééniging van 't Stadhouderlijk bewind verkreeg. Zijn ontwerp kwam den ijverigen Gerneenebest» gezinden te gevaarlijker voor , dewijl hij gedaagd was in zijn Zoon Willem aan eene Koninglijke Prinfesfe uittehuweh'jken. De Koninginne Moeder van Frankrijk hadt, voor ruim twee jaaren, de eerIe opening tot die Huwelijks - onderhandeling gegee/en, ftaande haar verblijf in Holland: en was dit loogwaarfchijnlijk ééne der redenen , waarom zij, lier te Lande , met zo veel ilaaifie werd ontvangen. Bij haare aankomst in Engeland deedt zij den huwelijks-voorflag bij haaren Schoonzoon, den .ioning, en bij haare Dogter, de Koninginne: twee -leeren, door zijne Hoogheid derwaards gezonden, mderfteunde haar gedaane aanzoek. In 't eerst 'cheeneu de Partijen te ongelijk. Het kwam vreemd 'oor, dat de Zoon van een kleinen Prins , bij een jemeenebest als Stadhouder in dienst, eene Prinfes :ogt, die de Erfgenaame kon worden van drie Koïingrijken, en een Koning van Frankrijk tot Groot■ader gehad hadt. Doch men wist den roem van 't Vuis van Nas/hu, waar uit een Keizer gefprooten n dat reeds met het Huis van Bourbon vermaagchaptwas, en de magt des Stadhouders, aanwien, ;elijk men lpiak, niets ontbrak, dan den tijtel van 'ouverain over één Staat, welke ééne der eerde rol:n in Europa fpeelde, en Koningrijken in Indie beat, dermaate optehemelen, dat Carel de I.gereed- lijk  DER. NEDERLANDEN. 143 lijk bewilligde. Te meer , daar bij geloofde, dar deeze Verbintenis zou kunnen dienen , om de ongunstige gevoelens zijner Onderdaanen, die hem van Paaperij verdagt hielden, en befchuldigden, te verbannen , om hem de hulp der Ferêénigde Nederlanden te verzorgen in de onlusten, waar in hij zich gewikkeld vondt, en hun van de verbintenis met Frankrijk aftetrekken , die , was het verfchil van Godsdienst niet in den weg geweest, veelhgt duor het huwelijk eener Dogter des Prinfen van Oranje en den Graave van Soifons zou verlterkt geworden zijn (*). Zo dra de Prins van Oranje verzekerd was van de toeltemmmg des Konings, bengtte hij de Algemeene Staaten en de S-aaten van Holland, hoe hij, door de derde hand, kennis gekreegen hebbende, dat zijne Majelleit van Groot - Brittanje niet ongeneegen zou zijn, omzichmet zijn Huis tevermaagfchappen, den Heer smPIeenvliet derwaards hadt afgevaardigd, om 's Konings meening nader te verdaan , die met goede berigten herwaards was overgekomen , waarom hij het dienstig oordeelde, den Staaten hier van kennis te geeven ; met verzoek , dat zij een plegtig Gezantfchap wilden benoemen, om het huwelijk met de Prinfesfe Maria, uit der Siaaten en zijnen naam, te verzoeken. In gevolge hier van, vaar tijden de Staaten een aanzienlijk Gezantfchap af; doch, fchoon zijne (*) Aitzema, II. D. bl.545.621.622.709. Brandt, Zeeven van de Groot, II, D. bl. 280, FrederIk Hendrik,  I4i GESCHIEDENIS ïredebik HkMIRIK. zijne Hoogheid bij de bekendmaaking gezegd hadt. dat hij zich hadt doenonderrigten aangaande den Godsdienst der jonge Prinfesfe, en verflaan, hoe zij gebooren en opgevoed was in den waaren Christlijken Hervormder. Godsdienst, zo als dezelve , hier te Lande , bij openbaar gezcg geoefend word, vorderde en bedong men egter bij de Huwelijks-Voorwaarde, dat zij haaren Godsdienst op de wijze der Engelfche Kerke zou mogen oefenen. Het Huwelijksgoed der Prinfesfe werd op veertigduizend Ponden Sterlings ééns, cn haare Lijftogt op tienduizend Ponden 's jaarlijks vastgeiteld. De Vlootvoogd M. H. Tromp voerde den jongen Vorst na zijne Bruid met meer dan twintig Oorlog, fehepen. Het Schip des Admiraals hadt het ongeluk , dat de groote Mast brak, waar uit zommigen piet veel goeds aan dit Huwelijk fpelden. „ De oude Grieken," fchreef oe Groot in eenen Brief aan zijn' Zwaager, van dit geval reppende, ,, zou,, den het breeken van den Middehnast als een zeer ,, kwaad voorteken voor den Bruidegom genomen hebben." In Engeland aan land geflapt , werd hij , van 's Konings wege , door den Graaf van Lindfei ontvangen , en, met alle bedenkelijke eerbewijzingen , te Londen onthaald. De voorbereidingen en het vieren van de Trouw gefchiedde met de gewoone piegtigliedcn, maar de manier van het Bijleger was, naar 't oordeel van de Groot , „ be., lachlijk, en gefchikt, pm den Franfchen floffetot „ boert en te geeven." Men leidde, i.aamlijk , de Jong-  ■er. NEDERLANDEN. 145 Jonggetrouwden op het Bruiloftsbed, waar op zij eenige oogenblikken bleeven in tegenwoordigheid van den Koning, de Koninginne, deNederlandfche Gezanten, en eenige andere Perfoonen van den hoogften rang. De jonge Vorst keerde, eerlang, te rugge , zonder zijne Gemalinne, die , welke moeite men ook aanwendde, om haar terftond na Holland te voeren , het Rijk niet mogt verlaaten, eer zij twaalf jaaren bereikt hadt (*). De Staaten van Holland raadpleegden, vervolgens, meermaalen,om den Nieuwgetrouwden een aanzienlijk Gefchenk te doen; doch de Vroedfchappen der Steden fcheenen hier toe zo weinig genegen, dat'er op dien tijd niets van kwam. Het vervolg der Gefchjedenisfe zal ons leeren , welke gewïgtige omwentelingen deeze verbintenis ider Huizen van Stuart en Oranje, tot luister van het laatfte , hervoort bragt, en dat Frederik Hendrik, hoe zeer ook de Eerzugtgrootfche vooruitzigten koestert, ze niet heeft kunnen voorzien. Veelen dagten, dat Frankrijk de verbintenis van 't Huis van Oranje aan dat eens Vorsten , die voor Spaansgezind gehouden werd, met leede oogen zag. Dan 't is zeker, dat Frederik Hendrik zich liever door 't Huwelijk zijns Zoons aan 't Huis van Bourbon (•) Refol. Gener. 12. Dec. 1640, Mf. Refol. HM. 1640. bl. 271. 279. 285. Aitzema, II. D. bl. 709.741. 750.771.814. Brandt , Leeven van de Groot, II. D. bl. 280. 282. n. DeeU K Frederik Hendrik.  I ï46 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Vrees der Geineenebestgezindenvoor de grootheid van V Huis van 0ranje. bon zou vermaagfchapt hebben, ware het verfchilia \ (luk van den Godf-dicnst geen onoverkomelijke hinderpaal geweest. Hij bleef ook , ondanks dit Huwelijk, aan de Franfchen verknogt, dewijl zijne indgten, wegens de verdeeling der Spaanfche Nederlanden , altoos met de hunne llrookten. Zijne Verbintenisfen met den Cardinaal de Richelieu werden zelfs nauwer dan ooit. Doch deeze onderfcheide (taatkundige zamenknoopingen vermeerderden de vreeze der zodanigen, die den aanwas van Oranje als gevaarlijk voor de Viijheid aanzagen. De luister , welke dit Huis verkreeg door de vermaagfehapping aan een gekroond Hoofd , verblindde de oogen. De toeleg van Frederik Hendrik, om Stadhouder van alle de Gewesten te Worden, was blijkbaar: en wat zou in Haat weezen, om zijne magt te beperken, wanneer de helft der Oostenrijkfche Nederlanden hem in handen viel, waar hij, als Markgraaf van Antwerpen enz., reeds groote Voorregten bezat ? Maar 't was niet raadzaam, of veilig, deeze vreeze te ontdekken. Men moestderzaake een anderen draai geeven. Om paaien te Hellen aan de vergrooting van de magt des Stadhouders , deedt men ilerker, dan ooit, de harsfenfehimmige, doch fchijubaar gegronde, vrees voor den gedugten aanwas der Franfche Monarchye herleeven. De Stadhouder vondt zich zelfs genoodzaakt , met het afloopen van dit jaar , na Frankrijk te fchrijven, dat, fchoon hij alles gedaan hadt om de oogmerken zijner Majelleit te begunstigen , ondanks de tegenver-.  der NEDERLANDEN. xtf verklaarngen , hem deswegen voorgehouden , ondanks de ongezindheid des Volks, het hem voorzigtig dagt , eene betere gelegenheid aftewagten, om die vermoedens wegtenë»inen (*). Deeze raad was oorzaak, dat de Franfchen, vervolgens, de wapenen na Italië en Catalonië wendden. De last, gegeeven aan den Heer de la Thuillekie, die, op 't afloopen des jaars MDCXL , door den Koning van Frankrijk gezonden werd , om bij de Staaten de plaats van gewoon Afgezant, in ftede van den Graave d'ëstampes, te bekleeden, diende zeer om de oogmerken nader te ontdekken. Hij moest den Prins van Oranje beweegen, om de poogingen van Frankrijk kragtdaadiger teonderfteunen: en, daar de gevoelens van dien Prins verborgen en zeer moeilijk te doorgronden waren , niets nalaaten, om ze te peilen : de Prinfes van Oranje, die men agtte, dat zeer veel invloeds hadt op haaren Egtgenoot , moest hij zeer vleijen , zonder egter eenige laagheid te begaan. De tiraaf d'Estrades kreeg, eenigen tijd daar naa , bevel, om haar, uit 's Konings naam , eenige Juweelen te vereeren, die vijf. tigduizend Guldens gekost hadden (t). Naa deeze voorbereidzels traaden die beide Afgezanten met zijne Hoogheid in gefprek over den aanftaandeh Veldtocht. Men kwam overéén, dat Fre- de' (*) Aitzema, II. D. bl. 700» 771. d'Estrades, I. p, 59.60.63 5 7 3.7<5 7^- (j) d'Estrades , I. p. 58. Aitzema, II, D.bl. 736, K a Frederik; Hendrik, Ontwerpen mes Frankrijk beraamd. Veldtocht. 1641.  14* GESCHIEDENIS Frf.derts: Hendrik . Dood van den Cardinaal 1:. liane. derik Hendrik zich zou nederflaan op de Vaart, tusfchen Gent en Brugge, oirt de bemagtiging van Aire, 't welk de Koning van Frankrijk zou belegeren, te onderlteunen. Deeze zou den Staaten , dit jaar, twaalfhonderdduizend Ponden bijzetten ; van wederzijden zou men een Leger van tweeëntwintigduizend ën vijfhonderd man te velde brengen. Frederik Hendrik kon den Veldtocht niet openen voor den aanvang van Wiedemaand. Hij vermeesterde het Huis te Gennip , in den jaare MDCXXXV. door den Cardinaal Infant ingenomen , maar zints zeer verflerkt , en eene Plaats van veel aanbelangs bij het zamenloopen van de Maas en de Niers. Schoon hij niet tusfchen Gent en Brugge kon doordringen, bemagtigden de Franfchen Aire , 't welk zij, vervolgens, verlöoren , doch naa zich fchadeloos gefield te hebben door het winnen van Lens, Bapaume en Basfie (*). Het grootlte verlies leeden, dit jaar, de Spaanfche Nederlanden door den dood van den Cardinaal Infant , den negenden van Slachtmaand , te Brusfel, aan eène koortsziekte, overleden. Ferdinand, meer gefchikt om eenen Staat te beftuuren, en een Leger te gebieden, dan tot de ftille en vreedzaame bedrijven eens Geestlijken , hadt eene onlferliijke eere ingelegd door de wakkere, manmoedige en voorzigtige wijze, waar op hij de Spaanfche Nederlanden C») d'E.trades, I. p. 59. Aitzema, II. D. bl. 771, 782,784. Mem. de Fred, Henry, p. 280-™-, 295,  dek. NEDERLANDEN. 145 den verdeedigde, in een tijd, dat dezamengevqegde wapenen van Frankrijk en de Ferêénigde Gewesten dezelve met eene volflaagene vermeestering dreigden. Het Land- en Kriigsbewind ging, met zijnen dood, in gevolge van een beflooten Erief des Konings, over in handen van Don Francisco de Melo , den Markgraaf de Velade, den Graaf des Fontaines, en eenige anderen; doch Don Francisco de Mei.o hadt het voornaamlte gezag in de Regeering , en de Landvoogdij werd hem, kort daar naa, opgedraagen (*). Andere, veel vreemder , veel onverwagter , gebeurtenisfen verbijsterden de Staatkunde van Spanje, en keerden deszelfs oogmerken en grootheid teffens het onderst boven. De Cataloniers , altoos naijverig, op hunne Voorregten en Vrijheden , verwekten een opltand, dewijl men dezelven wilde verkorten , en gaven zich aan Frankrijk over. De Portugee- zen, verdrietig, over hun verlies en diepe vernedering, gedrukt door het Spaanfche, juk , wagtten alleen eene gunstige gelegenheid af, om die boeijen. te verbreeken. Een bevel , den Adel. verpligtende , om , onder bedreiging van het verbeurd verklaaren hunner Leenen , de wapens optevatten tot het te onderbrengen der Cataloniers, zette hunne harten geheel in vuur en vlam. Reeds drie jaaren was 'er. eene verhooleue zamenzweering in bewerking , om. den. (*) Aitzema, II. D. bl. 785. Mem. de Fred. Henn p. 3° h K 3 Fredhrik Hendrik, Catale* nië en Portugal, fchudden 't Spaan, fche juk af.  150 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. den Hertog van Braganza, wiensGe^achr door Philips den II. van het Kroonr gt berooid was,.weder ten Throon te heffen. Thai.s voerden de Zamei. verbondenen hun oogmerk eensflags uit. Zij zwoeren PiiiLirs den II. af, en begroetten den Hertog van Braganza als Koning, onder den naam van Joainnes den IV. Deeze zo groote omwenteling, éénig in haar foort, werd volvoerd met alleen twee. Dienaars der Dwinglandije daar aan opteöffeten , Vasconsolles, en den Gebeimfcheijver van dien Onderdrukker Zijns Vaderlands. Philips de II. was, in zijne fchandehjke bedrpooabeid van dit alles onkundig, terwijl een zo vivemd nieuws door geheel Europa klonk. Men maakte veel zwaarigheids, om het hem te doen weeten. Eindelijk nam x/Olivaufs ëen vrolijk en lachend gelaad aan , en voer zijne Majelleit te gemoete : De Hertog van Braganza heeft de zotheid in 't hoofd gekreegen , om zich tot Koning van Portugal te laaten verkiezen : gij zult 'er eene verbeurtverklaaring van twaalf millwenen hij uitwinnen. De Koning antwoordde: Dat men 'er orde op felle; en gaf zich over aan zijne vermaakn en uitfpanningen. —— Zo weinig voorzorgs hadden de Spanjaarden gebruikt, om de overweldigde Landen te bewaaren, dat alles, wat hun nog overig was van de Portugeefche Vastigheden in Azia , Africa en America, het voorbeeld hunner Landzaa^en volgde, en den Hertog van Braganza voor Koning erkende. De nieuwe Portugeefche Monarch , de Spanjaarden  ber. NEDERLANDEN. 151 den voor zijne geflagene Vijanden aanziende , moest zich natuurlijk verbinden met de Ferêénigde Gewesten. Hij zondt Tristan de Mendoca Fu.3i9- &eW H°d> *643. W.27-'.  der NEDERLANDEN. xói Verdrukkers, en deeden veertigduizend Proteftanten omkomen in liet volvoeren eener zamenzweeringe, niet ongelijk aan AenSt. Bartholomeus nagt in Frankrijk. Een valfche Lastbrief des Konings , op welken zij de ftoutheid hadden van zich te beroepen, verbitterde de gemoederen meer en meer tegen den Vorst (*). ' De Koningin hadt zich, in Lentemaand dés jaars MDCKLII, na Holland begeeven, onder voorwendzei van haare Dogter te begeleiden naPrins Willem, haaren Egtgenoot, en de kostbaarfte Juweelen der Kroone medegenomen. Zij liet het niet berusten bij dezelven te verpanden of te verkoopen, om 'er Oorlogsbehoeften voor tekoopen, en dezelven den Koning toetefchikken. Zij vondt veele Verraogenden hier te Lande gereed, om haar groote Geldfommen optefchieteu. Frederik Hendrik verftrekte desgelijks een aanzienlijken fchat aan den Schoonvader zijns Zoons : hij haalde veifcheide Officiers en Soldaaten over, om, hem ter hiüpe, na Engeland overtefteeken. Men bewees der Engelfche Koninginne. in alle Steden, welken zij bezigtigde , veel eers; en Amflerdam, 't welk, eenige jaaren geleden, Maria de Medicis zo pragtig onthaald hadt , deedi thans niet minder. De Algemeene Staaten begroet ten in vollen getale haare Majelleit bij haare komsl in 's Gravenhaage ; doch dekten zich , terwijl zi haa (f) Hijlorie Rev.of the civil wars in l/clandi VE Deel. L Frederik Hendrik, De Koninginvan Engelandkomt in Holland. t  Frederik Hendrik, Strik- land van het Parlement na den Haag gezonden» (*") Rapim, Tom. VIII- p. 226. Ludlow Mem. Vol. 1. p. 23.67. III. p. 304. 309. Wagenaar, Vaderl. Mlji. XI. D. bl. aa8. Amjl. V. St. bl. 44. ti| GESCHIEDENIS haar aanfpraken. Zij hieldt zich tot Lentemaand des volgenden jaars in Holland op (*). Terwijl de Koningin in Holland vertoefde , om het Gerneenebest, ter begunstiging van haaren Egtgenoot, te beweegen, vaardigdehetParlement Walter Strikland af, om haare oogmerken te dwarsboomen. Hij verzogt, uitnaam der beide Huizen des Parlements, gehoor; dan hij verwierf het alleen bij Gemagtigden. Zeer flondt men verfteld, als hij hun vertoogde , dat de onlusten tusfchen den Koning en het Parlement van gelijken aart waren, als die weleer tusfchen deezen Staat en den Koning van Spanje reezen : waarom het Parlement gaarne een nauw Verbond fluiten zou met de Ferêénigde Gewesten. Voorts klaagde hij over 't leveren van Krijgsbehoeften aan den Koning; met verzoek, dat het verbod, deswegen gedaan, beter nagekomen , en de onzijdigheid volkomen bewaard mogt worden. De Algemeene Staaten , die tot 's Konings zijde overhelden , ipraken, maar met weinig klems , van een bevel te laaten uitgaan , het verkenen van onderftand aan beide de Partijen verbiedende. Maar de Staaten van Holland en Zeeland, door Koopsbelang gedwongen het Parlement te ontzien , als 't welk meester was van de fchatten des Rijks, van de Vloot en de groote  der NEDERLANDEN. 1Ó3 te Steden, en ritisfchien niet te onvrede , dat men een Koning, op wiens Gefiacht de Prins van Oranje zijne grootheid vestigde , vernederde , fpraken ten voordeele van het Parlement. Schoon zij nimmer veel zwaarigheids maakten, om den Vijand Krijgsbehoeften toetefchikken , oordeelden zij , dat ze niet verkogt moesten worden aan den Koning van Engeland, voorgeevende, dat zij de belangen huns Handels moesten handhaaven. Zij waren zelfs niet vreemd van het aangaan des Verdrags , waar op het Parlement , zints lang, aandrong. —— De Predikanten merkten het Parlement aan als een handhaaver der zuivere Calvinist!fche Leere , en betoonden grooten ijver voor deszelfs belangen. Die van dett Haage vervoegden zich bij den Prins van Oranje, en klaagden bitter, dat men in een tijd, voor den Godsdienst zo gevaarlijk, bals gaf aan eene vlugtende Koninginne. Die van Zeeland fchreeven den Algemeenen Staaten, dat Uien, om 's Hemels wraak van de Kerke aftewenden , Vast- en Bededagen moest houden. Hunne Broederen , de ijverige Puriteinen in Schotland, moedigden zij aau , om, in deezen tijd van onrust en beproeving, het juk der Bisfchop. lijke Kerkdwinglandij aftewerpen, en alle hunne poogingen aantewenden , om de Kerk te zuiveren van de nog overgebleevene fmette der afgodifche Plegtigheden , van de Hoer van Rome en den Antichrist herkomfüg. Zekere Huco Peters , Engelsch Leetaar te Amflerdam, waagde het, openlijk F«Et5ERlk Hendrik;  iG,,) GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Weder- zijdfche klagten. tegen den Koning te prediken , zonder dat men hem durfde Itraffen (*)• Vrugtloos beklaagde zich Boswell , 's Konings lldident, over de gefprekken en gefchriften, ftrekkcnde tot hoon van zijnen Vorst, in deeze Landen. Van den anderen kant leverde Strikland zijne klagten in wegens den bijlTand, den Koning toegefchikt. Doch, de Algemeene Staaten de partij des Prinfen van Oranje Berk voorftaande, dien hij voornaamlijk befchuldigde van het,fchenden van onzijdigheid, vervoegde hij zich bij de Staaten van Holland en Zeeland. Bij deezen, het Parlement geneegen, wist hij te wege te brengen, dat 'er ook, ten behoeve van 't zelve, voorraad van Oorlog na Engeland gefcheept werd. De Koning klaagde hier over, bij eenen Brief, aan d: Algemeene Staaten gerigt ; doch, de Admiraliteit te Rotterdam een Schip , met Gefchut voorzien , aan een Bewindsman des Konings verkogt hebbende, viel Strikland , op zijne beurt j deswege wederom klagtig (f). Deeze llrijdige belangen , deeze elkander overdwarsfende klagten, veroorzaakten groote verlegenheid. Zekere Hugo van der Buiig , door de verbondene Catholijken in (*) Refol. Hol!. 1643. bl. 216. 218. 227. 233. 271. Rakn, Tom. VIII.p.396-3p8.AiTZEMA,II.D.bl. 1346. (t) Refol. Holt. 1643. bl. 135- »43« 150. 151- 158. 159. 165. 173-176. 181. Not. Zeel. 1644. bl. 129. en 1645- bl. 354-  des NEDERLANDEN. 165 in Ierland herwaards gezonden , weigerde men te hooren, en deedt hem zelfs aanzeggen , dat hij de Verèènigde Gewesten , binnen vier dagen , moest ruimen (*). De onlusten, door deezen Oorlog verwekt, namen in de Eilanden van Groot- Brittanje en de ferêénigde Gewesten fteeds toe. De Koning en het Parlement, beiden Oorlogsvoorraad noodig , en geene gelegenheid hebbende, om dien van elders zo gereed te krijgen, als uit de Ferêénigde Nederlanden , zogt ieder dezelven in zijne belangen overtehaalen. 't Was onmogelijk , in zulk een toedragt van zaaken, de winzugt der Kooplieden te bedwingen. Naardeima! elk tot de eene of de aniere Partij overhelde , naar gelange zijner Godsdienstige en Staatkundige begrippen , of den wenk van belang gehoorzaamde , en men zich zo zeer niet bekreunde, welke Partij gelijk hadt, dan wel welke de overhand zou bekomen, was het raadzaam, ze beiden te ontzien, dewijl men in 't onzekere verkeerde ten opzigte van'tgeen ftondt te gebeuren. Het gefchil , te deezer oorzaake gereezen tusfchen de Algemeene Staaten en de Staaten van Holland, mag men aanzien als een uitwerkzel der Staatkunde , bijzonder eigen aan Bondgenootfchaplijke Gemeenebesten. Schepen , met Krijgsbehoeften na Engeland belaaden, werden in beflag genomen. De Oorlogfchepen van deezen Staat onderzogten de Schepen, waar op vermoeden viel, en brag- (*) Aitzema , II, D. bl. 877 — 90U p*S -uw h 3 Frederik Hendri}£.  \6S GESCHIEDENIS Frederik HeiMDtük, « i t £ \ li a h v le v \ 6 fe ft di bragten ze in Holland en Zeeland op, waar men het Oorlogstuig 'er uit lostte. Dit lot trof verfcheide Schepen , voor 't Parlement gefchikt : waarom de Oorlogfehepen van 't Parlement het zich niet ontzagen op de Kusten deezer Landen vijandlijkheden te pleegen , 's Konings Schepen in de Zeegaten aanteta?ten, en zelfs de Schepen der Onderzaaten van deezen Staat te bezoeken eu optebrengen , op vermoeden, of bevinding, dat zij den Koning Krijgsbehoeften toevoerden. Hier over reezen van wederzijden klagten. De Partij des Parlements won in Engeland ,'e!d: zij verdubbelde hier haare aanzoeken en beIreigingen, geflaafd door het^neemen en opbrengen Ier Schepen. Men werd, naa lang verwijlens, te aade, een buitengewoon Gezantfchap na Engeland fcevaardigen, met last om te beproeven, of zij de ;efchillen tusfchen den Koning en de beide Huizen an het Parlement konden bemiddelen. In Louwïaand des jaars MDCXLIV, kwam hetzelve te Lonen, en deedt verfcheide reizen na Oxfort, waar de oniag zich onthieldt. Deeze fcheen niet vreemd, m hunne bemiddeling aanteneemen; doch het Parment , te onvrede , dat de Gezanten zich veele ■eeken te Londen hadden opgehouden , zonder die ergaderiug te kennen , en hen aanziende als partijge Middelaars, dewijl zij vrienden waren des Prinn van Oranje, en hier van blijk gegeeven hadden, lande hun verblijf in Engeland , wilde zich over C Gezantfchap,'t welk niets hadt uitgerigt,beklaan in een wijdluftig Vertoog, 't geen Strikland ter  der NEDERLANDEN. itff ter Algemeene Staatsvergadering dagt inteleveren. Gelderland, Holland en Friesland Itemden , hem ten gehoor toetelaaten , de vier andere Gewesten aarfelden, en men bragt te wege, dat Graaf Willem Frederik, Stadhouder van Friesland, denAfgevaardigden van dat Gewest aanfchreef, dat zij 't gehoor hadden afteftemmen. Boswell hadt verklaard, dat de Koning, zijn Meester, het verkenen van dit gehoor voor een Vredebreuk zou aanzien. Strikland moest zich te vrede houden met zijne Verklaaring aan de Staaten van Holland overteleveren, die'er een groot geheim van maakten; doch Strikland zondtze eerlang in Zeeland en na de andere bijzondere Gewesten: en zag dezelve welhaast, in 't Engelsch en in 't Neder duit sch, het licht (*). CO Reftl.Holl. 1644. W. 99- *** «?.«• W-itf. *ti) en 1645. bl. 174. Aitzema, II. D. bl. 981. 993en III. D. bl.35 41. Rann, Tom. VIII. p.513. VlERUB Frederik Hendrik.  26*3 GESCHIEDENIS Vierde Tijdperk. Toe/land van Duitschland. Aanleiding tot de JNlunlLrlche Vredehandeling. Ha inneemen van Sas van Gein: en Hulst. ■ Fredes -Onderhandelingen te Osnabrugse. Dood van Frederik, Hendrik. ■ De Westphaalfclie of Munflerfche Vrede. Staar der zaaken in Duitschland. _i_ >5 aa dat de Franfchen openlijk de Partij der Zweeden gekoozeu hadden, vergezelde het Krijgsgeluk , 't welk , bij den flag te Nordlingen, Jjunne wapens 1'eheen te veilaatcn , dezelven op nieuw. Eaniür, hun Vekioverlte, de Hertog Bei-nard van Weimar en de Maarfchalk de Cueeriant, die lut Franfche Leger aanvoerde, waren het Rijk als Overwinnaars doorgetrokken. Te midden in 't behaalen der Krijgslauwriereh weggerukt, hadden zij Opvolgers, hunner waardig. Keizer Fërdinand de II, vvas , in den jaare MDCXXXV1I, geftorven. Fërdinand de III , zijn Zoon en Opvolger , zag, hoe zijne Vijanden overwinningen bij overwinningen, vermeesteringen bij vermeesteringen voegden, en beefde voor zijne Erflanden/ Zij waren, fchoon aangevallen, hem nog niet ontweldigd. Hij betoonde, ondanks de zwaare fchokken , die het lot des Rijks fcheenen te zullen beflisien, een onbezweeken moed,  de* NEDERLANDEN. jfy moed. Dv.ltschland ftrekte ten prooi van de rooverijen aller itrijdende Partijen , en de Overwinnaars verzwakten zich door hunne overwinningen. De Vrede was nondzaaklijk geworden; maar,hoe zeer de ftrijdende Partijen hier in overéénkwamen, hadden zij tegen dkar.der gekantehelatigen te vereffenen. In den jaare MCCXLI. kwam raen overéén, niet ten aanziene der voor waarde van eene algemeene Vrer de'nandeling , maar al leen wegens liet openen eener Vredehandeling. Te Osnalrugge zouden de Zweeden en de Ptoieftantfche Rlksvorften, enieMunfter de Roomsen Qaholijken bijéénkomen. Het Franfche Hof gaf den Algemeenen Staaten bij tijds kennis van de gemaakte fchikkingen , en verzogt, hunne Gemagtigdeu ter algemeene Vredehandeling te zenden (*). Traaglijk ging dit alles toe: het liep aan tot het begin des jaars MDCXLIU, eer de vereischte Vrijgeleibrieven herwaard kwamen (f> Het gerugt deezer aanftaande Vredehandelingen verwekte vrees onder de Leeraars hier te Lande voor de belangen van dtn Protejïantfchen Godsdienst : die van Walcheren verzogten hunne Edele Mogenheden, dat zij geliefden te zorgen, dat 'er niets wierd vastgelteld ten nadeele der Hervormde Leer e s .en kreegen ten (*) Aitzema , II. D. bl. 759. 761. 855. Refol. Heil, 1641. bl. 252. (t) Aitzema, II. D. bl. 884. Refol. Holl, 16 43. bL 33. Ö2.io4-IO(5.ii9. 132.170.173. L 5 Fn ederik Hendrik. Voorbereidsels , tor de 1 Munjlerfche yredchnndeiing.  Frederik Hendrik. Aankomstder Gevolmagtigden in ■ 's Haage. If» GESCHIEDENIS ten antwoord, dat men hier op reeds naar behooren gelet hadt (*). De Gevolmagtigden van Frankrijk op de Vredehandeling te Munfler waren Claude de Mesmes , Graaf van Avaux , en Abel Servien , Graaf van la Roche. Eer zij zich derwaards vervoegden, moesten zij met de Algemeene Staaten fpreeken. Onder voorwendzel van de oude Verbintenisfen te vernieuwen , en de wijze te regelen , op welke men iq de Vredehandeling zou te weik gaan, waren zij gelast de neiging der Staaten te polfen, en hen , op nieuw, te beweegen, dat zij niet, dan éénftemmig, met Frankrijk zouden handelen. Beide deeze Heeren kwamen, den achttienden van Slachtmaand des jaars MDCXLIU , te Dordrecht. Zij verzogten onder de hand, dat men, in den Haage, bij hunne aankomst, de klokken zou luiden, cn de Schutterij in de wapenen brengen , om hen te ontvangen: eene eere, hun te Rotterdam beweezen; doch dit verzoek werd heuslijk afgeflagen : men vreesde , dat die buitengewoone eerbetooningen de geivoone zouden veranderen , dewijl Gekroonde Hoofden 'er altoos op uit waren , om hunne Voorregten te vermeerderen. Ook begeerden zij, dat zijne Hoogheid hen te gemoete zou rijden. Doch Prins Willem kwam hen meteen grooten fleep Koetzen, eene halve mijl van den Haage, ontvangen , en ver. zogt verfchooning voor zijn Vader , die door onge- BeU (*) Netul, Zeel. 1643. bl. 241.  der. NEDERLANDEN. i?i fteldheid het huis hielde : eene verfchooning, aangenomen als eene erkentenis van 'sPrinfenverpligting tot dit eerbetoon, 't Viel zo gemakfijk niet', deeze ijdelheid der Etiquette onder de Jufferfchap bijteleggen. De Prinfes van Oranje weigerde het eerfte bezoek te geeven aan Mevrouw Servien. Zij vorderde dezelfde eer als haar Egtgenoot, en zag de Prinfes niet al den tijd, dat zij zich in den Haage onthieldt (*). De Staaten, op hunne beurt, gefteld opeerbetoonende onderfcheidingen, vorderden voor hunne Af- , gevaardigden de zelfde eere, als men aan de Afge- i zanten van Venetië toeftondt. De Franfche Gevol- i magtigden gaven hun goede hoope , verklaarende, ] de Koninginne Regentesfe des te zullen onderhou- ' den, en antwoordden, eindelijk, zelfs den tijtel van " Excellentie aan hunne Afgezanten niet te kunnen toeftaan. Deeze weigering deedt den eisch, om Afgevaardigden derwaards te zenden, haperen. De Staaten wilden niet, dat zij 'er anders zouden verfchijnen dan als Afgezanten van een Oppermagtig Gerneenebest , gelijk aan die van andere Mogenheden. De Prins van Oranje dagt ook, dat de Haag veel beter tot eene Handelplaats zou gefchikt weezen, dewijl de Afgevaardigden te Munfler, zo verre afzijnde van hunne Meesters, zich ligt door de Spanjaarden zouden kunnen laaten misleiden. Doch de Franfche (*) Aitzema % II. D. bl. 886. Brandt Leevenvande Croot , II. D. bl. 349. Bougeant Hifi. de Negotiat. Liv.VII I. Frederik Hendrik. v"erfcbi!ende in:igtenen aaniene der Zredelandeing. 1644.  lfi GESCHIEDENIS Jpzigten van Frankrijk. Fredetuk Franfclie Gevolmagtigden wilden hier aan geheel het oor niet leenen , verklaarende , dat de verltandhoudiug dan te ongelegen zou zijn. 'Frankrijk zogt de Ferêénigde Gewesten te verbinden^ om niet, dan éénftemmig, met hem te handelen. Het hadt voornaaralijk op 't oog , de wijze te regelen-, op welke ieder der beide Staaten te Mtin_ fier zmhaudden, de natuur en oe uitgeflrektheid der eifchen daar voorteudlen, het Verbond van Ilorgtogt, en de Voorwaarden, op welken de Verbintenis naa den Oorlog zou duuren. De Gevolmagtigden ontdekten het voorneemen van Frankrijk, om alle zijne gemaakte Vermeesteringen te behouden. De zeven Gelastigden, door de Staaten tot de onderhandeling met de Franfche Gevolmagtigden ie t 'emd, fcheenen over deezen eisch verwonderd, aandringende , dat hunne armoede hen geregtigde, om aÜe Vermeesteringen in de Nederlanden te behouden: 't was geene aanwinst; maar eene weder\oiccüiging. Zij gaven te verdaan, Aai Frankrijk groot genoeg was, en gereedelijk eenige Steden , ja zelfs Laucdchappen, kon afltaan. Zij fpraken , in de daad, even of Frankrijk niet nog meer regts hadt ( p de uitgeltrektheid des ouden Franfchen Rijks, als of iemand, magtig zijnde, daarom zijne Regten min mogt doen gelden , en als of 'er in den Oorlog eenig ander regt dan dat der Vermeestering goldt. Het vocrliel der Gelastigden deedt de Franfche Staatsdienaars denken , dat de Staaten de habuurfchap van Frankrijk nog meer vreesden dan die van Spanje. Da  der NEDERLANDEN. 173 De Prins van Oranje, die 'geheel andere inzigten hadt, raadde de Gevolmagtigden , niets weder te geeven. Hij hieldt zich geduurig aan het oude Verdrag der Landverdeeling, en mogt hoope fcheppeu, dat de onverzettelijkheid der Franfchen, om de Vermeesteringen te behouden, een Vrede konde doen mislukken, welke zijn gezag zou verminderen, dewijl men hem min noodig zou hebben. Openlijk durfde hij zich niet verzetten tegen het eindigen van eenen Oorlog, welks last Holland, onder fchulden gebukt gaande , niet meer konde draagen. Hij koos een middelweg , en fprak van een Beftand: geduurende het zelve zou de vrees voor den Vijand werkloosheid en binnenlandfche verdeeldheden voorkomen. De Algemeene Staaten , die hij tot het omhelzen van dit plan hadt overgehaald , vorderden , dat Frankrijk, gelijk zij, een Beftand zou fluiten. Eenigen lieten zich ontvallen, dat zij de wet moesten voorfchrijven, dewijl, zonder hen , 's Vijands wapenen alle jaaren voor de Poorten van Parijs zouden verfchijnen. De Cardinaal de Mazarin , wel voorziende, dat de Spanjaarden de Vermeesteringen , op hen gemaakt, veeleer door een Beftand, dan dooreen Vredes-verdrag, zouden afftaan, was van 't zelfde gevoelen; maar hij vreesde, dat, indien Frankrijk van een Beftand fprak, Spanje zich gelaaten zou het van de hand te wijzenom voordeeliger voorwaarden te bedingen: hij vreesde, Europa tegen Frankrijk in 't harnas te jaagen , wanneer het toonde niei . . tO! Frederik HEiXDRJK. Inzigten des Prinfen van Oranje. Staatkunde van Mazarin.  i?4 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik, tor den Vrede genegen te zijn. Hij hoopte , dat de Spanjaarden , om een einde te maaken van eenen hen bedervenden Oorlog, de eerden zouden weezen in het voorflaan van een Befland , 't geen hun de hoop op het wederkrijgen van 't afgeltaane liet behouden. Maar , dewijl de geheele uitwerking deezer gefiepene Staatkunde afhing van 't geheimhouden , moest dit voor de Staaten bedekt blijven. Zulks veroorzaakte hoogloopende gefchillen. De Staaten drongen 'er op, dat Frankrijk zicli , even ais zij, bepaalde tot het eifchen van een Befland. De Franfchen beweerden, dat zij het zelfde regt hadden, om van de Staaten te vorderen, dat zij met hun eenen Vrede zouden begeeren. Zij toonden, dat de Zamenkomst bellemd was, om den Vrede te fluiten; De Staaten voerden hier op te gemoete, dat het voor hun wel zeer ongelukkig zijn zou , bij het eindigen van 't Beftand, zich alleen met den last des Oorlogg bezwaard te vinden. Dit lot, antwoordden de Franfchen, is uwe eige verkiezing; maar zult gij in Frankrijk niet altoos dezelfde hulpe vinden , als gij daar uit ontvangen hebt, eer het zich verklaarde? Hierop befloten de Staaten , alles wat mogelijk was te haaien uit de verpligting, waar onder Franke ri:k zich gelegd hadt, om, zonder hunne toeftemming , Vrede noch Beftand te (luiten. Zij verzogten vermeerdering van Onderftandgelden. De Franfchen eischten, op hunne beurt, dat de Ferêénigde Gewesten den Keizer den Oorlog zouden verklaaren, volgens de gemaakte verbintenis in 't Verdrag des jaars'  der. NEDERLANDEN. 175 jaars MDCXXXV; maar konden van hen niets verwerven dan eene algemeene pligtërkentenis, om geltand te doen aan de vorige Verdragen. De Staaten hielden het daar voor, dat deeze verpligtingen zich niet buiten de Nederlanden uitftrekten. Wanneer men kwam tot het vernieuwen des Verbonds, vorderden de Staaten, dat het voor verfcheide jaaren zou opgefteld, en dat de Onderltandgelden vermeerderd zouden worden. De Franfche Gevolmagtigden konden zich van het aanhouden der Staaten niet ontdaan, dan door hun affcheids - gehoor te verzoeken, dewijl het verlangen van geheel Europa hun na Munfter riep. Zij Honden de gewoone twaalfhonderdduizend Ponden toe (*) ! als mede , fchoon niet dan traaglijk, om den tijtel van Seigneurs in het Verdrag tweemaal aan de Staaten te geeven. Zij bedankten den Koning voor de eere, hetGemeenebest aangedaan ; en beloofden, eene Vloot van dertig Schepen op de Flaamfche Kust te houden; ook zou ieder een Leger van drieëntwintig- of vijfentwintigduizend man te veld brengen. Zij zouden geen Verdrag met Spanje fluiten , dan met algemeene bewilliging. Zelfs zou de een den handel met Spanje niet meer dan de ander mogen vorderen; ook zouden ze elkanders belangen op de Handeling wakCO In de Verdragen van 1634. en 1635. hadden de Staaten zich verbonden , in gevalle dat Frankrijk den Oorlog aan Spanje verklaarde, de beloofde fomme niet te eifchen. Zie hier boven. Frederik Hendrik* Verdrag tusfchen Frankrijk eude Staaten.  I7ö GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Eitchen der Staaten. wakkerlijk voorftaan , en, in 't bijzonder, de voordeden , in den Oorlog bevogten, zoeken te behouden. Indien de Vrede , of her Beftand, welk men Büitcn mogt, van 's Vijands zijde werd gefchonden, of indien het Beftand teneindelkp, zonder verlengd te zijn, zou men gelijkerband den Oorlog weder aanvangen. , Doch , toen het op de onderrekening aankwam, Bootte een nieuw gefeild bijkans alles omverre. Üe Gelastigden begeerden , dat de naamen der Ondertekenaaren zouden gefchreeven worden in twee evenwijdige kolommen. En 'c was niet, dan naa veel hairkloovens, dat zij bepaalden, op éen en denzelfden regel , terftoiid naa de Gevolmagtigden, te tekenen. Men hadt tot nog toe niets beraamd dan de wederzijdfche verpligtingen der beide Staaten, indien zij te gelijk Vrede of Beftand floten. De Gevolmagtigden hadden altoos vermijd te regelen , wat men doen zou , in gevalle Frankrijk eenen Vrede Uoot, en het Gerneenebest een Beftand trof. De Gelastig» den wilden, dat Frankrijk zich verbondt den Vrede té verbreeken, wanneer het Beftand der Staaten verbroken werd. Zij booden zelfs een Geféftrifc aan, 't welk de Gevolmagtigden weigerden te ontvangen, om zich niet verpligt te vinden tot het bepaalen van dit {ruk. Zij deeden meer: zij bedienden zich van eene kunstgreep , en lieten het, nevens andere Papieren , ter tafel des Graven d'Avaux liggen. Deeze , 't zelve ontdekt hebbende , zondt hét terliond te rugge aan den Voorzitter der Gelastigden , en, daar  Dkr NEDERLANDEN. 177 daar deeze het weigerde aanteneemen , het de Brenger het bij hem blijven. De Gelastigden 's anderendaags vergaderende, reezen hier overzohoogloopende gefchiilen , dat één hunner het Papier in 'c vuur (meet, zeggende, dat een zo klein linkje Papiers geene Mogenheden , door zo groote belangen veréénigd , moest verdeelen. Dan de Staaten ver< klaarden naderhand , als in het Verdrag ingevoegd aanremerken , dat, zo de Koning Vrede mogt maaken , en de Staaten alleenlijk een Beftand , hij zich verbondt, om, twee jaaren voor het uitgaan van 't Beftand, de verlenging van 't zelve te bevorderen; of, naa dat het zelve geëindigd zou zijn , in openbaaren Oorlog met Spanje te treeden: waar naa men geen Vrede zou fluiten, dan met algemeene bewilliging. — Dit was het beloop deezer gewigtige en moeilijke voorbereidende Onderhandeling. Men merkte ze aan als een meesterftuk : en fcheen dezelve gefchikt tot verijdeling der hoope van dzSpanjaarden , die gepocht hadden , in één naawiddag het Verdrag met de Staaten te kunnen aanvangen en voltooijen. „ Men verwsgtte niet ," fchrijft de Heer Bougeant, „ dat het Geaieenebest zo weinig fland„ vastig in zijne befluiten, of zo weinig getrouw aan zijne beloften zou weezen (*)." Wat hier van zij zal de verdere befchouwing des Vredehandels zelve ons toonen. De (*) Bougeant Hifi. de Negtc. Liv.VIII. Aitzema, II. D.bl.960.961. A^./^.T.I.p.i92.T.II.P.I.p. 190. VI. Deel. M Frederik Hendrik,  r7S GESCHIEDENIS Frederik He sdr'ik. Vertoog des Graaven d'Avauxvoor de Roomsch gezinden. -De Graaf d'Avaux wilde , eer hij van hier na Mu.ifter vertrók , blijken van zijnen ijver voor den Roomfckèn Godsdienst geeven. De Prins van Oranje hadt hem toegedaan , dat het niet billijk was, de Roomsch - Catholijkcn te verdrukken in een Land, waar Verdraagzaamheid ééh der grondregelen van den Staat uitmaakt. Maar Frederik Hendrik hieldt men, omtrent dit duk, reeds te zeer verdagt, om zich openlijk als hunnen Begunstiger te vertoonen. De Gelastigden hadden desgelijks den Graave geraaden, niets, ten opzigte van een zo kiesch punt, te roeren. Zijn Medeüfgezant Servien keurde het niet goed; doch zijn ijver was fterker dan al deeze tegenBand. Hij deedt in de Vergadering der Staaten een welfpreekend en hartroerend Vertoog , om hentebeweegen tot het maatigen der flrenge Plakaaten tegen di Roomsch ■ Catholijken , en hun ten minden de handhaaving van hunnen Godsdienst In bijzondere Hülzen te vergunnen. „ Zij hebben," betuigde hij, „ met hunne Goederen , met hunne Wapenen, en „ met hun Leeven geholpen aan het affchudden van. „ een juk , 't welk men hun weder oplegt, om zich ., eene Vrijheid te bezorgen , welke men hen niet „ laat genieten. Zij beminnen, zal men hier , op aanvoeren , 's Lands Regeering niet. Maar „ kan dit misnoegen niet toegefchreeven worden aan „ de Brengheden, tegen hen te werk gefteld,enaan „ de verontwaardiging, welke in hen noodwendig s, moet epkomen , als zij zien , dat Lieden , door s, de Overheid 'er voor betaald, dingen, bijhenhei-  der NEDERLANDEN. i# 3, lig geagt, fmaadlijk behandelen ? Nooit hebben zij iets tegen den Staat beftaan. Zon het onmo3, gelijk weezen een goed Catholi, k en teffens een j, goed Hollander te zijn ? Wijst het voorbeeld van „ Portugal en Catalonie niet onwederfpreeklijk uit, 5, dat men, zonder een Proteflant te zijn , Spanje „ een kwaad hart kan toedraagen ? Waarom, de» wijl de nafpeuringen noch hun getal noch hunne ,, vergaderingen doeu verminderen , hen niet in ij3, veriga Burgers hervormd ? Welk ander middel is „ 'er, om hen zodanigen te maaken- dan eene min3, zaame behandeling ? " —- Deeze aanfpraak verwekte eene groote verbaasdheid in de Vergadering. Zij toonde zich des zeer gebelgd; 't zij dat men, in een zo kiesch Buk, geene grievende waarheden wilde hooren ; 't zij de Catkolijken gehaat waren , zonder dat zij middel gevonden hadden , om zich te doen gelden ; 't zij men vreesde voor het Volk, en , bovenal , de Predikanten ontzag. Meri gaf ten antwoord, geene fchandelijke bijgeloovigheden , ftrijdig met Gods Woord , en gefchikt, om den Pauslijken Kerkdwang intevoeren , te kunnen toelaaten: dat de Pausgeztnden , niet vergenoegd met hun geweeten in ftilheid te voldoen , op verfcheide plaatzen openbaare ergernis gaven , en , in hunne gebeden, zelfs genegenheid toonden tot den Koning van Spanje , een Erfvijand deezer Landen; 'er bijvoïgende , dat men den gedaanen eisch aanzag als een uitwerltzel der heimlijke kuiperijen vari de Roomschgczindtn, tegen wier toeneemende ftouM % tig- FllEDÊftiï Hendrik.  i8o GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Veldtocht. Crevelin gen en Sas van Ge»/, vei meesterd tigheden zij, door het vernieuwen der voorige Plaklaaten , zouden waaken. Deeze beantwoording Pootte te meer , dewijl de Verdraagzaamheid ééne der Grondwetten van de Verééniging der Nederlanden uitmSakt, en de Algemeene Staaten , tot welken zich d'Avaux vervoegde, dien eisch zouden hebben kunnen ontzeggen, met aantemerken , dat zij geene befchikking konden maaken op een (luk , 't welk ieder Gewest voor zich behouden had:, uitgenomen in de Landen, die van de Generaliteit afhingen. Wat hier van ook zijn moge , dit voordel des Graaven d'Avaux werd zelfs niet goedgekeurd door't Franfche Hof: het zij 't zelve vreesde de Ferêénigde Gewesten, welken het diende te ontzien, te verbitteren; 't zij het Staatsbelang, bij 't zelve zwaarder weegende dan de Godsdienst, oordeelde, dat zo veel infchiklijkheids voor de Roomsch - Catholijken zou dienen om den haat tusfchen de Staaten en Spanje, die aangekweekt moest worden, te verminderen (*). Min bezwaarlijk was het overééntekomen wegens het plan des aanfiaanden Veldtochts , dan in de " voorbereid zelen der Manfterfché Vredehandelinge. De Franfchen, aangevoerd door den Hertog van Or' leans, belegerden Grevelingen, en vermeesterden bet naa een beleg van twee maanden. Zij werden hier in geholpen door de Hollanders, die met eene Vloot vun C») Negodat. fecr. Tom. I. p. 193- 238. *4t. Tom. II. P. I. p. 38. 193.197. Aitzema, Vredehandel , bi. 175. en,Aitzema, II. D. bl.965.  der. NEDERLANDEN. 1B1 van dertig Oorlogfchepen de Haven gefloten hielden, en den toevoer beletten. De Prins van Oranje liet zich de voordeden eener zo groote afwendinge niet ontglippen ; maar , zijn Leger aan de Flaamfche Kust gevoerd hebbende , floeg hij 't beleg voor Sas van Gent, naa het inneemen van verfcheide gewigtige Posten daar omftreeks. Naar gewoonte verfterkte hij zijne Legerplaats dermaate, dat de Spanjaarden, fchoon zij eene fterke heirkragt vergaderd hadden , dezelve niet durfden aanvallen. Zijne Krijgsverrigtingen zette hij met zo veel nadruks voort, dat Sas van Gent , naa 't verloop van édne maand , zich overgaf, in 't gezigt van 't Spaanfche Leger, niet in fiaat om ontzet te bezorgen. Deeze Plaats was van zo veel gewigts, dat de Staaten , om ze te behouden , de Vestingwerken deeden herftellen en vermeerderen (*). Met het voordeel van zulk eene vermeestering, in 't hart van 's Vijands Land, was 'er geen , of de Prins van Oranje (heelde zich met de hoope van het te zullen kunnen behaalen. Urn den loop der overwinningen voorttezetten , oordeelde hij het noodig, den Veldtocht in 't volgende jaar vroegtijdig te openen : en verzogt , eene nieuwe ligting te doen van j tienduizend Knegten , om dus met meer kragts op • den Vijand aantevallen : hij drong aan. op eeriefpoe- dige (*) Aitzema, II. D. bl. 976". 981. 1006. 1009. Mem. 4e Fred. Hen/j, p, 332.343. Capelle Cedenkf. II. D, bl. 86. 89, M 3 Frkdrrik Hendrik , DeStaa. ten van Holland Joen een jntwerp ies Prinen van Oranje nislukien.  ïSz GESCHIEDENIS Frederik llEHpRIK. Be Staaten on- derhande len gevva penderhand in' Neorden, dige werving , dewijl het meeste Volk, en vooral de Overltcn, uit Duitschland moesten komen, waar de Vijand ook manfcbap zogt, en het gefchaapen (londt, dat hij de meesten en besten zou weghaalen, fchoon zij anders liever zouden verkiezen, onder de Vaandelen van den Staat te d III.D.bl.3.3. Mem.dë frsd, Henry, p. 344.  der NEDERLANDEN. 153 ken, was, zints lang, jalours wegens de voordeelen, door de Zweeden in 't Keizerrijk behaald, waar zijne wapenen niets dan wederfpoed ontmoet hadden, en zag met leede oogen, dat het belloten hadt, verfcheide vermeesteringen, in Duitschland gemaakt, te behouden. Van zijn misnoegen gaf hij blijk door verllandhouding met den Keizer, en het verhoogen der Tollen van de Zweedfche Schepen, die door de Sond voeren. De Zweeden , hier over verbitterd, namen wraake, met, in den jaare MDCXLIU , in Holftein, Gothland en Schoenen te rukken, waar zij veele Plaatzen wegnamen. De Hollanders, die reeds over lange desgelijks reden van klaagen hadden, wegens het verhoogen der Sondfche Tollen, oordeelden, dat men openlijk de zijde der Zweeden behoorde te kiezen, en thans het tijdftip gebooren was , om het Verdrag met Zweeden, in den jaare MDCXL. gemaakt , tot het verdeedigen van den Neordfchen, Handel, ter uitvoer te brengen. De andere Gewesten waren zo fpoedig tot dit befluit niet te beweegen, Nogthans vergunde men Lodewijk de Geer , Bewindsman der Zweedfche Kroone, in 't voorjaar van MDCXLIV, dertig Schepen van bijzondere Perfoonen in Holland en Zeeland indienstteneemen, waar mede hij Gottenburg hielp ontzetten; doch die,zonder iets verder uittevoeren , te rug keerden. —Maar, vermids de overwinningen der Zweeden deeden vreezen, dat.zij, meester van de Sond wordende nog onhandelbaarder zouden zijn dan de Dectien , werd men te raade, twee Gezandfchappen, M 4 Cén Frederik Hendrik.  Frederik Hendrik. 184 GESCHIEDENIS dén na Koppenhagen, en één na Stokhohn te zenden, om de Noordfche Vorsten rot een Verdrag iebeweegen; doch, bovenal, de Koopbelangen van deezen St.iat te behartigen. Zij gingen, in Hooimaand des gemeiden jrars, onder zeil met eene Vloot van omtrent veertig Oorlogfchepen , deels om aan de Gezamfcbappen agtbaarheid bijtezetteu , deels om eene groote menigte Koopvsardijfchepen , in 't Vlie gereed liggende, na de Oostzee te geleiden. De beide Gezantfcnappen begaven zich na de Plaatzen hunner beftemming, terwijl de Vloot in de Bahifehe Zee kruistte, onder den Vice-Admiraal Witte Corneliszoon de Witte. Maar, verinids de De enen tot geen Verdrag, op aanneemelijke voorwaarden,konden bewoogen worden , vorderden de Staaten van Holland, doOt.Middelburg en Zieriizee in Zeeland onderfieund, eene gedugter Vloot derwaaids te fchikken, om Deenemarken , in 't {tuk der Tollen , tot reden te brengen. Vrugtloos bragt de Prins van Oranje de noodaaaklijkheid, om de vermeesteringen in de Nederlanden voorttezetten, in 't midden. Vrugtloos toonde de Graaf d'Estrades , dat zij, dus hunne kragten fpillende in eenen nutloozen Oorlog, te kvvaader trouwe handelden , en jegens den Koning , hunnen Bondgenoot, in gebreke bleeven : vrugtloos fchilderde hij af, hoe weinig eene bemiddeling , gewapenderhand aangebooden , zou betekenen. Al zijne welfpreekenheid megt niets baaten. 'Er werd eene Vloot van omtrent vijftig Schepen in zee gebragt, en een Leger van vijfduizend Kneg-  dhr. NEDERLANDEN. 1S5 Knegten, ten behoeve van Zweeden, geworven. Deeze overhce,!chcnde v/ij^e van onderhandelen hadt de bedoelde uitwerking. De Vloot onthieldt zich van vijandlijkheden ; doch baarde in de Deenen de vrees, dat zij zich bij de Zweeden zouden vervoegen; waar door zij bcfloten, van hunne eifchen eenigzins aftezien, en zich lieten overhaalen tot een Verdrag , bij 't welk de Koning van Deenemark enzich verbondt, in den tijd van veertig jaaren , wegens den Sondfchen Tol, niet meer te zullen vorderen , dan bij zekere Lijst, met wederzijdfche toefiemming ontworpen , was vastgelield : en zou de Tol in Noorwegen geheven worden op den voet, als in den jaare MDCXXVlll. bepaald was, tot dat hier op, met wederzijds genoegen, iets naders beraamd werd. Op den eigenlten dag van 't fluiten deezes Verdrags tekenden Deenemarken en Zweeden den Vrele, bij welken de laatstgemelden eenaanmerklijk deel des Grondgebieds van de Deenen kreegen. Vrees alleen hadt Christiaan den IV. tot deeze flappen doen komen: en ftondt het dus gefchaapen , dat, de oorzaak daar van geweerd zijnde, de Verdragen niet langer zouden gehouden worden. Dit gebeurde. 'Er reezen, welhaast, nieuwe onlusten, die niet bijgelegd werden voor het jaar MDCXLVII, wanneer de Staat met Deenemarken een Verdrag floot ten opzigte van den Sondfchen Tel, 't welk, gelijk het voorgaande, veertig jaaren moest duuren (*), Deeze 0 Puffendorf, Liv. XV. Seft. 77.78. Aitzema, - M 5 II, Frederik Hendrik.  1Ï5 GESCHIEDENIS FïlEDSRIII Hendrik. Veldtocht in F laanderen, i Deeze zaaken in het Noorden vertraagden de ontwerpen des Printen van Oranje. Met den aanvang des jaars MDCXLV. was het Verdrag met Frankrijk op den ouden voet vernieuwd: en bedongen de Siaaten, in Grasmaand, nog driehonderdduizend Ponden hovende gewoone twaalfhonderdduizend, mits,zij eene Plaats van belang zouden aantasten (*). De Franfchen openden den Veldtocht onder den Hertog van Orleam, die Mardijk innam, terwijl de LuitenantAdmiraal Tromp eene Schans , in 't Scheur liggende , befchoot. Verfcheide andere kleine Plaatzen gingen aan de Franfchen over. Da' Prins van Oranje, die zich met zijn Leger na Vtaanderen begeeven hadt, bleef langen tijd in eene werkloosheid , die seer veel opziens baarde. Men morde, dat hij met een zo talrijk Leger niets van belang ondernam,daar de Franfchen overwinning op overwinning hoopten. Deeze boenende taal maakte , gelijk zijne Gedenkrchriften vermelden, zo veel indruks op hem , dat hij liever een bezwaarlijk en , naar oogenfehijn, dwaas [luk wilde onderneemen , dan zich hooreu fmaaden van een Volk, 't geen hij aan zich veipligt oordeelde , wegens zo veele welgelukte bedrijven. Hij be(loot, den toeleg op Antwerpen te werk te (teilen. De II. D. bl. 639. 947. 950, 701. 720. 799- 836. 839. 865. >o§. 993. 1002. nt.D. bl. 2. 3-13-17- Mcm- * FfedHenrj , p. 344.345. Capelle Geienhf. II, D. bl. 69. jte. (*) Aitzema, D.bl.43. 4*  der. NEDERLAND EN. 187 De bemagtiging dier Stad was, ondertusfchen , reeds zints lang, zijn geliefd ontwerp , en hij wilde wel iets waagen, om haar te winnen. De morrende aandrang kon hem dekken, zo de onderneeming flegt uitviel. Maar de beweegingen des Vijands maakten het beftaan volftrekt onmogelijk. Daar de Franfchen na de Grenzen begonnen aftezakken, om de Winterlegeringen te betrekken, fmeedde hij een ander ontwerp, en oordedde de gelegenheid thans gunstig , om een aanflag uittevöerèn, die de weezenlijke oorzaak geweest was van de bedrijftoosheid , over welke men zo zeer geklaagd hadt. Deeze aanflag was het vermeesteren van Gent , waar hij goede verfland.iouding hieldt. Alleen wilde hij de Stad vermeesteren , ongetwijfeld, om niet verpligt te zijn dezelve aan Frankrijk aiteftaan , die ze, volgens de verdeeling van 't jaar MDCXXXV, moest hebben: eene verdeeling , welke hij altoos in 't oog hieldt. Maar dit ontwerp , in 't welk meer Staatzugt dan opregtheid lag opgefloten, 't geen, onvermijdelijk, zaaden van jalouzy tusfchen de Bondgenooten moest flrooijen, liep te leur , zo als het op 't punt der voltrekking ftondt, door een zeer onverwagt voorval. De Maarschalken de Gassion en Rantsau , aan welken de Hertog van Orleans, na Parijs trekkende, het bevel over het Leger gelaaten hadt , waren tot Meenen doorgedrongen, en hadden zich langs de Vaart, tus fchen Gent en Brugge, nedergeflagen, naa den Her tog van Lotharingen onverhoeds overvallen en ge nood Frederik He.ndrik,  i88 GESCHIEDENIS FtlEDEKÏS litiMJlUK, noodzaak te hebben, met zijn Leger , na beide die Steden de wijk te neemen. De Prins van Oranje, het Franfche Leger zo nabij het zijne ziende, en zijne fpijt verbergende, liet de Franfche Maarfchalken weeten , verblijd te zijn over hunne aankomst , en hieldt, 's anderendaags, met hen een mondgefprek , om hen overtehaalen tot eene tweede onderneeming op Antwerpen. De beide Legers trokken over de Letje, en floegen zich neder langs de Schelde. In dit voorttrekken merkte men een zeer groot verfchil op tusfchen de Krijgstugt der Franfchen en der Nederlanderen. De Knegten der laatstgemelden gingen altoos in gefloten gelederen, zonder dat een enkel Soldaat het durfde waagen dezelven te verhaten, terwijl diedereerstgenoemden aan alle kanten afzwierven, om te rooven, doch op het mistte teken zich weder in de gelederen begaven. De Voorhoede van der Staaten Leger trok over de kleine Schelde, en legerde zich aan de andere zijde, wanneer men kundfehap ontving, dat Picolomini, Bek, en de Hertog van Lotharingen te Gent gekomen waren, om de Franfche en Staatfche Legers flag te leveren. Frederik Hendrik liet den Franfchen. Bevelhebberen een voorflag doen, vijf of zes dagen zo te blijven liggen , om dus den Vijand optehou. den, tot dat hij zich voor Antwerpen zou nedergedagen hebben. Maar zij gaven te verfuaan, in dit verzoek niet te kunnen treeden, zonder de vermeesteringen , door hen langs de Letje gemaakt, aan 't her-  ber. NEDERLANDEN. 189 herneemèn van den Vijand bloot 'te laaten. Zij booden alleen aan, zich nog één dag te willen ophouden, tot dat de Prins zijn geheele Leger over de groote Schelde zou gevoerd hebben, 't Gelukte hem dit te volvoeren, ondanks de Vijand zich in merkelijken getale aan den overkant der Riviere vertoonde. Men vuurde van onzen kant heftig. Bek kreeg eene wonde, en verloor veel volks. Doch, dewijl de Franfchen langs de kleine Schelde bleeven liggen, moest zijne Hoogheid het beleg van Antwerpen opgeeven. Oranje beüoot hieröp , Hulst aantetaaten : en vertoonde zich , den vijfden van Wijnmaand , voor die Stad : het jaargetijde reeds zo verre verlïreekeii zijnde, zette hij dit beleg met allen nadruk voort, de Belegerden , den vierden van Slachtmaand , tot de overgave dwingende. Deeze vermeestering gaf den Staaten eene Plaats in handen, die men voor den fleutel van Vlaanderen en Braband hieldt. Zij was van te meer aangelegenheids, dewijl men nu gelegenheid hadt, om brandfchatting te vorderen van het Land van Waas en van het Platte Land omtrent Gent en Dendermonde: ook ftondt de weg na Antwerpen nu meer open dan voorheen (*). De Franfche Staatsdienaar beklaagde zich zeer; dat men te Hulst de vrije oefening van den Room' fchen (*) Mem. de Fred. Henrj, p. 346 . 362. Aitzema , III. D. bl. 80 86. Mem. de Monglat. Capells Gedenkf. II. D. bl. 106 — Ho. Frederie Hendrik, Hulst '■ door den Prins vaa Orante bemagtigd.  ipa GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. De RoomfcheGodsdienst te Mulst nier. toegeUaau. Kunste- naarijen der Spaanfchen, om eenen afzoi.derliken Vrede met de Siaaten te heiverkeu. fchen Godsdienst belet hadt, flrijdigmet het Verdrag. De Prins van Oranje zou overéénkomftig met het zelve gehandeld, en naar de regelen eener verllandige Staatkunde te werk gegaan hebben, dewijl de Ingezetenen der Spaanfche Nederlanden, omeensontflagen te geraaken van eenen Oorlog, die hun zo veel ramps brouwde, zich wenschten in de armen van Frankrijk of der Ferêénigde Gewesten te werpen; doch de Staaten van Holland wilden nooit die vrije oefening toelfaan, om de Vermeesteringen , welken zij met geen goed oog befchouwden, niet te begunstigen, fchoon zij andere voorwendzelsbijbragten (*). Deeze drift der Franfchen voor het bevorderen van de vrije Godsdienst-oefening der Roomfchen is te meer te bevreemden , daar de Spanjaarden , bekend voor veel ijveriger Voorftanders , de belangen daar van deels zouden opgeofferd hebben , om de Staaten van Frankrijk aftetrekken , en tot eenen bijzonderen Vrede te beweegen. Doch Frankrijk hieldt een waakend oog, gevestigd op alle ftreeken des Vijands. De Graaf d'Estrades, Colonel van een Regiment in Staaten dienst, en intusfehen met verfcheide bijzondere onderhandelingen belast , verzuimde niets , wat kun ftrekken om hunne heimlijke poogingen te dwarsboomen. Hij hadt volkomen het vertrouwen des Printen van Oranje gewonnen, enbragt niet weinig toe om hem in de maatregelen des Franfchen (*) Ncgociat. fecr. Tom. II. P. II. p. 188.217. Bos- GEANT, Tom. III. p. I37.  der NEDERLANDEN. 191 fchen Hofs te houden. Menigmaal werd de Cardinaal Mazarin door 't kanaal van deezen Vorst onderrigt van de kuiperijen der Spaanfchen , die reeds verfcheide poogingen gedaan hadden, om hem en de Staaten op hunne zijde te trekken. Toen zijne Hoogheid voor Hulst, lag, zonden zij een Capucyner Monnik , in Krijgsmans gewaad , na de Legerplaats, die, gehoor verworven hebbende, ee. ne Volmagt vertoonde, om de gefchillen tusfchen Spanje en den Staat te vereffenen. Zijne Hoogheid Helde hem uit tot den volgenden dag. Vol hoope van gelukkig te zullen flaagen, verfcheen hij ter beliemder uure. Om te meer te behaagen , fprak hij lugtig over het fluk van den Godsdienst, en boodt dem Prins verfcheide voordeden voor zijn Perfoon en Huis aan, indien hij wilde arbeiden aan 'tbevorderen van een bijzonderen Vrede. Groot was zijne verwondering, wanneer Frederik Hendrik op een Brengen toon hem berispte over de rol, die hij fpeelde, eenen Geestlijken geheel niet voegende, en verklaarde, dat hij met die voorhagen na de Algemeene Staaten moest gaan. Dan nog grooter was zijne verbaasdheid , toen d'Ertuades te voorfchijn kwam uit het naaste vertrek , waar in de Prins hem verftooken hadt, opdat hij het geheele mondgefprek zou hooren. De Monnik, befpeurende , datmenmet hem jokte, vroeg zijn Geloofsbrief te rug, en vertrok, naa denzelven ontvangen te hebben (*). —— De Mark- (*) Basnage, Tom. I. p. ii. 12. Negociat. fecrci. Tom. Frederik KENDRJÜ.  35i GESCHIEDENIS Frederik Hendrik, Eertijteis ch Rang den Gezanten■van den Staat dooi Frank rijk gegeeveu. Markgraaf de Castel-Rodrigo , die Don Francisco de Melo , in den jaare MDCXLIV, opgevolgd was iii de Landvoogdij over de Spaanfche Nederlanden , liet niet af , door Zendelingen en Brieven, de Staaten en zijne Hoogheid te verzoeken tot eenen afzonderlijken Handel; doch alle zijne poogingen waren vergeefsch (*). Het Franfche Hof, naa lang gedraald te hebben met nieuwe Tijtels en nieuwe Eerbetooningen toetekennen aan de Algemeene Staaten en hunne Gezanten, ongetwijfeld om daar door de verdienste van dit gunstbewijs zwaarder te doen weegen , of het zelve te beljpaaren tot eene gelegenheid van aanbelang, oordeelde het thans tijd hen met dezelve te verpligten. De Franfche Afgezanten kreegenlast, den Tijtel van Excellentie of Doorlugtigheid den Gezanten van deezen Staat te geeven, bij hen het eerfte bezoek afteleggen in Plaatzen, daar zij laatst zouden aankomen : en zouden zij de hoogerhand hebben, als zij de Franfche Gevolmagtigden kwamen zien. Het voorbeeld van Frankrijk werd gevolgd door de andere Mogenheden, door Spanje en den Keizer zelve (f)- 't Schijnt ondertusfehen vreemd, dat Frank- Tom. II. P. I. p. 175. Tom. II. P. II. p. 204. Bougeant , Liv. II. p. 247. 254. & IV. p. 53 - 55» (*) Negociat. feertt. Tom. II. P. IL p. 155. 157- }S9* 171. 176. 190. Tom. I. p. 476. (f) Aitzema Vredehandel, bl. 181.182. Aitzema, III. D. bl. 3.  dkh NEDERLANDER i9s Frankrijk een zo weidschklinkenden Tijtel toekennende aan enkele Afgezanten , de Algemeene Siaaten met geen hooger , dan die van Mijne Heeren , vereerde, fchoon de Koningen van Engeland, Deemmarken , Zweeden en Portugal hen Hocgwogen* den of Hoogmogende Heeren noemden. DeAlgemeene,Staaten, die tot nog geene Gezanten tot de Munfier fcheVredehandeling hadden afgevaardigd , wel te weden, dat deezen dezelfde eerbetooningen zonden ontvangen als de Afgezanten der Gekroonde Hoofden, marden niet langer met ze derwaardste fchikken. Men vervaardigde hun Berigtfchrift, en, óndanks de tegenftribbelingen van Zeeland, dat, door middel der kaaperijen , veel voordeels trok van den Oorlog, afkeerig was van den Vrede, Werd het vastgefteld, en te gelijk beilóten, dat men de Handeling te Munfier zou* tragten. te beleiden tot Vrede tusfchen Frankrijk en Spanje , en tot Beftand tusfchen Spanje en deezen Staat, waar in alle de Ge« westen , ook die 't meest tot den Oorlog helden, bewilligd hadden (*> Op den elfden van Louwmaand des jaars MÜCXLVL verfcheenen der Staaten Afgevaardigden te Munfier. Zij waren acht in getal, naamiijk Bartiiold van Gend , Heer Vari Loenen en Meinersivijk, wegens Gelderland; ]o.\n van MATiitNEs , Heer van M.ithenes , lliviere, Opmeere en Zouteveen , en Adriaan Pauw , Ridder j, Heer van Heemftede, Eerlte voorzittende Raad al (■') Aitzema, III. D. bl. 51. Vrede'tanct!, b\.ici, VI. Bed. M Henuiuk» Gevol* magtigden der Staaten op de Munjler' fche Vitdehande.iing. ( i64 Knuit, Nederhorst en Ripperda, als afhangelingen van zijne Hoogheid, aan de belangen van het Franfche Hof zouden gehegt weezen; Dowa was verdagt, dewijl hij zijne neiging tot den Vrede niet verborg ; Klant hieldt men voor een Man van geringe bekwaamheid, die, met eenwelmeenendhart, de meerderheid der Hemmen zou volgen. Voor Pauw was men 't minst bekommerd. „ Hij is," drukte Mazarin zich uit, „ een Man van aange,, legenheid in zijn Gewest, en niet ligt te verzet„ ten." Elk wist, dat hij geen Vriend was van Frederik Hendrik , 't zij uit oorzaake van eene bijzondere veete, wegens het ontdaan van 't Raadpenfionarisfchap, door zijne Hoogheid te wege gebragt; of om dat hij zich voegde naar de neiging der meeste en aanzienlijkde Leden vau Holland, die  der. NEDERLANDEN. 195 die thans alle de maatregels van Oranje dwarsboom' den. Doch , dewijl alle de Heeren Afgevaardigden uit de Vergadering der Algemeene Staaten genomen waren, in welke zijne Hoogheid altoos het meest te zeggen hadt, geloofden de Franfche Gevolmagtigden , dat zij veeleer hunne zijde zouden begunstigen , dan tegenllreeven (*). Deezen hadden alles te werk gefield, om hun vertrek te verhaasten. De Prins van Oranje , nog gansch niet tot den Vrede gezind, zag ze noode vertrekken, en hadt d'Estrades verzogt, Mazarin aantezeggen , „ dat men ,, hem niet dringen moest , om de Gevolmagtigden „ der Staaten zo fpoedig te doen vertrekken , alzo ,, hij 'er wel meester van zijn kon, zo lang zij in ,, den Haag waren ; maar , wanneer zij eens te „ Manfler zouden gekomen zijn , zouden ze af„ zonderlijk den Vrede met Spanje fluiten, in fpijt van Frankrijk en hem." 'Er bijvoegende: ., Ik 5, heb berigt, dat Pauw reeds met Spanje maatre„ gels genomen heeft, om een afzonderlijken Vrede te fluiten (t)." Het (*) Negociat. fecret. Tom. tÜ. p. 13. (fj Zie aldaar, Tom. II. P. II. p. 105. 139.156. 188. 234. 235. en d'Estrades , Tom. I. p. 93. De dagtekening van deezen Brief, op den 4. February , is zeker ■verkeerd, dewijl dezelve vooronderltelt, da: de Afgevaardigden nog niét venrokken waren. Het vergelijkende met JPuffendorf Hiiioire de Snede, Liv. XV. , of CHiJloire ^e Negociations $V. van Bougeant, Tom. II, geloof ik, N 3 4«5 Frederik Hendrié,  i96 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Beweegredenender Straten van Holland, om dea Vrede te begeeren. Het ontbrak den Staaten van Holland niet aan fchijnbaare beweegredenen, om na den Vrede te haaken. De Geldmiddelen van dat Gewest waren zeker in een flegten Baat, dewijl het zelve meer dan de helft draagen moest in de kosten des Ooilogs , die 's jaarlijks tweeëntwintig millioenen beliepen ; ook was het boven de honderd en veertig millioenen Guldens ten achteren geraakt, waar van hooge renten betaa'd werden , cn nog dertien millioenenfchuldig (*)• Wat uït de overwonnen Steden in'sLands Sc'li ikist kwam , kon niet, ofnauwlijks, ftrekken tol het onderhoud der Bezettingen. Ook fcheenhet lnccr d,m ooit ontrust over den voortgang der Franken wapenen in de Spaanfche Nederlanden. Deeze icdencu Beten rf* JM- zeBge" ■> en zouden proef kunuen hou.len, indien de Vlooten, nog zeer onlangs na 't Nwden gezonden, niet uitweezen , dat dit°Lcnikchap niet opzag tegen kostbaare uitrustingen, Mten nicn niet wist, dat het vervolgens veel er Geldligtingen gedaan heeft, en dat Spanje, verzwakt zijnde door den afval van Portugal, Catalott'iè en Napels , 'er flegts maar eene meer dan geWOOne poogiug te doen was , om, met Frankrijk verée'r.igd, dat Rijk van de Nederlanden, nog aan't zelve gefiegt, te ontzetten. Staat het vrij, gistingen dat de misdag inhec jaargetal fchuile, en het 1644. of 1645. moet weezen. («) Whjque», Liv. I. p. 50- Liv, III. Preuv. IV. p. 125- 4°3-  der NEDERLANDEN, tyf fingen te waagen over de weezenlijkebeweegredenen der Voorflanderen van den Vrede, men zou kunnen zeggen , dat zij min vreesden voor de verééniging van Antweipen met de Landen van den Staat , of de nabuurfchap der Franfchen, dan het verlies hunner Staatsgefteltemsfe. Zij waren zeker niet buiten dugten, dat die nauwe verbintenisfen tusfchen den Prins van Oranje en Frankrijk hunne Vrijheid zouden kunnen benadeelen. ,, De uitdrijving der Span* „ jaarden uit de Nederlanden," verklaarde Mazarin , ,, zou middel verfchaffen tot herftel der zaa9, ken des Konings van Engeland , die , gelijk elk „ weet, den Prins van Oranje zeer ter harte gaan , „ niet alleen uit hoofde van het gefloten Huwelijk, ,, maar ook om andere belangen, welken hij in het „ toekomende kan hebben.", De Voorflanders des Vredes hadden, buiten twijfel, deeze weezenlijke of ingebeelde oogmerken doorgrond : dan, naardemaal het niet voeglijk of ftaatkundig was, die te laaien blij* ken, fpraaken zij liever van de onmogelijkheid , om de Oorlogslasten te draagen, en denoodzaaklijkheid, pm de Spanjaarden in de nabuuifchap van het Gerneenebest te houden , als een fchutsmuur tusfchen Frankrijk. —— Men mag 'er bijvoegen , dat zij te min afkeerig waren , om met Spanje te handelen, en zich daar mede te verzoenen, om te beter den Portugeezen , met welken zij in de Indien een feilen Oorlog voerden, het hoofd te kunnen bieden (*). Het (*) Negoc. fecr. III. p> 238. Bouo Liv.VI.p. 427, N 3 Frederik Hfindrik,  t9g GESCHIEDENIS Frederik Hendrik M/.z\r:n door de Spaanfchen bedroogen. ! \ 1 1 j 1 e 1< Het Franfche Hof, den draad der Staatkunde te fijn willende fpinrren , verfchafte den Hollanderen nieuwe reden van wantrouwen en ongeiustheid. Reeds in Grasmaand des jaars MDCXLIV , hadt Aloisio Contarini, Venetiaarfche Afgezant op de Vredehandeling , als een fpeelballetje opgeworpen het Huwelijk van Lodewijk. den XIV. met eene Dogter van Spanje. De Spanjaarden dagten op niets minder dan deeze Egtverbintenisfe. Maar, toen Contarini , aan de Spaanfche belangen verknogt, bemerkte, dat de Franfche Afgezanten zich lieten beleezen door zulk een voorflag, voegde hij'er nevens, dat dit Huwelijk zou kunnen dienen toteert irrondflag des Vredes, en ,d'dt de Infante de Spaanfche Nederlanden ter Bruidfchat zon kunnen medebrengen , tegen een afftand van Cataloni'i. Niets, trookte beter met de heimlijke inzigten van Mazaun: hij was zodanig ingenomen met dit voorftel, lat hij niet bemerkte, wat 'er al in lag opgefloten. Slaa de Franfche Gevolmagtigden geboden te hebben, ;org te draagen , om te beletten , dat het rugtbaar vorden van dit plan geen argwaan en ongerustheid iij de Veréénigde Staaten zou verwekken , 't welk :eer bezwaarlijk kon gefchieden , maakte hij op 't ;elve een veel grooter en uitgebreider ontwerp. Hij telde voor, Catalonïè en Rousftllon afteflaan voor de Nederlanden en Franche Comté , 't zij door huwejk, of anderzins. Hij zondt den Gevolmagtigden en Vertoog, waar in hij uitweidde over de voordee:n, die Frankrijk zou trekken van dit heerlijk ontwerp.  si& NEDERLANDEN. io| werp. Parijs verbeeldde hij zich reeds als het middelpunt des Rijks , Frankrijk aan alle kanten veilig, de misnoegden en partijfchap verwekkenden gedempt door 't misfen van eene toevlugtplaats , Engeland onmagtig om te befchadigen , en Frankrijk ontziende gelijk het behoort, de Ferêénigde Gewesten in de noodzaaklijkheid om veel behoedzaamheids te gebruiken, en misfchien, door hunne inwendige verdeeldheden, vervolgens gedrongen , zich aan de Franfche Heerfchappij te onderwerpen. Dermaate was deeze Staatsdienaar verblind door den fchitterenden glans, dien hij zelve aan dit ontwerp gegeeven hadt, dat hij de ongerijmdheid en ftrijdigheid daar van niet begreep. Zou geheel Europa, reeds ongerust over den aanwas der Franfche Monarchy, zonder verontwaardiging en fchrik gezien hebben: dat de braave Cataloniers lafhartig verraaden efl aai hunne Verdrukkers overgeleverd werden door hen. aan welken zij zich hadden toevertrouwd , om niei weder onder een haatlijk juk te vallen ? De Franfche Gevolmagtigden deeden ook den Cardinaal opmerken, dat het ontwerp niet alleen deG* taloniêrs zeer zou mishaagen, maar ook Engeland, de Ferêénigde Gewesten, Portugal, en alle Mogen heden, die de toeneemcnde grootheid vznFrankrijf met een oog vol onrust aanfchouwden. Zij toon den, dat de Spanjaarden 'er nooit in zouden toe Remmen, en dat, wanneer men zulk eene verwisfe Ving ten oogmerke hadt, men zich wel moest, wagten van ze reQhtftreeks voorteftellea , maar veele** N 4. fpree Frederik Hendrik. !  GESCHIEDENIS XupERlK Hutpant. fpreeksn van den afttand der Regten van Frankrijk op Navarre, ten einde de Spaanfchen , op da wijze der Roeijeren, die den rug keeren na de plaats, waar zij heen willen , op de vèrwisfeling aandrongen. Doch de Cardinaal, altoos ingenomen metzijneeens ontworpen plans, beweerde, dat, behalven de Hollanders , geen Volk belarg of magt hadt, om het te weJerltreevcn 5 dat, daarenboven , de nabuu-fchap. van Frankrijk daadlijk voor de Ferêénigde Gewesten niet gevaarlijker kon zijn , dan dezelve hun toegefcheenen hadt in den jaare MDCXXXV; dat de Oppermogenheid dier Gewesten zich dan gevestigd vondt op twee hegte ftetmpylaaren, den afïbnd van Spanje en de e.ikzntzïi\s\m Frankrijk; dat men den Prins van Oranje hier toe wel zou kunnen beweegen piet hem het Marquizaat van Antwerpen optedraagen, 't geen hij zou bezitten ais een Leen van de Staaten, of van Frankrijk, indien zulks kon gevonden worden, zelfs met Maastricht aan de Franfchen afteftaah. Hij voegde 'er bij, dat'er niet meer dan ééne manmoedige pooging noodig was, om het overige der Nederlanden den Spanjaard te ontweldigen. Maar, hoe zeer ook'ingenomen met dit ontwerp, kon hij niet nalaaten te voorzien, dat de opening van zulk een zonderlingen voorflag, van de zijde van Frankrijk, de Staaten zeer zou ontrusten, die reeds zo nauwlettend waren op alles , wat voedzel kon geeven aan hnnne agterdogt , of dezelve wettigen: bieroni ccrdee.de hij htt raadzaam 9 't zelve eerst ünaak-  era NEDERLANDEN. 201 fipaaklijk te maaken aan den Prins van Oranje, wiens invloed, zijns oordeels, de Staatsbefluitenge. heel regelde en dreef. Den Graaf d'Estrades werd de uitvoer van deezen last opgelegd. Hij moest 'er niet van fpreeken , dan als van een ontwerp , door de Spaanfchen voorgelteld, en te verdaan geeven, dat Frankrijk, met het te aanvaarden, zeerveelzou opofferen. Hij moest, op de inneemendlte wijze, hem mogelijk, den Prins doen hoopen , dat hij zijn voordeel zou vinden bij die vèrwisfeling, door het verkrijgen van Antwerpen in eigendom: zeker zal dit Huis wel in zijn fchik weezen, met Frankrijk ten nabuur, en 't bezit van Antwerpen te hebben. 'tZal daar door meester zijn van een fleutel des Lands, zijn wankelend gezag kunnen (rijven, en in tijd van Vrede, zo gezien weezen, als het in dien van Oorlog zijn kan. Deeze Stad zal den Prins eene eerlijke Wijkplaats en voordeelige post verfchaffen, in gevalle de Staaten hem ondankbaar mogen behandelen. Hij zal ook ligt bemerken , dat niets gefchikter is, om zijn ontwerp van het uithuwelijken zijner Dogter aan den Prins van IValies te begunstigen , en het herltel des Konings van Engeland te bevorderen. De Graaf d'Estrades kweet zich van zijnen last met alle gefleepenheid , die men van zijne bekwaamheden ter onderhandelinge kon verwagten. Hij merkte op, dat de Prins zeer wel in de maatregelen des Cardinaals zou kunnen treeden. Hij vorderde zelfs, dat men h seheim zou houden , om agterdenken voortekoN 5 men, Freeeris Heindiuk.  Frederik Hendrik. Ontrustend everden kingen der Ferêénigde Ge■westenomtrent Frankrijk en den Prins v*n 0reaje. (*) Basnage, T. p, 10, 20. 25. Negiciat. fecr. lil, p. 14. «1.27.32.43.49.50.51.52.56.61. 106. 112. 113. WicQOEF. Liv. I. Preuve 18.19.20. Bougeakt, IV-, p. 147 —200. soi GESCHIEDENIS men, oordeeletide , dat bet nog de tijd niet was, om het aan de Staaten te ontdekken, die uit zijn eigen mond het zelve verlïaan moesten , en onkundig blijven van 't vertrouwen, 't welk het Franfche Hof in hem Belde (*). Terwijl deeze zaak geheim bleef, deedt eene nieuwe kunstenaarij der Spanjaarden alle de ontwerpen van Frankrijk in duigen fpatten. De Gevolmagtigden, Pauw en de Knuit, kwamen uit Munjier, met berigt, hoe hun door de Franfchen in vertrouwen geopenbaard was, dat de Spaanfchen de voorwaarden des Vredes met Frankrijk en met de Staaten aan de bemiddeling en beflisüng der Koninginne Regente van Frankrijk hadden gelaaten. De Spaanfchen wisten dit nieuws met zo veele waarfchijnlijke omftandigheden teomkleeden, enhetaanftaande Huwelijk van Lodewijk den XIV. met de Infante met zulke fchrikbaarende kleuren aftefchilderen, dat het in de Vergadering der Algemeene Staaten , en 't geheele Land door, eene bijstere ontfteltenis venvekte. De ongerustheden vermeerderden, toen de Pnns van Oranje deeze tijding fcheen te bevestigen , met de Algemeene Staaten en de Staaten van Holland te ontdekken, 't geen hij uit den Graaf d'E.  bei NEDERLANDEN. 203 d'Estrades vernomen hadt. De laatstgenoemden Bonden zeer vertteld, dat eene zaak van zulk een aanbelang niet terltond in de Vergadering der Staaten geMagt was. Zij verweeten den Prins , dat hij de belangen des Vaderlands verraaden hadt, fchoon hij verzekerd hadt dit ontwerp niet goedgekeurd te hebben, dan in zo verre het zelve de onafhanglijkheid van 't Gerneenebest verzekerde, en de Staaten gerust Helde wegens de verkrijging der Plaatzen, in de verdeeling des jaars MDCXXXV. bepaald. De kwaade vermoedens vermeerderden door hoonenda Gefchriften en Blauwboekjes tegen Frankrijk , waar in de Prins van Oranje niet ontzien werd. Men mompelde zelfs onder het Volk, dat Spanje de Ferêénigde Gewesten ook aan Frankrijk zou afilaan; dat alles reeds heimlijk was vastgelteld , dat de Ko ninginne Regente flegts welllaanshalve uitfpraakzou doen; als mede dat zijne Hoogheid van de les geweeten , en den handel heimlijk begunstigd hadt. Een Jacobyner Monnik, Vader Izaük geheeten, zou, zo men wil, den geheelen draad deezerOnderhandelinge in handen gehouden en belhiurd hebben. De Prins van Oranje , zeer gevoelig getroffen wejjens de fmaadende gefprekken, welke van hem liepen , en de verfpreide hoonende fchriften , beklaagde zich ten hoogden over 't vertrouwen, waar mede d'Estrades hem verwaardigd hadt. Hij was zelfs op 't punt, om medeteftemmen in eenen voorflag, toor te eenen.  5.13 GESCHIEDENIS Frederik IJnivDRlit. Spaan- fche Brie veil. doo Frank rijk onierföhepH trouwden , hadden zij gevoederd in 't bezit te blijven van alle hunne vermeesteringen: en Spanje had: in "t handelen bijkans niets willen afftaan. Zij vonden zich, derhalve, hoe zeer 't hun fpeet,verpligt, hunne eifchen te verminderen: nogihans zorg draagende, om hun voorlieemen niet te laaten blijken , uit vreeze, dat de Spanjaarden zich daarvan zouden bedienen. Zij fielden zeer veel belang in de fcheiding van Catalonië en Portugal van het Spaanfche Rijk, en brasten in 't midden,deeze zaak at'tedoen dooreen Btifland van één of twee jaaren, ten opzigte van het eerstgetnelde Gewest; en van acht of tien jaar, n, met betrekking tot het laatstgenoemde Rij <; voorziende , dat dit fiuk anderzins eene onoverkomelijke hinderpaal tegen den Vrede zou weezen , door de bewilliging, en zelfs de aanfpooring der Hollanderen , die ten oogmerke hadden, met den Koning van Spanje den buit des Konings van Portugal in de Indien te deelen (*). De Brieven des Graaven de Pegnaranda , door ' de Franfchen onderfchept, leverden nieuwe ftolTe : van bezwaar tegen de Staatfche Gevolmagtigden. Men ontdekte daar uit, dat zij de Spanjaarden met • de hoope eens afzonderlijken Verdrags voedden : als mede dat de Knuit zich tot eenen anderen bijzonderen Handel met hen inliet. Deswege waren hun de fcherpfte verwijten gedaan. Zij voegden 'er bij, dat, naa de bemagtiging van Kortrijk deor den Hertog (•) Negociat. ftcret. III. 338. 246. 25e.  der NEDERLANDEN. sti tog van Orkans, het hun niet voegde de eenigen te weezen, die des hunne vreugde niet betoonde., of de gewoone gelukwenfcbingen afgelegd hadden. Dit verwijt overdekte hen met fchaamte. „ Wij geloo„ ven niet , " voegden de Franfchen 'er nevens,' ,, dat alle de Heeren Staaten deel hebben in deeze „ handelingen. Wij weeten , in d:t Lichaam, de „ kwa'ijkgezinde Leden wel van de anderen te on,, derfcheiden. Frankrijk kan , dank zij Gode! op zichzelven liaan: cn 't zal niet voorzigtig ge„ handeld weezen, een zo magtig Koningrijk te be- „ ledigen." Deeze klagten , en die des Afge- zants van Frankrijk in den Haage, maakten zo veel indruks, dat de Neclerlandfche Gevolmagtigden van ftelzel fcheenen te veranderen. De Algemeene Staa« ten leverden een Gefchrift in , bij 't welk zij beloof» den, van eene heilige wasrneeming der Verdragen des Bon Igenootfchaps niet te zullen afwijken. Hunne Afgevaardigden verklaarden zelfs den Spaanfchen , dat zij zich geen afzonderlijk Verdrag beloven moesten , naardemaal zij niets anders dan éénltemmig met Frankrijk konden handelen (*). Zelfs booden zij zich aan tot Middelaars tusfchen de Franfchen en Spaanfchen. Tot dus lang hadden de Afgezant van Venetië en de Nuncius van den Paus* hier aan gearbeid. Zij verzogten de eerstgemelden^ dat zij zich wilden verklaaren wegens Catalonië. De (*) Negociat. fecret. III. p. 231. 234. 246.247. 248; «51.s88.s95. Bougeant, IV. p. 384, O 2 FkEDEÉUK Hendrik.  SIS GESCHIEDENIS jF&EDERIK ÜEINDKiK. De Afgezantender Staaten Middelaarstnsfc'oen Frankrijk en Spanje , om Cataloniëvoar de Nederlanden te verwisfe- De Franfchen antwoordden, dat zij een Landfchap, der Franfche Kroone onregtmaatig ontnomen , en waar bij bet zich vrijwillig weder vervoegd hadt, niet konden laatenvaaren ; dat het eene laaghartigheid en trouwloosheid zou weezen, die in hun niet kon vallen, een Volk, 't welk zij beloofd hadden te befc'ierroen , te begeeven. Zij vorderden zelfs , dat men 'er Tortofa , Terragona en Lerida zou bijvoegen, als men wilde, dat zij eenige Plaatzen in de Nederlanden afftonden. Deeze wijdgaapendeeifchen waren het uitwerkzel eener behendige Staatkunde. De Franfchen wisten vooraf, dat zij ze niet zouden verwerven: zij wilden ook , dat Spanje hun juist het tegenovergetielde aftlondt. Zij vreesden den achterdogt hunner Bondgenooten optewekken , indien zij de Plaatzen in de Nederlanden vorderden. Zij wilden hun 'er toe brengen, cm daar zelfs van te fpreeken, en tot het oude Verdrag der Landverdeeling te komen: 'er bijvoegende, dat, indien de verdeeling der Landen jalouzy en tweellrijd mogt verwekken, •een gedeelte derzelven daar voor opgeofferd, en aan Hertog Carsl van Lotharingen zou gegeeven worden , om ten fcheidsmuur der beide Mogenheden te (trekken. Pauw, het weezenlijk oogmerk der Franfchen doorgrondende, wist het behendig te ontduiken , dat men niet weder kwam tot een ontwerp, 't geen hi> wist zijnen Lastgeeveren onaangenaam te weezen. Hij Belde Franche-Comté voor als eene jLandftreek, niet min welgelegen voor Frankrijk: de ' Fianfchm fprakea 'er van als van een Laad , voos bug  der. NEDERLANDEN. if$ hun van geen aanbelang. .—- Eenigen ' tijd daar naa vroegen de Afgevaardigden der Staaten , of zij Catalonië , de Steden Kartrijk , d'Arrnentieres en Meenen, niet zouden geeven voor Kamerijk , Catnhrefis, en het overige van Artois. De Franfchen gaven hier op teverftaan, dat zij verfcheide andere Plaatzen in de Nederlanden zouden willen ruimen , om een Landfchap te behouden , 't welk hun het zelfde open gaf, om in Spanje doortedringen , als Vlaanderen den Spanjaard verfchafte, om den Oorlog in Frankrijk te voeren. De Spaanfchen, zeiden zij, zouden wel zeer gelukkig weezen, als zij zulk eene verruiling, waar op zij geen Haat moesten maaken, verkreegen: en deeze werd nogthans , van ter zijde , voorgeflagen. Zij wilden ook den fmaad ontwijken , van de belangen diens Volks en van Portugal opgeofferd te. hebben; als ook de zaaken derwijze befchikken, dat men reden hadt, om tegelooven, dat, indien zij ze verlieten , zulks alleen was door de onmogelijkheid , om langer wederftand te bieden aan de dringende en onophoudelijke aanzoeken, en het algemeene heil des Vredes te bevorderen (*). Door deeze kunstenaarijen hielden de Franfchen de Staatfche Gevolmagtigden eenigen tijd op in 't volvoeren hunner oogmerken. Maar de Spanjaarden. werkten met niet minder behendigheids en Staatkuni de. Om gunstige voorwaarden van de Franfchen te bedingen , en de ongerustheid te verbannen van de, . In- CO Negosiat, fceret. III. p. i6\. O s Frederik Hendrik. Lsagen- leggende, gerugren ; öoor de Spaanfchenuitgeftrooid».  gï4 GESCHIEDENIS IpREDERIK Hendrik. De Staatfche Af gezanten kunnen de belangen van Frank' rijk en Spanje niat overéénbrengen. Ingezerpnen der Spaanfche Nederlanden, die op het punt Üon len van aan 't muiten te flaan , gaven zij gelrad g voor, dat 'er niets ontbrak aan hun Verdrag met de Ferêénigde Gewesten. Zomtijds fchee- nen zij op de zijde der Franfchen, betuigende3 gereed te zijn ahes aan hun afteftaan, enzelfsmethen in eene Verbintenisfe te treeden , om het Gerneenebest aantetasten , en 'er den ouden Godsdienst te heriief en. Naar maate van het veranderen der omltan i gheden, veranderden zij ook hunne kunstltreeken. Zij verzekerden, dat P>ankrik , Zweeden en Portugal zicdi verdénigd hadden , om Spanje en de Ferêénigde Gewesten, die een onderling belang van verééniging hadden, den Iudifchen Handel te ontwringen (*}, Alle deeze gerugten, op welker verfpreiding zich de Voordanders des Vredes bevlijtigden, hadden ten doel, de denkbeelden te vernederen der zodanigen3 die gewoon waren de Franfchen aantezien als de beste Vrienden van het Gerneenebest en deszelfs noodzaakbjke Bondgenooten. Ondertusfchen deeden de Siaatfclte Afgevaardigden , om, indien het mogelijk was, de fchanle en noodzaaklijkheid te ontgaan van zonder de Franfchen te handelen , hun best, om hen met Spanje te verdragen. Maar'twas vergeeffche moeite. De Spanjaarden Bonden niet af, dan met bedrieglijke oogmerken , of 't geen weinig voldeedt: dewijl zij zich van de Ferêénigde Gewesten C) Negociat, fecret. III. p. 288. 327. 331.  ber NEDERLANDEN. *i$ westen verzekerd hielden , geloofden zij, de balans te kunnen doen overflaan, zo ras zij niemand dan Frankriik alleen te beftrijden hadden, en zij beloofden zich onlusten in dat Rijk, onder de regeering van een minderjaarig Vorst , onder het Regentfchap eener Spaanfche Koninginne , en het Staatsbertuut van een Italiaansch Staatsdienaar. De Franfchen. Verbijsterd door den glans hunner behaalde overwinningen, en brandende van begeerte, om de zegevierende wapenen dieper in de Nederlanden te voeren, wilden niets toegeeven , vermenigvuldigden hunne eifchen, en zagen hunne Vermeesteringen vermeerderen. Maar die vermeesteringen en die zwaarigheden vergrootten, aan de zijde der Staaten , de begeerte na den Vrede. Zij werden op nieuw ongerust , en betuigden , dat Frankrijk te veel in magt toenam. Zij beweerden, dat de voorzigtigheid hun raadde op , hun eigen belang bedagt te weezen, en zich niet < voor altoos t,e fchikken naar de ftaaikundige inzigten van een Hof, gedreeven door eene onvoldoenbaare heerschzugt. Ook beklaagden zij zich, datdei*>««fchen niets anders zogten , dan de Onderhandeling op de lange baan te fchuiven, en de voordeeliglïe aanbiedingen van de hand weezen. Dit gaf hun reden , om hunne eigene Onderhandeling met allen mogelijken fpoed voorttezetten. In 't einde ziende, dat de Spanjaarden, van dag tot dag , meer toegeevenheids ten hunnen opzigte betoonden , en dat Frankrijk zich qiet wilde verbinden tot het voeren O 4 van Frederik Hendrik. Het Ver- Irag des Beftands n een Vredesverdragreranlerda  GESCHIEDENIS IFrepkrtk Voortgang des Verdrags lustenen Spanje eü de Staaten, van den Oorlog , in gevalle zij alleen een Befland floten , terwijl dit Rijk een Vrede aanging, veranderden zij behendig hun Verdrag van Beftand in een Verdrag van Vrede. Alle de Gewesten, Zeeland alleen uitgenomen, traden fchielijk in dit plan, daar men het veel voordeeiiger en roemrugtiger voor den Siaat hieldt, den Koning van Spanje , bij een Verdrag van eeuwigen Vrede , te verpligten, afttandte doen van alle regt op de Landen, dan dat hij, gelijk zulks te vooren alleen geicuied was , deedt bij Verdrag van Befland (*_). Deeze verandering, die een einde maakte aan de onophoudelijk wederkomende hairklooverijen met de Franfchen, was hun wel naar den zin. Maar zij Bonden grootlijks verwonderd , en waren zeer gebelgd , als zij vernamen, dat alle punten, welken zij dagten, dat nog beraamd moesten w nden , bijkans zo goed als gefloten waren. Bovenal bevreemde het hen, ddt men overeengekomen was omtrent de zaaken van laaie, welke zij dagten , dat lange en netelige gefehilieu zouden ter baane bren»en. Het is openbaar , fchreeven de Franfchen , in de vervoering van fpijt , dat zij eene zamenzweering gemaakt hebben , om de Portugeezen geheel den voet op de nek te zetten. De Castiliaanen zullen hen te land t'onderbrengen, en de Hollanders hen uit de Indien verdrijven. Omtrent het einde dés jaars, zien- (*) Aitzema , III. D. bl. 174. Vredehandel, bl. 258» S65.2P4.  DER. NEDERLANDEN. ai7 2lende, dat 'er aan 't Verdrag niets dan de tekening ontbrak, verzogten zij eerst met de Staaten te handelen. Tot verhaasting van 't vervaardigen deezes Verdrags diende zeer de verandering desPrinfen van Oranje. De Spanjaarden zagen de onmogelijkheid , om rechtflreeks iets op hem te winnen, en vervoegden zich bij zijne Egtgenoote. Zij vonden, naar 't berigt der Franfchen , deeze Vorstin te gereeder , om aan hun een gunstig oor te leenen , daar Mazarin , afwijkende van het ftelzel van RicheriEu door eene verkeerde zuinigheid, zich verbeeld hadt, niets anders noodig te hebben tot het behouden haarer vrieudfchap, dan eerbetooningenenpligtpleegingen met eene ruime maate toetemeeten. Zij geeven voor , dat de Spanjaarden , zich van het zwak der Vorstinne en van 4e gelegenheid meester,lijk bedienende , haar in hunne belangen overhaalden door groote Gefchenken. Zij liet niets onbeproefd, om een afzonderlijk Verdrag voorttezetten, vreezende, dat, indien het Verdrag met Frankrijk gefloten wierd , de Spanjaarden het beste gedeelte hunner aanbiedingen zouden terughouden, 't Zij de invloed deezer Vorstinne op haaren Egtgenoot pog toegenomen was door zijne zwakheid, 't zij Frederik Hendrik de vriendfchap der Staaten van Holland wilde herwinnen , 't zij het verminderen zijner Jichaamskragten op zijnen geest wrogt, zeker is het, dat hij eene bijzondere Handeling met den Spanjaard aanving. Men wil, dat zij zo veel belangs fielden in hem overtehaalen , dat zij hein , van 's Konings, O 5 we. Frederi» HECvDRIK.  sis GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Ver (lag van FrederikHendrik, om den Veldtocht te openen. wege, beloofden het Overkwartier van Gelderland, met den tytel van Hertog van Gelder, indien de Staaten van dat Gewest hunne Regten , welken zij daar op meenden te hebben , niet deeden gelden (•). Doch de Prins van Oranje brandde, eer hem dus de handen gebonden waren, van begeerte , om die vermeesteiing te maaken, op welke zijn hart van overlang gefield geweest was. „ Hij zou," betuigde hij, „ wel te vrede fterven , als hij het geluk ,, mogt hebben, om Antwerpen te vermeesteren!" De Graaf d'Estrades deedt den Prins op een meer dan gewoonen bijftand uit Frankrijk hoopen , om hem te fterker te ftijven in zijne Oorlogs - oogmerken en Staatzugt. In gevolge hier van fchreeven de Algemeene Staaten, of liever de Voorzitter van dien tijd , de zaak voorgedraagen hebbende , na Frankrijk, om onderfland te verzoeken. De Staaten van Holland kantten zich met allen ernst daar tegen aan. Zij hadden gewild , dat men de aanbiedingen der Franfchen van de hand wees, en zich, ten fpoedigIte, met Spanje verdroeg. Den Voorzitter beltraften zij heftig, en men Helde vast, dat 'er voortaan geen Brief zou afgevaardigd worden , dan naa dat dezelve , in eene nieuwe zittinge , herleezen en goed- (*) Mem. «sfeGuiCHE, Introd. 12. 13. 14» Ne^ociat. Teer. III. p. 235. Aitzema ,111. D. bl. 332. Wicq' ef. I. p. 5'. Preuv. 267. Bougeant, IV. p. 231.232.410. \iu Capelle Gtdenkf, II. 147. 157»  des NEDERLANDEN. goekgekeurd ware. Doch zij lieten zich beweegen , om te bewilligen in 't verzoeken van den gewoonen onderftand van twaalfhonderdduizend Ponnen, welken Frankr^k naderhand nog met driehonderdduizend Ponden verhoogde (*). Daar deeze onderhand niets betekende, in vergelijking van 'r geeu 'er noodig was , gingen zij met zo veel verwijls en llapheids te werk , dat het, g lijk fviAzafiiN verklaarde, met de daad een Ih'lPand' van wapenen was. Dermaate werd hij vereerd, om eene handeling , welke alle zijne ontwerpen zo van hun Breek bragt, dat hij het betaalen van den buitengewooneu onderhand opfchortte , en de Gevolmagtigden der Staaten liet aanzeggen, dat, indien het Gerneenebest voortvoer met dus de verpligtingen en de belangen van Bondgenoodfcbap met Frankrijk te verraaden , de Franfchen befioten hadden , van hunnen kant te doen, wat zij raadzaamst oordeelden , zonder zich te ftooren aan de grilligheden der Ferêénigde Gewesten (f). Schoon de Prins van Oranje , oogfchijnlijk , verzwakte, wilde hij, zeer tegen den zin derPrinfesfe, ' deezen Veldtocht bijwoonen en beltinnen. Zijn \ Zoon, Prins Willem, vergezelde hem. Te Breda I gekomen, bleef hij daar een geruimen tijd , zonder iets te onderneemen. Deeze bedrijfloosheid Bootte den 00 Negot. fecr. III. p. i24. i45. ,47. Aitzema, III. D. bl. 96. 123. Vredehandel, bl. 217. Ct) Bougeant, IV. p. 2 — 30. Frederik Hendrik. Misnoegen van 'c Franfche Hef. 1-aatfte Je\èocht van rRKDERlK Iendrie,  mo GESCHIEDENIS Frederik Hendrik, < ] den Franfchen grootlijks, die, om den Oorlog met alle magt doortezetten , zich reeds van Kortrijk^ Wynoxbergen en Fe urne meester gemaakt hadden. Zij waagden 't zelfs Mardijk , door de Spaanfchen uin ontweldigd, aantetasten, zonder te wagten na Je Vloot der Staaten, die, volgens affpraak , daar noest kruisfen. Zij verwonnen die Plaats, na een ieftigen en Moedigen aanval. Vervolgens belegerlen zij Duinkerken. De Hertog \?.n Orleans liet ter Staatsvergaderinge klagten doen over 't agterblijven Ier Vloote: het Gemeen te Calais kwam op de been, :n dreigde het Huis van der Staaren Agent deGlarjes te plunderen : hier op veifcheen de Admiraal je Witte met eenige Schepen , en floot de Haven ran 't belegerd Duinkerken. De Franfchen, aangeroerd door den grooten CoNDé , toen nog de Hertog j'Enguien , vielen met zo veel gewelds en dapperreids aan , dat die Stad zich , naa een beleg van veertien dagen, overgaf. Maar de bemagtiging van Jit Roofnest, fchoon den Hollanderen zeervoordeeig , verwekte bij hen geen groot genoegen. De Franfchen beweezen zelfs , dat Frederik Hendrik , fchoon hij tot in 't hart van Flaanderen doorgedrongen was , die Landftreek zou verlaaten hebben, om na Opper - Gelderland te trekken , onder voorwendzel van eene afwending te maakenj doch, met de daad, om den Spanjaard een open te geeven tot het ontzetten van Duinkerken. Het beleg van Fenlo brak hij op. Zijn aanflag op Antwer-. pen was niet gelukkiger geweest, 't Zij het voorait- zigc  der NEDERLANDEN. a»x iigt van den op handen zijnde Vrede zijnen Krijgsmoed verkoelde, 't zij zijn geest door den last der lichaamskwaaien gedrukt ging , 't zij Holland en Zeeland , en bovenal de Stad Amflerdam , deezen Krijgstocht dwarsboomden , dezelve was van geen gevolg. Zeker gaat het, dat zijne Hoogheid , met de Gemagtigden te Velde , onder verbintenisfe van het als een diep geheim te bewaaren, met Frankrijk overééngekomen was, om den Roomsch ■ Catholijken te Antwerpen, indien deeze Stad door hunne veréénigde wapenen gewonnen werd , de vrije oefening van hunnen Godsdienst te laaten behouden,ten minften in vier Kerken. De Staaten van Holland, éénea der Gemagtigden te Velde, den Heer van Wimmenum, dit geheim afgeperst hebbende, toondenzich^ gelijk ook die van Zeeland, zeer misnoegd. Zij gaven voor, alleen bezield te zijn door ijver voor den Hervormden Godsdienst ; doch zij vreesden veeleer voor het verlies van Koophandel, of het te groot worden van het Huis van Oranje. Zij gaven voor, die Stad niet te moeten belegeren , uit vreeze , dat zulks eene afwending mogt maaken , onder welker begunstiging de Franfchen hunne overwinnende wapenen , ter vergrooting van hunne reeds te hoog geklommenemagt, zouden gebruiken. De Franfchen fchreeven het mislukken van dien Veldtocht toe aan de zwakheid van geest des Prihfen, waar door hij, zeiden ze , fchler tot het gezigt der Stad genaderd zijnde , vergeeten hadt,, dat hij gekomen was om, dezelve aantetasten. Hij beval den hercocht, en 'ondt Frederir Hendrik,  sas GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Ziekte en dood van Frederik Hendrik. 1Ó47. (' zondt de Franfchen, die in het beleg van Antwerpen hem zouden geholpen hebben, terugge. Men weet, dat zijne Hoogheid, in d n Haage wedergekeerd, en, naar gewoonte , verwelkomt zijnd: , betuigde: *t fs mij leed. dut 'er3 deezen Zomer, niet meer is uitgevoerd; maar V is vrede (*). Naa zijne wederkomst , waar op wel ras de Hu* welijks • voltrekking volgde van zijne oudde Dogter, LouiZA, met Frfofrik Wiliem, Keurvorst vari Brandenburg, nam zijne kwaal van dag tot dag toe, en zijn feest geduurig af. Fredkrik Henorik was Frederik Hendrik niet meer in 't laatst zijns levens: Hij vermaande, op aandrang zijner Egtgenoote, geduurig tot Vrede, fcioon zijn Zoon, op wien zijne Ampten verderven moesten, op datwoord beefde, en zich altoos gefield toonde op bet voortzetten des Oorlogs; Reeds vroeg hadt men deezen jongen Vorst in de waan gebrsgt, dat, met het eindigen des Oorlogs, zijn gezag en inkomen zeer zouden befnoeid worden , en de Staaten den klem der regceringe geheel aan zich zouden trekken. Toen 's Stadhouders kwaal , op den tienden van Lentemaand des jaarsMQCXLVH, door deGeneesheeren ongeneeslijk verklaard was , kwamen , 's anderendaags, de Algemeene Staaten en de Staaten van Holland;, O N.-gociat. fecret. Tom. III. p. 124- 236- 242' 303. 317. 445. Aitzema, III. D. bl. 100 113- Ref.Holl, 1646. bl. 257. 258. Basnage, I. p. 31. Capelle Ccdenkf. II. D. bi. 14Ö. 149.  der. NEDERLANDEN. 223 land, in merkelijken getale, om affcheid te neemen van den fterverden Prins. Hij wilde tot hen fpreeken, maar, zijne tong zeer belemmerd zijnde, konden zij niet verlïaan wat hij hun poogde te zeggen. De Predikant Goedhals, die den Vorst dikwijls bezogt hadt, meende zijne belemmerde fpraak beter dan anderen te kunnen verdaan, en verklaarde, uit het gene zijne Hoogheid den Raadpenfionaris Kats zeL de, gevat te hebben : „ Dat bij de Staaten dankte „ voor de eer, die hij en de zijnen tot hier toe van „ hen genooten hadden; dat hij den Lande get'ouw„ lijk gediend badt, doch nu niet meer vermogt; j, en dat hij het Land, Gods Kerk , als ook zijn „ eigen Huis en Maagfchap den Staaten aanbevolen liet." Hij zieltoogde tot den veertienden, en ontlliep zagtlijk, in het vierenzestigfte jaar zijns ouderdom;-. Zijn overfchot werd, in de volgende maand, met veel ftaatzy, in het Prinslijk Graf, te Delft, bijgezet. Zommige Predikanten lieten zich, bij dit fterfgeval , met veel driftvervoering hooren; één hunner riep uit: ,, 't Zijn uwe zonden, die zijn 5, dood veroorzaakt hebben ; uwe zonden hebben „ hem ons ontrukt! Wat zeg ik? . Uwe „ zonden hebben hem gedood!" Even of deeze Vorst zijn aandeel niet gehad hadt in menschlijke zwakheden ; even of hij door een fchieiijk toeval weggerukt, en niet door ziekte en ouderdom allengskens verzwakt was. Frederik Hendrik verdiende betreurd te worden , om zijne groote diensten en hoedanigheden ; doch , in den beklaagenswaardigen toe- Fredèrir llE.NDR.IKe  Frederik Hendrik. Afbeelding en Character van Frederik Hendrik. 224 GESCHIEDENIS toeftand, in welken hij zich bevondt, kon zijn dood geen groot verlies vobr den Staat weezen (*). Men moet, dcrhalven, de billijkheid hebben, ora van Frederik Hendriks roemrijk leeven de laarfte maanden aftèfnijden , als in welken hij zijn geest, kragt en werkzaamheid verlooren hadt. Indien het zeer bezwaarlijk is, in een zo fchitterenden en kiefchen post, volmaakte Mannen te vinden, indien de vleierij en laagheid 'er fteeds op uit zijn , om hen te bederven , en tot gevaarlijke flappen te brengen, indien het, met dén woord, onregtvaardig is , op hunne rekening aantefchrijven al het kwaad , 't welk zij niet doen , moet men bekennen , dat Frederik Hendrik mag aangemerkt worden als een voorbeeld der beste Stadhouderen, die de Ferêénigde Gewesten gehad hebben. Dat hij Staatzugt hadt, en zich met ernst wreekte van die hem tegenhouden , dat hij ook na vermeirdcring van gezag dong, kan niet gelochend worden ; maar men moet even zeer toehemmen , dat hij nimmer, het voorbeeld zijns Broeders volgende, zich bediende van gewelddaadige middelen , om daar toe te geraakcn. De Staatzugt Was in hem veeleer een gebrek, eigen aan zijn rang, dan een gemoedsdrift en ondeugd van Character. Hij hadt die oploopende, Boute en gezette zielsgefieltenis niet, die ten kenmerke ftrekt van weezenlijke Staatzugtigen; vreemd was hij van hachlijke ontwerpen, en van alles ,• wat (f) Aitzema, III. D. bl. iqi. loa. 106,157.15S. 17$. r?5*  Dtó NEDERLANÖÊN. «15 wat na vervoering .en geweld zweemde. Hij miste die flikkerende bekwaamheden: hij deedt die groote iprongen niet, welken de dwaazen voor tekens van heldenmoed, en de verftandigen voor gevaarlijke hoe-» danigheden houden; maar, bij een welwikkend oordeel, bezat hij een bedaarden, opgehelderden en/ge* regelden geest, 't welk hem te gefchikter maakte} om te regeeren in ëen Gerneenebest, waar Hoofden j met een meer dan gemeen vernuft begaafd , niet zei-» den verwarring veroorzaaken. Verfcheide voorbeelden , en inzonderheid de wijze , waar op hij de Groot , wien hij zijne befcherming beloofd hadt, uitlandig liet, zouden zelfs kunnen doen denken 4 datzijne meegaandheid in zwakheid veraartte, indien dit bedrijf het gevolg niet geweest ware van zijne zugt tot de gerustheid, en ontzag voor de Regeering, welke hij, door eene prijslijke voorzigtigheid , liever wilde vieren dan braveeren. Deeze geesrgeaartheid was ook oorzaak van die beminnenswaardige en heilzaame Verdraagzaamheid, welke hij in den Staat invoerde , en hem tot zo veel te regtmaatiger loffpraake geregtigt, daar deéz e zegepraal het uitwerkzel was van zijne wijsheid en voorzigtigheid 5 want hij leefde in eenen gevaarlijken tijd , waar in een te verregaande Godsdienst-ijver nog met volle kragt wrogt; en waar in verre het grootfle gedeelte van de Leden der Regèeringe , hunne verheffing aan de Onverdraagzaamheid te danken hebbende , het van hun belang rekenden dezelve te onderflutten. Hij betoonde zo veel verdraagzaamheids ten opzigte n.D«u 9 deï Fredéhik Hekdrjhu  28ö GESCHIEDENIS Frebertk HÈNDRjK. der Roomschgezinden , dat dit alleen (want 'er was geen andere grond altoos) hem in verdenking bragt , van heimlijk tot de Roomfche Kerk overtehellen (*> Schoon zijn gelaad, vol bevalligheid, dezagtheid en helderheid zijns gemoeds aanduidde , was hij deftig, ernstig, en betoonde zich , als het noodig ware, manlijk en onbezweeken. Langzaam in'tbellui'en, verklaarde hij meermaalen, naa een ontwerp goedgekeurd te hebben , dat men zich nog eens be(laapen moest, eer men het tekende, 't Was ook dikwijls zijn zeggen, dat dat tijdflip, waar op men de gunstigfte tijdingen ontving, juist de tijd was, om zijne aandagt te verdubbeien voor het gemeen. Hij verfoeide de vleijerij, fprak van zijne verdiensten doorgaans met zeer veel behoedzaamheids, prees met vuurigen einst de braave daaden van anderen, zelfs van zijne Vijanden , wanneer zij, door eene manlijke verdeediging, zich tegen hem verweerd had* den. Hij hieldt meestiil zijne raadflagen lang bedekt, en was bezwaarlijk te doorgronden. Niemand, dan dien hij lang en dikwijls beproefd hadt, waszün vertrouweling. Yverig en dienstvaardig was hij voor zijne Vrienden : dit ondervondt de Graaf d'Estrades , in den jaare MDCXLIV, wanneer hef Parlement hem, wegens een tweegevegt, vervolgde, liet Frederik Hendrik hem een Wisfelbrief van honderd- f*) Negociat. f eer et. Tom. II. P. II. p. i8t. Zie dit Deel, hier boven.  der. NEDERLANDEN. aa? derdduizend Ponden toekomen, met last, om hem nog meer Gelds te fchcten, indien hijhetmogtnoodig hebben. „ Verlaat," fchreef hij hem , „ een „ Land, waar men geene verdiensten kent : kom „ bij mij, om met mij te deelen in 't geen ik heb." Vreemdelingen vonden hem fpraakzaam, 'en Lieden van verdiensten eenen ruilden Beiooner. Smaak hadt hij in fchoone Weetenfchappen: het leezen der beste Boeken hieldt hem, als hij niet te velde of met Staatszaaken bezig was, dikmaal onledig, en droeg hij gemeenlijk een beknoptsn Cêjar bij zich (*). In den Oorlog fchitterden zijne bekwaamheden met den volBen luister. Hij fcheen niet gefield op de Krijgslaurieren , die zijn Broeder in Veldllageu behaald hadt; doch overtrof hem in belegeringen ; hij vermeesterde bijkans alle die, voor welken Maurits het hoofd hadt geftooten. Alles beraamde hij met voorzigtigheid, en liet niets op 't geval aankomen. Een langzaam en zeker plan Belde hij altóós boven fchielijke en vermetele aanflagen. Zeer muntte hij uit in den Vijand te misleiden, en zijne Legerverlferkingen onwinbaar te maaken. Streng was zijne Krijgstugt; doch, het leeven zijuer Soldaaten dierbaar houdende, verzekerde hij zich van hunne agting, liefde en vertrouwen. Meer dan e'étis'betuigden zij, in de hachlijkfte omftandigheden, dat hij hen niet moest O) d'Estrades , I. p. 40. 46. 55. 56. Mem. de Gtiicue, iatr. p. 12. Mem. du Card. de Reu, Liv. II. p. 271. Aitzema, III, D. bl. 273. 6o5. FREDERfÖ MiJNDRlK,  I tal GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. De Staaten van Holland doen de vljandlijkhedenMaaken. moest ontzien , dewijl zij gereed waren de grootlte gevaaren onder 't oog te treeden, om eer inteleggen en zijne agting te behouden. Door de Krijgsdiensten, den Staat beweezen, lag hij de laatfte hand aan 't werk der Vrijheid en Oppermogenheid der Veriinigde Gewesten : hij hadt, eer hij ftierf, het flreelend genoegen van te zien, dat de éénige Vorst, die zich daar tegen kon aankanten , zich onverduldig toonde, om deeze Vrijheid en Onafhanglijkheid op het ftaatlijkst te erkennen. Men mag zeggen , dat hij het dak gezet hebbe op 't Gebouw des Gemeenebests, waar van zijn Vader de grondflagen gelegd, en zijn Broeder de muuren opgehaald hadt. Welgekoozen was de Zinfpreuk, die hij voerde , Patriteque, Patrlque; willende daarmede te verftaan geeven , dat zijn Beleid en Wapenen den Vaderlande en der gedagtenisfe zijns vermoorden Vaders waren toegewijd (*). Vrugtloos zogt Willem de II, die, bij gedeelten , en niet zonder eenige vertoevingen , waar van wij de oorzaaken naderhand zullen opgeeven, in alle de Waardigheden, door zijn Vader bekleed , gefield werd , den Oorlog voorttezetten. De Franfchen, zeer bekwaam, om den laeeten tocht na roem ineen zo jeugdig gemoed fterk aanteblaazen , hadden hem reeds in hunne belangen overgehaald. Met veel aandrangs wilde hij het werven van nieuwe manfchap be- (*) d'Estrades, als boven. 33*. AtBERYÜfirw.p.330. 335.  der NEDERLANDEN. aaj? bewerken, 't welk werd afgeflageti : ook zondthij eenige Ruiters en Voetknegten, nevens eenige Hukken Gefchuts, na Hulst. De Staaten van Holland 3 bedugt, dat de Prins zich in een nieuwen Veldtocht zou inwikkelen, ten gevalle van de Franfchen , verzogten hem ernstlijk, dat hij de Troepen wilde te rug ontbieden , alzo men niets te vreezen hadt van de Spaanfchen , die gerust waren op de verzekering, hun, van der Staaten zijde, gedaan, dat men, dit jaar, niet te Velde komen zou. Doch zijne Hoogheid antwoordde, dat hij, zijnen last als CapiteinGeneraal van de Algemeene Staaten hebbende , verpligt was voor de Grenzen te zorgen: maar zo dra de Algemeene Staaten ander bevel gaven, en de Spaanfchen aflieten achterdogt te veroorzaaken , zou hij de Troepen te rug ontbieden. De Staaten van Holland, die , zints Frederik Hendkik van gedagten veranderd was, alles wisten te bewerken in de Algemeene Staaten, lieten hem uit dat Lichaam zulk een bevel toekomen, waar mede alle vijandlijkheden een einde namen (*). Da Franfche Gevolmagtigden beklaagden zich zeer over deezen handel. Zints den aanvang deezes jaars J hadden zij alles aangewend , om te beletten , dat de \ Afgevaardigden de Artykelen van overéénkomst tus- < fchen Spanje en de Staaten niet tekenden, eerhetVer- J drag c (') n Estrades , I. p. 90. Negociat, [eer. Tom. III. ' f. 303. Refol. Holl. 1647. bl. 96. 109. iii. 115. 116^ 132. Aitzema, III. D.bl, 175. Vredsh. bl. 32a. Pt Frederik Hendrii. De Fran. "che Geroitnagigdenloen het ekenen les Verragsraaien*.  S3Q GESCHIEDENIS HENDRIK. 1 1 i I J 1 ( ) { 1 i t t v drag van Frankrijk even verre gebragt was. Hunne klagten , verwijten en tegenverklaaringen betekenden niets; het eenige , wtlk zij wonnen, was, dat zij een gedeelte der Afgevaardigden overhaalden, om niette tekenen, dan naa wel uitdruklijk bedongen te hebben, dat die Artykelen van geenerwaarde zouden wclzcii, zo lang Franhfk onvoldaan bleef. De Spanjaarden Ronden in 't eerst zeer verzet over deezen tegcnliag. Brom, de afgerigiBe hunner Onderhandelbaren , dagt de Afgevaardigden vreeze aantejaagen met de bedreiging , dat alle de Artykelen niets zouden betekenen, indien zij zich aandatwj/Vr heiden. Hij bragt ze zeifs aan 't wankelen, met mn voortehcllcn , dat bij, in gevalle zij Frankrijk 50 zeer ten wille begeerden tz zijn , het Huwelijk usfehen dc Infame en Looewijk. den XIV. zou tetenen. Maar Donia, Klant en Nederhorst, die leeds de belangen van Frankriji en het in agt neeBen der gemaakte Verdragen voorflonclen, bkeven mverwrikbaar, 'en de Sp::aufchcn gaven, op hunne teutt, weder toe. De Graaf dePcgnaranda kwam le Gevolmagtigden zien. Hij geliet zich de weigejng zijner Amptgenopten , om dat mits te laaten ;eiden, aftekeuren. Om hen te Berber van de opegtheid zijner mceninge te overtuigen , maakte hij, rj den Spaanfchen fmaak , een groot Kruis -op de afel, en zweer bij 't zelve , dat de Spanjaarden ter wieder trouwe den Vrede met Prankrijk wilden fluiyi, De P'rarfchen WMen, in de daad , vol fpijrs; 'gat, de heericiier.de neiging van 't Gerneenebest wee-  der. NEDERLANDEN. s»i weetende , voorzagen zij, dat de Artykelen in eik der Ferêénigde Gewesten gereedlijk goedgekeurd wordende , het bijvoegzel weinig zou betekenen. Zij gaven , om geen aanitoot te verwekken, de fchuld aan de Afgevaardigden, en hadden het, bovenal, geladen op den Heer Pauw, als den flimtlen en gevaarlijkften der Gevolmagtigden. Ondertusfchen vertoonden zij bij de Spanjaarden een goed gelaad, ten einde deezen hunne eifchen niet vermeerderden (*). Op de reis van den Heer Servien na den Haage hadden de Franfchen hun meeste hoop gevestigd. Deeze bekwaame Onderhandelaar was, met het begin des jaars, na Holland getrokken , om eensflags den voortgang der Onderhandelinge te Buiten \ door de Staaten in een nieuw Verbond van Borgtogt te doen treeden. Langzaam vervorderde hij zijnen weg , om tijd te vinden tot het doen werken zijner verftandhoudinge in Gelderland en te Utrecht. In den Haage komende , zogt hij eerst gehoor bij de Algemeene Staaten. In een breed uüge werkt Vertoog Beide hij het gedrag van Frankrijk op het gunstigfte voor, en poogde kwaade vermoedens inteboezemen tegen de Spanjaarden, die , door tweedragt te verwekken , den Hollandfchen Leeuw eerst van 't Z waard, en , vervolgens , van den bundel Pijlen zogt en te berooven ; een bundel, die, gelijk hij verklaarde, niet allee» ten zinnebeeld ftrekte vaii de Eénigheia dej (*) Bashaoe, p. ï6, 6t, 63. Freherik Hendrik Onderhandelingvan den HeerSERvien in den Haage.  Frederik Küïisteïjaarijenijer Spaanfeht*. sS* GESCHIEDENIS der Gewesten met elkander, maar ook van die,welke zij met hunne Bondgenooten moesten onderhouden. Naa alles bijgebragt te hebben, wat kon dienen, om de goede trouwe der Spanjaarden verdagt te maaken , toonde hij , aan welk een gevaar zich het Gemeenebesr blootflelde met het fluiten van een afzonderlijk Verdrag. ,, Met welk een gelaad," vroeg hij, „ zal men, in eene gevaarlijke omflan- digheid geraakende, de toevlugt neemcn tot ééns 9, verraade Bondgenooten ? " Eindelijk wees hij aan, dat eene Verbintenis met Frankrijk de zekerfte en hegtlie fteun was van het Gerneenebest. Alle deeze redenen droeg hij voor op den toon van een opregt Vriend , die alleen bedagt fchijnt op de belangen zijns Vriends, en hem uit zijnen iluimerflaap tragt optewekken door tedere en toegenegene beftraffingen. Hij wagtte zich wel, de gevoeligheid , welke de voortgang des Verdrags van de Staaten moest veroorzaaken , te laaten blijken. Hij geliet zich het, Gerneenebest te verontfchuldigen, en de fchuld geheel te werpen op de verhaasting yan eenigen der Gevolmagtigden. Hij Haagde niet ongelukkig. De Staaten bekragtigden het Slot-Artykel , en beloofden, niet dan éénpaarig met Frankrijk te zullen fluiten (*). De Spaanfchen, een oplettend oog gevestigd houdende op de bedrijven van den Heer Servien , bleeven niet werkloos. Zij zonden, zo ras deeze van Mun* («) ^ougeant, Tom» V, p. 7. S. Negtciat. fecr. IV„ y. aio»  der NEDERLAND EN. »33 Munfler was vertrokken, Philips x* Roy herwaards , een MaH van buigzaamen , listigen en doortrapten aart, niet zeer kiesch ten opzigte van de keus der middelen , om zijne oogmerken te bereiken. De Heer Brun, bekwaamer door zijn invloed en welfpreekendheid, verzogt een Vrijgeleibrief, om in den Haage te komen, en, zo hij voorgaf, met den Franfchen Staatfchenaar te handelen. Dan de Heer Servien verklaarde uitdruklijk , dat hij noch zin noch last hadt, om deeze aangeboodene onderhandeling aantevangen, en dreigde te zullen vertrekken , wanneer de verzogte Vrijgeleibrief werd toegeftaan. De Heer Bron zette deeze weigering betaald, door, in alle Gewesten, een Gefchrift te verfpreiden, ingerigt om het gedrag der Spanjaarden te billijken, en de Franfchen in 't ongelijk te Hellen, die, zijns oordeels, alle hunne Vermeesteringen in handen krijgende, niet zouden naalaaten , om de harsfenfchimmige belangen van eenige onzijdige Volken hinderpaalen te Hellen aan 't geluk van eenen Vrede , welken geheel Europa met ongeduld verwagtte. Tot dus lang hadt de Heer Servien zijn eigenaartig oploopend en heftig character weeten te bedwin- ; gen. Deeze befchuldigingen , welken men niet we- ] derfprak, verbitterden hem, en, de Afgezanten der Staaten een Vertoog opgefleld hebbende , waar in zij dezelven fcheenen goedtekeuren, en de Franfchen ongelijk gaven, werd hij geheel in vuur en vlam gezet. Hij vervaardigde een breed Gefchrift, vol bitP 5 ter- Fredew^ Hendrik* De Heer. Ierviem ■er;raaid.  Frederik Hendrie. ♦ Geestneigingen ie het Gerneenebest. t34, GESCHIEDENIS terheids tegen de Spanjaarden, en klagten tegen de Afgevaardigden. Bovenal voer hij uit tegen de Heeren Pauw en de Knuit , die zich het fterkst tegen de maatregelen van Frankrijk hadden aangekant. Men was, betuigde hij onder anderen, nog niet vergeeten, dat zij, op zekeren dag, met zo veel drifts voor de belangen van Spanje pleitten , dat de Heer Mathenes zich verpligt vondt hun het zwijgen opteleggen; verklaarende, hoe het met voegde, de partij der Vijanden tegen de Bondgenooten te kiezen. Eén der fterkue treken in dien Brief was de befchuldiging tegen den Heer Pauw, dat hij de belangen zijner Landgenooten verraaden hadt door het Overkwartier van Gelderland, 't geen hij voor den Staat kon bedingen , aan den Spanjaard te laaten. Dit verneemende, namen verfcheide Landfchappen , en inzonderheid Gelderland, maatregels, om het Verdrag te doen opfchorten tot dat dit gewigtig fiuk was afgedaan (*). Deeze Brief maakte zeer verfchillende indrukken, van welken men geen recht denkbeeld kan vormen, zonder de twee gevoelens , die dc gemoederen in 't Gerneenebest verdeelden, wel te doorgronden. Eenigen, gehegt aan het oude vooroordeel, dat men geen vasten Vrede met den Spanjaard kon hebben, zo lang de nabuurfchap hun eene gereede gelegenheid verleende , om 't Gerneenebest aantetasten, wilden, dat men de wapenen niet moest nederleggen, dan O Egegeant, V. p. 74 ——0»,  der NEDERLANDEN. «35 dan, na dat zij geheel uit de Nederlanden verdreeven waren, en de Land verdeeling, in 't jaar MDCXXXV. beraamd , zijn bellag hadt. Dit gevoelen , fchoon dat van Frankrijk , hoewel alleen op vooroordeel gegrond, en algemeen aangenomen door het Volk en de Predikanten , was het voordeeligst en redelijkst. Het kon hand grijpen, als men nog één of twee Veldtochten deedt: en deiterkte, welke het Gerneenebest daar door zou verkrijgen, kon zeker het gevaar , van de Franfclien tot nabuuren te hebben, rijklijk ppweegen. 't Is altoos een gevaarlijke toehv.n.l voor eenen Staat, niet op eigen kragten te kunnen deunen, en , ten opzigte zijner behoudenisfe , aftehangen van de jalouzy der nabuurige Staaten; bovenal , wanneer deeze onderhoorig zijn aan Opperrorsten. Voorbijgaande verbintenisfen enonverwagte opvolgingen kunnen, gelijk men dagelijks ziet gebeuren, fchielijk hunne algemeene belangen veranderen. De vcrdeeling der Nederlanden betekende toen meer dan het ftelzel der Barrière - Steden .voor 5t welk men nog de zelfde reden niet hadt als naderhand. Holland, door de omliggende Gewesten gedekt, en befchennd tegen allen aanval » bekreunde het zich weinig, nieuwe vermeesteringen te maaken ; maar de Landfchappen , op de Grenzen liggende , en dus verre het grootfte getal, hadden andere inzigten en andere beweegredenen. Zij zagen in de aanwinst van Landen , even ais de Prins van Oranje, eene vermeerdering van magt, 't zij mende verkreegenc Landfchappen aanmerkte alsvermeesterd en Frederik Hendrik.  *36 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik, en onderworpen, 't zij ze tct bijzondere Gewesten verheven wierden , en befchonken met de Voorregten der andere Leden van het Bondgenootfchap. Deeze overweegingen moesten hen fmaak doen vinden in het voorftel der Landverdeeling. 't Was buiten twijfel de jalouzy en de opgevatte vrees voor die vermeerdering van magt, welke de Staaten van Holland aandreef, om 't zelve tegenteftreeven. Misfchien zou deeze zaak min wederllands ontmoet hebben, indien men het hadt kunnen ontwijken, om ze, met andere Plaatzen van Braband, de Voorregten van het Bondgenootfchap afieftaan. Doch de Staaten van Holland hadden geen belang om die toelaating te begunstigen: en de Algemeene Staaten vreesden , dat dezelve de moeilijkheid der raadpleegingen zou vermeerderen. Zij dugtten voor 't verlies van hunne magt, en het blootftellen van den Staat,wanneer men ze, even als Drente, het regt eener bijzondere beftunringe vergunde. Dit waren de redenen, die hen bewoogen, om de verzoeken der Staa. ten van Braband, hun verfcheide keeren, en bovenal in den jaare MDCVIÏL gedaan , ten einde zij de Voorregten van een Bondgenootfchaplijk Gewest mogten verwerven , van de hand te wijzen (*). Van deeze gefteldheid der Algemeene Staaten bedienden zich die van Holland, om hunne Partij te doen bovendrijven. Zij haakten na den Vrede » die hun C') Wicquef. I. p. 74, Zie ook ons Tafereel, Vo, Deel.  der N EDERLANDEN. $3? hun onherroepelijk zou verzekeren van eene plaatsin den rang der Oppermogenheden van Europa , en alle Zeeën en Havens voor hunne Schepen openen. Zij flreelden zich met het vooruitzigt, dat zij dan gemaklijk de magt der Portugeezen in de Indien zouden overmogen : eene magt* reeds zo zeer geknakt, terwijl ze nog onderfteund werd door Spanje. Met vergrooting fpraken zij over het gevaar, aan 't welk het Gerneenebest zou blootflaan, als het Frankrijk ten Nabuur hadt. Volgens hunne opgave waren de Landen uitgeput van Geld; en 'twas tijd, door den Vrede, de aanwasfende meerderheid , die de Oorlog aan het Huis van Oranje bezorgde, te beteugelen. Deeze bedenking hadt hen aangezet, om de inhuldiging van den jongen Willem tot Stadhouder uitteltellen: zij wilden hem doen opmerken, dat bij die Waardigheid uit handen der Staaten ontving. In gevolge van dit alies kon men zich niet te zeer haasten, om de voorwaarden , door Spanje aangeboden , te aanvaarden , en bij Frankrijk een vertoon , zo goed als mogelijk ware , te maaken; en , indien dit Rijk met te veel bedingens marde, zonder het zelve den Vrede te fluiten. Dit was, wel is waar, noch billijk noch erkentelijk gehandeld: doch het vertoon van 't welzijn des Vaderlands, van de dringende nood^aaklijkheid , en van de zekerheid des Staats, icheenen genoeg , om de Hoofden buiten opfpraak te Hellen. Naa dat Frederik Hendrik zich hadt laaten overhaalen, was de Partij der Vredebevorderaaren zeer vermeerderd , en hadt zulks Frederik HÉNDklR.  a55 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. De Hertog ds Longueville ia gefchil mc-c den Heer Pauw. zulks het werk meer fpoeds gegeeven. De Prfifes Weduwe bleef dezelve onderlïeunen, en de jonge Prins van Oranje bezat meer ijvers voor de Tegenpartij , dan inyloeds en magts , om dezelve te doen zegepraalen (*). In deeze toedragt van zaaken kon de Heer Servien het oogmerk zijner Onderhandelinge niet gemakjijk bereiken; en 't gedrag des Hertcgs deLongueville diende althans niet om 't zelve te bevorderen. Het Franfche Hof hadt hem tot Hoofd der Gevolmagtigden benoemd , om dus te meer glans en agtbaarheids aan 't Gezamfchap bijtezetten. Deeze Prins, alleen te Munfler gebleeven, door het vertrek van S':.s.vü:n na den Haage, en dat van d'AvAUxna Osnahrugge, hadt zich door den Heer Pauw laaten overhaalen, om hem het geheel ontwerp des Verdrags, 't geen Frankri.k mr.t6j6««/'edagtaautegaan, ter hand te hellen. Deeze flap, gefchikt om de Onderhandeling te bekorten, was niet naar den zin van den Cardinaal Mazarin. Die Staatsdienaar zogt het handelen uittèrefckcn , om te meer van het uitgeputte Spanje tt bedingen , en eenen Oorlog aan den gang te houden, In welken men zijne bekwaamheden noodig hadt. De Heer Pauw hieldt men voor een gevaarlijk Middelaar, en verdagt van partijdigheid voor Spanje. De Hertog kreeg last , om allen, onderhoud mee hem afrebreeken. De Staaten van Hol- (*) Basnage, p. 721. Capelle Gcchnkf, II. D. bl. 170. «71.  der NEDERLANDEN. »39 Holland hielden deezen last voor een hoon , en namen hier uit gelegenheid , om de maatregels van Frankrijk nog meer te dwarsboomen. De Franfchen, ziende, dat zij te vergeefsch op hunne Bondgenooten vertrouwden , zetten het Artykel van Portugal niet zo fterk voort, aan welk Rijk zij een Befland hadden willen bezorgen, en bepaalden zich alleen in algemeene uitdrukkingen, om'tzelvebijltand te bieden. Dan, de Spaanfchen, bemerkende , dat het gelaad der dingen zeer , ten hunnen voordeele, veranderde, doordien de Ferêénigde Gewesten geen Leger meer te Velde wilden zenden, en de Aartshertog Leopold , Broeder des Keizers , met eene talrijke Legermagt het Landsbeftuur der Oostenrijkfche Nederlanden aanvaard hadt, waren , op hunne beurt, vondrijk in 't verzinnen van nieuwe zwaarigheden, die het fluiten des Verdrags met Frankrijk verwijlden. In deezervoege was het Oorlogslot de balans, naar welke alle de beweegingen der Onderhandelaaren zich fchikten ,• en elk bevorderde of vertraagde de Onderhandeling , waar dat hij te vreezen of te hoopen hadt (*). De gefleldheid der Ferêénigde Gewesten, naar gelange zij tot de eene of de andere Partij overhelde, dat is, om den Vrede met Spanje te fluiten zonder of met Frankrijk , hadt ook geen geringen invloed op deeze Onderhandeling. Dus kan een kleine Staat zom- (*) Bougeant , V. p. 93.123.126.131.135.136,139440.156,157.159. Basnage, p.69—.76. FltEDSRlt Hendrik, De Hoer Servien mist ia zijnen :oeleg bij de Staacen.  GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. zomtljds tviree groote twistende Mogenheden dwingen , en als 't ware de wet voorfchrijven. De Partij, die liever van 't Bondgenootfchap dan van den Vrede wilde afzien, groeide fteeds aan in 't Gerneenebest. De Heer Servien , wel verre van dit te kunnen beletten, ondervoudt de vermeerdering van dien aanhang. De Staaten van Holland ci'mxèboómden hem: wanneer zij zich verledigden, om zijne klagten te hooren, hadt hun gedrag alle kenmerken van een voorbedagten hoon. Zij beloofden hem, op zekeren tijd , onderzoek te doen na een Gefchrift van de Spaanfche zijde, waar over hij zich beklaagde, en het drukken te verhinderen; maar men vondt de Aanfprsak van den Heer Servien op de Pers, en liet dezelve tetfiond wegneemen. Zij koozen openlijk den kant hunner Afgevaardigden tegen zijne befchuldigingen, en vereerden het gedrag van de Heeren Pauw en Mathenes, door hem het ITerkst aangevallen , met hunne aanprijzendfle goedkeuring. Zij fcheenen geen ontzag altoos voor Frankrijk meer :t betoonen. . Ernstig hieldt de Fleer Servien tan op het Verbond van Borgtogt; op het verwijlen des Verdrags met Spanje; op het openen eens nieuwen Veldtogts , tot welken hij de gewoone Onder[tandgelden aanboodt. De Staaten van Holland, geheel aan de raadgeevingen van Pauw en Mathenes het oor kenende , deeden in hunne Vergadering de fterklte betuigingen, die drift en gevoeligheid hun inboezemden tegen Frankrijk , en vervulden daar mede de andere Gewesten. Zij regtvaardigden hura  Der NEDERLANDEN. 24.1 hun gedrag , ten opzigte van dit Rijk gehouden, met voortewenden, dat Frankrijk buiten hun weeten het Huwelijk der Infante en de vèrwisfeling der Nederlanden beiloteu hadt , fchoon zij niet konden bewijzen , dat dit Rijk gedagt hadc het aanteneemen, ten nadeele hunner Regten , en buiten hunne toeftemming; en fchoon zij niet onkundig konden zijn , of zij moesten de gefprekken der Spanjaarden enden Graave d'Estrades ontkennen , dat men 'er geheel van afgezien hadt , indien het anders ooit in overweeging gekomen was. Daarenboven kon het enkel doen van eenen voorflag , en het hooren van denzelven , niet wel aangemerkt worden als eeninbreuk op de goede trouwe. Zij beweerden, dat men niet te veel voorzorgs en behoedzaamheids kon gebruiken , om de Staatzugt van Frankrijk te beteugelen , en het evenwigt van Europa, 't welk dat llijk wegnam, te herflellen. Even of Frankrijk, in den verzwakten ftaat , waar in Spanje zich bevondt, geene vermeesteringen kon maaken , zonder zijne Bondgenooten , aan welken hij daar door te gedugter moest worden , dewijl zij hun regt op de voorgcflelde Landverdeeling verboren hadden (*). Dit laatfle was te duidelijk, om den minst door. zigtigen niet in de oogen te lieeken. Uit eene menigte 1 (*) Aitzema,.III. D. bl. 197. Fredehandel, M.329, Refol. Heil. 1647. bl. 34. 25. 39. 37. Negociat. fecrett iv. p-87.304.314.313. Basnage, p. 80. Bougeantj V. p. 163-164.168. VL Deel, q Frederik Hendrik.  24a GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. Verbond van Borg- j togc tusfchen 1 Frank- i rijk en den Staat. nigte van Blauwboekjes , ten dien tijde in 't licht komende , blijkt , dat men dit geenzins ontveinsde. Maar men redde zich hier uit door 'er op re antwoorden met fpreekwijzen , uit de H. Schrift ontleend , die verklaarden, dat God den raad der Trotfchen en Godloozen zou verijdelen, 't Is waar, dé uitkomst heeft dit bewaarheid; doch, indien deeze Yveraars de gave der Voorzegginge niet bezeten hebben, konden zij noch de Burgerlijke Onlusten,noch de gevolgen van de Fronde voorzien. . In 't einde beweerden de Staaten van Holland, dat zij geen Leger te Velde konden brengen, en dat men reeds genoeg , ja te veel, voor Frankrijk gedaan hadt. 't Viel den Heer Servien niet moeilijk, de ongepaste aanhaalingen te wederleggen in eenen Brief, vol kragts en vuurs gefchreeven aan elk der Gewesten. En, daar men zich alle moeite gegeeven hadt, om Spanje te prijzen , met verfmaading van Frankrijk, merkte hij op , „ dat 'er geen plaats 5, was in At Ferêénigde Nederlanden, die de wreedbeid der Spanjaarden niet ondervonden hadt: en ï\ ook geene, waar de Franfchen geen bloed geftort l9 hadden, ten nutte van 't Gerneenebest (*)." ^Servien , ontdekkende , dat men volftrekt wei;erde eenen Veldtocht aantevangen, wendde alle zij1e poogingen aan, om het Verbond van Borgtogt te luiten. Naa veel arbeids, dagt hij gedaagd te wee-, en; maar de Staaten van Holland wisten te bewerken t (*) Negociat. fecret. IV. p. 4. 13,  der. NEDERLANDEN. 243 ken, dat de Artykelsin diervoege werdenopgefteld, dat hij 'er zich niet veel op kon beroemen. Frankrijk en de Staaten verbonden zich bij 't zelve , in openbaaren Oorlog te treeden, zo ras één van beiden eerst werd aangetast door Spanje, den Keizer, of eenigen Vorst uit den Huize van Oostenrijk; doch dit Verbond van Borgtogt zou alleen van kragt weezen, naa dat de Vrede te M.unfter tusfchen de Kroonen van Frankrijk en Spanje zou gefloten zijn. De Heer Servien , deswege beflraft , fchreef den Cardinaal twee bijzonderheden, dieniet tot lof van onze Landzaaten zouden ftrekken; doch , derzelver waarheid veronderfteld zijnde , niet hooger kunnen opgenomen worden dan gezegden van bijzondere perfoonen: „ De Griffier Musch heeft mij, op ze* ,, keren tijd , onbefchaansd genoeg , gezegd, dat „ zijne Meesters nooit een Verbond maakten, of zij waren teflens bedagt op middelen, om de hukiï ken, welken hun ongelegen kwamen , niet uitte- • voeren. Ik weet ook , dat, wanneer Pauw en „ de Knuit het Verbond des jaars MDCXXXV. „ maakten, en men hun uit den Haage aanfchreef, „ dat zij den Staat al te zeer in de belangen van „ Frankrijk, hadden ingewikkeld , met een Neder„ duitsch fpreekwoord verklaarden : Wanneer de s, Bruid is in de fchuit, dan hebben de beloften uit (*)." Het (*) Aitzema, III. D. bl. 203. 205. Vredehandel, bl. 325. Negociat. fecr. IV. p. 164. 373. Bougeanj, Vj. p. 180. Frederik Heuurik,  , FmtDERik Hendrik. De Vredehandelfchijnt ie rug te loepen. m GESCHIEDENIS Het was gemaklijk te voorzien tot welk een kant zich de Staaten zouden bepaalen. De Partij der Franfchen hing aan een zijden draad. DeLandfchappen Gelderland , Zeeland , Friesland en Utrecht, die dezelve het fterkst gerugfteund hadden , begonnen te wankelen. Servien was 't alleen, door list éu behendigheid, gehikt, Gelderland overtehaalen, om het tekenen des Verdrags uitteftellen. De Gel* derfchen, die zich zeer gevleid hadden met de verkrijging van Opper-Gelderland, begeerden niet te tekenen, eer het zelve aan hun was afgedaan. Maar ten zelfden tijde toonden zich de Spanjaarden , trots op de geringe voordeden, in deezen Veldtocht behaald , onhandelbaarder. Zij verwierpen deezen voorflag , en fcheenen min geneegen om met de Franfchen het Verdrag te fluiten. Deezen bleeven niet in gebreke hier uit gelegenheid te neemen , om te beweeren, dat het verwijlen van den Vrede , dus lang hun ten laste gelegd , den Spanjaarden alleen moest geweeten worden. Maar de Algemeene Staaten lieten zich door deeze gemaakte koelheid niet bedriegen. Nauwlijks hadden zij kundfehap gekreegen van dit fchijnbaar terugloopen der Spanjaarden , Of zij ontbooden den Prins van Oranje na den Haage , en fpraken met hem over het openen van den Veldtocht. De Spanjaarden , ontrust op deeze tijding, veranderden van toon (*)• Van (*) Aitzema, III. D. bl, 205. Negociat. fecr. IV. p. 164.  der NEDERLANDEN. 243 Van dien tijd af werd de Onderhandeling met zo veel fpoeds voortgezet, dat, in Wijnmaand, alle de Artykels tusfchen Spanje en de Ferêénigde Gewesten gezegeld waren. Een onvoorzien geval verbitterde de Staaten op nieuw tegen Frankrijk. De Spanjaarden wisten een Affchrift in handen te krijgen van alle de Brieven , dit jaar gewisfeld tusfchen de Franfche Gevolmagtigden en den Cardinaal. 't Valt gereed te begrijpen, dat zodanig eene verzameling veele geheimen, veele ftaatkundige ftreeken en kunstenaarijen, waar van Mazarin zich doorgaans in zijne Onderhandelingen bediende , en die men niet naliet fchelmsch te noemen , moest bevatten. Gelukkig betrof het eenig Artykel, 't welk den Cardinaal aan ongelegenheid kon blootltellen, de Zweeden. Wat de Ferêénigde Gewesten aanbelangt, vondt men 'er niets in dan vinnige lteeken en bittere verwijten, uit de geltoordheid der Franfchen opwellende. De Staaten ondertusfehen , fchoon zij 'er niets nieuws in ontdekten, niets dan 't geen de Franfchen hun verfcheide keeren verweeten hadden, toonden zich des zeer te onvrede. Omtrent het einde van Slachtmaand vervoegden zich alle de Gevolmagtigden der Staaten weder na Jtfunfier , met volmagt, om eene Onderhandeling, zo verdrietig door de langwijligheid, ten einde te brengen (*). Hoe- (*> Aitzema , Vrcdeh, bl. 333. 347. 349. Ncgociat. fecret. IV. p. iao. 157. 169. 173. 188. 194. 401. 427,. Easnage , p. 89.90. Bougeant , V. p. 369,37e, Q3 Fredëri$ Hendrik. De Vrede getekend.  246 GESCHIEDENIS Frederik Hendrie. Middelen, bedagt, om eenen algeoieenen. Vrede te bewerken. Hoewel die van Zeeland , Friesland en Utrecht last hadden, om niét tot deu Vrede te Hemmen, dan behoudens de Verbonden , roet Frankrijk gemaakt, Honden zij op 't punt om zich te laatenoverhaalen door het voorbeeld der andere Gewesten,' . toen de Franfchen een middel bedagten, om deezen flag afteweeren. Zij fielden voor, hunneverlcbilien met Spanje te willenlaaten verblijven aan de uiifpiaak der Algemeene Staaten en den Prins van Oranje. Eene bemiddeling , zo roemrijk, moest hen flreelen: en de Spanjaarden konden dezelve niet van de hand wijzen, zonder zich haatlijk te maaken in 't oog der genen, om welken te winnen zij zich zo veelmoei'e gegeeven hadden. De Franfchen twijfelden niet of zij zouden in de Vergaderingen, waar zij veel vrienden hadden , en waar zij door flreeken en omkooping konden werken , gemakiijk alle de overleggingen kunnen opfchorten , of naar hun welgevallen beftuuren ; dit was, buiten tegenfpraak, hun oogmerk; doch deeze firik kon niet bedekt blijven voor het fcherpziende oog der zodanigen, die het Vredeswerk wilden verhaasten. Zij wisten deeze kunstfirik met zo veel behendigheids te ontwijken, als dezelve gelegd was. Alles fchikte zich diensvol» gens tot een fchielijk fluiten van den Vrede , wanneer de Knuit een nieuwen vond bedagt, omeenen algemeenen Vrede te bewerken. De Franfchen hadden , zints eenigen tijd, deeze Onderhandelaars, door verleiding en Gefqhenken , in hunne belangen weeten overtehaalen. Hij moest, daarenboven, den last  bes. NEDERLANDEN, 24^: last van zijn Gewest volgen, en vreesde voor de woede der Zeeuwen , die, verfcheide keeren, op 't punt gedaan hadden om zijn huis te plunderen en in brand te fteeken. „ Gij belooft," voerde hij den Franfchen te gemoete, „ het oude Hertogdom Lo„ tharingen , ten einde van tien jaaren , aan Her„ tog Carel overtegeeven. De grootfle flap is ge„ daan. Gij hebt de hoop , om dit Land aan de ,, Franfche Kroon te hegten, laaten vaaren. Is dan „ het kortftondig bezit van een zo gering Land „ voor een zo groot Koningrijk van genoeg gewigts, ,, om het geluk van eenen algemeenen Vrede, in „ welks vrugt geheel Europa zal deelen, opteweegen ? Lerflelt den Hertog terflond in 't bezit van 't liri'goed zijner Voorvaderen. Vreest gij „ voor den onrustigen aart van dien Prins, zelfs naa het ontmancelen zijner fieikfie Plaatzen , dan zal „ Spanje met de Verèènigde Gewesten borg blijven „ voor zijne getrouwheid." Deeze voorflag bragt de F/anfchen in verlegenheid, en bovenal den Heer Servien , die, ter onderfleuning der heimelijke oogmerken des Cardinaals , het Vredeswerkzo veel mogelijk, dwarsboomde. Maar de Hertog de Loncueville en de Heer d'Avaux , die den Vrede opregt begeerden, en 't belaag huns Vaderlands boven de gunst des Staatsdienaars fielden , namen genoegen in dit voorflel. Zij verzogten alleen tijd , om de bevelen van hun Hof te ontvangen : en van toen aan herleefde de blijde hoope op eenen algemeenen Vrede, Q 4 Pc Frederik Hendrik.  &4& GESCHIEDENIS frederik Hendrik. ! ] De Heer de la Thuillerie onderfleunde deezen voorflag in den Haage, en toonde , dat men niets moest fpaaren, om den afval der Ferêénigde Gewesten te beleuen. Maar de Spanjaarden , die nooit waren afgeweeken van het ontwerp, van den aanvang der onderhandelinge af gevormd , om naamlijk den band der verbintenisfen tusfchen Frankrijk en dit Gerneenebest te verbreeken, ftonden verfteld, als zij zagen welk een keer thans de zaaken namen. Zij fielden eene nieuwe hinderpaal in den weg, vorderende , dat de Plaatzen van Lotharingen, niet derzelver Sterkten , zouden Vedergegeeven worden. Het was zeer vreemd, dat Spanje, aan Frankrijk geheele Landfchappen afllaande, de belangen van een ander fterker dan zijne eigene ter harte nam. De Franfchen lieten niet na, de onbeflaanbaarheid van dien handel te doen opmerken, en breed uitteweiden over de kwaade trouw der Spanjaarden. De Cardinaal Mazarin , min genegen tot het fluiten van den Vrede, dan om het haatlijke , in dit verhinderen opgelloten, een ander op den hals te fchuiven , was hier over zeer voldaan. Hij beloofde zich groote voordeden van den opftand , te Napels uitgeborfien , en de Spanjaarden konden nog niet weeten, dat hij , op het voorftel van den Heer de Knuit, ie wedergeeving van Lotharingen niet toegeftemd iiadt, dan onder bedingen en voorbehoudingen, die hen zouden geregtigd hebben, om de blaam der af breeringe op hem te werpen. Van den anderen kant 'cheenen de Gevolmagtigden der Staaten, hunnen afval  der NE DERLANDEN. 549 afval niet kunnende regtvaardigen op de veronderftelling, dat Frankrijk den Vrede weigerde , de Spaanfchen te moeten dwingen, om die te geeven (*). Zulks vervvagtte men roet de daad, toen de Spanjaarden hen wisten overtehaalendoor één derfloutfte ftreeken , welken zij in deeze Vredehandeling gebruikt hadden. De beide Afgevaardigden van Holland bevonden zich bij den Heer Brun: hetgefprek werd gewend op het Huwelijk tusfchen de Infante van Spanje en Lodewijk den XIV. ,, Naardemaal „ wij," zeide de listige Onderhandelaar ', „ zo na,,-bij aan het punt zijn , om goede Vrienden te wor„ den , wil ik het voor u niet langer verbergen, ,, dat Spanje altoos eene geheime onderhandeling ge„ houden heeft met Frankrijk, welke zij van dag ,, tot dag konden fluiten door het Huwelijk der In- fante met Lodewjjk den XIV, benevensde over„ gifte der Nederlanden als een Huwelijksgoed toe„ teftaan. De Opftand in Napels en Sicilië brengt „ ons een doodlijken flag toe. Ik vrees zelfs , dat „ wij, indien gij u niet haast met tekenen, ons ge,, noodzaakt zullen vinden de toevlugt te neemen „ tot dit laatfte redmiddel, om uit die groote onge„ legenheid te geraaken." De beide Afgevaardigden, vervuld met vooringenomene denkbeelden , dit verflag vergelijkende met de openingen, in vroegere (*) Negoc.fecr. IV. p. 120.157.188 427. Wicquef. Liv. I. p. 58. Basnage , p. 92 — 99. Qs Frederik Hendrik. De Spaanfchenhaaien de Staatfche Gevolmagtigden over [ot het tekenen van den Vrede. 1648. 1  25» GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. I re tijden aan wijlen zijne Hoogheid gedaan, geloofden, dat zij het fluiten, zonder gevaar, niet konden uitltellen: ten minften, zij gaven zulks voor. Eer zij wisten, of Frankrijk toeflemde', dan niet, inde wedergave van Lotharingen , zonder het flegten der ilerke Piaatzen, haasten zij zich ter tekeninge van den Vrede, op den dertiglten van Louwmaand. De Heer van Nederhorst alleen weigerde te tekenen, voor reden geevende , „ dat de Gewolmagtigden, „ door hun Derijitfchrift en Eed, verbonden waren, „ behoorlijk agtteneemen op het Verdrag , in den jaare MDCXLI. met Frankrijk gefloten; dat het „ Bolluit der Staaten des jaars MDCXLVil. wel be., lastte, afzonderlijk met Spanje te verdragen , doch „ alleen wanneer Frankrijk aarzelde, of te rug tradt; „ dat hij oordeelde , dat de Franfchen zulks niet „ deeden, en dat de Spaanfchen veeleer des ver,, dagt moesten gehouden worden: waarom hij be„ floot, beter en geruster voor hem te zijn, dat hij „ niet tekende, kunnende de Provincie van Utrecht 5, zulks tijds genoeg doen, naa dat de andere Ge„ westen den Vrede zouden bekragtigd hebben (*)." In deezervoege verlooren de leevendige en driftige Franfchen, zich vergaapende aan alle de voordeden, welken het lot der wapenen hun fchonk, de voor- dee- (,*) Bougeant, V. P' 415-417. 437-439- Negociat. (eer. IV. p. 120. 157. 188. 42/ . Wicquep. I. p. 5S. Ca?elle Gedenk/, II. D. b. 209.210. Aitzema, Predek, >1. 35i.  der NEDERLANDEN. 251 doelen eener Verbintenisfe, voor zo veel gelds en bloeds gekogt; terwijl de Spanjaarden, beflendig, flandvastig en onverwrikbaar gehegt aan 't eens omhelsde plan , hun oogmerk bereikten, om die Ver bintenis te verbreekcn. De vernederendile opofferingen rekenden zij weinig, konden zij flegts daar toe geraaken. Ziende , dat de Hollanders fterker verkleefd waren aan hunne eigene belangen, dan aan de Verbonden met hunne Bondgenooten , fchroomden zij niet, hun alles toeteftaan, terwijl zij , door geduurig ingebragte zwaarigheden, de Onderhandeling met Frankrijk vertraagden. ■ Men badt bepaald, dat de Landen van Overmaaze in 't bezit zouden blijven van hen, die ze, ten tijde van 't fluiten des Vredes, zouden bezitten. De Spaanfchen maakten zich gereed , om door Plakaaten, Verklaaringen, en andere Geregtlijke Befcheiden, hunne aanfpraak op die Landen te beweeren en te verdeedigen, wanneer zij vernamen, dat de Staaten,inltede van detoevlti£t te neemen tot die middelen, een veel korter te baat genomen, en een inval in dezelven gedaan hadden. Wel verre dat de Spaanfchen zich hier tegen te weere fielden doordetalrijkeKrijgsmagt, daar omftreeks gelegerd, fpraken zij 'er zelfs geen woord van, uit vreeze, dat het vertraaging mogt veroorzaaken in een Vredehandel , dien zij zo zeer wenschten ten einde te brengen; doch, in 't vervolg , onthouden hier uit gefchillen , welke eerst, in den jaare M DCLVIII, eene -verdeeling bij voorraad te wege bragten, en, in *t jaar MDCLXI, van Frederii:; Hendrik, Iafchikiijkheidder Spaanfchenvoor de Staatfchen. \  Frederik ï-Jendrik. De voornaam (te Artykelen van den Mnn fierfchen Vrede. 1 * ' ] y i I i i 1 1 }■ \ t e t \ i 1 252 GESCHIEDENIS van eene bepaalde verdeeling gevolgd werden (*). Het beroemde Vredesverdrag , te Munfler geier kend , was begreepen in negenenzeventig Punten. Wij zullen ons vergenoegen met die alleen aantehaaen, welke uitwijzen, hoe groote voordeden deeze ^rede verzekerde aan de 'Ferêénigde Gewesten. • \ riet eerfle Artykel is het gewigtigite van allen. Bij t zelve erkent de Koning van Spanje de Algemeene staaten der VeRééNiCDE Nederlanden, nevens de Banden en Steden, met dezelven verbonden,vooe /rije en Souveraine Staaten en Landen , op velken hij, noch zijneNaakomelingen, ietseifchen, loch immer zullen dienen.: en verklaart zich, diens'olgens, gezind, om met dezelven een Eeuwigen /rede te fluiten. In deezervoege werd de Op- iermogenheid en Onafhanglijkheid van ons Gemeeebest niet meer bepaald door dubbelzinnige ondercheidingen, of binnen zekeren tijd omfchreeven. Teel gelukkiger Haagden de Staaten, dan in den tare MDC1X; toen konden zij, naa lang over eenen rrede gearbeid te hebben, het niet verder brengen, an tot een Befland; daar zij te Munfier , alleen op en Befland bedagt, een ftaatlijk Vredesverdrag Hoen , 't welk, voor altoos , alle eifchen van Spanje ernietigde. 't Is waar , Lodewijk van Eg- ionü , die voorgaf, aanfpraak te hebben op het Her- (*) WicouF.For.t, Preuv. I. p. 341. 344. Aitzema, II. D. bl. 296.  beft. NEDERLANDEN. 353 Hertogdom Gelder en het Graaffchap Zutphen, door zijne Voorvaders of flegt verdeedigd, ofovergegeeven, en den Huize van Oostenrijk onderworpen, verklaarde zich legen dien affland : hij werd daar in gevolgd door den Paus , die met geen goede 00gen kon aanzien , dat men de Goederen en Regten der Kerke den Ketteren afftondt; doch men begrijpt ligt, dat het nieuwe Gerneenebest zich even weinig bekreunde aan de tegen verklaaringen van een arm en inagiloos Heer , als aan die van een Itellaansch Kerkhoofd , voor wiens Banhlixems het niet vreesde (*). De Spanjaarden flonden den Staaten der Verèènig* de Gewesten niet alleen af alle Vermeesteringen, welken zij op hen gemaakt hadden in alle de Werelddeelen : de laatstgemeiden bedongen zelfs , dat de Castiliaanen zich zouden te vrede houden met het geen zij thans daadlijk in de Oost-Indien bezaten, zonder ze verder te mogen uitbreiden : een veel bevattend en welbedagt Artykel, dewijl het Gerneenebest hier door in het volflrekt bezit gefield werd van alle Plaatzen, den Portugeezen in de Indien ontnomen. Op den Handel toonden de Staaten zich , in het aangaan deezes Vredes , zorgvuldig bedagt ; veele Ar.ykelen loopen daar op uit, en , bovenal, de bepaaling , dat de Schelde, de Vaarten van het Sas, het (*) Du Mont, T. VI.p. 429.463. Aitzema , III. D, bl. 274. Negociat. fecret. III, p.98. Frederik Hendrik,  254 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik, het Zwin, en andere Zeegaten , daar op uitkomende , van de zijde der Staaten zouden gefloten gehouden worden. —— De uitgeflrekifle vrijheid des Handels werd hun niet alleen toegedaan ; maar bij een afgezonderd Punt bedongen, dat de Ingezetenen der Ferêénigde Gewesten, in hunnen Handelen Vaart op de Landen -van Onzijdigen of Vrienden , niet zouden ontrust worden , om dat de Koning van Spmje met deeze Landen in vijandfchap was. Alleen zou het hun niet vrijflaan, verboden Waaren derwaards te voeren. Op Frankrijk in 'c bijzonder zou de Handel gedreeven mogen worden , gelijk te irooren , mits men geene Voortbrengzels van Spanje derwaards bragt. 't Is waar, de Spaanfchen hebben zedert deeze Vrijheid zoeken te bekorten, in bepaalden, in den jaare MDCL, het genot daar van ten opzigte van Schepen, na ^r^K^r/y^beflemd; doch zij hadden geen Oorlog, dan met dat Koningrijk, en het was daar voornaamlijk, dat de Zeehandelaars van 't Gerneenebest de vrugten dier Vrijheid [vonden inoogsten (*). De belangen des Prinfen van Oranje werden bij dit Vredesverdrag niet vergeeten. De Spanjaarden hadden reeds Bezittingen van aanbelang aan Frederik Hendrik afgeflaan , en , om den jongen Willem overtehaalen, voegden zij 'er anderen nevens. Dnder anderen ftonden zij , ten zijnen behoeve , af van (*) Aitzema , Vredeh. bl. 354. Wicquef. I, p. 348» 349. Ii. p. 173. 174.  bek. NEDERLANDEN. 155 van alle hunne eifchen op de Heerlijkheden Grave, Kuik en Lingen. Zij fchonken hem in eigendom Montfoort bij Roermonde , Turnhout en Zevenbergen. Dan de Staaten van Holland konden niet dulden, dat Zevenbergen, eene Heerlijkheid, welke zij beweerden, dat tot hun Gewest behoorde , als een Leen des Konings van Spanje zou aangemerkt , en de vrije handhaaving van den Roomfchen Godsdienst daar toegeftaan worden. Zij verhelden 'er de Regeering, de Roomschgezinde Wethouders hunne Ampten verharende : ook deeden zij den Priester , die aldaar, - geduurende den Oorlog, openbaaren dienst gedaan hadt, die Plaats ruimen (*). 't Verfchilde, ondertusfehen, zeer veel, dat alle de Partijen, die betrekking hadden tot deezen afzonderlijken Vrede, overédnftemden. Het Franfche Hof'\ toonde zich zeer misnoegd. De Koning fchreef zei- ' ve aan de Staaten, „ dat hij vertrouwde , dat de i Gevolmagtigden dit Verdrag zouden gefloten heb- 1 „ ben zonder hunnen last, en dat zij het zelve, als „ ftrijdende met hunne meermaals vernieuwde Ver„ bintenisfsn , nimmer zouden bekragtigen (f)." Zijn Afgezant de la Thuillerie, deezen Brief 0verhandjgende, verweet, op een fcherpen toon,den Staa« (•) Negociat. fecr. III. p. 235. Wicquef. Liv. II, p. 71. Preuv., p. 232. Du Mojnt, VI. p.427. Aitzema, Vredeh. p. 360. (t) Negociat. fecr. IV. p. 425. AnzmAfPredehand, M- 355. Frfderik Hendrü, Verkla*«' •ing des pranêhenHofs te;er. dee;en Vreiehandel.  H5fi GESCHIEDENIS FRËÖ3RIK Hendrik. Staaten, dat zij hunne Verbintenisfen gekrenkt, deil trouwden Bondgenoot van hunnen Staat verlaaten, en alles, wat Frankrijk tot bevordering der welvaard en grootheid van denzelven te werk (telde , met de hoogde ondankbaarheid betaald gezet hadden. Alles, wat de Spaanfchen van het voorgenomen Huwelijk der Infante met den Koning, en de ontworpene vèrwisfeling der Nederlanden , in 't midden bragten, befchreef hij als loutere kunstflreeken, om Frankrijk verdagt, en de nabuurfchap van dat Rijk gedugt te maaken. Hij beweerde, dat de handen der Staaten gebonden waren ; dat zij het gefloten Verdrag niet bekragtigen konden, zonder de aangegaane Verbintenisfen met Frankrijk te verbreeken , zonder de verpligting aan den Koning te krenken , en zonder de goede gedagten, welken men van hunne vroomheid hadt, te kort te doen. De Staaten vonden niet goed , deeze Aanfpraak , zo vol verwijts, te beantwoorden, doch, om den indruk, welken zij zou kunnen te wege brengen op de Ingezetenen buiten 's Lands , werd dezelve gedrukt met aantekeningen, waarin de geheele fchuld der afzonderinge van Frankrijk gefchooven werd op den Cardinaal Mazarin , die den Oorlog wilde rekken, om zijne eigene bijzondere belangen, tegen den algemeenen wensch der Franfchen. Om dit te ftaaven, voegde men 'er bij eene veel gerugts maakende Tegenverklaring , den Koning gedaan , door den Heer Talon, Advokaat-Generaal des Parlements van Parijs , waar in de Redenaar, naa den uitgeputten ftaat des Koningrijks gcfchilderd tri  oer. Nederlanden. 55? en de elende des $olks met de leevendigfte kleuren afgemaald te hebben , dé noodzaaklijkheid aantoonde, om eenen Vrede te fluiten, die alle deeze jammeren zou doen opbonden (*). De Franfche Afgezant gaf allen moed niet op. Steeds hoope ^de de bekragtiging van het Vredesverdrag te ftremmen , boodt hij den Algemeenen Staaten het laatfte Plan des Cardinaals Mazarin aan : hun en den Prins van Oranje het oordeel afltaande over alles , wat Portugal, de Nederlanden en Catalonië betiof. Maar, dewijl hij vorderde , dat men tot het tekenen! des Verdrags niet zou treeden, dan na dat de voorgeflagene bemiddeling de gewenschte uitwerking hadt te wege (*) De Heer Talon deedt eene Redenvoering , den vijftienden van Louwmaand des jaars MDCXLV1II , in dezelve betuigc hij : „ Eertijds wederfprak men in het „ Parlement den Koning ; men durfde hem verklaaren , „ Sire, dit is onregtv aardig; maar tegenwoordig brengt „ men .geheel afgedaane Cevelfehriften . , . . Een wil„ lekeurig Staatsbefluur is goed voor Scyten en Barbaa„ ren, doch niet voor 't befchaafde Frankrijk, waar het „ Volk altoos geagt heeft , dat het Frij gehoor en wierdi „ en leefde als daadlijke Franfchen.^ Negociat. fecr. IV.' p. 428. 429. Mem. de Talon , Hf. p. 183. 190. Zie ook Mem. du Cardinal de Ret?. Vreemd is het, dac Voltaire, om altcos de zaaken van den belachlijlcüen kant te vertoonen, geen getrouw verflag gedaan beeft van deeze edele vrijheid in fpreeken en doen , die de Franfchen van die dagen ten onderfcheidenden kenmerke ftrekte, ' VL DeeU r FnEDFRTK He.ndrik.  frederik Hendrik . Vofchillen tier Gewesten over het bekragtigendts Vertirsgs. ba» .58 GESCHIEDENIS wegegebragt, verklaarden de Staaten van Holland, onder zulk een beding, gefchikt, om de zaaken,tot merkelijk nadeel van 't Gerneenebest , lleepende te houden , den voorflag niet te kunnen aanvaarden (*). De andere Gewesten zweegen op dit Ruk. Zij waren het ver van ééns over het bekragtigen van het gefloten Verdrag. De Staaten van Zeeland duidden het de Knuit zeer euvel, dat'hijgetekend hadt tegen hunnen zin en dien des Prinfen van Oranje , wiens Perfoon , als Eerfte Edele van Zeeland, door hem verbeeld werd: zij hebben lang, ja tot zijnen- dood roe, gearbeid , om hem te noodzaaken voldoening te geeven wegens het te buiten gaan van zijnen last.— De Staaten van Utrecht weigerden het Verdrag te bekragtigen, zo lang hun niet gebleeken wr,s , dat de Staatfche Gevolmagtigden de vereischte poogingen hadden aangewend, om Frankrijk en Spanje te bevredigen.- Zij keurden het gedrag van hunnen Gemagtigden-, Nederhorst, die het Verdrag niethadt bviilen onderfchrijven, zeer goed. Debezwaarenvan deezen Heer, in openbaaren druk , door de Gevolnac,tigden beantwoord zijnde , fchreef hij 'er een Weder-antwoord tegen, welks Wederlegging mede Dekend is. Die de bekragtiging van de hand weezen, verklaarden, dat men Spanje tot den Vrede met lunne Goede en Oude Bondgenooten hadt kunnen nood- (*) Aitzema, Vredehandel, bl. 362-364 Negot,fecr,_ IV. p. 428. 429.  * der NEDERLANDEN. 25? noodzaaken; dat de Staaten, gehouden zijnde eenen algemeenen Vrede te doen fluiten, en Frankrijk font bij voldoening te bezorgen, geen afzonderlijken Vrede mogten aangaan ; dat de verpligting aan Frank* rijk zeer groot was , en men deeze moest erkennen door een ernstig bearbeiden van den Vrede tusfchen Frankrijk en Spanje ; dat zulks niet gefchied was naar behooren; dat men middelerwijl fprak van eeri Verdrag te bekragtigen, 't welk men niet zonder Frankrijk moest gefloten hebben: te minder, dewijl men voor het onderhouden van hetzelve thans geen anderen Waarborg hadt dan het woord en zegel des Konings van Spanje, dat is, van eenen Vijand, met wien men in fchijn verzoend was , doch die in de daad onverzoenlijk bleef; dat de geflotene Vrede nutloos was voor deeze Gewesten, vermida de Franfche en Spaanfche Legers de Grenzen van den Siaat zouden ontrusten , zo lang de twee Kroonen in Oorlog bleeven ; dat deeze Oorlog den-Koophandèl eri Scheepvaart ook ftremmen zou , en men zich hierom hoeden moest tegen het onvoorzigtig bekragtigen van een Verdrag , 't welk niet zonder ondankbaarheid en onregtvaardigheid getekend was (*). «, In Gelderland waren de gevoelens verdeeld : die van Zutphen maakten veel zwaarigheids in het fluiten zonder Frankrijk, Alexander van der Capellen. Heer van Aartsbergen, onderfleunde die weigering op eenen Landsdag, over de Vredehandeling ge- (*) Wagémaar VaierUHijl. XL D. bl, 479; 483'-486. R 2 FREDERtk Hendpjk,  söo GESCHIEDENIS Frrderik Hendrik. Redenen, bijgebragt voor den afzonderlijkenVredehandel. gehouden , en wilde de bekragtiging uirftellen tor men volkomen verzekerd was, dat Franhi,k de fchuld hadt van het vertraagen en haperen der Handelingen. Maar, ziende dat Holland de andere Gewesten tot den Vrede neigde, raadde bij een bni'engewoon Gezantfchap aan den Koning van Frankri, k te fchikken , om voor hem en al de Wereld ons gedrag te regtvaardigen, dien Vorst tot het tekenen te verzoeken, en te verzekeren van ons oogmerk , om de oude vriendfchap te blijven onderhouden (*)< 't Is der moeite waardig, kortlijk bijéénterrekken de redenen, door de Gelastigden bijgebragt, om den afzonderlijken Vredehandel te regtvaardigen , of ten minden te vergoelijken. Het Verbond van den jaare MDCXXX1V , om te volharden in den Oorlog, was flegts voor zeven jaaren gemaakt, en dus in den jaare MDCXLI. geëindigd. Het Verdrag des jaars MDCXXXV. bepaalde zich alleen tot de verdeeling der Nederlanden, en hadt niets gemeen met de oogmerken van Frankrijk in Italië en Spanje, of elders s en het verdrijven der Spanjaarden uit de Nederlan* den was, huns oordeels, nu hooploos. Men hadt, dit kon niet gelochend worden, in'tjaarMDCXLIV. bepaald, elkanders belangen met kragt te onderdeunen in alles, wat Spanje betrof; doch ditdrektezich niet verder uit dan tot de belangen, aangeweezen in 't Verbond van 'c jaar MDCXXXV : en, dewijl dat des jaars MDCXLIV. alleen gemaakt was, om uit den O) Capelle Cedenkf. II.D. bl. 2I0-212.  der NEDERLANDEN. aór den Oorlog te geraaken , zou het veeleer (trekken om dien te vereeuwigen , indien de Staat, volgens hetzelve, verpligt ware in den Oorlog te volharden, tot dat Frankrijk , wegens alle zijne eifehen , ook buiten de Nederlanden , zou voldaan zijn. Zij voegden 'er nevens, dat de Afgevaardigden niets verzuimd hadden , om eenen algemeenen Vrede te bewerken. Dat de Franfchen, een uitflel van veertien dagen verzogt hebbende, op den voorflag van de Knuit, de Spaanfchen dreigden, de geheele Onderhandeling aftebreeken, indien de Vrede tusfchen hen en de Staaten niet getekend was voor het verloop van dien tijd. Dit hadden zij niet kunnen weigeren , ten ware men verkoos , om Fi ankrijks wille, altoos in den Oorlog te blijven (*). Dan , hoe glimpig deeze redenen ook zijn mogen , kan men niet naiaaten te erkennen , dat de Hollanders , ingenomen door de voordeelen , hun van de Spanjaarden aangeboden , te weinig belang fielden in de gemaakte Verdragen, en de erkentenis uit het oog verlooren. 'tls waar, dat de Franfchen , verrukt door de begeerte, om alle de verkreegene voordeelen te behouden, en 'er anderen bijtevoegen , de Onderhandeling fleepende hielden; doch hun gedrag was beftaanbaar met de Verdragen , tot dat de verdeeling der Nederlanden haar bellaj zou gekreegen hebben. Belang was beider roerzei, doch de Hólla n- (*) Wicquef. I. p. 56. Preuv. ï. p. 204. Negociat. fecr. IV. p. 482. 492. 9 frederik Hendrik. Aanmerkingenhierover.  6fj2 GESCHIEDENIS Frederik tJeaiffiiK. 1 i i i < f ] t l /anders, zich verzekerd hebbende van de voordeekn des Verbonds, verlieten de belanden van hen , die medegewerkt hadden tot het verkrijgen. Zij beweerden, dat de verdeeling der Spaanfche Nederlanden onmogelijk was. Doch het blijkt uit het geheel beleid, zints den jaare MDCXXXV. gehouden, dat zij nooit zin hadden in die verdeeling, en bijkans alle poogingen, ft rekkende om dezelve ftand te doengrijpen , deeden mislukken. De beste verfchooning, welke zij in 't midden zouden hebben kunnen brengen, was, te verklaaren , dat ue Prins van Oranje 50 hunne Afgezanten te verre gegaan waren. IVat de andere Gewesten betreft, deezen konden sicti verontfchuldigen met te zeggen , dat zij geen cans zagen , om iets uittevoeren zonder Holland, :n, in de onmogelijkheid , om hetzelve tot andere ;edagten te brengen , 'er zich naar moesten fchikcen. In deezervoege kunnen Gemeenebesten , en, lovenal, BondgenootfchapjijkeGemeenebesten, hanlelingen billijken , welken in éénhoofdige Regec■ingsvormen geene vergoelijking zouden lijden , en •oor fchreeuwende trouwloosheden aangezien worlen. Het fchijntzeker, dat, indien de Hollan¬ ders meer ftandvastigheids en min gereedheids , om net Spanje te verdraagen, betoond hadden, zij eeten algemeenen Vrede zoudenj bewerkt, en Frankijk de gevorderde voordeden bezorgd hebben : of, en minden , zouden zij, indien de Franfchen geweigerd hadden aanneemelijke voorwaarden te omelzen, hun gedrag ten vollen hebben kunnen regt- vaar-  der NEDERLANDEN. 263 vaardigen , de fchuld van 't afbreeken des Handels op hardnekkigheid hunner Bondgenooten werpende. Van den anderen kant gaat het niet min vast, dat, indien de Franfche Ondeihandelaaren zich van harde en dreigende vorderingen onthouden hadden, daar zagte en toegeevende middelen noodig waren, en indien de Cardinaal Mazarin , door zijn twijfelagtig en dubbelzinnig'gedrag, de vermoedens der Staatfche Afgevaardigden niet gewettigd hadt, de algemeene Vrede zou gefloten geweest zijn. Zo zeer haakten de Staaten van Holland na de bekragtiging van het Vredes. verdrag , dat zij vóórhelden , het, bij meerderheid van ftemmen, doortezetten, daar het , in gevolge van éénpaarig genomene Staatsbefluiten, getroffen was. Men behandelde dit ftuk in de Algemeene Staatsvergadering , tot welker bijwooning men zijne Hoogheid verzogt hadt. Zijn gevoelen werd eerst afgevraagd. Hij antwoordde, „ dat de zaak te gewigtig was, om bij meerderheid ,, van ftemmen te worden afgedaan ; maar hij riedt, %, de raadpleegingen acht of tien dagen uitteftellen, „ opdat die van Zeeland en Utrecht nog eens ver» „ flag mogren doen, en met nieuwen last terugkee„ ren." Die van 't laatstgcmelde Gewest verklaarden , geen uitftel te begeeren: en gaven genoeg te verftaan, dat zij zich niet zouden aankanten tegen het befluit ter bekragtiging, fchoon het terftond genomen wierd. Holland drong toen ernstig op het opneemen der ftemmen en het vormen van ,'t Befluir. R 4 Doch Frederik HEïvDRJK. De Hollandersdoen, bij meerderheid van ftemmen, hec Vredes ■ verdrag be-r kragtigen.  tó# GESCHIEDENIS Frederik Bekragriging 'van den MünfterfehenVrede. Doch de Knuit, wegens Zeeland voorzittende, weigerde een Befluitopremaaken, ilrijdignietdem.eeniiig van zijn Gewest; hij ftondt den itoel des Voorzitters af aan den Htere van Wimmenum , die , de voorgaande week , wegens Holland, voorgezeten hadt: en deeze beiloot, met vijf fteuimen , de bekragtiging van den Munfierfchen Frede ; 'er bijvoegende, dat men, overéénkomiiig den raad van zijne Hoogheid, den Afgevaardigden van Zeeland acht of tien dagen, tijds geeven mogt, om na.;cn.n last te haaien; naa welken tijd de Staaten hun laatst algemeen belluit zouden neeinen. Utreclit leverde, binnen weinig dagen, eene Verklaarhg in , bij Welke dit Gewest bewilligde in de bekra.iuiging van den Vrede. En bepaalden de Zes Gewesen , dat de uitwisfeiing der Bekragtigingen op den vijftienden van Bloeimaand zou gefchieden (*). Ten gemelden dage kreeg dit gewigtig werk zijn volle beflag op da Groote Zaal van het Stadhuis te Munfter, in de tegenwoordigheid eener talrijke menigte aanfehouweren. Niets bleef achterwege , 'r. welk luister aan deeze Üaatlijke gebeurtenis kon bijzetten. De Gemagtigden der Staaten deeden den Eed met het opfteeken der twee voorlie vingeren van de rechtehand; die van Spanje lagen de rechtehand op bet Euangelie, waar op een zilveren Kruis geplaatst was, en hieven ze vervolgens op na den hemel, (*) Wkquefort, l.Preuv. p. 210. 211. Aitzema, Vredehandel 4 bl. 373.  der NEDERLANDEN. 26*5 mei. 's Volgenden daags werd de Vrede openlijk afgekundigd. Trompetgefehal, en ander Muzyk, gepaard met het bulderen van Kanon en 't afvuuren van Schietgeweer , vergezelden die bekendmaaking (*)• De tijding hier van bereikte den Haag niet, of men raadpleegde over het aankondigen van den Vrede in de Ferêénigde Gewesten. Zeeland kantte 'er zicli tegen. De Knuit, die weder voorzat, ftondt zijne plaats, even als de andere keer, aan den Heer van Wimmenum af, en men bepaalde, met zes hemmen, den vijfden van de aanftaaude Zomermaand tot den dag der openbaare afkondiging (f). Intusfchen werd 'er eene Bezending na Zeeland afgevaardigd , om de Staaten van dat Gewest te beweegen tot éénliemmigheid met hunne Bondgenooten. Men vertoonde hun de onvoeglijkheid van te rug te blijven in eene zaak , waar in de andere Gewesten noch konden noch wilden aarzelen; als mede de onmogelijkheid , om alleen den Oorlog tegen Spanje te voeren. De Zeeuwen zagen de noodzaaklijkheid, en namen, den dertigften van Bloeimaand dit befluit: „ Dat, fchoon verfcheide redenen hun bewoogen, „ om den Vrede niet te bekragtigen, noch tegedoo„ gen, dat dezelve in hun Gewest werd afgekon„ digd, zij nogthans oordeelden, zich niet te moe„ ten belasten met het verwijt, 't welk men hun „ zou (*} Wicquef^ort, I. Preuv. p. 213. £f) Zie aldaar, p. 216. Frederik Hendrik. Afkondigingvan den Vrede.  ü6S GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. „ zou kunnen doen , als of zij de inwendige rust „ gehoord hadden, terwijl men aan den Vrede van „ buiten arbeidde ; dat zij hierom toeftonden, dat „ de Vrede ook in Zeeland wierd afgekondigd; „ terwijl zij bleeven betuigen onfchuldig te willen 3, zijn aan de verwarringen en rampen, die den „ Staat door dit afzonderlijk Verdrag gedreigd wer„ den: willende zij, door deeze hunne infchiklijk,, heid , geenzins goedkeuren de Handelingen der „ Algemeene Staaten , noch verfcheide Beiluiten, s, bij hun op dit ftuk genomen (*)." De openbaare afkondiging , in dit Gewest 5 ging toe zonder eenig vreugdebetoon., daar anders het geheele Gerneenebest van dien dag een juichenden Vreugdedag maakte, en allerwegen, uitgenomen alleen te Leyden, de Steden groote vreugde bedreeven Men meent, dat de Staaten den vijfden van Zomermaand beftemd hebben tot deeze ftaatlijke bekendmaaking , dewijl dezelve, naa een verloop van tachtig jaaren, de dag was der onthoofding van de Graaven Egmond en Hoorne : als wilden zij met die plegtige erkentenis der Vrijheid, Onafhanglijkheid en Oppermogenheid der Ferêénigde Gewesten, door Spanje gedaan , de Schimmen dier eerfte Slachtoffers van Nederlands Frijheid bevreedigen. Op den Dankdag , vijf dagen laater vastgefteld, toonden zommige Predikanten geen deel te neemen iadeblijdfchapderLand- zaa- 0) Notul. Zeel. 1648. bl. 165. Wicquef. I. Presv* p. 210. Aitzema, Predek, bi. 373.  der. NEDERLANDEN. 4ö7 zaaten over deeze heuchlijke gebeurtenis. Zij fpraken , 't zij uit verkleefdheid aan oude vooroordeelen, 't zij om de Overheden te tergen, 'tzij om den Prins van Oranje te vleijen, van dien Vrede als een onheil en vloek voor 't Vaderland: en haalden breed de voordeelen des Oorlogs op. Eén hunner bragt verfcheide plaatzen der Heilige Bladeren bij , die op God Uoegen, en maakte ze toepasfelijk op den Prins van Oranje, om hem te prijzen, dewijl hij het Verbond des uitverkooren Volks met de vervloekte Canaaniten hadt willen verbreeken (*). Vreemd is het, dat Perfoonen , wier ampt en bediening medebrengen, dat zij niets dan rustenzagtmoedigheid ademen, zich zodanig vermoeiden , om uittevaaren tegen een Vrede, die zo veel roems en voordeels aan de Ferêénigde Gewesten fchonk , en dezelven in 't verzekerd bezit ftelde van die Vrijheid , om welker verkrijging zij zo veel fchats gegeeven, zo veel bloeds gehort, en zulk een reeks van jaaren in krijg doorgebragt hadden. Doch zij waren niet bekwaam om te doorzien, dat deeze beftelling een meesterftuk was van Wijsheid en Staatkunde. In de daad, de Artykels waren met zo veel juistheids opgeheld ; de verfchillende belangen der frrijdende Partijen met zo veel nauwkeurigheids veréönigd; de Regten van bijzondere Perfoonen in de Staaten van eene en andere Mogenheid derwijze ge- re- (*) Aitzema , III. D. bl. 372. Vredehandel, bl. 383° 384. Wicquef. Liv. II. p. 74. 75. ■ Frederik Hendrik Voordeelen van deezen Vrede.  Frederik Henduji. De Franfche At", gezant verlaat, vol misnoegen,den Haag. £(53 GESCHIEDENIS regeld , dat 'er geen plaats voor zifterijen of kwaado trouwe was opengelaaten. Zints dien tijd hebben de Ferêénigde Gevjesten nooit de wapenen gevoerd tegen het Huis van Oostenrijk. Dit Verdrag, onderfchraagd door de vrees, welke de magt van Frankrijk de daar in deel hebbende Partijen inboezemde, ftrekte ten grondflage van de nauwlte overéénkomst tusfchen dezelven , en van eene éénigheid , zo volkomen en behendig , dat zij, vervolgens , hunne belangen , poogingen en wapenen zamenpaarden. Deeze Verbintenis, de Spanjaarden in de Nederlanden iaatende , was zo natuurlijk, dat ze, naar allen fchijn, op dien voet zou fland gegreepen hebben, als Frankrijk , ten zelfden tijde, den Vrede gefloten hadt. De Koning van Frankrijk was de eenige , die reden hadt, om zich over deezen gefloten Vrede te beklaagen. Zijn Afgezant, de Heer de la Thuil,lerie, ziende, dat hij tegen den Aroom niet op kon roeijen, betoonde z^jn misnoegen in de afleheidsaanfpraak bij de Staaten , en in bijzondere gefprekken. In één deezer laatstgemelden verklaarende dat de Koning, zijn Meester, zich, ten gekgenen tijde, daar over gevoelig zou betoonen: in de eerstgenoemde betuigende, dat Lodewijk de XIV. voortaan zijne bevelen geeven zou aan den Refident Brasset, als hadt men geen Afgezant meer uit Frankrijk te wagteti. Om geen oog- en oorgetuigen van de Vre. des afkondiging te weezeii , vertrok hij, den drieentwintiglten van Bloeimaand , zonder da gewoone eer  der NEDERLANDEN. 260 eer bij het vertrek te begeercn ; doch hij aanvaardde bet Gefchenk , 't welk de Staaten gemeenlijk den uitheemfcben Gezanten geeven (*). Het Huis van Oostenrijk liet niet onbeproefd, om de Zweeden van hunne verknogtheid aan Frankrijk aftctrekken ; doch , daar hunne vermeesteringen te wijd afgelegen waren , om ze te kunnen behouden, zonder de verzekering eener magtige Mogenheid, bleeven zij ilandvastig. De Zweeden en Franfchen , in den Veldtocht des jaars MDCXLVIII, deKeizerfchen verflaagen , Dor.awert ingenomen , Beijeren geplunderd , zich in Bohemen geworpen , en de kleine Stad van Praag vermeesterd hebbende , was de Keizer genoodzaakt, den vierentwintiglten van Wijnmaand, den Westjihaalfchen Frede te Munfter plegtig te tekenen. Deeze is de grondflag van alle Verbintenisfen, vervolgens gemaakt, eneeneGrondwet des Keizerrijks. Een bijkans onnoemelijk getal van Strijdige belangen werd daar vereffend, de Duitfche Frijheid vastgefteld, en een behoorlijk evenwigt tusfchen de Catholijke en Proteftantfche Forsten be- paa]d. ■ Frankrijk verkreeg de Opperheerfchap- pij der drie Bisdommen , Metz , Toul en Ferdun; en van de Stad Pignerol, Brifac , en wat 'er onde behoorde, Sundgau , de Landfcbappen van den Op per- en Neder-Elfas. Zweeden verwierf behalven vijf millioenen Rijksdaalers, Foor-Pome ren , Stettin , het Eiland Rugen , de Heerlijkheic wis (f) Wicquef. Liv. II. p. 81. Frederik Hendrik. De TVestpkaalfche Vrede. i  2?o GESCHIEDENIS Frederik Hemdrik. Wismar in het Mecklenbürgfchè , het Aartsbisdom Bremen en het Bisdom Perden. De Keurvorst van Bbandenburg werd ichadeloos geffeld wegens het verlies van Foor-Pomcren, door 't verkrijgen van het Bisdom Maagdenburg, en der Bisdommen Halberflad, Minden en Camin. . De Paltsgraaf werd in 't bezir van den Nederpahs herfreld. Het Zwitzersche Gemeenebest voor Oppermagtig en Onafhangüjk van het Keizerrijk verklaard. Met één woord, men regelde de Bezittingen van al» le Vorsten des Rijks, hunne ftemmen op de Rijksdagen , ftelde perk aan de magt des Keizers , en maakte fchikkingen op den Godsdienst in het Keizerrijk. Dan de Duit fche Vrijheid, gelijk zeker Schrijver te regr opmerkt, was in 't algemeen het deel der Vorsten, en niet der Volken. De oude ilaavernij blijft nog ftand houden in verfcheide Staaten des Rijks: men ziet de Vorsten, zeer naijverig over hunne Regten ten opzigte van den Keizer , weinig aangedaan over de Regten der Menschlijkheid omtrent hunne Onderdaanen. De Staaten zijn vrij; maar het Volk is verflaafd en verdrukt (*). Deeze Vre- de iirekte ook ten voordeele der Verèinigde Gewesten, dewijl de Grenzen aan den kant van Duitschland in rust geraakten. De Hesfen, die langen tijd in Oostfriesland gelegerd geweest waren , ontruimden dat Gewest eerlang ; doch, dewijl de gefchillen over (*) Pfeffel Abregi Chronohglque de f Hhtoire d'Alle* magne. Millot Algem, Qefch. IX. D. bl.io enz.  der NEDERLANDEN, crt / over de Nalaatenfchap des Hertogs van Gulik en Kkeve niet geregeld waren bij deezen Vrede, bleeven de Bezettingen in Wezel, Emmerik, Rees, Orfoi, Gefifiip en Rhijnberk (*). De Oorlog was nu tachtig jaaren lang gevoerd, de twaalf jaaren Beltands, geduurende welke de vijandlijkhedeu in de Indien niet waren opgehouden, mede gerekend. In een zo uitgeftrekt tijdperk vinden wij niet meer dan vier Veldllagen , die men geregelden mag noemen, terwijl Frederik de Groote, Koning van Pruis/en, bij onzen leeftijd, in het jaar MDCCLVII. vier Veldflagen leverde. Dan de Nederlanden waren als doorzaaid met fterke Plaatzen , die aangevallen of verdeedigd moesten worden ; en was deeze kunst nog niet tot dat toppunt van volkomenheid opgevoerd, als heden ten dage. Met het belegeren en verdeedigen van één of twee aangelegene Plaatzen liepen veele Veldtochten ten einde. De Krijgsknegten lagen , voor het meerendeel, in bezettinge. Een Leger bedroeg zelden meer dan twintigduizend man. De Ruiterij maakte 'er nauwlijks het vijfde , zesde , of achtrte gedeelte van uit: terwijl tegenwoordig, nu hoofdtreffen het meest afdoet, de Ruiterije op een derde of een vierde gedeelte der Krijgsmagt gefchat wordt. Men moet zich geenzins verwonderen, dat de Veréênigde Gewesten , de meerderheid ter Zee , en de heerfchappij des Koophandels in hunne magt hebbende, i (*) Aitzema, III. D. bl. 485. mm FrederIr Hendrik. Aanmerkingenover de Oorlogen van dien tijd., [nwendire rusc fan 't 3eraee« lebest.  FrtEDEP.ïk HÈiNDRiK. 272 GESCHIEDENIS bende, inwendig geene der rampen gevoelden, wel^ ken doorgaans den Oorlog vergezellen. Integendeel Werden veele bijzondere Perfoonen fchatrijk door den buit op de Spanjaarden, in de Indien behaald. Het Gemeenebe?t was zelfs ée"n der bloeijendhe Landen geworden door voordeelen, die men veeleer als zegeningen des Vredes, dan voor gevolgen des Oorlogs zou houden, Koophandel, Bevlijtiging, Kunsten en Bevolking, terwijl ét Spaanfche Heerfchappij uitgemergeld en ontvolkt werd. De Groote Descartes, die, van den jaareMDCXXIX. totMDCXLIX. zich in Holland ophieldt, fpreekt met den grootften ophef van de voordeelen deezes Gewests , en tragtte zijne Vrienden derwaards te lokken. ,, GeenLand," fchrijft hij aan Balzac , „ is 'er, waar men vrijer „ leeft, en geruster ilaapt, waar men voor minder „ gevaaren behoeft te fchroomen , waar de Wetten „ beter tégen misdrijf waaken , waar vergifmengin,, gen, verraaderijen en lasteringen minbekend zijn, „ of waar men meer voetfiappen vindt van de ge„ ruste en gelukkige onfchuld onzer Vooroude„ ren (*)." Zijn geheele Brief behelst eene loffpraak van het welgeregeld Burgerlijk Befluur eens Lands, waar hij zich meer dan twintig jaaren onthieldt: en zonder dat is de Burgerlijke Vrijheid een loutere harsfenfchim. Te (*) Men vindt dien geheelen Briefin de Ocuvres de M. Thomas, Tom. IV. p. 133, in de keurige aantekeningen op de meesterlijke Eioge ds Descartes,  oer NEDERLANDEN. A73 Te midden van den voordeeligen Handel, hier te Lande gedreeven , deedt zich , in 't jaar MDCXXXVI, een verfchijnzel op, met regt, onder den naam van Windhandel, bij de Naakomelingfchap in geheugenisfe gebleeven. Door gansch Holland, doch bijzonder in de Steden Haarlem, Leyden, Amflerdam, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen, werd msnop Bloemen , en met naame op Tulpen, verllingerd. Grooten en Kleinen, Rijken en Armen, gaven zich over aan die gril ; deezen , om hunne ijdelzinnigheid te voldoen; genen, om dezelven onder cijns te brengen. Handwerkslieden Haakten hunnen arbeid, om zich overtegeeven aan het kweeken van Bloemen, en wonnen 'er fchatten mede , door het geweldig hoog opjaagen van den prijs. Bollen , die eerst één of twee Guldens gekost hadden , werden dikwijls, naa 't verloop van weinig dagen, voor honderdduizend en meer Gu'dens verkogt. Naa de laatfte planting, in Wijnmaand, verkogt men de Bollen , om terftond , of in 't volgend voorjaar , te ontvangen. De kleur en zeldzaamheid zette de markt. Eene Tulp, de Admiraal van Enkhuizen geheeten, werd , te Alkmaar, voor vijfduizend Guldens verkogt. Men woog elkander de Bollen bij aazen toe. Een Bloem van vier aazen, Gouda genaamd , goldt, in den aanvang dier gekheid, twintig, en daavnaa tweehonderd en vijftig Guldens. Men verzekert , dat, in eene Stad van Holland, voor meer dan tien millioenen Guldens aan Bloemen verhandeld werden. Toen deeze dwaaze liefhebberij op zijn hoogst was, VL DeeL S nam Frebëriï? Hendr k. Windhandel in Tulpen,  S74 GESCHIEDENIS FflF.oerik 1J£Kur;k. nnm men , ter Vergadering van Holland, in over. weeging, om eene belasting te leggen op een zo rijken bandeltak der Volksweelde; doch dit hadt geen gevolg, dewijl die hooge prijzen bleeken van zo weinig befland te weezen als de Bloem zelve. Het geen natuurlijk te wagten ftondt, gebeurde. De winzugt wekte eene menigte van Handelaaren. Geringe Lieden verkogten alles, om een Tuintje te bekomen , waar zij eenige Tulpen konden kweeken , op welker tierigen groei zij de hoop van groote fchatten vestigden ; en , in hunne verbeelding, was het fcieine Tulp - akkertje reeds tot een uitgebreiden Lusthof aangegroeid. De overvloed der Waaren deedt, in 't volgende jaar, den hooggefteegen prijs zeer daalen. Veelen weigerden de Bollen en Bloemen , in voorkoop genomen, te ontvanger. Hier uit reezen gefchillen tusfchen Koopers en Verkoopers, tot groot voordeel der Regtsgeleerden : de Staaten van Holland fielden 'er orde op. De lust tot dien Windhandel, voor weinigen voordeelig, en veelen hoogstfchadelijk, verdween. De meesten, die zich daar toe hadden ingelaaten , waren Menfchen van weinig vermogen, en zich, inde verwagting van fpoedig rijk te worden, bedroogen vindende, waren de meesten blijde, dat zij hun gewoon beroep weder ter hand mogien neernen (*). In («) Aitzema, II. D. bl. 5°3- 5°4« Wacenaar, Amfi. V. Si. bl. 13 enz.-  osk. NEDERLANDEN. aW In dit Tijdperk vertoonden zich twee zeer wijduit een loopende Partijen in 't ftuk van Godsdienst en Zedeleer. Deeze helde in alles tot de Itrengtte zijde over, geboodt de tterkfte onthouding in kleinigheden , fchudde het hangend hoofd over alles-, war, een zweem van nieuwigheid of zwier hadt, fprak op den llrengften toon over woeker, opfchik, Schouwburgs-vermaaklijkheden, en andere dergelijke onderwerpen. Gene , veel gemaatigder, zag deeze dingen aan als onverfchillig, en beweerde zulks op gronden, veel bellaanbaarder met de Staatkunde en 't gezond verhand. Hoog liep de twist over den Baard, het Hoofdhair , de Paruiken enz. Lodewijk de XIII. hadt de gewoonte , om lang hair te draagen, weder ingevoerd; dan de Strengen in Holland fpraken 'er over als eene fchandelijke, fchriklijke en vei?foeilijke dragt, eenen Christen onwaardig, gefchikt om het verderf over Land en Kerk te brengen. Men vondt 'er, die die Perfoonen , door de Toveresfe de Mode beleezen, niet met rust in hunne Godsdienstge Vergaderingen wilden dulden, üene menigte van Voor- en Tegeofchriften , ten opzigte dier onderwerpen, zag het licht: zij werden uit allerlei oogpunten betchouwd : en onder al dit fchrijven ging de Mode haaren gang. Het'gefchil over den Woeker, betaald aan Bankof Lombaardhouders, en het trekken van Geld voor de leening van Geld op Panden, door de Strengen gemaakt, en door de Gemaatigden verdeedi&d , liep zo hoog, dat de zaak op At Synode werdvoorgefteld; S a vioc] Fredeuus Hendrik. Godgeleerde gefchillen. l  Frederik Hendrik, Haai te- 'gen de Arminiaanen en tatnolijken. «76 GESCHIEDENIS doch de Gevolmagtigde van Staat verboodt, uit naam der Hooge Uegeering, v^n die zaak te fpreeken: en de Staaten, kct daar naa, een Befluit ten voordeele der Bankhouderen neeniende, deedt zulks den twist ophouden, en bragt de Strenge Partij, zo niet tot andere gedag!en , althans tut lliizwijgen. Behalven zulks , zou 't belang , hun even zeer gedwarsboomd hebben, als de M»de in 't ander geval: 1 belang niet alleen , maar ook de reden der zaak zelve, die, in een Land vol Hande!s , het opfehicten van Geld op Panden, en het verilrekkendaarvan voor Intresten , hoogst billijk maakt, terwijl wtlbedagte Wetten waaken tegen fchaftdelijken en uitzuigenden woeker (*). Schoon de Leeraars der Heertellende Kerke, in de opgenoemde gevallen , verdeeld waren , hadden zij eene gemtene zaak tegen de Armini aanen en Roomfc'aen. De Arminiaanen hielden zij voor Pesten, vol van de fnoodfte gevoelens; de Roomfchen voor Afgodendienaars: en wilden het Land, 'tgeenniet gelukkig zijn kon, zo lang men 'er Ketterij en Afgoderij duldde, van die overlasten gezuiverd hebben; althans {jeanen in de Regeering toelaaten dan zodanigen, wier ijver voor den vastgehelden Godsdienst buiten allen twijfel was, door het getrouw te Kerk te komen en 't gebruiken des Avondmaals. In 't Overmaasfche Land, waar (*) Eavle , Chaufepied & Paquot, Art. Saumaife. R'evius , Voetius , Spanheim Epifl'da de Novhftmh in jielgio disjidiss, Tgm. II. Opp. p. 973.  der NEDERLANDEN. 27? waar de meeste Inwoonders Catholijken waren, drongen zij llerkst aan op het uitrooijen dier wangevoelens, en wilden, dat men geen minijversbetoonde voor den waaren Godsdienst, dan de Roomfchen voor hunne dwaalende begrippen (*). In deczervoege lpraken en redenkavelden bovenal de Utrechtfche Leeraars , 't zij om lugt te geeven aan 't vuur van hunnen eigen ziedenden ijver, of ter onderlieuninge van hunnen Hoogleeraar Gisbertus Voetius, 't Hoofd der'Strenge en Onverdraagzaame Godgeleerden, en Kweekling van Gomarus. Deeze, geboortig van Hemden, betoonde een allerheetften ijvergloed voor den Hervormden Godsdienst. Onvermoeid was hij in 't preeken, achtmaal in ééne week betrad hij , te Heusden , den Kanfel. Zijne flrengheid van zeden lloeg de voorfchriften der burgerlijke welleevenheid in den wind, en bij 'tgemeene Volk ftondt hij in eene groote hoogagting. Allen , die zijue gevoelens niet omhelsden , droeg hij een doodlijken haat toe. De lof en bekwaamheden van anderen Honden hem in den weg : en , daar hij zich meest op de Godgeleerdheid en Taaien hadt toegelegd , kon hij niet wel dulden, dat anderen hunnen geest in ruimer kring lieten werken , en zich op de Wijsbegeerte bevlijtigden. Bovenal muntte hij uit ïn de gemoederen des Volks gaande te maaken en zijne Vijanden door de hand zijner Medehelperen ie vermoeijen, zelve niet in het ftrijdperktreedende, dan (*) Onpartijdige Chronijk, bl, 74.7p.84.85. S3 Frederik Hendrik. Verregaandeijvjr van Voetius.  278 GESCHIEDENIS Frederik Hendrik. dan om den laatflen flag toebrengen : te ferfchrifelijker was zijn baat, dewijl dezelve in 't duister woedde en wondde, zonder dat hij zich blootftelde, om ééne wonde te ontvangen : dan zommigcn zagen door het masker heen , waar mede hij zich zogt te dekken, en dan bleef hij niet fchootvrij. 't Is bey kend , dat de Utrechtfche Leeraars de Regeering aangeweest zijn , om de Catholijken uitterooijen , om genoegen te geeven aan Voetius , die, ftaande zijn verblijf in 's Hertogenbosch , geduurig met hen getwist hadt: zijn veeljaarige pennellrijd met Maresius, eerst Leeraar der Franfche Gemeente te 's Hertogenbosch , en naderhand Hoogleeraar op de Hoogefchool te Groningen, {trekt ten onlochenbaaren biijkc, hoe zeer hij alles, wat naar Paaperij zweemde, oeltreedt. 't Is ook bekend, hoe hij Descartes bij de Proteflanten afmaalde als een vriend der Jefuïten f en een Catholijk Geestlijken aanzette, om hem te beltrijden als een Atheïst, die een aanvang maaktemet de Altaaren aftebreekèri, en met omkeeren van den Staat zijn werk zou voltooijen. Discartes gaf Brieven in 't licht, alie de kunstenaanjen eli fnoode ftreeken zijns vijands ontdekkende. Voetius , niet in Raat', om bet een zo gedugt Tegenftander in 't Itrijdperk te treeden , keurde het raadzaam, hem 't ftilzwijgen opteleggen door de hand der Overheid, 't Gelukte hem , die Brieven te doen veroordeelen aïs hoonend en beledigend voor den Hervormden Godsdienst, aangevallen in den perfoon van één der voornaamfte Leeiaaren. In de gezellchappen te U. ■ {recht  Beu. NEDERL.ANDE N. 279 trccht befchikte hij Lieden , die Descartes zwart rhaakten , en het zo verre wisten te brengen , dat niemand bijkans zich voor den Vriend diens Mans durfde uitgeeven. De Overheid zogt hij verder tot Dienaaresfe van zijnen haat en jalouzy te gebruiken. Groot was de verbaasdheid van Descartes , als hij vernam , dat men, in een Land , weleer zo hoog door hem geroemd, heimlijke befchikkingen maakte , om hem als een Atheïst te Itraffen , daar hij een nieuw bewijs voor Gods beftaan gegeeven hadt; en als een Lasteraar, dewijl hij de lasteringen zijns vijands hadt durven wederfpreeken. De onverzoenlijke Voetius was met den Beul van Utrecht overééngekomen, dat hij een zeer hoog brandend vuur zou ontfteeken , tot het verbranden der Boeken van Descartes. Hij zelve zou in perfoon met klokkengelui ingedaagd worden. Gelukkig hadt de FranfcheWijsgeer Vrienden , zo aanzienlijk , agtbaar en menschlievend, als zijne Vijanden zich laag , veragtlijk en vervolgziek betoonden. Men weet, datEuzABETH, Prinfesfe van de Palts, en Nigt van Frederik Hendrik , zich de vriendfchap van Descartrs tot eere rekende, en eene ijverige Voorftandfler was van zijne begrippen. Frederik Hendrik zelve , en de Franfche Afgezant, kreegen geen kundfchap van den toeleg , op dien verltandigen Man gemaakt, en de Geregtshandelingen, tegen hem aangevangen , die den Nederlanden tot onuitwischbaare fchande zouden verltrekr hebben, of zij deeden ze door hun gezag ftaakêh. Zin» Frederik Heindrik«  Frederik Hejndr'.k. De Wijsbegeenevan Descartesverboden. ] < ] I J < 1 1 I 1 > < t t l <3 a8o GESCHIEDENIS Zints dien tijd maakte de Wijsbegeerte van Descartes , door veele Hoogleeraaren in de Wijsbegeerte omhelsd, zulk een opgang, en hadt zodanig een invloed op de Godgeleerdheid, dat daar uit, in den jaare MDCLVI, eene hevige beroerte in de Kerken en Hoogefchoolen der Ferêénigde Nederlanden onthoudt: men belloot, op verfcheide hunnerKerkiijke Bijéénkomsten , zich tegen de Cartefianerij te verzetten, en niet toetelaaten, dat die overheerfchende Wijsbegeerte derwijze doordrong inde Godsijeleerdheid, en op deeze heilige Weetenfchap zulke Inbreuken maakte. De Staaten van Holland keurden aiet alleen dit Befluit goed , maar gaven 'er nieuwe tragt en klem aan door een openbaar Bevelfchrift, lat zelfde jaar uitgegeven, bij 't welke den Hoogeeraaren in de Wijsbegeerte en in de Godgeleerdleid verboden werd , de Schriften van Descartes 'oor de Letteroefenende Jongelingfchap te verklaaen, of de Leerftellingen van het Euangelie volgens Ie beginzelen der Wijsbegeerte uitteleggen. Men lepaalde wijders, op eene Vergadering, te Delft, in iet volgend jaar, gehouden, dat niemand tot deBeiieniug van'het Leeraars - ampt zou worden toegelaten, of hij moest pleg.ig beloofd hebben , dat hij le Cartefiaanfche Wijsbegeerte niet zou voorfplanen, noch de Godlijke éénvoudigheid van htiEuan* ■eiie misvormen, door 'er vreemde optooizels bij te oegen. Voetius verzette zich inzonderheid terlc tegen den Omloop des Bloeds en de Beweeging er Aarde rondsom de Zon, dewijl Descartes dee- se  Ika NEDERLANDEN. a8i 5re twee gevoelens voorftondt. Het eerfte werd voor Ketterij, en 't laatfte voor godloos eh ftrijdig met de Heilige Schrift gehouden. Hadden de Tegenftauders van Descartes hier de zelfde magt bezeten als de Znqui/ttie, hij zou misfchien het zelfde lot als Galilei hebben moeten ondergaan. De Nieuwigheden, door den Hoogleéraar Coccejus in de Godgeleerdheid ingevoerd, paarden zich mét de gefchillen over de Wijsbegeerte van Descartes. Hier uit reezen twee magtige en talrijke Partijen, bekend onder de bertaamingen van Poetiaanen en Coccejaanen, welken nog ftand houden , fchoon hunne twisten nu zo geweldig niet, en de Voorvegters van wederzijden geraaatigder zijn dan voorheen. De Coccejaanfche Godgeleerdheid en Cartejtaanfche Wijsbegeerte hebben niéts gemeens met elkander. Niettemin droegen de zaaken zich in diervoege toe , dat de Voorftanders van deeze zeer onderfcheidene Weetenfchappen zich tot éénen Aanhang vormden • althans in zo verre, dat zij Coccejus voor hunnen Leidsman in de Godgeleerdheid hamen, en Descartes voor hunnen Leermeester in de Wijsbegeerre verkoozen : en geen Wonder , de zelfde Perfoonen, die den voortgang der Cartejïaatten in de Nederlartden dwarsboomden, waren ook de heftige Tegenftanders van de Coccejaanfche Godgeleerdheid. Dee. ze wederltand tegen die twee groote Mannen en hunne ftelzels bragt de Carteftaanen en de Coccejaanen in de noodzaaklijkheid, om hunne kragten te veréénigen tegen de aanvallen van zo talrijke en gedugte n Deel. T Vh> Frederü Hendrik. Cocce\aanfchëen Poeliaanfcne gefchillen.  s8s GESCHIEDENIS Frederik Hekprik. Peïlcomen, van Tooverij befchuli digd, ie Oudevater geWoogen. Vijanden. De Gefchiedenis wijst uit, dat de Godgeleerde gefchillen tusfchen Voetius en Coccejus zomtijds door Staatkundige beweegreden gelterkt wierden. De Naavolgers des laatiteu neigden doorgaans tot Gemaatigdheid , en drongen fterk op de Gehoorzaamheid aan 's Lands HoogeMagten, waarom zij veelal bij 's Lands Overheden beter gezien waren dan die der Foetiaanen, die Kerk en Raadhuis wilden betreeden, en zich voor ijverige Vooritanders van het Huis van Oranje betoonden (*). Nog ten, deezen tijde was te Oudewater in zwang eene gewoonte, zeer zweemende naar die oude Proefneemingen in de dagen van drieste Onkunde, Perfoonen , Van Tooverij befchuldigd , werden op de Waage dier Stad gewoogen. Van waar deeze dit Voorregt heeft, is onzeker. Hetgemeengerugtwil, dat het eene vergunning is van Keizer Carel den V, die dit middel zou bedagt hebben , om veelen, anders zeker de flachtöifers van het Bijgeloof, te redden. De voorzorgen, gebruikt om hunne onfchuld te doen blijken , verdienen , van wegen derzelver zeldzaamheid, vermeld te worden. De Perfoonen, van Tooverij verdagt 3 en des verklaagd , werden tot op 't hembde uitgekleed : dewijl het doorgaans Vrou- (*) Vie de Descart. par Baillet. Traj. Erud. CiiauIfEP. Arr. Voet. Bayle, Art. Desmarets & Tobie /indré. Epift Ren. Cart. ad C. K D. G. Voetjum. Thomas Elog. de Descartes, p. 84 & 1Ó4, MosHtlM Kerklijkt Qefchied. IX. D. bl- 232 enz.  der NEDERLANDEN. 2S3 Vrouwen» en, meestentijds, oude Vrouwen waren, die deeze proeve moesten doorftaan , oordeelde men 't genoeg, dat de Stads Vroedvrouw 'er bij tegenwoordig was, en met de twee Perfoonen , tot het weegen aangefield, getuigde. Zij deelden met de Schepenen en den Gehelinfchrijver de zes Guldens en tien Stuivers , welken de Proevelingen moesten betaalen. Bij het uitgaan gaf men hun een Getuigfchrift , behelzende , dat hunne zwaarte geëvenredigd was aan hunne grootte, en'er, gevolglijk,niets, wat naar Duivelkunstenaarij zweemde , in hun Lichaam huisvestte : voor weinig gelds ontgingen zij dus de llralTe der verbranding. Zonderling is het, dat de meesten der Gewoogenen uit Westphalen kwamen. Maar nog zonderlinger , dat 'er nog in de Eeuw, welke wij beleeven , Befchuldigden gewoogen zijn, geen Vreemdelingen , maar Lieden, niet verre van Oudewater woonagtig. In de daad, men zou denken , dat onze Landsgenooten, in den tegenwoordigen tijd, te helder uit hunne oogen zien , om aan eenige Tooverij geloof te Haan, en zulkebelachlijke proeven te neemen (*). Ten Hot van dit Tijdperk hebben wij nog aantetekenen, dat, onder het Stadhouderfchap vanFreüekik Hendrik , de Vaarten tusfchen Leyden , Delft en den Haage gemaakt zijn (f). Welverfneeden pennen hebben de ontelbaare voordeelen der meenigvul- dige (*) Befchr. van Oudewater, bl. 51.52.145.170. (ji) Commsl, Leeven van Fr. Hendrik, II.D.bl.20, T * Frederik Hendrik. Nieuwe Vaarten, in Heiland gegraaven.  Fredeuik Hendrik. 00 Zie het Werk van den Heer la Lande, fur les Ca. wausc narigables. 'Einde des Zesde Deels Eerjie Stuk. a»4 GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN ditje Vaarten, reeds vermeld. Men heeft aan deezè nuttige werken, in China en Holland, geen gering gedeelte der welllaagende bevlijriging en Volksvoorfpued roetefchrijven. Holland heeft hier in een groot voordeel boven andere Landen, ontftaande uit de natuurlijke Landsgelteldheid : terwijl ze in andere Landen niet dan met zeer groote moeite en kosten kunnen gegraaven worden , uit hoofde van de ongelijkheid des gronds en de bergagtige ftreeken, valt het hier gemaltlijk, de grond laat zich ligt bewerken , en de Vaarten zeiven dienen om de afzakking van't water der Landerijen, die doorgaans zeer vogi tig zijn , te bevorderen (*).  T JL JE JE JR JE JE JC der ALGEMEENE GESCHIEDENISSB van de VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN, gevolgd naar 't fransch van den he e re A. M. CERISIER. ZESDE DEEL. Tweede Stuk.. \ Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXIIh   INHOUD VAN HET ZESDE D E E L '$ Tweede Stuk, T GEMEENEBEST DER. FERÊÉNIGDE NEDERLANDEN. DRIEËNTWINTIGSTE BOEK, Het Stadhouderfchap van Willem den II, en de eerfte Oorlog met Engeland. Vijfdr Tijdperk. Staat van het Gerneenebest ten opzigte van andere Mogenheden. — Inwendige Onlusten tusfchen de Algemeene Staaten en de Staaten van Holland, en tusfchen den Prins van Oranje en de Stad Amfter- dam. Mislukte aanflag van dien Vorst op die Stad. Zijn dood. Graaf Willem Fhedepuk, Stadhouder van Groningen en de Ommelanden. Opening en raadpleegingen. der Groote Fergadering, Staat der Verdcnigde Gewesten ten opzigte van de qndere Mogenheden van Europa ; ten opzigte van * a Spanje,  jv INHOUD. Spanje, van Deenemarken , van Zweeden , van A drie Hanze-Steden en Rusland, van de Rijksvorsten, van Portugal, van Frankrijk, en van Engeland. Gczantfchap derwsards. Dood van Dokëslaar, en misnoegen van Strikland. thara&er van Willem den Iï. Maatregels der Staaten van Holland tegen de Stadhouderlijke magt. Vermindering van 's Lands uitgaven. Vermindering van Krijgsvolk. Verdere vermindering 'door Holland aangedrongen , en gefchillen , daar uit ontflaan. Gebeetenheid der andere Gewesten tegen Holland. De zaak van den Admiraal de Witte en eenige Zee-Capiteinen. Wedereifchen der Algemeene Staaten. Amiïerdara verJïrekt zijner Hoogheid twee millioenen. De Staaten van Holland befalten ter ajz.onderlijke afdanking. Breede last , door de Algemeene Staaten aan zijne Hoogheid gegeeven. Verfchillende gevoelens daar over. Zijne Hoogheid vertrekt aan 't hoofd der Belending. De Bezending te Dordrecht. Te Gor. cum, Schoonhoven, Gouda, Rotterdam, Briele, Schiedam en Delft. Te Alkmaar, Hooin, Edam en Xtfedenblik. Te Amflerdam , Haarlem en Leyden. Klagten bij de Algemeene Staaten. De Staaten van Holland neemen de verdeediging der Steden op zich. De betwiste punten, 't Verfchil over de vermindering der Krijgsmagt. Zes Heeren van Holland gevangen gezet. Wat zijne Hoogheid tot deeze flappen bewoog. Zijn oogmerk in den aarflag op Amfterdam. Verflaagenheid , door de bekendmaaking veroorzaakt. Beleid van den toeleg op Amfterdam. <• V- • ~ u «• • • . . d.  INHOUD. v De aanflag ontdekt. Zijne Hoogheid komt zelve voor Amfterdam. Verdrag , tusfchen zijne Hoogheid en Amfterdam getroffen. Redenen, die Amfterdam bewoogen. Ontflag der gevangene Heeren. De Prins geeft reden van zijnen handel in gefchrift. De Gewesten befluiten tot een éénpaarigen voet van afdanking. Willem de II. bedankt voor zijne verrigtingen. Verbond tusfchen zijne Hoogheid en Frankrijk. Zijn dood. Onderfcheidir.c gevoelens en aandoeningen daar over. Willem de III. gehooren. Willem Fredekik, Stadhouder van Groningen en de Ommelanden. Bezending van Holland aan de andere Gewesten. De Staaten neemen verfcheide Voorregten , die de Stadhouder gehad hadt, na zich. Dezelve neemen de beflelling hunner Wethouderfchap aan zich. De Steden van üverijsfel, Gelderland , Groningen en Utrecht herkrijgen ook haare Regten. Omwenteling in Zeeland. Zeldzaame verandering in de geestneigingen. De Afgezondenen ter Groote Vergaderinge komen in den Haage. Aanfpraak van den Raadpenfionaris Kats. Poogingen der Staaten van Holland , om het Stadhouderfchap aftefchajfen. Poogingen der Friezen, om het-Stadhouderfchap fiaande te houden. Het Capitein Generaaü'chap afgefchajt. Holland zoekt Zeeland van de noodloosheid des Capitein - Generaalichaps te overtuigen. Het fluk der Militie beflist. Het fluk der Religie behandeld. Aanfpraak van Lotius , uit naam der Synoden. Schikkingen tegen de Omkoopingen. Die van Braband en Drente doen ver geeffchen aanzoek bij de Groote Vergadering. * \ Voor-  vï INHOUD, '/ Voorgevallene omtrent het Gefchrift zijner Hoogheld, wegens den aanflag op AmiTerdam. A'gemceHe Verg ijlnis. Het fluiten der Groote Vergadering. Zesde T ij d p e r k. Oorzaak des Oorlogs tusfchen Engeland en de Ver' éénigde Gewesten. Bloedige Zeedagen tus¬ fchen deeze twee Mogenheden. —— Joan de "SVvpj, Raadpensionaris, Ondèrhaodeïingen en \ rede met Engeland. De A&e der Se- clujie, . Staat der Veréénjgde Gewesten ten opzigte van Enge.la.nd. Buitengewoon Gezamfekap van het Britfche Parlement aan de Veréénigde Gewesten. Onderhandelingen met de Engetfche Afgezanten. Hoon, den Engelfchen Gezanten in den Haage aangedaan. Het Parlement geeft eene Acre uit, tot krenking van den Handel chr Hollanders en Zeeuwen. Een Gezantfehap uit deeze Gewesten na Engeland. Welk een indruk de vrugtlooze Onderhandelingen aldaar hier te Lande maakten. Eerfte ontmoeting tusfchen Tüojjp en Blake. De EugMchtn weigeren alles, Wf* tot bevrediging kan flrekken. Geestgefleldheid der Ingezetenen tegen de Engelfchen. De Vloot van Tromp door een florm deerlijk gehavend., 's Volks misnoegen. Zeeflag tusfchen de Ruiter en Asku/;. Zafl.ig tusfchen Witte en Blake. Overwinning op de Engelfchen, tusfchen Dcuvres en Faiiion be. haald.  INHOUD. VII naald. Aanflag der Engelfchen , om de Schepen en Havens deezer Landen te verdelgen. De Zeeuwen willen het Capitein- en Admiraal-Generaalfchap aan den Prins opdraagen. In Gelderland en Overijsfel "komt dit eek in overweeging. Joan de Witt, Raadpenflo naris, Koning Carel de II, wil zich op de Ploot der Staaten infeheepen . dit wederhouden. Zeeflag van drie dagen tusfchen Blake en Tromp. Overwinning en dood van Jan van Galen. Zeef tg hij Nieuwpoort en Duinkerken. De Staaten zenden eene magtige Ploot in Zee. Zeeflag op de hoogte van Katwijk en de Maaze. Lof van Tromp , in den flag gefneuveld. Straf eeniger Capiteinen en Luitenants. Ongelukkige gevolgen van deezen Oorlog. Opfchuddingen, om den Prins van Oranje te verheffen. On. lusten en oproeren in Holland. Holland verzet zich tegen de verheffing van den Prins. De Vcréénigde Gewesten zoeken met andere Mogenheden Perbonden te fluiten. Aanbiedingen van de Engelfche Koningsgezinden. De Staaten van Holland fchrijven «. ' rx in Groningen e» de Ommelanden. Regeerings-gefieltenis in Overijsfel. Onlusten aldaar, tlollantl belet het aanftellen van eenen Veldmaarfchalk. Het verlies van Brazil. De Staaten zenden eene Floot tegen Portugal in zee. Tochten van de Africaanfche Roovers. Vredes-verdragen met de Africaanen. Zeerooverijen der Engelfchen en Franfchen. De Ruiter neemt twee Fraufche Vrijbuiters. Onèènigheik tusfchen Frankrijk en de Veréénigde Gewesten. Het gejchil bijgelegd. Vermeesteringen van Carel Gustavus, Koning van Zweeden. De Staaten doen het beleg van Dantzig »pbreeken. Verbonden van deezen Staat met Zweeden, Poolen, Dantzig d?#Deenemacken. De Koning van Deenemarken verklaart Zweeden den Oorlog. Vermeesteringen des Konings van Zweeden. J7e Vloot der Staaten zeilt door de Zond , en verlost Koppenhagen. De Staaten en de Engelfchen fchrijven de Nobrdfche Vorfien de wet voor. Onderhandelingen der Engelfchen en Hollanderen bij (te NoOfdfche Vorfien. De Staaten blijven alleen Middelaars in 't Noorden. Stoute landing op het Eiland Funen. Nederlaag der Zweeden. Algemeene Vrede in het Noorden. Vrede tusfchen Frankrijk en Spanje. Carel de II. zwerft om, met de hoope van zich, ten eenigen tijde, her field te zien. Downing ontmoet denzelven in 's Haage. Hij wordt in Engeland geroepen , om als Koning ie regeeren. Eere, hem in Holland beweezen. Zijn vertrek na Engeland. De Aéte van Uitiluiting vernietigd. De ijver voor het Huis van Oranje verkoelt. Drie der Reg.  x INHOUD. Regt er en van C^rel den H. overgeleverd. Verbond, met Engeland gefloten. De Staaten zoeken zich met Frankrijk te verbinden. Buitengewoon Gezantfchap der Staaten na Frankrijk. Verbond, tusfchen Frankrijk en den Staat gefloten. De Koning van Frankrijk wil Duinkerken in dit Vetdrag begreepen hebben. Staatkunde der Staaten ten opzigte van Frankrijk. Het Verbond van Frankrijk bekragtigd. Waan van d'Estrades. De Spaanfchen flellen eeve Verbintenis der Zeventien Gewesten voor. Ontwerp , om de Spaanfche Nederlanden te verdeelen. d'Estrades fchrtjft den Koning, dat de Hollanders overgehaald waren, uit vreeze voor den Turk. Merkwaardig fchrijven van Lodewijk den XIV, alshijde handeling tusfchen Spanje en Holland bemerkte. Over H ontwerp , om Holland van de Unie aftezonderen. Holland gaat in magt alle de andere Gewesten te boven. Verandering in 't openbaar Gebed. Geestgefieldheid ten opzigte van V Stadhouderfchap. Gefchil der Coccejaanen cn Voetiaanen. Gefchil tusfchen de Regeering te Utiecht en de Predikanten. Tveraars tegen de Verdraagzaamheid. Staat der Kunsten en Weetenfchappen. Verdraagzaamheid. Zeden. Rijkdom en Weelde. Bloeiende ftaat des Oost-Indifchen Handels. De Kaap de Goede Hoop verkreegen. Macasfar gewonnen. Gezantfchap na China. Op welk een voet men in Japan handel drijft. *t Eiland Formofa verhoren. Heldenbedrijf van den PredikanS Hambroek. TA"  TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de FERÊÉNIGDE 'T GEMEENEBEST DEK FERÊÉNIGDE NEDERLANDEN. DRIEËNTWINTIGSTE BOEK. Het Stadhouderfchap van Willem den II, en, de eerfte Oorlog met Engeland. V ij f d e T ij d p e r k. Staat van het Gerneenebest ten opzigte van andere Mogenheden. Inwendige Onlusten tusfchen de Algemeene Staaten en de Staaten van Holland, en tusfchen den Prins van Oranje en de Stad Amfterdam.— Mislukte aanflag van dien Forst op die Stad. Zijn dood. Graaf Willem Frederik , Stadhouder van Groningen en de Ommelanden. Opening en raadpleegingen der Groote Fergadering. J0)e Westphaalfche Frede opent een nieuw Toneel in de Gefchiedenis van Nederlands Gerneenebest. FI Deel. 2. St» A Het  WtLIEM DIS II. Staat Jer Feréé ■ nigdt / Gewesten ten opzigte van de andere Mogenheden in Europa; ten opzigte van Spanje , aSu GESCHIEDENIS Het Staatkundig ftelzel van 't zelve onderging groote veranderingen. De Vijanden van de Veréénigde Gewesten werden de grootfte Vrienden, de oude Bondgenooten , misnoegd, deezen over de trotsheid, genen over den afval, en allen over de nieuwe Verbintenisfen, door dezelven aangegaan, ftelden niet langer het zelfde belang in 't lot van den nu vrij gehouden Staat. Andere Mogenheden van Europa , niet te vrede wegens het hoogmoedig gedrag der Nederlanderen , of geprikkeld door ijverzugt over 't geluk, hun ten deele gevallen, wenschten ze vernederd te zien. Schoon , derhalven, dit Gerneenebest, ten dien tijde, den Schepter der Zee en des Handels zwaaide, fchoon Magt en Rijkdom aan 't zelve één der eerfte rangen onder de grootfte Mogenheden van Europa gegeeven hadt, was het egter duidelijk, dat de ongenegenheid der Staaten, van het zelve niet genoeg ontzien, een vuur onder de asfche deedt fmeulen, om, bij de eerfte gelegenheid, uittebarsten (*). Geenen betoonden zich genegener , om zich met de Ferêénigde Gewesten te verbinden, dan de Spanjaarden , tegen welken zij zo veele jaaren eenen feilen Krijg voerden. Hadt het alleen van Holland afgehangen , men zou het door hen voorgellagene Verbond hebben aangenomen. Zij waren de eerften, die hun eenen Afgezant zonden. De Heer Brui* deedt, (*) Aitzema , HL D. bl. 33°. 335- 4°5- 470. 654, WlCQÜEF. I, p. I30,  der NEDERLANDEN. 287 deedt, in Zomermaand des jaars MDCXLIX , zijne intreede in den Haage , met dien tytel bekleed. De Koning noemde de Staaten zijne zeer waarde en groote Vrienden : en de Afgezant bediende zich, in zijne aanfpraak , niet zelden van de ftreelende uitdrukkingen , Magtige , Bloeiende en Souveraine Staat (*). —— De Koning van Deenemarken, dien zij meermaals de wet hadden voorgefchreeven, door openlijk de Partij zijner Vijanden te kiezen, zogt zich met hun te verdraagcn. Zij floten met dien Vorst een Verbond , den negenden van Wijnmaand des jaars MDCXLIX , getekend door Gelderland, Holland en Friesland. De Vaart der Staaten werd van den Sondfchen Tol ontheven voor eene jaarlijkfche uitkoop: dit Verdrag, voordeelig aan de Landfchappen en Steden, die op de Oostzee handel dreeven, fmaakte de anderen in geenen deele , en men was geenzins te vrede, dat de Algemeene Staaten de lasten zouden draagen van eene Overéénkomst, welke alleen bijzondere Staaten of Steden te baate kwam ; ter deezer oorzaalce, als mede van wegen de bezwaarlijkheid , om het zelve uittevoeren , hieldt dit Verdrag niet langer Handt dan tot in den jaare MDCLI (f). Doch, in alle andere Rijken, waar het Gerneenebest , eertijds , dienstdoende en ijverige Vrienden telde, (') Wicquef. Preuv. I. p, 590, O Aitzema, III. D. bl 330.335. Wicquef. Preuv. L; p.637. Capelle Qidtnkf. II. p. 2ö"o, A a Willem ds II. van Dee» nemarken, van Zweeden ,  WtU.em de II. V3n de ónt Manze - Steden en Kxsland. van de Rijks, venten. aPS GESCHIEDENIS telde, Waren de geneigdheden geheel veranderd. Zweeden was niet alleen misnoegd over het Verbond, door de Algemeene Staaten met Deencmarkcn aangegaan : het wist, dat zij niet opgehouden hadden met geduurig inteboezemen, hoe men moest waaken tegen den aanwas der grootheid van Zweeden in het Noorden, en zijn best doen om het evenwigt te heritellen : een woord , 't welk den Staatzugtigen zo ichor in de ooren klinkt. Dit Koningrijk was, daarenboven , te nauw aan Frankrijk verbonden, om niet te deelen in de verkoeling der vriendfehap tusfchen het Zélve en de Veréénigde Gewesten (*). —— De drie Hanze-Steden, Lubek, Hamburg en Breemen, verbonden zich niet aan 't Gerneenebest dan uitwendig, om zekere voorbijgaande belangen , heimlijk zamenitemmende tegen deszelfs heerfchappij ter Zee, zo nadeelig voor haaren Handel. De Czaar of Grootvorst van Moskovic , dien men ontzag om de belangen des Koophandels , zondt den Agent der Staaten te rug , dewijl hij geen baard aan de kin hadt (f). De Rijksvorsten zageu met geen genoegen , dat het Gerneenebest liezettingen in verfcheide Steden van Duitschland hieldt. De Hertog van NieuWbürg vorderde het ontruimen van Ravenjïein. De Aartsbisfcbop van Keulen , tevens de waardigheid van (*) Aitzkma, III. U. bl. 403 405. 470.472. Ö54.655. (I) 7.\t aldaar, b'. 218. 214. 227. 234. Wicqi ef, Liv. if. p. 130.  mx NEDERLANDEN. 189 yan Eisfehop van Luik bekleedende', eiscbte , dat de Stad Rhijnberk hem zou wedergegeeven worden, en de helft des Regtsgebieds , welk hem in Maastricht toekwam. De Keurvorst van Brandenburg hieldt bij de Staaten fterk aan om de Steden Wezel, Reis, Emmerik en Gennip , welken zij in bezetting bleeven houden tot zij voldaan zouden zijn wegens de opgefchootene penningen (*). Maar zij weezen die aanzoeken van de hand , en , hun misnoegen niets rekenende, haalden zij hunnen haat op den halze. Staatkundiger zouden zij zich gedraagen hebben , met deeze Rijksvorsten edelmoediger te behandelen, en kleine opofferingen aan hun te doen, om Bondgenooten te behouden , en voortekomen, dat zij zich niet tegen hen veréCnïgdèn. Wij zullen , in't vervolg, zien , welke onheilen volgden, door de ongunstige indrukken , die eene tegenovergehelde Staatkunde naliet. Eindelijk waren de belangen der drie Mogenheden, die, voorheen, de natuurlijke Bondgenooten van 't Gerneenebest fcheenen , het bezwaarlijkst met die van 't zelve te vereffenen. Het Befland, tusfchen de Veréénigde Gewesten en Portugal, in 't jaar MDXL. gefloten, was, gelijk de voorgaande Tijdperken uitwijzen, door geene der beide Partijen nagekomen. De Portugeezen verlangden hunne verioorene Bezittingen te herwinnen , en de West-Indifche Maat- fchap' (*) Aitzema, III.D.bl. aog. 270.282.286.297. Wicouef. Liv. II. p. 117.119 -191. Preuv. Lp.379 — WjI.T.fiï de 11» van Pc tugal,  soo GESCHIEDENIS Willem de II, fchapplj zogt den joop haarefvermeesteringen vo^rttezctten. Dc eentgemdden konden het verlies van Loanda, St. Thomé en Maragnan, naa de omwenteling aangetast , niet verduuwen ; zij beweerden, dat de Vlooten der Staaten den Wapenfiilftand niet konden weigeren aan Volken , die , Vijanden van Spanje geworden, geen Vijanden meer van de Ferêénigde Gewesten waren. De Staaten hielden Traande, dat alle bemagtigingen, vóór de bekragtiging en bekendmaaking des Beftands , wettig van hun bezeten wierden. Het Hof van Portugal, overtuigd , dat men niet ligt aüland doet van gewigrige aanwinsten, zogt zich fchadeloos te hellen , zonder zich over de geoorlofdheid der middelen zeer te bekreunen. Vernomen hebbende , dat de Portugeezen in Brazfl gaarne het juk der Hollanderen zouden afwerpen , frookte het, in 't geheim, deeze misnoegdheid 'aan, en keurde ze, in't openbaar, af. Deomfiandigheden begunstigden deeze llaatkundige ftreek. Naa het vertrek van Graaf Maurits van Brazil, ia den jaare MDCXLIV. van daar te rug gekomen, vondt zich het bewind over de Landen vandenbtaat in dat Gewest in handen van Kooplieden , die meer de tegenwoordige winst dan het vestigen der Volkplantingen bedoelden, en hunnen afkeer betuigd en betoond hadueu van de groote kosten , ten laatstgeinelden einde gemaakt en gevorderd. Zij lieten de Vestingwerken vervallen, en verminderden het getal der #ezettinge. Zelfs ontdeeden zij zich van Wapenen en Krijgsvoorraad, deeze verkoopende aan den Por-  Ejer NEDERLANDEN. *}ï Portugeefchen Onderkoning van Brazil, die ze ten duurften prijze betaalde , om hen door winzugt te verlokken, en geheel weerloos te maaken. Zij vorderden zwaare belastingen van de noodwendige Leevensbehoeften, en verdrukten de Portugeezen dooi bezwaarende fchattingen. Deeze geweldenaarijen. gevoegd bij den ftrijdigen Volksaart dier twee Volken, matte het geduld der Portugeezen af. De itoutmoedigften beraamden, in den jaare MDCXLV. eenen verraaderlijken aanflag, om, opeen Bruilofts feest, in de Stad Fernamhuk , alle de Hollanders, die deel aan de Regeering hadden , omtebrengen . en, in die verflaageriheid , daar door verwekt, d< anderen tot onderwerping te noodzaaken , of desge lijks van kant te helpen. Deeze toeleg berste ui voor de volvoering; doch de Zamenzweerders , tijc gehad hebbende om te ontvlugten, wisten eengrooi aantal Misnoegden op hunne zijde te trekken , dit kleine Benden in 't Land vormden, en veele ongere ge'dheden pleegden. Welhaast vonden zij zich mqg tig genoeg , om de Hollandfche Vastigheden aante tasten. Zij Haagden hier ia te fpoediger, dewijl de aa:t der lugftreeke meer met den hunnen dan mei dien der Nederlanderen flrookte , die meestendeel; kwijnende en zieklijk waren : daarenboven fpander 's Lands Inboorelingen met hun zamen , en wei ragen vielen den Hollanderen toe. Te vergeefscf sondt de Maatfchappij, van tijd tot tijd, veilierkinc derwaards: deeze rigtte niets meer uit, dan dat zi de overgave der Plaatzen, die , de een voor en dt A 4 in Wn.' tltt DE II.  fifjs Geschiedenis Willem pa li. ander naa, r#n de. Portugeezen werden overgeleverd , eenigzins vertraagden. Dit ging zo vei re , dat de Staaten, toen de Munfterfche Vrede gellotcn werd, iu dat Gewest niet meer dan drie Sterkten bezaten, naamlijk op het Recif, in Rio Grande, en \n Paratha. Bittere klagten verwekte deeze ontweldiging tegen den Portugeefchen Afgezant in den Haage,: het Gemeen ftondt op *t punt om zijn Huis te plunderen. Hij beweerde fteeds, dat zijn Meester, wel verre van eenig deel te hebben aan dit bedrijf, gereed was het zelve te liraffl-n. Men hieldt hier over verfcheide onderhandelingen; men ontdekte te laat, dat hij den fclnjn maakte van alles te willen wedergeeven en herlleïlen , om tle toerustingen eener fterke Vloote na Brazil, waar over men ernstig raadpleegde, te nretumen : toen dit voorbij was, voerde hij eene geheel anc.re raai. De Gewesten en Steden, die 't meest leden bij het verlies van Bra-. zii, wilden tot eene openbaare Vredebreuk met Portugal komen ; maar die geen belang hadden bij zulke vcrafgelegene Vastigheden , wederhielden het (*)* Wij zullen , vervolgens, moeten fpreeken van de laatfte poogingen, door de Staaten aangewend , om eene zo heerlijke Vermeestering, die hen als uit der handen viel, te behouden. De, (*) Barleus de reh. in Braf.gestis, p.499. Commel, Leeven van Frederik Hendrik, li. D. bl. 172- 187. Aitzema , III. D. bl, 30. 88. 90. Basnage, p. 44.  beu NEDERLANDEN. .293 De zaaken, met Frankrijk te vereffenen, waren wel van zulk eenen ernstigen aart niet, doch baarden veel ongerustheids. Het Franfche Hof was zeer misnoegd over den Vrede , door het Gerneenebest met Spanje gefloten. De Koning verboodt den invoer van vreemde geweevene Stoffen, en liet de kaa* perijen zijner Onderdaanen , in de Middenlandfche Zee, op de Hollanders toe : het eerfte ftrijdig met eenige Overeenkomfien, tusfchen Hendrik den IV. en deezen Staat getroffen: het laatfte met een Verdrag van Zeevaart, in den jaare MDCXLVL gefloten. Misfchieu werden deeze kaaperijen door'tilof wel heimlijk begunstigd , om wraak te neemen wegens den toevoer , door de Hollandfche ZeehandeJaaren, zints veele jaaren, den Spanjaarden aangebragt. Deeze toevoer beftondt, zo men wil , niet alleen in Krijgsvoorraad; maar, voor het fluiten van den Vrede, verkogten de Kooplieden hun geheel gewapende Schepen, e,n verbonden zich, het Zilver, overgemaakt tot betaaliug des Krijgs volks , in Vlaanderen en Braband te bezorgen. Amfterdam leedt veel nadeels bij deeze kaaperijen : deeze Stad hadt ook veel toegebragt tot het fluiten van den Vrede , en de Spanjaarden derwijze begunstigd, dat zij Schepen uitrustten , ten hunnen dienste , tegen Frankrijk C). Veel (*) Wïcqüef. Liv- II. p. 82. 89. Basnage, p. 123. Capelle Gedenkf. II. p. 270 271. Wagenaar Amft.V.Sï, bi. 68. Refol. BilL 1648. bl. 441. M Willem de II. van Frankrijk. I  Wlf.T.EM DE JI. ! 1 i i t 2 11 b o d d S' 29* GESCHIEDENIS Veel verder zou het Franfche ^/gegaan hebben in 't betoonen zijner gevoeligheid , hadden binnenlandiche onlusten dat Rijk, ten dien tijde, niet van één gereeten. De onéénigheid tusfchen het Volk en de Parlementen aan den eenen, en tusfchen het Hof en den Cardinaal Mazarin aan den anderen kant, was tot een volflagen Oorlog opgereezen. De Regentesfe week, roet den jongen Lodewijk, uit Parijs. Deeze Stad en haar omtrek , anders de Zetel der Weelde, veranderde in een Slagveld, met bloed bemorscht. De beide Partijen waren verdeeld onder de naamen van Frondeurs en Mazarins. Aan't hoofd der eerstgemelden honden de Hertog van Beaufort, de Medehelper des Aartsbisfchops van Parijs ; de Abt, naderhand de Cardinaal, de Rets ; de Prins de Conti , de Hertogen van Bouillon en van Lontueville , en-de Marfchalk de Torenne. De aatstgemelden hadden eerst tot Voorftander den 'rins van CoNDé; doch , gevangen genomen , om :ijne wijdgaapende eifchen , veranderden de belan;en, en veelen der Hoofden van Partij, dewijl zij ;een ander oogmerk hadden dan 's Volks misnoegen ot het bevorderen van hunne eigene bijzondere inigten te gebruiken. De Staatsdienaar zou zich, ïtddelerwijle, met het Gerneenebest verzoend heben , hadt hij 'er onderhand van kunnen trekken, m de Misnoegden te onderwerpen. Hij verzogt en, zijn aanzoek grondende op voorige Verdragen; >ch hij kreeg ten antwoord , dat de Staaten, vol:ns het Verdrag des jasrs MDCKLII, alleen var- bon-  der NEDERLANDEN. 205 bonden waren, om den Koning , binnen negen jaaren naa het fluiten van den Vrede met Spanje , de uitgefchootene penningen te rug te geeven , welke tijd nog niet verllreeken was; dat zij aan hunne Verbintenis, om den Koning met Oorlogfchepen te ortderfteunen, reeds in den jaare MDCXXV. voldaan hadden, door de uitrusting onder Hautain , die den Staat op een millioen , zevenhonderd en zestigduizend Guldens te haan kwam : welke fomme , met den intrest, zo veel beliep, als Frankrijk van den Staat te eifchen hadt: vooral, wanneer men 'er bijvoegde de honderd en veertigduizend Guldens, hier aan de Franfche Kiijgsoverlfen betaald , mitsgaders het beloop van 't Vice ■ Admiraalfchip,voorüocfo//e gebleeven , en van zeventien metaalen Stukken , geborgen uit een geftrand Oorlogfchip , en na Calais gevoerd. Uit dergelijke tegenreden en zonderlinge berekeningen blijkt genoeg , hoe weinig de Staaten gezind waren, om in de maatregelen van Frankrijk te treeden (*). Nog neteliger Rondt het tusfchen dit Gerneenebest en Groot-Brittanje. De Partij desParlements, of van Cromwell, hadt alles in dat Koningrijk onder haar geweld. Koning Carel de I, in den loop zijner onheilen, gedwongen, zich aan de Schotten overtegeeven , was door hen aan de Parlementsgezinden verkogt. Naa hem een geruimen tijd bewaard en gevangen gehouden te hebben , maakten zijne ei* (') WicQüEr. Preuv. L p. 601. 879. 8,90- WlLLtt» DE II. van Engeland,  Willem db W 290 GESCHIEDENIS eigene Onderdaanen zijn vonnis op. Gedhurende het woeden deezer Staats-ouweeren in Groot-Brit' tanje, kwam «ie Hertog van York in den Haage. Ztjti ouder Broeder, de Prins van Walles , vermoedelijke Erfgenaam der Kroone, begaf zich mede herwaards, naa eenigen tijd te Parijs doorgebragt te hebben bij de Koninginne, zijne Moeder , die daar iieen de wijk genomen hadt. Deeze ging aan boord op de Engelfche Koningsgezinde Vloot, en 't verichilde weinig, of dezelve was met eene Vloot des Parlements Haags geraakt in den mond der Maaze: 2% zouden het Regts- en Grondgebied der Ferêénigde Gewesten niet ontzien hebben , hadt deeze Prins, wiens magt verre de zwakiïe was, de partij niet gekoozen , om te Hellevoetfluis binnen te loopen. Warwik , Admiraal der Vloot van het Parlement, hadt de ltoutheid, om de Staaten te vergen , dat zij de Vloot , onder den Prins van Walles, de Havens deezer Landen zouden ontzeggen: beweereude , dat het Schepen det Muitelingen waren , dewijl zij. de zijde des Parlements verlaaten hadden. Doch de Staaten bewoogen , om de onzijdigheid te bewaaren , de beide Vlooten deeze Kus'en te verlaaten. De Prins van Oranje hieldt bij de Algemeene Staaten fterk aan , om zich ten voordeele zijns Schoonvaders te verklaaren ; doch de vrees van Holland en Zeeland, om zich de aanwasfende Partij des Parlements ten vijand te maaken , bragt te wege, dat noch hij, noch de Prins van Walles , iets konden bewerken, dan het afvaardigen van een buiten-.  Deh NEDERLANDEN. ao? tengewoon Gezantfchap naa Engeland, om, ware het mogelijk , het leeven des Konings, over wien men te regt zat, te bewaaren (*). Aokiaan Pauw, Heer van Heem/lede, en der Staaten gewoonlijke Gezant Joachtmi , vertrokken derwaards, in 't holst van den Winter. Het Parlement, verwittigd van het oogmerk huns Gezantfchaps, bedagt een middel, om zich van de lastigheid huns aanzoeks te ontflaan , hun aanbiedende het doen eener openbaare intreede , ten einde door de langzaame vervaardigingen van het plegtige , daar toe noodig, de gehoorverleening uitgefteld mogt blijven tot naa den dood des Konings. Maar de Afgezanten, bemerkende, dat zij geen oogenblik te verhezen hadden, zouden zij den hun opgelegdenlastvolbrengen, zagen af van die ftaatlijke inhaaling , en begaven zich, naa het te boven komen van veele hindernisfen, bij Cromwell en Fairfax , en , 's anderendaags , in het Parlement. Vergeefsch verzogten zij» dat de uitvoering van het reeds geftreeken doodvonnis mogt ingetrokken worden ; vergeefsch toonden zij, dat zulk eene daad de Engelfchen zou fehandvlekken, geheel Europa tegen hen verbitteren , en, bovenal, zo veele Vorsten , of door banden van bloedverwantfchap aan den Koning verknogt, of belang hebbende, om den hoon , der Kouinglijke Majelleit, in deszelfs Perfoojti, aangedaan, te wreeken. Liet (*) Aitzema , III. D. bl. 395. 299, Raiin, T. VIII. p. 699. 703 710. Refol. Hoi!. 1649. bl. 15.18. Willem de 11. Gezantfebap derwaaeds.  «9« GESCHIEDENIS Willem be II. Het Huis der Gemeente verwaardigde zich niet da Engelfche overzetting hunner Aanfpraake ce leezen. Op den volgenden dag, den negenden van Sprokkelmaand, werd Koning Carel , door Beuls handen, in 't openbaar onthalsd. Het Hoogerhuis werd vernietigd, de Koninglijke Waardigheid afgefehafr , en Engeland in een Gerneenebest hervormd, 't welk gelegeerd zou worden, zonder Hoogerhuis , door Afgezondenen des Volks, in een Huis der Gemeente, 't welk den naam van Parlement aannam, vergaderd. Carel Stuart, 's Konings oudfle Zoon, voor Koning te verklaaren verboodt dit Huis, op ftraiTe des doods (*). Zo ras de Prins van Oranje dit droevig uiteinde vernomen hadt , zondt hij Dodor Stuart tot den Prins van Walles , die zich toen in Holland bevondt. Om hem voortebereiden tot het hooren van die droeve tijding, fprak hij eerst van andere zaaken; doch de ontfteltenis, op zijn gelaad gefchilderd, duidde aan, dat hij iet ongemeens te zeggen hadt. De Prins vroeg de reden van zijne ontroerenisfe ? God zegene uwe Majefteit ! zeide de Doctor , met eene hem, door fnikken afgebrooken , en viel voor hem op de knien. Uit deeze woorden verflondt Carel, met hartzeer, dat hij te fchielijk Koning geworden was. — De Algemeene Staaten lieren ckn Prins van Walles den rouw beklaagen , hem met den tytel van Koning Carel den II. begroeten, en we- O Rai™, Tom.VIII.p,718-720. IX.p.3.4.5.  DE». NEDERLANDEN. 299 wegens zijne komst op den Throon geluk wenfchen. De Staaten van Holland vaardigden ook twee Edelen en één Lid uit elke Stad tot hem af , doch bedienden zich van min fterke bewoordingen, endeeden geene gelukwenfching in 't geheel. Dit Gewest, als mede Zeeland, op de belangen des Koophandels bedagt, oordeelde, omzigtiger te moeten handelen ten aanziene van 't Parlement, 't welk alle gezag bezat, dan omtrent een Koning , die alleen met een tytel pronkte. Doch de Algemeene Staaten , aan den Prins van Oranje verknogt, betuigden diepen eerbied voor 't Koninglijk Huis. De Predikanten zelve, die, eenige jaaren geleden, fterk tegen Carel den I. en den Godsdienst van dien Vorst hadden uitgevaaren, fpraken van zijn treurig uiteinde met verontwaardiging en affchrik. In eene Aanfpraak der Haag fche Predikanten aan Carel den II, welke zij,ondanks het verbod der Staaten van Holland, in 't licht gaven , ftapelden zij de veragtlijklte en hoonendhe uitdrukkingen op een tegen de vervloekte Geveinsden, die hunne handen bevlekt hadden met het bloed van den Gezalfden des Heeren. Zij Helden Carel den I. onder de Martelaars. De Staaten van Holland waren te meer misnoegd over deezen handel, dewijl zij geen aanltoot wilden geeven aan het Parlement, of eenigen grond, om te wantrouwen aan hunne genegenheid. Zij hadden een te diep inzien van zaaken , om geen ontzag te betoonen voor Mannen, wier magt zo ontzaglijk , wier onderneemingen zo gelukkig, en die door hunnen trots zo gereed waren tot IVlLT.EM DE II.  Söo GÉSCHIEDEHIS Willem be II. Dood van Dore- slaar, en misnoegenven Strikland. tot het neemen van verhaaste en geweldige maatregelen. De Moord van Ooreslaar. bragt hun op nieuw in de noodzaaklijkheid, om die voorzorgen zo verre uittehrekken, dat ze Carel oen If. bewoogen zich van hun Grondgebied te verwijderen (*). Doreslaar, Zoon eens Preciikants tcEnkl.'uizen, Hoogleeraar te Cambridge, hadt de zijde des Parlements gekoozen, en was als édn der Fifcaalen tegen den Koning gebruikt. Dewijl hij beide de taaien verftondt, werdt hij als Refident des Parlements bij de Veréénigde Gewesten gezonden. Weinig dagen ma zijne aankomst in den Haage , Vervoegden zich eenige ijverige Koningsgezinde» , 's avonds, in zijne Herberge, drongen in de Kamer , en bragten hem om 't leeven. Niettegenftaande den onmiddelijken last, om de fchuldigen te vatten, hadden zij tijd om zich wegtemaaken , en niemand kreeg de duizend Guldens, door de Staaten van Holland beloofd aan elk , die de Moorders zou aanwijzen (t). . Walter Strikland, die reeds, zints zeven jaaren, uit naam des Parlements, zich in Holland hadt opgehouden , beklaagde zich , na Engeland oVergellooken, dat hij nooit ter Algemeene Staatsvergadering gehoor hadt kunnen verwerven, fchoon deSiaaten van Holland allen mogelijken ijver betoond hadden, (*) Refol. Heil. 1649. bl. 25. 29. 80. Aitzema, 111. D- bl. 324.329. 367.377. Wicquef. Liv. UI. p. 155. (f Rapin, Tom. IX. p. 19. Ludlows Mem. Vol. f* p, 251. 269.  bek NEDERLANDEN. sar¬ den, 0111 hem hetzelve te bezorgen: zelfs bij gefchrift verklaarende, de andere Gewesten fchuldig te zullen houden aan alle de onheilen , welken uit de weigering van Strikland volgen mogten: zij haddenhem ook, op zijn verzoek, onder hunne bijzondere beicherming genomen ; en hij betuigde ook , dat de vriendfchap van Holland meer diensts gedaan hadt aan Engeland, dan de koelheid der andere Gewesten nadeels , en dac het Gerneenebest van Engeland meer gelegen was aan de vriendfchap van Holland alleen, dan aan die van alle de andere Gewesten met elkander (*). Een wartel van bitterheid groeide op tusfchen dit Rijk en de Ferêénigde Gewesten : en wij zullen zien, hoe deeze voorvallen den Hoofden der Engelfche Regeeringe een voorwendzel gaven , om deezen Staat den Oorlog te verklaaren, toen zij; een buitenlandfchen Oorlog noodig hadden, om hunne Rijks - overweldiging te handhaaven. In deezervoege namen de geheltenisfen der vreemde Mogenheden , ten opzigte van de Algemeene Staaten, veel weg van ft geluk en de vastheid huns Staatsbeftuurs. Dan zulks was het erjffte niet, dat de Ferêénigde Gewesten dreigde. Burgerlijke verdeeldheden bragten de Vrijheid , waar aan zij hun Roem en Magt te danken hadden, in eenen veegen toeftand. De (*) Refol. Holl. 1649 bl.34. 131. lor. 241. 249. Wicquefort, Preuv, I. p. 555.558. Aitzema, III, bl. 386. 387. Rymer, T. IX. P.III, p. 118. 13j. FL Deel. %, St, B Willem L>£ II.  Willem i)E II. Cliaraéter van Willem den II. Soa GESCHIEDENIS De Prins van Oranje hadt nog geen vierentwintig" jaaren bereikt. Reeds vroegtijdig gaf hij blijken van eenen heldenaart, die na Krijg en Krijgsroem haak" te. Van de Natuur hadt hij alle gaven ontvangen, gefchikt om harten inteneemen en te verpligten. Hoewel bleek van kleur , ftilzwijgend en dofgeestig van aart, bezat hij een gelaad, 't welk op het eerfte voorkomen behaagt, eene edele houding en eenminzaam voorkomen , zo gefchikt , om het Volk een gunstig denkbeeld inteboezemen. Schoon zwak van geitel , vondt hij in dejagt, het paardrijden , het dansfen, het kaatzen, en alle Iterke lichaamsbeweegingan , zijne geliefdlte uitfpanningen. Zijn vlug verhand, diepdenkende geest en vast geheugen helden hem ,op 't geleide van bekwaame Leermeesters, in ftaat, om groote vorderingen te maaken ih Gefchieden Taalkunde , vijfderlei Taaien fprak hij vaardig, in de Wis- en Natuurkunde , volgens de nieuwe grondftellingen van Descartes , was hij bedreeven. —=, Zo veele voordeelen , gevoegd bij zijne hooge geboorte en aanzienlijk huwelijk aan de Dogter eens Konings , boezemden hem, daar hij zich van Vleijers omringd vondt, de denkbeelden in,om een daadlijk beftaan te geeven aan eene verheffing, meermaalen doof zijne Voorvaders bedoeld , doch nooit verkreegen. Hij ftreelde zich met het vooruit, zigt van hier in te gereeder te zullen flaagen, dewijl hij op den bijftand van Frankrijk kon rekenen, en, van de twee Partijen in het Gerneenebest, was de talrijkfte op zijne zijde. Mogelijk was het hem gelukt ,  der NEDERLANDEN. 303 lukt, hadt hij gewagt tot dat de jaaren de jeugdige voorbaarigheid gemaatigd hadden , indien hij , het voorbeeld van Maurits volgende, eene gunstige gelegenheid , om zich te laaten zien, verbeid, en zijne Aanhangers door verhaaste maatregelen en geweldige aanflagen niet verbijsterd hadt. Willem de II. zou met roem geregeerd hebben in eene Monarchy , aan 't hoofd eens oorlogzugtigen Volks ; maar zijne groote hoedanigheden werden gevaarlijk ih een klein Gerneenebest , meer geheld op het bewaaren zijner Vrijheid , dan om door vermeesteringen in grootheid toereneemen. Vorsten, in de Gefchiedenisfen zeer beroemd, zouden, waarfchijnlijk, zeer middelbaar , of misfchien zeer ongelukkig geweest hebben, was het hun ten löte gevallen,aan'thoofd van een vrij en Gemeenebestgezind Volk te ftaan (*). 't Is ons verfcheide keeren voorgekomen, dat de 1 Staaten van Holland alie ontwerpen , ftrêkkende om j de Eerzugt der Stadhouderen te ftreelen, en hunne ^ oogmerken te begunstigen, dwarsboomden. In den ' jaare MDCXLIU. hadden zij een gebruik ingevoerd, \ welks invloed welhaast bleek op de volgende voor- c vallen en op de Staatsgefteltenisfe. Zij befloten, de 11 magt hunner Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering te bepaalen door een Berigtfchrift, ftrêkkende om hun de verpligting te herinneren , dat zij in zaaken van gewigt, niets vastheiden, zonder hunne (*) Wicquef. Liv. I. p. 203. Aitzema III, D.p. 435. Mem. de GwcMa, I. p. iS, 5 & Willek de iió tTaatre;els dec itaaten an Holtnd teen de tadhou* erlijka lagt.  304 GESCHIEDENIS \Vhxem de II. ne Lastgeevers te raadpleegen , en dus aftetrekketl van de Stadhouders na de oogen te zien, dikwijls anders het geval der Afgevaardigden, op hunne aanprijzing gekoozen, door eer en ampten aan hun verpligt. Gelderland en Groningen volgden, in't eerst, alleen dit voorbeeld (*). Naa den dood van Fkederik Hendrik betoonden de Staaten van Holland zich niet zeer gereed, om diens Zoon, Willem den II, te benoemen tot de Be- (*) Aitzema, II. D. bl. 910. 911. P- Paülus Perk/' der Unie, III. D. bl. 90, Hol/and vernieuwde dit Berigtfchrift in den jaare MDCLX1X, Gelderland in MDCCL ; doch in Groningen , waar het in den jaare MDCXLIV. werd opgefteld, fchijnt het ras in onbruik geraakt te zijn. Utrecht vervaardigde hetzelve in den jaare MDCLXXXVI, en Overijs/el in MDCCVII. Dan , fchoon de Afgevaardigden van Zeeland, Friesland en Groningen zich door geene gefchreeveue Lastbrieven verbonden vinden , zijn ze, egter, Cilzwijgende, tot al het zelfde gehouden , als de Afgevaardigden van alle de andere Gewesten uitdruklijk verpligt zijn. P. Paulus PerkU der Unie , UI. D. bl. 90 enz. 129-131. . De afhanglijkheid , waar in zodanig een Berigifclirift de Afgavaardigden van Hollandbragt, bleek in de Staatsverrigtingen. De Algemeene Staaten konden toen niet langer, met dezelfde éenftemmigheid en fpoed, ontwerpen beraamen : zij hingen meer af van de bijzondere Gewesten, min van den Stadhouder , en von. den zich dikwijls genoodzaakt bet belang van hun Laridfcliap te (lellen boven dat van het Bondgenootfchsp.  dm NEDERLANDEN. 505 Bedieningen en Waardigheden , door de aflijvigheid zijns Vaders opengevallen : en , wanneer de Afgevaardigden, der bijzondere Gewesten ter Algemeene Staatsvergaderinge toegeftemd hadden in de opvolging van den jongen Vorst als Capitein-en AdmiraalGeneraal, wisten zij te bewerken, dat hij den-Eed aflei, niet alleen op de Injiruclie, reeds gemaakt, maar ook op die nog te maaken ftondt. Zij wederftreefden eene kleine beweeging, welke hij niet het Krijgsvolk maakte. Om hem te meer van hun te doen afhangen, en te toonen , dat hij zijne verheffing verfchuldigd was aan hunne vrije verkiezing, helden zij zijne inhuldiging tot Stadhouder van hun Gewest uit tot op het einde des jaars, omtrent acht dagen voor het tekenen van den Munjïerfchen Vredt , ten einde hij dit fluiten niet zou kunnen verwijlen. Zij kantten zich aan tegen het houden van eenige punten zijns afzonderlijken Verdrags met Spanje, als mede tegen alle zijne poogingen , om hulp te veifchaffen aan zijnen ongelukkigen Schoonvader, 't Valt ligt te bevroeden, hoe dusdanige flappen een fier , gevoelig en jeugdig hart moesten grieven. Nieuwe wederfpraak , in een en ander opzigt, verbitterde hem geheel , en boezemde hem geweldige maatregels in (*). Nauwlijks was de Vrede te M-anfler getekend, oS de (») Zie hier boven dit D;el, en Aitzema , II. D. bl» fc1.910.914. III. D. bl. 172. 173. B 3 Willem, de \l.  3P6 GESCHIEDENIS Willem pe H. Verminderingvan 's Lands uitgaven. de Staaten van Holland waren bedagt op de vermindering van 's Lands uitgaven , van welken zij den grootften last gedraagen hadden. De Algemeene Ontvanger hadt te verfraan gegeeven , dat hij , geduurende den Oorlcg , uit Verbeurdverklaaringtn, Brandfchattingen , Vrijwaaringen en Vrijgeleidbrie. ven zevenhonderd en veertigduizend Guldens p'etg te ontvangen: deezen, met den Vrede ophoudende, moesten die penningen op eene andere wijze gevonden worden. Holland dreef door, dat Staats- Braband dezelfde lasten betaalde, als in Holland geheeven werden (*). Dit Gewest, door eene zwaare fchuld van opgenomene Gelden en Iniresfen be« last, hadt reeds , in den jaare MDCXLIV, den intrest van zes en een vierde tot vijf ten honderd verminderd: een voetfpoor, 't welk de Algemeene Staaten , in den jaare MDCXLIX, volgden. DeSchuldeifchers hielden den Staat zo goed voor 't Geld , of zagen zo weinig kans , om hunne fchatten elders hooger uittezetten, dat zij, fchoon de hoofdfom hun werd aangebooden , verkoozen , dezelven tot dien Verminderden intrest te laaten blijven. Hier bij woa 's Lands Schatkist veel : ook befloot men, tot befpaaring van onnoodige kosten, op een tijd, dat 'er geene uitheemfche Gezanten waren , die den tytel ?an simbasfadeur voerden, hun geene vrije Wooning meer CO Wicquefort, Preuv. I/p. 392- 392. Refol, Heil* 3:649. bl. 69.  bbr. NEDERLANDEN. 30? meer te bezorgen: ook fchafte men eenige noodlooze Jachten en Vaartuigen af (*). Dan met dit alles bleef de zwaarfte last nog op de fchouwderen drukken, naamlijk de betaaling van het Krijgsvolk. Toen de Vrede te Munfler gefloten werd, beftondt de Krijgsmagt van den Staat uitachtenzestig Cornetten Paarden, behalven de Lijfwagt van zijne Hoogheid, die tweeCompagnien bedroeg, en dertig Regimenten, beftaande uit vierhonderd en elf Compagnien Voetvolk. Onder deeze Regimenten waren 'er vijftien van Landzaaten, vijf Franfchen% vier Engelfchen, drie Schotfchen, en drie Hoogdultfchen. Holland alleen was 'er, met den aanvang des jaars MDCXLIX, zeshonderd , zestigduizend, éénhonderd en zestien Guldens aan fchuldig, en de andere Gewesten naar evenredigheid. Allen erkenden zij, dat de bezuiniging der Gelden en de gunstige Vredestijd eene vermindering van Krijgsvolk vorderden ; doch men kwam niet overéén wegens het getal. De Afgevaardigden der Algemeene Staaten , die van Holland uitgenomen , fielden vast, elke Compagnie veertig man te verminderen, 's Prinfen Lijfwagt op haar getal laatende ; hier door zou de Staat , 's jaarlijks , twee millioenen, vijfhonderd, vierënveertigduizend, éénhonderd en negenenzeventig Guldens befpaaren, Die van Holland wilden vijf- (*) Capelle Gedenk f. II. D. bl.iS/-. Wicquef. Preuv, I. p. 403. Refol. Holl. 1649. bl. 100.165.168. B 4 Willem; de II. Verminderingvan Krijgsvolk.'  So8 GESCHIEDENIS w"'l'rm vz ïl. vijftig Man van elke Compagnie afdanken, de Lijfwagt van den Prins van Oratiie, van den Stadhouder van Friesland en den Veldmaa,rfchalk in haar geheel laatende. De Stadhouder, de gedagten van den Raad van Staate hier over ingenomen hebbende , keurde het vóórhel van Holland goed, en begeerde, dar bet, uit zijn naam, ter Vergadering der Algemeene Staaten zou worden voorgedragen. Doch deezen wilden hier toe niet verltaan, en de Gemagtigden der andere Gevvesten maakten zwaarigheid , zonder bevel hurner Lastgeeveren, in d'« Plan te treeden. De Staaten van Holland verklaarden daarop, dewijl de Geldmiddelen van dat Gewest den meesten last leeden, en de ontheffing geen laBgfer nitftei kon gehen» gen, dat zij aan de Bevelhebbers der Benden , ter hunner bétaal mse (taande , zouden fchrijven , om, tegen den twir.tigften van Hooimaand, die afdanking te doen, vermids' 'er , naa dien tijd , geene betaaling, dan op den beraamden voet, zou gefchieden. Zeer euvel werd dit bij de Algemeene Staaten opgenomen, en geduid als eene verbreeking van de en fchennis der Grondwetten van den Staat ; doch de vermindering ging door volgens het Ontwerp der Siaaren van Holland (*). Aangemoedigd door het wel gelukken van deezen Hap, waren zij bedagt op nog andereGeldbefpaaren-' de (*) Refol, Heil. 1640. bl. »pi. Aitzema , III. D. bh S73. 352. 3 53.  EER. NEDERLANDEN. 309 de hervormingen : het verminderen der wedden veeIer haoge en mindere Kr;jgs- en andere Amptenaaren, het vernietigen der Waardigheid van Generaal der Ruiterije , en eene verdere afdanking van Krijgsvolk , inzonderheid vijftig Compagnien uitheemsch Voetvolk, als meer aan den Prins van Oranje dan aan het Gerneenebest gehegr. Schoon deeze vóórhellen zeer fterke tegenkanting vonden bij de Algemeene Staaten en de beide Stadhouders, fchreeven egter de Gecommitteerde Raaden den Bevelhebberen der vreemde Vaandelen aan , dat zij nog twintig man van elk Vaandel hadden aftetrekken ,; 't welk vijfhonderd en tachtig Knegten 'bedroeg. Deeze Bevelhebbers, de Algemeene Staaten , de Raad van Staa.te, zijne Hoogheid , en de Stadhouder van Friesland, verklaarden zich éénpaarig tegen dit beftaan, en waren van begrip, dat de Algemeene Staaten behoorden te beveelen, dat men die van Holland zou tragten te beweegen, om de voorpenomene hervorming , zonder algemeene toeltemming, niet ter uitvoer te brengen. De Gemagtigden van Holland gaven hier op ten antwoord , niet te kunnen toellaan, dat de zaak, terwijl hun Gewest voorzat, in overweeging wierd genomen. Maar de Gemagtigden der andere Gewesten drongen , dat de Voorzitter het Befluit der Meerderheid zou opmaaken, of anders den Stoel aan Gelderland, dat laatst voorgezeten hadt, inruimen. De Gemagtigden van Holland verlieten hier op de Vergadering, om,*in een ander Vertrek, met de Gecommitteerde Raaden, over deeze netelige B 5 zaak Willem de II. Verdere verminderingdoor H*lr land aangedrongen , en gefchilien. daar uit gereezen.  3i« GESCHIEDENIS zaak te fpreeken. Nauwlijks waren zij opgedaan, of de eerfte Gematigde van Gelderland , den Stoel des Voorzitters ingenomen hebbende , hervatte de zaak, en men befloot met zes Gewesten , den Staaten van Holland , of, in derzelver afzijn, Gecommitteerden Raaden aantefchrijven , dat zij/op't ontvangen van deezen Brief, den last, tot vermindering gegeeven, zouden herroepen; en, in gevalle zij dit weigerden, gelijk wel te wagten was , zou men de Krijgshoofden belasten , om, zonder op 't bevel van Holland te letten, hunne Vaandels voltallig te houden (*). Die van Holland verzetten zich tegen dit Befluit, en wraakten de geheele handelwijze als onwettig: 'er reezen hoogloopende gefchillen, die, egter, voor 't einde des jaars, fcheenen bijgelegd te zullen worden. Men bewilligde in de vermindering, die zoveel gerugts gemaakt hadt, terwijl die van Holland het zich zouden laaten welgevallen, dat ze gefchiedde door den Raad van Staate, uitnaam der Algemeene Staaten, die beweerden, dat het afdanken van Krijgsvolk van hen afhing , en niet van elk Gewest in 'c bijzonder: een gewigtig gefchilftuk , waar over men het in dit Gerneenebest bij lange naa altoos niet déns geweest is. > Doch , wanneer het 'er op aankwam , welke Benden men zou afdanken, ontftondt 'er een nieuw gefchil. De Staaten van Holland wilden vijftig Compagnien vreemde Knegten, van (O Refol. Htll. 1Ó19. bl. 294. 303. Willem 3e II.  der NEDERLANDEN. 3" van welken 'er negenentwintig ter hunner betaalingc Ronden, afdanken: de Prins van Oranje , die zijne redenen hadt, om de vreemde boven de Landsknegten te keuren, Helde een nieuw plan voor ; volgens hetzelve zouden ilegts eenige Compagnien gfcheet vernietigd, en andere verminderd worden; maar dit behaagde die van Holland niet, daar zij zich van Krijgsbevelhebbers zo wel als van gemeene Soldaaten wilden ontdaan : zij verwierpen dit plan (*). ' Zij weigerden ook te treeden in eene voorgellagtne onderhandeling met de andere Gewesten , vreezende, dat men hier mede voorhadt de zaak der afdanking te verwijlen , en gaven den Gecommitteerden, Raaden last, de Befluiten, bij hen op ditituk genomen, voor Paafchen ter uitvoer te brengen. De Algemeene Staaten vervoegden zich bij den Stadhouder, hem verzoekende, met zijn gezag tusfchen beiden te komen, om te beletteu, dat een afzonderlijk Gewest Krijgsvolk afdankte , 't welk bij Eede aan hun verbonden was. De Staaten van Holland beweerden , dat elk Gewest regt hadt, het affchalfen van nood'ooze kosten te vorderen, en men geen Gewest kon noodzaaken een ondraagbaaren last te torfchen. De Aljemeene Staaten klaagden , dat Holland zich reg en aanmaarigde , die alleen aan 't geheele Bondgenootfehap toekwamen , en de wet aan 't ganfche Gerneenebest wilde zetten (f). Hoe (*) Wicquef. Preuv. I. p. 427. 431. Liv.HI. p. 138. (|) Ziealdaar, p. 447.449. Ref.Holl.ïè^o. bl. 26.93. 115.119.123. WhxbW «E |l, tó's'o,  Sia GESCHIEDENIS Willem dk II. Geheetei.bejdder andere Gewesten tegen Holland. Hoe zeer de andere Zes Gewesten op Holland-, ten dien tijde , gebeeten waren, kunnen wij best verneemen uit de taal des Heeren van Aarsbergen , die, toen op 'sPrinfen zijde, eeneaanmerkelijke rol fpeelde. Wij zullen het hoofdzaakiijke dier bezwaar n liter aantekenen. Wil Holland iets doordrij,, ven , wij moeten altoos bukken: weigeringen en ,, geweldige maatregels bekreunt het zich niet. Kant „ het zich aan tegen een vóórhel, men kan 'er niet ,, mede voort, 't Is alleen door misleiding , kuns„ tcnaarij en bedreiging, om een afzonderlijk Ver,, drag aantegaan, dat het ons heeft doen ftemmen „ tot eene Onderhandeling , uitgeloopen op eenen ,, Vrede , ftiijdig met de goede trouw , aan onze Bondgenooten verfchuldigd , aanloopende tegen „ het gevoelen van veele Leden des Bondgenoot„ fchaps. Het overheerfchend en eigendunklijk ge- drag van dat Gewest heeft ons Brazll doen ver,3 liezen: het vertrek der Vloote, gefchikt om het,, zelve te behouden, zo lang verwijlende , tot dat Zeeland de ftem tot de Vredehandeling gegeeven. „ hadt. Zijne verltandhoudingen met de Gevolmag,, tigden van Spanje heeft ons de drie Landen van „ Overmaaze, die de Zes Landfchappen, benevens „ zijne Hoogheid en den Raad van Staate wilden be, houden , afhandig gemaakt. Amfterdam en de , Noordhollandfche Steden hebben het Hof van Zwct, den, onzen ouden Bondgenoot,van ons vervreemd, , door het aangaan eener bijzondere Verbintenisfe met ; Deenemarken, bij welke zij alleen belang hebben, „ etï  £28. NE DERLANDEN. 313 'p en in welke zij, ondertusfchen, alle de Steden en M Gewesten willen doen deelen. Wie weet niet, „ hoe lange jaaren de Stad Amfterdam den Span,, jaarden onderlland verfchaft heeft? Wien is on,, bekend, met welk een drift de meette Handeldrij„ vende Steden van Holland de fluikerijen op inko„ mende en uitgaande Regten begunstigen , onder „ voorwendzel, dat zij, volgens de Lijsten geïut ,, en geheeven wordende, den Handel zouden ver- leggen ; terwijl ze, naar eisch geheeven, groote ,, fommen in 's Lands Schatkist zouden brengen: „ alle middelen , tegen dit kwaad voorgellagen, j, blijven zonder uitwerking. De Rijkdom, met „ Magt en Hoogmoed vergezelfchapt, zijn kwaade ,, Raadsluiden in gemeenfchap en beraadflagingen ,, met de zodanigen , die, zonder toedoen van de „ magtigtte Leden , niet wel kunnen beftaan , of „ zich tegen den overlast van buiten befchermen. „ Hierom hebben eenigen van Amfterdam wel dur,, ven zeggen, dat de Unie van Utrecht was Leonind „ Societas, die nu uit, en haare uitwerking gedaan „ hadt: die van Gelderland, Overijsfel en anderen ,, waren vermeesterde Gewesten van Holland. Ui„ terlijk werd wel voorgegeeven, dat men de Unie moest onderhouden. Holland was daar aan ook „ gelegen, om voortekomen, datde ZesLandfchap- pen zich onder den anderen, of met anderen, niet „ nader mogten verbinden (*)." De (*) Men vlade deeze klag?«ti ia 't breede in de Cedenkf. van Willem de II.  6i4- GESCHIEDENIS Wj.li.pm de ff. D.» ziak van den Admiraal de Witte en eenige Zte-Capiteinen* De zaak van Wjtte Cornp.ltszoon de Witte verbitterde de Algemeene Staaten nog meer tegeri Holland , en bijzon Ier tegen Amfterdam. Deeze Vlootvoogd eener Vloote,na Brazilgezonden, was, zonderdes verlof van de Regeeringe gekreegen te hebben, te rug gekomen. De Prins van Oranje, wieu hij verllag deedt van zijne verrigtingen , hadt hem , bij raade van eenigen uit de Algemeene Staaten, doen vasthouden , en op de Gevangenpoort brengen : ten zelfden tijde lieten zij , door de Admiraliteit van Amfterdam, eenige Capiteins der Vloot van de Witte vatten. Over welken , zo wel als over den Admiraal , door hunne Hoogmogehheden Regters geüeld werden, gekoozen uit alle de Admiraliteits Coliegien. De Staaten van Holland klaagden, maar zonder vrugt, over de fchennis van hun Grondgebied , en de krenking van hun Oppergezag. De Regeering vart Amfterdam voegde haare regenverkiaaringen hier nevens , en, ziende, dat het niets Betekende, liet zij, door hunnen Hoofd - Officier de Gehangenen opgeëischt hebbende, en de Admiraliteit geen haast mankende , om dit verzoek intewilligen, de Sloien van de Gevangf-nisfe der Admiraliteit openflaan , en de Capiteii s op vrije voeten Hellen. De Staaten van Holland beweerden, dat de Algemeene Staaten, geen Pvegtsgebied hebbende binneri dé van van eer Capelle, IJ. D. bl- 568 enz. oèt. 2S3.32& 327. D.m NEDERLANDEN. 317 i».Poegd bij die der Algemeene Staaten in 't Gerneenebest, kon te wege brengen. Zijne Vleijers bleeven niet in gebreke , hem inteboezemen , dat de Staatkunde hem geregtigie, om zich van de neiging der Algemeene Staaten te bedienen, ter bereiking zijner bijzondere oogmerken. Eenige Gerneenebestgezinden durfden zeggen, dat de Vrede en de tegenwoordigheid van den Souverain dö Bedieningen van den Stadhouder en Capitein-Generaal onnoodig waakten. Dusdanige gezegden, overgebragt bij een jong Vorst, deeden zijne eerzugt jbet opblaaken, en ontliaaken zijne gevoeligheid tegen Holland, en Amfterdam in 't bijzonder, meer en meer (*). Doch , omtrent den tijd , dat de Witte gevat werd , viel 'er iets voor , 't welk zeer gefchikt fcheen, om het goed verhand tusfchen zijne Hoogheid en Amfterdam te herfleilen : eene gebeurtenis, veelal over 't hoofd gezien, en moedwillens overgeflagen door Schrijvers, die Amfterdam als den gellagen Vijand van den Stadhouder zoeken te doen voorkomen: doch die de edelmoedigheid dier Stadin 't onbeneveldst daglicht helt. 't Was naamiijk Amfterdam, die den Prins van Oranje, om hem uit zijne zwaare fchulden te redden , twee millioener Guldens verltrekte. 't Waren de Burgemeesters, die zich, op den voorflag zijner Hoogheid, terftonc bij de Vroedfchap vervoegden, en deeze gereed von den, om hem te gerijven» en, toen de Staaten var Hol (*j Aitzema, III. D. W. 391. VL Deel, s. Si. ' C Willem de Üi Amjler' dam verftrekt zijne Hoogheid twee millioenen, . i  ^3 GESCHIEDENIS Willem de Ui Da Staaten van Holland befluiten terafzonderüjkeafdanking. Holland zwanrigheid maakten , om zich op eenigerlei wijze met deeze leening te bemoeijen, al dien last op zich namen, en de voorfchreeve fomme , onder behoorlijke verpanding eeniger Heerlijkheden tegen vier ten honderd, bezorgde; terwijl die Stad , weinig weeken naa het fluiten van dit Verdrag van leeninge, door zijne Hoogheid zelve voor eene weldaad erkend , zodanige blijken van 't ongenoegen diens Vorsts moest ondervinden, als geene wedergade hadden onder eenige voorgaande Stadhouderlijke regeering (*). Dan wij moeten dit hooger ophaalen , en met de voorgaande gebeurtenisfenzamenknoopen ; en Hukken vermelden, waar over het ganfche Land verbaasd ftondt, en die, op 't naaleezen, elk rechtaartig Nederlander een killen fchrik door 't hart jaa.gen. De Staaten van Holland hadden niet bewilligd in den Staat van Oorlog voor den jaare MDCL, op welken het Krijgsvolk gebragt was, 'tgeen zij meenden dat moest afgedankt worden , en vonden , met bewilliging van Amfterdam , goed , den Gecommitteerden Raaden last te geeven , den Capitemen en Ritmeesteren der Compagnien, die ter hunner betaalinge honden, aantefchrijven, dat zij op geene verdere betaaling , van wegen Holland, te rekenen hadden. Nogthans werd de volvoering van dit Befluit, ter gelegenheid eens nieuwen voorflags zijner Hoogheid , eenigen tijd verfchooven ; doch, in 'c begin snaar Auifl, V. St. bl. 74 enz.  der. NEDERLANDEN. 319 begin van Zomermaand, even voor het fcheiden der Vergaderinge, in 't werk geheld (*). —- Men mogt dit afzonderlijk afdanken den haatlijken naam van het verbreeken der Unie geeven, de Staaten van Ho/land verhouden , dat het eerfte lid van de Unie zelve de bijzondere Gewesten liet in 't volkomen bezit van derzelver Voorregten, Vrijheden en welhergebragte Gewoonten, eu , derhal ven, ook in het regt, 't welk zij van ouds bezeten hadden, van niet verpligt te zijn tot het draagen van eenige lasten , dan waar in zij, Staatswijze,hadden bewilligd. Volgens het negende lid der gemelde Unie , waren de bijzondere Gewesten ook niet gehouden in eenige lasten., dan die met gemeene bewilliging der Bondgenooten waren opgelegd ; en , naardemaal die bewilligingen flegts voor één jaar gefchiedden, en voor den jaare MDCL. in Holland nog niet gefchied waren, oordeeldendeStaaten, datzij, zondereenige krenking van de Unie, konden nalaaten eenige Compagnien te betaalen, tot welker betaaling zij niet langer verbonden waren. Hunne aanfchrijving aan de Uverften dier Compagnien was ook eigenlijk geene bijzondere afdanking, maar allee.! eene bekendmaaking van hun Befluit, ten einde het Krijgsvolk weeten mogte, dat het voortaan op de betaa'ing van Holland niet zou kunnen rekenen. Indien de andere Gewesten in ftaat of gezind geweest waren, om dit Krijgsvolk aantehou- den CO Refol, Holl. 1650. bl. 140 178, C a Willest de ir.  52o GESCHIEDENIS Willem be II. Breede last, door de AlgemeeneS taaien aan zijne Hoogheid gegeeven. (*) Wagenaar , Amji. V, St. bl. 77. den en te betaalen, 't zou hun ook , zonder krenking van de Unie, volkomen hebben vnjgeflaan(*). Geheel anders, en zeer euvel, werd dit opgenomen door zijne Hoogheid, die, daags naa de fcheidlng der Vergadering van Holland , op den eerften Pinx;erdag, met Graaf Willem Frederik, Stadhouder van Friesland, aan 't hoofd des Raads van Staate, ter Vergadering der Algemeene Staaten verfcheen, naa het houden der eerfte Predicatie ; vóór dezelve was de Raad van Staate reeds vergaderd geweest ; verwonende, dat zij, vernomen hebbende, dat de Staaten van Holland veel Krijgsvolks hadden afgedankt, in gevolge van een vdorgaanden last van hunne Hoog Mogenden , den Capiteinen hadden aangefchreeven , dat zij den Eed, die hen aan de Algemeene Staaten verbondt, zouden indagtig zijn, ïu zich , zonder uitdruklijk bevel, niet laaten aflanken. Met bijgevoegd verzoek, dat hunne Hoog ïvlogenden eenen Brief afzonden, van gelijken inhoud ; als mede, dat zij verder wilden bedagt zijn ap middelen tot ééndragt, rust en den meesten dienst iran den Lande. De Heer Eissing , zeer aan zijne Hoogheid verknogt, zat voor, en moest, 'sanJerendaags, die plaats , naar gewoonte , inruimen. De Griffier Musch , geheel aan 's Prinfeu belangen overgegeeven , ftelde , volgens een beraamd plan , een Ontwerp op, zo zonderling als vol van de noodlot-  bir NEDERLANDEN. ïtt lottiglte gevolgen : een Ontwerp, met allen fpoed, en op eene vreemde wijze , in een Staatsbefluit veranderd: behelzende een last aan alle Bevelhebberen, om het bevel der afdankinge , door de Staaten van Holland gegeeven, niet te gehoorzaamen, en dat'er eene plegtige Bezending zou gedaan worden aan de Steden van Holland, om dezelven te doen afilaan van het befluit tot de bijzondere afdanking : dat de Prins deeze Bezending, en de Perfoonen, die dezelve zouden uitmaaken, zou regelen. Bij deeze twee hui ken kwam nog een breeder en ingewikkelder Berigtfchrift voor zijne Hoogheid, 't geen wij met de eigene woorden hier zullen plaatzen , dewijl d« Prins, uit hoofde van 't zelve, zich geiegügd heef geoordeeld tot de Happen , welken wij hem, ver volgens, tegen de Stad Amfterdam en eenige Leder der Vergadering van Holland zullen zien neemen Zijne Hoogheid werd verfocht en geauthorifeert, on, alle modige orde te ftellen, ende die voorzieninge ti doen , ten eynde dat alles in goede ruste en vredt werdjc geconferveert, en inzonderheydt werde gemain tineert, ende vastgehouden de Unie, met den gevolg< cn aencleven van dien, ende in tegendeel geweert en de te gemoedt getreden , dat ter contrarie van dier fpude mogen worden voorgenomen (*). Een voorflag, die allen moest herinneren den last, eer (*) Refol. Gener. 165?, 5. Juny. Aitzema , Her fieldt Leeuw, bl. tl, 20. VLeeven van Willem, den II, II.D. bl. 516. 5«7< P 3 Willem de II. :  3a4 GESCHIEDENIS Willem be II. Verfchil. lende gevoelensdaarover. eertijds Maurits gegeeven, en zo geweldige maatregelen ten gevolge hadt. Verwekte verbaasdheid onder de aanWëezehden. Doch zijne Hoogheid , weder in de Vergadering verfcheenen , wist de meerderheid te bekomen. Die van Gelderland verzogrén tijd van beraad, fchoon zij, kort daarna, 'erin bewilligden: en Holland verklaarde 'er zich üitdrükHjk tegen : desgelijks Utrecht. Zeeland , Fi tesland , Overijsfel en Groningen üemózn 'er voor ; doch men vindt aangetekend , dat, van het tweede en derde deezer vier Gewesten , llegts één , en van het laatfte twee Afgevaardigden tegenwoordig waren (*> - Het blijkt van zelve , dat men zich bij de Staaten van Holland niet vervoegde , cn deeze gelegenheid van het fcheiden hunner Vergaderinge aangreep , dewijl men bédugt was voor de onverzettelijkheid van dit maglig Gewest, het veelgemaklijker oordeelende , de Steden door verdeeldheid !e doen bukken, en zo, de een na de andere , te winnen. Om dit doel te>isfer te befchieten, verklaarde zijne Hoogheid , den volgenden dag , zijn voorneemen, om zich in eigen perlbon aan 't hoofd der Bezendinge te vervoegen (t). Veele Regenten waren hunne Ampteri aan de gunst des Stadhouders verlchuldigd: en m i twijfelde niet, ofdeezen zouden, uit dankbaarheid, genen uit ontzag en vreeze, (*) Wicquef. Liv. ïir. p. 142. Preuv. I. p. 467.471» 473. Capelle Gedenkf. II. D. bl. 283. (f) Refol. Gen. 6. Juny 1650.  3>er NEDERLANDEN. -i% vreeze , niets aan den jongen Vorst durven weigeren; a|thans, dat h j, door tweedragt en verwarring te verwikken, het werk der afdanking zou doen haperen. Zijne Hoogheid verkoos tot Medeafgevaardigden vier Leden uit de Algemeene Staatsvergadering , Alexander van der Capellen , Heer van AartsIergen, Mauregnault, Renswoude en Klant; en, uit den Raad van Staate , Asperen , Lucasz. en den Thefaurier-Generaal Brasser. De Heer van Aartsbergen verklaart, in z\]ne Gedenkfchriften, dat hij niet, dan ongaarne, in deeze Bezending deel nam, en, fchoon in 't begrip, dat dit werk ftrekte tot handhaaving der Unie , noemt hij de middelen, daar toe gebruikt, te hard en te ongewoon (*). 's Prinfen keuze werd goedgekeurd , en zijn verzoek, om Geloofsbrieven aan de Hollandfche Steden, ingewilligd. Gelijk, ten tijde van Maurits, veele Predikanten hunnen ijver voor' 't Huis van Oranje, in een dergelijk geval, betoonden, zo lieten twee Leeraars, in den Haage, zich, ten dienPinxterdaage, voor den Volke hooren , dst men (doelende op de Staaten van Holland ) de Unie wilde verbleken, en zorgloos worden, den ouden haat van Span e geheel uit de gedagten hellende ; dat men ondankbaarheid wilde betoonen aan het Kiijgsweezen ^ en het bloedig zweet en den manhaften arbeid der Krijgs- (*) Refol. Gen. 7. Juny 1650. Capelle Gedenkf, llt P. b!. 283. 284. 285. c * Willem de 11. Zijne Hoogheidvertrekt aan 't hoofd der Bezending,  WILLEM BE II. De Be- ï.ei-t ing le Dordrecht. 3*4 GESCHIEDENIS Krijgslieden met ondankbaarheid beloonen; dat men' weinig aanzag de diensten , welken zijne Hoogheid en deszelfs Voorzaaten den Lande hadden gedaan. —j. Men was niet fpaarzaam in het verfpreiden van gerugten, dat verfcheide Regenten in Holland het Vaderland aan den Spanjaard verkogt hadden , en, om \ zelve te leveren, de Rrijgsknégten afdankten (*). De Vergadering bedankte zijne Hoogheid voor de genomene voorzorge, hera verzoekende , dat hij door alle mogelijke middelen van inductie of overreding de Steden van Holland eene afzonderlijke afdanking zou tragten te ontraaden : en de Staaten van dat Gewest deeden vergeeffche moeite , om deeze Bezending te doen agterblijven (f). Willem de II. vertrok , aan 't hoofd der uitgekoozene Bezending , met een talrijk gevolg van Krijgs overlten , op den achttien van Zomermaand. De verhaaste en vreemde wijze , waar op dit alles toeging, vermeerderde den agterdogt , zo moeilik uitterooijen in een vrijen Staat, wanneer dezelve eens wortel gefchooten heeft. De Prins endervondt zulks. Eerst vervoegde hij zich na Hollands oudfte Stad , Dordrecht. Ter déézer Stede hadt hij, in 'tvoorgaande jaar, êeGoede Lulden van Achten , aan welken en den OudRand de verkiezing van Burgemeesteren (iaat, tegen den zin der Regeeringe, en zonder het Hof van HoU land CO V Leeven van Willem den II. bl. 528. 529. (jij Re/U, Ccner. 6. en 7. Juny 1650.  ber NEDERLANDEN. 3=5 land te kennen, naar zijn genoegen veranderd , en tot dit getal Leden benoemd, die hij dagt, dat, op den minften wenk, de Burgerij tegen de Regeering zouden doen opftaan. Van dit middel , door zijne Hoogheid bedekthjk voorgeflagen, toen hij zag, dat het werk niet vlotte, zogven de Medeafgevaardigden hem aftewenden, dit geheel aan den Prins laatende, en vevklaarende, dat hun wak alleen beftondt, om alle middelen van overreding te gebruiken (*). Men verleende zijner Hoogheid en het verdere gezelfchap gehoor in den vollen Oud-Raad. De Burgemeester Jacob de Wit hadt vooraf verklaard, dit gehoor alleen toeteftaan uit agtinge voor zijne Hoogheid, zonder eenige krenking van de Opperlle Magt der Staaten van Holland, en van de vrijheid van UemBien in hunne Vergadering. Het fchriftlijk Vertoog , door den Heer van Aartsbergen ontworpen , werd ook door hem voorgeleezen ; doch diende eer tot versvijdering dan tot verééniging der gemoederen. In 't zelve helde men de afzonderlijke afdanking van 't Krijgsvolk voor als een geweldige inbreuk op de Grondwetten, als eene losmaaking van de Unie, en een middel om den Hervormden Godsdienst ten val te brengen. Het zou geene moeilijke taak ge¬ weest zijn , op dit Vertoog een voldingend tegenantwoord inteleveren ; doch de Wethouderfchap van Dordrecht, zeer misnoegd, deedt den Prins geen an- (*) Aitzema, III. D. bl. 3ji. Wicqcef. Liv. IV. p. jiq8, Capelle Gedenkf, II. D. bl. 384. C 5 iVtLLEM 3E II.  32(5 GESCHIEDENIS Willem se li. ander antwoord geeven, dan dat zij het voorgcftelde in xverweeging zouden neemen , en daar overhunne gsdagten zeggen in de eerfte Vergadering der Staaten van Holland. Niets liep recbtftreekicher aan tegen het oogmeik der Afgezondenen , en» bovenal, van zijne Hoogheid. Het ftondt gelchaapen, dat de andere Steden het voorbeeld van de oudfte zouden volgen , en dus de geheele Bezending nutloos maaken. Zijne Hoogheid verzogt, 'sanderendaags nogmaals gehoord te worden. Aartsbergen voerde weder het woord, geen vooriif opgefleid Gefchrift kezende ; maar, voor de vuist , met meer kragts aandringende op den reeds gedaanen voorflag. Hij betuigde, ,, dat zij niet uit de Stad zouden gaan, ,, voor dat men hun, met duidelijke woorden ,fchrift„ lijk, verklaard hadt, of men zich dagt te houden ,, aan de Unie, van welke men zich hadt afgefchei„ den , of niet , en voor dat de Heeren van Dor,, drecht eene vaardige en weezenlijke herfielling ,, hadden gedaan over 't krenken van de Unie, waar „ aan zij, zo wel als veele andere Steden van Hol,, land , zich hadden fchuldig gemaakt, en waar ,, ever zij ftrafbaar geworden waren aan lijf en goed: „ 'er bijvoegende, dat hij eene andere taal zou voe„ ren, zo zij op ftaande voet geene voldoening ga„ ven." .Deeze onvoorzigtige aanfpraak , in welke de Heer van Aartsbergen naderhand verklaarde , alleen op het XX1I1. Artykel der Unie geoogd, en niets gezegd te hebben , dan 't geen overéénftemde met den last van den Prins en de andere Afgevaardigden, werd  der. NEDERLANDEN. 327 werd zeer euvel opgenomen. De Wethouderfchap gaf haar ongenoegen onbewimpeld te kennen over de fcherpe en dreigende woorden, door Aartsbergen gebruikt , zeggende , van den hoon, de Opperde Magt en Vrijheid des Gewests aangedaan, ter naaste Dagvaart verflag te zullen doen , en herfttiling te vorderen. En zij befloten , ondanks alle verdere aanzoeken zijner Hoogheid ', de Afgezondenen niet meer te hooren. Hoe zeer men verwagt hadt, dat eenige Leden van den Oud-Raad zich zouden geopenbaard hebben , en daar door fcheuringe ontftaan zijn, viel het geheel anders uit. Dit heeft men ' ïoegefchreeven aan de Afgezondenen |van Haarlem, Amfterdam, en eenige andere Steden , die, binnen Dordrecht , de Wethouderfchap aanzetten , om de oogmerken van zijne Hoogheid tegentegaan (*). De Bezending , de reis vervorderende , kwam te Gorcum, waar twee Burgemeesters, van Amfterdam den Prins te gemoete gezonden , he'th aandienden , dat men zijne Vorstlijke Perfoon , noch de andere Heeren, die hem vergezelden, als alleen Afgevaardigden der Algemeene Staaten , noch ten gehoor, noch binnen de Stad zouden kunnen toelaaten. Zijne Hoogheid , wijders , verzoekende, dat hij zijn Gezag en hooge Wijsheid veeleer wilde gebruiken, om hunne Hoog Mogenden te doen afgaan van 't geen zij tegen den ftijl der Regeeringe en Refolutie van (*) Wicquef. Preuv. I, p. 475, Capelle Gedenkf. II, D, bl. 284. 392. Willem de II. - Te Gor c'ini, Schoenhoven , Gouda, Rotterdam , Br iele, Schiedam ea Delft.*  3*S GESCHIEDENIS Willem d» II.. van Holland hadden voorgenomen. De Piins was zeer gehoord o/er deeze begroeting, en, zijn fpijt, zo veel mogeüjk, bedekkende, liet hij zich, egter, deeze woorden ontvallen : Hoe wilt gij voor uwen Stadhouder de Poorten fluiten ? Ik zal daar aan gedenken 1 Zij verklaarden dit te ecnemaal, en, zo verre als het oosten van het westen, vervreemd te zijn van de minfte gedagtcn van den Raad, zullende men nimmer naalaaten, den Prins , in de hoedanigheid van Stadhouder, alle fchuldige eere tebewijzen. Te Gorcum Daagde de Bezending niet gelukkiger dan te Dordrecht (*). —— In de Steden Schoonhoven , Gouda, Rotterdam en den Priel kreeg de Bezending onbepaalde antwoorden : de groote zaak werd ver? fchooven tot de aanfiaaijde Vergadering der Staaten van Holland. Ontmoette dezelve te Rotterdam en in den Priel meer beleefdheids, dan in de andere gemelde Steden, dit ontftondt uit de gedraagene voorzorge, om Lieden dei waards te zenden , die deezui door beloften lokten, genen door bedreigingen vreeze aanjoegen. Te Schiedam weigerde men, in 't eerst, gehoor a:m de Bezending ; doch zijne Hoogheid verwierf ze , op nader aauftaan. Hier hadden de Heeren der Bezendinge het misnoegen, dat de Magiltraat, zich alleen tot zijne Hoogheid' wendende , hen niet verwelkomden noch aanfpraaken, en moest de Prins, zonder eenig gunstig antwoord , (•) Wagenaar , Amfl. V. St, bl. 80. Capelle Gedenkf* II. D. bl. 208.  oer NEDERLANDEN. 3-9 woord, vertrekken. — Het gedrag derDelvenaaren was voor hem nog aanttootlijker. Zij wilden zijne Hoogheid alleen als Stadhouder ontvangen, weigerden onthaal en huisvesting aan zijngezelichap en gevolg, en gaven een algemeen antwoord(*). Deeze ontmoetingen, langs hoe onvriendlijker wordende, bcwoogen eenigen der Heeren Afgevaardigden zijne Hoogheid te raaden, dat hij alleen de reize zou vervolgen, en de Medeafgezondenen laaten gaan , om verdag te doen aan hunne Hoog Mogenheden, vertrouwende, dat zijne Hoogheid, alleen reizende, in de Steden, als Stadhouder, welkom zou weezeu; dat hij, uit hoofde der bijhebbende Heeren, onaangenaam was. Doch hij wilde hier toe niet verhaan. „ Hij toonde ," 't zijn de eige woorden des Heeren van Aartsbergen , ,, op reize zijnde, niet bekom- merd te weezen met alfronteutë bejegeningen, niet „ anders als of hij zogt ofiènfie te ontvangen , ende „ door andere wegen daar van reparatie te verzoe„ ken: om welke redenen de Gecommitteerden dik„ wijls voorfloegen en rieden , dat hij zijn refpect „ beter behoorde te mefnagereu (f)." Haarlem en andere Steden laatende liggen , verreisde de Bezending na Noordholland, en werd met veel fiaadijkheid begroet in de Steden Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen. Een gelijktijdig Gefchiedfchrij ver (*) Aitzema Herflelde Leeuw, bl. 30. Capelle Ged< bl. 287. 289 304. (t) Capelle Gedenkf. II. D bl. 287. 28,9. Willem de II. Te Alkmaar,Hoorn, Kakhuiz'-n en Medenblik.  33» GESCHIEDENIS Willem de II. Te Am- jlerdam . Haariem en Lcyden. ver tekent aan, dat te Hoorn het losbranden van \ Gefchnt met zo veel gewelds toeging, als of mende geheele Stad wilde vernielen; doch de verklaaringen der Steden waren allen onbepaald. —_ Die van Medenblik lieten de Bezending te Enkhuizen aanzeggen , dat zij, uit hoofde van de flegtheid der wegen en de kleinte der Stad , de moeite wel konden befpaaren, om derwaards te komen : te meer, daar zij voorgenomen hadden, dezelven niet inde Vroedfchap te ontvangen. Medenblik werd voorbij¬ gegaan , en Purmerende, Edam en Monnikendam bezogt; doch , wat de groote boodfchap betrof, met gelijken uitflag als de andere Steden (*). Die van Amflerdam , de Bezending ziende naderen, vonden nogmaalgoed, zijne Hoogheid op reize te gemoette trekken, en hem te verzoeken, gelijk ze te Edam deeden, dat hij hunne Stad wilde voorbijgaan, alzo men genoodzaakt zou zijn, hem, in hoedanigheid van Afgevaardigden der Algemeene Staaten, gehoor te weigeren ; dat hij als Stadhouder, en in geene andere hoedanigheid , zou ontvangen worden; en dat men de Heeren, die met hem overkwamen , llegts als bijzondere Perfoonen zou aanmerken. Zijne Hoogheid gaf ten antwoord, voorneemens te zijn, om met de Heeren Gedeputeerden te komen in alle zijne kwaliteiten. De Wethouderfchap O Aitzema, III. D. bl. 433. 433. Herflelde Leeuw, bl.20.ar. Capelle Gcdenkf. II. D. bl. 304«_3o8ó Holl. Merc. 1650. bl. 30.  der NEDERLANDEN. 331 Fehap bleef vast in haar befluit, en eaf bevel, alles gereed te maaken , om zijne Hoogheid met de gewapende Burgerij en alle andere tekenen van eere als Madhouder te ontvangen. Doch, eer alles gereed, en twee uuren vroeger dan gezegd was , vertoonde zich de Prins daar ter Stede. Hij weigerde aantezitten aan den kostbaaren maaitijd, voor hem gereed gemaakt, en deedt zich , in eene bijzondere Kamer, door zijne eigene Bedienden, opdisfchen: door één van de Heeren aangezet, om ten minlten één dronk te doen, antwoordde hij fpijtig: Om met elkander te eeten en te drinken, zouden wij beter vrienden moeten zijn, dan tegenwoordig. Zijn ernstig aanhouden bij Burgemeesteren, om op de Geloofsbrieven der Algemeene Staaten in den vollen Raad gehoord te worden , werd volftrekt van de hand geweezen. Dit niet kunnende verwerven, begeerde hij, in den Raad gehoord te worden als Stadhouder. Burgemeesteren verzogten opening van 't geen hij den Raad wilde voordraagen: deeze weigerde de Prins eerst te geeven ; doch ontdekte , vervolgens , dat het zaaken waren, tot de Bezending betrekkelijk. Zij deeden hun best, om hem aftebrengen van deeze gedagten; doch te vergeefsch. De Raad , op nieuw vergaderd , befloot , zich te verontfchuldigen , hem -te deezer gelegenheid te ontvangen. L;it nam hij zeer euvel op, en voerde één derfleer.;n, gelast, om het befluit des Raads te ontdekken, die de m e mg nad.r wilde v?rklaaren , te g.;m<~iefe , d tt hij wel Duitsch verjlondt , en geen Uitlegger novdig hadt. Zeer Willem de II. ft  33a GESCHIEDENIS Wiixem pe il. Kliffen bij êIl-AI(temeeneStaaieu. Zeer misnoegd verliet hij , in allen ipoed , Amfier* dam (*). -—■ Haarlem, nu aan de beurt der Bezendinge, ontving ze; maar weigerde dezelve in de Vroidfcbap toetelaaien : zijner Hoogheid , als Stadhouder, wilden zij dit wel vergunnen ; doch hij begeerde 'er, buiten de Medeafgevaardigden , niet te verfchijnen. Te Lcyden fcheen men de Bezen¬ ding al den fmaad en 't fmertlijke, op de reis geleden , sis ook de ontmoeting te Amfterdam en te Haarlem, te willen verzoeten. Hier werd zijne Hoogheid met de Heeren niet alleen ter gehoor toegelaaten , onthaald , en met een gunstig antwoord vereerd , maar ook bedankt voor de zorgen, ten dienste van her Land gedraagen (f). De Bezending in den Haage wedergekeerd zijsdei deelt de Heer van Aartsbergen verfiag in de Algemeene Staatsvergadering, boofdzaaklijk hier op uitkomende , dat zommige Steden veiklaard hadden, bij de Unie te willen blijven, terwij! eenige hier van nauwDjks, en andere geheel niet, gefproken hadden; eu dat men ie Haarlem, Delft, Amfterdam en Me<&»M£d«ïBezendinge gehoor geweigerd hadt. Hierop werd de Bezending voor de genomene moeite bedankt (§). , Drie dagen laater, verfcheen zijne Hoog- (.*) Wagenaar, Amjl. V. 3:. bl. 83. Capelle Ged. II. D. bL 308. Qj-j Aitzema , III. D. bl. 432. 433- Her/1. Leeuw, bl. 20.21. Capelle GtderM. II. D. bl. 309. (§) Aitzema, als bov« Capelle Gei. II. D. bl. 310.314,  öek NEDERLANDEN. 333 Hoogheid in de Staaten van Holland , met eene fcherpe klagte over 't gedrag der Amflerdamfche Regeeringe, en èifchende behoorlijke herirelling en voldoening. Den naam der Stad fprak hij niet uit dan met verheffing en beweeging van hem, en voorts op een bedaarder toon. 's Prinfen Voordel werd terRond gedrukt, en onder 't Volk verfpreid (*). A-.nfterdam bezefte ten vollen, in welk eenen gevaarlijken ïnaab'troom zij zien vondt ingewikkeld,en liet een Verdeedigfchrift van 't gehouden gedrag vervaardigen , en ter Vergadering van Heiland overleveren. Deezen vonden hetzelve zo bondig en voldingend , dat zij de handelwijze, doordeAlgemeene Staaten gehouden , als Itrijdig met den gewoonen llijl en met de Oppermagt van elk Gewest oordeelden : en verboden , in het toekomende, dergelijke Bezendingen in de Steden te ontvangen (f). , Ten zelfden tijde kwam in 't licht het Voordel, door den Heer van Aartsbergen, te Dordrecht, ge* daan; doch werd , binnen weinig dagen , door die van Holland, in openbaaren druk, wederlegd. Onder anderen merkte men hier in aan , dat men \ gevaar, 't welk de Godsdienst zou loopen , indien het gevoelen van Holland doorging, in het Vóórhel zeer te onpasfe invoerde , vennids de bezuiniging en het af- '(*) Aitzema, III, D. bl. 434. Hertelde Leeuw , bl. 22.38. Refol. Holl. 1650. bl. 187. (f) Wagenaar , Amfl. V. St. bl. ga enz. Refol. Holh ' 1650. bl. 189. VI. Deel. 2. St. D Willem de II. Da Staaten van llotland neemen de verd.iedi»,ingder Steden up zich.  WlIJ.EM DE II. De be- twista punten, 'c Ver» fch I over de ver- ( minde- t ring der j Krjjgsaagt. i < ] ( 33+ GESCHIEDENIS afdanken van het Krijgsvolk niets gemeens hadt met het leezen der Schriftuure (*). In deeze onderfcheidene twisten beweerden de Staaten van Holland vier gewigtige hukken. , Foor eerst, dat de Bezendingen der Algemeene Staaten aan bijzondere Steden onwettig waren. , Ten tweeden, dat de Stadhouder het regtniet heeft, om zich , wanneer het hem goeddunkt, in de Ste« den te begeeven, de Vroedfchap te vergaderen , en hukken ter beraadflaging overteleveren. Ten derden, dat, fchoon de Staaten van bijzondere Gewesten het regt niet hebben, om Krijgsvolk aftedanken, zij nogihans het regt bezitten, om de betaaling intthouden van 't Volk, ten hunnen laste: bovenal, wanneer zij daar van reden gegeeven, en de nood- zaaklijkheid aangetoond hebben. Ten vierden, lat de Algemeene Staaten ) noch de Collegien, daar lan ondergefchikt, eenig Regtsgebied hebben , zonler toclaatmg der Stapten van elk Landfchap (f). De vermindering der Krijgsmagt veroorzaakte, onle tusfchen, de hevigfte gefchillen ; doch, al twisende, was men elkander nader gekomen , en mogt iet verfchil van weinig belang meer gerekend worlen. Maar hoe minder het was , hoe men van weierzijden meer drifrs en onverzetlijkheids vertoonde, ïlfc dagt, genoeg t( egegeeven te hebben. De Prin3 n de Raad van Staate wilden drieduizend Ruiters, eu (*) Aitzema, Hcrflclde Leeuw, bl. 17. (t) V Leeven van Willem den II. II. D. bl.550»506,  ces NEDERLANDEN. $tf en zesentwintigduizend driehonderd en vijfrienKneg» ten , Holland zevenentwintïghonderd Ruiters , en een weinig minder dan zesentwintigduizend Knegten, in dienst houden. Voorts was men 't nog niet ééns over de wedde der Krijgs- en andere Bevelhebberen, en over de Logijsgelden (*). De gemoederen waren te zeer verbitterd , om tot een vergelijk te komen. Twee bedrijven, zo onverwagt als itout, ontdekten de oogmerken des Stadhouders , en dreigden den Staat met een volflagen ondergang. Willem de II. zag met genoegen de gevoeligheid der Algemeene Staaten, door de zweevende gefchiflen ten hoogften top gereezen; als mede de gehegtheid der Krijgsbevelhebberen en Soldaaten , die zeer voor de vermindering van wedde of afdanking vreesden , aan zijn Pcrfoon, zo waakzaam voor hunne belangen; en agtte thans het tijdftip gebooren , om zijne heerschzugtige oogmerken te volvoeren. Hij liet zes Heeren Afgevaardigden der Hollandfche Steden , die zich fterkst tegen zijne maatregelen verzet hadden, bij zich ontbieden : en nam , zonder daar toe op eene bijzondere wijze gelast te zijn, hen ia hegtenis, juist de voetftappen drukkende van Maurits, toen deeze Oldknbarneveld , Hooceibeets en de Groot deedt vatten, 's Anderendaags 's avonds, werden zij, onder een fterk geleide van Ruiters en Knegten , na Locvefiein gevoerd. De zes Heeren waren, Jacob de Wit , Oud - Burgemeester vari (*) WlCqUEFORT, Liv. III. p. I5L D 9 WilleM de II. Zes Heeren van Holland gevangen jezer,^ 'f,-  53<* GESCHIEDENIS Willem Wat zijne Hoogheid toe deeze flappen bewoog. van Dordrecht; Jan de Waal , Burgemeester van Haarlem, en Albert Ruil , Penfionaris d;er Stad; Jan Duist van Voorhout , Burgemeester van Delft; Nanninc Keizer, en Nicolaas Stellingwerf , Penfionarisfen van Hoorn en Medenblik. De Lijfwagt was verfterkt, en alle de toegangen van het Hof waren met Krijgsvolk bezet. Zo ras de Heeren in verzekering zaten , ontboodt de Prins den Raadpenfionaris Kats , wien hij te gemoete voerde : Mijn Heer Kats , gij zult verwonderd zijn over 't geen ik gedaan heb, en u zeggen zal. ik heb niet langer kunnen lijden, dat eenige Kwaadwilligen, tot ondienst van het Land , oniénigheid gevoed hebben tusfchen de Provinciën , Holland en de anderen. Ik heb daar boven, vervolgde de Prins; en, dit ze?geude, zag hij omhoog ; (want de\ gevangene Heeren zaten op de Bovenvertrekken) zes van de voornaamften zitten, en ik heb Graaf Willem met Ruiters en Knegten gezonden , om Amfterdam inteneemen. Gaa, zeg dit aan de Vergadering van Holland , en dat ik zelve na Amfterdam gaa. Ik twijfel niet of het Krijgsvolk is 'er reeds binnen (*). Men heeft verfpreid, dat zijne Hoogheid zich tot deeze geweldige aanflagen hadt laaten vervoeren door den raad eeniger laaghartige Vleijers, die hunne verheffing zogten te vestigen op de puinhoopen der Vrijheid. Zeer werden hier van , door Schrijvers van dien tijd, befchuldigd de Heeren van Aartsbergen, O Refol. Heil. 1650. bl, 235.  pt% NEDERLANDER 35? gen , van Renswoude , en van Sommelsdijk. De twee laatften weeten wij niet , dat zich gezuiverd hebben ; doch de eerstgemelde heeft, in zijne Gedenkfchriften, eene aantekening , zeer te zijner verontfchuidiging dienende. Wij zullen ze met zijne eigene woorden opgeeven, zo zeer {trekkende, om hem van de fchuld der aanhitzinge vrijtepleiten, als om ons de geestgelteltenis des Stadhouders uit den mond van eenen zijner Aanhangeren te doen kennen. „ Op den eigen dag der gevangenneeming," fchrijft hij, ,, werd ik, tusfchen negen en tienuuren, ont„ booden bij den Prins, die mij zeide: Gij zult wei s> gefurpreneerd zijn, als ik u zal zeggen, wat ik ,, gedaan hebbe : verhaalende daarop het arrest en „ desfein. Ik verfchrikte , als ik het hoorde, alzo „ ik nooit zin hadde, dat men tot extremiteiten be. „ hoorde te komen; ook dikwijls zijner Hoogheid hadde gezeid, als ik bezorgde , dat zijne inclina,, tie daar toe zoude mogen Itrekken , dat het zelve „ ondienstig was, en vermengd met zijne ruïne en ,, verlies van auStoriteit , die , éénmaal vervallen „ zijnde , niet weder opgeregt zou kunnen worden ; „ vermaande hem ook , te willen gedenken aan de „ zaaken van Engeland, en de extirpatie van V Kt- ninglijk Huis ende Digniteit aldaar : en , bij zo „ veer dezelve mij klaarlijk van zodanigeenvoorn.ee- men hadde geforooken, zoude nog ftcrker aange3, raaden hebben, om daar toe niet te willen komen. Doch , doordien ik zeide, daar toe geen last van ,j mijne Prihcipaalen te hebben , en aizulx daar in D s v nies WlLlEM DE II. '  U's GESCHIEDENIS Willem ee II. Zijn oogmerk In den aanflag op Jlmjler. dam. „ niet te kunnen zeggtn, is mij nooit openlngege„ fchied, en kwam mij dit zeggen nu ter laater tijd „ voor, verzweeg niettemin de zwaurigheid niet, „ die ik daar in te gemoet zag , zeggende, dat het ,, al te harden ende veer uitziende refolutie was, en 5, dat ik die zaake zou moeten refereer en aan mijne „ Prlnclpaalen , kunnende daar noch voor noch tegen fpreeken. Andere Heeren van de Vergaderinge „ zeiden mij ook, daarvan geene communicatie ge,, had te hebben, en toonden ook, daar mede be,, kommerd te weezen (')." Willem de II. hieldt zich ten vollen verzekerd, dat hij het moedig Amfterdam, 'twelk demaatfloeg van alle de andere Hollandfche Meden, nietkondoen bukken, dan door eene buitengewoone verandering der Regeeringe. Gaarne zou hij, om zuik een be" drijf op gezag te volvoeren, de toeflemming der Skaten van Holland, gelijk Maurits, in den jaare MDCXVIII , verworven hebben. Doch de Vergadering van Holland was thans geheel niet gefchikt, om zulk eene magtiging te kunnen verhoopen. Hei; Volk aan 't muiten te doen flaan tegen de Wethouderfchap, en daar uit gelegenheid te neemen, om den Staaten eene buitengewoone magtiging tot het veranderen der Regeering aftevergen , was ook genoegzaam onmogelijk. De Gemeente eerbiedde en ' beminde haare Overheid , om derzelver verftandige en zagte regeering , en 'r geen ze haatlijk maakte irj CO Capelle Gidenkf. IL D. bk 274,375.  eer. NED ERLANDEN. 339 ïn 't oog zijner Hoogheid, diende juisr om het Volk aan haar te verpligten, den moed naamlijk, betoond in het aandringen op het verminderen der lasten van den Staat : de herftelde Vrede liet ook maar zeer weinig gelegenheids over, om, met eenigen fchijn , het gedrag der Overheid bij't Volk in een affchuwelijk licht te plaatzen, 't geen, in tijden van Oorlog, zo gemaklijk valt. Noch als Stadhouder, noch als Capitein-Generaal was hij gemagdgd tot zulk eene onderneeming : in die hoedanigheid was hij verbonden de Vrijheden en Privilegiën des Lands en der Steden voorteltaan : en niets ilreedt daar mede rechtlfreekIcher, dan door geweldige middelen eene buitengewoone verandering te wege te brengen in de Regeering van ééne der hemmende Steden, en hier toe de wapenen van den Staat, hem aanbetrouwd , te misbruiken. Hij beriep zich ook , om zijn gedrag te regtvaardigen , alleen op het Befluit van den vijlden Junij , hier boven woordlijk aangehaald. Dan dit Befluit kon hem in geenen deele daar toe wettigen; want, behalven dat de Algemeene Staaten niets te gebieden hebben in Holland, hieldt deeze magtgeeving geenzins in , dat de Stadhouder geweldige middelen, als het vastzetten der Leden eener vr'je Staatsvergadering, het opvatten der Wapenen, en het ongewoon veranderen der Regeeringe mogt gebruiken ; maar alleen dat hij door alle mogelijke middelen van induftie of overreeding zorg zou draagen, dat de rust bewaard, de Unie gehandhaafd, en, wat daartegen werd ondernomen, te gemoete getreeden wierd. Ds D \ Prins, WlLLEUJ DE II.  Willem de II. Ver (langen beid, door de bekend, irssking veroor- ' zaakr. ■ ] » 1 r f i 340 GESCHIEDENIS Prins handelde dan, in de onderneeming op Amflerdam , blijkbaar tegen de meening der Algemeene Staaten, op wier magtiging hij zich nogthans alleen beriep (*). Van de zwakheid deezer beroepin- ge fchijnt zijne Hoogheid zelve overtuigd geweest te zijn, dewijl hij, wanneer de Voorzitter ter AtFemeene Staatsvergaderinge, de Heer van BronkhW.t, op zjn last , deeze Vergadering de beweegredenen van het vatten der Heeren , en den aaollag op Amfterdam hadt bekend gemaakt, en deeze het aangetekende aan zijne Hoogheid vertoonde , om te zien of het overéénkwam met zijn oogmerk , door dien Heer verzogt, dat daar van zo breede aantekening niet mogt gehouden worden, hij zon zelve de redenen bij gefchrift doen Hellen : waaróp men het ont«rórpene aan hukken fcheurde (f). Het berigt van de gevangenneeming der Heeren en het optrekken der Knjgaknegten na Amfterdam' Joor den RaadpenhV.aris Kats in de Vergaderin' let Staaten van Holland beevende gebragt, veroorzaakte eene groo-e verflaagenheid en ontfteltenisfe. 3e meelte Afgevaardigden, uit de menigte der Sollaaten, die 't Hof en den Haag bezetten, onder oorwendzel van na de fchijf te fchieten, in deDuien verzameld , het erglte vreezende , vertrokken Aielijk. Twee der Afgevaardigden van Amfterdam mgen het daar ter Mede bekend maaken : twee anderen (*) Wagenaar, Amfl. V. St. bl. 99 enz. (tj Capelle, Cedenkf. 11 D. bl. 279.380.  der. NE DERLANDEN. 341 deren bleeven tot 's avonds van den volgenden dag in den Haage, overal openlijk wandelende, om hunne onbekommerdheid te betoenen. Het fpoedig vertrek der meesten e af gelegenheid aan hunne Partij, om fchamper te fchrijven, dat men meer wijsheids en möeds verwagt hadt van die hoogdiaavendeGeesten , om voldoening van eer te verzoeken ; dat de vrees, of een kwaad geweeten, bij hsn de overhand hadt (*). Zij.ie Hoogheid wagrte met ongeduld de tijding, dat het Krijgsvolk binnen Amflerdam zou gekomen , en die trotiche Stad in zijn geweld weezen. Zijne maatregels hadt hij zo genomen, dat hij aanhetwelgelukken niet twijfelde. Vreemd , ondertusfehen, is het , dat, omtrent drie of vier weeken vóór dit gebeurde, verfcheide Kooplieden te Amflerdam en Haarlem Brieven van Londen , Dantzig en elders ontvangen hadden , waar in men van 't Beleg van Amfterdam, als van iet, 't welk tegenwoordig was, gewaagde. Men heeft of het voorneemen der Bezending buiten 's Lands in een daadüjk Beleg hervormd, of zulk een gerugt voorbedagthjk laaten loopen, om Amflerdam te verbaazen, of reeds vroeg deezen toeleg gehad, en niet zorgvuldig genoeg bedekt gehouden. Vreemd fchijnt het ook, dat onder de gevatte Heeren geen der Amflerdamfche Af- gc- (*) Wagenaar, Amfl. V. St. bl. 120, ui V Leeven van Willem den II, II. D. bl. 520. Capelle Geaerikf. II. D. bl. 275. 281. Ü5 Willem de II.  342 GESCHIEDENIS Willem de II. Beleid van den toeleg op Amflerdm?;. : gevaardigden gevonden wcrdt; doch de Heeren Bikker waren niet ter Dagvaane verfcheenen: en dagt zijne Hoogheid, de Stad in zijne raagt hebbende, zich genoeg op zijne voornaamfte ïegenltanders te zullen kunnen wreeken (*). Dan, laaten wij een verflag geeven , hoe de zo veel gerusts maakende tocht op Amfterdam aangevangen en voortgezet werd: als mede het mislukken en de gevolgen van denzelven. Zijne Hoogheid hadt reeds vroeg zijn voorneemen te verdaan gegeeven aan Graaf Willem Frederik van Nasfau , Stadhouder van Friesland, dien het opperbeleid des aanflass werd toevertrouwd. De toeleg was, de Stad, 's morgens, met het opengaan der Poorte , intense* men. Het Krijgsvolk , hier toe voornaamlijk beftetnd, was dat der Coionellen Fkederik , Graave van Dana, en Coknelis van Aejsssen , Heer van Sommelsdijk , te Nieuwmegen, te Arnhem en daar omflreeks in bezetting liggende. Laatstgemelde Colonel hadt zijne Hoogheid , omtrent den twintigen van Hooimaand, bij zich ontboden, en hem 't genomen belluit, om Amfterdam , door middel der Huiteiije, 's morgens, met het opengaan der Poor:e, inteneemen, ontdekt. Bij verrasling moest het rel'chieden; want elk, die de ligging van Amfterdam tent, weet, dat die Stad door geen geregeld beleg e vermeesteren is , aan den eenen kant door water om. (*) HtlL Merc. 1650. bl. 45. '( Leeven van Willem, len II, bl. 643.  bek. NEDERLANDEN. 343 omringd, en van laage moerasfige landen, die , op veelerlei wijzen, onder water gezet kunnen worden, en voorts niet dan langs iinalle dijken en enge wegen genaakbaar. In gevolge hiervan werden Sommelsdijk. en deMarquis de Vieuville gelast, den weg wel opteneemen, en de gezegde Ruiterbende uit de Bezettingen teligten, die de Graaf van Dona, een volle Neef zijner Hoogheid, te Scherptnzecl zou brengen. Gentillot , Majoor van een Fransch Regiment, een weliifgerigt en dapper Man, zou, op last van den Prins , met vijftig der zijnen, zich na Amfterdam (begeeven, en de Reguliers Poort inneemen: dan, hij zijne Landsgenoten van de blaam deezes werk», zo veel mogelijk, zuiver willende houden, hadt verworven, zijne manfchap uit allerlei Landaart te mogen kiezen. Hij begaf zich met vijftig uitgekoczene mannen , alleen met Zinkroers en Zijdgeweer gewapend, den negenentwintigften der Hooimaand, van Utrecht na Amfterdam, en kwam, 's anderendaags vroegtijds,binnen de Reguliers Poort, met oogmerk, om 'er zich meester van te maaken ; doch, Graaf Willem niet verneemende, hielden zij zich Itü. De Stadhouder van Friesland zou zich aan 't hoofd der Krijgsbenden , als zij van Scherpenzeel te Ahkoude gekomen waren, vervoegen. De Ruiterij moest, Amfterdam intrekkende , aan elk zeggen, dat zij kwamen als Vrienden, ten beste van de Stad en van den Staat, omeénigheid en vrede te bewaar en tusfchen de Provinciën in 't gemeen, en de Leden van Holland in 't bijzonder; geene vijandlijkheden pleegen, en zelfs het fchie- Willem ce II.  344 GESCHIEDENIS WlI.LEM de n. Re sanila» cnt Men wil, dat in de Vroedfchap met de daad zou geraadpleegd waezen , den Diemerdijk doorteft.eeken, en dus door't water al 's Prinfen Volk te vernielen, maar dat flegts twee Hemmen dit betluit wederhielden ; doch hier van vindc de Heer Wagenaar. in de Registers der Vroedfchap niets het ininfle aangetekend. Het openzetten van twee Sluizen en het doorfteeken van een Polder zette reeds de Amf eiland* fche Weiden, tot aart den Uithoorn toe , onder water; en, daar de Diemerdijk, op een halfuur graaveus naa, was doorgëdolven, begreep men in 't Leger genoeg, dat het aan de Stad ftondt, het water over 't geheele land te jaagen , en de Bezettingen te verdelgen. 't Liep tot laat in den avond, eër zijne Hoogheid door den Marquis de Vieuville berigt ontving van den mislukten toeleg. Onder den maaltijd zittende, ftondt hij van tafel op, wilde niemand gehoor ver lenen , en, ftampvoetende van fpijt, wierp hij zijr hoed tegen den grond. Althans dit was het berigt door eeren onbekenden , die, zo men vermoeder mag, toen in 's Prinfen dienst was , aan de Amfler damfche Afgevaardigden, 's avonds omtrent elf uu ren, op eene zonderlinge wijze in den Haage mede gedeeld. Toen de eerfte hevigheid van fpijt en toorn in zijn Hoogheid eenigzins bedaard was, dagt hij op mid delen , om zich te redden uit de ongelegenheid waar in hij zich hadt ingewikkeld, 's Anderendaags zijnde Zondag, woonde hij de Morgenpreekebij, e VI. Deel. 2. St. B, li WIU.ÉM DE II. I » i  WrLLEM DE II. 35o GESCHIEDENIS liet de Vergadering der Algemeene Staaten aanzeg, gen, dat hij ten oogmerke hadt, 's naamiddags na het Leger voor Amfterdam te gaan. De Afgevaardigden van Holland floegen voor, op de beste middelen bedagt te zijn, om de rampen, welken den Staat dreigden, aftewenden. De Afgevaardigden der andere Gewesten bragten alleen in 't midden, dat die van Holland, als best de geiteltenis hunsLandfchaps weetende , dezelven zouden voordaan. Eer zijne Hoogheid , vergezeld van een aanzienlijk gevolg Heeren en Edelen te paard, nevens honderd en vijftig Ruiters, den Haag verliet , hadt hij Brieven afgevaardigd aan de Staaten der zes overige Gewes. ten , berigtende, dat hij, in gevolge der begeerte van de Algemeene Staaten , begreepen in derzelver Befluit van den vijfden van Zomermaand , eenige Afgevaardigden ter Vergaderinge van Holland in hegten is genomen , en eenig Krijgsvolk na Amfterdam gezonden hadt; met bijvoeging , hoe hij vertrouwde, dat de bovengemelde verrigtingen den Staaten dier Gewesten niet alleen aangenaam zijn , maar zij ook de goede hand bieden zouden, dat die zaaken gehandhaafd en tot een goed einde gebragt' wieiden; dat hij voor God en de Staaten verklaarde, in dit alles geen ander oogmerk gehad te hebben, dan de bewaaring en handhaaving van den waar en Christlijken Gereformeerden Godsdienst, waar bij hij bereid was te blijven , goed en bloed optezetten , en + vervolgens , den Staat in 't algemeen, en ieder Gewest in 't bijzonder, getrouwlijk te dienen : neemende den  der NEDERLANDEN. 351. Almagtigen God tot Getuigen van'dit alles. —«. De twee Hooge Geregtshcven hadden hem de reize ontraaden; doch hij beriep zich op den last der Algemeene Staaten , aan welken hij de Geregtshoven wees , zo zij verftonden , dat men eenen anderen voet te volgen hadt. Hij hoopte , buiten twijfel, door de vrees van een langduurig beleg, en het daar 'aan verknogte ftilftaan des Handels, de Amfterdammers te doen befluiten tot het geen hij , door het mislukte verrasfend inneemen der Stad , bedoelde te wege te brengen. Te Amftelveen gekomen, toonde men hem de reeds onder water llaande Landen , en 't gevaar , waar in hij zich met het Krijgsvolk bevondt, indien de Amfterdammers de doorgraaving van den Diemerdijk voltrokken. LodewijK van Nasfau, Heer van Bererweerd, helde hem dit alles zo leevendii; vo^roogen, dat hij, door angst aangegreepen, terftond befloot, met de Stad in minztume onderhandelinge te treeden, en telfens den Heer van Beverweerd na den Haage te zenden , met last , om ter Algemeene Staatsvergaderinge te bewerken, dat men hem, door bene plegtige Bezending, verzogt, na den Haagets rug te keeren , opdat zijne eer bewaard bleeve , in gevalle de onderhandeling met Amfterdam den begeerden uitflag niet mogt hebben. De Heer van Mathenesfe wendde hier toe zijne poogingen aan, en men befloot , door. eene aanzienlijke Bezending .te verzoeken , dat de Prins na den Haage te rug E % kwame9 Willem de II. Zijne Hoogheidkomt zelve voor Amjïerdam.  ^ GESCHIEDENIS Willem kwame, de vijandlijkheden (*) deedt ophouden, en den Koophandel van Amfterdam den vrijen loop liet heb- (»") De vijandlijkheden beftonden veeleer in eenige beu> zelagfige dan bloedige ontmoetingen. Wij zullen 'er eenige aantekenen. Op 't Lijmzieders Pad was eene Compagnie Metzelaars opgerigt, die tegen eenige Ruiters, op den Overioomfchen Weg liggende , werden afgezonden. Beide de Partijen vroegen elkander, of zijlast om te fchia ten hadden ? waar op niet werd geüntwoord : en de Ruiters keerden na den Overtoem te rug. Tien of twaalf Stads Soldaaten , met Capitein Soeteman , een Engeisckman, aan 't hoofd, gezonden na de Drie Baarsjes, over de IVetering , om den weg aldaar doortefteeken , en de Stoot er- Polder onder water te zetten , werden , door de Ruiters, die aan den Overtoom lagen, en op hen afkwamen , ligtlijk verjaagd. De Capitein zette het eerst op 'c loopen, voorgeevende, last tot vegten te zullen gaan haaien bij Burgemeesteren. Anderen fmeeten bet Geweer weg, of fproi^en in't water, zich reddende met zwemmen. Een jarigen uit den hoop gaf vuur op de Ruiters, en naakte zich gereed om op nieuws te laaden , toen hij jgegreepen, afgerost, en in de Wetering geftooten werd, waar naa men hem gelegenheid liet, om na de overzijde t* zwemmen. —— Een Paadje van Graaf Willem , die zien in een grasuwe Pij vermomd hadt , een Vaandrig , als mede eenige Edellieden en Ruiters, door de Amflerdamm(rs hier en daar opgeligt, werden gevanglijk na de Stad gebragt, en niet geflaakt, dan naa het treffen des Verdrags ftet den Prins. .-. Die , bij de Haarlemmer Ptort, dt  ber NEDERLANDEN. sSS hebben. Hier werd geen gewag gemaakt van het Krijgsvolk, noch van het gevangenzetten der zes Afgevaardigden , opdat zij, die dit Befluit opilelden, de vrijheid aan zich behouden mogten , om die bedrijven goed of kwaad te keuren, naa dat men den uitflag des belegs zou vernomen hebben : zij vreesden , dat eene openlijke afkeuring van duidelijk laakbaare bedrijven de fierheid der. Amjlerdammeren zou vermeerderen , en hen verfterken in het tegenftaan van de afdanking des Krijgsvolks, naar denzin der andere Gewesten. Terwijl men in den Haag dit beraadflaagde, en 't nog twijfelagtig was , wat antwoord van daar zoukomen •, terwijl het wasfend water de vreeze vermeerderde , en de Belegeraars den Landlieden dikwijls vroegen } hoe hoog het wel zou kunnen rijzen? vondt de nagtvragt hadden, verbeeldden zich, dat'er eenige Ruiters voor de Poort waren : en eenigen zeiden, dat zij de Paarden hoovden gtinneken. Burgemeester Bikker , daar gehaald, meende het zelfde te hqoren, en gaf bevel om te fchieten. Gelijk gefchiedde. Wanneer men, den volgenden morgen , onderzoek deedt, wat'er van de zaak was, bevondt men , dat een Sleepers Paard voor de Poort hadt loopen dwaalen. Dit geval, hoebeuzelagtig enbelachlijkin zichzelven, zou zeer ernstige gevolgen naa zich hebben kannen fleepen. Gelukkig was de wind van de Stad af, zo dat dit fchieten weinig ver gehoord wierd. Anderzini was men ligt tot daadlijkheden gekomen , die de vernietiging des geheelen Legers medefleepten, E 3 Willet* de II. Verdrag, tusfchen zijne Hoogheid en Amjlerdam getroffen.  S54 GËSCHIEDEN1S WlLLEJI DK II. i vondt de Prins goed , van zijne zijde , eene onderhandeling met de Stad aantevangen , die gunstiger uitliep dan hij , in deeze netelige omllandigheid, zich kon belooven. In eenen Brief, aan de Regeering, begeerde de Prins, met zijn Krijgsvolk ter Stad ïngelaaten, en ter gehoor in den Raad ontvangen te worden. Vier Afgevaardigden traden methemiueen gefprek. Men begreep , welhaast, dat hij buitenfpoorige eifchen deedt, om ten minilen voordeelige te bedingen. Naa verfcheide over en weder handelingen, ,werd te Amflelveen het Verdrag getekend, voornaamlijk hier op uitkomende: „ Dat Amflerdam , ,, zo wel als de zes Gewesten, bewilligen zou in den Sraat van Oorlog , volgens den voorflag, ,, door zijne Hoogheid en den Raad van Staate, „ den vijfti'T-di'Tï ven Hooimaand, gedaan: dat de „ Prins , begeerende in de Stad te komen, aldaar „ zou ontvangen worden, gelijk zijne Voorzaaten, „ de Stadhouders , plagten , en dat men hem , „ zo hij het goedvondt, in de gemelde hoedanig. „ heid, in de Vroedfchap gehoor zou verleenen: dat de Stad haar best zou doen , om de oude „ vriendfchap en 't vertrouwen te herltellen in de „ Vergadering van Holland" Doch 'er was ïén geheim punt, 't welk meer zwaarigheids baarde dan alle de overigen. Willem de II. vorderde , dat de Broeders , Andries en Coünelis Bikker m He men voor de hoofdbewerkers hieldt van de moelige Befluiten der Stad, afdand zouden doen van de •egeering, en'er, voor altoos, uit blijven. Dit huk vondi;  der NEDERLANDEN. ^c-ndt veel tegenftands; doch, dewijl zijne Hoogheid onverzettelijk op 't zelve drong, booden de Gebroeders vrijwillig aan, „ dat zij, tot behoudenis van de „ ruste der Stad en der Gemeente , zich van alle „ verdere regeeringe en Stads Ampten wilden ont„ trekken." Men aanvaardde deeze aanbieding, voor welke zij op 't hartlijkst bedankt werden , met belofte, van deeze gunste aan hunne Perfoonen, Familie en Naakomelingen , bij alle gelegenheden, van wegen het Gemeen, te erkennen: ook werd wel uitdruklijk bedongen en aangetekend, dat deeze afzetting gefchiedde zonder krenking van hunne eer en goeden naam. Men verwonderde zich over de toegeeflijkheid, door die fiere Stad betoond , en zommigen duidden dezelve als eene erkentenis van de ongeöorlofde en gevaarlijke Verbintenisfen met het Parlement \&\\ Engeland , waar van toen fferk gefproken werd. De Brief, van een Engehch Overhen uit honden gefchreeven, inhoudende , dat het Parlement belooft hadt, tienduizend man tot bijftand van Amfterdam overtezenden, bleek een louter verdichtzel te wee zen: van denzelfden llempel waren de punten var een Verdrag tusfchen de Stad Amfterdam enhetPar lement, bij welken men zich verhoudt, óeFeréénig de Gewesten, uitgenomen Holland, den Oorlog aan tedoen. Een lasterend ophel, alleen verzonnen, on de Wethouderfchap gehaat te maaken bij de, Burge rij, die gansch geen goed oog hadt op de tegenwooi dige Regeenng van Engeland. Eenige Lieden vai E 4 aan Willem de II. Redenen, fier dam bewoogen.  956 GESCHIEDENIS Willem Vh II. aanzien Heten zich, in't eerst, hier door inneemen; doch de plompheid van 't verdichtzel itak, eerlang, elk in de oogen, en 't Schtödfcbrift werd , bij de veritandigen, met fmaad verworpen: het vondt bij hen zo weinig geloofs als het verlpreide gerugt, dat de Prins voorhadt, de Bank en derijkfte Kooplieden van gereede penningen te berooven , om met dezelven Koning Carel den II. op den Throon van Groot- Brittanje teheriTellen. Het blijkt alleszins, dat Amflerdam tot dit Verdrag, bij ',t welk de Voorregien der Stad ongefcbonden bleeven, kwam, uit inzigt van de onbefchnjfiijk groote nadeel.en, die het water, een groot gedeelte van Holland en Utrecht overftroomende,onve;inijde!ijk zouveroórzaaken ; uit vreeze voor den zwaaren krak, die den Koophandel dreigde; als mede, dat het toeneemen der inwendige verdeeldheid den pas verzoenden Vijand mogelijk gelegenheid zou geeven, om den Staat op nieuw aantetasten. Niet vreemd was ook de kommer, dat het wispeltuurig Volk, door een lang beleg tot gebrek aan leevensmïddeien gebragt, mogt omflaan, en 's Prinfen zijde kiezen. Men voege hier bij, dat het gedrag van anderen niet weinig toebragt, om Amfterdam handelbaarder te maaken. De Staaten van Holland, in (tede van geweld met geweld ie zoeken te keeren, zugtten over den aanflag tegen de Vrijheid. De Algemeene Staaten herriepen het Befluit niet, waar op zijne Hoogheid zijnen handel vestigde. Geen der andere Steden deedt zich op, om Amfterdam bijfland te bieden : Haarlem verlchafte veel toevoers aan het Le-  bkr. NEDER LANDEN. 357 Leger ; Leyden Het' een groot aantal Schuppen en Spaaden volgen, terwijl die van Delft, op last de» Raads van Staate , veelerlei Oorlogsbehoeften verzorgden; Gouda, het Vrijheidminnend Gouda , beroemd in 's Lands Gefchiedbladeren wegens denwederiland, der Dwinglandije geboden, wilde niet toelaaten, dac de Bezetting ter Stede uittrok na Amfterdam , den Prins tot hulpe , fchoon hij de bevelen daar toe reeds hadt laaten afgaan, 't Oogmerk zijner Hoogheid, om het beleg in eene blokkeering te veranderen , bleek duidelijk, dewijl hij het Krijgsvolk van de uiterhe Grenzen opöntbooden hadt, en ze ook, geduurende het beleg, aantrokken.—» Als hoogst ondankbaar werd het gedrag des Prinfen omtrent de Broeders Bikker befchouwd , dewijl bij aan hun perfoon'ijke verpligtingen hadt: één hunner bewerkte, dat de Stad, eenige maanden geleden, hem een gefchenk deedt van honderd en vijftigduizend Guldens , die hij flegts ter leen verzogt : en hadden zij niet weinig toegebragt in het kortling genomen belluit, om twee millioenen Guldens de Stad te laaten opfchieten, tot redding zijner huislijke zaaken. Doch zij hadden veel aanziens en zeggens in de Stad: en was dit mogelijk de reden , waarom zijne Hoogheid, die tog toonen moest, op eenigen te onvrede te zijn, hen boven anderen uitkipte : zommigen tekenen ook aan, dat de kunstenaarijen van eenigen, die zich zedert wisten te dringen in de posten der ontflaagene Heeren, hebben medegewerkt met 's Prinfen ongenoegen. E 5 Hel Willet* de U.  35S GESCHIEDENIS Willem de II. Het Verdrag was getroffen , eer de Bezending? met de reeds gemelde boodlchap, uit den Haag in 't Leger kwam : deeze kreeg hier van onderweg berigt, en trok te rugge : gelijk ook zijne Hoogheid wederkeerde, zonder een voet in Amflerdam gezet te hebben. Misfchien was hij 'tr, zijns ondanks, in gekomen, wanneer zommigeii béraadflaagden ,het Leger opieflaan, eenen uitval te doen, en den Prins te Amftelveen opteligten ; eenraadllag, die men wil, dat doorgegaan zou hebben , indien de Heeren Bikker denzelven niet belet hadden. Hoe kon dit beleg ook mogt weezen, het bragt der Stad groote fchade, en den Handel een zwaaren krak toe. Men mogt zich nu het zeggen van Joan van Oldenbarnevelo herinneren , die , toen de Afgevaardigden van Amflerdam , in den jaare MDCXVIJJ, de Oppermogenheid der Algemeene Staaten fferk dreeven, in de volle Vergadering der Staaten van Holland hun te gcmoete voerde: Gij Heeren van Amherdam, gij drijft dit fluk nu zo flerk tegen uwe Medeleden; maar gedenkt, dat ik u voorzegge , dat de tijd zal komen , dat gij het anders verftaan , en dat gij andere inzigten krijgen zult, als het te fpade en niet te verhelpen zal zijn, en mogelijk in uwe eigen Stad(*).' De (•) Men zie die alles breedvoeriger, en met de aanhaalingen van ocrfpronglijlte Schrijveren bevestigd, bij Wagenaar, Fader'.andf. Hijlorie , XII. D. bl. 92 enz., vergeleeken met zijne Gcfchiedenis van Amflerdam , V. St. bl, 104 enz. Capel. Gea. II. bl. 174 enz. Basn. bl. 175 enz.  Der. NEDERLANDEN. 359 De Steden , die , uitgenomen Dordrecht, zich, voor het voltrekken van 't Verdrag met Amfterdam, niet hadden durven beklaagen over 't gevangen zetten hunner Afgevaardigden, veréSnigden zich nu, om derzelver oniflag te verzoeken. Men hieldt 'er eene zamenkomst over : en zijne Hoogheid bewilligde in hunne loslaating , mits zij uit de Regeering bleeven ; doch zonder krenking van hunne eer en goeden naam (*). Willem de II. leverde bij de Staaten van Holland, en, wat laater, aan de Algemeene Staaten, eenGefchrift over , behelzende de redenen, welken hem bewoogen hadden de Heeren te vatten, en Amfterdam met Krijgsvolk te bezoeken. 1 Tot deeze firenge maatregelen, betuigde hij, aangezette zijn, om eenige Luiden , door hem niet genoemd , die eenen aanhang]gemaakt hadden in den Staat, gefchikt om denzelven, te gelijk met de Unie en den Godsdienst, geheel te verderven, te beteugelen : zullende anders hebben kunnen aangezien worden als of hij zich niet behoorlijk van Eed en Pligt gekweeten hadt. Zijne Hoogheid voegde 'er nevens , tegen elk der gevangene Heeren eenige bijzondere punten van bezwaarenisfe te hebben, die hij, ten zijnen tijde, zou openleggen. Doch de Staaten van Holland en de Algemeene vonden ongeraaden , dit Gefchrift in de Vergaderingen te leezen, of 'er Affchriftcn van te maaken, (*) Aitzema, III. D. bl. 449. 453, Herftelde Leeuw. bl. 36, WjLLEM DE II. Ontflag der gevangeneHeeren. De Prins geeft reden van zijn handel in gefchrift.  3fo GESCHIEDENIS Wir.lf.m be II. De Gewestenbe!luiten tot een éénpaarigen voet van afdanking. ken, om eene zo verfche wonde, die eenigzins be. gón feheelen, niet weder optekrabben. De Staaten van Holland fielden bet, verzegeld , in handen van den Raadpenfionarir. Kats, die 'tzeive, toen hij zijne bediening nederlag, nevens andere Papieren, zijnen Opvolger ter hand helde (*). Het gevolg van deezen kortftondigen , doch fchriküjk dreigenden , inlandfchen Krijg , was het vastftellen van den Staat van Oorlog met éénpaarige hemmen van alle de Gewesten, volgens den jöngiten voorflag van zijne Hoogheid en den Raad van Staate. Tevens werd bepaald, dat geenerlei afdanking van Krijgsvolk , in dienst van den Staat, zou mogen gefchieden, dan met éénpaarige bewilliging: behoudens nogthans de vrijheid der Gewesten, om te bewilligen of niet tot onderhoud van Volk van Oorlog. Die van Friesland en Groningen hemden riet in dit Befluit, dan onder voorwaarde , dat alle de uitheemfche Troepen zouden worden afgedankt. De Prins, de neiging der meeste Gewesten tót het gevoelen van deeze twee ziende, befloot'er toe, fchoon ongaarne (f). Willem dp; II. hadt geen reden , om zich te bekladen over de wijze, op welke zijne Brieven,voor zijn vertrek na Amfterdam ^ aan de zes Gewesten ge- (*) WicQUEF. Preuv. Tom. I. p. 722. Refol. Holl. 1650. bl. 243. 251. Capelle Geil. II. D. bl. 277. (+J Wicquef. Preuv. Tom. I. p. 728. Refol. HolL 1650. bl. 247.  ber NE DER.LANDEN. 361 gezonden , opgevat en beantwoord ;werden. 1 Zeeland, nog misnoegd over den Munfterfchen Vrede , en naijverig over Hollands Koophandel gedankte , door eene plegtige Bezending, zijne Hoogheid: keurde her zenden van Krijgsvolk na Amfterdam, en het in hegtenis neemen van eenige Heeren, zeer goed, verzoekende, dat hij in den zelfden ijver, ten beste van den Sraat, wilde voortvaaren. — Gelderland, Overijsjel en Utrecht fchreeven Brieven van dankbetuiging , de eene uitbundiger dan de andere. • Frieslands Brief was ingetoogener , en maakte geen gewag van 't berennen der Stad Amfterdam , of het gevangenzetten der zes Heeren. • Die van Groningen fchreeven niet, om dat de Staaten niet vergaderd waren. Met voordagt zweegen de Staaten van Holland ftil: hier door duidelijk toonende, dat 's Prinfen gedrag hun mishaagde. Hadden de laatstgemelden het niet te rug gehouden, zou ter Algemeene Staatsvergadering doorgedrongen geweesi Zijn, een Algemeenen Dank- en Bededag door alle de Gewesten te houden voor 't welgelukken van dit al les (*). Slaan wij 't oog op het geheel beloop deezes werks, dan ftrekte alles om in dien Vorst het reeds brandeuc vuur van Staat- en Heerschzugt op 't hevigst te doei blaaken. Bedankt te worden wegens het geen hij te gen de Vrijheid van den Staat ondernomen , en di mishandelingen , welken hij den Voortfanderen vai de (*) Aitzema , III. D. bl. 454* 455» Willem ue II. bedankt voor zijne verrigtingen. 1 t  S6i GESCHIEDENIS dezelve aangedaan hadt ! Wij kunnen nietnalaaten, hier de woorden intevoe£en van den Prefident Schelius: ,, Van waar zijn die dingen gekomen, welken „ over weinig jaaren gebeurd, en, kort daar naa, geheel uit het geheugen geraakt zijn ? Toen de „ Stadhouder, op eigen gezag, zonder last der Staa„ ten, de magtigfte Stad van Holland durfde beren„ nen, en de Afgevaardigden der Steden gevanglijk „ wegvoeren. Schoon ik dit niet verhaal , om den „ jongen Prins te bezwalken, bij tog was, naar zij„ ne jaaren, van zodanigen aart en gezindheid, dat ,, hij, ware hij niet in de handen van de flegtfte „ Meesters geraakt, voorzeker een uitfteekend Vorst „ zou zijn geworden, en zijn Vaderland geen min,, dere diensten, dan weleer zijne Voorouders, heb- „ ben gedaan. Zij daarom zijn te befchuldi- „ gen, die, om zijnen Vader te believen, hem, eer „ hij tot jaaren van onderfcheid was gekomen, tot „ aanzienlijke Eerampten hebben verheven , en, „ toen het nog geheel onzeker was, waartoe deszelfs „ inborst zou overhellen, zich niet ontzagen, het „ behoud van hunne Vrijheid geheel inde waagfchaal „ te zetten , hem Erfgenaam van het Stadhou'der- „ fchap verklaarende, hij mogt zijn wie hij wilde „ Zij, nog ééns, die, het geduld aan een kant ge,, zet hebbende, deels door eene fchandelijke vleije„ rij, deels door kwaade raadgeevingen, hem die „ Magt opgedraagen, en die Eerzugt in hem opge„ wekt hebben ; hem wijsmaakende, dat hij doen mogt, „ 't geen hij kon, en , 't geen hij mogt, kon doen. jjWij Willem de II.  bei NEDERLANDEN. 363 3, Wij zijn 't, derhalven, die, te Amflerdam , na „ de algemeene Vrijheid geftaan, en de Wetten , die „ door 't gevangenneetnen der Leden van den Staat „ gefchonden waren , met voeten getreeden hebben. „ Eindelijk', wij hebben zelfs alles door den perfoon „ van zijne Hoogheid gedaan. Wij immers hebben 3, hem, naa het pleegen van eene zeer fnoode daad, gevleid: onze gevoelens hier over hebben hem ge„ dekt : en , even of hij zich zeer meesterlijk ge„ kweeten hadt, hebben wij 'er hem openlijk voor „ bedankt: en zij, die eenigzins meer Vrijheidsge„ zind wilden fchijnen, hebben, ftilzwijgende,dee„ ze daaden goedgekeurd (*)." Zo veel eers en danks, zijner Hoogheid betoond, diende ter verzagting van de fmert over 't mislukken zijns aanflags op Amflerdam : en 't befluit, op het afdanken der Krijgsbenden genomen , gaf hem zeer veel magts in Krijgszaaken: deeze, met het vertrouwen op den Herken arm in de Algemeene Staaten, verïïerkte hem in het denkbeeld, om den Oorlog, zeer regen zijn zin gehaakt , weder te hervatten. Zints langen tijd hieldt hij Briefwisfeling met den doortrapten Staatsdienaar Mazarin. 't Is bekend, dat deeze, om den Spanjaard de handen vol werks te geeven , dewijl Frankrijk , door binnenlandfche onlusten gèfchokt, dat Rijk het hoofd niet kon bieden , (*) V Leeven van Willem den II. bl. 726". Schelii, Lib. Publ. in Anal. Belg. P. Burmanni Sec. Tom. II. 9- 73' Willem de II. Verbond tusfchen zijne Hoogheid en Frankrijk.  3^4 GESCHIEDENIS den , den Prins van Oranje de grootite belofteri deedt. indien hij de Staaten tot den Oorlog tegen Spanje kon heweegen. Weetende, hoe veel belangs die Vorst flelde in de belangen van 't Koninghjk Huis van Engeland, beloofde hij, dat Frankrijk zijne magt bij die der Staaten zou voegen , om Carel den II. op den Throon te herltellen, wanneer Z'j den Vrede met Spanje wilden breeken. Willem de II. liet zich door deeze toezeggingen, zo wonder met alle zijne ontwerpen Itrookende , beleezen : hij outboodt den Graaf d'Estrades in den Haage , en floot met hem, op den twintiglten van Wijnmaand, een Vei drag, bij 't welk hij zich verhoudt, de Staaten den Oorlog te doen veiklaaren tegen Spanje, tri t in het naastvoigend voorjaar, den Veldtocht te openen met het beleg van Antwerpen , 't geen hij, met het•Markgraaflchap, voor zich en zijne Erfgenaamen zou behouden. Behalven meer andere overéénkomsten , zou het Verdrag van verdeeling , in den jaare MDCXXXV, tusfchen Lodlwijk den Xfil. en de Staaten getroffen, Hand grijpen (_*). Na» O De egtbeid van dit Verdrag (leunt op twee (lukken, in den Haage gedagtekend. IVIen vindt ze in de Mem.vaa den Graaf d'Estrades, Tom. I. p. 99. ioo. Het (hmt alles zeer overéén met het geen Wicqulfort fchrijft, Liv. III. p. 176. en Basnage, p. 190. 19T. De Tijd en Plaats der dagttkening fchijnt, ondeitusfchen, b j zommigen gewigts genoeg te hebben, om de egtheiJ van dit (luk in twijfel te trekken. Maar, eens toegellaaua.ade, dat zij- po Willem DE II.  der NEDERLANDEN. stfs Naa dat Willem de II; de Staaten van Holland voor de Algemeene Staaten hadt doen bukken, vleidde hij zich, ongetwijfeld , met het denkbeeld, d'at bij het hervarten van den Oorlog gemakhjk zou kunnen doordrijven ; dan zijn fchielijke dood brak alle,zijne ontwerpen af. Opzijn Lusthuis Dieren y het vermaak van de jagt, waar op hij overmaatig gefield was, eenigen tijd genomen hebbende , gevoelde hij, vermoeid van 't jaagen komende , de beginzels eener koortsagtige ongefteltenisfe. Zulks bewoog hem j na den Haage te keeren , gelijk hij te water deedt, om de minde vermoeienisfe. Welhaast vertoonden zich de Kinderpokjes : men merkte ze als hoogstgevaaiiijk aan in iemand, van 's Prinfen geJteltenisfe , en , bovenal , uit hoofde zijner onvoorzigtige en onmaatige leevenswijze; doch bij aanhoudenheid kreeg men gunstige berigten , en oordeelden de Geneesheeren zijne Hoogheid reeds buiteu gevaar, ~ wanneer, op 'c onverwagtst, met verheffing van koorts en benauwdheid , eene oogfehijnlijke verzwakking plaats greep , die het dreigend dood-gevaar fpelds : gelijk hij ook, op den zesden van r,e Hoogheid zich , ten dien tijde , meest in Gelderland onthouden hadde , is het zeer waarfchijnlijk, dat hij , nu en dan, zich na den Haag begaf , om zijne Gemalinne, riu op 't uitcrrle zwanger, te bezoeken: ook kan't zijn, cüt de Graaf d'Estrades hem op 't (and ging vinden , en dat, om ftaatkundige redenen, di> Hukken uit den Haag, ais de Plaats des Lanlbeüuurs, zijn oaieuehreeven. VI. Deel. 2. St. V Willem de II. Zijn doodi  S56 GESCHIËDENIS WlU?M m a. Onderfcheidenegevoelens en aaudoeningen daar over. van Slachtmaand, in den ouderdom van vierentwintig paren en zes maanden, uit het leeven werd weggerukt (*). Het Volk, door de eerfte gunstige berigten in 't denkbeeld gebragt, dat het zich met's Vorsten kwaaie wei ichikte , befchuldigde de Geneesheeren van verzuim of kwaadwilligheid : en 't ontbrak niet aan de zodanigen , die, de tijdsomftandigheden in aanmerking neemende, het vermoeden koesterden , dat de Prins zijnen natuurlijken dood niet zou geftorven weezen : veelen hadden reden, om zich over hem te beklaagen, en veelen oorzaak, om voor hemtevreezen. De Cardinaal Mazarin gaf duidelijk te verllaan, dat hij 'er dit gevoelen van koesterde. Men wil, dat.hij, uit fpijt van 't mislukken zijner oogmerken, door deezen dood verijdeld, of anderen, naar zijn eigen hart beoordeelende, in openbaare geze'dcbappen , de behendigheid prees van hen , die zich den Prins , ten rechten tijde, hadden weeten kwijttemaaken. Doch dit gerugt, alleen gegrond op dwaaze ligtgelorwh-neid, of voortkoomende uitbooze agterdogt. hadt geen grond altoos. Vaster gaat het, en het fteunt op deonlochenbaarftebefcheiden, dat 's Prinfen dood groote blijdfehap verwekte bij de ijverigfte Gemeenebestgezinden. Zij merkten denzelven aan als een gunstbewijs des Hemels , ter bewaariage van de Vrijueid. De Dichters vierden hunnen (*j) Aitzema, III. D. bl. 456.458. Her ft elde Leeuw , bl. 40. 42,  bes. NEDERLANDEN. 367 Een geest bot in vinnig fteekende Schimpdichten. Noch is 'er eene Gedenkpenning voor handen , die zijnen Aanflag op Amflerdam en zijne Lijkltatie tefFens vereeuwigt. Te dier Stede konden veelen zich niet wederhouden om uiterlijke tekenen van vreugde te betoonen. Bekend zijn de rijmregels, gefchreeven op een papiertje , met eenige hukken Gouds, daar door de Diakens in één der Kerkzakjes gevonden , in welk men de aalmoesfen , • onder de preeke \ verzamelt: . 1 De Prins is dood. Mijn Gaaf vergroot. Geen hlijder maar In tachtig jaar. De Hoïïandfche Steden , en bovenal die, welker Regenten ten flachtoffer gelïrekt hadden van '3 Printen heerschzugt, gaven hunne goedkeuring van '3 Volks genoegen te kennen , door de afgezette Heeren in hunne Ampten en Bedieningen te heriteilen. MJ Spanje verheugde zich in dien dood. Britn , Afgezant van dat Rijk in den Haage , onmidde'ijk hier op na Brusfel keerende, verklaarde-, dat.de Koning, zijn Meester, in Catalonië , in fa-Nederlanden , of in Italië geene voordeelen bevogten hadt, die konden opweegën bij het voordeel, 't geen'hij zich uit deezen dood mogt belooven. Groote droef- beid, in tegendeel, beving allen,-die, m de nauwlijks bedaarde hoogloopende gefchjllen, 's Prinfen.zijF a de Wit ixü de li.  Willem de II. Willem de III. gebooren. I $63 GÉSCHlfeDÉNIS de gehouden hadden : het Volk in 't algemeen , de Haagfihe Burgers, Krijgs-overften en Hovelingen, bedreevcn rouwe, en weenden op zijn Graf. Eenige Predikanten weidden uit in zijnen lof: één hunner verklaarde , dat God hem weggenomen hadt, dewijl de Wereld den Prins niet waardig was. Volgens hunne taal, zou de Staat in twist , verwarring en regeeringloosheid vervallen , dewijl 'er geen Koning, geenRegjer, meer in Ifra'èl was, en elk naar zijns harten goeddunken zou handelen (*). Willem de II. liet geene Kinderen naa : nog eenige weinige dagen leevens zouden hem het genoegen gefchonken hebben van zich herbooren te zien in een Zoon, van welken zijne Egtgenoote, op den veertienden van Slachtmaand, beviel. Eene geboorte , zeer gefchikt, om de droefenisfe der beide Prinfesfen , de Moeder en de Gemalinne des Overledenen, te maatigen; bovenal die der jonge Vorstinne , door deezen vroegtijdigen dood beroofd van een beminnelijken Egtgenoot, wiens veelbeloovende opgang haar ten troost vetHrekte in de anders ouiiangenaame nagedagtenis van het treurig uiteinde haars Vaders. Doch dit fterven bragt te wege, dat die beide Vorstinnen, die nooit zeer met elkander Ifrookten , in grooter onéénigheid geraakten. Elk maakte eisch op de Voogdijfchap over den jongen Prins: deeze eifchen veroorzaakten de hoogtte gefchillen : de Keur- (*) Aitzema Herfl. Leeuw, bl. 40 — 45. Wicquef. LiV. IV. P. 313. 330. 321,  ber NEDERLANDEN. s§? Keurvorst van Brandenburg, Philip Lodewïjk en Fpederik Lodewïjk, Paltsgraaven aan den Rhijn, namen deel in dcczen twist, die, in 't einde, daar dat de Voogdijfchap zou bekleed ■ ■ ' lei twee Prinfesfen en den Keurvorst; doc'i dat i"e Koninglijke Prinfes daar aan alleen zo veel deeto ton hebben, als de Keurvorst en dePrinniRTK Hendrik tezamen(*). iiqig dagen naa de geboorte van deezen Prins, of zijne Grootmoeder vaardigde Brieven af na de SKUtea der bijzondere Gewesten , verzoekende, dat de hooge Bedieningen van den Staat, opengevallen door den dood haars Zoons, ophaaren Kleinzoon mogten overgedraagen worden, als zij over dit ftuk zouden raadpleegen. De tijden waren niet gefchikt , om een gunstigen uitflag te wagten. — Die van Groningen en de Ommelanden verhieven Willem Frederik, Stadhouder van Friesland, eerlang, tot deeze Waardigheid in hun Gewest, die in aanzien nog hooger klom door zijn huwelijk met Aldertina Agnes, tweede Dochter van Frederik; Hendrik, Prins van Oranje Cf). Hij hadt, zo wel als Graaf Joan Maurits en de Veldmaarfchalk Brederode , zijnen dienst den Algemeenen en bijzonderen Staaten, in algemeene be- woor- (*) Aitzema , III. D. bl. 551. 557. Herft. Leeuw, bl. 123 enz. Wicquef, Preuv. I. p. 797. (f) Aitzema, III. ü. bl. 650. Hei (lelie Leeuw, bh 44- 45- F 3 Willem de II. Willem Frederik, Stadhoudervan Groningen en Ommelanden, Bezending van Holland aan de andere Gewesten.  S?e GESCHIEDENIS woordingen , aangeboden (*). Misfchien zou hij de Opvolger van Willem den II. in de hooge Waardigheden geweest hebben, indien, eerst de verre gevorderde zwangerheid der Prinfesfe , en , kort daar op , de geboorte van een Prins , geene zeer gunstige voorwendzels vetfchaft hadden aan hun, die zich van deeze gelegenheid wilden bedienen, om eene verandering in de Regeering intevoeren. Want, indien het, van den eenen kant, billijk fcheen , dat Kind, wanneer het een Prins was, de hoope te laaten, v.ui de Waardigheden zijns overledenen Vaders te zullen bekleeden; washet, van den anderen kant, geenzins raadzaam , hem aan 't hoofd der Krijgsinagt en tot Stadhouder aanteftellen. 't Gerneene¬ best bevondt zich thans in eene omftandigheid, waar in het , zints deszelfs grondvesting , nooit geweest was. De Prinfen van Oranje hadden altoos Opvolgers naagelaaten' , in haat, om de aanzienlijke Posten , door hun dood ontruimd , te vervullen. Zo ras Willem de II. geitorven was, raadpleegden de AigetrWene Staaten over 't geen hen , in een zo kiesch tijdsgewricht , te doen ftondt. De vergadering duurde tot over middernagt: toen de klok twaalf uuren floeg, wilde de Heer van Gend , thans wegens Gelderland voorzittende, die plaats aan Holland inruimen ; doch de Afgevaardigden van dat Gewest begeerden, dat hij de raadplee^ingen vervolgde, dewijl zij voornamen , het Befluit op2ünaakeii, gelijk gt £*) Wicoüeï. Preuv, Tom. I, p. 772» wïli em de II.  »er NEDERLANDEN. 3?r ffchiedde; naamlijk, alle de Gewesten terftond kennis te geeven van 's Prinfen affterven : hun teffens verzoekende , om nieuwen last voor derzelver Afgezondenen in den Haage (*). De Staaten van Holland, op welker eerfte Dagvaart, naa 't overlijden des Prinfen | zich de voorheen afgezette Heeren bevonden , gaven hier door niet duister te kennen , dat zij gaarne de Regeering op een nieuwen en vasten voet wenschten te hervormen. Doch hier toe hadden zij de toeftemming der andere Gewesten noodig, en geen vertrouwen op derzelver tegenwoordige Afgevaardigden ter Algemeene ^taatsvergaderinge , die allen in de jongde maatregelen des overledenen Vorsts getreeden waren. Men werd hierom te raade, den voorflag te doen, dat 'er een merkelijk aantal andere Afgevaardigden na den Haag zou gezonden worden, om op de vastftelling van den Staat in de tegenwoordige omftandigheden te raadpleegen, en te befluiten. In de Vergadering der Algemeene Staaten vondt deeze voorflag ingang. Dezelve ving aan met de betuigingen van éénheid, liefde, goed verftand en vertrouwlijkheid; van het vasthouden der Unie; het handhaaven van den Godsdienst, zo als dezelve in de Synode van Dordrecht was vastgefleld; en het heilig naakomen van de jonglte Befluiten, ten opzigte van de Krijgsmagt. Omtrent alle deeze Punten, de Unie, de Religie en 4e Militie betreffende , zou het grooter getal van. Af- (*) WicquEi'. Preuv. Tom. I. p. 737; F4 Willem. de II.  GESCHIEDENIS W/LLEM d« n. pe Staaten neemen verfcheideVoorregten , die do Snrdhoudergehsdt hadi, na Zich. Afgezondenen de noodige fchikk'mgen maaken. Zvj, fpraken van het voorledene tevergeeten, en gewaagden loflijk van de verpligtingen, die de Staat aan 't Huis van Oranje hadt : en Helden voor, eere Belending re doen aan de bijzondere Gewesten (*). Deeze behoedzaamheid, pp een tijd, dat de andere Landfchappen veiwagtten , dat Holland een overheertellend gebruik zou maaken van de omjhindighedtn tot het doen dringen van eifchen , die zo veel gefchils verwekt hadden, nam in, en behaagde. Wij zullen zien , welk het gelukkig gevolg was van deeze weldoordagte Staatkunde. liet tegt , 'c welk de Staaten van Holland zich toefchreeven in de benoeming en verkiezing van de Wethouderfchap der Steden , was geen der minde veranderingen, door het openftaan van het Sradh uderfchap veroorzaakt , wanneer men in aanmerking neemt, welk een invloed de Hemmende Steden optie Staatsregeeri :g hebben. De Stadhouder was geWoon, als Hoofd van 't Hooge Geregtshof, in alle Steden , uit zeker getal de Scbepeos le verkiezen: in veelen helde hij ook de Burgemeesters aan. De Staaten van Holland belloten , dat alle Steden en Plaatzen, het voorregt hebbende, om hunne e gene Wethouderfchap te beltehen , zich van dit voorregt voortaan zouden mogen bedienen, en 'tzelveonjverr breeklijk behouden: dat hemmende Steden, in'tbij- . . ZQIl- C') Refol. Ho!!. 1650. bl. 3:4. 327. 331.33a. Aitzema Herjielde Lcjmw, bl. 42. 43. , J  BÉR. NEDERLANDEN. 373 zonder , zulk een voorregt „niet hebbende , baare Wethouderfchap zouden mogen beftellen op zulk eene wijze , als zij ten mceften dienste van de Steden, zouden bevinden te behooren: zullende hethaarvrijftaan, daar toe bijzonder Octrooi te verzoeken aan de Vergadering der Staaten. Zij behielden voor zich hét begeeven van alle hooge Krijgs ■ampten,die hec Gewest betaalde. —— Zij helden vast, het Rectoraatfchap der Hoogefchoole te Leyden , op den voorflag des Academie - raads , en het LuitenantHoutvesterfchap , op den voorflag van het Lid der Edelen , te zullen begeeven , 't geen tot ds Waardigheid van Opperhoutvester behoorde , aan zich behoudende. Alle Gunsten, Vergilfenis- fen en Uitwisfchingen van misdaaden , voor deezen door den Stadhouder verleend , moesten , vervolgens , van de Staaten zeiven verzogt worden. —— Aan de Lijfwagt van den overledenen Prins gaven zij den naam van Lijfwagt van de Staaten van Hol' land. Met één woord, zi j betoonden meer dan ooit, Zich ais Souverainen van hun Gewest te willen gedraagen (*). Alle de Steden van Holland vonden goed , zich door nieuwe Oétrooijen van 's Lands Staaten te doen hellen, ofte doen bevestigen, in hetRegcvan haare eigene Wethouderfchap te benoemen (f)- 't Ver- (*) Refol. Heil. l6$a. bl. 371. 376.' en bl. 74. , en thans in ijver niet .verflauwde-; hier van een treffend blijk geevende door het bijéénroepen deezer Groote Vérgaderinge, aangelegd om de zaaken der Unie , der Religie en der Militie op onwrikbaare vaste gronden te vestigen. Wat de twee eerstgemelde hukken betrof, hier over viel niet veel bedenkens : 't kwam alleen aan op het houden der Unie, zo als dezelve, inden jaa:e MDLXX1X , te Utrecht was gefloten , en bet handhaaven der Befluiten van de Dordrechtfcüe Synode (*) Wicquef. Liv. V. p, 239. VI. Deel. i.St. G Willem de Ui, Aanfpraakvan den Raad penr fionaris Kats.  Wir.lem de Ai 38z GESCHIEDENIS node der jaaren MDCXV1II. en MDCXiX. Omtrent het derde kwamen drie zaaken inoverweeging, die, zints de oprigting van het Gerneenebest, geen plaats gegreepen hadden. De Vrede, de fchielijke dood des Prinfen van Oranje, zonder iemsni uit zijnen Huize naatelaaten, bekwaam om de hooge Atnpten van den Staat te bekleeden, en dat 'er, in 't laatst van den Oorlog , een Veldmaari'chalk was aangeiteld, om, bij afwezenheid , of andere beletzels, van den Capitein■ Generaal, over de KrijgsmsKt van den Staat het bevel te voeren. Dat hunne Edele Grootmogenheden verfronden , dat de Ra?d van Staate , vvien , van 't begin des Oorlogs af, 't beleid over Krijgszanken was aanvertrouwd geweest, nevens den gemekïen Veldmaarfchalk, en andere Hooge Krijgsbevelhebbers, behoorden gelaaten te worden in 't vol bezit van derzelver bijzondere Aaipten. Dat, nogthnns, de Staaten der bijzondere Gewesten, enderzeivef Gecommitteerde Raaden, Patenten zouden mogen geeven tot'verplaatzing van het Krijgsvelt , binnen de'bijzondére Gewesten liggen ie; met andere fchikkingen, het verplaatsen, het legeren en het doortrekken der Troepen betreffende. Dat de Hooge Krifgs - Ampten zouden behooren be. geeven te worden door de Gewesten, ter betaalinge vm welken ztj Honden: en die van den bodem, of het aandeel der Generaliteit, door hunne Hoogmogenheden, de Algemeene Staaten. Dat het Krijgsvolk den Eed moest doen aan de Generaliteit en aan de bijzondere Gewesten. ln deezervoege de ge- moe-  dek. NEDERLANDEN. 383 moederen voorbereid hebbende , befloot^hij met het aanduiden van 't ontwerp der Staaten van Holland, om noch Capitein - Géneraal, noch Stadhouder te veikiezen , en 't' vermelden van 't gevaar, om de Krijgsmagt eenen Luitenant toetevertrouwen. Om hen te Ilerker overtehaalen, bediende hij zich van de voorbeelden der oude Romeinfche en Griekfchs Gemeenebesten ', ais mede van de hedendaagfchen in Italië en Zwitzerland, die alleen Veidheerenkoozen voor den tijd'des Oorlogs: hij deedt opmerken, hoe Gods oude Volk, de Hebreeuwen 3 even zo handelde, van hunnen uittocht af, tot de dagen , in welden God hun Koningen, in zijnen toorn , gaf (*). Ve:l haperde 'tr zeker aan de juistheid deezer voorbeelden, als men het verfchil der omftandigheden van' dit Bondgenootfchaplijk Gerneenebest met die ; waar in de andere verkeerden , in opmerking neemt; doch, behalven dat hij in den fmaak zijns tijds fprak, heeft hij, misfchien, door zijne denkbeelden dus algemeen te maaken, dezelvenverzagt, en de oogmerken zijner Meesteren aangeduid, op de rhïhèt aanftootlijke wijze voor hen, die anders dagten. Wat hier van ook zijn moge, de aanfpraak van den Raadpenfionaris Kats gaf geen algemeen genoegen (f); Voor het openen der Groote Fergaderinge hadden Cj ReM Hol'. 1651, bl. 15. Aitzema , III. D. bl. "498. TTerftc'de Leeuw, bl. 52. U, Ct) Capelle Gedenkf. II. D. bl. 336. 342; G a Willek deIL  384 GESCHIEDENIS Willem de II. Poogingen der Siaiten van Hollar.d, om hei Stadhouderfctepafrefchaffen. hadden de Staaten van Holland zich veel moeite gegeeven, om Zeeland aftebrengen van het benoemen of voorfchikken des jongen Prinfen tot Stadhouder: zij beweerdsn , dat zulks voor als nog ontijdig was, dewijl men niet wist, hoedanig de Prins zou weezen , als hij een manlijken ouderdom bereiken mogte : dat hij een goed en bekwaam Vorst kon worden ; doch ook de voetftappen volgen van zijn Vader en Oom, en na de Vrijheid van den Staat dingen: dat de Prins ook den Staaten kleinen dank zou weeten voor de eere, hem in zijne kindsheid aangedaan , en veeleer oordeelen, dat ze hem erilijk toekwam. Op eene bedekter wijze gaf men, van ter zijde, te veiflaan, dat de Prins , na vermaagfchapt met Frankrijk, Groot - Brhtanje en Deenemarken , en groote Goederen hier ten Lande bezittende , reeds magtig genoeg was in den Veréénigden Staat; dat , hem nog hooger te verheffen, de Vrijheid met gevaar dreigde. Een gevaar, te meer te dugten van een Prins, wiens Vader en Voorgangers, onder den naam van Stadhouder , geflaan hadden na de Opperfle Magt, welke zij ook , beide in 'c befluuren van den Staat en van de Legers, in hooger maate bezeten hadden dan de Graaveu van ouds (*). Deeze en dergelijke redenen vermogten op de Staaten van Zeeland meer dan de aanzoeken der beide Prinfesfen en haarer Aanhangeren. De CO Refol- üolh 1651- bl. 31. Aitzema, III. D- bl. 467. Jierfl. Leeuw, bl. 51.  der NEDERLANDEN. 3S5 De Staaten van Friesland en Groningen konden met geen goed oog aanzien, dat de andere Gewesten zich zouden onttrekken aan een juk, 't welk zij op den hals genomen haddén. Dit gewigtig gefchilltuk werd, op verfcheide zittingen, niet rechtdreeks behandeld ; want de Gewesten, tegen de Stadhouderlijke Regeering aangekant, beweerden, dat'deeze zaak elk Gewest in 't bijzonder betrof, en niet behoorde tot de raadpleegingen der Groote Vergaderinge: maar men overwoog het van ter zijde , wanneer 'er gehandeld werd over de Unie.% Men Remde , op de Groote Vergadering , met Holland terdond, de Unie van Utrecht heiliglijk te houden: en hadden de andere Gewesten hier het uiterfte belang bij. Doch 'er waren Artykels in, die nadere opheldering verdienden, en vastftellingen , gefchikt naar de toenmaalige omdandigheden, welken nu niet te pasfe kwamen. In het I, IX. en XVI. Artykel vondt men bepaalingen over 't afdoen der gefchillen tusfchen de Bondgenootfchaplijke Gewesten , die, ieder op zichzelven, de hoogde magt bezaten. Volgens deeze was de beflisfing, in veele en de gewigtigfte gevallen, bij voorraad, verbleeven aan de uitfpraak der Stadhouderen , die 'er toen waren. Die Stadhouders overleden zijnde, miste men in 'tBondgenootfchap het middel, om de gefchillen , op eene wettige en volkomene wijze, aftedoen. In ons Tafereel hebben wij meermaalen gelegenheid gehad', om gevallen te vermelden, die aanleiding gaven tot het onderzoek van dit gewigtig Huk , dus agten wij G 3 't on- WlLLEM DE II. Poogingen der Friezen , om het Stadhouderfchapllaande te houden. !  3S6 GESCHIEDENIS Willem be II. 't onnoodig , ze hier te lierhaalen: alleen aanmerkende , dat liet nooit op een vasten voet gebragt was (*). Maar boe kon men , onzeker zijnde ten opzigte van eene zaak van zo groote aangelegenheid, hoopen de éénigheid te bewaaren tusfchen Staa'en, wel is waar door den band des Bondgeuootfchaps aan elkander verbonden, doch ieder even zeerge':e;d op zijne eigene Oniifhanglijkheid en Oppennogenhtid ? De Groote Vergadering, ten hoofd - oogmerk hebbende, de gronden der Unie te bevestigen , kon piet nalaaten, over dit onderwerp te handelen. De Friezen bedienden zich van deeze gelegen!} :id, om op de noodzaaklijkheid van het Stadhouderfchap in alle de Gewesten te herftellcn aantedringen , eene allergewrongenlte verklaaring geevende aan de uitdrukkingen van het IX. Anykel der Unie (r). Die van Holland aangemerkt hebbende, dat 'er niemand uit den Huize van Oranje was, in ftaatomhetStadhouderfchap te bekleeden , deeden de Friezen een voordel, zeer ftrijdig met de gevoelens , in vreegeren tijde door hen beweerd , -wegens de 01 V egehjkheid en het gevaar, om die Waardigheid over al e de Gtwesten aan één Perfoon optedraagen (§). Zij (*) P. Paulus Verkl. der Unie , I. D. bl. 73 enz. II. D. bl. 176-182. en lil. D. bl. 175. i7- 229- =3o. a"4Van der Kem? Aanmerkingen over de trerkl. der Unie van Utrecht, bl. 115. CU Aitzema Herjlelde Leeuw, bl. 6a. M. D. bl 510. P. Paulus Va ld. der Unie, II. D. bl. 176. (§ Zie dit ons Tafercel, hier boven.  der. NED ERLANDEN. tf? Zij gaven, in eene afzonderlijke onderhandeling met die van Holland , te kennen , dat, fchoon thans niemand uit den Huize van Oranje tot dien post bekwaam ware , men, egter, in den Huize van Nasfau Peifonaadjen vinden kon , met de vereischte bekwaamheden hier toe voorzien. Ongetwijfeld hadden zij het oog op Graaf Willem , hunnen Stadhouder, 't Valt gereedlijk te bevroeden , hoe veel ingangs zulks vondt bij de Staaten van Holland, zeer gebeeten op dien Prins , wegens het groot aandeel, 't welk hij gehad hadt in den aanflag op AmJlerdam. Die aanduiding was zeer gefchikt, om agteiüit te werken. Zij lieten, nogthans , niet af, en laazen, eenigen tijd daar naa , een breedfpraakig Vertoog in de Groote Vergadering , (trekkende, om aantetoonen, dat de Gewesten, die nog geen Stadhouder hadden', tot het verkiezen van eenen moesten befluiten. Veelvuldig waren hunne aanhaalingen: zij fcheenen in Geleerdheid en Oudheidkunde niet te willen wijken voor de Verdeedigers van het tegenovergeftelde begrip. Zij fpraken van de onluslusten, in het Gerneenebest van Athenen verwekt door de Demagogen. Als een trek, veeleer van ge* leeidheid dan van oordeel , bragten zij in Y midder de verdeeldheden, in Rome ontflaan, bij hetuitdrij ven der Koningen. Het veelhoofdig Staatsbefluu: was, huns oordeels, eene onophoudelijke bron vat ophanden en rampen; 't Stadhouderfchap het veilig Plegtdnker, op't welk het gefchokte Schip vanStaa zich kon verlaaten, en het heilzaam Geneesmiddel G 4 01 WiLLrï| DE II. I c »  388 GESCHIEDENIS Willem de II. om alle de kwaaien te geneezen. Om deeze zonderlin* ge Helling te'bewijzen , voegden zij'er nevens, datde Stadhouders de bekwaamden waaren, om det7«/ete handhaaven, en de verdeeldheden door hunne regtfpraaken te fluiten: beweerende , dat die bellisflng der gefchillen, hun, bij 't aangaan des Bondgenoot fchaps , opgedraagen zijnde , de , Stadhouderlijke Waardigheid een weezenhjk deel der Staatsgefleltefe geworden was; dat de Opllellers der Unie dit beoogden , op raad van Willem den I; even of men niet wist, dat die Vorst reeds geheel andere omwerpen in den zin hadt, dan het oprigten vaneenBondgenootfchaplijk Gerneenebest. Naa veele andere redenen , van zeer verre gehaald , en (leunende 'op even willekeurig aangenomene en gemaklijk ontlegbaare grondbeginzels, belloten zij, dat het Gerneenebest niet kon ftaande hlijven, dan op de eerst ge' legde grondllagen (*). Verfcheide redenen, ondertusfehen, weezen uit, dat de Friezen geenzins onfeilbaare Regters waren in dit fluk: de voorbeelden , van de oude en laatere Gemeenebesten ontleend, beweezen niets ten op dgte van een Gerneenebest, in Regeeringsvorm van dezelven geheel verfchillende; en, om bepaald te fpreeken, konden zijniet oordeelen, of het misfen van een Stadhouder, daar men ze tot nog altoos gehad hadt, de onheilen , door hen voorfpeid , zou naa tzich (_*) Aitzema , III. D. bi. 542. HerfteUe Lecw.u, bl. 9a-  der NEDERLANDEN. 3S9 zich fleepen. Daarenboven, indien de Friezen geen reden hadden van misnoegen en klagten over de Stadhouders ; 'tzij zulks voortkwam uit de zorge, altoos gedraagen , om hen wel nauw te bepaalen door hipte Berigtfchriften; 'r zij men dit moest toefchrijven aan het overblijfzel der Volksregeering, bij hen grooter dan bij anderen ; Gelderland, Utrecht, en, bovenal, Holland, bevonden zich in een geheel ander geval. Zij hadden gezien , dat de Stadhouders de dierbaare .Voorregten der Vrijheid verminderden, en 'er fchroomlijke inbreuken op maak' ten. Prins Maurits hadt zich reeds , in den jaare MüXCItl, grootendeels ontflaagen van de bepaalingen , hem opgelegd door het Berigtfchrift , door hel juk des Raads, hem toegevoegd, aftevverpen. Men hadt verzuimtde Berigtfchriften voor Frederik Hendrik te vernieuwen: een enkele Lastbrief verhief dien Prins tot het Stadhouderfchap derwijze, dat hij, onder de Edelen voorzittende , (een Voorregt, 't welk hij zich wist te verwerven,) de han den niet alleen ruim hadt; maar ook, toegang tot de Staatsvergaderinge hebbende, ftremde hij de vrijheid der raadpleegingen. De Staaten van Holland keurden het onnoodig het breedvoerig Vertoog der Friezen te beantwoor den; te meer, dewiji zij wisten, dat de meeste Gewesten ongezind waren , om, voor eerst, tot he verkiezen van een Stadhouder te komen. G/c- tiingen en Ommelanden alleen oordeelden , dat 'ei Stadhouders behoorden te zijn tot beliisfmg der ge G 5 fchil Willem de U.  39° GESCHIEDENIS Willem be Iï. Het Capi tcin Generaalfchap al gefchaft. fchillen, fchoon zij de vreemde uitlegging, door de Friezen aan het IX. Artykel der Unie gegeeven, niet goedkeurden (*). Dewijl, derhal ven, de Stadhouders tot geene Scheidslieden in de gefchillen konden veikoo?en worden , Ifelde men verfcheide andere middehn voor : veele raadpleegingen werden 'er over gehouden; doch men kon het niet ééns worden : zo dat men op de Groote Vergadering , ten aanziene van dit gewigtig fiuk , niets bepaalde (f). Men weet, dat deeze onzekerheid, nooit ten vollen weggenomen , aüe, de heiliooze gevolgen niet gehad heeft, welken daar uit fcheenen te zullen ontilaan; dat de middelen van zagtheid en overreding, fchoon onzeker en ongenoegzaam in zichzelven , uiiwerkzels gehad hebben, welken men van eene regtfpraa: ke, gewettigd om bellisfend teoordeeIen,zichnauwlijks zou kunnen belooven. De Voorllanders van den Prins van Oranje gaven zich niet minder moeite, om hem het Capitein - Ge* : neraalfchap te bezorgen, toen men over de Militie handelde, dan zij gedaan hadden, om hem de Stadhouderlijke Waardigheid te doen verwerven , wanneer zij over de Unie fpraaken. De Prinfes Weduwe was , van den aanvang der Groote Fergadcringe af, reeds bekommerd geweest, dat deeze maa'regelen zou neemen, om het gezag van 't Pluis van Oranje te (*) Ait?^m\, lil. D. b!. 51a. Hcrftelde Leeuw , b!. 64. Capelle Gidenkf. II. D. bl.343(f) Aitzema, Herfl. Leeuw, bl. 183 189.  der NEDERLANDEN. 391 te verminderen, of geheel te vernietigen. Zij hadt, om de goede gunst der Algemeene Staaten te ver werven, een zeer eerbiedig Vertoog bij hen ingeleverd, in 't welk zij haarenKleinzoon hun aanbeval, met verklaaring, dat zij, 't geen men aan hem doen wilde , als eene loutere gunst zou aanzien, 't Werd door de Gewesten alleen Gver-, doch 'er geen befluit op genomen. Nogthans letteen het eemgen indruk te maaken: het meerdergedeelte der Gewesten,zelfs de zodanigen, diedeherl-teilingdesStudhouderfchaps niet verlangden, fcheenen te neigen, om tien PriöS te benoemen tot Capitein-Generaal, hem een Luitenant toevoegende , tot dat hij zelve in haat zou weezen , om dien post te bekieeden. De Staaten van Holland bragten eene menigte van kemige waarneemingen en bondige redenen ter baane , om dit ontwerp tegen te gaan. Zij wilden de Oppermagi in Krijgszaaken opgedraagen hebben aan den Raae van Staate, waar zij meer ftemmen hadden dan inde Vergadering der Algemeene Staaten; en de bijzonde re befchikking der Krijgsbenden laaten aan de Gewesten , die dezelven betaalden. Om de aanh&alitjgen, op zeer dwaalende begrippen gegrond , te vergelden , toonden zij, dat de Waardigheid van CapiteinGeneraal zelve oorfpronglijk tot elk Gewest in 't bijzonder, en niet tot de Algemeene Staaten, behoorde. Zij deeden zien, dat'er een groot ondetfc eid was tusfchen een Gouverneur -Generaal, gelijk de Graal van Leicester geweest was, en een Capitein - Geperaal ; de magt van den eerstgemeideu hadt zich uh Willem Dli ii.  302 GESCHIEDENIS Willem de II. Holland zoekt Zeeland vau de noadloosheiddes Capi tein - CencraalJchapste overtuigen. uitgeftrekt over alle de Veréénigde Gewesten, en die van den laatften alleen over het Voet- en Paardevolk , bij de Gewesten in dienst : de eerfte voerde ook een volllrekt gebied over de Stadhouders der bijzondere Gewesten , maar de ander niet, dewijl de bijzondere Stadhouders tevens Capiteins-Generaals waren over net Krijgsvolk jn hun Gewest. Zij merkten op, dat het Ampt van den eerden ook het Admïraalfchap over de Veréénigde Gewesten infloot, daar de laatfte het Admiraal -Generaalfchap over het Volk van Oorloge te water, als een afzonderlijk Ampt, en zomtijds op een bijzonderen Lastbrief, bekleed hadden. Voorts tooneude de onncodzaaklijkheid van een Capitein-Generaal in den tegenwoordigen (laat der dingen (*). Toen men over de gewigtige punten, het Krijgsweezen betreffende , zou handelen , ontdekten de Staaten van Holland, dat men in Zeeland onder de hand zich benaarftigde , om den Prins van Oranje den tytel van Capitein • Generaal te doen opdraagen. Dit baarde hun ongerustheid. Zodanig een voorbeeld zou andere Gewesten , die zich, op dit Ruk, nog niet ten vollen verklaard hadden , kunnen doen wankelen , en overbrengen aan de zijde van Friesland en Groningen , die 'er fïerk op drongen. Om eene pooging te verijdelen , die , in de gevolgen, alle hunne ontwerpen den bodem zou ingeflaagen heb- O Capelle Cedenkf. II. D. bl. 339 343- Aitzema, III.D.bl.516.558. Herft. Leeuw, bl. 66. 86-89.  der. NEDERLANDEN. 393 hebben , werden zij te raade , zeer fchielijk eene Bezending na Zeeland aftevaardigen: deeze beftondt uit de aanzienlijke Heeren Jacob van Wassenaar, Heer van Obdam, Joan de Wit , Penfionaris van Dordrecht , Willem Nieuwpoort , Vroedfchap van Schiedam , en Franco Riccen , Penfionaris van Purmerende. Zij vertoonden de nutloosheid van een Capitein - Generaal in Vredes - tijd ; en dat men, bovenal, den jongen Prins van Oranje tot die Waardigheid niet behoorde te benoemen , dewijl de Landen, geduurer.de zijne minderjaarigheid , ligt in de noodzaaklijkheid zouden kunnen komen, om eenen anderen met dat Ampt te bckleeden. Dus zouden zij thans, door verhaasting, hunne eigene handen binden. Hem daar toe te voorfchikken , was, behalven dat zulks met regt mogt aangemerkt worden als een inbreuk op de Vrijheid der Naakomelingen , gevaarlijk ; naardemaal zulks ligt aanleiding kon geeven tot partijfchap en verdeeldheid in den Staat, wanneer de Prins van Oranje, op zulk eene belofte afgaande, in tijd en wijle, het Ampt, waar toe hij voorfchikt was , goedvondt te eifchen in omflandigheden, waar in de Staaten het niet raadzaam zouden vinden hem 't zelve optedraagen. — Schoon men op deeze en andere, niet min bondige, Vertoogen geen dan een algemeen antwoord gaf, bragten de veranderingen, in Zeeland voorgevallen, en waar van wij reeds verflag gedaan hebben (*) , egter te wege, C) Zie dit Deel van ons Tafereel, hier boven. Willem DE II.  394 GESCHIEDENIS WlF.lem m II. Het dak d rr Mli ti: beflisi wege, dat de Zeeuwen zo weinig als de Hollanders neigden tot het aanftellen van eenen Capitein - Generaal. Men mogt inbrengen , dat een Veld- maarfchalk nooit genoeg gezags zou hebben , om zich door de voornaamlte Officie'en te doen gehoórzaamcn; dat de Graaven van Nas/au reeds weigerden bevelen van Brederooe te ontvangen; dat men gemaküjk de gevaarlijke gevolgen vart de eerzugt eens Luitenants zou kunnen voorkomen door eenbe-paalden en lirengen Lastbrief; en dat een Gerneenebest, waar in zo veele Brijdige belangen en jalouzijcn re:;en elkander gekant Bonden , niet zonder d kon weezen ; de invloed en de redenen v:m Holland haa'den over', en men fprak op de Groote ■Vergadering n et meer van de aanlïelling eens Capitehtt - Generaals (*). No^thans 'nieiüt- lif t lang aan, eer men op het (luk der Militie, naa'veel gt fchils, deezo-bepaaling m'-k'e, ciat.be-. geeven van Patenten aan het Krijgisvoik, bij voorraad, en tot nader last der gezamenlijke B.'mcg.-noo en , zou (laan aan de Vergadering der Algemeene Skaten, met voorgnauden raad des Mail van Siaare, en op een Berigtfchrift, te hernamen door de biizondere Gewesten. Doch men zou f;een Knjgsvo k uit de Remmende Landfchappen mogen ligten, dan met kennis van de Staaten. ofde Gecommitteerde Réadeii, die , in zodanig geval, de (*) Refol. Holl. 1651. bt 2cS. Aitzema , Herftetdë Leeuw , bl. 234.. 136.  der NEDERLANDEN. 395 de Patenten zouden invullen. Ook werd de bewilliging der Staaten of Gecommitteerde Raaden vereiscbt, om eenig Kr "jgsvolk in eene hemmende Provincie te doen trekken. De bijzondere Staaten mogten ook het Krijgsvolk , binnen hun Gewest, op eigen Patent verleggen. Het Krijgsvolk zou niet flegts aan de Generaliteit, maat ook aan de Staaten van bet Gewest, daar het lag , en daar het door betaald werd , eed moeten doen (*). ; Vervolgens Helde men een Berigtfchrift op voor den Raad van Staate ; -doch deeze , een zo groot gedeelte zijns gezags in handen der Algemeene Staaten overgebiagt ziende , bragt 'er veele zwaarigheden tegen in , en het leedt eenige jaaren , eer het beëedigd werd (f). De Religie was het derde hoofdpunt , 't welk op de Groote Vergadering ten onderwerpe ftrekte. Schoon de Gewesten geen oogmerk altoos hadden, eene nieuwe Godsdienst-oefeningiutevoeren,fcheen het, egteT, noodzaaklijk , zich op dit ftuk nader te verklaaren. In Holland hadt het belang des Koophandels, gepaard met andere redenen van Staat, te wege gebragt, dat men, zints veele jaaren , de hevigheid tegen de Remonftranten haakte, en omtrent de Roomschgezinden veel oogluikings gebruikte , die met den Vrede niet verminderde, fchoon men de Plakaaten tegen de Vergaderingen deezer Gezindheden (*) Aitzema, Herft- Leeuw, bl. 112-114. I37-M3f.t) Zie aldaar, bl. jqi enz. Wille* de II. Het fiuk der Relt gie behandeld.  39C1 GESCHIEDENIS Willem DE II. den vernieuwd hadt. Deeze gemaatigdheid baarde bij zommigen het vermoeden , dat men het in Holland niet ernstig meende met den Hervormden Godsdienst, zo als dezelve in de Synode te Dordrecht was vastgefteld: een vermoeden, verfterkt door den aandrang van dit Gewest op de vermindering van Krijgsvolk, 't geen , gelijk wij gezien hebben , zo verre ging, dat men dit hieldt voor een aanflag tegen den Godsdienst (*). Volgens de Unie van Utrecht was de Roomfche Godsdienst geenzins uitgefloten. Geweld alleen hadt hier bepaalingen gemaakt, firijdig met de aangenomene grondregelen (f). En de ijver der Predikanten tegen de Roomsch - Catholijken was zeer toegenomen cioor de laatfle vermeesteringen, in Braband en 't Land van Gvermaaze gemaakt, waar men ftaatlijke Verdragen , wegens de handhaaving des Roornjchen Godsdiensts, hadt aangegaan. De Staaten van Gelderland verklaarden zich eerst ten opzigte van het fluk van den Godsdienst, drongen fkrk aan op het onveranderlijk handhaaven van -deu waaren Hervormden Christlijken Godsdienst, zo als dezelve op de Synode te Dordrecht was vastgelield, en op het van kragt doen blijven der Plakaa- ten tegen het Pausdom. Die van Zeeland, fchoon hoofdzaaklijk daar mede overéénfremmende, voegden 'cr verfcheide zaaken nevens. Men moest, huns O Aitzema, III. D. bl. 429. Herft. Leeuw, bl. 15. Wicquef. Preuv. I. p. 4S0. (|) P, Paulus Verkl. deu Unie, II.D.bl. 264enz.  der NE DERLANDEN, 397 huns oordeels, wel geen geweetensdwang invoeren, toaar behoorde men de Vergaderingen te dulden , die niet dan ten nadeele van den waaren Godsdienst konden gehouden worden , tot groot hartzeer der waare Geloovigen, en tot blijdfchap der valfche Broederen. 'Er werden Staaten gevonden , in wel. ken de verfcheidenheid van Godsdienst-oefening der Maatfchappije geene ftoorenis aanbragt. Doch voorbeelden zijn geen bewijzen: elk Volk heeft zijn bijzonder charaéler en eigenaartige gefteltenisfe : dusdanig eene Verdraagzaamheid was in deeze Landen onuitvoerhjk, en kon niet dan heilloos en fchadelijk weezen (*). De Afgevaardigden der Synoden bleeven niet in gebreke, om kragtig aantedringen op Hellingen , zo gefchikt tot het wekken van hunnen ijver. Zij waren ter Groote Vergaderinge toegelaaten, dewijl men 't raaizaam oordeelde hen te hooren op een ftuk , 't welk hen zo na betrof. Lotsius , Predikant in den Haage, voerde het woord ftaande, en met ontdekten hoofde. Hij begon met aantemerken , dat de Kerk de Beminde van God was* die de Alpha is en de Omega, de eerjie en de laatfte ; dat Hij de Rijken verdelgt of bewaart, naar gelange deeze daar verdrukt of befehermd wordt. Zij moesten daarom Jerufalem boven alles verhef en, en het Geloof doen zegepraalen, zo als het op de Synodevan Dordrecht, over- (*)j Aitzema , III. D. bl. 502' 504. Herft. LeeuwA bh 55- 57VI. Deel. 2. St. \\ WlLtEM be II4 Aanfpraakvan Lotsius uit naam der Synoden.  35S GESCHIEDENIS overécnkomfti- met den Woorde Gods, uitgelegd en vastgelteld was, Doch, bovenal, zcrge draagen, om de Afgoderijen , Ci;:«'oovigheJen en Baapfch* Qverheerfchingen te vernie igen, hunne Beelden en Altaaren ornkeeren, als bedrijven, rechtsreeks aangekaut tegen het Woord van God , tegen de zekerheid van den Maar, en de za'igheid der Zielen De Papisten hebben zich, ge.veldigerhand, durven verzetten tegen hen , die hunnen verfoeilijken dienst wilden weeren: 't haat, derhalven, te dtigten, dat het leeven der Overheden niet veilig is: de Afgodendienaars zijn bloeddorstig, zij houden het voor een verdienstlijk werk, het woord, den Ketteren gegeeven , geen geland te doen, en hunne handen in hun bloed te wasfehen. Tegen andere Gezindheden zogten zij ook den ijver der Staaten gaande te maaken. , Zij wilden , dat 'er Wetten zouden vastgelteld worden tegen het ontheiligen van den Sabbath, tegen de Schouwfpelen, het Dansfen enz. Deeze zonden, en, boveniil, de Verdraagzaamheid in 't ft.uk van den Godsdienst , hadden 's Kemels toorn tegen deeze Gewesten doen ontbranden: deeze waren de eerige oomaken van de kwaadaart:ge Koortzen, van 't ver.-al des Koophandels , van de Oveiiiroomingsn , van de Duurte der Leevensmiddelen, en van den dood der aarzieniijklte Mannen. —. Zij Belden tellens de middelen voor, om ce Secten, en, bovenal, de Papisten, uitterooijen. Alle Priesters moesten ten Lande uitgehouden, alle Kloosters vernietigd, alle -kingen tegen de Omkopingen en hst ontvangen van Gefchenken door Leden der ' loog: Colhgien (*♦). Doch die van Holland werden befchuldigd, dat zij, ten üj L der Groote Vergaderinge zelve, door beloften van bevorderingen tct aan ienlijker Ampten, veele Afgevaardigden der andere Gewesten over- haal- (*) P. Paüloï Perkl. der Unie, II. E. bl. 241 " 345- en de daar aangehad He Scbrij ve~s. Ct) Bougeant Ne^ociat. fecr. (§j WlCQUEFORT. lïv. v. p. 251. 253» AlTiEiLA Herft. Lauw, bl.^u. 84.94.143.107.  jdeb. NEDERLANDEN. 403 haalden, om in fftinne maatregelen te treeden (*). De Baanderheeren, Edelen en Steden van StaatsBraband vernieuwden, op de Groote Vergadering, hun verzoek, reeds in den jaare MDCXLVI1I. gedaan, om deel aan de Hooge Regeering te mogen hebben, of ten minften zichzelven te mogen reg e- ren; doch zij Haagden zo min als te vcoren (f). Dit was ook het geval der Drentenaaren, wier Landfchap, met de Zeven Gewesten veréénigd , ook de Unie van Utrecht getekend heeft. Zij fcheenen bevoegd, om ter Groote Vergaderinge te komen , dewijl zij 'er befchreeven waren , zo men wil, bij toeval, of door onoplettenheii van een Griffier. Zij vervoegden zich daar, behoorlijk gemagiigd; doch, wat zij inbraken , kon hun gee.i toegang bezorgen. Zij kreegen geen deel aan 's Lands gemeene Regeering, hoewel zij, als een onafhanglijk Gewest, op zichzelven beflaan» e:i zichzef-en reg-eren (§). Eer de Groote Vergadering fcheidde, viel 'er nog eehe gebeurtenis voor , die, bij zo vee:e vreemde lotwisfelingen, als wij, in een zeer kort tijdsberiek, elkander zagen opvolgen, onze opmerking overwaar- dig (*) Capelle . Gedenk f. II D. bl. 354 1 35& (f) Van Heuium Hifi. der Stad en Meijerije van 's Mertogenboieh , HL D. bl. I enz. Aitzema Herftelds Leeuw, bl. 114 121. (§) Wicq'jef, Preuv. Tom. II. p. 308. 309. Aitzema, lil. D. bl. 545. Herft. Leeuw , bl. 95-—= H-TBy^ershoek g, aft. Jurisptibl. Lib. I. c, XVI. p. T17. H4 Willem de II. Die van ' Braband en Drente doen verpeeffchen aanzoek bij de Groote Vergadering.  404 GESCHIEDENIS Willem de IL 't Voorgevalleneomtrent het GefchrittzijnetHoogheid wegensdenaan (la» op Amflerdam. digis. DeRaadpenfionarisKats, tenoogmerkehebbende zijn Ampt nederte'eggen , bragt het voorheen gemelde Gefchrift zijner Hoogheid, behe'zende de redenen van zijnen aanflag op Amfterdam, en het vatten der zes Heeren , 't welk dus lang verzegeld onder hem berust hadt, ter tafel in de Vergaderinge van Holland. Op den nadflag, of men't, ongeopend, verbranden. dan kezen zou , werd tot het laatfie belloten , en 't zelve gefield in handen van eenige Gemagtigden , die, oordeelden , dat het fchriftiijk behoorde wederlegd , en de wederlegging aan de Groote Vergadering overgeleverd te worden; dat men de Bezending, in den voorleden jaare aan de Steden van Holland gednan , als flrijdig met den vorm der rege.eringe behoorde te veroordeelen, de andere Gewesten te verzoeken , dat zij de Befluiten , op den vijfden en zesden Junij des voorleden jaars, door eenige weinige Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergaderroge, uit ontzag voor de aanzienlijkheid des Prinfen van Oranje , genomen , wilden afkeuren, voor nietig en van geener waarde verklaaren ; en te gelijk intrekken de afgeperste dankzeggingen , aan wijle zijne Hoogheid gedaan. Ook verfton- den zij, dat men, bij een duidelijk Befluit, behoorde te verklaaren , dat de aanflag op Amfterdam, en het aantasten der zes Heeren, moest gehouden worden voor een toeleg op de Vrijheid , Hoogheid en Souverainiteit deezer Provincie , regelrecht flrijdig met alle Wetten, Regten en Privilegiën. De Staaten van Holland Hemden in dit gevoelen der Gemag-  DS2. NEDERLANDEN. 405 ïnagtigden. Leyden alleen oordeelde , dat het Befluit niet naar den gewoonen vorm der Regeeringe genomen was (*). De Steden, ui? welken de zes Heeren afgezonden waren, leverden eene fchriftiijke Verslaaring in, bij welke zij erkend werden voor vroome en eerlijke Regenten , opregte en trouwhartige Patriotten , en Liefhebbers van hun Vaderland , die in allen deele aan de inzigten hunner Steden voldaan hadden: waar op hun gedrag door de Staaten openlijk werd goedgekeurd. De redenen van wijle zijne Hoogheid werden, eerlang, ornflandig wederlegd in een ftuk , 't welk , onder den tytel van Waaragtlg en Noodig Berigt, in 't licht kwam (f;. De Heer van Sommehdijk , ontdekkende, dat men onderzoek deedt na zijn gedrag , ter gelegenheid van den aanflag op Amfterdam, boodt zich aan, om den Gemagtigden deswegen opening te geeven. Bij zijne verontschuldigingen wegens de bezwaaren , hem ten laste gelegd , fchreef hij 't voornaam beleid deezes werks toe aan Graaf Willem Frederik (§). Die van Friesland, de eer huns Stadhouders willende bewaaren , flcegen voor , dat men, eer de Groote Vergadering fcheidde , eene algemeene Vergiffenis be- (*) Refol, Htll. 1651. bl. 289. 293.295. 322. 45r. 453- (t) Ziealdaar, bl. 333. 376. 394. 403. 414.422. Waóenaar, Amfl.V, St. bl. 157 — i£o. (S) Ref. Holh 1651. bl. 38=. H 5 Willem de II. Algemeene Vergiffenis.  4o6 GESCHIEDENIS V/lLLEM DE II. behoorde vastteftellen van alles, wat, in den voedden jaare, bij eenige Gewesten of Perfoonen tegen den anderen mogt ondernomen of beiloten zijn. Sö>ïmelsdijk erkende zichzelven zo verre fchuldig, dat hij verzogt onder de algemeene Vergiffenisfe te mogen begreepen worden. Men maakte 'er een ontwerp van, dat Holland niet behaagde: doch het liet zich eindelijk overhaalen , ook om 'er Sommeisdijk onder te begrijpen, mits hij zich van alle Ampten van Regeeringe in Holland onthieidt (*). Bij deeze algerr.eens Vergiffenis beloofde men : ,, Nu noch „ ooit te zullen gedenken aan 't geen in denvcorledenen jaare voorgevallen was : en verklaarde de „ Befluiten van den vijfden en zesden van Zorner„ maand des gemeldeu jaars voor nietig, kiagtloos „ en van onwaarde, zo wei als alles, wat, 'in ge„ volge van dezelven, veirigc en ondernemen was, „ waar van de blijken en.overblijfze's uit de open„ baare Registers geligt zouden worden (f)." De cnien:eeming op Amfterdam hadt die Stad zwaare ko;ten veroorzaakt . tot het vergoeden daar van werd gearbeid , en men erkende ter Vergaderinge van Holland, dat dezelven ten dienste van denLr.rtde gedaan waren ; als mede, dat men der Stad, wegens t (*) Refol. Heil. léfcl. bl. 446. Wagenaar, Amft.V. Sc. bl. 156. (f.) Aitzema,' III. D. bloSa 601. Herft. Leeuw, bl. 15a. 183*188.  bek N E D E R L A N D E N. 407 gens haaren betoonden ijver en wakkerheid , grooten dank fchuldig was (*). De R.aadpenfionaris Kats befloot de Groote V?rgadering, op den éénentwintighen van Oogstmaand, met eene Aanfpraak, die thans weinig zou voldoen, doch misfchien beter met de denkwijze dier tijden, althans zeker met den fmaak des Redenaars , overéénkwam. De plaats'der Vergadering gaf hem Itoffe tot eene zinnebeeldige herinnering van 'tgeen zeverrigt hadt. „ De Kerk, ter zijde van de groote Hof,, zaal, verftrekte ten zinnebeelde van 't geen'er ten „ opzigte van den Godsdienst befloten was. — De „ Opgang na de gewoonlijke Vergadering der Alge», meene Sraaten kon de vastftelling der Unie af„ beelden. — De Toegang na de Pleitrolle van den „ Hove moest de fchikkingen omtrent deReg'.söefe- „ ningen in gedagten brengen. De Ingang der „ Reken- en Leenkamer herinnerde de fchikkingom„ trent de Geldmiddelen, en de gehoorzaamheid der „ Leensmannen en andere Onderzaaten van den „ Staat. De Vaandels, Wimpels, Vlaggen en „ Kornetten waren natuurlijke afbeeldzels van'tgeen „ in de Krijgszaaken befloten was. ■ Eindelijk kon het Dak der Zaale, gemaakt van eene foort 9, van hout, waar aan [zo men wil] geene Spinne„ koppen duinen kunnen, noch gevonien worden, ,, in gedagten brengen, wat 'er was vascgefteld te- ->gen (*) Wacenaar, Amft. V. St. bl. 160. Willem de H. Het fluiten der Groote Vergadering»  4oS GESCHIEDEN IJ Willem de II. gen zulke Regters en Regenten , die zich zouden „ laaten omkoopen; of, geiijk vuile Spinnekoppen, ,, hunne netten wijd en zijd uitzetten, om iets te vangen." De dankzegging aan Goi> , welke zijne reden floot, werd vervangen door eene plegtige dankreden in de Kerk, werwaards zich de Vergadering begaf : en werd, ter gelegenheid van het gelukkig eindigen , in de volgenue maand , door alle de Gewesten , een Daak- en Vreugdedag gevierd (*). Kort naa het fluiten der Groote Vergaderinge, bekwam de Raadpenfionaris Kats , toen vierenzeventig jaaren oud, het dikwijls veizogte ontflag van deezen post, welke hij, naar het zeggen vanWicouEroRT, met groote flapheid en onagtzaamheid bekleed haai: dit is mogelijk niet zonder vooringenomenheid gevonnisd; fchoon met volle waarheid mag verklaard worden, dat hij geen groot Staatkundige was , en die tijden een Man van dieper doorzigt en rustiger aart zouden gevorderd hebben. Adriaan Pauwj Heer van Heemflede, die dit Ampt nogmaals bekleed hadt, werd 'er toe verkoozen. Niet zonder moeite liet hij zich overhaalen , om het anderwerf te aanvaarden, voor het afleggen van den Eed weluitdruklijk begeerende , dat hij van zijne bedrijven aan niemand, dan aan de Staaten van Holland znlVatfries- land, (*yAitzema, III. D. bl. 602. 604. Ilerfi. Leeuw, bl. 189-191-  eer NEDERLANDEN. 405 /^«//,rekenfchapzouverfchu!digdziiri; nimmer voor bijzonder gemagtigde Regters gei>eld worden; de Privilegiën des Lands ,°n dei Stad Jmf?er dam m't bijzonder, behouden ; Brieven van befcherminge en fchadeloosf.elling verwerven van de Staaten, en ontflaagen zijn van buitenlandfche en uithe?mfche dieniten. Zo droeg de Zoon van één der geflaagendfle Vijanden van Oldenbarneveld zorge , om het lot niet te ondergaan van den Staatsdienaar, aan wiens dood zijn Vader zo veel deels hadt. Hij hadt agt geilagen op het geen 'er onder zijns oogen omging , en gezien, hoe het veel gema'uijker toegaat dan men zich verbeeldt, om het Volk te misleiden , en de Hoofden des Lands te doen bukken: en dat het Willem den II. niet aan den wil ontbroken hadt , om de droeve tooneelen , eerst door Mauïuts vertoond, te vernieuwen. Men merkte , gelijk alle de laatstverhaalde bedrijven uitwijzen , den dood deezes jongen Vorsten aan als de herleeving der Vrijheid. Geen Tijdperk ontmoeten wij vrugtbaarder in elendige uitkomsten voor de Vorsten. De geestdrift der Vrijheid fcheen de VolSen der aarde aanteblaa. zen, en dreef zommigen tot ongebondenheid. Eenige Throonen fchudden , anderen wankelden, en zommigen werden met bloed beylekt. De Engelfchen deeden hunnen Koning op 't Schavot onthalzen. De Turken bragten Sultan Ibrahim om 't leeven, de Algerijnen hunnen Dei; het Keizerlijk Gezin in China werd vermoord ; de Koning van Spanje om- WILLEM SE II.  4io GESCHIEDENIS Willem de II. Ze*d# ontwkam eene zamenzweering, tegen hem gefmeed; en de Koning van Frankrijk bleef langen tijd in openbaaren Oorlog met zijne Onderdaanen. —« Doch laaten wij de lotgevallen van ons Gemenebest onder eene Stadhouderlooze Kegeering zien , en tot een nieuw Tijdperk overgaan.  der NEDERLANDEN. 411 Zesde Tijdperk. Oorzaak des Oorlogs tusfchen Engelard en de Veréénigde Gewesten. -— Bloedige Zseflagen tusfchen deeze tweeMogenheden. Jcvvn de V/itt, Raadpenjionaris. . Onderhandelingen en Vre- de met Engeland. — De Acte der Seclufie. JO)a gelukkige uitflag, met welken men, op de Groote Vergadering, de zaaken geregeld hadt, die onlusten in den Staat konden verwekken, diende, gelijk de Gefchiedfchrijverc van dien tijd aanmerken, om de gevaarlijke oatwerpen, of verkeerde inzigten der Mogenheden , die bet Gerneenebest een kwaad hart toedroegen, ie verijdelen. In de daad de zegepraal der Gemgenskutgezi^dt Partijs deedt de vrees, van in een nier.v/en Qorlpg met Spanje ingewikkeld te worden, verdwijnen. Diere c mwenteling fcheen zelfs gefekikt , om de dreigend le wolken van misverdand tusfchen het Gerneenebest en de nieuwe Regeering van Engeland te verdrijven. Zo lang fle Prins van Oranje leefde , hadt de Afgezant van het E~'gelsch Parlement geen gehoor bij de Algemeene Staaten kunnen verwerven. Te Staaten van Holland hadden vergeeffche poogingen gedaan, om hun die eere te bezorgen , en eene breuke te voorkomen , welker heillooze gevolgen ce Zeven Gewesten, en bijzonder Holland, zouden drukken. Ge- Stastder l'etéènig. de Gewestenten opzigte van Engeland. 1651.  4T2 GESCHIEDENIS Regee- S.1.N6. Gerard Schaap Pieterszoon , Raad van Amflerdam, werdt zteCommisfaris enGeraagtigdenaZ»W De Staaten , te meer haakende, om de overmagt op Zee te behouden, daar de Koophandel zeer veel nadeels leedt, benaarftigden zich , om eene Vlcot van rairn zeventig Zeilen in Zee te zenden: grootendeels waren het Koopvaard'jfcbepen , ten Oorloge toegerust. De dappere Tromp kreeg weder hetOp- per- (*) Brandt , Lteven var. de Rxiter, W\ 30 eaz. K 4 Staats» Regez- iu>g. Overwia- ning op fc'ien, rc-icbea Diurris e;.r---  St.utsRfgce- ring. 43Ö GESCHIEDENIS perbevel, 't zij men de verdenkingen ongegrond gevonden hadt, en hem voor den bekwaamden Man hieldt, of om dat hij veel meer bij 't Zeevolk bemind was dan de Witte. Omtrent driehonderd Koopvaarders moest hij na de Kaap Lezard geleiden. Bij de Hoofden, tusfchen Douvres tn Fal/ron, ontmoette hij de Engelfche Vloot, onderden Admiraal Slake, omtrent veertig Schepen lterk, doch alle groote Oorlogfchepen. De onvertzangde Blake cn week den fhg niet: twee fmaldeelen der Staatfche Vloot, aangeveerd door Jan Everiszoon en Ruiter, vonden zich bloorgelield aan 't hevig vuur zijns geIcliuts , en één gedeelte kon niet opkomen ; maat Tromp , zich in den ftriju mengende, vogtverwoed, en dwong twee Engelfchen tot de overgave De' Staaten verlooren maai één Schip, 't geen, naastdenklijk, door eigen vuur in de lugt fprong. Blake , gewond, moest de Zee ruimen, en de aankomende nagt diende tót behoud der Brltfche Vloote, die, hadden alle Schepen in den flag kunnen deel neemen, zeker geheel en al gcflaagen zou geweest zijn. 's Anderendaags bemagtigde Tromp nog twee Schepen. Hij geleidde de Koopvaardijvloot na het Eiland Rhes , waar hij eene andere vondt, die op. hem wagtte, en veilig na 't Vaderland geleid werd. Men verhaalt, dat hij eenBeezem aan de groote Mast liet binden , ten teken, dat hij de Zee fchoon geveegd hadt {*). Her- CO Brandt, Leeven va>\ ds Huiler, bl. 35 ena, '  Dïi NEDERLANDEN. 43? Herhaalde tegenfiagen verbitterden de Engelfchen dermaate, dat zij een ontwerp fmeedden, om, door middel van Vuurtuigen , heimlijk in gehuurde Schepen gemetzeid , de Scheepsmagt van deezen Staat, in de Havens liggende , en de Havens zeiven , als ook de voornaamfle Koopheden, in brand te fteeken. Deeze booze toeleg werd ontdekt. Men nam alle mogelijke voorzorgen, om dien te verijdelen: gelukkig waren ze onnoodig, dewijl de Engelfchen of afgezien hadden van eenen zo gevaarlijken als helfchen aanflag ; of, onderrigt/van de genomene maatregelen , dien niet durfden waagen (*). Hadden de Ferêénigde Gewesten reden, om zich te verheugen over de fchitterende daaden, door hunne bekwaame Vlootvoogden volvoerd , zij moesten zich bedroeven over 'c groot getal rijkgelaadene Schepen, hun door den Vijand, van tijd tot tijd , ontweldigd , in ftede van welken geene anderen dan Koolfcheepjes, en anderen liegt bevragte, inde Havens van dit Land werden opgebragr. De Oorlog, hoe roemrijk ook gevoerd , ging met fchroomelijke nadeelen des Handels vergezeld, en de onzijdige Volken verrijkten zich ten koste der Hollanderen. Het gemeene Volk , 't welk met zo veel drifts den Oorlog geëischt, en tot het ontfteeken van dit vuur niet weinig toegebragt hadt, door de fchampere mis- han- (*) Thurloe's Papers, I. p. 233- Secr. Refol. Holt. I. D. bl. 33. Refol. Hol/. 1651. p. 490. Erandt, Leeven van de Ruiter, bl 1% *5 Staats- Regee- ring. Aanflag der Engelfchen,om de Schepen en Havens deezer Landen ce verdelgen.  43S GESCHIEDENIS St&atsRecee- r1kg. (») Aitzema. III. D. bl. 739-752. Refol. H*ll. 1652. bl. 319. De Witt, Brieven , V. bl. 39. handelingen der Engelfche Afgezanten , morde het eerst over denzelven, dewijl het de verhoopte voordeelen, in eene dwaaze verbeelding gefmeed , niet verkreeg. De vermeerdering der noodwendige belastingen , om de Oorlogskosten goedtemaaken , deedt hc-t misnoegen tegen de Regeering aangroeien. Het waande, dat de Vloofen grooter en beflisfender Zeeflagen zouden leveren , zo ras een Stadhouder, fchoon nog een Kind , was aangefreld. Niets oordeelde het natuurlijker , dan de verheffing van een Huis, het nieuw Rijksbefluur in Engeland zo vijandig: deeze zou den tro:s en de hardnekkigheid der Engelfchen vernederen. De verkiezing van eenen Stadhouder zou aan de wapenen van den Staat nieuwe kragt bijzetten , en meer eensgezindheids, als ook meer werkzaamheids in Krijgszaaken te wege brengen. Op het hooren, dat de Regenten van veele Steden befloten hadden, geenen Stadhouder te veikiezen, toonde het Volk zich misnoegd, en floeg tot muiten over. Het middelpunt deezer oproerige beweegingen was, de Haag , waar het Huis van 0ranje zijn verblijf hieldt, en veel gelds verteerde : 't Graauw begon met de veranderde Pilnfe-vaandels te mishandelen , en , bij nagt, onrust ie verwekken : ook ontbrak het niet aan Schimpfchriften , de tegenwoordige Regeering doorftrtjkende (f). In  der NEDERLANDEN. 439. In Zeeland waren de beweegingen onder het Volk nog heftiger, en van meer gevolgs. Het draagen van Oranje-linten ftrekte ter leuze , dat men zich voor 's Prinfen Vrienden verklaarde. De Staaten van dit Gewest bukten voor het Gemeen, aangezet door de Predikanten. Zij ontwierpen een Befluit, dat „ de jonge Prins behoorde voorgefchikt te worden „ tot Capitein - en Admiraal - Generaal over deLand„ en Zeemagt van den Staat, en dat Graaf Wil„ hm van Nasfau, Stadhouder van Friesland, ge„ duurende 's Prinfen mïnderjaarigheid, tot zijnen Luitenant behoorde verkoozen te worden (*)." De Staaten van Holland, voorziende, dat men in Zeeland tot zulk een befluit zou komen, hadden eene Bezending derwaards afgevaardigd, en Joan de; Witt , Penfionaris van Dordrecht , aan 't hoofd geplaatst. Nauwlijks waren zij in Zeeland gekomen, of het Gemeen bezette de toegangen der Abtdije, waar de Staaten gewoonlijk vergaderen : het fprak van de Hollandfche Gemagtigden omtebrengen , en hadt, ten dien zelfden dage, blijk gegeeven , waar voor 't zo heftig ijverde , met een Trommelflaager, die Voik wierf uit naam der Staaten, den Trommel van 't lijf te fnijden, om dat hij den Prins van Oranje niet noemde , gelijk hij naderhand, met oogluiking der Regeeringe, deedt. De geest des oproers holde met zulk eene woede , dat men de Afgevaardigden riedt, zich aan 't dreigend gevaar te onttrekken (*) Aitzema, III. D. bl. 745. StaatsRegrering. De Zeeuwen willen het Capiteinen Admiraal- Generaalfchap aan den Prins opdraagen,  k-V ' >.ts- Regee- ju.\g. In Cf/dcrlanden Over fN* komt dit ook in overweegiug- verre 44o GESCHIEDENIS ken dooi fchielijk en heimlijk heen te gaart! , en hun roorttel bij gefchriftt inteleveren. Z;j zouden deeze partij gek' ozen hebben , hadt de manur>edige de Witt zich d:a; tegen niet aangekant. Hij verklaarde, dn het oproerig gefchreeuw eener muitende menigte b:j hem noi: meer zou gelden dan het welzijn des Vaderlands en de bevelen van de Staaten , zijne Meesters ; dat hij , wat 'er ook van komen mogt, zich gehartigd vondt, om alleen den opgelegden last uittevoeren. Zijn voorbeeld bezielde zijne Medeafgevaardigden met moed. Voorzigtigheid met (landvastigheid paarende, deeden zij eenige Overltén en Knegten uit de nabijgelegene Bezettingen komen,begaven zich , van deezen vergezeld, na de Abtdfe, verwijderden het Graauw, en bragten den voorflag in den Zteuwfc'nen Raad. Schoon zij geen voldoenend , maar een verwijlend, antwoord kreegen, wederhielden zij, nogthans, voor een tijd, het ontwerp der Zeeuwen , waar in Goes en Zierikzee nog niet bewilligd hadden. De Afgevaardigden van Zeeland durfden het zelfs in de Algemeene Staatsvergadering niet voordellen (*). In Gelderland en Oven sfel arbeidde men desgelijks, om een Capitein-Generaal aanteltellen; doch den Gevolmagtigden van Holland , derwaards gezonden , gelukte het tegereeder, dit ontwerp omverre C) De Witt, Brieven , bi. 4. 11. ïi- 18. ao. j8. 41. 4:. 45. 48. 55.  deh NEDERLANDEN. **i verre te ftooten, daar de onderfcheidene Kwartieren bet niet ééns waren (*). In deeze netelige tijdsomflandigheden werd Joan de Wirr Raadpe .üonans van Holland : fchoon hij nog geen volle achtentwintig jaaren bereikte , werd hem, bij 't overlijden van denRaadpeniionans Pauw, op den eenentwintigden van Sprokkelmaai d des jaars MDCL1II , die Waard gheid , met algemeene ftemmen, opgedraagen. Hij hact, dien post waar neemende , terwijl Pauw laatst na Engeland was, zich bekwsam ge:ocnd tot dit gewigtig Ampt, en zijne voarzigtigheid en moed in de bezencing na Zeeland vestigde eene reeds verdiende h.ogagting. De gebeurtenisfen , welken wij nu zullen boeken, zullen ons doen zien, hoe groote gedagten men zich vormde van deezen uitfteekenden Man. Wij zullen zien, dat hij, door zijne treffelijke bekwaamheden, en den veel vermogenden invloed van Holland, welks eerfle Staatsdienaar hij was , om zo te fpreeken, de ziel wierd van 't geheele Gerneenebest. Men hieldt hem voor 't hoofd der Loevejleinfche Fadle, een naam, gegeeven aan de zodanigen, die de ontwerpen der Voordanderen vsn het Huis van Oranje dwarsboomden. Men wil, dat zijn Vader, Jacob de Witt , nooit vergat den aanflag op de Vrijheid, in zijn perfoon gedaan , toen hij , in den jaare MDCL, na Loeveflein gevoerd werd ; dat hij, wraak en Vaderlandsliefde onder een mengende , zis een (•) Wicquef. Liv. VI. P. 36i 36?. i Staats- P.egie- RPtG. 3 Joa.n de Witt, Rïidpen- fionaris. 1653.  StaatsRegzk.rlnc-. 442 GESCHIEDENIS een tweede Hamilcar , zijne Zoonen eenen eeuwigen haat tegen \Huis van Oranje deedt zweeren, en dikwijls aücheid nam van zijn Zoon, den Raadpenfionaris, met de woorden : Gedenk aan de gevangenis ep Loeveftein ! In deezervoege hadt Joan de Witt , behalven de algemeene neiging van Holland, bijzondere redenen , om zich te verzetten tegen de verhooging van 't Huis van Oranje , en maakte hij hier van één der hoofdvoorwerpen zijner Staatkunde. Hij bereikte zijn oogmerk, duizend hinderpaalen, die een ander zouden hebben afgefchrikt, te boven komende. Hij wist het goed valland tusfchen de Gewesten zo wel te herftellen, en de belangen der Staaten in Y Noorden zo wel te behartigen , dat zijn naam, ondanks het droevig en wreed einde, 't geen de woede aan zijn leeven maakte, ondanks de veelvuldige poogingen , om dien te bekladden, nog in algemeene hoogagtiug is bij d; Landzaaten (*). Joan de WitTha.it, van den aanvang zijns Raadpeiifionarisfchaps af, gelegenheid , om zijne ftaatkundige bekwaamheden en inzigten aan den dag te leggen, en te toonen, dat men hem geen te hoogen tijtel gegeeven hadr, met hem de Wijsheid van Hol' land te noemen (f). Koning Carel de II, zich toen (•) Aitzema, III. D. p. 786. 787. Wjcquef. Liv. VII. p. 437. De Witt, Brieven, V. D, bl. 8^. Mem. de Güiciie, Intr. p. 30. 31. (t) Thurloe's Papers, I. p. 364. Alt. Pub!. Angl. Tom. IX. X. P.U.p.104, DzWin,Briev. V.D.bl. 208.  der NEDERLANDEN. 443 töen te Parijs onthoudende, oordeelde, datdeOorlog tusfchen Engeland en de Veréénigde Gewesten hem ten trap kon dienen, om den Throon zijns Vaders optellappen. Hij liet den Staaten voorflaan, dat hij gaarne, zonder eenigen tytel, zich op hunne Vloot zou infchepen , en dat hij niet twijfelde aan den goeden uitllag deezer onderneeminge. Hij hadt neg een groot getal aanhangers onder de Bevelhebbers der Engelfche Vloote. Op het hooren zijner tegenwoordigheid zou eene menigte zich onder zijne Vaandels begeeven. Het ininlle uitvverkzel, 't geen te wagten ftondt van zijne fchieh'jke opdaaging , was, dat de Engelfchen bevreesd en flauwraoediger zouden worden, wanneer zij te llrijden hadden tegeneen Vorst, wien de geringde voorfpoed , ja de miDfte omwenteling, den weg kon baanen tot de Koninglijke Waardigheid , waar toe zijne geboorte hem geregtigde, en de wensch van een groot gedeelte des Volks hem riep. In den eerden optlag hadt dit plan iet fchitterends en verblindens. Het Volk kreeg 'er de weet van, en keurde het met zo veel te meer drifts goed, dewijl het de verheffing des Prinfen van Oranje kon verhaasten. Maar de Tegenjladhoudersgezinden befchouwden dit ftuk uit een ander oogpunt. Zij vreesden te zeer voor die verheffing, om 't oor te leenen aan iets, 't welk dezelve zoj kunnen begunstigen. De Witt toonde, dat men , in de belangen van eenen ontthroonden Vorst treedende , zonder hem geen Vrede zou kunnen maaken ; dat een zi verhaastte ftap niet misfen kon, de Parlementsgezinden StaatsRegee- r'ng. Koning Carel de II. wil op de Vloot der Staaten zich infenepea:dit wederhouden. J  444 GESCHIEDENIS StaatsRzgee- risc. den voor altoos te vervreemden, en die trotfchen, door doldriftigheid vervoerd, met een onverzoenlijk ken haat te vervullen, welke, den Oorlog voortzettende, een doodlijken flag zon toebrengen aan het Gerneenebest, en den Koophandel , den grondzuil van 't zelve, omverre rukken. Hij beweerde , dat het Gerneenebest, zich bepaalende tot het verdeedigen van zijne eigene zaak, zich veel ligter met hen zou kunnen verzoenen; dat 'er alle grond was, om te hoopen, dat de tegenflagen, hun toegebragt, de uitgeputte haat hunner Geldmiddelen, en de gezonde Staatkunde,welhaast,hun de oogen zouden openen , en tot het doen van gemaatigder voorüagen bevveegen. Deeze raad vondt ingang , en droeg de goedkeuring weg. Men bedankte den Vorst : en, om de fmert der weigeringe te verzagten, geliet men zich zijn ontwerp te prijzen , als een betoon van fchranderheid en heldenmoed; doch het geen de omltandigheden onaanneemelijk maakten. Dewijl 'er nog vrees overbleef, dat hij misfehien zou beproeven , wat 'er door het Volk te bewerken was, helden de Staaten van Holland vast , dat het geen Vreemdeling, door hoogheid van rang uitfleekend, vrij zou haan , zonder hunne toeftemming , in dit Gewest te komen (*). Het ftelzel, 't geen de Staaten , door dit gedrag, toon- (•) Charletox Hift. Liv. XIII. p. 462. Thürloe's Papen, I. p. 390. 625. Secr.Ref. Heil. 13 Maait 1653* bl. 6. Ref. Holl. 1653. bl. 368. 396,  BÉ* NEDERLANDEN. 445 toonden te omhelzen, was te bezwsariijkeruittetoeren, naardemaal ce fcbaal des Zee-oorlogs, meer dan te vooren, tusfchen beiden hing, err, eindelijk, ren voordeete der Engelfchen overioeg. Men hadt een einde aan den Oorlog zoeken te maaken , met dien op het Serkst doorezetten ; doch de Engelfchen, verbitterd door ce jongfte tegenflagen , hadden niets verzuimd, om dien fchok te wederftaan. De Algemeene Staaten floegen voor , om, boven de honderd en vijftig ischepen , tot welker toerusting bij den aanvang des Oorlogs befloten was , 'er neg honderd en vijftig te voegen; doch de üegce ftaat eer Geldmiddelen liet zulks niet toe. DenoodzaakI jkheid, om eene wijduitgeftrekte Zeevaarüj te befchermen , veripreidde de Schepen wijd en zijd. Twintig kruisten 'er op de Franfche Kust , acht of negen lagen 'er op de Reeiea van Holland en Zeeiaxd, acht onthielden zich om en aan de Zend, en dertig in de ILddenlandflche Zee. Tromp lag met drieënzestig Schepen, onder zijne vlag , voor Schsleningen. Tot zeventig verfterkt, zeilde hij na t EUand Rhee, om de Koopvaarders van daar te haaien , die , ten getale van omtrent tweehonderd ea vijftig, zich onder rijn geleide vervoegden. Doch eer hij ze in 't Vaderland kon brengen, en den Jast, om de Rivier van Landen gefloten te honden , volvoeren , daagde de Engelfche Admiraal Blake op met eene Vloot, de zijne in getal ge-ijk, maar nit veel kloeker en fterker bemande Schepen teftaande. Blake begon den 'Üag, welke dne da^en agter elfcFLDeü.a.St. L „der R i --Li • rlnc, ZisClg sa?ets, rZ'lcztz B: as en Taoü?,  446 GESCHIEDENIS Staats- Recbe- RING. Overwir ning en dood va Jan vAi üalen. ander hervat werd met eene hevigheid en woede zonder wedergade. Hij fchreef zich de overwinning toe; doch TftOMP behaalde 'er niet min eers, dewijl hij, ondanks de lafheid en het wegzeilen van eenige Capiteinen, door de dapperheid der getrouwen geholpen , de Koopvaardijfcfiepen } op vierentwintig na, behieldt. Negen Oorlogfchepen en tusfchen de vijf- en zeshonderd man maakten het verlies der Staatfche Vloot uit : de Engelfchen verlooren niet meer dan zes Schepen; doch hadden omtrent tweeduizend dooden. Blake kende, in 't Berigt van derzen driedaagfchen flag, aan 't Parlement gezonden , de behaalde overwinning toe aan eene bijzondere gunst der Voorzienigheid, aan eene foort van ingeeving bij het doen van lange en vuurige gebeden , en het uitleggen eener Schriftuurplaatze. Aanzienlijke Gefchenken der Staaten van Holland aan de voornaamfle Vloothoofden ftrekten ter eere en dankbe tooning (*). Ontrent dien zelfden tijd behaalde deZeemagtder Staaten heerlijker en bellisfender voordeelen in de , Middenlandfche Zee. Jan van Galen , die , als Commandeur , daar het bevel voerde over dertig Schepen van Oorlog, hieldt zes Engelfchen in de Haven van Livorno opgefloten : zij zogten, gedekt door acht anderen , van buiten ter hunner hulpe komende , van Galen te flaan ; doch hij belette de za- (*) Aitzema, bl. 766 —— 796. Brandt, Leeven van Ruiter, bl,38-—48. Moll. Mcrc. 5653. bl. 13enz.  ©er NEDERLANDEN. 44? samenvoeging der Vijanden , en tastte de uitzeilenden zo heftig aan, datéénderzelveninde Iugtvloog, twee anderen zonken , en twee zich moesten overgeeven; één ontkwam het met de acht, die flegts een fchurgevegt van verre, en zich buiten het heetst van den ftrijd hielden. Heerlijk was deeze overwinning; doch ongelukkig kwam ze den Overwinnaar op zijn leeven te Haan. De tweede kogel, die in zijn Schip vloog , trof zijn rechterbeen zo gevaarlijk , dat men het onder de knie moest afzetten: aan deeze wonde overleedt hij te JJvorno, Zijn gebalzerad Lijk, na 't Vaderland gevoerd , werd te Amfterdam begraaven , in de Nieuwe Kerk, waar zijn Grafnaald zijnen naam vereeuwigd (*). De Staaten , thans gediend door de bekwaamde en dapperfte Vlootvoogden , zouden zich hebben ' mogen flreelen met de hoope van overal te zegepraa- j len , indien hunne Schepen die des Vijands zowel ' in grootte als in aantal hadden geëvenaard. Tromp was over 't een en ander zo misnoegd , dat hij niet dan met geweldigen wederzin het Opperbevel weder aanvaardde, den Algemeenen Staaten en die van Holland verklaarende, de wijt niet te Willen hebben van de rampen, welken hij te getnoete zag, als hij met zulk eene Vloot den Vijand moest beltrijden. De Staaten gaven last tot den aanbouw van zestig Oorlogfchepen. Maar Tromp moest zee kiezen, eer (•) Aitzema, III. D bl. 747 • 750.765.797. Brandt, Leeven van dt Rutter, bl. 46. L * Staats-' Regee- R1ÏNC. Zeeflag 'ij Wieuw' 'oort en Juin■erken,  44S GESCHIEDENIS Staats- Regee- ring. Da Staaten zenden «ni magtige Viooiin Zee. wan- (*) Aitzima, III. D.b!. 809—-82c. Bra.ndt,Zmï yen van de Kuiter, bl. 47 j3. eer deezen voltooid en toegerust waren. Zijne Vloot beflondt uit achtennegentig Oorlogfchepen en zes Branders: met deezen ontmoette hij , op de hoogte van Nieir.vpoort, de Engelfche,, omtrent honderd, veel k'oeker , Schepen fterk. Zij geraakten Haags met de gewoone heftigheid. Deane , één der Engelfche Vlootvoogden, fneuvelde in den eerftemaanval. Tromp verloor twee Schepen , één fprong door eigen kruid in delugt; hetander, eenige fchocten onder water bekomen hebbende, viel om , en zonk. Des volgenden daags hervatten de En¬ gelfchen, die den wind hadden weeten te krijgen, den ftrijd , op de hoogte van Duinkerken. In 't heetst van 't gevegt ontltondt'er merkelijke wanördé op 's Lands Vloot. Twee Schepen vielen den Vijand in handen. Het gevegt duurde tot naa zonne-ondergang, en Tromp bevondt , 's anderendaags, de Vloot zo gehavend, dat hij het raadzaam oordeelde, binnen de Wielingen te wijken (*). Het ongelukkig afioopen van deezen laatften Zeeflag gaf den Engelfchen de Zee ruim. Zij vervoeg! den zich voor en omtrent Texel, tot groote hindernis en afbreuk der Zeevaardije: men vreesde zelfs, dat zij eene landing zouden bethan. De ongerustheid der Ingezetenen vermeerderde, vermids Tfomp, JOHAN evertszoon , DE VVlTTE , DE r.uiter en Pieter Floriszoon weigerden in Zee te fteeken,  bei. NEDERLANDEN. 445 wanneer men hun geen grooter Schepen , meerder Manfchaps en Krijgsvoorraads bezorgde. De ViceAdmiraal de Witte betuigde, met eene bruskheid, hem eigen, in de Vergadering der Staaten : Wat helpt, dat ik zwijg ? Ik ben hier voor mijne Opperheeren, ik mag en moet het zeggen , de Engelfchen zijn nu meester van ons, en, gevolglijk, van de Zee. De Staaten wendden alles aan, om de Schepen in gereedheid te krijgen : zij maakten verfcheide fchikkingen, om hen, die reeds het Land dienden, aantemoedigen , en anderen tot dien dienst overtehaalen: de Veroveraars van eenig vijandlijk Schip zouden niet alleen het veroverde Schip hebben en behouden, maar ook het ganfche gevolg en aankleeve van dien. Naar de grootte en het aanzien der vijandlijke Oorlogfchepen was 'er eene beloonicg vastgelteld: eene dergelijke uitgeloofd voor het afhaalen der Vlaggen. Alle Capiteinen en Scheepsbevelhebberen werd, op doodltraffe, verboden , zonder bevel of verlof van den Luitenant-Admiraal, methunne Schepen van de Vloot afteloopen. De zodanigen , die , in 's Lands dienst te water , verminkt werden, zouden een derde meer onderltandgelds genieten,dan bij de laatfle bepaaling op dit Huk was vastgelteld. Men arbeidde zo vol ijvers , om die Vloot te verflerken , dat ze , in Oogstmaand , met tachtig of negentig Zeilen, Zee koos , om den Vijand optezoeken , met befluit, om liever omtekomen, dan den hoon te dulden van eentrotschVolk, L 3 't welk StaatsRecee- ri.nc-.  Staats- regeeri.xg. Zeeflag op de hoogte van Kat' wijk en de Maaze. , l5o GESCHIEDENIS 't welk naar geene'redelijke voorflagen wilde luisteren (*)*. De beide Vlooten ontmoetten elkander op de hoogte van Katwijk, en ttreeden tot een uur naa zon, zonder eenig noemenswaardig voordeel op elkander te bevegten. Twee dagen laater vondt Tromp zich verfterkt door de Schepen van de Witte , telde 'er nu honderd en zes onder zijne vlagge , en zogt terftond den Vijand op , dien hij bij de Maas , op de hoogte van Ter Heide , of Scheveningen , aantrof. Deeze was de laatfle Zeeflag, geleverd tusfchen twee mededingende Volken, even magtig, en ftrijdende met de ze'fde dapperheid, het dén om deHeerfehappij, en het ander om de Vrijheid der Zee. De Vloot der Engelfchen was talrijker , hunne Schepen vertoonden zich als drijvende Kasteelen, in vergelijking van de veel kleinder, hier ten Lande uitgerust. Zij fleegen 'er niettemin door heen, en wendden 'er terftond weder in. De dappere Tromp werd , op dat oogenblik, van de Hut afgaande , om order te hellen op 't gefchut, met een musketkogel, door de !hnkerborst, zo in't hart getroffen, dat hij dood nederviel. Dit groot verlies, 't welk men zorgvuldig bedekt hieldt, maakte geene verandering in 't gevegt, *t welk, in goede orde, en met dezelfde hevigheid, zijnen gang ging. Verfcheide Schepen van den eenen en den anderen kant werden in den grond ge- fch&o. C) Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. 50.  der NEDERLANDEN. 451 fchooten. Z>e Hollanders zouden den dood van Tromp fel gewrooken hebben, indien eenige lafhartigen den ftrijd niet ontweeken hadden , door alle zeilen bijtezetten. Naa een gevegt van zeven uuren, feheidden de Vlooten , op den vollen dag, afgevogten en zeer gehavend , van elkander. Elk roemde op het behaalen der overwinninge. Het verlies der Engelfchen befiondt in acht, en dat der Staaten in tien Schepen : het getal der dooden en gekwetsten was aan wederzijden gelijk ; doch de Engelfchen kreegen zevenhonderd gevangenen, die , na Engeland gevoerd, en op het deerlijkstmishandeld,grootendeels omkwamen: zelfs weigerde men aan de Nederlandfche Gemeente te Londen , hun met aalmoesfen te hulp te komen , en verkwikking te bezorgen (*). Hoogstfmertlijkst viel de dood van Tüomp , die, zo 't fchijnt, zich al te zeer hadt blootgegeeven. Allen betreurden denzelven , doch meest de Zeelieden , die hem voor hun Vader hielden , en die hij gewoon was zijne Kinders te noemen. Schoon hij, van kindsbeen af, ter Zee voer, befpeurde men in hem niets van dien ruwen aart, welke de zodanigen doorgaans aankleeft. In 't barnen der dreigendfie gevaaren, en in 't heetfte van den ftrijd, gaf hij zijne bevelen met de zelfde bedaardheid, als of hij zich ia eene veilige Haven, of buiten den Vijand vondt. De Staaten lieten, door eene Bezending , den rouw be- (*) Brandt , Leeven van de Ruittr, bl. . ,.jS. L4 Staats» RlGEERING. Lof vaa Tromp. in den flag gein eu veld.  GESCHIEDENIS StaatsRegee- Straf eenige* Ca piteinea en Lui» csnaats. Ongeluk' kige gevolgenvan deezen Oor log, beklaagen bij de Weduwe van dien Held, haar verzekerende, dat men 's Mans dienst omtrent zijne NaakomeÜngfchap zou vergelden. Te Delft werd zijn Lijk, met groote flaafy, ter aarde befte'd . en hem ter gedagtenisfe een Marmeren Grafgevaarte opgerigt (*). De Capiteinen en Luitenants, die, in de laatfle Zeetochten, zich aan lafhartigheid en phgtverzuiin fchendig fchuldig gemaakt hadden , leeden, op 'i Iterk aanhouden der Staaten van Holland, eerlang , ltraffc; eenigen werden gekielhaald ; anderen , met den flrop om den hals, te pronk gezet, vervolgens in eene geldboete verweezen , en , voor een aantal van jaaren, in het Tugthuis geplaatst; één werd de Degen voor de voeten gebroken, en hij voor fchelm weggejaagd; zommigen geraakten met eene geldboete viij (f). Tot overmaat van ramp, werd 's Lands Vloot, die zich beroemde de Engelfchen genoodzaakt te hebben den Koophandel en de Zee vrij te laaten, daar men voorhadt, ze, den gebeden Winter, in Zee te houden, door eenen hevigen ftorm beloopen. Veele Schepen dreeven masüoos op 't ftrand , dertien vergingen in de diepte, en allen moesten, zwaar be- (*) Verbaal van Eeverr.ingk , bl. 100. Bly. Merc-l6^' bl'öo'*s*  der. NEDERLANDEN. 459 Goes en Zlerikzee, Prinsgezinder} , op 't kusfen te helpen. Deeze tot hier toe weigerende Steden gewonnen zijnde, beflooten de Staaten van Zeeland, om, volgens het voorheen gemaak'.e ontwerp ter Algemeene Staatsvergadering , den Prins van Oranje tot Capitein - Generaal, en Graaf Willem tot zijnen Luitenant , voorteflellen (*). Het gefchiedde. Friesland en Groningen bedankten Zeeland met blijden harte. Gelderland, Utrecht en Overi'sfel verzogten alleen een Affchrift , 't zelve aan de bijzonre Staaten zendende. De Staaten van Holland, die deezen voorflag ter Algemeene Staatsvergadering te vergeefsch hadden zoeken te voorkomen, dugtten voor nieuwen tweefpalt, en dat men veelligt weder tot het doen eener Bezendinge aan de Steden zou komen, waarop zij bepaalden , dat geene Stad dezelve zou mogen ontvangen. Leyden alleen wilde hier in eerst niet bewilligen ; doch tradt , eerlang , in dezelfde maatregelen (f). Hierop ftelde men vast, een breed en beredeneerd Vertoog te vervaardigen , in 't licht te geeven , en aan de Gewesten te zenden. De Raadpenfionaris de Witt , die voor den Schrijver gehouden wordt, beweerde daar in de noodloosheid, en zelfs den ondienst, der ver- hef- (*) Aitzema, III. D. bl. 820. Holl. Merc. 1653. bi. do. Tiiurloe's Papers, I. p. 294. 300. 301. 339. 363. 364. Notul. Zeel. 1653. bl. 153. Cf) Aitzema, III. D. bl. 826. Thürloe's Papers, L P- 359-375- Refol, Holl, 1653. bl. 395- 455- Staats- Reces- ring. Holland verzet zica tegen da verheffing van den PrinJ.  46o GESCHIEDENIS StaatsRegeering. De VertinigdeGevesten zoeken met ande re MogenhedenVerbonden te fluiteu. heffinge van den Prins tot de Waardigheid van Capitein- en Admiraal - Generaal , en van de aanftellinge van Graaf Willem tot Luitenant; met bijgevoegde verklaaring, hoe de Staaten van Holland, in deezen toeftand van rijden en zaaken, vasdijk gezind wa« ren, zo in de Burgerlijke Regeeriug , als in het beleid der Krijgszaaken te water en te lande, bij den tegenwoordigen voet en orde te blijven volhar* den (*). De Staaten , dus van binnen ontrust, en van buiten aangevallen, vervoegden zich bij nabuurige Mogenheden , om hulpe. Men polstte de Hanze - Sleden; doch zij hadden te veel belangs in 't knakken van den Handel der Hollanderen, en waren te zeer verbitterd over 't neemen haarer Schepen, onder voorwendzel, dat zeverbodene Goederen voerden, om hunne partij te kiezen (f). De Zeeuwen wilden de oude Verbintenisfen met Frankrijk vernieuwen ; doch tusfchen dit Rijk en de Ferêénigde Gewesten was een wortel van bitterheid: de Franfchen waren nog te zeer gebeeten op de Staaten, om inde belangen te treeden dier oude Bondgenooten , welken zij van eeue fchendige verlaating befchuldigden. De onderhandeling werd, door inbcezemirg der Staaten van Hol' land, die dezelve heilzaam, doch het lluiten voor hunne Ge- O De WiTT, Brieven , V. D. bl. 180. 348. RefoU Holl 1653. bl. 394- 4°3- (f) Pe Witt, Brieven, V. bl. 4.5.8.51.54. Aitze^ ma, 111. D. bl.795.  Per N E D E .R LANDEN. 461: Gemeenebestgezlnde Partij fchadelijk , inzagen, gaande gehouden (*) Met meer ernsts en ij- yets zette men de Onderhandelingen bij de Noordfcne Mogenheden voort; doch de nieuwe Verbintemsfen , met Deenemarken aangegaan , maakten Zweeden koel en onverichiiiig (f). Eerstgeinelde Mogenheid liet zich beweegen , om tweeëntwintig Engelfche Schepen, met Scheeps- en Krijgsbehoeften gelaaden , in de Zond aantc houden, en derzelver laading te.verkoopen. Het Verdrag van Utkoop, wegens den Zondfchen Tol, in den;aareMDCXLIX. gemaakt, werd vernietigd , en een nieuw Verbond tusfchen den Koning en den Staat gefloten ; doch het hadt weinig gevolgs ten aandien van den Oorlog CD- f In 't algemeen befpeurde mt?n eene te groote genegenheid tot de Engelfchen, om kragtdaadigen bijftand van elders te veraoopen. In Schotland en Ierland ontbrak het niet aan Lieden, Carel den II. gunstig, die aanbiedingen deeden van hunne Havens en Volk, met verzoek om Krijgsvoorraad , terwijl de CO Wicqüef. fcfv. VII. n. 375. de w[tt, Brieven, I. D. bl. 11,19 50.56. rsö. 172.184.279. enV. D.W.15. Aitzema , III. D. bl. 867. '-69. (t) Wic^uef Liv. VI. p.353 3,-5. VII. p. 412.415. De Witt | B-tev. V. D. bi.3 . *o. 163. Aitzema , UI. D. bl.750 752. 760 795. S05. (§) Ludlow's Mem. Vol. I. p. 361. Aitzema, M, D. bl. 790. VI. Deel. 2. St. M StaatsRege£- rung. Aa-bl-- diogen van rie Engelfche Ko • ningsgezinUen.  Staats» Regee ■ ring, 46a GESCHIEDENIS de Koning ook óm bijftarid aanhieldt. Eenige Gèwesten hadden 'er ooren na. Zelfs werd aan een Schot sch Edelman, Strachan, die beloofde, in eenige Graaffchappen ópftand te verwekken , en een gedeelte der Vlootvoogden ömtekodpen, eenig Geld ter hand gefteld (*). Doch die wijze , van Engeland te beoorlogen, flrookte niet met het plan der Hollanderen, die thans het roer der Regeeringe in handen hadden, 't Zij ze een einde begeerden te zien aan deezen lastigen en drukkenden Oorlog ; 't zij ze vreesden, dat de verheffing van Carel den II. op den Engelfchen Throon ten middel zou dienen, óm den Prins van Oranje te verheffen, en hoope hadden op eenen Vredehandel met het Parlement, thans gelukkig oorlogende •, 'er werd beüoten , gehoor te geèven aan de voorllagen van 't zelve, welke gelijktijdig met; die van 's Konings wege fchijneü gedaan te Weezen. Të meer neigde men hier toe, dewijl de Parlementsgezinden zelve dén Vrede begeerden. Deezen bemerkten , in 't einde ; dat de noodzaaklijkheid, om de belastingen te vermeerdeTen, 's Volks misnoegen zou gaande maaken. Zij begonnen te vreezen , dat de volduuring desOorlogs zou ftrekken,om de Partij van 't Huis van Oranje in de Ferêénigde Gewesten , en van 't Huis van Stuart in Groot - Brhtanje, te verfterken. Cromwell, de oogmerken der Berokkeners van deezen Oorlog tegen (*) Capelle Gedenk/ II. D. bl. 395 396.  seb NEDERLANDEN. 4Ö3 gen hein doorziende, verlangde het einde, om zijn Staatzugtig doel te befchieten. De tegenwoordige Regeering van Engeland en der Veréénigde Gewesten hadden over en weder verRandhoiiding. De Raadpenhonaris de Witt , en eenige andere bekwaame Mannen, door de Algemeene Staaten tót die heimelijke verftaudhouding gefchikt, ontdekten , dat men in Engeland den Oorlog moede was. Zij bragten dit nieuws , op den achtienden van Lentemaand , ter Vergaderinge van Holland, ontdekkende, naa dat de Leden den Eed van geheimhouding hadden afgelegd, hoe zij, van goederhand , berigt. Waren, dat men in Engeland, naa den jongden Zeeflag, fterke neiging getoond hadt tot den Vrede. Dat eenigen der eerlijkften en aanzienlijkften zelfs begeerig waren , om , ten dien einde , herwaards te zenden ; doch dat zommigen twijfelden, of daar toe wel genoegzaarae geneigdheid zou gevonden worden bij deezen Staat. Dat hierom der Vergaderinge in bedenking gegeeven werd , of het ookgeraadenzou zijn, deezen verkeerden waan weg teneemen , en eenen Brief na Engeland vz. zenden, door welken zij, die denken mogten, datdeezeStaat afkeerig ware van den Vrede , beter onderrigt mcgten worden. Doch, dewijl men vreesde , dat deeze voorflag niet zou goedgekeurd worden bij de andere Gewesten , onder welken veelen het vuur des Oorlogs aanbliezen, befloot men , dit voomeemen bedekt te houden voor de overige Bondgenooten. pyden verklaarde zich tegen deezen flap, als flrijdig M » msï StaatsRegee- ring. De S tasten van Holland rchrijven'. ia Enge'and.  464 GESCHIEDENIS StaatsReg:e- met de Wetten des Boudgenootfchaps. Dien zelfden dag nog werd de Brief afgevaardigd. Schoon dezelve niets anders behelsde, dan „ dat de Staaten van „ Holland, den Oorlog aanziende als verderflijk voor beide de Volken en voor den Godsdienst, vertrouwden, dat het Parlement in 't zelfde gej, voelen zijn zou , en , nevens hen, de hand wel „ willen leenen in't bijleggen der gefchillen; doch, „ zomen, tegen vermoeden, het anders begrijpen „ mogt, zouden zij, ten minften met een gerust „ geweeten, het einde deezer verwarringen van' den ., zegen des Hemels mogen verwagten;" maakte 'men 'er in Engeland een zeer vreemd gebruik van. Verrukt door het denkbeeld , om dit Gerneenebest te vertoonen', als nedergebukt voor de voeten des Par. lements, om den Vrede fraeekende , gaven zij denzelven, in 't Latin en Fransch, in 't licht, onder den frmadenden tytel van Ootmoedig verzoek der Staaten van Holland, die 't Parlement van Engeland f neeken om Frede. Het Parlement beantwoordde dien Brief der Staaten van Holland , den Algemeenen Staaten aanfchrijvende , dat men in Engeland tot den Vrede gezind bleef, en om de handeling te hervatten op den voet der voorllagen, laatst aan den Heer Pauw gedaan (*)• Zulk (f) l'erbaalvan Beverningk, bl. 123. Secr.Ref.mil. 1653. I. D. bi.7-9. 42. Wicqief. Liv. VII. p.373.375AirzEMA, III. D. bl. 790. 805. Capelle Cider.kf.ïLD. bl.396.  der NEDERLANDEN. 4(tf Zulk eene bruske handelwijze verbaasde eene Staatsregeering, uit haaren aart verpligt, omzigtigen langzaam te werk te gaan. Holland verontfchuldigde zich, zo goed mogelijk, bij de andere Gewesten, hoogst misnoegd, dat het eene Vredehandeling hadt aangevangen , zonder hen te kennen. Toen het misnoegen eenigzins bedaard was , fchreeven de Algemeene Staaten , op aanhouden van Holland, aan 't Parlement, verklaarende, gereed te zijn, om Afgevaardigden ter onderhandelinge te zenden. En werden hier toe , naa eenig' verfchil over de benoeming, of dezelven door de Algemeene Staaten , of door elk Gewest zouden gekoozen worden , bij het boven drijven des laatflen gevoelens , door Hol' land benoemd , Hieronimus van Beverningk en Willem Nieuwpoort ; door Zeeland Paulus van De Perre ; en Friesland voegde 'er , op 't aanftaan des Stadhouders Graaf Willem , Allard Pieter Jongestal bij : de twee eerstgemelden waren den Huize van Oranje ongunstig ; de derde hak in zugt voor 't zelve niet uit ; en de vierde was een groot ijveraar voor de belangen van den jongen Prins. Beverningk vertrok eerst, en was reeds voor 'teinde van Zomermaand te Londen : zijn last was , te beproeven, of men in Engeland ook genegen zou zijn, om aftezien van den voordag, op welken men met Pauw hadt willen handelen (*). Doch, ("') Secr. Refol.Holl. 1653.1. D. bl.33-36 50.70.72. Aitzema, III, D. bl. 805. 814-816. ThüRloe's Pa1Y1 3 ff» StaatsRegeering. Afgevaardigden na Engeland.  H66 GESCHIEDENIS StaatsRegeerinc. "Cromwellverkrijgt de Qp- pe:magt in Engeland , on der den tytfcl van Protector. pers. I. p. 262. s8i. 299. 368.583- 600. 643- H.p. 133. -93 -57' 454- Capelle Gedenk f. II. D. bl. 396. Verbaal van Beverningk , bl. 4. Doch, eer de Afgevaardigden in Engelandkwzmen, hadt dit Eiland ten tooneele geiirekt eener nieuwe omwenteling', die gefchaapen fcheen de Onderhandeling te zullen begunstigen. Cromwell , één der zonderlinge Mannen, die zich ooit vertoonden, voegde bij de listiglte ftreeken der Staatkunde en de diepfte geveinstheid een onverfchiokken moed en onbepaalde Staatzugt. Bekwaam , om Lieden van allerlei character inteneemen, was hij tot Opperbevelhebber van 't nieuw Gerneenebest veiheven , en teffcns zo ontzaglijk geworden , dat zijn gezag dat des Parlements moest vernietigen , of anders door 't zelve vernietigd worden. Cromwell twijfelde niet, wat hem hier te kiezen ftondt. De Bevelhebbers des Legers , door hem aangezet , leverden veelvorderende verzoeken bij het Parlement in , en fpraken van 't zelve te ontbinden. Het Parlement noemde deeze Verzoekers oproerig. Cromwell nam den tijd waar, dat de gemoederen op hetfterkst gistten, en begaf zich na de Zaal van Westmunfter, gevolgd door driehonderd Soldaaten, op een beveelenden toon , der Vergaderinge te gemoete voerende : Foei! vet trekt van hier ; gij zijt niet langer waardig Leden van het Parlement te weezen : de Heer heeft U allen verworpen 1 en andere Werktuigen gekoozen, om zijn werk te volenden. Hierop deedt hij alle de Le-  »kr NEDERLANDER 457 Leden uitgaan , hen fcheldende voor Dronkaarts, Dieven, Hoereerders en Overfpeelders. Dus zette hij ze af, onder voorwendzel , dat God een Volk, befhiurd door zulk flegt llag van Lieden , niet kon zegenen: verklaareude, den Heer dag en nagt gebeden te hebben, om hem liever door een geweldigen dood wegterukken , dan zulks te gedoogen. Den Staats Raad vernietigde Cromwell even gemaklijk. Zeer groot was de verbaasdheid, als men zag, dat een bijzonder Man , om zo te fpreeken , met den adem zijner lippen , eene Vergadering wegblies, die de domheid gehad hadt, om den Koning op 't Schavot te brengen , en de Koninglijke Waardigheid te vernietigen. Doch deeze ontzaglijke omwenteling ging te gereeder toe, daar alle de Partijen, die Engeland verdeeld hielden , met genoegen de vernietiging zagen van eene Vergadering, die door willekeurige en dwinglandfche handelwijzen ailen drukte. —- Men wil zelfs , dat de Afgevaardigden der Staaten na Engeland veel deels gehad hebben in het veroorzaaken dier omwentelinge. Vast gaat het, dat de Veréénigde Gewesten niet dan met genoegen de vernedering konden aanfchouwen van een Parlement, \ welk hen zo trotsch behandeld, zo harde voorwaarden afgevorderd, en eenen zo onregtvaardigen als nadeeligen Oorlog aangedaan hadt. En, fchoon die Afgevaardigden verfcheide weeken naa de omwenteling te Londen kwamen, is het niet cnwaarfchijnlijk, dat Beverningk , die zich reeds M 4 i, Staaw Regee- ring.  a63 G E S C H I E D E N-I S M in Lentemaand daar bevonden hadt, geholpen docr anderen, dezelve begunstigde '*). • Cromwell, onderfteund door de Krijgsbevelhebbers, vormde terftond eenen Raad van Staate, en, Vervolgens , een nieuw Parlement, iil welks verkiezing het Volk geen deel hadt, en welk geheel beftondtuit Lieden van geringen (iaat, alleen uitfleekend door hunne Geestdrijverij. \ïn Parlement, bet Quakers ■ Parlement geheeten , 't welk verklaarde, alles te doen, naa den He?.re in den gtbede verzogtte hebben , helde zich zo belachlijk aan , dat Cromwfll Jbelloot , hetzelve , vijf maanden naa deszelfs aanfteiiing , te ontbinden. In de daad;, het diende alleen tot een dekmantel, om eene Krii?sregeering intevoêren ; gelijk eefchiedde , toen de Krijgsraad hem den ty;el van Protector, of BJik-btfchcrrr.er, opdroeg, met wetgeevende magt, en het regt, om Oorlog te verklaaren en Vrede te fluiten, Verbintenisfen aantegaan, en een fteeds blijvend Leger van dertigduizend man te hebben. In deezervoege beklom Cromwell den Throon van drie Koningrijken,'en regeerde veel volftrekter dan de laatfle Koningen gedaan hadden. Hadt het geftaan aan de Leden van dit OuakersParlement, de onderhandelit:? met de Ferêénigde Gewesten was terftond afgebroken. De Hollanders wa- («) Lt'DLOw's Mem. Vol U, p K. Verbaal van Be. verningk, bl. 7. n. Dz Wirf , Bri.ycn , V. D. bl. 109. Staats.' Rep.ee. ring.  der NEDERLANDEN, tf) waren , naar 't oer "ee! deezer hoogverlichte Mannen , v'eeschiïez'nde Meclchen , aüeen zich bemoeiende met den Koophandel en de zaaken deezer Wereld; meH moest een begin maaken met dit onheilig GeLtecht van d;n aardbodem te verde'gen, eer m.n h groote werk begon, waar toe de Voorzienigheid de Heiligen riep, te weeten de nitruoijin^ van den Antichrist, den Mtnsch der zonde. Groet was de verwondering der Afgezanten van de Scaaten, dat zij niet alleen als Vijanden van Engeland, maar ook als Vüsrde.1 van Christus befchouwd wer len : zij wisten niet, of zij zich meest moesten verbaazen over de de,ie geestdrijverij, of over de buitenfpoorige zotheia deezer in aanzien verhevene Dweepers en Veinsaard?. Gelukkig hadden zij 't meest te deen met den Raad van Staate , gewend aan eene taal, met de gewoone beginzelen der Staatkunde frrookende. Doch zij lieten niet na, zich, zo veel mogelijk, te fciiikken naar den frnaak en taal dier tijden. Hunne aardpraaken waren vervuld met hartroerende bewoordingen en zinspelingen op gefchiedenisfen van 't Oude en Nieuwe Testament. Zij vergeieeken den tegenwoordigen Oorlog bij het fnood bedrijf der Mirtianiten, die z'ch met hunne eigene wapenen doorfidetten; bij bet onheil van Israël, toen Ephraim zich tegen Mar.asfe , en Manasfe tegen Eshraim aangordde, en die beiden tegen Juda. Vee! beter, zeiden zij, ware het, dat wij één lichaam met het Volk Gods uitmaakten (*).- Dus- (*)Hcms, Ch.LXI.Ferè.v. Bev.p. 14.26.Sc. 16^.168. Ml StaatsRegee- Rl> C. V: -nde «al . ge' voerd ccor ca Parlementsleden in Engeland,  47o GESCHIEDENIS StaatsRegeering, Omwerp van Cromwell , om Holland in Engeland intelijven. Dusdanige woorden gaven te kennen, dat men toen fprak van eene nauwe verééniging tusfchen beiden de Staaten. In de daad, van het weder aanvangen der onaerhandelinge af, lieten de Engelfchen blijken„ dat zijgereerilijk alle andere eifchen, over welken men het niet ééns kon worden , zouden afftaan , indien men tradt in 't ontwerp , rrn beide de Volken tot één Volk en tot één Gerneenebest te maaken. ., Gij „ hebt,7' fprak Crojiwell , „ u op 'c oordeel des „ H meis beroepen, de Heer heeft zich tegenuver„ klaard : naa zo veele verliezen en regendagen, blijft 'er voor u niets anders over, dan u te ver„ éénigen met een ontzaglijken Nabuur, tot voort- planting des Koninurijks van Christus , de vera, heerüjking van zijn grooten ÏNaam , en de verlos,, ling van zo veele Volken, onder 't juk der Dwing,, landij gekromd." Op deeze wijze gaf die geestdrijvende en Staatzugtige Man de twee groote ontwerpen, doorhem gevormd, te kennen: te weeten, om de Ferêénigde Gewesten in Engeland intehjven, en eene Verbintenis te maaken tegen den Antichrist van Rome. Deeze ontwerpen hadden hem zints lang in 't hoofd gelegen; en de wijze, op welke men ze verworpen hadt, toen de Afgezanten , St. John en S :rikland , ze zeer onvolkomen en van verre voorRelden , hadt zeker niet weinig toegebragt tot dien ontltaanen Oorlog. De Afgevaardigden geheten zich, niet wel te begrijpen, wat Cromwell meende; doch, bemerkende, dat het verzoeken eener nadere ophelderinge niet zou fmaaken, verklaarden zij, bij-  ber NEDERLANDEN. 4?r bijaldien de beide Staaten hun Staatsbefiuur en Wetten behielden, geene zwaarigheid te zien in eene Verbintenisfe, die ze veréénigde tegen allen , die zt te Land of ter Zee wilden ontrusten. Deeze wel- bedagte afwending voldeedt de Engelfchen geheel niet. Zij gaven, eerlang, te verdaan, dat zij geene enkele Verbintenis bedoelden , maar eene geheele Coalitie, of Zamenvoeging, die van de twee Souveraine Staaten maar één zou maaken , welke door ééne Opperde Magt, uit Perfoonen van beide de Volken beftaande, zou geregeerd worden. De Afgevaardigden , verzet over zulk eenen voorflag, antwoordden, dat zij dien voor ongehoord en ongerijmd hielden, en na huis zouden moeten keeren , indien de Raad bij dit voorltel bleef. Nieuwpoort en Jongestal vertrokken , om den Staaten mondeling berigt te geeven van den toeffand der onderhande- linge. Nauwlijks hoorde men den vreemden voorflag der Engelfchen , of door allen werd eene Zamenvoeging verworpen, welke alleen zou geflrekt hebben om de Veréénigde Gewesten geheel van Engeland afhanglijk te maaken. Want hoe konden de Hoofden eens Volks, die eene groote rol in de Staatkundige Wereld fpeelden , van het Oppergezag afzien , om Slaaven te worden van Cromwell , wiens listige Staatzugt in alles doordraaide. Te vergeefsch hadt hij hun betuigd, zich aan 's Hemels wraak te onderwerpen, indien hij het minfte Staatzugtige oogmerk koesterde : zijne daaden wederfpraken zijne woorden op het duidelijkst. Het denkbeeld, om Staats- Rf.gee- ring.,  A7ü GESCHIEDENIS Staats- R eg kering. Veel eifchecdevoorüellen der Eng et- fcheth, om de beide Staaten in één te fmelien , kwam hier zo buitenfpoorig voor, dat men zich verwonderde^, hoe het uit gezonde harstenen kon voortkomen. De ijverige Voorftanders van het Stadhouderfchap wilden hierop alle onderhandeling terftond afbreeken; doch de Liefhebber; der Vrijheid, de Staaten van Holland, en die 't met hen ééns waren, oordeelden, dat men geene middelen onbeproefd moest laaten , om.den Vrede te bewerken , fchoon zij het voorftel der Zamenvoeginge geheel verwierpen. Nieuwpoort en Jonoestal keerden na Engeland te rugge , met last, om met de daar gebleevene Heeren te bewerken, dat men van de Zamenvoeging afzag, en in een nauw Verbond bewilligde. Te Londen komende , vonden zij Cromwell min ingenomen met dit ontwerp dan voorheen. Hij hadt bemerkt, dat het te groot en te ftout, en daarom aanftootlijk was (*). De Engelfche Gemagtdgden, door Cromwell tot deeze onderhandeling benoemd, reeds in verfcheide bijzondere gefprekken hunne oogmerken te verftaan gcgeeven hebbende, leverden een Ontwerp in , uit zevenentwintig pun'en betraande: onder deezen veelen zeer aanftootlijken; doch de meest in 't oog loopenden waren, „ dat de Algemeene noch debijzon„ dere Staaten der Ferêénigde Gewesten, Willem, „ Prins (*) "Vicquef. Liv. VII. p. 392. 393. Verhaal van Bertrninck, b!. 5. ic. ar. 23. 29.35. 41. 53>5^.6o■ 63. TmLtLOE's Papers, Vol. I. p. 410.  der. NEDERLANDEN. 473 „ Prins van Oranje, Kleinzoon van wijlen den Ko„ ning van Engeland, noch iemand van zijne Naa,, komelingen, ooit zouden, aamtellen tot Capitem,, Generaal, Stadhouder of Admiraal."— Alsmede, ,, dat de Staaten geene Oorlogfchepen, dan eer „ bepaald getal, buiten bewilliging van Engeland, ,, in de Brittannifche Zee zouden mogen houden." De gelastigde Heeren bleeven niet in gebreke, om uit' tevaaren tegen de fchreeuwende onregtvaardighejd deezer eifchen. De uitüuiting des Prinfen van Oranje van de Waardigheden , door zijne Voorzaaten bekleed, was de zaak der Staaten , waar mede de ■Engelfchen zich zo min te bemoeijen hadden , als die, om fcnikkingen te maaken op de verkiezingen in Engeland, Wat de bepaaling der Scheepvaardij be' trof, deeze hielden zij van zuik eene natuur , dal men't geenen Slaaven zou vergen, die te belooven. De Engelfchen gaven ook op alle de Artykelen niet weinig toe; doch bleeven op-de uitfluiting des Prinfen van Oranje_aandringen (*). In deezen flaat wasde onderhandeling, toen Cromwell de bovengemelde waardigheid van Protector werd opgedraagen: eene gebeurtenis, üiedeVredes onderhandeling meer fpoeds gaf. Thans met der; tytel van Zijne Hoogheid in 't bewind derRegeeringe getreeden, toonde hij zich handelbaarder dan voor heen: hij begreep , hoe zeer de Vrede kon dienen , orx (*) Verbaal van Beverningk, bl. 197. al6. 228. 234, 240.242. AirzEiiA, III. D. bl, 855'-85i. 903-910. Staats. RegeE' hing. / Cromwellvordert, dat Holland alleen den Prins vsn Orame uitlluite. 1654.  474 GESCHIEDEMiS Staatsie fcee- ring. De Vrede gefloicii tu tenen Er.getana en de Veréétügftt Gewesten om zijn gezag te vestigen , en hem bij 'c Volk bemind te maaken. Hij ontdekte de bezwaarlijkheid, om de Zeven Gewesten, gedreeven door zo verfcbil* lende inzigten en beiangen, te bèweegen tot de uitfluiting des Prinfen van Oranje : en verklaarde Be. verninck, dat hij te vrede zou zijn, indien Hollandalleen zich verboridt, oih hem, ten aanziene van dat Huis gerust te ftellen, en dat hij hier van Vrede of Oorlog het afhangen. Op deeze verklaaring vertrok Beverningk, om daar Over bijzonderder te fpreeken mét de Maaten van Holland , of met de zodanigen , die gefchikt waren, om dit netelig en duister fluk te behandelen. De andere Gemagtigden vertrokken haa hem , om opening te doen van den ftaat der Ocderhandelinge (*), De Algemeene Staaten , beraadflaagd hebbendé over de voorgetlagene Vredes - artykelen , uitgenomen het punt, 't geen Holland alleen betrof, befloten, op den voorging van Holland, eene Wapenfchorfing te bewerken; en de Afgevaardigden , mét den tytel van Buitengewoone Amhasfadeurs voorzien, weder na Engeland te fchikken, om, in hunnen naam, het aangevangene Vredes-wérk te voltooijen. Beverningk vertrok vroeger dan de ande. ren , met bijzonderen last wegens Holland békleed. Zijne Medegezanten kwamen den tienden van Lentemaand te Londen, waar zij fiaatlijk ingehaald werden, (*) Verbaal van Beverningk, bi. 277. 278 280. 2745* 286.292. WicquEF. Liv. VIII. p. 432.  eer NEDERLANDEN, 475 den, onder het gejuich : God zegene de Amhasfddeurs ! Goo zende ons Vrede (*) ! Hierop zette men de Onderhandeling met zulk een fpoed voort, dat de Vrede den vijftienden van de volgende maand gefloten werd. Cromwell's voorzorg , oin alle de poogingen der Koninglijke Familie tot het weder beklimmen des Throons te beletten, ftraalde allerwegen door. Van de drieëndertig punten, uit welken dit Verdrag beftondt, waren de voornaamften, „ dat de Gemeenebesten wederzijds een be„ fchermend Verbond floten , en elkander zouden „ bijftaan tegen allen, die het zouden onderneemen', „ de rust en vrijheid te verftóorën ; dat men elkan„ ders Vijanden , of verklaarde Wederfpannelingen, s, geen verblijf zou geeven , noch dezelven met ,, Krijgs- of Mondbehoeften onderfteunen. DeSche„ pen der Veréénigde Gewesten , eenig Engelsch s, Oorlogfchip in de Brittannifche Zee ontmoetende, zouden de Vlag van den top der Mast ftrij,, ken, en het Marszeil laaten vallen, gelijk voor„ heen (f). De Algemeene Staaten zouden bezor„ gen, dat 'er regt gedaan wierd over den manflag „ op Amboina, in gevalle nog een Daader of Me- „ de- (*) Verbaal van Beverningk , bl. 397. 299.302.304. Thurloe's Papers, II. p. 133. Ct) Boreel, der Staaten Afgezant™ Frankrijk, vroeg, hoe verre zich die Zeeën uitfirektcn ? De Witt , Briev. I. D. bl. 139. Misfchien weeten de Engeijchen het thans zo min als in dien tijd. Staat,Regekring.  Staats- Regee. rln.g, Cromwelldringt onverzettelijk aan op de uitfluiting ' des Prinfen van Oranje. 47fJ GESCHIEDENIS „ «Mander in leeven ware ; als mede vergoeding ,, voor de fchade, geleden aan de Schepen , in de „ Zond aangehouden eu verkogt. Gemagtigden ,, zouden de fchade begrooten, welke men elkander „ in Oost - Indiè', Groenland, Muskovië, Brazil eu ,, elders 3 van den jaare MDCX1. af tot den achten3, twintigften van Bloeimaand des jaars MDCLIf. „ toe, mogt aangedaan hebben, welke men weder„ zijds elkander zou vergoeden. Eindelijk werd „ vastgelteld, dat allen, die door de Algemeene of ,, bijzondere Staaten tot Capitein- of Admiraal-Ge„ ner-aal, tot Veld roverlten of Stadhouder zouden „ aangefteid worden, gehouden zouden zijn dit Ver„ drag te btëedigen (*>" Het groote werk des Vredes fcheen afgehandeld. De Algemeene Staaten, zich' verbindende, om allen, die vervolgens tot de Hooge Waardigheden van Capitein- en Admiraal -Generaal of Stadhouder zouden verheven' worden, dit Verdrag te doen beëedigen, onttrokken zich van de vernederende noodzaaklijkheid om den Prins van Oranje uittefluiten. Doch Holland kun dit niet bedingen, 't Was de afzonderlijke onderhandeling van dat Gewest, en de Staatkunde van 't zelve, aan welken men den Vrede moest toefchrijven. Zij hadden de heimlijke oogmerken van Cromwell weeten te-doorgronden , en niet getwijfeld, alleen dit gewigtig huk op zich te neemen, om (*) Gr. Plahaath. II.D. kol. 522. Aitzema, III. D» bi, 918. Verb. van Bevern. bl. 357.  der, NEDERLANDEN. 477 om de gunstige omftandigheden, welken alle oogenblikken konden veranderen , niet te laaten ontglippen. 'Er is veel waarfchijnlijkheids, dat zij niet weinig toebragten aan de omwenteling , die Crom,well het ProteElorfckap, en met hetzelve de hoog«e magt, in handen {relde. Om hem handelbaarder te maaken, hadden zij de voor verhaalde onderhandelingen met andere Mogenheden aangevangen. Het nadeel des Oorlogs, en het verlangen na den 'Vrede , hadt hen niet wederhouden , om onregrvaardige en fmaadende voorwaarden te verwerpen. En zij zouden, buiten twijfel, tot de vernederende noodzaaklijkheid, om het Artykel der Uiifluitinge aanteneemen, niet gekomen zijn , indien de Volks-oproeren , op verfcheidene Plaatzen ontflaan , om den Prins van Oranje tot de Waardigheden zijner Voorvaderen te verheffen, den agterdogtigen Cromwell niet zeer ontrust hadden. Men zegge niet, dat dee ze ftaatkundige Man te verftandig was , om zich te" verbeelden, dat een Kind, om zo te fpreeken , nog in de wieg liggende , het gezag der Ferêénigde Gewesten zou aanvaarden, en derzelver magt gebruiken, om den Koning van Engeland te herhellen. Een Man, als Cromwell, aan 't hoofd van een zo nauwlijks gevormd Gerneenebest, omringd door zo veele Vijanden, kon niet te veel voorzorgs aanwenden , om zijn gezag te vestigen. Hij behoefde niet verder dan zichzelven te gaan , om te weeren , dat het Hoofd der Krijgslieden het Hoofd des Volks is. De heugenis van Willem den II. was nog ver«=ch en FI.Deel.st.St. N déedt Staats. Regeering.  a78 GESCHIEDENIS Staatsie egee- ÏUiN'g. deedt hem vreezen, dat het Huis van Oranje , magtig wordende, poogingen zou aanwenden tot eene herilelling des Konings , aan 't zelve zo voordeelig. De bewijzen , dat dit zijne overleggingen waren, zijn van zulk eene egtheid , dat veronderftellingen , in 't wilde gemaakt, en vernaaien , van gezag ontbloot, ze niet kunnen verzwakken. Zijne verklaringen , in een bijzonder gefprek met Beverningk , die zich in 's Protectors gunst hadt weeten intedringen, zijn verbaazend in den mond van eenen Man, die zich verheven hadt op de overblijfzels des met bloed helmetten Throons van Carel den i. Naa betuigd te hebben , dat hij het nadeel en ongelijk, door het Huis van Oranje hem aangedaan , nooit * kon vergeeten, voegde hij 'er nevens , dat hij nimmer gerust in de Regeering van Engeland, eu nooit van den Vrede met de Ferêénigde Gewesten zou kunnen verzekerd zijn, zo lang 'er vreeze was, dat het Opperbeleid over zaaken van Regeering en Oorlog zou kunnen vallen in handen van iemand , uit dit Huis, die zo na vermaagfchapt was met hem , die reeds den naam van Koning aangenomen hadt. Voorts verzekerde hij , dat 'er de Staaten zeiven veel aangelegen was, dat zij, wegens dit Huis, gerust geheld Wierden; en dat hij ook niet twijfelde.» of dit was de meening der Staaten van Holland, dewijl men hem reeds, voorlang , dén hunner Befluiten op dit fluk getoond hadt , dat hartige en vrije taal fprak ; en dat hij , indien de Staaten van Holland hem belooven wilden, bij het Befluit te zullen vol-  der, NEDERLANDEN. 47$ Volharden, om een einde van zaaken te hebben, zich daar mede te vrede zou houden, alzo hij wel voorzag, dat het van eene te lange nalleep zou zijn, alle de bijzondere Gewesten hier in te doen bewilligen (*). Men moet erkennen, dat Cromwell's kundigheid van de gezindheid der Staaten van Holland op dit huk hem Merkte, oin 'ér op aantedringen. Zij zouden , ongetwijfeld, liever uit zichzelveh , en op eene min haatiijke wijze, dien ftap gedaan hebben, dan zo genooddwangd, als Overwonnenen , die de Wet van den Overwinnaar ontvingen. Maar Cromwell , ontrust over de beweegenisfen in de Veréénigde Gewesten, en de geneigdheid van veelen tot het Huis van Oranje, wilde hieromtrent niets toegeeven s hij liet Beverningk aanzeggen, dat hij van het huk der Uitfluitinge des Prinfen van Oranje niet zou af happen, zo de Staaten van Holland in 't bijzonder hem niet belooven wilden , 't geen , bij dit punt, van alle de Gewesten gevorderd was. Hij bleef'er bij tot naa het tekenen van 't Verdrag, verklaarende, „ dat hij dit in 't bijzonder in 't gemaak,, te Verdrag beöogd hadt, én dat Vrede en Oorlog „ hier van afhing (f)." Misfchien was die doortrap, te Staatkundige wel in zijn fchik, dat hij deeze vonk van verdeeldheid tusfchen de Gewesten aanblies. De - O Verh- van Bevern. bl. 270—279. (t) Thurloe's Papers, II. p. 133. Refol, van Conftd. bl. 3<5i N 8 StaatsRegee- RIKGo  i StaatsRegee- RING. Raadpleegin- gen der St.-.acen vai Hol' land over de Uicfluiiing. f*i Man. du Comte de GjUIche , Introduit, p. 36. (Se GESCHIEDENIS De Graaf de Guiche , veelal eer fcherp dan juist in zijne aanmerkingen , zegt 'er van: „ De Staat„ kunde van Cromwell was, den Prins van Oranje wel van magt te ontzetten, maar niet hem geheel „ te bederven: hij wilde de Hollanders gaarne in die 5, huislijke verlegenheid laaten, ten einde zij te meer „ zouden fchroomen hem te mishaagen (*).' Het geheim van dit gewigtig fl.uk was tot nog befloten gewee:t in den uauwen kring der twee Afgevaardigden , bij Ckomv. ell , en eenige Leden van de Regeeringe in den Haage. Men badt zich wel zorgvuldig gewagt 'er iets van te laaten blijken aan Jongestal , eii van de Perre was inmiddels te Londen overleden. Beverningk en Nieuwpoort konden den dringenden Protedor niets meer beloove:,, dan dat zij den Staaten van Holland kennis zoud. n geeven van zijnen eisch. Zij fchreeven na .den Haag. Het geheim moest nu opengelegd worden in de Vergadering der Staaten van Holland. Pan, voor de ontdekking, werden de Leden onder den ftriktten Eed van geheimhouding genomen. Op het leezen des voorflags van Cromwell , door den Raadpenfionaris de Wi;t , Honden alle de Leden verbaasd: en men wil, dat zij, die in 't geheim geweest waren, zich verbaasder dan de overigen aanHelden, en hevig .uitvoeren tegen eene Uitlluiting, welke zij in hun hart wenschten, doch 'er voor hemden,  der NEDERLANDEN. 481 den, dewijl de Vrede tot geen anderen prijs te krijgen was (*> De Edelen openden zich niet klaarlijk, dewijl Brederode en Duivenvoorde afweezig waren. Eenige Steden , onder anderen Dordrecht en Medenblik , toonden , door hunnen aandrang, om dit Buk aftedoen , welk eenen haat zij het Stadhouderfchap toedroegen. Anderen verklaarden zich min of meer Merk voor de Uitfluiting. Eenigen begeerden hun bijzonder gevoelen niet te zeggen. De ïneesten wilden eerst veiflag doen , en hunnen naderen last ten fpoedigflen openen Door eenige Afgevaardigden kreegen de Steden kennis van het gehandelde, met verzoek van derzelver befluit , alles onder een Brengen Eed van geheimhouding (f). Bij eene nadere Vergadering, over dit onderwerp, was men verre van éénsgezind. Deezen hemden voor de Uitfluiting, genen 'er tegen. Eenigen (lelden een middelweg voor, welken zij dagten dat beide de Partijen moesten inflaan, doch dieniemand behaagde. Zij wilden , dat Holland zich alleen verbondt, nooit eenen Stadhouder te kiezen; doch dit middel zou Cromwell niet voldaan hebben, die de perfoonlijke uitfluiting des Prinfen van Oranje vorderde : daarenboven fcheen het redelijker , den weg tot die hooge Waardigheden voor een -enkel Perfoon te (*) Basnage, p. 337. (+) De Witt, Brieven , V.D.W. 338. Secr. Refoj. Holl. I. D. bl. 134. Basnage , p. 338. N 3 Saats- Regeerikg. Nadere handeling over de Uitfluitbg, en de Acle ontworpen.  StaatsRegee- ejng. V 4g2 GESCHIEDENIS te fluiten , dan Holland te berooven van het regt, om 'er een toe te benoemen , wanneer de belangen des Lands zulks vorderden. Doch , wanneer de Witt aandrong op de noodzaaklijkheid , om deeze raadpleeging ichielijk tot een Befluit te brengen, vroegen de Leden der Vergadering , tegen de Uitfluiting ijverende: Zijn wij tot het uilerfte gebragt, om de Wet van Cromwell te ontvangen ? Zullen wij dulden, dat hij meester worde , om , naar zijn welgevallen, onze Regeeringsvorm te hefchikken ? Is het billijk, dat hij Holland de vernederende en misdaadige noodzaaklijkheid oplegge , om zich onérkentelijk te toonen omtrent een Huis, 't welk de grond/lagen van V Gerneenebest gelegd heeft ? Edam voegde 'er bij, dat men liever in Oorlog moest blijven, dan den Vrede koopen op voorwaarden, die de Eer en Vrijheid van den Staat hoonden. —- Nogthans moest 'er in dit zo betwiste fluk een befluit genomen worden. Het meerendeel der Edelen Hemden voor de Uitfluiting , en de eerlte onder deezen was de Heer van Bliederode , fchoon door huwelijk OudOom des jongen Prinfen van Oranje (*). Hij voorzag, buiten twijfel, dat diens verheffing zijn gezag als Veidmaaifchalk zou verminderen. De Witt fpande al de kragt van zijne veel vermogende welfpreekenheid in, om alle de Leden éénpaarig voor de Uitfluiting te doen ftemmen; en floeg , toen dit niet (*) Basnage, p. 338. Wicqtjef.Liv. VIII.p.435*  der NEDERLANDEN. 483 niet gelukken wilde, voor, om met de meerderheid t. üc'.Iuiten. Doch Haarlem en Leyden beweerden, dat in deeze zaak geene overftemming plaats hadt. Nogthans gedoogden deeze Steden, dat het Befluit, zonder verdere omvraag te doen , opgemaakt wierd. Verlof verzogt hebbende, om zich, voor een korten tijd , te begeeven na de Vertrekkamer, en de Acle, waar in de meeste Leden bewilligd hadden , opteftellen, kwam hij zeer fchielijk weder, met een Ontwerp van deezen inhoud: Dat de Staaten van Holland en Westfriesland , totgerustftelling van den Heer Preteftor, verklaarden, ,, dat zij den Prins van Oranje, „ of iemand van deszelfs Naakomelingen , nimmer „ zouden verkiezen tot Stadhouder of Admiraal „ hunner Provincie; noch, zo veel de (tem hunner „ Provincie aanging , te gedoogen , dat hij ooit „ wierd aangefteld tot Capitein-Generaal over de „ Krijgsmagt der Generaliteit (*)." Veertien Leden Hemden 'er voor ; maar de Steden Haarlem, Leyden, Alkmaar , Enkkuizen en EÜdm daar tegen. Haarlem voegde 'er bij , en bleef aandringen , dat men een fluk van die aangelegenheid aan de andere Gewesten moest ontdekken; doch de meesten verftonden, dat de jzaak Holland in 't bijzonder betrof , 't welk anderen Gewesten geen Tekenfchap behoorde te geeven. De Acte werd na Engeland geCO De Witt, Brieven , V. D. bl. 340. 343. Secr, Refol. Holl. 1654. LD. bl. 136. Tiiurloe's Papers Vol. II. p. 206. StaatsRegeering.  43+ GESCHIEDENIS Staats- REGEERING. Beweegeiiisfen,ontdaan bij 't uitlekkenvan 't geheim der Uitfluitinge. gezonden; doch teffens aan Beverningk en Nieuwpoort gefchreeven, dat zij dezelve niet zouden overleveren dan in den uiterften nood , en na het vrugtloos aanwenden der fterkfte poogingen , om den Protector te beweegen, dat hij zich zou vergenoegen met het vastgeftelde in 't Hot van 't getekende Verdrag , betrekkelijk tot de toekomende Stadhouders en Capiteins-Generaal (*). Het geheim deezer Acle van Uitflui tinge was uitgelekt. Het ftondt te dugten , dat de Voorftanders van het Huis van Oranje t enige beweegenisfen zouden verwekken, gefchikt om't gewigtig Vredes-werk te ftremmen. De beide Prinfesfen van Oranje waren, op 't verneemen van 't gebeurde, zeer ontfteld. Zij hoopten de gevolgen deezes handels te voorkomen , door twee Verzoekfchrifien a het een aan de Algemeene Staaten, en 't ander aan de Staaten van Holland gerigt. De Keurvorst van Brandenburg (telde zich desgelijks in de bresfe voor den Prins , wiens Voogdijfchap h$ deels bekleedde. De Staaten van Holland verfchoonden zich bij de Prinfesfen , met haar te laaten aanzeggen , dat de Uitfluiting enkel uit hoogen nood , ten dienste van den Staat, en geenzins uit eenigen haat tegen den Huize van Oranje, gefchied was. Men heeft opgemerkt , dat zij (*) Thurloe's Papers, II p. 453. 053.172.318. De Witt , Brieven , V. D, bl. 343. Aitzema , III. D. bl938. tno. Secr, Refol. Holl. 1654. 1. D. bl. 41 enz. Wicquef. Liv. VIII. p. 440. 441.  der NEDERLANDEN. 485 zij iTerkte en tegenwoordigheid van geest genoeg bezaten, om de fpijt, daar van gevoeld , te verbergen. Maar al dit woelen werkte ten nadeele. De Protector, des onderrigt, werd langs hoe onhandelbaarder, en drong de Afgezanten, de Acte, hun ter hand geheld, overteleveren. Zij deeden zulks op den twaalfden van Zomermaand: en hier mede kreeg de Vrede met Engeland eerst het volle beflag (*). De Gewesten Gelderland, Utrecht en Qverijsfel waren vol Aanhangelingen van 't Huis van Oranje; doch , zints de Staaten van Holland verfcheiden der vermaardfle Familien in deeze Landfchappen, door het geeven van Krijgs -ampten , waar over zij befchikten, hadden weeten overtehaalen , was hunne Partij daar niet weinig gelterkt. Overijsfel, daarenboven, door verdeeldheden en huislijke twisten overhoop liggende, hadt weinig tijds , om zich met zaaken , den Staat in 't algemeen betreffende, te bemoeijen. Maar in Zeeland bezat het Huis van Oranje zo veel Goederen, dat de meesten daar voor 't zelve eene hoogagting voedden, terwijl deeze, in de overige Gewesten , meest gevonden werd bij 't Gemeen. Friesland en Groningen hingen geheel af van den Graaf van--Nasfau , hunnen Stadhouder, en konden met geen goed oog aanzien, dat de Hollanders voor altoos zich zogten te ontdaan van eenen Stadhouder (f). Het O Secr. Refol. Heil. 1654, l' P- bl. 143—151. (t; Wicquef, Liv. VIII. p. 44 r. N 5 Sta at sRegee- rikg. Verfchillende gevoelensder Gewesten.  486 GESCHIEDENIS StaatsRëgee- 1UNG. Vertoogen te^en de Uitiluitiiig. Het zou eene lange en verdrietige taak weezen s alles optehaalen, wat, ten dien tijde , zo voor als tegen de Uitfluiting , werd in 't midden gebragt. Wij bepaalen ons tot eene korte opgave van devoornaamlte redenen, van den eenen en anderen kant aan. gevoerd, over een fluk van die aangelegenheid. De Voorflanders der Stadhouderlijke Waardigheid en van her Huis van Oranje voeren fterk uit tegen de gehoudene handelwijze van Holland. Deeze ftreedt, huns oordeels, tegens de Unie, volgens welke geen bijzonder Lid met den Vijand mogt handelen; tegen de nog nauwer Unie tusfchen Holland en Zeeland, en de volflagene Verklaaringen , door de Staaten van Holland gedaan, om, ten opzigte van het Ampt des Capiteins- Generaals, geen befluit te neemen zonder kennis der andere' Landfchappen. Toen Cromweu. deeze Uitlluiting den Algemeenen Staaten voorHelde , verwierpen zij die baarlijke voorwaarde. Zij meenden veel toeteflaan met de verzagting, in't Verdrag begreepen, in plaats te ftellen. Deeze verandering aangenomen, de Vrede getekend en bekragtigd zijnde, was het niets anders dan een laag bedrog, hun die zelfde voorwaarde opteleggen langs den omweg eener bedekte en zijdelingfche onderhandeling. Holland wilde, buiten twijfel, zich deüppermogenheid over de andere Gewesten aanmaatigen , om ze, bij de eerfte gelegenheid , aan Cromwell aantebieden. Bij de minfle verdenking, of het geringfte aanbrengen, zou die heerschzugtige Geweldenaar zich het regt aanmaatigen, om van de Regeering uittefluiten al-  der, NEDERLANDEN. 487 allen, die hem niet aanftonden» Dus zou de Onafhanglijkheid, welke de Voorvaders door eenen tachtigjaarigen Oorlog, en ten prijze van zo veel goeds en bloeds, verworven hadden, verdwijnen. Indien de minste der Landzaaten regt hebbe op de befcherming en de gunst van den Staat in ons Vrij Gewest, hoe veel meer komt zulks toe aan de waardiglte Spruit dier onfterflijke Helden, die den Lande Vrijheid en Onaf hanglijkheid bezorgd hebben. Welk een misdrijf.heeft dit onnozel Kind, deeze Prins, nog in de wieg liggende, kunnen begaan , om, in zijn perfoon en in zijn Naakomelingfchap, uitgefloten, veroordeeld en bedorven te worden? Gefchiedt dit aan den groenen houte , wat zal aan den dorren gefchieden ? Vreest men niet, dal de beenderen der Grondvesteren van dit Gerneenebest uit den grave zullen opflaan , om wraak te neemen wegens zulk eene fchreeuwende ondankbaarheid , en ons bij God te befchuldigen, die gewisfelijk ons en onze Naa- komelingen deswegen zal lïraffen. Deeze laage toegeeflijkheid zal ons ten fpeelbal onzer Vijanden, én eene aanfluiting der Volken maaken. Dit is 't alles niet. De binnenlandfche verdeeldheden en partijfchappen zullen het Gerneenebest een tooneeldoen worden, waar op woede de hoofdrol fpeelt , en de grootfte jammeren aanrigt. Het Volk , doordrongen van eene oude eerbiedenis voor het bloed zijner Verlosferen, zal zijn misnoegen door hoogloopende oproeren te verdaan geeven. — Voor 't overige, dus fpraken de grootfte Yveraars, hebbe men dit niet StaatsRegeering.  Staatsie kg kering. A88 GESCHIEDENIS niet aan Cromwell , noch aan de Staaten van Holland te wijten: wij kennen de Witt , wij kennen de vijf of zes voornaamtte Hoofden van deeze Kabaal, den Huize van Oranje onverzoenlijk vijandig. De Citfluiting is de vrugt van hunne trouwlooze inboeztmingen en heimlijken handel. Te ver¬ geefsch fchreefde Protector den Staaten van Zeeland, om de kwaadaartige uitlegging, welke men aan het verborgen gedrag van Holland in deeze onderhandeling gaf, te wederleggen. Te vergeefsch verzekerde hij hun , dat hij nooit den Vrede zou aangtno. men hebben, zonder deeze voorwaarde der Uitfluitinge. Te vergeefsch betuigde hij, dat deeze Vrede zou dienen tot voortplanting van den waaren Godsdienst en zuivere Godsvrugt , en dat hij God van geheeler harte badt, om dit werk te doen ftrekken tot eer van den Heere , tot bevordering van de veiligheid en vrijheid der beide Gemeenebesten, en totbefchaaming hunner Vijanden. Dit alles diende alleen, om de zodanigen te verfterken, die dagten, dat Cromwell en de Loevejleinjche Factie zich veréénigden in hunnen haat en belangen tegen de Huizen van Stuart tn Oranje. Zulks hadt te meer fchijns, daar veele Regenten in Holland zich reeds verbonden hadden, nimmer eenen Stadhouder te benoemen , en dewijl de Staaten van Holland, hoe meer het Volk zich ge. negen toonde tot de verheffing des Prinfen van Oranje, ook des te fterker tegen dezelve hadden aangewerkt (*). , Deeze (*) AitzÉMA, III. D.bl. 927 ecz.935-937. Wicquef. Liv.  der NEDERLANDEN. 489 Deeze befchuldigingen , met de hevigfte driftver. voering voorgedraagen, werkten fterk op de gemoederen der Ingezetenen. De Staaten van Holland, des ontrust, fielden eene breedvoerige en zeer welgefchikte Verdeediging op, die terftond in verfcheidene taaien gedrukt en alomme verfpreid werd. Dezelve vangt aan met een verflag van de poogingen, door hen aangewend, om Cromwellovertehaalen, dat hij van de ABe der Uitfluitinge zou afzien. Zijhadden reden gehadt, om zich een gelukkig flaagen te belooven 5 doch de beweegenisfen , door de onvoorzigtige Yveraars voor het Huis van Oranje in 'c Gerneenebest verwekt , hadden al de ongerustheid des PmeEtors gaande gemaakt. 'Er was geen ander open overgebleeven , dan hun die Aéte ovetteleveren, of den Oorlog voorttezetten. Te minder moest" men de.haatlijke blaam van deezen ftap den Hollanderen ten laste leggen, dewijl men , hadt het alleen aan Holland geüzan, waarfchijnlijk den Vrede met Engeland nooit zou gebroken hebben ; en dat dit Gewest, fchoon zijns ondanks in den Oorlog gefleept, den zwaarften last van denzelven gedraagen, en de grootfte nadeelen geleeden.hadt; een Oorlog, daarenboven, welken hetzelve niet langer kon voeren zonder den Koophandel en Zeevaart ten eenemaal bedorven te zien. Naa de noodzaaklijkheid der Uitfluitinge beweezen LI*. VIL P 437- Thorloe's Papers, II.pl 423.424.548^ Capelu, Gedenk/. II. £>. bl. 400 enz. StaatsRegeering. VerdeedigendeVerklaaring tier Staaten van Holland.  Staats Regeering. 490 GESCHIEDENIS te hebben, ftreeden de Staaten voor het regt,'t welk hun toekwam , om daar in te bewilligen. Zij beweerden , als een onbetwistbaar grondbeginzel , dat elk Gewest, en dus ook Holland , op ziehzelven fouverain was. Het kan, derbalven, een Stadhouder en Capitein- Generaal aanueemen, of verwerpen. De Uitfluiting, ten dien aanziene, is ééne der huishoudelijke zaaken, waar op men fchikking kon maaken, zonder de andere Gewesten te raadpleegen, die alleen zeggen hebben in {tukken , het algemeene Bondgenootfchap betreffende. Zij bekenden, dat hunne nauwe verbintenis aan de Staaten van Zeeland niet gedoogde eenen Stadhouder te kiezen, zonder hen te kennen ; doch de Verkiezing en Uitfluiting waren twee zeer verfchillende zaaken ; en Zeeland 'heeft te min regts, zich over ons te beklaagen, daar het, tégen onzen zin, den Prins voorgefchikt heeft tot Capitein-Generaal, en, in den jaare MDLXXIV, zonder ons te raadpleegen , de Oppermogenheid aan Frankrijk wilde opdraagen. Zij voerden veele voorbeelden aan, om te bewijzen, dat, fchoon een bijzonder Lid geen Vrede kon fluiten zonder de Bondgenooten , hier uit geenzins volgde , dat het geene Onderhandelingen mogt aanvangen , {trekkende om den Vrede te bevorderen. Althans mogt het afzien van voordeelen, die 't zelve alleen betroffen: 'er bijvoegende , (dit zeker was een fterke zet) dat, daar de andere Gewesten dit voordeel op zoo hoog een prijs ftelden, zij alle reden hadden, om dankbaar te zijn aan Holland, 't welk niet in twijfel hing, om 'er  der. NEDERLANDEN. 491 'er zich van te berobven , om 't algemeene heil des Vredes te bewerken. Zij beweerden, dat eene dergelijke opoffering , waar bij een bijzonder Lid zich alleen verpligtte in een ftuk, betreklijk tot het inwendig Staatsbeftuur, de Eer en Waardigheid van den Staat in 't algemeen niet kon ontluisteren : dat alle de flappen, door hen gedaan,om de vriendfchap van Cromwell te winnen , niet onteerender waren dan die der Hoven van Spanje en Frankrijk , om èene Verbintenis met den Protector aantegaan. .. Wat de onlusten betrof, welken den Staat, gelijk men beweerde, over 't hoofd hingen , men hadt ze tot nog weeten te beletten: zij begonnen zich tot bedaaren te fchikken: en 'er was hoope, om ze geheel gedempt te zien , als 'er de (toffe tot aanflooking niet meer was. Zij floegen de jaarboeken van 't Gerneenebest op, om te toonen, dat, zints den tijd des Aardshertogs Matthias tot Willem den II, de meeste onéénigheden in den Lande ontitaan waren door of om de zogenoemde Hoofden. Zij merkten op , dat de Staat nooit grooter rust genooten hadt, dan toen de aangeftelde Hoofden nog weinig aanziens bezaten, of met Krijgszaaken zo bezet waren, dat hun geen tijd oveffchoot , om zich onwettelijk te dringen in zaaken, tot het beleid der Algemeene of bijzondere Staaren behoorende ; dat zelfs de tegenwoordige onéénigheid om een Hoofd , ja om een ingebeeld Hoofd, ontdaan was; en dat de Staaten der bijzondere Gewesten door verfchaivie banden thans zo nauw verknogt waren , dat men, naar STAAT3- Regeè- iukg.  £02 GESCHIEDENIS Staatsie egee- ring. naar reden, geene verdeeldheid te dugten hadt , zo 'er geen geweld gebruikt werd, dat, nogthans, zonder uitfteekende Hooiden , niet te wagten was. Hier uit ontleenden zij gelegenheid , om eene afbeelding te geeven van de gevaaren, die de Vrijheid geloopea hadt, en de aanflagen tegen dezelve,onder den invloed deezer Hoofden. Zij haalden op, alles , wat de Hertog van Anjou , Leicester, Willem de I, Maurits en Willem de II. gedaan hadden, om hunne magt te vergrooten, door de Vrijheid des Volks te verkleinen. Zij vroegen , op een fleren toon , of het Volk eene Vrijheid moede was, welke hetzelve niet dan door wonderdaadige befchikkingen behouden hadt ? Of men dit heerlijk Voorregt den Stadhoudereh moest afftaan ? 't Is, zeiden zij , de Geboorte niet, maar de Verdienste, die in een Gemeenebestgezinden Staat regt tot Waardigheden geeft, 't Is zelfs eene zaak van aangelegenheid , de zodanigen, die voorgeeven, door 't regt van opvolging daar toe geroepen te zijn , 'er van te verwijderen ; bovenal, wanneer men gezien heeft, dat zij op 't punt honden , om de Vrijheid te verdelgen , en gepreezen zijn, om dat zij 'er doodlijke Hagen aan hadden toegebragt. Men kon niet lochenen , dat de Vorsten uit het Huis van Oranje den Staat groote diensten gedaan hadden ; doch groot was ook het Gezag , de Eer en 't Voordeel geweest, hun daar voor toegelegd. Het getrokkene van Maurits, Frederik Hendrik en Willem den II. werd begroot op twintig millioenen Guldens. Daar, ein-  Mïft. NEDERLANDEN. 493 Éindelijk '9 die van Friesland en Groningen het meest 8e befchuldiging van ondankbaarheid hadden aangedrongen, vroeg men han, of zij dezelve niet meer verdienden dan die van Hólland, dewijl zij de eerRen geweest waren in het uitfluiten der Afflammehngen van de Grondvesters des Gemeensbests, Vorsten uit eenen anderen tak tot Stadhouders neemen de (*) ? Zodanig waren de gemoederen vooringenomen en verbitterd, dat de uitgave der opgemelde Verdeedigmg alleen diende, om het misnoegen AttStadhoÜderigezinde Gewesten te vermeerderen. Joan de Witt, dien men , niet zonder grond, hieldt voor één der voorraamfte Opflelleren van ditftuk, geraakte temeer in den haat. Om zich te ontheffen van de blaam, dat hij de ASle van ÜttJTuitihg bij Cromwell verzogt hadt, beriep hij zich op het getuigenis der Afgezanten, Beverningk en Nïeüwpooat, die, onder eede, verklaarden , dat zij, noch iemand anders, huns wectens, op eenigerhande wijze, den Heere Proteclor inden mond gegeeven hadden, om de Uitfluiting van den Heere ï^rinfe van Oranj? als eene voorwaarde des Vredes te begeeren, gelijk zommigen hier te Landfcheenen te gelooveu , en de Afgevaardigden van Friesland ter Generaliteit te verftaan gegeeven hadden (f). Zulk (*) Narratio facit. Ct) AlTZE.ma , III. D.bl. 1083. I084. J098. WlCQOEF. Liv. VIII. p. 448. 449. Refoi.Holl. 1655.bl.7.enitfj». bl. 10. Basnage, p, 350, VI. Deel. 2. St. Q StaatsRegee" RINGi  Staats» Regee- hing. m GESCHIEDENIS Zulk een getuigenis, gevoegd bij 't bekende character van Cromwell, ontfiaat ons van geloof te geeeen aan 't geen men , ten dien opzigte , leest in de Gedenkfchriften van d'ëstr.ades, en in die van de Guiche. Zij beweerenbeiden, dat Cromwell bewijsRukken in handen hadt, {trekkende om te toonen, dat de Witt misbruik gemaakt hadt van het vertrouwen der Staaten, om den Protector tegen het Huis van Oranje te verbitteren. De Graaf d'Estrades vermeldt dit in eenen Brief , den eenëntwintigtten van Hooimaand des jaars MDCLXt, aan den Koning van Frankrijk gefchreeven (•) , verklaaiende't zelve te (*) Mem. de Güicke , Intr. p. 36. d'Estrades , Tom. I. p. 138.139. Wij zullen , in 't vervolg, nog beter zien, hoe ze«r de Brieven van den Graave d'Estrades van onnauwkeurigheden, zo in de gevallen als in de dag" tekeningen, krielen. Behalven dat ze , op verfcheidene plaatzen, fchijnen veranderd te zijn , is het eene uitgemaakte «aak, dat wij altoos niet afkonnen op 't geen de Staatsdienaars aan hunne Heeten fchrijven. Als afgerigte Staatkundigen, verzuimen zij geenzins hunne eigene belangen, terwijl zij zich geheel ingenomen met die huns Meesters vertoonen. Zij zijn altoos de fchroomvalligfle niet ten opzigte van een vertellingje: zij verdaan de kunst, bij uitfteekenheid om ze te fmeeden, als dezelven kunnen dienen, om de guust, in welke zij (laan, te bewaaren,of te vermeerderen : hier door blijk geeveude van 't groot vertrouvveu, 'c geen men in hen (telt. Zomtijds zelfs gelooven zij, het waare met het valfche te mogen vermen- 1*7  der NEDERLANDEN. 495 te hebben van Carel den II, die het gehoord hadt van Thukloe; 'er bijvoegende, dat de Witt zulks deedt toen hij Afgezant der Staaten bij Cromwell was. Nu is 't bekend, dat de Witt nooit zodanig een gezantfchap bekleedde : ook weet men , dat Carel de II. [ een getrouw aankleever was van de beginzelen der waarheid. Eindelijk, de breedfpraakige Papieren van Thukloe , raderhand in 't licht gegeeven, behelzen niets, ftrekkende tot het onderfchraagen van zodanig een vermoeden. De Vrede , met Cromwell gefloten ,' was zo voordeelig niet voor den Staat, als dezelve voor de Partij, tegen het Huis van Oranje gekant, zou hebben kunnen weezen. Voor de infchiklijkheid, aan Cromwell betoond, hadt men min harde engelijker voorwaarden moeten bedingen. De fchadeloosftelling, waar toe de Staaten zich verbonden, beliepen, voor de Schepen, in de Zond aangehouden en verkogt, zevenennegentigduizend negenhonderd drieënzeventig Ponden en tien Schellingen fterlings ; voor de naadeelen, door de Engelfchen van de Oost- en West. Indifche Maatfchappijen geleden, en voor de Erfgenaamen van eenigen der op Ambolna omgebragten, te zamen drieëntachtigduizend zeshonderd en vijftien Ponden fterlings ; behalven de teruggave van het Eiland Poulteron (*). De vrijheid van Handel gen, om te behaagen aan Meesters , die ongenoegd zouden weezen, als men ze niet wat op de mouw fpelde. £t) Verb. van Beverningk, bl. 380 — 647. Wicquef. O 2 Liv, StaatsRegee- R1JNG.  A9r, GESCHIEDENIS StaatsReces- \ Gering genoegen over, tieezen Vrede in J-lo'.land. del op de 'Engelfche Volkplantingen was verboden, Maar alle deeze opofferingen , als ook het ft:ij en der Vlagge, berekenden niets , in vergelijking van het nadeel, den Handel toegebragt door de Acte der Scheepvaart. Men hadt geen regt, om den Engelfchen aheëifchen, dat zij dezelve herriepen , dewijl elke Staat voor zichzelven fchikkingen mag maaken, welken het tot deszelfs welweezen noodig keurt. Naarderaaal men in het Vredes - verdrag bedongen hadt, dat de Staaten allen Handel op Engeland zouden mogen drijven, geloofden eenige Kooplieden, dat hierdoor de Acte der Scheepvaart vernietigd was; doch leerden, welhaast, het tegendeel ; want de Engelfchen hadden in het Verdrag voorbehouden de in' ftaat blijving van alle Vastftellingen , Wetten en Inrigtingen , voortijds in een en ander Gerneenebest gemaakt. De Staaten bedienden zich van dit zelfde Verdragspunt , om de vrije vaart door de Schelde op Antwerpen , welke Cromwell thans meende doortedrijven, te beletten (*). Het grootfte misnoegen, door dit Vredes - verdrag veroorzaakt, ontftondt uit de üitiluiting des Piinfen van Oranje. Dezelve werd in Holland met eenen pïegtigen Dankdag, en , op eenige Plaatzen , met vreug- Liv. VIII. p. 451. Aitzema , IlI.D.bl. 1069—.1082. O Refol. Holl. IÖ54- bl. 303. Var*, van Bevern. bl.VaS-S^- Wicqokf. Liv. VIII. p. 453- Aiizema, III. D.bl. 93. Maar zij kenden , over de Uitfluiting handelende, de gevoelens hunner Bondgenooten zo wel , dat zij het ongeraaden vonden , dezelven te hooren. Zij hadden hen in de Munflerfche Vredehandeling even min ontzien. Zij maakten gebruik van hunne oversnagt, gelijk dit altoos het geval is in Maatfchappijen, waar één der Leden flerker is dan allen de overigen. Zij waren , huns ondanks , in deezen Oorlog ingewikkeld, en hadden reden, om de fchuld van denzelven te leggen op de Algemeene Staaten en de Voorftanders van het Huis van Oranje. Zij droegen den groothen last der Oorlogskosten , en leden de meeste fchade : dit alles verbitterde hen; en de beweegenisfen , aangevangen , om de verheffing des Prinfen van Oranje te verhaasten , vetmeer- derdq O Thürloes Papers, Vol. II. p. 219.203.264.292. 297 304- 3i8. (f) C. van Bynkershoek Qjne/1. Jur. Pubh Libr. IL Cap. IV, p. 21©. au.  ssee. NEDERLANDEN, 499 derde hun misnoegen, 't Is , derhalven , niet te bevreemden, dat zij itemden in eene voorwaarde, (trekkende tot vernedering eener Pariije, bij hen gehaat en gewantrouwd. Zij fchroomden , vervolgens,-niet, den Afgevaardigden van Friesland, die verltonden, dat men het wantrouwen te Veel voets gaf, te gemoet te voeren , ,, dat zij reden hadden tot wantrouwen, en dat zij 't niet vreemd moes,, ten vinden , dat zij voor hunne veiligheid zorg w droegen (*)." CO Wicquef. Liv. VIII. p. 450. ©4. VIER. Staats- K egeering.  5oo GESCHIEDENIS VIERENTWINTIGSTE BOEK. Staat der Ferêénigde Gewesten tot den tweeden Oorlog met Engeland. Zevende Tijdperk. Holland doet de onlusten in de andere Gewesten be- daaren. Verlies van Brazil. De Afri- caanfcbe , Engelfche en Franfche Zeercovers beteugeld. De Staaten verdeedtgen de vrijheid van het Koorden tegen Zweeden. • Omwenteling in Engeland. ~— De Uitduiting vernietigd. —■- Ferbond met Carel den II. 1—- Ferbond en verdeeling der Nederlanden met Frankrijk. —Oost - Indifche zaaken. -— Koophandel. Geldmiddelen. —— Ijerklijke gefchillen. —- Zeden. « Geleerdheid en Wee ten- fchappen. Voordeelen van den Vrede voor Holland. 1654- JjO)e Oorlog met Cromwell geëindigd zijnde, bevonden zich de Ferêénigde Gewesten in zulk eenen toeftand, als waar in zij, zints de oprigting van het Gerneenebest , nimmer verkeerden. De Krijgsmagt van den Staat vondt iich niet onder een édnig Hoofd: twee Gewesten alleen hadde.? eenen Stadhouder. Holland fpande alle poogingen in , om te toonen, dat  beb. NEDERLANDEN. 501 dat het affchaffen deezer hooge Bedieningen geeuzins den Lande ontzette van het genot der aangenaamheden van den buitenlandfchen Vrede en van de binnenlandfcbe rust De Raadpenfionaris de Witt betoonde , in deeze gewigtige omitandigheid, alles, wat zijne Itoute, vaste en vooruitziende Staatkunde vermogt. In alle Steden, waar men zorgde, dat de Uitfluiting gelegenheid tot opfchuddïng kon geeven , werd de Bezetting vermeerderd. Op het les , en naderhand valsch bevonden, gerugt, dat Graaf Willem van Nasfau , met eenige duizend Knegten, van 'Groningen na Amflerdam op weg ware, om de vernietiging der ABe van Uitfluiting met geweld dcortedrijven, werden, naa't verfterkender Bezettinge, Buitenwagren uitgezet, en gewapende Vaartuigen op 'c T en op den Am ft el gelegd. Het Vaandel van deezen Graaf , 't welk de Staaten verdagt hielden , deeden zij uit Dordrecht vertrekken. Ook maakten zij eenige verandering in hunne Lijfwagt: zij verdeelden deeze in vier Vaandelen , eenige Overllen en Gemeenen, die men oordeelde te zeer aan 't Huis van Oranje verbonden te zijn, afdankende, of verplaatsende. Dan die ongerustheden ver. dweenen allengskens: de herftelling des Vredes maakte de gemoederen der Hollanderen, van tijd tot tijd, onbekwaamer , om indrukzels, ten nadeele der tegenwoordige Regecringe, te ontvangen (*). —. Veel (*) TijüRLOE's Papers, l\ p. 392.519-521.S47.548. 577. Aitz. III. D.bl. 1068.1172. WiCQ.Liv.Vm.p.450 O 5 Staatsie egeeRltvG.  Staats- RftSKSring. 0 5oa GESCHIEDENIS Veel hielp tot dit einde de voorzorg, gedraagen teges de Predikanten, die zo dikwijls de goede Gemeente opgefïookt hadden. De Staaten gaven den Commislansfcn-Poüdek , die de Synoden bijwoonden, last, om den Predikanten wel ernstig te vermaanen, dat zij der Gemeente eerbied, gehoorzaamheid en gunstige gedagten omtrenr haare Hooge Overheid, de Staaten van den Lande, zouden inboezemen: met bijvoeging, dat zij niet verpligt zouden zijn, eenige bijzondere Refolutien , Edicten of Decreten te verdeedigen. Het daadlijk fchorfen in den dienst, en het inhouden der wedde van eenigen, die hunne Regeering , van den Predikltoel , doorgertreeken hadden, zette de vereischte kragt bij aan dit befluit (*). i De Witt en de Tegenfiadhoudersgezinden droegen ook zorg, om, langs hoe meer, bij de verandering der Wethouderen in de Steden, de zodanigen op het kusten te brengen , die bekend Honden voor Liefhebbers der Vrijheid (dus noemde men , in die dagen , de Tegenflanders van het Stadhouderfchap). Door deeze Staatkunde ontftondt 'er , van dag tot dag, meerzamenftemming en overéénkomst, gevolgd van rust, in Holland. Een geluk, dat te meer in 't oog liep, dewijl de meeste andere Gewesten ten tooneele van burgerlijke onéénigbeid ftrekten. Deeze onlusten waren geweldigst in de Gewesten (*) Grtot Plakaatb. III. D. bl.471. 472- Ref°l- vail Conjid. ten tijde van de PVitt, hl. 226. RefRoll. 1651. bl. 151. en 165Ï. bl. ioo, 132.141»  der. NEDERLANDEN. 503 ten, onder het Stadhouderlijk bewind , en in die, welken 't zelve met den meesten drilt begeerden. Men bleef niet in gebreke , zulks aantezien voor nieuwe bewijzen van de Helling , in het verdeedigend Vertoog der Staaten van Holland, dat die hooge Waardigheden altoos veeleer gelirekt hadden, om burgerlijke onöénigbeden te verwekken, dan om ze uittedooveu. Anderen belchuldigden de Witt, dat hij ze, onder de hand, hadt opgeftookt, om in alle de Gewesten Regenten van zijnen aanhang intevoeren (*). Dan, een vlugtig overzien van deeze verdeeldheden zal ons het gehouden gedrag deezes grooten Mans in een veel gunstiger daglicht vertoonen. In Utrecht was men verdeeld over 't ftukdesStadhouderfchaps. De Edelen hadden den Prins van Oranje tot Stadhouder benoemd. Maar de Stad , ondanks de poogingen van Graaf Willem, die ten deezen tijde zich in Utrecht bevondt, was daar tegen gekant. Deeze vorderde , dat het Eerfte Lid van den Staat eene aanzienlijke fomme, tot onderhoud der Predikanten, zou afftaan uit de Geestrijke Goederen , welken het bezat. De Staaten van Holland onderfteundendeStad, en wisten 'er zich zo wel van te bedienen , dat ze in haare weigering volhardde, zonder dat het Gewest de uitwerkzels deezer inwendige verdeeldheid gevoelde (f). In (*) Thürloe's Papers, II p, 706. De Witt, Briev. £11. D. bl. 4.10.12.15.16. Aitzüma, III. D.bl. 1192. (f) Thurloe's II. P. 438.450.451.479.480." Staats- RïïGEEUINC.j Onlusten in Utrecht,  5°4 GESCHIEDENIS- Sta vrs- PvEOKE- ring. in Ft ies- lar.d en Cf /derland, in Zeeland, ió:5- In Friesland hingen de Steden ten eenemaal af vas den Stadhouder; doch ouder de andere Leden waren 'er niet weinigen, die fmaak begonnen te vinden in de Gemeenebe:tgezinde denkbeelden der Hollanderen , en hier uit rees geduurig twist op de Landsdagen (•). —<■ In Gelderland ontftondt een hoogloopend gefchil tusfchen de groote en kleine Steden over 'tStcmregt (f). ■ ,. Maar in Zeeland , Gronir.gen en Overijsfel floegen de Burgertwisten tot een verder ui rente voort. Middelburg, Zierikzee en Tholen aan den eenen, en Goes,' Vllsfingen en Feere aan den anderen kant, vormden twee tegen elkander overttaande Partijen. Maar, behalven deez; algemeene verdeeldheid , zag Goes zich ten prooije van eene bijzondere binnen haare Vesten, naa dat de Vrienden van het Huis van Orai.je, in den jaare MDCLIII, door eenen oproer des Volks, eenige Leden hunner Partije terilegeeringe hadden ingedrongen. Deeze indringing hadt des te gevaarlijker gevolgen , dewijl de Regeering in de verkiezing aan niemand onderworpen was. Dezelve beltondt uit één Baljuw, twee Burgemeesters , en negen Schepeus. 's Jaarlijks ging één der Burgemeesters af , en de helft der Schepenen , het eene jaar vier, eu het andere vijf. Volgens de oude Stads Voorregten , moesten de openvallende plaat* zen (*) De Witt, Briever., III. D. bi. 42. (§) Zie aldaar, bl. 41. eu Aitzema , III. D. bl* U9«-  Da». NEDERLANDEN. 505 zen vervuld worden door den Baljuw en aanblijvende Regenten , uit eene benoeming van twintig der aanzienlijkfie Burgeren , gemaakt door den afgaan? den Burgemeester , de twee Rentmeesters der -rad, en twee Verkiezers. Een Voorregt, welk geti.eandere Steden van Zeeland met Goes plagten gemeen te hebben voor den dood des jongften Stadhouders; doch de geest van partijfchap kon hier zeer gemaklijk werken , en bleef 'er werkzaam tot den jaare MDCLVUL —. • Op 't einde des jaars MDCLVL rees 'er verfchil over 't verkiezen van twee Rentmeesters, waar van de benoeming tot de jaarbjkfehé Wethouderfchap, die in den volgenden Zomer gefchieden moest, grootendeels afhing De ftemmen Raken tusfchen de Prinsgezinden en de anderen. Men kon 't niet ééns worden, wie het zoubeflisfeu. De Burgers koozen partij : zij geraakten handgemeen: twee bekogten het met den dood: enhethuis eens Oud - Schepens , daar de Partij der Prinsgezin, den in geweeken was, werd geplunderd. De Baljuw Dankerts , die.'t met deezen hieldt, was , op het einde des voorleden jaars, door Burgemeesteren en Schepenen ontfehutterd , en door de Burgerij genoodzaakt geweest zijn Ampt nederteleggen: om hem te doen herftellen , hadt zijn Aanhang deeze moeilijkheden veroorzaakt. Het Hof in den Haage zondt , eer. lang, Gemagtigden na Goes, om onderzoek op het gebeurde te doen , zonder zich aan de tegenkanting der Staaten van 't Gewest te bekreunen. Eenige handdaadigen werden gegeesfeld. De Staaten van Zee- Staats- Regee- kik Ca  Staats- , Regee- RING. in Groningen en ó&Ommelandcn. 506 GESCHIEDENIS Zeeland veranderden, op het verzoek der Stad , de Regeeringsvorm, en vergunden haar, voortaan vier Burgemeefters en zeven Schepenen te mogen hebben, van welken twee Burgemeesters , en drie of vier Schepens, bij beurten, 's jaarlijks , zouden afgaan : eene fchikking , die den Baljuw veel minder magts gaf, om de ftemmen naar zijn zin te doen uitvallen (*). De oude gefchillen tusfchen de Stad Groningen en de Ommelanden, die wij , van tijd tot tijd , zagen uitbarsten , vertoonden zich thans met vernieuwd geweld. De Ommelanders zeiven waren onderling verdeeld. De zwakfte dier Partijen nam haare toevlugt tot de Algemeene Staaten , en befchuldigde den Stadhouder van Magiflraatsfchennis, dewijlmen twee hunner hadt willen beletten zitting te hebben op den Landsdag. De Staaten benoemden acht Gevolmagtigden, om deezen twist iu der minne byteleggen , en daar toe te raadpleegen met den Stadhouder, den Prins van Nasfau. DeRaadpenfionaris de Witt bevondt zich , van wegen Holland, in deeze Bezending'. Zij begaven zich derwaards , en ontwierpen een Verdrag bij voorraad : doch de Partij, die tegen den Stadhouder was, dreef , dat men hem daar bij te veel gezags gegeeven hadt: en de onlust werd niet geheel geweerd. In Gronin¬ gen zelve ontftondt, in den jaare MDCLVII, eene geCO Aitzema, III. D. bl. 1110,1192.en IV.D.bl. 128, Wicquef. Liv. X. p. 594.  m NEDERLANDEN. 50? geweldige beroerte bij de gewoonlijke verkiezing der Wethouderfchap. Burgemeester Tjassens liep , bij 't plunderen van zijn huis, gevaar zijns leevens. De Stadhouder redde hem ; doch droeg zorge , dat het Gemeen genoegen kreeg in het verkiezen der Wethouderen. Hier op volgde,in't jaarMÜCL1X, eene bemiddeling der gefchillen door de Algemeene Staaten, die, met den Stadhouder, nieuwe fchikkingen beraamden (*). — Doch deeze beletten niet, dat de tweedragt met meer woede , dan voorheen , in den volgenden tijd losborst. Geene deezer opfchuddingen was opmerkelijker, dan die in Overijsfel. De Staaten deezes Gewests beltaan uit de Edelen en de drie Hoofdlieden. Deeze Steden zijn Deventer , Kampen en Zwol. Zij maaken ieder eene foort van bijzondere Oppermagt uit, en zijn aan de Staaten alleen onderworpen ten aanziene van de belastingen , waar in zij hebben toegeftemd. Het Platte Land is verdeeld in vijfBaljuiidien, Drostiimpten geheeten, naamlijk Salland, Twente , Tsfelmuiden en Haksberg , behalven het groot Baljuwfchap van Hasfelt. Men moet in 't Lichaam der Edelen befchreeven zijn , om deeze Drostiimpten te' bezitten. De magt deezer Drosten is zeer groot in burgerlijke zaaken , fchoon omfchreeven binnen paaien , om het overfchreiden toe willekeurig gezag te beletten ; fchoon zij dikwijls, en (*) Aitzejm, II!.D bl. 1i08.1178.enIV.bl.133.133, Wicquef. Liv. IX. p,494.& X.p.595. StaatsReoee- RiNG» Elegeeings geiteltenisin Over'jsfel.  5o8 GESCHIEDENIS StaatsRegee.ring. Onlusten aldaar. en tot in onze dagen, den Landslieden zeer gedrukt t en diensten, met de Vrijheid onbeftaanbaar , afgevorderd hebben (*). Dit Gewest heeft geen alge-meen en ftandhoudend Geregtshof (f) 5 maar alle jaaren word 'er te Deventer eene Zitting gehouden, Waar alle burgerlijke zaaken ten Platten Lande , de fomme van tweehonderd Guldens te boven gaande, volkomen afgedaan worden. In de Steden heefc de Regeering veel van de Volksregeering , dewijl het Lichaam der Gezwoorenen of Kiesheeren , die de Magiftraatsperfoonen kiezen, uit Burgers beftaat. Deeze zeer korte opgave van de Regeerings-gefteltenisfe in Overijsfel wijst aan , dat verfcheide Staatkundige Lichaamen in dit Gewest groot gezag hebben, en dat ze niet genoeg met elkander verbonden Cf) Men zie, onder veele anderen , het Werk , getyteld: Jongkheer Joiian Derk van der Capeuien . Heer van de Pol, Regent, 1779' En eene Miijhe aan hem , over den aart en oorfprong der Drosten • en andere diensten , 1782. (f) Wij moeten hier eenen misdag te regt brengen, begaan In ons IV- Deel, bl. 163 , waar wij algemeen ter neder Melden , dat elk Lar.dfchap een Hoog Oerigtshof hadt, op het v/elk men zich van alle laagere Rcgtbanken kon beroepen. - Overijsfel maakt hier eene uitzondering. Men kan dien naam niet geeven aan veran= derlijke Regtbanken, waar aan de Steden niet onderworpen zijn , en het Platte Land alleen wegens burgerhjke ïaaken."  der NEDERLANDEN. 509 den fchijnen, of genoeg van elkander afhangen, om een geregeld geheel te vormen. Rutcer van Haarsolte , Edelman uit een der eerfte Huizen van dit Landfchap, die, als Drost van Lingm , in hijzonderen dienst van het Huis van Oranje ftondt, en op de bevordering van deszelfs belangen zich zeer gezet toonde, zich tot het Drostampt van Twente ingedrongen hebbende, vormde eene Partij, die den Prins van Oranje, in den jaare MDCLIV, tot Stadhouder en Capitein-Generaal benoemde, wien zij den Stadhouder van Friesland, Willem Frederik, tot Luitenant toevoegde. De Steden Kampen en Zwol, die hij, om Drosfaard van Twente te worden, tot zijne zijde overgehaald hadt, doorzijn Landrentmeesterfchap aan dezelven afteftaan, hielden het met hem. Doch een gedeelte der Edelen , met de Stad Deventer , weigerde hem voor Drosfaard van Twente, en den Prins in opgemelde Waardigheden te erkennen. De Steden Hasfelt en Steenwijk , die het regt hebben, om , in zaaken van groot gewigt, te ftemmen , verklaarden zich tegen de verkiezing' des Stadhouders , dewijl men ze gedaan hadt eer hunne verzogte Afgevaardigden ter Staatsvergadgringe verfcheenen. Het vuur van tweedragt blaakte zo heftig tusfchen de twee Partijen , dat zij de Trom begonnen te roeren, om Volk tegen elkander te werven, en zich van de gewoone Bezettingen in de Steden poogden te bedienen , om haaren aanhang te ftijven: de Degen fcheen een einde aan dit eefchil VI. Deel. ^St. p ë " * te StaatsRegee- RINOj  5»o GESCHIEDENiS STAATSREGERING.1 te zullen maaken. De Algemeene Staaten en de Staateti van Holland, dit verneemende, oordeelden , geene ftilzittende aanfchouwers te moeten blijven: zij meenden, dat de noodzaaklijkheid hun regt gaf, om aan» tegaan tegen één der Befluiten , op de Groote Vergadering genomen, volgens her welk de Algemeene of eenigen der bijzondere Staaten geen zeggen hadden over het Krijgsvolk, in eene der andere Itemmende Gewesten liggende. Ook oordeelden zij, dat 'er, zints het fcheiden van den Landdag , geene Staaten, en derhalven geene Souverainen , in Overijsfel waren : elk der twistende Partijen maatigde zich dien tytel aan. Zij bevalen den Krijgslieden, geen deel in dit gefchil te neemen. De Staaten van Holland geboden zulks aan 't Volk, het- welk zij betaalden , en de Algemeene Staaten aan al het overige. De Tegenfiadhouderlijke Partij zou , als de zwakfte, hebben moeten wijken, indien Holland dezelve niet onderfchraagd hadt. Naa veel twistens , wie hier fcheidsman zou weezen, kwam men tot het befluit, om daar toe Prins Willem van Nasfau en den Raadpensionaris oe Witt te benoemen. Deeze kwamen overéén, om de voorgewende verkiezing van eenen Stadhouder en deszelfs Luitenant voor vernietigd te houden; als ook, dat Haarsolte affland zou doen van het Drostampt van Twente. De Stadhouderlijke Partij weigerde zich aan deeze uitfpraak te onderwerpen : ook hadt de Prinfes Weduwe gezegd, dat hauc Kleinzoon niet van het Stadhouderfchap af- ittrndts  eer NEDERLANDEN. sti ftondt, fchoon Prins Willem afftand gedaan hadt van het Luitenant-Stadhouderfchap^ — De on* lusten wakkerden aan. Die van Hasfelt , gebelgd, óm dat de Stadhoudersgezinden zich geheten hunne ftem niet te rekenen, wilden des wraak neemen. Zij deeden de Vaartuigen, die Stad voorbij na Zwol vaarende, aanhouden: waar uit volgde, dat die van Zwol, in den jaare MDCLVII, Hasfelt belegerden, in welken nood laatstgernelde Stad na Amfterdam om bijftand fchreef. Toen de tweedragt tot die vervaarlijke hoogte was opgeklommen, zagende vuurigften zo wel als de gemaatigdften een volftrekt Landbederf te gemoet : en men werd te raade , de gefchillen geheel te laaten verblijven aan de uitfpraak der Staaten van Holland. Coknelis de Graaf, Heer van Zuidpohbroek, werd , met den Raadpenfionaris de Witt, benoemd, om, uit naam der Staaten, de zaak aftedoen. Men bedoor, dat de aanftelling van Haarsolte tot Drost van Twente , eu die van Prins Willem van Nas/au tot LuitenantStadhouder, aangemerkt zouden worden als niet ge-fchied. Dat het gefchil over de verkiezing van denf" Prins van Oranje gelaaten wierd in zijne waarde en onwaarde , en aan het oordeel der genen, die in de Regeering zouden zijn, wanneer zijne Hoogheid bekwaame jaaren bereikt zou hebben , om de Waardigheid van Stadhouder te bekleeden. Dat de Steden Hasfelt en Steenwijk voortaan op zaa» ken van Vrede en Oorlog , verandering van Landregten , verkiezing van Stadhouderen , en opftelP 3 ling^ StaatsRegpb. ring.  5i* GESCHIEDENIS Staats- REGEERING. linge van nieuwe lasten, ten Landdage zouden bsfchreeven worden, en helpen raadpleegen (*). De twistende Partijen waren des gefchils zo moede, dat derzelver Gemagtigden zich aan deeze uitfpraak onderwierpen , elkander, ten teken van volkomene verzoening, omhelsden, en den Graaf en de Witt bedankten (f). Alle deeze bevredi¬ gingen mogten aangezien worden als zo veele zegepraaien der ijverige Gerneenebest gezinden. Zij bleeven niet in gebreke , om de twistende Gewesten , waar zij als Middelaars verfcheenen, den gerusten en bloeijenden Haat van Holland, in vergelijking met die, welken Stadhouders hadden of verlangden, op 't leevendigst aftefchetzen. Doch die zelfde bevredigingen deeden den Voorftanderen van het Huis vjn Oranje gevoelige fmert aan : zij durfden niet langer beweeren, dat het Stadhouderfchap het mid- delpunt der éénigheid in de Gewesten wae. Men llondt verheid , dat de Prins van Nas/au een zo gereeden afifand gedaan hadt van bet LuitenantStadhouderfchap , en ééne lijn getrokken met de vuurigfte Gemeenebestgezinden. Dan het blijkt, dat de fchrandere en verreziende de Witt hem daar toe wist te beleezen. Eene andere , zeer merkwaardige (*) Aitzema, III. D. bl. nir. 1305. en IV. D. bl. 166-178. 180-195. Wicquef. Liv. VIII. p. 456. Liv. X. p. 547. De Witt, Brieven, I.D. bl. 168.188.198, 258. en m. D. bl. 33.47.178. 397. 404.408.412-415. (f) De Witt, Brieven , III, D. bl. 412-415.  der. NEDERLANDEN. 513 ge, gebeurtenis , ten zelfden tijde voorgevallen, ontdekt deeze verborgenheid. De Veldmaarfchalk, Heer van Bkederode, was, den derden van Herfstmaand des jaars MDCLV, overleden. De twee Prinfen van Nas/au , Willem Frederik , Stadhouder van Friesland, en Joan Maurits, geweezene Bevelhebber van Brazil,booden bij de Algemeene en bijzondere Staaten hun dienst aan tot het bekleeden van dien opengevallen post. Da Staaten van Holland zogten alle raadpleegingen tot het vervullen van denzelven vrugtloos te doen afloopen; doch gelieten zich, nog geen oogmerk te hebben, om eene Waardigheid te vernietigen, welker volduuring de andere Gewesten begeerden. De Witt en andere Gemagtigden ontwierpen eenen voorflag, door die van Holland goedgekeurd. Onder andere bedingen, daar in, ten opzigte van den Veldmaarfchalk, voorgefteld, was, dat Prins Willem van Nasfau bewoogen zou worden , om afRand te doen van het betwiste Luitenant - Stadhouderfchap van Overijsfeldat gemelde Prins , tot Veldmaarfchalk verkoozen wordende, zich zou moeten verbinden , om geene andere Stadhouderfchap. pen of Luitenant-Stadhouderfchappen te zullen bekleedenjja, dat men, vóór het aantellen van eenen Veldmaarfchalk, tot eene algemeene Wet maaken zou, dat geen Veldmaarfchalk Stadhouder of Capitein- Generaal zou mogen weezen van een der Veréénigde Gewesten; doch, zo men tegenwoordig eenen Stadhouder van één of meer Gewesten tot Veld? 3 maar- Staatj- Regee- r1kg.  GESCHIEDENIS Staats- Rf.gee- ring. Holland belet het aanftellen van eenen Veldmaarfchalk, maarfchalk verkoos , zou hij zijne Stadhouderfchappen mogen behouden (*). Zeeland wees , ter Algemeene Staatsvergadering, deezen voorflag van de hand ; en andere Gewes-en vonden 'er ook zwarigheden in. Prins Willem van Nas/au, hoope fcheppende , dat Holland hem tot die Waardigheid zou bevorderen , prees dien Frieslanden Groningen aan; en deedt, om aanéén der eifchen te voldoen , afftand van het LuitenantStadhouderfchap van Overijsfel, heni opgedraagen; alles aanwendende, om de goede gunst van Holland te verwerven (f). De Staaten deezes Gewests, geflaagd in hun oogmerk , hielden de zaak des Veldmaarfchalkfcbaps fleepende tot in 't jaar MDCLV1L Verfcheide Gewesten beweerden toen , dat men metmeerderheid van ftemmen die Waardigheid behoorde optedraagen: Holland belette het opmaaken des Befluits , dewijl men een tijd hadt waargenomen, dat de Wm en veele andere Hollandfche Afgevaardigden afweezig waren , en bewerkte het uitftellen, tot dat de Staaten bijéén zouden zijn. Mullert, die, wegens Overijsfel, ter algemeene Vergaderinge voorzat, en dit werk cp het tapijt gebragt hadt, zogt het, met vier Gewesten, doortedringen ; doch Beverningk , op dat pas in den Haage gekomen, vernam, welhaast, dat de Prinfes Weduwe het werk aan- (O Secr. Refol. Holl. 1655. h D. bl.257- DeWiit, Brieven , lil D. bl. 148.149. l6h (t; Tul-rlce's Palen , Vol. IV. p. 61. 627. 241»  de». NEDERLANDEN. 515 aanzette ; daar zij hem liet weeten , dat men het ter Generaliteit zo verre gebragt hadt, dat Prins Willem van Nasfau welhaast tot Veldmaarfchalk zou verkoozen worden ; hem verzoekende , hier toe de behulpzaame hand te leenen: immers 'er zich niet fterk tegen aantekanten. Hij verklaarde rondborstig, dat hij zulk een befluit uit al zijn vermogen zou tragten te beletten. De Staaten van Holland , die reeds beweerd hadden , dat dit Ampt niet bij overflemming zou mogen begeeven worden , vaardigden een Brief af aan de andere Gewesten , van deezen inhoud : „ Dat het aanftellen „ van eenen Veldmaarfchalk over de Krijgsmagt van „ alle de Gewesten , tegen den zin van eenig Ge„ west, eene blijkbaare inbreuk was op deszclfs ,, hoogde Magt. Dat men tegenwoordig niet alleen 3, geen Veldmaarfchalk noodig hadt, maar dat men „ dit Ampt zelfs voor altoos behoorde te vernieti,, gen : en dat men , in geval van nood , het Op„ perbevel over het Leger flegts voor éénen Veldtocht moest opdraagen. ~— Doch, zomenvoort„ ging met het aanftellen van eenen Veldmaarfchalk, „ zouden de Staaten van dit Gewest de middelen , „ die de Voorzienigheid hun in handen gefteld hadt, „ gebruiken, om de Vrijheid en Souverainiteit van „ hun Gewest te befchermen (*)." VerCO Aitzema, III, D. bl. ncfj. Refol. Heil. 1657.bl. 5.10.19 33- Refol,vau Confid. bl. 283, s86. 290. 394, Aitzema , IV. D. bl. 3. P 4 Staats- RtGEERING.  5i6 GESCHIEDENIS StaatsRegee- RING. Vervolgens ontwierpen zij een Berigtfchrift voor het O verhoofd des Krijgsvolks, ter hunner betaalinge ftaande. Volgens hetzelve, zouhij geen Stadhouder of Capitein- Generaal van eenïg bijzonder Gewest mogen zijn, geene vreemde Mogenheid mogen dienen , noch mogen liaan na het Stadhouderfchap van Holland. Ook zou hij zijn Ampt flegts één , of, ten hoogden , twee jaaren agter een mogen behouden. Over den opgemelden Brief viel veel op- en wederfpraaks. Friesland, door Gelderland en Groningen gerugdeund , beweerden , dat de aauftelling eens Veldmaarfchalks van de Algemeene Staaten en de meerderheid der Hemmen afhing. De Staaten van Bolland beweerden, in een wijdluftig Vertoog, dat elk Gewest volkomen gezag hadt over het Krijgsvolk, te zijner betaalinge ftaande , en dat de Algemeene Staaten geen vermogen hadden, om,bijoverflemming, zulk een Overhoofd over 't Krijgsvolk der gezamenlijke Gewesten aantedellen ,• 't welk ook gezag zou voeren over het Krijgsvolk van een Gewest, 't welk in de aanltelling des Overhoofds niet hadt bewilligd. Toonende, dat alle voorbeelden van het tegendeel, in 't midden gebragt , inbreuken waren , die een oorfpronglijk en fhndhoudtnd regt van Oppermogenheid niet konden vernietigen. Zij bragten bij, wat men in oude Gemeenebesten gezegd of gedaan hadt tegen de volduuring der Veldheerfchappen.. De Friezen inzonderheid venmanende te bedenk.n , welke lloute en roemrijke flappen hunne Voorvaders deeden tot bewaring van de Vrijheid.  der NEDERLANDEN. 517 t heid (*). In deezervoege wist Holland, door rustige standvastigheid, de andere Gewesten tot zwijgen te brengen. Het bleek alzins , hoe 't zelve , in de algemeene raadpleegingen , die meerderheid, welke Rijkdom en Magt geeft, deedt gelden. Men lag zich in de Ferêénigde Geweiten zodanig niet toe op het herftellen van de rust binnen's Lands , dat men de Staatsbelangen buiten 's Lands verwaarloosde. De Koophandel, de Zeevaart, ende Vastigheden in vergelegene Oorden, vermengden de belangen van't Gerneenebest met die van zo veele vreemde Mogenheden , dat de Vrede, laatst met Engeland gefloten, bij lange na den Vrede overal niet herftelde. De Portugeezen hadden zich bediend van de moeilijkheden, waar in 't Gerneenebest zich gewikkeld vondt, en den loop hunner vermeesteringen in Brazil fierk voortgezet. De voordeelen , daar behaald , belgden de Staaten dermaate, dat zij den Portugeefchen Afgezant , in den jaare MDCL, weigerden , met de gewoone eerbetooningen te ontvangen : met veel moeite verwierf hij, in 't volgend jaar, gehoor ter Groote Vergaderinge. De Afgezant was Antonio de Macedo , zeer beroemd zo wegens zijne Staat- als Letterkundige bekwaamheden. Volijverig voor de eer en de belangen zijns Vaderlands , beklaagde hij zich over de lange gehoorweigering, en verklaarde, dat de Koning van Portugal , hoe zeer ook 09 Refol. van Confider. bl. 309. Aitzema, IV.D.bl. 14 enz. P 5 StaatsRegee» j rins. 't Verlies van Bra* zil.  5i3 GESCHIEDENIS StAats* Rkgee- RiNG. ook den Staaten genegen, Brazilhun niet kon wedergeeven, dewijl zijne magt zich niet uitdrekte, o;n de Inwoonders te noodzaaken tot het afzweeren eens Konings, wiens heerfchappij zij aanbaden , en het gehoorzaamen van Heeren , die zij verfoeiden. Hij boodt, eerlang, aan , de waarde van Brazil te zullen voldoen. Aan de Maatfchappij zou hij acht millioenen, en acht tonnen fchats aan de arme Weezen in Zeeland, welk Gewest veel in Brazil verlooren hadt, betaalen (*). Deeze voordellen behaagden in geenen deele: 's Afgezants redenkaveling was, in de daad, zeer juist, als men erkent, datde Menfchen geene willekeurige eigendommen zijn , over welken de Vorsten, naar welgevallen, als over eene kudde Beesten, kunnen befchikken. Degrondflag, op welken hij zijne aanfpraak bouwde, was iet weezenlijks. De Ingezetenen van Brazil waren in 't algemeen opgedaan. De Maatfchappij , de jaarlijkfche fchatting van de Voortbrengzels des Lands niet meer ontvangende, was buiten ftaat, om de Krijgsmagt te onderhouden. De Nederlanders in Brazil hielden bij de Algemeene Staaten vrugtloos aan, om het zenden van verderking ; onder anderen bij monde van den Heere Michiel van Goch , bi den jaare MDCLÜI, naa dat hij acht jaaren Lid van den Hoogen Raad in Brazil geweest was , her» waards gekomen , om een breed verflag te doen van den (*) Wicouef. Preuv. Tom. I. p. 887 ■ 889. 890. 8ga 902.90+. Aitzema , III. D. bl. 488.  der NEDERLANDEN. 519 ! den flegten toefland der zaaken in dat Gewest. Deezen maalde hij mee leevende kleuren , en floeg mid delen tot herftelvoor; betuigende, dat men, deeze niet ter hand llaande , Schepen derwaards behoorde te zenden , om de onzen aftehaalen, ten einde die elendigen niet , naar lichaam en ziel, tot wanhoop gebragt wierden. Zij hadden toen nog driehonderd mijlen langs den zeekant in 't bezit ; doch durfden geen voet landwaards in zetten (*). In ftede van na zo dringende voorhagen te Imiteren, werd de tijd, om te werken, gefleeten met onderhandelingen, van welken men weinig verwagting hadt. Geduurende den Oorlog met Engeland, zondt Portugal eene Vloot na Brazil, die alles, wat de Hollanders daar bezaten, bemagtigde. Eene gezwinde 'verovering , voornaamlijk toegefchreeven aan de moedloosheid van het Krijgsvolk , dat , eensdeels, te zwak was, om een zo magtigen Vijand het hoofd te bieden, en, anderdeels, in veele opzigten fchandeiijk liegt behandeld en gekneeveld, den dienst der Maatfehappije zo wars geworden was , dat zij, toen de Portugeefche Vloot, tot beleg der Nederland/che Plaatzen, van de landzijde ingelloten, naderde, in hun hart den Hemel voor hunne aanslaande verlosfing dankten (f). In deezer voege werden de Portugeezen geruste bezitters.van alle de Vastigheden en den geheelenHandel in Bra- (•) Aitzema, III. D. bl. 874. Ct) Zie aldaar, bl. 89. 874. mfj, enz. StaatsRegee- RJNG,  Sta ats RégËb» RiiNG. 520 GESCHIEDENIS Brazil. Men zou zich van den Vrede hebben kunnen bedienen tot het herkrijgen van eene zo fchandeiijk weggegeevene Bezitting ; doch men vergenoegde zich met van Schoonenburg , Haaks en van Schoppe , die 't laatst het hoog bewind over Nederlandsen Brazil gevoerd hadden , in hegtenis en bewaaring te neemen. En het gefchil over den wettigen Regter deezer Perfoonen,tusïchenHoIland en de Algemeene Staaten, maakte ruim zo veel gerugts, als het verlies van Brazil zelve (*). Niets ftrengs werd tegen de Gevangenen befloten. VanSchoppe alleen verklaarde de Krijgsraad vervallen van zijne verdiende wedde, en men vondt geen genoegzaamen grond , om hem en de auderen van lafhartigheid, veel min van verraad, te befchuldigen. Plet verlies van ééne der Volkplantingen in America , die door goed beftuur de bloeiendlte zou hebben kunnen worden, fchreef men in 't algemeen toe aan mangel van derwaards gezondenen Onderhand , en den Oorlog met Engeland , uitgebroken op een tijd, dat men eerst met ernst in Brazil veel belangs begon te ftelleu. Dit alles wrogt zigtbaar mede; doch de weezenlijke oorzaaken fchuilen dieper. Veelvuldig waren over Brazil de gefchillen tusfchen de Algemeene Staaten en die van Holland. De laatstgemelden bekreunden zich niet zeer. aan 't bewaareu eener Volkplan- (*) Thürloe's Papers, II. p. 481. 496. 700. & III. p. 50. 51. iif5. Refol. van Confid. bl. 218 enz. Aitzema , 111. D. bl. IXIÓ 1120. 11si. 1223.  dek NEDERLANDEN. 321 Volkplantlnge , waar bij Zeeland, hun Mededinger in den Handel, het meeste belang hadt; en Amfterdam vertraagde het zenden van onderhand derwaards (*). Men durfde den Portugeezen den Oorlog niet verklaaren , 't zij om dat ze door Frankrijk gerugfteund wierden, 't zij om den Handel op Portugal te behouden. Ook vreesde men, dat eene openlijke Vredebreuk den Zeefchuimeren der nabuurige Volken gelegenheid zou geeven , om, onder Portugeefche Vlag, de Zeevaardij des Gemeenebests in 't algemeen te ontrusten. Dusdanige overleggingen hielden de zaak fleepende tot den jaare MDCL VIL Wanneer men belloot, twee Afgevaardigden na Lisbon te zenden. Ommeer klems aan hunne onderhandeling bijtezetten , ver' trokken zij met veertien Oorlogfchepen, onder bevel van Obdam , toen Heer van Wasfenaar geworden , Luitenant - Admiraal van Holland, zints den dood van Tromp. Portugal ftondt, ten dien tijde , onder de Voogdijregeeringe der Koninginne Weduwe van Joan. den IV , wiens minderjaange Zoon , Alphonsus de VI, tot Throons - opvolger befchikt was. De Afgezanten vorderden de wedergave van het meerendeel derPJaatzen, door de Portugeezen bemagtigd, en eene volkomene vergoeding der geledene fchade : ook befloten zij, in gevalle van weigering', met het verklaaren van den Oorlog. Het Hof van Portugal toonde zich niet geheel gereed , om de gedaane en wjjd- (*) Capelle Gedenkf. II. D. W..233 enz. a<53. StaatsRegee- rikg. De Staa:en zenJen eene Vloot tejen Portugal in jee.  Staats- r egeering. 52ü GESCHIEDENIS* gaapende eifchen te voldoen: weshalven hei zich tot het bieden van wederliand toerustte. De Vloot der Staaten lag voor den mond der Taage , en hieldt, verfterkt door nog veertien Oorlogfchepen van dert Vice - Admiraal de Ruiter , de Haven van Lisboa gefloten, wagtende op de Portugeefche Vloot , die uit Brazil moest komen, welke eindelijk opdaagde. Een dikke mist veroorzaakte, dat vijfentwintig van de veertig Schepen der Zuikervloot het ontfnapten; en het bemagtigen van vijftien dier Schepen was al het voordeel deezes Oorlogs. Geringe vergoeding waarlijk voor 't verlies eener groote Landftreeke , en de kosten deezer Zeetocht ! In 't volgend jaar ttevende de Ruiter met eene andere Vloot na de Kusten van Portugal; doch men hieldt daar de Oorlogfchepen binnen de Havens , en weinig Koopvaarders vertoonden zich in 't Vaarwater , dewijl de Handel op Lisbon meest flil ftondt, weshalven hij, niets ten nadeele van Portugal uitgevoerd hebbende, in 't Vaderland wederkeerde (*). Deeze openlijke vijandlijkheden fmaakten den Handelaaren niet. De Admiraliteit van Amfterdam gaf , ondanks den Oorlog, denoodige Vrijgeleidbrieven, om op Portugal te handelen , mits men geene Krijgsbehoeften derwaards voerde. De Koning van Frankrijk en Cromwell zogten den (•) Wicquef. Liv. x. p. 567. 571- Aitzema , IV. D. bl. 107 iiö. Brandt, Leeven van de Ruiter, bl* 137- '4°-  der NEDERLANDEN. 5:3 den Vrede te bewerken tusfchen Portugal en de Ferêénigde Gewesten ; doch verfcheide voorvallen braken deeze onderhandelingen af. De herftelling van Carel, den II. op den Engelfchen Throon bragt hiet weinig toe, om deeze Vredes-onderhandeling, in den jaare MDCLXI, weder op het tapijt te brengen. Hij , het huwelijk met de Infante van Portugal op 't oog hebbende , ftelde alles in 't werk, om de Staaten te béweegen tot het afitaan van Brazil. Naa veelvuldige en hoogloopende gefchillen , verklaarden vijf Gewesten, Holland, Utrecht, Friesland , Overijsfel en Groningen , zich voor dien afRand en voor den Vrede. Zij zouden , ter fchade. loosftelling , acht millioenen Hollandfche Guldens ontvangen , in Geld , of Waaren , ten gewoonen prijze gerekend. De Graaf van Miranda , Portugeefche Afgezant, wist, door zijne bekwaamheid, om harten te winnen, het zo verre te brengen,dat, in Oogstmaand des jaars MDCLXI, de opgenoem' de vijf Gewesten , ondanks de tegenverklaaringen van Gelderland en Zeeland, den Vrede tekendenHet Verdrag was vol dubbelzinnigheden, en liet veel open tot het weder opvatten der wapenen •, onder anderen, dat, indien eene der Verbondfluitende Mogenheden , één der Artykelen fchondt, de andere terftond zou treeden in alle de Regten, van welken hij hier afstand gedaan hadt. Het bekragtigen liep ook lang aan. Middelerwijl voegde Groningen zich bij de weigerende Gelderfchen en Zeeuwen. De laatften voeren voort met kaapen op de Portugeezen. Toen Staat1;Regesriwg. Vrede met Por* tugal»  524 GESCHIEDENIS StaatsRegeering. Tochten- van DB RtirER isgn de Af>i- caanfcht Roovers Toen de bekragtiging des Konings ,' in den jaare MDCLXil, werd overgebragt, om ze tegen die der Staaten uittewisfelen , waren flegts vier Gewesten daar toe reneegeu. Dan Zeeland liet zich , op zekere voorwaarden, daar toe overhaalen : en de wederzijdfcbe bekragtiging gefchiedde op den vijftienden van Wintermaand diens jaars , fchoon Gelderland en Groningen bij de weigering volhardden. Het leedt tot in Lentemaand des jaars MDCLXIII ,eer de Vrede hier ten Lande werd afgekondigd (*) Wij zullen , vervolgens , zien, hoe veel de Oost* Indifche Maatfchappij bij deezen Vrede won , daar dezelve de llrest - Indifche knakte. Doch vooraf moeten wij het oog wenden op de gebeurtenisfen, die de Ferêénigde Geweiten wederhieldert, om alle hunne kragten te gebruiken tot het herwinnen van Bfazil. ■ De Vrede met Engeland hadt alle de takken des Koophandels in de Nederlanden doen Moeien. Men bemetkte nauw'ijks het nadeel der Acte van Scheepvaart , in Engeland-vastgeftdd : 't zij dit Rijk geene Koopvaardijvloot hadt, flerk genoeg , om alles te bfcvaaren; 't zij men zich van ontelbaare middelen bediende , om den verboden Handel te drijven. Doch deeze voorfpoed diende zeer , om den naaijver van andere Volken te ontfteeken , en de greetig- heid («)De Witt, Brieven, I. D. bl. 394- Aitzema, IV. D. b! 764-787. 939-S42' /81. Tiotul. Zeel. 1662. bl. 356. en 1663. bl. 8.  der NE DERLANDEN. 525 heid der Zeefchuimeren optewakkeren. De Handel op de Middenlandfche Zee gevoelde de knellendfte neepen van de hand dier Rooveren : te ftouter wordende, daar, voor 't meerendeel, hunne Vorsten dit bedrijf begunstigden en onderfleunden. De Staaten, de befcherming des Koophandels altoos aanziende als het hoofdvoorwerp hunner Staatkunde , hadden den Vice-Admiraal de Ruiter met eene Vloot uitgezonden, om de Koopvaarders te geleiden, en de Zee van Roovers te zuiveren. Naa een langen kruistocht , kwam hij , in Wijnmaand , voor Cadix. Hier verftondt hij, dat de Regeering van Salé, met welke men onlangs den Vrede gefloten hadt, eenige Hollandfche Schepen aanhieldt, uit wederwraak we« gens een Saleesch Schip , door den jongen Tromp genomen. Men hadt reeds derzelver ontflag verzogt, zeggende, dat Tromp het gedaan hadt zonder last, en dat de Africaanfche Vorst zich bij de Algemeene Staaten , om fchdvergoeding , moest vervoegen. Dan deeze antwoordde : Indien Tromp op last der Staaten gehandeld heeft, heb ik regt', om mij te wreeken ; indien zonder last, hadt hij geen bevel noodig, om het genoinens wedertegeeven. De Ruiter zeilde na Salé; doch hij wilde daar geen geweld gebruiken in eene zaak, die zijn onpartijdig oog voor twijfelagtig aanzag ,. en , het ftormagtig weêr het verblijf op de Saleefche Kust onveilig maakende, keerde weder mCadixr: begeleidende voorts de Koop- vaardijfchepen na 't Vaderland. In 't volgend jaar hervatte hij den tocht tegen de Roovers, en tef' VI. Deel. 2. St. Q feBS StaatsRegee« ring.  GESCHIEDENIS Staatj- tUtfEfi- kind. Vredesverdragen met de Af.-icaanen. fens gelast, om den Vrede met die van Salé te be* vorderen en te fluiten. Op zijne uitreize ontmoette hij den Engelfchen Admiraal Blaaice , aan 't hoofd eener Vloote. Deeze twee grootfle Zeehelden van hunnen tijd hadden elkander nooit gezien dan in 't vuur des Zeeflags , en waren blijde de gelegenheid aantetrelfen, om wederzijds blijk te geeven van de hoogagting en .'genegenheid , die groote Mannen elkander toedraagen. Naa het groeten met de Vlag, Volgens gewoonte , en het doen van eerefchooten, zonden de Vlootvoogden elkander eenige ververfchingen tot gefchenk , vergezeld van hartiijke vriend1'chapsbetuigingen. Blaake hadt de edelmoedigheid, om de Ruiter berigt te geeven van de kund. fchappen, door hem opgedaan , wegens de gefield» beid der Rooveren in de Middenlandfche Zee. Te Cadix bewerkte hij de wedergave van een Hollandsen Schip , als een Prijs genomen en opgebragt, den Hertog van Medina Ceu door redenen en bedreigingen noodzaakende tot het ontflag. Den tocht vervolgende , kwam hij voor Algiers; doch vondt het onmogelijk, tegen die Roofflad , of de daar liggende Schepen, iets met voordeel te onderneemen. Naa verfcheide kleine en overwinnende ontmoetingen met de Algereinfclie en andere Africaanfche Roovers» kwam de Ruiter op de Reede van Salé, en floot den Vrede met Abdala Ben Md Muhameth BenBuker, Prins vanftz,enHeervanZj«V/en Noord - Salé. Op zijnen hertocht vermeesterde hij verfcheidene Rooffchepen der Barbarijnen , die met  der NEDERLANDEN. 527 met het Gerneenebest in Oorlog waren. Eénderopmerkenswaardigfte dier gevegten was met een Algereimch Schip, voerende in de dertig ftukken en bijna driehonderd koppen, onder het bevel van een Amfterdamfchen Renegaat, Jan Leendertszoon. Deeze Roover llreedt met eene woedende dapperheid: honderd en twintig Msoren vielen rondsom hem neder, en hij zou met de andere Renegaaten den brand inde Kruidkamer geftooken hebben, hadden zij geen lijfsbehoud, anders den Renegaaten geweigerd, kunnen bedingen. De Ruiter landde , in 'Bloeimaand des jaars MDCLVI , eerst in 't Vaderland. De Engelfchen, verftendigd, dat hij Schepen onder zijn geleide hadt, in Spanje met Zilver belaaden , zonden eenige Oorlogfchepen, onder Withorn , om ze in Duins optebrengen. Maar, de Ruiter hun verklaard hebbende , dat hij de Schepen , zijn geleide toevertrouwd, tot het uiterfte zou verdeedigen, oordeelden zij het niet raadzaam, den ftrijd te waagem Hadden de Engelfchen de Ruiter weeten te verbaazen , 'er valt geen twijfel aan , of zij zouden zich weinig bekreund hebben, om een roof, die hun veel gelds , zeer noodig tot goedmaaking der Oorlogskosten tegen Spanje, aanbragt, te vergoelijken. Dergelijke Zeetochten tegen de Roovers kostert zeker meer dan zij opbragten. 'Er zijn altoos onverfchrokkene en winstgreetige menfchen , die het rooven aanhouden, wanneer hooger Gezag het niet belet. De Staaten zogten daarom deeze Roofnesten door Verdragen aan zich te verbinden; doch werden' StaatsRegee- R1NG,  &t GESCHIEDENIS StaatsRegee- RING. ZeeroO' verijen der Engelfchenen Franfchen, belet, dit werk doortezetten voor het jaar MDCLXI, wanneer de Ruiter weder in zee hak, om de Middenlandfche Zee te zuiveren. Hij kruiste 'er omtrent een en een halfjaar, zonder den Roovcren veel afbreuks te doen, die door welbezeildheid, roeijen, en het hout zeilen bij nagt, meest ontkwamen. Hij trof eerst eenen Wapenftilftand met7#»/ren Algiers, en, naa veel moeite, om vrij Schip , vrij Goed en vrij Volk te bedingen, eindelijk den Vrede: met die van Tripoli kon hij niet verdragen. Die van Algiers, alleen door vreeze overgehaald , verbraken den Vrede, zo ras de Ruiter, hun fchrik , met de Vloot geweeken was (*), Wij hebben reeds gezien, welk een vreeslijken (lag de Engelfchen aan den Koophandel der Ferêénigde Nederlanden hadden toegebragt vóór en geduurende den Oorlog. Zij beroemden zich, in dit korte tijdsverloop, omtrent vijftienhonderd Schepen genomen ie hebben. Al te aanlokkend was deeze winst, dan dat de Vrede geheel een einde zou maaken aan deeze rooverijen, fchoon de Regeering de fchuldigen niet durfde befchermen. Doch van de Franfche Rooffchepen hadt het Gerneenebest meest te lijden. Zints den Munfierfchen Frede was Frankrijk altoos op 't zelve gebeeten geweest. De Vrede , met Engeland gefloten, zonder Frankrijk in denzelven te begrijpen, hadt dit misnoegen vermeerderd: en oor- deelde (*) Brandt, Leeven van de Ruiter, in de opgeroeide  Dfca NEDERLANDEN. deelde dit Rijk , naa het fluiten van een Verbond met Cromwell, geene reden te hebben, om dit Gerneenebest te ontzien. De Afgezant Pierre Canut gaf, bij zijn affcheid, niet duister te kennen, dat hij de Staaten] befchuldigde van ondankbaarheid jegens den Koning, zijnen Meester, die, gelijk hij betuigde, des niet ongevoelig was. Dit bleek uit de belasting van vijftig ftuivers , gelegd op elk Vat, dat vreemde Schepen» die in Franfche Havens kwamen laaden, konden voeren. Dit bezwaar drukte wel inzonderheid de Schepen der Ferêénigde Gewesten, en werd het met de uiterfle Itiptheid van dezelven gevorderd. Daarenboven werd de Zeevaart zeer ontrust door Franfche Vrijbuiters: en men verzekert, dat de Cardinaal Mazarin met hen den prooi deelde. Het Hof van Frankrijk fcheen befloten te hebben , de vaart der Franfchen op den ondergang van die der Hollanderen te bouwen. Het verklaarde voor goeden prijs alle Schepen, waar in zij eenige Goederen vonden , den Vijanden toebehoorende, volgens den Franfchen re»gel, que Robe djEnnemi confisque celle cTAmi , dae Vijanden goed Vrienden goed verbeurd maakt. Deeze rooverijen gingen zomwijlen met wreedheden vergezeld. Men fpilde den tijd te vergeefsch met klagten en wedercifchen; want Frankrijk, Engeland tn Portugal zogten , door deeze gewelddaadigheden en heimlijke inboezemingen, de Staaten te dwingen, ora zich met hen tegen Spanje te veréénigen (*). De- (*) WicqursF. Liv. VII. p. 400.402, Liv. VIII'p. 477. Q 3 47fc Staat»* Regze- ring.  '539 GESCHIEDENIS Staats- regiering. De Ruiterneemt twee Franfche Vrijbuiters. De Hollanders hielden aan om ontllag der opge? bragte en aangehoudene Schepen. Voor eenigen kreegen zij deswegen geregtlijke Tonnisten ten hennen voordeele ; doch de uitvoering daar van bleef agter. Een Gemagtigde, na Toulon gezonden , om eenigen der Koninglijke Bevelen en Vonnisfen gewigt en kragt bijtezetten, en ettelijke Schepen te ontdaan, werd ter Stad uitgejaagd, en de Nederland,fche Conful, Danicl de la Four, te dier zelfde Stede , om dat hij de Vonnisfen aan 's Konings Gemagtigden hadt overgeleverd, bij klaaren dage, openlijk op ftraat, met wapenen aangevallen, geltooken en gefneeden, tot hij voor dood op ftraat bleef liggen, en 'er het leeven nauwlijks afbragt. De Staaten, billijk misnoegd over zulk een ongefchikten handel en fchennis van het Regt der Volken, befloten , met wapenen zich regt te verfcharïén. De Ruiter kreeg last, op de Franfche Vrijbuiters jagt te maaken , en dezelven te neemen. Onder t :-ezen was 'er geen, die zich gedugter gemaakt hadt , dan een RiJder van Malt ha, de la Lande geheett n , een Man , die bij de floutheid in aanllagen eene wondere gulhartigheid voegde , welke men zomtijcis bij Roovers aantreft. Zeer veele jaaren geleeden, hadt hij de Ruiter genomen, teen deeze nog een Koopvaardijfchip voerde. De Ruitk.t herkreeg zijn ".chip en vrijheid door een verhaalenswaardigen trek van lustigheid. . Ge47?- 539- Aitzema, III.D. bl. 123a. Refal, HolUit>$&. s bl. 324. DeWiit, Briev. III. D. bl. 363,  beu. N E D ERLANDEN. '531 Genomen zijnde , vertoonde hij den Vrijbuiter de onbillijkheid van zijn gedrag tegen Vrienden en Bondgenooten zijns Konings. Deeze hadt geene ooren na zulke redenen, en fprak van niets anders dan hem voor goeden prijs te houden. Eindelijk vroeg de Capitein aan de Ruiter , ofhij geen dorst hadt? Deeze ja geantwoord hebbende , hervatte de Capitein, wat wilt gij hebben, Water of Wijn? De Ruiter daar op: Ben ik een Gevangen, zo geef mij flegts Water : maar, ben ik een vrij Man , zo fchenk mij Wijn. Deeze rustige vrijmoedigheid fmaakte den Franschman dermaate, dat hij Wijn liet haaien, de Ruiter toedronk , en geluk op de reize wentelt» te. Door een wonderen wisfelloop der menfchelijke lotgevallen was één der twee eerfte Schepen , door de Ruiter nagejaagd en bemagtïgd op zijn tocht tegen de Franfche Vrijbuiters, dat van dien zelfden de la Lande. Eenigen verhaalen , dat hij met veel moeite, en dreigende , dien Vrijbuiter aanboord kreeg ; anderen , dat hij hem door een minzaamen Brief overhaalde, om bij hem te komen, onder toezegging, van hem op de zelfde vriendelijke wijze te zullen behandelen, als hij, voorheen, door hem bejegend was (*). Doch, meester der beide Scheper. ge- 00 Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. 113 enz. Deeze Brief was, 'c geen vreemd voorkomt , in 't Latijn gefchreeven, en, volgens de opgave van Basnage, Ann' p. 489 » van deezen inhoud : „ Perilluftri & generofo Djraino de la La.\de. Quare, fi verba Dominatio fit Q 4 ea- STAATi» rpgee' ring.  532 GESCHIEDENIS Staats» Regee-] ring, Onccnlg"heïti tusfchenFrankrijk en de Per. é énig de Gevet* ten. geworden, hieldt hij de la Lande en den anderen Capitein gevangen. De Franfchen befchuldigdeiiDE Ruiter van ondankbaarheid. Zij bedagten niet genoeg het onderi'cheid tusfchen het gedrag , 't geen een Vlootvoogd moet houden, die den regtmaatigen last zijner Overheid volbrengt, en het bedrijf eens Vrijbuiters , die, door een rustig antwoord getroffen, wedeihouden word van het bedrijven eeneronregtvaardigheid. Van de blaam van ontrouw, de Ruitek ten laste gelegd wegens den uitnoodigenden en vriendfchap beloovenden Brief, is hij niet geheel vrijtepleiteu, en heeft men dit fluk ook met flilzwijgen laaten doorgaan (*). Het Hof van Frankrijk beklaagde zich geweldig over het neemen deezer twee Schepen. De Ruiter werd befchuldigd, dat hij, met eene vreemde Vlag optezetten , toen hij dezelven vervolgde, zich gedraagen hadt als een Zeeroover, en dat hij deswegen voorbeeldlijk moest geftraft worden. Meneischte de twee Prijzen, als 's Konings Schepen, terug; en fprak in den Raad, dat men, wegens dit ongelijk, eadem perfona, eam enixe peto & rogo,ut me in Navi „ noftra vifitare dignetur, ut amicitiam & honorem tune ., tetnpore receptnm [fitnilt benevolentia referre posfira, „ quo fafto me fsniper obligatum iHveniet, cui manebo „ Dominationi verbat additisfimus famalus, fignat „ Michiel de Ruiter. „ In Navi noftra 28 Fel. 1657* (*) Secr. Refol. Holl. 1657. bl. 459.  r>Eit NEDERLANDEN. 533 lijk, den Vrede met de Veréénigde Gewesten moest breeken. Dit werd fterk gedreeven door den Graaf van Servien, die, zedert den Munfterfchen Vredehandel, deezen Landen een kwaad hart toedroeg, en groot belang hadt bij de kaaperij. Het zou waarfchijnlijk tot eene Oorlogsverklaaring gekomen zijn, indien de Kanfelier, de Hertog de Villeroi , en de Graaf de Brienne , door gemaatigder raadgeevingen, deeze heftig ontftooken geesten niet tot bedaaren gebragt hadden, 't Was hun, nogthans, onmogelijk, te beletten , dat terftond alle Nederlandfche Schepen, Goederen en Schulden door geheel Frankrijk in beflag genomen wierden. De Staaten, kennis van dit befluit door den Koning gekreegen hebbende , ftonden verwonderd over deezen handel: die te vreemder fcheen, dewijl'er nog geen klagten over »e Ruiter gedaan waren, en men niet wist, of de Staaten zijn bedrijf voor hunne rekening zouden neemen. Die van Holland wilden allen Handel op Frankrijk terftond verbieden, en de Franfche Goederen hier te Lande in beflag neemen. De Algemeene Staaten verkoozen , dien ftrengen weg niet omniddelijk in te liaan, maar door hunnen gewoonen Afgezant Bokeel te doen klaagen bij den Koning. Hij volvoerde deezen last, en ftelde , in een treffend Vertoog , de Zeefchuiraerijen en de wreedheden, door de Franfchen tegen de Nederlandfche Schepen gepleegd, vooroogen; dat de Franfche Vrijbuiters, negen jaaren hervvaards, omtrent driehonderd Schepen genomen of mishandeld hadden. Dit alles deedt q 5 «ij StaatsRegee- RltsG.  534 GESCHIEDENIS hij met zo veel aandrangs, dat het hart des jongen Vbr.^ts getroffen wierd. Lodewïjk de XIV. antwoordde met een voorwendzel , 't geen hij van de Engelfchen fcheen ontleend te hebben, en hem buiten twijfel door zijne Vleijers was ingeboezemd : Men heeft mijne Vlag gefchonden in mijne Zeeën , waar over mi^e Souveralniteit ftrekt l Boreel , alle de gevolgen van zulk een trots voorgeeven doorziende , toonde 'er de ongerijmdheid zijdelings van aan. Hij vroeg: Of de Hollandfche Schepen zich, in Zee, die voor alle Volken open ftaat, door Roovers aangetast vindende , moesten laaten neemen, al ivaren ze fterker, en door Oorlogfchepen begeleid ? Of de Staaten der Veréénigde Gewesten zich moesten te vrede houden met wedergave en vergoeding van de genome* ne Schepen te verzoeken : verzoeken^, die onbeantwoord, of althans onuitgevoerd , bleeven ? Deeze ronde taal mishaagde den Cardinaal Mazarin , die bij 't gehooi tegenwoordig was: te meer, dewijl hij verondersteld werd met de Vrijbuiters te deelen. Schoon deeze Staatsdienaar over't algemeen deknnst bezat, om zijne gemoeds-aandoeningen te verbergen, viel hij den Afgezant, herhaalde keeren, inde reden , die, hier door niet van zijn Buk gebragt, hem te gemoete voerde: Mijn Heer, ik heb de tere van tegen den Koning te fpreeken, en roet zijn vertoog voortging. De Cardinaal wreekte zich njet hem hoonende woorden bij het uitgaan toetevoegen, en te bewerken, dat hij geen gehoor verwierf bij de Koninginne. 's Konings taal was, dat hij zijnen Am- Staatsie egeering.  der NEDERLANDEN. 535 Ambasfadeur, zo even vertrokken , last gegeeven hadt, om den Staaten vergoeding aftevorderen wegens den hoon, hem door de Ruiter aangedaan (*). De Franfche Ai'gezant , Jacob Augustus de Thou, ftelde 's Konings eisch der wedergave van de genomene Schepen en der voorbeeldlijke ftraffe van de Ruiter met allen ernst voor. De Staaten van Holland, reeds befloten hebbende die voldoening niet te geeven , vericheenen in grooten getale ter Algemeene Staatsvergadering, met den voorflag, om alle Franfche Waaren te verbieden alle Franfche Schepen te beflaan en te neemen; ten dien einde eene Vloot in Zee te zenden , en te verfterken. Zij lieten het hier bij niet berusten, maar voerden het verbod en 't beflag met de daad, zonder marren, uit , en raadpleegden op het bezetten der Havenen (f). De Thou zogt eenige Afgevaardigden der andere Gewesten door beloften van bijzondere voordeelen te winnen; doch die van Holland befloten, te wege te brengen, dat alle Afgevaardigden zichplegtig verbonden, om , in 't raadpleegen, te ftemmen over de zaak van Frankrijk , als ook geene bijzondere voordeelen, die aan hunne Gewesten zouden mogen worden toegezegd, aanteneemen. En volgden, eerlang, (*) ThurLoe's Papers, Vol.VI. p. 166. 177. 180.206. 207.046.047. Aitzema , IV, D. bl. 48. 51. (t) Refol. Holl. 1657 hl. 120. 143. Secr. Ref. Holl. LD. bl. 411. 453. Tiiurloe's Papers , I. p. 235. 226".. 075. Aitzema, IV. D. bl. 51. 54. Staats* Regeering. Het gefchil bijgelegd.  J536 GESCHIEDENIS lang, de Algemeene Staaten , onaangezien de tegenkanting van Zeeland, het voorbeeld der Hollanderen, De Handel op Frankrijk werd door alle de Gewesten verboden, en de Franfche Schepen en Goederen alomme in beflag genomen (*). Eenigen der vuu- rigfle Yveraaren wilden tot een openbaaren Oorlog komen. De Spanjaarden, wel in hun fchik, dat de zaaken eene zo zonderlinge keer namen, deeden terflond voordeelige voorhagen aan de Staaten, om zich met hen te veréénigen, en den Vrede met Frankrijk te breeken. Het moedig befluit der Staaten en de aanzoeken van Spanje maakten de Franfchen handelbaarder. De Afgezant de Thou gaf hoope, dat het beflag in Frankrijk zou opgeheven worden , zo ras de Schepen, door de Ruiter genomen, wedergegeeven waren. Doch hier in kon men niet treeden, zonder het gedrag van de RurTEE, 't welk men goedkeurde, teveroordeelen, dekaaperijender/*>v?»fchen te regtvaardigen, en andere Mogenheden den weg te wijzen, om den Staat willekeurig naar hunne hand te zetten. De Witt en van Gent , die meest met de Thou handelden, bleeven onverzettelijk des Konings eisch weigeren (f), Zij wisten de zaaken dien loop te doen neemen , dat de Thou andere taal begon te fpreeken : en ver- (f) Thdrloe's Papers, VI p. 250. 262. 209.300.335. Aitzema , IV- D. bl. 56. (t) Tmnuxte' s Papers, IV. p. 250.299 304.320. 32X. 333. 334' De Witt, Brieven, U D. bl. 317. StaatsRegee. KING.  der NEDERLANDEN. 53? verklaarde , dat de Koning, zo ras de Staaten het wedergeeven der twee Schepen zouden beloofd , en de noodige bevelen ten dien einde afgevaardigd hebben , het beflag zou opheffen; dat de Vonnk-fen van 's Konings Raad, en de Koninglijke Bevelen, wegens het teruggeeven der genomene Schepen, flipt zouden uitgevoerd, en een fpoedig einde gemaakt worden aan de nog onafgedaane Regtsgedingen. Hij fprak van het aangaan eens Verdrags van Zeevaart , en dat de Ingezetenen van deezen Staat ondertusfchen alle de Voorregten zouden genieten , in den jaare MDCLV. aan de Hanze-Steden in Frankrijk toegeftaan. Dit werd aangenomen ; doch de kunstenaarijen des Cardinaals vertraagden de bekragtiging van dit Verdrag: en men kwam 'er niet toe, dan op 't ontvangen der tijding , dat de Ruiteb, naa de Africaanfche Zeefchuimers te hebben doen beeven, vijf Franfche Schepen aangetast en dén genomen hadt, en de vier overigen in de Haven van Spezza befloten hieldt, tot hij last ontving van de Staaten, om ze te ontflaan. De twee Schepen, voorheen door de Ruiter genomen, werden teruggegeeven, en het beflag hieldt ter wederzijde op; doch van de beloofde Vrijheden der Hanze - Steden kwam toen even min als van het Verdrag van Zeevaart en Koophandel (*). In (*) Aitzema , IV. D. bl. 64. Secr. Refol. Nol/. I. D. bl« 454- 533. Thurloe's Papers, VI, p, 394. Brandt, Leivsn van dt Ruiter, bl. 131 enz. StaatsRegee- rin 6.  53S GESCHIEDENIS StaatsRkgee- hing. In deezervoege redden zich de Staaten uit dit ne= telig (tuk, door , beurtlings , onderhandelingen en wapenen te bezigen. De Witt en de Ruiter , de twee grootfte Mannen van 't Gerneenebest in zeer onderfcheidene opzigten, hadden 'er de meeste eer van. Eene eer, te grooter, dewijl Frankrijk, wel verre van een Vredebreuk met de Ferêénigde Gewesten te vreezen , dezelven daar toe zogt in 't nauw te brengen; met Engeland zamenfpannende , om derzelver Handel en Zeevaart te knakken. In het Verdrag, gefloten tusfchen Lodewïjk den XIV. eii Cromwell , vinden wij dit opmerkenswaardig Artykel: Dat, om den hoon, den Koning van Frankrijk aangedaan door het neemen van twee Schepen, te wreeken, en een fchrikbaarend voorbeeld te Hellen voor alle Mogenheden, roekloos genoeg, om den Allerchristlijkften Koning en den Protector te beledigen , wier veréénigde magt zo veel vermogt, Engeland eene Vloot aan zijnen nieuwen Bondgenoot zou toefchikken (*). In een zo hachlijk tijdsgewricht wist het Gerneenebest eenen Oorlog te ontwijken, en zich te doen ontzien. Over 't a'gemeen zagen de onzijdige Volken de Engelfchen met vreeze aan, dewijl ze overal fchrik verfpreidden, tn geweld met zich ontvoerden; de Franfchen methan, naardemaal zij, zonder eene Koninglijke.Zeemagt, op Zee, alle Volken, welken zij niet ontzagen, beledigden , en den roover fpeelden ; de Hollanders met (*) Recueil des Traites de Paix, III. p. 709,  ijer. NEDERLANDEN. 539 met agting, a!s billijke Verdeedigers van de vrijheid der Zeeën, en Handhaavers van 't Regt der Volken. De wijze, op welken de Staaten, met wapenen in de hand, in 't Noorden handelden, zal een nieuw gewigt aan deeze waarneeming bijzetten. Laaten wij nu zien, hoe zij de Vrijheid van het Noorden tegen Zweeden verdeedigden. Naa dat het Gerneenebest, door eigene kragt betraande, vrij was in zijne beweegingen, en niet gedwongen die zijner Verdeedigeren te volgen , nam het ten Staats - Itelzel aan , het evenwigt te bewaaxentusfchen denabuurigeMogenheden, en te beletten, dat geen derzelver al te zeer overwoog. In gevolge hier van waakte het nauwlettend op de flappen van Frankrijk en Zweeden. Dobr uitgeflrekte vermeesteringen groot geworden, was hit niet meer aan die twee Rijken verpligt; ja, dit nieuw plan bragt hen meer op de zijde der oude Vijanden, Spanje en Deefiemarken. Christina , Koningin van Zweeden, den zonderlingen flap gedaan hebbende, om van den Rijksthroon aftetreeden , en dien overtelaaten aan haaren vollen Neef Carel Gustavus , befloot deeze Vorst, vol krijgsvuur, en aan 't hoofd eens Oorlogzugtigen Volks geplaatst, de voetflappen te drukken van zijnen Oom Gustavus Adolphus. , Breemen herriep zijne Regten, als eene vrije Keizerlijke Stad , en wilde de heerfchappij der Zweeden niet erkennen. De Koning belegerde de Stad. De Veréénigde Gewesten zogten de Rijks-Prinfen tegen dien Staatzugtigen optewekken , deeden Krijgsvolk na StaatsReges- rikg. Vermeesteringenvan Carel Gustavus , Koning van Zweeden.  s4o GESCHIEDENIS StaatsRegeering. na de Grenzen rukken , en rigtten verfcheide welvoorziene Voorraadsverzamelplaatzen aan de Wezer op. Schoon hunne Bezending , om eene bemiddeling tusfchen Zweeden en de Stad Breemen te bewerken, vrugtloos afliep , bragten de gemaakte beweegingen niet weinig toe, om die Stad van het beleg te verlosfen (*). Carel Gustavus, zijne overwinnende wapenen in Poolen voerende, dugtte de Keurvorst van Brandenburg voor zijne Staaten langs de Oostzee, en, bovenal, voor 't verlies van Pruisfen. Schoon de uitfluiting des Prinfen van Oranje de genegenheid deezes Keurvorsts voor Holland zeer verminderd hadt, zette het belang, zwaarder weegende dan Familie-verbintenisfen, hem aan, om een Verdrag met het Gerneenebest te fluiten ; gelijk in Hooimaand des jaars MDCLV. gefchiedde; doch. het hieldt, fchoon voor den tijd van acht jaaren aangegaan, korten tijd ftand; want de Keurvorst begon te denken, dat de onderwerping aan een magtigen en gelukkigen Nabuur de veilighe partij was, verdroeg met den Koning, Pi uisfen als een Leen van Zweeden houdende Cf). In Poolen maakte de Zweedfche wapenen een herken voortgang : de Koning en de Koningin namen de (*) Aitzema, III. D. bl. 884-891. 892,901. Basnage , p. 374- (t) Aitzema, III. D. bl. 1200. 1288. De Witt, Brieven , III. D. bl, 68, Thurloe's Papers, III. p, 731. & IV. p, 459.  der NEDERLANDEN. 541 de wijk na Silefïin; waarop de meeste Landfchappen zich aan den Koning van Zweeden onderwierpen. Dantzig was de eenige Stad, die de Pfjorten voor den Overwinnaar gefloten hieldt, en een be'eg afwagtte. De Staaten had len te veel belangs bij de vrijheid der Oostzee, om deeze uirgeftrekte vermees teriHgen met een onverfchtlÜg oog ie aanfehouwen. Zij befloten, eene Vloot derwaards te zenden , tot beveiliging van den Koophandel, zonder zich re'hooren aan de Vertoogen van den Zveedfchen Rcftdent. Men begon voor 't verlies van Dimzig te riuaten, en wagtte niet, dat dezelve om onderHand verzogt. In Bloeimaand des jaars MDCLVI, ftak's Lands Vloot, onder den Luitenant-Admiraal Obdam en den Luitenant-Admiraal de Ruiter , in Zee, en ftevende na de Zond, met la taaien , Dantzig te zullen befchermen: weshalven zij ook eene Bezetting van vijftienhonderd man, bij het vertrek der Vloot, onder Obdam , ter dier Stede lieten (f); en met den Koning van Deenemarken, waarbij men zich verbondt, den wederzijdfchen Handel op de Oostzee te zullen befchermen tegen elk, die denzelven , ter gelegenheid van den Oorlog, tusfchen Zweeden en Poolen ontflaan , zou zoeken te ontrusten ($). De Keurvorst van Brandenburg , die zich zo zeer gehaast hadt, oin met den Koning van Zweeden te verdraagen, was , toen de Krijgskans ten diens nadeele keerde, de eerfle, die van partij verwisfelde, en de zijde van Poolen en der Staaten koos. De Poolfche Vorst was in zijn Rijk wedergekeerd , en in Dantzig geweeken : veele Poolfche Grooten vervoegden zich aan zijne zijde, en hij kreeg , in Bloeimaand des jaars MDCLVI1, merkelijken onderfland in mahfchap van den Keizer (**). Fee» C) Aitzema, III. D. bl. 1278. (f) Zie aldaar, bl. 1269. 1285. Wicquef. Liv. IX.p. 525-527- 532- 534- (§) Aitzema , HL D. bl. 1292. (*») Thurloe's Papers, VI. p. 719. Aitzema, III, D. bl. 1282. 1301, en IV. D. bl. 204,  der NEDERLANDEN. 543 Frederik de III , Koning van Deenemarken, dagt thans den tijd gebooren , om de Landen , door Zweeden van zijn Rijk gefcheurd, weder ie bekomen. Dit ontruste de Ferêénigde Geweslen in den beginne meer uit vreeze vooreenen flegten uitflag, dan ten wille van Zweeden. Doch Frederik liet zich niet afraaden van den voorgenomen Krijg t hij verklaarde den Oorlog, en floot eene nauwe verbintenis met de Ferêénigde Gewesten. De beide Partijen beloofden elkander, in gevalle van nood, met vier of zesduizend mannen bijteftaan (*). De Koning vah Deenemarken hadt, om de Staaten te fterker tegen de Zweeden inteneemen, hun een onderschepten Brief toegezonden van den Zweedfchen Re* ftdent in den Haage. In deezen werden zij afgemaald als eene Vergadering van omkoopbaare Mannen : hij betuigde den Koning , zijn Meester , dat het hem alleen aan Geld ontbrak, cm Aanhangers te werven onder de Afgevaardigden der Staaten. De Refident poogde zich te verontfchuldigen met intebrengen, dat hij niet verantwoordlijk was wegens het geen hij zijnen Koning fcbreef; dat men ten zijnen opzigte het Regt der Volken gefchonden hadt, en, ten ergften genomen , hier mede dienst gedaan was , dewijl het ter onderrigting flrekte van het kwaad, 't welk de omkoopbaarheid der Regenten in het Gerneenebest baarde. Men bevroed gereedlijk,. dat (*) De Witt, Brieven , III. D bl. 344» Aitzema, If. D. bl. 100. R 2 StaatsRecee- ring. De Koning van Deenemarkenverklaart Zweeden den Oorlog. 1657.  544 GESCHIEDENIS StaatsRegee- Vermeesteringendes Ko! riings van Zweeden, rCst. dat zulk eene verdeediging den Staaten niet fmaak. te. Zij weigerden eene ganfche wijle in gefprek te treeden met eenen Refident, die hen derwijze gehoond hadt. Het Verdrag van Elbing bleef onbekragtigd. De Bezetting, te Dantzig gebleeven, en de zeshonderdduizend Guldens , aan Deenemarken ter leen gegeeven, toonde klaar genoeg, hoe ongezind de Staaten den Koning van Zweeden waren (*> Carel Gustavus, door Baat- en wraakzugt geprikkeld , draalde niet lang naa de begonnen vijandlijkheden van de Deenfche zijde. Hij verzamelde zijne geheele Krijgsmagt, verdeelde ze in twee deelen , en fcheen eene laatfle pooging tegen Pooien te zullen doen. Zeer groot was de verbaasdheid , als men vernam , dat de Zweeden in Holftein gevallen waren. Het Krijgsgeluk begunstigde de iloute aanflagen van den Zweedfchen Vorst. Zijn Veldoverfte Wkancel bemagtigde Fredrichsode, en nam de Bezetting van vijfduizend man gevangen. Over het ijs toog de Zweedfche Krijgsmagt na de Deenfche Eilanden Funen , Langeland, Laland, Falfter, en vermeesterde op dezelven de fterkfte Steden : van 't laatstgenoemde Eiland zette het overwinnend Leger, over een Inham van dé Belt, het rechtftreeks aan op Zeeland, het Hoofd-eiland van Deenemarken: hier bezette hij 't eerst de Stad Warburg ; gereed , om van daar na Koppenhagen terukken. In deezen nood re- (•) Secr. Refol, Holl. 1657. I, D. bl. $56. AlTZSMA, |V„ D, bl, 146. 152.156.  der. NEDERLANDEN. 54$ rekende de Koning van Deenemarken zich gelukkig, een Verdrag te Rosfchild te mogen fluiten, bij het welk hij verfcheide Plaatzen aan den Overwinnaar afltondt, en de beide Koningen zich verbonden, nooit te zullen gedoogen, dat eenige vreemde Oorlogsvloot, door de Zond of de Belt , in de Oostzee kwame (*). Een Vrede, die zo veel magtsvermeerdering fchonk aan eene Mogenheid , reeds zo zeer te dtigten , veroorzaakte niet weinig moeilijkheids bij de Staaten. Zij hadden eene aanzienlijke Vloot in gereedheid, om den Koning van Deenemarken te hulp te komen. Heuchlijk was hun , derhal ven, de tijding , dat de Rosfchildfche Vrede bijkans zo fchielijk verbroken als gemaakt was. De Koning van Zweeden klaagde , dat de Deenfche Vorst de voorwaarden van denzelven niet naakwam : onder het klaagen hier over , en het voorflaan van een nauw onderling Verbond, 't welk de Staaten den Koning van Deenemarken fterk afraadden , rustte hij zich toe, om den hauw geflaakten Oorlog te hervatten: hij viel, onverwagt, ten tweedemaale in Zeeland, cn floeg het beleg voor Koppenhagen. Wrange!, hadt het Slot Kroonenburg , naa een beleg van drie weeken , vermeestetd. De Koning van Deenemarken , de Bezetting zijner Hoofdftad met het meerendeel zijner Krijgsmagt vetfterkt hebbende , boodt zulk (*) Aitzema, IV. D. bl. 211, m?. R3 Staats- ' Regee • RIKS, De Vloot der Stsaten zeilc door de Zond,ea verlost Koppenhagen.  S46 GESCHIEDENIS zulk een moedigen wederfland , dat Carel Gustavus niet meer kon doen, dan dezelve influiten. De vanrt op de Oostzee was deezen Lande van zeer veel aanbelangs: niet minder dan zesëndertighonderdduizend Guldens verdienden de Schepen deezer Gewesten alleen 's jaarlijks aan vragipenningen. De Staaten befloten terttond, den LuitenantAdmiraal , Heer van Wasfenaar, met eene Vloot van vijfendertig Schepen te doen vertrekken , als mede achtendertig Vaandels Knegten , ten dienste des Konings van Deenemarken : uitgedrukten last hadt de Vlootvoogd, om dien Vorst tegen Zweeden te heipen, en den Handel in de Oostzee te befchermen : heimlijk was hem aanbevolen , de Zweedfche Vloot, onder Wranoel , die , bij de vijftig Schepen fterk , de Zond bezet hieldt, aantetasten (♦). Veel hachlijkheids vergezelde deezen tocht. Eer de Vloot in de Zond kon komen, moest dezelve de .twee Sloten, Kroonenburg en Elzingburg , te wederzijde deezer engte, op Zeeland en Schoonen, gelegen , voorbij. Dan heldenmoed groeit met het wasten der gevaaren. Obdam begroette de Kasteelen niet, en werd daarop heftig befchooten; doch, hij 't midden des vaarwaters houdende , bragt het geene noemenswaardige fchade toe. Nauwlijks dit se vaar ontweeken , ontmoette hij de Zweedfche Vloot, (») Secr. Refol. Holl. 1658. I- D. bl. 610. Wicquef. Liv. X. p. 584- 5S»i' StamvRegee»  deh NEDERLANDEN. 54? Vloot, gereed, om het verder opzeilen te betwisten. 'Er volgde een vinnig gevegt. Obdam , door jicht buiten Haat, om gebruik van zijne voeten te maaken , liet zich, op een doel, voor den grooten Mast brengen , waar hij het toezigt op alles hadt, en een hevig vuur ten doele ftondt. Door vijandlijke Schepen omringd , werd het zijne dermaate gehavend , dat het, redloos, dreigde te zinken , en eene boeg in brand geraakte. Zes uuren duurde de Zeeflag, dien de Koning van Zweeden, van het Slot Kroonenburg, aanfchouwde, en, tot zijn fpijt, achtzijnerSchepen in den grond zag fchieten , drie veroveren , en de overigen, ontredderd, onder het Slot wijken , van waar zij na de Haven van Landskroon liepen , om de bekomene fchade te herftellen. Meer dan duizend dooden hadt de Zweedfche , en de onze maar vierhonderd; doch onder deezen telden zij de ViceAdmiraals Witte Corneliszoon de Witte en Pieter Floriszoon : het Schip des eerstgemelden was in den grond gefchooten. Deeze overwinning opende hun de Zond, en de medegenomene Landmagt werd te Koppenhagen ontfcheept. Hadt de wind en flroom niet tegen geweest, men zou den ftrijd hervat, en de Zweedfche Vloot in de Haven van Lat.dskroon aangetast hebben. Te gering was de Landmagt , om de Zweeden uit de bemagtigde Plaatzen te verdrijven (*). Ob- (*} Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. 552 enz, R 4 Staats- Regeeriwg:  548 GESCHIEDENIS StaatsReoeï- rikg. De Stnatei en .ie Engelfch.enfch'ijvep dc tlfche Vor lier, de we; voor, Ï650. Obdam overwinterde in Deenemarken. Het ver. föhnde wehrig , of oe Koning van Zweeden bemagti.de Koppenhagen , doof een algemeenen ftorm te loopen, op di-n eenëntwintigften van sprokkelmaand des jaars MDCLlX. De Maaten hadden befloten, Deenemarken met meer Krijgsvolks te onderfteunen 9 nog vierduizend man te voegen bij de tweeduizend, reeris 11a Koppenhagen gezonden , en de Vloot, onder Obdam, te verflerken. De Ruiter kreeg bevel over de Zeem agt, dervvaards gefchikt; dan het leedt tot Bloeimaand, eer htj in Zee kon fleeken. IVLu hadt berigt ontvangen, dat de Engelfchen eene VtoOt«*-c2V%tfWfep zonden, wtlke vermoed werd gefchikt te zijn , om den Koning van Zweeden te onderfteunen. Zulks was , met de daad, het oogmerk va-i Cromwell, nauw aan dien Vorst verbonden: doén d, aagt I eezes Rijks-overwela gers was met zijn leeven geëindigd, eu zijne Opvolgers in het Ri|k>b'w;nd hadden geen moeris genoeg, om eenen ftap aanwraaden , die van een Vredebreuk met de Frèénlgde Gewesten zou kunnen gevolgd worden : de E gffche Moot was , dcrhalven , gelast, den Vre e Kwfchen de twee Noordfche Vorsten te bevorder n. D-' S anten verklaarden het zeifde te beogen, en bewerkten een Veidiag met Frankrijken E-'geland ten dien einde. Le Staaten vaardigden, met de Vloot, Gezanten aan de beide Ix'oord/che Hoven af, en o:i er'eun Jen dus hunne onderhandelingen niet de wapenen. De Vioot van de Ruiter, met uie van Obdam verenigd, beliep diep in de  der NEDERLANDEN. 549 de zeventig Oorlogfchepen , bemand met zeventienduizend Matroozen eu Soldaaten (*). Men hadt eenen itillïand van wapenen voor drie weeksn gefloten, om den Afgezanten tijd te geeven tot het bemiddelen van het gefchil tusfchen de twee Koningen: deeze werd, naderhand , nog tweemaal drie weeken verlengd. Der Staaten Afgezanten voegden zich bij die der Engelfchen , onder welken zich de vermaarde Gemeenebesrgezinde Algernoon Sidney bevondt. Het Rosfchildfche Verdrag ,' met eenige maatiglngen , werdt ten grondflage van het Vredes • werk gelegd ; maar de voorwaarden flelde men, van den eenen en den anderen kant, te leur , dewijl men Carel Gustavus de bemagtiging van geheel Deenemarken niet uk den zin kon zetten , en Frederik al het verloorere hoopte te herwinnen: ook verzette de trots der beide Vorsten zich tegen het denkbeeld, van totden Vrede genoodzaakt te worden, 't Was, inde daad , eene zonderlinge vertooning, de Afgezanten te zien van twee Gemeenebesten, onöerfteund door twee magtige Vlooren, bezig, om het lot te befchikken en de grenspaalen vastteflellen van twee Koningrijken. Zij konden niet nalaaten, een harrlijk genoegen te fmaaken over de zegepraal der Vrijheid op Vorstlijk Gezag , en met eene Rsmiinfche fierheid de wet te kunnen zetten aan twee gekroonie Hoofden. De Koning van Zweeden, geheel door CO : RAMirr, Leeven van ie Ruiter , bl. 158 enz. Aitzema, IV. D. bl, 3S0. R 5 StaatsRegee- ' ring. Onderh*ndelinüen der Engel, (chen en Hotlanderen bij de cwee Noordfche Vor. ften.  55o GESCHIEDENIS door drift vervoerd over de paaien , aan zijne Staatzugt voorgelteld, dreigde de Hollandfche Afgevaar. digde* te doen vanen. De Koning van Deenemarken , die de Hollandfche Vloot wilde houden tot dat hij zijne ï'ehade geheel vergoed zag, was doof op alle voorllagen van Vrede. Toen Vogelzank. hem , op een dreigenden toon , fprak , van hem tot den Vrede te dwingen , betuigde Frederik., „ dat de „ Duivel zelfs, hoe boos hij ook mogt weezen, hem 'er nooit toe zou noodzaaken." Hij beklaagde zich, dat de Hollanders hem bedroogen en al dat leed berokkend hadden. Veel moeite kostte het hem, het Haagfche Verdrag te doen onderichrijven. Eindelijk belloot hij; doch niet dan na verzekering ontvingen te hebben , dat men zijne toeftemming verzogt, om zijn Vijand in 't ongelijk te Hellen. De Koning van Zweeden wilde zich op geenerlei wijze laaien overhaalen. „ Nooit," fprak deeze trotfche Vorst, „ zal men zeggen , dat mij de wet is voor,, gefchreeven door Bootsgezellen en Kooplieden, „ die de éénen hunnen Koning afgezwooren , en de anderen hunnen Koning vermoord hebben , wier „ handen nog rooken van Vorstenbloed (*)." De Engelfchen , op den Koning van Zweeden niet3 hebbende kunnen verwinnen , koozen ichielijk de par- (*) Basnage, bl. 557—-5^°« Mem- de Ludlow, II. p. 261. Aitzema, IV. D. bl. 396 400' Ment. ie Tirlom. p. 276. Puffend. Ut. VL Db Witt, Brieven , IV. D. bl. 63. 170.101. Staats- ring*  der. NEDERLANDEN. 551 partij, om weder te keeren, na hun Vaderland,waar groote beweegenisfen omftonden. Mylord Montapu, die het bevel over de Vloot voerde, verlangde dienst te doen aan Carel oen II , tot wiens herft-ellmg alles fcheen zamenteloopen. Tot dus lang hadt men gevreesd, dat een onverwagt Zeegevegi eene Vredebreuk tusfchen Engeland en de Staaten zou veroorzaaken. liet vertrek der Engelfchen verloste niet alleen de Staaten van dit gevaar; doch maakte hun tot de eenige Middelaars in 't Noorden. Zij oordeelden, egter, uit ftaatkunde, zich te moeten beklaagen bij het Parlement, over een vertrek, 't welk hun groote blijdfchap baarde. Hoop, om den Vrede te bewerken door onderhandelingen , bleef niet meer over: de Staatfche Vloot en Krijgsmagt hadden nu vrijheid, om, tegen de Zweeden, den Koning van Deenemarken bij te haan. Veele onderneemingen mislukten. Eindelijk befloot de Ruiter , die, naa 't vertrek van Obdam , het opperbevel over de verminderde Vloot voerde, tot het behaan van een meelterfluk. 't Was reeds Slachtmaand ; dan de koude van het jaargetijde en der lugtllreeke ftremde zijne krijgsdapperheid niet in 't minfte. Hij drong 'er op aan , om zijne Landmagt en die der Deenen na Funen te voeren. Zijn oogmerk was, voor Nijborg te ontfcheepen; doch, dit ondoenlijk vindende, zeilde hij na Kartemunde. De Zweedfche Ruiterij verzette zich met veel dapperheid tegen de landing der Hollandere en Deenen, die , onder het vijandelijk vuur, met Booten na land voeren. De Rui- Staats- BEGESRING. De Statten blijven alleen Middelaars in 't Noorden. Stoute landing op het Eiland Funen,  552 GESCHIEDENIS StaatsRkgëe- r1ng. Nederlaag der Zuee den. Ruiter zelve, in een der floepen, ziende, dat'er van de Hollanders niet weinigen fneuvelden, riep zonder ophouden: Valt aan Mannen, valt aan, of gij zult allen vermoord worden! Hendrik Fleury de Coulan, Heer van Buat, een Fransch Edelman, Ritmeester in dienst van den Staat , die zich als Vrijwilliger op 's Lands Vloot hadt begeeven, de Ruiters flem hoorende, fprong, met het rapier in de vuist, ten middel toe in 't water, roepende: Mannen, dat gaat u voor, volg mij na! Dus fprak die dappere Held; gelukkig, indien hij alleen gezogt hadt, in heldendaaden uit te munten! Zijn voorbeeld wekte eene edele volgzugt. Op 't oogenblik fprongen de Soldaaten en gewapende Matroozen over boord, en vielen zo verwoed op de Zweedfche Ruiterbende aan , dat dezelve moest wijken. Deeze veelgewaagde landing hadt debemag:igingvan Kartemunde ten gevolge, waarde veréénigde Hollanders en Deenen zich nederfloegen, om verlterking aftewagten. Op derzelver aankomst trokken zij op tegen de Zweeden, voor Nijborg voordeelig gelegerd. De Hollanders, aangevoerd door Killegrew, Ailva en van Meteren , deeden wonderen van dapperheiden onderftcunden hunne Bondgenooten niet overwinnende wapenen: zij gaven blijk, dat de bedrijfloosheid in Krijg ten lande zints den Munferfchen Vrede, den oorlogsmoed niet hadt uitgedoofd. De Zweeden moesten met hun Leger, beflapnde uit den bloem des Krijgsvolks , aan vermeefteren en overwinnen gewoon, binnen Nijborg wijken. Deeze Stad,  oer. NEDERLANDEN. 553 Stad ; van de landzijde bezet en door de Ruiter te water aangetast, vondt zich zeer benard. Het Gefchut der Schepen, zo nabij liggende, dat het kon toereiken, brandde met geheele laagen onophoudelijk los, 't welk groote fchade, en nog meer fchriks, baarde in eene kleine Stad, vol gepropt met Ruiters en Soldaaten, daar binnen gevlugt. De kogels en 'yzeren bouten troffen Huizen, Menfchen en Paarden; de daken en fteenen vloogen herwaards en derwaards, en wondden of verpletterden, die de kogels verfchoond hadden. Niemand kon, in deezen nood,-, vlugten; nergens was uitkomst, 't gevaar overal, en de dood nabij. De Zweeden moeften zich op genade en ongenade overgeeven. Van de zesduizend man, uit welken hun Leger beftaan hadt, waren 'er tweeduizend gefneuveld , en vierduizend gevangen. Twee Veldoverfien, en eenige weinigen, waren het ontkomen, om den Koning tijding van deeze nederlaag te brengen. De Deenen erkenden de Nederlanders voor de Behaalers der overwinninge ; en de Zweeden, dat zij het waren, die hun den doodfleek gegeeven hadden (*). Men verzekert, dat de maare van dit groot verlies den Zweedfchen Koning derrnaate trof, dat ze ' een hartzeer ten gevolge hadt , welk hem eerlang ] ten graave ileepte. De koude en het ijs beletten de Vloot, de overwinning verder voorttezetten." Ca- hel (*) Brandt, leeven van de Ruiter M. i87enz. BAsKAGg. 5an grootheid en voorlpoed opieklomuvn. Te voordee i er was het lot der Veréénigde Gewesten, dewijl Engeland, die dezelven altoos met het wangunstig oog e?ns on* verzocnlijken Mededingers aanfehouwt, door de wanorde der Regeringloosheid een luister verloor, welken het in langen tijd niet kon herkrijgen. De roem der vrije Landen was weezenlijk. Dezelve fteunde op de Rijkdommen hunner bloe ende Vastigheden in andere Wereldeelen, en den uitgebreiclttèri Handel^ welke toen eenig Vo;k op oen' Aardbodem dreef. Dezelve was te beflendigtr, naardemaal 'ér geen onrust uit fp-oot, en de weldaauige rol van Middelaars en Be* fchermers aller bewondering verwekte; het geknars van den Nijd werd verdoofd door de loftpraaken der hoogagting. Om dien roem te voltooijen, werd, ten zelfden tijde, het vuur van inlardfche tweefpalt uitgedoofd. Heeft ooit Jii Gerneenebest, onder eenige andere Regeeringsvorm, met meer glans gefchitterd ? Wat ook Menfchen, nief in ftaat om de veruienllen der volijverige Gemeenebestgezinden op den rechten prijs te fchatren, wier ziel weinig zamenflemming heeft met die edele harten,mogen zeggen, om hunne eer te bezwalken : zij zullen nimmer uit de gedagten der Braaven Wisfchen, dat dit Gerneenebest nooit roemrijker tijdperk aanfehouwde, dan, dit, waar in de Vlooten en Krijgsbenden van den Staat de Zgeëa van Zeefehuiuiers zuiverden, de Vor- ften  der NEDERLANDEN. 55? ften van Afrka vernederden, de veréénigde gevoeligheid van Frankrijk en Engeland verijdelden, de Vredes-wetten gaven aan twee Gekroonde Hoofden, en de rust in verfcheide kleine Staaten van Duitschland herftelden. Europa geraakte bijkans geheel in Vrede. Frankrijk en Spanje maakten een einde aan eenen langduurigen, en met zeer wisfelenden kans gevoerden, oorlog j door het Vredes-verdrag, den zevenden van Slachtmaand des jaars MDCLIX, op het Phaifanten Eiland, in fden Stroom Bidasfoa, op de Grenzen der beide Koningrijken, gedooten , tusfchen den Cardinaal Mazarin en den Spaanfchen Staatsdienaar Louis de Haro , bekend onder den naam van den Pyreneefchen Frede. Frankrijk kon het voorwerp, tot welks verkrijging, de Staatzugt de wapenen hadt aangefchooten, niet verwerven, noch de Nederlanden vermeesteren, Schoone kans hadt het, om dit doel te befchieten,naa de roemrijke overwinning, bij de Abtdye in de Duinen bevogten, gevolgd door de bemagtiging van Duinkerken, welke onfleltenis in de Ferêénigde Gewesten baarde; en die noggrooter zou geweest hebben, was deeze Stad, volgens voorheen gemaakte affpraak, niet aan de Engelfchen in handen geheld. De Franfchen namen voor zichzelven verfcheide andere Plaatzen van aanbelang in FlaanHeren in. Spanje kon niet meer wederftand bieden aan de ftoute en moedige onderneemingen der Franfchen, tegen welken het niets hadt, dan vermeesterde Grenzen, een verwarden haat der Geldmiddelen, FI. Deel. 2. St. § ei StaatsRegee- RING. Vrede tnsfchen Frankrijk en Spanje.  458 GESCHIEDENIS Staats- RliGEERING» en een kragtloos Staatsbeftuur. Maar men lier zich eene gelegenheid ontglippen, welker voordeelen de Franfche Staatzugt, zints dien rijd , niet weder in handen heeft kunnen krijgen. Deezé werd opgeofferd aandeEgtveibinlenisfe vanLoDEWijK den XIV. met de Spaanfche Infante Maria Theresia. De hand deezer Prinfesfe verwervende, was hij verpb'gt, zich met een gedeelte zijner gemaakte Vermeesteringen te vergenoegen: fcn zij vérbondt zich, om , boven haar Huwelijksgift, op vijfhonderdduizend Kroonen begroot, nimmer iet, uit welken hoofde het ook zijn mogt, van haare Vaderlijke of Moederlijke Goederen te zullen vorderen. Ook zou zij voor zichzelvên, ën voor haare Naakomelingen, Jtfftand moeten doen, van alle regt tot de opvolging in de Koningrijken, Staaten en Heerlijkheden van haaren Vader, welke afftand nogthans geen plaats zou hebben , zo zij Weduwe bleef zonder Kinderen. (*) Ydele pligtpleging tegen de eifchen der Staatzugt, die oorzaak Waren van bijkans alle de groote beweegingen, welke vervolgens in Europa ontltonden, en waar in ons Gerneenebest deelde. Portugal verdeedigde nog eenige jaaren zijn On.ifhanglijkheid tegen Spanje. Maar deeze Oorlog was, ten opzigte van Europa, bijkans aantemerken, als een ftorm in een gedeelte van den dampkring, op welks (*) De Choisy Mem. de Louis XIV. Tom. V. p. 77. Aitzema, IV. D. bl. 329. 37 o> 389- Be Witt, Brieyen, III. D. bl. 430. Refol, Htll, 1658. bl. 314.  der NEDERLANDEN. 559 welks algemeene beweeging dezelve geen noemensWaardigen indruk maakt. De hertelling van Carel den II. op den Engelfchen Tbroon, gevolgd van den Vrede tusfchen Engeland en Spanje, bragt niet weinig toe tot de algemeene rust. Het zal der moeite waardig weezen, bier van, in 't voorbijgaan, te fpreeken, dewijl de gevolgen deezer herltellinge eenen zeer Merken invloed hadden op de zaaken van ons Gerneenebest.— Het Koninglijk Gellacht hadt, hoe vernederd, nooit gewanhoopt, den Throon weder te beklimmen. De hoop groeide aan, toen de harslénfchim van het Engelfche Gerneenebest veïdween voor de volftrekte Oppermagt des ProteBors. Het verfchilde weinig of die Overweldiger hadt, begogeld door den tovergians der Koninglijke Waardigheid, de Kroon, hem opgedraagen, aanvaard (*). Niets was gefchikter om de oogen dier verblinde Geestdrijveren te openen ;en 't werd het heerfchend gevoelen, dat men, der Vorstlijke Regeeringe zo nabij gekomen zijnde , dezelve best overdroeg aan den wettigen Erfgenaam. Carel de II. zwierf, met deeze hoope alleen o'nderfteund, om, en zogt alle Mogenheden ten zijnen voordeele te beweegen; doch vondt nergens meer hulpe, dan die men niet ontzegt aan den ongelukkigllen. In Braband en Vlaanderen zou hij geen verblijfplaats aangetroffen hebben, was de Oorlog tusfchen Engeland en Spanje niet uitgebrooken ge- (*) Thurloe's Papers- VI. p. 37. 267, 328. S a Staats- ReGEE" RING. Carel de II. zwerft om, mee de hoope van zich, ten eenigen tijde, herfteld te zien.  s6o GESCHIEDENIS StaatsRegee. ring. Carel de II, in 's Haage ontmoet door Dow. ning. geweest. Om de ontwerpen zijner Aanhangeren op 't fterkst te bevorderen, onthieldt hij zich veelte Keulen en te Brifiol. Verfcheide keeren trok hij na ■Breda en Holland, om met zijne Zuster, de Prinfes van Oranje, te beraadflagen; doch altoos zo onbekend, als eenigzins mogelijk was(*> Nogthans werd hij meermalen ontdekt, en kwam daar door in groot gevaar. Eene zonderlinge en niet zeer bekende ontmoeting van dien aart, in '^^voorgevallen , ftrekte hier van ten voorbedde. Carel de II, zich te Brusfel bevindende, hadt begeerte om zijne Zuster, de Prinfes van Oranje te zien, en befloot, zulks te doen, doch zich in de noodzaaklijkheid bevindende , om die reis op de hehnlijkfte wijze afteleggen, ontdekte hij zijn oogmerk volftrekt aan geen Mensen. Hij beval Fleming, een Knegt des Graaven van Wigton, die in zijn dienst was, en aan wiens trouwe hij, noch toen, noch naderhand, iets in 't minfte twijfelde, in ftilte een paar goede Paarden te bezorgen, en, den volgenden avond, dezelven gereed te houden op zekere bettende plaats en tijd; en dat Fleming alleen bij de Paarden zou blijven tot 's Konings komst. De Koning ging na bed, kleedde zich vervolgens weder aan, en ging heimlijk uit een agter deur, alleen een Brief latende leggen, voor eenigen zijner Bedienden, op welken hij vertrouwde, met berigt, dat hij vertrokken was voor eenige weinige da- (*) Thurloe's Papen, VII. p. 233. 238, 361. 41». 419. 428- 429«  der NEDERLANDEN. 56* dagen, en beval dat zij zijne afweezigheid zo ge. heim als mogelijk zouden houden, met voortewenden, dat hij zieklijk was ; en kwam, dit verrigt hebbende, ter beftemde plaatze, waar hijFleming, volgens affpraak,met de Paarden vondt. Toen ontdekte hij Fleming zijn oogmerk, om zijne Zuster in den Haage te gaan zien, eu, zonder de gevaaren, aan welke hij zich bloot helde, in agt te nee. men, vertrok hij dus met deezen alleen, en nam de reis langs de minst gebruiklijkfte bijwegen; het derwijze Tchikkende, dat hij 's morgens ten zes uuren in den Haag kwam. Hij fteeg af in een afgelegen hoek, waar hij wel wist, dat niemand hem zou kennen in deeze vermomming. Terftond vaardigde hij Fleming af, om zijne Zuster te berigten, waar hij zich bevondt, en het aan haar over te laaten, om de wijze, waarop hij haar zou zien, zon. der bekend te worden, te beraamen. Fleming, zijn last, in minder dan een uur, volvoerd hebbende, was niet bij den Koning wedergekeerd, (dien hij vondt ter plaatze, waar hij hem gelaaten hadt, en hij fteeds alleen geweest was,) of een onbekend Perfoon kwam in , en vroeg den Waard, of 'er geen twee Franfchen, dien morgen , aan zijne Herberg waren afgefreegen? Deeze antwoordde, dat 'er twee Perfoonen gekomen waien, doch dat hij niet wist, uit welk Land. De Vreemdeling verzogthem, hun te zeggen, dat hij hun wilde fpreeken; hij deea ce boodfehap, de Koning , S 5 Ronds Staat». Regee. iung.  56a GESCHIEDENIS Staats- RliGEEKUMra ftondt ten uiterflen verfleld; doch wilde desniettegenftaande den Perfoon zien. Fleming kantte 'er zich tegen aan; maar de Koning bleef bij zijn ftuk, en de Perfoon wierd binnen gelaaten; bij vertoonde een oud eerwaardig Man, met een langen grijzen baard, gekleed in een gemeenen grauwen rok: den Koning aanziende, en toefpreekende,verklaarde hij, dat hij de Perfoon was, dien hij verlangde te fpreeken, en wel geheel alleen, over zaaken van het ui- terfle aanbelang. > De Koning denkende, dat het misfchieu eene boodfchap van zijne Zuster was, en nieuwsgierig om den uitflag van dit vreemd voorval te verneemen, verzogt Fleming te vertrekken , 't geen deeze weigerde, tot de Koning hem ter zijde nam , en verklaarde, dat hij geen gevaar zou loopen van zulk een oud Man , tegen welken hij wel op mogt, en belastte hem heen te gaan. Zij bevonden zich niet alleen, of de Vreemdeling floot de deur, (dit deedt den Koning denken, dat'er iets euvels mogt gebeuren ,) doch de Vreemdeling viel op zijne knien neder, deedt zijn zeer kunstig gemaakt masker af,en ontdekte, dat hij Mr. Downing was. De Koning ftondt niet weinig verfteld over deeze ontdekking; doch Downing liet hem geen tijd tot bedenken, hem onrr.iddclijk verklaarende, hij hoopte , dat, zijne Majelleit hem alles zou vergeeven, wat hij gedaan hadt, geduurende den tijd des Opftands tegen 'sKonings belang; hem verzekerende, dal* fchoon hij thans in dienst was van den Rijks -everwel-  der. NEDERLANDEN. 563 iveldiger (*),hij zijne Majefteit een zo goed hart toedroeg , als één zijner Onderdaanen , willende, als de gelegenheid zich aanboodt, alles ten zijnen dienRe waagen, en hoopte zijne Majefteit van zijne opregtheid te overtuigen. Maar, eer hij de oorzaak van zijne komst vermeldde, moest hij'er op Haan, dat hij hem heilig beloofde, het voorgevallene niet te zullen melden aan Fleming , of aan iemand anders , tot het Gode behaagde , de Kroon aan zijn Majefteit wedertegeeven, wanneer hij de geheimhouding niet langer begeerde , fchoon hij de belofte van zijne Majefteit moest hebben, dat hij hem zelfs dan niet (*) Downing wa3 de Zoon eeas Leeraars onder de Independente», die zommige Leden van het Parlement vergezelde, na Schotland gezonden, om zich tegen den Koning te veréënigen , en toonde een werkzaam en geweldig vijand van den Koning te zijn. Zie Lord Clarendon's Gefchiedenis. Thans bekleedde hij de waardigheid van Cbomwells Afgezant bij de Staaten, en is die des Konings bij hen geweest, naa deszelfs herftelling; d'Estrades fpreekt zeer ongunstig van hem, Tom. U. p. 364. Burnet noemt hem een Vleijer en Schelm, T. I. p. aio. Temple drukt zich in eenen Brief van den 2 Jan. 1668, in deezer voege uit: „ Ik doe regt aan den Heer de Witt, eu ver„ klaar zijne Majelleit, dat hij een bekwaam en getrouw „ Staatsdienaar was, vetvuld met de opregtfle oogmerken, „ eu dus zeer verfchillend van 't Character, wegens hem „ aan 't Hof opgegeven door Downing, die hem wilde „ doen doorgaan voor een Man, aan hem gelijk. Wij „ zullen hein vervolgens nader leeren kennen. S 4 Staats. Regeering.  GESCHIEDENIS StaatsRegeer.iKG. niet zon vraagen, of van hem de ontdekking verwagten,hoe, of wanneer, hij tot kundfchap kwam, dat de Koning zich hier bevondt. De Koning, dat ftaatlijk beloofd, en de geëischte voorwaarde aangegaan hebbende, voer Downing voort, zeggende, dat zijn Meefter, de Rijks-overweldiger,nu in Vrede met de Hollanders zijnde, en de Staaten zo genegen, om hem alles , wat hij begeerde, intewiliigen, in de uiterfte geheimhouding, om dit te beter te doen gelukken, een Verdrag hadt aangegaan, in 't welk zij, behalven andere dingen van weinig aanbelang, toeftemden, dat, hincinde, enditwas de hoofd bedoeling der onderhandeling, zij zich zouden verbinden, om den Perfoon zijner Majefteit te vatten, en overteleveren aan den Rijks - overweldiger, indien deeze, ter eeniger tijde, bij toeval, het waagde op hun Grondgebied te komen, als zij des verzogt wierden door iemand uit zijn naam. Dat dit Verdrag, , getekend door de Staaten, en na Londen gezonden, gister morgen was terug gekomen, en gister avond geheel geflooten tusfchen hem en een heimlijk Commité der Staaten. Hij toonde, dat zijns Meesters verftandhouding zo goed was, dat het hier zijn zijner Majesteit hem zou getoond worden ; en indien hij het verzuimde hem te doen vatten, zou zijn Meester het zeer kwalijk neemen ; 't geen hem ongetwijfeld het hoofd zou kosten , en zijne Majefteit berooven van een getrouwen Onderdaan. En, begeerende de elendige gevolgen te voorkomen, die plaats zouden grijpen, als het ondekt wierd, dat hij daar  der. NEDERLANDEN. #5 tegenwoordig was, hadt hij beilooten hem te verwittigen van 't gevaar, waar in hij zich bevondt, en, uit vreeze van ontdekking , zich zeiven vermomd: vast beilooten hebbende, niemand het geheim toe te vertrouwen. ___ Hier op Relde hij voor, dat zijne Majefteit terftond zijne Paarden moest doen zadelen, en met allen mogelijken fpoed van 't Grondgebied van den Staat vlieden; dat hij zelve na huis zou kecren, en, onder voorwendzel van ziekte, langer dan naar gewoonte, te bedde blijven; dat hij, oordeelende, dat zijne Majefteit verre genoeg was, om niet agterhaald te worden, na de Staaten zou gaan, en hun verwittigen, verftaan te hebben, dat zijne Majefteit in den Haage was , en verzoeken, dat hij mogt gegreepen worden , volgens de voorwaarden van het laatfte Verdrag; hij wist, zij zouden daar aan voldoen en na de aangeduide plaats zenden ; maar, bevindende, dat zijne Majefteit verre genoeg verreisd was, om geen gevaar te loopen, zou hij voorüaan , des geea meer gerugts te maaken, ten einde dit het Verdrag niet mogt ontdekken, en beletten , dat zijne Majefteit hun vervolgens in handen viel. De Koning volgde terftond den gegeeven raad, en Downing, na huis keerende, deedt alles, volgens de genomene affpraak, en,'tgeen hijvoorfpeld hadt, gebeurde (*). De (*) Dit geval opgegeeven door Mr. Lockhart in72e Antiquariati Repofitory, 1770. hoe vreemd ook, flrookt S 5 zeer Staats- REGIERING.  566 GESCHIEDENIS StaatsReces- : ring. Carel de II. in Engeland geroepen, om als Koning te rege eren. De dood van Cromwell vermeerderde, in Engeland- het getal der geenen,die zich voor Carel den IL durfden verklaaren. 't Is bekend, hoe Richard, Zoon des Rijks-overweldigers, noch de bekwaamheden, noch den moed zijns Vaders bezittende, genoodzaakt was het Proteftorfchap neder te leggen; en met welk een fpoed de Veldheer Monk , in de "ftreeken der Staatkunde niet onbedreeven, het Koninglijk Gezag wist teherftellen,en,door eenLegermagt geholpen, Carel den II op den Throon zijner Voorvaderen te roepen. Op de eerfte tijding deezer gelukkige omwentelinge, vertrok hij van Brusfel na Breda. Was hij 'er eenige uuren langer gebleeven, dan zouden, zo eenigen willen, de Spaanfchen hem pehouden hebben, om zich Duinkerken en Jamaica ic doen wedergeeven. Deeze Vorst zag zich toen gezeer wel met Dowmhgs Charafter ,• en de gunst, waar in hij, vervolgens, bij den Koning ftondt, ftrek: ten blijke van voorgaande dienden, Carel de II. verklaarde, naa zijne herlteiling, die Gefchiedenis meermaalen, altoos betuigende , dat het hem eene verborgenheid bleef, hoe Downing kennis van zijne komst gekreegen hadt; alle omftandigheden Hepen zamen om Fleming niet te verdenken Wanneer eenige Schotfehe Grooten, een jaar nas 's Konings herftelling, wilden, dat hij Downing van't Hof zou verbannen , en zijne gunstbewijzen intrekken, gaf deeze te veiftW, het niet te kunnen doen, uit hoofde van 't gemelde voorval, 't welk hij toen aan die Heeren mededeelde.  der NEDERLANDEN. geluk gewenscht en gevleid door alle de Mogenheden, die hem, ten tijde zijns ongeluks, verfmaad hadden (*). 't Geluk volvoerde, zegt Voltairë, 't geen de Franfche en Spaanfche Staatsdienaars met roem zouden hebben kunnen onderneemen. Doch men mag wel zeer twijfelen, of hunne tusfchenkomst niet veeleer zou geftrekt hebben om de zaak te verbrodden; en of de Engelfchen, nu ingenomen met het denkbeeld, dat de Vorst zijne herftelling pan hun alleen verfchuldigd was, niet zouden geweigerd hebben , hem als Koning te groeten, wanneer twee Volken, even zeer bij hen gehaat, dit fluk hadden aangedrongen. Misfchien zouden de Engelfchen liever den Koning van de Veréénigde Gewesten ontvangen hebben , indien derzelver Staatsgefteltenisfe toegelaaten hadt, deel te neemen in fchitterende onderneemingen van eenen twijfelagtigen uitflag. Men was hier van de Rijks-omwenteling niet verzekerd, dan voor de tijding dat de Koning te Londen in 't openbaar was uitgeroepen. De Algemeene Staaten en de Staaten van Plolland zonden Gemagtigen, om hem te Breda te begroeten, en de laatlten verzogten, dat hij den Haag met zijne tegenwoordigheid wilde vereeren. In Breda werd hij zo deftig onthaald, dat niemand zou kunnen gelooven,dat, nog korten tijd geleden, het komen in die Stad hem verboodenwas. Hadt die Vorst reden, om misnoegd te weezen over de (*) Basnage, p. 603. Staats» Regeering. : Eere Carel den IhinHolland beweezen.  G ESCHIEDENIS Staats- Regee- hjnü. de Regeering in Holland, hij vondt hier de betuigingen van genegenheid en vreugde zo fterk en algemeen, dat hij niets meer kon verlangen van zijne toegenegendlte Onderdaanen. De betrekking diet Stad tot het Huis van Oranje, en de tegenwoordigheid der Prinfesfe, daar gekomen, om haaren Broeder te ontvangen, bragten niet weinig toe aan de gulheid der ontmoetinge (f). De Regenten, die voor het Rijksbeftuur van Cromwell meer vreeze , dan vertrouwen op 't zelve, gehad hadden , deelden met opregten harte in de algemeene vreugde. Zij zogten den invloed, welken deeze gebeurtenis kon hebben, op het aangenomen ftelzel tegen de Verheffing des Prinfen van Oranje, voor zichzelven te vermommen; geen kosten , geen eerbetooningen, werden gefpaard, om de goede gunst te herwinnen van een Vorst, dien zij, door den zamenloop van dringende omftandigheden zo veel verdriets hadden aangedaan. Veelen zelfs verbeeldden zich,* in de vervoering hunner vreugde, dat 's Konings herftelling ten voordeele van den Koophandel zou ftrekken. Men vondt, nogthans, volijverige Gemeenebesrgezinden , die zich door deezen algemeenen ftroom niet lieten mede fleepen. Bij de beraadüaaging, in de Vergadering der Staaten van Holland, over de Gelden, noodig tot het onthaalen zijner Majefteit, deedt Nicolaas Stel- ling- (*) Basnage, p. 6o5. Clauekdon Hifi. de la RebelU Liv. XVI.  ber NEDERLANDEN. 569 iiNGWERF, Afgevaardigde van Medenblik, éénder Heeren, door Willem den II. op Loeveftein gezet, en die zich altoos hadt doen kennen door zijne Route aanmerkingen tegen alles, wat naVostlijk bewind fmaakte, het zonderling voorftel: „ dat het „ beter ware ;het Geld van den Staat te belteeden, om Kanon, Kruid en Kogels te koopen, dan tot „ het houden van Feesten." Hij fcheen een voorgevoel te hebben, dat de Koning van Engeland eerlang het Gerneenebest zou beoorlogen (*). , In den Haage feestlijk ingehaald, toonde hij zich aangedaan wegens de beleefdheden , hem beweezen. Ter Algemeene Staatsvergadering, en in die van Hol. land, ftaatlijk ontvangen , ftortte hij zijne dankbetuigingen uit, met belofte van Vriendfchap en Vrede. In beiden de belangen derPrinfesfevan Oranje. zijne Zuster, en den Prins van Oranje, zijn Neef, op 't kragtigst aanbeveelende. Bij die gelegenheid liet de Raadpenfionaris de Witt zich deeze merkwaardige woorden ontglippen: „ De bedenking al- leen, dat zij de eere hebben van zo na uweMaje„ Reit te beftaan, zou genoeg weezen , om ons die „ genegenheid inteboezemen ; dan wij kunnen 'er „ nog bijvoegen , dat wij ons daar toe gedreeven „ voelen in verfcheide an re opzigten : en zelfs dat „ het, ten aanziene der Koninglijke Prinfesfe, niets an- (.*) Basnage, p, 6o8< De Witt, Brieven, III. D" bl. 873. STAATSi Regee. ring.  5?ö GESCHIEDENIS StaatsRegee- kijng. „ anders zijn zal \ dan eene rechtmaatige erkentenis van de liefde en toegenegenheid , welken zij ons „ altoos betoond heeft, ten bijzonderen welweezen „ van ons Gewest; en, met betrekkingtotden Prins „ van Oranje , een uitwerkzel van de verdiensten „ zijner Voorvaderen, bij ons in leevendige gedag,, tenisfe." Voorts behelsde deeze aanfpraak , zo wel als de affcheidsgroete bij 't vertrek van den Vorst, hoe zeer ten dien tijde ook toegejuicht, verfcheide gezegden , welken men uit dien mond niet zou verwagt hebben: beiden zijn ze vol vleitaal en grootfpraak: ,, De Staateu hadden de eer van zulk s, een bezoek niet verdiend , en geenzins kunnen „ hoopen, dat zijne Majefteit zich zo verre zou ver„ nederen.——• Hij hadt op 's Volks gelaad kunnen „ leezen, welk eene vreugd het hart vervulde , op „ het zien van een Vorst, van God bemind; van „ een Vorst, in alles wonderbaar; van een Vorst, „ die, waarfchijnlijk , een gedeelte van hunne rust „ en hun geluk uitmaakte. Uwe Majefteit zal alle de ftraaten vervuld, alle de wegen bedekt, en alle de duinen met Volk belaaden zien, u vol„ gende tot de plaats uwer infehepingè. — Wij „ deelen in de vreugde onzer Onderdaanen ; doch, dewijl wij beter dan zij kennen de onfchatbaaie „ waarde van den fchat,'welken wij bezitten , zijn „ wij te gevoeliger aangedaan over deeze harde fchei„ ding. Zij zou voor ons ondraaglijk weezen , als „ wij niet overwoogen, dat het voor degewenschte j, zaak  der NEDERLANDEN. 571 ,, zaak der wereld is , en het grootfte voordeel, 't „ welk wij uwe Majefteit kunnen toewenfehen (*)." De Staaten van Holland deeden hem uitgeleide na Scheveningen, waar Montaligue met de Vloot lag. In twee dagen landde hij bij een Volk , welks vreugde toen zo groot was, alsdeszelfs opfland Woedende geweest was. De eerbetooningen en het onthaal des Konings te Breda hadt den Algemeenen Staaten driehonderdduizend Guldens , zijn verblijf in den Haag den Staaten van Holland tweemaal die fomme gekost; en de Hertog van York kreeg nog een gefchenk van zestigduizend Guldens in geldCarel de II. gaf hun voor dit alles niet dan ftreelende beloften, in welken hij nooit karig was. De herftelling van Cauel den II. deedt de hoop vjln 't Huis van Oranje en den ijver van deszelfs Voorftanderen herleeven. Nauwlijks hadt hij den Throon beklommen 0 Of zijne Zuster beval haaren Zoon aan de Algemeene Staaten en aan de Staaten van Holland, hun verzoekende, dat hij tot de Waardigheid zijner Voorvaderen mogt verheven worden. Dit verzoek, als mede de verandering, in Engeland voorgevallen , gepaard met de hoop, die de jonge Prins, met het toeneemen zijner jaaren, gaf, wro^t fterk op de Staaten van Zeeland, altoos het Huls van Oranje zeer geneegen. Zij befloten, den Prins de Waardigheden van Capitein-Generaal en Stadhouder optedraagen , zo ras hij zijn achttiende jaar zou CO Basnage, p, 6"o8. Sta Ït 5' Regeering. Carel de II. vertrekt na Engeland. TseASe van Uit' fluiting vernietigd.  in GESCHIEDENIS StaatsRegee- ÏUMG. zou bereikt hebben. Om aan dit werk meer klems bytezetten, vervoegden zich de Staaten van dat Gewest ter Vergaderinge van Holland , aandringende , om dat voetfpoor te volgen (*). Dit alles was niet vrugtloos. De Staaten van Holland hadden, zolang Cromwell in Engeland heerschte, geweigerd, deel te neemen in alles, wat de Voogdijfchap en de Opvoeding van den jongen Prins betrof. Verandering der omllandigheden veroorzaakte eene zeer groote verandering in gedrag en handelwijze. Zij befloten, zorg voor 's Prinfen opvoeding te draagen ; opdat hij bekwaam mogt worden tot de Hooge Ampten, bij zijne Voorzaaten bekleed. De Koninglijke Prinfes, hun de Perfoonen aanduidende, die zij gefchikt oordeelde, om den Prins te onderwijzen , verklaarde, met genoegen te zullen zien, dat men 'er den Raadpenlionaris de Witt bijvoegde, als, volgens haare betuiging , een Man van kundigheid , en gewoon , openhartig en onbewimpeld , goede lesfen te geeven. Zij kreeg de blijde tijding, dat de Acte van Uit/luiting, door Cromwell gevorderd, voor vernietigd verklaard, en dus die hinderpaal uit den weg geruimd was (f). Gaarne zou de Koninglijke Prinfes haaren Zoon meer bezorgd hebben : zij haakte vuurig , hem te hoo- (*) Refol. Holl. irjfTo. bl, 47. Notul. Zeel. 1660. bl. 135- (t) Refol. Holl. 1660. bl. 27. 28. 30- Refol. van Confid. bl. 505. Aitzema, IV. D. bl. 634. 649.655.  der NEDERLANDEN. 573 hooren benoemen tot de Waardigheden zijnerVoorvaderen: dit was het Itaatkundig oogmerk van haare reis na Amfterdam, fchoon;zij, des ontraaden, zonder eenigen openlijken voorflag tot bevordering van den jongen Prins gedaan te hebbeu , na den Haag te rug keerde (*). Vervolgens fiak zij na Engeland over, 1 om haaren Broeder, dien zij als Balling hadt zien zwerven , op den Throon te aanfchouwen. Eene ziekte van weinig dagen rukte haar, den derden van Louwmaand des jaars MDCLXI, te Londen , uit dit leeven. In haaren Uiterften Wil verzogt zij-den Koning en der Koninginne, de zorg voor haaren Zoon op zich te willen neemen : den Koning in 't bijzonder biddende, haaren Zoon en diens belangen door zijne Koninglijke magt en invloed te zullen befchermen. Caeel de II. nam dit aan. Hij verdroeg zich met de Grootmoeder van den jongen Vorst, en den Keurvorst van Brandenburg , indiervoege , dat zij allen drie zijne Befchermers zouden weezen; zonogthans, dat de beftelling der zaaken aan de Prinfes Weduwe ftondt, onder goedkeuring zijner Majefteit en des Keurvorsts Qj. De Staaten van Holland vonden geen finaak in die fchikking : zij weigerden deel te neemen in de opvoeding van den Prins , dewijl het gezag, hun door de Voogden afgeftaan, te bepaald was. De Staaten van Zeeland, meest belang heb- O Wagenaar, Amft. i. [St. bl. 249-ó^i. (t) Aitzema, IV. D. bl. 619.7\9. De Witt, Brieven, IV. D. bl. 73.151. Vl.DetU^St. £ Staats. Regeering. De ijver voor het Huis van franje /erkoeic. ióól.  staats- Regee» ring. l66l. 574 GESCHIEDENIS hebbende in dit fluk, uit hoofde van de groote Voorregten des Prinfen van Oranje in hun Gewest, zagen dit beflel met geen onverfchillig oog aan. Zij, zo wel a!s die van Holland, vonden zich gebelgd over den invloed, weike deeze befchikking aan vreemde Vorsten gaf op de zaaken des Lands. Het denkbeeld, dat de verheffing des Prinfen van Oranje het uitwerkzel zou fchijnen, niet van eene vrijwillige gunst, maar van 't gezag eener vreemde Mogenheid, ftootte geweldig. Die beide Gewesten , wier inzigten en gevoelens, voorheen, te zeer tegen elkander ftreeden, kwamen, vervolgens, overéén, dat men den Prins van Oranje niet tot Stadhouder van Holland en Zeeland zou aanftellen of voorfchikken , dan met gemeen goedvinden der Staaten van beide de Gewesten. Desgelijks beloofden de Staaten van Holland, met die van Zeeland in alle broederlijk vertrouwen te zullen handelen , wanneer zij , naa deezen, mogten goedvinden, de Oppervoogdijfchap over den Prins ts aanvaarden (*). De Koning van Engeland, die , ondanks zijne gedaane betuigingen van\riendfchap', met Holland nooit recht verzoend was , gaf, van tijd tot tijd, meer blijken van misnoegen, bovenal tegen de Witt, alles in 't werk Hellende, om hem aftefchilderen als een geflagen Vijand van het Huls van Oranje , en den O De Witt, Brieven, t. D. bl. 448. en IV. bl. 16a. d'Estrades, I. D. p. 144-157- -8c>' Aitzema, IV. D, bl.-QÖ5 enz.  der. NEDERLANDEN. $7$ den eenigen Bewerker der Afte van Uitfluiting (*). Verfcheide poogingen werden 'er aangewend , om deeze Acle uit Engeland te rug te krijgen; doch ie vergeefsch: zo was ook het verzoek van de Witt, om eene verklaaring van 's Konings hand, dat hem was gebleeken, dat deeze AEle niet eerst van hier aangeboden , maar door Cromwell uit eigen beweeging gevorderd was (f ). Men vindt aangetekend, dat hij weigerde dezelve overteleveren , met betuiging, dat hij ze wilde bewaaren tot een gedenkteken van der Staaten eerloosheid (§). De Witt, onderrigt, hoe inen in Engeland van hem fprak , fchreef aan de Heeren van Beverweerd en van Hoorn , zijne Vrienden, toen Afgezanten aan 't Engelfche Hof: „ Dat ik aldaar den naam draag, altijd het belang „ van den Heere Prinfe van Oranje tegen geweest te „ zijn , komt mij niet vreemd voor, aangezien ik ,, hetzelve altijd gefield heb naa het belang van den „ Staat («*)." Alle deeze bijzondere gefchillen, gereezen overde I Opvoeding en Voogdijfchap over den jongen Vorst, 1 en diens bevordering, bragten niet weinig toe , om \ het I k CO d'Estrades, l. p. 138.139. Zie wat wij hierop hebben aangemerkt boven in dit Deel. (+) De Witt, Brieven, IV. D. bl. 27. 30. 32. 3(1.37; 39» 4°-73- ioi. h2. (§) Püffendorff, Leeven van Frederik IVillem, XL Boek. £**) De Witt, Brieven, IV. D. bl. 107. 108, li Staats-> Pf.gee" ring. •rie der -egteren in Cael den overgg. verd.  $76* GESCHIEDENIS Staats- rec2ering, het fluiten des Verdrags met Engelands, zints de herftelling van Carel den IL in bewerking, te vettraagen. Doch , dewijl de Staaten deeze verbintenisfe zeer ter harte namen, ten wille van den Koophandel, gaven zij de toeftemming aan een vreemd ftuk , om den Koning te behaagen. 'Er bevonden zich, ten dien dage, drie der Regteren van Carel den I, met naame Miles Corbet, John Okei en John Barkstead, in Holland. De Refldent Downing, wiens ontmoeting met den zwervenden Carel den II, wij vermeld hebben , oordeelde , hier eene gunstige gelegenheid aantetreffen , om het vertrouwen zijns nieuwen Meesters te winnen. Eén deezer Regteren was zijn Weldoender, en een ander de Bevorderaar van zijn geluk. De ondankbaare Downing verzogt bij de Staaten verlof, om de zodanigen te mogen vatten, die Carel de II. van de Vergiffenis hadt uitgefloten. De Staaten waren verdeeld over dit verzoek: de meesten Hemden het toe, hoopende , dat de fchuldigen tijds genoeg zouden hebben, om zich door eene fchielijke vlugt te redden. Maar Downing hadt zorg gedraagen, zijne maatregels zo wis te neemen , dat de drie fchuldigen te Delft gevat, en in hegtenis gebragt wierden. Men ftondt verbaasd over dit ftuk. De Gevangenen leverden een Smeekfchrift in, om ontflag te bekomen, zich beroepende op de Onafhanglijkheid en Vrijheid van het Land, waar zij doorreisden, welks Wetten zij nooit overtreeden hadden. De Vrouw van eenen dier ongelukkigen leverde een ander Verzoekfchrift in,  der NEDERLANDEN. #y in, opgefteld in de taal der Engelfche Geestdrijveren van dien tijd. Zij noemde Downing een Hond, verbasterd van het bloed zijner Weldoenderen. - „ Holland was altooseeneveilige Wijkplaatsgeweast „voorde Bannelingen des Heeren Een „ Vrede , verzegeld door zulk bloed , zou ^ooge„ zegend weezen." — Zij beflootj met zich te vergelijken bij Abigacl, dieÜAviD van bloedftorten te rugge hieldt. Men gelooft, dat de Staaten gaarne deeze drie Heeren zouden hebben laaten ontglippen, of in vrijheid ftellen ; maar Downing het ze zeer zorgvuldig bewaaken, en de Koning van Engeland eischte met zo veel aandrangs de Slachtoffers , die hij aan de Schim zijns Vaders wilde toebrengen , dat ze na Engeland gezonden, en aldaar als Konlngs- moorders geftraft werden. Het Hof van Zo»*» was zo wel te vrede op de Staaten, dat de Kanfelier een Brief fchreef, om den Raadpenfionaris de Witt te bedanken; doch de Vrienden deezes Staatsdienaars waren dermaate verwonderd over het deel, 't geen hij in deezen handel genomen hadt, datzijden lof des Konings van Engeland voor een trek hielden , om zijne agting te bekladden (»). Nogthans werkte deeze toegeevenheid van de zijde der Staaten weinig uit, om het Verdrag te bevorderen: zij gaven, derhalven , des draalens moe- \ (de, C*) Ster, Refol. Hall. x66ï. II. D. bl. 320. Ref,lt Holl. 1662, bi. 64. 65.82. De Wirr, Ërieven, IV. D.* bl, 335.227. Basnage, p. 635. T3 Staats* Regeering. I Verbond, net Engeland • [eflocen.  578 GESCHIEDENIS Staats- regeering. De Staa. ten zoeken zich jne: Frankrijk te verbinden. de, hunnen Gevolmagtigden last, om te rug tekee, ren, als eene laaide pooging mislukte. D;t befluit hadt een gelukkig gevolg. Op den veertienden van Herfstmaand des jaars MDCLXII, floot men een Verbond met Engeland. De beide Mogenheden verbonden zich , aan elkanders Wederfpannelingen geen bijftand of fchuilplaats te zuilen verleenen. De Staaten beloofden den Koning , allen, die zich aan den verfoeilijken moord van Carel den I. fchuldig gemaakt hadden, en zich in hun Gebied onthielden, zo ras zij 'er kennis van kreegen , te zullen doen vatten, en na Engeland te zenden : als ook den Engelfchen het Eiland Pouleron overteleveren (f). Met wederzin van de Engelfche zijde werd dit Verbond gefloten: en hier beloofde men'er zich weinig goeds van. De Koning was fteeds bedagtop het verheffen van zijn Neef : dan , hoe fterker hij hier op aandrong, hoe minder genegenheids men daar toe betoonde. Twijfelagtig en wankelbaar was deeze Vrede: en wij zullen, in ons volgend Deel , zien, onder welke jammerhartige voorwendzels hij denzelven verbrak. Het misnoegen van Carel den II. tegen de Staaten flak al te zeer door, om, van zijnen kant, eene opregte bevrediging te wagten. Zijne gevoeligheid was des te meer te vreezen, duar de Engelfchen, (*) Secr. Refol Holl. \66i. II. D. bl.370. De Witt, Briêven. IV. D. bl. 298. Aitzema , IV.D. bl. 908.915. Ludlow's Mem. III. p. 93«  m NEDERLANDEN. 570 fchen, in de verbijfterende vreugde over 's Konings herftelling op den Throon , vergeeten hadden, de perken der Koninglijke voorregten te bepaalen, en hem een gezag gelaaten, het welk geen der Vorfien voor hem bezat. De Staaten zogten zich te dekken tegen het naderende onweer, en lloegenhet oog op Frankrijk, Lodewïjk de XIV. was zelve niet gerust ten opzigte van Engeland. Hij hadt zich bediend van het misverftand tusfchen de Prinfesfen Weduwen van Oranje, om het Vorftendom Oranje,onder een zonderling voorwendzel, in 't bezit te neemen. Hij wilde dien jongen Vorst, zijn Bloedverwant, ontheffen van de kosten des onderhouds der Bezettingen, tot dat hij de jaaren, om zelve te regeeren, zou bereikt hebben. (») Maar zou het doen van zulk een dienst hem in denzin gekomen zijn, indien de jonge Willem , door Engeland onderfteund of magtig in de Ferêénigde Gewesten geweest was ? De herftelling van den Huize van Stuart op den Engelfchen Throon deedt het gelaad der dingen veranderen. De Engelfchen , door Cromwell niet dan met wederzin bewoogen, om zich met Frankrijk te verbinden , eischten, met al de woede van ouden volkshaat, den oorlog tegen Lodewïjk den XIV. Mazarin zelve was niet buiten dugten, da< iCaeel de II. zich zou zoeken te wreek en over den hoon , dat hij hem aan een Verbintenis met Crom- C) Samson, Hifi. de Guill, III, T. I, p. 363. enz» Aitzema , IV. 6ao. 633. 851. T4 StaatsRege»- r1mg. "  Staats* Uegee- r1ng. Baiterige woon Gezantfchap dei Staaten it Frank- (*) De Wut, Srieven I1L 174, IV. *. $o GESCHIEDENIS Cromwell hadt opgeofferd. De Staaten en Lodewïjk de XIV. hadden , overzulks, gelijke reden, om tegen Engeland op de hoede te weezen, en eene verbintenis aan te gaan (*). ■ De Staaten vaardigden een buitengewoon Gezantfchap af na Frankrijk: onder de Gezanten bevondt zich Coenraad van Beuningen , reeds beroemd door verfcheide Onderhandelingen in het Noorden, en, vervolgens, nog bekender geworden door zijne Gemeenebestgezindheid en Staatkundige bekwaamheden. Niet ongunflig werden zij in 't eerst aan 't Franfche Hof ontvangen. Doch de Cardinaal Mazarin beklaagde zich nog over 't fluiten van een afzonderlijk"Verdrag te Munfter, en nam daar uit gelegenheid tot het doen van eenen voorflag, zo zonderling als hoonend; vorderende, dat zij, wilden zij een Verbond fluiten met zijne Majefteit van Frankrijk , verzekering gaven, dat het beter dan de voorigen zou onderhouden worden. De Afgezanten verwierpen dit beledigend voorflel met eene edele fierheid , rondelijk verklaarende, „ dat de „ Staaten geene andere verzekering zouden geeven „ dan hun Woord en Zegel, waar op zij verdien„ den geloofd te worden zo goed als eenig Vorst ter „ wereld; en dat het hun onmogelijk zou zijn met „ den Koning te handelen, zo zijne Majelleit Haan „ bleef op andere verzekering, dan hij zelve begeer- « de  dér NEDERLANDEN. 581 „ de te geeven." (*) Korten tijd naa dit onderhoud overleedt de Cardinaal Mazarin, achtien jaaren het Franfche Rijk geregeerd hebbende : hij liet een groote fchat, de vrugt zijner fchraapzugt, maar een llegten naam naa, ten opzigte zijner eerlijkheid, en eene zeer twijfels gtige, ten aanzien zijner Staatkundige bekwaamheden. Schoon de Koning niet meer dan tweeëntwintig jaaren bereikte , betuigde hij, zelve den teugel der Regeennge in handen te willen neemen, en het is van dit tijdllip , dat de luisterrijke Regeering van Lodewïjk den XIV. eenen aanvang neemt. Met de Staatsdïenaaren van dien Vorst zetten de Afgezanten der Staaten hunne onderhandelingen voort. Schielijk zou het Verbond getroffen geweest zijn, hadden geene gewigtige beletzelen zich opgedaan. Frankrijk weigerde het Vatgeld aftefchaffen ; maakte zwaarigheid , om de Staaten bijteflaan in het handhaaven van 't bezit der Plaatzen, in welken zij alken Bezetting hielden , bovenal in dat van Rhijnherk en Ravenfein; en hen te helpen tegen ieder, die hun de Visfcberij zou willen beletten. Eindelijk koozen de Staaten de partij, omdtnSpaanfchen Afgezant, die bun aan was, om het fluiten van een verdeedigend Verbond , groote hoope te geeven. Deeze ftreek van Staatkunde hadt de gewenschte uitwerking. De Koning van Frankrijk , wiens Staatzugtige inzigten reeds op de Spaanfche Ne- . (*) Wacenaar, Vader!. Hifi. XIII. bi. 19, 20. T 5 Staat»RegeeRino. Verbond, tusfchen Frankrijk en den Staat gefloten.  582 GESCHIEDENIS Staats-' Regeeiiikg. De Koning van Frankrijk wil Duin kerke» in «dit Verding begrecpenhebben. Nederlanden vlamden, werd handelbaarder; en het Verdrag, den zevenëtitwintigften van Grasmaand des jaars MDCLX1I. gefloten. De beide Mogenheden traden in een befchadigend en verdeedigeni Verbond voor vijfentwintig jaaren; beloovende elkander in Europa te zullen handhaaven bij de wederzijdfche Bezittingen, Vrijheid, Koophandel, Zee» vaart en Visfcherij. De Koning zou de Staaten des noods, met twaalf duizend, en de Staaten den Koning met zesduizend Knegten bijftaan , in manfchap of in geld. De vijftig Stuivers van ieder Vat zouden van de Ingezeetenen der Veréénigde Gewesten maar ééns gevorderd worden ; niet op het inkomen, maar op het uitgaan uit Frankrijk; de Zouthaalers zouden met vijfentwintig Stuivers volftaan konnen; boven welke belastingen de Staaten ook de Franfchen in hun Gebied niet zouden mogen bezwaaren (*)• Frankrijk helde het bekragtigen van dit Verbond uit. Men ftondt in de Veréénigde Gewesten verfteld over dit marren, en werd zelfs verlegen over eene heimelijke Onderhandeling , door_ den Graaf d'Estrades , voor een zeer bekwaam en gefleepen Onderhandelaar bekend, in Engeland aangevangen. De Witt fchreef te vergeefsch , om het geheim te ontdekken : hij kwam het niet eer te weeten, dan toen het reeds te laat was, om de uitwerkzels daarvan te voorkomen. Carel de II. was zeer op vermaa- ken (*) d'Estrades, I. p. 277. Auzema, IV. D. p. 86"$,  der. NE DERLANDEN. 583 ken verflingerd; doch het Parlement verfchafte hem geen geld genoeg, om zijne kostbaare leevenswijze goed te maaken. Lodewïjk de XIV. bediende zich hier van, om Duinkerken in zijn bezit te krijgen. Nauwlijks hadt hij deeze Stad gekogt, of ze werd ontzaglijk voor de Nabuuren. De VestingWerken werden verbeterd, de Haven verbreed, en de Stad ontheeven van in- en uitgaande Regten. Dit laatlte was inzonderheid ontrustend voor de Staaten; verfcheide Ingezetenen, aangelokt door deeze vrijdommen , hadden ten oogmerk, zich te Duinkerken nedertezetten. Hunne verlegenheid nam toe, als zij bemerkten, dat de Koning het bekragtigen des Verdrags alleen verwijld hadt, ten einde hijdeStaaten zou verpligten, om hern in 't bezit van Duinkerken te handhaaven (*). De Graaf d'Estrades deedt hun deezen voorflag. Lodewïjk de XIV. was zo wel te vrede over de behendige wijze , op welke die Onderhandelaar de koop van Duinkerken getroffen hadt, dat hij hem tot Afgezant bij de Staaten benoemde. Niemand was bekwaamer tot dien post. De Graaf hadt zich reeds lang in de Veréénigde Gewesten onthouden, en de Staaten hadden nog een Regiment in hunnen dienst voor hem bewaard. Hij was in de Staatkunde, en, bovenal, in die deezer Landen, bedreeven. Doch, ten tijde, dat hij de Staaten drong, om het hand- (*) De Witt, Brieven L bl. 553. D'Estrades, II. p. 4?. 53. 67- Staats- REGEE- Ring.  5*4 GESCHIEDENIS" Staats- Resee- hing. Staatkunde der Staaten ten opzigte van Frankrijk, handhaaven van 't bezit der Stad Duinkerken toetefieintnen , hadt hij eene Onderhandeling aangevangen , welker verborgenheid een te groot licht verfpreidt op de volgende gebeurtenisfen, om hier niet eenigzins breedvoerig ontdekt te worden : te meer, daar men ze dikwerf in een verkeerd licht geplaatst vindt. Wij hebben gezien , met welk eene fierheid Holland den hoon der Franfchen afweerde , en hoe weinig 'er aan haperde, dat men tot geen Vredebreuk kwam. Weinig hadt men gedagt, dat Cromwell, in Itede van de waare belangen zijns Vaderlands te behartigen, en de beginzels eener gezonde Staatkunde te volgen, door het evenwigt tusfchen Frankrijk en Spanje te bewaaren, met Lodewïjk den XIV. •ene Verbintenis zou aangegaan hebben, die, onder anderen, het verderf der Ferêénigde Gewesten bedoelde. Om dit te voorkomen, was men genoodzaakt, zich na Frankrijk te fchtkken , en't zelve te ontzien. Eene Onderhandeling met dat Hof werd tangevangen ; doch, de dood van Cromwell tusfchen betden komende , hadt men zich wel gewagt iets te befluiten. voor dat men zag , welk een keer de zaaken in Engeland zouden neemen. Zo ras Carel de II. tot het bekleeden van den Throon van Engeland geroepen ^was , overlaadde men hem in de Ferêénigde Gewesten met eerbetootooningen , om zijne vriendfchap te winnen. Op zijn vertrek uit Plolland volgde hem een buitengewoon Gezantfchap, gelast, om met hem eedverbond  oer NEDERLANDEN. 585 bond aantegaan ; maar Cakel de II. beminde de Hollanders nier. Men geloofde toen , det hij hun de beledigingen niet kon vergeven, welken zij , om Cromwell te believen, hem, en zijnen Neef, den Prins van Oranje , hadden aan gedaan. Doch, in 't vervolg , heeft men nog een ander beginzel van dien haaö ontdekt, naamlijk de deftigheid der Hollandfche Zaden , zo zeer overgefteld tegen de zijne ; de gedaante van hun Staatsbeliuur en hunne Geloofsbelijdenisfe , zo gelijk aan die , welke de Koninglijke Waardigheid in Engeland van den Throon bonsde, baarden bij hem wederzin. Hij fprak van hen met de veragtlijkfte uitdrukkingen (*). De overéénkomst van zijn natuurlijk vrolijk chara&er met die der ifo»fchen deedt hem fmaak in dat Volk vinden. Hij toefde daarom niet, met hetzelve zich te verbinden. Duinkerken, voor vijf millioenen Franfche Guldens aan Frankrijk verkogt, zou hij voor geen twintig millioenen aan Holland afgeftaan hebben. De Veréénigde Gewesten zagen door deeze koop hunne Landen blootgefteld voor een Vorst , wiens trots en heerschzugtig charafter Europa met onrust dreigde. Men ftelde geen betrouwen altoos op den affland, door den Koning van Frankrijk bij den Pyreneefchen Frede gedaan (f). Het ftondt 'er zelfs zee/ na gefchaapen, dat hij de eifchen van Spanje op alle de Ne- C) Dalrymple, Tom. I. p. 41. 42. 16*4. Ct) D'Estrades, I. p. 343. 344. De Witt, Brier. L D, bl. 457- Staatsregering.  5S6 GESCHIEDENIS Staats- REGEERIi\G. Nederlanden zou doen herJeeven. Hoe was het mogelijk , de Staatzugt te beteugelen van een Vorst, die met eene volflrekte Oppermagt het toen vermogendfle Koningrijk van Europa beheerschte ? Het Gerneenebest, ongerust over de heerschzugtige oogmerken van Frankrijk, en gedreigd door eene naderende Vredebreuk met Engeland , bevondt zich in eenen allerhachlijkflen toeftand. Om te beletten, dat de Koning van Frankrijk den Vrede met Engeland (loot, verhaastten zij het fluiten des Verbonds met dien Vorst. Dan het was voornaamlijk op de Spaanfche Nederlanden gemunt. D'Estrades kwam hier, bovenal, om te onderdaan, hoe de Ferêénigde Gewesten gezind waren, ten einde te verneemen, in hoe verre de Koning flaat op dezelven kon maaken , of dezelven hadt te wantrouwen, in gevalle hij de Spaanfche Nederlanden wilde vermeesteren; maar de Witt, zijn oogmerk doorgrondende, nam op zich, hetzelve te doen mislukken. De Witt behoorde niet qnder dat flag van Staatsmannen, die, fterk ingenomen met hunne begaafdheden , gemeenlijk iets, dat men loos of doortrapt noemt , laaten doorflraalen , doch wantrouwen inboezemt. Hij bezat , gelijk de meeste Staatslieden van het Noorden, het vermogen, om de gefleependfte Staatkunde te verbergen onder het uitwendig vertoon van de opregtheid en ongeveinsdheid zelve. Zo dra hij in onderhandeling getreeden was met deezen nieuwen Afgezant, fcheen hij de belangen van Frankrijk dermaate ter harte te neemen, en zo genegen te zijn.  bkrNEDERLANDEN. 587 zijn, om de oogmerken van het Franfche Hof te bevorderen, dat d'Estrades het •grootfte vertrouwen in hem ftelde. Hij fchreef den Koning, „ dat hij „ geen meer harts voor den luister en de belangen s, zijner Majefteit kon hebben, dan de Heer de Witt „ betuigde te bezitten." Het Franfche ^/geloofde dit te llgter, dewhThet zieh altoos eene eere gerekend hadt voor den besten Vriend en zekerden Bondgenoot van 't Gerneenebest doortegaan. Ondertusfchen ziet men uit de geheime Brieven van den Raadpenfionans, dat hij, niet minder dan de vtlurigfte Vaderlandminnaars, bedugt was voor de uitbreiding en de gevaarlijke nabunrfchap der Franfche magt (*> D'Estrades drong bij de Staaten fterkaan,om 1 Duinkerken in 't laatst geflootene Verdrag te be- 1 vatten, verklaarende, dat Frankrijk het niet zou bekragtigen, zonder dit verworven te hebben. De I •Witt. hadt 'er zeer veel tegen; hij gaf, nogthans, Te kennen, dat, indien de zaak aan hem ftondt, de. zelve ras te vinden zou zijn: terwijl hij teffens uit. weidde over de ongerustheid van geheel Holland en Zeeland, wegens de aankoop dier Vestingè. Hij hieldt dit ftuk voorts fleepende, om de uitwisfeling derbekragtigingen te vertraagen. Maar, toen hij bemerkte, dat de Koning, van zijne zijde, 'er geen haast mede maakte , uit vreeze van alsdan ingewikkeld te zullen worden in den Oorlog , waar mede C) De Witt, Brieven, I. D. bl. 533.585. fc W. 3, 54°. 54»• 545-550-575- en IV. til, 696. 660, StaatsRegeeking» iet Veriond mee '''rank' ijk beTagugd.  538 GESCHIEDENIS Staat». RjEGEE- aiMG. Waan van d'Estra- DEJ. mede Carel de II. de Staaten dreigde, bewoog hij de Staaten, ten opzigte van Duinkerken te bewilligen; naa vooraf, bedongen te hebben, Aar. Frankrijk, van zijn kant, hun verzekering zou geeven van 't bezit der Landen van Overmaaze en 't laatfte Verbond met Engeland (*). De Franfche Afgezant beklaagde zich, dat verfcheide Regenten van Rotterdam het oor leenden aan de verdenkingen der Spaanfche Zendelingen ; en fchreef den Koning , dat deeze verdenkingen omkleed waren met waarfchijnlijkheden , fchoonfchijnend genoeg , om Lieden , die bekwaamer eu fcherpzinder waren dan een Burgemeefter Van Rotterdam kon weezen , inteneemen. Ondertusfchen ftelde hij zich gerust, dewijl de Witt , volgens zijn fchrijven , die Regenten braaf hadt doorgeftreeken. Geheel ingenomen met het vertrouwen , 't geen de Witt op hem ftelde, bleef hij niet in gebreeke , om hier van op een pochende wijze te fpreeken. Het Hof berigten mededeelende , welken allen , die kennis hadden van de Wetten deezer Landen, zeer zonderling in de ooreu moesten klinken. Da Witt werkte met hem, om de voornaamfte Steden op de zijde vau Frankrijk te brengen. De Witt hadt de moeite genomen van na Amjïer* [dant (») d'Estrades, II. bl. 30 3ï-36-37- a°5- Aitzbma , IV. D. bl. 1133. De Witt , Brieven , I. D. b!. 476.494. 536.537.543.560.561.598. 608.604.605.607.608.609. 616.6ao.en IL bl. 03.  bek. NEDERLANDEN. 5S9 dam te gaan, om zijn Oom de Graaf tot Burgemeefter te doen benoemen; 't welk nogthans niet kon gefchieden, en geen plaats greep; dewijl deeze ^ Waardigheid de twee voorgaande jaaren bekleed hadt, kon hij 'er volgens de Wet, het derde jaar niet aanblijven (*). Om, egter, nog meer zeker te zijn van de Wnr en andere Regenten, oordeelde d'Estrades hetnoodig, den weg van omkooping inteflaan, dien de Spaanfchen , volgens zijn berigt, met voordeel betraden. Veele Regenten , wel verre van kiesch te z.jn op dit ftuk, Helden hunne ftem op hoogen prijs, en lieten zich door de grootheid der Gefc henken winnen. d'Estrades pochte zelfs , den Stadhouder van Friesland en Groningen, nevens,diens Egtgenoote, door dit middel, overgehaald , en dus die twee Gewesten op zijne zijde te hebben. Bovenal zogt hij de eerlijkheid van de Witt te verkloeken. De Raadpenlionaris ftelde alle zijne aanzoeken te" leur, betuigende, genoeg beloond te zijn door het vertrouwen, 't geen de Koning in hem ftelde , en diens vriendfchap tehemwaards. „ Ik weet,"fchreef d'Estrades , „ flegts voor onömkoopbaareLeeden „ in dit Land de beide Broeders de Wrrr , van „ Beuningen en Beverningk (f)." De Witt, de CO d'Estrades H. p. 43. 49.55.63.84.91.134.30x. Waüe.naar, Amjl. XII. St. bl. no. (O d'Estrades, 11.^97.39.88.108.272.381.54.5». 97-194. '98- III. p. 87. 145.536.175.383.488. IV.p. 23 6 FI. Deel. 2. Si. V Staati- Regee- ring.  59° GESCHIEDENIS Staats- PvEGEERING, De Spaanfchenflellen eene Verbintenisder ZeventienGevesten MOOT, de heillooze gevolgen deezes öinkfchen handels voorziende, bragt re wege, dat de Eed tegen alle Orrtkooping vernieuwd wierd. Die groote Staatsman was van oordeel, dat men zich, zonder fchande, in een Gerneenebest kon verbinden aan de belangen eener vreemde Mogenheid, zo lang dezelven niet tegen die van den Staat aanliepen ; maar hij was tevens overtuigd, dat het welweezen van den Staat luttel ter harte genomen wordt door Menfchen , laag genoeg van ziel, om de Vrijheid, welker bezit zij niet waardig zijn, te verkoopen. Ten dien tijde bevonden zich in Holland vier Afgezanten Uit Vlaanderen. Zij hadden een heimlük oogmerk , en booden niets minder aan, dan het Spaanfche juk aftefchudden, om een Gerneenebest te vormen , 't geen zich met Holland zou verbinden* Men wantrouwde , in 't eerst, aan de opregtheid dier voorflagen. Men veronderllelde , dat het eene kunstlireek van 't Spaanfche Hof was , om het Gerneenebest te polfen, of van den Afgezant de Gamarra , om bij zijn Meester voortewenden, dit ontwerp ontdekt te hebben. Wat hier van zijn moge, die zelfde Afgezant ftelde , van een anderen kant, eene wezenlijke Verbintenis voor, die de Zeventien Gewesten in een nauw Verbönd zoU fluiten, de Oostenriikfche Landfchappen tegen de Staatzugt van Frankrijk verdeedigc-n , en die der Verééniging tegen de nabuuifchap van eene zo magtige Mogenheid. Zulk eene verbintenis lirookte te zeer met het belang Van 't Gerneenebest, om verworpen te worden, ün. . • der-  der NEDERLANDEN. 591 dertüsfchen zou het de uiterlte onvoorzigtigheid geweest zijn, dergelijk eene Verbintenis aantegaan op een tijd , waar in men voor eene Vredebreuk met Engeland vreesde. Lodewïjk de XIV. zou 'er zich van hebben kunnen bedienen, om met al zijne magt in de Nederlanden te rukken. Raadzaam was het, dit uitteltellen, tot men van Engeland meer zekerheids, en klaarder doorzigt hadt van de oogmerken van Lodrwijk den XIV, en de uitvoering derzelve té verwijlen (*). Om te beter dit oogmerk te bereiken, en dien Vorst inteneemen, geliet de Wlrrzich, ah, of hij geheel vrij was van de vroegere vooringenomenheden tegen de uitbreiding der Franfche heerfcbappije. Deeze voorbehoeding in 't Werk geheld hebbende , maakte hij behendig gebruik van den Spaanfchen voorflag, om-, langs dien weg, de geheele uitgebreidheid der inzigten van den Franfchen Vorst te ontdekken. Hij floeg aan d'Estrades eene verdeeüngderNederlanden voor, gefchikt naar het vroeger ontwerp, reeds in den jaare MDXXXV. gemaakt. Het blijkt, dat de Witt een gedeelte van den prooi voor den Staat wilde behouden , in gevalle men denzelven niet kon befchermen tegen de gréètigè en magtige heerschzugt van Frankrijk. Maar dit Hof, 't welk gansch geene verdeeldheid bedoelde , bragt eenige zwaa- (») d'Estrade?, I. p. 312. n. p. i75. 186. 188.346. 348. De Witt , Br&y, I. D. bl. 476.536.537.543.560. 561. en II. D. bl. 23. Va" Staats • Regee- RIlNG. Ontwerpy om de Spaanfche Nederlanaen te vetdeelen.  59* GESCHIEDENIS Staats. Regee- ring. zwaarigheden op dit eerfte plan in 't midden. Lodewïjk de XIV, de grootfte belangloosheid voorwendende, fchreef: „ Ik ben die gevaarlijke Vriend „ niet, noch een Vorst van eene zo onmaatige „ heerschzugt, als mijne Vijanden mij afmaaien: j, God zij gedankt, ik ben te wel bedeeld , om het ,, verder uitbreiden mijner Heerfchappije te behoe„ ven." Op deeze verklaaring vormde de Witt het ontwerp van eenen anderen vooi(lag,»volgens welken de Spaanfche Nederlanden tot een Gerneenebest zouden gemaakt worden, dat met de Staaten een Bondgenootfchap zou aangaan , en door Frankrijk belchermd worden , naa dat men 'er eenige Plaatzen zou afgenomen hebben , die voor teilen het gele. genst waren. Dit ontwerp geviel den Fran¬ fchen ; doch de Witt hadt zorg gedraagen, om de volvoering van 't zelve uitteftellen tot op den dood van den infant van Spanje, eenigen Zoon van Philips den IV. Dit tijdsbeltek kwam hun te lang voor, en tevens te onzeker. Zij toonden zo veel drifts en ongedulds , om een nieuw Gerneenebest opterichten, zelfs ten hunnen koste, dat zij niet wagten konden tot den dood van een Vorst, die toen maar een Kind was, en in de daad nog omtrent veertig jaaren leefde. Zij zouden wel gewild hebben, dat men de uitvoering vastftelde op den dood van den regeerenden Koning , toen aan eene kwijnende ziekte uitteerende. Zij maakten eenige veranderingen in het ontwerp, en toonden zich zeer afkeetig van  dbr NEDERLANDEN. 593 ▼an hetzelve gewapenderhand te voltrekken. „ Daar „ zijn ," fchreef de Koning van Frankrijk aan d'Estrades, ,, zekere dingen, die goed zijn, om „ gedaan ; maar kwaad , om gefchreeven te wor„ den (*)." De Witt , door die voorgewende belangloosheid heen, de weezenlijke inzigten van het Franfche Hof duidelijk ontdekt hebbende , zogt hetzelve verder intewikkelen, om zich geheel en al te ontmaskeren. Hij vroeg , waar op Frankrijk zodanig een eisch, ten nadeele van den Infant, grondde ? Hij gaf zelfs te kennen , dat hij, voor en aleer zich aan eenig onderwerp te houden, gaarne zou weeten , of de Koning eenig regt op de Spaanfche Nederlanden hadt, naa den uitdruklijkeu afftand, gedaan bij den Pyreneefchen Vrede. d'Estrades maakte hier op geene zwaarigheid van te zeggen, dat de Koningin van Frankrijk, van 't eerfte bedde zijnde, 'ermeerregts op hadt dan de Infant, die flegts van 't tweede bed was; dat een Staatkundige afftand het regt der Natuur niet kon vernietigen ; en dat dezelve, voor 't overige , niet gedaan was, dan onder de voorwaarde , dat de vijfmaalhonderdduizend Gouden Kroonen , ten Bruidfchat toegezegd , betaald zouden worden binnen achttien maanden, die reeds lang verloopen waren, zonder iets daar van te ont- van- (*) d'Estrades, II. p. 57. 87.175.178.180.193.188., 189.199.ai2.a13.220.269.230. 321.aS8, V3 StaatjRegee. ring.  gft GESCHIEDENIS Staatsring. b'EsTRA- des icbrijfe den Koning, dat de Hollandersovergehaald waren , uit vreeze voor den turk. vangen (*). Dit laatftë was eene volkomcne waarheid ; de onvoorzigtige Raad van Madrid hadt die betaihng verzuimd, uiettegenitaande de geheime inboezemingen der Hollandsen , en Frankrijk hadt zich wel gewagt van op de betaaling dier fchuld aantedringen. d'Estrades verzekerde, dat de Gelastigden, door5 den Koning benoemd, om dit ftuk te onderzoeken, het regt der Koninginne klaar en onbetwistelijk geoordeeld hadden \ doch de Witt oordeelde , dat het op een zeer zwakken grond fleunde. Hij hadt nu reeds een maar al te regtmaacig voorgevoel van de Franfche oogmerken , en zag duidelijk, dat her zo veel zijn sou als een Verbond, met den Leeuw aantegaan. Bij wist, hoe het der Heerschzugt nooit mangelt aan voorwendzelen , om de ftaatlijklte beloften kragtloos te maaken. Doch, om d'Estrades geen argwaan te geeven, bragt hij hem alleen onder 't oog , dat de zwaarigheid voornaamlijk ontflondt uit de vreeze , die de heerschzugt van Frankrijk ét gemoederen ingeprent hadt. Om , middelerwijl, te [oonen, dat hij niets verzuimde , 't geen 's Konings. oogmerken kon begunstigen, nam hij op zich, de roorcaamhe Steden te bezoeken,, om de Regenten overtehaalen. — Men fprak toen alomme zeer (terk van de.poogingen der Ottomannen, om in de Christenheid intedringen. Zij vielen te gelijk den Keizer en (f) d'Estrades, II. p. 34S-.  der NEDERLANDEN. 595 en de Venetiaanen aan , en begonnen zelfs den Koophandel der Hollanderen te belemmeren. Dit flaatkundig nieuws verwekte overal zeer groote gisting }n de gemoederen. „ De Witt nam daar uit," zo d'Estrades fchrjft, „ aanleiding, als uit eenever,, afgdegene omllandigheid, die zeer gefchikt was, om zijne oogmerken te verdonkeren tot het doen ,, van voorflagen, gefchikt om de gezindheden der Staaten te ondertasten nopens her ontwerp van „ Frankrijk , en het aangaan eener Verbintenisfe met die ontzaglijke Magt tegen Vijanden, die rog s, te meer te dugten waren van wegens hunne wreed„ heid en Godsdienst." Hij berigtte den Koning zelfs, dat de Witt den Hollanderen zo groot eene vrees voor den Grooten Turk hadt ingeboezemd, dat zij geene afidere toevlugt vonden, dan zich op het nauwile met zijne Majelteit te veréénigen (*), - Hij moet de zaak magtig vergroot hebben , gemerkt de Staaten van Holland intusfchen geen gehoor wilden verleenen aan eenigen anderen voorflag, dan. die de verdeeling uitflelden tot op den dood des Konings van Spanje, die den derden van Wijnmaand des jaars MDCLX1II. werd aangenomen. Lodewïjk de XIV. hadt te veel verflands , om zich te laaten beleezen door zulk een vertelzeltje zijns Afgezants. Dp vrees voor den Grooten Turk , die n°g (*) d'Estrades, IJ. p. 244. 250. 332. 344. 345. 387, 789.417,427. III. 325. DeWitt, Brieven,1. D.bi.581, 593. Basnage, bl. 588. 639. V 4 StaatsRegeering, j  5pö GESCHIEDENIS StaatsRegeering. Merkwaardigfchrijven van Lodewïjkden XIV, sis hij de hancieliDg tusfchen ópanje en Holland bemerkte. nog verre van de Nederlanden verwijderd was , oordeelde hij een te lompe ftreek voor een Volk , toen zeer verlicht ten opzigte van deszelfs belangen , en het ftaatkundig (telzel van Europa. Lettende op de vertraagingen wegens het begrijpen van Duinkerken in 't Verdrag, en de zwaarigheden, welken de Staaten maakten, om het ontwerp van verdeeling voor den dood des Prinfen van Spanje te aanvaarden, vatte hij argwaan op tegen de Witt , verklaarende, ,, niet langer bedroogen te willen worden door diens „ fchoone woorden , en dat 'er geen haat op te maaken was." Maar zijn wantrouwen vermeerderde zeer, toen hij verflondt, dat men eenen voorflag van den Spaanfchen Afgezant , betreffende eene Verbintenis met de Spaanfche Nederlanden, in overweeging nam. Hij liet zich, in eenen Brief aan d'Estrades , in deezervoege uit : „ Indien de Heeren Staaten, „ naa dat zij, een jaar lang, mijne vriendfchap, „ mijn Bondgenootfchap "en befeberming gezogt, „ en, met zo veel voordeels voor hun , verkreegen „ hebben, in ftaat waren, om mij zulk een ongelijk ,, aantedoen, op een tijd , waar in ik, om hun ge„ noegen te geeven , en uit eene belangloosheid, ,, waar van men weinig voorbeelden vindt, mij wel „ ter goeder trouwe aan hun verbinden wil, dat „ een groot Land, 't welk mij en mijnen Zoon, ten „ eenigen tijde, welligt zou kunnen toebehooren, „ vrij worde, zou 't met deeze zaak gaan, als met „ de Munfterfche. Het minst, waar door ik mijne „ gevoeligheid zou toonen, over zulk een onheusch „ be.  der NEDERLANDEN. 507 „ bedrijf, zou zijn het verbreeken van het laatst „ geflotene Verbond. Ik zou hunnen Schepen den „ Handel in mijn Koningrijk verbieden, en mij ten „ nauwften met Engeland verbinden : gelijk ik alle „ dagen doen kan ; en den Engelfchen in handen „ Hellen al den Koophandel, dien mijne Onderdaa„ nen, bij mangel van een genoegzaam aantal van „ Schepen, nog niet drijven kunnen. Dochgijmoet „ niets laaien blijken van het geen ik u hier melde, „ voor dat ik het u nader bevele, in gevolge derbe„ rigten, die mij omtrent dit verdeedigend Verbond „ [met Spanje'] zullen gegeeven worden. En, om „ ter zaake te komen, ik herhaal, dat mijn oogmerk „ in het Verdrag, waar over gij handelt, goed en „ opregt is, en zo als de Heeren Staaten het, naar „ reden, Zouden kunnen begeeren. ' Indien ikande„ re gedagten hadt, zou ik ze nimmer openleggen „ voor een Perfoon, als gij zijt, dien ik, voorwaar, „ wel grooter geheimen zou willen toevertrouwen. „ Maar ik wil niet lijden, dat de Heer de Witt „ mij, door de vrees voor dit Verbond, fleept, waar „ heen hij wil, en op zulk een tijd, als hij wil. „ Mijne zaaken haan gewislijk hier niet na. Ik weet en gevoel, wie ik ben. Mijne vriendfchap is be„ geerlijk, en nuttiger voor hun , die ze genieten, ,, dan de hunne voor mij is. .— Zo ik, voor 'f „ overige, hadt willen luiiteren na de voorilagen , „ door Don Louis of. Haro, aan wijlen mijnen Ne„ ve , den Cardinaal Mazarin , in 't Pyreneesch „ Gebergte, gedaan, in eenen tijd zelfs, wanneer V 5 „ik I Staats* Regre- rikg. i  Staats- R'egEE» ï11nö, g93 GESCHIEDENIS t, ik geen Verbond hadt met de.Staaten, én wanneet „ ik diep gevoelig was over hunnen afval; te Mun„ fier, zouden zc nu niet in Haat zijn, om te den* ken aan een Verbond met Spanje tegen mij, alzo „ hij mij toen drong tot een Verbond, om .de Maa- ten te onder te brengen; mij aanbiedende een ge}, deelté der Spaanfche Nederlanden, tegen de Plaat,, zen, welken wij op de Ferêénigde Gewesten ver„ overen zouden (*)•" Deeze bedreigingen vonden te meerder ingangs, dewijl de Engelfchen de vijandlijkheden reeds hadden aangevangen. Men brak de Onderhandeling met Spanje af. De hulp van Frankrijk was den Veréi* pigden Gewesten nóodig. Schoon men niet veel (laats jnaatrte op den bnrfand, dien Frankrijk , uit kragt des jongst gefloten Verbands, moest leveren , was, egter, de verbintenis met dien Vorst van 't hooglle aanbelang, om dat men vreesde, dat hij zich bij Engeland zou voegen : het (hookte met .zijn belang, dat de Staaten met Engeland in Oorlog geraakten, om den eenen door den anderen te verzwakken. Dus zijn Verbintenisfen, alleen gegrond op eene voorbijgaande vreeze , zo min wel gevestigd als opregt. Lodewïjk. de XIV. oordeelde ook in deezervoege övcr de Ferêénigde Gewesten. „Ik betuig u,"fchreef hij aan d'Estrades , toen de Staaten de toegezegde hulp (*) d'Estrades, II. p 326. 345- 348. 553- 56>- 581. Dt Witt, Brieven, I. D. bl. 300. 3u. 34It3PS- enII. D. bl. 45- 49< 106 5°ï- 5IQ«  der NEDERLANDEN, fytj faulp vorderden, „ dat ik mij niet weinig belemmerd „ vinde: indien ik mij aan het Verbond houde, doe „ ik zulks grootlijks ten nadeele van mijne voori, naamfte belangen, en dat voor Lieden , van wél- ken ik niet alleen geen de minste onderfteüning <,, zou verwerven, maar die nog tegenftand zouden «,, bieden in 't éénige geval, waar in mij hunne bès, gunstiging te (iade zou mogen komen, endiealsj, dan de hulp , welke ik hun verleend zou hebben, „ tegen mij zeiven zullen wenden. Daar benevens 9, verlies ik Engeland, 't welk mij niet minder dan 9, eene opene kaart aanbiedt ten opzigte van alles, „ wat ik aangaande de Nederlanders zou mogen bej, geerert , terwijl het voor zichzelven geen duim ?, breed gronds aldaar vordert (*)." In deezervoege liep die gewigtige en bedekte onderhandeling af, van welke men zeggen kan , dat beide de Partijen in dezelve hun oogmerk bereikten. De Koning van Frankrijk wist nu, dat hij het Gerneenebest ten vijand zou hebben, in gevalle hij zijne heerschzugtige oogmerken , ten opzigte van de Spaanfche Nederlanden , daadlijk werkheilig wilde maaken. De Staaten wisten nu, aan welke maatregelen zij zich, ten aanziene van Frankrijk, hadden te houden. Gehoor verleenende aan den, eenharsfenfchim geüjkenden , voorllag , om de Spaanfche Nederlanden in Cantons te veranderen, behielden zij, gan zich , om 't weezenlijk oogmerk, van die Gewesten CO d'Estrades , II. p. 5É7, Staats- Regeering.  StaatsRegee. ring. 600 GESCHIEDENIS westen te overmeesteren , waar van zij Lodewïjk den XIV. verdagt hielden , te keer te gaan. Van Beumngen fchroomde ook niet , aan 't Hof van Frankrijk te verklaaren, dat de onderhandeling niets anders geweest ware dan eene tijdverzuimende bezigheid van de eene en de andere zijde , ten einde elkanders oogmerken natefpooren (*). — Onze nieuwe Staatkunde is, gevolglijk, niets anders dan eene kunst , waar door men elkander in den weg tragt te zijn, terwijl men elkander overlaadt met betuigingen van vriendfchap: en, fchoon dit, in deeze foort van worfleling , het eenige wapen zij , waar van men zich bedient , kan, egter, dit wapen een groot kwaad afkeeren, zo het zich maar niet tegen den gebruiker zeiven wende. De voornaame behendigheid , in zulke gevallen, beftaat niet zo zeer in 't leggen van ftrikken, als wel in 't ontdekken van die zijns mededingers, om 'er tegen hem zeiven ge. bruik van te maaken. De Witt Haagde dus in het ontmaskeren der Franfche oogmerken , en het Franfche Hof in zo verre te ketenen, als 't mogelijk is, de Heerschzugt door Verbonden aan ketenen te leggen : en 't Gerneenebest verbondt zich tot niets, dat met zijne belangen ftreedr. Mat de Witt zijne toegenegenheid jegens Frankrijk ten breedflen uit, hij deedt het, dewijl hij begreep, dat men zich, in die hachlijke tijdsomftandigheden , jegens de Franfche magt niet te omzigtig kon gedraagen. Veelligt be- (*) d'Estrades, III. p. 30.  der NEDERLANDEN. 661 beoogde hij ook, des Konings gevoeligheid tegen het Gerneenebest te verzagten, door hem te doen gelooven, dat 'er eene Partij in 't zelve was , welk niet, dan met tegenzin, deel nam in de maatregelen, die men tegen hem in 't werk ftelde. Het moet elk eenigzins aandagtig vvaarneemer terHond in't oog loopen, hoe weinig de Staatkundige rol , door de Witt met d'Estrades gefpeeld, llrookte met het plan , hem toegefchreeven. Men wil waarlijk, dat hij ten ooginerke gehad hebbe, den band der Verééniginge te verbreeken , onder voorwendzel, dar Holland op zichzelven kon beftaan, en dat de andere Gewesten alleen moesten aangemerkt worden als Leden , die het Staatkundig Lichaam kragten onttrokken , zonder iets aan 't zelve toetebrengen. Dat men eene breede Graft moest graaven, die 't zelve infloot, en tot belcberming diende , met Wallen en Bolwerken behoorlijk verfteikt : een arbeid, waar van de kosten begroot werden. Dan zulk, een'ontwerp was te dwaas, om uit het fchrander brein van de Witt voorttekomen. 't Is eene harsfenfchim van den bekenden Tegenftreever des Stadhouderlijken Gezags, Pijeter de la Coubt van den Hove (*). Met (") Otto. Not. Rer. Pub). Cap. VI. S. XXIV. Het Werkje van de la Court , getyteld : Aanwijzing der keilzaame Politike Gronden en Maximen van de Repu. bliek Holland , of de gronden van Hollands welvaaren. In het eerstgemelde zijn het V. en VI. Hocfdftuk des derden StaatsRegee- ring. O^er het ontwerp, om Rol' land vaa de Unie aftezonderen.  StaatsRegee- RING. Holland gaat in magt alle de andere Gewesten te boven* Verandeling in 't openbaar Gebed. 5o2 GESCHIEDENIS Met die maate van overwigt, welke Hollandbez&i in het Bondgenootfcbaplijk Gerneenebest , hadt het geenzins noodig,de toevlugt te neemen tot zulke vreemde en geweldige middelen. D'Estradfs raadpleegde over de Nederlanden , handelende mét Holland alleen. De Witt fchroomde niet, om hem te zeggen , dat Holland, een Verbond gefloten hebbende , hetzelve zou ftaande houden als een oppermagtig Gewest, en de anderen daar toe beweegen , gelijk het gedaan hadt ten opzigte van den bijfland , aan Deenemarken gezonden, en den Vrede, met Cromwell gefloten. Maurits hadt reeds gekiaagd, dat Oldenbarneveld Holland alleen tot de Algemeene Staaten wilde maaken. Naa den Munflerfchen Vrede hadt dit Gewest een blijkbaar overwigt in alle de raadpleegingen. De andere Landfchappen, beklaagden zich menigwerven, dat zij genoodzaakt waren , te berusten in alles, wat Holland behaagde. De Raadpenfionaris, die hier zo veel zeggens hadt, beftuurde het geheele Gerneenebest. Dit voordeel heeft Holland dank te weeten aan het grondbeginzel der Staatsgeflehenisfe, volgens 't welk ieder Gewest oppermagtig is : een grondbeginzel, door 't zelve vastgehouden. Bijzonder bleek zulks in het Voorfchrift der openbaare Gebeden. Veele Pre-i den Boeks; en, ia het laatstgenoemde, het XXIX en XXX. Hoofdft. van de hand van den Raadpenfionaris de Wiit. Zie P, Paulus, Inleid, tot de Verkl. der Unie van Utrecht, bl. 67.  der NE DERLANDEN. 603 Predikanten, in Holland, baden voor den Prins van Oranje; doch de Staaten van dit Gewest, den Prins aanmerkende als een bijzonder Peifoon, niet bekleed met de Hooge Waardigheden zijner Voorzaaten, oordeelden, dat hem deeze eeré niet toekwam, dan ïn de bjzondere Kerken zijner H/erlijkhéden hier ten Lande; behalven andere onvoeglijkheden , als het bidden voor den Keizer, voor den Koning van Spanje , en voor de Koningen van Engeland, in de Voorfchrifcen der gemeene Bijbels en Gebedenboeken, die verbetering behoefden, kwam het hün aanftootlijk voor, dat men , in de eerfte plaats , badt voor de Algemeene Staaten, als de Hooge Overheid deezer Landen , terwijl men in Holland verftondt, dat de Staaten van Holland en Westfriesland alleen de wettige Hooge Overheid waren van dit Gewest. In gevolge hier van namen de Staaten, door de Witt bewoogen, in den jaare MDCLXI H, een befluit, cm den Predikanten alomme te bevelen , dat zij, in de eerfte plaats , zouden hebben te bidden voor „ hun-Edele Grootmogenheden, of de Riddèrichap, „ Edelen en Steden van Holland en Westfriesland, „ als zijnde de oritwijfelbaare Souverain, en, naast „ God, de eenige Hooge Overheid deezer Provincie ,• daar na voor de Staaten der andere Ferêènigde Gewesten , derzelver Bondgenooten , en voor „ derzelver gezamenlijke Afgevaardigden ter Alge„ meene Staatsvergadering en in den Raad van Staa„ te; voorts, binnen 's Gravenhaage alleen , voor de Gecommitteerde Raaden , voor de twee Hoo. w ge StaatS* Regee» ring.  604 GESCHIEDENIS Staats- Regee- RING. / „ ge Geregtshoven èn voor de Kamer van Rekenin* „ ge ; en 5 eindelijk, overal, voor de Wethouder„ fchap en Regeerders der Stad of Plaatzen (*)." — Friesland verzette zich hier tegen , beweerende , dat de Algemeene Staaten de Hooge Overheid deezer Landen waren; buiten twijfel in naam alleen.: want Friesland zou de eerfte geweest zijn, om hun dit voorregt te betwisten , indien zij deeze erkentenis hun hadden afgevorderd. Gelderland , Zeeland, Overijsfel en Groningen kantten zich desgelijks tegen Holland aan, zonder een dergelijken grondregel te durven aanvoeren. De zaak van nader bij befchouwd, zogten zij hunnen invloed in het Bondgenootfchap te vermeerderen , door de Voorregten der Algemeene Staaten te vergiooten. Op de Synoden zogt men dit Voorfchrift te doen intrekken ; doch, wat men 'er tegen aanwendde, was te vergeefsch. Den middenweg, tdoor Zeeland voorgeflagen, wilde men niet in (f). De Staaten verdeedigden hun gedrag in eenen wijdluftigen Brief aan alle de Gewesten (§). De Predikanten, in Holland , fchikten 'er zich na, uitgenomen eenigen ; doch die van gedrag veranderden , toen 'er een Befluit kwam, om de wedde (f) d'Estrades, II. p. \66. Refol. van Cotifider. ten tijde van % de Witt, bl. 658. (]■) Aitzema, IV. D. bl. 09Ö. 1004.1005.1016.1021. 1035- (§) Zie aldaar, bl. loai. 1023. en Refol- var.Confid. v 718.  der NEDERLANDEN. 6o< wedde van elk, die zich niet flipt aan 't Voorfchrift hieldt, intehouden (*). De Foetiaanen , die zich hier het weigeragtigfte betoond hadden , moesten zien, dat de onderweipelijker Coccejaanén de beste Plaatzen, en de Staaten van Holland hier door aan de Kerkdijken een' fteun kreegen, weiken zij te vooren nooit gehad hadden. Een Stadhouder bragt niet weinig toe, om het ( overwigt van Holland oprehaslen, daar hij altoos op 11 de zijde der Algemeene Staaten was. 't Is , derhal- ■ ven, niet vreemd, dat dit Gewest zich zo zeer te- h! gen het Stadhouderfchap verzette, en 't zelve geheel h' wilde vernietigen, 't Moet ons even min verwonde- fc ren, dat de andere Gewesten met zo veel drifts de herftelling daar van begeerden. Uit deezen tweeftrijd ontftonden twee Partijen ; eene der driftige Gcmêenehestgizinden, met een" onverzoenfijken haat vervuld tegen alles, wat flegts den minsten zweem hadt van eene éénhoofdige Regeeringsvorm : eene andere, van gemaatigder Voorftanders der Gerneenebest - regeering, die, zonder te ontveinzen, dat het Stadhouderfchap den Staat nadeelen kon veroorzaaken, nogthans deeze Waardigheid noodzaaklijk hielden , wanneer de Regten daar van , even als in Friesland, binnen behoorlijke paaien beperkt waren (*). Maar de eerstgemelde Partij beweerde , dat alle die bepaalingen weinig te beduiden hadden, en als niets be« (*) Refol. van Confld, bl. 79x. (t) Capelle Ccdenkf. op veele plaatzen. Deel. 2. St. X Staats* Regebi ring. ïeestgeeldheido opgte van it Stadraderiiap.  6oö GESCHIEDENIS Staats» Regee* ring. betekenende Bolwerken moesten aangemerkt worden tegen een Hoofd , met de Krijgsmagt gewapend: dat, door 't natuurlijk beloop der zaaken, het Stadhouderfchap moest veraarten in eene eigendunklijke Regeering, ineen Huis, 't welk geloofde , door het regt van opvolging daar tce geroepen te zijn: en dat men geen beflisfende voorbeelden kon ontkenen van eenige kleine Gewesten, welker inwendig Staatsbeftuur derwijze zamengevoegd was, dat een Stadhouder nooit te magtig kon worden. Men voege hier bij, dat Gelderland en Overijsfel vervuld waren met Adel, altoos naijverig op zijne Voorregten , en'er op gefield , om , ten aanziene der Krijgsbedicningen s van een enkel Hoofd aftehangen. De Tegenfladhouderlijke beginze^ bevestigden hes ge*ag der Partije, aan dezelve toegedaan. En 't is bekend, hoe in de vrijde Gemeenebesten bijzondere belangen zich doorgaans vermengen met de belangen van het Vaderland, en gezuiverd worden door die verééniging. Brutus, Cassius , en alle Helden der Vrijheid, die de laatfle Romeinen genoemd worden, kreegen gezag, door den genen te doen omkomen, die alles aan zich getrokken hadt. 'Er is een zeer groot onderfcWid tusfchen de Staatzugt der Regenten , wier gezag flegts voor een tijd, en nimmer erf» lijk,is, en de Staatzugt eens Hoofds,voor zijn ganfche leeven aangelleld. De Boute Rappen van een lichaam Burgereu , die geügt worden alleen uit naam hunner Lastgeeveren te handelen , kunnen zo haatlijk met zijn als die van een éénig Opperhoofd , op ffitagts.  der NEDERLANDEN. 6of tr.agtsvermeerdering gefield, 't Is eene blijkbaare onkunde in de eerfte beginzelen der Gerneenebest-regeeringen, en de lesfen, welken de gefchiedenis ons oplevert, twee gevalien, zo hemelbreed verfchillende, te verwarren. Men ontdekt niet, dat de Witt, zo veel vermogend, in dit tijdperk , ooit gedagt heeft op de vermeerdering der Voorregten zijner bedieninge, welke hij altoos, ten einde van vijf jaaren , den daar toe geftelden tijd, verzogt nederteleggen. Geldzugt kon bij hem de drijfveer niet zijn; want hij trok niet meer dan drieduizend Guldens 's jaarlijks. De ftandvastigheid, welke hij liet blijken tegen de zodanigen, die den Koophandel Hoorden, wijst uit, hoe hij 't welzijn van den Staat meer ter harte nam , dan de gunst zogt van vreemde Mogenheden. Zo ras hij zijn gezag gevestigd vondt, hadt hij ten grondregel, dat een onafhanglijke Staat , in zaaken, die redelijk zijn, nooit voor eenen anderen moet wijken , dewijl zulk eene infchiklijkheid altoos ftrekt, om de onbefchoftheid en gierigheid voet te geeven (*). Maar hoe meer maatregelen men nam, om den weg tot het beklimmen van de Waardigheden voor den jongen Prins te fluiten, hoe meer de algemeene genegenheid voor hem aangroeide. De luister zijner geboorte , de diensten zijner Voorouderen , de grootschheid van zija ftaat, zijne ontluikende be. kwaam- (?) Re fel. van Conftd, bl. 696. 7I0. 82a. % 9 Staats-1 regeering,  öj& GESCHIEDENIS Staatsregïe- r1jng. kwaamheden , zijne jeugd, en, bovenal, het ongelijk, 't geen men meende hem aangedaan te zijn, maakte hem een Afgod der menigte. Dit waren de hoofdoorzaaken van 's Volks misnoegen. De Getneenebestgezinde Regenten vonden zich te meer verlegen, dewijl zij de toevlugt niet durfden neemen tot de middelen, door Gemeenebesten, oudtijds, in dergelijke gevallen , gebruikt. Alle de Ingezetenen van den laagften rang, en een groot gedeelte der aanzienlijker Burgeren , waren voor 't Huis van Oranje. Die vondt plaatsin alle de Steden, en, bovenal, in den Haage, den Zetel der Regeeringe. Zij, die aan 't roer van Staat zaten, vreesden voor de gevolgen dier gisting in de gemoederen. Zij droegen zelfs voorzorgen , om zich te dekken tegen het geweld van 's Volks aanhang. De vrijmoedigheid van zommige Leden, in 't uitbrengen hunner ftemmen ter Vergaderinge van Holland, baarde dugten, dat zij, mogelijk, bij verandering van tijden , deswegen eenig nadeel zouden te wagten hebben. Men nam , derhalven , naa rijpen raade onder de Edelen en in de Vroedfchappen der Steden, een eenpaarig befluit, om alle zulke Leden der Vergaderinge , die, in vervolg van tijd, ter oorzaake van de voorfiagen, vertoogen, raad, of befluiten, tot bandbaaving der tegenswoordige Regeering en behoudenis der Vrijheid , eenig nadeel in lijf, goed, ampt of eere mogten overkomen, fchadeloos te houden , en hun, of hunnen Erfeenaamen , vergoeding te doen uit 's Lands middelen. Elk kreeg , vervolgens , eene Acle van In-  der. NEDERLANDEN. 609 Indemniteit of Schadelooshouding, met naame ook de Raadpenfi, naris de Witt (*). Om 's Volks gunst te winnen, betoonden de Regenten te vergeefsch de Gemeenebestgezinde deugden van Belangloosheid , Eenvoudigheid en Zedigheid. De Witt (telde zijn fchrander vernuft, in de Rekenkunst fix bedreeven, tewerk, ten opzigte van alles, wat ten beste van den Staat kon dienen. Hij voerde eene nieuwe fchikking in omtrent de Geldmiddelen, en deedt alle de Jaargelden, die alleen op gunsten (leunden, intrekken. Alle Ingezetenen werden onderworpen aan 't betaalen der belastingen. De Renten, die Holland gaf , verminderde hij, in den jaare MDCLV, van vijf tot vier ten honderd (f). Holland won door die vermindering, jaarlijks, veertien tonnen fchats uit; waar uit volgt, dat dit Gewest, ten dien tijde, honderd en veertig millioenen aan Renten en Schuldbrieven ten zijnen laste hadt. En, vermids 'er weinigen waren, bulten de Regenten, die hun Geld aan 'tLand opfchooten , hadden zij het meest te lijden bij die Vaderlandlievende fchikking :n. Bovenal zogten de Staaten de Leeraars van den i Godsdienst op hunne zijde te trekken. Wij hebben ' gezien, hoe Voetius, door zijne ftrenge begrippen, \ zich % (•) Refol. van ConfiJ. bl. 696. 710. Aitzema , IV. D. bl. 1039. (f) Reftk van Confid, bl. 250-953- De Witt, Brie. ven, Ut D- bl. 101. Wicquef. Liv. IX.p.sar, X 3 Staat.™ k egeerimg,-. JefchJU Ier Coeejaanenn Foe- iaancn.  Staats- regeïï- RJNCi. 610 GE SCHIËDENIS zich veele vijanden berokkende, en eene fcheuring in de Kerk veroorzaakte (*). In de daad , 'er was niet veel overeenkomst tusfchen de draaikringen van Descartes en de flipte waarneeming van den Sabbath, of de bijzondere wijze van Schriftuur-verklaaren. Maar, dewijl de Voetiaanen de Leerlingen van Descartes heftig beftreeden, oordeelden de Coccejaarten, vijanden der Voetiaanen, zich bij de Aanhangers van Descartes te moeten vervoegen. Zij Tonden in de Bovennatuurkunde diens Wijsgeers beginzels , welken zij in plaats der oude Schoolfche Wijsbegeerte helden. De Voetiaanen , in aantal hunne Tegenftanders verre overtreffende , veroordeelden hunne Partij , en zouden zelfs de zodanigen, die gemaatigd dagten over het onderhouden van den Sabba.h, ter Kerke uitgebannen hebben, waren de Staaten met huu gezag niet tusfchen beiden getreeden. Dan deeze tegenftand diende alleen om den opgang der Wijsbegeerte van Descartes en der Godgeleerdheid van Coccejus te beyorderen. Men moet hier uit niet befluiten, dat de leerwijze dcezes Leydfchen Hoogleeraars in de Godgeleerdheid op eenen zeer wijsgeerigen toon geftemd was. Zijn vaste regel der uitlegkunde , „ dat de woorden en fpreek, wijzen der Heilige Schrift verhaan moesten wor„ den in alle betekenisfen , voor we-lken zij vatbaar „ waren," of „ dat zij daadlijk alles betekenden, • wat zij betekenen konden," waar door hij afweek vaa CO Zie dit Deel van ons Tafereel, bier boveis»  der NEDERLAND EN. 611 van de verwonderlijke eenvoudigheid, die in de uitleggingen van Calvin heerscht. Zijne verdeeling van de geheele Gefchiedenis der Kerke in Zeven Tijdperken, overeenkomstig met de Zeven Bazuinen en Zegelen, in ha Boek der Openbaaringe gemeld; — zijn begrip , dat de ganfche Gefchiedenis de» Ouden Verbonds een fpiegel was, die ons een nauwkeurig vertoon opleverde van alle de verrigtingen en gebeurtenisfen, welken in de Kerk zouden voorvallen, onder de bedeeling des Nieuwen]Verbonds, en tot aan de voleindinge der Wereld; dat de wonderwerken, netlijden en de dood van Christus ender Apostelen , geduurende den tijd hunner bedieninge, voorbeduidzels eu affchaduwingen waren van toekomende zaaken ; en wat dies meer zij, geeven geen Wijsgeerigen Geest te kennen (*). De Coccejaanen , door hunne Mede-geestlijken vervolgd, zogten befcherming bij den Wereldlijken arm. Zij onthielden zich van Staatszaaken op den Prediklloel te brengen, en boezemden hunne Aan. hangers onderwerplijkheid in aan de Hooge Magten. Hier door wonnen zij de gunst der Regenten, en kreegen de aanzienlijkste Standplaatzen. De Voetiaanen hier door meer en meer verbitterd , arbeidden Iterk, om hunne Partij bij 't Gemeen en de Overheid in kleinagting te brengen, en hen van gevaarlijke,en hier ten Lande verbodene, Sociniaanfche Stellingen verCO Mosheim Kerkl. Gefch. IX. D, bl. 232 enz. Refol. Holl. 1659. bl-147. Reftl. va» Confid. bl. 491,494. X 4. STAATSIE K GEKKIN g«  6tt GESCHIEDENIS StaatsRegee- iUNG. Gefchil tusfchen de Regeering te Utrecht eti de Pred ikanten. verdagt te maaken. Zij ontzagen zich niet, deStaaten en Wechouders te hekelen als Lieden , die hè1 met den Godsdienst niet ernstig meenden. Binnen Amfterdam, toen van zo veel invloeds op de zaaken van Holland, durfde men fchrijven , vondt men onder de Regenten niet boven de drie of vier vvaare Proteftanten , de overigen waren in hun hart Papisten , Vrijgeesten en Atheïsten (*). Wij zagen, doorgaans, de Voetiaanen volijverige VooriTanders van het Huis van Oranje; en zij lieten niet na , zo veel mogelijk, aan deszclfs verheffing toetebren» gen. Te Utrecht haalden zommige Predikanten het oude gefchil over de Geestlijke Goederen weder op, en beweerden, dat dezelven, volgensGodlijk Regt, hun toekwamen; de Bezitters , op den Predikftoel, fcheldende voor Heiligfchenders. Nethenius, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid op de Hoogefchoole te dier Stede, gaf hun , in gefchrifte , geen zagter naamen dan die van Dieven der Goederen van Jestjs Christus , en vergeleek ze bij den Koning Achab, die zich den Wijngaard van Naboth toeëigende. Twee Leeraars, Abraham van de Velde en Joannes Teeling, moesten de Siad en het Gewest ruimen : den eerften werd ook Holland ontzegd ; waarop hij Predikant te Middelburg werd, en (*) Thurloe's Papers, V. p. 662. B. Bekeer, vervolg pp Hornius Kerkl, Hljf. bl 30. Zie ook Hejdanus Ce», ftécrqtiei*.  dek. NEDERLANDEN. 613 en niet fchroomde, de Staaten van Holland, op den Predikftoel, als Ferbondbreekers doorteftrijken , en zich zeer bemind maakte bij de Voorltanders van het Huls van Oranje. Nethenius moest zijn Hoogleeraarfchap laaten vaaren. De Staaten van Utrecht vexpligtten de Predikanten tot het doen van beloften, om zich met geen zaaken der Regeeringe of den Raat der Kapittelen en derzelver Goederen te bemoeijen; wie dezelve weigerde te doen, zou terftond van den dienst geweerd , en, wie ze overtradt, naar bevind van zaaken, geftraft worden (*). Men vondt'er, die, bovenal, tegen de Verdraagzaamheid ijverden. ,, De ftrafdreigende Wetten," fchreef één hunner, „ zijn niet meer dan een lichaam „ zonder ziel : de getrouwe Stad is in eene Hoere „ veranderd. Afgodifche Priesters bezoedelen ons „ Vaderland: dit Addergebroedzel dringt tot in on„ ze ingewanden. Zeggen onze Regenten, dat het ,, afweeren van die Pest een overbhjfzel des Pau: „ doms z\]x\ zou , 't is om dat zij zei ven Papisten „ zijn." Hij voer uit tegen de heerfchende ondeugden , tegen de fchennis van den Sabbath , tegen de ondankbaarheid omtrent het Huis van Oranje, en de ongeregeldheden der zodanigen , die, op het voorbeeld der Papisten , liever verfcheide Bijzitten dan ééne wettige Vrouwe hadden : hoe veelen zetten den (•) Aitzema, IV. D. bl. Ö33. 688. 973. Ref^' H"ll. rtfóxi bl. 11. 36. 38. en 1662. bl. 47. Matth. Nbtiiskh Necetf. deftnfto. X5 1 Staats» Regee- IiiNG. Yveraars tegen de Verdraagzaamheid ,  Staats. Hr.gee* *g. Staat der Kunsten en Wee tenfcbappea. I i I 1 « 3 < ] I 6H GESCHIEDENIS den hoed op, zonder te ontdekken, hoefraai ze ge* hoonid zijn ? Bovenal beweerde hij, dat het Land nabij den ondergang was, om dat men aan de Geestlijken een zo fchaars onderhoud gaf (*). Men zou bijkans, uit dusdanige Haaltjes, denken, dat de Inwoonders der Ferêénigde Gewesten weder tot de barbaarsheid vervielen ; doch 'er zijn andere Gedenkitukken van goeden fmaak. Op de Nederduitfche Letterkunde zullen wij niet fiilllaan: deez© bleef in den zelfden haat, waar in Hoofdt en Vondel dezelve gebragt hadden : en genoot de laatstgemelde, tot eenen hoogen ouderdom, de eer van als ;en voorbeeld der volmaaktheid in de Dichtkunst tangezien te worden. Hij hadt, gelijk alle fchep>ende Vernuften, eene menigte vanNaavolgers,en, mder deezen, Dichters van naam, die altoos hunnen oem zullen houden, terwijl eene menigte armhartige lijmers in de verdiende vergeetelnis begraavenblijft. ^ats behieldt bij de Landzaaten in 't algemeen den rerworven roem, en werd geleezen van allen; de geneenzaamheid der onderwerpen , door hem behanleld, de fchildeting en menschkunde behaagde. Mauwkeurigoeid , fmaak en grootsheid zoekt men te 'ergeefsch in zijne Werken. Regneuus Neuhuius van Leeuwaarden , en Ant. Thysius , Hoogeeraar te Leyden , Baken uit in 't behandelen der Zomeinfche Lier (*). Nutte (*) frugthoze Biddag, of'vrijmoedigonderzoek, 1655. (f) Paqüot Mem. de F Hifi. Litudes Pais- Bas,Tom. JU. p.171. & XIV. p. B78,  oer NEDERLANDEN. 615 De nutte Kunsten zijn in de Ferêénigde Gewesten altoos vlijtiger aangekweekt dan de aangenaameGeen Land ter Wereld, waar men zich met meer drifts en goeden voortgangs beoefende in de Wisen Vestingbouwkunde , de Starre- en Aardrijkskunde. De dageraad der Geneeskunde brak aan. Antomus Deusingius , Hoogleeraar in dezelve, onderwees ze , met veel roems, op de Hoogefchool te Groningen (*). Jan Beverwijk , te Dordrecht, maakte zich door zijne Geneeskundige Schriften bekend (f). Hendrik Munting en zijn Zoon Abraham Munting hebben in de Plaatkunde eenen on{terfbjken roem verworven (§\ Wij zullen , vervolgens , gelegenheid aantreffen, om te ipreekenvan Abraham Wicquefort , zo bekend door zijne Schriften als door zijne ongelukken. Hij verdient, onder de Gefchiedboekers deezes Tijdperks , eene voornaame plaats. Zijne Gefchiedenis der Nederlan' den, om van zijne andere Schriften niet te reppen, zal altoos verwondering verwekken, van wegen de vrijheid van gevoelens , en de kragt van ftijl : het mangelde hem aan geen vernuft, en zijn Werk zou keuriger geweest zijn , hadt hij in de keuze en fchikkiug der gevallen meer oordeeis gebruikt (**). Wij (*) Paquot , als boven, Tom. XII. p. x; (f) Zie aldaar, Tom. X, p. 16. (§) Zie alda»r, Tom. V. p. 17a. 174. (**) Zie aldaar, Tom» I. p.351. P.Paumjs In/, tot de Unie, I, D. bl. 92, Staats- rrgee. ring.  6I9 GESCHIEDENIS StaatsRecee- s1ng, Verdraag • Züaro- beid. I $ Wij oordeelen het onnoodig, de naamen optehaalen der Godgeleerden, die , in hunne bijzondere gefchillen, nullaagen toebragten. en dan ontvingen; alleen merken wij op, dat Cornelius Jansenius, uit een Dorp , niet verre van Leerdam afkomftig, en Bisfchop van Tperen geworden , de geboorte gaf aan eenen Aanhang, die eene groote fcheuring in de Catholijke Kerk veroorzaakte, en daar door zijnen naam vereeuwigde ("). ^ Hoe zeer zommigen tegen de Verdraagzaamheid uitvoeren en ijverden, de Overheden droegen zorg, om dezelve te doen bloeijen, en met een gelukkig gevolg. De Wethouderfchap te Amfterdam gaf den Roomschgezinden meer en meer vrijheid: eene Kerk dun, in den jaare MDCLXII, gefchonken, om, in le Franfche Taal, dienst te doen, verwierf de dankzegging des Konings van Frankrijk, op wiens verroek zij hier in bewilligden: hij noemt hen, in eenen irief van dankbetuiging, zijne zeer beminde en goeie F-ienden , de Magiftraat van Amfterdam (f). )e Ridder Temple, dien wij welhaast als Afgezant n den Haage zullen ontmoeten, was getroffen door iet aangenaame tafereel, vol verfcheidenheids , het reik de Verdraagzaamheid, ten opzigte van verfchil:nde Godsdienstbeüjdenisfen, oplevert. „ 't Is," :hrijfthij, „ bijna ongelooflijk, hoe alle de heftig. heden C) Mosheim Kerk.'. Gefch. VIII, D. bl, 301. (t) Basnage, p, 65r. Waoenaar , dmji. VIII. St. . 102.  der NEDERLANDEN. 617 3, heden en bitterheid , die de verfcheidenheden van „ Religie in andere Landen vergezelfehappen, hier ,, fchijnen bevredigd en verzagt te zijn door de al„ gemeene Vrijheid, die alle man , door vergun„ ning of oogluiking , geniet. —— Niemand kan ,, hier klaagen van verdrukking in ;de Confcientie, ,, of genoodzaakt te zijn tot eenige openbaare belij„ denis van zijn bijzonder Geloof, noch gedwongen, „ om zijne eige wijze van Godsdienst in huis niet „ te mogen pleegen. De Menfchen van verfcheide „ Gezindheden leeven hier met elkander als Burgers ,, der Wereld, aan den anderen verknogt door den „ algemeenen knoop van menschlijke beleefdheid en „ den band des Vredes, onder de onpartijdige be„ fcherming van zeer goede Wetten (*)•" De gedaante des Staatsbeftuurs hadt een blijkbaaren invloed op de Zeden. De beide Partijen , die 't Gerneenebest verdeelden, uit hoofde der omftandigheden verpligt elkander te ontzien , voerden in de Staatsbehandeiingen eene agterhoudenheid en omzigtigheid in, die tot het gedrag der bijzondere Burgeren overfloeg. De kleine uitgefirektheid van 't Gerneenebest doet alle daaden van eenig belang door 't zelve klinken: wie tot Waardigheden wilde opklimmen, moest alle zijne woorden en daaden afmeeten. Ondanks dit alles , werd de eer der Regeerderen bijkans nooit erger dan toen aangetast: ter wederzijden hoorde men befchuldigingen wegens het verkoopen van (•) Temple Obfervathns upsn the Netherl. C!;?p. V. StaatsRegek- IUKü. Zaden.  6i$ GESCHIEDENIS Staat*Regie- ring. i RijMot en Wee de. van zijne ftem en vrijheid aan den meestbiedendettd Zeker gaat d'Estrades te verre, als hij het getal der onomkoopbaare Perfoonen in 't Gerneenebest, gelijk wij boven vermeld hebben, op vier bepaalt: en zijne waarneeming is te algemeen, wanneer hij zegt, dat men de Hollanders, zonder dat zij 't merken, moet op zijne zijde beginnen te trekken; doch, dal men ze, ééns op den weg bobbende, kan brengen waar, en zo verre men wil. De Ingezetenen behielden den ouden roem der milddaadigheid. De verzamelingen , in de Kerken gedaan, verzorgden groote fommen aan 't Engehch Parlement, het welk, ter belooninge , den Staaten een oimatuurlijken en verderflijken Oorlog aandeedt. De verdrukte en vervolgde Piemonteezer Dallieden ontvingen, in den jaare MDCLIV, de aanzienlijke ingezamelde gilte van tweehonderd, een duizenden tweeëntwintig Guldens (*)• , Zodanige liefdegaaven firekten ten blijke van den ■ rijkdom deezer Landen : en die fchatten waren de vrugten, van den Handel ingezameld. Deeze uittebreiden en te befchermen was het voornaame doel geweest der groote Krijgstoerustingen ter Zee. Om de noodzaaklijkheid daar van te toonen , ging men naa, hoe veel voordeels de Handel in 't Noot' den den Lande aanbragt. De Koopwaaren, uit Frank- ■ rijk herwaards aangevoerd , vermeerderden met het toeneemen der Weelde (f), die langs hoe meervoets kreeg CO Aitzema , III. D. W. 726. 1240. (t) Wicquep. Liv. X. p. 583- 591»  beu NEDERLANDEN. €# kreeg in de Veréénigde Gewesten. — Dan de Weelde, als ook de Zedenverbastering, hebbe men hier min aantemerken yoor zaaken, op zichzelven ftaande , dan als hoedanigheden, aan vermeerdering en verminde* ring blootgeite'd. 'ris, derhalven, niet te verwonderen , dat het geen den Hollanderen van ouden tijde Weelde toefcheen , zulks niet was in de oogen det Vreemdelingen, die hier ten Lande kwamen. Deezen ftonden, in tegendeel, verlleldover de Zedigheid en Eenvoudigheid. De Ruiter was nooit zwieriger gekleed dan een gewoon Scheepskapitein: hij hieldt een Knegt, maar geen Koets. De Witt , die ge" zegd mogt worden het geheel Gerneenebest te beftuuren, en met de grootfte Vorsten handelde, hadt niets, het geen hem onderfcheidde van andere Regenten en andere Staatsdienaaren. Hij hieldt geen kostbaare Tafel, en bediende zich alleen van eene Koets bij het afleggen van Staatlijke bezoeken ; anders, evenals de geringde Burgers , dikwijls alleen te voet gaande. Geen wonder, dat een klein Volk, zo grooten Handel drijvende, en zo weinig uitgeevendë, in ftaat wastotverbaazende verrigtingen: doch, welk een vreemd vertoon! een Volk , dat floffe tot Weelde en Overdaad aan alle andere Volken vcrfchafte , nam weinig voor zichzelven. De Vreemdelh* gen zagen de Weelde der Hollanderen niet dan in voorwerpen, waar in dezelve behoort doorteftraalen, in Werken , ten algemeenen nutte en tot cieraad aangelegd. Allerverbaazendst was het ftigten van kostbaare Gebouwen, terwijl men de kostbaarfte Oor Staat»» Regib*  6io GESCHIEDENIS Staats- Regee- UING. TJIoeijende Raat des OostJndifchenHandels. De Kaap de Goede Hoop ge wonnen. Oorlogen voerde. In 't hevigst van den Oorlog me^ Engeland, bouwde men, in den Haage, de fchoone Gefchutgieterij; en te Amfterdam werd het Stadhuis, voor één der heerlijktte Gebouwen der Wereld beroemd, voltrokken. Deeze Stad deedt, door haare Volkzendingen en Geldligtingen, de Volkplanting Nieuw Nederland , van de West - Indifche Maatfchappij gekogt, en de Stad Nieuw Amfterdam, aldaar gebouwd, bloeijen (*). Geen voordeeliger Handel dreef dit Gerneenebest, dan den Oost - Indifchen. Hoewel de Maatfchappij in geduurigen Oorlog was met de Portugeezen , of met de Ingezetenen dier Gewesten, en zelfs met de Engelfchen, kwam zij 'er alleen met eere , en dikwijls met groot voordeel , af. In 't jaar MDCLII, onder den Gouverneur-Generaal Reiniersz. , den Opvolger van van der Lijn, verkreeg dezelve eene der gewigtighe Vastigheden aan den«uithoek van Afrlca. Zij hadt eene rustplaats noodig , waar de Schepen, op de lange reis van de Indien, zich konden vervetfehen. Een Chirurgijn, Johan vanRietbekk geheeten , aan de Kaap de Goede Hoop, tot het inneemen van ververfchingen , aan land gegaan zijnde, bevondt die Plaats allergelegendsttot dit oogmerk, en den grond zeer vrugtbaar. Zij werd, onder den Gouverneur-Generaal,Joan Maatsuiker, den Portugeezen afhandig gemaakt. Gemelde Rietleek, aan't hoofd der Volkplautinge geheld, lag den (*) Wagenaar 4mft, V. St» bl. a?4 enz.  der. NEDERLANDEN. 6aï den grondflag van deeze naderhand zo beroemde Lesplaats. De Portugeezen , uit de Molukkifch; Eilanden gedreeven , hadden nog voet op het groot Eiland Celebes, tusfchen Bornio en de Molukkifche Eilanden, gelegen in het Koningrijk Macasfer. De voortbrengsels van dit Eiland veroorzaakten eene gevaarlijke mededinging aan een Volk, het welk zich den uitOuitenden Handel in Nooten en Nagelen wilde toeëigenen. De Portugeezen leefden 'er onder de befcherraing des Konings van dit Eiland. De Maatfchappij zondt eene Vloot van tweeëndertig Zeilen derwaards, de Eilanders befchuldigende van trouwloosheid. Deezen vernielden alle de Portugeefche Schepen, en maakten zich meester van de Stad Ma* casfar. De Koning floot met hen een Vredes - verdrag, en was genoodzaakt, alle de Jefuiten en Portugeezen uit zijne Staaten te verdrijven , en aan de Maatfchappij alle Vermeesteringen , daar gemaakt, afteftaan. Voor 't overige behieldt hij den tytel van Koning. Doch dit Volk, uit den aart onrustig en oorlogzugtig , hervatte, welhaast, de vijandlijkheden: men moest op nieuw tot de wapenen komen , om het geheel te doen bukken. Dit Eiland was een tooneel des Oorlogs tot den jaare MDCLX1X, wanneer Cornelis Speelman , een kundig en dapper Held, naa een bloedigen Krijg, den Koning van %ïacasfar een' Vrede deedt tekenen , bij welken de Maatfchappij alle voordeelen des' Handels bedong (*). -— Irj (*) Du Bois, p. 160, 180. fa. Deel. 2. St. f Staats» Regeering. Macasfer gewonnen.  StaatsReges- ring. Gezant» fchip na Japan. 6„ GESCHIEDENIS In den jaare MDCLXÏII. deedt zij de Portugeezen de ganfche Malabaarfche Kust tot aan Goa ontruimen , door de Vestingen Cochin en Canaor te veroveren. De Portugeezen eischten ze wederom , als tegen den inhoud des Vredes bemagtigd ; maar men verijdelde deeze wedervorderingen (♦). 'Er wordt verhaald, dat de Oost - Indifche Maatfchappij zozeer geheld was op den uithuilenden Handel in de Specerijen, dat ze alle jaaren vierentwintigduizend Guldens aan den Koning der Molukken betaalde , om dat hij de Kaneelboomen uitgerooid hadt, en op Amboina laaten overvoeren (f)- De Hollanders daagden zo gelukkig niet in de fchikkingeu, gemaakt, om den Handel in China en Japan te drijven. De Maatfchappij hadt verfcheide Gezantfchappen'na China afgevaardigd, wanneer zij berigt kreeg, dat ütTartaaren, in den jaare MDDXLVIII, dit Rijk overweldigd hadden. Altoos bedagt , om zich van de voorkomende gelegenheden te bedienen, hoopte zij , dat dit nieuwe Rijksbeftuur gunstiger zou zijn dan het oude. In den jaare MDCLVI. trok een ftaatlijk Gezantfchap derwaards met zeer rijke Gefchenken, noodig in geheel Azia, om vrugt van Gezantfchappen te verwagten. De Gezanten werden door den Keizer met veel eerbetoon ontvangen. Men vroeg naar de Zeden en het Staatsbeftuur huns Lands ? Maar, (*) Aitzema, IV. D. bl. 910.1050.1157- en V. P. bl. 297. (t) A. Munting Phytographia, p. 149»  der. NEDERLANDEN. 6j$ Maar, als zij ipraken van een Opperbevel, verdeeld onder verfcheide Perfoonen , konden de Chineezen, alleen van eene eigendunklijke éénhoofdige Regeering kennis hebbende, zulks geheel niet begrijpen. Dusdanig eene Regeering kwam hun voor als een veel hoofdig Monfter. De Afgezanten vonden zich genoodzaakt , van den Prins van Oranje te fpreeken, die toen geene Waardigheid in den Staat bekleedde Hierop viel de vraag, of zij Bloedverwanten van dei Prins waren? dit oordeelden zij noodig, om hun d waardigheid van Afgezanten te geeven. Zij ontwee ken die vraag met te antwoorden, dat men in hu Land alleen op verdiensten zag. Ongelukkig wa hun Tolk, een Duitsch Jefuit , Adam Scaliger aan de belangen der Portugeezen gehegt. Deeze g; te kennen , dat de Hollanders een rot van Zeefchu mers waren, een kleinen hoek gronds bewoonendf verkreegen door tegen hunnen Vorst opteltaan; d zij zich voorts meest op Zee onthielden, envanro verijen leefden. Dit verwekte ongunstige indrukke De Afgezanten hadden veel moeite , om ze wegt neemen , en verwierven , in 't einde , de vrijheii om Handel te drijven , het groot oogmerk hunn Bezendinge (*). De Oost-Indifche Maatfchappij was ih Japan b ter verzekerd tegen de Portugeezen, die zij van da hadt doen verbannen, door het ontdekkeiveener zame zweering tegen den Keizer, in 't jaar MDCXXXV e) Basmage, p. 444 453- ' Y a Staats» Regee • ring, 1 1 S 9 £ i- 1» it a. U jr, e- Op weliE ar een voet men in Ü* Japan [I. Handel drijft* Ot  6H GESCHIEDENIS Staats- Regee- Tot den jaare MDCXLI. hadt de Maatfchappij ten Comptoir te Firando ; doch het Werd , in dat jaar;, verplaatst op een klein Eilandje, Defimn gehecten, 't welk , door eene Brug , gemeenfcha-i heeft met Nangaraki, Hocftiftad van het Ei'and Bongo. Dit Eilandje word nog ter Handelplaats bewoond ; doch niemand mag, buiten bijzondere vergunning, over de Brug komen. Ook is 't hun niet toegelaaten met. de ffapc.nneezen, dan door bijzondere daar toe aange" ftelde Makelaars, te handelen. Zij leeven, als in eene gevangenis opgelloten : uitgenomen , dat'er, jaarlijks, eene Bezending na Jedo gaat, om den Keizer te begroeten, en hem, met vernederende plegtighedcn, Gefchenken aantebierkn. Dejapanueczen merken deeze Bezending aan als eene hulde , en de Gefehenken als eene fchatting. De Oppasfers verliezen den nooit uit het oog , als zij na jedo trekken , en zij verbinden zich met eede, rekenfehap van alle hunre bedrijven te geeven. Het geduld, waarmede zij lit alles uitftaan , kan alleen opgewoogen worden door de groote winsten , die men wil, dat honderd ;ö vijftig ten honderd zijn, op de Goederen, derwaardc gebragt; en nog veel meer op die , welken weder te rug gevoerd worden. Zommigen willen , dat de Hollanders eene, het Christendom verlochenende , plegigheid , Jefaml geheeten (*) , moeten verrigten, om (*) Deeze bedaar, volgens de breedebefchrijving, door L~haüj.eboix daar van gegeeven ,' in zijne Hijlorie van j'apaü, Lab. XX. Chap. 8 , in het zetten van den voet op eea Beeld  oer NEDERLAND EN. 6a om deeze Handelplaats te behouden. Dan dezelve, of iets dergelijks , is , volgens Valentijn , nooit den Bedienden der Oost -Indifche Maatfchappij* afgevorderd. En de Japanmezen vergenoegen zich , ten opzigte van de Afgevaardigden, met de verklaa.ling, dat zij Hol/anders zijn, zonder van den Godsdienst een enkel woord te reppen, fchoon de Japanneezers wel weeten, dat zij het Christendom belijden: ook mogen zij op het Eiland Bijbels eu Gebedenboeken in huis hebben (*). De Vastigheid der Hollanderen op het EilandFormofa levert fchitterender trekken op , maar een min gelukkigen uitflag. Zints het jaar MDCXXXV, hadt de Oost ■ Indifche Maatfchappij zich gevestigd in 't bezit deezes Eilands, zo wonder voordeelig gelegen tot den Japanfchen en Chineefchen Handel. De vermeestering van China door de Tartaaren deedt omtrent dertigduizend Chincezen derwaards trekken, die aan Beeld van Jesus en van de Maagd Maria : uit de zamenftelling van welke twee naamen het woord Jefumi waarfchijnlijk gevormd is. Dit bedrijf wordt 's jaarlijks door de Inwoonders der Streeken in Japan verrigt, waar men vermoedt, dat Christenen z jn, om daar door te onderzoeken, of zij ook ergens fcbuilen. C) Hier over verdient, bovenal , geleezen te worden een Stukje van O.Z. van Haaren, getyteld : Het gedrag der Hollanderen in Japan , met betrekking tot den Christ. lijken Godsdienst, onderzogt , te vinden in het Journal dfsSgavans,Q&.ij6s. en in deVaderl. Letteroefeningen , VI. D. 2de St. bl. 273 316 enz. X 3 StaatsRegeert:. g« 't Eiland Formsfa verlooren. Heldenbedrijf van den Preiikant-Iam- 3i10ek.  6s6 GESCHIEDENIS StaatsRegee- II- * aan den Landbouw en Koophandel diens Eilands een nieuw leeven gaven.DeezeVastigheld wasééne derrnkfte Koopmarkten van de Maatfchappij geworden, toen men ontdekte, dat de Chineèzen , onverduldig om een vreemd juk te draagen, een opftand bettemden. De eerfte beweegnisfen werden in de geboorte gefmoord : maar een Chineefche Zeefchuimer, 'Coxinga , een eerzugtigendapperMan.die zich aan de Overweldigers zijns Vaderlands niet hadt willen onderwerpen , bediende zich van deeze gelegenheid, om eene wijkplaats tevinden. Aan 't hoofd eens magtigen Legers, eneene Vloot van Chineefche Jonken (•), deedt hijeenelanding óp Mk, waar zijne Landgenooten in meLté toeliepen , om zijne Krijgsmagt te verfterken. Tweehonderd en vijftig Hollanders toogen tegen hem 0P vertrouwende op hun fchietgeweer ; doch zi] werden, met groot verlies, te rug gedreeven. Coxinga maakte zich, welhaast, meester van de Menie Sterkten; doch de braave Cayet verdeedigde tl'ort Zeeland t* dapper, dat Coxinga het best oordeelde, het beleg in eene blokkade te veranderen, en hst met geweld te paaren. Hij hadt den Predikant Hambroek, die bij de Hollanders zeer geagt was , met deszelfs Vrouw en twee zijner Kinderen gevangen genomen , toen hij landde: deezen deedt hij voor zichverfchijnen. , Ga» fprak hij, „ verzeker de Belegerden , van mijne genade, als zij t daar oP willen laaten „ aankomen, en, zonder andere voorwaarden,zich n Dus noemt men eene foort van Vaartuigen , in de Oist.Jndil» en op de Kusten van China in gebruik.  f BK NEDERLANDEN. 5*7 „ overgeeven. Stel al den invloed, welken gij op ,', hen hebt, tewerk; want, terwijl het leeven van uwe Vrouw en Kinderen van uwe wederkomst af„ hangt, zo zult gij het zelve met den hals bekoopen, „ indien gij vrugtloos wederkeert." Hambroek ging na'tFort: onmiddelijk daarop zich aan de vervoeringen zijner edele ziele overgeevende , ftelde hij al zijne wel fpreekenheid te werk, om den Neder landeren de overgaave te ontraaden. „ Coxinga," zeide hij, „ heeft veel van zijne beste manfchap verlooren, „ verfcheide zijner Jonken zijn doorgegaan: het o„ verige mort over de belegering , en dreigt eenen „ ophand: alle de Formofaanen zijn niet te onderge„ bragt, en , op den minden fchok, dien de Chineezer, „ krijgen, zult gij hen, die onwillig onder onze vij „ anden bukken, het juk zien afwerpen, de wapen: „ opvatten, en zich bij onze Benden voegen : ookza „ 'er gewis hulp van Batavia komen. Houdt, der „ halven, moed, mijne Landsgenooten, gij zult in' „ einde zegepraalen. Ik weet wel, dat het befluit „ 'tgeen ik u aanprijs, en'twelk ik vertrouw, dat gi „ neemen zult, mij het leeven kosten moet; maa „ hebben wij allen, mijne Vrienden, ons leeven nie „ ontvangen, om het voor Vaderland, Vrijheid e „ Godsdienst veil te hebben? Ik voor mij denk, h< „ zelve niet beter dan in de betragting van mijn pli: „ te kunnen beileden." Men nam daarop het beilui om zich tot het uiterfte te verdeedigen, en wilde de braaven Predikant houden : zijne grootmoedige da perheid werd toen op de fterklie proeve gezet. Twt zijn StaatsRegee- RIi->G. I n :e :r  6iS GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN. zijner Dogters, die in 't Fort wr.ren, wierpen zich aan zijné voeten neder, omhelsden zijne kniën, en fmeekten hem , onder een jammerend gegil, dat hij niet zou vertrekken. Hij rukte zich uit haare armen, zeggende: Mijne Vrouw, eeri gedeelte mijner Kinderen , ,, en veelen mijner Landgenooten zijn nog gevangen, „God verhoede het, dat ik hun leeven in gevaar brenge, om hctmijnetered.ien! Ik heb mijn woord „ gegeeven. Ik moet het houden. Ik zal het een ge„ luk agten', als ik ten flachtöffer mijner Broederen ge„ offerd worde! " Met dit zeggen vertrok deeze tweede Reguxus na 's VifÜnds Legerplaats. Het beleg volduurde nog eenigen tijd : en eene bvergave, op eerlijke voorwaarde, gefchiedde niet, dan naa dat alle hoop op ontzet van Batavia verdweenen was. Maar alle de Gevangenen, in 's Vijands hand gevallen, werden , ten getale van vijfhonderd, om 't leeven gebragt, dewijl Cüxing a ze vérdagt hieldt, van eene zamenzweering gefmeed te hebben. Onder dit ongelukkig getal bevondt zich ook de edelmoedige Predikant Hambroek, in 't éérst, naa zijne wederkomst uitliet Fort, gefpaard. De Chineczen gaven alle Hollandfche Vrouwen te rug : en , ichoon alle de jeugdigen zwanger waren, belette zulks niet, dat zij terftond weder Mannen b reegen; men merkte ze aan als Weduwen der gcfheuvelde Landgenooten, en hieldt het daar voor, dat het geen in den gevangen ftaat en met geweld aan haar gepleegd was, haar tot geen misdrijf kon gerekend worden (fi). (*) Basvace. p 669. Aitzema, V. D.bl. 196. Einde des Zesden Deels* 3taat3- Rêoee- &ÜNG5