TAFEREEL DER NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN. ZEVENDE DEEL.   TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de VERÉÉNI G DE NEDERLANDEN, gevolgd naar't franschvan den heere M. C E R I S I E R. "' Vj ZEVENDE DEEL, ^Beginnende met den Tmdm Oorlog mei Engeland 1663, en eindigende met de NijjielüSCHE vrede 1678. Te UTRECHT, hij B. WILD. MDCCLXXXVIL   INHOUD VAN HET, ZEVEN DEN DEELS Eerste Stuk. 'T GEMEENEBEST DER. VERÊÊNIGDE NEDERLANDEN. VIJFENTWINTIGSTE BOEK. Tweede Oorlog met Engeland, en het Drievoudig Verbond, Eerste Tijdpeek. Tweede Oorlog met Engeland. njandlijkheden in Africa- en America. Over, winning der Engelfchen bij Lestafe. Oorlog met den Bisfchop van Munjler. -*m Frankrijk en Deenemarken verklaaren zich ten voordeele der Zeréétiigde Gewesten,^ Zegepraal der Engel, fchen bij Duins. Overwinning op de Engel- fchen bij den mond. van de Theems., — Bewee* genisten ten voordeele des Prinfen van Oranje, -i Zeetocht van de Ruiter enden Ruwaard de Witt * * m.  ^ l N H O ü D. 7 ™ ~ * ,ftC^ — Onderhandelingen en Vtedesverdrag te Breda. — 't Eeuwig Edicl, Kort verpg van den ftaatkuncVgen toefiani der Verfde Geween. Ooraken van den«y*. O 1 L Engeland. * # J«f ^ 5 Enaellchen. De Wxtt zendt geheimenlast tomT D* WlTT ^ Downing. Znoegen en Burgerlijke Enigheden. Straffevoor f2Lwf Officieren,en eerbetoon■ g J§ Dapperen. Het gedrag van Tromp : n!! Ruiter. />«<^ Luitenant^Z^aTbenoemd. De Vloot door^ Wht i« Z« f*** Oost-lndrfche,en Stn rF«* bek»*». De Koning ™ *«^ ken verklaart zich voor de Staaten. Der Staaten Hzoek in Zweeden flaagt niet. De Staaten zoeken hulp bij Frankrijk. Zij haaien Franknjk mhurh Zwig n over. CharaBerdes Bisfchop. vanMunZ Hij verklaart den Staaten den Oorlog, en lelt op and te verken. ^££>~< v,n den Staat. De Koning van Franknjk zendt Zr nL tegen den Bishop van Mnnte: Staaf F„ihen *- net den- \dnn, Frankrijk verkkart Engeland 0«^.  INHOUD. V Zreflag van vier dagen. Grootheid deezer overwin„iJg. Zegepraal der Engetfche Floot. De Engelfchen verbranden eene Floot Koopvaardijfchepen en het Westeinde van ter Schelling. Gefchil tusfchen pE Ruiter en Tromp. Beweegenisfen , om den Prins van Oranje te bevorderen. De Staaten van Holland neemen de opvoeding des Prinfen op zich, en hem voor een Kind van Staat aan. Verandering van 's Prinfin Hofhouding. Ontwerpen en lot van Buat. De veréèniging der Franfche en Hollandfche Vloot mislukt. De Vloot zeilt binnen. De beide Partijen verlangen na den Vrede. Viervoudig Verbond. Bredafche Vredehandeling. Gevolmagtigden benoemd. Verfchillen tusfchen de Engelfchen en de Staaten. Onvoorzigiigheid van Carel den II. Ontwerp van de W*ït, Tocht na Chattara. De Vrede te Breda getekend. Inhoud van den Bredafchcn Vrede. Aanleiding tot Eeuwig Kdidl. Ontwerp en vastftelling van 't zelve. Misnoegen over 't Eeu,wig Edict. Tweede T ij d p e r k. Het Drievoudig Verbond. Korte befchouwing der Franfche Magt. Voorwendtel van Lodewijk den XIV, om in de Spaanfche Nederlanden te vallen. Ver meest er ingen der Franfchen. Staatkundige Onderhandeling van de Witt met Frankrijk. Onderhandeling met Spanje. * 3  INHOUD. Gezantfchap der Staaten na Engeland. De Ridder Temple aan de Wiït gezonden. Temple's onderhandeling mei de Wjtt. Verbonden , met Engeland gefloten. De Verdragen tusfchen GrootErittanje en de Veréénigdé Gewesten. Zweeden treedt in V Drievoudig Verbond. Eer van -at. Witt en Temple, in V zelve tot ftand te brengen. Aanmerking over de. oogmerken van de Witt. Misnoegen van Frankrijk en Engeland over het Drievoudig Verbond. Lodewijk de XIV. vermeestert Franche Conr.d. Zamenkomst ie Aken. Vrede aldaar. ZESENTWINTIGSTE BO,EK. Onlusten wegens het Drievoudig Verbond , het begin des eerflen Oorlogs met Frankrijk, en des derden met Engeland. Derde T ij d p e r k. Onlusten, ter gelegenheid van het Drievoudig Verbond ontftaan. Ontwerpen van Lo.oewijr hen IV. tot Staatzugt en Wraaklust. Frankrijks oogmerken Jlraalen reeds door. De jo^ge Prins van Oranje toont Staatkunde te bezitten. De Prins van Oranje wordt Eerfte Edele van Zeeland. Befluiten, tot beperking van 's Prinfen opgang genomen. Onlusten in Friesland en Groningen, in Overijsfel en /«Holland. Burger-oorlog in  INHOUD» rn in Zeeland. Gefchil met Holland, over de afdanking van 't Krijgsvolk. Lodewijk de XIV. tragt de Staaten van het Drievoudig Verbond aftetrekken* En zoekt Engeland tegen het Cemeenebest opteflooken. Gefchil met de Engelfchen over Suriname en de Oost-Indien. Engeland begint zich onverfchillig te toonen ten opzigte van het Drievoudig Verbond. De Hertogin van Orleans haalt Carel den II. geheel in de belangen van Frankrijk over. Verbond der Koningen van Frankrijk en Engeland, ten verderve der Veréénigde Nederlanden. Andere Mogenheden aangezogt, om deel te neemen in 't Ver hond tegen de Nederlanden. Poogingen hij den Keurvorst van Brandenburg. Raad , door denzelven aan de Staaten. De Staaten kennen het oogmerk van Frankrijk. Verfcheide Gezanten afgevaardigd. De Koning van Frankrijk begroet door de Staaten. De Groot ontdekt in Frankrijk de vijandlijke oogmerken. De Franlchen vallen in Lotharingen. Temple ihuis ontboden. Onzekerheid der Staaten. Onèènigheid >n de Vergadering. De Prins van Oranje krijgt zitting in den Raad van Staate. Twist tusfchen Amfterdam en verfcheide andere Steden. Gefchil over de aan/lelling van den Prins tot Capitein-Generaal. Raadpleegingen over de Inflruüii van den Capitein • Generaal. Verfchillen , of men een Capi' tein • Generaal voor zijn leeven, dan voor éènen Veldtocht , zou aanftellen. Invloed van de voorgenomen: verheffing des Prinfen op de Hoven van Verfailles en Londen, De Prins tot Capitein? en Admiraal - Generaal  vin INHOUD» raai aangefleld. De Koning van Frankrijk geeft blijken van vijandlijkheden aan de Staaten. Brief van de Staaten aan Frankrijk, en handeling van de Groot. Frankrijk wint den Keizer en Zweeden. Staat van Spanje en de Spaanfche Nederlanden, Vrugtlooze handelingen in Engeland. Gefchil, over het firijken der Flagge , met het Engelsen Konings Jagt de Meriijn. Downing herwaards gezonden. Onderhandelingen met Engeland op de voorflagen van de Witt. FoOrwendzel der Engelfehen van misnoegen. Vierde Tijdperk. Berfte Oorlóg met Frankrijk. Derde Oorlog met Engeland. Inval der Franfchen en Engelfehen. Staat van H Gomeenebest. Staatkunde ven de Witt. Het gedrag der Franfchen. Oorlogsverklaaring. Toerusting. De Engelfehen tasten dc Smimafche Floot aan vóór de Oorlogsverklaring. Oorlogsverklaring van Engeland. Bijzondere redenen van 'f misnoegen des Kónings van Engeland. De Engelfehen tegen de Nederlanders opgehitst. Zeejlag bij Soulsbaay. Maatregels , ter verdeedi* ring ten Lande, verzuimd. Eerfte vermeesteringen °der Franfchen. De Bisfchoppen van Keulen en Munfter vallen den Staat aan. De Franfchen trekken ever den Rhijtt. Gelderland deer de Franfchen over- Iteerdt  INHOUD. sa keerd. De Franfchen dringen dieper in. Gefield" heid van het Leger der Staaten. De Franfchen betnagtigen Naarden , en komen te Müiden. Merkwaardige Brief van den Graaf d'Estrades. Aanmerkingen kier over. Utrecht door de Franfchen ingenomen. Lodevvjjk de XIV. in Utrecht. Nieuwmegen geeft zich, naa eerte manmoedige verdeediging, over. Verklaaring des Konings van Frankrijk. Krijgsraad , om alle de Veréénigde Gewesten te overheeren. Voorzorgen , te Arcfrerdam genomen. Algemeene verfaagenhsid. Verlegenheid van dé Witt. Dezelve fielt voor, met Frankrijk te handeleu. Bezending aan den Koning. Onderhandeling, en verjlag van dezelve. Raadpleegingen hier over. De Staaten van Zeeland verzetten zich tégen de handeling. Het bejluit , om met Frankrijk te handelen , ter Algemeene Staatsvergadering doorgedrongen. Gejchil tusfchen de Groot en den Griffier Fagel. Standvastigheid van die van Amfterdam. Volmagt, om met Frankrijk te handelen , gegeeven. Onderhandeling met Frankrijk. Eifchen des Konings van Frankrijk. Handeling hier over met de Franfche Gevolmagtigden. Raadpleegingen der Staaten op deit eisch van Frankrijk. Onderhandeling met Engeland. Brief der Afgevaardigden na Engeland. Heimlijke handeling des Prinfen van Oranje met den Koning van Engeland. Geneigdheid der Engelfehen. Handelingen der Engelfche Afgezanten bij den Prins van Oranje. Handeling der Staaten met de Engelfche Afgezanten. Aanbiedingen , den Prins van Oranje  INHOUD. gedaan. Nieuwe overéénkomst tusfchen Frankrijk en Engeland. Voorwaarden van den Koning van Engeland aan de Staaten. Foorwaarden des Konings van Frankrijk. Gedrag des Prinfen van Oranje omtrent ■deeze Foorwaarden. De Prins toont zich agterdogtig omtrent de Groot. Deeze wijkt ten Lande uit. Befluit op de voorflagen van Frankrijk en Engeland. TA  TAFEREEL der algemeene gksch;fdenisse van de VERééKIGDE NEDERLANDEN. VIL Deel. I. Stuk. TAFEREEL der algemeene BEsCHIEDEMISSE van de :' VERENIGDE NEDERLANDEN. VU. Deel. I. Stuk.   i der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de VERÉÉNIGDE T GEMEENEBEST DER. FERÉÉNIGDE NEDERLANDEN. VIJFENTWINTIGSTE BOEK. Tweede Oorlog inet Engeland, en het drievou-» wig Verbond. Eerste Tijdperk. Tweede Oorlog met Engeland. Fijandlijkheden in Africa en America. Over» winning der Engelfehen bij LestafTe., Oorlog met den Bisfchop van Mnnfter. ■ Frankrijk en Deenemarken verklaar en zich ten voordeele derVer- éénigde Gewesten . Zegepraal der Engelfehen hij Duins. Overwinning op de Engelfehen bij den mond van de Theems. Beweegenisfen, ten voordeele des Prinjen van Oranje. ——■ Zeetocht van de Ruiter en den Ruwaard de Witt na FIL Deel A Chtt  & GESCHIEDENIS Staats. Regeeking. Kort veriiag van den flaackuudigentoeftand der Veriéir.gdeGewesten. 1663. ] 1 ( ] 1 Chatam.— Onderhandelingen en Fredes-verdrag te Breda. —- 't Eeuwig EdiEt, £ laatste Verbonden, met Engeland en Frankrijk gefloten, hadden, zo niet voor altoos, ten minden voor eenen langen tijd, de rust der Feréénigde Gewesten moeten verzekeren , indien de Verbonden dikwijls niet meer ftrekten tot het vermommen van kwaade oogmerken , dan om dezelven te vernietigen, 't Is noch naar de nieuwheid, noch naar de [ïeikte der Verbintenisfen , dat men derzelver vastheid moet afmeeten , maar alleen naar de voordeeen, die de verbondene Partijen 'er uit'kunnen treken. Naa dat de Koophandel der Feréénigie Gewesten dien van alle andere Volken wijd :n verre overtrof, en zij van Spanje (niets meer :e vreezen hadden, waren de Engelfehen gevaarlijke Mededingers in den Handel, en de Franfchen, door mnne magt , ontzaglijke Nabuuren geworden. De Verbintenisfen met die twee Staaten, alleen uitvverk:els van vreeze zijnde , konden niet bettendig weejen. Wij zullen , derhalven , het Gemeenebest, ivelhaast, met beiden, beurtlings, in onmin, en selfs door beiden te gelijk, aangetast zien. Bijkans jnder die overmagt bezweeken , beurt het zich met noeite op ; doch door die regenlieden zeiven het niddelpunt geworden van allen haat en jalouzy tegen Frankrijk , verheft het zich tot Scheidsman in Eu. 'opa, en wordt de ziel van alle de bevveegenisfen. De ün-  der NEDERLANDEN. 3 Onderhandelingen en Verbonden in Europa worden in 't zelve aangevangen en gefloten ; en Frankrijk fiaat ten doele van de veréénigde poogingen eener algemeene Verbintenisfe. De Prins van Oranje , verheven tot de Waardigheden zijner Voorvaderen, kreeg, fchoon hij niets meer was dan de Eerde Bediende en voorn aamfte Onderdaan van een klein Gemeenebest , de meerderheid boven de grootfte Vorilen, ja hij durfde na de bemagtiging van drie Koningrijken dingen , en zette zich op den Zetel des ontthroonden Konings. Hoewel hij geene eere altoos inlag met zijne Veldtochten , noch met zijne Belegeringen , deedt hij zijne Overwinnaars beeven, en behieldt het algemeen vertrouwen. Hij vernietigde het Staatkundig ftelzel, door den Westphaalfchen Frede ontworpen. Men hadt eerst alleen ten oogmerke, de magt dier Monarchie binnen behoorlijke paaien te omfchrijven, en kwam eindelijk tot het befluit, om ze te verwoesten. — De Gefchiedkunde zou een nulloos werk verrigten, als zij niet toonde , in hoe verre zulk eene fchitterende rol nutti| of gevaarlijk is voor een Gemeenebest, 't welk , oj den Koophandel gevestigd, zich met de zaaken dei Buitenlanderen niet te moeijen hebbe , dan in ge valle zijne weezenlijke belangen worden aangetast. Beevend zagen de Engelfehen de vorderingen aan die het Gemeenebest in den Koophandel maakte Verontwaardiging vervulde hen, als zij op alle Kooj. markten zich voorgekomen of uitgefloten vonder Hunne gevoeligheid vermeerderde, wanneer zij da; A a te ■ StaatsRegeering. > Oorzaa- . ken van den twee den Oor- . log met r.Enge- * tand. a  Staats- REfcEEï11kg. *t Begin der vijandl jihedeadoor de Engel • '(chen. 4 GESCHIEDENIS r ren op de voordee'.en huns Vaderlands in ligging, vrugtbaarheid, volkrijkheid , en ftoutheid van Zeelieden, zo verre uitfteekende boven de Verèènigde Gewesten. Zij hadden zich moeten bevlijtigen, om hunne Mededingers te overwinnen door zuinigheid en wakkerheid; doch deeze middelen waren van eenen te langzaam werkenden aart voor 's Vohs driftigen aart: het oordeelde, het veel gemaklijker en korter weg, door geweld hunne Mededingers te verpletten , en cp dien ondergang hunnen opgang te bouwen. CapvEL de II. ontdekte , met een hartflreeleud genoegen, volksneigingen , zo zamenftem« mende, om zijrie heimlijke oogmerken tegen Holland te doen gelukken. De Hertog van York , zijn Broe. der, veel ijveriger Cathólijk dan hij, haakte met nog meer drifts na de vernieling van een Gemeenebest, aangemerkt als het bolwerk der Hervormden , en de bron van die Staatkundige en Godsdienstige begrippen, die Casel den I. zo veel ramps gebrouwen hadden. De Hertog, Opperadmiraal van Engeland, was wonder bedreeven in Zeezaaken, en hoopte een glorieipocr inteflaan, 't Welk hem in Engelend een aanzien zou geeven , 't geen hij grootlijks behoefde. Reeds , in den jaare MDCLXI, hadt Robert Holmes de Vastigheden der Staaten in rffricaaangetast , onder voorwendsel , dat die geheele Kust, tot de Kaap de Goede Hoop , den Engelfehen toekwam (*). In (*) ArrzEMA , 1V.D.W. 755. en V. D. bl. iss.  der NEDERLANDEN. S In den jaare MDCLXIII, ontving hij, ondanks het Verbond , tusfchen dat Rijk en onzen Staat gefloten , heimlijke bevelen , om de vijandlijkbeden te hervatten. Hij zeilde met eene daar toe beftemde Vloot na de Kust van Africa3 nam verfcheide Schepen der Staaten , die hem onder weg ontmoetten, en veroverde , tden eerften van Sprokkelmaand des jaars MDCLXIV, eene Sterkte der Nederlander-en op het Eiland Gcêreede. Voorts maakte hij, ftormenderhand, zich meester van de Sterkte Tacorari; elf Koopvaardijfchepen vielen hem in handen voor St. George del Mina, 't welk hij te vergeefchbefchoot; dan Cabo Cors moest bukken (*). Na America gelievend , nam hij Nieuw Amfterdam in, en bragt geheel Nieuw Nederland te onder , veranderende den naam in Nieuw Tork., ter eere van den Prins , die , als Opperbewindhebber der Engelfche Maatfchappije, het Hoofd deezes Krijgstochts was (f). De Eilanden Tahago en St. Eufiatius ,op 't onverwagtst overvallen, moeiten Holmes als Overwinnaar groeten (§). De Staaten hadden het nieuws deezer vijandlijkheden, in vollen Vrede gepleegd, niet vernomen, of zij beklaagden zich des bij Ca rel den II. 't Was dien Vorst niet genoeg, den fchijjn te vertoonen , of hij (*) Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. apo. 291, Aitzema, V. D. bi. 135. (t) Refol. Heil. 1664. bl. 96. (§) Not, Zeel. 166^, bl- 219. 252. A 3 StaatsRegee» ring.  é GESCHIEDENIS StaatsRegee- hij geheel geen kennis hadt van den Zeetocht, door Holmes aangevangen , hij liet hem in den Tour brengen , en wierp al de fchiild op den Hertog van Yokic , zijnen Broeder , op het dierst betuigende, dat hij de vriendfchap, met de Staaten aangegaan, heilig dagt te houden (*). Doch het viel nietmoei1 jjjv te bevroeden , dat Koning Carel de II. geen ander oogmerk hadt, dan de Staaten in llaap te wiegen, en, fluimerende, teverrasfen. In Grasmaand, liet het Huis der Gemeenten reeds blijken, welk een kwaad hart het deezen Landen toedroeg, zijner Majefteit verzoekende , dat hij kragtdaadiger middelen in 't werk Helde , om de geweldenaarijen , die de Ingezetenen der Veréinigde Gevesten den Engelfehen aandeeden, te beletten. De Stad Londen Houdt hem, vervolgens, ten dien einde honderdduizend Ponden Sterlings toe. Ten zelfden tijde orrderfteunde Downing , zijnen geweldigen en onrustigen aart volgende , het Parlement door een Vertoog , opgevuld met de tterktte betuigingen , maar geheel ledig van bewijzen. Hij kon geen grond van klagten bijbrengen , dan het aanhouden van twee Schepen , Bonus Avonture en Bonne Efperance, door de Engelfehen, zints een geraimen tijd, te rug gevorderd , en welker zaak, volgens hec Verbond van'tjaar MDCLXU, aan den gewoonen Regter verbleeven, en nog niet afgedaan was. De geldgierige Downing , die voor eene (*) Rapin, Tom. IX. p. 237. b'Estradfs , Tom, II. P> 454- 45S>- 47*. .  der. NEDERLANDEN. ? eene zeer maatige fom de zeer twijfelagtige Regten der Wedereiichers overgenomen hadt , weigerde alle wegen van bemiddeling, hem voorgeflagen (*). De fterke toerustingen ter Zee in Engeland waren zo veele zekere tekens eens vast befloien Oorlogs, en noodzaakten de Staaten, om, op denvoorflag van Holland , het verzoek der West - Indifcht Maatfchappije te voldoen", dezelve twaalf groote Oorlogfehepen bijtezetten, en deeze na de Africaanfche Kust te zenden , om den Engelfehen het ontweldigde weder te ontneemen (f). Maar , dewijï de Engelfehen durfden beweeren , dat het zenden dier Vloote zou aangezien worden voor eene Oorlogsverklaaring , en het toerusten van dezelve te veel tijds zou kosten , bedagt men een ander middel. Da Witt oordeelde het dienstig , heimlijken last aftevaardigen aan de Ruiter , toen met twaali Schepen in Zee tegen de Algerijnen, die den Vredt verbroken hadden; doch het viel bezwaarlijk , zulk een befluit geheim genoeg te houden voor de Engel fchen. Dit baarde, eenigen tijd , belemmering. Ii 't einde nam de Witt , en eenige andere Gemagtig ien, de toevlugt tot eene kunstenaarij , die ftreed tegen de Regeerings - geiteltenisfe , en niet geregt vaardigd kon worden , dan door de noodzaaklijk j heid (*) Aitzema , Y.D. bl. 78. 84. 87. 92. 106 enz. (t) De Witt, Briev. I. D. bl. 681.IV.D.DI.308. 3*0 537.343. Aitzema, V. D. bl. 17». Secr. Rejtl. HeJl 1664. II. D. bl. 426. A 4 StaatsRegeering. Dï Wnt zendt ge« heimen last aan DB Ruiter. 1  S GESCHIEDENIS Staats- RegeeUixc, Be Witt misieidc Dow- iv ing. I heid, waarin men zich bevondt. Terwijl het befluit op de uitrusting der twaalf Oorlogfchepen in nadere overweeging genomen wierd , hiekk men ee° nige Heeren aan 't venlier en elders aan de praat; anderen, wien 't geheim geheel niet vertrouwd was, bragt men, onder 't een en ander voorwendzel ,, uit de Vergadering. Middelerwijl werd de vooiflag, om de Ruiter met de twaalf Schepen , die hij bij zich hadt, na Cabo Ferde te zenden , 'en de Sterkten, door Holmes veroverd, te herneemen, als ware dezelve flegts een aanhangzel van 't gemelde befiuit geweest, zo ras geleezen, dat de Voorzitter, met iemand-in gefprek geraakt, bet niet merkte. Dit dus vermeerderde Bdluit werd door een anderen Voorzitter, twee dagen daarnaa, zonder weder voorgeicezentezijn,'t welk meermaalengebeurt, getekend, en aan de Ruiter, afgevaardigd (*). De Ruiter ontving deezen heimlijken last, den eerften van Herfstmaand, voor Malaga, en fchikte zich, om denzelven te volbrengen. Doch , fchoon hij de beweegredenen van zijn vertrek uit de Mid' denlandfche Zee met alle zorgvuldigheid bedekt hieldt, kreeg egter de Engelfche Vlootvoogd Law» son, die , nevens hem , op de Algierfche Roovers kruistte, vermoeden. Downing, ia den waan, d;.t 'er niets ter Algemeene Staatsvergadering befloten arierd, of hij kreeg 'er door zijne Vrienden kennis van, (*) Secr. RefoL Holl. 1664. bl.Aaö. Erandt, Leeven •an de Bjèitsr , bl. 253. 294,  eer NEDERLANDEN. 9 van, meermaalen over dit ftuk gefchreeven, hadt altoos verzekerd , dat 'er niets aan was. Door Carel den IL op nieuw gelast, dit geheim te doorgronden, vervoegde hij zich bij den Raadpensionaris de Wiït , met de Itoute vraage, of de Ruitp.r , gelijk het gerugt liep , last hadt, om na de Kust van. Africa te zeilen ? met bijvoeging , dat een eerlijk Man de waarheid , in zulk een geval , niet moest vermommen. Da Witt wist niet alleen de nieuwsgierigheid van deezen onvoeglijken Vraager, die hem een geheim zogt te ontwringen , te leur te Mollen, maar hem ook, zonder de regelen der goede trouwe te overtreeden , tegen verdenking te verzekeren, zeggende: De Staaten van Holland hebben aan d e Ruiter geen last gegeeven, waar over de Koning, uw Mee/Ier, ongerust behoeft te zijn. En wat den Algemeenen Staaten aangaat, daar van behoef ik u niet te zeggent, gaande daar niets om, 't geen gij'niet uitvorscht, zo dat gij het uit mij niet behoeft te hooren. Downing , al te hoog van zichzelven gevoelende, om te denken, dat hij om den tuin geleid wierddoor een Hollander, verzekerde den Koning, dat de Ruiter niet na Guinea gelievend was (*). De Koning van Engeland, in korten tijd , eene magtige Vloot uitgerust hebbende , zette de vijandlijkheden voort. Deeze ftak , onder hevel des Hertogs van York , in.Zee, en nam honderd en dertig Koop- (*) De Witt , Brieven, IV. D. bl. 379.388, Brandt s i,eeven van de Ruiter, bl. 318. A 5 StaatsRegee- ring. Openbai< re vijandlijkhedender Engelfehen,  GESCHIEDENIS Staatsregering. Carbide IL verklaart den Oorlog aan den Staat, 1665. Koopvaardijfchepen, met Wijn en Brandewijn gelaaden, uit Frankrijk hziwaards zeilende : op alle de Nederlandfche Schepen , die zich in Engeland bevonden , werd beflag gelegd, 't Verfcheeldc weinig, of eene andere Engelfche Vloot van zeven Schepen, onder het beleid van Thomas Allen , maakte zich meester van de rijke Smirnafche Vloot, die na Holland op weg was. De drie Oorlogfebepen , tot derzelver beveiliging gezonden , weerden zich met de Koopvaarders zo dapper , dat de Engelfehen fiegrg twee Schepen in hunne magt kreegen. Capitein Pieter van Büakel fneuveide in 't begin des gcvegts (*). Van Gooh , der Staaten Afgezant aan 't Engelfche Hof, liet middelerwijl niet af van klaagen over de aangedaane vijandiijkheden , en zogt, door bemiddeling, de Vredebreuk te voorkomen : dan men voerde hem , in 't einde, te gemoete, dat hij zich vrugtloos alïloofde; dat de verwijdering tusfchen de beide Volken te groot geworden was , om , zonder openbaaren Oorlog , weggenomen te kunnen worden (f). Hier op volgde een openlijk verlof des Konings aan zijne Onderzaaten , om hunne fchade te verhaalen op de Schepen en Goederen der Ingezetenen van deesen Staat, en voorts eene Oorlogsveren Rapin, IX. p. 227. Notul.Zeeh 1664. bl. 295. De Witt, Brieven, IV. D. b!. 387. 411. 413. Brandt, Leeven van tic Kuiter, bl. 376. U) De Witt, Brieven, IV. D. bl. 439.  der NEDERLANDEN. ij verklaaring, gegrond op ontelbaare beledigingen, en op den last, aan de Ruiter gegeeven,om de Engelfehen in Africa aantetasten (*). Maar, dewiji de Koning niet één bijzonder geval bijbrengt, om deeze ontelbaare beledigingen te bewijzen, en de last, aan de Ruiter gegeeven , veel laater was dan de vijandlijkheden, door de Engelfehen begonnen, heeft men altoos deezen Oorlog aangezien voor èén der afzigtigfte trekken van de Engelfche heerschzugt en vijandlijkheid. Het bleek den Staaten nu duidelijk, dat zij vrugtloos den Vrede gezogt hadden bij een Volk, gereed ten Oorloge. Zij waren des bedagt, om door eent iterke en vaardige toerusting zich in ftaat van tegenweer te fielten. Binnen kort was 'er eene aanzienlijke Vloot in gereedheid ; en, om dezelve te fpoe diger te bemannen , werd alle vaart. en met naam* de Walvischvangst en de Haringvaart, verbooden Men ftelde op het veroveren van Engelfche Schepel en het af haaien der Vlaggen grooter belooningen dai ooit te vooren: den z'^danigen, die in 's Lauds diens te water verminkt mogten worden, lag men merke lijke fomraen gejds toe. Drie Luitenants-Admiras len werden 'er aangefteld voor de drie Admiraliteit! Collegien. Opdam , Heer van Wasfenaar , kree het opperbevel over de ganfche Vloot , onder de nieuwen tytel van Luitenant- Admiraal -Generaal di (*) Aitzema , V. D. bl. 368. Rapin , Tom. IX. 1 *30. 231. Staatj- regeeftuNG. Ontzig' lij'te toerustingtegen de Ergelfchen. 1 1 c l n ? >.  St GESCHIEDENIS Staats. regeeRIiNG. 's Lands Vioot loopt in Zee, eu kiijgtde cederjan«e bij JLfftafe. dewijl die van Admiraal-Generaal in de yerrnetïging der groote Waardigheden, aan de Stadhouders gefchonken , begreepeu was. Eindelijk waren de 's Lands Gelden met zo veel overlegs bezuinigd, en de Krijgstoerustingen met zo veel kragts voortgezet, dat men elf miiüoenen in voorraad hadt, om aan onvoorziene noodwendigheden te befteedeu , en veer. tig groote Schepen , in Haat om Zee te kiezen, in gevalle de Vioot verfterking behoefde (*}. '. Zo veel voorraads boezemde zulk een vertrouwen in, en de geweldige overvalling der Engelfehen verwekte zulk een krijgsdrift, dat men, op de tijding, dat de Engelfche Vloot in Bloeimaand in Zee geftooken was , Heilige bevelen gaf, om dezelve overal optezoeken, cn flag te leveren. De Engelfche Vloot, onder den Hertog van York , was omtrent honderd Schepen van Oorlog flerk, en die der Staaten , onder den Heer van Wassenaar, in getal aan de Engelfche gelijk, doch kleinder van rang , minder van gefchut en manichap. Zij hadt, nauwuitgeloopen, het geluk, van twee Engelfche Schepen , hetgedeel. te der Koopvaardijvloot, uit de Elve komende , te' neemen. Men- wil zelfs, dat een gunstige Wind de Vloot in 't gezigt der Engelfche bragt; maar dat dit gewigtig voordeel, in een ZeeHrijd, van den wind op O) Groit Plakaatb. lil. D. bl. 223. 226, 263. 2Ê4. 291-295- Aitzema , V. D. bl.429. d'Estrades , in. p. 180,  dek. NEDERLANDEN. 13 op den Vijand te hebben, verwaarloosd werd (*). Twee dagen laater, liep de wind ten voordeele der Engelfehen, die 'er zich van bedienden, en met volle zeilen op de Staatfchen aankwamen. De Zeedag begon met het aanbreeken van den dertienden van Zomermaand, omtrent tien mijlen Noord-oost ten Koorden van de Stad Leflajfe. De Engelfehen hielden zich eerst op eenigen aflland , om voordeel te trekken van hun zwaarder gefchut , het welk verder droeg dan het ligtere der Staatfchen. Maar Opdam , befloten hebbende te overwinnen of te fneuvelen , zeilde op den Vijand in. Ondanks het fneeven van Cortenaar , Luitenant-Admiraal van Zeeland, gevolgd door een fchandelijk afwijken van een ge» fleelte zijns fmaldeels, ondanks den dood van Auke Stellingwerf, Luitenant-Admiraal van Friesland, van Capitein Bankert, en verfcheide andere be- (*) Zie het verhaal vaa Tjerk Hiddes , bij Aitzema, V. bl. 543; maar dat van Tromï , bij dien zelfden Gefchiedfchrijver, verzekert, dat de flilte en de nagt het Ieveren van den flag verhinderden. Nooit zijn de omftandigheden van een Zaegevegt zo verfchillend opgegeeven. In lbortgeüjke gevallen is het genoeg , zich aan algemeenheden te houden, ten welken opzigte de ondarfcheide vernaaien elkander niet tegenfpreeken: boverüi zijn 'er in de Mem. de Guiche zekere nekken , al te zeer met het merkteken van partijdigheid gebrandmerkt , om, zonder eenig ander bijkomend beiigt, voor egt erkend te worden. Staats- regeering.  14 GESCHIEDENIS StaatsReoeerino. bekwaame en dappere Opperhoofden, hieldt Opdam de zege in twijfel tot twee uuren naa den middag: hij fh-eedt tegen het Schip des ilertogs van York: het gevegt was zo hevig, dat de Hertog drieHeeren aan zijne zijde zag vallen ; hun bloed fp:itte hem in 'taangezigt,en hij kreeg eene wonde aan de haud. — In 't hevigst van den ftrijd geraakte het Schip van Opdam in brand, en fprong in delugt. Deeze ramp, die den Luitenant- Admiraal - Generaal met bijkans al zijn manfehap deedt omkomen, veroorzaakte eene algemeene verllagenheid en verwarring op 's Lands Vloot. De meefte Schepen zetten aüe de zeilen bij, om in de vlugt na de Vaderlandfche Kust h e  20 GESCHIEDENIS StaatsRegee- iung. wederkomst in Texel, geweigerd Zee te houden ,efi aangedrongen op de ftraffe der Pligtverzuimeren in 't laatfte gevegt, maar geweigerd over hen als Regier te zitten. Dit vreemd gedrag, en zijne betuigingen, om 's Lands dienst te willen verbaten, doch bovenal zijne bekende genegenheid tot het Huis van Oranje, veroorzaakte veel overlegs, of men hem het opperbewind over 's Lands Vloot zou opdraagen. Niemand twijfelde aan zijne kloekmoedigheid : hij was tot Luitenant Admiraal der Maaze , in ftedc van Cortenaae , verheven ; en elk wist, hoe zeer hij de liefde was van het Zeevolk. Men werd te raade de bijzondere gevoeligheid ter zijde te zetten , eu hem over de Vloot te Hellen , thans door den ijver Van de WiTf, die in perfoon na Texel gegaan was, om aan alles meer fpoeds te geeven, in een ontzaglijken ftaa't gebragt. Doch men vondt goed , tot maatigurg van zijn gezag, hem drie Gevolmagtigden der Staaten toetevoegen , waar toe Rutoeh HuiGEts's , de Raadpenfionaris de Witt en Joan Bobeel benoemd werden. Deeze fchikking fmaakte Tromp in geenen deele. Min opgehemeld met de eer, hem opgedraagen, dan verontwaardigd door de bepaalingen, onder welken men hem (relde, beklaagde hij zich over de Witt. Men wil zelfs, dat hij tot de laagheid verviel van te zeggen, dat hij den Raadpenfionaris wel zo digt bij H vuur zou voeren, dat hij voor altoos geneezen wierd van zijne hevige begeerte tot vegten (*> Een (*) Aiizema, V.D. bl. 445.457. 468. Brandt, Leeven van  der N;E DERLANDEN. ai Een voorval , 't welk eene algemeene vreugd in den Lande veroorzaakte , vervulde de maat zijns misnoegens. Zints eenigen tijd vreesde men , dat de Ruiter met zijne bijhebbende Schepen in der Engelfehen handen gevallen mogt weezen; doch hij kwam , in Oogstmaand, niet alleen behouden binnen, maar met Krijgslaurieren vercierd, en met buit belaaden, Eenige der vermeefterde Sterkten hadt hij heroverd , en een aantal Engelfche Schepen geno* men. Verwittigd van den uitgebarsten Oorlog met Engeland, zeilde hij tusfchen Hitland en Noorwegen door. Dit ontwijken van den Vijand zou hem dien bijkans in den mond hebben doen loopen; want de Engelfche Vloot onthieldt zich , ten dien üjde , voor Bergen in Noorwegen; dan, dooreen dikke mist begunstigd , zeilde hij ongemerkt voorbij. Eene wederkomst, zo gelukkig in een tijd van algemeene verllaagenheid , beurde de harten op, en veroorzaakte eene onuitfpreeklijke blijdfehap, door den Levensbefchrijver diens Zeeheids dus onverbeterlijk befchreeven: „ De Menfchen, Mannen ea Vrouwen kwamen bij honderden , ja bij dui„ zenden, van uur tot uur, in de Vloot en op db „ Ruiters Schip, (daar veele Engelfche Vlaggen, tot eertekenen van overwinning , agter uitltaken) , om hem te groeten en te verwelkomen. Men „ voer, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat; „ ettelijke dagen naa elkander aan zijn boord, uh „ Steden, Dorpen en van 't Platte Land. Edel er: „ On ■94K de Ruiter, W.384. Da Guiche, p. 76.77.83.» B3 StaatsRegee- RILnG. Wederkomstvan de Ruiter.  9.b. GESCHIEDENIS StaatsRegee- EiNG. De Rui. ter tOC LuitenantAdmiraal.Generaal beuoemd, ,5 Onedel, Burger en Boer, kwam te voorfchijn, s, en poogd; of. Ruiter en de Vloot te aanfehou„ wen, met ongelooflijke betooning van gunst. De „ harten gingen open van vreugde ; de bHjdlchap b'aakte ten aanfehijn uit, en ge'u^kig hieldt zich „ elk, die hem genaaken mogt. Menigte van def-i „ tige en eerlijke Vrouwen vielen hem cm denhals, ,, en luisenten hem, naar 's Lands wijze, als of zij „ hunnen Vader of Broeder, uit het gevaar des doods „ ontkomen, beweliekomden; en een ieder viel zijn „ deel te kort in 't aanfehouwen des Mans, dien ze voor één der grootfre Zeehelden van zijne eeuw ,, hielden. Al de verflaagenheid, die de gemoide„ ren der Ingezetenen, zedert de ramp van 's Lands „ Vloot,bek'emd hieldt, (treek van 't harte, en men „ fchepte nieuwen moed." Elk verwagtre iets groots van dien Held : de vreugd over zijne aanlanding, vloog van Gewest tot Gewest , en vervulde het ganfche Land. Men merkte hem aan, als door 's Hemels gunst behouden, tot redding van het Gemeenebest in deezen hooggaanden nood (*). De Witt flelde de Ruitea verre boven Tromp. Zij mogten, als Zeevoogden, geüjk ftaan ; doch de laatfte was, behalven zijne gezindheid voor 't Huis van Oranje, veel oploopender, driftiger en tegenftreevender van aart. De Raadpenfionaris dagt zich van de thans opgewekte geestdrift des Volks , ten voordeele van d:. Ruiter, te moeten bedienen. De Stad (*]) Brandt]» Zeeves vm Ruitsr ^ bl. a8p -3gr.  der NEDERLANDEN. s3 Stad Amfterdam floeg eerst voor, of men de Ruiter , in plaats van den gefneuvelden Heere van Wassenaar , niet behoorde te vereeren met den tytel van Luitenant • Admiraal ■ Generaal en het bevel over 's Lands Vloot, onder de Gemagtigden der Staaten, waar toe de Staaten van Holland eerst, en voorts de Algemeene Staaten, befloten. Tromp, vol verwagting, dat het bevel, hem reeds opgedraagen, een ftap was tot het beklimmen dier Waardigheid , zag deeze verheffing van de Ruiter aan voor een onregt en hoon. Hij verklaarde volüit, „ dat „ hij niet begeerde te ftaan onder den Luitenant„, Admiraal de Ruiter , dewijl, nu hij de Vloot „ in goede orde gebragt en in ftaat gefteldhadt, om „ Zee te kiezen, hem een ander boven 't hoofd ge „ fteld was (*)." In 't einde , nogtnans , liet hi zich beweegen, en verzoende met zijnen Mededin ger; doch, daar men zelden vergiffenis fchenkt aai Menfchen , die ons beroofd hebben van eene eere welke men meent waardig te zijn , zo toonde ooi het gevolg de onopregtigheid deezer verzoening. De thans gereed liggende Vloot wagtte op ee gunstigen wind: de oude en diep ingedrukte waan van Loots tot Loots overgeërft , meende , dat hi uitloopen alleen op tien ftreeken van 't Kompas ko gefchieden; doch de Witt, het Spanjaards Gt gepeild, en diep genoeg gevonden hebbende ,bewee de, dat 'er wel achtentwintig ftreeken op 't Komp; w (*) Brandt, Leeven van dt Ruiter, bl.. 392, B 4 StaatsRegee- R1NG. i l > 1 De Vloos door de ' Witt in t Zee ge-, „ bragt. f s  a4 GESCHIEDENIS StaatsRegeerikg. T>s OostIndifche \ en >miiftafcheVloot behouden. waren, op welken het in Zee loopen mogelijk was en de hand, die zo lang het roer des Staats beftuurde, bragt 's Lands Vloot, met een Zuiden en Zuidwesten wind , gelukkig in Zee. De bedemming was, de Oost-Indifche en andere Koopvaardijfchepen veilig in 't Vaderland te brengen, en de Engelfche Zeemagt, dietegenftandboodt, uit Zee te (laan (*). Men was zeer ongerust over de Oost-Indifche Schepen en de Smirnafche Vloot, rijke prooijen,op Welken de Engelfehen loerden, wanneer de tijding, dat ze in veiligheid te Bergen waren , de Landzaat'en verheugde. Een zeer zonderling toeval redde deeze Schepen uit het hachlijkst gevaar. Zij had • den, om het Kanaal te vermijden, den weg ten Noorden om genomen, en de Haven van Bergen in Noorwegen bereikt, en wagtteneen geleide vanOorlogichepen, gerust vertrouwende op het Regt der Volken, en nog meer op de nauwe verbintenis tusfchen de S;aatcn en den Koning van Deenemarken. Doel) de Engelfche Afgezant , opgemerkt hebbende, dat die Koning, de gewigtige diensten, van de Staaten ontvangen , vergeetende , zich kleine beledigingen zeer aantrok , haalde hem over, om den lanval der Engelfehen op deeze Schepen te begunstigen , hem ftreelende met de hoop, dat zij den buit zouden deelen. De Engelfche Vloot, in deeze [ireeken kruisfende , kreeg last, om de Staatfchs Schepen, in derzelver vermeende veilige wijkplaats, aan- (*) Brandt, Leevcn van de Ruiter ,'bl. 400.  dek NEDERLANDEN. B5 aantetasten. Thomas Tiddyman, die'er bevel over voerde, Het den Bevelhebber van Bergen aanzeggen, dat die Schepen den Engelfehen, volgens het liegt des Oorlogs, toekwamen , en dat ze hem terHond goedwillig moesten overgeleverd worden, indien hij 'er zich niet met geweld toe wilde genoodzaakt zien. De Engelfche Vlootvoogd maakte zich gereed, om deeze bedreiging met de daad te volvoeren; doch men wist de Hollandfche Schepen m diervoege te fchikken, dat ze in Haat waren het vuur der Engelfehen wakker te beantwoorden. De Inwoonders van Bergen hadden zij op hunne zijde , en de Bevelhebber zelve, 't zij hij bevreesd ware, 't zij hij met de Engelfehen, wegens het verdeelen van den buit , niet hadt kunnen overeenkomen , verklaard£ zich'ook tegen de Aanvallers, en liet het gefchui van 't Kasteel op de Engelfche Vloot ipeelen , die zich genoodzaakt vondt aftewijken (*). Ruiter daagde, kort daar.naa, op. De OostIndifche en andere Koopvaardijfchepen begaven ziel onder zijne befcherming, en hij geleidde de meestei be (») Mem. de Guiche , I. p. 98. 100. 101. Burnet Lp. 234. r>'Estrades , IV. p. 304. 326. D Graaf d'Arungton fchreef aen den Ridder Temple, de 24 Aug. 1665. „ Wij zouden r.ooit in eene zo moeilijk , zaak ons ingelaaten hebben, zonder de verzekeringen £ welken ons het Hof van Beer.emarken gegecven hadi om ons bij eftaan op eene andere wijze dan heizeli „ gedaan heeft." B 5} StaatsRegeering. i t 1 a t e  £6 GESCHIEDENIS Staats- ItEC^E- rii\g. De Korring van Deensmerkenverklaart zich voor de Staaten. behouden in 't Vaderland. Een zwanre florm hadt de Vloot verftfooid , en dit veroorzaakte her verlies van eenige Oost -Indifchen en Koopvaarders, die den Engelfehen in handen vielen De Vice - Admiraal Aart van Nes geraakte met een gedeelte der Engelfche Vloot in een fcherp gevegt, en dwong ze aftehouden. Niets befliafeadS viel 'er op Zee voor tusfchen de Vlooten, die door fïorm fteeds elkander miszeildm. Het Gemeen gaf de wijt hier van aan de onkunde en 't gebrekkig beleid van de Gemagtigden der Algemeene Staaten, en aan tweedragt tusfchen de Witt en de Ruiter. De Vlootvoogd ontkende dit laatfle voluit, en de Raadpenfionaris werd voor zijnen gedaanen dienst op de Vloot door de Staaten van Holland bedankt. Andermaal flak dezelve in Zee, om den Vijand in Duins aantetasten. Tegenwinden beletten deezen toeleg, en eene algemeene ziekte op 's Lands Vloot deedt dezelve , in 't begin van Slachtmaand , na 't Vaderland keeren , en den Zeekrijg deezes jaars eindigen (*). Het voorgevallene te Bergen, 't welk de verwag* trflg der beide Partijen bedroog , bepaalde , buiten twijfel, den Koning van Dienemarken, die toen tusfchen beiden hing , of hij de zijde der Staaten, of Van Engeland zou kiezen. De Heer van Amerongen, Staatfche Afgezant aan 'tDeenfche Hof, zogt alle de kunstenaarijen van den Engelfehen Staatsdienaar (*5 Brandt, Leeven van de Ruiter, W. 409,456". Aiïzena, V. D. bl. 482-484,497.500,560.  der. NEDERLANDEN. naar Talbot te verijdelen. Hij bediende zich van alle middelen, door bekwaameOnderhandelaars aangewend ; doch geen hadt meer vermogen op het gemoed eens baatzugtigen en inhaaligen Konings dan de aanbieding van eene groote geldfomme, waarvan Frankrijk de helft zoubetaalen. De Deenfche Vorst ging een Verbond met de Staaten tegen Engeland aan, 't welk in 't volgend jaar MDCLXVI. bekragtigd werd , gelijk aan 't geen hij voorheen heimhjk met Engeland tegen de Staaten gefloten hadt: hij zou voor de hem opgefchootene penningen eene Vloot in Zee brengen. Hij durfde , nogthans, zicb openlijk geen Vijand van Engeland betoonen , eei hij in ftaat was den Oorlog te voeren : en, daar ht vlamde op den buit van alle de Engelfche Schepen die zich in zijne Havens bevonden , wilde hij ziel tot niets verbinden, of hij moest verzekerd weezen dat het Verdrag een tijd lang geheim zou blijven Nogthans kon dit Verdrag niet gelden , zonder b< kragtigd te zijn door de bijzondere Gewesten d< Feriénigde Nederlanden , en in die talrijke Vergi deringen niet voorgefteld worden , zonder geva: van ontdekking te loopen door de openbaare en hein lijke Begunstigers van het Huis van Oranje en v£ Engeland. In deezen belemmerenden toeftandnamf de Witt met de zijuen hun toevlugt tot eenen bi tengewoonen flap, en wisten middeLte vinden , o het Verdrag door de Staaten der bijzondere Gewe ten te doen bekragtigen , zonder dat zij het gezi hadden. Eene handelwijze, zonder voorbeeld ,' c Zl Staats» Regee- ring. i ( 1 I g r 1nn ims:nie  28 GESCHIEDENIS Staats. Recce- RiJNG* Der Startten aanzoek in Zveeden ilaagt nier. De Staaten zoeken hulp ! h'\]Frank- \ tijk. ( I t c z b F t< k u \ zeer nadeelige uitwerkingen voor de uitvoerders zeiven zou hebben kunnen te wege brengen. De Witt geloofde, bu.iten twijfel, dat het welzijn des Vaderlands en de drang der omftandigheden hem geregtigde, om van den gevvoonen weg aftewijken (*). De Staaten verzuimden geenzins bij anderen aan> zoek te doen : in Zweeden wendden zij vergee.Tche moeite aan. Hier kon men het jongst gebeurde niet vergeeten , en 'r niet verder gebragt worden, dan dat Zweeden, 't welk ondertusfeben een Verbond met Groot - Brittanje gefloten hadt , zich onzijdig zou ïouden tusfchen de oorlogende Mogenhedgn ff). Op Frankrijk hadden zij bovenal het oog geflaa;en, fchoon het niet voorzigtig fcheen op dat Rijk e vertrouwen. Volgens de fchijnbaare denkbeelden !er Staatkunde van dien tijd, befchuidigde men Loiewijk den XIV. niet alleen , dat hij den Oorlog tïsfebén Engeland en den Staat aanlbokte , maar at hij dien hadt doe., ontdaan. De moeite, welke ich het Franfche Hof gaf , eerst om deeze Vredereuk te voorkomen , vervolgens om de örljdende artijen te verzoe. en, en eindelijk om alles ten bes! der Staaten te fchikken, met zich voor hun te veriaaren , toont genoeg^ru, dat deeze gerugten alen fteunden op de gereedheid des Volks , om den orllcn eene Staatkunde toetefchrijven, welke, huns be- C) Aitzema , V. D. bl. 553.555. s6j. 6o3> ^ „ " /GE> P 75?' Du Most , VI. p.59. Qj Aitzema t V. Ü. bi. 863.  der. NEDERLANDEN. so bedunkens, 't meest met hunnebelangen ftrookt. — De Afgezant van Beüningen, bij Frankrijk aangedrongen hebbende om den bijfland , in de Verdragen beloofd , ontving uit den mond des Staatsgeheimfchrijvers de Lionne , dit merkwaardig antwoord: Freemd is het , dat wij , om u "bijtejlaan, het Ferbond , V welk wij met Engeland hebben, verbreeken zullen, daar wij te verwagten hebben, dat Engeland en de Ferèénigde Gewesten ons morgen den Oorlog zullen aandoen. De verkeerde Staatkunde, d.it 'er eene Foormuur tusfchen de Ferèénigde Gewesten en Frankrijk noodig is, bederft alles. DiLionne gaf zelfs te verftaan , dat de Koning den Staaten niets zou weigeren , indien zij zich wilden verbinden, om diens Regten te begunstigen. Van Beu ningen, te voorzigtig, om Frankrijk hoop t< beneemen, en te verltandig , om eenige toezeggin gen te doen, redde zich uit deeze zaak met te ver klaaren , dat Frankrijk een begin moest maaker door de genegenheid der Staaten te winnen, hun dei bedongen bijltand verleenende ; en dat zij altoos min der dan andere Mogenheden zich tegen zijne ont werpen zouden aankanten : doch al deeze behendig heid nam het wantrouwen van 't Franfche Hof nit weg (*). Lodewijk de XIV. vondt zich in geene kleir ve: (*) Secr. Refol. Ihïl. ^66\. II. D. bl. 453. 45< Aitzema, V. D. bl. stSS. 292. De Witt, Brieven, 1 D, bl. 19. 23. 37. d'Estrades, II. p. 566 5 73. Staats Regee ring- I 1 t e [.  3ó GESCHIEDENIS StaatsRegee- I RïiN'G» verlegenheid: aan den eenen knnt begreep hij zijne verpligting tot het naakomen van het Verbond , en aan den anderen kant zag hij duidelijk , hoe zulks diende om de Staaten bekwaamer te maaken tot het dwarsboomen zijner verreziende oogmerken in de Spaanfche Nederlanden. Ook liep hij gevaar , om zich voor altoos te vervreemden van Carel den 11, wiens goede genegenheid te behouden hem geen. zins onverichillig was , dewijl hij hem eene opene kaart aanboodt in alles, wat hij omtrent de Nederlanden wenfehen kon. Zelfs hadt hij beloofd , den Franfchen Vorst met al zijn vermogen in die bemagtiging te helpen , indien deeze hem bijftand beloofde, in gevalle zijne Onderdaanen, op welken hij het minst niet kon vertrouwen , weder tegen hem opHonden. Deeze aanbiedingen vonden te meer in. gangs bij den Koning van Frankrijk , dewijl hij, met de Ferèénigde Gewesten verdraagende , een gedeelte dier Landen zou moeten afltaan, en Engeland geen voet gronds begeerde. Daarenboven hadt hij hoope, om van Carel den II. ter wedergave te verkrijgen Acadie , welker bezit het lot der Franfche Volkplantingen in Canada kon verzekeren. Eindelijk, de Verbintenis met Engeland beloofde zo groote voordeden, en die met de Staaten fcheen zo weinig vastheids te hebben, en met zo veele ongelegenheden ver,:ezeld te gaan , dat verfcheide Staatsdienaars , en de Graaf d'Estrades zelve , overhelden, om de voorkeus aan Carel den II. te geeven. Bij deeze redenen kwam nog de gevoeligheid over den  der N E D ERLANDEW. 31 den afzonderlijken Vrede, te Munflir gefloten, als mede dg aandrang der Engelfehen , die beweerden, dat de Hollanders de aanvallers in den Oorlog waren, en dat Lodewijk de XIV. niet gehoadeu was zijne Bondgenooten bijteftaan uit hoofde van gefchil len, buiten Europa gereezen (*> Men begrijpt gereedüjk , dat dergelijke beweegredenen geenen geringen indruk maakten op een Hof, altoos zo gereed in 't vinden van voorwendzels , om zich van zijne aangegaane Verbintenisfen te ontdaan. De groo.fle vrees van Lodewijk den XIV. was5 dat, hij het Gemeenebest in nood laatende, 't zelve een Wingewest van Engeland zou worden , 't zij door 't regt van vermeestering s 't zij door 't gezag, in 't zelve den Prins van Oranje opgedraagen (f). Frankrijk was, overzulks, aan de Ferèénigde Ge westen niet dan met een zwakken en gemaklijk verbreekbaaren band gebonden, 't Is een fchoon tafereel voor 't [taalkundig oog, te zien, Jioe de Wit en van Beuningen zich hier van bedienden, ei Frankrijk overhaalden , om de groote voordeelen, welken het van Engeland verwagtte, te laaten vaa ren, en zich openlijk ten voordeele van het Gemee nebest te verklaaren. De zugt van Lodewijk den XIV, om met luiste te fchitteren op de tooneelen van Staatkunde, wa genoeg bekend. Men voorzag, dat hij, den Itree len (») d'Esirades, TI. p. 567. 568. 575» 57& (f) Zie nldaar, p. 579. Staats-] Regeer RItsO. 1 f  V Staats- Regeering. De Staaten haaien Frankrijk in hunne belangen over. 32 GESCHIEDENIS lenden roem, van de oorlogende Mogenheden bevredigd te hebben, niet kunnende verwerven, geen onverfchillig toekijker zou blijven. Alles werd aangewend, om hem te doen begrijpen , dat het zijn belang was,»de zijde der Ferèénigde Gewesten te kiezen. Van Beuningen drong aan op de verpligting van Frankrijk, om te voldoen aan de geflotene Verbintenisfen. De Zeemagf des Franfchen Konings was in eenen zeer vervallen Itaat , en üegts tweeën, dertig Oorlogfchepen fterk , waar van de grootllen niet meer dan veeitig ftukken voerden. Om deeze te verflerken , was tijd noodig , en Lodewijk de XiV. fcheen te vreezen , dat hij, door openlijk de Staaten bijvefpringen , de Engelfehen te zeer tegen zich zou verbitteren. Van Beuningen nam deeze zwaarigheid weg met behendig in 't midden te brengen, dat de Koning tenens de Enge:fchen kon ontzien, en Ier Gemeenebest helpen, door den bepaalden btjftand aan 't zelve heimlijk in geld toetefchikken (*). De Koophandel en Zeevaart in Frank¬ rijk re doen bloeijen , viel in 't plan van Lodewijk den XIV. Men verzuimde deswegen niet, hem onder 't oog te brengen , dat de Engelfehen, de Ferèénigde Gewesten vermeelierende , te ontzaglijk ter Zee zouden worden ; ot' dat, zij het Gemeeiubest overheerende door c'e Partij des Prinfen van Oranje, die twee Staaten welhaast eene Verbintenis zouden flui- C*) Aitzema , V. D. bl. 577.581-595-6°0- 6°3. pE Wilt, Biieun. II. D. bl. 3J-35-78.  ber NEDERLANDEN. 33 (luiten , welke Frankrijk voor altoos belette magtig ter Zee te worden. ï-choou Carix de II. niet afliet den Franfchen Vorst te verzekeren van zijne genegenheid, bleef Lorewijk de XIV. vol vreeze , het oog vestigende op de vroegere gebeurtenisfen , dat hij niet in Haat zou zijn, om de beweegingen te beteugelen van een doldriftig en vrij Volk, 't welk tegen de Franfchen een ouden en onverzoenlijken haat in 't hart koesterde. Dij verzekerde de Staaten, dat zij , indien Engeland weigerde redelijke voorwaarden aanteneemen , geene reden zouden hebben, om op hem misnoegd te weezen. Deeze voorwaarden verworpen zijnde, vertoonde men den Koning op 't fterkst, welk een gevaar hij liep, om , voor altoos, de genegenheid der Ferèénigde Gewesten te verlie zen, door de vermoedens, ontllaande uit de traag he'td in het verkenen van bijfland , en door 't ont ftaan eener geweldige verandering in het Staats beduur, welke het Huis van Oranje zou verheffei op de puinhoopen der Partije, altoos voor vriendei van Frankriik aangezien. Men toonde , dat een enkele verklaaring van zijnen kant genoeg zou we£ zen , om het Volk gerust te Hellen, 't welk hei verdagt hieldt van verflandhouding met de Enge fchen, en om deezen te verbaazen , die voorgaven hem in hunne belangen overgehaald te hebben In deeze omllandigheden verklaarde de Bisfchop va Munjhr den Oorlog aan de Staaten, en Philips c IV , Koning van Spanje , ftierf, tot Opvolger na hatende een zwakken en nog zeer jongen Zooi VU. Deel. C C Staat-Reger- RlNft. i 1 3 f. » n e 1'»  34 GESCHIEDENIS Staats ' Regee- ring. Chsrifïer des Bi», fchaps van Munfier. Carel den II, onder de Voogdijfchap der Koninginne Maria Anna van Oostenrijk. Indien deeze jonge Koning kinderloos overleedt, moest de Spaan, fche Kroon overgaan op de Keizerinne Margareet , % Konings tweede Dogter, uit hoofde des afftands van Maria Theresia , Koninginne van Frankrijk. Lodewijk de XIV, die zijne uitzigten opdeSpaanfche Nederlanden niet uit het oog verloor, geloofde , niet langer te moeten verwijlen met de Ferèénigde Gewesten aan zich te verbinden, door zich openlijk voor dezelven te verklaaren. Hij beloofde , zesduizend man herwaards te zenden , onder den A jr Pradel , om tegen den Bisfchop van Munfier te menen (*). Deeze Krijgszugtige Kerklijfce, Barend van Gaeen, was een fchandlijke Vrijgeest, een vernuftig en heersebzugtig Man, veel gefchikter om den Oorlog op de wijze der Tartaaren te voeren , dan tot het waarneemen van de ernstige en vreedzaame verrig" tingen des Priefterfchaps. Tot de Waardigheid van Bisfchop gekomen door kunstenaarijen , niet zeldzaam in Kerklijke verkiezingen, wilde hij oppermagtig heerfchen. In den jaare MDCLVIf. belegerde hij Munfier, en zou die Stad gedwongen hebben, zich op genade of ongenade overtegeeven, indien hij niet ontdekt hadt, dat de Ingezetenen de verzogte hulp van de Algemeene Staaten (tonden te ontvangen. Eene hulp, hun toegefchikt, ondanks dat Dor- (9) d'Estrapes , II. p. 4ir, 427. 465.  der. NEDERLANDEN, 35 Dordrecht, Schiedam, en boven lil Amjlerdam, zich daar tegen aankantten. In den jaare MDCLX. voerde deeze Bisfchop, op nieuw , den Oorlog tegen zijne Onderdaanen: hij bereikte zijn oogmerk, en beroofde Munjïer van de Voorregten , die hetzelve bezat. Weder tegen de Staaten verbitterd, die, ter deezer gelegenheid, de Munflerfchen met Geld onderfteund hadden, was hij , zints lang, bedagt op eene gelegenheid , om zich te wreeken. Met het jaat MDCLXI1I. eischte hij de wedergave van de Heerlijkheid Borkelo , zo hij beweerde , in den jaare MDCXVI. zijnen Voorzaaten ontvreemd. De Staaten van Gelderland trokken deeze zaak voor hunne Regtbank, en verklaarden zich ten voordeele des Graaven van Stirum , wegens dit Leen huns GeWests. De Engelfehen zogten allerwegen der) Verèènigden Nederlanden Vijanden te verwekken, en 't viel hun niet bezwaarlijk deezen trotfehen en wraakzugtigen Kerkvoogd in hunne belangen overtehaaien. Dewijl hij meer wils dan tnagts bezat , be> loofden zij hem onderlrand tot het onderhoud:zijns Legers. Hij, die met woorden , weinig voegende in den mond van eenen Geestlijken, verklaaide, dat kleine Heiligen zomtijds groote wonderen deedsn. hadt ten grondregel, dat een Krijgsman zonder ge weeten en meêdogenloos moet ;: weezen; en dat eet Vorst niet kiesch behoorde te zijn ten opzigte var de middelen, om zich te vergrooien, dewijl het Ge iuk dikwijls de Stouten helpt, en ten mïnften der zodanïgen, die het bedriegt, den roem fchenkt vat C % iet Staats- RegeSrin«. i l t l 3  Staats- fcïGEE- aiNü. Hij verklaar: den Staaten den Oorlog , en zoekt opftand te verwekken. 3f5. GESCHIEDENIS iets groots te hebben durven beftaan. Overeenkom Hig met zulk eene doemwaarde Staatkunde, ontkende hij onbefehaamd zijne verHandhoudingenmetiStfgelend, tot hij zich in ftaat bevondt , om de Ferèénigde Gewesten op 't lijf te vallen (*). Eindelijk ontdekte bij zijnen toeleg, en zondt den Staaten cenen Brief, behelzende genoegzaam eene Ooriogs- verklaaring, ter oorzaake dat zij hemgeene voldoening gaven wegens zijne eifehen op Borkelo, en zich, in Oostfriesland , gedoken hadden in een geding, welk het Duitfche Rijk raakte. Deeze Brief was opgevuld met befchuldigingen, dat de Staaten de Beelden gebroken , het Kruis, waar voor de Turken zelfs eerbiedenis betoonden , gehoond , het gewijde ontheiligd , en de Catholijken mishandeld hadden. Deeze werd door de ttaaien,eerlang, omHandig beantwoord (f). —— Het verfchilde weiaig, of de leugentaal, in's Bisfchops Brief gevoerd, zo gefchikt om de Catholijken tegen de Staaten optezetten, baarde zeer droeve uitwerkzels. De Roomfche Priesters, te Rotterdam, hadden de fioutheid, om een Fransch Heer, te dier Stede woonagtig , te heonen, en beledigende taal uittellaan tegen den Koning (*) Basnagz, p. 494 &c- 69>- AlrZEMA • v- D. fti 597- mei > ■ (4) BasHA-JE , p. l6o, AlTZEMA, V. D. p. 65C. l)M Witt, Brieyen II. bl. 51. C 3 Staats. EIegee- lINflij Inv»l ia de Gewestenvan den Staat.  §3 GESCHIEDENIS Staats» Regee- *5ng, De Koning van Frankrijk zendt Hu'pbenden t?gen den Bisfchop van Munjïer. met beiden Vrede te hebben, rukte de Bisfchop aan. Door 'tGeld uit Engelandpiidetlïsund, hadt hij een Leger geworven van achttienduizend man, meest beftaande uit Overloopers en liegt Volk. -Borkelo viel hem, bij Verdrag, in handen ; en de Bezetting joeg hij, tegen 'tgegeeven woord, door de kling. Lochcm en Deutichem bukten. Hij drong door tot in Over~ ijsfel, plunderde Enfchede en eenige andere Plaatzen in deezen Oort: ook bemagtigde hij Oldenzeel, alleen door de Burgers verdeedigd. Dewijl zijn Leger meest van den roof leefde , verfpreidde zijne aannadering fchrik in aller harten (*). De verilaagenheid was te grooter uit hoofde van de verzwakking der Landmagt, van welke alle Engelfche en Schotfche Regimenten, naa den ontftaanen Oorlog met GrootBrittanje, waren afgedankt. De Hoofden des Staatsbeftuurs, van de Landzijde niets dugtende . hadden geene genoegzaame zorg gedraagen voor de verwerking der Landmagt en de veiligheid der Grenzen (t> Op de eerfte beweegingen des BisfchopsterKrïjgstoerustinge , waren de Staaten met den Keurvorst van Brandenburg , den Hertog van Nieuwburg, en andere Rijksvoriteii, in onderhandeling getreeden over het leveren van Hulpbenden. De eerstgemel- den Ct) D'Esteades , Hl. p. 419« 424. 4»S- 477* Ait« zemü 5 V. D. bl. 645, 646. 650. (t) D'ESTIIADSS , III. p. 305, AlTZEMA, V. P. bh 4-1.  ' der NEDERLANDEN. 39 den oordeelden , eene gunstige gelegenheid aangetroffen te hebben tot het wederkrijgen der Plaatzen in Kleef, door de Staaten in bezetting gehouden. Maar, terwijl deeze eifchen het fluiten desVerdtags en het zenden der Krijgsknegtenjvertraagden, haastte zich de Koning van Frankrijk, om den Staaten de hulp, welke zij, uit hoofde des Verdrags, verwagtten, toetefchikken : hij vreesde , dat, in dit hachlijk tijdsgewricht, eenig oproer den Prins vanOraw je aan 't houfd des Gemeenebests mogt ftellen. Zesduizend zijner beste manfchap trokken herwaards, onder 't bevel van Pradel. De moeilijkheden der reize hielden hen eerst op : de Staaten moeiten het Voetvolk fchoenen en kousfen verzorgen. Om te toonen, hoe groot een vertrouwen zij op Lodewijk den XIV. fielden , lieten zij de Franfche Benden door hunne Steden trekken; doch, daar men altoos veel vordert van de zodanigen , die rnen te hulp komt, beklaagden zich de Franfchen welhaast, dat ze niet behandeld wierden op dien voet, als zo edelmoedige Helpers behoorden behandeld te worden. De Staaten, niet willende , dat men hun wetten ir hun eigen Land voorfchreef , klaagden van hunnen kant over de ongehoorzaamheid en ongebondenheic der Franfchen. Mogen wij geloof liaan aan der Ridder Temple , toen Refident des Konings var Engeland te Brusfel, en wiens belang het was dc hulp van Lodewijk den XIV. in een veragtlijfe licht te ftellen, dan beantwoordden de Franfchen d( zorg der Staaten ten hunnen opzigte, met hen dui C 4 zen< Staats» Rigee- R1NG. I  40 GESCHIEDENIS StaatsRegee- R1ÜS. Staatzng- ti;' ont werp van Frar.k • rijk. i zendmaal voor den Duivel te wenfchen. Hij voegt 'er bij, dat ze naar welgevallen leeldenop alle Plaatzen, waar zij dooi toogen, en hunne kwaade gezindheid, of lieyer buifenfpooriglieid , zo verre lieten hollen, dat ze op de gezondheid dronken der Engelfehen en Munfterfehen , die zij gingen bevrijden Tot vermeerdering van de ongelegenheid, waar in zich de Staaten bevonden, gat' de Koning van Frankrijk, naa den dood van Philips den IV, opnieuw blijk van zijne üaatzugtige eifchen op de Spaanfche Nederlanden : hij hadt het oog op Maastricht geflaagen, waar door hem de weg na Braband zou openftaan. D Estkades kreeg last , om te toetzeu, of'er geene gelegenheid zijn zou , om den Staaten der Ferèénigde Gewesten gemelde Stad aftekoopen. D'EstpxADES , de geitelienis der gemoederen te wel kennende , durfde zelfs dien vooillag niet doen : hij vreesde agterdogt te verwekken op een tijd , dat het zijne zaak was, vertrouwen te winnen (f), Bekwaam, om de driften zijns Koninglijken Meesters cefheelen, en diens inzigten te gemoet te komen, deedt hij dien Vorst eenen anderen voorllag , van yeel uitgeltrekter en gewigtiger aart. Hij fcelde niets iünder voor, dan dat men zich moest bedienen van de C*3 ^Estrades , III. p. 411. 417.^, Mem. de jüiCHE, p. 1:4. 153. Leur. de Temple, 22. Odt. 10, Sc li. Dec. (jj ü'EsiKipcs, IIf„ P.4S7. 440. 441. 4<5», .  der. NEDERLANDEN. 4* de inwendige verdeeldheden der Ferèénigde Gewesten, en de tegenwoordigheid der Franfche Krijgsmagt hier ten Lande , om zich van Friesland en Groningen te verzekeren. Hij dagt zelfs dePrinfes, Weduwe des laatst overledenen Stadhouders diei twee Geweten , Moeder en Voogdesfe des tegen woordigen stadhouders, nog een Kind, in zijnebe langen overgehaald , en te meer reden van vertrou wen op haar te hebben, dewijl deeze in onmin wa: met de Prinfes Weduwe van Oranje , haare Moe der, aan de Engelfehen verknogt. Maar deeze be Jangzoekende en ftaatkundige Prinfes , het Franfch Hof eene geruime wijl op den tuil gehouden hebbende om de betaaling te verwerven eener oude fchuld vai honderdduizend Guldens, welke zij van de Krooi te vorderen hadt, veranderde van partij , zo ras zi alle hoop op het verkrijgen dier fomme verloor, e: zette de Staaten van Friesland tegen Frankrij, op. D'Estrades breidde zijne oogmerken oo uit tot Overijsfel, waar de baldaadigheden der Mui fier fchen elk na bijftand deeden haaken (*> Zo g( yaarüjk zijn vreemde Hulpbenden voor een Gemet nebest! Van den anderen kant ftrekte het gedrag der Frat fchen niet, om het vertrouwen der Staaten te doe toeneemen. De Veldheer Pradel bragt duizen zvvaarigheden in 't midden tegen de onderneemii ger (*) dEstrabes, III, p. 459.481,486-492. 505,51. 515.531. VI- p. 2:6. C 5 StaatsRegee- rinc.' i« TieStaat* n fchen ea Fran' d fchtn be{. ftrijden den Bisj fchop. f»  • -J 42 GESCHIEDENIS Staats- Begee- ring. Vrede met den Bisfchop van Munfier. 1666. gen, in den Winter, van der Staaten zijde, voörgeflaagen. De Gemagtigden te Velde hadden , door fchielijke optochten en vaardige Krijgsverrigtingen, den Bisfchop van Munfler willen verrasfen , terwijl hij genist op de kleine vermeesteringen , door hem gemaakt, zijne dagen fleet met een Buit fchen dronk s en zijnen Krijgsknegten ten voorbedde van losbandigheid ilrekte. Eindelijk bewoog der Staaten Veld. overfle , Prins Joan Maurits, de Franfchen , om, veréénigderhand, teftrijden; en het herwinnen van Lochein was hier een gevolg van (*). De aantocht der Lunenburgfche Benden , en de goede voet, op welken het Verbond der Staaten met den Keurvorst van Brandenburg ftondt, 't geen eerlang gefloten werd, baarde omzien in den Bisfchop, wien de Krijgskans in eenige ontmoetingen niet medeliep (f). Daarenboven bleef Carel de II. agterlijk in het opbrengen der Onderfïandgelden aan den Krijgszugtigen en verkwistenden Kerkvoogd. Wanbetaaling veroorzaakte verloop onder zijne Benden, en , gedreigd door zo veele Vijanden ,° begon hij voor zijne eigene bezittingen te vreezen Hij haakte na eene Vredes - onderhandeling , en de Staa- (*_) Basnage, p.765. De Guiche, p. 131. i• '1*  44- GESCHIEDENIS StaatsRegee- R1i\G. ( c I 9 voor altoos aan Frankrijk te verbinden , „aunlijk het breeken des Vredes van Frankrijk met Engeland door eene openbaare Oorlogsverklaring. Lode XIV. draalde lang, eer hij totdien grooten ftap kwam. Eindelijk, naa den Graafd'Kstrades wel fterk aanbevolen te hebben, dat hij deez'en trek van edelmoedigheid bij de Staaten zou doen gelden , en hen overhaalen , om , ten gepasten tijde, zijne eifchen op de Spaanfche Nederlanden te helpen onderlleunen , riep hij zijnen Afgezant uit Londen te rug, en verklaarde, den zesentwintigen van Louwmaand, den Oorlog aan Groot-Brittan. ie ( ). Maar het gedrag van Frankrijk heeft vervolgens, gelegenheid gegeeven, om te vermoeden, at deeze Vreedebreuk een opgeftemd werk geweest hebbe tusfchen Lodewijk den XIV. en Carel den II, om 't Gemeenebest te misleiden, of ten minlen dat de Fr.nfche Koning 'er niets anders mede /oorhadt, dan de maatregelen van h Huis van Owje te verijdelen, en den Raadpenfionaris DE jVixT met de toenmalige Regeering ftaande te houen (f> — Frankrijk beloofde , eene Vloot bii leZeemagt van den Staat teyoegen; doch zij werd nder allerlei voorwendzels, wegens de eerbetoon!* en, opgehouden, zo dat zij „iet voor den Herfst in O estrades, IV. p. 3J. Auzwa , V. D.bl. o,r. !2. Basnage, p. 771. Cf) Rapin, IX. p. 34a,  Das. NEDERLANDEN. 45 ia Zee Hak , en zich nooit met de Staatfche veréé. nigde (*). De Staaten, te vrede met de verzekering , dat zij Frankrijk niet ten Vijand hadden , en al re kundig van 't beloop des Oorlogs, om de zorg hunner verdeedigirrg op de Bondgenooten te laaten aankomen, beijverden zich ten (terkfie , cm eene ontzaglijke Zeemagt in Zee te zenden. Vijfentachtig Oorlogfcbepen, behalven de Branders en Jagten , (laken , den eerden van Zomermaand, in Zee, onder het opperbevel van den Luitenant-Admiraal de Ruiter. Eer dezelve Zee koos , was de jonge Prins van Oranje met den Keurvorst van Brandenburg en andere Grooten na Texel gegaan , om dezelve te bezïgtigen , en het geroep des Scheepsvolks , Vivat de Prins van Oranje ! klonk door 's Lands Vloot. De Engelfche Vloot was achtenzeventig of tachtig Oorlogfchepen fterk , onder't bevel van Prins Robert en den Generaal Monk , toen Hertog van Albemarle. Overmaat van voorzorge verzwakte dezelve. Prins Ro b e rt verzeilde met eenige Schepen , om de Franfche Vloot te lommoeten, en de verééniging van dezelve met die der Staaten te beletten. De Hertog van Albemarle , wel verre van 't gevegt te ontwijken, zogt den (lag, en op de hoogte van Duïns geraakten, den elfden van Zomermaand, de beide Vlooten (laags. De eerfte aanval was van wederzijden heftig. De £*• (*) Ster. Refel.ffeli. 1666, bl. 501. Staats- REGEERliSG. Zeedag' van vier dagen.  46 GESCHIEDENIS STAATtR(GEERIKO, Engelfehen hadden de loef: de fiijve wind veranderde dat voordeel in een nadeeligen kans. Hunne Schepen helden te fterk over bakboord, de onderfte laagen konden geen dienst doen , of fchooten in 't water. De Hollanders , over ftuurboord zeilende, konden het benedenfie gefchut zo goed als 't bovenfte gebruiken, en bragten den Vijand groote fchaade toe. Het gevegt begon 's middags ten één uur, en eindigde met den nagt. Twee vijandlijke Schepen werden in den grond geboord , en drie genomen; op één der iaatften vondt men den Engelfehen ViceAdmiraal William Barklei 5 doodlijk gewond en wentelend in zijn bloed. Dc Luitenant-Admiraal van Zeeland, Cornelis Evertsen , fneu velde, en twee Schepen 3 door eigen of vijandlijk vuur in brand geraakt, vergingen, meteen gedeelte van het Volken de beide Capiteinen. Met het aanbreeken van den dag wilde men den geftaakten flrijd hervatten , doch eene opkomende ftilte deedt het tot den middag ver wijlen. Tromp, d* hem eigenaartige (trijdhaftigheid involgende , begaf zich met zijn fmaldeel zo diep onder de Vijanden, dat dereelver aantal hem dreigde te overmannen. De Ruiter , zijn Mededinger in 't hachlijkst gevaar ziende, volgde de beweegingen van zijn edelaartig harte, ftreefde door 't heetfte vuur ter zijner ontzettinge, en volvoerde zulks. In dit vegten gefchiedde de grootfte flachting van wederzijden. De Vice • Admiraal van der Hulst verloor hier het keven , en het Schip de Liefde verbrandde. Vier an-  oer NEDERLANDEN. 47 anderen wsren dermate gehavend , dat men ze met moeite na Texel fleepte. Het verlies der Engelfehen was veel grooier. De Ruiter viel Albemarle , bij herhaaling, zo vinnig aan, dat hij , naa 'er verfcheide zijner Schepen in den grond gefchooten waren, na de Engelfche ,Kust week, niet meer dan dertig weerbare Schepen bij zich hebbende,, De Ruiter hoopte hem intenaalen, doch de ftilte en de nagt redden den deinzenden Vijand. De derde dag was eenigzins eea rustdag: hoe zeer de Ruiter, het hervatten zogt, Albemarle ftreedt niet dan wijkende na de Rivier van Londen. De Engelfehen fh\ken verfcheide hunner reddelooste Schepen in brand, opdat ze niet ten prooije der onzen zouden worden. Het Schip van den Admiraal George Askue, het grootlte der Vloot, geraakteaan den grond, en hij moest zich overgeeven. Tromp , onder wiens vlagge Sweerts dit Schip veroverde, ftreelde zich met het denkbeeld , om 't zelve in zegepraal één van 's Lands Zeegaten intevoeren, doch de Ruiter gaf last, het te verbranden-, om dat het niets dan belemmering zou kunnen baaren ; doch, zo eenigen willen , om Tromp die eer te ontneemen (*). De Ruiter hadt , in de daad , voor , op nieuw flag te leveren. De Engelfehen, thans zeerverflerkt door de vijlentwintig bijgekomene Schepen van Prins Rob; sr, brandden de-gelijks van ftrijdlust, en om de (*) De GuichEj p. aoo. Staats- ÜEüEEftlSG»  GESCHIEDENIS StaatsRkgee- 8ing. de fchande, dus lang behaald, riitrewisfeb. 's Anderendaags zogten de Vlooten elkander met eene gelijke vinnigheid. De Ruiter, bemoedigde zijl e tocht- en lotgenooten met deeze klemmende taa , waar in de Vaderlander en Held fprak: ,, Hier ziet „ gij de Engelfche, hier ziet gij de Nederlandfche „ Oorlogsvlooten. Wat de Engelfehen tegen ons „ vermoaen, hebben de voorige dagen geleerd. De „ ftrijd van éénen dag, daar 's Lands wel- ofkvva,, lijkvaaren aan hangt, hebt gij nog met mij uittehouden. De magt, om 't Vaderland te verdeedigen, is u ter hand gefield. De Heeren Staa„ ten, de Vaders des Vaderlands , onze Bloedver„ wanten , onze Vrouwen en Kinderen , ds liefde „ Pand'.n, haaken na den gelukkigen nitflag. Wilt j, u toch den zegekrans, dien gij, in *t gevegt van ., dtie dagen, hebt weggefleept , niet laaten onr ,, rooven. 't Is deselfde Vijand , dien gij gisteren ,, zaagt vlugten. Toont ti dnn als Scldaaten. Bei, ter is 't voor 't Vaderland te fterven , dan , als >, fcheitnen loopende, hetzelve ten prooije der Vij>, arden te haten. Gij moet vegten voor de Vrij, held , of Slaaven worden , of, in de Engelfche „ Kerkers, van honger, ongemak of flank vergaan. , Indien gij malkanderen trouwlijk bijftaat, de over, winning is, door Gods zegen, in uwe hand. Gij , ziet den Vijand vast aankomen. Met de tong valt , nu niet meer te doen, nu moet men met de vuist , vcgtcn!" De llag begon den veertienden van Zomermaand, 's mor-  der NEDERLANDEN. 49 's morgens ten acht uuren. De Engelfche Vloot telde toen eenenzestig Schepen. De Hollandfche was vierenzestig Schepen fterk ; doch zij hadden reeds drie dagen geflreeden. Die meerderheid werd} behalven dat de Engelfche Schepen over 't algemeen grootcr waren, rijklijk opgewoogen door de vertierking van geheel onbefcbadigde Schepen s met fris Volk. Zo hevig de ftrijd was in den aanvang , zo twijfelagtig hing de zege. Verfcheide Schepen van den eenen en den anderen kant werden geheel reddeloos gefchooten. Eén der Staat fchen verbrandde; doch, naa den middag, gaf de Ruiter , thans met het meerendecl den wind van den Vijand hebbende, fein tot een algemeenen aanval, en om van alle kanten op de Engelfehen lostebranden. Dit bevel werd zo nauwkeurig en met zo veel vuurs uitgewerkt, dat de Engelfehen , te kort fchietende, het heil in de vlugt zogten. Verfcheiden van hunne Schepen werden in den grond geboord, of genomen. De Ruiter zette den vlugtenden Vijand naa tot zeven uuren 's avonds , vol hoope, dat hij het grootfte gedeelte der Vloote zou neemen , of vernielen , wanneer een dikke opkomende mist het verder vervolgen onveilig en ongeraaden maakte: en 't lot van Askue dcedt hem met reden dugten voor de Banken. De vlugtende Vijand was zo verre gevveeken, dat men, 's anderendaags, van de Stengen der Nederlandfche Schepen, die het Slagveld behouden hadden, gcene Engelfehen in 't oog kon krijgen. Zij waren , om zien te bergen , in de naaste Havens binnengelooVII. Deel. D pen. StaatsRegee- rinö.  5o GESCHIEDENIS StaatsRegee- rinc. Grootheid deszer overwinning. pen. De Ruiter feinde, om aftewenden , en de Wielingen optezocken. De zegepraal deezes vierdaagfchenZeeftrijiskwam den Staaten geheel toe. Zij verlooren , 't is waar, één Luitenant-Admiraal, één Vice-Admiraal, zes Capiteinen , omtrent achthonderd Matroozen en Soldaaten, en vier Schepen. Het verlies der Engelfehen was ongelijk grooter , twee Vice - Admiraalen en tusfchen de vijf- en zesduizend man fneuvelden, en van de drieëntwintig Schepen , door hen verlooren, werden 'er zes in Holland opgebragt met drieduizend Gevangenen. Alle reden hadden de Staaten tot het vieren van een plegtigen Dankdag, voor de blijkbaare zege, door de Voorzienigheid den Lande gefchonken. Te Lenden hieldt men desgelijks een Dankdag , en ftak vreugdevuuren aan , als hadden de Engelfehen de overwinning bevogten ; doch dit bedrijf ftrekte alleen om den ijdelen trots diens Volks op het handtastelijkst te toonen. Hun eigen Gefchiedfchrijver Burnet noemt dit gedrag een be/potten van God , en een bedriegen van de Wereld (*). Asrue werd , eerlang , uit den Haage na Loeveflein gevoerd, waar hij tot het fluiten van den Vrede zat. Het Lijk van Barklei werd , op last der Staaten , gebalzemd , en den Koning van Engeland toegezonden , die hen voor deéze verpligtende bezorging vriendlijk liet dankzeggen. Men Hemde in 't algemeen toe , dat men deeze over- (*) Burnet Hifi. of kis swn Time, Vol. I. p. 239.  der NEDERLANDEN. 51 overwinning hadt te danken aan het Krijgsbeleid en den moed van de Ruitlr. Hij ftak niet alleen uit in de wondere wijsheid zijner bevelen, maar ook in de onverfchrokkenheid , met welke hij ze voorbeeldlijk uitvoerde, en vaardigheid in het te hulp komen der Schepen, te digt onder den Vijand vervallen. Niet onaartig noemden zommigen hem de Ziel der Oorlogsvloote, door wiens vernuft zich alle de Leden van dat groote Lichaam bewoogen en\ vogten : of, gelijk een ander het uitdrukte : Bij was de hand, die de maat (Joeg in 't grof Muzijk van zo veel duU zende Kartouwen. Met één woord , hij werd aangezien voor den gelukkigen Sterveling, door de Voorzienigheid uitgekoozen, om den trots te vernederen der vermetelen , die zich de heerfchappij der Zee toeeigenden. Tromp behaalde hier ook veel roems door zijne onverlchrokkene manhaftigheid. Zijn inloopen in het diklte der Vijanden, en 't veranderen van Schip , reis op reis , met nieuwe ftoutheid, zich in 't gevaar ftortende , baarde zulk een fchrik onder de Vijanden , dat veelen de Schepen, waar ze zijne Vlag zagen waaijen, niet aan boord durfden komen , maar , zo veel mogelijk, daar van afweeken. Ook wil men, dateenigen, zijne Vla» telkens op andere Schepen ziende , vroegen, of er dan vijf of zes Trompen in de Duitfche Vloot waren ? 't Verdient hier aangeftipt té worden , dat de Witt ook zijn aandeel hadt in deeze zegepraal, indien het waarheid is , dat ze deels moet toegefehreeven worden aan 5t gebruik der KeD a ten Staats- regeert»  5* GESCHIEDENIS StaatsReger- RINGl Zegepraal der En* gelfche Vloot. tenkogels, welker uitvinding dien Staatsman wordt toegekend, en de eerfte keer in deezenZeeltrijdzouden gebruikt zijn (*). De Engelfehen , door bedrieglijke vreugdevuuren het geledene verlies tragtende te verheelen , verzuimden niet, om zich , zo ras mogelijk , op nieuw in ftaat van tegenweer te Hellen , en hadden welhaast eene Vloot van negentig Schepen en twintig Branders gereed. En 't leedt flegts negentien dagen naa 't binnenzeilen, of de Ruiter ftak met achtentachtig Schepen, twintig Branders en tien Advysjagten we. Jer in Zee, om de Engelfehen , ware 't mogelijk, Dinnen Harwich te verrasfen. Te wel hielden zij hunne Kust bewaakt , om eene voorgenomene landing met vrugt te kunnen onderneemen. De beide Vlooten ontmoetten elkander, op den vierden van Oogstmaand , bij Noordvoorland. De Engelfehen brandden van begeerte , om de laatfte fchande uitteivisfchen : en de Hollanders wilden zich de vrugt der voorgaande overwinningen niet uit de hand laaten wringen. Hunne voorhoede werd aangevoerd door [an Evertsen, Luitenant - Admiraal van Zeeland, Broeder des in den laatften flag gefneuveldenEvERTsen , en Tjerk Hiddes de Vries , LuitenantAdmiraal van Friesland. Ongelukkig werden zij beiden, in den aanvang des gevegts , doodlijk gekwetst, ftrijdende tegen den vijandlijken Vice-Ademhaal (*) Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. 463 —-500. Bashsge, p. 778.  der. NEDERLANDEN. 53 miraal Thomas Allen. Dit ongeluk bragt de voorhoede in wanorde , die binnen twee uuren aan 't vegten raakte , en twee Schepen verloor. De Engelfehen vielen niet al hunne magt op de middel tocht aan, door de Ruiter gebooden. Aan 't boord van Tromp was de Heer van Sommelsdijk dien morgen gekomen , onaangezien de Ruiter hem verzogt hadt, dat hij zich op zijn Schip onthouden wilde, 't welk, naderhand , bij zommigen eenig vermoeden baarde, als of hij een raad gegeeven hadt , die met 's Lands dienst niet wel beftaan kon. Wat hier' van zijn moge, Tromp hieldt zich met de achterhoede wel twee mijlen van de Ruiter af, met opgegeide zeilen, als of hem 't gevegt niet aanging , en hij , behalven 's Lands eer en welzijn , geheel vergat, hoe edelmoedig de Ruiter hem onlangs redde. Hij geraakte, egter, in een gevegt met de achterhoede der Engelfehen, die hij op de vlugt dreef, en den ganfchennagtnazette, zich dus langs hoe meer van de Ruiter verwijderende. De Ruiter , met den mid=. deltocht alleen gelaaten en heftig beltreeden, bediende zich van den opkomenden nagt, om aftezakken, en bij de rest der Vloote te geraaken. Van de Engelfehen , die hem fieedS vervolgd en niet uit het oog verlooren hadden, vondt hij zich, met het aanbreeken van den dag, omringd. Zijn Volk was , door. het onvermoeid vegten, dermaate afgemat, dat veelen onder de dooden en ftervenden lagen te flaapen, en niet, dan met veel moeite , konden wakker gamaakt, en op hun post gebragt worden. In 'e midi D % dea. StaatsRegeenipte  54 GESCHIEDENIS Staats- Regee- ring. den van het hevigst gevegt liet hij den LuitenantAdmiraal van Nes, die hem, terwijl zo veelcn den grootÜen Zeeheld zijner eeuwe in nood lieten , met eenigen getrouwlijk bijbleef, aan boord komen. Zij beraadflaagden in de Hut, wathun te doen Rondt, en befloten ,zich , al wijkende, te verweeren, en elkander getrouw bijteblijven, dewijl ze met zeven of acht deerlijk gehavende Sehepen geen kans zagen, om het groodie gedeelte der Engelfche Vloot het hoofd te bieden. Nauwlijks waren zij ter Hut uitgetreeden, of 'er kwam een kogel, die de bank , waar op zij gezeten hadden , wegnam. De Engelfehen , zich vleijende met de hoope, om de Ruiter , dood of leevend , in handen te krijgen , maakten een allerfchriklijkst vuur. De Ruiter , dien men nooit moedloos gezien hadt, liet zich toen door wanhoop zo verre vervoeren, dat hij, ten aanhooren van zijnen Schoonzoon de Witte , uitriep : O Gon ! hoe ongelukkig hen ik ! Is 'er dan onder zo veel duizenden geen één kogel, die mij wegneemt! De Witte hervatte: Vader, hoe fpreekt gij zo vertwijfeld? wilt gij enkel flerven , laat ons dan opwenden, in 't -midden van de Vijanden inkopen , en ons doodvegten. De Zeeheld hernam zijne rustige bedaardheid, en verklaarde: Gij weet niet wat gij zegt; als ik dat deedt, was 't al verkoren; maar als ik mij zeiven en deeze Schepen kan behouden en afbrengen, dan kan men V werk daar naa hervatten. Dit gelukte hem: en hij bragt , vegtende wijkende , het tot de Vlaamfche Banken, waar AiBfcMARXE hem niet verder durfde naa-  der NEDERLANDEN. 55 naazetten, en zijne Schepen in veiligheid. Tromp en de rest der ontheisterde Vloot vielen mede binnen. Schoon de Staatfchen flegts twee , en de En* gelfchen vier Schepen verboren hadden, kon de overwinning den laatfte» niet betwist worden, dewijl zij de Zee hielden. Eene zo groote eer lag de Ruiter met deezen welbelegden aftocht in, dat men dien met het winnen van den flag gelijk ftelde (*> De Engelfehen vertoonden zich tergende op onze Kusten. Op de Reede van het Flie lag eene groote Vloot Koopvaardijschepen. Ondanks de herhaalde waarfchuwingen, dat zij dieper inwaards zouden gaan leggen, tot meerder veiligheid, waren zij, vertrouwende dat de Vijand het over de Zandbanken niet zou durven waagen, daar gebleeven. Holmes onderftondt zulks, onder het beleid van Laurens Heemskerk, weleer in 's Lands dienst, doch om pligtverzuim gebannen, met eenige ligte Schepen en vier Branders. Het gelukte hem , ze allen, beha! ven acht of negen, die zich redden, te verbranden, Zij deeden eene landing op het Eiland ter Schelling, waar zij het Westeinde in kooien lagen. Zulk eer ftout beitaan benam den Hollanderen de gerustheid, welke zij op hunne Zeegaten hadden ; en de fchaa de, hier door toegebragt, trof veelenzo zeer,indiei niet meerder, dan de nederlaag der Vloote (f). Nieuw (') Brandt, Leeven yan de Ruiter, bl. 501 enz. (f) Zie aldaar, bl. 534. Relativeofthegreatfucces cfk Majejlys Beet yburning the Dutch Shipi. Guiche, p. 38] D 4 Staats- RE GEERING. De Ew gelfchen verbranden eene Vloot Koopvaardijfchepenen het Westeinde van ter Schei* ling. 1 e  55 GESCHIEDENIS StaatsRegee- Gefchil 'tusfchen be Ruiter en Tromp. Nieuwe verlegenheid rees 'er uit/de verdeeldheid tusfchen de Ruiter en Tromp , wegens het voorgevallene in den jongfren Zeedag. De eerfte beklaagde zich, dien verboren te hebben, dewijl de laatfte hemverlaatert hadt, beweerende, dat hij de Vlag des Oppervbotvoogds niet mogt uit het oog verliezen, om een bijzonder fmaldeel des Vijand s naatejaagen. Tromp betoonde, ter dier gelegenheid, al de heftigheid van zijn oploopend charadter. „ 't Was," fchreef hij, „ de Ruiter., die zich door verkeerd „ draalen het voordeel eener zekere overwinning 5, hadtlaaten ontglippen, met de voorhoede der En■„ gelfchen niet aftefnijden. Hij zoekt mijnen onder55 g;!»g, om dat God Almagtig mij met eenek'eins, dere magt op den Vijand voordeel heeft gegee- ven, en hem met eene grooter magt nadeel laaten „ lijden." Zelfs beweerde hij , door zijn gehouden gedrag de Vloot voor eene volkomene vernieling bewaard te hebben. Zijne redenen vonden te minder ingangs , dewijl hij bekend ftondt als een ijverig Voorttarider van het Huis van Oranje,' en men hem verdagt hieldt van fchadelijke oogmerken, om hetzelve te begunstigen. De Staaten van Hollandkoozen de zijde van de Ruiter. Tromp werd van zijn Ampt verlaaten, en Willem Joseph van Gend in zijne plaats tot Luitenant-Admiraal verheeven, PchoonTROMP den RaadpenfionarisoE Witt verklaarde, bereidte zijn, om den Heer e de Ruiter alle voldoening te geeven, en zijn misflag tegen hem en de Hooge Regeermg openlijk te bekennen; 'er bijvoegende, indien  der NEDERLANDEN. 5? indien men mij geen Vlag of Esquader toevertrouwt, zal het mij genoeg zijn als zijn Seconde te mogen vegten. Ik wil liever, in deezen tijd , als Capitein ter Zee gaan , en mij gedraagen, gelijk een eerlijk Man betaamt. Dus regtvaardigde hij zijne Partij, te vooren zo uitgekreeten; en, fchoon hij het niet gedaan hadt, de nederlaag was duidelijk toegekomen door het fchandeüjk wegzeilen van een gedeelte der Vloote. De Franfche Heeren, die op het Schip van de Ruiter ooggetuigen van alles geweest waren , gaven hem dit getuigenis, „ dat hij dingen gedaan „ hadt, die toonden , dat hij hart en harsfenen „ hadt, en die de menfchlijke kragten te boven gin„ gen ; zijn aftocht hooger agtende , dan of bij den „ flag gewonnen hadt, hebbende met acht Schepen „ eens tweeëntwintig der grootfte Schepen van En- geland en twee Admiraalen wederftaan." De Koning van Frankrijk, de verdiensten van dien grooten Zeeheld willende erkennen, zondt hem het Teken der Ridder-orde van St. M'ichiel met een gouden Keten, en zijne Afbeelding, rijklijk met Diamanten omzet (*). Met dit alles blijft men de ongenade , waar in Tromp viel, hoofdzaaklijk toefchrij ven aan zijne zugt voor het Huis van Oranje. De openbaare onlusten en de heimlijke kuiperijen , fteeds aangewend, om 't zelve te herltellen , deeden de thans heerfchende Partij denken , dat zij niette veel voorzorgekondedraa- gen, (*) BranüT , Loeven van de Ruiter, bl. 525. D 5 StaatsRegeü- r1isg. Bewre- genisten , om den Pnns vau Oranje te b-wrderen.  58 GESCHIEDENIS st.1ats' p.eceerwg. gen, om die oogmerken te doen mislukken. Verfcheide Steden en geheele Gewesten wilden > in den Oorlog tegen den Bisfchop van sMunfter, den jongen Vorst aan 't hoofd der Krijgsmagt van den Staat ftellen , en 't Capitein -Generaalfchap opdraagen ; of, niet zeer voldaan zijnde over Prins Joan Maurits , den Prins van Oranje tot Generaal der Ruiterije verhïffen. De Staaten van Holland gaven te verftaan, ten einde zij dit ontwerp mogten verijdelen, zonder den fchijn te hebben, dat bijzondere redenen hen daar toe aanzetten , dat in den tegenwoordigen toeftand van zaaken aan 't hoofd der Krijgsbenden ervaarne Mannen moesten,geplaatst worden , niet verdagt bij de Bondgenooteo der Staaten, inzonderheid Frankrijk. Zij üelden voor den beroemden Prins van TurenNE, wiens verknogtheid aan den Hervormden Godsdienst , en bluedverwantfehap met den Huize van Oranje, alle vermoeden fcheen te moeten wegneemen. Maar, dewijl de Koning van Frankrijk Turenne niet kon misi'en , en deeze zelve geen zin hadt, om hervvaards overtekomen , bleeven de zaaken in denzelfden ftaat (*). Zeeland betoonde zich langs hoe vuuriger, om den jongen Prins van Oranje tot Generaal der Ruiterije aainelielleu, en tot een Lid van den Raad veu Staate. Deeze voorlbg werd bij de Staaten van Holland in overweeging genomen. De Edelen , de Steden Dor- (*j De WrrT, Brieven, II.D. bl. 162.165.172.180185,186.194.  der NEDERLANDEN. 59 Dordrecht, Rotterdam, Alkmaar, Hoorn, ,Enkhuizen ewMedenhlik fcheenen niet ongeneegen, om in dit plan te treeden , doch voegden 'er eene voorwaarde bij, darmen, door de opvoeding van den Prins op zich te neemen, eerst zorg moest draagen, dat hij de Engelfche beginzels niet langer aankleefde. Haarlem en Leyden helden hier ook toe over; maar Delft en Amfterdam ftemden tegen de opvoedingDe Prinfes Weduwe, onderrigt van deezeberaadflaagingen, marde geen oogenblik, om zich daar van te bedienen. De Raadpenlionaris de Witt , ziende waar de geestneigingen heen ürekten, gaf, vvijslijk, toe, en deedt, op den voorilag van d'Estrades. den eerften flap , om met de Prinfes Weduwe ovei dit ftuk in gefprek te treeden. Hij kende het zwat deezer heersch- en baatzugtige Vorstinne , en wis haar, doorfchoone beloften, tot zijne Partij over tebaakn : hij bewoog haar zelfs, de Partij, die haa üijfde, te verlaaten, al haar vertrouwen op deStaa ten van Holland te ftellen, en dit te betoonen doo dezelven te verzoeken , dat zij de opvoeding vai haaren Kleinzoon op zich wilden neemen. Tenftet ker aandrang verklaarde hij haar in vertrouwen, da de Staaten niet alleen den jongen Prins voor ee Kind van Staat zouden aanneemen, maar ook gene gen waren de kosten der opvoedinge te draagen, e hem toegang te verkenen in den Raad vanStaate(r £ (*) Not, Befoing. 28 Maart 1666. Mf. Refol. Hot 1666, bl. 4a» 45. De Witt, Brieven, lï. D. bl. 22 Ai Staats- regeering. De Staaten van Holhnd neemen de opvoedingdes Prinfen op zich , en hem voot een Kind van Staat aan. f 1 t i 1 l. e /. >• r-  Staats- Regee- ring. Verandering van 's Printen Hef houding. 1 j 1 | 1 J \ a t / C 6a GESCHIEDENIS Di oude Vorstin geloofde ras , 't geen zij met zo veel drifts wenschte. Zij virzogt den Staaten, dat zij zich met de opvoeding van den Pijns , haaren Kleinzoon , wilden belasten. Het verzoek werd terltond aangenomen. De Staaten gaven den Vorst Onderwijzers en Toezienders, op welken zij afkonden, üe Raadpenüonaris de Witt was onder de benoemden tot dit gewigtig fhik der opvoedinge. De geheele Hofhouding van de-i jongen Vorst werd veranderd. Onder de Perfoonen , verdagt van Engehchgezindheid , en daarom van hem verwijderd, bevonden zich de Heeren Heen vliet, Bromlei, Boreel en Zuilenstelw De jonge Vorst was troostloos over het verwijderen van den laatstgemelden : hij hadt reeds voor hem de tedere genegenheid, welke ten eerfren grondflage (irekte van 't ?ezag, 't geen deeze Heer vervolgens kreeg , wanïeer Willem ten toppunte van roem en eere optlom. De Prins vervoegde zich bij o'Estrades, ïem, met rraanen in de oogen, biddende, te willen >elptten, dat men dien Heer niet van hem affcheurle. Hij beloofde , zich geheel te zullen fchikken iaar de raadgeevingen van den Raadpenüonaris, icm aantemerken als zijn Vader , en , als een Kind an Staat, gcene gehegtheid te willen hebben dan au Frankrijk en de andere Vrienden en Bondgenooïh van het üemcenebeit. Maar ZuiLErssTEiN was te itzema, V. D. b!.7p0. d Estrades, 17. p. 203. rjE iuicnE, p. 217. 224.  der, NEDERLANDEN. 61 te bekend als een ijverig voorltander der Engelfehen, om het verzoek van den Prins intewihïgen. Zuilenstein moest afflaan , met eene fchadelocsftelling van den post van Gouverneur , die aan den Heere van Gend werd opgedraagen (*). Naa deeze fchikkingen vervoegde zich de Witt , om te toonen hoe zeer hem het welweezen van Prins Willem ter harte ging, dikmaals verfcheide uuren bij hem, om lesfen in de Staatkunde te geeven ; fchoon hij, van den anderen kant , niet verzuimde alles aantewenden tot het verwijlen van het tijdperk , waar in de jonge Prins gebruik van deeze lesfen zou kunnen maaken. Dit gedrag verwekte gemor : doch men ging het te keer met te beweeren , dat het geene groote (taatkunde was, den Prins van Oranje tot eenige Waardigheden te verheffen, eer men zich ten vollen verzekerd kon houden , dat hij de Engelfche grondbeginzels , hem ingedrukt , geheel ontleerc hadt; en hier toe was tijd noodig. De infchiklijk heid en onderwerplijkheid, welken de Prins betoon de voor de Witt en de .staaten , deeden toen reed; een oordeel over zijn charaéter vellen, 'tvvelk detijc bewaarheid heeft. „ De Prins ," zeide d'Estra des , ,, heeft verftand, en hij zal verdiensten krij „ gen. Hij weet fchoon te veinzen, en ver „ zuim («) De Wht, Brieven II- D. bl. 230. 235- =+7- 2"° 252. Refol. Holl. 1667.W. ci. Aitzema, V. D.bl. 792-7SM 804. De GtjictiE , p. 225. d'Estrades , IV. p.223. 224 StaatsRkoee- RliNO.  6^ GESCHIEDENIS StaatsRegee- rikg. Ontwerpen en lot van JJüat. „ ziiimt niets , om zijne oogmerken te berei„ ken (*)." Alle deeze beraamingen doorden het ijvervuur der Voorfran.leren van 't Huis van Oranje niet uit. De zaak van den ongelukkigen Buat ftrekte hier van ten fchriklijkea voorbedde. Deeze is de zelfde Henry de Fleijry de Coulan , Heer van Buat, wiens kloekmoedigheid bij de landing op Funett wij bewonderden. Hij was, voorheen, Paadje bij den jongen Vorst geweest, en nog in dienst desPdnfen; doch zints de laatfte verandering in diens Hofhouding nevens anderen ontllagen. Dit trof hem gevoelig; zijn drifiige aart maakte, dat hij in deugden en gebreken tot uiterften liep. Menfchen van die gefteltenisfe zijn veel gefchikter om ontwerpen te fmeeden, dan uittevoeren. Da Raadpeniionaris de Witt, weetende , dat de Engelfehen in Holland geheime Briefwisfeling hielden, hadt het cog op Buat geflagen, om het geheim te ontdekken. Buat , die niet verdagt kon zijn bij de Partij van het Huis van Oranje, was in geheime verltandhouding met Gabriel Silvius, voorheen in dienst der Koninglijke Prinfesfe, en thans zich in Engeland onthoudende. De Graaf van Arlington , Geheiinfchrijver van Staat aan het Engelfche Hof, deelde in deezen handel: en het blijkt uit de Brieven van deezen Staatsdienaar, dat hij niets minder ten oogmerke hadt dan dit O Aitzema , V. D. bl. 787. Mem. de ffenr) Charl. de laTremulles, Prince de Tarente, p, 275,  der. NEDERLANDEN. 63 dit Gemeenebest aan Engeland te onderwerpen, door het Huis van Oranje te verheffen op de puinhoopen der Tegenpaitije (*). De Heer van Buat , zeer ingenomen met het denkbeeld, dat hij het vertrouwen der beide Partijen gewonnen hadt, bedagt niet, hoe gevaarlijk het was zulk een post te bekleeden. Hij belloot, ten voordeele van den Prins te werken , en tradt in een© ernstige Briefwisfeling met Arlington. Om de Witt te beter te misleiden , toonde hij hem de Brieven deezes Staatsdienaars zo wel als die vanSiLvius» In 't einde werd hij het hoofd eens Aanhangs , geheel aan de belangen van het Huis van Oranje ge< hegt. Deeze kunstenaarij zou langen tijd hebben kunnen duuren, hadt zijne voorzigtigheid zijn ijvej geëvenaard. Op zekeren dag , te ruim gedronker hebbende, was hij los genoeg, om , eenige Brieven aan de Witt ter hand Hellende , bij misdag , 'ei één van Silvius onder te laaten, dien 't zijn belan| was te verbergen. Boven denzelven ftondt, Pou\ vous méme, — Vopr u zeiven. 'Er werd in gefproo ken van Vrienden in Holland, die arbeidden om ee ne Bezending na Engeland te bevorderen. Van Ste dm, geneigd tot een goeden Vrede, die zich onder ling moesten verbinden, en een moedig beiluit nee men, om denzelven te bevorderen. Zo ras dit ge fchied ware, vermeldde de Brief wijders , zou mei zich in Engeland nader openen, en middelen aan d han (*) d'Estrades , IV. p. 430. LuDL.3&/».III.p.*5É Staats- Regee- r1ng. 1 i  6* GESCHIEDENIS hand geeven, waar door de toeleg,hem hekend, zou kunnen verijdeld worden. Ook zou ,'t geen hij hier in deedt, geheim blijven: niet twijfelende , of men zou langs deezen weg de zaaken brengen, daar men ze hebben wilde. Buat ontdekte zijn misdag niet voor hij weer thuis was. In (lede van zich door eene fchielijke vlugt te bergen, hadt hij de onvoorzigtigheid , om weder na den Raadpenfionaris te keeren. Hij vondt hem in zijne kamer , en zou zich door geweld den Brief hebben kunnen doen geeven in een huis , waar niet meer dan drie of vier Diensibooden waren; doch de moed ontzonk hem (*). De Witt, deezen Brief vol verbaasdheid geleezen hebbende, bragt dien, zonder uitdel, in de Vergadering der Staaten van Holland. Buat werd ter(lond gegreepen en gevangen gezet. Men bedoeg alle de Papieren ten zijnen huize. Dezelven doorzoekende, vondt men de kladde van een Brief, aan den Graaf van Arlington gefchreeven, ten tijde van'tderk woelen in den Haage, om den Prins van Oranje tot Capitein-Generaal , of ten minden tot Generaal der Ruiterije , te doen verkiezen : deeze verdimmerde zijne zaak grootlijks; en geen wonder, de Brief was van deezen inhoud : „ Wij hebben „ reeds eene groote Partij gemaakt, die voor den 5» Vrede is , en gevolglijk voor mijnen Kleinen ,, Meefter. Zij overtreft verre de andere Partij, die, „ tot (*) De Witt, Brieven, II. D. bl. 236.251,305. Aitzema , V. D. bl. 839. d'Estrades, IV. p» 430. StaatsRegee- RUSG»  der. NEDERLANDEN. 65 „ tot hier toe, de regeering in handen gehad heeft; , weshalven de Koning niet twijfelen moet, of mijn „ Meefter zal bovendrijven. —- De verklaarin, gen, die Silvius en ik gedaan hebben, wegens ', des Konings opregte gezindheid tot den Vrede, „ hebben de harten van alle eerlijke Luiden gewon„ nen. Ik geef u te bedenken, in welken goeden „ ftaat zijne Majefteit en mijn kleine Meefter hier „ zijn zullen, wanneer de Vrede zal gemaakt zijn; „ ja ik zeg u andermaal, dat hij de grootfte Koning „ van de Wereld zijn zal. Maar, zo die eer- „ lijke Luiden vinden, dat men koeler wordtom den Vrede te maaken , zullen zij hun Vaderland „ éénpaariglijk en uit al hun vermogen verdeedigen, „ in den uiterften nood mijnen kleinen Meefter ge„ wisfelijk wegjaagen, en zich werpen in de armen „ van Frankrijk. Ik ben zeer verzekerd, dat het geluk van mijnen Meester afhangt van het goed „ verlland tusfchen den Koning en de eerlijke Lui„ den alhier, die voor den Vrede zijn , 't welk mij „ gedrongen heeft, om mijne laatfte Brieven in 't „ vuur te werpen; want, zo ik ze den wehneenen5, den vertoond hadt , zouden ze allen veranderd zijn. Ik bezweer u dan, dat gij den Koning Js verzekert, dat mijn Meester ten eenemaal bedora, ven is , zo hij geen Vrede maakt (*)." Het ontdekken van zulk een Brief vermeerderde de (*) Refol. Hall. IÖ5Ö. bl. 01.98. Aitzema, V.D. bi. 840. FIL Derf. E Staats- Regek- ring.  66 GESCHIEDENIS Staats- regee- de vermoedens in een tijd van onrust en gisting der gemoederen. Veel werd 'er bijgebragt, om Buat te verontfchuldigen. De Staaten van Zeeland fpraaken zeer ten zijnen voordeele. Zij beweerden, dat de Compagnie Paarden , over welke hij Ritmeester was, ter hunner betaalinge Rondt,en dat, hij te .Serge» op Zoom t'huis hoorende, zijne zaak alle de Gewesten raakte, en althans niet voor het Hof in den Ilaage behoorde beoordeeld te worden : dat in de uitdrukkingen zelfs , die het misdaadigst klonken, de oogmerken, om den Vrede te bevorderen , doorftraalden. Het Hof fcheen ook te neigen , om het misdrijf van den zagtften kunt intezien, en deltrafle tot eene uitbanning te bepaalen. De Keurvorst van Brandenburg liet ten beste van den Gevangenen fpreeken. Buat bekende , niets gedaan te hebben dan met kennis van verfcheide Regenten, onder anderen Joan Kievit, Gecommitteerden Raad wegens Rotterdam , en Ewoud van der Horst , eertijds die zelfde Waardigheid van wegen de zelfde Stad bekleedende, maar toen gezeten in den Raad van Staate. Deeze beiden maakten zich weg, en vergrootten hier door het vermoeden , tot bezwaar des Gevangenen. De Staaten van Holland drongen 'er op aan, dat Buat , naar de Plakaaten van den Lande , moest geftraft worden; beweerende, dat het geen bijzonder Perfoon voegde in maatregelen te treeden, (trekkende tot verandering der tegenwoordige Regeering: men voegde 'er nevens, dat het voor eenen Franschman onverfchoonlijk was, Vrede te willen maaken, zon-  der. NEDERLANDEN. 67 zonder kennis van den Koning , wiens geboren Onderdaan hij was. Lodewijk de. XIV. zelve vondi zich gehoond, dat een Edelman zijns Rijks het belang eens vreemden Vorlten hooger ftelde dan dat zijns Vaderlands. De Graaf d'Estrades drong fterk op de veroordeeling des Gevangenen. Buat werd veroordeeld, om op 't Schavot onthalsd te worden, dewijl hij ongeoorloofde Briefwisfeling met den Vijand gehouden hadt. Het verzoek des Keurvorsts van Brandenburg, om genade of verzagting van Itraffe, vondt geen ingang. Buat werd onthoofd. Tot het laatfte oogenblik beweerde hij , dat hij onfchuldig ftierf, en nimmer iets anders dan 's Lands welvaart gezogt hadt. Zijn gehouden gedrag , wanneer hij zijn vonnis hoorde, toont , dat zij, die den dood braveeren, wanneer dezelve hun, te midden des gevegts, verwardlijk voor den geest komt, dieKophet Schavot niet altoos manlijk onder het oog kunnen zien. De Graaf de Guiche verzekert, dat, indien Buat bedaard gebleeven ware, om het Volk te on' derrigten, dat hij als een flachtölfer van den haat dei Partijfchappen fneuvelde, dewijl hij een einde hadi zoeken te maaken aan eenen zwaardrukkenden Oor log, de menigte het beftaan zou hebben, omhem vat Beuls handen te verlosfen. Zeker gaat het, dat deezi ftraf-oefening veel gemors veroorzaakte. Het Voll betuigde, dat het bloed deezes Mentenen op den koj zou nederdaalen der geeuen , die hem aan hunn bijzondere gevoeligheid opofferden. De Staaten vai Zeeland leverden een fch'erp Vertoog in tegen d E 3 Sta; Staats» Regeeriks. > L 1 8  69 GESCHIEDENIS Staats- kecee- I Os VPf- ééniging «?er Fr/in fche en Holland Vloot mislukt. Staaten van Holland, hun verwijtende, dat zij het gezag der Reg?eringe aan zich trokken, en het hoog bewind zogten te voeren over de andere Gewesten; dat Buat geftraft was over iets, 't geen men te vooren goedgevonden hadt te beloonen. Lodewijk de XIV, integendeel, beklaagde zich, dat de misdaad van Majefleitfcheniiis in het Vonnis niet was uitgedrukt. Deeze hadt men agterwege gelaaten , om de Goederen des Veroordeelden niet verbeurd te verklaaren, en ze zijner Weduwe te laaten behouden. De Vonnisfen , over Kievit en van der Horst uitgefprooken, als mede over anderen , die deel gehad hadden in den bedekten handel met den Vijand, fitiitten dit kwaad ten eenemaal (*). Alle deeze binnenlandfche beweegenisfen baarden zorg en kommer bij de Hoofden der Regeeringe. ' Om hun gezag gevestigd te houden , zagen zij zich genoodzaakt de Krijgsbedrijven wakker doortezetten. Het herftellen der Vloote ging met zo veel fpoeds toe, dat dezelve met den aanvang van Herfstmaand in ftaat was Zee te kiezen. Men hoopte , dat op deezen tocht de verèéniging met de Franfche Vloot beter zou gelukken. —_ De Ruiter ftevende na de Franfche Kust ; dan , fchoon men lang geraadpleegd hadt over de wijze deezer verèéniging , kon ze niet gelukken. De Franfche Vloot lag in de Haven (,*) Db Witt, Brieven, II. D. bl. 329, Aitzema, V. D. bl. 841-846. De Gmche, p. 282. d'Estrades, IV. p. 43««553«53.  r»R NEDERLANDEN. Co ven van Brest, onder het bevel des Hertogs van Beaufort, tweeëntwintig Schepen, van dertig tot veertig (tukken, fterk. Deeze maakte toen de geheele Zeemagt van Frankrijk uit. Lodewijk de XIV. hadt zo veel zorg gedraagen, om zulk eene zwakke Vloot alleen niet bloot te (lellen aan de Engel' fchen, dat de Ruiter ze niet kon aantreffen, fchoon hij tot de hoogte van Bsulogne zeilde. Dieper durfde hij zich niet in 't Kanaal begeeven, om 's Lands Kusten, zo hij in de Bogt vervallen mogt, en door tegenwinden opgehouden worden, niet onbefchermd te laaten. De wind, die hem gediend hadt, hieldt de Franfche Vloot op. De Engelfehen , bezeffende hoe zeer het hunne zaak was , de Vloot aantetasten voor die verèéniging, kwamen op der Staaten Vloot af ; doch, 't zij ze aan hunne eigene kragtenwantrouwden, 't tij het Zeebeleid van de Ruiter , om den wind van zijnen Vijand te houden, hen affchrikte, 't zij Albemarle , gelijk men verzekert, volftrekt bevel kreeg, om, zo ras mogelijk, binnen te komen, ter oorzaake van den geweldigen brand te Linden, de beide Vlooten hielden (legts een fchutgevaarte. Een ftijve wind oplteekende gaf de Vlooten reden genoeg, om zich geheel ven elkander te verwijderen. De Staatfche worftelde met tegenwinden, endeziekte op de Schepen was groot. De Ruiter zelve werd door de koorts aangetast. Alle deeze redenen bewoogen hem, om zich meer van't Kanaal te verwijderen , en de Havens van het Gemeenebest optezoeken. Op 't hooren hier van,^klaagde deKoninj E i VU Staats» IIegeeru\g, t  7° GESCHIEDENIS van Frankrijk, dat zulk een vertrek zijne Vloot den Vijand in handen leverde (*). De Graaf de la Feuillade begaf zich , van 's Konings wege , na de Ruiter , om hem tot blijven te beweegen. De Krijgsraad werd aan 't boord van van Nes beroepen, dewijl de Ruiter aan de koorts lag. Hetbeiluit bleef, om niet verder. westwaards te ftevenen (f). De (■*) Rakn heeft het zeker mis, als hij te kennen geeft» dat 'er affpraak was tusfchen Frankrijk en Engeland tegen de verèéniging deezer Vlooten. Indien de Brieven van d'Estrades niet allen vermoeden ten dien opzigte wegnamen , zouden die van Lord Arlington het tegendeel duidelijk bewijzen, (t) Uit het verhaal van Brawt, bl. 543» blijkt niet, dat de la Fei illade de Ruiter gefprooken hebbe, veeleer meet men het tegendeel daar uit opmaaken , en het dus niet hooger dan een sartig vertelzehje houden , als de Gutcue fchrijfr, dat de Ruiter wiskundig bewees , hoe het voor ''s Konings Vloot onmogelijk was, ter oorzaake van de tegenwinden, het Kanaal intezeilen : waar op de la Feuillade hem antwoordde, dat dezelve segen wind en jlroom op zou zeilen, en dat de Heer van Beaufort daar toe last van den Koning entvangen hadt. De Ruiter , niec gewoon aan zulke vergrootende fpreekwijzen, bovenal in een onderwerp , waar het op nauwkeurigheid aankomt, verfchrikte op dit zeggen. Hij vatte de fterke fpreekwijzen , zo zeer ftrookende met den Franfchen leevendi«en aart, naar de letter op. Hij verbeeldde zich, dat hunne StaatsRegiering.  deb NEDERLANDEN.' 71 De Staaten, de verèéniging met de Franfche Vloot onmogelijk vindende , werden te raade, de hunne te doen invallen; doch de tijding van den brand te Londen deedt dit befluit uitltellen. De toeneemende ziekte van de Ruiter deedt hem verlof verkrijgen , om , ter zijner herftclling, aan land te komen. Zijne plaats zou door Gevolmagtigden vervangen worden ; doch niemand nam dien last op zich dan de Raadpenfionaris de Witt , die aan 't boord van van Nes ging, en op alles orde ftelde, om, waar 't mogelijk, zich met de Franfchen te veréénigen , en de Engelfehen te bevegten. De twee vijandlijke Vlooten zagen elkander, en men dagt tot een hoofdtreffen te komen ; doch de Engelfche week af, en epn opkomende ftorm verwijderde de beide Vlooter var hunne geringe ondervinding in Zeezaaken hun ongeluk oF den halze zou haaien, en beefde op 'c vooruitzigt van he gevaar , aan 't welk hunne ijver voor het Gemeenebes hen zou Moortellen. Hij verzamelde alle de kragten vat zijn door ziekte verzwakt lighaam, om, met een Brief,di Staaten te bidden, dat de Franfchen , door tegenwind ei ftroom te willen wortelen!, zich in geen volkomen v:rder zouden Horten. Deeze Brief veroorzaakte veel gelachs bij d Staaten en alle Staatkundigen in den. Haage , dan vermir derde de agting voor de Ruiter niet. Hst was een blij van zijne openhartigheid , vertrouwen en eenvoudigheid en toonde, dat men een Held kan zijn , zonder de km digheden eens Mans naar de Wereld te bezitten. DeGi che , p. 393- 2 94* E 4 StaatsRegeering. De Vloot zeilt bin« uenv 1 C l l fc \ r  72 GESCHIEDENIS Staats- Regee- KIN Ga van elkander: waaróp men befloot, den Zeetocht van dit jaar te eindigen , en de vloot zeilde, in 't midden van Wijnmaand , binnen. De Koning van Frankrijk betoonde zich te meer te onvrede over dit bevel van invallen van 's Lands Vloot, dewijl de zijne in 't Kanaal genaderd was. Hij troostte zich egter daar mede , dat zij het gevaar- ontkwam van onder de Engelfehen te vervallen. Eén zijner Schepen werd genomen; doch, vermids het een geheelen dag tegen een Engehch Esquader geflaagen hadt, waren de Franfchen eer trots op deeze moedige verdeediging, dan droevig over het verlies van dat Schip. iMle deeze handelingen vermeerderden het vermoeden , dat de Koning van- Frankrijk de inboezeming volgde van den Heer de Lionne , „ dat hij de *, Engelfehen en Hollanders moest laaien bewors, den, en elkander verderven , het fpel van verre „ aanziende , en het vuur kunstig aanblaazende, 3, groot gerugt en veel gefchreeuws maakende, van de Hollanders te zullen helpen , hen troostende, 9, van tijd tot tijd, met kleine hulp , doch hen al den last des Oorlogs op den halze laatende, tot ■s, dat hij hen in (Iaat zou zien, van zich niet langer ,, te kunnen frel.'ün tegen zijn voorneemen op de 9, Spaanfche Nederlanden (*)." 't Is zeker, dat dit gevoelen , gevoegd bij de weinige voordeelen , door beide de Partijen in deezen Oor- (*) Brandt , Leeven van de Ruiter , bi. 544 enz. P'Estrades, IV. p.497. De Guiche, p. 295,  der. NEDERLANDEN. 7* Oorlog behaald , hun denzelven moede maakten. Met de rampen , van den Oorlog onaffcheidelijk, hadt zich eene andere plaag veréénigd, de Pest richtte groote verwoestingen aan onder de Engelfehen en Hollanderen. Tot volmeeting van de maat der onheilen in Engeland diende de fchriklijke Brand, welke een groot gedeelte van Londen in puin en asfche lag. De Koning van Engeland, in 't einde ziende, dat de voortzetting van den Oorlog alleen ftrekte , om de Beftuurders van 't Gemeenebest meer en meer aantezetten, om zich tegen de verheffing des Prinfen van Oranje aantekanten , verlangde niets fterker, dan met eere te geraaken uit eenen gevaarlijken toe ftand , in welken hij zich hadt ingewikkeld. Hij vondt zich verlaaten door den Bisfchop van Munfter, en vreesde Frankrijk , 't welk hij in zijne belangen hadt meenen overtehaalen. Van Noorwegen af, tot de Kusten van Bayonne , was alles hem vijandig. Hij hadt, gelijk de Graaf de Güiche het uitdrukt, overeenkomstig met zijne zinfpreuk , geene andere hoop dan Dein &, fon Droit. Om de oogmerken te bereiken, tot welker verkrijging hij den Oorlog hadt aangevangen , verlangde hij denzelven geëindigd te zien. En, uit den aart meer op een wellustig dan werkzaam leeven gefield , begeerde hij den Vrede met zo veel drifts , als hij den Oorlog hadt aangevangen. Voldeedt men aan zijn verlangen , dezelve kon niet te fchielijk gefloten worden. Het Volk haakte desgelijks , de kosten eens Oorlogs , welks redelijkheid en noodzaaklijkheid bezwaarlijk tebegrijE 5 pen Staats- Reges- rino.- De beide Partijen verlangen na den Vrede.  7% GESCHIEDENIS STAATf- Regee- ring. pen was , moede , na den Vrede (*). De Staaten begonnen, van hunne zijde, desgelijks den last deezes Krijgs, welke, voor dit loopende jaar, op vierenveertig tonnen fchats begroot werd, te voelen; eene fomme, zo verbaazend voor dien tijd,dat de Graaf d'Esteades 'er met fclirik van fpreekt; en Holland moest alleen die meest uitfchieten. De Hoofden der regeerende Partij vreesden voor de gevolgen der inlandfche beweegenisfen , ten voordeele des Prinfen van Oranje. Het groot aantal hunner Benijdden fcheen alken een ongelukkigen Zeeltrijd aftewagten , om het Volk tot het bewerken van 's Prinfen verheffing aantczetten. De Vrede boodt hun, in tegendeel, het aangenaam vooruitzigt aan , om, geduurende denzelven, hun wankelend gezag te (tijven, en rust en geluk aan't Gemeenebest te verfchaffeu. De hulp van Frankrijk dagt hun ook te nauw verbonden met een (tap, welks uitzigten , van dag tot dag, meer verdenkens baarden. De Raadpenfionaiis hadt reeds, zints eenigen tijd, het oog op Engeland gewend , om 'er eene Vredehandeling mede aantevangen. Met ée'n woord , de grondregel van Staatkunde , ten dien tijde 5 hoofdzaaklijk zijnde, de Nabuurfchap van Frankrijk te dugten, werd het •onvermijdelijk, alles aantewenden , om de oogmerken van dat Rijk te verijdelen Q). De (*) Aitzema, V. D. bl. 746.747. DeGuiche , p. 304. (f) b'Estrades, IU.p. 64.619. De Witt, Brieyen, II. D. bl. 184. 190. 198. 202.205.  DER. NEDERLANDEN. 75 De ongerustheden hier over waren te grooter en te meer gegrond, dewijl de Franfchen reeds Krijgsvolk na de&Grenzen der Spaanfche Nederlanden deeden trekken, in de Ferèénigde Gewesten Buskruid en andere Krijgsbehoeften opkogten, en de Duitfche Vorfien aangezogt werden , om het Volk , ten behoeve van de Staaten, in den Oorlog tegen den Bisfchop van Munfter op de been gebragt, in Franfchen d.enst te laaten overgaan. ISaardemaal men toen in't Morden eene Verbintenis vormde, om de Zweeden tebe letten', dat zij Breemen vermeesterden , hadden de Staaten de behandeling hier van in den Haage wee ten te trekken. De Koning van Frankrijk wendde alles aan, om dezelve te doen mislukken. Hij begreep zeer gereed, hoe Kgt dit Verbond tegen hen zou kunnen dienen ; doch de onmogelijkheid zier, de, van hier in teifeagen, beklaagde hij zich gewei dig over de Staaten. De Graaf d'Estrades , die i den Haag was, tragtte de Pil te vergulden,defchul geheel en al liggende op het Volks charafter. „ Ir dien ," fchreef hij , „ dit Volk gewonnen ko " worden door goede trouw en edelmoedige behai delingen, zou men, op hunne erkentenisfen kui " nen flaat maaken. Maar het zijn Kooplieden,d ', alleen door belang geregeerd worden, en geen a „ (laan op Verbintenisfen (*)." De Staatl traden , op den vijfentwintigen van Wijnmaan, in een viervoudig Verbond met den Koning van Dl i (_*) d'Estrades , IV. p. 4ÖÏ' Staatsie eges- R1NG. Viervoudig Verbond. i 1 1 >- n iï- ie ft :n F, ete-  GESCHIEDENIS Staats- Tegee- ring» Bredafche Vre dehande• ling. 1667. nemarken, den Keurvorst van Brandenburg en de twee Hertogen van Brunswijk - Lunenburg. De Keizer en de Koning van Spanje deeden aanzoek , om 'er deel in te krijgen; maar 't werd van de hand geweezen , om Frankrijk niet veel agterdenkens te baaren. Lodewijk de XtV. zou 'er in getreeden zijn , om de gevolgen te voorkomen, indien hij den Koning van Zweeden hadt kunnen beweegen ; doch deeze was niet overtehaalen tot een Verbond 9 waar in Deenemarken flondt (*). Naa het doen van deezen gewigtigen (lap zetten zij de Vredehandeling met Engeland ernstiger voort. Een beleefde Brief der Staaten, waar mede zij Baek■ leys Lijk den Koning van Engeland aanboden, gaf de eerde gelegenheid tot nadere handeling. Carel de II. hadt, dien beantwoordende , verklaard, dat hij geneegen was, om zich , op eerlijke en billijke voorwaarden, met de Staaten te verdraagen. Deezen gaven te kennen , dat zij in dezelfde vredelievende gevoelens ftonden. De Koning van Zweeden , die zich tot Middelaar hadt aangebooden , werd door beide de Partijen aangenomen (f). Carel de II. verzekerde de Staaten, om hun te behaagen, dat bij geen de minde verandering begeerde in de Regeering van den Staat, noch dat de Vrijheid aldaar gekrenkt wierd, door de afhang!ijkheid van eenigen Prins van zijne zijde. Doch, om eene foort van meerderheid te (?) Aitzema , V. D. bl. 905. (t) Zie sldaar, bl, 723.724.729. 732 750.  der NEDERLANDEN. 77 te bewaaren , doeg hij Londen tot eene Handelplaats voor. De Staaten repten in hun antwoord niets van den Prins van Oranje; doch gaven te kennen, dat zij al te nauwe Verbintenisfen met andere Mogenhedeu hadden aangegaan, om ergens anders, dan in eene onzijdige*Plaats, te handelen. Carel de li. liep in een ander uiterde, en doeg den Haag voor. Maar deeze aanbieding , hoe agting betoonende in ichijn, bleek, in de daad, een looze en gevaarlijke valdrik te zijn, gefpannen , om , door der Engelfehen invloed op verfcheide Leden der Hooge Regeeringe, de Staaten te bevveegen, om zich van Frankrijk aftefcheiden, en afzonderlijk met Engeland den Vrede te duiten, waar uit verandering in de Regeering en de verheffing des Prinfen van Oranje te wagten Rondt. Ook ontdekte men naderhand , dat iemand uit de Regeering van deezen Staat, het Huis van Oranje toegedaan, Carel den II. den voordag , om in den Haage te handelen, in den mond gelegd hadt. Dezelve werd verworpen, en, naa veeloverleggens. Breda ten Handelplaatze uitgekoozen (*). Naardemaal de benoeming der Gevolmagtigden, van wegen het Gemeenebest, aan de Algemeen Staaten ftondt, gefchiedde ze niet tot genoegen vai de Tegenftadhouderfche Partij, noch van de Fran fchen. Vijf werden 'er aangedeld , Adolp Hendrii Rip (*) Aitzema, VI. D. bl. 4.9.14' 17. 23.25.27.41.240 241. d'Estrades, V.p. 3. 8. s<5. 41. 43. 54» 55«X17 124. 1415. 147' i7*« Staats- keg erring* Gevol: magtig- den be' noemd.  78 GESCHIEDENIS StaatsRegee- eins. Ripperda tot Beurze, Hieronymus vanBeverningk , Pieter de Hybert , Allart Pieter Jon- gestal en L-udolf VAN TjAKDA van sterrenburg. De vier eerstgemelden ftonden bekend voor Vijanden van de Witt , en openbaare Vrienden van het Huis van Oranje. De Koning van Frankrijk was zeer gebelgd over deeze keuze. Als hij geen kans zag, hierineenige verandering te maaken, troostte hij zich met het denkbeeld, dat hij zich van deezePerfoonen kon bedienen tegen den RaadpenOonaris , dien hij dagt, dat deezen Oorlog zogt te rekken, om Frankrijk de gelegenheid en de magt te beneemen van de wapenen te kunnen voeren,in de Spaanfche Nederlanden. Het blijkt niet , dat deeze benoeming den Raadpsnfionaris eenigzins ontrustte , dewijl hij zich verliet op de Staaten van Holland , zonder wier toeIremming hij wist, dat geen befluit kon genomen worden. Lodewjjr de XIV. beftemde tot Gevolmagtigden den Giaaf d'Estrades en Mr. Courtin; de Koning van Deenemarken Paulus Klinkenberg en Pieter Ciiarisius. De Gevolmagtigden van Engeland waren Denzil Hollis en Henry Conventey ; de Zweedfchen George Flemming, Christoffel Delphicus en Pieter Julius Cojet. 't Verwijlde lang, eer de Engelfehen en Zweedfchen opdaagden ; doch men ving desniettegenliaande de voorbereidende Onderhandelingen met het begin van Bloeimaand aan (*). De (*) Aitzema, VI.D. bl. 29. b'Estrades, V. p. 157. J78'  der NEDERLANDEN. 79 De Staaten deeden terflond voorflagen, die zeer billijk en gefehikt waren, om het fluiten des Vredes verdrags te verhaasten. Zij eischten, dat dezaaken hertleld zouden worden op den ouden voet, opwelken zij geweest waren vóór den Oorlog , of dat elk der Partijen zou blijven in 't bezit van 't geen hij vóór en geduurende den Oorlog verkreegen hadt. Carel de II. nam deezen laatften voorflag aan, met uitzondering van de woorden vóór den Oorlog. Hij vorderde, diensvoigens , de wedergave der twee Schepen la Bonne Fortune en la Bonne Efperance. welks aanhouden ten voorwendzel des Oorlogs ge diend hadt; bovenal ëischte hij het Mand Pouleron, De Staaten hadden geene neiging altoos, om den En gelfchen één der Molukfche Eilanden afteftaan, wel ke dat trots en indringend Volk eene deur zou ope nen, om deel te neemen in den Handel der rijk Voortbrengzelen van Eilanden, welken, met uitflui ting van alle anderen, te drijven, zo zeer hun be lang was. Zij weigerden die overgave völftrékt; be weerende, dat zij dit Eiland , geduurende den Ooi log , vermeefterd hadden. De Engelfehen hielde ftaande, dat de wedergave, fchoon bedongen in ht Verdrag des jaars MDCLXII, niet gedaan was. H waarfchijnlijkfte, te midden van deeze tegeuftrijdei de verzekeringen , is , dat de Hollanders aan h Verdrag van 't jaar MDCLXII. voldeeden, meth Eiland te verlaaten, maar dat zij, de Plantadien c h 178. 205. 206. 2B2. De Gliciie , p- 219. 378. Staats. Regbe» RING. Verfchillen tusfchen de Engelfehen en de Staaten. tl t :t 1:t 3t 'P et  StaatsRegee» ring. go GESCHIEDENIS het zelve dermaate vernield, de vaart der waards zo' lastig , en het verblijf zo ongemaküjk gemaakt hadden , dat de Engelfehen, zints het einde des laat- ften Oorlogs, 'er geene Vastigheid vestigden. De Staaten, bedagt op de belangen huns Koophandels , begeerden eene verandering in het negende lid van het Verbond des jaars MDCLXII, om daar door de klem te verbreeken van de Acte der Scheepvaart ten tijde van Cromwell gemaakt, welke zoveelnadeels aan den Handel deezer Gewesten toebragt. Dan hun werd onder 't oog gebragt, dat men geen Oppermagtigen Staat het regt kon betwisten, om, ten alien tijde , binnen het eigen Gebied , zodanige fchikkingen op den Koophandel te maaken , als dezelve nut en noodig keurde. De Staaten, bemerkende, dat geen Verdrag de Engelfehen hier in paaien kon zetten, lieten dit vaaren. Doch, omwisferfpel te fpeeien ten opzigte van het Eiland Fouleron, hielden zij zich vast aan den eisch op de bemagtigingen , vóór en geduurende den Oorlog gemaakt. Zij toonden zich te onbuigzaamer, om dat de Franfchen de partij der Engelfehen fcheenen te trekken: en in de daad de beide Vonten begonnen eene geheime verdandhouding (*). ■— Deeze en andere gefchil. len, met welker vermelding wij den Leezerniet willen ophouden, fcheenen langen tijd te zullen duuren, zo niet de geheele Onderhandeling vrugtloos te doen eindigen , (*) b'Estrades , V. p. 179. Kasnage, I. p. 803, Brieven van van Beuningen, 22 en 29 April.  der NEDERLANDEN. 81 digen, wanneer eene veel gerugts maakende Krijgsonderneeming , roemrijk voor de Hollanders ,en fchriklijk voor de Engelfehen , de laatften veel handelbaarder en infcniklijker maakte. . Van de opening der Onderhandeling af, hadden de Zweedfche Gtvo\ma: t\gAe.x\ een Oilltand van Wapenen voorgeflaagen. De Engelfehen drongen zeer op dit Huk, dewijl hunne uitgeputte en kwalijk befteedde Geldmiddelen hen buiten ftaat fielden , tot het doen der noodige kosten eener nieuwe toerusting ter Zee. De Koning befteedde zelfs het laatfte Geld, door het Parlement opgefchooten, tot hetbetaalen van Liefdezo wel als Oorlogs-fchulden. Hij merkte den Vrede aan als haast aanitaande: het haperde llegts aan eenige kleine zwaarigheden, over welken hij wel heen zou flappen,; doch hij verwijlde daar mede te lang voor zijne eer. De Matroozen , flegt betaald, waren op Koopvaardijfchepen overgegaan , een groot aantal was in dienst der Staaten getreeden & die (tipt betaalden. De Staaten, deeze overmaat van onagtzaamheid en gerustheid befpeurende, befloten, 'er zich^ van te bedienen. Hunne toerusting was ontzaglijk. De Witt wendde alles aan, om alle voortjagen van Wapenftilftand, zo natuurlijk op een tijd, dat men over den Vrede handelt , te verijdelen.. Deeze Staatsdienaar wilde wraak neemen over de geweldige en trouwlooze wijze , op welke de Engel' fchen den Oorlog begonnen hadden : hij voedde eene bijzondere veete tegen Carel den II , en oordeelde over het character van dien Vorst,als een man van VIL Deel. F Staatsie egee- R1NG. Onvoorzigdgheid van Carel dem II.  s2 GESCHIEDENIS verfland, en ging reeds eenigen tijd zwanger methet ontwerp, om de Vijanden van zijn Vaderland door een meelrerlriik te vernederen (*). De Witt rekte de Vredes • onderhandeling , en zette, terwijl Carel de II. een Wapenftilfland vorderde, de Krijgstoerustingen met allen ernst voort. De Koning van Frankrijk zogt hem te vergeefsch het denkbeeld van een nieuwen Zeetocht te ontraaden. De ftrenge Winter veroorzaakte, dat de Vloot der Staaten niet voor het einde van Bloeimaand gereed was, om Zee te kunnen kiezen. Den zesden van Zomermaand liep ze uit onder de Ruiter, eh vondt zich, binnen weinig dagen, eenenzestig Schepen van Oorlog en Fregatten fterk , bebalven een aantal Branders en mindere Vaartuigen. Deeze ontzaglijke Krijgstoerusting ter Zee veroorzaakte eene groote verbaasdheid. De Vijand , geheel niet in de weer, wist niet, waar op het gemunt was en zou nederkomen. De Raadpertfionaris wilde op de Vloot gaan, om den roem wegtedraagen van het ontwerp, door hem gefmeed; doch de Vertoogen des Algezants van Frankrijk, en de vrees, dat zijne Vijanden zich van zijn afweezen zouden bedienen , om den Staat te ontrusten, deeden hem in den Haag blijven. Men hadt het weder raadzaam geoordeeld , Gevolmagtigden medetegeeven ; doch geen bekleedde deezen post, dan (*) d'estrades, V. p. 202 &c. Ludlow's Mem. III. p. i<5i. De Witt, Brieven , II. D. bl. 447. 491. Ra« iin, IX. p. 256. StaatsRegee- kiing. Ontwerp van dë Witt.  bim NEDERLANDEN. 83 dan Cornelis de Witt, Ruwaard van Putten, Burgemeefrer van Dordrecht, en Broeder van den Raadpensionaris. Hij was die veragtlijke Man niet, gelijk de Graaf dr Guiche hem afmaalt , maar behoort tot dien rang van Lieden, die veel denken, weinig fpreeken, het uiterlijk vertoon gering agten , en, in gewigtige zaaken, blijken geeven van bedaard en diepdenkend verftand, zich boven het dreigender gevaaren verheffende (*). De Ruiter ftevende na de Engelfche Kust , en kwam , den zeventienden van Zomermaand , in t Konings Diep ten anker. De Ruwaard ging op hel fcchip des Luitenants- Admiraals van Gend , met zeventien Oorlogfchepen en eenige kleindere voor Uitgezonden na' de Theems. Het Fort Sheernes , or het Eiland Chappy gelegen , werd vermeefterd , d« beste Krijgs- en Scheepsvoorraad , daar gevonden medegenomen , het overige verbrand , cn het For zélve, als niet houdbaar , geflegt. DeRuitei zeilde mét het gros der Vlootë tót voor Qiiinenburg en begaf zich, met eenig klein Vaartuig, na Chat tam. Van Gend liep de Rivier op tot digt onde Chattam , waar de meefte Koningsfchepen lagen Twee groote Schepen en vier Branders hadt nien hit laaten zinken, om de vaart te verfparren: en was d droom daarenboven gefloten met eenzwaaren ijlere Keten , loopende over Katrollèn , die op Vlotte dreeven. Achter die Keten lagen vier Schepen b nedi (*) D*ErfiATfti, V. p. ipi. 197- 939» 330'. 355'.' # a Staats,RegeËrung. Tocht x\i Chattam. > \ x e n ri M  84 GESCHIEDENIS STAATSRXGEEttlNG. ncien liet Kasteel , en twee Fregatten daar boven. Aan wederzijden van de Keten , op het Land, waren twee Batterijen , ieder van acht Hukken, waar in een groot getal Muskettiers lag , uit het grof en klein géfchut een onophoudelijk vuur maakende. De doortocht fcheen onmogelijk, en men begon tewanhoopen aan 't volvoeren van het hoofdvoorwerp deezer onderneeming. In deeze verlegenheid boodt Capitein Jan van Brakel, dien eigen morgen in hegtenis gezet over het doen aan land gaan eeniger Matroozen, zich aan, om met zijn Schip den Weg ter overwinninge te baanen, indien men hem ontfloeg: door eene dappere daad zogt hij de fchande zijns misdrijfs uitteWisfen. Men aanvaardde dit. De ortverfchrokkene van Brakel zeilde met zijn Fregat, één der flegtfte uit de Vloot, de andere Schepen voorbij, en naderde het vuur der vijandlijke Batterijen en Schepen, zonder een fchoot te doen. Wanneer hij tot de Keten genaderd was , brandde hij lós op een groot Fregat, klampte het aan boord, en veroverde het als in een oogenblik. Jan Danielszoon van de Rijn, een Brandfchip aanvoerende, zeilden, zo eenigen willen , de Keren aan ftukken (*), en ftak een Engelsch Oorlogfchip in brand. Drie anderen (*) Anderen willen , dat de Ketën losgemaakt wierd door eenige Ma'troözen, op last van den Schout bij Nagt David Vlug, san land gegaan, en dat één der ijzeren Bouten , aan welks zij «ast was, nog te Enkhuizen , ter gedsgtenis van dit ftout beflaan, bewaard biijfr. t  der NEDERLANDEN. 85 deren ondergingen op die eigende plaats het zelfde lot: de'Royal Charles, het grootfte en beste Schip der geheele Vloote, werd verlaaten, en van weinig Booten genomen ; in 't zelve tekende de Wit t , dien eigen avond , nog eenjge Brieven aan hunne Hoogmogenden, verflag behelzende van de overwinning. De volgende dag was weer en wind gunstig , om den zo gelukkig begonnen aanflag verder doortezetten, en vier groote Koningsfchepen, die hooger op lagen , te vernielen ; doch men moest het Kasteel Upnor, waar uit onophoudelijk met zwaar gefchutgefchooten werd!, voorbij, en de 'Rivier was te dier piaatze nauw. De Kuiter maakte fchikking op alles , en men volbragt zijne bevelen , hoe gevaarlijk ook. Dan hij liet de zijuen in geen gevaar, 'tvvelk hij zelve fchuwde: toen eenige Branders, onder het fcblieten uit 'de Oorlogfchepen op het Kasteel, voorbij zeilden , fprong hij in eene Sloep. De Ruwaard , dat ziende, vroeg, waar hij heen wilde ? Ik zal, was zijn antwoord,, gaan zien, hoe 't ons Volk daar zul tnaaken; en de Ruwaard daar op: Ik zal u dan vergezelschappen. Zij voeren-zamen derwaards. Waarop de Ruiter dén der Brandeis aanvoerde, en order gaf, hoe hij 't zou aanleggen. Dit daagde zo gelukkig, dat drie der grootfte en weerbaarde Schepen van geheel Engeland , elk tachtig du'kken gefchuts voerende , tot het water afbrandden : het vierde ontfnapte ter nauwernood het gevaar. De Hertog van York. en de Hertog van Albemarle;, die, geF 3 lijl StaatsRegee- RING.  GESCHIEDENIS StaatsRegee- 5ung. lijk men uit eenige Gevangenen vernam , daags te voorcn nog op deeze drie Schepen geweest waren en zich toen te Rbchester, ol daar omftreeks , onthielden,, zagen 'de glorie der 'Engelfche Scheepsmagt, onlangs nog zo ontzaglijk , voor hunne oogen in vlam en rook vergaan, en het verbranden der Koopvaarieren in 't Vlie, met den brand der Koninglijke Oorfogfcheperi betaald gezet. Men zou het Ejland Chappy, even als de Engelfehen het Westëinde Van ter Schelling, hebben kunnen in brand fteeken, maar men wilde met meer edelmoedigheids oorlogen, en geene onfchuldigen de fchuld van anderen laaten boeten : het plaagen en rooven , 't geen eeninigen der Schepelingen beltonden , werd ftreng geftraft. Zulk een Hout en welgelukt beftaan verbaasde de Engelfehen , die , met fchrik vervuld , het gevaar veel grooter aanzagen, dan het in de daad was , en. vreesden , dat de gelandde Krijgsmagt, buitenfpoorig tot eenige duizenden vergroot, na Zchö'ét; in aantocht was : het gerugt liep , dat deezen onder den weg alles overvielen, roofden en verbrandden. Men (lelde zich overal in fiaat van tegenweer. Te Woolwich liet men negen , en te Blackwall vier Schepen zinken, om het verder opvaaren te beletten, het gefchut werd op alle Batterijen gehaald, en het Krijgsvolk kreeg last, na de gedreigde Plaatzen te rukken. Schrik en wanorde vertoonden zich allerwegen. De Hertogen van York en Albemarle bragten in Kent Voet- en Paardevolk op de been, om denNederlan- deren  de* NEDERLANDEN. 87 deren het landen te beletten, en de Ingezetenen gerust te Hellen De wind tegenloopende , oordeelde men 't ongeiaaden, het Krijgsgeluk , 't welk dus lang verwonderlijk hadt medegeloopen , verder te beproeven. De Schepen zeilden den Theems af. De Ruiter hieldt den mond dier Riviere eemgen tijd gefloten, fmaldeelen afzendende , om te kruis, fen ,° en de Havens van Engeland te ontrusten; doch, op deezen onvoorzienen wapenkreet in dit algemeen gevaar, hadden de Engelfehen na alle gedreigde Plaatzen zo veel magts; gefchikt, en de middelen ter verdeediginge met zo veel ijvers gereed gamaakt ,. dat het beftaan eener landmge hoogstgevaariijk bleek te zijn. De werkzaamheid der Vloote bepaalde zich voorts , in de Engelfche Kust bezet en in onrust te houden. Dit is een kort verflag eener onderneeminge , door de Nederlanders alleen uitgevoerd, en welker roem alleen t< na gefprooken wordt door nijdigen en laaghartigen Zij willen niet erkennen , dat groote onderneemin gen eene ftoutheid vorderen , die aan roekloosheic grenst. Het gelukkig flaagen kan bij hen nauwhjfc dit beftaan regtvaardigen. Zij zien in de Witt al leen den gelukkigen Waaghals, en die groote Ma ontglipt hunne opmerking , of zij willen dien nu ontdekken. Zij hebben 'er geen denkbeeld van, d; de zwaarigheden verkleinen in 't gezigt eens kloe ken Verltands, dat, de zaaken in 't groot befchot wende, een gevaar verfmaadt , 't welk een diepe indruk maakt op den geest der Half-Staatkundige. F 4 \ Staatj- Reges- KIKG. I 1 t li n. e.'  38 GESCHIEDENIS Staats- ReüüKRING. De Vrede te Breda «eiekend. \ i ( < » 5 3 3: »■ V 3: 3i di gewoon, elke daad op zichzelvcn aantemerken , en niet in deke en, die ze alle aan elkanderfchakelt (»). Wat hier van ook zijn moge , deeze helklinkende onderneeming hadt'de gelukkigfte gevolgen , 'door het Iluiten te verhaasten van den Vrede, waar over men te Breda handelde. De Engelfehen , verbaasd door dit indringen van der Staaten Vloot in hunne eigene Rivieren, en, zich bijkans 'overal ingefloten bindende, zonder eene genoegzaame Zeemagt , om het gevaar afteweeren , lieten hunne fierheid vnaren. Het liep verre buiten de gisting dier Staatkundigen , iie meenen', dat dit bedrijf den Vrede, daar elk naar haakte, zou te rug zetten , en de Koning de waperen niet atleggen, voor dat hij dit fpijtig leed ' hadt iewrooken. De Engelfche Gevolmagtigden fpraken >p een zagter toon, welvoeglijkshalve liaan blijvenie op eenigen hunner eerde eifchen, kreegen zij van le Staaten dit merkwaardig antwoord: „ Dat de ge, moederen hunner Hoog Mogenheden, door 't ge, luk, 't welk God hunner Vloote verleend hadt, , wel geenzins waren opgezet; maar dat men niet , kon verzekeren, dat zij altoos binnen de paaien, hunner gemaatigdheid zouden blijven, en, bij verderen zegen over hunne wapenen, altoos gedaud doen , het geen zij voorheen hadden aangebooden, of toegedaan , en waar aan zij zich , voor alsnog, houden Wilden." In deezervoege weet i trots, wanneer 't geluk den moed opwekt , zich .te O Brandt, Leeven v*n de Ruiter, bl.. 563 enz,  der. NEDERLANDEN. te te vermommen in het kleed van Billijkheid. De Staaten hadden de eer, om Engeland- de wet voortefchrijvan, dewijl zij dat geen verwierven , 't welk het voorwerp geweest was der wederzijófche twis> ten. De Vrede werd , op den eenendertigden van Hooimaand, te Breda getekend, en, ten beftemden tijde, bekragtigcl(*). Een Vrede, zo roemrijk, werd met een dag van openbaaren dank en vreugdebedrijf gevierd'in alle de Ferèénigde Gewesten. D'Estbades verhaak, dat de Raadpenüonaris de Witt openlijk deel nam in de algemeene vreugde, en, ten zijnen hnize een groot Feest gegeeven hebbende , zich, tot twee uuren in den nagt, vrolijk maakte met het Volk, dansfende, en drinkende, Onder anderen, ook op de gezondheid des Konings van Frankrijk (j). Tot erkentenisfe der diensten, door de Ruiter, Cornelis de Witt en van Gend den Vaderlande beweezeny werden zij iedèr befchonken met een Gouden Kop, op welken de altoos gedenkwaardige tocht na Ckattam kunstkeurig was afgebeeld. De moedige van Brakel- werd insgelijks , voor zijne betoonde dapperheid, met eenen Gouden Ketting en eenen Gedenkpenning vereerd , als ook het genomen Schip en twaalfduizend Guldens hem en zijn Volk gefchon• - ken., (*) De Witt, Brieven , 11. D. bh 533-53<5-537- Ster, Refol. Heil. II. D. bl. 558. d'Estraoes , V. p. 384. (t) Aitzema, VI. D, bl. 54. 68. d'Estraües , VI, p. 30. F 5 Staatsie egeep.ir-o.  GESCHIEDENIS StaatsRegee- king. Inhoud Van den Breda- fchen Vrede» ken. De Commandeurs van z v n Brandfchepen, die dezelven zo wel tot afbreuk van den Vijand befleed hadden, ontvingen den daar op geltelden Eereprijs (»). D -eze vreugdbetooningen, deeze eertekenen van 'e goedkeuring , waren zeer rechtmaatig, aangemerkt de voordeelen, die de Ferèénigde Gewesten bij deezen Vrede bedongen. Elk der Krijg gevoerd hebbende Volken behieldt de Landen en Plaatzen, toen in bezit. De Staaten , gevolglijk, het Eiland Pouieron , van zo veel aangelegenheid voor den Handel op de Molukfche Eilanden , als mede Suriname, door de Zeeuwen, in deezen Oorlog, op de En- gelfchen, veroverd. De beide Volken beloofden elkander bijteftaan , indien iemand het mogt onderneemen, den Vrede van den eenen of anderen Staat te verftooren. — De Engelfehen behielden de eer hunner Vlagge op de Brittannifche Zee'èn. Zij deeden afdand van alle eifchen , ten voorwendzel van den Oorlog gebezigd. Zij lieten, bij een afge¬ zonderd punt , iets vallen van de zo veel ongenoegen verwekkende A&e der Scheepvaart des jaars MDCLI; volgens hetzelve zou 't den ingezetenen der Ferèénigde Gewesten vrijftaan, met hunne Schepen in Engeland te brengen allerlei Vrugten , Gewasfen en Handwerken van Hoog- en Neder-Duitschland, welken, doorgaans, gemakshalve , ten Lande, of langs de Rivieren, door het Gebied van den Fer- (*) Brandt, Leer en van de Ruiter, bl. 5S3. Cop.  der. NEDERLANDEN. 91 Feréênigden Staat, gebragt plagten te worden na de Zeehavens, om van daar overgevoerd te worden (*).— Ten dien zelfden dage , dat Groot- Brittanje en de Staaten dien Vrede floten, werd de Vrede ook getekend tusfchen Frankrijken Groot -Brittanje, alsmede tusfchen .dit laatstgenoemde Rijk en Deenemarken (f). Het fluiten van den roemrijken Breda/eken Vrede deedt de agting van de Witt ten hoogften toppunte klimmen. Men kon hem den roem niet betwisten, van Frankrijk gefleept te hebben in [een Oor log, dien het uit Staatkunde hadt behooren te ver mijden; maar het Gemeenebest vondt zich gedreigc door dien zelfden Bondgenoot, op wiens hulpe he zo veel betrouwd hadt: en 'er was een meet dan ge meen vernuft noodig, om het te redden uit het drei gend gevaar. Lodewijk. de XIV , gebrnil zoekende te maaken van de erkentenis, tot welke h de Staaten meende verpligt te hebben , hadt het te kenen des Vredes niet afgewagt, om een inval in d Spaanfche Nederlanden te doen. 't Gemeenebe; begreep de noodzaaklijkheid , waar in het zich bi vondt, om de Landmagt op een ontzaglijken voet 1 brengen. Natuurlijk viel het overleg, wien ment< Bevelhebber over dezelve zou aanftellen. De ijv der Voordanderen van het Huis van Oranje vertoo: de zich , ter dier gelegenheid , op 't fterkfte. Zc lai (*) Aitzema, VI. D. bl. 54 enz. (."O Gffc* Diplomatique, Tom. VIII. P. I. p. 4°- 53; StaatsRegeering. Aanleiding tot het Eeuwig E- dia. : e t e >t :r 1eiG. } i Ontwerp en vut c Helling van 'c zei- k ve. land hadt reeds , in Zomermaand des'voorleden jaars, zoeken te bewerken, dat men den Prins zitting gave in den Raad van Staate (*). Her meerder gedeelte der Gewesten wilde hem thans tot Capitein Generaal benoemen. De Staaten van Holland kantten zich hier iterk tegen , daar in onderftetmd door die van Utrecht, welken zij altoos zorg droegen in hunne belangen overtehaalen. Zij durfden nogthans zich niet openlijk daar tegen verzetten: alleen behendig inboezemende, dat het niet voeglijk ware , van dit (luk te reppen, eerde Prins eenen voeglijken ouderdom, dien men ten minsten op achttien jaaren moest ftellen , bereikt hadt. Zij zagen nogthans duidelijk , dat het zeer bezwaarlijk zou weezen , deeze verheffing te beletten , wanneer de Staat in eenen Oorlog ten Lande wierd ingewikkeld, en het gevaar van denzelven naderde van dag tot dag. In dit geval dagten zij, een middel te moeten binden, om hem. buiten ftaat te ftellen , de vernede■ing te kunnen bewerken der zodanigen, die zijne «thooging gedwarsboomd hadden. Het gefcbiktfte ner toe was,eene altoos (taudhoudendefcheidsmuur 'Pterigten tusfchen het Capitein-Generaal- en het stadhouderfchap (f). De Witt, zich bedienende van het gezag, door en voorfpoedig geworden Oorlog tegen Engeland ekomen , leverde bij de Staaten van Holland een Plan Cfi) Aitzema, V. D. bl. 315. 823. (t) d'Estrades, V. p. 34S. 358.365.37p.381.  tjer. NEDERLANDEN. 93 Plan in , volgens het welke die twee Waardigheden nooit door één en denzelldenPerfoon zouden kunnen bekleed worden. Een Ontwerp , zo zeer itrookende met hunne neiging'en belang, werd greetig omhelsd, en, zonder wederfpraak , aangenomen. De ijver der Gemeenebhtgezinden liep zo verre, dat zij oordeelden , dit Plan in eene ftandhoudende Wet der Staatsgefteltenisfe te kunnen hervormen. Zij bedagten niet, dat de Menfchen het toekomende even min hl hunne magt hebben als het voorleriene. 't Was misfchien , om het Gemeenebest van Athenen , 't geen zijne Wetten eeuwig noemde , te volgen, dat men aan dit Befluit der fcheidingè dier twee Waardigheden den naam gaf vau Eeuwig Edict. Men liet het niet berusten bij de vastftelling , om nooit van die bepaaling aftewijken; maar beloofde ook, alles te zullen aanwenden, om de Staaten der andere Gewesten en de Algemeene Staaten tebeweegen tot het befluit, om nooit het Capitein- ofAdmiraal-Generaalfchap optedraagen aan iemand , die Stadhouder was van één of meer Gewesten. Om de Wethouderfchappen der Steden te fterker tot hei handhaaven van dit EdiSt overtehaalen , en te krag tiger te verbinden, werd bepaald, dat de verkiezing van alle Magiitraatsperfoóhen en het begeeven de Ampten aan dezelven zou ftaan. Zij verbon den zich met eede tot het houden Vï.n dk Edicl.— Vreemd is het, dat de Prins vmOrattje, die zo vee Aanhangers hadt in de Hollandfche Steden , onde de Afgevaardigden geenen vondt, gereed, om m< kraj Staats- RtGïïERlNGf 1 r t ;t  24 GESCHIEDENIS Staats-* Regee- JUiNG. kragt zich tegen hetzelve te verzetten. De Afgevaardigden waren in groenen getale , en ondertusfehen was 'er maar één Burgemeester van Edam, die liever zijn Ampt wilde nederlegaen dan den Eed doen : alie de overigen betoonden zicii gereed. Meer tegenltands ontmoette men onder de Edelen, die beweerden, niet gehouden te zijn tot den nieuwen Eed, • hun afgevergd ; doch men bediende zich , zo 'er verhaald wordt, van de kunstgreep , om de Vergadering der Staten te beleggen 's namiddags ten vier uuren, met last, om 'er zich flipt op hét klokkeflag te laaten vinden. De Gpftellers en Voorftanders van het Eeuwig Edi£t maakten 'er ten beftemden tijde te weezen, en, zonder een oogenblik te wagten, deeden zij de geheele Vergadering zweeren. De Edeler>, wat fte lang aan tafel gebleeven, kwamen een weinig te laat, en vonden de zaak afgedaan. Men verklaarde hun , dat het niet alleen geen tijd meer was, om te beraaden, maar dat zij ook uit de Staatsvergadering fcheiden moesten , en hunne plaatzen verhaten, Indien zij de beftendige waarneeming dier Wet niet wilden bezweeren. De voorzittende Burgemeester van iedere Stad kreeg last , om den Eed aftevorderen van zijne Medeburgemeesters, den Raad en de Schepenen. Dit werd overal uitgevoerd. Eenige Regeeringsperfoonen zogten zulks te ontduiken , door wegteblijven en gemaakte verfchooningen van verwijl. Hierom befloten de Staaten, het Eeuwig EdiSt, met den Eed, op een groot vel papiers te fchrijven , dat elk Magiliraatsperfoon gehouden tbü  der NEDERLANDEN. 95 zou zijn dit te ondertekenen, en dat het oorfpronglijke, den achtften van Louwmaand naastkomende, in de Vergadering der Staaten zou gebragt wórden. Dat de afweezig geb'eevene Magiftraatsperfoonen, of die het bezweeren onder verfcheidenerlei vooirwendzels hadden uifgedekl, gedagvaard zouden worden , om het ter eerde zittinge te doen; dat de naamen der wederhoorigen den Staaten zouden gezonden , en niemand in de Vroedfchap aangenomen v/orden, dan die zich naar dit Eeuwig EdiSt fchikte f*). De inhoud van hetzelve liep hier op uit: „ Dat „ de Staaten , naa rijp beraad en overleg, in deOr„ de der Ridderfchap en Edelen, en in de Vroed,j fchappen der Steden, bij eenpaarige overgifte en 5, mededemming van rille de Leden, voor een duur* zaam Gebod en eeuwige Wet, tot voordand der „ vrijheid en behoudenis der éériigheid en gemeene „ rust, hadden vastgedeld. „ 1. Dat hét vermogen tot de befchrijving in de „ Orde van de Ridderfchap en Edelen, endebenoa„ ming en verkiezing van tfurgemeesteren , Vroed„ fchappen, Schepenen, en alle andere Regeerings- perfoonen, in de Steden voortaan zou blijven aar „ de Orde van de Ridderfchap en Steden in 't bij „ zonder, volgens het oud gebruik , of de Privile gien en Octroijen, verkreegen, of nog te verkrij „ gen, (*) Aitzema, VI. D. bl. 143, 164. 169. ÏJa'shacs, p. 8s£>. Staat*. Regee- FJK8.  9 Doch, met alle deeze handelingen , zogt die fchrandere Staatsman den tijd te rekken, andere Mogenheden te doen ontwaaken, en wel bijzonder Groot • Brittanje, en deezen overtehaalen tot een Verbond tegen Frankrijk, 't geen hij in den zin hadt (f). Ten dien einde ftrekte het buitengewoon Gezantfchap, naa het fluiten des Bredafchen Fredes , na Engeland afgevaardigd : hetzelve bekleedde, wegen; Holland, Joan Meerman , een boezemvriend vat den Raadpensionaris , kundig van diens geheimftt jnzigten, en Joan Boxeel. Tusfchen Zweeden er deezen Staat was de vriendfehap herfteld , en vya ren, ondanks de tegenkantingen van d'Estrades twee Verdragen gelloten (§). De Witt fchroom de, aan 't Engelfehi Hof vrugtlooze voorflagen t doen (*) d'Estrades, VI. p.74- 75. 85. 87. 94- 95- "4 117. 120. 132. 136. 147' I48« (+,) De VVitt, Brieven , IV. D. bl. 492. 523. f§; Aitzema,VI.D. bl. 222.225. d'Estrades, VI, p,l StaatsRegee&ung. Gezantfchap der Stastan na Engeland, ! I I  io8 GESCHIEDENIS staat!- Reoee- RING. I J 1 doen, die hem van Fr ankrijks vriendfchap zouden ontzetten , zonder hem eene nieuwe in dede te geeven. Om hier in zeker te gaan , liet hij eerst beproeven , of het Engelfche Hof zich ook met het Franfche verdondt. Van het tegendeel verzekerd, Itelde hij alle mogelijke middelen te werk , om de jalouzy der Engelfehen gaande te maaken,den fchijn geevende , dat het Gemeenebest zich op 't nauwst met Frankrijk zou verbinden. Het Volk in Engeland neigde, door ouden volkshaat, om zich tegen de vermeesteringen der Franfchen aantekanten. Gevolglijk deedt deeze trek van Staatkunde hier eene gewenschte uitwerking. De algemeene eisch in dit Rijk was, dat men de Franfchen en Hollanders moest beletten de Spaanfche Nederlanden onder elkander te verdeelen. En, ontdekt hebbende, dat de Staaten verre af waren van dit denkbeeld , wide men zich met hen verbinden , om de Spaanfche Nederlanden , tegen de Staatzugt van Frankrijk , te dekken. Carbl de II. was , ondanks zijne heimlijke geneigdheid tot den Koning van Frankrijk, in het eerde vuur zijner gevoeligheid, wegens de laatde Oorlogsverklaaring. Hij hadt noodig, de harten zijns Volks te winnen , van hem vervreemd, door zijne overdaadig verkwistende leevenswijze, :n de rampfpoedeu des jongst gevoerden Oorlogs. lij oordeelde, zich tegen den voortgang der Franfche Wapenen in de Nederlanden te moeten aankanen (*). De (*) Aiizema, VI. D. bl. 72.75.147. Wagenaar, Fa- ierl.  der NEDERLANDEN. 109 De Heer William Temple , Refident des Konings van Groot-Brittanje aan het Hof van Brusfel, kreeg last, zich heimlijk na den Haage te vervoegen (*). Temple was een Man van een verheven verftand en openhartig charafter , die de Wijsgeerte beoefende te midden van het behartigen der Staatszaaken; hij verfmaadde de wereld, waar in hij zich met luister wist te vertoonen ; te eerlijk, om gebruik te maaken van laage kunstftreeken der gemeene Staatkunde, zogt hij, te deezer gelegenheid, in het bijftaan des Gemeenebesis, te toonen, welk eene liefde edele Zielen voor de vrijheid voeden. Nauwlijks was deeze braave Engehchman met de Witt in gefprek geweest, of hij gevoelde die zamenftemming van gemoed, welke tusfchen groote Mannen plaats heeft. Zij kreegen voor elkander een vertrouwen , gefchikt om alle kunstenaarijen te verbannen , en handelden over Staatszaaken met dezelfde hartlijk heid , als twee Vrienden hunne bijzondere zaaker afdoen. Temple itelde de Witt voor, het aangaan vai een befclïadigend Verbond tusfchen Engeland en di Staaten, om de Nederlanden te verlosfen , zich ge wapenderhand aankantende tegen den inval der Fran fchen. De Witt , die zich omzigtig ten aanzien van Frankrijk moest gedraagen, en nog niet ten vo lei derl. Hifi. XIII. b'. 379, De Witt, Brieven, IV. D. bl 561. S62. 594- 600.631. C*) Zie aldaar, bl. 609. StaatsRegee- RliNG. De Ridder lEM' pie aan de Witt gezonden. 1 1 Temple'"* : onderhandeling" met de ■ WitT. 1  ITO GESCHIEDENIS StaatsRegee- ring. len durfde vertrouwen op Engeland, toonde, dat de Staaten een Koningrijk , waar mede zij in een zo oud en nauw Verbond Honden , zonder'de grootfte onregtvaardigheid niet konden aanvallen : en niet verder gaan dan tot een Verbond, om Frankrijk te beweegen , da: het zich met een gedeelte zijner gemaakte vermeesteringen te vrede hieldt. Hij ontvouwde, hoe men, zints eenigen tijd, de verdeeling der Spaanfche Nederlanden tusfchen Frankrijk et) de Ferèénigde Gewesten op het tapijt gebragï , en dat de vrees voor de nabuürfchap van Frankrijk het treeden in dit plan ontraaden hadt, dat het tegenovergeltelde hem nog gevaarlijker voorkwam : de Spaanfchen waren zwak; de Noordfebe Mogenheden te weinig bepaald, om 'erop aftegaan ; dtn Engelfehen fiak de laatfte Ooriog nog in den krop, en waren zij te zeer blootgelteld aan de veranderingen in hun Regeenngsltelzel, om op hunne beloften te vertrouwen. Met één woord, diï Witt deedt opmerken i dat het alzins eene llegte Staatkunde zou weëzen, een ouden Bondgenoot en Nabuur, zo magiig als Frankrijk, te verbitteren, en Zich geheel en al te verlaaten op eenen nauw verzoenden Vijand. De inval der Franfchen in de Spaanfche Nederlanden bragt het Gemeenebest in een gevaar, te groot, om 'er zich niet tegen te kanten. —— Dit alles in overweegiiig neemende , belloot de Raadpensionaris ten Staatsregel te omhelzen , iets aan Frankrijk afteftaan, om deszelfs vriendfehap tc behouden, en een Verbond te vormen , om den verdelen voortgang éet  der NEDERLANDEN. ui der Franfche wapenen tegenffand te bieden. Men begrijpt zeer ligt, dat het moeilijk was, deeze twee oogmerken te bereiken; doch geen dier beiden moet uit het gezigt verloeren worden , wanneer men het gedrag van de Witt te deezer gelegenheid in eehe juiste fchaale wil opweegen. De Ridder Temple , de juistheid en noodzaaklijkheid deezer Staatkunde bemerkende, ontwierp, volgens dit plan, het Verbond , 't welk hij bedoelde. Verflag van zijn wedervaaren gegeeven hebbende , befloot men, hem terltond, met's Konings last, weder herwaards te zenden , 't welk met zo veel fpoeds gefchiedde, dat men, hem gehoord, zich op het medegebragte beraaden, een befluit daar uit opgemaakt, zijn last in gefchrifte gefteld, enhem afgevaardigd hadt in den tijd van twaalf uuren. Temple, die , den dertigften van Wintermaand , de Witt de eerfle keer gefproken hadt, bevondt zich,den achttienden van Louwmaand , weder in den Haagt. Hier wist hij te bewerken, dat de gewoone langduurigheid der raadpleegingen voor een tijd ter zijde gefield wierd. Het kwam 'er op aan , om Frankrijk ten wille te zijn in de overgifte der reeds bemagtigde Plaatzen, en tevens een Verdrag te fluiten , om de verdere bemagtigingen te beletten; des kon men zich niet te zeer haasten. Hij deedt begrijpen , dat, door het volgen van den gewoonen weg, om de Belluiten der bijzondere Gewesten intewagten , de Franfche Afgezant tijd genoeg zou hebben, om, met kuiperijen, een werk omver te ftooten,'tgeenftrek- te Staats» Hegee- EUNG. Verbonden, met Engeland gefloten. i<568.  192 GESCHIEDENIS Staats- reg kering» De Verdragentusfchen GrootBrittanje en de FerèénigdeGewesten, te tot heil der beide Volken , en van de geheele Christenheid. De Witt bragt 'er op in, dat de Afgevaardigden ter Staatsvergaderinge geen Verdrag konden tekenen zonder de toeltemming hunner Lastgeeveren , de Staaten van elk Gewest. Doch de noodzaaklijkheid , om geen tijd te verliezen , met welk verlies 't geheele ontwerp in duigen kon fpatten, bewoog hein , om den gewoonen weg te verlaaten, en , zonder rugfpraak , met de bijzondere Gewesten Verdragen aantegaan. Hij bewoog 'er de Staaten toe , en die der bijzondere Gewesten keurden het naderhand goed. Wanneer ze getekend waren , omhelsden de beide partijen elkander met de grootfte hartlijkheid. Temple kon zich niet wederhouden uitteroepen : Te Breda als Vrienden, en hier als Broeders (*) / Binnen vier dagen (loot men dus twee Verbonden. Het eerfte en minst aangelegene was enkel een verdeedigend Verbond , bij 't welk wederzijds beloofd werd, dat men elkander, in gevalle één van beiden gedreigd of aangetast wierd , met veertig Schepen van Oorlog, en daarenboven met zesduizend Knegten en vierhonderd Ruiters , zou bij liaan , mits de kosten, daar op h'opende, binnen drie jaaren, naa het eindigen van den Oorlog , voldaan werden door ; ■•! ' de (*) Lettr. de Mr. Lionxe 18. Nov. d'Estrades?, VI. p. 117. 258. De Witt , Briev. VI. D. bl. 609. Temple Lett. p. t. 25. 16. Jan. Basnage , II, p. 9. 10. Wicquef. dmbasf, Liv, II, p. 460.  der NEDERLANDEN. 113 de Mogeribeid, die den onderfïand geaobteri hadt, nevens eene bezaaiing van de fomme , waar op de fcchepen en Manfchap j bóven genoemd ,. zouden berekend worden (*). -— Het .tweede Verbond was van veel meer gewigts' en befchadigend. Het bedoelde, een êinde te maaken aan den Oorlog tusfchen Frankrijk en Spanje. Men gfon.dde hetzelve op de belofte, door Lodewijk den XiV. gedaan^ om de wapenen nederteleggen, indien de Koning van Spanje hem inruimde of alle de Plaatzen, bij hem in den jongftén Veldiocht veroverd , of, in ftede dergelven, al het regt, 't Wélk Spanje nog hadt in het Hertogdom Luxemburg, of in Franche Comté , benevens Kamerijk en het Kamerijkfche Douai, S. Omer, S. Wynoxbergen:) Vearne en Link. Op deeze voorwaarden verbonden zich de Koning van En* geland en de Staaten , den Vrede te bewerken tusfchen de beide Vorsten , en Frankrijk te beweegen tot het ftaaken der vijandlijkheden tot het einde van Bloeimaand , en te beletten, dat hij, deezen tijd ver» ftreeken zijnde , zijne Krijgsverngtingen in tde Ne* derianden verder mtltiekte : en verbonden zich de beide Partijen , bij ontltentenis van alle andere middelen , Spanje met de daad in één der bovengemelde punten te zullen doen bewilligen. Dit was 'er enkel bijgevoegd, om Frankrijk zand in de ooged te werpen. Het maakte een grootsch vertoon ; maar in één der geheime punten Helde men vast , dat, zo (*) Aitzema,VI.D.bl.386. VIL Deel. H StaatsRigeS- KllN'G*  ii* GESCHIEDENIS Staats Regesriks. Zweden treedt in 'c Drievoudig,Vierbond, men Frankrijk niet beweegen kon, om zich met dee* ze voordeelige bedingen te vrede te houden , Engeland en de Ferèénigde Gewesten Spanje openlijk zouden bijitaan , Franhijk ten Lande en ter Zee beitrijden, en den Koning niet alleen tot den Vrede, op de bovengemelde voorwaarden , dwingen, maar ook, zo 't mogelijk ware, om zich te vrede te bonden , dat de zaaken herlield werden in den (laat, waar in zij door den Pyreneefchen Frede gebragt waren (*). Men (heelde zich met de hoope, om Zweeden in dit Verbond te trekken. Drc Witt , altoos oplettend , om Lodewijk den XIV. ta ontzien , tetwijf hij de geheele Wereld tegen dien ftaatzugligen Vorst opzette, oordeelde, aan dtn Ridder Temple , die de-elfde onuigtigheid niet behoefde te gebruiken, de eer te moeten haten , om deezen ouden Bondgenoot des Franfchen Hof tot dit Verbond overgehaald te hebben, üeeze, begiijpende,datvanfpoed het weilbagen nfhirg , bezogt den Graaf van Dona, Zwedfhen Aï^znm. Alle plig;pleegingen ter zvde (lellende, kwam hij in Don a's Kamer, zonder zich te laaten aanmelden , nam een ftoel, en ging zitten. Die vrije en openhartige handelwijze won het verrrouwen van den Graaf. Hij omhelsde den Ridder : en deeze gemeenzaaine wijze van ontieruandelen bekoitte dezelve op eene aanmeikeüjke vv j- (*) Aitzema, VI. D. bl. 390. 39,1. 755. Da Witt, wrieven, IV'. D. bl. 626.  \ rhr NEDERLANDEN. 115 wijze. De belofte van zeer aanzienlijke ondetftandgelden maakte den meesten indruk op Zweeden, een wel magtig,.maar arm Rijk: doch, dewijl da twee bemiddelende Mogenheden niet genegen waren dezeiven te betaalen, zou de zwaarfte last daarvan op de Spanjaarden komen: ook gaf men voor, dat het de belangen diens Rijks voornaamiijk goldt (*). In diervoege werd het Drievoudig Verbond, 't welk toen zo veel gerugts maakte, en eene algemeene toejuiching wegdroeg, gefloten, 't Is altoos gehouden voor eeu trek der diepite Staatkunde. Men kan de Wnr de eer, van het plan uitgedagt te hebben, niet betwisten ; doch het was zijn geluk , in Temple eenen Medearbeider aan te treffen, die, door zijnen voortdrijvendcn ijver en bekwaamheden , de volvoering van dit gewigdg werk. zeer verhaastte. Ook ontving die Engelfche Staatsdienaar deswegen ontelbaare loftuitingen 5 doch die groote Man antwoordde eenvoudig, „ dat bet zeer moeilijk was, „ de dingen uit hun middelpunt te rukken ; maar „ zeer gemaklijk, ze 'er weder in te brengen."3 Onder alle eerbetooningen , der bekwaamheden er deugd van Temple aangedaan,.was 'er geene, wel ke hem meer moest ftreelen , dan een belluit dei Staaten ten zijnen opzigte. 'Er heerschten , zint; langen tijd, misverltanden tusfchen hen en het Ho van Portugal. Zij befloten eenpaarig , zjch te zul len'gedraagen aan de bijzondere bemiddeling des Rid ders (*) Aitzema , V. D. bl. 383. 407—4l7« 9°9- 922» H 3 Staat*Regbe- k.1ng. Eer van de Witt en Tem : ple, in'e zelve tot (tand te brenger,»  n6 GESCHIEDENIS StaatüRegee- RIlNO. Aanmerkugoverde oo(;merkenvan Dl J WlTE. ders; en gébruiken in 't hoofd der Acte deeze fireelende woorden, dat zij hem de zaak in handen gaVen, niet als Afgezant van Engeland, maar als de Ridder Temple (*). Git deeze getrouwe opgave dier Ohderbanclelinge blijkt genoegzaam , dat, fchoon de Witt zeer ge. zogt hebbe Frankrijk te ontzien, hij wel verre was van een blind Voorltander dier Mogenheid te weezen. Wanneer hij met den Graave d'Estraoes fprak, gaf hij hoog op van het ontwerp , om gewapenderhand de Spaanfchen te noodzaaken tot denafftand der Plaatzcn aan Frankrijk (|) ; doch in de Staatsvergaderingen was hij de eerlte , om de noodzaaklijkheid te toonen van het opvatten der wapenert tegen frankrijk, in gevalle dit Rijk zich niet wilde vergenoegen met het geen 'er aan werd toegedaan. De Ridder Tempte fchreef, omtrent deezen tijd, ,, dat de Witt et>n rechtfchapen Hoi/ander wast en noch het gemoed noch de neiging hadt van een „ Franschman (§). De Staaten van Holland namen zo veel genoegen in zijnen dienst, dat zij hem, die nu vijftien jaaren het Raadpenlionarisfchap hadt waargenomen , dit jaar weder, voor vijf jaaren , tot denzelfden post vetkoozen. In erkentenis zijner buitengewoone diensten , ontving hij van de Staaten eene vereering van vijfenveertig duizend , en van de Oide f») Lp. Clfsc, Liv. XV. p. 245. (t) d'Estrades. V. p- 222. Temple , Lett. No. V.  dek. N E D ERLANDEN. 117 Oide der Ridderfchap en Edelen in 't bijzonder eene van vijftienduizend Guldens : ten opzigte van deeze iaatfte gifte, werd hij ontlast van her punt van zijn Berigtfchrift, 't welk hem verboodt, eenige Giften of Gefchenken aanteneemen (*). De tijding van het Drievoudig Verbond verwekte de üiterfte verbaastheid aan 't Hof van Lodewijk den XIV. Deeze ftaatzugtige Vorst hadt het hoofd vol van de luisterrijke zegepraal , welke hem wagt-. te, en de Rijks vermeerdering, welke hij zo goed als reeds verkregen beichouwde. Alles , tot zijn Veldtocht noodig , \vas(in gereedheid , en het Drievou* dig Verbond klonk hem als een donderdag in de ooien. Niet alleen fruitte het hem in den loop der Volvoeringe van de Qaatzugtige oogmerken, nu op'i punt, om hun beflag te krijgen : het floot zelfs een dwarsboom, dien hij nooit fcheen te zullen kunnen wegneemen. Tot overmaat van fpijt , hadt hij het hartzeer yan zich gevangen te zien in zijne eigene netten. De aanbiedingen , zo listig, door hem gedaan , werden ten grondlage des Verdrags gelegd. Zijn Snatsdienaar de üionime zogt, te deezer gelegenheid, eene weltevredenheid te betoon :n, welke hij niet gevoelde : te vergeefsch verklaarde hij hef Verbond, wat denjnhoud betrof, goed, en voor den Koning voordeelig, te vinden , fchoon. liet ia min (phorre en Hooiende uitdrukkingen zou kunnen op- (*) Re/li. Hol!. iófJ3, bi 50-56.70. AiTiEMA , Vi. abi. 581. Ha StaatsRegee. hing. M'snoe. (jen van Frankrijk en Engeland ovei het DrievoudigVerbond.  StaatsRegee- ïïS GESCHIEDENIS opgefteld weezen , oogende op de woorden kragtdaadige middelen , die de fluitende Partijen bepaald hadden te zullen gebruiken , om den Vrede te verwerven. De Witt zogt, van den anderen kant, door zijne welfpreekenheid en den draai, welken hij aan de zaaken gaf, een middel, om zulks voor'toog des Konings van Frankrijk te vergoelijken. Maar, wanneer die Vorst de geheime Artykelen ontdekt hadt, klaagde hij bitter , dat zijne Bondgenooten, door hem met weldaaden opgehoopt, dusdanige (frikken fnanden, en Verbintenisfen tegen hem aangingen. De Witt verfchoonde zich met aantetoonen, dat men zich tot den tweeledigen voorflag bepaald, en voorts het plan van Prins Willem, van Fur, stemberg , aan 't Franfche Hof reeds bekend, gevolgd hadt; als mede, dat de Koning van GrootBrittanje het Verbond niet zou hebben willen tekenen, indien de Staaten 'er niet voor ingeftaah hadden , dat de Kofcing van Frankrijk zich aan den tweeledigen voorflag houden zou. De Witt hieldt Baande, dat de Koning zich kon verlaaten op de goede oogmerken der Sraaten : diezen onderfteunden zulks, den Koning in eenen Brief verzekeren, de, dat zij geen ander oogmerk hadden , dan de Sfiaanfchen te noodzaaken, hém de bedongene Plaatzen afteftaan, en het vergieten' van menfchenbloed te voorkomen. Lodewijk de XIV. fclleen te vrede' pet dit antwoord. Doch deeze Vorst, inwendig misnoegd , dat een Gemeenebest een plan gevormd hadt, om paal en perk te zetten aan zijne heersch- zugt,  der NEDERLANDEN. 119 zugt, en vermetel genoeg was, om zich tot Scheidsman tusfchen Gekroonde Hoofden optewerpen, was van toen af op middelen badagt, Om zich te wreeken (*). Het Hof van Madrid was fsven weinig te vrede over het Drievoudig Verbond. Dikwijls dreigde het s den Algemeenen Staaten veeleer alles, wat het inde Neder landen bezat, te willen aft! aan, dan zich nan de vernederende voorwaarden te onderwerpen. Het zou gaarne door deeze kunstftrsekeu de bemiddelende Mogenheden hebben willen overhaaleq , om alle Bezittingen aldaar te bewaaren , door tor geweldige, maatregelen te komen. Doch de Witt en Temple kenden al te wel de oogmerken van Spanje;, om zich te laaten misleiden. Zij wisten volftrekt zeker , hoe het Spaanfche Hof de Nederlanden altoos aanzag als de eenige band, waar door hetzelve zijne verbintenisfen met de andere Mogenheden kon onderhouden. Het hadt deezen te noodiger , dewijl zij alleen in iiaat waren, om Spanjes onafhanglijkheid te verdeedigen, in gevalle de jonge Spaanfche Vorst kinderloos overleedt (f). Lodewijk de XIV, die nieuwe voorwendzels behoefde, om eenigen fchijn te geeven aan het vermeerderen zijner vermeesteringen , bleef niet in gebreke , om deeze hardnekkigheid der Spanjaarden bij- O De Witt , Brieven IV D. b!. 649. d'Estrades , VI. p. 363. 268 471. 272.374-284.2-7. (t) Temple Lett. 34 & 26 Jan. 11 4. Staatsie ege3kln'g. Lodewijk de XIV. vef meesiert Franche,  £2C GESCHIEDENIS STAATS- K'egee ■ WW*. bijtebrengen als eene reden, welke hem noodzaakte, den Oorlog voorttezetten. Van zijn oogmerk, om in Franche Comté te rukken , gaf hij den Staaten kennis, bij eenen Brief, den tweeëntwintig iteu van Louwmaand. Deezen ontvingen zij weinig dagen naa het tekenen van het Drievoudig Ferbond , op den drieëtltwintigften dier zelfde maand voorgevallen (*). Dat hij zijne wapenen alleen tegen Franche Comté wilde wenden , Helde de Staaten eenigzins gerust. Ten einde zijne Vijanden geen tijd mogten hebben , om zijne maatregels te dwarsb'oomen", wagtte hij den gewoonen tijd des Veldtochts niet af, in 't midden van den Winter begaf hij zich na Franche Comté, en in veertien dagen waren alle de iterke Plaatzén bemagtigd:' waarop de Koning na S: Germain te rug keerde. De meelle Steden gaven zich op genade over: Befanfon, de Hoöfdllad, bedong alleen het bewaaren van een Heiligen Zweetdoek, zeer hooggeëeibiedigd te dier Stede : 't werd gereediijk'toegeftaan. De Spaanfche Raad, verwonderd over de gemaklijkheid der gedaane vermeesteringen, kon zich, in eene vlaag van fpijt, niet wéderhoudeA van'te zeggen : De' Koning van Frankrijk kon de moeite , van in perfoon derwaards te rukken, wel befpaard, en zijne Lijfknegts , tot hei doen dier vermeesteringen, gezonden hebben (f). Tem- (*) d'Estrades, VI. p.239.318. Aitzema , VI, p. 671, (f) d'Estrades, VI. p.278.281.292.298. Aitzema , VL bi. 673. Basnags , II. p. 15.  de*. NEDERLANDEN, «i Temple en de Witt , duidelijk bevroedende, dat men de zaak niet te Ittrk kon doorzetten , oxi eenen zö fchielijk voortflaanden Overwinnaar te Muiten, arbeidden eerst te Parijs, en naderhand iu den Haag. De Ridder Temple begaf zich na Rrusfl^ De Staaten zonden twee Gebjagtigden, om met Gastel Rodrigo , Landvoogd der Nederlanden , tg handelen. Men drong bij hern den twceledigen voorflag van Frankrijk aan. Hij ontweek het met daar op te antwoorden , onder, voorwendsel, dat hij geen volmagt hadt, om ze te aanvaarden. Doch de Markgraaf zogt tijd te winnen , hoppende , dat Greot - Brittanje en de Staaten , in 't einde , door bun eigen belang zouden gedwongen worden , oor den voortgang der Franfche wapenen te (tuiten. Dit liep geheel huiten zijne gisling. Tot zulk een uiterfte hadt men hier befloten niet te komen , dan wan* neer Frankrijk zich niet houden mogt aan den tweeledigen voorüag, naa dat dezelve door Spanje zou aangenomen zijn. De Witt fchreef met ronde woorden, „ dat de Heer Marquis zich niet diende „ te vlèijén, dat hij, door eenige ftreeken, denK i„ ning van Engeland en deezen Staat in den Oorlog tegen Frankrijk zon kunnen inwikkelen." De Afgevaardigden te Brusfd en de Ridder Temple bragten het zo verre, dat hij belloot tot het zenden van Gevolmagtigden na Aken , tot de Vredehandeling, zo wel als tot den ftiiftand van wapenen; doch verklaarde , tot het aanneemen yan den twc.ledigea II 5 vojr- 5taats- Rf.gbs- Zaro enkou]'!: te Aken^  i-a GESCHIEDENIS StaatsRegee- ring. voorflap naderen last uit Spanje te behoeven. — Frankrijk wendde ondertusfchen de wapenen tegen de Spaanfche Nederlanden , en Castkl Rodriro betuigde , eindelijk, naa veele omwegen , volmagt gekreegcn te hebben, en last, om, van de twee voorilagen , dien aanteneemen , welke Frankrijk in 't bezit ftelde van alle de Plaatzen , in den jongden Veldtocht veroverd. Desgelijks verklaarde hij zich gereed, om, op deezen voet, volmagt te geeven tot het tekenen van den Vrede te Aken , mits de Staaten hem verzekerden , dat zij hem met zesduizend man zouden bfjftaan, zo ras hij deeze volmagt zou gegeeven hebben. De Staaten flemden, om de tekening des Vredes te bevorderen, deeze huipe toe, en lieten zesduizend man uit Bergen op Zoom tot voor Lilio brengen. De Markgraaf meende zich deeze toegeeflijkheid ten nutte te maaken, om het Gemeenebest in den Oorlog ir.tewikkelen , en toonde zich orgenegener tot den Vrede dan ooit. Dan de bemiddelende Mogenheden , deeze kunstflreeken ontdekkende , gingen met Frankrijk een voorbereidend Verdrag aan, bij 't zelve een VVapenftilftand tot het einde der Bloeimaand bedingende. Indien in deezen tijd , of ten langden tot het einde van Hooimaand ," Spanje geen der beide voorflsgen hadt aangenomen , zou men maatregelen van geweld tegen 't zelve beraamen. De Spanjaarden, zich van alle middelen en hoope , om hunne Bezittingen te behouden, vetdooken ziende, befloten eindelijk tot het  dbr. NEDERLANDEN! 123 het tekenen des ontworpen Verdrags , 't geen te Alen, den tweeden van Bloeimaand, gefchiedde (*). ' Bij dit Vredeverdrag Honden de Spanjaarden aan de Franfchen af Charleroi, Binch, Aatn, Douai, en de Stérkte Scrape, Doornik, Oudenaarde , Rijt' fel, Armenüers , Kortrijk , S. Wynoxbergen en Feurne, met derzei ver Onderhoorigheden. Lodewijk. de XIV. bekragtigde den Pyrenefchen Vrede, ten opzigte van alles, wat in deezen met was uitgezonderd Ct). Men ftondt zeer verzet, dat de Spanjaarden zo fchielijk, ja ais eensklaps, toevielen , en , naa zo veei'tegenfparteUngs, Plaatzen,van zo veelgewigts, in 't hart der Nederlanden gelegen, afftonden. Niet zonder reden werd 'er veronderfteld , dat zij , vart den tweeledigen voorflag, deezen gekoozen hadden, door een trek van looze Staatkunde. Zij waren min gefield Op de bcwaaring 'van 't geen men hun niet ontnam, dan gevoelig over 't verlies der Plaatzen, welken men van hen hieldt, en zelfs in verzoeking gekomen, om alle de Nederlanden te laaten drijven,' en dus de Hollanders , die niet vaardig ter hunner hulpe gefneld hadden, ten gereeden prooi te laaten. Zij hadden in alle de handelingen van' tGêmeenebcst ontdekt, dat het zich der belangen des Spaanfchen Rijks zeer luttel bekreunde, en alleen zijne eigene vei- C) Wagenaar, Vadetl. Hifi, XIII. St. bl. gyenz.l (_t) Aitzema, VI.D. bl. 714. d'Estrades, VI.p.410 StaatsRegee- ring. Vrede te Akex, '•  i*4 GESCHIEDENIS StaatsRegèe: r1nü. " Derde veiligheid zogt, door Lodewijk den XiW. van de Grenzen te verwijderen, zonder zich te bekommeren over de voortgangen , welken hij aan eene, andere zijde zou kunnen maaken. De Spanjaarden regelden hunne Staatkunde naar de gevoeligheid , welke zodanig een gedrag hun inboezemde. Dit Vredeverdiag was iflgerigt, om de Hollanders in eene geduurige onrust te houden , welke hen zou noodzaaken , om , in 't vervolg , met de Spanjaarden nauwere vei bintenisfen aantegaan , dan zij tot nog gewild hadden. De Ridder Temple ontdekte reeds, dat het oogmerk van Spanje was , Engeland en de Ferèénigde Gewesten in Oorlog met Frankrijk hutwikkelen (*). C) Temple Lett. s4 Mar4.  t oer NEDERLANDEN. 125 ZESENTWINTIGSTE BOEK.. Onlusten wegens het Drievoudig Verbond , het begin des eerden Oorlogs met Frankrijk, en des derden met Engeland. Derde T ij d p e r k. Onlusten , ter gelegenheid van het Drievoudig Verbond ontflaan. (O ^j/m zich een recht denkbeeld van den ftaat der zaaken te vormen, moeten wij het ftaatkundig doel, 't welk het Hof van Frankriik toen op 't oog hadt, ontdekken, 't Geheele gedrag van Lodewijk den XIV, van de eerde jaaren zijner regeeringe af tot het einde, wijst uit, dat hij een bepaald doel zogt te treffen, naamlijk zich meeder te maaken van de Spaanfche Nederlanden. Dit denkbeeld, ontworpen door RiCHRLiEu, en door Mazarin aangezet, was de gronddeun aller onderneemingen van Lodewijk üen XIV. Het gedrag der Ferèénigde Gewesten, zijne gevoeligheid opwekkende , opende aan zijne daatzugtige oogmerken eene nieuwe loopbaane ,hem, in 1t neemen van wraake , gelegenheid verlchaffende, om dè Grenzen des Franfchen Rijks weder tot den RhJjn uittebreiden. In den daat, waar in de zaaken zich bevonden bij het duiten vali den Vrede te Aken, konden de Verèènigde Gewesten niet te zeer op hunne hoede weezen. Zij wisten , dat zij hunnen ouden Bondgenoot tot toorn verwekt hadden. De Koning van Frank Ontwerpen van Lodewijk den XIV. tot Staatzugc enWraaklust.  iötf GESCHIEDENIS Staats* Regf.e» Frankrijk , met de ztigt tot vermeesteringen vervuld, en bemoedigd door den vóorfpééd zijner wapenen en de zwakheid zijner Vijanden, kon hun het paal en perk zetten aan zijne heerschzugtige oogmerken niet vergeeven. Zijne fpijt vermeerderde , als hij den Keizer en het meerendccl der Rijksvoriren geneigd zag, om in de zelfde verbintenis te treeden. Spanje, ten zelfden tijde, den Vrede fluitende met Portugal , vondt zich beter in ftaatj om het hoofd te bieden aan een trots en zegepraa* lend Mededinger. —- De Engelfehen waren zo verrukt door de rol, door hunnen Koning iu dit Huk gefpeeld, dat het niet mogelijk fcheen , Carel de II. overtehaalen tot maatregelen , gunstig aan de ontwerpen, tot vergrooting van Frankrtjks magt. —■ Geheel Europa merkte dit Drievoudig Verbond aan als eene gebeurtenis , zo gunstig tot het onderhouden van het cvenwigt, dat het niet veilig fcheen, andermaal het fiooren van de algemeene rust te beftaan. De Staaten der Ferèénigde Gewesten , het oog llaande op dit gelukkig vooruitzigt, dagten, zich te mogen toegeeven in het wel rechtmaatig, maar verleidend, denkbeeld , dat zij de Bewerkers waren van dit Verbond. Het vernuft der Landzaaten, altoos gefcherpt op liet uitvinden van zinnebeelden, om groote gebeurtenisfen in gedagtenisfen te bewaaren , deedt eenen Gedenkpenning vervaardigen, op welken zij zich beroemden , de Wetten bskragtigd, den Godsdienst hervormd, de Koningen geholpen, verdeedigd en veréénigd, de Vrijisid der Zee  der NEDERLANDEN. 127 Zee her field , en Sur opa bevredigd te hebben. Schoon hier in niet gezegd werd , dan 't geen met de waarheid overeenkwam , mishaagde deeze Gedenkpenning. De Prefident de Lamoginon maakte 'er , eenigen tijd daar naa, 1'cherpe aanmerkingen op bij den Zoon van den beroemden de Groot, wanneer hij als Afgezant der Staaten in Frankrijk kwam: de Romeinen, verklaarde hij, zouden, naa het verdelgen van Numancie en Carthago, van hunne overwinningen in geen grootfeher bewoordingen hebben kunnen fpreeken. Nauwlijks was de Vrede te Aken gefloten , of Gastee Rodrigo bêvdijtigde zich , om olie in ,'t vuur te werpen. Hij ontdekte aan de Gevolmagtigden der Staaten, als in vertrouwen, „ dat hij, uit „ verfcheide Brieven , met naame uit die van den „ Hertog van Lotharingen , meende verzekerd te „ zijn, dat Frankrijk iets gewigtigs tegen de Staa» ,, ten in den zin hadt, ten deele tot uitvoeringeder „ oogmerken, die de Kroon, onveranderlijk, dagt „ hij, tegen de Nederlanden gevormd hadt; ten deele, om zich te wreeken van de Veréénigde „ Staaten, die den voortgang zijner wapenen, door ,, het Drievoudig Ferbond , gefluit hadden." • Van Beuningen, toen Afgezant der Staaten te Pa* rijs, voedde ook zorglijke gedngten over den aart en inzigten van Koning Lodewijk den XIV. (*). . Men vondt'er, die toen reeds te kennen gaven, dat 'er eene geheime verdandhoudiug plaats hadt tusfchen (») Wagenaar, Faderl. flifll XIII. St. bl. 33a. Staats. Reces- 1ung. Frank• rijks oogmerkenItraolen reeds door.  I2S GESCHIEDENIS Staats- RlJGEE* RliNG» fchén de Koningen Van Frankrijk eri Engeland, oin de Gemeenebest-regeering der Ferèénigde Gewesten omtekeeren , en den Prins Van Oranje ten volfhekten Opperheer te verheffen. Dt Heer Wicquefort, die dit optekent, vermeldt, dat de Witt het nut wilde gelooven. ,, Die groote Ziel,"voegt hij 'er nevens, ., agtre de Engelfehen onbekwaam „ tot een zo laaghartig verraad. Hij hadt een al te si goed denkbeeld van zijne Schijnvrienden,enzomi, tijds een zeer liegt van zijne waare. Hij ontving „ de waarfchüwing op eene ohverpligtende wijze, i, hoe gewigtig en zeker ze ook mogt weezen; want 3, het is waarheid , dat die twee Vorften elkander ,5 verftonden (*)." D'Estrades, te onvrede over het Drievoudig Verbond , 1'chreef asn oe Lionne,55 dat men de Luiden hier hunne flegte handelwijze „ met woeker betaald zou kunnen Zetten, zo ras de „ Vrede gefloten ware. Ik ken hun zwak zo wel „ als iemand, en waar men hen moet aantasten, 55 wanneer de Koning zulks zal goedvinden ; maar n 't is 'er nog geen tijd toe." ifn,- 's daags na het, fluiten van den Vrede, bcrigrte hij dien zelfden de Lionne, ,, dat de Witt en de fchranderften uit de, „ Regeering overtuigd waren , dat de Koning zich, „ in deezen Veldtocht, meefter van de Spaanfche „ Nederlanden zou hebben kunnen maaken, indien „ hij gewild halt. God geeve, dat zij zich , ten s, zijnen tijde , de verpligting herinneren mogen, „ welke zij deswegen aan den Koning hebben. Doch, (*) Wicqueim Hifi. Liv. XVI. Mff.  de* NEDERLANDEN. «39 l, Doch, naar ik ze kenne* zullen zij, bij 't overliji, den des Konings van S/tóirji*, gereed zijn , om ,} Verbonden te fmeeden, en de Christen - Mogen„ heden te bewéegen, om zich te kanten tegen het geen zijne Maiefteit wettiglijk zal vorderen. Hiét ,j naar kunt gij uwe maatregels neemen (*)." Indien 'er toen reeds eene verftandhouding plaats gehad hebbe tnsfchen de beide Koningen , om 't Gemeenebest te bederven , fchijnt het zeker ,' dat de edelmoedige Temple in die laage zamenfpanning geen deel hadt. Doch de Vorften bedienen zich zomtijds van eerlijke Lieden, om te zekerder te bi* driegen. Temple voedde wel ongerustheden. 't Ware te wenfchen," fprak hij, „ dat de jongé Franfche Vorst de zorg voor den ftaat zijner Geld„ middelen verwaarloosde , en zich geheel in vet,, maaken dompelde, of alle zijne kragten fpilde in Ü eenen gewigtigeh Oorlog met eene magtige nabuu- rige Mogenheid (f)." Mr. de Gourville, toeri s^last, om-de handelingen der Staaten met den Bisfchop van Qsnabrugge, over het werven van Krijgsvolk, te dwarsboomen,- verklaart, dat MylordHollis , Gezant van Carel den II. te Brusfel, hem, in 't geheim, verzekerde, dat de Koning van En* geland van verlangen brandde na eene gelegenheid t om zich op de Witt te wreeken, en diens trots te ver-t (•) D'ElTiADEI , Vt. p. Ö7*< A*t' Cf) Bajkage , II. p. 23- Temple Lett. VIII. & Co*° fid. far Frdncté d'Estrades Lett. 23 Febr. ï & t6 Marti VIL Dtel. I staat*? Regké» RllNff,  130 GESCHIEDENIS Staats- Reg'e- De jonge Prins van O' anje toont Staatkunde te bezitten. vernederen. Gourville voegt 'er bij, dat hij het was, die den raad gaf, om den Gemeenebestgezinden Staatsdienaar te bedriegen door geveinsde betuigingen en een valsch Verbond, 't welk onfeilbaar de Witt ten val zou rukken, door hem van Frankrijk afetrekken, op 't welk hij zich alleen verliet, uit vreeze, van Engeland niet in zijne belangen te zullen kunnen overhaalen. Hij betuigde, de Witt genoeg te kennen , om verzekerd te zijn, dat hij gewis reden van misnoegen zou geeven aan Frankrijk , zo ras hij dagt , zich op Engeland te mogen verlaaten, en dat de trots van dien fleren Gemeenebestgezinden, naa Zweeden en Deenemarken totden Vrede gedrongen , en op Engeland gezegepraald te hebben, zeer zou geflreeld worden met ook de wet aan Frankrijk te mogen voorfchnjven. Gourville voegt 'er bij, dat hij over dit onderwerp een opftel na Engeland zondt, en het gevolg uitwees ,datmen 't aangenomen hadt (*). Het groot oogrnerk der Mogenheden , die het Ge. meenebest een kwaad hart toedroegen , was, de zaaden van hunne wraakzugt en het verderf des Lands in den fchoot van 't Gemeenebest zelve te doenuitfpruiten. Eén hunner plans beftondt in voordeel te doen met 's Volks ijveiige gezindheid tot het Huis van Oranje, om dus de Hoofden derGetneenebestgezinden , op welken zij het voornaamlijk gelaaden hadden , te (haffen. De zaaken van den jongen Prins (*) Mem, de Govrvtlle, I. p. 11,14.15.16,  der NEDERLANDEN. 131 Prins verfchaften (reeds brandftoffe aan het vuur der binnenlandfche verdeeldheden. Hoe meer hij in jaaren toenam, hoe (terker Zeeland aandrong, om hem tot hooge Waardigheden te bevorderen. De Staaten van Holland wilden hem wel zitting verleenen in den Raad van Staate ; doch onder voorwaarde , dat de Waardigheid van Capitein- en Admiraal-Generaal altoos van die des Stadhouders zou afgezonderd blijven. Zij vervaardigden een plan van Harmonie of Overeenftemming, waar in Gelderland, Utrecht en Overijsfel traden. De Algemeene Staaten befloten , bij meerderheid van (temmen , drie andere Gewesten , Zeeland, Friesland en Groningen, te bezenden , 0 mh e n daar in deel te doen neemen ; maar deezen bleeven weigeren: en uit deeze onéénigheid der Gewesten volgde , dat de Prins van Oranje uit den Raad van Staate gefloten bleef (*). Schoon deeze Prins nauwlijks achttien jaaren bereikte , was hij zeer bedreeven in de kunst van veinzen. De Gourville, die hem ten dien dage zag, verbaasde zich over de vorderingen in eene kunst, der Staatzugt zo nuttig. Hij verhaalt 'er een (taaltje van , al te gefchikt, om het charafter te fchetzen van een» Prins, die, vervolgens, eene zo groote rol (peelde/, dan dat wij het geene plaats zouden gunnen. De jonge Willem (prak met de openhartigheid en vrijheid (*) Refol.ffoll. i668. bl.3.5. 80. De Witt , Briev. IV. D.bi.6»3. Aitzema, VI. D. bl. 469-474.515. 658, 490.495.513.528.6  der NEDERLANDEN. 135 wreeken, bij de hand, en gebruikten ze. Ondanks zijne tegenbetuigingen , ontnamen zij hem de Vischvangst,en eenige andere Voorregten der Heerlijkheid Geertruidenberg. De (tap , nu door Zeeland ge«daan, kon veelligt gevolgd worden van een' twee» den, de beroeming van den Prins tot Stadhouder van dat Gewest : hierom befloten de Staaten van Holland, niet te zullen gedoogen , dat de Stadhou* der van eenig Gewest zitting name in den R.aadvant Staate (*); en zij haalden Utrecht over , om , in naavolging van hen, het Stadhouderfchap in dit Gewest te vernietigen. Het getal der Ra den in de Stad, die zich tegen dit befluit aankantten, waszeet klein : en men heeft opgemerkt , dat deeze Tegenftreevers ijverige Voornanders waren der Voetiaanfche Partij. De meeflen (temden in 't gevoelen van de Witt, die den Ridder Temple verklaard hadt, dat der Staaten oogmerk was , den Prins tot df Waardigheden van Capitein- en Admiraal Generaa te verheffen , en dat men hem ten dien einde reed zitting zou hebben doen neemen in d n Raad val Staate, hadden de verhaastte (tappen van eenige Ge westen zulks niet verhinderd ; dat deeze beide Re dieningen onbeflaanbaar waren met die van Stadhou der; dat, uit aanmerking van 't groot getal Krijgi lieden, 't welk men hieldt, in eenen zo weinig uit g< (*) Aitzema, VI. D. bl. 60'/. 613.620. Extra&uitd Refolutien van de Froedfchap der Stad Utrecht van de: 16.17.00^. en 9. Dec. 1668, I 4 staat.'q Regee» ring» t l |  136 GESCHIEDENIS $*aatsRtGP.e- &in«. geftrejcten Staat, het gedaan \yas met het Gemeenebest, indien deeze drie Bedieningen zich in één Petfoon veréénigdep. Hij verklaarde , dat hij, ander eene Monarchaale Regeering geboor/en geweest zijnde, nooit liet opvatten der wapenen tegen Philips ben II. zou goedgekeurd hebben ; doch dat hij, als een Inbooreiing van éen Gemeenebest, welks Wetten hij bezwooren hadt te zullen handhaaven , jn niets kon Hemmen, 't welk firekte om de behoude,jiis van 't zelye te benadeelen ; dat hij zich altoos verwonderde , hoe het Gemeenebest zo langen tijd ijhadt kunnen blijven ftaan te midden der geyaaren, aan welken het blootgeiteld geweest was door het te uitgebreid gezag der Stadhouderen; dat een zo groot geluk moest toegefchreeven] worden of aari deonleede door de geduurig gevoerde Oorlogeu , of aan de gemaatigdheid der Prinfen Stadhouderen, onderwelken delaatfte alleen de Staategeflgltenis hadt zoeken omtekeeren : een oogmerk, te wijten aan den raad der Franfchen , die hem heerschzugrige denkbeelden bij zijne opvoeding hadden ingeboezemd (*). De tegenwoordige Prins van Oranje, in Wijnmaand achttien jaaren bereikt hebbende, was geheel buiten Voogdijfchap gefield, en zijn eigen meefter verklaard; dit gaf hem meer gelegenheids, om Vrienden te jnaaken, en zich Aanhangers te verwerven (*), Dan de invloed van de Witt , en het aanzien van Holland, £*) Ttan'le Lettr.i Sept, (f) Aïtzema, VI.D.bl. 6Z9A  dek. NEDERLANDEN. m land, als mede de hertelling des Vredes hieldt zijne verheffing tegen, die de andere Gewesten , Utrecht alleen uitgenomen, op het voetfpoor van Zeeland, zogten te bevorderen. Dit woelen voor en tegeu den Prins veroorzaakte , in verfcheidene Gewesten, onder eenen anderen naam , veele beweegenisfen, die kortlijk te melden ftaan. Friesland en Groningen , 'er op gefield , om het Voorregt , door Bolland den Stadhouder ontzegd, hunnen Stadhouder te laaten behouden , verklaarden zich tegen dit befluit, In deeze beide Landfchappen waren groote verdeeldheden. Zij , die Bollandsch* gezinden geheeten werden , waren voor de maatregelen der Gemeenebest - regeering ; de anderen, Prinsgezinden genaamd, kantten zich aan tegen alle voordellen der Staaten van Holland. Dewijl deeze laatden verre het grootde getal uitmaakten , verzetten deeze twee Gewesten zich, bij aanhoudenheid, tegen alle Beduiten, drekkende tot beperking van 't Stadhouderlijk bewind (*.), Deeze verdeeldheden vertoonden zich in Overijsfel met veel meer hevigheids. Rutoer. van Haarsoete, Drost van Salland, verdeedigde in dat Gewest fteeds de belangen vau het Buis van Oranje. De Steden Deventer en Kampen donden den Tegenftadhoudersgezinden voor. De verdeeldheid nam dermate toe, dat ieder der Partijen , even als wij in den jaare (?) Aitzema, VI, D. bl. 483 — 488. 489- 4S°« §67. 8J3.H4' 15 Staats - RB,[iEERINCj, Or lusten in Friesland en Qronin. ge» >i in Over ijs feit  i38 GESCHIEDENIS STAATS' Uegeering. en in Holland, i jaare MDCLV. gezien hebben , eene bijzondere Vergadering beriep, om de Staaten te verbeelden: deeze kwam te Kampen, en gene te Zwolle bijéén. Beiden zonden zij Afgevaardigden ter Vergaderinge der Algemeene Staaten, waar uit gtoote onvoeglijkheden ontftonden. Dit gefchil , aangezet door bijzondere haatlijkheden en perfoonlijke belangen, duurde tot den jaare MDCLXXI. De Staaten van Holland en de Witt , tot Middelaars gekoozen, zonden twee Gemagtigden, om 't zelve bijteleggen. Het valt ligt te raamen, dat deezè beflisfing nietten voordeele van 's Prinfen Partij afliep. Haarsolte werd verweezen, zijn Drostampt voor één jaar ,' en het Voorzitterfchap op den Landdag voor vier jaaren niet te bekleeden. De Tegenftadhouderlijke Partijwas dus in Overijsfel de fterkfte : en 't is , derhalven, niet te verwonderen, dat dit Gewest de maatregels van Holland volgde. Dewijl nu Gelderland en Utrecht aan dezelfde Partij gehegt waren , hadt deeze de meerderheid in de Algemeene Staaten (*). Holland zelfs kon niet beletten, dat 'er inwendige verdeeldheden ontftonden. Men weet , dat dit Gewest beftaat uit Zuid- en Noordholland. Deeze twee Kwartieren, gelijk ze genaamd worden, hadden, zints lang, verfchil gehadt over het aandeel, 't geen ieder in de gemeene lasten moest draagen. Zuidholland (*) Aitzema, VI.'D. bl. 462.464.605.634.060,061. Refol. Holl. 1669. III. D. bl. 24. en 1671. bl.oo. Summier verbaal vm ^t gepas f eer de in Overijsfel 1668.  per NEDERLANDEN. 139 I land bragt negenenzeventig en een half, en Noordholland twintig en een half in 't honderd op. Dit laatstgemelde klaagde , boven vermogen bezwaard te zijn. Naa veele gefchillen , die zeer hoog liepen, gelijk veeltijds het geval is, wanneer het de geldmiddelen betreft, kwam men overéén, dat Zuidholland voortaan éénentachtig en drie vierde , en Noordholland achttien en een vierde zou toebrengen (*). De btweegenisfen, die in Zeeland reezen , waren veel fterker , en liepen op daadlijkheden uit. De verheffing des Prinfen van Oranje in dat Gewest deedt de eerfie zaaden van misnoegen en twist uitfpruiten. De Stad Zierikzee nam het zeer euvel, dat de Heer van Odijk. , geen Zeeuw van geboorte , 's Prinfen perfoon, als Eerfie Edele, verbeeldde (f). De Staaten hadden, met meerderheid van ftemmen, befloten tot het afdanken van een gedeelte Krijgsvolks. De Stad Zierikzee nam deeze gelegenheid waar toi het betoonen van haar misnoegen , en haalde Goes op haare zijde over : zij wilden drie Vaandels meei afdanken. De verwijdering werd , eindelijk , zc groot, dat die beide Steden weigerden Afgevaardig den ter Staatsvergaderinge te zenden. Goes , dooi Zierikzee in 't gefchil getrokken, liet zich gemaklijl beweegen ; maar de laatstgemelde Stad bleef onbe weeglijk, en bragt het zo verre, dat ze de pennin gen , ten dienste der gemeene zaake optebrengen ie (*) Refoh Holl. 1666. bl. 6. (t) Aitzema, VI- D. bl. 607. 613 —.629, Staats* Regeering. Burgeroorlog in Zeeland. 1  GESCHIEDENIS Staats. Regee» hing, ' inhieldt. Zulks baarde eene groote verwarring in den Itaat van 's Lands geldmiddelen , en de meerderheid befloot tot flrenge en ongewoone middelen , om Zierikzee te dqen bukken. In 't begin van Sprokkelmaand des jaars MDCLXÏX, werd de Kolonel ïheodorus van Vrijberoen , met zes Vaandelen Krijgsknegten, uit Veere en VHsfingen geligt, en na Schouwen gezonden, voorzien van zes ftukken gefchuts. Brouwershaven werd belegerd, en ging over. Zierikzee deedt de Trom roeren, Waardgelders aanneemen, de Burgerij wapenen, en, het gefebut na de Wallen fleepen; doch, op "t eerite gerugt van den Krijgstoeleg pp Schouwen, hadt de Regeering Afgevaardigden na Middelburg gezonden , ais 't ware oia te verneemen , wat men met zulk een inval bedoelde. Dit gaf aanleiding tot verdere onderhandeling: en, dewijl beide de Partijen belang hadden bij de verzoening , werdt ze fchielijk getrofïln. Zierikzee liemde toe in 't ftuk, waar op het. meest aankwam, het betaaleq der gemeene penningen : en de Waardgelders werden afgedankt. Dan, (choon 't Krijgsvolk bevel kreeg, Brouwershaven te ruimen, bleef'er een Wortel van bitterheid te Zierikzee over: die .Stad zondt haare ge/woone Afgevaardigden niet terStaatsvergaderinge , zonder beding, dat zij het regt aan zich behieldt, om, wegens haare vorige bezwaarnisfui, ten gelegener tijde, voldoening teyraagen(*). Ge- (*) Notul.Zeel. t66S. bl. 233.217. 264.267. ea JÖóp. bl 16.28,51, H0ll.Merc.l669M.li.  dbr NEDERLANDEN. 141 Gelukkiger waren de Staaten van Hollandgeweest •> in een gefchil over het verminderen der Landmagt, naa het tekenen van den Vrede xeAken. Deezetwist hadt, in veele opzigten , zeer veel gelijkheids met dien van den jaare MDCL , bij den Munfterfchen Vrede ontdaan. De Raad van Staate oordeelde, dat men het Volk van Oorloge, omtrent zeventigduizend man in alles beloopende , behoorde te verminderen op vierendertigduizend en zevenhonderd man; doch de Staaten van Holland wilden tweeduizend en zestig koppen meer afdanken. Dewijl alle de andere Gewesten , Utrecht alleen uitgezonderd, in het plan des Raads van Staate traden , dankte Holland, zich dier meerderheid luttel bekreunende, op eigen gezag , vierentwintig Vaandels Voetvolk, ter betaalinge van dit Gewest ftaande, af. De Raad van Staate kantte zich tegen deeze afzonderlijke afdanking, en bragt het Befluit der Algemeene Staaten , van den achttienden van Oogstmaand des jaars MDCL, ten bewijze bij. Dezelve ging nog een flap verder , en vervaardigde Brieven aan de Bevelhebbers van verfcheide Bezettingen, ter betaalinge van Holland ftaande, met bevel , om , op last van een bijzonder Gewest , geene afdanking te deen. Dc Algemeene Staaten hadden den Raad tot ditfehrijven gemagtigd bij een Befluit, genomen op een tijd, dat 'er maar één, en dan nog een onoplettend, Afgezant van Holland tegenwoordig was. De Staaten van Holland, zeer misnoegd over deezen handel, verfcheenen, den eenentwintigden van Winteimaand, tei StaAtsRegïe-, ring. Gefcbi! met Holland,over de afdanking van *c Krijgsvolk.  StaatsRbgeering. 142 GESCHIEDENIS ter Algemeene Staatsvergadering. De Raadpenfio. naris de Witt voerde het woord , en toonde, hoe onvoeglijk men 't bedrijf des Raads van Staate zogt te re^tvaardigen met de bekende geweldenarijen des jaars MDCL, en weder kragt fcheen te willen geeven aan een toen afgedwongen Befluit , 't welk, in 't volgende jaar, voor van geener waarde verklaard zijnde, nu als geen Wet kon aangevoerd worden. Voorts begeerde men ernstlijk, dat hetGefchrift des Raads , waar in de haatlijke Refolutie aangehaald was, aan denzelven mogt te rug gegeeven worden, om, naar gelegenheid van zaaken , veranderd , en, vooral, van de onverdraaglijke aanhaaling der meergemelde Refolutie , en der voorgaande Refolutien, daar op flaande, gezuiverd te worden. De Algemeene Maaten willigden den eisch der Staaten van Hol* land in. De vervaardigde Brieven gingen niet af, de bijzondere afdanking hadt voortgang, entegereeder, dewijl de Staaten van Holland aan weezen, dat zij hier door kwamen op het waare aandeel, 't welk zij in de gemeens lasten draagen moesten. De vermindering des Krijgsvolks itelde, eerlang, 's Lands Schatkist in ftaat , om bijna twee milhoenen oude fchulden aftedoen (*). Men verwonden zich zeer , dat de Staaten van Holland in deezervoege de middelen ter verdeediging ver- (*) Aitzema , VI. D. bl. 575 — 666. Refol. Jioll. 1668. bl. 72. Wicque*. bij Brandt, Leven van de Rui* r«r, bl. 613. \  der NEDERLANDEN. 143 verminderden op een tijd, waar in zij' niet konden twijfelen, of zij hadden een magtigen Vijand in de nabuurfchap, en geene zekerheid genoeg van Engeland, om 'er zich op te verhaten. De Raadpenfionaris de Witt, op zijne denkbeelden van Staatkunde afgaande, zag hier geen gevaar. Het belang van Engeland vorderde baarblijklijk , dat het zich , in deeze omtlandigheden, matte Ferèénigde Gewesten nauw verbonden hieldt... De Witt kon zich niet verbeelden, dat het mogelijk ware , eene zo natuurlijke Staatkunde uit het oog te verliezen. De verkrijging der Spaanfche Nederlanden maakte Frankrijk magtig genoeg , om de heeifchappij ter Zee aan Groot - Brittanje te betwisten , en de beide Noordfche Mogenheden in afhanglijkheid te houden door overmagt in de Oostzee. De Witt , al te zeer gehegt aan deeze befpiegelingen, bedagt niet, dat de driften, inzonderheid die derVorften, dikwijls meer invloeds op de zaaken hebben , dan de grootfte en baarblijklijkfte belangen van den Staat. Hijhadtmoeten bedenken, dat de Koningen bezwaarlijk vergeeven, en dat een Vorst, zo zeer aan zijnevermaaken verfiaafd, als Carel de II , gemaklijk te winnen ware door een Vorst, zo flaatkundig, als Lodewijk de XIV. Terwijl de Staaten van Holland in deaeervoege het Gemeenebest verzwakten , door het getal der verdeedigeien te verminderen, verzuimde de Koning van Frankrijk nie s, wat ftrekken kon, om de redmiddelen van 't zelve wegteneemen. Zo ras hij de moge. Staats- REGEERING.  Ï44 GESCHIEDENIS StaaTs- regeerin«s. Lodewijk de XIV. tragt de Staaten van het Drievoudig Verbond aftëtrekken. I669. mogelijkheid zag, om de Mogenheden, waar op hetzelve 't grootfte vertrouwen ttelde , daar tegen aantehitzen 3 zogt hij 't Gemeenebest zelve aftetrekken van het Drievoudig Verbond. Dit ftuk was van des te meer gewigts , naardemaal de Staaten befloten hadden, alles aantewenden, om hetzelve te verfterken, en Lodewijk de XIV. des ten vollen verzekerd was. D'Es 1 rades hadt de Lionne gefchreeven, dat de Staaten, meer'Mogenheden beweegende, om in het Drievoudig Verhond te treeden , gelijk zij van zins fcheenen, den band zoiteikmaakeii zouden, dat men dien niet weêr non breeken. • Nauwlijks was de Vrede te Aken gefloten, of d'Estrades ftelde , ter gelegenheid der gefchillen wegens het groeten met de Vlaggen , eene fchikking voor, {trekkende om de trotfche eifchen der Engelfehen ten dien opzigte te vernederen. De Witt ftemde toe, dat deeze eifchen onverdraaglijk waren, ën fcheen genegen, om zich met Frankrijk te ver* éénigen tot het dempen van dien trots (*). Simom Arnaud de Pompone kwam , in Lentemaand des jaars MDCLXIX, als Franfche Afgezant in den Haage. De Witt hieldt bijzondere onderhandelingen met hem over een nieuw Verbond, tusfchen Frankrijk en de Staaten. De nieuwe Franfche Staatsdienaar beloofde , dat de voorwaarden van 't zelve (*) Secr. Refol. Holt. 1669. III D.bl. 13. 34» -,=p'Estrades , Vl.p. 414.440.444. De Watt , Brieven,!. D. W. 47M73.  oer N E D E R L A N D E N. MS Zelve geheim zouden bljjven : en toonde , hoe zeer de verbmtenisfen der Staaten met andere Mogenheden een jongen, dapperen en magtigen Koning moeiten mishaagen. De Raadpenfionaris was verpligt te luiiteren na voorflagen, en zelfs, van zijnen kant, plans optegeeven , om de oogmerken en verbintenisfen van Frankrijk te ontdekken. Dan , wat hij ook gedaan hebbe , het blijkt uit zijne Schriften, hoe hij oordeelde, dat het Gemeenebest tot eene Vredebreuk moest komen, in gevalle Lodewijk de XIV. zich niet hieldt aan de punten van den laat- ften Vrede. Frankrijk bekreunde zich des Verbonds met de Staaten weinig : de voorflag van een nieuw fflet hen aantegaan, diende alleen om de Bondgenooten der Staaten overtehaalen , om hen te verlaaten , dewijl zij zich eerst aan het Drievoudig Verbond onttrokken. De Witt was te fchrander a om zich in dien valftrik te laaten vangen : hij verklaarde , dat men , wel verre van htt Drievoudig VerbondXt verzwakken, 't zelve zou zoeken te verfterken. Hoe hij over deeze zaak oordeelde, kunnen zijne eigene woorden ons best leeren. „ Het voornaam uitwerkzel van het Drievoudig Verbond „ zal, mijns oordeelf, weezen , dat, bij zo verre, „ 't geen God verhoede , Frankrijk wederom eeni3, ge nieuwe daadlijkheid, met verbreeking des Vre,, des , aan Spanje zou willen aandoen , de drie „ Staaten gezamenlijk zich terftond daar tegen met 3t al hunne magt en vermogen zullen aankanten, eri 3, zo niet alleen de Kroon van Spanje bij hun rëgt en VU. Deel, K „ be- StaatsRègee- KIfvQi  14* GESCHIEDENIS Staat»- Regee- king. LoDE- WIJK DE XIV. zoekt Engelandlegen het GemeenebestOpiellooken. i » 1 ,, bezitting, maar ook zïchzelven voor een ontzag„ lijken Nabuur zullen bewaaren (*)." De Franfchen hoopten althans door deeze bijzondere handelingen der Engelfehen agterdogt optewekken. Dan de Ridder Temple , meer als een eerlijk Man dan een Staatsdienaar handelende, zogt die vermoedens te verdrijven , en een werk, waar aan hij zo veel deels hadt, te onderfchraagen. „ Geloof „ niet," fchreef hij aan Lord Arlington, „ dat ,, de Staaten flinkfche maatregelen aanwenden. Zij „ zijn ftandvastig , maar hellen niet tot het fchelm„ fche over. Zij vinden zich in geene engtens ge„ bragt, welke hen noodzaaken tot het aanwenden „ van itreeken. Tot dat Frankrijk zich meefter „ gemaakt hebbe van de Spaanfche Nederlanden t „ zullen zij altoos handelen als rijke Kooplieden, i, welken men geloof mag geeven, en dit kunnen , zij niet bewaaren, dan door goede trouwe/' Oie eerlijke Man was niet ingewijd In de verborgenïeden van het Engelfche Hof, en hij werd ; buiten wijfel, hier gehouden , dewijl zijne openhartigheid :eer gefchikt was, om de Staaten te beter te bedriegen. 3e heimlijke neiging;des Konings van Engeland liep ■echtftreeks aan tegen de belangen der Ferèénigde aewesten. Carel de II, een bedrijfioos en wellusig Vorst, hadt den teugel der regeeringe in handen jegeeven van vijf Heeren , die een Raad uitmaak- ten, (•) d'E.tr&djb, VI. p.444. Qft Witt, Briem, II. y W. 575.  «er NEDERLANDEN. 147 ten, door het Volk met den fchendnaam van Cahal beftempeld , dewijl de voorde letters hunner naamen, Clutford, Arlincton, Buckingham, Aschley en Lauerdale , het Engelfche woord Cahal opleverden. Deeze trouwlooze Staatsdienaars hadden ontdekt, dat Carel de IL zeer overhelde, om zich met Frankrijk te verbinden , ert verfterkten deeze neiging. Zij ltookten zijne driften tot vermaak en Verkwisting aan, boezemden hem het uitbreiden van zijn gezag in, en om , door de Vrijheden des Volk» te vernietigen , da Koningtijke Waardigheid fchootvrij te ftellen tegen Rijks-opfchuddingen. Weinig tijds naa het (luiten van het Drievoudig Ferbondhzdt één zijner voornaamfte Gunstelingen, Clifford, reeds gezegd, dat men , onaangezien de algemeene vreugde daar over, welhaast een tweeden Oor log met de Ferèénigde Gewesten zou hebben (*). Lodewijk. de XIV. hadt, ten dien tijde , den Markgraaf de Ruvigny tot Afgezant aan 't Hof van Londen; een Man, zeer gefchiki om de geestneigingen der Hoven te ontdekken. De Koning van Frank* rijk , onderrigt van den toedragt der zaaken , oordeelde het dienstig, den Heer Colbert de Croissy derwaards te zenden, belast met geheel andere zaaken dan die des Koophandels, gelijk hij voorgaf. Welhaast wist deeze afgerigte Onderhandelaar de Engelfche Staatsdienaars geheel overtehaalen, door hen, gelijk hij zich naderhand beroemde , den gan* fchen (*) Rakn, IX. p. 277. 373. K % StaatsRegee- ring.  GESCHIEDENIS StaatsRegeE' RUNS. fchen rijkdom van 's Konings mildheid te doen gevoelen (*). Zij voeren voort met 's Vorften neiging te ftreelen, hem onder 't oog brengende, dat de dvvaalingen en ongelukken zijns Vaders alleen ontftaau waren uit het verwaarloozen van nauwe Verbintenisfen aantegaan met vreemde Hoven, die hem , bij 't eerfie uitbreeken des opftands, zouden onderfteund hebben; dat het eene verkeerde Staatkunde was, geene , dan zwakke, Staaten tot Bondgenooten te hebben ; dat 'er, in de geheele Christen - wereld, geen Vorst ware, met den Koning van Frankrijk te vergelijken ; geen Vorst bekwaamer, om, door de magt zijns Rijks en de edelheid zijner gevoelens , de zaak der Koningen te handhaaven tegen Onderdaanen, die , ten eenigen tijde, het juk der Vorstlijke Heerfchappije zouden willen afwerpen. Om eene zo gunstige omwenteling voor 't Koninglijk Huis te bewerken, moest het Nederlandsch Gemeenebest vernietigd worden; dit hadt, door zijnen invloed , voorbeeld en geluk , zeer veel toegebragt, om Gemeenebestgezinde "gevoelens en denkbeelden van Vrijheid onder de Engelfehen te verwekken. Hier door zou hij zijne Onderdaanen ontzetten van eene gevaarlijke gemeenfchap en Onderhandeling met Proteflantfche en Vrijheidminnende Nabuuren. Door de ontwerpen der Franfchen tegen de Nederlanden te begunstigen zou hij hen verpligten , om de zijne in (P P. A. Samson Hiji. de Cuill. ƒ//. Tom. I. p. 460. 462. Rapin , IX. p. 2 So.  der. NEDERLANDEN. 149 in zijn eigen Rijk te onderlreunen. Vaderlandlievende voorwendzels hadden zij in gereedheid, om dit plan aanneemelijk te maaken. Men moest , zeiden zij, voorkomen, dat een gedrogtlijk mengzel van Gemeenebest- en Koninglijke-Regeering, ofeen indrang der Onderdaanen op de Regten van den Vorst, eene regeeringloosheid voortbragt, die Engeland weder zou ftorten in dien fchriklijken baijert, Waar uit het nauw gered was (*). Men kan niet lochenen , dat de zaaken , uit dat oogpunt befchouwd, niet alleen wonder wel ftrookten met het charafter van een Vorst, zeer op geld gezet, dingende na 't vermeerderen van zijn gezag, en een Catholijk in zijn hart, maar ook met de grondregelen en itaatkunde van een Huis, 'twelk de noodzaaklijkheid ontdekte, om het Koninglijk gezag op onwankelbaare grondflagen te vestigen. D^ Franfche Zendelingen lieten het niet alleen berusten bij dus Merk op 's Konings belang te werken, maar zogten ook desgelijks den haat der Engelfche Regeeringe tegen de S:aaten optewekken , deezen vertoogende, dat de Staaten Lodewijk den XIV. reeds aangezogt hadden tot een Verbond tegen Engeland: buiten twijfel doelende op een flauw ontworpen plan tusfchen d'Estrades en de Witt , om de Engel* fchen te noodzaaken , dat zij van hunne eifchen, wegens den voorrang hunner Vlagge, zouden afzien. (*) d'Orleans Htft, des Revol. d'Angi. Liv. XI. K3 StaatsReges- ring. Gefchil met de Engelfehen , over Surinameen de OesrIndien.  Staats? Regke- rj«g, (•) '/ Leeven van de fVïtt, II. D. bl.34S-B'FlTJiADU, VI. p. 434« 445. 150 GESCHIEDENIS zien (*). Men hadt opgemerkt, dat, zints dien tijd, het Engelfche Hof allerwegen voorwendzeis zogt, om met de Ferèénigde Gewesten overhoop te raaken. De voornaamste betroffen de bezittingen in de beide Indien. De Zeeuwen hadden , in Lentemaand des jaars MDCLXVII , den Engelfehen de Volkplanting aan de Rivier van Suriname ontweldigd ; en, fchoon de Engelfehen 9 in Wijnmaand diens zelfden jaars, de Zeeuwen weder verjaagden, waren zij verpligt Suriname te ruimen , in gevolge Van het Vredes - verdrag te Breda, 't welk inhieldt, dat elk in 't bezit zou blijven van 't geen hij, op den twintigften van Bloeimaand des jaars MDCLXVII, bezeten hadt: doch Wili-ougby , in ftede van zich na het gegeeven bevel der ontruiminge te gedraagen 3 ging te werk als met een overwonnen Land. Hier over reezen klagten, en hij kreeg nieuwen last, om Suriname te verlaaten : doch , vertrekkende, wilde hij alle de Engelfehen , die 'er zich gevestigd hadden , medeneemen; en men hadt veel moeite , om te bewerken , dat zij, die blijven wilden , vrijwillig bleeven. Doch, wanneer de Zeeuwfche Gouverneur in deeze Volkplanting ingehuldigd was, klaagden de Engelfehen op hunne beurt, dat hij de rijklle Inwoonders daar hieldt , en het vertrekken alleen aan de annlten vergunde. De Zeeuwen bezaten deeze Volk-  der. NEDERLANDEN. 151 Volkplanting tot het jaar MDCLXXXII, wanneer zij dezelve aan de West-Indifche Maatfchappij , voor tweehonderd en zestigduizend Guldens , overdeeden. De West - Indifche Maatfchappij , ziende de zwaare kosten, noodig, eer deeze Volkplanting eenig merklijk voordeel kon opleveren , befloot, in 't volgende jaar , twee derde deelen daar van afteftaan , een aan de Stad Amflerdam, die lang het oog op deeze Volkplanting gefiagen, en de overneeining van dezelve bewerkt hadt ; en een aan den Heer Cornelis van Aersen , Heer van Sammels*. dijk (?). De gefchillen tusfchen de beide Volken , ten opzigte van de West - Lidi'ên, waren veelvuldig; dan , 't geen thans de meefte moeite baarde, was een Ver» dragspunt, in het Vredes - verbond, door Cornelis Speelman , met den Koning van Macasfer , in Slachtmaand des jaars MCCLXVII , gefloten. Speelman , een groot gedeelte diens Eilands vermeefterd: hebbende , fchreef den Overwonnenen de wet voor, en bedong, „ dat de Engelfehen, diejge„ houden moeften worden voor de aanftookers van „ 't (*) Du Mont, VH. P. I. p. X63. Tegenv. Staat, bl. 514. Wagenaar , Amjl. VI. St. bl. 53. De Erfgenaaaen des Heeren van Sommelsdijk hebben dit derde gedeelte bezeten tot den jaare MDCCLXX , wanneer Amfteri*m het gekogc, en dus twee derde deelen dier Voüfpiaatirtg in eigeadom bekomen beeft,- K 4 StaatsRegee- ring»  152 GESCHIEDENIS Staats- R.SG2EWG. $Hgt- land be« gir.c zich onverfchilligte toonen ten op2igte van het Drievoudigherbond. {, 't verbreeken der voorige Verdragen , binnen zekeren tijd , met al hunnen aanhang, uit Macasfer ,, zouden moeten vertrekken, zonder'er immer,'t zij }, om te handelen, of om andere redenen , weder te „ worden toegelaaten." De Engelfehen , zeer beledigd over een Verdragspunt, zo hoonend als nadeelig, poogden hetzelve vernietigd te krijgen. Temple handelde 'er over met de Witt en van Beuningen, die uit éénen mond beweerden, dat het regt, door de Maatfchappij verkreegen , om alleen op Macasfer te handelen , de vrugt was van eenen kostbaaren en langduurigen Oorlog, en zo ligt niet moest verwaarloosd worden. Temple wist, eindelijk, te bewerken, dat men den Engelfehen het handelen op dit Eiland veroorlofde (*). Te midden van het afdoen deezer gefchillen verzuimde men niet optefpeuren , hoe de Engelfehen ten opzigte van het Drievoudig Verbond dagten. De Ridder Temple liet 'er zich zo veel niet aan gelegen liggen , als voorheen. De Witt ontdekte dit de allereerde, en begaf zich na den Engelfehen Afgezant , hem te verdaan geevende, dat hij hem niet als Staatsdienaar , maar als Vriend , bezogt; met betuiging, dat hij uit Püffendorff verdaan hadt, hoe Frankrijk Zweeden van het Vetbondt hadt zoeken aftetrekken ; als mede, dat het niet lang zou verwijlen, of Engeland zou 'er van afzien, daar het reeds C) H11, Merc. 1670. bl. 75. Sa. 85.  der NEDERLANDEN. 153 reeds maatregels omhelsd hadt, ftrijdig met de punten, in hut Drievoudig Verbond vastgefteld (*). De bekommernisfen van de Witt waren niet dan maar al te gegrond. Lodewijk de XIV. arbeidde niet te vergeefsch aan 't Hof van Engeland : hij liet het niet alleen berusten bij den Koning gtoote geldfommen te belooven (f) , maar bediende zich ook van een veel zeldzaamer middel , doch te zekerder, dewijl het geen agterdenken verwekte. Henriette Maria, Hertoginne van Orleans , Zuster van Koning Carel den II , was het geheim vertrouwd, en de magt gegeeven, om een Verdrag te beraamen. De Koning van Engeland droeg deeze zijne Zuster altoos eene tedere genegenheid toe. Zij voegde bij de bevalligheden der fchoonheid de bekoorlijkheden van vernuft. Om deeze onderhandeling beter te bedekken , ging Lodewijk de XIV. de Werken te Duinkerken bezigtigen , en vertrok derwaards met een pragtigen Hofftoet. Da Hertogin van Orleans ontleende uit de nabijheid een voorwendzel, om na Douvres overtefteeken , en haaren Broeder te bezoeken. Koning Carel de II. hieldt, ter haarer eere, tien dagen lang , volvrolijke Feesten. De listige Hertogin nam deeze oogenblikken van verwilderende vreugde waar, om haaren Broeder tot de oude grondregelen der Engelfche Staatkunde overtehaalen. In dee« (•) Aitzema, VI. D, p.450. 487» (t) Raïin, IX. p. 890. Bolingbrokes Letters , I. p. *«4. StaatsRegee* ring. De Hertogin van Orleans haa4t Carel den II. geheel inde be. langen van Frankrijk over.  15* GESCHIEDENIS StaatsUegee- e1ng, deezervoege werd , re midden der vrolijkheid en feesthouding'j, de val befloten van een gelukkig en magtig Gemeenebest, Carel de II. liet zich overhaaien, dat hij, om een onafbanglijk en eigendunklijk gezag in zijn eigen Rijk te verkrijgen , een aanvang moest maaken met de verdelging van 't Gemeenebest der ferèénigde Nederlanden. Naardemaal de tijds• omnandiglieden nog niet gunstig waren, om het volvoeren van dit ontwerp aantevangen, kon men zich niet geheel veriaaten op een Vorst, zo veranderlijk als Carel de 11. Lodewijk de XIV,het character van dien Koning en de onbeftendigheid van deszclfs begrippen kennende, bedagt, hem voor altoos aan Frankrijk te verbinden door den band van wellust, de eenige , dien de Engelfche Vorst niet kon breeken. De Hertogin van Orleans hadt in haar gevolg eene adeüjke Dame van uitfïeekende fchoonheid , vluggen geest, en verleidelijk en aart : deeze maakte op den wellustigen Koning den grootllen induik. Hij agtte zich de gelukkigfte der ficrvelingen , indien hij zulk eene Schoonheid iu Engeland mogt houden. Zij verkreeg welhaast den tytcl van Hertoginnc van Porismouth, en al 't vertrouwen van den verliefden Vorst. Carel de II, geheel ingenomen door deeze MinnaareMe , kon of wilde de ftrikken, hem gefpannen, niet zien. Hij behjeldt, ziju geheel Leven lang, eene geweldige drift tot deeze Schoone, die, van haaren kant, de flaatkundige rol, haar opge'eird, meefterlijk fpeclde (*j. De (_*) 'De Croist Sfem.Uh p. 60. ïi.155. üe'.lsnêfehe mfire.  der. NEDERLANDEN. i|g De fehielijke en fchriklijke dood der Hertoginne van Orleans, na haare terugkomst te Parijs, welke een iterk vermoeden baarde, dat zij door haaren eigen Man vergeeven was , bragt geene verandering bij Carel den II. te wege. De Hertog van Buckingïum werd na Frankrijk afgevaardigd, om de laatfie hand te leggen aan 't Verbond , ten verderve van Nederland- Men kwam overéén, dat de Koning van Frankrijk de Ferèénigde Nederlanden met een magtig Leger ten lande zou aantasten, bij 't welk de Koning van Engeland zesduizend man zou voegen: deeze zou , daarenboven, die zelfde Gewesten ter zee beftooken met eene Vloot van ten minden vijftig groote Oorlogfchepen , met dertig van den Koning van Frankrijk verfterkt. Deeze Vorst beloofde, zo lang de Oorlog duurde , «ijnen Bondgenoot een onderband van driehonderd en vijftigduizend Ponden Sterling 's jaarlijks. Naardemaal deeze Vorften niet twijfelden aan het gelukkig flaagen van dit ontwerp, verdeelden zij, bij voorraad, den prooi. Engeland zou Zeeland, en Frankrijk alle de overige Gewesten hebben, uitgenomen Holland , 't welk men den Prins van Oranje zou afftaan , zo hij zich in dit Verbond wilde begeeven. Zeer zonderling is het, dat, in 't Hot deczes Verdrags , de Koning van Frankrijk het onderhouden van dei Akenfchen Vrede, en de Koning van Engeland het gedand doen aan Merc. 1670. bi. 3a. 49.71. Feüq' Ie.iej Mem.Hijltr, ö" Milit. I. p. 49. StaatsRegee- R1NG. Verbond der Koningenvan Frankrijk en Engeland, ten verderve der Verèèr.igdeNederlanden.  156 GESCHIEDENIS StaatsRegee- RIKG. Andere Mogenhedenaangezogc, om deel te neemen in 't Verbond tegen de Nederlandi n. i 1 I ] aan 't Drievoudig Verbond belooft (*). Men zou bijkans zeggen, dat de regtvaardigheidbijde Vorften niets meer is dan een band, dien zij, naar welgevallen, kunnen breeken, of een bedrieglijk voorwendzei, om de goede trouw der Volken te misleiden. Maar, eer die beide Vorften een Land , waar op zij geen regt altoos hadden , onder zich , bij voorraad, verdeelden, hadden zij getragt, zich van andere Mogenheden te verzekeren. Zweeden hadt toen een minderjaarig Koning , en werd geregeerd door behoeftige en baatzoekende Staatsdienaaren , in 't algemeen misnoegd over de agterlijkheid van de betaaling der fommen, in 't Drievoudig Verbond toegezegd. Het viel niet moeilijk, dit Rijk te doen wankelen (f). De beide Vorften poogden den Keurvorst van Brandenburg te beweegen. Carel de [I. vaardigde, met den aanvang des jaars MDCLXIX, Gabriel Silvius af na Berlijn: deeze brandde van wraak tegen de Staaten, die hem hadden doen deeen in de ongenade der Dienaaren van den Prins van franje. Silvius vertoonde zich eerst als ge* jonden, om den Keurvorst tot het Drievoudig Ver'wnd overtehaalen; dan hij betoonde in zijne gefprek:en zo weinig gezindheid voor Spanje en de Verééxigde Gewesten , dat men, eerlang , begreep, hoe tij veel meer gekomen was, om te ondertasten , of men (*) Traité de la Paix, I. p. «84. 385. Ct) De Witt, Brieven, II. D. bl. 547.575.  oeii NEDERLANDEN. 157 men eer de zijde van Frankrijk dan die der Bondgenooten zou kiezen (*). De Koning van Frankrijk wendde den invloed van een rijk en magtig Vorst aan bijdeRijksvorften,' en haalde in zijne belangen over den Aardsbisfchop van Keulen, den Hertog vvaBrunswijk-Lunenburg, den Bisfchop van Osnabrug, en den rustloozen Bisfchop van Munfler, altoos gereed, om zich tegen de Staaten , zijne geflaagene Vijanden, te verklalren. Doch de ijverigtte Vooritander, dien Lodewijk de XIV. toen in Duitschland hadt, was WitXem van Furstemberg , Broeder des Bisfchops vari Straatsburg , een vuurig Man, en vondrijkin ont- * werpen. Naardemaal men de deelneeming des Hof* van Berlijn in de maatregelen, tegen het Gemeenebest der Nederlanden genómen, niet zonder reden ( aanzag als eene zaak van 't uiterfte gewigt, kreeg de Prins van Furstemberg last, om eene laatfte pooging op den Keurvorst van Brandenburg te doen. Omtrent het einde des jaars MDCLXIX. vertoonde hij zich aan diens Hof, met den tytel van Afgevaardigden des Bisfchops van Keulen. De listige Onderhandelaar Itelde eerst voor, of het niet raadzaam zou zijn eene Verbintenis aantegaan, om te beletten, dat Frankrijk de ferèénigde Gewesten niet vermeesterde. Frankrijk en de Staaten, fprak hij, maaken, van alle kanten, met den uiterften fpoed , toebereidi zeis (•) Da Witt, Brieven, IV. D. bl. 518. StaatsRegeering. Poogin. gen bij den Keurvorst van Brandenburg.  158 GESCHIEDENIS Staats- Rëgee- zeis ten Oorloge ; en zullen, te midden van zo groote beweegenisfen, dellijksvoriten Ónverfchïlligeaai> fchouwers blijven ? Zal eene koele onzijdigheid hen niet noodzaaken tot kosten , die drukken , zonder eenig voordeel aantebrengen ? Is 'het hun dringend belang niet, te onderzoeken, welk eene Partij zij in zulk een hachlijk tijdsgewrichte moeten kiezen? Het lijdt geen twijfel, of de Koning Engelandhoudt de zijde, vocrdeeligst aan het evenwigt en 't belang van Europa. Staatkunde vordert , derhalven , de Partij te kiezen , welke hij zal omhelzen. Verklaart deeze Vorst zich voor de Staaten, men zal van de Hollander en de Plaat-zén, het Rijk ontweldigd, kunnen wederkrijgen, en de Franjehen tot den Vrede dwingen. Indien het ondertuslchen gebeurde , dat de Engelfehen tot Frankrijk overfloegen, zou het zeer gevaarlijk zijn , de fterkfte zijde niet te kiezen ; want het zou, in zulk een geval, den Staaten,zelfs met behulp des Rijks, onmogelijk weezen, de beide Vorden het hoofd te bieden: te meer, dewijl Zweeden zich zeker bij Engeland zal voegen. Ook is 'er middel, om te beletten, dat de Franfche magt voor het Rijk geen te ontzaglijke Nabuur vv rde. Men zal met dien Koning de Landen, door de Bondgenooten bemagtigd, verdeelen , en wel in diervosge, dat de Aardsbisfchop van Keulen Utrecht , de Bisfchop van MunfterOverijsfel, de Keurvorst van Brandenburg Gelderland en Zutphen , het Huis van Srunswijk - Lunenburg Friesland , de Hertog van Nieuwburg Groningen, en de Prins van Oranje , in ge-  der NE DERLANDliN. 159 gevolge der begeerte des Konings van Gtoot-JSritianje, Htlland en Zeeland krijge. Furstemberg liet het niet berusten bij dit harsfenfchimmig plan ; hij itelde 'er nog ten voor , om de éénigheid te bewaaren der dus verdeelde Landfchappen onder een Algemeenen Landvoogd , die de plaats der Algemeene Staaten zou beklceden. Het viel gemaklijk optemaaken uit de voordragtdier zeldzaame ontwerpen, waar de Aardsbisfchop van Keulen heen wilde, en dat het oogmerk des Zendelings was, het Hof van Berlijn te polfen. Om Furstemberg , op zijne beurt, te misleiden , en overtehaalen , om nog breedvoeriger de oogmerlten zijns Meefiets te ontvouwen , fcheen men een aandagtig oor te leenen aan alle zijne voorllagen. De Gemagtigden des Keurvorsts , eindelijk , alles wel doorzien hebbende , antwooidden , dat hun Meefter reden van misnoegen tegen de Staaten te over hadt, bovenal uit hoofde van de willekeurigheid , waar mede zij Bezetting hielden in zijne Kleeffche Steden , en dat de vernedering van dat trotfche Gemeenebest te wenfchen ware ; doch hij kon hun den Oorlog niet aandoen ; door twee Verdragen verbonden zijnde hen te helpen , indien zij werden aangevallen. Zij verklaarden niet, dat het weezenlijk belang des Keurvorsts zulks vorderde; maar deeden opmerken, dat, indien het Gemeenebest der Ferèénigde Nederlanden gevaar liep van te ondergebragt te zullen worden, verfcheide Staaten in Europa te veel belangs ftelden in 't ftaande houden van dit Gemeenebest, om hetzelve Staat» Reger rihc.  i6o GESCHIEDENIS StaatsRegeering» zelve niet te hulp te komen; 'twelk een' langen, bloedigen en algemeenen Oorlog naa zich zou fleepen. —« De Keurvorst beloofde , zijne goede diensten te zullen aanwenden, om de Staaten te beweegen , dat zij aan Frankrijk alle voldoening gaven, welke de Ko. ning met recht kon eifchen. Naa verfcheide andere gefprekken, waar in de een den anderen zogt uittehooren , of te misleiden, bragt Furstemblrg twee Ontwerpen te voorfchijn van Verbonden , die gemaakt zouden kunnen worden tusfchen de Keurvorften van Keulen en Brandenburg ter eener , en den Koning van Frankrijk ter andere zijde. Hij flreelde den Keurvorst van Brandenburg metdehoope van het volkomen en vreedzaam bezitzijuerPlaatZen , door de Siaaten met Bezetting ingehouden; maar, zegt een aframmeling diens Keurvorsts, Frederik WiLLfcM , hij wilde liever de gevoelens vau vriendfchap en erkentenisfe opvolgen, dan door het lokaas van belang en de bekooring der flaatzugt zich laaten wegfleepen (*). Dan hij fchijnt, in tegendeel, gemerkt de weinige reden,welke hij hadt. om zich door de banden van vriendfchap en erkentenisfe aan de Staaten verbonden te rekenen , in deezen niets anders dan zijn waar belang, 't geen altoos de daaden van een verftandig Vorst moet regelen, in agt genomen te hebben. Laurens George C r a c k o u ging, van zijnen wege, na Frankrijk, om den Koning dien Oorlog te ontraaden ; maar hij ont- Mem, de Brandenburg*  der. NEDERLANDEN, ióï ontving niets dan algemeene gezegden ten antwooid. Alles' , wat hij te Parijs met zekerheid ontdekte, was, dat men den Oorlog zo fpoeJig niet te wagten hadt, als dezelve, vólgens de opgave van Furstembp.rg, flondt uittebreeken. De Keurvorst Fredbrik Willem , één der grootfte Vorften zijner Eeuwe in verftand en moed, zétte de onderhandeling aan het Franfche Hof voort, om zekerheid te hebben van deszelfs oogmerken. Te vergeefsch tragtte men hem overtehaalen, met de onmogelijkheid aantetoonen van wederftand te bieden aan de magt van Frankrijk, door een aantal Bondgenoöten onderfteund : bovenal liet men hem het herkrijgen der Plaatzen , door de Staaten ih bezetting gehouden , in de oogen fchitteren. Om zijne weigering te aanneemelijker te maaken j fprak hij fteeds van de banden der verbintenisfe en vriendfchap , die hem aan de Staaten verknogt hielden.: fchoon hij misnoegd op hen was , oordeelde hij, zijne gevoeligheid aan verftandige Staatkunde te moeten opofferen. Hij waarfchüwde de Staaten van het onweer , dat over hunne hoofden ftondt lostebarsten : hen aanmaanende , om met het gebelgd Frankrijk te verdraagèn , dewijl zij rondsom zich. geene andere Nabuuren, of zelfs Bondgenooten hadden, dan die onverfchillig of kwalijkgezind waren. Spanje was magteloos, Zweeden niet te vertrouwen, Engeland, en het meêrendeel der Keurvorften, Franschgezind. Hij verzekerde hun , dat zij konden ftaat maaken op zijne trouwe in 't vervullen der aan- VIL Deel. L g& Staat». Recesring.. Raad, door den Keurvorst van Bran denburg aan de Staaten,  162 GESCHIEDENIS StaatsRegee- rijng. DjStaaten kennen het oogmerk van Frankrijk. gegaane Verbintenisfen ; doch liet niet agterwege» hen teffens te herinneren , dat de hulp van één Bondgenoot zeer weinig betekende tegen eene menigte van magtige Vijanden. In 't einde verzogt hij hun, dat zij hunne Bezettingen ten miniten uit ééne of twee Kleeffche Steden trekken wilden. Deeze laatlte eisch , hoe redelijk dezelve mogt voorkomen , maakte , buiten twijfel, den raad des Keurvorsts verdagt bij de Staaten. Men wist , dat hij, zints eenigen tijd, met Frankrijk in onderhandeling was : en men vreesde, dat hij zich hadt laaoverhaalen, om in 't volle bezit zijner Erflanden te komen. Zijne verbintenisfen aan het Huis van Otanjt, 't belang , door hem in 't zelve gefield, zijne verfchillen met de Staaten , en, eindelijk, zijne weigering , om tot het Drievoudig Verbond toetetreeden , maakten hem verdagt bij de toenmaalige Beftuurders van 't Gemeenebest. De Staaten , den Keurvorst bedankt hebbende voor de gedaane waarfchuwingen, verklaarden, geen reden te weeten,dat zij iets van Frankrijk te vreezen hadden , en dat de Krijgstoerustingen diens Konings zeker iet anders bedoelden (*). Schoon de Staaten zich bedroogen , met, in dit geval, dien Keurvorst te wantrouwen , hadden zij genoegzaame kunde van den weezenlijken ftaat der dingen, 'tls waar, dat de Witt, met d'Estrades, (*) Puffendorf de rebus ge/lis Frid. rVilb. Lib, Xf. p.581 — 59°'  der. NEDERLANDEN. 163 des , of Pompone , handelende, fcheen het grootfte vertrouwen op Frankrijk te ftellen ; doch zijne Brieven , aan zijne Vrienden buiten 's Lands gefchreeven, wijzen uit, dat dit alleen ftaatkunde was. Reeds , eenige jaaren geleden , hieldt hij heimlijk verftand , zo in Frankrijk als in Engeland. Zijn doordringend vernuft kon niet nalaaten wat kwaads tefpellen uit de zigtbaare koelheid van Temple,ten opzigte van het Drievoudig Verbond (*). De Staaten bezeften de grootheid van't gevaar, aan 't welk zij zich blootgefteld vonden. Op den voorflag van de Witt oordeelden zij, Bezendingen te moeten doen aan de verfcheidene Hoven, zo om de oogmerken van Frankrijk beter te doorgronden, als om dezelven tegentegaan. Dewijl een gedeelte des Staats ■ orkaans zamentrok in het Duitfche Rijk, was Gerard Hamel Brüinincks reeds na 't Hof van Weenen gezonden (t). Pieter de Groöt, kortelings uit zijn Gezantfchap in Zweeden opontboden , was , geduurende zijn afzijn , benoemd tot Penfionaris van Rotterdam ; een Ampt , waar uit men , gelijk dé Witt fchrijft, zijn Vader, Huia de Groot , voorheen onfatzoeniijk fchopte : noode bewilligde die Stad in het vertrek deezes Mans, die tot Gezant na Frankrijk benoemd werd(§). Coenraad van Beuningen, Oud -Burgemeester van Am* fier- (*) De Witt , Brieven, II. D. bl.207.216.25,9. (f) Refol. Holl. 1669. bl.37. (§) De Witt, Brieven, II. D. bl. 647. L 2 StaatsRegee- r1ng. Verfchei» de Gezantenafgevaardigd.  i6* GESCHIEDENIS StaatsRegeering. De Koning van Frankrijk begroetdoor de Siaaten. Dé Groot ontdekt, in Frankrijk , de vijandlijke oogmerken. fier dam, toog, in die Waardigheid, na Engeland, en Hieronimus van Beverningk na Spanje (*). Naardemaal de toorn van den Franfchen Vorst, onder alles, wat den Staat dreigde, het meest te dugten Ware, zogr men dien te doen bedaaren, met 's Koniugs hoogmoed te ftreelen door de zigtbaarfte eerbetooningen. Lodewijk de XIV. bezogt de Steden der Spaanfche Nederlanden, bij den Vrede van Aken hem afgeftaan. Hier kwam de Heer van Wassenaar, als buitengewoon Gezant der Staaten, hem begroeten, en, uit naam zijner Meesteren, met deeze aanwinst geluk wenfchen, hem vet zekerende van de hooge agting, welke men hadt voor zijne vriendfchap, die men, op allerlei wijzen, zou tragten te bewaaren. Wassenaar keerde, overlaaden met beleefdheden, te rugge (f). Dan de Groot was nauwlijks te Parijs gekomen, of hij ontdekte ten klaarften , hoe ongezind het Franfche Hof den Staat ware. De Staatsdienaar de Lionne verborg voor hem niet, hoe zeer het misnoegen gaande geworden was, dewijl de Staat maatregels volgde , ftrijdig met de billijkheid en de agting, den Koning verfchuldigd, dien zij zogten te verfteeken van een rcgt, welk hij in het toekomende op de Spaanfche Nederlanden zou kunnen verkrijgen , uit eene ongegronde vrees voor hunue eigene veiligheid ; en zij zich niet ontzagen, de ganfche Chris- (') Sccr. Refel. Holl. 1670. III. D.bl.79. (1) Refo'. Heil. 1670. bl 34.  der NEDERLANDEN. 165 Christen-wereld regen zijne Majedeit optehitzen. Nu behoefde men na den oorfprong van Frankrijks misnoegen niet te gisfen : en de Groot hadt reeds , in Herfstmaand, gefchreeven, dat men aan 't Franfche Hof een kwaad voornetmen hadt tegen den Staat (•). Wijders toonde de geweldige en fchielijfca wijze. Op welke de Franfchen in Lotharingen vielen, en 't »elve vermeesterden, den Staaten , wat zij te vreezen hadden van een zo magtig en ftoutmoedig Vijand. —— En niets ontdekte klaarder aan de Staaten en den Raadpenfionaris , wat zij van Engelandte wagren hadden, dan het fchielijk opöntbod van den Ridder Temple. Deeze was dus lange in zijn post gelaaten, ten einde zijné natuurlijke opregtheid te meer vertrouwen zou inboezemen. Maar men hadt wel zorg gedraagen , om hem de Cabinets-ge. heimen niet medetedeelen. De braafheid deezes Staatsdienaars was zo wel bekend, dat men zich van Engeland verzekerd hieldt , zo lang hij in Holland bleef. Te midden van de ongerustheden , veroorzaakt door de jongde gerugten, hadt hij zijne eigene vermoedens, ten aanzien van het in ttand blijven des Drievoudigen Verbands, niet verborgen. Hij verzekerde de Witt, dat hij de hand niet zou leenen tot zodanige maatregelen : en gaf daar mede genoeg-' i;aam de reden van zjjn opöntbod te verdaan. De Raad- (♦) Puffekdorff de rek gejk Frid. IFilh. Lib. Xï, p. 500. L 3 Staats- REGEERING» „. De Franfchen vallen in Lotharingen.TrMPLE t'buis OlltbOQ» den.  ï66 GESCHIEDENIS Staats- Regee. h|ng. Onzeker> heid der Staaten. Raadpenfionaris liet het Hof van Londen weeten, dat hij het vertrek des Ridders moest aanzien voor een blijk, dat men in Engeland van ftelzel veranderd was. In deezervoege hadt een Onderdaan , met Staatszaaken belast, door zijne bekwaamheden en deugden , meer het vertrouwen der Nabuurvolken gewonnen, dan zijn eigen Koning. Carel de II, nog niet gereed, om den Vrede te breeken, oordeelde , te moeten veinzen. Om den fchijn te geeven , als of 's Ridders vertrek maar kort zou duuren, begeerde hij, dat de Êgtgenoote en Kinderen diens Afgezants in den Haage zouden blijven; niemand werd 'er in zijne plaats benoemd. Zo vermomt zich het bedrog , en neemt de toevlugt totdreeken, die een redelijk hart verfoeit (*). Thans konden de Staaten niet langer twijfelen aan 't gevaar, 't welk hen dreigde. Drie middelen, even zwak en onzeker, waren 'er over, om het afteweeren. —. Voor eerst3 den toorn van Lodewijk. den XIV. te ftillen , door zeer veel aan hem aftedaan. <— Ten tweeden , een magtig Bondgenootfchap te vormen tegen dien heerschzugtigen Monarch. Ten derden, hunne Krijgsmagt in een ftaatte brengen , om de aanvallen der ontzaglijkfte Legers te kunnen afkeeren. Het eerde middel kon de eer en de belangen van den Staat ten hoogden krenken; het tweede wa3 niet wel te gebruiken op een tijd, wan- (*) Dasnage, II. p.io/. iio. iii. 59 & 20 Soft. Lettr.de Templb  bbs. NEDERLANDEN. 16? wanneer bijkans alk de Hoven , ongevoelig voor 't gevaar , 't welk Europa dreigde, zich door Lodewijk de XIV. hadden laaten overhaalen ; het derde fcheen geheel onmogelijk: voor een klein Gemeenebest, omringd van Vijanden, die het, van alle kanten , te water en ten lande konden aantasten , en waar aan men , zedelijker wijze, buiten ftaatwashet hoofd te bieden. Men hadt wel zorg gedraagen , zo om Bondgenooten te krijgen, als om een zoen xatt Frankrijkst bewerken; doch, dewijl het 'er verre af was van eenen gelukkigen uitflag in één dier beide gevallen te verhoopen, vorderde de Staatkunde, andere voorzorgen te draagen, en zich ter zelfsverdeediging toeteiwsten, indien hulp van buiten ontbrak : maar, op een tijd , dat het maaken van groote toerustingen kwalijkgezinde Mogenheden vreeze zou hebben kunnen aanjaagen, of het eene wijl wederftaan van fchielijke aanvallen te wege brengen , dat Europa , door eigen gevaar gewekt, ter hulpe toefchoot van eenen Staat, welks verderf het algemeen even wigt wegnam, belette de onéénigheid in den Lande, het neemen van zo verftandige maatregelen. —— Eer men de Landmagt van den Staat verfterkte, oordeelde men, algemeen te moeten zamenltemmen in de keuze van eenen Capitein-Generaal, en de maate van gezag, welke men den Prins van Oranje zou opdraagen. Holland fcheen hem niet geheel van Waardigheden te wiilen uitfluiten. Amfterdam nam, zints eenigert L 4 tijd, Staats* Regeering. Onéénigheid in de Vergadering.  *ö$ GESCHIEDENIS StAATS- Regee- &1NÜ» tijd , de belangen van den Prins ter harte. Van Beuningen , Burgemeester djer Stad , was aan 't hoofd van deeze Partij. Hij agtte liet niet genoeg, eene fpoedige toelaating des Prinfen in den Raad van Staate te eifchen; maar ds Stad, misnoegd over gene gedaane weigering, durfde, zo men wil, 'er na dingen , om met de andere Steden van Flolland gelijk gefield te worden , en een invloed op de zaaken des Gewests te hebben, geëvenredigd aan het aandeel, 'tgeen zij in de algemeene lasten opbragt. Onaangenaam en onaanneemelijk moest zodanig eert voorflag weezen : dan de Afgevaardigden dier Stad, zich verbeeldende, dat de Witt hun grootden vijand was, ten opzigte van dien eisch., deeden een yootflag, om een Geheimfchrijver van Sraat aanteftellen voor de buitenlandfche zaaken. De Raadpenfionaris vondt zich genoeg bezet met de binnenJandfche, die een geheel Mensch vorderden ; hij ?ou , niet verligt wordende , onder dien dubbelen, last moeten bezwijken. De Tegenftandtrs yan dit ontwerp vingen aan met het verdagt te maaken , te verdaan geevepde , dat van Bedwingen deezen nieuwen post alleen bedagt hadt, met oogmerk, om dien zelve te bekleeden. De Witt, de grootfte belangloosheid betoonende , liet dit gefchil afhandelen , zonder 'er eenig deel in te neemen. Deeze fchijnbaare of weezenlijke gemaatigdheid , gevoegd bij den ijver zijner Vrienden, deedt het ontwerp van ,van Beuningen mislukken , en de Raadpenilonaris. vondt  ser. NEDERLANDEN. i$g vondt zijn gezag meer en meer bevestigd. Holland trok zelfs voordeel uit deeze tusfchenvallen, om zij ne oogmerken te bereiken (*). . Dewijl het gevaar, den Staat dreigende , de S:adhoudersgezinden met nieuwen ijver deedt aanhouden op de bevordering des Prinfen , gaf Holland te vergaan, dat het nimmer zou Hemmen , om den Prins tot Capitein-Generaal aanteftelien , of hem in den Raad van Staate zitting te geeven, tot dat de andere Gewesten met haar befloten hadden , die Waardigheid altoos van de Stadhouderlijke aftefcheiden. Zeeland , Friesland en Groningen , de onmogelijkheid ziende, om een Gewest, zo vermogende op zich. zeivan , en onderfteund door drie andere Gewesten, omtezetten, oordeelden het raadzaam , toete. geeven. Zij dagten , dat zij, tot dien prijs, den Prins ingang in den Raad van Staate verzorgd hebbende, die ftap' van bevordering wel van andere en grootere zou gevolgd worden. Alle de Gewesten traden dan in het plan van Harmonie oïOvereenJlemtning, 't welk den Prins zitting in den Raad van Staate vergunde , onder voorwaarde, dat het C'ipitein - Generaal - en het Stadhouderfchap nimmer ir ée*n en denzelfden Perfoou zou huisvesten (IjDen P r/nfe dus zitting in den Raad van Staate ver gund zijnde , viel de vraag, hoe hij daar in geieic zot (*) Temple Lett, eo Dec. 1669. (t) Notul. Zeel. IÉ69. bl. $6. Temple Lett, iy May Refoh Heil. 1670. bl. 41. h S Staats REGEdRILNG. De Prins van O- ranjt. trijg. zitting in tien Raad van S'.aate. 1  i?o GESCHIEDENIS StaatsRegee- RING. 1 ] t zou worden ? welk eene plaats bekleeden , en welk eene Item hebben ? Deeze drie Hukken vorderden te meer een erndig overleg , dewijl, de Prins noch de Waardigheid van Capitein-Generaal , noch van Stadhouder bekieedende, alles moes: gefchieden zonder kwetzing van 't gezag van den Staat , en tevens zonder den jongen Vorst aandoot te geeven. Op het eerde punt werd bedoren, dat hij zou ingeleid worden door drie Afgevaardigden uit de Vergadering van hunne Hoog Mogenheden. —- Op het tweede , dat men , wegneemende den Armdoel, gedeld aan 't einde van de Tafel, en te voren gediend hebbende , eerst voor den algemeenen Landvoogd Leicester, en daar naa voor den Stadhouder van vijf of zes Gewesten, den. Prins zou aanwijzen één der twee met fluweel bekleede Stoelen , flaande aan dezelfde zijde van de Tafel, daar de Stoel van den voorzittenden Heer dondt , en dus boven of aan de rechterhand der Afgevaardigden van Gelderland. De vraag, of hij llegts eene raadgeevende dan eene mede befluitende flem zou hebben, vorderde een langer overleg. Veelen oordeelden , dat men hem alteen eene raadgeevende dem zou toedaan , die, in t opmaaken van 't befluit, niet gerekend wierd , om ie flemmen derKaaden overtehaalen, ofte doendeeten. Amfterdam oordeelde, dat's Prinfen dein ook laar in moest gelden, en bragt te wege, dat hij ee1e bedisfende dem kreeg, gelijk de andere Raaden :adden: waar in, nogthans, uit kragte van 'een Arykel in het Berigtfchrift des Raads van Staate. lag op.  der NEDERLANDEN. 171 opgelioten, dat hij niet mogt ftemmen , of zelfs tegenwoordig zijn, als 'er zaaken dienden , waar bij iemand, hem, tot in den vierden graad ingefloten , in den bloede beltaande, belang hadt (*). Amfterdam betoonde desgelijks zijn ijver voor dien Prins, als men handelde over de jaarwedde , die hem zou gegeeven worden. De Algemeene Staaten wilden hem vijftigduizend Guldens fchenken; die van Holland tot geen hooger jaargeld dan vijfentwintigduizend Guldens verftaan ; en Amfterdam wilde die fom op dertig- of zesendertigduizend Guldens brengen (f). Het magtig Amfterdam gaf, in veele gevallen, den gangftreek aan Holland ; en dit Gewest deelde dien aan alle de overigen mede. Van Beuningen3 ter dier Stede het hoogde woord voerende , was jaloers over, of vreesde voor 't gezag van de Witt , en men boezemde elkander kwaadaartig in , dat hei de Vrijheid met den ondergang dreigde. Klagten werden 'er uitgedort, dat hij 't geheele beduur dei zaaken aan zich trok. De zodanigen , bovenal dis in geene bedieningen gedeld waren , vervoegder zich bij de misnoegde Partij , en verklaarden , da de Raadpenfionaris Lieden, die van zijn ftempel wa ren, in 't bewind bragt, om het nieuwe ftelzel doo * (*) Refol. HttU 167». bl. 61. 15L Secr. Reftl. Htll J670. III- D. bl. .75. Holl.Merc. 1670. bl. 9Ö. (t) Wagïnaar, Vaitrl. XlII.St. fel.43»* Ai"fl V.Si. bl.313. Staats. Regeering. Twist tusfchea Amfterdam en verfcheide sadere Steden. i : > r  If* GESCHIEDENIS StaatsRegee- k1nq. door hem uitgedagt, in 't Gemeenebest te vestigen. Zijne Voorftanders verontfchuldigdenhem, met aantemerken.dar een braaf Regent zich mag en moet bedienen van alle eerlijke middelen , om de Partij, welke hij voor 't welyaaren van den Staat de beste keurt, de overhand te doen krijgen, en te behouden. Het gefchiktfle middel, om deeze Partij te vernederen , meende men te vinden in de verheffing des Prinfen van Oranje te bewerken. Amfterdam vondt welhaast een rugfteun aan Haarlem. Faoel , Penfionaris dier Stad, toonde , ter deezer gelegenheid, zijne verkleefdheid *aan het Huis van Oranje. Hij bepaalde zich niet alleen bij het opnaaien der diensten, dpor hetzelve aan 'c Gemeenebest gedaan, maar drong ook, in 't bijzonder, aan op het deel, 't geen hetzelve moest neemen in \ belang vaneenen Staat , waar in het zo veele bezittingen hadt , als mede het aanzien, welk hetzelve daar aan kon bijzetten, door Verbintenisfen mer vreemde^Mogenheden te fluiten De Groot , Penfionaris van Rotterdam, die, ongetwijfeld, nog der moeilijkheden en onheilen, zijnen Vader aangedaan , gedagt, wederfprak Fagel op deezen zeer ernstigen toon s » Ismen, om erkentelijk te zijn , verpligt Slaaven „ te worden ? Wettigt de dankbaarheid de zodani„ gen , die de boeijen van een Volk verbreeken, „ hun anderen om de handen te flaan ? De Hoof„ des Volks hebben , en moeten geen andere Wet „ hebben , dan het heil des Volks. De Ouden, „ onze  dek. N E D E R L A I, fi ü N. 173 „ onze Leermeesters in de Staatkunde, hadden het „ Ofiracismus ingevoerd ,■ Om elk Burger, die ge„ vaarlijk wierd door de bewondering , welke zijne „ uitmuntende begaafdheden of fchitterende diens„ ten in de gemoederen der Volken verwekten , te ,, verbannen. De groote bezittingen in den Lande; „ wel verre van eene beweegreden tót verknogtheid „ opteleveren, hebben de Friezen zo gevaarlijk toer- gefcheenen, dat zij den Stadhouderen van hurt „ Gewest het vermeerderen daar van ontzegd heb„ ben. Verbintenisfen met Vreemden zijn eer ge- vaarlijk dan nuttig. De oude Batavieren hadden „ ze wijslijk hunnen Hoofden verboden." Hij toonde , te dier gelegenheid , „ dat, in eenen Vrijen „ Staat, de verbintenisfen met Vreemden gevaarlij- ker waren dan in een Land, waar de Vorst de „ volkomene Oppermagt bezit, en geene andere be„ weegreden heeft dan 't belang van den Staat , of „ den geest van heerschzugt, altoos fterker dan de „ banden van bloedverwantfchap." — Zeer werd deeze reden toegejuicht; doch ze was van geene uitwerking : de Tegenpartij hadt de meerderheid gekreegen, en de Prins zitting in den Raad van Staate verworven. De gemaatigdheid , die de Witt betoonde in eene zaak , welke hij niet langer kon keeren, bragt hem in agting bij beide de Partijen. De jonge Vorst verheugde zich over zijne bevordering, en vormde de ftreelendfre vooruitzigten. Hij ftondt 'er na , om zitting te neemen in de Vergadering der Algemeene Staaten ; maar deeze eerzugt ftoadi Staats* Regee* ring.  171 GESCHIEDENIS Staats» Regee- RING. ftondt hem ramp te brouwen. Holland wist niet alleen dit verzoek door eenen moedigen wederltand tegen de zes andere Gewesten te doen aftlaan ; maar de volijverige Gemeenebestgezinden kreegen hierdoor floffe, om den Prins van ftaatzugt verdagt te maaken (*). 't Was, geduurende deeze of andere raadpleegingen, dat eenige Afgevaardigden van Rotterdam, geftijfd door die van Delft en Hoorn, de Afgevaardigden van Amfterdam onheusch en dreigend bejegenden. Men fchroomde niet, hun te gemoet te voeren , „ dat deeze Stad , fteunende op haare magt en s, grootheid , de andere Leden tot onderwerping „ zogt te brengen, en den voet op den nek te zet- ten : met bijgevoegde bedreiging , dat men ander„ maal een Leger voor de Stad zou zenden , om haar te dwingen." Burgemeesters en Raaden, hier van verwittigd , en niet bewust , ooit iets te hebben voorgenomen , 't geen naar overheerfching fmaakte , of dat iemand der Regenten in 't bijzonder iet, tot onderdrukking der andere Leden, ontworpen, of in 't werk gefield hadt; maar, in tegendeel, zich verzekerd houdende, dat de Stad altoos gezogt hadt in befcheidenheid en zedigheid uittemunten hovende andere Leden , en meermaal , uit infchiklijkheid, veel over zich hadt laaten gaan, befloten , zich gevoelig te toonen over den hoon, eene zo aanzienlijke (*) Basnage, II. p. 113 — 116. Samson , I. p» 469.  der NEDERLANDEN. 175 ke Stad aangedaan ; de zaak in de Vergaderinge van Holland te brengen, en te onderzoeken, of die van Rotterdam, uit eigene beweeging , of uit last van hunne Principaalen, zoo fcbamperlijk van deeze Stad gefproken hadden; met bijgevoegde verklaaring, dat zij zulke Regenten hunner Stad , die tot dergelijk verwijt gegronde reden gegeeven hadden, naar verdiensten wilden doen ftraffen; met ernstige bede aan hunne Edele Groot Mogenheden, om tegen zulke lasteringen in het toekomende te voorzien , indien , gelijk zij vertrouwden, niet mogt kunnen beweezen worden, dat eenig Amfterdamsch Regent daar toe reden gegeeven hadt (*). Dan, bijgelegenheid van de verheffing des Prinfen van Oranje tot Capitein-Generaal, reezen 'er langduurender gefchillen , en de Stad Amfterdam toonde alstoen het ftelzel,ten voordeele van den jongen Vorst, omhelsd te hebben. De Edelen en eenige Steden hadden in 't midden gebragt , dat, in het verkiezen van een Capitein Generaal of Hoofd over 't Leger van den Staat voor langer tijd dan éénen Veldtocht, niet zou kunnen bellotenworden bij oveiftemming , maar alleen bij vrijwillige overgifte van alle de Leden. Doch Amfterdam kantte zich heftig tegen deezen voorllag , en deedt aantekenen, niet te kunnen aanzien , dat zodanig eene Verklaaring in der Staaten Register werd te boek gefield (f). De (*) Wagenaar , 4mft. V. bl. 314. (t) Refol.Holl.1670. bl. 116 enz. StaatsRegee- r1ng. Gefchil over de aanftelüng van den Prin* tot Gapitein.Gene* raai.  i7<5 GESCHIEDENIS Staats- REGEERüNG, Dè Tegenftanders van het Huis van Oranje b'leeven fteeds aandringen op de jongheid des Prinfen , en beweerden, dat men den bepaalden tijd, als hij tweeenrwintig jaaren zou bereikt hebben , moest afwag- ten (*). Vervolgens raadpleegde men over de maate van gezag , 't wélk den Capitein-Generaal zou worden opgedraagen. De Staaten van Holland fielden voor, dat men weder, gelijk voorheèn , het opperbeleid der Krijgszaaken behoorde te Hellen in handen eeniger Afgevaardigden te Velde; en tetreeden tot het ontwerpen van eene Inftructie voor den Capitein Géneraal, in welke behoorlijk opzigtgendmen werd op de verzekering van 's Lands vrijheid en veiligheid , era waar in ook begreepen waren de voorwaarden , vervat in de JSle van Overèènfleniming onder de Gewesten , voórnaamlïjk den afftand van het Stadhouderfchap betreffende. De Gecommitteerde Raaden lieten , bij monde van den Raadpenliónaris de Witt, hun gevoelen over 's Lands toeftand en de aanftelling eens Legerhoofds in deëZervoege voordraagen: „ Dat 'er zwaare tijden voor „ den Staat op handen waren ; dat de magtigfte „ Vorften van Europa den Staat met Oorlog dreig„ den; dat mm tot nog toe geene Vrienden hadt; „ dat het Land klein en zwaar belast was, beloo„ pende de lasten van Holland alleen , in OorlogS„ tijd, tusfchen de twintig en deftig millioe'neh in i$ 't jaar; dat men hierom bedagt meest zijn op het „ aan*- (f) Grott Plakaatb. III. D. bl. 54. I f  der. NED ERLANDEN. 177 aanftellen van zulk een Legerhoofd over het Krijgs„ volk , welk den anderen Gewesten aangenaam „ zijn, en dezelven tot het rijklijk draagen in de al„ gemeene lasien beweegen ffiogt, welk ook aan het „ Volk behaagde , en den meesten luister aan de „ Krijgsmagt van den Staat bijzette. Dat zij Ge„ committeerde Raaden hierom oordeelden, dat men ,, den Prins van Oranje, die, binnen eenige maan,, den, tweeëntwintig jaaren zijn zou, behoorde ,, aanteftellen tot Capitein - Generaal. Dat de Har* „ monie wel vorderde, dat de Prins tweeëntwintig „ jaaren oud moest zijn ; doch dat alle Befluiten „ ftilzwijgende verouderitellen , dat het uitvoeren „ derzelven niet met den welfiand des Vaderlands ,, flreedt. Dat het gemeen belang thans de aanftel» „ ling van den Prins vorderde, dewijl men hoope <;, hadt, om Engeland hier door aan de hand te doen „ komen, en te beweegen, om te volharden bij het ,, Verbond, 't welk alleen magtig was, het onheil, „ dat den Lande dreigde, afieweeren. Dat'sLands „ zaaken wanhoopig Honden , al bleef Engeland „ maar onzijdig, alzo men zich, door het onder„ houden van zwaare Legers, binnen weinig jaaren „ in den grond bederven zou. Dat men , Enge„ land op zijne zijde hebbende , van Frankrijk ,, niets te vreezen hadr. Dat de groote zaak hierom was , Engeland te winnen , dit onverwijld te werk te ftellen, en den Prins niet alleen tot Capi„tei n-Generaal te verheffen , maar ook eene Bezending na Engeland te doen, om den Koning, VIL Deel. M „ ten Staats- Regeering.  178 GESCHIEDENIS Staats- begeering. «, ten opzigte van de Viagge en andere zaaken, die „ in gefchil (tonden, te gemoete te komen." Deeze voorflag maakte eenen vrij algemeenen indruk, en de Edelen ftemden dien ih allen deele toe. Dordrecht ilondt in een geheel ander begrip , vciïiit verklaarende, „ dat men niet mogt afwijken van de genomene belluiten, en derhaiven niet fpreeken, „ om den Prins Capitein-Generaal te maaken, eer hij tweeëntwintig jaaren bereikt hadt. Dat de „ Prins den Predikanten-en 't Gemeen aangenaam „ was, erkende men; doch deeze aangenaamheid „ gaf geen geld: en zou 't eene jammerlijke regee- ring zijn , daar men naar de Predikanten wilde „ luisteren. Dat men niet wankelen moest , maar ftandvastig blijven bij de genomene belluiten. Dat „ men Engeland niet winnen zou door het bevor- deren van den Prinfe : en,fchoon dit al gebeurde, 3, moest men daarom Slaaven worden (*) ? " Naardemaal de meeste Leden neigden tot het bevorderen van den Prins, ging men voort, om aan 't ontwerpen eener Inftructie voor den aanftaanden CapiteinGeneraalte arbeiden. Amfterdam, willendetoonen, dat het niet uit blinden ijver voor den Prins gewerkt hadt, was van oordeel, dat men over de Inftructie moest raadpleegen, zonder eenigen bijzonderen Perfoon op 't oog te hebben. Leyden begreep daaren- te- (*) Befaigne , $. 12. 17. 18. 21. Dec. 1671. en 11. jan. 1672. MiT. Zie Wagenaar Fdderl. Hift. XIII. St. bl. 447 enz. Raadpleeginj;en over de Inliruftiedes Capiteibs-Generaals.  der NEDERLANDEN. 179 tegen, dat men ,over eene InftrucYte raadpleegende5 moest raadpleegen over eene Inftructie voor den Prins van Oranje , op wien de voorbehoedzels , welken men daar in moest brengen, behoorden te zien ; dat 'er tweeërlei gevoelen in 't Land was , willende zommigen den Prins verwerpen, en anderen hem als den eenigen Behouder des Vaderlands hebben aange» zien ; dat men tusfchen deéze klippen doorgaan mr>est, en niet te veel noch te weinig van den Prins vervvagten. , Naa veel onderzoekens en over* lêgs, ontwierpen de Gecommitteerde Raaderi eenige Punten der lndruétie. „ Vonr eerst, zou de Capi„ tein - Géneraal geen Stadhouder mogen zijn van „ eenig Gewest; derhalven nergens de Wet bedel* „ len, of Ampten begeeven. Ten tweeden, dat hij „ geene Patenten zou geeven; maar zich ten dien opzigte houden aan 't Befluit, in Zomermaand „ des jaars MDLI. genomen. Ten derden, dat „ hij in geen dienst of eed van eenige uitheemfcher „ Mogenheid zou mogen zijn, de Leenmans eed en „ dien der Ridder-Orde van den Kousfeband alleen 3, uitgenomen. —— Ten vierden, dat hij zich niet „ zou mogen moeijen met den Godsdienst, Regee» „ ring, Regts - oefening Of Geldmiddelen; ook niet „ met de gefchillen onder de Gewesten, ten ware ., hij daar toe verzogt werd. —— Ten vijfden, dat „ hij, buiten last der bijzondere Staaten , geen ge„ zag zou oefenen in eenig Gewest of omtrent eeni= „ ge Leden, Steden, Regenten of Ingezetenen vaö M a „ 't k*" 1 Staats* Regee- king.  x8o GESCHIEDENIS StaatsRegee- ring. Verfchillen, of men een CapiteinGeneraalvoor zijn leeven, dan voor éénen Veldtocht , zou aatlftellen. „ 't zelve. — Ten zesden , dat hij onder Afge„ vaardigden te Velde zou ftaan." Gereed kon men elkander vinden over deeze perken , binnen welken het gezag van den CapiteinGeneraal zoü befloten zijn; doch niet overéénkomen ten opzigte van den duur deezer Waardigheid. Eehigen wilden, dat hij voor zijn leeven, en anderen, dat hij flegts voor éénen Veldtocht moest verkoozen worden. De Edelen, met de Steden Haarlem,Leyden en Enkhuizen, verklaarden zich voor het eerfte. Dordrecht, Delft, Rotterdam en Hoorn voor het laatfte gevoelen. De eerstgemelden bragten hier voor in 't midden: Dat alle Waardigheden voor het leeven , of tot kennelijk wederzeggeh toe , plagten begeeven te worden. Dat die fchikking de Ampten met meer lusts en ijvers deedt bekleeden , en ftrekte Oiri den Capitein ■ Generaal meer agtings onder het Krijgsvolk te doen verwerven. Dat bij het Eeuwig EdiSt genoegzaam gezorgd was voor de Vrijheid. Dat men den Prins Stadhouder zou kunnen maaken, wanneer hij zich niet te Velde bevondt , indien hij flegts voor éénen Krijgstocht tot Capitein - Generaal aangefteld geweest was. Dat voorheen de Vrijheid gevaar liep, toen de Capitein-Generaal te gelijk Stadhouder was, waar voor men nu niet te vreezen hadt, de voörgeflagene Inlttuctie in aanmerking genomen zijnde. Dat men , den Prins tot wederzeggens toe aanflellende, hem van zijne Waardigheid zou kunnen verlaaten , in gevalle hij door huwelijk zich  der NEDERLANDEN. 182 zich vejboride met 's Lands Vijanden ; hoewel het ook niet ongemeen was , dat de naaste Vrienden elkander den Oorlog aandeeden. Dat de Vrede eerder te wagten was , wanneer dezelve den Prins niet ontzette van zijne Waardigheid, terwijl hij tot Oorlog neigen zou, wanneer zijn aanzien aan tijden van Oorlog bepaald was. Dat men den anderen Gewesten , welken men in de Acle van Overéénfiemming zulke metkwaardige puuten afgedrongen hadt , het genoegen behoorde te geeven , van den CapiteinGeneraal voor 't leeven aanteftellen. Dat de gemelde Acte van geene bepaaling fprak , en dat de Gewesten zich aan dezelve niet gehouden zouden rekeken , zo men ze bepaalen wilde. ----- Hoe veel gronds deeze redenen fcheenen te hebben , beriepen de andersgeziaden zich op verfcheide voorgaande Staatsbefiuiten, inhoudende: Dat men nimmer een Overhoofd over; 't Krijgsvolk ftellen zou dan voor dénen Veldtocht. Dat het zorglijk ware, iemand de wapenen voor altoos te betrouwen. Dat zulk een Overhoofd altijd tot den Oorlog neigde , fchoon het belang van den Staat den Vrede vorderde. Dat hij het Krijgsvolk in dienst zou willen houden , en dus '3 Lands middelen den rug inrijden. Dat een altoos aanblijvend Hoofd over de Legers gevaarlijk voor de. Vrijheid ware , gelijk de bevinding geleeraard hadt. Dat de oude Batavieren geene altoqsduurende Legerhoofden plagten te kiezen. Dat zij den Vrede te ligt konden fluiten, en de wapenen misbruiken. Dat de andere Gewesten vergenoegd zouden zijn, dat dc M 3 Prins StaatsRegee- fUNG.  i8a GESCHIEDENIS StaatsRegee. «.ing. Snvlped van de voorge- verheffing des Prin fen op de Hoven van l' er/ai/les en Linden. Prins in den Raad van Staate zitting hadt. Dat zij hem geen Stadhouder zouden maaken voor hij tweeentwintig jaaren was, opdat zij hem van 'tCapiteinGeneraalfchap niet zouden mogen verdeeken. Dat zij het, veeiligt, daar naa zouden doen; doch dat men dan hier over eerst behoorde te raadpleegen; hem nu alleenlijk aanflelle»de voor éénen Veldtocht. —■ De Stad Amfterdam , den naam van voorzigtig zoekende te bewaaren, tragtte het midden te houden tusfchen die twee uiterden , en dagt, fchoon genegen om den Prins voor zijn leeven te verkiezen » dat men hem last bij voorraad, en tot wederzeggenstoe,zou kunnen geeven. Gouda begreep het even als Amfterdam: 'er bijvoegende , dat men 's Prinfen Commislie bij eiken Veldtocht behoorde te vernieuwen. Hier in ftemde ook Alkmaar (*). I Eenigen beweerden, dat de verheffing des Prinfen van Oranje van invloed zou kunnen zijn op de Hoven van Verfailles en Londen. Boreel , der Staaten Afgezant ten laatstgemelden Hove , fchreef, uit een voornaam Engehch Staatsdienaar verdaan te hebben, dat het veel goeds zou doen, zo de Staaten eene aangenaame bevordering deeden, die zij, volgens de Orde der Regeeringe, doen konden (f). buiten twijfel oogende op de aandelling des Prinfen tot Capitein ■ Generaal. Lodewijk de XlV. rekende het voortijds van zijn belang, dat deRaadpenfio- naris (*) Befoigne ai.Dec. 1671. Mf. (t) Mis(iy» ysn Boreel 8. Jan. 1672. Mf.  der. NEDERLAND EN. 183 naris de Witt in 't bewind, en de Gemeenebestregeering in (tand bleeve; doch het Drievoudig Verbond vervreemde hem ten eenemaal van de Witt en de Partij der Staaten , in zo verre, dat hij befloot, hun den Oorlog aantetloen. Hier uit was eene omwenteling in de Regeering,'t bederf van den Kaadpeufionaris, en de verheffing des Prinfen van Qranje tev/agten: doch des bekreunde hij zich niet, indien hij Carel den II. in zijne belangen hadt. Door d'Estrades was hij voor lang vermaand, dat Frankrijk zich niet te zeer kanten moest tegen de verheffing des Prinfen van Oranje , die , zeide hij, verPand en verdiensten hadt, en niets verzuimde, om zijne oogmerken te bereiken ; en , bij verandering van tijden, misfchien bezwaarlijk in de belangen van Frankrijk zou kunnen overgehaald worden. De Koning behoorde den Prins aan zich te verbinden, dewijl hij zich verzekerd hieldt , dat de Prins, zo verftandig, Itaatzugtig en geneigd ten Oorloge , als hij was, niet zou kunnen nalaaten, zich nauw veréénigd te houden met zijne Majefieit. Het onderficunen van os Witt zou, zijns bedunkens , den Koning geen voordeel meer kunnen doen; —■ maar, zo de Prins van Oranje herfleld was in de Waardig' heden zijner Voorzaaten, zou hij zich welhaast zo veele Vrienden weeten te maaken , dat de Staaten befluiten zouden, den Koning te helpen tegen Span* je. Zijn belan? lag hier in : kunnende hij nimmer tot het aanzien , door zijne Voorouderen bereikt, opklimmen , zo lang de Staaten in geenen Oorlog M 4 ter Staatsregering.  ,84 GESCHIEDENIS Staats- Regeeriiso. Prins tot Capitein- en AdmiraalGeneraal'gangeIteU. ten lande waren ingewikkeld (*). Overéénkomftig hier mede fchijnt de Koning van Frankrijk zich niet bekreund te hebben, wegens 't geen hem van de raadpleegingen over 's Prinfen aanftelling ter ooren kwam: hij verheugde zich over de inwendige verdeeldheid, die 't Gemeenebest verzwakte. Het gefchil der Staaten volduurde : en men wil, dat de Witt hetzelve rekte , om te beproeven, of de raadpleegingen op het verhellen des Prinfen eenigen invloed zouden hebben op de bovengemelde Hoven (f). Zeker gaat het, dat men 'er zo lang mede aanhieldt, dat het onweer over 't Vaderland gereed was lostebarsten. De Algemeene Staaten zonden een zeer dringenden Brief aan de Staaten van Holland, hen aanmanende , een befluit te neemen , 't welk hèt dreigend gevaar van den Staat noodzaaklijk maakte. Zij toonden, hoe de verheffing des Prinfen van Oranje tot Capitein - Generaal eene algemeene Mijdfchap zou verwekken , den ijver des Krijgsvolks ontvonken , en kunnen dienen, om de genegenheid des Konings van Engeland te herwinnen. Alle de Gewesten ftemden overéén in de nutheid , en zelfs in de noodzaaklijkheid dier verhelling: 't verfchilbetrof thans een ftuk van weinig aanbelangs , of deeze aanftelling zou zijn voor 't leeven des Prinfen , of voor éénen Veldtocht. Zes Gewesten ftemden voor % eerfte gevoelen : en zij verdienden te meer ge- hoors s (*) d'Estrades, IV. p. 345- &V. p. 380.388, (f) Rapin , IX. p. 316. 317.  der NEDERLANDEN. 185 hoors , dewijl zij meest 'blootgefteld waren aan de aanvallen der Vijanden (*). Doch de Staaten van Holland bleeven onverzettelijk: fteeds tegenwerpende het laatstgevormd Plan van Overéénftemming, yolgens 't welke de meerderheid, in dit geval, niets kon afdoen. De andere Gewesten en de Algemeene Staaten moesten zich dan naar die van Hellandfchikken: en werd de Prins alleen voor den aanftaanden Veldtocht tot Capitein-Generaal aangefteld, op eene Inftructie, na genoeg overéénkomende met het hier voor geplaatfte Ontwerp , waar in men geene verandering zou maaken , dan met éénpaarige bewilliging der Bondgenooten (+> Op deeze deedt de Prins zijn Eed. Terftond hier naa ftelden de Staaten van Holland, op den voorgang der Edelen, vast, den Prins tot Capitein- en Admiraal-Generaal te verkiezen, zo ras hij tweeëntwintig jaaren zou bereikt hebben (§). Schoon de wedde van den Prins, als Capitein-Generaal , voor het Relland op vierenzestigduizend , en naa het Beftand op honderd en twintigduizend Guldens gefield geweest ware , wilde Holland zijner Hoogheid thans niet boven de achtduizend Guldens ter maaad , zo lang de Veldtocht duur.- O Misfive van kunne Hoog Mogenh. aan hunne Ed. Grott Mg. iq Jan. 1673. (f) Groot Plakaatb. UI. D. bl. 117. (§) Aant. van den Penf. Vivien en Hop, 26 Fcbr.cti l Maart 167a. Mf. M 5 Staats- RegEEr.img.  i86 GESCHIEDENIS StaatsRegeering. De Koning van Frankrijk geefi blijken van vijandlijkhedenaan de Staaten. duurde , toegelegd hebben (*). Door alle deeze voorzorgen fcheen hst Gemeenebest gedekt tegen alle onderneemingen des Prinfen van Oranje , tot vergrooting van zijn gezag. Dan , een Gemagtigde uit ddne der Hollandfche Steden zat, terwijl men deeze Inftructie, op Perkament gefchreeven , voorlas, met zijn Pennemes eenig Papier in Hukken te fnijden, gevraagd , wat dit oediedde ? gaf hij ten antwoord : Kan een Pennemes het Papier zo gemaklijk aan ftukken fnijden , het Perkament zal geen Degen kunnen wederjlaan (f). Deeze verdeeldheden over de bevordering des Prinfen, die wij bij elkander 'gevoegd hebben , om ze met eenen opflag van het oog te zien, fleepten te jammerlijke gevolgen na zich, dewijl ze de Staaten wederhielden in het maaken van toerustingen , hoogst noodzaaklijk in een tijd van het dreigendst gevaar eens op handen zijnden Oorlogf. De Koning van Frankrijk kon den Staaten zonder fchijnbaare reden den Oorlog niet aandoen. Om hen te dringen tot Happen, die hem reden van misnoegen gaven , nam hij de toevlugt tot kleinigheden , eenen grooten Vorst onwaardig. Hij verboodt den invoer veeier Koop. waaren, die uit deezen Staat na Frankrijk gebragt werden, geheel en ai, of belastre ze dermate , dat 'er (*) Aant. van den Pen/. Vivien, 5 Maart en 1 April \C-i Mf. (fj Le Clerc, III. D. bl. 3<$p.  des. NEDERLANDEN. 187 'er de Nederlandfche Handelaars geen voordeel op zagen (*). De Algemeene Staaten , den zagten weg van Vertoogen te vergeefsch ingeflagen hebbende , kwamen , met den aanvang des;jaars MDCLXXI, naa lang raadpicegen tot het belluit , eveneens te handelen , en de Waaren, die de Franfchen hier met het meeste voordeel fleeten, of geheel te verbieden , of zwaar te belasten (f). Het Franfche Hof nam dit hoogst euvel op ; doch Lodewijk de XIV. was in zijn hart blijde, dewijl de Staaten dus reden gaven , om zich op hun misnoegd te toonen (§). De Koning, voer voort met de belastingen der Nederlandfche Waaren te verhoogen , en de Staaten, van hunnen kant, verbooden den invoer van eenige Franfche Goederen door een uitgeftrekter Plakaat (**)• Het misnoegen in Frankrijk wiesch aan : en men fchroomde ten Hove niet te zeggen , dat het geen Gemeenebest voegde , tegen zo groot een Koning op' tefiaan ! Voor de Vloot van dit Gemeenebest vreesde Frankrijk egter : en was dit ééne der voornaamfte beweegredenen , dat het de verbintenis met Engeland zogt. De Landmagt der Staaten verwekte geen kommer altoos. De Groot fchreef: ,, Men i . weet (*) Valkenier verward Europa, I. D. Bijlage No.V. bl. 19. Cf) Groot Plakaatb. III.D. bl. atfj. 268. 269. 1374. Holt.Merc. 1670. bi. 148. (§) Nouv.Hifl.a'Hollande, Liv. XIII. Ch.I. (**) Groot Plakaatb. III. D. bl. 272. SrAATS-" Kec-esrisvg.  i88 GESCHIEDENIS Staats* Regee- r1kg. Brief van de Staaten aan I-rankrijk, en handeling van de Groot. weet aan 't Franfche Hof beter dan hier ten Lande, hoe {legt het op de Grenzen gefield is (*)." De Franfche vermetelheid ging zo verre, dat zij van de Staaten begeerden, door de overgifte van gelijke waarde, Spanje te beweegen tot het afilaan van Tperen aan Frankrijk. Zulks , gaven zij voor , zou den Oorlog voorkomen. Dë Groot gaf hier van kennis aan de Witt ; doch deeze zou dien voorflag in den wind geflagen hebben (t).. Die Afgezant hadt, in Herfstmaand , reeds zo veel van de inzigten des Franfchen Hofs, eii wat 'er met Engeland broeide, ontdekt, dat hij her waards fchreef: ,, De „ oogmerken kunnen veranderen ; doch de haat is „ onverzettelijk. De Koning van Engeland is oor„ zaak van al het kwaad : hij heeft de Partij veriaaten. Frankrijk is heimlijk verbonden met Engeland, om eene Vloot van veertig Schepen te voe„ gen bij zestig Engelfehen , en de Koning blijft ,, nog arbeiden , om andere Mogenheden optehitzen tegen de Staaten , of tot onzijdigheid te be„ weegen (§)." Naa dat de Staaten verfcheide middelen hadden aangewend, om de gramfchan van Lodewijk den XIV. tot bedaaren te brengen , oordeelden zij, eenen buitengewoonen ftap te moeten doen, gefchikt om dien Vorst tot zagtheid te beweegen, of zich vol- (*) Brandt, Leeven ven de Ruiter, bl.. 638. (t) Lett. de Mr. de Groot 24. OU. 1673. (§) Brandt, Leeven van de Ruiter, bl.638^  der NEDERLANDEN. 189 volkomen te verzekeren van zijne voor den Staat on gunstige oogmerken : den tienden van Wintermaand des jaars MDCLXXI , vaardigden zij eenen Brief aan hem af; doch dezelve werd niet voor den vierden van Louwmaand des volgenden jaars overgeleverd. Dezelve was vol uitdrukkingen , door vrees en ontzag der penne ingeflort. De goedgunstigheid der voorgaande Koningen ," betuigden zij, onder anderen, aan deri Staat betoond , weder,, hieldt hen van te gelooven, dat zijne Majefteit „ hun den Oorlog zou aandoen. Zij hadden hun ,, gehouden gedrag nagegaan, en 'er niets in kun„ nen vinden, gefchikt om *s Konings haat opte„ wekken. Zij beriepen zich op de regtvaardigheid, „ welke in alle zijne daaden doordraaide. Zij kon„ den niet denken, dat de Oorlogstoerustingen in,, gerigt waren tegen een Volk, 't welk altoos de „ Verbonden heilig onderhouden hadt. Althans zij „ hoepten, dat zijne Majedeit, eer hij hen aanviel, „ zou doen weeten , welke bezwaaren hij hadt. Ten Hot hem alle wettige voldoening aanbieden„ de exDe Afgezant de Groot , deezen Brief overhandigende, voegde 'er veele redenen bij, die, hoe welfpreekend en daatkundig voorgedraagen, geen invloed hadden op een ftaatzugtig Vorst. „ Indien," was zijne taal, „ de Staaten in gebreke gebleeven „zijr. (♦) Holl. Men. 1671. bl. 174, Staats» RfcGEEHIKG.  ipo GESCHIEDENIS „ ziju ^.ntrent iets, aan uweMajefteij verfchuldigd, „ behooren zij niet flegter behandeld te worden dan „ gemeene Misdaadigers. De regtvaardigheid vor„ dert, dat men ze, vóór de veroordeeling, hoort, ,, Üe menschlijkheid eischt, dat men tot het fchrik„ lijk middel der wapenen niet komt, zonder eerst SJ beproefd te hebben, of 'er geen middel van ver„ zoening is, om het vergieten van menfchenbloed „ te voorkomen. Den Vrede van Europa te bewaa„ ren, 't welk aan zijne Majefteit ftondt, zou hem „ tot eenen onverwelkbaaren roein (trekken." Niets beduidende Vertoogen bij eenen Vorst, door ftaatzugt beheerscht, trots op zijne magt, en de minderheid zijner Vijanden kennende. — Lodewijk dk XIV. verklaarde, met eene verfmaadende fierheid, ,, geen Brief, die reeds aan alle Hoven rondgewandeld, en van welken hij een affchrift in zijn zak hadt, te behoeven : " 'er bijvoegende, „ dat zïj„ ne Oorlogstoerustingen alleen op het voorbeeld „ der Staaten gefchiedden." — De Groot , hier 't woord vattende, ftelde, van de zijde der Staaten, voor, de bereidheid , om zich te ontwapenen,de ,, Verboden, die den Handel belemmerden , intei, trekken, en aile voldoening te fchenken , tot be- „ houdenis van den Vrede." Zijne Majefieit antwoordde, „ reeds bevel gegeeven te hebben, om „ zijne Krijgsmagt bijééntetrekken , en de Vloot ,, uitterusten, met oogmerk, om dezelve te gebrui„ ken op eene wijze , die het meest met zijn belang en roem overéénkwam," Met deeze troi- fche staats» Regeerikq.  der NEDERLANDEN. 191 fche woorden, welker zin gereedlijk begreepen kon worden, brak hij het mondgefprek af!(*). Kort daar op beantwoordde LoDEWirtc de XIV. den Brief der Staaten, op eene wijze, met dit gehouden gefprek wonder ftrookende. Zich eerst bedienende van de vereerende en ontzag betoonende uitdrukkingen, in den Brief, aan hem gerigt, verklaarde hij, „ voldaan te zijn over hunne openhar„ tigheid in het erkennen der diensten , door de „ Franfche Koningen, zijne Voorzaaten , hun be„ weezen; maar wel te wenfchen, dat zij niet ver,, geeten hadden, op welk eene wijze daar aan door „ hen beantwoord was, zints hij den Throon be„ klom. Ondanks hunne ondankbaarheid, was hij niet in gebreke gebleeven, hen in nood te helpen." Hij verzogt hen, ,, dit overiveegertde, inzichzelven „ tetreedeu, en te oordeelen, of de nieuwe fchik,, kingen, zints den jaare MDCLXII. op denKoop„ handel gemaakt, ohfchuldig en wettig wareti. „ Zijn gedrag moest hen te minder ontrusten , de„ wijl, naar hunne eigene betuiging, de regtvaar„ digheid altoos in alle zijne daaden hadt uitgeblon„ ken. Van zijnen kant wilde hij wel bekennen, „ dat der Staaten toerustingen ten Oorloge oorzaak „ van de zijne waren : en dat hij zijne Krijgsmagt „ zou gebruiken op eene wijze, welke hij meende, ,, dat meest tot vergrooting van zijnen roem ftrekte. „ Van zijn gedrag was hij niemand verantwoording „ fchul- (*) Misfive van den Jmèasf. de Groot g Jan. 1672. Staat. Regee- ring.  i9t GESCHIEDENIS Staats- regeer1kc. Frankrijk wl den Kf zer en Zweedt fchuldig : en hij ftreelde zich met het denkbeeld, ,, dat de regtvaardigheid zijner oogmerken door 's „ Hemels zegen zou bekroond worden, en de goed,, keuring wegdraagen van alle Mogenheden , die „ zich, reeds langen tijd geleden , door de Staaten „ hadden laaten voorinneemen tegen bet Franfche „ HofCj" Vreemd, in de daad, klinkt het, dat een zo magtig Vorst zich ontrust toont over de ontwerpen van een kleinen Staat, verzwakt dbor de in« landfche verdeeldheden van twee Partijen , die met elkander het niet ééns konden Worden over de wijze, om het Gemeenebest in eenen ftaat van tegenweer te ftellen ; maar allerlei foort van voorwendzels zijn goed bij ftaatzugtige Vorften , wanneer zij geene wettige redenen hebben, 's Konings antwoord liet bij de Staaten geen twijfel meer over: en de Oorlog, gelijk de Groot fchreef, was onvermijdelijk, of de Staaten moeiten raad weeten , zich in zodanig een ftaat te ftellen, dat Frankrijks oogmerk bezwaarlijker was uiltevoeren (f). Het gevaar groeide aan, daar men middel gevon- f den hadt, om het Hof van Weenen werkloos te houden, door 't zelve te doen vreezen voor de gevolgen »• eenes opftands in Hongarijen, en het zelfs door een Verdrag overtehaalen, om zich in geenen volgenden Oorlog te mengen. Frankrijk wist Zweeden te beleezen door onderhandelingen , die in een Verbond ein- (*) Hott. Merc. 1671. bl. 175. (t) MHfive van P. de Groot 8. Jan. 1672, Mf.  der. NEDERLANDEN. 193 eindigden, fiaar gewoonte , gegrond op groote onderftandgelden , en van dien aart , dat de Staaten geen. voordeel altoos , maar vermoedelijk nrdeel te wagten hadden van dè Zweedfche Kroon (*). Dit, en de gefteltenis van Engeland , maakten het Drievoudig Perhond tot eene enkele harsfenfchim. De Staaten vonden geene gelegenheid, om een verdeedigend Verbond te. fluiten, dan met hunnen ouden Vijand. De Koning van Frankrijk . hadt vergeeffche poogingen aangewend , om Spanje tot eed verdeedigend Verbond, of althans tot Itilzittcn, te beweegen: gefchenken noch beloften konden dit Rijk: beweegen , om na de voorflagen van Frankrijk te luisteren (f), en niet beletten, dat het met de Staaten eene Overéénkomst floot, waar bij de twee Mogenheden zich verbonden , elkander met al hunne magt te zullen bijftaan , indien zij één van beiden door Frankrijk mogten worden aangetast (§). Maar wat vermogt een Vorst, dien het aan Krijgsvolk, Schepen en een welgeregeld Rijksbefluuf ontbrak, tégen een Koning met alle deeze voordeelen ? . De Spaanfche Nederlanden , die zich aan de gevolgen van deezen Oorlog zouden blootgefteld vinden, wa- (*) Basnage , II. p. 152.16"i. Du Mont Corps Dipl, Tom. VII. P. I. p. 166. (t) Misjive van den Ambasf. Valkenier 33 Deceuib; 1671. Mf (§) Du Mont Corps Dipl. Tom. VII. P. I. p. 155, Heil* Merc. 1671. bl. 177. VIL Deel. ^ StaatiRegee- r1ng, Stast van Spanje en de Spaan. CcheNeherlanden.  194 GESCHIEDENIS StaatsRegeerlng. Vrttgt- looze handelingen in Enge. land. waren in eenen zeer vervallen en verzwakten tha". Het waggelend Staatsbeiinur te Madrid veranderde fteeds de Landvoogden. De Markgraaf Castel Rodrioo was,in dtnjaareMDCLXVIii, opgevolgd door Don Inasco MelchiorFernandes deVelasco et Touar , Conftabel van Caftilië. Zijne voornaamfie verdienste beflondt daar in , dat hij, de Koninginne op eene Jagtpartij in 't oog geloopen zijnde, door haar terftond tot Landvoogd der Nederlanden vetkoozen wierd, werwaards hij onmiddelijk zich begaf in zijn jag'ge waad, alleen vergezeld van de perfoonen, die met hem op de jagt waren. Tot het behandelen van Staatszaakeu , die hem een last waren, bevondt men hem geheel onbekwaam : en moest deeze beuzelagtige Landvoogd , welhaast, een post, tot welken hij gansch ongefchikt was, ruimen. Don Joan Domingo de Zumnga , Graaf van Monterei en Feuentes, bekleedde , in een jaare MDCLXX, zijne plaats. Hij bereikte flegts achtentwintig jaaren ; doch wist door zijne bekwaamheden aanievullen, 't geen de Spaanfche Nederlanden aan magt te kort fchooten. Hij kleefde, zo lang hij Laudvoogd was , de zijde der Staaten nandvastig aan (*). Carel de II. hadt tot nog alle omzigtigheid betoond , oaa zijn Parlement niet te verbitteren, 't geen hij te vrede moest houden tot het verkrijgen dernoodige Onderftandgelden terKrijgstoerustinge. Op 't einde des (*) Eajjïace, II.p.iop. Heil. Merc.1670. b!. Ic5.  ose NEDERLANDEN. 195 des jaars MDCLXX , wist hij eene aanzienlijke fora me, tot den dienst des volgenden jaars , te verwerven , met eene trouwlooze ichurkagtigheid.het Parlement voorflellende de noodzaaklijkheid,omzich te wapenen tegen Frankrijk, en in ftaat te ftellen tot het naakomen der laatstgeflotene Verbonden , en met naame het Drievoudig Verbond. Deeze onderftandgelden, gevoegd bij de hem heimlijk u\tFrank~ rijk toegefchikten , fielden hem in ftaat, om eene. magtige Vloot uitterusten, tegen één der Leden van 't Verbond gefchikt (*). Ten dien dage Viel 'er ee« ne gebeurtenis voor , die de verbintenis tusfchen Engeland en de Ferèénigde Gewesten fcheen aante* duiden. De Luitenant-Admiraal van Gent , met eenige Staatfche Schepen in Zee , hadt zich veréé» nigd met de Engelfche Vloot onder den Vice-Adini* raai Allen , en zes Algierfche Rooffchepen , naa een hevig gevegt, bij nagt, op ftrand gejaagd, en, 's anderendaags , veroverd en verbrand (f). Dan deeze verèéniging was flegts als voor een oogenblik. Een ander voorval toonde , welhaast , wat Carel be II. in den fchild voerde, en dat hij niets ander? dan oorzaak tot eene Vredebreuk zogt. De Staaten, meer zorg draagende , om zich ter zee toeterusten dan ten lande te wapenen , hadden, in den Zomer des jaars MDCLXt, eene aanzienlijke Vloot, onder het opperbevelhebberfchap van dë ' , . . ^ÜI5 (*) RArra, Ton. IX. p. 097.098. (t) H*il. Mere. 1670. bl. 115. N a StaaTSReger- RING»  io6 GESCHIEDENIS StaatsRegeering. Gefchil, over hec ftrijketi der Vlagge, met het EngelschKurjiogs Jagc de Merlijn* Ruiter, in zee gezonden, om den Koophandel te befchermen , in gevalle de Oorlog mogt uitbarsten. Zij moest tusfchen Oostende en de Maaze kruisfen, zo digt aan wal, als gevoeglijk kon gefchieden , en alle vijandlijkheden , behoudens de agting van den Staat, vermijden. Ondanks het gunstig jaargetijde, hadt de Vloot met veele Hormen te wordelen , en lag zes of zeven mijlen van Westkapelle ten anker. Het Schip van de Ruiter was bezig met krengen, wannéér een Vaartuig, de Brittannifche Vlag van de groote Mast voerende , van den Maaskant opdaagde , en koers na Engeland zette, 't Was een Konings Jagt, de Merlijn geheeten, 't welk de Gemalin des Ridders Temple aan boord hadt. De Capitein van de Merlijn hadt last van deAdmiraliteit, om de Vloot der Staaten optezoeken, dwars door dezelve heen te zeilen , en , in gevalle de Schepen de Vlas ge niet flreeken , met fcherp té fchieten , en hier mede aantehouden, tot dat zij hen met fcherp beantwoordden. Hij volvoerde het gegeeven bevel. De Ruiter hadt het fchieten van de Merlijn niet kunnen begroeten , dewijl zijn Schip over zijde lag; doch de Luitenant - Admiraal van Gend deedt terftond zeven fchooten, waar bij de Ruiter, zo ras zijn Schip recht lag, 'er»egen voegde. De Capitein van de Merlijn hadt intusfchen tweemaal op van Gend met fcherp gefchooten, om dat deeze de Vlag niét Ibeek , noch het Marszeil vallen liet. Deeze verbaasd over zulk eene ontmoeting, zondt zijnen Capitein aan 't jfgty om reden van dit fchieten te vraa-  der NEDERLANDEN. 197 yrasgen : en kreeg tot antwoord , dat de Gemalin des Ridders TéMpiE aan boord was, en dat hij begeerde, dat men voer hem ltreeke. Van Gend ging zelve na de Merlijn, begroette Mevrouw Temple , die hij in den Haage dikwijls gezien hadt, en rrduidde den Engelfehen Capitein, dat hij, zonder üitdruklijk bevel, op onze eigene Kust, en voor een enkel Konings jfagt , niet zou hebben mogen ftrijken ; doch, indien zijne Majefleit van Groot - Brit* ianje oordeelde, dat hem dit van regtswege toekwame, moest dit gefchil tusfchen hem en de Staaten befiist worden. De Ruiter en de andere Vlootvoogden ftonden in 't zelfde begrip. De Capitein van de Merlijn liet hier op af, en vervorderde zijne reis: marr 't werd hem , te Londe\ komende, zeer kwalijk genomen, dat hij den last niet gevolgd en 't fchieten aangehouden hadt, tot men hem metfeherp beantwoordde. Hef Engelfche Hof bleef niet in gebreke, om zich van dit voorval te bedienen tot het ophitzeh van een Volk, dat uit den aart trots én wonder naijverig is tèu opzigte van zijne gewaande heerfchappij ter Zee. Men llrooide uit, met eeneverg'rooijng', bij zulke geleg-ineden gmieen, dat van Gend uitdruklijkeii last gehad hadt, 0111, noch voor den Koning van Engeland, noch voor eenigeu Koning ter wereld, te ltrijken ; dat de ft: ndaird der Koninglijke Hoogheid veragt, en het regt der Vlagge hoogmoedig gefchonden wierd. Het geheele Volk behoorde zich dien hoon aantetrekken. Len Engelschman moest, niet N '3 alleen StaatsRegee- r1ng.  ï98 GESCHIEDENIS StaatsRegee&:ns. Downing het' waards gexoa- alleen enkele Schepen , maar geheele Vlooten voor een enkel Konings Schip ofjagtdoen ftrijfcen. Dusdanige redenen, zo zeer ftrookende met den aart des Volks, hadden de gewenschte uitwerking , om de bedoelde verbitterdheid gaande te maaken : waarom ook der Staaten Afgezant Boreel fchreef, „dat de „ weigering van van Gend bij 't Hof en het Volk zeer zwaar genomen wierd (*)-" De Ridder George Downing , dien de Staaten, niet zonder reden, voor hunnen gellagen vijand hielden, kwam, als Afgezant van Carel oen li , in ftede van Temple , een vriend des Gemeenebests en des Vredes. Wij hebben reeds verfcheide trekken opgegeeven, gefchikt om het charaéter deezes driftigen en onrustigen Staatsdienaars te doen kennen. Hij gaf voor, volkomen gezind te zijn , om de gefchillen ten beste te helpen vereffenen: water in den wijn, en geen wijn in 't water te zullen doen, alzo hij uit eigen aart tot zagtheid helde, en tevooren de taal zijns Meelters hadt moeten fpreeken. Welhaast liet hij zich op een anderen toon hooren: voldoening eifchende wegens den hoon , 's Konings Jsgt aangedaan, en dat alle Nederlandfche Schepen behoorden te ftrijken voor die van Groot - Brittanje, en daar door 's Konings Oppergezag 'over de Zee te erkennen : voorts, dat van Gend openlijk taogt geftraft Worden. om anderen aftefchrikken van diergelijk een wan- (*) Brandt , Leeven van de Ruiter, bJ. 631.636. Raigm, IX. p. 307.  der N E D E R L A N D E N. 190 wang-drag (*). Dewijl zijn last inhïeldr , niet lang in Holland te vertoeven, fchreef hij den Staaten eenen kort bepaalden tijd voor , om hem te antwoorden : eene zeer dwingende wijze van onderhandelen, en geheel niet voegende bij eene Regeeringsvorm, als die van 't Gemeenebest der Ferèénigde Nederlanden, waar 't verwijlen onvermijdelijk is, en,bovenal , in een tijd , wanneer verdeeldheden heerfchen. Naar veel gerchils en raadpleegens , bragt de Witt ter Vergaderinge der Staaten van Holland in overweeginge, dat hij, 's nagrs , peinzende op het (luk der Vlagge, in aanmerking genomen hadt, hoe men 't Gemeen in Engeland een indruk zou zoeken te geeven, dat de Koning den Staaten geen Oorlog aandeedt ten gevalle der Franfchen , maar om het Regt der Vlagge ; dat hij, om den Engelfehen dit voorwendzel te beneemen, den Koning wilde voorflaan, dat hunne Hoog Mogenheden, op den grondllag eener redelijke vriendfchap, en mirs zijne Majefteit, in gevolge van het Drievoudig Verbond , dea Staaten bijftondt tegen Frankrijk , vrijwillig aanboden en toeftonden , dat, zo wel hunne ganfche Vloot, als enkele Schepen, voor een enkel OotlogIchip, voerende 's Konings Vlag, flrijken zouj mits het alleen gefehiedde, om alle eer aaneen zo groot Monarch en Bondgenoot te betooneu, en daar uit geen (*j Helt. Me re. 1671. bl. 18 5. Aanteken, van de Pen firn. Vivien en Hop, M.m. van den A:nbasf. Downung. Mf, N 4 Staats. IIegek- RI.NG. Onderhandelingen met Engeland op ia voorfligen vart de Win.  Staats- RBüEERUG. 200 GESCHIEDENIS geen bewijs ten nadeele der vrije vaart ontleend wierd. De Staaten van Holland bewilligden in dien voorflag. Dezelve weid Downing aangeboden, maar hij weigerde dien te aanvaarden , voorwendende, dat dit antwoord te laat kwam (*). De Staaten zonden daarop dit antwoord na Londen, en lieten het aanbieden door hunnen Afgezant. Dan het Hof oordeelde, dat het in dubbelzinnige en' betwistbaare uitdrukking en begreepen was. Hun gewoone Afgezant Bqreel was een .zagtaartig en braaf Man, doch niet fch.rander genoeg, om de ftaatkundige Itreeken van het bedrieglijk Engelfche Hof te doorzien. Hij fchreef bijkans altoos, dat 'er nog wel hoope was, om de zaaken op een goeden voet te brengen. De Staaten , van elders beter onderrigt, oordeelden het noqdig , een bekwaamer Man derwaards te zenden als buitengewoon Afgezant , waar toe zij den Heer Meerman , Oud-Burgemeefter van Leyden, verkoozen. Deze vervoegde z:ch , te Londen, bij de Engelfche S.aatsdieriaaren, hun verzoekende, dat zij het antwoord zouden begrijpen in uitdrukkingen , welken zij voegeljk oordeelden; doch zij verklaarden , dat het opftellen van Acten voor de Hollanders de zaak niet was der Engelfche S.aatsdienaaren. De Afgezant bragt hun een veranderd (*) Secr. Refol. lioll. 1673. III. D. bl. 217. 223. Refol. Holl, IÓ72. bl. 37. Aanteken, van de Pcnfion. Vivien en Hop van 4. Feb. 1672. Mf. Brandt, Leeven ven de Ruitert bl. 640. 641.  der. NEDERLANDEN. 20* derd Artykel onder 't oog, met de vraag , of dit voldeedt ? Zij betuigden , zich daar over niet te kunnen uitlaaten , wanneer het niet getekend yvas. Meerman waagde hetzelve te tekenen : en, daar hij eene nadere bijéénkomst verzogt, ftelde men hem zeker uur. Doch, op het zelfde verfchijnende, kreeg hij berigt, dat de tijd van onderhandelingen verftreeken was (*).. Blijkbaar bedoelde Engeland eene Vredebreuk: dan, reden daar toe misfende, nam hetten voorwend*zei van misnoegen de noodzaaklijkheid, om op eene kragtdaadige wijze wraak te neemen van den hoon, der Vlagge aangedaan, en de fmaadiijke wijze, waar op de Koning behandeld was op Gedenkpenningen , Schilderijen, en in Boeken.. Men hadt namelijk een Gedenkpenning geflagen op den Bredafchen Frede, waar op di Tocht na Chattam verbeeld werd op eene wijze, die den Hollanderen tot eere, en den Engelfchen tot fchande Itrekte. Op het Stadhuis te Dordrecht was eene gefchilderde afbeelding geplaatst van Cornelis de Witt , die zo veel deels gehad hadt in dien roemrijken Tocht, in 'i verfchiet vertoond door genomene en verbrandde Schepen , terwijl de Overwinning den Hdd kroonde. De Boeken of Schriften, door den Koning bedoeld , waren htt Belgium Gloriofum, of het Ferheerli kt Nederland, van Joannes Lydius, Predikant te Dordrecht, en ee- (*) Basnage, II. p. iqt.202. Secr. Refol.Holl. III. D, bl. 205 — 247. •N5 Staats- KEG1ÏÊlUiNQ. Voor- wei^z ls dir En- gel/chen van misnoegen.  StaatsRegee- kin8. Vierde so* GESCHIEDENIS eenige Verzen van den grooten Dichter Vondel, in welken de Engelfehen dcorgeftreeken werden , en 't verrichtte te Chattam bijzonder treffend gefchetst was. De Koning beklaagde zich bovenal, dat men Zijn perfoon te fchande ftelde, door het Schip The Royal Charles, in den jongstgevoerden Oorlog door de Hollanders genomen , voor aller oog ten toon te leggen. De Staaten lieten, om den Engelfehen ailen voorwendzel te ontneemen , den Stempel dier Gedenkpenning intrekken en vernietigen , de Schilderij wegneemen: en Boreël gat'zelfs hoop, dat de Staaten van Gend zouden Itraffen. Terwij! zij zich dus nog met de ijdele hoop , van den Vrede te zullen bewaaren , (heelden, begon de Oorlog van de zijde van Engeland zelf, 't welk zij hadden gehoopt te winnen (*). (*) Mvfiven van den ^mbasfadetir Boreel van den 5. 6-iQ.en 16. Febr. 1672 Mf. Brandt, Leeven van de Rutier , bl. 6:0. 641. 64a.  der NEDERLANDEN. 203 Vierde Tijdperk. Eerfie Oorlog met Frankrijk. Derde Oorlog mei Engeland. Inval der Franfchen en Engelfehen. ]|_J)fi draad der Gefchiedenisfe brengt ons eindelijk tot den fchrikiijkften en gevaarlijkften-Oorlog, door dit Gemeenebest ooit gevoerd. Naa tot het hoogde toppunt van magt opgeklommen, de (leun van Spanje , en de balans van Europa geweest ie zijn, naa zich, en niet zonder oorzaak, beroemd te hebben als Middelaar der Vorsten en Vredemaaker , is het op het punt des ondergangs gebragt, zonder eenig middel ter verdeediging te vinden. Drie der zeven Gewesten vallen in de magt der Vijanden : de anderen worden aangevallen, of hellen tot overgave, en zijn ten prooije der jammerlijkfte verdeeldheden. Het Eeuwig EdiSt wordt vernietigd, de Prins, die 'tzelve bezwooren hadt, van zijnen Eed ontllagen: het Stadhouderfchap komt als 't ware uit de aïfche te voorfchijn met meer kragts en meer gezags dan immer: het zagraartigde Volk des aardbodems laat zich tot wreedheden vervoeren , welker naageda^tenis nog niet is uitgewischt. De Bondgenooten van het Gemeenebest fchenden de heiligde Verbonden, om 't zelve den Oorlog santedoen : de nabuurige Staaten, belang hebbende in deszelfs verdeediging, verkenen Staat van 'tGsineenebest. 1672.  *P4 GESCHIEDENIS S TAATS- Kegee- KlNG. leenen bijftand, om de fchutsmuur, tot behoudenis ltrekkende, omverre te rukken, lerwijj zij, die, uit noodzaaklijkheid, zich voor 't zelve zouden hebben moeien verklaaren, door verraad Of onjkoopiaa ledige aanfchouwers blijven. Een reeks van jaaren hadden de Ferèénigde Gewesten den Oorlog gevoerd tegen Spanje, vermüs zij, beunlings, 0f Frankrijk, oï Engeland op hunne zijde hadden, en de Vorften des Duit/eken Rijks hun begunstigden , of zich buiten flaar bevonden > om hun eenig nadeel toetebrengen; maar thans wórden ze ten lande en ter zee aangevallen door Frankrijk en Engeland, toen de twee magtigfte Vorften van Europa, onderfteünd door twee Duitfihe Vorften. De Zeemagt was in eenen ontzaglijken ftaat; doch de Landmagt zeer zwak. üe Grensphatzen waren ftegt onderhouden , en de Legers zonder gei noegzaame Krijgstugt. De beste Legerhoofden', niet te vrede in den dienst der Ferèénigde Gewesten, hadden zich in dien van Frankrijk begeeven. Eene beltendige bevhjtiging op den Koophandel en de Handwerken hadt den Heldenmoed des Volks verdoofd. Alles was toevertrouwd aan gehumde vreemde Soldaaten , en die nog weinig in getal, ter oorzaake.van de groote afdankingen, door denfpaarzaamen geest dei Gemeenebestgezinden. DeTegenitadhouderhjke Partij , de heerfchende geworden, hadt allengskens de oude Krijgsbevelhebbers , aan 't Huis van Oranje verknogt , van den dienst ontllaagen, en derzelver plaatzen aangevuld met jonge Hee- ren,  der NEDERLANDEN. 205 ren, zonder ondervinding en zonder eenige andere verdiensten , dan dat zij behoorden tot Familien, die de bovendrijvende Partij voorbonden. Deeze nieuwe Bevelhebbers , vertrouwende op de gunst, hun toegedraagen, bevlijtigden zich niet op Krijgszaaken, eenigen lieten hun post door anderen waarneemen, en zomtnigen verzuimden hunne Regimenten voltallig te houden , om hun inkomen re vermeerderen. In den laatstgevoerden Oorlog tegen Engeland waren de Engelfche , en , naa den inval van Lodewijk den XIV, de Franfche Regimenten af. gedankt: ook is 't uit den loop der voorgaande Gefchiedenisfe openbaar, hoe veel deels de Krijgslieden uit die beide Volken dikwijls gehad hebben in den voorfpoed van der Staaten wapenen. Het Gemeenebest, tot het afweeren der dreigende gevaaren, te vergeefsch gezogt hebbende Verbintenisfen aantegaan , gefchikt om hetzelve re verdeedigen, hadt thans geen ander redmiddel over, dan alles te werk te Hellen , om de Vijanden eenigen ti jd optehouden , of ook de vrees voor gevaar andere Staaten, van Europa uit den fluimerflaap mogt op. wekken. Men wil , dat de Raadpenlionaris de Witt , door al te veel te redeneeren , en zich aan befpiegelingen overtegeeven , het Gemeenebest op den rand des ondergangs bragt. Zeer gehegt aan wiskundige betoogingen, wilde hij over den loop der zaaken oordeelen volgens de waare be'angen der genen, met welken hij te doen hadr. Eene verèéniging tusfchen Frankrijk en Engeland fcheen hem al StaatsRegeeRinc. Stsatkun- de van pe Witt.  3.06- GESCHIEDENIS staats- Regeering. al te zeer ftrijdig met de belangen van het la^gémelde Rijk: de berekening der kosten , die 'er zouden vereischt worden , om de Zeven Gewesten te bemngtigen, hadt hem aangetoond, dat dezelve op verre na door het voordoe! deezer overwinning niet zouden kunnen opgewoogen worden. JHier uit hadt hij, als een zuinig Gemeenebestgezinde, het gevolg getrokken, dat Looewijk de XIV. van dit voorneemen wel zou afzien. Hij bedagt niet genoeg , dat groote belangen dikwijls veronagtzaamd , en nog meermaalen aan driften opgeofferd worden. Hij verloor uit het oog de kinderagtigheid der beweegredenen, die menigmaal de Vorften aanzetten , endegeringe oorzaaken der grootfte gebeurtenisfen. De Zeemagt der Ferèénigde Gewesten was , gelijk wij reeds heb'->en aangemerkt, in een ontzaglijken ftaat. Voor dezelve hadt de Witt altoos op eene bijzondere wijze zora; gedraagen. De tweelaattte Oorlogen met Engeland hadden de dapperheid der Zeehelden leevendig gehouden,, en de bekwaamheden der Zeelieden aangekweekt. De Ruiter , de grootfte Zeevoogd van zijn tijd , was zeer verknogt aan de Partij der volijverige Gemeenehestgezinden. De Witt Relde derhalven alles te werk , om de uitrusting eener ontzaglijke Vloote te veihaasten. 't Was zijn plan , een meefterftnk ter zee te doen, en door hetzelve den wankelenden moed der Staaten optebeuren. Hij fchijnt toen zeer op de Engelfehen gebeeten geweest te zijn , en brandde , om zich op hen te wreeken, wegens hunne trouwloosheid. Hij kon hun  der. NEDERLANDEN. 207 hun niet vergceven, dat zij het Gemeenebest de verbintenis met Frankrijk hadden doen verliezen, om, vervolgens , met Frankrijk tegen het Gemeenebest aamefpannen. Dit was de ftaat, dit waren de vooruitzigten der Ferèénigde Gewesten, wanneer de Franfchen hunne Krijgsbenden na het Keulfche en Munfterfche deeden trekken. De Franfchen gaven zich, meer dan ooit, over aan hunnen volkseigenen waan , en fnorkten van eene overwinning, die nog behaald moest worden. Te Parijs vervaardigde men Penningen, met twee Zinnebeelden. In de ééne , flaande op Frankrijk, ftondt eene Zon, die de dampen uit de Moerasfen trekt, met dit bijfchrift: Evexi , sed discutiam. Ik heb ze in de hoogte opgetrokken, maar ik zal ze verft'rooi/en. In de r.n lere , Haande op Engeland, was de Maan en de Zee verbeeld , met deeze woorden : Mihi soli obtempsrat /equor. Mij alleen gehoorzaamt de Zee (*). De Koning van Franknjk liet eene Oorlogsverklaring zijnen aanval voorafgaan: doch dezelve behelsde geenbijaondergenoemdbezwaar. Hij betuigde, dat het gedrag der Staaten, ten zijnen opzlgte, zijne reebmaatige verontwaardiging hadt gaande gemaakt. Hij kon met geen onverfchillig oog de weldaaden zijner Voorzaaten met zo veel ondankbaarheids vergolden zien : zijne eer eischte daar, voor eene zigtbaare voldoening. Overzulks hadt hij goedgevonden , zijne Krijgsmagt ten C") Brandt , Leeven v*n de Kuiter, bl. 643. Staati REGEfcRING. Het gedrag der Fran- ■ fchen. Oorlogsverklaaring.  coS GESCHIEDENIS Staatsie egfëring. Toerusting. ten lande en te water tegen bén te wenden, én aïlen handel en geraeenfchap zijner Onderdaanen met die der Ferèénigde Gewesten te verbieden (*). Alles, wat de Staatzugt en menfchelijke voorzigtigiieid tot het verdelgen van een Volk kunnen toerusten , hadt Lodewijk de XIV. gedaan. Men zat in de Gefchiedenisfen bezwaarlijk een voorbeeld aanwijzen van eene kleine ohderneetning , met zo ontzaglijke toerustingen aangevangen. Van alle Vermeelieraaren, die een gedeelte der Wereld overhéerden, heeft niemand zijne vermeefteringen begonnen met zo veel geregelde Krijgsbenden en zulk eene Krijgskas, als Lodewijk de XIV, om het kleine lioekje Werelds der Ferèénigde Nederlanden te ondertebrengen. Het Leger, 't welk hij zou doen optrekken , zou , zo men voorgaf , op tweehonderdduizend man gebragt worden. Dertig Schepen van vijftig Hukken moeiten zich bij de Engelfche Vloot voegen. De Keurvorsten van Keulen en Munfter waren gereed, om hem met hunne magt bijtellaan. De' orde, de huishoudelijke fchikking , en het vernuft van Colbert hadden in de geldheffingen door een groot Koningrijk eene onuitputbaare bron gevonden, om de ontwerpen van 's Konings Krijgs- en Eerzngt volvoerbaar te maaken. De Opperhoofden zijner Legers waren CoNDé en Turenne , onderfteund door Luxemburg, Crequi, en de beste Krijgsbevelhebberen van dien tijd. De Krijgslieden, aan de ftriktfie (*) Holl. Merc. 1672. bi. 29.'  Dia tiËDËRLANDÈK. 209 ftriktfte Krijgstugt onderworpen, en moedig, dat zij aangevoerd wierden door Legerhoofden van zulk eene vermaardheid, dagten, dat niets hun zou kunnen wederflaan. De Vorst , omringd door den luisterrijkften Adel , moedigde heh aan door zijne oplettenheid, om heerlijke daaden te beloonen , en, h geen men nog hooger waardeerde, door de hoop van zijne goedkeuring te verwerven. De moeilijkheden des Oorlogs veroorzaakten geene verandering altoos in de gewoone vermaaklijkheden van een wellustig Hof. Nooit vertoonde zich een lustig en oorlogminnend Volk in eene 't zelve eigenaartiger gedaante. De Koning van Engeland kon op 't zelfde Krijgstooneel niet te voorfchijn treeden: dan hij vertoonde zich eer dan Lodewijk. de XIV. op een ander. Hij liet , zonder eenige Oorlogs verklaaring gedaan te hebben, de Schepen det Staaten aantasten , en bediende zich tot dit trouwloos ftuk san denzelfden Robert Holmes , die, in den voorgaanden Oorlog, de vijandlijkheden, desgelijks zonder Oorlogsverklaaring, hadt aangevangen. Met acht Oorlogfchépen en drie Kitzen dak hij, met het begin van Lentemaand , in Zee , óm te kruisfen op de Koopvaardijvloot , die van Smirna, en andere Plaatzen in de Mlddelltndfche Zee, verwagt, en op anderhalf mi!Hoen waarde gefchat werd. Een begeerlijk lokaas Voor een Vorst, die tot zijne overdaadige leevenSwijze en Krijgstoerustinge veel gelds noodig hadt. Holmes brartdde van begeerte na zulk een rijkefi VIL Dieh O buiti Staats- R.EGE&RIKG» De Er., gelfcheïi tasten dó Smirnafche Vlootaati vóór de Oorlogsverklaaring.  aio GESCHIEDENIS Sta ATS' Regee- Ri.-o. hult Hij ontmoette den Engelfehen Vloothevelhebber Spragcïe , die met eenige Oorlogfchepen, uit de Middenlandfche Zee komende, een tijd lang, nevens die Koopvaardijvloot gezeild hadr,en Holmes, op zijne vraagen na dezelve, geantwoord , dat ze welhaast zou opdaagen. Hadt Holmes zijn last aan Spragge ontdekt, en dien bewoogen, zich met hem te verééniaen, het ware gedaah eeweeft met de Holiandfche Vloot. Doch de begeerte, om deezen prooi alleen te bemagtlgen, verblindde hem. Deeze kundichap ontvangen hebbende, liet hij Spragge voort* zeilen, en ging de Hollanders opzoeken. Zijn brandend ongeduld werd voldaan op dendrieentwintigften van Lentemaand, wanneer de vei beidde Vloot zich vertoonde , doch , tot zijn ongeluk, begeleid door vijf Schepen van Oorlog , onder het opperbevel van Capitein Adriaan de Haaze. Zij booden, wel verre van zich overtegeeven , zo moedigen wederftand , dat hij, naa eenige uuren vegtens, moest wijken. Den volgenden dag, met vier groote Oorlogfchepen en eenig klein Vaartuig verlterkt, hervatte hij den (lag; maar met even weinig vrugts. Naa den middag deedt hij eene derde pooging, en omringde het Schip van Jan van Nes den ouden , die fneuvelde ; en zijn deerlijk gehavend Schip ging ten gronde. De andere Schepen hielden vol met ftrijden, zo dat Holmes niet meer dan drie of vier Koopvaarders bemagtigde. Moedig hadden Zich in dat gevegt de Oorlogs - en Koopvaardijfchepen gtkweeten. Zij vervolgden hunne reize , en kwa-  der NEDERLANDEN. 211 kwamen behouden in 't Vaderland. Ongelukkig hadt ook de Haaze het leeven , bij 't verdeedigen der hem toevertrouwde Koopvaarderen, ingefchooten. L)è tijding van deeze nieuwe trouwloosheid der Engelfehen veroorzaakte eene zo algemeene als billijke verontwaardiging. De fchande voor de Engelfehen liep te meer in 't oog, vermits zij 'erzofchandelijk afkwamen. De Engelfche Regeering durfde 'er niet openlijk voor uitkomen, en zogt dit aantasten der Koopvloot te doen doorgaan voor eene toevallige ontmoeting , veroorzaakt door het weigeren van ftrijken aan de zijde der Hollanderen. Maar de valschheid van dit voorwendzel was zo kandtastlijk, dat Holmes niet onbefchaamd genoeg was, om, in weerwil eèner menigte van ooggetuigen, die het tegèndeel verzekerden , zulks lang ftaande te houden (*). Carel de II. hadt reeds verfcheide Nederlandfche Schepen aangeflagens en hier waren , op dat voorbeeld , eenige Engelfche in beflag genomen. Dan, toen deezen hier werden vrijgegeeven, öntfloeg ook de Koning van Engeland eenige Nederlandfche; doch hieldt de veroverden door Holmeü voor goeden prijs (1"). Carel de II. oordeelde het toen tijd , om hei mas (*) Burnet Hifi. of hts own Time, I. p. 307. Hol! Merc. 167a. bl. 18. BRArvDT , Leeven van de Ruiter bl. 645. (f) Rapin, IX. p. 3H. Brandt, Leeven van d> Ruiter, bl. 045. O a Staats. Rbge£> ring.  212 GESCHIEDENIS StaatsRegee- 11ing. Oorloge verwaaiing van Engeland. masker afteligten , en eene Oorlogsverklaaring te doen. Veel verfchilde dezelre van die des Konings vin Frankrijk, die het beneden zich fcheen te agten, rekenfchap van zijn gedrag te geeven. Deeze was met meer omflandigheden bekleed: buiten twijfel, om dat het Volk, naar den aart des Britfehen Rijksbelruurs , verlangde onderrigt te weezen van 's Vorften handelwijze niet alleen, maar ook van zijne beweegredenen; doch zij was zo wel flegter als langer dan die des Konings van Frankrijk , dewijl gebrek aan redenen hem noodzaakte de toevlugt te neemen tot valfche , beuzelagtige en kinderlijke voorwendzels. Carel de II. betuigde in dezelve , dat hij, zints zijne herltelïing op den Throon , in alle zijne daaden den grootden ijver voor de rust der 'Christenheid hadt laaten blijken , en zich heilig onthouden van iets tegen de Siaaten van andere Mogenheden te onderneemen. Dat, fchoon hij het Verbond met de Staaten der Ferèénigde Gewesten zorgvuldig was naagekomen , zij hem , in den jaare MDCLXV, tot eene Vredebreuk genoodzaakt hadden. Zints den Vrede , te Breda gefloten , waren de Staaten 'er fteeds op uit geweest , om het onderhouden der gemaakte Verdraagen en Schikkingen te ontwijken: en de verfchillen over de Vastigheden in de beide Indünbleeven onafgedaan. V eele Engelfehen cp Suriname wilden zij , volgens het getroffen Verdrag , niet iaaten trekken. Hunne verongelijkingen bleeven niet alleen bepaald bij de Onderdaanen van zijne Majefteit, maar ftrekten zich bok tot zijnen per-  dkh. NEDERLANDEN. 231 perfoon uit. Geene Stad in de Nederlanden was 'er, of men hadt 'er hoonende enfmaadendeSchilderijen, Gedenkpenningen en Opfchriften. In den jongstverftreeken Zomer hadden zij het Regt der Vlagge, één der oudfte en onbetwistbaarfte Regten der Koningen van Engeland , gefchonden : en de onbefchaamdheid zo verre gebragt, dat men aan vreemde Hoven dit Regt als belachlijk ten toon itelde. Men kwam in ondankbaarheid tot het uiterfte , om den Engelfehen de heerfchappij der Zee te betwisten, fchoon men voortijds het een groot geluk agtte, van de Koningen van Engeland verlof ter Vischvangst te verwerven, mits het betaalen van zekere fchatting- In ftede van hem eenige voldoening te geeven, hadden de Staaten den Koning van Frankrijk tegen Engeland zoeken opteftooken. Eindelijk, men hadt zijnen Afgezant een Papier tragten ter hand te ftellen, waar in men aanboodt, voor 's Konings Schepen te ftrijken, onder beding, dat hj hier uit geen gevolg trok ten nadeele van den vrijen Handel, en de Staaten tegen Frankrijk bijftondt. Hun buitengewoon Afgezant hadt geen andere voorwaarden willen aanbieden, voor hij zijne Meesters nader zou gefchreeven hebben. — De Koning , derhalven, wanhoopende eenige vrugt te zien van die onderhandelingen, vondt zich genoodzaakt tot de wapenen te komen, en verboodt , in gevolge hier van , allen Handel met de Onderdaanen der Ferèénigde Nederlanden, Ten flot verklaarde hij , zich verO3 " pligï. StaatsRegee- rin 6.  si4 GESCHIEDENIS Staats- R.EGËEKUNG. B jZÜIV dereredsnen van misnoegen des Konings van Et;, geland. pligt te agten den Akenfchen Vrede te handhaaven (*). Ware het voor de Staaten zo gemak lijk geweest, zich te verdeedigen tegen de poógingén hunner Vijanden , als om de haatiijke en btuzelagtige voorwendzels in hunne Oorlogsverklaaringen te wederleggen ! Dit deeden zij , in 't volgend jaar , ten opzigte der Engelfche; die des Konings van Frankrijk onbeantwoord laatende ; dewijl 'er niets bijzonders ten hunnen laste in werd bijgebragt, en 't ook meer betekent, een Volk , dat aandeel in de Regeering heeft, te onderrigten, dan Vertoogen te doen ineen Land, waar 's Konings wil de opperde Wet is.— Behalven de openlijke Oorlogs-verklaaring des Rqmngs van Engeland, is'er nog voorhanden een Brief, door hem aan den Prins van Oranje gefchreeven,« aa»r in hij deeze reden geeft van't opvatten der wapenen : „ De verongelijkingen, mij aangedaan door zommi„ gen, die, zedert eenigen tijd , het voornaam be„ wind over de regeering der Ferèénigde Nederlan„ den in handen hebben gehad, hebben mij genood„ zaakt tot het aangaan van een Verbond met den „ Allerchristlijkften Koning, die dezelfde reden van s, misnoegen tegen hen heeft: welk Verbond niets „ anders bedoelt , dan het te onderbrengen der on3, verdraaglijke grootsheid van den Loeveflehfchen „ Aanhang , en de beveiliging van ons zeiven », V«-Of (*) Holl. Merc. 1672. bl. 23.  Da NEDERLANDEN. 215 „ voor het toekomende tegen dergelijke beledigin„ gen (*>" Wij mogen vrijlijk vastftellen , dat in Engeland niets verzuimd werd , 't welk dienen kon om het Volk tegen de Ferèénigde Gewesten te verbitteren, en dat Leugen en Laster zameni'panden. Misfchien voerde deeze de taal van den Bisfchop Parker, waardig , om der verdraaidheids wille , hier opgehaald te worden. Hij hieldt ftaande: „ Dat 'er „ geen Regt van Verbond tusfchen het Volk van En. „ geland en de Hollandet s was. Dat zij geen regt,, vaardig en wettig Gemeenebest uitmaakten. Dat „ het eene fchuilplaats van Struik- en Zeeroovers „ was. Dat deeze Natiën natuurlijke Vijanden wa„ ren. Dat de Hollanders geduurige Oorlogen zou„ den hebben tegen de Engelfehen, zo door hunne „ natuurlijke geneigdheid , als om de winst, die „ deeze inhaalige Gierigaarts voornaamlijk zoeken. „ Dat dit verwaande Volk, het oude Rome willen„ de navolgen, na de heerfchappij der g.heele Wc „ reld ftonlr. Dat het een gerüimen tijd hadt ge„ jookt na den Handel der ganfche Aarde ; en dat, „ ae Koning van Engeland zich hadt verzet tegen „ hunne onmeetlijke heerschzugt. Dat, als zij de „ Engelfehen hadden overwonnen, zij deheerfehap „ pij der Zee zonder Mededinger zouden bezitten; „ en, meesters van de Zee zijnde, het welhaast van „ de O Hêli. Merc. 1672. W. 117. Ludlow's Mem. W» p. 20a. O 4 Staats- R.ege2r1hg. De En- gelfchen tegen de h'eilanders op-gehjtst.  si6 GESCHIEDENIS Regee» „ de Aarde zouden zijn. Dat, de Oorlog van die „ natuur zijnde, dat het een of't ander Yrolk moet ,9 te gronde gaan , men terftond Carthago moest „ verdelgen. —„ Wat het beginnen van den Oor„ log , zonder dien verklaard te hebben , betreft, „ hier op heeft men flegts , dat men met geen wet„ tigen Vijand te doen heeft, maar met een Volk, «,, 't welk alle Verbonden heeft verbroken , en dat men den trouwloozen geen woord behoeft te hou„ den. Dat de Batavieren altijd de Menfchen en de Goden hadden bedroogen : en dat deeze Meinë'es, digen vervallen waren van het liegt der Volken." Voorts haalt die Bisfchop de betwiste gevallen tusfchen de Hollanders en de Engelfehen op, den haatlijkften zin voor de eerften daar aan hegtende. Hol6ies wordt in een eerlijk Man , en de Ruiter, in een trouwloozen Roover hervormd. Dan het verdriet het ons, deeze war- en leugentaalaftefchrijven. Alleen nog een Baaltje der fchoone ze- dekunde diens Bisfchops. „ Indien men het Regt 9, der Verbonden (hij wil zeggen, het Regt der Vol„ ken,} eenigzins fchondt , moet men dit doen, „ om 'er zulk eene groote vergelding uit te trekken. „ De Koning, de Smirnafche Vloot veroverd hebs, bende, zal zich door die ééne verovering kunnen „ ontflaan van alle zijne fchdden , en den Soldaas, ten, in 't vervolg van den Oorlog , hunne foldy » kunnen betaalen (*)." De ("0 U Clerc Neder/, Cefch. III. D.  der. NEDERLANDEN. m? De Engelfehen , dus ten Oorloge aangefpoord, rustten eene rnagtige Vloot toe. De Staaten , zich ter Zee fterkst bevindende , befloten , hen te voorkomen. Voor het einde van Grasmaand geraakte hunne Vloot in Zee, eenennegentig Schepen en Fregatten van Oorlog fterk, behalven ;het minder Vaartuig- De dappere de Ruiter voerde 'er het opperbevel over , en hadt aan zijn boord den Ruwaard de Witt , als Gemagtigden der Staaten. De Vloot was in drieën verdeeld , onder de Ruiter , Bankert en van Gend. Het eerire oogmerk was , de verèéniging der Franfche en Engelfche Vlooten te beletten; doch dit mislukte, 't Liep aan tot den zevenden van Zomermaand , dat zij de veréénigde Vloot ontdekten , in Soulsbaay ten anker liggende , op honderd en veertig Zeilen begroot, waar van flegts dertig aan Frankrijk behoorden , onder het beleid van den Vice - Admiraal d'Estrees. De Hertog van York. hadt het opperbevel ; doch deeze Prins , of vertrouwende op zijne kragten, of vermetel op zijne bedreevenheidinZeezaakens was niet gereed tot het gevegt, wanneer de Montaigue , Graaf van Sandwichs hem de aannadering des Vijands boodfehapte. Op dit berigt begaf zich elk Schip, met allen fpoed , op zijn post : en veelen moesten, om gereed te zijn, de ankers kappen. De Ruiter nam dit oogenblik van wanorde waar, om op de vijandlijke Vloot aantevallen ; een fchoone kans, die ook het gewenschte voordeel zou hebben aangebragt, indjen Sandwich, te midden van 5cgevaar, O 5 de StaatsRegkb- RiNG. Zeeflasr; bij Souh' i>aay.t  Staats- jlEGER- Ri L\(i. n8 GESCHIEDENIS de grootfte bedaardheid van geest behoudende , de Vloot niet uit de Baay geholpen, en voor het aanileeken der Branderen behoed hadt. Hierop ving de llag aan met gelijke heftigheid van wederzijden. De Ruiter zette het op den Hertog van York aan, en noodzaakte hem het doorgeboorde Schip te verlaalaaten, zonder dat hij moed hadt, om andermaal de Ruiter te ontmoeten Capitein Jan van Brakel , door opziedenden moed vervoerd, en de nietige Wetten der Zee-krijgsörde te buireu gaande , behaalde grooten roem. 't Was , naar de gemaakte fchikking, zijn post, tegen de Roode Vlag te vegten ; doch, kans ziende, om het Schip des Graaven van Sandwich , die de Blauwe Vlag aanvoerde, aantevallen, ging hij uit zijne linie. Met een Schip van zestig (lukken en driehonderd man waagde hij den kans tegen een van honderd en vier ftukken en duizend koppen. Zonder fchieten Rrëefdé hij heen door de Schepen, die, op hem fchictende, hem zogten te doen afhouden : tegen het losbranden van Sandwich zeilde hij in, en , hem digt genaderd, gaf hij de voile laag, een deerlijk bloedbad aanrigtende Zo redtoös was het Engelsen Schip , waar bij 't zijne een Bootje fcheen, gei'ch .oten, dat Sandwich zich zou overgegeven hebben , indien van Brakel een Vlagman geweest ware. Vervolgens, het niet langer houbaar Schip met eene overlaadene Sloep verlaacer.de, zonk dezelve , en die moedige Zeeheld verloor het leeven. Van Gend , op de Engdfcheii inzonderheid verbitterd , om dat zij hem  der NEDERLANDEN. 219 hem ter voorbeeldlijke draffe gevorderd hadden, wegens het niet groeten van het Koninglijk jagt de Merlijn, bedreedt de Blauwe Vlag met het hevigst vuur; doch werd, in 't begin des flags, doorfchoo« ten. De Witt hielde zich , geduurende't gevegt, op de Bovenhut, in 't hevigst vuur: drie van zijne twaalf Helbaardieren werden aan zijne zijde doodgefchooten , en drie doodlijk gekwetst. Drie jon^ Heeren van Amfterdam , Gerard Hasselaar , Coenraad Heemskerk en Joan Beroh , gaven blijken van hunne dapperheid aan 'c hoofd van zeker aantal Matroozen, door hen uit eigen beurs aangenomen. Hasselaar betaalde dien roem met zijn leeven. De Rüiter verklaarde, dat hij wel Zeejlagen hadt bijgewoond, maar nooit in fcherper oflangduw riger gevegt geweest ware. Een Luitenant van Sanowichs gezonken Schip, voor den raiddag aan't boord van de Ruiter gebragt, kon zich niet wederhoudeu van te;zeggen : Mijn Heet ! is dat vegten ? 't Is nog geen middag, en daar is al meer gedaan dan in den jaare MDCLXVI, in alle vier de dagen: en,'savonds, naa het eindigen van den flag , alles aan 't boord befchouwd hebbende , betuigde hij, in verwondering opgetoogen : Is dat een Admiraal! Dat's een Admiraal, een Capitein , een Stuurman , een Matroos en een Soldaat; ja die Man , die Held, is dat alles te gelijk ! De Zeedag begon 's morgens ten zeven uuren, en eindigde met den nagt. Elk fchreef zich de overwinning toe, zonder dat men recht weet, wie eerst af- Staats* Regee» RING.  sp.o GESCHIEDENIS Staats- Regée- e.1ng. Maatregels , ter verdeedigisg ten Lande, ver zmrad. afdeinsde. Het verlies was aan beide zijden groot, Zeker gaat het, dat de Engelfehen veek aanzienlijke Heeren verlooren; behalven Sandwich , nog achttien Capiteinen. ■—■ De Franfchen hadden verre het minst geleden ; want, fchoon zij eenigen tijd tegen Bankert flrecden , hadt de Graaf d'Estrees zich altoos op eenen afltand gehouden ; 't zij hij, volgens last, 's Konings Schepen fpaarde , terwijl de Engelfehen en Hollanders elkander verzwakten; 't zij de Franfchen in Zeegevegten dien moed enonverfchrokkenheid niet bezaten , welke ondervinding en naijver hun naderhand gegeeven hebben (*). Men kan niet lochenen , dat het roemrijk was voor de Ferèénigde Gewesten , met zulk een uitilag tegen de verédnigde Vlooten der twee magtigfteZeemogtnheden geftreeden te hebben. Het werd ook ten breedlten ten voordeele van 't Gemeenebest uitgemeeten , cm den moed der Landzaaten , door Frankrijks aannaderingen ten Lande gedempt, op- tebeuren. Lodewijk de XIV. hadt zijne Krijgsbenden na de Grenzen doen trekken ; doch, edelmoediger , of ten minsten meer agtgeevende op de welvoeglijkheid, dan Carel den II, hadden zij geene vijandiijkhedeu begonnen vóór de openlijke Oorlogsverklaaring , hier boven vermeld. De Staaten , toen het gevaar onvermijdelijk voor oogen ziende , raadpleegden ernstig over de noodzaakhjkhcid, om (*) Brandt, Leeven van de Ruiter, b!. 64.6 -67$. UothMerc.167zM.5z. Rapin, IX. p. 318.319.  der NEDERLANDEN, zs.% om het Land , door het verfterken der Grenzen, te dekken. De Raadpenfionaris de Witt hadt reeds van 't begin des jaars aangedrongen op het werven van manfchap, doch de verdeelde gemoederen in dat fluk niet kunnen veréénigen (*). De Algemeene Staaten maakten verfcheide fchikkingen, om de Vestingen en Bezettingen der Grensplaatzen te verfterken , bovenal Wszel, Rhijnherk , en andere meest blootgeftelde Plaatzen. 't Was lang voorzien, dat de Franfchen, over den Tsfel, na Utrecht zouden zoeken te komen, wanneer Holland als voor hen bloot lag. Holland werd voor zichzelven bekommerd: en het kwam in overleg , om het Gemeenebest door een zonderling redmiddel uit den nood te helpen. De Stad Keulen was , zints eenigen tijd, gelijk meermaalen , in openbaaren Oorlog geweest met haaren Aardsbisfchop. De Sraaten hadden zich van die gelegenheid bediend, om in de Stad Krijgsvolk te brengen , zo 'r heette , ter haarer verdeediging , döch met 'er daad , om den Franfchen den doortocht door deeze Stad over den Rhijn te beletten. Men raadpleegde over het verfterken dier Bezetting ; doch 'er werd niets op belloten (f). De Marquis de la Fake verzekert, in zijne Gedenkfchriften , dat, indien men den vrcegeren raad van de Witt gevolgd hadt, het Gemeenebest behouden zou geweest zijn. „ Die bekwaame Man," fchrijft hij, (*) Refol. Holt. 1672. bl. 22..26. 48, 118. (f) 1Ó71. bl. 5^. Staats» R lïGKEi. RING.  222. GESCHIEDENIS Staats- Regeering.' Eetffe Wmeei tering ;i Aetrra /eAen. hij, die den Staat beftuurde door zijn uitmuntend ,, verfknd, ftelde een vreemden raad voor , naam„ lijk om Nuis aantetasten eerde Koning van Frank„ riik te velde trok, en daar alle de Magazijnen af„ tebranden, welker vernieling de Franfchen in het Voort?etten van den Oorlog zou gefluit hebben. „ Maar deeze voordag werd verworpen , ongetwij5, feld , om dat de Staaten het niet genoeg ééns „ waren tot het waagen van een ftap, die met geene „ zekerheid van eenen gelukkigen uitflag kon gedaan „ worden, dan met die Plaats aantetasten vóór de „ verklaaring des Oorlogs." -— Het verfterken der Bezetting te Keulen vorderde te meer overweeging , dewijl dit Keurvorftendom de voornaamfte Plaats was , die de Franfchen gekoozen hadden, om in de Ferèénigde Genest en te dringen. Dus lieten zij de Spaanfche Nederlanden ongemoeid , die, op de vermeestering der Ferèénigde Gewesten , vari zelve zouden bukken ; en verzekerden zich van de Engelfehen, die voorgegee ven hadden, van'tDf/evouaig Ferhond niet te zullen afwijken. Looewijk du XIV. begaf zich , den dertienden - van Bloeimaand , na Charleroi, de verzamelplaats ' zijns Legers. De Prins van CoNDé raadde hem, zijne talrijke Krijgsmagt niet te verdeden, maar met dezelve, als eene inbreekende rivier, welkerfnelheid niets kan wederftaan , in de Ferèénigde Gewesten te vallen; doch, om belmettelijke ziekten en gebrek te vermijden, waar door niet zelden de grootfte Legers verfmelten, verdeelde de Koning het zijne in drie dee-  der NEDERLANDEN. 223 deelen. De Koning voerde met den Hertog van Or. kans, zijn Broeder, en den Maarfchalk de TurenNe het gros des Legers aan. De Prins van CoNpé hadt bevel over het tweede , en de Herrog van Luxemburg over het derde gedeelte. Het Le- gerdeel van Turenne trok door 't Land van Luik tot Maastricht. Deeze Stad , door de Staaten rijklijk van Volk en vooiraad voorzien, liet men liegen, dewijl zij, door een langen wederftand , de Krijgsverrigtingen des Legers zou belemmerd hebben. Mazeik , een Steedje van geen!aanbelang , aan de Maas, werd ingenomen: Orfoi, de eerlte Plaats in deezen Oord, die Staatfche Bezetting in hadt, bukte naa het beleg van vijf dagen. Om fchrik in de harten te jaagen, deedt de Koning , op éénen dag, de Steden, Kleef, Burich, Wezel, Emmerik ert Rijnberk, belegeren. Deeze Plaatzen , die , in de Öotlogen met de Spanjaarden, belegeringen van maanden verduurd hadden , gaven zien , bijkans zonder eenigen wederftand te bieden , over. Rees en Deutichem volgden dat zelfde fpoor (*). De Staaten, verpligt, hun klein aantal Krijgslieden , 't welk op tweeëntwintig duizend man begroot werd , op eene menigte plaatzen te verfpreiden, konden, om deeze bezet te honden , geene niet te hulpe komen , et: geen behoorlijk Leger te Velde brengen. Tot over maai (*) HoU. Merc. 1671. bl.49.5p- 64. Samson , Ui/l. de Guilh Ifl. Tom. II. p. 1t5. Valkenier Verward Europa, I. D. bl. 368.430.434. Staatsie eg kering.  «4 GESCHIEDENIS Staats- regeering. De Bisfchoppenvors Keu len en Muller vallen den S.aat maat van ramp , voerden de Bevelhebbers, rieerèn* deels onërvaaren, gebied over niet wel afgerigte troepen. Eene algemeene verilaagenheid hadt, op 't gezigt der zamenfpanningen van zo veele Vijanden, de gemoederen aangegreepen. Wanhoep aan eenen gunstigen uitllag verdoofde bijkans in aller hart dat edel vuur, 't welk anders, in dringende gevaaren , wonderen werkt. Terwijl de Franfchen de gemelde venneesteringeh maakten , verklaarden de Keurvorst van Keulen en de Bisfchop van Munfler den Staaten den Oorlog. De eerstgemelde beklaagde zich over het ongelijk, hem aangedaan, in Rhijnberk aan hem te onthouden, eh onlangs Krijgsvolk in zijn Aardsbisdom te zenden, ten onderftand zijner wederfpannige Onderdaanen. De beweegredenen van den Krijgszugtigefi Munfterfchen Kerkvoogd waren minder gegrond: hij befchuldigde de Staaten , dat zij zijne Amptenaars en Krijgsoverften hadden zoeken omtekoopen , eö hadt zelfs de onbefchaamdheid van hun te verwijten, dat zij Moordenaars hadden opgemaakt, om hem van kant te helpen (*). — Deeze beide Kerkvoogden verenigden hunne Krijgsmagt in IFestphaalen, en vielen in Overijsfel en het Graaffchap Zutphen. Enfchcde , Oldenzeel , Ootmarfum, Almelo, Berkelo , Lochem en Grol, Piaatzen, die zich niet konden verdeedigen, werden bijkans zo ras overgegee- ven (*) Valkenier, Ferward Europa , I. D. Bijlage Nc. 35.36. bl. 87.53.  der NEDERLANDEN. 225 ven als berend. Langer tegenweer wagtte men van Deventer; maar, 't zij lafhartigheid of verraad hier onder fpeelde , de Bevelhebber , onderfteund door eenigen van de Regeering, gaf de Stad, naa een beleg van vijf dagen, over. Zwol, Kampen, en veele andere Plaatzen van minder belang , booden nog minder wederftand. Binnen eene maand bukte geheel Overijsfel voor de wapenen der twèe Kerkvoogden, die alleen van plunderen zich onthielden , dewijl zij dit Landfchap hoopten te behouden. De Prins van Oranje en verfcheide Leden van den Staat hadden 'er op aangedrongen, om dit Gewest in ftaat van tegenweer te Bellen , maar de verdeeldheden deeden alle goede ontwerpen te leur loopen. Men wil zelfs, dat een gedeelte der voornaamfte Inwoonderen na eene omwenteling haakten. Eenigen , geheel onverfchillig , onder welk foort van Regeeringe zij leefden, wenschten zulks enkel nieuwigheidshalve. Zommigen hoopten, dat zij, van Heer veranderende , uit hunne fchulden zouden geraaken. Anderen verbeeldden zich , dat zij het veel beter zöuden hebben onder een groot Vorst, als de Koning van Frankrijk , dan onder een klein Opperhoofd , als de Prins van Oranje. De vermeestering van dat Gewest ging zo fpoedig toé , dat de Bisfchop van Munjler zelve daar over verlteld ftondt. En het zeggen , 't welk hem bij 't bezitneemen van Deventer ontviel, vermeerderde het agterdefsV ken op verraad. Waarlijk , fprak hij , ik geloof, VII. Deel. P dat Staats. R egeè' ring. /  Staats- Regle- rikg. Da Frat, fchen ireklicn over de Khijn. (•) Basnage, II. p. 267. (t) KefoL Heil. 1672. bl 40. 41. 74. 137.147.158* Q>) Wagenaar, Vaderl.Hift. XIV. bl. 39- 22,6 GESCHIEDENIS dat die Ferraaders hun woord zullen houden! (*). Het aantal en de fpoed deezer overwinningen veroorzaakten in Holland de hartbeklemmendfte ongerustheid. Men begon het ontwerp te beraamen, om het Land onder water te zetten, Schansfen op de toegangen aanteleggen, en het dus ongenaakbaar voor den Vijand te doen worden (f). De Raadpenflonaris de Witt vertoogde ter Vergaderinge van Holland, dat de Franfchen , van Nieuwmegen meester zijnde, ligt, door de Betuwe, in Holland, of,over den Khijn, bij Rhenen, in 't Sticht zouden kunnen rukken, wanneer Delft, 's Hage, en andere Steden voor vijandlijken aanval bloot Ronden; dat , derhalven , raadzaam was, bij tijds , 's Lands Krijgsgereedfchap en Schatkist in verzekerdheid te brengen, en best te Amfterdam , dat fterk van gelegenheid was, en de Zee voor zich hadt. Deels werd deeze verftandige raad gevolgd, en Amfterdam de bewaarplaats van 's Lands penningen (§). De vrees van den Raadpenfionaris was niet ongegrond. Lodewijk de XIV. hadt het plan ontwor. n pen, om den Khijn overtetrekken , en zich een weg tot in 't hart des Lands te baanen. Bij alle onheilen, welken in dit rampfpoedig jaar het Gemeenebest troffen, kwam, dat de Voorzomer zeer droog, en de  oer NEDERLANDEN. 227 de Rhijn hier door op zommige plaatzen waadbaar was. Het blijkt, dat men vermoeden hadt , of de Vijand zich ook van dit voordeel zou bedienen „ dewijl de Prins van Oranje zich, bij Arnhem, langs den Tsfel legerde , en Jan Barton de Montbas, Commisfaris-Generaal der Ruiterije van den Staat, de Betuwe, op drie plaatzen, met zijn onderhebbend Paarden- en Voetvolk, tusfchen Heusfen en het Tolhuis , bezetten moest. Hij hadt dezelve, onder voorwendzel , dat ze niet houdbaar waren , verlaaten. De Prins van CoNDé in eigen perfoon, door acht Lieden vergezeld, om de diepte der Riviere te onderzoeken, dagt, dat Montbas zich van daarbegeeven hadt, om den Vijand in eene hinderlaage te lokken , en met meer magts op denzelven aantevallen, indien hij het doorwaadën mogt onderneemen. Hij liet, derhalven , eene andere waadbaare plaats opzoeken : en den Graaf de Guiche werd dit Ruk toevertrouwd. Tot Gids nam deeze een RoomschCatholijken Boer uit die ftreëk , dien dikmaals de moed ontbrak, zo dat hij hem geduurig met Brandewijn het hart moest fterken. De waadbaare plaats was onder het gefchut van een zwaaren Tooren, bij het Tolhuis. De Graaf den Stroom waadbaar bevonden hebbende, brandden de Franfchen, om, onder 'toog van hunnen Koning, dien overtocht tebeftaan. De tegenoverkant werd bewaakt door een grooten hoop Staatfche Ruiters, onder den Generaal Wirtz , fvan den Prins in Rede van Montbas derwaards gefchikt. De Graaf de Guiche ging eerst in de Rivier ; en \ P 2 de Staats- PvEGEE- RirsG.  223 GESCHIEDENIS Staats- R.EGEE- niNG. de Franfche Ruiterij volgde hem. Veertig jonge Heeren, meest Edellieden, reeden vooruit, en bereikten, onder 't fchieten uit den Tooren bij het Tolhuis , eerst de overzijde. De Hollandfche Ruiters dreeven hen te rugge in het water; doch zij zelven moesten voor 't geweld des gefchuts , uit de overzijde op hen losbrandende, wijken. Veelen der Franfche Ruiterij fneuvelden in 't overtrekken , dewijl hunne Paarden, verfchrikt door 't fchieten, van de droogte afraakten. De Prins van CoNDé liet zich over de Rivier zetten , en de Voetknegten volgden over eene eindelijk nedergellagene Brug. VVirtz nam, naa een kort, doch hevig , gevegt, de wijk met de Ruiterij. Het Voetvolk , niet iri ftaat om zo ras te ontvlieden , verzogt guartier, 'tgeen de Prins . van CoNDé hun beloofde; maar de Hertog de Longueville , zijn Neef, door den wijn verhit, op dat oogenblik aankomende, loste zijn Piftool op den om lijfsgena fmeekenden Vijand , fchreeuwende : Geen (juartier voor dat Canalje ! Deeze onvoorzigtige terging deedt veel bloeds ftorten, en was doodlijk voor den doldriftigen zeiven. De Hollanders vogten wanhoopig , en de Hertog de Longueville fneuvelde in deeze ontmoeting , met veelen, die hem volgden. CoNDé liep zelfs gevaar zijns leevens, en werd door een piftoolfchoot gekwetst. Deeze was de eerfre wonde diens Helds, die zo veelvuldige keeren in de heetftc gevegten zijn leeven gewaagd hadt. Dit voorval , gevoegd bij het jammerlijk uiteinde zijns Neefs, ontüak hem in heftigen toorn , waar door hij dm luiste  der NEDERLANDEN. 229 luister deezer overwinninge verdoofde. Hij herriep het gegeeven bevel , om quartier te verleenen. De Franfchen vielen met woede op de Hollanders aan, en verfloegen allen , die zich door de vlugt niet wisten te redden. Lodewijk de XIV, niets meer te vreezen hebbende, trok met de rest des Legers de Brugge over (*). In deezervoege werd, bijkans zonder eenige moeite, maar niet zonder roem, deezen overtocht des Rhijns volbragt : een overtocht door de Franfche Dichters hemelhoog verheeven. Die zweem van grootsheid, welke Lodewijk de XIV. aan alle zijne daaden wist bijtezetten , de verbaazende fchie= lijkheid zijner overwinningen, de luister zijnerregeeringe, de drift zijner Hovelingen, om hem tot een Afgod te maaken, en de fmaak Ais Volks, inzonderheid der Parijzenaaren, voor vergrooting , gevoegd bij de onkunde van den Oorlog, bragt te wege, dat men te Parijs deezen overtocht des Rhijns als een wonder uitlchreeuwde. Het heerfchende gevoelen was , dat het geheel Leger zwemmende de Rivier overtrok , onder 't oog van een wel verfterkt Leger, ondanks het grof gefchut van een Berk Fort, het Tolhuis geheeten (f). — Waarheid is het, dat deeze overtocht veel fcheen te betekenen, en met de daad zeer gevaarlijk zou geweest hebben, was de tegenoverz jde wel bezet en befchermd geweest. DJ C*) Mem de Gpiche, p. 402. 403. y\j Siccie de Leun A/V- P 3 Staa Regee- RIWO.  230 GESCHIEDENIS Staats- REGEERING. Gelder' land door de Franfchen overheerd. De Ftanfchen, deezen overtocht volbragt hebbende , vonden geen noemenswaardigen wederftand: het Regiment van Ailva, tenonderilandvan Wirtz gezonden , vermoeid door 't fchielijk optrekken, viel den Franfchen in handenen werd afgemaakt. De vlngtende Bollandfche Krijgsbenden geraakten herwaards en derwaards verftrooid. De Ruiterij zogt zich in Arnhem te bergen, waar de Prins van Oranje zich met het overige des Legers bevondt ,• dan hij was, dien eigen dag, genoodzaakt, deeze Stad te verlaaten, om Utrecht en Bolland te dekken. Den veertienden van Zomermaand ging Arnhem , den zestienden de Schans Knodfenburg, en Schenkenfchans, die, in vroegeren tijde , zo veel gewelds afkeerde , vijf dagen later , over aan Turenne. De Stad Doesburg, aan den Tsfel, werd door den Koning zeiven belegerd. Zij was wel verflerkt, en van eene goede Bezetting voorzien: ook fcheen ze, in 't eerst, eenigen wederftand te zullen bieden, maar de onwil der Soldaaten en 't gekerm der Vrouwen hadt, bij het eerfte vertoon eens aanvals , de overgaave ten gevolge. De Hertog van Orleans hadt intusfchen Zutphen berend. De fchrik voor eenige bomben, in de Stad geworpen, deedt de Bezetting , welke met eenige uitvallen zich te weer gelteld hadt, met de Wethouderfchap tot de overgaave beduiten (*). De Sterktens Foorne en St. Andries, de Steden Thiel, (») Ment. de Guiche, p.398. 413. Valkenier, I. D. 471.476.496.408.508. Bijlage, 870.901.  der NEDERLANDEN. 231 Thiel, Buur en, Leerdam, Tsfelflein, en verfcheide andere niet te verdeedigen zijnde, namen vrije hoede van de Franfeken (*), Elke vermeestering deedt den moed der Overwinnaaren aangroeijen, en deverflagenheid der Verwonnenen toeneemen. De Prins van Oranje, fchoon voorzigtiger dan men van zijne jeugdige jaaren wagten kon, was nauw aan 't opperbewind des Legers gekomen , en hadt het vertrouwen niet der Krijgsknegten, 't geen een bekend Legerhoofd inboezemt : de geest der partijfchap , door 't algemeen gevaar niet uitgedoofd, veroorzaakte bij wijlen tegenftrijdige bevelen, welke voorwendzeis van verontfchuldiging verleenden aan veelen, die zich van hun post en pligt niet kweeten. Het was niets anders dan eene geduurige en fchielijke opeenvolging van vermeesteringen. Men hoorde , om zo te fpreeken, in den Raage de tijding van het verlies der Steden, eer 't gerugt, dat ze berend en bedreigd wierden , vernomen werd. Al de wereld ftondt verbaasd, dat in een Gewest, nog zo weinig jaaren geleden de leerfchool van Eumpa, om zich in belegeringen te oefenen , de meefie Plaatzen het openen der Loopgraaven niet afwagtten, of zij fielden zich in 's Vijands handen. Op dit verder en verder doordringen der Franfchen hadt de Prins van Oranje met het Leger zich na Utrecht begeeven. Gaarne zou men deezen hier hebben gehouden. Maar de Algemeene Staaten oordeel» (*) Valkenier, I.D. W. 480—.487. P 4 Staats- Regee- ring. De Franfchendringen dieper in, Gefteldheid van hec Lsger der Stas. ton.  s32 GESCHIEDENIS Staats- regeerjng. De Franfchen bepiagtiyenWaarden, en komen te Mui den. deelden Utrecht te zwak, orn verdeedigd te kunnen worden, en het van meer gewigts, de Grenzen van Holland te bewaaren, om den Vijand het indringen tot het hart van den Staat te beletten. De Prins gehoorzaamde aan dit bevel, en doeg zich op vijf bijzondere toegangen na Holland neder. Hij zelve betrok den post aan dè Nieuwerbrugge bij Bodegraave; Joan Maurits van Nasfau bezette Muiden; de Veldmaarfchalk Wirtz Gornichein ; de Graaf van HootiNE legerde zich aan de Goejanverwellen Sluis; en de Markgraaf de Louvigny te Schoonhoven (*> Dus waren alle Plaatzen buiten dien kring als aaii de Franfchen overgegeeven. De Markgraaf de Rociieport vermeesterde Wageningen, Rhenen, Wijk te Duurftede en Amersfoort. De Staaten wagtten niet langer de aankomst der vijandlijke Legermagtaf; maar, op de tijding van het aannaderen , verzogten zij terftond vrije hoede. Hij zondt uit de laatstgemelde Stad eenig Krijgsvolk , om Na ar den , eene Stad in Holland, opteëifchen: en het werd, zonoer eenig Verdrag, door de beevende Regeenng en Bezetting binnengelaaten. —- Men verhaalt, dat veertien Moeskoppers van Naarden , op roof uitgegaan , en tot voor de Poorten van Muiden gekomen zijnde, aangezien wierden als Voorloopers van het Franfche Leger, en.dat de Wethouderfchap hun de Sleutels der Stad gaf. Onderwijle haalde eene Dienst- (*) Valkenier , I. D. bi. 620. 627. 631. Zie ook Tegenw. Staat van Utrecht, bl. 138.  der NEDERLANDEN. 233 Dienstmaagd, die alleen in 't Kasteel was , de Valbrug op , en floot de Poort. De Wethouderfchap, niet meer dan veertien Soldaaten ziende , bekwam van haare ontfteltenis, en ontnam, hen dronken gemaakt hebbende , de Sleutelen. De Markgraaf' de Rochefort , des onderrigt , liet meer Krijgsvolk derwaards rukken; maar Jan Maurh s , hier post vattende , noodzaakte hen onverrigier zaake te rug te keeren, en hieldt eene plaats van zo veel aangelegenheids zo wel bezet, dat ze uit de handen der Franfchen bleef (*). Lodewijk de XIV. fcheen op dien tijd geheel niet te twijfelen , of hij zou, door Utrecht in Holland dringende , dit aanzienlijkfte der Ferèénigde Gewesten, zo wel als de anderen , voor zijne wapenen doen bukken. Zommiger Franfchen oogmerk ontdekte zich allerklaarst in eenen Brief, door den Graaf d'Estrades , den zeventienden van Zomermaand, uit Wezel, aan den Koning gefchreeven , en daarom waardig hier plaats te vinden. „ Op het eigen „ oogenblik Ontvang ik berigt, dat het Gemeen te „ Utrecht de wapenen opgevat heeft tegen de zul5, ken, die hunne kleederen en huisraad ter Staduh „ willen fchikken ; ja zelfs, dat men ze van hunne „ Goederen beroofd heeft. In deeze Stad zijn meei dan zesduizend Catholijken, welker voornaamllei: „ ik ken, die, zich door het Leger van uwe Maje „ fleii (*) Valkenier, I. D. bl. 477. 480. Le Clef.c , III. D. bl. 389. P 5 StaatsRegeering. MerkwaardigeBrief van den Gias-f n'Estrades.  234 GESCHIEDENIS StaatsRegee- ring. Heit onderfteund ziende, niet zullen nalaaten het „ overige deel des Volks te doen omflaan. 't Zelve „ zal ligt begrijpen , dat 'er uit Holland geene hulp „ te wagren is, zonder lasten , te zwaar voor het „ Gewest, op zich te neemen. Men zal, dei hal „ ven, gaarne met zijne Majefteit willen handelen, „ indien men Vrijheid en Goederen kan behouden. „ Utrecht overmeesterd zijnde, zal uwe Majefteit „ Holland naar zijn zin kunnen zetten , door het „ fpoedig afzenden van Krijgsvolk, dat zich meefter „ moet maaken van Muiden , waaromtrent de Slui,, zen zijn: alsdan kan men, zonder iets te vreezen „ te hebben, tot voor de Poorten van Amfterdam ., komen, en deeze Stad tot verdrag dwingen „ Woer* (*) D'Estrades, en allen, die hem nafclireeven, hebben hier een misilag begaan. Hoewel 'er eene Sluis te Muiden is, moet men uiet meenen , dat die de eenigfte opening zij , waar door men 't water kon laaten inkomen , om 't Platte Land onder water te zetten. Die Sluis is daar alleen, om 't water aftetappen, als het Platte Land 'er te zeer mede bezet is : 'c wordt daar, bij laage ebbe , met eenen Zuidenwind , in de Zuidzee ontlast. Men kan het ganfche Land onder water zetten , als men Wil , zonder dat iemand het kan weeren, wanneer men den Dijk tusfchen Amfterdam en Muiden doorfteekt ; ja zelfs wanneer men, met een hoogen vloed, bij een Noord» westen wind , hït water door Amfterdam laac loopen en de Sluizen in den Binnen • Am/lel open zet, en met de :bbe fluit.  der. NEDERLAND EN. 235 „ Woerden kan een anderen hoop Volks inneemen, , en men van daar , over Zwammerdam, na Ley " den trekken : welke Stad ook eer tot handeling zou befluiten , dan het omgelegen Land laaien „ verwoesten. Eet Staatsbeftuur van Holland kennende door mijn „ verblijf van eenige jaaren herwaards, ben ik in fiaat om 'er met meer zekerheids , dan iemand " anders, van te fpreeken ; en durf uwe Majefteit , verzekeren, dat, Utrecht en de andere genoemde \\ Plaatzen bemagtigd zijnde, het haar gemaklijkzal " vallen , den Veriinigden Staat te vernietigen, en \\ in twee maanden tijds te verrigten , 't geen de " magtigfte Vorften der Wereld niet hebben kunnen " doen. Het inneemen der Stad Utrecht ftelt Gelderland, Utrecht enOverijsfel in's Konings magt. " Friesland en Groningen kunnen vermeesterdwor \\ den door zijne Bondgenooten. Wanneer Hol \\ land en Zeeland alleen overfchieten. Holianc, kan ligt verdeeld worden door 't belang der Stedei zeiven. Amfterdam heeft verfchil met Haar len \\ en Leyden over de Dijkadien en Wateren , Dor " drecht met Rotterdam over den Koophandel ei „ andere zaaken. — De Steden , eik voor zich zeiven oppermagtig, zullen zich gereed aan d ■ ■ Algemeene Staaten onttrekken, en aan zijne Mt jefteit onderwerpen, zo men haar haare Wethoi ders, lnkomften, Koophandel en Voorregtenlas „ behouden, het belachlijk Regt op de Zee uitg' " nomen, 't welk de Koning, naar zijn welgeva " let Staat»LIegeï- RING. f l I 1 ' t l-  GESCHIEDENIS StaatsRegee- RINej Aanmerkingenhierover, „len, zal kunnen regelen De Noordholland- „ fche Steden zullen Jmfterdam volgen. Dan blijft 3, Zeeland alleen ; doch zal zonder den Franfchen ,, en Engelfehen Koophandel niet lang kunnen be3, ftaan. De andere Stedep der Staaten, *f Hertogenbesch , „ Graave, Breda, Bergen op Zoom en Maastricht, „ zullen het in geenen deele kunnen houden , wan„ neer de groote Hollandfche Steden de Bezettingen „ niet langer betaalen. Op deeze wijze zal de Ver„ èénigde Staat en deszelfs Regeering te eenemaal „ vernietigd zijn (*)." Dusdagt, dus redenkavelde de Graaf d'Estr*. des. Maar, fchoon deeze Staatsdienaar langen tijd in deeze Gewesten verkeerd hadt, en toen's Konings Leger volgde, fchijnt hij even min in de geheimen des Kabinets bedreeven geweest te zijn ,als in de natuurlijke gefteltenisfe des Lands. 't Geen hij den Koning raadt, ftrookt niet met het gedrag diens Vorsts , en is onbegaanbaar met het Verdrag , tusfchen Frankrijk en Engeland gemaakt. Men zegt misfehien , dat de (laatzugt der Vorften aanwascht met den voorfpoed hunner wapenen. Doch het is geenzins waarfchijnliik, dat Lodewijk de XIV. toen reeds ten oogmerke gehad hebbe, om de Engelfehen en den Prins van Oranje te ontzetten van het aandeel, 't welk zij in de vermeestering moeften hebben, 't Zou noch veil.g noch ftaatkundig geweest zijn, zich (*; dE,traües, I. p. 431.  der NEDERLANDEN. 23? zich in deezervoege te gedraagen omtrent het Volk van Engeland, 't welk niet , dan met weerzin, eene dergelijke verbintenis aangegaan hadt, en, ondanks den Vorst, van Standaard verwisfeld , ook in Maat zou geweest hebben den Franfchen veel kwaads te brouwen, 't Blijkt zelfs uit de voordellen , korten tijd daar naa gedaan , dat Frankrijk zich over 't algemeen hieldt aan 't eerfte plan, met Carel den H. ontworpen. Het vertrek des Prinfen van Oranje deedt Utrecht alle hoope ven behoudenis verliezen. Dit Ge- west, aan zichzelven overgelaaten , als ookvanmanfchap en voorraad ontbloot (*), wist geene maatregelen van voorzigtigheid te beraamen, of 'er zelfs den fchijn van te bewaaren. Het befluit viel , eene Bezending den Koning van Frankrijk toetefchikken. Zo groot was de verlegenheid der Regeeringë, dat zij, in 't eerst, het oog lieten vallen op twee geringe Kooplieden , Franfchen van geboorte, te Utrecht woonagtig, zich verbeeldende , dat zijne Majefteit deezen gunstiger verhoor zou leenen dan de aanzienlijklte Heeren des Gewests. Zij vaardigden nogthans drie der voornaamften af, om met den Koning te verdraagen , naamüjk van Weiland, van Berkestein en van der Voort. Middelerwijl (*) Zie hier over in 't breede, Hijlorisch Verhaal van de onvettige behandeling, der Provintie en Stad Utrecht aangedaan in de jaaren i6j2——1674, uitgegeeven 1784, bl. 19 enz. StaatsRegeering; Utrecht door de Franfchen ingenomen;  Staatj» Regeering. Lodewijk de XIV. te Utrecht. 238 GESCHIEDENIS wijl vertoonde zich de Markgraaf de Rochefort voor de Stad : hij voldeedt aan 't verzoek, om het Leger buiten om te laaten trekken , mits men hem met honderd man binnen ontving : hij tradt in 't Stadhuis , waar hem de Sleutels der Stad ter hand gefield wierden. De Koning weigerde de verzogte vrije hoede aan 't Gewest te verkenen : en begeerde, dat men zich aan hem,als Overwinnaar, onderwierp. Zij bedongen, tegen de gevorderde onderwerping , behoudenis van Godsdienst, Regeering en Voorregten; als mede, dat het Gewest aan geenen bijzonderen Heer zou gefchonken, en begreepen worden in 't Verdrag, 't welk de Koning met de Algemeene Staaten zou mogen fluiten. Montfeort weinig dagen laater ingenomen zijnde? was geheel het Sticht in Frankrijks magt. Lodewijk de XIV, altoos haakende na gelegenheden , om zich te vertoonen , Wilde zijne intreede te Utrecht doen. De Markgraaf de Rochefort bleef buiten leggen, terwijl de Koning met zijne Lijfwagt binnen kwam. De Staatfche Officieren bragt men in de Kerken, en de Soldaaten trokken op de Bolwerken. De Koning reedt tusfchen deir Hertog van Orleans en dien van Monmouth (*). Het is eene algemeene en van hand tot hand overgereikte vertelling, dat Lodewijk de XIV. binnen Utrecht beangst wierd , als hij, langs de kanten der Gragt, de Schoof. (*) Basnage, II. p. 235. Holl. Merc. 1672, bl. 105. Jegenw. Staat van Utrecht, bl. 140.  der. NED ERLANDEN. 239 Schoorfteenen zag rooken. Hij vreesde, of'er ook in deeze wooningen onder den grond, waar't gemeen Volk het verblijf houdt , Buskruid mogt geplaatst weezen. Men zegt, dat hij, dit ingebeeld gevaar ontkomen , zich verwonderde over de goedgunstigheid des Volks, 't welk zo fchoon eene gelegenheid, om hem in de lugt te doen vliegen, niet hadt waargenomen. Wat 'er van deeze overlevering zijn moge, vast gaat het, dat de Koning zijn verblijf twee uuren van de Stad nam op een fchoon Lusthuis Zeist geheeten , waar men nog eenige overblijfsels vindt van de grootsheid eens Vorstlijken verbhjfs De Vorst, niet voldaan met deeze zegepraalende intrede , wilde aan de Godsdienstbelijdenisfe , door hem omhelsd, dien luister en meerderheid bijzetten, welke de fterkfte zich altoos aanmaatigt. Hij liet in de Domkerk, door het verbranden desPredikftoels, der Banken en verderen toeftel, van de fmette der Ketterije gezuiverd , en voorts gewijd zijnde, het Te Deum zingen , en den' Godsdienst, naar de Roomfche wijze , verrigten. De nieuwe Bisfchop betuigde, onder anderen: Gode zij dank! Wij zijn lange van deeze gezegende Plaats uitgebannen geweest. In verfcheide andere Kerken der vermeesterde Landen werd dezelve Tempelzuivering verligt (*). De Stad Nieuwmegen was de eenige , die zich onderfcheidde door eenen manmoedigen , fchoon geen (*) Heil, Merc. 1672. bl. 79, StaatsRegee- rjng.  GESCHIEDENIS Staatsie kgeeRING. Niet, w* in eg en geeft zich , naa eene man moedige verdeediging » d ver. geen gelukkigen , weerftand. Turenne belegerde, dezelve, naa ze ingefloten te hebben, geregeld. De Burgers, bemoedigd door de gesprekken en het voorbeeld desStadvoogds van Welderen, veréénigden zich met de Bezetting in 't verdeedigen. Zij fchooten zo heftig uit zwaar gefchut , dat Turenne, die altoos op het fpaaren zijner Soldaaten gefteld was, hen verre van de Vestingwerken afhieldt, zich bepaalende, om eene menigte van Bomben in de Stad te werpen, ten einde de Ingezetenen tot het aangaan van een Verdrag te beweegen , zonder de Loopgraaven te openen , of ftorm te loopen ; maar de Inwoonders hadden zo veel zorgs gedraagen, om de uitwerking der Bomben te voorkomen , of den brand in den beginne te (tuiten , dat zij de bedoelde uitwerking niet te wege bragten. Men wil ook, dat de Franfchen op het meest bloorgeftelde gedeelte der Stad niet fchooten, om dat de Roomsch Catholijken daar hunne fchoone Huizen hadden. In 't einde vonden zij zich genoodzaakt ftorm te loopen; doch drie keeren werden zij afgeflaagen. De Burgers, hier door meer en meer met heldenmoed bezield, hadden befloten, liever allen tefneuvelen, dan zich overtegeeven ; maar de Officiers en Soldaaten der Bezettinge drongen hen om te daadigen. De Overheden en andere Amptenaaren bleeven in hunne be« dieningen ; en de trouwlooze Bezetting, die de overgave bewerkt hadt, ging, voor 't grootfte gedeelte, in Franfchen dienst over. Tn de Groote Kerk, ter Roomfche Godsdienst-oefening gefchikt , zag men  beu, NEDERLANDEN. aji uien 't Franfche Wapen op het Altaar geplant, met dit trots ontheiligend opfchrift : Regi triumphawti, Voor\clen zegepraalenden Koning. Veele Sterkten , daar oraftreeks , als mede de Stad Bommel, gaven zich over (*). Lódewijk de XIV, dtigtende , dat wederftand zijne oogmerken , welker volvoering van fpoed afhing, zou doen mislukken , hadt eene Verklaaring afgegeeven, bij welke hij betuigde, genegen te zijn, alle Steden, in de Landen, waar zijne overwinnende wapens zich uitftrekten , die zich onder zijne gehoorzaamheid fielden, op het gunstigfte te behandelen, als ook haare Voorregten, Vrijheden en Godsdienst-oefening te laaten behouden; maar dat hij, in tegendeel, allen , die zich door water of andere verdeedigmiddelen tegen hem verzetten, aan brand, plundering , en alle de jammeren des Oorlogs zon overleveren (f)- Nauwlijks was deeze Verklaaring uitgegeeven, of de Hollandfche Steden, Woerden en, Oudewater, die door het leggen van een Dam aan de Nleuwerbrugge duidelijk ontdekten, dat men, hoe zeer zij zulks begeerd hadden, ongeraaden vondt, haar te befchermen , verzogten vrije hoede van den Koning van Frankrijk, en bedongen dege< woone Vrijheden (§). Wanneer de drie Gewesten , Gelderland, Ü- trechf (*) Hall. Mere. 1671. bl.7fj.105,107. (t) Zie aldaar, bl. 78. (§) Costerus Hifi. Perk. bl. 165.177.178.185. l8f?v Vil. Deel, Staatj- kegebring. VerfclaadesKonings van Frank» rijk.  242 GESCHIEDENIS StaatsRegee- h1ng. Krijgsraad, om alle de ferèénigde Cewes' ten te overheerei;. trecht en Overijsfel, reeds waren te ondergebragt, en Holland aangevallen was , terwijl Friesland en Groningen blootgefteld fcheenen voor den eerden aanvaller , hieldt Lodewijk de XIV, zo men wil > geheel doordronken van den voorfpoëd zijner wapenen, een Krijgsraad, om te overleggen, welke middelen de gefchiktften zouden zijn tot het verzekeren en vermeerderen zijner overwinningen. Tur.enne en CoNDé (temden voor het ontmantelen der meeste Piaatzen , naar gelange men met het inneemen vor» derde, naardemaal zij het Leger verzwakten door het aantal der manfehap , noodig daar in bezetting te laaten ; doch zijn geliefde Staatsdienaar Louvois, uit den aait trots , en gaarne Bevelhebberfchappen uitdeeiende , kantte zich hier fterk tegen. Hij beweerde, dat zwakke Gewesten , door fchrik aangegreepen, geen noemenswaardigen Wederftand zouden bieden ; dat de Keizer en de andere Vorsten des Duit fchen Rijks al té zeer Voor zijne Majefteit bedugt waren, om het ooit in de gedagten te neemen zijne ontwerpen tegenteftreeven, dat,daarenboven, de verRerkte Plaatzen en de Bezettingen altoos noodig zouden zijn, om het Volk in pligt én onderdaanigheid te houden. De Koning volgde dén laatften raad, zo wonder (trookende met zijne heerschzugti- ge oogmerken. De Prins van CoNDé ftelde voor, zesduizend Ruiters met vollen ren na Amfterdam te zenden , om die Stad te vermeesteren, terWijl de algemeene ontfleltenis nog de gemoederen vetvulde, en hun geen tijd te geeven, omtotbedaa- ren  öm NEDERLANDEN. 543 ren te komen, Turenne , omzigtiger door zijne kunde van 's Lands gcfteltenisfe , waar hij, onder Maurits , de eerfte lesfen in de Krijgskunde ontvangen hadt, oordeelde, dat men de Ruiterij inde waagfchaal zou ftellen, dewijl men de Poorten llegts hadt te fluiten, te wagten tot den vloed , dan den Dijk doortetteeken , en de Ruiterij te doen verdrinken. Louvois was hier in met hem éénftemmig: eh de Koning zag wijslijk van den vooïflag af (*). Amfterdam , veel vertrouwende op de verdeedigmiddelen, eigen aan de ligging dier Stad, nam, daarenboven, alle noodige voorzorgen, om 'er zich ten meeften voordeele van te bedienen. Men vermeerderde de Bezetting , de Burger-Compagnien, fen verdubbelde de Wagten. De Poorten werden digt gehouden , de Valbruggen opgehaald , de Hameijen gefloten , en de Bruggen op de toegangen afgefmeeten. Nieuw geworven gewapend Bootsvolk werd gelegd op de Uitleggers in 't T en in den Amftel. Drie vrijwillige Ruiterbenden hadden de aanzienlijkfte Heeren tot Ritmeesters. Men arbeidde met onvermoeiden vlijt aan de Wallen, die , eerlang , geftoffeerd warert met tweehonderd Rukken gefchuts. Voor de Haarlemfche en Leydfcke Poorten werden Ravelijnen gelegd , om dezelven te dekken : eenige Polders om de Stad, als ook de Diehier- en Bijlemer ■ Meeren , en eenige Dijken , werden <•*) Bajnagr, II. p. 324. 237. Le Cleic , ïli, 0„ fel. 38^ Regss» RIKGj Voorzor* gen, te Amfterdam genomeiLj  AH GESCHIEDENIS Regse- jung., Algemeene verflangenheid. den doorgefteeken en verfcbansr. Met één woord, men verzuimde niets, om de Stad ongenaakbaar te maaken voor den Vijand, entegen allen aanval te voorzien (*). Het water, 't welk men omHreeks die Stad op 't Platte Land liet loopen , ftroomde zo verre , dat eenige Ruiters , door den Hert g van Luxemburg uitgezonden , om de gefteltenis van bet Land te bezigtigen , met losten teugel te rug vlooden , om den Hertog, die hun zou volgen,tewaarfchuwen, dat hij niet voort moest ttekken (*). De voorzorgen der grootfte en rijkfte Stad in de Ferèénigde Gewesten waren te rounrijker, naarde* maal het overige gedeehe van 't GemecnebeM over 't algemeen geen anderen weg van uitkomst fcheen te zien dan die van onderwerping. De Staaien van Holland wiren bijkans raadloos. De Prinfes Weduwe van Oranje was alieen bedagt op het behoud van eigene Goederen , en deedt in de Vergadering van Bolland verlof verzoeken , om voor haar Huis en Bezittingen in den Haage vrije hoede te mogen neemen van den Koning van Frankrijk. De Staaten t wel bevroedende , welke gevolgen dusdanig eene vergunning zou hebben op den reeds te zeer ontrusten geest des Volks, weigerden het verzoek voltiit. Zij raadpleegden over de middelen, tot behoud van 't jammerlijk overfchot eens nog onlangs zo bloeijenden Guneenebests. Scnoon alk toegangen befchan&t en (*) Wagenaar, Amfl. V. Sr. b!. 330 enz. Le Clerc, III. D. bl. 3po.  bui NEDERLANDEN. «45 de aannaderingen des Vijands door het water belemmerd waren , gingen de raadpleegingen r iet toe met die bedaardheid , welke alleen de gefchiktfte maatregelen kan opleveren, om dreigend gevaar aftekeeren (*). De Raadpeniïoraris de Witt was zo verflaagen als de anderen. De fpoed der vermeesteringen van Frankrijk, de haat des Volks, 't welk zijn tegenftreeven van de bevordering des Prinfen van Oranje voor de oorzaak van 's Lands rampen hieldt, maakte hem geheel verlegen. Wel verre van zich te verfterken tegen het opkomend onheil, en ^ijne ftandvastigheid te verdubbelen, naar g'-'lang van de grootte dés gevaars, fcheen hij 'er onder te bezwijken. Veil fchriks vervoegde hij zich bij den Griffier Gaspar. Fagk.l, deezen zijne ongerustheid te verftaan geevende. Fagel antwoordde , dat het' Gemeenebest zich in grooteï Verlegenheid'bevonden hadt onder de dwinglandij 'van Philips den 11. Dat men uit moed redding moest verwagten. Hollanden Zeeland hadden het hoofd recht te houden, tot dat de andere Gewesten, van den eerften fchrik bekomen , in ftaat waren , om de poogingen' der Rijksvorsten, en inzonderheid des Keurvorsts van Brandenburg, te oriderfteuneri. Eigenbelang zou deezen aanzetten , om de ferèénigde Gewesten te hulp te kömeri. Wicquefort, die dit voorval optekent , voegt 'er bij', dat Fagel nooit voorztgtig was in zijne raadflagen, in ftaat om alles te waagen , ea alles te verMa (•) Refol. Holt. 16-2. blïóo. Staat»- l\£GBERlPjG. Verfeegëtiheidvan DB VVlTT,  945 GESCHIEDENIS StaatsR'egée- UMB, liezen (*). Dit is vrij [ftreng geoordeeld. Facel was , in den jaare MDCLXX, van Penlionaris der Stad Haarlem Griffier der Algemeene Staaten geworden. De Raadpenflonaris de Witt,zegt men, hadt hem dit Ampt bezorgd \ 't zij om hem tot zijne zijde overtehaalen, 't zij om niet langer blootgedeld te zijn aan de overdwarsfende welfpreekenheid diens Mans , ten voordeele van den Prins yan Oranje, 't Ontbrak hem aan geene Raatkunde; hij kweekte de vriendfchap van de Witt aan tot eigene bevordering, en wist die te behouden , fchoon hij tegen hem aanwrogt. Men hebbe zich des niet te verwonderen : dewijl de Witt geen wantrouwen koesterde omtrent een Staatsdienaar , die één der voornaamfte bewerkers was van het Eeuwig Ecli£l, en in de laatfte verheffing des Prinfen tot CapiteinGeneraal veel deels gehad hadt in de perken , aan diens gezag gefield. Fagel fchijnt zich naar de omftandigheden hebben weeten te fchikken : en, thans met meer bedaardheids dan be Witt de omwentelingen voorziende, die ten voordeele van den Prins moesten uitïoopen , fpeelde hij den Gemeenebestgszinden , en wist het vertrouwen der Partije te bewaaren, In tegendeel verloor de Witt , in den hachlijken toeftand zijns Vaderlands , die kloekheid van geest, welke Lij voorheen in de gevaarlijkfte Oorlogen, en bo- (*) WlCqrjEfORT Hifi. Uw, XVII. & XII. Baskase, 51. p. 130-  dek. NEDERLANDEN, stf bovenal in binnenlandfche Onlusten betoond hadt. Indien hij immer, gelijk hem nagegeeven wordt(*), het oogmerk koesterde , om Holland tot een onafhanglijk Gemeenebest te maaken, van 't welk de andere omliggende Gewesten afhingen , was hij nu verre van dit denkbeeld. Men zegt, dat hij de eerde was , om eene Onderhandeling met de Koningen van Frankrijk en Engeland voorteflaan ; zoekende door dit middel de verheffiing des Prinfen van Oranje te voorkomen : want hij begeerde , zo men wil, de behoudenis van den Staat niet dankteweeten aan een jong Vorst, wiens vermogen welhaast dat van alle andere Regenten zou vernietigen, als men hem ooit voor Bevrijder van het Vaderland groette. Maar is het niet veel waarfchijnlijker te denken , dat hij geloofde, geene hoop te kunnen vestigen op een Prins , zo jong, en zo weinig in de Krijgskunde bedreeven, aan 't hoofd eens zwakken en niet wel in krijgstugt gehouden Legers ? Is het niet veel waarfchijnlijker, dat de Witt , altoos op onderhandelen gefield, zulks voorfloeg, om door dit middel de eifchen van Frankrijk te ontdekken, en de zaaken fleepende te houden, tot dat men, door nieuwen onderftand gefterkt, veel draaglijker voorwaarden zou kunnen bedingen , dan nu te verkrijgen waren. Wat hier van zijn moge, men verzekert, dat de Witt , na den voorflag, om een Gezantfchap tot den Koning van Frankrijk te zenden, ondanks de tegenkanting van Am* (*) Zie dit ons Tafereel, VI. Deel; Q4 StaatsRegeb- iukg. De Witt ftelc voor, met Frankrijk te handelen. Bezending aan den Koning.  é%9 GESCHIEDENIS STAATSREGEL.RliMG. Onderhandelingen verflag van rieZi'l'-'. Amfterdam , te hebben doen doorgaan , zwaarighcid maakte , om dit Befluit ter Algemeene Staatsvergadering, waar hij het vooifielde, te fehrijven en te tekenen , zo men zegt ,!rm het te ontkennen, als 'er eeniveraiideiing voorviel. Anderen weigerden de ondertekening desgelijks. De Bezending ging egtey voort: dezelve werd bekleed door Joan van Gend , Willem van Nassau, Heer van Oaijk, en Pieter d& Groot, en kwam , den eeneniwintiglten van Zomermaand, op het Huis te Keppe',.- Pompone en Louvois, Staatsdienaars des Konings van Frankt ijk, vroegen , op den itrengen en hoogen toon eens Overwinnaars, of zij tast hadden, om, met zijne Majefteit te handelen ? Zij antwoordden , op een onderwerplijken trant : „ Dat zij van den „ Koning begeerden te hooren, op welken voet hij „ met de Staaten zou willen overéénkomen?" Da Franfche Gemagtigden voerden hun te gemoete: Dat zij volmagt hebben moesten , indien men in onderhandeling zou treedon; dat alles, wat de Koning gewonnen hadt, 'x Konings was , en weder vrijgekogt zou moeten worden; dat men, daarenboven , de oi, kost en van den Oorlog zou moeten vergleden; en 3 eindelijk, 's Konings liondgenooten genoegen geeven. Ook vraagden z;j: Of men, om de Regeering te behouden , niet eenige der andere Plaatzcn, in ftede van de overwonnene Gewesten , 2e» kunnen afftaan? Pompone voegde 'er bij: Dat men fpoedig beftuiten moest ter onderhandeling, zo men het uiterjle bedt rf des Gemeencbests ontgaan wilde. Eene andere bood fchap  der NEDERLANDEN. 240 fchap, van 's Konings wege door deeze Gevolmagtigden aan het Gezantfchap gebragt, was , dat de Koning niet verftondt te handelen dan met Lieden, met volmagt hekleed, en van de Staaten begeerde te hoor en, wat zij hem hadden aantebieden (*). Belemmerende eisch ! De Groot vertrok met denzelven na den Haage , om naderen last. Ter Vergaderinge van Holland, op welker raadpleegingen en befluiten toen de fpül der Regeeringe bijkans geheel draaide, verflag van zijn wedervaaren gegeeven hebbende , dagt men , dat hij wel eenigen heilzaamen raad in dit netelig ïijdftip zou kunnen geeven, en verzogt, van hem te mogen weetcn , welk eene partij veiligst ftondt te kiezen. Zijns oordeels hadt men tot één van beiden te befluiten , —1 of den Staat met wapenen te verdeedigen, — of zich, op de best mogelijke wijze, met Frankrijk te verdraagen. Dat de Koning zou kunnen bewoogen worden, ora de Gewesten veréénigd te laaten , mits men de overwonnene Steden vrijkogt, en hem de Grensvestingen , buiten de Ferèénigde Landen gelegen, in handen ftelde. Dat men meer bedingen zou, naar maate men rijklijker uitboodt 5 doch dat riet-lang rekken der handelinge het Land op een ondergang zou te ftaan komen. De ftaat der dingen was , naar zijn inzien, wanhoopig, en den Koning binnen een dag of twee te wagten te Utrecht, waar men zich van den weg na Gouda en Amfterdam flegts hadt te coeii onderrigteu. Detze r») Secr. R:[oh Uoll. 1672. III. D.W. Hh Q 5 Staats- Reöeerins.  £50 GESCHIEDENIS StaatsRegee ring. Raadpleegingen hier over. Deeze onvoorzigtige en kleinmoedige raad, welke aan een ftaatzugtig Vorst gelegenheid verfchafte, om met het Gemeenebest geheel naar welgevallen te handelen, of 'er zich, als het hem goeddagt,[meester van te maaken, kwam den meesten Leden der Vergaderinge niet vreemd voor. De Edelen , die zich eerst verklaarden , ftemden met de Groot overéén. De Heeren van Maasdam en van Duivenvoorde neigden tot de handeling , en konden , de verèéniging der Gewesten en den vrijen Godsdienst behoudende, over de rest heen flappen. Elf Steden, met naame Dordrecht, Haarlem, Delft, Leyden , Gornichem, Schiedam , Schoonhoven , Edam, Monni' kendam, Medenblik en Purmerende, waren van 't zelfde gevoelen. — Gouda, Rotterdam, Sr iele, Hoorn en Enkhuizen durfden zich niet voluit verklaaren. De Afgevaardigden dier Steden verfchoonden zich, hunnen raadflag inteleveren over een ftuk van dat aanbelang, zonder naderen last hunner Zenderen. Amfterdam was de eenige Stad, die zich verzette tegen de meerderheid, om in onderhandeling te treeden met eenen trotsch eifchenden Overwinnaar. Dordrecht, De ft en Leyden wilden , dat men de toeftemming dier Stad niet afwagtte. 'Er was, fpraken zij, geen ander middel, om de Regeering en 't Bondgenootfchap te behouden. De Vijand was voor de Poort. Engeland hadt al zijne magt verzameld, om het Gemeenebest van een anderen kanttebeftooken. Men kon, zonder de toeftemming van Amfterdam , met de handeling voortvaareu ; die Stad noch Gouda  ou NEDERLANDEN. 251 Gouda hadden geftemd in het beüuit , om Prins Willem den f. de Graaflijkheid optedraagen. 'tViel Amfterdam gemaklijk moed te houden indeaigemeene verflaagenheid. Behalven de voordeden eener bijkans ontoeganglijke ligging, was de Stad voorzien van Volk en Krijgs- en Mondbehoeften. Het ontbrak de andere Steden even weinig aan moed; doch, dewijl moed op zichzelven niet genoeg was , oordeelden zij , om de hardnekkigheid van ééne Stad zich niet allen te moeten blootftellen aan een gewis verderf. Dit dringen bragt bij de Afgevaardigden van Amfterdam geene verandering te wege: zij boodenaan, den anderen Leden bijfland te verkenen , en in perfoon de posten te gaan belchermen. Zij vertrouwden, dat de andere Leden hun het ongelijk niet zouden willen aandoen, van zich alleen metden Vijand te verdraagen op onaanneemelijke voorwaarden; dat 's Lands Geldmiddelen niet gedoogden, den Koning en 's Konings Bondgenooten voldoening te geeven. De Afgevaardigden van Alkmaar waren de ee- nigflen, die de kloekmoedige Partij, door Amfterdam gekoozen , eenigzins onderfteunden ; zeggende , dat men den Afgevaardigden niet vergen kon te flemmen in eene zaak van zulk eene natuur; dat de voorwaarden onaanneemelijk waren ; dat de Koning van Frankrijk ons fchatten zou, en de fchatting invorderen te gelijk ; dat zij liever van de Vijanden dan van de Burgers wilden omgebragt worden. De Qkoot , deeze verdeeldheid hoorende , vatte Sm ats' Reoee» EUNG.  GESCHIEDENIS andermaal het woord, om den raad, docr hem gegeeven, aantedrin?en. Op nieuw vermogende, dat men een zo magtig (werwinrtaar moest ontzien , hem Maastricht en andere Steden buiten de Ferèénigde Gewesten aanbieden -, tegen het geen hij reeds in zijn geweld hadt, en hem te gernoete komen indekosten van den Oorlog: mits hij de goedheid hadt, van de Leden met elkander verdénigd, en den Godsdienst en de Regeering vrij te laa'eu. Om het moedigt». fierdam , ware 't mogelijk , fchrik aan'ejaagen , en het vertrouwen op de ongenaakbaarheid der Stad te beneemen , voegde hij 'er nevens , dat de Koning van zins was hier den aanftaanden Winter te blijven, dan deeze Stad over 't ijs aantetasten, en dat hij 'er den eenen (teen niet op den anderen zou laaten, in gevalle zij hein Qpbitldr; Qus zou , in gevolge van dien onvoorzigtigen en iafhartigen raad, hetGemee. nebest geheel en al afgehangen hebben van de goedheid eens Vorsten , door roem en ffaatzugt alleen gedreeven. Het Rondt bloot, om overheerd of door Willekeurige geld -afpersingen uitgemergeld te wor, den. Was eene moedige verdeediging niet beter dan eene zo veege toedand ? Behoorden, rechtfehaa? pene Gemeenebest gezinden zien niet liever, dan bier toe te belluiten, onder de puinhoopen van hun Vader!, nd, met moe lig Rrijden, begraaven re hebben ? Of liever, ware het tusfchen twee Parrjen , even hachlijk, even fjnertljjk, niet betej', moedig en gedurig eene verandeiing van omftandigl'eden afteaagten, dan zich blootteitei'en aan eei.e haatiijke Staatsie uüee. SUfSQ,  bei N E DËRLANDfeN. 253 afbanglijkheid , alle de voorwaarden , door eenen onverzaadelijken Overwinnaar opgefteld, onderfchnjvende (*)? De Staaten van Zee'and , onderrïgt van dit raadpleegen over eene handeling ter Vergaderinge van Holland, hadden eene Bezending na den Haage afgevaardigd , met uitdruklijken last, om 'er zich tsgen te verklaaren* en op manmoedigen tegenliana aantedringen. Deeze vervoegde zich bij Nicoi-aas ViviBn, Penfionaris van Dordrecht , die de plaats van den Raadpenfionaris de Witt bekleedde, thans genoodzaakt het bedde te houden , wegens de won" den, hem 3 's avonds, den eenentwintigden van Zomermaand , toegebragt (f). Vivien haalde voor hun alle de redenen op, die de Staaten bewoogen hadden tot eene onderhandeling; doch de Zeeuwfchi beeren , wel verre van zich te laaten beweegen, bleeven het afkeuren (§). Zeelands tegénftand wederhieldt de Staaten van Holland niet, om , den avond diens zelfden dagsf de raadpleegingen van daags te vooren, zonder be« fluit afgeloopen, te hervatien, eU , zonder de terugkomst der Afgevaardigden van Amfterdam , Schiedam, Hoorn, Edam en Putmerende aftewagten, di (*) Uit de Aanteken, van de'jPenften. Vivien en Hop, van S5 Juny 1672. Mf. (t) Holt. Merc. 1672. bl. 87. (§) Secn Re/el. Hol/. 1672. III. D. bl. 262. Not. Zeel 2j J any sn 13 July 1672. «taats- i RliGEÈ» Rli\0. De StaS« ten van Zeeland vèrïettöfli «ich te» geo da h^e» Uüg» I r  GESCHIEDENIS Staats - regeering.' Hat be fluit, om met Frankrijk te bandelen, ter AlgemeeneStaatsvergaderingdoorgedrongen. Gefchil tusfchen beGruot en den Griffier Fagel. de zaaken ter Vergadering der Algemeene Staateti daar heeü te ffuuren, „ dat den Afgevaardigden aan „ den Koning van Frankrijk volmagt gegeeven „ wierd, om op de best mogelijke wijze te fluiten, „ met behoudenis van Godsdienst, Vrijheid enRe55 geering." Alkmaar hadt zich tot het toeftemmen van dit befluit laaten beweegen. Het ftuk werd ter Algemeene Staatsvergaderinge gebragt, en hier hadt men reeds eenige dagen, onder dèn Eed van geheim' houding , daar over geraadpleegd. Gelderland bewilligde in 't verleenen van volmagt ter onderhandeling; Zeeland verklaarde zich ongelast; Utrecht zeide, geen item te hebben; en Friesland kon 'er niet toé verflaan. De Voorzitter dier weeke uit het laatstgemelde Gewest weigerde het Befluit optemaakeri. Utrecht en Zeeland wilder! de plaats des voorzittenden Gewests ten dien einde niet bekleeden. Overijsfel en Groningen waren niet tegenwoordig. Holland befloot dan , bij monde des Heeren van Duivenvoorde, tot het verleenen van volmagt (*). De Griffier Fagel weigerde een Befluit te tekenen , op zulk eene ongeregelde en onvolkomene wijze genomen. Dit veroorzaakte een heftig gefchil tusfchen deezen Staatsdienaar en de Groot , dert hoofdbewerker van dit Befluit. Men drong aan, dat de Groot 's anderendaags zou vertrekken, onder be» lofte, dat de Volmagt hem zou nagezonden werden. Men (;t) Uit de Aant. van den Penjionaris Vivibn , vat! dsn a6 Juny 1672,  der NEDERLANDEN. 255 Men wil, dat de Griffier Fagel ter dier gelegenheid hem te gemoete voerde : Vertrek, gaa uw Vaderland verkoopen; maar gij zult veel werks vinden, om den Kooper in 't bezit van '/ gekogte te ftellen. De Groot antwoordde: ,, 't Was beter een gedeelte te „ laaten vaaren , dan alles ;te verliezen." Gij denkt, beet Fagel hem toe, uwe Landerijen te bewaaren ; doch wij zullen zorg draagen om 'er zout op ie zaai jen , ten eindeder zei veronvrugtbaarheid'totin 't derde nagejlacht leere, wat gij gedaan hebt door eene Volmagt, welke gij u hebt doen geeven,- Wat mijbe-. treft, ik wilde mij liever in ft ukken laaten kappen* dan dergelijk eenen last uitvoeren (*). Sprak de Griffier in deezervoege , door Vaderlandslievenden ijver gedreeven, dan verdient zijne taal hoogen lof; dan deeze zou zeer verminderen, indien hij, uit de verheffing des Prinfen van Oranje en den val van oe Witt , zijne eigene grootheid reeds in 't vooruitzigt hadt. De Groot was maar even, of nog niet, uit den Haag vertrokken , of de Afgevaardigden der Steden , die ter laatfte bijeenkomst niet tegenwoordig geweest waren , keerden ter Vergaderinge van Holland weder. Zommigen deezer , en inzonderheid die van Amfterdam, toonden hun billijk misnoegen over het befluiten op eene zaak van die aangelegenheid in hun afvveezen. Dit Ruk werd in den Raad dier Stad met veel nadruks behandeld. Nicolaas Tulp, Oud - Burgemeester , betoonde, te (*) Basnage, II» bh 244. WicQUEF. Liv.XX. StaatéRegee- ring. Standvastigheid van die van Amflerdam.  256 GESCHIEDENIS Staats» Regee» hing. te dier gelegenheid, een moed, die zijne hooge jaaren te bovren ging. Gillis Valkenier onderfteunde hem uit al zijn vermogen. Gerrit Hasselaar, toen Hoofdfchout , wiens Schoonzoon wij, voor't Vaderland manmoedig vegtende , hebben zien (heuvelen i gaf blijk van den zelfden Vaderlandslievenden ijver, en dit deedt ook de Burgemeester Hendrik Hoofd. ^—- Valkenier wordt déezè deftige reden in den mond gelegd : Koe, mijne Heeren, zon „ het mogelijk weezen , dat één onzer lafhartig gej, noeg zou zijn, om, zonder dringende noodzaak„ hjkheid, al'ftand te doen van de kostlijkeVrijheid, ,, welke onze Voorouders met zo veel dapperheids, „ in eenen tachtigjaarigen Krijg , verdeedigd, en, ,, ten koste van zo veel bloeds, verworven hebben. ,, Hoe veel te meer onze Stad alle andere Steden van ,, Holland xe. boven gaat in voordeeligheid van ligging, in goedheid van Vestingwerken, in menigte „ van Krijgs- en Mondbehoeften, in aantal van In„ woonderen, zo veel te meer zijn wij verpligt bui,, tengemeene poogingen te doen, om dezelve tegen $ allen vijandlijken aanval te verdeedigen. Door dit „ middel zullen wij een einde zien aan de rampen, die „ de Gewesten drukken , en dezelve bewaaren voor ,. het juk eens Monarchs, die zijnen roem zoekt te „ vestigen op de pninhoopen der Vrijheid van alle ,, Volken van Europa, welker rust te ftooren hij „ nooit zal fchroomen, fchoon het gefchiedde met ,, fchennis van de plegtigfte en heiligde Verbonden. >, Waarom zouden wij niet in flaat weezen, deeden dienst  der NEDERLANDEN. u$7 „ dienst aan ons Vaderland te doen ? Is Amfterdam „ minder dan Dantzig of Koppenhagen ? De eerst,, gemelde Stad behieldt Poolen; de laatstgenoemde „ Deenemarken en Noorweegen; door het hoofd te „ bieden aan Vijanden, die alleen deeze twee Steden „ te winnen hadden, om zich meester te zien van ,, die Staaten. Heeft de Stad Hamburg, alleen om- ringd van Vijanden , die derzelver Vrijheid benijd „ den, deeze niet langen tijd behouden , en is zij ,, nog heden niet zeer verre van de wet van iemand te „ ontvangen? — Leert de Gefchiedenis niet, dat „ Oud Rome* gegrondvest door een klein getal „ Vlugtelingen en Ballingen , zich handhaafde tegen „ alle de Nabuuren, die de Vrijheid tragtten te ver„ drukken ? Deeze Stad, verre van den hals te ,, krommen onder't juk van eenigen vreemden Vorst, „ heeft geheel Italië vermeesterd, en is, in volgende „ tijden , de Hoofdftad der magtige Wereldmonarj, chy geworden. Dat wij het voorbeeld volgen „ dier edelaartige Verdeedigeren hunner Vrijheid! „ en niet dulden, dat men ons ooit kome verwij- ten, dat, door onze fchuld , eene zo magtige „ Stad zich flaafsch onderworpen heeft, voor dege„ heele te onderbrenging der andere Steden van Hol„ land. Moeten wij omkomen, dat wij dan de laat„ ften fneeven, en geen juk op ons neemen, eerong „ geen middel, om 'er van ontheven te blijven, ö« „ verfchiete." Zodanig eene reden van Valkenier maakte allen indruk, dien men kon verwagten, op de gemoederen VIL Deel, R dej Staatï." Reger» rijsq.  258 GESCHIEDENIS 5TAATI- Hegee- juivo. der anders Regenten, die niets dan 't welzijn des Vaderlands en de behoudenis hunner Vrijheid ademden. De Hoofdfchout Hasselaar, die, weinig tijds daar naa , ongelukkig eene wonde bekwam, welke hem in 't graf fleepte, betuigde toen , vast befloten te hebben den dood boven eene fchandeiijke flaavernij te kiezen. „ 't Is tijd, mijne Heeren," dus luidde de taal diens moedigen Mans, „ aftelaa„ ten van alle partijfchap en fcheuring , dat wij. alle „ verdeeldheid verbannen , en ons nauwer dan ooit „ veréénigen. Het ftuk, waar over wij thans raadje pleegen, betreft ons niet alleen, het geldt geheel „ Europa. Het betreft niet alleen de behoudenis onzer Steden en Gewesten, maar van het befluit, „ 't geen wij thans neemen, hangt het geluk of on„ geluk der Christenheid af. Naardemaal het lot al„ Ier Volken van Europa in onze hand is, behooren 5, wij eene pooging te doen , dat men ons nimmer „ konne verwijten , eenig middel veragteloosd te „ hebben tot het bevorderen der rust van zo veele „ Volken. De rampen , welken ons Vaderland ,, treffen, verfchaffen ons tegenwoordig eene gele> genheid, om al de wereld fpreekende bewijzen te geeven van ons gedrag, en voor de Naakomelingfchap een eeuwigduurend gedenkteken naatelaaten 3, van onbezweekene ftandvastigheid. Dat wij dan „ éénftemmig handelen, en alles, wat mogelijk is, ,, aanwenden, om niet nederteltorten in eene diepte , waar in onze Vijanden ons willen werpen." Andeisn verklaarden , niet min moeds en ijvers voor  der NEDERLAND E fa. 259 vcöf den Lande te bezitten, 't Was dé taal dier techtfchapene Wéthouderen , den naam van Burgervaderen , én der aanzienlijke posten , door hen be« kleed, waardig: „ Zo lang 'er bloed in onze aderen „ ftroomtj zullen wij nooit gedoogen, dat onze ln« „ gezetenen het ondraaglijk juk opgelegd worde van den wreedften Vijand. Wanneer zelfs alle ande,, re Steden flauwmoedig genoeg waren , om zich ,, aan zijne genade overteleveren > en wij ons in de 3, öoodzaaklijkheid gebragt vonden 3 om alleen we3, derftand te bieden aan de ontzaglijke Legers eens „ zo magtigen Vijands , zou het nogthans beter zijn , met dé wapenen in de hand te fterven, edelmoedig vegtende voor onzen Godsdienst^ 3, onze Vrouwen en Kinderen , dan onze Goederen i, en ons Leeven te bewaaren door een Verdrag s 't 3, welk ons in flaaffciie ketenen kluisterde. Wij 33 houden ons verzekerd, dat alle Ingezetenen van 3, Amfterdam in dat zelfde gevoelen ftaan. Geen hunner, of hij is gereed, liever hetuiterftete\vaa« », gen door eene verdeediging, dan toeteltemmen in „ een Verdrag met den Vijand, op zulke fchande„ lijke voorwaarden." — Eene Regeering, zo.,emoedigd ter verdeediginge , liet de Gemeente niet onkuudig van dit oogmerk ) maar in 't hoofd eens Verbods van uitvoer van Graanen, toen afgekondigd, invloeijen, „ dat zij gereed was, de Stad, derzelveï „ Godsdienst en Vrijheid, met goed enbloed,entot 3, het uiterfte toe, te befchermen (*)." Am* (*) Samson, T4II. p. 564. Wag. Amft.V, St. bi, 344.enz, R 9 Staats- REGEE- Rtno.  Staats- Regeering. Volmagt, om mee Frank■ rijk te handelen, gegeeven. nöo GESCHIEDENIS Amfterdam , dit edel en moedig ftelzel omhelsd hebbende, betoonde zijne verontwaardiging over 't gedrag der andere Afgevaardigden. Hoorn Voegde zich bij deeze Stad; maar Schiedam en Edam traden toe tot de meerderheid. Leyden beweerde, dat men wel befluiten mogt in 't afzijn eeniger Leden, als'er dag en uur bepaald, en gevaar in 't uitftellen was. Terwijl men hier over raadpleegde, kwam 'er een brief ter tafel, dien eigen morgen ten zeven uuren door Burgemeester Dirk van Leyden van Leeuwen uit Leyden aan den Penfionaris Burgersdijk gefchreeven , meldende , „ dat de Koning van „ Frankrijk, 's anderendaags, met een aanzienlijk Leger in Utrecht verwagt wierd; dat hij 'tAarts„ bisdom van Utrecht aan den Cardinaal de Bouil„ lon hadt opgedraagen ; dat hij ftaat maakte, om m de post aan de Nieuwer brugge aantetasten , en „ daar naa op Leyden en den Haag aantetrekken; „ dat men hierom niet moest uitftellen tot een befluit „ te komen." Zulk een Brief, in zodanig een tijdsgewricht , baarde eene algemeene verflaagenheid; en wel zo groot, dat alle de Leden, Amfterdam alleen uitgezonderd, in de Onderhandeling ftemden. Edelen en Steden zogten zich allen te verontfchuldigen i beweerende, dat zij uit voorzigtigheid , en niet uit bloohartigheid , deezen flap deeden. Leyden toonde zich het voorbaarigst, om het Verdrag met den Koning van Frankrijk doortezetten, en vroeg , of Amfterdam raad wist, om Volk te bekomen . zonder 't welk de posten niet bezet of verdeedigd konden  der NEDERLANDEN. &6i den worden ? Amfterdam hernam hier op, dat men zich met Burgers en Boeren verdeedigen moest, en voorts wagten tot 'er meer geregeld Krijgsvolk zou sarigeworvën zijn, waar mede men dagelijks vorderde: en befloot alles met te betuigen ,' van niet te kunnen Hemmen in de verleende onbepaalde volmagt.—■ Leyden, als't ware het tegenbeeld san Amfterdam, deedt , ten deezen dage, eenen geheim gehouden voorilag, of men nïet, wanneer zich te veele zwaarigheden in de handeling opdeeden , voor Holland alleen zou kunnen handelen, en de Groot daar toe last geeven? 't welk in allen gevalle beter zou zijn, daii dat de Hollandfche Steden genoodzaakt zouden zijn elk voor zichzelven te fluiten. De Edelen en veele Leden keurden deezen voorflag goed. Delft meende, dat men de Groot kennis van dezelve behóórde te geeven. Hier vari fchijnt niets naders gekomen te zijn (*), Onder het woelen deezer gefchillen werd de Volmagt der Afgevaardigden , om met Lodewijk den XIV. te handelen , opgemaakt, en zeer onbepaald gefield. Spronser. tekende dezelve in ftede van den Griffier Fagel , die het voluit weigerde. De Groot gaf, in het doorreizen , den Prins van Oranje , in het Leger te Bodegraave , kennis van zijnen last. Deeze fcheen zeer ontfleld, als hij ontdekte , dat de Hoofden van den Staat zo weinig moeds betoonden, cn begon zelfs te vreezen , dat de zaaken tot een wan- («) Wacenaar Faderl. Bift. XIV. D. bl. 551» R-3 Staats- regeerik g.  a6s GESCHIEDENIS StaatsRegeh- wanhoopig uiterfte gekomen waren. Althans hij vaardigde, dien dag, twee Brieven af na den Haag, één aan de Algemeene Staaten, en één aan den Griffier Fagel. Bij den eerden begeerende, dat hein toegefiaan V(ierd vrije hoede van Frankrijk te verzoeken voor Graave, welke Heerlijkheid hem toekwam , en, zo hij verftaan hadt, op last der Staaten , van Krijgsvolk ftondt ontledigd te worden 5 men behoorde hem dit te minder te weigeren , dewijl de Groot hem de Volmagt getoond hadt, orq met Frankrijk te duiten. Dit werd bij oogluikinge gedoogd. Zijn verzoek in den Brief aan Fagel ftrekte zich wijder uit. Naa het betuigen zijner ver* wondering over den breeden last aan de Afgevaardigden tot den Franfchen Koning, vervolgt hij: „ Ik „ meen, dat nu mede tijd is, dat ik op mijne partia, cuhere intresfen begin te denken; daarom verzoek ik U Ed. , haar Hoog Mog. , uit mijn naam, „ permisüe te vraagen, om mede iemand van mij2, nen wege aan den Koning van Frankrijk te fchika, ken, om te tracteeren over mijne particuliere in„ tresfen.J< Alles , wat men van 't verhandelde hier op weet, is, dat men zich ter Vergadering van Holland niet zeer gereed vondt , om op dit verzoek ceu'beüuit te neemen; als mede, dat de Edelen en eenige Steden van Holland den Prins wilden toeftaan, over zijne Domeinen te handelen. Doch Amêerdam wilde hier in niet bewilligen (*)•. Ds (T) \Va,5bna/& VaderL Hijt Xiy, P« bl. 60 *62,  der NEDERLANDEN. &6$ De Groot vondt zijne Mede • afgevaardigden te Rheenen. Zij vertoonden de Volmagt der Staaten aan de Staatsdienaaren Louvois en Pompone. Bij den aanvang der Onderhandeling verzogten de Afgevaardigden , „ dat de Koning de Zeven Gewesten „ veréénigd, en bij de. Voorregten van Godsdienst „ en Regeering laaten wilde." Op de vraag , wat men hier vaar wilde ajjlaan ? boden zij Maastricht aan, met het geen 'er onder behoort. De Franfchen hervatten hier op : En wat begeert gij den Koning toetekggen voor de onkosten van den Oorlog? De Afgevaardigden betuigden, „ dat de roem, dien zijne „ Majefteit met de wapenen behaald hadt, denedel„ moedigen Koning behoorde genoeg te zijn." Doch, bemerkende, dat de Franfchen niet gezind waren 5 om zich met enkele loffpraaken te laaten paaijen, booden zij zes millioenen aan , en zulke Steden uil de Generaliteits Landen, die den Koning gelegenst; en den Staaten niet hinderlijk zouden zijn. Louvoi: zeide , grimlachende, dat het hier niet mede te doet, zou zijn. Deeze aanbieding verfmaad ziende, deeder Zij eene andere, te weeten, van tien millioenen, er alle de Generaliteits Landen. Louvois gekte hiei mede , zeggende , dat het wat begon te betekenen Althans het kwam in overweeging , om het den Ko ning voortedraagen, Pompone was 'er voor , ui aanmerking, dat zodanige voordeelen het Gemeent best volftrekt afhanglijk van den Koning zoude maaken. Maar, gelukkig voor de Ferèénigde G> westen en voor Europa, raadde Louvois den Kc R 4 siin£ Staat** Regee- eung» Onder» bande-. ling mee Frank' rijk* \ i t 1 ij  zÖ4 GESCHIEDENIS StaatsRegeering. Eifchen des Konings van. Frank* rijk. rjiug, meer te vorderen , en bragt, terugkomende, de volgende Lijst der eifchen van zijne Majefteit mede. „ De Koning van Frankrijk begeert: — i. Al ,, wat de Staat bezit, evenveel op welk eene wijze, „ buiten de Zeven Gewesten. 2. Delfzijl, met „ twintig van de naaste Kerspelen. — 3. Het „ Graaffchap en de Stad van Meurs voor den Keur„ vorst van Keulen; mits de Prins van Oranje fcha- deloos gefteld werd door de Staaten, — 4. De j, opperfte magt over de Steden Grol , Breêvoort, „ Ligtenvoorde en Borkelo. 5. Alles , wat ge- „ legen is tusfchen den Khijn , Lek, en d&Spaan- fche Nederlanden. Voorts eischt de Koning „ nog de volgende punten : — i. Vrijheid van gaan „ en komen, zonder onderzogt te worden , of eeni„ ge regten te betaalen. — 2. Intrekking van de „ Plakaaten op den Koophandel, en hcrftelling van „ denzelven door de Staaten, als in 't jaar MDCLXII, „ zonder dat het wederkeerig behoeve te gefdiieden „ door Frankrijk. 3. Ontlasting dzxFranfchen „ van vijftig ftuivers op 't vat : en dat men ze be- „ handelde als de meest begunstigde Volken. „ 4. Dat men , wegens de betaaling der Indifche „ Maatfchappije, daar naa , in 't minnelijke over„ eenkome. — 5. Openbaare oefening van den „ Catholijken Godsdienst; zo dat men den Catholij„ ken in alle Steden , daar meer dan ééne Kerk is, „ eene Kerk inruime, en vrijheid geeve, om'er eene „ te ftichten in Steden en Dorpen , daar maar ééne j, Kerk  der NEDERLANDEN. 26$ „ Kerk is : dat de Proosten uit de Kerklijke Goede„ ren onderhouden , en de Catholijken ook in de ,, Wethouderfchap en openbaare Ampten zouden toegelaaten worden. — 6. Algemeene vereffe„ ning der gefchillen tusfchen den Koning van Dee„ nemarken en de Staaten. —• 7. Acht millioenen „ Gouds (of vierentwintig millioenen Franfche LU ,, vresj voor de kosten van den Oorlog, dedriemil„ lioenen, welken de Koning te vorderen heeft, daar ,, onder begreepen. — 8. Een jaarlijksch buiteu„ gewoon Gezantfchap , of openbaar gehoor , om 9, den Koning te bedanken, dat hij, voor de'tweede ,, reize, het Land aan de Staaten wedergegeeven „ heeft, onder het aanbieden van eenen Gedenkpen„ ning, ter waarde van vijf of zes Gouden Piftolet,, ten , verwonende de reden deezer dankzeggin„ ge C*>" Gemaklijker kan men zich de verbaasdheid van de Afgevaardigden, op het leezen van deeze eifchen, verbeelden, dan befchrijven : zij klaagden over de onmogelijkheid , om zulke harde en vernederende voorwaarden te doen aanneemen. Louvois fcheen hier op eenigzins van toon te verzagten, en verklaarde, ,, dat de Koning zich nog zou kunnen laaten „beweegen, om, van 't geen hij tusfchen den Rhijn. „ Lek en de Spaanfche Nederlanden gevorderd hadt. „ de Betuwe afteftaan aan de Staaten; mits men hem ,, daar O Cepie -Tun Papier, ecrit de la main de Mr. m Groot, Mf. Secr. Refol. Holl. 1672. lil.D. bl.%64. ,R5 StaatsRegee- RING. i Handeling hier o jet met de Franfche GevolnPgcigden.  266 GESCHIEDENIS StaatsRegee- lUKO. I „ daarentegen liete Bommel, de Bommelerwaar d, „ de Schansfen St. Andries en Voorne , Crevecmur, 3, Loevefte'm en Klundert; en dat Schenkenfchans en ,, Knodfenburg geflegt, en Nieuwmcgen ontmanteld „ wierd. Ook zou hij zich . in ftede van vierw entwintig , vergenoegen met twintig millioenen „ Fransch Geld." ■—■ Men fpilde flegts tijd met aantetoonen, hoe hard deeze voorgewende verzagting was. Zij maakten eenige aanmerkingen op de openbaare handhaaving van den Catholijken Gods* dienst, hoe het Volk zich bezwaarlijk zou kunnen gewennen aan de vreemde kleeding der Monniken , en deeze gevaar liepen, van op de openbaare wegen befpot te worden, en dat het geërgerd zou weezen over de plegtigheden van eene Godsdienst-oefening, zo vol openbaare Ommegangen, die opfchudding zouden kunnen verwekken. Doch de Vorst wilde niets laaten vallen op een punt, 't welk hij als wezenlijk tot den Godsdienst behoorendeaanmerkte; want hij was aan de uiterlijkheden van denzelven zo zeer gehegt, als weinig verknogt aan de zedelijke voorfchriften. De Heer Pompone raadde den Koning , op dit ftuk .met aantedringen, noch ook op de eifchen wegens den Koophandel en den Gedenkpenning, zo onbillijk en beledigend. Hij wees de onmogelijkheid aan, van deeze voorwaarden te bedingen, en dat men eene gelegenheid verloor, die zich misfchien nimmer weder zou aanbieden, om het Gemeenebest voor altoos van den Koning afhangiijk te maaken , en bui|ea ftaat te ftellen, om Frankrijk ooit eenig nadeel te  per NEDERLANDEN, 267 te doen. Maar de Louvois beweerde, dat de Staaten zich al te zeer in 't nauw bevonden, om niet alles toeteftemmen : en dat zij alles, wat men hun liet behouden , voor winst en genabetoon zouden aanmerken (*). De Groot werden flegts vijf dagen vergund, om met een ftellig antwoord te rug te keeren. 's Konings eifchen zouden, in andere omftandigheden, naar verdiensten, met verontwaardiging verworpen geweest zijn; doch men durfde zich , zo 't fchijnt, alles belooven, in een tijd , wanneer de kloekfte Verftanden aan de behoudenis van den Staat wanhoopten. De Groot deedt verflag bij de Algemeene Staaten en ter Vergaderinge van Holland. De omwentelingen , toen in 't Gemeenebest voorgevallen door de algemeene opfchudding onder het Volk , en de verheffing des Prinfen van Oranje tot Stadhouder, waar van wij , vervolgeus, breeder verhaal zullen geeven, hadden niet weinig invloeds op de raadplee gingen. De Groot gaf eene fchilderij van het ge vaar, waar in 'c Gemeenebest verkeerde; doch drom zo fterk niet, als voorheen , op het verzoenen mei Frankrijk. Hij ftelde zelfs, in een tijd, dat de Slaat het meeste gebrek aan Geld hadt, voor, ziel: van Papieren Geld te bedienen. Allergewigiigst waren de raadpleegingen ter Vjr gaderingevapHolland. De Edelen betuigden, da: 'e: (*) Basnage, li. p. S49» Feuquieres Mem. Ilijï, S Milis. 1. p. 23.113.263. Staats» Regez- RiKG. Raadpieegirn>gen der S;aaten ■ op den c=sch van Frank' rijk.  StaatsRegee- RING. 268 GESCHIEDENIS 'er geen bieden was na de eifchen van Frankrijk; dat men nogthans op de voorflagen van den zesentwintigften van Zomermaand zou kunnen voortgaan, of anders de handeling gevoeglijk afbreeken. — Dordrecht en Delft Helden voor, alleen ren opzigte van Holland te'handelen. Haarlem oordeelde 's Konings eisch onaanneemlijk ; doch begeerde dat men de handeling aanhieldt, mits dê behoudenis' Atv Unie, Regeering en Godsdienst bedingende.—■ Leyden , wel verre van gevoelen veranderd te wee» zen ten aanziene van het treffen eens vergelijks, deedt de zonderlingfte voorflagen. Naa betuigd te hebben, van, zo noode als iemand, tot eenige laagheid te kunnen komen, erkende deeze Stad, dat de eifchen van Frankrijk hard waren; doch dat men ze zo vreemd niet zou vinden, als men in overweeging ham de vermeesteringen, reeds door Frankrijk gedaan , welken men niet ligt weder zou winnen ; dat het nog veel groorcr kon doen , dat Friesland voor den Koning open lag ; dat Holland niet ontoeganglijk was, ter oorzaake van de droogte en fcbaarschheid van manfchap, om de posten te bezetten : de Burgers hadden ze verlaaten, de Huislieden morden , en waren moedeloos , en de hoop op hulp van bui. ten was onzeker : het ontbrak aan geld en geloof beiden , en bovenal aan moed. Beter ware het dan dérhalven, een gedeelte afteftaan, dan het geheel te verliezen: en zou Frankrijk , als men voor Holland alleen handelde , zijn grooten eisch wel eenigzins maatigen. In 't kort, zij oordeelden, dat de Groot vol-  der. NEDERLANDEN. 260 volmagt behouden moest, om zo veel te bedingen, als hij kon, en op de best mogelijke wijze met Frankrijk fluiten. —■ Bleef Leyden zichzelven gelijk in gereedheid tot overgaave, Amfterdam bleef niet min ftandvastig in het weigeren. Men wil, dat in den Raad dier Stad veelen tot de handeling begonnen te neigen; maar dat twee Burgemeesters, die inVaderlandlievenden ijver boven allen uitftaken , de waggelenden tot ftaan bragten , door de„ bedreiging , dat zij de venfters van 't Stadhuis zonden openen , cn het Volk, in menigte rondsom hetzelve vergaderd, toeroepen , dat men hen verraadde. . De Afgevaardigden verklaarden in de Vergadering der Staaten van Bolland, te wenfchen, dat nooit over de handeling met Frankrijk geraadpleegd ware. Verwarring en moedloosheid was daar uit gereezen. Kans tot red ding bleef 'er over , indien men flegts moed hadt Ondraaglijk was Frankrijks eisch : met dien te aan 'vaarden fteïde men zich bloot aan nog harder eifchet van Engeland. Geen voorbeeld vondt men , da men iets ter Generaliteit hadt doorgedreeven , teget het gevoelen van alle de andere Gewesten, en da Bolland lafhartig alleen zou handelen, liep aan tegei de Unie. Best was het , de handeling , onder he een of ander voorwendzel, aftebreeken. Van Beu ninoen voegde 'er bij, dat de zaaken nog teherftel len waren; dat alle Vorsten van Europa belang had den bij onze behoudenis; dat men nog met Engelanc handelen kon , waar toe ons belang thans fterke drong StaatsRégeë- ring. t t l E t t l : 5  GESCHIEDENIS staats' Regerring. drong ; dat Frankrijk de Stedeti def Generaliteit vorderde, om daar uit de Spaanfche Nederlanden te overmeesteren , en ons, vervolgens, geheel te onderdrukken. ■— Gouda voegde zich bij Leyden. ——■ Maar Rotterdam, fchoon bekommerd over de flegte 'gefteldheid der posten , op welken het Volk moedloos was, en de Burgerij meer kwaads dan goeds deedt, wilde liever met den degen in de hand (terven , dan in flaavernij vervallen» Bleef de Koning ftaan op zijnen eisch, dan moest men de handeling afbreeken: beter was het, zich dood te vegten, dan op fchandelijke voorwaarden te (luiten. —— Dergelijk een moed ademden de Noordhollandfche Steden, Alkmaar, Hoorn , Enkhuizen, Edam en Purmerende. Monnikendam en Medenblik wilden de handeling aanhouden, en zien of de voorwaarden niet wat gemaatigd konden worden. Alle Leden zich verklaard hebbende, beflootmenj het gevoelen van zijne Hoogheid inteneemen. Deeze verklaarde Frankrijks voorflag geheel onaanneemelijk. Waarop de Staaten van Holland tot het befluit kwamen , om de zaaken ter Generaliteit defwaards heen te leiden, dat de Groot te rug gezonden mogt worden , om den Koning van Frankrijk de onaanneemelijkheid van zijnen eisch te vertoonen om verflag te doen , in gevalle de eisch gemaatigd wierd ; en anders de handeling aftebreeken. En, zou de Groot , gelijk zommigen melden, ten dien tijde, aan één zijner Vrienden gezegd heb»  m NEDERLANDEN. 271 hebben, dat hij liever jlerven wilde , dan zich laaten gebruiken, om, op zulk een voet , als Frankrijk voorfloeg, Vrede te maaken (*) De* aanftelling des Prinfen tot Stadhouder hadt hoope doen fcheppen, om de hinderpaalen deezer onderhandelinge uit den weg te ruimen, door zich met den Koning van Engeland te verdraagen* Zo ras 'er opening gedaan was van de onderhandeling met Frankrijk , waren 'er Gevolmagtigden na Carel den 11. gezonden. Zeeland , altoos ijverende tegen het verdragen met Frankrijk , was de eerfte geweest, orn zulks met Engeland aanteraaden , dewijl het van dit laatfte Rijk meest te dugten hadt. Derwaards vertrokken Francois Teerestein van Halewijn , Raad in den Hove van Holland , en Ëverard van Weede , Heer van Dijkveld , uit het Lid der gekoorenen van Utrecht. Deezen zouden, nevens den gewoonen Gezant Boreel, in onderhandeling treeden ; doch zij hadden , de gemoederen nog in de eerfte gisting eens nieuw ontftaanen Oorlogs vindende, reden , om zeer onvoldaan te weezen over den Koning. Men hieldt hen alleen in Engeland, om het Volk, 't welk van deezen Oorlog zeer afkeerig was, in den waan te brengen, dat men nog aan het treffen van een vergelijk arbeidde, (*) Uit de Aant. van de Penjion. Vivien en Ho?, van den 4. 5. en 6. July 1672. Mf. Secr. Re fel. Hoil. III, D. bl. 067. Basnage , II. p. 350. Le Clerc , III, Dbl. 397- Aant. van Bontemantel, bl. 483. Mfa Staat» Regeering. Onderhandeling met Engeland.  GESCHIEDENIS Staats- regeerïkg. Brief der Afgevaardigden na Engeland. de (*). Alle voorzorg werd'er gedraagen, om hunne gangen nategaan, en te beletten, dat zij 's Volks oogen niet openden. De toeltand dier Afgevaardigden en de kunstenaarijen van het Engelfche Hof'werden zo leevendig afgebeeld in eenen Brief, door hen afgevaardigd , . dat wij den hoofd - inhoud zullen plaatzen. „ Zedert.onze aankomst in dit Rijk , zijn wij in „ zodanigen ftaat gehouden, dat ons niet alleen be„ nomen is de magt, om van onzen last iets tekun„ nen verrigten, maar bovendien zijn wij fteeds be- roofd gebleeven van alle gelegenheid , om, door „ ommegang met Lieden , der wereld verftaande, het oogmerk van dit Hof, omtrent den tegenwoor- digen toeftand van zaaken, te doorgronden. Men „ heeft, om ons daar meer van te ontzetten , aan „ de eene zijde openbaar gemaakt het betuigde on„ genoegen zijner Majefteit tegen hen , diehetmog„ ten onderneemen, eenige gemeenfchap met ons te ,, houden , en , tot een ernstig blijk daar van, eeni„ ge dagen geleden, in den Tour gezet een perfoon „ van rang, des verdagt, doch ten aanziene van „ ons daar van onfchuldig; en, aan de andere zijde, „ ons toegevoegd een Officier, om een ieder, die, „ zonder bijzondere toelaating, ons zou komen zien, „ aftewijzen ; behalven nog andere perfbonen, naar „ men ons berigt, zodanig geplaatst, dat zij op ons » ge- (*) Basmage, II. p. 252. Ster. Re fel. Holl. 167a. III. D. b. 259.  der NEDERLANDEN. 273 geftadig letten. Wij hebben (onze gedagtengaan 5, hatende over de oorzaak van die ongewoone, en 3, ten opzigte van openbaare Staatsdienaaren onge» ,, hoorde, handelingen,), geoordeeld, dat alles voort,, fproot uit een onveranderlijk voorneemen van dit ,, Hofi om Frankrijk ten uiterften te verfchoonen. 3, En, dewijl hetzelve niet doenlijk was, als aan,, loopende tegen de algemeene neiging van alle Men„ fchen alhier, (zo wel die verbintenis aan 't. Hof 3, hebben , als anderen,) zo heeft men ongetwijfeld een tweede oogmerk in onze verwijdering van ,, Londen gehadt, te weeten 9 om voortekomen, dat het Volk van de toegenegenheid en het opregte „ oogmerk van den Staat niet nader onderrigt wor„ de, en daar door de voorfchreeve beraadingen en ,, verbintenisfen met Frankrijk, en de Bewerkers van dezelven te meer ten toon gefield. Tragten- de, ondertusfchen, door ons verblijf, de Gemeen„ te in den waan te brengen, dat de Koning wel ,, befloten heeft met den Staat te handelen , doch „ dat de voortgang der handelinge haapert aan de „ zijde van hunne Hoog Mogenheden, gelijk men van het buitengewoone Gezantfchap na Frankrijk „ met die kleur tragt te verbloemen , dat zijne Ma. „ jefteit hetzelve heeft afgezonden uit eene over,, vloeiende genegenheid tot den Vrede, en om dat wij met geene behoorlijke Voimagten voorzien ,, zijn, om denzelven alhier met zijne Majefteit te kunnen aangaan ; daar nogthans het gemelde Ge,, zantfchap niets anders beoogt dan eene nadere PIL DèeU S h ïfc Staats* Reges- 1ükg.  a74 GESCHIEDENIS StaatsReceering. ,, bekragriging van 't geene tot ruine van den Staat „ met Frankrijk voorheen gehandeld is, of wel om ,-, in eene verdere beraaming te treedenoverzaaken, „ ter gelegenheid van de onverwagte vorderingen „ der Franfche wapenen, nu eerst voorgevallen. „ 't Is nu omtrent veertien dagen geleden, dat wij „ uit het Vaderland geene tijding van den toeftand „ der zaaken aldaar hebben vernomen; inzonderheid „ niet, of met de gemelde buitengewoone Gezan„ ten eenige aanvang van de onderhandelinge ge„ maakt is: en, alhoewel wij deswegen begrijpen > „ dat hunne Hoog Mogenheden bijzonderder ken„ nis kunnen hebben van de waarfchijnlijkheden tot „ verbintenisfen met deezen Koning dan ons eigenlijk bewust is , egter oordeelende , dat gemelde „ Heeren Afgezanten, voor hun vertrek na 't Fran„fche Leger, zeer digt inhoudende zullen hebben „ geweest, en dat dezelven mogelijk van daar nog „ niet zijn wedergekeerd, zo moeten wij UEd.zeg„ gen, dat, als men zijn oordeel wil gronden, om„ trent de voorfchreevene zaak , op 't algemeen ge„ voelen en de meeningen alhier, mitsgaders naar het „ berigt, 't geen wij ontvangen van de geneigdheid ,3 van het Hof, men te vergeefsch eehige verande„ ring' van voorneemens bij deezen Koning te ge„ moet ziet. De Spaanfche Afgezant, die vastlijk „ vertrouwde, dat de Koning van Engeland in andere maatregelen zou treeden, is nu van gansch ,\ tegenovergefteldegedagten, oordeelende mede met \, al de wereld, dat het hier onbeweeglijk vast ftaat, 55 van  der NËÖÈRLANDEN. 275 35 van Frankrijk niet te fcheiden, en dat de verbin „ tenisfen met hetzelve, van tijd tot tijd , meerder " bevestigd worden. — Ons aangaande , gelijk " wij aan't eerde gevoelen van gemelden Heer Af. "\ gezant eenigermaate hebben moeten twijfelen 9 3' overweegende, dat de Staatsdienaar van een Prins, wiens belangen vereifehen, dat de Staat, door 3' wanhoope van met Engeland overééntekomen, ' niet bewoogen wierd tot handelinge met Frank'l, rijk, buiten volftrekte overtuiging van het tegen!' deel, geene andere taal kon fpreeken , zo kunner ,* wij, om dezelfde redenen , billijk aan het nadei £ gevoelen van gemelden Heer Afgezant geen twij •:. felflaan. Ook worden wij hier in nader verfterkt " dewijt alle de voortgangen der Franfche wapenei % met ongemeen genoegen en toejuiching van dei \ Koning van Engeland worden opgenomen , ei 'l als eigene overwinningen en voordeeleu aange j, merkt. „ Wij hadden wel gehoopt, dat men hiereenma: „ begreepen zou hebben, dat alleen de tegcnwoo 11 dige gevleidheid van zaaken de vriendfchap vü " Engeland aan Frankrijk noodzaaklijk maakt; 5 dat diensvolgens Frankrijk verpligt was, deezi ' Koning genoegen te geeven; doch dat, dit tijd " gewricht verflreeken zijnde, en Frankrijk door *' voorgenomene venneesteringen zijn oogmerk t " reikt"hebbende , Welhaast die behoedzaamhed 11 zullen verdwijnen , en Engeland te laat befpt Staats» RüGEfi» ttiisaó » 1 i i it n » :ri s° ie e*rtü- M  af6 GESCHIEDENIS StaatsRegeebing. & ren, dat het niet dan (treeken zijn , met welken ,, men dit Rijk tegen deszelfs onbetwbtbaare belan„ gen heeft doen arbeiden, en dat zij van alle dein,, gebeelde voordeden niets anders zullen overhou„ den dan een ontzaglijken Vijand , die hen welligt „ van de ontworpene verdeeling door geweld van 9, wapenen zal ontzetten. Doch wij befpeuren, dat „ de greetigheid tot de ingebeelde vermeesteringen „ van Hollanden Zeeland zo kragtig, of de heimelijke „ raderen, die Frankrijk doet gaan, zo vermogend i, zijn, dat de gemoederen der genen , welken de zaaken in handen hebben , voor zodanige opmer,, kingen geheel gefloten zijn : zo dat, naar onze ge. ,, ringe gedagten, voor den Staat niets anders overig j, blijft, dan te befluiten, de;overige Gewesten met ,, de uiterfte ftandvastigheid te verdeedigen, en daar „ door deezen Veldtocht, zonder verder verlies, te ,, winnen, afwagtende wat verandering de tusfcher„ komst van tijd zal kunnen geeven: immers kun* ,, nen wij niet te gemoete zien, dat met de onder33 handeling alhier iets zal opgedaan worden ; oor» >,, deelende mede , dat de Heeren buitengewoone ,-, Afgezanten, uit het Franfche Leger wederkeerende, de handeling met den Staat of geheel zullen ontwijken, al was het maar onder voorwendzel 9, van alvoorens aan den Koning van Engeland ver5, flag te moeten doen, of in allen gevalle dezel5, ve handelingen op de lange baan fchuiven , om *, inmiddels gelegenheid te vinden van op de Ge- westen  CE&. NEDERLANDEN. %77, „ westen Holland en Zeeland een torn te kunnen „ doen (*)•" Ten zelfden tijde hadt de Prins van Oranje eene heimelijke handeling aangevangen met zijnen Oom, den Koning van Groot - Brittanje. Deeze betrof niet alleen zijne bijzondere belangen, maar ook den Staat in 't algemeen. Men wil, dat hij, op eigen gezag, de volgende voorflagen zou voorgetteld hebben: —x. Erkentenis van het Regt der Vlagge, zonder eenige uitzondering. — 2. Honderdduizend Guldens 's jaarlijks voor de vrije Visfcherij. — 3- Suriname in eigendom. — 4- Vier milloenen Gul dens, in zekere termijnen te betaalen. — 5. De Stad Sluit in pandfchap. — 6. De Opperde Magi over de Zeven Ferèénigde Gewesten voor den Prinf< van Oranje. — 7- Mits de Koning van Gmt Brittanje Vrede maakte met den Staat, en Frankrijk ■ op geenerlei wijze , meer bijitands verleende. — 8. In geval zijne Majefteit deeze voorwaarden aan name, zou men Frankrijk onaauneemelijke Vrede punten voorflaan: en, zo ze van de hand geweezei werden, verklaarcn, dat zijne Majefteit niet lange zou .kunnen blijven oorlogen. —- 9. Ook zou als dan de Prins zorg draagen, dat 'er andere Afgezar ten in 'Engeland kwamen, die in 's Prinfen belan waren, en op welken men zich zou kunnen veria; te: (*) Deeze Brief was gedagtekend den 92. July 167 Brandt., leeven van de Ruiter, W.70J. S 3 StaatsRegee* ring;. Heimelijke handeling des Prinfen van 0ranje meï den Koning van Engeland. I | I V u  a75 GESCHIEDENIS StaatsRegee- r1ng» CO Costep.U55 Hifi, Ferh. Bijlag, bl. 430.434. ten. —■ Ook is nog een Gefchrifi voorhanden 9 waar in de Prins verzoekt, te mogen weeten , op welke voorwaarden de Koning van Groot - Brittanje den Vrede begeerde te fluiten met de Staaten ; zich teffens fterk maakence , om deeze voorwaarden hier te doen inwilligen, in fpijt van den Raadpenfionaris de Witt en diens aanhang , zo zij niet regelrecht ftreeden met de Grondwetten van den Staat (*> Deeze twee Rukken , en bovenal het flot van 't laatfte, ichijnen niet zeer met elkander te ftrooken , of men moest veronderftellen , dat de Unie eene Grond* wet is, msar de Omifhanglijkheid niet. Wat 'er ook van de egt- of onegtheid deezer twee Rukken zijn moge, vast gaat het, dat de RidderGabriel Sylvius en de Heer van Reede eene heimelijke handeling van den Prins ten Engelfehen Hove voortzetten. Men bewaart nog een egten jBrief van Koning Carel den II, waar uit zulks onlochenbaar blijkt. In denzelven betuigt hij zijne genegenheid tot den Prins, zijnen Neeve , wiens belang hij verklaart, in alle zijne handelingen met het Franfche Hof, niet uit het oog verlooren te hebben. Deeze Brief is voorts opgevuld met fcherpe uitdrukkingen tegen den zogenaamden Loevejleinfchen Aanhang, Toen Willem de III. reeds tot Stadhouder verheeven was , fchreef de Koning , dat bij niet twijfelde of hij zou den Prins , zo deeze zijn raad volgde, haast  DER NEDERLANDEN. a7i> haast doen ftellen in die magt, na welke zijne Voorouders altoos getragt hadden (*). Men hadt de Engelfehen wel tegen de Hollanders tragten voorinteneeraen, en, den geest des naijver» zo fterk tegen hen werkende, als'top de belangen des Koophandels aankomt, zoeken opteftooken , mets verzuimende, om deveragting, die de,Engelfchen met de minnemelk tegen de nabuunge Volken , en inzonderheid tegen de Hollanders , inzutgen ze fterk mogelijk, gaande te maaken. Hun toetend, egter, roerde het medelijden van gevoehge en wel .eplaaute harten, en de verftandigen in Engeland L het roerzei deezes Oorlogs ontdekten, en de ge volgen van denzelven voorzagen, waren met het 1c JFerèénigde Gewessen begaan. De tweemagugft Vasten Jn Europa, dus redenkavelden nebbe Zamengefpannen, om, veréénigderhand dee^e Zee, gene ten Lande , een beroemd enW Gemeenebest aantevallen en teverdelger,. Welk« fchrikbaarend uitzigt voor Engeland ! Wat w. carels oogmerk in het aangaan van het Bnevoud gedugten aanwas der Franfche magt. De goedke ring des Volks, de toeftemming van geheel Europ z n deeze geene genoegzaame getuigen en waarbgen van de restmaatigheid en wijsheid deezer daa, (♦) Holl. Merc. 1672. bl. «7- Cosmos Hifi. Fe Bijl. bl. 431-433. S 4 StaatsRegee- r1ng. Geneigdheid der Engelfehen. > t ï 1 r i n .s 'S :n LI*» ir- i? en 'er  GESCHIEDENIS Sta.its- Kegke- ring.- 2Su over gefield : wat kan hij bedoelen ? Ongetwijfeld zoekt hij zich onafnanglijk te maaken van een Volk, welks agting weinig bij hem fcbijnt te weegen. Hij fchijnt de verregaande onderwerplijkheid des Volks, en de eerbiedige gehoorzaamheid des Parlemeots te Willen misbruiken, om her juk hen öp den lialze te drukken. Alle de Staatsbelangen van Engeland worden opgeofferd aan het gevaarlijk ontwerp , om hen van hunne Burgerlijke Vrijheden te berooven. En ten einde alles uit hun oog te weeren , 't geen het denkbeeld van Vrijheid verleevendigt, wordt hetzekerst bolwerk onzer magt overgegeeven aan onzen gevaarlijkften Vijand, 't Is gedaan. Geen redmiddel blijft 'er over. voor een Volk, 't welk nog eenige trekken behouden heeft van de dierbaarfte Voorregten der menfchlijke natuure. Onregt en Dwinglandij hebben eene zamenzweering gemaakt tegen alle overbiijfzels van Wetten en Vrijheid. Carel de II. zelve was ondertusfchen niet zonder ongerustheid over de fchielijke voortgangen der franfche wapenen. Hij kon voor zichzëlven het denkbeeld niet verbergen , dat de Franfchen, wanneer zij Holland vermeesterden , al den Handel en Zeemagt van dat Gewest aan zich zouden trekken. En wat zou hen dan kunnen beletten alle de Nederlanden te vermeesteren ? En zou Lodewijk , magtig genoeg geworden, om Engeland zelve te doen beeven, hem te hulpe komen tegen zijne Onderdaanen, om eene belofte te vervullen, welke hij ftraflooskon fchenden ? Ongerustheid ging hem aan op het hooien  „^NEDERLANDEN. *<5. ren hoe fpoedig alles bukte voor de Franfche wape- : nen, terwijl mèn aan de zijne zo moedigen weder- . ftand geboden hadt. Hij vreesde zelfs, dat der Staaten Afgezanten zich zouden bedienen van de gunst, hun openlijk toegedragen, om kuiperijen te veroorzaken , .en ftelde hun deeze eifchen als Vredesvoorwaarden ter hand : — i. Erkentenis zijner heerfchappije over de Zee, en dat men , ten betoone daar van, alomme ftreeke. — 2. Honderdduizend Ponden Sterlings voor de vrije Visfcherij. — 3. Vijfhonderdduizend Ponden Sterlings tot voldoening der Oorlogskosten. :— 4- Flisfingen , Briele en Sluis voor altoos in pandfchap. 5- °P^ dragt van het Stadhouder- en Capitein- Gen eraalfchar. ('t welk to.en nog niet gefchied was) aan den Prinft van Oranje en deszelfs Manlijke Erven; mids, in ge yalle van minderjaarigheid , Groot - Brittanje en d Staaten de Voogden fielden (*). De Koning van Groot-Brittanje , kundfchap ont vangen hebbende van de bijzondere handelingen tui fchen de Staaten en Frankrijk, zondt den Herto; van BycKiNGHAM, en den Graaf van Arlington naderhand door Lord Hallifax gevolgd , na Ho land. De Oorlogsrampen het Volk den geest va wanorde en muiterij ingeboezemd hebbende , ontvir het de Afgezanten met toejuiching , in de vaste ve pnderdelling , dat zij den Vrede kwamen aanbrei ge (•) Misfive der Gedeputeerdeu in Engeland van d 30 July 1672. Mf. S 5 Jtaats- ï.egeeung. " Hande- > lingen der £«- 3 gelfche , Afgezan- 1 ten hij den Prits 1 van O - g ranje. r1- tl. :r»  GESCHIEDENIS Staat* Regeerikc. gen. Men hoorde allerwegen het oproerkraaijende geroep: Lang leeve de Koning van Engeland! Lang leeve de Prins van Oranje ! De Duivel haal de Staaten ! Om het Volk aan zich te fnoeren , lieten zij openlijk verbreiden, dat de Koning van Engeland nooit zou gedoogen , dat Lodewijk de XIV. zich geheel zou meester maaken van de Ferèénigde Gewesten. De vrees hadt misfchien eenige verandering te wege gebragt in de Staatkunde van Engeland, zo men anders den naam van Staatkunde mag geeven aan ontwerpen, alleen gegrond op de driften en de ftaatzugt van den Vorst. Zelfs heeft men reden om te denken, dat Carel de II , door de vreeze van met oproerig geweld gedwongen te zullen worden, om zich tegen Lodewijk den XIV. te verklaaren, indien deeze verder in de Ferèénigde Gewesten doordrong, eenig deel hadt in de vertraaging, welketoen zig'.baar bleek in de Krijgsverrigtingen der Franfchen. De Hertog van Bucicingham waagde het zelfs , in een bezoek, 't geen hij aan de Prinfesfe Weduwe gaf, te verzekeren , dat hij goed Hollandsch was, gelijk ook zijne Medeafgevaardigden. „ Het was „ genoeg ," gaf zij ten antwoord, „ als gij goed „ Engclsch waart." V Is waar, vervolgde hij, dat wij Holland zo teder niet beminnen als eene Matresfs, maar wij beminnen Holland gelijk men eene Egtfenoote bemint. De Prinfes was van eenen bitzen aart, en vaardig in 't antwoorden : zij wist, dat de Hertog met zijne Gemalinne zeer flegt leefde , en /oerde hem te gemoet: „ Wij zien met de daad, „ dat  DWL NEDERLAND EN. *83 dat gij Heiland als eene Egtgenoote bemint, en „ daarom behandelt gij het, gelijk gij de uwe." Vervolgens begaven zich de Engelfche Afgezanten na het Leger des Prinfen , bij Bodegrave , om met hem te fpreeken, Hunne gefprekken vloeiden over van beloften. De jonge Vorst, nogntet in ftaat om het bedrog der Staatstreeken terftond te ontdekken liet 'er zich door inneemen, en deedt een opClel vervaardigen, om paal te zetten aan de vermees. teringen van Frankrijk. De Hertog van Buckingham , een doortrapte Vleijer , en een Man zonde* be-inzels en zonder trouwe, beloofde den Prins, t zelve te zullen doen aanneemen. Arlington, kie fcher en, althans in 't voorkomen , behcedzaamer: erkende , dat men Lodewijk den XIV. niet zot kunnen beletten voordeel te trekken van zijne ver meesteringen. De Prins was dermaate geftoordove deeze verklaaring , dat hij al zijn vertrouwen aa, Buckingham zou gegeeven hebben : maar, sande rendaags, werd Bockinoham, in een nader gefprek tot het uiterfte gebragt, om zijne meening teontdefc ken. „ Men moet," betuigde hij den Prins, „ m« meer van het Gemeenebest fpreeken. Het ijs zal " in den Winter, welhaast, 't geen , welk men t< " nu toe behouden heeft, door de Landen ond " water te zetten, in Frankrijks bandgn doen ve " len Ziet gij niet, dat het omgekomen is met h " Gemeenebest?" Dit laatfte zeggen herhaalde 1 z'o dikwijls, dat de Prins van Oranje , onverduld geworden, hem dit moedig antwoord gaf : Ik m StaatsRegre- I r 1 ï it )t 2t 1. et !« ig et m  Staats- Regee-' ring. Handeling der Staaten met de Engelfche Afgezanten. j i i t i £ 3 5 *S4 GESCHIEDENIS ee*g«d.mMel , om het verderf ,nijns Vaderland* met te zten: ik zal in de laatfte verfchansfing fneuvelen (*) ƒ ■ Onder den Eed van geheimhouding hadden de Staaten befloten. den Prins van Oranje te matigen om , nevens van Beuningen , Bbverningk en öchato GoKKfNOA, met Buckingham en Arlington m onderhandeling te treeden. D.jkveld , uit Engeland .e rug gekeerd, hadt berigt, datdezaaken niet wanhoopig ftonden, en 'er een goeden uitflag te verhoopen was. De Staaten hadden een zeer ftaat. kundtg ontwerp bedagt: een ontwerp, ailergefchiktst om een goeden keer aan de zaaken te geeven. Op hoop dat men \ Hof van Engeland zou kunnen winnen, bovenal naa de verheffing des Prinfen van Oranje vormden zij het plan , om hetzelve van Franknjk aftetrekken , 't welk dan veeleer na redeIjke V00rnaêen ™* bisteren. Dewijl men egter ^rre was van de wijdgaapende eifchen des Engel* ^ Hofstoeteftaan, werd men te raade , de En elfehe Heeren Wat tefmeeren, en eenige liberaliteit e bcmlZen aan de zodanigen , die goede diensten bij. en Pnnf zoudm ^ ^ ^ ^ ^ » ddRU,ch met veel voordeeis bediend, en fpilden ehjk eerngen aantekenen, de Staaten rijküjk gelds m de E^lfche Staatsdienaars (f). Om hun het denk- (*) Basnage, II. p. 235. (t) Uit de Aant. van de Pen f Vivien,» Ho* van den Rv i67a. BuRNsr, I.p. 355.  der NEDERLANDEN. 2B5 denkbeeld der Steden van onderpand , waar op zij zeer aandrongen, te ontneemen, toonden zij, dat'cr geen verzekering altoos in lag, naarderaaal men altoos de Engelfche Bezetting zou zoeken kwijt te raaken ; dat de eigenlijke verzekerdheid voor Engeland van den Prins van Oranje komen moest, en dat diens aanftelling tot Stadhouder den Engelfehen meer waardig was dan twaalf Pandfteden.— Wat de eifchen des Konings van Frankrijk betreft, deeze zijn onvoldoenbaar. Indien hij zijne Legermagt niet te rug trekt, zullen de Ferèénigde Gewesten voor zijne wapenen moeten bukken, en vervolgens alle de Neder> landen: en aan welk een gevaar zal Engeland zich dan niet blootgefteld vinden ? — Eindelijk floeg men den. Engelfehen Afgezanten voor , of Enge land den Staat niet zou willen bijtringen , als Frank rijk weigerde Vrede te maaken , op voorwaarden, die Engeland billijk oordeelde ? Doch zij kreegei geen ftellig antwoord (*> Daar zijn 'er die denken, dat het Hof van Engt land zich noch hieldt aan het oude plan, omde^r tènigde Gewesten met Frankrijk te deelen, en'er bi voegen, dat Carel de II. Lodewijk. den XIV. b woog, deii ontworpen inval in Holland te ftaaken tot dat Groot-Brittanje in 't bezit van Zeeland g fte (») Secr. Refol. Holi. 1672. III. D. bl. 166. Uit 1 Aant. van de Ptt.jion. Vivien en Hop van den 7 Ji 1672. Mf. StaatsRegeB' rin o. i d !e  GESCHIEDENIS StaatsRegee- rünü. Aanbiedingen , den Prins van 0- rar/je gedaan. field zou weezeh (*). Om deeze bemagtiging té verhaasten hadt Frankrijk den Markgraaf di Nancre na Aardenburg doen rukken : op het inneemen hier van zou Sluis gevolgd, en dan de weg ter verovering van Zeeland gebaand weezen : maar de Bezetting en de Burgerij dier kleine en zwakke Stad booden deii Vijand zulk een manmoedigen tegenftand, dat hij, naa twee vrugtlooze aanvallen , met een verlies, dat zommigen op vijftienhonderd man begrooten, aftrok (f). Zeker gaat het, dat de Engelfche Staatsdienaar-s met de Franfchen zich verftonden. Terwijl de Prins van Oranje met ongeduld den ujtflag dier onderhandelinge tusfchen de Franfchen en Engelfehen afwagtte, kwamen drie Engelfche Heeren, Seimour , Germain en Silvius , hem alleen fpreeken. Zij dagten hem te zullen winnen , met zijne ftaatzugt te ftreelen door de aanbieding der oppermogenheid over de Ferèénigde Gewesten. De Franfchen lieten hem onder de hand weeten, dat Frankrijk en Engeland zich verbonden , om hem op den Throon te handhaaven , zo tegen den aanval Van buirenlandfche Vijanden, als tegen den opftand van wederfpannige Onderdaanen. Deeze aanbiedingen waren te meer ver= C) Valkenier, I. D. bl. 660. 662. Temple Slem. bl. 301. (t) Holl. Merc. 1672. bl. t>§. Valkenier , I, D. bl 7^8. 732,  der NEDERLANDEN. 2S7 verblindend, dewijl zij overéénftemden met de punten, die de Prins, zo men wil, reeds door Silvius hadt laaten voordellen. Maar, 't zij hij geen ftaat maakte op eene opper'mogenheid,afhanglijk van twee zulke magtige Vorsten , 't zij hij zulk een gefchenk niet wilde ontvangen uit handen, zo haatlijk bij zijne Medeburgeren, hij weigerde dit aanbod, onder verklaaring, dat hij liever zijne dagen wilde ilijten op zijne erflijke Goederen in Duitschland , dan de Vrijheid zijns Vaderlands verkoopen (*) De Engelfehen deeden alles, wat in hun vermogen was , om den Prins tot de maatregelen van Frankrijk overtehaalen. Carel de II, verklaarde men, zou alles goedkeuren, wat Lodewijk de XIV. deedt : Engeland was gerust zijn aandeel te zullen krijgen , fchoon Frankrijk den ganfehen Staat vermeefterde : beide de Vorsten waren in zulk een goed onderling verftand, dat niemand tweedragt onder hen zou kun hen verwekken : ook hadt Buckingham gezegd, dt Franfchen zijn eerlijke Lieden, men moet met hen handelen (f). Het fchijnt, dat de Koning van Frankrijk begon te vreezen , dat zulke verafgelegene vermeesteringer zijne geldmiddelen zouden uitputten : hij vondt 'ei zich om verlegen, en zijn Rijk in gevaar van fchat 'ten bij fchatten te moeten uitftorten in een vreemc Land, (*) Basnage, II. p. 255. Q) Aant. van de Penfion. Vivien en Hor van den ia July 1673. Mf. StaatsRegrrrijng. Nieuwe overéénkomsttusfchen . Frankrijk eri ■ Engeland,  a83 GESCHIEDE NIS S.taats- Regee. ring. Voorwaarde!var. dei Koning van Ez geland aan de Sisaren Land , en zelfs in bemagtigde Gewesten, In t Noorden ontftonden hevige beweegenisfen. Om een einde aan den Oorlog te maaken, boodt hij eeneoppermogenheidaan, welke hem niets koste. Maar, om alle mogelijk voordeel te trekkeri vari de^gedaane vermeesterden, floot hij eene andere Overéénkomt ffiet Engeland. BuCiungham en Arlington tekenden met zijne Staatsdienaaren een Verdrag wa.r in wederzijds belQofd werd , „ geen Vrede ol liefland met de Staaten te zullen maaken buiten elkL anders bewilliging, of zich in eenige handehng , met dezelven intelaaten, zonder elkander daarvan kennisfe te geeven." Vervolgens kwamen zij overéén wegens de voorwaarden , op welken en Groot. Brittanje en Frankrijk met de Staaten zouden willen verdragen. Zonder dezelven te zien, kan men voorshands genoeg opmaaken , dat zeniet dan zeer vernederend zullen zijn voor eenen Staat, in zulk eene engte gebragt. Derzelver korte inhoud kwam hier op neder i < Carel de II. eischte, — „ i- De eer derVlag, „ ge, tot zo verre zelfs, dat geheele Vlooten ftree. ' „ ken voor één Engehch Schip, 's Konings Vlag . „ voerende, in de ganfche Britlannijche Zee, tot „ op de Hollandfche Kust toe. -— a- Verlof voor „ de Engelfehen in Suriname, om zich , een rond ' „ jaar geduurende, met hunne Goederen van daar te begeeven, werwaards zij wilden. — 3- Dat '* de Onderzaaten des Konings, die zich aan mis', daad van gekwetfte Hoogheid of aan oproerigheid " „ fchulj  der NEDERLANDEN. 23o fchuldig gemaakt hadden , voor altoos zouden „ gebannen worden uit de Ferèénigde Gewesten. „ 4. Een millioen Ponden Sterlings voor de kosten 3, van den Oorlog. — 5. Tienduizend Ponden ,, Sterlings 's jaars voor de Haringvisfcherij op de Engelfche , Schotfehe en Ierfche Kusten. —• j5 6. De Prins van Oranje en deszelfs Naazaaten zouden de opperlte magt bezitten over de Verii* ,, nigde Gewesten j zo verre zij den twee Koningen i} en derzelverBondgenooten niet werden toegedeeld, „ of ten minsten voor altoos bekleeden de W'aardigheden van Generaal, Admiraal en Stadhouder,op 5, zulk eene voordeeiige wijze, als dezelve door ie- „ mand zijner Voorzaaten bekleed geweest waren „ 7. Men zou, binnen drie maanden, een Verdrag ,3 van Koophandel fluiten, opzigtelijk op dzfadiën, 3, volgens de eifchen, voorheen gedaan, entotvoor„ deel van 's Konings Onderzaaten , handelende onder het gebied van den Staat. — 8. Tot on„ derpand voor de onderhouding der genoemde Voorwaarden , zöuden de Staaten den Koning „ afltaan Walcheren , de Stad en het Kasteel van ,3 Slüis, en de Eilanden van Kadzand, Goereede en Voorne. — 9. De Koning hieldt zich niet langer dan tien dagen aan deeze Voorwaarden : ook begeerde hij met de Staaten niet te fluiten , dan naa dat zijne Bondgenooten voldoening van hen „ zouden ontvangen hebben." Hoe hard deeze Voorwaarden ook klinken, die van VIL Deel. T Frank.. StaATs* Regee» RUNS,  StaatsReGseRING» Voir- waaaien des Konings wan Frank' i ijk. 290 GESCHIEDENIS Frankrijk waren nog ftrenger en nog hoonender. De Koning gaf ze uit onder het opfchrift: Foorwaarden , op welken de Merchristlijkfte Koning in den Vrede ftemt. De Staaten lieten ze, nevens die des Engelfehen Vorsts , drukken en uitgeeven , oui 's Volks billijke verontwaardiging gaande te maaken. Frankrijk vorderde , „ 1. Dat de Plakaaten , der Staaten, verbiedende ofbezwaarendedefhj*„ fche Koopwaaren , ingetrokken werden , en dat „ men, binnen drie maandert, een Verdrag van Koop„ handel floote \ onder anderen opzigtelijk tot dè „ wederzijdfche Oost- en West - Indifche Maatfchap■ pije„,— 2. Openbaare oefening van den Roomsch9i Catholijken Jpostolifchen Godsdienst in de Verii„ nigde Gewesten, en onderhoud voor de Priesters 3, uit de Kerklijke Goederen. — 3. Stondt de Ko„ ning toe, dat de Zeven Gewesten veréénigd blee„ ven, gelijk ze geweest waren , uitgezonderd het „ volgende. 4. Afftand van alles , wat de Staa- „ ten in Vlaanderen bezaten, uitgenomen Sluis en „ Kadzand. 5- Afftand van Nieuwmegen, „ Knodfenhurg en Schenkenfchans, met het gedeelte „ van Gelderland, 't welk, ten opzigte van Frank„ rijk , aan deeze zijde des Rhijns gelegen was 5 „ benevens Bommel en Bommelerwaard, de Schans„ fen Foorne en St. Andrïes, Loeveflein en Creve- sy Ca:ur. 6. Afftand van Graave, met het geen „ 'er onder behoorde, als mede van de Stad en het ,j Graaffchap.van.Mwf*; de Staaten den Prins ,4 van  oer. NEDERLANDEN. m „ van Oranje fchadeloos fielden. —. 7 Afftand „ aan zijne Majefteit van het regt op de Steden aan „ èmRhjn, door den Koning vermeesterd- en aan den Vorst van Oostfriesland van het regt opEmi. », den .Lieroord en de Eilerfchans , waar uit de „ Staaten hunne Bezetting zouden moeten ligten — „ 8. Dat 's Konings Onderdaanen vrijlijk zouden " m°gengaan na, en keeren uit de Plaatzen, aan „ hem afgeftaan, zonder bezogt te worden, en zonf fr eedge re^ten te betaa]en. — 9, Herftelling ') der Ridderö^ van Maltha in't bezit haarer Com- 3, mandenjen in de Ferèénigde Gewesten IO » Den Graave van Benthem zouden de Kinderen 9> te rug gegeeven worden , die door de Gravinne s, gebragt waren onder de befcherming der Staaten. » — n. Twintig millioenen Livres voorde on'. 9, kosten van den Oorlog, waar onder begreepen „ zouden zijn de drie millioenen , die de Staaten reeds in den jaare MDCLI. den Koning hadden ^ „ moeten betaald hebben. — ,a. Jaarlijkfche aan„ bieding, door eenen buitengewoonen Afgezant s, van eenen Gedenkpenning , ter waarde van een ti mark Gouds , in welks opfchrift erkend werd s, dat de Staaten van 's Konings hand hielden de be' „ houdenis der zelfde Vrijheid , tot verkrijging van „ welke 's Konings Voorzaaten ook het hunne had „ den toegebragt. — IJt De Koning begeerde „ aan de aanbieding deezer Voorwaarden niet lan „ ger dan tien dagen gebonden te zijn ; ook niet te 33 fluiten, zo men den Koning van Groot. Brittanje, » en Staat*** Regee- 1ung.  GESCHIEDENIS StaatsRegee- RING. Gedrag des Pnnfetl van Oranje omtrent deeze Voer. waarden' „ en den Rijksvorsten , met Frankrijk verbonden» „ geene voldoening gave (*)." De Ridder SiLViüs bragt het affchrift deezer ontwerpen , beuevens een van de overéénkomst deitwee Koningen, om niet dan met onderlinge bewilliging een Verdrag te (luiten, aan den Prins van Oranje in eenen Brief, door Bhcrinoham en Arlington ondertekend, in welken zij , als waren de gezondene (tokken op zichzelven niet vernederend genoeg, fehreeven, dat zij deeze overéénkomst gemaakt hadden, naa gezien te hebben, wat, van der. Staaten zijde , gedaan ware , om argwaan te verwekken tusfchen de twee Kaningen , als of elk hunlier zijne rekening zou vinden bij het (luiten vaneen afzonderlijk Verdrag: met bijvoeging, dat de Koning van Frankrijk niet , dan met veel moeite , tot bet doen yan nieuwe voorflagen hadt kunnen bewoogea worden, in zo veele dagen geen antwoord bekomen hebbende op. de vootflagen , door de Groot den Staaten gedaan' - t)e Prins werd' °P het door' kezen der V-ootiwaarden , geheel en al door verontwaardiging aangedaan. Dezelven den Staaten mede,deeleode, verklaarde hii, ,, dat 'er geen één punt onder was, 't welk hij zou aanneemen : dat men *' zich liever in ftukken hadt té laaten houwen, dan %\ zulke Voorwaarden omhelzen : dat de Engelfche Voorwaarden niet van. den Koning , maar van de „ Am- (* ) Qondit. fout kiquelk Ie Rcy tres Chretien & Ie R03 1 la Grande Britu fonfent. a faire la. Paix 1672.  der NEDERLANDEN. 293 „ Ambasfadeurs kwamen : en dat, het geen zijn * perfoon betrof, vijanden- en geen vrienden ■ werk „ ware (*).'< De Algemeene Staaten verzogten, naa de Ontwerpen te hebben doen voorleezen, zijne Hoogheid eerst zijn gevoelen te willen zeggen. De Prins verf choonde zich in 't eerst , en men zag dit aan voor een blijk van zedigheid; doch zeer ftondt men verwonderd, wanneer hij te verftaan gaf, zich hier op niet te kunnen verklaaren , zo lang zekere perfoonen, door hem te noemen, in de Vergadering bleeven, en dat hij, deezen vertrokken zijnde, zijne meenïng zou ontdekken. De meeste Gewesten bewilligden terftond; maar Holland, dügtendë , dat 'er nieuwe opfchndding onder 't Gemeen ontftaan rriogt, maakte zwaarigheid , en oordeelde dit fïuk van genoe* aanbelang, om ter hunner Vergadetinge ing.bragt en overwoogen te worden. Men kwam , naa een bepaalder raadflag ter ontdekking, tot het befluit, om den Prins tot het noemen der perfoonen te ver- zoeken. Hij noemde de Groot. Na de reden gevraagd, liet hij \ berusten bij dit ingewikkeld antwoord: Bat hij het, ten deezen tijde , niet raadzaam hieldt, dieper in deeze zaak te treeden; doch dat hijmeende, dat de Groot zulk een breeden last van de Algemeene Staaten of'van de Staaten van Holland»/* gehad hadt, als zijne uitbiedingen wel geweest waren. Schoon CO lm de BacaiwGHAM &■ Asuhcmm de if j& T3 lgs Staats- REGEÈR1NG. De Prins toont zich agterriogcigomtrent ce. Grüot.  StaatsRegee- riisg. Deeze wijkt ten Lande m GESCHIEDENIS Schoon de Groot , in de handeling met riii vooral in den beginne , te veel gene.gdhe.oa ?e*o I U o. gevate voortogen ka„t gedaan, te omhelzen, moet ««W^ dat hii den gegeevenen last gevolgd, en ook, naa ge tan vertag van zijne bezending, door de Staaten Z^ Z. U U * -ak verkeerd „gezien. ?, IL goede trouw bleef daarom ongekreukt. dath gehouden werd voor één der Hoo den vande die tl-ns bukken moes lf Hij ontdekte duidelijk, welk gevaar h„ hep van aan 's Volks woede overgegeeven te worden, waar n hij korteling te Rotterdam bijkans het flachtTffe geweest was: dit bewoog hem, zijne ve.hgherd in de vlugt te zoeken j maar, teneinde menaanznn vertrek geene flinkfche uitlegging mogt geeven, Xeef Idi twee Brieven , één aan de Staaten van H land en één aan de Wethouderfchap der Stad Bolland, Zij„e onfchuld, op ^^ItX lVsgevaa^ en hoe het thans ^sT-groelen. Niet alleen oordeelde lm T,d« ïö72. Uit &s Aant.vait i pL/?,» Hop van den aojuly 1672. M.L  der NEDERLANDEN.] 295 dat men Frankrijk moest aanzeggen , dat 2ijn eisch onaanneeinelijk was, zondermeer; maar dat men den Handel met Engeland moest leevendig houden. Hol land en de Algemeene Staaten fchikten zich naar 's Prinfen gevoelen (*). Te vreemder was die handel, dewijl 'er geen twijfel meer over bleef, of de beide Koningen ftemden volftrekt zamen, om het Gemeenebest te onder te brengen: de boven aangehaalde Brief der Gezanten 'm Engeland (f) bevestigde zulks. Lodewijk de XIV. hadt zich van zijne gewoone en altoos onfeilbaare middelen bediend , om de Staatsdienaars van Carel den II. te winnen. De Engelfche Vorst, bedroogen door zijne Gezanten, geloofde, dat de zaaken van 't Gemeenebest reeds in eeneii geheel raad- en redloozen toeftand waren, en het veiliger was, den buit te deelen, dan de zwakken bijteftaan tegen de drukkende overmagt. De Staatsdienaars vergaten alle beloften, met welken zij den Prins van Oranje geftreeld hadden. Deeze jonge Vorst, gebelgd, dat zij zo weinig agts op zijne belangen en perfoon floegen, ontftak in toorn tegen de beide Koningen en tegen hunne verwoestende ontwerpen (§). Niets bragt meer toe, om den Engelfehen Staatsdienaaren allen vertrouwen te ontneemeh , dan hnnne trouwlooze handelingen ten opzigte vandenLand- voogd (*) Aant. van den Penjion, Hop van den iijuly 1762. Mf. Ct) Zie hier boven. (§3 Basnase, tl. p. 3 6a, Staat*. Reges- ring. Befluic op de voorflagen vaa Frank• rijk en Engeland*  *9ö GESCHIEDENIS dér NEDERLANDEN. Staats- Regee- r1isc voogd dér Spaanfche Nederlanden , den Graave vah Monterei. Overeenkomftig met het laatfte Verdrag der Staaten met het Hof van Madrid , en het fchriklijk dreigend uitzigt voor 's Konings Nederlanden , indien de Ferèénigde Gewesten in Frankrijks handen vielen, hadt hij al het Krijgsvolk, 'tgéenhij kon miffen , in de Grensfteden der Staaten gezonden. De Engelfche Staatsdienaars hielden met hem een gefprek, en beklaagden zich over den bijftand, dien hij verleende aan de Vijanden van twee Koningen. Doch, daar hij zich door groote .naamen niet liet vervaaren, dagten zij hem door belang te winnen: onbefchaamd genoeg zeker, hem tragtendè te beweegen, om zich meester te maaken van de Steden , waar in hij, ten dienste der Staaten , Bezetting gelegd hadt. De Graaf hoorde dien voorllag met de verontwaardiging eens grootmoedigen Spanjaards , en verklaarde, den Staaten getrouw te willen blijven (*). (*) basnage, II. p. 258. 2Öïi Einde van des Zevenden Deels Ëerfté Stuk.  T JF M M JE M X der ALGEMEENE GESCHIEDENISSE tan de veréénigde NEDERLANDEN? gevolgd naar 't frakscs van den heere A. M. CERISIERi ZEVENDE DEEL, Tweede Stuk. Te UTRECHT, bij B. WILD,   INHOUD VAN HET ZEVEND E'N DEELS Tweede Stuk. T GEMEENEBEST DER. VERÊÉNIGDE NEDERLANDEN. ZEVENENTWINTIGSTE BOEK. Opfchuddingen onder het Volk ; Verheffing van Willem den III. tot Stadhouder ; Moord van de Witten, en verandering der Regeeringen. V ij p d e 'f ij d p e r k. Volks-opfchuddingen. — Willem de III. Stadhouder. \rzaaken van de Volks opfchuddingen en van 's Prinfen verheffinge. Oproerige beweegingen. Eerfte voorftag, om den Prins meer gezags te geeven. Eerfte beweeging, tot verheffing van den Prins , te Veere , in Zeeland. De Ruwaard de Witt geneoddwangd de A£te te tekenen. Oproer te Rotterdam. Te Gouda. Te Haarlem. 2V Delft. 7>Ley* 3 den. i  ïv INHOUD. den. Te Amfterdam. Plet herroepen van het Eeuwig Ediér, den StaatéÊ van Holland voorgefield. Tot wak een uiterjh de ijver der Stad Amlterdam voor den Prins liep. De Prins van Oranje tot Stadhouder van Holland en Zeeland aangefteld. Zesde T ij d p e r k. Moord der Broederen de Witt , en verandering der Regeeringen. Aanflagen op de Broeders de Witt. Baldaadigheden, omtrent Cornelis-de Witt gepleegd , en toeleg op zijn leeven. Joan de Witt door Moordenaars aangevallen. De Raadpenfionaris verdeedigi zich. Bn lef van den Prins van Oranje aan d E Win, De Raadpenfionaris legt zijn Ampt neder. Cornelis de Witt door Tichelaar hefchuldigd van een toeleg op 's Prinfen leeven. Verdeediging des Ruwaards. Hij wordt van een jlegt gedrag op 's Lanus Vlpot hefchuldigd, en door de Ruiter des ge:, „verd. De zaak tegen den Ruwaard voortgezet. De Kuwaard gepijnigd. Sententie over denzelven. Tichelaar aangezet, cm het Folk tegen de Broeders aantehitzen. Joan de Witt na de Gevangenpoort gelokt. Tichelaar fiookt het Volk op. Joan de Witt tragt te ontkomen.. Voorzorgen, door te S aten van Holland gedraagen. Vond, bedag: om Tïlly met de Ruiters te doen aftrekken. De Burgers vallen op de Gevangenpoort aan. Ko<2i m 'er binnen, en haaien de Broeders uit. Moord der twee Broederen., Mishandeling der Lijken. Lot  INHOUD. V Lot hunner Bloedverwanten en Aanhangers. Ds Lijken van de Witten afgenomen en begraven. Het deerlijk lot van eenigen der Meordpnaaren. Characler van Joan de Witt. CharaSter van Cornelis de Wiit. Gaspar. Fagel wordt Raadpenfionaris. De Staaten volmagtigen den Prins, om de Regeering der Steden te veranderen. Onlusten in Zeeland. Verandering in V getal der befchreevenc Edelen. Algemeene Vergiffenis aangekondigd. ACHTENTWINTIGSTE BOEK. Vervolg des Oorlogs met Frankrijk en Engeland 3 tot den Vrede van Nieuwmegen. Zevende Tijdperk. Gevaar van Holland, en Krijgsbedrijven der Franfchen. Staat der verdeediginge van Holland. Voorgemme landing der Engelfehen mislukt. Gronmgeu verdeedigt zich dapper. Beweegingen in Pilitschland tegen Frankrijk. Mislukte onderneeming van LodewV den XiV. op 's 1 lertogerbosch. Bedrijven des Stadhouders. De Prins van Oranje zoekt Naarden vergeefse!* te verrasfn. Aanflag op Woerden mislukt. De Prins van Oranje belegerd Charleroi vergeefsch. Inval der Franfchen te Zwammer» dam en B.»degraave. Lot van Pain et Vin. Van de wreedheden, door de Franfchen te Bodegraave en Zwammerdam gepleegd. Koeverden hernomen. Een Mrandftigter ontdekt, en gtfiraft. De Vlooten toe* 3 8e'  ?f I N H O U D. gerust. Mislukte onderneeming der Zinkfchepen op Theems. Gefteldheid der Staa.fche en der vijandiijkt! Fioot.cn. Slag van de HoUsndfche met de Engelfch en Franfche Flooten. Een tweede gevegt. Ver geeffche uit daaging der vijandlijke Flooten. Dezelven voor onze Kusten , en de jlug bij Kijkduin. Achtste Tijdperk. Vrede met Engeland, Munfter en Keulen. Gefteldheid der zaaken in Engeland. Carel dk II. verlangt na den Vrede. Brief der Staaten aan dien Vorst. Vredehandeling te Keulen. Verbintenisfen der Staaten met Denemarken , den Keizer en Spanje. De Franfchen verlaaten Holland. Bijzondere Vrede met Engeland. Inhoud van het Verdrag. De Vredehandeling te Keulen afgebroken. Vrede der Staaten met den Bisfchop van Munfter en dets Keurvorst vau Keulen. Ferbintenisfen der Staaten met den Keizer, den Koning van Spanje en de Hertogen van Brunswijk Lunenburg. Naarden door den Prins van Oranje bemagtigd. De Franfchen veriadien de Verédnigde Gewesten. Krijgsverrigtingen. Slag van Senef. De Prins van Oranje belegert Oudenaarden vrugtloos. Giaave en Huy door hem bemagtigd. Negende Tijdperk. Wedervcrddnigiiig der Zeven Gervesten, en vergrooting van 't Stadhouderlijk gezag. Gevolgen van het ruimen der Franfchen uit deeze Gewesten, 't Voorgevallene te Utrecht 3 toen de Franfchen  INHOUD, Tit fchen uitgetrokken waren. Raadpleeging over het weder aanneemen der drie Gewesten in de Unie. Voorwaarden, op welken dezelven in de Unie aangenomen werden. Het Stadhouderfchap erflijk ver. klaard. Gunsthetooningen aan zijne Hoogheid. Poogingen, om den Prins nog meer gezags optedraa« gen. Gdderland wil denzelven het Oppergezag fchenken, en draagt het hem op. Gedragvan zijne Hoogheid bij deeze aanbieding, 't Gevoelen van Utrecht, van Holland en van Zeeland. De Prins bedankt voor de Opperheerfchappij in Gelderland. Hoe hij zich omtrent de raadgepleegde Gewesten gedraagt. Zijn antwoord aan Zeeland. De Staaten van Holland verbieden te zeggen of te fchrijven, dat de Prins na de Souverainiteit flondt. Aanmerking van Temple over dit geval. Tiende T ij d p e r k. Oorlog met Frankrijk en Zweeden. -— Vredes- • Onderhandelingen en Vrede van Nieuwmegen. Geneigdheid van Frankrijk tot den Vrede. Nieuw, megen tot eene handelplaats beftemd. Oorlog met Zweeden. Veldtocht des jaars 1675. Dood van Turenne. Mislukte tocht van de Ruiter en Tromp» Tocht van de Ruiter na Sicilië. Eerfte flag bij Stromholi. Tweede ftag hit d^n Berg Erna. De Ruiter fneuvelt. Charaéier van denzelven. Nederlaag der Bondgenooten bij Palermo. Veldtocht des jaars 1676. Condé en Bouchain door de Franfchen veroverd. De Prins van Oranje belegert Maastricht te vergeefsch. Krijgsbedrijven in het Noorden te-  vin INHOUD. tegen de Zweeden. Belangen der onderfchiident Mogenheden op de Vredehandeling te Nieuwmegen. De Franfchen behaalen op nieuw voordellen in de Hz* tkrard-n, en verover en. Valenchijn ; ah ook Katnerijk en St. Omer. Charleroi yergeefich door den Print belegerd, en St. Gulain door de Franfchen vermeesterd. Krijgsbedrijven in Duitschland en elders ; als ook in 't Noorden. Kri,gsverrigtingen in de «Vestli dien. Binnenlandfche Onlusten. Kerklijke in £eel md. Burgerlijke , tusfchen Groningen en de Ommeland, n. *i Prinfen gezagbetoening te Heventer. Zijne reis na Engeland en huwelijk met Maria. Ontwerp van eenen algemeen en Vrede. Gefteldheid der gemoederen hier ten Lande, ten opzigte van den Vredehandel. Brief van Temple over de Burgemeesters Vat ckeniek en Hooft. De Franfchen openen den Veldtocht, en bemagtigen Gend, Yperen e» Leuven. Vredes* Voorflagen van FrdnRrïjk. Wapen-ftuft and. Poogingen der Staatfchen , om den Vrede te bewerken. Stremming in den Vredehandel. De Prins trekt ten velde. Du Cros komt uit Kngeland, en ontdekt Carêls oogmerken. De Vrede op het onverwagtst getekend. Slag bij Denys. De Koning van itngeland zoekt het bekragtigen van den Vrede te fluiten. TA-  TAFEREEL DER ALGEMEENE GESCHIEDENISSE van de FERÈÉNIGDE T GEMEENEBEST DER. FERÈÉNIGDE NEDERLANDEN. ZEVENENTWINTIGSTE BOEK. Opfchuddingen onder het Volk; Verheffing van Willem den III. tot Stadhouder; Moord van de Witten , en verandering der Regeeringen. Vijfde Tijdperk. : Volks • opfchuddingen. -— Willem d e lil. Stadhouder. w anneer een Volk zich vrij agt, om dat het de Voorregten der Burgerlijke Vrijheid bezit, is " 'er ramp befchooren voor hun, die, ten tijde vaneen onvoorzien opkomend Staats-onheil , alle gezag der regeeringe aan zich getrokken hebben; Dan gaat VIL De$!. 2. St. A hen 1573.  a98 GESCHIEDENIS Willem de III. Gorzaakeu van des Volks opfchuddingenen van 's Prinfen Vi-iiiefiinge. hen de naam naa van Verraaders, die den Staat verkoopen, van Lafhartigen , die denzelven overgeeven, of van onbekwaame Regeerders, die den teugel des bewinds niet weeten te houden. De verbaazende voortgang der Franfche wapenen bragt verflagenheid bij 's Lands Regenten te wege ; zij vergaderden, volgens Bur.net , om elkander met een doodlijk ftilzwijgen aantezien, en zomtijds werden hunne gevvigiigfle raadpleegingen door fnikken en traanen afgebrooken. Het Volk, ziende 's Lands Va¬ ders wanhoopen, de Steden en Sterkten zich bijkans overal met de Bezettingen overgeeven , geheele Gewesten zich aan den Overwinnaar onderwerpen, eene menigte ongelukkigen met hunne Familien en tilbare have na Holland vlugten, om eene wijkplaats te zoeken , gaf zich over aan laage en niets doende hooploosheid. In ftede van zich met mannenmoed te wapenen tegen een trotfchen en vermetelen Overwinnaar, floeghetaan 't klaagen en muiten tegen de zodanigen, die 't roer der regeeringe in handen hadden , maar dit gevaar niet wisten te ontwijken. Hun werd de flegte ftaat, waar in zich de Landmagt bevoodt, tocgefchreevcn ; hun weet men de kwaade keus der Bevelhebberen; en, daar deeze Partij altoos tot Frankrijk neigde, dagt men te meer reden te hebben, om verraad te vermoeden, dewijl verfcheide Officieren , voor den Krijgsraad te regt gefteld, den dojd fchufdig verklaard, of andere onteerende ftraffen opgelegd wierden , om lafhartigheid of verdagti handelingen. De zaak van Montbas, over het  d» NEDERLANDEN. $99 het verhaten van zijnen post in de Betuwe , maakte het meeste gerugt, om dat hij , van Franfche afkomfte, de Zuster van de Groot , een hoofd der Loevefleinfche Parüje , getrouwd hadt: dan hij toonde, fchoon openlijk van verraad befchtildigd, en in beeltenis geftraft , dat zijn verraad op hooger Orde gegrond geweest ware, en dat hij niets gedaan hadt, dan op uitdruklijken last der Afgevaardigden te Velde (*). De Loevefleinfche Partij zag altoos den Vrede aan als 't gefcbïktfte middel tot het vestigen van haar gezag; maar een Oorlog, en, dat erger is , een ongelukkige Oorlog , deedt dezelve al het vertrouwen des Volks verliezen. De fchielijkheid van 's Vijands overwinningen , de geringe tegenftand , welken deeze ontmoet hadt , de onderhandelingen met Frankrijk, alles verwekte de fterkfte vermoedens. , Men hieldt niet alleen hunne bekwaamheid , maar ook hunne braafheid verdagt. Het Volk, 't welk over de gebeurtenisfen alleen naar den ukflagoordeelt ^ liet het niet berusten bij te zeggen, dat zij onbekwaam waren tot het Landbeiluur , maar verzekerde over 't algemeen , dat zij het Vaderland aan den Vijand verkogt hadden. De Tegenpartij verzuimde , in dit tijdsgewricht, geenzins die haatlijke vermoedens opteflooken. De neiging, door het Volk altoos betoond voor het Hun van Oranje , blonk thans fterker uit dan ooit. De ai (*_) Wagenaar Vadcrl. ffi/t. XIV. bl. 64. A % Willem de 111. Oproer* • ge bewB' gingen.  3oo GESCHIEDENIS Wir.LEM I)E III. algemeene Mem was, d?t het Landsbeftuur , onder 't welk het Gemeenebest met zo veel luisters en grootsheids praalde, moest herfteld worden: en dat zij, die 'er zich tegen aankantten , Verraaders of Vijanden van 't algemeen welzijn waren. Indien, in zlilk eene toedragt van zaaken , een doorlugtig Burger ten doel ftrekt der jalouzije , cn gedwarsboomd wordt door het gehaateStaatsbeftuur,, is zulks alleen genoeg, om hem 's Volks gunst te verzorgen. De Prins van Oranje, uitfteekende door de aanzienlijkheid zijner alkomst , inneemende door zijne jeugd, en, door het misfen der Waardigheden zijner Voorvaderen , een voorwerp van medelijden , trok aller oog. Men zag Item aan als van den Hemel befehikt, om de Bevrijder van 't Gemeenebest te worden: en geloofde, dat 'er geen heil te verhoopen was, of hij moest met alle de Waardigheden der vroegere Prinfen van Oranje hier ten Lande fclntteren. De Burgers der Steden, thans meer dan anders gewoon ter wagt te trekken, om oproer te ftuiten, of voor een gevreesden overval hunne Stad te dekken , verhaast, ten me.t eene volkdrift de langgewenschte vordering. De noodzaaklijLheid, cp zommige piaarzen, om de vreedzaaoie bezigheid der handwerken te verwbfelen voor het verdrietig arbeiden aan t verfterken der Vestingen , baarde verdriet en misnoegen tegen de Overheid. Iieimlijke inboezemingen wekti n deeze te onvredenheid op, de menigte aanzetten, de om 's Prinfen verheffing te gronden op den ondergang der tegenwoordige Regeerderen. Eenige Leer-  der. NEDERLANDEN. 501 Leeraars van den heerfchendcn Godsdienst gaven toen blijk van hunne verkleefdheid aan het Huis van Oranje. De Jaarboeken dier tijden hebben ons de naamen bewaard van eenigen, die hun charaéler als Leeraars des Vredes met de fchandvlek van oproerigheid bezoedelden , 't Volk Rijvende in de gedagten, dat veele Leden der Regeeringe den Lande ongetrouw waren; en dat de zaaken zo flegt gingen, dewijl men den Prins van Oranje te weinig gezags gaf. In den Haage muntte onder deeze yveraars uit Tiiadd/Tlus de Landman en SlMON SlMONIdes 1 te Rotterdam, Jacoeus Bqrstius en Joannes Ursinus. Te Haarlem durfde Samqel Gruterus op den Predikftoel verklnaren, dat'er onder de Regenten dier Stad verraad en kwaad bejlier fchuilde. Ondervraagd, wat hij daar mede bedoelde ? pastte hij het toe op den Ambasfadeur de Groot, dien hij een vuil Ei, op Loevejlein uitgebroeid, noemde. Leyden, eene Stad, die, in deexen ongelukkigen tijd, ter Vergad^ringe van Holland zich ldeiamoedigu betoonde, was de eerfte in het doen van den voorflag , om 't gezag des Prinfen van Oranje te vergrooten, en hem van de Afgevaardigden ten Velde onafhanglijk te maaken» als het eenig middel, om de. cJiheilen van den Staat te herftellen (*). Di| (*) Kef oh Holh 1672. hl. 187. Aant. van de Pen/lot* Vivien en Hop, vaa den 20. 24. en 37. July 167;. Jüfc As WlLT.EM DE III. Eerfie vootflag s om den P.ins meer gs.zags te. geeven,  Soi GESCHIEDENIS WlLLfM BE 111. Eeifte beweeging-, ror verheffing van den Prirs, te Veere, in Zeeland. Dit voorftel was als 't ware de leus der Volksopfchuddingen. Het meerendeel der Regenten rekende hun gezag te meer gevestigd , dewijl hunne Partij bijkans alle Ampten bekleedde , en de Tegenpartij flegts een klein getal uitmaakte. Van 's Volks neiging, om alle onheilen op rekening der Tegenfianderenvan Oranje, aamefchrijven, moest men zich bedienen. Dan het Volk is een werktuig, 't we'k door geene bedaarde en geregelde beweegingen aan den gang geraakt ; fchokken , ja hevige fchokken, zijn 'er noodig, en deeze gaan veelal van dejammerHjkfte gevolgen vergezeld : 'er was geen ander middel tot het te wege brengen eener omwentelingen) het Staatsbeftuur, en om den Prins tot de Waardigheden zijner Voorvaderen te verheffen. Veelen , zich de voldoening hunner ftaatzugt beloovende , en geftijfd door het Volk , naamen deeze gelegenheid waar, om eene verheffing, welke zij van dezijdeder Regeeringe niet konden verwagten, door Burgerlijke Onlusten te weeg te brengen. De Stad Veere, in Zeeland, was de eerfie, waar de Prins Stadhouder verklaard werd. Als Markgraaf hadt hij de befrelling der Wethouderfchap, en onder deeze gevolglijk vrienden , die, gelijk zommigc berigten luiden, het Gemeen oprokten, om 's Prinfen verheffing te hegeeren: ook kon 't zelve , zo dit al niet gebeurd zij, zich , met hoop van eenen gewenschten nitflag , bij de Regeering vervoegen , en voldoening TerfchaÖen aan de algemeene geneigd-  der NEDERLANDEN. 303 neigdheid der Zeeuwen voor her Huis van Oranje (*)- De tijding hier van waaide fchielijk over na Dordrecht , en verwekte groote beweegenis onder het Volk. Eenigen, in den waan gebragt, dat het Stads Magazijn flegt voorzien was, en dat men de Sleutels verborgen hadt, ten einde men het niet zou merken, eischten dezelven met oproerig geweld. Zij vonden het beter voorzien, dan zij vervvagtten , en fchikten zich tot bedaaren , wanneer een onbekend perfoon onder den hoop de Burgerij inboezemde, dat men da Regeering moest vergen , het Eeuwig Edicl te herroepen, en den Prins van Oranje voor Stadhouder te verklaaren. Schoon de voornaamlte hoofden der thans heerfchende Partij, de Gebroeders de Witt, en verfcheide anderen , ter deezer Stede gebooren waren, en dezelve luister bijzetten door de aanzienlijke Staatsrolle , welke zij fpeelden , was 'er alle gehegtheid aan 't Huis van Oranje niet verbannen, en ftondcn de tegenwoordige Regenten ten doele aan de jalonzy , welke Stadgenooten veelligt koesteren tegen Stadgenooten, in waardigheid boven hen verheeven. Het oproerig gefchreeuw , Lang leeve de Prins van Oranje ! de Duivel haal de Witten ! maakte de menigte aan 't hollen. Twee Vaandels, op één van dc Stads Torens in diervoege geplaatst, dat (*) Extr. uit de Notulen van Witte en Raade' vm f\ere , *t. en 30. Ju!y jö/?. Mf. A 4 Willem de III. Te Dordrecht.  3o4 GESCHIEDENIS Willem de rn.' dat hst Oranje - Vaandel boven het witte Houdt, voerden dit opfchrift: Oranje boven, de Witten onder. Wie anders meent , die jla de Donder! De oproerigen noodzaakten de Wethouders Vroedichap te beleggen, en te belooven, dat zij den Prins tot Stadhouder zouden verklaaren , als ook perfoonen aftevaardigen, om den Prins te verzoeken, dat hij te Dordrecht kwam, om kennis van zaaken te neemen. De Prins weigerde eerst het Leger te verlaaten ; doch liet zich eindelijk overhaalen , en kwam , den negenentwintigllen van Zomermaand, binnen Dordrecht, onder de luidrugtigfte toejuiching der menigte. De Regeering, zich fchikkende naar de neiging der Inwoonderen, onthaalde den Vorst ffaatlijk, en ütt hetri de Stad en de Magazijnen bezigtigen: doch liet het bij dit beleefd onthaal berusten , zonder een woord van 't Stadhouderfchap te reppen. Toen hij, om te vertrekken , in de Koets tradt, riep één der genen , die hem aan 't portier geleidden , Lang leeve Oranje! om hier door het Volk zand in de oogen te werpen. Deeze kunstenaarij fcheen te zullen gelukken ; doch eenige Burgers vloogen na 's Prinfen Koets, en vroegen, of hij Stadhouder ware? Hij betuigde, volkomen te vrede te zijn. — Wij niet, voerde men hem tegemoete, ten zij wij. Uwe Hoogheid Stadhouder yen. -— 'Er is  der NEDERLANDEN. 3P5 is aangetekend, dat de Predikant Hendrik Dibbets zekeren Wijnkooper, en door deezen nog tien of elf anderen, bewoogtn hadt, om bij eede te belooven, dat zij den Prins niet ter Stad zouden laaten uitgaan , voor dat hij voldoening van de Wethouder.fchap ontvangen hadt; en dat het deeze Lieden waren, die 's Prinfen Koets tegenhielden, en den Burgemeester Hallingk , zittende nevens zijne Hoogheid, met een gelaaden Snaphaan op de borst , afvraagden , of men den Prins voldoening gegeeven hadt? dat de Prins hierop zeide: Mannen, het zal wel gaan ; en verzogt, hem na de Herberg te laaten voortrijden. Dat, de Prins en de Heeren in de Herberg getreeden zijnde, de voorgemelde Lieden, en nog omtrent twintig anderen, aangezet door gemelden Predikant, een nieuwen eed deeden , dat zij niemand der Wethouderen uit de Herberg zouden laaten komen, zonder hem den hals te breeken, ten ware hij tot 's Prinfen bevordering geftemd en getekend hadt (*). De Regeering , ontzet door dit dreigen, 't geen zeker meenen zou geworden zijn , befloot , eene Afte te vervaardigen, bij welke zij van het Eeuwig Edicl afftand deeden , den Prins voor haare Stad tor Stadhouder aanftelden, en tot alle de Waardigheden zijner Voorvaderen verhieven : telfens zijne Hoogheid ontilaande van den Eed , door hem gedaan, van het Stadho.ndertchap niet te zullen aauneemen. Z.onv (*) Wacinmr , Vadert. Hifi. XIV. bl, 73. A 5 Wuxm* de HL'  5c5 GESCHIEDENIS Willem de III. De Ruwaard DE WllT genooddwangdde Afta te tekenen. Zommigen verbaalen, dat de Prins zwaarigheid fcheen te maaken in dit ontflag , en verzogt, door twee Bedienaars des Godlijken Woords danr van ontheeven te mogen worden, gelijk gefchiedde door twee Predikanten, die dikmaols van den Predikïïoel hefiig tegen de Regeering hadden uirgevaaren. Anderen fchrijven, dat eenige Predikanten dc Afte tekenden, of 'er alleen bij het rpfiellen en tekenen tegenwoordig waren (*). Cornelis de Witt, Ruwaard van Putten, lag ziek te bedde aan de ongemakken , op den laat Ren tocht met 's Lands Vloot bekomen , wanneer de Acte hem, als Oud- Burgemeester, ter tekeninge werd aangebooden. Hij weigerde dit; betuigende , liever te willen derven, dan een Eed lebenden , van welken geen Mensen op aarde hein kon ontdaan. Men (lelde hem voor oogen , dat het woedend en muitend Volk zijn huis omringde , en gereed was, zo hij langer aarfelde , tot daadlijkheid te komen. De onverfchrokke Burger, gewoon,in de heetlle gevegten en Burger-ondénighedeu, de grootfle geyaaren met een ftandvastig gemoed te tarten , liet zich geene vreeze aanjaagen, maar fprak : In den laatjlen Zeeflag zijn mij zo veele kogels overat hoofd gewaaid } ik vrees ''er geen meer, en wil liever een kogel af wagten, (*) Le Clerc, III.D. b!.408. Brandt, Leeven van de Ruiter, bl.692. Valkenier , I. Ü. bl. 631. Aan* tek. van het voorgevallene bij 7 yerkitstn ren zijne Htegbeid, 167 a. Mf.  der NEDERLANDEN. 307 ten , dan dat Schrift tekenen. Alle aanmaaning fcheen vrugtloos, en men begon de moed , om hem te winnen, reeds optegeevgn, toen zijne Egtgenoote, lnare jongde Kinderen bij de hand houdende, binnen tiadt, en, in traanen zwemmende, fmeekte, dat hij toch , om hunnen wil, zorg voor zijn leeven zou draaien. Doph, ziende, dat hij onverzettelijk bij zijn befluit bleef, dreigde zij de deur te openen , zich met de Kinderen onder het oproerig Gemeen te werpen, op deeze wijze zijne Naakomelingen tragten te redden, en hem aan zijn lot overtelaaten. Dit zeggen,op een bijkans wanhoopigen toon geüit, trof hem het hart: hij tekende, en dagt zijne eer te redden, en eene verfchooning voor zijne zwakheid te zullen vinden, wanneer het oproer zou bedaard zijn, door agter zijne handtekening te voegen V. C., vi coaclus, {door geweld gedwongen) ; doch één der opflookende Predikanten onderrigtte het Gemeen van de beduidenis deezer letteren : het dwong hem, dezelven doortefchrabben , en even als de anderen te tekenen. —- In deczervoege zag de Prins den grond, flag zijner yerheffinge gelegd in de eerfte Stad van Holland, de wieg en bakermat zijner magtigfte Te. genftanderen. Te Rotterdam befpeurde men, ten zelfden dage; dezelfde gisting in de gemoederen. Joan Kievit . voorheen Burgemeester dier Stad ; doch , zints der mislukten aanflag van Buat, genoodzaakt na Enge land te vlugten, waat hij zich nog onthieldt ; zog nu te voltooijen, 'tgeenBuAT,in'tjaarMDCLXVI be Willem DE III. Te Rot. te: dam.  So3 GESCHIEDENIS Dé: III. begonnen hadr. Hier toe diende zijne Briefwisfeling uit Londen niet eenige Burgerhoplieden en voornaams Burgers. Herman van Zoelen , Oud-Burgemeester, Willem Bastiaansz. , DominicusRoosmaale , en verfcheide anderen, Honden bek end wooi aanhangers van den Prins. Men befchuldigdé de Regenten der Loevcftcinfcke Partij , dat zij gezegd hadden , liever Fransch dan Prins te willen weezen. De VioedlcJiap Arend Zonnemans , een ijverig Prinsgezinde , verzogt, zijne Vroedfchrpsplaats te mogen ncderiepgen , dewijl hij de verkiezing das Prinfen van Oranje tot Stadhouder noodig hieldt tot Welzijn van den Lande, doch geen kans zag om ze •te bevorderen. Een ander, van dezelfde Partij, Leonard Naarsen geheeteo, kwam op het Stadhuis, den Heeren, opeen toon, eigen aan Lieden, die waanen, in de diepfte gehéknenisfen der Staatkunde toegelaaten te weezen , voorhoudende, dat de Koning van Engeland alleen oorlogde om 's Prinfen vet heffing te bevorderen ; als of een Vorst, gelijk Carel de II, de Man ware, om de banden van bloedverwantfehap meer te rekenen dan de Verbintenisfen , die hem omneeteiijke lommen vérfchaftea tot het voldoen zijner ongebondenheid, met de hoo, pe, om, ten eenigen tijde, eigendunkiijk en oöafhanglijl? van 't Parlement te heêrfchen. Het Volk, voor 't Stadhuis samengevloeid , vergde de Wethouderfchap eenen Eed af, dat zij de Stad niet aan de Franfchen zouden oyergeevtn , maar tot het utterfif verdecd:j:n. Men fchroomde niet openlijk te zeg-  der NEDERLANDEN. 309 zeggen, dat 'er onder de Regenten Verraadcrsfchoolen , en als zodanigen Joan Pesser , Adriaan Vroezen , Wihem van der Aa en den Penfionaris de Groot te fchelden, te dreigen, en op fttaat aanterandert. De Groot , de gevolgen deezer ongeregeldheden voorziende , vorderde , dat de fchiddigficn zouden geftraft worden ; doch de Regeerirfg , reeds wantrouwende aan haar waggelend gezag, durfde tot zulke maatregels niet befluiten: en waren 'er onder de Vrocdfchap , die na de verandering haakten, welke men uit deeze oproerigheid te gemoetezag, en welhaast ftand greep : want, naa alle deeze voorbereidende beweegenisfen, vórderde men , op den aclitentwintigften van Zomermaand, dat de Wethouderfcbap Gemagtigden na tien Haage zondt, om, van wegen de Stad , den Prins te helpen bevorderen tot Stadhouder van Holland. Het befluit verwijlde ; doch niet langer dan tot den volgenden dag: wanneer men de Oranje -Vlag Mm dcüToorën te Schiedam zag waaijen, ftak de Muiterij het hoofd op, om het niet weder in den fchoot te leggen , eer zij haaren wensch verkreegen hadt. Ten tijde van het uitgaan der Kerke , bezette de Burger-hopman JaCos Vosmaar de Groote Markt met zijn Vaandel, en deedt elk afvraagen , of hij Staats- dan Prinsgezind was ? Allen waren zij voorzigtig genoeg, om het laatfre te erkennen. liet Volk meer en meet te hoop fchietende , vertoonde de Predikant Bokstius zich onder de menigte, deeze yraagen voor Rellende : Of zij niet begeerde, dat de Prins Stad koude, de IIL  Willem de Mi 310 GESCHIEDENIS houder gemaakt wieïdï Of men het Eeuwig Edict" «iet behoorde te vernietigen ? Of men den Prins niet behoorde te ont (laan van den Eed, bij het aanvaarden van het Capitein-Generaalfchap gedaan? Voordellen , zo ras goedgekeurd als geiiit. Men plaatste het Oranje- Vaandel op den Stadhuis-toren , en dwong de Wethouderfcbap buitengewoon te vergaderen , orn het werk zijn beflag te geeven. Eenige Regenten zich ilandvastig betoond hebbende, lieten de oproerigften verluiden , dat zij gezworen hadden, allen, die niet tekenden , den hals te zullen breeken, en de huizen te plunderen der zodanigen , die de Stad ontweeken. De Regeering v*as genoodzaakt Afgevaardigden na den Prins te fchikkén, om hem de verkiezing bekend te maaken. Zijne Hoogheid, op de Wethouderfcbap van Rotterdam te onvrede, ontving hen koel, en betuigde, dien nieuwen last niet op zich te neemen , dan tot welzijn van den Staat. Zulk een betoon van zedigheid diende om 's Vo.ks drift nog bet te ontfteeken (•). De gisting hieldt te Rotterdam aan. Eenige Gemagtigden der Staaten, op den achtften der volgende maandj daar komende, om aan de Ruiter een i, euwen last te brengen, vonden de Stad volbeweeging. De Burgers, aan deDdftfchePoort, fchreeuw. den, op het zien van het Jagt, daar zijn Verraa- ders (*) Wagenaar Vaderl, Hifi. XIV. bl. 79. Easnage , II. p. 287.  der NE DERLANDEN. 311 ders in ! vielen in 't zelve , en dwongen den Ge. magtigdefl deii Lastbrief af , die inhieldt; het ge. vegt met de Engelfehen, zo veel doenlijk ware , te mijdenj de Vloot op eenen verzekerden postte hou> den; en alleen , in gevalle 's Vijands Vlooten iet op de Hollandfche Kusten onderneémen mogten tot afbreuk derzelven, Soldaat en Zeemanfcbap te gebruiken. Zonder te overweegen, of de zwakheid der Vloote, of andere oorzaaken, het geeven deezer bevelen noodwendig maakte, vermoedde het Volk het ergde , en zogt zijne woede te koelen aan de verdagte Regenten* Behalven het plunderen van twee huizen , vorderde het verfcheide punten van de Regeering, waarin dezelve, gedwongen, bewilligde. Zij eischten niets minder aan andere Afgevaardigden ter dagvaart in den Haage. Inzigt in de handeling met Frankrijk en Engeland , en fpoedigen Vrede met het laatstgemelde Rijk.— Nieuwe Vroedfchap in Zonnemaks plaats , door den Prins te verkiezen uit een drietal, door de jitirgers benoemd, Leonard van Naarsen, Willem Bastiaansz. en Samuel Beijer. Verandering der verdere Wethouderfcbap door zijné Hoogheid. — Alle Voorregten, die dc Stadhouders ooit gehad hadden, aan den Prins optedraagen , zo dat ze ook op deszelfs Naazaaten verftierven. —> Dat de HeerenPESSER, Vroezen, GAEL , de VlSSCHEN , van DER Aa, paats , Dï Groot en Voorburg in hegtenis zouden genomen worden , en zij , noch derzelver Naazaaten, tot in het vierde Lid nimmer in de Regeering zouden mogen Willem Dg 111.  3i2 GESCHIEDENIS Willem tt 111. te Q oudé. gen komen; — Kievit was ondertusfchen ultEngeland overgeftooken, en beval zich dooreen Brief, gedrukt bij Borstius, den Zoon des bovengemelden Predikants , in de gunst der Rotterdamfche Burgerije, klaagende over 't geen hij voor den Prins, voor ft Vaderland, en tot bevordering van den Vrede geledtn hadt. De Krijgsraad beantwoordde denzelven , en Kievit werd terltond als in zegepraal ter Stad ingeleid. Verfcheide der genoemde Regenten ge" raakten in hegteuis; doch werden, op het fchrijven van zijne Hoogheid, die het vasthouden dierHeeren veroordeelde, geilaakt. De Groot liep gevaar zijns leevens , en onttrok zich eerlang, gelijk wij reeds vermeld hebben, aan 's Volks woede (*). Gouda zag , op den meergemelden negenentwintigften van Zomermaand , zich met opfchudding van buiten en binnen gedreigd. De Boeren van het omgelegen Land , misnoegd en morrende over het inlaaten van water over hunne Landerijen , waren in grootcn getaie na de Stad getrokken ; doch lieten zich beweegen door een bevel van den Prins, en uit vreeze voor de gewapende Burgerij, om aftetrekken. Dan eenige Wijven en Jongens vervoegden zich voor 't huis van den Burgemeester Reinier Kant, en, 't woord Eeuwig jE die nu befloten hadden den Prins tot Stadhouder, ftrijdig met dit Edict, te verheffen, de eenigfte, die beloofd hadt, ter dagvaarte daar van een voorflag te doen. Naa dat de Leydfcke Penfionaris BuPvGersdijk, die, in afweezigheid van den Raadpenfionaris de Witt en den Penfionaris Vivien , de Vergadedering waarnam, in 't midden gebragt hadt: „ Of 95 men aan eenige Leden geene vrijheid behoorde te geeven, om iets voorteflaan, daar zij verftonden „ 's Lands welvaart aan te hangen , al ware het „ fchoon , dat het voorflaan daar van ftreede met „ eenige Ediftale Wetten of vastgeftelde Befluiten?" en zulks met ja beantwoord was, terwijl elk begreep waar deeze vraag heen wilde ; ving één der Rotterdamfche Afgevaardigden op deezen ingewikkelden trant aan , „ dat hij, van wegen zijne Stad , iets „ voortedraagen hadt, daar 's Lands welvaart aan 5, hing, en 't geen nogthans de eer , hetgeweeten, „ en de uitdruklijke Staatsbefluiten verboden voor„ tedraagen , ten ware hier toe bijzonder verlof „ werd gegeeven." — De Edelen oordeelden, dat men zich nader moest verklaaren. — Dordrecht ftemde het verzoek af. Haarlem , in tegendeel, dagt, dat men het moest inwilligen. ■—■ Delft wilde eerst verflag doen. Leyden ligtte het masker af; verklarende, hoe elk wel merkte , dat men de  der NEDERLANDEN. 317 de vernietiging van het Eeuwig Edict beoogde. Alle de andere Leden s hier door bemoedigd , veinsden niet meer. Men bragt het ftuk in overweeging : en 't natuurlijk gevolg was, het éénpaarig beüuit , om het Eeuwig Edict te vernietigen. Men ontfloeg zich. van den Eed , en vernietigde zelfs het Boek , waar in de naamen der Beëedigeren van het Edict gefchreeven (tonden. Ook werd te Amfterdam het Boek, in 't welk alle de Leden der Vroedfchap , zints het jaar MDCLXVM , het Eeuwig Edi£t ondertekend hadden, in de Raadkamer verbrand (*). Deezen Rap gedaan zijnde, was men gereed tot andere , en om de grootfte fchreeden ter onderwer- pinge te doen. Amfterdam, eene Stad , waar van men zulks het minst fcheen te wagten, wil men , dat, bij monde van één haarer Burgemeesteren, zou betuigd hebben, dat 's Prinfen perfoon , als hij het> bevel in handen hadt, meer betekende dan een Leger van twintigduizend man; en was de eerfte , die voorftelde., hem , zonder verwijl, het Stadhouderfchap optedraagen. Want, wanneer eenige Steden, op den voordag van het aanftellen eens Stadhouders , aanmerkten , „ dat men hier over de andere Gewes,j ten , met welken men eene Aéle van Overéén„ ftemming gemaakt hadt, eerst behoorde te ken- „ nea; (*) Refol. Httlt. 1672 , bl. 24a. 266. Valkenier, I. Bijlage. No. 51. bl. 117. Aant. van den Penfionarit Hop , v»n dea 1 July 1672. Wageesaar , Atnft. V. £r0 bl» 353- Willem de III.  GESCHIEDENIS Willem m ui. „ nen ; dat haasten gevaarlijk was; dat men vooral „ ook de Octrooijen op het heitellen derWt-thouj, dërrchap , in en naa den jaare MDCLl. aan de Steden verleend, niet krenken moest; " nervarte Burgemeester Andries oe Gr aak , „ dat men, in eene zo dringende omftandigheid , de zaak niet „ ten halve doen moest; dat uitftel het Volk ver„ bitteren zou; en den Prins van Oranje , den ee„ nigflen, die tot het bekleeden der Stadhouderlijke „ Waardigheid in aanmerking kwam, dezelve, met „ alle Voorregten , moest toeftaan." Rotterdam, Gornichem, Schoonhoven, en de Afgevaardigden van alle andere Steden , voor de gevolgen van weigering of uitftel vreezende , vielen Amjlerdam toe , en 7t Eeuwig EdiEt werd op deeze wijze herroepen: „ Dat „ op het ingebragte van de Heeren Gemagtigdender „ Steden, Haarlem, Rotterdam, en andere Leden „ van hunner Ed. Groot Mogende Vergadering, de 59 Heeren van de Ridderfchap èn Edelen, mitsga„ ders de Gemagtigden der Steden , uit den naam „ en van wegen de Heeren hunne Principaalen, s, goedgevonden en befloten hadden , gelijk hunne „ Ed. Groot Mogenden goedvinden en befluiten bij „ deezen, om, in den tegenwoórdigen bekommerlij„ ken toeftand van zaaken en tijden, de Leden dee„ zer Ve.gaderinge te bekwaamen tot het aanflellen „ van eenen Stadhouder, dezelve Leden elkander „ zullende ontdaan, gelijk zij malkander, en allen „ de genen , die 't zelve Eeuwig Ediéï agtervol3, gens hebben bezwoeren , ontllaan mits deezen » van  der. NEDERLANDEN. 319 „ van den Eed , bij hen gedaan op het Eeuwig E„ dicl, bij hunne Edele Groot Mogenden, denvijf„ den Augustus MDCLXVII, vastgefteld. Stel„ lende malkander in dezelfde vrijheid en magt, die „ hen tot het aanftellen en verkiezen van eenen Stadhouder , voor het Eeuwig EdiÜ , toebehoor„ de (*)." Men vindt aangetekend, dat, in den Raad van Staate , Amfterdam nog zonderlinger voordellen deedt: voordellen, die tot niets minder firekten, dan om de Vrijheid den laatden ilag te geeven. De Burgemeester Gillis Valkenier zou , daags voor de vernietiging van het Eeuwig Edifi te dier Stede , ia de Vroedfchap gedreeven hebben, dat men het in weezen behoorde te laaten , en den Prins egter tot Stadhouder aanteftellen: of zelfs, van deezer Stede wege, voorteflaan, om hem tot Graaf te verheffen ; waar toe de Raaden Nicolaas Pancras , Cornelis Geelvinck , Jacob Jacobszoon Hinlopen en Cornelis Backer ook gezind fcheenen : doch Bontemantel en de meeste andere Leden hadden aangedrongen op de vernietiging van het Eeuwig EdiSi, alzo men vastftelde , dat de Staaten de Leden wel ontdaan zouden van den Eed , op de onderhouding van hetzelve afgelegd. Deeze Bontemantel , ten dien tijde Preiident , Sche- (•) Basnace, II. p. 288. Re/el, Hall. 3. July 1672, bl- 242. IVtLLEM DE III. Tot welk een uicerfte de ijver der Stad Amfterdamvoorden Prins liep.  %&o GESCHIEDENIS Willem de 1IL Ö) WA6E{iA/,R, Amft.V. St. bl. 3Si, Schepen en Raad van Amfterdam, vermeldt, tet dier gelegenheid , „ dat het Eeuwig Edi£i door den 3, Griffier Gaspab Fagel en den Oud - Burgemeester », Gillis Valkenier uitgevonden , en den Raad5, penfionaris de Witt overdrongen was ; en dat Fagel het reeds in den jaare MDCLXX. hadt ,, willen vernietigen." Toen werd 'er tot die vernietiging befioten ,• doch de voorflag , om den Prins tot Graaf te verheffen , door de meeste Leden der Vroedfchap van de hand geweezen (*). Burgemeesters en Regeerders van Amfterdam vaardigden eenen Brief af aan zijne Hoogheid, vol betuigingen van genegenheid en ijver voor zijn perfoon , hem bedankende voor de onverdiende goedheid , hun beweezen : met verzoek , dat hij de Stad met zijne tegenwoordigheid wilde vereeren, onder verzekering , dat hij 'er harten zou vinden , die al hunne glorie Helden in zijne ootmoedige Dienaars te weezen. Men liet het niet bij deezen Brief berusten, maar befloot, eerlang, Burgemeester Hooft aan den Prins Stadhouder aftevaardigen, dien hij in 't breede toonde den ftaat van het Krijgsvolk te Amfterdam , van de Vestingwerken, en bijzonder de (leg. te gefleltenis der Geldmiddelen. Voor s verzoekende , dat zijne Hoogheid geliefde te denken, op wat wijze het Gemeene Land best uit deeze moeilijkheden zou kunnen gered worden : met verzekering,  der. NEDERLANDEN. 321 van Stads wege, om met hem alles , zelfs de eigen perfoonen der Regenten, te willen opzetten , zo hij oordeelde , dat de Staat door de wapenen in zijnen voorigen ftand te herftellen ware ; doch, vondt hij de zaaken zo verre verloopen, dat zij niet te redden waren, dan door een Verdrag , op redelijke voorwaarden: en agtte hij, om het een en ander tot een goed einde te brengen, noodig, op zijn perfoon hooger digniteiten te doen confereeren , en zijne authorit eit en gezag te doen vermeerderen, de Stad Amfterdam genegen was, daar toe , van goeder harte, het haare toetehrengen. De Prins beantwoordde deezen voorflag met algemeene en beleefde woorden, betuigende, dat hij met de daad tdonen zou, dat hij zich het belang der Stad ter harte liet gaan ; en beloofde , zo het hem eenigzins mogelijk ware , AmJierdam met zijne tegenwoordigheid te zullen vereeren. Ook betuigde hij, eenen Edelman aan den Koning van Groot - Brittanje te hebben afgevaardigd, van wiens handeling hij zich iet goeds durfde beloo. ven. Dit voorgevallene heeft Burnet waar fchijnlijk doen fchrijven, dat die van Amjlerdamü). ne Hoogheid, omtrent deezen tijd, deOpperfte Magi over hunne Stad hadden aangebooden. Hij voegt'er bij, naar de gewoonte der Schrijveren, die zich verheffen op de eer van tot de geheimen der Vorsten toegelaaten, ën hunne Vertrouwelingen geweest te zijn: ,, hoe zijne Hoogheid zelf hem verhaald hadts dat deeze Stad hem zulke aanbiedingen deedt, om s, dat zij alles voor verboren hieldt, en de fchande C 5 „ van w/r,LEM pis UI.  322 GESCHIEDENIS Willem de III, „ van haaren ondergang liever over hem dan over „ zichzelven brengen wilde." Doch het aangetekende van Hoofts boodfchap bij den Stadhouder wederfpreekt zulks ten vollen: dit toont, dat deRegeering gezind bleef, het uiterïïe , en zelfs haar eigene perfoonen te waagen , indien de Prins oordeelde, dat de Staat door wapenen te redden ware : zij wilden dus zijne Hoogheid in geen gevaar van fchande brengen , waar aan zij zeiven niet begeerde te deelen. Even weinig (laats mogen wij maaken op het geen die zelfde Schrijver vermeldt, dat de Prins hem zou betuigd hebben , „ dat de Landzaaten „ geen Souverain verdraagen konden , en meer tot „ den Oorlog zouden opbrengen, om hunne eigene „ Vrijheid te befchermen, dan voor eenigen Vorst, „ wie hij ook ware; en dat deeze aanmerking hem bewoogen hadt, om de aanbieding van Amfterdam „ van de hand te wijzen." Uit egte bewijzen blijkt wel niet, dat zijne Hoogheid den voorflag der Stad, om hem hooger Waardigheid te doen opdraagen, aangenomen , maar even weinig, dat hij denzelven van de hand geweezen hebbe (*). Maar, eer Amfterdam tot het doen deezer aanbieding kwam, hadden de Staaten Willem Hendrik , Prins van Oranje en Nasfau , tot Stadhouder, Capitein en Admiraal -Generaal van Holland aangefteld: dit (•) Wagenaar, Amjl.V. St. bl. 355 enz. Burnet, mft. (>f his own Tim» , Vol.I. p. 326. Brieven van CanDiDUS, 111. Brief, bl. 139.  der. NEDERLANDEN. 323 dit gefchiedde op den vierden van Hooimaand , des morgens ten vier uuren. Elf Afgevaardigden uit de Vergadering van Holland bragten hem de tijding in het Leger, bij Bodegraave. Zijne eerde vraag was , of men hem ontflagen hadt van den Eed, bij 't aanvaarden van het Capitein-Generaalfchap gedaan? Hier van verzekerd , nam hij het Stadhouderfchap aan, beloofde het Land te zullen befchermen , de rust in de Steden te herftellen , en allenthalven zich van eed en pligt te kwijten (*). Hollands invloed ter Generaliteit bragt te wege, dar men weldraa den Prins tot Capitein-Generaal der Unie verhief ; doch de magt der Patenten , die zijne Voorzaaten gehad hadden , kreeg hij tot kennelijk wederzeggen toe. Friesland en Groningen, eenen bijzonderen Stadhouder hebbende , behielden dat regt aan zich, gelijk voorheen (f). Den negenden der gemelde maand deedt zijne Hoogheid een keer na den Haage , om in de genoemde Waardigheden bevestigd te worden : daarop zitting neemende in de Raadkamer en op de Rolle van den Hove. Holland gaf hem alleen eene Commisfie, maar geene ïnftrttftié (§). Schoor (») Valkenier, I. Bijl. No. 53. bh u8. Holl. Merc. 1672. bl. 91. Aant. wegens het gebeurde bij de aanjleh ling van den Prins tot Stadh. in 16/2. Mf. Aant. van de Penf. Vivien en Hop, van den 5. Julyio/z. Mf. (f) Valkenier, I. Bijl. Nó. 5a.bl. 117. Brandt, Lee yen van de Ruiter, bl. 693. (§) Ref. Holl. 1672. bl. 270. Aaat.vjegens de aanjl van den Prins. Mf. Willem de Uï. De Prins van 0- ranje tot Stadhouder van Holland en Zee. land aangebeld. 1  3=4 GESCHIEDENIS Schoon de Staaten van Zeeland den Prins reeds, op den tweeden van Hooimaand, die Hooge Waardigheden in hun Gewest .hadden opgedraagen , liep het aan tot den zestienden, eer zij hem in den Haage den Eed lieten afneemen (*), ■—- De maare deezer verfpreidde zich niet door Holland en Zeeland , of de Ingezetenen betoonden alomme de uitbundigfte vreugdetekenen. Van 't Stadhuis en Kerktorens zag men Oranje-vlaggen waaijen. 's Lands nood vergat men eenige oogenblikken op vrolijke Feesten: en men vindt aangetekend , dat de Raadpenfionaris de Witt , nog om zijne wonden het huis houdende , zich geliet in de algemeene vreugde te deelen (t). Hoe fchielijk was deeze omwenteling ! De vrees der Regenten voor de woede des oproerigen Volks deedt hen beeyen op het denkbeeld van uitftel. Zij geloofden, dat hunne vaardigheid en ijver hen inden Prins eenen Befchermheer zouden doen vinden, dien zij noodig hadden tegen het misnoegen des Volks, zich met zo vreeslijke tekenen , op veele plaatzen, vertoonende. Op hun voorftel vaardigde de Prins eenen rondgaanden Brief aan de Steden af , tot verdeediging der verdagte Regenten, en om de ontruste Gemeente te ftillen. In deezen fchreef hij het verlies der Steden, door Frankrijks overwinnende wa- pe- (*) Valkenier , I. D. bl. 696. 697. 7.00. Holl. Merc, (672. bl. 92. (_t) Valkenier , I. bl. 695, Willem de III.  der. NEDERLANDEN. 325 penen binnen zo korten tijd vermeesterd * voor een groot gedeelte toe aan de trouwloosheid en lafhartigheid der Bevelhebberen, Overlten en Knegten, aan welken die posten waren toevertrouwd. „ Daar „ door," vervolgde hij, „ was ontfteltenis veroor„ zaakt onder de Ingezetenen , en argwaan op de „ Regenten, als of deezen de gemeene zaaken niet „ ernstig genoeg hadden gehandhaafd , uit deezen „ argwaan waren in eenige Steden zorglijke beroer„ ten gereezen, niet zonder fchennis van de agting st en gehoorzaamheid, welke Onderzaaten aan hun„ ne hooge en wettige Overheden verfchuldigd wa„ ren. Weshalven hij , tot bereiking zijner heil„ zaame oogmerken , verklaaren moest , aan den „ eenen kant, gezind te zijn, om de trouwloosheid „ en lafhartigheid der Krijgsluiden naar verdiensten „ te ftralfen ; doch ook , aan den anderen kant, geen kennis ter wereld , en ook geen vermoeden „ te hebben, dat eenige Regenten van Holland , of „ van de Steden van Holland, zich zouden hebben „ fchiildig gemaakt aan verraad , verftandhouding „ met den Vijand, of iets anders, ftrijdig met den „ pligt van een eerlijk en getrouw Regent. Ookver„ oordeelde hij de oproeren, onlangs in verfcheidene ,, Steden ondernomen, de aanleiders en begunstigers „ derzelver ftrafbaar houdende in den hoogften „ graad, als verftoorders der algemeene ruste : te~ „ gen welke oproerigheden bij flrenge Plakaaten be„ hoorde gewaakt te worden (•)." Deeze Brief, van (*} Valken.I.D.Bijl.No.54. bl.nc?. Willem de III.  325 GESCHIEDENIS Willem de IILj Zesde van welken men met alle reden alles goeds mogt verwagten , Itilde de oproerige beweegingen niet, noch dekte de Regenten tegen 's Volks argwaan. Men verzogt zijne Hoogheid , een ftreng Plakaat, door hemzelven zo noodig gekeurd, te laaten uitgaan ; doch hij ontweek dit, met voortewenden, dat de beroerten den oorfprong hadden bij Burgerhoplieden en voornaame Burgers, tegen welken de Plakaat en vrugtloos zouden weezen. Beter keurde hij eene Bezending na de Steden. De Staaten vonden deezen raad goed, indien zijne Hoogheid zich aan 't hoofd deezer Bezending voegde: maar hier toe wilde hij niet verftaan , om dat hij dan alle Steden zou moeten bezoeken, 't welk meer tijds zou kosten dan hij uit het Leger kon blijven (*). (*) Aant. van hit voorgevallene in 't jaar 1672. Mf» Refol.Holl. 1672. bl 263.373. Aant. van de Raadpenf. Vivien en Hop, van den 15. July 1672. Mf.  der NEDERLANDEN. 32? Zesde Tijdperk. Moonl der Broederen de Witt, en verandering der Regeeringen. M en hadt hoope mogen fcheppen, dat deveroorzaakers der Volks-opfchuddingen voldaan zouden geweest zijn met de verheffing des Prinfen van Oranje , en met het afzetten der gehaatfte Regenten; maarzij, die, bij deeze Staats-omwenteling, hun belang vonden , en allen mogelijk voordeel wilden trekken van 's Volks oproerigheden , om hun gezag op eenen onwankelbaaren grond te vestigen, befloten, dezodanigen, die zich aangekant hadden tegen de bevordering van Willem den III , geheel en al te verdrukken. Zij werden toen beftempeld met de haatlijke naamen van Loevefleinfche Factie, Staatfche Partij, Kabaale van de Witt , Vijanden van den Prins , en Verraaders des Vaderlands. 's Prinfen bevordering rot het Stadhouderfchap hadt aan deezen een verfchriklijken fchok gegeeven ; alle eerbied, alle ontzag voor hun was geweeken , en in dollen haat vetkeerd. Deeze borstte inzonderheid los tegen de Broeders de Witt , zints eenige jaaren aan 't hoofd der toen gedoemde Partije. Op beider leeven hadt men reeds vóór de Staats ■ omwenteling eenen toeleg gemaakt. COR- Aanfla- gen op de Broeders de Witt.  328 GESCHIEDENIS Willem DE III. Baldadigheden,omtrent Cornelu de Witt gepleegd, en toeleg op zijn leeven. Cornelis de Witt , op den vierentwintigflen v3n Zomermaand , om onpasfelijkheid aan zinkingen, met verlof der Staaten, uit de Vloot na Dordrecht gekeerd, vondt de Stad in geweldige opfchudding. Terwijl de Staaten de Ruiter bedankten, en preezen over het volvoerde ter Zee in een llag , waar in de Ruwaard zo vee! dapperheids betoond hadt, zwoeren zijne Medeburgers hem den dood. Eenige weeken geleden , hadden zij de beeltenis deezes Mans, bij welke de roemrijke Tocht na Chat tam ten voeglijken cieraade diende, van het Stadhuis gehaald, verfcheurd , de ftukken rondsom de Hoofdwagt der Schuttertje , en 't uitgefneeden hoofd aan de Galge gefpijkerd. Toen wilden zij hem in perfoon ten lijve : weinig tijds naa zijne t'huiskomst, kwamen vier onbekende perloonen , 's avonds ten elf uuren , aan zijn huis.*, met verzoek om hem te fpreeken. De oproerigheid, in de Stad woelende, en 't vertoon van onbekenden op zulk een onvoeglijk uur, verwekie vermoeden Van èen (linkfchentoeleg .- men zogt ze aftezetten met te zeggen , dat de Witt ziek , en niet te fpreeken was. Het geweld , waar mede zij in 't huis zogten te dringen, bevestigde het vermoeden des moorddaadigen toelegs: dan de Burgerwagt, van't Stadhuis gehaald, deedt de geweldenaars zich wegmaaken , en redde, voor dien tijd , het leeven des Ruwaards , 't welk de Boeren van het Eiland Voorne ook zogten, en, uit verregaanden overwerkenden haat, eenenCommis had-  der NEDERLANDEN. 329 hadden willen vermoorden , om dat hij weleer hij den Ruwaard voor Knegt diende (*). Terwijl deeze volkswoede te Dordrecht tegen Cornelis de Witt ontftooken en gaande was, liep de Fenfionaris in den Haagt groot gevaar. Op den eenentwintigden van Zomermaand, tot om'.rent middernagt in de Vergadering van Holland geweest zijnde, ging hij, begeleid van één Knegt, met eeno brandende flambean, na huis : vier Mansperfbonen vielen hem aan, en, het licht uitgedaan hebbende» bragten ze hem verfcheidene wonden toe, één aan den hals, één tusfchen de fchouders. en édn tusfchen de ribben! ookwais to'tnederfmïjten op den grond» zijn hoofd gekneusd. Zij hielden hem voor afge* maakt, en maakten glch weg. Men ontdekte welhaast de daaders Van dit gruwel link, te wee; en twee Zoouen van den Raadsheer bë Graaf, AnoLriï Eorrêbaoh, Postmeester, enCoRnëlis oaBruin. Deeze vier hadden 's avonds gegceten ten huize van den Raadsheer deGraai', die zich , uitvreeze voor de Franfchen , wit den Haags na Delft begeevea hadt. Beide de jonge Heeren hielden den Raadpen* iioiiarls voor den veroorzaaker van alle de Staatsonheilen , die hun huis trollen : zij dagten , door den val van dien Man, eene heilzaame verandering in den Raat der zaaken te zulten té wege brengen, Vet. (*) Valkenier , I. D. bl. 6fj» Brandt, Leeven va» ie Ruiter, bl, «84.683.Ti$* Siitfm van dm GohToto iay, 19 Juty 16/a, Mf, VII.Dteha.Sh C Willem ub Hl» Joan de WllT door Moerdenwn nan« gevallen.  33a GESCHIEDENIS Wil. t. KM pi III, Vervuld met dien ijver, en door den drank aangezet, meenden zij den Vaderlande den grootden dienst te zullen doen, als zij 't zelve verlosten van eenen Staatsdienaar, dien zij voor een Schelm en Landverrader hielden , waarom zij hem opgewagt en dus mishandeld hadden. Drie hunner redden zich met de vlugt; maar de jongde derBroedeten, Jacob de Graaf , werd gevat. Hij bekende handdaadig te weezen aan het ftuk, en gaf alleen voor reden , dat hij van God verlaaten was. Het Hof van Holland veroordeelde hem, om onthalsd re worden, met verbeurtenis zijner Goederen, als fchuldig aan de misdaad van gekwetste Hoogheid. Gelukkig waren de wonden, den Raadpenfionaris toegebragt, niet doodlijk, en hij vondt zich in ftaat, om zich optebeuren, en alleen na huis te gaan. Van dit voorval gaf hij, des volgenden daags, met eenen Brief, kennis aan de Staaten van Holland, hun teffens berigtende, dat de wonden, fchoon niet doodlijk gekeurd, hem beletten, zijn dienst voor eenigen tijd waarteneemen. Sterk werd hij aangezogt, oin vergiffenis te verzoeken voor een jong Heer , door verkeerden ijver vervoerd tot een zo roekloos beftaan. 't Zou buiten twijfel een trek van grootmoedigheid in de Witt geweest zijn, voor hem genJ verzogt, en eene regtvaardigheid in de Staaten, dezelve geweigerd te hebben. Te vergeefsch hieldt men hem voor oogen, hoe roemrugtig eene daad het zou zijn, het leeven te redden van iemand, die hem het zijne had^t willen berieemen; dat hij door dit blijk van  DZR NEDERLANDEN. ssr van zagtmoedigheid de harten des Volks , thans van hem vervreemd, weder tot zich kon trekken: hij gaf ten antwoord, „ dat men het Regt zijn vrijen loop „ moest laaten, dewijl de hoop op ftrafloosheid alleen kon ftrekken, om de boosdoenders in aantal en ftoutheid te doen toeneemen. Het Volk haat „ mij zonder reden, en ik zoek de genegenheid van „ 't zelve niet weder te winnen door een ftap , die „ alle Amptenaaren in leevensgevaar zou kunnen „ brengen, en door mijne Vijanden veeleer als een blijk van mijn» zwakheid dan van mijne groot- „ moedigheid zou aangezien worden." De fchuldige betuigde berouw , erkennende God gebeden te hebben , de zaaken derwijze te beftuuren, dat hij zelve omkwame , indien de Raadpenfionaris niet aan verraad fchuldig was. Een Leeraar, die hem in de gevangenis bijgeftaan hadt, gaf eerlang een verhaal van de laatfte oogenblikken en den god* vrugtigen uitgang des geftraften ; 't welk, fterk verkogt, een fchadelijken indruk maakte. De Vrienden van het fluts van Oranje beklaagden zijn lot , en merkten hem aan als een Martelaar voor de belangen van 't zelve. De Staaten van Halland deeden vijfduizend Guldens belooven aan elk , die een der handdaadigen aanbragr, en fchreeven aan den Prins en de Veldmarfchalken, opdat men 'er na zogte onder het Krijgsvolk : niet duister te verftaan geevende , dat zij zich daar bij verfchoolen hielden. Vast gaat het, dat zij welhaast te voorfcbijn traden, toen de Partij, die zo lang geageerd hadt, allen inC 2 vloed WlLtESC DE III.  33a GESCHIEDENIS DE 111. De Raad- petfiona' ris verdeeaigtzich. vloei kwijt was. Borrebagh bleef in 'c bezit van zijn Postmeesterfchap , en zijn Zoon kreeg het naa zijn overlijden; waar uit men heeft opgemaakt, dat die Moordenaars begunstigd wierden door Regenten , die groot gezag in den Staat hadden (*). De toeleg op het leeven der beide Broederen , zo bijkans gelijktijdig, verwekte een fterk vermoeden, dat beide die moorden voorshands opgeftemd warens een vermoeden, verftcrkt door verfcheidebijkomende omftandigheden. De eer der Regenten van den Laevefteir. fchen Aanhang werd in veele fchot- en fchunpfchriften vinnig aangetast. De Raadpenfionaris , die ten hoofddoel des lasters firekte , was lang gewoon het ftilzwijgen aantemerken als de beste verdeediging, en hieldt het daar voor, dat, in een tijd, wanneer de Wetten met voeten getreeden , en de misnoegden tot opftand aangeruid wierden, Orenge nafpeuringen alleen zouden dienen om den haat optewekken , en den nijd nog bet te verbitteren; maar in 't einde ziende, dat de laster meer en meer velds won, en dat onkunde en kwaadwilligheid zijn ftilz wijgen aan onvermogen, om zich te kunnen verdeedigen, toefchreeven, oordeelde hij, zijne verdeediging niet langer zonder gevaar te kunnen uitbellen: bovenal voelde hij zich getroffen door een gefchrift, ten tijtel voerende : JVaarfchouwing aan alle edel- tnoe- (*) Heil. Merc. 1671. bl. 87. 88. Refol. Heil. iö>a. bl. 168- Samson, Mtft. de Guill. UI. Tom. IV. p. 26,1. Basnagï, II. p. 202 &c.  DEft NEDERLANDEN. 333 moedige e» getrouwe Inwoonden van Nederland. In 't zelve werd hij , die zo veele blijken van belangloosheid getoond hadt, befchuldigd, ongetrouw gehandeld te hebben met zekere penningen , hem, zo men voorgaf, 's jaarlijks tot geheime diensten en verftandhoudingen toegelegd. Geen wonder, inde daad, dat zijn Brief, daarover, beneffèns het lasterlijk Stukje , aan de Staaten van Holland gezonden, vol was van die edele verontwaardiging, welke opkomt in eene ziel, haarerbraafheid enonfchuld bewust. Hij merkte aan, om 'er dit alleen maar van te melden, fchoon 't geheele fiuk uitmuntend is, „ dat de Gecommitteerde Raaden hem4 in den aan„ vang zijner bedieninge, eenige penningen,totver.f, val van de onkosten der geheime verftandhoudin„ ge, hebbende willen ter hand ftellen, hij, nader- hand, zijne gedagten hadt laaten gaan op den wantrouwenden aart der Natie, en uit dien hoof„ de zich niet hadt willen belasten met eenig Geld a j, tot welke Onkosten het ook mogt weezen j neei, mende tot Getuigen van deeze waarheid allen, „ die , zints dien tijd, Gecommitteerde Raadeil waren geweest. — Dat 'er op den Staat van „ Oorlog, ten laste van Holland, een post was ge„ fteld geweest, van tweeduizend Guldens ieder „ maand, voor de onkosten van geheime verftand„ houdingen; doch dat, niet hij in 't bijzonder „ maar of de Algemeene Staaten , of derzelver Ge* }i magtigden tot de geheinie Onderhandelingen, zomtijds ook, doch zelden, de Staaten van Hol* G 3 ,, land, SViLLEJ* DS lil.  334 GESCHIEDENIS Willem BE lil. Brief van den Print van 0ranje aan »£ WiTT. „ land, en ook, voor een gedeelte, de Gecommit„ teerde Raaden, het befchik over deeze fomme ge„ had hadden; dat, naar zijn beste geheugen , 't geen, met zijne kennisfe, door de Gecommitteerde Raaden van de genoemde penningen uitgegeeven was, geene zesduizend Guldens in 't jaar bes, loopen hadt, en dat geen heller of penning daar „ van door zijne handen gegaan was." —■ De Gecommitteerde Raaden, de Getuigen , op welken hij zich beriep , bevestigden zijn fchrijven, met de verklaaring, ,, dat zij niet wisten, dat hij, zo lang zij 3, zitting in het Collegie gehad hadden, eenige pen„ ningen tot geheime diensten en verftandhouding „ hadt ontvangen (*>" Wijders lag men den Raadpenfionaris ten laste, het Leger flegt bezorgd te hebben. Hier over , en wegens het eerstgemelde punt, oordeelde hij het dienstig, zich met eenen Brief tot den Prins van Oranje te vervoegen, met klagten over de fchennis zijns naams, en verzoek van geregtvaardigd te worden. Maar hij ontdekte welhaast, dat die Vorst de hinderpaalen, door de Witt aan zijne verheffing gefield, niet kon of niet wilde vergeeten. Het antwoord is zeer ingewikkeld, en ontdekt ons het chatacter van een Prins, wiens gedrag één der hoofd, voorwerpen in het tegenwoordig Tijdperk der Gefchiedenisfe uitmaakt. Naa zijne veragting betuigd te hebben van het Pasquil, nevens den Brief gevoegd > (*) Re/ol. HelU 167a. bh 10. 34.  der NEDERLANDEN. 335 voegd, en hoe hij dit altoos gedaan hadt ten opzigte van de uitftrooizels en blauwboekjes, tot krenking van zijn eigen naam in den Lande , met eehé toomlooze ongebondenheid verfpreid , fchreef hij, „ dat hij niet twijfelen mogt, of de Witt hadt zo „ veel zorg voor het Leger gedraagen, als naar tijds- gelegenheid hadt kunnen gefchieden; doch dat dë s, menigte der dagelijkfche bezigheden hem verhin„ derd hadt, nauwkeurig naategaan , wat aan het „ Leger zou mogen ontbroken hebben, en aan wien het gehaperd hadt, dat dit gebrek niet naar be„ hooren mogt vervuld geweest zijn. Wat de perV 5, ningen betrof, ter geheime verftahdhouding ge„ fclrikt, beriep hij zich op de Gecommitteerde „ Raaden 5 en verklaarde, dat de regtvaardiging, 9, door de Witt van hem begeerd , beter zou kon„ nen gevonden worden uit de blijken van voorzor5, ge» bij hem aangewend (*)." Een Brief, in zulke ruimzinnige bewoordingen Opgefteld, en die terdond in 't licht werd gegeeven § ftrekte eer oni de vermoedens te doen aan- dan afneemen. Men duidde het den Raadpenfionaris zelfs ten kwaade, dat hij zich beroepen hadt op een gezag, zo lang door hem gewraakt. Men dagt, dat de ftandvastigheid eens Staatsdienaars, die 's Volks haat in de zaak van de Graaf hadt durven braveeren, begon te wankelen , daar hij de gevolgen zag der Volks -opfchuddingen, voorheen door hem aangemerkt Q*) Holl. Merc. lêji. bl. lis. C 4 tVlLLÈM 7E IÜ.  Willem »E lil. 33<5 GESCHIEDENIS gemerkt als de baaren eener beroerde Zee, die door de verandering der winden of bedaard, ofeldetóheen gewend worden. Het getuigenis van een Prins, aan wien de Volks ■ beweegenlsfen fcheenen te gehoorzamen, fcheen hem genoeg, om, zoniet betvoorU ge gezag te herkrijgen , althans zijne rust te verzekeren. Hij dagt, de Prins kon zich van deeze gelegenheid bedienen , om eene Partij, die, fchoon aan 't verminderen, nog veele aanhangers hadt, en weder op kon komen , aan zich te verbinden. Staatsmannen , die aan 't roer van Staat gezeten hebben, kunnen zich nauwlijks verbeelden, dat hun val zo ras mogelijk is; deeze , denken zij veelligt, dat, even als hunne verheffing, trapsgewijze zal toegaan. De Prins, van den anderen kant, brandde tc lierk van begeerte om zijn gezag te vermeerderen, om een flap te doen , die het waggelend gezag zijns grootlten Tegenltreevers kon Herken, of eenigen tijd doen duuren. Met den Raadpenfionaris, ten aanziene der geheime verdandhouding, tot deGecomraitteerde Raaden te verzenden, fcheen hij zich tc beklaa^en, dat hij nooit tot de verborgenheid deezer onkosten was toegelaaren geweest, Zonder liaan te blijven op het teder punt van de vermeerdering der Zcemagt, met agterftelling van de Landmagt, gaf hij listig de begaane misdagen te kennen, met te gewaagen van 't geen ten behoorlijken tijde zou hebben kunnen gedaan worden. Het zeggen , dat de Wjtt zijne regtvaardiging best zou vinden in de blijken van voorzorge, door htm aangewend , was eene  tim NEDERLANDEN* 337 eene vinnige fpotflreek met zijn onvermogen, om de rampen van den Staat te voorkomen. Dit gedrag des Printen, gevoegd bij zijne weigering, om* door tusfchenkomst van zijn geaag , de burgerlijke onlusten te öillen (*), verwekte zeer het misnoegen van veele Staatsleden, die tot zijne ver» heffing geftemd hadden. Zij begonaen te mompelen, dat hij niet min ftaatszugts bezat dan zijn Vader, dat hij het vuur des opftands eer aanblies dan uitdoofde ; cn , om den naam van Dwingeland te ontgaan, zich bediende van het Volk , als een blind werktuig , om de Regeering te veranderen , en de aodanigen, die hij vreesde of wantrouwde , ten val te brengen. De Prins van Oranje kende üe Witt te wel, om zijne braafheid te durven aantasten , en was al te zeer met haat tegen hem vervuld, om hem eenig middel te verfcjiaiFên tot het krijgen van dea ouden invloed: derhalven droeg hij zorg, om,door te veel te zeggen, den haatiijken naam eens Lasteraars niet te krijgen ; doch hij zei genoeg, om deezen haatlijk geworden Staatsdienaar aan alle de bit* terheid van 's Volks woede bloottettellen. De Witt kon nu niet langer twijfelen, of het was ait met zijn gezag. Eén zijner Vrienden hadt hem reeds getoond, hoe hij , al te verdagt en te zeer gehaat zijnde, den Vaderiande geen dienst meer zon kunnen doen , en het hoog tijd ware, zich ergens tegen 's Volks woede te bergen. Men wü, dat deeze (*) 2ie hier boven. C § Willem du 111* De Raad* penfiom* ris lc*t zijnjAmp* Jiecfer.  33S GESCHIEDENIS Willem de Hl. ze raad hem behaagde, en hij alleen na gelegenheid wagtte, om dit te kunnen doen met toeftemming der Staaten. Daar is 'er die fchrijven, dat de Prins hem toen in zyne Partij zogt overtehaalen. Eenige geeven voor, dat Willem hem deedt belooven, dat hij zijn gezag zou behouden, als hij zich naar zijne inzigten wilde fchikken ; doch dat DE Witt , onwrikbaar vast op zijne beginzelen, het niet van zicli kon verkrijgen, tegen zijn eigen inzien te handelen, zulks aflloeg, en dus het eenig middel, 't welk hem ftaande kon houden , van de hand wees. Anderen Willen, dat de punten van verzoening reeds waren Opgefteld; maar dat Lieden, die in 's Prinfen gunst ftonden, hem beletten dezelven te tekenen, uit vreeze van den voet te zullen geligt worden door een zo bekwaam Staatsdienaar (*). Wat 'er ook vau beide deeze vernaaien zijn moge, zij fchijnen weinig te ftrooken met de ftaatkunde van Willem den III. Zoit iemand, van dat chararJïer, een Man, dien hij voor zijnen grootften vijand hieldt 0 aangezogt hebben? Men zondert altoos de Hoofden eener Partij uit, wanneer men aan de minderen genade bewijst : en, als men deeze uitzondering niet kan maaken , ftaat men hun voorwaarden toe , welken men befloten heeft niet natekomen. De Raadpenfionaris, het onweer tegen hem en zijn Huis van alle kanten ziende (*) Basnage , II. p. 298. 307. WicojfeoRT, Liv. XXI. Van der Hoeven, Zeeven van de JVitt, II, D. bh 390, Samson, II. p. 385,  der NEDERLANDEN. 339 ziende zamentrekken , en gereed om lostebarsten, bedoor, een Ampt, 'c welk hij niet langer ten dienste van den Staat kon bekleeden , nederteleggen. Van zijne wonden herfteld , begroette hij, op den eerften van Oogstmaand, zijne Hoogheid, hem geluk wenfchende met zijne hooge Waardigheden; doch werd koel ontvangen. Drie dagen laater, vervoegde hij zich bij de Staaten van Holland met een breed Vertoog, in kragt hier op uitloopende:Dat „ hij, ruim negentien jaaren geleden, voorde eerfte ^, maal als Raadpenfionaris beëedigd geworden was, „ in welk lang tijdsverloop de Staat in zwaare Oor. „ logen en onheilen ingewikkeld wierd , allen geluk,, kig te boven gekomen. Dat hij met allen ijver, zedert veele jaaren, de misverftanden, uit welken de tegenwoordige Oorlog gereezèn was, hadtzoe„ ken weg te neemen. Hoe het Gode , egter, be„ haagd hadt, de waarschijnlijkheid eens aanftaan„ den Oorlogs j van tijd tot tijd, te vermeerderen. }, Hoe hij, de tijd daar zijnde, om zich in ftaat van „ tegenweer te ftellen , ter Vergaderinge van Hol„ land, als mede ter Algemeene Staatsvergaderin,> ge» geduurig geraaden hadt tot het verfterken der Grenzen* Hoe, onaangezien hunne Ed. Grootm. „ zo veele en zo fpoedige voorzorg gebruikt had. „ den , als in een Lichaam , uit 20 veele Leden „ zamengefteld, mogelijk ware, de Voorzienigheid „ befloten hadt , den Staat te dompelen in de tegen- woordige zwaarigheden , zo fchielijk en met zo „ weinig tegenftands, dat de Naakomelingfchap het „ nauvv- WltXEM de 111.  3-10 GESCHIEDE N I S WlI.XEfit BB UI. „ nauwlijfca zou kunnen gelooven. — Deeze fchie„ lijk opgekomene rampen hadden de Gemeenteniet „ flegts vervuld roet fchrik en ontfteitenis, maarook „ met argwaan op de Regenten, en in 't bijzonder „ op hem , fchoon geen Regent, maar alleen een „ Dienaar zijnde , naar gelang van het beleid der s, zaaken , welken aan zijne bediening vast was, of j, liever, bij veelen, door onkunde, gewaand werd ,, vast te zijn. Hij kon, overzulks, in goeden ge- moede, niet anders oordeelen, dan dat het blij9, ven in deeze zijne bediening der gemeene zaake ,, nadeelig zou weezen : zullende de Befluiten der ,, Staaten, opgeflield door zijne penne, voortaan de „ vereischte aangenaamheid bij het Gemeen, en fpoed in het uitvoeren niet kunnen hebben. Des„ wegen verzogt hij eerbiedlgüjk, dat het denStaa„ ten gelieven mogte, hem te ontdaan van zijd ,4 Ampt: terwijl hij hen op 't nederigst dankte voor de gunsten, hem, bij verfcheide gelegenheden, „ beweezen ; en vooral ook, om dat zij hem , in „ de jaaren MDCLUI. en MDCLVIII, toegedaan „ hadden, in gevalle hij, ten eenigen tijde , zijn Ampt nederleide, zitting te mogen neemen in den j, Hoogen Raad (*)." Naa die voordel vertrok de Raadpenfionaris. De Edelen, en de Steden Dordrecht, Delft, Rotterdam en Jiriele, waren de eeuigden, die wel wenschten, dat (•) Refol. Ml, 1672, bl. 69, Bett. Mereur, i6>3> W. I33>  der NEDERLANDEN. 341 dat de Witt in zijnen getrouwen dienst hadt kunnen volharden. De andere Leden fprakenmin fterk; doch men befloot, hem op de eerlijkftc wijze te ontllaan , en de verzogte zitting in den Hoogen Raad te vergunnen. Over de wijze van zijn ontllag raadpleegde men met zijne Hoogheid, die , naa drie dagen beraads , merkelijke verandering maakte in der Staaten ontwerp: en naar deeze verandering gefchiedde het ontflag. De Witt werd eenvoudig bedankt, en zitting in den Hoogen Raad verleend : eene plaats, welke hij nimmer bekleedde , en die de Staaten van Zeeland zwaarigheid vonden hem toeteftaan (♦). De gevangenneeming van zijnen Broeder, den Ruwaard , fpelde hem niets dan allen ramp. Zekere Willem Tichelaar, Chirurgijn te Piershil, hadt deezen bij den Hove van Holland befchuldigd. De Advokaat-Fifcaal Ruisch werd na Dordrecht gezonden , om den befchuidigden opteligten. Op den Vierentwintigften van Hooimaand vervoegde hij zich ten huize des Ruwaards : 't was Zondag , en de meesten der Wet bouderen te Kerk. Zonder zich bij édn hunner te vervoegen, of tijd te geeven, om bij. eentekomen, voerde hij zijnen prooi na den Hange. In de Kastelenij van den Hove van Holland gebragt, ondervraagden hem de Gemagtigden van denzelven Hove. Tichelaar kwam ter zelfde plaatze , doch hadt (*) Uit de Aant. van de Penf. Vivien en Hop vin den 4. s, en 6. M;y 1673. Mf. Nml.ZteU 19. Aug. 167a. Willem de III. CORNB< LIS DB Witt door Tt« CHEIAAR befchuldigd VI» een toeleg op'| Prinfen leeven.  34* GESCHIEDENIS Willem de III.' hadt de vrijheid van gaan en keeren : ook kreeg hij verlof na huis te trekken, zo hij voorgaf, om nader bewijs te haaien. Het leedt tot den zesden van Oogstmaand, eer hij wederkwam. De Witt werd in de Voorpoorte van den Hove in nauwer bewaaring gebrngt, en het fterk aanhouden dgr Regeeringe van Dordrecht deedt ook Tichelaar daar plaatzen. Die Stad beklaagde zich over de fchennis haarer Voorregten in het weghaalen eens Burgers , om hem elders te regt te ftellen : bovenal , dat dit gefchiedde, op het aanbrengen van eenen eerloozen Knaap, omtrent een Burger, die de Burgemeesterlijke Waardigheid, en, ten dienste des Lands, degewigtigfte posten bekleed hadt. Zeer vergrootte de algemeene verbaasdheid over dit. opligten des Ruwaards , wanneer de befchuldiging, tegen hem ingebragt, bekend weid. Tichelaar, verklaarde , den zevenden van Hooimaand diens jaars ten huize van den Ruwaard gekomen te zijn, om hem over zeker geding met den Heer en Schout van Piershil te fpreeken , doch uitgeftejd werd tot den volgenden dag : dat hij toen den Ruwaard, te bedde liggende, gezien engefprokenhadt, die hem beloofde, inliet geding behulpzaam te zijn, mits hij zich verbondt, om den Ruwaard ook zekeren dienst te doen : dat Tichelaar, zich hier toe bereid getoond hebbende, de Ruwaard hem, met veel omflags van reden , hadt voorgehouden , ,, dat de ,, Prins nu Stadhouder geworden was, en dat men „ niet rusten zou, eer men hem Souverein gemaakt „ hadt;  de& NEDERLANDEN. 343 hadt; dat zulks bederflijk voor het Land was, „ konnende de Prins ligtlijk met de Dogter van de ., eene of andere Mogenheid trouwen, en het Land „ aan eenen vreemden Heer brengen; dat het, ein„ delijk, 'er onder of over, buigen of barsten moest, „ en het in 't Land niet wel zou gaan , of de Prins „ moett van kant. Dat 'er wel dertig voornaame „ Leden waren , die 't hier op hadden toegelegd, „ doch dat Tichelaar het moest volvoeren door „ vergif, daal of fchietgeweer. Dat Tichelaar 'er ,, zich ook bij eede toe verbonden hadt , bewoogen „ door eene belofte van dertigduizend Guldens , en „ 't Baljuwfchap van Beljetiand. Dat de Ruwaard „ hem zes zilveren Ducatons op de hand hadt gegee„ ven. Dat hij, hierop ten huize uitgegaan, en, naa verloop van acht dagen, uit wroeging, zo ,, hij zeide, over de fnoodheid van het ftuk, waar „ toe hij zich verbonden hadt, na het Leger bij Ba„ degraave vertrokken was , en alles aan den Heer „ van Albrandswaard, Hofmeester van den Prins, „ en vervolgens aan den Heere van Zuilenstein ,3 ontdekt hadt: en , met den eerstgemelden Heer „ na den Haage gereisd, hadt hij 'er den Priqs be- rigt van gedaan, en deeze het Hof des kennis ge„ geeven (*)•" Van 's Ruwaards zijde werd erkend , dat Tichelaar , ten gemelden dage, omtrent een vierendeel uurs (*) Verhaal va» het gepaleerde tuifchin Tichelaab. en Mr. Coa.n. de Witt, gedrukt 1672. Willem de III. Verdeedigingdes Ruwaards.  331- GESCHIEDENIS ua 111. uurs met hem gefprooken hadt} doch liet herigt des gei'preks luidde geheel anders. Voor eerst hadt *s Tichelaar, gewaagd van de zwaarigheden d;s „ tegenwoordigen tijds , en daaröp den Ruwaard m aangeboden iets te willen openbaaren, mits het is onder hem bleeve. De Ruwaard hadt hier op ge„ antwoord» dat hij 'tzeggen mogt, zo 'tietgoeds „ ware, in welk geval hij hem ook wel behulpzaam „ wilclc zijn ; doch was het iet kwaads, dan mogt ,, hij wel zwijgen, indien hij 't niet openbaar ge. 3, maakt wilde hebben. Tichelaar, nog eene poos „ op belofte van geheimhouding aangedrongen, en „ fteeds het zelfde antwoord bekouun hebbende, s> was heengegaan mee deeze of dergelijke woorden: „ Dewijl Mijn Heer het dm niet gelieft ie weetin, „ zo zal ik het zwijgen. Ik wensch Mijn Hier goe„ den dag." 's Ruwaards Zoon en Knegt hadden aan de geopende kamerdeur, nauwlijks dén roede van het bedde ftaande, dit afgeluifterd , cn \m terRond, eer zij den Ruwaard , of iemand anders, gefproken hadden , in deezerroegs oververteld. —• De Ruwaard zelve, dttgtomle, dat dergelijk een gefprek in een zo netelig tijdsgewricht zijnen vijanden Hotte tut lastertaal mogt geeven, hadt den Secretaris Arend Mms van Holï des verflag gedaan , met verzoek, om het den Burgemeester van 't Geregt bekend te maaken, en teffens, dat 'er op dien Tieriglaar gelet mogt worden. Deeze Geheimfchrijvef verklaarde ook, uit 's Ruwaards mond verdaan te hebben, „ dat gskere Vent, bij hem gekomen zijn»  der NEDERLANDEN. 345 s, de, gezégd hadt, dat zijne Hoogheid mogelijk zou ,, trouwen met de Dochter van zekere Mogenheid, en dat men dit moest zoeken te beletten. Wsarop hij hem belast hadt te zwijgen , alzo hij daar van niet hooren wilde: ook dat de Ruwaard hem 5, niet kende; doch daar naa van zijne Htiisgenooten „ verftaan hadt , dat hij de Barbier van Piershil j, was." Alle deeze omftandigheden zaniengenomen , en Wel overwoogen zijnde, oordeelden de Vrienden des Ruwaards, dat de befchuldiging , tegen hem ingebragt, niet alleen allen grond, maar ook allen fchija van waarheid derfde. Hoe kon men gelooven , dat de Ruwaard aan eenen Onbekenden eene zaak van zo veel gewigts zou toevertrouwd , in een vierendeel uurs dien boozen toeleg ontdekt, en hem tot het medepleegen daar van overgehaald hebben ? Wié kon denken, dat hij onvoorzigtig genoeg zou zijn, om van een geheim gefprek met iemand, dien hij veronderfteld wordt tot zijnen wil bewoogen te hebben , kennis te geeven aan Burgemeesteren van Dordrecht ; en zelfs melden , dat dit onderhoud den Prins van Oranje betrof? Eene onvoorzigtigheid, die bij wederflag op zijn eigen hoofd moest t'huis komen, indien de aanflag op 's Prinfen leeven eens beftaan was , gelijk men onderftellen moet, dat hij verwagtte. Daarenboven ftondt de befchuldiger ter kwaader faame ; een en ander Vonnis, over misdaaden van aanbelang., was door het Geregt van VU. Deel z.St. ' D Piers* Willem de 111.  346 GESCHIEDENIS Willem de 01. De, Ruwaard van een (legt gedrag op 's Lands Vioot befCbuldigd,en door de Ruiter, des gezuiverd. Piershil en de Vierfchaar van Putten over hem geftreeken (?> Noch de redenen van den Ruwaard ter zijner verdfëdiginge, noch de ongenoegzaamheid van het éé« nig getuigenis eens eerloozen, kon het Hof beweegen, om den Gevangenen te ontflaan. Zijne Vijanden , ziende dat men den val deezes Mans zogt, wilden dien verhaasten; door nadeeh'ge gerugten, wegens zijn gedrag op 's Lands Vioot, te verfpreiden. Men vertelde , 't was geene onpasfelijkheid, die hem van de Vloot hadt doen t'huis komen, maar hij was met de Ruiter in gefchil geweest, die hem eene wonde in den arm hadt toegebragt: hij hadt tegen 's Lands Vijanden, en bovenal tegen de Franfchen , niet willen flrijden , en 't hervatten van den Itrïjd, naa den (lag voor Soulshaai, belet. Gemaklijk kon deeze zaak nagevorscht worden. De Raadpenfionaris fchreef aan de Ruiter. Deeze vaardigde terftond eenen Brief af ~aan de Staaten van Holland, zijne hoogfte verwondering betuigende over 't geen hem uit het Vaderland was te vooren gekomen : als mede , dat alle die gerugten volftrekt vercierd waren : met aanroeping van Gods naam verklaarende, met den Ruwaard van Putten, als Afgevaardigden en Gevolmagtigden op 's Lands Vloot, in (°) Colifid. en Vert. van de Huisvrouwe en Vrienden 'van C. ds WITT, gedrukt 1679. Aant, van den Penfivn. BoPi van denap, July iéfs. Mf.  der. NE DËRLANDEN. 347 ïn alle broederlijke éénigheld en openhartige vriendfchap geleefd te hebben: dat 'er nooit tusfchen hen een verfchil gereezen was, veel min een zo hoogloopend, dat zij van woorden tot daadhjkheden gekomen waren. Hij gaf desgelijks getuigenis van 's Ruwaards ijver, om de Vijanden , Franfchen en Engelfehen, zonder ondeiTcheid , te bevegten , gelijk hij zulks met de daad betoond hadt: ook was het hervatten van den ftrijd niet belet door 's Ruwaards toedoen, die daar toe befloten hadt, maar door den wind (*). Het getuigenis van een Man , als .de Ruiter , hadt meer dan voldoende moeten zijn, om den Ruwaard van deeze laatlte betigtingen te ontheffen ; maar de Ruiter ftondt bekend voor een Vriend van de Witten. Men hoorde den Ruwaard ééns tegen zijnen Befchuldiger. Deëze Stioode , te vergeefsch getragt 1 hebbende te Piershil een getuigenis te krijgen van \ zijn eerlijk gedrag , vreesde, dat zijn bloot zeggen ' in Regten voor geen genoegzaam bewijs zou doorgaan : hierop boodt hij aan, tegen den Ruwaard, zich te laaten pijnigen (f). Zulks , te zeer fmaakende na de oude wijze van Regtspleegtng , door tweegevegten, vuur- en waterproeve, werd verworpen. Buiten twijfel was die voorflag den Befchuldiger ingeboezemd door 's Ruwaards Vijanden , die . door (*) Branbt, Leeven van de Fluiter, bl.716. (f) Vert. der Huisvrouwe en Vrienden van be Witt, bl 15. D a Willem; de III, De zaak egen dan Ruwaard 'oortge;et.  348 GESCHIEDENIS Willem de HL door pijniging eene bekentenis uit den mond des Befchuldigden wilden baaien, welke hem in 'toog des Volks en der Naakomelingfchappe ichandvlekte. De Huisvrouw, de Bloedverwanten en de Vrienden des Ruwaards leverden een allerdringendst Vertoog in, om zijn ontflag te bewerken. Zij wraakten de aanklagte eens eerloozen, zonder bewijs en zonder getuigenis, tegen een Burger van aanzien, die den Lande groote diensten gedaan hadt. Zijbeweerden, dat'er, gelijk naar Regten behoorde, geen blijk altoos was van e'en Corpus delltli, gelijk de Regtsgeleerden fpreeken, dat is , in het tegenwoordig-geval, dat men nog geen bewijs hadt van eenige zamenzweering tegen het leeven van den Prins; veel min, dat de Ruwaard daar aan fchuldig ftondt. Zij beriepen zich op 't getuigenis desKnegts, die'tgefprekgehoord, en hierop, dat de Gevangene den Eefcbukiiger terftond bij de Regeering bekend gemaakt hadt; met bijvoeging , dat Tichelaar bijzondere redenen van wrok hadt tegen den Ruwaard , die , eenige jaaren geleden, hem in eene geldboete verwees (*). Maar alle deeze en meer redenen van verdeediging waren vrugtloos, en het ontdekte zich hoe langs hoe klaarder, dat het Hof geheime redenen meende te hebben, om met den Ruwaard ten ftrengiten te handelen. Deeze agtenswaardige, doch ongelukkige , Burger , in één verhoor zijnen Aanklaager van twee valschheden overtuigd hebbende, verzogt, herhaalde keeren , maar vrugt- (*) Vertoog en Ampliatie, bl. 16.  der NEDERLANDEN. 5^ vrugtloos, weder tegen hem gehoord te mogen worden, 't Bleek voor der onpartijdigen oog , dat de Schelm, door de Vijanden des Ruwaards-opgezet, gekomen was, om hem den moord des Prinfen voorteftelien, met oogmerk om hem te verraaden; en dat hij, dit ontwerp mislukkende, fchielijk henen ging, om langs eenen anderen weg den val des belaagden te bewerken. Zijne Vijanden. vreezende , dat hij zich aan het fchriklijk lot, voor hem bereid , zou onttrekken, namen de toevlugt tot de laagfte kunstgreepen , om zijne ontkoming te beletten. Üen Heer van aanzien, wiens naam nog verdonkerd blijft , gaf den Klapperman last, in den Haags het gerugt te verfpreiden, dat de Ruwaard wilde uitbreeken. Op deeze maare liep het Volk, 't welk de onfchuld eens gehaaten Burgers niet kon gelooven , te hoop , en na de Gevangenpoort : het dreigde , de huizen der genen, die 'er omftreeks woonden, tot den grond te zullen omkeeren , als zij de ontkoming des Gevangenen begunstigden: en de oploop was niet te Rillen , dan met de verfchijning des Ruwaards voor het venlter. Vervolgens bezette de Burgerwagt de gevangenis. Het verblindde Volk na den Prins gezonden hebbende, om eene VVagt te verzoeken , opdat Cornelis de Witt het niet zou ontfnappen, iloeg hij het af, met te zeggen , dat de Witt in handen van V Geregt was, 't welk wel zorg zou draagen , dat hij niet ontvlugtte. Het voldoen van zulk een verzoek zou hem blootgefteld hebben aan 't verwijt , dat hij D 3 's Volk* WlI-LEUf DE III. Te Dor. drecht.  35o GESCHIEDENIS Willem m UU De Ru- Waard gepijnigd. 's Volks woede onderlteund hadt , en dit moest als uit zichzelven werken (*). Doch , eer de Gevangene daar aan werd opgeofferd, moest hij, op last van de onbillijkfte Regters, tot de partij der onderdrukkinge overgehaald , de fmert der folterendfte pijnigingen ondergaan. Zeker Heer, den Aanbrenger terzijde geroepen hebbende , beet hem in 't oor: Onnoozele Bloed ! waarom hebt gij geen moeds genoeg gehad, om alle de bijzonderheden uwer befchuldiginge ftaande te houden .? Men zou den Ruwaard den kop voor de voeten gelegd hebben, en nu zal hij 'er met een bannisfement afkomen, of de pijniging moet hem fchuldbekentenis aföersjbt. Om dit doemwaardig oogmerk te bereiken, hadden de Regters de laagheid en barbaarschheid, om tot de pijniging te befluiten. Dit middel, veel gefchikter, om de hardvogtigheid des Lijders te beproeven, dan om van fchuld of onfchuld overtuigd te worden, werd hier te werk gefteld tegen gebruik, 't welk hetzelve alleen gedoogt in gevallen, dat 'er blijkbaare bewijzen zijn van een gepleegd misdrijf.—. Op den achttienden van Oogstmaand berigtte de Cipier, 's avonds, den Gevangenen, dat hij last hadt, hem geen eeten te geeven. De Ruwaard, na de reden vraagende, kreeg geen antwoord; en vroeg daarop , bedaard: Hoe nu , zullen zij mij morgen pijnigen ? 's Anderendaags bragt men hem na de Pijn- ka- t (») Gedenkwaardige ftukkeu wegens^ den moord van W:tten4  der. NEDERLANDEN. 351 kamer. Schoon 'er nog niemand der Heeren tegenwoordig was , voer de Scherpregter voort met het hem bevolen werk. Vergiffenis verzogt hebhende voor 't geen hij hem zou aandoen , ontblootte hij den Gevangenen zo verre, dat hij alleen een onderbroekje aanhieldt, en zette hem voorts de fcheenfchroeven. Op het zeggen van de Witt , gij doet mij al pijn aan, eer de Heeren hier zijn, antwoordde hij, dat het hem belast was ," en zette de pijniging voort met zo veel nadruks, dat de Ruwaard, onverduldig wordende, uitriep : Gij Schelm! is mij dat pijn aandoen , ik zou u wel een klink om de ooren geeven. „ Klaagt gij reeds," hernam de BeuU „- 't zal 'er nog wel bet op aankomen: ik zou u raa„ den maar te bekennen, want gij zult de pijn niet kunnen wederftaan." Hoe, antwoordde de Witt, kan men bekennen 't geen men niet gedaan heeft ? Toen werd hem aan ieder teen vijftig pond gewigts met een dun touw, vol knoopen, vastgemaakt , en hij, bij de armen, agterover, omhoog gehaald , tot dat de katrollen aan elkander ftietren, waarop men hem heen en weder flingerde. Te midden in deeze geweldige en eishjke pijniging, traden de Raadshee.ren binnen, en voerden den ek-ndigen te gemoete : „ Beken uwe misdaad!" Doch hij, geens misdaads, die zij hem wilden afpersfen, bewust, zeide: Rukt en fcheurt mij aan f ukken, gij zult 'er nooit uithaalen, 't geen 'er niet in is. Zij drongen aan, dat hij zou bekennen. Een verontwaardigend oog floeg de Lijder op de Heeren,- de Deugd gaf hem kragt, en Pt M Willem de III.  552 GESCHIEDENIS Willem de Hl. hij daagde zijne Regters voor Gods Vierfchaar , met betuiging 3 dat zij zeiven wel wisten, dat hijonfchuldig was. Niets kon hen in 't booze opzet (luiten. De pijniging werdt fterfcer aangezet, hij op de pijnbank uitgerekt, zijn lichaam, op drie plaatzen, met dunne touwen, vol knoopen, gebonden , en zijn hoofd tusfchen vier pennen gelegd ; maar hij bleef zo (tandvastig ais onfchuldig, en behieldt alle wakkerheid en tegenwoordigheid van geest, ja fcheen zelfs het geweld zjner Pijnigeren te trotfeeren met het ophaalen van 't begin eens Lierzangs vanHoRAtius, vol uitdrukkingen, op zijnen toelland pasfende: „ Justum & tenacem propofui virum ,, Non civium ardor prava jubentium „ Non vultus inltantis Tyranni „ Mente quatit folida (*)," st Welk deezen zin heeft: Geen Dwinglands wenk, geen muitziek Volk, Geen Beul, geen foltering, noch dolk, Die op de blanke Deugd hun hart en moordpunt wetten, Zijn mag tig, om 't gemoed eens Braaven omtezet' ten. Ruim drie uuren duurde dit pijnigen : en, fchoon de (*) Horat, Carm, Lib. III. Od. 3.  der NEDERLANDEN. 353 de Beul, die, in 't eerst, bekende , den Ruwaard zwaar gepijnigd te hebben , naderhand, op last van zeker Heer, li&t verluiden, dat de pijniging niets om 't lijf gehad hadt , en hij dezelve wel om een glas wijns wilde uitfiaan, heeft hij, weinig maanden laater, op zijn doodbedde , een Brief aan 's Ruwaards Weduwe gefchrecven, waar in hij vergiffenis verzogt wegens het geen hij haaren Man hadt aangedaan: teffensverklaarende, geene pijniging aan hem gefpaard te hebben (*). De Heeren van het Hof, geene bekentenis uit den mond des Gevangenen kunnende haaien , wilden, nogthans, hun voorneemen, om hem te veroordeelen, volvoeren; dan vonden zich zeer verlegen, welk eene misdaad men in zijne Sententie zou ftellen. Over dit onderwerp raadpleegende, bragt de Griffier Admaan Pots in 't midden, dat'er voorbeelden van veroordeeling waren, zonder bekentenis derfiefchuldigden , of het uitdrukken va» de misdaad in de Sententie. Buiten twijfel oogde hij op de Sententien van Uitenbogaard en Tresel , in 'tjaar MDCXIX. uitgefproken. Schoon deezen niet van het Hof, maai door gedelegeerde Regters geweezen waren , behaagde dit voorbeeld , en men maakte, den volgenden dag, eene Sententie op, van woord tot woord lui' dende: 'T Hof van Holland , gefien ende geëxami,, neerd hebbende de ftukken ende munimenten , bij den (*) Wagenaar, Faderl.Hift. XIX. bl. 153. »5 Willem de III. Sententie over Cornelis ds Wrrr.  3s4 GESCHIEDENIS Willem de HL, \ Die ,, den Procureur-Generaal van den felven Hove, „ tot laste van Mr. Cornelis de Witt , Oud„ Burgermeester der Stad Dordrecht, enRuard van „ den Lande van Putten , jegensvvoordigh Gevan„ gen op de Voorpoorte van denzelven Hove, mits„ gaders fyne examinatie ende confrontatien , als „ mede 't gene van wegen den voorfebreven Ge„ vangen is overgelevert : en voorts overwoogen „ hebbende 't geen ter materie dienende is , ende „ eenigfins heeft mogen moveren : verklaart denfel„ ven Gevangen vervallen van alle fyne Digniteyten M en Ampten, byliem tot noch toe bediend: bandt „ hem voorts uyt den Lande van Holland ende West- friesland, zonder dair oyt wederom in te komen, „ op poene van fwaerder ftraffe,_te ruymen defelve „ Landen met den eerften : ende condemneert hem „ in de kosten en mifen van Juftitie , tot tauxatie „ en moderatie van den Hove. Actum by de Hee„ ren Adriaan Pauw, Heere van Bennebroeck, 3, Prafident; Aelbrscht Nierop, WillemGoes, „ Heere van Boeckborflenhurg , Frederick van „ Lier, Heere van Soetermeer , Cornelis Baen „ en Mattheus Gool , Raadsluyden van Holland „ en Westfriesland : ende gepronuncieert op de „ Voorpoorte van denfelven Hove op den twintig* Ren Augudi zeflien honderd twee en zeventig. „ In kennisfe van my „ Adr. Pots."  der. NEDERLANDEN. 355 Dit Vonnis wa3 al te zagt voor eenen fchuldigen aan de misdaad, met welke men hem betigtte , en alleronregtvaardigst voor eenen onfchuldigen : ook waren alle de voorgaande mishandelingen fchandvlekken voor altoos op de Regters , die den bijfïand der Wetten verleenden aan het volvoeren der oogmerken van bitterheid en wraakzugt. Jn de daad , de omwenteling was al te wel gevestigd , om te vreezen, dat 'er eenig nadeel aan zou toegebragt worden door Burgers , die , hoe aanzienlijk voorheen, thans alle gezag en invloed verboren hadden. Misleiden wilde men ,door een fchrikbaarend voorbeeld, allen, die het in 't vervolg zouden bellaan , om een. Buis, het geen men toen op onwankelbaars gronden zogt te vestigen , te wederlrreeven, affehrikken. De wijze, op welke men de twee Broeders in 't zelfde onheil wist intewikkelen , fchijnt aanteduiden, dat zij, die d\t deerlijk treurtooneel aanrigtten , een fterker aandrift en een bepaalder plan hadden , dan de eerfte vervoering van verblindenden haat. Even onvoeglijk als het Vonnis zelve was , even ongeregeld ging men voort met het uitfpreeken. Bij herhaaling verzogt de Witt, dat het ter gewoonlijke plaatze, deRolle van het Hof, ^zou gefchieden. Men bragt bij, van het gewoon gebruik aftewijken, om hem te bewaaren voor de mishandeling des Volks: en, ondanks zijne verklaaring , dat hij deeze niet vreesde , en ter Rolle begeerde gebragt te worden, voer men voort met hem de Sententie in de Gevangenis voorteleezen. Men heeft dezelve naderhand ver- Willem be LU.  35 6 GESCHIEDENIS Willem de III. Tiche-' Laar aangezet,om het Volk tegen da Broeders aamehic zen. vergeleeken bij die van Pilatus : Ik vind geen fchuld in deezen Menfche. Ik zal hem dan kastijden , en loslaaten. Men zou 'er hebben kunnen bijvoegen, dat het voorbeeld deezes Landvoogds ook daar in gevolgd wierd, dat men een itraffchuldigen Barrabas in vrijheid (telde. Tichelaar ontfloeg men, zonder eenig merk van fchande op hem te doen kleeren , als een Aanklaager, die te kort Ichoot in zijne befchuldiging te kunnen goedmaaken. Eén der Regteren , Mr. Aelbrecht Nierop, droeg zorg, om hem te verwittigen , ., dat, daar men 't niet verder hadt kunnen brengen, dan dat de Ruwaard gebannen zou wor„ den, hij nu buiten gaan moest, en het Volk op„ hitzen, om zulk een Schelm, die den Prins hadt „ willen vermoorden , van kant te helpen." Met bijvoeging, „ dat men hem immers niet losgelaaten „ zou hebben, zo hij den Ruwaardvalschlijk aange„ klaagd hadt; doch dat 'er meer aan 't fchehnftuk „ vast waren, die men hadt willen verfchoonen." Wel ras liep het gerugt van 't Vonnis door den Haag. Het Volk befchuldigde de Regters van te veel zagtheids omtrent den Gevangenen : en men verfpreidde, dat het één der regelen was van den Loevejleinfchen Aanhang, om de misdaaden niet dan met Ballingfchap te ftraffen. Oproerkraaijende Briefjes waren 'er geftrooid en aangeplakt: zij noodigden liet Volk na de Gevangenpoort , om den Verraader iran 't Land, 's Prinfen Vijand, loon naar werk te doen mtvangen: één, aan de Kerkdeur geplakt, luidde: Lu-  ser NEDERLANDEN. 35? Lucifer roept uit de Hel, Wanneer de Witt daar komen zei? He Burgers riepen uit den Haag, Wagt hem t''avond in uw maag. Alle deeze Briefjes fioegen alleen op den Ruwaard. Dan zij, die den ondergang der beide Broederen bedoelden, pleegden een fnooden trek, om dengeweezenen Raadpenfionaris mede in 't net te krijgen. De Cipier, door deeze fnooden overgehaald,zondt zijne Dienstmaagd , om hem te laaten weeten, dat zijn Broeder vrijgefproken was, en hem, zo ras mogelijk, wenscbte te zien. Joan de Witt bevondt zich ten huize van zijnen Zwager, den Heer van Zwijndrecht: hij wilde niet toeven tot zijne Koets gereed was, maar belastte, die te zenden ,om zijn Broeder met meer voeglijkheids aftehaalen , dia ook, naa het doordaan van zo hard eene pijniging, niet wel in Gaat was, om te voet te gaan. Volgens eenige berigten, vertrok hij terftond, vergezeld van twee Klerken en dén Knegt. Doch andere melden, dat men zeer veel moeite aanwendde , om hem t« wederhouden, dat hij op een dag, zo hachlijk, zich niet bloot zou geeven aan 's Volks woede, welke hij onlangs zo deerlijk ondervonden hadt, en bij lange na daar door niet bekoeld was. Zijne Dogter, welke hij teder beminde, zou zich voor zijne voeten ne> dergeworpen, en te vergeefsch gefmeekt hebben, on hem het uitgaan te beletten. Eén van zijne Vrien den, toen Lid van de Generaliteits Rekenkamer Worc Willem de III. Joan de Witt na de Gevangenpoortgelokt. 1 » t  S5S GESCHIEDENIS WlT.LEM DE UI. wordt gezegd, dat hem voor oogen hieldt: „ Ik kan „ niet begrijpen, dat de Ruwaard u door eene Dienst„ maagd zou laaten ontbieden. Wilde hij u fpree„ ken, dan zou hij u dit wel door iemand anders „ laaten weeten. Dat ftaat mij niet aan. Wilt gij „ wel doen, onderzoek eerst, of het waar zij: daar is ,, nog tijds genoeg , om 'er na toe te gaan." Dit was de taal der Voorzigtigbeid, maar de Broederliefde hadt bij de Witt de overhand. Hij vertrok, doof vcor alle raadgeevingen , en liep het deerlijkst lot in deii mond : het wapenfchild zijner onfchuld, waar op hij vertrouwde , kon hem niet beveiligen. Zijn grijze Vader vondt zich bijkans in 't zelfde onheil ingewikkeld. Terwijl de boodfchap aan den geweezenen Raadpenfionaris gedaan Werd, zat hij in den Tintin, agter het Huis, te leezen ; en , verneemende , dat deeze vertrokken was, nam Hij 't eenigzins kwaalijk; verklaarende, zijn Zoon gaarne na den Gevangenen te hebben willen vergezellen. Doch het leedt niet lang, of deeze Grijsaard vernam het fchriklijkst, 'tgeen een Vader kan verneemen van Zoonen, die zijnen Huize ten cieraade geftrekt hadden, en op wélken hij mogt roemen. Joan de Witt , aan de Gevangenpoort gekomen, vroeg aan de twee Burgers , die hij daar vondt , of zij niets gehoord hadden? begeerende, buiten twijfel, uit hen te verneemen wegens het Vonnis van den Ruwaard. Dan hij kreeg alleen een norsch neen totbefcheid, en zij lieten hem ongemoeid ter Voorpoorte ingaan. Nauwlijks tradt hij bij zijn Broeder in de ge-  der NEDERLANDEN. 359 gevangenis, of deeze riep, verwonderd, uit : Ach! mijn Broeder, wat komt gij hier doen ? Hoe ! hervatte de geweezene Raadpenfionaris, hebt gij mij niet ontbooden. ? Als deeze dit ontkende, begonnen zij te vermoeden, dat 'er iets kwaads tegen hen werd gebrouwen (*). Nauwlijks was Joan de Witt bij zijnen Broeder, en dus ter bedoelde plaatze, of Tichelaar ging na buiten, en werd door iemand, men weet niet wie, aangezet, om overal in den Haag bekend te maaken, dat de Broeders beiden in de gevangenis waren. Hij kweet zich onvermoeid van den opgelegden last , de vinnigfte befchuldigingen tegen de Witten uitbraakende, hier in onderfteund door een welbekenden Ligtmis, ia de wandeling Jonker van der Moezel genoemd. Daarop begaf Tichelaar zich na de Kastelenije , met luide ftemme , uit een open raam , den Reeds aangroeijenden hoop Volks toeroepende ,„ dat „ de Ruwaard flegts om de leus gepijnigd was; dat „ men hem het hoofd voor de voeten hadt behooren ,, taleggen, doch dat men hem alleen van zijne Amp„ ten beroofd en gebannen hadt, om dat de Regters „ zo wel fchuldig waren als hij." Voorts, liet hoofd ten venfter uitfteekende, om te beter gehoord te kunnen worden, fchreeuwde hij het Graauw toe, , dat s, die Hond welhaast met zijn Broeder zou afkomen; u doch (*) Basnage, II. p. 306. Wagenaar, Vadert. Hi% XIX. D. bl. 157. 't leeven van de Broeden de Witt Ui bl. 438. Willem de lil. Tichelaar.ftookt hefc Volk op.  36o GESCHIEDENIS Willem de 111. JoAN de WllT naa te O: tkosneu. 5, dnch dat het nu de tijd nog was, om het te belet3, ten: dat men zich eerst aan deeze twee Schelmen „ wreeken, en daar naa de anderen, meer dan dertig „ in getal, ftraffen moest!" Deeze oproerige taal, zo zeef trrookende met de gaande gewordene driften des Volks, werd beantwoord door de Burgers met lier geroep, Wapen! Wapen ! en door de heffe des Volks, Moord 1 Moord! Verraad! Verraad'. Onder dit verward gefchreeuw ftreefde de menigte na de Gevangenpoort als om ftrijd , wie de eerfie zou weezen , om de handen aan de twee Broederen te (laan. De Klerk van den geweezenen Raadpenfionaris, gezonden om een Affchrift der Sententie van den Griffier te haaien, kwam niet terug, ende menigte Volks voor de Poort nam hand over hand toe : dit maakte hem ongerust, en deedt hem befluiten , om, ware 't mogelijk, alleen uittekomen* Hij kwam bij de Poort; doch één der Burgeren beet hem toe: Hier mag niemand uit! Op zijne vraag , waarom niet, Mannen ? gij weet immers wie ik ben, riepen anderen , wij hebben 'er geen last toe ! Wat last, hernam de Witt, moest gij hebben? Vaneenen Officier, was het zeggen. Hieröp ontfiondt een gefchreeuw: Schiet! Schiet! Met behulp van één ztjner Klerken kwam hij weder binnen, en men kreeg de deur toe. Eene andere deur, om agter uittekomen, was 'er niet. Hij vervoegde zich weder bij zijn Piroeder, vol ongerustheid, bij herhaaling zeggende : Ik zvenschte, dat ik hier van daan was! Hóe kom ik hier nog van daan ! De  der NEDERLANDEN. 361 De Staaten van Holland, toen vergaderd, om een Opvolger van den Raadpeuiionaris te kiezen, ontdekten deeze beweegenisfcn niet zonder des te grooter verlegenheid. Zij vreesden , wat hier van voor zichzelven mogt worden. Op hunne befchndung kwam de Haagfche Schutterij in de wapenen , en drié Compagnien Ruiters zaten op. 'Er was eengerugt uitgellrooid, dat de hoofden des oproers de Boeren en Visfthers der omgélegene Dorpen in den Haage ontbooden hadden; om tien te beletten, werden de Valbruggen opgehaald , en de Schuiten aan den binnenkant der Gragt gebragt. Ten zelfden tijde werd een Brief afgevaardigd aan zijne Hoogheid 9 met verzoek, om ten fpoedigften met eenig Paarden.» en Voetvolk in den Haag te komen. Hij kwam noch. zondt iemand; maar de Graaf van Tilly vatte met zijne Compagnie post digt bij het Gevangenhuis en de daar gefchaarde Burgers, veelal meer genegen om de woede des gepeupels oprtftuokcn dan te bedwingen. Eenige Vaandels Honden niet alleen onder het bevel van yerdagte Officieren, maar van de zodanigen, die bekend waren voor gefiagene vijanden der Broederen , onder anderen Zacharias de Zwart en de Zilverfmit Hendrik Verhoef, welke laatüe, dien morgen, twee kogels op zijn fnaphaan hadtlaaten loopen, God biddende, dat hij tot het van kant helpen der Broederen mogt medewerken, of zelve omkomen. Joan van Rankh;m, toen Schepen, en naderhand Baljuw van 's Haage, hadt eenige Capi» teins bij eede doen belooven, de Witten niet in VIL Deel. 2. St. E feej Willem de III. Voorzorgen ,r!ooC de Si aiten van Huilani georaagea.  S62 GESCHIEDENIS Willem de III. keven te zullen laaten. Eén deezer Birgervaandels eene Compagnie Ruiters ontmoetende , toetste Verhoef de Bende met te roepen, de Prins boven! de Witten ouder! wie anders meent, die fa de Donder! Waarop zij antwoordde, het ook zo te meenen. Dan, fchoon deeze Compagnie het dus met de oproerigen fcheen te houden, hadt de Graaf van Tilly, die 'er het bevel over voerde, zich niet door de algemeen heerfchende doldriftigheid laaten bevangen. Hij beval den zijnen, die Reeds over de plaats met de Burgers ih gefchil waren, de musketten altoos gereed tè houden, zonder egter vuur te geeven , of de Burgers moesten eerst losbranden, die ook in eene dreigende gedalte ftonden, en elkander aanhitsten, om den Graaf onder den voet te fchieten. Maar deeze zijne bedaarde rustigheid houdende te midden van het gevaar, vroeg den Burger-officieren : Of zij den Haag tot een bloedbad wilden maaken ? dat zij dan maar eerst hadden te fchieten. Zulk eene koenheid joeg hen vervaardheid aan. Zij vreesden voor de wraakneeming eeus getergden Krijgsmans. De Burgemeester eri Colonel Joan Maas, en verfcheide Heeren der Wethouderfchap, onderhielden den vooruitloopenden Verhoef in 't bijzonder, op eene ernstige wijze hem vermaanende, om zijn opzet te laaten vaaren: dan hij beantwoordde zulks met bruskheid, hen voor Verraaders fcheldende, en met het zelfde lot als dat van de Witten dreigende: hij ging, eer Verfterkt ih zijn boosaartig voorneemen , dan 'er van ütfgebragt, na de Gevangenpoort te rug. Om-  der NEDERLANDEN. 363 Omtrent den middag liep 'er een gerugt , dat de beide Broeders ontkomen waren. Om hetzelve te Ruiten 5 liet men tien of twaalf Burgers boven en in 't Vertrek komen , waar zij de Broeders vonden. Dit voldeedt het Graauw niet: twintig of dertig uit hetzelve moest men toeftaan, dat het met eigen 00gen zich overtuigde van de waarheid , door de Burgers vermeld. De naaste Huizen bleevert niet onbezogt, om te verneemen of'er door dezelven ook kans ter ontvlugtinge ware. En , opdat zij , ergens uitkomende, geene lijfberging zouden vinden, plaatste zich een Metzelaar roet zijn roer op het dakderPoor* te, met oogmerk, om, als zij het 'er buiten waagden , te fchieten. Terwijl de Broeders aan tafel zaten, vertelde de Dienstmaagd des Cipiers, dat de Burgers zeer oploopend-wierden. Op de vraag des Ruwaards, wat willen zij hebben? hernam zij, zij'willen udoodjlaanl Met alle rustigheid van geest fprak hij hier op : Is 't om mij te doen , laaten ze komen, hier ben ik! De Fifcaal Ruisch tradt, met eenige Officiers der Burgerije ën vijf of zes Burgers, binnen , te kennen geevende, dat zij dienden, om den Ruwaard te befchermen en te bewaaren. De geweezene Raadpenfionaris, dit voor eene leuze neemende, dat hij mogt vertrekken, meende heen te gaan ; doch de Burgers wederhielden hém , zeggende: Holla, Mijn Heer, gij moet hier ook blijven ! De Fifcaal verzogt hem, nog wat te willen toegeeven , om 's Volks wille. Eenigen der Officieren aaten, op 't verzoek der BroeE 2 4er Willem de III.  364 GESCHIEDENIS DE III. Vond, bedagc, om TiLLY met de Rurers te doen aftrekken. deren, mede , en werden, 'zo zommigen fchrijven, in een minzaam gefprek genoegzaam van's Ruwaards onfchuld overtuigd. Doch dit baatte niets : het oproer voor de deur nam hand over hand toe. De Burgers , misnoegd , dat zij door de Ruiterij in hun bloeddorstig voorneemen belet wierden, vielen aan 't dreigen en dringen, rdles aanwendende , om dezelve tc doen aftrekken. Maar Txlly hieldt ftand , de gevolgen van zijn vertrek maar al te duidelijk voorziende : en men moest zich van laage ftreeken bedienen , om hem van die plaats te verwijderen. Twee Sergianten , Duurkant en van Spanje , (de namen van allen , die deel genomen hebben in dit fchendig ftuk, verdienen met affchrik aan de Nakomelingfchap te worden overgeleverd,) vervoegden zich bij de Heeren van Asperen en Adriaan Boscuveld, de twee éénigen der Gecommitteerde Raaden toen in Ata Haage; de anderen waren , twijfelagtig uit welke oorzaak, op een tijd , wanneer hunne tegenwoordigheid zo noodig was, afweezig; met verzoek, datdeezeHeeren last zouden geeven tot het doen aftrekken der Ruiterije. Hier in niet ilaagende , fielden twee Burgerkapiteinen , van Leeuwen en van Reenen, dien eisch andermaal voor. Op de vraag, of zij dan de Heeren op de Poort tegen allen overlast zouden befchermen't gaven zij ja ten antwoord; doch ftookten, te rug gekeerd , hunne Vaandels nog fterker op. — Ten zelfden tijde vernieuwde en verzwaarde men 't gerugt van den aantocht der Boeren : 'er bij-  der NEDERLANDEN. 3^5 bijvoegende, dat zij kwamen om den Haag te plunderen. De Heeren Gecommitteerden , door deeze gerugten aan 't wankelen gebragt, konden de langs hoe meer dringende aanzoeken niet wederftaan. De Burgemeester Joan Maas, fchoon den Broederen genegen, en Jacob van der Hoeve, Penüonaris van den Haag , gingen die Heeren fpreeken, om hun de noodzaaklijkheid te toonen, dat de toegangen door de Ruiterij bezet wierden, om denroofzugdgenhoop te Ruiten. Deeze redenen hadden te min gronds, cm dat, indien de Boeren met de daad in aantocht geweest waren tot het volvoeren van een zo flinks, oogmerk, de Buvgercompagnien , toen in de wapenen , en door vrees voor eigen gevaar gedreeven , te over in ftaat geweest zouden zijn tot het verftrooijen, van een handvol opgeraapt en ongeregeld Volk. De twee Heeren Gecommitteerde Raaden lieten zich overhaalen, it zij zij voor het Grauw vreesden, of, het heimlijk oogmerk deezer zamenzwcering doorgrondende, voor 's Volks wraak dugtten, als zij zich tegen het oproer aankantten. —— Zij lieten , der-, halven, den Graave van Tilly mondeling aanzeggen, dat hij de naderende Boeren met de Ruiterij zou tegentrekken ; doch hij weigerde zijn post te verhaten zonder fchriftlijk bevel: dit kon hem tegen allen ongeval dekken , en telïens dienen , om den Heeren meer tijds tot beraad te geeven. Het werd hem ter hand gefield, getekend door van Asperen en Boschveld. Deezen Lastbrief bewaarde Tilly , en toonde ze, vervolgens meermaalen, mst deeze uit-, E 3 drukr Willest 3e III.  GESCHIEDENIS WllLEM PB. UI. De Bur. gers val len op de Gevangenpoort drukking: Ziet daar *t gefchrift, het welk heide de Witten gedood heeft. Op het ontvangen betuigde hij: Ik zal gehoorzaamen; doch nu zijn de Witten doode Luiden! Nauwlijks was hij met twee Compagnien afgetrokken , terwijl de derde op het Buitenhof de gewoone wagt hieldt, of de Burgers drongen , nu ruimte gekreegen hebbende, na de Gevangenpoort. Bier, Wijn en Brandewijn, en de ophitzendetaal desSchepens van Bankhem, diende alles om hun eenfpoorfl;g tot euvelmoed te geeven. Onder de Burgers bevonden zich gemaatigden , die van geen doodllaan wilden hooren: om hen te beweegen, dat zij aan 't werk de hand leenden, of althans niet tegenfpraken, fprak men van de twee Broeders op het Stadhuis in beter bewaariuge te brengen, en daar nauwkeurig te bewaaken, tot dat zijne Hoogheid komen zou , om hun lot te beflisfen. Het Blauwe Vaandel, dat boven allen in woede uitftak, rukte voor de Poort,en, onverduldig, om 'erin te geraaken, fchoot'er fterk □p. De meergemelde Verhoef , de Wapenfnijder d'Assigny, de Pokmf ester Adbiaan van Vaalen, de Beeldfnijder Kasper de Mars , en de Wijnkooper van Dorsten, met eenige anderen, Haken hier in uit, Lan de Poort, hoe dootfehooten, ging niet open. Verhoef haalde uit een Smhs- winkel Mokers , Hamers en Breek-ijzr s. Zij vielen aan 'c bretken, onder een eislijk ge; er en gefchreeuw, van alles, wat men 'er binnen vondt, te zullen vermoorJen y zo men niet opendeed.. De Cipier geliet zich zeer  der NEDERLANDEN. 367 zeer ontgeld te zijn, als of hij geheel onkundig was van ds zamenzweering, en opende eindelijk de deur. Verhoef, ve-.gezeld van de oproeriglten , ftoof terdund het Vertrek in, waar de Broeders hun deerlijk lot wtigtten. De Ruwaard was , meest uitgekleed , wat gaan liggen , en de geweezene Raadpenfionaris ftond gekleed met zijn fiuweelenMantel om, leezende in den Bijbel- Verhoef vliegt na 't Ledikant, en fchuift de gordijnen open , met eene donderende ftem roepende : Verraader, gij moet fier» ven ! Bid God , en bereid u.' De Ruwaard , zeer ontfteld en beevende, vroeg daar op : „ Vrien„ den, wat heb ik misdaan? " Verhoef wederom : Gij zijt een Prinfenmoorder! een Verraader ! ten Schelm! haast uf De Ruwaard, geen hoop van üiikomst meer ziende, rechtte zich op, en bleef eene wijl zitten , met zamengevouwen handen, en in eene biddende geftalte. Eén der Burgeren nam dit oogenblik waar, om hem met de kolf van den Snaphaan te vellen ; dan de (lag , zo geweldig, dat de ftijlen van het Ledikant tot elkander vielen, trof den Ruwaard niet. Hij wilde zich aankleeden ; dan mén gunde hem geen tijd. Op het aantrekken zijner Kamermuilen , waar in één der opkomende Burgeren zijn water gemaakt hadt, zeggende , ,, wat hebben „ ze gedaan," dreef Verhoef hem toe : Trek aan maar, V is voor u flegts voor een korten tijd te deen. — Dus lang was Joan de Witt ongemoeid gelasten ; dan , vraagende , „ of men hem ook omhals „ meende te helpen ? " was het antwoord : Ja, E 4 Schelm > Willem de III. Komen 'er binnen, en haaien de Broeders uit.  3<5§ GESCHIEDENIS Schelm, Verraade*, Dief, gij zult den eigen gang van uw Broeder gaan ! Hij zogt iets ter zijner verdeediging te zeggen , doch werd belet door een ilag met de kol' van eui 'Snaphaan op 't hoofd , zo heftig, dat het bloed uit de wonde gudste. Zijn Neusdoek lag hij, bedaard, op het gat, en zei, met een onverbieckr inlaad: „ Mannen, is't om mijn lee,, ven te doen, fchiet mij dan maar onder den voet!'*. Misfcuien zou dit gebeurd zijn , indien Verhoef her niet belet hadt met te bev.'eeren,datzulkeSchelmen in 't openbar- fterven moesten op het Schavot, waar zij den goeden Buat en ^en onfehuidigen van der Graaf hadden doen omkomen. De bedaardften onder de Burgers, uitgekoo?en om de Broeders tebewaakeu , en die , in hunne gefprekken met deez^ braave Mannen, meer en meer van derzelver onfehud overtuigd waren , wilden iets tot hunne verfchoonmg inbrengen ; doch hen werd de mond geflopt ni-.t net zeggen : Cij zijt Schelmen ; gij hebt u ook tl mei hiaten otnkoopen 1 — Dit woord was als ?t ware de leus, om doof te zijn voor «He medelijden. De Ruwaard weid met een bedplank na 't hoofd, en, onaer een woest getier,de trappen afgeftnecten, en even buiten de Gevangenpoort gedeept. Zijn Broeder volgde hem, zonder hoed, meteen bloedend hoofd. Verhoef leidde hem, bij de hand, de trappen af, hem fteeds bctigtende van Lar.dverraaduijc Hij zoj t zich kou en bondig te verdeedigen , eu zag Verhoef aan met oogen, die deezen onverlaat nudemaua bekende, dat hem te rug zouden gehouden Willem de 111.  deh NEDERLANDEN. 3^9 houden hebben van iets geweldigs tegen hem te beftaan , zo de Witt gewapend geweest ware. Dit onderhoud, hoe kort, wekte agterdogt bij de andere Burgers : zij vreesden, dat hij 't mogt ontkomen, en fchreeuwden, dat Verhoef zich met den geweezenen Raadpenfionaris verftondt, wiens Goudbeurs en Zakhorologie hij reeds weg hadt. Verhoef ftiet daarop, vol toorn, de Witt van zich af, onder dit gruwzaam zeggen : Neemt den Schelm dan. enbruif hem voor den Duivell Het oogmerk der hoofduitvoerderen van dit gruwe'ftuk was, de beide Broeders na de gewoone ftrafplaats, het Groene Zoodje, te (leepen, en hen daai afteraaaken ; doch het valt zeer bezwaarlijk , eer woedenden en gewapenden hoop geduld te doen neemen. Nauwlijks waren de Broeders de Gevangen poort uit, of de Ruwaard geraakte onder den voet, De Wijnkooper van Rijp en zekere Vleeschhouwei Louw bragten hem met de kolf der Snaphaanen de eerfte flagen toe. Niet veelen waren 'er noodig, on hem te vermoorden; dan, of deezen niet toereikten gaf een Bootsgezel hem een houw in 't hoofd , ei een in de hand , en d'Assigny verfcheide fteekei met den Degen in 't reeds ontzielde lichaam. — Joan de Witt onderging geen beter lot. Hij zett den voet pas buiten de Gevangenpoort, of de Nota ris van Soenen kwetste hem met eene Piek in't aai gezigt. Jan van Vaalen trof hem met een Pistot in den nek , zo, dat hij op zijne knien nederzeeg uitroepende: Daar ligt het Eeuwig Edict. Db Wit E 5 il» WttlEM DB UI. Moord der twee Broederen, t t 1 ■ I- i i t ai  GESCHIEDENIS Willem ra lik Mishandeling deiLijken, j < hadt nog kragts genoeg, om zich eenigzins optebeuren , en , biddende, hoofd en handen hemelwaards te heffen. — Geen oogenblik biddens werd hem vergund, en in dit ernstig tijdftip moest hij deonbe- fchofte taal hooren : Gij bidden! Gij om God denken! —— Gij gelooft niet, dat 'er een Goo is, en hebt hem al lang verzaakt met uwe fchelmerijen en vcrraaderijen. Ken Waard, Pieter Verhagen, bragt hem een flag toe, dat hij nederftortte , waarop de Vleeschhouwer Christoffel de Haan met anderen hem voorts afmaakten. De Lijken der dus elendig omgebragte Broeders fleepte men bij elkander, floot 'er een halven kring om , en fchoot 'er een algemeen fa Ivo op : 't welk, nogthans , dewijl de kogels , door het nederhouden derSnaphaanen, meest uit de loopen rolden, de Lijken niet zeer befchadigde. Ze werden na 't Groene Zoodje gefleurd , waar een Matroos ze , bij dc beenen, aan eene Wip hing : hier toe leenden de Burgers , bij gebrek aan touw , hunne Lonten. De Kleederen , afgefcheurd , droeg men in zegepraal om. Een Knegt, met den flnweelen Mantel van Joan de Witt wegbopende, ontmoette dengeweezenen Luitenant-Admiraal Cornelis Tromp , en riep hem toe : Hier heb ik den fulpen Lap van den Verraader lange Jan ! waarop hij antwoordde , dat 's goed , Mannen. Deeze Zeeheld, door wraak aangezet tegen hem, aan welken bij' de ongunstwaar n hij vervallen was , toefchreef, flelde zich tegen iver de ftrafplaats, om te beter zijne wreede nieuwsgierigheid te kunnen voldoen.^ . rj)e  DER NEDERLANDEN. 371 De pen beeft onder bet befchrijven deezer eislijkbeden. Men kan zich nauwlijks verbeelden , dat Burgers van eene ftitle Plaats, aan geene gruwzaamheden gewoon, die, weinigmaanden geleeden,voor deeze Broeders eene agting betoonden, beantwoordende aan hunne verdiensten en waardigheden , en geene andere reden van haat hebbende, dan het ongelukkig beloop der zaaken,zich tótznlke onmenselijkheden lieten vervoeren. De dood kon hunne woede niet ftillen. Geen gruwelen fpaarde men aan de Lijken der omgebragten , en ze werden op het deerlijkst gefchonden. Bovenal moest dat van den geweezenen Raadpenfionaris het ontgelden. De twee voorfte Vingers van zijne rechtehand , met welken hij het Eeuwig'EdiSt, riep men, bezwoeren hadt, werden afgetheeden. • Leden , die de eerbaarheid verbiedt te noemen , eerst op eene vuile wijze bedekt, ontgingen de mishandeling der oproerigen niet. Eén uit den hoop (lokte een Oog des Ruwaards in, vraagende aan da omftaanders, of hij 't wel weêrzoukunver. losfen ? Een ander fneedt een ftuk Vleesch uilde heup, zeggende, dat hij het 's avonds, met zijn Vriend Tichelaar , gebraaden zou eet'en, al zou hij 'er aan barsten ! Tromp bleef alle deeze woestheden aanfehouwen : en, op de vraag van één der toekijkeren, wat zegt 'er Mijn Heer Tromp van ? zou hïj, volgens eenigen, geantwoord hebben, dat moet 'er Z3 mede door. Doch anderen melden , dat hij ftilzweeg, en den hoed in de oogen trok, als zich fchaamende, door zijne tegenwoordigheid die wreed- ' heden Willem de I1L  y<* GESCHIEDENIS heden te wettigen. Ouder veelvuldig finsalen op de Gehangenen , rijp een Matroos : Dit zijn de Schelmen, die geene Floot tegen Cromwell in zee r/üden brengen, maar den ouden Admiraal Tromp zo deerlijk lieten vermoorden. Die Hond, wijzende op het Lijk van Joan , meende het den Zoon , ons Keesje , eok te klaaren; doch kei miste hem. Evenwel zette hij hem nog af. Blaar, toen de Broer van deezen Schelm tegen een wettig Koning zou vegten, werd'er wel voor de Floot gezorgd. En nog durfde die Hond niet tegen de Franfchen aan. En, bij Tromp nog meer goedkeurings zoekende te behaalen , fchreeuwde hij, eenige lappen der verfcheurde Kleederen over 't hoofd zwap.ijcnde : Tromp boven f de Wïtten onder', die 't zo niet wil, die faa de Donder.' . 't Was Tromp niet alleen , die zich als een aanmoedigend ooggetuige bij dit'wreed fcfaouwlpel liet vinden, en het hart daar aan ophaalde; maar de Predikant Simon Simonides 5 door den Raadpenfionaris meerznaalen over zijne oproerige taal beftraft, verzadigde ook zijn oog met den droevigen uitgang der Broederen. Eén der Beulen riep hem toe : Hangen ze hoog genoeg? Waarop één der omlianderen zeide: Hangt dien grootfien Schelm nog een fport hoger. Eenigen leggen dit verfoeilijk zeggen den Predikant in den mond. Zeker gaat het, dat hijzichna de Herberg, naast de Gevangenpoort, begaf, waar de Regeering vanden//^dit3ruwelftukaanfchouw. de: en, ?s anderendaags, in de Nieuwe Kerkpiedikende, noemde hij den moord der Broederen eene wraake Willem De III.  der NEDERLANDEN. 373 wraake Gods : verzekerende , dat de handdaadigen niet geftraft, maar veeleer beloond zouden worden. De onvoeglijke nieuwsgierigheid, om dit werk te zien, was zo groot , zelfs onder Lieden van rang, dat 'eE ten dien einde eene menigte Koetzen op den Vijverberg ftondt. . Deeze affehuwelijke mishandeling der Lijken duur* de van vijf uuren tot aan den fchemeravond : alle leden bijkans warem afgeknot, en, zo wel als de af" gefcheurde kleederen , aan de meestbiedenden verkogt. Eén Teen was 'er overgebleeven , toen twee Ruiters kwamen , om de Lijken te bewaaren: één deezer klom op 't Schavot, fneedt dien af, en veilde denzelven te koop. — De Burgervaandels trokken met den avond weg; en, voorbij eene Herberg gaande , waar Tromp en Kievit in de venders lagen, riepen zij: Lang leeve de Prins! Lang leeve Tromp ! Schoon men verhaalt, dat zij 't hoofd omkeerden, ftrekt het voorgaande gedrag dier Heeren ten genoegzaameu blijke, dat zij geen afkeer hadden van 't gepleegde. De Burgers, wel te vreden over hun bedrijf, fchreeuwden voor 't huis des Raadsheers vam der Graaf Mevrouw toe : V/ij hebben uws Zoons dood gewrooken ■' Zij hangen al, die 'er de oorzaahen van zijn. Verhoef , die eene hoofdrol in dit droevig treurfpel gefpeeld hadt, volvoerde ook een det laatftebe drijven van euvelmoed, 's Avonds , omtrent hal; tien, begaf hij zich ter ftrafplaatze, en fneedt, in de llilte van den nagt, op zulk een affchuwlijk woeli gei WlLT.e» de III. I  3?4 GESCHIEDENIS Willem de III. Lot hunneiBloedverwanten en Aanhangers. gen dag gevolgd, de Harten uit het lijf der Vermoorden. Hij wilde het naderhand duiden , dat hij deezen eenen Jongen ontweldigd hadt; doch, terftond, dien eigen avond, in eene Herberg komende , toonde hij de nog bloedende Harten aan eenige Liefhebbers van zijne Hoogheid, en wist te zeggen, dat het grootste dat van den Raadpenfionaris was. Hij gaf voor, ze aan den Prins, of aan den Koning van Enge/and te willen zenden ; doch heeft ze bewaard in Terabintiin Oly , en dikwijls vertoond , zo zommlgen zeggen , om geld. Tot dit wederkeeren na de ftrafplaatze, zeide hij , opgewekt te zijn door' een brief, in den zak van Joan de Witt gevonden, en aan Beveuningk gefchreeven , waar uit het verraad klaar bleek. Men weet van deezen Brief niets meer dan de volgende bijzonderheid , dat Verhoef, voorgeevende, des nagts , bij den Prinfe in 't Leger geweest te zijn, zich , des anderendaags , met zulk een Brief vervoegd heeft aan 't huis van den Procureur Sterreveld , in den Haage , op hem begeerende, dat hij 'er twee Affchrifcen van maaken zou, die, 's avonds, door een Paadje van zijne Hoogheid zouden afgehaald worden, gelijk gefchiedde (*). Met reden dugtte men, dat de woede deezer opgeruide menigte zich zou uitdrekken tot alles, wat den naam van de Witt droeg : hierom werden de Kinderen van den geweezenen .Raadpenfionaris geborgen (*) Wagenaar Faderl.Hift. XIV. bl. 157 enz. Basnage, II. p. 306 enz.  der. NEDERLANDEN. S7$ borgen in het huis der Doopsgezinde Zusters Koster , waar zij tot 's anderendaags bleeven , en in ftilte na Amfterdam gèbragr werden. De Oproeriger* hadden gefprooken oni het huis van Joan de Witt en verfcheide anderen te plunderen ; maar Verhoef en eenigen wederhieldert dit opzet. Zommig-n wilden den grijzen Vader der rampzalig gemartelde Zoonen, den Rekenmeester de Witt, mede ten lijve; doch dit bleef, bij mangel van genoegzaamen aanhang te kunnen maaken, agter. Hij ontfloeg zich, watlaater, van zijn Ampt, en overleefde ruim één jaar het ongeval, zijnen Huize overgekomen (*). Van der Hoeve tekent op, dat de Ëgtgenoote des Ruwaards op dien tijd na den Haag kwam rijden, en onder den weg 's Volks woede tegen haaren Man vernam. Verfchrikt, doet zij de Koets keeren, na't digtstbijgelegene Dorp rijden, en ftilhoudenbij'thuis van den Predikant, die zijne bevordering den Ruwaard te danken hadt. Gevallig opende hij zelve de deur, en kende de Ëgtgenoote zijns Weldoenders, doch las uit haar oogen en gelaad, wat haar derwaaids dreef. De ondankbaare iaromelde niet, maar voer haar te gemoete: Mevrouw, gij kunt hier niet blijven ! Ik wil in deeze zaak niet gemengd zijn. Dit zeggende, haalde hij de deur digt Verfcheide Aanhangers vanrjE Witt liepen groot gevaar. De Schutters kreegen Willem van der Aa, Burgemeester (*) Gedenkwaardige Stukken, bl. 14. 15- M« Tweejabrige Ce/ch, bl. 67. Willem de III.  5?6" GESCHIEDENIS Willem de III. meester van Rotterdam, in 't oog ; en, was hij niet fchielijk uit hun gezigt geraakt, zij zouden hem, gelijk Verhoef naderhand verhaalde, even als de Witten behandeld hebben (*). Dit lot dreigde o^k Pieter de la Cotjrt, of van den Hove, bekend door veele Tegendadhotulerlijke Werkjes , en dus een voorwerp van den toen woedenden haat der andere Partije. Het opgeruide Gemeen nagelde een dooden Hond aan zijne deur, met bijgevoegde bedreiging, dat men, eerlang, met hem op dezelfde wijze handelen zou. Waarop hij, veiligheids halve , zich na Braband begaf ff). . In ec n tijd , dat de geest des Oproers de gemoederen beheerscht, zijn de braafften, en daar voor bekendllen, zomtijds niet fchoorvrij. Wie hadt het anders meer moeten zijn dan de Ruiter, de Liefde des Volks, de Redder zijns Vaderlands ? doch hij behoorde onder de Vrienden van de Witten, en de valfche befchuldiging, den Ruwaard aangewreeven , hadt hij door zijnen Brief gelogenftraft. Dit verdeedigen der onfchuld gaf misfchien ($) gelegenheid, dat hij, nog in Zee zijnde, en (•) Cedenkw. Stuiken, bl. 14. (f) P. Paulüs, Inl, tot deverkl. der Unie .I.D.bl.f*. ($) Dit mhfchiea krijgt vrij ceel zekerheids , als men zich herinnert, dat de Ruiieu zo hajst niet aan land kwam, of zeker aanzienlijk perfóbn vroeg h^m , „ waar ,, zijii vetlland en vooizigtighcid geweest waren , toen „ bij zu'it een Brief, tot venchooning van den Ruwaard van Putten , uit cie Vloot getchreeven hadt ?" —«— Waarop  MkNEDERLANDÉR 37* én zijn leevén voor 's Lands welzijn waagde, gevaar liep , om van al het zijne , zo eerlijk gewonnen, ombloot Én beroofd te worden door het opgeruimde Grauw, 't welk zijn huis te Amper dam dreigde te plunderen, heiii fcheldende voor ten Schelm , dis 's Lands Vloot aan de Franfchen hadt verkogt , en in handen zoeken te leveren : en uitdrogende, dat men reeds gezien hadt, hoe hij , aan handen en voeten gebonden, in den tlaag gebrag't was. Een Brief van zijte hap 1, op dien dag uit de Vloot gefchree* ven , toonde de valschheid van dit g'-rugt, zo ge^ fchikt om de Plundefzugt de roofgierige klauwen te doen uitile'eken. En zou deeze egter , raar aller» fchijn, het boosaartig voorneemen volvoerd hebben ï indien de trouwhartigheid, moed en beleid van den Heer Smit , als ook dé goedwilligheid zijner Schutteren en andere Burgeren , niet in tijds in de weer waren geweest , om het kwaad afteweeren , en het huis en de huisgenooten te béfchermen. DeRuitus verzogt vrije hoede van zijne Hoogheid; doch deeze was hem en den zijnen op 't verzoek van andere Vrienden verleend, fchoon ze, ergens opgehouden,' èeïst etlijke weéken daar naa in handen van Mevrouw de' Waarop hij, geiwg merkende waar het heen wilde, rustig; antwoordde: Indien het hier in 't Vader .and zo gelegen is, dat men de waarheid niet mag fpreeken , zo i. het 'ei- elendig gefteld; nogthans zal ik die fpreoken , zolang inijne oogen open Jlaanï Brandt, Leeven van de kvitérf bl. 758. VIL Deel. a.St. Ê Willek de LUi  Willem be III. T>e Lijken van pe Witten aftfÊ' toornen en begraven. 3?8 GESCHIEDENIS de Ruiter kwam (*). Ondanks deeze vrije hoede, liep hij, nog dit jaar te Amfterdam gekomen, gevaar zijns leevens , door eenen Onverlaat , die zich ten zijnen huize vervoegde, en met een Mes hem zou geftoken hebben ; doch hij weerde het gevaar af. De fnoode ontkwam het, en werd vergeefsch gezogt, zo dat men nooit heeft kunnen nafpeuren, wat dien heilloozen Mensen tot deeze daad hadt aangedreeven. Niet min bedenkens viel 'er over dit Huk, dan over het gedreigde oproer. „ Men beleefde," zegt zijn Leevensbefchrijver te regt, „toen boozetijden, „ vrugtbaar van fnoode Rukken , in welken de on9, fchuidiglten dikwijls de ongelukkigften werden, „ en de besten het booste loon ontvingen (*_)." Dan laat ons van deezen kleinen buitenftap naden Haag te rug keeren. 't Liep tot middernagt aan, , eer de Staaten van Holland last gaven , om de Lijken afteneemen. De borst des Ruwaards vondt men met een dwarshout, gelijk men met de beesten doet, opgefpalkt, maar die van Joan alleen opengefneeden. Vijf Dienaars uit cle Familie volvoerden deezen droe. Ven pligt: en niemand vergezelde hen , dan de AdVokaat Theophilus N/2ranus, door liefde tot het Broederpaar hier toe opgewekt, en een Schoenlap, per, wiens naam voor de vergetelnisfe, gelijk dezelve verdiend e, niet bewaard gebleeven is. Onder \ geleide van eenige Ruiters, werden de Lijken na het huis (*) Eiundt, Leeven van de Ruittr, 01.714* (t) Zie aldaar, bl. 76a,  BSR. NEDERLANDEN. 579 huis van den geweezenen Raadpenfionaris gebragt, en,'snagts, tusfchen den een en tweeëntwintigRen van Oogstmaand , zónder eenig gevolg van Vrienden, doch weder van Ruiters vergeeld, in de Nieuwe Kerk ter aarde befteld. Alle voorzorg gebruikte inen, om 's Volks gemoederen niet op nieuw in beweeging te brengen. De Wapens der Broederen bragt men bedekt in V K isters huis, om ze , als de tijden wat bekoeld waren, naar 's Lands ge «ruik ,in de Kerk te hangen. Het G auw kreeg 'er lugt vin, Roof ten Kosters huize in, en brak de Wapens aan Rukken, die men overal ten fpot oödroég (*)• Terwijl het Volk dus den vollen t ugêl aan zijné woede gevierd hadt, en zijne Hoogheid niet gekomen was, om dezelve te fluiten , fchréèyeu deStaa< ten van Holland hem een tweeden Brief j waar in zij berigt gaven van het ombrengen der Broederen, het* zelve eene zaak noemende, die voor hen en voor al de wereld verfoeilijk was : met verzoek , dat zijné Hoogheid teritond zich na den Haag zou vervoeg -n 3 en de verdere onheilen door zijne tegenwoordigheid weeren. Hij verbleekte op het hooren der tijding; en men wil, dat hij , ter dier gelegenheid , blijken gaf van zijne hoogagting voor den Raadpenfionaris. De Prins verfcheen , daags naa den moord , in den Haagi De Heer van Maasdam , door de Staaten ét (») Gèdenkw. Stukken, hl 25-4*- Omfland.V'crhaaH Mf Holl. Merc. 1672. bl. 140. Leeven van J, en C. di Wtt, bl. 438». F * WtLLEra DE lij,  3So GESCHIEDENIS WlUEN! m lil Het deerlijk iot vaneenigen der Moordenaren» 1 afgevaardigd, orn uit hem te verneemen, welke middelen men zou aanwenden om de rust te herftellen, en de handdaadigcn te ftraffen, kreeg ten antwoord, dat het ituk door de voornaamfte Burgers was uitgevoerd, en men, overzulks, niet zonder gevaar, zich van firenge middelen zou kunnen bedienen (♦). Deeze raad was als 't ware eene Wet. Geen onderzoek in 't geheel werd 'c.r gedaan na de handelingen ; ja eenigen kreegen' zelfs belooningen. Dan, fchoon zij, wegens dit gruwelftuk, deftraffende hand des Geregts ontkwamen', liep het lot van eenigen der voornaamfte Aanvoerderen dermaate in 't oog, dat het aller opmerking verdiende, en hier op. tekenenswaardig is. De Schepen Joan van Bank. hem, in Herfstmaand diens zelfden jaars , door zijne Hoogheid tot Baljuw van 's Gravenhaage bevorderd , kweet zich zo liegt in dien post, dat zijne befchermers zich zijns fchaamden. üp last van 't Hof werd hij in hegtenis gezet, ftrengelijk gepijnigd, en, in den jaare MDCLXXX, wegens menigvuldigbegaane misdrijven en vuile handelingen , veroordeeld om ontliaisd te worden. Hij beriep zich van dit Vonnis' op den Hoogen Raad, en ftierf, na verfcheide jaaren op de Voorpoorte gezeten te hebben , in die gevangenis , terwijl zijn geding onafgedaan bleef (f). — De (*) Gedenkw. Stukken , bi. 46. Aant. van den Pen/ion. Vivien , 22. Aug. 1672. Mf. Burket, I. p.336. (f) Wacekaar Faderl. Hifi. XIV. bl. 179. BasnacsI. p. 37/.  DER. NEDERLANDEN. 381 De Zilverfmit Verhoef liet zijn Zilverfmits - Winkel vaaren , werd Waard te Voorburg, en maakte zich, eerlang, aan firaatfchenderijen en andere fchehnüukken fchuldig, zo dat Ba'juw en Mannen van Rhijtt' land hem ter openbaare geesfelinge veroordeelde: deeze werd, in 't jaar MDCLXXV1I, tt Leyden zzn hem vidbragt, en ging vergezeld van een zeer zonderlinge (mftandigheid , genoeg aanduidende, welk een hart men deezen fnoodaart toedroeg. Groot was de menigte der aanfchouweien , die zich openlijk in zijne fchande verheugden : en hadden eenige Studen* len Vioolfpeelers gehuurd, die, tegen over het Schavot geplaatst, onder het geesfelen wakker op fpeelden. Voor vijftig jaaren werd hij in Jhet ïugthuis gebannen: doch het fchijnc, dat hij na eenigen tijd gclliakt, en na Utrecht getrokken is. Of hij daar, of elders , en hoe hij aan zijn einde geraakt zij, heeft men geen berigt van. Een einde, als dat van Tichelaar, hadt hij verdiend (*). Deeze be» ichuldiger des Ruwaards, en opftooker der menigte vervoegde zich , niet lang naa het ombrengen der Broederen, ten huize van den Heer van 'Heemstede , toen oudften Rekenmeester van Holland , verzoekende om het Ampt , hem door den Heer van Zuilenstein toegezegd voor den dienst , dien hij den Lande gedaan hadt. Deeze wees hem na den Heer van Zuilenstein. Eerlang kreeg hij 't Ampt • ■ van (*) Verhaal der juftitie aan Verhoef, gedrukt taLeyi den 1677. Leeven vm C. en J. de tVitt, h. 4:29.430* ; F 5 Willem de IH.  jJte GESCHIEDENIS WjLt-EM es Ui. van Sted br>uder van den Heer van Schagen , Heef van Heenviiet , in Itedc van Cornelis de Witt Ruwaard van Putten geworden. Doch Joan Boklel . regen jaaren laa er, reet het Ruwaardfcbap van Putten bekleed, gal den Prins te verdaan , dat hij met Tichelaar geen handelen wist, en hem gaarne, met g edvin en van z'jne Hoogheid zou af Janleen : tellens vraagende, of rjg. ze zich aan dien Man iets liet gelegen Hagen ? De Prins, dtn Verraader Veragtende, zeide neen ; met bijvoeging, geef clen Hondsvot een voet in 't gat , en laat hem loopen. Kort daar naa werd hij, om zeker misdrijf, van zijne bediening afgezet ; fchoon hij een jaargeld vaq den Prins , ook naa dat d eze Koning van GrootBrittanje geworden was , bleef trekken. Ahhms rnim een jaar naa 's Konings dood , vervoegde zich Tichelaar bij Godard Willfm van Tuil van Sefooskerke , Heer van IVeiland , toen , wegers Utrecht, ter Algemeene Staatsvergadering voorzittende , met deeze verklaaring, „ dat hij, van weger» „ zijne Koninglijke Majefteit, 's jaarlijks achthon* „ derd Guldens ontvangen hadt, in vergelding van „ de i dienst, doorhem, in 't jaar MDCLXX1I, aan „ den Ivrde gedaan ; dat de Acle, welke hij hier „ van hadt, eg u r maar fprak van vierhonderd Gul,, deus, willende zijne Majefteit niet weeten , dat „ hij hem 's jaarlijks zo veel gaf." Voorts verzoekende, „ dar hunne Hoo.>m«?enh'den , alsExec,* „ teurs van 's Koi ing* Testament, hc-m , die nu o d a, en behoeftig was, uit 's Konings Domeinen . de 3, jaa?.  der. NEDERLANDEN. 339 jaarlijkfche achthonderd Guldens lieten trekken, „ als te vooren." De tijden waren veranderd : en men kan ligt bevroeden , dat Tichelaar met dit onbefchoft en haatlijk verzoek niets opdeedt. Armoede en gebrek was het welverdiende loon dtezes Schandbroks: in den hoogen ouderdom liep hij* op krukken in den Haag bedelen, zonder dat bijkans iemand, die hem kende , eenig medelijden met hem toonde. Een elendig leeven, tot het jaar MDCCX1V. gerekt, en door de knaagingen van eenbefchuldigend geweetcn nog rampzaliger, bezuurde hij. Meer dan ééns bekende hij, onder vier oogen , dat hij den Ruwaard valschlijk befchuldigd, en den dood der twee Broederen veroorzaakt hadt (*). Jan van Vaa- len klaagde dikwijls, dat God hem ftrafte, dat zijne neering verliep, en elk zijn huis fchuwde. Om dit leed te verzetten, gaf hij zich aan den drank over, en toonde, dronken zijnde, een Piftoolaan hen, dit bij hem kwamen, zeggende: Zie daar het Piftool. Waar mede ik den Raadpenfionaris in zijn nek trofi Gevraagd, of hij nooit berouw gehad hadt over dit bedrijf, antwoordde de ongelukkige; Hadt ik zo vee JDakaaten, als ik keer en des berouw gehad heb , ih zou een rijk Man zijn : het meest van allen kwel mij. dat ik mij altoos verbeelde den Raadpenftonari aan mijne zijde te hebben: ik kan mij niet ontdoen vat die kwelling; deeze zal mij verfcheurenQj). Dat (*) Wagenaar Faderh Hift. XLV. bl. 180, BasnagE: als boven. (f) Van der Hoeve, bl. 43L F 4 DE IIÏ* t j I  3§4 GESCHIEDENIS jP^iLLEM DE 111. Ctarafter «fan Joan || Wirr« j 4 i | • l 3 Dan laaten wij het oog afwenden van die Schaïieb vlekken onzes Vade lands , en 't zelve ilaan op de char.-ctcrs der door hen omgebrrgte Broederen, 9> Men meende," fchnj't Buiimr, „ met deeze daad 3, den Prins eenen dienst te doen , fchoon men hein „ meer nadeels toebragt, dan men ooit bi n berftels, len. Ook (prak zijne biüogheid niinrnr van d;en 3, moord, dan met de uiterfte verfociiing. Hij hieldt ,9 hem voor één der grootfte Mannen zijner eeuwe, ?» eM g^ofde, dat hij den Staat getrouwlijk gediend f' hadt Vee!en ook> die, met grond, aange- 11 & Voorltanders van het Buis van O- ymit , beklaagJen den dood van den geweezenen Raa. >t! liinn.-s. Of d-eze betuigingen en kbgten uit opregten'gein ,ede opwelden, flast ons Net te beoordeelen; manr dat ze wel verdiend en gegrond waren, zal ieder toefteinmen , dk op ons ftrfmq van du Tijdperk re rug ziet ; en zuilen hem de voljende charsctenrckken van |oan de Witt gewis Ijjfc in 'ï oog loopen. Een vlug en vroeg ontwikkeld /erltand, een juist cor ieei, gepaard met o.gemeene chrandeiheid in 't uitvorfchen van geheimen , en •ropte ervaarenis iu Staats- en RetreWings-zaaken ieeden hem langen tijd aarzien als 'r Orakel der Hoo;e Staatsvergaderingen. Het verworven vertrouwen :af h -m her beleid der gewimigfte buiten en binnen, mniche handelingen in banden. Alle papieren vau anbeang werden door hem ontworpen. Qdijk hij C"J Busïv'et , I. p. 391.300.  SM NEDERLANDEN. 585 Kriefwïsfeling hieldt met de Gezanten van d-n Staat aan alle Hoven , zo verkeerde hij dttgdijks met dé uitheemfche Gezanten, herwaards afgevaardigd. —s Nauwlettend was hij op den ftaat van 's Lands Geldmi Idelen : zijne fchranderheid hadt ze in zulk eene orde gehragt, dat de Staaten , naa dat hij zijn Ampt hadt nedergelegd , op hem begeerden , dat hij hun daar van eene fchets zou leveren. Bekend was zijn dierbaar Zakboekje, voorzien met Tafels, waar uit hij aanwees, op wat grond en wijze men den Staat aan Geld kon helpen, in geval van no >dzaakliikheid. Zommigen hebben geoordeeld, dat hij de Rekenkunde te veel op de S aatkunde toepastte , te dikwijls uit der Vorsten belanden redenkavelde, enteligtveronderftelde , dat zij daar volgens te werk gingen. Dit is zeker zijn zwak geweest; doch zij, die l'chrij= yen, dat hij geen kennis hadt van den ftaat en de belangen der vreemde Mogenheden , moeten zijne Brieven niet geleezen hebben. Temple , die hem welkende, getuigt, dat hij daar in boven allen uitRak. 't Is geheel iets anders, van eene zaak onkundig te zijn; en geheel iets anders, door een grondbeginzel, dat in zich zeiven goed is , verkeerd toetepasfen, een misdag te begaan. Dit was ,ongetwijfeld, zijn geval. Veelen wraaken in deezen Staatsman , dat hij ook de rol van Held wilde fpeelen. wanneer hij zich in den jongften Oorlog met GrootBrittanje", op 's Lands Vloot begaf. Z j fchrijven het aan loutere verwaandheid toe; maar misfchien is het alleen veroorzaakt door het vooruitzigt , om zijn F 5 ' . t°q Willem pa HL I  386 GESCHIEDENIS WILLEM Sa. in. toen waggelend gezag door een gelukkigen Zeedag, onder zijn beleid, te herftellen. Dat hij niet ongefchikt was, om den Lande zo wel ter Zee als in den Raad dienst te doen , wijst het in Zee brengen der Vloote, tegen het gevoelen der Lootzen , uit. Ondanks zijn afkeer van uiterlijke praal en nederige lee. venswijze, kleeft hem het verwijt van trotsheid en heerschzugt aan: deezen, zegt men, bewogenhem, om de gewigtigfte zaaken geheim te houden , en genoegzaam alleen aftedoen. Dan , dewijl zijne gemeenzaamheid , anderzins betoond , en zijn overig gedrag geene bewijzen van die zielsgebreken opleveren, zal men veiliger aan andere oerzaaken , uit de tijdsgeftehenis natuurlijk voortvloeijende, die handelwijze toefchrijven. Duidt men het euvel, dat hij, door den invloed, welken hij maakte te hebben in de Regelingen der Steden, ze allengskens met Lieden van zijnen aanhang vervulde, men zou het zeker dwaasheid noemen, indien hij, kundig van de twee Partijen in het Vaderland, geen zorg gedraagen hadt , om de zijne de meerderheid te doen krijgen , ten beste van den Lande. Aan deeze zugt moet, voor een gedeelte , ook worden toegefchreeven, dat hij zo dikwijls, tot misnoegen van perfoonen, die anders agting voor hem hadden, de aanzienlijkfte en voordeeliglle Ampten zijnen Bloedverwanten en Vrienden toefchikte. Dit was , ten hoogden genomen , een Verl'choonlijk zwak; althans veelverfchooniijker,dan dat hij zichzelvcu met 'sLandsGeid verrijkte,'tgeen Jiern  DK NEDERLANDEN. 3*7 hem wel naagegeeven , doch waar van het tegendeel beweezenis. Hij Bleef altoos den Va erlanHe getrouw, wat ook de lastermonden en pennen v< r licht hebben, om zijnen goeden rtaam te bezwalkerï : or onderzogt, zonder iets in dezelven te ontJekken , »t welk zijner gedagtenisfe tot oneer Ihekte. Eén der Gemagtigden tot dit onderzoek, gevraagd : „ Wat hij „ in de papieren van de Witt gevonden hadt ?" antwoordde : Wat zoudtn wij gevonden hebben? Niets , dan eerlijkheid ! Zo zegepraalt de Deugd, als zij beproeld wordt. Gebreken hadt hij, en zijn hoofdgebrek was On verzettelijkheid. Men moge deeze onder den fch »o nen naam van Grootheid van Z ei bewimpelen , nie mand kan lochenen, dat deeze hem aanzette, om a zijn g-zag te georutken , om den Prins van Oranje Zo veel hem mogelijk ware, buiten 't bewii d ie hou den , en dit doortedrijven tegen het gevoelen van al le de Gewesten, en van verfcheide voornaame Le den van Ho/land » die niet dulden konden, dat ie m?,nd iViLt.rJï Q£ lil. I •: I i  S8S GESCHIEDENIS Willem de III. mand, hun in rang en geboorte gelijk, zich den klem der regeeringe aanmaatigde. Du vasthouden aan een eens gevormd plan, en , met het verloop van 't getij, de baaken niet te verzetten, veroorzaakte gewis veelen der rampen, die, in den laaiden tijd zijns Staatsbeïtuurs, het Land trollen. Dit bragt hem indenhaat derzulken, die, door's Prinfen verheffing,'tbelang van den Staat, of hunne eigene grootheid zogten. Dit, eindelijk, maakte hem verdagt van ontrouw en Laudverraaderij bij 't onverfrandig Gemeen, 't welk, door Lieden van aanz'ien opgehitst, en aan blinde woede geen paal Rellende, hein een lot deedt overkomen, 'tgeeu van allen als wrêed en ontmenscht moet gewraakt worden. Juist, ja zeer juist, was het oordeel van de Ruiter , toen hij den Broedermoord , met de uiterfte ontdeltenia en droefheid, nan boord vernam ; de billijkheid fprak uit zijnen mond : Dat die Heeren zo omhals gebragt zijn , is droevig om te hooren. Zijn ze fchuldig , gelijk men roept , aan verraad, of aan 't omkoopen vaneen Barbier , om zijne Hoogheid te deen vermoorden , dan moest men ze door weitige Regters hebben ter dood verweezen • dat zou tot luiftcr en eere van den Staat in V Regt hebben geftrekt; 'maar nu zijn ze door *t raazer.de Folk vermoord. God bevsaare ons lieve Vaderland voor zodanig en meerder oproer en opkop (*)! Cornelis de Witt , fchoon een Man van verdient; (*) Brandt j Leeven van de Ruiter, bl. f34.  ber. NEDERLANDEN. 389 diensten, kon in veiftand , bekwaamheid en Staatkunde bij zijnen jonger Broeder niet haaien , en bewoog zich, als Burgemeester zijner Vaderlijke Stad, Afgevaardigde ter Staatsvergaderinge van Holland, Ruwaard van Putten, Baljuw van Beijerland, en Curator der Hoogefchool te Leyden , in eenen enger kring van Staatszaaken. Zijn moedige en dappere aart, als ook zijne Krijgskunde, deedt de Staaten, toen zij het noodig oordeelden, battige Mannen, van kennis en beleid, uit de Hooge Regeering aftevaardigen , om op Zse het bewind als Gemagügden te voeren, het oog op den Ruwaard werpen , die alleen , terwijl de benoemden uit andere Gewesten zich onttrokken , deezen wel aanzienlijken , maar hoogstgewigtigen, post op zich nam , en meermaalen met zo veel lofs bekleedde, als wij in het beloop der Gefchiedenisfe gezien hebben. Hij beantwoordde ten vollen aan de van hem opgevatte verwagting. Zijn beleid, zijne aanfpraaken, en zijn ftrijdbaftig voorbeeld werden door de Ruiter , een bevoegd Regter in dit fl.uk, en aan wiens boord hij zich meest onthieldt , hoogst gepreezen. Die Vaderlandlievende Helden leefden in de vertrouwdfte vriendfchap, vergezelden elkander in de hachlijkfte onderneemingen, en ontvingen foortgelijke eerbelooningen voor hunne betoonde dapperheid. Het reeds aangehaalde getuigenis des Vlootvoogds fielt zijne naagedagtenis fchootvrij tegen de pijlen , door den Laster op hem , als een lafhartigert Verraader des Vaderlands, gefchoOjten. Èene llofwolk, door opgeruidde drift verwekt, mogt vVlM.em m HU ChatactJr van CoRMau Da Wut.  Witten DE IH. Ga«PAR F-1GIL worde R«aopen- fiootrii. ?oo GESCHIEDENIS mogt, voor eerïe korte wijl, zijnen we'tig behaalden Poéffl verdonkeren; doch deeze is on-g k aard , en de Naakomelingfchap eer, nog^ zijne verdiensten. Heeft men z:ine Beeldtenis op bet Stadhuis te Dordncht, m< t (.et weIvOegei de bijder-iad des Toe hts na Chattams, yerfcheurd en mishandeld j thans beklaagt men het verbek, en't zou in onze dagen, (taande den Oorlog met Engeland, bij den Vaderlatidsgeiinden een voorwerp van eetbiedeftt» , en een prikkel tot Heidendaaden gew est zijn (*). Het ombrengen der Broederen werd welhaast geVolgd van eene groote verandering in de Regeering. Zo ras Joan oe Witt het Raadpc■nfionarislchap t adt nëdergelegd, raadflaagdèn de Staaten van Holland, om een-n anderen te benoemen. Gaspar Figel, d:e, zints de Loevefteinfche Aanhang begon te ver. zwakken, zich een ijverig Voorllander van den Prins betoond, en v:m wien Joan oe WitT, fchoon hij geheel andere ftaatsregels volgde , betuigd hadt, niemand bekwaamef tot het Raadpenfi mansfehap te keuren, wam het meest in aanmerking , en werd door zijne Hoogheid anngepreezen,hoewel van Be.rj. ringen en Bevrrningk , toen mede van de Stad. houderhjke Pa-tij, hnnne voorffanders vonden. Op den twintigften van Oogstmaand , den eigen dag van (*) Ten bewijze daar van fSrekt bet Plan eener Kunst, plane , nien Tochc verbreidende . ter intekening ainue^o* den. Wat 'er van geworden is, hebbeu w;j tot noj[ niet kusmen verneemen.  eer NEDERLANDEN. 391 van 't ombrengen zijns Voorgangers in dien aanzienlijken post, aanvaardde hij dit Ampt. Zulks gafhem gelegenheid tot deeze merkwaardige betuiging: „Dat „ hij niet in zich vondc de hoedanigheden, welken „ in zijnen Voorzaat hadden uitgemunt; en dicdee,, zen , fchoon hij wel gediend hadt, niet hadden kunnen behoeden voor de rampen , welken hem waren overgekomen. Dat het Ampt ook aan vee5, le opfpraak onderworpen was, en dikwijls zelfs 5, bij de Regenten in 't oog liep ; doch dat hij het „ aannam, om de Staaten te gehoorzaamen." De jaarwedde werd van zesduizend tot twaalfduizend Gudens verhoogd (*). Burnet, die Faoel van nabij gekend hadt, befchrijft hem als zeer bedreeven in de Regten , vlugger in 't bevatten van zaaken dan juist vaardig van oordeel; welfpreekend , doch meer gemeenzaam dan net van taal, en in ftaat om gemeenlijk in talrijke vergaderingen het befluit naar zijn zin te doen uitvallen; als vroom en deugdzaam, doch te fcherp en te hevig, als ook te veel met zichzeiven ingenomen; moedig, wanneer alles voorden wind ging, maar in moeilijke en netelige omdandigheden dikwijls zo moedig niet, als in een groot Staatsdienaar vereischt wordt. Faoel wen met deeze boedanigheden al het ver-1 trouwen van zyne Hoogheid, en deedt hem, mogen wij geloof flaan aan 't getuigenis van de Groot, be- (*) Uit de Aant. van des Penf. Vivien, van den 23. Aug. 167a. Ml', Rejd.Holi, 1672. bl. 137. Willem db III.  592 GESCHIEDENIS Willem de lil. De Staaten volmagdgenden Prins, om de Regeerntr der Sieden ie veranderen. (*) Lett, 2p. Mdy i6'/Z> begrijpen, dat deszelfs gezag niet onafhanglijit génoea zou ZMti, zo lang 'er g ene verandering kwam in de Regeèring der Meden, en zij, die de maatregels van de Witt g vo;gd hadden , zitting hehielden in de Staa'svergsderi'gM (*). Het gevolg hier van was een Staftrsbeflüit , bij 't wë'k zijne Hoog. heid gefhagtigd wérd , om in ;u!ke Steden, waar reeds agterdog of geruft ontdaan was, terliond, en zon ler aftewa^ten dat de zaaken tot verdere oproerigheid voortl epen , Op het ver/oek der Burgemeesteren en Regeerderen , of van de Burgeren en Ingezetenen, of adders ook u:t eigen beweeging, onderzoek te doen op de oorzaaken der agterdogt, dezelven , ware het mogelijk, wegteneemen , en de Wethouders en Ingezetenen met eikanderen te heréénigen; ook door aanwijzing van de ongegrondh.-id der agterdogt, en door vermaaning tot fchuldige eerbiedenis aan de Wethouderfcbap. Doch , zo dit nieÉ mogt gelukken, werd de Prii sverzogtersgemagtigdj om de meest verdagte Wethouders op de befcheidenRe en bekwaamde wijze te beweegen, overtehaalen en, des noods, te vérphgten, om zich van de regeering over Stad en Land te Ontdaan. Voorts ook, 0113 zulke orde te dellen, als zijne Hoogheid, ten meesten dienste van den La'ide, zou noodig oordeelen. A'les flegts vóór deeze reize, en zonder in gev>lg té kunnen getrokken worden; ook zonder benadeel ngé Van de Privilegiën, Vrij- en Geregtigheden der Steden,  der NEDERLANDEN. 393 jjetj, _— Ook zouden de voornoemde Wethouders, om dit ontilag, niet mogen geagt worden zich in den dienst van den Lande kwalijk gekweeten te hebben, of in hunnen goeden naam en faam gekrenkt te zijn ; zélfs zouden, zij , nevens hunne Huisgezinnen en Goederen, genomen worden in de befcherming van zijne Hoogheid ; met waarfchouwing aan elk , op verbeurte van lijf en goed, om hen in geenerlei opzigt te beledigen (*). Schoon de noodzaaklijkheid zomtijds de Oppermagten Wetten doet voorfchrijven, welken in zichzeiven onbillijk zijn, en alleen,om erger te voorkomen , door de vingeren gezien worden , kwam het afzetten van zo veele Regeerings - perfoonen , van geen misdrijf of flegt beleid befchuldigd , billijke Oordeelaaren hard voor. 't Is waar, in 't gemelde Staatsbefluit wordt verkiaard, dat zij, die, in gevolge' van 't zelve , van hunne Ampten veriaaren wierden, daar door in bunnen goeden naam niets zouden lijden; doch zulks vergoedde hunne verloorene eer niet, noch Relde hen fchootvrij voor 's Volks Veragting en haat. „ Zijn de Regenten," dus redenkavelde men, „ onfchuldig, dan is het een fchreeu- wendonregt, hén aftezetten ; zijn ze fchuldig, p, dan kunnen zij 1 unnen goeden naam niet behou?, denj zonder voor h.t misdrijf een aanmoedigend „ fteunzel te geeven. — De Regeering werd in alle (*) Refol. Holl. 1672. bl. 171. Valkenier, L D.Bijtj Plo.rja. bh 136. fII.Deel.z.St% Q WlLLEIft LE HL  '394 GESCHIEDENIS Willem se III. alle Steden van Holland veranderd,uitgenomen in Enkhuizen en Purmerende. Te Haarlem was de verandering klein , 't welk men toefchreef aan 't beleid van den Raadpenlionaris Fagel, die, voorbeen Penfionaris dierStad, 'er veelinvloeds behouden, en zijne Hoogheid verzekerd hadt, dat zij volkomen gezind waste treeden in de maatregelen , welken hij voor dienstig hieldt (*). Niemand zal zich over deeze algemeene Regeerings-verandering verwonderen, als hij bedenkt, dat.de Lenen der Wethouderfcbap, of vreesden aan 's Volks woede opgeofferd en op zijn de Witts mishandeld te worden ; wanneer zij zich verzetten tegen 's Prinfen verkiezing, of hoopten op bevordering, tot belooning der diensten , aan zijne Koogheid beweezen. De bijzonderheden , die -deeze Regeerings • omwenteling vergezelden en vukden , (Trekken ■ tot bevestigende bewijzen van de waarheid deeZer bedenking. Te Rotterdam , Helft , Leyden , Gouda, Dordrecht eu Haarlem ging ze gepaard met oproerige bewcegingen , welken wij niet noodig agten te befchrijven (t) : en ui- Bit geen wij ten opzigte van Haarlem zo even hebben aangetekend , blijkt genoeg, welke jfferfdótieh in de andere Steden van't kusfen, cn welken daar op ifere:akten, fchoon overal de wil der muitzigtige nienigtenietgefchiedde.—■ Den (*) Kort Verhaal èer Bwgerl. Oproeren in Haarlem, KC Vmkëmer, I. D. bl. (ft (j) M-n viwdt ze bij Valkehier, I. D.bl.739 czzt  »er NEDERLANDEN. -95 Den twaalfden van Oogstmaand , hadt zijne Hoogheid , aan 't verzoek der Regeeringe voldoende, zich na Amfterdam begeeven , en , alles bezigtigd hebbende, wat 'er tot verdeediging der Stad in 't werk gefield was, verklaard, dat de Stad onwinbaar was ; en dat hij , zo de Vijsnd Muiden en Weesp overweldigen mogt, in perfoon binnen Amfterdam. bevel zou komen voeren. Het ganfche gedrag en beleid der Regenten fcheen allen vermoeden , dat zij met Frankrijk heulden, uit de gedagten van 't Gemeen te verbannen ; maar , weinig dagen na 's Prinfen vertrek, befpeurde men nieuwe beweegingen ónder hetzelve, (trekkende om de Regenten wars te maaken van het bewind. Straks, naa' den moord der Broederen, namen die beweegingen in veele Steden toe; dan het Gemeen hieldt in die groote Stad zich Adder dan elders. Woelgeesten Rrooiden eerlang fchimpfchriften uit, om, de Ingezetenen , ten nadeele der tegenwoordige Regenten , optezetten» Èén derzei ven , vol buitenfpoorige eifchen, aangedrongen door fcherpe bedreigingen, floot met deeze rijmregelen: Oranje moet groot, De Witten zijn dood. Tot Borgen glory, Brand vi&ory. Hit *f kort befcheyt: De Borgers houden 't Lands De Opperdieven behaalen oneer en fchand. WlLLEfij DE IÜ.  0t GESCHIEDENIS WtLLESI Da III. Onlusten in Zeeland. Van hand tot hand gingen te dier Stede , eri ook Ö» ders, briefjes, behelzende eene vermaaning, „om ,, zijne Hoogheid door de Magiftraaten van de Steil, den, met alle beleefdheid, tot Graaf van Holland „ te doen verklaaren." Men berustte in het ftraks gemelde Staatsbefluit ten opzigte van de verandering der Regeeringen : en, fchoon het in tamelijke rusï bleef, keurden de Regenten het raadzaam , hunne Ampten ter befcheidenheid van den Prins te ftellen. Terwijl dit in bewerking was, groeiden de onlusten aan; ende verandering der Wethouderfcbap volgde, niet geheel na den zin der oproerige menigte , doch bok verre na niet tot genoegen der Ingezetenen (*). Zeeland werd, door dergelijke beweegenisfen, als Holland, gefchokt. Verzoekfchriften , niet naar genoegen doer de Regeering beantwoord, wekten den euvelmoed. Te Zierikzee hadden de Boeren de glazen van 't Stadhuis ingeflagen. Te Vlisfwgen befloten eenige Vroedfchappen, zich van de Regeering te ontdaan , in welker plaats de Prins anderen aandelde. Te Veere maakte men de Regeering verdagt bij de Gemeente; en hadt zulks, fchoon zij door de Staaten geregtvaardigd wierd , eene verandering ten gevolge. Middelburg was het tooneel der baldaadigfle oproerigheid. De Boeren des EU lands, door dien helfchen gee:t gedreeven, trokken na die Stad, en rukten, gewapend, ter Poorte in, na de Abtdij, waar de Staaten vergaderen,en meen- den (») Wasehaar Amfl, V. St. bl. 37° ea&  der. NEDERLANDEN. 39? «fen daar den Burgemeester van den Brande , het hoofdvoorwerp van hunnen haat, te vinden; doch, ontdekkende, dat hij op 't Stadhuis was, haalden Zij hem van daar, en voerden hem, nevens drie andere Burgemeesters, als mede den Penfionaris en Se.rearis, gevanglijk ter Stad uit: en hielden ze in Bieikroegen vast. Hetoproerigrotzondtna.deStad, om Gemagtigden uit de Burgerij, die, nevens hsn, de Verraaders zouden onderzoeken. Dit gefchiedde, óp eene wijze, als men van zulk eene Regtbankmag ver wagten. Gevangen weder na de Stad gevoerd, werden ze niet, dan onder borgtogt, en na de Gemeente ten opzigte van den Prins genoegen gegeeven te hebben, ontflagen. Dan de onlusten bleeven aanhouden, tot de Prins ook hier verandering in de Regeering gemaakt hadt (*). Dit Gewest hadt meer moeds en dapperheids betoond dan alle de anderen. Eene Bezending , na. den Haage afgevaardigd, verzette zich tegen den\ reeds voorheen gemelden raadflag van Holland, om met den Koning van Frankrijk te handelen (f). Zij voerde deeze manlijke taal: „ 't Is hoogstfmert„ lijk, drie Gewesten reeds in 's Vijands magt te „ zien; maar dit verlies behoort de overigen aante? ,,- zetten, om zich te nauwer te verbinden , en da „ kragtdaadigüe poogingen aantevvenden, cm Vrij- f„ heid (*) Valkenier, I. D. b'. 68 tot verijdeling van hunne oogmerken. Dat Holland ons voorgaa , en ons een voorbeeld geeve. Wij zullen Geld en Volk verfchaffen , tot verdeediging van het Vaderland, Wij willen liever met eere fneuvelen onder het „ manmoedig verdeedïgen onzer Vrijheid, dan ons „ lafhartig onderwerpen aan de genade eens Vijands, „ die ons'in ketenen zoekt te knellen. Wij zullen nooit gedoogen , dat men hem Sterkten en Plaat„ zen afftaat, die de fleutels zijn van 't Gemeene. „ best, en. hem in ftaat zouden ftellen , om ons, „ wanneer het hem behaagde, het juk der hardde flaavernije opteleggen (*)." 't Schijnt dat de blaam van lafhartigheid en zwakheid den Beftuurderen van een Gewest, 't welk dusdanig eene taal voerde, niet kon aankleeven ; maar alles is verdagt bij een Volk , door den geest van muiterije gedreeven: en, terwijl de Muitelingen het gelaaden hadden op zekere perfoonen , die zij geloofden tegen den Prins te zijn, werd de rust van anderen geftoord door de vreeze, dat de woeste hoop , eens aan 't hollen geraakt, so beswaarlijk tot bedaaren komt, en, CO Seir. Re/el. Heil, III. bl, 2 s-, deel baarde. — Men moetwas hunne raad , 3, de geesten tot bedaaren brengen, wannëerwijhet 9, onderling vertrouwen , zo hoogstnoodzaaklijk, w wilden herfteilen. Zagtheid zal ze allengskens 3, weder f} J3v*net, I, p. 34o4  der NEDERLANDEN. 401 s, weder herttellen. De gewapende hoop zal'tRpgt en de Wétten te minder ontzags toedraagen', daar wij geen Krijgsvolk in' de Steden hebben om ze te handhaaven. Het gezag, ons nog over„ gebleeven , moeten wij met omzigtigheid gebruiken, èn niet blootftellen, om met voeten gëtree« ,, den te worden door een onbefchoft Gepeupel. s, Daarenboven zou deftrengheid tegen de ftrafichul; digén, welker getal verbaazend groot is, henaan„ zetten, om, tot het ontgaan van dezelve , zich „ te werpen in de armen des Vijands. Wij erkenren de ongeregeldheid van hier den zagtften weg 3, inteflaan ; doch wij weeten 'er geen beter. Het „ eenig middel, 't welk wij kunnen uitdenken, is, „ zijné Hoogheid té gelasten de noodige nafpeurirtgen te doen, om den grond des kwaads teontj, dekken ; en hem te verzoeken, aau 't Volk te too„ nen, hoe verkeerd het gehandeld hebbe ; en hetzelve, zo veel mogelijk, te vrede te Hellen." —i De Gemeenebestgezihckn geen moeds genoeg hebbende , om zulks te wederfpreeken , werd deeze aanflag door de Staaten goedgekeurd. Tot de Algemeene Vergiffenis werd eenpaarig befloten , en dezelve , den zevenentwintigftën van Herfstmaand, afgekondigd. De Staaten betuigden , dat zij, u met fmerte ziende hét mistrouwen , den haat, da „ murraureering en de tweedragt, in de meeste Steï den ontdaan , zo tusfchen de Ingezetenen in *t ?- bijzonder, als tusfchen de Overheden en Onderp daanen; en vreezeüde, dat de gefteltenis van het G § » Ge- WlLLEM ps ilt. •  402 GESCHIEDENIS DE 111. „ Gemeenebest door die wanorder het ondest bo„ ven gekeerd, en buiten ftaat gefield zou worden » v«n den Vijand te keer 're gaan: zo hadden de „ Edelen en hunne Hoog Mogenheden , naa rijpe s, overweeging , en op ernstig verzoek van zijne 5, Hoogheid, befloten, dat alles, wat, ter oorzaa„ ke van den voorfebreevenhaat, tweedragten mistrouwen, was voorgevallen , van welk eene na„ tuur, en bij wien het ook begaan mogt weezen, „ zou zijn en blijven vergeeten en vergeeven. Re„ veelende wel uitdruklijk aan a'le Regters en Ofli„ ciers, nu, npch namjtals , geen het minste on„ derzoek daar over te doen. Voorts werd de ?e„ hoorzaamheid aan de Overheden, en de gewilli„ ge betaaling der lasten op 't ernstigst aanbevo„ len (*)." Deeze Algemeene Vergiffenis , welke de Hoofden des Oproers niet uitfloot, en ftrafloosheid aan de ftraffchuldigfren verleende , werd niet alleen gewraakt door de Gemeenebestgezhiclen, maar ook van allen , die, vrij van de vooroordeelen der partijfchappe, zugt voor 't Regt en liefde tot de Wetten koesterden. ■—- De won el des Oproers was niet uitgeroeid. Op verfcheide Plaatzen vielen , naa het afkondigen der Algemeene Vergiffènisfe, beweegingen voor, van onderzoek noch firaffe gevolgd. Zomwijien leeden de ontflagene Regenten ongeftraften overlast : elders werden de onrustige geesten door C), Hall. Msrc. \6j2. bl. ipo.  der NEDERLANDEN. 403 door de hand des Geregts beteugeld. De ongeregeldheden werden door de vingeren gezien, of niet, naar dat zij, die gefteld waren, om ze te onderzoeken, 2ich lieten gelegen liggen of niet aan de Lieden, die 'er bij geleeden hadden (*). (?) Wagenaar, Vader!. Hift. XIV. bl, stj. ACHT- WlLWId DE UI.  404 GESCHIEDENIS ACHTENTWINTIGSTE BOEK. Vervolg des Oorlogs met Frankrijk en Engeland, tot den Vrede van Nieuwmegen. Zevende Tijdperk. Gevaar van Holland, en Krijgsbedrijven der Franfchen. Staat der verdeed igingevanHolland. Y an de omwenteling , in de Staatsgefteltenis voorgevallen, wagtte men de gelukkigfte gevolgen. Maar de Vijanden, wel verre van hier door ontrust te zijn, fchepten te grooter hoope, om een Gemeenebest te ondertebrengen , 't welk zij' niet alleen ten prooije gefteld zagen aan zulke geweldige verdeeldheden en omwentelingen , maar ook beroofd van de beste Belhiurderen. Lodewijk. de XIV. kon niet nalaaten, met eene foort van verontwaardiging , te betuigen , dat de moord der Broederen de Witt den Hollanderen tot fchande ftrekte , en dat zij de getrouwde en grootfte Burgers aan hunne woede hadden opgeofferd. De Franfchen hoopten, dat het ijs, in den Winter, hun een gemaklijken en gereeden weg zou baanen , om het nog onverheerde te bemagtigen. Men hadt zich vorrnaamlijk bepaald, qui Holland te verdeedigen, als het fterkfte bolwerk en  DER NE DERLANDEN. 4°5 en de laatfte toevlugt van het Gemeenebest (*). 't Is elk bekend, dat dit Gewest, van deMaazeïot het T , of de Zuiderzee , doorfneeden worde van Wateren, Stroomen en Rivieren, voorzien van Sluizen en andere Waterwerken, waar door men het afkomend en binnenwater, of, naar welgevallen,loozen kan , of , door het tijdig digtzetten of openen der Sluizen, op 't laageLand laaten ftaan of loopen: en dat, in z"lk een geval, Holland,van de landzijde, niet'genaakbaar is, dan langs de Dijken en hooge wegen. Doch , wanneer , bij drooge Zomers, (en die van den jaare MDCLXXII. was zodanig,) de Rivieren en Stroomen weinig waters inhebben , brengt het openzetten of digthouden der Sluizen geen waters genoeg over 't veld : dit maakt het in laaten van water door de Sluizen, of, indien de gelegenheid hier toe zich niet aanbiedt, het doorftee ken der Dijken noodzaaklijk : tot welk laatfte mid del men, uit hoofde der kosten en fchade , daar ui' onvermijdelijk volgende, noode komt. Thans was men op middelen bedagt, om de Landen onder water te zetten, zonder de voornaamde Dijken doortedelven. Het openen der Sluizen bi Hemden bedekte de Grenzen van Èolland ter fliri kerzijde van de Maaze; en die bij Dalem geopend deeden het Land om Gornichem onderloopen. D Krimpener Waard kon door de Sluizen bij Schooi hoven aan de Lek ondergezet worden. Twee Slü! ze' '(*) Basnace, It. p. 333- 334» Willem de Hl» i 9 t A  40&- GESCHIEDENIS Willem Ut III. zen aan den T>/è/ konden het zelfde uitwerken op het laagc Land, tusfchen d_n Rhijn en dznTsfel, en zelfs op dat, benoorden den Rhijn. De Sluizen in en aan de Vegt dienden om Amftelland en een gedeelte van Gooiland in eenen waterplas te veranderen. Het Leger der Staaten , verdeeld op de vijf voornaamfte toegangen na Holland, dekte dezelven niet alleen , maar hadden ook eenigen der diensdiaarfte Sluizen , zo lang het die posten inhiéldt, ter zijner befchikkinge , om het binnenland onder water te zeiten, of te houden, of hóoger te doen overvloeijen. Maar alle deeze voorzorgen weerden het gevaar niet geheel en al af. Aan zekere oorden gelukte het onderzetten zo fpoedig en wel niet als men gehoopt hadt: aan andere verzetten de Huisluiden zich daar met Verzoekfchriften of met geweld tegen:' ook wisten zij aan den PMjnkant het door kunstig afleiden re leur te ftellen. Het grootfte kwaad nog was , dat ' de posten zo zwak bezet waren.' Men hieldt zich in den Haage niet veilig. De Heeren van Duivenvoorde en Maasdam voerden, in 't laatst van Zomermaand, ter Vergaderinge van Holland, deeze ontrustende taal: „ Dut zij de flegte gefteldheid „ der posten met bekommering aanzagen ; dat de Steden oproerig waren, en veelligt, elk voor „ zichzelven met den Vijand verdragen zouden j j, dat zij niet zonder gevaar in den Haage kon» „ den blijven , waarom zij verzogten te mogen „ weeten, werwaards zij zich begeeven , of wat a 2ir  der NEDERLANDEN. 407 „ doen zouden (*)." Geen ongegronde vrees; naardemaal het Land niet zo hoog bevloeid was als 't wel behoorde, en hier en daar doorwaad kon worden, terwijl' de Bevelhebbers over de zwakheid en onhouwbaarheid eeniger posten klaagden. De vrees groèVèle, aan, daar de moed der Franfchen, om iets ftouts te befban , bekend en ondervonden was:' doch, 't zij onkunde van den ftaat der posten en de géfieldheid des ongevloeiden Lands , 't zij de aankomst der Engelfche Gezanten, 't z;j, eindelijk, de tijding der Duitfche wervingen, hen bewoog, de :meeste magt na den Rhijnkant te fchikken , zij beftotiden het doorwaaden en het aanvallen der zwakke posten op dien tijd niet. Kleermaalen ontwierp men plans , oin de posten te verfterken, doch het ontbrak aan Vulk en noodwendigheden. Da Graaf van Koningsmark , die op de post te Bcdegraaven her- bevel voerde, hadt zijne Hoogheid gevraagd, wat hij moest doen , in 'gevalle de Franfchen, over't ijs aantrekkende, dezelve -mogten aantasten, wanneter ze niet gebonden 'zou kunnen worden ? Leyden werd hem ter wijkplaatze, in dén uiteriïen nood, aangevveezen (f). Sn deezen kommerlijken toeftand fcheen Amfterdam alleen onwinbaar. Alle noodige fchikkingen hadt men gemaakt op het onderzetten der Landerijen, I Schans. . (*) Aant. van den Per.f, Kop , Van den 27. en aï. Juny 1672- Mf. (f) Wagenaar, Faderl.Mift.XVS. bl. 22a. ,Virx£m de III.  4c8 GESCHIEDENIS willem de III. Voorgenome landing der Engelfehenmislukt» Schansfen op de toegangen én nieuwe Werken, buiten de Haarlemmer en Leydfche Poorten aangelegd, Soldaaten en Matroozen in dienst genomen , den Amftd en 't 2* met Uitleggers bewaakt, voorraad van Krijgs- en Mondbehoeften , en geheele Fluitfchepen met zoet Water bezorgd, en op het bijten, in gevalle van vorst, orde gefield. Metéén woord, Amfterdam was zo ongenaakbaar , en in zulk een goeden ftaat van verdeediging, als die Stad met mogelijkheid kon gebragt worden (*). In een tijd van zo bijkans algemeene verflaagen* beid diende ter opbeuring de mislukte aanflag der Engelfehen ter Zee. Zij hadden eenen aanflag op Amfterdam voor , door Texel. Men vreesde voor eene landing; om welke te weeren, niets in gereedheid was. De Vloot verfcheen voor dat Eiland, en men wagtte op den vloed, om met klein Vaartuig te landen doch het bleef, tegen gewoonte, twaalf uuren ebben: dit verijdelde hun ontwerp op dien tijd , en een opkomende ftorm dreef den Vijand van 's Lands Kust. Veeten hielden zulks vooreen wonderwerk, en de meesten voor een zonderling bewijs der hernelfche Voorzienigheid, ter reddinge van het dierbaar Vaderland (f). — Eene tweede voorgenome landing (•) Wagenaar. Amft. V. St, bl. 3^9. (t) Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. 697. Btmnet, L p. 334. Over het wonderdaadige, öf de bijzon* dere fchikking der Voorzienigheid in dit en andere geval. 5ea des Lands verdient geleezen te worden de Derde Fer-  ofea. NB D Ê R L A N D E M, |0 öp , het toen onweerbaar, doch naderhand verflerkt, Hellevoet/luis bleef agrer, dewij! de HertJg van Bucn xingham , den Graave van Ossory de eer van deezen tocht misgunnende5 dien den Koning Wist uit het hoofd te praaten (*). — Naa deeze mislukte en niet ondernomene landingen zogt de Engelfche Vloot de t'buiskomende Oost ■ Indifche Schepen j die, om den Vijand te ontgaan , het Noorden omgezeild waren, aantetreffen, en dien rijken buk dert Lande te ontweldigen. De Staaten van Holland oordeelden, dat de Ruiter eer een flag met de Enpelfchen moest waagen, dan gedoogen , dat de Oost' Indifche Schepen hen in handen vielen ; doch zijne Hoogheid dagt3 dat hij het gev£gt eeider moest zoeken te ontwijken. De Vlootvoogd kreeg last , orri de Oost - Indifche Schepen te beveiligen, zonder' 's Lands Vloot te zeer te waagen. Ondertusfchen waren deeze rijkbelaadene veertien Schepen gelukkig in de Eems geraakt % de Ruitee. bragt ze behouden in Texel en het Vlie binnen, en ecu fenat^ op honderd en veertig tonnen Gouds gewaardeerd , in 't Vaderland. Ter Zee voerde 's Lands Vloot ,: dit jaar(, niets meer uit. Gebrek aan mondbehoefte en ziekte onder het Scheepsvolk deeden dez.lve^ ihet Herfstmaand 3 in 's Lands Havens invallen. De Hol- handeling over Gods bijzondere Voorzienigheid , in da Verhandel, van Te,rLERs Godgeleerd Gcnoot/chap , li. bl. 09* enz. (*) Buknet, I. p. 3340 FIL Deel. s,, §g, H W'ti.LsAt m llh  4io GESCHIEDENIS de lil. Groniti' gen verdeedigtzich dap' ?er. Hollandfche en Zeeuwfche Kapers namen van de .E^gclfchen en Franfchen een groot aantal Schepen (*). De Koophandel en Zeevaart , wel gevestigd s b!eeven bloeijen en vrugt geeven. Men verhaalt , dat de Franfche Conful, den Koning van Perfi'è verhaalende, dat Loqewijk de XIV. bijkans geheel Holland hadt te ondergebragt , daar op ten antwoord kreeg: Hoe kan dit zijn ! In de Haven van Ormus komen twintig Hollandfche Schepen tegen één uit Frankrijk! Te Land werd de Krijg niet met dezelfde drift voortgezet. Het vuur der Franfchen , ligt en hevig ontbrandende in 't begin des Veldtochts, en gaande blijvende in de drift der eerfte overwinningen, begon te verkoelen. Lodewijk de XIV, gelijk in aart aan zijne Onderdaanen, was na Frankrijk gekeerd, naa zijn Verbond met den Koning van Engeland vernieuwd te hebben. ■—- De Bisfchop van Munfter] cnderfteur.d door dien van Keulen , kreeg het vervallen en liegt bezette Koeverden bij verdrag: en berende Groningen , op den negentienden van Hooimaand. Carei. Rabenhaupt , Baron van Sucha, een bekwaam en dapper Krijgsman , in de fchool van Fredrik Hendrik gevormd, voerde het bevel over eene Bezetting van twaalfhonderd man ; anders was tle Stad wel voorzien: dan de Studenten en Burgers ver- (*) Secr.'Refol. Holl. 167-- bl. 283. 285 — 287. Brandr, Leeven van de Ruiter, bl. 7ZI 733. 757. Valkenier , I. D. bl. 813. Hod. Merc. 167%. bl. 148.  Dsa. NEDERLANDEN. 413 Vergoedden 5 20 veel in hen was, het gebrek aan Krijgsvolk, befloten hebbende , zich tot het uiterfte te verdeedigen. Zij hielden hun woord. Len Britf, niet Vermaan tot overgave, aan de Regeering gefchreeven, werd, vol verontwaardiging 3 van de hand geweezen. 't Geweld van bomben, gloeiende kogels en vergiftigde vuurwerken deedt de bedoelde (Uitwerking niet: tot het voorkomen van brand hadt men alle zorg gëdraagen , en het ontbrak aan vüjè noch middelen, om, wanneer die óntftönd't, denzelven te blüsfen. De Doopsgezinden , talrijk bin« nen deeze Vest, geene wapens draagende , betoonden hier iri hunnen ijver. — De Belegerden, versch Volk uit Friesland ontvangen hebbende, bragten , door eenige gelukkige uitvallen, den Bele» geraaren niet weinig afbreuks toe. Het beleg duurde tot den zesentwintigften van Oogstmaand, wanneer hij, geen kans ziende om de Stad te bemagti^en, hetzelve opbrak; waar aan de vrees voor dts naderende Duitfche en Brandenhurgfche Knegteiï rfiet weinig toebragt. Verloop hadt het Leger dér Belegeraareri gedund : en' waren 'er in dit beleg meer dan vijfenveertighonderd man gefnedveld. Groningen Helde als 't ware een eindpaal aan de overwinningen der Krijgvoerende Bisfchoppen t de meeste Sterkten, door hen in Groningerland én Friesland vermeesterd, werden heroverd (*). De aannadering der Krijgsbenden Hit het Keizerrijk (*) Valkemer, LD. bl. jti. Ü4 DE HÉ.  412 GESCHIEDENIS Willem de Ut Be wee • gingen irj Duitsch land tegsn Frankrijk. j t i 4 bragt niet weinig toe aan de vertraaging, welke men befpeurde in de Erijgsverrigtingen der Vijanden van 'c Gemeenebest:. De andere Volken merkten de vermeestering van Holland aan als het voorteken hun» ner eigene flaavernije. Zij zagen zich van allehoope op zelïVercleediging verftooken, in gevalle zo rijke Gewesten de reeds groote magt van Frankrijk onderfteunden. Van den aanvang des jaars hadden de Staaten bezig gewcest-3 om een Verbond met den Keurvorst van Brandenburg te fluiten : de verheffing des Prinfen van Oranje hadt niet weinig tpegebragt , om hetzelve tot ftand te brengen : en de voile bekragtiging gefchiedde op den eerden van Hooimaand (*). Op de tijding hier van , en het aanhouden des Keurvorsts esi der Staaten , begon ook Keizer Leopold uit den fluimerflaap te ontwaaken. De meeste Rijksvorsten bemerkten de oeodzaaklijkheid , om zich openlijk te verklaaren. Overal Onderhandelingen en Verbintenisfen , in chijn ingcrigt, tot het handhaaven van den Weit" jJiaalfcken Vrede, maar met de daad om den voort» •ang der Franfche wapenen te duiten. Dit baande ien weg tot een Verdrag tusfchen den Keizer en de >taaten , den vijfentwintigften van Hooimaand in len Haage getekend ; doch de bekragtiging van 't ;elve aan 't Hof van Weenen liep aan tot in Wijniiaaudj door de dwarsdrijvende kunstenaarijen van ■ • , ,■ , £ den C) Püffendopf de reb. gefi. Frcd. Witt. Lib. IX. / 2j p. 628.630. Holl. Merc. ié/fl. bl. pt  der. NEDERLANDEN. 413 den Franfchen Afgezant Gremonville : een uitftel , 't welk' egrer noch den Keizer noch den Keurvorst van Brandenburg belette ontzaglijke Legers op de been te brengen (*). ' De Koning van Frankrijk wilde, eer hij de Nederlanden verliet, nog een ftuk van aanbelang volvoeren, en hadt voor, 's Hertogenbosch te vermeesteren. Een ontwerp , 't geen , naar allen fchijn, zou gelukt hebben, was zijne Krijgsbende , na het inneemen van Crevecceur , rechtftreeks op de Stad aangetrokken; maar deeze hieldt zich op met brandfchattingen in de Meijerije opte haaien, en de Ingezetenen uiiteplunderen. Dit gaf de Regeering en de Bezetting tijd , om zich in ftaat van tegenweer tè ftellen. hen regen , die eenige dagen aanhieldt, ze te de Moerasfen rondsom de Stad zo vol water, als de overgevloeide Landen in Holland. Dit belette het maaken van 'nadetnisfen: Men zogt zich wei van Schuiten te bedienen ; doch deeze geraakten vast op de ondiepten: en het ■ aftappen van water werc vergeefscli beproefd.' De onmogelijkheid van een geregeld beleg , doch bovenal de tijding van het aanwerven des Keizers en der Duitfche Vorsten , deedi Lodewijk. dén XIV. van Boxtel opbreeken, het aarl Turenne overlaatende, om zijne veroveringen ind« Nederlanden tegen de Keizerlijke en Brandenburgfeke Krijgsmagt tb dekken (f). ' D< (e) Vai kïnier , 'I. D'Bijl. No. 78. bl. 169.- Aant.vat dehPenf.Ho?, van den 16 Sept. \6ji. Mf. (t) Van Heurn , Hifi. van \ Hertogenb. III. D. bl. 181 H 3 Willem de III/! Mislukte osderneeming van Lodewijk brn XIV. op 's Hertogenbosch. ^  GESCHIEDENIS Willem , be III. Bedrijven des Stadkonders. I I — ] De nieuw'ings verkoore Stadhouder zogt het voetfpoor zijner doorlugte Voorvaderen te betreeden: zijne eerzugt kittelde zich met het denkbeeld van het HooFd en de Verlosfer eens dapperen en vrijen Volks te zijn. Hij fpande alle zijne poogingen in tegen de Vijanden des Vaderlands. Veel hadt hij toegebragt tot het afbreeken der Onderhandelingen , die alleen ftrekten om den moed zijner Medeburgeren te verzwakken, en de hulp der Bondgenooten te doen verwijlen. De geest van den jongen Vorst begon het geheele Gemeenebest te bezielen. Zij , die gereed fcheenen om den hals te krommen onder het juk, toonden zich nu bereid om onderlland te bieden, en rast beiioten te hebben, het overfchot des Vaderlands , 't welk niet door 's Vijands wapenen vermeesterd, of met water bedekt was, tot het uiterlie ïe verdeedigen. Zij namen, zo men wil, het beFluit, om, wanneer de grond ter verdeediginge hun Mitbrafc , wel verre van voor geweld te bukken, sich na de Indien te begeeven, in die Gewesteneen lieuw Rijk opterigten , en onder eene lugtllreek, waar anders de Slaavernij woont , den Throon der Vrijheid te yestigeq, welker Europe[zxch onwaardig jetoond hadt. De maatregelen tot het volvoeren van lit vreemd ontwerp , zegt men , waren genomen; :n bij bereken in hadt men bevonden, dat de Scbejfn , ih de Havens liggende, tweemaalhonderddui:end Inwoonders na de Oost-Indien konden VQeren(*). Wat (*) Bas, aoe , 11, p. S5ö. s£».  der NEDERLANDEN. 415 Wat hier van zijn moge, de vast naderende Winter vei meerderde de ongerustheid van 't Gemeenebest, en de hoop der Franfchen, om, door 'c ijs' begunstigd , ten Oferftroomden La'ide intedrirgen. Mees'er van Naar den zijnde, konden zij dan hunne ftrooperiien tot de Poorten van Amfterdam voortzeuen. Om dit te weeren, befloot de Prins vanOran'e, eene Stad van zo veel aangelegenheids aantetasten. De maatregels, doorhem genomen, waren zo wel ingerigt, dat hij zich voor de Stad vertoonde, eer de Franfchen zijnen toeleg ontdekthadden. De Plaats moest te water en ten lande aangetast worden. Tot het eerde waren gelchikte en gewapende Vaartuigen in gereedheid gebragt. Het Leger ten lande hadt den Prins van Oran e aan 't hoofd, vergezeld van Maürits van Nasfau , den jongen Rhijngraaf, den Markgraaf de Lqüvigny, en verfcheide andere aanzienlijke Krijgshelden. Men wagtte op het teken van de waterzijde, om den aanflag te beginnen ; doch de Vaartuigen, van Amfter^ dam te middernagt vertrokken, werden, door ftilte, te Muiden opgehouden, zonder te kunnen voortkomen. Zijne Hoogheid ^en de Rhijngraaf, Colonel der Lijfwagt , wilden nogthans den aanval beginnen; maar de Louvigny en andere kundiger Krijgsbevelhebbers beteugelden die drift. Zij vertoonden zijne Hoogheid , dat deeze Stad, de eerfte sij.ide9 we ke hij belegerde , het van 't hoogde aanbelang was voor zijne eer, hier we1 in te (hagen ; en dat 9 fchoon de Bezetting en de Vestingwerken geenzins H 4 oat< Willem de III. De Prin» vsr-. Oranje lot kt Naar dem ver- goffscht» venssfen*  Willem ps mf É*f|nt| ppW§er der, mi:luiLu É 4iC GESCHIEDENIS ontzaglijk waren , het nogthans onmogelijk was den aanflag te volvoeren, dewnl men van den waterkant geen .bijftand te wagten, er» veel te vreezen hadt van de onderfteuning, gereed om den Vijand van delandzijde bijtefpringen. De Prins taf gehoor aan deeze redenen, en trok met zijn Volk te rug. De Vijand, den toeleg op Naarden vernomen hebbende s ver* ftèrkte de Bezetting (*). In Wijnmaand* zogt zijne Hoogheid Woerden uit de hajAdep dgr Franfchen te rukken. ' FREDKRiKvan Nas/au , Hrer van Zuilen/Jein', was aan 5t hoofd deezer onderneeming. Hij hadt zijn Kwartier met «en Fort van aarde verlterkt, omzet metPalisfaden, én omringd mét .water , en op hetzelve Kanon geplant; van vooren was een Huis en een Molen met fchjetgaten, en opgevuld mst Krijgsvolk, De Hertog van Luxemburg bpflpot, het Huis,' den Molen $n fift Fort te gelijk aantetasten , indien het water rulks toelietl Men' peilde het , en ging te water, pe Hertog deedt hier een kwaade pas , waarop de Franfchen tegen Mombas, die voor Gids diende, fchreeuwdenals tegen een Verraader. Het Huis tn de Molen booden geen grooten tegen ftanci; rmtar het Fort,verdeedigde'zich beter: 'doch Zuilenstein Jfreêg verfcheide wonden , aan welken hij dood ter aarde viel ; waarop de Soldaaten hem met voeten -{rapten , en zodanig, door den modder ileepten, dat hij (*) Mem* via fidelle fur ia Kodmde, p„ z8. ValjfEWiga, i. bl. 824,  per NEDERLANDEN. 4*F hij nauwlijks kenbaar was. De veelheid zijner won? den, en de mishandelingen , zijn Lijk aangedaan , hebben zommigen zulks doen aanmerken als eene wraak des Hemels, welke toeliet 3 dat één der voornaamiten, die oorzaak waren geweest van den moord der Broederen de Witt, op gelijke wijze doorWond , getrapt en gelleurd wierd. Zijn Kamerdienaar herkende beril eindelijk onder de gefneuVelden, en verwierf van den Hertog van Luxemburg vrijbeid, om het Lijk te mogen wegvoeren en begraaven, gelijk te Zwammerdam gefchiedde. Verfcheide Officiers kreegen zijne Ampten. De jonge Rhijngraaf Carel werd Bevelhebber van Breda , de Graaf van Koningsmark, Colonel van 't Voetvolk , en Georg Frederik. van Waldek, korts tevoren Veldmarfchalk geworden, bekwam zijn RegimenS Voetvolk, bi-neffens zijne Compagnie Paarden. Terwijl dit zo oHgelukkig met Z.uilenstein af-i liep, beklom 's Prinfen Volk ,aan een anderen kant, de Stads Wal, en dwong de Franfchen , door het werpen eener hagelbui van Handgranaaten, vooreen korten tijd , te wijken. De Hollanders waren 'er bijkans mees-ter van; maar een wakkere uitval der Franfchen dreef ze af. De moedige wederftand noodzaakte hen hals over hooïd na binnen te wijken. Zij verzuimden, in de verhaaste vlugt , de Poort te fluiten, zo dat de vervolgers met de vlugtenden te gelijk zouden hebben kunnen indringen; doch zij verwaarloosden deezen kans. — De Franfchen, den post van Zuilenstejn vermeesterd hebbende, H 5 ' dag- VVlLLEM DE 111. <  4ï8 GESCHIEDENIS WlLfcSM m hl. dagten een anderen , onder den Graaf van Hornes, Vü] fchriks te vinden; maar ontmoetten een bezigen wederftand. Een groot gedeelte des Vijands was digt bij de Stads Poort genaderd , van oogmerk om hem, te gelijk met de Bezetting, op 't lijf te va'len; maar de Graaf hadt zich, 's nagts te voren , zo wel verfchanst, dat de Bezetting, ondanks een heftigen uitval, hem van daar niet kon verdrijven, of de onderffand , welke van de andere zijde over 't water komen moest, infchepen. De Luitenant-Colonel Patijn, de Vijanden aan 'f wankelen ziende, trok, met den degen in de vuist, op hen aan, en wierp ze overhoop. Zij namen de wijk. De Graaf verlostte eenige Officieren en veele gemeene Soldaaten, bij de vermeestering des posts van Zuilenstein gevangen genomen , en kreeg eenige Franfche Offi. ciers, die, om hunne wonden, het Leger niet lot» den volgen, gevangen. Dit was veel, maar, na het opflaan des posts van Zuif.enstein , niet genoeg gewonnen, om de Stad inteneemen , en het ontzet te keeren. De Graaf van Hornes kreeg fchriftlijk bevel van den Prins , om aftetrekken : nogthans deedt hij de Stad fel befchieten en opeifchen. Dit werd door de Majoor oE Grange afgeflaagen. Hij maakte nogmaals een hevig vuur; doch trok ten laatften af, naa eenige Vaandels van den Vijand bekomen , en eenige andere kleine voordeden behaald te hebben (*). De Franfchen hebben naderhand ge- fchrea- i*j Le CtERc, JU. fel.  ber NEDERLANDEN. 419 fehreeven, dat zij in deeze ontmoeting bij Weerden vijfentwintighonderd, en de onzen vijfduizend man veriooren hadden, Ook meenden zij, dat men, van onzen kant, zekeren post, te Harmeien , die door vijftig Franfchen bezet was , en hun den weg na Woerden opende , verzuimd hadt te bemagtigen. Voorts hadt men de Drug in 't Dorp Kamerijk niet afgebrooken , en onbezet gelaaten , 't welk den Hertog van Luxemburg gelegenheid gegeeven hadt, om de onzen, die langs de Kamerijker Vaart lagen, van vooren en van agteren te overvallen (;!). Deeze onderneemingen , fchoon ongelukkig afgeloopen, deeden den Hollanderen den moed niet opgeeven. De Prins van Oranje , wel verre van in Küjgsdapperheid te verzwakken, dagt het Vaderland te redden door een zonderling en ttout beftaan , en den Oorlog in de Franfche Nederlanden overtebrengen. 't Geheim van zijnen toeleg bleef voor de Staaten zelfs bedekt. Naa de posten in Holland, zo goed hij kon , bezet te hebben, fcheen het of hij na Maastricht toog , om die Stad te verlosfen van de blokkeering der Franfchen, Door Spaanfche Hulpbenden yerfterkt, trok hij de Maas over , en noodzaakte den Graaf van Duras met zijn Veldleger de wijk te neemen , en veroverde Valkenburg. Daarop fchieiijk te rug trekkende, floeg hij zich, in Wintennaand , nader voor Charletoi. Te meer hoops hadt hij op de vermeestering, daar deeze Stad zwak bezet, (*) Feuquieres Mtm, Hift, & Milt, II, p, 5 &c. Willem de HL De pVins van 0- ranje belegerd "harle- -oi vef- ;eafsqh.  423 GESCHIEDENIS Ii£ UI, Inval der Franfchen te Zwamtnerdamen te Botte gr auVt, bezet, en de Bevelhebber, de Graaf de Montaï% uitgeioogen was, omTongeren te befchermen. Dan deeze wist met een list daar binnen te geraaken, eer de linien van omwalling en tegenwalling voltooid waren- Uit gaf der Bezetting moed : hij vertoonde zich op de Bolwerken , liet al het gefchut losbranden, en een Herken uitval doen. De felle koude en vorst belette het voortzetten van de Werken der Belegeraaren. Deeze , en de vrees voor een talrijk Leger, tot ontzet rukkende, deedt den Prins met grooten wederzin te rug trekken ( hij hadt grooter fpijt over 't mislukken van deezen, dan over den toeleg op Woerden j en , fchoon men het beftaan van dat beleg , in 't hart des Winters met geen genoegzaame voorzorg ondernomen , wraakte , woog het medelijden met den Prins de veragting op, weike anders het gevolg is van zulke bedrijven. Binch, waar eene Bezetting van driehonderd Franfchen en Zwitzers lag, nam hij, bij zijne hertocht, in , en leverde het ter plunderinge en aan de baldadigheid der Soldaaten ovejc (*). Het mislukken van deezen aanfiag , en de afweezigheid des Prinfen, bragt Holland op den oever des ondergangs. De vorst, dia het haare hadt toegebragt tot het opbreeken des belegs van Charleroi, baande den lang gevreesden'weg voor den Vijand over de Rivieren en vcrdionkene'Velden. De Hertog van Luxemburg , een der bekwaamde en on- ver- CQ Wagenaar , Vaderl, Hifi, XIV. bl. 227.  oer NEDERLANDEN. 421 vermoeidfte Veldheeren zijner Eeuwe , voerde het bevel in *t Sticht. Hij hadt het plan, om Holland over Vijs te vermeesteren, ten Hove fmaaklijk weeten te maaken. Zo ras de koude begon, verzamelde hij de Bezettingen der Gelderfche en Sticht fche Steden. Omtrent deezen tijd hadt hij een ftroop laaten doen tot bij het Dorp Kamerijk , niet verre van Woerden , om goede kundfchap te verkrijgen van de Landsgefteltenisfe indeezen oord* Zints den zeventienden van Wintermaand nam de vorst der» maate toe, dat, binnen weinig dagen, het ijs overal in ftaat fcheen te zullen zijn om het Krijgsvolk veilig te draagen. Eene algemeene ontftehenis beving de harten der Landzaaten : en, daar men geen Volks genoeg hadt, om de posten naar eisch te be* zetten, gaf men allerwegen last , om het ijs opentebijten. De vrees nam toe op het welgegronde ge» rugt, dat verfcheide Roomsch • Catholijken zich aangebooden hadden, om den Franfchen voor gids tê dienen.., ; . , . De Hertog van Luxemburg too^ op weg, aan het hoofd eener Legermagt, die begroot werdt op ne* genduizend Knegten en tweeduizend Paarden , uh> gekoozen Volk, en de bloem der Franfche Krijgs» lieden. Op den zevenentwintigften van Winter* jnaand-trok hij, tusfchen Oudewater en Schoonhoven door, tot Woerden. Het maakte in één nagt zo veel ijs, dat het onmogelijk was met bijten den toegang te weeren: ook ontbrak het hier aan manfehap, daaï aan werktuigen, om de daar op gemaakte ichikkim gei WlLLSW Da UU j  422 GESCHIEDENIS gen te volvoeren. Dit beangftigde de gemoederen op de Plaatzen , meest aan den inval bloorgedeld, In den Haage, eene opene Plaats , verwagtte men nies dan'vervvoebting, en alle de rampen des Oorlogs , indien de posten niet bewaard konden worden. Eenig Paafdevolk , onder Milac , ging,; Op liet bevel des HertëgS, na de groote Wierikken, bezinden den Rhijn , om te onderzoeken of het ijs flerk genoeg was tor het draagen der Ruiterije ; doch het werd te zwak bevonden. Hij zelve was, langs de noordzijde van den Rhijn, getrokken tot bij Bodegraave. De Graaf van Koningsmark g wien die post was toevertrouwd, verliet dezelve op heteerfte gcrugt van de aannadenng der Franfchen , eh trok tot de Góudfche Sluis, waar hij, volgens last van de Gemagiigden der Staaten, des noods, mogt henen wijten, te rngge. Zonder tegenkanting kwamen du- de Franfchen te Zwammerdam ; maar eén fchiélijk opkomende dooi hadt reeds den Rhijn hier geopend , en de Brug was van de zuidzijde dier Ri= v.ere dpgéWaald*. Eenige Franfchen voeren met Vaartuigen over: doch het Dorp, niet alleen van het ftiéerendeel Her Ingezetenen, maar Ook van de weinige mani'chap, ter beveiliging van de.Brug gefield, ferhaten z-jnde, werd in de asch gelegd. De Schub ha met leeyensmidfelen, daar liggende j ffaken zij '\È hiand. DOÊh de dooi en de nedervallende ratté meeuw maai. erf ne wegen onbruikbaar , om dieper ;n Holland dooitedringen ; des toog de Vijand, den hoo- ïWttiM »B II».  der. NEDERLANDEN. 423 hoogen Rhijndijk langs, te rug na Bodegraave, waar hij de ledig gelaatene huizen der vlantme opofferde, 's Gravenhaage en de andere Plaatzen vonden zich ontflagen van de vrees voor een fchieiijk naderenden vijandlijken overval, en de Franfche* zich in groot gevaar gebragt. Over 'tijs na Utrecht te trekken was onmogelijk 5 om te Woerden te komen , moesten zij een fmallen en nu doornatten Dijk langs, waar nauwlijks vier man in een gelid konden gaan; en, om op deezen Dijk te geraaken , lag de post te Nieuwerhrugge in den weg , die, zonder gefchut, 't welk de Franfchen niet bij zich hadden, Onverwinr.elijk fcheen. Was door dezelve het Leger één enkelen dag opgehouden geweest, het Franfche Leger zou, dcoï gebrek, koude en vermoedenis, zijn omgekomen. Het gevaar was te grooter,dewijl het water * alles overftroomd hebbende, de Dijk op veele plaatzen onkenbaar deedt worden. Luxemburg was ten uitcrlre verlegen: bij het vuur Zich droogende , bedagt hij een en ander omwerp* van uitkomst. Zijne bekwaamheid en ondervinding fchooten te kort, om eenig middel te vinden. Ih deeze verlegenheid kwam men hein aandienen , dat de Colonel Moses Pain et Vin de post te Nieuwerhrugge verlaaten hadt. Dus verhaalen het de Franfchen. Maar de Hollanders fpreeken van de' moeilijkheid, om die post te bemagrigen,min ftck : en gelooven, dat liet oogmerk van den Franfchen Veldheer niet g -vreest is, om veroveringen te doen , en meefter van de eene of de andere post te blijven r, maar Wlf.tF.il DE III.  424 GESCHIEDENIS m UI. Lo: van P/.r.rc et V-h. 3 \ ( ( 1 i ' I 1 c t I I maar alleen om te zien^ door welk een weg hij ur Utrecht. in Holland zou kunnen komen. Ook was het niet mogelijk , dat hij met zo weinig manfchap iets kon inhouden in een Land , zo doorfneeden met water, en zo vol Volks, Holland, waar elk verbitterd was, en gereed om alles tegen hen te onderneemen, indien het flegts bekwaame Mannen hadt, om hen aantevoeren, die 'er toen niet ont< braken (*). Wat hier van zijn moge, Pain et Vin, zich door bet bemagtïgen van Zwammerdam en Bodegraave ifgefneeden ziende van den Graave van Koningsnark, en bezeffende , dat zijn post na den kant /an Bodegraave flegts met een Haspel of Friefchen luiter gedekt, en gevolglijk niet te houden was, verd te raade, Nieuwerhrugge te verlaaten, en na Houda te trekken, waar men hem met opene armen •ntvmg. Maar, dewijl hij dit zonder uhdruklijken ist van Korincsmark gedaan hadt, kwam het hem luur te liaan. Hij werd gevat, voor den Krijgsraad lefteld, veroordeeld tot verbeurtenis van Ampten en Joederen, en tot eene eeuwige gevangenis. Zijne loogheid ; de groorfle ftrengheid noodig oordeelen» e, om de Krijgstugt te herltellen , oordeelde dit onnis te flap. Bij herziening van het vonnis, werd et verzwaard; de Gevangene zoü voor 't Leger ge» ragt, en met het zwaard over het hoofd geftraft wor» C) Basnage , II, p. 354 &c. Le Cüsad , HL t,  der NEDERLANDEN. 4»$ worden. Dit voldeedt den Prins nog niet: hij" trok de zaak aan zichzelven, en aan eene Regtbank, uit Raadsluiden van den Höogen Raad , den Hove ert den Raad van Braband zamengefteld. Hier weid hij ter halsftraffe verweezen, welke men , dén drieentwintigften van Louwmaand des volgenden jaars, in 't Leger te Alphen volvoerde, 't Was 'ér vérre af, dat dit eene algemeene goedkeuring wegdroeg; veelen Oordeelden , dat hij, wat de hoofdzaak betrof, zich in 't zelfde geval als Koningsmark bevonden, en diens voorbeeld gevolgd hadt, doch hij was zijn last te buiten gegaan , en hier over zeker ftrafwaardig. Eenigen wraakten ook het herroepen van vonnisfen, door bevoegde Regters geweezen (*). ■— Zijn post werd "opgedraagen aan Maximiliaan d'Yvoy , geweezen Luitenant-Gouverneur onder den Graaf van Dohna, in het Prinsdom en Stad Oranje, en, in 't jaar MDCLXVII! , door de Algemeene Staaten gezonden na Graave, welke Stad hij verfterkte , en van waar hij thans door Willem den III. te rug geroepen werd , en, om zijne kundigheid , den veroordeelden Pain et Vin vervong, Colonel en Capitein werd van eene Compagnie Voetvolk, en, vervolgens, eerfte Bevelhebber van Schenkenfchans voor de Staaten (f> De (•) Costerus Hifi. Perh.bl. 332. Holl. Merc. 167a. bl.218. Lettr. de Mr, de Groot, 2j.Dec.1673. (f) Deeze Maximiliaan d'Yvoy was de Zoon van Ni. Coiaas Genlis d'Yvoy, dis, in 't jaar MDC , het Fort VIL Deel. 2-5/. ï • St» VVillEm de III. y  426 GESCHIEDENIS Willem DE III. Van de wreei heden, door de Franfchen te Bodegranveen Zwammei dam gepleegd. *, v \ f' £: al d 21 § ie De Franfchen, de Werken aan de Nieuwerhrugge geflecht hebbende, kwamen , 's avonds , weder te Woerden, van waar het Leger terflond na de Steden keerde, waar het in bezetting gelegen hadt(*). De meeste Gcfchiedfchrijvers, van deezen tocht na Bodegraave en Zwammerdam gewaagende , fehijnen het hart te willen ophaalen in het fchilderen vaneen alleraffchuwelijkst Tafereel. De Hertog van Luxemburg zou zijne Knegten tot die gruwelen aangemaand heb- St. Andries aan Prins Mauïuts van Oranje overgaf , uit ?ene wederwraak tegen de Spanjaarden , die hem , nevens zijnen Vader Jean Genlis Hange.t d'Yvov, inden aare MDLXX11 , wanneer dezelve , met de Franfche Hulpbenden , tot ontzet van Bergen in Henegouwen twara , gevangen namen , den Vader op 't Kasteel van dntiverpen wreedlijïc vermoordden , eö hem verpligtten mder de Waaien te dienen. De Generaal Yvoy, üen wij , vervolgens , zullen aantreffen als Bevelhebber an het belegerd Quesnoy, was de ouefta Zoon van den oornoemden Maximiliaan, reeds op zijn negende iar door den Prins van Oranje met eene Compagnie betvolk begiftigd , en hadt de eer, de derde van Vader >t Zoon te zijn, die de wapenen voor den Staat droeg, 1 wiens Vader reeds alhier ten Lande, in de Willemftad, waar PVicolaas Commandeur was , is gebooren gewor1;n. Wij plastzen deeze aantekening uit een medegedeeld :er eg: berigt, tót wederlegging van eene verkeerde opiïve, als of deeze Generaal een Fransenman van gebocr, en, om den Godsdienst , uit Frankrijk geviMgc was* O) CüsiERos, Hijl.Ferh. bl. 339,  der NEDERLANDEN. 427 , hebben met woorden, te ongerijmd, om ooit door hem gefprokèn te zijn. „ Voort, mijne Kinderen, rooft, moordt en verkragt. Kunt gij iet geweld„ daadigs en verfoeilijks doen, blijft niet in gebre„ ke, ten einde ik bevïndë mij niet bedroogen te „ hebben in de keuze , onder 's Konings Volk ge9, daan, en gij beantwoordt aan de eete, welkezij- ne Majefteit u doet, met u te gebruiken in eenen „ Oorlog, dien hij ondernomen heeft, om zijn roem' 3, en zijne magt tot het einde der wereld uittebrei„ den." Verdienden deeze Gefchiedverhaalers geloof', daii werden de Vrouwen onder 't oog haarer Mannen, de Dogtèrs iri de tegenwoordigheid haarer Ouderen gefchonden, en de Kinderen medogenloosop'tvuui gefmeeten. Met één woord, dan liet de woedende Soldaat geene onmenschlijke daad ongepleègd, ende èlendige Öpgezetenen beproefden , zonder onder fcheid van jaaren, vanfexe, van ftaat, alles, wai de verregaandfte beestagtigheid kan uitvoeren. Zi voegen 'er bij , dat aan deeze verfoeilijke fchennisfen niet alleen de gemeene Soldaaten, maar, tot onuitwischbaare fchande voor de Franfchen, ook ver fcheide Eevelhebbereri fcliuldig waren (*).' De eerfte bèrigten , in den fchrik opgefteld , zijt ieker zeer verzwaard geweest, én men heeft ze vei (*) Avis fiklle, p„' 47 &c. Valkenier , bl. 84. Holt. Merc. 167a. bl.213. 1 i WlLLüM OSt UU I { »  428 GESCHIEDENIS VI lil. vervö'gens, willen doen geiden, om den Franfchen naam gehaat en zwart te maaken. Anderen geeven des een veel min eislijk verdag. Te Zwammerdam heeft maar éèn Boer, die in zijn huis gebleeven was, en op de Franfchen fchoot, het met den dood moeten bekoopen. Een ziek Man , en zijne Vrouw, die in het kraambedde lag, leeden mishandeling, ert hun Dogtertje werd weggevoerd (*> Lieden, die, kort daar naa, bij de Opgezetenen deezer Dorpen onderzoek na 't gebeurde deeden, hebben maar drie voorbeelden vau Vrouwenfchennis kunnen ontdekken , en niets van de onmenfchelijke wreedheden, met welken het eerst verfpreide gerugt de Franfchen betigtte. Het aantal der naakt weggejaagden is zeker klein geweest op Plaatzen , meest van de Irtwoonders verhaten, en die in 't nabijgelegene Gouda eene fchuilplaats vonden. Costerus hadt met eigen oogen Gevangenen te Woerden zien binnenbrengen , eenigen waren , voor een gedeelte , van hunne kleederen beroofd , anderen niet , en genen zagen 'er geflagen en mishandeld uit (f). — De geweezene Ambasfadeur Pleter de Gboot , eeni. gen tijd laater over deezen inval der Franfchen fchrijvende, noemt'dezelve een kleinen ftroop in Holland: teffens getuigende, dat 'er , in den Veldtocht des jaars MDCLXXIII , in Duitschland dergelijke dingen (*) Tegenw. ftaat der Ferèèn. Nederl. VI. bl. 349, (t) Costerv.% Hift. Ferh. bl. 338.  dbr NEDERLANDEN, 42? gen gebeurden., die niet veel verfchil len van 't geen .te Zwammerdam en te Bodegraave gebeurd was(*). — Le Clerc verklaart, verftandige en gelooft waardige Hollanders gefproken te hebben , die toen ten tijde leefden, en geene vrienden van de Franfche. Natie waren, althans niet ten koste van de hunne, die vcr^ .ekerden, dat het grootfte gedeelte van die wreedheden en beestagtigheden, waar mede mende Franfchen befchuldigde , enkel verdichtzels zijn, bedagt otn de Franfchen nog gehaater te doen worden. Dat zij, wel is waar, die twee Dorpen geplunderd en in brand geftooken hebben, bevestigt ook Vader Daniël in zijne Leevensbefchiïjving van Lodewijk den XIV; maar noch het belang diens Konings , noch de voorzigtigheid des Hertogs van Luxemburg, Heten toe, zich door ongehoorde wreed- en beestagtigheden nog gehaater te maaken, dan zij- reeds in de Ferèénigde Nederlanden waren. Dan, hoe zorgvuldig men ook moge zijn , om de Soldaaten in toom te houden, \ is onmogelijk te beletten, dat zij, die meester zijn over anderen, geen moedwil pleegen. De Ingezetenen van 'Binch klaagden, niet minder over de Soldaaten van den Prins, vaa Oranje (f). Die (*) Lett. de lyir, de Groot 5. Janv. & 31. Ögtpi i<$r3 (t) Le Clerc, III. bl. 446. Vreemd , in de daad, «jat de Gefchiedenis,d;ezes geleerden Mans , waar in hij die beestagtigheden en moorden ontkent, verci.-rJ , ct I 3 lfe Willem de III,'  4 o GESCHIEDENIS WiLLEM I"-. iii. JCoeverden hersenen. Die zelfde vorst, welke tot het mislukken van 's Prinfen toeleg op Charleroi, en tot het doen des fchtïkbuftteiiden in vals der Franfchen zo veel toegebragt hadt, was in allen deele niet fchadelijk voor het Gemeenebest. De manmoedige Verdeediger van Groningen* R/ïBiïnhaupt , vaardigde een gedeelte d,er Bezetcjnge , onder den Luitenant -Cokmel EiEEiecEN, na Koeverden af. De Moerasfen rondsom die Vesting waren digt en hard bevroozen. In den ragt van den laatilen dag deezes jaars, viel hij, door een dikken mist begunstigd, op den buitentfen Wal aan, vermeesterde denzelven , en dwong de Bezetting het geweer afteleggen, en de Stad te ruimen. Dit Krijgsgeluk, naa zo veel wederfpoeds, bewoog de Staar.n, om deswegen een algemeenen Dankdag te houden in de Ferèénigde Gewesten. De Munfierfchen verlieten hierop verfcheide posten in deezen oord; dan, door gebiek aan manfehap, konden de Staaten ze niet bezetten (*). Terwijl 'er zich een aanblik van hoope opdeedt, dat de zaaken ten Lande een gunstiger keer zouden nee- liever ontluifterd, is door eene Piaat , welke de verregaardfte ei'lijkheden vertoont, en zeer gefchikc is cm de indiukken ie verleevendigen van het flegte Boekje, getijteld de Franfche Tiranny, en den Kinderen op de Schooien gegeeven , ora bitterheid tegen de F; anfchen te verwekken , en "c geen nog heden door sommigen word aan» g' pretzen. <*} Vauemex j L bh 845 — §53, -j  der NEDERLANDEN. 431 neemen, en Amfterdam alle mogelijke voorzorg gedraagen hadt, om op de bewaaring der buitei posten de noodige orde te ftellen , liep deeze Stad en de daar onttaakeld liggende Oorlogfchepen groot gevaar. In Sprokkelmaand geraakte daar in hegtenis een Schotsman , John Frazer genaamd, die beleedt, door voornaame Lieden in Engeland gehuurd te zijn, om te Amfterdam brand te dichten, en ook twee Broeders, Zweeden, te hebben omgekogt, om het Oost • Indisch Huis of eenigen van 's Lands Oorlogfchepen in brand te fteeken. Men hadt verfcheide brandgereedfchappen bij hem gevonden , en ook eenigen , die hij bekende zelve gemaakt te hebben. Hij werd veroordeeld om geradbraakt en in 't rangezigt met een bos ftroo geblaakerd te worden, gelijk gefchiedde. Te vergeefsch zogt men , ten dien tijde, na zijne Medepligtigen: en 't leedt tot het jaar MDCLXXVII, eer één derzelven , Wiiaiam Madir, te Kotter dam gevat, en desgelijks met den dood geftraft werd (*). Het Engelfche Hof, de ziel van dien laagen aanflag, was met de grootfte bitterheid tegen het Ge- 1 meenebest vervuld, en haalde het Parlement over tot f het bewilligen in gene aanzienlijke fomme , om eene ontzaglijke Vloot in Zee te brengen, die zich weder met de Franfche zou veréénigeü. De Staaten verzuimden niets , om die verée'nigde Vijanden ter Zee het hoofd te kunnen bieden- De Ruiter behiclds h§- C) Wagenaar , Atsft. VI. St. bh 1. 2. I $ Wn.r.etu de UI, Eert Brandftigterontdekt ? en geftraff? De Vloqin toe- ;erusu  Willem de III. I ] 1 1 1 < \ \ \ M:slukre ondernee- j{ Kling der Zjukfche n pen op £j den / nee ms* 43* GESCHIEDENIS het opperbevel over 's Lands Vloot. Cornelis Tromp , die zints den jaare MDCLXI. niet gediend hadt, werd door zijne Hoogheid tot Luitenant-Admiraal , in de plaats van van Gent , benoemd. Dan hij herfteldc deezen Begunstiger van zijn Buis niet, zender de oude veete tusfchen de Ruiter en Tromp weggenomen, en eene opregte verzoening, met vergeeten van al het voorledene , bewerkt te hebben; de Ruitbr verzekerende, dat Tromp zijne bevelen zou opvolgen. Niets bleef 'er tusfchen deeze twee Zeehelden over, dan een edele naijver, wie den Vijanden yan den Staat den meesten afbreuk, en den Lande den grootften dienst zou doen. Da Ruiter oordeelde het noodig , dat verfcheide Pfataaten , om de Vlootelingen bij hunnen pligttehouieu, en daar toe aantemoedigen , behoorden verïieuwd te worden i inzonderheid de zulken , die lelooningen aan de Veroveraars van vijandlijke Scheien , en den Verminkten onderdand in hunnen geirekkigen ftaat beloofden ; als mede die konden dielen tot het houden van goede orde en tugt. De itaaten volg 'en zijnen raad, en de vernieuwde Plaanteii werden doir zijne Hoogheid getekend. Die vaardige Vlootvoogd voorzag en bezorgde alles., i/at n ogen k was te voorzien en ie befchikken. Met het begin van Bloeimaand zeilde de Vloot uit, □ers zettende na den Theems , met oogmerk om den lon d dier Riviere, door het lusten zinken van ten iep. einde gefehikte Schepen , te verdoppen ; dus :n toevoer uit Zee na. Londen te beletten , de ver- ééni-  DER NEDERLANDEN. 433 éénïg'ng der twee Vlooten te vertr.iagen , de Koopvaardijvlooten der Engelfehen , ende Franfche Schepen, indien zij het waagden onder zeil te gaan, om zich bij de Engelfche te voegen , aantetasten. Het mistig en donker weer veroorzaakte , dat de Zinkfchepen op den behoorlijken tijd ter beftemder plaatze niet konden komen: dit gaf den Engelfehen tijd, om ettelijke Schepen omtrent den mond van den Theems te leggen, waar door deeze aanflag ;e leur liep. De Zinkfchepen werden, opgelegd , en de Ruiter zeilde na Schooneveld, waar zijne Vloot met eenige Schepen verfterkt werd; doch beftondt dezelve uit tweeënvijftig Schepen van Oorlog , twaalf Fregatten , veertien Advysjagten , en vijfentwintig Branders, in 't geheel omtrent honderd zeilen : terwijl die der Vijanden honderd en vijftig zeilen telde, en daar onder tusfchen de tachtig en negentig groote Oorlogfchepen. Een allerfchoonfte en aanmoedigende Brief, door zijne Hoogheid aan de Ruiter gezonden, las hij, met een manlijken ernst , meerdere ed mindere Scheepsbevelhebberen voor. Wij kunnen niet nalaaten denzelven plaats te geeven, als ten blijke [trekkende, hoe zeer zijne Hoogheid overtuigd was van den dienst eener welgemoedde Vloote voor 't Vaderland. ,, Wij hadden gewenscht, „ dat de zaaken van het Land ons hadden gclaaten „ de faculteit, om ons na 's Lands Vloot te ver„ voegen, en 't vernoegen te hebben van daar bijs, één te zien zo veel eerlijke Patriotten, die co?I 5 „ daat. Willem Da UI. Gefield' beid deï Staat fche en der vij» andlijke Vlooten.  WiLZ.RM ï?£ III. i 9 3 5 V ■>: >: 53 33 S) »5 434 GESCHIEDENIS „ daatlijk de hand aan 't werk flaan, om het Va„ derland tegen vijandlijk geweid te helpen dekken. „ De aanzienlijke Zeeinagt , welke ten dien einde „ werd bijééngebragr , is een van de rioodige en „ conüderabele middelen , die tot behoudenis van „ den Staat worden aangewend ; en diensvoigende te hoopen , dat die aanmerking nieuwe vigeur „ zal geeven aan de couragie van die genen, die de „ eere hebben van dat ze aan hun weid toever„ trouwd. De oogen en harten van alle delngeza« tenen van het Uf&ï ja van de Christen Wereld, l> ZIJ'n daarbeeneq gewend, enobferveerenmet^oo» refles:e> 'tgeen met dezelve voorzigriglijk en „ kioekmoedigïijfe, 0f anders zal worden oncierno, men, of uitgevoerd. En ware het overzulksvan , de meerite infamie, dat iemand aan zijnen pligt , zoude ontbreeken op zo' een doorligt* tooneel. , Wij verwagten zulks niet; maar, in tegendeel, , dat door het voorzigtig en kloek beleid van UE. , en van de genen, die bij hem zijn , ,'n deeze ge' , vaarlijke cqnjupfliire, een nieuwe luister aan de , eer, bij onze ixatie ter Zee bevogten , onder , Gods zegen, zal worden toegebragt; en dat zij . oorzaak zullen hebben om zich te verblijden , en wij met haar, van gezegende inilrumenten(ezijn geweest tot het bewerken eener goede uitkomste m onze goede zaake. W,j zaUea betraten, dat de genen , die zich loflijk hebben gek weeten, dankehjk beloond en gevorderd worden , en dus geene, extraordinaire goede adien blijven zonder si ex-  der NEDERLANDEN. 435 3J s3 extraordinaire vergeldinge. UE. gelieve allen, \\ die onder de Vlagge zijn, van den meesten tot ' den minsten, des te verzekeren, en te gelijk een ',' ieder intefcherpen , dat geene hoope van onge' ftraftheid overig zal zijn aan die genen, die,bui\\ ten verwagtinge , zich aan wandevoiren zouden „ mogen fchuldig maaken ; weezende de ferieute „ intentie van de Heeren Staaten en de mijne, dat tegens de zodanigen de verdiende ItrafFen , vol/ gens de rigeur van den Anykelbrief, en andere orders van het Land , zonder eenige de minste conniventie, exaclelijk en promptehjk werde ge executcerd. Zo dat aan den genen, die zich laf , hartig, of anders als een braaf Soldaat en Zee\\ man, voor den Vijand zal gedraagen, niets zo ge. ',' vaarlijk zijn zal als de Havenen van den Staat, daai „ hij niet zal kunnen ontgaan , ncch de ftraffe hanc van dejuftitie, noch den vloek en haat van zijnt ]l Medeburgers, die op hem zal vallen, en blijven 5 Wij belooven ons, dat niemand zal willen vallen h zodanig een verderf; maar dat een ieder, met loflij ! ken ijver en gemoed, zich extraordinarii zal cvertuc „ ren,en dat God uit der. hemel't zelve zal zegenen „ teu beste van het Vaderland , en tot oniïerflijk „ eere aan de genen, die het trouwhartiglijk zulle: „ gediend hebben." Men hoorde deezen Brief me groote bevveegenis der gemoederen leezen : de Ru; ter voegde "er zijne vaderlijke vermaaningen n< vens : en allen beloofden zij, met een rustig gelaad als Liefhebbers en Dienaars van het Vaderland, E: e de I1L ! 1 t s « ' tl  436" GESCHIEDENIS Willem DE UI. ] i 1 i 2 li tl v Z te ri< bi te be. Ac ftl ! en Eed tc zullen betragtep. fiijzon£,er ^ hadden de woorden gemaakt, „ dat'er voor den !af„ hartigen niets zo gevaarlijk zou zijn a's de Havenen „ van den Staat." Veelen herhaalden dezelven en het Heldenbeflüit was, te winnen, oftejhrven{^! Prins Robert voerde het bevel over de Engelfche en de Graaf- d'fisxuézs over de Franfche Vloot' Het Witte Esquader, uit FratofcheSchepen beftaande, hadt den middentocht, terwijl de Engelfche de voor- en agterhoede vormden: eene fchikklng wel^ de eerstgemelde noodzaakte, geene enkele t'oekij. ters te weezen, gelijk in den voorleden iaare De Franfchen hadden voorheen maar dertig Schepen lochnu veertig, behalven de Branders, tot verfter! :mg der Vloote aangebragr. De Bevelhebbers wa< en afgengrer geworden op Zcegevcgren. Voordee, en wisten zij geene Linie van Bataiije te Vormen' ■aar hunne kundigheid bepaalde zich,om roe: Schip' ■gen Schip te flaan. Zij hadden nog niet. geleerd :ele Schepen, in (hg-orde te doen zeilen, en op ee de krijgsbéweegjngen der Legers ten Velde na volgen, waar de afgezonderde Regimenten cl'tanT onderlteunen en helpen. Lodewijk de XIV andde van begeerte, om eene ontzaglijke Zeeman hebben, en wist in zijne Otiderdaanen de denk* ïlden van grootheid , welken hij koesterde, interten. De Franfchen volgden als 't ware de voetppen der Romeinen , die, in één jaar , Van de *\ -a Car. J anAKDT, Leeven van de Ruiter, bl. 77;—, 793,  der. NEDERLANDEN. 437 Carthagers de kunst leerden van Zeegevegten , en hunne Meesters evenaarden. Ontzaglijk was het vertoon der veréénigde vijafidlijke Vlooten, die als 't ware de Zee, zoverre men zien kon, befloegen, en, op die overmagt deunende, zich grootlijks verwonderden , dat onze Vloot, met volle zeilen , derzelver komst afwagtte. Eenige Fregatten, vooruitgezeild , begonnen reeds van verre te fchieten, als of zij de Nederlanders wilden vervaaren; .doch het hadt eene ftrijdige uitwerking. Eenigen zeiden , deeze Lieden zijn bang ; zij fchieten, eer zij raaken kunnen. Welhaast werden zij van 't gros der Vioote gevolgd , en de Graaf d'EsTRéES begon, 's middags ten één uur, op den zevenden van Zomermaand, den eigen dag des flags in Soulsbaai, des voorleden jaars , het gevegt met Tromp. Het gevegt ging zo hevig toe, dat Tromp driemaal var. Schip , uit hoofde van reddeloosheid aan Masten en Stengen , moest verwisfelen. De Ruiter ftreedt tegen de Roode, en B-ankert tegen de Blauwe Vlag der Engelfehen. Hij zag kans,om een merklijk getal vijandlijke Schepen aftefnijden; doch hij liet dit voordeel vaaren , dewijl hij dienstiger keurde, de Vloot bijééntehouden , en Tromp, dien hij oordeelde in nood te zijn , optezoeken. Regt tijdig da3gde hij voor dien Zeeheld op , die, hem ziende naderen, verheugd , zijn Volk toeriep: Mannen, houd moed .' daar is Bestevaar, die zal ons helpen. Ik zal hem ook niet verlaaten , zo lang ik leef! Overal, waar de Ruiter, met het Schip de Willem de III. Slag van de Hollandfchemet de Engelfche en Franfche Vlooten.  435 geschiedenis; de Zeven Provinciën , vuur gaf, maakten de Engeh fchen, door welken hij meer dan ééns zeilde, plaats, èn wéekeu voor zijn gefchut : waarop hij , lachende, tegen iemand zeide. 'Ziet, de Vijanden hebben nog eerbied voor de Zeven Provinciën ! Tromp en de zijnen werden ontzet. De Vijanden weeken van hen! af, en eenigen met 2ulk een haast, datzijhunfie Bramzeilen bijzetten. Zeilende vogt men tot 's avonds ten tien uuren, wanneer de duisternis des nagts het ftrijdèn Haakte. De Engelfehen en Franfchen hadden veertien , zo Schepen als Branders, verlooren; maat de onzen flegts drie of vier Branders. Het getal der gefneuvelden en gekwetsten was aan onze zijde niet groot; doch fmertlijk het verlies van den Vice-Admiraal Schram en den. Schout bij Nagt Vlug. De Engelfehen mogten, naar gewoonte, zich de overwinning toefchrijven, het gaat vast," dat de Nederlanders 's anderendaags nog op de hoogte lagen , daar geftreeden Was , en der Vijarden oogmerk, om eene landing op de Hollandfche Kusten te deen , verijdelden. Het getuigenis , door den Graaf d'EsTRéES in eenen Brief aan den Ileèr Colbert, Wegens de Ruiter , gegeeven, is groot: hij betuigde, „ gaarne het doen „ van zulk een? groote daad, en het betoonen van „ zulk een beleid, als de Rutter in deezen Zee„ Oag sehnd hadt, met zijn leeven te willen koo„ pen." De dapperheid van Tromp werd desgelijks door de Vijanden geroemd; Een Brief, door hem, 's daags den flag , aan iijne Zuster ge- föhree- WlLlEM de in.  DER NEDERLANDEN. 459 fchreeven, en nog voorhanden, fchetst onshetvuurig characler van dien Zeeheld. In den Zeemans ftijl fchreef hij woordlijk: Bemindê Zuster! Gisteren hebben wy den dans aengegaen , en hen, God fy gelooft, gefondt, en hebben ons hart eens weder cpgehaclt , als Kenningen. Ik ben op myn vierde Schip de Comeetftar, en meene van daeg een brsVen dans te datlsfen. Wy krygen de Franfen fao aen 't loopen, dat fy de Bramfeiis en alles byfeiten , en, foo het van daeg foo voortgaet, fio hoop ik, dat aller vrienden en ons gebedt fal verhoort fyn , en dat wy van de tyranny verlost fullen worden. Adieu. Couragie. 'tSal waeragtigwelgaen. ë. *funy 1672. C. Tromp (*); Dewijl 's Lands Vloot digt bij de Havens was, kon dezelve, binnen korten tijd, de geledene fchade herftellen, en veriterking bekomen. Vijf dagen naa 't gemelde gevegt, vondt zij zich in ftaat om de veréénigde Vlooten cptezoeken, en hadt, voorheen alleen gelast den Vijand aftewagten , en geen flag té leveren, dan in gevalle deeze eene landing wildeonder- (f} Rrandt , Leeven van de Ruiter, bl. 797 enz. Wagenaar Faderl.Hifl. XIV, bl.arSp. Willem dr UK Éen tw>=de gevent.  44° GESCHIEDENIS Willem os UI. derneemen, nu de handen ruimer , en vrijheid om den Vijand te gaan aantasten. Volmoeds werd deeze raadilag volvoerd. Men naderde een eerst wagtenden, doch voorts na de. Engelfche Kust ftevenenden, Vijand, zo dat het, den veertienden van Zomermaand , reeds laat op den dag , ten vier uuren was, eer zij denzelven konden innaaien en aantreffen. Tromp, die den voortocht hadt, weerde zich met den ouden heldenmoed tegen Sprao. De Ruiter fireedt tegen Prins Robbert , en Bankert tegen den Graaf o'EsTEéES. Dit duurde tot's avonds ten tien uuren. In deezen tweeden flag verboren de onzen geen één Vaartuig, en de Engelfehen flegts twee Schepen van weinig aanbelang. Zij durfden' andermaal, fehaamtloos, van overwinning fpreeken, daar de Nedcrlandfche Vloot de beide Koninglijke Vlooten, die, zeven dagen te vooren , op haar afkwamen , nu eerst hadden agterhaald , aangetast, vervolgd, en zo veel afbreuks gedaan , dat zij de Zee hadden moeten ruimen: want, 's morgens vroeg, wanneer men den ftrijd meende te hervatten , kon men geene vijandlijke Schepen ontdekken, zij waren na de Rivier van Londen gekeerd. Tromp gaf hier zo wel een nieuw blijk van zijnen haatdraagenden aart, als van zijnen moed, door den Vice-Admiraal Sweers , tegen wien hij eene oude veete hadt, van pligtverzuim te befchuldigen 5 doch, bij onderzoek, werd hij onfchuldig bevonden. Ten duidelijken betoon, dat de onzen nietuitZeé geflaagen waren, gelijk men in Engeland de fpraak Jiet  NEDERLANDEN. 4 De Ruiter , die met eene magt , zo veel mindei dan die der verbondene Koningen , dezelven he hoofd geboden, den toeleg der landinge verijdeld, en ze uit Zee geflagen hadt, verwierf den wel ver dien (f) Brandt , Leeven van de Ruiter, b!» 82p enz. Holl, Merc. 1673. bl. 135 K 2 willem be HU  444 GESCHIEDENIS WirxEw Acht- dienden naam van Redder des Vaderlands. Prina Robbert kon de verdenking niet ontgaan , dat hij het dubbel oogmerk van Carel den II, om Holland te onder te brengen , en zijn gezag in Engeland te vergrooten , weinig begunstigde. Men verweet hem, den Vijand niet hedreeden te hebben met dien moed, welken men van zijne dapperheid verwagtte. In de daad, bet is te bevreemden, dat de Engelfehen, door hunne verèéniging met de Franfchen , zo verre de meerderheid van de Hollanders hebbende, niet het minste voordeel op hun konden bevegten. In den laatden Zeedag werden zij van de Franfchen niet naar eisch cnderfteund , en de Engelfehen zelve fcheenen over den toenmaligen Oorlog te onvrede, zij keurden dien verderflijk voor hun eigen Vaderland, en zouden met meer bartlijkheid, door ingewortelden haat gedreeven , hunne Rondgenooteu, dan hunne Vijanden bevogten hebben*  der NEDERLANDEN. 445 A c h t's t £ T ij d f e r k. Vrede met Engeland , Munfter en Keulen. J3e Nederlanden hadden geen Bondgenooten, op welken zij meer deunden , dan op het Parlement van Engeland. De Kanfelier hadt , om hetzelve te beweegen tot het toeftaan der noodige geldfommen voor den tegenwoordigen Oorlog, zich vais zeer zon derlinge drangredenen moeten bedienen. Volgens zijn zeggen, waren de Hollanders de algemeene geflagene Vijanden van alle Monarchen , en inzonder* heid van den Groot • Brittannifchen Koning , den eenigen hinderpaal van hunne oogmerken, om eene algemeene Heerfcbappij opterigten , zo wijd drek. kende als die van het oude Rome ; dat zij , in het tegenwoordig zo hachlijk tijdftip , nog dermaate ingenomen waren met die ftaatzugtige inzigten , dat zij alle voorflagen van Wapenitilltand en Vrede verwierpen ; dat de Koning , in den tegenwoordigen Oorlog, niets anders deedt, dan de maatregels vob gen , door het laatfte Parlement goedgekeurd , en hij , bij gevolge, kon zeggen, dat het hun Oorlog was; dat de Hol/anders, door belang en neiging altoos de Vijanden der Engelfehen zijnde, het Parlement zeer wijslijk het noodig geoordeeld hadt., de Hollanders te verdelgen, tenonverauderlijkengrondregel aanneemende : Delenda est Carthaoo,; K 3 ^ Gefteldheid der waken in Engeland. 1673.  446 GESCHIEDENIS Willem de III. Carel de II. verlangt «n den Vrede. Carthago moet uitgerooid worden ; dat, eindelijk, de fierheid der Hollanderen vertrouwde op het Parlement, als ongenegen om den Koning den noodigen onderftand te bezorgen ; doch hoe zijne Maje« fieit, in tegendeel, vertrouwde , dat zij zich be. droogen zouden vinden in eene hoop, waar op zij nu eeniglijk (leunden. Het Huis der Gemeente hadt zich niet, dan noode, laaten beweegen: het gedrag der Franfchen in den laatfien Zeedag deedt den algemeenen wederzin der Engelfehen van deezen Oorlog tot een volilagen affclirik opklimmen. Carel de II. begon te vreezen , dat hij eene volflage weigering op een nieuw verzoek zou ontvangen. De beweegenisfen , toen in Europa, ten voordeele der Ferèénigde Gewesten, aan den gang, en de algemeene onrust des Volks op het gezigt des gevaars , 't welk den Proteftantfchen Godsdienst dreigde, deeden hem de onmogelijkheid zien, om zijn oogmerk met den Oorlog te bereiken. Eenige Staatdienaars, voorheen de fterkfte aanraaders tot den Oorlog, fchaamden zich deswegen, en vreesden voor den haat des Gemeens. Zij waren de eerden , die Carel den II. mnmaanden, eenen bijzonderen Vrede met de Staaten te Uuiten , en zelfs ten dien einde den Ridder Temple na den Haag te zenden. De benoeming van dien Staatsdienaar, bekend voor een Vriend der Ferèénigde Geivcster. en van den Vrede, verwekte een algemeen vertrouweu. Om den Vorst en 's Volks trots te gemoet te komen, wijt men onder de hand te bewerken , dat de  der. NEDERLANDEN. 44? de Staaten den eerden aanzoek tot den Vrede deeden. Deezen, te overgenoeg gedrukt door den Oorlog tegen Frankrijk , vernamen de gezindheid van Carel den II. tot den Vrede niet, of zij toonden zich gereed daar toe den eerden openbaaren ftap te doen (*). In gevolge hier van fchreeven de Staaten eenen wijdluftigen Brief aan den Koning van Groot-Brittanje, waar in zij ten grondflage lagen alles , .wat van hunne zijde gedaan was, om het onderling misverftand wegteneemen, zo vóór als naa het uitbarsten des Oorlogs; hoe ook de Prins van Oranje alle bedenkelijke wegen ingeflagen hadt, om hen in de vriendfchap zijner Majefteit te herftellen; en zij zich zeer beklaagden, dat de Oorlog bleef duuren , -ooi naa dat 's Prinfen belangen en de hunne één en dezelfde geworden waren. Maar bijzonder toonder zij aan , dat zij den ftempel des Gedenkpennings. waar over zijne Majefteit in de Oorlogs-verklaarinj zijn misnoegen verklaard hadt, reeds te voorenhad clen doen verbreeken; dat zij den Koning desgelijks wegens Suriname vergoeding hadden aan eboden dat zij van Beuninoen na Engeland gezonden had den, om een Verdrag te maaken wegens de Indien dat zij het Ruk der Vlagge ook , tot genoegen va zijne Majefteit, hadden willen afdoen; datzij, zeil naa het ontdaan van den Oorlog, buitengewoon Ge (*) Temple Mem. bl. 378.280. Burnet, L p. 3-< Seer. Refol. Holl. 1673. III. D. bi. a88. K 4 Willem de III. Brief dae Staaten aan C^- rel din » ! 1 3 i 1.  448 GESCHIEDENIS WjtXEM BE lil. ] J t 1 Gezanten hadden afgevaardigd, doch dat men deezen te Hamptoncourt in verzekering gehouden engehoor geweigerd hadt. — Dit alles , en het volQuuren des Oorlogs hadt hen in 't einde genood«akt, verdeedigende Verbonden aantegaan met het «Ucrdoorlugtigst Huis van Oostenrijk , die gewisfe** vau gevoige« *>uden zijn , en uit hoofde ^ wtiktn Spanje den Oorlog reeds aan Frankrijk verklaard hadt. — Zij wilden , nogthans , eer het kwaad ongeneeslijk wierd, zijne Majefteit alle voldoening wei aanbieden, welke hij met reden begee. ren kon. En, dewijl een algemeene Vrede tegenwoordig zeer bezwaarlijk getroffen zou kunnen worden, zouden zij zich gelukkig agten , indien zijne Msjefieit zich kon laaten beweegen tot het fluiten van een bijzonder Verdrag, en wederkeerde tot geroelens, waar in zij hem, voorheen , met vreugde gezien handen; in vast vertrouwen , dat de verzoe Hing, ééns te wege gebragt, voor altoos zou dun :en (*■). u Deeze Brief, die het gedrag der Staaten , ten opügte van zijne Groot-Brittannifche Majefteit ge«ouden, klaar voor oogen ftelde, als mede hunne angevrende poogingen tot het voorkomen eener Vredebreuk, werd in Engeland verfpreid ten tijde, at het Parlement vergaderde. De voorheen oorjgzagtige Staatsdienaars vreesden : en men deedt en Koning onaangenaame eifchen. Onder (*) Heil. Mare. i£73, y,  üMl NEDERLANDEN. 449 Onder bemiddeling des Konings van Zweeden, was 'er te Keulen eene Vredes - onderhandeling aangevangen. De Afgezanten diens Konings , Pieter Sparre en Eduard Eberstien, kwamen, met den aanvang des jaars MDCLXXIU, in den Haag, en Relden den Algemeenen Staaten voor , dat de Koningen van Frankrijk en Groot-Brittanje genegen waren tot den Vrede ; dat zij Duinkerken tot eene handelplaats voorfloegen; als mede dat GrootBrittanje gezind was, terwijl men handelde, een RilRand van wapenen voor drie maanden met de Staaten te fluiten. Zij betuigden , tot den Vrede genegen te zijn; maar noch Duinkerken tot eene handelplaats te verkiezen, noch in den voorgeflagen wapendilftand te bewilligen. Naa veel over- en wederfpraaks, werd Keulen tot de handelplaats benoemd , en de Oorlog ondertusfcheu voortgezet. De Zweedfche Middelaars deeden eenige Vredesvoorflagen; doch zij kwamen den Staaten, den raad zijner Hoogheid ingenomen hebbende , te hard en onaanneemelijk voor. De onderhandelingen duurden egter tot het volgende voorjaar , wanneer zij plotsling werden afgebroken (*). De Staaten begonnen op een hooger toon te fpreeken , dewijl hunne zaaken een gunstiger aanzien kreegen. Lodewijk de XIV, langen tijd Europa doqr zijne onderhandelingen in flaap gezust hebbende, maakte het wakker door het misbruiken zijner over- (*) Wa«r»aa£ , Vaierl. Hifi. XIV. bi. 243 enz. K5 Willem de 111. VredehtndellMtc Keulen. Verbintenisfen der Staaten met De. tic marken, den Keizer en Spanje.  Willem DE lil. De Franfchen verhatenHoliand. i I I 45° GESCHIEDENIS oerwinningen. Christman djc V, Koning van Denemarken, floot met de Staaten een Verbondvan onderlinge befd erming (*). De Keizer beloofde, de algemeene zaak te zullen blijven voorthan, en een Leger van dertigduizend man op de been te zullen houden (O, Spanje verbondt zich , in openbaaren Oorlog te zullen treeden met Frankrijk ; en de Staaten, om geen Vrede met Frankrijk te maaken , voor dat zijne Catholijke Majefleit herfield ware in 't bezit der Plaatsen , hem , zints den Py veneefchen Fr ede, door Frankrijk ontnomen, ten ware men het onderling, tot bevordering des Vredes, anders mogt geraaden vinden: ook zou Spanje den Oorlog verkiaaren aan den Koning van GrootBrittanje, indien deeze door geene zagte middelen zich liet beweegen tot het fluiten van een redelijken Vrede (.§). Frankrijk, zijne groote verwagtingen, van'tgeen ter Zee zou gebeuren, te leur gefield vindende, bepil de Engelfehen te wantrouwen, en verbeeldde rich , dat zij niet alles gedaan hadden, wat zij zoulen hebben kunnen doen. De Koning fcheen van ïu aan aftezien van de vermeestering van Holland welke, in 't eerst, zich zo gemaklijk opdeedr. Hij ïadt de Werken te Maastricht niet herfield , of hij deedt, (*) Du Mont Corps Diplom. Tom, VIL P.I.p.393. (t) Zie aldaar, b'. s42. (§J| Zie aldaar, bh 24.0. en Secr. Refol. Hall. 1673. t 370.  der. NEDERLANDEN. 45* deedt, in plaats van zijne wapenen tegen de andere Steden van Staats-Braband te wenden, zijn Leger eenen geheel anderen mars neemen, dan hij aan 't zelve eerst voorgeichreeven hadt ; voorwendende, dat alles, van 's Hertogenbosch tot Bergen op Zoom toe, onder water Rondt; doch , met de daad, om dat hij geene rekening meer maakte op de veel vermogende afwending , welke hij zich beloofd hadt van eene fchiehjke landing der Engelfehen. Daarenboven ontblootte de Prins van Oranje i het zenden van Krijgsvolk na de Kusten niet noodig zijnde, de posten niet, op de toegangen van Holland geplaatst. Lodewijk de XIV. befioot, de Nederlanden te verhaten, als hij zag , dat de Prins van Condé en de Hertog van Luxemburg wanhoopten , iets ten voordeele van zijne oogmerken te onderneemen, zo , doordien 'er geene afwending van den zeekant gemaakt was , welke den Prins van Oranje noodzaakte zijne bezette posten te verzwakken , als om dat de Buitenlanders een beter gevoelen van de Hollanders begonnen optevatten, dan zij eertijds hadden, daar zij, met eene mindere inagt, fa Raat geweest waren, om de veréénigde Vlooten der twee grootRe Vorsten niet alleen herhaalde keeren het hoofd te bieden, maar met voordeel te bevegten. — Dewij niets kragtdaadiger medewerkt tot het bevorderer van groote oogmerken, dan het volvoeren van eenif in *t oog loopend meesterftuk, bragt het denkbeeld, \ geen zich de Vreemdelingen vormden van de mag der Staaten ter Zee, en de bekwaamheid des Prinfei vaj Willem de lil. i 1  452 GESCHIEDENIS Willem de UL bijzondere VfC> D' («3 Basnage, H. p. 4<5°» Holl. Merc. 1671. bl. 33 Tweejaarige Gefch. bl. 50 enz. Met de la Paix de Ni weg. I. p. t Setreiaris der Finantie door de Sinten aangeileid , en esgilijlu van zijn ampt, in 't jsar MDCLXXIV, ontzet.  der NEDERLANDEN. 483 ning werd overgelasten aan de oude Beunurders van 't Gemeenebest en Magiftraatsperfoonen, en dat deezen door geenen Eed aan dat Volk verpligt werden, welke hen zou noodzaaken van het Verbond der Fesêénigde Gewesten afteftaan, zo hebt gij ook , in die rampzalige tijden van't Gemeenebest, u aan uwe Medeburgeren niet willen onttrekken; (want'weik voorwendzel of reden is 'er, als men in geruste tijden aan het roer heeft gezeten, dat men 't zelve zou verlaaten, en bet bewind afwerpen, wanneer de zaaken verward zijn,) maar gij hebt, met andere voortrefiijke Mannen , uwen post behouden, en ubevlijtigd, dat die openbaare rampfpoed uwen Burgeren min zwaar gevallen is, en dat de fchatttngen , van de Franfchen opgelegd, uit de openbaare Schatkista zo veel de ftaat der tijden gehengde , gedeeltiijk betaald wierden. „ Van het vertrek der Franfchen uit het Sticht, en als het fcheen, dat wij alle onze rampen haddei: doorgedaan , en de Burgers dagten , dat zij in hei bezit der Vrijheid zouden wederkeeren, en de bij '1 Gemeenebest zo wel verdiende Overheden hunne eer ampten, luister en voordeden weder zouden genie ten, zijn zij in die verwagting bedroogen: immers daar wij van de Vrienden en Bondgenooten vertroos tingen te gemoet zagen, is ons het tegendeel over gekomen. Want, hoewel zij ons van alle hulp ei verdeediging tegen de Franfchen ontbloot, en dus it de magt der Vijanden overgelaaten hadden; hoe we wij door veele elenden en beledigingen der Vijande: IVlLt.EM' DE 1Ü. I t l l 1  484 GESCHIEDENIS Willem DE III. 1 geteisterd en uitgeput waren , hoewel wij niet, dan met een groot gewigt van goud , Zamefigebragt uit de laatfte overblijfzelen van het vermogen der Burgeren , waren gedwongen geweeft ons vrijtekoopen van de uiterde vernielinge, van den brand en de geheele verwoesiinge des Gewests, welke de Franfchen ons bedreigden; hoewel wij dit alles onverdiend hadden geleden , en daar wij met regt mogten verwagten, dat wij deswegen onze Vrienden enMedebondgenooten zeer billijk en gunstig zouden vinden, heelt ons egter deeze verwagting begeeven. „ De A'gemeene Staaten, alleenlijk zamengefleld wit dertien gewoone en buitengewoone Afgevaardigden van vier der Ferèénigde Gewesten , zonder last van hunne Oppermagten, hebben door hunne Afgezondenen onzen vreedzaamen en door geene beroerten gefchudden Staat , en liet IIegt en de Majefteit van het Oppergebied met de w3penen doen aanvallen, het Raadhuis niet alleen met Krijgsknegten bezettende, en de Burgers, die de wagt hielden , van dëar verdrijvende , en de Vergadering der Staaten des Lands, om hun vreeze aantejaagen, met wagten omringende, ais ook van het bewind der zaaken uitfluitende de voorige Beltiiurders , door geen Rcgtsgeding, ik wil Wet zeggen veroordeeld , maar ook ze'fs niet btfclmldgd; en welken zij z: bl. 146. Zie ook de zc even gemelde Verhandeling enz, VU. Deel %M N Willem DE 111.  450 GESCHIEDENIS; Willem de III. Rwd- pleeging over het weder a-'nneemen der drie Gewes'en in de Unie. aanteneemen. Weinige weeken, naa dat zij In de magt der Vijanden vervallen waren , hadt men ter Vergadering van Holland befloten , de zaaken ter Generaliteit zo te beleggen , dat de Afgevaardigden van Gelderland, Utrecht en Overijsfel geene zitting meer zouden hebben in de Staatsvergaderingen en andere Generaliteits Gollegien : 't geen gefchiedde (*). Natuurlijk liepen de raadpleegingen , met het ruimen der Vijanden uit die Landfchappen, over derzelvc-r wederaanneeming en den rang,welken zij zouden bekleeden. Het wederaanneemen zelve vondt geen tegenibraak ; doch wegens de wijze, waor op, en den rang , in we'ken , ontftondt niet weinig gcfchils. Men wilde zich van 's geweezen Bondt er>oct> orgeluk bedienen, om hem te vernederen. Friesland zo^t den'.voorrang van Utrecht te winnen ; Holland een gedeelte van 't Sticht aan zich te trekken ; en Zeeland kantte zich met veel ijvers tegen 1 et een e:'i ander. Het gefchil over den rar.g tusfchen Utrecht en Friesland was reeds oud. Het laatstgemelde L\ndfchap rrondde zijne eifchen op den Voorlang, dien zij in de Plaiaaten en Tijtels van Ca.iel dè'n V. cn Philips den II. altoos gehad ha (den. Utrecht beweerde , dat de, Bisfehoppen, wier Regisgebied zich over-Friesland uitffrekte, in de Oppermogenheid opgevolgd waren door de Staaten , en dat deezen , gevolglijk , den voorrang moesten (*) Refol. Holl. 1673. bl. 73- Rcfol. GeueraL 20 Sep:. 1673. Iweejaar. Gefeh. bl. 1.2.  deê NÉDER. LA" N'öë N. 49* moesten behouden. Het lot beflistte , in den jaare MD 1*XXXIV, deezen meermaals aangeroerden twist ten voordeele van Utrecht Bijkans ene Eeuw bleef dit Gewest in 't ongefroord .bezit van den voorrang: dan Friesland beweérde thans , dat Utrecht i door de Franfchen vermeesterd , Van denzelven vervallen was (*). Alle deeze gefchïlien werden bijgelegd door-een Raadsbèümt der Algemeene Staaten, die de afgefcheurde Gewesten weder met het Bond-' genootfchaó'ijk Lichaam verenigden, onder de volgende, eenige wel harde , doch met den tijd ver« zagtte, voorwaarden: I. Dat het gefchil, tusfchen Utrecht én Frieslandj wegens den voorrang in de Vergadering der Algemeene Staaten, zou worden gelaaten ter beflisfinge van den Prins van Oranje en Hendrik Casimir van Nasfau, Stadhouder van Friesland. Dat die beidé Gewesten , binnen den tijd van vier maanden , allé de (lukken zouden moeten overleveren, welken zij dienstig oordeelden, om hun Regt aantétoonen • dat zij, twee maanden daar naa , bij dezelve- (tukken nog zouden mogen voegen een Vertoog van Regten, tot bevestiging van hunne zaak: dat de twee gemelde Stadhouders, twee maanden laater , het gefchil zouden moeten beflegten, en hunne uitfpraak zou beffisfend weezen : dat , inmiddels,. de twee Gewesten bij beurten de voorzitting hebben , maand onl maand i .... ' , . i . ■ ■ ■ . (*) P. Paulus, Verklasring der Unie van Utrecht 3 ifi. D. bl. 81 * N fl de ilï. Voorwaarden 9 op welken da drie Gewestenweder in de Unie aangeno- ' men weiden*  492 GESCHIEDENIS Willem ee IJL maand, en dat zij het lot zouden trekken , wie van beiden daar een begin van zou maaken : eindelijk, dat, indien één deezer Gewesten zou weigeren zijne (tukken en bewijzen bijtebrengen , hetzelve zou zijn verlteeken van het regt, om bij beUrten voortezitten, tot dat de zaak ten eenemaale zou afgedaan weezen. II. Gelderland, Utrecht en Overijsfel zouden , eer ze tot de Unie werden toegelaaten , dezelve op nieuw moeten bezweeren : en alle de Landfchappen zouden onder eikanderen te niet doen alle de nieuwe belastingen, gefield op Waaren, GéwasfenenKoopmanfchappen, welken van het eene in 't andere werden gebragt, zonder dezelven in 't toekomende aftevorderen. III. Dat aan gemelde drie Gewesten zouden worden wedergegeeven alle de Landen en Plaatzen, Welken voor deezen onder dezelven hadden behoord; met dit beding nogthans , dat Hólland zou behouden de Forten , die het, tot zijne bijzondere befcherming, in dezelve hadt doen bouwen , en dat men geene Huizen , of eenige andere Getimmertens, zou mogen bouwen binnen de honderd roeden van die Forten, onder ftraffe, dat ze omvergeworpen zouden worden : daarenboven , dat Holland het regt sou hebben, om de Landen van Gelderland en Up-echt onder water te zetten , wanneer het tot deszelfs behoudenis zou noodig zijn ; wijders , dat de Sluis, te Muiden gelegd, in plaats van den Hinderdam aan de Vegt 9 daé'r zou moeten blijven, zonder dat  der NEDERLANDEN. 493 dat Utrecht den voornoemden Hinderdam zou mogen hermaaken. IV. Dat Friesland en Groningen de magt zouden hebben, om, ten hunnen kosten, een Fort te leggen bij of omtrent Roveen, en dat de fouverainiteit over het Land, waar op het voornoemde Fort zou zijn gelegd, aan gemelde Gewesten zou toebehooren, mits dat ze het Fort, of de Forten, zeiven onderhielden : 't welk ook plaats zou hebben ten opzigte van de Forten, door Holland in Gelderland en Utrecht gebouwd. V. üat de gefchillen, welden mogten ontftaan 0ver de Landen, Polders, Dijkgraaf • of Waterfchappen, tusfchen de Gewesten van Holland'en Utrecht, door het Hof van Holland zouden moeten worden beliegt. VI. Dat Gelderland en Overijsfel Holland en Westfriesland niet meer zouden ontrusten in het regt, 't welk zij altijd beiden hadden, om in de Zuiderzee en het Zwarte Water te visfchen, en dus alle buiderpaalen , onlangs gelegd, zouden moeten worden weggenomen. Vil. Dat de veiligheid van 't Gemeenebest, voor geen gering gedeelte afhangende van de diepte der flivieren en Moerasfen, opdat de Vijand langs die wegen niet zou kunnen indringen, Gelderland , Utrecht en Overijsfel niet zouden mogen beletten het verdiepen van den Nederrhijn en Tsfel, of het onder water zetten eter Moerasfen. Dat, ten dien einde jaarlijks eenige Gelastigden uit den Raad van Staa< N 3 t< Willem de lil.  49+ GESCHIEDENIS WrLT.HM Q|i HL te zouden worden aangedeld, om onderzoek te doen op den toeftand van gemelde Rivieren en Moeraslën, en dac zij een nauwkeurig fchriftlijk verhaal zouden moeten overleveren, hoe ze die hadden bevonden ; zijnde in hunne ferfopnen en Goederen te verantwoorden, 't geen zij aangaande den toeftand der voornoemde Rivieren en Moerasfen in hun fchrilt)ijk verhaal hadden ter nedergsftcld. VJil. Dat, binnen etnjsarnaa het eindigen van den tegenwoordigen Oorlog, de Staaten van alle de Zeven Gewesten zouden bezorgen, en aan den anderen overleveren, den netten ftaat van de gelegenheid van derzslver Middelen, Inkomïten, Schattingen enz., opdat de Algemeene Staaten , zes maanden daar naa, eene billijke verdeeling zouden kunnen maaken van 't geen elk Gewest tot handhaving van de Unie hadt optebrengen : en, in gevalle het een of ander Gewest oordeelde te zwaar gefchat te zijn, dan zou het vonnis, of de uitfpraak daarover, ftaan aan den Prins van Oranje, waar aan zij verpligt zouden zijn zich te onderwerpen. Dat ook aan zijne Hoogheid zou gelaaten worden den tijd en de middelen te beraamen , om de betaaling der agterftallen te voldoen , welken de drie overheerde Gewesten aan de Admiraliteiten van Holland en Zeeland icl uhlig waren wegens derzelver aandeel in deiasten van den Oorlog ter Zee. IX. Dat , voorts, uit aanmerking van de goede diensten, bij de Staaten van Stad en Lande in den fceg§nwpordigen Oorlog 3 ten beste-van 't, genieën, 1 -' . ., be«  der NEDERLANDEN. 455 beweezen, aan 't gemelde Gewest zou worden toegedaan eene tweede plaats in den Raad van Staate; des dat aan Gelderland, te vooren aldaar twee plaat zen gehad hebbende, maar ééne plaats zou worden toegelaaten. X. Tenlaatften, dat aan zijne Hoogheid de ma»? zou worden gegeeven , om aant'ellelleri, te verende» ren en aftezetten de WagTftraateh in de drie genoemde Gewesten , onder deeze voorwaarde*, dat , aan den eenen kant, de afzetting niet zou {trekken tot kwetzing van den goeden r,aam der genen, die hunne ampten getrouwh'jk hadd-.n waargenomen , eq , aan den and' ren kant , dat zij, die bevonden zouden worden hunne ampten niet naar behooren waargenomen te hebben, door die afzetting niet bevrijd zouden zijn van de flraflen, welken,naar Regten en Plakaaten van den Lande , tegen de zodanigen kan én mag geoefend werden. Al het welk zou gefchieden voor die reize, en zélks zonder eenig nadeel o£ gevolg voor het toekomende ten aanzien van de Privilegiën , Vrij- en Geregtigheden der gemelde Gewesten in 't gemeen , of den Leden en Steden dcrzelven in 't bijzonder toebehoorènde (*). Het gefchil tusfchen Utrecht én Friesland , ovei den voorrang , werd , in den jaare MQCLXXV', ten voordeele van' Utrecht uitgeweczen , welk Gewest, zints dien tijd, zonder iemands tegenzéggen4, '• dt (*) Refol, Getier, 20 April 1674. Twcejaarige Gefc.% bl. 9. N 4 Willem' de 111*  4js6 GESCHIEDENIS WiLLKM EE' III. Het Stad. houderfchap erf lijk verklaard. de vierde plaats blijft bekleeden in bet Bondgenootl'chsp der Zeven Ferèénigde Nederlanden (*). Het artykel, de Forten betreffende, werd niet ten uitvoer gebrngr. Dan de Prins verkreeg in de drie nieuwlings aangenóinene Gewes'en een gezag , veel gro;>ter dan zijne Voorvaders ooit bezeten hadden. In Holland was de Gemeenet/estgezihde Partij thans geheel de onderliggende , en 's Prinfen Voorftanders oordeelden den tijd gebooren, omlietStadhouderfchap vast , en in den Stam van Oranje altoosduureudc te maaken, en 't zelve voor 's Prinfen Naakomelingen te beftemmen, indien hij trouwde, en Kinderen verwekte. De Raadpenfionaris Fagel, die veel invloeds hadt op de Regeering van Haartem, houdt men voor den Man , op wiens aanraaden die Staa, in Louwmaand des jaars MDCLXXlV5 des eenen voorllag ter Vergaderinge van Holland deedt. Zij hieven in hun Vertoog de diensten, deer 's Prinfen Voorzaaten den Lande beweezen, in top. Deeze konden niet gelochend; doch even rnin ontkend worden , ■ dat het groot aanzien , den Huize van Oranje in het Gemeenebest verleend, tot eikentenis van dezelven [bekte. Men zou , hadt men het durven doen, nog het zelfde kunnen zeggen , 't geen de Staaten van Holland , in den jaare MDCLIV, bijbragten ; doch de tijden waren veranderd. Zij veronderfielden , dat de Staat als een opper- magtig (»3 Van bz Waier Utr. Plakaatb. I. bl. 175.  rer NEDERLANDEN. 497 magtig en onafhanglijk Gemeenebest moest gere- ' ge.-rd wotden> doch onder het beftuu!' vandenPrins ven Orane ; dat het Ampt van Stadhouder vveezei.lijk tot die Regeering behoorde, gelijk de Dogen zijn in de Gemeenebesien Venetië en Genua , en gelijk het Protectorfchap in Engeland geweest was bij 'ticeven van Cromweia, en, eenige maanden daar naa, onder diens Zoon: in welken tijd dat Rijk de gedaante hadt van een Gemeenebest. . De vergelijkingen van deeze Ampten zijn niet juist. De Dogen in Italië zijn eigenlijk de Voorzitters van de jïooge Raadsvergaderingen , en hebben die Waardigheid niet in een zeker Gedacht, maaralleen voor hun keven. De naam van Protetïor was een tijtel, dien ülivier en Richard Cromwell, Hoofden eener Partij, die met geweld regeerden , alleen gedraagen hadden; De Stadhouder was ootfprong. lijk de Plaatsbekleder van den Graaf, die alleen iu den naam zjns Meesters handelde, en wiens gezag. den Graaf zelve tegenwoordig zijnde , ophieldt Doch de Stadhouders hebben doorgaans, gelijk dt Gefcbiedenis ter onwraakbaare getuige ilrekt, var hunne AarifteUers meer eers ontvangen, dan zij aar dezelven beweezen. De Haarlen:[che Gemagtigden merkten op, dat d< Staat, zedert vijfentwintig jaaren , met verfcheid onheilen was bezogt geweest , ter oorzaake van d hardnekkigheid, waar mede* men zich hadt gekar tegen de verheffing van zijne Hoogheid tot de Amr ten zijner Voorouderen. Indien men eerst na N 5 de Vlt,LEM OE UI. ; t 3. a  49" GESCHIEDENIS WjT.I.EM DE III. Veldtocht van dit jaar gezegd hadt , dat de, Prins verdiende aan 't hoofd der Legermagt van den Staat gelteid te worden, niemand zou 'er zich tegen heuben aangekant, ahhans niet met ten goeden uhflag; doch, de Hemel als vergiamd op 't Gemeenebest te verbeelden , en alie onhei en , den Staat overgekomen, daar aan toetefchrijven, om dat het een Kind, jn de wieg, of in zijne kindfche jaaren , niet tot de aanzien'ijkite Waardigheden verheven hadt, was in de daad ij.lele zwetserij. Die in deezervoege fpraken, toonden mh bedagt te zijn op het heil van den. Staat, dan op liet zoeken van eigen voordeel bij eenen jongen Vorst, die deezen zwijmeldrank der Vleijerije greef'g indronk , en het Erftiadhouderfchsp als een dierbaar pand voor zijn Stamhuis aanzag; want het Hot des voorftels der IJaarlemmeren behelsde: Of het, naa dit alles rijplijk overwoogen te ,, hebben, niet best zou zijn ,■ vasttellellen . dat, „ zijne Hoogheid trouwende, en Mans-oir naalaa„ tende, dit hem in het Capitein - Generaal fchap en „ Stadhouderfchap zou opvolgen." —■ De tdeJen verklaarden zich gereed, om 'erop te belluiren, als de andere Leden gereed waren. Geen der Steden hadt 'er iets tegen : eenige oordtelden , nogthans, befcheid {e motten doen ; zommige Remden terftond \n den voorOag toe; en eenige bedankten Haarlem vqor den (Wel openend en ijver. De vocu> (lag werd, den tweeden van Sprokkelmaand, in een Peduit veranderd, en, metéénpaarigeRemmen, be» pqten , het Stadhouder-, Capitein - en Admiraal- Ge-  des. N E D E R L A N D E N. 49? Generaalfchap van Holland en Westfriesland optedraagen aan den Pfins van *Or*»7> *n dtszolfs wet' tige mannelijke Naakomelingen ; en de zaaken ter Generaliteit zo tebeleiden, dat daar diergelijk befluit, ten opzigte van het Capitein - en Admiraal Generaalfchap der Ferèénigde Gemsten , genomen wierd. Zijne Hoogheid ontving m-'t het uiterfle genoegen de opdragt van het ErfRadhouderfcbap, hehudmt, ten zelfden dage, befloten, die vermeerdering van aanzien den Vorst te veileenen. U, irecht volgde , eerlang ; Gelderland en Overijsfe vvatlaatcr in die zelfde Waardigheden den Prins op tedraagen j en het befluit der Algemeene Staatei was overeenkomstig met den voorflag van Ho. land O ' . n . Zonder 's Prinfen huwelijk kon van dtt beflui geen vrugt getrokken worden : weshalven hij ftaats wijze tot het aangaan eener Egtverbintenisfe wen aangeraaden ({> Om dit werk te doen fpoedcii ' pordeelde Amfterdam, dat men zijne Hoogheid moe; ontheffen van eene fchuld van twee millioenen Gu deus , door deeze Stad aan Willem den II. g< leend, en dezelve ten laste van Holland te brengen 't welk gefchiedde (§). Zeeland vereerde, ten die • zelfden tijde, zijne Hoogheid driemaal honderddu zei (*) Uit de Aant. van den Penf. Hop , van a3 Jan. £ 6 Febr. 1074. Mf. Tweejaar. Cefch. bl. 68 - 73. (f) Ref»,. Holl. IÖ74- W. 66. WacjEHaar. , Am/1. VI. St. bl.it?. Willem de - ijl. 1 t Gun.ubetooora- ' gen aan l zijne . Hoog- t heid<' n i- ;d 15  Willem de III. Poogingen , om deu Prins nog ineer gezags opiediaa. gin. 500 GESCHIEDENIS zend Guldens in Rentebrieven (*). De Oost-Indifche Maatfchappij voegde het haare bij deeze gunstbetooningen , zijne Hoogheid en diens mannelijke Erfgenaamen een driecndertigfte van alle haare uitdeelingen toelhande (f). De Staaten hadden een groot gedeelte van hun Oppergezag aan één hunner Onderdaanen afgedaan; doch , gelijk zeker Schrijver te regt aanmerkt , een Onderdaan, die te groot geworden is, fchaamt zich doorgaans langer een Onderdaan te zijn : een mid' denftaud tusfchen het Oppergezag en Onderwerping is een gedwonge ftand, die geen duur kan hebben. In denzeiven is eene gemeene maate van eerzugt genoeg , om de paaien van 't gezag te doen overtreeden door den genen, die daar mede bekleed is : en de Prins van Oranje zou voorzeker een vreemd verfchijnzel in de Gefchiedenisfe geweest zijn , zo hij hadt kunnen beiluiten de Wetten te eerbiedigen, aan welken hij onderworpen was (§), De poogingen , aangewend om hem nog meer gezags , ja het Oppergezag , in handen te (lellen , en zijne gehpudene handelingen in dit geval, zullen ons zulks middagklaar doen zien. Willem de Ui, zo zeer gevleid , zo hoog begunstigd, geloofde, dat hij alles van 's Volks gene-' geilheid zou kunnen verwerven. De raad en bekwaam- (*) No tul. Zeel. 1674. bl. 90.107. (t~) Tweejaar.Gefch. bl. 129. (§) Raynal, flip}, ran 't Stadhouderfchap ,bl.l54.  der NEDERLANDEN. 501 kwaamheid van den Raadpenfionaris Fagel (lijfde hem in die eerzugtige gedagten. Deeze hadt in de Regeering te Nicuwmegen een Broeder, Nicclaas Fagel , als mede een Zwager, Willem van Hoekelum , beiden van groot aanzien ip de Stad. Coenraad Klerk , Schoonzoon van van HoekeluMj was Secretaris der Staaten van' het Quartier, eén Man van een fcherpziend verdand , beleefden ommegang, een inneemend character , en alleszins afgerigt op de kunstgreepen , om het Volk te believen. Deeze drie Heeren hadden met den Raadpenfionaris, die, onlangs, met verlof der Staaten van Holland, een reisje na Gelderland gedaan hadt, het gevaarlijkfte plan voor de Vrijheid van het Vaderland beraamd. — Klerk bediende zich van het voorregt, 't welk het gezag van zijnen Begunstiger, zijne eigene verdiensten, zijn ampt en charafter hem gaven , om eenen afltand van onaïhangüjkheid te Wege te brengen. Hij Relde der Ridderfchappe voor „ den ilegten ftaat der Geldmiddelen van het „ Gewest, door den Oorlog uitgeput, en'hoe veel „ voordeels men zou kunnen vinden in 's Prinfen „ befcherming, indien het hem behaagen mogtc de 53 opperde magt over Gelderland te aanvaarden." Heimlijk gaf hij, zo men wil, den aanzienlijkden te verdaan , „ dat het noodig was hier toe fpoedig te „ beduiten , indien men van Holland niet vootko. „ men wilde worden." Andere Zendelingen maakten dien voorflag fmaakjijk» bij de Quartieren Zutptien en Arnhem. De Edelen leenden een gereed oor; Willem Dn 111. Gelder* land wil den Prins het Oppergezagfchenken, en draagt het hem op.  WlLLRM de III. Gsdrap vu ïiji Hoogheid , b die aanbieding. gel GESCHIEDENIS bor; doch, om'er op te beduiten, was debèfchrijving eener Landfchaps-vergadering noodig : en, bm die te beleggen , 'oordeelde rren de tegenwootdïge Regemen van Gelderland, die alleen bij voorraad de posten waarnamen , tot zijne Hoogheid, volgens magt. hem door de Algemeene Staaten gegeeven, befchikking op de Regeering in Gelderland zou gemaakt hebben, onbevoegd, of zij moesten van den Prins hier toe bijzonder verlof bekomen hebben. Dit weid verzegt , en verkreegen. De Landdag werd, den negënentwinrigReri van Louwmaand des jaars MDCLXXV , gehouden , en het eenpaarig befluit uitgèbrag: , „ om den Prins van „ Oranje, en deszelis mannelijke Naakomelingen, „ uit erkentenis voor zijne treffelijke diensten , de „ Hooge Regeering des Vorstendoms Gelder en' des Graaffchsps Zutphen aantebieden , onder den ,, tyiel van Hertog van Gelder , en Graave „ van zctpuen (*)." De oj.dragt van deeze Waardigheid ging gepaard 2 piet een Vertoog, vol uitbundige loftuitingen en be• tnigrfigen van de onderdaanigde onderwerping , al1 les gefchifct om een jong Vorst door den wierook van vleierije te bedwelmen. Doch hij wist zich daar. voor te hoeden , en de vréugd , ïn hem door deeze aan- (") Refoh Kdtl. 1674. bl. 46. Cefehr. Aant. vari deezen tijd, bij Wagenaar. Faderl. Hifi. XIV. bl. 346". Tweèjaak Cefch. bl. 415. Verbaal en waaragtig Fert. tfèdiukt in 's Hsge 1703. Bij!. Bfc. bl. ZU  der NEDERLANDEN. 5°S aanbidding verwekt, te maati?en. Hij gaf den Gelderfchen Afgevaardigden ten antwoord , dat hij tijd nood;g hadt, om eene zaak van zo veel gevvigts te o verwee gen, en dat hij zich verpügt oordeelde, dezelve noch aanteneemen , noch-aft .'liaan, zonder deswegen den raad der andere Gewesten ingenomen te hebben. Hij vervoegde zich nogthans .alleen bij Holland, Zeeland en Uirechi. Friesland en Groningen hadden een bijzonderen Stadhouder. In Oyerijsfel was de Regeiering nog niet veranderd ; eh hij hadt reden om veele Leden van dezelve aan'emerken als hem ongunstig, Irtasfchen onthicldt hij zich te Zuilenflein , Dieren en Anmongen-, zich met de jogt vermaakeude. Meermaals dronken de Heeren , die hem vergezeld.n , over den mialtijd, de gezondheid van den J(>rtog van Gelder : eene enkele reis (lelde men de gezondheid in var d n Ghaave van Holland ; doch dit fcheen zijné Hoogheid kwalijk te reemen (*). Utrecht, in welks Staatsvergadering de Prins veele afhangelingen hadt, was het eerst gereed met zijne Hoogheid te antwoorden , en gaf, door vier Hemagtigden, berigt van 't genomene befluit , om den Prins het aanvaarden" der Hooge Regeeringe vau Gelder en Zutphen aanteraaden (f), in Holland begon men eerst over dit ftuk te raad.- plee^ (*) Gefchr. Aar.t. van deezen tijd. . (f) Tweejaar. Gefck. b!. 421. SVaLEM öü III, 'iGiVOilet] van Utrecht, »n Rolland ,  Wir.r.EM ba III. 504 GESCHIEDENIS pleegen op den negenden vnn Sprokkelmaand , en dus twee dagen laater dan Utrecht het reeds gemelde befluit genomen hadt, De Edelen oordeelden, dat zijne Hoogheid die aanbieding niet van de hand moest wijzen. De Steden verfchildcn wijd en breed van elkander. Haarlem , Delft, Leyden , Amfterdam , Enkhuizen en Monnikendam freroden duidelijk voor ontraading : Dordrecht, Gouda , Rotterdam, Gornichem, Schiedam , Schoonhoven, firiefe, Hoorn, Edam en Medenblik, in tegendeel, neigden om zijne Hoogheid daar toe aanteraaanen: Alkmaar en Purinerende verdonden, dat men het niet afraaden moest , maar aan 's Prinfen eigen verkiezing laaten. Vreemd, in de daad, dat ,de Edelen, wier luister min of meer verdoofd wordt onder eene éénhoofdige Regeering, en zulke Steden , die voorheen Sterkst op de behoudenis der oniïfhanglijkheid en hoogheid der Gewesten gedaan hadden, toen voor de aanraading (temden ; terwijl de Steden , onlangs 't meest ijverende voor de verheffing van den Prins toen het aanvaarden der opperde magt ontrieden. Doch de Edelen hebben veel van 's Vorsten gonst w wagten: en eenige Steden wilden, het geen zij in 't begin daar van te kort gefchooten waren, nu misschien vergoeden; terwijl anderen, deeze zaak dieper inziende , de Vrijheid in gev.iar, en het hoog tyi oordeelden, aan de verdere vergrooting.van den Prins de hand niet te leenen. Men liet zijne Hoog, ieid , die zich zeer onverfchillig aandelde, bij ee^ ïen Brief kennis van 't verfchilJend gevoelen der Leder»  der t D E R. L A N D E N. $0$ den toekomen , zonder eenig befluit optemaaken (*> In Zeeland waren , even als in Holland, de Remmen verdeeld. Men fprak daar voim hdiger over de gevolgen, aan deezen Hap van Gelderland gehégt, en beweerde , dat Gelderland geene magt Hadt , om de Hooaé Overhelt aftelhan; dat zulk een werk ook fchadelijke gevolgen naa z'ch zou fleepen , onrusten beweeging veroorzaaken in den Staat; zullende Gelderland , waarschijnlijk , altoos woelen, om de andere Gewesten mede onder eene éénhoofdige Regeering te brengén , terwijl deeze Géwesten zich met alle magt tegen Gelderland zotideu verzetten. Ook kon men Gelderlands aanbieding niet voor goedkeuren , zonder gelijïe aanbieding te doen > en zijne Hoogheid tot Graaf van Zeeland te verkiezen. Men behoorde , vooral, in agt te neemen , hoe dit werk bij den gemeenen man zou opgenomen worden; en ook, dat onder eene éénhoofdige Regeering den Koophandel dé rug ingereeden wordt , de Wisfèlbanlén hun geloof verlooren, en AtOost- enïVest° Indifche Maatfchappijen onveilig Ronden.' Desgelijks waren 'er groote zwaarigheden te voorzien in 't ftuk der opvolging ; want, fchoon de zaaken Onder het opperbewind zijner Hoogheid al wel gaan' mogten, hadt men nogthans te dugren , dat de Nazaa« ten, van eenen anderen inborst zijnde, 't Land in merkelijke ongelegenheden zouden kunnen ftórtén. DS (a) f zeejaar. Gefch. bl. fojü é'ecr. Refol. SM. III. D bi. 434VIII Deel. k.ÈI% O WILLEM DE lil. en van Zeeland?  So6 GESCHIEDENIS Willem de III. De Raadpenfionaris de Hubkrt , die, in 'c afzijn van den Heere van Gdijk, den Eerjfen Edelen vertoonde, "hadt uitdruklijken last van zijne Hoogheid, om zich niet te uiten. Middelburg wilde 'i dat men den Prins de redenen tot aan en afraadinge in gefchrifte zou overzenden, en hem te kennen geeven, dat men in de zaak merkelijke zwaarigheden zag, zo met opzigt tot de Unie, als op den perfoon van zijne Hoogheid, aan wiens hooge wijsheid men derhalven wel wilde óyerlaaten, om hier op te befluiten, 't geen hij ten gemeenen beste van het Vaderland zoa bevinden te behooren. Zierikzee Remde, in de flerkfle bewoordingen, bekleed met klem van redenen , voor de afraading : desgelijks Goes. — Veere riedt, naa de hartlijkfte betuiging , van alles voor den Prins, hun leeven zelfs, ten beste te hebben, het aanvaarden der Oppermagt in Gelderland af. — Doch Tholen prees Gelderland, dewijl het hier door toonde de diensten van zijne Hoogheid te erkennen, en teffens voor de veiligheid van het Gewest in het toekomende te zorgen. — Vlisfingen ging verder dan eenige Si ad: men behoorde den Prins te bidden, dat hij de opgedraagene hoogheid geliefde te aanvaarden (*). Zijne Hoogheid, vemeemende, dat de voornaamRe Steden in Holland met geen bedaard en onver- fchillig (*) Samson Hifi. de Guill. Ut. Tom. III. p. 380.381. Notul.Zcel.167s. bl.80 — 82 87——95. Tweejaar, Gefch. bh 43 3 431,  der NEDERLANDEN. 50? fchillig oog zouden aanzien, dat hij een eertrap beklom, die aangemerkt kon worden ais de eerfte tot eene wijduitgeflrekte Oppermogecheid , vertrok na Atnhem, en wees de aangebodene Waardigheid van de hand. Doch het Erfftadhouder-, Capitein- en Admiraal - Generaalfchap , hem opgedraagen , aanvaardde hij terftond , en veranderde daarop de Repeering van het Gewest en der Steden in diervoege, dat het Stadhouderlijk gezag 'er meer klems kreeg dan voorheen (»)• De wijze, op welke zijne Hoogheid te werk ging omtrent de drie geraadpleegde Gewesten , wijst genoegzaam uit, hoe hij zich met de hoope eener uitgeftrekter heerfchappije geflreeld hadt, van welke hij moest afzien, dewijl hij zich met de Opperheerschappij van Gelderland zou hebben moeten vergenoegen , die alleen kon flrekken om de agterdogt der andere Gewesten gaande te maaken. Ten zelfden dage, dat hij de aanbieding der Hooge Regeering van Gelderland hadt afgefiagen , gaf hij 'er kennis van aan de Staaten van Utrecht, hen teffens hartlijk bedankende voor de blijken van agting , hem in 't geeven van hunnen raad betoond, „ daar hij , met ', groot genoegen vernomen hadt , dat zijn voorflag bij hen geen argwaan verwekt hadt, gelijk in an „ dere Gewesten , daar men hadt voorgegeeven. „ dat hij door den tegenwoordigen Oorlog niet dan zijne eigene grootheid en vermeerdering van ge- „ fcaj (*) Tweejaarige Gefch. bl. 459 47°« O * • WlUEYE DE lUi Hij bedanktvoor de aangebodene Op. perheericbappijin Ge/-. der land. Hoe de Prins zich omtrenc de laa.i gepleegdeGewesten gedraagt.  5S GESCHIEDENIS Willem DE III. „ zag zou gezogt hebben (*)." Holland ont¬ ving des , zo veel wij vinden, geen fchriftlijk befcheid j doch , ftaande de raadpleeging , hadt dit Gewest 's Prinfen meening zoeken te onderlasten door den Raadpenfionaris, die voor befcheid bragt, dat de zaak den Prins onveifchillig was, en dat hij hierom zijne bijzondere genegenheid niet melden Jton. Dan het verfchillend gevoelen der Leden, hem fchriftlijk medegedeeld, ontdekte hein de ongezindheid eeniger voornaame Steden , en hoe fterk deezen tot afraaden neigden (|). Doch zeer was zijne Hoogheid geërgerd over de Zeeuwen. De Staaten van dat Gewest hadden bij een Alfchlift van de raadflagen der onderfcheidene Leden eenen Brief gevoegd, vol betuigingen van hunne gehegiheid aan tle tegenwoordige wijze van Regeering; doch hem raadende, de aanbieding der Hooge Regeeringe van Gelderland afuflaan , naar het loflijk voorbeeld van Gideon , wien Ifrael, door hem uit de flaavernij der Midlanhen verlost , diergelijk eene aanbieding gedaan hadt (§;. — Breedvoerig, zeer Iterk , en vol ftrenge aanmerkingen was het antwoord van zijne Hoogheid, en waardig hier hoofdzaaklijk plaats te vinden, dewijl de denkwijze ven den Prins daar io jeo kragtig d lorflrnalt, en het teffens kan dienen om te ontdekken , wat hij aan zommige afraadende' Leden van Holland zou geantwoord hebben. Naa (f) Tweejaar. Cefch. bl. 47Z. (t) Cejchr. Aart. van deezen tijd,' (§; Holl. Merc. 16/5. bl. 24.  okr NEDERLANDEN. 5«# Naa het bedanken der Staaten voor hunne genomene moeite, verklaarde zijne Hoogheid, „ dat, „ onaangezien zijne poogingen altuos geftrekt hads, den , om den Staat te redden uit de rampen, „ waar in dezelven , zints vierentwintig jaaren, „ vervallen was, en bij deszelfs Vrijheid en Voor9, regten te bewaaren, hij , zelfs uit de Achifen van eenige Leden van Zeeland, met groote fmer? 3, te hadt vernomen, dat men andere gedagten van „ hem hadt, waar door ook in de Gemeente een „ argwaan verwekt was, als of hij 't op her verkrij„ gen van de Opperde Magt over de Landen toege„ legd hadt, en daar door op het wegneemen der „ Vrijheid, het verdrukken van den Koophandel in s, 't algemeen, het floopen der Indifche Maatfchap; pijen, het verzwakken van 't geloof der Wisfelbanken, en het vernietigen der Schuldbrieven, „ loopende ten laste van de Landen. Tot welke s, haatlijke en boosaariige vermoedens hij , zijn! „ weetens, nimmer eenige reden gegeeven hadt. „ Zij , die, voorheen, het bewind der regeeringf 9, in handen hadden, hadden hem willen uitfluitet „ van de Waardigheden , door zijne Voorouder! „ ten dienste van de Landen bekleed ; en , 't geer, „ ze hem daar van nog als eene gunst laaten wil „ den, derwijze bepaald, dat hij buiten ftaat geitel; „ was D 's Lauds oorbaar naar behooren te betrag „ ten. Men hadt hem de Voorregren, die altoo „ aan zijne bijzondere Goederen geiiegt geweest wa „ ren, gezogt te beneemen. Alles, wat tot kiek O 3 53 hei WlLLÜÜ DE III. 's Prinfen antwoordaan Zeeland. t t l d  Willem Ba 111. 510 GESCHIEDENIS „ beid en verdrukking ter hand genomen werd, „ doopte men vrst met den naam van voor/laan der ,, Vrijheden en Voorregten van de Landen ; terwijl „ de zogenaamde Voorftanders der Voorregten en „ Vrijheden flegts Voorftanders van hunne eigene „ grootheid en aanzien waren, zich verhieven bo„ ven hunne Medeburgers, en zich op allerlei wij„ zen drongen in 't bewind, de Regeering derSte„, den fchikkende naar hun zin, zonder veel agt te geeven op de Privilegiën. —- Hij hadt zich, „ daarentegen, tot het begin van den tegenwoordi„ gen Oorlog toe, alleen tot lijden en verdraagen „ moeten fchikken; doch daar* naa getoond, dat hij ,, zijn goed , zijne eer en leeven niet te waardig „ hieldt, om het Land bij zijne Vrijheid, Voor„ regten , Koophandel, Zeevaart en Middelen te bewaaren. Wien kon het vergeetcn zijn , hoe „ zeer veele Regenten , toen het , in den jaare „ MDCLXXil, aankwam op het voorftaan van de „ Vrijheid en den Godsdienst met goed en bloed, belloten en getragt hadden , op zeer fchandelijke ,, voorwaarden te verdraagen met den Vijand, en hoe 3, zij, die het méést gefnoefd hadden van't voorftaan ,3 der Vrijheid, de voorbaarigften waren geweest, om een Verdrag te fluiten, waar door Godsdienst, 3, Vrijheid, Voorregten, en alles, opééns, nuver„ looren geweest zouden zijn ? Wien was het onbe3, kend, hoe hij, zich verlaatende op de gunst des „ Almagtigen , deeze fchandelijke Onderhandeling, 53 zo veel in hem ware, hadt tegengeiproken en be- « let?  oer NEDERLANDEN. 511 „ let ? fchoon hij, door het aanhouden van den „ Oorlog, in zijne eigene Goederen, voor zo verre „ dezelven in andere Landen gelegen waren , meer leedt , dan iemand van 's Lands Ingezetenen. „ Elk wist, dat, toen de Vijand, daar naa, onder „ de voorwaarden des Vrecles, wilde doen dellen, dat hem de Opperde Magt der Landen zou afge9, daan worden, hij zich even fterk hadt aangekant „ tegen zulk een Vrede, 't Was , daarenboven, 9, openbaar, hoe hij , in den jaare MDCLXXII, „ toen de Burgerij, misnoegd op haare Regenten, „ dezelven allen wilde veranderd hebben , zijn best „ gedaan hadt, om de gereezene Onlusten te dillen, „ zonder zich te willen bedienen van deeze gelegen„ heid, om meerder gezags te verkrijgen , 't welk „ hem anders zeer ligt te doen zou geweest zijn. ,, Zou hij dan de Souverdtniteit nu zoeken, daar hij „ ze afgeflagen hadt, toen ze hem werd aangeboo„ den , en geen meer gezags begeerde, toen hij 't „ ligtlijk verkrijgen kon ? Zo hij, door 't aanneeS) men der Souver ainiteit van Gelderland, de andere „ Gewesten hadt willen opwekken, om hem derge„ lijk eene opdragt te doen, kon hij ze immers aan„ vaard hebben , zonder de Staaten deswegen voor, af te raadpleegen. Dij wenschte daarom wel te „ weeten, welke daad hij onweetend mogt begaan „ hebben , waar door hij zulk een argwaan verwekt „ hadt. De Leden hadden hem dienst gedaan, „ met hem te raaden naar hunne meening, en hun,3 nen raad met redenen te bekleeden; maar hij beO 4. » Waagde Willem de ui. X  %is. GESCHIEDENIS WlT.LEM PE UI, I ,, klaagde zich al'e-n , dat men hem hij 's Lands a, goede Ingezetenen bezwaard hadt met haathjke „ vermoedens. Immers hadt hij de aanbieding der ,) Geiderfchen, zonder aarzelen, en eer hij den brief a, der Staaten van Zeeland omvamen hadt, van de „ hand geweezen , o' a fgezien hij tot het tegen„ deel geraaden was door zeer veele Le-den der aq,, dere Gewesten. Ook hadt hij nooit genegenheid „ tot zulke Waardigheden g..t)ad , en hij kon de 3, S aatèn verzekeren, dat zijn afkee-r daar van nooit „ veranderen zou, — Voorts twijfelde hij, ofhet voorbeeld vanGioEON we! genoeg op hem pastte, „ 't Ware zeker te weufchen , dat al het Volk zich „ zo gedroege, dat het den naam van Gods Volk 9, met regt draagen mogte. Maar men hadt voorheen doen zien, dat men op de Erfenis des Hee8, rkn zo veel ftaat? niet maakte, toen men kon „ goedvinden, de drie Gewesten, die zo gelukkig ,, tot het Verbond herbragt waren , overtegeeven aan een Vijand, die eenen Godsdienst beleedt, ^, ftrijdig met den waaren Hervormden ; minder „ zwaangheid maakende in zulk een aflrand , dan „ men nu hadt opgevat tegen hem, om dat Gelder33 tand hem de Waardigheid van Hertog en Graave ,, hadt willen opdraagen, onder beding, dat hij dat „ Gewest bij de Unie bewaaren zou. Uit zulk een gedrag mogt men verder du ren, dat eens zou 5, kun.'en bewaarheid worden, 'tgeen Gods Woord „ van 't Ib is Gideons getuigde , dat, naamlijk, i? de Kinderen Ifra'èls niet dagten aan den Heer „ hun-  &2k. NEDERLANDEN. 513 „ hunnen God, die ze gered hadt uit de hand van „ alle hunne Vijanden van rondsomme , en dat zij „ geene weldaadigheid deeden bij den Huize Je.ru, bals, dat is Gideons, naar al het goed, dat hij Z aan 1 [rail gedaan hadt; te meer , om dit «ij Uier „ van, ten aanajene van de diensten zijner Voor„ ouderen, ook in Zeeland zulke leevende blijken 9, ondervonden hadt. Doch hij ho-pte liever . dat „ G00 zijne goede inzigten verder zou zegenen, en „ dat de Kwalijkgezinden door den tijd zouden geaeezen worden van de verkeerde indrukzels, door 11 hen opgevat; terwijl de genegenheid, die verfcheide goede Regenten en veele goede ingezetenen hem toedroegen, hem nooit zou doen verüappen „ in den ijver, om den Staat weltedoen. Op „' dit alles hadt hij zich wat breeder moeten uitlaa. ten, om dat hij bevonden hadt, dat beiden, de , Brief en het Beiluit der Staaten van Zeeland, met de verfchillende gevoelens der Leden , door den druk gemeen gemaakt waren, en aan Kwaljkgezinden gelegenheid gaven om het Volk inteboezel, men , dat zelfs eenige Regenten argwaan tegen „, hem hadden opgenomen (*)•" Welhaast verfcheen dit verdeedigend Antwoord in openbaaren druk, en werd overiil verkogt; doch he baarde bij veeien eene tegeuovergeltelde uitwerking, dan zijne Hoogheid en de zijnen verhoopt hadden We (*)Tmejaurige Cejjch. bl. 473-478- lMl- Msr-ur S675. bl. 4> O 5 IVlLI EV DE UI. i  5r4 GESCHIEDENIS Willem de III. ( De Siaaten van Heiland verbieden te zeggen , dat de Prins na de Stuverainiteitftondt. 1 I 2 2 C ( Wel verre van 's Prinfen ttoverfcbilligheid voor de tijtels van Hertog en Graaf'te erkennen, werden veelen bevestigd in het begrip, dat zijne onverfchilligheid niets dan gemaaktheid en veinzerij was , en hij door de aanbieding der Hooge Regeeringe in Gelderland zich den weg tot de Oppermagt hadt zoeken te baanen. De Staatsgezinder , verbitterd door de vinnige taal, op hen afgegeeven , lieten verluiden, Gelderland kan onmogelijk uit erkentlijkheid den Prins iets toegedaan hebben , dat men nooit, dan ioor dwang, iemand afitaat. Men tragt eene aan. Beding voor algemeen te doen doorgaan , die enkel loor oproerige Wargeesten en omgekogte Huurlingen doorgedrongen is. De flauwhartigften zijn overgehaald door vrees, de heerschzugtigen door groote /oorUitzigten , en de v/elgezinden door list , waar nede men hen heeft zoeken diets te maaken , dat zij liet in Raat zouden weezen, om de Hemmen der meligte te keer te ; aan. De Menfchen te willen be. luiden, dat dit alles zou gebeurd weezen zonder het 'oorweeten van den Prins van Oranje , is eene louere harsfenfehim. Zijne,afliangelingen hebben zijie bevelen uitgevoerd, en enkel op zijn bevel deeze itnwenteling te wege gebragt. Zijne weigering is een gevolg van zijne zedigheid : zij is eene noodaaklijkheid, hij heeft dit Oppergezag niet afgeweeen, dan naa dat hij gezien heeft uit de gefteldheid er gemoederen, die hij hadt doen toetzen , dat hij : zelve niet zou kunnen verkrijgen over de andere kwesten, en dat hij het zelfs over dit ééne niet vre-  der NEDERLANDEN. 515 -vredig zou kunnen bezitten. Dusdanige gefprekken en fchriften, op dien trant loopende, maakten zulke diepe indrukzelen op de gemoederen des Volks, dat de blinde toegenegenheid voor den Stadhouder gefchapen Rond in een geweldigen afkeer te zullen veranderen. De misnoegdheid rees zo hoog, dat de Staaten van Holland , om den verderen voortgang daar van te Ruiten , de RraiTe des doods, bij openbaaren Plakaate , dreigden aan allen , die da fioutheid zouden hebben, om te durven fchrijven of zeggen, dat de Prins van Oranje nadeOpperheerfchappij van deeze Landen geftaan hadt (*). ' 't Zal, ten opzigte van dit zonderling verfchijnzel in de Gefchiedenisfe van deezen tijd , niet kwalijk voegen 9 het oordeel bijtebrengen van den Ridder Temple, die zich toen in den Haage onthicidt. „ Niets is 'er," fchrijft hij, „ in die dagen voor„ gevallen, 't welk den Staatkundigen meer werks „ verfchafte, om het te ontknoopen. dan deopdragt „ der üppermagt van Gelderland aan zijne Hoog„ heid. Eenigen fchreeven dit geheele werk toe „ aan de Raatzugt van den Prins, en merkten het „ aan als een voorteken van zijnen toeleg, welken „ hij hadt op de overige Gewesten. Anderen , geeven de fchuld aan zijne jonge Raadslieden, die „ hem dergelijke gedagten in 't hoofd gebragt had. „ den (*) Gefchr. Aant. van deezen tijd. Samson Hifi. de GuiU. UI. Tooi. III. p.37i.4H-4»^ Groet Plakaatb, III. D, bl. 716. Tweejaarige Gtfehied. bl. 716, DE llï. Aan nierhing van Temple over dit geval.  GESCHIEDENIS Willem DE III. 3i den. — Nog anderen willen , dat hij alleen „ een proef heeft willen neemen van de geiieltenis „ der Gewesten, en de eer wegdraagen van het af„ flaan der Opperhperfdwppije, naa dat allen hem „ tot het aanvaarden zouden geraaden hebben , 't n §een hiJ' verwantte. Wat mij betreft, ik kan 'er „ niets met zekerheid van zeggen , dewijl ik den „ Prins m al dien tijd niet gezien, en naderhand „ met hem hooit daar over gefprooken heb. „ Maar, indien de iïaatzugt van den Prins de Op«l Peiüiogenheid over de andere Gewesten , zo wel ,, als over Gelderland, bedeelde, was dit oogmerk „ zeer wijd verlchihende van alles, 't geen hij ge„ duurende den Oorlog betuigd hadt; inzonderheid „ wanneer Frankrijk hem dezelve aanbootit,met al„ le de voordeden , gefchikt om hem daar in te „ handhaayen. Daarenboven was dit rechtdraads n [lriidig met het geen men hem ingeboezemd hadt, „ en waar van hij volkomen overtuigd was , dat, „ indien Holland ouder een oppeimagtig Vorst „ ftondt , de Koophandel binnen kon geheel zou bederven , en de rijkdom en grootheid van den „ Staat geheel veriooreu weezen, wanneer die Vorst „ zonder magt cn zonder aanzien zou overblijven: „ terwijl de Prinfen van Oranje , door een post, „ welken zij reeds naa vier Geüachten bekleeden ., in den Oorlog en de Vredeshandelingen zo veel „ zeggens iiebben als de meeste Koningen in de „ Christen - wereld. —- Wat de jonge Raadsheeren !} betreft, die men wil, dat dea Prins dit ontwerp „ zou-  der. NEDERLANDEN. 517 M zouden ingeboezemd hebben, hier van weet ik met „ geen meerder zekerheid te fpreeken, dan van het „ ontwerp zelve. Maar ik ftel vast, dat, indien 4, bij aanraaders gehad hebbe, deezen allen niet jong 3, waren: niemand twijfelt, of Fagel was van dat „ gevoelen , en de Heer Beverninge , die voor „ één der ijverigfte vooronders des Vaderlands ge- houden wordt, heeft mij gezegd , den Prins tot „ het aanvaarden der aanbiedinge geraaden te heb„ ben, 't geen ik van hem niet verwagt hadt , zo ,, hij 'er eenig gevaar voor zijn Vaderland in gezien „ hadt. — 'tZij de Prins, 't zij zijne Vrienden „ deel gehad hebben in de eerfte opening, deswegen „ gedaan, of niet, vast gaat het, daX&e Gel derfehe „ Afgevaardigden , Regenten en Edellieden 'er veel „ belangs bij hadden. Dit Gewest bekleedt in de „ Ferèénigde Gewesten den eerften rang: in 't zelve „ is meer Adcls dan in alle de anderen zamengeno■•{ men : ondertusfehen is het zelve, ter oorzaake „ van de armoede, ontflaande uit een fchraalcn on^ „ vrugtbaaren grond en gebrek aan Koophandel «, van min aangelegenheids, dan verfcheide andere „ Gewesten, en de ftem van Gelderland wordt ah 't ware verzwolgen door die van het rijk en han „ deldrijvcnd Holland. De Afgevaardigden van Gel u derland, ziende dat zij nog minder in tel zouden ,8 weeaen dan vóór den Oorlog, uit hoofde dat hut „ L;md bijkans geheel uitgeput was, ftaande de over 3, beerfching van Frankrijk , dagtetf , geen bete: „ middel te kunnen vinden , om hun gezag flaamii WlLLBM DS UI. I  51* GESCHIEDENIS Willem de lil. „ te houden, volgens den rang, dien zij bekleedden, „ dan door zich te ontdoen van de oppermagt over „ hun Gewest ten voordeele van den Prins van Oranje. Daarenboven hr.dden veele Edelen voor zichzelven en hnnne Vrienden Krijgsampten op 't „ oog, en oordeelden, met het doen van zulk ee„ nen voorflag hun hof te zullen maaken bij zijne „ Hoogheid, van wien de begeeving dier Ampten „ afhing. Zeker hadden deeze overweegingen veel 3, deels in dit befluit. Doch ik kan niet zeggen of ,3 de Prins 'er zelve aanleiding toe gaf, of dat hij en „ zijne Vrienden het cnderfieunden. Ik laat zulks a, aan zijne plaats, en merk dit aan als een Padde„ ftoel, die in een oogenblik voortkomt, en in een oogenblik verdwijnt, zonder eenmerktekentelaa* ten van de plaats, welke dezelve bekleedde(*)."— 't Is zeer opmerkelijk, dat men noch in Gelderland, noch in eenig ander Gewest, naderhand gefproken heeft van de opdragt der hoogde Magt aan den Prins van Oranje. Ee'nigen willen, dat van Beuningen, toen aan 't Engelsen Hof in gezantfehap, de opdragt der hoogheid van Gelderland aan den Prins verneemende, zon gezegd hebben, dat de Vrijheid van „ den Staat in gevaar was, zo men geen haast maak„ te met het fluiten van den Vrede (f)." TlENDS (*) Temple Mem. p. 90 &c. Ct) Samson Hifi. de Cuill. lil. Tom. III. p. 380.381,  Der NEDERLANDEN. 5191. Tiende T ij d p e r k. Oorlog met Frankrijk en Zweeden. —• Vredesonderhandelingen en Vrede van Nieuwmegen. odewijk de XIV, zo veele Vijanden tegen zich verbonden ziende , als Holland , Spanje , het grootfte gedeelte des Huitfchen Rijks en Denemarken , en genoodzaakt de rijkfte bemagtigingen te verlaaten , begon de grootheid zijns gevaars te bezeffen: hij nam des zijne toevlugt tot zijdelingfche onderhandelingen , om de Staaten , altoos aangemerkt als de meest belanghebbenden in deezen Oorlog, te polfen. Hij duidde de Stad Breda tot eene plaats des. Vredehandels aan. De Raadpenfionaris Faoee bleef niet in gebreke, om den Prins van Oranje des te onderrigren , die zich tot den Vrede geneigd toonde, indien de Koning van Frankrijk alle zijne vermeesteringen in de Nederlanden wedergaf, als ook die hij voor den Akenfchen Vrede gemaakt hadt , en daarenboven een gefchenk van tweehonderd millioenen Ponden fterlings aan den Koning van Engeland deedt. Een plan, uitgedagt om het eindigen voortekoroen van eenen Oorlog , die met zijne geneigdheid , zijn roem en belang itrookte (*). Frank- (*) Feuquier.es Mem. Hifi. &Milit, Tom. I. p.37. Geneigdheid van Frontrijk tot dea Vrede. i6rs.  Isa. GESCHIEDENIS WiLL-EM t>i III. AV> »!>'- tot eene handelplaats befte md. Frankrijk , zugtende onder zijne eige zegepraal, liet het Vredeswerk niet fteeken. Het Voïk kon de zwaarte der belastingen, noodig tot het voeren eens zo wijdtiitgeftrektcn en gevolglijk fcostbaaren Oorlogs, niet draagen, en begon te morrctt. De tngezïtène« Tan Guienne , Langüe'doc c.i Provence Verbonden zich onderling tot het bandhaaveu hunner oude Voorregten, met welken zij veeie nieuwe ias'en ftrijdig hielden: en, tot oprtsnd gereed, hadden zij een Verbond gefloten met de Staaten en Spanje $ 't welk hun verfterking en ondeiftand beloofde. Schoen gezag en ftrafheid welhaast deezen geest des opllands dempten, werd de magt van Lodewïjk daar door verdeeld. Dan die Vorai» de zaaden van misnoegen in veele andere Plaatzen zijns Rijks ziende uitbo: ten, ondanks de zwaare ftraf-oefeningen, blééf tot den Vrede neigen, en de Stad Nieuwmegèn werd tot de plaats des Vredehandels, onder bemiddeling van En* geland, verkoozen. Frankrijk, geheel bereid om onder zulk een gunstigen invloed te handde n,nsm gereedlijk Engeland tot Middelaar aan ; doen de andere Bondgenooten hielden dien Vorst roor te partijdig. Lodewijk de XIV. weigerde zijne Afgevaardigden der waards te zenden , eer men Prins Willem van Furflemberg geflaakt, en het Geld, te Keulen aangehouden, te rug gezonden hadt. Ten anderen drongen de Franfchen en Zweeden fterk op êéne Wapenfchorfing; maar, de Bondgenooten in't ïen en ander deizer punten niet bewilligende , b'eeren de onderhandelingen fteeken , terwijl men, vain wé-  bir NEDERLANDEN. 5" wederzijden, zich tot eene vroege opening van den Veldtocht toerustte (*> Elke Partij zogt, om te beter voorwaarden te kunnen bedingen , den Oorlog met allen ernst doorte zetten. De Zweeden , ten dien tijde onder een minderjaarigen Vorst, beftuurd door eenen Raad , aan Frankrijks belangen verknogt, waren in de Landea des Keurvorsts van Brandenburg gevallen. Zij beichul.agden de Staaten van ondankbaarheid, en verweeten den Keurvorst, dat hij het Verdrag , met Zweeden aangegaan tot behoudenis van den Vrede in het Rijk , gefchonden hadt. De Keurvorst beantwoordde de Zweeden met hen gewapenderhand aantevallen. 't Geluk bekroonde zijne wakkerheid en moed. Dij btagt het Zweedfche Leger bij Ratenauw eene zwaare nederlaag toe , hernam veelen der bemagtigde Plaatzen, en deedt niet weinigen, den Zweeden toebehoorende , voor zijne overwinnende wapenen bukken. Op 's Keurvorsts aanmaaning, hadden de Staaten der Vetéênigde Gewesten den Ko< ning van Zweeden den Oorlog verklaard , en eenige Schepen aan den Koning van Denemarken gezonden , die, met Spanje, het voorbeeld deezer Gewesten, ten opzigte van Zweeden , volgde. In deezervoege ontftak 'er een nieuw Oorlogsvuur in 'tNoorden, en het (♦) Dasnagk, ÏI. p. 583. Secr.Refol.HolL16-5.lll t>. bl. 463. Tveejaarige Gefch. bl. 350. 391. 4C7.4l3i 545- 575- 583. 7°9' 77?. VIL Deel. *. St. P WlLLF.KI DË 111. Oorlog met Zweeden*  os III. Veld tocht des jaars 522 GESCHIEDENIS het grootfte gedeelte van Ent opa deelde in dien Krijg (*). De Oorlóg werd heftigst, in de Nederlanden , in Didtschland en ter Zee, gevoerd. De Franfchenopenden den Veldtocht in de Nederlanden met een talrijk Leger. De Graaf d'Es'Tradrs-, kort daar op tot Veldmaarfchark van Frankrijk verheven , vermeesterde het Kasteel van Luik , Crf.qui Dinant, en de Markgraaf de Rochekort LJuy. Een gedeelte des grooten Legers , aangevoerd door den Prins van CoNDé , hadl Limburg belegerd. De Prins van Gra»/«Tukte aan tot ontzet dier Stad, en was reeds, Dij Mutheim, over de Roer gekomen , toen hij veri'tondt, dat de Stad , zes dagen naa het openen der Loopgraven, zich hadt ovefgegeeven aan d.-n Hertog ö'Enguin , die, met CoNDé weder veéénigd, Brakand introk. De Prins van Oranje hadt de eer, van alle de beweegingen deezes Legers teltremmen: en, fchoon de beide Legérs elkander tot een afttand van twee mijlen naderden, fcheen geen der beide Par-ijen genegen om een Veldllae te waagen , die, zxw den eenen kant , van 't geheel verlies der NeHerlanden, en , aan den anderen kant, van een inval in Frankrijk Rondt gevolgd te worden. Zij vergenoegden zich met op elkanders beweegingen agttélaan , en het bemagtigen van Steden te beletten. De Stadhouder nam nogthans Binch in , en ilegtte v die CO Tweejaarige Gefch. bl. 607. 703. 704.7117 enz.  Der. NEDERLANDEN. 523 die Stad; die echter door de Franfchen weder bezet en veriierkc werd (*). Het Krijgsgeluk liep den Franfchen in Duitschland tegen. De beroemde Turenne , die , in het voorgaande jaar, den Rijksvorsten het hoofd gebooden, hunne Legers verflagen, en den Elzas voor Frankrijk bewaard hadt, wns , naa twee maanden heen en weder trekkens , om het Keizerlijk Leger, onder den Graaf de Montecuculli , het beleg van Philipsburg te beletten ,' tot Saltsbach voortgetrokken, en maakte, den tijd óm den Vijand met voordeel aantetasten gebooren agtende , alles tot een hoofdtreflen gereed. Op eene hoogte geklommen, waar hij voorhadt eene Batterij aanteleggen, trof hem een kanonskogel , die hem het leeven benam. Die zelfde kogel fchoot den arm af van den Markgraaf de Saint Hilaire, die, zijn Zoon daar over ziende fchreijen, hem , als een andere Regulus , te gemóete voerde : Mij niet , maar dien groeien Man moet gij beweencn '. In de daad , dit verlies was een verlies voor geheel Frankrijk. De droefenis des geheelen Volks over dien dood mogt vergeleken worden bij die der Romeinen over den dood van GertiANicus. De omdeltenis das Legers was ohbèfchrijilijk. De Franfche Krijgsknegten , die zich. eenige oogenblikken geleden , als van de overwinning verzekerd hielden, zagen nu niets dan eene neder (*) Tweejaarige Gefch. bl. 556 570.617 Ó30, 719. 726. 774' P 2 Willij» de III. Dood van Tu- 1u1khs,  £24 GESCHIEDENIS Willem DE UI. derlaag te gemoet; en de Keizer fchen, die het voor een veiligen aftocht, in 't eerst, wel zoudenhebben willen p.fmaaken , oordeelden nu het geheele Franfche Leger te kunnen ilaan. Maar de Graaf de Lor ges , Neef van Tüeenne, en zijn Opvolger in het Bevelhebberfcbap , deedt een zo voorzichtigen aftocht, dat Krijgskundigen denzelven in eere met eene overwinning gelijk delden, en booden ó.tF>anfchen Montecuculli, als hij de achterhoede aantastte , kloeken wederftand. — De Prins van CoNDé, het bevel over het Leger in de Nederlanden aan den Hertog van Luxemburg gelaaten hebbende, volgde Tujjeinne op, en noodzaakte de Keizer fchen de belegeringen van Hagenau en Sabern optebrëeken, den Rhijn overtetrekken, en in hun eigen Land te legeren. — Het gelukte 't veréénigd Leger den Maarfchalk Ckequi voor Trier te verrasfen , waar hij gedagen en gedwongen wierd de Stad , in welke bij zich geworpen hadt, overtegeeven (*). Men heeft opgemerkt , dat deeze bijkans de eenige dag is, welken de Franfchen verboren hebben in een verloop van zestig jaaren, te rekenen van den dag bij Rocroi tot dien van Bleiheim of Hochfiet. Zcd«nig was toen de kragt en 't beleid dier MonarcbyeZodanig was ook de daatkunde en het vermogen dir andere Volken, dat zij altoos hunne verhezen wisten (*) Feuquieres Mem. Hifi. £? Milit. Torr. II, p. 32. Tweejaar. Ucfck. bl.558 — 003.632— 641 • 660. GOj— 7°3- 7-9' 723'  der, NEDERLANDEN. 525 ten te herftellen, en de ontzaglijke magt van Frankrijk binnen de oude perken te omfchrijven. Een veel minder gedeelte van dien Krijgs - voorfpoed zou, op andere tijden, voor Frankrijk genoegzaam geweest zijn, om geheel Europa te ondertebrengen. Ter Zee hadt men zich , zints een geruimen tijd, veel voordeels beloofd , doch niet behaald. De Ruiter, door zijne Hoogheid tot Luitenant-Adrairaal - Generaal aangefteld , hadt, op rijnen voorflag, in den jaare MDCLXXIV, van dc Staaten last gekreegen, met eene Vloot na de Franfche Caribifche Eilanden te zeilen, en dezelven, ware 'tmogelijk , te vermeesteren. Op Martinigut waagde hij den eerden kans, doch de Franfchen, meer dan eene maand te vooren wegens het oogmerk deezer uitrustinge gewaarfchuwd, hadden zich in ltaat gefield, om tegenweer te bieden, 'tgeen zij met zulk eenen goeden uitilag deeden, dat de Ruiter , den toeleg op Martinigue mislukt zijnde , het ongeraaden oordeelde, eenigen aandag meer te waagen, en met de Vloot weder na 't Vaderland keerde (*).— Tromp hadt, in *t zelfde jaar, eene landing gedaan op het Eiland Belle-Isle, aan de Kust van Bretagne, maar vondt het zo wei verderkt , dat hij onverrigter zaake aftrok, en van alle verdere poogingen op de Fran' fche Kust afzag (|> (*) Bsanüt , Leeven van de Ruiter, bl. 8p5. po5; Tweej. Gefch. bl. 323 enz. (+) Tweejaarige Gefskib\. %i6.249.37a. • P 3 IVlLUZM DE lil. Mislukte tocht vaa de Ruiter en Trom?.  be iü. Tocht van de Ruiter rna Ski- 52Ó GESCHIEDENIS Dc Middenlandfche Zee werd, eerlang , het tooneel der Zeellagcn. De Stad Mesjina was opgeftaan tegen de dwinglandij der Spanjaarden. Frankrijk hadt den misnoegden Krijgsvoorraad verfchaft. Spanje , en de Staaten , die de gelegenheid hadden waargenomen, om den opftand der onderdrukten in Frankrijk te begunstigen, verbonden zich t"en,om een opiiand in Sicilië , te dier zelfde oorzaake ontdaan , te dempen. De Spanjaarden , door gebrek aan Zecmagt buiten ftaat om Mesjïna tot gehoorzaamheid te brengen, verzogten de Staaten om bijItand te verleenen aan eenen getrouwen Bondgenoot, die zich zo zeer voor hen in de bresfe gefield , en zo veel gewaagd hadt. De Ruiter , voor den grootfien Zeeheld zijner eeuwe in Spanje bekend , werd jn 't bijsonder verzogt, het bevel over deeze Hulpvloot te mogen hebben, 't t en en ander werd , in Zomermaand des jaars MDCLXXV, ingewilligd, en befloten, de Ruiter , met achtien Oorlogfchepen , zes Snauwen, vier Branders en twee VoorraadsFluiten , derwaards te zenden. De Vlootvoogd, de lijst deezer toerusting ziende , oordeelde dezelve ïe zwak, om tegen de Franfchen te Mesjina beftand te zijn; te meer, daar hij weinig ftaat maakte op de beloofde Zeemagt der Spanjaarden. Zeker Admiraliteits Heer, gehoord hebbende , dat de Ruiter zich bezwaard vondt , om met de voorfchreevene Vloot na Sicilië te gaan, voerde hem te gemoete: Ik denk immers niet. Admiraal, dat gij nu , in 0, uwe oude dagen, begint bang te wordenen den „ moed  der NEDERLANDEN. 517 „ moed laat vallen." Neen, Mijn Heer, was het moedig antwoord des Zeeheids, ik laat den moed niet zakken. Ik heb m%n leeven veil voor den Staat; m ar het verwondert en fpijt mij , dat de Heeren de Vlag van den Staat zo veil hebben, en roekloos waagen. En wanneer, omtrent dien zelfden tijd, ee> nige Heeren hem verzoeten, dat hij, niettegenftaan» de zijne bedenkingen hier tegen, evenwel in zee wilde gaan , was zijn woord : De Heeren hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden; en, al werd mij bevolen 's Lands Vlag van één enkel Schip te veereH., zou ik daar mede in zee gaan. en daar de Heeren hunne Vlag vertrouwen, zal ik mijn leeven waagen. Eenigen zijner Vrienden meenden , dat hij voluit moest weigeren met zulk eene geringe Scheepsmagi dien tocht te onderneemen ; dan hij gaf hun te ver ftaan : Ik ben een Dienaar van den Staat , en mag mijne Meesters niets weigeren. Geheel voorgewen' de of ligte ongeftehsheden dienden veelen meermaaler ten dekmantel, om zich met goeden fchijn aan eer onaangenaamen opgelegden last te onttrekken; doei weezenlijke lichaamskwaaien en pijnlijke ongemakkei konden de Ruiter , hot zeer zijne Vrienden 'er oj aandrongen, niet te rugge houden van deezen tocht Hij wilde dien Joen , al zou men hem na V Schij draagen. Van dezelven fpoedig herfteld, nam h affcheid van zijne Huisgenooten , Vrienden en Bé kenden. Opbeuring en vertroosting was anders b 't affcheid in zijnen mond, maar thans befpeurde el in hem eene vreemde en ongewoone bekommerim P 4 E Willem de 111. 1 l I ) » ij k it  5aS GESCHIEDENIS EE III. Eerfte fla ■ , b'j Siramboli. 36:6. Bit fcheen iet euvels te fpeilen, en hij zulks te verWagteü, ïeggende : Vaarwel, vaarwel in eeuwigheid ! Ik voel dat ik op deezen tocht zal blijven ! De uitkomst beantwoordde aan dit gevreesde onheil. Naa lang door tegenwind en andere beletzelen opgehouden te zijn, Rak hij, ter helft van Oogstmaand, in zee. Storm, ftilie, zeefchade , en het wagten op de Spaanfche Schepen vertraagden zijne reis, zo dat het diep in Wintermaand liep , eer hij Sicilië bereikte, waar hij de ontflaaking van zesentwintig Hcngaarjche Predikanten , door den geest der vervolging op de Galeien geplaatst, bij den Onderkoning van Napels bewerkte. Het jaar liep ten einde in 't vrugtloos wagten na Spaanfche Oorlogfchepen, om iets van gewigt tegen de Mesfmeezers te onderneemen ; doch hij kreeg , op den laatflen dag, de langgewenschte Schepen , onder het bevel van den Vice-Admiraal de Haan, onder zijne Vlag. Toen befloothij, niet langer te toeven; maar op den Vijand lostegaao. Men hadt hem verzekerd , dat de Franfche Vloot op zijn hoogst uit twaalf ligte Oorlogfchepen bellondt. Niet klein was dus zijne verlegenheid , als hij , op de hoogte van Stromboli en Lipari, eene Vloot ontdekte van dertig Zeilen, waar onder vierentwintig Oorlogfchepen , van vijftig tot twintig ftukken, onder het bevelhebberfckap van den Heer du Quesne : de zijne telde niet meer dan achtien Schepen. Ondanks deeze ongelijkheid van inagt, oordeelde de Ruiter, naa rijp overleg, een kar-s  dbs. NEDERLANDEN. 329 kans tegen den Vijand te moeten waagen. Deeze, niet min na den ftrijd haakende, volgde 'er een allerhardnekkigst gevegt , op den achttien van Louwmaand, van 's morgens ten tian tot's avonds ten vijf uuren, waar bij de Franfchen drie Branders, één Oorlogfchip, en veel Volks verlooren. Ons verlies beftondt meest in reddeloos gefchootene zeilen , rondhout , ftaande en loopende wand : één Schip hadt zo veele fchooten onder water bekomen , dat het ten gronde ging, eer het de Haven van Palermo, met behulp van twee Galeien , kon bereiken. Onder de Hoofd-officieren was de Schout bij Nagt Verschoor gefneuveld. Wederzijds gaven de geftreeden hebbende Partijen elkander den onbetwistbaaren roem van dapperheid. 's Volgenden daags voegden zich negen Koningsfcbepen bij de Vlag van de Ruiter ; doch de Franfche Vloot werd met twaalf groote en acht mindere Schepen verfterkt, weshalven zij, zo in getal als ir gtootte van Schepen , ruim de dubbele magt van ee ne Vloot hadden , die wel eenigzins, maar niet vol komen» herfleld was , om in ailen deele dienst tt kunnen doen. Raadzaam keurde men , het gevegi te ontwijken. De tijd y tot den tocht na d« Middtnlandfche Zee beftemd, liep ten einde , er geene beloften, geene gefchenken konden de Rui ter beweegen, zijnen last te buiten te gaan. Hi verliet Sicilië; doch, onder deu weg nieuwen las en verlenging van tijd bekomen hebbende, Revend! hij weder derwaards , en zeilde , met de Spaanfch, P 5 Vioc WlT.T.EM us Itl. Tweede tbs, bij rien Berg Eina. De Ruitek-faeu' veit. ; i. t  53® GESCHIEDENIS Willem ds III. Vloot veréénigd , na Me'azzo. Van de beraamde aai dagen op Mesjina. of «pAugusta, kwam niets, 't Verwijlen had den Franfchen gelegenheid ge.'„ee. ven, om alzin* op hunne hoede te weezen. Dan, op den tweeën:wintigl'en van Gra-maand, geraakte dc veréénigde Vlooten , in 't gezigt van den Berg Erna, (laags met de Franfche, onder den Heer du Quf. sne. Het gevegt begon 's raamiddsgs ten vier uuren tusfchen beider voortogt , en het fcheen of men 't gebrek aan tijd door de hevigheid van 't gevegt wil.ie uitnaaien. De middentogt, uit Spaanfche Schepen beftaande , was verre in de lij afgezakt , en dit maakte dat de agterhoede , onder de Haan , laat opd iagde. Dit ftelde de Ruiter ^oor het vreeslijk vuur der Vijanden bloot ; doch hi| brandde zo lievig op hen los , dat veelen alle zeilen bijzttren, om van zijn treffen ontflagtn te worden. Nauwlijks hactt hij een half uur geftreeden , als een kogel, i er vijl hij op het Zonnedek (rondt , om de noodige bevelen te geeven , het grooiiie en voorde gedeelte van zijnen linkervoet wegnam , en de twee pijpen van zijn rechterbeen aan dukken floeg. Hij Rome van het Zonnedek neder, zonder in dien val van zeven voeten zich merkujk tebezeeren. Dit waren de eerde wonden van eenig aanbelang, welken hij in zo veel drijds bekömen hadt. Hij hieldtmoed, en tragtte dien iu anderen optewekken. Verbonden en te bedde gebragt zijnde , zeide hij telkens , als hij 't gefchut hoorde losfen : Houdt moed , mijne Kinderen, houdt moed; zo moet men doen 3 om de zege  der NEDERLANDEN. 53* me te bevegten ! Zijn eerfte Capitein deeide zulke gelukkige bevelen uit, dat men in 't eerst bet ongeluk den Vlootvoogd overgekomen , met kon bemer'ken. De Spaanfche» mengden zich meer in den ftrijd, en het gelukte de vetéénigde Vlooten , met den avond, de Franfchen de wijk te doen neemen, die zij , bij 't maanlicht, nog een uur nazetten. De overwinning was, naar 'sVijands eigeneverklaaring, aan onze zijde; doch kwam den Lande op t verlies van den grootften Zeeheld zijner eenwe en den trouwden Dienaar van den Staat te ftaan. De bekomene wonden fcheenen in 't eerst zich tot hertelling te fchikken;'dcch 'er floeg eene koorts toe5 die hem, op den negenentwintigden van Grasmaand, aan boord van zijn Schip, "i de Baay van Saragosfi eïSyracufe, wegrukte, in den ouderdom van negenenzestig jaaren. Een bijgeloovige Geestlijkheid ont zeide 's Helds ingewanden de gewijde aarde, dewij hij niet in 't gevoelen der Roomsch-CatholijkeKerh geftorven was. De Overheid van Syracufe, 's Man: verdiensten waardeerende, boodt eene plaats aan oj het Raadhuis, om de Ingewanden daar te begraave: onder een Gedenkzuil, op hunne kosten vervaal digd Deeze verpligtende aanbieding werd , oi welke reden weet men niet, door de Bevelhebbei der Vloote afgedagen : en men bedelde dit deel va 't overfchot des Helds op een kleinen heuvel , m vene van de Stad, in de Baay gelegen, en rondso. van de Zee omringd , op den eerden van Bloe maand, ter aarde. Het ander gebalzemd deel,' i eei DE IU. | a s u :t n inie  5J2 GESCHIEDENIS Willem de UI. Chsraétsr van de Ruiter. eene looden Kist gelegd , werd na 't Vaderland gevoerd, en te Amfterdam in de Nieuwe Kerk bijgezet, waar nog het grootsch manneren Gedenkteken den Naakomeling met eerbied dien Vaderlandfchen Zeeheld doet bewonderen , en een traan van dankerkentenis ftorten voor alle de diensten , den Lande beweezen. Bij aile de Eertekenen en Gunstbewijzen , door IJitheeml'chen aan dien verdienstlijkeu fvlan gefchonken, en door ons vermeld, moeten wij nog voegen, dat zijne Catholijke Majefteit hem met de waardigheid van Hertog en een jaarlijks inkomen van tweeduizend Dukaaten befchonken hadt. Eene gunst, die niet tot zijne kennis kwam (*). Veele pennen zijn flomp gefchreeven in 't vermelden van den lof diens Zeeheids; dóch hij blijft onvolpreczen. Zijne daaden, door ons in dit Tafereel ten toon gehangen , fpreeken zo zeer tot zijn lof, dat hier over ultteweidcn op herhaalen van dezelven zou uitkomen; doch wij kunnen van hem niet fcheiden, zonder eenige hoofdtrekken van zijn character, bijéén verzameld, optegeeven. De R uiter , door de Natuur tot een Krijgsman gefchapen , en van üchaamsgeitalte tot zwaaren arheid gefchikt , was fterk, vlug en wakker. Zijne vermogens waren ongemeen : hij was fcherp van gezigt , glad ter taal, zeer opmerkzaam , gaauw van bevatting, en bijzonder gelukkig van geheugen. Zulk eene gunstige bedce'ing der Na.uur moge een ander misbruiken , de Rui- (*) Brandt, Leeven van de Kuiter, bl. pii en&.  der NEDERLANDEN. 533 Ruiter fcheen daar mede nier,;verrijkt, dan om, in allerlei betrekkingen, zijn Vaderland alleen de voordeden daar van te doen genieten. Als Zeeheld en Vlootvoogd was hij ervaaren , dapper, tnverzaagd, bedaard van geest in 'f midden der gevaaren , en doorkneed zo wel in Krijgskunde als in Zeemanfchap. Hij was voorzigtig, jlandvastig , zorgvuldig , ijverig, vaardig en onvermoeid. Bij deeze groote voortreffelijkheid van den Zeeheid bleef hij niettemin altoos de beste en welmeenendjle Burger, die alles verrigtte enkel uit grootmoedige Vaderlandsliefde. Dij was gehoorzaam aan zijne Meesters , trouwhartig voor zijne Vrienden, gunstig aan verdiensten , edelmoedig in alle verrigtingen, en, wat de toeftand van 's Lands zaaken niet weinig vorderde , de Belangloosheid zelve. Dan nog uitmuntender waren in hem deeze grootfche Helden- en Burgerdeugden, omhaare zagtaartige gezellinnen , om zijne Menschlievenheid, Vredellevenheid , Nederigheid , Htuschheld. Langmoedigheid, Gemaatigdheid mlngetoogenheid, alle rustende op, en voortvloeiende uit zijne voorbeeldige en ongemeene Godsvrugt (*). Naa het verfcheiden van deezen gtooten Man, fcheen de zege van de Vloot geweeken, en mer merkte duidelijk , hoe veel men aan 't verlies var dien éénen verlooren hadr. De Haan volgde hen ii (*) De Admiraal M. A. de Ruiter gefchetst in eene Redenvoering, uitgefprooksn in het Genootfchap Concordia 6' Lièertate, 1781. iVlLtEM DE iii. Nederlaag der BondgenootenI bij Falertno. t  WlLlEM CE lil. 534 GESCHIEDENIS irt \ Vloothevelhebberfchap op , en zeilde met de Vloot na Palermo, om het befchadigde te herftellen, en zich van eenige noodwendigheden te voorzien. De Franfchen , dit desgelijks gedaan hebbende, kwamen, ouder het bevel van den Hertog de Vironne, den eerden van Zomermaand , voor Palermo, en ondernamen eenen aanflag, dien zij mogelijk nooit zouden gewaagd hebben , hadt de Vloot nog eenen de Ruiter gehad, om hun het hoofd te bieden. Men fchikte zich in dag-orde , om den naderenden Vijand afreweeren. Naa een half uur vegtens, kapte de Spaanfche Vice - Admiraal zijn kabel, en liet zijn Schip, zonder verder wederftand te bieden , tegen het ftrand drijven. De Franfchen voerden hunne Branders aan, waarop dcandere Hollandfche en Spaanfche Schepen, uit vrees voor dezelven , desgelijks hunne ankers kappende, in wanorde geraakten, en door elkander dreeven. De Vijand kon de Branders nu op de voordeeligde wijze bedeeden, en werden 'er drie Hollandfche en zeven Spaanfche Schepen , met twee Galeien , de brandoffers van denzelven. De Hollanders weerden zich in dien verwarden ftaat dapper , en vogten op zulk eene verwoede wijze, dat de Franfchen eindelijk afhielden , geen kans ziende iets meer te vérrigten. Zeer waren de Schepen befchadigd : en , een klein half uur voor 't eindigen van 't gevegt, fneuveldede Vice-Admiraal de Haan. Men hadt reden , om over de bloobartigheid der Spaanfche Bevelhebbers te klaagen, alsmede dat het gefchut der Stad en 't Kas-  der. NEDERLANDEN. 535 Kasteel Pakrmo , 't geert veel dienst hadt kunnen doen, te weinig op den Vijand gefpeeld hadt (*). Dus ondervondt men, dat Frankrijk , 't welk, nog weinig jaaren te vooren, geen Oorjogfchepen van eenigen naam in Zee hadt, toen onder de eerde Zeemogenheden mogt gerekend worden. De Franfchen, zich met dt Hollanders veréénigende tegen de hadden van hen de eerfte beginzelen der Scheepsbouwkunde en Van het Zeebeleid geleerd : vervolgens, met de Engelfehen tegen de Hollanders ftrij. dende, deeze belde verder aangeleerd en volmaakt, als ook de noodige kundigheden tot het leveren van geregelde Zeellagen gekreegen. 't Wordt tijd , om te bezien wat , dit jaar, ter Lande voorviel. De Koning van Frankrijk hadt in de meeste veroverde Plaatzen Mannen gelaaten, dooi langduurige diensten uititeekend, wier roem en wel vaart afhing van eene welgelukkende domheid. Zi itroopren op vijandlijken bodem : de gevegten warei te bloediger, dewijl men elkander digter bij nader de dan in groote Veldflagen, wanneer het groot ge tal een groot gedeelte des Legers nutloos maakt De Spaanfche Bezettingen volgden het zelfde voor beeld. De Franfchen hadden in 't algemeen de o verhand: en was zulks niet alleen een gevolg van Krijgsgeluk , maar zij (tonden ook onder eene dren getugt, en de vourtaadfehuuren van mond enkrijgj behoeften waren rijklijk voorzien. Zij konden vroei t £*) Brandt, Leeven van de Ruiter, bl. 991. Willem de 111. Veldtocht des jaars  55^ GESCHIEDENIS Wir.i fm de HL I Cetdê rti Houchain fiooi iie Fran' jchtr. veroverd. te Velde trekken, zonder na voeradie voor de Ruiterij te wagten , of de flrengbeid des jaarfaizoens voor het Voetvolk ie vreezen. De Spaanfche Krijgsknegren, in tegendeel, bevonden zich, door gebrek aan voorzorg en éénsgezindheid , in zu'.k een jammerlijken ftaat, dat zij geen fchielijk opkomende onderneeming konden onderneemen , of het noodige verstrekken aan de genen, die hun te hulp kwamen. Hunne Plaatzen, fchoon Iterk, waren (legt bewaakt, en werden, in 't oog des Vijands , nog flegter verdeed igd (*). LoDEWljK de XIV. opende , in Grasmaand, den Veldtocht met het beleg der Stad Condè in Henegouwen, die het flegts zes dagen uithieldt tegen de Franfchen , onder 't oog van hunnen Koning ftrijdende. Deeze vermeestering baande den weg tot het bemagtigen van Bouchain , door den Hertog van Orleans ingenomen. Men befchuldigt Lodewijk den XIV, dat hij, ten tijde van dit beieg , geen fJag geleverd hebbe aan den Prins van Oranje, die met een Leger zich vertoonde , om die Mad te ontzetten. Men lest den Prins van Oranje ten laste, dat hij een bellisrenden Veldfiag , dien de Franfchen zogten , ontweek. Dit is 't lot der Koningen en Veldheeren nier zelden, dat men in hen laakt, 't geen zij gedaan en net gedaan hebben: in het tegenwoordig geval was mch de Koning noch de Prins te berispen. De Prins leverde geen flag, om dat de Spaanfche Landvoogd (*) Basnagg , II, p, 661.  der NEDERLANDEN. 537 voogd zijne Landvoogdijfeliap van denzelven niet wilde laaten afhangen ; en de eer des VeWtpehts bleef aan den Koning , dewijl hij zijn oogmerk bereikte , eene Stad in 't oog zijns Vijands wegneemende (*). De Prins van Oranje, die het verdriet hadt van deeze Plaatzen te zien wegneemen, dagt deeze fcha* de te boeten door den Franfchen de eenige Stad, die hen van alle hunne venneesteringen op de Algemeene Staaten nog was in handen gebleeven, Maastricht naamlijk, te ontweldigen, Op den zesden van Hooimaand floeg hij zich voor dezelve neder, eenige dagen laater werden de Loopgraven geopend , de Stad fel befchooten en bedormd. De dappere de Calvo , die de Bezetting geboodt, in (lede van den Maarfchalk d'Estrades, verdedigde dezelve met heldenmoed. De Belegeraars vermeesterden, niet zonder zwaar verlies , verfcheide Buitenwerken ;■ doch de Belegerden maakten , van tijd tot tijd , nieuwe affnij dingen , die den Prins onophoudelijk werk verfchaften. Eene zwaare ziekte, in 't Leger ontdaan • de, nam nog meer Volks weg, dan in de veelvuldige'aanvallen fneuvelde. Zijne Hoogheid durfde met de dus derk gedunde manfchap de aankomst niet afwagten des Maarfchalks van Schomberg , die Airt door des Humieres hebbende doen inneemen , iri aantocht was , om Maastricht te ontzetten : duï moesi .(*) Daniël, Journal de Louis XlV. p. 134- Temple Mem. p. 465. 466. Holl. Merc. 1676. bl. 61.64.7P 8a VIL Deel. 2. St. Q Willem de III. De Priflê van 0ranjebelegert Maastrichtte ver. geefscb» 1 r  53 S GESCHIEDENIS Willem •db III. moest hij, ondanks de dapperheid zijner Knegten 9 en het hevig vuur, 'fweft hij langen tijd op de Stad gemaakt hadt, op het einde van Oogstmaand van dit beleg afzien. Veel bloeds was 'er van de eene en de andere zijde geftort. De Staaten verlooren , onder anderen , den jongen Rhijngraaf, wien het bevel Over de Plaats, welk eertijds zijn Vader gehad hadt, door den Prins was toegezegd. Hij was met den Prins in het heetst der aanvallen tegenwoordig , en bekwam eene wonde in het rechterfchouderblad, waar aan bij fchielijk overleedt. Zijne Hoogheid was ook., doch ligt, in den arm gekwetst geworden (*). — Het ophreeken van dit beleg was den Franfchen eene hoogstaangename gebeurtenis : zij vreesden zeer, dat de Prins hier zijn oogmerk zou bereiken, en dus het Vredeswerk vertraagen, ofaan =t zelve eene geheel andere gedaante geeven. De Afgevaardigden des Konings van Frankrijk te Nieuwwegen fchreeven, den eenentwintigden van Oogstmaand , aan Pomfone : „ Indien de Staaten Maas„ iricht inneemen, zullen zij onhandelbaar worden^ „ en zich niet meer met de Vredehandeling ankrijk verbeeldde zich , dat hij , zich bedienende van deeze vertraagingea, des te gemaklijker eenen afzonderlijken Vrede C) Tweejaar. Ge/ca. bl. 515, Hall. Merc, 1676. bl. r^erz.  der NEDERLANDEN. 51* de zou kunnen fluiten met de Verèlnigde Gewesten , die eenen uitputtenden Oorlog moede waren. Hij drong in de Nederlanden met een Leger veel fterker dan dat der Bondgenooten, en wagtte eene voordee» lige omwenteling op Sicilië, en misfchien in het Koningrijk Napels. De Hollanders, die fterk verlangden na den Vrede , hun noodiger dan één hunner Bondgenooten , vertoonden ten dien opzigte eene verregaande koelheid. „ De Hollandfche Afgevaardigden ," verklaarden de Gevolmagtigden van Frankrijk hunnen Koning, „ doen geen ftap, welke blijk geeft, dat zij op het voortzetten der Vredehande„ lingen gefteld zijn : en, daar wij gelooven , gee9, ne gelegenheden, die zich opdoen om met hen te „ fpreeken, te moeten laaten voorbijgaan, gelooveu „ wij teffens, dat wij uwer Majefteit ondienst zou„ den doen met ze al te zeer te zoeken, dat zij 'ei „ gevolgen, ftrijdig met de waarheid en met 's Ko. M niugs belangen, uit zouden trekken." De Staaten hadden Spanje beloofd, nooit tot der Vrede te zullen verdaan , of de zaaken der Neder landen moesten op den zelfden voet gebragt wee zen , als bij den Pyrenefchen Vrede. De Keize maakte veel eisch op den Elzas: en, daar het groot fte gedeelte des Rijks, de zelfde zaak omhelsd hadt hoopte men Frankrijk door overmagt van wapenei te dwingen. De Staaten, zugtende onder den dn; van zwaare belastingen, die zij., uitvreeze voor op ftand, niet durfden vermeerderen , en het verloo; des Handels ondervindende, verlangden naden Vrc Q3 . de Willem de III. i > 1 c >  542 GESCHIEDENIS Willem m UI. de: en, overgehaald door de voorflagen van Frankrijk, konden zij niets inbrengen tegen den Vrede ; maar gevoelens van erkentenis, en de begmzels eener gezonde Staatkunde, lieten hun niet toe Bondgenooten te verlaaten , aan wier bijlland zij hunne behoudenis te danken hadden. De Prins van Oranje , wiens gezag zo veel vermogt in alle raadpleegingen van Staat, brandde van zugt tot Krijgsroem , en praalde gaarne aan 't hoofd eens Legers , van 't welk hij zich veel beloofde.» Onder verfcheide voorwendztls, hadt hij, geduurende den geheelen Veldtocht , vermijd met den Ridder Temple te fpreeken : en , toen de Krijgsbenden de Winterlegeringen betrokken hadden, verklaarde hij in 't eerfte gefprek met dien Staatsdienaar, dat, zo lang men Frankrijk geen gèvoeiigen neep hadt toegebragt, het ijdel hoópèn was redelijke voorwaarden te verwagten, en dat dus de onderhandelingen niets betekenden. 't is waar, om gunstige voorwaarden van Frankrijk te bedingen, moest de trots van dat Rijk vernederd , en de kragt van 't zelve verzwakt worden; doch ten d;en einde was het noodig', dat de Bondgenooten beter zamenftemden. Schoon zij eene bemiddeling, anderzins verdagt, niet konden van de hand wijzen, ging de onderhandeling , door de ongefchiktheid der bemiddelende Mogenheden , traaglijk voort. Lord Berkelei, de Ridder Temple en Jenmns waren de Engelfcne Staatsdienaars, tbl dat werk befremd. De Hollanders , die na den Vrede haakten, lieten zulks niet blijken. Lode%ijk de XIV ,  der NEDERLANDEN. 543 XIV, die de Bondgenooten zogt te verdeelen , wel Wf etende, dat hij ze noch kon misleiden, noch de wet voorlchrijven, zondt zijne Afgevaardigden. Zweeden hoopte, door de Verdragen wedertekrijgen'tgeen het door de wapenen verlooren hadt, en drong op eene onderhandeling aan. Maar, dewijl deeze Mogenheden alleen geen algemeenen Vrede konden bewerken , betekende de zamenkomst niets. De uitflagen in den Krijg zouden veel eer dan d« gefprekken der Onderhandelaaren de Vredes-voor waarden bepaalen : hier door konden de Franfche,, hunne voordeden behouden. Omtrent het middel des Winters waren de Leden der Vredehandelinge * Nieuwmegen bijkans voltallig : ook verfcheenen 'e de Gcvolmagcigden des Keizers en van den Konin van Spanje. Zij kwamen met tegenzin , bevrees geworden voor de bedreigingen der Staaten, die vei klaarden , dat zij, in gevalle van een langer marre iner de Vredes - onderhandeling, genegen waren mi Frankrijk afzonderlijk te lluiten. De last des Oo logs werd van dag tot dag ondraaglijker voor het G meenebe.t, en hadt hetzelve, als eenhandeldrijver Volk, het verdriet , dat hun Handel af- en' die d Engelfehen toenam , onder de lchaduwe der onz digheid. Men bevroedde, dat die voordeden, éé verlooren, onherkrijgbaar verlooren waren. De St; ten hadden geene andere beweegreden, om denOi log voorttezeiten, dan het verkrijgen van eene g( de Baniere in de Spaanfche Nederlanden ; dc Spanie werd, behalven de zwakheid , waar in r Willem ük III. 1677. g i ti 3 :t d :r h IS ait>echch dit  54* GESCHIEDENIS W'LLEM DE lil. De Franfchen behalen op nieuw Yooideelen in de Neder landen. Ve> o veren Faitnchijn, } J dit eertijds gedugte Rijk bevondt, gefchokt door inwendige verdeeldheden tusfchen de Partij der Koninginne Regente, en die van Don Juan , natuurJijken Broeder des mindeijaarigen Konings. Schoon buiten ftaat, om de bezittingen in de Nederlanden te befchermen, hadt het belloten , geen Vrede te maaken, die dezelve bootgefteld zou laaten aan de aanvallen eens ftaatzugtigen en magtigen Nabuurs » het hieldt, bovenal, liet oog op Engeland getogen , 't welk geene vermeestering kongedoogen, die gevolgd ftondt te worden van die der Ferèénigde Gewesten, en Engeland blootftellen aan Frankrijks overmagr. Deeze Staatkunde was zeer goed, indien Carel de II. zijne waare en weezenlijke belangen in 't oog gehouden en gevolgd hadt. Niets vervulde de Engelfehen met grooter yreeze , dan de geduurige vooripoed der Franfche wapenen (*). Her Krijgsgeluk der Franfchen bragt niet weinig toe, om de doorgaande traagheid derVredes-onderhan eiingen, als de belangen zo wijd van een loopen, te doen ophouden, en her werk meer fpoeds te geeven. Lodewijk de XiV, bemerkt hebbende, hoe het onmogelijk was de halstarrigheid van verrcheidene Bondgenooten te verzetten dan door de wapenen, begreep, dat het geluk derzelven van aardigheid afhing. Hij opende den Veldtocht iu .entemaand met het beleg van p-alenchipu Deeze Itad werd op eene zonderlinge wijze , ftormender- jband, O Temfle Meu.  der NEDERLANDEN. 545 hand, ingenomen. Da Koning woonde in perfoon 't beleg bij, met zijn Broederen vijf Maarfcha) ken van Frankrijk , d'Humiers, Schcmberg, la FeuillaDE,' Luxemburg en de Lorges. Deeze voerdenj, dag om dag, het bevel. Vauban beftuuide alk de Krijgsverrigtmgen. Men hadt nog geen der Buiten werken dier welverfchanste Stad ingenomen , en hieldt Krijgsraad, om dezelve, en bepaald een zeker Horenwerk, aantetasten. \ Was degewuonte, zulks bijnagttedoen, om, zonder gemerkt te worden, den Vijand te naderen, en het leeven der Soldaaten te foaaren. Vauban doeg voor, het bij klaaren dag te onderneemen. Alle de Maarfchalken kantten zich aan tegen dien voorflag. Louvois keurde denzelven af. Vauban hieldt zijn ontwerp ftaande , als eer Man, die geen onberaaden ftuk ter baane gebrag hadt, zeggende: „ Wilt gij het leeven der Soldaa ten fpaaren? dit zult gij daar door te beter doen als gij bij klaaren dag vegt , zonder verwarring " en zonder dat eene partij van ons Volk op een " andere fchiet, gelijk bij nagt dikwijls gebeurt.— , Is het uw oogmerk, den Vijand te verrasfen? bl " wagt altoos de beftormingen in den nagt : en w \\ zullen het te gewisfer neemen, als hij, den voo: gaanden nagt in onrust gehouden, 's morgens a gemat, onze fnsfe benden op 't lijf krijgt. Vues " hier bij , dat, indien 'er in dit Leger bloodaar zijn, de nagt hen begunstigt, terwijl zij bij da? onder 't oog des aanvoerders vegtende , eene £ gevergde dapperheid betoonen , en meer doei Q 5 "d WtT-I.em de nu » :s » fi, In  546" GESCHIEDENIS WlT.LEM Dll III. als mede Kamerijk en St. Omer, ,, dan men van hen anders kan verwanten." Deeze raad vondt ingang. \s Morgens ten zeven uuren begon de aanval, en in minder dan een uur hadden zij niet alleen het Horenwerk vermeesterd, maar ook de Stad in (*). Kamerijk gaf zich , naa een beleg van negen dagen, over. De Bezetting, na 't Kasteel geweeken, volgde, twaalf dagen laater , het zelfde fpoor. De Hertog van Orleans hadt , middelerwijl , het beleg voor St. Omer gellagen. De Prins van Oranje , te laat gereed om Falenchijn ofKamerijk te ontzetten, zogt dit St. Omer te doen, en trok met zijn Leger derwaards , voorneemens een meesterduk uittevoeren. De Hertog van Orleans. des kur.dfchap bekomen hebbende, liet eenig Volk voor St.Omer, doch ging met het overige, des Legers den Prins te gemoetc, en de Hertog van Luxemburg voegde zich , met een groot getal Knegten uit 's Konings Leger, bij hem. Te Mont- Kas fel troffen de vijandlijke Legerbenden elkander aan , en itreeden van wederzijde een geruimen tijd dapper. Doch een gedeelte van der Staaten Voetvolk geraakte in wanorde en aan 't deinzen. Meer dan ééns herfteide zijne Hoogheid zulks , en bi agt ze we.'er tot ftaan. In 't einde werd hij genoodzaakt den wijteenden droom te volgen, en den Vijand het llagveld te laaten. Dc agterhoede des Legers hadt tot nog dand gehouden, en met deeze deedt hij een zo welbeleiüen aftocht , dat Krijgs- kun- (*) Siècle de Louii XII7. Holl. Merc. i6j7. bl. 12.  der. NEDERLANDEN. §47 kundigen denzelven bijkans met het behaalen eener overwinninge gelijk Relden. Het verlies der Franfchen in deezen flag bij. Mont-Kasfel wordt op tweeen dat der Staatfchen op drieduizend begroot. St. Omer, nu van ontzet verftooken, hieldt het nog tien dagen naa deezen ongelukkigen flag, en gaf zich, den twintigften van Grasmaand, bij verdrag over (*). Lodewijk de XIV. keerde , naa 't bemagtigen dier Steden , en het behaalen dier overwinningen, na Frankrijk , en zijn Leger na de Ververfchingskwartieren. Zijne Hoogheid zogt, tegen het einde van Hooimaand , Charleroi te bemagtigen ; doch moest andermaal dit beleg opbreeken: daar de Her. tog van Luxemburg met het Franfche Leger herr volgde (f). Des Humieres maakte zich, voor he eindigen van deezen voor Frankrijk gelukkiger Veldtocht , nog meester van St. Guilain (§). Di Spaanfche Nederlanden waren dus van alle Grens vestingen aan de landzijde beroofd, behalven Name. en Bergen in Henegouwen, die voor een volgende Veldtocht veeg ftonden. Nieuwpoort en Oostena alleen dekten ze aan den zeekant. En hetitondtge fchapen, dat de overige binnenlandfche groote St< den (*) Feuquieres Mem. Hifi. & Milit. II. p. 51. D. MiEL. Journal, p. iao. Holl. Merc. 1677. bl. 7« 34- 5' enz. (f) d'Estrades , IX. p. "3.99. 110. H^. Bell, Met 3677. bl. 187.188.191. (§) Holl. Merc. 1677. bl. 314, Willem de III, Charleroi vergeefschdoor den Prins belegerd , en St. Guilain door de Fran■ fche» vermeestetd. 1 t l > >. c.  548 GESCHIEDENIS Willem be lil. Krijgsbe* dr jven m Duitsch^ land en elders. den, niet ter verdeediging gefchikt, zich, op 't gerugt der Franfchen, zouden onderwerpen. Dit gevaar, hoe groot en handtastlijk, fcheen Spanje zich weinig aantetrekken, vastftellende , dat Groot Brittanje en de Staaten de geheele vermeestering der Spaanfche Nederlanden door Frankrijk nooit zouden gedoogen. De Hertog van Lotharingen, het Keizerlijk Leger aanvoerende, trok, in 't voorjaar, over den Rhijn, om Metz, en daar naa Lotharingen , te herwinnen. Crequi hieldt niet alleen op hem een waakend oog, maar 'er viel, in Zomermaand, tusfchen de beide Legers een fcherp gevegt voor. De Hertog van Lotharingen, na den Maaskant rukkende, om den Prins vim Oranje in 't beleg vm Charleroi teonderfteunen, belette Crequi hem het overtrekken dier Riviere, en fneedt hem gedimrig den toevoer af; zo dat hij, eindelijk, weder na den EJzas, en over den Rhijn, moest keeren. Hier toe werd de Hertog van Saxen» Eizenach ook genoodzaakt : en Crequi maakte, weinig dagen na een fchutgevegt tusfchen de Keizerfchen en de Franfchen bij Kokerberg , zich meester van Fryburg (*). De SpaanjShen , onder den Graave van Monterel, hielden het veld in een hevig gevegt tegen de Franfchen , onder den Hertog de Nav.ulles , aan den kant van het Pyreneesch Gebergte i doch het nadeel ter wederzijden was groot (f> In (') Holl. Merc. 1677. bl. 180 — i85. 440 — 343, (f; Zie aldaar, bl. 193 201.  dek. NEDERLANDEN. 549 In 't Noorden was het Krijgsgeluk den Bondgenooten gunstiger, en liep den Zweeden tegen. Het voorgenomen beleg van Christiaanftad moesten zij uit den zin zetten. De veréénigde Deenfche en Staat fche Vlooten, onder het bevel van den Luitenant - Admiraal Willem Bastiaanszoo^ , behaalden op de Zweedfche eene volkomene overwinning. Niet zo beflisfend, aan de eene of de andere zijde , was de Veldflag bij Landskroon tusfchen de Zweeden en Denen: dan de laatstgemelden behaalden in Noorwegen verfcheide aanmerkelijke voordeelen op de eerstgenoemden. Ook gelukte het den Keurvorst van Brandenburg, naa , in Zomermaand , Stettijn geweldig aangetast te hebben, die Stad, in Wintermaand, tot overgave te dwingen (*). De Commandeur Jacob Binkes , die, in 'ivoorgaande jaar, met eenige Staatfche Schepen omtrent de Franfche Volkplantingen in de IVett - Indien ge kruist, en, behalven het bemagtigen van het Eiland Cayenne, nog eenige andere voordeelen in deezei :oord behaald hadt, moest, eer nog dat jaar ten ein de liep , dit Eiland weder zien overgaan aan det Graave d'ËsmEés, die, naa zijne herwinning , n; Tabago (levende , en , in Lentemaand des jaar; MDCLXXVII, aldaar met Btskes in een hevig ge vegt geiaakte. De onzen verlooren veel Schepen die in brand gefchooten wierden, of door eigen vuu vergingen. Een manmoedige wederftand noodzaal t (•) Holl. Merc. 1677, bl.lcT3.i79.240.261. Willem de 111. Krijgsbedrijven ia Noorder., Krijgsverrigtimgen in de 'rFestIniïin, » r  55« GESCHIEDENIS Willem de III. Binnenland fche onlusten. Kerklijke ic Zee. land. te de Franfchen het Eiland, met groot verlies , te verlaaten. In Slachtmaand hervatte d'EsxftEés, zich van eenige Sterkten der Staaten in Zuid - America meester gemaakt hebbende , den aanval, wanneer het hem gelukte de Sterkte opTabago te bemagtigen. Binkes kwam hier, met veele anderen , ongelukkig aan zijneinde, daar een vijandiijke Bom liet Kruid in 't Fort, 't welk hij verdeedigde, aandak, en hen in de lugt deedt vliegen (*). Ondanks de Visfcherijen wederzijds vrijgedeld waren , namen de Franfchen, dit jaar, vetfcheideae Greenlandsvaarders ,cn verbrandden 'er eenigen. Bij deezen uitheemfchen Oorlog kwamen binnenlandfche onlusten, zo Kerklijke als Wereldlijke. De Predikanten , der Partije van Coccejus toegedaan, hadden, onder de'Stadhouderlooze regeering, grooten opgang gemaakt, en de dandplaatzen in de aanzienlijkde Steden bekomen; doch thans waren zij de onderliggende Partij. De Pbetiaanen, altoos voor Vrienden en Goedgunners van het Huis van Oranje gehouden, kreegen de overhand , in zo verre , dat eenigen hunner , voorheen , om oproerig preeken, uit de Steden gezet, nu door zijne Hoogheid weder vrijheid verwierven, om 'er in te komen, en hunnen dienst, als voorheen , waarteneemen (*). — In Zeeland reezen geweldige onlusten over het beroepen van Wilhelmus Momma tot Predikant te Middelburg. Zijne Hoogheid keurde het af, en vermogtj . . in (*) Tweejaar. Cefch. bl. 5p8.6os,  usi. NEDERLANDEN. 551 ïn Zeeland gekomen , bij de Staaten zo veel , dat men beiloot , den reeds bevestigden Momma aftezetten , en den Prins ;te magtigen , om de zulken uit de Wethouderfcbap van Middelburg , die men bevondt de voornaame oorzaaken geweest te zijn deezes beroeps, en van de onbehoorlijke fndragt op het regt der Hooge Overheid , in den perfoon en waardigheid van den Heer Stadhouder, te ftraffen met afzetting of fchoriing in hunne diensten. Het gefchiedde; fchoon Middelburg niet bewilligde in dit belluit: en moest ook deeze Stad , naa eene groote verandering in,de Wethouderfchap en den Krijgsraad , gedoogen, dat men zijne Hoogheid als Eerfte Edele, en, van wegen de Steden Vinfingen en Veere, twee ftemmen toeftondt in de Staaten van Walcheren, terwijl zij weder, als van ouds, ééne ftem hadt. Geduurende de Stadhouderloze regeering, hadt Middelburg twee, Vlisfmgen en Veere iederéé ne ftem gehadt: deeze vier ftemmen werden nu we. der op drie gebragt (*). De Kerklijke onéénighedet in Zeeland fleeten allengskens, en men droegini/oJ land zorge, om dezelven , zo veel mogelijk, doo: verdraagzaame fchikkingen te voorkomen (f). Tusfchen Groningen en de Ommelanden , zo dik Wijls met elkander overhoop, was, zints Groningen in den jaare MDCLXXIi , van den Vijand verlaatei was, gefchil gereezen , 't welk zo hoog liep , da 'e (*) Wagenaar, Vadert. 111(1. XIV. bl. 446. (+J dmjl. VI. St, bl. 21 enz. 0 Willem de III. 1 - Burgerlijke , tus» frh n 1 Gronint gen ende Omtuer landen.  55* GESCHIEDENIS Willem dk 111. 'er geene Landfchaps- vergaderingen gehouden wierden, tot groot nadeel van 't Gemeenebest , en van dit Gewest in 't bijzonder. De Ommelanden vervoegden zich bij de Algemeene Staaten, met bede, dat deezen, gelijk meermaalen, gemagtigden ge'iefden i-e zenden , tot bijle^ging der gefcbiilen. Men beiloot hier toe in Sprokkelmaand des jaars MDCLXXVJI. Zijne Hoogh,id werd verzogt, do Gemagtigden in perfoon te willen vergezellen , en door zijn hoog gezag teonderfleunen. Hetgefchiedde, ondanks Frieslands tegenkanting tegen dit befluit, willende, dat men eerst beproeven meest, of de gefcbiilen niet in der minne waren byteleggen door Prins Hendrik Casimir, Stadhouder van 't Gewest. De uhfpraak der Gemagtigden , ten voordeele der Ommelanden, weigerde de Stad aanteneemen. Deeze vondt zich gefterkt door haaren Stadhouder, op den Prins van Oranje misnoegd, dewijl deeze, zonder de Staaten of den Stadhouder te kennen , Patenten verleerd hadt, om eenige Regimenten uit Friesland en Groningen te trekken , tot ver« fterking des Legers van den Staat. Zij rekenden zich verkort in hunne Voorregten, en weigerden het Volk te laaten trekken. In dit gefchil verklaarden zich de Algemeene Staaten voor den Prins vanOranje, als mede de Ommelanden ; doch Groningen hieldt de zijde van haaren Stadhouder. Met één nieuw Vertoog vervoegden zich de Ommelanden bij de A'eemeene Staaten , en oordeelden toen den tijd gebooreu, om eenige andere gefchilpunten tusfchen hen  Dtffe. NEDERLANDEN. 553 nenen de Stad* ten hunnen voordeele", te zien beflisfen ; eifchen doende , die baarblijküjk aantoonden, dat men verandering in de Regeering der Stad zogt te wege te btengen. Het befluit der Algemeene Staaten was,,, dat de Stad zich , binnen veertien „ dagen, aan de uitfpraak hunner Gemagtigden '„ zou moeten onderwerpen , of dat de Ommelan,, den anders geregtigd zouden zijn , om , in zaa„ ken van Pvegeeringe , Geldmiddelen en Regts- oefening, op zichzelven huistehouden." Schoon de Stad niet alleen , maar ook Prins Hendrik Casimir, dit befluit ftrijdig keurden met de Vrijheid en Hoogheid vau 't Gewest, en de laatlte weigerde de hand te leenen tot het oprigten eener afzonderlijke Regeering der Ommelanden, nam dezelve egter een aanvang, en inet deeze eene groote verwarring , die nieuwe klagten der Ommelanden veroorzaakten en over den Stadhouder, en over de Stad. Groningen zogt heul bij de Staaten van Holland, zelfs Gemagtigden zendende na de bijzondere Steden, om ze tol het voorftaan van de Stads belangen ovêrtehaaleri. Doch te vergeefsch : 't was thans de tijd niet vooi de Staaten van Holland, om zich te verzetten tegen het gevoelen der Algemeene Staaten , gerugfleund door het hooggefteegen gezag des Prinfen van Oranje. Men, Helde , met toeftemming van Hollandvast, dat de Stad zich naar de uitfpraak van zijnt Hoogheid en verdere Gemagtigden zou hebben ti gedraagen. Het gevolg van al dit twisten was, da de Ommelanden in het hoofdgefchil gelijk kreegen VIL Deel, 2. Sti K öot VVlLLtfW DE 111. i  554 GES C^H I E D E NI S DE HU 's Prinfen gezsgbetooningte Devsnter. doch dat hunne afzonderlijke Regecring moest op* houden; en dat de Stadhouder beide de Leden der Staaten befchrijven zou , om de Regeering van het Gewest, gelijk van ouds, te beftellen (*). In Deventer oordeelden de Gemeeutsiuiden, dat de fchikking op de Regeering, door den Prins van Oranje, in der. jaa;e MDGLXXV, gemaakt, mét de Stads Voorregten ftreedt. Zonder ?.gt te liaan op het fchrijven zijner Hoogheid , hadden zij, in dit jaar, de Magiftraat verkoozen en doen beëedigen, zonder 's Prinfen, goedkeuring op hunne verkiezing aftewagten , gemoedshalve zwaarigheid maakende, eene fchikking, ftrijdig met de Stads Voorregten, öatekomen. Ineen Vertoog, aan den Prins gezonden, verdeedigden zij hun ged~ag; doch met een gevolg , 't geen wel te voorzien was. Zijne Hoogheid maakte, door zijn gezag, fchielijk een einde aan de zaak, Burgemeesteren van Deventer bevelende, de Gemeentsiuiden , die zich over de meergemelde fchikking op de Regeering bezwaard gevoelden, van hun impt te ontdaan : v;rklaarenJe, „ dat, gelijk hij „ niet gezind was, iiet regt, hem bij dar Reglement „ opgedraagen , afteftaan , hij ook niemand wilde dringen, om zich , tegen zijn gemoed , met de „ Regeering te bemeeijen." Tweeëntwintig Geneentsluiden werden , op 't ontvangen van deezen last, (") Refol. Holl. Ï677. bi- >^'233- 3»3- 340. Som. nier Verhaal van 1677. Bell. Merc. 167 j. bl. p3 1^4.207. aic. £111678. bI.7-9. 278.  der NE DERLANDEN. 555 iast, van hun ampt ontflagen , en hunne plaats door anderen , die geene zwaarigheden tegen het Reglement hadden, vervuld (*> Men bleef te Nieuwmegen arbeiden , om de verfchillende belangen der oorlogvoerende Mogenheden te vereffenen. Elk fpeelde , zo bij dagt , zijne rol meesterlijk in het doen en omzeggen van eifchen. Het vertrek van Temple na Engeland ttremde het werk voor eenigen tijd: en, als men dagt, dat deeze Staatsdienaar met een Vredes-ontwerp zou te rug komen, Rak de Prins van Oranje, naa het eindigen van den Veldtocht , ha Engeland over , tof, groote verbaasdheid der Onderhandelaaren. Bit vertraagde op nieuw het werk des Vredes (t). —; Carel de II. vreesde deezen Prins , uit hocfue van de betrekking , welke hij hadt met de Misnoegden: hij zag hem met vermaak komen, befloten hebbende zijn voordeel 'er mede te doen , door verdenkingen en het misnoegen des Volks uit den weg te ruimen. Hèt middel, om hem onlosmaaklijk aan zijne belangen te verbinden, meende de Koning in zijne hand te hebben, betraande in hem Maria , Dogter des Hertogs van York , vermoedlijke Erfgenaame dei Kroone, ten huwelijk te geeven. De jonge Prinfes Was in dén Proteftanifchen Godsdienst opgebragt. («) DeduCtie der Gemeente van Deventer, 1677, (|) Holl. Merc. 1677. bl.154. 158. Willem de III. Reis des Prinfen Van 0- 'ranje na Engeland, cil zijn huwelijk , met BIAj ru.  Willem' de Ut. 556 GESCHIEDENIS Zijne Hoogheid , in Engeland gekomen, bevondt? dat de Prinfes geheel beantwoordde aan de gunstige betigten, van haar in Holland gegeeven: en hij verliefde. Carel de II. meende hem door den dubbelen band van liefde en erkentenisfé vast te hebben; doch ftondt zeer verfteld , wanneer hij, .öiet .den Prins over zijne Staatsbelangen en die van Frankrijk fpreekende, deezen over zaaken van dien aart weigerde eenige opening te geeven, eer hij de hand der Prinfesfe verworven hadt. De Koning wilde het andere laaten voorgaan , en bleef 'er op aandringen! de Prins was, van zijnen kant, niet min onverzettelijk. Temple trof hem op een avond aan , in den flegtften luim, waar in hij hem ooit hadt gezien. Hij verklaarde, „ dat hem fpeet, in Engeland ge„ komen te zijn ; dat hij befloten hadt, niet langer „ dan twee dagen te blijven , indien de Koning bij „ zijn befluit bleef, om van den Vrede te fpreeken, „ eer men van 't huwelijk hadt gefprooken ; dat de „ Koning moest kiezen , op welk eene wijze hij in „ 't toekomende mét hém wilde leeven; dat zij als ,, goede Vrienden, of als onverwinbaare Vijanden „ moesten fcheiden." Zijne Hoogheid verzogt Temple , dit den Koning te boodfchappen. Carel ob II, getroffen door deèze dreigende taal, envreezende voor het misnoegen , 't welk het vertrek van den Prins bij 't Volk zou veroorzaaken , flemde in het huwelijk, 't welk, daaröp voltrokken, den Algemeerten Staaten en den Staaten van Holland bekend ges maakt,  der NEDERLANDEN. 557 maakt, en met hunne verzogte goedkeuring vereerd werd (*). Hoogst aangenaam was deeze gebeurtenis voor de Engelfehen in 't algemeen: alle de Proteflanten juichten die Egtverbintenis toe. Lord Arlington , die waande een Vertrouweling van den Prins te weezen, was buiten het geheim gehouden , en liet , van dit Huwelijk fpreekende , zich in deeze woorden uit: „ 'Er zijn zaaken, goed in zichzelven , doch wel„ ken men bedetft door de wijze , op welke men ze „ volvoert: 'er zijn zaaken, kwaad in zichzelven, „ die dóór de wijze, op welke men ze verrigt, v draaglijk worden; " doch hij moest bekennen, dat deeze Egtverbintenis zo goed in, zichzelven s, was, dat de wijze van het fluiten ze niet kon be„ derven." Lodewijk de XIV, zints jaaren, gewoon vaii alles, wat men in Engeland voornam, kennis, en op alles gtoo.ten invloed te hebben, Mondt verfteld op het verneemen , dat een ftap van zoveel gewigts zonder zijn weeten gedaan was , fchoon de Franfchen, op verzekering des Konings van Grootfirittanje, of om andere redenen , vastdelden , dat zij 'er niets nadeeligs van te vreezen hadden (*). De Koning van Engeland en zijne Hoogheid traden in eene breedvoerige onderhandeling over de voor- (*) Temple Mem- bl. 4S2. 430. 570 — 575. Eurnet, I. p. 408.410. Jióll. Merc. 1677. bl. 213. aai. 227. (t) Burket, I. p. 48. d'Estrades, IX. 0.284.231^ R 3 Willem de III.'  55^ GESCHIEDENIS WraSM du Ui. Ontwerp van eenen algemeenen Vrè de, IÓ78. voorvaarden van eenen algemeenen Vrede, de eerde voor, de tweede tegen', Frankrijk ijverende. Men kwam overéén , tot voorwaarden te dellen , ,, dat alles, wat van den Keizer en het Rijk, van de „ Ferèénigde Staaten en van den Hertog van Lotha3, ringen gewonnen was, aan ieder deezer Mogen- beden zou te rug gegeeven worden, enaanS/ww,, je de Sted.m Aat<:, Ch.rrkroi, Oudenaarden, „ Kortrijk, Doornik, Falenchjn , St. Guilain en „ Bir.ck; dat de Koning de toeftemming van ifow^„ rijk, en de Prins die van Spanje zou zoeken te „ bezorgen." Het Franfche Hof gaf uitdellend en vervolgens onbepaald antwoord, rekkende de handeling met de Engelfehen op eene kunstige wijze, tot zo lang, dat de ijver van Carel den II, ova Frank' rijk tot den Vrede , op de beraamde voorwaarden, overtehaalen, geheel verkoelde. Hij tradt zelfs met Frankri k m geheime onderhandeling, een jaarlijkfchen cnrierftand in geld van dat Hof trekkende , tot op het duiten van den Vrede. Terwijl hij nogthans, om , te- nvnsten in ichijn , te voldoen aan de affpraak met den Prins, die na Holland gekeerd was, in de vaste verzekering, dat zijn Oom, de Koring, den Oorlog aan Frankrijk zou verklaaren , indien hetzelve den Vrede, op de bepaalde voorwaarden, weigerde te aanvaarden, en vooral om het Parlement gefloegef te steven, een Verbond doot met de Staaten , 't welk niet btkragtigd werd , en cok veel te onbepaald was , om iets tot den algemeenen Vrede óoetebrengon. 't VVerd vervangen door een nader Ver-  der. NEDERLANDEN. 559 Verband; doch het diende alken om het Parlement te doen gelooven, dat hij Oorlog met Frankrijk in den zin hadt; tot verwerking van welke gedagten hij ook dertigduizend man aanwierf (*). Zo dubbel handelde een Vorst , van wiens onop. regtheid de Gefchiedbladcn maar si te veel voorbeelden opleveren. Hier ten Lande oordeelden zommigen, dat de Prins alleen den Vrede tegenhieidt (j): terwijl, van den anderen kant, beweerd wierd, dat 'er niets zo onredelijk kon bedagt worden , 'tgeen de Regenten van Amfterdam niet zouden toeflaan, om den Vrede te bekomen, tot welk eeii prijs het ook zijn mogt (§). Zeker gaat het, clat zijne Hoogheid fterk was tegen eenen afzonderlijken Vrede.enmeermaalen te Nieuwmegeneeue fpaak in 't wiel zou hebben willen fteeken: ook blijkt het uit alle befluiten, door Burgemeesteren en Raaden te Amfterdam, van tijd tot tijd, genomen , dat zij op de bevordeiing van den Vrede uitliepen , welken men aanzag als hoogstheilzaam voor den Staat in 't algemeen , en voor die Stad in 't bijzonder; doclvdat zij niet, dan op redelijke voorwaarden , wilden fluiten. Temple telt den Burgemeester Hooft, die in de jaaren MDCLXXVi. en MD-CLXXVlf, regeerde , ondet d: ? CO Temple Mem. p. 575. 53o. $2-}. R«,.n , I::. a 385. Holl. Merc. lófg. bl 2y. (f) Refil.Holl.i6Z3. bl. 149. (§) Munim. Regijhr. N. !. t3o. R 4 Willem de llï. Gefteldheid der gemoederen hier ten Lan? de, ten opzigte van den Vredehandel,  GESCHIEDENIS Willem de III. Brief van Temple over de fiürge* meesiers Valceenier ea Hoo"r. de voornaamfte Bewerkers van den Vrede (*). — Endaar, ten deezen tijde, zommigen 'm Holland? en bijzonder te Amfterdam , argwaan tegen den Prins zogten te verwekken , zal het der moeite waardig zijn, fchoon eenigzins in tijd vooruirloopende, hier inie''oegen een. Brief van den evengemelden Ridder, gedagtekend den zevenden van Wijnmaand des jaars MDCLXXVlii, waar in wij de charaftertrekken van zijne Hoogheid en van twee Amfterdawfche Burgervaderen ontmoeten, die voor de vergetelnisfe dienen bewaard te worden. „ Zijne Hoogheid, fchrijft Temple, „ beval „ mij zeer ernstig, een keer na Amfterdam te doen, „ niet flegts om de gemoederen aldaar te polfen om- trent het punt der handhaaying van den Vrede., ,, waar van ik den Heere Secretaris verflag gedaan heb; maar ook omtrent de wijze, waar op zij zich 5, jegens den. Prins gedraagen zouden, nu de Vrede „ gefloten was ; naardien hun gedrag , in het jong„ fte gefchif met Maastricht, hem hadt doen ver„ moeden, dat zij,,bij alle gelegenheden, openlijk „ zouden aar,werken tegen,zijne belangen, hoe zeer „ dezel ven ook overeenkwamen met het gevoelen der andere Gevvesten , en zelfs met dat der overige „ Steeën in dit Gewest. Ten minsten dagt hij, dat „ de Heer Valckenier zulk eene rol zou fpeelen. Doch , opdat zijne Hoogheid zijne maatregels be- ' teir (*) Wasenaar, Apft. VI. St. bl.*$.  der NEDERLANDEN. 5^ ,, ter neemen mogte, begeerde hij eenig duidelijker „ licht, zo met betrekking tot zijne eigen bedui'en , „ ais ten opzigte der wijze , waar op de Heer Hooft ,, hun onderdennen zou; dat is, hoe verre hij on„ derdeund, en hoe verre hij verlaaten dondt te „ worden. Want de Si ad Amfterdam wordt vol„ drektlijk geregeerd door deeze twee Perfoonen, „ zonder dat 'er iemand anders is , die degts voor„ geeft daar in'eenig deel te hebben. „ lk heb lang met beiden gefptoken, niet alleen „ gezamentlijk, maar ook afzonderlijk, en, zo als ,, de Prins meent, zeer ten voordeele van zijue zaa„ ken en dienst in deeze Stad. De Heer Valcke„ nier , die een peinsagtig , loos en bedekt Man „ is, kwam egter zo verre tegen mij uit, dat hij, ten laatften, rondlijkzei, dat, wat hemt betrof, ,, hij altoos zo veelagting als iemand in 'tLandtoo„ nen zou voor zijne Hoogheids perfjon en belan- gen, zo lang hij zich hieldt binnen de vastgedel„ de Wetten van den Staat; maar, indien hij, bij „ de eene of andere gelegenheid, ondernam dezelven „ te overfchrijden , was hij verpligt, zich , zo zeet als hij konde, daar tegen te verzetten: en hij ge„.loofde, dat zijne Stad niet alleen ook zo doen „ zou , maar dat dezelve zou toegevallen worden van alle de andere Steden in dit Gewest, fchoon zij „ ter Staatsvergaderinge, in andere opzigten , ver„ fchillend, met Amfterdam demmen mogten. Dat „ hier twee foorten van Luiden waren , van welken J9 de Prins gebruik kon maaken : zulken, die hem, jR * »ter CVlLLEM DE UL  5Ó2 GESCHIEDENIS „ ten Hove, als ook in zijne jagtpartijen, en andeM re uitfpanningen, vergezellen konden ; enzuiken, „ die gefchikt waren om het Land te regeeren , en 3, in 't algemeen den naam hadden, niet flegts dat ,, zij goede Patriotten waren, maarook Luiden van bekwaamheid en eerlijkheid, enzuiken, waarop 3, het Volk in 't gemeen zich gaarne verliet. Dat hij geen van deeze Luiden behoefde te noemen, v alzo zij niet nalaaten konden bekend te zijn bij den ,, Prins ; want, zo hij ze al niet uit eigene opmer- king kennen mogt, 'tgemeen gerugt zouhemzeg„ gen, wie zij in elke Stadwaren. Dat, eindelijk,. ,, zo de Prins hebben wilde, dat alles hier gemaklijk en eendragtigging, hij, wanneer hij iets terStaats„ vergaderiiige voortefteilen hadt, eerst eenigen van ,, deeze Luiden uit de verfcheidene Steden ontbie- den, en met detzen afzonderlijk fpreeken moest. „ Zo hij bevondr, dat zij omtrent zijn voorftel ee„ nerlei gevoelen hadden, mogt hij wel rekenen,,, dat de zaak zekerlijk gemaklijk in de Staatsverga. ,, dering zou doorgaan ; maar , zo zij vericbilden , „ moest hij ze andermaal ontbieden , en 'er geza,, menlijk met hen over fpreeken ; hun voorhouden„ de, dat hij bevondt, dat zij van verichülende be„ grippen waren, en dat hij daarom begeerde , dat ,, zij in zijne tegenwoordigheid eens met eikanderen s, fpraaken; hier uit zou, op de eene of de andere „ wijze, eene overeenkomst tusfchen hen ontdaan, „ even als door de over- enwederfpraakindeSiaatg. 3i vergaderingen altoos meer of min te w^ge gebragt „ was: Willem DE III.  der NEDERLANDEN. 503 „ was: en nier volgens zou zijne Hoogheid altoos „ vaste maatregels kunnen neemen. De Heer Hooft , die veel openhartiger Man „ 'is, en veel meer gezags, fchoon minder verbeeldings heeft dan de andere, liet zich nog verder „ tegen mij uit: want, naa dat hij eenige van de* zeefde dingen gezegd hadt , wegens 's Prinfen „ raadpleeging met vertrouwde en geagte perfoonen in bijzondere Steden, naa dat hij vooraf zijne maatregels met die van Amfterdam genomen '1 hadt, zo wel als met dezulken uit andere Steden, „ die men openlijk wist van hem aftehangen , zijm „ onderhandelingen niet bepaalende aan zeer weini. „ ge perfoonen van eene andere foort, noch zaaket van gewigt alleenlijk overleggende met één 0: „ twee;Luiden, zo beiloot hij ten laatften het ge „ fprek in degzervoege: Dat niets hier zo noodzaak „ lijk was als eene u^lkomene eendragt tusfchen dei Prins en de Staaten, en dat de minste fchijn vai ■ V£rfchil tusfchen beiden moest weggenomen wor „ den, alzo zulks Frankrijk maar aanleiding gee 2 ven zou , om het dan met de eene , dan met d " andere Partij in den Staat te houden, en met el „ van beiden juist zo veel als met zijne tegenvvooi w dige ingigten best overeenkwame. Dat, wat het " betrof, hij hier-van zo wel overtuigd was, e „ zulk een goed gevoelen van den Prins hadt, z „ ten opzigte van deszelfs gemaatigdheid , als va „ deszelfs rechtfchapen begrip van zijn waaragti l'3 belang, 't welk geheel verknogt was aan dat van „ V; Willem p* UI. i [ t C I , | 3 1 r t l-  564 GESCHIEDENIS WiLLEM DE 111. De Franfchen openenden Veldtocht, en beuiagtipenGend,1'peren ei Leuven. „ Vaderland. D.it , onaangezien al de argwaan, „ die hier ongelukkig verwekt was , en veelligt na „ deezen looslijk verwekt ftondt te worden, bij vol„ ftrekt befloten hadt, den Prins te vertrouwen, tot „ dat hij hém zou zien ingewikkeld in onderneemiu- gen, itrijdig met het belang en de vrijheid van den „ Staat. Dat hij, in zulk een geval, de goede Par,, tij kiezen, en zich, volgens zijn pligt, tegen die „ enderiieeminsen verzetten zou; doch dathn ,mid„ delerwijl , geen ftap zou doen, waar door hij 't „ Land en den Prins beiden zou kunnen benadeelen, „ door het voeden van tweefpalt tusfchen beiden ,, óp vermoedens en argwaan, Waarvoor hij geenea ,, genoegzaamen grond zag (*)." Dsn, om, naa deezen kleinen uitflap , tot de gefchiedenis Wedertekeeren : Lodewijk deXIV, weetendehoe het tusfchen hem en Carel den II. ftondt , vervoegde zich , in Sprokkelmaand, na zijn Leger in Lotharingen. Men was van denkbeeld , dat het Namen of Bergen in Henegouwen zou gelden. Ter dekking dier Steden lloegheto>^«fche Leger op weg. Doch de Koning rukte voor Gend, eene weerlooze Stad, die zich terftond overgaf; en Tperen volgde welhaast (f). De Bezetting van Maastricht nam de Stad en 't Kasteel Leuven in Brdband, bij verrasfing, in (§). De C') Temple Works, Tom. IV. p. 462. (t) Holl. ^ra. 1678.bl.43-54. Bua.NEr, I.p.411. (§) bi. 96.  dek. NEDERLANDEN. 56$ De voorfpoed der wapenen ; gevoegd bij den heimlijken handel met Engeland , maakte Frankrijk, 't welk dus lang gedraald hadt Vredes-voorflagen van anderen aanteneemen , gaande j om dezelven den Bondgenooten te doen , en wel als de eenige , op welken hij den Vrede begeerde te fluiten (*).. Middelerwijl begonnen de meeste Steden van Hóllandj, en inzonderheid Amfterdam , overtehellen tot eenen bijzonderen Vrede met Frankrijk, zints eenigen tijd het voorwerp eener onderhandeünge (f). Hoe afkeerig de Algemeene Staaten en dë Prins van Oranje hier van ook zijn mogten, zagen zij, .dat zij hiertoe zouden moeten komen, dewijl, aan den eenenkant3 Groot- Brittanje zo traaglijk tot den Oorlog beiloot; en zij, aan den anderen kant , fterk vermoeden had den, dat dir. Hof het met Frankrijk ééns was. Zi deeden hun best, om te beproeven wat 'er van En geland te hoopen was, door het voorteftellen , da zij ongaarne den algemeenen Vrede , op de Fran fche voorwaarden, zouden aangaan; doch dat het be leid aan 't Hof te Londen hen zou noodzaaken , orj zich met Frankrijk te verdraagen. De Koning va: Engeland nam genoegen in de Franfche Vredes voorflagen, en de Staaten desgelijks ; doch de au dere Bondgenooten waren zo misnoegd over liet be raamen dier voorwaarden , dat hunne Gezanten t Nteüu («) Holl. Mcre. 1678. bl. 74, (t) Temple Mem. p. 587. joo. 595. Willem de 1Ü. Vrede».voorflagen vari Frankrijk. 1 1 .  566 GESCHIEDENIS WlT.LEM de III. Wapenflillfcnd. Nieuwmegen verklaarden, dezelven nimrhcr te zullen aanneernen (*). Beverningk floot met Frankrijk een WapenftilRand van zes weeken, binnen welken de Staaten de Bondgenooten zouden zoeken te beweegen tot het aanneernen d?r Franfche Voorwaarden. Lodewijk ds XIV. bewilligde in de Wapenfchorüng niet, dan onder beding, dat de Staarenden Bondgenooten alle hulp tegen Frankrijk weigeren zouden , als zij binnen den beflemden tijd de Voorwaarden niet aannamen. Voorts hadt de Koning beloofd , den Staaten zulk èen Voormuur in de Spaanfche Nederlanden te zuilen toeftaan, als waar door zij zich genoegzaam beveiligd zouden rekenen. Zelfs wilde hij, naa hetfluiten van den Vrede , en het herflelleh van de oude Vriendfchap en Koophandel , zulke maatregels met hen beraamen , als tot de meeste verzekering van hiime vrijheid iirekten (f). Deeze laatfte trek was baarhlijklijk ingerigt om de Partij, die fterkst voor den Vrede ijverde, waar onder veeien in 't vermoeden ftonderi, dat de Prins van Oranje na hooger gezag dong, dan hem, behoudens 's Lands Vrijheid, kon toegedaan worden, te behaagen. Het doorders druk gemeen maaken en vlijtig verfpreiden der aanbiedingen van Frankrijk, eerst in Holland, en voorts iri (") Secr. Rcfoi. Holl. 16*78. III.D.bl. 49. 61. Temjle Mem. bl. 595.602. Rapin , IX. p.393> (|) Heil. Merc. 1673. bl. 115. iaX5  beu NEDERLANDEN. 567 in de overige Gewesten 5 wekte de neiging tot den Vrede dermaate in de gemoederen op, dat zijne Hoogheid , die den Vrede, op de Franfche Voorwaarden;, zolang tegengeftaan hadt, als hem mógelijk was, dit wederftreeven moest opgeeven (*). De Staat fchen bleeven niet in gebreke , om alles bij de Bondgenooten aantewenden, wat hen kon beweegen tot het omhelzen der Franfche Voorwaarden. Veel verwijts moesten zij van eenigen hooren ; doch zij kreunden zich weinig aan 't zelve: alleen poogden zij het afgenorlogd Spanje eenige veiligheid in de Spaanfche Nederlanden te bezorgen, die ook tot hunne eigene veiligheid iirekte (f). Zij bragten het zo vérre , dat elk den Vrede tusfchen Frankrijk, Spanje en de Staaten binnen kort te gemoet zag. Een donkere en fchielijk opkomende wolk bedekre dit heuglijk vooruitzigt. Men kreeg veifchil over den tijd, wanneer Frankrijk aan Spanje eenige Steden in de Spaanfche Nederlanden zon wedetgeeven. Dit Hof beweerde , hier toe niet gehouden te zijn, voor dat Zweeden voldoening zou ontvangen hebben, en de Staaten , dat het tèrltond naa het tekenen van den Vrede gefchieden moest Dit flremdeiden Handel. Engeland, van dat gefchil onderrigt, koos de zijde der Staaten. — Templis keerdf (*) Temple Mem. p. 604; Holl. Merc. 167S. bl 116. Ct) Holl. Merc. 1678. bl. I2ï. 129. TêMple Mem p. 606. Willem de m. Poogirt- gen der Staatjehen , Oiii den Vrede te béwerken. Stremming van den Vredehandel.  «68 GESCHIEDENIS Willem eè 111. DaPrins u.tkc te Velde. keerde uit Engeland te rug. Zijne Hoogheid ftreêlde zich met de hoope , van den Oorlog te zuilen voortzetten, of andere, dm de Franfche, Voorwaarden te bedingen. Temple wist bij de fterkfte Voorftanders van den Vrede in Holland te bewerken, dat 'er een Staatsbefluit genomen wierd, om den Oorlog met Engeland tegen Frankrijk te voeren, indien de Franfchen , voor den elfden van Oogstmaand, niet verklaarden, terftond naa het bekragtigen van den Vrede, de Steden in de Spaanfche Nederlanden te ontruimen. , Een nieuw Verbond tusfchen Groot, Brittanje en de Staaten was het gevolg van dat bé> iluit (*). , . . Het aanhoudend weigeren van Frankrijk deedt den Prins van Oranje nieuwen moed grijpen: hij begaf zich na 't Leger der Bondgenooten , om Bergen in Henegouwen , door den Hertog van Luxemburg, zints eenigen tijd, geblokkeerd , en waar men gebrek aan leeftogt begon te krijgen , te ontzetten. Tienduizend, man Engelfehen, na Vlaanderen overgefcheept, hadden last, zich bij't Leger des Prinfen te voegen, die thans befloten hadt den Vijapd flag te leveren., e" alles bij de behoudenis van Bergen te waagen (f)- Tem- (*) .Secr. Kefol. Holl. 1678 IV. D. bl. 100. 103.104/ 120. Refol.Holl. 1678. bl.318. Temple .Mem. p. 606. 612. Holl. Merc. 1678. bl. 157. Du Mont Corps Dipl. Tom.VII.P.I.p 348. (t) Temple Mem. p. 612. 613.  EER. NEDERLANDEN, 569 ■ Temple, de Raadpenfionaris Fagel en zijne Hoogheid hadden zich door Carel den II. laaten misleiden, en den Vrede uit den zin gezet. Deeze Vorst vaardigde du Cros na den Haage 3xciet berigt, dat Temple na Nieuwmegen moest vertrekken , om Zweeden gerust te ftelkn : 'er bijvoegende , dat de Koningen van Frankrijk en Groot -Brittanje het volkomen ééns waren wegens de Voorwaarden van den Vrede; en dat Temple , ter plaatze der Vredehandelinge gekomen, Brieven zou vinden van den En. geifchen Gezant te Parijs , hem de bijzonderheden , tusfchen de beide Koningen befloten , vermeldende. Deeze boodfchap verbaasde elk. Men zag , dat 'er op 't Verbond des Konings van Groot-Brittanje geen ftaat altoos te maaken was, en helde weder tot den Vrede. Temple , te Nieuwmegen gekomen, vondt geen werk, om de Zweedfchen overtehaalen: zij hadden reeds hunne toeftemming gegeeven Doch de Franfchen toonden zich ongenegen in de ontruiming te bewilligen, cf de Staaten moesten ziel verbinden, om terftond daar op Gemagtigden ti zenden, tot het bezorgen van verdere middelen vat voldoening van Zweeden. De Staal en konden hiel in niet toeftemmen , en men hieldt te Nieuwmegei den Oorlog onvermijdelijk; vastftellende, AzxFrank rijk geen hair breed zou wijken (*>. In deezen wijfeleuden toeftand bleeven de zaakei hangen tot den tienden van Oogstmaand, den bellis fende; (*) Temple Mem. p. 614.619.. VIL Deel. 2. % S Willem de III. Du Cros komt uit Engeland , era ontdekt Carels oogmeE-'. ken. t 1 j t  DE III. Da Vrede op het onver Wag-'K gerekend. 570 GESCHIEDENIS feilden dag van Oorlog of Vrede. Alles fcheen het eerfie aantedulden: dan, 's morgens vroeg, begaven zich Borsel en Dijkveld , die zich te Brut fel eenigen tijd opgehouden hadden , om den Hert< g van Villa Hermosa tot de bewüling in 't Vredes-ontwerp te beweegen, en eerst onlangs door de Staaten na Nieuwmegen gezonden waren, na de wooning der Franfche Afgezanten, die, naa een korte poos met hen gefproken te hebben, zich bij de Stadtfche Gevolmagiigden vervoegden , met de voor veelen onverwagte verklaaring, dat zij last ontvangen had,, den, om de ontruiming der Steden op den be„ geerden voet toeteftaan, en om den Vrede te te„ kenen; doch dat zulks dien ogtend nog gcfchie„ den moest (*)." -— Het fchrander beleid der Franfche Staatkunde draalt in deezen geheelen handel door. De Franfchen hadden alle reden om den Oorlog niet voorttezetten, wanneer de Koning van Groot' Brittanje den Bondgenooten toeviel. Dit te voorkomen bewerkten zij op alle mogelijke wijzen. Onder herhaalde betuigingen van Vreêgczindheid, krtegen zij, in opeenvolgende Veldtochten, nieuwe voordeden in de Nederlanden. Hier door, als mede door het aanbieden van voordeelige voorwaarden van een afzonderlijk Verdrag , gepaard met het verwekken of aatiltooken van argwaan in Holland over het Huwelijk en de imigten des Prinfen van Or'&tfe, verwekten zij zulk een drift in de Steden na, (*) Tzmm.1 Mem. p. óip. 620,  Bis. NEDERLANDEN. 571 na den Vrede , dat zij het waagen durfden op de voldoening aan Zweeden te dringen , als eene voorwaarde , van welke zij niet souden afltappen. Dit bragt de Bondgenooten in den waan van de volduuring des Oorlogs, en zij keurden het noodloos, iets anders te werk te {leliën, om het fluiten van den Vrede te dwarsboomen. Z;j hielden dit ééne punt, van welks loslaating de geheele zaak afhing, bedekt tot den laatften dag , en toen moest het zonder uit Hel gefchieden, opdat de Staat fchen geen tijd zouden hebben, om , tot het ontvangen van naderen iast, hunnen Meesteren te fchrijven (*). Vlijtig werd die dag bedeed in alles, wat men tot het fluiten behoorde gereed te maaken : en ook was voor twaalf uuren des nagts , op den tienden van Oogstmaand , de Vrede tusfchen de Franfchen en de Staatfchen getekend , als mede een Verdrag van Koophandel. Wij wijzen onze Leezers, wegens den inhoud dier breedvoerige Verdragen, tot de onder aangehaalde Schrijvers (f> Alken kortlijk optekenende, wat bijhet eerde, ten opzigte van deezen Staat en zijne Hoogheid , bijzonder in aanmerking kwam. „ De Staaten werden herfteld in 't bezit ., van de Stad Maastricht, met het daar aanonder„ hoorige : dan de Koning van Frankrijk zou het „ Gtichur en de Krijgsbehoeften uit die Stad na zich „ mogen (*) Tjemi-le Mem. p. 6?$. 630. (f) Groot Plakaatb. IV. D. bl. 360.368, IMLMerc* I678. bl. 195.201. S 2 Willem 3e III.  $t GESCHIEDENIS Willem rre III. Siag bij ! i ] i l c „ mogen neemen. —- De Staaten verbonden zich j, tot eene vol drek te onzijdigheid omtrent de Vijan- „ den van Frankrijk. Ook beloofden zij, het 3, Verdrag te zullen handbaaven, 't welk tusfchen ,, Frankrijk en Spanje ftondt gefloten te worden 33 Zij zouden den Graaf van Auvergnt•, Colonel in Franfchen dienst, dellen in 't bezit van 't Maik„ graafl'chap Bergen op Zoom , welk , ter gelegen3, heid van den tegenwoordigen Oorlog , door hen „ aangeflagen en verbeurd verklaard was."— Hier tegen vërbondt zich de Koning van Frankrijk, „ den Prins van Oranje , terdond naa het bekragri„ gen van den Vrede, te zullen herftellen in 't be„ zit van het Prinsdom Oranje , en de Landen, „ hem toebehoorende, in Frankrijk , in het Frati„ che Comté , Charleroi , Vlaanderen , en andere „ Landfchappen onder het gebied zijner Majefteit; „ mitsgaders in alle Regten, Gebruiken en Privile, gien, in zulk een ftaat en op gelijke wijze , als , hij ze bezat, voor dat de tegenwoordige Oorlog , hem daar van ontblootte/' Op den dag der Vredetekeninge te Nieuwmegen, ïadt de Ridder Temple, kennis hebbende van's 3rinfen verhaasten marsch na Bergen, den Maarchalk d'êstkades gezegd, hoe 't zeer wel zon kunlen gebeuren, dat 'er op den eigen dag van het tetenen des Vredes een gevegt voorviel. Dit vreemd rerfchijnzel vertoonde zich vier dagen laater. Den ienden was zijne Hoogheid van omtrent Brusfel pgebroken, en den veertienden gekomen in 'tgeiigt van  der NEDERLANDEN. 573 van 't Franfche Leger, onder den Hertog van Luxemburg, bij de Abtdije van St. Denys gelegerd , om bet ontzet van Bergen te beletten. De Prins tastte hem aan, en behaalde, in den beginne, niet weinig voordeels. Een hevig gevegt van zes uuren , waar in ter wederzijden veel Volks iheuvelde , werd door den nagt geëindigd, en elk fchreef zich de overwinning toe. In dit Rout bellaatj liep zijne Hoogheid veel gevaars. Met eene vuurigheid , door geene Voorzigtighei i gemaatigd , begaf hij zich onder de Vijanden. Eens was hij op het punt om gedood of gevangen te worden : een Fransch Officier kwam , fpoorflags , op hem afrijden ; doch de Heer van Ouwerkerk ligtte , met een pisftoolfchoot, den Franschman uit den zadel , en was , oogfchijnlijk, oorzaak van 's Prinfen behoud; waarom hij ook met een gedagtenisteken van dankërkentenisfe door hunne Hoog Mogenden befchonken wierd (*). Geen wonder, dat zulk eene gebeurtenis zo binnen als buiten 's Lands veel gefpreks veroorzaakte, en zeer verfchillend beoordeeld wierd. Zommigen durven verzekeren, dat zijne Hoogheid , misnoegd Over den Vrede, waar van hij tijding hadt gekreegen, en hoopende denzelven omverteftooten , indien hij het Franfche Leger kon daan , den Hertog van Luxemburg aantastte, die, gerust over het tekenen (*) Daniël Journal, p. 133. Xoll. Merc. 16*78. bL j66. 184. Refel. HM. 1678. bl. 395. S3 Willem de' III.  57A GESCHIEDENIS Willem dk III. kenen van den Vrede, geene vijindh'jkheden dttgtte, en dus overvallen wieid (*). Doch zijne Hoogheid fchreef, den vijftienden van Oogstmaand, aan den Raadpenfionaris: „ Ik weet niet. hoe onze Luiden dit gevegt zuilen opneemen; maar ik kan u voor „ God betuigen , dat ik niet voor van daag , op „ den middag, uit uwen Brief van den dertienden, „ heb verdaan, dat de Vrede gefloten was." De Hertog heeft, eenige uuren voor het gevegt, door Brieven uit Nieuwmegen, kennis gehad van het fluiten van den Vrede, fchoon hij, van wegen hei Hof, des geen berigt bekomen hadt dan op den zestienden dier maand. Vreemd in de daad was deeze agterüjkheid in het kundfehap zenden aan zijne Hoogheid; doch dit zal misfehien opgelost, en teffens de verdenking , dat zijne Hoogheid , kundig van den Vrede, den flag aanving , opgeruimd werden , als wij aanneemen , dat de Markgraaf de Grana de Brieven aan den Prins, om hem van de tekening des Vredes te onderrkten, daags voor den flag onderfchept en ag ergehouden hadt, in hoope dat die flag het geheele Vredeswerk zoude bederven (f). Wij (*3 Negtfift, du Cemie d'Avaux, Torr, I. p. i0. Danul Journal, p. i j3. Fidquieivfj Mem. Hifl% g* Milit. Tom. L p. 152, & Tom. II. p. 57. Tintli Mem. p. «35. Cf) Temple Mem. p. 633. Htil. Men, i6;S. bl. 1S0 188.  er NEDERLANDEN. 575 Wij vinden geen gronds genoeg in de Gefchiedenis, orn den Prins van eene zo haatlijke trouwloosheid, als hem ten laste gelegd wordt, te befchuldigen; en even min om dit beftaan aantemerken als eene daad van die heldhaftigheid, dat hij den Oorlog niet roemrugtiger zou hebben kunnen eindigen. Van eene Vredefluiting, zo fchielijk en onverwagt opko, mende, als wij gezien hebben , kon hij voorshands niet verwittigd weezen ; doch de tiende van Oogstmaand was hein bekend voor den befiisfenden dag van Oorlog of Vrede. Des berigt te wagten , zou hem tot grooter eere geftrekt hebben , dan zo veel bloeds te ftorten, in de onzekerheid van den uitflag diens dags . van welken het niet misfen kon , of bij moest des eerstdaags tijding bekomen. Men was van meening, het gevegt, door den nagt geftaakt, den volgenden dag te hervatten ; dan zijne Hoogheid, inmiddels tijding van den Vrede gekreegen hebbende, deelde dezelve aan den Hertog van Luxemburg mede, die zijn verlangen betuigde, om den Prins te zien en te fpreeken. De zamen komst werd beraamd, en de twee Legerhoofden om heisden elkander in 't open veld, en wenschten, on der wederzijdfche betuigingen van hoogiigting , ir tegenwoordigheid van veele Bevelhebbers , elkande: geluk met den Vrede. Die egter den Prins zo wei nig naar den zin was, dat hij het Leger ijlings ver liet, ra den Haag vertrok, en van daar na Dieren om zich met jaagen te verlustigen. E W&T.EM DE III. » e  5?6 GESCHIEDENIS WlLLEM DE III. De Koning van Engeland zoekt het bekrs$ti. gen van den Vrede te fluiten. De Staat fchen hadden veel werks, om de verfchillen tusfchen de Franfchen en de Spaanfchen te vereffenen. De Gezanten van Denemarken en Brandenburg deeden hun best, om Spanje den Vrede te ontraaden op de Voorwaarden, door de Staaten bedongen. De Engelfche Afgezant Jenkins wilde 'er zich niet mede bemoeijen: en de Heer Hijde , uit Engeland in den Haage komende, klaagde , van 's Konings wegen, over het tekenen van een bijzonder Verdrag tusfchen Frankrijk en de Staaten , drong op de volvoering van het laatst gemaakte Verbond t, en begeerde, dat de Staaten het Verdrag van Nieuwmegen onbekragtigd lieten, en, te gelijk met GrootBrittanje, den Oorlog tegen Frankrijk aanvingen. Dan het bleek naderhand, dat Carel de II. deezen vooiflag alleen hadt laaten doen, om het Parlement, 't geen lang op den Oorlog tegen Frankrijk gedrongen hadt, in den waan te brengen , dat de Koning eindelijk hier toe beiloot. Schoon men het ongeraaden vondt, eenige verandering in de genomene maatregelen te maaken, bragt de boodfehap van den Heer Hijde nogthans zo veel te wege, dat Bevermngk , wegens het voortzetten van het tekenen des Vredes, zonder den Staaten eerst kennis te gee'en, bet misnoegen van eenige Staatsieden zich op den hals laadde. Het ontfeheepen van het Krijgsvolk inde Spaanfche Nederlanden , de voorflag van Hijde , en het misnoegen tegen Bkverningk vertraagden het bewdiigen der Spaanfchen in het ontworpen Verdrag mef  der NEDERLANDEN. 577 met Frankrijk. De Franfchen lieten zich beter vinden, en kreegen, eerlang, last, om alles, wat nog te vereffenen ftondt tusfchen de twee Koningen, aan de Staaten te laaten verblijven. Hierop befloten de Staaten , terftond het Verdrag,, met Frankrijk gemaakt, te bekragtigen, 't welk uirgefteld was, zo lang men den Vrede met Spanje nog onzeker hieldt: deeze werd , eindelijk , op den zeventienden van Herfstmaard, desgelijks te Nieuwmegen getekend (*). Dus nam, eerlang, door andere Vredes - verdragen , (waar onder ook dat der Staaten van de Ferèénigde Gewesten met Carel den XI , Koning van Zweeden ,) eene bijna algemeene zes- of zevenjaarige Oorlog een einde. De Vrede gaf, voor eenigen tijd, rust aan 't Christenrijk ; doch het bleef niet zonder woelingen, die zwanger gingen van nieuwen Krijg. Een volgend Deel zal ze ons ontvouwen. (*) Temple Mem. p. 641.642. 653. Aft. de la Paix de Nymeg. Tom. II. p. 6S1. 683.727.729. Holl. Merc. JÖ78 bl. aóx. Einde van hel Zevende Deel. VII. Deel. 1. St. T WiLLïM de III.