TAFEREEL DER NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN. A G T S T E DEEL.   TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHIEDENISSEN van de VERÉjÉNIGDE NEDERLANDEN, gevolgd naar 't frans ch van den heere \ A. M. CZRISIER. ïj AGTSTE DEEL, Beginnende met hst jaar 1678. en eindigende met de Dood van Koning Willem de IJl. 1702. Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXV1I.   INHOUD van het ACHTSTEN DEELS Eerste Stuk. T GEMEENEBEST DER. VEREENIGDE NEDER LAND EN. NEGENENTWINTIGSTE BOEK. Lodewijk de XIV. poogt de Veréénigde Nederlaa- den op zijne zijde te trekken. Tegenkanting ^«Willem den III. — Willem de III. vermeerdert zijn gezag in de Steden. - • Herroeping van het Edift van Nantes. popgingen van Lodewijk den XIV j om d-s Verèènigds Nederlanden op zijne zijde te trekken , en tegenkanting tegen Willem den III. MXededinging tusfchen Lodewijk den XIV. en Willem den III. Lodewijk toont zich genegen M de Veréénigds Gewesten. Gefchil met Spanje o9 o Vtt  ïr 6 N H O U D, ver Maastricht. Gefchil met den Keurvorst van Brandenburg. Binhenlandfche onèénigheden over het afdanken des Krijgsvolks. Gefchil met Amfterdam, ten opzigte der verfttrkinge van Naarden. Inwendige /iaat en geestneiging van *jf Gemeenebest. Staat, kundige oogmerken van Willem den III. Frankrijk fielt eene Verbintenis aan de Staat en voor, in tegenkanting van die met Engeland. Carel de II. in de belangen van Lodewijk den XIV. Trots van Lodewijk drn XIV. Frankrijk doet verdere eifchen op Spanje en het Dahfche Rijk. De Prins van Oranje, tegen Lodewijk den XIV. verbitterd, zoekt Carel den II. vergeefsch in zijne belangen te trekken. Verdrag van Bondgenootfchap voorgeflagen , en door Zvveeden aangenomen. Poogingen van Frankrijk tegen dit Verdrag. Gefchil met \ Frankrijk over de Vlag. Gedrag der Staaten, ten opzigte van het wegvoeren van één hunner Onderdaanen na Frankrijk. De Spanjaarden zoeken hulp bij de Staaten tegen Frankrijk. Geveinsde en mislukte ftaatzugt van Lodewijk den XIV. Wijze fiaatkunde der Veréénigde Gewesten. Gefchillen met den Keurvorst van Brandenbu'g. D'Avaujc poogt te vergeefsch Fagel en den Prins te winnen. Het Prinsdom van Oranje verbeurd verklaard. De Staaten flaagen niet bij de Duitfche Vorsten, Gefchillen over de Oostfriefche zaaken. De Staaten van Gelderland maaken aan/praai op eenige Heerlijkheden. De Keurvorst van Brandenburg rlgt eene Africaanfche Maatfchappij te Embdeu op. Nadere Verbonden. De Vloot der Staa* ten  ï N H O U D. I ttn zeilt na Gottenburg. Fijandlijkheden der Franfchen in de Nederlanden. Spanje vordert hulp va» de Staaten. Voorhagen der Franlchen. De Prins van Oranje doet een voor/lag, om zestienduizend man te werven. Amfterdam kant zich bovenal aan tegen de werving. Bezending aan Amfterdam. Misnoegen van zijne Hoogheid op Amfterdam. Handelingen van Amfterdam met den Graave d'Avaux. 0ver de v erft andhoudingen van dien Afgezant met die van Amfterdam. Befchuldxgingen, tegen Amfterdam ingebragt. Voorflsl over het fpreeken der bijzondete Leden van vreemde Afgezanten. Inhoud eenes onderfchepten Briefs van den Graave d'Avaux. De ■werving wordt met meerderheid van flemmen befoten. Aantekening van Amfterdam en Schiedam tegen dit ie fluit. Het onderfcheppen der Brieven van d'Avaux. Zijne Hoogheid deelt den Brief mede , en befchuldlgt Amfterdam. De Papieren dier Stad verzegelt. Hop en Hooft aldaar. D'Avaux regtvaardigt Amfterdam. Amfterdam vtrdeedigt zich, en verzoekt de ontzegeling der Papieren. Voorflag, om de Papieren der Stad Amfterdam te onderzoeken. De verwijdering neemt toe. Van Beuningrn hopt gevaar zijns leevens. Zijn gelprek met den Gezant Fuchs. Fuchs onderhoud met den Prins. Fuchs gcfprek met den Raadpenftenaris. Gelderland bewilligt inde werving. Handelingen in Zeeland da*r over. Utrecht bewilligt onvoorwaardelijk. Friesland en Groningen blijven in de weigering vtlharden. Ovenjsüi. Handtlingen der Haa.?fche bijéénkomst. Fries* 3 land,  vt INHOUD; land, Groningen en Amlïer.iam verkleuren zich tegen het zenden van meerder Folk na de Spaaniche i\e„ derlanden, Amfterdam krijgt de Papieren , ontzegeld, je rugge, Fom{lellen van den Franfchen Af~ gezant. Handelingen over het twintigjaarig Beft and,. Misnoegen des Spaanden, Afgezants over het Verdrag mtt Frankrijk, brwud van het Verdrag tusfchn Frankrijk en de Staaten. Het Verdrag bekragtigd. Spanje neemt het twintigjaarig Beftand aan. Aanmerkingen over het Beftand , en ftaatkundige be-, fihouwhig van hetzelve. 0,-êènigheid over den Staat van Oorlog: de vermindering der Land-, en de vermeerdering der Zeemagt. De Prins van Oranjo Hdtx misnoegd, door Amfterdam. Willem de III. vergroot zijn gezag in de Steden. Onlusten te Gornichem. Verandering in de Vroed' fchap te Utrecht. Gefchil te Dordrecht over de Goede L,ciden van Achten. Gefchil met de Regeering te Leyden. De Prins met Amfterdam verzoend. De Herroeping van bét Edict van Nantes. Vervolging der Protestanten in Frankrijk. Herroeping van 't Ediél van Nantes. Franfche Vlugtelingen hier ontvangen. Lodewijk de XIV, maakt zlcü gehaat In deeze Gevesten. Gur.stbctoonitg aan de Vlugtelingen. Invloed van deeze vervolging op de Staotszaaken. De Jefuiten en andere Manniken uit M  INHOUD. viï de Veréénigde Gewesten. Klagten deswegen. De Staaten verdeedigen 'hun gedrag. Nadeelen , aan Frankrijk door de Onverdraagzaamheid toegebragt. DERTIGSTE BOEK. Willem de III. wordt Koning van Engeland. Jacobos de II. Koning van Engeland. De Keurvorst van Brandenburg handelt met den Prins van O. ranje en de Staaten. Den Hertog van Monmouth en den Graaf van Argyle mislukt den aanflag' op^ Engeland. Gezantfchap na Engeland. Gefchillen in de Oost - Indien tusfehen Engeland en Holland. Jacobus de II. verwijdert meer en meer de gemoederen 'der Onder daanen van zich. - Hij vervolgt zijne Vtjanden tot in de Nederlanden. Staatkunde des Prinfen van Oranje. Verbond te Augsburg. Gevcgt tusfehen een Fransch en een Staatsch Oorlogfchip. Algierijnfche rooverijen. Onvoorzigtige ijver van Jacobus den 11. Hij zendt een Gezant aan den Paus. De Prins van Oranje verftaat zich met de Misnoegden. Hij weigert in de maatregelen des Kmitgs van Engeland te treeden. William Penn door den Koning la den Haag gezonden. Albyville , buitengewoon Engelfche Afgezant in den Haag. Stewards onderhandeling en briefwisfeling. Brief van den Raadpenftonaris Fagel aan Steward. Burnets gedrag in den Haag. De Staaten weigeren het Engelsch en Schotsen Krijgsvolk te ontflaan. Koning Ucobus fchaft de Test-Acte in de jiraf dreigende ' - Wft  viu INHOUD. Wetten af. De Admiraal Russel komt in den Haag. De geboorte van den Pretendent. Zijne Hoogheid verzogt om de belangen van Engeland ter harte te nee, men. Gefteltenis in dat Rijk. De Prins van Oranje bef uit tot den overtocht. Toebereidzels van denzelven. Hij haalt Amfterdam in zijne helangen over. Zwaarigheden , die zich voor hem opdoen. Eenige Duitiche Vorsten belooven Hulpbenden. Verkeerde flaatkunde van Lodewijk den XIV. Veel vermogende invloed des Stadhouders. Gedrag van Frankrijk en Engeland bij de ontdekking van het oogmerk der toerust in ge. Gedrag der Staaten ter dier gelegenheid. Jacobus lochent, eenige bijzondere verbintenis met Frankrijk te hebben. Hij wijst den bijfland van Frankrijk af. En verandert van gedrag. Zijne Verklaa° ring tegen den Prins van Oranje. Vertotg der En» gelfche Protestanten. Verklaaring des Prinfen van Oranje. Nadere Verklaaring van zijne Hoogheid. Ongerustheid, /«Holland verwekt, om''s Prinfen onderneeming te begunstigen. Verklaaring der Staaten tan de uitheemfche Gezanten, zvegens^s Prinfen overtocht. De overtocht door Catholijke Vorstenbeguns. tigd. Toerusting. Affcheid van zijne Hoogheid. Het uitzeilen en weder binnenkomen der Vloote. De zelfde zeilt weder uit, en landt. De Prins krijgt veel aanhangs. Jacobus de II. vlugt. Lodewijk de XIV. verklaart den Oorlog aan de Veréénigde Nederlanden. Intreede van Willem den III. te Londen. Handelingen over zijne verheffing. Willem de III. Koning van Engeland. TAV  TAFEREEL der ALGEMEENE GESCHÏEDENISSE van de VERÉÉNIGDE 'T GEMEENEBEST DER. VERÉÉNIGDE' NEDERLANDEN. NEGENENTWINTIGSTE BOEK. Lodewijk de XIV. poogt de Veréénigde Nederlanden op zijne zijde te trekken. — Tegenkanting tegen Willem den IIL — Willem de III. vermeerdert zijn gezag in de Stenen. — Herroeping van het EdiSl van Nantes. Poogingen van Lodewijk den XIV, om de Veréénigde Nederlanden op zijne zijde te trekken, en tegenkanting tegen Willem den III. JF})s Vrede , te Nieuwmegen gefloten, flilde de 1679; Onlusten in Europa niet. Lodewijk de XIV, de Veréénigde. Gewesten ontwapenende door Vredes. VUL Deel. A voor. )  2 GESCHIEDENIS Willem de III. Mededinging'- tusfehen Lodewijkden XIV. en VVii.- lem des III. voorflagen, welken een klein handeldrijvend Gemeenebest bijkans niet kon afflaan , bedoelde daar door voornaamlijk, dezelven van zijne Bondgenooten aftetrekken, en de Verbintenis, tegen hem gemaakt, te verbreeken. Dit was dien Vorst gehikt. De wijze, waaropde Algemeene Staaten de Bondgenooten genoodzaakt hadden dien Vrede aanteneemen , alle banden \an vertrouwen aan Hukken gerukt hebbende, belloot Lodewijk de XIV, zich daar van te bedienen. Het Gemeenebest hadt alle Staaten , naijverig over de grootheid van Frankrijk, dat is geheel Europa, zoeken te overtuigen , dat zijn beftaan het punt was , van 't welk de algemeene Vrijheid afhing. Lodewijk de XIV. zelve merkte deeze Gewesten aan als gcmaklijker te overmeesteren, dan te behouden. Het kon hem niet vergeeten zijn , hoe dit Gemeenebest , weinig jaaren geleden , op een tijdftip, dat het uit de lijst der Mogeuheden fcheen gefchrapt te zullen worden, Europa tegen hem in 't harnas hadt kunnen jaagen, en paaien zetten aan zijne wijdftrekkende ontwerpen. Alle hoop , derhalven, ter zijde Hellende, om de Inwoonders derFeriènigde Gewesten tot Onderdaanen te krijgen , zogt hij ze tot zijne Vrienden te maaken , en ftreelde zich met die gedagten, dat bij, dit ontwerp uitvoerende, niets zou aantreffen, 't welk zijne ftaatzugtige inzigten dwarsboomde. Een geruimen tijd was'dit de grondflag zijner Staatkunde. Maar hij ontmoette alzins tegenfiand in één dier Mannen , gebooren om groote omwen- te.  dér. NEDERLANDEN. 3 telingen te wege te brengen. De Prins van Oranje, door perfoonlijken haat gedreeven , door de omftandigheden begunstigd , en zijne ftaatzugt listig bedekkende met den fchoonfchijnenden dekmantel van het bewaaren der Vrijheid van Europa , die gedreigd werd » durfde , als een Mededinger van Lodewijk den XIV, ten voorfchijn en tegen hem in 't ftrijdperk der Staatkunde van Europa treeden. — Gelukkig (temde zijn belang allerwegen overéén met het algemeen belartg, en ftreedt met dat van den gevrees» den Verdrukker der Volken^ De ftaatkundige ftreeken van die toen doorlugtige Perfonadien, oin elkander te dwarsboomen , en de een den ander te bedriegen , zijn als 't ware de bronnen^ waaruit alle de groote gebeurtenisfefi voortvloeiden , tot het gewigtig tijdperk > wanneer eene gisting uitberstte, en Europa weder in alle de verfchriklijkheden des Oorlogs dompelde. Wij zullen zien, hoe Willem de III, door zijne Staatkunde , de Volken opzette j als ook de verbaazende magt der Franfchen , en hun overwigt in den Oorlog opwoog. Het is eenigermaate de gefchiédenrs der herftellinge]van het evenwigt in Europa, welke wij zullen bé« fchrijven. Dit evënwigt is geen ijdele klank 4 geens enkele benoeming. De Natuur boezemt het in , zo in de Oude als in de Nieuwe Wereld , en overal, waar Menfchen in Maatfchappijen leeven. Overal gevoelt men een drepgaanden naijver tegen alle drukkende overmagt. Deeze neiging j om eene balans van vermogen te houden, is zelfs het roerzei en de A a rsgc Willem db HL i  4 GESCHIEDENIS Willem de 111. I regel der werkzaamheden onder de Wilde Stammen in America. Dit denkbeeld is de oorzaak geweest van dc Oorlogen en Omwentelingen in Griekenland. Het zette, in de Zestiende Eeuw, Europa op tegen de Spaanfche Overheerfcbjng, en bragt niet weinig toe aan de vastftelling van 't Gemeenebest der Veréénigde Nederlanden. De overwigt van magt en de ftaatzugt van Frankrijk bragten dezelfde gebeurtenisfen onder Lodewijk den XIV. voort. Wanneer de Veréénigde Gewesten geen Stadhouder gehad hadden; zouden andere Staaten buiten twijfel eenen anderen Willem den III. voortgebragt hebben, 't Is een bezienswaardig vertoon, te zien, hoe , op eén tijd van zo veele beweegenisfen buiten het Gemeenebest, de heimlijke raderen binnen 't zelve werkten, 't Is niet min waardig optemerken , hoe deeze Gemeenebestgezinden, arbeidende om de algemeene Vrijheid van Europa ftaande te houden , t,e ftrijden hadden voor de verdeediging hunner bijzondere Vrijheid. Wij" zullen zien,, door welke middelen Willem de III. in zijn Vaderland volftrekt meester wist te worden , met buiten 's Lands eene blijkbaare meerderheid te verkrijgen op de grootfte Vorsten. Wij zullen zien , hoe veel moeite het hem kostte 5 om 9 volgens een bekend zeggen , Koning van Holland te worden , eer hij Stadhouder van Engeland werd. —- Wij zullen zien , de altoos omzigtige, afyemeetene en langzaame Staatkunde van het Gemeenebest, eer het tot daadlijke bedrijven kwam; als mede de kragtdaadige, verfhndige en onbezwee- kene  der NEDERLANDEN. 5 ïcene maatregels, wanneer het in den Oorlog was ingewikkeld. Nauwlijks was de Vrede tusfehen Lodewijk den XIV. en de Staaten getekend, of die Vorst liet, in een geval van weinig aanbelangs, zijn oogmerk doordraaien, om de vriendfehap van 't Gemeenebest te winnen, en in zijne belangen te trekken. Ter gelegenheid van de aankomst des eerften Gezantfchaps , 't welk de Staaten na Frankrijk zonden, eischten zij, bij hunne intrede , te rijden over het Voorplein van de Louvre, tusfehen dubbele Lijfwagten, in orde gefchaard, en onder hecflaan der trom. De Franfchen maakten zwaarigheid, hun deeze eere te vergunnen , die men verklaarde alleen te betoonen aan Gezanten van den Keizer of van Konmgen. Van den een en den anderen kant beriep men zich op voorbeelden van vroegere tijden. Lodewijk de XIV, naa langen lijd dit geringe gunstbetoon geweigerd te hebben, buiten twijfel om het daar door te grooxer te doen fchijnen , ftondt het eindelijk toe, De Gezanten waren de Heeren Jacob Boreel, vanOdijk en van Dijkveld. De eerstgenoemde bleef alleen als gewoone. Afgezant aan 't Franfche Hóf (*). Het aanzien, 't welk het Gemeenebest begon te herkrijgen , deedt hetzelve welhaast den hoogen toon, waar op het voorheen fprak , weder aanneemen. Don Emmanuel de Lira , Afgezant van Span- (*) HolU Men, 1679. bi. 28—35. A 3 Willem m 111. Lodewijktoont zich ganegen tot de FeréénigdeGewesten. Gefchil met Span* je over Maastricht,  Willem pe III.' 6 GESCHIEDENIS Spanje, eischte, dat de Staaten den Koning Maas* tricht , door de Franfchen hun ingeruimd, wedergaven , in gevolge van het Verdrag des jaars MDCLXXIII. Maar, dewijl de zaaken een gunstigen keer voor de Staaten genomen hadden , zogten zij eene toezegging, door het dieigende gevaar hun afgeperst, kragtloos te maaken, en vonden gereede voorwendzels , om, het gegeeven woord erkennende, hetzelve geen geftand te doen. Zij bragten verfcheide eifehen in 't -midden , waar aan Spanje tot nog niet voldaan hadt: en , om den Prins van Oranje met hen eene lijn te doen trekken , voegden zij 'er verfcheide punten bij , welken zijn Huis van Spanje te vorderen hadt, uit kragte der Verdragen, in de jaaren MUCXLVIII. en MDCLI. gefloten. Spanje hadt met de daad aan den Prins verfcheide Heerlijkheden engrooteGeldfommenbeloofd; doch, wel verre van aan die verbintenisfen te voldoen, was het daar in agterlijk geweest, en nog verfcheimillioenen fchuldig. Om eene Plaats van zo veel aangelegenheids, als Maastricht, weder in handen te krijgen, zou Spanje hebben kunnen befluiten tot het voldoen van die eifehen ; maar de Staaten voegden 'er, om dit te voorkomen , eenen anderen ne,. vens, die zo gemaklijk niet viel te hegrooten , te weeten de verbaazende Oorlogskosten , ten behoeve van Spanje gemaakt; uit welken hoofde zij zich geregtigd oordeelden in 't bezit van Maastricht te blijven. Dit gaf gelegenheid tot hoogloopende gefchillen tus.  der NEDERLANDEN. t tusfehen die beide Mogenheden ; doch , dewijl elk der Partijen belang hadt', om te blijven binnen de paaien, door de Vredes - verdragen voorgefchreven, hielden de Staaten Maastricht-, en de Spanjaarden het Geld , door de Staaten en den Prins van Oranje gevorderd (*). Zou het, in deeze foort van gefchillen, waar in de fchaal des Belangs die der Billijkheid altoos overhaalt, niet beter geweest zijn , dat de beide Partijen minzaam overeengekomen waren; de etne erkennende , dat zij geen aflland kon doen van eene zo aangelegene Stad; en de andere, datzij 2ich gaarne ontflagen zag van fchulden , welken zij niet kon betaalen ? • Ondankbaarheid was het algemeen verwijt, 'twelk de Staaten moesten hooren : en 'er reezen heftige gefchillen met de Vorsten , die hun den meesten bij Hand in den jongden Oorlog gedaan hadden. De Keurvorst van Brandenburg inzonderheid kon hur riet vergeeven den nooddwang tot het fluiten var eenen nadeeligen Vrede met Frankrijk en Zweeden Eer deeze Vrede het Land van Kleef verloste vai v jandlijke Krijg-sknegten, was hij den Staaten !an| en lierk aangeweest, om hem , op hunne beurt hulpe.te verleenen. Men betuigde groot leedweezei over den toeftand, waar in hij zich bevondt; doel voegde 'er nevens, dat .liet Gemeenebest, zonde zich bloptteftellen aan een oogfchijnlijkgevaar, nie ïib joi'ifü' Kpdy1<^M? ;5-\ fs '3 ^-kö (*) Refo'.Ho". 1679 b'. S'.'« Rer°i- Cen. 5. Aug.ei c.Oétob, Uoll. Merc. 167». 01.264.172.277. A 4 Willem de III. Gefchil met den Keur' vorst van Brandenburg, i I 1 1 r t El I  8 GESCHIEDENIS 5:2 III. kon nalaaten Frankrijk te ontzien. Deeze Vorst , genoodzaakt Vrede te maaken, drong te kragtigerop de hulp der Staaten aan , bij eenen Brief, waar in hij niet alleen bittere verwijten uitftortte3 maar fcbavergoeding eischte, dewijl hij eene Verbintenis , met hen aangegaan ,en Hulpbenden geleverdhadt, terwijl hun afval alle de verwoestingen veroorzaakte , welken zijne Landen van de Franfchen hadden moeten lijden. De Staaten erkenden, in hun antwoord, met alle hartlijkheid, de gewigtigfre diensten van den Keurvorst, en teffens hunne genegenheid , om hem voordeeliger Vredes - voorwaarden te bezorgen; doch beri' pen zich voorts op de noodzaaklijkheid , waar in hun Land was , om met Frankrijk' te verdraagen: ten flotte hun leedweezen betuigende over zijn ongelukkig lot ; én zweegen geheel 110 van de fclüvergoeding. Zij zouden 'er bij hebben kunnen voegen , dat de Keurvorst hen , in 't jaar MDCLXXIIS bijkans op de zelfde wijze behandeld hadt. — De Keurvorst, wel verre van het te laaten berusten 9 sondt eenen anderen Brief, drong aan op de fchadeloosftelling, welke hij verklaarde dat zeer gemaatigd zijn zou, en drong op nieuw de voorheen bijgebragte redenen aan. Doch, bemerkende dat zij niets vermogten * geloofde hij , dat andere middelen beter uitwerking zouden baanen. Hij dreigde, en was van zins zich «p te verfchaffen, door een Leger na den Tsfel te zenden. Ondertusfchen durfde hij tot dit .literfte niet komen zoüder Frankrijks bewilliging. Bodewijk de XIV,, altoos gehegt aan zijn plan om  der NEDERLANDEN. $ de Staaten te winnen, raadde den Keurvorst deeze onderneeming af, hem vertoogende , aan hoe veele g-evaaren hij zich blootftelde, om onzekere voordeelen te behaalen. De Staaten en de Prins van Oranje, onder de hand kundfchap gekreegen hebbende van 't geen 'er gaande was aan 't Hof van Eerlijn, zonden Godaart Adriaan van Rheedb , Heer van Amerongen, derwaards. Deeze bekwaame Onderhandelaar kon te géreeder die Vredebreuk voorkomen , daar de Keurvorst, van Frankrijk niets meer te hoopen hebbende, zich geen vbordeeligen ui?flag van dien Krijg kon belooven (*). I Het Franfche Hof nam alle gelegenheden waar, om den ouden invloed in de Veréénigde Gewesten te herkrijgen , en zogt zijn voordeel te doen met de verdeeldheden, bijkans onaffeheidelijk van een Bondge nootfchaplijke Gemeenebest-regeering. Het eerfte zaad deezes onmins hadt zich vertoond bij het eindigen van den Oorlog, over het afdanken desKrijgs volks , 't geen ten allen tijde hevige onlusten baarde, De Algemeene Staaten hadden den Prins van Oranjt gevolmagtigd deeze afdanking te doen , ondanks ë tegenverklaaringen van Friesland en Groningen Die twee Gewesten, eenen bijzonderen Stadhoude hebbende , deeden het oude gefchil herleeven : be weerende, dat het afdanken des Krijgsvolks niet vat v... ' • ' ' : d (*) Puffendorf de rebus gejlis Fred. Mik. p. ioóö I079. Hall. Merc. 1679. bl. 160—165. Secr.Ref.Hoü 367,9. vYD.bl.s6', A 5 Willem de lil. , Binnen- landfche onéénig- heden over het afdanken des Krijgsvolks. i  ïo GESCHIEDENIS Willem de III. de Algemeene Staaten, maar van de bijzondere Gewesten afhing, uit hoofde van elks Oppermogenheid; dat de afdanking der Knegten, die ter hunner betaalinge Honden , geleideden moest door Prins Hendrik Casimir , hunnen Stadhouder en CapiteinGeneraal. En , daar de Prins van Oranje zich reeds van de hem gegeevene volmagt der Algemeene Staaten bediend hadt, om Volk, door Friesland en Graningen betaald, aftedanken, hielden zij de afgedankten aan, en dankten anderen af. — Zij verdeedig. den in den Haage hun gedrag , en zogten het ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten te regtvaardigen. Doch deezen hielden ftaande, dat het Krijgsvolk hun den eed gedaan , en altoos geftaan hadt onderden Capitein-Generaal der Unie ; dat men, eenige bedreevenheid hebbende in het Huk der llegeeringe, niet kon ontkennen, dat de Oppermogenheid in de Staaten dtr bijzondere Gewesten huisvestte; doch hoe hier uit in geenen deele volgde, dat zij eene volflrekte befchikking hadden over het Krijgsvolk, 't geen men onder elks bijzondere foldy Helde; en m-n altoos zich verklaard hadt tegen zodanige eifehen. De twee Gewesten lieten zich niet omzetten door da bijgebragte redenen, in eene zaak , welke niet alleen hunne Vourregten , maar tevens hunne belangen Betrof. — De Algemeene Staaten, onverzettelijk [taande op hun betwist regt, kwamen tot een Hap , nooit , dan in den uirerflen nood, gedaan , naamlijk het doen van eene Bezendi:jg na de wederflreevende Gewesten ; doch zonder ee-  der NEDERLANDSEN. n eenige vrugt. Zij bleeven bevveeren, dat het afdanken van Krijgsvolk een deel was der Oppermagt, welke zij aan niemand opgedraagen, noch, uithoofde van eenige verééniging, met iemand gemeen gemaakt hadden. Het beitel daar over, altoos bewaard, zouden zij blijven bewaaren, zonder eenige indragt te gedoogen , en nimmer een regt, hun als Souvtrain toekomende , in gefchil laaten trekken, of hetzelve onderwerpen aan het oordeel of de uitfpraak van hunne Hoog Mogenheden, of van andere Bondgenooten (*). Een bijzonder voorval bragt niet luttel toe , on den geest van aankanting, welke de Stad Jm/ï er dan tegen de maatregelen van de Algemeen* Staaten er den Prins van Oranje begon te vertoonen , mee kragts bijtezetten. Zints lang was 'er een voorde gedaan , om Naarden meer te verfterken. Zijm Hoogheid drong dit kragtig aan. Amjierdam oor deelde, dat die Stad , aan den kant van Gooilant afgezand zijnde, genoeg verfterkt, en al het verder niet alleen overtollig, maar van nadeelige uitzigtei voor Holland was, of men moest beQuiten, dit Ge west aan andere oorden ook te verfterken : belloc men tot dit laatfte, dan verzogten zij van zijne Hoog beid, een ontwerp daar van te willen vervaardiger Willem de III. drong fteeds op de verfterkingva Naarden , en deedt daar door vermoedens opwal len (*) Refol. Hol). 1678. bl.56a. en 1679. bl. 906. Hoi Me re, 1679. bl. i —- 13. Willem dij. III. . Gefchil mee Amfterdam , 1 ten op , zigte der . verfter' kingevan ; Naarden, l 1 t 1 »  WiLLEM ee; UI. ! f3 GESCHIEDENIS *en , die niet bedekt bleeven. Coenraad van Heemskerk, Peniionaris van Amfterdam , gaf' men naa, ücl: te hebben laaten omvallen, „ dat bet ver.. »» Herken van Naarden flsgts driehonderdduizend „ Guldens zou kosten; doch dat de rijd ligt komen „ kon, dn Amfterdam wel om drie millioenen zou „ mogen willen , dat Naarden nooit verfterkt geweest was." Deeze taal, opgevat als aanduidende , dat Amfterdam voor 't verfterken van Naarden bedugt was, om dat zijne Hoogheid , doormiddel van die Vesting, naar meerder magts over die Stad, en gevolglijk over den ganfehen Staat, dong, werd zeer euvel opgenomen door 's Prinfen Gunstelingen. De Ridderlchap fchroomde niet , ter Vergaderinge aantemerken, „ hoe de zulken , die wantrouwen tus„ fchen zijne Hoogheid en de Leden verwekten, „ voor Verlroorders der algemeene rust moesten ge., houden worden." Men gaf eene andere uitlegging aan deeze woorden: volgens deeze floot het gevreesde gevaar voor de verlterking van Naarden niet in, dat men bedugt was voor iets, 't welk zijne Hoogheid zou kunnen onderneemen ; maar voor 't geen de Vijand, die Vesting eens vermeesterd hebbende, met dezelve zou kunnen uitvoeren. Eene uitlegging , waar in de Prins genoegen nam. Doch dmfterdam hadt, onder de redenen tegen de verfterring van Naarden , ook ingebragt, „ dat de Koop,, luiden, zo hier ais buiten 's Lands, daar uit arg, waan zouden kunnen opvatten, die , hoe onge, grond ook , ligtlijk nadeelig zou kunnen zijn s, voor  der NEDERLANDEN. 13 vobr's Lands Koophandel, daar de \velvaard,en zelfs bet gantfche beftaan van den Staat,van af,, hing." Deeze aanmerking baarde nieuw misnoegen bij zijne Hoogheid , als of die van Amfterdam daar mede betoond hadden , dat zij hem mistrouwden. Van wegen, de Stad werd niet alleen ernstig het tegendeel betuigt ; maar ook terfens verklaard, dat men niet kon nalaateu voortefiellen , dat anderen , al ware het geheel ongegrond , een argwaan zouden kunnen opvatten, die voor den Staat en voor zijne Hoogheid niet dan nadeelig.kon zijn. Amfterdams tegenkanting tegen het verfterken van Naarden hadt ten gevolge, dat dit werk voor eerst niet fterk werd doorgezet, maar met de afzanding een begin gemaakt , 't welk, eerlang, door nieuwe onlusten vertraagde (*). De Koning van Frankrijk wist zich van deeze binnenlandfche en huislijke onéénigheden te bedienen. De Graaf d'Avaux ,. één zijner geweezene Gevolraagtigden op de Vredehandeling te Nieuwmegent bekleedde toen de waardigheid van Afgezant in den Haage, Zijn gedrag , en de Gedenkfchriften, door hem naagelaaten, toonen, dat hij éénder bekwaamfte Onderhandelaaren en fchranderfte Staatkundigen van zijnen tijd was. Het Tafereel,'t welk hij van 't Gemeenebest in dat Tijdperk maait , verdient des te meer onze opmerking , daar hii een ooggetuige was, bekwaam , en door zijae fchrander- heid3 (*) Wagenaar , Amfl, VI. Su bi. 3: enz.] Willemde VA. Inwendige ftaac en geestneigingvan 't Geraeenebast.  14 GESCHIEDENIS WlT.lem db III. heid, en door den post, welken hij bekleedde, om veele^dingen van nabij te zien. — Naar zijn oordeel, waren 'er drie Partijen in deeze Gewesten. De eene beftondt uit volllagen blindeling gehoorzaamende Afhangelingen van den Prins ; door hem uit het fiof der vernederinge opgebeurd , hadden zij alles aan hem te danken. — De artdere noemt d'Avaux Gemeenebestgezinden bij uitneemenheid; overblijfzels der Partije van de Witt ; of die, bij de Staats-omwenteling van den jaare MDCLXXII, hunne Ampten verlooren hadden. Hun getal was klein; doch onder 't zelve vondt men aanzienlijke Familien: zij waren heimlijk, op het nauwst, flerkst en zekerst aanéén Verbonden. — De derde maakte eene andere foort van Gemeenebestgezinden uit, die zich agterhoudender aanftelden , en min toonden, wat zij eigenlijk in den fchild voerden : zij durfden zich niet aankanten tegen den Prins van Oranje , dewijl hunne Bedieningen van zijne gunst afhingen ; doch zij koesterden de beste oogmerken voor den Staat, dewijl zij het Vaderland beminden. Onderling elkander niet vertrouwende, fielden zij meer betrouwen op de Gemeenebestgezinden van den ftraks gemelden ftempel. — Wat het gros des Volks betreft, de luister der grootheid, Waar door het zich altoos laat begogelen , en de welfpreekenheid der Predikanten, bragt het geheel op de zijde des Stadhouders : het oordeelde, eene verheffing te moeten ftaande houden, welke het voor 't maakzel zijner eigene handen aanzag< — De Kooplieden narhen niets  oer NEDERLANDEN. 15 niets ernstiger ter harte dan het onderfteunen van de Gemeenebest - regeering, de ziel des Koophandels, en Lodewijk de XIV. zou op hunne genegenheid hebben kunnen vertrouwen , als hij' het ftuk , hen 't meest raakende, het belang huns Handels, hadtweeten te bevorderen. De laatfte Oorlog hadt de haren der Landzaaten volftrekt van Frankrijk vervreemd: bezwaarlijk zou het gevallen hebben , die door gemaatïgdheid en edelmoedigheid weder te winnen. Dus kon de halstarrigheid van dien Vorst, in het voortzetten zijner ontwerpen van Staatzugt en Grootheid, alleen dienen om den argwaan, het wantrouwen en den haat te doen aangroeijeri. In deeze omltandigheden kwam de Graaf d'Avaux in de Veréénigde Gewesten, om dezelven aan de belangen van Frankrijk te verbinden. Het gedrag diens Staatsdienaars in dit netelig tijdsgewrigt kan leerrijke lesfen opleveren en voor Onderhandelaars in het toekomende, en voor allen, die aan 't roer van Staat des Gemeenebests gezeten zijn.-— De Prins van Oranje koesterde reeds in 't hart twee ontwerpen, zijnen grooten geest waardig : het eerfte, om paal en perk te zetten aan de Staatzugt des Konings van Frankrijk ; het tweede , om ten eenigen tijde den ïhroon van Engeland te beklimmen. He» huwelijk met de Dokter des Hertogs van York , den naasten Erfgenaam der Engelfche Kroone, die geene manlijke Kinderen hadt, enRoomsch - Cathoiijkwzs, gaf hem daar toe hoope: en men wil, dat deeze hoop zich niet tot een verafgelegen tijdperk uitftrekte. Te Willem DJ. Ui. Staatkundige oogmelker»van Willem den III.  ï6 GESCHIEDENIS Willem i)e III. Te midden van de onlusten , die Engeland beroerden, yieidde hij zich, zegt men, dat Carel de II. verpligt zou worden de Kroon nederteleggen ; dat men den Hertog van York van de opvolging zou uitfluiten, om zijne Godsdienstbelijdenisfe , en dat het Parlement van Engeland hem tot Opvolger zou kunnen roepen. De Hertog van Monmouth was ten deezen dage in Holland gekomen, en door zijne Hoogheid gewonnen tot het voorftaan zijner belangen. De Prins meende deezen 'er voor optezetten, om den Hertog van York van den Throon te verwijderen , zonder zichzelven bloot te geeven , en, vervolgens, de voordeeligfte partij te kiezen. Wij. zullen zien, hoe Monmouth , door eigen ftaatzugt vervoerd, zijne verbintenisfen zo verre vergat , dat hij zelve na de Koninglijke Waardigheid dong. Willem de III, niet kies in de keuze der middelen, om zijne oogmerken te bereiken , fehroomde niet, zich intelaaten tot eene verftandhouding met fnoodaarts, die zamenzweeringen verdichtten, van welken veele Catholijken tot flachtöffers ftrekten. • Zijn groot oogmerk , in den beginne , was , den Koning van Frankrijk te ontzien, uit vreeze van hem tot vijand te krijgen; doch zich nooit nauw metshem te verbinden, om den Engelfchen geen aanftoot te geeven. Zo ras de Vrede bekend gemaakt was, deedt bij Lodewijk den XIV. betuigen, dat hij na zijne vriendfchap haakte; doch die heerschzugtige Vorst liet hem aanzeggen , dat hij deeze vriendfchaps gevoelens met daaden moest betoonea. Een ftootlijk antwoord, ftroo  der NEDERLANDEN. 17 firookende met het gedrag van het Hof, ten opzigte van dien zelfden Prins, welken men verbitterde , zonder hem te ondertebrengen , en dien men niet ten halven moest aangetast hebben, overeenkom-tig met de {taalkunde des Konings , ten aanziene van de Partij der ijverige Gemeenebestgezinden , welke bij tegen den Stadhouder opzette , zonder dezelve te onderftetmen, derwijze , dat ze zich ten doele geHeld vondt aan alle de'pijlen van 's Prinfen geraaktheid , en de Prins de verklaarde vijand van Frank' rijk bleef (*). Willem de TIL was 'er onvermoeid over uit, om het Gemeenebest met Engeland te verée'nigen , en . Europa tegen Lodewijk. den XIV. in 't harnas te jaagen. De Gemeenebestgezinden , in tegendeel, wenschten om de vriendfchap met Frankrijk, en de behoudenis des Vredes. Het Franfche Hof, zijn trots, zelfs in de onderhandelingen, vertoonende, dagt eene laagheid te begaan , wanneer het de eerfte flappen deeut; en oordeelde het de zaak der Staaten, eer3t te fpretken van het vernieuwen eens onderlingenVerbonds. De Franfche Staatsdienaars repten 'er geen woord van bij de buitengewoone Gezanten der Veréénigde Gewesten re Pari.s; doch het ontdekken eener onderhandeling tusfehen Engeland en de Staaten deedt hun welhaast van toon veranderen , en befluiten tot het doen van voorflagen, eerst befchouwd als onbeftaanbaai' met 's Konings hoogheid. Dé (*) d'Avaux, I, p. 1012.44.58.6$;, VUL Deel. B V?1LLEM DE ÜL Frankrijk Üeli eene Verbintenisaan da Staaten voor, id tegenkanting van die mee Engeland. l68o«  i8 GESCHIEDENIS Willem v& III. De Prins van Oranje, Engeland als gefchud ziende door onlusten , wélken het vooruitzigt van een Catholijk Verst op den Throon daar onvermijdelijk zou verwekken en vermeerderen, hieldt'erheimlijke verftandhouding. C/vrel de II , begeerig de genegenheid van een onrustig en oproerig Volk te hertvinnen , geloofde hier toe een gepast middel gevonden te hebben , door eene veel gerugts maakende Verbintenis met de Veréénigde Gewesten aantegaan. In één der punten van 't Verbond , tot bevordering des Vredes, in Hooimaand des jaars MDCLXXV1IJ. gefloten tusfehen Groot - Brlttanje en de Staaten, was beftemd, dat de twee Mogenheden Waarborgen zijn zouden van den Vrede, over welken toen gehandeld, en die naderhand getrofFen werd. De Koning van Engeland kende de genegenheid des Prinfen van Oranje tot die Verbintenis, en verzuimde geen tijd, om ze te laaten voordellen : deeze oordeelde dit geval zeer gefchikt om Carel den II. tot het beroepen eensParle.nen.ts te noodzaaker. Schoon hij ten oogmerke hadt, den Hertog van York van de opvolging uittefluiten , wist hij dien onvoorzigtigen Prins overtehaalen tot maatregelen, ten zijnen eigenen bederve lirekkende. Sidney, de Engelfche Afgezant in den Haage, wendde alles aan, om het fluiten dier Verbintenisfe te bevorderen, en de anderen te verhinderen : niet alleen verklaarende , dat de Koning van Groot 'Brittanje alle verbintenis met zijne Alierchristlijkfte Majefteit zou aanmerken als eene verbintenis tegen hem; maar ten fterkften aandringende op het hand.  der NEDERLANDEN. 19 handhaaven der twee gemaakte Overéénkomften bij het fluiten van den Nieuwmeegfchen Vrede- —— De Graaf d'Avaux deedt rechtftreeks daar tegen overgehelde eifehen. Hij gaf de Staaten te kennen , dat zijn Koning alle verbintenis van hunnen kant met eenige andere Mogenheid zou aanmerken als tegen hem gerigt : en, daar hij hunne vriendfehap zogt, vorderde hij , op een ftraffen toon , in 's Konings mam , dat zij zich zouden verklaaren, of zij eene Verbintenis met hem wilden aangaan, en wanneer (*>? Twee zo lijnrecht flrijdige voortlellen , door twee ontzaglijke Mogenheden , die men even zeer zogt, te ontzien , niet gedaan in bijzondere onderhandelingen , maar in de Vergadering der Staaten, veroorzaakten geen geringen kommer , en niet weinig verdeeldheids. De ijverige Gemeenebestgezinden helden fterk tot de zijde van Frankrijk ; dan , uitgenomen acht of tien, hadden geen moeds genoeg, om openlijk tegen den Pfins van Oranje aantewetken. Men vindt 'er , die , in bijzondere gefprekken met den Graave d'Avaux, bekenden , dat één der gefchiktfte middelen, om een uit den aart befchroomd en vredelievend Volk oyertehaalen, de vrees was ; en dat men den Oorlog nog meer ontzag , dan den Prins van Oranje. Eene leus van dien aart bragt, bui- (*) d'Avaux , I. p. 44. 46. 48. 85. 91. Heil. Merc, 1680. bl. 18 — 87, B a Willem db III.  Willem m U.U GESCHIEDENIS buiten twijfel, niet weinig toe tot den dreigende» toon,.toen door Frankrijk aangenomen. De andere Pari ij, aan welker hoofd zijne Hoogheid en de Raadpenfionaris Fagel ftonden , deedt alles, om Frankrijks zoeken te dwarsboomen en te verijdelen. Men kon , huns bedunkens , de beide Vorsten te vrede {tellen , en aan eene Verbintenis met Far.krijk arbeiden , zo ras men met Engeland gefloten hadt. Zij zogten dit laatfte te doen voorkomen als iets, 't geen noodwendig moest voorgaan, en de Verbintenis met Frankrijk ten gevolge zou hebben. Het ftondt op 't punt , dat dit gevoelen ingang zou vinden, en omhelsd worden, als de Graaf d'A■ vaux des onderrigt wierd. Dewijl het te lang zou gevallen hebben den gewconen weg van voordellen intellaan, koos hij een anderen , om de uitwerkzels van dit plan te voorkomen. Hij begaf zich na de Afgevaardigden der Hollandfche Steden in den Haage, en fchilderde bij hen de rampen eens Oorlogs met Franh ijk, dien hij onvermijdelijk ftelde , zo men met Engeland aarlpande , zo fterk af, dat zij wankelden. Friesland en Groningen verzekerden, om de Partij des Prinfen van Oranje te plaagen,den FranfcheH Afgezant, dat zij nooit in de Verbintenis met Engeland geitemd hadden. De Graaf d'Avaux hoopte die met Frankrijk doortezetten , en hadt de voordeelert daar van zo aanlokkende gefchetst , dat de Prins van Oranje een geheeleu dag in twijfei hing, of hij zelve het eerfïe voordel deswegen niet wilde  des NEDERLANDEN. ai Wi'.de doen , om dus de verdiensten te hebben vaii iets, 't geen hij onmogelijk kon weeren j maar de Koning van Frankrijk hadt verklaard, den Vrede te willen bewaaren, om den Koophandel zijns Rijks te bevorderen. Van deezen verkeerden flap bediende zich de Prins van Oranje en diens aanhang , terwijl de ijverigfte Voorfianders der Franfche Partije allen moed verlooren , doordien de Koning juist dat ftuk, waar van zij zich moesten bedienen , hnn ontnomen hadt. De Prins van Oranje liet , om zijne bekomene meerderheid, in het verwerpen van Frankrijks aanbieding , te wisfer te maaken, door het Volk in zijn gevoelen te brengen, de Predikanten op den Prtdikftoel de Verbintenis met Frankrijk ,als ftrijdig met de belangen van den Protejlantfchen Godsdienst, voordraagen. Lodewijk de XIV. fcheen vermaak te fchepRen in zijne Vijanden dit flag van wapenen in handen te geeven: hij verboodt, dat 'er in.de Laaden zijner hesrrchnppije Protejlantfche Vroedvrouwen zouden zijn. En de Koning van Engeland, vreezende dat min hem voor een Roomsch-Catholijk zou houden , gelijk hij waarlijk was (*) , liet de Pries- («) Gelijk hij vaat .'ijk was. Men vindt deeze Vorsi bij meest alle Gefchiedfchiijvers afgebeeld als Onge'.oovig of Ongodsdienstig. Hume befchrijt't hem , ia lijne Ga« fchiedenisfen , als in taijiel tusfehen Paapcrij en Deïsts tij ; doch die Schrijver heeft te Parijs, de ongedrukte Gcdenkflhrifien van Jacpuus cm il. kelende j_ nac.ere ontij 3 Ö«4 Willem de III.  «2 GESCHIEDENIS Willem Pe III. Priesters van die Godsdienstbelijnciis ter doodftralïe verwijzen. De Vooriitter in de algemeene Staatsvergadering nam hier uit gelegenheid omtevraagen, wie der beide Koningen verdiende, dat men 'tmeest vertrouwde, of hij, die zich bevüjtigde om hunnen Godsdienst te verderven , of hij, die, om denzeiveu te verdeedigen , zich aan de grootfb gevaaren bloGtftelde ? — De Gewesten Friesland en Groningen alleen bleeven voor het aangaan der Verbintenisfe met Frankrijk. De anderen, bovenal die, welker Grenzen meest blootftonden voor den aanval der Franfchen, konden , daar Holland niet te beweegen was tot die Verb'intenisfe , alleen in 't verborgen zugten over het mislukken van een Verbond , van 't welk zij £Ïch veiligheid beloofden. Het flot derzaakewas, om, voor eerst, noch met Engeland, noch met Frankrijk, nadere Verbintenisfen aantegaan, en de Voorflagen dier twee Mogenhedenheuslijk van de hand te wijzen (*). Het dekkingen gedaan wegens het Godsdienstig gedrag van Cahel den II, en bevonden , dat de ijver van dien Vorst voor het Pausdom vee! vefder ging , dan men in 'c alge* meen gedagt heeft. Hij was een zo ijverig Papist, dat hij van blijdfchap fchreide, wanneerhïj over het ondertverp handelde , om zijn Koningrijk met de Cathtlijke Kerke wederom te veréénigen. Zie Cm eaions and Additions 1o Mr. Hume's Hijiorj of Charles II. p. 338. Mosusim 'Eerkl. Gefch. VIII. D. bl. 179. (*) d'Avaux , L p. 24 — 97. 38. 73, 78, 89, 90. 95. Secr,  der NEDERLANDEN. 23 Het viel uit alle omftandigheden optemaaken , dat dit draalen op eeu Verhond tusfehen Engeland en de Veréénigde Gewesten zou uitloopen. Dan Lodewijk de XIV. hadt van dien*kant zich verzekerd, en,gelijk voorheen, Carel den II. heimlijk aan de Franfche belangen verbonden , derwijze, dat hij zich 0ver den loop der zaaken in Europa niet meer bekreunde , en Lodewijk den XIV. volkomene vrijheid liet, om al zijne magt en den hoogmoed van zijn trots characler ten toon te fpreiden (*>• Hij hadi thans het hoogde toppunt zijner grootheid beklommen; doch, gelijk hoogheid veeltijds den val voorgaat, zo ondermijnde hij de grondflagen van zip magt door misbruik. Deeze Vorst, de andere Mogenheden door zijn kunstenarijen verdeeld , 'of door het afdanken vai Krijgsvolk ontwapend ziende, vermeerderde zijn eifehen. Spanje, op welks Nederlandfche Bezittin gen zijne ftaatzugt met het greetigst oog vlamde hadt 'er de eelfte proef van. Op eene Vergadering te Kortrijk aangelegd , om de Grensfcheidiagen i de Nederlanden te regelen , dwong hij den Konin van Spanje den tycel van Hertog van Beurgondie afteffaan. Doch niets baarde meer aanftoots , da het oprigten van verfcheidene Geregtshoven, die a Secr. Refol. Holl. 1683. V. D. bl. 3«. 4*- H°ll> Mer 1680. bi.28. (*) Bur.net , Vol. I. p. 479B 4 W11.lem de III. Carel de- II. in de belangen van. Lodewijk den XIV* : Trots van Lodewijk den : XIV. i » 1 T •> 1 1 1- e  24 GESCHIEDENIS WlLiEM de 111. Ie Plantzen , welken op eenigerlei wijze konden aangemerkt worden als aftehangen van de Steden en Plaatzen, hein bij den Vrede gelaaten, hem toeweezen. Zijne eigene Onderdaantn waren teffei s Partij , Getuige en Regter in de Geregtshovcn. Zij daagden de Vorsten, wien dezclven behoorden, hunnen eigendom te.bewijzen, of hulde te doen aan Fraukri,k ; bij ontftentenisfe daar. van, en met behulp van oude Kaarten en Bei'cheiden , weezen zij die Plaatzcn toe aan de Franfchc Kroon , als oorfprongbjke Leenen, of daar van afhanglijk. De . belanghebbenden verzetten zich tegen deeze trotfche , ongeregelde en e^gendunklijke handelingen. Maar Lodewijk de XIV. maakte een einde aan de verft: illcn , gewapenderhand zulke Plaatzen inneemende, die weigerden zich te fchikken naar de uitfpraak deezer Geregtshoven. In deezervoege verhief zich de Franfche Koning tot Opperregter over andei re Voisien , en zijne venn.'esteringeu iii Vrede waren meerder dan in üjden van Oorlog. De Spaanfchen, grootiijks gebelgd over deeze aanftootüjke willekeurige handelingen, vertoonden, door hunnen Afgezant de Fuen Majoh , aan de Staaten, in welk een gevaar zij verkeerden, dat zij, indien Frankrijk op dien voet voortging , hun oogmerk in 't fluiten van den Vrede verijdeld zien , en den Voormuur verliezen zouden, welken zij in de Spaanfc'ie Nederlanden gedagt hadden te vinden, geheel blootgefteld lijnde aan her weiéevallen van een Vorst, die in zijne daaden geen anderen regel volg-  oer NEDERLANDEN. a$ volgde , dan het uitvoeren van zijne magt (*). Zulk eene handelwijze , gevoegd bij het toeneemen van de vervolginge der Proteft anten in Frankrijk , vervreemde de Staaten ten eenmaal van alle vcibintenis met dien Vorst. De Üerkfte Voorüanders der Franfche Partije fcuroomden den mond te openen ten voordeele van eenen Koning, die tooi heerschzugt en onverdraagzaamheid zich gehaat ea verfoeid maakte. Zij lieten het berusten bij herhaa'de, dcch vrugtlooze, poogingen, om hem van maa'.regelea te doen veranderen (t). De Staaten werden in de noodzaaklijkheid gebragt , om zich, door het maaken van nieuwe Verbonden , tegen Frankrijks aangroeijende magt te verzekeren. Te midden van alle deeze beweegenisfen, veiiooT ren de Staaten de belangen des Koophandels geenzins uit het oog ; en troffen , in Herfstmaand deezes jaars, een zeer voordeelig Verdrag van Koophandel met de Ottomannifche Porte , bij 't welk zij den vrijen invoer van Daalders en Goud , en op de Koopwaaren geen hooger belasting dan drie ten honderd verkreegen. Goederen , die de Franfchen alleen hadden mogen verhandelen , mogten zij ook derwaards voeren ; met één woord , de Ingezetenen van deezen Staat kreegen de zelfde Vrijheden in 't ftuk van den Koophandel, als de Franfchen en En~ gel- (*) d'Avaux, I. p. 95. Daniël Jeurn.p.Jtf. Holl. Me: c. 1680. bl. 124 136". 138.147-157-'58. (f) D'AVAUi', I. p. 152.153- B 5 Willem de UI.  sö GESCHIEDENIS Willem de IIL gelfehen zins eenigen tijd genootcn hadden , boven het ontflag der Siaaven, die te Algiers, of elders in het Turkfche Rijk, gevonden werden , eu verzekering , dat geen Onderdaan van den Staat in Turkfche flaavemij zou vallen. De Nederlandfche Goederen op vijandlijke Schepen , en de vijandlijke op Nederlandfche Schepen , zouden aan geene verbeurtverklaaring onderhevig zijn. De Staaten zouden in dz Havens van het Turkfche Rijk Confuls mogen aanfielle .1, en j naar welgevallen, veranderen : deezen zouden , nevens der Staaten Afgezanten te Conftantinopelen, regtfpraak hebben over de gefchillen , tusfehen de Nederlanders voorvallende (*). In Slachtmaand deezes jaars vertoonde zich hier ten 'Lande , en bijkans door geheel Europa , een Comeet, of Staartfter, welker ftaart, enkele keeren, omtrent zeventiggraaden beüoeg , en dus een ontzaglijk vertoon aan 't uitfpanzel maakte. Lieden, gewoon uit de tekenen der lugt 's Hemels ongenade te fpellen, hielden het daar voor j dat deeze roede •een voorboode was van een naderenden Oorlog: het Voiks vooroordeel ftemde hier in mede; dan de dag van beter kennis, ren opzigte van de verfchijnzelen, brak aan, en gaf deeze Staartfter den Kundigen aanleiding, om het Gemeen te onderrigten (f). Bovenal (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VII. P.I. p.4. (t) HolL Merc. 1680. bl.215 2ï8. Mr. Bayle fchreef zijne leezenswaare'ige Penfées divers, écrites a un DoBeur de Sorbonne, a Poccafion de ia Cométe, qitiparut nu steis de Decembre 1680»  der. NEDERLANDEN. 27 Bovenal verdient onze opmerking de overheerfchende wijze, op welke het Franfche Hof met Spanje te werk ging. Het vorderde de Stad en hetGraaflcbap Chinei, 'm\Luxemburgfche: dit eenige weder'fpraak ontmoetende, dwong het dezelve af door Krijgsvolk in 't Luxemburgfche te zenden. Dit veroorzaakte klagteri. De Belediger en de Beledigden hielden eene bijéénkomst te Kortrijk ; doch Frankrijk , wel verre van zijne eifehen te verminderen , vermeerderde dezelven , door het Vorderen van de Stad en de Kastelenije van -Aalst, Gcertsbergen , Nieve , het Land van Beveren, de Ambagten van Asfenede en Boekhout, alsmede eenige andere daar omltreeksgelegene Plaatzen , die men verklaarde in het laatüe Vredesverdrag overgefiagen te hebben. Zes maanden gaf Lodewijk de XIV- den Spanjaarden tijd, om zich te bereiden; doch, deezen veel te kort zijnde voor een Volk, zo traag in 't beraadflagen , Pet hij Luxemburg blokkeeren (*). — 't Was deezen heerschzugtigen Vorst niet genoeg, door deeze gewelddaadige aanmaatïgingen zo veel blijks gegeeven te hebben , dat hij eene Vredebreuk zogt : want, meester zijnde van tien vrije Steden in den Elzas, oordeelde hij zijne magt niet zeker genoeg , indien hij Straatsburg , eene groote en vermogende Rijksen de Hoofdliad deezes fchoonen Gewests, niet onder zijne heerfchappij telde. Hij maakte 'er zich gereed- (♦) Holl, Merc. 1681. bi. 51 63. 165. 171.188. 312, 213» Willem DE III. Frankrijk doet verdere eifehen op Spanje en het Duitfcht Rijk. 1Ó81.  SS GESCHIEDENIS Willem de m. De Prins vin 0ranje , ce^en LiO- dewiik MN XIV. verbitterd,soek t Ca. REL DEN II. vergeefschin zijne beiangen te trekken. reedlijk meester van, en gafgeene andere reden van die overweldiging, dan dat deeze Rijksftad , in den laatften Oorlog, de onzijdigheid hadt gefchoudeo (*}. In het Graal fchap van Chinei, 't geen Lodewijk de XIV". zich hadt doen toewijzen , lagen de Heerlijkheden Manden en St. Fit, den Huize van Oranje tocbehoorende. De Koning deedt den Prins te Mets dagvaarden, om hem wegens dezel ven hulde te doen. Zijne Hoogheid verfcheen niet; waarop die Heerlijkheden verbeurd verklaard werden , en den Maarfchalk d'Humieres, die voorgaf'er eenig regt op te hebben, toegeweezen (f). De Prins van Oranje , door ftaatzugt en wraake geprikkeld , zogt oveial Vijanden tegen Frankrijk te verwekken. Eene reis na Engeland was voornaamlijk ingerigt, om Carel den II. tot een Verbond tegen Frankrijk overtehaaleu; doch die Vorst was oiilosmaaklijk verbonden met Lodewijk den XIV ; de vriendfchap van een Vorst, die hem het benoodigde Geld fchoot, goldt bij hem veel meer, dan de fchitterende ontwerpen eens Prinfen, dien hij begon verdagt te houden en te vreezeu (§), Zijne Hoogheid en de Raadpenfiemaris Fagel na. men de toevlugt tot een flaatkundig redmiddel, zeer diep (-f) Daniël Jouraat, p. 137. Boll. Mac. 1681. bi. 163. (t) Püffendorf de rei. gestis Fred.¥Wt,L\h.XVUI. §.2a.p.ii27. (S) Zie aldaar, en d'Avaux , Tom. I. p. 159. 168.  der. NEDERLANDEN. a9 diep uitgedagt ; het voorfiellen naamlijk eens Verdrags van Bondgenootfchap ;tot het handhaaven van den NieuwmeegJ'chen zwWestphaalfchen Fr ede, waar in alle Mogenheden zouden kunnen deelneemen, onder deeze twee gewigtige voorwaarden , dat elk der Bondgenooten verpligt zou zijn, zich aan de uitlpraak des Oondgenootfchaps te onderwerpen , en dat zij gelijklijk , des noods , de wapenen zouden opvatten tegen de Schenders deezer Weden, en zou hetzelve, van den dag der tekeninge af, twintigjaaren duuren (*). Schoon Friesland en Gronin¬ gen eerst draalden omtrent het bewilligen in 't Verdrag 9 werd het door de Algemeene Staaten, afkeerig van den omrerdraagzaamen Lodewijk den XlV, goedgekeurd. De Koning van Zweeden nam 'er eerst deel in (f). Deezen ouden Bondgenoot van Frankrijk hadt Lodewijk de XlV. niet gefpaard, en,bij het aftferven des Hertogs van Tweeeruggen , zich diens Erfgoed toegeëigend, zonder eenigzins agtteflaan op de onbetwistbaare regten der Koningen van Zweeden op dit Hertogdom. Het Hof van Frankrijk, weetende, dat zodanige Verbintenisfen alleen in fraat waren , om de overheerfchende inzigten van 't zelve te liremmen en te beletten , wendde alles aan , om de bekragtiging daar van te weeren. De Graaf d'Avaux , die veel beproefd hadt, om dezelven te doen mislukken, le- . verde - (*) DuMont Corps Diplom. Tom. VII. P. II. p. 15. (tj d'Avaux Tom. I. p. 135.174.179.185.ïoo. IVlLLEM 132 III. Verdrag van bond* genootfcbapcóorgefljgen,en door Zweeden aangenomen. Poogingen van Frankrijk teeen dit Verdrag.  Willem de III.. So GESCHIEDENIS verde zijne klagten ter algemeene Staatsvergaderinge in. Zijr breedfpraakig Vertoog was opgevuld met fcherpe en dreigende aanmerkingen. Onder anderen verklaarde hij , „ dat zulke Verbintenisfen , ge„ vonnd tegen den Koning , bedekt met het hars„ fenfchimmig voorwendzel van 't handhaaven der „ laatfte Vredes-verdragen , het Gemeenebest eet, nen , misfchien veel verderfiijker , Oorlog dan den laatften op den haize zouden haaien ; en dat de Koning begeerde te weeten , of hij de Staaten „ zou moeten aanmerken als zijne Vrienden , of ala „ Lieden, altoos gereed tot het omhelzen eener zij„ de , allermeest tegen zijne belangen aange„ kant (*)*" De Staaten beantwoordden dit Vertoog, binnen korte dagen , op eene eerbiedige en deftige wijze. Zij betuigden geene Verbintenisfen aangegaan te „ hebben , regtftreeks aanloopende tegen de belan,, gen des Konings ; dat zij van de goedheid en de „ regtvaardigheid zijner Majefleit niet konden ver„ wagten, dat hij zich gehoond zou rekenen, de„ wijl een Staat, dien hij de eer deedt van voor vrij „ te erkennen, Verbonden floot, eeniglijk ftrekksn„ de>om de Ingezetenen deezer Landen tebewaaren „ bij hunne Vrijheid en Godsdienst, en den Vrede, ,, hun door God verleend ; dat, daarenboven, de „ Verbintenis gefloten was metéénen zijner Bondge- „ noo- C) d'Avaux , Tom. L p. 195. Holl. Merc. 1681.M. 240, 243.  der NEDERLANDEN.. 31 „ nooten, tot het handhaaven vanjtwee Vredes verdra,, gen; de-voorwaarden van éin derzelven hadt zij„ ne Majefteit zelve voorgefchreeven : en zij konden ., zich niet verbeelden , hoe de Koning de Vorsten „ en Staaten , die zich verbonden tot het handhaaf „ ven van Vredes - artykelen , welken hii alzins zel- ve verklaarde heilig te willen in agt reemen, voor ,i Vijanden zou aanmerken. In tegendeel hoopten „ zij zijne vriendfchap door zulk eene handelwijze te „ verdienen (*)." — 't Is niet te denken , dat het Franfche Hof veel voldoenings vondt in dit wel opgefteld en rustig antwoord der Staaten ; want, daar zij verzekerden , dat deeze Verbintenis niet regtflreeks aanliep tegen °s Konings belangen, gaven zij genoegzaam te kennen, dat het van ter zijde daar tegen gerigt was. Het blijkt, dat de Graaf d'Avaux zich verder met dit Verdrag van overéénkomst, op last van den Koning, zijn'Meester , niet bemoeid hebbe (f). De Staaten voeren voort met hunne heimlijke fireeken , orn Europa optezetten tegen een Vorst, wiens üaatzugt de algemeene Vrijheid met den dood dreigde; doch zij deeden het met die voorbehoedzels en omzigtigheden, welken eigen zijn aan een Gemeenebest, en best aan 't zelve voegen. Een gefchil, over het groeten der Vlagge , ten deezen tijde gereezen , /trekt 'er ten blijke van. De Hertog de Montemar. bevondc zich, in Herfstmaand: (*) RefoL Gen. ii.'Nov. i f ' ' C 4 Willem de III. Wijze Staatkunde der > Veréinig' de Ge- ■ westen^ i t i J a i* :t n | e >t I  40 GESCHIEDENIS Willem Be III. Gefchillen met den Keurvorst van Brandenburg. de verheffing des Stadhouders op den Engelfchen Throon. Lodewijk de XIV. wilde der wereld een goed gelaad toonen : hij boodt aan , het gefchil niet Spanje te zullen laaten verblijven aan de uitfpraak des Konings van Engeland. Carel de II. was te erkentelijk , om niet ten voordeele te fpreeken van een Vorst, die hem in {laat ftelde, om zonder Parlement te regeeren , en zijne geldfpillingen goedtemaaken ; doch de Spanjaarden, vreezende voor de nitwerkzeJs dier partijdigheid , weigerden zulk een Scheidsman aanteneemen (*). De Staaten, zeer veel belang» hebbende bij het afdoen van dit gefchil, zogren andere middelen , eer gefchikt om het twistvuur opteftooken. Aangezet door den Prins van Oranje, handelden zij, om andere Mogenheden overtehaalen lot het Verdrag van Bondgenooifchap, mttZweeden gefloten. Een ontwerp, te bezwaarlijker te volvoeren, door hun gehouden gedrag op den Vredehandel te Nieuwmegen, 't welk de gemoederen der Vorsten van hen vervreemd hadt. De Hoven van Koppenhagen en Berlijn, den Staaten de wijze niet kunnende vergeeven , op welke zij hunne Bondgenooten verhaten hadden, trokken de partij van Frankrijk* De Keurvorst van Brandenburg weigerde niet alleen in dit Bondgenootfchap te tieeden , maar arbeidde met den Koning van Deenemarken om eene verzoening (*) Ihll, Merc. 168a. M, 77' d'Avaux, Tom. I; p. H5«  oer NEDERLANDEN. 41 süng te treffen, volgens de voorwaarden van Frankrijk. Frederik Willem van Diest , buitengewoon Afgezant des Reurvorsts bij de Staaten , leverdè een wijdluftig Vertoog in | behelzende eene ontroerende fchilderij van den tegenwoordigen ffaat der zaaken , van de zwakheid van Spanje , van de verdeeldheid des Duitfchen Rijks , en van den Oorlog met den Turk, om hun de noödzaaklijkheid te toonen van alles te vermijden, wat op nieuw den Oorlog zou kunnen doen uitbarsten. De Prins van Oranje verklaarde deezen Afgezant , dat hij niets dan den Vrede zogt, en dat de Spanjaarden het zelfde bedoelden ; doch dat zij geeri van beiden eenen Vrede begeerden , van welken Frankrijk de Artykels opHelde, even als een Overwinnaar bij Overwonnelingen. — De Staaten lieten hem een antwoord geeven, vol fterke en fceekelige uitdrukkingen. Dewijl zij alle reden hadden om te vermoeden, dat de Keurvorst niet, zonder met zijn eigen belang te raade te gaan, de belangen van Frankrijk voorftondt, merkten zij op , hoe zij gaarne zouden gezien hebben, dat de Keurvorst getreeden was in het Verbond,tusfehen hen en Zweden opgerigt , zonder eenig oogmerk, om iemands bijzonder belang door Onaerfiandgelden te bevorderen , ten nadeele 'van -eenen anderen; hoe zij, in dit heilzaam oogmerk niet hebbende kunnen flaagen, niet wilden doordringen tol de geheime eorzaaken van deeze weigeringe , en van hei aangaan van ander: Verbintenisfen; doch dat zi C 5 WC Willem DE lil.  4^ GESCHIEDENIS Willem 3e MI., D'Avaux poogt te vergeefschFa gel en den Prins te winnen. niet konden nalaaten zich te (treden met de gedag-: tan, dat een Vorst , wien de rust van, Europa zo zeer voegde, a!s iemand , zijne maatregels , hoedanig dezelvcn ook aan anderen mogten voorkomen* met veel voorzigtigheid zou genomen hebben. Dat men hun ongelijk deedt, met hun het verhaasten des jongstgelloteneu Vredes te verwijten ; noodzaaklijkheid was 'er de beweeg - oorzaak van; onmagt, om langer te kunnen voldoen aan de zwaare Onderfiandgelden, welken men hun afgevergd hadt , en verder dagt te doen opbrengen. Zij hoopten,middelerwijl, dat het Hof van Frankrijk, een groot vertrouwen op den Keurvorst Hellende , die zich zo zeer genegen toonde tot de behoudenis van den algemeenen Vrede , door hem in die gevoelens zou bevestigd worden. —■ Een antwoord , met zo veele zeer merkbaare ftreeken doormengd , moest den Keurvorst mishaagen (*). Bovenal was de Prins van Oranje afkeerig van het aanneemen der Voorwaarden, door Frankrijk 'kan? gebooden, Men zegt, dat Lodewijk de XIV, wanhoop^nde den Prins langs den gewoonen weg te winnen, en te gelijk om , ponder hem gewonnen te hebben , zijne oogmerken te bereiken , hem door fchirterende beloften zogt te misleiden. D'Avaux, denkende alles gedaan te hebben, indien hij den Raadpenflonaris Fagel overhaalde, beloofde deezen' twe" Wat 'er van deeze gebeurtenis ook zijn moge , die alleen op het getuigenis van Pueendokf fteunt , en waar van d'Avaux nergens eenige melding maakt, het gaat ■ vast, dat, zints dien tijd, Lodewijk. de XIV. geene gelegenheid liet voorbijglippen , om denStadhou» der moeilijkheden aantedoen. Aan de Muuren der Stad Oranje hadt de Prins eenige verbeteringen laaten maaken. De Koning var. Frankrijk noemde dit,die Stad verfterken,en zondt eenig Krijgsvolk derwaards , 't welk veel moedwil; pleegde, de Muuren fiegtte, en de Poorten om verre PuyeNuoRF , als boven, WïLLEMB BE 1ÏL i 1 'tPniJsdom pranjsverbeurd} ; verklaard.  M 'iLf.KM BK III. ! De Staaten fiaagen niet bij de Duhfche Fortten. 1 44- GESCHIEDENIS Wierp. De tijding deezer hoonende krijgsba^daadigheden deedr 's Prinfen toorn op 't hevigst ontbranden : hij zogt 'er lugt aan te geeven door fmaadende en dreigende taal. Met ontwerpen van wraak vervuld, betuigde hij: „ Wrankrijk zal oer weeten, „ dat men den Prins van Oranje niet ftrafloos miss, Handelt i" De Staaten trokken zich de zaak zijner Hoogheid in zo verre aan, dat zij door hunnen Afgezant deswegen klagten lieten doen bij 't Franfche Hof; dan de Koning, wel verre van aan dezelven het oor te leenen , flelde den Prins een tijd, binnen welken hij tot de door hem voorgeflaagene verzoening moest bewilligen. Op diens weigering, oordeelde hij her Prinsdom van Oranje verbeurd, en wees het toe aan den Hertog de Lonrueville. Zodanig was de Prins over deeze ontvreemding, en, bovenal, om dat de Koning van Engeland hem in dit ftuk niet hadt bljgéftaan, vergramd, dat, in twee dagen, niemand, zelfs de Prinfes , zijne Egrgenoote , hem niet durfde naderen. In zijne woede herhaalde hij eenige keeren , dat de Koning van Frankrijk ten ecnigen dage berouw zou hebben over deeze mishandeling, den Prins van Oranje aangedaan (*). Van wederzijden was men 'er ernstig over uit, ora zich door Verbintenisfen te verfterken. Carel de H. was zodanig aan Frankrijk verknogt, dat alle de poogingen der Staaten bij hem in 't een en ander op- zigt CO d'Avaux, Tom. I. p. 240. Holt. Merc. 168a. '1- »3i. 339.  der NEDERLAND EN. 45 zigt mislukte: en werden zij in Engeland aangezien voor de Voeders der pnéénigheid,' tusfehen den Koning en het Volk ontflaan. Zij vervoegden zich bij de Duitfche Vorsten ; maar , dewijl zij hen zonder Onderflandgelden wilden overhaalen , Haagden zij nergens. De Gezant des Keurvorsts van Hanover maakte ter dier gelegenheid eene aanmerking , die plaats verdient in de Gcfchiedenis , naamlijk , dat de Koning van Frankrijk den draak zou fteekenmet alle Verbintenisfen en Ondertekeningen , zo lang zij niet gepaard gingen met eene genoegzaame Krijgsinagt; dat men tegen hem met geen ftapeb Verdragen en bundels Papieren, maar met goede Wapenen moest opkomen. Vorsten, door geen dringend belang tot eene zaak verpligt, laaten zich niet beweegen dan door Onderftandgelden, die een kortftondig belang veroorzaaken. Deeze grondregel werd bekragtigd door 't gedrag van Joan Geouge den III, Keurvorst van Saxen. Men kon het met hem niel ëéns worden wegens den onderftand ; en alle moei te, aangewend om hem in het Bondgenoodfchap te trekken, was vrugtloos (*). Onder alle Rijksvorsten was de Keurvorst var Brandenburg voor de Staaten van het meeste be lang, 't zij om dat hij reeds de tweede in vermoger was, 't zij om dat verfcheide zijner Landen op d< Grenzen der Veréénigde Gewesten lagen, 't Is be kend, dat de Staaten zich van de OostfriefcheovXm tei (*) d'Avaux, Tom. ï. p» 316» Wuxbm be Ili. Gefchil■ len over de Oost' 1 friefche 1 zaaken, t  n£ III. |l GESCHIEDENIS tenbediend;hadden,"om, zints langen tijd, Bezettij & in Embdenxt leggen, onder den fchoonkünkendentytel van Middelaars; dat zij hunne magt daar (laandè hielden door den geest van wedefftreeving , om de Inwoonders gaande te houden tegen den titulairen Vorst. Oostfriesland werd toen geregeerd door de Vorstin - Regente, Voogdesfe over een zwakken minderjaarigen Zoon , wiens Opvolger de Keurvorst vari Brandenburg was. Deeze hadt, uit kragte zijner aanftaande Regten , de Stenden des Lands weeten overtehaalen, om zich, in ee*n onlangs gereezen gefchil, tot hem te vervoegen; De Algemeene Siaateua• ten, (*) d'Avaux, Tom. I p. 319. (f) Refih Holl. 1683. bl. 350.275. p'AvAUx.Tom. i, p. zu. 304. j né Allerchristlijkfte Majeftètt egter gezind bleef den Vrede te onderhouden (*). Deeze vreemde boodfchap , door den mond der Staatkunde gefjragt, belette geenzins , dat de inval niet^alieen in de Spaatifche Nederlanden, maar ook inde Veréénigde Gewesten, de gemoederen met onrust en kommer vervulde. De Markgraaf okCastel Moncajo, Spaanfche Afgezant in den Haage, oordcelcnde, dat Frankrijk nu daad lijk den ÖöïJpg'haat aangevangen, kon deeze beweeging der gemoederen niet ongemerkt laaten voorbijgaan , zonder bij de Staaten aanzoek te doen om de ■achtduizend' man* in zulk een geval , volgens Verdrag , aan Spanje verfchuldigd. Zijn verzoek vondt een vrij algemeenen ingang. De Steden Delft , Ltyden en Amfterdam , bedugt voor een ftap, die van een Oorlog kon gevolgd worden, twijfelden eerst in 't bewilligen tot denzelven ; doch het werd voor eene reedsbellotene zaak gehouden , die geen verder beraad behoefde. De Algemeene Staaten gaven hunne toelteinming (f). Doch , ongerust over de gevolgen, verzogtëh zij op nieuw den Koning van Engeland , om eene bevrediging tusfehen Frankrijk en Spanje te wege te brengen: hem teffens kennis geevendc van het genomen befluit tot het verkenen der Hulpbenden ; met verzoek.  der NEDERLANDEN. 55 zoek, dat hij zich bij hen zou voegen. Carel de II. oordeelde het eerfte onmogelijk , indien Spanje niet van Luxemburg afftondt; het tweede nam hij euvel op, en betuigde wel zeer te twijfelen , of men het voor een befluit der Staaten te houden hadt, dewijl het door de ftreeken der zulken, die den Oorlog zogten, den Staaten door een wonderlijken toer in het voorleden jaar was afgedwongen; en tot het hulp verkenen aan Spanje, verklaarde hij zich geheel ongezind. Op het ontvangen van dit antwoord, zonden zij een nieuwen last aan hunnen Afgezant, den Heere van Citters , behelzende een breedvoerig Vertoog, om de wettigheid van hun befluit , tot onderfteuning van Spanje, te toonen '• en te betuigen,dat het Gemeenebest den Oorlog,als eene bron van hunne onheilen , fchuwde; en geene andere , dan vreedzaame , inzigten hadt. —■ Zij fpoorden den Keizer, bij eenen Brief, aan, om hunne oogmerken ten Hove van Engeland te onderfteunen. Handelingen , die ten b'ijke firekten , hoe zeer zij voor eenen Oorlog vreesden ; doch zij konden niet nalaaten , Spanje teffens te vennaanen tot het vermeerderen zijner Krijgsmagt, ter behou denisfe zijner gedreigde Nederlanden (*). In de daad, de Prins van Oranje hadt al zijn ge zag en al zijnen invloed moeten gebruiken , om de Staaten te beweegen tot het toeuemmen van achtdui zend man Hulpbenden. Zijne Hoogheid, bedugt, da (*> Holl.Mctc. 1533. bl. 200 209. D 4 WjLLRie DE III. Voorflagen der 1 Franje het;. t  WilWM oe lil» gf5 GESCHIEDENIS dat men berouw njogt krijgen van dien flap , deedt ze tetQond optrekken: en, vrtezende , dat de mngt te klein zou weezen , om de Spanjaarden te on.ierfteunen , en de Franfchen te tergen, verzekert men, dat hij, op eigen gezag , in Ijsde van achtduizend, wel veer.ienduizend man ten velde bragt. Een (toute daad! zegt de Graaf d'Avaux, dit vermeldende, weüe toont , dat de Prins zich aan de Staaten weinig bekreunde (*). —- De aankomst deezer verlier • kiug wederhieldt de Ftanjchen niet, om zich van Kortrijk en Dixtnuiden meester te maaken , en Luxemburg te bombardeeren (f). De Span¬ jaarden konden zich des niet wreeken , dan door eene openlijke Ooiiogsveiklaariug , den eifden van Wintermaand getekend. Als de Franfchen zagen, dat men geen inagtig Leger legen hen kon aanvoeren, dreigden zij, niet gelijk voorheen, tien, maar honderd Dorpen of Huizen tegen ddn te zullen laaten afbranden (§). Lodüwijk de XIV. was reeds dei Spanjaarden te gemoet gekomen in hunne halsftarrige weigering , om Luxemburg af cftian , niet de aanb'eding, om, in liede daar van, zich te verge. peeën met Kot tri f, Dixmuiden, de Dorpen onder Aath, die voorheen tot her Doarnikfche behoord had- (*.) d'Avaux, Tom. j. p, 330. & II. P, lc5. WageKAar. -Ivtjï- VI. Sr. bl. 57. \fc) litV. Mcrc 16G3. bl. ail. 215. 130 • 232. 247, 248. Daniël, Jovrnaï, p. 141. (§) Holl. Merc. 1683. bl. 232. 2-31.  der NEDERLANDEN. 57 hadden , Bsaumont en Bouvignes ; of met eenige Plaatzen in Catalonie, 't zij Pidcerda of Rofes, Gif'owae en Cup de Ouires; of, eindelijk, met PampaJutte en Fontarabie , in Nikarre. Doch , imüen £/><»y'e zich omtrent deeze voorhagen niet vóór 'net eiri le deezes jaars verklaarde, hieldt de Koning zich gereg.igd, om vergoeding te zoeken voor de zwaare onkosten, welken hij gemaakt hadt : en, opdat de gefchillen met het Rijk den Vr>.de met Spanje niet hjnderen mogien , boodt hij nogmaals aan, met den Keizer een Beftand te willen fluiten voor dertig , vijfentwintig of twintig jaaren, wanneer zijne Keizerlijke Majelteit zich hier op , ten zelfden tijde, gelief de te verklaaren. Dan deeze voorfiagen wierden door de Spaanfchen en Keizerfcheti, als geheel onaanneemlijk, van de hand geweezen (*> Het zenden van Hulpbenden tegen een Vorst, zr ontzaglijk en heerschzugtig als Lodewijk. de XIV, was veel gewaagd door de Staaten. Zij hadden al les hier uit te vreezen: en het Gemeenebest kon hei over 't hoofd hangend onweer niet afwenden , dar door zich in ftaat te treilen van manmoedigen we derftand te bieden. Dit begreepen veelen. De Prini van Oranje zogt dien krijgsdorst in allen gaande ts rqaaken. Op zijn aanhouden , gaf de Raad var Staate den Algomeenen Staaten in ernstige overwee ging, of het niet raadzaam ware , 's Lands Knjgs mag C) d'AvAyx, Tom. I. p. 335-373-378. Holl. Merc 1(5^3. bl. 220. 230. D5 WILLEM Uii UB. De Prins van Oranjedoet een VOO'(lig, ora zestienduizend man te werven. E  S8 GESCHIEDENIS Willem E£ III. magt ten fpoedigften te vermeerderen met vijfenveerveertighonderd Ruiters , vijftienhonderd Dragonders en tienduizend Voetknegten , in 't geheel zestienduizend man : de kosten hier van zouden in vier maanden beloopen een millioen , negenhonderd, zestigduizend en vijfhonderd Guldens (*). — Vreemd klinkt het , zulk eene werving flegts voor vier maanden te doen,- doch het gefchieddeblijkbaar om te gereeder toeltemming te verwerven : en, deeze eens verworven zijnde , zouden de omftandigheden van zeiven noodwendig tijdsverlenging medebrengen. De Afgevaardigden zonden dit Voorftel aan de onderfcheidene Gewesten , met verzoek om eene fpoedige bewilliging. Deeze was noch zo vaardig, noch zo algemeen, als zijne Hoogheid en de zijnen verlangden. Gelderland alleen befloot'eréénpaarig tce. Holland en Zeeland bij meerderheid. Utrecht door een noodzaaklijk gevolg van de verandering in de regeering - getïekenisfe in den jaare MDCLXXIV. Overijsfel kwam 'er draaiende toe. Friesland en Groningen beiden Hemden ze volftrekt af (t). Ih Holland waren de gevoelens verfchiüende. De Edelen en de meeste Steden bewilligden in de werving , CO d'Avaux, Tom. I. p. 335-344- Heil. Merc. 1683. bl. 209. (ij Refol. Gen. 1. Feb. 1604. Nol. Zeel. iCZ\. Jan. en Feb. Molt. Merc. 1684. bl. 74. 87. 90 - 93 CenjiJer. ■ St*at% Num.III bl.so. d'Avütx,Tom. II * --•  der NEDERLANDEN. £9 ving, naar den wensch des l-'rinf n ; doch Amfterdam verzette zich uit al zijne kragt daartegen. Delft ftondt in 't zelfde begrip ; maar durfde de self'e tegenkanting niet betonnen 9 alleen beweerende , dat men tot eene zaak van zo verren uitaigr niet motst belluiten, dan met éénpaariaheid. Amfterdam,, 's Lands gefteldheid, ten aanziene van den Handel e,i Geldmiddelen, blootgefteid hebbende , bejlppt daiar uit, dat het veel beter was, te arbeiden aan de tierftelling van den Vrede tusfehen de krjjgv Mogenheden, dan door het aanwerven van Ktijgs? volk den Staat intewikke'.en in eenen verderflijken Oorlog; en, gevolglijk, over de VQprgellagene aanwerving niet te raadpleegen , dan naa men den uit* flag wist der poogingen, tot betitel des Vredes aangewend (*). Hangende deeze zaak, leverde de Graaf d'Avaï':; bij de Staaten den laatstgeinelden yoorflag over, wegens de Plaatzen, waar mede de Koning, zijn Meester , zich , in ftede van Luxemburg, zou vergenoegen. Dit was een rugfteun voor Amfterdam, De Afgevaardigden dier Stad, zeven in getale, ter,dagvaart gezonden , verklaarden , als de zaak der Wervinge toen weder op het tapijt kwam , dat zij dezelve „ moesten blijven afftemmen; vooral, om dat Frank- rijk onlangs voorflagen tot een vergelijk gedaan .,, hadt, welken Spanje böhoorde te omhelzen, alzo 5, dit Rijk en deeze Staat niet magty waren den Oor- (*) Wagenaar , Awfl. VI. Sc. bl. 59 enz. 3 5 log VlLLEM w in, 4*fier. iam kant sichbovvriil arn legen da Werving,  tfo GESCHIEDENIS Willem de Mis 55 log tegen Frankrijk te voeren. —- Betere voor„ waarde.i te zullen kunnen bedingen, naa dat men de wapenen zou opgenomen hebben*,, was buiten „ alle waarfchijnlijkheid, en de uitllag des Krijgs „ geheel onzeker. — De Keurvorsten van Beije„ ren en Saxen waren nog met getreeden in het ge„ meen Verbond. Het Huis van Brunswijk-Lu„ venburg, fchoon het Onderftandgelden getrokken „ hadt van Spanje, hadt nog niet kunnen bewogen „ woiden, om Krijgsvolk te zenden mde Spaanfche „ Nederlanden. — De Keizer hadt de handenvol „ werks met den furkfchen Oorlog ; de Duitfche „ Forsten moesten hem in denzei ven bijftaan ; en „ 's Lauds Vloot was te rug gekeerd van Gotten„ burg , zonder dat Zweeden één man hadt inge- „ fcheept. De Koning van Engeland, ftelde „ Spanje en deezen Staat in 't ongelijk, en weigerde „ bijftand. — Spanje zelve voorzag deNederlan„ den niet naar behooren, en zorgde meer voor de „ befebetming van Italië en andere Oorden. Raad„ zaam was het dan, fat men floot met Frankrijk, „ en, om hier toe te gëraaken , den vuprllag van „ déa Graave d'Aval-x in overweeging name." Deere redenen, niet gegrond op eene verftandhoud!ng toet d'Avaux , maar op den wezenlijken toeHand der zaaken in Europa , en 't belang van 't Gemeenebest, ontflaken den toorn van Willem den ÏH , die de Vergadering van Holland tendien tijde met zijne tegenwoordigheid vereerde, dérmaaïe ,dat hij in deeze voorden uitberstte: Hat dt Graafn'A- vaüx ,  der. NEDERLAND EN. 61 vaux, zo hij hier tegenwoordig geweest ware o geene andere taal zou hebben kannen voeren ; dat Burgemeester van Beuningën (die meest in de Vergadering gefproken hadt) zijn hoofd kwijt zou zijn , zo men alles ten fcherpjien onderzoeken wilde; dat hij, Prins van Oranje , zo veel belang-bij ,s Lands welvaart hadt, als de Stad Amfterdam; dat hij zich vatt die Stad niet zou laaten ringeloor en, en nog veel min~ der zich vlijen naar de grilligheden van van Beuningën. Deezen hieldt de Prins en's Prinfen Vrienden voor den hoofdbewerker van 't ftemmen tegen de aanwerving (:s). Met voegüjker redenen zogten de Edelen en de andere Leden der Vergaderinge Amfterdam overtehaalen. Zij durfden het handelen over een Verdrag niet verwerpen, doch konden ook tot het raadpleegen over den voorflag van d'Avaux niet befluiten, of de Werving moest toegedaan weezen ; en dat Amfterdam , in de weigering volhardende, eene Bezending te wagten hadt. Vrugtloos was dit: de Afgevaardigden bleeven bij \ geen door hen rijplijk ,was overwogen. Een Brief, aan de Stad gezonden , btagt geene verandering bij' de Vroedfchap te wege. De inhoud was veeleer de taal van den Raadpenfionaris Faged in 't bijzonder, dan die van hunne Edele Groot Mogenheden. Men vondt denzelven zo vol onvoeglijkheden, dat men befloot, bij de Vergadering aantehouden, om denzelven uit de openbare Registers te doen (*) Wagen aar j Vaderl. Bijl. XV. D. bl. 142 enz. tVlLT EM ue III;  6a GESCHIED ENI S ris lil. c'\"C "sn Am (let dam. doen ligteri. Men las "er in, da'c de Léden der Vergaderinge éénpaarig den Vrede fielden boven den Ooilog, indien dezelve op de grondllagen van regtvaardigheid kon verkreeg.n worden. — Van den Nieuwmeegfchen Vrede werd doorgaans met afkeuring, en zelfs met verdgtingj gefproken. -— Het gedrag des Konings van Frankrijk , zints d;en Vrede, werd op 'c haatlijkst afgemaald , en duidelijk te kennen eëgeeven . dat die Vorst den toekg hadt, om zich taeestèr ie maaken van deezen : raat. . Ook bleef men niet in gebreke, het ongenoegen der Stad te kennen te geeven over de fchampere en vinnige bejegeningen, den Afgevaardigden ter Vergaderinge der Staaten aangedaan , welken men ftrijdig oordeelde met de vrijheid van Hemmen , den Leden toeb'hoore; de : met bijgevoegde verklaaring aan den Raadpepfionaris, at di Raad zul!l. Holt. sa Dcc. 1683. d'Avaux,- Tbm, lil p. 6a &c.  dek. NEDERLANDEN. §9 Vrede, den tijd, om zich op den gedaanen voorflag te verklaaren , voor Spanje, wilde uitftrekken tot den eerften van Sprokkelmaand des jaars MDCLXXXVI. Op de vraag, wat de Koning doen zou, indien dit gefielde tijdperk ook vrugtloos afliep ? antwoordde de Afgezant , dat hij, geluurende hetzelve , met hunne Hoog Mogenden wiide handelen over 't geen tot onderlinge gerustheid zou kunnen ffrekken: met bijvoeging,'dat de Koning, zijn Meester, genegen gevonden zou worden, om de wapenen uit de Nederlanden elders heen te voeren, indien hunne Hoog Mogenden van hunne zijde hem wilden verzekeren, dat zij hem met hunne wapenen niet Zouden aanvallen, en dat zij de Troupen, die, boven den inhoud der TraSlcten , na de Nederlanden waren gezonden (*), wilden terugroepen. Zij gaven faerigt van hun wedervaaren aan Burgemeesreren : en deezen, met den Raad gefproken hebbende , begreepen, dat het, om vaste maatregelen , ter bereiking van den Vrede, te kunnen neemen, van het hoogfte aanbelang was, te beletten, dat de voorfehreeve Verklaaring van den Graave d'Avaux , behelzende de veolanging van den tijd, aan Spanje vergund, niet werd toö- (*) Amjleriam hadc bcfloten , rer Vergaderihge van Holland te klaagen, dat 'er meer Krijgsvolk iia de Spaanfche Nederlanden gezonden was , 'dan men , volgens de Verdragen, verpügt was te leveren: en te gelijk te wege te brengen , dat het alleen tot bezetting van fterke Plaatzea mogt worden gebruikt. Wagenaar, Amfii VI.St. bl.vi* E 3 i )e in:?  willem p2 III. 7o GESCHIEDENIS toegefchreeven aan verkeerde beweegredenen; maar zorg te draagen , dat de Leder de waare oorzaak wisten, waar aan dezelve toetefchrijven was : als mede, dat men kennis hadt, op welke gronden het verwijderen van 's Konings Troupen tik de Neder' landen fteunde. in sevolge van hunnen last, verzogten de Afgevaardigden, bij hunne wederkomst in den Haage, den Franfchen Afgezant, dat hij aan den Staat, of aan zodanige Leden van denzelven, als hij zou kunsen goedvinden , bekend zou maaken alles, wat hij bun gezegd hadt, zo wegens de genegenheid zijns Koninglijken Meesters tot den Vrede, als wegens de vervoering z'jner wapenen uit de Nederlanden. Dat, dewijl de Heeren van Amfterdam in 't bijzonder met bem niet verdragen' kenden over 't geen tot gerustHelling van den Koning, zijn Meester, ftrekte, het nöodig wass 2an de andere Leden van den Staat, en , vervolgens, ook tan den Staat zeiven, des opening te geeven, om daar op geregeld te kunnen befluiten. Dat zij ook onder zich niet konden houden de kennis zulker gewigtige zaaken : weshalven zij, zo de Heer Afgezant zwaarigheid maakte in die verdere ontdekking, aan den Raadpenfiosaris, en zulke Leden, als zij best geraaden zouden viaden, kennis moesten geeven van 't geen hun was voorgekoffitn. — D!Avau2 betuigde, geene zwaarigheid te maaken in het ontdekken van des Konings gezindheid tot den Vrede en vriendfehap met den Staat; doch dat hij njet kon hefluiien , zo openlijk te fpree- ken  dsr NEDERLANDEN. 71 ken van 't wenden der Krijgsmagt zijner Majefieit: nogthans was hij genegen, in algemeene uitdrukkingen aan de Leden van den Staat te zeggen, dat zij, geduurende de gehcele Louwmaand, met hem over de middelen ter wederzijdfche beveiliging zouden kunnen' handelen ; hun verlof geevende aan de Gelastigden, om dit klaarder aan de Leden te ontvouw wen op zulk eene wijze, als hij zulks door hen aan de Regeering van Amfterdam hadt bekend gemaakr. ■— Dan hij klaagde, dat de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadcringe alle gefprek met hem fcheenen te fchuweft, om hem de gelegenheid tebeneemen van 's Konings oogmerken mondeling mede» tedeelen ; zelfs in zo verre , dat zij, in ftede van hem in perfoon te antwoorden op de klagte over het ophouden zijner Brieven , zijnen Geheimfchrijver ontboden hadden ten huize van één der Afgevaardigden , om dezclven te beantwoorden. Voorts boodt hij hun aan, met den Raadpensionaris en de andere Leden van Holland te fpreeken, om hun van 't een en ander kennis te geeven. Dan hij weigerde beften.lig, fchriftlijk verflag te doen van zijne onderhandelingen bij de Algemeene Staaten. — Hij zogt de Afgevaardigden van Amfterdam overtehaalen, 0111 met hem te handelen over de maatregelen tot gerustftelling, beide van Frankrijk en vsn deezen Staat. Doch zij oordeelden, zo veire niet te mogen gaan. D'Avaux toonde zich misnoegd, en verklaarde,onder anderen , dat, naardemaal de Staat geen ftap* deedt, om den Vrede te bevorderen, het zeer bedenkÈ 4 lijk Willem ca lü.  GESCHIEDENIS «VirixM bs.iil. Over de ^èrfnnd» bondingen vsa den Afgezantmet die van Am Êerdaitt. lijk ftohdt, of de Werving, in 't einde, niet inetalgemeene bewilliging zou doorgaan , 'c welk de Koning, zijn Meester , zou verpiigten tót het neemen van andere maatregels (*)■— In deezervoege ontvouwde de Regeering van Amfterdam haar gehouden gedrag met den Graave d'Avaux. 2a ker gaat het althans, dat de Heeren Hooft en Hup niets deeden, dan op uitdruklijken last der Vroedfcfiap, en daarom geenzins zó bedekt, of zijne Hoogheid en eenige Leden der Vergaderinge van Holland moesten "er kennis van krijgen. Zij konden 'er niet onkundig van zijn ,. aangemerkt de Afgevaardigden van het een en ander in de Vergadering verllag deeden. Volgens dit verllag, opgemaakt uit het berigt der Stad Amfterdam , zou dezelve nooit heimlijk eenige maatregelen hebben genomen.met den Franfchen Afgezant, om de ontwerpen des Prinfen van Oranje te doen uitrukken, en Spanje te beweegen tothef. aanneemen der Voorwaarden1 van FMnkrijh Maar, mogen wij geloof flaan aan. eene menigte bijzonder-' heden, doov den Graave d'Avaux in zijne Handelingen geplaatst, dan zouden de Heeren van Amfterdam niet toen eerst, maar veel vroeger , zich met hem hebben ingelaaten. Van 't begin zijns Gezantfchaps af, naa het fluiten van den Vrede .te Nieuw- megen s («) Wacena-r, Amj% VI. Sc. bl. 77- Re^>L ^roedf' sp. Dcc. 1683. f. 302. Munim. Regifi. N. IV. p, 604 ens. Milt. Mere. 1684. bl.55.56, I  kol NEDERLANDEN. fj wiegen, hadt hij veel verkeerd met óeAmfterdamfche Regenten , of met eenigen van dezelven , die hem reeds in't jaar MDCLXXIX. geraaden hadden, den Prins van Oranje, op wien de Koning van Frankrijk toen zeer misnoegd was, niet geheel te fchuwen. Ook zou de Stad, op zijn raad, in Herfstmaand des gemelden jaars, een Verbond met Frankrijk hebben voorgefiagén , indien de Prins haar niet van gedagten hadt doen veranderen. Hij verhaalt wijders, dat hij zich, in 't jaar MDCLXXX, bediend hadt van een Jrminiaansck Predikant te Amfterdam , door hem befchreeven, als een Man van verftand, en van veel vermogen bij de Amfterdamfcke Heeren, (deeze kan niemand anders geweest zijn dan de beroemde Ge. fchiedfchrijver Geer.aer.dt Brandt ,) om eene nauwe gemeenfchap uittewerken tusfehen den Burgemeester Valckenijer ,, of de Stad in 't gemeen , en de Provinciën Friesland en Stad en Lande. Hij zegt ook, dat hem door éénen der Raaden van Amfterdam , in Slachtmaand des jaars MDCLXXXil, berigt was, „ dat de Raad befloten hadt, de werving „ van zestienduizend man afteftemmsn." Doch hier begaat hij een blijkbaaren misdag ; alzo 'er niet voor den vijfden van Wijnmaand des volgenden jaars in de Vroedfchap dier Stad geraadpleegd is over de werving, eerst in't laatst van Herfstmaand voorgellagen. Hij tekent aan, dat hij , in Hooimaand des jaars MDCLXXXIII, te Amfterdam geweest , en door één der Raaden, met welken hij briefwisfeling onderhieldt , vsm eenige geheimen onderrigt gewor- Wium BK III. '  Willem e£ III. 74 GESCHIEDENIS den was. In 't begin van Wijnmaand hadden de Heeren van Amfterdam hem nog iemand toegezonden, om te vraageh , of zij zich konden verzeker 1 houden, dat de Koning den Oorlog niet zou voortze.ten, indien zij de werving afttemden ? In Slachtmaand zou hem nog een Schepen van Amfterdam , uit den naam van twee Burgemeesteren , vier uuren van den Haag, in den nagt gefproken hebben, hem bekend rnaakende, dat de geheeie Raad , op Burgemeester van Beöningen na , den voorflag des Konings van Frankrijk, tot herïielling van den Vrede met Spanje, redelijk gevonden hadt. En, op 't einde der gemelde maand , hadden Burgemeester van Beuningen en een ander Amfterdamsch Regent nog iemand aan hem afgezonden, om met hem te fpreeken over het werk van den Vrede : met welken Perfoon hij naderhand nog meer dan ééns gefproken haclr, eer hij, op den tweeëntwintigften van Wintermaand , gelegenheid zogt, om met de Afgevaardigden dier Stad in een vertrouwlijk gefprek te komen (*). Eenigen deezer geiprekken van d'Avaux met de Amfterdamfche Heeren, of zoramigen derzeïven, zijn geheel niet overéénrebrengen met de verklaaring van de Regeering dier Stad in 't begin hunner Verantwoordiuge, waar in zij verzekeren, „ dat vóór den twee- (*) d'Avaux, Tom. I. p. 7. 8. 91. as. 55. lor. 10a. 109. 1SS-as3-303-304.34-5.389. Tom.H. p. so. 22.30. 36.40.45. Wacsnaa* , Amjl. VI. Sc. bl. 72.  der NEDERLANDEN. 75 „ tweecrjcwintigften December ( MDCLXXXIII.) „ jongstleden , de Heeren Eurgemeesteren en Raad „ der Stad, of de Heeren haare Gedeputeerden ter „ dagvaart, in jaar en dag, geene de minste com„ municatie hebben gehad of met zijne Excellentie, 9, of iemand van zijnen wege , tot geener plaatze, „ directelijk of indireftelijk (*) ": of men zou deeze betuiging met die onderfcheiding moeten opvatten , dat de Amflerdamfche Heeren den Afgezant in dien tijd altoos als een bijzonder perfoon , of uit naam van weinigen, en nooit uit naam van de ganfche Vroeifchap, gefproken hadden : en hier bij in aanmerking neemen , dat d'Avaux, volgens eene fchrijfwijze, meer Afgezanten , en , hem bijzonder eigen , eene kleinigheid ten breedften uitmeet. Geen gering verfcbil doet zich ook op tusfehen de voorgemelde weigering der Heeren Hooft en Hop , om zich in 't bijzonder zo verre niet met den Franfchen Afgezant te verbinden , als hij hun voorfloeg, en 't geen d'Avalx hieromtrent aantekent , naamlijk, ,, dat men beloofd hadt, dat de Stad de Wer„ ving zou tegenftaan met al haar vermogen , en haar ,, best doen, ou de Staatfche Hulpbenden uit de Spaanfche Nederlanden te rug te doen ontbieden, mïts de Koning van Frankrijk zijne wapc„ nen na Catalonie of na Italië overbragt (1)." Deeze laatlte voorwa&rde ftrookt niet wel met betitel- ze], (*) Holl. Merc. 169$. bl. 53. 54(t; d'Avaux, Tom. II. p.88. 9». Willem DE III.  %6 GESCHIEDENIS Willem de lil. ze], door den Graave d'Avaux toegefchreeven aan de Geme: nelestgezindeh, die den Koning vmP'rankrijk Zogten opiehitzui, om zijne wapenen te voeren in de Sflaanfche Nederlanden, in hoope , dat daar uit vermindering in 't gezag des Stadhouders , of verandering in de vorm dei Regeeringeon (ban mogt, terwijl hij elders verklaart , dat een Oorlog in de Spaanfche Nederlanden den Prins van Oranje ligt gelegenheid zou geeven om de Heeren van Amfterdam te onderdrukken (*). Misfchien heeft d'Avaux, om te beter het vertrouwen van den Koning , zijn Meester , te winnen , zijne ftaatknndige begrippen toegefcbreeven aan de Partij , die bekend ftondt Frankri,k te begunstigen , of ze ten fterkften, en meer dan met de waarheid beffaanbaar was, voorgedraagen. Het hoofd-oogmerk van Frankrijk in al deezerj handel was, te beletten, dat de Veréénigde Gewesten niet in de belangen traden der Landen, doorhem aangetast; 't zij om te femaklijker zijne eifehen op de Spaanfche Nederlanden doortezetten ; 't zij uit vreeze, dat het voorbeeld der Staaten andere Mogenheden zou overhaalen, om deel te neemen in dit gefchil. 't Was Lodewijks belang, zich te verzetten tegen de Werving, voorgefteld door den Prins van Oranje , die na den Oorlog haakte. Om dit oogmerk te bereiken, was hem veel gelegen aan de Item van Am- (*) d'Avaux, Toai.I. p. 139.142.182. 188. 280. & II. p. 256.  dÊb NEDER LAN DEN. 7? Amfterdam , liet voornaamfte Lid van het magtigfte der Veréénigde Gewesten, 't Was gröotendeels uit hoofde van 't vertrouwen, 't welk d'Avaux op dje Stad fielde, en zelfs, gelijk hij uitdruklijk verklaart, om zijne goede genegenheid ten opzigte van dezelve te toonen , dat de Koning van Frankrijk beloofde, de vijandlijkheden in de Nederlanden tot het einde van Louwmaand optefchorten. Van welke verlanging des tijds van beraad de Franfche Afgezant den Voorüag ter algemeene Staatsvergaderinge overlever■ de (*> Zulk een voorflag, welken men aanzag als ingerigt om de Werving te beletten, en voor een gevolg der gefcrekken met die van Amfterdam , deedt den argwaan van den Prins en zijne aanhangers tegen deeze Stad hand over hand toeneemen. Zeer geftoord, begaf hij zich, op den laatften van Wintermaand , ter Vergaderinge van Holland , den Leden voorhoudende , hoe die van Amfterdam verhaald 3, hadden y dat de Engelfche Gezant aan den Heer „ Nicolaas Witzen, Oud-Burgemeester en Raad, j, zou verklaard hebben , dat men ontwijfelbaar den „ Oorlog te wagten hadt, indiende Wervingvoort<,, ging : doch dat de Engelfche Gezant, des ge„ vraagd, ontkend hadt, in diervoege te hebben #e& fproken. Dat men, als Amfterdam op die wijie i} voortging , zeker Oorlog hebben , en onder den 3, Oorlog bezwijken zou. Dat men hem te Amfter- dam (•) Refol. Hdl '1683. Jht 515. DE III. BefcbuTdigiogen,tegen Amfterdam ingeuisgt»  ?B GESCHIEDENIS be III. „ dam befchuldigde , dat hij Oorlog zogt, zonder dat men zulke lasteringen Itrafre , en terwijl ze, „ misfchien door de Regenten zeiven, gevoed wer- den, daar meu ze zeker omtrent een Burgemeester „ niet.ongeftraft zou gedoogen. — Hij zou zich niet beroemen over 't geen hij gedaan hadt , om „ deu Oorlog voortekoraen; doch hij hieldt zich ver- zekerd, dat de handelingen, die van Beuningen, „ zints eenigen tijd, gevolgd hadt, den Oorlog zou„ den te wege brengen. Men zogt Frankrijk te be„ haagen, en hieldt'er, 'tgeen onverdraaglijk was, „ heimlijk verftand mede. 't Kwam 'er tegen- s, woordig op aan , of men zich door Amfterdam „ zou laaten brengen tot onderwerping aan Frank- rijk? maar dit zou hij tegenftean , zo lang het in ,, zijn vermogen ware. Men fprak van Viijheid, „ven dwong ondertusfehen de Leden, om zich niet „ te wapenen. Dan April zou mogelijk niet in 't „ Land zijn, of de kneppel sou op ftraat geworpen, „ en de zaaken gebragt weezen in den ftaat, waar ,, in zij in 't jaax MDCLXXlf. waren : en dan zou blijken , Wien het hoofd vaster op de fchouders ,, flaan zou , en welke Regenten eed en pligt betragt „ hadden, en welken niet. — De Vroedfchapvan „ Amfterdam fprak naa 't geen haar door den Fran„ fchen Ambasfadeurwasvoorgefproken; ja gebruik„ te redenen, die de Franfchen zelven niet gebruik,, ten. Hem , Prins van Oranje , van wien men „ zich , in den jaare MDCLXXU, bediend ha lt om den Staat te redden , weid nu ten laste gelegd,  de* NEDERLANDEN. 7» dat hij 's Lands bederf zogt; doch hij zou zich s, Frankrijk niet onderwerpen , maar den tegen- woordigen vorm der regeeringe met zijn bloed „ handhaaven." 't Was ondertusfehen deeze heftige taal niet al« leen, die de Afgevaardigden van Amfterdam moesten hooren. Andere Leden volgden dit voorbeeld. De Edelen, altoos verknogt aan den üitdeeler der Eerampten, onderfteunden de taal zijner Hoogheid, met zeer veel drifis verklaarende „ het zeggen, dat „ de Prins den Oorlog zogt, voor louteren laster te „ houden, alzo zij wisten, hoe zeer deeze voor den j, Vrede geijverd hadc. , Dat Amfterdam over alle de Leden zogt re beerfchen , daar men altoos „ gezien hadt, dat de Leden ée'ns wierden , wan„ neer 'er zestien of achttien zamenfiemden. Dat „ Amfterdam de vrijheid eu de weivaart van den 5, Staat in gevaar flelde , en dat men zulken , die „ hier van oorzaak waren, bij naame zou bekend maaken, en aan 't licht brengen, welk verHand „ zij met Frankrijk gehouden hadden, zo doorliet „ afzenden van Postloopërs , als op andere wij„ zen." De meeste Steden Hemden in deezen dreigenden handel, alleen ingerigt om Amfterdam tot het bewilligen in de Werving te beweegen ; doch die Stad bleef onwankelbaar bij 't weigeren. Delft en Schiedam' alleen beweerden, dat men niet, dan met één- paarigheid, tot de Werving kon befluiten. De Edelen, weetende dat d'Avaux niet alleen mst Am- fter- VVlI I.FM DE UI* Voortel OTet bfi fpreekfu der bij- Leden fcfgetzn-  to GESCHIEDENIS fterdam , maar ook met de voornnamfte Steden var» Holland gefproken hadt, vreesden, dat een grooter getal welhaast Amfterdam zou toevallen; dit bewoog hen, een voordel ter baane te brengen, waar in zij meer hunne verknogtheid aan den Prins, dan hunne kunde in 's Lands zaaken, aan den dag lagen. Zij floegen voor: „ Of trien den bijzonderen Leden der „ Vergaderinge de verftandhouding met uitheemfche „ Gezanten niet behoorde te belettent"— Geen wonder, dat eenigen dit zeer goed keurden. Maar Amfterdam kon hier toe geenzins verftaan , of het moest verboden worden door eene uitdruklijke Wet, of de Staat in openbaare vijandfchap zijn met de Mogenheden, van welken de Gezanten kwamer». We! wilden zij belooven, opening te geeven aan Ai andere Leden van de Hooge Regeering van alles , 't geen hun door uitheemfche Gezanten, den Staat in 't gemeen betreffende, werd voorgehouden. Met defi Afgezant van Frankrijk dagten zij zo wel te mogen fpreeken als met de andere uitheemfche Gezanten, onder welken de Zweedfche nog onlangs door den. Heer Raadpenfionaris aan hun gezonden was, om ti vcrneemen, hoe het ftopdt met hunne raadpleegingen op het ftuk der Wervinge ? Ook behoorden zulke gefprekken hun zo wel vrij te ftaari, als aan andere Leden der Hooge Regeeringe , die zij dagelijks met uitheemfche Staatsdienaaren zagen verkeeren.— De Raadpenfionaris hun eenige Befluiten , die zulk een handel fcheeneu tewraaken, voorgefteld hebbende, brsgten zijdaar op in, dat deeze Befluiten, zo Willem bi 111.  der. NEDERLANDEN. 81 2e al pasten op bet geval, thans in gefchil, de Leden alleen verbonden , om, het geen .den Staat in 't gemeen be'rof, te brengen tot overweeging der Leden van den Staat. Dit hadden zij reeds verklaard te willen doen, en onder deeze verklaaring meenden zij, zonder te overtreeden , te kunnen voortgaan in hunne onderhandelingen met uitheemfche Gezanten, en zelfs met den Afgezant van Frankrijk , zo lang deeze Kroon niet in openbaaren Oorlog was met de Staaten (*). Overeenkomstig bier mede zette de Regeering van Amfterdam de handelingen met den Graave d'Avaux voort, en beraamde maatregelen, om met Friesland erf*Groningen , beiden tegen de Werving , van dit iluk eene gemeene zaak te maaken. Dit plan werd gevormd door den Graave d'Avaux, die van dit alles een breedfpraakig Verhaal aan den Koning zondt, in eenen Brief, gedagtekend den negenden van Louwmaand, De inhoud van deezen Brief, en de handen , in welken dezelve viel, vermeerderden de verdeeldheid en de verbittering tusfehen de twee Partijen. Hij deedt die van Amfterdam , onder anderen, zeggen, ,, dat men in Holland vrees hadt voor „ den Prins van Oranje. Dat zij wensehten, dat „ hij zijn voordel in gefchrifte vervatten wilde, niet „ zo zeer om daar op ter Generaliteit te doen raad„ pleegen , als om 's Konings goede gevoelens om3, trent deezen Staat rugtbaar te maaken onder het (») Wagenaar , Amft. VI. St. bl. ?8,> VUL Deel, f Willes* de lllo Inhoud eenes onder- ; fchepten Bricfs van den Graave , d'Avaux, 1684.  WlLLFM DE III. «a GESCHIEDENIS gemeen. Dnt zij dagelijks eene Stad overhaalden, cm de Werving tegenteftemmen , en Frieslanden Stad en Lande ook haast hoopten te winnen. Dat „ Amfterdam, in de daad , fierk werkte onder de 9i andere Steden , en in verfcheiden derzelven kui„ perijen hadt aangefteld. Dat de Raadpenfionaris „ Fa gel, geltcrkt met het vermogen des* Prin„ fen van Oranje , zulk een befluit kon doen nee„ menals hij goedvondt , zelfs tegen de Wet„ ten van den Staat; doch dat hij , op deeze wijze „ de Werving doordrijvende , geen genot zou kun„ nen trekken van zulk een befluit, zo lang Amfterdam 'er niet in bewilligd hadr, alzo niemand der Solliciteuren Militair Geld zou willen verftrekken ,, tót net doen der Wervinge. Dat hetnogthansden 4, Prinfe en deezer Stad ligter viel, elkander te dwars„ boomen , dan elk zijn toeleg te doen gelukken. }, Dat elk zich, ondertusfehen, met Amfterdam veréénigde, en dat zijne Hoogheid, iet geweldigsonderneemende , meer tegenftands ontmoeten zou, „ dan bij verwagtte. De Heer Paats en andere j, Wdgezinden grijpen wederom moet." Schoon de Graaf d'Avaux, volgens de gewoonte der Afgezanten , het gedrag der Partije, tegen den Prins aangekant, en de hoop, welke hij op dezelve ftelde , ten breedflen uitgemeeten , en dus zaaken vermeld hadt, die ligt ten nadeele der Stad Amfterdam , of cierzelver Afgevaardigden, konden misduid worden, regtvaardigde hij nogthans in dien zelfden Brief de Amfterdamfche Regeermg , met aantemer. eken,  dek NEDERLANDEN. $5 ken, „ dat zij den Koning geene bijzondere verze- kering hadt willen geeven, en verklaard hadt, dat ,, zulks door de Algemeene Staaten behoorde te ge„ felheden, die zij hoopten nog daar tóe te zullen „ kunnen beWeegen (*);" 't Was 'er nogthans verre af, dat dë Amfterdamtners in dit Oogmerk Daagden. De zaak der Wervinge werd, Öp nieuw, ter Vergaderinge van Holland overwogen, en Amfterdam, verzette 'er zich wederom tegen. Op den dertienden van Louwmaand, deeden de Afgevaardigden een breedvoerig vertoog over dè noodzaaklijkheid van een onverwijld Verdrag tusfehen Frankrijk en Spanje, en de noodloosheid, ja fchadelijkheid, der voorgeflagene Wervinge; doch te vergeefsch. De meêste Leden neigden tot de Werving: én zijné Hoogheid vondt geraaden, daar toe te beflüiten met meerderheid van (temmen, onaangezicn men zulks ftrijdig hieldt met de Grondwetten van den Staat, die éénpaarigheid vorderden. De Afgevaardigden van Amfterdam fpraken met d'Avaux over 't geen den Vrede kon bevorderen; doch gaven a in gevolge van hunnen last , opening van het geen hun voorkwam aan den Raadpenfionaris en aan de Leden der Vergaderinge. Maar zij konden niet beletten , dat , op den eenéndertigften van Louwmaand, met meerderheid van {temmen, tot de Werving wierd befloten (t> 'El (*) Conjid. van Staetsz. No. f. II. III. bl. I — 9- HtHt 1Ütrc,\(>%4. bl.19 — 54. d'Avaux. Tom.II. p. 121. (t; Waoen. rad. Ht'ft.XV. bi. 169. A1rijl.Nl. St.bU 86 F 2 WilXEM be iii. Dew"er= ving . wördc met meer> derheid van ften> men befloten.  84 GESCHIEDENIS Willem db III. Aantekening van Amfterdam en Schiedam cagen cfit befluit. 'Er bleef alleen over, zich daar tegen te verklaaren, en de Vergadering voorteftellen : Of de Stad Amfterdam gehouden was, in de kosten te draagen cener Wervinge, door die Stad niet toegeftemd? De Raadpenfionaris Fagel antwoordde met uitvlugten; of liever, hij vermijdde te antwoorden ; door te betuigen, dat men, zints de opkomst van 'tGemeenebest, dergelijk eene vraag niet gedaan hadt (*). — liier op volgde eene zeer fcherpe aantekening van wegen Amfterdam tegen dit bclluit, dieniets minder inhieldt, dan dat zulk een befluit te neemen bij meerderheid van Hemmen aanliep tegen de Grond„ wetten van den Staat, die reeds ten tijde der Graa„ ven in kragt geweest waren , en bijzonder tegen „ het Reglement op 't beleid van der Siaaten Verga„ deringe, in den jaare MDLXXXf. gemaakt, en in 't jaar MJCLXXI. nader bevestigd. Strijdige ,, grondregels te volgen, flrekte tot omkeering der „ Hoofdwetten van den Staat. 'Ook zou het , hier door, altoos in de magt der meeste Hemmen Haan, „ om befluiten doortedrijven, waar door zij, die 'er „ niet in bewilligd hadden, meer belast werden dan „ alle de overigen: waar uit het bederf der Ingeze- tenen onvermijdelijk volgen möest. Eurgemees„ ters en Vroedfchap van Amfterdam hielden hierom „ het genomen befluit voor nietig en vati onwaarde; en verklaarden, dat zij het nooit voor eene Staaisj, refolutie zouden kunnen houden, maar llegts voor » een (*) d'Avaux, Tom, II, p. 185.  der NEDERLANDEN. 85 „ een befluit van de Ridderfchap en vijftien Steden. „ Ook zouden zij nimmer iets tot de kosten der voor„ noemde Werving betaalen." — Delft hadt wel voor de Werving gefteuid; doch meende, dat in dit geval niet met overftemming kon befloteh worden. Die van Schiedam lieten aantekenen , „ dat zij het „ befluit op de Werving voor nietig en kragtloos „ hielden, als tegen 't aloud gebruik genomen. Zij 3, protefteerden wijders van al het onheil, dat "er in „ tijd en wijle uit zou kunnen rijzen (*)." De Prins van Oranje berstte bijkans van fpijt over ] het volhouden van Amfterdam , 't welk alle zijne 1 maatregels verijdelde, en was, zints lang, bedagt • geweest, om de gemeenfchap van de Regeering der 1 Stad met den Graave d'Avaux in een haatlijk 1 cht ' te doen voorkomen. Thans dagt hij , de gelegenheid gevonden te hebben , om zich op dezelve te wreeken , door alle de an.iere Leden van den Staat tegen haar inteneemen. Eenige Papieren, en onder deezen de Brief, van den negenden van Louwmaand , door den Franfchen Afgezant gefchreeven, en welks inhoud wij hier boven mededeelden , waren in 's Prinfen handen gevallen. Van wegen zijne Hoogheid , zegt men , dat de Markgraaf de Grana , Landvoogd der Spaanfche Nederlanden, ze onderfchept hadt: doch d'Avaux beweert , met vermelding van verfcheide omftandigbeden, dat zijne Hoogheid, om de Amfterdamfche Heeren te bederven 3 C) Refol. Holl. 1684. bl. 14. F 3 DE III. Iet on-* lerfchep>en der ïrieven '211 d'A* 'aux.  66 GESCHIEDENIS Willem de 111. Zijn» 5 loomheid deelt den Brief mede, en Kfchui. digt Amfierdatn. ven, het afzenden zijner Renboode hadt laaten befpieden, deezen vervolgens doen opligten , en van" de Brieven berooven : dat hij, Ambasfadeiir, in 't eerst, klaagde over zulk een beftaan , zonder egter den Prins vmQratije te befchuldigen; doch dat hij, geen last van zijn Hof krijgende , om zijne kiagten te vervolgen, daar van afliet, om eerst te zien , wat gebruik de Prins van Oranje van de onderfchepte Brieven maakte (*). Zijne Hoogheid hieldt ze verfcheide dagen bij zich ; doch, in 't einde wanhoopende, Amfterdam op eenigerlei wijze in zijne belangen overtehaalen, befloot bij, den Brief medetedeelen. Den zestienden van Sprokkelmaand begaf hij zich, met den ontcijferden Brief, na de Vergadering van Holland. Nauw gezeten , gaf hij, op een toon, die allen agterdenken riioest baareu , te kennen, der Vergaderinge iets van liet uiterfte aanbelang te moeten mededeelen : teffens begcerende, dat de deuren vooraf zouden gelloten, sii den Deurwaarderen last 'gegeeven wordeu , om eik, die tot de Vergadering behoorde , binnen, doch niemand weder buiten te iaaten, zonderlastvanhunne Edele Groot Mogenheden. De Raadpenfionaris gaf, zonder zulks in omvraag te breugen, gelijk zommigen naderhand dagten , dat behoorde gefchied te zijn , deezen last aan den Deurwaarder. Waarop zijne Hoogheid voortvoer met aantemerken, dat het geen hij medetedeelen hadt, eenigzins de Heeren Gea- C*) d'Avaux , Tom. IJ, p. ias —- j^j»  der NEDERLANDEN. Gerrit Hooft, Oud-Schepen en Raad, enjACOB Hop, Penfionaris der Stad Amfterdam betrof: waarom hij verzogt, dat die twee Heeren zich, zo lang de raadpleegingen duurden , in 't Vertrek der Staaten begeeven wilden. Zij'waren niet heengegaan, of zijne Hoogheid deedt, door den Raadpenfionaris , den onderfchepten Briefin 't Fransch leezeh. Veeled der Leden, de Franfche Taal of geheel niet, o? althans te gebrekkig, verftaande, om, op het enkel voorleezen, een Briefte begrijpen, konden over den inhoud niet oordeelen. Zijne Hoogheid beweerde, onmiddelijk naa het voorleezen dat de Hoeren Hooft en Hop wegens hunne verftahdhoudlhg met d'Avaux te befchuldigen waren. De Raadpenfionaris hadt ook , volgens zommiger aantekening, aan veele punten van den Brief eene zeer haatrijke uitlegging gegeeven. Zij voegen 'er bij , dat zoinmige Leden reeds fpraken, van de twee Heeren in hegtenis te neemen. Anderhalf uur hadden zij, met vee!" verdriets, in de nabijgelegene Kamer gezeten : des heidens moede , vervoegden zij zich , zonder geroepen :c zijn, weder ter Kamer. Zommigen vonden dit vreemd,en zogtcn hente weeren, doch hier was nier; op: hunne naamen werden zo min als de naam van den Burgemeester Huidecoper, die ter Vergaderingegebleeven was, in denBriefgeïeézen» —• Verfraai*, de, wat'er omging, verklaarden zij, gereed te zijn, rekenfehap te geeven van alle verftandhoüding met den Graave d'Avaux , waar'in zij niet uit zien--', ven, maar op last de* Stad gehandeld hadden. Zi| F 4 vej- m III.  8,8 GESCHIEDENIS 3?2 III. $te Papj'e reu van Amfterdam verzegeld.Hop en Hooft aldaar. verweeten, naar zommiger fchrijven, den Prins het zenden van de Vloot na Gottenburg, zonder hun des kennis te geeven , zijne veritandhoiiding met den Markgraaf de Gr-ana , aan welken zij met veel waarfchijnlijkheids de halstarrigheid vmSpanje, in het weigeren der Franfche Voorwaarden, toefchreeven(*). De zeer billijke eisch der befehuldigende Heeren, dat de Brief nogmaals'mogt voorgeleezen worden, werd afgeflagen; de onbillijke der Edelen , om de Papieren der Stad Amfterdam , in 't Logement der Afgevaardigden berustende , als mede die van den Penfionaris Hop , te verzegelen, met meerderheid van Remmen toegeftaan , en , hoe zeer Amfterdam zich daar-tegen verzette, volvoerd. De Heeren Hoopt en Hop' , die deeze fchennis van goede trouwe had. den moeten gedoogen, vertrokken , dien avond, in allerijl na Amfterdam. Hunne fchielijket'huiskomst en de medegebragte tijding baarde groote ontfteltenis bij Burgemeesteren , inzonderheid bij Burgemeester van Beunincien , die de meeste kennis hadt van 't gehandelde met d'Avaux , en van'wien verfcheide Brieven, daar over met den Penfionaris Hop gewis, feld, nu onder 't zegel lagen. Nogthans omfiondt de ontfteltenis van Burgemeesteren , gelijk zij naderhand betuigden , niet uit eenige bewustheid van fchiijd , maar uit een bezef, dat zij in den Haage onredelijk en onheusch behandeld waren. Heteer- fte f*) Heil. Merc. 1684. bl.3r. d'Avaux, Tom. II. bl. ÏCQ.  der NEDERLANDEN, 8? fie befluit des Raads was , een rondgaanden Brief aan alle de Steden van Holland te zenden, metklagten over de bejegening , hun. aangedaan , en den eiscli deswegen. Dan de Brief van d'Avaux , die geheim hadt moeten blijven , en alleen in vertrouwen van geheimhouding aan da Vroedfcuappen overgeleverd worden , was reeds vertaald, in 't licht gegeeven, en ging eerlang vergezeld met eene andere vertaaling van de uittreksels-eeniger andere Brieven, die, zo 't fchijnt, te gelijk met dien van d'Avaux onderfchept waren. De Franfche Afgezant fchreef aan de Regeering van Amfterdam , hoe hij bereid was, alles ten zijnen laste te neemen, 't geen men uit zijnen Brief, ten haaren nadeele, meende te kunnen trekken. De Brief der Amfterdamfche Regeering behelsde welgegronde klagten over het verzegelen haarer Papieren: met eene betuiging, dat zij vuurig haakten na eene gelegenheid, om haareonfchuld in 't gehandelde met den Graave d'Avaux aan den dag te leggen (*). D'Avaux hieldt zijn woord ; aanwijzende, dat men ten onregte twee Heeren met naame befchuldigd hadt, daar niemand der Amfterdamfche Heeren in 't bijzonder door hem genoemd was ; dat men ,' wijders , zijn Brief op veele plaatzen kwalijk ontcijferd hadt; en dat het aan hemftondt, de zaaken, over welken hij handelde, op zulk eene wijze aan zijnen Meester voortedraagen, als hij geraaden vondt, zonder (*) Wagenaar , Amft. VI. St. bi. 90* F 5 Willem de III. D'Avaux regtvaardigt Am(hrdam.  9» GESCHIEDENIS de Hl. Amjlertam verdeecigtïich , er verzoekt de oinze >-t ürg dei P. pieren. der dat iemand regt hadt , daar uit befchuldigingen te trekken ten nadeele van eenderden. Hijmograan 2'jne Brieven dien draai geeven , dien hij best tordeelde, om den Koning tot zijn gevoelen overtehaalen. En men vondt in deezen Brief niets, dan eene Irerke begeerte tot den Vrede bij de Amfterdamfche Regeering , die haar , op zijn ergst genomen , gebragt hadt tot onderhandelingen met den Ambasfa. deur van Frankrijk , welke niet met de gewoone Wijze van handelen overeenkwamen, zonder dat 'er in 't allerminste uit bleek, dat men zich aan hem tot iet onhetaamlijks verbonden hadt (*). De Heer Adriaan Paats, Raad en Vroedfchap der Stad Rotterdam, inden Brief van d'Avaux met naame genoemd , en geteld onder de Welgezinden , die wederom moed greepen, hier door i'i moeilijkheid gekomen, verdeedigdezich: verkiaarende, in geen vier jaaren den Franfchen Afgezant gezien , of op eenigerlei wijze briefwisfeling of verftand met hem gehouden te hebben. D'Avaux verleende hem een voldoenend getuigenis (f). Reeds veel hadt de enkele uitgave des veel gerugts maakenden Briefs toegebragt, om den mond te Hoppen der zodanig^n, die lchrecuwden, dar de Heeren vr.n Amfterdam het Land aan Frankrijk verkogt, en het Geld daar voor van d'Avaux ontvangen hadden ; dit, de Prins van Oranje het verraad ontdekt hebben, (*) d'Avaux, Toni. II. p. 204. 20;. 211. (fj Htll. Merc. 1684. bl. 4»,— 53,  Dm NEDERLANDEN. 91 bende, die Heeren te regt gefield , of op dezelfde wijze als de Witten gehandeld moesten worden. De Regeering van Amfterdam liet het hier bij niet berusten, maar aan de Vergadering van Holland een Verhaal overleveren van het gehandelde met den Graave d'Avaux, zints den tweeëntwintigftcn van Wintermaand. Dit in 't licht gegeeven deedt den argwaan, bij't Gemeen tegen Amfterdam opgevat, grootlijks verminderen. Zij hieldt aan , om de ontzegeling haarer Papieren. Deeze werd afgeilaagen. Dit hadt ten gevolge, dat Amfterdam geene Afgevaardigden ter Dagvaart zondt, maar dezelve aldaar Het bijwoonen door de Secretarisfen Dirk Geelvinck. en Cornelis Munter , die , van tijd tot tijd , verflag deeden van het voorgevallene in den Haage. Zelfs vondt men het ongeraaden, eenig befluit te neemen op de overgezondene Punten der Defchr-ijvioge tot de Vergadering in Lentemaand , en weigerde men, in't eerst, te bewilligen in den voortgang der loopende Middelen. Dan, ten deezeu opzigte , kwam men , eerlang, tot andere gedagten (*). De twee Secretarisfen leverden meer dan één Vertoog in ter Vergaderinge van Holland, beweerende, dat men , in 't verzegelen der Stads Papieren , de vrijheid derLeden gekrenkt, hunne bijzondere Voorregten verkragt, en een nieuw kwaad voorbeeld aan de volgende tijden gegeeven hadt. Ook booden zij aan , (*) Wagenaar , Amjl. VI. St. bl. 05.of. Willpm de UI. I f Vootfhir, Ore de Pd. pieren der Stad Am. /let dam te onderzoeken.  a? GESCHIEDENIS aan, de onschuld der Regeeringe rad r te zullen doen blijken, ook, ües noods, door liet openleggen der verzegelde Papieren , zo ras de fctaaten de ontzegeling zouden hebben toegedaan. Dan de Ridderfchap en eenige Steden bragteu in, dat de verzegelde Papieren behoorden onderzogt te worden: voor reden geevende, dat die van Amfterdam den Graave d'Avaux kennis gegeeven hadden van de zwakheid van den Siaat, en de verdeeldheid in denzelven; —■ dat zij van het beletten der Wervinge, en hunne kuiperijen ten dien einde , hem onderrigt, en met hem gefproken hadden van bijzondere verzekeringen , welken men hem , des noods , geeven zou , en , eindelijk , gedrongen tot het inleveren van een Vertoog, niet zo zeer op dat 'er in de. Algemeene Staatsvergadering over geraadpleegd, dan opdat hetzelve onder 't Gemeen rugtbaar zou worden. — De redenen bleeven niet onwederlegd, maar men zag ze beantwoord in een Brief, van welken alle ftemmende Steden een affchrift kreegen. Wegens het ontdekken van de zwakheid en verdeeldheid des Staats was 'er niets in den Briefte vinden, en waren deeze dingen, vóór het houden van eenig gefprek met d'Avaux, reeds bekend geweest aan een Man, van wien de Raadpenfionaris pAGEr. meermaalen betuigde, dat hij alles wist uittevorfchen, wat in den Staat omging. —, Voorts hadden zij nooit iets aan d'Avaux verklaard, waar door hunne vrije raadpleegingen op het ftuk der Wervinge in 't allerminst konden gehinderd worden. —- Hetfremmen wegens willem be li [„  der NE DERLANDEN. 93 wegens de Werving wees genoeg uit, óaai Schiedam alleen de zijde van Amfterdam ajeldt , hoe vei l de kuiperijen betekend hadden. — Geene belofte van eenigen afzonderlijken handel was'er gefchiedt: en, wat het aandringen op het inleveren des Vertoogs betrof, en dat hij daar uit iets goeds hoopte tot bevordering van een Verdrag, hier iu konden zij niets tot hun nadeel, veelmin eene hooge misdaad, vinden. liet onderzoeken der Papieren werd uitgefteld (*). Alles liep zamen , om de verwijdering tusfehen zijne Hoogheid en Amfterdam te vergrooten. De laatite kreeg meer voorftanders. In den Brief van d'Avaux zogt elk greetig na het Verdrag , door de Regeering dier Stad aangegaan, om het Land aan Frankrijk te verkoopen , na de Plaatzen, die geleverd zouden moeten worden, als ook na de ontvangene fomme enz.; doch , wanneer men niets dergelijks vondt, nam de opgevatte verbittering tegen Amfterdam niet-alleen af, msar men begon gunstig over de Regeering dier welbeltuurde S;ad te denken eune fchrijven. Om dien gunstigen indmk te weeren, kwam, van de, zijde des Stadhouders., een Stukje grj 't licht, getyteld : Misftve van een Regent ter Fergaderinge van Holland, door Philajl.eth.es , onder welken naam men wil, dat de Raadpenfionaris zich verborg (f) : hier in werd het geding der Heeren . vari (*) Wacemaar, Amfr. VI.St. bl. ,97. (f} Dat hij 'er met goedkeuring van gewaagde in eenen Willem DE 1IU De ver- . wijdering neemt toe.  Willem de III; 9* GESCHIEDENIS van Amjlerdam vinnig doorgeftreeken. Zij vonden geraaden, dien Brief in duik re wederleggen. Groot was het getal der Schimpfbhrifteri van den eenen en den anderen kant. Tegen het verbod, vermeerderden öézël ven, bovenal te Amfter-Jam, waar de Regeering, hoogst misnoegd op den Prins, veel door de vingeren zag. Of dit misnoegen zo hoog liep, a!s Burnet fchrijft, dat de Amfterdammert in bedenking namen, om Prins Hendrik Casimik , Stadhouder van Friesland en Groningen, tot Stadhouder Of Be. velhebber'Vai) Amfterdam te verheffen , en zij hem ten dien einde dervvaards ontboden , Is zeer twijfelagtig; in de Stads Registers wordt 'er geen het minfte blijk van gevonden (*). Uit den Haag fchreef men ha Amfterdam, dat men ter eerstgemelde Plaatze na middelen uitzag, om Amfterdam aantetasten, te bombardeeren , en een opftand onder het Grauw te verwekken. Wat hier van zij, kan met geene ze«erheid bepaald worden; maar wel, dat mtnte Am1 er dam ten dien tijde befloot , de Bezetting te verfteiken (f). De Prinsgezinden lieten niet af, tegèn Amfterdam üittevaaren , en beweerden , dat deeze Ssad aan niets minder dan hoog verraad fchuldig fiondt. nca Eiief asn den Ambasfadeur van Citters is zeker. WAsbnaar , Vadcrl. ffift. XV, D. bl. 194. (*) Bürnbt, Vol. I. p. 594. Wagenaar. Amfl. VI. Sc. bl. 103. (f) d'Avaux, Tom. II. p. 265. 270. Wacen. Am/?, tl. St. bl, ico.  der. NEDERLANDEN; 95 ftondt. Dit deedt één der grootfte Regrsgeleerden, in lasteren tijde, fchrijven : „ Oranje's hoogheid „ werd gekwetst gerekend, als menflegtsin'tminst ', durfde tegenfpreeken, dat de ganfche Staat op zijJ nen enkelen wenk draaide. Amfttrdam durfde dit alleen doen, en kon het doen met vrugt, want l, de Prins hadt geen de minste agting voor de Wet„ houders der overige Steden (*)•" Niemand, ondertusfehen, vondt zich meer aan 's Prinfen haat blootgefteld dan Burgemeester van Beuningen. Men jverhaalt, dat hij, omtrent deezer tijd, niet uit de Stad durfde gaan, uitvreezevanop geligt en vastgezet te zullen worden. De gegrond heid van eenen toeleg op zijn leeven was den Kee ren van den Geregte zo duidelijk gebleeken , dat zi eene aanzienlijke romme beloofden aan hem, die d fchuldigen aanbragt « en ftrafvrijheid aan de mede pligtigen toezeiden (f). Hij liet zich niet verva; ren, maar bleef de zelfde , en maakte aandeBurge meesteren Hudde en Huydecoper, alsookaande Penfionaris Hop, bekend, dat de Prins van Omhj het oog hadt op Amfterdam. Het getal der Stad Soldaaten vermeerderde men op nieuw , en eenig vervallene Vestingwerken werden verfterkt. Met Paulus van Fuchs , Afgezant des Keu; vorsts van Brandenburg, herwaards gekomen , 01 ..." . .. ó (•) C. van Bynkebshoek Qjta/l. Jur. Puil. Lib. 1 €ap. IV. p. 216. (f) Waginaar, Amft. VL St. W.100.10?. de Mi Van BeÜIS USGEN loopt ZC1 vaar zijn* leevens. e s e J 7M ge- fprek Q met den e Gezant Fuctn. 1.  vorst  der NEDERLANDEN. 105 vorst „ over het onderhouden van vriendfchap met „ eene Stad, die de voornaamite oorzaak van den „ Nieuwmeegfchen Vrede , en altoos tegen *s Keur„ vorsts belangen aangekant geweest was." Fuchs antwoordde, ,, dat hij niets dan wanhoopige raad„ Hagen vernomen hadt. Dat men niet, buiten „ nood, in een gewis verderf moest loopen. Een „ wakker Stuurman moest de hand niet van het roer „ trekken , zo lang 'er nog eenige hoop, om het „ Schip te behouden , overfchoot. De Keurvorst „ onderhieldt vriendfchap met Amfterdam , teu nut„ te van den Veréénigden Staat, en tot herftelling „ der inwendige ééndragt. Ontvangene beledigin- gen ten gemeenen nutte te vergeeven , was niet ,, berispelijk, maar prijzenswaardig (*)." De Stadhouder en de Raadpenfionaris bleeven onverzettelijk , tot dat zij alle hoope op de toeftemming van alle de Gewesten in de werving der zestienduizend man, verlooren hadden. Een kort verllag van 't geen ten deezen opzigte inde andere Land» (cuappeu voorviel , is volflrekt noodzaaklijk. —De Staamn van Gelderland hadden, nevens de meerderheid van Holland, eerst bewilligd in de werving, onder beding, dat zij gevolgd zouden worden van de andere Gewesten, en alle belcherming tegen vijandlijken aanval ontvangen (f). Zee* (s) PüFENBORF, Lib. XVIIf. §.'ll8. &II9.^p. 1201!. 1202. (t) Rtfol.,G:ucr. i Feb. 1684. G 4 DE Ui. Gelderland bewilligtin dej werving.  Willem ÖE UI. Handelingen ia Zeeland tui of er. $94 GESCHIEDENIS Zeeland, gehouden voor geheel op *s Prinfen zijde , baarde hem prdote moeilijkheden. Middelburg e'n'Goes verklaarden zich volflrekt. tegen de werving. Ken breede en fterke Brief aan die weigerende Steden , door zijne Hoogheid gefchreeven, haalde Goes over, om zich bij de meerderheid te voegen. Middelburg Weef'volhouden. De Staaten van Zeeland bezonden die Stad; doch de Burgemeester de Haa'ie, die geweigerd hadt de Wet te vergaderen , weru zo onheusch bejegend door den Heer van üdijk, die den Eerften Edelen in de Staaten van Zeeland Vertoonde, dat de Vroedfchap befloot, nooit de Dagvaart bijtewoonen, noch in eenige gewoone en buitèngewoone belastingen te bewilligen , zo lang de Haaze niet in zijne eer herfteld was. — Zijne Hoogheid , denkende , dar zijne tegenwoordigheid meer dan iets anders zou betekenen, om de werving doortedrijven, vervoegde zich derwaards. Koel werd hij ontvangen. In de Vergadering der Staaten ver«cheenen, waar ook die van Middelburg Afgevaardigden zonden, naa het llgten der aantekening tegen Burgemeester de Haaze uit de Notulen ,' hieldt hij eene redenvoering van omtrent een uur, om de noodzaaklijkheid der: wervinge aantedringen. Vervolgens bez 'gt hij alle de Leden der Middel'burgfche Vroedfchap, die 't meest tegen de werving geijverd hadden. Elk bleef in 't bijzonder bij zijn gevoelen : en , op e,ene nadere Vergadering, bragten zij , behalven andere redenen tegen de werving, in 't midden , dat, volgens de Unie des jaars MDLXX1X,' over dit ftuk met  der NEDERLANDEN. 105: met meerderheid van ftemmen niet kon befloten worden. De Prins beval, desniettegenftaande, den Raadpensionaris de Höbert, met de meerderheid het befluit optcmaaken. Dan deeze Staatsdienaar , wiens Familie altoos den Huize van Oranje genegen geweest was, weigerde de hand te leenen aan zulk een handel, verklaarende, dat het ftreedt tegen zijn Eed, Commisfie en tegen de Unie. Zijne Hoogheid nam, ondanks deeze betuiging van den Raadpenfionaris, de (temmen op. Zierikzee , Tholen-, Vlisfingen en Feere (temden toe , dat men met meerderheid van Hemmen tot de werving bèfloor. Die van Gojs durfden zo verre niet gaan. Terftond werd die Stad bezonden. Zij hadt geen moeds genoeg , om 'er zich tegen te verklaarén , en wilde niet treeden in maatregelen , voorheen gewraakt: het antwoord was , dat zij hoorde en zag. Die openbaare en ftilzwijgende tegenverklaaringen belemmerden den Prins nietinhet begonnen werk door te zetten. . Hij lietéenGefchrift inftellen, dat de Steden overééngekomen waren, om op de werving met meerderheid van ftemmen te be-' (luiten.. Op het voorleezen van dit Gefchriftwas'er een diep ftilzwijgen bij alle de Leden. , Middelburg brak het af door eene ernstige tegenverklaaring : en 't leedt maar weinig weeken , of de Vroedfchap van Zierikzee keurde het toeflaan haarer Afgevaardigden af. Men heeft opgemerkt, dat in de tweemagtiglte Gewesten der Veréénigde Nederlanden de twee verraogendfte Steden , Amfterdam en Middelburg* zich beftendig tegen de werving aankantten, en dat in elkG 5 die: WiLIEW oe, UI.  Willem m UI* Utrecht bewilligt onvoorwaardelijk. Trieslnn, en Groningenblijven i de weigt ring vol harden. Overijs* Jet. Handelh ge der Haagje/ bijéénkomst. ïor? GESCHIEDENIS dier beiden ook ééne voornaame Stad was , die de befluiten met meerderheid van Hemmen wraakte, naamüjk Delft en Zierikzee (*). Utrecht, waar de Prins alles vermogt door de befchikking, welke hij hadt over de Regeering in dat Gewest, Hemde alleen in de werving, zonder eenige voorwaarde. De Staaten van dit Gewest lieten vooraf zijne Hoogheid alleen vraagen, welke Compagnien? uitvreeze, dat hun befluit eene opfchuddiug onder het Volk mogt te wege brengen, 't welk zich zeer bezwaarlijk liet gerust Hellen omtrent alles , 't geen een Oorlog met Frankrijk ten gevolge kon hebben. Op de tijding, dat de Franfchen van Keulen in aantocht waren, ontüondt 'er eene algemeene gisting in Gelderland, Utrecht en Overljsfel, en het Volk öondt op 't punt, om de Regeering aantcval*len. I Friesland en Groningen bleeven volharden in het afftemmen der wervinge. Men zogt ze door eene i Bezending te winnen; doch vergeefsch. :' In Overijsfel waren verfcheide Leden tegen de werving: en men moest zich, eerlang, met een befluit der meerderheid daar voor vergenoegen (*). Terwijl de Staaten dus den tijd met overleggen fleeten, vondt Spanje , door Frankrijk gedrongen, e zig genoodzaakt in onderhandeling te treeden. Deeze werd in den Haage gehouden: en namen de Staaten 'er (*} Holl. Merc. 1Ö84. bl. 87. 90. 91.92. d'Avaux , Toa. II. p. 277.  der NEDERLANDEN. 107 ser zo veel deels in , dit de raadpleegingen over de werving ftü ftonden. De Raadpenfionaris Fagel, de Voorwaarden overéénkomstig niet zijne ftaatkundige begrippen wenfchende opteftellen , fchikte het in diervoege, dat de Afgevaardigden van Friesland en Groningen 'er bu'ueii bleeven. De Staaten dier Gewesten waren zeer gevoelig over den hoon, hun aangedaan: zij fchreeven aan de Algemeene Staaten , dat men in't (tuk van Vrede of Oorlog niet zondei hen kon (luiten , of men moest oordeelen , dat zij onderworpen waren aan de andere Gewesten : ook weigerden zij alsdan hun aandeel in de kas der Ge neraliteit optebrengen j 'twas, hun bedunkens, niei billijk, in de lasten te draagen van eene Unie , ei verflooken te zijn van derzelver Regten en Voordee len (*')• Men wil , dat zij onder de hand de be fcherming des Konings van Frankrijk zogten ; en op de verzekering hier van, met Amfterdam, fes gelijks misnoegd over de heimlijke wijze van hande len'in dit geval, hun Regt ten uiterften voorftor, den. De Prins van Nasfau, Stadhouder der beid Gewesten^, tradt in 't zelfde plan tegen het Hu, van Oranje. Staande deeze handeling, beleid tot het voortze ten van den Oorlog, deedt de Spaanfc&e Gezant d Castll Monkajo zijn best, om de Staaten te b weegeu, dat zij den Oorlog aan Frankrijk zoud< vtrkiaaieu , of althaus meerder Krijgsvolk na < Spaa (♦) Holl. Merc. 16 3. bl. 107.116. Willem de III. 1 1 e 't e n le  ïoS GESCHIEDENIS Wir.i.itM M m- Friesland, . Groningen en Awflcrdara verklarenzich tegen het zenden van meerder Volk na de Spaanfche Nederlandsn. Amfterdam krijgt de Papieren ontzegeld, te tugge. Spaanfche Nederlanden fchikken. Het cerfle yOQf* ftel werd geheel afgeflagen ; doch het laatfte bewilligd , fchoon Amfterdam ter Vergaderinge van Holland, 'er zich met veel ernst tegen aankantte , en Friesland met Groningen dit verhaast befluit wraakte; met betuiging , van het Krijgsvolk , derwaards gaande, en ter hunner betaalinge ftaande, onbetaald te zullen laaten, en met de daad voor afgedankt tq houden. Die van Friesland noemde dit zenden des Krijgsvolks eene verkragting dtvUnie , en eene krenking van het R.egt der twee Gewesten. Wanneer zij, uit vrees voor een inval des Keurvorsts van Keu■kn, meer Krijgsvolks verzogten , en dat men den onder ffand uit de Spaanfche Nederlanden te rugontboode, moesten zij het verwijt hooren , hoe noodaaaklijk de werving ware, in welke zij niet hadden kunnen bewilligen (*). Hooger en hooger zou die. twist geloopén hebben, .indien de zaaken zich allengskens niet meer tot het handelen over Vrede of Beftaud , en dus naar de oogmerken van Amfterdam^ gefchikt hadden. Deeze Stad zondt, met het midden van Bloeimaand , weder Afgevaardigden na den Haage , die, tot het begin der volgende maand, vrugtloos om de ' ontzegeling der Papieren aanhielden. De. bedreiging der Regeerderen , dat zij , iu gevalle men de lang ge- (*) Holl. Merc. 1684. bl. 105. 136.137-T57- Refol. tioll. 1684. bl.ióo. 316. Refol. Gen. 16. Maart en 13, April 1684.  der. NEDERLANDEN. 109 jfeweigerde-ontzegeling' bleef weigeren, niet zou.bewilligen in den ophef van eenige gemeene middelen binnen de Stad, noch langer met goede oogeii aanzien , .dat , zonder hunne toeflemming, betaalingen gedaan werden op de posten van den Staat van Oorlog ; als ook , dat zij , zo men , onverhoopt , goedvonde , hier mede voorttegaan , zich genoodzaakt zouden zien , daar tegen zulke befluiten te neem en , en zulke middelen te gebruiken , als zij , tot voorftand van hun Regt , én van de Waardigheid der Stad , zouden dienstig oordeelen ; terwijl z'j betuigden , onfchuldig te willen zijn aan alle de onheilen , welken hier uit zouden kunnen oprijzen ; deeze ernstige bedreiging, zeg ik, was niet genoeg. Dan een befluit, eenige dagen laater genomen, van niet alleen niet te bewilligen in de aanftaande verpagting der gewoone loopende middelen , maar den Ontvanger te belasten. bij próvifle geene penningen na 's Lands Comptoi! in den Haage te zenden, zo lang de StadsPapierer tfog verzegeld gehouden werden , was van zo vee klems, dat de Staaten, den Heer van MaaRSEvee? eerst van dé bewaaring der Papieren onifiagen heb bende, bevel gaven, dezelven, ontzegeld, den Al gevaar digden in handen te ftellen (*). Dus liep ee 11e zaak, met zo veel gewelds begonnen , en waa van men zulk eenen ophef maakte , in vier maande; ten einde. — Dus kwam Amfterdam met eere S va (*) Wagenaar, Amft VI. St. bl. 105. Wir.t.W UE III. ! [ r c 1 f 1  110 GESCHIEDENIS Willem de III, w Voorftel]en van den Fr art' fchen Afgezant. van een ftuk, waar in bet bijkans alle de Leden van den Staat tegen zich hadt. — Dus kan , in eene Bondgenoodfchaplijke Regeeringevorm, waardeéénftemmigheid der Leden bepaald is, één enkel Lid, de voorftellen vau de anderen wraakende, hun in 't .einde de wet zetten: en dit is billijk; want de Leden van het Bondgenootfchaplijk Lichaam zijn alleen verpligtde Grondwetten waarteneemen: derhalven voegt het, dat alles, wat den Staat van elk in 't bijzonder kan betreffen, de éénpaarige toefiemming van allen verwerve. De wederftand vau Amfterdam bemoêdigde Friesland, Groningen, Middelburg, en de Leden , die niet, dan van ter zijde, zich tegen 'sPrinfen verkiezing, durfden aankanten. Ten zelfden tijde, dat Amfterdam het voordel der werving deedt mislukken, bevorderde die Stad eene zaak, van geen minder aanbelang , te weten het Verdrag tusfehen Spanje en de Staaten , waar bij de laatflen zich verbonden, oxa Spanje tot het aanneemen van het BeRand te beweegen. De Franfchen hadden, bij het uitgaan van den tijd, door Lodewijk den XIV. bepaald , de vijandlijkheden tegen Spanje hervat. De Graaf d'Avaux, ziende , dat fchrik de harten beving , en , volgens zijn' ftelzel, oordeelende, dat de vrees bet gefchiktftebeweegmiddel was, veiklaarde den Stan.ten , dat zijn Koning nog in 't begrip fiondt, om dén der gedaane voorflagen aantencemen: en, in gevalle men bier toe niet kon befluiten , een twintigjaarig Beftand met Spanje wilde aangaan : en , wanneer deeze aanbiedingen  sjer NEDERLANDEN, ui dingen nog zwaarigheid mogten ontmoeten, was zijne Majefteit genegen, alle vijandlijkheden te ftaaken, mits de Algemeene Staaten zich , onder borgtogtdes Konings van Engeland; verbonden, Spanje binnen twee of drie maanden te doen befluiten tot het aanvaarden van één der twee voorflagen, ofhettwintigjaarig Beftand; onder voorwaarden , dat, indien de Spanjaarden nog befluitloos bleeven , de Staaten hun geen bijffand zouden verkenen : in dit laatfte geval verhoudt zich zijne Majefteit, geene Plaats in de Spaanfche Nederlanden te zullen belegeren , wanneer de Spanjaarden zeiven die fireek niet tot een tooneel des Oorlogs maakten. Vrugtloos maanden de Staaten den Koning van Engeland aan, zich ten voordeele van eenen algemeenen Vrede te verklaaren, bij welken Frankrijk zou genoodzaakt weezen , alles overtegeeven , wat hij, zints den Nieuwmeegfchen Frede, overweldigd hadt. Carel de II. bleef onverzettelijk ftaan op een Beltand van twintig jaaren , op de voorwaarden van Frankrijk voorgeflagen (;:). De Spaanfchen zogten hier op de Staaten tot het verklaaren van den Oorlog aan Frankrijk, of het zenden van fterker Hulpbenden te beweegen. Dit laatfte gefchiedde, gelijk wij gezien hebben, ondanks de tegenkanting van Amfterdam , Friesland en Stad en Lande. Een feller Krijg ftondt gereed uittebarsten, indien de CO d'Avacx, Tom. II. p. 189. Heil. Merc, 1684, bl. 99. Willek de III.  WMiteTa de III. Handelingenover het twintigitarig Be ftand. m GESCHIEDEN IS de onderhandelingen de oorzaaken niet hadden weg." genomen. De Staaten vonden den Koning van En~ geland oniiffcheidelijk gehegt aan de belangen van Franhrlk, en floegen een Beftand van acht of tien jaaren voor, mits LoöewjJk de XIV. affiand deedt van eenige venneesteringeri , zints den' Nieinvmeegfchen Frede gemaakt. Doch die voordag werd verworpen. Zij onderftonden, wat de andere Bondgeirooten in deezen ftand der dingen best en raad11 zaamst keurden. — Des Keizers Afgezant gaf hoog óp van de Krijgsmag't zijns Meesters, bij welke zich het Leger des Keurvörsts van Beijeren zou voegen; doch hij bepaalde den tijd niet, wanneer deeze Troepen in ftaat zouden zijn, óm optetrekken. — Dé Zweedfche Afgezant verzekerde , dat het Krijgsvolk zijns Konings gereed was : het ontbrak alleen aan Schepen, om hetzelve overtevoeren , en hij moest verzekering hebben , dat de Staaten eene Vloot in Zee zouden brengen. ■—- De Gezanten der Ftatt' kifche en Overrhijnfche Kreitzen en des Hertogs vari Luxemburg gaven te kennen , dat hunne Meester! het voorbeeld der andere Bondgenooten wagtten, om, als het Beftand niet volgde, Krijgsvolk te zenden. De Lunenburgfche Gezant oordeelde genoeg 'e doen , indien zijn Meester de oogmerken vart Denemarken en Keur •Brandenburg zogt te verijdelen. üit dit alles viel ligt optemaaken, dat de hulptoe* ieggingen, reeds in woorden klein, met de daad nog kleinder zouden weezen, of veelligt op niets uitko- meri,  eer. NEDERLANDEN. vx5 mön. Hier bij kwam, de aannadering van 't Franfche Leger, aan welks hoofd de Koning zich zou ftellen, en, buiten twijfel, iet gewigtigs onderneemen. Zulks bewoog de Staaten van alle de Gewesten tot het beflüit, om Spanje-te raaden tot. betaanneemen van het twindgjaarig Beftand, op de voorwaarden Van Frankrijk (*). De tijding van het o? vergaan van Luxemburg fcheen den Spaanfchen Afgezant eer fierder dan handelbaarder te maaken : hij betnigde, dat Spanje Luxemburg nooit zou afftaan* Zijne Hoogheid trok terltond, op het hooren der overgaave van Luxemburg, na het Leger, zonder , gelijk d'Avaux fchrijft , den Staaten berigt te geeven , die des misnoegd waren..— Zijne aanhangers wisten te bewerken , om de onderhandeling te ftremmen, dat men bij het fluiten van 't Beftand ook bedagt moest zijn op de belangen van het Huis des Prinfen van Oranje : zij fpraken van niets minder dan van de wedergave des Prinsdoms van Oranje, en zijne Goederen in het Luxemburgfche. , Die van Amfterdam oordeelden, dat de Staaten zich met de vereffening dier gefchillen niet te bemoeijen hadden : en dat de Vrede reeds lang gefloten zou geweest gijn, indien de Spaanfche onverzettelijkheid niet geftijfd geworden was door de beloften van onverwijl, den en magtigen bïjftand. • De Graaf d'Avaux gaf te, verftaan, dat hij in het Verdrag van de belangen des, Prinfen van Oranje niets wilde gewaagd hebben : en .-. ■■..<•- ;., * .j 'das (!) Holk.Merc. 1Ö84. bl. 171. i;8, hll. Deel. H lW.1li.E«t ES UI»  H4 GESCHIEDENIS Willem BE HL dat de Koning , zijn Meester, uit inzigt voor denKeurvorst van Brandenburg, meer voor den Prins zou doen , dan hij bij Verdrag zou willen belooven. Vreemd was het, dat Utrecht zo fpoedigbewilligde in 't Verdrag met Frankrijk ; doch de Staaten vreesden voor een opfland des Volks. De Prins hadt 'er den Heer van Djjkveld heen gezonden , om het neernen van dit befluit te keeren; doch, dit mislukt zijnde, moesten de Utrechtfche Afgevaardigden van hem de fchampere uitdrukkingen hooren: Of zijniet wisten, dat hun fortuin van den Prins van Oranje afhing ? Of zij geloofden , dat hij het hun zou kunnen ver geeven, dat zij, ter deezer gelegenheid, zich rechtfit esfo tegen hem verklaarden ? In de Vergadering van Holland viel de vraag : Of men tot het aangaan van dit Verdrag met Frankrijk bij meerderheid, of met éénpaarigheid van ftemmen behoorde te befluiten? De Raadpenfionaris dreef het JfeatfteU Jmferdam, die, voorheen, zo zeer op de éénpaarigheid geltaan hadt, beweerde thans het eerRe; oordeelende de meerderheid genoegzaam tot een Verdrag, waar in de Staat niet tradf als Partij, maar als Middelaar. Dit gevoelen kreeg de overhand : en men. bcfioot met zestien ftemmen. De Edelen, Rotterdam en Medenblik ftemdefi 'er tegen (*> Even rrrin hieldt men zich aan de éénllemmigheid ter Algemeene Staatsvergaderingé , fchoon Gelderland en Zee- Q») PxTEmjoiiF Lu\XVIII.§.i20.p. 1209 1210.  des. Nederlanden. 115 Zeeland zich daar tegeri verklaarden, De Staaten van Utrecht hadden i, gelijk wij even aanmerkten, reeds vroeg bewilligd in 't Verdrag met Frankrijk; doch poogden thans te rug te treeden, metintebrengen , dat die bewilliging niet verder ken getrokken worden dan tot eene toeftemming van dit Verdrag, indien het met dénpaarigheid van alle Gewesten werd aangenomen. Dan eene Bezending der Algemeene Staaten, derwaards gezonden, haalde Utrecht over , om zich bij de meerderheid te voegen (*). De Spaanfche Afgezant zag het ontwerp des voorgenomen Vcdrags met Frankrijk. Zijns oordeels, was 'er geen punt in, of het liep rechtflreeksaan tegen de erkentenis, welke de Staaten den Koning van Spanje fchuldig waren; tegen de verbintenis en goede trouw der onderlinge Verdragen; tegen de eerder Veréénigde Gewesten; tegen de welvaart van derzeiver Ingezetenen; tegen de verzekeringen , welken de Staaten aan alle hunne Bondgenooten gegeeven , en tegen de grondregelen, welken hunne Hoog Mogenden tot hier toe gevolgd hadden. Zonder afïcheid van de Staaten genomen te hebben, vertrok hij fchielijk na Brusfel (f). Bij de bekendmaaking van het Befluit der Algemeene Staaten aan de Gezanten der Bondgenooten voegden ze, tot verdeediging huns gedrags , dat zij, iri aan. (*) Refol. Holl. 1684. bl. 218. 398. 30X. 307. Hém Merc. 1684. bl. 229.230. (t) aoll. Merc, 1684. bh 226.229» H 2 DE lil. Misnoe* gen 'les Spaan- fcken :Afó gekants over hef; Verdrag met Frank' rijii  WjLT.EM BE ilU *i6 GESCHIEDENIS aanmerking neemende de verfchillende gevoelens tusfehen de Bondgenooten over de middelen, oindegereezene gevoelens bijteleggen , bewoogen waren geworden , van den nood eene deugd te maaken : en te befluiten, om de gefchillen liever te zien nederleggen door een Beftand, dan de Christenheid te zien ftorten in eenen algemeenen Oorlog. — Zij meenden aan de ganfche Wereld getoond te hebben, hoe zeer zij bezorgd waren voor de behoudenis der Spaanfche Nederlanden , door het zenden van fpoedige hulp. Maar het Bijzitten van Groot - Brittanje , de verdeeldheid des Duitfchen Rijks, en de ronde verklaaring van Keulen, Munfteren Brandenburg, dat zij, in gevalle van Oorlog, zouden genoodzaakt zijn, maatregels te neemen, die met de belangen van deezen Staat niet zouden overeenkomen; de bevinding, dat de Turkfche Oorlog eii de beweegingen van andere Mogenheden niet gedoogden , dat de Keizer en andere Duitfche Bondgenooten het Verbond zo ernstig handhaafden, als zij betuigden wel te willen doen; dat Spanje zelf, in verfcheidene zwaarigheden ingewikkeld , niet zo veel voor zijne Nederlanden hadt. kunnen zorgen, als de nood wel vorderde , en dat zij alleen niet in ftaat waren , om Frankrijk het hoofd te bieden. — Alle deeze redenen hadden hen , eindelijk , doen beflniten, om, voor zo veel hen aanging , te berusten in 't voorgeflagene Befiand tusfehen Frankrijk en Spanje , op de Franfche. Voorwaarden, in zulk een vertrouwen, dat de Bondgenooten met hen zouden medewerken , om' Spanje  desi NEDERLANDEN. 117 Spanje tot het aanneemen van dit Beffand overtehaaien C). Het zo dikmaals aangevoerde Verdrag, 'tgeen ten grond des Beftands tusfehen Frankrijk en Spanje ftrekte, 't welk juist op de zelfde voorwaarden, als dit Verdrag inhieldt , vervolgens gefloten werd , kwam op deezen zin uit : De Staaten verbonden „ zich, om den Koning van Frankrijk te beweegen „ tot het aanneemen van een twintigjaarig Beftand , „ binnen welken tijd alle vijandlijkheden tusfehen Frankrijk en Spanje alomme zouden ophouden, en alles herfteld worden in den zelfden ftaat, waar in het voor den JSjieuivmeegfcheh Vrede gebragt 5, was : alleen zou de Koning van Frankrijk , geduurende her Beftand;, in 't bezit blijven van de ,, Stad Luxemburg , als ook van de Steden Beau„ mout, Bouvignes en Chimai , met de Dorpen, daar onder behoorende : Kortrijk en Dixmuiden zouden ontmanteld , en aan Spanje te rug gegeeven ,, worden, indien zijne Catholijke Majefteit het BeRand, binnen zes weeken, aannam en bekragtigde. —- Naa het uitwisfelen der bekragiigingens „ zou Erankrijk ook aan Spanje te rug geeven alle „ de overige Plaatzen , naa den twintigften van „ Oogstmaand MDCLXXXI1J. door de Franfche „ wapenen ingenomen: zullende dus de beide Kroo„ nen blijyen in den zelfden ftaat van bezitting , als $f z'j geweest waren ten tijde van het oph'gten dea^ „ blqfy (•) Refol. Gen. 24. Juoy 1684. H 1 Willem de HL Inbond van het Verdrag tusfehen Frankrijk en de Staaten.  |il GESCHIEDENIS Wlf.LKM n III. „ blokkeeiing van Luxemburg. — Het vetfchil, welk over de ondeihoorigheden deezer Plaatzen „ vallen mogt, zou aan de uitfpraak des Konings „ van Groot ■ Erittanje verblijven. — De Brands, fchatthigen zouden wederzijds nog drie maanden ,, naa den genoemden tijd geheeven worden. —1 ,, Middelerwijl zou Frankrijk , van nu af aan, alle 3, vijandlijkheden in de Spaanfche Nederlanden doen ophouden 5 zelfs ten platten Lande , indien Span., je Bieb hier toe insgelijks wilde verbinden. —. Doch, ?.o Spanje het Beftand in zes weekeu niet aannam, zouden de Staaten terftond hun Krijgs,, volk uit de Spaanfche Nederlanden te rug ontbie,, den? en Spanje* geduurende deezen Oorlog,geen den minsten onderftand bewijzen , noch eenige „ daad van vijandlijkheid tegen Frankrijk pleegen. J} . Zijne Allerchristlijkfte Maiefteit zou , daar- ,, entegen , geene Plaats in de Nederlanden aantasten , zelfs niet bet platte Land , zo Spanje zich ,, hier van insgelijks onthieldt; zullende hij de wa„ penen elders tegen Spanje voeren. —■ Frankrijk „ verhoudt zich wijders , om, zo zij elders eenige „ voordeden op Spanje behaalden , dezelven nooit „ te zullen verwisfelen tegen eenige Plaatzen in de „ Spaanfche Nederlanden; van welken hij zich ook, geduurende den gemelden tijd , op geene andere wijze zou inogen meester maaken. — Hij gaf aan het Duitfeke Rijk nog ééne maand tijds , om „ dergelijk een Beftand aanteneemen. — Men zou -j den Koning van Groot - Erittanje en andere Mo-, « Sen;  om NEDERLANDEN. 110 genheden ook in dit Verdrag aanneemen , zo zij „ dergelijk eene verbintenis als de Staaten wilden ,,- ondergann. Desgelijks zouden zij Waarborgen s, kunnen zijn voor het Verdrag , *t welk op deezen „ voet met Spanje mogt getroffen worden. Men „ verftondt, bij dit Verdrag geene verandering te s, maaken in 't geen te Nisuwmegen tusfehen den „ Koning van Frankrijk en de Staaten gefloten was (»).* Binnen drie weeken , of eerder, zo 't zijn kon, zou dit Verdrag, op den negenentwinttgften van Zomermaand in den Haag getekend , van wederzijden bekragtigd worden. Dit leedt bij Frankrijk geer uitftel, maar de bekragtiging volgde terftond ; doch wanneer het in de Veréénigde Gewesten daar op" aan kwam, zag men een nieuw voorbeeld van de uit werkzelen der zamengeftelde Gemeenebest-regee ring, en het tegenwrijten der Partijfchap. In de Ge westen , den Prins van Oranje meest toegedaan, vondt men een groot aantal Regenten , die oordeel den, dat men eerst beter behoorde te zorgenvoorde belangen van zijne Hoogheid, die, in eene en an dere Bezittingen , iveel van Frankrijk geleden hadt Voor den laatften dag , ter bekragtiging beltema* hadden Holland en Friesland, met Groningen ei de Ommelanden 3 alleen daar toe bewilligd : en zoi de (*) Do Mont Corps Diplom. Tom. VII. P.H. p. 70, Qroot Plakaatb. IV. D. b!. 294. H. 4 Willemdz UI. Het Ver« cirag bekragtigd, > i t l  tio GESCHIEDENIS W.&e.em 7.2 111. Spanje neemt het twintigJaarig Beland aan, i dezelve hebben moeten agterblijven , indien nog dien eigen dag Overijsfel niet was toegetreeden; wanneet de meerderheid met de bekragtiging voortvoer , -en' dezelve tegen die van Er ankrijk terftond uitwisfelde (*). ./,*.•' ■• Spanje' zag zich door dit Verdrag ontzet van den bijftand der Staaten 5 hetfteunztl, waar op zij het meest vertrouwden; en genoodzaakt , het Beftand voor twintig jaaren aantegaan. Eene Vloot , na de Middenlandfche Zee* en een Leger, na Navarre en CataloDie gezonden , werkten mede , om het uitgeputte Spanje hier toe te doen befluiten. Het werd , den vijftienden van Oogstmaand, getekend (j). — Lodewijk. de XIV. hadt, om eenen algeineenen Vrede door zijne overwinnende wapenen te verwerven, het Keizerrijk gedreigd, en, onder den MaarfchalkvArt ociiomberg , een aanzienlijk Leger na den Elzas doen rukken. Op dien zelfden dag werd een twintigjaarig Beftand gefloten tusfehen Keizer Leopold en den Koning van Frankrijk. Volgens het zelve, zou de laatfte Straatsburg, en de PJaatzen , die hij zich, tot den eerften Jvan Oogstmaand des jaars. MDCLXXXI, hadt toegeëigend , geduurende het Beftand behouden, onder beding , dat hij en Gere- for* (*) Holl. Merc. 1684. bl. 241,242.(t) Dan.el Journal, p. 144. Holl. Merc. 1684. bl. 314. 244. Lu Mo'ist Corps Dipl. Tom, VIL P, II. pi H\. ' . ■ .1 '*.•-■;-■■»  der. NEDERLAND EN. '121 formeerden en Lutherfchen de vrije handhaaving van hunnen Godsdienst liet behouden (*).' Het treffen van 't een en ander Beftand toonde voor 't oog van geheel Europa de ontzaglijke magt van Lodewijk den XlV. Men fioeg meer agts op de vermeesteringen , door hem gemaakt, dan op die hij zou hebben kunnen maaken. De Staaten hieldt men voor de bewerkers van dit Beftand: en zij waren ze met de daad. Zij ijverden hier in te fterker, dewijl alle de kosten des Oorlogs op hen zouden t'huiskomen, en deeze geene andere, danheillooze, gevolgen kon hebben. De Franfchen hadden niets te vreezen van Engeland, bijkans niets van het Keizerrijk , en zeer weinig van de Veréénigde Gewes~ ten, en zouden dus zeer gemaklijk de Spaanfche Nederlanden geheel en al hebben kunnen vermeesteren. Niemand fchrijft dat nalaaten toe aan de gemaatig» heid van den Franfchen Vorst, maareenigen aan den uitgeputten ftaat zijner geldmiddelen ; doch het is hoogstwaarfchijnlijk , dat hij begon te vreezen voor de gewekte vrees der nabuurige Mogenheden , welke haar zou hebben kunnen aanzetten tot het aangaan eener Verbintenisfe : hij hoopte , met langzaame fchreeden te zekerder tot zijn oogmerk te geraaken. Met Luxemburg hieldt hij zich te vrede , vermids hetzelve den Spaanfchen Nederlanden den bijftand des Rijks affneedt. Frankrijk hadt, zints den Mun- Jler- (*) Holl. Merc. 1684. bl. 243.447. DuMontCoj^j $ipl. Tom. VII. P. II. p. 81. Willem de in.' Aanmerkingenover hec Beftand , en ftaatkundigebefchouwing vin dit tijdp«rk.  122 GESCHIEDENIS flerfchtn Vrede, het zelfde plan van ftantkunde gevolgd , en zou gemaklijk eene andere gelegenheid gevonden hebben, om het overige iet Spaanfche Ne. derlandcn zich toeteëigenen ; doch de omwentelingen in Engeland bragten een nieuw ftelze! van ftaatkunde m het Rijk voort. Frankrijk Helde thans de wet aan zijne Nabuuren en aan zijne Vijanden , en voerde deezen Oorlog overal met voordeel. Spanje hadt moeds , maar geen kragts genoeg , om zich Ifaande te houden. Het Keizerrijk was verdeeld, en zelfs onder de Vorsten , tegen Frankrijk gekant, vondt men geene éénpaarigheid in de raadflagen, geene zamenftemming in d e ontwerpen , geene geregeldheid in de befchikkingen , en geene kragt in het uitvoeren. De Keizer deedt, ten deezen tijde , nieuwe inbreuken op de Vrijheden van Hongaryen , en verdrukte zijne Protejlantfche Onderdaanen. Het ontbrak hem aan Veldheeren, in ftaat om Frankrijk te doen vreezen: bijkans alleKrijgsverrigtingendroegen blijk van dit gebrek. De ondervinding ftrekte tot getuigen, dat Frankrijk in ftaat was om de overhand te hebben en te behouden over de Vijanden, welken hij thans beftreedt. De tien Nederïandfche Gewesten zouden in eenige Veldtochten geheel hebb;;n moeten bukken. Het was beter voor Spanje, als ook voor de Veréénigde Gewesten , een gedeelte te bewaaren door een Verdrag aantegaan , dan door 't weigeren gevaar te loopen van een volflagen ver- . lies. Zodanige redenen bragten ook , gelijk wij gezien hebben, de Staaten in 't midden, om zich te ver- Whxem de III. • * , r.  sjua NEDERLANDEN. 123 verontfchuldigen, dat zij zo harde Voorwaarden ten opzigte van Spanje toegeftaan, geene voor de andere Bondgenooten bedongen, en alleen getekend hadden. Dit verfchafte Frankrijk eene gelegenheid, waar van het zich meesterlijk bediende, om met de Bondgenooten één voor één gemaklijk te handelen , en hun , zo wel in de raadflagen van het Kabinet, als in het Veld , nederlaag bij nederlaag toetebrengen. Het heilloos beginzel, om zich met Lodewijk den XIV. te verdragen, zints zijne eifehen, zijne magt en het gebruik, 't welk hij daar van maakte, Europa begonnen te dreigen, kreeg meer en meer ingangs. Schoon hij alles niet verkreeg, wat hij vorderde, diende elk Verdrag, in dit tijdperk gefloten, om de heerfchappij van Frankrijk wijder en wijder uitteftrekken: zijne Voormuuren verfterkten van tijd tot tijd, en die der nabuurige Mogenheden verzwakten. Die magt, welke ten eenigen dage de eifehen vau het Huis van Bourbon op de Spaanfche Mgnar, chy zou doen gelden tegen de rest van Europa, dus allengskens vaster gevestigd, werd met de daad ontzaglijk , althans in zulke handen. De verregaande zwakheid van één der takken van de Huizen van Oostenrijk , en het jammerhartig gedrag van beiden • de armoede van eenige Rijksvorsten , en hunne onééntgheid, of aller loontrekkende Staatkunde; en, eindelijk , de bekrompene inzigten , de verkeerde denkbeelden en de onbillijkheid der Engelfchen, belatten niet alleen den voortgang dier magt in tijds te Bui- Willem de III.  124 GESCHIEDENIS Huiten, maar hielpen ham- tot een toppunt beuren, bijkans ongenaakbaar voor eenig Bondgenootfchapi 't welk zich vervolgens mogt vormen. De Staaten zogten met alle omzigtigheid de Voon muur der Spaanfche Nederlanden te bewaaren , als ook door Verdragen en Heilig bedongene punten een Monarch te verbinden, dien zij, met geweld geen wederftand konden bieden. De voorwaarden , bij dit Beftand verworven, waren zo voordeelig voor Frank, rijk , dat het alles in 't werk Helde, om, op dien zelfden voer, eenen volkomen Vrede te fluiten. Dan' djt was noch het oogmerk, noch het belang der andere Mogenheden. De Koning van Frankrijk zou niet alleen de voornaamHe Mogenheid, maar ook de. eerHe drijfveer van Staatkunde in Europa hebben kunnen blijven, indien hij zich met meer gemaatigdheids van zijnen voorfpoed bediend , en , in 't Huk van Godsdienst, toegeevénder geweest ware ; maar zijne invallen, zijne fchennisfén van' de openbaare trouwe, zijne Barbaarfche Bevelfchriften tegen zijne Proteftantfcfw Onderdaanen haalden hem den haat vau Europa op den halze, en deeden Verbintenisfen gebooren worden , die hem op zijne beurt vernederden. De Keizer, 't is waar, was niet minder onverdraagzaam ; doch zijne ftrengheden pleegde hij ia ngelegene Gewesten , wier belangen men niet aanmerkte als zo onmiddelijk met de belangen der rest van Europa verbonden. De Prins van Oranje zag zich gedwongen, een Beftand te zien tekenen, 't welk hem zeer tegenftondt. Hij Willem de III.  dbr NEDERLANDEN. ia5 Hij betoonde, tot bet laatfte toe , eene ftandvastigheid, waar over men niet zou hebben kunnen nalaaten zich te verwonderen, indien 'er zo veel eigen ftaatzugt niet onder gefpeeld hadt. Noch de bedreigingen van Frankrijk , noch het gedrag der andere Mogenheden , fcheenen hem te kunnen afbrengen van 't geen hij voor het waare belang des Vaderlands en het beste van Europa hieldt; doch hij bezat nog geen gezags genoeg i, om d« ziel eh het middenpunt vaneen Bondgenootschap te worden. Frankrijk was wel omringd van veele Vijanden ; doch zij konden elkander niet verftaan. — Willem de III. zogt, in dit tijdperk , Frankrijk nieuwe Vijanden op den halze te fchuiven , en verzuimde geene gelegenheid , om de Algemeene Staaten tegen dat Rijk inteneemeni De ftreeken, welken hij gebruikte , om te doen gelooven , dat zijne handelingen alleen het algemeen welzijn bedoelden, waren zo veele middelen, om de Gemeenebestgezinden wakker en op het befchermen hunner Vrijheid verdagt te maaken, in zo verre, dat hunne Partij die van dén Prins opwoog, en hij zich genoodzaakt voudt, zijne oogmerken zo klaar te ontdekken , dat een aanmerkelijk gedeelte van het Gemeenebest zich tegen hem aankantte : waar uit zou hebben kunnen ontftaa'n, dat drie Gewesten zich van de anderen afzonderden, om een Verdrag te fluiten, 't geen het geheelo Gemeenebest eindelijk moest tekenen. Wij zullen, vervolgens , zien , hoe nieuwe verdeeldheden den Prins van Oranje gelegenheid gaven, om Willem de iii.  ïs6 GESCHIEDENIS Willem »e III. om den Stadhouder van Friesland van de zijde vatl Amfterdam aftetrekken: en hoe hij, daar de éénpaarigheid van Hemmen in He Hand noodig was, om het geen, welk Amfterdam wenschte, uittevoeren, middel vondi tot het winnen van eenige Steden, en om die éénpaarigheid te beletten. Naardemaal het meeren■ deel der genen, die zich, bij het gefchil over het te* kenen des Verdrags tot het Beftand, tegen hem verzet hadden, zulks deeden uit vreeze voor den Oorlog, is het geenzins te verwonderen , dat zij , van deeze vrees ontflagen , niet met dien zelfden ijver* voortwerkten, en van zelve veiflauwden. Wij zullen zien , hoe zijne Hoogheid hunne belluitloosheden en zwakheden zich wist ten nutte te maaken ï als ook hoe alles , wat zij tegen hem begonnen , zwak, en 't geen, welk hij tegen die Partij ondernam , mee allen ernst werd voortgezet. Veelal bepaalden zich deeze onéénigheden tot zaaken van het inWendig beftuur , en de Gemeenebestgezinde Partij moe t meest het onderfpit delven : dan dezelve 3011 zich (Miste gehouden , en de Prins een magtigen aanhang tegen zich verwekt hebben, indien de zaaken buiten 's Lands een anderen keer genomen hadden. Maar , ten tijde, dn Amfterdam met den zelfden ijver, als het de werving tegengeftaan hadt, op de vermindering der Landmagt aandrong , deedt de vervolging der Proteftanten in Frankrijk der Partij des Stadhouders veel goeds : en het bezwaar, door Frankrijk op de Hollandfche Koopwaaren gelegd, maakte, dat de Gemeenebestgezinden niets ten voordeele van Frankrijk durfden reppen. ïYirt  der NEDERLANDEN. ia? Wat Engeland betreft, wij zullen ontdekken,dat &€ Opvolger van Carel de II alles deedt, om zich» zeiven te bederven, den weg ten throone voor Willem den lü. te baanen, en tot vergrooting van diens gezag rotdetewerken. Het beloop der Gefchiedenisfe nagaande , valt 'er geen twijfel aan, of Am/1 er dam hadt met het dringen op het Verdrag tot het Beftand ten oogmerke, den RaadpenfionarisFagel, den grooten tegenftander van hetzelve, van zijnen veel vermogenden invloed te berooven, en het geaag des Prinfen van 0ranje, langs hoe hooger klimmende, binnen de perken zijner aanfteliinge tot Stadhouder .te bepaalen. Dus was die Stad , onaangezien de hevigfte_tegenkantingen, pal Itaande, gelijkOudaan het uitdrukt, *t Gematigd evenwicht van 't 'Vorstelijk regeeren (*). Het ftelzel der twee Partijen, welken het Gemeenebest verdeelden , ontdekte zich , zo wel naa als vóór. de tekening des Verdrags met Frankrijk , in verfcheide gewigtige gevallen. Terltond naa deeze gebeurtenis, drong Amfterdam op vermindering der Landmagt. Zijne Hoogheid en de Raad vanStaate, op het einde des jaars, den Staat vau Oorlog voor het volgende jaar ingeleverd hebbende , rees 'er bij de Gewesten, aan welken dezelve werd toege.- fchikt, (*) Poëzy, II. D. bl. 382. WlLLtM DE III. Onefénlgheid over den Sisat van Oorlog : de vermindering d?r Land-, ea cs vermeerdering der Zeemagc.  isS GESCHIEDENIS Willem de III. \ ffc'hikt, wel bedenkëns, dewijl 'er bijkans even veel manfchaps op ftondt, ais men in't voorgaande jaar in dienst gehad, of betaald hadt. Amfterdam drong fterk op de vermindering der Landmagt, welke zy oordeelde, dat niet veel meer dan dertigduizend man in vredes-tijd moest beloopen, en hieldt aan op verfterking der Zeemagt. De Afgevaardigden dier Stad merkten aan , dat de lasten, thans door de Ingezetenen gedraagen, driemaal meer beliepen , dan men door den Landbouw uit den grond van 't Gewest kon trekken; dat deeze lasten éérder verligt dan bezwaard behoorden te worden, naardemaal de Ingezetenen , door 't verval van Koophandel en Zeevaart, minder zouden kunnen opbrengen dan voorheen. Bovenal moest men zich ten Lande niet zo fterk gewapend houden, maar veeleer 's Lands'.Zeemagt heritellen. Hier door zou men den Staat ontzaglijk maaken bij de Nabuuren. In dit ftuk kon Engeland en Venetië ten voorbedde (trekken : dit volgende, moest men, nevens de Bondgenooten , meester ter Zee zoeken te worden. Beklaaglijk was het, daS men, zints tien of twaalf iaaren, zo veele millioenen gevorderd hadt tot onderftandgelden en tegenweer ten Lande, en teffens de Zeemagt hadt laaténvervallen. Spanje maakte misbruik van deeze groote Landmagt , zich minder wapenende , naar gelange wij fterker gewapend waren. Bezoldigd Krijgsvolk hadt men hier zo noodig niet , om dat men de Burgerij in de Steden , aangelokt door eene minzaame Regeering, en geoefend in den Krijgshandel', zou kun-  der NEDERLANDER ii| Kunnen gebruiken tot befcherming der Steden , en s alleen bij het opkomen van eenen Oorlog, nieuw Krijgsvolk aanwerven. Op deeze wijze beftondtbet Gemeenebest van Zwltzerland. De Landmagt van den Staat moest dan vooral niet talrijk zijn , en op het zuinigst onderhouden worden. Ook gaven zij, ten opzigte van de Vestingwerken, in bedenken, of men den Staat, van de zijde der Spaanfche Ne* der landen, niet voor beveiligd, zou kunnen aanzien, zo lang dezelven in de handen van Spanje warenj uitgenomen dat men voor de Plaatzen, aan gene zijde der Maaze en Schelde gelegen , en voor Maastricht zou moeten zorgen. En , indien Frankrijk de Spaanfche Nederlanden mogt overmeesteren, kwam het in overweeging, of men in ftaat zou zijn, om de Bezettingen van Maastricht, Graave , Heusden , Geertruidenbtrg , 'ï Hertoger.bosch , Breda , Wlllemfiad, Klund'ert , Hulst , Sluis, Betgen op Zoom en Sas van Ger.d te onderhouden, en te gelijk orde te ftellen op de befcherming van den Rhijn, Tsfel, en andere Oorden daaromtrenr. En of, door het diepen der Stroomen , bet onder water zetten van Holland, en het inhouden van zulke Plaatzen over de fctroomen, welken best gelegen waren , oiri op den Brabandfchen en Vlaamfchen bodem te genaken, de veiligheid van den Staat niet onkostbaarder, dan tegenwoordig gefchiedde , zou kunnen bezorgd worden. Spanje hndt thans groot belang bij de behoudenis van den Staat : en zijne Nederlanden ftrekten ons tot een voormuur. De Koophandel, VUL Deel. j ^ WlttBM db nf. I  *3o GESCHIEDENIS Wrrxsni tis. Lil. de Sclieepvaart, en de waarde der vaste Goederen waren, zedert den Munfterfchen Vrede, tot op de helft verminderd. De Staat ftak veel dieper in fchulden. Men moest zich daarom van een groot deel Krijgsvolk ontlasten. Ook leverden zij een FMan over , volgens liet welk men de wedden der Overften en van het Krijgsvolk, 'c geen men in dienct hieldt, nog merkelijk zou kunnen verminderen. De Ridderfctlap en Edelen van Holland betuigden hunne verwondering over deeze voorflagen vau Amflerdam, en zogten ze in 't breede te wederleggen. Zij (Temden toe, dat de verfterkingderZeemagtnoodig ware; doch gaven tevens in bedenken, dat eene re groote verfterking de jalouzjr van andere Mogen*^ heden zou kunnen gaande traken : en de Landmagt kon, huns oordeels , zonder geheel van geene beduidenis te worden, de Voorgeflagene vermindering niet vèelerj: het gebeurde in den jaare MDCLXX1I. hadt getoond, hoe veel eene aanzienlijke Landmagt den S;aat waardig zou geweest zijn : de hulp van de tioodgenooten kwam niet, of fpade , en men moest ïichzelven in een goeden ftaat van tegenweer houden. Amfterdam fciiecn in den voorflag , om den Staat van Oorlog te fchikken op den voet van dien des jaars MDCL, niet te denken aan den twist en de verwijdering, onder de Leden van den Staat hieruit gercezeri. De ondervinding hadt naderhand doen aidu, dat men 's Lands veiligheid aan eene ontijdige fpaarzaamheid hadt opgeofferd. Spanje hadt wel groot beiang bij de behoudenis van deezen Staat, en de  der NEDERLANDEN. *3s de Spaanfche Nedertanden&xehïexi onsten voormuui; doch men zou zich ten hoogften bedriegen, als men zijne behoudenis op de voorzorg des Konings van Spanje liet aankomen. Men moest zich houden aan den Staat van Oorlog des jaars MDCLXXVlll. Do buitengewoone lasten , zedert het jaar MDCLXXH. op de Gemeente gelegd, dienden om de renten dei penningen, in dat jaar geligt, en niet om het over- tallig Krijgsvolk te voldoen. De Koophandel en Zeevaart waren, naa het jaar MDCL, zeer verminderd ; maar zulks was meest toetefchrijven aan eene verkeerde fpaarzaamheid in de Zeezaakeu: onmagtte water hadt ons genoodzaakt te bewilligen in voorwaarden , die ons van een groot gedeelte der vaart in en buiten Europa verftaken, en dus pan de regte Kweekfchool voor 't Bootsvolk beroofden. Maar welke Leden zouden de herftelling der Zeemagt ter hand willen flaan , als zij zagen, dat men de Landmagt op zulk een déerlijken voet wilde brengen? Men hadt, zeiden ze, zonder argwaan gezien , dat die van Amfterdam hunne Stad merkelijk verfterkt hadden. Men zag ook gaarne , dat zij de Zeemagc ■Wilden handhaaven. Maar , zo zij de Landmagt ,> daarentegen, wilden verwaarloosd hebben, zou men ligt in het vermoeden vallen, dat zij alleen voor zichzelven , en niet voor 't Gemeene Land, dagten te zorgen. —- Zij bedoren, met aantemerken , dat het Krijgsvolk onderhouden moest worden op dis wijze , als tegenwoordig gefchiedde i dat de fchikJ?ingen. door zijne Hoogheid daar op gemaakt, des ï ss L?ndi Wtr,i.itr« de HU  *S* 'GESCHIEDENIS Wjlum ds 1IL De Prins van O- rsnje rijdr, mis- roegd, door Jiert'ain. Landmagt zeer verbeterd hadden , en het ten hoogften onvoegehjk was de wedden der Overften en der Soldaaten te befnoeijen (*). Deeze gefchillen hielden de tweedragt tusfehen den Prins van Oranje en de Stad Amjlerdam leevendig, en ontveinsde de eerstgemelde zijn misnoegen niet. Door Amfterdam na Zoestdijk willende rijden, wilde de Regeering hem onthaaien, en hadt ten dien einde gereedheid gemaakt; doch hij nam zijn weg langs de Wang heen, en fcheen het Stadhuis te willen mijden: drie Burgemeesters, daar vergaderd , hadden nauwlijks tijd, om ten Stadhuize aftetreeden,endeKoets te doen fb'lhouden. De voorzittende Burgemeester verzogt hem, hun de eere aantedoen, om van eenige verversfing , op het Stadhuis gereed gemaakt, te komen nuttigen ; maar hij weigerde het fierlijk, zonder eenig teken van beleefdheid te geeven , dan dat hij het hoofd een weinig voorwaards boog na 't Portier van de Koets , en, zonder zich langer optehouden, voortreedt. Die van Amfterdam bedekten hun wanwouwen op den Pr.ns even min , als hij zijn misnoegen. De aangenomene Stads Soldaaten bleeven in dienst. De Burgemeesters werden op nieuw gemagtigd , om alles te doen , wat tot het beiluiten en verzekeren der Stad en der toegangen derwaards vereischt werd. Ook tekenen zommigen aan, dat de zwakke plaatzen rondsom de Stad met paaien bezet, dé (*) Holl. Mme. 1685. bl. 106 i«8. d'Avaux , torn. IV. p.247- 249.355.973.993.  du NEDERLANDEN. ïSS de Wallen met oorlogsbehoeften voorzien, gefchut op ztkere afftanden geplaatst, Schuiten met gefchut in den Am ft el en andere Wateren , en tweege wapende Vaartuigen in 't T gelegd werden. Voorbehoedzeis, toegefchreeven aan de vrees, voor eene geweldige onderneeming des Prinfen van Oranje , die zijn gezag, gelijk wij terftond befchouwen zullen , meer en meer zogt ulttebreiden (*)• (•) Waginaar , Amjl. VI. Si. bl. 113 cox, »'Ava»x , Tom. IV. p. 199. 1 3 Wir.- WlLtEM DE III.  Ï3* GESCHIEDENIS Onlusten te Gorvichem, TO84T Willem de III. vergroot zijn gezag in de Steden. lQ)fi wijze, op welke Willem de III. te werk ging in de gefchillen, tusfehen de Regenten der Steden gereezen, leveren blijk op, hoe zeer hij gefield was op het vermeerderen van zijn gezag. De Stad Gornichem verfchafte hier toe de gelegenheid. Da Drosfaard der Stad en des Lands van Arkel pleeg veel zcgger.s te hebben in de Stads Regeering. Burgemeesters , Schepenen en Vroedfchappen werden door hein veikoozen , hij deedt de Vroedfchap uit zijnen naam vergaderen , en hadt, als een Lid der Vergaderinge , zitting in dezelve. Naa den dood vau Prins Willem den II. hadden de Staaten van 'Bolland het gezag des Drosfaards zeer befnoeid , en verklaard, dat hij zitting noch ftem zou hebben in de Vroedfchap. Dit greep ftand geduurende de Stadhouderloze Regeering. Op den voorflag van Willem den IH, werd Lodewijk Huigens tot Drosfaard aangetteld. Deeze Gunsteling des Stadhouders zogt het gezag der oude Drosfaarden weder té krijgen , uitgenomen de aanfielling van Regenten , di» bij aan zijne Hoogheid liet. De eerzugt des Drosfaards veroorzaakte zo hoogloopende gefchillen tusfehen hem en de Regeering , dat hij door^ het Hof vau Holland eerst in zijn Ampt gefchoist, eu vervolgens  der NEDERLANDEN. 135 gens in eene geldboete verweezen wierd. 's Prinfen gunst herftelde hem in de waarneeming van zijn Ampt : en , op deeze vertrouwende , maatigde hij zich het oude geza^ weder aan. In Grasmaand des jaars MDCLXXXIV, bij de aanfielling der Officieren van de Schutterije, hadt de Drosfaard'de Vroedfchaps- vergadering tegen tien , en Burgemeestets dezelve tegen elf uuren zamengeroepen. De meeste Leden verfcheenen op het eerstgefhelde uur, maar vonden de Vroedfchaps-kamer gefloten door Burgc» meesteren, die de fleutels na zich genomen hadden. De Drosfaard liet de Kamerdeur openfieeken, fieide, met de zijnen, Burger-officieren aan , en becedigde ze terftond. De Burgemeesters en de vier Vroedfchappen kwamen, toen dit alles verrigt was. lievige twist , bijkans tot handgemeenfchap overflaande , ontftondt 'er tusfehen de twee Partijen. De Drosfaard beval, 's'anderendaags, dat elk deaangeöelde Officiers zou hebben te erkennen. De Burgemeesters wraakten de gedaane verkiezing, en Helden anderen aan. Zij klaagden bij de Staaten , die de ouie Officiers in dienst lieten , en het gefchil door Gematigden onderzoeken. Het bleef hangen tothet jaar MDCLXXXVI, wanneer de uitfpraak zijner Hoogheid den Drosfaard bevestigde in het regt, om de Vroedfcb ip te beleggen, mits hij 'er Burgemeesters kennis van gave: hij kreeg het beleid der raad» pleegingen geheel in handen, alsook zitting en ftenj pp burgemeesters Kamer: het geeven van hetWagtI 4 vvaord Wnxay D2 lil, '  130 GESCHIEDENIS Willem t% III. Verandering in de Vroedfchap te Utrecht. Geühif te Dordrechtover de ] Coeae .Lieden van 1 Achten. | ( \ % woord en het bewaaren der Stads Sleutelen werd al mede aan hem opgedragen (*). In Utrecht, waar de Prins van Oranje , volgen? een regt, hem in den jaare MDCLXXIV. opgedraagen, de Vroedfchappen jaarlijks in dienst kon houden, ofontflaan, betoonde hij , in Wijnmaand des jaars MDCLXXXIV, dit gezag op eene ongehoorde wijze. Negen Leden der Vroedfchap, en onder deezen een:gen9 die jaaren lang in de Regeering gezeten hadden, werden van hun Ampt verlaaten, en anderen in hunne plaats benoemd. Het wederftreeven van deeze en gene oogmerken des Stadhouders haalde hun zijne ongenade cp den halze. Dit baarie vrij veel bedenkens en vreeze bij de Gemeenebestgezinden voor eene verdere onderdrukking der Vrn> (t). Willem de III. werd in de Steden van Holland, vaar hij minder gezags in 't aanbellen der Regenten deeg te hebben, zo vaardig niet gehoorzaamd. De Vroedfchap, of Oudraad, van Dordrecht beftaat uit dertig Perfooflen, welken nog achtMannen zijn toeevoegd, die, op zichzelven, of met de veertig Raaien, de Gemeente verbeelden, voorflagen ten beste an de Stad doen, en in de verkiezing van Burgeïeesteren ftemmen. De Stadhouder was gewoon deez§ (*) Wagenaar, Fadtrl. Hijl. XV. D. bl. 255. (t) d'Avaux, Tom. IV. p. u6, iar. Holl. Menu 58a. p. a6ï.  Pilt, NEDERLANDEN. 137 4eeze Goede Luiden van Achten uit een driedubbel getal, door de Gilden opgegeeven, te kiezen. Hij weigerde, dit jaar, uit de overgeleverde vierentwintig eene keuze te doen, dezelven onwettig keurende, en verzogt het Hof van Holland, dit onderzoek te doen. Drie Afgevaardigden van 't zelve begaven zich na Dordrecht, en ontbooden \ zonder de Regeering^ kennis te geeven , de Dekens der Gilden. De Wethouderfchap oordeelde dit bedrijf eene verkorting te zijn der Stads Voorregten , volgens welken de Ingezetenen alleen voor Schepenen te regt moeten ftaan; en verzogt de Gemagtigden, het aangevangen onderzoek te ftaaken, dewijl zij zulks niet konden gedoogen, wie hen ook herwaards mogt gezonden hebben. Ook verbooden zij den Deurwaarder van den Hove, iemand voor de Gemagtigden te dagvaarden, en aiien Ingezetenen voor hen te verfchijnen, Zij moesten des , onverrigter zaake , 114 den Haag keeren. De Regeering van Dordrecht liet eene buitengewooue Vergadering der Staaten befcbrijven, en klaag? de over den inbreuk op de Stads Voorregten , door de Gemagtigden van den Hove gedaan. Zijne Hoogheid nam dit zeer euvel, en fchreef, in een rond: gaanden Brief aan de Steden , dat men, zijne goede oogmerken misduidende» hem aanmerkte als hadt hij, het gemunt op het krenken en fchenden van de Voorregten der Steden ; dat men de Staaten buitengewoon en in een ongunstig jaargetijde hadt doen vergaderen , om hun dit voortehouden ; dat men hier; ï 5 door WltlKÏ Dit III.:  i3S GESCHIEDENIS WlLLEH pts III. i6?5- door allerlei gedagten verwekt hadt bij 's Lands Ingezetenen , welken men met vreemde gevoelens tegen hem en zijn bedrijf zogt voorinteneemen. Andermaal zondt de Prins de zeilde Gemagtigden na Dordrecht. De tlegeering liet het niet berusten bij deezen wederom, zonder iets uitgevoerd te hebben, te rug te laaten trekken , maar vervoegde zich op nieuw aan de Vergadering der Staaten, met verzoek , om voortaan beveilir d te mogen worden tegen dergelijke wetboze onderneemingen: doch zij Helden voor, daar zijne Hoogheid beweerde , niets gedaan te hebben, dan 't geen hem vanregtswegen, als Stadhouder, toekwam, deswegen met hem in eene minzaame onderhandeling te willen treeden. Een voorflag, door Willem den lil. volftrekt verworpen, als gefchiktom een regt, 't welk hij oordeelde hem ontwijfelbaar toetekomen, in gefchil te trekken. Hij voer voort, en liet eenige Dekens der Gilden van Dordrecht in den Haage dagvaarden , om te antwoorden op zommige vraagen, die hun, van wegen zijne Hoogheid , als Stadhouder , zouden gedaan worden. De Schout werd in den Haag ontbooden, en door het Hof in zijnen dienst gefchorst: rerwijl dat zelfde Hof een breed Vertoog inleverde, om aantetoonen het regt, om kennis vau deeze benoeminge te neemen, waarin verfcheide ongeregeldheden hadden plaats gehad. Op deeze wijze ijverde men voor de handhaaving van het Stadhouderlijk Gezag. Schoon eenige Steden de zijde van Dordrecht hielden, durfde Aafter- data  bib. NEDERLANDEN. 139 dam 'er alleen rondlijk voor uitkomen, en Burgemeester Gekard Boers van Waveren betuigen , dat men de regtspleegmg , bij het Hof aangevangen , zonder uitftel moest doen ftaaken , en zelfs het Hof rekenfchap afvorderen van 'tgeen omtrent deeze zaak tot hier toe,' en vooral het fchorfen van denSchout, gefchied was. De Vroedfchap dier Stad liet ter Vergadering van Holland inbrengen , wanneer zijne Hoogheid Gemagtigden van den Hove, met breeder last, na Dordrecht gefchikt hadt, „ dat het vertrek „ der Gemagtigden van den Hove, in een tijd, dat „ de Staaten over het hangende gefchil raadpleegs, den, en zonder kennis van derzelver vergaderin„ ge, moest aangezien worden als eene ongeregeld„ heid zonder voorbeeld , en eene onverdraaglijke „ kleinagting voor de Leden van hunner Edele Groot „ Mogenden Vergadering , die in haare gevolgen 99 geheel verderfiijk was: waarom men moest zoeken „ te wege te brengen , dat de Gemagtigden te rug „ ontbooden werden, en, ondertusfehen, wetloos 9, verklaard, 't geen bij hen; verrigt mogt zijn. Ook „ moest men den anderen Leden te bedenken gee„ ven, of het aanzien der Vergaderinge tegenderge„ lijk eene kleinagting niet behoorde gehandhaafd te „ worden? " — Zij namen deeze gelegenheid waar, om in een onderzoek te treeden van de magt des Stadhouders en het regt der Steden ; onder anderen beweerende , „ dat.de opperfte magt des „ Lands, zints de afzweering van Philips den U, „ berustte in de Edelen en de Steden , ofBurge- pt mees- Willem d2 III.  14.9 GESCHIEDENIS Willem bk III. ., meesteren en Vroedfchappen der Steden, die, d.6 „ Hooge Overheid :;an Prins Willem den l. heb„ bende opge.lraagen, naa diens overlijden niet had„ den kunnen goedvinden, zulk een uitfteekend ge„ zag te geeven aan Maukits , die als Stadhouder >, was aaugefteld op een Lastbrief en Berigtfchrift, „ der Staaten van Holland, welken het veranderen, „ vermeerderen en verminderen van 't Berigtfchrift „ aan zich gJtouden hadden. De volgende Stad„ houders hadden gelijk gezag verkreegen ais hunne. „ Voorzaaten, doch niet dan bij opdragt der Staa„ tcu, die eigenlijk de Prins van den Lande waren, en, niet min dan de Graaven oudtijds , het op;, pergezag hadden over de Stadhouders , aan wel„ ken zij egter het gebruik van verfcheidene Heeren,» regten, en onder anderen ook het doen der ver„ kiezingen, in hunnen naam en op hunnen Last- ' „ brief, hadden opgedraagen, — Waar uit volg„ de, dat de Staaten kennis mogten neemen van „ zaaken, die aan zijne Hoogheid, hunnen Sradhouder , verbleeven waren , vooral wanneer 'er „ gefchil viel over de uitgebreidheid en de paaien „ van het Stadhouder;ijk gezag , tusfehen den Stad„ houder zeiven en eenig Lid der Vergaderinge. „ INiemand kon, in zulk een geval , den Lastbrief „ verklaaren dan de Staaten , die denzelven gegee„ ven hadden. Ook zou 'er , indien men dit niet „ wilde toeliaan , in het tegenwoordige geval, geen „ Regter zijn tusfehen zijne Hoogheid en die van „ Dordrecht, alzo het Hof zich reeds gevoegd had;; , san 'jJtVibfen zijde.5' s j)tr.'  Esa NEDERLANDEN. i4t Dordrecht onderfleunde deeze verklaaring van Am•flerdam met een wijdluftlg Vertoog , op de zeilde beginzelen der Staatsgefteltenisfe gebouwd. Al „ het regt," dus fpraken zij, „ 't welk den Prins, „ als Stadhouder , toekwam, bezat hij alken uit „ hoofde van de opdragt der Staaten. Het regt van onderzoek op de benoemingen in de Steden was „ hem nimmer opgedraagen. Men zeide wel , dat „ de opdragt van het regt der verkiezinge ook het „ regt , om onderzoek op de Nominatien te doen , „ veronderftelde; maar deeze twee regten waren zo „ onderl'cheiden , dat hij, die 't eerfte opdroeg, „ moest begreepen worden het tweede te ontzeg„ gen. De benoeming was zo duidelijk gelaatenaan „ de Steden, als de verkiezing afgeitaan was aan „ den Stadhouder. Maar het regt van Nominatie „ zou verijdeld worden , zo de Stadhouder de No„ minatie mogt onderzoeken en verwerpen. En No„ minatie en Verkiezing werd-gefield aan bijzonde„. re Perfoonen, opdat zij beiden, oniifhanglijk van „ elkander , zouden geoefend worden. De Kiezer „ kon geenetlei regt op de benoeming hebben , of „ het moest hem uitdruklijk opgedraagen weezen, ,, het welk in 't geval in gefchil geenzins gefchied ,, was. Het beweeren van een ftrijdig gevoelen, 't welk in het Advis van 't Hof gefchiedde , ver„ zwakte de gronden van eenen vrijen Staat , ja „ keerde dezelven het onderfte boven." Zij toonden wijders, dat zijne Hoogheid , als Stadhouder , het gezag van Willem den I. niet bezat, ali mede IVlLLWJl- DE m.  24» GESCHIEDENIS WltXEM DE III. mede dat Burgemeesters en Regeerders der Stad al» leen bevoegd waren om de Nominatie der Goedé Luiden van Achten natezien, te onderzoeken en te wettigen. Uit welk alles zjj befloten de onwettigheid van het gedrag der Gemagtigden : ook verzogten zij den Staaten, alles, wat uit dien hoofde gedaan was, te vernietigen, en den Prins te beweegen tot de verkiezing uit de eerfte benoeming. Doch te laat kwam dit verzoek. De Gemagtigden van den Hove hadden reeds, ondanks den tegenfiand der Regeeringe, en niet zonder fchijnbaaren dwang, eenige Dekens tot het maaken eener uieuwe Benoeming overgehaald. Deeze werd, zonder door 'tGercgt nagezien te zijn, aan zijne Hoogheid gezonden, die acht Perfoonen verkoos, welken de Gemagtigden den eed afnamen. De oude Mannen van Achten kreegen door den Deurwaarder van den Hove last, zich voortaan van hunnen dienst te onthouden. De nieuwverkoorenen, (fout op den rugfteun , dien zij aan den Prins en 't Hof hadden , vervoegden zich in de Raadkamer , namen 'er zitting , en bleeven 'er, zonder zelfs voor eene poos in een ander Vertrek te willen traan, terwijl men over hunne toelaating zou raadpleegen. Zij hadden middelen bij de hand, om zich te handbaaven in den overweldigden post. Het g^rugt, dat 'er opftand te dugten ftondt, indien zij niet erkend werden , liep door de Stad : en de Drost van den Hove , die, bij het maaken der Nominatie, voor 't Stadhuis, met zijne Dienaars, gewandeld hadt, hieldt zich thans daar weder met hen op*  BEtt NEDERLANDEN. 143 op, tot befcherming der nieuwe Goede Luiden van Achten. Geen kans zag de Regeering, om hen te weeren: zij befloot, derzelver zitting in den Oudraad en elders aantezien , doch onder dit iiitdruklijk Protest, ter Vergadering van Holland ingeleverd : „ Dat zij „ al het bedrijf der Gemagtigden van den Hove hieldt voor wetloos en nietig ; dat zij de nieuwe 5, Achten in die hoedanigheid niet kon erkennen, „ immers niet, zo lang over het gefchil nog geraad„ pleegd werd ter Vergaderinge van hunne Edele Groot Mogenheden," De Achten dienden dit jaar, zonder eigenlijk erkend te zijn. De Staaten vonden ongeraaden , uitfpraak te doen. Zijne Hoogheid wist, gelijk d'Avaux aantekent , dit te bewerken , en zegepraalde dus bijkans volkomen in eene zaak, die van veel verder uitzigt en veel grooter gewigt was, dan dezelve in den eerften opfiagfcbeen, want zijne Hoogheid , zich het regt aanmaatigende van Gemagtigden na de Steden te zenden , tot het onderzoeken van het geen 'er mogt omgegaan weezen in het maaken van Nominatien, zou veelligt, dewijl 'er geen Stad was , of'er werden Lieden van de Staats- en Prinsgezinde Partij gevonden , zo ras de laatften hun zin niet kreegen, derwaardsGemagtigden afgevaardigd hebben , onder voorwendzel, dat 'er iets onbehoorlijks in de Benoeming plaats vondt, waar door hij de beftelling der Regeeringe geheel in zijne magt kreeg ; en , zulks in Hol/and doorgaande, was hij welhaast, niet alleen in dit Ge- WlLI.EïI DE III.  144 GESCHIEDENIS m 111. Gewest, maar ook van 't geheele Gemeenebes> meester geweest. Men vondt 'er te Dordrecht, die beweerden, dat hunne zaak de zelfde was , als die den opfrand der Veréénigde Gewesten ttgenSpatije veroorzaakt hadt. Eén der volvuurigfte Burgemeesteren, Arend Muis van Holy, op wien zijne Hoogheid misnoegd was , en dien hij' uit de Regeering zogt te weeren, verftaande dat de Prins hem zou doen vatten, verklaarde, gereed te zijn een reisje na Loeveftein te doen, ten beste van het Vaderland. Willem de III. toonde zijn misnoegen tegen de Regeering van Hollands eerstftemmende Stad. Eén haarer Geheimfchrijveren gezonden hebbende met de Benoeming tot de nieuwe Wethouderfchap, hieldt hij deezen acht dagen op , en, bij andere vernederende behandelingen, Rondt hij hem niet te woord > dan ia 't voorbijgaan , als hij op de jagt zou uitrijden. Dit veroorzaakte eene algemeene verontwaardiging. En, hoe zeer Amfterdam zich eerst in dê bresfe Belde, klaagden die van Dordrecht over eene te groote toegeeflijkheid in een geval , 't welk alle moedbetooning vorderde van het éénig Lid des Staats, 't welk nog eenige magt bezat (*). GeCO Refol. Holl. 1684. bh 497' 582. 604. en 1685'. bL 13. 21. 22.56.60,61. Heil. Merc. 1685. bl. 1 — 106. d'Avaux, Tom. IV. p. 153.136. 142. 200.166. 278. & Tom. V. p. 115. lai. 123. 134- 14*. 148.153.173.188. 192.212.218.227.232.248. 373.343=  der. NEDERLANDEN. 145- Gèlukkiger Haagde zijne Hoogheid in een foortgelijk gefchil, ten dien dage , met de Stad Leyden. Eén der Schepenen geftorven zijnde , vertoonde de Schout eene Lijst van drie Perlbonen , om één derzelven , in ftede van den overledenen , te kiezen. Maar Willem de 111, hem het lafhartig overleveren van een vlugtenden Engehchman aan den Koning van Engeland verweeten hebbende, liet hem fmaadlijk vertrekken. De Regeering van Leyden bepaalde , om zich des te wreeken , een tijd , op welken zij de verkiezing zoü doen , in gevalle dezelve dan nog niet gedaan was. De Prins vreesde , dat dit liuk, voor de Staaten van Holland gebragt , gelegenheid zou kunnen geeven, om paaien aan zijn gezag te zetten. „ Het ftondt," fchrijft de Graaf n'AvAui, „ aan hem , om dien ilag afteweeren, en ondertusfehen wilde hij het niet doen , dewijl „ hij zichzelven niet kon overwinnen, en van geen „ wijken wist." De reden, waarom hij geenen der drie voorgeftelden koos, was, volgens het fchrijven des Franfchen Afgezants, om dat 'er geen één onder was, die zich zou hebben willen verpligten tot het geeven zijner ftemme, om één van 's Prinfen Gunstelingen, eenige maanden geleden, uit den Raad geraakt, 'er weder intebrengen. Op den gewonen dag der verkiezing van Schepenen , hadt men, naar 't oud gebruik , zestien Peffoonen benoemd, waar uit zijne Hoogheid acht dienende Schepens moest kiezen. De meerderheid der Vroedfchap, uit yeertig Leden beftaande , hadt op dit getal niet ge- VUL Deel. K fteld Willem Dn 111. Gefchil mee de Regeering te Leyden.  i45 GESCHIEDENIS WiLr.«M de III. fteld eenige Perfoonen , welken de minderheid van derden Leden hadt willen benoemen. Onder de thans opgegeevenen bevonden zich Nicolaas van Bankhem en Petbus Cunteus : de eerstgemelde hadt den vereischten ouderdom van achtentwintig jaaren niet bereikt, en de laatstgenoemde was in de Indien geteeld van eenen Vader, die , voor en naa de geboorte zijns Zoons, te Leyden niet als Burger der Stad, maar der Hoogefchoole, gewoond hadt. Zijne Hoogheid nam hier uit gelegenheid, om, ondanks een ophelderend Berigt op dit Buk, door de meerderheid hem toegefchikt , deeze Nominatie te verwerpen; en vier Schepens te benoemen , op de aangeboodene Lijst niet vermeld. Te vreemder voorkomen hadt deeze verkiezing, dewijl zijne Hoogheid fchreef, dezelve gedaan te hebben uit de Nominatie , gemaakt in de Proedjchap der Stad Leyden. Dit raadzel werd vervolgens opgelost. De dertien Leden der Vroedfchap verklaarden, hunne Nomina, tie aan den Prins gezonden te hebben , naardemaal zij die van 't meerdergetal onwettig hielden , en op de hunne Bonden alle de verkoozene Schepens. Z j. ne Hoogheid hadt zeloóslijk, om onbehaald te blij. ven, eene Nominatie genoemd, in , en niet door, de Vroedfchap gemaakt. De meerderheid wraakte dezelve: en hadt de minderheid bi zo v«rre zichzelve gefremd, dat 'er, onder de dertien misnoegde Le« den, zeven tot Schepens verkoozen waren. Het gefchil werd voor de Staaten van Holland geferagt. De Schout weigerde de nieuw veikoozene Sclie-  der. NEDERLANDEN. 147 Schepens te beëedigen. De Regcering (rondt in 't eerst pal, en betuigde, alles voor die paarl aan haare kroon te willen opzetten. Dm het duurde niet lang. De tijd van 't verkiezen van Burgemeesteren , vier maanden naa het aanftellen der Schepenen, was daar. Zijne Hoogheid verzogt, dat men de verkiezing eenige dagen verwijlen wilde. Dit werd geweigerd : en men tradt tot de verkiezing ;van Burgemeesteren. Nieuwe ftof tot misnoegen. Dan het gefchil werd in handen van Gemagtigden gefield,die hetzelve in deezervoegevereffenden: „ Dat, van de „ vier verkoozene Burgemeesters , twee in dit, en 3, de twee anderen in het volgende jaar dienen zou„ den ; dat de Schepens , door zijne Hoogheid ver„ koozen , alle hunne Ampten zonden behouden; „ en dat de Schout, die, wegens het weigeren der „ beëediging, eenigen tijd gefchorst geweest was, herfleld zou worden in zijnen dienst.'1 In deezervoege, om de taal van d'Avaux re gebnriken,ftrekten de poogingen der Leydfche Regeeringe, om zich tegen het overdringend gezag van Willem den III. te verzetten, tot het vermeerderen van't zelve. Men ban zich niet genoeg verwonderen over de onregelmaatigheid hunner handelwijze : den eenen dag weigeren zij eenige infchiklijkheid voor den Prins te be« toonen, zelfs in zaaken , die aan hunne Regten en Vrijdommen geen wezenlijk nadeel konden toebrengen: en op eenen anderen willigen zij hem alles, daar mede rechtdraads ftrijdig, in. Drie dagen uitfiels , In den tijd van't verkiezen der Burgemeesteren, dunkt K 2 huo Willes! DE III.  na» GESCHIEDENIS f^lLLEM SE III. De Prins met Am fierdam verzoend.] hun eene onoverkomelijke zwaarigheid: en twee d». gen laater laaten zij zich door de Afgezondenen van den Prins overhaalen , zich geheel fchikkende naar zijn believen. Of zij zo verre gegaan zijn, om, gelijk hij 'er bijvoegt, een algemeen befluit te neemen, dat zij telkens, bij het ontftaan van gefchillen in hunne Stad, zich aan de uitfpraak des Prinfen zouden onderwerpen, durven wij niet bepaalen. Zeker gaat het, dat de Staatsgezlnden dit bedrijf te Leyden met leede oogen aanzagen (*). Dordrecht en Leyden waren dus tot zwijgen gebragt op eene wijze , die zijne Hoogheid onraadzaam oordeelde te Amfterdam te werk te Hellen. Zelfs willen zommigen , dat de Raadpenfionaris Fagel, geen genoegen nam in 't geen de Prins te Dordrecht ondernomen uhadt. In Amfterdam fehikten zich de zaaken eerlang tot een minzaam vergelijk : die Stad liet zich overhaalen, om van de dus lang fterk tegengeftaane afdanking aftezien, mits de aanbouw van zesendertig Oorlogfchepen , waar toe reeds in den jaare MDCLXXXII. beflotenwas, fterker werd doorgezet. Dit bragt veel toe, om de gunst zijner Hoogheid te winner), en de verzoening , tot nog toe zo gebrekkig, te voltooijen. Men beloofde , het voorgevallene van wederzijden te vergeeten: als ook, volgens het fchrijven van d'Avaux , van wederzijden niets van gewigt m de Vergadering van Holland te bren- (*) «rit. Mrc. 1685. bl. 249 —265. D'AvAüXjTom. IV. p. öi.77.89. &Tom.V.p. 176.188.187.  dksl NEDERLANDEN. 149 brengen , zonder elkander vooraf daar over gehoord te hebben. De vervolging der Gereformeerden in Frankrijk vervreemde de Pvegeering van Amfterdam meer en meer van het volgen van maatregels , die met de inzigten en belangen van het Hof vzn Frankrijk overéénkwamen , en tot hier toe den Staat in vrede bewaard hadden (*). Deeze gebeurtenis, van zo veel invloeds op de fiaatkundige gefieltenis van Europa in 't algemeen, verdient eene afzonderlijke overweeging, vooral in zo verre zij onze Veréénigde Gewesten betreft. En moeten wij , deeze afdeeling befluitende , onzen Leezeren nog herinneren, dat zij te rugge zien in ons laatst voorgaande Deel, waar zij , ten aanziene van het ftuk , thans befchouwd , zullen ontdekken , hoe zijne Hoogheid , wiens aanwas van magt in Holland wij toen overwogen, ook in Qverijsfel en Zeeland reeds magtbetoo-, ningen van verren uitzigte geoefend hadt. (*) Wagenaar , Atr.(l, VI. Sc. bl. 119. & 3t Wjlus4 DS III.  ï5© GESCHIEDENIS Vervolging der Protestanten in Frankrijk. Herroeping van \Edi& van Nan- feu Be Herroeping van het Edict van Nantes. Jf^e ne der grootfte gebeurrenisfen deezer Ëeuwe, en die het meeste toebragt, om de Gemeenebestgezinden in de Veréénigde Gewesten den Prins van Oranje te doen toevallen , was de herroeping van het Edict van Nantes. Lodewijk. de XIV, naa, door verfcheide bedrijven van eenen vervolgzieken aart , zijn oogmerk , om niet dan ééne Godsdienstbelijdenisfe in zijn Koningrijk te dulden , genoegzaam bekend gemaakt te hebben ,. veronderftelde, volgens ingekomene lijsten, hem opgegeeven, van afzweeringen des Protefiantfchen Godsdiensts, dat'er bijkans geene Protejiantfche Onderdaanen in zijn Koningrijk waren overgebleeven. Door verkeerde Staatsdienaars misleid , geloofde hij , geen agt te moeten Haan op het klein getal hardnekkigen , nog Dvergebleeven. Door de Priesters verblind, waande hij het regte middel van zondverzoening gevonden te hebben in zijn geheele Rijk Roomsch-Catholijk te tnaaken. Het Ediél van Nantes , door Hendrik den IV, n den jaare MDXCVIH , aan de Protejlanten geschonken, en ftaatlijk bezwooren , bij 't welk hun de vrije oefening van hunnen Godsdienst wordt toegefraan, hieldt hij als flegts voor een tijd gegeeven in afgeperst. Met dit te vernietigen, dagt hij ia |énen u een boojn , reeds aan alle kanten losgemaakt,  eer. NEDERLANDEN. 15 T aisakt, te doen vallen. Bij de herroeping verzekerde men de Protejlanten van de vrijheid des geweetens, om ze daar door in het Rijk te houden : alleen Werd hun de openbaare handhaaving des Godsdiensts ontnomen; doch 's anderendaags bevelen gegeeven, die hen ook van de vrijheid des geweetens ontzetten. — De Vervolgden beriepen zich te vergeefsch bij de Vervolgers op de Edicten , onder welker befcherming zij als nutte en vreedzaame Burgers geleefd hadden. De Priesters kreegen last, om de Protejlanten tot den fchoot der Roomsen -Catholijke Kerke te brengen. Zij deeden veel minder , dan men zich van hen beloofd hadt. Het meeste werd uitgevoerd door Dragonders, in de huizen der Protejlanten gezonden , die daar op de befcheidenheid leefden, tot dat de bewoonders, gelijk men'tnoemde , zich met de Kerk verédnigd hadden. „ In- „ dien," 'tisde aanmerking vaneen FranschSchrijver , „ de Bisfchoppen van het Languedokjche in 't al- gemeen zo deugdzaam geweest waren, als hun ftaat s, vereischte , zou men misfehien aan hunne bezor„ ging overgelaaten hebben , het geen tot hunne be„ diening behoorde ; de zorg naamlijk , om dat ge„ deelte hunner Kudde, welk men onze dwaalendi „ Broeders noemde , te verlichten en te bekeeren, „" misfehien zou men aan 't Hof het onbegrijplijk ontwerp van bekeeringe'n door inlegeringen, waar „ bij de Krijgsknegten de plaats van Apostelen be„kleedden, niet gevormd hebben. Een ondeugend „ ontwerp moet zichzelven'vernietigen. Deafzwee. K 4 „ zin- Willem de 111.  Willem de HU Prarfcht "Vlug telingenlier ontvangen. 152 GESCHIEDENIS „ ringen van den Proteftantfchen Godsdienst waren, „ voor het grootfte gedeelte, niets anders dan ge„ dwongene meineedigheid: zij vervloekten den Godsdienst, welks dienst zij veinsdente omhelzen; en, „ wanneer zij met ongeduld tot hunnen Aanhang we„ derkeerden, deeden zij, wel verre van weder af„ valligcn in hunne harten te zijn , niets anders dan „ herroepen, het geen zij aanmerkten als eene af„ valligheid , het voorwerp van hun berouw ze,, dert het oogenblik, dat zij dezelve getekend had„ den (*)." De Marquis de Louvois, weleer den Vcrèèmgden Gewesten zo vijandig , deedt zijnen Vaderlande in deezen veel kwaads, door fteedsAanraader te zijn tot het gebruiken der ftrengfte midde. len. Alle de gewelddaadigheden, de vervolging om den. Godsdienst, dat eislijk monster, vergezellende, ftelde men te werk ten opzigte der ongelukkigen: en hun af keer van den Roomsch-Catholijken Godsdienst fcheen te vermeerderen met hun lijden : eenigen vermomden , onder eene geveinsde bekeering, bun verdubbeld afgrijzen van denzelven : eene ontelbaare menigte zogt in Prote/Iantfche Landen de vrijheid, hun in 't Vaderland geweigerd. Zij ontkwamen, ondanks de ftrenge bevelfchriften tegen de verhuizingen en de wagten op de Grenzen gefield. Geheel Europa, verbaasd over de offerande , door de (*) Millots Cedenkfchriften , dienende tot degefehiedetiis van Lodewijk dfn XIV, I. D. bl. 75 enz.  DK& NEDERLANDEN. 153 de Staatkunde aan den Godsdienst toegebragt, ontving de opgeofferden met hartlijke genegenheid. De Vlugtelingen vonden op veele Plaatzen , en bovenal in Holland, eene fchuilplaats , hulpmiddelen in hunnen nood, en alle aanmoediging. Men hoorde,met deelneeming in hunne belangen, het treurig verhaal der rampen , door hen geleden , en der gevaaren , van hen uitgedaan: men droogde hunne traanen af, troost en hulp Honden gereed : zij betuigden, met ontroerde harten : „ Onze Landsgenooten hebben „ ons als Vijanden behandeld, en de Vijanden onzes „ Volks bejegenen ons als Broeders 1" Eenige Vlugtelingen bragten huune fchatten , genen hunne vlijt, anderen de kunsten en handwerken mede , die , zints een geruimen tijd, den rijkdom van Frankrijk hadden uitgemaakt : zo dat men hier leerde, Frankrijk in veele opzigten niet te behoeven , en dit Rijk noodzaakte , gewerkte Goederen, weleer van daar ontvangen , van hier te ontbieden. Lodewijk de XIV. gaf den genen , die hem onder 't oog bragten , hoe veel der beste en arbeidzaamfte Onderdaanen door zijnen dwang het Land ontruimden, en elders veiliger wijk zogten, ten antwoord: Mijn Koningrijk word gezuiverd ! zonder te bedenken , hoe zeer het teffens verarmde. Geboore. ne Hollanders-, die zich in Frankrijk hadden nedergezet , konden zich aan de woede der algemeene vervolging niet onttrekken (*). De Protejlanten in het 0 Refol, Holl.i6%$, bl. 448 6*0.641.en 16S6.bl.i76. K 5 Willem de UI.  i5+ GESCHIEDENIS Wh. mm de III. Lodewijk de XIV. «naakt zich gehaat in ceeze Ge westen., Gunuba- tocr.ingen aan de Vlugtelingen. het Prinsdom Oranje weiden even min gefpaard, als. de anderen. Welke verroogen de Prins ook deedt, zij vonden zo weinig ingangs , dat de Koning , binnen kort , dit Prinsdom verbeurd verklaarde , hetzelve aan de Kroon hegtte , en met Provcncc veréénigde (*). Al'e de Veréénigde Gewesten , en Holland inzonderheid , weergalmden van ;de onverdraagzaamheid van Lodewijk den XIV. De Leeraars , onder de hand hier roe aangezet door den Prins van Oranje en den Raadpenfionaris Fagfx , voeren uit tegen de Franfchen en hunnen Koning, 't Was niet mogelijk, de Staatzugt vnn Lodewijk den XIV. te vergoelijken in 't oog der Protejlanten , tegen zijne onverdraagzaamheid fterk ingenomen. De zodanigen zelfs, die begreepen, dat men onverdraagzaam kon weezen, zonder ftaarzugtig te zijn , en dat de zugt om vei mee* teringen te maaken met geestdrijverij niet ftrookte, durfden voor hun gevoelen,uit vreezevoor het Volk , niet uitkomen. Naardemaal de ftrengheid der Bevelfchriften tegen de Predikanten voornnamlijk was ingerigt, droegen de Staaten van Holland zorge voor het onderhoud der Ge vlugten: den genen, die Vrouw en Kinderen haddenj werden vierhonderd, en htm, die dezelven piet hadden, tweehonderd en vijftig guldens *s jaars toegelegd (t> De Regeering van Jmjlerdam, die niets (*) Bürxet, I. p. 663. Holl. Merc. 1686. bl. 127. tf)Ref. Holl. 1686. bl. 19. Gr. Plakaatb.IV.D.bl. 34»,  der NEDERLANDEN. 155 niets verzuimde , om de Franfche Vlugtelingen wel te ontvangen, lag nog tweehonderd guldens bij deeze fom voor twaalf der bekwaamfte Predikanten, mits zijzic.h dsar ter Stede onthielden, enden Predikdienst waarnrmen. En bij deverdeebng, naderhand door de Staaten van Holland gemaakt op het onderhoud der gevlugte Franfche Predikanten, werden'er zestien aan Amfterdam toegeweezen. Aan Jean Cabrier , die te Amfterdam de Tatfetes iuftreerde zo goed als te Licns, deedt men een gefchenk van vijfhonderd guldens , en gaf hem 's jaarlijks tweehonderd guldens, onder beding, dat hij zijne kunst aan geene Buitenlanders leerde. Den zodanigen, die eenige kunst of handwerk verftonden, werden te Amfterdam en elders plaatzen aangeweezen, om'er hunne Werkhuizen opterigten , en op allerlei wijze aangemoedigd , om nutte Leden des nieuwverkoozen Vaderlands te worden. Een Amfterdamsch Koopman , Vincent genaamd , wist zijn Broeder, die eene Papiermaakerij bij Angoulême hadt, op welke meer dan vijfhonderd Arbeiders de kost wonnen, herwaards te krijgen. De Vlugtelingen, die hier ten Lande kwamen, en eenig vermogen hadden, bragten, zo veel zij konden, van hunne Goederen mede , of maakten ze , voor hun vertrek, in Wisfelbrieven over. Men hadt reeds te Amfterdam eenige penningen der Franfche Vlugtelingen op intrest genomen, en befloo: vervolgens tot het geeven van Lijfrenten (*). — Een zeker gezelfchap Franfche Juf- (•) Wasehaau, Amfi.Vl. St. bl.4p.124 enz. Willem >E III.  ï5ö geschiedenis Willem DE lil. ïnvloed van deeze vervol ging op de Staatszaaken. voor- (*) Refol. Holl. 1684. bl. 19. (t) d'Avaux, Tom. I. p.151. 154.157.163. Juffers, die zich, onder het beftuur van Maria du Moulin , te Haarlem nederzetten , kreeg , veele jaaren agter een, jaarlijkfche onderfteuning van tweeduizend guldens (;;!). Niets is, ten opzigte van dit ftuk, van meer aangelegenheids , dan de briefwisfeling des Afgezant» d'Avaux met het Franfche Hof wegens deeze ge. beurtenis: dezelve toont, aan den eenen kant, de fchranderheid diens Staatsdienaars, en, aan denanderen kant, de verblinding van Lodewijk den XIV; ook kan dezelve dienen tot .ontwikkeling der oorzaaken van veele volgende gebeurtenisfen. Reeds in 't jaar MDCLXXXI, hadt de Graaf d'Avaux zijn Hof gefchreeven, dat 's Konings befluit, dat de Kinderen der Gereformeerden, zo dra zij zeven jaaren bereikt hadden, tot den Catholljken Godsdienst zouden mogen aangenomen worden, de gemoederen in Holland, Friesland en Groningen zeer van Frankrijk vervreemde ; dat men te Amfterdam,langs deftraaten , klaagliederen zong, die het medelijden met de verdrukte Hervormden in Frankrijk fterk opwekten, 't welk toenam, toen veelen met hunne Kinderen herwaards kwamen (f). De Arminlaanen zelfs , die veronderfteld werden den ouden afkeer van de Calvinisten nog in den boezem te draagen , konden niet nalaaten den Graaf voortehouden , dat 's Konings onverdraagzaamheid alleen in ftaat was , om eene  Dtó NEDERLAND EN. 157 Vöordeelige Verbintenis tusfehen Frankrijk en de Veréénigde Gewesten te verhinderen. In 't volgende jaar fchreef hij , dat de Raadpenfionaris Fagel niet alleen inzamelingen ten behoeve der Franfche Htigenooten liet doen, maar ook de Leeraars aanmaande , om Lodewijk den XIV. óp den Predik ftoel aftefchilderen als gereed ftaande tothetdoen van dergelijk een inval , als in den jaare MDCLXXII, en om daar door den Protejiantfchen Godsdienst geheel uitterooijen. Dit verwekte meer en meer bitterheids. Men nam, in Holland, in beraad, om alle de Room* fche Geestlijken , en in 't algemeen alle Priesters, die geene inboorlingen des Lands waren, ten Lande uittezetten. Fagel was de eerfte , die zich tegen deezen raadflag aankantte, 't zij hij vreesde voor de belangen des Prinfen van Oranje , door de Catholljken in Engeland te verbitteren , of voor een opftand in Holland zelve, waar het getal der Roomschgezinden zeer groot was (*). — De Staaten van Zeeland , door de zelfde geestdrift vervoerd, dreeven eene menigte Catholijken uit hun Gewest; doch, daar zij in Rotterdam en Amfterdam met opene armen ontvangen werden , lieten zij af, dit ftuk verder voorttezetten (t). Eindelijk kwamen de Staaten der Veréénigde Gewesten, in den jaare MDCLXXXVII, tot een ftap, die veele buitenlandlche Vorsten verwonderde, en hen (*) d'Avaux , Tom. I.p.264. 320. & IV. p.266.358. Willem de III.  GESCHIEDENIS Willem DE III. He Je (uiten en andere Monniken uit de VerêéVigde Ge■westengeweerd. Klagten de» wegen. hen de befchuldiging van Onverdraagzaamheid op den halze haalden. Op het herhaald aanftaan , zo men wil, der Predikanten, inzonderheid der Zeeuwfche en Fr ie fche , werd den Jefuiten , Franciscaanen, Dominicaanen, en anderen Monniken ,|het verblijf in den Staat ontzegd. De Staatsdienaars der Roomschgezinde Mogenheden in den Haage boezem* den de fferkfte klagten uit, en fpraken 'er van in zulker voege, als of men ten oogmerke hadt, den Roomsch-Catholijken Godsdienst in 't geheeIeGein.eenebest te vernietigen. Zulk een Plakaat hielden zij ftrijdig met de Verdraagzaamheid ten opzigte van de verfchillende Gezindheden onder de Christenheid, van welke de Staaten menigmaal zich beroemd hadden Voorftanders te zijn. De Staaten hadden altoos de vervolging in Frankrijk afgekeurd , als ftrijdig met den geest des Christendoms en het EdiSt van Nantes, door Lodewijk den XIV. zeiven bekragtigd, en als nadeelig voor den Koophandel, de Neringen en Handwerken van een Land : behalven dat zullten , die zich door dwang tot eene andere belijdenis overgaven , zelden goede Onderdaanen, en nog zeldzaamer goede Christenen vvierden ; doch dat zij nu fcheenen de hand te willen liaan aan 't geen zij te vooren hadden afgekeurd. De Keizerlijke Refident Kramprigt maakte des den grootften ophef, fchrijvende aan den Keurvorst van Ments, dat de Roomfche Godsdienst hier ten Lande zeer gevaarlijk ftondt. Hij befchuldigde de Staaten, dat zij door 't Plakaat tegen de Jefuiten en Monniken de Verdragen , eertijds  der NEDERLANDEN. 159 tijds met Roomscri• Cathoüjken gemaakt, fchonden, en deeden liet geen zij in den Koning van Frankrijk veroordeelden. Daarenboven was 'er, zijns bedunkens , nog een roerklijk onderfcheid tusfehen het geen de Koningen van Frankrijk hunnen Hervormden Onderdaanen voorheen hadden toegedaan, en'tgeen de Roomfcken en Onroomfchen deezer Landen , die elkander gelijk Honden, eertijds bij Verdrag hadden vascgeftd!. De; Riawfchen hadden zelfs, vanouds, het gebied over de Nederlanden gehad. Dit was hun door de Onroomfclun uit de handen gewrongen, die hen nog onder bedwang hielden. Het bleef hier niet bij; men zogt ze nu nog ten Lande uittedrijven : 't welk gefchapen ftondt nadeelige gevolgen te zullen hebben, en ligtlijk eenen Oorlog om den Godsdienst zou kunnen veroorzaaken. Het viel den Staaten niet zwaar, een bedrijf te verdeedigen, 't welk in een zeer verkeerd licht geplaatst was, en waar van zij geene verantwoording aan iemand te geeven hadden. Den Gezanten der Roomsch - Cathoüjke Mogenheden bragten zij onder betoog, hoe zij bevonden hadden, dat de Jefuiten en Monniken uitlandfche Zendelingen waren , die deezen Staat geen goed hart toedroegen, van hmme Kloosters en Overften afhingen, en 's jaarlijks aanzienlijke geldfommen ten Lande uitvoerden. Dat zij hun om deeze en dergelijke redenen het Land ontzeiden , en geenzins uit vervolgzugt en weerwraak over't leed, hunnen Geloofsgenoot en in Frankrijk en eld;rs aangedaan, — Dat 'er geene ftoorer.is van Willem de iii. De St«a» ten verdeejigenhun gedrag.  i6o GESCHIEDENIS Willem' de Ut, van den Godsdienst eeniger belijdenisfe gemeend wss , dewijl de Roomsen-Cathoüjken in de Veréénigde Gewesten zich konden bedienen van Priesters, binnen deeze Landen gebooren , en de Monniken, die buiten 's Lands geloften van gehoorzaamheid gedaan hadden , ontbeeren ; ja dat de ingeboorene Priesters zeiven op hen begeerd hadden , dat zij de Jefuiten en andere vreemde Monniken wilden doen vertrekken. De Keurvorst van Brandenburg trok zich de zaak der Staaten aan bij den Keizer, en toonde , hoe belachlijk het ware het verbannen van eenige vreemde Priesters en Monniken voor eene vervolging der Cathoüjken te willen doen doorgaan , gelijk aan die de Hervormden in Frankrijk moesten lijden. In Frankrijk werden Onderdaanen op de wreedfte wijze vervolgd , tegen een uitdruklijk Verdrag, met 's Konings Vborzaaten gemaakt, en door den Koning zèlven bekragtigd. In de Veréénigde Gewesten werden alleen eenige Vreemdelingen , die niets bezaten , en welken men nimmer bij Verdrag*vrijheid beloofd hadt, het Land ontzegd. Elke Mogenheid hadt regt, om den vastgeftelden Godsdienst zeiven te doen waarneemen en bedienen door Inboorlingen alleen. De Roomsch-Catho' lijke Mogenheden bedienden zich van dit regt; waarom zouden de Proteftantfchen 'er zich ook niet aan houden mogen ? inzonderheid wanneer, gelijk in het tegenwoordig geval, de Godsdienst, welken men alleen door inlandfche Priesters bediend wilde hebben, bij openbaare Plakaaten verboden geweest was,  der. NËÖERLANDEN. ' iêl Was, alleen oogluikende toegelaaten weid. Vreemd Was het, dat Krampuot de vervolging in Frankrijk, die veelen braaven Cathölijken ,eh den Paus zeb> ven , tegen de borst was , durfde verdeedigeh. Nog Vreemder, dat hij den Koning van Frankrijk meer regts toefchreef, om het Edict van Nantes te het» roepen, dan den Staaten , om de vreeinde Priesters en Monniken uit het Land te houden , öm dat dit laatfte ftrijdert zou met zekere Overéénkomften, tusfehen de Roomfchen en Onroomfchen deezer Landen gemaakt: Van welke Overéénkomften egter noch hij • noch iemand, eenig blijk kon toonen. — De Keizier, door deeze redenen des Keurvorsts overtuigd $ liet hun weeten , hoe hij den ontijdigen ijver van Kkamprigt geenzins goedkeurde, en hem geen bevel gegeeven hadt, om zodanige dirtgen te zeggen 4 of te fchrijvén. De Refident zweèg vervolgens , en de andere v'reémde Staatsdienaars , wier ijver zö verre niet gelóopen hadt, hadden zich ligt door de re* denen der Staatén laaten nederzétten. Het Plakaat greep ftand (*). Ten aanziene van den Koophandel baarde de vervolging , in Frankrijk aangirigt , hier ten Lande groote verlegenheid eh nadeeL Te Eöurdeaux cti ïiouan hadt men beflag gelegd op de bezittingen van veele Gereformeerde Kooplieden , die penningen en goederen van Hollandfche Kooplieden onder zich hadden. Zestig Amjierdamfche Kooplieden vervoegde ti (•) Füfendorf, Lib. XfX. §. 55i pi I2C5S. llQft VUL Deel, L WitiES! ds UI. ï  i6i GESCHIEDENIS Willem be III. den zich met een Smeekfchrift bij Burgemeesteren, om door derzelver voorfpraak herftelhng van fchade te bekomen. — De Koning beval zijnen Afgezant de vernaaien van de voorgewende geweetens geweldenarijen, te Bourdeaux gepleegd, tegentefpreeken, en ie verzekeren , dat de Intendant, de bewerker der bekeeringen, geene andere wapens, dan die der overtniginge , gebruikt hadt: als waren de Inten. danten genoegzaam bedreeven in de Godgeleerde gefchillen, om de rol van Zendelingen te kunnen lpeelen , die onder geen vermoeden vallen van eenige andere, dan redelijke, middelen ter overtuiginge te bezigen. Een groot aantal Proteftantfche Officieren booden den Prins van Oranje hunnen dienst aan. Holland gaf ze jaargelden, tot dat men ze zou kunnen plaatzen. De Graaf d'Avaux fchreef ten hunnen behoeve, als ook ten beste van veele Soldaaten, der Protejlantfche Belijdenisfe toegedaan , die hun Vaderland en Vaandel verlaaten hadden; dan'er was niets te verwerven. Wij zullen vervolgens zien, hoe veel nadeels deeze Uitgetoogenen hun ondankbaar Vaderland veroorzaakten. D'Avaux fprak voor een Drogist te Rouan ; doch de Koning antwoordde, dat hïj niet weder in het Rijk kon komen „ of hij moest opregtlijk den Protejlantfche» Godsdienst afzweeren. „ 't Is beter," fprak de door geestdrijverij verblinde Vorst , „ dat die hardnekkigen in vreemde Landen blijven , dan dat zij in mijn Ko„ ningrijk wederkeeren , met de vrijheid, om in hunne dwaaling te verblijven." De Gezant bleef niet  BEtt. NEDERLANDEN, nC5$ niet in gebreke , om zijne berigten te vernieuwen, en te toonen, hoe noodig het ware eene ontvolking te fluiten , die, met eene menigte nutte Onderrfaanen, een grooten fchat uit het Koningrijk na andere Landen bragt, en hoe zag'heid het middel was, om aan de Handwerken en den Koophandel eene menigte van nijvere Mannen wedertegeeven. De Koning antwoordde , dat deeze uittocht het uit',, werkzel was eener verhitte verbeelding; dat uit „ middel erger was dan de.kwaal; en dat de Voorzienigheid misfehien deeze ongeregeldheid hadt „ toegelaaten, om het Koningrijk van flegte en onleerzaame Onderdaanen te zuiveren." Te vergeefsch , merkt een. hedendaagsch Schrijver op, zoekt men in deeze woorden den Vader des Volks: men ontdekt 'er niets anders in dan een Godsdienstijveraar, moeilijk, om dat hij misgetast heeft (*> . Het is onmogelijk aftebeelden , tot welk eene maate deeze ongerijmde Onverdraagzaamheid de geesten in de Protejlantfche Landen tegen de Fran-1 fchen verbitterde. De Vervolgden gaven , in allé Landen, werwaards zij heen weeken, detreurigfte verhaalen van de wreedheden, hun gedreigd, en aan i hunne Medebroederen en Zusteren gepleegd. Dee- 1 ze treffende fchilderijen bragten niet weinig toe, om de t 1 ' [ , i ■ . , . ✓ d'Avaux, Tom. V. p. i53. i5S. ,tf2. 1Ó3. m, 203. 228. 330. 331. 266. & Tom. VI. p. 105.£|!?. L 2 WiT.iaai de lit/ Nadeelen, aan Frankrij'- c'oor de Onveruraag.saamheici oege-  Willem se III. *S4 GESCHIEDENIS de Verbintenisfen , tegen Frankrijk aangegaan , te verfterken. Lodewijk de XIV. verloor door zijne Onverdraagzaamheid niet alleen Amfterdam en de andere Steden van Holland, op welken hij zich hadt kunnen verhaten; maar , zich beroovende van eene menigte rijke , werkzaame en nutte Ingezetenen, verzwakte hij zijne Staaten , en verfierkte die zijner Vijanden, naijverig over zijne grootheid ; ja , deeze Vlugtelingen werden zijne geflaagenfte Vijanden. Die Vervolgingen bezoedelden niet alleen den luister zijner regeeringe; maar fluitten den voortgang zijner wapenen , en deeden aan de Godsdienstbelijdenisfe , welke hij zogt te verdeedigen , eene onboetbaare fchade. De Omwenteling , in Engeland voorgevallen, waar in het Gemeenebest der Veréénigde Arederlanden en de Prins van Oranje de hoofdrollen fpeelden, zal dit ten overvloede tooneu. „ De herroeping van het EdiSl van Nantes," zegt de Eerw. Roustan , „ was als eene blixem,, ftraal , welke alle de werktuigen des Pausdoms „ vernielde. Eene ontrouw , zo wreed , gepaard s, met zo veele, nogbarbaarfeher , omftandigheden, „ deedt den meineedigen Godsdienst, welke de„ zelve begaan hadt, verfoeijen : de rest der dwaa- lingen , daar aan verbonden , bleef niet bedekt; „ de Onverdraagzaamheid ftootte ieder tegen de „ borst; men zag met eene baarblijklijkheid , wel„ ke geen de minfte fchaduw van twijfel overlaat, „ dat de heiligde Verbonden en de treffelijkfte diens- „ te»  der NEDERLANDEN. 165- ten niets beduidende befchermmiddelen waren te „ gen de woede des Pausdams, en dat het éénig ,, middel, om 'er zich tegen te beveiligen,beftondt in 'er zich tegen aantekanten (*>" (*) A. J. Roüstan, Redenveering oier hetEdittvan Nantes. Agter zijne Brieven over den tegenwoordige» ftaat dei Christendoms enz. bl. 395, L 3 DEK,- WlLWW de III.  S6S GESCHIEDENIS DERTIGSTE BOEK. Jacobus BE II 5 Koning van Engeland. Ï685» Willem de III. wordt Koning van Engeland. lem de III. hadt altoos het oog op Engeland gevestigd gehouden. De dood van Carel den II, op den zestienden van Sprokkelmaand des jaars MDCLXXXV, die Jacobus den II , een volijverig Catholijk , den Engel (chen Throon deedt beklimmen, maakte hem nognauwlettenderophetgeen daar omging. Schoon deeze Kroonverwisfeling veel vreedzaamer toeging , dan men verwagt hadt, was de onrust en het wantrouwen zeer groot bij een Volk, onder 't welk men honderd Protejlanten tegen één Catholijk telde,*en de Protejlanten door de onverdraagzaamheid en vervolging van Lodewijk den XIV. zeer gefchikt waren , om nadeelige indrukzels te ontvangen. De openbaare belijdenis des Konings van den Caiholijken Godsdienst, de ftaathjkheid, waar mede hij, twee dagen na zijne komst op den Throon, zich ter Misfe begaf, en de ijver, met welken hij eenen Staatsdienaar na Rome afvaardigde , om zijne onderdaanigheid aan den Paus te betuigen, vervreemden het hart des Volks op het . 646. Rapin , Tom. X. p. 26 -29. d'Avaux, Tom. IV. p. 307. cc Tom. V. p. 16.21. 39.57. icó. 2-67 (f) D* AVAUX, Tom. V. p. 39. 82. 84. 90v PüFEKDORF , Lib.xIX.S.5. p. 1223.  bek. NEDERLANDEN. i?i van Dijkveld, bekend voor een aankleever aan zijne Hoogheid, en verbonden aan de Misnoegden in Engeland: hij hadt last, den Protejlanten in dat Rijk te verzekeren van 's Prinfen ijver voor het Protestantsch Geloof, en ter zijner hulpe bij zich één der bekwaamde Godgeleerden van Utrechts Hoogefchool, . den vermaarden Hermannus Witsius. Aile deeze kunstenaarijen konden voor het oog der Uitgezondenen van het Engelfche Hof, en bovenal voor dat des Franfchen Afgezauts, niet bedekt blijven. Koning' Jacobus de II. beklaagde zich zeer over de gereedheid, waar mede men, in Holland, Monmouth en Argyle onderftand en wapenen verzorgd hadt, en bijzonder over 't gedrag van Amfterdam. De Admiraliteit dier Stad verdeedigde zich met bijtebrengen , dat zij gebrekkig en te laat onderrigt geworden wass om de noodige onderzoekingen en aanhoudingen te' doen; dat zij wel wist van Monmouths verblijf in den Haage, maar niet werwaards hij zich zedertbe. geeven , en of hij zich in Amfterdam onthouden hadt; als ook dat haare nafpeuringen, om zijn perfoon te ontdekken , vrugtloos geweest waren (*). De Graaf d'Avaux verzekert, ten opzigte van dit Ruk, (in hoe verre met grond , laaten wij voor zijne rekening,) dat de Prins van Oranje den afkeer yan zijnen Schoonvader niet kon verbergen : en dat de Penfionaris Fagel , naa den Engelfchen Afgezant beloofd te hebben , hem genoegen te zullen geeven ^?iie(t9 m i&tii 'it*^ü '*J • »* vten (ff) Wa gewaar , Faderl. Hift. XV. D. bi. 3041 \ Willem de III.  i?2 GESCHIEDENIS Wit,!. PM BK. III. ten opzigte van de Rebellen in Holland, nietfchroomde in de Vergadering der Staaten van Holland te ver. kiaaren, dat hij zich liever wilde laaten hangen. dan zijne toeftemming geeven tot het vatten van één En. gelschman, door zijne Majefteit van Groot Brittanje opgeëischt. Ik weet zelfs, voegt 'er die Afgezant bij, dat veelen der Staaten overtuigd zijn, dat de Prins van Oranje bijkans de éénige oorzaak is van het niet aanhouden der Schepen ; want de Admiraliteit van Amjierdam orde van de Staaten gevraagd hebbende , om ze aantehouden , hadt de Prins de zaak weeten te vertraagen. Ik ben ook overtuigd, datde Prins van Oranje hier niet ter goeder trouwe te werk ging, en niets meer deedt, dan hij noodig oordeelde, om eenige fchijnbaare voldoening te geeven aan den Koning van Engeland, dien hij haatte. Ik hou het voor geene beflisfende proeve van 's Prinfen ongenegenheid, dat hij , ter gelegenheid der krooninge des Konings van Engeland , geen vreugdevuur aftiak, of eenig openbaar vreugdebetoon gaf : maar men wil, dat 'er naderhand Brieven gevonden zijn, behelzende de verftandhouding tusfehen den Prins van Oranje en den Hertog van Monmouth. Volgens deezen zou de Prinfes van Oranje, Koningin van Engeland, en Monmouth, naa denPrins van Oranje, de eerfte des Rijks zijn (*). — Wat hier van ook zijn moge, vast gaat het, dat de Koning van E»- (*) d'Avaux, Tom. V. p. «75, 575, De Chouy* Mem. Tom, II. p. s*.  der NEDERLANDEN. 175 Engeland op zijnen Schoonzoon niet kon vertrouwen: en deeze was veel bekwaamer, om zich te bedienen van het heerfchend denkbeeld des Volks, dan de Koning , om de uitwerkzels daar van te beietten. Jacobus de II. hadt reden te over, om niet ab leen den Prins van Oranje te wantrouwen, maar ook het gehcele Volk, bij't welk het Stadhouderlijk gezag diens Vorsten fteeds aangroeide, 't Was zijn ftaatkundig belang, onmin te verwekken uit verdeeldheden, die onvermijdelijk ontfiaan tusfehen handeldrijvende entegens elkander ijverzugtige Volken, om de belangen te verdeedi=en van het Volk , waar over hij heerschte. De flegte uitflag der onderhandelingen over het bijleggen eeniger gefchillen , tusfehen de Oost' Indifche Maatfchappijen der beide Volken gereezen, fchijnt een gevolg van dit ftaatkundig fte'zel. De Koning van Bantam, Agon genaamd, hadt, in den jaare MOCLXXX , de regeering afgedaan aan zijn Zoon Abdul Kabar Aba Nazar. De nieuwe Koning betoonde zich een zo groot Vriend der Hollandfche Maatfchappije, ais de Vader dezelve vijandig geweest was. Deeze bediende zich vau deeze gelukkige omftandigheid , om den kring haars Handels op Bantam uittebreiden. De Franfchen , Deenen , en inzonderheid de Engelfchen , konden dit met geene goede oogen aanzien. De Engelfchen, door den ouden Agon altoos begunstigd , bliezen hem den geest van heerschzugt in , en zetten hem aan, om, onder verfcheide voorwendzels , de afge- ftaane WlIXBSt DK Uk Gefclil. len iu de Oost - Intii'èn rusl'chfB E,g,- tand on Hol/and,  de III. 174 GESCHIEDENIS ffaane Regten wederteëifchen. Hier uit rees eert Oorlog tusfehen Vader en Zoon. De Hollanden koozen de partij des Zoons , de Duiten en Engelfchm de partij des Vaders. Het Krijgsgeluk liep den eerrten mede. De jonge Vorst, van zijnen voorfpoed gebruik maakende, verdreef alle Europeaanen , die zijnen Vader bijftand verleend hadden, uit zijne Staaten, en ftondt al den Handel af aan de Hollanden, uit erkentenisfe, . dewijl hij aan hunne hulpe zijne zege hadt dankteweeten. De Engelfche OostIndlfche Maatfchapplj bragt dit Ruk voor Carel den II : zij klaagde , dat de Hollanders, ten tijde der regeeringe van Agon , aangeboden hadden , de Peper een achtfte hooger te ontvangen , mits zij alleen den handel daar in dreeven, en dat zij, hier in bij den Vader niet geflaagd, gelukkiger gevaaren waren bij den Zoon , die alle Europeaanen , behalven ia Hollanders, het Rijk deedt ruimen. De Hollanders lochenden deeze betigtingen , en befchuldigden de Engelfchcn , dat zij den Vader tegen den Zoon 2n hen hadden opgeltookt, en rijklijk van Krijgsbeboeften voorzien. Van wederzijden werden Gevolmagtigden benoemd, om dit ftuk te vereffenen. De 3ood van Koning Cakel ftremde de onderhandelingen : en, toen men ze weder ter hand nam, rees 'er to veel gefchils, dat de Gemagtigden , niets verrigt aebbende, na huis keerden. Deeze zaak bleef, met tndere nieuw gereezene onlusten in de Indien, on. ifgedaan, 't zij de zaaken te ingewikkeld waren , *t iij Koning Jacobus de II. het zijn belang rekende, /  der NEDERLANDEN. 175 se op de lange baan te fchuiven, 't zij ze als verzwolgen werd n in andere gewigtige verrigtingen, omtrent deezen tijd in Engeland gaande (*). Me* aden fpoed hadt Jacobus na II. den eerften opftand, die na zijn Rroonrefit dong, gedempt : dit fpelde hem een gerust en bloeijend Rijk. Alles fcheen hem eenen be'tendigen voorfpoed tebelooven. Zijne gedugtlte Vijanden waren geveld dooreen ftandhoudend overwinnend Leger: de Grooten en 't Volk betoonden zich niet alleen gehoorzaam, maar geheel onderwerplijk. Vreemde Mogenheden zogten zijne vriendlchap, en merkten hem aan als den Scheidsman van alle de gefchillen in Europa. Alle deeze voordeden fcheenen gewisfe tekenen van eene vretdzaame en roemrijke regeeriuge. Jacobus de II. bezat, daarenboven , verfcheide hoedanigheden , gefchikt om de agting der Onderdaanen te verwerven. Hij was nauwkeurig en flipt in alle zijne verrigtingert. Hij beminde en kende het huishoudelijke van den Staat en de Zeevaart; noodige vereischtens, om een Land, waar de Koophandel en Zeevaart te regt aangemerkt worden als de bronnen van geluk. Het Volk fcheen gereed, om den dierbaarften fchat, de Vrijheid, hem overteleveren: zdfs zou .hij zich hebben mogen vlcijen, om allengskens den RoomschCatholijken Godsdienst , door hem beleden, te doen zegepraalen, indien hij beter Staatkundige geweest wars, en zijne oogmerken met voorzigtigheid engc- m|a- (*) Wacenaar , Faderl. Hifi. XV. D. bl. 307. Willem de III. Jacobus de II. verwijder: meer en meer degMuoederen der Onderdaanenvan zkb.  ijd GESCHIEDENIS WiLLEM »E Üt maa'igdheid hadt weeten Uittevöeren. Maar hef fchjttèrend vertoon, waar mede bij zijnen ijver voor' die Godsdiénsbelijdenis aan den dag lei, en dezelve in zijn Rijk Wilde doen ftand grijpen, bedierf alles. De Etïgelfthen hadden een affchrik van den RoomschCatholijkeh Godsdienst: zij zagen deezen met deSlaavernij voor één en't zelfde aan. — Jacobus de II. oordeelde, bet tijdfeipeener overwinningeen een gunstig Parlement te moeten Waarneemen , om zijn ontwerp te volvoeren. Opgeblriazen door de behaalde voordeden, verzogt hij nieuwen onderftand tot het onderhoud eeneraanzienlijke nieuwaangeworveneLandmagt; teffens verklaarende, dat hij geen gering aantal Bevelhebbers van den Roomsen- Catholijkeh Godsdienst aangefteld, en ten hunnen gevalle het befluit genomen hadt, om allen , die deezeGodsdiensr.be* lijden is aankleefden, te ontdaan van de Test dele, dat wil zeggen , de Acte van Beproeving , bij welken elk, die eenig voornaam Ampt bekleedde', hetzelve aanvaardende, moest verklaaren, „ dat hij de Roomfchc Kerk niet hieldt voor de Algemeene; „ dat hij den Paus geenerlei gezag toekende , noch ,, over de Kerk in 't algemeen , noch over zijn per,, foon iu 'i bijzonder; dat hij ütTransfubjlantiatiè „ verwierp ; en niet verftondt , dat de Roomfché s, Kerk alleen regt hadt, om de Schriftuur uitteleg» gen." Het Parlement zag 'er zo zeer tegen op, Om den Koning te wederfprecken, dat, indien de Vorst zijne magt voorts gebruikt hadt, zondeï zich daaromtrent:  dbr NEDERLANDEN. 177 u-ent te verklaaren , men zou gezweegen , en het Volk gewend hebben aan het uitoefenen van een zo gevaarlijk voorregt. Maar de grónd der Staatsgefteltenisfe openlijk aantetasten , bet algemeene Volksbegrip met voeten te treeden , den aangenomen Godsdienst des Volks te dreigen, een Leger op de been te houden , en de toefteraming des Parlements tot deeze maatregelen te verzoeken , was het toppunt van onvoorzigtigheid beklimmen. Men fchreeuwde des in 't algemeen tegen 's Konings voorflag: dan zij waren reeds zo gewoon onder 't juk geboogen te gaan, dat het wederftaan weinig te beduiden hadt. De Koning voer voort met de aanzienlijkfte Waardigheden in 't Burgerlijke en in't Krijgsweezen aan Roomschgezinden optedraagen, en de Roomfche Godsdienst werd openlijk in Engeland geoefend («). Bij deeze inbreuken liet Jacobus de II. het niet blijven; inbreuken, die de eigendommen der Burgeren ten zijnen welgevalle Belden , zo ras men in hem het regt erkende, om de Wetten naar willekeur te fchikken : hij ftookte 's Volks misnoegen nog bet op door^de ftrengheid, met welke hij de overbh'jfzels der Partije des Hertogs van Monmouth vervolgde , en openlijk of heimlijk ten dood bragt. Veele onfchuldige Proteft'anten geraakten in lijden : de fchrik , van voor fchuldig aangezien te zullen worden, bewoog de onfchuldigen, om met hen, die deel aan den opftand gehad hadden, het Rijk te verlaaten. Jacobus , de (•) RtpiN, Tom.IX.p.354. & Tom.X.p.4»,, VUL Deel. M WlLIEM ce 111. ïüj vervolgt zijne Vijanden tot in de Nederlanden.  KI GESCHIEDENIS de III. Staaffcun de dos Printen van Owanje. de II. vervolgde ze over Zee. Reeds in Bloei- en Zomermaand zondt hij eene lijst van honderd zogenaamde Wederfpannelingen aan de Staaten , met verzoek, eerst, dat zij uit de Veréénigde Gewesten mogten gebannen, en naderhand, dat zij gevat roogten worden. Onder deezer getal vondt men den beroemden John Locke , geweezen Geheimfchrijver des Graaven van Shaftsbury. De Staaten gaven , ora zijne Majefleit te voldoen , openlijk last tot het opzoeken der aangeweezenen ; doch hadden heimiijfc zorg gedraagen , dat het op eene zo agtlooze wijze gefchiedde, dat niemand gevonden werd. De Engelfche Afgezant Skelton leverde den Staaten een brecder lijst over van Mannen en Vrouwen : het openbaar bevel ter opfpeuringe gefchiedde weder , in gevolge van den Bredafcken Vrede, thans vernieuwd en bekragtigd; dan , volgens een ander Artykel van dien zelfden Vrede , werd den Uitgeweekenen vijfhen dagen tijds gegeeven , om deeze Landen te verhaten. En men weet niet, dat ten dien tijde eenige Èngelfchen in hegtenis geraakten (*). De Prins van Oranje hieldt een fteeds waakzaam oog gevestigd op alle deeze misdagen van 's Schoonvaders ftaatkunde. Hij hieldt zich beftendig aaii zijn ftelzel , om Verbintenisfen aantegaan , welken rechten*) Re fel. Ctner. 20 May 1685. Refol. Holl. 1685. bl. 199 214. 281.282.323. Misjtve van den Ambasf. Otters, Mf. Heil. Merc. 1685. bl. 176. Groot Plakaatb, IV. D. bl. 382. 384.'  per NEDERLANDEN, i?* -echtfrreeks tegen Frankrijk zouden kunnen werken. Ket was waarfchijnlijk, dat de Keizer, den Oorlog tegen de Turken geëindigd hebbende , deeze partij zou kiezen : ook moest de Koning van Spanje zeer misnoegd op Frankrijk weezen, uit hoofde der herhaalde mishandelingen van de Franfchen , hun aangedaan. Jacobus de II. hadt eene Verbintenis met Spanje, en mogt zich faelooven , dat het Huis van Oostenrijk hem niet tegen zou zijn: bovenal, wanneer het eene zaak was, den Godsdient betreffende. Hij Rondt in geen Verdrag met F>,- krijk , maar was een Vriend en Bloedverwant des Konings , en mogt overzulks, in gevalle van nood , op den noodigen bijfhnd hoopen. — De Prins v.an Oranje wist, om hem die twee fleunzels te ontneemen , onder de hand, op de bijéénkomst te Augsburg , een Verbond te vormen. <—■ Zijn Schoonvader maakte, hij verdagt bij het Pluis van Oostenrijk als een Vorst, die de oogmerken van 't zelve dwarsboomde , door belang aan Frankrijk gehegt, en aan hetzelve verbonden door een heimlijk Verdrag , \ welk ten zijnen tijde te voorfchijn zou komen (*). De KeizeT en de Koning van Spanje waïen te vatbaarder voor dusdanige indrukzels , dewijl hunne Staaisdienaarte vergeefsch den Koning van Engeland hadden zoeken overtehaalen, om met hen in'tzelfde Vtrbond te treeden. De Graaf de Castanaga , Bevelhebber van Spaansch Vlaanderen , en de Afgezant Pedro £*) Daniël , Jtntna.1, p. 14,5. M « WiLt.Erf DE iii. 1686.  xfe GESCHIEDENIS Willem CE in. Verbond t. A'igsèurg. Romquillo hadden alles ten dien einde aangewend , en de laatfte hem beloofdy dat, wilde hijtoetreeden, het Parlement geheel berusten zou in 't geen hij ondernomen hadt ten opz;gte van den Godsdienst vastteftellen. • Wanneer de Koning genegen geweest was, zich tegen Frankrijk st verbinden, is 't waarfchijnlijk, dat hij het niet zou gedaan hebben, cm den invloed, dien deeze Spanjaard waande te hebben op het Parlement, 't welk deeze zijde gekoozen hadt. De natuurlijke neiging des Volks , toen verkerkt door de .immerklagten der verdreeveue Caivi. msten, leverde eene veel waarfcbijnlijker beweegreden op: dan hij oordeelde het niet ftaatkundig gehandeld^ eenen beftendigen Vriend te verlaaten, om zich te voegen bij Vorsten, die hem geen nut konden doen , terwijl zij hem zouden noodig hebben, naardemaal de Protejlanten Verbintenisfen begonnen te maaken tegen een C»tholijk Forst , ten voordeele der Gereformeerden , uit diens Staaten verdreeven. De Koning van Engeland antwoordde den Spaanfchen Afgezant , dat hij de Verbintenis , met den Koning van Spanje gemaakt, heilig wilde nakomen, maar dat dezelfde trouw hem verpligtte den vriendfchapsbtócl niet te verbreeken , welke lag tusfehen den Koning van Frankrijk , zijnen Bloedverwant, en htm- dat hij in vrede met zijne Nabuuren wenschte te leeven , en d'en , zo veel in hem was, onder hen wilde bevorderen. Dit antwoord voldeedt te Weenen en te Madrid even min, en haalde waarfchijnlijk den Keizer en den  Der NEDERLANDEN. igï den Koning van Spanje over, om het oor té leenen aan voorflagen, niet alleen ingerigt tegen den Koning van Frankrijk , in.iar.cok tegen den Koning van Engeland. Hier uit ontftondt eene Verbintenis, die veel toebragt, om den Koning van Engeland van Throon en Staaten te berooven: en was dezelve teffens ingerigt, om den Koning van Frankrijk van al? le hoop op de Spaanfche opvolging te ontzetten j want men kwam vervolgens overéén dat de verbondene Mogenheden den Keizer zouden helpen in het verkrijgen dier Monarchy, als hem van regtswegen toekomende; en dat men geen Vrede met Frankrijk zou fluiten, dan naa hem genoodzaakt te hebben tot het doen van afftand zijner eifehen op de Staaten dier Kroonen. De Keizer, de Koning van Spanje , wegens den Bourgondlfchen Kreits, waaronder de Nederlanden gerekend worden , de Koning van Zwee* i den s wegens zijne Rijkslanden, in verfcheide Kreitzen gelegen, de Keurvorst van Beieren en de Beierfche Kreits, de Franklfche Kreits en het Huis van Saxen, als; ook verfcheide andere Duitfche Stenden, traden in dit Verbond. Scnoon fchijnbaar ingerigt tot handhaaving van het twintigjaarig Beftand; weshalven men ook bepaalde , hoe veel manfehap elk der Bondgenooten ten dien einde zou opbrengen; was het met de daad befremd , om zich gerust te Relkn tegen de eerzugtige onderneemingen van Frank' rijk. Lodewijk de XIV. hadt zich veel moeite gegeeven, om het fluiten deezes Verbonds te beletten; «Joch vrugtloos: dan hij Rijfde zijne Partij in Duit 'schM 5 Ifltié WlLLÖM DE 11%  iFa GESCHIEDENIS Willem m Lik Gevegc tusfehen een Fransch en een Staatsch Oorlogschip. land zo veel hem mogelijk was (*) : en de Staatei der Veréénigde Gewesten vernieuwden, in dit jaar, de Verbonden , voor deezen met Carel den XI, Koning van Zweeden , gemaakt voor den tijd van twintig jaaren (f). Niets Was den Prins van Or«»yeaangenaamer,dan 't geen ltrekken kon bm de gemoederen derLandzaaten teilen de Franfchen te verbitteren : en de Franfche trors gaf hier toe meermaalen fchoone gelegenheid; doch het meest gerugrmaakende geval was een gevegt tusfehen een Oorlogfchip des Konings en één van de Staaten. De Graaf van Styrum was , in 't voorjaar, met eenige Oorlogfchepen na At Straat gezeild, om eene Koopvaardijvloot derwaards te geleiden, haar tegen de A/gierifnfcheRoovers, thansmet den Staat in Oorlog , te dekken, als ook vooral tot befcherming der twee .^««/c^Gallioenen , die men uit America verwagtte. Twee Schepen van dit Es. quaekr kwamen op de Reede van Lagos, om Rondhout inteneemen. De Franfchen , hen dit belettende, noodzaakten ze door dreigen, om, nevens hen, na Kadix of het Naauw van de Straat te zeilen. Em]K , één der Capiteins , zogt zich van den nagt te bedienen, om dien dwang te ontkomen. Het werd ontdekt : en de Heer de Bell'isle door den Franfchen Vlootvoogd Montemar, met een Schip van zestig Cu Mont Corps Dipi, Tom, VII. P. II. p. 131^ ï35- (f) Ziï aldaar, p. 122;  Dtffc NEDERLANDEN. feastig fiukken , op hem jafgezonden : deeze fchoot met fcherp , om Ewijk te doen bijdraaijëa : deeze wendde, eri gaf den Franschman dé volielaag. Hier op volgde een fcherp gevegt van drie duren. De aankomst van Montemar met de andere Schepen deedt het eindigen. Capitein Ewijk , met veel der zijnen * waren gefneuvêld. De Heer Bell'isle hadt zeventig doodetf. De Staaten, kennis gekregen hebbendei van deeze beledigende ontmoeting, klaagden bij den Graave d'Avaux , en verzogten voldoening. De Franfche Afgezant zogt het te bewimpelen , en gaf de bijzonderheden van het voorval geheel anders op ; beweerende, dat drie Hollandfche Capiteins zich ver-1 bonden hadden,, om met Montemar te zeilen : dat Ewijk gezogt hadt, zich van het Franfche Ecquader te ontdonkeren , en het ongeluk, hem overgekomen , zichzélven wijten moest. Mén wederlei deeze vergoelijking. Dé Franfchen klaagden, op hunne beurt , dat de Staaten. verderflijke ontwerpen voor Frankrijk met Spanje fmeedden. De zaak der voldoening bleef agter (*). . . Schoon men de Algierijnfche Zeeroövers door fchrik hadt zoeken te ontwapenen, zetten zij hunne Zeerooverijen voort, kwamen in 't Kanaal kruisfen , en bragten de Scheepvaart der Nederlanderen de gevoeligfte neepen toe : zij deeden zulks met te meef gemaks en veiligheids, doordien de Koning van Engeland hun heimhjk de hand boodt. Die Zeefchui- mers (*) Holl. Merc. i6%6. bl. 80. 04', M4f Wntiya de 111. Algie. rijnfehê rooverijen*  ï84 GESCHIEDENIS Willem be III. Onvoorzigtigeijver van Jacobus 'pen II. mers hadèen eene vrije wijkplaats op het Eiland Wight en in andere Havens, waar zij befchikking op de Prijzen maakten. Eén der Algierijnfche Rooffchepen, van dertig (lukken en driehonderd man, in -Barwkh binnengeloopen , werd , naa dat eenige Str.atfche Oorlogfchepen eenigen tijd vrugtloos op het uitkomen gewagt, en hij alle zijne Engelfche Slaaven voor een geringen losprijs vrijgegeeven hadt, onaangezien het ernstig verzoek van den Afgezant van ClTTERS tot het tegendeel, door twee Engelfche Fregatten tot op de hoogte van Duins uitgeleid q. Dit gedrag kwam elk voor , gelijk het met de daad was, als een uitwerkzel van den haat, dien Jacobus de II. den Prins van Oranje en het Gemeenebest toedroeg , daar zij de oogmerken, door hem zo zeergezogt, wederftreefden. Deeze onvoorzigtige en bijgeloovige Koning ging alle maat en perk te buiten. Hij ftondt den Monniken toe, in hun Ordensgewaad ten Hove te verfchijnen: eenigen durfden wel Itoffen , dat zij , binnen kort , cpenhaare Ommegangen in Londen zouden houden. Vier Bisfchoppen werden in zijne Kapél gewijd, en na vei fcheidene oorden des Pvijks gezonden , om Aankomeüngen te maaken. De Jefuiten krecgen vrijheid , om in alle de voornaame Steden Kwcekfchoclen opterigten. Het beste middel, om aanzienlijke Ampten te verkrijgen , was den Protestantfchen God,dienst te verlaaten, en tot den Roorn- ffchè» (") Heil. Merc. 1686. bl. 204. 205,  bes NEDERLANDEN. 185 fche» overtegaan, of daar toe geneigdheid te verwonen. Tot zijn Raadsman en vertrouwdften Vriend koos hij den Jefuit , Vader Peters, zijnen Biegtvader , en deeze indringende Yveraar was de ziel van den geheimen Raad. De Spaanfche Afgezant hadt hem reeds van den beginne af onder het oog gebragt, hoe gevaarlijk een zo verregaand vertrouwen op de Priesters was. Door Jacobus de II. gevraagd, of dan de Koning van Spanje zijn Biegtvader niet raadpleegde ? antwoordde deeze Staatsdienaar rondborstig : Ja; en 't is juist om die reden , dat onze zaaken zo (legt gaan. In Schotland bragt de Koning het tot dezelfde uiterftens , als in Engeland. In Ierland , waar de Cathoüjken verre het grootfte getal uitmaakten, werden de voornaamfte bedieningen overal den Protejlanten ontnomen, om ze aan Roomschgezin den toetevoegen. Jacobus de II. wilde eindelijk, dat geheel Europa getuige was van zijnen ijver voor het [Catholijk Geloof: des zondt hij den Graaf van Castelmaine als Gezant aan Paus Innocentius den XI, met bede , om de drie Rijken, die nu meer dan ééne eeuw van den Roomfchen Stoel gefcheiden geweest waren, Weder met denzelven te veréénigen. Men wil, dat zijne Heiligheid deezen Gezant zeer koel ontving; én dat één der Cardinaalen zich liet ontvallen , dat men een Koning, die zijn best deedt, om het weinige, 't geen nog van 't Roomsch - Catholijk Geloof in Engeland was overgebleeven, te verderven , in den Ban behoorde te doen. Paus Innocentius de XIM 5 was Willem de UI. Zendt een Gezant aan den Paus.  i86 'GESCHIEDENIS WlLLF.M SE lil. was in hevigen twist met Lodewijk den XIV, en deezen nam hij meer ter harte dan de bekeennge van Engeland. Nogthans oordeelde de Paus , dit Gezantfchap des Konings te moeten beantwoorden, door eenen Nuntius na dat Rijk te zenden. Hoewel het Parlement alle gemeenfchap met den Paus voor hoogverraad verklaard hadt, liet de Koning den Nuntius op het Kasteel.van Wlndfnr openlijk en ftaatlijk ontvangen, tegen het gevoelen van den Paus, die den Nuntius geraaden hadt , onbekend , onder den naam van zekeren Graaf, te verfchijnen , zonder iets van zijn charaéter te ontdekken. Men keurde goed , dat Jacobus de II. een Agent bij den Grooten Turk hadt , en dat hij de Afgezanten des Keizers van Marokko met ftaatlijkheid ontving; maar deeze Happen , ten voordeele van den Godsdienst, welks voort- en opgang kommerbaarde, veroorzaakte eene algemeene ongerustheid. De Koning liet , om alle banden , welken hem nog bonden , ir» ééns los te maaken, eene algemeene Vrijheid van Geweeten aankundigen ; doch de Protejlanten, dat is het gros des Volks, zagen dit aan voor een toeleg, om, onder de fchaduwe dier Vrijheid, het Pausdom op de puinhoopen van het Protejlantendom te bouwen (*). De Engel/eken vreesden voor hunne Regeeringsgretleltenis en 's Volks Vrijheden. Natuurlijk iloegen; O But-.net, Vol. I. p. 7?o. 72Ö. Rapin , Tom. X. ?• 44- 54-  BÉR. NEDERLANDEN. iS7 sij het oog op den Prins van Oranje, wiens Egtgenoote de vermoedelijke Erfgenaame der Kroon was. Zijne Hoogheid én de Staaten hielden , van hunne zijde, het oog op Engeland gefiagen ; dan niets baarde hun meer kommer, dan de fterke toerusting der Engelfchen ter Zee , die , zo als de Roomschgezinden zeiden , op het Gemeenebest gemunt was. Dit vondt te meer ingangs , en baarde te meer onrusts, dewijl Jacobus de II. in zulk eene nauwe betrekking ftondt tot Lodewijk den XIV , wiens belang het was, verdeeldheid tusfehen den Schoonvader en den Schoonzoon te verwtkken, De ftaaikunde van Frankrijk fcheen zelfs te vorderen, om, hoe eerder hoe beter , het Oorlogsvuur tusfehen Enge~ land en de Veréénigde Gewesten te doen ontbranden , en dus den weg ten Tbroone voor Willem den III. te fluiten. De Prins van Oranje , 't zij hij de ftaatkunde van Frankrijk uit dit gezigtpuut befchouwd, 't zij zijn gedrag met de daad dubbelzinnig en verdagt geweest nebbe , verzuimde niets , om aan de gebeurtenisfe eene rigting te geeven , die ten zijnen voordeele liep. Hij ontving met opene armen alle de Vlugtelingen, uit Engeland herwaards overfteekende. Hij hieldt nauwe gemeenfehap met aanzienlijke Lieden , onlangs hier gekomen. Zij fpraken hem dikwijls in 't heimelijk: en men wil, dat op deeze zamenkomsten wel eens een beker geledigd wierd op de vernedering der Papisten in Engeland (*). Dit (*) Rapin, Tom. X. p. 57. d'Avaux, Tom, IV. p4 3CO.- tm W/LLEMt DE III. De Prittt van Oranjeveritant zich met de Misnoegden.  l8S GESCHIEDENIS Willem de Hl. Hij weigen in de maatregelen des Konings van Engeland te treeden. 1 \ i Dit gedrag, 't welk hij kunstig bewimpelde met een febijnbaaren ijver voor den Proteftantfchen Godsdienst, maakte hem niet minder dierbaar bij de Engelfchen, dan de haat , dien hij Frankrijk gezwooren hadt, en openlijk betoonde. Doch hij zou daar door zijne eigene ontwerpen ondermijnd hebben, indien Jacobus de II. alleen de gewoone regelen , die de eenvoudigffe ftaatkunde aan de hand geeft, hadt opgevolgd. Alles, wat hij vernam van zijn Schoonzoon , alles, wat hij van hem ontving , moest hem agterdenken inboezemen : maar , ziende met welk een ijver de Engelfchen het oog op Willem den III. geflaagen hadden, geloofde hij , dat 's Prinfen toe[temming hen te gereeder in zijne maatregelen zou doen treeden. In gevolge hier van, verzogt hij zijne Hoogheid op het alierfterkfte , dat deeze zijne toeftemming wilde geeven tot het herroepen der TestAête, en der ftraf dreigende wetten: om hem te ligter rebeweegen, gaf hij hem hoope van bijftand in het rolvoeren der groote oogmerken , welken zijn ftout :n verreziend vernuft tegen Frankrijk bedoelde uitevoeren. Doch Willem de IK. geloofde , deeze rulp niet noodig te hebben in het voltrekken zijner bedoelingen tegen de heerschzugt van Frankrijk. rlij merkte Jacobus den II. aan als een Vorst, die eeds het vertrouwen verboren hadt zijner Onderdaaicn, die de Prinfes, zijneËgtgenoote, alsheteenig plegt- (oc 303. Tom. V. p. 124. 226. 275. 20?. Tom.VI. . 20. 46,  osa. NEDERLAND EJtf. 189 plegtanker hunner hoope begonnen aantezien. De haatlijke inzigten, welken men hem voorftelde, te helpen bevorderen , was moedwillig zich dien zelfden afkeer op den halze kaden, en daar in deelneemen. Hij ftelde zich daar door in gevaar van 't verlies eener opvolginge , welke als voor hem open ftondt 9 en de bovenmaatige onvoorzigtigheid zijns Schoonvaders hem deedt hoopen veel vroeger te verwerven, dan volgens den loop der natuure waarfchijnlijk was. Hij bepaalde zich derhalven , om zijne toeftemming alleen te geeven aan de herroeping der ITrafdreigende weiten, dewijl dezelven zo wel tegen de Non ■ Conformisten als tegen de Roomsen Cathoüjken waren ingerigt : dan hij weigerde ze ftandvastig ten opzigte van de Test ■■ Acte, door hem aangezien als de eenige en laatfte fterkte der Engelfche Kerke. De listige wijze , waar op de Prins zich gedroeg in dit ftuk , en de kunstenaarijen, welken hij te werk ftelde, om de roemrijkïie gebeurtenis voor hem, en de gelukkigfte voor Europa, te volvoeren, zijn al te gewigtig, om met ftiïzwijgen voorbijteftappen. Men moet bekennen , dat, fchoon de middelen, door Willem den III. gebezigd, dikwijls dubbelzinnig, en zijne plans met perfoonlijk belang befmet waren, mennauwlijks eene omwenteling zal kunnen bijbrengen , welker gevolgen meer toegebragt hebben aan 't algemeen welzijn des Menschdoms , dan de omwenteling, door hem in Engeland te wege gebragt. Omtrent het einde des jaars MDCLXXXVI, hadt 'Koning Jacobus de II. den beroemden Quaker Wil- LlAftl Willem de ui.  GESCHIEDENIS Willem de iii. WlLLIAM PitNN o'oor d;n Ko.iing ni Jen ffaag gezonden. liam Penn na den Haag gezonden (•) , om den Prins van Oranje in zijne maatregelen te doen treeden. Hij ftelde hier in zo veel belangs, dat men in Engeland verfpreidde, dat zijne Hoogheid het ééns was met den Koning in het verdraagen van allerleie Gezindheden. Penn, door Burnet , altoos partijdig (*) Vreemd komt het voor , dat de Koning hier een Shaker bezigde. Zijne verdraagzaamheid omtrent deQjiakers heeft den zelfden grond a!s zijre verdraagzaamheid omtrekt andere Gezindheden , om namelijk de R»omschCatholijken te begunstigen. De reden zijner verknogtheid aan William Penn worden zeer verfchilltnd opgegeeven. Zorr.migen veronderfhllen , dat zij ontftondc uit de gedaans diensten van zijnen V-iuer op de Vloot, aangevoerd tegen de Nederlanders, in den jaare MDCLXV, onder bec opperbevel van Jacoc-js , roen nog Hertog van Yorjc. Anderen fchrijven deeze veiknogtheid roe aan zijne'eigene perfoonüjke diensten. Uit de blaakende gunst . waar in hij ten Hove ftondt, benutten zij, dat hij een heimlijk Papist was, en den Koning, ia het uitvoeren zijner ontwerpen de hand leende. Dat de befehuldiging van Papertj ongegrond wa», blijkt uit de Brieven, tusfehen hem en Dr. Tillotson gewisfeld , uitgegeeven in het Leeven van Penn, geplaatit voor bei; Eerfte Deel der Werken van den laatstgenoemde?. Nogthans is het zeker, dat hij eea groot Vriend was met Vader Peteiu , een heethoofdigen Jtfuit, wiens dweepzugt de» Konings ontwerpen fattd. de, en wiens onvoorïigtigheid dezelven kwalijk deedt ge. lukken. MoiMtm, Kerkel, Gefchieienis, LX. D. bl. 305. IctV  der. NEDERLANDEN. m dig fpreekende van Perfoonen , die niet in zijn gevoelen ftonden, een niets beduidende Prater, en bijkans een Schurk genoemd, fchoon thans door Wijsgeeren onder het getal der Mannen gerekend , die ten welzijn des Menschdoms geleefd hebben , verfcheen voor den Prins van Oranje. Deeze Vriend der Verdraagzaamheid,in het affchalFen derftraf dreigende Wetten en het herroepen der Test-ASte niets ziende dan een gebaanden weg ter algemeene Verdraagzaamheid , ftelde de voordeden van dit werk met zo veel drifts voor, dat verfcheide Protejlanten hem van Papisten) verdagt hielden. De Prins van Oranje antwoordde op zijnen voorflag, dat niemand verdraagzaamer kon zijn dan hij was; dat, naar zijn gevoelen , God alleen met het Geweeten derMcnfchen te doen hadt ; dat men , eene algemeene Verdraagzaamheid vorderende, in welke de Papisten mede begreepen waren , hij met al zijn hart daar in ftemde, en alle Vrienden, die hij in Engeland hadt, daar toe zou overhaalen ; maar dat, indien men de deur tot het bekleeden der Ampten wilde openzetten voor de Roomsch - Catholijken , door hét herroepen der Wetten, weiken hen daar van uitfloten, dit niets minder was dan den Protejlantfchen Godsdienst verraaden ; dat deeze Godsdienst geen fterker bolwerk hadt dan die Wetten, of, om beter te fpreeken, dat dezelve geen ander hadt onder een Roomsch-Catholijk Forst. Penn verklaarde , dat de Koning alles , of niets begeerde: en dat, indien zijne Hoogheid al,? les toeftondt, de Wenen niet afgefchaft zouden weezen, \ Willem de IÏI.  ï£2 GESCHIEDENIS Willem de III. Albyvilce , buitengewoon EngelfcheGezant in den Haag. 168?. zen , of oogenbliklijk zou 'er eene andere gereed zijn, die onherroepelijk was , om de algemeene Verdraagzaamheid vastteftellen. De herroeping van hei; Edi£l van Nantes , zo menigmaal altoosduurend en onherroepelijk verklaard, diende tot een onwederleglijk antwoord, 't geen hem den mond floot, en oaverrigter zaake na Engeland deedt keeren , waar hij , zints dien tijd, zijne poogingen aanwendde, om het vertrouwen tusfehen den Koning en den Prins te herftellen (*). Andere middelen ftelde Jacobus de II. te werk, door tusfehenkomst van eenen nieuwen buitengewonen Gezant, die de plaats bekleedde van Skelion, wegens den overmaatigen ijver , om zijnen Koning dienst te doen, in ongunst bij zijne Hoogheid. De Man, hier toe.verkoozen, was zekere White,een Ieriander, die, naar 't fchrijven van Burnet, lang een Verfpieder der Spaanfchen in Engeland geweest zijnde, bij mangel van voldoening zijner wedde , in ftede van Geld, den tijtel van Markgraaf'van Jlbyville gekreegen hadt, een liegt Mensch, die, tot Staatsdienaar verkoozen , een jammerlijk en belachlijk vertoon maakte: hij wist zijne leugens niet te bedenken, en zijnen rang niet te bewaaren. De Graaf d'Avaux maalt hem af als een trouwloos Verfpieder, omkoopbaar voor elk, die hem het meeste Geld boodt, (*) Mtijtve van den Ambasfad. van Otters van den a6 f\ov. — 26 Dec. 1686. Mf. Burnet, Vol.I, p.603. 694; d'Avaux . Tom. VI. bh 21.  j&b*. NEDERLANDEN, int boodt, dewijl de verloopen ftaat zijner middelen hem in deerlijke verlegenheid om Geld bragt (*). 't Was zeker eene groote maate van onvoorzigtigheid in Jacobus oen II, dat hij iemand,van zulk eenebezoe* delde agring, ten Staatsdienaar verkoos. De wijze, op welke de Staaten de lastgeevingen , waar mede Albyvillk kwam, behandelden , toonde genoeg , dat de Koning van Engeland zijne agting buiten 'sLands geheel verboren hadn Hij verzogt het ontfiag van eenige Engelfche Officiers, in Staaten dienst, die , onlangs, om den Koning te believen, zekeren Robert Peyton uit Rotterdam hadden] zoeken te ligten , en deswegen in hegtenis genomen waren, De Staaten weigerden deezen eisch. Hij verdubbelde zijne aanzoeken. Zij lieten daarop de Gevangenen los, doch banden ze ten Lande uit, zonder zich aan 's Konings veelvuldige klagten hier over eenigzins te ftooren (f). Jacobus de II. zogt bovenal Ferguson en Burnet in handen te krijgen, en deedt des de ernstigfte aanzoeken: hij befchreef den laatstgemelden als veel erger dan den eerstgenoemden , en als den grootften Verraader, [dien Engeland ooit hadt voortgehragt. Doch men deedt te Amfterdam geen onderzoek na Ferguson , eer men; (*) Bürnet, Vol. I. p.707. d'Avaux, Tor». V. pi 317. & VI. p. 41. (t) RefoI.\Holl.i6M. bl.643. en 1687. bl. 208. i#i Misfive van den Ambasf. van Citters, van 8—l8Apri! 3687. Holl. Merc. 1687. bl. 117 -iaa, VIII. Deel, N WltiEfi db IÜ.  f 9* GESCHIEDENIS WilLF.m be III. men wist dat hij zich reeds hadt weggemaakt. BW net was Burger te Amfterdam geworden , en Albtyille werd door de Algemeene Staaten, als hij over deezen klagtig viel, na de Staaten van Holland geweezen , tot wier Onderzaaten Burnet thans behoorde (*). Geen wonder dat Jacobus de II. zeer gebeeten was op Burnet. Niemand der Engeljchen haat meer deels in alles, wat tegen hem hier beftooken en beraadflaagd werd. Hij hieldt , fchoon Burger te Amfterdam , zich meest in den Haag op, en geduurige gefprekken met den Prins van Oranje, den Raadpenfionaris Fagel en Willem Ben? ink , Heer van Rhoon. Hij ontwierp den heimlijken Lastbrief voor den Heer van Dijkveld , die als buitengewoon Gezant na Engeland werd afgevaardigd. Bovenal werd hem aanbevoolen, in Engeland gunstige denkbeelden van den Prins inteboezemen, die bij veele Leden der Engelfche Kerke voor een Presbyteriaan ging, en bij verfchillende Gezindheden aangezien werd als heerschzugtig, en ingenomen met het oefenen van een willekeurig gezag. De onbefchaamdheid van eenigen liep zo vei re , dat zij hem voor . een Papist Icholden. Om deeze ongunstige begrippen op het fterkfretegerf te gran, hadt zijne Hoogheid eenige Engelfche Predikanten, te vooren na Holland geweeken, weder te rug gefchikt, cn zulke gefchenken gedaan , dat zij hunne O Wacenaar, FadtrU Bi ft. XV. D. bh 394- Amft4 VI. St. bl.142.  der NEDERLANDEN. ftj?| hunne fchtilden betaalen, en de terugrcize onderneemen konden. Dijkveld verzekerde hun en den hunnen, dat zij volkomen vrijheid van Godsdienst genieten , of zelfs , zo het mogelijk ware , onder de Engelfche Kerk begreepen zouden worden, wanneer de Kroon, ten eenigen tijde, op de Prinfesfe van 0ranje verviel. Alle deeze dingen Haagden naar wensch. Dijkveld zag zich welhaast omringd door. eene menigte van Misnoegden, en bragt bijéénkomsten te wege van Luiden, die, gelijk hij het uitdrukte, het heil van hun Vaderland en van den Godsdienst ter harte namen. De maatregels, welken de Prins van Oranje te houden hadt, werden in deeze bijéénkomsten ontworpen, geregeld, en,van tijd tot tijd, Da Holland overgelchreeven. Men droeg zorg , om de zaak niet te verbrodden door te verre te gaan: het bleef bij algemeene beloften van de verdeediging der Vrijheid des Godsdiensts van Engeland (*). Alle de Engelfche Grooten', die hier met zijne ïlooghéid , en in Engeland met Dijkveld handelden, waren niet ingewijd tot het geheim desvoorgenomenen aanflags, het verkrijgen derKroone. Dijk.» Veld hadt het flegts eenigen weinigen zijner allergetrouwfte Vrienden geopenbaard. Iieimlijk handelde bij 'er over met de Prinfesfe van Denemarken , met welke hij nu reeds het ftuk der Opvolging regelde.: Mee (*) kolf, Merc. 16S7. bl. it7. Burnet, Vol. I, p, —712, d'Avaux , Tom. VI. p. 28. 33. £3. 40, $i N 3 Willek de III.  *pd GESCHIEDENIS Willem u Ui. Met één woord, Dijkveld betoonde zo veel bekwaamheids en ijvers in 't geheel beleid deezer zaake, dat Burnet, vervolgens, niet fchroomde hem te Lenden de meeste eer te geeven van dit werk, onder anderen zeggende, dat hij hierom waardig was], dat hem een marmeren Standbeeld werd opgerlgt (*). De onverzettelijkheid, met welke de Prinsen Prin* fes van Oranje weigerden toeteftemmén in "t affchaffen der 'test - AEle, vermeerderde het agterdenken van Jacobus den IL zeer. Hij kon zich niet wederhouden van Dijkveld te gemoet te voeren, ,, dat de ,, Prins van Oranje zich naar hem , zijnen Schoon„ vader, behoorde te voegen ; doch dat hij altoos zijn werk gemaakt hadt van hem te wederftreeven." Dijkveld antwoordde , „ dat de Prins de toegee- venheid zo verre niet kon uitltrekken , dat hij 'er 5, zijnen Godsdienst aan opofferde; doch dat hij in alle andere gevallen zich gereed getoond hadt, om „ 's Konings wil optevolgen. Dat de Nleuwmeeg* ,, fche Vrede, in het punt , welk het Prinsdom van Oranje betrof, openlijk gefchonden geweest was; ,, doch dat zijne Ploogheid befpeurende , dat de ,, Koning geene geneigdheid hadt, om hier in zijne ,, belangen aantetrekken , dit hadt laaten berusten, Hier uit zag zijne Majefceit, dat de Prins zo groot „ een hoon ftilzwijgend verdraagen.kon, eerder dan eé- » nige (*) N, Wit2en , bijzonder Verbaal der Deputatie v«b ï6go. Mf.  der NEDERLANDEN. 197 „ nige belemmering toetebrengen aan den (iaat van 's „ Konings zaaken."jACOBUSDEll. wist hier op niets intebrengen : en , zonder dit ftuk verder optehelderen, fpraken de Graaf van Sunderland en andere Staatsdienaaren fteeds van de infchiklijkheid, die een Schoonzoon aan zijnen Schoonvader behoorde te bewijzen: eindelijk in algemeene uitdrukkingen beloovende , dat, wanneer de Prins en de Prinfesfe de toeftemming gegeeven hadden tot het herroepen der Test- Aile en de ftrafdreigende Wetten , de Koning met zijne Hoogheid tegen Frankrijk wilde aanfpannen. Dijkveld verzekerde , dat de Prins nooit na zulke vcorflagen zou luisteren. En hiermede namen deeze onderhandelingen een einde (*). Jacoeus de H. wendde het over eenen anderen boeg, en bediende zich van Jacoe Steward , Advokaat in Schotland, die, om het aandeel , 't welk hij gehad hadt in den laatften inval des Graaven van Ar.cYLÉ,"te doen vergeeten, zich, op'tverzoek van Penn, geheel in dienst des Konings overgaf, en zich met herri veréénigde, om de Hollanders te overtuigen , dat de Koning niets anders voorhadt , dan het zo loflijk als heilzaam oogmerk, om eene algemeene Vrijheid van Geweeten intevoeren. Dit gevoelen poogde hij ook fmaaklijk te maaken in Schotland; Hij onderhieldt, in Engel znd gekeerd , en ten Hove in blaakende gunste , brrefwisfeling met den Raadpenfionaris Fagel , bij wien hij, ltaande zijn (*j Burnet, Vol. ï. p. 709.710. 7.11, Willem, dq III, Stewardsonderhandeling en briefwisfeling.  193 GESCHIEDENIS Willem Éa lil. Brief ven dei Ri?dpei lionaris Fagel a»n st2 verblijf in den Haage, dikwijls geweest, en wiens vertrouwen hij voor geen gering gedeelte gewonnen hadt. Brief op Brief ontving Fagel met 'de dringendfle verzoeken uit 's Konings naam, datde'Raadpenfionaris zijn invloed zou te werk ftellen , om den Prins overtehaalen tot het goedkeuren van 's Konings maatregelen, en ter affchaffinge der Test-Acte en der ürafdreigende Wetten over zaaken van Gods-dienst. Onder anderen voerde hij aan , dat de Roomsckgezinden een klein getal uitmaakten in Engeland , zo dat men van hen niet veel te dugten hadt; dat 'er geen Proteflant leefde , of hij moest een affchrik hebben van de ftrengheid der Wetten tegen de NonConformisten; dat de Koning het onveranderlijk befluit genomen hadt de hand niet te kenen aan de herroeping deezer ftrenge Wetten, of dezelve moest gepaard gaan met de affehaffingder2«ï- Acte; en dat, indien men eene gelegenheid, zo gunstig om het lot der Proteflant en in Engeland, die-van de Hoofdkerk verfchilJen, te verzagten , liet voorbijglippen , het te vteezen ftondt, dat hun lot , ten eenigen tijde., veel Utara; dan ooit zou kunnen worden (*). De Raadpenfionaris Fagel deelde alle Brieven van S nv.vARü aan zijne Hoogheid mede , en fchreef eindelijk een voliedig antwoord , behelzende eene verklaaüpg van ü. oogmerken hunner Hoogheden: deeze was den vierden van Slachunaand gedagtekend, en werd dour Burnet in 't Engelsen overgezet. Dewijl de- Burnet, Vol. I. p. 731, 73a,  der. NEDERLANDEN. 199 dezelve van zo veel gevolgs , en 'er zo veel over te doèn was, moet de voornaame inhoud hier plaats vinden. De Raadpenfionaris verklaarde in deezen Brief volüit: ,, Dat de Prins en Prinfes van Oranje „ van gevoelen waren, dat geen Christen om zijne j, Confcientie behoorde vervolgd, of, om fiat hij van de pnblyke en vastgeftelde Religie verfchilde, kwa,i lijk gehandeld te worden. Dat zij, in gevolge van „ dit beginzel, toeftonden, dat de Papisten in En„ geland, Schot/and en Ierland de vrije oefening van „ Godsdienst werd toegelaaten op gelijke wijze, als 9, zij dezelve genooten in de Veréénigde Gewesten. ,, Dat zij niet flegts toeftonden, maar van geheelen 9, harte goedkeurden, dat de verfchillendeGezind- lieden der Onroomfchen volkcmene vrijheid van „ Godsdienst-oefening behielden , zonder eenige „ ontrusting of verliindering. Dat zij overboodig waren , om deeze vrijheid, ter begeerte van zijné„ Majefteit, te helpen invoeren en handhaavcn. Ook „ wilden zij met den Koning ftemmen in het affchaf- fen der ftrafdreigende Wetten; mits de Wetten, waar door de Rootnschgezinden gefloten werden „ buiten de twee Huizen des Parlements, en buiten 3, alle openbaare Kerklijke Regeerings- en Krijgs- ampten, in volle kragt blecven. Het vernietigen ., deezerWetten en de Test-Acte konden hunne „ Hoogheden niet toeüaan , om dat zij den Protes- tantjehen Godsdienst befchermden , terwijl de Roomfche geen ander nadeel daar door ontving, ), dan dat deszelfs Belijders geweerd wierden uit N 4 „ open Willem de III.  zoo GESCHIEDENIS WIJ.LFR1 tjË lil. openbaare bedieningen, welken zij, behoudens de „ veiligheid van den Protestantfchen Godsdienst, . niet zouden kunnen bekleeden. Roomfchen noch „ Protejlanten, die van de Engelfche Kerk verfchil?, den, konden hier iets tegen hebben. Hij , de ,, Raadpenfionaris, was ook altoos geweest tegen het vervolgen der genen , die van den ope'nbaaren ,, Godsdienst verlchilden, en hij hoopte 'er altoos ,, tegen te zullen zijn. De Waarheid, met welke de Godsdienst 'sMenfchen hart beftraalde, was,zijns „ bedunkens , een bloot uitwerkzel der Godlijke ,, Barmhartigheid. Men moest dan Go de flegts bidden voorde doolenden, of geene, dan zagte en vriendlijke, middelen gebruiken, om ze te regt te brengen. — Onbegrijplijk was het hem , in ,, tegendeel, altoos geweest, hoe iemand, wien men „ vrijheid van Godsdienst gunde, geoorlofd agten -,, kon , dat men de Wetten van eenen Staat zogt te „ vernietigen, om ïp openbaare bedieningen te geraaken. „ Het yerfchil tusfehen zijne Majefteit en hunne Hoogheden viel dan niet hier over, ofmendeLuiv den aan geldboete en andere ftraffen behoorde te „ onderwerpen , om dat zij eenen anderen Gods„ dienst beleden, dan den vastgeftelden; maar of men >> de Roomsch • Catholijken ook toelaaten moest tot » de openbaare Ampten, waar uit door den tijd ee« ne affchaffing zou volgen van alle Wetten , voor* ?, heen tot befcherming der Hervormde Leere ge?5 maakt. — Geen Koningrijk of Staat was 'er ," 9? Of  oeb. NEDERLANDEN. aoi „ of' de Wetten hadden 'er gezorgd voor de veilig- heid van den vastgeftelden Godsdienst. Billijk „ gefchiedde zulks ook in Groot - Brittanje. —■ „ Het gedrag der Roomschgezinden en Proteflanten ,, verfchilde egter zeer in dit opzigt. De eerstge„ melden hielden zich niet te vreden met de laat,, ften alleenlijk uittefluiten van voordeelige en aan. zienlijke A rapten, maar poogden, daarenboven, „ den ganfchen Godsdienst te verdrukken en uitte- rooijen. Een Proteflant, die God vreesde, en s, zijnen Godsdienst ter harte nam, kon hierom .niet bewilligen in het affchaffen van Wetten , alleen ,, tot beveiliging van zijnen Godedienst vastgéfteld. Men zeide wel, dat de Roomsch - Catholijken „ in Engeland en Schotland flegts een klein getal uitmaakten; doch in Ierland was het 'er gansch an- ders mede gelegen : en, al ware het fchoon, dat zij „ in de twee andere Rijken flegts weinigen uitmaak,, ten, te onredelijker zou het zijn, dat men , ten wille van weinigen # de gemeene rust ftoorde; „ vooral, daar deeze weinigen vrijheid van Gods„ dienst genieten konden. Of was hun getal groo,, ter, dan men voorgaf, te meer reden was 'er, om voor hen te dugten. Tegenwoordig zouden zij, „ veelligt, niet onderneemen den Hervormden Gods„ dienst te verdrukken, doch, als de kragt der Wet„ ten, tot beveiliging van deezen Godsdienst gemaakt, „ eens verbroken ware, zouden ze den Koning ligt,, lijk zoeken te beduiden, dat hij, geweetenshalve, „ verpligt was de Hervormden te vervolgen. N $ „De Willem de 111.'  s.02 GESCHIEDENIS WlURM III. „ De ondervinding van alle tijden hadt vooral ge* „ leerd, dat Roomschgezinden en Hervormden niet „ te zamen in gewigtige Bedieningen konden zijn, „ zonder argwaan tegen elkander optevatten, waar uit niet anders dan onrust kan rijzen, 't Zou wel „ een groote ramp weezen voor de verfchillende Ge- zindheden der Qnroomfihen , zo zij onderhevig ,, bleeven aan de ITraf dreigende Wetten, indien de „ Test-Acte niet wierd afgefchaft; doch zij zouden „ deezen ramp alleenlijk te wijten hebben aan de 3, Roomschgezinden, die, terwijl zij zeiven nog on„ der de ftraf deezer Wetten lagen, den Koning zog„ ten te beweegen , om de Protefianten, huns on- danks, te noodzaaken tot het verbreeken dervast,, Behingen, waar in de veiligheid van hunnen Gods„ dienst gelegen was. Men kon, ten minsten hun,, ne Hoogheden, zulk een ramp niet wijten, dewijl „ zij zo duidelijk verklaard hadden, dat zij zelfs den ,, Roomschgezinden, en veel meer nog de verfchil,, lende Gezindheden der Protefianten vrijheid van „ gevoelen wilden toefiaan, en niets anders beweer„ den, dan dat men de Roomschgezinden behoorde „ gefloten te houden buiten de openbaare Bedienin- 't Was een groot misverlbnd, welk Steward „ hadt doen fchrijven, dat de Roomschgezinden in de Veréénigde Gewesten tot openbaare Bedieningen „ werden toegelaaten. Duidelijke Wetten floten ze , buiten allerlei Ampten van Regeeringe en Regten. , Tot Krijgs • ampten werden zij aangenomen, om  der NEDERLANDEN. 203 dat zij, van de eerfte opregting van den Staat af, hadden aangdpannen met de Hervormden tot ver. „ deedj|Ing der gemeene Vrijheid , en den t taat in ,, den jÖ.oflog de trefiijkfte diensten gedaan. Ook „ lecdt de gemeene veiligheid hier door geen last, j, alzo liet getal der Roomschgezinde Krijgsluiden niet „ groet was , en de ongemakken , die zij zouden ,, kunnen veroorzaaken, ligtliik zouden voorkomen „ worden: 't welk zo gemaklijk niet zou hebben kun„ nen gefehieden , zo de Roomschgezinden ten zelf„ den tijde obk deel gehad hadden aan de Regeerings3, en Regter - Ampten van den Staat. Pïunne Hoog„ heden wenschten niets vuuiiger, dan dat zijne Ma„ jefteit gelukkig'sjk regeeren mogt; doch zij waren „ in hun gemoed overtuigd , dat de Proteflantfche „ Godsdienst bloot zon ftaan voor een onvermijde3, lijk gevaar, indien de Test-Acte en de andere ffraf „ dreigende Wetten werden afgefchaft. Zij zouden „ hierom veel te verantwoorden hebben aan Gode , „ zo zij zich door eenige tegenwoordige voordeden „ lieten beweegen , om met zijne Majefteit zamen„ tefcemmen tot het bewerken en handhaaven deeS} zer affchaffinge. Ondertusfehen zouden hunne Hoogheden niet nalaate.n, altoos eene diepe eer3, biedenis, beftendige trouw en kinderlijke toegenegenheid te betoonen aan zijne Majefteit, en dezelve te doen vermeerderen , indien het mogelijk „ ware (*)." 's Pxifi. Hilk Merc, 168/. bl. 93 enz* Willem de IU.  WlLLFM «E III. s»4 GESCHIEDENIS 's Prinfen gevoelen , in deezen Brief voorgefteld , keurden de Keizer en de Roomschgezinde Leken in Engeland redelijk : de Onroomfchen van verfchifiende Gezindheden aldaar verheugden 'er zich over; want het leedt niet lang, of die Blief werd gedrukt, en hier ten Lande en in Engeland verfpreid , zo men wil, om het gerugt te keer te gaan, 't welk door Engeland liep , dat de Prins en de Prinfes van Oranje eindelijk hunne Bern gegeeven hadden tot het affchaffen der Test-Jcle en der flrafdreigende Wetten. Koning Jacobus de II. was geheel niet voldaan over deezen Brief : en nog nam zijn misnoegen in groote maate toe, wanneer het openlijk uitgeeven van denzelven het Volk ten vollen onderrigtte van de waare denkwijze hunner Hoogheden. Toen nam het Engelfche Hof te toevlugt tot bedrog, om de gevolgen daar van te weeren, en gaf een Gefchrift uit, getyteld: Parlamentum pacificum, of vreedzaam Parle Kent, (trekkende om aantetoonen, dat deeze Brief van Fagel verdicht was, of dat ten minften in denzelven de gevoelens hunner Hoogheden kwalijk, en buiten derzelver kennis, voorgefteld waren. Fagel kon dien hoon met reden niet verdraagen, en verdeedigde zijne eer, verklaarende , in openbaaren druk, dat hij den Brief gefchreeven hadt, en dat dezelve de waare gevoelens behelsde van hunne Hoogheden. Een gedrukte Brief van Fagel, aan Aleyville gerigt, djeude ten zelfden einde: hij beriep zich op de keunis, die deeze Gezant hadt van de denkbeelden hunner Hoogheden : en verklaarde de ILaadpenliona-  der. NEDERLANDEN. 105 ris ook openlijk , een fchriftlijk verzoek van zijne Hoogheid te hebben , om aan Steward te fchrijven.— Fagels breedvoerige Brief bleef niet onbeantwoord. Steward gaf een Brief uit , waar in hij ontkende, ooit op Fagel begeerd te hebben het gevoelen van den Prins of den Raadpenfionaris , ten opzigte der bewuste Bukken, te mogen weeten. Met fchande kwam hij 'er af: daar de Raadpenfionaris, uit verfcheidene Brieven van Steward , het tegendeel toonde; en bewees, hoe hij doorhem herhaalde keeren was aangezet, om den Prins en Prinfes overtehaalen tot het voldoen aan 's Konings begeerte. Dit alles Itrekte tot meerder verbittering van Jacobus den II, die, bij het uitkomen des eerften Briefs van den Raadpenfionaris , in 't bijzijn zijner Hovelingen, en zelfs van vreemde Staatsdienaaren , fcherp tegen den Prins van Oranje uitvoer, en deezen met blijken van zijn openbaar misnoegen dreigde (*). De Prins van Oranje fprak ongunstig van zijnen Schoonvader, doch handelde zeer ftaatkundig , mét zijn gevoeien ten opzigte dit Engel fche Kerke bekend te maaken, en de Leden van dezelve te verzekeren, dat hij nimmer den vastgeftelden Godsdienst zou zoeken te veranderen, noch de Calvinistifche gevoelens in het Rijk intevoeren: dit gaf hun meer kloekmoedigheids tegen alles , wat de Koning wilde onderneemen. Zijne Hoogheid verdreef alle ongunstige vermoedens, welken de eene of de andere Partij tégen1 (*) Burnet, Vol. I p. 733-734. WILLE!* DE UI.  Willem d2 Hl. ioo* GESCHIEDENIS gen hem kon opgevat hebben: en het kon voor Ja= conus ijên If. niet bedekt blijven , welk een indruk deeze Maatkunde op de Protefianten in Engeland maakte. Raadzaamer hadt men 't geoordeeld , den Raadpenfionaris 'in dit geval te doen fchrijven , dan hunne Hoogheden zeiven : dus bleef'er gelegenheid tot het bevestigen of veranderen van 't geen de Raadpenfionaris gefchreeven hadt, als de verandering van tijd het verzetten der baaken noodig maakte. Met zo veel ftaatkundig beleid , als zijne Hoogheid te werk ging , met zo veel onvoorzigtigheid floeg Jacobus de II. voort. Hij liet den Prins aan. zeggen , dat hij eene geheeie inwilliging van zijn voorftel wegens de affchaffing begeerde , of niets» De Markgraaf d'Albyville , Vooringenomen met een gunstig gevoelen wegens den uïtflag van 's Konings voorneemens , ontdekte ontijdig het geen bekwaamer Staatsdienaars zorgvuldig zouden verborgen hebben. Met den Prins van Oranje in gefprek geraakt , hieldt deeze hem voor , hoe Koning Jacobus de II. bij eede beloofd hadt, de Wetten en den Gods-, dien.'t te zullen handhaaven. D'Albyville antwoordde zeer onberaaden, dat de Forsten in zommige gelegenheden hunne beloften behoorden te rergeeten. Dan de grooifie onvoorzigiigheid beging hij me' den Prins , als deeze hem te gemoete voerde,. dat zijne Majefteit meer agting hebben moest voor -„ zulk een aanzienlijk gedeelte van het Volk , als „ de Kerk van Engeland was ," te verftaan te gee-, Ven, dat dit Lichaam , V welk zijne Hoogheid de Kerk  der. NEDERLANDEN, sof Kerk van Engeland noemde, binnen twee jaaren niet meer in weezen zou zijn ! Welk eene ontijdige ontdekking van het voorneemen des Engelfchen Hofs f Welk een Staatsdienaar ! Doch hij ftelde zich doorgaande zo jaramerhartig aan , dat de uitheemfche Staatsdienaars, en d'Avaux zelve, niet wisten, hoe zij met hem aan zouden wegens de misflagen , die hij, dag aan dag, beging, en hem ten voorwerp van fpot in alle gezelfchappen fielden (*).' Burnet fpeelde beter de rol eens Staarsmans bij hunne Hoogheden. Wij zullen uit de gefprekken, met dezelven gehouden, flegts het een en ander aanftippen, 't geen dient tot opheldering deezer geheele gefchiedenisfe. Hij onderhieldt de Prinfes over den ftaat der Engelfche zaaken en de ftreeken van het Hof: hier van wist zij tot dus lang weinig. In zeker onderhoud vroeg zij hem, waarom de Koning, haar Vader, zo gebeeten was opj urieu ? Hijantwoordde , „ dat men dit voornaamlijk moest toe- fchrijven aan den fcherpen fchrijfftijl diens Fran- fchen Schrijvers, die, onder anderen , zeer onbe. taamlijk gefproken hadt van Maria , Koninginne „ van Schotland, en daar door een blaam gebragt „ op allen , die uit deeze Vorstin gefprooten waren." De Prinfes hervatte: Turieu is niet tebefchuldlgen indien het geen hij van Koninginne Maria gefchreeven heeft, met de waarheid overeenkomt. Wanneet de Forsten kwaad willen doen, moeten zij verwagten, dat (*) Burnet, Vol. ï. p. 733. 734. Wlt.t EM DE 111. Burnets gedrag in den Haag,  seS GESCHIEDENIS w"iLLEM SE III. dat de Wereld zich wreeken zal op hunne nagedagtenis, wanneer hunne perfoonen huiten haar bereik zijn; en dit is maar eene geringe fmert , in vergelijking van het leed, 't welk zij anderen hebben doen verdraagen. Zijne Hoogheid, in Burnet den Man ontdekkende , die hem van den meesten dienst kon weezen, begeerde, zich nadar met hem te verbinden, en hem te beweegen , om in den Haage te blijven ; maar Burnet vondt het ongeraaden, zich dieper met den Prins intewikkelen , eer hij hem , ten aanziene van zommige Bukken , nader getoetst hadt. Hij vreesde, dat 's Prinfen opvoeding, in beginzelen zeer verfchillende van die des Loevepeinfchen Aanhangt, gelijk men nog de Voorfianders der Gemeenebestgezinden noemde , hem eenen afkeer van de Vrijheid en eene Vrije Regeeringe zou hebben ingeboezemd. Maar deeze zwaarigheid klaarde welhaast op , toen zijne Hoogheid hem verzekerd hadt , „ dat eene „ Vrije Regeering alleen in fiaat was, om eenen magtigen Vijand tegenteftaan , en zo veel gelds optebrengen, als noodig was, omeenen langduu,, rigen Oorlog te voeren." De Prins voldeedt daarenboven Burnet op de meeste andere Bukken , de Kerk van Engeland betreffende, in diervoege, dat hij niet twijfelde, of de eer, om de Vrijheid van Engeland voor eene dreigende fchipbreuk te beveiligen^ Was bewaard voor Willem den III. Eene zwaarigheid , en wel eene zeer gewigtige, bleef 'er over. In gevalle dat de dood, of eene R.ijks- or*>  d:r NEDERLANDEN. 209 Omwenteling, die niet verre af fcheen, Jacobus den II. van den Throon zijner Voorvaderen bonsde, hadt de Prinfes van Oranje alleen het regt om denzelven eerst te beklimmen, en het was onzeker, of zij de eer der Kroone met haaren Ëgtgenoot zou willen deelen. — Burnet zogt deeze onzekerheid wegteneemen. Met de Prinfes alleen fpreekende, wendde hij het onderhoud op de zaaken des Engelfchen Rijks , en vroeg, wat zij dagt, dat de Prins zou zijn, indien zij eens Koningin van Engeland wierd ? Zij antwoordde, „ dat zij zich vergenoegen zou met den „ naam van Koninginne , maar dat zij den Prinfe „ den naam en het gezag van eenen Koning zou doen „ opdraagen: en dat zij, volgens de lesfe der Schrif„ tuure, hem, als haaren Man, in alles gehoorzaam ,, zou zijn, zo hij haar als zijne Vrouw beminnen ,, wilde." Wonder behaagde dit beflint, waar toe Burnet haar ligtlijk gebragt hadt, wanneer zij het, vervolgens, in diens tegenwoordigheid , den Prins bekend maakte. „ Hij was," verklaarde hij naderhand, ,, nu negen jaaren getrouwd geweest, zonder „ dat hij het hart gehad hadt, om de Prinfes te breri- gen op een Buk , 't welk Burnet in éénen dag „ hadt weeten aftehandelen (*)." De Koning van Engeland kon zich niet bedwingen, door zijne bedrijven,, eene geraaktheid te betoonen, welke hij met alle zorgvuldigheid hadt moeten tragten te verbergen , om de ontwerpen , tegen hem: f) Burnet, Vol. I. p. f583 —693. VUL Deel. Q Win M Pi HIJ 1688Ï .  210 GESCHIEDENIS WilLEM DE III. De Sta»* ten weigerenhet Engehch en Schotich Krijgs volk te omflaan. Koning Jacoi-.uï fchaft de Test-ASe en de llrafdreigendeWetten af, 1 hem beraamd, te verijdelen. Hij vorderde , dat de Staaten hem de drie Engelfche en Schotfche Regimenten, bij hem in dienst, ontdaan zouden , en hem toefchikken. De Staaten gaven te kennen, dat zij, in de tegenwoordige gefieldheid van zaaken , de verpligting niet zagen , om Krijgsvolk , 't welk vrijüjk in hunnen diensr getreeden was, en van hen bezoldigd werd, te Iaaten trekken. Nogthans gaven zij den Overften vrijheid, om hun ontflag te verzoeken en na Engeland te keeren, gelijk omtrent zesendertig Roomschgezinden , of anderen , van welken de Staaten en zijne Hoogheid gaarne ontflagen waren, deeden. Een gedeelte van dit Volk was Koning Jacobus reeds toegefchikt geweest ten tijde des invals van den Hertogs van Monmouth, en hij hadt de Overften toen reeds ten eenemaale aan zijne belangen weeten te verbinden , die , wedergekeerd , een gedeelte hunner Landsgenoten zeer begeerig gemaakt hadden na 's Konings dienst (*). Zo wel hadt de Prins van Oranje zijne maatregels genomen, dat Lieden van allerlei rang in Engeland het oog óp hem gevestigd hadden. Het getal der perfoonen, die deel wilden neemen in het ontwerp, door Dijkveld gevormd , groeide van dag tot dag tan. Jacobus de II. breidde het misbruik zijner nagt zo verre uit, dat hij, op eigen gezag, de Test4üe en ftrafdreigende Wetten voor vernietigd verklaarde. (*) Burnet, Vol. I. p. 734 — 736 Holl, Merc, [628. bl. 184.  dér NEDERLANDEN. 211 klaarde. De Aardsbisfchop van Kantelberg , en zes Bisfchoppen, die geweigerd hadden 's Konings willekeurige Verklaaringen in de Kerken te doen alleezen , werden na den Tour in gevangenis gebragt, den Theems langs, om alle opfchudding des Volks, 't geen zich ten hunnen voordeele mogt verklaaren, te vootkomen. Het Volk verzogt nogthans, op den oever knielende, hunnen zegen, en maande hen aan, bm ftandvastig in de Proteflantfche Leere te volharden: het zelfde deeden de Soldaaten, diein den Zozode wagt hadden. De zaak der Gevangenen werd bepleit voor 's Konings Regtbank , en zij werden, iri Weerwil der Hofpartije , vrijgefproken. Die vrijfpraak vervulde Londen met een algemeen vreugdegejuich, en hetzelve drong door tot in't Leger, waar de Koning toen juist in de Tent van Lord Fëveksham aan tafel zat: deeze uitgetreeden, om te verneemen van waar het gerugt kwam, keerde weder met berigt, dat het niets was; dat de Soldaaten alleen ver • heugd waren over het vrijfpreeken der Bisfchoppen. De Koning, die zulks buireu zijne gisfing liep, betuigde : Noemt gij dit niets ? Doch zo veel te erger voor hen (*) ■' Hij mogt liever gedngt hebben , zo veel te erger voor mij ; immers ffrekte deeze vreugd ten duidelijken blijke van 's Volks neiging en's Vorsten gevaar : die ondertusfehen voortvoer met zijne gehaatie magt te misbruiken, en dezelve nog gehaater te maaken. De (*) Burnet, Vol, I. p. 736. 744. O 2 de 111.  2i2 GESCHIEDENIS Willem de III. -Vrnira:I Rusïel komt ïn den Haag. De geboortevan den Pretendent. De Admiraal Hussel, met den aanvang van Bloeimiand in den Haag gekomen , als 't ware om zijne Zuster te bezoeken, doch met de daad otn den Prins van Oranje heimlijk te fpreeken, volgens her verzoek van veeie aanzienlijke Heeren, vroeg hem: Wat men zich in Engeland van hem helooven kon ? Het antwoord was: „ Dat hij door eenigen van de aan.,, zienlijkften uit het Volk, die zich voor ziehzelven „ en voor anderen volkomen op hem wilden verlaa„ ten, verzogt wordende om het Volk endenGods,, dienst van wetteloos geweld te verlosfen , ftaat ,, maakte, om tegen het begin van Wijnmaand te 5, kunnen overkomen. Alles fcheen zamenteloopen , om de oogmerken des Prinfen van Oranje te begunstigen, toen 'er iets gebeurde, 't Welk éénsflags al zijne hoop fcheen te zullen vernietigen. 'Er liep een gerugt van de zwangerheid der Koninginne van Engeland, op dentwintigften van Zomermaand gevolgd van dat haarer verlosfinge van een Prins vau Walles, naderhand in de gefchiedenisfe vermaard onder den naam van Jacobus den III, of den Pretendent. De Koning, het Hof, en de Roomschgezinden Belden hetgrootfls belah^ in de geboorte van eenen Throons-opvolger, alshetkragtdaadigfte middel om den Proteflantfchen Godsdienst in Groot- Brittanje te dempen, en den.Roemfchen de overhand te doen krijgen en behouden. Het gebooren Kind werd door hen aangemerkt als eene Hemelgave, (*) Eurnet, Vol. I, p. 746, 7Ö2.  der. NEDERLANDEN. «3 ga^-e, verworven door twee geloften , gedaan door de Herogin van Modena, Moeder der Koninginne, aan de Heilige Maagd , en door de Koningin zelve aan de Lieve Vrouw van Lorette. De Roomfche Priesters beloofden froutlijk, dat de Koningin eenen Zoon ter wereld zou brengen. Maar van den anderen kant w<3rd de zwangerheid der Koninginne voor vercierd uitgemaakt. Dit haar ter oore gekomen zijnde, zeide zij alleen , dat Lieden, die haar van zulk een vuil bedrog verdagt konden houden, geene nadere overtuiging waardig waren. De Preteftanten hoorden het nieuws dier geboorte met verwondering en fchrik: zij zagen zich,indien dejonggeboorne in 't leeven bleeve, te eenemaal verfteeken van de hoope, welke zij op de opvolging der Prinfesfe van Oratie gevestigd hadden; de ondergang van hunnen Godsdienst en van 's Volks vrijheid fcheen nu op handen, 't Vermoeden, dat de Jonggeboorene geen Zoon der Koninginne was, door deeze vreeze veritetkt , groeide aan onder het Volk , en de meeste hielden zich eindelijk genoegzaam verzekerd, dat de Koningin het Rijk eenen vreemden Erfgenaam hadt willen opdringen, om de Prinfes van 0ranje, en derzei ver Zuster, de Prinfes van Denemarken, die beiden den Hervormden Godsdienst belee-t den, van de opvolging uittefluiten. Geheel niet een. paarig waren de verbaalen , die zij gaven van den ganfchen toedragt deezer zaake; wij zullen ons niet inlaaten met ze bijtebrengen (*). Alleen merken wij aan t (*) Zie dezJve bij Wagen, Pad. Hifi.XV.D.bl. 400 enz. O 3 Willem DE III.  214 GESCHIEDENIS Willem 3Z 111. Zijne Hoogheid verzogt ©m de belangen van Engeland jcr h^rti te neem>n. Geitd.enisin dat Rijk. aan, hoe vreemd het is, dat zij, die 't grootfte belang hadden bij de geboorte van dat Kind, geene zorg droegen, om allen twijfel voortekomen , of dit Kind wel een Kind der Koninginne ware. De onagtaaamheid van het Hof verfterkte het vermoeden. Aan den anderen kant werd door den Prins van 0ranje en diens Egtgemote, noch ook door de Parlementen, dit Vorstlijk Paar genegen, geen onderzoek na die zaak gedaan. Wonderlijk verfchijnzel, dat noch zij, die gaarne dit Kind vooreen wettigen Zoon des Konings en der Koninginne wilden gehouden hebben, noch zij, die belang hadden om het tegendeel te toonen , iets" bijbragteu, 't welk de zaak ten vollen uitmaakte. De zeer verdagte geboorte van den Prins van Walles vervreemde verre het grootfte gedeelte des Volks van den Koning meer en meer, en langs hoe ernstiger werd het bedagt op middelen', om de Slaavernij en het Pansdom, waar mede het Hof 't zelve dreigde, uit het Rijk te weeren. De Prins en Prinfes van Oranje ontvingen de tijding deezer geboorte met veel betaamlijkheids. De Prinfes liet in 't eerst voor den jongen Prins metnaame bidden; doch verboodt het, nadere berigten uit Londen gekreegeu hebbende, fchoon het ongenoegen van het Engelfche Hof h.cr over het bidden weder raadzaam deedt keuren (*;. Willem Hendrik van Nasfau , 'Heer van Zuileftéin, vertrok na Engeland, om den Koning en de Koninginne gelukte wenfchen. Eene (») d'Avaux , Torn. VI. p.177. Buknet, Vol, I. p» 754.  Bïr. NEDERLANDEN. 215 Eene gunstige gelegenheid, om de nette geïïeldheid der zaaken opterieemen. Wedergekeerd , verzekerde hij zijne Hoogheid van eene algemeene genegenheid , om hem na Engeland te noodigen. Welhaast kreeg hij i'chtijvens , dat de overtocht na Engeland in geen gunstiger tijdsgewricht, noch om wettiger oorzaaken, kon ondernomen worden. Het geheele Volk haakte na eenen Verlosfer. Het gevangen zetten eeniger Bisfchoppen en het indaagen veeier Kerkdijken liet geen twijfel over, of men hadt ten oogmerke de Kerk van Engeland het onderst boven te keeren, en den Proteftantfchen Godsdienst te verdelgen. De veronderftelde Erfgenaam kon het juk van den Reornfchen Gtdsdienst en de Dwinglandij op den hals van alle volgende gedachten leggen. Men moest zich van deezen drift bedienen , eer dezelve bekoelde; want misfehien kwam dezelve nooit in die maate weder. — In 't Leger zelve verlangt men na verandering: men vaart 'er openlijk uit tegen de Paperij, en drinkt de hoonendfte gezondheden voor dien Aanhang : en de weinige Roomschgezinden in het Leger worden met veragting en uitjouwing behandeld. De Koning, dit maar al te duidelijk ontdekkende , heeft de Krijgsbenden verdeeld , en zal ze waarfchijnlijk niet weder in 't Veld doen legeren, eer hij de zaaken op een anderen, voet ziet. —■ Op de Vloot is 't eveneens gefteld. Strickland , een Roomschgezind Vlootvoogd , heeft kunnen goedvinden , Priesters aan boord te neemen , die de Misfe doen , of ten minsten dar gedeelte van den Kerkdienst, O 4 h« Willem de III.  216 GESCHIEDENIS Willem III. het geen de Kerkwetten op de Oorlogfchepen toelaaten. Hier mede niet voldaan, heeft hij den Protestantfchen Kapellaan , onder een beuzelagtig voor* wendzel, het Schip doen ruimen, 't welk een groot misnoegen, en bijkans eene volflagene muiting, verwekte. Stiuckland heeft 'er eenigen geftraft , en de Kuning, daar verfcheenen, om de geesten totbedaaren te brengen, voerde weinig uit: diende zijne tegenwoordigheid om den opftand te voorkomen, dezelve kon den haat, den Papisten in't algemeen, en den Admiraal in "t bijzonder, toegedraagen, niet wegneemen. Eenige vertrouwde perfoonen polsten de Bootsgezellen , of zij wel tegen de Hollanders zouden wiilen vegten ? doch kreegen ten antwoord, dat zij de Hollanders hielden voor hunne Vrienden en Broeders} doch na eenen Oorlog met de Franfchen haakten (*). Zulke berigten deeden zijne Hoogheid heimlijk en vrfst tot den overtocht befluiten. Sterk was zijne briefwisfeling met de aanzienlijkfte en vermogendfte Huizen. Dumblain , Zoon van den Graave van Danby, die een Fregat voör zijne rekening hadt uitgerust, zeilde, deezen Zomer, dikwijls heen en weder, de gewigtigfte Brieven en kundfchappen over en weder brengende (f). Perfoonen, andetzins van geheel verfchillende ïnzigten op zaaken van Godsdienst en Staatkunde , en van veel invioeds in het Rijk, (*) Burnet, Vol. I p. 754. 7S5, Cf) Rapin , Tom. X. p. 105.  der NEDERLANDEN. 217 Rijk, ftemden overéén in 's Prinfen komst als 't heil van Land en Volk aantemerken. -— De Whigs, getrouw aan die oude beginzelen van Vrijheid, welke hen bewoogen hadden om de BUI van Uitfluiting voorteflaan, waren gereed om zich te verzetten tegen een Koning, wiens gedrag volkomen bevestigde het geen zijne geflagendfte Vijanden verklaard hadden, dat uit zijne komst op den Throon ftondt te volgen. De Totys en de Hooge Kerksgezinden, hunne ge- daane diensten vergeeten , hunne Regten weggenomen , en hunnen Godsdienst bedreigd ziende, verzaakten , voor eene poos, de hoog opgevoerde Leerfiellingen der;'Lijdelijke Gehoorzaamheid, en openden het oor voor de groote en veel vermogende infpraaken derNatuure. — De Non -Conformisten , het ftreelen hunner oude Vijanden wantrouwende , vonden meer veiligheids in de aanbiedingen van Verdraagzaamheid , gedaan door een Prins, in die beginzelen opgevoed, en daar aan gehegt. — Indeezervoege iliepen , om zo te fpreeken , Godsdiensten Staatkundige Partijfchappen in Engeland. Zij vergaten hunne onéénigheden, om zich te veréénigen in het befluit van zich tegen hunnen onvoorzigtigen en ongelukkigen Koning te verzetten. De Graaf van SufiEWSBüRY, 's Volks gunst verworven hebbende, door in die omltandigheden Ata RoomschCatholijken Godsdienst , van zijne kindsheid af beleden , te verzaaken, verliet zijn Regiment, verpandde zijner;Goederen, en boodt zijnen Degen en Beurs den Prins van Oranje aan. Lord Wharton hadt, O 5 on' Willem de III.  Willem DE 111. De Prins van 0raujo befluit tot den overtocht. aiS GESCHIEDENIS ondanks zijne hooge jaaren en zijne zwakheden, met het zelfde oogmerk zich op weg hegeeven. Lord Mordeaunt, die zich in den Haage bevond* , zette aldaar de ondernceming voort met den ijver, hem eigen. Men gelooft , dat Sunderland zelve, de begunstigde Staatsdienaar van Jacobus den U , eene geregeide briefwisfeling met zijne Hoogheid hieldt, en, ten koste van zijne eigene eere, en van de belangen des Konings, zijnen Meester , heuniijk eene zaak voorltondt, welke hij voorzag, dat eerlangzou gelukken. Zijne Hoogheid leende een gunstig oor aan de verzoeken der Engelfchen , en maakte geene zwaarigheid, om de verdeediging op zich te neemen van een Volk, 't geen hem voor den éénigen Eefchermer hieldt. Het groot oogmerk zijner eerzugt was zich aan 't hoofd van een veréénigd Leger te zien , om door zijne Krijgsmagt zichzelven, zijn Vaderland en zijne Bondgenooten te wreeken over de beledigingen, van Lodewijk den XIV. ontvangen ; doch, zolang Engeland onder deeze tlegecring bleef, wanhoopte hij immer eene verbintenis te zullen kunnen vormen, fterk genoeg om, met hoope van eenen gelukkigen uitllag, iets te onderneemen tegen zulk een magtig Vorst. Men kan niet veronderfteilen, dat de banden des Huwelijks , die de Prins aan den Koning vermaagfchapten, veel kragts op hem hadden , ais wij naagaan, dat deeze Huwsiijks -verbintenis niet zeer gereed door den Koning, toen nog Hertog van York , werd toegeftaan, en dat, in 't vervolg van tijd, deeze  Beu. NEDERLANDEN. «19 ze vriendfchap door geen blijk van weezenlijke gunstbetooning werd aangekweekt : of, hadt hijeenig verwijt te dugten over dit beftaan tegen zijnen Schoonvader, de roem, van een verdrukt Volk verlost te hebben , ftrekte tot eene ruime vergoeding. Daarenboven kon hij , bij den aanvang zijner onderneeminge , op geenen redelijken grond altoos verwagten, dat hij in 't einde den Engelfchen Thrton zou beklimmen; maar hij voorzag, dat de voorfpoed zijner wapenen zijn gezag bij 'c Volk zou vestigen : en zo groot was de onvoorzigtigheid van Jacobus den il, dat 'er geen voordeel was, op 't welk zijne Vijanden niet konden hoopen. Naa deeze beweegenisfen kon de Prins van Oranje niet meer twijfelen , of eene algemeene zamenfpanning zou zijne ontwerpen begunstigen. Hij maakte zich gereed tot de onderneeming. Eene talrijke Vloot, een fterk Leger, en grooteGeldfommen hadt hij noodig. Bovenal moesten deeze veel beduidende toerustingen zo geheim gefchieden , dat de Hoven van Frankrijk en .Engeland geen argwaan opvatten. Gelukkig was 'er eene zamenloop van omftandigheden, die een fchijnbaar voorwendzel opleverde, om Oorlogstoebereidzelen te maaken. Maximili- aan Henrik. , Keurvorst van Keulen , Bisfchop en Prins van Luik, Bisfchop van Munster en Hildesheim, was in Zomermaand overleeden. Twee Mededingers deeden zicli op, om deeze rijke opvolging te erlangen. Prins Joseph Clemens , Broeder des Keurvorst van Beijeren, onderlteund door het Huk van Willem de lil. Toebe- reidzels des Piitifen van Oranje, 1  22o GESCHIEDENIS Willem be 111. van Oostenrijk, en Prins Willem van Farjlemberg, zinrs lange jaaren reeds op de zijde van Frankrijk , met den Cardinaalshoed vereerd , en door het Capittel van Keulen tot Medehelper van den ouden Aardsbisfchop verkoozen. De ftemmen der Keur* vorsten waren verdeeld. Paus Innocentius de XI, toen met den Koning van Frankrijk in onmin over de vrijheden van de Wijken der Afgezanten te Rome, weigerde de verkiezing van den Cardinaal te erkennen , en droeg , nevens den Keizer, denzelven den Prins van Beijeren op. Deeze twijfelagtige verkie. zing gaf gelegenheid, dat men zich van wederzijden wapende. Frankrijk, den Cardinaal rugfteunende, zondt Krijgsvolk na den Rhijnkant , en bezetre de meeste Steden van het Sticht Keulen. Dit vertoon van vijandlijkheid fcheen de Staaten in de noodzaaklijkheid te brengen, om op eigene verdeediging bedagt te weezen tegen de beweegenisfen in hunne iNabuurfchap. De Prins van Oranje liet dit gunstig oogenblik,om Iüjjgsvolk te verzamelen en Verbintenisfen te fluiten, niet voorbijglippen, in fchijn om den Prins van Beijeren te helpen, doch met de daad om den overtocht na Engeland te doen. Ligt hadt Lodewijk de XIV. den Staaten en zijner Hoogheid het voorwendzel, om zich te wapenen , kunnen ontneemenHet terugtrekken zijner Krijgsbenden uit het Keulfche was daar toe genoeg geweest: ook zou hier toe hebben kunnen dienen het genoegen geeven aan den Paus, ten opzigte van de vrijheden der Wijken van de  der NEDERLANDEN. 221 de Afgezanten te Rome, die vermoedelijk in dit geval den Cardinaal van Fubstemberg voor Aardsbisfchop van Keulen zou erkend hebben. De Prins van Oranje hadt, zo zommigen willen , zijne Lieden te Rome, die het vuur van ongenoegen msfcnen den Koning van Frankrijk en den Paus aanbliezen. Hij beflimrde den geheelen aanleg zo voorzigtig, dat het Franfche en Engelfche Hof hem in Duitschland zagen handelen , en hier Krijgsvolk bijééntrekken, zonder eenig vermoeden te koesteren van zijn oogmerk, eer de tijd , om het te kunnen fluiten, voorbij was, en men van de ontdekking geen geheim meer maakte (*). Weinig Engelfchen wisten de volle uitgeftrektheid der oogmerken des Prinfen van Oranje. De veiligheid van den Proteftantfchen Godsdienst , het herbrengen der Roomsch ■ Catholijken binnen de paaien, hun door de Wetten gelteld, de vrijheid der Parlementen, het verdrijven van eigendunklijkeraagt, het bewaaren van Eerampten en Bedieningen, in de Proteftantfche Familien, waren de lokaazeu, met welken de meeften zich lieten vangen. Men fprak niet van den Koning te ontthroonen, maar van hem te verpligten, om overéenkomstig met de Wetten te regeeren. De meeften gingen met des te meei vertrouwen tot deeze zijde over, dewijl zij zicli een z er ïrè bwwiasi X-3 te'k ■ .-• • • -. ; gr??* (*) Holl. Merc. 16S7. bl. Ioï -194.. en 1688 bl. 33.41.54.enz. CHOl&y, Mem. Tem. U. p, 128. & Tom, III. p. 108. Willem de III.  s2i GESCHIEDENIS Willem de III. De Prinsman O- ranje haalt Am • pJerdam op zijne zij Je over. groot denkbeeld gevormd hadden van de gemaatigdheid des Prinfen van Oranje. ■—• Geheel anders oordeelt 'er d'Avaux over , die hem afmaalt als een Vorst, reeds bij 't leeven van Carel den II. op het Regentfchap over Engeland vlammende (*). Om den tocht na Engeland met eenige hoop van een goeden uitflag te onderneemen, moest Amfterdam, eene Stad, die zo veel draagt in de kosten des Krijgs, en vanwaar, in eene onderneemingterZee, de meeste Oorlogfchepën uitgerust worden , geheel in 's Prinfen belangen overgehaald worden , en dit, gelijk de geheele toeleg, zo geheim mogelijkgefchieden. 't Zal der moeite wel waardig weezen , het beleid, hier in gehouden , in vollen dag te zetten. De RaadpeLfionaris Fagel, van 's Prinfen oogmerk bewust, gaf, met den aan vang deezes jaars, of vroeger , in 't Collegie van Gecommitteerde Raaden, waarin de Oud-Burgemeester Witsen zat, van verre te verdaan, of zijne Hoogheid niet na Engeland behoorde overtefteeken, tot herftel van de verwarde zaaken in dat Rijk , wanneer hij door de Grooten van dat Rijk daar toe mogt verzogt worden? met bijvoeging , dat de Staaten, in zulk een geval , den Prins dienden te onderfteunen. Eén der Leden dier Vergaderinge luisterde Witsen in, dat de Prins Monmouthje fcheen te fpeelen. Dijkveld en ziine Hoogheid zelve polsten Witsen ; doch het antwoord was altoos (*) d'Avaux, Toffl. I. p. 44, 58. 96. 149, 205, 369', Tom.V.p.33. Tom. VI. p. 17.87.89,  der NEDERLANDEN. 023 altoos in algemeene uitdrukkingen begreepen. Dan Witsen bragt, wanneer de zwangerheid der Koninginne van Engeland hier rugtbaar werd , zijne Hoogheid onder 't oog, dat hij, zo de Koningin een Zoon ter wereld bragt, geen regt op de Kroon zon hebben. De Prins was hier over gebelgd , en antwoordde met diiftvervoering , dat zijn regt onverminderd zou blijven. Ondertusfehen vondt Witsen, nu weder regeerend Burgemeester gewórden , zich met het toevertrouwde geheim bezwaard , dewijl hij Z2g, dat de Nederlandfche Schepen , op Frankrijk vaarende , een gewis verderf in den mond liepen, zo de tocht na Engeland voortging : een gevaar, van 'r welk hij hen niet kon waarfchuwen, uit hoofde der beloofde geheimhouding. Men oordeelde dit geheim van zo veel gewigtS,dat het niet toevertrouwd wierd dan aan Witsen , en twee andere Burgemeesters , Hudde en Geelvinck. 's Prinfen Vertrouweling, Dijkveld , ging hun te Amfterdam fpreeken. De laatfte was uit de Stad. Kij verklaarde, van zijne Hoogheid gezondén te zijn, om hen te waarfchuwen van 't gevaar , 't swelk den Staat van over Zee dreigde , en goeden raad te vraagen. Hij maalde Koning Jacobus af als een geflagen Vijand van deezen S; anten van den Hervormden Godsdienst. Hudde en Witsen antwoordden, men moest op de Voorzienigheid vertrouwen. Dijkveld hervatte, of het niet veiliger ware , aanrevallen, eer men overvallen werd ? Zij vonden geeft fmaak in zulk eene verhaasting, wilden het voorjaar af- < WillsM de III.  224 GESCHIEDENIS Willem be in. afwagten, zich beroepende op de zwakke gefteltenïs van 's Lands Zeemagt, en teffens aanmerkende , hoe een Oorlog ten Lande te dugten Mondt, als ook het gevaar om 't Krijgsvolk van hun Hoofd te ontblooten. Dijkveld fprak met Witsen alleen , zijnde openlijker, ontdekte hem verfcheide gewigtige bijzonderheden, en poogde hem overtehaalen. Het leedt flegts twee dagen na dit geheim gtfprek, of Burgemeester Witsen werd na den Haag ontbooden dooreen Brief van Dijkvüld, die het Locottiseh zeggen van zijne Hoogheid , aut nunc, aut mimquam, (_ofnu, of nooit,) inhieldt. Hij vondt zich hoogst bezwaard , en ondernam de reis , naa gefchreid en God om wijsheid gebeden te hebben. Dijkveld en Bentink poogden hem zijne zwaarigheden te ontneemen ; doch hij bleef 'er mede zwanger. De Prins betuigde hem , nog geen befluit genomen te hebben, en vroeg raad. Dezwaarigheden werden van wederzijden overwoogen, en door Witsen groot, doch door zijne Hoogheid veel kleinder, ingezien. De twee andere Burgemeesters , in 't geheim toegelaaten, (want de vierde, Jean Appelman , wantrouwde zijne Hoogheid,) lieten zich niet gemaklijker overhaalen. Door Witsen van alles onderriet, kwam het gevoelen der drie Heeren hier op neder, „ dat zij het groote werk noch aan noch af konden „ raaden; doch, zo 'tbuiten henwerkftelliggemaakt „ werd, wilden zij, voor hunne perfoonen, wel raa„ den tot zulk een onderftand , als zij met eer en » P-igt  ©er NEDERLANDEN. «23 », pligt beflaanbiir zouden oordeelen, fchoon zij van „ gedagten vraren, dat het bij de Vroedfchap hunner 8, Stad niet zou doorgaan." Zijne Hoogheid fchiep eerst geen genoegen in dit berigt, hem fchriftlijk ter handgefleld; doch,--beter onderrigt , oordeelde hij de behoedzaame toezegging genoeg. DeRaadpenfionarij beweerde , in 't bijzijn van den Prins , tegen Witsen , die aangemerkt hadt , dat de zaak van „ Engeland, eene zaak van den Godsdienst zijnde, door God zei ven wel befchermd zou worden," dat men, ter befcherming van den Godsdienst, hec zwaard mogt en behoorde te gebruiken: met bijvoeging , „ zo hebben onze Voorouders gedaan , den Staat vestigende op den Godsdienst." Dan Witsen gaf hem hierop te houden , „ dat het verkrag„ ten van 's Lands Voorregten en de Spaanfche „ Dwinglandij onze Voorouderen bewoogen hadden» „ om zich tegen Philips den II. te verzetten." Zijne Hoogheid maakte een einde aan dit gefprek, ten flotte betuigende , „ nog niet vastgefteld te heb- ben , wat hij doen zou ; doch dat hij ondertus„ fchen de vereischte toebereidzels zou maaken tot den tocht; Geldligten, als tot de Vestingwerken; „ Bootsvolk werven op den ouden voorflagvanZ;*- land; en niet, dan kort voor zijn vertrek, den Staa. ten kennis geeven van zijnen toeleg." Witsen, die verzogt hadt het gehandelde aan den vierden Burgemeester en nog een Heer of twee te mogen ontdekken, werd zulks volflrekt geweigerd: en bleef dus deeze geheele aanflag een diep geheim vqoi VUL Dttl. P éi WlLLEia DB lü.  22Ö GESCHIEDENIS Willem de III. Zvvaarigheden,die zich voor den Prirs opdoen. de meeste Leden der Hooge Regeeringe (*). Men hadt, gelijk wij reeds gezien hebben , een voorwendzel gevonden, om een Leger ten Velde te brengen, zonder de eigenlijke bedoe'ing met hetzelve te doen kennen ; maar het uitrusten eener aanzienlijke Vloote moest iets anders ten oogmerke hebben , dan eene voorzorg tegen de onlusten ten Lande. Doch in 't een en ander geval was de toeftemming noodig der Algemeene Staaten , en deeze kon niet verkreegen worden, zonder die der bijzondere Gewesten : en hoe waarfchijnlijk was het, dat 'er veele Leden van den Staat zouden gevonden worden, die den ontworpenen overtocht niet zou fmaaken ? Ook bleef het volftrekt onmogelijk, die toeftemming te verwerven, zonder het plan te ontdekken, dat, aan aan een zo groot getal medegedeeld , nauwlijks kon bedekt blijven voor den Markgraaf d'Albyville, hoe min doorzigtig, en althans niet voor den alles uitvorfchenden Graave d'Avaux. Frankrijk , natuurlijk verknogt aan eenen Catholijken Koning op den Engclfchen Throon, hadt veelligt door het aanrukken met zijne Krijgsbenden alles verijdeld. Groot waren deeze zwaarigheden; doch wat vermag de Staatkunde niet, voornaamlijk als eene gunstige zamenloop van omftandigheden medewerkt? Zijne Hoogheid wist, door den Raadpenfionaris, de Staaten te beduiden, dat het trekken van het Franfche Krijgsvolk in het Keulfche de verfterkingder Plaat- zen (*) Wacenaar, FaderhHift. XV. D.bl. 426.  Dér NEDERLANDEN. 227 zen langs den Rhijn en Ts/ei, die in een fiegten flaat waren, noodzaakbjk maakten. Gereedlijk werden , ten dien einde, vier millioenen toegedaan, die binnen weinige dagen opgebragt werden (*)• De Heeren van Amfterdam wdden weeten , welk gebruik men van dit Geld zou maaken ; en aanwijzing hebben van de Plaatzen, die men voorhadt daar mede te verftcrken; doch de Prins en de Raadpenfionaris wisten dit te ontduiken. Die van Gelderland , waar zijne Hoogheid veele Vrienden hadt, bragten zo veele zwaarigheden in ten opzigte van de Sterkten, met welken men een begin zou maaken, dat men tot geen befluit kon komen. De vier millioenen bleeven des ongerept in 's Lands Kasfe , om ze te kunnen gebruiken tot de toerustinge des overtochts na Engeland, zonder dat men een willekeurig gebruik fcheen te maaken van 's Lands Geld. Zijne Hoogheid hadt bewerkt, dat hem drie of vier Leden uit de Vergadering der Staaten werden toege. voegd, om met hem te overleggen, wat tot beveiliging der Grenzen zou dienstig zijn. Aan deeze Gemagtigden , zijne vertrouwde Vrienden , ontdekte hij, hoe gemaklijk het zou vallen, zich meester van Engeland te maaken , van waar hunne Godsdienst gedreigd werd: hij ontvouwde hun het regt der Prinfesfe en het zijne op de Kroon van Engeland ; en bovenal verzekerde hij hun , dat hij zijne maatregelen <*) Refol. Holl. i683. bl. 441. Eur.NET, Vol- I. p. m P 2 WilleM de III.  «8 GESCHIEDENIS Willem be lil. Eenige Duitfche Vonten belooven Hulpbentien. len tot het volvoeren van dit oogmerk zo wel genomen hadt, dat, indiende Staaten hem llegts Schepen leverden , hij al het overige zou bezorgen (»). — Om dit te verwerven, lloeg zijne Hoogheid eerlang den Staaten voor, dat het werk van Keulen hen ligt zou kunnen inwikkelen in een Oorlog met Frankrijk; weshalven het noodig was 's Lands Vloot in gereedheid te brengen , en op het onderhoud van negenduizend Matroozen bedagt te weezen. Het werd zo ras bijkans befloten als ingebragt, en terflond werkftellig gemaakt (t). Verre, ja zeer verre, was men gevorderd: dan'er bleef nog eene zwaarigheid over , die uit den weg geruimd moest worden, de vrees naamlijk voor een inval der Franfchen. Was het geoorlofd, in een zo hachüjk tijdsgewricht, het Vaderland aan fiaavernij blootreftellén , om 'er een vreemd volk van te verlosten ? 'tZou niet voorzigtig geweest zijn, Frankrijk te tergen door fterke Volks Wervingen. ïn deeze veiieegenheid floeg de Prins van Oranje het oog op de Duitfche Vorsten, die altoos Volk gereed hadden ten dienste der hoogstbetaalenden. Bentink,. 's Prinfen Raadsman en Vertrouweling , deedt hein uitlieekenden dienst bij den nieuwen Keurvorst van Brandenburg, Frederik den III, bij de Hertogen van Lunenburg Zelle en Wurtemburg , en den Land- (*) d'Avaux , Tom. VI. p. aaa. !»3S. Rapin , Tom. X. p. 106. (t) Burnet, Vol. I. p. 761.  bek. NEDERLANDEN. 22j Landgraave van Hes/en. Hij gaf hun , in vertrouwen , kennis van het oogmerk zijner Hoogheid. Zij beloofden onderftand, in gevalle de Veréénigde Gewesten, geduurende zijnen overtocht in Engeland, of ter oorzaake van denzelven , mogten beöorlogd worden : en de Hulpbenden , door hen toegezegd, konden, desnoods, dienen om de plaats te vullen der manfchap, welke hij dagt na Engeland overtevoeren. — Bentink , in Duitschland dit werk verrijt hebbende, vertrok, in ftilte,na Amfterdam, om de Burgemeesters, Hudde, Geelvink en Witsen, des verllag te geeven , en teffeas de uitrusting der Vloote voorttezetten door tusfchenkomst van de Wildt, Geheimfchrijver ter Admiraliteit , meewustig van 's Prinfen oogmerk. Hudde verontfchuldigde zich, uit hoofde van onpasfelijkheid , het onderhoud van Bentink ten huize van Witsen bijtewoonen, werwaards Geelvink zich vervoegd hadt. Voor de eere des verflags bedankt hebbende , verMaarden zij, dat hij de moeite wel hadt mogen befpaaren, van hierom in perfoon overtekomen. Hij gaf hierop te kennen, dat de zaak, naa de geboorte van den Prins van Walles , zijne Hoogheid in 't bijzonder niet meer aanging , maar den ganfchen Staat. De Burgemeesters vonden dit zeggen geheel niet overéénkomstig met de voorheen gedaane verklaaringen van den Raadpenfionaris, en van den Prins zeiven : ook lieten zij zich, 's avonds, onder den maaltijd , niet beweegen, om op den goeden uitflag der onderneeminge te drinken, Be.ntink P 3 werd* Willem de 111.  t~o GESCHIEDENIS Willem be III. Verkeerde Haat-; kunde van LoDewjj £ PKp XIV. werd , te middernagt, heimlijk ter Stad uirgelaaten C). Men zou, bleek van elders het tegendeel niet ten duidehjkften , gezegd hebben, dat Lodewijk. de XIV. zich met den Prins van Oranje verllondt; want hij deedt juist alles , wat dienen kon om de Staaten aantezetten, dat zij alles waagden. De Koning van Frankrijk hadt den invoer van allen Haring, die niet met Fransen Zout gezouten was , als meda dien van allerlei geweevene Hollandfche Stoffen, verbooden. Deeze fchikkingen , ftrijdig met de Verdragen van Koophandel, tusfehen Frankrijk enden Staat gefloten , en grootlijks tot nadeel der Handeldrijvenden (trekkende, bewoogen de Staaten om den invoer der Franfche Wijnen en Brandewijnen te verbieden, tot dat deeze nieuwigheden aan de zijde van Frankrijk geftaakt, en de dingen weder op den ouden voet gebragt werden. De Prins van Oranje hadt niets zo zeer te vreezen, dan dat het Hof van Frankrijk den Staaten genoegen gaf in het ftuk des Koophandels, of hen ten opzigte van Keulen gerust ftelde. De Gewesten en Steden, die belang bij den Handel hadden, en niets zo zeer fchuwden als den Oorlog, zouden zich ligt tegen het begunstigen zijner onderneemingen verzet hebben; dan de trots van Lodewijk den XIV, die, ten deezen tijde,met een oog van verfmaading op al de wereld nederzag, we* derhieldt hem , om iets toetegeeven, en fcheen hij den (*) Verhaal van den Burgemeester WffSSf?, Mf.  ssn. NEDERLANDEN. 231 den Oorlog eer te wenfchen, dan te vreezen. — Hier door haalde de Prins de Staaten te eerder over tot net befluit, om nog tienduizend man te werven, en dertienduizend man overteneemen van de Duitfche Forsten, met welken zijne Hoogheid reeds heimlijk gehandeld hadt. Amfterdam maakte , in 't eerst, eenige zwaarigheid; doch bewilligde eindelijk, oin den wil des Koophandels. De Franfchen Eogten dit wel te ftremmen, en de Holiandfche Steden het geeven der toeliemminge te ontraaden , door het verfpreiden van valfche voorflagen, als, bijvoor* beeld, dat men eene nieuwe fchikking op den Koophandel, tot onderling genoegen, zou maaken; en dat de Koning de zaak des Cardinaals van Furstemeerg niet langer zou onderfteunen. Doch alle deeze harsfenfchimmen verdweenen welhaast, wanneer Lodewijk. de XIV. aan Keizer Leopold , tot verwondering van geheel Eurtpa\, den Oorlog verklaarde , gelijk hij ook den Paus deedt. De Duitfche Oorlog noodzaakte hem zijne meeste Krijgsmagt na den Opperrhijn te zenden: onderftand van belang kon hij den Koning van Groot-Brittanje niet toefchikken, en de Duitfche Krijg maakte de onderneeming op Engeland uiivoerlijk en veilig (;:). Hoe veel van ter zijde en ongezogt medewerkte , om dit plan te bevorderen , moeten wij ons egter (*) Burnet, Vol. I. p.769.770. 773. d'Avaux, Tom. VI.p. ioï. III. 115.130. 138. ,153. 175.180. Secr, Refol, Holl, 1688. V. D. bl. 220. P 4 Willem de III.  Willem de Hf. Veel ver mogende invloed des Stad. kouders. i i ( Ba ondernee- t ming aan de Staa- J ten he- (j kend ge- , qnaakc. i •3» GESCHIEDENIS egter verwonderen over den veelvennogenden invloed des Stadhouders in 't Gemeenebest; bovenal wanneer het aankomt op Tiet herftellen van 't vervallen Zeeweezen. Hoe zeer was 'er geklaagd over den jammerlijken ftaat van 't zelve. Hudde en Witsen bragten deezen, als mede het overlijden van de Hoofden des Zeevolks , in 't midden , om de onderneeming te ontraaden. Doch, in weinig maanden , en bijkans zonder des eenig gerugt te maaken, werd 'er in de Maazc en in Zeeland eene Vloot van meer dan /ijftig Schepen verzameld. Het getal der Vaartuigen, gefchikt om de inahfchap overtevoeren , bedroeg meer dan vijfhonderd : zij waren door verrouwde Kooplieden te Amfterdam , Rotterdam, en n andere Kooplieden, onder verfchillendevoorwend:els, gehuurd, en moesten zich in verfcheideneHa'ens vervoegen, daar zij de manfchap zouden inneenen, om ze na Goeree, de algemeene verzamelplaats Ier Vloote, aftevoeren. Het getal der Zeilen werdt P zeshonderd en vijfendertig in 't geheel beroot (*). Omtrent het midden van Herfstmaand was de zaak e verre gebragt , om ze langer geheim te houden oor de Vergaderingen der Bondgenooten. Onder en eed van geheimhouding , werd 'er opening geaan van 's Prinfen toeleg aan eenige Leden der Verideringe van Holland. Onder gelijken eed , raadpleegde (*) Rai-in, Tom. X. p, 106,107. Holl. Merc. 168&. • s?6.  bei NEDERLANDEN. 433 pleegde men in de Vroedfchappen der Steden over dit ftuk. Te Amflertiam werd de Aanfchrijvingsbrief, met eenige bijlaagen , gefield in handen der regeerende Burgemeesteren en eenige Gemagtigden» In de bijéénkomst deezer Gemagtigden ftemde Burgemeester Witsen , dat hij die groote zaak noch a, aan- noch afraaden kon ; doch, zo men 'er egter „ mede voort wilde , verftondt hij , dat men niet y, nalaaten kon den Prins te onderfleunen, mits men „ den onderftand bepaalde, den Vrede niet met En* „ geland brake, en, bij goeden uitflag , onderfiand van daar bedonge." Dan-de meerderheid der Gemagtigden , en der Vroedfchap zelve, befloot, zijne Hoogheid te onderfteunen , dewijl het werk onder de andere Leden van Holland te verre gebragt was , om gefluit te kunnen worden. Eenige Raaden oor. deelden, dat het ftilzwijgen der drie Burgemeesteren oorzaak geweest ware , dat men deezen gewigtigen toeleg heimlijk zo verre hadt kunnen voortzetten; maar de meesten verftonden, dat het ontijdig openbaaren van denzelven het Land in groot gevaar hadt kunnen ftorten. Eene éénpaarige toeftemming van Holland tot onderftand volgde : en de andere Gewesten , waar 's Prinfen aanzien nog fterker werkenden invloed hadt, dan in Holland, draalden niet met de hunne daar bij te voegen (*_). Met geene mogelijkheid kon de zaak verborgen blijven voor den doorzigtigen d'Avaux. Deeze Staats- (*) Verbaal van den Burgemeister Witsen. W* f 5 WlU EM DE lil.  E34 GESCHIEDENIS Willem we III. ■Gedrag ■van Frankrijk en Engeland bij ae ontdek' king van liet oognerk der toerusüuge. Staatsdienaar vergiste zich niet ten aanziene van het oogmerk met die toerustingen. Voor Bloeimaand hadt hij des reeds vermoeden opgevat. Toen de maare van de zwangerheid der Koninginne van Engeland liep', en al de Wereld opgetoogen hieldt, verfpreidde men in Holland een Boekje , waar in de Regten van den Prins en de Prinfesfe van Oranje op de Engelfche Kroon , met uitfluiting zelfs van den thans regeerenden Koning , zo fterk gedreeven werden , dat men over de bedoeling van dit Gefchrift niet kon twijfelen. Met het begin van Hooimaand, fchreef d'Avaux aan den Koning , zijn Meester, dat hij zich verzekerd hieldt, dat de toerusting des Prinfen van Oranje op Engeland gemunt was. Op het einde dier maand, verklaarde hij Heilig , dat de voorgewende beweegingen, met het Krijgsvolk en de Schepen gemaakt, hem niet zouden misleiden. Lodewijk de XIV. verbeeldde zich ondertusfehen, bij aanhoudenheid, dat der Staaten Vloot zou dienen, om Zweeden tegen Denemarken te helpen, en floeg geen geloof aan de welgegronde gistingen zijns Afgezants , dan voor 'er geen twijfel altoos meer overfchoot. Lodewijk de XIV, hier van verzekerd, marde niet, om Koning Jacobus des te verltendigen Deeze , die Uit verfcheide andere blijken hadt moeten opmaaken , wat 'er, gaande was , floot zijne oogen voor het dreigende , gevaar. Lodewijk de XIV. drong den ongelukkigen Jacobus op zijnen raad naar eisch agttegeeven, en voorzorg te draagen, om "\ den  der NEDERLANDEN. 235 den naakenden inval afteweeren. „ Ik weet niet, " fcfarijft d'Avaux , „ of hij voor den aanvang van „ Herfstmaand , toen de Vloot bijkans zeilree lag, „ wel eenige maatregelen genomen nebbe , om den „ over 't hoofd hangenden Staats - orkaan afteweeren." In Kruons- en leevensgevaar behielden zijne handelingen het kenmerk van zijn zwak en werkloos charaCter (*). Albyville , zijn Afgezant, wel verre van op een flraffen en dreigenden toon te fpreeken , weiken de tijds -omftandigheden vorderden, leverde, op 's Konings last, den achtften van Herfstmaand , een Gefchrift aan de Staaten over, alleen verzoekende te mogen weeten, wat zij op 't oog hadden met zulk eene fterk e toerusting ter Zee tegen een zo ongunstig jaargetijde (f) ? 's Volgenden daags verfcheen de Graaf d'Avaux in. de Vergadering der Algemeene Staaten; doch voerde eene andere taal: betuigende, dat de begeerte van den Koning , zijn Meester, om de mst ia Europa te bewaaren, niet kon dulden de groote toerustingen te watei en ten lande met onverfchillige oogen aantezien. De Koning kon zich niet verbeelden , dat de Staaten zulke groote kosten zouden doen, zonder een toeleg, geëvenredigd naa deeze toebereidzelen. Om rond uit te fpreeken, zijne Majefteit dagt, dat men 't 01 Engeland gemunt hadt : en hadt deeze hem bevoo len. (*) d'Avacx, Toto. VI. p. 136. 147. 153- 157. 153 J67.172.^07.213.248. Willem de III. 1  2S<5 GESCHIEDENIS Willem be III. i Gedrfijr der Staaten ter ( dier gele- < genheid. ^ F len, te verklaaren , dat de Verbonden, welken hij met den Koning van Groot ■ Brittanje hadt, hem met alleen zouden verpligten , zijne Majefteit te onderdennen; maar de eerfte daad van vijandlijkheid, dte de Staaten tegen Engeland ondernamen, aantezien als een openbaare Vredebreuk met zijne Kroon. En , om hen allen voorwendzel wegens de onlusten in Duitschland te ontneemen , gaf hij hen, nog dien zelfden dag , te kennen , dat zijne MajeHeit van Frankrijk, onderrigt van de beweegingen omtrent de Grenzen van het Keurvorstendom Keulen gemaakt, met deezen liet weeten , dat hij den Cardinaal van Furstemberc en bet Capittel zou handhaaven tegen elk, die eenige vijandlijkheid tegen deezen Prins zou onderneernen , 't welk hij dagt, dat niemand, die de gemeene rust lief hadt , zou be. ftaan. Deeze taal verbaasde veelen der AfgezantenDe Raadpenfionaris Fagel , en een ander Vertrouweling van den Prins, floegen de oogen neder op eene wijze, die hunnen toeleg verraadde in 't oog des rvfgezants. Eene verlegenheid , welke de vermoe. lens, door hem van den Prins van Oranje opgevat rerfterkte (*). De Staaten wisten zich uit die verlegenheid teredien. Zij verklaarden, ten opzigte van den laatften roorlhg, eindelijk, dat zij niet voorhadden de vrije erkiezing eens Aardsbisfehops van Keulen te belet- ten. CO H»B> Merc. it)88. bl. fé.ipz. d'Avaux Tam. VJ. . Sip. 320.  *ek NEDERLANDEN. «37 ten. Het andere voordel ontweeken zij met te vraagen : Welke Verbonden tusfehen Frankrijk en Engeland plaats hadden , op welken de Graaf d'Avaux oogde ? Of die Verbonden waren aangegaan ten bederve van hen en van den Protejlantfchen Godsdienst? Dit begeerden zij te weeten, eer zij den Markgraaf d'Albyville antwoordden. Hun Afgezant van Citters gaven zij last, dit onderzoek te doen bij den Koning , die te verdaan gaf, dat 'er geene Verbonden tusfehen de twee Kroonen waren, dan de openlijk bekende en gedrukte. Dan de Staaten, uitdel van tijd verlangende, waren met dit mondeling antwoord, door d'Albyville desgelijks mondeling bevestigd, niet te vreden : zij vorderden het fchriftlijk, 't geen de Afgezant niet doen kon voor den vijfden van Wijnmaand; en toen draalde bet wederantwoord der Staaten nog tot den veertienden dier maand; hetzelve liep uit op deezen zin: „DatdeStaa„ ten, uit den Graave d'Avaux vernomen hebbende, „ dat 'er eene nauwe verbintenis was tusfehen de „ Kroonen van Frankrijk en Groot - Brittanje, ge„ meend hadden, des betreffende, opheldering re mo„ gen verzoeken bij zijne Groot - Brittannifche Maje„ fteit. En, naardemaal zijne Majedeit zulk eene ver„ bintenis duidelijk hadt gelieven te lochenen, moesten „ zij ook verklaaren, geen oogmerk gehad te hebben , „ of nog te hebben, om met hem en zijn Volk in Oor„ log te treeden. Hetfmertte hen ook zeer, dateeni„ gen, die hun 't geluk des Vredes misgunden,een „ zwaar misnoegen in den Koning tegen heuontdeeken „ had- Willem de HU Jacobus lochent, eenige bijzondere verbintenis rnet Frankrijk te hebben»  a35 GESCHIEDENIS Willem db III. „ hadden, alleenlijk ora dat zij met verdriet hadden „ aangezien de onlusten, in Engeland verwekt door ,, het ongeregeld gedrag van eenigen, zo ten opzig„ tc van den Hervormden Godsdienst , als van de vrijheid en zekerheid des Volks zelve, gehouden. „ Zij wenschten niets liever, dan dat deeze onlusten 9, mogten weggenomen worden: en moesten opregt„ lijk betuigen , dat zij niets anders beoogden dan „ met zijne Majefteit medewerken ter bewaaring van den Nieuwmeegfchen Vrede , en de Verdragen, „ daar op gevolgd (*)."— Dit antwoord, fchoon met .ftaatslist opgefteid, was niet dubbelzinnig , en liet geen twijfel over, of de toerustingen der Staaten doelden op Engeland. De Staaten , verklaarende, dat zij niet van zins waren met den Koning en zijn Volk in Oorlog te treeden , gaven genoegzaam te kennen , dat zij het niet op beiden , maar op den Koning alleen gelaaden hadden. Jacobus begreep het ook in diervoege , en , in grammen moede ontftooken , kon hij de opwelling zijner gramfchap niet verbergen bij den Afgezant van Citters , wien hij nogthans verklaarde , „ dat hij de Staaten minder „ befchuldigde dan den Prins van Oranje, dien hij den fnoodften Mensch noemde, die 'er leefde, „ als zoekende zijn eigen Schoonvader van den Throon te ftooten." Ko- C) Refd. Gener. van den 14. Oft. 1688, bl 585. (t) Misfive van den Ambasfad. van- Citters aan den RaadJ>enf, Fagel. Mf.  der NEDERLANDEN. 239 Koning Jacobus oordeelde , genoegzaam in ftaat te zijn tegen eenen vijandlijken inval. Hij hadt een Leger op de been, 't geen hij verfterkte door Roomfche Regimenten « uit Ierland opontboden. De Havens van Portsmouth en Huil, de twee fleutels des Rijks, vertrouwde hij aan Roomschgezinde Bevelhebbers, en Bezettingen , voor't meerendeel van die zelfde Godsdienst-belijdenisre. De Koning van Frankrijk , die , in Zomermaand , hem reeds vijftien of zestien Oorlogfcbepen hadt aangeboden, liet hem weder eene Vloot en dertigduizend Man Landvolk aanbieSen. Dan Jacoius , tot den einde toe blind, weigerde dit aanbod , volgens den raad dej Graaven van Sunderland, zijnen Staatsdienaar. Hi rekende, dat zijn Leger , waar op hij zich verliet. allen aanval van buiten zou kunnen afweeren , er alle binnenlandfche onlusten dempen. Een kleit aantal Fransch Krijgsvolk, gevoegd bij zijne eigene Legermagt, fcheen hem toe alleen te zullen ftrek ken, om nieuwe klagten te doen gebooren worden 01 zelfs een voorwendzel te zullen opleveren van eei opftand tegen Nabuuren^ gehaat en gevreesd bij he Volk. Een groot aantal Hulpbenden kon hem in di daad dekken tegen eenen inval der Hollanderen ei den opftand zijner eigene Onderdaanen ; doch was vervolgens, in Baat om hem in afhanglijkheidtebren gen, en alleen een ontleend gezag overtelaaten. He inrukken zelfs der Franfchen in de Nederlanden hoe gefchikt-tot het maaken eener afwendinge , zoi de gevaarlijkfte gevolgen kunnen hebben in deeze tij Willem DE iii. Hij wijst den bijHand van Frankrijk af. 1 i L l t t I > t • 1 1 d  bb lil. En verandert van gedrag. «4« GESCHIEDENIS- ;jj9 van wantrouwen, wanneer elk den mond vol hadt van eene Verbintenis tegen Holland en den Protestantfchen Godsdienst, waar uit reeds zo veel misnoegen in Engeland gereezen was. Sunderland bragt hem alle deeze zwaarigheden voor den geest: en zij vonden te gereeder ingang , dewijl de Vrienden des Prinfen van Oranje zorg gedraagen hadden, om te laaten verluiden , dat der Staaten toerusting ftrekte om de landing der Franfchen in Engeland te beletten (*). Met deeze hoop ftreelde Jacobus zich zo lang, tot dat hij uit den Haage tijding kreeg van 's Prinfen gemeenzaamheid met veele Engelfche Grooten; en, naar alle waarfchijnlijkheid, moest veronderffellen, dat zijn Schoonzoon maatregels genomen hadt met de voornaamfte Protestanten zijns Rijks. Zelfs fcheen zijne Groot- Brittannifche Majefteit de voorgemelde aanbieding van Lodewijk den XIV". voor een hoon opteneemen. Hij vondt zich , naar zijne betuiging , niet in de verlegenheid des Cardinaals van Furstenberg , en in de noodzaaklijkheid gebragt, om befcherming van Frankrijk te ontvan* gen. Hij herriep zelfs Skelton, ten dien tijde Afgezant aan 't Franfche Hof , dewijl hij tot het doen dier -aanbiedingen eerst voet gegeeven hadt , en liet hem in den Tour zetten. Om 's Volks verloorene liefde te herwinnen, verklaarde hij, een Vrij Parlement te zullen beroepen. Verfcheide verkeerde en baatlijke flappen zogt hij te herdoen. Veele afgezette (*) Rapin, Tsa.X. p.108—— iiö.  refL NEDERLANDEN, 241 zHte Officiers werden herfteld, en de herroepene Acte bragt hij weder in kragt. Het Kerklijk Geregtshof , door hem aangefteld , werd vernietigd ; de vervolgde Bisfchoppen der Engelfche Kerke itreelde hij met gunstbetooningen ; en , daar hij voorheen het algemeen aangenomen gerugt , wegens het onderfteeken van den Prins van Walles, verfmaadhadt, vernederde hij zich tot het beleggen eener Raadsvergaderinge, om getuigenisfen voor de egtheid deezer geboorte te hooren. Zij namen den argwaan niet Weg : en veelen meenden zelfs meer reden , dan voorheen, te hebben , om die geboorte verdagt te houden (*). In eene Verklaaring tegen den Prins van Oranje, den achtften van Wijnmaand afgekondigd, betuigde de Koning: Hoe hij in 't zekere berigt was , dat a, eenige Vreemdelingen zich gereed maakten , om ,i eenen inval in Engeland te doen , hier toe aange„ zet door woelzieken en kwaadaanigen , die niets „ anders in den zin hadden, dan het Rijk in onrust en verwarring te bréngen. Dar men wel voorgaf, , den Godsdienst en 's Volks Vrijheden te bedoe, len; doch dat het op niets anders toelei, dan om „ het Koningrijk te veroveren , en hetzelve aan ee„ ne vreemde Magt te onderwerpen. Men hadt den toeleg zorgvuldig poogen te bedekken ; doch de„ zelve was hem berigt, en hij hadt zich in een (iaat ,, van (*) Rapin, Torn. X. p. nö. rrj}. Bürnet, Vol. I. p. 785. Holl. Merc, 1688. bl. 285. 286. VUL Deel. Q ïVfL'f.ÈW DE lü. Ziin.-' Verkiaaringtefertden PanS van O' ranje.  Willem be III. V-r-oog def En. f e iche Protestarnen. è42 GESCHIEDENIS „ van tegenweer gefield , gefchikt om zijne Vijatt„ den berouw te doeh hebben van hunne onderrtee„ ming. Dat hij vreemde hulp van de hand gewee^ „ zen hadt, zich alleen verlaatende op zijne eigene ,, Krijgsmagt en de trouwe zijner Cnderdaanen, die 3, hij vermaande alle onderlinge verbittering afteleg„ gen, en zich te veréénis-eti, om nevens hem den „ inval aftekeeren. Dat hij , voorheen zijn leeven „ zo dikwijls voor het Volk gewaagd hebbende,nog „ dezelfde gezindheid koesterde. Dat zijn voornee,, men , om een Parlement bijéén te roepen, door den aanftaanden inval gefluit was (*)." Korte dagen daar naa kondigde de Koning eene algemeene Vergiffenis af , van we^ke egter dertien perfoonen, en onder deezen Doctor Burnet en de Majoor Wildman, die zich in den Haage onthielden , waren uitgezonderd (f). Zij werden gehouden voor de Onftellers van het breed Vertoog, op naam der Engelfche Protestanten in 't licht gegeeven. Het kwam voc r als uit Engeland gezonden aan den Heer Bentink . met verzoek om het den Prins en de Prinfesfe van Oranje in handen te Bellen ; doch zommigen beweeren , dat het met medeweeten van den Prins gefchreeven was, als een gefchikt middel om de gemoederen op dien toon te Hemmen, welken hij wilde, dat ze , ter begunstiging zijner oogmerken, zouden flaan. Het vervat- ta (*) R/,kin, Torn. X. p. 112. (t; Heil. Merc. ic588. bl. a8o.  der NEDERLAND EN. 243 te eene uitvoerige en zeer fterke fchilderij van alle de bezwaarnisfen tegen de toenmaalige Regeerïng van 'Groot- Brittanje: en heftig was de klagt, dat men't Volk drong , eenen vercierden Prins van Walles te erkennen. Het flöt was een ernstig verzoek aan hunne Hoogheden , als naast geregtigd tot het bijleggen der gefchillen tusfehen den Koning en deOrtderdaanen , om, door het beroepen van een vrij en wettig Parlement, de oude Regeering des Koningrijks te behouden en te handhaaven (*). Wanneer alles tot het infeheepen ten overtocht gereed was , ligtte de Prins van Oranje het masker af, door de uitgaave eener Verklaaring, reden van zijn bedrijfgeevende, en'tzelve regtvaardigende. Uit£«getand hadt men verfcheide ontwerpen tot zulk eene Verklaaring overgezonden. Fagel vervaardigde uitalkd;ezeneen geheel. Burnet nam 'er het langwijlige Uit weg, en zette het in 't Engehch over ; doch, gedrukt zijnde, gaf de Prins het Welderen te kezen , die eenige zwaarigheden aanwees , welken men veranderde, of agterwege liet (f). De Verklaa- ïing behelsde „ eene breedvoerige optelling van de „ bezwaaren des Engelfchen Volks , als de magt, „ die de Koning zich aanmaatigde, om het Volk te „ ontflaan van de onderhouding der Wetten ; hei „ geeven van Ampten en Waardigheden aan Roomsch- ■ » g* (*) Rapin , Tom. X. p. 116. Hall. Merc. 1688. bi *S>8 254. (!) Burnet, Vol. I. p. 774- 77S- 778» ?%°' O 3 VlLLÉsi )E III. Verklaaring deS Prinfec van Oranje.  £44 GESCHIEDENIS Willem va UI. „ gezinde» ; het Kerklijk Geregtshof; het kwellen ,, der Protestanten met berooving van hunne Amp„ ten als anderzins, om dat zij niet hadden kunnen „ bewilligen in de affchaffing der Test-Me en an- dere üVafdreigende Wetten." — Dit ging vergezeld met een betoog der moeilijkheid, of onmogelijkheid, om herftel van deeze bezwaarnisfen te verwerven, uit aanmerking van de gefteldheid , waarin zich de Koning en de Staaten tegenwoordig bevonden. — Aangemerkt hebbende, hoe hij en de Prinfes het misnoegen zijner Majefteit zich op den halze gehaald hadden , toonde hij, „dat het uiterlle mid„ del van herftel, 't beroepen van eenvrj Parlement, „ ook onuitvoerlijk geworden was, dewijl 's Konings „ Randen hun best gedaan hadden om verdeeldheid „ te verwekken onder de Protestanten, door het af„ kondigen eerer Verklaaring voor de vrijheid van ,i geweeten, en zulken, die regt hadden, omParle„ mentsleden te verkiezen, daarenboven omkoopen„ de. Ook zou zulk een Parlement, al wierd het „ befchreeven, niet wettig kunnen zijn , vermits de „ Magiftraats - ampten in handen der Papisten wa- ren, 't welk met de Wetten ftreedt. — Hier ,, kwam nog bij , dat hunne Hoogheden zeer be,, denklijke redenen hadden, om den Prins van Wal„ lfs voor een ondergeftooken Kind te houden: het grootfte gedeelte des Volks hadt aan de zwan„ gerheid en de vertosftng der Koninginne beide ge„ twijfeld: en men hadt zich, van den anderen kant, „ niet verwaardigd éénen ltap te doen tot het weg- „ nee-  der NEDERLANDEN. 245 ,, neemen diertwijfelinge. Zijns zugt, en die ,, zijner Gemaalinne , voor de welvaard van het Ko. „ ningrijk, alsmede het belang, 't geen zij in het* „ zelve (telde, gepaard met de genegenheid der En' ,, getfchen te hunwaards, dreeven hem aan,omalIe „ zijne vermogens in 't werk te ftellen tot het hand" „ haaven van den Godsdienst en de Wetten des „ Rijks. Hij agtte hier toe zich te fterker ver- „ pligt door het ernstig verzoek en den aandrang 3, eener groote meenigte van Geestrijke en Wereld,, lijke Heeren, van andere Edelen, en van Lieden ,, van allerlei rang. —- Zijn voorneemen was, zich na Engeland te begeeven met eene genoeg,, zaamemagt, om tegenftand te bieden aan allen, ,, die het mogten onderneemen hem te wederftreeM ven, r-rr- Hij zou een vrij en wettig Parlement ?, doen vergaderen , waar aan het onderzoek der ,t geboorte van den Prins van Walles en de vast„ ftelling • van het, regt der opvolginge tot de Kroon 3, geheel verblijven zou. Hij zou de vastgeftel- „ de Kerk en Godsdienst handhaaven , en de ver- fchillende Gezindheden, ware het mogelijk , met ,, dezelve zoeken te vereénigen, of haar anders vrij- held van geweeten laaten genieten » —— eene „ vrijheid, welke ook den Papisten niet zougewei3, gerd worden , indien zij zich vreedzaam wilden „ gedraagen. Onder zijne Krijgsbenden zon M hij eene ftrenge Krijgstugt doen in agt neemen, „ en de vreemden terugzenden , zo ras de toeftand ,, der zaaken zulks zou toelaaten. -— Voorts zou Q 3 v H Willem de III.  2i6 GESCHIEDENIS Willem LE III. Nadere Verklaa. ring van sijne Hoogheid. hij zorg draagen, dat de Regeering in Schotland 35 en Ierland op eenen goeden voet herfteld wierde (*)." Eene dergelijke Verklaaring, om in Schotland te dienen, werd ten zelfden tijde opgefreld. Twee Brieven van zijne Hoogheid noodigden het Engelfche Leger en de Engelfche Vloot om zijne zijde te kiezen, en nevens hem de Vrijheden en Wetten van hun Vaderland te befchermen (f). Men was gereed deeze Verklaaringen na Engeland en Schotland altevaardigen, wanneer het bleek, dat veele der opgemelde bezwaaren niet meerbellonden, dewijl Koning Jacodus, door de voorgemelde veranderingen in zijn gedrag , eenigen verzagt, en anderen geheel uit den weg geruimd hadt: zulks maakte een Bijvoegzel noodig, waar in zijne Hoogheid verklaarde : ,, Hoe hij, vernomen hebbende , dat de „ Uitrooijers van den Godsdienst,en de Verbreekers der Vrijheden van Groot-Brittanje , zints de dag5, tekeninge zijner Verklaaringe, eenige daaden van „ willekeurige magt hadden verbeterd: doch hem te „ gelijk befchuldigd, dat hij voorhadt het Rijk te o- verweldigen, dienstig gevonden hadt verder te ver„ klaaren , dat de magt, welke hij met zich bragt■ 3, niet gefchikt was tot zulk eene onderneeming.—= „ Dat de Engelfche Heeren , die hem vergezelden, 3, en zich vervolgens bij hem zouden vervoegen , j, Lie» (*) Holl. Merc. itfSB. bl 254. (O Zie aldaar, bl. Zóó. 389.  bek. NEDERLANDEN. '24? w Lieden waren ven zo veel aanzien en trouwe , dat „ men hen met geen fchijn verdenken kon van deel „ te willen hebben aan zulk een toeleg —- Wij„ ders vertrouwde hij, dat elk- ligt begrijpen zou, „ hoe weinig men zich kon verlasten op nieuwe be„ loften, daar men de oude zo dikmaals hadt zien „ verbreeken. De voorgewende herftelling der „ bezwaaren was eene fchuldbekenteuis; doch kon, „ naar welgevallen , weder worden ingetrokken. „ De grondflag der bezwaarnisfen , de volftrekte en „ willekeurige magt, werd niet weggenomen , en a, kon niet weggenomen worden, doorblootegunst-, „bewijzen, de loutere uitwerkzels van Vreeze, „ maar alleen door eene Verklaaring van het Regt „ der Onderdaanen in een vrij en wettig Parlement, „ waar aan hij alles wilde laaren verblijven (*)." De Prins van Oranje Haagde te ligter in deezen zijnen ondernomen tocht , dewijl hij verklaarde, geen ander oogmerk te hebben , dan het befchermen van de Vrijheid en den Protestantfchen Godsdienst in Europa , door de Hagen , daar aan in Engeland toegebragt, te herftellen. De vervolging der Protestanten in Frankrijk, vergeleken met het willekeurig gedrag van Jacobus den I!. in Engeland, fcheen de vrees voor een gedreigdeh ondergang dier twee dierbaare Panden te wettigen. De Raadpenfionaris Fagel hieldt niet alleen deeze ontrustend? gedagten leevendig , maar liet eenigen der voornaamfte Pre- dl- (•) Holl. Merc. 16S8. bl. 264.. Q 4 WILL2J4 DE UU Ongerustheid , in Holland verwekt , cm *s Prinfen ondernee-, ming te beguns». tigen.  24§ GESCHIEDENIS P£ 111. dikanten bij zich komen, en ftelde hun met deernslige en minzaame welfpreckenheid,hemelen,voor, dat deeze overtocht des Prinlèn het eeuig middel was, om het Vaderland en den Godsdienst te redden voor het gevaar , 't welk het een en ander over 't hoofd hing; dat de Dragonders in Frankrijk hen genoeg overtuigde, welk eene onverzoenbaare woede de Paaperij bezielde; en dat, indien men die Kerk toeftondt in Engeland de overhand te krijgen , de Protejlantfche Godsdienst, menfchelijker wijze gefproken, van allen fteun beroofd was. De Predikanten, door deeze redenen opgewekt, ontvonkten ligt in de gemoederen der Gemeenten een yvervuur tot het begunstigen deezer zaake ; want , fchoon de Geestlijkheid in de Veréénigde Gewesten bijkans geen gezag heeft, dan zo veel de Regeering hun gelieft te verleenen, is 'er geen Land , waar de Predikanten meer bij het Volk geagt zijn, of meer invloeds op hetzelve hebben. — Het misnoegen, door Lodewijk den XIV. hier ten Lande verwekt , door de voorheen gemelde bezwaaren des Koophandels wrogt mede om de geesten te verbitteren. En fteeg deeze verbittering tot zulk een toppunt, dat, gelijk de Graaf d'Avaux fchrijfr , de Leden der Regeerin-' ge, zo wel als het gros des Volks, verklaarden , lierer met de wapenen in de vuist te willen lierven, dan te blijven in den tegciiwoordigen toeftand (*). Van (*) Burnet, Vol. I. p. 77%, 779, d'Avaux, Tom, ïï. P- 215.  j>er nederlanden. 249 Van dit alles bediende zich zijne Hoogheid, om de toerusting derVloote, als ook de werving van Krijgsen Scheepsvolk voorttezetten , en de Staaten te beweegen om de vier millioenen, tot verfterking van de Plaatzen langs den Rhijn en Tsfel opgenomen , den "Prinle tot deezen overtocht te verftrekken. — De Graaf d'Avaux, die middel gevonden hadt om de eerfte bladen der Verklaaringe van den Prins van Oranje door een Drukkers Knegt van de Drukkerije te doen wegneemen, en ze den Koning , zijnen Meester, toetefchikken, eer zij nog het licht zag ,ftelde, gelijk hij aantekent, den oudenGemeenebestgezinden de fchadelijke gevolgen voor van eenen inval in Engeland , en het gevaar, waar aan het Gemeenebest zich bloot gaf, om door Frankrijk overweldigd, of een afhanglijk Landfchap van Groot -Brittanje te worden, als mede den hulploozen toeftand, waarin zij zich zouden bevinden, door den Prins van Oranje het beste gedeelte huns Scheepsvolks en der Vloote afteftaan. Hij kreeg ten antwoord, dat men tegen den inbreekenden ftroom niet kon oproeijen ; dat zij, dit beftaande, voor de woede des Gemeens niet veilig zouden weezen ; en dat het gezag des Prinfen van Oranje te groot geworden was , om wederftreefd te kunnen worden. Eenigen hunner vroegen ophel. dering wegens eene zo groote Krijgstoerusting; doch zij fpraken des niet dan beevende , en werden niet onderfteund. Eindelijk lieten zij af van klaagen , en namen den toon van lof en dankzegging aan ; doch het leedt niat lang, of zij hadden berouw van hunne Q 5 ver* Willem de lil.  Willem de lil. Verklaaring der Staaten aan de uitheemfche Gezanten , wegens 's Prinfen overtocht. 3 3 250 GESCHIEDENIS verblindheid en zwakheid : hetfpeet hun ten hoogftèn, dat zij de kunstenaarijen des Prinfen van Oranje niet eerder ontdekt hadden (*). De Algemeene Staaten, in tegendeel, het ganfche werk tot rijpheid gebragt ziende, gaven aan 't zelve het voorkomen van een bedrijf des geheelen Genreenebests, wanneer zij, op 't einde van Wijnmaand, deeze verklaaring deeden bij de uitheemfche Gezanten , die zich in den Haag bevonden : „ Hoe het ,, wereldkundig ware , dat de Engelfche Natie zints „ lang geklaagd hadt, dat deKoning, doorkwaade „ Raadslieden misleid , de Grondwetten van den „ Staat zogt te vernietigen, den Roomsch - Catholij„ ken Godsdienst ïntevoeren , den Protestartfchen „ uitterooijen, en alles onder eene willekeurige Re„ geering te brengen. — Dat zijne Hoogheid , de „ Prins van Oranje , die, nevens zijne Gemaalin, „ zo veel deels hadt in den welftand van Groet„ Brittanje, op hec aanhoudend verzoek veeier Aan„ zienlijken , befloten hadt de Engelfche Natie de „ behulpzaame hand te bieden , 't welk, zijns oor,, deels, ook tot bevordering van het welvaarendee„ zes Staats kon ftrekken. Dat de Prins hier toe , der Staaten bijftand verzogt hadt. Dat deeze, in , aanmerking genomen hebbende de nauwe vriend, fehap, en hel bijzonder Verbond tusfehen Frank, rijkzw Gf0fl'-5rfV^«/V,waaruittedugtenftondt, , dat deeze twee Mogenheden, uit redenen van „ ftaat, C9 d'Avaux, Tom..VI. p. 331. 286. 30»,  der. NEDERLANDE N. 25j s, ftaat, en haat tegen den Protestantfchen Gods„ dienst, ligtlijk zouden kunnen bewoogen worden „ om deezen Staat het onderst boven tekeeren, naa „ dat de Koning van Groot - Brittanje zijn oogmerk „ bereikt, en eene willekeurige Regeering in zijn „ Rijk zou ingevoerd hebben, befloten hadden,den „ Prinfe van Oranje eenige Schepen en Krijgsvolk „ toeteftaan. — Dat zijne Hoogheid hun verklaard „ hadt, geen inzigt altoos te hebben om het Rijk te overweldigen, of den Koning van den Throon te „ ftooten-, veelmin om de wettige opvolging te kren„ ken, of de Roomschgezinden te vervolgen ; maar. „ alleen om de verbrokene Wetten en Vrijheden te „ herftellen door middel van een vrij en wettig Par- lement, waar door , zo de Staaten hoopten , de „ rust en eendragt in het Rijk zouden herfteld wor- den (*)." Men verzekert, dat niet' alleen de Keizer en de Koning van Spanje , maar ook de Paus , eene onderneeming begunstigden, regtdraads {trekkende ten nadeele van den Roomsch ■ Cathoüjken Godsdienst in Europa. Het trots en heerschzugtig gedrag van Lodewijk den XIV. omtrent den Paus, dien hij den Oorlog verklaard en Avignon ontnomen hadt, vergramde deezen vuurigen en oorlogzugtigeu Kerkvoogd ten hoogften. Onwaarfchijnhjk is het, dat hij tweemaalhonderdduizend Dukaaten aan den Prins van Oranje zou geleend, en geheel ongelooflijk , dat hij een QQ Holl. Merc. 1(528. bl. 273, Willem DE II!. De overtochtCoor Ca. tholijke Ferften begunstigd.  553 GESCHIEDENIS Willem be IJl. Toerusting. i een aantal Misfen zou hebben haten doen voor den gelukkigen overtocht eens Ketters, die eert Roomsch. Catholijk Forst ging ontthroonen. Meergrond? is 'er voor, dat de Markgraaf van Castelmaine gelfche Gezant te Rome, den Paus Jacobus oen II. voortelde als Middelaar tusfehen Frankrijk en den Heiligen Stoel, wanneer de twee KoHingen zichveréénigen zouden om ten Roomsch Catholijken Godsdienst te doen zegepraale.n , en ten dien einde de Veréénigde Gewesten eerst te verdelgen ; doch dip ontwerp fmaakte zijne Heiligheid niet, en zou deeze hetzelve den Keizer ontdekt , en die den voorllag weder aan zijne Hoogheid medegedeeld hebben. De Keizer hadt de aanzoeken van Frankrijk en GrootBrittanje, om in dergelijk een plan deel te neemen, vergezeld vau de ftreeJendlte beloften, afgeflagen (*). Alles was met grooten fpoed , en bijkans onbegrtjplijke geheimhouding, tot den overtocht gereed gemaakt. Vijfenzestig Oorlogfchcpen , vijf honderd Fluiten, zestig Pinken en tien Branders leverden eene Vloot uit van zeshonderd en vijfendertig Zeilen. Üp dezelven w^ren ingefcheept drieduizend,zeshon' derd tn zestig Ruiters, en tienduizend, zeshonderd .weeëunegentig Voetknegten (f). üp den zesentwintigen van Wijnmaand, was de wind, C) Rap.n, Tom. x. p.ïa4. r wltsen> 'erhaal der Amlasfade van 1689. Mf. (f) Holl. Merc. 1688. W. 374,  der. NEDERLANDEN. .153 wind, die langen tijd west gewaaid hadt, na 't oos ten gcfchooten. Zijne Hoogheid nam aficheid van de Algemeene Staaten , hun zijne erkentenis bttuigende voor alle vriendfehap , hem ooit beweezen; met bede om derzelver voldnuring. Hij betuigde, hen altoos getrouwlijk gediend, en Iteeds 's Lands best voor oogen gehad te hebben. Hij prees hun den Vorst van Waldek aan, om, geduurende zijn af weezen , het opperbevel te voeren over de Kriigsmagt van den Staat, fchoon Friesland en Groningen voor den Prins van Nas/au (temden. Hij nam God tot getuigen, dat hij na Engeland toog met geen andere oogmerken , dan die hij in zijne Verklaaring hadt opengelegd. Hij wist niet, wat God mogt voorhebben ; doch, indien hem iets menschlïjks mogt overkomen, beval hij de Prinfes , zijne Gemaalin , aan der Staaten zorge : hun verzekerende , dat zij dit Land als haar Vaderland beminde. Ten belluite, prees hij den Staaten de ééndragt aan , in een tijd, waar in zij, naar alle waarfchijnlijkheid, den eerften en fellten aanval des gemeenen Vijands zouden te wagten hebben: hen voorts Gods zegen over hunne regeering hartlijk toevvenfehende. Hij zeide den Staaten van Holland bijkans op de zelfde wijze vaarwel. Groot was de ontroering van allen: en maakte deeze de affcheidsgroeten , haperende , kort, maar hartlijk. Zijne Hoogheid alleen behieldt zijne hebbelijk gewordene deftigheid en onaandoenlijkheid. Hen volgenden dag hieldt men een Bededag door alle de Gewesten, om 's Hemels zegen over 's Prinfen on- der- WlLLEM DE III. Affcheid van zijne Hoogheid.  i$4 GESCHIEDENIS WtLLEM be III. Het uitzeilen en weder binnenkomen uer Vioote. derneeming, tot behoudenis van den Protestantfchen Godsdienst , aftefmeeken (*). Men wil, dat de Spaanfche Afgezant in zijne Kapel, tot groote ergenis der Roomsch ■ Cathoüjken , de Hoofdtnis en de Vesper liet zingen , 't geen njet dan op hooge Feestdagen gebruiküjk is , en zijnen Priester belastte, God voor de Staaten en den Prins van Oranje te bidden. Haare Koninglijke Hoogheid , werdt gezegd , dien dag driemaal rer Kerke geweest , en dus denzelven bijkans geheel in Godsdienst-oefening geflceten te hebben. Zijne Hoogheid, uit den Haage na Hellevoet/luis, en vervolgens na den Brie!, vertrokken, begaf zich aan boord. De voornaamfte Engelfche Grooten en Heeren van 's Priufen g*evo!g waren de Graaven van Siirewsbuky en Maclesfield , de Lords Mor- DaUNT , WlLTIIR ene , PauVLET, ELaM eil DuM- bi.ain, de Admiraal Herbert, de Colonel Sedney, de Heeren Herbert en Hussel, de Ridder Guyn, de Majoor Wildman, Dr. Burnet, de Heer Harbach en de Predikant Fërgusson. Den negenentwintigften van Wijumaand (lak de Vloot in Zee. In de Vlag van 't Schip, het geen den Prins voerde,en in 't midden zeilde, dorden de woorden : Foor den Protestantfchen Godsdienst en de Vrijheden van Engeland; en daar onder de gewoone zinfpreuk van 'f Huis (*) Burnet, Vol. I p. ;8-."~d'Avaux , Tom.VI. P„ 304.307. Holl. Merc. 1688. bl. a85. Ravjh, Tom.Kó p. 124.  bek. NEDERLANDEN. 255 Huls van Nas/au: Je maintendrai; dat is: Ik zal het handhaaven. Korten tij*! was de Vloot op Zee geweest, of tegenwind en ftonn beliepen dezelve^ Groot was het gevaar. Dat aantal Schepen diende bijéén te blijven , en niet te na aan elkander te komen. Men vondt het onmogelijk , zee te houhouden : en gaf het teken , om te rug te keeren. Op één na , liepen zij allen binnen , maar één man verlooren hebbende ; dan ettelijke honderd Paarden waren, bij gebrek aan lugt, geflikt, en eenige Schepen dermaate geflingerd en uit elkander gewerkt, dat zij , ontlaaden zijnde , zonken. In Engeland en Frankrijk liep een gerugt, dat de Vloot zeer groot verlies geleden hadt; en men wil, dat dit verlies in 't eerstgemelde Rijk , door last der Staaten, zo breed werd uitgemeeten, als of de tocht tot het voorjaar zou moeten uitgefteld worden : 't geen ten gevolge hadt , dat men de toerustiugen in Engeland traaglijker voortzette, en de Koning eenige voorheen verleende gunsten herriep, ten doorflaanden blijke, dat de vrees , die op dit gerugt verminderde , hem dezelve hadt afgeperst (*). De fpoed, door de Staaten gemaakt in 't herftellen en voorzien der Schepen, die 't meest geleden hadden, verijdelde de vervvagting van Jacobus den H. Het leedt niet langer dan tot den elfden van Slachtmaand, of de Vloot koos weder zee, en zeilde, den der- (*) Rapin, Tom.X.p. 124.125. Burnet , Vol. 1. p4 d'Avaux, Tom. VI. p. -3M» Willem de III. De zelfde! ïeilt weIer uit, jn landt.  35Ö GESCHIEDENIS Willem de m. dertienden , het Kanaal in, en voorbij de Engelfchè. 1 usl'chen Douvres en Galak hielde zijne Hoogheid Krijgsraad : en maakte, in zo eng eene Zee, die taïrijke Vloot een verrukkend gezigt. Gaarne zou de Prins, 's volgenden daags , zijnen Geboorte - en Trouwdag, geland zijn; denkende , dat de Soldaat hier in een gunstig en bemoedigend teken zou vinden : dan de Engelfchen oordeelden , den vijftienden , den dag der ontóekkinge van het Buspoederverraad , beter tot bereiking van 't zelfde oogmerk. Het gefchiedde. Torbal was de Plaats, terlandinge beftemd, als best gefchikt om de Ruiterij te ontfehepen. Men was dezelve , door de fterkte van den wind , of de onbedreevenheid der Lootzen , reeds Voorbijgezeild, en dus in gevaar van eene Haven te moeten aandoen , waar 't zeer twijfelagtig was , of de Bevelhebber tot 's Prinfen zijde zou overhellen. Dan de wind liep om, en Bilde zo, dat de Vloot ten gewenschten dage in Torbai binnen liep , en het Leger, met de verdere Krijgstoerusting, ontfeheepte, zonder eenigen tegenftand te ontmoeten. Zijne Hoogheid , wel voldaan wegens den gelukten overtocht en den zamenioop der zaaken, vroeg , aan land geflapt, Dr. Burnet: Of hij nu nog de Predestinatie niet zou gelooven P Deeze niet in die fterke begrip pen over de Voorbefchikking Baande als de Prins, antwoordde , „ dat hij altoos zou gedenken aan de „ Goelijke Voorzienigheid, die, bij deeze gelegenti heid, zo blijkbaar over hen geweest was." Koning Jacobus, in den waan gebragt door een listig  dsrNEDERLANDËN. listig verfpreid gerugt , dat de Prins in 't Noorden van Engeland Zou landen , hadt zijne voornaamlte Legermagt derwriards doen trekken, Verneemende, dat de Vloot der Staaten v/esrvvaafd gezeild was , vertrouwde hij op de zijne,' onder den Graave van Darmouth; doch de zelfde wind, die delandingder Staatfchen in Torhai begunstigd hadt , .verhinderde dien Vlootvoogd uitteloopen , en vervolgens drong een tegenwind en ftorm hem, in Portsmouth binnen te zeilen , zo owredderd , dat hij dit geheele jaar niets kon uitvoeren. . Zijne Hoogheid trok met zijn Leger na Exeter3 en deedt zijne Verklaaring aldaar afkondigen; doch de draf'oefeningen, op den ongelukkigen tocht vari Monmouth gevolgd, hadden eenen zo diepen indruk op de gemoederen gemaakt,1 dat,in't eerst,niemand zich bij den Prins durfde voegen. Allengskens kwainen eenige Engelfche Grooten tot zijne zijde over, die hem, bij een plegtig Verbond,: hunne hulp beloofden. Eenige Overften en Soldaaten vari 's Konings Leger volgden dit voorbeeld. Men maakte Verbintenisfen ten zijnen voordeele, en de geest deè Opftands verfpreidde zich door het gehéele Rijk, De Koning , zich bij zijn Léger te Salisbury begeeven hebbende, ftondt verfteld over het verloop. Het fcheen of zijne getrouwde Bevelhebbers zpmenge5-wooren hadden om hem te verlaaten. Onder de Overloopers bev ->ndt zich. de Heer Joham Churchii.1. , voorheen's Konings Vertrouweling, en hoogst van frem begiftigd: wij zulle» hem naderhand ontmoeten. VUL Deel '. R G.Qae$ DE UL De Prios kdjgt ■ veel aanhangt  253 GESCHIEDENIS Willem de III. I Jacobus de II. VitlgC. onder den tytel van Hertog van Marlborough. Niet weinig fterkte het den Aanhang zijner Hoogheid , toen Prins George van Denemarken , 's Konings Schoonzoon, nevens zijne Gemaalïn, de Prinfes Anna , en de Hertog van Qrmond zijne zijde koozcn. Jacobus de II, in 't hart getroffen wegens dit gedrag zijner naaste Bloedverwanten en Gunstelingen, riep uit: Groote God ! heb deernis met mij, mijne eigen Kinderen hebben hunnen Vader verlaat en l Hij vertoonde zich zo kleinmoedig in tegenfpoed , als hij trots en opgeblaazen geweest was in voorlpoed* Ziende, dat hij niet kon vertrouwen op zijn Leger, 't geen bij geheele Benden verliep , en dat ganfche Steden en Gewesten zich voor den Prins van Oran,e verklaarden , fcheen hij gereed om alle Icbikkingen , weikeu men wilde maaken, aanteneemen , te verdaan tot het vergaderen van een Parlement, en met den Prins in eene onderhandeling te treeden , welke hij, voorheen , met verontwaardiging van de handgeweezen hadt (*). De Prins van Oranje , reeds op weg na Londen, des verftendigd, liet het niet berusten bij hettoeitemmen van 's Konings voorflagen : hij vorderde van diens Gemagtigden,onder anderen, deeze voorwaarden, „ dat men de Papisten ontwapenen , en van hunne Ampten veriaaten moest; dat men de af- „ kon- (*> Rapïn , Tom. X. p. 127. 128. B cr net , Vol. I. p. 787 790. Misfiven van den Ambasfadeur van Citters ióSS. Mf.  eer NEDERLANDEN. cSO kondiging tegen zijn perfoon moest intrekken; dat s, de Tour in bewaaring van den Lord Major moest „ gevleid worden ; dat, indien zijne Majefteit in „ Londen wilde blijven , terwijl het Parlement ge„ houden werd, de Prins daar ook zou mogen, biij- ven met eene fterke Lijfwagt, maar dat zij anders ,, op een even verren afftand van Londen zouden „ moeten toeven, van welke Stad de beide Legers zich ook tot op dertig Engelfche mijlen zouden ,, afhouden ; en dat men geene vreemde Troupen „ in 't Rijk zou doen komen." De vrees vergroot, te, in 't oog van Jacobus , de gevaaren : hij agtte zich niet langer veilig in zijn Koningrijk, of op zijnen waggelenden Throon. Door deezen angst gedreeven, en aangezet door den raad zijner Roomfche Raadslieden en der Koninginne , befloot hij , na Frankrijk de wijk te neemen , werwaards de Koningin , nevens den Prins van Walles , de reis terftond aannam. Zonderling is het, dat hij alle mogeljjke voorzorge droeg , om deeze vlugt te verbergen, als ware deeze de Jhoogfte wensch zijner Vijanden niet geweest, 's Nagts daar aan volgde hij zijne Gemaalinne. Vermomd tradt hij in eene Schuit , flegts door drie perfoonen vergezeld, en wierp, in't overvaaren van den Theems, het Groot Zegel des Rijks in dien ftroom, ten einde daar door de verwarring in 't beleid der zaaken te vergrooten, en herriep de gegeevene bevelen tot het vergaderen van een Parlement. De tijding hier van, en van 'sKonings vlugt, verR a tneer- WlT.LPlÜ de 111;  Willem db lil aoo GESCHIEDENIS meerderde het getal der aanzienlijke Begunstigéren des Prinfen van Oraw/tfgrootlijks. Omtrent dertig Geestlijke en Wereldlijke Heeren, nevens de Wethouders van Londen, gingen tot zijne zijde over , eb gaven hem hier van kennis: ook verzogt de Raad van Londen hem derwaards te komen. De Prins zelve was in zijn fchik , dat de Koning eene partij gekoozen hadt, die een ruim veld voor zijneeerzugt openliet, zonder verpügt te zijn tót gewelddaadigen wederlland te komen : hij deedt den Graaf van Fevershum, door den Koning gezonden, om met hem te raadpleegen, vatten, om hier do^r 's Konings vreeze te vermeerderen. Dan de ongelukkige Monarch werd op zijne vlugt ontdekt , en de Graaf van Winchelon haalde hem over, om na Londen wedertekeeren. Willem de UI , dit hoorende , zondt zijnen Vertrouweling Zuilestéin met een Brief, den Koning bèvelende, niet verdér dan Rockester te komen. Deeze Brief kwam te laat, en baarde den Prinfe geenè kleine ongerustheid. Jacobus de II. was niet alleen te Londen; maar het Gemeen, medelijden hebbende met hunnen zwervenden Koning , hadt hem met groot treugdegejuig, en onder het luiden der klokken, ingehaald. Marien was h'.er het onfeilbaar mislukken van deri aanflag* Op het oogenblik moest 'er iets ftouts ondernomen worden. Zijne Hoogheid liet Krijgsvolk na Londen tiekken, 't welk zich van dePaleizenvan St. James en Whitehall meester maakte. In'tlaatstgemelde bevondt zich de Koning , die, den volgenden  der NEDERLANDEN. «Cn tien nagt , in bewaaring van 's Prinfen Krijgsvolk bleef. 'Zijne Hoogheid ging nog een Rap verder. Drie Engelfche Heeren , op welken hij een volkomen vertrouwen ftelde, begaven zich, 7s anderendaags, na 's Konings Kamer', en maakten hem wakker, om hem te zeggen, dat, de Prins van Oranje op hetpunt traande om in Londen te komen, het niet voorzigtig zou weezen , dat zij 'er zich ten zelfden tijde bevonden , en dat hij zich daarom na Ham, een Landhuis der Gravinne van Lauerdale, hadt te begeeven. De eerfte aandoening des Monarchs, in deezervoege met ontthrooning gedreigd, was, dat hij het kwalijk nam, dat men hem in zijnen flaap geftoord hadt, Hij verzegt, liever na Rochester te mogen trekken , eene Stad., digter aan Zee gelegen. Gereed werd hem dit ingewilligd door den Prins, die reeds xeWindfor gekomen was. Met eenen opflag van het oog ontdekte hij, hoe deeze (tap hem zou bewaaren voor zwaarighèden en gewelddaadige bedrijven , die een onuitwischbaar vlek zouden toegebragt hebben aan de Kroon , welke hij wagtte dat eerlang zijn hoofd' zoü eieren. — Jacobus de li. begaf zich na Rochester op den achtentwinrigften van Wintermaand; en op dien zelfden dag kwam de Prins van Oranje te' Lenden. Hij het zijnen Schoonvader bewaaken, meer om hem vréeze aantejaageh , dan om zich van zijn perfoon te verzekeren : want, ten zelfden tijde, gaf hij heimlijken last om den Koning te Wen ohtfuappen. Om 's Vorsten vtees te vèrgrooten, werd feejn, onder de hand , gezegd, wat men met hem R § voor? DE'Ui,13  2c>2 GESCHIEDENIS Willem de III. Lode- w1|k de XIV. verklaart den Q.>riog a?n de Veréénigde Nederlanden. voor, en vier Regters over hem benoemd hadt. fchoon 'er niets aan was. Hij liet zich verftrikken, vreezende het lot zijns Vaders te ondergaan , en floop 's nagts, tusfehen den tweeden en derden van Louwmaand, uit zijne Slaapkamer, fteeg te paard, van drie perfoonen vergezeld , en reedt na den zeekant. Een klein Fregat voerde hem gelukkig over na de Haven van Ambleteufe, van waar hij zich na St. Germain begaf. Lodewijk de XIV. ontving deezen voortvlugtigen Vorst, die zijnen bijftand hadt afgeHagen, op de heuschte en verpligtendfte wijze (*). Deeze Vorst hadt, zo ter Zee als ten Lande , eenige vijandlijkheden begonnen, dan nu verklaarde hij aan de Veréénigde Gewesten den Oorlog. De Oorlogsverklaring was den zesentwintigften van Slachtmaand getekend. Men fcheen met allen grond te mogen verwagten, dat de overtocht na, en de inval in Engeland in dezelve als ééne der voornaamffe beweegredenen tot den Oorlog zou vermeld Baan; doch geen woord hier van. Lodewijk de XIV. verklaarde alleen, ., hoe hij, gehoopt hebbende, dat de „ Algemeene Staaten der Veréénigde Gewesten , die zo veel drifts betoond hadden, om het twintigjaa„ rig Beftand ie doen fluiten, geen minder vuurzou„ den betoond hebben, om het te handhaaven , in „ tegendeel vernomen hadt, dat zij buitengewoone f„ wer- (*) Zie de aangehaalde Schrijvers bij Wagenaar, Va. ierl. Hifi. XV. D. bl. 485. en Hume's Gefchiedenisfc» van Engeland.  der NEDERLANDEN. 263 „ wervingen deeden, en met eenige Duitfche Fors„ ten aanfpanden, om den Cardinaal vanFurstebi„ berg van het Keurvorstendom van Keulen te ver„ fteeken. Dat hij gezogt hadt hen hier van afte- maanen door zijnen Ambasfadeur , den Graaf d'A9, vaux; doch dat zij zedert hun Leger, onder den Vorst van Waldek, hadden gevoegd bij dat dier „ Vorsten , welken zich verbonden hadden tegen „ den Cardinaal, Dat zulks zijne Majefteit hadt doen befluiten, om den voornoemden Staaten den Oor„ log te Water en ten Lande te verklaaren, en allen „ Handel rnet dezelven te verbieden (*)."— Deeze Oorlogsverklaring diende zeer tot maatiging der vreugde, hier ontdaan wegens de behoudene overkomst zijner Hoogheid , en den gewenschten voortgang zijner ondarneëmingen, waar van wij nu voorts verllag moeien geeven. De Prins van Oranje , zich geheel meester van Londen, en de teugel des Rijksbewinds gansch en geheel in zijne handen gefteld ziende , maakte zich deeze gelegenheid ten nutte. Op den negenentwintigften van Wintermaand hadt hij zijne intreede in Landen gedaan . en het ligtveranderlijk Volk hem met de zelfde vreugdbetooningen, als kortste vooren Jacobus de II, ontvangen. In 't Paleis van St. James getreeden, ontving hij degelukwenfchingenovei het gelukken zijner poogingen. De Pairs, ofRijkS' groo (*) Refol. Heil. Dec. 1688. bl. 639. Holl. Merc. 168.8, bl. 196. R 4 Willem d2 III. Intreede van Willem den III. In Londen. 1689,  GESCHIEDENIS j» LU. Handeltagen over 21'j'ia ver feefing. grooten, verzogteu hem, dat hij, bij voorraad, ht\ be!luur der Rijkszaaken op zich wilde neemen , er» tene Conventie , of Zamenkornst, befchrijven , om,' nader op alles te raadpleegen. Hij mm het laatfte; op zich. Om de Protestanten te haauwer aan zich te verbinden, bevestigde hij alle Amptenaars vandiq Helijdeuisfe in hunne Bedieningen tot op de vergadering der Conventie, de Roomschgezinden uirmonfterende. Ten gevalle der heerfchende Kerke, woonde hij den Godsdienst bij in de Kapelle van 6"/. James], en ontving hef. Avondmaal, op de wijze der Engelfche Kerke, uit handen des Bjsfchops van S(. Afaph» Zijne Hoogheid, wel verzekerd , dat, in de tegenwoordige gisting der gemoederen, het Volk geene Leden tot de Conventie, zou benoemen, dan Voorüanders der Rijks-omwenteling , het dit ftuk met alle mogelijke vrijheid zijnen gang gaan : ten openlijk ken bhjke van deeze bedwangloosheid, beval hij het Krijgsvolk, zich op zekeren afftand te houden van dg Piaatzen der verkiezingen. Dan men droeg zorge, om aan de deur der Vergaderplaatze den verkoozenen Leden briefjes toetereiken * om hen te onderriff. ten, hoé en wat men gaarne geftemd hadt. Beiden; de Kamers befloten , met éénpaarige ftemmen, den; Prins te bedanken Voor den gevyigtigen dienst , tot hier toe het'Vólk beweezen. Zij bepaalden het vie<= ren van eenen Dankdag voor dg verworvene verlog ftng: en tevens, dat men met naame tvoor den Prins van Oranje in de Kerken zou bidden. De Kamer der Gemeente bragt, eerlang a twee k Be'.  £>er. NEDERLANDEN. &6$ Befluiten uit, van de grootfte aangelegenheid. Het. terlte, dat Koning Jacobus, getragt hebbende de gefteldheid des Koningrijks ojntekeeren door het krenken des oorfpronglijken Verdrags tusfehen den Koning en het Volk, en, naa het fchenden der Grondwetten van den Staat, uit het Rijk geweeken zijnde, afftand van de regeering gedaan hadt, waar door de Throon opengevallen was. Het tweede, dat de ondervinding geleerd hadt, dat een Erotestantsch Koningrijk niet geregeerd kon wörden door eenen ^aapfchen Koning. Deeze voordellen ontmoetten in, de Kamer der Heeren veel. bedenkens , overweeging en tegenftands. IVJen fprak van het vervallen des Kroone op 's Konings naasten Erfgenaam , die , in een Burgerlijken zip, dood gerekend werd; en floeg voor, den Prins jm de Prinfesfe voor Koning en Koninginne te erkennen. Dgeze voorflag werd, verworpen. Eenigen van de Kamer der Gemeente waren hier mede zo zeer ingenomen , dat zij een Vertoog ppftelden, om dat t? bewerken bij deKamer.der Heeren , en hetzelve door, eene menigte van allerlei fiag van perfoonen deeden tekenen ; maar de Prins van Oranje , deeze wijze van doen te ongeregeld rekenende, en agtende naar oproerigheid te fmaaken, Buitte die tekening en het inleveren van dat Vertoog (*_). Zulk eene daad fchonk hem den naam vzngemaa' iigd bij de menigte , vjiet in Baat om, doortcdringea toij C) N. Witsen, bijzonder Verbaal, Mf. Rapïn ,Tom. •X. P, I54>ï57''$9.161. Burnet, VolI.p.Sop-^Eis. B-5 will1mj de 111.1  GESCHIEDENIS tot Ps Prinfen toeleg. Verfcheide Leden van de Zamenkomst, hier uit opmackende, dat hij geen aanhang onder hen zogt te bewerken, bedroogen zich. Terwijl beide de Huizen over deeze ftukken in onderhandeling waren, hieldt zijne Hoogheid zich in't Paleis van St. James zeer afgezonderd, fprak bijkans niemand, en, alles verneemende, wat'er omging , gaf hij niemand eenige opening (*). Het zij dit gedrag voortkwam uit grootheid van ziel , of eene gemaaktheid was, 't zij hij zijn genoegen fchiep in de Engelfchen te zien handelen , volgens hun eigenaartig Volks-charafter, 't is zeker, dat hij kon vertrouwen , hoe eene Vergadering, welker meerendeel zich reeds openlijk tegen Jacobus den II. verklaard hadt, hoe een Leger en eene Vloot, die hem verlaaten hadden, en een Volk, het geen hem vleesde, nooit zou oordeelen in veiligheid te weezen, of zij moesten den weg tot de wederkomst ten Throone voor hem gefloten hebben. Hier op kon hij zich te geruster verlaa. ten, dewijl de beide Kamers de Brieven van Jacobus den II, aan dezelven gezonden, waar in hij eene algemeene vergiffenis beloofde, zelfs aan zulken, die hem verraaden hadden , eenige weinigen uitgezon" derd , weigerden te openen. Willem de III. hadt veiklaard ,rdat hij overgekomen was om het Volk , op hunne bede, te verlos. fen ; dat het, vrijgemaakt zijnde, nu eene keuze moest doen , welke het zich voordeeligst rekende; en CO N. Witsen, bijzonder Verbaal, Mf. Willem de III.  der NEDERLANDEN. 26? en dat hij, dit gedaan zijnde, de reize na den Haag zou aanneemen. Doch, dugtende dat men deeze betuiging, zo vol onverfchilligheid, naar de letter zou opneemen, belloothij, in vertrouwen zich nader te ontdekken ten opzigte van 'c gevolg , 't geen hij uit het tegenwoordig beloop van zaaken wagtte. Hij ontboodt den Markgraaf van Halifax , de Graaven van Danby en Schrewsbury, en eenige andere Heeren, hun betuigende , dat hij , verzogt ten dienste des Volks overtekomen , deeze onderneeming gewaagd , en dat het wel gelukken aan zijn oogmerk beantwoord hadt; dat het nu de zaak was van de Conventie , vrijlijk verkooren en vrijlijk vergaderd, maatregelen te beraamen op de Rijkszaaken ; en dat hij 'er zich niet in gemengd hadt, uit vreeze van iets te zeggen ofte doen,'t welk hinderlijk fchijnenmogt aan de vrijheid der raadpleegingen over eene zaak van zo veel aangelegenheids ; ook hadt bij vastgefteld, geen ftap te doen, om iemand te winnen door beloften of bedreigingen. — Ondertusfehen hadt hij vernomen , dat eenigen ten oogmerke hadden , hel Rijksbewind te Hellen in handen van een Regent. Hij hadt 'er niets tegen , zo men dit voor het bests middel hieldt tot verzekering van de gemeene rust, maar moest verklaaren, dat hij deeze Regent niet ziji wilde: bleef men van dit gevoelen, men hadt het ooj op een ander te wenden ; hij kon de gevolgen vai het Regentfchap, en zou het nooit aanvaarden. — Anderen wilden de Prinfes , zijne Gemaalin, alleei op den Troon heffen , in diervoege , dat zij enk< vo Willem de lil. 1 1 1 I L  1® GESCHIEDENIS volgens haar welgevallen zou regeerem Niemand agtte de Prinfesfe hooger dan hij j maar hij zou niet kunnen beiluiten, de Kroon verfchuidigd te zijn aan eene Vrouwe. Zelfs vondt hij het niet redelijk, dat men bem eenig deel aan 't bewind gave, zo men 'er hem niet voor zijn igeheel leeven mede bekleedde. Verftohdt men 't egter anders, hij zou 'er zich niet tegenkanten , en na Holland terugkeeren , zonder «ieh verder met Engeland te raoeijen. Wat anderen ook denken mógten van deKoningiijkeWaardigheid, bij zag ze aan voor eene zaak , die hij iigtlij'k kon ontbeeren , en zonder welke hij zeer vergenoegd kon leeven; doch hij zou niet kunnen befluiten , om ze te aanvaarden, wanneer hij ze Oe^ts geduurende eens anders leeven zou kunnen bezitten. Nogthans ftondt bij toe, dat de'Naakomeh'ngen der Prinfesfe van Denemarken den Naakomelingen', welken hij uit eene andere Vrouwe , naa de Prinfes, zijne Gemaalinne, mogt verwekken , behoorden voorgetrokken te worden (*). Die voorfiel , genoeg aanduidende wat hij bedoelde, deedt hij met zijne gewoone koelzinnig.heid, een masker, waarmede hij zijne grootfteoogmerken wist te dekken. Het voorfiel zelve wederfprak zijne gemaakte onverfchilljgheid. Schoon hij openlijk geen deel fcheen te hebben Ir» (le raadflagen, woonden Vertrouwelingen , op zijne slangen met een fqherpziend oog lenende, dezelven oij , en ftonden ze met allen ernst voor.' Naa dat da C) E^RNET, Vol. I. p. SZO. $21. Wltt,EM Ö8*MI.-  'der NEDERLANDEN. de Kamer der Heeren, met eene meerderheid van drie ftemmen, het Befluit der Gemeente goedgekeurd > en verklaard hadt, dat , door den afftand van Koning Jacobus den II, de Throon opengevallen was, waagde Halifax den vooiflag, om den Prins van Oranje alleen tot Koning te verkiezen , mits de twee Prinfeslen , Dogters van Koning Jacobus > hem opvolgden. Hij vondt geene medeftanders i dan in 's Prinfen Boezemvriend Bentink , die dit voorfiel aandrong, met ;te beweeren , dat het natuurlijk was, dat de opperfte Magt geplaatst wierd in één Perfoon j dat eene Vrouw niet meer dan eene Vrouw behoorde te zijn; dat het betaamlijk ware , den Prins vergeldinge te doen voor 't goed, den Volke beweezen; dat eene verdeeling der opperfte Magt aan veele zwaarigheden onderhevig was; en dat, fchoon men van de Prinfesfe minder zwaarigheden te wagten hadt, dan van eenig Mensch op den aardbodem , alle Menfchen feilbaar en veranderlijk waren (*). — Bentink wilde deeze zaak ook doordrijven in een bijzonder gefprek bij Wil» liam Herbert; maar deeze, aan de Jicht tebedde liggende, fprong overeinde, als hij 't hoorde, met betuiging , dat , indien hij zulk een doel voorzien hadt, nooit den degen voor den Prins zou getrokken lïebben Q). Aii- (•) N. Witzen, bijzonder Ver baat. W. fUrta.Tottf. X. p. 190. Blrnet, Vol. I. p. 81?. (t) DaluympL» font, i\, p, -7. de TH.  2'0 GESCHIEDENIS Willem Dn 111. Willem de III. Koning van Engeland. Anderen wilden de Prinfes alleen op den Throon " zien. Maar zijne Hoogheid hadt zijne maatregelen zo v/el en wis genomen, dat dit nooit ftondt te gebeuren. De Graaf van Danby mogt haar fcbrijven, dat hij zich fterk maakte, om haar, zo zij 't begeerde , alleen tot Koningin te doen verklaaren j zonder dat de Prins in de Koninglijke Waardigheid deelde, zij bleef zichzelven gelijk , en der betuigïnge, eerst Burnet, en vervolgens haaren Egtgenoot gedaan, indagrig (*); haar antwoord luidde: „ Dat zij niets j, anders wenschte te zijn dan de Vrouw van den „ Prins , gelijk zij was. Of, het geen zij meerder ,, worden mogt , begeerde zij te zijn met en onder den Prinfe. Zij vondt het vreemd , dat men on„ derfcheid maakte tusfehen hunner beiden belangen (f)." Deeze volgzaame Vorstin baarde geen de minfte zwaarigheid. Prinfes Anna hieldt zich te vrede met een ruim inkomen, en den tweeden rang in de opvolging. Hoe veel moeite 'er ook aangewend was , om over den Prins van Walles in de onderhandelingen der Zamenkomfte te fpreeken, men hadt het weeten te ontwijken, om zich over dat ftuk in eenig onderzoek intelaaten : en dus won de Prinfes Anna veel bij deeze Staatswisfeling. Het befluit van alle deeze handelingen was , dat de Prins en de Prinfes van Oranje te gader Koning en Koningin van Engeland zouden zijn , en dat de Prins (*) Zie dit Deel, hier boven , bl, 200. (t) Etjjrket, VoL I. p. 818.  !öer NEDERLANDEN- &71 Prins alleen het bewind der regeeringe zou hebben. Naa hunnen dood zou de Kroon en de Koninglijke Waardigheid vervalien aan de Erven , die uit Maria, Prinfesfe van Oranje , zouden gebooren worden : en , bi] mangel van Kinderen, uit haar verwekt, aan de Prinfesfe Anna van Denemarken: en , bij ontftentenisfe van Kinderen deezer laatstgenoemde Prinfesfe, aan de Erfgenaamen van Prins Willem den III. van Oranje.— De Conventie , die vastftellende, hadt tetfens eenige punten beraamd , die de opdragt der Koninglijke Waardigheid, (trekkende tot beveiliging van den (Jods dienst en 's Volks Vrijheden : onder anderen, dat het met.de Wetten ftreedt, dat het naakomen of uitvoeren der Wetten geftremd kon worden door hetKoninglijk gezag.—— Dat, ouder dekzel van het Koninglijk Voorregt, Geld te ligten , tot onderftand der Kroone, zonder bewilliging van het Parlement , desgelijks tegen de Wetten aanliep. Het werven van Krijgsvolk , en het oprigten van een Kerklijk of eenig ander Geregtshof, zonder toeftemming des Parlements , was onwettig. — De Onderdaanen hadden regt, om den Koning Smeekfchriften aantebieden. —— De verkiezingen der Parlements - Leden behoorden vrij te z/jn , en alles , wat in het Parlement gefproken werd , behoorde nergens , dan in het Parlement., onderzogt te worden. In deezervoege zogten de Heeren en de Gemeenten zich te verzekeren van Vrijheden en Voorregten, op welken , onder de voorgaande Re- WlLLEM DE III.  Êjé GESCHIEDENIS Regeering , zo Veel inbreuks gedaan was (*)'; Zominige berigten willen , dat zijne .Hoogheid zwaarigheid maakte, om zulk eene breede handhaaving van 's Vólks Voorregten tè belooven , en dat Bentink, van 's Piinfen wege j volflrekt geweigerd hadt de Kroon op deeze voorwaatdèn te aanvaardenDe beide Huizen,' op deize Voorregten , die zij misfchien ruimer genomen haddén, dan de Wetten blijkbaar inhielden , zeer gêfteld , werden met misnoegen en argwaan vervuld. Hachlijk tijdflip f Eenigen vërzogten den Heer Witsbn , toen buitengegewoon Afgezant der Staaten aan 't Engelfche Hof, dat hij den Prins zou gaan fpreeken , én tot andere gedagten brengen. Hjj , vreezende zijne Hoogheid te zullén ftoorën, floeg het af. De Heer van Dijkveld , die zo veel gedaan hadt, om hef Befluit der beide Huizen te bewerken , én veel invloeds hadt 6p den Prins, nam deezen last op zich ■, en haalde hem over, om de Kroon , op de hem niet aangenaame voorwaarden, te aanvaarden (f). Middelerwijl was Maria verzogt, om uit Holland óvertekomen , en in het Rijk geland. Zij nam ge. noegen in 't geen 'er befloten was. En den volgenden dag naa baare aankomst, den drieê'ntwintigfren' Van Sprokkelmaand, werd den Prins en de Prinfes,' èhtende op twee Armftoelen, onder een Verhemel- C) Holl. Merc. 1689. bl. 8. (t) Wii'sen , bijzonder Ferbaal, mi Willem ba III.  Biëft NEDERLANDEN, 273 te, in de Groote Zaal te IVhitehall, de Kroon aangebooden , en zij, ten zelfden dage , onder de naamen van Willem eri Maria , voor Koning en Koningin uitgeroepen. De Prins aanvaardde de Kroon, zo zeer gewènscbt, zo zëergezogt, met deeze woorden: „ Dit is gewisfelijk het ^tlteekendlte blijk , 't „ welk gij ons zoudt kunnen geeven van het ver„ trouwen , op ons gefield. Hierom fchatten wij „ het te hcoger. Wij neemen met erkentenisfe „ aan, het geen gij ons aanbiedt. Gelijk ik , her„ waards komende, geen ander oogmerk gehad heb , „ dan de behoudenis van uwen Godsdienst, van u„ we Wetten en van uwe Vrijheden, zo kunt gij u ,, verzekerd houden, dat ik mijn best zal doen, om „ dezelven te onderfteunen , en dat ik altoos gereed „ zal zijn , om met ü medetewerken tot alles , wat „ de welvaard des Koningrijks bevorderen kan , en „ alles aanwendén, wat in mijn vermogen zijn zal, „ om den voorfpoed en naam deezes Volks te doen „ aanwasfen (*)." Wij hebben te breeder ftilgeftaan op deeze verheffing van Willem den III, dewijl he't ons dien Stadhouder, in één der ge'wigtigfte bedrijven zijns leevens, van nabij leert kennen : en dat ons Gemeenebest zo veel deels hadt in deeze Rijks-omwenteling; als mede om de gevolgen, welke die verheffing te wege (*) Rapin , Tom. X. p. tot. 195. VIJL Deel. S WiLLEV! DE III.  s?4 GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN. WlLLEM B£ Ui. •£/» Holt. Merc. 1680. bl. II4.  der NEDERLANDEN. 279 verklaard (*). De nieuwe Koning van Engeland gaf... op zijn naam en dien zijner Egtgenoote , eerlang- eene Oorlogsverklaring uit, waar in hij den Koning van Frankrijk befchuldigde , dat hij 's Konings Bondgenooten en Vrienden, den Keizer en de Staaten, den Oorlog verklaard hadt; dat hij zich van Newfoundland hadt getragt meester te maaken ; dat hij zich in 't bezit gefteld hadt van eenige Engelfche Volkplantingen in America j dat hij de Engelfchen , ook in Europa , zeer gekweld , hun het Regt der Vlagge betwist, en, eindelijk, veele Engelfche Protenanten in zijn Rijk vervolgd hadt. — In de Tegen-oorlogsverklaring des Konings van Frankrijk was niets bijzonders, dan dat hij Willem den III. den Overweldiger van Engeland noemde ; een naam vergezeld met allede haatlijkfle verwijten, die de ontthrooning van eenen Schoonvader kon inboezemen (t). — De Staaten, eerst aangetast, hadden een Verbond gefloten met den Keizer , om met veréénden raad en magt den Koning van Frankrijk, ter Zee en ten Lande, te beoorlogen : en geen Vrede te zullen maaken, dan met gemeene bewilliging , en eer alles herfield ware in den ftaat, waar in de dingen, volgens den IVestphaa/fchenenPyreneefchen Vrede , gebragt geweest waren. Een geheim punt van veel aanbelangs, en 'twelk naderhand gewigtige ge- (*) Holl. More. 1689. bl. iorverleening voerde de Koning hem te gemoete: Wat zegt men nu tot uwent ? Is 't nu wel, dat gij mij dit werk geraaden hebt ? Hadt men 't "wel zo goed verwagt ? Dan , fchoon men toen druk bezig was met alles tot zijne Krooning te bereiden, hadt hij reeds zo veel bevindings van den veranderlijken aart der Engelfchen , dat hij 'er bijvoegde : '/ Is hier nu Hofanna! maar ,t zal veelligi haast zijn, kruist hem ! kruist hem! Deeze betui= ging, een verlangen na Holland iniluitende, hadt iets ltreelends voor de Afgevaardigden ; doch zij waren niet onkundig van de redenen tot misnoegen ,bij veelép van 's Konings eigen Landsgenooten geüit. Eenigen zeiden: „ Terwijl Willem de III. het Leger van 't Gemeenebest in Engeland houdt tot zijne eigene veiligheid , laat hij zijn Land bloot leggen voor de wraak der Fra'nfehenj Nog iiouter 1'preekendén voegden 'er nevens, dat hij de Vloot deedt toeven, om dezelve met die van Engeland ,, te vercénigeh, ten einde hij zich van beiden mogt „ bedienen om het Gemeenebest tot één der Brit„ fche Eilanden te maaken, de Vrijheid van hetzel- „ ve (*) N. WiTSeüj bijzonder Verbaal der Deput. en Amiasf, "in 1689. Ml". A 4 WlLLESS DE ÜI.  Willem DE III. Wegens het betaalen der uirgefchooteneGelden. 3 aSa GESCHIEDENIS- „ ve de hartader affteekende door eene vreemde „ hand, in een tijdsgewricht, dat het geen bijltand „ of ontzet van buiten kon bekomen." Doch de Afgezanten hadden gewigtiger voorwerpen op het oog, dan te letten op de klagten van eenige bijzondere Perfoonen. De Afgezanten waren belast met verfcheide (tukken , betreklijk tot het zamenvoegen der Krijgsverrigtingen van 't een cn ander Volk, om den bijftand te vraagen, welken Engeland verfchuldigd was releveren , uit kragte des Verdrags van den jaare MDCLXXVI1I, en, bovenal,aantedringen op de wedergave der geldfommen, door den Staat uitgefchooten tot goedmaaking der kosten van 's Prinfen overtocht. Verraids het Engelands zaak was , Krijgsvolk te hebben ter plaatze, waar, eerlang, het voornaam tooneel des Oorlogs zou weezen, kreegen vijfduizend man last, om zich herwaards , onder den Graave van Marlhorougk, overtefcheepen. Doch de twee andere Hukken ontmoetten veel wederftands. De Hollanders hadden met alle nauwkeurigheid,hun eigen, de lijst van de fchuld der kosten , tot den overtocht gemaakt, opgegeeven , eene fchuld , die zeven millioenen, driehonderd en éénduizend , drie. honderd tweeëntwintig Guldenséén Stuiver en acht Penningen beliep. '•— De Koning vau Engeland was niet fchaars in beloften , o;n die teruggave te Dezorgen. „ Hij was," fprak hij, „ alles aan de , Staaten verfchuldigd ; zij hadden goed en leeven , voor hem gewaagd; hij wilde liever in Engeland „ alles  bsr NEDERLANDEN. aS3 alles laaten drijven, cn na Holland te rugkeeren, „ dan de Staaten zien verloeren gaan." Om , ten zelfden tijde , de vriendfehap zijner Medevaderlanderen te herwinnen , en Engeland aantezetten tot het beftaan van iets groots tegen de ontwerpen van Frankrijk, nam hij de gelegenheid der eifehen van zijne Landsgenooten waar, om te toonen welk een dank de Engelfche'n hun verfchuldigd waren. „ Zij s, hebben," verklaarde hij, hunne eigene bevei- liging verwaarloosd , om Engeland te hulp te ko„ men , en uit het dreigendfle gevaar te verlosfen. ,, Een dienst, welke hen blootftelde aan het bijkans ,i onvermijdehjkfte gevaar. Zij hebben nu geene s, hoop , dan op hen , die zij behielden. Hunne „ Vijanden zullen hunnen ondergang aanzien als het „ begin der verdelginge van Engeland. Het voegt, s, overzulks, den Britten , zich in edelmoedigheid ,, niet te laateu overtreffen." Doch , wanneer het aankwam op het inleveren der Rekeningen van de uitgefchootene Gelden , beweerde de Spreeker van het Huis der Gemeente, ter wederlegging van'sKonings voorfiel, dat de Hollanders thans voor de Engelfchen niet meer gedaan hadden , dan Engeland, in vroegeren tijde, voor Holland deedt: en 't befluit, bij dat Huis genomen, was, den Staaten zeihonderdduizend Ponden Sterlings toeteleggen ; en liep het omtrent drie jaaren aan, eer deeze fchuld geheel betaald was (*). Zeer (*) Wagbnaar, Faierl. Hit, XVI. D. bl. 23. d'Al- RYMPLF j II. p. 55. I77. Willem de III.  Willem De IIL Twist, o ver den ram; m den Krijgsraad ^er veréénigde Viool m GESCHIEDENIS Zeer gereed kwam men overéén wegens de uitrusting en grootlHd eener zamengèyoegde Vloote , als mede hét ;.e ai der Schepen, 't welk ieder in zee zou brengen; doch veel gefchils rees 'er over den rang, in welken de Krijgsraad der veréénigde Vloot zou ftemmen. Op verzoek van zijne Hoogheid , warm de Afgevaardigden der Admiraliteiten in Engeland gekomen: maar, zo ras zij bemerkten , dat zij genoodzaakt zouden worden te wijken in een punt, van 't welk 's Lands Eer afhing, keerden zij, zonder iets afgedaan te hebben, na hui? , om geen deel te hebben aan een Verdrag , 't welk hen bij hunne Landsgenooten gehaat kon maaken. Zij hadden dit wel voorzien. De Engel/eken vorderden , dat hun Admiraal niet alleen den ;ang zou hebben voor den Admiraal der Veréénigde Gewesten , maar zelfs dat alle hunne Overfien voor de onzen zouden zitten en (temmen in den Krijgsraad, derwijze, dat de minste Engelfche Capitein den voorrang van onzen Admiraal zou hebben. Van der Staaten zijde floeg men eenen en anderen weg van bemiddeling voor; maar de Engelfchen bleeven op hun (tuk (laan. Men zogt den Heer Bent'ink overtehaalen , dat hij zijnen invloed op Koning Willem zou te werk (tellen , ten einde deeze de partij zijner oude Landsgenooten bopen die zijner nieuwe OflderiJaanen zou Kiezen. Maar Ben-tink, weetende uit welk een hoek de wind des Hols waaide, en'die , even gelijk alle Hovelingen , geene andere Vaderlandsliefde kenfle , dan het Delaiig zijns Meesters , (mag men anders met dien eer-  bek. NEDERLANDEN. 285 eerwaardigen naam zulk een gedrag beftempelen ?) wees het van de hand, en weigerde zich met zulke vodderijen , als het lluk van rang , te bemoeijen. Odijk, desgelijks hier toe aangezogt, fprak'ernauwlijks van, omdat, gelijk zijn Medeafgezant Witsen het uitdrukte , 's Konings wil hem eene wet was. Witsen alleen, die zijne zugt voor de Eer van den Staat als een Parel aan zijne kroon aanmerkte, waagde 'er 's Vorsten ongenoegen aan, met fterk op het Hemmen bij beurten aantedringen. De Vorstgezindheid zijner twee Medeiifgevaardigden bragt te wege, dat een ftuk, waar aan de Eer van den Staat hing * genoegzaam naar den zin der Engeljchen bepaald wierd. — Wat het aantal der Schepen betrof, Engeland zou vijftig , en de Staat dertig Oorlogfchepen, benevens eenige Fregatten en Branders, in Zee brengen. De Engelfche Admiraal zou het opperbevel over de veréénigde Vloot voeren, en inden Krijgsraad voorzitten. De Staaten , in deezervoege zich van alle kanten door de Engelfchen gedrukt voelende , dagten zich fchadeloos te Bellen , door gunstige voorwaarden voor hunnen Koophandel te bedingen , en het aangaan eener nauwe verbintenisfe. Om zich te beter te doen gelden, hadden zij met het uitrusten hunner Vloote geen grooten fpoed gemaakt voor de Oorlogsverklaaring van Engeland aan Frankrijk. Zij zonden een Baatlijk Gezamfchap, om den Koning en de Koningin met de komst op den Throon gelukte wen. fchen, en een nader Verhond te fluiten, De Heer Alex- Willem de UI." Verfchil over eea nader Verdrag.  iS6 GESCHIEDENIS Willem de Ijl. ] t Alexanokr Schimmelpenning van dbr Ooiie Heer var Engelenburg, kwam als buitengewoon Afgezant, et, weid deeze tytel ook gegeeven aan die reeds in Engeland waren , naamlijk Witsen , van Odijk, van Citters en van Dijkveld. ' Na» eene plegtUe itureede gedaan, en openlijk gehoor bij hunne Majefteiten geliad te hebben , vingen zij de onderhandelingen aan. De Koning fcheen , althans in den beginne, zich weinig met dit Huk temoeijen: eene (taalkundige (treek, om geen der Volken , welken hij beiden moest ontzien , ongenoegen te geeven. — i wee hoofdzwaarigheden hielden de onderhandeling fieepende. De Engelfche Gevolmagtigden wilden bedingen , dat men gelijkerhand oorlog. de, en met zonder elkander Vrede zou maaken: , als mede dat men , geduurende den Oorlog, alle Schepen, die op Frankrijk handelden , zonder onderfcheid , zou wegneemen , en voor goeden prijs verklaaren. Omtrent het eerde (tuk merkten de Staatfche Afgezanten aan , dat men , gelijkerhand oorlogende, vooraf behoorde te bepaalen , hoe veel manfchaps sik zou leveren. Hoogst onredelijk zou het weezen, iat Groot-Brittanje, zo veelmagtiger dan de £ laat, :n om welks wille de Staat zich eigenlijk den Oorlog )p den bake gehaald hadt, een gelijk of een minder tantal Volks zou te Velde brengen: — en mogt nenniet, dan te gelijk, Vredemaaken, danzoueen dein Gemeenebest verpligc kunnen worden zo lang e oorlogen, als het een groot Koningrijk goeddagt, ziek  der NEDERLANDEN. 287 zich dus ten eenemaale uitputten , en in 't geval kunnen komen, om de gunstigfte voorwaarden eens afzonderlijken Vredes, hun aangebooden, van de hand te wijzen. Ten opzigte van het tweede brag'en zij in't midden, dat zulk'eene algemeene prijsverklaaring alle handeldrijvende Volken, die onzijdig en buiten den Oorlog bleeven, reden vau het hoogfte misnoegen zou opleveren, als rechtdraads ftrijdigmetde gellotene Verdragen. In beide de gevallen leerden zij welhaast, hoe weinig hun inbrengen te beduiden hadt. Zij fpraken 'er den Koning over, die, op het hooren van (tellingen , regelrecht ftrijdig met zijne oorlogzugtige beginze. len, de dus lang geveinsde onzijdigheid niet kon bewaaren: hij hieldt (taande , dat Mogenheden , zo nauw verbonden, zich*niet, naar elks welgevallen^ konden ontdaan van den last des gemeenen Krijgs. De Afgezant Witsen doorzag 's Konings toeleg, en drukt het zeer wel uit, als hij fchrijft, „ dat Wil„ lem zich op den Throon van Groot-Brittanje „ dagt te handhaaven door het Geld en het Volk der „ Staaten, en hen zolang in den Oorlog te hou„ den, als Frankrijk Koning Jacobus zou willen „ onderfteunen." ■— Zij klaagden , vervolgens, over 't regt, het geen de Engelfchen.ziek dagten aantemaatigen op de Prijzen , door Staatfche Schepen genomen, en in Engeland opgebragt, fchoon bij de jongfte overéénkomst uitdruklijk vasrgelteld was, dat van alle opgebragte Prijzen geoordeeld zou worden door de Admiraliteiten , onder welken de Neemen Willem de III.  2S8 GESCHIEDENIS Vv ïLLEM de III. mers behoorden, 't zij in Engeland, 't zij in de Veréenigde Gewesten. Veelvuldige Vertoogen, ingeleverd tegen deezen Verdragfchendenden handel , en 't benaderen van Schepen door de Engelfchen op verdichte Overdragten , waren'van geene bèduidenis: en 5 naa een uitftellend antwoord des Graaven van Nottincham, dat men zou zien of de zaaken bijteleggen waren, volgde een volfirekt weigerend van dien Staatsdienaar , begreepen in deeze fterke uitdrukkingen : De Witten zijn hier boven de Verdragen. De Koning maakt Verdragen ; doch kan ze niet tegen de Wetten maaken. Hier is eene Wet, dat wij alle Schepen , die wij in onze Havens vinden, kunnen aanhouden , en te regt feilen. Eene Wet, welke zij uitvoerden ook omtrent Schepen vari Ohzijdigén en Vrienden. De Staatfche Afgezanten drongen op de vrijheid des Handels; maar Engelenburg en Dijkveld lieren zich eerst overhaalen , om geene Schepen , op frankrijk bandelendé, te ontzien. Odijk viél hen ■roe, om den Koning te ontzien. Witsen en vam Ci'iters. hunne ftreng ftijf houdende, werden met; den nek aangezien. De eerstgemelde , bij gelegenheid van hét neemen eens Schips , met Teer gelaaden , beweerende , dat Teer niet onder de contra» banden behoorde, moest hoeren , „ dat zijne aan6 »-> merking zot was ; cfi dat het wonder ware , dat s, hij niet beter wist; doch het bleek klaar , dat de ü Zeelieden geene Staatkundigen waren." Koning Willem dwong hem tot het tekenen 3 dat men alls Scha-  BaNEDERLANDEN. 289 Schepen moest neemen , die «a of uit Frankrijk voeren, wat zij ook mogten inhebben : op zijne tegenbedenking, dat men geen regt hadt tot liet neemen van onzijdige Schepen , voer de Vorst, dit erkennende , hem egter te gemoete: Het moet nu zo zijn ; 't is het Regt des Oor logs. Witsen fchreef den Raadpenfionaris Heinsius, om te mogen weeten, hoe hij in dit netelig geval zon handelen ? Deeze maande hem aan , met tekenen niet langer te verwijlen. De Afgezant bemerkte langs hoe meer, hoe bezwaarlijk men hier ten Lande iets tegen den zin van Koning Willem durfde doorhouwen: en voorzag , dat Int langer ongetekend laa'en des Verdrags misfehien de zaaken in Engeland in de war, en de Koning in groote ongelegenheid zou brengen. Van Citters hieldt het uit , en verklaarde : Men zou ons verfoeijen, en voor Schelmen houden, om het tekenen van zulk een Verdrag. Men maakte het op buiten zijne tegenwoordigheid (*). Hetzelve behelsde een befchadigend en verdeedigend Verbond. Men zou Frankrijk met veréénigde kragten beoorlogen ; elkanders Bezittingen en Verdragen , tegenwoordige en toeko„ mende, handhaaven; geen Vrede met Frankrijk, „ noch met eenige andere Mogenheid , maaken, ,j dan gezamenlijk , en met gemeene bewilliging; „ niet gedoogen, dat 'er door de wederzijdl'che On„ derzaaten eenige Koophandel gedreeven werd op ,, dat (*) N. Witsen, bijzonder Verhaal, Mf. WlLTEM BE 111. Verdrag tusfehen Engeland en de Staaten.  2po GESCHIEDENIS Willem de III. Onzijdige Schapen, op Frankrijk vaarende,worden voor goeden prijs verklaard. „ dat Rijk, en ook niet toelaaten, dat de Onder„ zaaten van eenige andere Mogenheid eenigen Han„ del dreeven op Frankrijk ; zullende de Waaren, „ welken men derwaards brengen mogr , door de „ Oorlogfchepen of Kaapers des Konings van Groot„ Brittanje vrijlijk genomen, door bevoegdeRegters voor goeden prijs verklaard mogen worden (* )." Veel werks hadt het in , Witsen en van Citters tot het tekenen overtehaalen. De eerstgemelde deedt het niet dan met veel ontroering , zo als," gelijk hij zelve fchrijft, „ mijne bevende hand kan getui„ gen." De laatstgemelde, die bij het onderfchrijven, even als bij het opliellen, uit hoofde van onpasfelijkheid , niet tegenwoordig geweest was, ondertekende het nadethand (f). Alles moest voor 's Konings wil bukkende Staat hem aan de hand gaan 3 en deszelfs belangen aan die van Groot - Brittanje opofferen. Niet genoeg, ondertusfehen, fcheen het, een Ver. bond, ftrijdig met het Regt der Volken , tot ftand gtbragt te hebben : het Onregt fpeelde eene allerfchandelijkfte rol. Verfcheide Hamburger en andere Rijksfchepen, na Frankrijk uitgezeild, eerde Keizer aan dat Rijk den Oorlog verklaard hadt, waren in Engeland opgebragt : en men onderzogt, of ze der verbeurtverklaaring onderhevig waren, dan niet. C) Du Mont Corps Dipl. Tom. VII. P. II. p. 338. Holl. Merc.. 1689. bl. 143. (t) N. Witsen , bijzonder Verbaal, Mf.  brr. NEDERLANDEN. 291 Witsen en van Citters, en zelfs Nottingham, beweerden liet laatfte; doch het eerfte wilde de Koning, en 't moest zo zijn. Zijne flaaffche Staatsdienaars waren van de zelfde gedagten. Omtrent de Ziveeilfche en Deen fche Schepen , die zich in 't zeilde geval bevonden , ging men anders te werk : zij werden vrijgegeeven, naa dat men'er de vijandlijke Goederen uitgeligt hadt. Doch, kort naa het vrijgeeven deezcr Schepen door de Engelfchen, verklaarden zij eenige Hollandfche Goederen , in onzijdige Schepen uit Frankrijk komende, verbeurd , omdat de Handel hier len Lande op Frankrijk verbooden was, terwijl zij Engelfche Goederen , in dezelfde Schepen, vrijgaven, naardemaal ze, zo 't heette, gelaaden waren, vóór dat het Parlement in den Oorlog tegen Frankrijk bewilligd hadt (*). De Staatfche Afgezanten hoopten , met zo veel inwiliigings , den Engelfchen betoond, eenige voordeden in den Handel op dat Rijk te zullen verwerven ; althans de berugte Acte van Chomwell , die zo lang een lastige doorn in den voet gsweest was, uit den.weg te krijgen. De Koning, des aangefproken, liet hen gaan met koeltjes te zeggen , dat het nog geen tijd was , om hier van te reppen. Nader gedrongen, verklaarde hij, denStaaien, ten deezen aanziene , geen genoegen te kunnen geeven. Eindelijk lachte hij, als men van het vernietigen deezer ABe (*) Secr. Refol. Gcner. 8 Sept. i6S$. Mf. N. Witsen, bijzonder Verbaal, Mf. VIII. Deel. 2. St. 13 Willem de III. Vei- jeefsch loekeu de Staar(chen eenig voordeel voor den Koophandelin Enge. land te bedingen.  spi GESCHIEDENIS Willem Dü III. 'AcJe fprak , en betuigde , zulks eene ondoenlijke zaak te weezen. Ook bleek het middagklaar , hoe onbekwaam, of liever hne ongenegen, hij was, om gefrand te doen aan zijne fchoonklinkende beloften, dat hij zijne meerdere mast ten beste van den Staat zou gebruiken. — 't Was 'er zo verre af, van iets ten voordeele des Nederlandfchen Koophandels te kunnen verwerven, dat de Koopliepen uit deeze Gewesten , die zich in Engeland nedergezet hadden, klaagden, nimmer zo liegt, als tegenwoordig, behandeld te weezen. Het weinig berekenend verzoek des vrijen invoers van Delftsck Aardewerk werd afgeflagen. De gunst , door zijne Majefteit aan eenige Nederlandfche Schepen betoond , het kwijtfchelden van het Havengeld te Plymouth, mogt hun niet gebeuren : het doorhouden van 't zeggen, dat de Koning geen regt tot zulk eene kwijtfchelding hadt , noodzaakte hen te betaalen. De Engelfche Staatsdienaars hadden toen ten ftokregel aangenomen , den onzen geen voordeel, hoegenaamd, in den Handel afteüaan. Hoe veel fchats hadden de Handelaars deezer^rèènigcle Gewesten niet ingefchooten bij het aanhouden der Koopvaardijfchepen in Frankrijk, die niet , in tijds konden gewaarfchouwd worden , zou men den toeleg op Engeland geheim houden ! Hoe veel lieten zij niet zitten , bij gebrek van Convoy uit de Engelfche Havens, in deezen tijd, terwijl deEngelfchen, het opperbevel over de Vloot hebbende, hunne eigene Schepen veelal naar welgevallen begeleidden.  der NEDERLANDEN. 293 den. Meli begrootte de fchade, welke de Zeehandelaars hier uit dien hoofde leden , 's daags op twintigduizend Guldens. Witsen fchroomde niet, den Koning te verklaaren , dat Amfterdam , ter deezer oorzaake, tien millioenen benadeeld was (*). Vergeeffche Vertoogen over een fchreeuwend omegt; alles bleef onverholpem Koning Willem, een- en andermaal den ijver van Witsen befpeurd hebbende in 't voorftaan der belangen zijns Vaderlands, zogt hem do..r Eerampten tot zijne partij overtehaalen , eer deeze uit Engeland vertrok. De tijtel van Baron , hem aangebooden, weigerde hij , om dat zulks hem afgunst bij zijne Siadsgenooten mogt baaren, volftandiglijk, hoe fterk de Heer Bentink 'er op mogt dringen. Het Curator fthap der Hoogefchoole te Leyden, eene Waardigheid, niet alleen met eer, maar ook met voordeel gepaard, hem door dien zelfden Gunsteling , uit 's Konings naam, opgedraagen, wees hij van de hand, fchoon de Koning zelve bij hem aanhieldt, dat hij ze zou aanvaarden. Hij voorzag , dat men voorhadt, hem tot hoofd der Foetiaanen optewerpen, den Kerk. lijken Aanhang , door Willem begunstigd , in te. genftelling van den Mede -Curator, den Heer van Beverningk. , die de Giccejaanen voorftondr. D; mogelijkheid der herfiellinge van den ongelukkig door zwaar verlies krankzinnig geworden Heer vak Beuningen , in wiens plaats men hem wilde invoe ren (*) N. Witzen , bijzonder Verhaal. Mf. B 2 Willem de lil.' Vergeeffche poogingen,om Witsen in 's Konings b?hngets overtehaalen, »  394 GESCHIEDENIS Willem de m. Jaloufy der Engelfchentegen de Neder, tenders. ren , gaf Witsen eene reden van veronlfchuldiging (*). Was het verre af, dat de Staaten in Engeland de erkentenis vonden , welke zij verwagt hadden van de gewigtige diensten , aan dat Rijk beWeezen. De Heeren, die zijne Hoogheid met zich na Engeland genomen hadt, met eere cn weldaaden opgehoopt, konden de jaloufy der Engelfchen niet ontgaan. De Kooplieden , die zeer ligt froffe tot misnoegen en klagten vinden , fchreeuwden , ciat een Hollandsen Koning en Hollandfche Raadslieden een Plan gevórmd hadden , ten verderve des Koophandels van Groot-Brittanje. Hoe ongegrond zulks ware , kan de voorgaande bladzijdeGnzssTafereels getuigen. : Het gemeene Volk liet zijn haatlijken aart tegen de Hollanders allerwegen, zonder eenige bewimpeling, blijken. Hét Gepeupel te Londen fïiet zich aan de houding, kleeding en taal der Hollandfche Kriigslieden. De ongewoonte deedt haz* Ive iets wanfchiklijks en laags in alles, wat hen betrof, vindèfa. Hetzedig voorkomen , den Nederlanderen eigen , was een voorwerp van fpot bij een Volk van wilden aart: en de fpaarzaame leevenswij^e der Dverften werd uitgejouwd. Iu de daad, en Hoofden en Gnn enen hadden al de bedaardheid en't geduld huns Lu"d;:ards loodig, om deeze behandelingen te verdraaien van 2en Volk, tot welks verlosfing zij , op aanhoudend rerzoek, een hachlijken tocht gewaagd'hadden - Het Cj N- Witsen, hijsonder Verbaal, Mf.  'der NEDERLANDEN. 295 Het vooroordeel beheerschte ook Lieden van hooger rang. In 't Huis der Gemeente werd geftemd , om den Koning eene Geidlbmme ter hand 'te ftellen, ten gefchenke aan de vreemde Krijgslieden , die het Koningrijk moesten ruimen. Ter deezer gelegenheid fprak één der Leden over 't gevaar van in de handen der Franfchen en lerlanderen te vallen ; doch een ander voerde hem, op een bitzen toon, te geraoete . Voeg V die der Hollanderéri nevens ! Deeze jaloufy volgde zelfs de Hollandfche Krijgslieden, toen zij , in Ierland , voor den Koning ten velde trokken. De ft|pte Krijgstugt, onder dezelven in agt genomen, en de zorgen , voor hun gedraagen, bragten te wege , dat zij zeer gezond leefden , terwijl de Engelfchen met veele ziektens worftel le.i , en bij menigte ftierven. Dit onderfcheide lot, welks, oorzaak zo blijkbaar was, fchreefde onbillijkheid toe aan de voorkeuze van Koning Willem, ten aanziene zijner Landsgenootén. Der Engelfchen afkeer van de, Hollanders ftrekte .zich, eerlang, tot den Vorst zeiven uit. Zij waren I y-olkbehaagehde en gemeenzaame Koningen gewoon ;^ maar Willem de III, van een koelen , agterholidenden en ffüzwijgenden aart , hieldt zich.meest altoos in zijn Kabinet, geen ander vermaak, dan dat der jagt, neemende : zelfs was hij na Hamptoncourt gegaan , voorgeevende , dat de Lugt te Londen fchadelijk was voor zijne gezondheid. Dit Lusthuis cierde hij op , en de Tuinen werden aangelegd in B 3 dea Willem de 111. regen Coning /illejï.  GESCHIEDENIS Willem 02 lil. Z96 den Hollandfehen finaal. Men klaagde, dat de Vorst zijnen Onderdaanen de vrolijkheid en den luister van eene Hofhouding ontnam. Zijne perfoonlïjke gebreken ontgingen de aanvallender fpOtternije niet, en zijn gebochelde Neus moest inzonderheid voorhouden : fchimpende noemden zij hem Kromtieus. — Om de afneernende genegenheid der Engelfchen te herwinnen , moest hij éénsllags zich fchikken naar de leevenswijze en de gebruiken der andere Koningen; doch , hoe hij 't wendde en keerde , allerwegen ontmoetten hem onaangenaamheden, in zo verre , dat hij, volgens zommiger fchrijven, in twijfel hing, om eene Waardigheid , met zo veel kwellings en hartzeers vergezeld, afteleggen , na Holland wedertekeeren, en aan de Koningin de regeering overtelaaten van een Volk, 't geen hij noch te vrede kon dellen , noch beftuuren. Hij maakte dit plan aan de Lords Carmarthen en Siirewsbury, met traanen in de oogen , (traanen , ongetwijfeld, van eene te leur geftelde heerschzugt,) bekend. Die twee Gunstelingen fchreiden mede, en wisten door hunne traanen hem tot blijven tebeweegen. In zulk een Haat bragt Koniug Willem de III. het eerfte jaar naa zijne Krooning door. In Louwmaand des jaars MDCXC , fchreef hij aan den Heer Bentink : Ik bemerk , dat men hier zeer bezorgd begeert ,, te worden over mijne reize na Ierland ; bovenal „ doet het de Whlgs leed , mij zo fpoedig te zul„ Jen moeten misfen , eer zij alles met mij gedaan' heb-  der. NEDERLANDEN. 297 „ hebben , wat zij willen : want , wat hunne „ Vriendfchap aanbelangt , gij weet, hoe veel men „ 'er hier ten Lande op kan rekenen (*).". De Whigs naamlijk , die het ijverigst werkzaam geweest hadden, om de wenfchen van Willem den Hl. te begunstigen , ten opzigte van de Oppermogenheid en Vorstelijke Voorregten, hoopten van zijne dankbaarheid en van hunne tegenwoordige magt en invloed alle voordeelen te zullen verwerven, welken zij voor tegenwoordig opgeofferd hadden aan de noodzaaklijkheid , of liever aan hunne fterke begeerte , om alle deuren van hoope voor het gebannen Koninglijk Gezin te fluiten. — Doch zij bevonden , eer één jaar verftreeken was , dat zij, ter opzigte van Koning Willems charafter, geheelmis ge-sst , en , wegens hun eigen invloed , eene ver keerde-rekening gemaakt hadden. Met een gevoe ligen weedom moesten zij zien , dat Lieden , di hunne Partij en de beginzels etner vrije Staatsgeftel tenisfe den meesten tegenftand gebooden hadden, al de Markgraaf van Eallifax, de Graaf van Danb en Lord Nottingham , 's Vorsten vrienden wiet den, en hunne plaatzen in het Kabinet wederkre gen': deezen deeden den geheelen invloed der R geeringe derwaards ftrekken , dat alle onderzoek 1 de misdaad der genen , die , onder de laatstvoo gaande Regeering , de voornaamfte werktuigen d wree (*) d'Alrympls Mem. II p. 164. iö5-207.212. 22 142. B | Wil LEM DE III. s , V a r. 2r JSV  GESCHIEDENIS W'llfm de lii. wreedfte vervolgingen geweest waren , agterbleef, en 'er zulk eene Vrijverklaaring verworven werd > welke ieder Overtreeder, hoe fnood ook , kragtdaa«iig dekte tegen de regtmaatige wraak van gehoonde Vaderlandsliefde. Het nieuw Rijksbeftnur nam zelfs den wreeden en boozen Küike in dienst , en zonde hem na Ierland, om daar de zelfde barbaarsheden te pietgen , welken hij , in vroegeren tijde , over de Onderdaanen in Engeland oefende Zulk een gedrag verwekte misnoegen, agterdogt, en deedt de verontwaardiging der JVhigs ten hoogden toppunt klimmen, als ook alles aanwenden, wat ftrekkenkon tot het handfaaven der Volks Vrijheden. Koning Willem, ziende dat hij gevaar liep van te zullen motten bukken voor eene Partij, die volflrekt beflo. ten hadt , zijne magt binnen de grenzen der Rijksvoorregten en Wetten te beperken , en een daadlijk befhuui en duurzaamheid te geeven aan die Vrijheid, welke h;j, bij \ aanvaarden der Kroone , verklaard hadt zijn eenig oogmerk, zijn eenige wensch , en het eenig voorwerp zijner poogingen te weezen, brak,, als een Leeuw, door alles heen , wat ter befcherming der Vrijheid was opgeworpen , en verliet de Partij , met welke hij voorheen geheuld , en door wier toendoen hij de Koninglijke Waardigheid verkreegen hadt: hij vervoegde zich bij de andere, tegen welke hij voorheen verklaarde alleen zijne vijandlijkheden te hebben ingerigt : hij ontbondt het parlement, nam hei bevel over de Krijgsmagt 'mierland op zich, en liet aan de Koningin en haare Vrienden  dhr. NEDERLANDEN. 299 den de Toreis over , om de overwinning , op de Whigs behaald, te voltooijen (*). Des Stadhouders uhlandigheid veroorzaakte hier niet weinig ongelegenheids in de verkiezingen van de VVethouderfchappen der Steden. Amfterdam geraakte hier over in een hooggaand gefchil met den Koning. De gewoone tijd der Regeerings - verandering, in den Jaare MDCLXXX1X , was gekomen, 'er moesten Schepenen verkoozen worden. De Raad maakte een veertiental, zondt het aan den Prelident en Raaden van den Hove, om, bij hetafweezendes Stadhouders , voor dit jaar '.Schepenen uir' hetzelve te kiezen. Meer dan ééns hadt het Hof, in dergelijk eene gelegenheid , zulks gedaan ; doch tegenwoordig durfde het dat regt niet gebruiken, zonder den Stadhouder gevraagd te hebben. Ruiten kennis der Regeeringe van Amfterdam, zondt het Hof het veertiental aan den Prins van Oranje , reeds tot Koning van Engeland uitgeroepen. Hij bleef niet in gebreke , om zijn misnoegen te betoonen , dewijl deeze benoeming hem niet rechtftreeks van Amfterdam gezonden was, en ging twee der aangeftelde Heeren voorbij. Middelerwijl waren de toenmaalige Schepenen en ondergefchikte Regtbanken in hunnen dienst gebleeven , tot dat de verkiezing van zijne Hoogheid opdaagde. Bur- (*) Catharine Macauley Gragam History of Engeland from the accesfion of James, to the revolution , Vol. VIII. Willem de III. Gefchil van Koning Willem met Amfterdam , over het asnftellen van Schepenen.  Soo GESCHIEDENIS Willem de fff. Burgemeesters en Schepenen deezer mag'ige Stad, op her haudhaaven van detzelver Voorregten met reden gefield, leverden, met den aanvang des volgenden jaars, een ernstig Vertoog in ter Vergadermge van Holland, vorderende, dat de Prefi ient en Raaden van den Hove door de Staaten mogsen gelast worden, om voortaan de verkiezing van Schepenen te doen , in gevof e van de Privilegiën (*) , tot welker handhaaving de Regeering van Amfterdam bij duuren F.ede verbonden was : of, zo het Hof, tegen verwagting, zulks niet nakwam, of te lang uitfl.elde, dat Burgemeesteren mog'.en gemagtigd worden , in gevolge van het Octroy van den tweeëntwintigtien van Wintermaand des jaars MDCL, zo lang zijne Majefteit van Gr oot - Brittanje, deistadhouder deezer Provincie, zich zo verre afweezig bevondt , en dat, omtrenr den tijd der verkiezinge, aan de Piivilegien niet kon voldaan worden. Deeze benoeming moest op den achientwintigften van Louwmaand gefclneden , en Schepenen op den tweeden van Sprokkelmaand beëedigd worden ; onmogelijk was het, in dat tijdsverloop , het getal der Benoemden na Engeland te zenden- Amfterdam voegde, om klem aan deeze redenen bijtezetten , vervolgehs daar bij, dat de Regeeting onfchuldig wilde gehouden worden aan de nadeelen , die uit de weigering van (") Men flaa, ten opzichte van die Privilegiën, na de vierde Misjive van Candidus aan den Schrijver van het Politiek Vertoog, bi. 157.  der NEDERLANDEN. 301 van dit verzoek zouden kui n;n ontftaan ; en dat zij zich niet zouden kunnen inlaaten tot eenige raadpleegingen , noch in buitengewoone lasten bewilligen » zo men haar niet handhaafde bij haare Privilegiën. De Staaten durfden hier over niets bepaalen, buiten kennis en raad des Konings van Engeland: die een ongunstig antwoord gaf, waar op verfcheide Vertoogen en onderhandelingen volgden (*)» welker nkflag wij zullen opgeeven, naa het vermelden van een ander gefchil , 't welk met dit eerlang gepaard ging, en eene nauwe geraeenfchap kreeg, en Koning Willem zeer ter harte nam. Nattwlijks hadt hij den Engelfchen Throon beklommen , of zijne Gunstelingen , met hem na dat Rijk overgeftooken, werden met Eerampten en Waardigheden befchonken. Diepst deelde daar in zijn Hartvriend Willem Bentink : hij werd één van 's Konings Geheime Raaden , eerfte Edelman zijner Bedkamer , Baron vau Circencester , Burggraaf van Falconberg en Graaf van Portland. Gunstbewijzen. hem niet opgedraagen, zonder de jalouzy der Engelfchen gaande te maaken. Door den aankoop dei Heerlijkheden van Drummeien en van Rheon , was hij, zints den jaare MDCLXXVI , befchreeven n de Ridderfchap. Als Lid der Edelen , hadt hij zit ting in de Vergadering der Staaten van Holland doch, in Engeland het regt vaulnboorlingfchapver kreegen hebbende, en Lid van het Parlement gewor dei (*) Wagenaar , Jmjl. VI. St. bl. igr» Willem Dtl III. Gefchil over het zitting neemen des Graaven van portland in de Staats vergadering van Holland. l l ,  Willfm DE JLL1. 3 ( ] 1 5 Soa GESCHIEDENIS den. zijnde, was hij Onderdaan in dienst en eed eener vreemde Mogeuheid: dit ffiaakte zijn regt , om » de Vergadering der Staaten van Bolland te ritten, ten minsten genomen, zeer betwistbaar. Zulks was het gevoelen der meeste Leden, wanneer zij verftonden, dar de Heer Bentink uit Engeland zou over. komen, et. ongetwijfeld zitting willen neemen. Amfierdam vervoegde zich niet bij de ^ijfelenden , maar verklaarde voluit, dat Bent.nk zijn regt, otn daar te zitten, verbeurd had, Hij dagt m ^ er gebruik van te moeten maaken, en vetfeheen, in den Haage gekomen, ter Staatsvergadering van Holland. De Afgevaardigden van Amfterdam leverden het Befluit hunner Vroedfchap over, met de redenen waarom zij den Graaf van Portland onbevoegd oordeelden daar te verfchijnen. De Rtdrierfchap en Edelen gaven een wederleggend antwoord op het Vertoog vat. Amfterdam , redenen tegen redenen en voorbeelden tegen voorbeelden Rellende, om te bevv-jzen , dat de Heer Bentjnk, fchoon Lid des Parlements van Engeland, toegelaten moest worden W rang in de Vergadering der Staaten van Holland te houden, 't Was 'er verre af, dat da Afgevaardigden van Amfterdam zich lieten omzetten : en zienK dat deeze Heer daadlijk gebruik maakte vin een egt, hem betwist, verklaarden zij , gelast te zün, W daar tegen op het kragügfte te pretesteeren ; geük zij deeden in ce fierkfle bewoordingen. Ztj ijkten „ deeze zitting asn als influitende eene vol- -irekte verandering der Regeeringe, en eene om- j, kee-  der NEDERLANDEN. 333 'n keering van derzelver grondflagen ., waaromtrent geene overftemming kon geleden worden. Ook ,, hielden zij voor nietig en van onwaarde alles, 3, wat, in 't bijzijn van den Graave van Portland, „ in de Vergadering der Staaten gehandeld en befio„ ten zou worden ; en , om bij de Naakomeling. fchap den naam niet te hebben, dat zij in detoe,3 laating des Graaven bewilligd hadden, zeiden zij, „ uitdruklijken last te hebben , om uit de Vergade,, ring re vertrekken, zo lang de Graaf van Portland „ dezelve zou bijwoonen ; faatende daar alleen den „ Penüonaris der Stad , orn te hooien en te zien, „ zonder ergens op gelast te zijn." Gelijk gefchiedde. Koning Willem vernam, met de hoogstgaande verontwaardiging , zo de tegenftand , door Amfter' dam aan zijnen Boezemvriend, den Graave van Port' land, gebooden, als de volharding der Stad ten aanzien van het overzenden der Benoeming tot Schepenen. Men verzekert , dat de Graaf van Portland last hadt, 0111, door hel voortlaan van zekeren middelweg, het Jaatstgemelde gefchil te vereffenen ; en hoe de handelwijze dier Stad , ten opzigte van dien Heer gehouden , den Koning langs hoe meer verbitterde. Hij fehreef hem in bewoordingen, die genoegzaam uitwijzen, wat 'er in zijn hart omging : „ De kwelling , die de Heeren van Amftèrdam u wü,, len aandoen, ontllaat alleen uit het kwaad hart, „ 't welk zij mij toedraagen, en mij hoogst verdrie5, tig valt. Ik hoop, dat gij ze te boven zult ko- „ men, Willem de III.  304 GESCHIEDENIS Willem de MI. Brief,aan Koning Willem toage- fchree- ven. men, en dat de andere Steden u de hand zuilen bieden. Zo de zaak van de verkiezing der Sche„ penen afgedaan wordt , volgens den middelweg, ,, dien ik u bekend gemaakt heb, en die de eenigfte „ is, welken ik gedooren wil, begeer ik, dat gij'er ,, in begreepen zult zijn. Op geenen anderen voet „ wil ik mij verdraagen." Bij deezen Brief, van eene ontwijfelbaareegtheid, door den Koning zeiven , uit Kenfington , gefchreeVen (*) , wordt van zommigen gevoegd een tweede , aan dien zelfden Heer, uit Whitehall gedagtekend , waar in die Vorst zijne oogmerke» breedvoeriger ontvouwd, en zijn misnoegen op Amfterdam ten vollen te verftaan geeft. Men trekt de egtheid van denzelven zeer in twijfel (f) ; doch wij kunnen niet nalaaten , onze Leezers des vermaand hebbende, den voornaamen inhoud hier te plaatzen, als behelzende ten minsten eene verklaating van'tgeen, ingewikkeld , in den voorgaanden gelcezen wordt, „ Schoon ik u , Mijn Heer, voor uw vertrek na „ Holland mijne oogmerken ten vollen te verftaan gegeeven heb, kan ik niet nalaaten , u tegenwoordig te fchrijven , om u eenige nieuwe bedenkin„ gen , naa uw te fcheep gaan gemaakt, medetedee„ len , ten einde gij daar uit, zo wel als uit de voor- ',, gaande (*) Vidimus van den Hove van eene Misfive van Willem den III. gedrukt 1739. bl. 10. (f) Als boven, bl. 4. en Wagenaar , Vadert. Hijl. XVI. D. bl. 56.  der NEDERLANDEN. 305 „ gaande onderrig-ingen , alle vrugr. kunt trekken , „ welke u ten deezen tijde kan te ftade komen. Hoe „ meer ik den flag nadenk, dien Amfterdam aan mijn gezag zoekt toetebrengen , en het nadeel, 't welk „ die Stad kan doen aan mijnen dienst in 't bijzon- der, en aan dien der Christenheid, hoe minder „ ik kan befluiten, om van mijne regten afreftaau, en een verzoek intewilligen van eene Wethouder* „ fchap, zo onregtvaardig en zo ondankbaar, die „ de trefïblijkfte diensten , door mijne Voorvaders en mij aan deezen Staat, zints deszelfs oprigting, „ beweezen, vergeet , en zich laat misleiden door „ eenige oproerige Geesten, jalours over mijne groot-, ,, heid en mijn gezag in deeze Gewesten: zich be„ dienende van mijne afweezigheid en de verbintenis„ fen, waar in ik mij bevind, zullen zij een eiscli „ doen herleeven, die zo harsfenfchimmig is en oa„ gegrond, als hoonend voor mijne glorie. „ In de daad, wie , zonder vooringenomenheid, ,, de gronden nagaat, op welken die magtige en op„ roerige Stad het regt vestigt, om zich aan 'tgezag des Stadhouders te onttrekken, zal dezelven zo „ zwak bevinden , dat hij zich zal verwonderen, „ hoe' eenig verftandig Mensch daar iets in 't minfie „ op kan bouwen. Zij brengt gewaande Privilegiën te voorfchijn, op onderfcheidene tjden door Ma- uia e r Philips den ïl gegeeven, en, zints de oprigting van het Gemeenebest, ten nadeele mij„ ner Voorvaderen , bekragtigd/ Zij beroept zich, „ ten zelfden tijde, op de verpligting, waar toe zij „ zich P/ILT.p.M ja III.  So5 GESCHIEDENIS Willem de III. zich, bij elke Pvegeeringsverandeiing, door eenen „ PaatlyjfeB Eed verbonden heeft, om de voorge„ melde Privilegiën te handhaaven. Um zo kwalijk gegronde regten omverre te üooten, heelt men al„ leen de Wetten van het Gemeenebest te raadulee„ gen, als welken , van de grondvesting af, het „ Monarchaal Bewind vernietigende, teffens alle de „ Voorregten en Vergunningen , door de Souverai,, nen toegeflaan, hebben afgeftaan. Indien deeze „ affchaffing niet gefchied is door uitdrukiijk fpree„ kende ftukken , is dezelve althans ftilzwijgende 3, gedaan, dewijl dusdanige Voorregten niet voegen „ aan den Staat van een Gemeenebest, noch aan de „ gelijkheid en éénigheid, welken behooren plaats „ te hebben tusfehen alle de Leden , die denzelven „ uitmaakenJ „ Daarenboven kunnen de voorgewende ftukken, „ welken de Staaten, van tijd tot tijd, ten voordee„ le dier Stad, tegen één mijner Voorvaderengegee„ ven hebben, geene voldiugende befcheiden zijn te„ gen'de regten van het Ampt eens Stadhouders • „ dewijl het Gemeenebest toen in zijne eerfte op„ komst was, raadpleegde men niet alle Wetten en „ het Regt in de Staatsbefiuiten. Men m est zich „ naar den tijd fchikken, en de eifehen der Steden, „ hoe onbillijk ook , onderfchrijven , om het Volk „ niet te verbitteren, en de overgebleevene neiging „ tot de oude Vorsten , niet geheel uit het hart uit,, geroeid, niet optewekken. „ Het geen ik u zeg, is zo zeer met de waarheid ^ over-  der. NEDERLANDEN. 307 overeenkomflig, dat, zedert het Staatsbeftuur wel ,, gevestigd wierd, de Staaten de onregtmaatigheid „ van zominige (hikken , door den nooddwang der tijden hun afgeperst, erkennende, die vervolgens „ wijslijk hebben afgefchaft. Ik zou zelfs , om „ die voorgemelde regten te'vernietigen , mij op de „ verjaaring kunnen beroepen, vermids dievanyf/«- fterdam, zints bijkans eene Eeuw, hetnietgoed„ gevonden hebben dezelven te doen herleeven, fchoon de gelegenheid daar toe zich veelvuldige maaien heeft aangebooden , bij afweezigheid mij„ ner Voorvaderen , wanneer het belang van den „ Staat hen riep, om in een vreemd Gewest het Le„ gergebied te voeren. Toen hebben zij , die de „ Wethouderfchap van Amfterdam uitmaakten, 3, huns phgts beter kundig, of min heerschzugtig, „ dan de tegenwoordige Regeerders, het voor geen „ inbreuk op de oude Regten en Privilegiën van 3, hunne Stad gehouden , de toeftemming des af„ weezigen Stadhouders te vrnagen in de verkiezing „ der Regeeringe; zelfs wanneer mijn post , of de „ dienst van den Staat, mij noodzaakte buiten de Veréénigde Gewesten te zijn , maakten zij geene ,, zwaarigheid, zich tot mij te vervoegen, als tot ,, den wettigen Befchikkcrder O verheids-ampten. „ Ik herken, aan deezen hoonenden trek, denou. „ den afkeer dier Stad van de grootheid van mijn „ i luis, en den tegenftand, door dezelve altoos ge„ booden aan alle voorflagen, eertijds van mij ten „ nutte van het Gemeenebest gedaan. Doch , het VUL Beek aSt. C „ geen m III.  308 GESCHIEDENIS WtrXBM TJE III. ,, geen mij 't meest verwonderd , is de verblinding ,, der Leden van den Staat , zelfs d;r doorzigtig,, ften, die zich de oogen laaten begogelen door de „ bedrieglijke inboezemingen dier listige Stad , en „ den valflrik , ban gefpannen , niet bemerken; want zij verrast hen behendig, door den kwaaden toeleg te bemantelen met het dekkleed van nood„ zaaklijkheid en van regt, ten einde zij te ongeftraf. 2, ter het overblijfzel van het Stadhouderlijk Gezag ,, kruinen vernietigen, en, vervolgens, in de Wethouderfchap zulke Leden invoeren , die geheel van hunne hand vliegen, en van wierllemmenzij ,, verzekerd zijn, 't zij om zich van de Unie der „ Provinciën aftefeheiden, wanneer zij het dienstig „ vindt; 't zij om dezelven overtehaalen tot het af„ ftaau van Verbintenisfen , en, naar grilligheid, ,, een zo Ichandelijken Vrede te lluiten, als die van het jaar MDCLXXVUI, met dezelve verbonden ,, blijvende. „ lk weet niet, welk een befluit de Staaten zullen ,, neemen over eene zaak, zo bedenklijk als deeze; „ maar ik kan nauwlijks gelooven, dat zij hunne Voorgangers zullen volgen, met tegen mij te item» j, men in den onrcgtvaardigen en gevaarlijken eisch ,, dier Stad, en gebrekkig blijven in de agting en er„ kentenis , welken zij mij verfchuldigd zijn. Doch „ ik weet zeer wel, dat, indien zij deeze partijkie„ zen, ik zo handelbaar niet zal Weezen , als de zo„ danigen van mijne Voorzaaten, door hen dusver- ongelijkt. Gelijk ik in waardigheid en hoogheid „ zeer  der NEDER LANDEN. 309 zeer verre boven hen verheven ben, zo moeten zij ftaat maaken op eene gevoeligheid, geë venredigd aan „ mijnen rang, en zich verzekeren , dat, wanneer ,, een Koning zich wel heeft willen vernederen, om ,, het Ampt van Stadhouder over hen nietteverwer„ pen , zij niet alleen niet moeten denken, om het 5, Gezag en de Voorregten, aan die Bediening vast t „ niet te verminderen , maar in tegendeel de uitge„ ftrektheid daar van uittebreiden naar de grootheid „ der Vorstlijke Waardigheid. „ Zo weinig ben ik , ondertusfehen , van mijne „ waare belangen niet onderrigt, of ik weet, dat „ mijn lot, om zo te fpreeken, als verbonden is aan de vriendfehap en de befcherming der Staaten, en „ dat ik, het waagende met hen in onmin te geraa,, ken, mijne vestiging in Engeland , welke gij zo „ wel als ik weet, hce onzeker en wankel dezelve „ is, in de waagfchaal ftel; maar het verfchilt mij niet, welk een gevaar ik loop, 'er is niets, of ik „ kan het doen, om mijnen rang en roem ftaande te houden. Wie de zaak van Engeland op zich „ heeft durven neemen , kan niet bemind zijn ; hij „ moet zich gevreesd : en ontzaglijk maaken. Wie „ de Stad Londen, ten minsten zo ontembaar en be„ zwaarlijk te regeeren als Amfte;-dam, heeft weeten „ tot reden te brengen, kan de laatstgemelde even zeer doen bukken, en berouw doen hebben we,, gens haare ondankbaarheid. „ Tree in mijne gedagten en maatregelen, en geef 9, den Staaten een leevendig denkbeeld van het vast C * „ be- Wlt-LEM DE III.  "vVir-LEM m lil. 3*o GESCHIEDENIS „ fluit, door mij genomen , om vnn mijne regten ,, niet aftezien , als zij mij niet geeven , 'liet geen ,, mij toekomt. De gevoeligheid, welke ik hun laat „ blijken , zal mij misfehien in Engeland te pasfe ,, komen, en mij op den Throon ftijven ; want ik ,, ken ten vollen den ouden .haat dier twee Volken „ tegen elkander. Ik weet, dat de Koophandel al„ toos een twistappel tusfehen hen geweest is : en „ ik twijfel derhalven niet, of het voorfiel, om den Koophandel der Hollanderen te bederven , zal in „ Engeland zeer gunstig ontvangen worden, en mij ten vollen de genegenheid der Engelfchen bezorgen, die mij nu altoos verdagt houden, uit hoofde van de nauwe verbintenis tusfehen mij en de ,, Staaten. . „ Gij zult mij, ongetwijfeld, te gemoete voeren, dat Frankrijk niet zal nalaaten zich te bedienen ,, van deezen tweefpalt, en dat het onheil in 'teinde „ dus op mijn hoofd zal fhuis komen. Ik ftem het „ u toe ; doch men offert dikwijls de Staatkunde aan de Wraakzugt op: en deeze Kroon, die misfehien „ min verbitterd is tegen de Engelfchen dan tegen ,, de Hollanders , welken zij als de werktuigen of ,, berokkeners van deezen Oorlog aanziet, zal mo„ gelijk de zelfde grondregels volgen, indien zij an- derzins even zeer haare rekening daar bij vindt. „ Aan uwe voorzigtigheid betrouw ik deeze ge„ heele zaak toe , en beveel u, gebruik te maaken „ van alle uwe bekwaamheid , om ze ten mijnen „ voordeele te doen uitvallen. Ken , bovenal , het p, cha-  der. NEDERLANDEN. 311 character der Gemecnebesten r ten opzigte van de. ,, zeiven moet men min zagtheid dan bedreigingen gebruiken. Langs den eerften weg worden zij „ trots en onhandelbaar, en langs den tweeden krijgt ,, men eene tegengeftelde uitwerking. Zoek mee „ geen te groote drift de Vrienden en Dienaars , die ik in Holland heb; want, hoe genegen zij mij mo„ gen weezen , blijven zij , door mijne tegenwoor„ digheid niet hij hun pligt gehouden , altoos Hol,, landers, dat is te zeggen , 'Gemeenebestgezinden , „ Vijanden van den Stadhouder, en vatbaar voor „ den oproerigen geest der Partijfchappen , die gij weet, dat niet geheel uitgedelgd zijn methet bloed „ van de Witten. — Het geen ik u zeg, fteunt „ niet enkel op de bijzondere kennis , welke ik heb„ van 's Volks aart, maar teffens op den raad, dien „ ik ontvangen heb van de zoJanigen, die door pligt „ of genegenheid mij het meest aankleeven, die, in Rede van een dergelijken aanfïag te verfoeijen, en mij ter wraakneeminge aantelpooren , mij verzoe„ ken, op eene zagre wijze mijne resten te handhaa- ven, en mij ftilzwiigende te verliaan geeven , dat de berusting, van mijn kant komende , meer van „ hunnen fmaak zou weezen dan weder- en tegen„ fband. Zo groot is de verblinding der Volken, „ die in 't algemeen een natuurlijken afkeer hebben ,, van hunne Regeerders , hoe veel weldaaden en „ weezenlijke diensten zij ook van hun ontvingen. ,, Indien uwe onderhandeling wel gelukte , gelijk „ ik wensen, fchoon, onder ons gezegd, met weiC 3 „ nig IVlLLES* )S III.  Willem DE III. 31a GESCHIEDENIS „ nig hoop , dewijl deeze Lieden mij toefchijnen ,, een vast befluit genomen te hebben, om het ge,, zag des Stadhouders te knakken ; en anderzins „ ook mijne Hmgduurige verkeering met hen mijge„ leerd heeft, dat ik weinig op hen kan vertrouwen, „ als het hun belang geldt. — Bewerk dan , zo „ veel in u is , bij de Staaten , dat zij mij, in 't „ naderend voorjaar, indien zij kunnen , verfterking van Hollandsch Krijgsvolk zenden , om te dienen „ tot het vermeesteren van de rest van Ierland. Vertoon hun op 't fterklte, niet zo zeer ten mij„ nen opzigte ; want dat zou verdenking kunnen baaren; als wel ten opzigte van den Oorlog, waar „ in zij tegen Frankrijk zijn ingewikkeld : dat ik, „ zonder dien bijftand , mijne oogmerken niet zal „ kunnen bereiken , en deeze onderneeming geluk„ kig voltooijen. Breng hun onder 't oog , dat ik „ ze op mijne kosten zal onderhouden , dat is bij „ hen, gelijk gij weet, het kragtig tovermiddel. „ Beduur, middelerwijl, dit alles met allebehen„ dightid; want, drijft gij te fterk, dan zijn zeag„ terdegtig genoeg om te gelooven , dat ik die ver„ . fterking van Volk eer vraag , om mij meester te „ maaken van hunne Krijgsmagt, en hen aan mijnen wil te onderwerpen, dan om den tocht van Ierland „ te voleindigen. —. Schoon ik mijne maatregels „ genomen heb, om Krijgsvolk uit Duitschland te „ krijgen, kan ik dat uit Holland niet dan zeer be„ zwaarlijk nfsfm: zonder 't zelve zou ik, daar de Koning van Frankrijk zich gereed maakt om na „ Ier-  der. NEDERLANDEN. 313 Ierland overtefteeken, verpligt zijn mijne toevlugt „ tot de Engelfchen te neemen , die ik zo min zou durven wapenen ajs woedenden , en van welken ,, ik niet meer trouw en genegenheid moet verwag„ ten, dan zij betoonden aan Koning Jacobus, mijnen Voorzaat, toen ik in Engelandkwzm (*)•" De zaaken der zendinge van het benoemde dubbeltal Schepenen en der zittinge des Graaven van Portland in de Staatsvergadering van Holland werden voorts te gelijk behandeld: en, naa veel overlegs en twists van wederzijden, vondt men een middel, het geen , aan den eenen kant, de Stadhouderlijke Voorregten, en, aan den anderen kant, de Stad Amfterdam in derzelver Privilegiën zou handhaaven. Men vondt goed, volgens den middelweg,doorden Raadpenfionaris Heinsius voorgcllagen, „ dat de Nomi„ natie gezonden moest worden aan de Staaten van „ Holland- met verzoek, datdezelven het Hofwil,, den belasten de verkiezing te doen, of dat zijzel„ ven de verkiezing doen wilden ; onder verzeke,, ring, dat deeze daad niet in gevolg getrokken zou worden , noch de Privilegiën der Stad bcnadee„ len." De Leden ontvingen de Nominatie , doch fchikten ze terflond Koning Willem toe, die'er esne verkiezing uit deedt, met aanfchrijvens aan de Staaten, „ dat hij niet twijfelde, of zij zouden goe„ de redenen gehad hebben, om hem denominatie, „ niet door de Regeëring van Amfterdam, te laateu „ toe- (*) Costerus, Hiftarisch Verhaal, Bijl. bl. 440. C 4 Willem de 111. De gefchillenbijgelegde  3T4 GESCHIEDENIS Willem DE Hl. G'fchil in Over- door Koning Willem befiist. -, toekomen, maar zei ven o vertekenden; dathijder„ halven niet nagelaaten hadt de verkiezing tedoen, „ fchoon hij anderzins ook gaarne zijn .Stadhouder» ljjk gezag zou gebruikt hebben, om der Staaten ,, Refblütie te handhaaven. En, gelijk hij vastver„ trouwde, dat de Staaten de vereiscbte zorg zouden „ draagen voor de behoudenis zijner Stadhouderlij„ ke Voorregten , zo wilde hij zich ook een Voor„ flander toonen van de Privilegiën der Stad Amfter„ dam." Vervolgens werd bepaald , dat, wanneer Koning Willem zich buiten de Provincie bevondt, de Nominatie van Schepenen van Amfterdam 's jaarlijks aan hunne Edele Grootmogenden zou overgebragt, en telkens gezonden worden aan zijne Majefteir, om daar uit de verkiezing, als Stadhouder, te doen. Overeenkomftig hier mede is gehandeld zo lang Koning Willem leefde. — Het verfchil over de zitting des Graaven van Portland werd te gelijk met het andere vereffend ten genoegen van den Staat en van zijnen Koninglijken Meester. De Afgevaardigden van Amfterdam woonden de Vergadering van Holland bij in tegenwoordigheid des Graaven : ook bewilligden zij vervolgens in de gemeene lasten (*). In Overijsfèl rees een gefchil tusfehen de Ridderfchap en de Steden, die zich, naar der Edelen oordeel , te veel regts hadden aangemaatigd over de belastingen op de middelen van verteeringe , zonder het Lid der Ridderfchap naar behooren gekend te hebben. (*) Wagenaar, Amft. VI, St. bl. 163 eaz.  der. NEDERLANDEN. 315 ben. De^delen vervoegden zich bij zijne Hoogheid, die Gemagtigden benoemde, om degereezene gefchillen bij bemiddeling of bellisfing aftedoen. De Steden, zich op baare Voorregten beroepende, weigerden de zaak aan de Gemagtigden te laaten verblijven, en beklaagden zich bij den Koning ; doch deeze deedt bij voorraad eene uitfpraak, bij welken de Burgemeesters verbooden werd , onder welk voorwendzel hoe genaamd, eenige meerdere dan de oude lasten temogen verderen: of, oordeelden zij 'tdienstig, dan zouden zij deswegen een ontwerp moeten overleveren aan 's Konings Gemagtigden , door welker bemiddeling men met de Ridderfchap eene Ordonnantie zou beraamen; en, in gevalle men elkander niet mogt konnen verftaan , zou de beflisfing blijven aan zijne Majelteit (*). • De begeerte van Koning Willem, om met geweld het Gemeenebest te beheerfchen , terwijl hij Engeland beftuurde , bleek daar naa te Goes, in Zeeland, op eene allerdoorfteekendfte wijze. De Regeering was in twee panijen verdeeld. De eene gefteld op het handhaaven, en zelfs op het vermeerderen , des gezags van den Koning van Engeland, als Erfftadhouder van Zeeland; de andere op het bewaaren der Voorregten en de Gemeenebestregeering. Beide de partijen, elkander opweegende, zogten elk om de hunne te verfterken, en, bij de verkiezing van Rentmeesteren, de keuze te doen vallen op Lieden van (•) Holl. Merc, 1690. bl. 84 — p2. CS Willem de 111. Hoogloopendetwist te Goes geweldiggeëindigd.  3iö GESCHIEDENIS Willem de III. van hunnen aanhang. Doch, dewijl 'er ze^s (temmen voor twee van elke partij waren, rees 'er een hevige twist : bij de eene partij was de flem des Baljuws mede geteld, die door de andere gewraakt werd als ftrijdig met de Privilegiën ; deezen gingen voort met de door ben Verkoozenen te beëedigen. De Baljuw livtRsoijK, die aan 't hoofd der Stad" houdersgezinden ftondt, vervoegde zich bij de Staaten van Zeeland en den Koning van Engeland, als Stadhouder, met klagten over het ongelijk, hem aangedaan. Burgemeester Westerwijk , aan 't hoofd der Tegenpartije, wilde, dat de zaak in de Stad zou worden afgedaan : en , daar hij zijn voodlag grondde op de Stads Voorregten en Vrijheden, haalde hij de Burgerij tot zich over. Koning Willem vaardigde Gemagtigden derwaards, om kennis teneemen van deeze gefchillen, met yerklaaring , dat de verandering der Wet zou uitgefteld worden tot dat hij een nader verflag van den toedragt der zaaken ontvangen hadt. De Brief, dit berigtende , kwam juist op den eigen dag, den vierentwintigften van Zomermaand, dat de verandering der Wethouderfchap gewoonlijk voorviel. Men befloot, zich naar den wil zijner Hoogheid te fchikken , en dit werk uitteftellen. Maar het Volk, voor het Stadhuis vergaderd, dwong de Verkiezers met het aangevangen werk voorttevaaren ; gelijk ook, om meerder onheil voortekomen , en hutten benadeeling van het regt der Graaflijkheid,des Stadhouders en der Stede, gefchiedde, tot groot genoegen der Burgertje. Zijne  der NEDERLANDEN. 317 Zijne Hoogheid, dit verneemende, kon zijn toorn niet bedwingen. Hij bevondt zich toen in zijn Leger te Genappe , en befloot, Krijgsvolk na Goes te fchik* ken, om de nieuwe Regeering dier Stad met geweld te verzetten. Hetzelve kwam den dertienden van Oogstmaand voor Goes. Burgemeester Mattheus Eversdijk , de eerlie zekere kundfchap van het naderen des Krijgsvolk krijgende , deedt terftond de Poorten en den Havenboom fluiten, en twee Vaandels Schutters voor 't Stadhuis in de wapenen verfchijnen. Deeze voorzorgen gedraagen hebbende, vergaderde hij de Wethouderfehap , dezelve kennis geevende van het geen door hem vernomen en verrigt was. Hier vertoonde hij de Patenten des Konings, hem overgeleverd, bij welken hij begeerde, dat het Krijgsvolk ter Stad zou worden ingelaaten : en verzogt, te mogen weeten, wat men, ten meesten dienste en tot handhaaVing van de geregtigheicl der Stad, moest doen of laaten. Dank verwierf hij van 'zijne Mederegenten: en zij namen éénpaarig, uitgenomen twee , dit volmoedig befluit, 't welk , hun ter eere, verdient geheel geboekt te worden , „ dat „ zij voor zijne Majefteit van Groot-Brittanje , als Stadhonder, zo veel eerbiedenis en onderwerping „ betoonen wilden , als hij zou kunnen begeeren; „ doch dat zij niet minder verpligt waren de Privi- legten en Geregtigheden der Stad voorteftaan en ,, te handhaaven. Dat de Stad Goes dit regt met de andere Hemmende Steden van Zeeland gemeen hadt, dat zij geen Krijgsvolk behoefde te ontvan Willem de XII.  WlLLRM DE IM. I Si» GESCHIEDENIS „ gen, dan op Patent van de Staaten van Zeeland. „ Dat Goes en gansch Zuidbeveland, in den jaare „ MDLXXV, zich, in gevolge der Gendfche Bevredigtng, onder het bewind van Prins Willem, „ onftei f]ijker gedagtenisfe , begeevende , nog een „ bijzonder beding hadden gemaakt, van geen Krijgs,, voik ie zullen inneemen, dan in tijden van nood, ,, ten koste van de gemeene zaak, en met kennis en „ bewilliging der Wethouderfchap , die , zelfs in „ zulk een geval , de Sleutels zou blijven bewaa„ ten. Dat zij wel vertrouwden , dat zijne Maje„ fteit niet voorhadr, deeze manfehap anders dan „ ten koste der gemeene zaake te doen dienen ; doch 9, dat blijkbaar gen >eg was, dat de nood thans niet ,, vorderde, dat dezelve gelegd wierd binnen Goes. „ Dat deeze Stad geen gevaar altoos liep van Vijan„ den van buiten , en dat ;zij de ganfehe Burgerij ,, en gansch Zuidbeveland tot getuigen riepen , dat de Ingezetenen altoos gehoorzaam geweest waren „ aan de bevelen der Hooge Ovetheid en der Wet. „ houdertchap , als mede in 'c gewillig opbrengen „ der gemeene lasten, en ook in het trouw voor,, liaan en befchermen van den Godsdienst, de Vrij„ beid en de wettige Regeering des Vaderlands. „ Dat bij hen en hunne Voorouders altoos hadt „ plaats gehadt eene diepe hoogagting voor den ge„ heiligden Perfoon zijner Majefteit; doch te gelijk „ een edelmoedig voorneemen , om de Voorregten , der Stad te handhaaven. Dat de Ingezetenen en , de Regeering , veele jaaren agter een , iu onder- :> h'nge  der NEDERLANDEN. 3i9 ,9 linge rust en ééndragt geleefd hadden; dat'er, in „ den voorleden jaare , wel eenige onruEt ontftaan was , voornaamlijk ter oorzaake der verkiezinge „ van Rentmeesteren; doch dat, des onaangezien, „ de jongde verandering der Regeering, volkomen, „ volgens de Privilegiën, en tot groot genoegen der „ Burgertje, was gefchied. Dat de VVethouderfchap „ ook bereid was, om zich ten allen tijde teverdee„ digen tegen elk , die , in 't ftuk der verkiezinge van Rentmeesteren , of in eenig ander opzigt, „ meende verkort te zijn. Dat zij, nimmer hebben„ de afgeftaan van het Voorregt , om geene man„ fchap te ontvangen dan op de voorgenoemde voor„ waarden , vertrouwen moesten, dat de Patenten „ tot de inlegering van het Krijgsvolk , 't welk thans ,, voor de Stad lag, loosüjk van zijne Majefteit ver,, kreegen waren , zonder dat men hem vooraf van „ het Voorregt der Stad Goes onderrigt hadt. Dat „ zij hierom belioten hadden, de begeerde inlegering ,, ten Platten Lande , zo wel als in de Stad , ten „ beste mogelijk , van de hand te wijzen , als ook „ de Poorten en Havenboom ondertusfehen digt te „ houden. Dat zij egter te veel liefde voor de Bur„ gerij hadden, om zich voor als nog, in de wape,, nen , tegen het Krijgsvolk te verzetten ; in die „ verwagting , dat de Poorten en de Havenboom „ niet gemakkelijk zouden aangetast worden ; doch ,, dat zij van dit gewigtig voorval rerftond kennis ,, zouden geeven aan de Gecommitteerde Raaden „ en aan de andere goede Steden van Zeeland , met „ ver- du. UL  320 GESCHIEDENIS Willem de Hl. ,, verzoek om onderftand, tot handhaaving van het „ goed regt der Stad , en tot voorkoming van het „ uiterfie bederf van dezelve en van gansch Zuidbe„ veland." Dit ernstig Befluit werd der Gemeente bekend ge' maakt, als ook den Officieren, die de Patenten vertoond hadden, met bijgevoegde begeerte, dat zij met het Krijgsvolk, hoe eer hoe liever, en de Stad en het Eiland wilden ruimen, in welk geval men genegen was hun den benoodigden voorraad telaaten toekomen. Het Krijgsmans antwoord luidde : „ Dat ,, zij voor de aanbieding van nooddruft bedankten; „ doch, voor het overige, wisten, wat lastzijhad„ den, dien zij gehouden waren natekomen." Het Krijgsvolk tradt aan land , bezette de toegangen der Stad, en leefde, ten Platten Lande, op Krijgsmans befcheidcnheid. De Regeering, met eene diepe verontwaardiging vervuld , dat zij het Platte Land ten prooije, en zichzelven in de Stad belegerd zagen door Knegten, die zij deels zelve betaalden, werd te raade, des te klaagen aan de andere Steden. Goes was zo digt ingefloten, dat de Boode met deezen Brief niet kon heenen komen, dan,langs eenen heimlijken weg, de Stads Gragt overzwemmende. Buiten de Stad te gaan , om leevensmiddelen, gedoogden die van buiten niet. De Melkfters verrigtten haar werk onder de befcherming van gewapende Burgers: en 't liep niet zelden gevaar, dat het van fchelden tot veg- ten zou komen; de onverduldige Burgers wilden deVeldftukjes op de Wallen , met fchroot gelaaden, los-  der NEDERLANDEN. 32! losbranden. Men fchreef andermaal aan de Steden, cm bulp, doch zonder vrugt; de fchrik voor 's Konings Krijgsvolk hadt de overhand, zij durfden zich legen zijne Majefteit niet verzetten. Een Brief, aan den Koning zeiven gerigt, fchijnt onbeantwoord gebleeven. Het Krijgsvolk , naastdenklijk naderen last gekreegen hebbende, trok ter Poorte in : en 's Konings Gemagtigden ontbooden de Dekens der Gilden , die , nevens anderen , den Brief aan Koning Willem getekend hadden. Zij gaven , door vrees aangegreepen , een flauwmoedig antwoord. De Staaten van Zeeland zeiven , door deezen ftap van geweld verflaagen , volmagtigden den Koning , om de zaaken te Goes geheel ten einde te brengen. Het eigenaartig gevolg hier van was, dat de Regeering ten eenemaale veranderd wierd. Willem de III. liet het hier bij niet berusten; maar zijne Gemagtigden moesten de Hukken van hun onderzoek der tegenwoordige Regeeringe in handen Hellen, om volgens dezelven de fchuldigen in regten te agtervolgen. Terftond werden de Burgemeester en Secretaris Westerwijk , de Burgemeester Mattheus E-; versdijk , met de Burger-officiers Joan van der Hille , Jan Verkat en Martinus Breisselaar gevat en in de gevangenis geworpen. De Vonnisfen, van Burger over Burger geftreeken, waren zeer ftreng. De Oud • Burgemeester Westerwijk werd gevonni'sd om onthalsd, E versdijk , de Secretaris, en van ded Hille om met het zwaard over't hoofd geüagen en gebannen , Verkat om gegeesfeld en Willem de 111.  322 GESCHIEDENIS Willem db III. gebannen , en Breisselaar om alleenlijk gebannen te worden. Alle de Goederen der twee Burgemeesteren en de helft van die des Secretaris en van der Hille werden verbeurd verklaard. Deeze Strafvonnisfen der ongelukkige Slachtofferen van willekeur , behelzen verfcheide optekenenswaardige bijzonderheden. De beide Westerwjjken en Evebsdijk, als ook Burgemeester Westerwijk in 't bijzonder, werden befchuldigd , dat zij, op aanfchrijvens van Koning Willem , de verandering der Regeering niet hadden willen opfchorten , en dat hun voorgeeven, van gedwongen te zijn door de Gemeente, valsch was. Zij hadden , wel verre van de beweeging onder dezelve te Rillen, die op. geftookt. Burgemeester Wester,wijk , de menigte op deeze wijze aanfpreekende : „ Mannen, nu hebt „ gij nog een MagiRraat, en morgen zult gij 'er „ geen hebben. Ik heb de Privilegiën met hand en „ tand willen vasthouden. Nu de Brief van den „ Koning gekomen is , kan ik niet langer. Ieder „ van u mag nu toezien. — De Baljuw heeft on„ ze Privilegiën aan den Koning of aan Odijk weg,, gegeeven, dat wij en uwe Kinderen nog lang be„ klaagen zullen. Ik zal nu afgaan , en dan zult „ gij van zulk een Volk geregeerd moeten worden. „ lk beklaag de Stad en alle arme Lieden. De Comp), toiren zullen moeten RiiRaan. Wij zullen niet i» mogen ontvangen noch uitgeeven. Wat zullen „ nu de arme Lieden doen ! —- Mannen , het is „ gedaan ; wij zijn al onder de flaavernij gebragt, „ waar  DïrNÉDERLANDEN. 323 59 waar voor ik gevreesd heb. Zo gij nu de Wet niet ,, vermaakt , zijt gij uwe Privilegiën kwijt. Daat „ is nu geen Wet meer. Staat mij dan bij, Vrienden. Ik zal u ook niet verlaaten, al zou men mij „ in ftukken vanéénfcheuren !" Dat hierop het Volk allen , met een verward geroep, gefchreeuwd hadt: Wij willen de Wet veranderd hebben l —. Westerwijk werd ook befchuldigd , de eerfte geweest te zijn, om de Stad te fluiten, en 't gefchut op de Wallen te brengen , onder betuiging : Wij zullen het Krijgsvolk wel bulten hóuden ! Dat hij van fchieten gefprookenj, en een Overften , die het Krijgsvolk belastte vuur te geeven , te gemoete gevoerd hadt: Schiet vrij; hier jlaa ik: de Koning heeft geen magt om te beveelen, *t geen gij beveelt. Van der Hille en Verkat werden inzonderheid befchuldigd , dat zij de Trom hadden laaten roeren , om de Burgerij in de wapenen te doen komen, en was de laatstgemelde , naar luid van dit Vonnis , op het Stadhuis geweest, om de vermaaking der Wet te helpen doordrijven. Wanneer men dit ftrenge Vonnis den Koning, reeds na Engeland gekeerd, toezondt, om van hem overgezien en bekragtigd te worden , met dankzegging voor de gedraagene zorg, om de rust te Goes te herftellen; leverden de Officiers der Burgerije en de Dékens der Gilden teffens een Verzoekfchrift over, 't welk ten betoon ftrekt , hoe gevreesd zich zijne Majefteit gemaakt hadt, en verklaarden, „ dat geen VUL Deel. a.St. D „ braave U'lLtRM de 111;  Geschiedenis WitXEM Ü7S III. brsave Burgers, maar alleen een deel (legt Volk, „ in Zomermaand laatstleden 3 op de venmakingder „ Wet hadden aangedrongen ; dat de Burgerij , in P, Oogstmaand , op bevel der Wethouderfchap , in ,, de wapenen gekomen was , naa dat de Poorten en Boom reeds gefloten waren ; dat zij , eindelijk, „ genoegzaam geene fehaade of overlast van 'f Krijgs5, volk geleeden hadden , maar dat de Stad , in te„ gendeel, 'er wel bij gevaaren was. Ten Hot ver- zoekende, dat zijne Majefteit eene algemeene Ver3, giffenis in de Stad geliefde te laaten afkondigen, 5, waar bij het voorgevallene in deezen jaare werd „ aangemerkt als niet gefchied." i De GcvCnnisden fchikten zich naar het rampfpoedig beloop der tijden , en Helden de eerbiedigfte en firieekehdfti Ver/.oekfchriftcn op, om zijne Majefteit vergilFenis en uitwisfing van misdaad aftebidden. De Burgemeester Wisterwijic in 't bijzonder bekende, darde ijver voor de Privilegiën der Stad heiff Vervoerd hadr. tot daaden, waar over zijne Majefteit zich zeer beledigd kon agten; doch dat hij des berouw hadt , en van de ontferming en grootmoedigheid zijner Majefteit vergiffenis voor zich en andere veroordeelden hoopte te erlangen. Men hadt een ander Sm eek feb rift cpgefteld, waar in de Veroordeel", den mee ronde woorden de regtmaa'tigheid van het geftreekene Vonnis erkenden , en al het gebeurde jrfn eene toomlooze errzugt , om in dc Regeering te blijven, toefchreef ; doch hij weigerde dit te tekenen,.  eer NEDERLAND E N. 325 nen (*> Alle deeze Verzoekfchriften ontving de Koning ; dan , onderrigt,- dat eene lirenge volvoering der geftreekene Vonnisfen het Volk tegen hem zou verbitteren , verzagtte hij ze in zo verre j dat de Gevonnisden alleen gebannen wierdén. Naardemaal men eene algemeene Vergiffenis , waar . onder ook de Gevangenen begreepen-Waren , verwagt, en het gerugt bier van verfpreid hadt, baarde de tijding, dat de Gevangenen buiten de Stad , ingehuurde Schepen, zouden weggevoerd worden, eene groote verllaagenheid en ontfteltenis , niet alleen onder de Naastbeftaanden dier Ongelukkigen, maar ook' bij de geheele Burgerij, die zich in groote menigte na dè Gevangenis vervoegde. Het Krijgsvolk moest 'erdoor heen dringen, om de Gekerkerden te haaien. De Burgemeester E versdijk, op de Markt komende, -kon géén woord fpreeken, maar wees naden hemel. Het Volk , in't hart bewoogen , toonde met traanen , welken het onmogelijk kon bedwingen , in het harde lot huns Burgervaders tedeelen De Huisvrouw vari Burgemeester Westerwijk was haaren Man in den naaren Kerker , waar in men gewoonlijk de grootfte Fielten zette, gaan zien , en in flauw, te gevallen : weder bekomen, hieldt zij haaren Egtgenoot dermaate In haar e armen beklemd, dat de Soldaaten met dreigen en geweld het flachtöffer moes. ten ontdaan van haare omhelzingen. Zij volgde hens' den (*) Men vindt het agter Costzrus Hift. Verhaal, Eijflaagen, bl.' 45%, Da WlLLCrS de ïiil  GESCHIEDENIS Willem CE III. den weg langs : en al het Volk fchreidde luidkeels, als hij haar, onder aanbeveling van in Gods wil te berusten , voor eeuwig vaarwel zei. Hij wendde zich voorts tot de Burgerij met deeze woorden: „ Mijne lieve Burgerij, vaarwel in eeuwigheid! Heb „ ik iemand verongelijkt, ik ben een Mensch, ver„ geef het mij , gelijk ik elk van u vergeeve. Dit ,, lijden treft mij nu, over eene regtvaardige zaak; „ doch, naardien ik bij geenen Regter op aarde ge„ hoor heb kunnen krijgen , beroep ik mij op den Regterftoel van Christus , daar zij niet meer ,, dan gij en ik verfchoond zullen worden." De Majoor, een Duitfcher, belette hem verder te fpreeken, dreef hem voort en ter Poorre uit. Zijne tederbeminnende Egtgenoote vergezelde hem , onder het mistroostig geroep , dat zij met hem fterven wilde. De Burgerij volgde hem, en anderen tot aan de Poorten, roepende van de Wallen: Vaart wel, mijne lieve Heeren ! Stokflagen flopten hen den mond , en droeven hen vol fpijt en verontwaardiging na beneden. Westekwijk, nog onkundig, wat lot hem wagtte, vroeg den Majoor, waar men met hem heen wilde ? Die onbefchofte gaf het ontzettend antwoord : Men wil u ophangen, en alle de Hollandfche Duivels , die zich legen den Koning durven ftellen, met u f In de Schans vernamen zij hun lot, naamlijk , dat de Westerwijken na V Hertogenbosch , en de anderen na Bergen op Zoom zouden gevoerd, en op die wijze uit Holland , Zeeland en Westfriesland gebannen worden. Zij werden , daarenboven, nog  derNEDERLANDEN. 327 rog in eene merkelijke geldboete verweezen. De tijd bragt voor deneenen vroeger, den anderen laater, eenige verzagting toe : en , naa 's Konings dood, kwamen zij allen weder te Goes en in de Regeering, uitgenomen van dek Hille , die in zijne ballingfchap overleedt (*). De zaak van Simon van Halewijn, Oud-Burgemeester te Dordrecht, leverde, kort na het gebeurde te Goes, een nieuw blijk op van het ftelzel, door Willem den III. aangenomen. Hij was Broeder van Cornelis Teerestein van Halewijn , over wien het gefchil ontdaan was, wegens het gelijktijdig bekleeden der Ampten van den Oud-Raad det Stad Dordrecht en het Raadheersfchap in den Hove, waar tegen Amfterdam zich zo fterk verzette (f)." Deeze Simon van Halewijn hadt, na het gevegt bij Steenkerken , eene reis gedaan na Duitschland en Zwitzerland, om den ftaat der Duitfche Grenzen tegen Frankrijk te onderzoeken; doch voornaamlijk om den Heer d'Amelot , Afgezant des Franfchen Hofs in Zwuzirland, te polzen omtrent het oogmerk des Konings wegens een' algemeenen Vrede. Met deezen hieldt h;j een mondgelprek te Solothurn , die hem beloofde, 's Konings gedagten op het ftuk des Vredes te laaten weeten, als mede over deGrensfteden in de Spaanfche'.Nederlanden , tot verzekering van den Staat. Halewijn t'huis gekeerd zijnde , ver- (*) Wacenaa*, FaderLHiJl.XVLD- bl. 203enz, (f) Amft. VI. St. bl. 159. D3 Willeb* de III. BurgemeesterHale' d»ijn ge- firaftovee geheime onderhandelingmet Frankrijk,  5a§ GESCHIEDENIS W.LL-rM vei voegde zich bij hem, in .den Haage, een Fransek Heer , Roeert de Pille of de Piles du Plfssis genaamd, door d'Amelot gezonden, met de vraag, op welke voorwaarden de Staaten eenen Vrede zouden begeeren ? Dit firookte niet met de atfpraak. Naa veele gefprekkeu met deezen Franschman, boodt deeze, van wegen het Franfche Hof, hem twintigduizend Rijksdaalders aan ,. zo hij Dordrecht bewecgen kon, om de Leden der Hooge üegeeringe voorgegaan in het toedc-mmeti van een ontwerp, waar op de algemeene Vrede zou volgen. Ten zelfden tijde [\ fireef pu Plessis na Frankrijk, dat men hetP.'an, hem door Halewijn voorgehouden , niet voorilaan moest, eer men de gemoederen in den Veréénigde» Staat bereid- hadt tot het volgen van 't zelve. Ten dien einde was het noodig, den zulken , die 't minde te zeggen hadden in den Staat, de kwaade gevolgen van den Oorlog, zo voor de Gewesten in 't algemeen , als voor elk Gewest in 't bijzonder , van ter zijde onder 't oog te brengen. Eenigen , flouter dan de anderen, moesten hier den eerden ftap doen , en de overigen door hun voorbeeld aanmoedigen* De Broeders Halewijn waren, als Mannen van bekwaamheid en gezag, hier toe de gefchiktflen. Een voordel van Dordrecht, de eerde Hemmende Stad, zou van veel indruks zijn op de overigen , en de befchroomden kunnen dekken tegen den haat der zodanigen , welken de Vrede niet aandondt. Du Plessis hadt ook uit den mond van Halewijn overgebriefd, dat de veréénigde Vloot met dertig Schepen üondt verderkt ta worden» ' In 1  ©e5s. NEDERLANDEN. 32? In deezen ftaat waren de zaaken dier onderbandege, toen de Gecommitteerde Raaden , op eenig vermoeden, verfcheidene Leden, in den Haage, lieten ligten en in verzekering brengen. Halewjjn fchreef, dit verneemende , teritond aan du Plessis, met eene gemaakte hand, om hem van 't gevaar te waarfchu, wen. Zijn Brief kwam te laat. Hij werd gevet,en •op de Voorpoorte in den Haage gebragt, waar men, eerlang, ook Halewijn heen voerde. Du Plessis bekende in zijn verhoor , dat hij over het werk des Vredes heimbjk met Halewijn , doch met niemand anders, gefproken hadt. Halewijn ontkende zulks geenzins ; doch wilde niet toeftaan, dat hij hier in misdaan, maar, wel verre*van eenige onderhandeling met den Vijand te houden, die verbooden wasalleen 's Lands welzijn beoogd hadt. Hij toonde uit Briefwisfelingen met de Engelfchen , en uit den toeftand van 's Lands Geldmiddelen , de noodzaaklijkheid des Vredes. Dat de Ingezetenen van GrcotBrittanje het zes^e deel niet opbragten van den last, hier ten Linde gedraagen. Deeze gewaande Boud genooten zogten, zijns oordeels , alleen den Oorlof te rekken, ora hunnen Koophandel te vestigen opdi puinhoopen deezer Gewesten. Wel vene. van dt nadeelige Acte van Cromwell intetrckken , geljj! des hoope werd gegeeven, hadt men onlangs in ' Parlement nog verfcheide voorflagen gedaan, rot vet •dere verdrukking van den Koophandel der Nederlan den. Ook zou, volgens de onderrigting, hemdoo d'Amiïlot gegeeyen, de Staat zeker ongelukkig wo D 4 des WlLÏ.EW c  W.TLEM DE Ï1I, \ 4^ $30 GESCHIEDENIS den, indien de zaakenl'door den Oorlog tot een uu terfte kwamen: het was onvermijdelijk , dat dezelve alsdan of van Frankrijk of van Groot - Brittanje afhanglijk wierd. Dit alles, meende hij, gaf hun regt, om, langs bedekte en onverboodene wegen, tot eenen goeden Vrede , op eerlijke voorwaarden, te arbeiden : betuigende, geen ander doel gehad te hebben in alle deeze onderhandelingen, dan om, Frankrijks oogmerken ten opzigte van zulk eenen Vrede wcetende , daar van opening te doen aan de Regeering van Dordrecht, teneinde deeze de zaak ter Vergaderinge van Holland zou kunnen brengen, om'er, ten .bekwaamen tijde, op te raadpleegen. Hij durfde , verlof om vrij uit te mogen fpreeken verzogt hebbende, 'er bijvoegen: „ Dat iemand, die eerlijke 5, middelen aanwendde , tot bekominge van eenen „ goeden Vrede, zo weinig misdaadig was, dat men „ hem veeleer een Beeld behoorde opterichten. Hij „ fchroomde niet, zulk eene handeling aantevan„ gen, zelfs met gevaar zijns leevens , en was lie„ ver dood, dan det hij langer zien zou , dat men „ de Lieden hier goed en bloed deedt geeven , om „ dobbe dobbe dob & fan fare te fpeelen voor den „ Koning van Engeland" Op zulk eene Route taal tegen een Vorst, wiens naam zo ontzaglijk geworden was, zagen de Heeren elkander aan , lieten den Befchuldigden buiten ftaan, en hielden hem, bij zijtie wederkomst, het gezegde , uit zijnen mond opge'chreeven • voor. Hij antwoordde , „ niet net te <% weeten, welke woorden hem , in de hitte zijner DJ V-  der, NEDERLANDEN. 33» „ verdeediging , ontvallen waren ; doch dat zijne „ meening geweest ware, te zeggen , dat hij liever fterven wilde, dan zien , dat men het bevorderen „ van den Vrede door eerlijke middelen voor eene „ misdaad hieldt." Met zo veel vrijmoedigheids , als hij zijne zaak verdeedigd hadt, met zo veel ftrengheids werddezelve voortgezet, en Halewijn tot eene altoosduurende gevangenis verweezen , met verbeurtverklaaring fijner Goederen. Koning Willem vondt het Vonnis, hem toegezonden, te zwak naar gelangevande misdaad, doch het bleef zonder eenige bezwaaring. Hij werd eerlang na Loeveftcin gevoerd ; doch wist, drie jaaren daar gezeten hebbende, het te ontkomen, en na Suriname weg te geraaken, waar hij zijne dagen geëindigd heeft. Du Plessis kreeg de zelfde Staatsgevangenis tot zijn verblijf, en zat 'er tot naa het lluiten van den Rijswijkfchen Vrede. Halewijns Broeder werd , op vermoeden van mede gedeeld te hebben in de onderhandeling, in verzekering genomen; doch, naa verloop van eenige maanden , ontflaagen. De veelvuldige moeite , door de Huisvrouw en Dogter van den Oud-Burgemeester aangewend, om de zaak des Gevangenen in een gewoon Regtsgeding te doen bepleiten , baatte niets, maar haar verzoek werd van de hand geweezen (*)# In deezervoege beftuurde Willem de III. het Gemeenebest uit zijn Paleis te Westmunster. Indeezer- voe- (*) Wagenaar, Vaderi.Hijl. XVL D. bk 230. DS IVlLLEM 3e III.  532 GESCHIEDENIS Willem pe HL. Aanmerkingenover de gevolgen der Verbintenisfdmet Engeland , en 't gezag van Willem ben lil. voege zag een Staat, welks belangen dikmaals tegen die van Groot - Brittanje aanloopen , zijne belangen agter aan gefield. En hadt dezelve des te mee/reden om te klaagcu over deeze verééniging, dewijl Willem de III. den Ingezetenen van dit Gemeenebest een juk wilde opleggen , 'tgeen hij den Engel, fchen niet,kon doen draagen. Van hier het bekende zeggen , dat hij Koning van Holland en Stadhou, der van Engeland was. „ Men zou zich," fchrijft de Heer Witsen , „in Holland wel gewagt hebben, „ hem de zelfde tegenverklaaringe te doen , welke „ men hem in Engeland vo. rflelde. Veele Leden „ van den Staat," voegde hij 'er nevens , „ durf„ den niets voordraageu , of het moest hen eerst „ door den Stadhouder zijn ingegeeyen." . Het Gemeenebest beproefde niet alleen , gedumende het leeven van Koning Willem, deeze onheilen. Het werd, daarenboven, gewend, de Franfchen aantezien als geflaagene en onverwiimelijke Vijanden , en de Engelfchen als Vrienden en natuurlijke Bondgenooten, derwijze, dat het eenigen tijd voor eenEngelsch Wingewest mogt worden aangeven. Willem de III. was altoos zeer jalouis, om alle de regten eens Stadhouders met cc uiterfle ltrengheid te. iiandhaaven; doch in alle gefchillen, waar het belang der beide Staaten goldt, handelde hij fteeds als Koning van Engeland. Groote en gewigtige les voor alle kleine Staaten, om nooit eene nauwe verbinteQis aantegaan met inagtige- Nabtiurcii. Zij loopen iet uiterite gevaar , om de, Fabel te vcrtoonen vau  pp NEDERLANDEN. 333 de mindere Dieren met. den Leeuw , die- zich alles aanmaangde. Op deeze wijze verkreeg Willem de III, naa langen tijd met tegenfpoed geworfteld te hebben, bijkans een volftrekt bewind in het Gemeenebest , en Wist dat gedugt gezag , op een buitenlandfchen Throon gezeten , te bewaaren. Het wederkeeren der drie Gewesten , Gelderland, Utrecht en Overijs/el, in het Bondgenootfchap , verleende hem in dezelven eene magt, welke hij befchuldigd wordt misbruikt te hebben. De vermoedens tegen hem meerderden fterk, wanneer men in aanmerking nam s hoe hij de oppermagt over Gelderland en Overijsfel weigerde te aanvaarden; en hij kon nooit het denkbeeld uitwisfchen, het geen men hem toeichreef, dat hij na de Oppermogenheid geftaan hadt. Dit vermoeden was oorzaak van verfcheide tegenkantingen; doch de groote rol, welke hij in Europa fpeelde, diende, om hem in 't Gemeenebest een gezag bijtezetten, 'c welk, eerlang, den mond floot deran ders ttoutmoedigllen. Vrijheid fcheen in de Raadsvergaderingen voorte. zitten, doen voi'ïekte Willekeur voerde'er het hoog Óé woord. Rotterdam leverde een voorbeeld op van deezen fnooden handel. Zekere Jacoe van Nie veld, Raad en Hoofd-Officier dier Stad , en édi der Bwgemeesteren , waren de bewerkers van een* Hemeltergende ongeregtigheid , die , ten affchrit voor de N'aakomelingfchap , hier vereischt geplaats te worden • Bij het plunderen van her. Huis des eerst ge- WlLLE^ BE IIL t  Willem DE Ifi. 334 GESCHIEDENIS gemelden (*) werden, van onder de puinhoopen van zijn Huis, papieren aan den dag gebragt, die hem als de fnoodfte dienaar van geweld éh heerschzugt hebben doen bekend worden. Uit dezelve» bleek, dat hij vau eenige Vroedfchappen, vóór hunne aanftelling, eene fchriftlijke Atte hadt gevorderd, waar bij zij rechtreeks tegen den Eed , dien zij eerlang aan den Wereldregter zouden moeten zweeren, hadden beloofd, en zich verbonden , om zich nimmer naar hun eigen licht en ge weeten, „ maar volgens „ het goedvinden van deeze Heeren te zullen ge?, draagen; en voorts , geduurende hun leeven lang, „ de Stadhouderlijke Regeering, en de maximes, p, daar uit proflueerende , zo wel als de Voetiaan„ fche maximes in de Kerke, zo als die toen waren, „ te zullen voorftaan en helpen verdeedigen , onder „ verbeurte van vierduizend Guldens voor de eerfte „ overtreeding, (verbindende hier voor eene Obli„ gatie van gelijke fomme ) en van hunne Vroed„ fchapsplaats voor de volgende; Herkende nog,bo„ ven dit alles , deeze verbintenis , als eene ee'heel „ vrijwillige en onafgeperste belofte , met het"doen „ van een heiligen £ed." — Zulk eene ASte werd , den veertienden van Slachtmaand MDCLXXXV, en 3p den veertienden van Wijnmaand MDCLXXX1X, Joor twee onderfcheidene perfoonen getekend : en iet waren dergelijke Lieden , die men , blijkens ee- (*) Zie, wegens deeze plundering; , Wagenaar , Faierl. &i(l; XVI. D. bl. lal.  der NEDERLANDEN. 335 «enen Brief van den vijftienden der Slachtmaand MDCLXXXIX, ter electie voordroeg ," „ als vaste Perfoonen , en Lieden buiten allen nabedenken, ,, die men behoorde te prefereeren voor anderen» „ daar men in alle omftandigheden zo refoluut nie e, van konde fpreeken (*)." . Wanneer men de ligging , de uitgeftrektheid , de natuurlijke fterkte en de koopbelangen van het Gemeenebest in 't oog houdt, kan men niet wel nalaaten , de verblinding te beklaagen der genen, die voorwenden , dat Engeland de natuurlijke Bondgenoot van 't zelve is. Een kleine Staat kan de Bondgenoot niet zijn van een magtigen Nabuur, als derzelver belangen elkander fteeds overdwarsfen. Twee handeldrijvende Zeemogenheden, zo ongelijk in magt, als Engeland en de Veréénigde Gewesten , kunnen zich niet veréénigen , zonder dat de zwaklte het flachtöffer van de fterkfre worde. Dit zijn onwraakbaare grondregels van gezonde Staatkunde. Dit Gemeenebest kan, derhalven, de Bondgenoot van Engelend niet zijn, dan in gevalle de eene of de andere Mogenheid met overmeestering gedreigd wordt. Maar in zulk een geval is dit Gemeenebest ook de natuurlijke Bondgenoot van Pruis/en, van de Oostenrijkfche Nederlanden , en zelf van Frankrijk. En zou (*) Men zie het een en ander in dan Crimineeten Ehch van den Procureur -Generaal van Holland en fVestfriesland tegen Jacob Zuilen van Nievelt; te Amfterdam bij fVil/em de Koep uitgegaeven 1691. WlLLEH DE HL  GESCHIEDENIS WlLLSM BE III. 33<5. [Oorlóg zou dafff zélfs" Engeland , dat alleen, eene magtige Mogenheid ter Zee is , het Gemeenebest wezenlijke hulp kunnen bieden ? Zou het niet te ondergebragt en weggenomen weezen , eer het Parlement toegefremd hadt in de noodige onderftandgelden, om een Leger van Hulpbenden op de been te brengen. —Het Gemeenebest beeft overzulks geen 'anderen natuurlijken Bondgenoot i, dan dé|kleir# Staaten , die belang hebben in deszelfs beftaan, even als hetzelve ook belang heeft in derzelver in liand houding; of eene magtige Mogenheid, die , door haare ligging, den Vijanden van 't Gemeenebest grooten afbreuk kan doen, en verre genoeg is afgelegen , om hetzelve nut te ontrusten. Het behoort de magtige Mogenheden te ont2ien, om ze tot Vrienden te hebben in hachlijke en gevaarlijke tijden : als dan zijn Enge. land, of Frankrijk, of Oostenrijk , of Pruisfen de natuurlijke Bondgenooten, doordenoodzaaklijkheid, waar in elk déezer zich bevindt , om zich te voegen bij de Vijanden van zijnen Vijand, en door den najver, welke doorgaans onder de aanzienlijke Mogenleden plaats vindt.  tisa. NEDERLANDEN. 33? Oorlog wegens de omwenteling in Engeland. HF1 || er. wijl de Prins van Oranje , in den fchoot zijns Gezins , en bij zijne nieuwe Onderdaanen, eën leeven vol ongeneugte fleet, werd hetzelve eenigermaate verzet door de zeer aanmerkelijke rol, welke hij op het tooneel van Europa fpeelde. Koning van Engeland, Stadhouder van vijf Gewesten der Veréénigde Nederlanden , voorzien met de hoedanigheden van Held en Staatkundigen , een onverzoenbaar Vijand van Lodewijk den XIV, was hiJ dé ziel des Bondgenootfchaps, tegen dien Monarch in de wapenen. Zo ras Engeland getreeden was in het Verbond tusfehen het Keizerrijk en de Staaten, br?gt Willem de HL dit geheele werktuig in beweeging. Men twijfelde niet, of deeze toetreeding, bevestigd door de Rijks-omwenteling , zou de ba. lans aan de zijde der Bondgenooten doen overflaan. —• Wij zullen zien, hoe de Oorlogskans voor een gedeelte deeze veelbeloovende hoope verijdelde, 'tls waar, Willem de III. zegepraalde, dewijl hij, ondanks veele tegenflagen , den Vorstlijken sThroori bleef bekleedén : en , fchoon Frankrijk veel wedergaf, deedt het nogthans het oogmerk des Bondgenootfchaps té niet loopen, een groot, en het beste, gedeelte behoudende van de vermeesteringen , zints den IFestphaalfchen en Pyrcneefchen Frede gemaakt. De Engelfchen, bovenal, ftaken zich, met ai het vuur Invloed van Wil- l2m dem III. in Europa. 1689.  33S GESCHIEDENIS Willem dé III. Krïjgsverrigsiogen ten Lande In do jaaren 1689 en X 1 vüuf vari haat en wraak, in de algemeene zaak vriff Europa , om de te hoog klimmende magt van Frankrijk te doen daalen, over het voorheen gepleegde te ftraffen, en de toekomende onderneemingen te beletten. Maar die ijver was noch welbeftuurd, noch naar eisch onderfteund ; door de gewoone hinderpaaien, welken zich in alle Krijasbondgenootfchappen opdoen, was men verpligt afftand te doen van Verbintenisfen, in 't Groot Verbond aangegaan. —■ Staatkundige Onderhandelingen , met Krijgsverrigtingen gepaard, gaven aan deezen Oorlog een geheel zonderling voorkomen* Te midden van dit algemeen Verbond , welks onderfcheidene beweegingen niet éénpaarig konden weezen, hadt Lodewijk. de XIV. het voordeel van zijne oppermagt , en de éénheid zijner bevelen. Duitschland, de aangrenzende Rijken , de Neder'anden, Italië, Ierland en het Kanaal dienden tef"ens ten tooneele des Öorlogs. De Franfchen openlen den Veldtocht, voor de tweedemaal het vuur des vrijgs in den Palts ontlteekende. Men hadr LodejvrjK den XIV, overgehaald, om dit fchoone Land e verwoesren , ten einde hetzelve tot een fchutsnuur te maaken. Een wreed ontwerp, maar al te vel volvoerd. Steden, Kasteden , Dorpen en alles verd der verwoestinge overgeleverd. Het heilig ■erblijf der dooden bleef niet onaangeroerd : de Sollaat ftoorde de Graven , in hoop van Goud te zullen 'inden. Deeze barbaarschheid, bij Gothen en Want halen ongehoord, hitste geheel Duitschland tegen frankrijk op. jn  der NEDERLANDEN. g.39 In de Nederlanden boodt men den Franfchen beter wederftand. De Maarfchalk d'Humieres , in Brahand welhaast doorgedrongen, viel den Prins van Waldek aan , die het Leger der Staaten, inet omtrent vijfduizend man verflerkt, geboodt. Met verhes van Volk moest hij te rug wijken , het flagveld bij Walcourt den Staatfchen katen, en, het gevegt hervattende, andermaal wijken. De Markgraaf van Gastanago vermeesterde, kort daarop, de Linien der Franfchen bij Gent. De Hertog van Lotharingen , door de Franfchen uit zijne Staaten gedreeven, ftelde men fchadeloos door het inneemen van veele Plaatzen aan den Rhij'n. Deeze eerlielin- gen der overwinninge werden niet beantwoord, in den Veldtocht des volgenden jaars MDCXC , doorde ongereedheid der Hoogduitfchen, van de zijde der Bondgenooten te laat aangevangen, en ongelukkig volvoerd, 's Konings zaaken in Ierland beletten hem aan 't hoofd des Staatfchen Legers, gelijk men gewenschthadt, het opperbevel te voeren. De Prins van Waldek bekleedde dien post anderwerf, en de Franfchen hadden den Hertog van Luxemburg tot Hoofd-aanvoerder. Een gevegt van niet veel aanbelangs fcheen op nieuw een gunstig lot voor de Staatfchen te fpellen; doch het werd, eerlang, door den ongelukkigen flag bij Fleury gevolgd , waar in de Prins van Waldek, na een hevïgen ftrijd vau zes uuren, moest afzakken. Het verlies was aan wederzijden groot. Het Staatsch Voetvolk hadt zich meesterlijk, en de Ruiterij niet min braaf gekwee- VUL Deel.z.St. E ten. Willem de III. ito  340 GESCHIEDENIS' WlLLBH *S HL Zeegevegcen in de jaaren 1689 en 1690. ten. Men wil, dat de Hertog van Luxemburg,tsn dien flag fpreekende, zou gezegd hebben , dat de Prins van Waldek altoos aan de Franfche Ruiterij behoorde te gedenken, gelijk hij het Staatfche Voetvolk nimmer vergeeten zou (*). Schoon de beide verzwakte Legers eerlang verfterking kreegen, werd in den Veldtocht deezes jaars niet veel van eenig aanbelang meer uitgevoerd. Ter Zee en in Ierland openden zich woedender tooneelen van Oorlog. Lodewijk de XIV, zich voor den ongelukkigen KoningjACOBUs den II. verklaard hebbende, wilde in deeze de zaak aller Koningen handhaaven, en maakte groote toerustingen, om deezen ontthroonden Vorst weder ten Throone te heffen. Uit Br est zeilde eene Vloot van dertig Schepen van den eerften rang, om Jacobus na Ierland overtevoeren, wa^r de Catholijken eenen Herken arm hadden. De Engelfchen hadden last , deeze Vloot optezoeken ; doch konden ze niet eer ontdekken, dan toen ze in de Baai van Bantry ten anker lag. De Franfchen betoonden ter dier gelegenheid zo veel Krijgsbeleids en vaardigheids , dat de Engelfchen , fchoon de Viooten bijkans gelijktallig waren, geheel verfirooid en verdreeven wierden, en de omfcheeping des overgevoerden Krijgsvolks zonder tegcnfrand gelukte. De Graaf de Chateau Renaud voerde bevel over de Franfche (") Holl. Merc. 1690. bl. 167 190. 931. 232. Dantsl Journal, p. 158. if5o. Feuquiejies Mem. Hijl. & Milit. Tom. I. p. i57. 187. & Tom. II. p. 64,  der NEDERLANDEN. 3u fche Vloot , en nam , bij zijn wederkecren , twee Hollandfche Koopvaarders. Met deezen buit en de zegepraal op de Engelfchen kwam hij in de Haven te Brest. De Franfchen voerden hunne wapenen tot in de West - Indien. St. ChrlstojJ'el veroverden zij op de Engelfchen ; vielen de Staat fche Volkplanting Suriname aan , en namen het Wagtfchip weg ; doch het Gefchut der Vesting , waar in zij eenige Bomben geworpen hadden , begroette hen zo Berk, dat zij de ankers kapten, en volle zee koozen. Het Eiland St. Euftatlus moest voor hunne wapens bukken, doch dit, als mede St. Chrlstojfel, werd hen , in 't volgende jaar, door de Engelfchen weder ontweldigd Het jaar MDCXC. veifchafte , in Europa , den Franfchen grooten Zeeroem. De Graaf de Tour-, ville, Vice- Admiraal van Frankrijk, en de Graaf de Chateau Renaud zeilden met eene magtige Vloot tot op de hoogte van Pleimouth. Deeze toerusting ter Zee was te ontzaglijker geworden , dewijl de jonge Markgraaf de Seignelai , van Schotfche herkomst, door de Schotten , die bij hem walen , vervuld met het denkbeeld van de groote eere, welke hij zou behaalen, indien Koning Jacobus zijne herfteïling hadt dankteweeten aan éénen hunner Landgenooten, eenentwintig Branders en een aantal kleine Fregatten bij de Vloot gevoegd hadt, met oogmerk, om zelve op één der Fregatten mede te gaan 5 en, (*) Hol!. Merc. 16S9. bl-159 -161.281. a8*. É i V.'ïLI CM DE III.  342 GESCHIEDENIS WlT.LEM DE III. en, naa dat Tourville de Engelfche V'oot zou ge flagen hebben , met die kleine Schepen de Kusten van Engeland langs te vaaren , de Havens intefteeken, en de Schepen , waar hij kwam , te verbranden. Lord Torrington bevondt zich met eene veel kleinder Vloot bij St. Helena ; want van het overige der Vloot was niets te rug gekomen, dan het gedeelte, 't welk na de Middenlandfche Zee geweest was, en hetzelve werd te Pleimouth ingelloten gehouden. De Schepen , die Koning Willem van Ierland gevolgd waren, hielden zich daar nog op, en maar een gering aantal van de Hollandfche Vloot hadt zich bij de Engelfche gevoegd. De ftand, door de Franfche Vloot gekoozen, gaf Torrington geene hoop, om dezelve , met eenig voordeel, aante tasten. Hij hieldt Krijgsraad , waar in belloten werd, eenen Zeeflag te vermijden, en van dirbefluit de Koninginne kundfchap te geeven. Ondertusfehen zeilden de Franfchen het Kanaal in ; en, daar zij de Oostkust zogten, zette Torrington ze agter na, zomtijds in, en zomtijds buiten het gezigt des Vijands, maar hieldt zich fteeds tusfehen de vijandlijke Vloot en de Kusten , om dezelven te befchermen, eu den Vijand voor een gedeelte het voordeel te beneemen , 't welk hij hadt door de meerderheid van het aantal Schepen, als bet tot een flag kwam op eene enge plaats. De Koningin deelde de bekomene kundfchap uit de Vloot mede aan den Admiraal Hussel, de eenige Man in 't Kabinet, die kennis bezat van Zeezaaken. Hier  oer NEDERLANDEN. 345 Hier over handelende, kwam 'er tijding, dat de Engelfche Vloot eenige verfterking uit Engeland en Holland gekreigen hadt. Russel, 't zij gedreeven door de algemeene veragting , die de Engelfche Zee - officieren in 't algemeen van de Franfche Zeelieden heb ■ ben opgevat, 't zij hij ten oogmerke hadt, zijnen eenigen Mededinger, om het opperbevel der Vloote in banden te krijgen, den voet te Hgten, oordeelde, dat Torrington fterk genoeg was , om eenen Zeeflag te waagen: en 't ontbrak hem aan geene fchijn* baare redenen , die zijn gevoelen ftaafden. Hij beriep zich op de bekende uitfteekenheid der Engelfchen en Hoilanderen in Zeegevegten boven de Franfchen , waar door zij , als het 'er op aankwam, zichzelven overtroffen : en maalde af, hoe fchandelijk het weezen zou voor de nieuwe Regeering , de heerfchappij der Zee in haar eigen Kanaal den Vijand te laaten, Zijns bedunkens, zouden de Franfchen, hunnen post bij Pleimouth verlaaten hebbende , het Eiland Wicht voorbij, en het Kanaal inzeilen, voor de Rivier van Londen komen, en de Hoofdftad ontrusten. Eéne overwinning ter Zee zou de Engelfchen behoeden voor opfchuddingen, en teffens tegen eene landing dekken, de Havens van Engeland beveiligen , als mede de Schepen , die den Koning na Ierland gevoerd hadden , en , was 'er geen ander middel, om ontflagen te worden van de Branders en Fregatten der Franfchen , nog meer dan de groote Vloot te dugten. — Eene nederlaag , in tegendeel , zou min heillooze gevolgen hebben dan geE 3' woon» Willem de III.  WïLI.EM CE tlt. 34^ GESCHIEDENIS woonüjk , dewijl de Engelfchen gemaklijk hunne Havens weder konden bereiken , en , ondanks dc fchande der nederlaage, hun eigen Land befchermen. De Koningin, der onzekerheid en ongerustheid moede, kwam tot het belluit , om Tourington volflrekt bevel tot het leveren van een (lag te geeven. Hij ontving deezen Lasr. Reeds verfcheide dagen hadt hij in 't gezigt der Franfche Vloot doorgebragt, doch dezelve , uit aanmerking van den voordeeligen post, waarin ze zich bevondt ,niet durven aantasten j maar toen zeilde hij een Vijand, gereed om hem te ontvangen , te gemoete. Zijne Vloot beftondt uit vierendertig Engelfche en tweeëntwintig Hallandfche Schepen. De Hollandfche Vlootvoogd Coknelis Evertsen , Luitenant-Admiraal van Zeeland , dc zelfde, die Koning Willem bij den overtocht begeleid hadt, voerde de Voorhoede aan , en Torpingion hadt het opperbevel over het overige der Vloote. Tusfehen deeze Vlootvoogden was dit aanmerkhjk verfchil, dat 'er één om den roem vogt. Evertsen wilde andermaal Engeland verlosfen , en zijne Landsgenooten ontheffen van het fmaalen der Engelfchen, dat zij in 't voorgaande jaar niet tijdig genoeg opgedaagd waren tot den Zeeftrijd in de Baai van Bantry. Torrington , door de grootheid zijns aanztens ongevoeliger voor roem, dagt alleen op de behoudenis zijns Vaderlands. Dit was misfehien oorzaak, dat, terwijl Torrington langzaam en in goede orde aankwam , Evertszn met voile vaart vooruit zeilde. Hij begon 's morgens te» negen uu-  be* NEDERLANDEN. S4S •ren het gevegt, op de hoogte van Bcvefier , tegen den Voortocht der Franfche Vloot. Naa drie uitren vegtens hielden de Franfchen af. Stilte belette Evertsen hen te vervolgen, en die zelfde ffilteveroorzaakte , dat de Vlooten niet veel van elkander verwijderden. De Franfchen, ziende dat Tor rington niet opkwam , vielen aan op het agterlte fmaldeel van den Voortocht onder Evertsen. Hevig werd 'er geflreeden tot 's anderendaags ten vijf uuren. De Franfchen veroverden één Schip: encwee, onbekwaam om meer dienst te doen , werden , op last van Evertsen , verbrand : voorts verongelukten, of vie'en in 's Vijands handen, nog vier befchadigde Oorlogfchepen en één Brander. De Schepen waren zo reddeloos gefchooten, dat'er niet meer dan drie dienst konden doen. Onder het, groot aantal gefneuvelden bevonden zich de Schouts bij NagtjAN van Brakel en Jan Dik , als ook de Capitein A- dr1aan noordhey. 's Anderendaags ontweeken de Engelfchen , die aiets noemenswaardigs , in vergelijking van hunne Bondgenooten, geleden hadden, een tweeden llag, niet min dan de deerlijk gehaavende Hollanders. De Tlitetns was de verzamelplaats der uit Zee geflagcnen : hier lagen zij veiligst, en dekten tevens de Hoofdftad des Rijks. •—< De Markgraaf de Secgnealv hadt, door ziekte belet, niet tefcheepkunnen gaan, en, al de eer der uitvoeringe van zijn ontwerp voor zich willende behouden , hetzelve in alle iiitgefirektheid niet medegedeeld, aan Toueville, E 4 ca WirxHM ds lil.  Willem de III. 346 GESCHIEDENIS om naamlijk de Engelfche Havens, met de Branders en Fregatten, te ontrusten. Tohrington hadt, bij zijne wederkomst, bevel gegeeven, om alle de verkentekens wegteneemen. Deeze beide omfiandigheden veroorzaakten , dat Tourville geen gebruik maakte van de kleine Schepen zijner Vloote tegen de Engelfche Havens; doch hij zette met zijne groote Schepen de vegtende Vloot der Bondgenooten na tot op de hoogte van Douvres (*). Terwijl de beide Vlooten nu eens binnen, en dan eens buiten elkanders gezigt zeilden, elkander naderden , en ftreeden, hoorde men bijkans alle uurén tijdingen van derzelver beweegingen. Dewijl dezelven in eene groote Stad verteld werden , naar elk ze onthouden , en , door hoop of vrees gedreeven , met gunstige of ongunstige omrtandigheden bekleed hadt, hing men in twijfel en angftige onrust; maar, wanneer het zeker was, dat de Vloot der Bondgenooten op de Theems de wijk nam , dat zij, al naderende, een en ander van haare eigene Schepen in brand ftak, ten einde ze den Vijand niet in handen mogten vallen , en dat de zegepraalende Franfchen dezelven in 't Kanaal volgden, heerschte 'er eene algemeene verflaagenheid, die te grooter was, ter oorzaake van die vier dagen vroeger ingeloopene tijding der ne« derlaage in den Veldflag bij Fleuty. Men dagt, dat de Franfchen, trots op deeze dubbele overwinning, (*) Misftv'e van den Luitenant Evertsen van den n. en 17. July ijSjo, Mf.  der NEDERLAND ËN. 347 rnng, en aan 't vaste Land niets meer te vreezen hebbende , met alle Land- en Zeemagt op Engeland zouden afkomen, en dat Groot ■ Brittanje en de Veréénigde Nederlanden de flachtöffefs zouden weezen van de Vriendfchaps - verbintenisfe tusfehen Lodewijk en Jacobus. Wanneer de Franfche Vloot, eenige dagen later, vertrok, hieldt dit de geesten in dezelfde verflaagenheid door de onrust , daar uit ontflaande. Men wist niet of dezelve voorts zou dienen, om den oproer in 't Rijk te ffijven , om een Leger uit Frankrijk aantevoeren , of de Vloot des Konings, met de Voorraadfchepen, uit Ierland vertrokken , te onderfcheppen, of den uitgeweeken Koning in Engeland te ontfeheepen. Alles , wat elke inbeelding opgaf, als het gefehiktfte middel om veel kwaads aan Engeland toetebr.ngen , hieldt de ligtgeloovigheid 'en vreeze bezig. De beweeaingen van de Krijgsmagt langs de Kusten , en van eenige Regimenten in dit Rijk, aan welken men gelast hadt dien zelfden weg te neemen, vestigde 's Volks aandagt op de zwak heid van het eenig middel ter verdeediging , 't welk nog overfchoot. De verfchrikkingen des Volks floe gen over tot de Leden des Rijksbeftuurs , die eener wederftrcever waanden te zien in elk , die geen vleier was. Het verbod der Koninginne van de gewoone bezoeken op het land deedt ieder het ergfte denken. Men ftond verfteld , dat deeze Vorstin, die haafe verdeediging van de ée'nsgezindbeid haarei Onderdaanen moest verwagten, zich niet veilig oordeelde, dan met in ftilte en eenzaamheid te leeven. E 5 h Wll.r EW DE III. I  34* GESCHIEDENIS WlLLEM DE UI. Voorfpoed van Konini; Willem in Ierland. In de daad, op een tijd, dat het Leger zich bevondt in een Land , van Engeland afgefcheiden door de Zee, van welke de Vijanden meester waren, in welke de Vloot, hetfterkfte verdeedigmiddel des Volks, of op de vlugt gedreeven , of in de Havens geblokkeerd , en de Koning afweezig was, in welke het Rijksbeftuur berustte in de handen eener Vrouwe, wier Raad verdeeld was door twee onverzoenlijke Partijen, de Whigs en Torys; wanneer 'er een op. Hand van binnen te dugten (rondt; een opftand, gereed om ook in Schot/and en Ierland uittebarsten; wanneer men, eindelijk, de wederkomfte tegemoete zag van een gebannen Vorst, die, gewapend met raagt en wraak, zou opdaagen. Op zulk een tijd , mag men zeggen , dat het Rijk van Greet^ Brittanje op zijne grondvesten waggelde. Acht dagen voor den gemelden Zeeflag was Koning Willlm de III. na Ierland overgeftooken. De dappere Schomberc-, in vroegeren tijde Maarfchalk. van Frankrijk, 't welk hij naa het herroepen van 't Edict van Nantes verlaaten hadt, en toen met de Waardigheid vau Hertog bekleed , was voorheen in 't Noorden van Ierland met zijn Krijgsvolk geland, en hadt een gedeelte aan zich onderworpen. Koning Willem voerde een veel fterker Leger derwaards , om den behaalden voorfpoed te verzekeren en te vermeerderen. Zijne tegenwoordigheid blies het Volk meer moeds in dan het voorheen betoonde. Van ijver blaakende , om de laatfte hand te leggen aan eene omwenteling , die hem, op den Throon  w NEDERLANDEN. 349 Throon plaatste, zogt hij zijnen Schoonvader op: deeze was aan de Rivier de Boyne gelegerd , welke doorwaadbaare Rivier de twee Legers van een fcheidde. Koning Willem , onverduldig na eenen Veldllag haakende, bezigtigde het vijandlijke Leger van eene hoogte, en een kanonfchoot nam hem het vel van de rechterlchouder af: hij viel, en de Vijanden, zijnen val gezien hebbende, geloofden, dathij dood was. Deeze valfche tijding vloog over tot in Frankrijk > waar het Volk , door haat verblind, hem de eere deedt', van zijn gewaanden dood met vreugubetooningen te vieren. Doch , ten zelfden tijde, dat het Leger van Koning Jacobus zich aan eene dwaaze en onvoeglijke vrolijkheid overgaf, deedt Willem zijne Krijgsbenden de Rivier de Boyne doorwaaden, en leverde flag. Inden aanvanglireedt men van wederzijden met gelijke woede ; doch, het Ierfche Voetvolk gellagen zijnde , geraakte het geheele Leger van Jaco-bus in wanorde en op de vlugt. De dood des Hertogs van Schomberg , door eenige Lijfwagten vau Jacobus overvallen en omgebragt, hadt geeue nadeelige gevolgen. Koning Willem behaalde eene volkomene en beflisfende overwinning. De ongelukkige Jacobus , geen herftel op zijne verloopene zaaken ziende, ging te fcheep na Frankrijk, en verliet dus voor de tweede keer een Tbroon, onder welks overblijfzels hij zich hadt moeten laaten begraaven. Eéne enkele Veldllag bragt deeze beflisfende gevolgen mede , terwijl de veel fchitterender zegepraaien der Franfchen vrugtlooze overwinningen wa> ren, Willem de IJl.  35o GESCHIEDENIS Wilt ti ue III. Willem fteekt na Holland ovtr. < ] ( I \ ü ren. Deeze gebeurtenis bewijst , nevens zeer veele anderen , hoe veel zij, die verdeedtgend ftrijden, vooruit hebben op hen , die aanvallender wijze oorlogen. De bezigheid des Krijgs deedt Koning Willem het Staatkundige niet verzuimen. Door zijnen invloed hadt hij te wege gebragt , dat de Mogenheden , tegen Frankrijk verbonden , in den Haage zouden zamenkomen. In de toetreeding des Hertogs van Savoije tot het Bondgenootfchap, op den twintigiren van Wijnmaand des jaars MDCXC (*), ontmoeten wij een beding, 't welk tot eere ftrekt der Protestantfche Bondgenooten. Hij beloofde de vrijheid en verlosfing der Piemonteefche Dallieden , en den Ouderen de hun ontnomene Kinderen ter opvoediuge wedertegeeven. Koning Willem begaf zich, in 't holst des Winters , na den Haage , om jaar het groot werk , van 't weJk hij de Aanlegger was, te voltooi jen, en door zijne tegenwoordigheid ie gewoone langzaamheid in groote Bondgenoot'chappen wegteneemen. Om den Vreemden een hoog lenkbeeldvan zijnen rang te geeven, bragt hij met :ich een aanzienlijken (loet van Edelen. Naa eene ampfpoedige reize geland , deedt hij , op den vjjflen van Sprokkelmaand, zijne openbaare intrede in len Haage, welke vergezeld ging van de buitengevoonfte eer en vreugdeetooningen. Men zou bijkans ge- (*) Du Mont Corps DipL Tom. VII. P. U. p. 2öa,  der NEDERLANDEN. 351 gezegd hebben, dat elk Hollander gevoelig deel nam in den luisterrijken rang en de magt , welken ^hun Stadhouder verkregen hadt. In de dronkenlchap der vrolijkheid dagten zij 'er niet om , dat zij 'er niet in deelden, dan tot goedmaaking der kosten (*). 's Konings aanfpraak bij de Staatn was zeer opmerklijk, en liep op deezen zin: „ Dat hij, de laat „ fte reis van hun affcheid neemende , hun bekend „ gemaakt hadt, hoe hij van zins was na Engeland „ overtefteeken, om dat Rijk te redden uit de ramj, pen , waar mede het gedreigd of reeds gedrukt ,, werd. Dat de Voorzienigheid ook in zo verre „ zijne poogingen gezegend hadt, dat het Volk hem ,, de Kroon der drie Rijken hadt aangebooden; een „ Kroon, door hem aangenomen, niet uit onmaati- ge Staatzugt , des moge God hem getuige zijn, „ maar om den Godsdienst, als ook den welftand „ en rust der drie Rijken, te bevorderen , en de Bond„ genooten , vooral de Staaten, te beter te kunnen „ bijflaan tegen de Franfche overmagt. Dat hij wel „ gewenscht hadt, dit eerder te hebben kunnen „ doen, maar dat de üaat zijner zaaken in Ierland „ zulks niet hadden kunnen gehengen. Dat Ierland „ nu in eenen beter toeftand gebragt was , 't welk „ hem hadt doen befluiten , om herwaards overte- fteeken, niet (legts om met de Hooge Bondgenoo„ ten :e raadpleegen over de beweegingen van den „ aanllaandeu VeldLocht, maar ook om zijn beroep „van £») Europ. Merc. Jan. Maart 1691, bl. 110. 147. Willem de III. 's Konings ainfpraak bij de Staaten.  SS» GESCHIEDENIS Willem dé III. Zasieakomst dei Bondgenootenin den Haage. „ van Capitein-Generaal weder aanteneemen. Bij „ de betuiging van zijne hoogde genegenheid voor „ deezen Staat voegde hij den weosch, dat de Voor,, zienigheid hem mogt gebruiken tot een werktuig, „ om de rust van Europa en de verzekerdheid van „ deezen Staat te herftellen, waar naa hij zijn hoofd „ gerustlijk zou nederleggen (*)." De aanzienlijke zamenkomst in den Haage beftondt uit de Keurvorsten van Beijeren en Brandenburg, de Landgraaven van Hes/en-Darmflad en Homberg, de Prinfen uit de Huizen vnaLunenburg , Wurtenberg en Anfpag , den Paltsgraaf van Berkenfeld , en de Hertogen van Holftcin, van Courland en Saxen • Eifenag; ook bevondt 'er xich de Markgraaf de Gastanago, Landvoogd der Spaanfche Nederlanden , en de Afgezanten van alle de Vorsten, tegen Frankrijk zaamverbonden (f); doch de Koning van Engeland ftak boven allen uit, als de ziel van dit groote lichaam. Alle deeze hooge Perfonadien kwamen overééu, dat zij alle rangfchikking over 't hoofd zouden zien , en op eenen gelijken voet verfchijnen ; maar het ontzag, 't welk allen aan Koning Willem betoonden, gaf hém eene weezenlijke meerderheid en ftreelender voldoening, dan Lodewijk de XIV. ooit frnaakte, te midden van zijne luistervolle grootheid en alle zijne eifehen op den voorrang onder de Vorsten der Aarde. Ke- (*) Europ. Merc. Jan. Dec. i6qt. bl. 147.149. (!•) —— Jan. Maart 1691. bl. 151.186»  der NEDERLANDEN. 353 Koning Willem opende de zamenkomst met eene aanfpraak, zeer gefchikt naar tijds gelegenheid, en om aller gemoederen tot zijn plan overtehaalen. Hij bragt hun onder 't oog, „ hoe het blijkbaar ge„ vaar, waar in de Bondgenooten thans verkeer- den , klaar toonde , welke misflageu zij voorheen ,, begaan hadden. Hij behoefde derhal ven niet vee„ le redenen te gebruiken , om te toonen , dat zij „ voortaan beter en gepaster maatregels zouden „ moeten neemen. Het was in de tegenwoordige omftandigheden geen tijd meer van raadpleegen, „ maar van uitvoeren. De Vijand was meester van „ de voornaamfte Sterkten , die eertijds ten voorai muur van de gemeene Vrijheid ftrekten. Wel„ haast zou hij al het overige aan zich onderwor„ pen hebben , indien de geest van verdeeldheid, traagheid en eigenbaat langer heerschte onder de „ Bondgenooten. Elk behoorde zich in tegendeel „ verzekerd te houden , dat zijn bijzonder belang „ met het algemeene gepaard ging. Men hadt te 5> doen met eenen magtigen Vijand , die gefchapen „ ftondt Steden en Volken te doen zwigten voor 't „ geweld zijner wapenen. Het was ijdelheid , ge„ roep , klagten en nutlooze aantuigingen te doen „ tegen blijkbaare onregtvaardigheid. Niet de be„ fluiten van eenen onvrugtbaaren Rijksdag, niet „ de ongegronde hoop van deezen of genen Staats„ dienaar, maar Krijgsknegten , magtige Legers, „ en eene fpoediger en nauwer verdéuiging van alie t> de kragten der Bondgenooten , moesten het werk „ uit Willem de III. Aanfpraak van Koning Willem bij de opening der zamenkorrl-.fte, I  354 GESCHIEDENIS Willem de Ui. Befluiten der Bond genooten, om den Krijg race magi voorttezetten. „ uitvoeren. En deeze kragten moest men zonder „ uitftel tegen den Vijand ten Velde brengen, wilde „ men aan zijne overwinningen paaien ftcllen , en „ hem de Vrijheid van Europa, welke hij reeds on„ der 't juk hieldt, uit de handen wringen. Wat „ hem, Koning van Groot Brittanje, aanging, hij „ wilde zijn aanzien, magt en perfoon niet fpaaren , „ om met hen tot zulk een regtvaardig en uoodzaak„ lijk einde medetewerken. In de annftaande Len„ te zou men hem aan 't hoofd van de verée'nigde „ Legers zijn Koninglijk woord , 't geen hij hun „ thans plegtig gaf, zien waar maaken Niet zonder vrugt was deeze aanfpraak des Ko. nings : de Bondgenooten kwamen tot het belluit, om een ontzaglijk Heir van tweehonderd tweeëntwintigduizend man op de been te brengen. De Keizer , Spanje , Engeland en Brandenburg zouden hier toe ieder twintigduizend man leveren, de Veréénigde Gewesten vijfendertig duizend , Savoije en Milaan twintigduizend, Beijeren achttienduizend, de Keurvorst van de Palts vierduizend , de Landgraaf van Hesfen achtduizend , de Zwabifche en Frankifche Kreitzen tienduizend , de Hertog van IVurtemberg zesduizend , de Bisfchop van Luik het zelfde getal, de Bisfchop van Munster zevenduizend , en de Hertogen van Lunenburg zestienduizend. Groot-Brittanje en de Veréénigde Gewesten hadden den meesten last deezer geweldige Krijgs- toe- C) Tïndal, Vol. II. p. ias.  der NEDERLANDEN. 355 toerusting op den halze , dewijl zij een goed getal deezer manfchap moesten betaalen aan de Duitfche Vorsten , die , zonder zwaare onderftandgelden getrokken te hebben , niet bewilligden in zulk eene opbrenging van Volk (*). ■— De Bondgenooten kwamen ook overéén, tenaanziene eener verklaaring van hun befluit, om de wapens niet nederteleggen, eer dat Frankrijk a.\\t^, wat hetzelve, zints den Munfterfchen Vrede, den Naabuuren afnam , weder hadt gegeeven; — eer het Parlement, de Geesilijkheid, de Adel, de Steden en't Volk in Frankrijk in de oude Voorregten herfteld waren, en Lodewijk de XIV. vergoeding gefchonken hadt aan den Heiligen Stoel. De Vorsten van Europa hadden reeds , zo z4j zich verbeeldden , het cerlte ftuk in handen. De Franfchen Haken den draak met het tweede , de aanbiedingen verdenkende, welken hun gedaan werden door Vijanden , misfehien reeds doof voor 't woord Vrijheid ; en de Engelfchen , die gewoed hadden tegen hunnen laaiden Koning , wegens eenige beleefdheden , den Paus gedaan , weiken van gevolg zouden hebben kunnen weezen , zagen het laatfte met een onverfchillig oog aan , dewijl het geene betekenis zou hebben. Lodewijk de XtV, het onmogelijk vindende door 1 kunstftreeken van Staatkunde de raaddagen te verij- j delen van dit zo vuurig als magtig Bondgenootfehap, \ zogt dè uitwerkzels van 't zelve te voorkomen door 1 den < (*) Tin dal , Vol. II. p. 125. VIII. Deel. 2. St. F ViLLEM JE III. Toorpoed der ranfche rapéren ï de Ne* 'erlati'en.  $5ö GESCHIEDENIS WlT.LEM BE III. den kans des Oorlogs. Terwijl de Bondgenooten de middelen beraamden , om hem aantevallen, bediende hij zich van het gunstig jaargetijde, om met een ontzaglijk Leger in de Nederlanden te rukken. De Markgraaf de Bouflers berende Bergen in Henegouwen- Lodewijk de XIV. verfcheen, om het beleg geregeld voorttezetten. Koning Willem , dit verftaan hebbende , vertrok lerftond na Brahand, aan't hoofd eens Legers van vijftigduizend man» met oogmerk om Bergen te outzetten. Het Leger der Franfchen was niet minder fterk. Geheel Europa hadt het oog gevestigd op deeze twee Vorsten t en men verwagtte niets anders dan dat de wederzijdfche naijver hen zou aanzetten tot eenen beflisfenden Oorlog. Maar Willem de III , opgehouden door de traagheid der Duitfcheren en de bedrijfloosheid der Spanjaarden , moest met omzigtigheid te werk gaan; en de Ingezetenen van Bergen, doordePriesters aangezet j noodzaakten den Bevelhebber tot de overgaave der Stad. Lodewijk de XIV. was vergenoegd, zijnen Mededinger het verdriet aangedaan te hebben, dat hij eene Plaats van zo veel aanbelangs hem als onder zijn oog ontweldigd hadt, en keerde na Verfaillez te rug. Koning Willem kon de Franfchen niet beletten de Vestingwerken te Balie teflegtèii. De Markgraaf de Bouflers trok tot voor Luik, 't welk hij bombardeerde, om den Prins Bisfchop te ftraifen wegens zijne deelueeming in het Bondgenootfchap. Hij bezette de Stad nauwer * om ze ter overgaave te dwingen; doch zij werd ontzet  ia* &UDERLANDEN. 35/ j*4 door eenige manfchap uit liet veréénigd Leger en eenige Duitfche Knegten. " Koning Willem, naa eenen korten tocht na Engeland gedaan te hebben, keerde weder, en plaatste zich aan 't hoofd zijns fteeds aanwasferiden Legers. Hij maakte verfcheidene beweegingen , om den Hertog van Luxemburg tot eenen Veldllag uittelokken ; doch deeze , den flipten last hebbende van geenen flag te waagert , zo hij denzelven eenigzins kon vermijden, (dewijl eene nederlaag den Bondgenooten den weg tot voor de Wallen van Parijs oYtn zou zetten) ontweek zulks met alle beleid. De Koning van Engeland , geene gelegenheid vindende , om zijne Kriigsdapperheid in 't Veld te vertoonen, verliet, in Herfstmaand, het Leger, enkeerde na Engeland. Nauwlijks was hij vertrokken , of dc Prins van Waldek , die het opperbevel in handen gekreegen hadt, geraakte met de Franfchen in gevegt , fchoon het niet algemeen heftig was. De 'Franfchen fchreeven zich de overwinning toe, naardemaal zij niet meer dan tusfehen de vier- en vijfhonderd, en de Bondgenooten omtrent duizend man verlooren hadden. Hier mede liep de Veldtocht deezes jaars op 'i vaste Land ten einde (*). Meer gelukst vergezelde de wapenen van Koning Willem in Ierland. De Baron van Ginkel , een Ü- CO Tindal, Vol. II. p. 194 198. Èurop. Merc. Juïy, Sept. 1691. bl. 173. 188. Feuquieres Mem. Hf, &P Milit. Tom. I. p.416. & Tom. II. p.72. F * Will^ de III. 1  Willem de III. Ierland geheel te ondcrgebragt. 'c Voorgevalleneter Zee. 353 GESCHIEDENIS Utrechtsch Edelman , voerde, als Luitenant-Generaal, het hoog bevel over de Engelfche Krijgsmagtin dit Rijk, maakte zich meester van Ballymore en Athlone, en behaalde op de Franfchen en Ieren eene bloedige , maar voikomene , overwinning bij 't Kasteel Agrlm, waar in Rouvigny en de Franfche Pro• testantfche Ruiterij veel deels hadden. Vootts viel hem Lemr'tk en Gallowal in handen: en het bemagtigen deezer twee Iterkfte Plaatzen, die het met Koning Jacobus gehouden hadden, voltooide de te onderbrenging van Ierland , 't welk Willem en Maria voor Koning en Koningin verklaarde. De Koning beloonde de Helden , aan wier Krijgsdapperheid hij de vermeestering van Ierland hadt dankteweeten, door den Daron vanGinkel tot Graaf van Athlone en Baron van Agritn te verheffen , terwijl het Parlement van Ierland hem eenige Landerijen tot erkentenis toewees; en Rouvigny werd Graaf van Gaihwai (*)• Zo wel ter Zee als ten Lande vermijoden de Franfchen het leveren van een llag. Zij hadden 't voornaamlijk 'er op gemunt , om de rijkgela^deae Koopvloot dv.r Engelfchen en Nederlanderen, uit Smirna komende, re onderfcheppen en te bemagtigen ; doch deeze kwam behouden binnen. De grootfteZeefchaI de (*) Purnet, Vol. II p. 78. Sa. Tindal, Vol. II. p. 160.190. 33Ó. Europ. Merc. Juïy , Sept. 1691. bi. 3 23- in "4- '35 '*4ii Oclcb. en Dee. 1691. bl. 3 . is.  der. NEDERLANDEN. 359 de werd dit jaar den Nederlandfchen Kooplieden toegebragt door Jan Bart, voorheen een gemeen Visfcher te Duinkerken , maar toen het bevel voerende op een Kaper : hij tastte de Haringbuizen aan , en, naa dat het Oorlogfchip, tot geleide der Haringbuizen beftemd , door den Ridder de Forbin vermeesterd was , werden 'er acht of negen Haringfchepen verbrand (*). De Staaten, re midden deezer verliezen bedagt op alles, wat hunne magt kon Rijven, iloteneen nieuw Verdrag van Koophandel met Denemarken. Gerard van Rhebde , Heer van Amerongen , die zich dqor verfcheide gewigtige Gezantfchappen aan de Noordfche Hoven beroemd gemaakt hadt, bewerkte dit Verdrag, en fïierf, korten tijd daar naa, te Koningsbergen (*). Hij was de Vader des Barons van Ginkel, d:en wij zo even tot Graaf van Athlone, om zijne verdiensten , zagen verheffen , wat 'er ook Burnet van fchrijve , die de te onderbrenging van Ierland voornaamlijk toekende aan Ruvigney, Mackay en Talmash. Deeze Gefchiedboeker vermeldt, dat Carel de II. dit jaar de Landvoogdij der Spaanfche Nederlanden Koning Willem , 't zij als Koning, of als Stadhouder der meeste Veréénigde Gewesten, zou aangebooden, maar deeze dit aan- bod (*) Tindal, Vol. II. p. 193. Eurcp. Meic. Juïy, Sepr. 1691. bl. 21.71.129.130. Forbin Mem. Tom. I. p. 314. 346". (f) Du Mont Corps Dipl. Tom. VII, P. II. p. 392. F 3 Willem de III. DeStai- ten flui> ten een nieuw Verdtag] van , Koophandelmet Denemarken.  3üo GESCHIEDENIS Willem jjs III. Toerusting su Frankrijk, om Jacobus in Enge^ land o'/er tevoeren , en op den Throon te zetten. 1692. bod van de hand gewcezen , en den Keurvorst vau Beijeren voufgeflagen hebben. Wat hier van ztju moge, zeker gaat het , dat de Keurvorst van Metijtir ren , die daadlijk in dien post geplaatst werd , door ;:ijne Geloolsbelijnenisfe en verwantichap aan het toen regeerenÜ Huis van Spanje , daar veel beter toe gefchikt was (*). De te onderbrenging van letland gaf den Engel» jc'nen meerder ruimte, om toebereidzels tegen Frankrijk te maaken.' De Veréénigde Nederlanden beijverden zich desgelijks , om eene lietke Land- tn Zeemagt te vormen. Lodewijk de XIV , verbitteid door den tegenfpoed in Ierland, oordeelde, alles te moeten aanwenden , om Willem den III. te ontthroonen, en maakte, van zijnen kant , allen fpoed tot eene uitetde pooging, om Koning Jacobus te herdellen. Weetende , dat de EngelJ'che en Hollandfche Vlooten zich niet eer dan iu den Voorzomer zouden vtréénigcn, liet hij met allen mogelijken fpoed ontzaglijke toerustingen maaken , de Kapers uit Zee te rug ontbieden, op de Koopvaaidijfchepeu een bellag leggen , om Matroozen te krijgen , en Schepen hu ure» lot het overvoeren der Krijgsmagt, die den gebannen Koning zou vergezellen. Hij hieldt heimlijke veriiaiidhoudiug in Engeland en Ierland: met behulp hier van , en dat der Misnoegden , die altoos bij eene Rijks- omwenteling in menigte voor ban- (*) Burnet, Vol. II. p. 84. Tihdal , Vol. II. p*  caa NEDERLANDEN, 3S1 banden zijn , hoopte hij den Throon weder te beklimmen. Men voegt 'er bij, met hoe veel gronds sullen wij onbeflist laaten, dat 'er ten dien tijde aan 't Franfche Hof een toeleg beraamd was , om Ko. ping Willem , terwijl hij den Veldtocht in de Spaanfche Nederlanden bijwoonde , van kant te helpen , waar op de landing in Engeland zou volgen, en dat Rijk , in de eerlte verbaasdheid over 's Kouings dood, zo men (pelde, ligtlijk zou kunnen vermeesterd worden. —■ Jacobus zondt , in deeze da'ien , eene gedrukte Verklaaring ra Engeland, waar in hij kennis gaf van zijn voorneemen , en het Volk ter zijner begunstiging aanmaande. Alle Waardigheden en Kerk ijke Bedieningen beloofde hij aan Leden der Engelfche Kerke te zullen opdraagen. De verzekeringen, ten opzigte van des Volks Vrijheden, waren in zeer algemeene bewoordingen begreepen, en re onbepaald, om allen door de hoop van fir; llooshei 1 te winnen, 1'choon'er eenealgemeene vergiffenis was bijgevoegd , met zeer weinig uitzonderingen. Hij beklaagde de Engelfchen zeer, dat zij zich door de Verldactringdes Prinfen van Oranje hadden laaten misleiden, en een e'rflijk Koningrijk verkieslik gemaakt, zijneonc koming uit de handen zijner Vijanden verkeerdlijk aanmerkende als een afltand van de Kroon. Voorts vermeldde hij de tegenwoordige zwangeihe'd der Koninginne Lodewijk. de XIV. gaf bevel aan den Vlootvoogd Tour (*) Europ. M.r:, April, Juny lópt. bl. iï3. F 4 WlLLEIJÏ DE 1IÜ  S62 GESCHIEDENIS Willem Dn III. Zeedag tusfehen de Kapen la Moitgue en Barfleur, Tourville Zee te kiezen , en der Engelfche Vloot flag te leveren , om dus de Zee ruim en veilig te maaken voor de Schepen met Krijgsvolk , die hem Honden te volgen. Maar alle omftandigheden liepen Frankrijk en Jacobus tegen. De Vice- Admiraal Carter hadt zich, eenige weeken, met een fmaldeel onthouden tusfehen het Eiland Gernefey en de Franfche Kust; de Ridder Raoul de Lavalle met een ander tot Valais gekruist; maar de Admiraal Russel was met de groote Vloot nog niet uitgeloopen , en der Staaten Luitenant-Admiraal van Almonde lag nog binnen Gaats. Tourville poogde édn- en andermaal uit Brest te zeilen , om deeze fmaldeelen op de Kust aantetasten , maar tegenwinden beletten hem, en teflens n'EsTREés, om zich bij dien Vlootvoogd te voegen met twaalf Schepen uit Toulón. Gunstige winden , in tegendeel , voorzigtigheid en een welberaamd plan bragten te wege , dat de Engelfche en Staat fche Vlooten bij St. Helena verzamelden, en zich op die hoogte hielden, om Engeland te befchuttcn : dit gefchiedde juist op dien tijd, als Tourville last kreeg tot het waagen van eenen Zeeflag. De Engelfchen bleeven niet in gebreken van kundfchap na Frankrijk te zenden, om het Hof te waarfchuwen van het gevaar, 't welk de Vloot dreigde. Lodewijk de XIV. zondt tegenbevel aan Tourville ; doch hetzelve kwam te laat. De berigten, door Koning Jacobus, die heimlijk verbrand op de Engelfche Vloot hieldt, hem medegedeeld; de tartende taal des Markgraafs de Seignkaly , wegens  der NEDERLANDEN. 363 gens het niet verbranden der Schepen op de Engelfche- Kust, toen hij daar zegepraalde ; alsook het vooruitzigt, om den ontthroonden Koning aan Engeland wedertegeeven , en die eere zijn Rijk te fchenken, bewoog hem , om, op het oogenblik , dat hij bevel rot den llag ontving, onder zeil te gaan, vreezende, dat het herroepen mogt worden. De veréénigde Vloot der Engelfchen en Hollanderen beftondt uit ruim tachtig welbemande en rijklijk toegeruste Schepen. Na dat deeze in de Baay van St.Helena verzameld was , ontftondt 'er geene geringe ongerustheid aan 't Engelfche Hof, dewijl van het lot dier Vlooten het lot des Rijks afhing. Zeldzaam worden geheimen , aan veelen toevertrouwd, wel bewaard; en het was.uitgelekt, dat verfcheide Bevelhebbers der Vloote geen goed oogmerk hadden. Dit gerugt werd algemeen : men wilde de verdagten afzetten; en men was onzeker , wie verdiende vertrouwd , of wie gewantrouwd te worden. De Koningin koos de partij , gefchikt om de edelmoedigheid gaande te maaken van allen , die eer en hart hadden. Zij bev al Lord Notttngham, den Admiraal Russel te fchrijven , dat zij verklaard hadt, geen der Bevelhebberen te willen veranderen, en dat zij de gerugten, ten hunnen nadeele verfpreid, toefchreef aan de kwaadaartigheid haarer en hunner Vijanden. Zij kreeg verzekering van hnnne trouwe in een gefchrift, waar in zij betuigden gereed te zijn, om voor haare zaak en die huns Lands te fterven Russel hadt het niet getekend ; doch de Koningin F 5 maak Wtr i.em de III.  364 GESCHIEDENIS Willem de maakte , op de anderen gerust zijnde , des geene zwaarigheid. Ten Lande deedt z j eenige verdagte Perfoonen in hegtenis neemen ; en , wel verre van haaren Onderdaanen ie verbieden , de Verklaaring van Jacobus te leezen, deedt zij dezelve uitgeaven, met een Antwoord , opgelteld doorLi ovo , één dei zeven Kerkvoogden , die in den Tour gezeten hadden : hier door toonde zij , zo verre af te zijn van eenige vrees over het onderzoek haars Throonregts te hebben, dat zij het aan \ oordeel haarer Ouderdaanen onderwierp. Nauwlijks hadden de Bevelhebbers hunne trouwe aan de Koninginne dcor hun bandfchrift bevestigd, of zij verlangden terltond na de Franfche Kust te (tevenen, deezen om blijk vjn hunne getrouwheid te geeven , en genen om alle verdenking wegteueemen. Men belloot Ui eenen Krijgsraad, na de K;;ap la Hougue ie zeilen. Zij ftakea , op ü .n achremwintigfreii van Bloeimaand, in Zee. De Franfche Vloot, omtrent vijftig Schepen van Oorlog ltetk, kuiistte reeds om de Engelfche uptezoeken , en werd, 's anderendaags 's morgens, omtrent zes mijlen van Kaap Barfleur, ontdekt. Dewijl de Franfchen zich nog op eenen meikeiijken aftiand van de veréénigde Vloot, en in omiiandigheden bevonden , zeer gefchikt om den llag te ontwijken, raadden alle de Seheensbevelhebbeis Tourville zulks aan ; maar hij was niet aftebrengeu van zijn oog.reik , om llag ie ieveien. De bewegingen , die Hussel maakte , gaven den Franfchen Admiraal eenigen tijd veel hvop : lang fa 13-  de* NEDERLANDEN. 36$ rawrneWe hij met alles in orde te brengen , bleef tot den middag met opgegeide zeilen liggen, en liet den Vijand zeer digt naderen, eer hij bét fein tot den llag ophees. In deezen tusfchentijd reezen 'er twijfelingen en onzekerheden onder veele Engelfche Scheepshoofden over de ftoutheid van Tourville , die met zulk eene ongelijke magt zo ftout durfde opkomen, en over de langzaamheid van Russel. Zij zagen rondsom, vol verlangen, wanneer de llag zou aangaan. Tourville , die het fchoonfte Schip van Europa ? van honderd en tien Hukken , voerde , zeilde alle Engelfche en Plollandfche Schepen , die hem in zijnen weg voorkwamen , voorbij , en koos dat van Russel uit, als zijne pattij ; doch de wijze , op Weike hij ontvangen werd , overtuigde hem van de dwaaling, in welke hij gevallen was , zich verbeeld hebbende , dar , in gevolge eene affpraak ten lande, de Engelfche Vlootvoogd voor den Franfchen Ae\\a.% zou i'tiijken. Dan, hoe zeer hij verzekerd was var de zwakheid zijner Vloote , in vergelijking van die des Vijands, fchaamde hij zich den llag te ontwijken , welken de andere Scheepsbevelhebbers hen onuaaden hadden.. Zij oordeelden het eene Cchau. de, hunnen Vlootvoogd te verlakten.., vingen der ftrljd aan met alle vuur, en ftreeden, indien niet ah Lieden, die daar door eere hoopten inteleggen, ter minsten als Mannen, die ze, zo min mogelijk, wil den verliezen. Naa anderhalf uur ltrijdens tusfchei t-i: '- ; ie Admiraals, ontdekte men, dat Tourville Willem ds lil. 1 1 t  Willem de UI. 366 GESCHIEDENIS föhadfi in het wand bekomen, zou moeten wijken, vijf Franfche Schepen omringden, en behielden hem. De (lag werd, aan verfcheidene kanten , met wisfelvallig gevolg voortgezet, door het groot aantal Schepen, daar in gemengd , welke nu eens den genen, die zich in nood vonden, te hulp kwamen , en dan eens de zege uit de hand rukten der zodanigen , die zich verbeeldden , dezelve verworven te hebben. Der Staaten Vlootvoogd van Almonde , bevel ontvangen hebbende , om de Franfche Vloot te om zetten, ten einde niets zou kunnen ontfnappen , poogde te vergeefsch dit bevel optevolgen ; een dikke mist fcheidde de vestenden, dewijl zij elkander niet zien konden. Wanneer de mist opklaarde , bemerkte men, dat Touhville , in ftede van zijn wand tc herftellen, zich bij de Agterhoede begeeven hadt, en dat de linie der Franfchen op veele plaatzen gebroken was. — Russel, zich verzekerd houdende, dat Tourville deeze plaats niet gekoozen zou hebben, indien hij niet belloten hadt te vlugten , gaf fein, om van alle kanten jagt op den Vijand te maaken. Onder het vegten in dit najaagen werd de Vice-Admiraal Carter doodhjk gewond. Bij het uitblaazen van den laafden adem beval hij een Officier, die hem in 't Scheepsbevel Rondt optevolgen, het Franfche Schip niet te verlaaten, eer hij 't zelve in den grond geboord hadt: een bewijs, dat hij met Koning Jacobus geene verftandhouding gehouden hadt , dan om hem te misleiden , of dat de laatfte drift in een Engelschman de liefde tot zijn Land is. Het naazet- ten  der NEDERLANDEN, tf? ten werd gedankt door een mist, die den flag hndt doen eindigen, voorts doorlidte, en eindelijk door den nagt. in den nagt laeen de beide Vlooten ten anker, digt bij elkander , op de hoogte van de laage Franfche Kusr. De drift van eenige Engelfche Scheepsbevelhebbers deedt hen tot onder de Franfchen zeilen. Schovel vondt zich met zijn fmaldeel tusfehen dat van TouRViLLE en de overige Franfche Vloot. Geduurende de duifternis waren zij onder een gemengd, en wagtten met ongeduld na liet aanbreeken van den dag, in de onzekerheid of zij vriend of vijand naast zich hadden , van den afftand der overige Schepen alleen kunnende oordeelen door de noodfehooten, welken zij hoorden, en de vlam der brandende Schepen. Met het aanbreeken van den dag ving men de jagt weder aan. De Franfche Vloot was nu tot vierendertig Schepen verminderd ; vier, geduurende het gevegt in brand geraakt , waren 's nagts gefprongen , en de overigen het ontkomen. Op deezen dag viel 'er geen llag voor, maar dezelve leverde een ander , niet min gewigtig , vertoon op, te-weeten, dat de Engelfche Vloot de Franfche langs haare eigene Kust vervolgde, onder het oog eens onnoemlijken aantals Ingezetenen , die zich aan den Zeekant bevonden. De Franfchen ontmoetten in hunne vlugt zestien Schepen , ter hunner verflerking opgezonden ; doch die , het onheil, hnnnen Landsgênooten overgekomen , ziende , mede de vlugt koozen , en deel. IV ÏLLEM DE lil.  Willem de III. deelden in een onheil, 't welk zij niet konden af. weeren. Mist, ftilte, ebbe, vloed, en fteeds veranderende winden verenigden zich op één dag, om Frankrijk te hoeden voor de wraak der Hollanderen en Engelfchen. Op den derden dag weekèn het Schip van Tourville, en twee anderen , één van negentig en één van vierentachtig ftukken, met eenige Fregatten , na de Kust van Cherbourg : achttien anderen van de grootften borgen zich bij de Kaap la Hougue : de overigen, gelukkiger, zetten koers na 't Eiland Alderney. Russel beval, dat het gros der Vloote, onder bevel des Ridders Asiiby, den Vijand zou nazetten , liet den Ridder Raoul de Lavalle , met éen fmaldeel, om de Schepen bij Cherbourg te verdelgen, en vertrok roet een ander, om die , welken zich bij de Kaap la Hougue bevonden, ïntefluiten. Ashby durfde den Vijand , die hem den weg wees, niet navolgen op eene plaats , waar een ander Admiraal , in onze dagen , geene zwaarigheid maakte eene groote Vloot en Voorraadfchepen doortebrengen , zonder een vlugtenden Vijand tot geleider re hebben. -— 's Anderendaags verbrandde be Lavalle de drie firaks gemelde groote Oorlogfchepen te Cherboit'g: At Engelfchen deeden zulks niet zonder hartzeer, uit aanmerking van de fchoonheid der Schepen, die zij der vlamme ten prooi gaven. Ewiige Schepen van de Lavalle en van Ashby, zich bij die onder Russel gevoegd hebbende, maakte deeze zich gereed, om de vijandlijke Schepen, na Kaap  der NEDERLANDEN. 369 Kaap la Hougue geweeken , te vernielen. Al den tijd, dien Russel den Franfchen gelaatenhadt, naa dat zij met hunne Schepen waren opgezeild, hadden zij befteedt met zich in ftaat te (tellen , om ze te befchermen. De Schepen waren zoverre opgebragt, als de vloed en de lengte der kabeltouwen toelieten: zij lagen gedekt door de Sterkten van Lisfet en van la Hougue. Op het ftrand hadt men fchietkatten gemaakt , vorzien met het gefchut des Legers : eene menigte Sloepen, vol Volks , lagen langs het ftrand. Hooger op was het Franfche Leger in dagorde gefchaard; Koning Jacobus, de Hertog van Berwick, de Maarfc:ialk de Bellefonds , Tourville , nevens andere Leger- en Zeevoogden , laatsten zich tusfehen de Schepen én het Leger, om getuigen van alles te zijn , en bevelen te geeven. Men droeg alle voorzorgen, uitgenomen één , door Jacobus aan de hand gegeeven , en waarlijk de beste. Dewijl hij zag, dat At Franfche Zeelieden mismoedig waren over hunne nederlaag, vlugt, en de jagr, op hen gemaakt, voorfpelde hij , dat zij niets zonden uitvoeren, en raadde, maar te vergeefsch , dat Uien Voetvolk en Artilleristen aan boord zou voeren, die dezelven als Sterkten zouden verdeedigen , daar ze tog aan den grond lagen. Russel vertrouwde deezen aanval toe aan denViceAdmiraal Rook. Hij naderdemet verfcheide Oorlogfchepen , Fregatten, Branders en alle de platboomde Vaartuigen der Vloote : welhaast ontdekkende, dat de Oorlogfchepen niet hoog genoeg konden opzeilen, om Willem de III.  GESCHIEDENIS Willem de III. I om de Franfche Schepen onder het fchotte krijgen, en dat de Fregatten alleen zo verre konden komen, als noodig was om den aanval te dekken, zag hij, dat de platboomde Vaartuigen hier alleen van dienst wa. ren. Hij beval deezen te naderen, en de vijandlijke Schepen te omringen, teenteren, ofin brand te fteeken, zo als zij best konden , laatende de verdere uitvoering over aan de voorzigtigheid en dapperheid zijns Volks. Zij gehoorzaamden als om ftrijd. Naderende, maakten zij geen gebruik dan van hunne riemen , zonder op de Schietkanen, de Sloepen en de Schepen te fchieren. Zo ras zij dezelve bereikt hadden, lagen zij hunne Snaphaanen neder , hieven tot drie keeren een vreugdekreet aan , en klommen, met den Sabel in de vuist, en eenigen zonder eenig wapentuig , bij 't boord op. Deezen hakten het touwwerk aan ftukken, en genen zetten het gefchut tegen de Sloepen , de Schietkanen en de Sterkten. Weinigen hielden zich op met de Franfchen, die zij aan boord vonden, oordeelende, dat de Schepen te vermeesteren het eenige werk was, 't geen hun te doen ftondt. De Franfchen gingen dus gerust aan de eene zijde van de Schepen af in hunne Vaartuigen , terwijl de Engelfchen aan de andere zijde daar in klommen, en ze zogten te vernielen. Moede hier van, ftemden de Befpringers op , om 'er den brand in te fteeken, en gingen, dit gedaan hebbende, van boord, onder het zelfde vreugdegefchreeuw , waar mede zij de Schepen beklommen hadden. Zes Schepen verbrandden op den eerften dag ; de overigen ne-  der. NEDERLANDEN. 371 nevens een groot aantal Vragt- en Voorraadfchepen, ondergingen, 's anderendaagr 's morgens, het zelfde lot. De Vijanden booden geenen,dan zeer zwakken, tegenftand, dewijl zij het vrugtloos werk rekenden. Men bekwam zeer weinig Gevangenen. De Officiers fcbeenen met de Matroozen van hetzelfde begripj dat het alleen op de Schepen gemunt was. Men zegt, dat Jacobus , dit fiout beftaan aanfchouwende , verbaazend over de menigte Schepelingen, die, uit de platboomde Vaartuigen, bij de groote Schepen opklommen , uitriep : Ach ! geene anderen , dan mijne moedige Engelfchen , zin in ftaat | om iet zodanigs ie beftaan ! Een zeggen , 't welk, terftond in 't Franfche Leger overgeb'agt, van eenigen opgenomen werd als een hoonend woord, en van anderen als een trek van eene groote ziel. Toen de Franfchen en Engelfchen de in brand geftokene Schepen verhaten hadden, gingen 'er eemge niet ontlaadene ftukken na de landzijde los , en de kogels, voorbij het hoofd van Jacobus fnorrende, doodden 'er eenigen, die bij hem ftoiden. Hij betuigde, de Hemel ftrijdt tegen mij! en verborg zich in zijne Tent. Russel beval, op de geheele Vloot een D .nkdag te houden wegens de behaalde overwinning. In Engeland deedt de Koningin een gefchenk van dertigduizend Ponden Sterlings aan het Zeevolk, en de gefneuvelde Officieren, wier Lijken aan land gebragt werden, kreegen de allerftaatlijklte begraafnLfen.— In Frankrijk verloor men meer en meer het vooiuit- FIH. Heel. a. St. G *igt Wiufitti DE lil.  372 GESCHIEDENIS Willem de III. Voordeelen', door de Franfche Ka ■ pers beve-gten. zigt op de herftelling van Koning Tacobus. Alles, wat hij en zijn Gedacht naderhand gedaan hebben , om den Throon weder te beklimmen , is mislukt, 't zij door mangel van opregtheid in de vrieHdfchap van Frankrijk , of om dat het alle kragtlooze poogingen waren van wanhoop. Geen Schip der Engelfchen of der Staaten was in dit gevegt verlooren , maar aileen twee der onzen zwaar befchadigd: ook was het verlies van Volk op 's Lands Schepen gering (*). Het opleggen van het meerendeel der Franfche Vloot gaf den Kaper • Capiteinen gelegenheid , om weder Volk te werven, en Zee te kiezen : zij daagden veel gelukkiger dan 's Konings Vloot, en bragten den Engelfchen , Hollanderen en Zeeuwen veel nadeels toe. Bart , Forbin en Duguay-Trouin betoonden hunne ftoutmoedigheid allerwegen (f). Drie Franfche Oorlogfchepen veroverden twee Hol' landfche, die tot geleide eener Koopvaardijvloot dienden , naa een hardnekkig gevegt. Ook tastten de Franfchen het Staatsgeleide aan, 't welk de Koop. vaardijvloot uit de Oostzee hervvaards bragt, en kree. gen negen Schepen in handen ($). Het Krijgsgeluk d.ende den Franfchen ten Lande. ! Lo- (*) Europ. Merc. April Juny 1692. bl. 174. 196. Daniël Journ. p 164. Forbin Mem. Tom. I. p. 3 29. (t) Burnet, Vol. II. p. 92. 95. Tindal , Vol. II, p. 268. 28Ó. (§) Europ. Merc, Juïy, Sept. 16C2» bi. 2ao. OcT:, en Dec. bl. 152.  der NEDERLANDEN. 373 Lodewijk de XiV. hadc zich na 't beleg van Namen begeeven, en, acht dagen naa het openen der Loopgraaven , werd hij die Stad meester. Het Kasteel verdeedigde zich dapper, doch moest in'ceinde bukken. Koning Willem verfcheen ten Velde , even als in 't voorleden jaar, bij Bergen; de Keurvorst van Beijeren, de nieuwe Landvoogd der Spaanfche Nederlanden , vergezelde hem. Zij hadden ten oogmerke, Namen te ontzetten. Het Leger der Bondgenooten werdt op vijfentwintigduizend man begroot. De Hertog van Luxemburg dekte het beleg met een Heir van zeventigduizend man; en, zich van de gefteltenis des Lands bediend hebbende, om de Bondgenooten den doortocht te betwisten, belette hij het voorgenomen ontzet. Zo ras het Kasteel was overgegaan, keerde Lodewijk de XIV, moedig op het vermeesteren eener Stad van die aangelegenheid, onder het oog zijner Vijanden , volgens gewoonte, weder na Verfailles , fchoon hij, op het voorbeeld der Perfen, in zijn gevolg alles hadt medegenomen, 't geen hem de pragt en weelde van een Hof kon vertegenwoordigen (*). De Hertog van Luxemburg was aan 't hoofd des Legers gelaaten , en üoeg de beweegingen van dat der Bondgenooten gade. Koning Willem zogt na eene gelegenheid, om de Franfchen te verrasfen; hij fcheen, zonder dit te baat te neemen, geen gelukkigen (*) Tindals Contin. Vol. II. p. 288. sps, Eur. Merc, April, Juny 1692, bl. ioff—015. G 2 Willem de III. De Franfchen nemen Namen in. Veldllag bij Steenkerken,  37+ GESCHIEDENIS Willem be III. kigen uitflag te verhoopen. Deeze boodt zich aan. Een Fransch Verfpieder werd in 't Leger der Bondgenooten ontdekt, en, vóór het ondergaan der doodftraffe, gedwongen een valsch berigt aan den Hertog van Luxemburg overtefchrijven. Op hetzelve nam deeze Veldheer maatregels, die hem tot eenen Veldllag noodzaakten. Zijn Leger werd , den derden van Oogstmaand, 's morgens ten twee uuren aangevallen. Allengskens begon de Itrijd algemeener en heftiger te worden. De Hertog van Luxemburg kweet zich manmoedig. Reeds was één zijner Brigades in wanorde gebragt, en de Bondgenooten hadden zich meester gemaakt van eene Hoogte en eenige Rukken Gefchuts ; dan 's Hertogs Krijgsvolk , getrouw in het nauwkeurig volvoeren der gegeevene bevelen, viel op nieuw aan, en, verfterking bekomen hebbende, maakte het een zo geweldig vuur, dat ééne Brigade van Fagel bijkans geheel vernield werd. De Engelfchen leden het meest in deezen flag. De onderlcbeidene Legerhoofden in het Leger der Bondgenooten verweeten elkander de ongelukkige uitkomst eens gevegts , waar van zij zich alles goeds beloofd hadden. Over 't algemeen is men van oordeel , dat, indien de Engelfchen genoegzaam onderfteund geworden waien , de Krijgskans zich ten voordeele der Bondgenooten , die nu het flagveld moesten ruimen , zou gekeerd hebben. Koning Willem, dit veragtloozen ziende , hadt een-en andermaal geroepen: O mijne arme Engelfchen , hoe mfd gij dus verlaaten l De Graaf van Solrns , die den  dek. NEDERLANDEN. 375 den Engelfchen geen goed hart toedroeg , draagt de fchuld, dat hij met zijn Voetvolk den Engelfchen niet te hulp fchoor. De Ruiterij kon , door de gefteltersis derplaatfe, niets van belang uitvoeren (*). Gevegten van veel minder aanbelang , en niets beflisfende, vielen 'er nog in deezen Veldtocht voor. Het vrugtloos bombardeeren van Charleroi door de Franfchen, en het opbreeken des belegs van het bijkans veroverd Buy, door den Keurvorst van Beijeren ontset , maakten een einde van deezen Veldtocht (t). LoDEWTjrt de XIV. opende den Veldtocht des volgenden jaars in eigen perfoon. Veurne en Diksmuiden bukten voor zijne wapenen. De Franfchen hadden hunne Linien tusfehen de Schelde en de Leije, tot aan den Zeekant bij Duinkerken toe uitgeftrekt. Het gelukte den Prins van Wurtemherg dezelven te overweldigen. De Graaf van Tilly , met Luikfche mmfchap tot verfterking van het Leger der Bondgenooten opgetoogen , werd door den Hertog van Luxemburg onderfchept . en , naa het verlies van tweehonderd man en al de pakkadie, genoodzaaktin Maastricht te wijken. Onmiddelijk hier op lloeg hij 't be- (*) Europ. Merc. Juny, Sept. 1692. bl. 76: Fscqukres Mem. Bijl. & Milit. Tom. I. p. 169. & Tom. IL p. 76. Le Clerc Nederl. Gêfch. III. D. bl. 613. (f) Europ. Merc. July, Sept. 1692. bl. 144.217. 219. Oa.Dac. 1697. bl. 76 81. 145-147. 200. 2.03. Ti^dal, Vol. II. p. 311 315. G » Willem deTII, Krijgs- verrigtin gen. 1003.  376 GESCHIEDE NIS Willem de HL Shg bij Neerwinde. 't beleg voor Huy , het welk zich zo fpoedig overgaf, dat Koning Willem , tot ontzet aanrukkende , te laat kwam. Luik wilde hij tot onzijdigheid noodzaaken, en trok na dien kant: in deeze Siadhadthij begunstigers van zijn oogmerk ; doch eene verfterking van Voetvolk , door Koning Willem , altoos nauwlettende op de oogmerken zijns Vijands , binnen Luik geworpen , verijdelde deezen toeleg. Maastricht, desgelijks met eene belegering gedreigd, fchikte hij meer bezettings toe. Deeze verzwakkingen van het Leger der Bondgenooten bleeven niet ongemerkt bij den Hertog van Luxemburg , die, geene belegering in den zin hebbende, het thans den regten tijd oordeelde , om hen flag te leveren. De meeste Krijgsbevelhebbers , de groote overmagt der Franfchen , thans vijfendertig, duizend man fterker dan het Leger der Bondgenooten, in 't oog houdende, raadden, den Vijand niet aftewagten , en te rug te trekken. Doch Koning Willem we'gerde hier toe te verftaan, fchikte zelve het Leger in flagörde, ftelde zich aan de oogfchijnlijkfte gevaaren bloot , en hieldt langen tijd een gevegt gaande tegen eene ongelijk grooter magt, die, eindel'jk, hem de nederlaag gaf. Weinig Veldflagen waren bloediger. Volgens der Franfchen opgaave, fneuvelden 'er twintigduizend , twaalf der Bondgenooten en acht der Franfchen. De Bondgenooten , die mede de kunst verftonden van hun eigen verlies te verminderen door dat hunner Vijanden tevergrooten, rekenden, dat zij flegts zeven-,en èzFranfchen veer-  der NEDERLANDEN., 377 veertienduizend man verlooren hadden. Wat hier van zijn moge, zeker gaat het, dat de laatstgenoemden meester van het Slagveld , van zestig Hukken Kanon en negen Mortieren bleeven. Zo veel hadt het Leger nogthans geleden , dat de Hertog van Luxemburg niets ondernam , eer zijn Leger door dat van Bouflers verfrerktwas , wanneerhij Charleroi, naa dat het zich dapper verdeedigd hadt , vermeesterde (*). Groot • Brittanje en de Veréénigde Gewesten zogten de nadeelen, ten Lande geleden , te vergoeden door Krijgstochten ter Zee, waar zij, zints den llag bij de Kaap la Hougue, de overhand hadden. Hunne Vloot belton d uit drieëntachtig Oorlogfchepen , éénenvijfttg Engelfche en tweeëndertig Staatfche. Dezelve werd in verfcheide fmaldeelen gefcheiden, en was de beveiliging des Koophandels dier beide Volken daar aan toevertrouwd. De EngelfcheViootvoogd Rook voerde bevel over één dier fmaldeelen, en geleidde een groot aantfl Koopvaarders na onderfebeidene Havens van ipanje, Portugal en de Middenlandfche Zee. De Graaf de Tourville , de Franfche Vloot , twintig Zeilen flerk , geleidende, ontmoette dit fmaldeel, uit drieëntwintig Schepen betraande, 't welk bij zogt. Men wilde het liaan tegen zulk eene overmagt, op raad van zijnen Staatfchen (*) Freuquierfs Mem. Hifi. £? Miiit. Tom.l p.168. & Tom. 11. p. 88. Daniël Journal, p. 167. 169. Tindal, Vol.II.p.412.413. Burnet, Val. II. p. 11?. G 4 Willem de HL Het voorgevalleneter Zee.  373 GESCHIEDENIS fchen Vice • Admiraal van der Goes , ontwijken' Drie der minst bezeilde Staatfche Schepen werden agterhaald, twee geraakten in een hevig gevegt, en ilo.'gen eerst tep.en elf, en voorts tegen zeven vijandlijke Schepen ; maar moesten zich , m vijf uuren VégtetiS, ov.rgeeven. De Franfche Admiraal vroeg nauerhaud aail hunnen Capitein Schrijver, of hij een Msnsch dan een Duivel ware ? Omtrent dertig Koopvaardijfcbepen vielen in handen der Franfchen, vijftig anderen werden deels de r den Vijand vernield, en deels door het Volk welven in den grond geboord, opdat de Vijand 'er zich niet mede zon vei rij! erf» Rook zeilde met het overfchot derKrijgsen Koopvaardijvloot m Madèrd en vervolgens na de Havens van Ierland. TounvicrE ontrustte de Spaanfche Kust, verbrandende verfcheide Engelfche en FJollandfche Schepen in de Havens van Mallaga, Alicante, en andere Spaanfche Plaatzen in de M:ddenlandfvhi Zee. —— Het overige van de veréénigde Vloot, in 't Kanaal kruisfende, verloor den mo?d op het hooren deezes rampfpoeds, bij de Kaap St. Fincent'; het mangelde onder rren aan geen verwijt en onéenigheid ; cn zij fchétdden vanéén, zonder jets te hebben uitgevoerd, Drie Franfche Oorlogfchepen en één Kaper van St. Mulo veroverden , dit jaar , achtendertig Schepen , in Holland ter Walvischvangst uitgerust (*). Zints (*) Sommier Verhaal van de expeditie in 1(103. Ml. Fouter; idem. Tom. T. p.339. Daniei. Journal, p. 173. Ti.vUal, Vol. 11, n, 427 1 ^35, Wnutii m III.  ber. NEDERLANDEN. 379 Zints lang hadden de Engelfchen en Hollanders gezwooren , zich te zullen wreeken op St. Malo, uit hoofde van het aantal en de ftoutheid der Kaaperfchepen , vaD daar tot groot nadeel des Zeehandels uitgezonden. Eene bijzondere Krijgstoerusting was beltemd , om die Zeeftad te bombardeeren en te vernielen. Vijfentwintig Bombardeergaljooten, vergezeld van eenige andere Vaartuigen , vertoonden zich voor die Stad: vier dagen agter een werd dezelve gebombardeerd, doch met geen ander gevolg, dan dat flegts eenige Huizen en een gedeelte der Muur omver Hortten. Onder de middelen, ter verdelging dier ütad gefchikt, was een dier Vuurwerken , om derzelver eislijkheid met den bijnaam van helfche beItempeld , bijkans gelijk aan dat, het welk de Italiaan Gianibelli , ruim eene eeuw geleden , hadt uitgevonden , om de Schipbrug , door den Hertog van Panna bij Antwerpen over de Schelde geflagen, te vernielen. Het was een Schip , Galjoouwijze gemaakt , negentig voeten lang, beladen met meer dan honderd vaten Buskruid, voorts opgevuld met Bomben , Granaaten, Kogels, Schroot en allerlei brandbaare ftoffe. Dit fchriklijk Vaartuig kwain den zesentwintigften. van Slachtmaand voor St. Malo. In den nagt, tusfehen den dertigften dier maandenden eerften van Wintermaand, was de Lugt helder , de Zee bedaard, en dus alles gefchikt, om het Vaartuig zijne werking te laaten verrigten. Met volle zeilen naderde het de Stads Muur, de beflemde plaats om faet te doen fpringen. Zeer digt daar onder gekoG 5 men, WlLtKM de ik. St. Male door de Bondgenootengebombardeerd.  380 GESCHIEDENIS Willem de III. Verdrsg met Zweeden men, deedt eene windvlaag het Schip wenden , en dreef het op eene Klip. Het kreeg een lek. De Ingenieur, die 't beduur over het vuurwerk hadt, haastte zich, om 'er den brand in te fteeken; doch veel Kruids beneden was reeds nat geworden , en wilde niet vatten. Nogthans fprong bet Schip met een fcbriklijken flag in de lugt. Geheel St. Malo fchudde, en veele Huizen werden van daken en glazen ontbloot. De Ingenieur, zich niet in tijds hebbende kunnen bergen, fchoot 'er het leeven bij in. „ Men behoort," fchrijft de Heer Thomas, dit geval te boek Hellende, ,, het gunstrijk Opperwezen, „ 't welk voorliet welzijn des Menschdoms waakt, te danken, dat het een zoonmenfchelijkenaanflag „ deedt mislukken. De Menfchen behoeven , door „ het wel gelukken van iet zo verdelgends , geen„ zins tot misdrijf aangemoedigd te worden (*)." Niet vreemd , In de daad , dat het Gemeenebest der Veréénigde Gewesten de drukkende zwaarte begon te voelen van eenen Oorlog, waar in hetzelve , om de belangen van anderen, was ingewikkeld. Vrienden, zo wel als Vijanden, maakten denzelven hoogst kostbaar. Men zag op het duidelijkst de gevolgen van eene Verbintenis , zo onvoorzigtig aangegaan, om allen Handel op Frankrijk te weeren. Ditbeding mishaagde de Noordfche Mogenheden , Denemarken en Zweeden. De laatstgemelde Mogenheid beklaagde (_*) Daniël Journal, p. 173.174. Tindal , Vol. II. p. 466, Eloge de Duguay Trouin, p. 198.  der NEDERLANDEN. 381 de zich hooglijk , dat de Staatfche Oorlogfchepen verfcheide Zweedfche Koopvaarders , op Frankrijk handelende, genomen hadden , en vorderde deswegen vergoeding. De Staaten bemerkten, door 'c bezef van 't geen hun zelfs ten eenigen tijde zou kunnen overkomen, de regtmaatigheid van deezen eisch tegen de dwinglandfche gemaakte bepaalingen , en ftemden in de wedergave eeniger Schepen , of de vergoeding derzelven in Geld (*). De hoop , die de Zeemogenheden , Groot - Brit' t,anje en de Veréénigde Gewesten, op hunne Zeemagt Relden, werd in 't volgende jaar MDCXCIV. even min voldaan als in het laatstvoorgaande. Engelfche en Staatfche Oorlogfchepen, eene rijke Koopvaardijvloot na de Mlddenlandfche Zee geleidende , werden, op de hoogte van Gibralter, door een geweldigen ftorm beloopen , die verfcheide , zo Oorlogals Koopvaardijfchepen, deedt vergaan. De Engelfche Vlootvoogd Whecler verzonk met zijn Schip van tachtig ftukken in de diepte. De Franfchen gaven het verlies, bij deezen ftorm geleden, zeer hoog op , en maatten de verzwakking , hunnen Vijan. den daar door toegebragt , ten breedften uit :. deezen, in tegendeel, troostten zich te gereeder over dit verlies , om dat het Frankrijk geen voordeel aanbragt : even of het , ten wille van de menschlijkheid, niet beter zou geweest hebben , dat zo veele Men- (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VII. P. II. p- 335» Willem de III. Het bom» bardeeren van verfcheidePl?atzen in Frankrijk, 1694.  582 GESCHIEDENIS WlELEM BE III. Menfchen , in Zee verzwolgen, met hunne Schepen in 's Vijands handen gevallen waren , waar uit zij, volgens het Regt des Oorlog* , zouden hebben kunnen gelost worden Wat hier van zijn moge , de En- gelfchen en Hollanders gaven den moed niet verlooren : zij paarden hunne raadflagen en poogingen, om Frankrijk een gevoeügen neep toetebrengen. Hunne Vlnoten, vroegtijdig in Zee, veréénigdenzich. Zij hadden pen groot aantal ligte Fregatten , Branders, Bombardeergaljooten , en andere Vaartuigen , ge. fchikt om dood en verwoesting ten Lande aanteiichten. Men poogde de Franfche Vloot in de Haven van Br est intefluiten ; doch dit mislukte, a's ook het uitlokken tot eenen Zeeflag. Zij zeilden na de Middenlandfche Zee , werwaards Russel haar volgde met het grootfte gedeelte der veréénigde Vloot. Een fmaldeel van dezelve gelukte het, in Bertrams Baay, een aantal Franfche Koopvaarders te vernielen , en twee Oorlogfchepen te verbranden. Dit was een voorfpoedfpellend begin. Min gelukkig waren de bombardeeringen eeniger Franfche Zeehavens, toen ondernomen door negenentwintig Engelfche en Staatfche Oorlogfchepen, met eene menige Branders en Bombardeergaljooten, onder het bevel van den Admiraal Berkklei. Zij hadden het eerst op JBrest gemunt. Een aanflag, niet bedekt genoeg gehouden, om wel te gelukken. De beroemde Ingenieur Vauban hadt deeze Zeehaven zo wel verltcrkt , dat hij den Koning wegens dezelve gerust ftelde. „ De verwelfzels onder het „ Kas-  der NEDERLANDEN. 383 3, Kasteel ," fchreef hij , „ kunnen de kragt der ,5 Bomben wederftaan: negentig Mortieren en drie„ honderd ftukken Gefcbuts heb ik op bekwaame 33 plaatzen -gefield ; alle Schepen liggen buiten het , bereik der vijandlijke Bomben; het Krijgsvolk is ,, in goeden ftaat , en fterk vierduizend man geregelde Troepen, driehonderd Edellieden en drie„ honderd Bombardiers, waar bij nog onlangs een „ Regiment Dragonders gekomen is." Het hevig vuur, uit verfcheide Sterkten langs den oever op de naderende Schepen gegeeven, toonde , dat men op zijne hoede was: en, de gelegenheid der Plaatze nader onderzoekende, ftondt men in twijfel, ofhetgeraaden ware te landen. De Engelfche Generaal Talmasch, die het Landvolk geboodt, in den waan, dat Brest geene Bezetting van aanbelang inhadt, dreef fterk op de landing en het aantasten dier Plaatze. Om dit beftaan te begunstigen, zeilden acht Engelfche en Staatfche Schepen de Baay in: de te vooren niet ontdekte Batterijen begroetten deezen met geweld vait Bomben ; dan de Markgraaf van Carmahthen, deeze Schepen gebiedende, bleef hun niets fchuldig. Talmasch was intusfchen met negenhonderd man geland: hij ontmoette zo veel tegenftands , dat hij welhaast de wijk nam , en de ebbe deedt de meesïe Booten vastzitten : flegts honderd ontkwamen de gevangenis of den dood , en Talmasch zelve werd doodlijk gewond. De Oorlogfchepen , die omtrent vierhonderd dooden bekomen hadden, moesten weder zee kiezen , en een Staatsch Oorloglchip, aan WlLlEM DE HL  384 GESCHIEDENIS Willem de III. aan den grond geraakt , bleef, verhaten zijnde, zitten. üp Brest in den aanflag mislukt, (levenden zij na Dieppe, en wierpen zulk eene menigte van Bomben in die Stad , dat de meeste Huizen, van hout gemaakt , verwoest en in de asfche gelegd werden. Hadden de aanvallers geweeten , hoe het daar binnen met de Burgers en de Bezetting gefield geweest was, zij zouden het bij die verwoesting niet gehaten hebben; maar de ontmoeting te Brest deedt hen voor eene landing fchrikken. In Havre de Grace baarde het geweld der Bomben,. daar de harde wind de Bombardeergaljooten menigmaal hinderlijk was, op verre na de verhoopte fchade niet. . Deeze vernieling medevoerende Vloot hadt ook voor, haar geweld te beproeven op Duinkerken; doch het mislukte. Twee Vuurfchepen, van de zelfde foort, als 'er, in 't voorgaande jaar, te St. Malo e'én gebezigd was, poogde men te Duinkerken met vrugt te befteeden; doch het één fprong, zonder iets uittevoeren, en het ander begroef de daarop zich bevindende manfchap in de diepte. De kosten tot deeze toerustingen liepen verbaazend hoog , en bedroegen meer dan de fchade, door dezelven veroorzaakt. Zij, die deeze fchriklijke wijze van oorlogvoeren verdeedigden, befchuldigden de Franfchen , dat zij 'er het eerde voorbeeld van gegeeven hadden , met Genua te bombardeeren. Zulk eene verdeediging was gefchikt, om Lodewijk den XIV. den mond te flop. pen; maar kan zij het geroep der Menschlijkheid doen  der. NEDERLANDEN. 585 cloen zwijgen (*)?— De eenige wezenlijke winst, door de veréénigde Vloot dit jaar gedaan , was het verlosfen van Catalonie , welks vermeeestering de Franfchen zouden voltooid hebben door het bemagtigenva.n Barcelona, indien de Vloot niet in tijds opgedaagd ware om hen het beleg te doen opbreekenS(f). Tourville voerde met de Franfche Vloot in de Middenlandfche Zee niet van belang uit ; maar Jan Bart deedt met zes Franfche Fregatten een meesterüuk. Acht Staatfche Oorlogfchepen hadden eene Graanvloot, uit de Oostzee na Frankrijk Itevenende, veroverd, en tot de hoogte van Texel gebragt. Bart waagde het, deeze weder te heroveren , kreeg den wind , naderde het Schip des Bevelvoerders over dit fmaldeel, liet deezen de laag geeven , en fchoot eerst op den affiand van een hal ven pistoolfchoot, enterde, en maakte'er zich meester van, als ook van twee anderen : de overigen weeken. Hij voerde de Graanvloot in de Franfche Havens. Door deeze heldendaad verwierf een Duinkerkfclu Visfcher Brieven van Adel. Hoogst welkom was die bijkans verlooren voorraad van lijftocht in Frankrijk, waar men met groot gebrek aan Graan worflel de (§). In (*j Burnet, Vol. II. p. 130. Tindal, Vol. II. p, 473 479. D^N;el Journal, p. 177.178. (t) Millot Gedenkfchr. tot de Gejch. van Lodewijk den X1F. I. D. bl. 236. 238. (§) Daniël Journal, p. 178. Willem de III.  386 GESCHIEDENIS Willem de III. Krijjsv> r ijuinge.) ien Lande. Dood van K mingin Maria. 1695. f ! In Vlaanderen maakten de Franfche wapenen geen voortgang ; maar zij bewaarden bet gewonnene. Hun Leger was zwakker dan dat der Bondgenooten, die hen vrugtloos tot eenen Veldllag zogten te beweegen. Zij dreigden in Fransch Vlaanderen te val. len, en beloofden zich veel goeds van de Vloot, die" op de Kust kruiste. Doch de Dauphin en de Maarfchalk van Luxemburg deeden in vier dagen eenen marscfi van veertig mijlen , en fielden de Grenzen van de Schelde en de Leij'e tot den Oceaan in veiligheid. De Hertog van Holflein Pioen , naa den dood des Graaven van Waldek , Veldmaarfchalk geworden , belegerde Lluy, 't welk bij verdrag aan hem 0verging (*). liet jaar MDCXCV. opende zich met een allerrmerthjkst fterfgeval voor Koning Willem. Zijne E-gtgenoot Maria, die Engeland, ten tijde van zijne veelvuldige tochten buiten het Rijk, regeerde, 3ver!eedt, den zevenden van Louwmaand, aan de kinderziekte, in het drieëndenigfte jaar haars ouderloms. Schoon Willem de lil. bekend Haat voor natuurlijk zeer hartvogtig en onaandoenlijk, deedt iit verlies hem geweldig aan. Hij f&hreidde , en rondt zich eenige weeken buiten Haat, om zaaken 'an gewist te doen. Behalven het gemis haars be« tuurs, als hij den Krijg op 't vaste Land voerde, zat (*) Daniël Journal, p. 176. 177. Tindal , Vol. II. >. 480. 4S2. feuQuiEREs Mem, Bijl, ö? MUit. Tom. I. 3. S22. 2J)0. 433.  der NEDERLANDEN. 387 zat hij, naa haar dood , zo gerust niet op den Throon. — Hoewel Maria , over 't algemeen, in Engeland en in de Veréénigde Gewesten met traanen van waare droefenisfe betreurd werd, zal de Naakomelingfchap haar bezwaarlijk kunnen ten goede houden , dat zij, aan den eenen kant, zo verregaande eene onverfcbilligheid betoonde over de rampfpoeden van haaren Vader ; en, aan den anderen kant, met zo veel vuurs deel nam in de maatregelen, tegen hem beraamd en te werk gefield. Prinfes Anna, de vermoedelijke Erfgenaame des Rijks, was, zints eenigen tijd, in ongunst des Konings en der Koninginne gevallen. Naa laatstgemelder dood verzoende zij mei den Koning : doch aan de hartlijkheid deezer verzoeninge wordt zeer getwijfeld, uit hoofde van de koele wijze , waar op de Koning haar behandelde (*). Al het noodige op de regeering des Rijks, geduurende zijn af weezen , beiaamd hebbende , ftak de Koning herwaards over, en begaf zich , in Holland gekomen, terftond na het tooneel des Oorlogs. Het Leger der Bondgenooten overtrof het Franfche verre in aantal. Aan alle kanten kreeg het verfterking, en het fcheen tegen de nederlaagen aan te groeijen, terwijlFrankrijk, alles uit zichzelven moetende haaien, zich uitputte door zijne, overwinningen. Te meer (*) Burnet, Vol. II. p. 136. Tindal , Vol. II. p. 500 _—504.510. Gedrag der Hertoginne van Marl' lourg, bl. 118.119. FIII.Deel.aSt, H Willem de III. Veldtocht.  SS5 GESCHIEDENIS Willem de III. meer werd dit Rijk afgemat, daar het een aanvallenden Krijg voerde op het Grondgebied van anderen, en de Bondgenooten , verweerênd oorlogende , alle hunne kragten fpaarden. Koning Willem vertoonde zich, fchoon Reeds overwonnen , geduurig ontzaglijken De Veldtocht deezes jaars was roemrijker voor de Bondgenooten dan de voorige. Koning Willem vondt zich in ftaat tot het beleg van Namen. Hij wist zijn oogmerk lang voor den Vijand te Verbergen, en zijne magt grootendeels te lokken na een kant, tegen welken hij niets in den zin hadt. De Prins van Faudemont dekte het beleg tegen het Leger, 't welk , naa den dood des Hertogs van Luxemburg , onder het bevel ftondt van den Maarfchalk de Villeroy, in Krijgskunde met zijnen voorganger niet te vergelijken, en meer de hoedanig, heden eens Hovelings dan eens Veldheers bezittende. Hij zou den Prins van Faudemont hebben kunnen verrasfen: en ondernam het ; maar , 't zij zijne bevelen liegt gegeeven waren, of liegt volvoerd werden, deeze ontkwam hem door een zo wel beraamden aftocht, dat Koning Willem , in eenen Brief, hem de eer deedt van te betuigen , dat hij door den zeiven beter betoond hadt een bedreeven Veldheer te zijn , dan hij door het winnen van eenen Veldllag zou hebben kunnen betoonen (*). Het beleg van het wel veillerkte en kloek verdee- digde C) TmoAL , Vol. II p. 96 , n3. Fecquikres Mem. Hift. & Milit. Tom. I. p. apo4+7.  db& NEDERLANDEN. 389 digde Namen zette Koning Willem met alle Krijgsbeleid voort , en bemagtigde, eindelijk , in Oogstmaand, de Stad, en,in Herfstmaand, het Kasteel, onder het oog des Franfchen Legers , gelijk Lodewijk de XIV. ze beiden in 't gezigt van dat des Konings van Engeland veroverd hadt. — Het bemagtigen van Dixmuiden en Deinze, als mede het bombardeeren van Brusfel, kon het verlies van Namen niet opweegen. Deeze vermeestering, de fchitterendfte door Koning Willem bekend . werd met toejuichingen en lofredenen vereerd , die , daar zij aan den eenen kant toonden, welk eene agting men voor den Koning van Engeland hadt , aan den anderen kant uitweezen, welk hoog denkbeeld men zich van de magt des Franfchen Konings vormde (*). Van de twee Vlooten, in Zee gehouden door de Engelfchen en de Staaten , dekte de eene , onder den Admiraal Russel , de Spaanfche Zeelieden in Catalonie met een gewenscht gevolg ; de andere hieldt zich omtrent de Hoofden op , en zette het bombardeeren van St. Malo , Duinkerken en Calais met zo weinig geluks voort, dat de nadeelen, daar door te weege gebragt, geoordeeld werden het duizendfte gedeelte van de gemaakte kosten niet bedraagen te hebben. Het ontrusten van 's Vijands Kust was bijkans alles (f). —- Niet veel meer hadden de Zeetochten van 't jaar MDCXCVI. te beduiden: zij C*) Tindal, Vol. II. p. 113*-*-125 enz. (I) Daniël Journal, p. 183. u % Willem de 111. Karnen door Willem den- III. genomen. Het voorjevalleneter Zee. 1693. en 1696.  39° GESCHIEDENIS Wju.em de III. Atnfiag op hec heven van Wil- 1e\! d£n III. i ,1 1 ] y zij bepaalden zich tot het bombardecren van Calais, en St. Martin, op het Eiland llhee , zonder noemenswaardig nadeel. De Ridder Jan Bart ligtte eene Vloot, uit de Oostzee komende , op , en nam de Fregatten , tot derzelver geleide beftemd ; maar nauwlijks badt hij dien prooi in handen, of hij werd aangetast door de Hollandfche Vloot, en genoodzaakt een groot gedeelte der Prijzen te verbranden, ten einde zij door de voorgaande Eigenaaren niet mogten hernomen worden (*). Tusfehen de Legers ten Lande viel niets meldenswaard g voor. Gebrek aan Geld te wederzijden belette iets van gewigt tegen elkander te onderneemen. Koning Willem, wiens leeven, geduurende deezen Oorlog, zo veel gevaars liep, daarbij zich dikwijls in 't heetst des gevegts waagde , was, in den aare MOCXCH, een aanflag.op hetzelve gefmeed, gelukkig ontkomen, en Gkandval, de aanvoerder, 'eftraft (f). — Naa den dood der Koninginne VlAitrA , hadden de Jacobiten in Engeland voorbeeidzels gemaakt , om hem van 't leeven te beroortn, en Koning Jacobus weder op den Throon te ïefTen. Zij handelden met hem en het Franfche Hof, t weik deeze maatregels fcheen goedtekeuren. Het verd, met den aanvang des jaars MDCXCVI, door lêa Graaf van Portland ontdekt, weinig da^en voor de O) Damel Journal, p. 184. Tindal, Vol. III. p. 66. 268. (t) Wacenaar, Vader!.Hifi. XVI. D. bl. i26.  dkr NEDERLANDEN. 391 de volvoering. Koning Jacobus hadt zich na Calah begeeven, wagtende op tijding uit Engeland, gereed om , indien dezelve gunstig ware, terftond overtefteeken; doch de tijdige ontdekking van het verraad , bet nafpooren, vatten en ftraffen van veele fchuldigen , en bovenal eene algemeene verbintenis door het ganfche Rijk, om Koning Willem op den Throon van Groet - Brittanje te handhaaven , verbrak ten eenemaal de maatregels van Jacobus en zijnen aanhang. Over het ontdekken deezer zamenzweeringe hieldt men hier ten Lande eenen plegtigen Dankdag (*). (*) Daniël Journal, p. 183. Tindal. Vol. III. p. 389. 230. 236. Notul. Zeel. Maart 1696. bl. 43. Refol. Holl. Maart 1696. bl. 154. H 3 TWEE- WILLEM de 111.  502 GESCHIEDENIS TWEEËNDERTIGSTE BOEK. Vrede van Rijswijk- , en Onderhandelingen wegens de Opvolging in Spanje. Ds Koning van Frankrijk verlangt na den Vrede. IÓ96. : Onderhandelingen en Vrede van Riiswiik. T _LLJodewijk df. XIV, fchoon hij Steden vermeesterd, Veldllagen gewonnen, en de magt van Euro/«, tegen hem veréénigd , verduurd hadt, haakte na den Vrede. Koning Jacobus op den Throon van Groot-Brittanje te hertellen was hooploos ; de beflislende overwinning , in Ierland door Willem den HL behaald , bevestigde hem op dien Rijkszetel; Frankrijk, van Manfchap en Geld uitgeput , ftierf van honger te midden van de vreugdbetooningen en dankbetuigingen; \ viel zwaar, nieuw Volk te werven , de Rijksfchulden groeiden aan , de Handwerken vervielen; Papier , voor Geld gangbaar, gaf gebrek te leezen , en Graan ontbrak bijkans allerwegen. De Onderdaanen vervloekten, om zo te fpree. ken , de Overwinningen , die toen dagelijks eene" nieuwe belasting aankondigden. Alle de rangen van den Staat wenschten om Vrede , en de Koning zeive zag de noodzaaklijkheid. Het klimmen der jaa•en en de begeerte na ftilte verkoelden het ziedend vuw  «ast. NEDERLANDEN. 393 vuur van Staatzugt, hij was een Oorlog moede, die zijne Onderdaanen bezwaarde , en van welken hij zelve de onaangenaamheden gefmaakt hadt, door zich genoodzaakt te vinden , om aftezien van de volvoering veeier grootfche ontwerpen. Naa alle Volken, rondom zich, ontrust, en ondervonden te hebben, hoe zeer hunne vrees hem vijanden op den hals joeg, geloofde hij, hen te moeten bevredigen , om de gezogte rusti te erlangen. Niets liet hij agterwege , om gewigt bijtezetten aan de (lappen , welken hij genegen was te doen , en ondertusfehen voortekomen, dat zijne Vijanden 'er geen verkeerd gebruik van maakten. Vervolgens haalde hij den Koning van Zweeden over, dat deeze zijne bemiddeling zou aanbieden ; en verklaarde teffens, op welke voorwaarden hij genegen was den Vrede aantegaan ; doch Europa was gewoon, hem te vreezen: en, hoe meer blijken van gemaatgdheid hij gaf, hoe meer men hem wantrouwde. Niemand wilde gelooven , dat het Franfche Hof die (lappen in goeden ernst deedt: 'er heerschte een algemeen vermoeden, dat 'er onder die aanbiedingen een adder verborgen Was. Eenigen geloofden , dat Lodewijk. de XIV , eene geveinsde edelmoedigheid voorwendende , in de daad niets anders zogt, dan den Oorlog voortrezetten, en alleen den Vre^e voorfloeg, om onzijdige Mogenheden tot zijne zijde overtehaalen , en zijne Vijanden haatlijk te maaken. Anderen beweerden , dat die Vorst alleen ten oogmerke hadt, de Bondgenooten van de bezorH 4 ging Willem de III.  S94 GESCHIEDENIS WlILEM DE III. I I ] ] ( ( i ging der Oorlogsnoodwendigheden aftetrekken ; en zou Frankrijk, huns oordeels , ma eenige Vorsten van het algemeen Verbond afgetroond te hebben, zich bedienen van de verzwakking der Bondgenooten, en ze afzonderlijk op 't lijf vallen , onder voorwendzel van ze te ftraffen wegeus het gering belang, door hen gefield in zijne aanbiedingen. De zodanigen, die oordeelden , dat Lodewijk de XIV. den Vrede in goeden ernst begeerde , maakten daar uit op , dat de Boodgenooten in de noodzaaklijkheid waren, om zich nog nauwer te veréénigen , en eene laatfte pooging te doen. Frankrijk, indiervoege redenkavelden deeze Staatkundigen , wenscht na geen langduurigen Oorlog , in welken zijne Vijanden de Krijgskunst leeren, en bekwaame Veldhee- . ren en Soldaaten vormen , terwijl de Koning ziet, lat zijne oude ervarene Krijgsbenden finalder, en «ingevuld moeten worden door nieuwgeworvenen: hij haakt alleen na den Vrede, om adem te fchép)en. Indien men den Koophandel en den ftaat der Geldmiddelen , de zenuwen van 't Rijk , niet ten tenemaal knakt, zal het welhaast de oude kragten terwinnen, en nieuwe aanvallen beftaan op Mogenleden , in geen Bondgenooifchap getreeden. In dee :ervoege zal de Vrede alleen Oorlog baaren , terwijl le tegenwoordige Oorlog eenen duurzaamen Vrede tal voortbrengen , indien de Bondgenooten verftanlig genoeg zijn, om niet te fcheiden , en geene toetemming tot het nederieggen der wapenen te geeen , eer de Franfchen , door eigene ondervinding wijs  der NEDERLANDEN, 395 wijs geworden, hunne onbegrensde Staatzugt laaten vaaren wegens de onheilen , daar uit ontltaande ■> overtuigd, dat hunne Overwinningen zeiven het Rijksverderf met zich voeren. Zints langen tijd was Lodewijk de XIV. 'er op bedagt en uit geweest , om het Bondgenootfchap door hetzelve te verdeelen en te verzwakken. Hij liet het oog vallen op den Hertog van Savoye. Victor Amadeus was , onder alle de Vorsten , de gene, die het eerst zijne partij zou omhelzen, zo het 'er op aankwam , om , ter oorzaake van zelfbelang , zijne verbintenisfen te verbreeken. Bij deezen vervoegde zich het Franfche Hof. De Graaf van Tesfé, naderhand Maarfchalk van Frankrijk, een bekwaam Man, van minzaamen aart, en op behaagen afgerigt, eene hoogstnoodige begaafdheid voor Onderhandelaaren, zette dit werk eerst tcTurin in ftilte voort. De Maarfchalk de Catinat, zo bekwaam in Vrede als in Oorlog , voltrok de onderhandeling. Twee zo bekwaame Mannen waren nogthans onnoodig geweest , om den Hertog van Savoye overtehaalen tot het geen met zijn belang, waar aan hij zeer gehegt was , ftrookte. Hij zou herfteld worden in alles, wat Frankrijk hem, geduurende den Oorlog, ontnomen hadt, vergoeding krijgen van de gemaakte kosten, en voorts onderftand ontvangen : hier bij kwam de Huwelijks voor. flag tusfehen Lodewijk , Hertog van Bourgondie, Zoon des Dauphins , en Maria Adelheid , zijne Dogter. Bij deeze uitlokkende beloften voegde Frank_ H 5 rijk, Willem de UI. Lcde- WijK de XIV. trekt den Hertog van Savoye van het Groot Verbond af.  3?6 GESCHIEDENIS WlIXFM be III. i ] i rijk, van den anderen kant, bedreigingen, indien de Hertog die voordeelige aanbiedingen van de hand wees. Men was de zaak ras ééns. De Hertog en Catinat floten het Verdrag te Lomto , en eene bedevaart na de alom bekende Lieve Vrouw dier Plaatze dekte de handeling, welke aldaar haar beflag kreeg. De Paus Innocentius de XII. nam ernstig deel in dit werk. Zijn toeleg was , Italië teffens te omhellen van de invallen der Franfchen, en de geduurige belastingen, door den Keizer,tot onderhoud des Legers, gevorderd. Men wilde, dat de Keizerfchen Italië onzijdig zouden laaten. De Hertog van Savoye verbondt zich, die onzijdigheid te zullen bewerken. De Keizer bewilligde het in den aanvang. De Hertog voegde zijne Krijgsmagt bij die der Franfchen: en in een en den zelfden Veldtocht zag men hem aan 't hoofd der Bondgenooten en aan 't hoofd van derzelver Vijanden ; want de beraadflaagin°en , om hem of door groote beloften aan het Bondgenoot rchap te verpligten , of door geweldige middelen te noodzaaken, om de Franfche zijde weder te ver'aaten, hadden geen gevolg. Zijne Dogter, elf jairen Jud, werd na Frankrijk gevoerd, om de KgtverJiqtenis met den dertienjaarigen Hertog van Beur•;onje te vol'rekken (*). Lodewijk de XIV. hadt het geluk, om den Kei. zer O TlNDAL., Vol. III. p. 2j-4. ^ Du Aoxt Corps Dip' Tom. VII. P. lh p. 368. ^u hel Journal ,p. jgy.  Ü2R. NEDERLANDEN. 597 zer en den Koning van Spanje in de onzijdigheid van Italië te doen ftemmen. Overéénkomftig met het eerfte punt deezes Verdrags, noodzaakte de Hertog van Savoye de Bondgenooten , door hem verlaaten , tot dien ftap, zijne magt met die der FranfchenpaaTende: en , om het Milancefche te behouden, Hemden de Koning van Spanje en de Keizer in 't geen hij eischte (*). Lodewijk: de XIV. trok toen al «ijne Krijgsmagt aan den Rhijn in de Nederlanden bijéén. Deeze afval verfchafte hem te meer voordeden, dewijl zijne Vijanden zich niet langer konden ftreelen met het denkbeeld, om hem van dien kant aantetasten : de vermeesteringen, daar gemaakt, zouden veel meer te zijner befchikkinge Haan, dan die in Italië. De Bondgenooten hadden reden, om te diigten, dat hij ze zou willen behouden , indien zij weigerden tot den Vrede te ftemmen. Van den Itallaanfchen Krijg ontfiagen, kon hij zijne Krijgsmagt beter tegen de Bondgenooten wenden. Deeze omftandigheid bragt niet weinig toe , om gedagren van Vrede bij hen te verwekken, dus lang ,door het vertrouwen op de kragten van het wel veréénigd Bondgenootfchap , verworpen. Frankrijk zelve, overtuigd j dat het niet tot fchande eener overwinnende Mogenheid Hrekte , Happen tot den Vrede te doen , liet, door bemiddeling van Zweeden, dien eerst voorfiaan. De Keizer, de Koning van Engeland en de Staaten ftemden in de bemiddeling (f). Om (*) Du Mokt CorpsDipl. Tom. VII. P. II.p. 375(t) Act. de la Paix de Ryswicè, Tom. Lp. i8p. si 1. i88. 30'. Willem DE III. Frank• rijk doet de eerfte Vredesvoorflagen.  Willem de Ut. Veldtocht in de AV der landen. 1607, Krijgsverrigtingen ter Zee. 1 398- GESCHIEDENIS Om h.t werk des Vredes meer fpoeds te geeven, befloot Lodewijk de XIV. den Oorlog met kragt dootezetten. Drie Maarfchalken, Villeroi , Bouflers en Catinat, bevonden zich bij het Franfche Leger. De laatstgenoemde kreeg , als de bekwaamde en ervaarendfte , last, om Aath te belegeren. Men dagt, dat Willem de III, tot ontzet zou aanrukken; maar hij verklaarde, niet gezind te zijn, om éénen man te waagen tot het ontzetten eener Stad, die de Franfchen met den Vrede zouden moeten wedergeeven. Hij ondernam niets , zich alleen van eenige voordeelige Legerplaats verzekerende. Aath gtng, naa een beleg van twaalf dagen, bij verdrag over, en hier mede eindigde de Krijg in de Spaanfche Nederlanden, geduurende de Vredehandeling. Langer duurde bet belegeren van Barcelona in Spanje: het moest in 't einde voor de Franfche wapenen bukken; en deeze vermeestering wrogt kragtdaadig mede tot het bevorderen van den Vrede (*> Schitterende waren de Krijgsverrigtingen der/***. fenen ter Zee. De Heer de Pointis ftak, op kosten eener Maatfchappije, in Zee met zeven Oorlogfchepen en drie Fregatten, en ftevende m America, om de Spaanfche IFest - Indifche Vloot te veroveren : te St. Demingo werd zijne Vloot verfterkt door een lantal van Boekaniers of Vrijbuiters. De Spaanfche Vloot (*) Daneel Journal, p. 187.188. Tindal, Vol HL ». S4S> 353.  der NEDERLANDEN. S99 Vloot deedt hij niet op. Eene mislukking , welke hij poogde te boeten door het bemagtigen van Carthagena. Dit gelukte. Hij zag zich meester van de verzamelplaats der fchatten, die de Spanjaarden uit de Nieuwe Wereld haalden: en badt bij de overgave bedongen, dat al het Goud , Zilver en Edelgefteenten der Ingezetenen hem zouden geleverd worden. En, fchoon men wil , dat het grootfte gedeelte der fchatten dieper landwaards in gevoerd of verftooken was , het welk den buit veel minder maakte dan de verwagting, begrootte de Pointis dien nogthans op acht millioenen Kroonen. Hij flegtte de Vestingwerken , en kwam behouden in Brest , naa twee keeren de Engelfchen omzeild te zijn. Aan de Vrijbuiters hadt hij geen gedeelte des buits afgeftaan, geëvenredigd naar hunne gedaane diensten : zij keerden weder na Carthagena , en hervatten de plundering. — De Markgraaf de Nusmond vermeesterde zes Engelfche Koopvaarders , op verfcheide millioenen begroot. — De Heer d'Ibervïlle hernam de Sterkte Nelfen, in Nieuw Frankrijk , naa twee Engelfche Schepen genomen en één in den grond geboord te hebben (*). Het waren de Spaanfchen en Engelfchen alleen niet, die , dit jaar , fchade leeden bij de Franfche Krijgstochten ter Zee. Dugnay - Trouin maakte zich meester van de Hollandfche Koopvaardijvloot, die (♦) Daniël Journal, p. 353« 358-. Tindal.,Vol.III. p. 253—— 25Ö' WlLLRM DE III.  4<20 GESCHIEDENIS Wir,l«m fe iii. s 3 S 3 ü die van Bilboa kwam , de drie Oorlogfchepen , die de/ebe geleidden , genomen hebbende. De Baron van Wassenaar, Fleer van St arrenberg, een Man van zeer groote onverfchrokkenheid voerde bevel over dit geleide. „ Nooit ," fchrïjft de Lofredenaar de* Franfchen Zeeiields, „ (treedt Dugnay - Trouin „ een fchnklijker itrijd : het was niet, dan naa vier „ allerbloedigfte enteringen , dat hij het Schip van „ Wassenaar veroverde. Alle de Officiers aan dat „ boord waren dood of gekwetst , en Wassenaar „ zelve hadt vier wonden ontvangen , hij wentelde ü zicn in zij'n bloed, en werd , met de wapenen in „ de hand, gevangen genomen. Op deeze over„ winning volgde een onweer en een zeer verfchrik„ lijke nagt. Alles, wat de verbeelding zich eislijks „ kan voorftellen , liep hier zamen. Een Schip0 , doornageld van kogels, gefchokt door hemelhoo, ge golven , eene manfchap , meest uit gewonden , en ftervenden beftaande, in duizend zugtenenge, vaaren van te vergaan. Zijné eerfte zorg, itPore , Louis binnengekomen, was , na den Baron van , Wassenaar te verneemen, en alles aantebieden, , wat dien gewonden Held van dienst kon weezen. , Ontdekt hebbende, dat hij niet behandeld was met , die onderfcheiding, welke zulk een Man verdiende, werd hij met de uiterfte verontwaardiging ver. vuld tegen den Bevelhebber, aan wien de Gevangene was toevertrouwd; en, fchoon deeze hem na in den bloede beilondt, kon hij hem naderhand nooit zien, zonder eenallerongenoegKjkfteaandoe- si ning.  der NEDERLANDEN. 401 ning. Toen Wassenaar van zijne wondeu ge,, neezen was, boodt hij dien Held Lodewijk den 3, XIV. aan: zodanige gevoelens in een jong Krijgs,, man, die nog nauwlijks drieëntwintig jaaren tel,„ de, doen hem meer eers aan dan tien overwnlningen. 't ls, te midden van de verfchriklijkheden des Oor- logs1, een troostrijk voorwerp, eentooneelte zien, „ waarop verdiensten dus geëerd worden door groote Zielen, terwijl ze voor kage en vuige alleen een „ voorwerp van nijd en afgunst zijn, en door on„ aandoenlijken niet gerekend of belacht wor„ den (♦)." Van alle Mogenheden, in deezen Oorlog ingewikkeld , fcheen het Hof van Spanje moeilijkst tot den Vrede te beweegen. De zwaare nadeelen , dit Rijk toegebragt, en bovenal het overgaan van Barcelonat baarden andere gedagten. Dit verlies trof den Koning, dewijl die Hoofdltad van Catalonie hem beter bekend was dan de Steden van Vlaanderen, Zo verregaande was zijne onkunde ten dien opzigte , dat hij geloofde, dat Bergen aan den Koning van Enge. land behoorde, en hem beklaagde , toen Lodewijk hetzelve overmeesterd hadt. Spanje hadt den Vrede hoogstnoodig. Het ontbrak dit Rijk aan Krijgsvolk, aan Schepen, aan Geld en aan raad. De Grooten , onderling verdeeld , ftaatzugtig , zonder Geld en Gezag , verwagtten eene verandering in de Regeering, welke zij ais op handen zijnde aanmerkten. Eigen Thomas E!o*e de Duguaj*Trtuin, p; 206. Willem de III. TegenHand vaa Spanje,  402 GESCHIEDENIS Willem i>s III. Halsrarrigh :id des Keizcrrijks. ] < \ 1 J \ Eigen zwaarte hieldt de Spaanfche Monarchy nog ftaande ; doch de Staaten , uit welken zij beflondt, waren het voorwerp van de ftaatzugt der voornaamfte Mogenheden in Europa. Het Keizerrijk was één der hoofdtooneelen des Oorlogs geweest. Volken, die door de verwoestingen der Franfche wapenen meest geleeden hadden, ziende, dat 'er geen hoop meer over was, om zich té wreeken, haakten na den Vrede , als het eenig middel, om een einde te maaken aan alle hunne rampen. De Keizer en de Rijksvorsten moesten desgelijks den Vrede voor zeer wenschlijk aanzien; bovenal, wanneer zij ontdekten , hoe gereed Willem ue III. de bemiddeling van Zweeden aanvaard hadt. Zij vreesden, dat hij hen zou overlaaten aan de genade of ongenade van Frankrijk, door het langaan van eenen afzonderlijken Vrede. Doch de /ermeesteringen , die Frankrijk gemaakt hadt, waren van te veel aanbelangs, om overgegeeven te worlen aan den Overwinnaar; en de Overwinnaar was te magtig, om zich de wet te laaten zetten. Zij zeulen Frankrijk gaarne gebragt hebben tot de voorvaarden van den Munjlerfchen Frede , en bragten iet zo verre, dat zij fchadeloosltelling begeerden van ie verliezen , bij den Oorlog geleden , op een tijdtip , dat zij zelfs niet in ftaat waren , om Frankrijk e noodzaaken tot het wedergeeven der laatfte verneesteringen. De Koning van Engeland, vreedzaam bezitter van len Groot•Brittannifchen Throon geworden, hadt, als  der NE DERLANDEN. 403 fiïü Koning van Engeland, geer ander belang , dan dat, hij in die Waardigheid erkend wierd : en , als S aa'ioudcr , vorderde hij alleen , dat mén in de SpdahfcHè Nederlanden een Voormuur oprechtte tegen de ovèrweegetide magt van 'Frankrijk. Het belang der Staaten van de Veréénigde Gewesten ftrookte vólkomen met dat van Koning Willem, als Stadhouder: alleen kwam 'er bij , dat zij de ver rieuwing begeerden van de jongde Verdragen des Koophandels met Frankrijk. Een Ruk , dat niet. veel zwaaiigheids kon baaien. —— Met één woord, het kwam, in 't algemeen, in den bedoelden Vrede 'er vooinaamlijk op aan , den Overwinnaar de wet vöonefchrijven. Men'verwagtt's , uit dien hoofde, eene lang (kepende en moeilijke Vredehandeling. Wij zullen zien , hoe de edelmoedigheid , of liever de üaatkunde, van Lodewijk den XIV. eene Vredehandeling verhaastte, die zich zeer bezwaarlijk, of ten minden als nog vené af, öpd'eedt. Eéne der eerfte zwaarigheden was het bepaalen van de Plaats der Vredehandeling. De Keizer floèg ééne der Rijksfieden voor ; Spanje fprak van Antwerpen ; Engeland en de Staaten van den Haag , of é'éne der Steden In de Veréénigde Nederlanden ; de Koning van Frankrijk toonde zich' omtrent de Plaats onvfrfchillig, en kon gereedlijk (temmen in lm Hals te Rijswijk , tusfehen Delft en den Haag gelegen,' daar toe te vet kiezen : 'gelijk ook dat Huis, door Frederik Hendrik gedicht , en toen den Koning van Engeland toebehoorende , alleszins zeer ge- VUL Deel.2.St. l fchikt, Willem ds lil nci^c öok tot den Vrede. Voideriag n der Staaten. Rijswijk ot de Plaats de Vrerleüandels' .. btUemdc,  Willem de III. Gevolmagtigden op den RijswijkfchenVredehandel. 4o.j GESCHIEDENIS fehikt om de Gevolmagtigden te ontvangen, beltemd werd (*). De Harxay , de Creci en deï Callieees , Gevolmagtigden van Frankrijk , hadden , zints lang , bedekte onderhandelingen gehouden, en de laatstgemelde bezat allen vertrouwen van den Koning, zijn Meester. — Carel Bónde en Nicolaas van Lillierot waren door Zweeden benoemd tot het bekleeden van het Middelaarfchap. De dood van Carel den XI, Koning van Zweeden, bij deopeniug des Vredehandels invallende, baarde geene verandering : de Koniugin Regentesfe , Moeder van den vermaarden Carel den XII, zondt nieuwen last aan de Afgevaardigden diens Rijks , en verklaarde, in de maatregelen des overledenen Konings getreeden te zijn. —■ Van 's Keizers wege waren gevolmagtigd Alexander , Graaf van Kaunitz , Graaf Heneik Joan van Steaatman, en JoanFkëdeiuk, Vrijheer van Seilern. De Rijksvorsten , in deezen Oorlog betrok'; en , hadden mede Afgevaardigden op den Vredehandel. — De Koning van Spanje volmagtigde Don Francisco Bernardo de Qurros, Ridder van St. Jacob, Lodewijk Alexander de Scochaet , Graaf van Tiremont en Baron van Gaasheeke. -— De Koning van Engeland vertrouwde zijne belangen aan Thomas , Graaf van Pemhioke, Eduard, Burggraaf van Villiers, en José va (") A£t. de la Paix de Rijswick , Tom. I. p. 315. Tindal, Vol. III. p. 341.  ser NEDERLANDEN. 405 seph Williamson , Ridder. —• Van wege de Staaten der Feréénigde' Gewesten vertoonden 'er zich de Heeren Anïhoni Heinsius, Raadpenfionaris van Holland, Jacor Borèel , Oud - Burgemeester van Amfterdam., Evèrd van'Weede, Heer van IFeede en Dijkveld , en Willem van Haken , Grietman van de Bilt. Hadt men Frankrijk , Engeland en de Veréènig. de Gewesten te bevredigen gehadt, dit zou niet lang gedraaid hebben ; Lodewijk de XIV. maakte geene zwaarigheid, om Willem den III. den tytel van 1 Koning van Groot-Brittanje te geeven , zich grondende op het beginzel, dat een Vorst , algemeen in zijn Rijk erkend , en gerust bezitter zijner Landen zijnde, geen ander bewijs noodig heeft, om als Vorst van alle Volken gegroet te worden. De Ferêènigde Gewesten vorderden geene tytels , maar zij verlangden na min fchitterende , doch wezenlijker , voordeden ; en hij beloofde hun gunstige voorwaarden van Koophandel. — Maar de Keizer en Span ie, zich verharende op de trouw der andere Bondgenooten, vormden eifehen, weinig .overeenkomende met kunne kragten. Frankrijk, verzekerd van de andere Oorlogvoerende Mogenheden , deedt een grooten Rap, om het Vredeswerk voorttezetten. De Gevolmagtigden van Lodewijk den XIV. leverden een Opftel in , bevattende de punten , welken hij genegen was te tekenen ; doch Relde ten voorwaarde, dat men ze moest aanneemen voor het einde vaiï Oogstmaand. i ss Dit de HL Moeite i ara den Keizer eri Spanje jvertelailcn^ 1  4o6 GESCHIEDENIS Willem dé III. Ontwerp des Konings van Frankrijk. Dit ontwerp kwam hier op neder: „ Dat de Ver„ drapen van Munster tn Nieuwmegen tor een grond„ llag zouden ftrekken van het tegenwoordig Ver„ drag ; doch op zulk eene wijze, als deeze twee „ Verdragen zamengefmolten waren in dat van Nieuw „ megen , welk overzulks zou aangemerkt worden „ als beide de Verdragen bevattende, en geagt wor„ den woordlijk in het tegenwoordig Verdrag inge- voegd te zijn , zulke punten alleen uitgenomen, ,, waaromtrent in het tegenwoordige Verdrag veran„ dering gemaakt word. Deheréénigingen, maden Nieuwmeegfchen Fr ede gedaan door de Kamers ,, van Mets en Bezancon, en door het Oppergeregts„ hof van Brizak zouden vernietigd worden. Straats„ burg zou , of ontmanteld , te rug gegeeven wor„ den, of, in plaats van deeze Stad , zou Frank5, rijk aan den Keizer Fryburg en Brizak afftaan. ,, Hunningen , en de Brug, aldaar over den Rhijn „ gckgd , zouden geflegt worden ; ook de Wer„ ken aan de overzijde van den Stroom bij 't Fort ;, Louis tn elders. Kehl en Philipsburg zouden te „ rug gegeeven worden, mits de Vestingwerken vart „ Philipsburg, ter fiinkerzijde des Rhijnjlrooms ge„ maakt, geflegt werden. — De Hertog van Lo„ tharingen zou herlteld worden in de Staaten , die „ Herrog Carel , zijn Oud-Oom , voor den jaare „ MüCLXX. bezeten hadt, en hij zou Nanci, „ Bitsck' en Homburg , geflegt , te rug krijgen. „ Vooits zou men, ten aanziene van Lotharingen, l, zich houden aan het Verdrag van Nieuwmegen.—'■ „ Trie*  Deb. NEDERLANDEN. 40? „ Trier zon den Keurvorst worden ingeruimd. De „ nieuwe Werken van Mont ■ Royai en traarfach „ zouden geflegt worden; doch de Werken van Saar„ Louis, welke Plaats Frankrijk begeerde te h.u« „ den, zouden in den tegenwoordigen Maat blijven. „ — De Keurvorst van de Palts zou in zijne be', „zittingen, volgens den Westphaalfchen Fr ede, „ herfteld worden , en 's Konings Schoonzuster , „ de Hertogin van Orleans, aUêen zulk een gèdeette „ van dezelven genieten, als haar, volgens de Rijks- „ wetten, toekwam. Het Verdrag, in't '■>■>.,r- „ leden jaar gefloten met den Hertog van Savoye, ,, zou geagt worden, van woord tot woord, in het „ tegenwoordige begreepen te zijn. De Car- „ dinaal van Furstemberg zou in zijne Goederen ,, en Voorregten , met rtaame in het Bisdom van „ Straatsburg en in de Abtdije van Stavelo, herfteld ,, worden. . Aan den Koning van Spanje zou- „ den Bergen, Charleroi, Fortrijk en Aath in da „ Nederlanden , en Rofes , Gironne en Belver in » Catalonie te rug gegeeven worden , zelfs L'ixem„ burg en het Graaffchap Chiny, of men moest elk„ ander over iets van gelijke waarde verftaan. Zo 'er verfchil tusfehen de twee Koningen viel over de Grensfcheiding, zou de uitfpraak daar van ver„ bleeven worden aan de Staaten der Ferêènigde Ge„ wetten. —• Dinant zon den Prinfe van Luik te 3> rug geeven worden in den ftaat, waar tn het „ was, toen Frankrijk het ia bezit nam. De Ko„ ning van Spanje zou, daarentegen, ÊeVfiiland en 1 3 „ d,e. Willem de III.  / 4o3 GESCHIEDENIS Vilt em de Iï!? Eithoa dn Spaanjchen co Keizerfchcx.' „ de Sterkte Ponza aan den Hertog van Panna inruimen. — Zweeden zou uitdruklijk in dit Ver„ drag begreepen zijn, en verder ajie zulke Mogen„ heden, welken men wederzijds noemen zou voor „ de uitwisfeling der bekragtigingen , of binnen zes maanden daar naa (*)." De Gevuimngtigden van den Keizer en des. Konings van Spanje vorderden meer, en de wedergave van alle yermeesteringen , zints den Pjreneefchen Vrede door Frankrijk gemaakt. De Keizer , bemerkende , dat de Vrede den invloed van Frankrijk op bet Spaanfche Iiaf zou vermeerderen , deedt, in za* meiuiemming met de laatstgemelde Mogenheid , alle poogingen , om den Vrede te dwarsboornen , door) eifehen voorrellaan, welken hij wist, dat Lodewijk de XIV. nooit zou kunnen toeftemmen. Zij drongen op eene flipte onderhouding van 't geen ten grond des üondgenootfehaps ftrekte , om Frankrijk te brengen binnen de paaien , door den Westphaalfchen en Pyreneefchen Vrede voorgefchreeven. De Oogstmaand liep vast ten einde , zonderdat 'er iets bepaald was. Duidelijk befpeurende, dat hunne buitenfpoorige eifehen niet zouden worden ingewilligd, bepaalden zij zich tot de wedergave van Luxemburg aan Spanje , en van Straatsburg aan het Keizerrijk. —- De twee Spaanfche Gevolmagtigden waren verre van de zaak op de zelfde wijze inttzien : de Quiros ijverde zeer fterk vooi de be- (fj A6i de laPaix de Ryswick, Tom.II. p.sig— 339.  der NEDERLA N D E N. 409 belangen zijns Konings, doch de Scochart liet zich veel meer ieiden door de inboezemingen van Koning Willem. De Qütros ftondt onverzettelijk op den eisch, dat Lodewijk de XIV. naar de ftrikte letter het wonrd zou nakomen , vóór het openen der Vredes - onderhandelingen gegeeven , om alle Plaatzen, in den Oorlog bemagtigd , wedeneleveren. Dan deeze Vorst, voorziende , dat de Spanjaarden , in gevalle van eene Vredebreuk, de Duitfchers zouden kunnen Hellen in 't bezit van Luxemburg, hetwelk hun den weg na Vlaanderen zou openzetten , wilde noch de Stad noch het Hertogdom overgeeven, maar bood iets van gelijke waarde aan, het geen de Quilt os beüendig weigerde aanteneemen. Zijn Amptgenoot dngt en fprak anders. De beflisfing van dit aangelegen Huk werd voor den Spaanfchen Raad gebragt, en veroorzaakte daar niet min verfchils dan op de Vredehandeling. De Koningin endeAmirante onderfteunden het gevoelen van de Quiros ; doch de andere Staatsdienaars befchuldigden hem van ftijfzinnigheid , en haalden don Koning over, om iets anders in plaats te neemen. De Koning erkende, ondauks zijne zwakheid , de billijkheid der redenen van de Quiros , en , wel verre van toetelhan , dat deeze Staatsdienaar opöntbooden werd , gelijk hijzelve verzogt, keurde hij openlijk zijn gehouden gedrag goed. Lodewijk de XIV, overtuigd, dat het den Keizer en den Duitfchen Forsten onmogelijk zou zijn , alleen den Oorlog voorttezetten tegen al zijne veréenI 4 de WktEM DE 111.  4;o GESCHIEDENIS Wil' EM DE lil, Gefchil-: jen tusfehenFrank■ rijk , den Keiz. r en de Duitjche Fors- SSK. i deKrijgsmagr, indien hij de andere Mognnbe.'enW overhaalen , befl oc, Straatsburg aan z ch te hou! den, 't geen de Keizerfchen wilden, oat lij zou r hVi' ten opzigte van zijne belangen en die zijner „ Koningrijken, zoverre ééns geworden was met „ Frankrijk , dat het fluiten van eenen algerbeèneri „ Vrede hier niet behoefde verwijld te worden; „ waarom hij de andere Bondgenooten , en den Kei„ zer in 't bijzonder , op het ernstigfte vermaande „ tot het aanwenden van al hun vermogen , om dit „ groote werk fpoedig ten einde te brengen Q." Deeze boodfchap des Graaven van Portland bragt niet weinig onrroerings te wege bij de Keizerlijke en Rijksgezanten, die den Vrede met Spanje, GrootBrittanje en de Staaten zo goed als gefloten rekenden. Zij zogten dit te doen verwijlen , door de Spaanfchen aantemaanen , dat zij zich met iets , in plaats van Luxemburg, niet zouden laaten afzetten, én , in een breed Vertoog , de Staaten en den Koning van Engeland optewekken , om met het Rijk en de Rijksvorsten zameüteljianuen tot het vasthouden aan het Bondgemotfchap, en het kragtdaadlgcr voortzetten van den Oorlóg, Doch het was alles vrugtloos : en zodanig ook hunne uiterfle pooging op den twïoiijjftén van Herfstmaand , den dag ter Vredestekening beiïemd. Zij wilden dien verfchooven hebben tot den eerften van Slachtmaand , èh d rongen C) Acl. de la Paix de Ry:w:ck , Tom. III, p, 172. Burnet, Vol. II- p. 200. 303.. Tindal , Vol. III, p. 375 377-  dek NEDERLANDEN. 413 drongen op eenen ftilltand van wapenen. De Gemagtigden van Spanje, van Engeland en de Staaten betuigden, niet langer te kunnen wagten. Het Gemeenebest , op Koophandel en Zeevaard gebouwd , verlangde na Vrede , om die beide fteunzels , door den Oorlog verzwakt , te hertellen : aan hetzelve werd een beter voormuur befproken in de Spaanfche Nederlanden, dan het bij den Nieuwmecgfchen Vrede gekreegen hadt. Langer in den Oorlog te blijven , ten behoeve hunner Duitfche Bondgenooten , lustte den Staaten niet, en de lierker hulp , van welke de Rijksvorsten fpraaken 3 kon hen niet beweegen tot het volharden in den Krijg : de ondervinding hadt hun geleerd, hoe weinig men op die belofte nver trouwen kon , als ook hoe traaglijk toegezegde onderftand opdaagde , en , dat alles afdeedt, Koning "Willem was voldaan, en neigde tot den Vrede.— Spanje kreeg meer te rug dan het bij den Oorlog verlooren hadt: eene toegeevenheid , eer aan Staatkunde dan Edelmoedigheid toetefcbrijven. Konim Carel fchreef men nauwlijks eene maand leeven; toe , naa wiens dood Lodewijk de XIV. bekwaa mer gelegenheid zou vinden , om zich meester ti maaken van een gedeelte zijner Staaten, wanneerhi met eenigen der Bondgenooten eenen afzonderlijkei Vrede gefloten , en de kragt van het Groot Verbon c dus geknakt, of den Keizer tot het aangaan van dei tegeuwoordigen Vrede genoodzaakt hadt. Alles was ter tekening gereed , en de dag , daa ïoe. beftemd, liep ten avond: maar eene zwaarigheii blee Willem ue iii. i l l I f  Willem be III, ] 414 GESCHIEDENIS bleef'er nog over , te weeten, welk Verdra»eerst zou getekend worden. Men twistte hier over niet lang. Terwijl Frankrijk het Verdrag van Spanje met begeerde te onderdrijven, eer zulks gefchied was met Groot.Brittanje en de Staaten, en de Engelfchen zwaarheid maakten hier voortegaan , zetten de Gevo'nngtigden der Staaten eerst de hand op het papier, ten één uur, naa middernagt, den éénentwintigtien van Herfstmaand ; ten twee uuren volgden de Engelfchen; en ren drie uuren de Spaanfchen. Deeze wetieizijdfche tekening der drie Verdragen gefchiedde in een klein Vertrek des Mid klaars: en kreeg dus dit werk op den bepaalden tijd zijn volle beibg (*). De Gezanten des Keizers en der Rijksvorsten, zich m deezervoege van hunne Bondgenooten verlaaten vindende, namen zulks zeer euvel op , en vergden den Baron van Lillierot, ten rijde dergeluk. wenfchinge van de wederz^jdfche Gev lmagtigden, die den Vrede getekend hadden , uit hunnen naam te verklaaren , „ dat deeze de tweede reize was, „ dat men eenen afzonderlijken Vrede gemaakt hadt, i, met uiifluïting van den Keizer en het Duitfche i, Rijk; dat de Rijksftender), wier ligrgeloovigheid ii men zo zeer misbruikt hadt, zich vervolgens wei , wagten zouden van op nieuw in een Bondgenoot, fchap te treeden."— Schoon onmagtig, om alleen O de la Paix de Ryswici, Tom. III. p. 83 - $6, CO. IOI.  ÜËR NEDERLANDEN. 415 alleen den Oorlog uittehouden, bleeven zij nog eenigen tijd op Straatsburg aandringen. Zij wisten, dat, zij deeze Stad alftaande aan Lodewijk den XIV, zulks het zelfde was, als hem den neutel tot de Kreitzen van Duitschland in handen te geeven , van weiken hij zich bij den eerst opkomenden oorlog zou kunnen bedienen. De Keurvorsten van Ments , Triet en Keulen hadden 'er het meeste belang bij , uit hoofde van de nabuurigheid hunner Landfchappen. en bragten deezen ook de meeste zwaarigheden ir het midden. De Wijnmaand was bijkans verffree ken, en de Franfche Gevolmagtigden wilden niet afftaan van hunnen laatften voorllag: de Keizerfchei begonnen te vreezen , dat Frankrijk, wanneer zij di laatfte ui.ftel lieden voorbijloopen , het voorgefteld gelijkwaardige Brizak en Frijburg zouden weigeren zij tekenden derhalven, op den dertLjften van Wijn maand i de Vredes - artykelen met Frankrijk (*). Door het Verdrag, met Spanje gefloten, verbond Zich de Koning van Frankrijk tot de wedergave Vat Rofes, Gironne en Belver , als ook van alle andert Plaatzen in Catalonie , op den Koning van Spanj veroverd, zints het fluiten van den Nieuwmeegfchei Vrede, te weeten de Stad Barcelona, en de Sterkten daar bij behoorende; van de Stad en het Hertogdor Luxemburg het Graaffchap Chiny , Charleroi, Ber ge> (*) Tindal , Vol. III. p. 378. 389. 390- Aü. de l Paix de Ryswick, Tom. III. p. a8l. 287.3015. 363.37! 384. & Tom. IV. p. 35. , Willem de III. 1 I t t Inhoud des Verdragsmt : Spanje. 1 » t 1  4i6 GESCHIEDENIS Willem de III. Inhond des Verdr i. s tusfehen Fi ankTijk en GrootBrittanje. Inhoud van het Verürsg met üe Staaten. i i gen in Henegouwen , Aath en Fortrijk, metuifzondering van eenige Dorpen in de Kasfelenye van Aath en in het Gewest Henegouwen. ~ Dinant zou aan den Prins en Bisfchop van Luik door Frankrijk te rug gegeeven worden , en het Eiland Ponza door Spanje aan den Hertog van Parma (*). Volgens de Artykelen , tusfehen Frankrijk ett Groot-Brittanje beraamd, beloofde Lodewijk de XIV , Willem den III. in 't bezit van deszelfsRijk en Staaten niet te zullen ontrusten , de heimlijke aanuagèn en muiterijen, die ergens tegen hem mogten beraamd worden, niet te zullen begunstigen, noch iemand, die hem in 't gerust bezit zijner Staa' ten zou willen floeren, eenigen onderftand te zullen bewijzen. Gelijke beloften deedt Willem van zijn kant aan Lodewijk. Wijders zou men elkander het gewonnene, in den jongften Oorlog, te rug geeven. In het Prinsdom van Oranje werd de Koning van' Engeland herfteld (f). Behalven de gewoone Verdragpunten van Vrede en Vriendfchap, behelsde het Verdrag tusfehen Frankrijk jen de Staaten, dat de Graaf van Auvergne lertleld wierd in 't bezit van het Markgraaffchap Bergen cp Zoom, door de Staaten, geduurende den Dorlog, verbeurd verklaard, dewijl hij in Franfchen iienst getreeden was. Pondlchery , van de Neder- land- (*) Du Mont Corps Dipl. Tom. Vil. P. I[. p. 400. M. de la Paix de Ryïvïck, Tom. III. p. ai8. (t) Du Mont Corps Dipl. Torn. VII P. ï(. P. S99.  der NEDERLAND EN. 417 landfche Oost-Indifche Maatfchappij bemagtigd, kwam weder aan Frankrijk. Ten zelfden dage tekenden de Franfche en Staatfche Gevolmagtigden een Verdrag van Koophandel en Zeevaart voor den tijd van vijfentwintig jaaren , waar in deeze Gewesten aanmerkelijk bevoordeeld werden (*). In deeze Verdragen was ook begreepen , dat het jongde Verdrag van den jaare MDCLXX1X , tusfehen Frankrijk en Brandenburg, in volle kragt zou herfteld worden. Het Verdrag des voorleden jaars , met Savoye, werd bevestigd. De Koning van Zweeden was 'er uitdruklijk in begreepen, en verder alle zulke Vorsten en Staaten, als de Koning van Frankrijk, binnen zes maanden naa het uitwisfelender bekragtigingen, zou benoemen , en die anderen, van hunne zijde, zouden opgeeven. Het welk ten gevolge hadt, dat de meeste Vorsten van Europa in 't zelve begreepen wierden. Tusfehen den Keizer en Frankrijk bekragtigde dit nieuw Verdrag de Verdragen van Westphaalen, en Nieuwmegen , in zo verre zij bij het tegenwoordige geene verandering ondergingen. Straatsburg, met alles, wat 'er van afhing aan de flinkerzijdedes Rhijnftrooms , bleef aan de Franfche Kroon. De Koning kreeg Kehl, Fryburg en Oud Brizak. De Koning van Frankrijk herftelde den Hertog van Lotharingen in zijn Hertogdom op gelijke wijze , als diens Vader het, in den jaare MDCLXX, bezeten hadt; das (•) Du Mokt, a's boven, p. 381, gg5. de 111. Algemeene bedingen. Verdrag tusfehen den Keizer en Frankrijk.  WirxEM de ui. De Keurvorst - ar. Saxen tpt Koi)i % vsn grfcOO- zen„ I 1 39170. 192 — 194. 275.176. K 3 Willem de III. Vrugt- looze poógingen voor de geviugteFianfche Her. vormden.  454 GESCHIEDENIS Wimf.m b& nu Ctaai1 Pr- TER DE U knm; in Holland enz. Hrigen, bonden dit ftuk niet fterk aan. Lodewïj.k. de XIV. hieldt zich gehoond door den voorfbg zeiven , welke hem een inbreuk toefcheen op zijn Vorsi,lïjk Oppergezag. Ja , wel verre' van in dit ftuk geniaatigder te handelen, verzwaarde hij het juk der vervolginge. Het toeneemend bijgeloof maakte dien Vorst langs hoe bekrorhpener vau harte : en zulks vermeerderde de uitwijking zijner Onderdaanen , die dé Landen zijner geflagenfte Vijanden bevolkten en verrijkten (*). Dit Tijdperk is merkwaardig, ter oorzaake van de reis, door Peter den I , bijgenaamd den Grooten , Czaar van Rusland, na deeze Gewesten gedaan. D:e Vorst hadr het groote ontwerp gevormd, om Kunsten, Weetenfchappen , Krijgskunde, Zeevaart, Koophandel, en alles, wat andere Staaten van Europa deedt bloeijen, in Rusland intevoeren , of, met andere woorden, als 't ware een nieuw Volk ï,e feheppen. Ter bereiking van zijn fte.atkundig plan, naa het bemagtigen van Jzof gevo: md, om de fccheep• vaart in zijn Rijk aamemoedigen , en eene Oorlogsvloot te bouwen, van welke hij zich, in tijd en wijle , zou kunnen bedienen tegen de Turken , was de Scheepsbouwkunde een allemoodzaaklijkst vereisente , en ziire Onderdaanen waren in dezelveonbedreeven. Hierop beftoot hij , ftrijdig met de beftendige gewoonte zijner Voorzaaten , buiten 's Lands te i' ' gaan, (*) ASt. de la Paix de Ryswick , Tom. Ï.IT. p. 51^ Burnet, Vol.II. p. £03. Tikdal, Val. III. p.380.  der NEDERLANDEN. 425 gaan, en na Holland en Engeland te trekken , om bij die twee Zeemogenheden zich te laaten onderrigten in deeze Kunst, en andere Weetenfchappen , tot de Zeevaart betrekkelijk. — Eer hij op reis ging, vaardigde hij een Gezamfchap af naa de Algemeene Staaten, om eenige punten, den Koophandel betreffende, te regelen; en te onderflaan, of zij hem wel zouden willen onderfteunen in den ontworpenen Oorlog tegen den Turk. Welhaast volgde hij, in een onbekend gewaad, van flegts twee of drie Dienaars vergezeld , haalde het Gezantfchap in ,en zette met hetzelve zijne bedoelde reis voort. Onderden weg bragt hij niet weinig toe tot de verkiezing des Konings van Poolen, tegen den zin van Frankrijk. Zijne Gezanten , in Holland gekomen , verwierven terftond gehoor bij de Algemeene Staaten , fchoon het niet blijkt, dat op dien tijd iets met hem gefloten is. Terwijl dit Gezantfchap in den Haag zich ophieldt, fpeelde de Vorst eene aHerzonderh'ngfte rol; hij verkoos het Scheep- en Handelrijk Zaandam tol zijn verblijf', kleedde zich even als de Scheepstimmerlieden dier Plaatze , en nam zijn intrek in een Huis , op een gemeenen ftand van dat aanzienlijk Dorp (*), digt gelegen bij de Scheepstimmerwerf waai (*) Da plaats is het Krimp geheeten , en wordtnas hem , ook Voriter.burg genoemd. Veele Vreetndelinger leggen als 't ware eene Eedevaart af aan dit Huis : en i het onlangs bezogt door den tegenwoordigeu G:oatvors en de Grootvorstinne van Rusland. K 4 Willem de Hl. >  42Ö GESCHIEDENIS Willem de Ui. j J 1 1 I 1 ] ( ( j . ] 1 waar op hij arbeidde , als een Djglooner pp de Lijst der Werklieden aangetekend onder den naam van Peter Miciiacloff. Zij , die met hem werkten , noemden hem doorgaans Peter Baas ; een naam, die hem wonder wel fcheen te bevallen. Dit Dorp, doorZaag-, Olie - en Papiermolens , nevens andere Fabrieken , niet min dan door den Scheepsbouw, beroemd, gaf hem gelegenheid, om die allen, bij hei haaling, met het fcherpziende oog eens Kunstminnaars te befchoawen , en het zijne daar van medetcneemen. Zijn grootfre vermaak was , met een Boeijer, het geliefd fnelzeilend Vaartuig der Zaandammeren, van Zaandam na het bijgelegen Amfterdam te vnaren , waar hij de ontleedkundige Lesfen van den vermaarden Ruisch hoorde , en zich in de natuurlijke Wijsbegeerte oefende bij den liurgemees- :er W1tsen. Deeze Timmerman hieldt intus- chen een mondgefprek met Koning Willem den U. te Utrecht. — Vootts na Engeland overgelooken , volgde hij de zelfde leevenswijze op 's Kolings Werven te Deptfort, en leerde de Scheeps «ouvvkunst, werkdaadig te Zaandam beoefend, voleis de vaste regelen der Meetkunde Weder ia Holland gekeerd, bleef hij 'er korten tijd, en trok ia Weenen, met oogmerk om daar langer te blijven, :n de Krijgskunde der Duhfcheren aftezien , als ook >m met Keizer Leopold , zijnen natuurlijken Bond;enoot tegen de Turken , Staatszaaken te verhandeen. Maar hij vondt zich genoodzaakt, welhaast na luslandte keeren, derwaards geroepen door de oproe-  der. NEDERLANDEN. 42? roerige beweegingen te Moskow , verwekt van misnoegden, dieSopHiA, desCzaarsZuster,tenThroone wilden beffen. Het oproer was, bij zijne onverwagte komst, reeds gedempt ; doch de 1'chuldigen waren nog niet geftrafr. Uit gefchiedde drengüjk : en men wil, dat de Czaar, wreed van aart, eenigen met eigen hand onthalsde. De Oorlogswolken, die over Europa dreeven , en hetzelve, op 't tijdftip van het duiten des Rijswijkfchen Frecles, dreigden , haalden veele Mogenheden over, om nieuwe Verbintenisfea aantegaan , en zich dus tegen het naderend onweer te dekken. De Algemeene Staaten maakten eenen aanvang door het vernieuwen der oude Verbinrenisfen met Zweeden. Zij kwamen overéén, om elkanders regten en bezittingen te handhaaven, en den algemeenen Vrede van Europa te bevorderen. Dit Verdrag wierd, in Sprokkelmaand des jaars MDCXCV1Ü , te Stokholm getekend. Koning Willem tradt 'er toe in Bloeimaand: en werd deeze Verbintenis in 'tjaarMDCC. vernieuwd (*), Ondertusfehen was de Vrede niet algemeen. De Oorlog hieldt nog aan. De Keizer en zijne Bondgenooten , de Koning van Polen, de Czaar en het Gemeenebest van Ftnetie, ftreeden nog tegen den Turk. De oorlogende Mogenheden waren eenen lasiigen, langen en bloedigen Oorlog moede. Koning Willem en (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VII. P. II. p. 439. 440. Willem ms JU. Nieuwe Verbintenisfen. iöp8. De Vrede van Carlowitz.  Willem de III. 4^8 GESCHIEDENIS en de Staaten booden hunne bemiddeling aan. Deeze werd aangenomen: en zij hadden de eer, van het vermaarde Vredesverdrag van Carlowitz tot ftand te brengen , bij 't welk de Porte de beste helft haarer bezittingen in Europa verloor; Polen en Venetië (loten eenen volkomen Vrede met den Turk, zonder tijdsbepaaling ; de Keizer een vijfentwintigjaarigen Vrede, en de Czaar een Beftand van twee jaaren (*). O) Du Mont, sis boven, p. 443.451, 453 45s.  dek NEDERLANDE N. 429 Onderhandelingen ever de Spaanfche Opvolging. jfjL Msmjifcbt Vrede herftelde den Vrede in Europa flegts voor een korten tijd. Nauwlijks was dezelve getekend , of 'er reezen van alle kanten misnoegdheden tusfehen de Volken , welker rust den Vrede fcheen herfteld te hebben. De Franfchen, die eerst gemord hadden over het volduuren des Oorlogs, morden toen tegen den Vrede. Zij waren met verontwaardiging vervuld , om dat hun overwinnende Vorst eenen Vrede gefloten hadt , als ware hij overwonnen geweest. Darlay, Ckeci en Callieres, de volvoerden der bevelen des Staatsbeftuurs, werden bejegend als Verraaders van het Vaderland. Men vroeg in Frankrijk , welke de vrugt was vau zo veele gewonnen veldflagen, van zo veele gelukkige belegeringen , van zo veel geftort bloed? even of de Franfchen gelukkiger zouden geweest hebben, in gevalle Frankrijk eenige Steden meer gekreegen hacir. Lenige weinigen mogten de edelmoedigheid van Lodewijk den XIV. hemelhoog verhellen, anderen zijne gemaatigdheid in den Vredehandel erkennen, Europa in 't algemeen fchreef die toe aan de noodzaaklijkheid, waar in zich die Vorst bevondt, even of de Bondgenooten in ftaat zouden geweest zijn, cm hem de vermeesterde Plaatzen uit de handen te ruk. Misnoe.gen der Franfchen over den Rijswijk' fchen Vrede. 1698. Gedagten in Ewopa over den Vredehandelvan Lodewijkden XIV.  433 GESCHIEDENIS Willem de III. I ] 1 rokken. Men beweerde openlijk, dat Lodewijk de X;V, min belangs Hellende in den tegenwoofdigen Üoilng, dan in de opvolging tot de wijduitgfcftreKe en rijke bezittingen van Carel den II, Koning van Spanje, wiens dood als zeer kort aanftaande werd aangemerkt, alleen den band des Bondgenootfchaps hadt wilien verbreeken, om de handen ruimer te hebben tot het vermeesteren dier opvolging. Met één woord, Lodewijk de XIV. zou , volgens diens begrip, naa het gebruiken van geweld, detoevJugttot list genomen hebben, om zijne Vijanden in flaap te zusfen , de gelegenheid afwagtende , om Spanje aan zijne Kroon te hegten Vast gaat het , dat de abtand van fchitterende vermeesteringen de openbaare rust moest verzekeren , de vrees, door het voorgaande gedrag van Lodewijk verwekt, ten aan. ziene van het toekomende verdrijvende; dat hij zelfs vóór den Rijswijkfchen Ft ede in eene onderhandeling getreeden was over die opvolging, enaanboodt, zijne eifehen te bepaalen tot eenige Landfclnpptn van weinige aangelegenheid. Hij dagt zo weinig, om alleen de Spaanfche Monarchy te erven , dat hij door verdeelings Verdragen , gelijk wij zullen zien, pan zijne regten op de gehtele opvolging afdondr. 't Is waar, Lodewijk-de XIV, verminderde met ien gellotenen Vrede zijn Krijgsvolk niet , terwijl Engeland en de Ferèénigde Gewesten een groot geieelte afdankten. Maar dit verfchil van handelingen can zeer wel ontitaan uit den onderfchc.den aart der legeeringsvormen: die van Engeland en het Gemeene-  oer NEDERLANDEN. 431 nèfeêst dulden de kosten niet van eene talrijke Leger magt in een tijd van Vrede; en fchijnt deeze wezenlijk te bebooren tot eene Altónheerfchitigals de Franfche. Daarenboven hadt Frankrijk drie jaaren, eer men van den Rijswijkfchen Vrede fprak , aangebooden , het ftuk der opvolginge aan de beflisfing van Zweeden overtelaatén. Men verweet Lodewijk den XIV , dat hij het afdoen deezer gewigtige zaak niet voorgefteld hadt op den Rijswijkfchen Vredehandel; doch zou men dit zelfde verwijt niet eenigermaate kunnen doen aan de andere Mogenheden , op dien Vredehandel tegenwoordig ? Het kan niet gelochend worden , dat het fluiten van dit Vredesverdrag met eene verhaasting toeging , die den Vrede niets meer maakte dan een onzeker en kortttondig Beftand. Het fcheen, of de Gevolmagtigden op den Vredehandel alleen gedreeven werden door het onverduldig verlangen , om de oorlogvoerende Mogenheden de wapens te doen nedér'leggen. Waarom waren zij 'er niet op bedagt, om de onlusten, met welken de te gemoet geziene kort aanftaande dood van Cakel den II. Europa dreigde, te voorkomen ? Het welgelukken van zulk een beftaan zou de vrees , de haat en de ag-.erdogt, die van alle kanten ontwaakten, verdreeven hebben. Te meer geraakten deezen gaande tegen Frankrijk , dewijl het met de op de been gehoudene Krijgsmagt beweegingen maakte, zeer gefchikt om onrust te verwekken. Men verfpreidde niet alleen in 'c openbaar, dat, indien Frankrijk genood- Willem DE III. Beweeoirgün in Frank' rijk.  43* GESCHIEDENIS Willem Di 1U. noodzaakt was den Oorlog aantevangen, om de zaak der opvolginge te beOisfen , Spanje gevaar liep van Verwoest, als een vermeesierd Land behandeld , en aan de Staaten des Overwinnaars als een Wingewest gehegt te worden. Lodewijk de XIV. hadt , daarenboven, in Compiegne een Herk Leger, onder voorwendsel van de jonge Prinfen van Frankrijk in de beginzelen van de Kunst des Oorlogs te onderwijzen. Naa het Krijgsvolk daar eene maand gehouden , en in alle de beweegingen van een aanmerklijk krijgvoerend Leger geoefend te hebben , werd het grootfte gedeelte na Dauphine en den kant van Petpignan gezonden, zo dat de Koning, op den minsten wenk, vijfentwintigduizend man in Spanje kon doen rukken. De zwakheid van Carel den II. nam, in Bloeimaand , zodanig toe , dat dezelve doodkrankheid' mogt heeren. De Koning van Frankrijk zondt eene fterke Vloot na de Middenlandfche Zee , die, om zo te fpreeken , de Havens van Spanje blokkeerde: eene andere Vloot kruiste voor Kadix , even of de Franfchen ten oogmerk hadden , de Spaanfche Galjooten , uit de lPest-Indien komende, opteligten. -r—• De Engelfchen lieten opk eene Vloot in Zee loopen, om de Spaanfche Schepen te befchermen ; doch deeze zou te laat gekomen zijn , indien Frankrijk het gemelde oogmerk gehad hadt. Het zou waarfchijnijk uitgevoerd geworden zijn , indien de Koning van Spanje gefforven ware; doch hij herftelde eenigzins.' Lïeene vijandlijkheid altoos werd 'er gepleegd. Lodewijk de XIV. bedoelde alken, Spanje in vreeze te hou •  der NEDERLANDEN. 433 houden, zo lang Carel de II. leefde , om het opontbieden des Aardshertogs te beletten. Lodewijk de XIV, Europa tegen zijne oogmerken ingenomen ziende, nam zijn toevlugt tot de verftandigfte ftreek vart Staatkunde, om het te leur te fielten ; te weten, hij zogt den Vorst , die de ziel en de drijfveer was van het Bondgenootfchap tegen Frankrijk , tot zijne zijde overtehaalen. Genoeg hadt hij op de Rijswijkfche Vredehandeling gezien, dat de belangen van Willem den 111, voor Koning vau Engeland erkend , zeer veel verfohilden van die des Prinfen van Oranje, enkel als Stadhouder befchouwd. Zijne ftaatzugt voldaan zijnde ,; was hij niet meer zo kragtig gefield op het houden van het ftelzel des evenwigts , door hem ter baane gebragt , en op alle zijne oude ontwerpen, om Frankrijk, wat lier, naa den Pyrenefchen Vrede , verkreegen hadt , afj handig te maaken. Toen meer op genot dan aanwas van bezittingen gefield, en het niet zo zeer, als eertijds, noodig hebbende, Europa tegen Frankrijk in \ harnas te jaagen , volgde hij nieuwe beginzelen , met zijnen tegenwoordigen toeftand overeenkomende. Lodewijk de XIV. deedt hem polfeh door den Graave van Portland, toen Éngeljchen Afgezant aan 't Franfche Hof. Om deezen Staatsdienaar , die op Willem den Ilï. den zelfden invlued behouden hadt, als toen hij nog Graaf van Bentink was , te beter tot zijne oogmerken overtehaalen, ïiétóeFrart' fche Vorst hem met allen luister ontvangen , en de grootfb Willem de IÜ.  434 GESCHIEDENIS Willem de III. grootfte ecrbewijziugen doen. De Monarch en de Franfche Staatsdienaars vleiden hem , met al de eer des jongstgeflotenen Vredes aan hem toetefchnjven, even of hij alleen de rust aan £«™/wwedergegeeven, en de éénsgezindheid tusfehen de Mogenheden herfteld hadt. De Heer de Törcy bragt hem onder 't oog, dat de llegte ftaat der gezondheid des Konings van Spanje reden gaf, om den dood van dien Vorst als zeer nabij aantemerken , en reffens te dugten, dat zij, die eitch maakten op de opvolging , alle de verfchriklijkhedcn des Oorlogs weder zouden doen gebooren worden : dat het zekerst middel, ter voorkominge van de droeve onheilen , beftondt in het treffen van eene verdeeling der Staaten dier Monarchy, die aan elk dier Eifcheren een deel fchonk, overeenkomstig met de regten , op welken zij hunne aanfpraak grondden ; om de twee Kroonen , van Frankrijk en Spanje, niet op één hoofd tepiaatzen, was het genoeg , dat , de regten van den Dauphin erkend zijnde, deeze Prins toe'fteinde , dat de jongfte zijner Zoonen den Spaanfchcn Throon beklimmen zou, en dat de Spaanfche Nederlanden aan den Keurvorst van Beyeren zou-Jeu gegeeven worden, 't welk de Engelfchen en de Hollanders gerust ftelde wegens de vrees, welke zij anderzins zouden kunnen hebben, indien deeze Landfchappen aan eenen Prins van Frankrijk ten deel vielen : eindelijk zou men aan den Aartshertog een gedeelte in Italië afllaan, waar mele hij zich wel zou willen vergenoegen. — De Iorcy voegde 'er nevens, dat, het raadzaamst was, deeze  der. NEDERLANDEN. 435 deeze verdeeling te maaken voor den dood van Koning Carel ; dat Engeland, Frankrijk en de Veréènigde Gewesten dit alles moesten regelen , en dat, wanneer alles wel gevestigd was door het vast befluit deezer Mogenheden , om die verdeeling ftand te doen grijpen , de anderen , van de nuttigheid overtuigd, niet zouden nalaaten zich daar na te fchikken ; in deezervoege zou de groote zaak afgedaan worden , zonder tot de wapenen te komen. De Staatsdienaar befloot, met aantemerken , dat Lodewijk de XIV. van dit plan geen opening hadt willen geeven aan iemand , eer hij des het gevoelen des Graaven van Portland wist, en of hij dagt, dat het goedgekeurd zou worden door den Koning van Engeland. Portland antwoordde, dat noch de Koning, zijn Meester, noch de andere Mogenheden van Europa, hunne toeftemming zouden geeven aan den voorllagj om een Fransch Prins op den Throon van Spanje te plaatzen; doch dat het beste middel, om alle de ongerustheden te verdrijven , gelegen was , in deeze op. volgtng den Zoon des Keurvorsts van Beyeren u fchenken , en , voor het overige, die fchikking t< maaken, welke best beantwoordde aan de regten dei andere Mogenheden : dat 's Konings voorflag, miti deeze verandering, hem ongemeen behaagde, alseei bijzonder Perfoon aangemerkt ; doch dat hij , al: Staatsdienaar, den Koning, zijn Meester, onderrig ten moest van de oogmerken des Franfchen Vorsts, eer hij iet Heiligs daar op kon zeggen. Lo dëwijk de XIV, wel te vrede over deeze openhar FIIl.DeeU^Su L tig Willem de III. l  436 GESCHIEDENIS Willem de III. tigheid des Engelfchen Staatsdienaars , liet hem bet Ontwerp des Verdrags van verdeeling, overeenkom, ftig met de gegeevene opening, ter hand Hellen, nevens het gefchenk van zijn Portrait, op het heerlijkst met Diamanten omzet. Kortland kwam, in Zomermaand , van zijn Gezamfchap te rug in Engeland, zo wel voldaan over hetzelve , als zijn verblijf ten Franfchen Hove aangenaam geweest was aan den Koning (»). De Heer de ïallard (tak, ten zelfden tijde , na Engeland over, waar hij verfcheide gefprekken hieldt met Koning Willem ; doch het was de Graaf van Portland alleen , die deezen Vorst kon bepaalen ten aanziene van eenen voorflag , gefchikt om hem te ftooren in de rust, welker genot hij zich hadt voorgefteld. Hij vondt'er bijkans onoverkomelijke zwaarigheden in ; doch deezen belemmerden den Staatsdienaar niet: en, fchoon zijne Groot - Brittannifche Majefteit dooreen geheimArtykeldes GrootenBondgenootfchaps zich verbonden hadt , om de eifehen van het Huis van Oostenrijk, naa den dood van Carel den II, voorteftaan , wist hij den Koning , bij (tappen, te leiden, tot het goedkeuren van het Plan der verdeelinge. Hij deedt hem zien , hoe noodzaaklijk het was , dat hij , om de rust, het hoofdoogmerk zijner wenfehen, te bewaaren, in de maatregelen van Lodewijk den XIV. tradt, en alies ver- mijdde, (*) Mem. du Comte d'Harrach, Tom. II. p. 51. 54. Mem. de Torcy, Tom. I, p. 43.  der. NEDERLANDEN. 437 mijdde, wat kon (trekken om een Vorst te ftooren , die, bij het ontüaan van het minfte misnoegen, het Oorlogzwaard aangordde; dat hij het fteunzel van dien Vorst niet kon ontbeeren op een tijd, dat het Parlement vzw Engeland vol was van panijfchappen en omkoopingen tegen het Rijksbeftuur en den Perfoon zijner Majefteit; dat deeze fiere Eilanders, onder voorwendzel, van de algemeene Vrijheid te befchermen, hem wilden dwingen, om de Krijgsmagt tot een zeer klein getal te brengen ; dat men zeer morde, dewijl hij de Hollandfche Lijfwacht, en ander vreemd Krijgsvolk, gehouden hadt; dat 'er in het Rijk zich eene menigte van onrustige Geesten te rondt, fteeds gereed om Jacobus toete vallen, als 'er eenige nieuwe onlusten reezen: Verwierp hij den voorflag van Lodewijk den XIV., die Vorst zou zich des kunnen wreeken door een fchielijken inval, ten voordeele van den ontthroonden Vorst, en al zijne Land- en Zeemagt, door den Rijswijk» feken Vrede thans werkeloos, tot dat einde gebruiken, 't Was derhalven van het hoogfte belang voor zijne Majefteit in de maatregelen van Frankrijk le treeden, en dit het eenig middel, om zijne rust en die zijner Staaten te verzekeren. Niets was aan meer uitzonderings en tegenfpraaks onderhevig, dan dit Vertoog, naardemaal het Ver dcelings-verdrag, zonder toeftemming des Keizers en het Duitfche Rijk geflooten , geheel Europa kon dompelen in eenen Oorlog, zo langduurig en bloedig als een der voorgaanden, en wel verre was van L 2 de Willem de III, Tekening van het eerfteVer- deelings- verdrag der Spaan» fckeHoeiï fchapprje,  43» GESCHIEDENIS Willem bi 111. Inhoud des Verdrags. de rust, die Willem deIII. beoogde, voorttebrengen: ondertusfehen werkte het bij dien Vorst zo veel uit, of liever volgde hij zo blindeling den raad van den Graave van Portland , dat hij dit plan met zo veel drifts omhelsde als zijn Gunlteling. De Staaten moesten 'er toe worden overgehaald. Koning Willem trok na Holland, en wierd door den Graaf de Tallard gevolgd, die het groote werk met de Staaten en den Stadhouder voortzette. Naa het te boven komen eeniger ingebragte zwaarigheden, tekende men, op den elfden van Wijnmaand, in den Haage, tusfehen Frankrijk, Groot-Brittanje en de Staaten een Verdrag, welks inhoud hier op uitliep: De Rijswijkfche Frede zou fhrnd houden. Doch, „ tot bewaaring der ruste van Europa, die zeker„ lijk geftoord zou worden, in gevalle de Koning „ van Spanje kinderloos overleedt, en de belang„ hebbende Mogenheden hunne eifehen op de „ Spaanfche Nalaatenfchap wilden doen gelden; ,, en, tot weering van de bekommering, die veroor,, zaakt ftondt te worden , indien deeze Naalaaten„ fchap éénen Vorst geheel in banden, viel, was men ,, overeengekomen, dat de Dauphin voor zijn aau„ deel in de Spaanfche Naalaatenfchap zou hebben „ de Koningrijken van Napels en Sicilië, de Spaan„ fche Plaatzen op de Tescaanfche Kust, en de naas„ te Eilanden, begreepen onder de naamen van St* Stephano, Porto Hercole, Orbitelio, Telamone, „ Porte Longone en Piombino ,de Stad en hetMark„ graaffchap van Fmal, het Landfchap van Gui- „ pus-  I der NEDERLANDEN. 45j ,, puscora, met naame, de Steden Fotitarabiê enSt. 53 Sebastiaan j\ als ook de Haven van Pasfage; doch ,, het geen tot dit Landfchap behoorde aan de an> s, dere zijde van het Pyreneefche Gebergte zou aan Spanje blijven , en de toegangen over dit Ge„ bergte tusfehen Spanje en Frankrijk verdeeld 3, worden. — De Kroon van Spanje, en de ove„ rige Rijken, Staaten en Heerlijkheden, tot dezel. „ ve behoorende, zouden komen aan den Prinfe „ van Beijeren, oudften Zoon des Keurvorsts, die „ Voogd over zijnen Zoon zou weezen, in gevalle „ hem deeze heerfchappij, geduurende zijne mins, derjaarigheid, ten deele viel. —■ Het Hertog. „ dom Milaan alleen bleef van deeze afgeftaane „ Goederen en Heerlijkheden uitgezonderd, om aan „ den Aartshertog Carel, tweeden Zoon des Kei„ zers, te worden aanbedeeld. De Koning van „ Frankrijk, de Keurvorst of Prins Van Beijeren, „ en de Keizer en Aartshertog zouden van allen „ verderen eisch op de Spaanfche Naalaatenfchap „ ptegtig afftaan. De Koning van Groot-Brittan„ je en de Staaten zouden den Keizer en den Keur„ vorst van Beijeren opening geeven van dit Ver„ drag terftond naa de bekragtiging, en hen tragten „ overtehalen , om 'er in te bewilligen. Indien zij „ het weigerden, zou hun aandeel blijven in be„ waaring der Regenten, welken 'er, van wege den Koning van Spanje, over gefield waren. Men „ zou, op het overlijden deezes Konings, de Naa„ laatenfchap laaten berusten in den ftaat, waar in L 3 „ zij Willem de III.  440 GESCHIEDENIS Willem de III. „ zij was, op dat elk 'er, volgens de verdeeling, „ bij dit Verdrag gemaakt, bezit van naame: w.iar „ in de twee Koningen en de Staaten ieder der „ Erfgenaamen behulplijk zouden zijn. — Alle an„ dere Vorften en Staaten zoude toegefban en ge„ noodigd worden, om in dit Verdrag te treeden, „ en zij zouden 'er te gelijk Waarborgen van wee,, zen. — Zo iemand der Vorften, ten behoeve „ van welken de verdeeling gefchied was, mogt too„ nen, met zijn aandeel niet te vrede te zijn, maar „ dat der anderen met wapenen mogt willen ontrus„ ten, zou men gehouden zijn, hem met wapenen „ tot reden te brengen." Bij dit Verdrag waren eenige geheime punten gevoegd, volgens welken het aandeel van den Prins van Beijeren den Keurvorst, zijnen Vader, toegeweezen werd, in gevalle dePrins overleedt, zonder Kinderen naa te laaten. Ook zou het Hertogdom van Milaan, zo t in bewaaringe mogt blijven, niet geregeerd worden door den tegenwoorJigen Landvoogd, Prinfe van Faudemont, maar door Prins Carel , deszelfs Zoon. Eindelijk zou de Aartshertog Carel en de Prins van Beijeren in 't bezit van hun aandeel mogen treeden , fchoon zij nog minderjaarig waren (*). Van deezen inhoud was het Verdeelings verdrag, 't welk, naar veeier inzien, nooit uitgevoerd of tot ftand (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VII. P. II. p. 444. Lambkkti Mem, Tom. V. p.12. Secr. Refol. Holl.\6$%. VI. D. bl. 40.  ■er NEDERLANDEN. 441 ftanrl gebragt zou kunnen worden. Mogen wij op Burnet afgaan, dan hadt hij uit den mond van Koning Willem zelve gehoord, dat hij, dit Verdrag aangaande, altoos gedagt hadt, dat de andere Prinfen, inzonderheid die van Italië, en de Hertog van Savoije, niet zouden dulden, dat Frankrijk zich in 't bezit ftelde van het gedeelte, daar aan toegeweezen. Het valt zeer bezwaarlijk, de hartsgeheimen te ontdekken van ftaatkundige Vorften, doch het fchijnt van alle reden ontbloot, tegelooven, dat Willem de III. en de Raadpenfionaris Heinsius, die de befluiten der Algemeene Staaten regelden, zich lieten overhaalen, om uit al hun vermogen, een Verdrag te onderfteunen, 't geen zij als kragtloos en nieis beduidend aanmerkten. Veeleer hebbe men te denken, dat Koning Willem te goeder trouwe te werk ging, en alleen ten oogmerke hadt, zijne rust te verzekeren, fchoon de weg, welken hij infioeg, rechtftreeks daar van af, en op onrust uitliep. Geheel Europa ftond verfteld, als het zag, dat Lodewijk de XIV. en Willem de III. zamenftemden, om dus het lot der Staaten te beflisfen, en de verdeeling te regelen van een Koningrijk, op 't welk zij geen regt hadden. De Staatkunde dier twee groote Vorften, zich door hunne verééniging, de Zegsmannen van Europa maakende, ontrustte bovenal het Huis van Oostenrijk. Men verwonderde zich , dat de Koning van Frankrijk toeftondt, om voor het aandeel zijns Zoons de Koningrijken van NaL 4 pels Willem ue HL Aanmerkingeover dit Verdrag  4

deedt hij den Uiterften Wil zegelen en tekenen ; doch, fchoon de naam,des Erfgenaams niet vermeld wierd, bleek het echter duidelijk, dat de keus, ten nadeele des Dauphins, gevallen was op den Keurprins van Beijeren, Kleinzoon van Margaretha Theresia, eene Dogter, door Philips den IV. in een tweede Huwelijk verwekt, en, bij ontfrentenisfe van dezen, op den Aartshertog , met agterftelling des Hertogs van Orleans. De Uiterfte Wil , eenen ilgemeenen Erfgenaam benoemende, vernietigde het Verdeelings-verdrags (*). Lodewijk de XIV. beklaagde zich van dus :ene maaking , en liet, in Louwmaand des jaars vIüCXCIX., aan het Hof van Madrid een Vertoog nleveren tot het handhaven der regten des Dauphins. Koning Willem bevlijtigde zich, ondertuschen, om de fchikkingen in het Verdeelings-verIrag gemaakt, te verfterken, wanneer een'onverwagt 'oorval het geheele gelaad der dingen deedt veranleren, en éénsflags Frankrijk, Spanje en Engeland (*) Taroe I. p. 156.  der NEDERLANDEN. 445 land, in de opgevatte verwarmingen te leurftelde. De Keurprins van Beijeren, de hoop zijns Geflacbts, werd, nog geen zeven jaaren bereikt hebbende, in 't graf gerukt. Het ontbrak aan geen Lieden, die, volgens gewoonte , deezen vroegtijdigen dood toefchreven aan de zodanigen, die 'er vrugt van konden trekken. De Keurvorst zelve, te ligt het oor leenende, aan volksgerugten, liet niet onduidelijk blijken, dat hij eenig kwaad vermoeden hadt op het Huis van Oostenrijk (*). Deeze dood gaf oorzaak tot veel verandering en kuiperij. De Koning van Spanje moest op nieuw raadpleegen met dezelfde Raadslieden, als voorheen over de drie Dingers na de Opvolging. — Lodewijk de XIV. moest andere maatregelen neemen. De Keurvorst van Beijeren , ontzet van al zijne hoop, verloor de groote fchatten, te Madrid gefpild , om zich voorfhmders te verwerven. Keizer Leo- pold , vondt alleen zijn voordeel bij dit fterfgeval, en even zeer vertrouwende op de verknogtheid der Spanjaarden aan zijn Huis, als op den haat deezes Volks tegen dat van Frankrijk, was hij omtrent de gevolgen weinig bekommerd, en bleef in eene gerustheid, welke voor altoos de Kroon van Spanje ontnam aan een Geflacht, 't geen dezelve bijkans twee Eeuwen bezeten hadt. Willem de III. bleef, als Koning van Engeland en (*) Daniël. Jturn. p. 190. Mem. de Tokcy,Toib. I. p. 8?.. Willem de III.  44Ö GESCHIEDENIS Willem de III. Onderhandelingtusfehen Lodewijk den XIV. en Willem den III., over een nieuw VerdeelingsVerdnsg. en als Stadhouder der Veréénigde Gewesten, geen onverfchillig toekijker deezer Staatkundige tooneelen. De Graaven de Tallaud en van Portland raadpleegden veelmaalen met den Raadpenfionaris Hfinsius over dit onderwerp. Het gevolg dier raadpleegingen was het vervaardigen van een tweede Verdeelings-verdrag. Veelen der voornaamfte Leden in 't Gemeenebest kantten 'er zich tegen. De Heer van Dijkveld beweerde, dat men geen vertrouwen moest Hellen op de onderhandelingen des Franfchen Staatsdienaars, die niets anders zogt, dan Engeland en de Staaten tot verkeerde flappen te brengen, en toonde een Gefchrift, door den Markgraaf d'Harcourt , kort naa het fluiten des eerlten Verdrags van verdeeling, aan Koning Carel, ter zijner gerustflellinge, overgeleverd (*). Terwijl men, in 's Gravenhage, de onderhandeling over het nieuwe Verdeelings - verdrag voortzette, hadt Don Bernardo de Quiros, Spaanfche Afgezant, in deeze Gewesten, iets van het geheim ontdekt hebbende, het den Koning, zijnen Meester, medegedeeld. Het Hof van Madrid, in deezervoege onderrigt van de raaderen in beweging gebragt, om een nieuw Verdeelings-verdrag te doen werken, befloot zich, des te beklaagen, ten aanhoore der voornaamfte Mogenheden in Europa. De Markgraaf de Canales , Afgezant des Spaanfchen Konings aan het Engelfche Hof, leverde, ter- (*) Lamberti, Tom. V. p. 95 —.97.  der N E D E R LANDEN. 447 terwij! Willem de III. in Holland was, een Vertoog in bij de Lords Regenten , vervat in zeer fteekelige bewoordingen. Tot een fiaal, dient de aanvang. „ De Koning, mijn Meester, in 't zekere vernomen hebbende, dat zijne Majefteit, Koning „ Willem, de Staaten en andere Mogenheden, „ (in gevolge van 't geen zij, voorleden jaar, op 't Loo verhandeld en vastgefteld hebben,) thans ,, daadlijk bezig zijn , om een nieuw Verdrag te vervaardigen wegens de opvolging tot den Spaan„ fchen Kroon, en, ('t geen nog veel verfoeilijker „ is,) eene befchikking maaken, op de verdeeling ,, van het Rijk, beveelt zijn' buitengewoonen Af„ gezant in dit Koningrijk aan de voornaamlte ,, Lords kennis te geeven van deeze verrigtingen, „ en dit beftaan, nooit gezien, nooit ondernomen „ door eenig Volk, ten opzigte van de belangen „ of opvolgingen van een ander; en nog min ge„ duurende het leeven van een Vorst, wiens jaaren „ hem grond geeven, om te hoopen op eene op,, volging, van alle Volken hoogst verlangd; zon„ der eene verfoeilijke gierigheid, zou men zich niet „ laaten vervoeren tot Staatzucht, om in eens an„ ders Land alles zich aan te maatigen, en alles „ het onderst boven te keeren." Het overige gaat, op dien zelfden trant, voort, en hij eindigt met eene bedreiging, van zijne klagten bij het Parlement te zullen inleveren , als het zou vergaderd zijn. — Men zondt dit fcherp Vertoog aan den Koning van Engeland, die reeds , om verfcheidene re- WlLLBM Da III.  443 GESCHIEDENIS redenen, misnoegd, was op dien Afgezant. De Geheimfchrijver van Staat, Ven non , verklaarde hem, uit 'sKonings naam , dat deeze het Vertoog hoonend en oproerig vondt, hem beval, binnen achtien dagtn, het Rijk te ruimen, en tot zijn vertrek in huis te blijven. Canalês antwoordde koeltjes: Te Deum laudamus, en vertrok ten beftemden tijde (♦). De Quiros was gemaatigder, in een Gefchrift, door hem, den Staaten aangeboden: hij wees in 't zelve aan, ,, hoe vreemd de tijdingen van de on- derhandelingen tusfehen Engeland, Holland en „ Frankrijk , over de verdeeling der Spaanfche Heer„ fchappijen, den Koning, zijnen Meester, waren voorgekomen: eene onderneeming, waar van nim„ mer een voorbeeld geweest was, en die, in het „ tegenwoordige geval, geheel niet te pas kwam, „ dewijl zijne Majefteit nauwüjks achtendertig jaa„ bereikt hadt, thans in gezondheid herfteld was, „ en ,, fchoon nog met geene Nakomelingfchap be„ gunstigd, gansch niet buiten ftaat moest gehou„ den worden, om ten eenigen tijde Opvolgers in „ zijne Staaten voorttebrengen. Of, zo het de ,, Voorzienigheid al behaagen mogt, zijne Maje„ fteit kinderloos uit het leeven te rukken, welke „ uitheemfche Mogenheid kon tog voorwenden, „ regt te hebben, om de opvolging in 's Konings „ Staaten te regelen? De Koning hieldt het onrede- » lijk, (*) Lamberti, Mem. Tom, V. p. ai. 83. a6. Willem de III.  oer. NEDERLANDEN. 449 s, lijk, iet zodanigs te onderneemen in de Staaten ,, van anderen, en zou hierom ook nimmer gedoo„ gen. dat men't inde zijnen deedt. Hjj alleen was „ hier toe bev.oesd, en men moest hem toevertrou- wen , dat hij de vereischte zorg draagen zou. „ Ook hadt hij vastlijk bellooten , zich te kanten te„ gen alle Verdragen, welken andere Mogenheden „ ten dien opzigte mogten maaken, en uit welken „ een onvermijdelijke Oorlog te wagten was. Naa,, demaal nu Groot ■ Brittanje en de Staaten, een „ bijzonder belang hadden, om zulk een ramp „ voorttekomen, vertrouwde zijne Majefteit, dat „ zij, meer dan anderen, hun werk zouden maa„ ken , om zulke Verdragen te doen vernietigen, in„ dien ze reeds geflooten mogten zijn , of zorg te ,, dragen, dat zij nimmer tot ftand kwamen (_*)•" Het Vertoog van de Qoikos werd niet aangenomen, en men voer, ondanks deeze klagten, voort met het opmaken des nieuwen Verdrags. De eerfte Artijkelen kwamen met het voorgaande overéén. Den Dauphin, werd het zelfde toegelegd. ,, Alleen „ zouden de Staaten des Hertogs van Lotharin„ gen ook aan den Dauphin worden afgertaan , „ in plaats van het Hertogdom Milaan, 't welk „ aan dien Hertog komen zou, alleen met uitzon„ dering van het Graaffchap Bitfche, 't welk den 35 Prinfe van Vaudemont zou te rug gegeeven wor„ den. — De Kroon van Spanje zou met alles, wat (*) Lambbrti, Mem. Tom. I, p. 54. WlLI em de HL Inhoud van hec tweede Verdee- lings-ver- diag.  45o GESCHIEDENIS Willem de III. „ wat daar toe behoorde, zo buiten als binnen Europa , uitgenomen 't geen den Dauphin was toegeweezen, komen aan den Aartshertog Carel. „ Zo de Aartshertog zonder Kinderen overlijden „ mogt, zou zijn aandeel komen op een van 's Kei„ zers Kinderen, te zijner keuze, doch nimmer op „ eenen Roomsch ■ Koning of Keizer, noch op een ,, Kening of Dauphin van Frankrijk. Naa deeze verdeeling zou en de Keizer en FranHrijk van al,, len verder regt op de Spaanfche Naalaatenfchap ,, afzien. —• Het tegenwoordig Verdrag zou den „ Keizer onmiddelijk naa de bekragtiging worden medegedeeld, en, zo hij langer dan drie maanden daar naa, of tot op den dood des Konings van „ Spanje, indien deeze binnen de drie maanden over„ lijden mogt, toefde, met zich in hetzelve te bej, geeven, zouden de twee Koningen en de Maaten ,, overeenkomen, in het aandeel van den Aartsher„ tog Carel eenen anderen Prins toe te leggen. ,, En, indien de Aartshertog, zonder in dit Verdrag gemeden te zijn, zich in't bezit van zijn aandeel „ of van dat des Dauphins Hellen wilde, zouden de twee Koningen en de Staaten hem zulks uit al „ hun vermogen beletten. De alzonderlijke en geheime punten, ten zelfden tijde getekend, kwamen hier op neder: „Foor eerst, ,, om den Koning van Spanje, zo hij het Verdrag „ niet wilde aanneemen, het fiegten van eenige fter„ ke Plaatzen, die tot het aandeel des Dauphins „ behooren zouden, te beletten; ook dat hij 'er an- „ de-  der NEDERL A N DEN. 45, „ dere Bevelhebbers over ftelde , dan geboorerre i, Spanjaards. Ten tweeden, dar Milaan , zo de Hertog van Lotharingen weigeren mogt, zijne j3 Staaten tegen hetzelve afteftaan , den Keurvorst 3, van Beijeren in handen geftcld zou worden , mits het aandeel des Dauphins vermeerderd wierd met it de Stad en het Hertogdom Luxemburg en het „ Graaffchap Chiny, of anders zou men Milaan ger= t, ven aan den Hertog van Savoye , die daar tegen 4, de Stad en het Graaffchap Nice , de Valei van „ Barcelonette en het Hertogdom Savoye aan den Dauphin zou afltaan. — Eindelijk ftondt men j, den Keizer den tijd van twee maanden naa den „ dood des Konings van Spanje toe, om zich op de „ aanneeming van dit Verdrag te verklaar en. Zo de j, Aartshertog zich na Spanje of Milaan begeeven „ mogt voor den dood van Koning Carel , kwam 3, men overéén , om, des noods, deezen Koning zelfs door daadlijkheden te verpligte^dathijhem s, van daar deedt te rug keeren ($).." Willem de lil, uit de ingeleverde. Vertoogender : Spaanfche Afgezanten ziende, hoe zeer de Koning ] van Spanje "en de Spanjaarden legen hem verbitterd ; waren > zogt den Keizer overtehaalen, om in dit Verdrag te treeden, eer het getekend werd. Hij gaf hem te verftaan, dat Engeland en Holland in geen Oorlog wilden treeden, om de Spaanfche opvolging, en dat dé (*) Du Mont Corps Dip!. Tom. VII. P. N. p. 4J7» Lambeuti Mem. Tom, I. p. 97. FIH. Deel. 2 St. M Willem be HL ■ rlandeingexi net den  45* GESCHIEDENIS Willem 6ï iii. de Koning van Frankrijk in ftaat was, om ziine eifehen door de wapenen te doen gelden, Catalonie en Arragon wegteneemen, en het Volk te noodzaaken , den Koning te erkennen, dien hij hun, terftond naa den dood van Carel, zou willentoefchikken; dat, om zulke heillooze gevolgen te voorkomen, en te beletten , dat 'er geen nieuwe Oorlog uitberstte , die geheel Europa in vuur en vlam zette, het beter was, «en gedeelte afteftaan, dan genoodzaakt te worden, om bet geheel te laaten vaaren; dat het de zaak zijner Keizerlijke Majefteit was , zich met alle omzigtigheid te gedraagen, om niet blootgefteld' te zijn, meer hij den Oorlog dan bij het Verdrag te verliezen, dat hij, Koning van Engeland, nooit zou dulden, dat een Framch Prins in Spanje den Throon bekleedde , en wenschte, dat de middelen, om denzelven te beklimmen , zo gemaklijk voor den Aartshertog waren , als diens regten hem duidelijk voorkwamen; dat Engeland niets kon doen , dan hen beklaagen ; dat Holland zich door den Vrede wilde herftellen van de reeds geledene onheilen ; dat Spanje , door den diepvcrvallenen ftaat, v/aar in het gebragt was, niets meer betekende , dan enkel in naam ; dat zijne Keizerlijke Majefteit, fchoon in vrede met den Turk , te over wist , hoe vol verdeeldheids het Duitfche Rijk was, als ook dat de Hertog van Wolfenhuttel, de Hertog van Saxen - Gotha , en de Bisfchop van Munfter, misnoegd wegens de opregting van een nieuw Keurvorstendom, zich uitdruklijk voor Frankrijk verklaarden; dat men het zelfde te vreezen hadt vtn  ekr NEDERLANDEN. 453 van den Keurvorst vari Brandenburg, geftoord over de zaak van Elbing-, en, eindelijk, behfiorde opte. merken, dat het zeer bezwaarlijk zou vallen, alle die Vorsten te veréénigen , en dat zij, zelfs naa hunne verééniging, weinig gedtigt zouden weezen (*). Des Keizers antwoord was dubbelzinnig genoeg» om te doen gelooven, dat hij wel zou hebben kunnen bewilligen in een Verdeelings-verdrag, het geen met zijne oogmerken ftrookte ; dan hij zogt lijd te winnen, en ftelde de zaak voor aan zijnen Raad, en alle de Leden waren van gevoelen , dat, indien de Koning van Engeland voortvoer met de verdeeling te begunstigen , het een minder kwaad zou weezen„ Spanje en America aan éénen der Afftammelingen van Lodewijk den XlV. afteftaan, mits de Aartshertog het Milaneefche , met de Koningrijken van Napel; en Sicilië, kreeg, f • Het tweede Verdeelings-verdrag , den Vijfentwfntigften van Lentemaand des jaars MDCC , in den 1 plaag getekend, gaf ftoffe tot fchréeuwendeklagten. Men vroeg , welk regt Enge/and en de Veréénigde Gewesten hadden , om het gene te verdeelen , welk hun niet toekwam? en of dit was om de rust van Europa te bevorderen ? Europa was in dit Verdrag niet gekend. Strekte het, om de gelijkheid van magt té bevorderen, die den fterken belette den zwakkeren te verdrukken ? Welk een evenwigt ! Zou Frankrijk, met Lotharingen vermeerderd , vergroot dooj CO Tinbal , Vol. IV. p. tfa 65, M a WillM de IIIo iver dit /erdee- lingsrerdragc 170®,  454 GESCHIEDENIS Willem »e LU. Toeftard van 'c Spaanfche Hof. door de Grenzen van Spanje, en door het Koningrijk Napels meester in de Middenlandfche Zee, At fchaal der Staatsbelangen niet ten zijnen voordeele doen overflaan? — In de Veréénigde Gewesten toonde men zich niet zeer gereed met het toetreeden tot dat tweede Verdrag , Zeeland draalde eenigen tijd , en Holland nog langer. Men voorzag , weike misverHanden 'er uit ontftaan zouden in verfcheide Hoven van Europa. Doch het gezag van Willem den III. in het Gemeenebest was zo groot, dat men moest belluiten tot een afgekeurden flap (*). De kunstfireeken en bedekte handelingen aan het Spaanfche vermenigvuldigden. De Grooten waren verdeeld. Eenigen begunstigden den Duitfchen Aanhang, geheel overgegeeven aan de belangen des Aartshertogs ; anderen , de Franfche Partij uitmaakende, wilden, dat een Fransch Prins,totThroonopvolger benoemd, de verdeeling der Monarcbye zou voorkomen. De Staatkunde des Konings van Frankrijk, afgerigt om de zaaden van hoop en vrees te zaaijen , naar eisch der ómftandigheden, hadt het grootfte gedeelte des Volks gewonnen. De Duitfckers ,. wel verre van den Spaanfchen trots ee. nigzins te ontzien , hadden denzelven getergd. De Cardinaal Portocarrero en de aanzienlijkfteRijksgrooten veréénigden zich, om Carel den II. overtehaalen , dat hij eenen Kleinzoon van Lodewijk den XIV. de voorkeur zou geeven boven een Prins, vérre (*) Tinüal, Contin. Vol. IV. p. 90, 92. 95,9Ö.  ber NEDERLANDEN. 455 verre van hem af , en buiten ftaat om het Rijk te verdeedigen. Men fchilderde dien zwakken Vorst, wiens geest voor 't ontvangen van alle indrukken vatbaar was , op het leevendigst voor oogen, aan welke rampen zijne Onderdaanen , naa zijn dood, zich zouden blootgefteld vinden , indien hij Frankrijks haat en wraak hun op den h2lze fchondt, door, in een Uiterften Wil, den Duitfchen Tak , ten nadecle Van dien van Bourbon , te begunstigen. Dit laatfte te doen , beweerden zij , ftrekte geenszins ter vernietiging van ftaatlijk bekragtigde afftanddoeningen der Moeder en Vrouwe van Lodewijk den XIV : dëezen waren alleen ingerigt, om-te beletten, dat de öudfte Zooren de Kroonen van beide de Rijken niet souden draagen; thans zogt men geen oudHen Zoon : zulk eene keuze handhaafde de regten des bloeds , en bewaarde de Spaanfche Monarchy voor Verdeeling. De fchroomagtige Vorst liet hiei over het gevoelen der Godgeleerden inneemen : zij ftemden even als de Raad. De Paus , dien hij ook raad vroeg, hadt reden , om niet van de Spaanfche Grooten en de Godsgeleerden te verfchillen. Hij wss in onmin mee het Huis van Oostenrijk , en zag de ve^grooting van 't zelve aan als heilloos voor de vrijheid van Italië: ook befliste hij dit geweetensgeval ten voordeele van het Huis van Bourbon. Carel de ff. kon ondertusfehen zeer bezwaarlijk afftand doen van zijne verkleefdheid' aan het Hui: van Oostenrijk , tn zijn haat tegen dat van Bourbof aflegden. Hij bkef befkikloos. Zijne ziekte e/ M 3 zwak Willem de 111.  450 GESCHIEDENIS rjn HL zwakheid namen toe, en hij zigtbaar af: een fchielijke dood kon zijne Onderdaanen berooven van alle de vtugten der genomene zorgen , om de rampen van Spanje te voorkomen. — De raad-inneeraingen van Carel den II. konden niet onbekend blijven aan het Bof van Ferfailles. Lodewijk. de XIV, Spanje met zijne wraak gedreigd hebbende , in gevalle men fchikkingen maakte , ftrijdig met de regten van zijn Buis , deedt eene Krijgsinagt op de Grenzen van Spanje zamenrukken. De Cardinaal Portocarrero bediende zich van die gelegenheid , om eene laatlte pooging te doen op den befluitloozen Koning. H;j fprak met meer klems dan hij tot nog gedaan, hadt,, vertoogende, dat alle de Raadslieden van Staat, de voornaamlte Adel van Castijie , de algemeene Item zijner Onderdaanen , en , dat meer dan alles zegt, dat de wil van den Koning der Koningen vorderden , een Fransch Prins tot zijnen Erfgenaam te benoemen, dat de Grondwetten des Rijks de opvolging fchonken aan den naasten Bloedverwant , den Dauphin, of één van des Dauphins Zoonen ; dat de afstanddoeningen der Koninginnen, Mama Theresia en Anna van Oostenrijk, volflrekt kragtloos en van geene beduidenis waren in de tegenwoordige omilandigheden, waar in het welzijn van den Staat en de behoudenis der Spaanfche Monarchy om een Prins uit den Huize van Bourbon riepen, ten einde het Rijk bewaard bleeve voor de rampen , die het dreigende om 't hoofd zweefden; dat, koos de Vorst de andere Partij, of bleef hj bij zijne befluitloosheid , 'er  asR. NEDERLANDEN. 457 alle grond was, om te vreezen, dat de Onderdaanen in Castilie en Arragon, buiten ftaat om zich te verdeedigen tegen de Franfche Legermagt, op de Grenzen dier Landen zamengetrokken , zich in de armen van Lodewijk den XIV. zouden werpen , en den Hertog van Anjou voor Koning uitroepen , om niet ten prooij'e des Overwinnaars te (trekken : dat de Koning, in een zo hachlijk en dierbaar tijdltip , geen gehoor moest geeven aan eene bijzondere perfoonhj. ke geneigdheid; dat de Oostenrijkers geen Bloedverwanten zijtfs Volks , noch die uit den Huize van Bourbon hunne Vijanden waren ; dat hij , in het maaken van zijnen Uiterften Wil, geen ander geleide moest volgen dan de oude grondreg:!en zijn Rijks, de eenpaarige beflisling der bekwaame Leeraaren, door hem geraadpleegd, de Item des Volks , en bovenal den wil des Opperrigters , aan wien hij, binnen kort, verantwoording zou moeten geeven van den Itaat, waarin hij zijn Rijk, bij zijn aftterven, liet; naardemaal de Partij, welke hij koos, zijne Onderdaanen zou blootttellen aan alle de rampen czrii bloedigen Oorlogs , of dezelven brengen onder de gehoorzaamheid van den wettigen Erfgenaam, allee 1 magtig , om hen tegen alle hunne Vijanden te befchermen. De Koning van Spanje, verfchrikt door de naarheden , hem vau den Cardinaal voorgefteld nut eene heftigheid, welke eene zo dringende omftandigheki Vorderde, en genoodzaakt zich te bepaalen , beilooi M 4 . em Willem de  453 GESCHIEDENIS Willem de'III. Ca^kl de II. waakt een Uiterften Wil , ten voordeele des Hertog! van .injou. 1 ! i \ 1 c c V I c b d d h n S eindelijk, een Uiterften Wil te maaken, het geen hij op de fhiatiijkfte wijze volvoerde. In denzelven verklaarde hij vooraf, om zijn geweeten te ontlasten, dat de afitanden van Maria Thekesta en Anna van Oostenrijk; alleen gedaan om de verde'niging der beide Kroonen op dén hoofd voortekomen , golden ten opzigte van den Dauphin , doch van geene de min (te kragt waren ten opzigte vau andere wettige Erfjenaamen; dat hij, derhalven , den Dauphin en Hertog van Bourgonje ten Franfchen Throon gechikt zijnde, tot zijnen algehteenen Erfgenaam aanlelde den Hertog van Jnjou ; bij ontftenten ste van leezen, den Hertog van Berry, en naa hem hunne Nakomelingen , vervolgens den Aartshertog, en enlel ijk den Hertog van Savoye. Hij verklaarde, inde 'olfte bewoordingen, dat hij, om zich overeenkomtig re gedraagen met de Wetten des Rijks , die da ■ervreemding der Kroone , Goederen en Heetlijkheen verbooden, zijnen'Opvolger of Opvolgers beval, m, Ifaande hun Rijksbeftuur , geene derzelven te ervreemden, noch dezelven te verdeden onder hune eigene Kinderen, of ten voordeele van eenig aner Perfoon. Alles moest altoos als een onverdeelaar Goed veréénigd blijven, gelijk het tegemvoor- ig was. B'j dit Testament voegde de Koning rie dingen, daar naa een Codlcl-l, bij 't welk hij et der Koninginne in haare keus gaf, of zij zich, aa zijn afflerven , wilde begeeven na eenen zijner :aaten in Italië, of na de Nederlanden ,-over één van  bek. NEDERLANDEN. 459 van welken haar door zijnen Opvolger de regeering zou worden afgedaan (*). Carel de II'. overleefde het maaken van deezen Uiterften Wil nietlang. Naa eene'kleine maand kwijnens en afnfemens, eindigde hij, den eerften van Slachtmaand, in den ouderdom van negenendertig jaaren , zijnen luifterloozen lee▼enslonp. Wat men ook (lellen moge van de oogmerken des Franfchen Monarchs en zijner Staatsdienaaren in het aangaan deezer Verdeelings-verdragen, welker 'zijverheid, uit eene en andere om Handigheid, hóógst twijfelagtig en verdagt is (f). Men kan niet locheiten, of het denkbeeld, om dezelven opteftellen, en wel inzonderheid de fchikking van het laatfte, was een meësterftuk, naardemaal de Koning van Frankrijk, indien de Keizer het hadt 'aangenomen , zijne •Staaten, zon der bloedvergieten, met nieuwe Koningrijken en de fchoonlte gedeelten van Italië vermeerderderd zag; weigerde dé Keizer daar in te treeden , gelijk wel te wagteri was, dan zou de fchrik voor eene Rijks - ontllooping Koning Carel beweegen, om , met de algemeene toeftemming a'ler Onderdaanen der Spaanfche Monarchy , ten voordeele des Hertogs van Anjou te belluiten. Het een zo wel als 't ander ftreelde de eerzugt van Lodewijk den XIV. De befchikking van Carel den II. verftaan hebbende , vergaderde hij zijnen Raad. Men Óver. (•) Du Mont Ctrps Dip!. Tent. VII. P. IJ. p. 458. (t) Wagenaar, Vaaeri. Hifi. XVII. D. bl. 43.50. M 5 Wil • em de Ui.' ' Lodewijk de XlV. berust tn den UiterilenWil v?,n Cl r"l een II.  4öo GESCHIEDENIS Willem be III. Misnoegen der Engelfchen en Hei Jan ■ aeren 'k % ■ ■ Zonder den Koning van Engeland geraadpleegd te hebben, durfden de Staaten geen befluit neemen. Hunne gevoelens waren verdeeld. In eene Raadsvergadering, bijzonder aangelegd, om te onderzoeken, of het plaatzen des Hertogs van Anjou op den Spaanfchen Rijkszetel den Staat met eenig merklijk nadeel dreigde, beweerden eenigen, dat de frap , door den Koning van Frankrijk gedaan , in geenerlei opzigt nadeelig was voor 't Gemeenebest, dewijl Spanje op den zelfden voet bleef, en een bijzonderen Koning hieldt, zonder aan de Kroou van Frankrijk verbonden te zijn. (*; Lettr. de Louis XIF. au C. de Briord, No. XXX, & XXXI. p. 131. HU (f) Zie aldaar, No. XXXHI. p. 14?. Wil- rM Dü UI. Vetfchillencie gevoelensder Staaten op dn Huk.  462 GESCHIEDENIS Willem ee m. zijn. — Anderen kantten zich tegen de Tbroons- j opvolging, dewijl dezelve, huns inziens , dtVeréé-. nigde Gewesten zou berooven van de beveiligende: voormuur, die , omtrent den tijd van Hendrik den IV, den Staat gedekt hadt; den Koophandel van Antwerpen weder herlkllen, en al het Geld, 'rweik uit de Spaanfche fVest- Indien kwam , na Frankrijk doen voeren, zonder dat 'er iets na deezen Staat of Engeland gebragt werd. DziFi-ankri ks ongenegenheid jegens den Staat reeds in vroegeren tijde gebleken was, en rist de Koning zijnen Kleinzoon ligtlijk bewcegen zou , om de eifehen van Spanje op de Veréénigde Gewesten te doen hei keven. Dat de nieuwe Koning van Spanje , afdammende uit den Huize van Bourbon, altoos op de zijde van Frankrijk zijn zou, gelijk de Duitfche en Spaanfche Takken van den Huize van Oostenrijk altoos eene lijn getrokken hadden. '£r greepen Verdragen ftattd; doch de onverbreeklijkheid derzelven hing van magt af. Het ftondt te vreezen, dat de vaart op de OostIndien , eene zo rijke bron van 's Lands welvaart, zou worden opgedopt, en dat de Levantfche Handel, van Zo veel aanbelangs, 'er veel bij zou lijden. Dat de LakenWeeverij in 't Gemeenebest tot verval zou kunnen geraaken , door het verbod van invoer der Spaanfche VVoile, die men.alieen na Frankrijk zou kunnen brengen, tot verbetering der Franfche Wolleweeverijen.. Zu'ks zou eene menigte van Werklieden, door bedrijfloosheid , in behoeften doen vallen, hen noodzakken deeze Ge westen te vei katen, en hunne kundigheden elders overtebrengen. Das-  der. NEDERLANDEN. 463 Dusdanige redenen, toet verfcheide anderen , uitgewerkt, en, naareisch, omkleed door fchrandere Staatslieden, bewoogen allen, om de verheffing des Herrogs van Anjou als gevaarlijk te befchouwen. Voorts raadpleegde men over 't geen zou kunnen te werk gelteld worden , om die verheffing te weeren. Eene zaak van diep en netelig vooruitzigt; dewijl die verheffing (leunde op eenen Uiterften Wil, —r op den algemeenen wensch der Spanjaarden, — en de groote Krijgsmagt van Franhi;k ten rugfteün hadt. Geene deezer zwaarigheden bleef egter onopgelost. Wat den Uiterften Wil belangde, merkte men aan , dat dezelve kragtloos gemaakt was door het Verdeelings-verdrag , getloten op de veronderftelling, dat de Koning van SpanjeitrvdttZoonen van Frankrijk , of den Aartshertog Carel , tot zijnen Opvolger zou kunnen verklaaren;; waarom men overeengekomen was, om het Verdrag te doen (tand grijpen, indien flegts de Koning kinderloos overleed , welke befchikkingen hij ook over de opvolging mogt gemaakt hebben. Dat, fchoon de Spanjaarden in 't algemeen den Kleinzoon van Lodewijk den XIV. zeer genegen fcheenen, de Aartshertog in dat Rijk zeker geen gering aantal ijverige voorftanders hadt. Grond was 'er, om te gelooven , dat men zich van het bijgeloof ol de onkunde des overledenen Konings bediend hadt) om hem zulk een Uiterften Wil aftedwingeu. De Franfche aanhang in dat Rijk was door kunstenaa. rijen de bovendrijvende geworden , en de Spanjaar dei VVlLI.em de HL Raadpieegingover de middelen , om die verhtffiigvoortekuoien. 1  46"4 GESCHIEDENIS den zouden welhaast reden hebben, om zich' des te beklaagen. Wat Frankrijks magt betrof, de jongde Oorlog hadt dezelve niet min geknakt, dan dat Kijk van Geld en Koophandel berooid. De Keizer voerde thans geen Oorlog tegen den Turk : en, indien de Hertog van Anjou zich na Spanje begaf, zou Frankrijk genoodzaakt weezen , hetn met Krijgsvolk te handhaaven, indien het tot eenen Oorlog kwam; want Spanje was van Krijgsvolk ontbloot. Dit zou Frankrijks magt verdeden , en buiten ftaat Hellen, om aan. andere oorden iets van belang uittevoeren. Het zelfde gevaar , ,.'t welk het Gemeenebest dreigde , hing ook Engeland, Duitschland en Italië, fchoon om andere redenen , over 't hoofd, Hier uit mogt men befluiten dat het overige van Europa, hijkans een gelijk belanghebbende, ook in 't zelfde plan zou willen treeden. Op het voordel,welk een middel j als het kragtigfte en gereedfte tot afwending van het dreigende gevaar, moest worden aangezien, antwoordde één der Leden, zonder omweg, de Oorlog.. De verheffing des Hertogs van An-! jou, verklaarde hij „ zou den ondergang van den Staat, en veelligt van fjeheel Europa , na zich fleepen: en , zo men tog vergaan moest, was het veel eerli|ker, op 't voorbeeld der Voorouderen , te vergaan als dappere Lieden ,-en,' naa beproefd te hebben , of men , zich wakker weerende, hethachlijk gevaar niet kon ontworstelen. Zelfs moest men niet maren met het opneemen der wapenen , enden Oorlog beginnen, terwijl de wond nog bloedde , en de i geest°a Willem »tt Hl.  bek NEDERLANDEN. 465 geesten aan 't gisten waren , zonder Frankrijk tijd te geeven , om tot zijn verhaal te komen. Dit moedig opzet werd wederfprooken door bezadigder raad, en 'er vielen verfcheidenerleie overweegingen op dit ftuk , als mede over den bijftand , welken men zich van den Keizer en andere Duitfche Vorsten zou kunnen belooven, en bovenal van den Keurvorst van Brandenburg, die, na den tytel van Koning van Pruisfen dingende, zeer gefchikt fcheen,om te treeden in alle maatregelen, welken Engeland en de Veréénigde Gewesten zouden beraamen. Het leedt niet langer dan tot daags naa het houden deezer Raadsvergadering, dat de Staaten fchrijvens vari den Koning van Engeland ontvingen, waarop zij door hunnen Afgezant, den Heer van Heemskerk, den Koning van Frankrijk lieten aanzeggen , „ dat zij verwagt hadden , dat het Verdrag „ van verdeeling heilig zou onderhouden geweest „ zijn; doch nu met de utterfte verbaasdheid verno„ men, dat zijne Allerchristlijkfte Majefteit bedui- ten genomen hadt, vierkant ftrijdig met dat Ver„ drag ; dat zij hoopten, dat hij, zich nader be,, zinnende , blijven zou bij de Overeenkomst, „ te vooren gemaakt, en ten minften den Keizer „ twee maanden tijds gunnen, die hem bij een ge„ heim punt van het Verdeelings - verdrag waren toe- gedaan, omzicb, naa den dood des Konings van ,, Spanje, nog op de aanneeming van dit Verdrag L te verklaaren." Dusdanig luidde ook het WederVerigt des Konings van Groot'Brittanje. -—- De Sta».' Willem, ge III. Verklaa. riig der Staaten aan Frankrijk.  466 GESCHIEDENIS WttLEM DE IW Brief van LoDE- wjjk' den . I,. aan «ie itaaten. I Staaren bleeven niet wetkloos , maar handelden aa« Ééiige Duitfche Hoven , om nieuwe Verbituenisfeu te (luiten. Lookwijk de XIV., ten vollen bewust, van welk een invloed de Veréénigde Nederlanden konden weezen op deeze groote zaak, verzuimde, van zijnen kant, niets, om hen ten zijnen voordeele te doen befluiten. De Graaf van Biuoüd liet zich niet alleen breed uit over de voordeden, welke de Staaten van dee-se verheffing zouden kunnen trekken, maar de Koning vaardigde een wijöluftigen Brief af, in antwoord op het vevfla^ van den Afgezant der Staaten. Het zal der moeite waardig weezen, den voornaamen inhoud van denzelven op te geeven. „ Indien „ de Staaten verwonderd Honden, dat hij zich hieldt „ aan den Uiterlien Wil, die verwondering zou ras i, ophouden, wanneer zij met hun gewoon doorzigt „ zouden hebben overwoogen, welke verwarringen „ bet Verdeelings-verdrag, zo 't immer uitgevoerd „ ware, zou bebben te wege gebiagt. Dit Verdrag bedoelde, den algemeenen Vrede te bevestigen; doen deeze bedoeling zou men geheel verijdelen, „ dnor zich aan de letter des Verdrags te houden, 4, en eenen algemeenen Oorlog veroorzaaken. Het ,, oogmerk en de woorden van het- Verdrag kwamen „ overéén, zo lang de Koning van Spanje leefde. „ Maar de Uiterfte Wil en de dood van deezen Vorst „ hadden zulk een onderscheid te wege gebragt ,, tusfehen dat oogmerk en deeze woorden, dat „ men zich aan de laatlien niet houden kon, zon-' dis  der NEDERLANDEN. 467 „ der het eerfte te niet te doen.- — De Spanjaar,, den, kragtig gefteld op het onverdeeld bewaaren „ der Heerfchappije, toonden reeds blijken, welke ,, onlusten men te wagten hadt. Milaan, Napels, „ Sicilië', en andere Gewesten, in de verdeelinge begreepen, wapenden zich om tegenftand te bie> „ den, wanneer men het mogt beftaan, dezelven, ,, volgens her Vcrdeelings-verdrag, van de Spaan„ fche Heerfchappije aftefcheuren. Het geheele „ Volk was gereed , zich te voegen naar 's Konings Uiterften Wil, die het Rijk onverdeeld liet. —. „ De Keizer was in de verwagting, dat deeze fchik„ king ten behoeve van den ^Aartshertog Carel 5, zou gemaakt wo*den: en zou zich, in zulk een „ geval, ongetwijfeld aan den Uiterften Wil gehou„ den hebben; doch, indien men, volgens het ,, Verdrag, den Dauphin in 't bezit van zijn aan,, deel wilde ftellen, zou men terftond de wapenen ,, hebben moeten opvatten, en eenen Oorlog aan- vangen, welks einde niet te voorzien was. Of, „ wanneer de Keizer, tegen verwagting,'den Uiter- Hen Wil afgeweezen, en het Verdeelings verdrag „ aanvaard hadt, zou men den Hertog van Savoije „ bezwaarlijk hebben kunnen te vreede ftellen. Veel ,, natuurlijker was het dan, dar de Koning van Frank„ rijk zich hieldt aan den Uiterften Wil, ten be5, hoeve van den Hertog van Anjou. Elk , die zich „ hier tegen wilde verzetten, zou als een verftoor- der der algemeene rust moeten worden aangemerkt „ Hadt de Koning geweigerd, zich aan den Uiter- VUl Deel. 2.. Stuk. N „ fien os. 111.  468 GESCHIEDENIS „ ften Wil te houden, 't regt tot de Spaanfche Heer^ ,, fchappij zou aan den Aartshertog vervallen zijn, ,, tegen wien men zou hebben moeten oorlogen, zo men het Verdrag van verdeeling wilde doen ftand „ grijpen. • Het aanneemen van den Uiterften „ Wil deedt den Staaten. geen nadeel altoos. Im„ mers kon men zülks voor alsnog niet ontdekken. „ Zij hadden bij het Verdrag niets voor zichzelven bedongen ; maar, dit regt moest men hun laaten wedervaaren, alleen gezien op de algemeene wel„ vaart. Wat fchade kon het hun dan doen , dat ,, dit Verdrag niet nagekomen , en dat de gemeene ,, welvaart op eene andere wijze-bevorderd wierd ? ,, Het Verdrag was alleen met Bemiddelaars ,, gemaakt. Zo de Keizer het aangenomen hadt, „ zou het een ander aanzien gehad hebben. Over „ hen moest men dan klaagen, als men reden tot „ klaagen meende te vinden. —., Ook zouden ,, Engeland en de Staaten , het Huk nader inzien„ de, insgelijks denken , dat het veiliger voor hunj., nen Koophandel in de Middenlandfche Zee was , „ dat de Spaanfche Heerfchappij onverdeeld bleeve ,, in de magt van eenen Vorst , die, fchoon van „ Franfche af komst , het belang van zijn Rijk en de eer zijner Kroone wel zou weeten te handhaa„ ven , dan dat Napels et) Sicilië , volgens hetVer- deelings - verdrag, den Dauphin aanbedeeld , eri ,, met de Franfche Kroon veréénigd geworden wa- 5> ren. Indien de Staaten den Koning nog wiï- „, den verpligten, om zich aan het Verdrag te hou- ü da*, Willem M UI.  eer. NEDERLANDEN. *f dat zij, in de onderhandelingen, die eerstdaags „ ftonden begonnen te worden, nader verklaaren „ zouden, op welke voorwaarden zij deeze erkente„ nis deeden, tot behoudenis derrustin/?«ro/«(*)." Koning Willem volgde eerlang het voorbeeld der Staaten (f). Hij wagtte niet tot dat de Engelfchen Philips den V. erkend hadden, hij antwoordde den nieuwen Monarch , die hem kundfchap van zijne komst ten Throon gezonden hadt, en dagt, dat zijne bijzondere erkentenis diens Vorften van geen gevolg zou zijn, den fteun van de toeftemming zijns Parlements mislende. Hij maakte geene zwaarigheid, hem alle de Eertijtels te geeven, aan deeze nieuwe Waardigheid gehegt. Maar de onrustigheid des Engelfchen landaarts, in tijd van Vrede , veroorzaakte hem te veel verdriets, om geenen nieuwen Oorlog te wenfchen , die hem weder aanzien bijzette, en gelegenheid gaf, om op het vaste Land de fmaadheden, welken hij in Engeland leedt, te vergeeten. Dit gedrag, en het doen zamentrekken des Krijgsvolks in de Grensplaatzen, wees genoeg aan, dat Willem DE (*) Lamberti, Tom, I. p. 304. (t) Tindal, Vel. IV. p. 189. «43.  der. NEDERLANDEN. 47* de III. alleen tijd zogt te winnen, om nieuwe Verbintenisfen anntegsan, en de noodlge Krijgstoerustingen te maaken. Lodewijk. nt XIV. hadt den Graaf d'Avaux na den Haage afgevaardigd, onder den tijiel van Buitengewoon- Afgezant, om, nevens den Graave de Briord, te handelen over de middelen tot bewaaring van den Vrede. Hij hadt niet weinig toegebragt tot het laatfte befluit, bij 't welke de Staaten Philips den V. erkenden , hem met zijne komst ten Throon geluk vvenfehende. De Staaten eischten, dat de Engelfche Afgezant Alexander Stanhope te gelijk met hen in onderhandeling zou treeden. De Gemagtigden der S;aaten Helden eenige middelen voor, welken zij gefchikt oordeelen tot behoudenis der algemeene ruste. Dezelve kwamen hoofdzaaklijk hier op neder: ,, Dat men den Keizer redelijke voldoe,, ning behoorde te geeven, wegens zijne eifehen op de Spaanfche Naalaatenfchap; dat het Fran„ fche Krijgsvolk de Spaanfche Nederlanden behoor„ de te ruimen, zonder ooit daar weder in te ko„ men; dat de Steden en Sterkten Venlo, Roer,, monde, Stevenswaard, Luxemburg, Namen, Char- leroi , Bergen in Henegouwen , Dender monde, „ Damme en St. Donaas, tot verzekerdheid van „ den Ferèènigden Staat, behoorden gefield te wor„ den in bewaaring der Staaten, die de magt be,, hoorden te hebben, om 'er Bevelhebbers en Over„ flen in aanteftellen; dat geen gedeelte der Spaan„ fche Naalaatenfchap immer aan Frankrijk zou N 5 mo- WlLLKIU DE 111. Eifehen der Staaten en Engelfchen,  WlT.lem de III. 476 GESCHIEDENIS „ mogen komen; dat de Ingezetenen der Fcrêènig„ de. Gewesten hunne oude Vrijheden en Voorregten „ behouden zouden in 't SPaansch Gebied, en dat „ den Franfchen boven hun aldaar geene voordee3, len zouden vergund woiden." — De Engelfche Afgezant vorderde , behalven de punten, door de Staaten geëischt, „ dat de Steden Oestende en Nieuwpoort, met derzelver Havens , Kafteelen en „ Sterkten, z'jne Majefteit, den Koning van Groot„ Brittanje, in bewaaring zou gegeeven worden(*).'* Deeze beide wijdgaapcnde vorderingen werden na het Hof van Ferfatlles en Madrid gezonden. Men oordeelde, dat de Staaten en Engeland aan Frankrijk en Spanje voorllagen deeden, als eene overwinnende Mogenheid eene overwonnene zou aanbieden. De Graaf d'Avaux verwierp ze, als hoogst onbillijk. De Qutaos toonde zich zeergebelgd, en wilde terftond vertrekken; doch de Franfche en Zweedfche Afgezanten haalden hem over, om te blijven. De Graat' de Biuorü betuigde, dat de Koning , zijn Meester, door deeze eifehen , dermaate gehoond was, dat de fchande, hem aangedaan, niet dan met bloed kon worden uit gewis cht. Hij verliet deeze Gewesten \ doch zijn toorn was egter zo hoog niet geklommen, dat hij éèniide Gewesten ten Oorloge toe. brak aan dat vuur, 't geen de fchoonfte dagen zijner regeeringe zo zeer deedt uitmunten. Al de tijd werd, huns bedunkens , in raadpleegingen gefpild. De llard m Frankrijk fcheen niet te zien , dat het eenig middel, om de Staaten te dwingen , beftondt, in hun den Oorlog te verklaaren , Krijgsvolk op hunnen bodem te zenden, eer zij tijd hadden tot de toerustingen , die geheel Europa wist, dat gefchikt waren om de eifehen van den Keizer te ouderlTeunen. Men fchreef de rampen , in den volgenden Oorlog Frankrijk overgekomen, toe aan de traagheid der Raadsvergaderinge te Verfailles. De Vijandenvan dat Rijk hadden tijd, om alle hunne kragren.bijccntezatnelen , terwijl Frankrijk in eene werkloosheid bleef, zo vreemd aan de geaartheid des Volks, als aan het voorgaande gedrag des Konings. De Staaten, zich geheel laatende leiden door Willem oen III, hielden aan , dat de Staatsdienaar des Keizers deel zou hebben in de onderhandelingen met den Graave d'Avaux , die zulks hartlijk bleef weigeren. De- tijd , gefchikt om zich ten Veldtocht gereed te maaken, werd gefleeten in overleggingen , van welken men geen vrugt kon verhoopen. Het gaat vast, dat de aankomst des Konings van Groot ■ Brittanje in den Haage, en de handelingen, door hem gehouden, gen-eg aanduidden , dat hij verfebeenen was , »m de Krijgstoerustingen vaardiger en fterker doortezetten. Zijne Vrienden hadden , srftond naa den dood des Konings van Spanje , de ..eden der Hooge Regeeringe tot het opvatten der wa-  der. NEDERLANDEN. 47? wapenen poogen te beweegen ; doch de meesten zagen tegen de kosten op voor een Gemeenebest, nog gebukt gaande onder den last des nauw geëindigden Krijgs. Koning Willem hadt, in den jongst verloopen Herfst, het verminderen des Krijgsvolks nauwlijks kunnen be!e:teu. Men vreesde, in Engeland geen fteun te zullen vinden; maar het intrekken der Franfchen in de Spaanfche Nederlandeu gaf een geheel ander gelaad aan den ftaat der dingen. Amfter dam, tot dus lang zeer gefteld op het houden var den Vrede, beiloot nu tot het opvatten der wape nen, indien de Koning van Engeland en het Parle ment konden belluiten , den vereischten onderflanc te leveren. Dit vlotte , dewijl de Koning onlangs eene groote verandering inde Staatsdienaars gemaakt, de Torys in plaats van de Whigs in't bewind gefteld en een nieuw Parlement , tot den Oorlog genegen, bijééflgeroepen hadt (*). Van dit alles, en het voortzetten der Krijgstoerustingen te water en ten lande , kon Lodewijk. de XIV. niet onkundig zijn. Hij ontboodt derhalven den Graaf d'Avaux te rugge, die,bij zijn affcheid, een vertoog deedt, gefchikt om aantewijzen , met welk een oog Frankrijk de handelingen van dat Gemeenebest aanzag, en daarom verdient hoofdzaaklijk hier plaats te vinden. Hij vermeldde, „ hoe hij, in „ Sprokkelmaand jongstleden , in Holland gekomen „ was (*J Lïttk de Louis fjfi au C. de Briord, No. XXVI XXVIII. p. IIS». 123. Willem DE lil, Aflcheids V< rtoog van den Graave d'Avaux.  #So GESCHIEDENIS s, was, met een vast vertrouwen, dat eene zeer korts „ onderhandeling genoeg zougeweest zijn, om met de „ «taaien overeentekomen wegens de beste middelen, „ om de rust in Europa te verzekeren : een vertrou,, wen, grootlijks verfterkt door de erkentenis van „ den Kleinzoon zijns Meesters voor Koning van „ Spanje, Dit hadt hem doen vastftellen , dat de n Staaten, vervolgens, wel verzekering vöor zichzel- ven zonden kunnen verzoeken, maar deongegron,„ de eifehen van anderen niet zouden hebben willen „ onderfchraagen.. Alles fcheen Vrede te fpellen. ,, Doch de overeenkomst van de eifehen der Staat„ fchen en Engelfchen wekten vermoeden , dat men deezen Vrede verhoopte van de nauwe verbintenis „ tusfehen Groot-Brittanje, en de Staaten. Daar „ naa hadden de Staaten verklaard, dat hunne veel „ vorderende,eifehen niet aan betrouwen op hunne eigene magt, maar aan de vrees voor de overmagt „ van Frankrijk, moesten toegefchreeven worden. „ Dan, indien deeze vrees, met zo fterke kleuren „ gefchilderd in den Brief, aan den Koning van Groot„ Brittanje, terwijl het Parlement zat, afgezonden, „ met de daad plaats gegreepen hadt, was het den „ Staaten zeer moeilijk geweest, dezelve te verdrij. „ ven, zonder zo veel Krijgsvolk bijééntetrekken, „ zonder uitheemfche Bondgenootfchappen ten duuri» ften Pr'ize te koopen , zonder een gedeelte des „ des Lands onder water te zetten, en , in 't kort, „ zonder zo groote toeoereidzels te maaken, als of £ zij één der zwaarfte Oorlogen te gemoete zagen. ,, O p ' Willem ie  ïser. NEDERLANDEN. 481 ?, Op het verzoek der Staaten , waren de onderhan„ delingen aangevangen, en van de Franfche zijde „ nimmer vertraagd. Het ftondt aan de Staaten, dee« zen te eindigen, en 'er alle redelijke zekerheid voor hunne Gewesten, en alie voordeelen voor hunnen ,, Koophandel bij te bedingen. Doch zij hadden fterk gedrongen op de toelaating des Engelfchen „ Gezants bij de onderhandelingen , ten einde de- zeiven te rekken door de tusfchenkomst van eene ,, Mogenheid, die geene reden hadt , om zekerheid ,, voor zichzelven te begeeren. tiindelijk hadt de „ Koning van Frankrijk toegeftaan,1 dat de Engel„ fchen en Staatfchen beiden aan zijn Hof, en on> ,, der zijn oog, handelden over het geen Groot-Brit,, tanje vorderen mogt. Hij voorzag de nutloosheid ,, der onderhandelingen in den Haage. Hij oordeel„ de wijsüjk, dat de Engelfche Gezant zo ras niet ,, zou toegelaaten zijn, of men zou zich fchrander „ genoeg toonen, om nieuwe zwaarigheden uittevin„ den, die den handel zouden kunnen ftremmen. ,, Nogthans twijfelde hij, of men de Staaten ligt zou 4, kunnen beweegen, cm te dringen op voldoening aan den Keizer, om diens belangen met die van ,, den Staat te vermengen, om zich optewerpen tot ,, Regters tusfehen de Huizen van Frankrijk en ,, Oostenrijk, en te beflisfen, dat Philips de IV. ,, regt gehad hadt, om de Grondwetten zijns Rijks ,, te veranderen, en zijne regte Erfgenaamen voor „ altoos van de opvolging uittefluiten; alsook, dat Carel de II. daarentegen geen regt hadt, om „ die wil13m DK HL  4§2 GESCHIEDENIS Willem de III. die Erfgenaamen wederom tot de opvolging te „ roepen, en de Grondwetten te herftelien doorzij'n nen Uiterften Wil. Voorwaar het was geenzins „ te wagten , dat zulk een verltandige Staat , ten „ behoeve van het Pluis van Oostenrijk , Verdragen „ met Frankrijk zou hebben willen breeken , die „ hier als de bevestiging, en, om zo te fpreeken, als het zegel van deszelfs Souvereiniteit , pleegen „ aangezien te worden; dat men zich, ten kosten ,, der Gewesten , des Koophandels en der Rijkdom„ men zijner Onderzaaten , zou hebben wijlen ver„ binden , om vreemde belangen voorreffaan, weini,, ge maanden uaa het doen van eenen gansch ftrij„ digen itap , het erkennen des Konings van Spanje. „ Doch het fcheen , dat deeze aanmerkingen, voor„ heen bij de Staaten als gewigtig gehouden, voor „ nieuwe grondregelen hadden moeten wijken. „ Hij, Afgezant, zou het vertrouwen zijns Ko,, ninglijken Meesters misbruiken, wanneer hij, naa „ de verklaaiïng, hem door den Engelfchen Afgezant „ gedaan, langer bleef denken, dat'er eenig nut van „ eene verdere handeling te wagten ware. Te dui„ delijk hadden de Staaten doen blijken, dat zij zich blindeling zouden onderwerpen aan de gevoelens „ des Konings van Groot-Brittanje , dan dat 'er „ twijfel overbleef, of zij zouden binnen kort der„ gelijk eene verklaaring doen. Ja zij was reeds zo ,, goed als gedaan, naardemaal zij zonder den En„ gelfchen Afgezant niet hadden willen handelen. „ Zijn verblijf in den Haage zou dan vervolgens nut- ,, loos  der. NEDERLANDEN. 483 „ loos weezen. Mogt hij het genoegen niet fmaaken, van den Vrede tusfehen Frankrijk en de Ver~ „ èénigde Gewesten te bevestigen voor veele jaaren, „ ten minden hadt bij doen blijken , dat het zijnen „ Meester niet te wijten was , zo deeze Vrede ver„ broo'ten wietd. ,, Zijne Majefteit hadt zich alleen gewapend ten „ behoeve van den Koning, zijnen Kleinzoon , en „ geenzins om zijn gebied uittebreiden , waar toe hij. in den zwakken toelïand van den Veréénigden „ Staat, onlangs goede gelegenheid zou gehad heb* „ ben: dit mogt hij, Afgezant, vrijlijk zeggen, „ vermids de Staaten zeiven geene zwaarigheid gemaakt hadden het alomme te verbreiden. „ Konden , ondertusfehen , deeze aanmerkingen „ den Oorlog niet voorkomen , h j vertrouwde, dat „ de Voorzienigheid 's Konings wapenen zou blijven „ zegenen en elk, die hem durfde aantasten, over., tuigen, dat hij zich wreeken kon van den hoon, „ zijne Vlagge aangedaan; dat hij kon beletten,dat „ zijne Onderdaanen door Hollandfche en Engelfche „ Oorlogfchepen genomen werden, dat deeze zelfde „ Schepen zn'ne Havens kwamen peilen , en op „ Franfche Vaartuigen fchooten ; en dat hij zich „ mee>tar kon maaken van Plaatzen, tot nog toe in geen ftaat van tegenweer gefteld: over den hoon, hem toegebragt , hadt hij zich tot nog niet ge3, voelig getoond, op lat men niet zou kunnen zeg. „ gen, dat de Rijswijkfche Vrede door hem in 't minst gefchonden was. Ten befluite wenschVIII. Deel. 2. St. O >3 te Willem CE III.  Willem DE ili. Antwoordder Staatea. 4B4 GESCHIEDENIS j, te hij, Afgezant, dat de Staaten nog in tijds met hun waar belang mogten te raade gaan. Zijnver„ trek zon hetn wel beletten . titer toe de hand te „ leenen , doch hij zou altoos blijven deelneemen in „ den welfiand van eenen Maat, bij welken hij zo veele jaaren 's Konings bevelen hadt uitgevoerd (*)." Dit Vertoog, vergezeld van eenen Brief der herroeping des Afgezants, en eene herhaalde betuiging, van de gezindheid des Franfchen Monarchs tot den Vrede , werd omftandig beantwoord door de Staaten ,, die Koning Wjllem geraadpleegd hebbende, op deezen zin fchreeven : „ Aangenaam was hun „ geweest de zending van den Graave d'Avaux, als buitengewoon Afgezant : wel hadden zij een „ gunstiger uitflag van de onderhandelingen met hem ,, verhoopt; doch het tegendeel hier van fmertte „ hun te meer, dewijl de vrugtloosheid dier onder„ handelingen aan hun fcheen geweeten te worden. „ Nogthans hadden zij altoos hunne opregte zugt tot de behoudenis van den Vrede betoond: etiwashet aan het ongeluk der tijden te wijten , dat zij den Koning van Frankrijk des niet hadden kunnen 5, overtuigen. „ Zo ras zijne Majefteit hun kennis hadt laateu „ toekomen , dat hij zich aan den Uiterften Wil des a, Konings van Spanje, en niet aan het Verdrag van verdeeling dagt te houden, hadden zij de reden „ vermeld, waarom zij raar de geiteldheid hunner „ Re- (*) Lambertj, Tom. I. p. 483.  der NEDERLAND EN. 485 „ Regeeriuge, geenfpoedig befluit konden neemen. ,, Vervolgens waren zij met den Grave d'Avaux „ in onderhandelinge getreeden, en befpeurende, „ dat zijne Majefteit zo veel belang ftelde in de ers, kentenis des nieuwen Konings van Spanje, had,, den zij hier toe beflooten, en teffens verklaard, 3, genegen te zijn. voor de onderhandelingen met de „ twee Koningen; doch met tusfchenkomst van zijne Groot - Brhtannifche Majefteit te willen vervolgen, op zulk eene wijze dat daar toe ook toe,, gelaaten zouden worden andere Vorlten en Mogenheden, in zo verre men oordeelde, dat zulks „ dienen kon, om de behoudenis van den Vrede op ,, zekerder voet te bereiken. — Gelijk zij door de erkentenis des Konings van Spanje geen nadeel ,, meenden gedaan te hebben aan de begeerde tus„ fchenkomst des Konings van Groot-Brittanje ,ééa. ,, der handelende Partijen in bet Verdrag van ver„ deelinge, zo hadden zij door dien ftap ook geene kennis willen neemen, veel min eenige beflisfing „ doen, van de regt vaardigheid of onregtvaardigheid „ der eifehen van iemand, we hij ook zijn mogt, ,, noch hunne belangen fcheiden vau de belangen der zulken, die, zoo wel als zij, belang (telden ,, in de behoudenis van den Vrede. De hoop, dat „ de erkentenis des Hertogs van Anjou tot Koning „ van Spanje, de onderhandelingen gemaklijker zou „ maaken, hadt hun tot dezelve aangezet.— Hierom hadden ze niet verwijld, met den Graave d'Avaux af te vraagen, wat hij tot behoudenis van O % 3t den WltLKM DE III»  4SS GESCHIEDENIS Wir lem be III. „ den algemeenen Vrede hadt voorteflaan ? op ziine weigering om zich te verklaaren, hadden zij en de lieer Stanhope hunne gedacten, die grooven„ deels overéénkwamen, opengelegd. Eene over,, eenkomst, waar uit men, ten onregte, beil»ot, „ dat eer Oorlog dan Vrede te wagten ftondt. Menigwerf hadt de Koning van Groot-Brittanje over„ tuigende blijken gegeeven van zijne zugt voor den Vrede. De Staaten waren, zints veele jaaren, „ met hem in een naatnjv Verbond geweest. Hij „ was één der handelende Partijen in het Verdrag „ van verdeelinge, en de Staaten hadden vooraf ver„ klaard, dat hij, om deeze redenen , en ter oorzaa„ ke van de enge betrekkingen, welken zijne Groot„ Brittannifche Majelteit daarenboven hadt tot dee3, zen Staat, alles, wat de handeling betrof, met „ hem zouden overleggen. „ Tot hiertoe hadt zijne Majefteit van Frankrijk „ hunne voorflagen onbeantwoord gelaaten; en ze al„ leen buitenfpoorig genoemd, zonder aantewijzen, „ waar in die buitenfpoorigheid beltondt. De be„ houdenis van den algemeenen Vrede, en de ze,, kerheid van deezen Staat in 't bijzonder, was hun „ b ofdöi ginerk geweest in de ganfche onderhan„ delinge ; doch het was eene van zelffpreekende ,, waar ieid, dat de Vrede niet kon behouden worden, zonder dat men den Keizer voldoening gave „ op eifehen, zo b kend, dat men bij het Veidee„ hngs-verdrag reed» m'dde en beraamd hadt, orn ,, 'er aan te voldoen. Ten dien einde, en tot hunne „ ei-  der NEDERLANDEN. 487 „ eigene verzekering, hadden zij niets buitenfpoo ,, rigs gevorderd. Zo de vrees hun bewo gen hadt, ,, om iets meer te begeeren, dan men anderzins zou 9, hebben verwagt, zij hadden renen gehad om te 3, vreezen, ook naar het oordeel hunner Bondgenoo„ ten, en van den Franfchen Afgezant zeiven. Ge- vaar had hun alleen aangezet om zich te wapes, nen. Het marren der onderhandelingen was veris, oorzaakt door den Graave d'Avaux. „ Het was egter niet vreemd gedagt van zijne Ma„ jefteit, dat zij op voldoening voor den Keizer zou,. den aanhouden; doch nimmer hadden zij zelfs den „ fchijn gegeeven, van zich tot Regters te willen „ oproepen tusfehen de Huizen van Frankrijk cn ,, Oostenrijk, of beflisfen, dat Pnai?s de IV, oi Carel de II., gelijk of ongelijk gehad hadden in „ 't regelen der opvolginge in de Spaanfche Heer9, fchappije. Frankrijk zélve hadt, nevens Groot„ Brittanje , niet lang voor den dood des jongst overleeden Konings van Spanje, geoordeeld, dal „ men den Oorlog niet kon voorkomen , zondei de Spaanfche Naalaatenfchap zo te verdeden , als 9) bij het bekende Verdrag gefchied was. Zo min „ de Staaten , zich bij het (luiten van dit Verdrag, als j, Regters over de verfchillen tusfehen zo magtigÉ „ Vorften hadden willen oproepen, zo min begeer „ den zij het nog te doen. Zij zogten niets, dan de „ behoudenis van den Vrede, op dezelfde grondda „ gen , die zijne Al 1 erchrist 1 ijkfie Majefteit, te voo- ren, nevens hun redelijk gekeurd hadt. Hunne O 3 er- Willem de III.  488 GESCHIEDENIS Willem «e 111. erkentenis van den tegenwoordigen Koning van „ Span e was hier mede met onbeftaanbaur, en be,, hoefde niet te beletten , dat men den Keizer re,, delijke voldoening gave, „ Waren de -Staaten zo wijs. als Frankrijk fcheen te oordeelen, dan moest men bun toevertrouwen, ,, dat zij hunne ri|kdommen niet zonder gewigtige 3, oorzaken , belteedeu of waagen zouden. Niets „ hadden zij gedaan, waar uit zou kunnen worden „ afgenomen , dat zij de Verdragen verbrooken had,, den, die men voor de bevestiging en het zegel „ hunner Souverainiteit plagt te houden. Ook wiss, ten zij niet, wat men hier mede zeggen wilde. „ Hunne Provinciën waren altoos Souverain geweest, „ hunne Voorouders hadden goed en bloed gewaagd, 5, tor befcherming der gemeene Vrijheid, tegen uit,, heemfche Geweldenaars. Zij zouden 't zelfde „ doen , wanneer iemand hunne Souverainiteit in „ twijfel wilde trekken of belaagen. Het gebied „ zogten zij niet uhtebreiden; maar, nevens de be„ houdenis van den algemeenen Vrede, de behou,, denis hunner bezittingen. „ Middelerwijl fmerite het hun, dat de Graaf ,, d'Avaux zo weinig vrugten verwagtte van de han„ deling, alleenlijk om dat de Engelfche Afgezant „ voldoening voor den Keizer begeerd hadt. Hier „ in waren zij het volkomen ééns met zijne Gtooi- Bnttannifche Majeiteit, niet, gelijk men hun toe„ fchreef, uit blirde onderwerping aan deszelfs ge„ voelens, maar uit agting voor deszelfs raad; ten „ vol-  ser NEDERLANDEN. „ vollen verzekerd, dat hem de algemeene Vrede en „ het welzijn van den Staat, ter harte ging. Zij „ wenschten dan wel, dat de handeling op deezen „ voet voortgang mogt hebben , wanneer zij 'er „ een gelukkig einde van hoopen zouden door de vlijt des Graaven d'Avaux , die, zo hij al te rug ,, mogt keeren, den Koning, zijnen Meester, zou „ kunnen verzekeren van de vreedzaame gevoelens „ der Staaten, en dus den argwaan doen verdwij„ nen, welken men tegen hen mogt hebben opge„ vat. ,, 't Was waar, zij hadden zich gewapend; doch „ niet, dan naa het Franfche Krijgsvolk in de Spaan,, fche Nederlanden getrokken, en het hunne van „ daar te rug gekomen was, 't welk de voormuur, „ door Frankrijk zelve van zo veel aanbelangs voor „ den Staat geoordeeld, geheel nutloos maakte. De nauwe verééniging tusfehen Frankrijk en Spanje „ hadt bekommering in hun verwekt. Voorheen hadden zij verklaard van gedagten te weezen, dat „ de Koning zijne bedrijven naar reden en billijk- heid, en niet naar de ultgeilrektheid van zijne magt „ zou willen regelen; dan, zo men hun nu eenen „ Oorlog wilde aandoen, zouden zij gerust zijn, ,, niets verzuimd te hebben, 't geen zij konden in „ 't werk ftellen. om denzelven te ontgaan. ,, Indien iemand hunner Onderzaten 's Konings „ Vlag gehoond, zijne Havens gepeild, op zijne „ Schepen gefchooten, of zijne Onderdaanen geligt O 4 „ mogt Willem de III.  49» GESCHIEDENIS Whi.em de III. Verbintenisfen,van we derzijden gemaakt. mogt nebben, weigerden zij ben geene voldoening, 9, fchoon zij onbewust waren van eenigp voorvallen, ;, op welken deeze befchu!di!;iii:-;en ine: fcènigen grond konden worden toegepast. „ Voor het overige waren zij gezind, de Verdra„ gen met elk , en met den Koning in 't bijzonder, „ heilig te onderhouden. Gaarne zouden zij zien, „ dar de Graaf d'Avaux nog eenigen tijd bij hen Heef, om de onderhandelingen tor eeren algemee„ ren 'rede, waarin zij hunne bijzondere veilig„ leid zouden kunnen vinden, ware het mogelijk, tot een goed einde te iiuuren (*)." d'A.aus werd bij herhaaling opontboden, en vertrok na Frankrijk, laaiende zijn Secretaris blijven, als 't ware om de handelingen te hervatten; doch, met de daad, om het Gemeen te doen denken, dat Frankrijk geeri Oorlog in den zin hadt. Maar de Verdiagen, te wederzijden aangegaan , terwijl men béfüigde den Vrede te bedoelen, wederfpraaken die betuigingen. Frankrijk en Spanic floot een Ver- dtag van onderlinge befcherminge met Portugal. Lodk wijk de XIV: befwoog den Keurvorst van Keulen, en diens Broeder,den Keurvorst van Beijeren,töthei tekenen van een Verdrag van onzijdigheid. De Hertogen van Woljenbuttel en Saxen Gotha hadden zich door zwaare in^niïfen, hehdijk begonnen met verfcheide Dwtfche Vorsten, Volkomen haar bcflag gekreegen hadden, zonden een Agent na Spanje, onder voorwendzel, van zaaken den Koophapdel betreffende, door hem re regelen; doch zijn weezenlijk oogmerk was , den ftaat des Lands te töSfpfëdeü, de krngt der Sterkten , de gelegenheid der Havens, het aantal der Krijgsmagt, en de geneigdheid der Landzaaten voor den nieuwen Koning opteneemen. Hij onthieldt zich eenigen tijd te Kadix, en tr.ik na Madrid , waar hij verfcheide gefprekken hadt met den Admirant, die hem verzekerde van den vervallen ftaat aller Vestingwerken, en dat men den Throon van 't Bourbonfche Huis in Spanje zon omkeeten , indien men AAalufte, den fleutel des Rijks, bemagtitrde. Bij deeze onderrig. ringen voegde hij ten gtfehenke eene zeer groote en nauwkeurig uitgewerkte Kaart van Spanje ; hem te verdaan geevende , dat het Huis van Oostenrijk in dat Rijk een groot aantal hèimlijke Begunstigers hadt, die niet in gebreke zouden blijven, om zich te verkhfarèri bij den eerft-n inval. De Agent, in Holland wederkeerende, deedt verdag van zijn wedervaaren aan H Lamberg, Tom. I. p.ö"8p—6pi. Tindal , Vol. IV. p.385 439.  oer NEDERLANDEN. 495 aan de Algemeene Staaten : en deezen gaven kennis aan Koning Willem. De Koning van Frankrijk, des onderritit, liet het gedrag des Admirants ftipter nagaan, doch beter hadt hij gedaan met hem inhegtenis te neemen. Lodewijk de XIV. was ijverig in de weer , om zich in eenen Slaat van verdeediging te fte'len , van welk een kant men hem ook mogt aanvallen. De wervingen , door hem in Frankrijk gedaan , waren zo fterk, dat men honderd nieuwe CompagnienRuiters en zeven nieuwe Reg'mcnten Dragonders oprigtte , behalven de vermeerdering van zes man in elk der oime Compagnien. Willem de III, fchoon zwak van lichaam, vormde nog in zijnen geest de grootfte ontwerpen , en zogt andermaal de drijfveer te zijn van alle de beweegingen in Europa. Zijn lang gemist oogmerk , om het Parlement tot den Oorlog te doen bewilligen, Haagde , gelijk wij gezien hebben , door Frankrijks erkentenis van den Pretendent voor Koning van Engeland. Men maakte, uit vreesvoor eenen RoomschCatholijken Forst, een Befluit, om allen , die deezen Godsdienst beleeden, van den Groot-Britiannifchen Throon te weeren, en de Rijkskroon , naa overlijden van Anna, de Opvolgfter van Willem den III, te doen overgaan op de Prinfesfe Sophia , Hertoginne Douariere van Hanovcr, en dier r\aakomelingen. De Engelfchen waren ook zeer te onvrede over het doen intrekken der Franfche Krijgsknegten in de Spaanfche Nederlanden. Zij oordeelden , dat de Wit lem DB 111. lodeWIJK ds Xiv. rust zich fterk ten Oorlog toe. Willem de III. vormt de Groote Verbintenis.  496 GESCHIEDENIS Willem be 111. Inhoud van dit VerCrug. de Veréénigde Gewesten alles te vreezen hadden van de taatzugt eens Vorsten, die geheel Europa voor zich zou doen bukken , indien men verwijlde met hem paal en perk te zetten. Koning Wiliem de Brieven, door hem en de Staaten, wegens de erkentenis van Phimps den V. tot Koning van Spanje, in het Parlement ovei geleverd hebbende , als mede de Plans der onderhandelingen tusfehen Frankrijk en Holland, oordeelden de Leden , dat Lodewijk de XIV. niets anders zogt, dan de Engelfchen van de Hollanders aftefcheiden , en dus te gereederzijn oogmerk te bereiken. Wel verre van te verftaan tot het voortzetten der onderhandelingen, om den Vrede te bewaaren , baden zij den Koning, den Oorlog aan Frankrijk te verklaaren, hem allen onderftand, daar toe noodig, beloovende. Deeze laatlle verzekering zette het zegel op alles. Van dit oogenblik af haaste hij zich , om zijne Verbintenis met den Keizer en de Veréénigde Gewesten te fluiten : een Verdrag , waar in vervolgens het grootfte gedeelte der Rijksvorsten ded nam. Dit Verdrag , den zevenden van Herfstmaand in den Haage getekend, was gegrond op de vrees voor het benadeeien des Koophandels , voor de veiligheid der Veréénigde Gewesten, en ingerigt om den Keizer voldoening te bezorgen wegens zijne eifehen op de Spaanfche Naalaatenfchap, door den Hertog van sinjou i>> bezit genomen, 't welk de Franfche en Spaanfche Kroonen op het nanwfte aanéén verbondt. Immers dc Bondgenooten drukken zich in deezervoege uit. 9J De  der NEDERLANDEN. 497 De Koning van Frankrijk heeft bezit genomen van de geheele Naalaatenfchap der Spaanfche Mo„ narchy voor den Hertog van Anjou , en is gewa„ penderhand getrokken in de Spaanfche Nsderlan„ den en het Hertogdom Milaan : hij houdt eene „ Vloot zeilvaardig in de Haven van Kadix, en heeft , verfcheide Oorlogfchepen na de Spaanfche Plaatzen ,, inde Oost - Indien gezonden : door dit middel, en verfcheide andere , zijn de Koningrijken vau „ Frankrijk en Spanje zo nauw aanéén verbonden, „ dat zij voortaan als één en 't zelfde Rijk fchijnen „ te moeten worden aangemerkt. Dit in agt nee- mende, is 'er alle reden, om te denken, dat zijne „ Keizerlijke Majefteit geene hoop meer moet heb„ ben op eenige voldoening van zijne eifehen op de „ Spaanfche Naalaatenfchap. Het Roomfche Rijk „ zal alle zijne regten op de Leenen in Italië en in „ de Spaanfche Nederlanden verliezen. De Engel„ fchen en de Staatfchen zullen de vrijheid van hun- r.e Zeevaart en den Handel op de Middenlandfche „ Zee, op de Indien en elders, derven. De Veréé- nigde Gewesten zullen beroofd zijn van de zeker„ heid, welke zij hadden door de ligging der Spaan„ fche Nederlanden tusfehen dezelven en Frankrijk, f, gemeenlijk de Voormuur geheeten. Eindelijk zou„ den de Franfchen en Spanjaarden , deezerwijze „ veréénigd, binnen korten tijd zo ontzaglijk worden, 5, dat ze geheel Europa aan zich zouden onderwer„ pen. Gehik nu deeze handelwijze des Konings s, van Frankrijk zijne Keizerlijks Majefteit in de j, nood- iVlIXFM DE lil.  498 GESCHIEDENIS Willem BE 111. ,, noodzaak h'jkheid gebragt heeft, om een Leger in Italië .te zemen, zo tot haniiha,iving van zijne ei„ gene bijzondere regten, als van die der Leenen des „ Rijks, zo oordeelt de Koning van Groot Brit„ tanf'e bet noodig, zijne Hulpbenden aan de Ver„ éénigde Gewesten toetefchikken , als die zich in „ den zelfden toeitand bevinden, ais of de Oorlog , reeds verklaard ware; en de Algemeene Staaten, „ wier Grenzen bijkans allerwegen open leggen door „ het inneemen der Barrière-plaat/en , zijn verpligc ,, voor hunne veiligheid en de behoudenis van het Gemeenebest alles te doen, hei geen zij zouden „ kunnen en moeten doen, indien zij zien in open„ baaten Oorlog bevonden. — Ver raids een toe,, Rand, zo twijfelag'ig en alzius zo onzeker, veel ,, gevaarlijker is dan de Ooriog zelve, en Frankrijk „ met Spanje zich daar van bedienen konden , om „ zich langs hoe nauwer te ve-réénigen , en dus de ,, vrijheid van Europa te verdrukken, en den ge„ woonen loop des Handels te ftreminen. — Alle „ deeze redenen hebben zijne Keizerlijke Majefteit, „ zijne Koninglijke Majeiieit van Groot Brittanje „ en hunne Hoog Mogenden , de Heeren Staaten ,, der Veréénigde Nederlanden bewoogen, om alle „ de onheilen , weiken daar uit zouden v< orkpnien „ tegen te gaarj , en , verlangende een kragtciaadig „ hulpmiddel te werk te (lellen, het noodig geoor,, deeld, eene nauwe Verbintenis re fluiten, om het „ groot en algemeen gevaar afteweeren." In het eerfte en tweede Artykel verklaaren de Bond. ge-  bek. NEDERLANDEN. 49o genooten, naa de gewoone betuiging van eene beItendige, altoosduurende en onfchendbaare vriendfchap, „ dat zij, niet zo zeer ter haite neemende „ als dea vrede en de rust van Europa, oordeelden, „ dat niets kragtdaadiger daar toe kon dienen, dan zijne Keizerkjke Majefteit eene regnnaatige en re- «lelijke voldoening te bezorgen ten aanziene van de „ eifehen op de Spaanfche Naalaatenfchap: als me- de dat de Koning van Groot - Brittanje en de Hee-, ,, ren Staaten der Veréénigde Nederlanden eene bij„ zondere en genoegzaame zekerheid verkregen voor „ hunne Koningrijken, Landfcliappen, en voorden „ Koophandel en Zeevaart hunner Onderdaanen." Het tweede en derde Artykel houdt in, „ dat de j, Bondgenooten alle mogelijke middelen zouden te ,, werk ftelfen, om de gezegde vo'doening en zeker„ heid te verkrijgen, en hier toe twee maanden lang „ minzaame onderhandelingen aanwenden; maar dat „ zij, in die hoop bedroogen , elkander beloofden met alle magt bijteftaan." Het vijfde en zesde Artykel behelst, ,,datdeBondy, genooten alle poogmgen zouden doen , om de 5, Spaanfche Nederlanden te herneemen , met oog„ merk, om ze tot een Voormuur te houden; enom't Hertogdom Milaan, de Koningrijken van Napels „ en Sicilië , de Eilanden in de Middenlandfche „ Zee en de Landen langs de Toscaanfche Kust te vermeesteren, tot beveiliging des Koophandels van „ Groot Brittanje en van den Veréénigden Staat. „ Desgelijks zonden Groot-Brittanje en de Staaten VJII. Deel. 2. St, P „zich WlLLSSi de RL  WiLLttM éi ïii. 5o» GESCHIEDENIS „ zich van de Spaanfche Plaatzen in de Indien ie©. gen meester maaken, en dezelven behouden." In het vijfde en zevende Artykel belooven zij^ „ den Oorlog te voeren met onderling overleg; geen 5, Beftand of Vrede te fluiten , dan gezamen.ijk en ,, met het bekomen der geëischte voldoening en ze„ kerheid, als mede naa behoorlijke maa;regels ge,, nomen te hebben, om te beletten, dat de Kroo„ nen van Frankrijk en Spanje nooit veréénigd , of „ de Franfchen in de Spaanfche JVest Indien mees„ ter werden. Ook zou men den Vrede niet kun„ nen fluiten, zonder dat de Onderdaanen der twee „ Zeemogenheden de regten en vrijdommen genoo„ ten, welken zij hadden ten tijde van den jongst „ overleden Koning van Spanje.'" In de overige Artykelen verklaarden de Bondgenooten, „ dat zij, den Vrede geflo Voorts zouden de Bondgenooten , indien de Koning van Frankrijk, of iemand anders , „ hun, ter oorzcake van dit Verbofid , den Oorlog aandeedt, elkander uit al hun vermogen bijftaan, i; — Naa het Hutten van den Vrede , zouden de „ Bondgenooten in een Verbond van onderlinge befcherminge blijven, terhaudhaaving van denzelven, ii Alle  bsr. NEDERLANDEN. 501 \, Alle Vorsten en Mogenheden zouden in dit Ver„ borid toegelaaten worden, en de Duitfche bijzon- lijk daar toe verzogt worden (.*)." " Eene Vloot , door den Koning ;van Groot-Brittanje en de Staaten, onder het opperbevel van den Admiraal George Rooke , in Zee gebragt, diende alleen tot beveiliging der Scheepvaart. De Franfchen hielden alom Oorlogfchepen in de Spaanfche Zeehavens , die voor de Engelfchen en Staatfchen gefloten bleeven (f). Willem de HL' was, ftaande zijn jongst verblijf In Holland, zeer onpasfelijk geweest: hij gevoelde, fchoon nog geen hooge jaaren beklommen hebbende', dat hij fteeds verzwakte , en hadt, eer hij na Engeland overftak, de pooging , om zijnen Neef, den jongen Prins Jan Willem Friso , Stadhouder van Friesland en 'Groningen, tot zijnen Opvolger in het Stadhouderfchap van Holland te doen benoemen, herhaald. De Leden geheel niet genegen vindende,óm deeze zijne begeerte intewilligen, liet hij dit ftuk fteeken , met de betuiging , dat men dan wagten moest tot naa zijn dood, om een he/luit te neemen s het welk zo heilzaam voor den Staat zou zijn (§). Als of het aan trekken van veinzerij in het character tan Willem den III. ontbrak , heeft men gewild, dat (•) Du Mont Corps Diplom. Tom. VIII, P. I. p. ??« Lamberti. Tom. I. p. 619. (f) Tin dal , Vol. IV. p. 371. (§) Lawbïrti, Torn, I, p. 699. P 4 Wille w de Ilf. Dood van Willem des* III. 1702Ó  5o£ GESCHIEDENIS dat zijne onpasfelijkheid gemaakt was, om de Staaten te eer tot een befluit, ten voordeele van zijn Neef, te beweegen; doch hij verklaarde in deezen tijd den Graave van Portland, dat hij zich zo zwak bevoelde, dat hij meende, niet na den volgenden Zomer ie kunnen leeven: mét bijvoeging, dat men dit niemand, vóór zijn overlijden, ontdekken moest, la Engeland wedergekeerd, fcheen hij eenigzins te herftellen, en in kragten toeteneemen. Verfcheide keeren hadt, geduurende den Winter , het vermaak der jagï te Hamptoncourt, zijne heerfchende liefhebberij , aan zijnen fomberen geest opbeuring gefchonken. Op den vierden van Lentemaand des jaars MDCC1I, van Kenfington derwaards rijdende , ftortte hij, zijn Paard ftruikelende, ter aarde, en brak het fleutelbeen van zijne rechterfchouder. Dit werd vaardig en wel gezet: de koortzige ongeftekiheid , welke hij reeds voor den val hadt, fcheen zich ook tot beterfchap te fchikken. Hij gaf gehoor aan verfcheide uitheemfche Gezanten, en zijne toeftemming aan eenige gew'vgdgt Aclen des Parlements. De koorts kwam weder en fterker, met braaking en Itoelgang vergezeld. . Hij zag zijn einde naderen met die Itaiidyastigheid van geest , welke hij altoos betoond hadt. Ik weet, was zijn woord tegen zijn Lijfiirts Covert B-idlo,,. dat gij alles gedaan hebt, wat uwe kunst vermag, om mij ie helpen; maar V is alles vrugtloos : ik onderwerp mij '. De Graaf vznAibemarle, uit Holland te KenCmglon , weinig uuren vaor 's Konings overlijden, te rug gekomen, gaf hem een zeec kort ver. llag WlLLP.m de III.  Ber NEDERLANDEN. 503 flag van den gunstigen ftaat der zaaken. Hij hoorde het met de uiterfte koelheid. Zijn eenigst zeggen was : Je tire vers ma fin. — „Mijn einde nadert." •— Hij ontving, in den naanagt, het Avondmaal, naar de wijze der Engelfche Kerke , en ftierf, den negentienden van. Lentemaand, in het tweeënvijftig» fte jaar zijns ouderdoms. Het waren de Engelfchen alleen niet , die eene ongunstige fchilderij van zijn character hebben opgegeeven (*): in de Fériénigde Gewesten heeft het aan geene Schrijvers ontbrooken, die zijne gebreken ten breedften uitmaaten. Wij zullen , in het opmaaken 'van zijne characierfchets , de getuigenisfen der getrouwfte Schrijveren volgen, en der Waarheid hulde doen. Men ftemt overéén, dat de Natuur hem met geene uitfteekende lichaams - vermogens of perfoonsbevalligheden befchonken hadt. Zijne vroegtijdige komst ter wereld (want zijne Moeder beviel van bem in de achtfte maand haarer zwangerheid) was ongetwijfeld oorzaak vau de zwakheid zijner gefteltenisfe. Zijn gelaad hadt niets bevalligs, en was veeleer deftig en ontzaglijk. De Engelfchen maaien hem af als geheel onaandoenlijk voor zagte en edelmoedige aandoeningen , en ontbloot van alle deugden , die iemand beminnelijk maaken. Doorgaans was hij tfil, ernstig, fomber, zeer zelden, en flegts bij weinigen, vro- (*) Eén der ongunstujfte eu nieuwfle vicdt men in Ca. thartne Macaulay. Gratianus Hi/lory of Engeland e Vol. VIII. P 3 de III. Chsrscterfcbet*▼an Willem deh III.  Willem be iu. 504 GESCHIEDENIS vrolijk. Hij fprak weinig en langzaam , uitgenomen in Veldflagen , wanneer hij zijn gewoon charaèter fcheen afteleggen , en eene vuurigheid betoonde, welke zijn Krijgsvolk een groot vertrouwen inboezemde. Eene beuzeling kon hem in grammen ino$de doen opltuiven, en wederfpraak kon hij niet dulden. Eene verregaande bedektheid , agterhoudenheid en veinzerij kleefden hem , van zijne vroege jeugd af, aan, en beroofden hem van die gemeenzame gulheid, die de Engelfchen in hunne Koningen, en onze Landzaaten in hunne Stadhouders verlangen. Hij verftondt de meest bekende taaien vanj£«repa, en fprak ze allen, fchoon geene op eene aangenaame wijze. Men heeft opgemerkt, dat hij raeeruitftakindoordringenheid van oordeel over perfoonen en zaaken 9 dan in fchranderheid van verbeelding en uitvinding \ dat zijne Staatkundige begaafdheden hier ten Lanie meer dan in Engeland fchitterden , 't welk één zijper Gunstelingen al vroeg hadt doen vraagen : 0/ het niet beter geweest ware, dat men eer bewaard en kosten gefpaard hadt ? Misfehien ontftondt dit verfchil uit het onderfcheid tusfehen de twee regeeringsvormen, en dat hij in Engeland eenen voort vaarenden Fagel miste. In Holland was hij alleen gewoon te zeggen , hoe hij het verftondt , wanneetanderen het uitvoerden, doch in Engeland ging het geheel anders toe. De HeerNicoLAAs Witsen heeft aangetekend , „ dat men zich in Holland wel ge33 wagt zou hebben van hem het geen voortehouden, n d$  B2«. NEDERLANDEN. 5*5 s, dar men hem in Engeland voorhieldt: en dat veele „ Leden van den Staat, zonder dea adem des Konings, 9, onzen Stadhouder, niets durfden aanvangen." De Engelfchen , zelfs de zodanigen , die hem ten Throon geheven hadden, dwarsboomden hem bij verfcheide gelegenheden zo zeer, dat hij der Engelfche Regeeringe bijkans wars wierd. Veele fchamperheden moest hij van anderen verduuren, die wilden, dat hij zich met het Regentfchap moest vergenoegd, en niet na de Kroon geftaan hebben. Dit gtng zo verre, dat men, eenen geruimen tijd, in de Kerken over den Theems, in "t gezigt van Whltehall, niet wilde bidden dan voor Willem en Maria , onze Gouverneurs. Men fchroomde op openbaare plaatzen niet te zeggen, „ dat men hier een Koning onthalsd hadt, een andere verjaagd, en dat men met „ den derden ook wel weg zou weeten." Zijne kennis van den wispeltuurigen aart der Engelfchen deedt hem bij Witsen uitroepen : Mogt de Raadpenfionaris [Fauel] eens opzien 1 wat zou hij zeggen van de wispeltuurigheid der Engelfchen ? Dikwijls' heb ik het hem voorfpeld; doch hij kon het niet geheven. ileerschzugt was de bovendrijvende drift indeezen Votst. Schoon hij, in Veldilagen, eene vuurigheid van aart, eéne tegenwoordigheid van geest, en eene veragting der gevaaren betoonde, en daar in voorde ueffeiijkfre Krijgshelden tiiet behoefdi te wijken, was hij bijkans altoos ongelukkig. Van de veelvuldige Veldilagen , door hem geleverd, en de Belege- P 4 rói Wille» be Ui.  §o6 GESCHIEDENIS Willem PE III, ringen, door hem ondernomen, won hij alleen in Ierland den llag aan de Boyne , en Namen was de éenige Stad van betekenis, door hem ingenomen. De jaargelden , aan één der Moorderen van de Witten in Holland, en aan den fchandel jken Oatet in Engeland gefchonken, laaten onuitwischbaare vlekken na in zijn character, en baaren «erdenking, dat hij deel gehad nebbe in de fchaudelijke zamenzweeringen dier fnooden, Yverig betoonde hij zich in het handhaaven van den openbaaren en huislijken Godsdienst. De vol. ftrektheid der Godlijke Befluiten hieldt bij zo zeer vast, dat hij, bebalven deezen, geen grond zag voor het geloof in eene Godlijke Voorzienigheid. In Engeland fchikte hij zich naar de meefte gebruiken der Engelfche Kerke, fchoon hij hier andere uiterlijke Kerkzeden gevolgd hadt, en bleef volgen. Hij was geen blinde hoogagrer der Kerklijken , en verklaarde zich altoos rondborstig voor het verdraagen van allerlei Gezindheden in den Burgerftaat, en een vijand der vervolgingen. Hoe vreemd is het, in het charaéler van Willem den III, dat hij, uit den aart niet vatbaar voor tedere aandoeningen, en af keerig van Vleijers , altoos Gunstelingen hadt, die hij met gunsten,rijkdommen en waardigheden ophoopte. Men heeft nooit kunnen begrijpen, hoe Burnet , een misprijzer van alle Vorsten, om geene, dan loftuitingen, aan zijnen geliefden Vorst te geeven, uit de pen heeft laaten vallen, „ dat Koning Willem de 111. vrij was van al- „ le  mm N E D El LANDEN. 507 le ondeugd , ééne foort alleenlijk uitgenomen, ,, welke hij egter zorgvuldig wist bedekt te houden." Dit niet vermelden, heeft zommigen het ergfte doen gisren. William Whiston heeft in zijne Gedenkfchrifien aangetekend, dat, ten tijde vau het ovetlij. den van Koninginne Maria, ten Hove zekere Lady Vilxers verkeerde , welke de Koning ongemeene Kijken zijner gunst betoonde, en dat hij van ongeoorloofde gemeenfchap met deeze Mevrouw verdagt wierd gehouden. Hij voegt 'er nevens , dat de Aartsbisfchop van Kantelberg, naa het overlijden der Koninginne , den Koning onderhieldt over het ongelijk, 't welk hij etne uitmuntende Egtgenoote door deeze gemeenfchap hadt aangedaan, 't Is mogelijk, dat Burnet hier op doelde. Willem de III. moet, niettegenftaande zijne ge. breken, in den rang 'Ier grootfie Vorsten, die ooit den Schepter zwaaiden , geplaatst worden. Het te bovenkomen der hinderpaalen tegen zijne verheffing tot Stadhouder , het verkrijgen van een volflrekter gezag in de Veréénigde Gewesten, dan iemand zijner Voorzaaten gevoerd hadt; de wijze , op welke hij den Groot Brittannifchen Throon beklom , en zich daar op wist te vestigen , ondanks den wederzin des wispeltuurigeu Volks , en het tegenwrijten des magtigften Monarchs van Europa ; de doorzigtige Staatkunde , met welke hij de raadflagen van zo veele vreemde Hoven wist te befluuren , en de maat te (laan, op welke geheel Europa zich bewoog ; zijne bekwaamheid in den Oorlog; zijne redmiddelen,om ï>5 de Willem de HL  Willem de III. \ 508 GESCHIEDENIS de tegenfpoeden, welken hem treffen , te herftellen» zijne werkzaamheid in het Kabinet en in het Veld; en, eindelijk, de roem, van paal en perk gezet te hebben aan de anders onbegrensde Staatzugt van Lodewijk. den XIV. — Dit alles onderfeheidt Willem den III. onder de V-orsten, en doet zijn Naam leeven bij de laatere Naakomelingfcbap. Het Gemeenebest is aan öeezen Stadhouder geen gering gedeelte verfchuldigd van den roem , welken het ten dien tijde verkreeg , en mogelijk het geluk van her ontkomen des dwangjuks , 't geen Frankrijk en Engeland, zamenfpanner.de tot deszelfs verdei f, het meende om den hals te knellen. Engeland heeft deezen Vorst dankteweeten het voordeel, dat zjjne tegenwoordige t-taatsgefteltenis rust op den grondflag. der (taalkundige vrijheid en het regt der Volken. — Men moet egter toeftaan, dat hij het verbaazend groot gezag, in de Ferèènigdt Gewesten verkreegen, zeer veel verfchuldigd v/as aan een zamenloop van omfhndigheden. Volksopfcbuddingen en oproeren bezorgden hem de Stadhouderlijke Waardigheid. De vrees voor de gevolgen van regeeringloosheid en verdeeldheden , toen heerfcherde, maakten , dat men hem een buitengewoon gezagopdroeg. Hij werd gemagtigd , om het groorife gedeelte der Wethouderfebappen en der Amptenaaren te veranderen. Hier door viel het hem gemaklijk , zijne Gunstelingen te bevorderen en te verheffen: ook hingen gevolglijk alle raadflagen van hem af. 'tls waar , dat de begeevingen der Ampten in Gelderland, U- treski  ber. NEDERLANDEN. 5oy irecht en Overijs/el, naa dat de Franfchen die Ge. westen ontruimden, hem voor eene enkele reis , en zonder dat zulks in gevolg zou kunnen getrokken worden, werden opgedraagen ; doch , zich bedienende van de onrustigheden dier dagen, van de overhand zijner Partije, en bovenal van het aantal zijner Alhangelingen in de Regeeringe, verkreeg hij in de drie opgemelde Gewesten een gezag, weinig van volftrekte üppermogenheid verfchillende. — Twee keeren mislukte hem zija doel, het wederftreevtn van den Vrede xzNieuwmegcn, in't jaar MDCLXXVIil, en het aanwerven der zestienduizend man , in den jaare MDCLXXX1I1. Doch deeze twee tegenkantingen beletten niet, dat zijn gezag zich vergrootte,, en langs hoe meer vestigde. Zijne verheffing op den Engelfchen Throon , wel verre van daar een krak aan toetebrengen, ftevigde het zelve : de hoogklinkende naam van Koning lag, om zo te fpreeken , den Gemeenebestgezinden het zwijgen op : en, indien hijd* Waardigheden van Koning en Stadhouder op eenen Opvolger hadt kunnen doen overgaan, zouden allengskens de Overwinnaars van Philips dien tytel hebben kunnen verdraagen, met welken het veror Gemeenebesten altoos gevaarlijk is zich gemeen te maaken. De Stad Amfterdam worftelde het langst tegen de overheerlching van Willem den III. Eindelijk hadt het gezag, door hem in 't Gemeenebest veiworven, zo diepe wortels gefchooten, dat alle Regenten , op 's Lands kosten , zich , bij zijn overlijden , in den ïouw kleedden. Dan, fchoon de tijding van 's Stadhouder? WlLLEW DE Ui.  Willem be III. Staat* 5i« GESCHIEDENIS houders affterven groote ontfteltenis baarde, was, volgens zommiger opmerking, de droefheid zo groot niet, noch zo algemeen, als toen de maare van den dood der Koninginne Maria In deeze Gewesten kwam. De openbaare rouwbetooningen en het luiden der doodklokken, zes weeken lang , driemaal 's daags, telkens anderhalf uur lang, verwekten eenigen tot onvoeglijk fpotten met die treurigheid. Hier over geraakten zommigen te Rotterdam in hegtenis : en het Gemeen te Amfterdam nam het zo euvel, dat het den Spotter aanviel, en van 't leeven beroofde. Men kon het hoonen van de naagedagtenisfe eens Vorsten , die veronderfteld werd , bij de Landen zo veel verdiend te hebben, niet ongefixaft verdraagen.  der NEDERLANDEN. 511 Staatkundige toeftand der Veréénigde Nederlanden bij het everlijden van Willem den UI. ]0)e bijkans gediiurige Oorlogen, in welken zich het Gemeenebest, ftaaude het Stadhouderfchap van Willem den III. vondt ingewikkeld, beletten niet, dat de Weelde en 't Verderf, haare gezellinnen, in 't zelve eenen aanmerkelijken rol fpeelden. Nooit was de dwaasheid van groote Geldverteeringen bij de anders zo zuinig en fpaarzaame Bewoonders deezer Gewesten tot zo hoog een top fgefteegen: deeze vertoonde zich bovenal in de Gebouwen, de. Huiscieraaden en Feesten. Men vergenoegde zich niet, gelijk eertijds, met gemakhjke Huizen van eene geraaatigde grootte. Burgers, van eenige middelen, dongen elkander na de kroon in het bouwen van aanzienlijke Huizen; zeer veelen der Huizen, die thans Amfterdam, Rotterdam en andere groote Steden vercieren, zijn 'er nog gedenktekens van. De Vorstlijke Buitenplaatzen, de prachtige Rijtuigen, de menigte van Huisbedienden, en verdere kostbaare toeftel, waren verdere betooningen van Overdaad. De drift;tot fpel, een gewoon gevolg van weeldeen ledigheid, ftak overal het hoofd op, Jonge losbollen verfpeelden, in korten tijd, de vrugt des veeljaa- ri- Weelde en Overdaad In de VeréSnigde Geviesten. 1702.  Willem be 111. Magt van den Staat. £ia GESCHIEDENIS rigen arbeids hunner noefte en fpaarzaame Voorvaderen. Een Zedebederf , 't geen veelen voor den ondergang des Staats deedt dugten (*). Nogthans bevondt zich hel Gemeenebest in eenen □ntzagverwekkenden ftaat. De Stadhouder hadt onder het Krijgsvolk eene ftrenge Krijgstugt ingevoerd9 die eerlang fchitterende overwinningen hervoortbragt. De ttiiddelen,om de verbaazende kosten dier lahgduurige Oorlogen goed te maaken, vondt men in den rijkdom der Ingezeetenen, verkreegen door den Koophandel, de Fabrieken en Handwerken: het gunlhg onthaal der Vlugtelingen, uit Frankrijk herwaards geweeken, gaf aan de laatstgemelde bronnen van welvaart nieuwe en rijkgeevende wellen. Men vindt aangetekend, datde Oorf-/h<#/cfe Maatfchappij,in den Jaare MDXCVI, eene fomme van driemillioeneriGuldens,voor het verlengen van haar Octrooi tot het Jaar MDCCXL, in de Generaliteits Itasfe betaalde. Deeze geeft, daarenboven, 'sjaarlijks, voor inkomende en uitgaande regten aan de Admiraliteits • Collegien , driehonderd en vierenzestigduizehd Guldens (|). Men maake hier uit op, welke verbaazende voordeden de Handel dier Maatfchappije moet opbrengen. De dood van Koning Willem bragt het Gemeehebest in eenen vreemden toeftand. Vijf Gewesten von- (*) Mem. de Ker de Kerstand, III. p. 95. 178. 18a, (f; Tegenwoordige [iaat, I. St. bl. 437.  ser NEDERLANDEN. 513 Vonden zich van eenen Stadhouder, en de ganfche Staat van zijnen Capitein en Admiraal Generaal, beroofd. De Waardigheden waren in den jaare MDCLXXIV, erflijk verklaard in zijne Manlijke Naakomelingfchap; doch hij was overleeden zonder immer Kinderen verwekt te hebben. Hij hadt de laatfte keer, in Holland zijnde, gelijk wij zagen, zich veel moeite gegeeven om zijn Neef, Prins Jan Willem Friso, Stadhouder van Friesland en Groningen , die thans op de Hoogefchool te Utrecht zijna letteroefeningen voortzette , tot zijnen Opvolger te doen benoemen, gelijk hij hem tot zijnen algemeenen Erfgenaajn gefteld hadt; doch zonder vrugt: en de Staaten oordeelden te regt, dat deeze benoeming tot Erfgenaam hem geen eisch altoos gaf op de hooge Waardigheden, door den overleden Vorst in 't Gemeenebest bekleed De Koning van Pruis» fen betwistte den jongen Prins het regt op's Konings Naalaatenfchap, deeze aanfptaak grondende op den Uiterften Wil vanFüEDERiK Hündrik , zijnen GrootVader van 's Moeders zijde. Hij liet dezelve zich. geheel toeëigenen door zijnen Afgezant in den Haag; van de Graaffchappen Lingen en Meurs maakte hij zich meester; en nam eerlang in perfoon bezit van het zogenaamde Oude Hof'xa den Haage. De Prinfesfe Weduwe van Nasfau, Moeder en VoogJesfë van den jongen Prins, noemde dit een geweldig bedrijf, beklaagde zich daar over bij deStaaren, en; Verwierf bij het Hof van Holland een Mandement, Waar bij zijne Pruisfifche Majefteit voor \ zelve, gedaagt! WlLLETS DE III. Gefchillen over de opvolging van Willem DEJ* III.  gi4" GESCHIEDENIS Wille» Dl III. Mfchaffin- 'a< het Satóhoudfrfcr »p i« vijf Gevesten. daagd werd, 't welk hij zeer envel opnam. (*)< Hunne Hoogmogenden,door Koning Willem, zo wel als door Frederik Hendrik , aangefteld tot Uit* voerders van zijn' Uiterften Wil, durfden het gefchil tusfehen deeze twee Mededingers na 's Vorften Naalaatenfchap niet voluit terftond beflisfen: zij moesten den Koning van Pruisfen ontzien, die zijn Krijgsvolk dreigde opteontbieden, als zij hem geen regt lieten wedervaaren. Men regelde bij voorraad een Verdrag, ter deeling van de Etfênisfe. Een groote Diamant werd den Vorst ter hand gefteld: en hij gaf zijne toeftemming, dat zijn Krijgsvolk bij dat der Bondgenooten zou blijven. Hij nam, even als de Prins van Nasfau, den Tijtel en de Wapens van Oranje aan: doch Lodewijk de XIV, toen met dt Voorftanders des Aardshertogs, wegens de Spaanfche Opvolging, in Oorlog, nam dit Prinsdom in bezit voor den Prins de Conti (f). De Vrienden van het Huis van Oranje zogten de 1 Waardigheden, door 's Stadhouders overlijden opengevallen , aan den jongen Prins te doen opdraagen,': en wil men, dat zij, om eene proef te neeuun van 'sVolks geneigdheid tot dien Vorst, een gerugt lieten loopen, dat hij krank, of zelfs overleden was; ter welker gelegenheid men ontdekte, dat de Landzaaten voor (*) Lamberti , Tom. II. p. 96. 97. 99, 033. Re- fol. Holl. 170a, bl. 86. 116. 212 1703. bl. 134. I70. 172. 237. Km'. 355- ea bl. 123. i\) Mem. de Brandenbourg.  DER NEDERLANDEN. sig Voor den naam van Nasfau verre van onverfcbiliig Waren. Poogingen en kunstgreepen waren even ijdel. De Staaten van Holland zich ontflaagen vindende van een gezagbetoon, meer gevierd uit flaatkunde dan uit genegenheid, vormden terftond een befluit, 't welk den Stadhoudersgezinde» alle hoop benam i « een befluit, om zonder Stadhouder te regeeren , waar van zij, op den vijfentwintigften van Lentemaand, in de Vergadering der Algemeene Staaten, naa een breedfpraaktig rouwbeklag over den dood van Koning Willem , op deeze wijzeJkennis gaven : Dat ,, zij, om de zwaare wonden, door dit fterfgeval toe„ gebragt, te heelen, geen beter raad wisten, dan ,, dat de Staaten der bijzondere Gewesten de han„ den inéénfloegen; eene volkome onderlinge éénig„ heid,liefde en vertrouwen aankweekten, en hoofd „ voor hoofd verklaarden, dat zij zich ftandvastig s, dagten te houden aan de gemaakte Verbonden, „ dezelven handhavende uit al hun vermogen , waar toe hunne Edele Gro'ot Mogenheden zich, van hunnen kant, volkomen gezind verklaarden, zul„ lende zij liever goed en bloed opofferen, dan het „ Gemeenebest, de Vrijheid en den Godsdienst zien ;, verlooren gaan." Verder verzogten zij, „ dat ,, hunne Hoog Mogenheden de Staaten der andere „ Gewesten wilden noodigen tot dergelijk eene verj, klaaringe, en dat men van de kloekmoedige be„ fluiten der Staaten ook kennis gave aan de Hoo„ ge Bondgenooten. En , in geval de andere Gewesff ten de zaaken en de Regeering van het Land, op Q de Willem. de Illi '  Si6 GESCHIEDENIS Willem de III. Ü3 Vl, andcring op de be- Helling der Wet* honder- fchap gaan in Hol/and zonder vee! moeite cioer. „ genoemde wijze, wilden ter harte neemen, twij„ felden zij niet aan eene gewenschte uitkomst (*).'* Met deeze onbepaalde woorden gaven zij door de Algemeene Staaten de andere Gewesten duidelijk genoeg hunnen toeleg te kennen. De vier overige, thans Stadhouderlooze, Landfchappen , deeden dergelijke verklaaringen, zonder een enkel |woord te reppen van het begeeven der opengevallene hooge Waardigheden (f). In deezervoege greep de Staatsregeering weder ftand in 't Gemeenebest. De Ilidderfchap en eenige andere Leden zouden gaarne gezien hebben, dat de verkiezing der jaarlijkfche Magiftraten, die voorheen aan den Stadhouder geftaan hadt, voor eerst, verbleeven geweest ware aan de Vergadering van hunne Edele Groot Mogenheden, aan welke men de benoeming wilde overgezonden hebben, met eene bijzondere aanprijzing der Perfoonen, welken de Steden gaarne verkoozen zagen. Doch de Magiftraat van Amfterdam verftondt , dat de Magiftraats-beflelling in de Steden van Holland op den eïgenlten voet behooide gebragt te worden, als waar opmen dien, in den jaare MDCL, ma het overlijden van Willem den II, gefteld hadt. De anderé Leden Hemden voor het groctfte gedeelte met Amfterdam, en de Wethouderfchappen vonden zich bekleedt met het zelfde oniif hanglijk gezag , 't welk zij voor de omwenteling , in den jaare MDCLXXII, (*) Refol. Holl. ijc2. bl. 7%. (t_) Net. Zeel. 1702. bl. 55. 52.  ékr. NEDERLANDEN. 517 MDCLXXII, bezeten hadden (*). Deeze verandering, ten aanziene van de beitelling der Wethouderfchap, ging in Holland, over 't algemeen? zonder merklijke opfchudding toe. Een gefchil daar over te Schoonhoven, te Gomichem en te Haarlem gereezen , werd door tusfchenkomst der Staaten bijgeJegd. En kwamen eenige Vroedfchappen, voorheen öntüaagen, weder in de Regeering (f). .Maar in Gelderland, Zeeland, Utrecht en Overijsfel. waar het hooggefteege gezag van Willem den ■III, zints den jaare MDCLXXH, en de afzetting van een groot getal Regeeringsleden, veele misnoegden gelaaten hadt, liep het zo gemaklijk niet af. De afgezette Regenten wilden weder in hunne Ampten treeden , en de nieuwe zich in hunne Waardigheden handhaaven: deeze verdeeldheden gaven gelegenheid .tot zwaare gefchillen, gepaard met de gevolgen van gevaarlijke en langduurige tweefpalt. . De Staaten van Gelderland, na het overlijden des Stadhouders, te Nieuwmegen vergaderd, hadden op het ftuk der R.egeeringe beflooten , dat de Magiftraats-beftelling in de Steden, nu gekomen was, en voortaan blijven zou aan de bijzondere Wethouders derzelven. Deeze fchikking, ten voordeele der genen , die op het kusfen zaten, mishaagde allen, die ten (*) Wagenaar , Amft. VI. St. bl. «44. Groot Pla- kaatb. V. D. bl. 7 15. Lamberti, Tom. II. p. •60 8*. (t) Wagenaar, Vaderl. Hifi. XVII. D. b!. 134. Ï35. Q2 WlLLEBt oe iiL Onlusten deswegen in de vier overige Ge^ westen. In Gelderland,  51? GESCHIEDENIS ten eenigen tijde daar ook eene plaats wenschten te bekleeden: en of voorheen van de regeering ontzet, of, huns ondanks, buiten bewind gehouden waren. De Gemeenslieden en Gilden hadden van ouds het regt gehad, om een dubbel getal te benoemen, waar uit de Wethouderfchap werd gekooren. DeGemeensluiden , welker getal tweeëndertig pleeg te zijn, waren thans tot op zes perfoonen uitgeftorven: deezen vorderden den Raad af, dat dezelve hun getal vol maakte. Hierop ontlloegen zij den ganfchen Raad van hunne Ampten, en Relden, nevens de Gildemeesters, een nieuwen Raad aan. Te Tiel en Bommel gefchiedde, ten zelfden tijde, bijkans op dezelfde wijze, de verandering der Regeerïng. De Staaten van Gelderland zogten de oude Regenten te handhaaven ; maar de Burgerij te Niemvmegen en Tiel droeg de nieuwe. Men richtte benden Vrijwilligers op, die, tot befcherming der nieuwe Regeering, gewapend, en met ontrolde Vaandels, door de Stad trokken : hunne zinfpreuk, restituta Libertas , de herstelde Vrijheid , duidde genoegzaam aan, wat zij van de oude Regeering dagten. De nog regeerenden lieten niets onbeproefd , om zich in de andere Steden van dat Gewest te handhaaven; zij zogtert zelfs de hulpe bij Krijgsvolk; doch de Burgers en Gemeensluiden, met moed en volhandigheid gewapend , krcegen de overhand, en verkreegen het aangelegen vooriegt om hunne Regenten te benoemen (*). De C) LASiCERTi, Tom. XII. p. 015. z66> 267. Willem be III.  der. NEDERLANDEN. 519 De Burgers in het nabuurigOw/yjr/è/bleeven geen onverfchillige Aanfchouwers van deeze Volksbeweegingen. De Gemeensluiden te Deventer, Kampen en Zwolle zetten de Wethouderfcbap af, en fielden eene nieuwe aan. Vrugtloos wilden die van Deventer zich ftaande houden door de Bezetting: twee Burgemeesters dier Stad namen de afzetting zo ter harte, dat zulks, naar zommiger oerdeel, hun den dood deedt (*). De Staaten van Utrecht hadden de Regeeringszaaken op den voet van het jaar MDCLf. herfteld. In Amersfoort was het oud gebruik, de Wethouders, bij lootinge, te trekken uit de voornaamlre der Burgerije. Eenigen wilden, dat de verkiezing, even, als te Utrecht, bij ftemminge, zou gefchiedden. In Louwmaand des jaars MDCC1II, zogten de Staaten dit gereezene gefchil in der minne bijteleggen Maar Willem Teekman, Oud- Burgemeester, met Pietf.r van Houten en Richard Saap haalden de Burgerij over, om deel te neemen indientwist. De Ingezeetenen vatten de wapens op, verfcheenen gewapend voor het Stadhuis, zetten de Regeering af, en verkoozen, bij lootinge, dertien uit de aanzienlijkfte Burgers. Teekman, van Houten enSaapkwamen, met anderen van hunnen aanhang, op 'tkusfen. Korten tijd daar naa werd deeze verkiezing herdaan-, dewijl men de Burgers, uit welken de Kiezers C) Lambirtt , Tem. XII. p, 192, Letir. de Tvssor ■«e Paict, Tom. Iï, p. 187. Q 3 Willem de III. In Qver- ijsfel. In Utrecht.  52o GESCHIEDENIS Willem de 111. Verdeeldheden in Zetlaüd. zers geloot waren, en de Gekoorenen, niet genoegzaam bevoegd oordeelde. In eene nieuwe verkiezing werd Teekman , met verfcheide anderen, voorbijgegaan. De nieuw aangeftelde Regeering ging, onder 't geleide van vliegende Vaandels en flaande Trom, na het Stadhuis, en ontvingen van de Burgers belofte van getrouwheid. De Staaten des Lands van Utrecht keurden de gehoudene handelwijze af, en zogten de oude Regeering te handhaaven. Deeze tegenkanting zette bet Volk, gellijfd door vak Houten en Teekman , aan , om eenigen der oude Regenten uit de huizen te haaien, vast te zetten , anderen te dwingen, de Stad te ruimen, en het pleegen van verfcheide balddaadigheden. Geene onderhandelingen konden de ontftelde gemoederen tot bedaaren brengen. De Staaten zonden Krijgsvolk, om de Stad inteneemen, gelijk z:j met de daad deeden, en Gemagtigden uit den Hove herftelden de Regeering. Van Houten , Saap en Teekman werden gevangen genomen, en de twee eerften veroordeeld om onthalsd , en de laatflen om met het zwaard over het hoofd gellaagen, en uit het Sticht. gebannen te wotden. Op de volvoering deezer ftrenge (traföefeninge volgde de rust: de Voorflanders der oude Regten «haddenmoeds noch magts genoeg,om ze te verdeedi&en (*). Bij het afderven van Willem den Hl. herleefden de oude Partijfcbappen in Zeeland. Het Gemeen feh;eeuw- (*) Wagenaar Faderl. Hifi. XVII. D. bl. J44. enz.  der NEDERLANDEN. 521 fchreeuwde, dat de Stadhouder 's Volks Vrijheden gefchonden , en een onmaatig gezag geoefend hadt. De Staaten verklaarden de Waardigheid van Eerften Edelen vernietigd. Eenige onlusten te Tholen geree. ■ zen, magtigden zij de R.egeering dier Stad, om zelve eene nieuwe Wethouderfchap aanteftellen. Jacon Wouters, Rekenmeester en aanblijvende Raad der Stad , zijne Raadspiaats door deeze beflelling verboren hebbende, hitste het Volk op, en'tlieptot het uiterfte,zo dat Burger tegen Burger in 't geweer kwam, en verfcheiden gekwetst en gedood wierden. De Partij van Wouters, de overhand bekomen hebbende , voerde hem in zegepraal na 't Stadhuis. Eene nieuw aangeftelde Magifiraat gaf Wouters zijne Raadspiaats weder: doch de Staaten zich hiermede moeijende, veranderden andermaal de Regeering. —• Te Goes werden veele oude Regenten , in den jaare MDCXCü. geweldig afgezet en gebannen, door de Burgerij met de verloorene Ampten bekleed. Te Middelburg moest men gedwongen befluiten , de R.egeering te veranderen {*j. De genomene voorzorgen, om de Volksbeweegenisfen te Itiïlen, Haagden overal niet even gelukkig. \ Het vuur van ongenoegen bleef fmeulen, en berste op i veele Plaatzen op nieuw met geweld uit. In Gel- k derlancl blaakte het met de grootlte hevigheid. De afgezette Regenten konden den hoon, hun aangedaan , vergeeten noch verkroppen. Zij vorderden, in (*) Wagenaaa, Vadert. Hifi. XVII. D, bl. 147.611-. Q4 Willem de III. Nieuwe mlusteri 1 Gel'srlartd.  522 GESCHIEDENIS Willem 9'e ' lif. in den jaare MDCCIV, de tusfchenkomst der Algemeene Staaten. De nieuw aangeftelde Regenten beriepen zich fchriftlijk op de wettigheid hunner verkiezinge. Die van Arnhem beweerden, dat de overleden Stadhouder de beftellinge der Regeeringe niet wettig hadt kunnen doen, dan naa dat hij daartoe gemagt'gd was van de Wethouderfchap, met toeftemming der Gilden en der Gemeensluiden; dat, deeze niet gevraagd zijnde, dan daar uit volgde, dat de oude Regeering nooit wet'.ig aangefteld geweest was. Dat liet regt, om de Regeering te bentellen, naa den dood des Stadhouders, niet gerekend kon worden vervallen te zijn aan eenige weüooze Regenten ? maar aan de Gemeente; zijnde de Stad reeds, in den jaare MCCXXX1II, door Graave Otho van Gelder vrij verklaard. De Algemeene Staaten zich ftreelende met het denkbeeld, om hun gezag in de Steden te vermeerderen, verzogten de nieuwe Regenten, óm eenigen na den Haage te fchikken. Dan deezen wilden hunne regten niet laaten afhangen van de onzekere beflisfmg eener bemiddelinge; zij verklaarden, dat zulk eene bezending van Gemagtigden volitrekt aanliep tegen het jus de non evocando, volgens 't welk niemand buiten zijn Gewest in regten kon betrokken worden. ■—■ Te Harderwijk rees, over dit brengen der gefchillen na den B^age, zulk een hooggaand misnoegen en tweefpalt, dat men met reden voor een bloedbad bedugt was. Vrij algemeen waren de klagten, dat de Algemeene Staaten, het oor kenende aan de tong van verfcheide omrits-  dek NEDERLANDEN. 523 f listige en eerzugtige Geesten, zich eene magt, welke hun geenzins toekwam, wilden aanmaatigen , en dat men Menfchen, lafhartig genoeg , om te beweeren, dat het Landsbeftuur een hoofd noodig hadt, om de éénsgezindheid tegen misnoegden te bewaaren, moest wantrouwen. De Steden des Kwartiers van Nieuwtnegen hielden zich zeer gebelgd over de handelwijze der Algemeene Staatenj die, huns oordeels, meer naar bevelen dan naar verzoeken zweemde, en aanliep tegen de Vrijheid des Lands ; maar, en deeze verklaaring, en de tegenkantingen van Zeeland en Stad en Lande in de Vergadering der Algemeene Staaten waren van geene beduidenis. De Algemeene Staaten de Volksgezinde Regenten niet kunnende beweegen., om Gemagtigden na den Haage aftevaardigen , fchikten eene bezending na Gelderland. Doch wat konden zij uitvoeren tegen Regenten, wier gezag algemeen bevestigd en met 's Volks goedkeuring gefterkt was? In Gelderland was een ander gefchil ontdaan tusfehen de Steeden en de Ridderfchap, over het heffen der gemeene middelen: men wierf volk tegen elkander. Niet weinig werd de bovendrijvende Partij geflijfd, door bewustheid, dat de Staaren|van Holland ze heimüjk begunftigden. Zij zagen met genoegen, dat de Regeering der Gelderfche Steden in handen bleef van de zodanigen, die met hen zamenfiemden in het goedkeuren eener Stadhouderlooze Regeeringe, en het handhaaven van dezelve. Vier Afgevaardigden vertrokken na Arnhem, om te' arbeiden aan Q 5 het Willem de III.'  524 GES CHIEDENIS Willem ie in. het bijleggen der g ^fchillen, zulker wijze , dat de tegenwoordige Wet kouders de regeering in handen hielden, en elkandi :r redelijker wijze verdroegen , ten aanziene van het h effen der gemeene middelen. Van der Afgevasrdigdei i geneigdheid onderrigt, werd de wettigheid hunner : sendinge niet in twijfel getrokken. Zij bragten het zo verre, dat zij, op den dertienden van Wintermaand des jaars MüCCIV, een Verdrag troffen tusfehen de Ridderfchap en de Steden des Valuw fchen Kwartiers , inhoudende , dat* de Ridderfchap en de Steden wederzijds de Voorregten zouden blijven bezitten, welkenzij, van het jaar MDCLI. tothetjaar MDCLX'Xiï, gencoten hadden; dat de Verpagting der gemtïene Middelen door de Steden , en die dei Kwartier -tienden door de Ridderfchap gefchied, voor deeze r ïize zou Rand grijpen, en dat de regtspleegingen en all e daadlijkhedcn tegen elkander van nu af zouden oph ouden. De nieuwe Regters, in deezervoege, gerugfteund, ontwierpen het plan eener Verbintenïsfe, om elkander in de Regeering bijteftaan tegen de aanflagen der afgezette Rcgenteu; maar de Gemeenslfeden en Gilden, begrijpende dat het ontwerp dier Verbintenisfe tot niets minder ftrekte dan om tegenwoordige Regenten onafhanglijk en erflijk te maaken, weerden het in Rand brengen van dit Verbond. In 't Velmvfche Kwar tier fcheen alles meer en meer tot rust te neigen; dc ch te Nievwmegen reezen op nieuw beroertens vau eenen alleriorglyköön aart. De Afgevaardigden jj w Staaten van Holland- tc dier Ste-  DER NEDERLANDEN. 525 Stede gekomen, vonden dezelve vol beweeging om de oude Regeering te herftellen. Zij konden 'er niets uitvoeren: en de tweefpalt groeide aan. De afgezette Regenten en derzelver begunltigers fpanden zamen met eenige Titlemars, en hadden niets minder voor dan de Regeering gewapenderhand te veranderen. Tusfehen de vijftig en zestig Perfoonen, meest jonge lieden , op verfchTllende wijzen gewapend , verzamelden in een herberg ; trokken na 't Stadhuis. dwongen, met het geweer op de bprst, de Regenten hunne plaatzen te verlaaten, en deeden den Raads. vriend Willem van Loonx, dien zij voor een Begunstiger hunner Partije hielden, de plaats van Voorzittenden Burgermeester bekleeden. Het gerugt vloog door de Stad, dat het Stadhuis ingenomen en de Raad vermoord wierd. Op 't kleppen der klokken kwam de Burgerij in 't geweer, rukte na't Stadhuis, fchoot op de aanvallers, die in een oogenblik verftooven. De verdreeve Regenten namen de verlaatene plaatzen in. Vier der gevangenen werden dien zelfden avond uit de venliers van 't Stadhuis opgehangen. Eén der pude Regenten Dr. W. Roukens werd 's anderen daags op de plaats van het Stadhuis onthalsd, en nog één der handdaadigen gehangen. Van Loon verklaarde men tot Raadvriendsplaats onbekwaam, en het burgerfchap onwaardig. In andere Steden van dat Kwartier oniftonden dergelijke, fchoon geen zo hoogloopende, bewecgenisfen , door de geweezene Regenten verwekt; doch zij konden het gezag der nieu- WlLLEHt de ui*  5a6 GESCHIEDENIS Willem se III. nieuwe niet doen wankelen (*). Men wil, dat deeze heimlijk geftijfd wierd door Zeeland, in welk Gewest toen dergelijke partijfchappen heerschten , en bovenal te Middelburg , waar de Kiesheeren , gemagtigd om deel te hebben in de jaarlijkfche beitelling der Wethouderfchap, hunneregten, van welken men ze hadt willen berooven , zogten wedertekrijgen. In dit Gewest werd de rust ten ceezen jaare herfteld (f). Maar in Gelderland ontbrandde het vuur van tweedragt geduurig weder, en, in den jaare MDCCVTI, op eene heftige wijze , ter gelegenheid van den voorflag der twee Gewesten, die eenen Stadhouder hadden, om dien zitting te doen hebben in den Raad van Staate. De Adel was hier fterk voor ; doch de Steden Arnhem, Harderwijk, Hattum , Elburg en Wageningen kantten 'er zich tegen, en wonnen het ftuk eindelijk: met de meerderheid. De band der éénigheid tusfehen de Steden werd verbroken, doordien Wageningen de Ridderfchap was toegevallen, en, tegen het gevoelen van Arnhem op eenen Kwartiersdag ter dier Stede , dreef , dat zekere Aaipten niet, dan geduurende den Landsdag , behoorde begeeven te worden. De Afgevaardigden van Wageningen waren niet te rug gekeerd, of 'er rees een genior onder 't Volk, dat zij hunnen pligt waien te buiten (•) Wagenaar , Vader/. Hifi. XVII. D, bl 231.246. (\) Zh aldasr, bl. 24Öjenz.  Dik NEDERLANDEN. 5*7 Ten gegaan. De Regeering, verzekerd, dat dit gemor door de Gemeensluiden verwekt of gevoed werd, bewoog eenigen uit de Schutterijen en Gilden , om de hand te leenen tot het afzetten der Gemeensluiden. Het gefchiedde, ondanks de tegenkanting van het Kleermaakers Gilde, en een groot gedeelte der Sti Joris Schutterije. Eén der afgezette Gemeensluiden was Hopman over eene bende Vrijwilligen, die hij terftond op de been bragt, en een ander vervoegde zich na Arnhem, om hulpe. De Wethouderfchap dier Stad zondt twee Burgemeesters , aan 't hoofd van eenige Vrijwilligen , die met vier ftukken gefchuts na Wageningen trokken. Digt onder de Stad genaderd , zonden de Arnhemmers een Schildwigt, welken zij daar aantroffen, binnen , met verzoek om eenigen uit de Regeering te fpreeken. Vier verfcheenen 'er op dit verzoek; doch zij werden terftond gevat, in een Koetswagen gezet, en na Wageningen te rug gevoerd. De Poort was gefloten, men plantte het gefchut, en opende dezelve met geweld. Deeze Heeren moesten veel wederwaardigheids verduuren ; doch werden eerlang ontflagen , en in hunne Ampten herfteld. De komst van Krijgsvolk deedt de zodanigeu, die voornaamlik de hand gehad .hadden in het bemagtigen van Wageningen , ten Lande uitwijken. De benden Vrijwilligen in de Gelder fche Steden werden, bij een Plakaat der Staaten, afgefchaft. Nieuwmegen en Arnhem moesten Krijgsvolk inneemen, en 'er viel in die beide Steden eene groote verandering voor in de Wethouderfchap. De Willem de III.  '528 GESCHIEDENIS Willem xe III. Da driejaarige Regeering , welke , in den jaare MDCCIV, in de mééste Gelderfche Steden ingefteld was j hieldt Hand tot het jaar MDCCXV1I, toen de Wethouders door's Lands Staaten van den Eed, op de driejaarige Regeering gedaan, ontflagen, en voor hun leeven aangefteld werden, onder beding , dat de openvallende plaatzen door de overblijvenden zouden aangevuld worden, uiteen dubbel getal, door de Burgerij en Gillen, Gcmeensluiden, of Gemagtigden , naar de gewoonte van elke Stad, benoemd. Schoon deeze verandering , waar door de Gemeente zich verltooken hieldt van een gedeelte der Voorregten, welken zij, naa den dood van Koning Willem, hadt gehoopt wedertekrijgen, nieuwe opfchudding ia zommige Steden verwekte , hieldt dezelve welhaast op. Een Plakaat van algemeene vergiffenis, in Wintermaand 'des jaars MDCCXVTI. afgekondigd, herRelde de lang ontbeerde riLt in Gelderland. In eenige Steden bleeven do nieuwe Wethouders op'tkusfen; maar in zommige geraakten 'er de oude weder op; en in andere was de Regeering uit oudeen nieuwe zamr'v'g'Jl!ehl (*). Men zouveelügt, het oog flaande op deeze bij. ééngevoesrde onlusten, in Gelderland ontftaan, zeer nadedwe gevolgen trekken tegen Regeringsvormen , waar in het Volk veel zejrgens heeft : maar , als men 't in den prond befchouwt, omftonden deeze onlusten min uit het aandeel des Volks in de Regeering, (_*) Wagenaar, Faderl.Ilifi. XVII. D. bl. 099- 305.  der NEDERLA NDEN. S*? Ting, dan uit de onzekerheid, veroorzaakt door eene verkeerde zamenvoeging der .'Stadsregeeringen , of liever uit de voorgaande gewe ldige aanmaatigingenWanneer het Volk Regten heaft , en deeze Regten wel bepaald en naar eisch op.'gewoogen zijn , kan de magt, aan 't zelve in de verkiezingen gegeeven i geene nadeelige gevolgen hebben. In tegendeel bragt ze zeer groote voordeelen toe, verpligtende elk Burger, dat hij, om in de flegeering te komen, min op geboorte dan op verdiensten moet fteunen. Het firaalt, wijders , elk 'm 't oog , hoe nuttig het aandeel van 't gezag des 'Volks is , bm de Befiuurders omzigtiger te maaken, en min vervuld met een dwaazen trots, die een Y.Vijsgeer aanziet als een hoon, der Menschlijkheid aaugedaan. Bij hiet vermelden van deeze veranderingen in de Regeering der Steden, voorgevallen naa den dood van Willem den 'ill, zal het voegen, een korte fchets te geeven van de verandering, daar door veroorzaakt in de llegeer'ing derBondgenootfchaplijke Gewesten. Met de n aanvang des jaars MDCCIU , vorderde de Raad v an Staate , tot de onkosten van den aanfiaanden Ve ldtocht, twee millioenen en negenhonderdduizend Guldens, behalven nog vijfhonderdduizend GuldeniS tot de behoeften der Magazijnen. Tot in Itandho uding en verbetering van de Zeemagt, was 'er zes millioenen , honderd en negentig duizend, achthonderd en vierentwintig Guldens geëischt. Holland betvilb'gde, voor zijn aandeel , in beide deeze vorderin gen. De 21 idere Gew;sten toonden zich geheel Willem de III. 't Gezag van Holland Jiïmeerderd.  53o GESCHIEDENIS Willem DE III. heel niet gereed tot het "geeven van hunne toefremming. De Staaten van Holland verfcheenen daarop in voilen getale in de Vergadering der Algemeene Staaten, en de Raadpenfionaris Heinsius hieldt hun voor den gevaarlijken ftaat van het Gemeenebest; hoe Holland de Bondgenooten tot een moedig befluit, ter bewaaringe van Godsdienst en Vrijheid, hadt aangezet, waarop een magtig Leger ten Velde, en eene groote Vloot in Zee gebragt was; hoe geen vaste en duurzaame Vrede kon verkreegen worden t dan met den Oorlog ernstig doortezetten: 's Vijands toerustingen tot den aanttaatfden Veldtocht vorderder ;en de nauwfle verééniging en zamenfpanning van bragten ; gebrek aan ééndragt onder de Regeering van eenige Gewesten deedt de gemeene zaak agterwaards loopen ; de nood/ge bewüligingen kwamen traaalijk in, en de aandeelen werden niet tijdigopge* bragt; men verzuimde in de meeste Gewesten het Krijgsvolk voltallig te houden; de eisch tot het aanvuilen der Magazijnen was door eenigen niet aangenomen , en coor anderen liegt voldaan. Ging het voort op dien voet, dan zou geen Leger ten Velde gebragt, geene Vloot in Zee gezonden kunnen worden . en de Magazijnen zouden onvoorzien blijven van de noodige Krijgsbehoeften. Dit alles ftelde het Gemeenebest bloot voor eenen vijandlijken aanval. Om alle deeze veikeerdheden, en daar uit tedugtene rampen, te weeren , het tegenovergeflelde uittewerken , en 's Lands heil te bevorderen , ging Holland niet alleen met raad , maar ook met daad voor. De fctaa-  der NEDERLANDEN. 531 Staaten van dat Gewest vertrouwden, dat die der andere oppermagtige Gewesten hun voorbeeld zouden volgen, en in de eifehen des Raads van Staate bewilligen: ten welken einde zij verzogten, dat aan de Gewesten mogt gefchreven , als mede dat Gelderland en Zeeland, diehaare aandeelen niet opbragten, mogten bezonden worden (*). Deeze poogingen der Staaten van Holland, om de andere Gewesten tot het opbrengen van hunne aandeelen in de gemeene lasten te beweegen, naderhand dikwijls herhaald, wijzen uit, hoe zij, naa den dood des Stadhouders , dit gedeelte des Stadhouderlijken werks op zich namen. De Raadpenfionaris , die bij deeze gelegenheden het woord voerde, herkreeg het aanzien , door het Stadhouderlijk gezag verlooren; en Holland , het magtigfte en rijklle Gewest des Bondgenootfchaps, In de Vergadering der Algemeene Staaten, dat overwigt , het welk 't zelve altoos hadt ten tijde eener Stadhouderlooze Regeering. In Slachtmaand des jaars MDCCIU, hadt de Raad van Staate in bedenking gegeeven, of men niet behoorde te befluiten tot het verkiezen van eenen Ca pitein-Generaal ? De voornaamste Gewesten betoonden hier toe weinig genegenheids. De Staaten van Friesland oordeelden , dat Jan Willem Friso niet alleen tot Generaal van het Voetvolk zou worden aangetield, maar ook met eenen rang boven de an- (*) Lamberti, Tom. II. p. 327. VUI.Deel.aSt. R Willek* de UI. Gefchillen over de bevorderingendes Prinfen van Oranje.  5S2 GESCHIEDENIS Willem BE III. andere Generaals, die te ge'ijk ftonden benoemd te* worden. De andere Gewesten keurden dien P. in* te jong tot eene bediening van zo veel gMrigU , die rij. pe ervaarenis eischte; nogthans betuigende genegen te zijn, om hem te bevorderen, als de jaaren en ondervinding hem bekwaam maakten, om den Lande dienst te doen. De Staaten van Holland, inzonderheid bedagt, om zich aantekanten tegen alles , wat het Huis van Oranje kon verheffen , verklaarden , in Louwmaand des volgenden jaars , dat zij den Heer van Ouwerkeek tot Veldmaarfchalk , de Heeren Slangenburg en den Graaf van Noyelles tot Generaal van het Voetvolk , en den Graaf van Tilly tot Generaal over de Ruiterij benoemden. Eene Amptsbenoeming , die , aan den eenen kant, weinig genoegen gaf aan de andere voornaame Perfoonen, in 's Lands dienst, en, aan den anderen kanty allen de Gewesten niet fmaakte. Friesland en Groningen drongen op nieuw aan op de bevordering van hunnen Stadnouder. Eene Bezending , derwaards tiit de Algemeene Staaten afgevaardigd , werd deeze middelweg voorgeflagen : Dat de jonge Prins , van nu af , tot Generaal van het Voetvolk zou worden aangefteld, in rang naa den Graave van Noyelles , mits hij dit Ampt niet bekleeden , noch de Wedde, daar toe gefteld, genieten zou, eer hij den ouderdom van twintig jaaren bereikte : alleen zou bij, van nu af, zitting , doch geene ftem, hebben in de gewoone Knjgsraaden. Met eenige huivering werd  O eb NEDERLANDEN. 533 werd deeze voorgeflagene middelweg betreeden door de overige Gewesten (*). Zeeland al'een leverde eene fterke Verklaaring in tegen de aanftelling des Prinfen van Nas/au. De Staa'en van dat Gewest merkten aan, „ dat het 9, Land, in den tegenwoordigen ftand der dingen, „ niet gediend was met eenen Generaal in naam» „ maar met Overften van jaaren en ervaarenis ; dat „ de mindere Krijgsbevelhebbers niet zouden kunnen „ naalaaten voor den Prins eene agting te hebben , ,, die niet. overéénkwam metderzelver rang en ver„ diensten , offchoon zijne Hoogheid nog voor eerst 5, ge.noienst deedt ais Generaal; dat de Luitenant,, Generaa 's ook moedloos zouden gemaakt worden , als zij zich een Generaal, van zo veel minder jaa„ ren en bekwaamheid , boven 't hoofd gefteld za„ gen; dat deeze bevordering ook argwaan ftondtte „ geeven aan uitheemfche Mogenheden, die de Staat „ met reden behoorde te ontzien , vooral zo 't eens gebeurde , gelijk ligt het geval zou weezen, dat „ het opperbevel over de Legers van den Staat den „ Prinfe , ten eenigen tijde, in handen kwam. — ,, Dat men ook agt moest liaan op de tegenwoordige „ gefteldheid der Regeeringe , en zich niet laaten ,, inwikkelen in bevorderingen, die eene brug leggen „ konden tot eenen vorm van gebied, waar toe noch „ Zeeland, noch de andere Gewesten , zich gaarne „ zou.- (*) Wagenaar Vadert. Hift. XVII, D. bl. 207 enz. R 2 Willem de III.  534 GESCHIEDENIS Willem de III. ,, zouden doen wederbrengen : waar op de Staaten „ van Zeeland inzonderheid ie letten hadden, dewijl „ de Prins van Nasfau gefield was tot Erfgenaam „ van Koning Willem, onder wiens ïNalaatenfchap de Markgraai'fchappen van Veere en Flisftngen, „ twee Remmende Sreden van dit Gewest, behoor» „ den. Dat, wijders, huns oordeels, de goede or„ de in de Regeering van deezen Maat vorderde, „ dat een Stadhouder van eenig Gewest niet te ge„ lijk Generaal ware in het Leger." Hier op volgde eene volllagene ontkenning van den Prinfe van Nasfau als wettig vejkezenen Generaal: eene weigering , dat de Troepen, ter betaalinge van Zeeland ftaande, hem eenige gehoorzaamheid zouden bewij. zen: een beklag wegens de veragting en overheerfehing , met welken zij behandeld werden ; en met verzekering, dat zij maatregels zouden neemen tot handhaaving van de oppermagt hunsGewests- Geen de minste verandering maakte deeze Verklaaring in het befluit. Korten tijd daar naa , deedt de jonge Prins den Eed , als Generaal des Voetvolks, in de Vergadering der Algemeene Staaten (*). Vreemd, in de daad, dat de Staaten van Zeeland toen beginze's beweerden , op welken de Raadpenfionaris de Witt het Eeuwig EdiEl gegrond hadt, tegen 't welk de Zeeuwen zich het allerfrerksf aankantten. Zo zeer-hadt het volftrekt gezag van Willem (*) Lamberti, Tom, XIII. p. 17. 19.  der NEDERLANDEN. 555 iem den III. de geesten verbitterd , en met voorzorg tegen de Stadhouderlijke overheerfching vervuld. Groningen zelve verklaarde zijn Stadhouder, in den jaare MDCCVII. onbevoegd, om in den Raad van Staate te zitten. — Friesland naamlijk hadt, in den jaare MDCCV , eene nieuwe pooging gedaan tot bevordering van zijnen Stadhouder , en getragt te beweeren , dat hij zitring kreege in den Raad van Staate. De andere Gewesten vonden deezen voorflag onvoeghjk , dewijl de twee Gewesten , in zulk een geval, vijf Remmen zouden hebben van de dertien, uit welken de Raad van Staate , waar men hoofd voor hoofd, en niet bij Gewesten,Remt, dan beftaan zou ; dat ieder der twee Gewesten drie Rem. men, en dus zo veel te zeggen zou hebben als Hol' land ; dat zij ieder ééne Item meer zouden hebben dan Zeeland, en twee ftemmen meer dan Gelderland , Utrecht en Overijsfel (*). . Utrecht verklaarde zich eerst tegen zulk eenen voorflag. Holland volgde dit voorbeeld, en Zeeland voegde zich bij deeze Gewesten. Naa veel gefchils over dit ftuk , waar in elk zich op Inftructien van den Raad van Staate beriep, werd het eindelijk, in't jaar MDCCVII, afgedaan. Gelderland voegde zich bij de weigerende (*) De Raad van Staate beflondt, ten dien tijde , uit twaalf Leden , drie wegens Hol/and , twee wegens Zeeland, Fiiesland en Stad en Lande, en Cén wegens Celdn land, Utrecht en Overijsfel. Willem de 111. De Prins van 0ranjeontzet van het regt, om in den Raad van Staate te zitten.  53(5 GESCHIEDENIS de Gewesten, en Stad en Lande was overgehaald, om zich niet aailtekamtenitegen het befluit , bij 't welk „ de Stadhouders van één of meer Gewesten, „ wanneer de overigen geene Stadhouders hadden^ onbevoegd verklaard werden, om in den Raad van Staate te zitten (*)." Men twijfelt niet, of de nieuwe Koning van Pruis/en , de Mededinger van Prins Jan Willem Friso, ten aanziene der erfenisfe v..n Koning Willem , wiens belang het was, dien jongen Vorst laag te houden , hadt veel toegebragt, om de Staaten deezen Rap te doen neemen. D >ch, om den Prins, die zich beroofd zag van een fchitterend Voorregt, en Friesland , 't welk een, zijns bedunkens , onbetwistbaar regt hadt moeten afRaan, eenigzins te gemoet te komen , werd befloten , dat de Prins, zo ras hij twintig jaaren zou bereikt hebben , het Generaalfchap over het Voetvolk zou aanvaarden , en de gewoonlijke Wedde genieten (+)• ^n werd hij zedert, in het Leger bij Soignies, door den Veldmaarfchalk Oltwerkerk voor Generaal verklaard. De uitfluiting des Prinfen van Nasfau uit den Raad van Staate gaf een hevigen fchok aan deVrienden van dat Huis. Eenige Gewesten fcheenen dien niet fterk genoeg te rekenen , en 'er nog meer aan te willen toevoegen. De Staaten van Overijsfel waren (») Refol. Holl. 1707. bl. 340. (*; Lambkr.ii, Tom. IV. p. 662. 663. Willem de III.  der NEDERLANDEN. 537 ren het, wegens het weeren des Prinfen uit den Raad van Staate, met Holland, Zeeland en Utrecht ééns geweest, in vertrouwen, gelijk zij verklaarden,dat de Bondgenooten met. hen ook wel zouden willen overéénkomen ten aanziene van de vastftelling derte" genwoordige Pvegeering in de Veréénigde Gewesten. Te weeten zij hadden befloten , „ nooit weder te „ komen töt het aanftellen van eenen Stadhouder, „ welk Ampt (zo zij beweerden) oulings ingevoerd „ was , om dat de Hertogen , Graaven of Heeren 5, deezer Landen niet altoos tegenwoordig waren in .„ het Gewest, waar over de Stuaten nevens hen re„ geerden; waarom het ten langden met den Mun„ fterfchen Vrede behoorde vernietigd geweest te „ zijn. Het gezag des Prinfen van Oranje hadt te „ wege gebragt, dat men nog naa dien rijd Stadhou„ ders hadt aangëfteld,: doch, deeze wijze van re„ geering eindelijk, met den dood des Konings van „ Groot -Brittanje, opgehouden hebbende, was de „ Staat in zijne volkomene en uitgeftrekte Vrijheid „ gekomen, waar in zij voorhadden in hun Gewest „ te volharden." Zij verzogten de andere ftfadhou. derlooze Gewesten , een dergelijk befluit te neemen (*). Het ftuk kwam in ernstige overweging • ja z 'ïnmigen fcheenen niets'minder ten oogmerk te hebben , dan om weder , gelijk ten dage van den Raadpeufionoris de Witt, eene harmonie of overéén- (*) Refol. Overijsfel, 22 April 1707. Willem de III. Vier Gewestenraadpleegen , om peenen Stadhouder aante ftellen.  53ft GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN. Willem de III. Einde van het Achtfte Deel. éénftemming te bewerken onder de meeste Gewesten, bij welke men zich verbondt, geenen Stadhouder aameftellen. Men overwoog, men raadpleegde , en eindigde met niets te befluiten.