TAFEREEL DER NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN. NEGENDE DEEL,   TAFEREEL OER ALGEMEENE. GESCHIEDENISSEN van de VERÉÉN IGDE NEDERLANDEN > gevolgd naar 't fransch van den heere A. M. C ER l S I ER. ïlT.j NEGENDE DEEL. '/^Beginnende met de Spaansche Successie Oorlog 1702. en eindigende met de Dood vm Lodevvijk XIV. 1715. Te UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXFII.   I N H OUD VAN HET NEGENDEN DEELS Eerste Stuk. 'T GEMEENEBEST DER VERÊÊNIGDE NEDERLANDEN. DRIEËNDERTIGSTE BOEK. Oorlog wegens de Spaanfche Nalaat enfchap. egin des Oorlogs in 1702. Prins Eugf.nius. Laatjle pooging van Frankrijk , om de Staaten tot zijne zijde tvertehaalen. Dezelve mislukt. Aanmerkingen van den Keizerlijken Gezant op het Vertoog van Bar.Re*. Antwoord der Staaten op denvoorflag van BARRé. Oorlogsverklaring der Staaten aan Frankrijk. Oorlogsverklaring van Engeland. Oerlogsverklaaring des Keizers. Oorlogsverklaring van Frai.krijk. De Franfchen zoeken Nieuwmegen te verrasfen. Foorfpoed van de wapenen der Bondgenooten in de Nederlanden. Korte kenfchets van den Graave van Marlborough. Hij valt bijkans den * 2 Fraru  iv INHOUD. Franfchén in handen. Zeetocht na Kadix. De Spaanfche Zilvervloot in de Haven van Vigos vernield. De Handel met Frankrijk en Spanje verba' den. Rhijnberk en Gelder veroverd. Beleg en overgave van Bon. Veldtocht in de Nederlanden. De Boitdger,ooien tasten de vijandlijke Linïcn aan. Gevegt bij Ekeren. Huy ingenomen. Verdeeldheid in 't Leger der Bondgenooten. Limburg en Gelder bemagtigd. Krijgslot in Duitschland en Italië. De Hertog van Savoije treedt in het Bondgenootfchap. De Koning van Portugal verklaart zich voor de Bondgenooten. Op/land in de Sevennes. Verrigtingenter Zee. De Aartshertog Cakel tot Koning verklaard. Zijne komst in Holland. Zijne reis na Engeland en Portugal. Vergeeffche aanleg op Bsrcelo- B8. Beleg en overmeestering van Gibralter. De Engelfchen houden Gibralter voor zich. Onbsjliste Jlag tusfehen de verèénigde en de Franiche Vlouten. Veldtocht in Portugal. Staat des Krijgs in Italië. Veld.ocht in Duitschland. Optocht des Legers. Ge- vegt bij Schellenberg. Gevolg van dit gevegt. Overwinning der Franfchén en Beijerfchen bij Hoch- ftet. Gevolgen van deezen veldfl.ig. Veldtocht in de Nederlanden. Marlb „ dagten; doch dat zij de vriendfcbap zijner tegen„ woordige Majefteit, hoe hoog zij dezelve waardeer. .» den.  oer NEDERLANDEN. ,, den , niet altoos hadden mogen behouden. De 3, bewaaring van den algemeenen Vrede was fteeds hun toeleg geweest, mits hun Staat daar bij in „ zekerheid gefteld wierd; maar het afbreeken der „ onderhandelingen met den Graave d'Avaux ; de ^ onzekerheid omtrent de genegenheid des Franfchén s, Konings ; de intocht in de Spaanfche NeJerlan,, den ; het vermeerderen der Oorlogstoerustingen „ op de Grenzen •. de poogingen, om de Verèénig„, de Gewesten geheel inteiluiten, en hen van hunne „ Vrienden te berooven ; dat alles hadt hen bewoo„ gen, om zich mede te wapenen, hunne Vrienden om hulp te verzoeken , en zulke Verbintenhfen „ met dezelven aantegaan, als bij welken men we„ derzijds befeberming en veilighe;d zou mogen vin„ den. — Het Fransch Vertoog zelve wees uit, 3> dat deeze voorzorg niet nutloos geweest was, de„ wijl het bleek, dat zijne Majefteit tot den Oorlog „ belloten hadt , en alleen de gunsrigheid van hei „ jaargetijde afwagtte , om zijne talrijke Legers t< laacen werken. -4— Wijders kenden zij zich niei „ fchuldig aan 't geen hun in het Vertoog werd ter „ laste gelegd. Over het wederzijds zenden eens „ Afgezants zagen zij , in den tegenwoordigen toe „ ftand van zaaken , geen reden , dewijl zij zich , „ tot hunne eigene beCcherming en veiligheid , ver „ bonden hadden, in geene bijzondere handeling.ti „ zullen treéden. Ook kon de algemeene Vrede „ die het onderwerp der handelingen zou moetei „ zijn, niet zonder de Bondgenooten gefloten woi A 5 «en StaatsP> egee. RING.  io GESCHIEDENIS Staats- Rkgee- rikg. 9) den. — Eindelijk hadden hunne Hoogmogen„ heden met bevreemding gezien , dat het ganfche ,, Vertoog fteunde op de veronderftelling , dat zij ,, nu meerder vrijheid van beftuiten zouden hebben „ dan voorheen ; doch zulk eene veronderftelling _ „ kon alleen zien op den dood des Konings van ,5 Groot - Brittanje , waar in de Heer Refident, bij „ gebrek van kennisfe hunner Regeeringe , zich ge. „ weldig bedroog ; dewijl hij weeten moest, dat „ hunne Hoogmogenheden te vooren 20 veel vrijheid „ als tegenwoordig fehad hadden, om zulke beflui„ ten te neemen, als zij dienstig hielden voor den „ welftand en behoudenis van den Staat. Zij „ belloten, naa het betreuren van Koning Willems. „ dood, dat diens Raad nergens toe geftrekt hadt, „ dan tot behoudenis van Vrijheid eu Godsdienst^. „ en dat zij volkomen overtuigd bleeven van de re„ delijkheid dier maatregelen : waarom zij bedoren „ hadden, dezelven op:evolgen , niet aftegaan van „ de Verbonden , bij het leeven van gemelde zijne „ Majefteit gemaakt, en zich ten allen tijde te be„ dienen van de middelen , door God hun in ban. „ den gefield, tot behoudenis van hnnne Vrijheid „ en Godsdienst (*)." Voerden hunne Hoogmogenheden zulk eene afwijzende taal, het was 'er zo verre af, dat■ Am]hrdam\ gelijk de gerugten liepen , in andere maatregelen :raat, dat Willem Buis, Penfionaris dier Stad , in ze- O Lamberti, Tom. II. p. p4.  der. NEDERLANDEN. n zekeren Brief rondlijk verklaarde, „ dat Amfterdam „ in de vermeerdering van 't Krijgsvolk, in de Ver„ bonden met uitheemfche Mogenheden, in de voor„ geQagene opneemiugen van penningen , en in andere middelen , tot voortzetting van den Oorlog, „ zonder aarzelen bewilligd hadt; en zelfs, voor een groot gedeelte, oorzaak was geweest van de moe" dige en eenpaarige verklaaring der Staaten van ", Holland, naa den dood van Koning Willem ge" daan, om zich ftiptlijk te houden aan de aangegaa,, ne Verbintenisfen (*)." Men ziet uit dit alles, dat eene fterke vooringenomenheid tegen Frankrijk aller gemoederen hadt vervuld. Bij het ernstig bezorgd te zijn, om den meergemelden middenmuur des affcheidzels tusfehen deeze Gewesten en Frankrijk te houden , vreesde men voor het verval van het ftelzel des evenwigts , waai van men zich geen rechtmaatig denkbeeld vormde Dit , meenden verre de meesten , moest rusten oj eene gelijkheid van magt tusfehen het Huis van Bom bon en dat van Oostenrijk , en dat alles verloorei was, indien het eene te zeer het andere opwoog doch dit beginzel was valsch. Duizend voorbeeldei toonen , dat men geep vrienden is door uit een e het zelfde bloed voortgefprooten te zijn : en gevolg lijk kan zeker Huis voor de Vorsten uit het zelv Koningrijken verkrijgen, zonder daar door ontzaglij ker voor Europa te worden, 't Is desgelijks oper baai (*) Lamberti, Tom. II. p. 8 fchappije dagt te baanen : of, zo hij den Slaat maar zo verre hadt kunnen brengen , dat dezelve „ zich  deé. NEDERLANDEN. jtyj j, zich gefcheidert hadt van de andere Bondgenoo„ ten, zou het hem, in 't vermeesteren der andere „ Vorsten en Mogenheden, geen werk geweest zijn, de Ferêênigde Gewesten van Vrijheid en Godsdienst , derzelver dierbaarfte panden , te beroo„ ven. Doch deeze toeleg was hem in detwee voo„ rige Oorlogen mislukt, en de Rijswi/kfche Vrede , gevolgd op den jongden , bij welken Frankrijk, „ beide aan het Keizerrijk en Spanje , veele Plaatzen , tegen den inhoud van den Nieuwmeegfchcn , Vrede overhcerd, hadt mo-ten te rug geeven. Maar 't was welhaast gekeken , dat Frankrijk , den llijswijkjchen Vrede niet dagt te houden. De Staaten werden bekommerd in hunnen Koop„ handel. De Lijst der inkomende en uitgaande • Regten werd niet geregeld , dan naa veel hande„ Uns , en veel onvoordeeljger dan voorheen. De Ingezetenen der Feréènigde Gewesten , in Frankrijk handelende, vonden zich, uitdrukiijk ftrijduj „ met één der Verdragpunten, zo zwaar belast ak „ andere Vreemdelingen. , De Koning van Frankrijk bleef egt er voorgee ven, den Vrede te willen bewaaren, .fluitende tei Z dieneinde, in 'tjaar MOCC , een Verdrag me , Groot-Brittanje en de Staaten , waar door mei de moeilijkheden, anders bij het derven des Ko nings van Spanje te wagten , meende te zuiiei 'M voorkomen ; doch uij hadt geenziiis voor, ziel „ aan dat Verdrag te houden : in tegendeel zogt hi ]] den Keizer aan \ Spaanjche Hof haatlijk te maa j» ken Staats» Rf geering. I E l t 9  14 GESCHIEDENIS Staatsie g sering. „ ken, en bewerkte aldaar eenenUiterften Wil3 ten ,, behoeve des Hertogs van Anjou. ,, Zulks was niet rugtbaar geworden , of de Ko., ning van Frankrijk hadt doen blijken , dat hij zij„ ne onbepaalde heerschzugt wilde opvolgen; ron„ delijk verklaarende, dat hij zich aan den Uiterften „ Wil dagt te houden, en op deeze wijze voldoen ,, aan het oogmerk, fchoon niet aan de letter van „ het Verdrag; welk oogmerk hij verklaarde naar „ zijn welgevallen, niet zonder de Staaten waarlijk „ te dreigen, indien zij zich naar dit oogmerk niet „ fchikken wilden : eene uitvlugt, zo ongehoord , „ dat dezelve geen ftaud kan grijpen, zonder alle „ verbintenis der plegtigfte Verdragen los te maa,, ken. „ Hier op was de Hertog van Anjou tot Koning van Spanje verklaard, zonder dat men eens agt ,, hadt willen flaan op de eifchen des Keizers, wel„ ker wettigheid nogthans bij het gemelde Verdrag „ zo duidelijk erkend was, dat men hem het groot„ fte gedeelte der Spaanfche Heerfchappije hadt toe„ geweezen. ,, De Spaanfche Nederlanden waren daar op met „ Franfche Troepen bezet geworden: de Staatfchen , „ die 'er , met bewilliging des overleden Konings, „ in gelegd waren, hadden ze niet , dan met veele „ moeite, kunnen ruimen. De Koning van Frank„ rijk hadt het volftrekt gebied aangenomen over de , Spaanfche Heerfchappije, op den naam zijns Klein. zoons, 't welk nergens duidelijker bleek dan in » de  der NEDERLANDEN. 15 „ de Spaanfche Nederlanden , den voormuur van „ deezen Staat, die, gelijk men uk Spanje berigttes „ reeds geheel aan Frankrijk waren afgedaan. „ Men hadt een Leger ra Italië gezonden , het „ Kasteel van Luik, en de Steden in hetKeulfche, „ met naame Bon, Keizirs-waard en Rijnberk , ingenomen, om de Staaten te dwingen tot een- af11 zonderüjk Verdrag , en om zich dus, gelijk in den jaare MDCLXXII, den weg te baanen tot eenen „ inval in deeze Gewesten, waar toe men ook in '1 '„ Hertogdom Wolfenbuttel een aanzienlijken hooi „ Krijgsvolk hadt doen op de been brengen. Mer „ was nog verder gegaan : men hadt zich meeste: „ gemaakt van verfcheide Havens in Spanje, in ha „ lïè, en in de Indien zeiven, om zich in diervoeg» „ den geheelen Eurspifchen Handel toeteëigenen „ Men hadt gezogt den Koning van Portugal over ,, tehaalen , om den Ingezetenen van deezen Staat zij ne Havens te verbieden. Men hadt een Esquade \\ gezonden na de Indien, om de Zilvervloot, waa '„ inde Feriènigde Gewesten zo veel belangshadden „ te Demagogen. „ In deezen toeftand der dingen hadden de Staate „ niet kunnen naalaaten, zich in eenen.fiaat van t< l genweer te ftellen ,\ beide te water en ten lande " den beloofden onderftand van hunne Bondgenot , ten te vorderen; en zich met den Keizer , de K< ningin van Engeland, Pruisfen, en andere Vor 3, ten en Mogenheden te verbinden. .; Ook hadt 4? Keizer reeds een Leger na hal „ g StaatsregelRlNG. r r > 1 '■> i1- ié  46 GESCHIEDENIS SfAATJ. Rfcee- RING, „ gebonden tegen dat van Frénkrijk, en de Staaten daarenboven bewoogen , om bij de Kreitzen te „ wege te brengen, dat dezelven hem de hand leen„ den, om de Franfchén te verdrijven uit het Sticht van Keulen, waar toe zij eenige Troepen hadden „ afgezonden , die egter niet dan als Hulptroepen „ zouden te werk gaan, „ Düs was, tegen den wil der Staaten , door toe„ doen der Franfchén , de Oorlog alomme ontitoo„ ken. Beteren ufflag hadden zij gaarne gehoopt 3, van de jungfte onderhandelingen met Frankrijk; 3, doch het was klaar gebleeken , dat de Franfchén ., den Ooilog zogten, alzo zij zich fterk wapendena „ terwijl zij van den Vrede fpraaken, en, toen de Staaten weigerden te treeden in eene afzonderlijke „ handeling, eindelijk verklaard hadden , dat 's Korrings Legers in (iaat waren het werk te beginnen , ,, indien de Staaten de voordaken, welken men hun ,, deedt, niet wilden aanneeraen. ,, Wijders hadt de tegenwoordige Koning van „ Spanje het zelfde oogmerk als de Koning van ,, Frankrijk. De rust hing geheel en al af van den j, laaiften: en de Jaatfte hadt, onder den naam des 3, eerften , eene Sterkte opgeworpen onder het ge„ fchut van eene der Grensvestingen van den Staat, „ vierkant ttrijdig met den Vrede van den jaare „ MDCXLVUI, als ook met het Regt des Oorlogs „ en der Volken. De Koning van Spanje hadt het „ gedrag van zijnen Grootvader in alkn deele goed„ gekeurd. — Godlijke en menschlijke Wetten leer-  eeü NEDERLANDEN. 17 > leerden dan de Staaten , dat zij, dus van alle kanj, ten omringd en belegerd , ja zelfs gehoond enaan., getast, door Frankrijk en Spanje beiden, ook „ verpligt waren zich te bedienen van de middelen,' „ hun door God en de Natuur verleend, totbefcher- ming hunner On^erzaaten, en tot bewaaring van „ derzelver Vrijheid en Godsdienst; en , gevolg. „ lijk , de wapénèti optevatten tegen de Koningen jj van Frankrijk en Spanje , welken zij bij deezen „ den Oorlog aanzeiden (*)." De Oorlogsverklaaring van Groot - Brittanje maakte geen gewag van het Verdeeüngs-Tradtaat , door Engeland nooit goedgekeurd, maar behelsde, onder anderen , eene bittere klagte over den hoon , dat Rijk aangedaan , doordien Lodewijk de XIV. den gewaanden Prins van Walles voor Koning van Enge* land, Schotland en Ierland verklaard, en Spanje tot die zelfde verklaaring bewoogen hadt. Voorts nam dit Rijk als eene reden des Oorlogs de belemmering, op den Engelfchen Handel gelegd, door denzelven te bezwaaren, even gelijk Engeland den Handel van Frankrijk en van andere Volken gedrukt hadt (f). Des Keizers Oorlogsverklaring was daar op gegrond, dat de Koning van Frankrijk den Rijswijk' fchen Vrede gefchonden hadt, en zich meester zog! te maaken van de Spaanfche Heerfchappije , ftrijdis l'f . tegen (*) Lamberti, Tom. II. p. 107. Groot Plakaatfa V. D. bl. 315- (f) Lamberti, Tom, II, p, 113. IX, Deel. B Staats- R.egf.e- Oorlogs» verklaaring van Engeland, Oorloge verklaaring des Keizers,  StaatsRegee- RllNG. Oorlogsverklaaring van Frankrijk, 18 GESCHIEDENIS tegen meer dan één plegtigen afftand , en met verfcheide Verdragen : terwijl de Hertog van Aniou zich tijtels hadt aangemaatigd , tot welken het Huis van Oostenrijk alleen geregtigd was. In dezelve werd onbewimpeld gezegd , hoe het wereldkundig ware, dat de Uiterfte Wil, waar op men zich beriep, door omtjekogte Raaden, naar den zin van Frankrijk opgefield, en den Koning, in eenen zwakken (laat van lichaam en gemoed, toen hij noch le ezen noch fchrijven kon, voorgelegd was (*). Geen deezer drie gelijktijdige Oorlogsverklaringen verftoorde Lodewijk den XIV. meer dan die der Staaten. Hij wierp dezelve op tafel neder, met deeze woorden: ,, Ik zal de Mesjieurs, de Hollandfchc „ Kooplieden , nog eens berouw doen hebben van „ hunne ftoutheid , in 't verklaaren van den Oorlog „ aan zo groot een Koning (*>" Die groote Koning fcheen het beneden zich te agten , om in een breed verflag te treeden , en de uitdaaging der drie tegen Jiem ten ftrijd gereede Mogenheden te beantwoorden. Zijne Oorlogsverklaaring , gelijkerhand tegen hen ingerigt , en eerst den derden van Hooimaand afgegeeven, behelsde alleen: J3 Dat de Rijswijkfche „ Vrede, gefloten op een tijd, waar in de Koning, uit hoofde van de groote overmagt zijner wape„ nen, den nabuurigen Mogenheden de wet zou heb„ ben kunnen ftellen, een duidelijk bewijs hadt op- i, ge- (*) Lamberti, Tom. II. p. 114. (t) Ti.ndal, Vol. V. p. 51 55i  der NEDERLA N D E N. 19 „ geleverd van zijne opregte zugt, om zijnen On„ derdaanen den Vrede te geeven. — Dat de Kei„ zer, zonder eenig regt te hebben op de Spaanfche „ Heerfchappijen, zich egter zedert , door het ver, meerderen zijner Troepen , en door het (luiten van verfcheide Verbonden met andere Mogenheheden , bovenal met Engeland en met de Staaten. , der Verèènigde Gewesten , in ftaat gefield hadt, om „ den Vrede van Europa te ftooren. — Dat men '„ van alle kanten , zonder den Oorlog verklaard te ,, hebben, de vijandlijkheden begonnen hadt, ter„ wijl de Koning, door zijne Gezanten, aan ver„ fcheide Hoven deedt arbeiden tot behoudenis van „ den Vrede : en dat deeze redenen hem bewoogen „ hadden, om den Keizer, Engeland en den Staa„ ten, nevens derzelver Bondgenooten, den Oorlog ,, te verklaaien (*)." De Franfchén, ondertnsfchen, die het vreemd gevonden hadden, dat de Keizer, voor de Oorlogsverklaaring , de vijandlijkheden hadt aangevangen, maakten geene zwaarigheid, cm , vier weeken vooi het uitgeeven hunner Oorlogsverklaring , eene poo« ging te doen, om Nieuwmegen, bij verrasfing, inteneemen. De Hertog van Bourgondie , wien mer deezen aanflag hadt toebetrouwd, zogt ten dien ein de de gemeenfchap afrefnijden tusfehen die Stad er het zwakke Leger des Graaven van Athlone , u Klaarenheek, tusfehen NimvMegen en Kleef neder ge (*) Lamberti , Tom. II, p. 208. B 2 StaatsRecee- RING. v Fr ar.' fchen zoeken Nieuwmegen te verrasfen.  Staats- Reges- ring. Voorfpoad van de wapenen der Iionógtv Booten in de Ne- den. ao GESCHIEDENIS geflagen. Athlone , in tijds van 's Vijands oogmerk verwittigd, befioot, met zijn Leger onder het gefchut van Nieuwmegen te wijken. De Burgers deezer Stad booden eenen zo wakkeren wederftand, dat zij dui Vijand tot twee keeren uit eene Schans, door denzei ven vermeesterd, verdreeven. De Franfchén, daar naa eenen aanval doelde op twee Poorten der Stad, werden uit het grof gefchut des Legers en uit het klein geweer der Btirgerije zodanig begroet, dat zij van de voorgenomene overrompeling moesten afzie:,, ea tc rugge trekken. Deeze behoudenis van Nieuwmegen was van te meer aanbelangs voor den Staat, dewijl het den Vijand , die Stad vermeesterd hebbende, ligt gevallen zou zijn tot in het hart des Lands doortedringen. Nogthans was dezelve in een zo llegten Itaat, en zo fchaars voorzien, dat ze het niet zou hebben kunnen houden , indien Athlone ilegts een half uur laater ter hulpe was opgedaagd (*). De Graaf' van Mat Ihorough zette aan de Krijgsverrigtingen een zonderlingen fpoed bij. Aan't hoofd des veréétngden Legers beftondt hij, de Franfchén, tusfehen Goch en Gennip gelegerd, aantetasten, en, dezeiven van post tot post vervolgende, dreef hij ze voor zich heen uit geheel Spaansch Gelderland. MARLtKiRoucii zou. het gaarne tot een hoofdtreffen heibendoen komen, maar de Staatfche Gevolmag. tigden to.vude wederhiddea hem, zomen wil, van zulk C) Le Cleix, III. »Jjl. Ó40 enz.  der NEDERLAND EN. -zi zulk een kans te waagen. 't Zij dat vrees voor de Franfche wapenen nog bij hen werkte ; ofliever, dat de Raadpenfionaris Heinsius en de voornaamfte Leden van den Staat dugtten, dat, in geval van een ongelukkigen uittlag , het Volk weder een Opperhoofd zou begeeren, als in den jaare MDCLXXII. Hun plan was , dien Veldtocht te bepaalen tot het inneemen der Plaatzen van Staatsch Gelderland, zich van de vaart langs de Maaze te verzekeren, en Maastricht, eene Stad van zo veel aanbelangs, buiten gevaar te dellen. De Baron van Obdam berende Venlo, en de Generaal Koehoorn befiuurde de aanvallen. De Schans werd ftormenderhand veroverd, en de Stad gaf zich bij verdrag over. Stevenswaard, Roermonde, Luik en het Kasteel vielen den Bondgenooten in handen (*). Deeze Veldtocht was te roemrijker-en nutter , dewijl , de Spaanfche Nederlanden op de Franfche zijde zijnde , men alle reden hadt om die Mogenheid, zo gedugt voor het GemeeDebeJt, te vree/ten, op'eeu tijd , dat die Nederlanden het met hem hielden.: Vij moeten Joan Churchijx a Graaf van Marlboro'tzh, die ons voorts n dit Tafereel zo veelmaalen zal ontmoeten, nier voorbijgaan, maar eenigzius Bader doen kennen. Hij behoorde tot het getal dei zodanigen, die zich weeten te fchikken naar de zinnelijkheid der Vorsten, wier ver: rouwen zij zoeker te winnen. Hadt Koning Jacobus langer gere geerd (*) Tindaï, , Vol. V. p. 112. ii • B 3' 5TAATS- f Regee- 1 ring. rro-te kenfchets van den Grcave van Marlborough.  StaatsRegeerikg. 22 GESCHIEDENIS geerd, hij was misfchien tot de Roomfche Kerk we. dergekeerd; doch hij was één der eeriten, om dien Vorst, ten tijde der omwenteiinge , te .verhaten. Toen vertoonde hij zich een ijverig Voorftander der Engelfche Kerke , en wisr nadeihand zijne begrippen te fchikken naar de verfchiliende Partijen, die in Engeland ont(tonden, om zich bij die te voegen, welke Koningin Anna omhelsde. Door dit gedrag bragten de veranderingen , in het Staatsbeftuur van Engeland voorgevallen , geene verandering ten opzigte van hem te wege. Zijne Egtgenoote hadt den geest der nieuwe Vorstinne geheel fhgenomen , en mag men, in zekeren zin , zeggen , dat hij Enge. land regeerde tot den tijd, dat de hoogmoed der Gra» vinne haar ten Hove in ongunst bragt. Het geluk vergezelde altoos zijne wapenen : en, naa ieder Zomer de Krijgsbenden der Bondgenooten aangevoerd te hebben , deedt hij zijne bekwaamheden , als Onderhandelaar, des Winters, even zeer ais zijne Krijgsdapperheid, uitfehitteren. De Engelfchen hebben hem bij Cesau. vergeleeken: doch andere en bevoeg. der Oordeelaars over Krijgsverrigtingen hebben een min gunstig oordeel over hem geftreeken; en, i'choon zij niet weigerden, hem onder het getal der groote Veldheeren optetekenen , Willem den III, meest altoos ongelukkig, hoogergefchatdan Mari.borough, van de Overwinniug gevolgd, 't Is waar, bij moest den Krijg voeren tegen zeer bekwaame Legerhoofden; doch het was de meerderheid zijner bekwaamheden niet, welke hem de overhand gaf; raair bij ge-  der NEDERLANDEN. s3 genoot veelal het voordeel, om het juiste tijdftip waarteneemen , zonder daar in belet te worden , terwijl zijne tegenpartijen geen flap konden doen, of iets uitvoeren , zonder last van een Hof ontvangen te hebben , waar zij, die het oor van den Vorst hadden , de noodige bekwaamheden tot het Leger- beftunr misten- Marlborough wist tegen de ongeftuime en ziedende geestdrift der Franfchén ovei te (tellen die gepaste tegenwoordigheid van geest, welke, in een llag , hem als boven het ilagveld op hief, uit welke hoogte hij een uitneemend oog ves tigde op de beide Legers , en vervolgens de eenig partij koos, weike het zijne van de overwinningkoi verzekeren. Zijne verregaande Geldzugt en Inhar ligheid waren niet gefchikt, om hem de genegenhei der mindeie Krijgsbevelhebberen te doen verwerven doch bij keurde het genoeg, van hen ontzien en gi vreesd te zijn: en de eerfte voorfpoed zijnerwapene vervulde het Krijgsvolk met zo veel vertrouwen, d: her, onder zijne (landaarden ftrijdende , altoos dai den weg der overwinning opteftreeven. Het verfcheelde weinig, of de eerfte Veldtochtzc een einde gemaakt hebben aan zijnen opdaagend< Krijgsroem. Het Leger de Winterkwartieren b trokken hebbende , begaf hij zich na Maastricht om, langs de Maaze, na Holland aftezakken. Ko hoorn , Obdam en andere Krijgsoverften reisden zijn gezelfchap. Een geleide van vijftig Ruiters v gezelde het Jagt •, doch , in den nagt afgeweeke maakte een Franfche Partijganger met de zijnen z B 4 m Staats» Regee» ring. l i 5 n it u Mart eo- ,n rough valt bije kans den Fratt' fchen in E" hinden, in ;r- n» enes-  24 GESCHIEDENIS I^ECtE' Zoerocht na Kadtx, meester van het Vaartuig. De Franfchén kenden den Baron van Obd.\m en den Heer van Geldekmarsem, één der Gemag igden te velde: zij waren beiden van Paspoorten voorzien, op welker vertoon zij in vrijheid geöeid werden. Marlborough , onbekend en zonder Paspoort, vertoonde 'er een van den Heer Churchill , 's Graaveu Broeder, voor wien men hem deedt doorgaan. Zij heten het jagt yaaren. Zommigen willen , dat deeze Paspoorten niet erkend zouden geweest zijn , indien Engehch geld en beloften ze niet gangbaar gemaakt hadden. Althans de Partijganger werd naderhand , in den Haage gekomen, met eene Compagnie door de Staaten befchonken (*). De Bevelhebber van Venh gehoord hebbende , dat de Graaf van Marlborough gevangen was, meende, dat men hem na Gelder zou voeren, en trok met zijne Bezetting uit, om die Stad te bezetten. In het Hollandsch Leger werd meer be. weegings gemaakt; doch noodloos: dewijl de Graaf met zijn rei^gezelfchap behouden in den Haage was aangekomen, waar hij met grooteïvreugd ontvangen werd. Ter Zee was de Krijg?tocht , fchoon nier aan 'de grootfche verwagtingen beantwoordende , gelukkig. Eene Vloot van twintig Hollandfche Oorlogfehepeii, ander het bevel van den Luitenant- Admiraal Philips van Almonoe, ftak in Zee, eii veréénigde zich met (*) Bi'rnet , Vol. II. p. 326. Lamberti, Tom. II, >-. 2^3. TiiNOAi- , Vol. V. p. 118.  der. NEDERLANDEN. 25 met de Engelfche , dertig Schepen fterk , onder den Admiraal Rooke, die het opperbevel over de veréénigde Vloot voerde. De Zeefoldaaten, in eene menigte van Vaartuigen gefcheept , ftonden onder den Hertog van Ormond. Met deeze toerusting beoogde men niets minder dan de Haven van Kadix en die Stad te bemagtigen. De Prins van Darmftad hadt dit ftuk als zeer gemaklijk voorgedraagen, door middel der verftandhoudingen , welken hij verzekerde zich in die Landltreek te kunnen bezorgen ; doel: het was wraakzugt alleen, die hem dus deedt fpree ken. Hij hadt het Bevelhebberfchap.. van Barcelonc verloeren. De Vloot, op de hoogte van de Taag gekomen verwagtte daar den Prins van Darmftad , die voor uitgezeild was na Lisben , om den Koning van Por tugai overtehaalen , dat hij zich bij de Bondgenoo ten zou vervoegen , door hem vrees inteboezeinei voor de veréénigde niigt van Frankrijk en Spanje die hem ten eeaigen tijde van zijn Koningrijk zoi ontzetten. Deeze redenen vermogten zo veel op dei Koning, dal hij tot de zijde des Aartshertogs over ging. Ondertusfchen begunstigde hij thans allee! in 't geheim de Vijanden van Philips den V, en ; liep aan tot den vooitijd des volgenden jaars, dat h: zich openlijk verklaarde. De toerustingen, in Engeland tegen Kadix ge maakt, waren zo openbaar , en zo langzaam voori gezet, dat de twee Koningen tijd te over gehad had 4en, om die Stad in ftaat van tegenweer te ftellen B 5 raa: StaatsRegee"ring. i ir  26" GESCHIEDENIS Staats• Kegee- r1kg. maar dit was verwaarloosd. De Spanjaarden hadden geenemagt, om eene landing afteweeren. Hunne Havens waren ontbloot van Oorlog ("diepen , en de Markgraaf de Valladarias, die in Andalufië het bevel voerde, hadt niet meer dan honderd en vijftig man Voetvolk en vijftig Ruiters. De Bezetting te Kadix befiondt uit driehonderd man. Men hadt ' er geen voorraad en geene wapenen. Bij het uitbarsten eens Oorlogs was dit Landfchap, op de Grenzen gelegen, zo min voorzien, als een binnenlandsch Gewest in vollen Vrede. De Koning bevondt zich in Italië, en de zorg des Rijks was toevertrouwd aan eene Koninginne, wier jongheid tot zulk eenen last niet fcheen opgewasfen. Behalven gebrek aan Geld, Wapenen, Land- en Zeemagt, hadt zij geene Opperhoofden , aan welken zij het bewind kon toever. trouwen in een Landfchap , waar de geneigdheid der Ingezetenen zeer twijfelagtig was. Ondanks deeze ongunstige omfrandigheden en duiftere vooruitzigten, zag deeze Pnnfes, met een moed , welke men niet kon verwagten van eene vijftienjaarige Koningin., het naderend gevaar onder de oogen. Zij deedt de Staatsdienaars des Kabinets vergaderen , en fprak hen aan met zo veel klems en bevalligheids, dat 'er niemand was, of hij boodt zijne goederen en leeven aan tot veideediging des Vaderlands. De Rijksgrooten , de Edelen , de Geestlijken en het Volk bragten om ftrijd, elk naar zijn vermogen, alles toe, om het noodige te verzorgen. De manfchap werd gewapend, en het geheele Landfchap fcheen gereed, oia  m NEDERLANDEN. 2? om de Regten der Kroone te verdeedigen met alle trouwe, den Spaanfchen eigen. Naa dat de veréénigde Vloot zich eenige dagen op de hoogte van Lisben opgehouden, en den Prins van Darmflad ingenomen hadt, kwam dezelve, op der drieëntwintigften van Oogstmaand , voor Kadix, Het was onmogelijk deeze Stad geregeld te belegeren* doch zij zou het grootfte gevaar geloopen heb ben' indien de aanflag, daar tegen beraamd, bete; beleid geweest ware. De Bevelhebber Don Sc» BaJUio , een Napolitaansch Ridder bezatvee moeds en bekwaamheids. De Markgraaf m Vn** ■oauia8, die op de Kust geboodt , was een Krijg* bevelhebber van groote ervaarenheid, doch hij hac onder zich geene dan flegt gewapende manfchap en 't was met deeze zwakke verdeediging, dat bij c aanvallen der Engelfchen en Hollaren afwagtte wier Kriigslieden door de voorgaande afgerigt en t< alles bekwaam geweest waren , indien 'er meer ee ftemrnïgheids tusfehen hunne Bevelhebberen ha plaats gegreepen. De veréénigde Vloot, voor Kadix komende, fch te zich in eene linie. Men zondt eenige Vaartuig* om de diepte aan den noordkant der Haven te p len- doch de Bevelhebber deedt zo fterk op henvi ren', dat zij niet tot de Batterijen durfden naden Den zesentwintigften maakten zij eenen aanvang r het ontfcheepen der Soldaaten. De Markgraaf Villadakias boodt eenigen, doch vruetloozen 1 derftand. De Bondgenooten meenden Porto S. & Staats- Regee-, rusg. y \ .t e >t n- dt k- i, i\' uu.iet oe 17eTaria  Staats- Rf.ges- KiKG, ] t I a • \ I; ■j 2t GESCHIEDENIS ria terftoad inteneemen; maar hier vonden zij zich genoodzaakt na der. kant van Rota te wijken , het geen zij, door de toegeevenheid van den Spaanfchen Commandant, ligt in 't bezit kreegen. De "rins van Darmjlad ichonk hem den tijtel van Markgraaf', uit naam des Keizers, tot vergelding. Weinig tijds droeg hij dien eernaam, door trouwloosheid verdiend. Velladarjus deedt hem ophangen, toen Rota weder aan de Spanjaarden kwam. De landing eindigde den deitigften, en, üaande dien lijd, zwierfde Prins van Darr.ifiad het Land daaromftreeks rond, om zich aanhangers te werven; maar hij kon de trouw der Bevelbbberen niet kreuken. De Bondgenooten , ziende dat zij geweld zouden gebruiken, vielen het Vk-k Porto S. Maria aan op den eerften van Herfstmaand : honderd en twintig man lagen daar in bezetting , die, nsa eenigen tijd zich verweerd te hebben, in. goede orde na Xeres iftrokken. Mogen wij afgaan op de verhaalen der Spanjaarden , dan pleegden de Bondgenooten , ma zich meester van Porto S. Maria gemaakt te hebben, aldaar alle fchriklijkaeden , dje de losgelaatendlie noedwjl vergezellen. De ter'ere Kunne kedt mislaudelingen , haar erger dan den dood. Moord en irandllichting voegden zich bij de plunderzngt en Leikicaennis. Men gaf zich over aan fpoorlooshe'ien , zo affehmvlijk, dat de Spanjaarden , uit den art Godsdienstig, den flerkilen afkeer opvattenvati panden , die het Ipoor der. Mooren betr edende, et even zeer op hunaen Godsdienst, als op hunne. per-  der. NEDERLANDEN- 29 perfoonen fcheerién 'gelaader te hebben. — Eena zeer verkeerde handelinge , in de daad, indien de Bondgenooten ten oogmerk hadden de gunst en vriendfehap des Volks te winnen. De verbittering was algemeen, doch bovenal tegen de Engelfchen. Vervolgens maakten zich de Bondgenooten meester van eene andere kleine Sterkte, S. Catharina , aan de zelfde zijde gelegen ; flegts twintig mannen lagen 'er in, die het moesten overgeeven: den achtften trokken zij in Punto Real, door de Spanjaarden verhaten. Zij waren voorneemens Mattagorda inteneemen , en dus de geheele Baay in hun geweld te krijgen; maar in het naderen ontmoetten zij een zo fterk vuur, dat zij, naa het verlies van veel volks , v van dit beftaan moesten afzien. In de Haven lagen eenige Schepen en acht Franfche Galeien, die op de beweegingen der Engelfche en Hollandfche Scheper letten: naa verfcheide aanvallen en verdubbelde poo gingen, om 'er door heen te breeken , moesten d< Bondgenooten hunne manfehap weder fcheep nee men: dit gefchiedde met zo veel verhaasting en zc weinig orde, dat verfcheide Sloepen met Soldaatei zonken , en veelen door de hand der Spanjaards fneuvelden: ook verzuimde men zich van verswate te voorzien. Men ftelde voor , de landing te Ka dix zelve te hervatten ; doch de Admiraal Rooki wist iu den Krijgsraad, nieitegenilaande veelen vai een ander gevoelen waren , het zo te beleggen, da de meeste Hemmen bedoren, om, zonder iets verde tegen Kadix te beftaan, deeze Kust te veriaaten. I de< Staats- Regee- RIlNG. I l ! 1 t r 1  3o GESCHIEDENIS StaatsRegee- r1wg. De Spaanfche Zilvervlootin de Ha ven van Pig»i vernield. deezervoege liep een Krijgstocht af, tot welken men zicli met zo veel omfiags hadt toegerust. Schoon het befluit , door den Admiraal Rooke om de Kust van Andahifiê te verlaaten, in een Krijgsraad bekragtigd was , zou hij veel werks gevonden hebben, om in Engeland zijne redenen daar voor te doen gelden , indien een goed geluk hem geen middel verfchafc hadt , om de fchande zijns vertreks door eene roemrijke overwinning uittewisfen. Gebrek aan water hadt eenige- Schepen genoodzaakt, zicli op de Kust van Algarve te onthouden, om water te haaien. De Scheepskapitein Harry ontdekte daar, dat de Graaf de Chateau-Renaud , ViceAdmiraal van Frankrijk, met drieëntwintig Oorlogfchepen de Spaanfche Zilvervloot , uit America komende, dekte, en dat die Vloot ten anker lag in de Haven van Vigos , op de Kust van Gallicïè. Rooke , des kundfehap bekomen hebbende, ftevende met de Vloot derwaards, en kwam, op den tweeëntwintigften van Wijnmaand, voor Vigos. Het weer was zo nevelagtig, dat men de veréénigde Vloot niet ontdekt hadt, eer dezelve de kleine Golf, aan welke Vigos ligt, genaderd was. Deeze Stad, op zichzelve onfterk, hadt ter haarer verdeediginge niets anders dan een gering Fort. De Graaf de ChateauRenaud verzuimde niets, wat tot beveiliging der Vloot kon dienen: alle toebereidzels , welke de tijd toeliet, gemaakt, en al de Krijgsmagt daar omiïreeks bijéén verzameld hebbende, befloothij, met die geringe magt liet beftaan der Bondgenooten aftewagten. Zo  der NEDERLANDEN. ** Zo ras de veréénigde Vloot het anker geworpen hadt, werden 'er Vaartuigen afgezonden , om de diepte van de Baay te peilen. De Hertog van Ormond landde met vijfentwintighonderd man: zij trokken aan op de Batterijen, die de Schepen dekten, en vermeesterden ze met den degen in de vuist. Driehonderd Franfche Zeefoldaaten en vijftig Spaanfchen booden eenigen wederfland, en weeken in een oud Kasteel, 't geen ook welhaast den Vijand k handen viel. — Terwijl dit ten lande gebeurde, poogden de Schepen der Bondgenooten door die dei Franfchén heen te breeken. Dit gelukte den Vice Admiraalen Hopson en van der Goes. De weder ftand der Franfchén itrekte alleen om het onheil de Vloote eenige uuren te verwijlen. De Bondgenoo ten, meester van de Batterijen 9 bedienden 'er ziel van , en maakten van alle kanten een ontzaglij vuur. De Franfchén moesten in 't einde voor d overmagt bukken. De Graaf de Chateau Renau; beval de Oorlogfchepen en Gallioenen in brand t fteeken , om dien prooy den Bondgenooten te on zetten. Dit gefchiedde voor een gedeelte: maar tie Oorlogfchepen en elf Gallioenen vielen den Bondgs nooten in handen , en de overigen verteerden doe eigen vuur, of werden in den grond geboord.^ Hc veel de Franfchén en Spaanfchen ook van het Goud Zilver en de Koopmanfchappen geborgen hadder hoe veel er van door den brand vernield , of doi de Zee verzwolgen wierd, was de behaalde buit ze aanzienlijk, doch het juiste getal daar van heeft m not STAATSREGERING. i > e rt r. e » » >r it ■n tit  StaatsRegee- ring. ja GESCHIEDENIS nooit kunnen weeten (*> Honderd {"takken Kanon werden'er'veroverd. De Franfchén en Spaanfcheh vedoorpn omtrent tweeduizend man , en onder allen, die 'er het leeven afbragten , was bijkans niemand ongewond. De Spaanfche Admiraal geraakte krijgsgevangen. De Bondgenooten berekenden het 'getal der gefneuvelden en gekwetsten op negenhonderd. Veigeefsch poogden de Bondgenooten Vigos te vermeesteren. De Prins de Barbancon , Bevelhebber van Gallicïe, dreef hen te rug. Dit was de uitllag eens Krijgstochts , beroemd door de ftoutheid der onderneeminge, door den buit, daar bij behaald , en door het verlies, daar in geleden. Doch de kans des Oorlogs loopt zomtijis ten nadeele der Overwinnaaren ! Daar de Staten eenen Dankdag bevolen over het vernielen van de Spaanfche Zilvervloot , betreurden de Huizen van Koophandel in Holland , en bovenal in Amfterdam, het verlies der Gallioenen, bij welken geheel Europa, en inzonderheid de handeldrijvende Volken , groot belang hadden. Eenigen verzogten vergoeding van fchade (*) Men rekende, dat de Zilvervloot omtrent twintig mi'Iiocuen flukkeri van Achten aan Goud en Zilver aan boord hadt. Van deezen fcmt waren omtrent veertien millioenen geborgen: de overige zas vergingen met de Gallioenen , of werden buit gemaakt. Van de Koopmanfchappen, mede op twïn;it- millioenen begroot, was flegts een vierde gedeelte geborgen^ de helft verniald , en het overfehot viel den Bondgenooten in handen.  Der NEDERLANDER ag fchade uit den behaalden buit. Eene fom werd hier toe gefchikt: doch, dewijl men billijke bewijzen van eigendom den Eifcheren afvorderde , vonden de meesten, die op de naamen van Spanjaarden 'vaAmerica handelden, zich buiten ftaat dezelve inteleve* ren, en moesten deeze offerande van zelfbelang aan den roem des Vaderlands toebrengen (*). Tet Zee viel dit jaar niets meer voor, dan dat de Engelfchen het Eiland St. Chriftofel, in de West-lndiën , op de Franfchén veroverden. Op die plaatzen, waar de Staaten geen deel hadden in de Krijgsverrigtingen , hadden de Oorlogs voor- en naadeelen ter wederzijden elkander opgewoogen. De Hertog de Vendóme noodzaakte Prins Eugenxus het beleg van Mantua optebreeken, en verfloeg , te Santa Vittoria , den Generaal ViscoN- TIt in Lombardye fchreeven beide de Partijen zich de overwinning toe van den flag bij Luzara; de jonge Koning van Spanje was bij dezelve tegen' woordig , en hadt , fchoon het flagveld moetende ruimen, dit voordeel» dat Luzara en Guafialla hem de Poorten openden. De Staaten, door devoordeelen, in denVeldtochi behaald, aangemoedigd, wilden den Oorlog met ai len ernst doorzetten. Ten dien einde vervoegden zi; zich bij Koningin Anna , om' vermeerdering var Krijgsvolk. Het Parlement bewilligde hier in, on dei (•) Lamberti , Tom. II. p. 249 ——■ 25^ EhtoP Mirc. 1703. bl. 70.9a. 99-aiy' Deel. £ Staats REOEÈlr ring, DeHandel mee Frankrijk en Spanje verboden. 1703.  G4 GESCHIEDENIS STAATS" REGIERING. \ Mijn* berk en Gelder ■v.iovercf. der voorwaarde, dat de Staaten flrenglijk allen Iïat> del met Frankrijk en Spanje zouden verbreeken. De Hertog van Marlborough hadt, voor dat hij eene keer na Engeland ging doen, hier op fterk aangedrongen , en men liet het niet los, om dat het Fr ar.» fche Hof zich tot hier toe bediend hadt van Engelfche , Hollandfche en Genueefche Kooplieden , om zwaare geldfommen na de Legers in Italië en Duitsch* land overtemaaken. Het belang des Koophandels, de zenuw van 't Gemeenebest , wederhieldt het bezwaaren van denzelven, en deedt nu, éven als in de laatfte Oorlogen , veel door de vingeren zien. Maar thans was de aandrang zo fterk , en de Staaten vonden zich zo nauw met Engeland verbonden , dat zij , ondanks het lang tegenfpartelen van verfcheide Gewesten, het belang des Volks aan dat der Bondgenooten opofferden. Maar de vindingrijke geest des noesten Handels wist wegen te verzinnen, om dit verbod deels kragtloos te niaaken: de Bankiers bedienden zich van de naamen van Kooplieden in on» zijdige Landen , en onderhielden dezelfde gemeenfchap met veiligheid (*). Met Engeland waren de Staaten overeengekomen, om hunne Troepen met nog twintigduizend man te vermeerderen , gelijk gefchiedde door de Verdragen met verfcheide Buitfche Vorsten. Het bemagtigen van (•"). Lamberti, Tom. II. p. 306. 310 311. Groot Plakaatb. V. D. bl. 340. 341. 345.247. 35!. 3<5p. 371. Reboüiet, VII. p. 377.  der. NEDERLANDEN. $ van Rhijnberk, 't welk den geheelen Winter geblokkeeid geweest was , maakte een aanvang van den Veldtocht. De Graaf van Lottum , die met de Pruisfifche Troepen deeze Stad innam, hieldtvoorts Gelder geblokkeerd, en deedt het eindelijk mede bukken. De Koningin Anna hadt , om de diensten van Marlborough, haar in 't veld en in de onderhandelingen beweezen , te beloonen, hein tot Hertog verheeven. Herwaards overgeftooken, kreeg hij weder het opperbevel over het Leger der Bondgenooten in deezen Veldtocht. Hij hieldt veelvuldige onderhandelingen met den Raadpenfionaris Heinsius, met den Heer van Ouwerkerk en den Heer van Obdam, de Opvolgers des Graafs van Athlone. Het plan der Krijgsverrigtingen geregeld hebbende, vertrok de Hertog van Marlborough , om Bon te belegeren. Bon is eene der voornaamfte Steden in het Aartsbisdom van Keulen , en de verblijfplaats des Keur. vorsts. De Aartsbisfchop Clemens , Broeder des Keurvorsts van Beijeren, die zijne verkiezing aan derj Keizer hadt dankteweeten , was van partij verwisfel d , en hadt , aan 't Huls van Frankrijk gehegt. Krijgsvolk van Lodewijk. den XIV. ingenomen, De Luitenant-Generaal Bulau berende de Stad op den vierentwintigften van Grasmaand. De Luitenant Generaal Koehoorn verfcheen den zesentwintigfter in 't Leger voor Bon, en men maakte fchikking om de Stad van drie zijden aantetasten. Aan denRbijn C 2 kan Staats-» Reoee-i r1no* Beleg en overgave van Bon% l  3ö GESCHIEDENIS Staats- TvEGKERJiNC. kant zou Koehoorn, en op de twee andere plaatze dePrins vm Hesfenkasfel, en de Luitenant-Generaal Fagel, de Krijgsverrigtingen beftuuren. 's Nagta , tusfehen den derden en vierden van Bloeimaand, werden de Loopgraven geopend; doch 's anderendaags maakten de Belegerden een zo geweldig vuur , dat veel volks fneuvelde, en dit hielden zij eenige dagen aan. De Batterijen der Belegeraaren gereed zijnde , werd dit vuur op de geweldigfte wijze beantwoord. Honderd Hukken Gefchuts en vijftig Mortieren, op de Stad fpeelende , naar de nieuwe wijze van Oorlogvoeren, welke men thans begon te volgen , braakten zo geweldig, dat het den Belegerden onmogelijk was de bresfen te floppen, of zich daar te vertoonen , zonder door Kogels en Bomben verplet te worden. Op den achtften vernielden zij den burg der Franfchén over den Rhijn. 's Volgenden daags liep men llorm op de Sterkte. De verdeedigers , onder den Heer de Rabutin, zogten zich in de Stad te bergen , en Haken de Barakken en verdere Gebouwen in den brand , om , door den rook bedekt, te veiliger te wijken: maar de Belegeraars, dit bemerkende , vermeesterden de Sterkte , eer zij tijd hadden , om 'er uit te komen : veelen werden afgemaakt , en de overigen gevangen genomen. Op den dertienden deeden de Franfchén een uitval , vernagelden zes Hukken Kanon en zes Mortieren , tefïens veele Belegeraars in de pan hakkende. Dan deezen deeden dien zelf» len avond nog zulk een aanval, dat zij de Buitenkerken iukreegen. Op den vijftienden was alles ter  der. NEDERLANDEN. 37 beftorming gereed. Eer men tot dit uiterfle kwam, deedt de Hertog van Marlborough den Markgraaf d'Allegere, Bevelhebber der Stad , de Stad af/éifchen. Deeze, overtuigd, dat het houden onmogelijk was, tradt in gefprek , en, 's anderendaags, werden de voorwcardcn geregeld. Men ftondt hun alle Krijgseere toe, door zulk eene manmoedige verdeediging verdiend, en bedong , dat de Duitfche Knegten , in foldije des Keurvorsts, vrijheid zouden hebben, om den dienst te verlaaten, zonder deswegens als overloopers aangemerkt te worden: een fijne trek , om Volk te werven. —• In de Verdragspunten der overgave was ten opzigte van den Roomsch-Catholijken Godsdienst niets vastgefteld , maar men zou zich daaromtrent aan het Capittel van Keulen gedragen , 't welk bepaalde, dat alles ten dien aanziene op den ouden voet zou blijven : en hier in maakte het Engelsch Legerhoofd geene zwaarigheid. Dii was ftaatkundig gehandeld. De Voorftanders var het Huis van Bourbon hadden overal laaten verlui den, dat de Zeemogenheden in deezen Oorlog voor naamlijk ten oogmerk hadden , den Protestantfchei. Godsdienst uittebreiden. De Hertog , Bon in zijut magt hebbende , liet de Werken af breeken , d'11 Plaats te afgelegen oordeelende, om ze te bewaa ren (*). Terwijl de Bondgenooten dit beleg voortzetten hadi (*) Lamberti, Tom. II. p. 435. Tindal , Vol, V p. 332- 333- C3 StaatsRegeering. 1  SS GESCHIEDENIS StaatsRsgee- JUING. Veldtocht in óe Nederiandtti. 1 I 2 i hadt Lodewijk de XIV. de Maarfchalken de Villeroi en Bouflers benoemd, om over het Leger in Vlaanderen bevel te voeren. Met eene Krijgsraagt van veertigduizend man trokken zij na Tongeren , eene onweerbaare Stad , die onmiddelijk in hunne handen viel. Dit was een ftap , om Maastricht te naderen; doch deeze Stad vondt zich gedekt door het Volk der Bondgenooten , tot het beeg van Bon niet gebruikt. De Vjlleroi dagt zich van Marleoroughs afweezen te bedienen, om dit Leger te overvallen : hij rok een geheelen nagt door, om hetzelve, met den lahbreekenden dag aantetasten; doch het Gefchut iade men met dien fpoed niet kunnen aanvoeren: :n 't werd middag, eer hij zijn Volk in flagördekon chaaren. Zulks gaf den Bondgenooten tijds genoeg , >m zich , digter ouder Maastricht , zo voordeelig e plaatzen , dat de Villeeoi het onmogelijk oorleelde den aanval met vrugt te waagen. Met zijn •eel flerker Leger toog hij na Tongeren te rug. vIaklboroogh floeg, na het overgaan van Bon, net zijne Krijgsmagt, thans veel grooter dan die des /ijands, op weg , om hem uit Tongeren te doen •erhuizen , 't geen gefchiedde. Het overige van lioeimaand en het grootfte gedeelte van Zomermaand verd met heen en weder trekken doorgebragt. De 7ranfche Legerhoofden ontweeken eenen Veldflag. /Iarlborough wilde hen gaarne daar toe genoodaakt hebben ; doch , volgens het verhaal der Ene/fchen, verzetten zich de Holland fche Veldheeren daar  DER. NEDERLANDEN. 39 daar tegen, en wisten te wege te brengen , dat de Gemagtigden te velde met hen dit voorneemen verijdelden. Naa veel omflags en zammelens , koos men de ilegtlte partij, naamlijk om het Leger te verdeelen, en ten zelfden tijde de vijandlijke Liniën op onder, fcheidene plaatzen aantetasten. Deeze verdeeling gaf, wel is waar , elk der Hollandfche Veldheeren het gebied over een Leger; doch de geineene zaak moest 'er veel bij lijden. De Liniën der Franfchén ftrekten zich , in het Land van Waas , op de Grenzen van Spaansch Vlaanderen, uit van Oostende tot de Schelde , een weinig boven Antwerpen. Men hadt 'er Sterkten en Verfchansfingen opgeworpen, endezelven aan den Generaal de laMoths toevertrouwd. Koehoorn, de Schelde overgetrokken zijnde, viel aan op de Liniën bij het Punt KaüOy en overweldigde gemakiijk een gedeelte. De Baron Spar geliet zich, of hij het op Brugge gëmunt hadt ; doch , fchieüjk wendende, overviel hij, volgens den hem gegeevenen last, de Lhiën bij Stekene: hier ontmoette hij zo veel tegenweers, dat het hem op't verlies van twaalfhonderd man te ftaan kwam : onder de gewonden telde hij zichzelven. Door deeze vermeestering lag geheel Spaansch Vlaanderen voor de Bondgenooten open. Maar, om in Brab/ind te dringen, moesten zij de Liniën bij Antwerpen, door den Markgraai de Bedmar gedekt, overweldigen. Het groote Leger, onder den Hertog van Marlborough en der C 4 Hee StaatsRegee- rijng. De Bondgenootentasten de vijandlijke Liuiëfl aan.  tL3 Geschiedenis Staats- R EG BERIN Gi G?vegt bij Ekereit. Heer van Ouwerkerk , trok tusfehen Mechelen en Leuven, om van dien kant aantevallen : terwijl Koe« hoorn zich aan de flinkerzijde van de Schelde hieldt, om den Markgraaf de Bedmar te belemmeren, en Obdam zich bij Ekercn verfterkte. De Maarfchajken de Villeroi en Bouflers beraamden met den Markgraaf de Bedmar een plan, om Obdam aftefnijdem Deeze hadt weinig Volks onder zich, en vergeefsch om verfterking van manfchap aanzoek gedaan. Zijne Legerplaats was aan de rechtehand omgeeven met laag moerasfig Land. Op het bemerken van de beweegingen der Franfchén, hadt hij zijne pakkadie na Bergen op Zoom gezonden, van zins om met zijn Leger ook derwaards de wijk te neemen; doch de Maarfchalk de Bouflers hadt zich reeds meester gemaakt van Hoeven, Oudeten en andere Posren , die de wijk der Hollanderen na Bergen op Zoom of Lillo konden begunstigen, eer Obdam wist, dat de Vijand hem zo nabij en gereed was, om op hem aantevallen. Den Hollanderen ftondt geen anderen weg open , dan, om, zo 't mogelijk was, Lillo te bereiken , door Ouderen en andere doortochten te vermeesteren, opdenGrooten Dijk langs de Schelde te komen. Zo ras Obdam ontdekte, in welk een gevaarlijken toeftand hij zich bevondt, zondt hij den Brigadier-Generaal Schulemburg, om Hoeven te heroveren. Hij deedtmet de zijnen wonderen van dapperheid: maar de Franfchén lagen 'er te wel verfterkt, en waren ?e veel in getal, om van daar verdreeven te kunnen worden. Bij  dek. NEDERLANDEN. 4* Bij Ouderen gelukte het hem beter, en hij deedt de Franfchén, daar post houdende, wijken. Dit duur de egter niet lang. De Bouflers deedt den Graaf de Guiscard en den Hertog de Guiche aanrukken , die Ouderen hernamen , en hij zelve taste E' keren aan, 't welk hij meester werd , naa het overwinnen van eenen manmoedigen tegenftand. Nu fcheen het Leger van Obdam niets anders over, dan, in het moeras gedrongen, elendig omtekomen, of zich krijgsgevangen te geeven. In deeze verlegenheid, terwijl 's Vijands magt fteeds aangroeide, zag Obdam geen redmiddel meer over : hij verliet, alleen van omtrent dertig , zo Officiers als Ruiters en Bedienden, vergezeld, het Leger, en week na Breda. Eene daad, hem kwalijk afgenomen , doch waar over hij zich in den Haage met eenen gelukkigen uitflag voor zijne eer verdeedigde (*). De vlugt van Obdam liet het bevel in handen var de Generaals Slangenburg en Tilly, en 's Volk: moed bleef onbezweeken: zij ftreeden met de zelfdi dapperheid. Overften en Gemeenen, geen gevaa fchijnende te kennen , of althans hetzelve veragten de, wierpen zich, met eene drift, welke aan woedi grensde, te midden van de Franfchén: dikmaal; werden zij afgeweezen, en moesten wijken; doe: welhaast wonnen zij weder veld , overdekt met ei gen bloed en het bloed hunner wakkere tegenftarj deren. Twintigduizend Soldaaten , befloten in di eng («) Waceisaar, Vadtrl. Hifi. XVII. D. bl. 188. C 5 StaatsRe gearing, 1 ï e  42 GESCHIEDENIS Staats- r1ng. i I 1 ] I I t r J ge- enge doortochten, fcheenen elkander te betwisten, wie de meeste dagen geven kon of ontvangen : en, wanneer de langduungheid. van het gevegt de vermoeiden noodzaakte eenige fchreeden te rug te wijken , om uitterusten op hunne wapenen , welker zwaarte de afgematte ftrijders nauwlijks konden draagen , werd hunne plaats onmiddeüjk aangevuld door anderen. De Franfchén verdubbelden hunne poogingen naar gelange van den wèderftand , hun gebooden: zij meenden de Hollanders aan 't wankelen en op het punt der overgave gebragt te hebben: voorraad van kruit begon te ontbreeken: men dagt, zij zouden moeten kiezen de wapens nederteleggen ,' of in de moerjsfen te flikken ; doch zij Haken de' Bajonet op den Snaphaan, en deeden een nieuwen aanval op Ouderen, de eenige Plaats , door welke zij eenen aftocht'konden maaken. De Generaal Farel en de Graaf van Dohna trokken tot den midiel door 't water, om dit Dorp te bereiken , en van wee kanten aantetasten. Ten zelfden tijde drong le Graaf van Tilly met de Dragonders , onder, teund door 't grof gefchut, hem nogovergebleeven, er (linkerzijde in , en, geholpen door den Generaal lowPESCH , die de Ruiterij geboodt, deedt hij de franfchén wijken , en noodzaakte hen dat Dorp iet het gefchut, daar veroverd, wedertegeeveo.' )e opkomende avond fcheidde de hardnekkig veg. :nde partijen niet, het ftrijden duurde tot elf uuf * en de Hollandfche Veldheeren bragten , met krijgsroem bedekt, te-en alleverwagting, het af-  der NEDERLANDEN. 43 geflreeden overfchot na Lillo, waar zij, methetaanbreeken van den dag , aankwamen. De Generaal Koehoorn was getuige van hunne dapperheid aan de andere zijde der Rlviere , maar kon, bij mangel van Vaartuigen, hun niet te hulp komen. Dit gevegt bij Ekeren kwam den Hollanderen en Franfchén beiden op veel Volks te Haan. Delaatstgemelden fchreeven zich de overwinning toe , dewijl Obdam het Leger hadt moeten verlaaten : en de eerstgenoemden beweerden , dat deeze aan hun moest worden toegekend, dewijl de Franfchén, naa het eindigen van den ftrijd, na hunne Liniën waren te Tug geweéken. Wat hier van zijn moge , de Franfchén hadden gewis het voordeel van dat gevegt. dat hetzelve de ontwerpen der Bondgenooten verij delde, daar zij den Franfchén niet konden beletter de oude posten in de Liniën van Vlaanderen en he Land van Waas weder te betrekken. Koehoorp moest ze in allerijl verlaaten op de aankomst van den Graave de la Mothe, die, weinig dagen naa he voorgevallene bij Ekeren, dezelve innam. Siangenburg vervoegde zich met het overfcho der manfchap bij den Hertog van Marlborough Eenige keereu fcheen het tot een hoofdtreffen teko men. Marlborough zogt Villeroi daar toe uitte lokken. Eens ftelde hij zich in flagorde op een ruime vlakte , recht tegen over de Franfchén, e: deedt vier fchoten , tot een teken voor Slangek burg , om den aanval te beginnen; doch Villerc waagde geen üag op eene voor hem ongunstig plaat Staatsie egee- r1ng. C 1 ii e >»  44 GESCHIEDENIS StaatsHïGeeKiWG. -Efayinge. ncaiea. Verleeldheid in 'f Leger der Bondgenooten. ] ] ] i 1 I t t k b phats, brak op, en week agter zijne Liniën. Het genoeg rekenende Antwerpen befchut te hebben, zogt hij Oostende en de andere Zeeplaatzen , die de Bondgenooten misfehien in den zin hadden aantevallen, te dekken. De Krijgsverrigtingen der Bondgenooten fcheenen aanteduiden, dat zij de Liniën wilden bemagtigen. De Hertog van Marlborough liet Huy berennen op den veertienden van Oogstmaand , welke Stad zich op den vijfentwintigften dier maand overgaf. De Bezetting bleef krijgsgevangen , om uitgewisfeld te worden tegen hen, die bij het bemagtigen van Tongeren gevangen genomen waren. In het Leger, onder het opperbevelhebberfchap des Hertogs van Marlborough, heerschte eene heil. looze verdeeldheid. Hij hadt, zich willende bedienen van de meerderheid zijner Krijgsmagt , de Liniën der Franfchén willen overweldigen , doch de i mdere Generaals moesten hier in toeftemmen; maar rij kon, met veel moeite, de helft niet overhaalen. Je grootfte tegenkanting , welke hij ontmoette, cwam van den Generaal Slangenburg. Deeze jadt, in voorgaande Oorlogen, zijn Vaderland met reel roems gediend; maar Willem de Hl, hem kenlende voor een Man van eenen ongemaklijken aart, ladt, op het einde zijns leevens , deezen Veldheer uiten dienst gelaaten. Naa 's Konings dood, verbonden de Vrienden des Graafs den Staaten , wele diensten zijne Voorouders en hij het Gemeene:st gedaan hadden. Hij .kreeg het verlangde Leger- be-  der NEDERLANDEN. 45 fcevel. De andere Bevelhebbers , bevorderd terwijl hij buiten dienst was, maakten zwaarigheid in hem te gehoorzaamen. Dit vermeerderde de ongemaklijkheid van zijnen natuurlijken aart , en bij begon alles, wat de Hertog van Marlborough deedt, te wraaken. Op het voordel in den Krijgsraad , om de Franfche Liniën aantetasten, of Limburg te belegeren, ftemden de Engelfchen, de Hesfen en verfcheide anderen voor het eerfte ; doch de Hollanders , van Slangenburg aangezet , drongen het laatfie door. Limburg, alleen'verfterkt door aarden Wallen, in haast opgeworpen, gaf zich, nauwlijks befchoo. ten, bij verdrag over : en het bemagtigen van hel lang geblokkeerde Gelder maakte een einde van dee zen Veldtocht. In denzelven was veel minder uit gevoerd, dan men zich met alle reden hadt voor gefield. Gebrek aan éénsgezindheid bragt tewege dat het Leger der Bondgenooten die voordeden o] den Vijand niet behaalde , welken de meerderhel van Krijgsmagt hem als aanboodt. Deverdeeldhei. onder de Legerhoofden werd gevoed en gefterk door die der Staaten: eenige Gewesten wilden eene Capitein - Generaal verkoozen hebben, maar de mee; ten het belïuur den Afgevaardigden te Velde in har den laaten (♦). De jonge Prins van Nasfau , Er ftadhouder van Friesland, die zommigen gaart deeze Waardigheid zouden opgedraagen hebber hai £•) Tinpal, Vol. V. p. 34°» Staats. Regiering, Limburg en Gelder betnagtigJ. > l l t 1 e 5 lt  4$ GESCHIEDENIS StaatsReglëRir. g. Krijgslot in üuitich land en Italië. De Herrog van Saveije treedt in het Hond genooclchap. hadt den geheelen Veldtocht bijgewoond, enblijkeii van moed gegeeven (*). Dan de Bondgenooten waren op de andere voordeden des Oorlogs min gelukkig. In Duitschland liep hun het lot der wapenen meestal tegen : en, fchoon de fchaal des Krijgs in Italië meet in twijfel hing, floeg dezelve meest ten voordeeleder Franfchén over. De Graaf van Starhemberg hadt, met uitmuntende bekwaamheden, en een beleid, 't welk zijne Vijanden bewonderden, moeite om zich daar fiaande te houden. Deeze geheele toedragtvan zaaken deedt de Franfchén hoop fcheppen , dat zij tegen het thans opgerigte Bondgenootfchap met niet min roems en voordeels zouden kampen dan voorheen tegen nog gedugter Bondgenooten ; te meer, daar zij thans Spanje en de Spaanfche Nederlanden op hunne zijde hadden. Maar de overgang des Herrogs van Savoije bragt veel toe, om het gelaat der dingen te doen veranderen. Victor Amadeus , Schoonvader des phgen Konings van Spanje en van den Hertog van Bourgonje, verwisfeldc van partij, en liet zijne Schoonzoonen vaaren, om de voordeelige aanbiedingen des Keizers, die hem Montferrat, Mantua en de Landen tusfehen de Po en de Tanaro beloofde, als mede om de aanzienlijke geldfommen, welke Engeland hem zou betaalen. Deeze oude Bewaarder der Alpen vreesde, dat hij , Philips in het bezit van het Mi- £*j Europ.Merc. July—Dec. 1703. bl. 151.  des. NEDERLANDEN. 4? MHaneefche verzekerende, in zijne Staaten zou op gefloten zijn door zijne twee Schoonzoonen , die hem altoos de wet zouden kunnen zetten , zonder dat hij eenige hulp van elders kon verwagten. Door den Aartshertog te begunstigen, zou hij, behalven de beloofde voordeden, nog dit genieten , dat hij zich gefield vondt tusfehen twee mededingende Magten , van welken ieder zijn Bondgenootfchap zou zoeken, door nieuwe afftanden te doen. —■ Men hadt reeds, zints eenigen tijd, den Hertog aan het Franfche Hof verdagt gehouden van heimlijken handel met den Keizer. Om uit deeze twijfeling gered te worden, bediende men zich van een list. Men bewoog den Keurvorst van Beijeren , om den Hertog eenen Brief te fchrijven, waar inhijzichzeei beklaagde over de trotsheid en trouwloosheid de! Franfchén , en den Hertog aanzogt, om , nevens hem, van partij te wisfelen. De Hertog viel in der ftrik, en fchreef openhartig aan den Keurvorst, be kende denzelven zijne voorneemens, en moedigde hem aan, om de zelfde partij te kiezen. De Bode, die deezen Brief overbragt, werd door de Franfchén opgeligr. Vewdöme ontving bevel , om de Savgi fche Knegten, die in zijn Leger waren, (van zoui migen op tweeëntwintigduizend , maar van andcrei op üegts vijfduizend begroot,) te ontwapenen , d< Sterkten van Ferceil, Sufa en anderen te eifchei als Plaatzen vai zekerheid voor de trouw des Her togs , nevens andere harde voorwaarden. Lode ïvijn de XtV. fchreef hem deezen flraffen Brief >, D Staats* Re&Ea- l t e  Staats- Regsk. rjng. ( 4* GESCHIEDENIS „ Dewijl noch Godsdienst, noch eer,noch belang, „ noch verbintenisfen , noch zelfs uwe eigen hand„ tekening tusfehen ons van eenige kragt zijn, zend „ ik mijnen Neef, den Hertog van Vendame , aan „ 't hoofd mijns Legers , om u mijne oogmerken „ bekend te maaken. Hij zal u niet meer dan vier„ entwintig uuren tijds verleenen, om te overleg„ gen, wat gij te doen hebt (*)." — Dit ontwapenen zijner Troupen deedt hem openlijk uitkomen voor 't geen hij in zijn fchild voerde. Hij fchreef na Engeland en aan de Staaten der Veréénigde Gewesten, om onderftand tegen het Huis van Bourbon. Doch, dewijl het gevaar te dreigend , en de hulp, welke hij van deeze Mogenheden kon verwagten , te verre af was , vervoegde hij zich bij de Zwitzerfche Kantons, om onverwijlde hulp, en boveniil bij dat van Zurich , als het gefchiktfte om in zijne maatregelen te treeden. Hij nam, te Turin, den Franfchén Afgezant en eenige Franfche Krijgs -overften gevangen, erkende den Aartshertog Carel voor Koning van Spanje, en beantwoordde den Brief van Lodewijk. den XIV. met eene Oorlogsverk!aaring; doch hij was verlooren geweest, ware hij niet ontzet geworden door den Graave van Starhemberg. Tot dus lang was de Koning van Portugal, voor 't uiterlijk, onzijdig gebleeven, fchoon hij, in't helmlijk, (") Du Mont Corps Diplom. Tom. VIII. P. I. p. 135. riNDAL, Vol. V. p. 349 353. Lameerti. Tom. IL p. 546 &c. Millot Gedenkf. III. D. bl. :3p.  BltR NEDER LANDE N; 4? lijk, tot het Huis van Oostenrijk overhelde.. In 't einde gedwongen door de aanzoeken der Bondgenooten , en vreezende , dat hij geheel ter genade van Spanje zon liaan , door de nauwe verbintenisfe, welke uit de verheffing des Hertogs van Anjou tusfehen Frankrijk en ipanje moest voortkomen, nam hij een beïluit ten voordeele van den Aartshertog en het Groot Verbond. Bij een Verdrag , den zestienden van Bloeimaand getekend, verbondtzich de Koning, van Portugal ., om ten hoogden vijf. \ tienduizend man te betaalen van het Krijgsvolk, , 't welk tot het voeren van den Oorlog in Span'u „ ftondt gebruikt te worden , waar bij hij nog der ,,, tienduizend Portugeezen zou voegen. De Kei zer, de Koningin van Groot -Brittanje endeStaa " ten zouden hem hier tegen, 's jaarlijks , een mil „ lioen Stukken van Achten betaalen , en, geduu rende den Oorlog, twaalfduizend oude geoefen de Knegten in Portugal houden: waar bij Groot ' Brittanje en de Staaten in 't bijzonder eene bc " kwaame Vloot zouden voegen. De Aartsherto, " Carel zou, nevens deezen onderftand, iri Pot 11 tugal omvangen, en door den Koning voor Kc " ning van Spanje erkend worden : waar naa h eenige Steden in Spanje aan Portugal zou a |, ftaan (*)." Deeze toetreeding des Konings van Portug: opende voor den Aartshertog den ingang in Spanje g (») Du Mont Corps Dif lom. Tom. VIII. P. U.p. 13 /X Deel.' D Sta.'.TS". Rkgkss* ring. Do Koning van Portugal verklaart}/ zich vocs de Bond» genoo- ten. -> i tl Oplhnd , in de St\ 5 vennes, t<  GESCHIEDENIS StaatsRêgee- r1ng. gelijk die des Hertogs van Savoije de deur van ttdli'è voor Frankrijk floot. Van toen af rustte de Oostenrijkfche Prins zich toe, om voet te krijgen in het Rijk, 't geen zijn Mededinger bezat enbeheerschte. De Bondgenooten zagen zich in ilaat gefteld, om den Oorlog tot in het hart van Spanje voorttezetten. Groot- Brittanje en de Veréénigde Gewesten maakten groote toebereidzelen , om dien Prins na Lisbon overtevoeren , en de overhand te krijgen in de Zeeën , die de Spaanfche en de Portugeefche Kusten helpoelen. Deeze Zeemagt moest teffens dienen om den opftand der Camifards (*) in de Sevennes, een Gewest in Languedoc, te onderfiutten. Met deezen naam beftempelde men de Protestanten, door He vervolgzugt genooddwangd zich te wapenen in het gebergte, 't welk hun tot eene wijken verdeedigplaats ftrekte. De Abt de Chaila hadt door de wreedfte mishandelingen de Hervormden getergd en verbitterd, en ftrekte eindelijk het nachtdier zijner eigene gewelddaadigheid. Het geheele Gewekt ftondt in rep en roere. Godsdienstige geestdrift en Burgerlijke vrijheidsmin veréénigden zich, en de trouwloosheid van de Franfche zijde deedt het (*) Deezen naim droegen zij, orn datzoramigeiJMwfchen en Hervormden, tegen het heffen van zeker hoofdgeld opgefiaan zijnde, om te minder ontdekt te worden, Hembden, in de Landstsale Camifes genaamd, over hunne Kleederen hadden aangedaan, Hkt, des Camifards s Tom. I. p. 126.  dsr. NEDERLANDEN. $i het vuur heftiger opblaaken. Vrijheid van Geweeten en geen Hoofdgeld! was de leus. De Geestdrijverij klom tot zulk eene hoogte op, dat 'er zich onder de Camifards Propheeten vertoonden , die hunne godfpraaken voortbragten , waar van zich eenigen der Hoofden fchrander wisten te bedienen tot bereiking hunner oogmerken : de Camifards noemden zich Gods Volk, hunne zaak Gods zaak, en de voordeden, door hen behaald, merkten zij aan als bijzondere gunstbewijzen des Hemels. Het getal de! Camifards nam fterk toe: de opftand kreeg, van tijd tot tijd, een geregelde gedaante, en , binnen kort, werden zij zo afgerigt op den wapenhandel, dat zij. tot verbaazing der Koningfchen , dikwijls partijen , op hen afgezonden , verfloegen. Hun moed wak kerde nog aan door de gunst, welke de Bondgenoö ten hun toedroegen. Lodewijk de XIV. was ge noodzaakt het getal der Krijgsknegten in de Seven nes fterk te vermeerderen , en verzwakte hier doo; zijne Legers aan andere oorden: zelfs zondt hij dei Maarfchalk de Villars , hem in Duitschland z< noodig, derwaards, dewijl de Maarfchalk de Moni reval den opftand niet hadt kunnen dempen (*). Ter Zee mogten de Bondgenooten van geen gelu fpreeken. De Engeljche Vloot, onder den Adm laalRooKE, gefchikt om de Franfche Kust, was op men voorhadt eene landing te doen , te ontrui ten, reeds in Bloeimaand uitgezeild , voerde nie v£ (*) Bit. des Camifards, Tom. ï. p. 105 &c. D 2 STAAfS. Regeb~ ring. i ) lt Verrïgtingen* ter Zee« dC :s rj  GESCHIEDENIS S.'aatsReüEE» rikg. van belang uit. Zijn aanflag op Belle • hle en zijné* landing op het Eiland Grottais liepen even vrugtloos af. De Vloot der Staaten, van zeventien Schepen, onder den Luitenant-Admiraal Almonde, was niet voor Hooimaand gereed, om Zee te kiezen: zij veréénigde zich met vijfendertig Engel/eken, onderden Admiraal Cloudesly Shovel , en flevende na de Kust van Portugal, waar men voor eene landing der Franfchén vreesde. Na de Midclenlandfche Zee gezeild, deeden de Engelfche en Hollandfche Vlootvoogden op de Kust van Valence eene Verklaariug verfpreiden, de Spanjaards uitnoodigende om den Aartshertog Carel vcor Koning te erkennen, en tegen Philips optehitzen. Dezelve bragt de bedoelde Uitwerking geenzins , en niets meer te wege , dan dat de Spanjaards der Vloot verversfehing en voorraad, voor gereed geld, verzorgden, en water lieten inneemen. De beftemming deezer Vloote was ook, om den opftand in de Sevennes te voeden en Jeevendig te houden; doch de Kusten waren zo wel bewaard, dat het neemen van eene Franfche Tartanes alles was, wat zij uitvoerde. In Herfstmaand zeilde de veréénigde Vloot tot voor Livorno , en hieldt zich tot het einde van Wijnmaand in de M'uU denlandfche Zee op. -*— Ondertusfchen hadt de Markgraaf van CoëTLEGON, in Bloeimaand, op de hoogte van Lisbon met vijf Franfche Oorlogfchepen kt uisfende, de overhand bekomen op de Oorlogfchepen , die eene aanzienlijke Koopvaardijvloot, uit Eugelfchen en Hollanders beftaande, geleidden, In di«  Sl£ NEDERLANDEN. *j dit gevegt ontving de wakkere Scheepsbevelhebber der Staaten Roemer Vlak eene wonde , waar aan hij eerlang te Toulon Itierf. ! De meeste Koopvaarders hadden zich, geduurende den ftrijd, in de Havens van Portugal vveeten te bergen. — Vier Franfche Oorlogfchepen tastten de Hollandfche Haringbuizen aan: dapper verdeedigden zich vier ligte Schepen, tot dekking der Visfchers medegegeeven \ één werd in den grond gefchooten, een tweede veroverd, een derde ftak, zo men wil, den brand in't eigen kruit, en vloog met al demanfchapindelugt, het vierde redde zich op de Reede van Leith ; en verfcheide Haringbuizen werden verbrand, — De llidder de Saint Pol vernielde , in Oogstmaand. dertig Hollandfche Koopvaarders , en nam drie van de vier Oorlogfchepen, welken de Vloot van twee honderd. Zeilen , waar toe zij' behoorden , geleid den. In de West • Indien voerden de F"gelfcnen ■ op verfcheide tochten, niets meer uit, dan dat d< Colonel Cordinoton het. Eiland Guardeloupe opdi Franfchén vero verde: het geen hij nogthans, naa zelve uitgeplonderd en verwoest, te hebben , ver liet (*> De moed des Aartshertogs, op dea naam van Ca rel den III, te Weenen , in Herfstmaand , voo Koning van Spanje uitgeroepen , bragt eene groot om- (*) Daniël Journal, p. 211. Tindal , Vol. V. p. *30. 240. 305. 306. 308. 310. Europ.Merc.]ü\y Pee. 1703, bl. 106. 107. 272. Pa Sta ats j Regeering.  54 GESCHIEDENIS» Staat;- RaGEE&in6. De AartshertogCarel toe Koning verklaard.Zijne komst in Holland, 1 | I 1 < f < ommekeer van zaaken te wege. Zijn Vader , de Keizer , hadt hem , naa een plegtigen afltand van alle zijne regten op de Spaanfche Kroon , door de Staatsdienaars der Mogenheden van hetBondgenootfchap en den Keizerlijken Raad in die Waardigheid doen erkennen. Hij toog te lande na Dusfelderp, waar hij den Hertog van Marlborough aantrof, die hem een Brief van de Koninginne Anna ter hand Helde , hem geluk wenfehende met de Spaanfche Heerfchappije , onder verzekering , dat zij alles, wat in haar vermogen was , zou aanwenden , om zijne regten en de eer des hem opgedraagen Rijks te handhaaven. Hij beantwoordde deezen Brief als Koning van Spanje. Men verhaalt, dat hij in 'tbezoek, welk de Hertog hem gaf, den Degen van zijne zijde nam, en met deeze woorden aan den Herog overreikte : Mijlord ! ik fchaam mij niet te , zeggen, dat ik een arm Prins ben, en niets heb, , dan den Hoed en Degen. De laatfte is niet er, ger geworden, om dat ik dien één dag heb ge, draagen." Den Rhijn afzakkende , werd hij, >ij Schenkenfchans gekomen , door de Algemeene itaaten begroet: en , omtrent Sliedrecht, door de itaaten van Holland verwelkomd. Over Rotterdam n Delft trekkende , kwam hij, den derden van Slachtmaand, in den Haage, met oogmerk om na Ingeland > en van daar na Lisbon overteftee- De C) Eurep. Merc. JulyDec. 1/03, bl.3r2.  dïr NEDERLANDEN. M De Admiraal Rooke lag in de Maaze gereed met zijne onderhebbende Vloot : tegenwind belette het uitzeilen , en het leedt tot in Louwmaand des jaars MDCCIV, eer hij, op dezelve gefcheept, de Hollanclfche Reede verliet. In Engeland hieldt hij zich flegts weinige dagen op : en het liep door eene en andere tegenheid aan tot in Lentemaand , eer hij te Lisbon landde. Hier vondt hij den Amirant van Castilïé, den Prins van Hesfen ■ Darmftad , en verfcheide andere Misnoegden, die hem terftond hulde beweezen, en, onder den naam van Caeel den III. voor Koning van Spanje erkenden. Eenige Spanjaarden , zich in de Hoofdftad van Portugal bevin dende, deeden hem den Eed van trouwe en gehoor zaamheid. De Koning van Portugal ontvinghem oj het allerminzaamst ; doch het beraamde ontweq zijns Huwelijks met de Infante kon niet tot ftandge bragt worden , want zij was, eenige dagen voor da hij te Lisbon kwam, overleeden. — De Enge, fchen hadden den Aartshertog achtduizend manne geleverd, allen in den wapenhandel bedreeven, or der 't bevel des Hertogs van Schomberg: deeze, g< voegd bij de Hollandfche en Portugeefche manfchai maakten een Leger van zesentwintigduizend man uil doch men moet 'er de Bezettingen in de Grensplaa zen onder betrekken. Portugal hadt langen tijd i ongeftoorden Vrede geleefd: en de Regeering, zi< verzekerd houdende, dat Cakel de II. nocit zijl wapens na dien kant zou wenden, hadt het ondf koud der Grensvestingen , het zorg draagen vo D 4 Kryj Staats* Regeb» ring. Zijne reis na Enge-* land en Portugal* 1704, 1 I I 1 tl > tnh ie rot  Staats- B.EGEEilKG, Vergeeffche saaie? op Marei» 50 GESCHIEDENIS Krijgsbehoeften, en het voltallig houden der Reg'i« menten , alles even zeer verwaarloosd. Op het einde van 't leeven diens Vorsten hadt men èenig Volk aangeworven ; doch met zo veel onagtzaamheids bet Krijgsweezen behandeld , dat de Soldaaten, en zelfs de Officieren , nauwlijks de èenvoudigfte deekn des wapenhandels verftonden. Tot onderfieuning des Aartshertogs, kon men iri Portugal derhalven alleen ftaat maaken op dcEngelfche en Hollandfche Legermagt. In eene Raadsvergadering , weinig tijds naa 's Aartshertogs aankomst belegd, werd geoordeeld , dat het onmogelijk was , Spanje van de landzijde aantevallen, of'er moest zich eene gunstige omftandigheid opdoen , en dat men overzulks alleen verdeedigender wijze zou oorlogen. De Aartshertog woonde deeze Raadsvergadering in perfoon bij, als mede de Koning van Portugal, de Engelfche en Hollandfche Veld - overften, de Prinfen van Hesfen - Darmflad en van Lichtenjlein , de Amirant van Castilil en de Geheimfchrijver Mendoza. De Prins van Hesfen- Darmftad hadt heimlijke verftandhouding in Barcelona : men befloot, dat de veréénigde Vloot na de Middenlandfche Zee zou zeilen, om te beproeven, wat men bij de Cataloniè'rs kon uitwerken. ; Deeze talrijke Vloot hadt flegts drieduizend man, tot de landing gefchikt, aan boord : de Admiraal ïadt 'er nog tweeduizend gewagt; doch te vergeefsch. De Prius van Hesfen • Darmftad vertrouwde zeer op Hjne verftandhouding ; en, van Lisbon afzeilende, ver-  teïR NEDERLANDEN. SS verzekerde hij den Aartshertog, dat de Cataloniers , zo ras de Vloot aan hunne Kust opdaagde, zich in menigte onder zijne Vaandelen zouden begeeven. Vol hoope, om zijne fchoonklinkende beloften geitand te doen , liet hij, voor Barcelona gekomen, drie Edellieden van zijn gevolg en twee Officieren aan land flappen, om een Paspoort te vraagen , om in de Stad toegelaaten te worden. Bij den SergeantMajoor gebragt, betuigden zij, van 's Konings we ge, aan den Onderkoning eene gewigtige zaak ti moeten mededeelen, zeer ten voordeele van de Stac en het Volk (trekkende. Velasco , die deezen aan zienlijken post bekleedde, antwoordde, dat hij gee ne boodfchap kon ontvangen, zonder uitdruklijkei last van Koning Philips den V. Deeze eertl aanflag mislukt zijnde , zondt hij zijnen Geheim fchrijver met een Brief aan de Stad Barcelona doch hij vondt niemand , die denzelven wilde c durfde aanneemen. Hier op befloot hij, aan 't hoof van omtrent drieduizend man, te landen. Velasc zondt een gedeelte der Spaanfche Ruiterij , om d landing te beletten ; doch het was te zwak. D Prins van Hesfen ■ Darmftad deedt den Onderkonin de Stads Sleutels afvraagen , en eifchen , dat ze zonder verder verwijl, in den tijd van vierentwinti uuren, hem moesten ter hand gefield worden. Da hij, niet verfchrikt op zulk een eisch, zo lang hij c Inwoonders te vrede kon houden, wees dien vanc hand, en hieldt het oog op de misnoegden. D< «odanigen aantal was groot, en hadt de Figuier,< D 5 eerl STAAT3- Reges- ring- I f 1 e e i g IX e e :r ff te  $S GESCHIEDENIS Staatsie egee- e1ng, Bel?g en overmeestering van Gibralter. eerfte Overheid der Stad, eene zamenzweering geftneed, om, den volgenden aagt, de Poort voor de Bondgenooten te openen. Dit zou, waarfchijnlijk , gebeurd hebben, hadt de Aartshertog , volgens de gedaane toezegging, met twintigduizend man kuo« rien landen. Maar, toen men hem zo zwak vergezeld zag, bleef alles in rust, fchoon 'er flegts dertienhonderd man in de Stad waren. De Prins van Hesfen-Darmftad zogt de wankelende gemoederen door vrees te beweegen, en deedt verfcheide bomben in de Stad werpen; doch zij werkten weinig uit, en de bedoelde opftand greep geen plaats. De Viguier vorderde, eene Poort te mogen bewaaren, met oogmerk om dezelve te openen : de Onderkoning, des verwittigd, dreigde, dat hij hem oogenbliklijk zou doen ophangen; doch verzekerde hem van genabetooning, indien hij dezelve door zijne opregte belijdenis verdiende. De verfchrikte Viguier ontdekte de geheele zamenzweering, en nam eenigen hunner gevangen. Dus liep deeze aanflag teleur: het Volk ging weder fcheep, en de Vloot onder zeil. De Admiraal bedoelde twee zaaken op deezen tocht : de eene om flag te leveren aan de Franfche Vloot , die, onder het bevelhebberfchap van den Graaf v& Toülouse , in de Middenlandfche Zee kruiste; de andere om eene gewigtige Plaats op de Spaanfche Klist te vermeesteren. De Franfche Vloot, na Toulon ftevenende , ontdekte hij , en maakte 'er jagt op ; doch oordeelde het raadzaam , zulks niet voorttezetten. Hij zeilde weder na de Straat. De Vice*  per NEDERLANDEN. & Vice-AdmimlBywG, zich niet een fmaldeel voor Kadix vervoegd hebbende , om eenen opftand der Burgeren te ouderfteunen, kwam onverrigter zaake te rug; het klein getal der zamengezwoorenen deedt zulks mislukken ; en hij veifterkte met zijne Schepen de veréénigde Vloot. De Admiraal Rooke hadt last van de Koningin ontvangen , om niets te doen dan met toeftemming des Aartshertogs en des Konings van Portugal. Men hieldt Krijgsraad, en Rooke, wel verzekerd van de toeftemming die! twee Vorsten, deedt tot het aanvallen van Oir alter belluiten. Onderrigt van de zwakheid der Bezettinge , ite yenden zij de Baay in, en omfcheeptenachthondert man Engelfche en Staatfche Knegcen , onder dei Prins van Hesfen- Darmftad , aan de lands-engte die de Stad aan 't vaste land hegt : dit fneedt all< hoop van bijftand uit Spanje af. De Bevelhebbe Don Dieco de Salinas werd afgevraagd de ove: gave der Stad en der Bezettinge. Hij antwoordde in zijnen naam en dien der Soldaaten, dat zijgeree waren hun leeven optcöfferen tot verdeediging d, Veste , hun toevertrouwd. De Schepen , ond Byng en den Schout bij Nagt Paulus van de DusseN , kreegen last om de Stad van de zuidzij. te befchieten, Tegenwind veroorzaakte, dat : eerst den volgenden dag dit bevel volvoerden , ( vinnig losbrandden op eene Stad, waar in zich, * gens eenigen, honderd, en volgens anderen, lieg vijftig Soldaaten bevonden. Het vuur uit de Scl Staats» Regee- rihg. V l I » d :r :r r. Ie _ ;i] :n iltse- en  ukg* ] I « f ] f r I 1 I  •O' GESCHIEDENIS gTAATS- Regee- aan verfcheide mindere fchu'dig. De firijd begon op den middag , en duurde tot den avond. De Franfchén namen eerst de vJugt , en werden welhaast door de Beijerfchen gevolgd. De overwinning der Bondgenooten was volkomen. Van de zestigduizend man werden 'er niet meer dan twintigduizend behouden. Veertigduizend waren 'er gefneuveld, verdronken of gevangen. Het geta] der dooden , aan de zijde der Bondgenooten , beliep op vierduizend , vierhonderd en vijfentachtig , dat der gekwetsten zevenduizend, vijfhonderd en vijfentwintig , en dat der gevangenen tweehonderden drieënzeventig. De buit, in deezen Veldflag be« vogten, was zeer aanzienlijk, en beltondt uit meer dan honderd Hukken Gefchuts , vijfentwintig Mortieren , een groot getal Vaandels , Standaarden a Keteltrommen , Tenten , en acht kasfen met Zilver (*). Eertekenen nogthans, die, hoe fchitterend, niet haalden bij de weezenlijke vrugten deezer overwinninge , die het geheel gelaad der zaaken in Duitschland , en zelfs in gansch Europa , deedt veranderen. Alle de Plaatzen, tusfehen den Donauw en den Rhijn, bukten voor de zegepraalende Veldheeren , en het Keurvorstendom Beijeren onder het juk van Oostenrijk. De Keizer befchonk Marleor ouch, om (*) FkuquieRes Mem. Hijl. £? Milit. Tom. II. p.i4<5 ffê. Lammüwi, Tom. III p. p4 &c. Tom. XIII. p. SJ. —.48. TliNDAL, Vol. VI. p. 44—-58. gevolgen van iteezen Yfjdflag,  bee. NEDERLANDEN- ?t om hem te beloonen voor de groote diensten , bij den tijtel van Rijksprins, hem opgedraagen na het gevegt bij Schellenberg , het Vorstendom Mendelheim , 't welk hem rang en item gaf op den Rijksdag te Regensburg. De Hertog vervoegde zich, de belegering van Traarbach anderen overlaatende, bij den Koning van Pruisfen , dien hij bewoog , om achtduizend man tegen het voorjaar na te zen den , tot onderfteuning des Hertogs van Savoije In den Haage wedergekeerd, werd hij met alle toe juiching ontvangen, en genoot de zelfde eere , al ooit voorheen eenig Stadhouder. Men was , doo het aandeel, 't geen de Staatfche Troepen , onde zijn beleid , in deeze overwinning gehad hadden zo zeer met hem ingenomen, dat hij, eenigen tijd als 't ware in gezagbetoon de rol eens Stadhouder fpeelde. Het geen , zo men meent , niet weini toebragt , om de Gewesten , toen inwendig ze« gefchokt door onlusten j naa den dood van Willei den III. verwekt door de zulken , die veranderin in de Regeering zogten te verwekken , of te voo komen , met elkander veréénigd te houden (*] Weetende welk een verbaazend groeten invloed An fterdam hadt in de Staaten van Holland en in c Algemeene Staaten , zogt hij deeze Stad aan zichi verbinden „ en deeze zag hem na de oogen. E (*) Van deeze beweegenisfen hebben wij, in het laats voorgaande Deel deezei Tafereels , op het einde , eei fchets gegeevcns E 4 StaatsRegeb- ring. I C r » s T r t g I. i- e :e t t-  T- GESCHIEDENIS StaatsRkgee- RIFG. Veldtocht in êe Neder ia ti* gen, 1 1 < ( 1 i l De ongelukkige Keurvorst van Beijeren , zijne Landen ten prooije der Ovenneesteraaren ziende, keerde weder na de Nederlanden. De optocht van het meerendeel der Krijgsmagt na Duitschlandbragt te'wege, dat op dit tooneel des Oóriogs min aanmerkelijke rollen gefpeeld wïerdeii. De Veldmaariehalk , Heer van Ouwerkerk , maak'.e in 't begin des Veldtochts beweegingen, om de Franfchén flag te leveren ; doch zij weeken , zonder dat 'er iets voorviel agter hunne Verfchantfingen. — De Generaal Dopst waagde, het eerlang , die Verfchansiingen aantetasten, met zulk een uitüag, dat hij ze overwe'idigde; maar vrees voor overmagt, en de verzekerdheid , dat hij geene fpoedige verflerking kon bekomen^ deedt ze hem, naa drieuureninhoudens, ruimen. — De Baron de Trogne hervatte dit noch eens ; doch moest onvenigier zaake terugkeeren- — De Generaal Spar trek , met negenduizend man Staatfchen, tot voor Brugge; en,fchoon deeze Siad hem uit het Gefchut Iterk begroette, benauwde hij dezelve door het fchieten van Bomben m g oeijende Kogels dermaate , dat de Regeering jelloot de verdere vernieling van Huizen, Kloosers en Kerken voor zeshonderdduizend Guldens af- ekoopen. Ouwerkerk bombardeerde Namen, im de Vcorraadsverzamelplaatzen in die Stad te verlelgen; doch de Markgraaf de Ximenes , die daar i;.vel voerde , deedc hem verhuizen ; en zette de :hade, door de Bomben toegebragt, den Aanvaller iet het verlks van veel Vcks betaald. -— Een 9H-  dir NEDERLANDEN. 73 ander gedeelte van der Bondgenooten Leger bragt Dinant en het Land tusfehen de Sambre endeMaaze onder brandfehatting —• De Luitenant - Generaal Salisch vermeesterde de Schans Bekaf en de Izabellefchans; welke Jaatfte geüegt werd. De Keurvorst van Beijeren, naa de nederlaag bij Hochftet te Brusfel wedergekeerd, zou gaarne Ouwerkerk, bij Borgloon gelegerd, flag geleverd hebben, en hadt ten dien einde zijne magt te Tienen reeds bijééngebragt. Met veel moeite, en alleen op de •volftrekte verklaaring van Villeroï , dat hij niet dagt optetrekken, dewijl de Koning hem zulks verbooden hadt, liet hij zich van dit oogmerk afbrengen. En hier mede betrokken de wederzijdfche Troepen de Winterlegeringen (*). De vermeestering van al het Land tusfehen den Rkijn en den Donauw, van fterke Plaatzen in den Elzas, het inneemen van Gibralter, het toetreeder des Konings van Portugal en des Hertogs van Sa voije tot het Verbond, 'tgeen Spanje en Italië bloot ftelde, de tweedragt in Spanje , de uitgeputte Staa van Frankrijk, en de meerderheid ter Zee , op da Rijk bekomen, leverde alles den Bondgenooten d< gunstigfte vooruitzigten op. — De Hertog vai Marlborough, deeze behaalde voordeden willend voortzetten, dagt Frankrijk tot hettooneeldesOoi logs te maaken. Het grootfte gedeelte zijner Legei mag CO Lamberti, Tom. IR. p.68-73- I3-. H4- Tin bal, Vol. VI. p.66.67. E 5 Staats* Regse- RiNG. Marlboroughopent den Ve!d• tocht. . 1705.  ?4 GESCHIEDENIS SrAATS RegeeJUHC. 2 I van magt lag omureeks Trier. Zijn toeleg was, hetzelve van deeze Verzamelplaats na de Moezel te leiden, en Saar- Louis te belegeren. Dit plan hadt hij zonder moeite de Koningin doen omhelzen , toen hij den Winter in Engeland (lest; doch de Algemeene Staaten toonden zich bij zijne overkomst in 't voorjaar met gereed, om hun Volk, daar de Keurvorst van Beijeren nog zo fterk was in de Spaanfche Nederlanden, zo verre van huis te zenden; maar hij haalde den Raadpenfionaris Heinsius en de voornaamfte Leden der Regeeringe in zijn gevoelen over. In gevolge hier van, toog hij met de Engelfche en het grootfie gedeelte der Staatfche Troepen na de Moezel. Maar de Prins van Baden, die ook derwaards moest volgen, zogc zich des te ontflaan, deels den zwakken ftaat zijner gezondheid, deels de weinigheid zijner manfchap tot een voorwendzel neemen- de De Hertog, altoos vol vuurs en werkzaa- men ijver, reisde zelve na Radfiad, om de waare gefchaapenheid derzaake te verneemen, en met den Prins een mondgefprek te houden. Deezen vondt hij noch zo zwak, noch zijne manfchap zo gering, als'er voorgewend was: en wist, zonder den tijd te fpillen in nutlooze verwijten , hem de belofte af:epersfen, dat hij eerstdaags met zijn Leger op marsen sou gaan. Marlborough begaf zich na Trier, trok de Moe:el, en vervolgens de Saar over, tot Eist, in 'tgeigt van liet vijandlijk Leger, 't geen bij Sirik lag. )i Maarfchalk de Villars week , op het naderen  dsr NEDERLANDEN. 7S nn het Leger der Bondgenooten , na Koningsma(heren , waar hij zich voordeelig verfchanste. Het plan des Hertogs was niet, hem aantetasten , maar het beleg van Saar-Louis, 't geen hij door de Duitfehers wilde belegeren , te dekken. Doch de Prins van Baden hieldt zijn woord niet: hij veinsde weder ziek te zijn, en kwam niet verder dan Kreutz«ach, waar hij de Baden gebruikte, terwijl het Leger, onder den Graave van Frieze , zeer langzaam opkwam, en zo flegt voorzien was van Paarden er Gefchut, dat men voor een flegten uitflag van dei Veldtocht vreesde. — De Hertog van Marlbo rough, zich aan 't hoofd van omtrent honderddui zend man gefield ziende , zonder de Franfchén t hebben kunnen aantasten, of eene belegering te on derneemen , door gebrek aan Paarden, Krijgstuig en de onwilligheid der Duitfcheren , Haakte zijnei toeleg, en verliet dien oord : dan-, dugtende , d< Zijn Krijgsroem , omtrent welken hij zeer naijveri was,mogt verkorten, fchreef hij aan den Maarfchal de Vilxars, dat hij, den Prins van Baden hem b( droogen hebbende , zonder krijgslist vertrok , v< agtin" voor den Franfchén Generaal , en toorn t gen den Duitfchen Prins. Hij begaf zich langs d< kortften weg met zijn Leger na de Nederlands waar de Franfchén thans een fchoon fpel begondi te fpeelen. Het bevel over 't Leger aan den Oppe rhijn werd aan den Prins van Baden gelaater maar, dewijl de Hertog de Villam tegen o ver he lag , kon hij met zijne meerdere magt niets doe StaatsReger- king. t » 1 t T k i n '» :n r» 5 m r»» an  STAATSRr GEERIJtG. H*J&O0T de Fanjchen veroverd. \ t 1 i-.i g ti 13 g E ti v; m 76 GESCHIEDENIS dan Hagenau, door de Franfchén ontruimd, bezet» ten. De voorfpoed des Konings van Frankrijk alleen kon het ongelukkig lot der Keurvorsten van Beijeren en Keulen herltellen. De eerstgernelde mogt zich aan 't hocfd eens Legers vopgen , en de laatstgenoemde kon alleen den zegen over de wapenen .'zijns Broeders , en die hem begunstigden , affmeeken. Hij drong 'er bij Lodewijk den XIV. op aan , dat deeze een magrig Leger in Vlaanderen zou zenden, en den Veldtocht beginnen met Luik te vermeesteren; eene Stad, welker opperheerichappij aan haar tijtel van BisCcbop gehegt was. De aannaderingder 'iondgenogten hadt hem genoodzaakt dezelve te ruinen. Het Franfche Hof bewilligde te gereeder in ïe voorflagen, naardemaal de Stad de intreede openIe op het Grondgebied der Staaten, en, deeze benagtigd zijnde, den Bondgenooten een weg was af;efueeden, langs welken zij Krijgsvolk in Flaande. en zonden. De Keurvorst van Beijeren, door den :oning van Spanje tot Landvoogd der Spaanfche Nederlanden aaugefïeld, hadt den Winter tzBrusfel etleeren. De Maarfchalk de Villeeoi, die onder em het Legerbevel zou voeren , vervoegde zich iet het begin van Bloeimaand , bij hem. Het Leer trok te Velde. Huy werd berend , en met het asreel, door den Markgraaf de Gasse , op den Linden van Zomermaand, ingenomen: de krijgsgemgen gemaakte Bezetting voerde men na Na. in.  M NEDERLANDEN. 7? Luik lag aan de beurt , en werd berend. Het Capittel en de Stad zonden terftond Afgevaardigden , om te daadigen ; doch men kon het niet ééns worden. Naa eenig verwijls , deedt de Keurvorst de Poorten aantasten , en zijn Krijgsvolk kwam 'er in , onder eenige fchermutzelingen met de Bezetting , die 'in t Kasteel week. Het zou den Keurvorst gemaklijk gevallen hebben , dat Kasteel te veroveren; maar, in ftede van 't zelve aantetasten, trok hij fchielïjk af, liet het grof Gefchut na Namen voeren , en week agter de Liniën , in Brahand. De oorzaak hier van was , dat de Hertog van Marlborough, op 't verzoek der Staaten , naa zijn mislukten toeleg aan de Moezel, tot ontzet van Luik naderde, en zich bij het Veldleger, onder den Heei van Ouwerkerk, bij Maastricht, voegde. De O verfte Scholten , met eenige manfchap afgevaai di ren, t r 8 t l  Va GESCHIEDENIS Staats- Regee- rikg. gezag in 't Leger thans veel minder goldt dan het in den voorleden jaare in Duitschland gedaan hadt.Deeze Brief zag, door de bezorging van den Engelfchen Afgezant, fpoedig het licht, werd alomme verfpreid, en greetig geleezen. Misnoegen tegen de Afgevaardigden weidt- uit deeze bron op, het geen te Jmfterdam bij geen mompelen bleef berusten, maar een hoop Burgers begaf zich na 't Stadhuis, om over de Afgevaardigden te velde te klaagen, die den Hertoge van Marlborough, zo zij zeiden, geen gezags genoeg lieten. Men zette hen met goede woorden af. De Afgevaardigden verdeedigden hun gehouden gedrag in eenen Brief, die desgelijks door den druk werd gemeen gemaakt, inhoudende, dat de Vijand,naar't oordeel van Slangenburg , Salisch en DoMPRé, niet dan met het uiterfte gevaar kon worden aangetast,- dat eene nederlaag een onherftelbaar verlies zou weezen, en dat de zaaken der Bondgenooten 'er niet na ftonden, om zulk eene wanhoopige onderneeming te waagen. Dit bragt het misnoegen eeuigzins tot bedaaren. — De Staaten gaven den Hertog eenige voldoening, door het gedrag der Afgevaardigden eem'gzins te wraaken , anderen voor 't volgende jaar te benoemen, en te befluiten, dat Slangenburg in het Leger niet langer onder Marlborough zou dienen (*). Deeze (f) Lamberti, Tom. III. p. 477 — 483. Tom. XIV. p. 24. Timdal , Vol, VI. p. 217. j»ji>. Waohmaarv 4mft. VI. St. bl. 25 ij  der NEDERLANDEN. 83 Deeze Veldheer, in zijn oogmerk gedwarsboomd, beraamde deezen Veldtocht geenen aanflag meer van belang , en trok met het verdénigd Leger na dc Li'.ikjche Grenzen, van daar den Luitenant • Genetaal van Dedem zendende, om Zoute Leeuw, eene kleine Stad aan de Geete , in eene moeras gelegen, die 's Vijands Liniën dekte, inteneemen. De Huizen alleen met riet gedekt zijnde, ontving de Bevelhebber last, om de Stad optegeeven zo ras de Batterijen vervaardigd waren , opdat dezelve niet geheel in de asch zou gelegd worden. De Hertog deedt Tienen ontmantelen, ten einde hij 'er geene Bezetting noodig zou hebben: ook liet hij de bemagtigde vijandlijke Liniën flegten. Het verddnïgd Leger üoeg zich vervolgens bij Aarfchot neder. De geduurige regens in Herfstmaand bragten tewege,dat de Legers bijkans geene andere beweegingen maakten , dan die tot het verkrijgen van voorraad noodig waren. Men hieldt zich egter nog onledig met van den eenen en anderen kant eenige Plaatzen inteneemen. De Franfchén overvielen en pionderden Heetentals; de Keurvorst van Beijeren bemagtigde Diest ; terwijl de Graaf de Noyelles Zandvliet deedt bukken. De naderende Winter bewoog de Veldheeren, hunne Legers de Winterkwartieren t< laaten betrekken. De Hertog van Marlborough was, reeds eene wijl geleden , na Duitschland ge gaan, om de Krijgsverrigtingen tot den volgendei Veldtocht te regelen, fteeds volhardende in zijne dus verre gedwarsboomden toeleg, om mFrankrij f 2 '<ÊA StaatS* Rbgee» RING. Bemngiia0 gingen van verfcheidePlattzetï,' t' i f k  U GESCHIEDENIS StaatsRegee- ri.\g. 'Krijgsbedrijven in Italië, Krijjsverrigtingen op de ' Grenzen van Portugal. doortedringen. — Keizer Leopold was , op den vijfden van Bloeimaand deezes jaars, geftorven , en terftond opgevolgd door zijnen oudften Zoon , den Rcomsch- Koning Josephus , die Marlborough de tteikfre verzekeringen gaf van zijnen ijver voor de a'gemeene zaak (*). Het Leger onder Prins Eugenius in Italië bevondt zich te zwak, om den Franfchén, onder den Hertog de Feuillade het bemagtigen van Fille Franche, Nice, JMirandola , Montmelian en andere Plaatzen te beletten. Nogthans behieldt hij, in eenen flag tegen den Hertog van Fendime, bij Casfano, het Veld , waarom hij zich de 'overwinning toefchreef, die de Franfche Veldheer desgelijks voorgaf behaald te hebben. Behalven Coni en Turtn , behieldt de Hertog van Savoije geene Steden van aanbelang in zijne magt (f). Het vergeefsch beleg van Gibralter door de Spanlaarden en Franfchén was in eene geringe blokkade veranderd. Hetzelve hadt den Bondgenooten gelegenheid gegeeven , om op de Grenzen van Spanje intedringen, en verfcheide Steden te vermeesteren. De onenigheid der Legeihoofden bragt te wege, dat, naa het opbreeken van het beleg van Bajadox, niets O LAMnEitTi , Tom. III. p. 483. 495 495. riNDAL, Vol. VI. p. 219 229. (tj Tiwdal, Vol. VI. p. 230. Daniël Journal, p, 122, 223..  DEfc NEDER LANDEN. «5 niets van aanbelang ondernomen vvierd. Fagel keerde misnoegd na Holland (*). In Cutalonië en Valence was men voorbereid, om van Philips af- en Carel toetevallen. De Prins van Hesfen • Darmftad verzekerde den Aartshertog van de genegenheid der Ingezetenen dier Landfchappen , en bewoog hem den tocht derwaards te ouderneemen met de veréénigde Vloot onder Shovel en Almonde , die voor Lisbon lag. Deeze Vorst tradt eerst te Gibralter aan land , waar men hem voor wettig Koning van Spanje erkende. Dit gefchiedde desgelijks te Altea, en bij de Inwoonders van het daar bij gelegen Gebergte, die zich meester van de Stad Denea maakten. In de Baay van Barcelona met de Vloot ten anker gekomen, werd het Krijgsvolk veel eer in 't ontfcbeepen geholpen door de Landzaaten , dan tegenftand geboden. Over het beleg dier Stad, waar op Koning Carel fterk drong , ftondt men in beraad; doch zijn gevoelen , onderfteund door den Prins van Hesfen - Darmftad, wierd gevolgd. Deeze Prins fneuvelde in den aanval op het Kasteel van Montjoui. Velasco dagt in ftaat te zijn om een lang beleg te verduuren : de Bezetting was talrijk genoeg, maar de Stad vol Aartshertogsgezlnden, en die Bevelhebber hadt door zijne trotsheid zich den haat der Krijgsknegten, zo wel als der Burgeren, op den halze gelaaden. H,et fpringen van het Kruitma- ga- (*) Tindal , Vol. VI, p. 23,1. 236. Miixqt Staatk, Qedenkfcbr. III. D. bl. 239.261. F 3 Staats* Rkcee» ring. Krijgsbedrijven in Cataloniê en Valence.  Sïaat:Hbgee- e.img, %6o6. j j GESCHIEDENIS* gazijn, door eene bombe aargeftoken, noodzaakte hem de fel befchootene Stad, bij verdrag , op aandrang der Ingezetenen , overtegeeven : wanneer een groot gedeelte der Bezettinge zich fchaarde onder de Standaarden des Aartshertogs. — Staande dit beleg , hadden de Cataloniërs , die 't met hem hielden, door de Monniken en Geneesheeren aangezet, zich zonder moeite meester gemaakt van Lerida en Tortofa : zij drongen door tot in het Aragonfche „ en dwongen, met ongemeenen fpoed , tweeëntwintig Vlekken of kleine Steden, den Aartshertog te erkennen onder den naam van Carel den III. In het veroverd Barcelona werd hij met uitbandige tekenen van blijdfehap ingehaald. Gironne was mede aan hem onderworpen , en geheel Catalonië, op Redes na. — Valence verklaarde zich , behalven AUcante en Penifola , voor dien Vorst. Deeze fchielijke omwenteling veranderde den ftaat des Krijgs in Spanje ten eenemaal (*). Uitgenomen de gemelde verrigtingen der veréénigde Vloot in de Middenlandfche Zee, was 'er te water in dit jaar niets meldenswaardigs voorgevallen. Cm veele misvallen, in de voorgaande Veldtochten ondervonden, te voorkomen, hadt men in den Eaage veel moeite met het benoemen van Krijgsbevel- (*) Relatien de la Camp en Efpagne 1706 , impr. !7o8. Lamberti, Tom. III. p. 517 535. Tin- 3al, Vol. VI. p. 036 — 260. Millot Staatk. Gedenk/, II.D.bl.258.260.  des NEDERLANDEN* $7 velnebberen, met bet beraamen eerer geheel nieuwe Ordonnantie op het ftuk der Krijgstugt, en eener wijdloopige lnftriiclie voor de Afgevaardigden te Velde (*). De Hertog van Marlborough , ten wiens opzigte in dit Berigtfchrift de noodige voorzorg gedraagen was , verfcheen , nevens den Veldmaarfchalk van Ouwerkerk, met Bloeimaand,in'tLeger der Bondgenooten , gereed om alles te volvoeren , wat ilrekken kon , om den Krijgsroem diens Veldheers ftaande te houden en te vergrooten. —'t Was voor de twee Koningen van het uiterfte gewigt geweest, tegen hem een Veldheer over te Hellen als de Villars , die de grootfte voorzigtigheid paarde met alle andere hoedanigheden , welke een groot Legerhoofd vormen. Het Hof van Ferfailles zou hem ook op dien post geplaatst hebben, indien de ongelukkige tweedragt tusfehen dien Maarfchalk en de Keurvorst van Beijeren niet ten hinderpaal geftrekt hadt , om die beiden in het zelfde Leget het bevel te laaten voeren. Hec werd opgedraageti aan de Villeroi. Deeze Veldheer ftak bovenal uit in het doen van marfchen. Hij was met die begaafdheid egter ongelukkig, en beging de grootfte misfla. gen in deezen Veldtocht. Van zijne vroeglte jeugd af een boezemvriend van Lodewijk den XIV. geweest zijnde, geloofde hij tot alles bekwaam te zijn, om dat die Vorst hem de gewigtigfte zaaken toevertrouwde , in welker volvoering hij dikwijls mei nis (*) Groot Plakaatb. V, D. bl. 66. F* StaawReger- R1ISG. Veldtocht in de Neder* landen*  «8 GESCHIEDENIS ÊtaatsRejee- r fevel voerende over de {linkervleugel, dreef den Vijnd uit een Herken Post: de Staatfche en Deenfche Luiterij deedt wonderen van dapperheid , en geen jinder betoon hier van door de bloem der Franfche krijgsmagt bragt te wege, dat een uur lang het lot dej  ber. NEDERLANDEN. «$> der overwinninge onbeflist hing, en, door de wanorde onder de Staatfche Ruiterij , tot de Franfche zijde fcheen te zullen overflaan. Dan de Deenfche hieldt Hand, en Marlborough, met twintig Esquadrons veifche Paarden toegefchooten , herftelde de wanorde, en bragt den Vijand aan 't wijken.—De Luitenant-Generaal Schultz was middelerwijl op Ramillies aangevallen, en met zo veel gewelds, dat de Vijand, naa twee uuren wederftands, geraaden vondtaftetrekken; doch, in den aftocht, door de Staatfche en Deenfche Ruiterij onderfchept, werden zij afgemaakt, of gevangen genomen. Devlugt werd zo algemeen als de vervolging heftig. De Keurvorst en de Villeroi omkwamen te nauwer nood het gevaar van gevangen te worden , en in *i lot te deelen, 't welk eene verbaazende menigte dei vlugtenden overkwam , die den weg door verfchel de gebropkene wagens verfpard vonden. Mer wil, dat het getal der gefneuvelden aan de Franfcht zijde achtduizend bedroeg , en dat der gevangenel vijfenzestighonderd, liet verlies der Bondgenooter wordt op vijfentwintighonderd man begroot. De Hertog van Marlborongh vondt zich, in hei heetst des ftrijds, aan het hachlijkfte leevensgevaa blootgefteld. De Huistroepen des Konings vat Frankrijk hadden de Staatfche Ruiterij in wanördi gebragt, en de Hertog rende met losfen teugel, on ze weder aantevoeren; doch, als hij bezig was me door woorden en voorbeeld hen aantemoedigen, om ringden hem eenige Franfche Ridders, uit het gelü F $ g< Staats- llEGEfiRIlNG. [ l t I 1 L l  90 GESCHIEDENIS Staat?- RitcEs- mjw» Vrugren «leezer Ovetwir gen; vei fcheïde Steden van Braband vei klaaren zich voo Carel mm II i. gereeden, en vielen uit al hun magt op hem aan t zijn paard bezweek onder hem. Doch een Engelsch Esquadron fchooj toe, en redde den Veldheer; en terwijl zijn Adjudant hem op een ander paard hielp, nam een kanon kogel diens hoofd weg (*). Van deeze zo volkomene overwinning als 'er ooit . werd bevogten, zogt Marlborough alle mogeliike - vrugt te trekken, en deeze ging zelfs zijne verwagting te boven. Leuven ging zonder eenigen wederHand aan de Bondgenooten over: men vondt 'er wel ■ voorziene Magazijns en een groot getal agtergelaate. ne gekwetlte Franfchén, die het reeds aanzienlijk getal der Krijsgevangenen vergrootten. De Keurvorst van Beijeren was met de Villeroi, het overfchot des gellaagen Legers verzameld hebbende, na die Stad geweeken; doch hadden zich, daar niet veilig oordeelende, met het Leger na Brusfel begeven, in welke Stad zij het niet veel langer hielden. Onmiddelijk, naa hun vertrek, fchreef de Hertog aan de Regeering deezer Hoofdltad van Braband, dezelve aanmaanende om Aartshertog Carel voor hunnen Vorst te erkennen. Ten zelfden tijde liet hij eene verklaaring uitgaan op naam der Koninginne van Groot -Brittanje en de Staaten, bij welke zij beloofden, niets te zullen onderneemen, firijdig met de vooiregten der Spaanfche Nederlanden , geene ver- O FeuQuriMö Mem.Hifl. & Milit. Tom. II. p. 185. Lamuerti, Toru. IV. r> 57 75. Tistdal, Voi.VII, p. 1 21.  Dek. NEDERLANDEN. $f Verandering in den Godsdienst te zullen maaken, of eenig nadeel toetebrengen aan allen, die zich voor het Huis van Oostenrijk verklaarden. De Afgevaardigden ontmoeten hem met dankzegging; en de Regeering van Brusfel bragt de fleutels der Stad. Hij begaf zich in perfoon derwaards. Men gaf, bijvoorraad, het Bevelhebberfchap aan 'sHertogs Broeder, den Graave van Churchill. Gent, Brugge, MecheJen en andere Steden van minder naam , deeden hulde aan Carel den III. als Keizer. De Bevel hebbers waren 'er met de Bezettingen uitgetrokken, die door Krijgslieden der Bondgenooten vervanger werden. Binnen Antwerpen lag eene Bezetting, deels ui Franfche, deels uit Spaanfche Knegten beftaande Der eerften Bevelhebber was de Heer de Pointis der laatften de Markgraaf de Tarasena , aan wiei de Koning van Spanje het Kafteel hadt toevertrouwc' Doch deeze Bevelhebber, meer aan het Huis va; Oostenrijk dan aan den Koning Philips gehegt, bt diende zich van deeze omftandigheid, om een bijzoi der Verdrag aan-, en met zijne troupen in dienst de Aartshertogs overtegaan, op voorwaarden, dat di Vorst hem dezelfde eere en waardigheden zou laate behouden, met welken Philips de V. hem beklee hadt. De Pointis , in deezer voege van zijn Amp genoot verlaaten, moest de hem voorgeltelde voo: gaave onderfchrijven. Hij verwierf alle Krijgseere en trok met zijne manfchap uit na Quesnoi, waar 1 sich bij het Leger der twee Koningen voegde. — StaatsRp geering» » t l lse i i ij 1-  $z GESCHIEDENIS Staajtï- RtGEERlrtC. Tt Beleg en de overgave vsn ()oiter.de. i I \ t c Alle deeze fchielijke vermeesteringen waren de gevolgen van de overwinning bij Ramilfies. Men wil dat Lodewjjk de XIV, naa dit verlies, Villeroi ziende, zich van verwijlingen en beftraflingen ontgeldt, en het aileen bij deeze woorden liet berusten: s» Mijn Heer Maarfchalk, men is niet gelukkig in onze dagen J" De Hertog van Marlborough deedt een reis na den Haage, en verzekerde de Staaten, dat het oogmerk der Koninginne geenzins was, vermeesteringen op 't vaste land te maaken; doch alleen den Hollanderen eene goede voormuur te bezorgen. Een Brief der Koninginne bekragtigde dit zeggen. Zich korten tijd daar opgehouden hebbende , keerde hij weder en werd met groote eere te Antwerpen ontvangen. Een der eerfte vrugten van deeze reis was, dat de Staaten hem eene groote menigte Schepen met lijftogt, krijgsbehoeften, en het noodige tot het doen van belegeringen, lieten toekomen. Het eerfte beleg, door de Bondgenooten ondernomen was dat van Oostende, eene Stad aan Zee geleden, en bijkans geheel van water omringd. De Bezetting was voor 't meerendeel Spaansch; doch het uitbrak aan buskruit, om een lang beleg te verdutten. De Spaanfche Bevelhebber, de Markgraaf de "oakuvias, fcheen niet zeer fterk aan de belangen an Philips den V. verknogr. Om den toevoer ter iee te beletten, en de Stad van dien kant aan te asten, lagen voor de Haven negen Oorlogfchepen ü vier Bombardeergaljoots. Ouwerkerk naderde van  der. Nederlanden. $3 van de landzijde. Binnen weinig dagen werd uit de Bombardeergaljooten de Stad zodanig gehavend, dat 'er, behalven een Klooster en déne Kerk, geene der Stads Gebouwen ftaande bleef. De aanval van de landzijde ontmoette flegts zwakke wederftand. De Heer de la Motte , die over de Franfchén bevel voerde , zag dat de Spaanfche Bevelhebber gereed was tot de overgaave , en de Stad op 't punt, om aan 't muiten te flaan , ftemde in de overgaave. Hij verwierf, dat zijne manfchap met den degen en de pakkadie zouden uittrekken en na Duinkerken geleid worden, onder beding van in zes maanden niet te dienen. Men bragt de Spanjaarden na Bergen. De Walfche Troupen gingen over in foldij der Bondgenooten, die zich, behalven anderen voorraad, ook meester maakten van drie Franfche Oorlogfchepen en verfcheide Spaanfche Barken, in de Haven liggende De Hertog van Marlborough en de Veldmaarfchall ■ van Ouwerkerke , Oostende bemagtigd hebbende, wilden het welverfterkte Meenen nog voor het eind< deezes Veldtochts doen bukken. Het beleg wert aangevangen, en gedekt door het groote Leger, than verfterkt door de Pruisfche en Lunenburgfche man fchap, onder den Kroonprins van Pruisfen. De Graa de Caraman , Bevelhebber der Bezettinge, raaakti alle toebereidzelen tot eene manmoedige verdeediging doch de Belegeraars deeden hunne magt van gro gefchut en bomben met zulk een geweld fpeelen dat, in weinig dagen, alle de Borstweeringen omvei geworpen, en alle de Buitenwerken onbruikbaar wa jen StaatS- R! GÏ6RINGT. : Van Meenen. t F 1 f >  94 GESCHIEDENIS Staats Rkgee- 8iisg. V>noóMÉ IOC Legerhoofd in de Ne~ de' ianden aan£t (Jeld, Dendermonaeen Aath gtwon- ren, en 'er bres gefchooten was in de Hoofdwal. De Belegerden bleeven niet in gebreke van dit geweldig vuur uit hun grof gefchut te beantwoordden : doch alle uitvallen, door hun ondernomen , liepen vrugtloos af. De Belegeraars konden, ondanks hun groot aantal, ondanks 't geweld der mijnen, en van 't grof gefchut, ter oorzaake van de fchoone verdeediging der Bevelhebbers, niet dan voet voor voet naderen. In 't eind móest hij zwigten; doch bedong, met alle Krijgseere uittetrekken. De Bondgenooten hadden in dit beleg omtrent duizend dooden en tweeduizenclgekwetllen bekomen (*). Geduuiende het beleg van Meenen kreeg het Leger der twee Koningen eenen anderen Veldheer. De verflaagenheid over de nederlaage bij Ramillies aan 't Hof van Verfailhs, deedt den Hertog de Vendórut uit halte opöntbieden. Hij vervoegde zich , i . , " Ter Zee bepaalden zich de Krijgsverrigtingen dei Franfchén tot het uitzenden van kleine Vlooten. die niettemin veel fchade aan den Koophandel dei Engelfchen en Hollanderen deeden, maar ook groo ten hinder aan het voortzetten van den Krijg. Di Ridder de Forein ftnk, met Bloeimaand, uitZ>»/fl Herken iu Zee met tien Oorlogfchepen , een Fregn en vier lange Barken. Welhaast ontdekte hij in ! Kanaal vijftig Zeilen van Koopvaarders , mPonn gal en de Oest- Indien beftemd , begeleid door dri Oorlogfchepen en twee Fregatten: hij tastte ze aan nam twee der Oorlogfchepen en vierendertig Koor vaarders, maakte elfhonderd gevangenen, enkwaï (*) Refol. Holl. li. Juny 1706. bl. 409. Tindal Vol VIL p.aSs 303. Daniël, p.241 244* G4 StaatsRegee- RlNO, t t » 9, »  W GESCHIEDENIS Regee- 1 ] i l j I \' e n C te Srest met die Prijzen binnen. — Op een tweeden tocht na de Noordzee vielen hem verfcheide Engelfche en Hollandfche Koopvaarders in handen, die hij in de zelfde Haven opbragt. De Koningin, van Engeland, den Aartshertog Carel fterk onderfluitende, hadt eene talrijke Vloot , met Krijgsvolk; en Oorlogsvoorraad voorzien, naiW^/gefchiktook voeren vijf zwaare Oorlogfchepen tot befcher3ning mede. 't Was voor de twee Koningen van het uiterfte aanbelang deeze Vloot te onderfcheppen; zonder dezelve kon de Aartshertog zich in Spanje niet ftaande houden. Dit werd den RidderoEFoR. sin en Duguay ■ Trouin toevertrouwd , die zich ten dien einde moesten veréénigen, Zij zeilden, in Wijnmaand , uit met veertien Oorlogfchepen. Drie dagen in den mond van het Kanaal gekruist hebbende, ontdekten zij het Engelfche geleide. Duguayr-RouiN wagtte elk oogenblik het teken des aanvals ran de Forbin; doch eindelijk ziende, dat het best ?an den dag voorliep, en oordeelende, dat tijdveries het verlies van zo rijk een prooy kon naa zich leepen , beval hij zijn fmaldeel aantetasten. Hij 'ermeesterde eerst het vlagvoerend Schip Cumber. and, van tweeëntachtig (lukken ; de Chesier en de lubers, ieder van zesenvijftig Hukken , werden geomen door twee zijner Schepen ; de Royal-Oak an zesenzeventig ftukken, was op het punt, om nterende, bemagtigd te worden, wanneer'er brand ntftondt in 't Schip, dat hem aan boord lag: de apuein bediende zich van dit voordeel, en redde zich  PUK NEDERLANDEN. i&$ ?ich door de vlugt: 'er bleef alleen over het Schip JDevonshire , vnn tweeënnegentig (lukken , en met meer dan duizend koppen bemand. DuguayTrouin, die gemaklijk de Royal-Qak hadt kunnen Opzeilen en neemen, koos de hachlijker partij , om de Devonshire aantetasten. De brand, in dit Schip ontdaan, verpligtte hem om eenen afftand te flaan. Welhaast floeg de vlam in 't geheele Schip , en ver teerde hetzelve in korten tijd , en alle de Schepelingen kwamen in 't vuur en in 't water om. DeFran /eken verboren geen dén Schip , bemagtigden zestig Koopvaarders , en veelen van de rest der ver ftrooide Vloot vielen de Kapers in handen. Dit op ligten der Hulpvlooten deedt , naar 't oordeel dei Gefchiedfchrijveren, bijkans zo veel nadeels aan d< zaak des Aartshertogs als de nederlaag bij Alman z« (*)• De Ridder de Forbin , dit jaar met zo veel voor deels den Krijg ter Zee gevoerd hebbende, geraakte naa het volvoeren van zijnen laatften Kruistocht met den Heer de Ponïchartrain, aan 't Frtwfch Hof, in gefprekover het onderneemen eenerlandin: in Schotland met zesduizend man: hij maakte veel zwaarigheids in den voorilag ; doch (telde den Fran fchen Staatsdienaar voor, dat hij harts genoeg bezat om met die zelfde manfchap Amjlerdam te vermees teren, zo ras de aanftaande Veldtocht in de Neder lan O Thoma* , Notes fur TEltge de Duguaj-Trouw p. 218. G5 StaassRegeeRinq. ■ Voorflag vm de ' Forbin. ,om dm- , jlerdam teverdel- 5 gïflU  u6 GESCHIEDENIS Staats« Recee- Scocte aarflag , vm een Holland- '' fchen | Partij gaager. J \ landen zou geopend zijn. Hij onderilelde , dat hij de Stad ontbloot zou vinden van Bezetting , dat zij door de Burgerij niet zou kunnen berchermd worden , en dat hij , dezelve bemagtigd hebbende meer dan duizend Schepen , die aldaar lagen , ZOu* kunnen vernielen , ja ook de Stad zelve in kooien leggen, waar naa Frankrijk in vierdagen Vrede zou hebben, „ alzo," zeide hij , „ al de Rijkdom en ,, Magt der Ferêénigde Gewesten in deeze Stad al„ leen beftondt, en de Staaten geen moed zouden „ hebben, om den Oorlog voorttezetten , naa dat J.nfterdam bedorven zou zijn." Voorts zou hij zich met zijne maufcbap, op de kleine Vaartuigen, met welken hij dezelve herwaards zou gevoerd hebben, en onder de befcherming van eenige Galeien, na Texel en zeewaards begeeven , en in deezervoege de Engelfche en Staatfche Oorlogfchepen tragten te ontwijken; doch zijn voorllag vondt geen ingang ten ilove: en heeft men, naar 't oordeel van Waarnaar, groote reden om te twijfelen , of dezelve ,-an zijne zijde wel ernstig gemeend werd (*). Ernstiger meende het zeker een Hollandfche Parijganger , Quimtem geheeten, die beflooten hadt, ;ich meester te maaken van één der PrinMn van den iloede in Frankrijk , en , ware het mogelijk , den Dauphin gevangen te ueemen. Eenige Officiers en Dra- (*) Mem. du Comte de Forkin , Tom. II. p. s8l. fAGENAAR , Ajlljl. VI. St. bl. 25 6,  naK. NEDERLANDEN. 16} Dragonders maakten met hem Paspoorten te krijgen. en naderden Ferfailies langs onderscheidene wegen, waaromllreeks zij zich, bij partijen, inhinderlaagen verborgen. Die te Seve lagen , zagen den Dauphin en de Prinfen op de Brug, ter jagt uitrijdende, doch te fterk vergezeld , om den aanflag te wagen : de Hertog van Orleatis trok desgelijks , om de zelfde reden, ongemoeid voorbij'. Korte dagen daar naa ontdekten zij eene Koninglijke Koets, met zes Paarden befpannen: zij omzetten dezelven, maakten 'er zich meester van , en waanden , dat zij den Dauphin hadden, doch het was de Koets van den Heer de Beringhem, 's Konings Opperftalmeester; zij namen hem gevangen. Die hun tot Verneder diende, en den weg kende , opgehouden! zijnde , misten de anderen, die den Gevangenen te paard deeden klimmen], den weg, en kwamen te laat te St. Ouen aan : dit was deels de oorzaak der mislukking. Dar nog meer bragt hier aan toe de zorgvuldigheid en op lettenheid, welken zij voor den Heer de Berin ghein toonden, om hem de reis gemaklijk te maaken , ei te laaten uitrusten. De Koning , deeze wegvoering met de uiterfte verbaasdheid en misnoegen verftaar hebbende, liet den Partijganger nazetten door eei gedeelte der Lijfwagt, en van Dorp tot Dorp de klok ken luiden. Men kreeg eenigen gevangen , wie Paarden niet langer voortkonden. Eindelijk agter haalde men Quimtem bij Ham, met het piftool O] den hals werdt hij gedwongen zich overtegeeven H StaatsRec-e£>ring. ï l . t r i ij  loË GESCHIEDENIS Staats Regee RJJSg. De Aarts hertog Carel trouwt. Krijgsbedrijven in DuitscA- Hij werd na Perfailles gevoerd. De Heer de Beringhem fprak groot van de opletrenheid, welke zij voor zijn perfoon betoond hadden : hij liet zelfs den Gevangenen eens 's avonds aan zijne tafel toe , en Mevrouw de Beringhem beloonde zijn beusch gedrag met een gefchenk. Hij werd als Krijgsgevangen na Rheims gevoerd , wel behandeld , en ftierf aldaar naa 't verloop van eenige janren. Het Hof van Weenen , bemerkende , dat de Volken zich liefst onderwierpen aan Vorsten , die Opvolgers hadden , bewoog den Aartshertog , om de Prinfes Elizabetii Christina van Welfenbutte! te trouwen, die de Protestantfchc Godsdienstgeloofsbelijdenis fe voor de Roomfche verwisfclde. In Wijnmaand begaf hij zich na Weenen, en vervoegde zich , het volgende jaar, bij dien Vorst in Catalonic. In Duitschland, bijkans door de Bondgenooten verlaaten , gebeurde niet veel ten hunnen vuordeele. De Franfchén, onderden Maarfchalk de Vxllars, ©verweldigden de Liniën bij Stokhqfen, en bragten, verfcheide Plaatzen ingenoomen hebbende , geheel Zwaben en Frankenland onder brandfchatfing. Door den dood des Piinfen van Baden , in den aanvang des jaars , hadt de Keurvorst van Hanover, naderhand Koning van Engeland, bet Legerbevel gekreegen. Hij tastte de Franfchén , verzwakt door het zenden van manfchap na Provence, onder den Markgraaf de VivANT,aan, en floeg hen veel Volks ff. De Villars trok hier op den Rhljn weder over,  oer NEDERLANDEN. ioo over , eh de Keurvorst deedt zijn Leger fcheiden (*). In het voorleden jaar vertoonden de zaaken voor de Bondgenooten in Spanje de allerguhstigfte gedaante, doch veranderden thans geheel ten voordeele van ■ den Prins uit het Huis van Bourbon. De Hertog Van Berwik, natuurlijke Zoon van Jacobus denII, van alle kanten door de Franfchén en Spanjaarden onderfteund, zag zich aan 't hoofd eens ontzaglijken Legers. Lord Galway , eén Franschman van afkomst, Zoon des Markgraaf* van Ruvigny,voerde het Leger der Bondgenooten aan. De poogingen der Casüliaanen , om Philips denV. opdenThroon te houden , ziende , hadt hij na Lenden gefchreeven, „ dat alle de Mogenheden van Europa niet in „ ftaat zouden zijn, om een Vorst, zo bemind van „ zijne Onderdaanen, te ontthroonen ," enzogteen Veldflag, welks verlies noodlottig zou weezen , te vermijden. Dan de Hertog van Berwik noodzaakte hem dien te leveren in de vlakte bij Jlmanza. Het mangelde den Bondgenooten niet aan moed en dapperheid; doch zij kieegen, ondanks hetbetoondaar van, eene geweldige nederlaag , en verlooren meet dan tienduizend man aan dooden en gevangenen. — De Hertog van Orleans, vervolgens het Legerbevel aanvaard hebbende , maakte zich in ester van Regueria, Falenda> Sarragosfa, en verfcheide Steden in («) Tïnbal . Vol. VII. p. 238 —.345. Daniël, Journal, p. 140.143. StaaTIS» Reces- RING. Krijgsbedrijvenin Span* je,  Staats- Regke- jung. Krij^gverrigtin'«en in Italië. Mislukte asrfhg; vari den Pretendent ip Se holland. j J F Ito GESCHIEDENIS in Portugal. Leoida en Catalonie moest voor zijne wapenen bukken. De herneemingen volgden elkander tegenwoordig zo fchielijk als voorheen debemagtigingen (*). Het Krijgsgeluk liep den Bondgenooten in Italië mede. De Kasteelen van Modena en Milaan waren reeds in 't voorjaar opgegeeveti aan de Keizerfchen, en zij maakten zich, onderden Graave van Thaun, met weinig moeite , meester van het Koningrijk Napels (f). Wij hebben reeds gezien, hoe de Hertog van Savoije , die , een jaar geleden, bijkans niets meer dan zijne Hoofdftad overgehouden hadt, het beftondt, in Provence te rukken , en Toulon te belegeren. Een beleg, 't welk , ichoon met gedaagd, ten blijke ftrekt, hoe fterk de Bondgenooien aan deezen oord waren. Lodewijk de XIV. handelde heimlijk metdeStaaten ; doch deeze handeling was door het toedoen der Engelfchen meer agter- dan voorwaards gegaan , en ha ft de voorfpoed der wapenen van beide deKonmgen in Spanje het Franfche Hof eenen anderen toon doen aanneem™. — De zogenaamde Prins van Walles , gemeenlijk de Pretendent genoemd, Jegaf zich, onder den naam van Ridder van St. Joris s (•) Tindal, Vol. VII. p. 2o3 _ 2,3> Daniel>„,w. >. 23S — 239. Millot Staatk. Gedenkf. III. D. bl. 303 2* 332. (O Wl, Vol. VII. p.^8 — 284. DanmlJW * 24°-  der- NEDERLANDEN, nr r is, na Duinkerken , met oogmerk, om met een Leger na Schotland te (tevenen , vol vertrouwen, ■ dat de aanhangers van het Huis der Stuards in dat Rijk , op dè tegenwoordige Regeering misnoegd, hem met opene armen zouden ontvangen , en hulpe bieden. De Paus hadt, zo men wil, hem tot dien overtocht eenige penningen verftrekt. De Riddei de Forbin voerde het bevel over de Vloot. De Staaten , kundfehap van deezen toeleg gekreegei hebbende, beraamden met het Engelfche Hof maatregelen, om denzelven te verijdelen. De Engelfcln Vlootvoogd George Byng vertoonde zich met de Engelfche Vloot , door eenige Staatfche Schepel verfterkt, onverwagt voor Duinkerken, en vertraag de het infeheepen der manfchap: 't welk egtervoort gang hadt, toen die Vloot zich van die Kustverwij derde. De Forbin ftak in Zes; doch ftorm en te genwind deeden hem met den Ridder van St. Jon terugkeeren, zonder iets uitgevoerd te hebben (*). De Krijgsroem van Prins Eugenius hadt zich z algemeen verfpreid, dat elk zich onder zijne Vaar dels onverwinnelijk en van den zege verzekerd hield Men was in Engeland des zo zeer overtuigd , dj men van daar den Keizer op het aanhoudenst ve zogt, om dien Prins het opperbevel in Spanje opt draagen, om dus beter klem te geeven aan de Krijg verrigtingen der Bondgenooten. 'Er vak geen twi (*) Forbin Mem. Tom. II. p. 297- Bürnet , Va II. p.499. Lamberti, Tom.V.p.ó—.17. i Staats-. Regee- RlNG. I l s ) De Kei. !_ zer weigert den c- Engel- X fcken , Prir.sEu- GENIUS !- aaa 't ■ hoofdjes Leiers in j- Spanje'ie £\ (tellen. I.  Staats- Rpcee- ] I i c ira GESCHIEDENIS fel aan, of de Keizer zou, indien hij weezenlijkteri oogmerk gehad hadt het grootfte gedeelte van zijne magt te gebruiken , waar dezelve den Aartshertog kon doen zegepraalen , geen bekwaauier Veldheer hebben kunnen zenden dan Prins Eugenius. Doch hij hadt htm een fterk wel aigerigt Leger moeten toefen ikken , en de Keizer wilde de bloem zijns Volks gebruiken , tot behoudenis van het vermeesterde ia Italië. Desgelijks hadt bij Krijgsvolk noodig aan den' Rhijn, om het hoofd te bieden aan de talrijke Legerhiagten en bekwaame Veldhecren, die Frankrijk op de Grenzen hieldt. — Doch deeze reden was de eenige niet, die den Keizer wederhieldt , om toetelaaten , dat Prinj Eugenius zo lang van het Hof verwijderd bleef, als hij zou moéten gedaan hebben , wanneer hij het hoofdbevel in Spanje voerde. Deeze Prins hadt, als Voorzitter in den Krijgsraad, de beste fchikkingen op de Krijgskas gemaakt, en niemand dan hij was in ftaat dit werk te beftuuren. Eindelijk hadt hij dien Prins, een zo bekwaam Onderhandelaar als Veldheer, noodig, om de Rijksvorsten en andere Mogenheden in zijne maatregelen te doen treeden. Alle deeze redenen bewoogen Keizer Josephus, den Prins van Starhemberg het Krijgsbevel in Catalonië optedraagen, en Prins Eugenius te fchikken tot iet volvoeren zijner bedoelde onderhandelingen , en iem aan 't hoofd te plaatzen des Krijgsvolks, 't geen' lan den Rhijn, of in de Nederlanden, den aanftaanlen Veldtocht zou volvoeren: en hier in Haagde hij p het uitfteekendst.  ojïr. NEDERLANDEN. ?^ Prins Ei'genius handelde aan de Hoven van verfcheide Duitfche Prinfen , om hen nauwer en hau wer aan het Groot Verbond te verknogten , haalde, onder anderen , te Bresden , Koning Augustus over, om Troepen in Vlaanderen te zenden, en onderhielt, te Hanover, wegens de Krijgsverrigtingen aan den Rhijn, den Keurvorst, die aldaar het bevel zou voeren. In 'Grasmaand kwam hij in den Haage , waar de Hertog van Marlborough zich ook eerlang vervoegde. Deeze twee groote Mannen , tusfehen welken men nimmer den minften fchijn van benijdenden naijver befpeurde, hadden-'lange gefprekken met den Raadpenfionaris Heinsius eh de Afgevaardigden aer Veréénigde Gewesten. Prins Eugenius beviijtigde zich inzonderheid om den Keizer tè regtvaardigen ,over twee (lukken, die het Bof van Engeland en dg Staaten kwalijk namen. Vooreerst, 's Keizers verwijlen , om den Vrede te fluiten met de wederfpannige Hungaaren , 't geen hem in (laat zou gefteld hebben om zijne geheele Krijgsmagt tegen het 'Huis van Bourbon te gebruiken. Ten anderen , hij ging de klagten tegen, dat de Keizer al de vrugt der vermeesteringen , in Beijeren , in Napels en Milaah gemaakt, zichzelven hadt toegeëigend , in (lede van , volgens het ftelzél der Zeèmogenhedèn , hei Geld, bij dezelvcn bemagtigd, geheel ten voordeel* van het Groot Verbond te bekeéren. Kon EugeKlus den Keizer niet ten eeremaal veromfchuldigen Jiij bezatten minstende kunst, om de bezwaareïi waar over men klagtig viel, te verminderen, fii JX. Deel, |( h Staat?- B KGEER1NG. PrinEO1) geml'i komt in den Ham ff*- i i i  STAATSIE 2 CKEliliVG. Beraa- miogen v«n oen Veldtocht. I j 1 t "4 GESCHIEDENIS beraamde met] Maulcorough en de Afgevaardigden een welgeregeld plan voor den aanflaanden Veldtocht; hun verzekerende, dat de Keizer vijfentwintigduizend man zijner beste Troepen in Vlaanderen zou zenden , dat hij 'er twaalfduizend in Catahnii zou onderhouden, en dertigduizend aan den Rhijn en buiten deezen een groot aantal in Piemont, in het Milaneefche en in het Koningrijk Napels, In deeze beraadflagingen werd befloten ,'dat 'er aan de Moezel ten Leger zou verzameld worden onder het bevel van Prins Eugenius, welks bewegingen hij zou regelen : inzonderheid beloofde hij den Hertog, hetzelve in Vlaanderen te laaten werken, waar men befloot den Oorlog fterkst te voeren. Prins Eugenius keerde weder na Weenen , en bleef daar tot het einde van Bloeimaand. De Hertog van Marlborough bewoog den Keurvorst van Hanover, om de genomene maatregelen goedtekeuren, en verzamelde voorts het Leger der Bondgenooten omtrent Brasfel. Om hetzelve zekerder te maaken , vertrouwde hij de bewaaring der Plaatzen in Braband aan de Inwoonderen, die hij oordeelde wel genegen te zijn am ze tegen verrasfingen te verdeedigen , inzonderheid als ze door een Leger gedekt werden. Over het Franfche Leger was het opperbevel op«edraagen aan den Hertog van Bourgondlë , 's Koüngs Kleinzoon, en Vendóme zou onder hem Geileden. De Hertog de Baery en de Ridder van >t, Joris woonden deezen Veldtocht bij. Dit Leger rok bijéén tusfcaeii Bergen in Henegouwen en St. Cus'  der NEDERLANDEN. 115 Gaslain. Men hadt alle reden om te veronderftellen, dat Prins Eugenius, met ziine Krijgsmagt aan de Moezel bijéén verzameld, zich bij den Hertog van Marlborough zou vervoegen , indien hem zulks met met geweld belet wierd. Dan de Franfchén, in ftede van de verééniging te verhinderen door de Troepen des Hertogs van Berwik , hielden zich op met het herneemen van eenige Plaatzen in Vlaanderen , waar in zij veriTandhouding hadden, en lieten den Bondgenooten tijd, om hunne Krijgsmagten te veréénigen, en hen met voordeel te bedrijden. De Engelfche Veldheer hadt ten oogmerk , zich bij Soignies te legeren, doch werd daar in voorgekomen door de Vijanden , die zich meester maakten van Gent en Brugge. De aankomst van Prins Eugenius deedt het gelaat der dingen geheel verande» ren, en beloofde niets minder dan het herneemen, van alle de Plaatzen in Vlaanderen. De misllagen, aan den Maarfchalk deVendóme toegefchreeven,be. hooren eigenlijk geweeten te worden aan de verkeerde raadgegvingen , die de Hertog van Bourgondlë volgde. Zo ras Prins Eugenius in de Legerplaats der Bondgenooten gekomen was, Belde hij den Hertog en den Veldmaarfchalk Ouwerkerk voor, op den Vijand aantetrekken en flag te leveren. De volmaakte éénsgezindheid tusfehen deeze Veldheeren deedt hen in den raad van Eugenius toeftemmen. Het Leger brak op. om den Dender overte. trekken, 't geen zonder eer igen wederltandgefchied* de. Het was tegen den raad van Vendom* , dat de H a Her,- Staats; Rt c sering.  ti6 GESCHIEDENIS B egee- Hertog van Bourgondi'è , in ftede van zijnen regter►vftetigèl na den Bender te laaten rukken , om den Bondgenooten den overtocht te betwisten, last gaf, o"i na Gent te rag te trekken. Men beüoot, de Schelde overtegaan, en bij Oudenaarde eene Legerplaa's te betrekken, welke Stad men voorhadt te bemagtigen, en dus den Bondgenooten de eenige gelegenheid , welke hun nog overfchoot, om over de Schelde te komen, aftefnijden. De Veldheeren der Bondgenooten , ziende dat de Vijand voor hun week , vaardigden Lord Cadogan met eenige duizend Voetknegten, Ruiters, en eene menigte van Delvers af, om den weg te bereiden, en vier Bruggen over de Schelde te liaan, die bij O». denaarde overtetrekken , en zich meester te maaken van de hoogten aan genen kant der Riviere. Cadogan, in de Stad gekomen, bevondt, dat de Hertog van Bourgondi'è zo veel fpoeds gemaakt hadt, dat hij de Schelde reeds was overgetoogen. Lord Cadogan verzuimde geen tijd, om den hem gegeeven last te volbrengen: en het Legerdeel, doorhem aangevoerd, werd welhaast gevolgd van het gros des Legers. Prins Eugenius trok , aan 't hoofd der Ruiterij, de eerst geflagene Brug over, cn het Voetvolk volgde. De Hertog de Vendómë hadt gewild, dat men, zonder de Bondgenooten aftewagten , hen tegengetrokken en aangevallen zou hebben op dien lijd, dat een gedeelte des Legers bezig was om over de Schelde te trekken. De Hertog van Bourgondi'è, in tegendeel, befloot, zijnen weg na Gent te ver. vor-  der NEDERLANDEN. 117 vorderen. Dit beleid was oorzaak, dat de Franfchén zich genoodzaakt vonden flag te leveren op eene plaats, afgebroken door heggen, boomen, kreupelhout, en andere hindernisfen ,. welken te wege bragten , dat de onderfcheidene gedeeltens elkander niet konden onderfteunen, of de Legerhoofden eenig ge> regeld plan, om te vegten, vormen. Elk Regiment flreedt naar gelange het zich bevondt, en volgens de meerdere of mindere bekwaamheid der Colonellen. De flag bij Ondenaarde begon met den aanval op het Dorp Heume, waar in de Vijanden zeven Ba. taillons geworpen hadden. Cadogan trok, oratrenl vier uuren naa den middag, 'er op aan met zesdui zend Voetknegten , en nam het, naa een heftiger '-ei'ederftand ontmoet te hebben, in , en vier der Ba Jwahlons krijgsgevangen. Ten zelfden tijde geraakts T1l/e Majoor-Generaal Rantzau met den Vijand hand gemeen. Prins Eugenius , met de voorhoede aat: gerukt zijnde, deedt het Voetvolk boven Oudenaar '■ • 1 1 t * Beleg - van Rijs* [ fel. t :t n n y. 5ö  Staatï- RUN li. J < I c c o b d v, j k; 01 va NI In afi Ri 122 GESCHIEDENIS hoogden rang in het Leger dar Bondgenooten : ve„ en fie den er eene eer in,onder Prins Eugenius ate Vrijwilhgera te dienen. De Stad werd, denderdenden van Oogstmaand, berend , en de Loopgraaven oP den tweeëntwintigften geopend. De Maarfchalk de Boufflers verdeedigde die welverfterkte Stad met mannenmoed, en deedt veele uitvallen , waar «i de Belegeraars veel af breuks leeden De Her- tog van Bourgondië, ontrust voor het dreigend bevaar waar in eene Stad van Z0 veel aanbelang» «ich bevondt, deedt veel moeite, om 'er verderkin* i„ ^ brengen. Hij verliet zijne Legerplaats bij Gent «rtémgde zich met het Leger onder den Hertog van W, en trok de Schelde over. Mar1borough, 'nderngt van deeze beweegingen der Franfchén, rok mede naa de Schelde, als ten oogmerk hebbene om de veréénfging dier beide Legers te beletten, f ten minsten hunnen optocht te wederdaan ; doch ordeelde het niet raadzaam flag te leveren: hij hieldt et genoeg de Schelde overtetrekken, om zich a-ter b Rivier de Marqué nederteflaan, en den invoer m onderdand te verhinderen. De Franfchén zon■n het met gewaagd hebben, die Rivier, aan de mten met de Troepen der Bondgenooten bezet, 'ertetrekken; doch, dewijl zij boven den oorfprong n dezelve konden doordringen, begafPrinsEucEus, met den Hertog van Marlborough en eenige genieurs , zich derwaards, om eene Legerplaats edeeken , die de geheele ruimte tusfehen de beide vieren befloeg. Dewijl deeze niet verre van Prins Eu-  Ber NEDERLANDEN. 123 Eugenius'af was, werd het aantal der manfchap in het dekkend Leger niet vermeerderd; doch deeze Prins, na het beleg wederkeerende ,. beloofde den Engelfchen Veldheer, dat hij hem, in gevalle hij aangetast wierd , met twaalfduizend Voetknegten en zevenduizend Ruiters zou bijfpringen. De optocht des Franfchén Legers was door verfcheide hindernisfen vertraagd, bovenal doordeilegtheid der wegen , tot het flegten van welken men tweeduizend Delvers gebruikt hadt. De Hertog de Vendóme wilde , bij de aankomst, op de Bondgenooten aantrekken , zonder hun tijd te geeven, om zich tusfehen de twee Rivieren te verfchansfen; dan de Hertog van Bourgondië , wel verre van een zo wijzen raad te volgen , zondt na Verfailles , om bevelen van Lodewijk. den XIV. r.e haaien. Deeze Vorst, een blind vertrouwen ftdlende [op Chamillard, vaardigde dien derwaards af, om het Huk te beflisfen , even of die Staatsdienaar bedreevenei was in deeze foort van zaaken dan Vendóme. Misichien hadden de Bondgenooten , wanneer men een tijd, zo dierbaar, niet bedrijfloos hadt laaten voorbijglippen, het beleg opgebroken: ja men wil zelfs, dat zulks in beraad genomen is. Prins Eugenius drong op het voortzetten aan ; doch hij voegde 'et nevens, dat men de Stad door goede befchansfmgen moest inüuiten, om de Legerplaats en de Belegeraars tegen allen aanval te dekken. De Hertog yan Marlborough hadt moeite , om zich met een overwinnend Leger in de veifchansfin- ge: StaatsRegee«ring. )  $Tt\ HTS KEotERtfïC. 114 GESCHIEDENIS gen te houden ; maar hij fchikte zich naar Euoe. kiüs. Chamielard keerde na Verfailles weder, zonder iets uitgevoerd te hebben, en de Hertog van Bourgondië befloot, naa het doen van eenige vrugtlooze poogirjgen , van Legerplaats te veranderen. Hij verdeelde zijn Leger in verfcheide hoopen , om den aanvoer van voorraad voor de Belegeraaren te beletten. Die fchikkingen fneedèri alle gemeenfehap tusfehen het Leger der Bondgenooten en Brusfelzf. waar de Staaten hunne voorraadsverzamelplaatzen hadden. De Hertog van Marlborough verzogt, bij eenen Brief, Koninginne Anna , dat zij het Krijgsvolk en de Oorlogsbehoeften, voor Spanje gtfcauXt, na Vlaanderen wilde zenden. In gevolge hier van, kwam de Vice- Admiraal Byng met zijne Vloot te Oostende, waar hij den Krijgsvoorraad omfcheepte. De Hertog was hier van niet verwittigd, of hij vaardigde eenige Troepen af, om zich meester te maaken van het Kanaal van Nieuwpoort, langs het welke die voorraad bij de Belegeraars moest komen. Vendóme wilde in eigen perfoon deezen afgezonden hoop gaan bedtijden ; doch men keurde dit niet goed, onder voorwendzel , dat zijne tegenwoordig, beid elders noodig was, en de Graaf de la Motiie kreeg last, om op de beweegingen van dien afgezondenen krijgshoop te letten. Hij beging zo veele misdagen \ dat de Bondgenooten voor geen gering gedeelte de bemagtiging van Rijsfel daar aan hebben dank te weeten. Eindelijk verloor hij in een gevegt drieduizend man, behalven de gekwetsten en gevangenen;.  der. N EDE R. LANDE N. i*S genen: de rest verzamelde zich te Brugge , terwijl ^at^de voorraad, zonder verderen tegenftand, in 't Léger RJJW> kwam. De Hertog van Bourgondi'è , het liegt üaagen deezer cnderneei.ninge bemerkende , ging zelve na Brugge, w;ar hij zesduizend Voetknegtenenzevenduizend Ruiters bijééntrok. Hij deedt de Sluizen te Oostende openen , en begaf zich na Oudenburg ; doch bemerkende , dat de Engelfche Veldheer met ft erker Krijgsmagt tot Rousfelaar genaderd was, met oogmerk om (lag te leveren , koozen de Franfchén, die bevel hadden eenen flag te vermijden, de partij om na Gent te wijken. Dit gaf den Bondgenooten gelegenheid, om van Oostende al het Buskruit te krijgen, om het beleg van Rijsfel voorttezetten. Indien Prins Eugenius deezen onderftand niet bekomen hadt, zou hij het beleg hebben moeten opbreeken; doch, die opdaagende, fchepten de Belegeraars nieuwen moed , en de Veldheer befloot, de Stad op vijf plaatzen te gelijk aantetasien. Hij zelve waagde zich , om het Volk door zijn voorbeeld «antetnoedigen in het hectfte van den aanval. Moedig werden zij afgeweerd en afgëflageh; -Prins Eugenius werd bij zijn flinker oog gewond. Hij liet ftilfhnd van wapenen verzoektn , om de dooden wegtehaalen ; doch de Hertog de BöüFFjlers , vreezende , dat de Bondgenooten zich van dien tijd wouden bedienen om zijne werken te befpieden , antwoordde , dat hij ze zelve zou doen begraaven, als hij een grooter getal hadt. De Hertog van Marlborough  ia6 GESCHIEDENIS Staatsie egee- RING. borough voerde het bevel, tot dat de Prins van zijne wonde geneezen was, en deedt eenen aanval, die veel Volks kostte. Onienusfcli.ii begon het den Stads Bevelhebber aan Kruit te ontbreeken. Een Officier , du Bois geheeten, kwam , met een groot leevensgevaar verfcheide wateren overzwemmende, in het Leger des Hertogs van Bourgondi'è, hem verwittigende van dit gebrek. De Prins de Tingri hadt de Boutheid, om, met tweeduizend en vijfhonderd Ruiters, met Kruit en anderen Krijgsvoorraad in de Legerplaats der Bondgenooten te komen: acht-of negenhonderd waren met een krijgslist 'er reeds door , eer men eenig vermoeden hadt; doch een Officier was onvoorzigtig genoeg om in zijne landta al dit zijn Volk toeteroepen , waarop alle de overigen moesten te rug wijken. Dit vee! gewaagd beftaan verzekerde Prins Eugenius , dat Rijsfel gebrek aan Krijgsbehoeften hadt, waarop hij met verdubbelde en lleeds nader indringende aanvallen de Belegerden afmatte. De Hertog de Boub-flers , naa alles aangewend te hebben, wat de kunst des Oorlogs en hec vernuft tot verdeediging eener Siad kan verzinnen, ziende dat de leevensmiddelen begonnen te ontbreeken, en dat de Werken zo zeer befchadigd waren door het geweld desgefchuts, 't welk dag en nagt met de grootfte heVigheid foeelde, befl >ot, zich in 't Kasteel te werpen , vreezende dat hij anders alles te gelijk zou moe* ten overgeeven. Prins  der NEDERLANDEN. 127 Piins Eugenius beval den Officier], gezonden om wegens de overgaave der Stad te fpreeken , ten betoon van zijne agting voor de heerlijke verdeedigine des Hertogs de Boufflers , deezen aantezeggen , dat hij het opnellen der Verdragspunten aan hem zei ven overliet. Deeze werden van den eenen en den anderen kant heilig nagekomen. De ftilftand var wapenen geëindigd zijnde , werden de Loopgravei geopend voor het Kasteel: in 't zelve bevonden ziel vijfduizend en vijfhonderd man , die befloten had den tot het «iterfte te vegten. Dan de Hertog di Boufflers vondt zich, naa de heerlijkfte verdeedi ging, bewonderd door de Belegeraaren, in de nood zaaklijkheid om het optegeeven, gelijk hij deedt 0] den achtften van Wintermaand, naa hier toe last vai den Koning ontvangen te hebben: hij bedong de zeil de Verdragspunten, welken hem bij 't overlevere: der Stad toegedaan waren. De Hertog de Vendóme bemagtigde , in 't laat; van Wijnmaand, Leffinghem, een post, die de ge ineenfehap tusfehen Oostende en het Leger derBonc genooten affneedt : dit zou twee maanden eerde veel meer dienst gedaan hebben. Even zo was he ook gelegen met het ontwerp des Keurvorsts va' Beijeren, om Brusfel te belegeren : in Herfstmaan zou deeze Stad misfehien geen ontzet hebben kui nen bekomen van de Bondgenooten , die voor Riji fel de handen vol werks hadden, doch het liep aa tot het laatst van Slachtmaand , eer het beleg voc die Stad gellagen werd. De Hertog van Marlboroug wi Staats- r1kg. 1 t t > 1 1 it Einde . des Veld. tochts. r t 1 d t) r h IS  Staats- RtGKE- De Veldmaarschalk van Oo v.'erkerk ftertt. Krijgsverrigtinpen in Duischland ea Italië. Krijgsbedrijvenin Span- 1 je- 1 1 ï*8 GESCHIEDENIS was toen in ftaat om derwaards te trekken , en deedt, den zevenentwintig-Hen van Slachtmaand, de Schelde overgewogen zijnde , den Keurvorst van voor 'Brusfeï verhuizen. Den taatften dag van 't jaar gat de Graaf de la Mothe her belegerd Gent den Bondgénoofeh over, en de vijandlijke Bezettingen Verhepen uit Brugge, PlasfendaU en Leffinghem. Deeze vermeesteringen vielen ten rechten tijde voor; want, weinig dagen laater, werdde koude zo itreng* dat het onmogelijk was iets te onderneemen. Geduurende dien gelukkigen Veldtocht overleedt te Rousfelaar , de Veldmaatfchalk van Ouwer' kerk , in het zevenenzestigste jaar zijns ouderuoms • en den Graave van Tilly werd het opperbevel over der Staaten Leger opgedragen (*\ De overftroomingen van den Rhijn en de zwakheid der wederzijdfche Legermagten veroorzaakten" dat 'er in Duitschland niets merkwaardigs voor' viel (f). In Italië ontweldigde de Hertog van Savoije den Franfchén verfcheide Plaatzeu , onder ander-n Finestrelles ; doch de Hertog 0E Vjllars lam Pignerol en Sezane voor zijne oogèn weg (K) Het Krijgsgeluk liep in Spanje Philips den V nede. De Hertog van Orleans belegerde Tortofa en lam die Stad in. De Graaf van Stahremberg her- overde C) Lamberti , Tom. V. p. i02 , i48. TlNOlL roI.VIII.p.5i—ici. ' ' O) Tinoal, Vol. VIII p. j>p. 0) Zie aldaar, p, 130,  oer. NEDERLANDEN. ï2e MDCCXV (f). .— Naarcemaal men mFrankritk verboden hadt, dat de Vlugtelingen eenige Goederen uit dat Rijk «ouden kunnen krijgen, hun ten opzigte van Huwelijks Voorwaarden, Uiterfte Wil. len of anderzins toekomende , geboodt men ook in de fei èèmgde Gewestendat de Franfchén geene sanfj raak altoos zouden hebben op de Goederen en Naalaatenfcharjpen tier Vlugtelingen (§). Eene wederzijdfche geftrengheid, door den Vrede inden ja* re MüCCXIIl. merkelijk gelenigd. (») Groot Plakaatb. V. D. bl. 73.Ia8l. Supplement » Corps DipUm. Tom. III. P. „. p. ^ Bij^ershoek >3 gen met Frankrijk. 1709. ( ] ] / I li ^ n ti ft d( h< 144 Geschiedenis Het Franfche Hof bediende zich van de tusfehenfpraak des Heeren van Petkum, Refident des Hertogsvan Holflein-Gottorp bij de Staaten, om den heimluken Vredehandel voorttezetten. Burgemees. ter van der Dossen hieldt briefwisfeling met den Graaf van Bergeik, die de Landvoogdij der Spaanfche Nederlanden , uit naam van Koning Philips waarnam , en deezen verwittigde van't geen noodig diende vastgefleld te worden , eer men met elkander vertrouwlijk in onderhandeling zou kunnen treeden De roncrontving desberigt,en fchreef aan van der Dossen , uit 's Konings naam , „ dat zijne Majefte* „ bereid was, op den voet, door hem voorgeflaagen „ naamlijk de aanbieding van Spanje, de Indien en „ de Spaanfche Nederlanden , met het geen 'er bij 4 gevoegd was , benevens een voordeelig VerdraJ „ van Koophandel , in onderhandeling te treeden " lot dn werk was de Heer Voisin benoemd en in \tn Haagc daar toe befloten : de Amflerdamfche >enfiónaris Buis en de Goudfclie Burgemeesrer van •er Dossen werden gelast dien Heer aan herSW*. :he Sas te ontmoeten. Zij troffen 'er den Prefident LouiLLé aan , die den post, door Voisin van de and ge weezen, op zich genomen hadt. Daar te tryen , en te Bodegraave hielden zij verfcheidene ondgefprekken. De Staatfche Afgevaardigden be 'gden , tot geene onderhandeling te kunnen volnn, indien Lodewijk de XIV. niet toeftemde in m afftand van Spanje en de Indien aan den Aartsrtog. RouiLLé bragt eenige zwaarigheden in 'c mid,  D2R. NEDERLANDEN. *4S den ; doch (temde eindelijk in dit gewigtig punt, tellens begeerende , dat Philips , tot eenige vergoeding van zulk eene groote opoffering , de Koningrijken Napels , Sicilië en Sardinië , zou ontvangen. De Afgevaardigden kwamen niet verder dan tot de belofie , dat zij hunne goede diensten zouden aanwenden, om de tweeeerstgemelie Rijken aan Philips te bezorgen, doch zij monlterden dat van Sardinië uit. Dit zou nog hebben kunnen aankomen ; maar zij vorderden Plaatzen van aanbelang tot een voormuur in de Spaanfche Nederlanden, onder anderen Rijsfel,. Doornik en Maubeuge. De Hertog van Marlborough hadt zo veelinvloeds op deeze handelingen , en zo veel belangs in den. Vrede te dwarsbomen , dat de eene zwaarigheid nauwlijks vereffend was, of de andere kwam ter baane. De fchitterendfté beloften , ten voordeele van den Koophandel , konden de beoogde en gewcschte uitwerking niet te wege brengen. Het Gemeenebest, verblind door vooringenomenheid tegen Frankrijk , en trots op de rol van Zegsman onder de krijgvoerende Mogenheden van Europa , zag niet, dat het ten flachtöffer ftrekte van de belangen des Engelfchen en Oostenrijkfchtn Hofs. Het liet zich beftuuren door den Raadpenfionaris Heinsius , een Man, meer afgerigt op het beduur van zaaken,dan gedeepen in Staatkunde, een aanbidder van het plan van Willem den ili , die hem met zijn vertrouwen vereerd hadt, en een werktuig der ftaatkundigè IX- Deel, K ia- Staats;Rpgee- MRö.  I4ö GESCHIEDENIS StaatsReges- RlI\g. De Heer deTor.cy na Holland gezonden. inzigten des Hertogs van Marlborough, die de kunst bezat, oin elk, die zich niet verre boven dei» genree- nen kring verhief, raar zijnen zin te zetten. - Men vondt in de Veréénigde Gewesten eenige Regenten, die de noodzaaklijkheid van den Vrede bevroedden ; maar deezen maakten verre het minder getal uit. De Wethouderfchappen der groote Handelite. den Amfterdam en Rotterdam haakten na de zoetigheden van den Vrede, en bleef die der eerstgemelde daar op gefield, fcboon Prins Eugenius zich derwaards vervoegde , om ze tot andere gedagten te brengen. Men was dermaate aan de Bondgenooten, en bovenal aan Groot Brittanje, vastgefhoerd , dat RouiLLé niets vorderde. ^ Ondanks de tegenkantingen , die de Franfche Onderhandelaars ontmoetten, vondt zich Lodewijk de XIV. zo onvermogend, om den Oorlog voorttezetten, dat hij, om den Vrede te verwerven , niet af liet, alles aantewenden. De Markgraaf aE Torcy met de bezorging der buitenlandfche zaaken belast, doorkundig in de Rijksbelangen, en wien meer,dan de letterlijke magt inhieldt, kon toevertrouwd wor. den, boodt zich aan , om, het mislukken der voor. gaande poogir.gm ziende , na Holland te'trekken, ten einde hij de zwaarigheden mogt uit den weg ruiBen, de gemoederen tot eene algemeene bevrediging i beweegen , en , ware het mogelijk , de Vredes- I voorwaarden te treffen vóór het openen van den Veldtocht. — Zijne aanbieding werd gunstig ] . • aan- ;  oer. NEDERLANDEN. 14? aangenomen, en hij vertrok, met de noodige Vrijgeleibrieven voorzien , na Holland, om RouiLLé de behulpzaame hand te leenen. Deeze afgerigte Staatsdienaar, in den Haage gekomen , tradt af aan 't huis van den Raadpenfionaris Heinsius. De kenfchets, door hem van dien Staatsman opgegeeven, verdient hier geplaatst te worden. „ Heinsius, Raadpenfionaris van Holland, wason„ der de befcherming van den Prins van Oranje,na„ derhand Koning van Groot - Brittanje , tot dien „ post verheeven. Deeze Vorst, overtuigd van zij,, nen ijver, van zijne geneigdheid aan zijn Perfoon „ en Huis, ifelde op hem een volkomen vertrou„ wen. Naa den Nieuwmeegfchen Vrede was hij na , Frankrijk gezonden , om te handelen over het Prinsdom van Oranje, en hadt daar te dien ge* „ hadt met de ongemaklijke geaartheid eens Staatsdienaars, meer gewoon met harde woorden Krijgs3, officieren te gebieden, dan om met vreemdelingen. te handelen, 't Was hem niet vergeeten, dat „ deeze Staatsdienaar hem eens met de Bastille ,, dreigde. Hij was door en door bedreeven in zaa„ ken, waar van eene lange ondervinding hem less, fen gegeeven hadt. Nauw verknogt aan Prins „ Eugenius en den Hertog van Marlborough. „ vormden zij te zamen ontwerpen , en bedemder „ den tijd der volvoeringe : zij alleen befchikten „ den loop der zaaken en de middelen: zij warer „ als de ziel van het Bondgenootfchap. Doch dt te Raadpenfionaris word niet befchuldigd , dat hi £ 3 ,? z< RegeE' ring. De ToRa cy's kenfchetsvan den Penfionaris HrJii» uvu I I  GESCHIEDENIS StaatsRfgse3Ui\ü. Ï)e Torcy's handelingenin den flaage. „ zo veel genoegen fchiep in de magtbetooningy „ welke de Oorlog hem fchonk , dat hij dien wilde „ doen volduuren , noch ook van baatuigtige in„ zigten. Zijn uiterlijk voorkomen was eenvous, dig. Geen pracht vertoonde zich in zijn huis en „ huishouding : niemand zou daar uit opgemaakt' „ hebben, dat hij zich bij een Heer van zo veel ge„ zags bevondt. Vierentwintigduizend Guldens „ was zijne wedde, meerendeeis voortfpruitende i, uit het Zegelbewaarderfchap. Zijn voorkomen „ was koel , en niet ruw : de beleefdheid draalde „ door in zijne verkeering, en zelden werd hij in 't „ gefchrlvoeren driftig. De Verdragen der verdee„ ling, zo wel als die des grooten Verbonds , wa„ ren door zijne hand gegaan. Hij was ren vollen „ kundig van de voornaamfle zaaken, die voorden „ Oorlog gebeurd waren , en 't geen geduurende „ denzelven voorviel , en , bij gevolg , zeer be5, kwaam om de wegen, tot den Vrede (trekkende, „ te kennen en te baanen (*)." — Wij zullen zien , welk een gebruik hij van zijne kundigheden gemaakt heeft, door het verflag der onderhandelingen, in den Haage gehouden. De Torcy maakte allereerst zijn werk om de gemo.dsgelteltenisfen en neigingen te doorgronden.' Schoon Amfterdam en Rotterdam hem voorkwamen" het meest naar den Vrede te hellen, oordeelden dee' zen nogthans , dat dezelve niet zou kunnen getrof- ferr O De Torcy Ment. Tom, II. p. s-f  PER NEDERLANDEN. fen worden, indien Koning Philips geen afïtand deedt van Napels en Sicilië; Hij ontdekte dat, hoe veel de Hertog van Marlborough bij de Staaten ook vermogt, deezen nogthans, niet dan met argwaan en misnoegen zagen, welk eene maate van gezag Groot Brittanje in deeze Gewesten hadt weeten te verkrijgen. [Niettemin verftonden de Engelfchen de kunst, om de voorQagen des Franfchén Staatsdienaars van kragt te berooven: naar het te pasfe kwam, de magt van Frankrijk verheffende of verkleinende. Betrof het inwilligen van eifchen en het doen van afltanden, dan was Frankrijk eene magtige Mogenheid, uit hoofde van de ligging haarer landen en de menigte van redmiddelen: men kon niet te veel voorzorgs tegen dezelve in agt neemen. Kwam het 'er op aan om aan dat Rijk buitenfpoorige eifchen te doen; dan was het Frankrijk geraaden, wij'shjk in aanmerking te neemen, zijne tegenwoordige zwakheid, de kragt zijner Vijanden, er zich niet te waagen aan een hachlijken krijgskans. Het was onmogelijk, deeze onderhandelingen te houden, zonder dat ze tugtbaar werden. Prins Eugenius en de Graaf Philip Lodewijk, Graaf van Sinzendorf, werden door den Keizer, de Hertog vati Marlborough en de Heer Touwnshend, door de Koningin van Engeland gelast, om dezelve bij t< woonen. De keuze van twee Krijgshelden ter Vre des - onderhandelingen, wees genoeg de gefteldheic dier twee Hoven uit: beiden gaven zij veel op var hun verlangen na den Vrede; doch lieten niet af K 3 al Staats» Regesriks. Hinder* nïsfenvaa den Vrede. i || >  GESCHIEDENIS ÊTAATS- Regee- i ] c J d a * alles, wat daar toe kon (hekken, te dwarsboomen. Ongeduldig na den Veldtocht baakende, zogten zij de Afgevaardigden der Staaten diets te maaken, dat Frankrijk geenen anderen toeleg fmeedde, dan om hun, door voordeelige aanbiedingen, welke hetzelve zou weeten te verminderen, zo ras het zijn oogmerk bereikt hadt, van het Bondgenootfchap af te tiekken. Prins Eugenius, in 'c bijzonder, zeide : dat men het zekere uit de hand wierp, indien het openen des Veldtochts langer verwijld wierd; en men kon den wisfen krijgsroem in de Nederlanden niet hiaten vaaren, om zich op te houden met eene onderhandeling, welke van geene vrugt altoos zou weezen : dat men , om over de aanbiedingen des FrwfckenKoaatgs teoordeelen, moest beproeven, of de gezagvoerende Rem der noodzaaklijkheid hem* drong tot het afflaan der Koningrijken en Landfchap, 3en, van welke hij aanboodt, zich te willen ontlocn: dat hij, ondanks den zeer neteligen toeftand, vaar in Frankrijk zich gebragt vondt, niet kon den, :en, dat dit Rijk zijne zaaken zo wanhoopig oorieelde, dat het Spanje zou willen afftaan en toegee■en aan alle eifchen, welke het gereed fcheen in te f'dügen. Waar uit hij befloot, dat het hof van Verblies met het zenden van eenen bekwaamen Staatsienaar na Holland, volflrekt geen ander oogmerk adt, dan om eenige Leeden van het groot Verbond Ftetrekken; gelijk het dat Hof, met zo gewenscht men nüöag gelukt was, in voorgaande Vredes-onïrhandeling'en: wel verzekerd, dat, indien het zaad  oer NEDEULA NDEN. igt zaad van oneenigheid kon zaaijen, welhaast de andere Leden zou noodzaaken, om zich te fchikken naar zijne inzigten, om een Vrede te fluiten, waar in het, eenige dingen toegeevende, door betwistbaare punten , de magt aan zich zou behouden, om alles met fchijn van regt te herneemen, als de omftandigheden daar toe medewerkten: Prins Eugenius oordeelde, derhalven, dat men het oor moest fluiten voor alle Vredes-voorliagen , en den Oorlog met allen ernst voortzetten: naardemaal Frankrijk dan welhaast van zelve zich genooddwangd zou zien, om de krijgsmagt uit Spanje terug te trekken, ten einde het doordringen van de Bondgenooten tot het hart des Rijks te beletten. A's dan zou men eenen verzekerden Vrede kunnen fluiten: dewijl men zich met de wapenen meester gemaakt hadt, van alles, wat men wilde , dat Frankrijk zou aftfaan; ook zou het dan buiten ftaat gebrast weezen om het te herneemen. Marlborough was niet in den Haage verfcheenen, of de Gelastigden der Staaten verklaarden den Heer de Torcy, dat zij na geene voorliagen zouden luisteren, dan met dien Hertog en den Prins Eugenius. De Franfche Staatsdienaar gaf die twee groote Veldheeren een bezoek , zij lagen een tegenbezoek bij hem af, en alles ging met veel wederzijdfche beleefdheden toe. Overtuigd,- dat het hem niet zou gelukken , het Gemeen .'best van het groot Verband aftetrekken, ftemde hij toe, dat men de zaaken zou behandelen in groote zamenkomften, geK 4 lip! Staats* RlGEe-. ul.g» Onderhandelingen ia den •Haag.  STAATS' H'ilGKE- ] \ b j|* GESCHIEDENIS tijk ze genaamd worden. De Leden tot dezelve be* Hemd, waren Prins Eugenius, de Hertog van Marlhorough, de Heer Townshend niet hem uit Engeland gekomen ; de Raadpei fionaris Hejnsius , de UeerenBuw en van der Dussen, de Torcy'en RouiLLé. De Graaf van Sinzendorfwerdt 'er naderhand toegelaaten, ingeleid door Prins Kugenius. De Tokcy vertoonde, hoe Koning Philips, reeds meester zijnde van twee derde gedeei-ens des Ko«ingrijks vm Spanje, van zulk eene uitgedrektbeid Lands geen a fit and kon doen, zonder fchaoelöo». Helling, en dat het voegüjk was, hem daar voor te geeveu de Koningrijken van Napels en Sicilië, met «ten Tijtel van Koning. Deeze voorilag, in vroegere tijden door den Prefident Rouiixe gedaan, en tot welker inwilliging de Gelasügden der Staaten reeds eenige hoope gegeeven hadden, werd met verfmaading van de hand geweezen. In alle volgende zamenkomften vermeerderden de Bondgenooten hunne, eifchen: en, daar de tweeVeldheeren beflooten hadden, zich aantekanten tegen alle bevreediging, deeden zij zulke overmaatige eifchen, dat de Torcy, tol verontwaardiging, verklaarde, zich tot zijn verbekte zullen gereed maaken. Zij gaven hem daar )p te kennen, dat zij hem zouden volgen, om den /eldtocht te openen. Doch de Franfche Staatsdienaar, geheel Europa willende overtuigen, dat de oJduuring des Oorlogs niet aan frankrijk kon ge/ceten worden, ontveinsde zijne gevoeligheid: en ptuigde*.*ijn rertrek te zuilen uudeilea, wanneer merj  ber. NEDERLANDEN. tgS men hem de laatlte voorliagen in gefchrifte wilde mededeelen, om ze in gefchrifte den Koning zijnen Meester te overhandigen, beloovende, binnen kort aan Rocille, die in den Haage zon vertoeven, ■s Konings last te zullen bezorgen. De Raadpenfionaris maakte 'er een ontwerp van; de Torcy in haast eenige aanmerkingen op 't zelve en vertrok fchielijk na Frankrijk. De hoofd - zaaklijke inhoud dier voorafgaande punten , veertig in getal, kwam hier op neder. „ Ten fpoedigften zou men een goeden, vasten en algemeenen Vre„ de fluiten. Om hier toe te geraaken, Carel den ,, III. erkennen voor Koning van Spanje, Aelndiën, „ Napels en Sicilië, met één woord van de ganfche , Spaanfche Heerfchappij, zo als Carel de II die „ met'den dood ontruimd hadt, uitgenomen de Bar,, riere der Staaten , en 't geen aan Portugal en aan Savoije, volgens de Verdragen tusfehen de Bond„ genooten, zou moeten worden afgeftaan. — De „ Koning van Frankrijk zou te wege brengen, dai „ zijn Kleinzoon, de Hertog van Anjou, ( ondei „ geen hooger tijtel, komt Philips in dit Ontwerr. „ voor,) Sicilië aan Koning Carel inruimde vooi „ den eerften van Herfstmaand aanftaande. Hij zou „ middelerwijl , zijn Krijgsvolk uit het Spaanfch» „ Gebied terug ontbieden, en den Hertog niet lan „ ger onderfleunen. Frankrijk zou nimmer mogei ,, handelen op de Spaanfche West-Indien, veel mii „ zich meester van dezelve maaken. Straats ,i burg, de Kehlerfchans en Oud Brifak zoudei K 5 » aa! Staats* PlGïE< RISC. Voorafgaandepunten ontw«r« pen. 1 1 i  Staat - 3 S » 3 X >: :> »5* GESCHIEDENIS „ aan den Keizer terug gegeeven worden; doch de » Koning van Frankrijk zou Heer blijven van de » tien Steden in de volgens het Munfitrsch !5 Verdrag, /^«^ alleen uitgezonderd, 't welk 3, wedei in 's Kekers handen zou gefield worden. » Hunningen, Nieuw Brifak en Z0„;, zou „ men voor altoos flegten. Over het vierde Lid 5J van den Rijswijk/eken Vrede zou men nader be- 3, fluiten, ter algemeene Vrede-handelinge. ,3 Frankrijk zou Koningin Anna voor Koningin „ van Groot-Brittanje en de Proteftantfche opvol3, ging m dat Rijk erkennen. De zou „ ife«fr#4 ruimen, Terre-Neuve aan Groot ■ Brit„ /«.«/e afgedaan en Duinkerken geflegt worden . * Franh->jk zou ook den Koning van iVa/V/e» er„ kennen en nimmer ftooren in 't bezit vau Are»/n chdtel en ^/^y«. — Aan de Staa(en zm , Frankrijk overgeeven Feurne, het i^r/ de Knok- * k2> ****** Tperen, Warneten, Commines, 9 en 't geen tot die Plaatzen behoorde, Rijsfel] „ Doornik en Maubeuge, zouden , benevens de , overige Spaanfche Nederlanden, dienen tot een , Bardere voor den Staat. Ook ftondt zijne Al, lerchrisdijkfte Majefteit hun het Tarif toe van , den jaare MDCLXIV, zullende de belasting . van vijftig duivers op 't vat, voortaan afgefchaft , blijven De Keurvorst van tlanover zou door Frankrijk in die waardigheid erkend worden Exües, Feneftrelles en Chaumont, als mede de' Valei van Pragellas, met het geen aan deeze zij, „ de  der NEDERLANDEN. 155 S9 de van het Gebergte Geneve en van andere GeL bergten ligt, zullen aan Savoije, tot eene grens„ fclieiding tusfehen Frankrijk en Piemont, worden „ afgellaan. — Op de algemeene Vreede-hande„ ling zou men de eifchen der Keurvorften van Keu- len en Beijeren overweegen. De Koning van „ Frankrijk beloofde de Nederlandfche Steden, ter„ ftond, naa de bekragtiging deezer punten te zul„ ien ruimen, te weeten Namen, Bergen in Hene„ gouwen en Charleroi voor den vijftiental van Zo9, mermaand aanftaande; Luxenburg, Condé, Door„ nik en Maubeuge veertig dagen laater, en Nieuw„ poort, Feurne en het Fort de Knokke voor den s, vijftienden van Hooimaand. Ook zou hij de Ves,, tingwerken met de Haven van Duinkerken, bin- 9, nen twee maanden, (legten. Indien hij dit 9i alles volvoerden, en de gaofche Spaanfche Heer„ fchappif aan Koning Carel deedt' afftaan, zou „ 'er een ftilfiand van wapenen zijn, tot op het ilui „ ten en bekragtigen van den Algemeenen Vrede „ waar toe de openbaare onderhandelingen, me „ den vijftienden van naastkomende Zoaiermaand „ eenen aanvang zouden neemen." (*). De Keizerfchen, Engelfchen en Staatfchen toondet zich gereed om deeze Voorwaardelijke punten te te kenen, gelijk zij vervolgens met de daad deeden e: (•) Lamberti, Tom. V. p. a88. De Torcy Men. Tom. II. p. 188. Du Mont Corps Diplom. Tom. Vil) P. V, p. 234. Staats» Regeering» c l de Torcy gaar. nier de, zelve na l Frankrijk.  GESCHIEDENIS Staats- r'.ng. Ze worden verworpen. 1 I d c h i) V( en zich verbonden, dezelve heilig te zullen houden. Iorcy maakte zwaarigheid om ze te onderfchrijven,- of hij 'er mondeling in bewilligd, dan veel eer, voor zijn vertrek, den Raadpenlionaris verzekerd hebbe, dat de beraamde punten niet zouden aangenomen worden, gaat niet vast, wel, dat hij ze ongetekend met zich ra Frankrijke. De twee Ve'dheeren beloofden, de krijgsverrigtingen lang genoeg, te zullen ftaaken om het antwoord van Lodewijk dek, XIV. in den Haag, te ontvangen. Genoeg kende Prins Eugenius de gefteldheid van het Franfche Hof, om zich verzekerd te houden, dat deeze voorliagen nooit zouden worden aangenomen. Hij begaf zich na Brusfel om alies tot het openen van den Veldtocht gereed te maaken. 't Geen die Prins voorzien hadt, gebeurde: op eene Raadsvergadering, te Ferfailks gehouden , werden' die voorafgaande punten, met de uiterlle verontwaar d.gmg, verworpen. De Torcy berigtte, meteenen 3neve,Prins Eugenius, dat de Koning, zijn Meeser, het gemaakte Vredes - ontwerp onmogelijk kon anneemen. Rouille overhandigde dusdanig een wflag aan den Raadpenfionaris. Naa eenige vrugt«ze gefprekken, op verzagten der voorwaarden ringende , verliet hij den Haage, onder betuiging at hij al het verhandelde als niet gefchiedt hieldt ' Lodewijk de XIV. deedt toen een ftap, welken ij tot nog nimmer ten opzigte van zijne Onderdaa in gedaan hadt. Hij regtvaardigde zijn gedra* «r zijd Volk, en liet een Brief van den volgenden! in-  SER. NEDERLANDEN. 15? inhoud in zijn Rijk rondgaan. „ De hoop van eenen j5 op handen zijnde Vrede was zo algemeen in mijn J} Koningrijk verfpreid, dat ik mij verpligt reken, j5 mijne Onderdaanen, die mij, geduurende mijne Regeeringen, zo veel trouwe betoond hebben, „ de vertroosting te moeten fchenken, dat ik het hun onderrigtte, welke de oorzaaken zijn, die , te wege brengen, dat zij den Vrede, welken ik „ ten oogmerk hadt, hun te bezorgen, nog niet er„ langen. „ Ik zou v om den hoogwenfchelijken Vrede te 4, bewerken, voorwaarden hebben toegedaan, aan „ loopende tegen de veiligheid mijner Landfchap „ pen op de grenzen gelegen; maar hoe meer in „ fchiklijkheid ik betoonde, en hoe meer ik mij be „ vlijtigde om den fchroom, die mijne Vijandei ,, zich gelaaten voor mijne magt en oogmerken u „ hebben, weg te neemen , hoe meer zij hunne ei „ fchen vermenigvuldigden, nieuwe bij de voorgaan „ de voegden; en zich van den Naam des Hertog *, van Savoije of van het voorwendzel des belang „ der Rijksvorften bedienende, hebben zij mij doe „ zien, dat bun eenig doelwit was, zich ten kost „ van mijne Kroon de Nabuurftaaten van Franhij „ te vergrooten, en dus eenen gereeden weg te ba; nen, om in het hart mijns Rijks in te dringen zo dikwijls hun belang het op nieuw ontfteeke van het oorlogsvuur vorderde. „ De Oorlog, dien ik thans voer, en wilde doe „ eindigen , zou zelfs niet hebben opgehouder j, wa; Staats» RtGnia. RiNC. Lodewijk ije XIV. verantwoordzich bij Zijne Oaderdaanen. i I 1 ï i i» 9 n n Ij 1»  ÏS3 GESCHIEDENIS staatsIE egeeRing. i 9 3 3 3: 3; „ wanneer ik toegelrernd hadt in de voorfiagen, mij ,, gedaan: wanr zij bepaalden op twee maanden den „ tijd, binnen welken ik, aan mijnen kant, moest „ voldoen aan 't geen het Verdrag eischte, in de „ Nederlanden en den Elzas, ten aanziene van de „ overgaave of het flegten der Plaatzen ; zonder da: „ zij, van hunnen kant, iets meer beloofden, dan „ eene wapenfehorfing van twee maanden. Zij zou„ den de wapens weder mogen opvatten, indien de „ Koning van Spanje, mijn Kleinzoon, volhardde „ in het verdeedigen van eene Kroon, welke God „ hem gegeeven hadt, en liever wilde fneeven , dan „ een getrouw Volk verlaaten, 't geen hem, zints „ negen jaaren, voor hun wettigen Koning erken„ de. — Zodanig eene wapenfehorsfing werd ge„ vaarlijker dan de Oorlog zelve, zou de Vrede veel i, eer verder verwijderd dan nader bijgebragt heb„ ben: want het was niet alleen noodzaakiijk, de., zelfde kosten te doen tot het onderhoud des Le, gers; maar mijne Vijanden zouden, naa het ein, digen van den wapenfulftand , mij met nieuwe , voordeden hebben kunnen befirijden , ontleend , uit de Plaatzen, waar in ik ze zelve gebragt hadt, , ten zeiven tijde de zodanige flegtende, die ten , voormuur (trekken van eenige mijner Landfchap. , pen op de grenzen. „ Ik gaa met ftilzwijgen voorbij de niet duistere , aanduidingen, dat ik mijne Krijgsmagt bij die de: andere Bondgenooten zou moeten voegen, om mijnen Kleinzoon met geweld te ontthroonen, „ als  eer NEDERLANDEN. 159 9i als hij niet bereidvaardig van denzelven afltapte, met nederkgging van alle Kon ngbjke Waardig. „ heid. Het loopt tegen de menschlijkheid aan, te „ gelooven, dat zij de gedagten gevormd hebben, s, om mij te verbinden , dat ik zulk eene verbinte„ nisfe met hen zou aangaan. — Hoewel mijne „ tederheid voor mijne Onderdaanen niet minder leevendig is dan die voor mijne eigene Kinderen 5 ,, hoewel ik deel in alle de rampen, welken de Oor9, log brengt over zulke getrouwe Onderdaanen, en „ ik geheel Europa heb doen zien, dat ik opregtlijk 9, wenschte, hun den Vrede te doen genieten, hou „ ik mij verzekerd, dat zij zeiven zich zouden ver< „ zetten tegen het aanneemen van den Vrede, op „ voorwaarden, die even zeer ltrijden met de regt„ vaardigheid, als tegen de eer van den Franfchén ,, naam. „ Mijn oogmerk is derhalven , allen de zodanl „ gen, die in zulk een reeks van jaaren mij de, blij' „ ken van hunnen ijver getoond , zo veel raoeitf „ verduurd, zo veel fchats opgebragt, en zo vee bloeds geftort hebben, om eenen zwaardrukken ,, den Oorbg voontezetten, te doen weeten, dat di „ eenige prijs, op welken mijne Vijanden mijne ge „ daane aanbiedingen ftellen, is eene wapenfehors ,, fing, die tot den korten tijd van twee maande: „ bepaald, hun veel meer voordeelea verfchaft da „ zij kunnen verhoopen van het vertrouwen , : 3, geen zij op hunne Legermagt vestigen , gelijk i 0, het mijne ftel op de belcherming van God, in d ,, hot S TAATS- Rl!GEÏ« Kl.lGi l 1 1 i t t 1-  $taats- Regee- « < t f 1 1 li d C g< *ft> GESCHIEDENIS „ hoope, dat de zuiverheid mijner oogmerken de» „ zegen des Aimagtigen aan mijne wapenen zal 3, fchenken. Ik fchrijf aan de Aartsbisfcboppen en Bisfchopt, pen mijns Koningrijks, om den ijver des gebeds „ m hunne Kerken en die des Lands optewekken ,■ „ en ik wil, dat het Volk in uwe Landvoogdijen „ uit u weeten, dat zij den Vrede zouden genooten „ hebben , indien het van mij alleen hadt afgehan„ gen, hun een goed te bezorgen, 't welk zij met „ reden verlangen , doch het geen wij moeren ver„ krijgen door nieuwe Krijgsverrigtingen , vermids „ de groote opofferingen, door mij gedaan, vrugt„ loos geweest zijn tot het her/tellen van de open„ baare rust." Nauwlijks was deeze rondgaande Brief door geheel' Frankrijk verfpreid , of alle de Onderdaanen betoonden om ftrijd hunnen ijver voor 't Koninglijk rluis. Geen Franschman kon ongevoelig blijven op leeze taal des Konings; zijn roem en 's Volks roem vas dezelfde; de geesten , verflaagen door zo veel mheils, beurden zich op. Elk toonde een Burger e zijn. Het gebrek aan leevensmiddelen in de Land. :happen deedt het Volk dienst neemen , en na 't ,eger trekken , waar men des geen gebrek leedt. rankrijk , dat dus lang om eer geftreeden hadt reedr nu tot zelfbehoudenis. De Koning verminde zijne tafel en kosten te Marly, zondt zijn kmden Vaatwerk na de Munt, en gaf zijn EdelMeenten in handen van den Heerë Desmarets. onV  os'tt NEDERLANDEN, m 6m dezelven, zo het hem mogelijk was, te verpan den. Mevrouw oe Maintenon was onder de eerften, om haar Zilverwerk na de Munt te fchik* keu (*). Dit voorbeeld werd door Grooten en Kerklijken gevolgd: het Volk ontdeedt zich van kostbaarheden , 't welk eenen ongelooflijken fchat opbragt. Ten zelfden tijde waren twee Koopvaardijfchepen behouden t'huis gekomen , die ter waarde van acht millioenen aan Goud en Zilver uit Peru bragten: de helft werd ten beste van den S>aat bekeerd, en de andere verdeeld onder de belanghebbenden in die uitrusting. —■ De Dauphin verklaarde, zich fterk tegen het ontthroenen des Hertogs van Anjou. De verontwaardiging was algemeen in Frankrijk. Het Volk, dat kortling morde tot voor 's Konings deur, en over den ondraaglijken last des Oorlogs bitter klaagde , deedt alles , om zich te onttrekken aan de vernedering , waar toe de Vijanden het fcheenen veroordeeld te hebben. Met welk een oog men ook het gedrag der Staa-, ten in Frankrijk befchouwde ; hetzelve aanmerkte als geheel onbeftaanbaar met de grondregelen eener Gemeenebestregeeringe; en een misbruik der vredeHevenheid des Franfchén Hojs , waar over zij zich welhaast zouden beklaagen ; zo groote voordeden, als men onder de hand hun genegen was iniewilji- gen9: (*) Millot Gedinkfch ift'.n , dienende tot de gefchie-, denis van Lodewijk den XIV. en XP. IV. D. bl. 55,' IX. Deel, & Stmts- RING,  trjg GESCHIEDENIS StaatsRegeeRing. Opening tot nieuwe Vrec! es-onderhandelingen. gen, afflaande, Zij hielden het met de Bondgenooten daar voor, dat Lodewijk de XIV. niets andera zogt dan tijd te winnen , en den op handen zijnden Veldtocht te verijdelen ; zijne Vijanden in 't ongelijk te Hellen , door het aanbieden van voorwaarden, welken hij niet dagt natekomen , en wier weigering kon ftrekken, om den ijver en moed der Franfchén door fpijt, verontwaardiging en haat optewakkeren. Schoon , door het vertrek van de Torcy en RouiLLé, de Vredes-onderhandelingen geheel af gebrooken fcheenen , hieldt men ze nogihans gaande. De Heer van Petkum , aan wien Frankrijk eene groote belooning toegezegd hadt, indien hij den Vrede kon bewerken, wisfelde Brieven met bovengemelde Heeren van het Franfche Hof., welken hij aan den Raadpenfionaris vertoonde. Toen de poogingen der Franfchén , in den Veldtocht des jaars MDCCIX, den Krijgskans niet ten hunnen voordeele hadden weeten te keeren ; toen de bemagtiging van Doornik en Bergen den Bondgenooten hoope gaf, om aan den eenen kant in Frankrijk intedringen, terwijl de Hertog van Savoije van den anderen kant zou aanrukken , was 't Lodewijk de XIV, die de Vredes-onderhandelingen vernieuwde. JDe Bondgenooten hadden te verdaan gegeeven , dat alie Vrede niets beduidend en valsch zóu weezen, zo lang de Hertog van Anjou niet met de daad ontihroond was. Men kon zich, huns agtens, niet verlaaten op Lodewijk den XiV, die altoos een fpel  naa. NEDERLANDEN. 163 fpel gemaakt had: van hetzelve te fchendfn, als zijn belang zulks vorderde. Zouden de Bondgenooten in (iaat weezen, den Grootvader te beletten zijnen Kleinzoon bijteftaan ? Indien hij hem geen openlijken onderftand verleende, wie zou beletten, dat hij hem heimlijk met Geld of anderzins oud "dreunde, 't zij door zijn Krijgsvolk in Spanje te laatcn, onder voorwendzel van verloop , of eenige verhindering van de zijde des Hertogs van Anjou. Hoe zou het mogelijk weezen voor vrije Staatsbefiuuren , als Engeland en de Veréénigde Gewesten, waar in zo veele partijfchappen plaats hadden, en die zich reeds overlaaden vonden met drukkende belastingen , dezelfde kosten op den duur goed te maaken , en Legers van die flerkte te velde re houden , als konden dienen om Frankrijk te bedwingen en Spanje te vermeesteren ? Zou het den Bondgenooten niet zwaar vallen , plans te ontwerpen , en de hoeveelheid te beraamen van de kosten, die elk zou moeten draagen in bet voeren van eenen zo ver afgelegen Krijg? En zou het, in 't aanvaarden der Vredes-voorliagen, niet zeer moeilijk zijn,de verfcheidenheidhunner inzigten en belangen te doen zamenftemmen en veröénigd aantekk-even, tegen den invloed en Irunstenaarijen van Frankrijk, tot den tijd der gelieele overbrenging van de Spaanfche Monarchij ? Deeze zwaatigheden, door den Heer Walpole aangevoerd (*), fchee- Walpole's Lettres FUI. in afwer to Lord Boling, froke, &c. p. 150, L-» StaatsReges- RjNG.  ï$4 GESCHIEDENIS Staats ftheenen tegen het fluiten van eenigen Vrede , hot' genaamd, te gelden. Doch Lodewijk de XIV, weetende, dat men dusdanige begiippen onder de Bondgenooten verfpreidde en leeVEödig hieldt, boodt aan, geene hulpe rechtftreebsj noch van terzijde, aan den Koning van Spanje te zuilen vèrleenen , en ter verzekering hier van drie Piaaizen in Vlaanderen, welken in der Staaten magt zouden blijven tot dat de overgave vaa tie Spaanfche Monarchij haar volkomen beflag hadt. De Raadpenfionaris, wien men deezen vo >rflag me» dedeelde, antwoordde, dat dit onderpand noodig, doch niet genoeg was. De Bondgenooten lieten verluiden , dat Frankrijk de toefienirniogïothet verlies van nog drie Piaarzen zou willen gcevcn, tca einde Philips meester van Spanje t ve. Heinsws bleef befteddig aanhcuden op de voorloopige Verdragspunten, volgens weBKfl Lodewijk de XIV. zijne eigen magt zou verkenen, om zijnen Kleinzoon van den Throon te helpen : hij vorderde, als eene gelijkllelling daar mede , veel groöter onderpanden, te Weeten alle Spaanfche Plaatzen, door Fransch Krijgsvolk bezet. De Bondgenooten gelieten zich de onbillijkheid van deezen eisen niet te zien; en niets was, huns bedunkens, gefchhV ter, om het groot werk des Vredes te bevorderen,—, Lodëwijk de XIV. boodt zijn Krijgsvolk uit Spanje op , om niet in de noodzaaklijkheid gebragt te worden van zijnen Kleinzoon zo laaghartig te verraaden. De Bondgenooten fchreeuwden- dat deeze ftap eiike-  der NEDERLANDEN. 16$ jpnkel gefchiedde om hen te bedriegen; dat men geheele Bataillons gevormd hadt van met oogluiking verloopene Soldaaten , en dat de Maarfchalk van Berwick , fchoon een Engehchman van geboorte, niet Li Spanje moest gebieden, in Franfchén dienst. Zij lieten zich uit in klagten tegen Frankrijk , befchuldigden hetzelve van trouwloosheid en dubbelhartigheid, daar het de te onderbrenging Spanje Ondoenlijk maakte op een tijd , dat het zich aan-» boodt de vermeestering van 't zelve met de Voorftanders van het Huis van Oostenrijk te bevorde» ren. Men ftelde Frankrijk een middel voor, om Spanje te doen bukken, en fchaamde zich niet, den Koning aftevergen , dat hij Bayonne en Perpignan in de handen der Bondgenooten zou Itellen , ten einde zij verzekerd zouden weezen , dat geen gemeenfehar. tusfehen de twee Rijken plaats hadt, en zij 'ertegemaklijker Krijgsvolk in zouden kunnen krijgen. Di1 middel , zeiden zij , ftondt althans in 's Konings magt. Doch Lodewijk de XIV. antwoordde, dal het onvoeghjk was voor de eer zijner Kroone , en dat het met de veiligheid zijns Volks niet ftrookte, de ileutels van zijn Rijk in vreemde handen overte leveren , uit welken het niet altoos gemaklijk 'zon vallen ze weder te krijgen. —- Ten minsten wild* men , dat Lodewijk dl XIV. de Steden Douai. Arras en Kamerijk als onderpanden zou geeven ; maar de afftand van zo aangelegene Plaatzen , het hare van Frankrijk voor Vreemdelingen blootftellen L 3 de StaatsRegee- RING. \  ï66 GESCHIEDENIS Staats 1 MUtG, Nieuwe voor Haffen van Frankrijk. X710. • < de, deedt den Vorst beeven: en de Bondgenooten namen hier uit gelegenheid, om uit te (irooijen, dat Fraukrijks aanbiedingen bedrieglijk, en zijn voorfeevens van verlangen na den Vrede, veïdagt waren : dit alles kreeg te meer klems: dewijl de Hertog van Anjou. ten zelfden tijde, een Berigtfchrifc liet uitgaan , eene verklaaring behelzende tegen alles, wat men ten zijnen nadeele mogt onderhandelen. De Staaten, van hunne zijde, willende toonen , dat zij den Vrede zogten, Honden van Petkum toe, na Ferfiilles te gaan, om door zijne tegenwoordigheid uit te werken, 'tgeen hij te vergeefsch door brieven gepoogd hadr. Lodewijk de XIV. verklaarde, dat hij zich aan het weezen der ontworpen punten zou houden, en alleen begeerde, dat men den vorm daar van veranderde; met uitzondering nogthans van het XXXVil. Artijkel, 't welk hem verpligtte, zijne krijgsmagt te gebruiken tot het ont- thróonen van zijnen Kleinzoon Men hieldt het daar voor, dat het Franfche Hof nog niet ernfiig op den Vrede gefield was; maar veel eer verdeeldheid en mistrouwen zogt te verwekken, onder de Bondgenooten ei: in den Staat. Het beduit der Staaten was, den Oorlog, met nahuk, voort te zetten, en alles gereed te maaken tot iet vroegtijdig openen van den aanftaanden Veld•ocfit; hier fh (temde haare Groot-Brittannifche Maefreir, die betuigde zich grootlijks te verheugen, iar Frankrijks ontrouw eindelijk ontdekt was. Het franfche Hof des kundfchap krijgende, liet. door den  der. NEDERLANDEN. 16* den Refident van Petkum, in 't begin van Louwmaand des Jaars MDCCX, een nieuw ontwerp van Vrede door den Markgraaf de Torcy ontworpen , aanbieden, 't Zelve kwam hoofdzaaklijk hier op neder: ,, dat, hoewel de Koning, zijn Meester, niet ,, meer gehouden was aan de voorhagen, door hem „ eertijds gedaan, zodra dezelve door zijne Vijan„ den waren verworpen , zijne Majefteit, nogthans, „ uit eene opregte begeerte na de algemeene rust ,, van Europa, zich nog wel op denzelfden voet „ wilde verdraagen, indien de Vorlten en Staaten, „ met hem in Oorlog, eene plaats en Gevolmaglg„ den benoemen wilden , tot het handelden over en ,, het tekenen van eenen Vrede> welks voorwaarden „ zijn zouden, dat de Koning terftond, naa het „ tekenen van denzelven, den Aartshertog Carel „ erkennen zou voor Koning van Spanje en van alle ,, Spaanfche Bezittingen, zo in de Oude als in de „ Nieuwe Wereld ; met uitfluiting alleen van de „. Landen, welken de Koning van Portugal en de „ Hertog van Savoije, bij de Verdragen gemaakt met den Keizer en deszelfs Bondgenooten, voor zich bedongen hadden, en van de Plaatzen, die de Aartshertog beloofd hadt, den Staaten der Ver éi„ nigde Gewetten over te laaten. Dat hij, ten zclf„ den tijde, zijnen Kleinzoon, allen onderftandonttrekken zou, zonder hem, hier naa, eenige hul„ pe toetefchikken; ter verzekeringe hiervan, zou „ hij den Staaten vier van zijne Plaatzen in Vlaan„ deren ter hand Hellen; en, voorts belooven, dat L 4 de Staats- r.1ing»  10? GESCHIEDENIS Staats- Rpg sering» 5, de Spaanfche Heerfcbappij in en buiten Europa % 5, nimmer aan Frankrijk zou komen, en dat zijné 5, Onderdaanen nimmer, met zijn verlof', op de fn„ dtêh zouden vaaren of handelen;— Dat hij zich „ zou vergenoegen met het bezit der 'tyzai, inge„ Vo!ge van den Munflerfchen Frede, Straatsburg, »» Kehl en Brifak terug geevende, en Landau laa» tende 3311 het Duitfche Rijk; ook doende'flegten „ de Vestingwerken, welken hij, langs den Rhyn3, kant, van Bazel af tot Philipsburg toe, opgewor„' pen hadt, en den Landgraaf vati'Hesfen casfel her„ Hellende in het bezit van Rhipfeh. Den Keur9» v°TSt viïiHanover zou hij voor Koning van Pruis„ fen; Koningin Anna erf de Profeffantfcfie opvols, gtng op denThroon van Groot-Brittanje erken9* ncn' Tcrre-ncuve terug geeven, Duinkerken lieg. 99 ten > en toelaaten dat de Koning van Engeland, „ [zo noemde hij den Pretendent,'] zijn voorneemenr „ om Frankrijk te verlaaten, uitvoerde, zo ras de „ Vrede zou geteekend weezen. 1— Dat hij den 9» Algemeenen Staaten, tot eene Barrière zou af„ liaan Feume, het Fort de Knokke, Meenen, Tpe„peren, Doornik, Condé en Maubeuge, en zijn „ Krijgsvolk doen trekken uit de andere Plaitzen „ der Nederlanden, welken zij nog voor den Koning „ van Spanje hielden, en den Aartshertog zouden „ overgeleverd worden. De begeerde voordeden in » den Handel zouden de Staaten erlangen. Den f» Hert0S van Savoije zou hij toeftaan , 't geen de »' bondgenooten voor hem gevorderd hadden; on- dar  CSU. NEDERLANDEN. >6g 3, der beding, dat de Keurvorflen van Keulen en van I V, Beijeren desgelijks in het bezit hunner goederen ,, en waardigheden herfteld wierden. —. Alle dee„ ze voorwaarden zouden uitgevoerd worden, ter„ ftond naa het bekragtigen van den geflooten Vre„ de, om welken te treffen, men den tijd befteeden „ zou, die, voor het openen van den Veldtocht, „ moest verloopen. Doch, indien 's Konings aan,, biedingen niet wierden aangenomen, hieldt hij zich van alle verbintenis ontflaagen (*). Veel moeite gaf zich de Heer van Petkum , om dit ontwerp, bij de Gezanten der Bondgenooten, bij de Leden der hooge Regeeringe, en bovenal te Amfierdam, aanneemelijk te maaken. Men oordeelde, ïn Holland, dat het te verre afweek van de ontworpe punten, en dat Frankrijk den Vrede begeerde te fluiten, zonder genoegzaame verzekering te geeven, dat de Hertog van Anjou afftand zou doen van de Spaanjche Heerfchappije: en helde diensvolgens fterk tot het voortze ten van den Krijg. Andere Gewesten, Utrecht, bovenal, drongenlop het agtervolgen der Vredes - onderhandelingen. Het befluit was, de Franfche voorliagen van de hand tc wijzen Hier op bragt men 't zo verre , dat de Koning van Frankrijk verklaarde zich te zullen houden aan de voorafberaamde punten, waar in men geene veranderingen zou maaken, dan die door de omftandigheden, ten tij- (*) Copie du Plan envsyé li Mr. de Petkum par Mr, m Torcy MS. Lamberti, Tom. IV. p. 3. L5 Staats^ RtfCEËring.  Staats- r.TGEER NG, Handelin een ce Geert- ui denberg bepaald. Pooginjan van Frankrijk 081 de Sisaren tegen Engeland , voor in te . neiaea. ' j ( \ \ d E b -7* GESCHIEDENIS tijde der uitvoeringe, zouden gevorderd worden; en over het XXX VII. in nadere onderhandelinge treeden. Geertruidenherg werd tot de Plaats der onderhandelde beflemd: eene fchikking, waarover AtFranfchen klaagden, doch zich lieten welgevallen (*). Lodewijk de XIV. benoemde den Maarfchalk d'Lxelles, een koel, uilzwijgend, maar fchrander en geraaatigd man, benevens den Abt, naderhand Cardinaal be Pougnac, een der fchitterendile vernuften van zijnen tijd, in ftaat cm de harten door zijn voorkomen in te neemen en door zijne welfpreekenheid te vermeesteren , tot jGevolmagtigden. Middelerwijl hielden de Bondgenooten Frankrijk verdagt, dat het zijne poogingen aanwendde om d& Algemeene Staaten van het groot Verbond af te treken; eene verdenking, geenzins van grond ontbloor. De Heer de Torcy hadt verfcheide Happen gedaan >m de Staaten te overtuigen van Engelands oogmerken , om ten hunnen nadeeie den Handel geheel aan fich te trekken. Naa den flag bij Almanfa, in den aare MüCCVII, toen Beewick op het Leger van :arel den zegen bevogt, hadt de Generaal Staniope, zich beaienende van de noodzaaklijkheid ter ulpe, welke die Vorst van de Engelfchen behoefe, hem verfcheide punten ter begunitiging van En. tlfche Kooplieden doen tekenen, en bijzondere ooplieden zouden, indien hij den Spaanfchen Threon (klom, Schepen na America en de Indien kunnen zen- (*; Mem. ee Torcy , Tom. II. p. 407.  tea NEDERLANDEN. 171 zenden, en zich langs dien weg meesters van den Handel kunnen maaken. Een Affchrift van dit Verdrag was gevonden op een Schip door een Fransch Capitein genomen, 't Werd in Ferfailks gevonden; de Torcy zondt het na den Haage., waar het zaaden vau misnoegen zaaide in de gemoederen van zomrnige Staatsdienaaren. Dezelfde Generaal hadt naderhad gevorderd, dat Carel , in zijne hoedaanigheid van Koning van Spanje, Baarlijken afftand zou doen aan de Engelfchen van het Eiland Minorca, en wel bepaald van 't aangelegene Port-mahon. Carel hadt zulks vijfmaanden lang geweigerd, en Stanhope, vergramd, Barcelona fchie!ijk verlaaten. en de Hertog de Molez aan Marlborouch ge fchreeven. De Graaf de Piorasco met de beftellinj van dien klaagbrief belast, werd op zee door deFran fchen genomen: en men deelde deezen Brief med aan de Regeering van Amfterdam. Koningin Annj was des onderrigt, en, om de gisting, welke deez konfrenaarijen in Holland verwekten, te doen bedaa ren, wraakte zij, op het fterkfte, het gedrag vai Stanhope, met betuiging, van daar in geen deel fc hebben. En , fchoon men van het tegendeel over tuigd was, fcheen de verklaaring der Koninginne in gang te vinden. Vau de zijde der Bondgenooten bleef men niet ii gebreke om de Staaten aan het groot Verbond vast gefnoerd te houden. Frankrijk, in deezervoege li« ten zij zich hooren, zou zich zo handelbaar nu aanftellen, indien het niet wist, dat het, zo veel A STAATS» R.EG6E" riks. l l j Inbi ezs' m'.rigen * tegen . Frankriik, t ' e  Staats ring. ! i J I I ï{* GESCHIEDENIS Anjjkelen toedemmcnde, geene duurzaame verbin. tenis aanging; dewijl de hoofdoorzaak des Oorlogs overbleef, en niet kon weggenomen worden, dan wanneer Philips met de daad afftand deedt van de Kroon, en Spanje verliet. Dat het blijkbaar altoos het oogmerk van Frankrijk geweest was, en nog bleef, om hem op den Throon te houden, ondanks de poogingen van zo veele Bondgenooten, om hem van denzelven afieïlooten. Het algemeen belang vorderde waakzaamheid, en eene eendragtige aanwen ding van alle middelen om het gelukken dier bedekte oogmerken te verhinderen; welke misfchien zouden flaagen, wanneer men zich in flaap ]iet zusfen door niets beduidende onderhandelingen, met wel' ker uitrekking Frankrijk alleen bedoelde, eënig gün" Big oogenbhk waar te neemen om het Bondgenoot." fchap te verbreeken; dit verhoopten de Staatsdie" naaren van dat Hof ook uit de onlusten , thans in 't Noorden van Europa ontdaan. — De Engelfchen bragten zeer veele redenen in 't midden, om anders wankelende gemoederen in het handhaa ven des Bondgenootfchaps te Rijten. Een volllrekt gebiedend Vorst was hunne taal, Meester van een wijduitgeftrèkt aan een gelegen Rijk, bezat veel voordeels boven een Bondgenootfchap van verfcheide Vijanden zo wel n Vredes- onderhandelingen als in Krijgsverrigtin. ren. Het hing alleen aan den wil van één enkelen >m voorliagen te doen, dezelve voort te zetten of e ftremmen, den Vrede aan te neemen ofte weigeen. Hij alleen bepaalde de befltiiten zijner Raadcn, en  der. NEDERLANDEN. 173 cd den uitvoer der genomene maatregelen; hij hadt niets dan zijn belang in agt te neemen; alleen mees. ter van zijne ontwerpen en van zijne bedrijven , fchikte en beftuurde hij de zaaken, naar de omftandigheden, zonder vreeze van wederftreefd te zullen worden; hij bediende zich, naar welgevallen, van de gelegenheden, om door kunftenaarijen en zendelingen jaloufij en daar uit fprukende verdeeldheden onder de Bondgenooten aan te kweeken. Het Bondgenootfchap, integendeel, befiondt uit verfchillende Leden, die, fchoon veréénigd tegen denzelfdcn Vijand, dikmaals onderfcheide inzigten en belangen hadden; en hoewel verbintenis en belang hun riepen, om, ten aanziene van Vrede of Oorlog, niets te doen, dan te gader en met aller toeftemming, konden zij, egter, bij gebrek van de noodige eensgezindheid, elkander hinderlijk weezen, in het volvoeren der gewigtigfte verrichtingen : de verfchillen de belangen flelde elk hunner bloot aan verzoeking, aan afval: en 'er was niets meer noodig dan de omkoopmg en de afval van éénen enkelen Bondgenoot om het geheele Bondgenootfchap te ontbinden. Dii hadden de groote vorderingen van Lodewijk deis XIV, vóór deezen Oorlog, niet dan al te duidelijt bewe'ezen. Zulk een heilloos voorbeeld moest aar alle Hoofden des Bondgenootfchaps ter lesfe dienen en hun oplettend doen zijn, om alle zorge aan t. wenden tot het liandhaaven van de belangen der alge gieene zaak, en het onderhouden eener volmaakt eens Staats * Reghe- >  174 GESCHIEDENIS StTAATI- ReGEERiNG» ] ] I i 1 ï j eensgezindheid tusfehen de Mogenheden, die het Bondgenootfchap vormden. De Hertog van Marlborough liet niet af, dit be- ginzel aantedringen bi] de onderfcheidene Hoofden des Bondgenootfehaps. Zijn uitfteckend vernuft voerde uit, hetgeen men nooit gezien hadt in een Bondgenootfchap , uit zo veele bnafhanglijfce Mogenheden be.laande. Zo lang hij het hoofd was diens grooten lichaams, bewaarde hij eene volkomene éénftemmigheid. Hij verkreeg door zijn verfland en door zijne verdiensten een bellisfender invloed dan eene hooge geboorte, en een voiftrekrer gezag, dan de Kroon van Groot-Brittanje aan Willem den III. gegeeven hadr. Niet alleen hieldt hij alle de deelen van dit groot werktuig vaster en nauwer aan één verbonden , maar gaf ook aan alle de anderen een veel fterker beweeging. en, in ftede van die kwijnende of ongelukkige Veldtochten, welke voorheen zo veel zegepraals aan Frankrijk fchonken, zag men Oorlogstooneelen vol bedrijven, en die, «raar op Marlborough zich vertoonde , en veelen :elfs, op welken flegts zijn geest werkte , werden nit geluk bekroond. Frankrijk , gewoon de londgenooten door verrasfing te overvallen, ofdoor leimlijke onderkruipingen te verzwakken, konthans ;een dier middelen met vrugt gebruiken. Dit geheel ichaam fcheen bezield door éénen geest. Marlboough hadt de zaaken zo verre georagt, dat hij frankrijk alles, wat hij wilde, kon afvorderen. 'tis  DER- N E D E R L A N DEN. i?5 *t Is derhalven geenzins te verwonderen , dat deeze bedenkingen, welken ieder in 'toog liepen, de Staaten onhandelbaar maakten omtrent alles , wat den Engelfchen Staatsdienaar niet behaagde. In deeze gefteltenis van zaaken werden de Vredesonderhandelingen te Geertruidenberg begonnen. De Maarfchalk d'Uxelles en de Abt de Polignac trokken derwaards, en werden aan den Moerdijk in een Jagt ontvangen door de Heeren Buys en van der Dossen , van wegen de Staaten derwaards gezonden. In het Jagt zelve hielden zij verfcheide ge fprekken , van welken zij dit verllag gaven. — Da de Gevolmagtigden van Frankrijk hen hadden zoe ken te overtuigen, dat het der Bondgenootenbelanj was, eenen afzonderlijken Vrede met den Koning hunnen Meester , aantegaan , met uitlluiting vai Spanje, terwijl zijne Allcrchristlijkfte Majefteit gene gen was om zich .op de plegtigfte wijze te verbinden en zelfs eenige Staaten tot verzekering interuimen en, tot verzekering der Bondgenooten, dat hij zijnei Kleinzoon op geenerlei wijze onderfteuuen zou. Da zij Afgevaardigden der Staaten hier op hadden te vei ftaan gegeeven, dat de Bondgenooten , naar 't hu voorkwam, zulk eenen vooillag niet gereedlijk zoi; den omhelzen, als zijnde dezelve eens van de han geweezen. 't Kwam hier aan op de betftelling va het Huis van Oostenrijk, in 't bezit van het Rij van Spanje, waar in de Koning zijnen Kleinzoon g< plaatst hadt; weshaiven zij iets meer zouden ve wagten dan bloote beloften van 'er zich niet tegen zi Staatj» Ri g k- RiXG. Vredesondtrhaacelia»gen te Geertruidenberg. ) » | i n k > :e 1-  Staatsie eg :e- ring. I J 1 \ 1 § c tf li te te m X Ï76 GËSCHIÉDEflIS zullen kamen. De geheele wereld was overtuig, dat zijne Majefteit, zo het hem in de daad ernst ware, hier toe veel kragtdaadiger zou hebben kunnen' medewerken. — Dat de Franfche Gemagtigden* vervolgens, zich gelaatende als of zij öiet wisten, dat de Koning meer beloofi hadt, dan zij nu aanboden; en, naa herhaalde verzekeringen van s Konings gez.ndheid tot den Vrede, betuigd hadden , dat het' onmogelijk zou zijn , zijne Majefteit immer overtehaalen, om den Oorlog aan zijnen Kleinzoon teverklaaren , of eenige gewelddaadige maatregels tegen hem te neemen ; dat het eenig middel , om Koning Carel te doen ftellen in 't bezit der Spaanfche! Heerfchappije gelegen was iri den afftand van een ge. ieelte derzelven aah Koning Philips , dien'men,' loor het overgeeven der Koningrijken van Napels en Sicilië zou kunnen beweegen , om liet overige aan' len Aartshertog aftéltaan : hier" door alleen zou men' iét ftorten van meer menfchenbloeds kunnen voor;omén; en dat, daar het lot der wapenen onzeker" /as, de Bondgenooten zich wel in de noodzaaklijkeid zouden kunnen gebragt vinden, om op nadeehV er v .orwaarden , dan hun nu" werden' aangeboden ' en Vrede te fluiten. Hier op hadden der Staan Afgevaardigden gejond, hoe zulk eene verdee Ig ftreedt met de Verdragen, door de Bondgenoo" n onderling gefloten, en met de voorafgaande pun. n, wegens welken men in den «M£e overeengekoen was , en dat hunne onderhandeling thans" her KXVII. Artijkel dier punten moest betreffen , ver. mids  der NEDERLANDEN. 177 mids zij op geene andere zaaken gelast waren (*). Verfcheide Staatsleden helden over tot die ruiling, en Utrecht ijverde 'er meer voor dan eenige anderen. De Graaf van Sinzcndorjf, 's Keizers Afgezant, verzette zich fterk tegen dien voorflag , en verfterkte de meeste Gewesten in het denkbeeld, ésx At Spaanfche Heerfchappij onverdeeld behoorde te blijven (-j). Vervolgens deeden de Franfchén verfcheide voordellen van verdeeling der Spaanfche Heerfchap. pije, bedingende eerst Napels en Sicilië voor Koning Philips , vervolgens Arragon , en bepaalden het eindelijk op Napels en Sardinië. De Holland' fche Afgevaardigden vroegen, hoe men Philips zou verpligten, om Spanje aan Cakel afteftaan ? en verklaarden , geenen anderen dan den algemeenen Vrede te willen fluiten, en hunnen afkeer van eenen , die hen zou verpligten , Spanje afzonderlijk te beoorlogen. Lodewijk de XIV. moest, huns oordeels, wel verzekerd zijn van de geneigdheid zijns Kleinzoons , om zulk eene verdeeling voorteflaan, of ten minsten agten wel in ftaat te zullen weezen, om hem daar in te doen toeftemmen. — Tot wegneeming dier zwaarigheden, betuigden de Franfche Afgezanten , dat, indien de Hertog van Anjou niet kon bewoogen worden, om van Spanje afteftaan, men eene jaarlijkfche fomme aan de Bondgenooten zou leveren , die hem met geweld daar toe zouden noodzaa- ken (*) Lamberti, Tom. VI. p. 15. (f) Mem. de Torcy, Tom. II. p.3031 IX. Deel. M StaaTs. Regeeïuhg.  RcGEE" ring. Brief der Franfche Gevolmagtigtien aan den Raadpenfi'jnaris HeiH Wil, i/5 GESCHIEDENIS ken. Dit aanbod kwam den Hollandfehen Afgevaardigden voor met onoverkomelijke zwaarigheden vergezeld te gaan, en alle de handelingen kwamen neder op den grooten eisch, dat de Koning van Frankrijk Philips door reden, of door eigen wapenen, tot de ontruiming van Spanje en de Indien zou overhaalen, afdwingen, binnen den tijd van twee maanden.—Op de laatfte bijeenkomst fchroomde van der CusüSN niet, de Franfchén van kwaade trouw te befchuldigen : waarop de Polignac den Staatfchen verweet, dat zij ondankbaar handelden jegens eens Mogenheid, door wiens hulp zij een vrij Volk geworden waren. De Franfche Afgezanten heten het hier bij niet berusten. Zij vaardigden eenen Brief af aan den Raadpeniionaris , welken zij in 't licht gaven, zich op het oordeel der Ingezetenen van de Veréénigde Nederlanden en Groet - Brittanje beroepende. Naardemaal deeze Brief, met het Antwoord op denzelveu, de zaak van beide de kanten in denfterkften dag Helt, zullen wij den hoofdinhoud van beiden opgeeveu. ,, Gij weet, dat wij toegeftemd ,, hebben in alles, wat de Heeren Afgevaardigden „ ons voorgefleld hadden, zonder dat men kon zeg. I „ gen , dat zij iets te rugge haaiden van het woord , ] „ pp bevel van den Koning , onzen Meester, ge- j „ geevm, om tot eenen Vrede, voor geheel Euro- 1 S) p.i zo noodzaaklijk, te geraaken. De Heeren Af- 1 „ gevaardigden hebben het in diervoege i.ietbegree- ! „ pen. Gij weet niet eens wat'tr tusfehc-n hen en „ ons I  dsr NEDERLANDEN. 179 3, ons is omgegaan, zints den aanvang der onder„ handelinge. Vergun ons daarom , u onder het „ oog te brengen , welke nieuw verzonnen, onregt„ vaardige en in den uitvoer onmogelijke voordellen 5, die Heeren ons gedaan hebben op onze lastfte zaB menkomst. Zij verklaarden ons — dat het befluit hunner „ Meesteren en Bondgenooten was , volftrekt alle geld-aanbieding des Konings te weigeren, orn hen te onderfieunen in het voeren van den Oorlog „ tegen Spanje , van welk eene natuur die aanbie„ ding ook mogt weezen , en welke verzekeringen ,, zijne Majefteit voor de betaaling wilde geeven.—> „ Dat het Gemeenebest en de Bondgenooten den „ Koning, onzen Meester, wilden verpligten , om alleen den Koning , zijnen Kleinzoon , te beoor„ logen , ten einde hem te dwingen tot den afftand der Kroone; dat, zonder eenige hulp van hunne ,, wapenen, die Vorst , binnen den tijd van twee maanden, 011 zet moest worden van Spanje en de „ Indien. Dat, wanneer die tijd verltreeken , „ en de Cathoüjke Koning niet daadlijk van den „ Throon beroofd was, het Beftand, doordeBund„ genooten met onzen Koning aangegaan , een ein„ de zou neemen, en dat zij de wapenen tegen zij. „ nè Majefteit zouden opvatten, fcnoon hij alle an- dere voorwaarden , in de overige voorafgaande „ punten begreepen, volbragt hadt. Dat zij, vóór het tekenen daar van , mits de bovengemel„ de verbintenis , zich wel ftellig wilden verklaaM a ren Staats- RcGttK* RUNC.  ïSö GESCHIEDENIS „ ren over 't geen zij toeftemden den Koning van „ Spanje te laaten, en dat zij zei ven , om, wegens „ uitgeftrekter eifchen overééntekomen, hunne beste diensten wilden aanwenden. — Dat zij het, „ eindelijk , als een gunstbewijs konden toeftaan, „ dat de Troepen in Portugal en Catalomë met die „ van Frankrijk, den tijd van twee maanden, zou„ den meedewerken , om de overgave van Spanje „ en de Indien aan den Aartshertog te bevorderen ; „ doch dat , zo ras die twee maanden verftreeken „ waren , die zelfde Troepen der Bondgenooten „ niet meer zouden dienen , en het Beltand afge. „ brooken zijn. ,, Wij vertoonden , dat deeze voorflagen ftrijdig „ waren met die, welken wij altoos voorheen gedaan „ hadden, en met het IV. en V. Artijkel der voor„ loopige Voorwaarden , tot welken het XXXVII. „ Artijkel, 't welk men thans ftondt te regelen, be- treklijk was. ,, De Afgevaardigden betuigden, ten aanzien van „ de wijze, om de Bondgenooten van Spanje en de „ Indien te verzekeren, dat de Jast van eene ver„ deeling, waar over zij zich vervolgens naderzou„ den verklaaren, 't geen zij nog niet gedaan heb„ ben , hun regt gaf, om thans meer te vorderen, „ dan het IV. en V. Artijkel inhielden. — Wij „ vroegen hun , of in alle deeze onderhandelingen „ de groote vraag geene verdeeling betroffen hadt, „ en of zij op deezen grond van ons iets anders ge„ vorderd hadden , dan gelijkerhand en met veréé- 3> nig- StaatsRegee- RING»  der NEDERLANDEN, tïf „ nigde kragten te werken ? ■— Zij ontkenden dit „ niet, en konden het niet loochenen ; maar zei„ den, dat, indien zij maatregels voorgefteld had,, den, om gelijkerhand en met veréénigde kragten „ te werken , zij zulks niet meer deeden ; en last „ hadden van de Bondgenooten, om ons te verklaa,, ren, dat zij ('t zij de verdeeling aangenomen of „ afgeflaagen wierd,) uit de handen van onzen Ko„ ning de Monarchij van Spanje en de Indien be,, geerden te ontvangen, en het aan hem overlieten, „ om, door overreding of dwang , den Aartshertog, binnen den tijd van twee maanden, in bezit zijnes „ Staaten te Rellen. „ Eene zo openlijke lochening van al het voorgaande, en van alle eifchen, van de zijde der Bondgenooten gedaan, als mede de weigering van „ alles, wat van onze zijde mogelijk was, tekende „ middagklaar een beraamd plan, om alle onderhan„ deling aftebreeken. — Om het antwoord van „ onzen Koning te krijgen op deeze nieuwe en on„ gehoorde vorderingen , welker voldoening zijne „ magt te boven ging, was het onnoodig zichveer„ tien dagen tijds te geeven. Zints lang heeft onze Meester bekendgemaakt, „ dat hij, om het heil van eenen volkomen en zeke,, ren Vrede te bevorderen, alle voorwaarden , die „ van hem afhingen, wilde inwilligen j maar hij zal „ nooit belooven, 't geen hem onmogelijk is uitte„ voeren. Indien alle hoop , om tot den Vrede te „ geraaken, ontnomen wordt door de onregtvaardig M 3 » hei< Staats^ Regeering. i  132 GESCHIEDENIS Staats» Kegee» ring. „ heid en halstarrigbeid zijner Vijanden, alsdan ve> ,, .trouwt bij op de befcherming van Goo,die,wans, neer het hem behaagt, de zodanigen kan vernede„ ren , wier voorfpoed hen verheft, en die het van „ geene betekenis rekenen, alle de Volksrampen en „ het vergieten van Christenmoed. Hij zal hetlaa,, ten aan het oordeel van Europa, aan het oordeel „ van Groot Brittanje en Holland zelve , om de „ weezenlijke Veroorzaakers van eenen zo b!o,digen „ Oorlog te kennen. „ Men zal aan den eenen kant zien, welke ftap„ pen onze Koning gedaan, welk eene toeftemming «j hij gegeeven heelt aan de hardfte voorwaarden; „ tot welke verbintenisfen hij zich genegen toonde, „ om alle wantrouwen wegteneemen, en den Vrede te bevorderen. Aan den anderen kant zal men opmerken een beftendigen toeleg, om zich „ duister uittedmkken ; ten einde altoos een open „ te hebben, om iets meer te vorderen dan de toe» ,, geftaane voorwaarden , derwijze, dat wij nauw„ lijks voldaan hadden aan één verzoek, of men liet het vaaren, om iets buitenfpoorigers te eifchen. - „ Men zal desgelijks ontdekken eene verandering, „ alleen en beftendig geregeld naar den uitflag van „ den kans des Oorlogs , of naar de gereedheid, „ welke onze Koning tot den Vrede betoonde. Uit ,, de Brieven, door de Heeren Afgevaardigden aan „ ons gefchreeven , blijkt, dat zij zulks niet ont,, kennen. 3} In 't laatstverloopen jaar merkten de Hollanders „ en  bïr NEDERLANDEN. £g$ en hunne Bondgenooten het aan voor een hoon, ,, dat men hen bekwaam oordeelde, den Koning te verzoeken , dat hij zijne magt met die der Bond„ genooten wilde veréénigen, om den Koning, zij„ ren Kleinzoon, te verpligten tot het afleggen der „ Kroone. Zij beriepen zich op de voorloopige „ Voorwaarden zeiven, die alleen ipraaken van één„ ftemmige maatregelen te 'neemen : en naderhand „ hebben zij geene zwaarigheid gemaakt zulks open„ lijk te vorderen. Thans eifchen zij, dat zijne Ma» jefteit zich alleen daar mede belastte : zij durven „ zeggen, dat, indien zij voorheen zich met minder „ vergenoegden, hun beter gekend belang hen aan„ zet, om 'er niet mede te vrede te zijn. Een der5, gelijke verklaaring is eene volkome af breek'ing van ,, alle onderhandeling, en deeze is het, waar na de Hoofden der Bondgenooten haaken. „ Wanneer wij langer te Geertruidenberg bleeven, „ wanneer wij zelfs geheele jaaren ons in Holland ,, ophielden, zou zulks nutloos weezen, dewijl zij, die het Gemeenebest beftuuren , zich verzekerd „ houden, dat het hun belang is, den Vrede van eene onmogelijke voorwaarde te doen afhangen. ,, Wij wiüen hun geene onderhandeling , welke zij zoeken aftebreeken , opdringen. En , welk „ eene begeerte onze Koning ook moge hebben, om zijn Volk rust te verfchaffen, zal het voor't zelve„ min lastig zijn , eenen Oorlog te helpen onder„ fchraagen, aan welken zij weeten, dat zijne Ma„ jefteit een einde heeft zoeken te maaken door zo M 4 „ groote Staats-Ri; geering.  18* GESCHIEDENIS staats' Regee- - 5 y. y- „ groote opofferingen tegen de zelfde Vijanden, „ welken hij mi tien jaaren bedreeden heeft: zij „ zullen dit liever doen, dan te zien, dat hij daar „• nog bijvoege de opoffering van zijnen Kleinzoon, „ ende onvoorzigtige ondtrneeming, om, in twee ,, maanden, Spanje en At Indien te overweldigen; „ verzekerd , dat hij , dit tijdsverloop verftreeken ,, zijnde, zijne Vijanden verfterkt zal vinden door „ de Plaatzen, aan hun afgedaan, en bij gevolge in „ ftaat, om nieuwe wapens, die hij zelve hun ter „ hand (lelde, opteheffen. „ Zie daar het befluitend antwoord, 't geen de „ Koning ons gelast heeft te geeven op de nieuwe „ voorliagen der Afgevaardigden. Wij leveren het „ over in zes dagen , in Rede van de veertien , wel„ ken ons als een gunstbetoon waren toegeltaan. „ Deeze fpoed zal ten miniten dienen kunnen , om u te overtuigen , dat wij geenzins ten oogmerk „ hebben, u op den tuil te houden; en dat, indien „ wij meermaalen aanzoek deeden, om in gefprek„ ken te treeden, zulks niet gefchiedde om ze vrugt„ loos te vermenigvuldigen , maar om van onzen » kant niets te verzuimen, wat bevorderlijk kon , weezen tot den Vrede. „ Met ftilzwijgen gaan wij voorbij het gedrag, , ten onzen opzigte gehouden, tot fmaad van ons' , charafter. Wij zeggen niets van de fchandelijke Schimpfchrifen , opgevuld met valschheden en laster, die men heeft laaten drukken en verfpreiden, ftaande ons verblijf, om de gemoederen te » ver-  Dia NEDERLANDEN. 185 „ verbitteren tegen die den Vrede zogten. Wij „ klaagen niet, dat men, tegen de openbaaretrouw, „ en ondanks onze zo dikwijls herhaalde ver^oe„ ken, alle Brieven, door ons ontvangen of gefchrees, ven, geopend heeft. Het voordeel, 't welk wij „ daar van trekken, is, dat men het voorwendzel, „ waar onder men zo veele fmaadheden dekte, on„ gegrond gevonden heeft. Men kan ons niet ver„ wijten, iet het geringfie te werk gefield te heb„ ben, ffrijdig met het Regt der Volken, ten onzen 5, opzigte gefchonden. Het is duidelijk , dat men „ het bezoeken van ons in deeze foort van gevan„ genis verhinderde , dewijl men vreesde , dat wij „ waarheden zouden ontdekken , welken men ver,, borgen wilde houden (*)." 't Valt ligter zich te vetbeelden , dan te befchrijven, welk eene woede deeze Brief, en bovenal de openlijke uitgave van denzelven , bij de voornaamfte Hoofden der Bondgenooten verwekte. De Volken in 't algemeen hadden den Vrede te noodig, en begeerden dien te Berk, om met een onverfchillig oog te zien, dat men dezelve zogt te verlichten omtrent der Bondgenooten wederftreeving, om het fluiten van denzelven te vertraagen. Zij beefden. Zij kreeten deezen Brief uit voor een zamenvoegzel van laffe, belachlijke, onvoeglijke, oproerige , dubbel zinnige, bedrieglijkef hoonende en buitenfpoorige uitdrukkingen. Bovenal beklaagde men zich over de be- (*) Lamberti, Tom. VI. p. do. M 5 StaatsRegee- 1u£\g.  ïSÖ GESCHIEDENIS fTIATS- Rr.«;r.£- KilNQ, Wer- van den Brief door de Staateu. 9 3 3 9 > I beroeping op bet oordeel der Ingezetenen van GrootBrittapje en de Nederlanden. De Brief bleef ook niet onbeantwoord van den kant der Staaten , die mede, in openbaareu druk, met deeze wederlegging te voorfchijn traden. ,, Dat de Vijanden, zints een geruimen tijd, ge,, zogt hebbende in onderhandeling te komen, men „ van de zijde der Bondgenooten, hier toe, niet „ hadt kunnen bewilligen, zonder dat men vooraf „ ééns geworden ware, wegens eenige Punten, die „ hoop op eenen goeden uitflag der onderhandelin„ ge konden geeven. Onder deeze punten was het „ eerde en voornaamffe geweest, de afitand van Spanje en de Indien aan Koning Carel den III; „ een af Rand , waar in Frankrijk, zelfs vóór de „ aankomst van RouiLLé en de Torcy, en voor „ het opftellen der voorafgaande punten, duidelijk ,, bewilligd hadt. Deswegen kon men 't geenzins „ vreemd vinden, dat de Bondgenooten op dit punt „ gedaan, en volkomene zekerheid van het naako„ men begeerd hadden. Eene verzekerdheid, wel, ke zij alleen meenden te kunnen vinden in het , XXXVil. Artijkel, 't welk zijne Allerchristlijkfte , Majelieit niet hadt kunnen toedaan; waarom ook , dit punt het onderwerp der Handelingen teGeer, truidenbérggeworden was, op welke men zich , voorftelde, eenig ander middel te vinden, 't welk , aan de Bondgenooten dezelfde verzekerdheid kon , geeven, die zij zich daar van beloofd hadden. „ Dat de eerfie voorllag, om den Bondgenooten 5, een*.  der NEDERLANDEN. 1S7 ,, eenige Steden van verzekering in de Nederlanden L af te fiaan, niet hadt kunnen aangenomen wor4, den: en dat zulks hun in eenen afzonderlijken on4, zekeren Oorlog met Spanje inwikkelde. — Dat „ de Gevolmagtigden van Frankrijk overtuigd, dat ,, de Vrede algemeen behoorde te zijn, Spanje en de % Indien, die Koning Philips nog bezat, zonden ,, afgedaan worden, twee middelen hadden voorge„ field, het een van bedwang, het ander van overfi, reeding; doch dat zij het eerfte, als te hard voor „ Frankrijk, van de handgeweezen; en het tweede „ desgelijks voor onuitvoerelijk gehouden hadden, ten ware meu hun een gedeelte der Spaanfche „ Heerfchappije overgaf, waar door Koning Philips ,, zou kunnen bewoogen worden, om van het ove„ nge afteftaan. -— Dat zij eindelijk verklaard had„ den, dat zij zich met Sicilië en Sardinië zouden te vrede houden; ?t welk van de zijde der Bond„ genooten niet anders konuende verftaan worden , dan dat Koning Philips zich dan door Frankrijk „ zou laaten beweegen , om het overige gedeelte der „ Spaanfche Heerfchappije aan de Bondgenooten ,, over te leveren; zij nogthans, met bevreemdin,, ge vernomen hadden, dat de Franfche Gevolmag. „ tigden zich hier op niet duidelijk hadden willen „ verklaaren, ja zelfs het tegendeel wilden fchijnen „ te onderftellen: hebbende één van hun, fchoon, zo hij voorgaf, als zijne bijzondere meening, kun- nen goedvinden, te vraagen, of men zich niet zou „ ver- Staats» Rbgee- ring.  GESCHIEDENIS C5TAAT?Rj'.ÜBERING. „ vergenoegen met een zekere fomme gelds, tot „ voortzetting van den Oorlog tegen Spanje? „ Dat de Bondgenooten , hierom, geoordeeld had„ den, zich niet te moeten verklaaren op het om„ heizen eener verdeelinge, voor zij Frankrijk* „ meening nader hadden begreepen. De Franfche „ Gevolmagtigden hadden geweigerd , zich duidelij„ ker te ontdekken aan den Heere van Petkum, en „ de Afgevaardigden niets anders uit hun kunnen „ verneemen, dan dat de eisch der Bondgenooten „ aan het Franfche Hof duister en dubbelzinnig ge„ vonden was, waarop zij dien nader verklaard had„ den, met bijvoeging, dat de Bondgenooten de „ aanbieding van ondedtand in geld, tot het ver„ overen van Spanje en At Indien, niet konden aanneemen; naardemaal men elkander, noch over de „ begrooting der fomme, noch over de zekerheid „ der betaalinge , noch over de verzekering , dat „ Frankrijk den Hertog van Anjou, op geenerlei „ wijze zou onderfteunen , zou kunnen verdaan. „ Zeer ten onregte werd den Bondgenooten ten „ laste gelegd, dat zij allen onderlrand in geld, van „ welk eene natuur die ook ware, en met hoe vee! „ verzekerdheid dezelve aiogt gegeeven worden , van „ de hand geweezen hadden: dit was alleen gewei„ gerd om dat zulks ,de Bondgenooten noodzaakte r» tot een bijzonderen Oorlog met Spanje; welken „ te vooren rechtdraads tegen hun oogmerk aanliep. „ Dat de Afgevaardigen wijders verklaard hadden, „ te  der. NEDERLANDEN. 189 L te verdaan, dat, op deveror,derdelling,datSïc/7/'ë ,, en Sardinië afgedaan wierden, de overige vooraf„ beraamde punten, zelfs het XXXVII. Artijkel in kragt bleeven ; en dat, gevolglijk,Spanje en de/»„ dién, binnen zekeren bepaalden tijd zouden wor„ den overgegeeven: ten aanzien van welke over,, gaave zij eene duidelijke verklaaring begeerden , „ voor zij zich op de voorgeflaage Verdeelmg kon„ den openen; waar naa zij middelen zouden voor„ flaan, om een einde aan den Oorlog te maaken; onder deeze mogt men ook rekenen, dat, wan„ neer de Koning van Frankrijk, volgens de voor,, afgaande punten, in de noodzaaklijkheid gebragt „ mogt worden, om zijnen Kleinzoon, met geweld, „ van het bezit van Spanje en de Indiën te doen af- daan, de Bondgenooten hier toe hunne wapenen „ ook zouden gebruiken; fchoon zij anderzins, vol,, gens de meergemelde punten, met dilzitten zou- den kunnen voldaan. Op deeze duidelijke ver„ klaaring van de zijde der Bondgenooren was geen „ ander antwoord gekomen dan de Brief aan den Raadpenfionaris Heinsius. „ Onbetwistbaar was het, dat, geduurende de „ geheele Handeling, de afdand van Spanje en de „ Indiën het hoofdpunt geweest was, en dat de „ Bondgenooten, om hier op gerust te zijn, geene „ mindere zekerheid dan het XXXVII. Artijkel huu „ gaf, begeerd hadden. 't Was niet minder „ klaar, dat de Bondgenooten Spanje en de Indiën. „ met regt, voor 't Huis van Oostenrijk eischten. 5? niei Staats- Regv.r. rïkG.  too GESCHIEDENIS Staats* Reuee- RiKG. „ niet alleen van den Hertog vzw Anjou als Bezitter; ,, maar inzonderheid van den Koning van Frankrijk, „ die,, ondanks den blijkbaarden afitand, en ftrijdig „ met de plegtiglte verdragen , zijnen Kleinzoon aan „ dit bezit geholpen hadt; zonder dat eene voorgewende of waare onmogelijkheid, hem van de ver„ pügting hier toe ontdaan kon. —. Ook moest „ zijne Majefteit zelve des overtuigd zijn; dewijl „ hij anders, ook eer men nog in'onderhandelihge getreden was, den afitand van Spanje en de ƒ#„ dien niet zou hebben kunnen belooven. War* 3, het anders, dan zou een der Franfche Staatsdie3, naaren, met wien men in het voorleden jaar han„ delde, niet hebben kunnen zeggen: dat Koning „ Philips, veelligt, eerder te Fer/aiiles zou wee„ zen dan hij. Men hadt derhalven, in de laatfte bijeenkomst te Geertruidenberg, niets gevorderd dan 't geen „ men van den beginne af gevorderd hadt; onregt„ maatig was het, dit nieuw, ongehoord, onregt„ vaardig en onmogelijk in de uitvoering te noe„ men. — Ligt ook viel het te Wederleggen, dat „ men de voorliagen der Afgevaardigden , als ftrij. „ dig en onbeftaanbaar met zichzelven, befchreef; „ dewijl zij altoos onderfteld hadden, dat de voor„ flag eener verdeelinge gefchied was, op de onder„ Helling, dat door het omhelzen van denzelven, „ alle de zwaarighedeu in de voorafgaande punten „ zouden opgeheeven geweest zijn. En, fchoon „ men in de laatfte zamenkomst onderzogt hadt, of  der NEDERLANDS N. ioi sl of 'er ook eenig ander middel uit te denken wa,, re, om de Bondgenooten van den affland van Span„ je en de Indiën te verzekeren, moest die onder,', zoek niet aangemerkt worden als een bewijs, dat ,, de Afgevaardigden geduurig van gedagten veran,, derd waren: zij hadden zich onveranderlijk vast„ gehouden aan het vorderen van verzekering voor den gémelden afitand. Desgelijks hadt men „ 111 den voorleden jaare niet gezegd, dat men het „ voor een hoon hieldt, indien de Bondgenooten verdagt gehouden wierden, dat zij den Koning ,, van Frankrijk zouden willen verpligten, om zijne „ tnagt te voegen bij de hunne, tot verdrijvinge van Koning Philips. Zeker, zo men badt willen „ veranderen, de voordeelen in het voorleden jaai „ en in dit, in de Nederlanden behaald, zouden „ 'er bekwaaaie aanleiding toe gegeeven hebben. ,, Zeer kiaagde men over de hardheid, gelegen in ,, het beweegen van den Koning vau Frankrijk toi ,, het beoorlogen van zijnen Kleinzoon ; en men Hel „ de de hulp, die de Bondgenooten, geduurende den twee maandhjken wapenftilfiand, hier lot „ zouden willen bijbrengen, in een haatlijk licht: ,, doch men fprak niet van de hardheid, gelegen ir ,, het overweldigen der Spaanfche Heerfchappije, „ door zijne Majefteit. Ook zou de Koning zijner „ Kleinzoon ligtlijk kunnen brengen tot het weder „ geeven van Spanje en de Indiën, wanneer hij he ,, met ernst voornam.— ïebepaalen,datde wapen „ fchorsfiiig eindigen zou, zo de afftaiid niet binnei „ dei S TAATS* R1NC. 1  192 GESCHIEDENIS Staats- Regee- ring. ,, beftemden tijd gefchiedde, hadt geene meerdere hardheid in, dan men in alle verdragen van dien ,, aart befpeuren kon. Ook hadt men gevorderd, „ dat Frankrijk alleen, binnen den tijd der wapen„ ichorsflnge, Spanje en de Indiën zou doen overgeeven , om dat de Gemagtigden van Frankrijk „ zo veele zwaarigheden gemaakt hadden , in het m voegen van de Troepen der Bondgenooten bij die ,, van Frankrijk. „ Vreemd moest het daarenboven voorkomen , „ dat Frankrijk bewilligd hadt in alles, wat van de „ zijde der Bondgenooten was voorgefteld; daar „ men immers nooit hadt bewilligd, in het verklaaren „ van den Oorlog met Spanje, zo de gevorderde af„ Band werd afgeflaagen, en nimmer eenige verze„ kering, in Bede van het XXXVII. Artijkel, voor„ gefield. Wel dikwijls hadt men verklaard, dat „ Frankrijk alle de punten, op dit ééne na, aan„ nam. Men hadt, in Bede van idit punt, drie „ Plaatzen van verzekering in de Nederlanden aan„ geboden, of eindelijk Sicilië en Sardinië gevor„ derd, om den Hertog van Anjou tot het afftaan „ van Spanje en de Indiën te beweegen; en, wan„ neer de Afgevaardigden hier op gevraagd hadden, „ of de overige punten zouden naagekomen wor„ den, in gevalle men deeze verdeeling aannam, „ deeze vraag aangemerkt als een bewijs , dat de „ Bondgenooten de Handeling wilden afbreeken; en „ hier op geé'ischt, dat de Bondgenooten zich te „ vrede hielden met de voorafgaande punten, behab » vea  'der NEDERLANDEN. Ttf ven het XXXVII, zonder Steden van verzekering, en onder afitand van Sicilië en Sardinië. En nog ,, durfde men de Bondgenooren befchuldigen van „ ftijfzinnigheid en onregtvaardigheid, om dat zij ,) zulke fraaije aanbiedingen niet omhelsden. „ Doch het bleek klaar, dat de voorflag eener verv deeling alleen gefchied was, om tweedragt te ver- wekken onder de Bondgenooten. Ook behelsde ,, de Brief verfcheide aanmerkingen, alleen ftrekken„ .de om de Ingezetenen van Engeland en van dee- zen Staat op te hitzen tegen de Regeering, en „ hun te doen vastttellen, dat zij, die aan het roer „ van Staat zaten, en de Hoofden der Bondgenoo„ ten, de oorzaaken waaren van deezen bloedigen „ en zwaardrukkenden Oorlog. Maar de zaak is „ al te bekend, en uit de boven aangevoerde be» „ denkingen te blijkbaar, dan dat zij hoope kunnen „ fcheppen, dat deeze haatlijke inboezemingen aan„ genomen en greetig ontvangen zouden worden, „ door Volken, die de vrijheid genieten en weeten, , dat zij de lasten deezes Oorlogs enkel draagen, , tot verdeediging dier vrijheid. Het oordeel dee, zer Volken is niet bedorven door eene harde flaa, vernije en lange verdrukking, gelijk dat van zeke, re andere Volken, op welken, buiten zulks, de , Bondgenooten zich zouden kunnen beroepen,met , veel meer reden, als op Volken, die weeten en , gevoelen, hoe duur de begeerte om over Nabuur, volken te heerfchen, hun te Baan kome. De korte tijd, binnen welken men den Brief IX. Deel. N hadt staats» Rkgke* ring,  GESCHIEDENIS Staats- M.EGEERlKG. hadt afgezonden , firekte geenzins , gelijk men ,, voorgaf, ten büjke, dat men de Bondgenooten ,, niet wilde ophouden ; maar dat men zich, reeds „ voorlang, gereed gemaakt hadt tot het nfbreeken „ der onderhandelingen. Ook was den Franfchén „ Gevolmagtigden geen tijd van veertien dagen, naar „ men voorwendde, voorgel'chreeven ; maar hun „ duidelijk gezegd, dat het op eenige dagen minder „ of meerder niet zou aankomen. — Voor 't ove„ rigc wist men niet, waar op de Gevo'magtigden „ zagen, als zij hunne klagten over perfoonlijke be„ ledigingen uitboezemden. — Tegen de fchimps, fchrifren waren Plakaaten uitgegeeven; de Maakers en Drukkers wierden geftraft, als men ze „ ontdekte. Men wist in 't bijzonder niet van het „ onderfcheppen en openen eeniger Brieven, hoewel men, volgens het gebruik in de Grensdeden, niemand in Geertruidenberg toegelaaten hadt, „ dan die zijnen naam den Bevelhebber hadt aange,, geeven. -— Ten befluite, werden de Bondge„ nooten vermaand tot het voortzetten van denOor„ log: dewijl nu duidelijk gebieeken was, dat de 3, Vijand de Vredehandeling hadt afgebrooken (* V' Eene verantwoording van deezen aart diende tot een tegenwigt van den onguniligen indruk, welken AeFfanfche Brief kon veroorzaaken. Lord Boling. bbokbs aanmerkingen over het verhandelde te Geertrui' 00 Refol. ffoll. Aug.\?io. bl. 202. Lamberti, Tom. VI. p. 65.  Oer NEDERLANDEN. 195 truidenberg, verdienen hier plaats, als het (luk, uit een nog ander gezigtpunt, dan de Franfchén en de Bondgenooten befchouwende. Beide de oogmetken der Bondg enooten, het- eene om de fpoorlooze magt Van Frankrijk te verminderen, het ander om de geheele Spaanfche Monarch ij te rukken uit het Huis van Bourbon , waren te Geertruidenberg te bereiken geweest. Iets van gelijke waarde voor 't geen het XXXVII. Artijkel der voorloopige punten eischte, dat is voor den afitand van Spanje en de Indien, was het ftuk, 't geen te Geertruidenberg (tondt onderzogt te worden. Napels en Sicilië, of zelfs Napels .en Sardiniën, zouden de Franfchén vergenoegd, ten minften, zij zouden dezelve als iets van gelijke waarde ontvangen hebben. Buys en van der Dussen verhaalden dit aan de Staatsdienaaren der Bondgenooten: en het was bij deeze gelegenheid, dat de Hertog van Marlborough, gelijk Boys zelve mij gezegd heeft, terftond de vergadering met de nabijheid van den Vrede geluk wenschte; zeggende, dat, naardemaal de Franfchén in deeze geiteltenis waren, het tijd was, te overweegen , welke eifchen men verder op deeze zou doen volgen; overeenkomende met de vrijheid, die men in de vooraf handelingen aan zich behouden hadt: hij vermaande alle de Staatsdienaars der Bondgenooten hunne bijzondere eifchen verder op te maken en in orde te brengen. Deeze en de volgende handelwijze geleek zeer naar die der Romeinen met de Carthaginenfers, De eerften hadden beilooten, tot geen Vrede te verdaan , N 3. yoor Staat»' RïGeë- BOLING- brokes gedagten over heï verhandelde te Geef tritiden* berg,  ïofi GESCHIEDENIS StaatsBegee- KtNU. voor dat Carthago verwoest was. Nogthans ontwierpen zij een aanvanglijk plan van Verdrag, ten verzoeke hunner oude Vijanden, drongen hun zommige punten op, en weezen hun, voor't overige, op hunne Veldheeren. De Veldheeren agtervolgden de onderhandeling op denzelfden voet , en door ifeeds het regt van verdere eifchen aan zich te houden , bragten zij de Carthaginenfers eindelijk rot de noodzaaklijkheid, of om hunne Stad af te ftaan, of den Oorlog, naa dat zij hunne Wapens, Krijgsvoor. raad en Vloot, in hoop van Vrede, hadden overgegeeven , voort te zetten. Frankrijk zag den Brik, en befloot, liever eenig gevaar te loopen , dan in denzelven gevangen te worden. De Bondgenooten zetten hunne eifchen voort, onder vocrwendzel van den afitand van Spanje en de Inaïèn'm zekerheid te Bellen, naamlijk, dat Lodewijk de XIV. op zich nam, zijnen Kleinzoon, binnen twee maanden te ontthroonen, en, zo hij zulks binnen dien tijd, niet verrigrte, dat zij dan de vrijheid zouden hebben, om den Oorlog te hervatten, zonder de Plaatzen, volgens de voorafhandelingen, in hunne magt gefield, te rug te geeven; de gewig. tigfle Plaatzen, die Frankrijk aan de zijde der Nederlanden in bezit hadt. — Lodewijk de XIV. boodt aan, het regt van zijnen Kleinzoon te laaten vaaren; en , zo hij hem tot den afitand niet bewee. gen konde,den Bondgenooten geld te veritrekken om hem, ten koste van Frankrijk, tot het verlaaten van Spanje te dwingen. Het vooritel der Bondge- noo-  der. NEDERLANDEN. 797 nooten hadt een alzins onheusch voorkomen : de Wereld mogt zich met rede ontzetten, als zij een Grootvader genoodzaakt zag zijnen Kleinzoon den Oorlog aantedoen. Maar Lodewijü de XIV. hadt, in de dagen zijns voorfpoeds, het menschlijk gedacht te onheusch behandeld, om reden vanklaagen,zelfs over deezen eisch, te hebben. Zijne Onderdaanen alleen, geneigd hunne Koningen aantekleeven, mogten met zijne tegenfpoeden medelijden hebben. Dit gebeurde ook, en hij vondt 'er zijne rekening bij. Philips zou , mijns oordeels , genoodzaakt geweest zijn Spanje te verlaaten, niettegenftaande zijne eigene ongewilligheid , de drift der Koninginne , en de ftandvastige weigering' der Spanjaarden , indien zijn Grootvader daar op met ernst gedrongen hadt. Maar was dit Ruk haatlijk , gelijk het met de daad was , waarom verkoozen de Bondgenooten meer den Oorlog tegen Frankrijk en Spanje te vervolgen, dan het andere aanteneemen? Waarom verzuimden zij de gelegenheid , om rechtftreeks en kragtdaaeig het buittnfpoorig vermogen van Frankrijk te verminderen , en de overmeestering van Spanje uitvoerlijk te maaken ? Die hadden* zij beiden kunnen re wege brengen , en de twee gewenschte einden van den Oorl'g kunnen bereiken door het omhelzen van. 't middel, dat Frankrijk aanboodt. ,, Maar ," bragt men in 't midaen, ,, Frankrijk „ was niet opregt : hij beoogde niets anders, dan „ de Bondgenooten op den tuil te houden en tever,, deelen." Deeze reden gaf men in die dagen; N 3 doch Staati- R EGEEUING.  xoS GESCHIEDENIS Staats ■ Regee- ïUNG. i^antner- kingen over hit af breeken dier onderhandelingen. doch sommigen der genen, die zo fpraken , heb ik naderhand over die reden zien bloozen. Frankrijkwas niet gefchikt om die rol te fpeelen, welke hij bij voorgaande Verdragen gefpeeid hadt: en zijne ongelukken ftrekten , ten dien tijde, tot geen kwaade waarborgen voor zijne opregtheid. — Dan'er was nog eene betere borg. De fterke Plaatzen, welken hij in handen der Bondgenooten moest leveren, zonden zijn Rijk, op de minste verbreeking van trouwe, blootgefteld, en niet alleen zijne Grenzen, maar de Landfchappen, daar agter gelegen, der vernielinge ten prooije gegeeyen hebben: dan hadt Prins Eugenius den wensch, welken men hem toefchrijft , om met de toorts in de hand na Verfailies den gang te zetten , kunnen vervullen (*). De groote fpil, op welke de Bondgenooten het afbreeken der onderhandelingen lieten draaijen, was , dat men geen flaat kon maaken op het woord van Lodewijk den XIV. De Hertog van Marlborough betuigde , zo men wil , dat, wanneer men te doen hadt met een Vorst, die in het onderhouden der Ver. dragen geenen anderen regel kende dan zijne magt, deezen de Grenzen en het Krijgs vermogen moest ontnomen worden, om zich te beveiligen tegen zulk eenen Nabuur (!)• Willem de III. hadt deezen eigenden grondregel ingeboezemd aan Europa, legen de (*) Eol:ncbroke Letters on Hiftory , Vol. II. p, pfj enz. (t) Amial. Politiq. de St. Pierre, Tom. II. p. 56.  deel NEDERLANDEN. ïQ? de Staatzugt van Lodewijk den XIV. zamengefpannen, en het tot een algemeen beginzel doen vastftellen, dat de vernedering van de magt diens Vorsten de eenige veiligheid en verzekering was der Verdragen met Frankrijk. —■ De Bondgenooten fcheenen deeze woorden tot eene regelmaat hunner handelingen genomen te hebben: zij wilden een Monarch vernederen , die , door de onregtvaardigheid zijner o. rlogzugtige onderneemingen, door de trotsheid, met welke hij den Vrede voorfchreef, en de trouwloosheid , met welke hij denzelven verbrak, zich den haat van alle Nabuurvolken op den hals gelaaden hadt. Men moest, dit was de algemeene roep , zich bedienen van de gunstige gelegenheid, om de gedugte magt van Frankrijk te knakken; 't was het algemeen belang, dat Rijk voor altoos buiten Baat te Bellen, om Europa ooit weder te ontrusten , en de vrijheid daar van te verkragten ; de Bondgenooten , wel verre van aftelaaten van den, : Krijg, moesten hunne poogingen verdubbelen , zich nog nauwer veréénigen tot verdelging eens Vijands, altoos te vreezen, indien hij tijd hadt om adem tc haaien, en zijne kragten te herneemen. Om de magt en trots te knotten van zodanig een Vorst, fcheen nooit gunstiger tijdftip gebooren, dan nu men hem kon noodzaaken , om met eigen handen aftebreeken die magts vermeerdering, welke hij verhoopt hadt uit de verheffing van zijnen Kleinzoon op den Spaans , fchen Rijkszetel. Eene voorwaarde, zo hard, zo ftrijdig met de EuN 4 ro' Staats» Uecee- riing.  StaatsReger- rimg, 1 ] 1 C soo GESCHIEDENIS ropifche Volkszeden, was eene te veel gevergde offerande , om niet verworpen te worden door een Vorst , als Lodewijk de XIV. Deeze Monarch oordeelde reeds veel te doen, als hij Philips aanzijn lot en de wapenen der Bondgenooten overliet; doch zij geheten zich allen bijzonderen Vrede met Frankrijk, bij welken zij in Oorlog met Spanje bleeven, verdagt te houden; en niet te kunnen gelooven,dat hun de vermeestering te gemaklijker zou vallen , indien zij Spanje alleen hadden te beoorlogen. Zij verbeeldden zich eene menigte van wegen , langs welken 'er altoos eene verftandhouding zijn zou tusfehen den Grootvader en den Kleinzoon. Bisfchop Burnet heeft beweerd , dat Lodewijk de XIV. in ge-moede verpligt was de voorflagen der Bondgenooten aanteneemen: hij moest het kwaad, door hem veroorzaakt , herftellen. Men kon op dien Vorst niet vertrouwen , eer de hoofdbedoeling des Bondgenootfehaps haar volkomen beüag hadt. Zij befchuldigden de Franfchén , van op eenen meester agtigen toon te fpreeken, die weinig overeenkwam met den flegten Baat hunner zaaken. Men wil zelfs, dat de Bondgenooten den Franfchén Gevolmagtig' den onder 't oog bragten, dat zij gereed Bonden om net hunne overwinnende wapenen in 't hart van Frankrijk te dringen; waar op de Abt de Polionac weitjes zou gezegd hebben: Hetgeen wij in Frank■ijk verliezen , zullen wij in Engeland wederwinnen. — In 't laatstgemelde Rijk was met de daad eene «wenteling op het tapijt, die eene geheele nieuwe ge  der NEDERLANDEN. 201 gedaante! aan den ftaat der zaaken zou geeven. Doch, eer wij hier van eenig vetilag doen , zullen wij deeze Afdeeling belluiten reet eene en andere bedenking over de onderhandelingen ie Geertruiden. berg, en in eene volgende de voornaamfte gebemtenisfen van den Veldtocht, naa derzelver af breekiug gevoerd, openleggen. Het Hof van JVeenen was zo zeer voldaan over't geen de Staaten op de onderhandelingen te Geertruidenberg gedaan hadden, dat het hun den tijtel van Boog Mogenden (*), in welks verkenen men tot nog toe zwaarigheid gevonden hadt, fchonk. Een Eertijtel, voor welken zij den Bedienden der Keizerlijke Kanfelarije een gefchenk van tienduizend Guldens lieten tellen (f). Het leedt nog eenige jaaren , eer de Staaten in Frankrijk dien tijtel konden verwerven. Hadden zij denzelven willen bedingen als ééne der Vredes ■ voorwaarden, Frankrijk hadt dien gaarne gegeeven. Men moet bekennen, dat de Veréénigde Gewetten nimmer eene gunstiger gelegenheid, om hunne ftaatkundige gefteltenisfe op een vasten grond te vestigen, en hunnen Koophandel te doen bloeijen, hebben laaten onrglippen. Heinsius en de andere Hoof den der Regeeringe waren des te meer te befchuldigen, dat zij de drift opvolgden van Marlborough, belang hebbende in eenen Oorlog, die zijne Eer- en Geld- (•) Ce/fi & Potentes. Lamberti, Tom. VI. p.70.78, (f) Rejoi. Holl. 34. July 1710. bl. 268. N 5 S-TAATSRfcGERR1NG. Goedkeuringvan het Keizerlijk Hof v*n liet gedrag der Staaten te Geertrui' denberg. Wat de Staaten eigenlijk bewoog tot ckeze Happen.  StaatsKecke- SlNG. 1 i c a h d II V in le Si Sti ha gei 202 GESCHIEDENIS GeldMgt, de tweeheeirchendetrel-kenvanzijnhart. vo doemngfchonk, daar de veranderingen in het** gelsch Maatsbeftuur eene verandering van maatregelen aankondigde. Zij Heten zich bniten twijfel verblinden door den glans der rolie, welke zij fpeelden. Z.j bemerkten niet , dat zij zich uitputten voor het Buu van Oostenrijk en Engeland-, dat zij nauwlijks ü el hadden eau den roem der voordeden, op Frank, ruk behaald; en dat de Juister van dien voorfpoed bijkans geheel en al afkaatste op de aanzienlijke Legel-hoofden , die deeze overwinningen bevogten. Het eenig ftuk, \ geen voor hun in dien Oorlogvan belang was, beftondt in een Voormuur voorhunnen Staat te verwerven : en konden zij van het Huis van Oostenrijk , in 't bezit van Spanje gefield , een be. er Voormuur wagren , dan hun te Geertruiden. >crg werd aangeboden ? Men verwondert zich, dat veréénigde Mogenhe. en op gunstiger voorwaarden , dan zij Frankrijk .gedwongen hadden, konden hopen. Ongetwijfeld :bben alle hunne Staatsdienaars zich laaten verbJinn door Marlborough , wiens geest eenen alge. een overheersenden invloed hadt. Die groote eldheer voorzag , dat de Vrede noodwendig hem ongenade kon doen vallen, en dat de Oorlog alsa hem hoop kon fchcnken om ftaande te blijven, hoon de Koning van Frankrijk de helft zijner' laten weggefchorrken , en zijn Zoon ontthroond jt, zou de Engelfche Veldheer den Vrede nietbe:rd hebben. Geheel Europa moest, om zo te fpree-  der. NEDERLANDEN. ftO$ fprceken, in de wapenen blijven , om zijn wankc lend gezag optehouden. Prins Eugenius liet zich door hem beleezen : en zijn misnoegen «egett het Hof van Frankrijk, gevoegd bij zijne natuurlijke geneigdheid tot den Oorlog, welke de hoofdzaak was in zijn charaéter, zette hem aan om alles te wederftreeven, wat ter bevordering van den Vrede kon dienen. , Deeze inwendige gefteltenisfen dier twee groote Legerhoofden wel in aanmerking neemende , zullen wij ons niet meer verwonderen , dat de voordellen der Bondgenooten buitenfpooriger wierden , naar gelange Lodewijk de XIV. meerder bijkwam : en ten minften het voorkomen kreegen , dat zij van dien Vorst, zonder hem eenige verzekering of waarborg te geeven voor de verlanging van den wapenftilftand tot een volkomen Vredes-verdrag , vorderden, dat hij zijne voornaamfte Grehsfteden aan de Staaten afftondt , en beloofde alleen zijnen Kleinzoon uittefchudden , om den 'Aartshertog Carel met diens Rijken te bekleeden, en dit binnen twee maanden, terwijl de Bondgenooten , gerust in hunne Leger plaatzen , het genoegen finaakten van te zien , dat het Huis van Bourbon alle poogingen tot volkomene eigen verwoesting aanwendde, 't Was op deeze voorwaarden , aan welken men bezwaarlijk een goe' den glimp kon geeven, dat men beloofde, zich ten opzigte van verdere eifchen te verklaaren: en wilder de Staaten nog wel belooven, zonder eenige ftaatlij ke verbintenisfe, hunne goede diensten te ztiller aan StaatsRegee- RING. Inboeze- mingen tegen Frankrijk. 1  Staats- KegheRing. ] < I t i k v h 'bl w zc ve Oi 2°4 GESCHIEDENIS aanwenden , om Phiups eenige fcjtóvergoedin* te bezorgen, indien hij gewillig afftand deedt van de Spaanfche Kroon. Dit bewoog Lodewjjk den xlv * dT0He" RMd te "Sgen:,, Dewijl ikdanmoet" „oorlogen, wil ik liever den Oorlog tegen mijne Vijanden , Qan tegen mijne Kinderen voeren'" De Fraufchen , die klaagden en morden over dén xwaararukkenden Oorlogslast, werden met verontwaardiging vervuld wegens de vernedering, waartoe hun Vorst zich gebragt vondt door den voorfpoed «jner Vijanden. Zij verdubbelden hunne poogilen om hem te helpen. ë Lodewijk de XIV. hadt uit den heerfchenden toon en u,t de buitenfooorige eifchen zijner onver zoenhjke Vijanden moeten opmaaken, dat zij min den Vrede met hem zogten, dan 'er op gefield waen, om op hun gemak en van nabij zijne vernede •mg te aanfchouwen. — De Bondgenooten hanlelden, van hunnen kant, niet naar de regelen ee er bedng zaame Staatkunde. Wie kon hun borg Ljver, dat geen dier gebeurtenisfen,.zo veelvuldig i de Gefchiedboeken der Wereld opgetekend, welen zo menigmaal de gedaante der zaaken en de ^sgefteltenisfen doen veranderen, hunnehoopop « Krijgsgeluk gevestigd, niet zou omflaan, en het ld omkeeren ? Waarom w.sten zij „iet, of hever mom vergaren zij, dat 'er geen beüenuig geluk is nder voorz.gt.gheid, en dat voorzigtigheid, wel rrevan 0p voorfpoed tefleunen, dien wantrouwt? a den Vrede wordt g.oorlogd , waarom dien der" hal-  der. NEDERLANDEN. «05 ven niet gefloten, als men ze op gunstige voorwaarden kan bekomen ? De gelegenheid , om een heerfchend Vorst te vernederen , biedt zich geen tweemaal aan. Wat hier van zijn moge, de Staaten lieten 'er eene voorbijglippen, welke niet wederkwam. De Engelfche Staatsdienaar , wiens raadgeevingen zij met een afgodifchen eerbied gevolgd hadden, verliet hen eerlang. Doch, eer wij dit verder ontvouwen , moeten wij met de onbevredigde Mogenheden de Plaatzen der onderhandelinge verlaaten, en te Velde trekken. Veld* Staats» Rt gesriis a.  W GESCHIEDENIS Opening des Veldtocht. I . ( 1 } Mor- tagne gewon- c nen, ver- g looren, en hernomen, i a o p V r Veldtochten des jaars MDCCX en MD CCXI en voor her eidzels tot de Uirechifche Vredeh'andeïing. Ti AJ/z Veldheeren der Bondgenooten hadden hun Leger doen samentrekken , eer de Franfchén voordeélige posten konden inneemen , gedekt door Rivieren of bijkans ontoegangelijke Moerasfen , ffeiiifr V de voorgaande jaaren. I„ Holland was grooten voorraad van Hooi opgelegd, ten dienste der Ruite rij; men hadt 'er veele Vaartuigen gemaakt, tot her vervoeren van het Gefchut ; en eene verbaazeude tneenigte van allerlei Krijgsbehoeften was m gereed leid. Marlborough , Lugenius , en andere Le" jerhoofden begaven zich, omtrent het midden van" aasmaand , toen men geen gevolg van de Vrede«andeling te gemoete zag , na 't Leger, bij Door- De Graaf van Albemarle vermeesterde den ertienden van Grasmaand , de kleine Stad Mm* ne, gelegen aan den zamenloop der Schelde en der carpe. De Ridder van Luxemburg liernam ze anderendaags; doch de Stad moest zich, den :htt,cnden, weder aan den voorigen Vermeesteraar «rgeeven; en zij bleef, gedunrende den geheelen eldtocht, in handen der Bondgenooten. Alle de voorzorgen, door de itaaten gedraagen 'U.n de Veldheeren der Bondgenooten in ftaat^ Offl  eer. NEDERLANDEN. 2.0? om vroegtijdig de Krijgsverrigtingen te beginnen, waar 3n zij weinig tcgcnftatids vonden , dewijl de Fran fihttt van die voordeden verftooken waren. Langer d2n eene maand was Marlborough in 't Veld geweest, eer de Hertog de Villars zijn Leger kon Verzamelen. De Bondgenooten drongen met weinig moeite door de Franfche Liniën b\) Douai, met oog merk om dis Siad te belegeren , terwijl Marlborough roet een gedeelte des Legers de Scarpe overtr-.k , cn zich bij Htri nederlloeg. Den tweeëntwintigften van Grasmaand werd Douai berend , het overige dier maand en het begin der volgende in de gewoone voorbereidzelen tot een beleg geileetcn. Het Leger , 't welk de belegering dekte, breidde zich uit tusfehen Vitri en Arkux , en kon zeer bezwaarlijk genaderd worden. Zij namen eenige Sterkten omltreeks Douai, en openden de Loopgraaven tusfehen den vijfden en zesden van Bloefmaand: van twee kanten tastte men de Stad aan. De Prins van Anhalt-Desfau voerde het bevel over 't eene, en de Prins van Oranje over 't ander gedeelte des aanvals. Op den zevenden deeden de Belegerden onder den Hertog de Montemar, eenen uitval , die den Belegeraaren op driehonderdman teftaankwam. Men zogt, zo veel mogelijk, verdere uitvallen te verhinderen. Drie Gragten moesten 'er gevuld worden : en het liep aan tot den zesentwinrigfren , eet zij de eerfte gevuld hadden, en tot den bedekten weg kon.len naderen. De manmoedige verdeediging van D'Albergotïi , Bevelhebber der Stad , belette de Bond- Staats. Recesring. De Bond.' genooten vermeesteren de Liniëa bij Douai, en belegeren die Stad.  29S GESC HIEDENIS StaatsRecee- Rli\g. De H«- tOg DE Villars zoekt Volk in Douai te brengen. Bondgenooten de tweede Gragt overtetrekken voor 't midden vnn Zomermaand : zij verlooren veel Officieren en Gemeenen. Op den negentienden gaf de Prins van Oranje bevel, om ten zelfden tijde twee Ravelijnen en eene Halvemaan aantetasten, 't geen gefchiedde onder het oog van Eugenius en Marlborough. Deezen aanval wederftondt Albergotti zeer onverfchrokken ; doch, ondanks het geweldig vuur der Belegerden, ondanks de werking van vier Mijnen, ondanks de dapperheid der Soldaaten , die met ontblooten fabel de Vesten verdeedigden , werden de Staat/eken meester van alle deeze Werken. De Prins van Anhalt bemagtigde , op den vierenrwintigüen, een ander Ravelijn : en zij waren toen ïn ftaat om bres te fchieten in de Stad zelve, en eenen algemeenen Itorm te loopen.; De Hertog oe Villars , die zijn Leger op den twinügfren van Bloeimaand bijéén hadt doen trekken, doormangel aan voorraad verhinderd om het eerder te doen, toogna^r/a«, vermeesterde het Kasteel van Oi/t, en doeg eenige Bruggeu over de Schelde, zich gelaatende als of hij het deel derBelegeringe onder den Prins van Oranje , tusfehen die Rivier en de Scarpe, wilde overvallen , fchoon deeze gedekt was door de kleine Rivier Sausfe, endoor goede verfchanslingen. Terwijl hij in deezervoege de Bondgenooten ophieldt, deedt hij acht Bruggen ;>ver de Scarpe flaan, en trok dezelve , den achtentwintiglten , over tot in de vlakte van Lem, van waar hij dagt gemaklijkst veifierking aan de Beleger- den  der. NEDERLANDEN. (teil te zullen kunnen bezorgen. Hij voerde het bevel over den Middeltocht , önderlteund door den Maarfchalk de Montesquiou , de Maarfchalk ds Berwick voerde den rechter vleugel aan,en de flinter was toevertrouwd aan den Maarfchalk d'Arco. De Veldheeren der Bondgenooten , die zo veel wakkerheids betoonden, om op de beweegingen der Franfchén te letten, als deezen te werk gefield hadden, om hem te verrasfen, deeden van alle kanten Volk aanrukken, en verfterkten het dekkend Leger met een gedeelte der belegeraaren. Prins Eugenius hadt den rechter vleugel zijns Legers, geheel uit Duit'fchers beftaande, geplaatst agter he-t moeras van Montigni, het Leger der Staaten vormde den Middeltocht, en de Engelfchen, onder Marxborough , ftrekten zich te (linker zijde uit tot aan Vitri, de Paltfifche troepen hadden de bewaaring van Port a Venclir. — 't Was de toeleg des Hertogs de Villars om flag te leveren, indien zulks met de minlte hoope van voordeel kon gewaagd worden. De Maarfchalk en zijne Amptgenooten, vergezeld van de ervaarenfie Officieren, hadden de yerfchansiingen der Bondgenooten opgenomen. In den gehouden Krijgsraad oordeelde men eenpaarig, dat het niets anders was dan het Franfche Leger aan een gewis bedetl bloot te Bellen, als men het ondernam, verfchansfingen aan te tasten, die, door derzei ver fchikking en de wakkerheid der bekwaame Veldheeren, zo wel gedekt waren. Den voorraad in de vlakte van Lens opgeteerd hebbende,befloot men, van plaats te veriX Deel, O Wis staatsKERK. eÜ- rur.g. Schikkingen c;er; Bondgenootenom zulks te belet' ten. f  2ïo GESCHIEDENIS STAATSIE er.EE- RiNG. Douai overgegeven. Haallagen der Bondgenooten. wisfelen. Op klaaren da» trokken zij de Scarpe weder over, zich bovenal bevliitigende, om Arrast Kamerijk , Aitoisen Picardiè' te dekken; men nam de Legerplaats aan den oever der Scarpe, op zo eenen kleinen afïland van het Leger der Bondgenooten, dat de Soldaaten der beide Legers op hunne posten gemakhjk met elkander konden fpreeken. Wanneer de Bevelhebber van Douai, op den vijf en twintigften van Zomermaand, alle zijne buitenwerken ingenomen, en de Veldheeren der Bondgenooten gereed zag, om de Stad ftormender hand te overweldigen, verzogt hij in gefprek te komen. De Veldheeren eischten, dat het Fort de Scarpe reffens zou worden overgegeeven , naa eenige wederfpraak, werd tot de overgave van beide bellooten; de Krijgsbenden der beide Koningen zouden drie dagen daar naa uittrekken met alle Krijgsëere aan hunne dappere verdeediging verfchuldigd, en na Kamerijk geleid worden', gelijk gefchiedde. Dit beleg kostte veel Voiks, men wil, dat de Bondgenooten tusfehen de zes of zevenduizend mr.n voor die Stad lieten; en de bezetting, die bij den aanvang des belegs uit acht duizend man beftondt, zonder duizend man in het Fort de Scarpe mede te tellen, was tot op minder dan vijfduizend man gedund. Eugenius en Mar.lbor.ough te Douai de bresfen herfteld, en de toerusting des belegs opgebrooken hebbende , beraadffaagden, waar hun de Veldtocht vervolgens te doen ftondt. Zij hadden zeer het oog geüagen opJtrecht, en waren zij deeze Stad magtig ge*  der. NEDERLANDEN, alt geworden, niets zou hun hebben kunnen beletten tot in het hart van Frankrijk te dringen. Doch de Hertog de Villars hadc zijne Krijgsmagt in eene uitgeftrektheid lands van tien of twaalf mijlen, zodanig verdeeld, dat dezelve Atrecht en Kamerijk teffens dekte; hij kon de belegeringen van Falenchiennes en Bouchain beletten, en vondt zich in ftaat om na Maubetige te wenden, indien de Bondgenooten het daar op mogten munten. Deeze wijze voorzorgen waren het behoud van Artois en Picardi'ê. Men zag de onmogelijkheid, om den bedoelden aanflag op Atrecht in 't werk te Belten, en belloot Bethune te belegeren. De Generaals Schuilenburg en Fagel kreegen hier toe last. Bethune is eene kleine Plaats, maar zeer wel verfterkt. De Koning yan Frankrijk hadt door Vauban 'er heerlijke wer ken doen aanleggen, met dijken, om het water vai de Briefte op te houden. Deeze rivier vervult di gragten der Stad, en kan dienen, om de omliggen de laodttreeke, bovenal aan den Zuid en Westkant onder water te zetten; aan den laatften is een kiel] Kafteel. 't Bevelhebberfchap over Bethune was toe vertrouwd aan Durui-Vauban, Neef des Maat fchalks. — Schuilenburg rigtte zijn aanval o; 't Kafteel; Fagel op het Baftion St. Ignace. D eerstgemelde kon zijne krijgsverrigtingen met die fpoed niet voortzetten als de laatfte, dewijl hij zie eerst meester wilde maaken van een Dijk, die h< water ophieldt en de overftrooming deedt voldui ten. Deeze yermeesterd hebbende, deedt hij deze O % \ STA4T3- RegeB- RlfvG. Befluic om Bethune te belegeren. i f l > s 1 1 t [.  GESCHIEDENIS StaatsRegee- rikg. ve op verfcheide plaatzen doorfteeken, ontlastte het water en zette het vervaardigen der loopgiaaveü voort. — Tusfehen den vier en vijf en twintigtten van Hooimaand deeden de Belegerden eenen Herken uitval aan den kant van den Veldheer Fagel, wierpen zijne gemaakte werken om ver, verdreeven twee Pruisfifche Regimenten; doch de Staatfche hun te hulp fchietende, dreeven zij de Franfchén te iug, die veel volks verflagen hadden. Het dekkend Leger der Bondgenooten lag op een kleinen afitand van Bethune. De Maarfchalk dé Villars deedt op den dertigften van Hooimaand een veel gewaagden flap, om de vlakte d'Jvesnes-le Comté te bereiken, waar hij zijn Leger nederfloeg; dit bragt de Bondgenooten in het denkbeeld, dat hij een aanval in den zin hadt. Zij verflerktcn hun Leger met de manfchap in de vlakte van Lens gelaaten, met de Ruiters, tot geleide van den voorraad beflemd, en met eenige duizend Man uit de Belegeraareh, 't welk het voortzetten des belegs eenige dagen vertraagde. Doch werd dezelve terftond hervat, toen de Veldheeren der Bondgenooten in 't zekere ontdekten, dat de Franfche Veldoverste geen ander oogmerk hadt, dan, om het Land beter te dekken, en de vrije gemeenfehap open te houden tusfehen zijn Leger en de Zee. Schuilenburg kon , weinig te dugreii hebbende voor mijnen, in een grond, bijkans altoos onder water, zijne nadernisfen beter voortzeten dari Fagel , door het fpringen der mijnen venraagd. Dur-ui-Vausan. Krijgsvoorraad pntbreekende, zag vaij  der NEDERLANDEN, si* van den kant des eersrgemelden een ftorm te gemoete , dien hij niet kon afwagten , zonder zijne manfchap blootteftellen om knjgsgevangen te worden, liet den aftocht (laan en (tak de witte vlag uit, om te daadigen. Fagel, misnoegd, dat dergelijk een vlag aan zijnen kant niet wierd uitgeftooken, voer voort, met de Stad te befchieten, ondanks de wapenfehorsfing met zijnen Medebelegeraar getroffen : deeze haa!de„den Bevelhebber over, om die wettige voldoening desgelijks aan Fagel te geeven; waar op het Verdrag den negen en twintigtten van Oogstmaand getroffen werd, en de Bezetting mee dezelfde Krijgscere als die van Douai, uit, en na St. Omer trok. Marlborough wilde, hoe zeer Eugenius van een ander begrip was, en 'er zich tegen verzette, naa deeze vermeestering, het beleg voor St. Penant en Aire (laan: de laatstgenoemde moest het opgeeven: en het befiuit hier toe genomen zijnde, fchikte men het Leger derwijze, dat het beide de Belegeringen dekte. De Prins van Oranje berende St. V~enant op den zesden van Herfstmaand, en werd die Stad, naa eene manmoedige verdeedigingj op den dertigBen, meester. Het beleg van Aire, aan den Prins van Anhah Desfau toevertrouwd , hadt meer werks in. Deeze Stad is van eene middelbaare grootte, doch Lodewijk de XiV. hadt dezelve met veele buitenwerken voorzien ; en de flerke bezetting onder den Markgraaf de Goesbriant gefield. Dappere wederftand O 3 er Staats* Regeering. * Beleg vars St. Penant, Beleg vaji Aire.  ■ et4 GESCHIEDENIS StmtsRfgee- e1kg. en vuurige uitvallen, maakten het beleg langduurig. Het gelukte den Belegerden, de werken der Belegeraaren menigmaal over hoop te werpen en veel Volks te verdaan. De Maarfchalk de Villars flelde, van zijn' kant, alles te werk, om de krijgsverrigtingen der Bondgenooten te dwarsboomen. De Intendant van Tfieren den Stadsbevelhebber verwittigd hebbende, dat de Staaten een grooten voorraad van Krijgs- en Mond-behoeften voor het Leger de Zeye op/ezonden hadden , zondt men een Beike hoop af, om 't zelve te bemagtigen. liet belfond uit veertig;Schepen, begeleid door een hoop Ruiterij en Voetvolk onder den Heer van Ginkel / Zoon des Graaven van Athlone ; hij verweerde zich kloek, doch moest voor de overmagt der Franfchén zwig-» ten: met vijfhonderd der zijnen werd hij krijgsgevangen , vierhonderd waren 'er gefheuveld of verdronken , en de rest ontkwam het te Deinfe. De meeste Schepen werden in den grond geboord of in brand geftooken; drie met Buskruid gelaaden, fprongen in de lugt, mei zulk een geweldigen flag, dat bet Dorp St. Eioi verwoest werdt en de fchok de glaazen te Faknchienncs en St. Qjtentin, fchoon twaalf mijlen van daar gelegen, verbrak. Tien Vaartuigen ontkwamen 's Vijands handen. Weinig dagen naa het flaan van dit geleide, moest de Maarfchalk de Villars, wegens het ongemak aan zijne wonde in 't voorleden jaar te Hochjied bekomen, het opperbevel aan den Maarfchalk d'Harcourt cvergeeven- Hij deedt terftond den Hertog de Brog=>  der. NEDERLANDEN, aïg Brogue, met veel Voetvolks, tusfehen St. Omer en Cas/èl trekken; deeze poogde vrugtloos een deel Duitfcke troepen te verrasfen: en verfcheide onderneemingen van de zijde der Franfchén hadden geen beter uitflag. De geheele Wijnmaand werd met weinig vrugts in 't beleg van Aire gefleeten , de moed der verdeedigeren was zo groot en het afflaan der aanvallen zo bloedig, dat in een gehouden Krijgsraad veele Officieren van oordeel waren, het beleg te moeten opbreeken. Schoon het tegen den zin van Prins Eugenius was aangevangen, diong die groote Man, verheeven boven de jalouzij, het gemeene zwak der uitfleekendfte Oorlogshelden , 'er op aan , dat het beleg, niet dan in den uiterfien nood, moest genaakt worden, 't Geweld verdubbelde. De Stadsbevelhebber, genegen de Inwoonders te fpaaren voor plundering, in gevalle de Stad ftormenderhand mogt bemagtigd worden , befloot den achttien van Slachtmaand tot een Verdrag te komen, 't welk den volgenden dag getroffen werdt, met alle Krijgseere voor den Markgraaf de Goesbriant, wien Eugenius, ten blijk zijner hoogagtinge, twee Rukken Gefchuts meer dan in 't Verdrag bedongen waren, in den uittocht mede gaf. Hier mede betrokken in de Ne~der landen de Legers de Winterplaatzen (*). In Duitschland was de Veldtocht deezes jaars nog kwij- (*) Lamberti, Tom. IV. p. 96—138. Tindal,Vo!. VIII. p. 402, 422. O 4 Staats» Regbeeung. dire ingenomea.  ftEG'ïiS. ring. Veldtocht in X>.tti;s;iil'flnd, en in Italië. Landing in LimgueUec. 21S GESCHIEDENIS kwijnender dan te vooren. De oorlogende Mogenheden hadden te veel Volks na Spanje en de Nederlanden laaten trekken, om aan den Rhijn iets van belang uittevoeren. De Keurvorst van Hanover, die hier het Leger geboodt, kreeg zulk een tegenzin over die bedrijfloosheid, dat hij van het opperbevel a'ilond, 't welk den Graave van Gronsveld werd opgedraagen (*). Even Hap zette men den Krijg in Italië voort, De Hertog vau Savo'aë , op den Keizer te onvrede, en zieklijk , beftondt niet. De Graaf van Thaun poogde, zonder vrugt, in Dauphine te dringen (f). In Hooimaand vertoonden zich vierentwinrig Oorlogfchepen, vergezeld van een aantal andere Vaartuigen, op de Kusten van Languedoc. Niet verre van Cetle deeden zij eene landing, en hoopten ;op den bij. Band der misnoegden in Fivarais en de Cevennes; doch deezen maakten geene beweeging. Cette en Jgde werden onder hunne magt gebragt, enBeziers gedreigd.' De Aanvoerder deezer gelande Bende was Seissan, een Languedocs Edelman , uit Franfchén dienst gezet: een gevaarlijker Vijand in die omirandigheden , dewijl hij zijnen Krijgsknegten niet toeliet eenig geweld te pleegen, en zijn best deedt om de gemoederen door zagtheid te winnen. De weinige Krijgsbenden in dat Gewesr, onder den Hertog de Roquelaure, waren niet in Baat eenigen wederfland yas (*) Tindal, Vol. VII.I. p. 45a. (_t) Zie Udcar, p. 422, 483.  der. NEDERLANDEN. 217 yan belang te bieden : hij vérzogt den Hertog de Noailles om hulpe :' deeze vliegt derwaards met Ruiterij, Voetvolk en Gefchut, herneemt Agde ,en verjaagt de Engelfchen uit de verfchansfingen teCette , die , verfchrikt door deeze verrasfrng , zich fcheep begaven, de ankers kapten, en de Kust verlieten (*). '"' Het Oorlogslot leverde , dit jaar, in Spanje, een treffend voorbeeld op van deszelfs wisfelvalligheid en fchielijke omwenteling. De Bondgenooten be. dienden zich van het opontbieden der Franfche Benden, om elders wat groots te beilaan. Zij vermeesterden eerst Estadelle en Arragon. De Veldheer StaüRemberg behaalde , bij Almenara , een groot voordeel op het Leger van Philips, die, ware de nagt niet tusfehen beide gekomen , misfehien den Keizerfcken in handen zou gevallen zijn. Die overwinning beurde den moed der Vooritanderen des Aartshertogs op, en doofde dien in 't hart der Aanhangeren des Hertogs van Anjou: wiens lot zeer in de waagfchaal hing, toen Starhembeug de Ebro oyer, en recht op Saragosfa aantrok, den Spanjaarden voor de Poorten dier Stadilagleverde, verftrooïde, en Saragosfa innam. De twee Mededingers na de Spaanfche Kroon vonden zich bij de Legers. Philips floeg den weg na Madrid op, en , zich daai niet langer veilig oordeelende, week hij na Vallado- lid, (*) Millots Gedenhfchrif"ten, dienende tot degefchiedeni} van Lodewijk den KIF. en Z^.IV, D.bl. 108 — 114. O 5 Staats- R.SGEERING. Krijgsverrigtingen in Spanje,  si8 GESCHIEDENIS StaatsKegee. ring. lid. Carel tradt zegepraalende de Hoofdflad in, en deedt 'er zich voor Koning erkennen en uitroepen: zijn hoofd fcheen thans van de Kroon verzekerd. — De onbekwaamheid der Veldheeren van Philips haalde hem nadeel bij nadeel op den halze , en de Benden hadden alle vertrouwen veilooren. 'Er werd een Veldoverfte vereischt , die het won. De Spaanfche Grooten Boegen het oog op den Hertog de Vendóme , dien de Koningin reeds verzogt hadt, dat ten fpoedigflen mogt gezonden worden. Hij verfchijnt , en vindt de zaaken in geen zo wanhoopigen Baat, als ze van verre fcheenen. Zijne komst geeft moed, en doet alles van gedaante veranderen. Philips, nog korts vlugtig , heeft Volk en Geld, en zoekt Carel te benauwen. Vendóme voert hem weder na Madrid , en noodzaakt de Bondgenooten na Portugal te wijken. Stanhope werd in de kleine Stad Brihuèga ingtfloten, en met de Engelfchen krijgsgevangen gemaakt (*). Stah- BEM* (*) Dit inneernen van Brihuèga, en de dasr mede als verknogte overwinning in de vlakte van Villa -viciofa, twee gtbcurtenisfen , die zuik eene onverwagte als verbaazende wending aan den loop der zaaken gaven , wordt door den Heer Bruzard de Mauvelain aan eene tot nog onbekende oorzaak loegefchreeven: wij oordeelen zijn be. rigc waardig,hier, bij wijze van aantekening , te plaatzen. Hij heeft het toegezonden aan de Schrijvers van het Journal Encyc'-opediquc, met eenen Brief, gedagtekend Troues, 30 Juny 1784. „ Me.  der NEDERLANDEN. 219 éembéro fchoot tot hulp der Engelfchen toe : men tiok hem tegen 3en leverde flag in de vlakte van Villa- „ Mevrouw de Mucie , Egtgei'oote van een PrefiJent ,, in het Parlement van Dyon, fchi'tterde , in den aanvang „ deezer Eeuwe, zo zeer door de fchoonheid haarer ge„ Italië en haarer bevalligheden , als dcor haaren geest. „ Haar hart, ligt ontvonkbaar door liefde , was ontbloot „ van (tandvastigheid. Lang gevesiigde liefde kon'er niet „ in huisvesten. —■ De Prins van CüNDé kwam , in „ den jaare MDCCVI , de Siaatsvergaderingen van Bour, „ gonje bijwoonen. Hij zag Mevrouw de Mucir, die, „ uit hoofde van den rang , welken haar Egtgenoot be„ kleedde , tegenwoordig was op alle de Feesten , ter ,, dier gelegenheid aan Lieden van aanzien gegeeveri. De „ Prins werd verliefd op Mevrouw de Mucie: zij beant„ woordde aan zijne liefde; verliet haar Man, eu begaf „ zich met den Prins na Parijs. Dria jaaren fleaten zij in „ de grootfte gemeenzaamheid,- Liefde maakte hun geheel „ geluk uit5 en men zou geloofd hebben, dat dezelve ,, beftand was tegen den tijd, die niet zelden een eindpaal ftelt aan hevig ontftookene driften. „ Eene zo lange gehegtheid begon Mevrouw de Mücie te verveelen. Do Engelfche Veldheer Stanhope , on„ bekend door Parijs trekkende, om het bevel over het „ Enge'.sch Krijgsvolk in Spanje te gaan voeren, zag Mevrouw de Muciï. De betooverende bevalligheden diei ,, Dame hadden op dien Krijgsman dezelfde uitwerking, „ als zij gehad hadden op het hart van allen, die haar za „ gen. Hij verklaarde haar zijne liefde, en haalde haai over om hem, in mansgewaad verkleed , na Spanje « ti volgen. >» We! Staats. Regee- R1LNG.  420 GESCHIEDENIS Sta at „ getlörven." StaatsRioeè.r1nc.  £22 GESCHIEDENIS Stmats- R wering. Vel [icc.;, >n de< )a*rf nig maanden te vooren, daar ontmoet hadt. Deeze ongelukkige flag z-jtte zijne zaaken zeer agterwaards. Catalonlè alleen hieldt nog z'jne zijde, 'twelk egter, naa het verlies van Gironne , in Louwmaand des volgenden jaars , aan alle zijden voor den Vijand open lag. Philips was als 't ware herfleld in een Koningrijk, van 't welk hij nog kortliogbijkans niets anders dau den blooten tijtel droeg (*). Hoe zeer Prins Eugenius ook verlangde , om in Italië het bevel te voeren, verpligtte de moeite, welke hij zien gaf, om den Aartshertog Carel de Keizerlijke Kroon te doen verwerven , dien Veldheer , om yerfcheide keexen na den Haag en na de Keurvorsten te trekken, waar door het geheel beleid des Legers langen tijd in handen des Hertogs van Marlborough verbleef. Zij kwamen nogthans meermaaien bijéén, om te beraadflagen, wat ten meesten voordeele der Bondgenooten te doen (rondt. Marl. b 'rough hadt het veréénigd Leger omtrent de Scarpe en de Vaart van Douai verzameld : dat der Franfchén, onder de Villars , trok omftreeks Kameri k en Atrecht bijéén. Het oogmerk was , van wederzijden in 't jaar MDCCXI. den Oorlog op de kragidaadigfte wijze doortezetten. Maar 's Keizers onverwagte dood bragt eenige vertraaging te wege, en (*) Lamekrti, Tom. VI. p. 158.174. Tindal , Vol. VIII p.423.450. Millots Gedenkfchriften , dienende tot de gefchiedenis van Lodewijk den XIV. en XV. IV*. D. bl. 104 — 160,  bes. NEDERLANDEN. 223 en wederhield verfcheide (lagen,, welken men gedagt hadt elkander toetebrengen Lodewijk de XIV. ving heimlijke onderhandelingen aan met het Eng'lfche Hof; doch Marlborough , die zich op den kant des ondergangs van zijne grootheid bevondt, oordeelde, en met reden , dat de Vrede 'zijnen onvermijdelijken val naar zich zou (leepen. Zijn oogmerk was, om, kon hij onderfteuning vinden , de Bondgenooten door het behaalen van groote Krijgsvoordeelen tot het volharden in den Oorlog te beweegen : hij bedekte zijne bijzondere belangen ondet den dekmantel van het algemeen voordeel des Bondgenootfchaps. Schoon genoegzaam uit de gunst dei Koninginne vervallen , behieldt hij het opperbevel des Legers; dan de aanftelling tot Krijgsampten waj hem ontnomen. Hij floeg met Bloeimaand zich aan 't hoofd van 't Leger der Staaten neder tusfehen Douai en Bouchain: het Franfche hadt een voordeeligen post t< Sanfet , door veele Moerasfen gedekt , betrokken De Villars verfterkte het Kasteel van Arleux , ee ne Plaats van aanbelang ; doch de Bondgenootei hadden befloten , alles tot vermeestering daar vai aantewenden. Zij hoopten de Franfchén te doei wijken, om te gemaklijker eenig beleg van aangele genheid te kunnen onderneemen. Dagelijks vielei 'er tusfehen de nabij elkander liggende Legers fcher mutzelingen voor, om eikanderen den toevoer afte fnijden, of in het verzamelen van voorraad te belem Sieren. — Lodewijk de XIV3 den dood desKei zer Staats* Reg&2> riisg. »  224 GESCHIEDENIS StaatsR*£gee- tuTHfi zers verftaan hebbende, beva] den Hertog de Villars verflerking van manfchap toetefchikken aan den Maarfcnalk de Harcourt, die aan den Rhijn geboodt. De Bondgenooten zonden desgelijks volk af, om de Stad Frankfort , waar de verkiezing des' Keizers gefchieden moest, te dekken. Deeze volkverzending, nogmaals gedaan , verminderde de Legermagten aan wederzijden, en vertraagde de krijgsverrigtingen. De Bondgenooten verwijderden zich van de Scarpe, 0111 zich in de vlakte van Lens uittebreiden. De Franfchén, zwakker in volk, ontweeken allen Veldflag, en deeden niets , dan de Sluis bij Harlebeck vermeesteren en verwoesten, om de vaart der Bondgenooten langs de Leije te Bremmen. Prins Eugenius en de Engelfche Veldheer vormden eenen toeleg op het Kasteel van Arleux, 't geen zich , naa' eene hardnekkige verdeediging tegen een veel grooter magt , ain den Prins van Hesfen overgaf. Marlborough mogt zijn best doen, om dien post te verBerken , de Villars nam eene gunstige gelegenheid waar, om dezelve te doen aantasten door den Maarfchalk de Montesquiou. Op de tijding biet van vaardigde Marlborough den Generaal Fagel af, om die Plaats te befchermen ; doch, onder den weg vernomen hebbende, dat de Franfchén het Fort in hadden, vervoegde hij zich weder bij het groot Leger, zonder iets te onderneemen. Met den aanvang van Oogstmaand Belde Marlborough een krijgslist te werk, die hem gelukte.  der NEDERLANDEN. sag Hij hadt laaten verluiden , dat hij den Franfchén Veldheer, toen te Avesnes■ le ■ Comti gelegerd, zou aanvallen: en hij legerdezichzo digt, dat, den vierden dier maand, 's morgens, beide de Legers in elkanders gezigt Honden. Men verwagtte eenen bloedigen flag , doch den volgenden nagt veranderde hij zijnen (land, toog op weg , om de Scarpebï] Douai overtetrekken, met oogmerk om de verfchansfingen der Franfchén achter de Sanfet, door de Villars het Ne plus ultra {Niet verder) geheeten, aantetasten , de Schelde gemaklijk overtegaan , en Bouchain terftond te berennen. De Generaal Cardogan trok Marlborough eenige uuren vooruit, en , zonder eenigen hinder, de Sanfet over : het geheele Leger volgde over de zelfde Rivier, en bereikte de boorden, der Schelde, waarde Engelfche Veldheer in allerijl acht Bruggen deedt flaan. De Hertog de Vil* lars hadt 's nagts ten twee uuren de beweegingen der Bondgenooten vernomen. Hij vervoegde zich terftond aan 't hoofd der Ruiteüje van 't Koninglijk Huis, om den overtocht van de Sanfet te betwisten* Hij kwam te laat. Het Voetvolk der Bondgenoot ten was tien uuren zonder rusten voort- en vooe een groot gedeelte reeds overgetrokken, toen de Villars aankwam. Onverrigter znake moest hij wederkeeren na 't gros des Legers , tusfehen Atrecht en Kamerijk in optocht. Men dagt nog , dat het tot een flag zou komen ; doch Marlborough wilde Bouchain belegeren , en bediende zich van de gemaakte Bruggen, om de Schelde overtetrekken. De J%. Deel, £ V&z Staats» Recesante.  GESCHIEDENIS SïAATiÈZGEEÏHNG. Éelcg en vermeesteringvan Bouchain. Villars deedt geene poogingen om zulks te beletten , last hebbende om volftrekt geenen flag te leveren , uit vreeze dat deeze hinderlijk zou kunnen wezen aan de heimlijke onderhandeling , tusfehen he£ Franfche en Engelfche Hof thans in bewerking , erï waar van wij vervolgens verflag zullen geeven. Het beleg van Bouchain was den Generaal Fagel toevertrouwd. Hij verfchanste zich fterk in zijne Legerplaats, om tegen allen vijandlijken aanval gedekt te wcezen : een Moeras gaf nog den Franfchén een open , om Bouchain te bereiken ; dan de onvermoeide arbeid van Grenadiers en Del vers, voortgezet tot den middel in 't water, en onder' het geduurig vuur, zo uit Bouchain als uit de post te Vauvrechin , waar de Maarfchalk de Montesquiou op eene hoogte gelegerd was, fheedt ook de gemeenfchap af tusfehen de belegerde Stad en het Franfche Leger. Van twee kanten werd de Siad eerst aangetast , en Marlborough liet op de Benedenftad vervolgens een derden aanval doen. DeGraaveno'AFfri en de Ravignan verdeedigden Bouchain. De Hertog de Villars zogt, op alle mogelijke wijzen , de Krijgsverrigtingen der Bondgenooten te belemmeren. Hij tragtte Douai te verrasfen, om zich, wegens liet verlies van Bouchain, fchadeloosteftellen; doch hij vondt den Bevelhebber te zeer op ziin hoede. Bouchain moest, naa een beleg van twintig dagen, zich over- en de Bezetting zich krijgsgevaiK gen geeven. De Engelfche Veldheer wilde bij deeze vermeesre- ring  ïïer NEDERLANDEN, at? ring nog die van Oitesnoi voegen. Hij vaardigde den Graaf van Albemarle na den Haage af, om hier toe verlof te verzoeken bij de Staaten , hun vertoogende, dat de Bondgenooten van die vermeestering een zeer groot voordeel zouden trekken, en deeze hen in Baat Bellen , om in 't volgende jaar in 's Vijands Land te rukken. Ondanks den aandrang des Hertogs, gaven zij hem te verftaan, dat het jaargetijde te verre verloopen was , om iets van zo veel gewigts te onderneemen. Zij vreesden voor de poogingen , die de Hertog de Villars zou doen , om eene Stad van zo veel aanbelangs te behouden, uit aanmerking van 't geen hij voor Bouchain gedaan hadt. Zij berekenden de vervaarlijke kosten , daar toe noodig, als ook het verlies van volk; en befloten, dat alles zou eindigen met het opbreeken des belegs, wanneer een regenagtig najaar de naderingen onbruikbaar maakte. Zij weigerden, gevolglijk, Jiunne toeftemming. Marlborough , zich dus in zijn gemaakt plan gedwarsboomd ziende , bragt zijn Volk in de Winterlegeringen , en begaf zich na den Haage. De Villars , zijne Troepen desgelijks in de Winterlegeringen bezorgd hebbende, trok na Verfailles, waar hij van den Koning, het Hof en de Stad , de grootfte toejuichingen ontving over zijn gedrag , geduurende den Veldtocht. Marlborough ftak na Londen over : men verweet hem openlijk , dat hij met zo veel kosten en met zulk eene Legermagt P % mv& ?t/.at:Regeer RING.  «8 GESCHIEDENIS StaatsRegee- 2 ING. niets meer dan de bemagtiging van bet onnozel Bots* chain uitgevoerd hadt. De Koningin en de Staats., dienaars ontvingen hem met eene zo verregaande en in 't oog loopende koelheid, dat hij befluiten moest , reeds in volkomene ongenade vervallen te zijn of dat die lotwisfel op 't punt ftondr. Prins Jan Willem Friso , die in zijne jeugdige jaar-en blijken van volkionken heldenmoed gegeeven hadt, en zeer beminnelijke hoedanigheden bezat, moest, op aandrang des Konings van Pruis/in , die zijne tegenwoordigheid vorderde bij de vereffening der gefchillen over de naiaatenfchap van Koning Willem, in Hooimaand het Leger verlaaten. Bij het overvaaren van den Moerdijk na 't Stryenfche Sas kwam hij, het vierentwintigfte jaar zijns ouderdoms nauwlijks bereikt hebbende, deerlijk om : een rukwind deedt de Schouw , waar in hij, om veiliger in de Veeifcbuit en voor den regen bedekt te zijn , overgeftapt was , dermaate op zijde hellen, dat vrees voor omflaan hem uit de Koets deedt flappen; een tweede rukwind wierp de Schouw geheel op zijde, en de Prins in 't water , waar in hij, ondanks de aangewende moeite ter zijner reddinge, bleef. Zeer trof dit verlies alle Vrienden van zijn Huis, en bovenal zijne hoogzwangere Gemaalinne, die eerlang Moeder werd van Willem Carel Hendrik Fbiso, wien wij in een laater Tijdperk zullen leeren kennen. Behalven de mislukte landing in 't Languedocfche, waar  der NEDERLANDEN. «19 waar van wij hier boven gewaagden (*), fcbijnen de Staatfchen noch de Engelfchen , thans ten lande den Krijg met zo veel heftigheids voerende , ter zee niets van belang verrigt te hebben: of men zou hier moeten vermelden den niets betekenenden tocht van den Engelfchen Admiraal Walker, om Quehec ,Ae Hoofdftad van Canada, te vermeesteren, die op het verlies van veel fchats en volks te ftaan kwam. Franfche Schepen, door bijzondere Perfoonenuitgerust, behaalden veel buks; en At Franfche Scheepsvoogd Duguay-Trouin deedt Europa verfteld ftaan over het bemagtigen van Rio-Janeire op de Fortugeezen , welken hij eene bijkans onrekeubaare fchade toebragt (f). Doch deeze Zeetochten hebben te weinig invloeds op den algemeenen loop der zaaken, waar in de Veréénigde Gewesten zich ge. wikkeld vonden, gehadt, om eene breedere vermelding te verdienen. Van meerder invloeds was de verandering in de Leden van het Engelsch Staatsbeftuur ; en moeten wij deeze, welke Frankrijk zo veel dienst, en deezen Lande zo veel ondienst deedt, wat hooger ophaaien , om niet alleen de gebeurtenisfen, maar ook derzelver bronnen, te vermelden 'Eene vrouw- lijke kunstenaarij veranderde het lot van Europa • en mag deeze gebeurtenis te recht geteld worden onder de groote gevallen, uit geringe gevallen her- „ _. ,. kom{') Zie nier boven , bl. aiö". CD Thomas Eloge de Duguay-Trouin, p. 220 ?3 Staatsie e geering. 't Voorgevalleneter Zee in de jaarea i7ioen 1711. Verandering in het EngelschStaatsbeftuur.  25© GESCHIEDENIS Staats- KEG21S.1NG» komftig (*). De Hertogin van Marlborough beheerschte de Koninginne Anna, even als haar Egtgenoot den Staat des Rijks, en dit Paar, in zeker opzigt, geheel Europa. De Hertog, onverzadelijk in Staat - en Geldzugt, vervreemde het hart der Koninginne van zich door zijne heerschzugtige eifchen 9 en Relde zich bloot voor de laagen zijner Vijanden door zijne vuile baatzoekendheid. De Hertogin verbitterde haare Majefteit door grillig- en trotsheden. Niet denkende immer iets te vreezen te hebben voor 't verlies eener gunste , gebouwd op zo veele gedaane diensten , en (leunende op 's Volks genegenheid , deedt zij eene haarer Nigten , Mejuffrouw Aeagail Hill , naa haar huwelijk bekend; onder den naam van Mevrouw Masham , bij haare Majefteit ingang vinden. Zij doorgrondde het characler der Koninginne, die niet zonder vertrouwde kon leeven, en maakte zich meester van haar geheel vertrouwen en genegenheid. Om de •gunst, haar toegedraagen, te vaster te vestigen op de puinhoopen van 't gezag haars Weldoensters, wekte, zij den hoogmoed der Koninginne op , haar onophoudlijk aanmaanende om zelve te regeeren , en het juk der Heitoginne afiefchudden, wier characler zij op de ongunstigfte wijze fchetste. Welhaast ontdekte de Hertogin van Marlborough , door het verminderen van haaren invloed, dat ze den voet geligt was: in (*) Esfay fur les grands evenemens parles petitescau{es, P» L p. 3i6. I  der. NEDERLANDEN. 431 }n Bede van door onderwerplijkheid en verpligtende handelingen eene gunst, zo dierbaar, te herwinnen, deedt zij, in tegenwoordigheid der Koninginne, de fchamperfte verwijten aan de nieuwe Gunstelinge. Men verhaalt, dat' zij, verftoord over eene weigering in het kabinet, heenen gaande, de deur, in 't pog der Koninginne met zo veel gewelds toetrok, dat alles dreunde,- en haare Majefteit aanfchreef: Doe mij regt., en geef mij geen antwoord! Zij bemerkte naderhand .haaren misflag , en wilde dien verbeteren; doch vondt het hart geüooten voor het Wederkeeren der toegenegenheid (*). Haare gelukkige Mededingfter hadt een Broeder in den Krijgsdienst ; de Koningin fchreef Marlborough , dat hij hem een Regiment zou geeven, 't welk opengevallen was; hij weigert het. Zij befioot toen tot den ondergang eener Partije, welker Leden zo verre de befchikking en het beiluur der zaaken zich hadden aangemaatigd, dat zij het ongeraaden oordeelde, hun fchielijk haare ongenade te doen gevoelen. Een Godgeleerd gefcliil verfchafte Koningin An= ha de gewenschtc gelegenheid. Een Leeraar der Engelfche Kerke* Hbndhk Sacheverell predikte cvtr 't gevaar dt,r vaijche Broederen, en boezemde dc Leer der lijdelijke gehoorzaamheid of der volltrekte verpligtinge van dc Onderzaaten, om zich te onderwerpen aan 't Koninklijk gezag, ten allerfierkften in. (*) Accsunt «f the Conduft of the Dtichesf of Marl* borough p. 177. öV. Walpole Lett, XI. P4 Staats* Receering.  i$rj GESCHIEDENIS Staats- R.FGEE- y.iïCGo in. Eene Leer, die in zich behelst, dat het Volk nooit eenig regt heeft, om zich te verzetten tegen hunne Vorften, die aan God alleen verantwoordelijk zijn voor hunne daaden. Dit beginzel, 't welk den weezenlijken grondilag van alle ifaatkundig gezag het onderst boven keert, en de wederzijdfche verbintenis tusfehen Vorst en Volk vernietigt, tastte teffens het regt der Koninginne op de Engelfche Kroon aan, 't welk fteunde op de omwenteling door de Whigs voornaamlijk veroorzaakt ; doch Sacheverell zogt de toepasüng, welke men daar van zou kunnen maaken op de Rijks-omwenteling, af te weeren, door derzelver gevolgen hemelhoog te verheffen. Het beginzel zelve fmaakte Koningin Anna, die de Whlgs begon te haaten. De Staatsdienaars van deezen Aanhang hielden het daar voor, dat die Leerreden gedaan , gedrukt en onder den man gebragt was, om hun bij 't gemeen in een haatlijk daglicht te Rellen. Sacheverell werd voor 't Huis der Gemeenten gedagvaard: de meeste Leden oordeelden, zijne Leerreden fchandelijk, oproerig, Rrafwaardig; de Torys, die men oordeelde, den Pretendent niet ongenegen te zijn, keurden dit prediken veel eer lofwaardig, en wisten de Koninginne inteboezemen, dat Sacheverell over het verdeedigen haarer voorregten in gevaar was. Zij begeerde , dat hij door de meerderheid der Hemmen veroordeeld, zagrlijk zou behandeld worden. Drie jaami werd hem het prediken verbooden; zijne veel §eru,gts maakende Leerreden en andere werden door beul>  der NEDERLANDEN. 233 "beulshanden verbrand. De Koningin zag zullts met ongenoegen. Men beklaagde haar , als omgeeven door een' Staatzugrigen Aanhang , die haar alles naar welgevallen afdwong. De Koningin, bemerkende , dat de Whigs haatlijk geworden waren in de oogen des Volks, werd op maatregelen bedagt, om hun van 't Staatsbeftuur te verwijderen. De Hertog van Marlborough en de Groot-Thefaurier Godolphin, diens Bloedverwant en Boezemvriend , Bonden haar voorn aamlijk in den weg. Schoon Koningin, was het een veel gewaagd Buk , twee Mannen te verftooten, zo magtig, door de menigte hunner Vrienden, zo gezien door den roem, welken zij verworven, en de dienften, welke zij gedaan hadden, niet alleen aan Engeland, maar ook aan geheel Europa. Een ontwerp, veel te gevaarlijk, om in Engeland ondernomen te worden, zonder medewerking des Volks. Het Parlement werd ontbonden, men bediende zich van de gaande gemaakte gisting onder 't Volk, en verfpreidde onder 't zelve een menigte van Gefchriften, gefchikt om 't aan te zetten tot het voorkomen van 't gevaar, 't geen Kerk en Staat gezegd werden, te loopen door den overheerfchenden invloed der Whigs. — De Koningin, verzekerd, dat 's Volks gevoelende bedoelde verandering begunftigde , gaf gang aan 't werk. De Graaf van Sunderland, Secretaris van Staat, Schoonzoon van Marlborough, de Gr.;otThefaurier Godolphin , VVharton en andere Hoofden teiWhigfche\?*m\t, werden van hunne AmpP 5. te» Staats- Regeering.  234 GESCHIEDENIS Staats- ilfüEE«ikg. Gevolgen dee2-;r veranderingen. ten verlaaten. Geen Whig behieldt cenigen post vau aanbelang. Het Parlement, in 't welke die Aanhang den boven toon gezongen hadt, ontbonden zijnde, nam men de zekerde maatregels, om 'er zodanige lieden in te neemen, op welken men ftaat kon maaken. De Torys hadden 'er de meerderheid. Wanneer de Bloedverwanten van Marlborough van hunne Bedieningen afgezet waren, en zijne Egt^enoote in ongenade vervallen was, naakte zijn eigen ondergang ; te Londen wedergekeerd , moest hij veel verfmaading ondergaan, hoonende beledigingen en 1'chimpfchriften ftrekten tot loon zijner dienften. Het volk befpotte den Held, voorheen door 't zelve als een Afgod aangebeden. Trotsheid, gierigheid, geweld, af knevelingen, bedrog, valschheid, werd hem ten laste gelegd, zelfs betwistte men dien Veldheer dapperheid , te midden van den voorfpoed zijner wapenen. De Keizer en de Staaten vreesden ondertusfehen, dat hunne Legers van een Hoofd, als die Veldheer, zouden beroofd worden, en fpraaken ten zijnen voordeele. Frankrijk zag eene verandering , welke het neemen van nieuwe maatregelen aankondigde, met geen onverfehillig oog aan. Wanneer den Hertog van Sunderland de Zegels ontnomen waren, verzuimde men in de Franfche Nieuwspapieren geenzins daar bij te voegen, dat bij de de Schoonzoon was van Marlborough. 't Was toen, cat At Franfchén de onderhandelingen te Geertruidenberg afbraaken, en de Bondgenoten bleeven niet in gebreke, om te laa. ten  eer. NEDERLANDEN, atf ten verluiden, dat men van hun, was deeze verandering niet voorgevallen, de gevorderde voorwaarden zou verworven hebben. Het leedt niet lang of men ontdekte, dat het nieuwe Staatsbeftuur in Engeland een geheel ander ftelzel omhelsde; dat de Koningin het Huis van Bourbon begunfYigde, en door de nieuwe Staatsdienaars in 't begrip gebragt was, hoe 't belang des Volks vorderde, dat het zich ten gevalle van eene vreemde Mogenheid niet uitputte. Roeert Harley bekleedde thans de waardigheid van Groot-Thefaurier, en Henry St. John, zo bekend onder den naam van Lord Bolingbroke, was tot Secretaris van Staat verheeven. Frank' rijk verhoopte hier van allen voordeel, terwijl de Bondgenooten zich des ten hoogfte ontrustten, en beide hadden zij hier voor genoegzaamen grond. Thans bevondt zich in Engeland een Fransch Priester, Gaultier geheeten, met den Graaf van Tallard derwaards getoogen, naa het Buiten van den Rijswijkfchen Vrede, en daar gebleeven; hij hadt zich weeten in te dringen in de gunst des Graaven van jferfey, wiens Egtgenoote den Roomfchen Godsdienst omhelsde. Deeze Priester zondt van tijd tot tijdberigt na Frankrijk, wegens,'t geen hij van den toedragt der Staatszaaken in Engeland vernam. De Graaf van' Jerfey hadt uit Harley de neiging des nieuwen Staatsbeftuurs tot den Vrede vernomen , en Belde Gaultier voor als de gefch ktlte Perfoon, om eene onderhandeling aan te vangen met Frankrijk) zonder eenig agterdenken bij de Bond- ge- Staat> Regeerinc. Aanvang der bijzondereonderhandelingen tusfehenFrank' rijk en Engeland.  a36 GESCHIEDENIS Staats • Regïering* l genooren te baaren. Men vondt genoegen in dien voorflag; maar droeg zorge, Gaultier geenen anderen dan mondelingen last te geeven. Hij was bepaald, den Koning te doen weeten, dat de nieuwe Staatsdienaars , aan welken de Koningin van GrootBrittanje de bezorging derStaatszaaken toevertrouwd hadt, na den Vrede haakten, en dien noodzaaklijk keurden voor het Engelfche Rijk; dat het alleen van hun afhing , eene bijzondere onderhandeling met Frankrijk aan te vangen, doch tot hun eigen behoud, verpligt waren, hier in met veel omzigtigheids te werk te gaan: dat derhalven de Koning den Hollanderen moest voordellen, de zamenkomften tot het handelen over eenen algemeenen Vrede te hervatten, dat deeze aangevangen pijnde, de Gevolmagtigden van Engeland derwaards afgevaardigd zulk een flipten last zouden medebrengen, dat de Hollanders het fluiten niet zouden kunnen beletten. Gaultier begaf zich naar Parijs en bij de Torcy , die hem niet kende dan uit eenige brieven, voorheen van hem ontvangen. Wiltg'j, voerde hij dec. zen Staatsdienaar te gemoet, Vrede hebben, ik kom om u de middelen eener onderhaiiddinge ran te bieden, en dien onaf bangelijk van de ihliandtren te fluiten, zij zijn de goedertierenheid des Konings o». waardig, en zij verdienen de ccr niet, welke hij hun zo menigmaalen heeft aangedaan, met zich bij Imn te vervoegen, om Europa te bevredigen. Naa eenig onderhoud met de Torcy , over de middelen, om :ot dien verlangden Vrede te geraaken, en hem ia lias?  DËR. NEDERLANDEN. 23? fraat te (lellen tot het beginnen dier onderhandelingen, verklaarde hij, geef mij een' Brief mede aan Lord Jersey, fchrijf hem alleen, dat het u lief was uit mij te verneemen, dat hij wel voer; dat gij mij belast hebt, hem te bedanken voor zijne oplettenheid, en hem uit uwen naam te groeten. Deeze Brief alleen zal mij ter pasport dienen en mij magt geeven om te hooren, welke voordellen men u zal doen. Ik zal weder na Londen keeren. De Raad onderzogt de zending deezes Priesters; dezelve ontmoette eenige tegenfpraak ; doch men kwam vervolgens overéén, om hem den Brief te geeven , die niets verbindends in zich behelsde: en te belasten, dat hij den Staatsdienaaren van Koningin Anna zou aanzeggen, dat de Koning, met regt op de Staaten verftoord, van geen Vrede meer wilde hooren fpreeken, door bemiddeling van Holland; doch 'er gaarne over wilde handelen door tusfcheufpraak van Enge/and. — Welhaast fchreef Gaultier uit Londen, aan de Torcy , dat de Engelfche Staatsdienaars den Koning verzogten, hun de voorhagen mede te deelen, welke hij dienftig keurde tot een algemeenen Vrede, die zij na Holland zouden zenden; dewijl het hun oogmerk was, eene onderhandeling gezamenlijk met hunne Bondgenooten aan te vangen; doch dat zij hoopten, dat de aanbiedingen, welke de Koning zou laaten doen, door tusfchenfpraak met Engeland, niet min voordeelig zouden weezen, dan die van zijnent wege gedaan waren op de zamenkomften te Geertruidenberg, als mede STAATSREGERING»  £$8 GESCHIEDENIS StaatsReges- RiNG. Se dood des Keizers doet de onder, handelingen beter vlotten. dat hij, om de eer van Engeland, geene voorwaarden minder dan die zou aanbieden. Het antwoord van het Hof van Verfailles was zeer eenvoudig, en behelsde van 's Konings wege enkel, dat hij, afkeerig, om zich bij de Staaten te vervoegen, de Koningin van Groot-Brittanje voorftelde, het doen zamenkomen eener vergaderinge van alle de Mogenheden in den Oorlog ingewikkeld , om voor den Veldtocht de onderhandelingen te beginnen, en daar de voorwaarden te beraamen tot een algemeenen en volkomen Vrede. Engeland hadt in deezer voege zijne begeerte tot den Vrede genoegzaam verklaard , zonder de toeftemming der Bondgenooten af te wagten. De dood van Keizer Josephus deedt deeze onderhandelingen gemaklijker vlotten. Die Vorst ftierf zonder Manlijk Oir na te laaten. Aartshertog Carel , zijn Broeder, was zijn eenige Erfgenaam. Men bevroed gereedlijk, hoezeer deeze dood ten Beun ftrekte van het ftelzel der nieuWe Staatsdienaaren in Engeland. De Aartshertog, Keizer geworden, onder den naam van Carel den V[, zon dat Colosfus-beeld van ontzaglijke Magt, 't geen Carel de V. ten eenigeh tijde vertoonde, op nieuw ,. der wereld hebben laaten zien, wanneer hij de Spaanfche Monarchij met i het Keizerrijk veréénigde. De Torcy merkte op, dat, welk een ijver de Bondgenooten ook betoonden voor de belangen van Carel; en hoe groot hunne j vooringenomenheid tegen Frankrijk mogt weezen, deeze hunne gevoelens vrij veel moesten bekoelen, tig f  êer. NEDERLANDEN. 330 ais zij agt gaven op de hoogte van magt, tot welke die Vorst zou worden opgeheeven, als zij, door het aanhoudend verleenen van hunnen bijftand, opzijn hoofd met de Keizerfche Kroon praaiende , ook die van Spanje, de Indiën, Napels en Sicilië zetten, en onder zijn magt zo veele andere Staaten veréénïgden, tot nog verdeeld tusfehen de twee takken van het Huis van Oostenrijk. De vrees van ten eenigen dage de Kroonen vau Frankrijk en Spanje op één hoofd te zien, hadt het groot Verbond doen vormen. Zo veele Vorsten zamenverbonden, onder het veelfchijnend voorvvendzel, om de algemeene verdrukking, welke zij oordeelden, dat hun dreigde, af te weeren, hadden niet minder te vreezen voor de overmaat van magt, welke nu in het Huis van Oostenrijk zou komen. Derhalven zou Engeland zich zei» Ven, zo wel als geheel Europa dienst doen, als het door een goeden Vrede medewrogt, om Koning Phiiips op den Throon te handhaaven. De Koningin zou niets verliezen, met de beuzelagtige beloften, haar door den Aartshertog gedaan, te laaren vaaren; dewijl hij nooit in Raat zou zijn, om ze te volbrengen. Philips alleen kon met grond belooven, dewijl hij als dan bekwaam zou zijn om zich in 't bezit van Spanje en de Indiën te handhaaven. Engeland hadt ondertusfehen zich niet te beroemen over den dienst, welken het aan Koning Philips deedt, magtig genoeg, om zich tegen zijne Vijanden te verweeren; maar deeze erkentlijke Vorst zou aan de tfreedzaame gevoelens van Koningin Anna willen be- S-MATSREG ESRING.  24ö geschiedenis Sta atsRrgek- RI.N'0. Ontwerp van Vrede , door Frankrijk aan 'c Engelfche Hof voorgeflaagen. beantwoorden, en uit aanmerking van het voornas» me deel , 't geen zij hadt in den 'Vrede, de Engelfchen gunstiger behandelen dan alle anderen; dat hij een beftendigen Vrede begeerde, en dezelve alle hoedanigheid zou derven , indien de Engelfchen zulke aanmerkelijke voordeelen bedongen , dat alle Handel , uitgenomen die van Engeland, zou bedorven zijn. Frankrijk bemerkte duidelijk al het voordeel , 't welk het mogt verhoopen uit deezen recht tijdigen dood. Deeze was voorgevallen op den eliden van Grasmaand MDCCXI. 't Zij de tijding van dit affterven met allen fpoed afgevaardigd en fchiehjk aan 't Franfche Hof bekend was; 't zij de flappen, doot de Staatsdienaars in Engeland gedaan , het zelve vertrouwen inboezemden ; 't zij dat 'er misfchien eene verandering in de dagtekeningen plaats hebbe , het leedt maar weinig tijds, of'er kwam een ontwerp ter baane. Het zelve fmaakte aan Engeland; en ziende hoe de zaaken een keer namen , juist beantwoordende aan zijne oogmerken , oordeelde het, de Bondgenooten in het geheim der onderhandelinge te moeten doen deelen. Dit plan kwam hier op neder: „ Dat de Koning van Frankrijk, daar 'er geen ,, twijfel viel, of hij was in ftaat den Oorlog met „ roem doortezetten, men het voor geen blijk van „ zwakheid zou kunnen aanmerken, dat zijne Ma„ jefteit het ftilzwijgen , na de onderhandelingen te Geertruidenberg, afbrak, en, voor het openen var*  der NEDERLA N D E N. ifi ji, van den Veldtocht, nieuwe blijken gaf van zijn ,, altoos gekoesterd verlangen, om de herltelling der i, rust aan Europa te bezorgen; maar dat hij, onder,, vonden hebbende , welke de gevoelens waren van ,, hun, die thans den Staat derVeréénigde Nederlati' ,, ^«regeerên, en de kunstenaarijen , welken zij ge,, bruikten , om de onderhandelingen vrugtloos te „ doen afloopen, ten algemeenen beste, goedgevon,, den hadt, zich te vervoegen bij de Engelfchen, en hun voorliagen te doen , welken hij gefchikt ,, oordeelde, om aan den Oorlog een einde te maa4, ken, en de algemeene rust der Christenheid op vasten voet te Hellen,, • Met dit inzigt boodt de Koning aan , over den Vrede te handelen op deze voorwaarden: —> „ I. Men zou den Engelfchen alle mogelijke verze- kering geeven voor hunnen Koophandel in het „ toekomende op Spanje, op de Indien , en in de i3 Havens van de Middenlandfche Zee, .II De „ Koning zou den Staaten eene Barrière of Voorj, muur bezorgen , naar Engelands en der Staaten ,, welgevallen : en hij belooft ten zelfden tijde den ,, Ingezetenen der Veréénigde Gewesten een vrijen 3, en veiligen Koophandel. — III. Zou men op„ regt en ter goeder trouwe den redelijktten weg in» 3, flsan, om aan alle de Bondgenooten van Engeland ,, en der Staaten genoegen re geeven. IV. De- 3t wijl de goede (laat, in welken de zaaken dés Ko„ nings van Spanje zich tegenwoordig bevonden ^ j, nieuwe middelen aan de hand gaven , om de ver- /X DeeU q fthii- Staats»' Regee- RING.  f43 GESCHIEDENIS Staats■ Eegee- Hoe dit ontwerp hier be-3 fc'nouwd werd. fchillen 3 ten aanzien der Monarchije, biireleggcn, ,, en op een voet te brengen tot genoegen der be„ langhebbende Partijen , zou men tragten deeze „ zwartigheden uit den weg te ruimen; zorg draa„ gen voor den Koophandel der Staaten, en in 't ,» algemeen voor de belangen van alle de Mogen„ heden, deel hebbende in deezen Oorlog. V. On„ middelijk zouden de onderhandelingen over den „ Vrede op den voet deezer Voorwaarden aangevan„ gen worden: en de Gevolmagtigden , die de Koj, ning zou benoemen , om ze bijtewoonen, zou„ den met die van Engeland , en der Staaten , alken of ook met de andere Bondgenooten, fpreeken, „ ter keuze van Engeland. VI. Zijne Ma- „ jefleit Belde Aken of Luik voor de Handelplaats, „ en liet zulks mede aan de keuze der Engelfchen." Den Raadpenfionaris, en den anderen Gemagtigden over den Vredehandel werd dit ontwerp mede. gedeeld. Men zag liet uan als duister en loos ; en oordeelde , dat de Koning, zijn toeftand in aanmerking genomen zijnde, te fiere taal fprak,- fchoon de Vrede wensclilijk en nooaig voor aile de oorlogvoerende Bondgenooten wns , moest dit zorgvuldig bedekt gehouden wórden voor den Vijand. Zints den dood van Keizer Josephus zag men minder reden dan te vooren, om diens Broeder , thans in het vooruitzigt zijn Opvolger, in 't bezit van Spanje en de Indiën te Hellen. De Raadpenfionaris Hüinsius begreep zelve, dac het Vredeswerk nu veel gemaktijker zou gaan ; doch dat men zich egter gelaaten moest  Der NEDERLANDEN. 213 tnoest, als of men ten oogmerk hadt, den Oorlog op het nadruklijkst voorttezetten , om zo veel te betere voorwaarden van Frankrijk te bedingen. Doch, dewijl Frankrijk in dit ontwerp zeer duidelijk liet doordraaien, ten oogmerk te hebben, Engeland te Vleijen , en tot afzonderlijk handelen te beweegen, vondt men 'er de zaaden van tweedragt tusfehen de Bondgenooten in gezaaid ; waarom men meende, niet te veel moeite te kunnen aanwenden , om deel te houden in de handeling, tusfehen de Hoven van Londen en Verfailles aangevangen. Frankrijk , 't is waar, hadt kortlings de Vredehandelingen weder willen beginnen door den Hertog van Lotharing gen, doch geweigerd de voorliagen tot dezelve te doen. — Men polste de Engelfchen , of zij tot eenen redelijken Vrede neigden ? Het antwoord was , dat men beide in 't maaken van Vrede en het voortzetten van den Oorlog genegen was, goed verBand te houden met de Staaten, die egter, eenige opening ziende tot handelen, de Koningin terdond moesten verwittigen van het geheim (*), Terwijl de Engelfchen dus de Staaten in flaap zogten te wiegen , vervorderden zij op de heimlijkfte wijze hunne onderhandelingen met de Franfchén. Zij hadden een plan beraamd , om 'er bijzondere voordeden uit te trekken; en de Koning van Frankrijk was te gereeder om het Gemeenebest aan de belangen van Groot-Brittanje opteofferen , dewijl hij zich (') Wagbnaar , XVII. D.bl, 309 enz. Staatsring, Kunstenaarijender Engelfchen.  GESCHIEDENIS Staats- RüGEE&inü. zich wüde wreeken over de wijze , op welke zijné GcvolmaaMgdcn te Geertruidenberg door de Staaten behandeld waren. De Engelfchen zelve , geUreeld. door het d' nkbeeld, dat zij in het eindigen of voortzetten des Oorlogs niet zouden afhangen van eenige andere Mogenheid , raadden Lodewijk den XIV 9 dat liij, in gevalle de Staaren eenige voorliagen deeden, dezelven van de hand zou wijzen ; tot reden geevende , dat hij zo veele buitenfpoorige eifchen gehoord , en zo veele fmaadheden in den perfoon zijner Staatsdienr.aren geleden hadt. Wanneer derhalven de Staaten de onderhandelingen zogten te hervatten door Petkum . hoorde de Koning van Frank» rijk zulks niet de uiterfte koelheid aan, en antwoordde , overeenkomftig met de inboezemingen des Enge'fchen Hofs , dat hij na niets van hunnen kant wilde luisteren , naa zo veele verregaande eifchen Vernomen, en geduldig de fraaadlijke mishandeling zijner Staatsdienaaren verdraagen te hebben ; dat het de tijd niet meer was , om met het G-meenebest vrugtiooze onderhandelingen te hervatten ; dat zijne Majeiieit , thans met Engeland bezig, het gegeeven woord getrouw zou naakomen, om, in zamenftemminge van die Kroon, over eenen algemeenen Vrede te handelen (*). In deezervoege werd, vijf maanden lang, de onderhandeling vervorderd tusfehen de Hoven vanüo»den en Ferfailles, zonder dat de Staaten in het geheim Q<) De Torcy, UL p, 6p»  Der NEDERLANDEN. MS faeini beelden. De Engelfche Staatsdienaars', die de hand in dit werk hadden, waren Robert Harley, de Hertogen van Shbewbury en Buckingham , de Lords Darmouth en Harcourt , als mede de Staatsfecretaris Henry St. John; de eerstgemelden droegen zorge , om niets te fchrijven, 't geen ten hunnen bezwaar zou kunnen dienen , als er eenige verandering kwam ; de laatstgenoemde alleen hadt die zorgvuldigheid niet, en was dus ook de éénige, tegen wien, onder de volgende Regeering, de vloed van aanklagten met zo veel gewelds aandrong , dan bij , na Frankrijk in vrijwillige ballingfchap trekkende , dien en de gedreigde gevangenis ontweek , fchoon hij de befchuldiging van hoog verraad en da verbeurdverklaring van zijne rijtels, eerampten, en eener aanzienlijke bezitting niet ontgaan kon (*). De Engeifchen voegden bij Gaultier , Matthijs Prior , een Man van veel yérnufrsj, bekend donr zijne Poëzij, voorheen Secretaris des Graaven van Fortland. en vervolgens des Graaven van Jerfey, in hunne Gezantfchappen. Zij vertrokken na Frankrijk met eenige voorliagen van Koninginne Anna: deeze waren begreepen in een tweeledig ontwerp; het eerfle lid betrof de belangen der Bondgenooten, en het tweede de voordeelen, die Engeland voor zichzelven bedong. De Koningin verzogt voor haare Bondgenooten het vastftcllcn eener Barrière, zo C) Zie 't verflag zijns leevens voor de Nederd. vstmx ling van het regt gebruik der Hijlariën. Q3 StaatsRegeering. Zetten den Vredehandelmet Frankrijkvoort* Voorfla» gen van Engeland.  H6 GESCHIEDENIS Staats- R>geerjkg. zo begeerd door de Startten , en zo noodig om de bevreesdheid van het Gemeenebest te doen wijken, als rok om hetzelve gerustheid te geeven ten aanzien van den Handel. . Aan den Rhijnkant eene Barrière voor het Keizerrijk. Dat de eifchen van alle dciBondgenooren, en de naakoming der Verdragen , tot algemeen genoegen zouden geregeld en bepaald worden. — Dat de Hertog van Savoije de Plaatzen, hem ontnomen, zou wederkrijgen, en men hem zulke andere Plaatzen zou afllaan, als hem beloofd waren in de Verdragen tusfehen dien Prins cn zijne Bondgenooten. Voor zichzelven vorderde het HofvanGreo?- Brittanje , dat de Koning van Frankrijk niet alleen de Koningin Anna zou erkennen, maar ook de opvolging, volgens de vastftelling des Parlements , inde Protestantfche Linie. Het flegten der Verfterkingen van Duinkerken, en het ftoppen der Haven. Een nieuw Verdrag van Koophandel , en dat de Koning van Spanje Gibralter en Port Blaken aan de Engelfchen zou afllaan ; daarenboven ook den Slaavenhandel van Guinea en de Wen-Indiën, thans in het bezit eener Franfche Maatfchappije. De Engeljchen vroegen nog eenige Plaatzen in de Nieuwe Wereld, tot ververfching der Slaaven, die zij derwaards overvoerden ; als mede de verzekering , dat zij in Spanje zo gunstig zouden ontvangen worden als eenig ander Volk; en dat de voordeden, reeds toegedaan , of die vervolgens aan het meest begunstigd Volk zouden toegedaan worden, ook het deel der Engelfchen zou<  Der NEDERLANDEN. 24? zouden weezen. Dat Frankrijk hen zou dellen in 't bezit van Terreneuve en Hudfonsbaay, 't zij bij wijze van wedergave of afdand. De Plaatzen , die Fr ankrijk en Engeland'm Noord- Americahtz?X,b\) de bevestiging der Verdragen, zou elk blijven bezitten. — Het geheimhouden deezcr eifchen was zeernadruklijk aanbevolen , en zou niet ontdekt worden , dan met wederzijdfche toeftemming der beide Partijen. Drie wezenlijke punten dienden ten grondllage van alle deeze voordellen: — I De verzekeiing, dat de Franfche 'en Spaanfche Kroonen nooit op één hoofd zouden geplaatst worden. II. De voldoening van alle de Bondgenooten. — IU. De herdeliing en in ftandbouding des Koophandels (*). Niet alleen zogten de Engelfchen, met uitfluiting der Staaten , die in beide deeze overmeesteringen deelden, Gibralter en Port Mahon vo°r zich te behouden , maar ook andere handelvoordeelen te bedingen. Zij gingen trouwlooslijk te werk; zich verbonden hebbende geene onderhandeling te zullen aanvangen, dan met weeten en toedemming der andere verbondene Mogenheden, zetten zij deeze door: naar allen fchijn oordeelende , hier aan voldaan te hebben met het overleveren van her eerde en ruwde ontwerp van de Torcy. Eén der hoofdzaaken , waarom Prior na Frankrijk gezonden werd , was , om zekerheid te bekomen, of Lodewijk de XIV*. van Koning Philips den (*) De Torcy, Tom. III. p. 40, Q-4 " Staats»' Regeering. Baatzoekenheidder Engelfchenhier in»  GESCHIEDENIS ÖTAATS- 1 ( I f C den V. de noodige volman hadt lot het fluiten dei Artijkelen, die hem betroffen. Doch , vermids de eifchen van het Engelfche Hof te nadeelig waren voor den Handel der Onderdaanen van Frankrijk en Spanje beide, om daar in te kunnen berusten, beiloot de Koning van Frankrijk , een Man , kundig in den Handel, na Engeland aftevaardigen, om met de Staatsdienaars der Komnginne te handelen , en de onvermijdelijke kmgwijligheden te ontgaan , welken plaats grijpen, wanneer men lleeds Boden moet laaien afgaan en opwagten , om de weda/.ijdfche antwoorden overtebrengen en aftehaaien. Zijne keuze viel op den Heer Nicolaas Menager. Hij (tak xnet Priok na Engeland over, en wist, te Londen komende, 't zij door klemmende redenen, 't zij door handelingbevorderende bekwaamheden , niet alleen de S'aatsdienaars, reeds tot den Vrede genegen, in dit hun gevoelen te bevestigen , maar ook de zodanigen, die 'er tot nog toe een afkeer van hadden, tot dat denkbeeld over te haaien. De Engelfche Staatsdienaars , 't zij overtuigd, gelijk zij voorgazen, dat zij den weezenlijken wellland des Rijks sogten , 't zij , gelijk hen naging , heimüjk door 'Frankrijk gewonnen, Relden alles, wat in hunvernogen was , te werk, om het Volk te overtuigen, iüï de voorgaande Staatsdienaars het weezenlijk bemg des Rijks uit het oog verlooren hadden , daar ij, in het Groot Verbond medewerkende , om de Xostenrijkfche Magt en die der Veréénigde Gewesten • toeneemen 9 niets ten voordeele van GrootBrit»  Ïjeu. NEDERLANDEN. 249 Brittanje bedongen; een Rijk, 't welk ondertusfchen bijkans alleen alle de kosten van dien Oorlog droeg. Z:j toonden, dat het lang tijd wasombedagt te weezen op het maaken van eenen Vrede, die Engeland fchadeloos ftelde wegens de verbaazende kosten , in deezen Oorlóg .gedaan, om de belangen van'tGroot Verbond, te handhaaven. Hoe veel voorzorgs men ook droeg, om het geheim deezer gewigtige onderhandelingen te bewaaren, werd 's Keizers Gezant te Londen , de Graaf vmGallay, door zijnen Geheimfchrijver, een behendig en afgerigt Man , onderrigt van de komst en het vertrek der Heeren Menager en Prior, die eene heimlijke onderhandeling aanduidden. De Graaf gaf hier van terftond kundfehap aan het Hof van Oostenrijk; en dit ontrustend herige kwam fpoedig in den Haage. De Staaten belloten, terftond den Penfionaris Buys , die zo veel deels gehad hadt in de onderhandelingen te Geertruidenberg, na Lenden te zenden. De wederftreevers van den Vrede hielden hem voor den allerbekwaamften Man, om de geheime handelingen tusfehen Frankrijk en Engeland te dwarsboomen, of ten minsten uitte vorfchen, wat'er tusfehen de Engelfche Staatsdienaars en de Franfche Handelaars omging. Hij fteunde dermaate op zijnen invloed bij de Koninginne Anna, dat hij voorgaf, boe deeze onderhandeling der nieuwe Engelfche Staatsdienaaren zou afgebrooken weezen, zo ras zij uit hunne posten zouden geweerd zijn , en verzekerde, dat zij dezelven niet lang zouden bekieeden, als Q 5 h> Staats» Regiering. Deeze geh »itne onderhandelingenlekken uit.  Staatsie i gee- fUMS. Voorloo pige voorwaardentusfehen Engeland en Frankrijk. 250 GESCHIEDENIS hij een mondgefprek met de Koningin van Engeland gehouden hadt. Dan, deeze Vorstin Relde zich niet bloot aan de wederfpraak van Buis, eer men, wegens de voorloopige punten was overeengekomen. Zij bewrogt het vertraagen des vertreks van dien Penfionaris, en gaf last aan den Graaf van Strafford, haaren Afgezant bij de Staaten, om zich fpoedig na t.en Haage te begeeven, en hunne Hoogmoaenheden te verfterken, dat hij gelast was met voorliagen, waar in het Gemeenebest zo veel genoegen zou neemen, als haare Majefteit reden hadt, om deswegen voldaan te zijn. Naa veel over en weder handelens leverde de Heer Menager het antwoord des Konings op de voorliagen der Engelfchen in; welke hij tekende, en ten zelfden dage aangenomen en onderfchreeven werden, door de Heeren Dartmouth en St. John, verklaarende dit te doen op uitdnrklijken last der Koninginne, die dezelve aannam, als behelzende verzekeringen en voordeden, die zij dagt, met regt te mogen aanvaarden, aan welk een Vorst de Spaan* fche Monarchij ook ten deele mogt vallen. — Het ontwerp van nieuwe voorafgaande punten, door den Heer Menagers in Engeland overgeleverd, kwam hier op uit: De Kor ïing van Frankrijk, alles wat in zijn vermogen was, willende toebrengen tot het herftellen van eenen algemeenen Vrede, verklaarde: - ' - I. „ Dat hij Koningin Anna , en de vastgefielde op„ volging erkende. — II. Dat hij vrijwillig en ter  der NEDERLANDEN. aji „ goeder trouwe, alle redelijke en regtmaatige maat\, regels wilde neemen , om te beletten , dat de Kroonen van Frankrijk en Spanje nooit op 't „ hoofd van eenen denzelfden Prins kwamen, de" „ wijl zijne Majefteit zich verzekerd hieldt , dat „ overmaat van magt ftrijden zou tegen het welzijn „ en de rust van Europa. — 111. Dat 's Konings „ oogmerk was , om allen, die deel hadden in den „ tegenwoordigen Oorlog, niemand uitgezonderd, „ bij den te tekenen Vrede alle voldoening te gee„ ven, dat de Koophandel hertteld, en vervolgens gehandhaafd zou worden, ten voordeele van EnEngeland, de Veréénigde Gewesten en al'e ande- L re handeldrijvende Mogenheden. IV. Dat de „ Koning, genegen om den Vrede, wanneerdezel„ ve zou getekend zijn, ftipt te onderhouden, en „ de grenzen zijns Pvijks te verzekeren, zonder die 3, der nabuurige Staaten op eenigerlei wijze te ont„ rusten, beloofde, bij het volgende Vredes-ver,3 drag den Staaten eenige fterke Plaatzen in de Ne„ derlanden af te ftaan, tot eene Barrière , tegen „ alle onderneemingen van Frankrijk. V. Dat „ hij desgelijks bewilligde in het oprigten van dier„ gelijk een Barrière, voor het Keizerrijk en het Huis van Oostenrijk. VI. Dat, fchoon Duin- kerken, zo om het bemagtigen als om het te ver. 3, fterken, den Koning onnoemlijke fchatten gekost „ hadt, en de kosten, om die verfterkingen te flegs, ten, zeer hoog zouden loopen, zijne Majefteit, }} nogthans, zich wilde verpligten, om terftond na£ „ he Staats. Regeering.  Sta at 5 ■ Rf.GF.Ering. Lm des Graaven van i Straffer, o na den Haags af-! vuidigd; *S* GESCHIEDENIS s, het fluiten van den Vrede, dit te volvoeren; op „ voorwaarden, van e.-ne redelijke voldoening; en dat, daar Engeland die voldoening niet kon g'ee„ ven, zulks nader zou moeten bepaald worden op de Algemeene Vrede-handeling. VII. Dat men op dezelve ter goeder trouwe en in 't vriend„ lijke, alle de eifchen der Vorilen en Staaten, in „ den thans gevoerden Oorlog deelende, zou over5, weegen en afdoen, en niets agter wege laaien, om „ te regelen en te bepalen tot voldoening van alle de. ,, belanghebbende Partijen." Behalven deeze zeven Artijkels verzogt de Koningin een bijzonder, ten voordeele des Ilertogs van, Savoije. In 't zelve beloofde de Koning, „ dien „ Hertog te zullen doen wedergeeven, de Plaatzen, 3, welke hij, in den aanvang des Oorlogs bezeten „ hadt, en die nu in de magt van Frankrijk wa„ ren, benevens zulke Plaatzen, als men onderling ,, zou geraaden vinden (*). " Zo ras de punten tusfehen Engeland m Frankrijk getekeud waren, en dit ontwerp in gereedheid was, vertrok de Graaf van Strafford na den Haage, met eenen last, die, onder het vertoon van beloften aan de Staaten te doen , met de daad bedreigingen behelsde, indien het Gemeenebest verwijlde de hand re leenen tot het openen eener zamenkomfte, ter algemeene Vrede-handelingen. Deeze beloften waren n zeer algemeene bewoordingen begreepen. De Ko- cin- (*) LAiwBeaTi , Tom. VI. p. 6$8*  derNEDERLANDEN. 253 tiïngin verklaarde, dat 'er niets was, 't geen haar ;kon aanze ten om den Vrede te Duiten , zonder eene redelijke voldoening te bedingen voor haare goede Vrienden, en de Staaten der Veréénigde Gewesten, ten opzigte van hunne Barrieren, hun Koophandel en alle hunne andere eifchen. Maar tellens moest zij hun te verftaan geeven dar zij zich, ten aanzie» fle der Bartieren, handelbaarder hadden aanteftellen, en veel afteftaan van hunne voorgaande vorderingen, die, in derzelver volk uirgeftrektheid aan alle andere Mogenheden, en zelfs ann het Huis van Oostenrijk moesten mishaagen. Zij voegde 'er bij, dat, indien de Staaten voortvoeren, met zich ontrust te toonen, over 't geen zij met Frankrijk gehandeld en bedongen hadt, ten voordeele van haar eigen Rijk, 'er regtmaatige grond van klagten was over hunne onregtmaatigheid. Voorts moest zij hunne Hoogmogenheden berigten, dat zij zich te haasten hadden in de keuze van een Handelplaats, het gereedmaaken der Vrijgeleibrieven voor de Franfche Gevolmagtigden; dewijl zij zich verzekerd hieidt, dat het van veel gewigts was, zonder toeven, dit groote werk aan te vangen, ten einde men, aan den eenen kant, zich niet blootgefteld vondt, de toebereid zeis ten Oorloge te vertraagen , en, aan den anderen kant, nutlooze onkosten te maaken, indien men de laarfl/e hand floeg aan dit Vredes - ontwerp. De Koningin gelastte haaren Afgezant, den Staaten te verklaaren, dat, in gevalle zij den Oorlog wilden voortzetten, zij den ongelijken last des Oorlogs, welken de Bond- StaatsRiten». ring»  234 GESCHIEDENIS Staati- Rkch:- RlfcG. Hoe men in den Haage dit ontwerp inzag. Bondgenooten meest op haar lieten aankomen, niet langer draagen kon; dat men den Vrede door den Oorlog moetende bekomen, gemeenzaamerhand dien fterket had voort te zetten dan men het nog gedaan hadt; 'er bijvoegende, dat, indien de Staatsdienaars van het Weenerhof en der Veréénigde Nederlanden weigerden , op aanneemlijke voorwaarden den Vrede te omhelzen, zij denzelven beval te fluiten. Uit naam van Frankrijk, de Steden Utrecht, Nieuvmegen,' Aken of'Luik, ter Handelplaatze voorflaandé, nevens den tijd des aanvangs den twaalfden van Louwmaand MDCCXII. (*). De Graaf van Straffort kweet zich (lipt van den last, hem opgelegd: en liet 'er al de drift en hevigheid zijns Chafaéters in doordraaien. Dan hoe groot was de verwondering van denPenfionarisBuis, als hij deeze zeven Artijkels zag. Hij kon niet twijfelen of men was in ernst op den Vrede bedagt. De Raanpenfionaris Heunsius, de Staaten van Holland en de Algemeene Staaten, verklaarden Strafford, dat men hier, zo wel als in Engeland, den Vrede zogt; maar een vasten, veiligen en duurzaamen Vrede, en dat men zich met het openen des Vrede-handcls niet behoorde ie verhaasten, eer men rede hadt, om zulk eenen Vrede re hoopen. De Staaten vonden, even als Bais en Heinsius de punten door Frank- (*) Inflr. du Comte t>k Strafford du i Odtobre 1711. in 't Rapp, van 't gek, Cotnm, II, D. Bijl. N, VIII. bl, 34.  rjHR. NEDERLANDEN. 25$ Frankrijk ontworpen, duister en vol van zwaarigheden. Zij gaven den Penfionaris Buis bevel , na Engeland, het beftemde Gezantfchap, te vertrekken, de Koningin kennis te geeven van 't geen hun in 9, 'c Franfche ontwerp mishaagde , en haare Maje,, fteit tellens af te maaiien3 op zulk een losfen voet '„ de Vrede-handeling te openen." Boven al oordeelden zij, dat hunne belangen, ten opzigte van de Barrière, niet genoeg in 't oog gehouden waren, doch Lord St. John hadt verklaard, dat het Engelands belang niet was, die zo uitgeftrekt en Berk te doen zijn. Carel ontving dit ontwerp en 't berigt van de onderhandeling tusfehen Frankrijk en Engeland te Milaan, omtrent gelijktijdig met de bekendmaaking, dat hij tot Keizer verkooren was. Terftond fchreef hij den Staaten , om éénftemmig met hun te handelen , en , indien het mogelijk ware, de maatregelen, door deeze twee Mogenheden genomen, om tot den Vrede te geraaken, te verijdelen. Ten zelfden tijde liet hij een Brief afgaan aan Koningin Anna, om bij haar te vernieuwen de betuigingen zijner erkentlijkheid voor alle dienften van haar genooten en de volduunng daar van te verzoeken. Haar betuigende, dat, met het eindigen des Oorlogs in Hongarije, het Huis van Oostenrijk, de Krijgsmagt, tot nog verfirekt, met vijf en twintig duizend man kon vermeerderen; hij haalde zijne eifchen op de Spaanfche Kroon weder op, en zogt aan te toonen, dat ze ten nauwften verbonden waren met de gemeene zaak, Staats- Rl-CiE- runG. Cariils handelwijze bij het ontvangenvan het ontwerp.  2$6 GESCHIEDENIS St/.itsRegeé- r1ng. Het pe c'mtr van Buis in Enge land. zaak, en de vrijheid van Europa, voor welke reec?-. zo veel fchats en bloeds gefpila was (*_). Naa de aankomst der Graaven van Stafford in Bolland, toefde de Penfionaris Duis niet lang, met na Engeland oyèrtefteeken. Te Londen gekomen , werd hij ten gehoor bij de Koninginne toegelaaten. Doch hij bevondt, dat de invloed, waarop hij zichzo veel hadt laaten voorftaan, onvermogend was, om de onderhandelingen met het Franfche Hof aftebres. ken. Uit den mond der Koninginne zelve veritondt bij haar ernflig verlangen na den Vrede, en dit werd hem nog nader verzekerd door haare Staatsdienaaren. Ivlen hadt in Hdland hooge gedagten, van 't geen Büis in Engeland zou uitvoeren. De doorgaande, gefprekken in den Haage, fchrijft de Torcy, liepen over de noodzaaklijkheid van nieuwe poogingen te doen, om den Oorlog met meer kragts dan immer door te zetten^ Men kantte zich aan tegen het gedrag van de nieuwe Staatsdienaaren aan 't Hof van St. Jimes, die openlijk van trouwloosheid werden btjchuldigd. Men meende te voorzien, of althans wi'de men het Volk doen gelooven , dat het beste gede.be des Engelfchen Volks die Vtrraaders zou noodzaaken, aftezien van hunne Vredes-onderhandelingen. ! urs de Gezant, na Engeland afgevaardig 1, hieldt men vnor een Man , van wiens bekwaamheid en afgerigtheid men alles mogt verwagten. De hoofd- (*) Lambertt, Tom. VI. p. 605. 6p6. 705, TorcYj, Tom. III. p. 148,  der NEDERLANDEN. 2$? hoofdlast deezes Gezants beftondt, gelijk men wil de, om het vuur van tweedragt in Londen aan te blaazen, en langs welk een weg het ook mogt weezen, het nieuwe Staatsdienaarfchap te doen tuimelen. Lij hieldt zich dermaate overtuigd van den ge. wenschten uitilag zijns Gezantfchaps, dat hij, vóór zijn vertrek, verklaarde, dat, zo ras hij met de Koningin van Engeland, in haar Kabinet, een afzonderlijk gefprek gehouden hadt, zij geen der nieuwe Staatsdienaaren in zijn post zou laaten. Lodewijk de XIV. wel onderrigt van 't geen 'er in den Haage omging, verwittigde des de Staatsdienaaren in Engeland, en vroeg hun, welk een befluit de Koningin zou neemen, indien de Staaten volhardden in het weigeren of vertraagen, van 't geen de Engelfche Afgezant gevorderd hadt. Het middel uitgedagt om deeze hardnekkigheid te ftraffen, beftondt in de onderhandelingen alleen te openen tusfehen den Koning van Frankrijk en de Koninginne van Engeland, daar gezaamlijker hand alle de Artijkels tot een algemeenen Vrede te benamen, en de Staaten te ontzetten van 't gezag, 't welk zij zich aanmaatigden, om over het lot van Europa te befchikken. De Koning boodt aan, Gevolmagtigden na Londen te fchikken, en dat van het oogenblik af, waar op de voorwaarden des Vredes, in bijzondere zamenkomlten, zouden bepaald weezen, de Engelfchen alle de voordeelen des Vredes zouden genieten (*). Buys (*) De Torcï Tom. IV. p. 162, IX, Deel. R, StaatsRegeb.ring.  Ê5S GESCHIEDENIS StaatsRegee- RiNG. BuYSondervori&l'm Engeland, dat dëStaatsdienaaren geheel in de belangen van FrhnMjk waren. Hi] bragt klagten in tegen het ontwerp van het Franfche Hof, op welke men hein te geraoëtè voerde , ,. dat men Frankrijk! voorOag flegrs moest aanzien als eene inleiding tot eene verdere Handeling, op wel„ ke ieder der Bondgenooten zijne belangen zou kun„ nen inbrengen ; dat, in deeze inleiding, nogthans ,, aan alle de Bondgenooten , voldoening beloofd 5, werd; dat zulks wel met algemeene woorden ge3, fchiedde; doch dat haare Majefteit het niet raad3, zaam geoordeeld hadt, bijzondere verklaaring te ,/ vorderen, dewijl men zich voorheen in den Haa* „ ge en te Geertruidenberg, bij het handelen op 5, bijzondere voorafgaande punten', zo kwalijk bevon„ den hadt. Dat Frankrijk ook terftond geene bij„ zonaere verkkaring geeven zou, naar den zin der „ Bondgenooten: wanneer men, of op zulke ge„ brèkJijke verklaaringen in onderhandeling zou „ moeten treeden , 't welk de zaak van erger na- tuur zou maaken, dan ze was , of nader verklaa„ ring verderen , 't welk niet zou kunnen gefcl ie„ den, zonder veel tijds te fpillen." -— Buis bezat te veel doorzigts , om riet te ontdekken, dat Engeland, zints zo langen tijd, geene afzonderlijke onderhar delingen met Frankrijk gehouden hadt , zonder punten beraamd te hebben , gunflig Éan zijne eifchen, en antwoordde: dat de aanmerkingen, tegen hem ingebragt, zouden fchijnen te klemmen, indien de Franfchén alleen algemeene voorliagen gedaan  der. NEDERL ANDEN. 259 daan hadden ; maar hunne voordagen waren ook duister en dubbelzinnig, vooral ten opzigte van de Barrière der Staaten en van de vergoeding voor Duinkerken. En al werden ze flegts als algemeen aangemerkt, was het egter geraaden, dat Frankrijk zich nader verklaarde , op dat haare Majefteit en de Staaten, daar raa, in vertrouwen zouden kunnen overleggen, of het dienstig ware, in nadere onderhandelinge te treeden dan niet (*). Hij geliet zich onkundig te weezen, hoe verre Engeland reeds mzf Frankrijk gevorderd was, en kreeg geen voldoend antwoord. Duidelijk bleek de meening van het Engelfche Hof uit den Brief door St. John aan den Graave van Strafford gefchreeven. j3 Zij zullen zich zeer bedroogen vinden, die 5, zich verbeelden, dat haare Majefteit, door uitvlug„ ten en kunstenaarijen, veranderen zal van gedag„ ten: zij zal volzekcr geen plan tot het voortzet„ ten van den Oorlog met de Staaten beraamen, of „ deezen moeten bewilligen in het openen der Vre,, dehandelinge. " (f). Het groote ftuk, 't geen de Staaten meest ter harte namen , was dat der Barrière. Zij bemerkten die te meer noodig te hebben tegen Frankrijk; dewijl deeze Mos-enheid, op hun geftoord, de eerfte gelegenheid, om zich te wreeken, misfchien zou waar- van den Raadp. Heinsius, 17 IVov. I7II. Verhaal van Mr. Buis, M. S. £f) Rapp. van V Geheim Comtn. b, 23. 24, R 2 Staat> Reges» ring. Blaag, 't geen het Gemeensbesc Helle in eene Barrière,  STaatsRegÈë- 260 GESCHIEDENIS* -waarncemen, wanneer men dezelve door heilzaatne fchikkingen niet voorkwam. Het Gemeenebest hadt, op de onderhandelingen te Geertruidenberg, zich den fchooniten kans om een voordeelig beding te maaken, laater ontglippen. Het gelaat der dingen was zeer veranderd, zo door den voorfpoed van Philips in Spanje als door de verheffing van Carel op den Keizerlijken Throon ; zij hadden te meer reden, om te vreezen, dat zij de afgeflaagene voordeden nu niet zouden kunnen verwerven, door de verstandhouding tusfehen de Kabinetten van Londen en Verfailles. De Koning van Frankrijk gaf zijne oogmerken , ten dien opzigte, te verftaan in een Brief, die de regtmaatighcid hunner vreeze ten vollen bekragtigde. Deeze was, de Barrière der Staaten betref, fende, van den volgenden inhoud: „ Dat hij den „ Staaten geene Barrière kan afftaan, dan onder „ voorwaarden, dat de Keurvorst van Beijeren in „ 't bezit der Spaanfche Nederlanden blijven zou, „ op denzelfden voet als hij thans de Gewesten van „ Luxemburg en Namen, als mede de Steden Char„ leroi en Nieunpeort bezat. Indien deeze voor„ waarden werd aangenomen, zou hij te wege brengen, dat de Staaten bezetting leggen mogten in „ de fterke Plaatzen der Nederlanden, bij welke hij „ voegen zou Meenen, Tperen en Veurne, metder„ zeiver Regtsgebied , mits hem, daar tegen, Ai„ re, Bethune, S. Venant, Douai en Bouchain te „ rug gegeeven werden. Duinkerken zou hij ileg„ ten tegen redelijke vergoeding, welke hij rekenen „ zou s  Der NEDERLANDEN. &6l 3, zou, ontvangen te hebben, zo hem Rijsfel en „ Doornik of ten minften de eerstgemelde Stad al,, leen te rug gegeeven werd. — Voorts vorder„ de hij, dat de Keurvorst van Beijeren herlteld ,, zou worden in zijnen Keurvorstlijken rang en „ waardigheid, en in 't bezit van de Opper -Palts; ,, of, zo men hier in zwaarigheid mogt vinden, „ zou hij den Keurvorst zoeken te beweegen, om „ de Keurrorstlijke waardigheid, nevens Beijeren, „ afteftaan aan deszelfs oudtien Zoon, die dan met „ de oudfte f ogter Van Keizer Josephus zon moe„ ten trouwen: in welk geval de Keurvorst alleen,, lijk de Spaanfche Nederlanden, in ftede van Bei„ jeren , behouden zou. Doch , wanneer deeze „ voorhagen ook al geen ingang mogten vinden, „ vorderde de Koning, dat men den Keurvorst in „ 't bezit liet van Luxemburg en Namen alleen, „ mits de Staaten dan geene bezetting lagen in de „ (terke Piaatzen deezer twee Gewesten (*)." De voorfiag om Artijkelen aan te neemen, zo verre beneden de reeds geweigerde te Geertruidenberg, was het eenige niet, 't welk de Staaten veel kwel- j lings veroorzaakte. Men kon in het Gemeenebest 1 niet onkundig weezen van het bepaald befluit der 1 Engelfche Staatsdienaaren om den Vrede te tekenen, t en was geenzins voorbereid om terftond finaak te vin- f den in dusdanig een voorftel: met greeügheid za- mel- (*) Lamberti, Tom. VI. p. 698. Rapp. 7 van geheim Comm. II. D. Bijl. N. X. bl. 36. a3 f Taats-, Regeering. 'oogitr;en aan[ewend>m de naatregeen van le Enelfckene verfdelen.  aöa GESCHIEDENIS Staats- R.b6eering* melde men alles op, wat Partijfchap en Vrijheids, min in Engeland den nieuwen Staatsdienaaren ten laste lag; de Staatsleden zelve wettigden de Volksvooringenomenheden, en fpraaken openlijk ten nadeele der Engelfche Staatsdienaaren: deezen van alles ondenigt, ontitaaken in te heftigen toorn, zij zogten zich des te wreeken, en de kunftenaanjen der Staatsdienaaren des Bondgenootfchaps gaven hun hier toe wel ras. gelegenheid. — Buis de onverwagte bezwaarlijkheid, om de Koningin in zijne belangen over te haaien, ondervindende, befloot, zo men wil, met den Graaf van Gallas , den Oostenrijkfehen Afgezant, om een beraamden opftand der JVriigs te onderfteunen, het Volk aan te hitzen tegen de nieuwe Staatsdienaars, en de Koningin te d.vingen om van haare Perfoon allen de zodanigen, die zij thans met haar vertrouwen vereerde, te verwijderen, ten einde de oude Staatsdienaaren in hunne voorgaande posten te doen treeden. — In deezen toedragt van zaaken ontving de Graaf van Gallas vau een der Staatsfecretarisfen een pakket Brieven, met het zegel der Koninginne. 't Zelve behelsde de Artijkels, getekend door Menacf.r en de Lords Darmouth en St. John ; doch zonder eenigen nevensgaanden Brief, hem befcheid geevende , van waar hij dit Brieven - pakket kreeg. Dusdanig eene handelwijze was zeer ongepast, ten opzigte van een aanzienlijk Man , met een openbaar character bekleed. Doch het gedrag , 't geen de Graaf hieldt, ftreedt nog meer met het geen hij aan zich zei-  Der NEDERLANDEN. aój zeiven, aan zijn Characrer en de Koninginne ver fchuldigd was, die hem tot dus iang , met alie te kenen van onderfcheiding bejegend hadt. In ftede van zich bij haar over dien onvoegiijken handei te bjklaagen , liet hij deeze Artijkels drukken, verfpreidde dezelve in Londen en fprak op 'c fchandelijkst van het tegenwoordig Staatsdienaarfchap, 't zelve van trouwloosheid en het openlijk verbreeken der Artijkelen des grooten Verbonds befchuldigende; met bijvoeging, dat dit het werk was der zodanigen, die thans de Kabinetzaaken der Koninginne, naar welgevallen, beftuurden, en zich door goud en beloften van het Franfche Hof hadden laaten omkoopen, die aan hun bijzonder belang niet alleen de eer en veiligheid van Groot-Brittanje, maar ook van geheel Europa opofferden. De Koningin Anna kon in 't eerst niet gelooven, dat de Graaf van Gallas , altoos bij haar in hoogagting, zulks zou gedaan hebben; doch de bewijzen, haar onder 't oog gebragt, waren welhaast zo overtuigend, dat zij hein liet aanzeggen , niet meer ten Hove te komen, en zich van alle verrigtingêa ,als een Staatsdienaar des Keizers te onthouden, dat zij hem niet langer aanmerkte als bekleed met dat Character, en dat de Keizer, indien hij iets met haar te verhandelen hadt, het vervolgens moest doen door eenen anderen Afgezant. Zodanig eene boodfchap hadt den Graaf moeten doen belluiten, de Hoofdftad van Engeland te verlaaten; doch hij antwoordde, dat hij zijne aanftelling van den Keizer R 4 neb* Staat*. Recee- i  •«6*4. GESCHIEDENIS StaatsRkgkering. hebbende , den tijtel van Ambasfadeur zou blijven behouden, tot dat het Keizerlijk Hof hem te rug onthoudt. In den tusfchentijd , dat hij 's Keizers welbehagen afwagtte, zette hij zijne kunstenaarijen met den Penfionaris Buys voort. Zij veréénigden zich met Bothemer , Afgezant des Hertogs van Hanover, die toen dtn meesten invloed hadt op de Partij der Whigs: deeze Prins, uit kragt van de Acle.des Parlements de vermoedelijke Erfgenaam der Kroone, was zeer verknogt aan deezen aanhang. Dit Driemanfchap koesterde zeer veel hoops op den gelukkigen uitflag van den beraamden opitand , en oordeelde , dat het ten voordeele van het Groot Verbond zou ftrtkken , als Prins Eugenius te Zo»*/*» kwam, alles verwagtende van den eerbied der Koninginne voor een Man van zulke uitfteekende verdiensten. Carel oordeelde deeze bezending heilzaam, en 'er werd toe beflooten in een mondgefprek, 't geen zij te Infpruck hielden. Eugenius nam zijn weg over den Haag, en fchreef de Koningin , of zij het goed zou keuren, dat hij, in gevolge der hem gegeevene bevelen, zich bij haar vervoegde. De Koningin was ten vollen onderrigt van de zamenfpanning der Whigs, en hoe zij zich beloofdeu, dat Prins Eugenius op den eigen dag, tot het berokkenen des opBands beftemd , zich te Londen zou vertoonen, wanneer, onder voorvvendzel van dien Prins met eere te ontvangen , een groot getal diens aanhangs zich te paard zou vertoonen, en het oproer onder- flut-  öer. NEDERLANDEN. 265 ftutten. Zij nam de kragtdaadigfte maatregelen, om dien flag afteweeren: en de ontdekking van het voorneemen verhinderde de volvoering. De Graaf van Strafford ontving last om de reis van Prins Eugenius te fluiten, of ten minsten te vertraagen tot den dag, ten opftand beftemd, voorbij was, en de zaaken der onderhandelinge verder gevorderd waren: en hij bewerkte zulks. ■—- Wat den Penfionaris Buys betreft, hij werd fcherp doorgehaald, toen hij aficheid nam van den Brhfchen Raad, De GrootThefaurier verweet hem in 't aangezigt, dat hij zich niet gedraagen hadt als een Staatsdienaar van eenen Bondgenoot, met wien men in vriendfchap ftondt, maar als een Stookebrand, om alles in vuur en vlam te zetten: 'er bijvoegende,dat zijne kunsteuaarijen, welken hij waande verborgen te weezen, ten vollen ontdekt waren ; dat de Koningin onderrigt was van zijne verbintenisfen met Perfoonen , welker oogmerken haare Groot - Brittannifche Majefteit met regt verdagt hieldt; dat zij, tot de minste bijzonderheid toe, onderrigting ontvangen hadt van degefprekken, tusfehen hem en zijne vrienden gehouden. Hij wees hem het huis aan, waar hij den voorgaanden avond geweest , welk gezelfchap hij daar gevonden , en welke redenen men daar gevoerd hadt. WatdePenfionaris ter zijner verdeediging inbragt, is niet tot onze kennisfe gekomen. Daar is 'er, diemeenen, dat hij, tegen zijn zin, den last zijner Meesteren gevolgd hadt. Hij nam, bij zijn vertrek , het gewoon gefchenk aan. Zeker gaat het, dat de Penfionaris R 5 Buys StaatsReceering.  aflö GESCHIEDENIS staats' Riemt- RING. Utrecht Vit i llO- dc!pla;tze vorkoozen. Buys dc geheime Artijkelen , weiken men locliende dat tusfehen de Hoven van Ferfaiiles en Londen getroffen waren, wist te ontdekken (*). De Staaten verwijlden fteeds zich te verklaaren ten opzigte van het openen en de Plaats der Vredehandeling. Ongetwijfeld was het toen, dat de Abbé de Polïgnac op hen het bekende zeggen toepaste: Mijne Heeren, wij zuilen bij u handelen; wij zullen zonder u handelen ; en wij zullen voor u handelen. Vast gaat het, dat de Koningin van Engeland dreigde , eenen afzonderlijken Vrede te fluiten , indien zij langer marden met zich te bepaalen. Frankrijk was 'er altoos op gefield geweest, om Utrecht tot eene Handelplaats te kiezen , dewijl die Stad , zo wel als de Staaten van dat Gewest, befienaig het meest tot den Vrede neigden , en de nabijgelegenheid dier Stad aan den Haage maakte ze verkieslijk voor de Staaten. De Staaten begonnen te wankelen. Om hen ter bepaaling te noodzaaken , fprak de Graaf de Strafford zeer ernstig met den Raadpenfionaris en eenige andere aanzienlijke Staatsleden. Hun betuigende , dat de Staaten , volgers hunne gewoone vooizigtigheid, van de genegenheid, wel! e haare Groet - Brittannifche Majefteit hun toedroeg, moesten gebruik maaken ; dat, indien zij het openen der Vreuehandelinge bleeven vertraagen, en C) BoLiKGritoKE Lettres on Sijtory, Vo!. II. p. 1^5. Uf. 134. De Toücy, Tom. III. p. 137.163.176'. 15)0. 198. 221-223. 236, 256. 276.  der. NEDERLANDEN. *6> en het afvaardigen der Vrijgeleibrieven uitflellen , de Koningin van den Franfchén Koning wel eene andere Plaats kon verwerven ; dat, indien zij de minste twijfel durfden laaten blijken wegens de goede trouw der Koninginne en de regtmaatigheid haarer oogmerken, zulks een blijk van gebrek aan eerbied zou weezen, gefchikt om hun ongetwijfeld al de verontwaardiging der Koninginne op den hals te laaden. Deeze bedreigingen joegen vrees aan , en de Staaten beloofden in 't einde Vrijgeleibrieven te zullen vervaardigen; doch het was niet, dan naa dat de Graaf twee Brieven aan den Raadpenfionaris gezonden hadt. Hij herhaalde daar in dezelfde bedreigingen , met bijvoeging , dat de Koningin allen uitftel voor eene weigering zou houden , 't geen haar zou noodzaaken , zich der algemeene zaake te onttrekken, tot groot nadeel van het Gemeenebest, en zelfs van geheel Europa. Deeze Vrijgeleibrieven , zo menigmaal verzogt , werden eindelijk oningevuld afgevaardigd aan den Penfionaris Buys, gelast om nieuwe verbimenisfen te maaken , eer hij ze aan de Koningin overgaf. Zijne bezending na Engeland liep geheel anders af dan hij zich voorgefteld en gevleid hadt. Door den Graaf vau Oxfott gedwongen , om ftellig antwoord te geeven op de vraag , zijn uwe Heeren en Meesters in flaat om het voorledene te vergoeden, en vervolgens aan alle hunne verbimenisfen te voldoen ? moest hij ontkennend antwoorden. Het overreiken der Vrijgeleibrieven niet langer kunnende ontwijken, bragt hij in 't midden, StaatsReges- [üng.  26-8 GESCHIEDENIS STAATS:REGiERli' g, De Vrij- feelei brieven digd. den, darde Hertog van Aniou, nog niet voor Koning van Spanje erkend zijnde, geene Staatsdienaars in die hoedanigheid ten Vredehandel kon fchikken; als mede dat die der Keurvorsten van Beijeren en Keulen 'er niet konden worden toegelaaten , dewijl die Vorsten zich nog onder den Rijksban des overleden Keizers vónden. Deeze onverwagte zwaarig. héid deelde men aan het Franfche Hof mede, en de" Koning fchikte zich naar den eisch der Bondgenooten. Hij hadt tot zijne Gevoimagtigden benoemd den Maarfchalk d'Uxelles , den Abbé de PoliGnac , en den Heer Menager (*). Eindelijk ontving de Heer de Torcy , in Slachtmaand, den volgenden Brief van den Staatsfecretaris Jst.John, met de Vrijgeleibrieven, fchoon het antwoord van Lodewijk den XIV. nog niet te Londen gekomen was. „ Mijn Heer •••! De Algemeene „ Staaten der Veréénigde Nederlanden zijn, op den „ éénentwinrigften deezer maand, met haare Maje„ fteit overééngekomen om de Vredes-onderhande- „ lingen naar deeze Artijkelen te openen: l.jj- „ trecht heeft men voor de gefchiktfte Plaatster Vre„ dehandeling verkoozen. — II. De twaalfde van „ Louwmaand is bepaald om de Handeling te ope- „ nen. III. Men heeft vasrgefteld , dat de „ Staatsdienaars der Koninginne en der Heeren Staa „ ten zich daar zullen laaten vinden als Gevolmag„ tigden, en het charaeler van Gezanten niet zullen ( ) La\;berti, Torn. VI. p. 705. 729 73?,  Der NEDERLANDEN. &6g „ aanneemen , dan op den dag der tekening des Vredes, om daar door, zo veel mogelijk is , den „ omflag der pligtpleegingen, en de langwijügheid, ,, daar door veelligt veroorzaakt, te vermijden. —• „ IV. De Koningin en de Staaten ftaan 'er op, dat ,, de Staatsdienaars des Hertogs van Anjou en der ,, geweezene Keurvorsten van Beijeren en Keulen „ op den Vredehandel niet zullen verfchijnen, eer „ de ftukken , die hen kunnen raaken , afgedaan „ zijn. De Koningin en de Staaten hebben vastbe„ flooten , geene Vrijgeleibrieven aan Franfche „ Staatsdienaars te zenden , of de Koning moet „ vooraf verklaard hebben, dat de afweezigheid der „ bovengemelde Staatsdienaaren den voortgang der „ onderhandelinge niet zal ftremmen. ,» De rondgaande Brieven zijn door haare Maje„ fteit reeds gefchreeven aan alle de Bondgenooren, „ die zich met haar in den tegenwoordigen Oorlog ,, verbonden hebben, overéénkomstig met de hieE „ boven opgegeevene Artijkelen; en de Koningin „ gelast mij, u te doen weeten, dat, zo ras zij de „ verklaaring van zijne Allerchristlijkfte Majefteit „ op het laatfte der vier Artijkelen zal ontvangen ,, hebben, de Vrijgeleibrieven , hier oningevuld ge« „ zonden, u zullen toegefchikt worden met de naa,, men van den Maarfchalk d'Uxelles , van den „ Abbé dePolignac, en van den Heer Menager , „ of de Koning moest verandering gemaakt hebben „ in de eerfte benoeming, waar van gij mij eenig „ berigt gegeeven hebt. Dewijl niet alleen de Staats- „ die. St/iatsRrgebeung.  GESCHIEDENIS Staats- I\egue1u..g. Vernieuwing der Verbnn den ine: Groot' Brittanje. „ dienaars vau haare Majefteit, maar ook veele van 5, haare Bondgenooten , die op den Vredehandel „ zullen moeten verfchijnen , zich tegenwoordig hier „ bevinden, verzo:k ik u de noodige Paspoorten te „ zenden, ten einde zij zich te veiliger na Holland kunnen begeeven." Buys, fchoon verre van zijne oogmerken in Eèn* den te bereiken, hadt'er zijn tijd niet geheel vergeefsch gefleeten: behalven de bovengemelde ontdekking der bijzondere handeling tusfehen het Franfche en Engelfche Hof, welke hij niet hsdt weeten te verijdelen , vernieuwde hij de verbintenisfen tusfehen het laatstgemelde Hof en de Staaten. Bij deeze ver.nieuwing of bevestiging beloofde men wederzijds den Vrede, die met gemeene bewilliging zou geflooten word n, te zullen handhaaven. Door de woorden gemeene bewilliging fchijnen de Engelfchen alleen verftaan te hebben de bewilliging van Groot-Brittanje en de Staaten , teiwijl de Staatfchen die in een veel ruimer zin namen , en tot de bewilliging van alle de Bondgenooten uitftrekten : dan , naardemaal Engeland onder de vernieuwde Verdragen het Verdrag van Barrière des jaars MDCCiX. niet hadt willen begrijpen, werd het , volgens zommigen , van der Staaten zijde niet bekragtigd, ■— Ondanks alle deeze voorbereidzels tot eene Vredehandeling, was men hier te Lande gefield op den Oorlog, om door denzelven Frankrijk tot redelijker voorwaarden te dwingen, gelijkbleek uit de Petitie of Bede , die, nevens den Staat van Oorlog , door den Raad van Siaate  Der NEDERLANDEN. 2?i Staate ter algemeene Staatsvergadering dit naajaar werd-overgebragt (*). Koningin Anna, in tegendeel , hadt bij het openen des Parlemerits,fti Wintermaand, haare geneigdheid tor den Vrede openlijk te verdaan gegeéveri, en verklaard , dat zij , niettegenftaande de kunstenaarijen der voorilauderen van den Oorlog, tijd en plaats tot het openen eener Vrèdehahdelitfge bepaald hadt: verzekerende, dat zij alles zon aanwenden, om,naa eenen Oorlog , die zo veel gelds en bloeds gekost hadt, den Onderdaanen van Groot- Brittanje eenen' Vrede te bezorgen , bij welken zij hunne belangen van den Handel vergroot en uitgebreid zouden vin* den, met alle de andere voordeelen, die eene teder volklievende Vorstin een getrouw en gehoorzaam Volk kon bewijzen; met bijvoeging, dat zij desgelijks alles zou doen, om aan de Vorsten en Staaten, met haar in den Oorlog ingewikkeld, eene redelijke voldoening te verfchafFen, en zich aan hun door de nauwfte banden zou verbinden, om den Vrede vast en duurzaam te maaken. Het Hoogerhuis, over de aanfprank der Koninginne gehandeld hebbende , befloot, aan haare Majefteit een Vertoog intelevercn , {trekkende om haar ouder 't oog te brengen , dat Greot -Brittanje en Eu- (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VIII. P.I. p, 288. BoLINOBROKEs Letters pn Hiftary, Vol. II. p. 128. Lamberti, Tom. VI. p.711.736.737. Misfive van den Pen. Jïonaris oe. i,\ Bassecour van den 7. Dec. 1711. Staats- RftGESRiNG. Verrig. tuigen van het Parlement in Engeland.  StaatsREGeE- a72 GESCHIEDENIS Europa geen zekeren Vrede konden genieten , zo ang een Prins uit den Huize van Bourbon meester bleef van Spanje en de Indien. Op dit Vertoog antwoordde de Koningin: „ Het zou mij fmerten, in„ dien 'er iemand was, die kon denken, dat ik alles, „ wat in mij is, niet zou te werk Bellen, om deeze „ Landen van dit Huis te trekken." In het Laa. gerhuis hadt men verfcheide hoogloopende gefchillen; doch de meerderheid van Remmen liet aan de Koningin en haare voorzigtigheid de voorwaarden van den Vrede. Zij benoemde tot Gevolmagtigden op den Vredehandel te Utrecht denBisfchopvanBaistol en den Graaf van Straffort ; maar , dewijl geen der Staarsdienaaren zijne heimlijke oogmerken durfde ontdekken , gaf men aan deeze Gevolmagtigden last om de groote voordeden voor de Bondeenootente bedingen, mits zij in 't vervolg daar in ver. anderingen zouden kunnen maaken, naar dat de zaaken zich toedroegen. Terwijl Engeland in diervoege voor den Vrede ijverde, trok het Gemeenebest, waarin de Vredes onderhandelingen zouden gehouden worden, het oog" van geheel Europa , afgemat door eenen bloedigen Oorlog, bijkans even verderflijk voor de Mogenheden , in denzelven ingewikkeld. De Staaten der Veréénigde Gewesten toonden zich voor den Oorlog, of wilden ten minsten, dat, indien men Vrede maakte, zulks gefchiedde op voorwaarden van dien aart, dat Frankrijk, fchoon tot het uiterfte gebragt , 'er zich niet aan zou hebben willen onderwerpen. Lo-  der NEDERL A N D E N. 273 ïtewijk de XIV. haakte na den Vre.le; doch geheel Frankrijk zon zich liever onder de puinhóopen van een verdelgd Rijk begraaven, dan de toeftemming gegeeven hebben aan onteerende voorwaarden. Men mag zeggen, dat vervolgens de Vredes-onderhan. delingen te Utrecht gehouden wierden ; doch dat men de zaaken eigenlijk te Londen en te Perfailles afdeedt. Die beide Hoven hielden z;ch wel verzekerd , flat, wanneer zijzamenöemden, de andere Mogenheden zich welhaast gedwongen zouden zien, op de beraamde voorwaarden te onderfciirijven. Bijkans alle de Leden van het Laagerhuis waren Torys: het Groot-Brittanisch Staatsdienaarfchap was in 't zelve gevolglijk verzekerd van de meerderheid van ftemmea; doch in 't Hoogerhuis ftondt het ganders gefchaapen, veele Heeren hielden het me; de par ij der Wighs. Om hier de balansaau deHofcijde te doenoverflaan, verhief de Koningin tien Heeren tot Pairs, en riep de Lords Compion en Gkuce, Zoonen der Hertogen van Nottir.gham en Aylislury, om zitting in 't Hoogerhuis te neemen , waar door zij twaalf ftemmen won Kén der eerfte Buk- ken, met welken het Parlement zich bezig hieldt, was'het onderzoek des Hertogs van Marlborough; doch niet ten aanzien van zijn Veldheel fchap : een onderzoek van dien aart zou te zeer ten vootdtele deezes Helds afgeloopen zijn; maar hij mogt van de zijde des belangs niet wel van nabij bezien wordenhier deeden zich maar al te wel gegronde vermoef.dens op. — Koning^ Anna bemerkte duidelijk, ' 1X'DeeL t dar StaatsRkgeb. runc)  GESCHIEDENIS STAATS- Rf.ghe- rikg. dat zij, zo larg Marlborough het bevel over 't Krijgsvolk voerde, met geduurige tegenkantingen te. gen den Vrede zou te worftelen hebben , en nam deeze gelegenheid waar, om hem van alle zijne bedieningen te ontzetten, ten einde deeze zaak op de onpartijdigfte wijze te onderzoeken. Middelerwijl fchreef zij den Hertog eenen eigenhandigen Brief, haar genoegen betuigende over zijne gedaane diensten; doch , naa deeze pligtpleeging, gaf zij te verliaan , goedgevonden te hebben, om de posten, hem toevertrouwd, te rug te neemen, en James Butler , Hertog van Ormond , aan 't hoofd der Engelfche Krijgsmagt in de Nederlanden te plaatzen. De hoofd lefchu diging , tegen den Hertog inge. bragt , beftondt in het ontvangen van aanzienlijke Geldgefchenken uit de handen der zodanigen, die het Leger in de Nederlanden mondbehoeften verzorgden. De bewijzen hier voor waren zo fpreekend, dat hij ze niet kon ontkennen, en deuitvlugt , van die fomraen, nevens andere , welker aanmaanging hem werd ten laste gelegd , ten dienste van het Rijk bedeed te hebben , en aan geheime verftandhoudingen, om de oogmerken en beweegingen des Vijands te ontdekken , onvoldoende. Inhaalige fchraapzugt was eene onuitwischbaare vlek in deezen Held. Het geding regen hem werd fleepende gehouden. De Koningin , wel te vrede met haar oögmirtt bere'kc te hebben, en meer de regel* van voorzigtigheid dan van regtvaardigheid volgende,j liet het onbenut. Maelborough , die voor eenii korte I  Dbr NEDERLANDEN. 273 korte wijle een Landgoed betrokken hadt , verl et eerlang Engeland, en kwam 'er niet weder voor het jaar MDCCXIV. De Staatsdienaars bemerkende , dat de Algemeene Staaten den Vrede, door hun bedoeld, zogten te veragteren, bewerkten , in het Huis der Gemeente, dat men bezwaaren tegen de Veréénigde Gewesten in 't midden bragt, wier Befluurders met de Hoofden der Wighs gemeenfcbap hielden, terwijl de Penfionaris Buis, naar hun zeggen, veel eer de rol eens Stookebrands fpeelende, dan het werk eens Afgezants van een Bondgenoot verrigtende, eenen aanhang vorm ie tegen het tegenwoordig Staatsbeüuur. Men merkte aan, dat de Staaten, geduurende den Oorlog, het aantal Krijgsvolk, 't welk zij moesten leveren , niet geleverd hadden dat zij in den aanhang des Oorlogs, tor. de Krijgskosten zo veel hadden opge^ragt als de Koningin; doch daar naa deeze eene veel groo*r fomme,dan zij fcbuldig was' hadden laaien betaalen tot het voeren vaneen Krijg, welke haar Rijk niet betrof. Men tastte het Verdrag der Barrière, in den jaare M CC1X. tusfehen Groot-Brittanje en de Staaten, door Lord Towrvshend gellooten, aan. Volgens hetzelve ftondt Engeland in voor eene Barrière, tot befcherming van de Veréénigde Gewesten, en hunne Hoogmogenheden verbonden zich met al hun vermogen, de reg^ ten der Koninginne en de opvolging der Kroone van Groot-Brittanjs in de Prote/lantfche Linie, te zullen handhaaven. In 'tHuis der Gemeente werd beweerd, S 3 du Staats. Regekmng. Eezwaa- ren der Engelfchen te» gen de Staaten ingebragc  SfAATS- Rpgi:k- geschiedenis dat het verkeerd voor Engeland ware, eene Mogenheid te verbinden tot het onderlïeunen van eene opVolging, die het Volk, om zeer goede redenen, ten eenigen dage kon veranderen: en dat, vol ens dit Verdrag, de Staaten zich geregtigd konden oordeelen, om kennis te neemen van 't geen 'er in de Raadsvergaderingen van Groot - Brittanje omging. Ten opziate van de Barrière, wierp men tegen, dat het bezit van zo veele Plaafen, den Ergelfchen in het leveren van gemaakte waaren ttèt zou benadeelen. Naa deeze Vertoogen ftemde i^et Huis der G. meente, dat men, onder voorvvendzel vau de Kroon en den Proteflantfchen Godsdienst te befchermen, en verzekering van eene Barrière aan de Staaten te geeven, in dit Verdrag verfcheide Artijkels geplaatst hadt, (lakkende tot vernieling van Engelands Koophendel, nadeelig voor de belangen van dat Rijk en allerontüerendst voor haare Majefteit ; dat Lord Townsiiend biiiren last over veele dier Artijkelen gehandeld en dezelve geflooten hadt, en allen, die de K ninginhet bekragtigen daar van hadden aangelanden , Vijanden des Rijks en van haare Majefteit waren. Ingevolge hier van leverde eene Bezending haare Majefteit een Venoog over, waarin her Laager Huis haar verzekerde, dat Engeland gedrukt ging onder een zeer zwaare fchuld, die ten duidelijken bewijze ftrekre van de verkeerde handelwijze of het bedrog der geweezene Staatsdienaaren. Zij nam 't zelve gunftig aan. De Staaten der Veréénigde Gewesten , on-  der. NEDERLANDEN. 2?? ongerust over alle deeze beweegingen ten Engelfchen Hove, vaardigden een Brief af, de Koningin vertoonende de noodzaaklijkheid eener Barrière , zo nuttig voorde belangen van Groot-Brittanje als voor de Staaten , teffens een bre^d Vertoog inleverende, tot regtvaardfging van hun gehouden gedrag , en ter aantooninge, dat de befchuldigingen der nieuwe Engelfche Staatsdienaaren, geen grond hadden. De Wighs dtoegen zorg, dat deeze Bukken in de openbaare Papieren te Londen gedrukt en onder 't gemeen verfpreid wierden. De tegenpartij noemde dit opftel valsch, fchandelijk, boösaartig, aanmerkingen behelzende, die hoogstbeledigend waren voor het Huis der Gemeente. De Drukker en Uitgeever werden gevangen gezet. Het bleef hier niet bij. De gevoeligheid der Leden van het Laagerhuis overfchreedde dermaate de regelen van betaamlijkheid, dat het een hunner zeer kwaalijk genomen werd, wanneer hij fchertzende zeide: dat men een Bode na Holland moest afvaardigen , om de Opflellers gevangen te neemen. Dit breed en frnaadlijk behandeld Vertoog werd door de Koningin zeer kort beantwoord. Zij merkte aan, dat men de kosten, door haare Majefteit in Spanje en Portugal gemaakt, te laag waardeerde ; dat men , onderftellende, gelijk men deedt, dat elk draagen moest naar zijn vermogen, altoos zou oordeelen , dat Groot-Brittanje te weinig en de Veréénigde Gewesten te veel opbragten, dat het Huis der Gemeente best wist, wat het Volk draagen kon, en dat de lasten van het loopenS 3 de Staats- Regsï- u.i1ng.  4?8 GESCHIEDENIS dir NEDERLANDEN. Jtaats- RJl\g. de jaar gebrast waren op den voet, en onder de voorwaar ien, waarvan den Staaten kennis gegeeven was, en waar in geene verandering kon gemaakt worden — Dat de Koningin de vereeniging ius« fchen haar en de S.aa'en aanzag, als het zekerst fteunzel der gemeene zaake: waarom zij de oogmerken van eenige woelzieke geesten , die dee/en band zogten te breeken, uit al haar vermogen gedwarsboomd hadt, zullende zij voorts de voldoening der Staaten, op de Vrede-handeling, bevorderen, zo ver zulks buiten benadeelirig van haare eigene ünderzaaten geleideden kon (*_). C) Lam eert r, Toni. VII. p. 395. 358. 408 — 434. Einde des Negenden Deels Eerfle Stuk.  T' JF JE M JE! M JL der. ALGEMEENE GESCHIEDENISSE van de VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN, gevolgd naar. 't fransch vam den he ere A. M. CERISIER. NEGENDE DEEL. Tweede Stuk. Ti UTRECHT, bij B. WILD. MDCCLXXXV.   INHOUD VAN HET NEGENDE DEELS Tweede Stuk. *T GEMEENEBEST DER VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN. VIJFENDERTIGSTE BOEK. Utrechtfche Vredehandeling. *J$*anvang der Utrechtfche Vredehandeling. Verrigtingen, om van Philips den afftand van de Franfche Kroon te verwerven. Schikkingen tot het openen der Vredehandelinge. Verklaaring der Franfchén van hun algemeen Plan. Verontwaardiging der Gevolmagtigden over dit Plan. Befluit over het beantwoorden van het Franfche Plan. Eifchen des Keizers , van Engeland , en van de Staaten. Eifchen van Portugal, van Pruisfen 3 van Savoije, en van andere Vorsten. Aanmerkingen op deeze eifchen. Vertraagingen des Vredehandels. De verfchillende inzigten van 't Engelfche Hof en der Staaten ont* a dek-  iV I N H O U D. dekken zich. Veldtocht in de Nederlanden geopend. 0?.monds weigering. Briefwisfeling hier over met de Koninginne. Brief van Ormond. Verklaaring der Koninginne op dit Jluk. Beleg en overgave van Qnesnoi. Ormond verklaart , dat hij zich van het overig Leger zal moeten afzonderen. \ De Wapenfchorsfing in den Haage verworpen. Ormond zondert zich af van de Bondgenooten. Landrechies door Eugenius belegerd , en de fchikking zijns Legers. Nederlaag der Bondgenooten bij Denain. Be zaak der Franfchén hier door herjield. Verdere vermees. teringen der Franfchén. Eugenius breekt het beleg van Landrechies op. Beleg van Douai en het Fort de Scarpe. Inval der Franfchén op het EilandTholen. Quesrioi belegerd en herwonnen. Bouchain bemagtigd. Traaglijk voortgaan der Vredes -onder handelingen. Af/land van de Franfche Kroon door Phïlii'S. 1 Een voorval tusfehen de Bedienden van den Heer Menager en den Graaf van Rechteren. Vordering van den Vredehandel. De Staaten trefden in de maatregelen van Koningin Anna. Nieuw 'Verdrag van Bardere met Groot-Brittanje getekend. Laatfte poogingen der Engelfchen , om tot het (luiten van den Vrede te komen. De Vrede getekend. Inhoud van % Verdrag tusfehen Frankrijk en de Staaten. Verdrag van Koophandel tusjchen Frankrijk en •de Staaten. Verdrag met Engeland, met Portugal , met Pruisfen , en met Savoije. De Vrede afgekondigd. Vrede tusfehen Frankrijk en den Keizer. In- houd  INHOUD, v houd des Verdrags. Verdrag tusfehen Spanje en de Staaten. Aanmerkingen over den Otrechtfchen Vrede, de Veréénigde Gewesten betrefende. Ontwerp , aan Koningin Anna toegefchreeven. Haar dood. George de I. volgt haar op. Dood »vz» Lodewijk. den XlV. Gefchiedenis van het ftelzel der Barrière. Drift der Staaten tot het hebben eener Barrière. Barrière-Verdrag van den jaare 1709. BarrièreVerdrag , voor den Vrede te Utrecht, met de Engelfchen. Ontwerp der Staaten wegens de Barrière den Keizer voergefteld. Hoe dit Ontwerp werd opgenomen. Zamenkomst te Antwerpen over de Barrière. De Staaten zoeken fterkte in Engeland. Nadere voorflagen des Keizers. Het Verdrag der Bariiere getroffen. Inhoud van het zelve. Gevolgen van dit Barrière - Verdrag. Nadere Overéénkomst wegens de Barrière in het jaar 1718. Aanmerkingen over de Barrière-Plaatzen. kStaat van de Land- en Zeemagt der Veréénigde Nederlanden, Sterkte van der Staaten Land- en Zeemagt. Staatkundig ftelzel der Staaten, ten opzigte van het Zeewezen. Belang des Handels. * * Be-  vi I N H O U D. Befchoiwing van de Zeden, Kunsten en Weetenfchappen in het laatst verhandelde Tijdperk. Zeden der Nederlanderen. Dichters en Dichteresfen. De Natuurkundigen Christiaan Huigens. Nicolaas Hartzoeker. A. van Leeuwenhoek. J. SWAMMERDAM. FrEDERIK ' RuYSCH. N. WlT- zen. Menno van Coehooen. Godgeleerden en Bovennatuurkundigen. H. A. Roëix. B. Bekkek. B. de Spinoza. Van de Verfchooristen en Hattemisten. j. Bredenburg. F. van Leenhof. W. Deurhoff. j. Labadie. Petrus Poxret. Pe» trus Bayle. j. le Clerc. TA-  TAFEREEL der, ALGEMEENE GESCHIEDENISSË van de V E RÉÉNIGDE 'T GEMEENEBEST DEK VERÉÉNIGDE NEDERLANDEN. VIJ FENDERTIGS TE BOEK. Utrechtfche Vredehandeling. JJ)e Utrechtfche Vredehandeling, om töt welke te geraaken, zo veel ommellags en voorbereidings gemaakt was , werd eindelijk , omtrent het midden van Louwmaand des jaars MDCCXII , aangevangen, 's Keizers Gevolmagtigden op dezelve waren de Graaven van Sinzendorff en Corsana , en de Heer Konsbruk. Uit Frankrijk verfcheenen de Maarfchalk d'Uxelles , de Abbé de Polignac , en de Heer Nicolaas Menager. De Koningin Anna IX. Deel. 2. St. A had? Aanvang der Utrechtfche Viedchandeüng. 1712.  Staatsregering. : ] < sl$& geschiedenis hadt den Bisfchop van Bristol en den Graaf van. Stafford afgevaardigd. Van wegen den Kocuig van Portugal kwamen 'er de Graaf van Tarouca en Don Louis d'Acunha. De Veréénigde Gewesten magtigdeu tot den Vredehandel de Heeren Jacob van Ranowijk, Heer van Rosfem, Willem Buis , Penfionaris van Amfterdam, Bruno van der Dussen, Oud - Burgemeester en Penfionaris van Gouda, Pieter Kemp, Heer van Bomnede, Moermand en Zuid'land, (en naa diens overlijden Cornelis van Gheel, Heer van Spanbroek en Bulkeftein,) Frederik Adriaan , Baron van Rheede, Heer van Renswoude, Sikko van Goslinga , Grietman van Frankeradeel, Adolph Frederik , Graaf van Reg. teren, en Carel Ferdinand , Graaf van Inhuizen en Kniphuizen. De Gezanten des Hertogs van Savoije waren de Graaf Maffei , de Markgraaf Solari du Bourg, en de Heer de Mallerade. De Keurvorsten van Mentz, Trier , de Paltz , Saxen en Planover, de Frankifche en Zwabifche Kreitzen, de Bisfchop van Munster, de Landgraaf van PlssfenKasfel, de Graaf vau Hanau, en het Capittel van Keulen hadden ook hunne Gevolmagtïgden te U'recht, dewijl alle deeze Mogenheden, Vorsten en Staaten, in den Oorlog ingewikkeld, regtltreeks be- ang hadden bij 't geen'er gehandeld zou worden. - De Paus , de Staat van Venetië, en die vmGemta, !e Hertog van Lotharingen , de Groothertog van roscanen , de Hertogen van Modena , van Panna n Guajlalla , Zwitzerland en Grauwbunderlar.d, fchoon  bÈk NEDERLANDEN. aSi fchoon niet dee'cnde in den Oorlog , zonden nogthans Gevolraagtigdeh, om hunne belangen op die Vredehandeling te behartigen (*). Philips de V. en de Keurvorsten van Beijeren en Keulen zouden 'er gaarne Afgevaardigden gezonden hebbtn , doch. men ftondt het niet toe uit ontzag voor den Keizer; maar zij hadden in Lodewijk den XIV. eenen emstigen voorftander van htinne zaaken (f). Frankrijk zich, ten zznzlen vm Engeland , gerust oordeelende , zag een alzins gewenschten uitïlag van deeze Vredehandeling te gemotte. Eéne enkele omftandigheid ftondt de laatstgemelde Mogenheid nog in den weg. De Dauphijn, Vader van Philips, was in Grasmaand des jaars MDCCXI. geftorven, en in Sprokkelmaand en Lentemaanddes volgenden jaars fticrven de Hertog van Bourgonje, oudfte Broeder van Koning Philips , én zijn düdfte Zoon, de Hertog van Bretagne ; de Broeder van deezen jongen Prins , de Herrog van Anjou , was thans de naaste Erfgenaam tot de Kroon, op deezen moest Philips , 's Konings Oom , van regtswegé Volgen. Het Hof van Londen vorderde , dat hij of de Kroon van Spanje, of zijn regt tot die van Frankrijk zou afllaan: dat, zonder zulks , de Engelfchen en hunne Bondgenooten nooit tot den Vrede vetftaan zouden. De Koning, antwoordde de Torcy, kan (*) Hifi. de la Paix d'Ut'recht, p. 241. (j) Millot Gedenkfchriften , dienende tot de gefchiedenis van Lodewijk den XIV. en XF.IV, D.bl.228-242. A 9 Staats* Rèösb- RU\g. Verrigringen,om van PHILIPi den afitand van de Fraiife'ieKroon te verwerven*  StaatsRkgeeatNG. ««2 GESCHIEDENIS kan de Grondwetten des Rijks niet veranderen : en Sr. John kreeg uit 's Konings naam berigt, dat alle verbintenis, ftrijdig met de Wetten, nooit beftendig kon weezen, en dat de Kroon op den naasten manlijken Erfgenaam verdierf. Het is eene opvolging , welke hij niet krijgt van den Koning , zijnen Voorzaat, noch van het Volk, maar uit kragt der Wet; derwijze , dat , wanneer een Koning fterft, de ander hem terftond opvolgt, zonder iemands toeftemming te verzoeken; als Heer des Rijks, 't welk hem toekomt, niet uit verkiezing , maar door het Geboorteregt. Zijne Kroon heeft hij niet dank te wceten aan den wil zijns Voorgangers , aan geen Bevelfchrift, aan geen Beiluit, aan geene gunsten, hoe genaamd , maar alleen aan de Wet ; en deeze Wet wordt aangemerkt als het werk van Hem , die de Monarchijen gevestigd heeft ; en het ftaa't in Frankrijk vast , dat God alleen die kan affchaffen ; en 'er bij gevolg geen afftand is, die dezelve kan kragtloos maaken ; dat de Koning van Spanje , om den Vrede te bevorderen , en den Koning , zijnen Grootvader, re gehoorzamen, afftand doende van zijn regt, men zich zeer zou bedriegen, en op een zandgrond bouwen, met zulk een afftand aanteneemen als een genoegzaam middel om het kwaad , 't geen men zogt te ontwijken , voorrekomen. Ondanks dit alles, verklaarde men in Engeland , het fluk anders te begrijpen, en drong aan op den afftand. — Philips verkoos , naa meer dan twee maanden handelens over dit ftuk , het zekere voor het  der. NEDERLANDEN. 2S3 het onzekere, Spanje en de Indien te behouden, en van zijn regt op Frankrijk afteftaan (*). Wij hebben dit ftuk, den Koning van Spanje betreffende, hier geplaatst, voor 't verflag der Vredehandeling , dewijl het, van den aanvang af, een gewigtig punt en de fpil was , waar op Engeland het Vredeswerk liet draaijen : dit, door de keuze van Philips vereffend zijnde , floegen Frankrijk en Engeland de handen volkomen in één. Vóór het openen der Vredehandelinge werden de plegtigheden geregeld. Tot voorkoming dergefchiïien, die noodwendig uit de rangfcfiikking zouden ontftaan zijn, en veel verwijls veroorzaakt hebben, kwam men overéén , dat de Gevolmagrigden , ter Groote Zaale van het Stadhuis intreedende , zich aan elkanders zijden zouden fchikken , zonder eenig hooger of iaager einde in agt te neemen. Toen de Wethouderfchap van Utrecht de Franfche Gezanten verwelkomende, verklaarde blijde te zijn, dat men over den Vrede zou handelen , kon de Heer Menager zich niet bedwingen van glimlachende te zeggen : Hoe! verlangen de Hollanders dan ook na den Vrede ? en d'Uxelles , den Bisfchop van Briflol begroetende, hadt hem te gemoete gevoerd: Ik geef u mijne hand en den , verzwijgende het woord Vrede, welken hij meende in zijne hand te hebben, en de Bondgenooten aantebieden. De Bisfchop van Briftol opende, op den negenen- (•) Mem. m Toict, Tom. HI. p.a/p. A s Staatsie eg.ee- r1kg. Schikkingen tot ' het openen der Vredehandelinge.  SïAATS- Regës- 8.1 nq. 1 1 i c / O i 2S4 GESCHIEDENIS entwintiglten van Louwmaand de onderhandeling met eene aanf'praak, en vermaande de Franfchén, het nu aangevangen werk te bekorten door eene duidelijke en nauwkeurige verklaaring van hun algemeen ontwerp. De Graaf van .straffokd iprak van de zeven Arrijkelcn , en de Abbé dü Polignac gaf te verfhall, om de Engelfchen te ontheffen van alle verwijt eener voorafgaande verbintenkfe , dat deeze zeven Artijkelen a'1 en verpligtend waren voor den Koning , zijn Meester, en dat elk der Bondgenooten zijne eifchen kou inbrengen. De Staatdienaars van den Keizer, die zich nog in den Haags bevonden, en heropenen der onderhandelingen afwagtten , om te zien of hunne tegenwoordigheid daar noodig zuu weezen , vonden het vreemd , dat de Engelfchen zich, van den beginne af, als Middelaars vertoonden. Te Utrecht gekomen zijnde, weigerden de Franfchén hunne voorhagen te doen, mder voorwendztl, dat het de zaak derBondgenooen was, de hunne open te leggen ; doch zij zogten a (lijkbaar, aüeen zo veel tijds te winnen , dat zij de Véle, bij welke Koning Philips de Spaanfche Nederlanden aan den Hertog van Beijeren affiondt, invangen hadden (*). Wanneer deeze gekomen was , leverden de Fransen , op den elfden van Sprokkelmaand , een Plan ver, 't geen zij verzogten , dat de Bondgenooten met O) Lambsrti, Tom. VII. p. 7. Verbaal der Plemp. r den Vredehandel te Utrecht, Mf,  DER NEDERLANDEN. 285 met zich ter overweginge namen: zij lazen het, en vonden het van den volgenden inhoud: „ De Ko„ ning zou, bij het tekenen van den Vrede , de te„ genwoordige Koningin van Groot - Brittanje en de „ vastgeftelde opvolging in dat Rijk erkennen. — 5, Hij zou terftond , naa 't fluiten van den Vrede, „ de Vestingwei ken van Duinkerken, mits hem daar „ voor vergoeding gefchiedde , flegten. — Het „ Eiland St. Chriftoffel, de Ütraat en Baai van Hud„ fon, Acadia, Port Royal en Ter re Neuve , uit,, genomen het Fort Plaifance, en het regt om al„ daar te visfcnen en Visch te droogen zou aan ,5 Groot-Brittanje worden afgeftaan. ■— Desge„ lijks zou men, vóór of naa den Vrede, overéén„ komen wegens een Verdrag van Koophandel, „ waar van de voordeelen voor de beide Volken, „ zo na doenlijk, zouden gelijk ftaan. „ De Spaanfche Nederlanden, die aan den Keur» „ vorst van Beijeren waren afgeftaan, zoiiden voor „ de Veréénigde Gewesten tot eene Barrière dienen; waar bij de Koning voegen zou Feurne, Veurner „ Arnbagt, de Knokke, Tperen, m:t deszelfs Kansje felnije > en Meenen, met deszelfs Roede ; onder „ voorwaarde , dat hem daar tegen tot eene Barrie,, re voor Frankrijk zou worden te rug gegeevea ,, Aire, St.Fenant, Bethune en Douai, met der„ zeiver onderhoorigheden. De Koning zou toee, ftaan, dat de Staaten bezetting lagen in de Bar„ riere Piaatzen , ten kosten van 't Land , en zo fterk, als zij geraaden zouden vinden. — Tot A 4 3) ver* Staats- Regve- R1NG. Verklaar;ng der Franfchén van hun algemeenPlan.  StaatsReceeguvo. 9 3: SS 5! 3! 5! 3) *M GESCHIEDENIS „ vergoeding voor deezen afftand, enhet fiegtenvau » Du'»kerken , vroeg de Koning Rijsfel en Door- „ nik , met derzelver onderhoorigheden De „ Barrière in deezervoege geregeld zijnde tusfehen » ******* e" de Staaren, zou de Koning hun de „ voordeelige Lijst der Regten van den jaare „ MDCLXIV. toeftaan , met uitzon lering alleen „ van zes foorten van Koopmanfchappen , omtrent „ welker Regten men nader zou overéénkomen, „ mits zij de vijftig ftuivers van 't vat van de Sche„ pen hunner Onderzaaten , die uit de Veréénigde „ Gewesten, of uit vreemde Landen, in Frankrijk „ kwamen , bleeven betaalen De Koning zon „ zich verbinden, dat de Staaten, en alle andere „ Mogenheden, omtrent den Koophandel op Spanje „ en de Indiën, zouden gehandeld worden als on, „ der de regeering van Carel den II. Ook zou„ den de Franfchén zich , ten aanzien vandenHau„ del op de Spaanfche Indiën, aan de'Wetten van „ Spanje onderwerpen. Zijne Majefteit ftondt toe „ dat alle de Mogenheden van Europa Waarborgen , bleeven voor deeze beloften. „ De Koning beloofde , dat zijn Kleinzoon des, zelfs regt op Napels , Sicilië en Milaan zou af ftaan ; van welk laatstgenoemde Hertogdom hij toeftondt, dat de Hertog van Savoije het gedeelte, 't welk hem reeds was afgedaan, behouden mogt: mids het Huis van Oostenrijk daarentegen afftondt van alle verdere eifchen op de Spaanfche Heerlchappij; deszelfs Krijgsvolk, terftond naa » het  der NEDERLANDEN. a§7 „ het fluiten van den Vrede , daar uit trekkende.— „ De Grenzen aan den Rhijnkant z.uden gebragt „ worden op denzelfden voet , als vóór den Oor» log. ,, Onder de gemelde voorwaarden vorderde de „ Koning , dat de Keurvorsten van Keulen znBeije,, ren in derzelver Waardigheden zouden herfteld .„ worden: waartegen hij alle Tijtelsin Duitschland ., en Pruis/en, weiken hij tot hier toe niet erkend „ hadt, erkennen zou. „ De Koning en de Hertog van Savoije zouden „ elkander te rug geeven, 't geen zij , in deezen „ Oorlog, op elkander veroverd hadden. „ De zaaken tusfehen Frankrijk en Portugal „ zouden op den zelfden voet komen, als voorden „ Oorlog. „ Gaarne zou de Koning met de Bondgenooten maatregels beraamen, om te voorkomen , dat één „ en dezelfde Vorst te gelijk Koning van Frankrijk „ en Spanje ware. „ Alle de Verdragen , zints den Munfterfchen „ Vrede gellooten , zouden in alles , waar in nu ,, geene verandering gemaakt was , door het tegen4, woordig Verdrag bevestigd worden (*). Onbefchrijflijk is de verbaasdheid, welke de Afgevaardigden beving op het leezen van voorliagen , zo veel minder, zo veel bekrompener dan die te Geertrui- (*) Lambekti , Tom. VIL p. 21. Rapport van 't geh. Comm. II. D. Bijl. N. XIII. bl.59. A5 StaatsRsgeertng.  a3S GESCHIEDENIS StaatsRegke- rixg. Verontwaardiging der Gevolinagtigden over ' ditPian. : t i < i v a o G & to truidenberg, door Frankrijk ingeleverd. Lamber, ti fchrijft, „ dat het in 't algemeen werd aangezien „ a!s eene verfcbriklijke misgeboorte:" de verbaasdheid der Staatsdienaaren veranderde in verontwaardiging. Een der Gevolmagtigden doeg de oogen vol ontfielcenisfe ten hemel. Anderen zeiden , dat de Britjche Staatsdienaaren met ijver en vuur moesten afgezet worden, ten einde de befmetting niet overÜoeg tot andere nog gezonde Leden des Britfchen Volks. Zommigen bedienden zich van de uitroeping, die Tacitüs den K. Tiberius, ten opzigte van de Romeinen, in den mond legt, 6 Menfchenter Jlaaverr.ij gebooren! Veelen van de Gevolmaaigden verbeeldden zich, dat'er iets geheimzinnigs onder verhooien lag. Het dagt hun onwaarfchijniijk , dat Frankrijk, zo diep vernederd, voorfiagen kondoen, iie hun toefcheenen, alleen ten voordeele van het Huis van Bourbon te (trekken. In Holland fprak nen zelfs van de Vredes-handeling af te breeken; tn werd alleen wederhouden door de vrees, dat Engeland zich tegen de Bondgenooten zou verklaaren: üt troosteloos denkbeeld deedt de eerde woede in erflaagenheid verkeeren. In Engeland zelve ont, tak de verontwaardiging op 't verneemen deezer oorflagen. Het Hoogerhuis gaf, in eene aanfpraak in de Koninginne, zijne gevoeligheid te kennen, ver de ftoutheid van Frankrijk, en beloofde haare root-Brittannifche Majefteit, met ai zijn verrnon te willen helpen , om den Oorlog voort te zetten t het verkrijgen van eenen zekeren en eerlijken Vrede.  DER NEDERLANDEN. 389 .Vrede. De Graaf van Oxfort poogde de Leden tot /bedaaren te brengen, hun vertoJ fche \lugtelingen in Frankrijk mogt toegelaaten worden, met hunne Goederen herwaards te komen ; en dat deeze Vlugtelingen als eigenlijke Onderzaaten van den Staat mogten worden aangemerkt. Hier bif gmg een verzoek om vrijneid van Godsdienst voor de Gereformeerden in Frankrijk. —- Dat de Ko Hing de Staaten , als Executeurs der Testamenten van Wijlen den Koning van Groot-Brittanje en van wijlen Prins Frederik Hendrik, terftond naa den Vrede ,n 't bezit Belde van het Prinsdom Oranje en van de Goederen van dit Huis. Dat de Sterkten, Krebhoofden en Haven van Duinkerken geflegt en gedempt worden, zonder dat men daar voor el 1 nige vergoeding gecve.- Dat het vierde Artijkel >an den Rijswijkfchen Vrede , tusfehen het Keizer- 1 f rankrijk ^ behej2ende ? ^ ^ \ ^athohjke Godsdienst ftand zou houden in de PJaat 1 Jen , die aan 't Rijk te rug gegeeven worden , als ' ' nerkant ftnjdig met den Westphaalfchen Vrede/ zou \ 'ernietigd worden. ^ Ten fIot b ^ U ; aet algemeene uitdrukkingen, voldoening voor hu £ »e Bondgenooten; aan zich behoudende het regt * tlUnnSn CiSCh te ***** en te vermeerderen; om  Dsa NEDERLAND EN. 293 rjm de eifchen hunner Bondgenooten , die nog niet op de Vredehandeling hadden kunnen verfchijnen, in 't vervolg oveneleveren, en om de eifchen hunner Bondgenooten verder te onderfteunen (*). Portugah Gevolmagtigden vorderden voor Keizer Carel den VI. de geheele Spaanfche Heerfchappij; en begeerden alleen voor den Koning, hunnen Meester, eenige Landen in America, deels van Spanje, en deels van Frankrijk. De Koning van Pruisfen eischte, in de Koninglijke Waardigheid erkend te worden , als mede voor; Prins van Oranje, van Neuf' chatel en Valenchijn, en alle de Goederen van het Huis van ChalonsOranje van Frankrijk te rug;, ook in 't bezit te blijven van de Stad Gelder, de Stad en het Land van Erkelens. De Gevolmagtigden van Savoije begeerden , dat het regt van zijne Koninglijke Hoogheid tot de Spaanfche Nalaatenfchap, onmidde'ijk naa het Huis van Oostenrijk, erkend, en hij herfteld wierd in 't bezit van 't Hertogdom Savoije en van het Graaffchap Ni* ce; dat hem Exiles en Feneftrelles, en eenige Valeien over het Gebergte Genevre en anderen , tot eene Barrière werden afgedaan, benevens eenige Sterkien aan de Grenzen van Piemout. De Keurvorsten van Trier en de Palts vorderden «Ie wedergave van de Landen en Steden , van welken O Lamberti, Tom. VII. p. 46". Groot Plakaatb. V. p. bl. 441. Staats- R.2geering. Eifchen van Pof' tugal, van P: 'ais. fen, van Savoije t an van andere Vorsten.  Staats- hlNG. Aaaraerkingenop deeze eifchen. i9i GESCHIEDENIS ken de Franfchén zich in den Oorlog meester gemaakt hadden. De laatstgemelde drong 'er op, om gehandhaafd te worden in 't bezit van den Opperpalts. — De Landgraaf van Hesfen-Kas fel, Vader derPrinfesfe Weduwe van Nasfau - Oranje, begeerde , behalven de wedergave van St. Goar en de Sterkte van Rhijnfels, dat de Goederen van het Huis van Oranje , thans in de magt van Frankrijk, gefield zouden worden onder het bewind vah de Algemeene Staaten, als Uitvoerders van den üirerlten Wille van Willem den III, Koning van Groot - Brittanje . Andere Vorsten deeden andere eifchen, en allen bijkans drongen op eehe voegelijke voldoening aan alle de Bondgenooten ; en elk in 't bijzonder wilde fchadeloos gefield worden van de kosten, in den Oorlog gemaakt (*). Niet alleen Waren deeze eifchen voorgefield tegen de voorliagen van Frankrijk, maar ook konden dezeiven bezwaarlijk met elkander worden overéén gebragt. Zulks gaf aan Frankrijk een fchoonen kans om de Bondgenooten te verdeden: 't was eene liegte Staatkunde , dat elk zijne vorderingen afzonderlijk voorttelde , en men ze niet zamenvoegde , om dus een ontzagwekkend vertoon in 't oog der Franfchén te maaken Ct> Het geheel beloop wijst uit, dat men Frankrijk en Spanje , om zo re fpreeken, lanzag als in de noodzaaklijkheid , om elk wat af- te> (*) Lambkrtt, Tom. VU. p,43 5?# (t; Zie aldaar, p, 03. 28.  der NEDERLANDEN, refhrin. —- In de eifchen der Engelfchen draait het door, dat zij de eerden waren , die met de Franfchén over het Verdrag van Koophandel in onderhandeling wilden treeden: 't geen hun ten dekmantel zou kunnen dienen, om tot eenen afzonderlijken Vrede te komen, indien het niet den algemeenen niet Haagde. —— Behalven de Keizerfchen en de Portugeezen hoorden wij niemand reppen , om den Keizer in 't bezit der Spaanfche Heerfchappij te dellen : de Savoifchen onderdellen alleen ingewikkeld, dat hij 'er regt toe hebbe. Ja, die van Portugal en Savoije hadden voorheen aan 't Engelfche Plof verklaard , dat zij den Keizer niet gaarne zouden helpen aan 't bezit der Spaanfche Kroone (*). De ernstige meening hunner eifchen was derhalven zeer verdagt. De Graaf van Sinzendorf, dit doorziende, betuigde, dat deeze dag doodlijk zou zijn voor 't Groot Verhond! en verliet met zijne Medegevol« ïnagtigden, misnoegd, de Vergadering. De Staatfchen zogten dit te fusfen, en haalden de Engelfchen over, om, nevens hen, mondeling te verklaaren, dat zij onder de Verbonden, in overeenkomst van welken zij voor hunne Bondgenooten voldoening begeerden , ook de Verbonden begreepen , die opzigt hadden op .Spanje en de Indien (f). Dusdanig eene verklaaring fcheen de Keizerfchen te moeten vèr, genoegen, dewijl de verhefling des Aartshertogs op den (*) Bolingbrokes Letten on Hijlory, Vol. II. p. 102. (t) Rapp. van Vgeh. Comm. U. D. Bijl. N. XIV. bl. 6fr IX.Dtel.z.St. B Staats Reces. Riise.  206* GESCHIEDENIS Staatj. Regee- RlfcG. Vertraa. gingen des Vredehaiidels, den Spaanfchen Tliroon uitdruklijk bedongen was; doch men hieldt in dezelve eene agterdeur open, de toezegging was aan Carel , als Aartshertog van Oostenrijk, en niet als Keizer, gedaan. Inmiddels hadden de bovengemelde fterfgevallen in 't Huis van Frankrijk getroffen, en hec ftondt gefchaapen , dat Philips , indien de nog zeer jonge en zwakke Hertog van Anjou werd weggerukt , de naaste tot de Franfche Kroon zou weezen. De voorzorg, om te beletten, dat die Kroon niet op het zelfde hoofd kwam , welke die van Spanje droeg , vertraagde de Vredehandelingen , en men hieldt elkander op tot men verzekerd was , welk eene partij Philips koos. — Engeland wagtte desgelijks op de overgave van Duinkerken ter Ilegtinge, om]toe- teftemmen in eene Wapenfchorsfing. Anderen hoopten op eenige verandering aan 't Engelfche Hof *, zo vrugtbaar in omwentelingen , en zogten tijd te winnen, om tot hun oogmerk te geraaken : zij wilden , dat de onderhandelingen fchriftlijk zouden gefchieden. De Franfchén begeerden het mondeling te doen : waar in ook de Engelfchen Hemden. D'Uxelles beweerde, dat men , om fchriftlijk te handelen , niet noodig hadt op eene bijzondere plaats ramentekomen; maar op denzelfden voet, als laatst te Rijswijk, behoorde te werk te gaan (*). Prins Eugenius , dien wij na het Engelfche Hof hebben zien trekken, met last van Keizer Carel, om (*) Verbaal der Plenipotent. op de Fredeh, MC.  der N E D E R L A NDÊM. 29? -om fterker onderfteuning van het Bondgenootfchap aantebieden, dan Keizer Josephus daaraan verfchaft hadt, indien men den Oorlog rustig wilde doorzetten, was, de hekken in Engeland geheel verhangen zijnde, door de Koningin zeer koel bejegend, en genoot nauwlijks eenige beleefdheid, dan van Grooten, thans buiten bewind gefield, geduurende zijn tweemaandig verblijf. Hem ging na , een dergelijke rol als de Penfionaris Buys gefpeeld, en, Baande zijn toeven in dat Kijk, gearbeid te hebben om de Whigs weder in aanzien te helpen (*). Van daar wedergekeerd met flegte gedagten van den begonnen Vredehandel , zogt hij dien te doen afbreeken : dit niet gelukkende, fchikte hij zich ten Veldtocht,wel verzekerd , dat, indien deeze ten voordeele der Bondgenooten afliep, Frankrijk, nu zo fterk in zijne eifchen , genoodzaakt zou zijn tot de gemaatigder. voorliagen, te Geertruidenberg gedaan , wedertekeeren. Doch de uitflag van deezen Veldtocht dwong, in tegendeel, de Bondgenooten , zich naar de inzigten van Frankrijk en Engeland te fchikken: aan welke Hoven onder de hand met beteren uitllag, gelijk de Engelfchen fchreeven, aan den Vrede gearbeid werd dan te Utrecht (f). De Hertog van Ormond, gezonden om de plaats van Marlborough aan (*) Bolingerokes L tters onHiftory, Vol. II.p. 126. 127. 134. (f) Rapp. van ''tgek. Comm. I. D. bl. 35 37. Lam- EEaTi.Tom.VII. p. 91—96. B 2 StaatbRegek- R1NG. De verfcbillen'de inzigten van 'c Engelfche Hoj en der Staaten ontdekken zica,  GESCHIEDENIS" StaatsRegeering. Veldtocht iii de Nederlanden geopend. aan 't h )ofd der Engelfche Legermagt te vervullen ; hadt last om den Raadpensionaris Hbinsius te verzekeren , dat de Koningin van oogmerk was den OorJog wakkerlijk doortezetten. Hij begaf zich ook na 't Leger, en raadpleegde met Prins Eugenius en andere Generaals over het openen van den Veldtocht; doch hij was nauwlijks in 'tLeger gekomen, of St. John fchreef hem, „ dat hij zich in geen ge„ vegt moest laaten inwikkelen , of hij moest 'er i, merklijk voordeel in zien." Twee weeken laater ontving hij breeder en uitdruklijken last,,, om zich, „ welke aanmaaningen Prins Eugenius, of iemand ,i anders, ook mogt doen , in geenerlei gevegt of ,, belegering intelaaten." Een last , hem bevolen, zo veel mogelijk , geheim te houden , of om dat men , fehoon verre met de Franfchén gevorderd, zich niet genoeg verzekerd hieldt, dat zij geen misbruik van dit geheim zouden maaken, als het te vroeg uitlekte ; of om de Bondgenooten niet te vroeg te ontrusten. Ook kon die last , bedekt gebleeven zijnde , lichter gelochend, of eerlijker ingetrokken worden (*). Wij zullen zien hoe veel zulks toebragt, om den algemeenen Vrede te verhaasten. De Veldtocht in de Nederlanden trok thans aller aandagt alleen : de Krijgsbedrijven kwijnden elders overal, en leverden geene verbaalenswaardige gebeurtenisfen op. Het Hof van Londen hadt den Staaten wel vóorgeflagen, in eene Wapeufchorsfing te O VVAGtNAAR Faderk, Hift. XVII. D. bl.465,  ber NEDERLANDEN, sp$>. «e bewilligen; doch de voorflag, aan Lodewijk den XIV. gedaan, om eenige Plaatzen ten onderpand te geeven , hadt bij vol uit geweigerd. Prins Eugenius en de Afgevaardigden belloten , bij Bouchain de Scheids overtetrekken, om het Leger van Villars te befpieden , en vonden hem derwijze gelegerd, dat zij hem met voordeel konden aantasten. Ormond bleef agterlijk , om hier in deel te neemen. Dit, en de agtloosheid van den Maarfchalk de Villars, als mede het af- en aangaan van Renbooden, verraadde een geheim : eindelijk werd Ormond gedrongen te verklaaren, dat hij zich in geen beleg of gevegt zou inlaaten, eer hij Brieven uit Engeland ontvangen hadt. Men morde tegen de Engelfchen in 't Leger over het voorbij laaten gaan van een zo fchoonen kans. Zommigen zeiden openlijk, dat de Bondgenooten door de Engelfchen verraaden, wierden. — Prins Eugenius en de Staaten beklaagden zich in Engeland over de werkloosheid der Engelfchen , en de laatsrgemelden vertoogden der Koninginne, dat het Leger der Bondgenooten misfchien het fchoonfte was, dat men hier te Lande gezien hadt; dat het door de meerderheid en uitgeleezenheid der manfchap alle voordeelen beloofde, welken men kon wenfchen, om den Vrede, op voordeelige voorwaarden voor alle de Bondgenooten , te doen fluiten. Zij herinnerden de Koningin de verzekeringen, welken zij door Brieven , Afgezanten , en eindelijk door den Hertog van Ormond zeiven gegeeven hadt, om hec Engelsen- Krijgsvolk met de» B 8 Ou* StaatsReuek- Rï-\g. ORMJNDS Weigering.B.iefwisfelirighier Oïer met de Koninginne.  3°e> GESCHIEDENIS Staats- Eegeü- iMS\G, Brief van üumomd. 1 ouden heldenmoed te doen vegten. Eindelijk toon. den zij, hoe veel belangs alle .'e Bondgenooten hadden , om den Veldtocht , zo rijk in gunstige vooruirzigten , niet vrugtloos te haten alloopen. KoBiagin Anna beantwoordde den duideiijken Brief der Sraaten met eenen dubbe'zinnigen, zich beklaagende over de handelingen der Sraaten in het open-, baar uitgeeven van den gezondenen Beklagbrief (*). De Afgevaardigden te Velde Belden , ten zelfden tijde, den Hertog van Ormond , in eenen breeden Brief, voor oogen, dat doorzijn gedrag een kans, die niet ligt zou wederkomen-, verzuimd werd; hoe zij niet konden vermoeden , dat zijn last hem volfirekt verbondt, om in geenerlei gelegenheid, hoe gunstig ook, iet te onderneemen tegen den gemeenen Vijand, althans daar zijn Leger, voor 'tgrootfte gedeelte , beftondt uit Troepen, die ook door de Staaten betaald werden; dat zijn doen ftreedt met de Verdragen, met zijne verklaaringen, en met die des Sraaven van Staffort , ja met die der Koninginne ielve. Zij maanden hem aan , van maatregelen en randelingen te veranderen , en het bevorderen des irijgs. Ten minften vorderende, dat hij zijne Troelen zou gebruiken om eenig beleg te dekken : en ^ooral, dat de Troepen, op gemeene betaalingftaan'e, niet belet mogten worden, naar Krijgsgebruik, en olgens de Verdragen , werkzaam te weezen. Ten lot begeerden zij den netten inhoud en uitgeftrekt- heid O Lakeerti , Tom. VII. p. 136,  derNEDERLANDEN. 301 heid van zijnen last, om niet te vegten, te mogen verftaan, opdat men weeten mogt, in hoe verre men zich op de Groot - Brittannifche Troepen zou kunnen verlaaten. Ormond fchreef geen antwoord op deezen Brief (*). De duifterheid van het antwoord der Koninginne, Okmonds ftilzwijgen, en zijne blijkbaare ongezindheid, om den Vijand afbreuk te doen , hielden de Terdenking , dat iets euvels gebrouwen was , niet alleen wakker , maar vermeerderden dezelve. Dan alle twijfel verdween, wanneer de Bisfchop van Brifiot, te Utrecht des aangefpruken, verklaarde, twee dagen geleden , fchrijvens van de Koninginne ontvangen te hebben, die zich bekkagde , dat hunne Hoogmogenheden zo ongenegen bleeven om in haare maatregelen te treeden, ten aanzien van een ontwerp van eenen algemeeneu Vrede j dat men zich niet verwonderen moest, indien zij nu oordeelde volkomene vrijheid te hebben , om afzonderlijke maatregels te neemen tot verkrijging van ernen Vrede, die meest met haare belangen ftrookte. Men bragt hier op in, dat zulk eene handelwijze firijden zou met de Verdragen. De Bisfchop hernam , dat haare Majefteit, het gedrag der Staaten, jegens haar gehouden, in aanmerking neemende, zich voortaan omflagen rekende van alle verbimenisfen aan hunne Hoogmogenden. Prins (•) Lamberti , Tom. VII. p. 132. Rapp. van 't geh, Comm. II. D. Bijl.N.XIV. bl. 105. B4 Staats. Regiering. Verklaaring der Koninginne op dit mik.  StaatsRrgee- r1ng. Beleg en overgave van Qttesnoi. Ormond verklaart, eist hij] zich van 't overig , Leger zal mosten j afzonderen j I < 1 ( i i I F 3«a GESCHIEDENIS Prins Eugenius, door de ongezindheid tot vegten en de werkloosheid van Ormond te leur gefield in zijn oogmerk , om flag te leveren, vaardigde egter den Generaal Fagel af , om Quesnoi te belegeren. Ormond kon niet nalaaten , eenige manfchap , onder zijn gebied, doch ter algemeene betaaüng liaande, bij de Belegeraars te voegen. Hij gaf 'er den Maarfchalk de Villahs berigt van , en teffens verzekering , dat 'er geen man zou gebruikt worden," die alleen ter betaalinge van de Koningin ftondt (*). Het beleg werd voortgezet, en Ortesnoi genoodzaakt zich bij verdrag overtegeeven. Ormond, die met de zijnen niets deedt, dan enkel de Belegeraars dekken, verklaarde , ftaande hei jeleg, dat Frankrijk bewilligd hadt in eenige voorvaarden van eene Wapenfchorsfing, door de Konin;inne van Groot - Brittanje geëischt; dat hij hierom het beleg vanQtiesnsi niet langer kon dekken;maar, :o dra men hem Duinkerken ingeruimd hadt, geloodzaakt zou zijn, met het Krijgsvolk der Konin;mne , en allen, door haar betaald , zich van het werige des Legers afiezonderen , en de Wapen:horsfing openlijk bekend te maaken. — Men Iroeg alle mogelijke voorzorgen , om de nadeelen, iit zulk eene afzondering te dugten , te voorkomen, ïeen gering gedeelte der Krijgsbenden, onder Orionds bevel, beftondt uit vreemden, die en doo* de (*) Tindal , Vol ÏX. p. 296. Rapp. van 't geheim W,m. I.D. bl.96.97.  bek. NEDERLANDEN. 3*3 de Koningin en door de Staaten betaald werden. Prins Eugenius was bij deezen bemind , en Ormonds voorflag, om zich mede afiefcheiden, vondt geen ingang: zij betuigden, Bondgenooten des Konings te zijn en Leden van het Groot Verbond; dat zij onder Prins Eugenius zouden blijven dienen.—■ Zulk eene keuze verijdelde de bedongene voorwaarde, en bet Franfche Hof weigerde Duinkerken interuimen , zo men geene verzekering gave , dat alle de Troepen, op Engelfche betaaling Baande, zich van het veréénigd Leger zouden afzonderen, en niet meer tegen Frankrijk dienen. — Deeze onverwagte zet moest afgekeerd worden. St. John wist hier toe raad, en kwam met de Torcy binnen kort overéén , dat bij den Gezanten der Vorsten, wier Troepen op Engelfche betaaling Bonden , door de ernstigfte bedreigingen zou zoeken te beweegen , om deeze Troepen aantefchrijven, dat zij zich hadden afrefcheiden van het veréénigd Leger , of geene betaaling altoos van haare Majefteit te wagten. Dat, in gevalle zij het weigerden, de Hertog van Ormond met de Engelfchen , en allen , die hem wilden volgen, zoude aftrekken , en openlijk verklaaren, dat de Koningin befloten hadt, niet meer tegen Frankrijk te ftrijden, en geen Krijgsvolk, 't welk de wapenen tegen Frankrijk voerde , te betaalen. Dat de Koningin, Duinkerken in bezit genomen hebben' de, terftond over eenen afzonderlijken Vrede mei Frankrijk in onderhandeling zou treeden , en dei Bondgenooten eenen tijd voorfchrijven, binnen wel B 5 kei Staats» Regiering. 1 I  304. GESCHIEDENIS Sta/.tj- r1wg. De Wapenlchorsfiag in Jen Haa ge verWorpen. Ormonb zondert zich at van de Bondgenooten. ken zij zich zouden hebben te onderwerpen, aan de voorwaarden, die de Koning van Frankrijk met de Koningin van Groot- Brittanje rederijk zou vinden (*). Lodewijk de XIV, niet twijfelende aan de opregtheid van Koningin Anna , en dat haar Staatsdienaars het gegeevene woord zouden gefïand doen, gaf last om de Engelfchen in Duinkerken te ontvangen. In den Haage was men, naa deezen ftap der Engelfchen , ook ernstig bedagt geweest op het fluk der Wapenfchorsling. De Afgevaardigden in L". trecht en Holland drongen 'er het flerkst op ; doch de meerderheid der Hemmen verwierp dezelve (f). De Graaf van Sinzendorf, 's Keizers Afgezant ,' deedt de fterkfte aanzoeken en de grootlte beloften van wege zijn Meester, om den uitllag van deezen Veldtocht aftewagten. De bemagtiging van Quesnoi fchoon geene der gewigtigfte Plaatzen , ga?moed. Zonder der Engelfchen hulp was dit gelukt. Prins Eucenius en de Bondgenooten voedden de ftreelend. fre hoope. De Hertog van Ormond fcheidde zich met de Engelfchen af van het Leger der Bondgenooten : dan alle vreemde Troepen, behalven één Battaillon en vier Esquadrons van Holflein , en twee Esquadrons van Walef, bleeven, tot zijn (bijt , bij 't veréénigd Le- CJ Rapp. van V gek. Comnt. II. D. Bijl. N. XXVII XXVIII. p. 109. (t; Waoenaa» VaderU Hiji. XVII. D. bi. 481.  ber NEDERLANDEN. 305 Leger. Ten zelfden tijde kreeg de Generaal Hill last van zijn Hof. om zich met eenige Regimenten intefcheepen na Duinkerken. Okmond deedt de Wapenfchorsfing aankondigen, en maakte, de Staatfche Bevelhebbers van Bouchain, Douai, Doornik, Oudenaarde en Rijsfel geweigerd hebbende zijne Troepen inteneemen, zich meester van 't Kasteel van Gent en de Stad Brugge , waar hij zijn Volk verdeelde. Op den eigen dag, dat de Engelfchen vertrokken, liet Eugenius Landrechies belegeren door den Prins van Anhalt. Een beleg , aan veele moeilijkheden onderhevig, uit hoofde van den grooten aüland der Magazijnen te Marchienne , negen mijlen van de Legerplaats der Bondgenooten. De Veldheer, voorziende , dat zijn Leger hier door in lijden zou kunnen geraaken , Belde voor, alle de mond- en krijgsbehoeften na Quesnoi, maar drie mijlen van de Legerplaats gelegen, overtévoeren. Dan de Staaten , het zij om onkosten te fpaaren , het zij om dat ze de Franfchén niet in Raat oordeelden , iets te onderneeinen , bewilligden niet in deeze verplaatzïng. Prins Eugenius verkeerde niet in die zelfde dwaaling; maar dagt misfehien, dat de Maarfchalk de Villars niets groots zou beftaan, uit vreeze , dat de Bondgenooten, eenig voordeel behaalende, te bezwaarlijker tot den Vrede zouden neigenj dan hij liet, als een bekwaam Veldheer, niet na, alle noodige voorzorgen te draagen. De Legerplaats werd op de beste wijze verfterkt, en aan de bewaaring van den Generaal Fa- Sta atsRegie- MNG. Landrechiesdoor Eu« gemos belegerd, en de fchikking zijns Legers.  GESCHIEDENIS Staats RING. Nederlaag der Bondgenootenbij Dctiain. ■ Fagel toevertrouwd. Te Marchienne bleef cenig Volk: de Graaf van Albemarle geboodt over de' manfchap in Denain , aan de Scheld* ; een derde hoop hadt post gevat tusfehen Denain en 77*», aan de Efcaillon]: en hij zelve onthieldt zich met het overige des Legers bij dit Riviertje , gereed om zich te vervoegen naar dien kant, waar zich ook de Franfchen mogten vertoonen. Om gemeenfehap te houden tusfehen Marchienne en Denain , was 'er eene L.nie gemaakt, en deeze fterk met manfchap bezet. Het ontbrak Eugenius aan geen Volk ; doch hij hadt MArlboroogh niet meer tot zijnen Medeveldheer. Aan alle de Legerhoofden dier afdeelinge gaf hij last, met alle zorgvuldigheid te letten op de beweegingen der Franfchén; doch zij kweeten zich hier in liegt, of werden verrasedoor den krijgskundigen Villars, die zijn voordeel deedt met alle , zelfs de minste, misfiagen zijner tegenpartije. Het belegerd Landrechies ligt aan de Samhre , drie mijlen van Ouesnoi, en zes van Falenchiennes ; de Heer du Bakail verdeedigde die Stad met eeae goede Bezetting. De Maarfchalk de Villaks , te zwak om Prins Eugenius flag te leveren, hieldt het oog gevestigd op de Liniën bij Denain ; wel verzekerd , dat, indien hij door dezeken kon heen dringen , en'den voorraad te Marchienne in handen krijgen, deBondgenooren van krijgs- en mondbehoeften beroofd het beleg zouden moeten opbreeken. Hij kende ten'vollen de waakzaamheid van Eugenius , en wist, hoe vee]  ca NEDERLANDEN. veel 'er vereischt wierd, om dien Veldheer te verrasfen. De Maarfchalk de Montesquiou was de eenige , aan wien hij zijn geheim oogmerk vertrouwde, en die hem in de onderneeming wonderen dienst deedt. Vil laks liet, aan den kant van Kamerijk, Bruggen over de Schelde flaan, en trok die Rivier met zijn Leger over. De volgende dagen werden hefteed in het verbreeden en flegten van den weg tot aan de Sambre ; en hij ging op marsch, om de Selle bij den oorfprong overtegaan. Hij fchaarde zijn Leger in flagörde bijkans onder 't oog van Prins Eugenius , die , de beweegingen des Maarfchalks ziende, geloofde, dat hij ten oogmerk hadt , de Legerplaats voor Landrechies aantetasten, om deeze Stad te hulp te komen, 's Anderendaags berigtten de Booden den Prins , dat een groot aantal Troepen, onder den Heer Coigni , naa de Sambre overgetrokken te zijn , met fterke fchreeden in aantocht was van den kant van Cartigni , tegen over de Legerplaats der Belegeraaren. Dit verfterkte het opgevatte denkbeeld, dat de Franfchén een aanflag daar op ir 't oog hadden. Om den {linkervleugel te vei Herken. verzwakte hij den regter, die zich langs de Scheldt uitftrekte. Villars , ten vollen onderligt van dee ze fchikking, en weetende, dat de Prins verfpiederi ïn zijn eigen Leger hadt, liet order geeven , dat. wanneer men op den drieëutwintigften van Hooi maand den aftocht doeg , dit ten teken zou die nen, om tegen 's Vijands regtervleugel optetrekken, Eu StaatsRege- r1kg. j  joj Geschiedenis STAATS- Regee- RlflG. Eugenius deedt nog meer Volks van de regtervletl» gel naderen, 't geen de Franfche Veldheer gelegenheid verfchafte, om zijn wezenlijk oogmerk met minder zwaarigheid te volvoeren. Den zeilden dag, 's avonds ten vijf uuren, beval de Maarfchalk den Graaf de Broglio met eene bende Ruiters na de Selle te gaan, en alle de overtochten van de Rivier met de uiterfte nauwkeurigheid te bewaaken. Ook droeg hij de wijze voorzorg , om lïusfaaren te zenden , die het Land aan de zijde van Kamerijk en Bouchain doorkruisten , ten einde de Bondgenooten geene kundfchap altoos mogten bekomen van de beweegingen, welken hij voorhadt te maaken. Eenige dagen te vooren hadt bij bevolen, al de bagadie te Saint Quintin en daaromftreeks te brengen. Op denzelfden tijd, als de Graaf de Broglio op marsch ging, moest de Markgraaf de Vieux Pont , aan 't hoofd van eene groote menigte Voetknegten en Ruiters , gevolgd van Gefchut en Pontons , te Neuville , aan de Schelde , tusfehen Bouchain en Denain Bruggen Haan. De Graaf de Albergotti, met meerder Ruiters, doch minder Voetknegten , volgde den Markgraaf op de hielen. De Maarfchalk zelve toog op weg met de rest des Legers, die hij zeer fchielijk liet aanrukken, naa den Heer de Coigni bevolen te hebben, na den kant van Guife te wijken , om de Grenzen te dekken. Het gelukkig flaagen deezer onderneeming hing inzonderheid af van niet ontdekt te worden: ten dien einde zwierven 'er aan alle kanten kleine partijen , zo dat  der NEDERLANDEN. 309 dat de Bondgenooten geene kennis altoos konden krijgen van 't geen 'er omging. Alle zijne bevelen werden zo flegt nagekomen, dat een gedeelte der Franfchén reeds over de Schelde was , eer men eenige tijding hadt van zijnen optocht, noch inde Legerplaats van Prins Eugenius , noch te Bouchain , noch te Denain, fchoon Neuville , waar zij de Schelde overgingen, flegts omtrent eene mijl van die posten afligt. Prins Eugenius hadt den Graaf van Albemarle, den Bevelhebber van Bouchain , en andere Hooge Bevelhebbers gelast, zorgvuldig op hunne hoede te weezen tegen alles, wat de Franfchén zouden kunnen onderneemen; als mede eene Brug te Haan over de Schelde , bij Denain, waar die Rivier nauw is: deeze voorzorg diende om de gemeenfchap tusfehen de Troepen aan wederzijden van de Schelde te bevorderen; dan dit nuttig werk was , onder verfchei. de voorwendzelen , vertraagd , en voor geen gering gedeelte oorzaak van het groot verlies der Bondgenooten. Die te Bouchain en Denain het bevel voerden , hadden bevel om in eene geduurige verftandhouding te keven, en de Landlieden te verpligten, hun berigt te laaten toekomen van alle de beweegingen , welken zij mogten ontdekken, en bovenal wanneer zij Franfchén zagen aankomen : dan deeze gewigtige bevelen werden flegrs in 't eerst eenige dagen opgevolgd. Zo ras zij zagen , dat de Maarfchalk de Villars zich van de Schelde verwijderde , verzuimden zij Ruiters op kundfehap tusfehen die twee pos- !taatsRkgee- rum.  Sio GESCHIEDENIS Jtaatj- Regee- &i1ng. posten aftezenden, zo dat de Franfchén op klaarea dag daar hunne Bruggen vervaardigden , zonder dat de Bevelhebbers dier Steden 'er eenige lugtvan kreegen. Men wil, dat de Graaf van Albemarle van het neemen dier hoogstnoodige voorzorge is afgetrokken door den raad eeniger Officieren, die hem diets maakten , dat het nutloos afmatten was der Ruiterije, die men fpaaren moest tot gelegenheden, waar in zij meer dienst konden doeii. De Markgraaf de Vieux Pont , die zes mijlen wegs moest afleggen met het Gefchut en de Pontons, kon niet voor den dag te Neuville weezen ; doch, de Bondgenooten geen vermoeden van zijn' optocht hebbende, hadt hij tijd om drie Bruggen te leggen , zonder dat men 'er iets in *t minste van wist. Zo ras zij gereed waren, trok de Graaf de Broglio de Schelde over. Gemaklijk zou het hun gevallen hebben, hem den oveitocht te betwisten, ter oorzaake van een groot Moeras teg-n over de Bruggen, waar de Ruiters niet dan vier aan vier konden voorbijgaan : het geluk ónderfteunde het goed beleid des Maarfchalks; de Graaf hadt allen noodigen tijd,om zijne Troepen in flagörde te fchaaren, en na de Liniën der Bondgenooten te rukken, die bij Lourchess een vierde mijl van Denain, een aanvang namen. Bijkans zonder tegenfland te ontmoeten, kwam hij 'er binnen ; een geleide van vijfhonderd Voetknegten en Ruiters omzette hij, die allen gedood of gevangen genomen werden in 't gezigt van de Legerplaats te Denain, waar men niet durfde uittrekken, 0$  der NEDERLANDEN. 511' om ze te onderfteunen. De Villars hadt geen 00genblik baten verloeren gaan, om 'de rest des Legers den weg te doen voJgen , hun door den Markgraaf en den Graaf afgebaakend. Op denzelfden tijd begaf de Ridder van Luxemburg (naderhand Prins de Tingri) zich op marsch na Falenchiennes, orh, van zijnen kant, de Linie , van Denain na Marehiennes loopende, aantetasten. 't Was den vierentwintigften van Hooimaand , 's rnörgens ten acht uuren, dat de Graaf van Albemarle door den Generaal - Majoor Botbmar berigt kreeg, dat 'er Troepen gezien werden bij Avesns le Sec$. Hij deedt 'er terftond Prins Eugenius van verwittigen: deeze hadt een uur vroeger den optocht Van de Villars reeds vernomen, en was op 't eigen oogenblik met alle zijne Bevelhebbers te paard gefteegen , om na Denain te gaan , bevel gegeeven hebbende, dat eene fterke bende Voetknegten hem zou volgen. De Graaf van Albemarle deedt zesmaal fchieten , om de Bezetting van Bouchain te waarfchuwen , en de Paarden , die in de Weiden Waren, optehaalen. Hij zondt den Graaf de Croisi , oin wederftand té bieden aan het Krijgsvolk, uit Falenchiennes getoogen, en verliet zelve deverfchansfingen, om den Franfchén den overtocht bij Neuville te betwisten. Dan het was te laat. Genoeg Ruiters, om hem te wederétaan, waren 'er reeds in de vlakte, de overige kwamen en fchikten zich allengskens in flagörde : dit hadt hij in 't eerst niet feunnen ontdekken, ter oorzaake van eene hoogte, {X. Deel. 2. St, C pfc Staats- Rt.geeRINGé  Si* GESCHIEDENIS StaatsRegee- &MG. tusfehen Denain en de plaats, waar de Troepen van de Villars overtrokken. Albemarle veranderde hier op van plan, en zogt alleen zijne verfehan;-fingen te dekken , die hij voorzag, dat door de Franfchén welhaast zouden worden aangevallen : hij liet 'er zijne geheele Ruicerij binnentrekken , die , hadt hij langer verwijld, waarfchijnlijk zou gellaagen geweest zijn. Broglio tradt binnen de Liniën , in 't gezigt van den Graaf , en hadt ze reeds in, toen Eugenius, ten tien uuren , te Denain kwam. Hij bezigtigde alle de verfchansfingen, door de Villars van alle kanten omringd. Hij oordeelde , dat de Ruiterij geen dienst kon doen ; en gaf bevel, deeze met de grove bagadie over.de Schelde te rug te brengen. Om de vetfchansfingen te Denain te beter te bezetten, liet hij het Volk uit de Liniën , tusfehen deezen post en dien van Thuin, derwaards komen. De Prins dagt, dat, dus in de verdeediging der verfchansfingen te Denain voorzien zijnde , de Graaf van Albemarle in Raat zou weezen, om ze te verweeren tot de aankomst der Voetknegten uit zijn Leger, die bevel hadden hem te volgen: om hunnen marsch te verhaasten , reedt hij hen te gemoet,hoopende ze tijdig genoeg te zullen aanvoeren , om de verfchansfingen te verdeedigen tegen den Maarfchalk de Villars, die van zijnen kant alle fpoed ten aanval maakte. Ten één uur naa den middag was alles daar toe gereed, de welgefchaarde benden trokken aan zonder één fchoot te doen, tot zij een halve fnaphsan- fCBQft  bEU. NEDERLANDEN. 313 fchoot van Denain waren. Het vuur door Albemarle uit gefchut en klein geweer gemaakt, kon de Franfchén niet doen deinzen ; zij zetten, fchoon het hunne gelederen dunde , hun marsch onverfchrokken voort, en drongen in de verfchansfingen; de Graaf van Dohna ontving ze met een verfchriklijk vuur op de post, hem aanbetrouwd; elders was de tegenftand zo heftig niet. Met beklimmen der werken en het vullen der gragten, was elk in de weer, en welhaast drongen de Franfchén met de bajonet op de fnaphaan allerwegen door; de flachting was ijslijk; een gedeelte der vlugtende zogt lijf berging over de brug, die, niet in Baat, zulk een zwaaren last te draagen, bezweek ; anderen dien weg opflaande , vonden geen wijk en wierpen zich in 't water, om 't vuur en Baal der vervolgeren te ontgaan. De Franfchén reeds door de geheele Legerplaats verfpreid, fneeden de gemeenfchap af met de flinker vleugel der Bondgenooten. De Graaf van Albemarle poogde te vergeefsch de verftrooide benden te verzamelen, om zich bij de Abtdij van Denain te verdeedigen; niemand luisterde, hij werd bijkans alleen gelaaten , door de Franfchén omringd en gevangen genomen. Prins Eugenius, door het breeken der brugge, aan de andere zijde der Riviere, opgehouden , klom op eene hoogte , van welke hij met het grootfte hartzeer de vlugt en llachting aanfchouwde van zijne troepen , zonder dezelve de minde hulp te kunnen toebrengen. Behalven de verdronkenen was het geC a tal Staat*. Regïb- RING.  3*4 Geschiedenis SfAATS- RegseRing. Da zaak der Franfchénhier dooi herlteld. i \ 1 \ ï n ti tal der gedooden en gevangenen groot; onder dëe. zen vonden zicli veele Mannen van geboorte. De Franfchén, die in vergelijking weinig Manfchap' verboren hadden , vonden in dë Legerplaats veel buits en krijgsvoorraad. Grooten roem verwierf de Villars door het weigelukken van eenen zo wel beraamden en nog beter volvoerden aanflag. De Maarfchalk de Montesquiou en alle de Bevelhebbers, die hunnen Opperveldheer met zo veel beleids als kloekmoedigheids onderlifcundcn, deelden met hem in de verworvé eere: de dapperheid der Soldaaten verwierf den helklinkendften lof: Deeze ééne flag, welke flegts eenige uuren duurde, herftelde, door de gevolgen, de» veelvuldige fchandvolle nederlagen, welke de Franfchén geleden hadden in het bijkans tienjaarig beloop deezes Oorlogs; zij werden alle vergeeten Ten zelfden tijde, dat de Villars eenen boode afvaardigde, om dit aangenaam nieuws Lodewijk den XIV, bekend te maaken, liet hij zijne behaalde overwinning Dok weeten aan den Hertog van Ormond , den Graaf van Stafford en de andere Gevolmagtigden op len Vrede-handel te Utrecht. Parijs en geheel Frankri;k was met eene onbefchi ijflijke vreugde vermld, en het lijdt geen twijfel, of de tijding van de lederlaag der Bondgenooten baarde blijdfchap, zo /e! aan het Engelfche als het Franfche Hof: de redend-reevers v;;n den Vrede zouden nu eerlang geDodzaakt zijn, zich naar den zin dier beide Hoven : fchikken.  der NEDERLANDEN. 315 Naa de behaalde overwinning deedt de Villars terftond bruggen flaan oveijie Senfet, om de gemeenfchap tusfehen Atrecht en Kamerijk te dekken, en legerde zich ornftreeks Valenchijn. De Graaf d'Alïergotti dwong St. Amand tot de overgaave ; de Graaf de Broglio vermeesterde de Abtdij d'Anchin, de Hainau, de Ouatre Clochers en Mortagne. Deeze vermeesteringen , fchoon van weinig belangs, ontzetten de Bondgenooten van de manfchap in die Plaatzen, en den Krijgsvoorraad. Van meer betekenis was Marchiennes, en ook zo ligt niet te verkrijgen : deeze plaats lag in een moeras, kon alleen langs twee wegen genaderd word;n en was wel verfterkr. De Brigadier Berkhoffer lag 'er met drie (luizend man in bezetting. Ter overgaave opgeëischt, antwoordde hij als een braaf Bevelhebber voegt. De Graaf de Broglio floeg 'er het beleg voor, en de Maaifchalk de Montesquiou zich derwaards begeeven hebbende, liet den Bevelhebber aanzeggen, dat, indien hij den Krijgsvoorraad bedierf, 'er geen genade voor hem of de Bezetting zou weezen. Toen te^Franfchen zich ten ftorm bereidden, liet Berkhoffer den aftocht flaan, en moest zich met de Be. zetting Krijgsgevangen geeven. Krijgs- en Mondbehoeften van allerlei aart in zo grooten overvloed, dat men 'er meer dan twee beleegeringen mede zou hebben kunnen doen, vielen hier den Franfchén in handen. Het Leger van Prins Eugenius hadt naa het bemagtigen der Magazijnen te Denain en Marckienc 3 fjes3 Staat*- Regee- r!ng. Verdere vermeesteringender Frans fcheti.  3*5 GESCHIEDENIS StaatsRkgke- Rir^g. Eugeniusbreskt her belt?? vin J.a:idrechipsop. ] \ a v n ir di di Cf d< VS vc ke nes, gebrek san alles, hij moest het beleg van Landrechies opbreeken. Het grof gefchut voerde hij na Qttesnot,VSï\ oogmerk om zich met het Leger na den Qentfchen kant te wenden, uit vreeze, dat de Engitfche», onderden Herrog van Ormond, door de Franfchén overgehaald, de wapenen tegen de Bondgenooten mogten keeren. Men wil dat de Torcy, naa de overwinning At:Franfchén bij Denain, Lord Bblincbrokb gefchreeven hebbe, dat de Koning zich verzekerd hieldt, dat het voordeel, door zijne Troepen behaald, der Koninginne tot vermaak zou [trekken: dewijl dat een middel zou zijn, om de liarduekkigheid der Vijanden van den Vrede te boren te komen dat hij hoopte, dat de Koningin mn eindelijk tot rede zou brengen, en de laatfte anbiedingen van den Koning, om dat groote werk ijn beilag te geeven, zou doen aanneemen. Zij, oegde hij 'er nevens, is in Baat, om dat te doen, Is ze flegts zich wil bedienen van Gent en Brugge, raar van haare Troepen in bezitting zijn, en vooraamlijk van Gent; dewijl het van hun , die 'er eesiers van zijn , afhangt, alle de voorneemens :r Vijanden te doen mislukken, en den Hollanderen '■ wet te Bellen. — Ormonds bekend Character, ne zeer mogelijke kundfchap van deeze ftreeken s Franfchén Hofs, en de onzekerheid, hoe dezel- in Engeland zouden werken, met billijke vrees or het ergfte, bewoogen hem tot de verftandiglte is in zijne omstandigheden. De Maarfchalk de villars befloot naa het flegten der  der. NEDERLANDEN. 3»? der verfchansfingen te Denain, St. Amand en Marchiennes, het beleg van Douai te onderneemen. Veelen zijner voornaamite Bevelhebberen oordeelden dit beftaan hachlijk, uit hoofde van de nabijheid des Legers van Prins Eugenius ; die cnverwagt éénsflügs op de Franfchén kon aanvallen, en zich wreeken over het geleden verlies bij Denain. Die Veldheer was 'er genoeg toe geneegen, en 't is waarfchijnlijk, dat hij, niet verpligt geweest zijnde, zich te gedraagen naar 't gevoelen der Afgevaardigden te Velde, die fchande zou afgewischt, of de zaaken der Bondgenooten in Vlaanderen geheel bedorven hebben. Zij wederftreefden het waagen van zulk een hachlijken karis; en zagen uit de overwinning bijkans zo veel nadeels als uit de nederlaage te gemoe' ; zich verzekerd houdende, dat de Engelfchen, als zij de zege bevogten, zich openlijk voor Frankrijk zouden verklaaren , om hen tot den Vrede te noodhaken. Ondertusfchen keurden zij het niet af, dat Eugenius , als het beleg van Douai aangevangen was, het zou beproeven om de verfchansfingen van de Villars te vermeesteren en verfterking in die Stad te brengen. Deeze raad der Afgevaardigden te Velde was zeer gepast en zij koozen de beste partij voor de belangen der Bondgenooten. Prins Eugenius het beleg van Landrechies opgebrooken hebbende, Boeg, om te beter zijn oogmerk te bereiken, den weg na Bergen op« trok de Schelde bij Doornik over, en legerde zich te Seclin en Ferin. De Generaal Hohpesch, der Staaten Bevelhebber C 4 te Staats* Regee- r1ng. Beleg v«n Douai, en het Fuvt de Scarpe.  0TAATS- ) ] 1 i ti V fc Si tv da ee 3*S GESCHIEDENIS teJDoMi, voorzag, dat het beleg dier Stad op de nederlaage b\jDenain zou volgen, en deedt, zonder eentg tijdverzuim, de Troepen in de nabuurfcbap ter Stad intrekken, om de bezetting te veifterken; die, niettegenftaande deeze voorzorgen, gering was voor eene 6,ad van die uirgeftrekiheidj dan, deeze Bevelhebber deedt alle, wat de onhandigheden gehengden. Toen de Bondgenooten Deuai vermees. terden, was deeze Stad reeds een der fterkflen in Vlaanderen, en zij hadden de Vestingwerken nog zeer verbeterd, in de verwagting, dat dezelve hun ui eigendom zou blijven. De Graaven d'Albergotti en de Broglio berenden deeze welverfterkte Veste op den laatften van Hooimaand; men haastte zich niet met de nadernisen te openen, bedoelde voornaamlijk, goede verchansfingen te maaken, en de posten zodanig uit te setten, dat nien gedekt was tegen allen aanflag De Maarfchalk de Villars koos Henin Jjetard, in de 'lakte van Lens, tot zijne Legerplaats om de beieenng te dekken. Terwijl de Villars dus alle voorzorgen droeg «en de onderneemingen van Eugenius, nam hij a zijnen kant, de beste maatregels om de FraZ hen aan te tasten, en verfterking in de belegerde ad te brengen. Hij toog op weg, en kwam den 'aalfden van Oogstmaand teRibaucourt, niet meer n ééne mijl gelegen van Port h Rache, waar, als W plaats, meest blootgeiteld voor zulk een toeleg, Graaf d Albergotti post gevat ha dt. uit Rijs ê  bek NEDERLANDEN. 319 fel en Bergen hadt Eugenius zwaar gefchut medegenomen , om deeze verfchansfingen te befchieten, en het ontbrak aan geen voorraad tot het vullen der gragten, die de verfchansfingen omringden en zeer vol waters Bonden. Het middelpunt zijner Legerplaatze, die drie mijlen beiloeg, was te Ribaucourt. Verfcheide reizen ging hij de verfchansfingen der Franfchén opneemen, en merkte de plaatzen uit, waar hij zijne batterijen wille oprigten; doch dit groot oogmerk bleef onvolvoerd, 't zij de Veldheer zelve de onnitvoerlijkheid zag, 't zij de Afgevaardigden te Velde 'er zich tegen aankantten, om dezelfde reden, als hun bewoogen hadden het leveren van eenen Veldllag te ontraaden. Wat hier van zijn moge, hij toog, veertien dagen daar gelegen hebbende, te rugge. Ondanks de nabijheid van Prins Eugenius met zijn Leger hadden de Franfchén de loopgraaven tusfehen den veertienden en vijftienden van Oogstmaand van Douai en het Fort de Scarpe geopend. De Generaal Hompesch hadt alles in den besten Raat vaii tegenweer gebragt. Hij maakte van den beginne af een fchriklijk vuur, 't welk (taande de belegering aanhieldt: onderwaterzettingen verhinderden aan de eene zijde de Belegeraaren ettelijke dagen. Gering was de voorraad van Lijftocht voor de Belegerden, deeze, met de gewoone verkwikkingen, werd eiken dag uitgedeeld. — De Belegeraars zetten teffens hunne Krijgsverrigtingen voort tegen het Fort de Scarpe, ea op den C g drie staats" RtGEEr1ng.  3io GESCHIEDENIS StaatsRegee- drie en twintigfren was de gemeenfcbap tusfehen dat Fort en de Stad geheel afgebrooken. Men fchoot 'er bres, en de daar gebiedende Officier, zijn Krijgsvolk aan geen onvermijdelijk verderf willende blootRellen, als h'j het ftormloopen aavagtte, lloeg dien zelfden dag den aftocht, en gaf zich met de zijnen krijgsgevangen. Zo ras de Franfchén het Fort in hadden, opende zij de Huizen, die het water rondsom de Stad ophielden, 't geen de vermeestering zeer veel deedt fpoeden. Op den avond dat het Fort de Scarpe overging, verliet Eugenius zijne Legerplaats ie Ribaucourt en begaf zich na Sec/in. De Villars het nu veel rustiger hebbende, liet zijn oog bijzonder over het beleg gaan: nieuwe kanaalen graaven tot het afleiden des wa'ers, en meer gefchuts en mortieren op de batterijen brengen. — Niettegenflaande de onvermoeide wakker- en werkzaamheid der Franfchén, kreegen zij den eerften bedekten weg, naar't verlies van veele Officieren en Soldaaten , niet in dan 's nagts tusfehen den acht en negen en twintigflen. Vervolgens wierp men twee bruggen over de gragt, om den tweeden bedekten weg te krijgen; doch de Belegeraars verbrandden de eene, en vernielden de andere door 't geweld des waters, 't geen zij lieten inftroomen. Den een en dertigflen vernam de Villars, dat Prins Eugenius eenige beweeging maakte, waarop hij na Lewarde trok, om tegen alle verrasfing op zijne hoede te weezen. Vervolgens verneemende, dat  aai NEDERLANDEN. 32Ï dat de Bondgenooten het naa Doornik wendden, zondt 'hij den Graaf na Croisi van den kant van Denain; de rest des Legers, behalven 't gedeelte, 't welk de belegering voortzette, volgde de vooruitgezondene Voetknegten en Ruiterbenden, om zich te Hameaw nederteflaan , indien de Prins na Bergen voort trok. Den zevenden van Herfstmaand kwam de Maarfchalk weder in het Leger voor Douai, liet verfcheide Werken en den tweeden bedekten weg aantasten. Drie bruggen zonken met de aanvallende manfchap; doch deeze bleef tot de armen in 't water vegten; men herRelde de bruggen en kreeg den bedekten weg in. 'sAnderen daags verflondt de Maarfchalk de Vjllars , dat Prins E ugenius, bij Doornik, de Schelde overtrok, hij begaf zich terftond na Valenchijn om ook zijn Leger die Rivier te doen overtrekken. Op dien eigen dag deedt de Graaf d'Albergotti een Halvemaan aantasten , welke hij in kreeg; alles was nu gereed om ftorm te loopen. De Generaal Hompesch verzogt om te daadigen. Hij wilde eerlijke voorwaarden bedingen, door hem zeker wel verdiend. Maar de Villars in de Legerplaats te rug gekomen, weigerde, door de inboezeming van d'Albergotti, andere voorwaarden toeteilaan dan de Franfchén te Qye$noi verworven hadden: hij liet den Generaal Hompesch aanzeggen, dat Prins Eugenius een voorbeeld gegeeven hadt en het hem fmertte, dat het regt van wedervergelding een Officier van zijne verdienden trof. De Bezetting werd krijgsgevangen verklaard, Men Raat met regt verwonderd, waarom de Maarfchalk StaatsRegeerung.  5*2 GESCHIEDENIS StaatsRegeering. 1 fchalk de Villars, om het Verdrag teQuesnoi met de Franfchén aangegaan, zich gerechtigd rekende, om zulk een uitmuntend Generaal als Hompesch zo hard te behandelen; dewijl Prins Eugenius, bij vee. le gelegenheden, voorheen Franfche Bevelhebbers, van geen meer verdienften dan de Verdeediger van Douai , mot zeer veel onderfcheidings bejegend hadt? — De waare oorzaak zal men waarfchijnlijk moeten zoeken in eene verbittering tegen Eugenius opgevat. De bedrijven moeten in derzelver zsmenhang befchouwd worden. De vermeestering van Quesnoi maakte de Bondgenooten trots. Zij baande den weg tot het beleg van Landrechies. De Bondgenooten betoonden zich te vuuriger in die belegering; dewijl deeze Stad vermeesterd zijnde,:het pad na 't hart van Frankrijk geopend was, en zij 'er op gefteld waren om te toonen, dat zij, om krijgsvoorfpoed en oorlogseere te behaalen, de hulp der Engelfchen niet behoefden. Zij zagen in hunne verbeelding zich reeds voor de poorten van Parijs. Bij den aanvang des Veldtocbts hadden zij tot voor de poorten van Rheims geftroopt. De Hoofdftad was in de grootfte ontfteltenisfe en verwarring , men vreesde, dat het verlangen van Eugenius zou volbragt worden, om met de toorts in de hand tot Verfailies Voort te rukken. Een inval van den Majoor Generaal Grovestins, aan 't hoofd van vijftienhonlerd uitgeleezen Ruiters in Champagne, verwoestte iet platte Land en de Dorpen op de deerlijkfte wijze. Vlen nam in overweging of de Koning zich van de Hoofd,  der NEDERLANDEN'. 323 ftand niet zou verwijderen. En 'er wordt verhaald, dat Lodewijk de XIV, ten dien tijde, al zijn moed en grootheid van zich zamen roepende , den voorilag deedt om den geheelen Adel zijns Rijks te verzamelen, zich aan 't hoofd zijns Legers te ftellen, te overwinnen of onder de puinhoopen zijner Monarchie begraaven te worden (*). Men geloofde, dat het lot van Frankrijk van dat van Landrechies afhing, eene zwakke, weinig verfterkte Stad, die het niet lang kon uithouden. Niet alleen ontzetten zij, gelijk wij gezien hebben, die Stad , maar deeden op hunne beurt, de Ferèènigde Gewesten beeven; In Oogstmaand drong eene Franfche Partij in het Eiland Thoolen, bemagtigde de Stad en vorderde dezelve eene zwaare Brandfchatting af. Het Volk door Eugenius gezonden, om deezen den hertocht af te fnijden, kwam te laat; zij keerden weder met rijken buit beladen, één Man flegts op dien tocht verlooren hebbende. Geduurende het beleg van Douai maakte de Maar- , fchalk de Villars toebereidzels om Ouesnoi te herneemen. Prins Eugenius hadt zich derwaards willen vervoegen, om die Stad, waar heen hij het grof gefchut hadt laaten voeren, na het opbreeken des belegs van Landrechies, te befchermen; doch hij kon dit oogmerk niet in tijds volvoeren; vermids de Overfte der Hanoverfche Knegten, en eenige andere JHoogbevelhebbers, weigerden, met hem dien post te dek. (*) de Torcy, torn. III. p. 346. 376. Staats* Rfgee- rins. Inval der Franfchén op het Eiland Thoolen» Ouesnoi >elegerd ;n hervonnen.  %*4 GESCHIEDENIS Staatsregering. dekken. Vier dagen Ieedt het, eer hij hun overtuig, de van de nutheid deezes optochts ; dan, in dien tusfchemijd hadt de Villars zich op eene plaats verirerkt, die denzelve onvolvoerbaar maakte. Toen Eugenius op weg uoeg na Quesnol, zag hij de géheele Franfche Legermagt zodanig gelegerd, dat het onmogelijk was, dezelve met voordeel aantetasten; hij hieldt daarom halte en zich bijkans den geheelen tijd des belegs van Quesnoi Ril. De Heeren de St. Fremont, de Coigni en de Croisi berenden die Stad op den achttien van Herfstmaand, en zetten het beleg voort, gedekt door 't Leger van de Vilxars. Den Generaal Yvoi (*_) was de verdeediging deezer Stad toevertrouwd; doeh, fchoon ruim van Gefchut en Yzer voorzien , ontbrak het hem aan kruit en geld. De verdeediging was moedig, de aanval heftig; en op den vierden van Wijnmaand alles gereed tot eenen algemeenen ftörm. Om eene volürekte vernieling te ontgaan, verzogt hij eene eerlijke daadiging. De Hertog de Villars antwoordde, dat hij hem één uur toeftondt om de Stad over te geeven , en naa dien tijd van geene voorwaarden zou willen hooren. Hij gaf zich met de Bezetting krijgsgevangen. De Franfchén vonden hier zeer veel kanonnen , Mortieren , Kogels, Bomben en Granaaten. — Prins Eugenius, om den fpijt te ontgaan van, oin zoo te fpreeken, ooggetuigen te wee- zent (*) Zie eene Aantekening ten opzigte van dien Bevefe hebber. VII. ]>. bl. 436.  S28. NEDERLANDEN. 325 een der bemagtiging van Quesnoi, was in 't laatst van Herfstmaand van Legerplaats veranderd. Dikmaals wilde hij de Franfchén aantasten , zich verzekerd houdende, dat zij door vermoeijenis en ziekte uitgeput, wel te bevegten waren. Verfcheide Legerhoofden Ronden met hem in 't zelfde begrip ; doch de Gemagtigden der Staaten te Velde wilden tot geenen aanval verdaan, en alleen verdeedigend oorlogen. Men verwagtte, dat de Maarfchalk de Villars, naa de bemagtiging van Quesnoi, de Winterlegering zou betrekken: dan, men bedroog zich hier in, hij befloot tot het beleg van Bouchain, en Relde daaE over den Markgraaf d'Alegre. — De Bevelhebber der Stad, de Graaf van GROVESTEiN,hadt weinig manfchap, doch overvloed van leevensmiddelen en krijgsvoorraad. Hij verweerde zich met de kleine Bezetting dapper; doch moest, even als Yvoi, zich met de zijnen krijgsgevangen geeven. Thans deedt de Villars zijn Troepen in de Winterlegering gaan. De tegenflagen der Bondgenooten in deezen Veldtocht, bragten niet weinig toe om de zwaarigheden, die zich tegen het fluiten van den Vrede opdeeden, te vereffenen. Het gering voordeel door den Partij, ganger de Rue behaald, met het Fort de Knokke, bij verrasfing, in, en de kleine Bezetting gevangen te neemen, gaf weinig trocsts in zo veel tegenfpoeds. In andere oorden leeverde de Krijg, voornaamlljk in de Nederlanden overgebragt,weinig op,dat aantekening verdient. De Hertog van Savoije, naa de, ver- Staat»» R EG liïRING» Bouchain bemag- ugd.  326* GESCHIEDENIS* StaatsRegee- ÈING. verheffing van Carel op den Keizerlijken Throori 4 de belangen van Europa uit een ander oogpur t befchouwende, lag zich meer op onderhandelen dan vegten toe. In Spanje en Italië en aan den Rhijn. kant vielen weinig meer dan eenige Schurgevegten, voor. Portugal zwaangheid maakende om At Spaanfche en de Keizerlijke Kroon op één hóófd te zien , was de eerfte, die in de maatregelen van Groot-Brittanje tradt om de Wapenfchorsfing aan te neemen. De Franfchén deeden dit jaar, even als in de voorgaande, hun voordeel met de zonderlinge denk - eti handelwijze der Zeemogenheden om al hun oorlogskragt te Land te oefenen. De Heer Jaques de Cassart ftak met een Vloot van Toulon in Zee, overweldigde en plunderde het Kafteel St. Jago op een der Caho-Verdifche Eilanden; Suriname, Berhicè en Curacao, voor beleg en verovering bedugt, kogten voor zwaare brandfchattingen de vijandelijkheden af. Bij deeze nadeelen voor de Veréénigde Gewesten kwam nog dat de Zweeden, van tijd tot tijd, eenemeenigte Koopvaardijfchepen aanhielden, welke zij beweerden, dat Vijanden of Contrabande goederen voerden (*). Ondertusfchen kroopen de Vredes-onderhandelingen met traagen tred voort. Frankrijk noch Engeland bonden ze aan, voor dat zij ten opzigte van hunne wederzijdfche belangen overeengekomen wa- (•) Lambertt, Tom. VIII. p. 194. Eurep. Men. 1713, bl. 75. 160. 313.  DZR. NEDERLANDEN. '327 waren. De andere Oorlogvoerende Mogenheden, geftoord over de eifchen van Frankrijk, en misnoegd over den afval van Engeland, hadden 'er geen lust in. Eindelijk kwam de plegtige afftand van Philips van zijn regt op de Kroon van Frankrijk voor zich en zijne Afftammelingen. De Hertog van Brrry, Broeder van Philips , deedt desgelijks afdand van de Spaanfche Kroon , indien de Franfche hem te beurt viel: dit zelfde beloofde de Hertog van Orleans. Op de volkomene verzekering hier van merkte de Koningin van Groot • Brittanje zichzelve aan als de Vorstin, die de Vredehandeling in haare hand hadt, en drong fterker dan ooit aan om den Vrede te fluiten. Nogthans waren de onderhandelingen tusfehen de Engelfche Staatsdienaars en het Franfche Hof niet vervorderd, zonder dat 'er nu en dan zwaarighedea en hoogloopende verfchillen ontflonden. De Staatsdienaars, die thans het roer des Rijksbewinds 'm Engeland hielden, hadden wel beflooten tot den Vrede, om het Staatsdienaarsfchap, door hen uit de Regeering geweerd , niet te volgen ; doch zij zogten tefuns gunstige voorwaarden te bedingen , om 's Volks genegenheid te verwerven. Reeds hadt men door geheel het Rijk het gerugt laaten loopen , dac. hetzelve onmeetelijke voordeeien zou trekken van de Landen, die aan 't zelve in Noord- America zouden worden afgedaan, uit den vrijen Handel op SpaanschAmerica , en verfcheide andere dukken van groot aanbelang. De Franfchén zogten die verhoopte IX. Heel. 2. St. D voor- Regee- rijsc. Traaglijk voortgaan der Vredes onderhandelingen. Afftand van de FranfcheKroon door Phi. ups.  3*8 GESCHIEDENIS Staats» R-egke» si ing. voordeelen allengskens intetrekken en te befnoeijert. Niets bewijst duidelijker het gevaar , waar in Lord Bolingbroke zich dagt te bevinden, dan de volgende verklaaringen uit zijne eigene Brieven , aan Prior , den Onderhandelaar te Parijs , gefchree- ven: „ Frankrijk zoekt eenen afzonderlijken ,, Vrede te fluiten, om vervolgens de andere Bond. „ genooten naar zijn welgevallen te behandelen, „ maar ten zelfden tijde de weezenlijkfle punten voor Groot- Brittanje te vernietigen , de gemaakte en ,, onderling bevestigde voorwaarden van kragt te „ berooven. Wij bevinden ons op den oever des s, ondergangs; doch Frankrijk zowel als wij. Zeg „ aan Monfieur de Torcy, dat hijRoBERTenHENs, drik (*) aan de Galg helpt." En nog in eenen anderen Brief: ,, Mijne groete aan Monfieur de „ Torcy. Zeg hem, dat, zo het Hof van Frank„ rijk zich niet voegt naar haare Majefleit, ik mis„ fchien een Vlugteling (Refugé) zou moeten wor„ den; maar, indien dit gebeurt, beloof ik, mij „ altoos-in Frankrijk beter te zullen gedraagen- dan „ de Franfche Vlugteihigen hier doen. Maak de „ Franfchén befchaamd over hunne vitterijen : ze- ker zij handelen als Kraamers ; of, 't geen nog „ erger is, als Procureurs (t>" De Hertog van Shrews- (*) Robert Hari.et en hij Hendriii St. John zelve. (t) BotlNÓBROBÉ Lett. on Hifiory, Vol. 11. p, 155, Mint. de Torcy, Tom. III. p. 406. Rafp.van Vgek. Comm. 1. D. bl. 85. 94. 122 ——130.  die. NEDERLANDEN. 329 -Schrewsbury vertoonde , in welk eene verlegenheid zich de Koningin en haare Staatsdienaars zou bevinden bij het openen des Parlements , indien de voorWaarden des Vredes verfchilden van die haare Majefteit aan beide de Huizen hadt medegedeeld. De Franfche Staatsdienaar ftondt op de laatfte voorliagen; doch de Engelfchen, eenen middelweg aangeweezen hebbende , gaf de Koning daar aan zijne toe» ftemming , en de zwaarigheden werden opgeruimd door den draai , welken men in het Verdrag van Koophandel gaf aan de Artijkelen, over welken men het onééns was. De Franfchén , ziende, dat de Engelfchen zich te verre met hen hadden ingelaaten, om te rug te kunnen treeden, zogten op allerhande wijzen het den 1 Staatfchen lastig en verdrietig te maaken, en wraak < te neemen van hunnen trots bij de onderhandelingen ! te Geertruidenberg. „ Wij zullenfchreef de Ab- j bé de Polionac , tweede Gevolmagtigde des Ko- < rjings van Frankrijk, „ nu de figuur aanneemen, ] jft die de Hollanders te Geertruidenberg vertoonden; „ dit is volkomen gelijk op. De Graaf van Sinzen,; dorff (Staatsdienaar des Keizers) bemerkt wel, hoe weinig hij vermag." — Een zonderling voorval vertraagde den Vredehandel; en wees ujt» hoe zeer de Franfchén op denzelven den meester fpeelden , met kleinagting der Staatfchen. Eenige Bedienden van den Graave van Rechteren waren, op de tijding der nederlaage bij Denain , befpot en fcharaper bejegend door de Bedienden vinden Fr an. D » fchet) StaatsRege». bmo, Een foorva! usfchea Ie Bekenden'an den lesrMa«GERen!en Graaf '• Rech- eren.  550 GESCHIEDENIS fchen Gevolmagtigden Menager. De Graaf, teergevoelig op het punt van eer , hadt deswegen éénen andermaal voldoening verzogt van den Heer Menager , doch dezelve niet kunnen bekomen, dewijl diens Bedienden of het voorgevallene lochenden, of anders verhaalden. De Bedienden des Graaven, naderhand in de Maliebaan wandelende , bejegenden die van den Heer Menager ruwelijk, enfloegenze in't aangezigt. Van Rechteren, wel verre van dit aftekeuren, hadt het hun met algemeene woorden veroorlofd, zeggende, dat, hij geene voldoening van den Heer Menager hebbende kunnen bekomen, zij hun gefchil onder elkander konden bejlegten. Menager liet zich , op dit zeggen van den Graaf, die, door het weigeren der voldoening, op zijn zwak getreden was, en zeker duor drift, te verre vervoeren. Geene rusfchenfpraak mogt baaten. De Franfche Gezant fchreef eenen Klaagbrief na Verfailles. De Koning vorderde niets minder, dan dat de Graaf van Rechteeen zou t'huis ontboden, en een ander in zijne plaats aangebeld worden: zijnen Gevolmagtigden bevcelende, in geene onderhandelingen te treeden, zo lang de Graaf van Ri-chteren te Utrecht bleef. Tegen den zin van die van Gelderland , 0« verijs fel en Groningen, was men 'er voor, om den Iv.-nirg van Frankrijk genoegen te geeven. De Graaf van Rechteren werd nogthans niet bedankt; oiTerde, uit eigen beweeging , zijn bijzonder voordeel aan 't algeineen behing op, en deedt afftand van zijne Waardigheid ; doch de Staaten van Over- ijsfil Staats» 11 «gr». ring.  DEX NEDERLANDEN. $31 ijsfal betoonden zo veel agting voor den Graaf, dar zij geen ander in zijne plaats tot het bijwoonen der Vredehandelirge benoemden. De aantijging , als of hij, door den wijn verhit, zieh de bovengemelde woorden zou hebben laaten ontvallen, is geheel van groid ontbloot, dewijl hij in zijnen tijd bekend ftondt voor een Heer zeer maatig in fpijs en drank , dit wordt bevestigd door eene Familie- getuigenis, 'c welk hem teffens befchrijfc als een Man, die zich geen ongelijk liet aandoen , en uit dien hoofde in deeze ongelegenheid kwam (*). Ondertusfchen fcheen de voorfpoed der Franfche wapenen veel eer nieuwe hinderpaalen tot het fluiten van den Vrede te wege te brengen, dan hetzelve te bevorieren. De Staat fchen ftonden fterk op het behouden van Doornik, 't geen zommige Engelfchen neigden aan Frankrijk te geeven. Hierom fchreef de Graaf van Staffokd aan Prior , zich toen in Frankrijk onthoudende : „ Zo wij willen , dar de „ üikvorfchen nevens ons tekenen , behoeven wij „ hun Doornik maar te laaten: en men kan het hun „ in zulk e.n geval niet weigeren ; maar ik hoop , „ dat gij die zaak kort zult afdoen (f)." De Raadpenfionaris Heinsilts , ziende dat het beloop des Krijgs (*) L/iMbKrtï'; Tom.VII. p. 195 — 215. Tom. VIU. p. 38, Rapp. van V gefr. Comrn. I. D. p. 108. iscj. ltS. Mem. de Torcy , Tom. III. p.407 — 414. 43a. Briif van A. H. G. v. Rechteren, Mf. (J) Lajabsrïi, Tom, VIL p. 240. 250,, D 3 StaatsRegeering. Vordering van dea Vre* cehandel.  332 GESCHIEDENIS StaatsRegee- b1mg. De Skaten treeden in de maatregelen van Koningin AN- jba. Krijgs en de afval der Engelfchen het noodzaaklijk deedt worden, van verfcheide hunner eifchen afteftaan , bragt het belluit te wege , dat men Douai, het Fort de Scarpe, Mauheuge, Valenchijn en Rijsfel aan de Franfchén zou te rugge geeven, of laaten behoaden , indien zij hier mede den Vrede konden koopen , mits zij Doornik en Condé behielden (*). Koningin Anna hing lang in twijfel, eer zij be» floot den Vrede buiten haare Bondgenooten te tekenen : en haare Staatsdienaars , bemerkende , dat de eer huns Volks daar van afhing, beflooten,tenminften een goed vertoon in dit geval te maaken. De Graaf van .Stafford , na Engeland overgeftoken , kwam te rug met het ontwerp van een Verdrag tusfehen Groot-Brittanje en de Veréénigde Gewesten , bij 't welk de Koningin den Staaten het bezit den Barrière , Doornik daar onder begreepen , en de Staaten haar de Proteftantfche Opvolging in GrootBrittanje zouden verzekeren. Naa hier op gefchree» ven te hebben, dat zij Condé ook dienden te behouden, en Bezetting in Dendermondete mogen leggen, toonden zij zrch zeer gereed , om in alle de maatregelen der Koninginne te treeden. Ten blijke van wilvaardigheid, itemden zij terftond in den eisch van Stafford , toen ook gedaan, om het Battaillon, 't geen zij nog in Gibralter hadden , t'huis te ontbieden (t> Deeze (*) Lambsrti, Tom. VIL p. 258. (f) Zie aldaar, p-316.334- Tom.VIII.p.33» TiNDAt, Vol. IX. p. 432- 433- 45T—-461.  dzr NEDERLANDEN. 333 Deeze gereedheid der Staaten fmaakte het Engelfche Hof. De Koningin, wonder in haar fchik, dat zij hen genegen vondt om met haar tot den Vrede mede te werken, fchreef, met den aanvang des jaars MDCCXÜI, een Brief, vol betuigingen van toegenegenheid en zugt tot het behartigen van hunne belangen. Zelfs verklaarde zij den Graaf van Oxford en Lord Bolingbroke haare begeerte , dat zij den Koning van Frankrijk zouden overhaalen , om van zijne eifchen op Condé en Doornik aftezien , dewijl 'er geen ander middel was om de Staaten van het Groot Verbond afretrekken. Deeze Gevolmagtigden fchreeven hier over. Lodewijk de XIV. liet zich met moeite tot het afftaan van Doornik beweegen; doch ten opzigte van Condé en Dendermonde bleef hij onverzettelijk. De Staaten, niet meer konnende bedi ngen , flooten , op den dertigften van Louwmaand, een nieuw Verdrag van Barrière met GrootBrittanje , bij 't welk dat des jaars ||MDCCIX. te niet gedaan, en bepaald werd : „ Dat de Staaten ,, zich verbonden tot handhaa ving der Proteflantfche 55 Opvolging in Groot-Brittanje ; dat de Koningin „ haar best zou doen om te bewerken, dat de Spaan* „ fche Nederlanden zouden gefehikt worden tot ee„ ne Barrière voor de Staaten, die ten dien einde ., Bezetting zouden mogen leggen in Feurne , het „ Fort deKnokke, Tperen, Meenens de Stad en 't „ Kasteel van Doornik , Bergen , Charleroi, de „ Stad en het Kasteel van Namen, het Kasteel van )3 Gend, en in de Schansfen de Perel, Philips en P 4 Dam- Staatï» Regee- R1WG. Nieuw Verdrag van Barrière met GrootBrittanje getekend. I7I3'  534 GESCHIEDENIS staats- Regbe- kusg. ( < 1 i i „ Damme; zullende de Schans St. Donaas, die ge„ heel gehegc was aan' de Werken van Sluis, hun „ in eigendom afgeüaan, en de Schans Roodenhui„ zen bij Gend gellecht worden. In gevalle Frank„ rijk hen met de wapenen aanviel, of dreigde, „ zouden zij hunne manfchap in deeze Plaatzen ver„ meerderen mogen naar hun welgevallen." — Wijders kwam men overéén , „ dat Keizer Carel „ de VI. de Souverainiteit zou hebben over alle de „ Spaanfche Nederlanden, die nimmer geheel of ten „ dede aan Frankrijk zouden komen. — Ook „ zouden de Engelfchen ten allen tijde vrijen Hanj, del mogen drijven in deeze Nederlanden en de „ Barrière -plaatzen , gelijk onder de regeering van „ Koning Carel den IL — Tot handhaaving „ van die wederzijds Verdrag zouden , des noods , „ de Koningin tienduizend , en de Staaten zesdui. „ zend, en ieder daarenboven twintig Oorlogfche(, pen leveren, welk getal, zo van Knegten als van „ Schepen, indien 't vereischt wierd, wederzijds „ zou vermeerderd worden (*)," Miets bragt neer toe tot het verhaasten van het Vredeswerk, dan Je reeds gemelde afftand der Franfche Prinfen van le Spaanfche Kroon. Veel viel 'er nogthans te verbenen ten aanzien van de onderhoorigheden der 'ïaatzen, welken Frankrijk zou afllaan , als mede om. (*) La^berti, Tom. VIII. p. 34. Du Mo.nt Corps -)iphm. Tom. VIII. P. I. p. 3^. Groet PMaatb.V.Q. I. 4*4,  eer NEDERLANDEN. 535 ©wtrefit de Lijst der Regten op de Koopwaaren: in beide deeze opzigten moesten de Staaten vrij veel toegeeven. Onder dit marren hadt men reeds verfcheide keeren in Engeland het openen van het Parlement verfchooven: het Volk morde. Dit bewoog den Graaf van Oxford bij de Koningin aantedringen , dat zij haare Gevolmagtigden in de nadruklijkfte bewoordingen zou bevelen den Vrede te tekenen , en , zo veel in hen was , de Gevolmagtigden der andere Bondgenooten overtehaalen , om het desgelijks te doen , en allen te verklaaren, dat zij niet konden hoopen iets meer te verkrijgen, dan hun was toegeBaan. De aandrang deezes Staatsdienaars hadt reden : hij wilde , dat de Koningin , bij het openen van het Parlement, zou kunnen verklaaren, dat de Vrede getekend was. Zulks kon dienen tot voorkoming van zwaarigheden, welken zij anderzins van de beide Huizen te wagten hadden, en die nieuwe onlusten dreigden. De Bisfchop van Brlftol en de Graaf van Stafford antwoordden op den Brie! der Koninginne, dat zij geen last hadden , dan om toetetreeden tot een algemeenen Vrede, overeen komftig met de oogmerken van alle de Bondgenooten, en van elk hunner in 't bijzonder; dat zij vreesden, voor de gevolgen te zullen moeten indiaan, wanneer zij van dit plan afweeken. Deeze beden king was juist. De Koningin liet hen welhaast eene andere Volmagt toekomen , volgens welke zij der •Vrede met de Franfche Gevolmagtigden konden te. D 5 ke- Staatï- RtGiE" RING. Laat fla poo-ingen der Engelfchen. , om tot het fluiten van den Vrede te komen.  336 GESCHIEDENIS StaaTs- Regee- riisg. kenen. Hier in werd geen gewag gemaakt van de rusfchenkomst der Bondgenooten; doch Eol'ngbro« ke merkte aan, dat zij hun een plan van eenen algemeenen Vrede moesten voordellen : dit werd aangedrongen door den Graaf van Oxford, die hun aanfchreef, het niet langer, onder welk een voorwendzei het ook mogt weezen , uitteftellen. De Graaf van Stafford ontdekte deezen last aan de Gevolmagtigden van Frankrijk en der Staaten, met betuiging, dat men, indien zij nog langer marden , den Vrede buiten hen zou tekenen. De Bisfchop van Briftol dreigde het zelfde, als hij op eene bijeenkomst van de Gevolmagtigden der Bondgenooten deeze taal voerde: „ Dat de tegenwoordige Vredehandeling nu veertien maanden geduurd , en dit draalen der Bondgenooten veel nadeels toegebragt „ hadt; doch dat zulks der Koninginne van Groot,, Brittanje, die het afdoen haarer eigene zaaken „ hadt verfchooven, om die van haare Bondgenoo„ ten te bevorderen , geenzins te wijten was ; dat „ zij nu vertrouwen moest, dat de Hooge Bondge. „ nooten de pumen hunner Verdragen zo verre „ zouden voorbereid hebben, dat men tot een alge,, meen beduit zou kunnen komen. Eindelijk, dat „ haare Majelleit hun bevoolen hadt , den Heeren „ Gevolmagtigden der Hooge Bondgenooten te ver„ klaaren , dat zij noodzaaklijk vondt haar Ver„ dragte fluiten, zonder uitftel , en dat zij den „ Bondgenooten vermaande, het zelfde te doen." AJien waren zij gereed , uitgenomen de Keizerfchen  NEDERLANDEN. 337 fchen , die betuigden geen last te hebben tot het aanneemen der voorgeftelde voorwaard-n. Dnn de Engelfchen kreunden 'er zich niet aan, en bepaalden den elfden van Grasmaand tot het tekenen van den Vrede met Frankrijk , fchoon de Gevolmagtigden der andere Mogenheden niet gereed mogten weezen. Die van Portugal, van Pruisfen, van Savoije en de Veréénigde Nederlanden hadden last om ten zelfden dage, ais de Engelfchen , te tekenen. Dit werd geheim gehouden , dewijl men vreesde, door de Keizerfchen en andere Duitfche Gevolmagtigden gehinderd te zullen worden , als men het voornemen pm te tekenen rugtbaar gemaakt hadt: ook gefchiedde de tekening zelve niet op het Stadhuis , gelijk elk verwagtte, maar aan de Huizen der Engelfche Gezanten; en liep het tot omtrent drie uuren naa middemagt aan , eer zulks tusfehen Frankrijk en deezen Staat gefchiedde. De inhoud van dit Verdrag, in negenendertig leden onderfcheiden, kwam hoofdzaaklijk hier op neder: „ Dat men elkander zou wedergeeven de Sches, pen, die genomen mogten worden in de Oost of „ Noordzee, van Terneuze in Noorwegen af tot aan }, het einde van 't Kanaal , binnen vier; van het , einde van 't Kanaal tot aan Kaap St. Vincent, „ binnen zes; van Kaap St. Vincent tot in de Middenlandfche Zee , en aan de Linie , binnen tien weeken ; en van de Linie af, in alle andere oor„ den der Wereld, binnen acht maanden naa de afft kocdigmg (of liever, gelijk men het kort hier o% „ver Staats» RegeeRn\c. De Vrede getekend. Inhoud van 't Verdrag tusfehea Frankrijk en de Staaten-  33« GESCHIEDENIS StaatsRegee» üng. „ verklaarde, naa de tekening) van *t Verdrag.—i „ Dat men wederzijds weigeren zou te treeden in eenige Verdragen of handelingen , tot elkanders „ nadeel; maar eikanderen daar van terftond kennis „ geeven.—■ Zij, welker Goederen aangehouden „ of verbeurd verklaard waren, ter oorzaakevan den „ Oorlog, zouden dezelven , uit kragte van dit Ver„ drag , weder na zich mogen neemen. — De Koning van Frankrijk zou den Staaten, ten be„ hoeve van het Huis van Oostenrijk, overgeeven „ alle de Spaanfche Nederlanden, zo als Carel de „ II. die bezeren hadt, of hadt behooren te bezit„ ten , in gevolge van den Rijswijkfchen Vrede; „ zullende dit Huis deeze Landen , vorens de orde ,, van opvolging in 't zelve va&tgefteld , blijven be9, zitten, zo ras de Staaten met hetzelve, wegens „hunne Barrière, zouden overeengekomen zijn; mits de Koning van Pruisfen bleef behouden het „ geen hij tegenwoordig van het Overkwartier vaa „ Gelder bezat, naamlijk de Stad en 't Baljuwfchap „ van Gelder, en de Steden, Baljuwfchappen en „ Heerlijkheden Straalen , IVagtendonk, Midde„ laar. Walbeek, Aartzen, Afferden en Weel, ne„ vei s Raai en Klein Kevelaar, waar bij nog zou„ den gevoegd worden het Land van Kesfel, uitge,, nomen Er kelens; ook zou men , in het Hertoc „ dom Luxemburg of Limburg , een iluk Lands „ afüonderen, ter waarde van dertigduizend ilijks„ daalders jaariijkfche inkomsten, welk tot een Prins„ dom zou worücii opgeregr, ten behoeve der Prin-  rei NEDERLANDEN. 339 '„ fesfe de Uesins en derzelver Erfgenaamen. ■— „ Luxemburg en Chiny , Naamen en de Steden „ Charleroi en Nieuwpoort, zouden den Staaten, „ ten bovengemelden einde , overgeleverd worden veertien dagen naa de uitwisfclingen der bekragti„ gingen van dit Verdrag. — De Keurvorst van „ Beijeren, wien de Spaanfche Nederlanden opge„ draagen waren door Koning Philips, zou daar „ van wederom afftaan ; doch de opperfte magt en „ inkomsten van Luxemburg, Naamen en Charleroi „ behouden, tot dat hij herrteld zou zijn in alle de ,, Goederen, welken hij voor den Oorlog bezeten hadt; de Opperpalts alleen uitgenomen; inden rang van Negenden Keurvorst en in het Koning„ rijk Sardinië; ook tot hem vergoeding zou gedaan „ zijn wegens het geen hij, ten opzigte van 't Ver„ drag van Ilmersheim , te vorderen had'. Nog- thans zouden de Steden Luxemburg, Naamen en „ Charleroi bewaard worden door Staatfche Troe- pen, en onderhouden, volgens een Reglement, „ daar op gemaakt , naa den Rijswijkfchen Vrede, „ met den Keurvorst, als Landvoogd: zullende de „ gemelde Gewesten en Steden hun aandeelopbreu,, gen in een mil'ioen Guldens , welk den S.aaten, „ uit de beste inkomsten der Spaanfche Neder lan„ den , tot onderhoud van 't Krijgsvolk en der Ves„ tingwerken , zou moeten toegelegd worden. —. ,, De Koning (rondt desgelijks , ten behoeve van 't „ Huis van Oostenrijk, aan de Staaten aï,Meenen% „ Door- Staats- R EGSERIK 6.  StaatsRecee- RlftG, 343 GESCHIEDENIS Doornik , en het geheel Doornikfche, uirgezorj* I ,, derd St. Amand, en Mortagne zonder de onder„ hoorigheden, onder beding, dat men Mortagne ,, niet fterkte, of daar eenige Sluizen maakte. Het Land van Antoing zou wederom aan den Prinfe 3, van Espinoi komen ; mits het Huis van Lignt „ zijne eifchen op hetzelve in Regten vervolgen M mogt Voorts ftondt de Koning den Staaten 5 ,, insgelijks voor 't Huis van Oostenrijk, af, Veur3, ne en Veurner - Atnbagt, met de acht Kerfpels, het Fort de Knokke, Loo en Diksmuïden, met het 3, geen 'er onder behoorde, Tperen met zijne Kasfel,, nije, en daar onder Rousfelaar, nevens de ande,, re onderhoorigheden, die voortaan zouden wee» zen Poperingen, Warneton of Waaften , Commi,, »« en Warwijk, voor zo veel de drie laatftePlaat,, zen in de afhanglijkheden der overigen gelegen wa,, ren aan den Tperfchen kant van de Leije. Op de ,, zou, van den mond van den Deul af op„ waards, geen tol betaald worden.—• De Spaan- fche Nederlanden, of eenig gedeelte derzelven, „ zouden nimmer kunnen overgegeeven worden aan 3, de Kroon, of aan eenigen Prins of Prinfesfe uit den Huize van Frankrijk. „ De Staaten zouden den Koning wedergeeven ,, Rijsfel, met zijne ganfche Kasfelnije, Orchies, „ het Land van la Leu, en den Burgt la Gorgue? „ voorts Aire , St. Vincent en de Sterkte St. Frant, fois, met derzelver onderhoorigheden ; zullende » nog-  te NEDERL ANDEN. S4* j, hogthans de Prins! Espinoi wederom komen in 't bezit der Landen van Cifoing en Roubair, behoudens het regt van den Huizt van Ligne. „ De wederzijdfche Troepen zouden , terftond ,j naa het uitwisfelen der bekragtigingen, de afge„ fiaane Plaatzen ruimen ; doch eik zou, tot dien ,, tijd toe, de inkomfien en brandfchattingen trek„ ken van de Plaatzea , thans in zijne bezitting. 3> De Onderzaaten van beide de rvlogenhe- ,, den, zelfs de Ingezetenen der Spaanfche Neder„ landen , werden door dit Verdrag aangemerkt „ als volkomen bevredigd , en in hunnen vrijen ,, onderlingen handel , eere en voorregten her„ field. — Ampten en gunsten, geduurende den „ Oorlog in de Spaanfche Nederlanden begeeven, „ zouden in 't algemeen blijven aan de Bezitters , „ en zaaken, den Roomsch- Catholijken Godsdienst „ betreffende, voortduuren op denzelfden voet,als „ zij thans Bonden , of geftaan hadden voor den „ Oorlog. De oefening van den Proteflantfchen Godsdienst onder de Troepen zou gefchieden vol9, gens het Reglement, voorheen met den Keurvorst „ van Beijeren , als Landvoogd , gemaakt. — „ De Staatfche Bezetting in Huy en Luik zou aldaar „ blijven mogen ; doch Bon zou, drie maanden naa „ de herftelling van den Keurvorst van Keulen, ge„ liegt worden. „ Tot meerder bevestiging van dit Verdrag , zou „ men, naa dat hef voldaan zou zijn, gerekend 99 worden wederzijds te hebben afgeliaan van alle >» ei- STAATS' Rf.geiï- R1HC.  54* GESCHIEDENIS STAATSR1I\G. „ eifchen , oude en nieuwe, welken men ten laste van elkander meende te hebben. — En , naar,, demaal men overééngekomen was, en bij de plegtigfte afltanden vastgelteld hadt, dat de Kroo„ nen van Frankrijk en Spanje nooit zouden ver„ édnigd worden op het hoofd van één en denzelf„ den Koning, zoverbonden de Koning van Frank„ rijk en de Staaten zich, om nimmer iets te doen „ of te gedoogen, 't welk daar toe firekken mogt. „ Frankrijk zou ook geene voordeden in den „ Koophandel op Spanje en op de Indien genieten, „ dan die het ten tijde van Cakel den II. genooren „ hadt , of die te gelijk aan alle handeldrijvende ,, Volken werden toegeüaan , zullende de weder„ zijdfche Onderzaaten zich moeten onderwerpen „ aan de oude Wetten op den Koophandel in Spanje „ en de Indien. —— De Koning zou zorgen, dat de zaaken van den Godsdienst in het Duitfche „ Rijk gehouden werden, overeenkomftig met den „ Westphaalfchen Frede. Hij Ilondt toe, dat Rhijn. „ fels eu St. Goer bleeven aan den Landgtaave van ,5 Hesfen-Kasfel,mitsóe'Roomfchc Godsdienst aldaar ,, geoefend werd, gelijk tegenwoordig, zo men re„ deüjk voldoening gaave aan den Prins van Hesfeni, Rhijnfels. „ In gevalle van onverhoopte Vredebreuk zouden „ de wederzijdfche Onderdaanen negen maanden „ tijds hebben , om met hunne Goederen te vertrek- ken. — De Staaten begreepen in dit Verdrag „ Grooi - Brittanje , en alle de andere Bondgenoo. „ ten,  ÖBR NEDERLANDEN. 343 5, ten , die, in den tijd van zes weeken, verklaaren „ zouden den Vrede aanteneemen; voorts de Zwïi„ zerfche Cantons, bijzonderlijk de Pretijlantfche, ,, benevens derzelver Bondgenooten , met naarne „ Neufchatel, St. Gal, Milhaufen , ook de Gri„ fons, of Graauwbunders , de Steden Bremen en 9, Embden , en alle zodanige Vorsten , als 't hun „ verzoeken zouden. De Koning zou , binnen 9, zes maanden , verklaaren, w:e hij begrijpen wil„ de in den Vrede. Het Verdrag zou, wederzijds, „ binnen drie weeken bekragtigd worden. Ook „ zou men 'er een register van houden in alledeParlementen van Frankrijk en in de Hoven der Ver„ èinigde Nederlanden , waar zulks gebruiklijk ,, was." Drie afzonderlijke punten behelsden nog, „datde s, Koning van Frankrijk Spanje met de Staaten zou „ bevredigen, en deezen de'voordeelen indtnHan„ del bezorgen, die hun bij den Munjterfchen Vrede „ waren toegeftaan. Dat de Staaten het Huis van Oostenrijk, bij het overgeeven der Spaanfche „ Nederlanden , verbinden zouden rot het na:iko„ men der punten , met opzigt op deeze Nederlan„ den, in dit Verdrag beraamd. — Dat zij ook „ deeze overgift niet zouden doen, dan naa dat Sar- dini'ê zou afgedaan zijn aan den Keurvorst van „ Beijeren. Dat Frankrijk wijders Gemagtig- „ den zou mogen zenden op de bijéénkomst , die ,, van wegen Groot Brittanje en de Staaren zou „ aangelegd worden tot het regelen der Regten op IX. Deel.2,St. E „den Staats* RUSG.  StaaTs* RpGKE* ring. Verdrag Kooptondeliu'fchen Frankrijk en dt Staaten. 344 GESCHIEDENIS „ den Koophandel in de Spaanfcho NederJatu „ den (*). Behalven dit Verdrag flooten de Staaten met Frankrijk, ten zelfden tijde een Verdrag van Koophandel en Zeevaard, zo voordeelig als men 't zelve, uit hoofde van de tegenwoordige omftandigheden, kon verwagien, dan, het bepaalde zich tot een tijdperk van flegts vijf en twintig jaaren, even als het Rijswijkfche. Behalven veele andere Punten , doorgaans in Verdragen van dien .aart voorkomende, behelsde het tegenwoordige voornaamlijk: „ dat de „ Koning van Frankrijk de Ingezetenen der Verèè„ nigde Gewesten niet zwaarder zou belasten, dan „ zijne eigene Onderdaanen. De invoer van ge„ zouten Haring , bij een Arrest van den jaare „ MDCLXXXVII, vrij veel belemmerd, werd we„ der vrijgelteld. De Ingezetenen van deezen Staat „ werden, gelijk van ouds, vrij verklaard van het Regt van Aubaine; onder de Contrebande waa„ ren , werden alleen begreepen Krijgsbehoeften; doch geene Mondbehoeften, welke men alle na • „ Vijandlijke Plaatzen, die niet belegerd of geblok- keerd waren, zou mogen voeren. Coederen van J „ Vrienden in Vijanden-fchepen gelaaden, zouden § „ verbeurd , en Vijanden-goederen in Vrienden fche- f „ pen gelaaden, daarentegen vrij zijn. Men zou 1 „ voor- (*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VIII. P. I. p. 365. &c. U^ber-i, Tom. VIII. p. Crtot Pla* j kaatioek V. D. bl. 45Ö.  der NEDERLANDEN. 345 s, voortaan geen Confuls houden in elkanders Havetis; doch zo men eenige Amptenaars wilde aan„ Hellen, zouden deezen zich m eten nederzetten, ter plaatze waar het Hof gewoonlijk zijn verblijf hieldt. Men zou niet gedoogen, dat eenige Prijs „ door eenige vreemde Mogenheid op den Koning 9, of de Staaten veroverd , in de wederzijdfche Ha- ,, vens werd opgebragt. Een afgezonderd Punt ,, onthief de Ingezetenen der Veréénigde Gewest-en ,, van de belasting der vijftig Huivers van 't Vat, „ zonder dat zij in het toekomende wederom met ,, dezelve zouden bezwaard mogen worden, dan alleen, wanneer hunne Schepen Koopwaaren voer„ den, van de eene Plaats van Frankrijk na de andere." Met een kort woord moeten wij nog gewaagen van 't geen andere Mogenheden bij den Utrechtfchen Vrede verkregen. Frankrijk verbondt zich , dat de Pretendent in Frankrijk niet zou mogen wederkeeren, dat het de Regten der Stuards niet zou erkennen , en de Protejiantjche opvolging in het Huis van Hanover handhaaven, de Vestingwerken, Sluizen en Haven van Duinkerken zouden geflegt en nooit herhVd mogen worden. De Hudfons-baai, St. Chriftojfel, Acadia of Nieuw ■ Schotland met Port Royal, en Terre-neuve met Placentia kwamen in handen der Engelfchen; doch men hadt het Ei. land Kaap Breton en alle de andere in den mond van de rivier en golf van St. Laurens, benevens het regt i om te visfchen en Visch te droogen aan de Kust van E 2 Ter- Staats* REGfeEri.ng. Verdrag met Engeland,  34« GESCHIEDENIS StaatsRegee- r.ng. Yerdrag roet Per tugal. Terre-neuve van de Kaap Bonaviste noordwaards tot aan Point Riche, aan Frankrijk, ondanks het tegenmorren in Engeland, moeten afllaan. Spanje verleende aan de Engelfchen Gibralter, het Eiland Minerca, behalven de As/lento of het Verdrag om de Spaanfche Volkplantingen van Negers te voorzien, 't welk Frankrijk eertijds gedaan hadt, aan hun het buitengewoon voorregt om een Schip van vijfhonderd tonnen , met Europifche Koopwaaren na de Markt van Porto-Belle te mogen zenden. — Deeze vrijheid fchoof het d: kkleed , waar mede Spanje tot dus lang den ftaat en de handelingen der Volkplantingen bedekt gehouden hadt, niet alleen op; maar het fchandelijk misbruik van dit Handelfchip gemaakt en andere ftreeken, bragten te wege, dat bijkans de geheele Handel op Spaansch America door Vreemdelingen gedreeven werd (*). De Koning van Portugal bedong , tot vergoeding van het nadeel, 't welk hij bij den Oorlog geleeden hadt, eenige Landen in America, tusfehen de Rivier der Amazoonen, en de Rivier van Japok, benevens dit regt over de beide oevers der eerstgemelde Rivier (f). Niet (•) Du Mont [Corps Diplom. Tom. VIII. P. V. p. 345. Robertson geefc, in zijne Gefchiedenis van America IV. D. bl 252. een vrij breed verflag van de Iaatstgemelde bijzonderheid, en verdknr hier over naa geilaagen te worden. Ct) Du Mont Corps Diplom, Tom. VUL P. V. p. 353.  der NEDERLANDEN. 347 Niet alleen werd de Koning van Pruisfen door Frankrijk in die waardigheid erkend; maar tevens voor Prins van Neufchatel en Valengijn; en hem een gedeelte van het Overkwartier van Gelder toegelegd. De Westphaalfchc Vrede zou in 't Geestlijke pn 't Wereldlijke beide gehandhaafd worden. Daarentegen moest de Koning van Pruisfen afflaan van zijn regt op her Prinsdom Oranje en op de goederen Van Chateau- Beliard in het Graafl'chap Bourgonje. Ja, hij moest den Koning van Frankrijk verzekeren, dat deeze in 't bezit van dit Prinsdom, en van deeze goederen niet ontrust zou worden, door of van wege de Lrfgenaamen tvan wijlen Prins Friso van Nas/au, welke Erfgenaamtn hij aannam, vergoeding te doen van 't geen zij op dit Prinsdom en deeze goederen te vorderen hadden. Alleen de vrijheid behoudende om zijn gedeelte van het Overkwartier van Ge/der Oranje te vernoemen, den Tijtel en de Wapens van het Prinsdom te mogen voeren (*). Victor Amadeus de II, Hertog van Savtije, floot, dewijl het belang der Bondgenooten, inzonderheid dat van Groot Brittanje en de Staaten, vorderde, dat Frankrijk, aan de zijde van Baüë, geen te zwakken Nabuur hadt, den voordeeligïten Vrede. Hij werd voor Erfgenaam der Spaanfche Heerfchappij erkend , wanneer Philips de V, zonder Naazaaten, ftierfj de top der Alpen zou ter grens- fchei- (*) Du Mont Cerps Diplom. Tem, VIII. P, V. p. 35& E 3 Staati« Ri geering. Verdrag met Pruisfenï Verdrag met Savoije.  34? GESCHIEDENIS StaatsRegbering. De Vrede afgekondigd, Vrede tusfehen Frankrijk en den Keizer, fcheiding tusfehen Frankrijk en zijne Staaten dienen. Behalven het wederkrijgen van het Hertogdom Savoije en het Graaffchap Nice, werden hem verfcheide Sterkten afgedaan:, en Spanje fchonk hem het Koningrijk Sicilië, 't geen hij zelfs niet openlijk gevorderd hadt, onder beding van wedergaave, als hij zonder Manlijk Oir overreedt (*). De Gezanten der vier Bondgenooten den Vrede met Frankrijk getekend hebbende, maakten zulksmet den dag bekend; en 's voormiddags werd dezelve door het losfen van eenige (tukjes Gefchut voor' 't Stedhuis geplaatst, den Volke aangekondigd, en vervolgens door 't geheele Land. Gering was de vreugde onder 't Gemeen over een fchandiijken en nadeeligen Vrede. Schoon zommigen des fchijnen te twijfelen , ontbrak het niet aan Protesten tegen het verhandelde te Utrecht, die alle door de Wethouderfchap dier Stede aangenomen werden; uitgezonderd dat van den Pretendent aan de Gevolmagtigden tot de Vrede-han-1 deling gezonden. Met derzelver vermelding zullen I wij onzen Leezer niet ophouden (f). Naa het fluiten van den Utrechtfchen Vrede hieldtI ie Oorlog tusfehen den Keizer en Frankrijk niet langl ran. De Franfchén Villars aan 't hoofd hunner I krijgsbenden, en nu flegts één Vijand hebbende | maak- C) Du Mont Corps Diplom. Tom. VIJI. P. V. p. |62. Rapp. van 't geheim Comm. I. D. bl. S6 89.1 (t) Hifi. de la Paix d" Utrecht, p. 444,  dek NEDERLANDEN. 349 maakten in Duitschland zo fchielijke en groote vorderingen, dat de Keizer genoodzaakt was, in ernst aan den Vrede te denken. Om het bewerken van denzelven te doen fpoeden, werden de twee wederzijdfche Veldheeren tot Gevolmagtigden benoemd. De Maarfchalk de Villars en Prins Eugenius begaven zich na Raftad om een mondgefprek over dit gewigtig Onderwerp te houden. De eerfte onderhandeling liep vrugtloos af. Dan, Prins Eugenius begaf zich, op fchriftlijk verzoek van Villaks, terwijl zvj de Vrede handeling heimlijk hadden voortgezet , in 't laatst van Sprokkelmaand des jaars MDCCX1V, andermaal na Raftad. Op den eerften van Lentemaand hervatten zij hunne onderhandelingen , alles was in denktijd van drie dagen geregeld , en nog drie dagen befteedde men om alle de Amjkelen in orde te brengen ; en dus het Vrede - verdrag, 't welk den Oorlog eindigde tusfehen alle Mogenheden, den Keizer en Spanje uitgezonderd, op den zesden van gemelde Maand getekend: en men vaardigde wederzijds Booden af aan de Krijgsbevelhebberen om alle vijandlijkheden te ftaaken. Wij zullen met de dertig Artijkelen van dit Verdrag uit te fchrijven, geene bladzijden vullen, die de Leezer misfehien zou overflaan, en met regt aanmerken als overtolligheden in ons Tafereel; de voornaame Inhoud kwam kortelijk hier op neder. „ De „ drie Verdragen van Westphaale, Nieuwmegen en Rijswijk, flrekten ten grondflage van dit Verdrag. Frankrijk beloofde Brifak en Fryèurg aan den E 4 j>, Kei- StaatsRbgeering. 1714. Inhoud des Verdrags.  35° GESCHIEDENIS StaatsRege5- „ Keizer, en de Vesting Kehl aan Hem en het Rijk „ te zullen wedergeeven; de Sterkten onder Straatsburg, tegen over Hunningen en elders over of in „ den Rhijn te zullen flegren; Bitsch en Homburg ,, te zullen ruimen. — Voorts ftondt de Koning toe, dat de Keizer tradt in 't bezit der Spaanfche ,, Nederlanden zo als Carel de II. dezelve bezemen ,, hadt , of ingevolge van den Rijswijkfchen Vre„ de had moeten bezitten , mits de Koning van „ Ptuisfen bleef behouden 't geen hij in 't Over„ kwartier van Gelderland bezat. —■ Ook mogten „ de Staaten der Veréénigde Nederlanden den Kei„ zer de Plaatzen overgeeven, welke Frankrijk hun, „ ten behoeve van het Huis van Oostenrijk, hadtaf,, gedaan; doch Meenen en Doornik niet, voor dat „ de Vrede met den Keizer en het Rijk bekragtigd „ was, en de andere Plaatzen, zo ras zij, wegens „ hunne Barrière, zouden overeengekomen zijn met „ zijne Keizerlijke Majedeit De Keizer liet, daar- „ enttgen, Landau aan Frankrijk. Hij beloofde de „ Keurvorden van Keulen en Beijeren in het bezit „ hunner Goederen en Waardigheden te zullen her„ dellen ; ook werd beraamd, dat, in tijd van Vre„ de, geene Bezetting zou gehouden worden binnen „ Bon. üe Koning van Frankrijk erkende, van zijnen kant, den Hertog van Brunswijk-Hai.over ,, voor Keuivorst. Ook beloofde hij den Keizer te „ zullen laaren in 'tgerust bezit van Napels, Ml„ laan, Sardinië en de Plaatzen op de Kust van Toscane, alles zo verre hij het tegenwoordig be- » za£  der. NEDERLANDEN. 551 9} zat. — Eindelijk kwam men overeen om ten „ fpoedigften over eenen Vrede, tusfehen Frankrijk s, en de Keurvorsten, Vorsten en Steeden des Rijks „ te handelen. * (*). Welke Vrede eerlang te Baden in Zwitzerland getekend werd (f). Naarderaaal de Spaanfche Gevolmagtigden, de HertogVANOssuNA en de Markgraaf de Monteleone, op den Utrecht fchen Vrede handel, niet erkend waren , bleef de Vrede van Spanje met de andere Mogenheden fleepende. Engeland en Savoije, die zints lang met dien Monarch handelden, troffen te Utrecht met hem een Vredes-verdrag. De Staaten, gereed om den Vrede te Utrecht te fluiten , en Philips voor Koning te erkennen, verleenden Paspoorten'aan de Spaanfche Gevolmagtigden; doch hunne onderhandeling ontmoette zo veel zwaarigheden, dat de. zelve bijkans een jaar duurde. Gaarne zouden de Staaten, het ftuk des Koophandels zeer ter harte neemende, den Handel hunner Ingezetenen het voordeel bezorgd hebben, 't geen de Engelfchen verkreegen hadden bij het Verdrag van Asjiento. Zv eischten daarenboven de verzekering voor drie jaarlijkfche Renten, ten voordeele der Ërfgenaamen van Koning Willem den III., van de Spaanfche Kroon te vorderen, die zij weigerden te betaalen; dewijl ze deels goedgemaakt moesten worden uit tollen , die nu van Eigenaar Honden te veranderen. De gefchil pun- (*) Du Mont Corps Diphm. Tom. VIII. P.I. p, 4"> (t) Un Mom Corps Dipl. Tom. VIII. P. I. p. 4i<$ E 5 StaatsRegee- rung. Verdrig rustenen Spanje en de Staaten.  Sta-tsRegee- GESCHIEDENIS punten waren zodanig verbonden met de belangen des Keizers, dat men ze niet kon vereffenen , zo lang de laatfte in Oorlog bleef. Het liep dan aan tot den zesentwhnigften van Zomermaand MDCCXIV, eer men tot een Verdrag kwam. 't Geen hoofdzaaklijk behelsde. ,, Het Verdrag in 't jaar MDCXLVIII, xtMun- fier geflooten, werd ten gronddage gelegd, uitge„ zonderd , dat het V. en XVI. Artijkel alleenlijk op„ zigt zcu hebben op de Ingezetenen van de Verèès, nigde Gewesten. In het ftuk van den Koophan,, cel in Europa, zouden de wederzijdfche Onder-, zratcn behandeld worden op den voet der meeSt„ begunftigde Volken. De KoniBg zou bevel gee,, ven om in alle Zeehavens bekwaame begraafplaat- zen te vervaardigen voor de dooden, gelijk men „ reeds te Cadix hadt. In het Verdrag van Asjien„ to met de Koningin van Groot - Brittanje onlangs „ gelloofen, zouden zij geen deel hebben Het „ Verdrag van Zeevaart, in den jaare MüCL. ge» „ (koten, werd, te deezer gelegenheid, bevestigd. - Voorts zou in de wederzijdfche Oost- en West„ Indiln de Koophandel gedreeven worden en de „ Vaart gefchieden, gelijk eertijds, en op de Cana„ rifche Eilanden zouden de Ingezetenen van den ,, Maat mogen handelen, gelijk in de dagen van „ Carel den III— In gevalle van onverhoopte „ Vrede-breuk, zouden de wederzijdfche Onder„ zar.ien één jaar en dag tijd hebben, om met hun„ ne ^oedean te veurekken. — Ook werd ver- „ klaard,  der NEDERLANDEN. 353 „ klaard, dat de Kroonen van Frankrijk en Spanje „ niet zouden mogen komen op 't Hoofd van éénen „ Vorst. — Bij twee afzonderlijke punten werd „ erkend, dat de Spaanfche Gevolmagtigden de re„ keningen van de eifchen der Admiraliteiten, ter „ fomme van één millioen, eenhonderdduizend, drie „ honderd en twee en vijftig Guldens , behalven de Intresfen en die van de agterftallen van 't Huis van „ Oranje, beftaande in drie jaar renten, te zaamen „ honderd en vijftigduizend Guldens, en nog om- trent driehonderden veertigduizend Guldens ééns, „ hadden overgenomen, om 'er den Koning hunnen „ Meester verflag van te doen (*)." Naardemaal deeze fchulden opgehoopt waren voor de komst van 't Huis van Bourbon op den Spaanfchen Rijkszetel en deels geftrekt hadden om hem het klimmen op denzelven te beletten, begrijpt men ligt, dat Phtups duizend uitvlugten zogt om het betaalen te ontwijken, de Staaten werden ïallengskens zo moede, van hier op, zonder eenige vordering, aan je dringen , dat zij 'er van aflieten (f). Door alle deeze Vredes-verdraagen eindigde een Oorlog, wegens de Spaanfche Nalaatenfchap gevoerd. Het grootst wezenlijk voordeel behielden de twee Kroonen Frankrijk en Spanje, die in den Oorlog de meeste tegenflaagen hadden ; terwijl de Mogenheden, die uitftaaken door zegepraalen en in 'e oog- (*) Du Mont Corps Diplom.Tom.VUL P. I. p. 444, (t) Lamüerti, Tom. VIII. p. 584. 5S7. StaatsRegee- ri.ng. Aanm erkir gen over den Utrecht' fchm Vrede , de VeréénigdeGewesten betreffende.  35* GESCHIEDENIS StaatsRegee- xing. re- 't oog loopenden krijgsvoorfpoed , zich genoodzaakt vonden, afftand te doen van het voorwerp, waar om zij zich ten Oorloge veréénigd hadden. Even zo hadt Willem de UI, ondanks zijne nederlagen en tegenheden, zich gezet op den Engelfchen Throon, en de overwinnende Lodewijk de XIV. moest hem in 't bezit laaten, Gewigtige Les der ondervinding, die ons toeroept, het valt bezwaarlijk, het valt bij kans onmogelijk een Volk te onderwerpen aan eene Heerfchappije, welke het zelve mishaagt! Het Gemeenebest vondt zich dermaate uitgeput, dat het naderhand bijkans geene rol van aangelegenheid op het Staats-tooneel van Europa gefpeeld heefr. De Staaten llooten , wel is waar, een vrij voordeelig Handel verdrag; doch het was flegts voor vijfentwintig jaaren; en zij bezaten voorheen die zelfde voordeden : niets was 'er ten opzigte van de Barrière geregeld. Schraale , niet noemenswaardige vrugt voor zo veel fcnats, manfchaps en fcheepen, gefpild in twaalf jaaren van overwinning. Welke was de hoofdoorzaak deezer rampen ? Eene afkeerigheid van , en eene verbittering tegen Frankrijk, zo ongerijmd als onverzettelijk, die ten grondregel van Sraatkunde flrekte bij de voornaamfte Leden des Staarsbeituurs. Indien deeze beginzeis hen niet verblind hadden, zouden zij te Geertruidenberg ten minnen een goed gelaad vertoond hebben ; want de meesten konden geen ander antwoord geeven dan dat van dien Engehchman , van welken Bolingeroke gewaagd, die, gedrongen om  der. NEDERLANDEN. $55 reden te gêeven van de volduuring des Oorlogs s geene andere wist bijtebrengen , dan dat hij in haat tegen Frankrijk was opgevoed. Zij zouden het als een wezenlijk voordeel hebben mogen aanmerken, wanneer zij het Overkwartier van Gelderland, hun zo wonder wel gelegen , hadden kunnen bedingen; doch het was niet mogelijk den Koning van Pruisfen tot het tekenen des Vredes overtehaalen, zonder hem het zelve toetezeggen. Deeze Vorst, op ïijtels gelteld, bedong de zonderlinge vrijheid, om zijn gedeelte van het Overkwartier van Gelderland Oranje te mogen vernoemen, om de Wapens en Tijtels van dit Prinsdom te blijven voeren (*). Terwijl de Veréénigde Gewesten zo weinig voordeels trokken van deezen met roem gevoerden Oorlog , aan welks voorfpoed zij zo veel hadden toegebragt, verkreeg Engeland voordeelen , gefchikt om dat Rijk te verheffen op de overblijfzels van het Gemeenebest. In de daad door het Verdrag van Asfiemo, door den eigendom van Minorca en Mahen, nam de Koophandel van Engeland eene verbaazend hooge vlugt, en zweefde boven die der Veréénigde Gewesten. Het uiiüuitend regt des Slaavenhandels, 't geen zij voor zich in de Spaanfche Volkplantingen wisten te bewerken, was van geen minder aanbelangs. De Engelfche Staatsdienaars , die hunne Bondge- noo- (*) Lambbrti , Tom. VIII. p. 43. 44. Du Mom Corps Diplom. Tom. VIII. P. 1. p 35ntvallen: Acht mijn Broeder, mijn waarde BroeIer! hoe zeer beklaag ik u ! het gerugt wil, datde Pretendent zo weinig twijfelde aan de goede geneigdïeid van Anna ten zijnen opzigte , dat hij des on>ewimpeld fprak (*). Wat («) Wagver Hijl. Joreph Imper. p. 508. Lamberti, fom, VIII. p. 657. 6; 8.  der NEDERLA NDÈN. 359 Wat hier van zijn moge, de dood der Koninginne deedt alle de ontwerpen der jFacobiten in duigen fpatten, en de vrees voor een Burger-oorlog in Engeland verdwijnen. Bolingbroke , en de andere aanzienlijke Torys , die voor aanhangelingen des Pretendent! gehouden werden, zagen zich met alleen van de Staats-ampten verwijderd en uitgefiooten, maar men daagde hen ook in om rekenlchap van hun gehouden gedrag te geeven. De Whigs vreesden zo zeer voor eene Rijks-omwenteling , dat zij, om de Proteftantfche Throons-opvolging buiten gevaar te Rellen , heimlijke maatregelen namen met Georg Lodewijk , Keurvorst van Hanover , die , volgens de fchikking, thans in het Rijk beraamd, Anna's Opvolger moest weezen , dewijl zijne Moeder, de Keurvorstin Sophia , in Bloeimaand deezes jaars in hoogen ouderdom overleden , eene Kieindogter was van Koning Jacobus den I. De Staaten der Veréénigde Gewesten zagen de Proteftantfche opvolging aan als een Buk voor hunne vedigheid van zo veel aanbelangs, dat zij in die maatregelen traden. De Keurvorst van Hanover werd, zonder eenigen tegenftand , onder den naam van George den I. tot Koning van Engeland uitgeroepen (* Lodewijk de XIV. volgde welhaast de Koningin Anna, en beider dood hadt, gelijk wij vervolgens zien zullen, eenen Berken invloed op de Staatszaa ken (*) Tindal. Vol. X. p. 143. 159.161.183 190.19a. aao—233. 325—355. IX. Deel. E staatsP.egeerii^g» George oe I. volgt haar op, Dood v;:n lodea'jjkden XIV,  Staats- Regee ri.ng. i6o GESCHIEDENIS ken vau Europa. Hij ftierf den eerden van Hooi.' maand des jaars MDCCXV, omtrent zevenenzeventig jaaren bereikt hebbende, van welken hij drieënzeventig geregeerd hadt. Hij was nog geen vijfjaa- | ren oud, toen zijns Vaders dood hem den Throou ontruimde. Geen Vorst liet zich met meer luisters f zien. Hij bezat ondertusfchen meer van die uit- \ wendige bekwaamheden , welken de menigte meer ! inneemtn dan de weezenlijk noodige talenten , om I een groot Volk te behcerfchen. Hij was meer ontzren dan bemind bij zijne Onderdaanen. Wel verre van met droefheid in het graf te daalen, en onder de I weeklagten zijns Volks tot de plaats zijner Vaderen gebragt te worden, betoonde men bij zijne Lijkfta- tie onvoeglijke vreugdebedrijven. Men moet bekennen , dat zijne Oorlogsdrift , zijne zugt ter eigendünklijke Oppei heerfchappije , zijn hoogmoed ten opzigte zijner Nabuuren , zijne hcogloopende en overdaadige fpilzu t hen zo ongelukkig maakten als de grootheid zijner Hofhoudinge. De trekken Van edelmoedigheid in zijn bijzonder gedrag, het | fchitterend vertoon zijner onderneemingen , de aan- 1 moediging der Kunsten en VVeeterifchappen dienden I om zijne regeering luister bijtezetten. Dappere Oor- 1 logf helden en kloeke Staatsmannen bragten veel toe, t; om zijnen naam met onrzag te doen klinken. Op de f kunst des Oorlogs verllondt hij zich weinig. De Veldtochten, welken hij in perfoon bijwoonde, waren veel eer ftaatzijvertooningen dan krijgsverrigtin- I gen. De herroeping des Edicts van Nantes blijfteen on-  seK NEDERLANDEN. 561 onuitwischbaare fchandvlek op zijne nagedagtenisfe; dan zo groot was de verblinding des bijgeloofs, hem door de Priesters , op het einde zijner dagen , ingeboezemd , dat hij deeze belediging der menschlijkheid aanzag voor één dier goede werken, welken het Opperweezen moesten beweegen tot vergiffenis der ergernisfen, welken hij zijn Volk door iijn losbandig gedrag gegeeven hadt. F 0 StaatsRegeering.  36a GESCHIEDENIS Drift der Staaten toe hst hebben eener Barrière. 1714. j 1 j c g h Gefchiedenis van het ftelzel der Barrière. TD AJ/l voorgaande gebeurtenisfen hebben ons een leevendig en bedrijfvol tooneel geopend van Krijgsverrigtingen , door de fleepend geholpene Vredesonderhandelingen niet vertraagd. De Staatkundige gefchiedenis der Veréénigde Gewesten zal ons , geduurende meer dan dertig jaaren, niets meer opleveren dan bewerkingen , orn Verdragen , het Gemeenebest voordeelig, Band te doen grijpen. Doch niets namen zij ernstiger ter harte, dan zich van eene Barrière of Voormuur tegen Frankrijk te verzekeren. Verftandig Staatsbeleid. Het Gemeenebest hadt alle reden om te vreezen , dat het misnoegd Frankrijk de eerfte gunstige gelegenheid , om zich te wreeken , zou aangrijpen. De Staatkunde der Barrière, die hier te Lande gedagtekend moest worien van het Stadhouderfchap van FiitDsrii Hen)rik, wanneer dezelve alleen werd aangezet door de alouzij der kleine Staaten omtrent de grooten, werd iu op vaster gronden gebouwd. Zo ras de Staaten het Oorlogsvuur hevig tegen frankrijk zagen opbiaaken, zogten zij voordeel te oen met die omfiandigheden. Zij hadden zich eee veilige Barrière willen'bezorgen door de verkrijing eeniger iTerke Plaatzen op de Grenzen. In het 'erbond, 't geen zij in den jaare MDCCI. met den .ei^er en Engeland llooten,was bepaald, „datmen zon  der NEDERLANDEN. 363 ,, zon zoeken zich meester te maaken yanie Spaan. „ fche Nederlanden, om dezelven te doen ftrekken ,j tot eene Barrière voor de Veréénigde Gewer „ ten (*) " — Wanneer Frankrijk, in den jaare MDCCVI, de Staaten ter handeling wilde beweegen, liet zich dat Hof verluiden, dat het de Staaten in 't bezit der Spaanfche Nederlanden wilde Rellen , met magt om ze zelfs den Aartshertog Carel afteftaan (f). De Staaten vonden fmaak in deezen voorflag, en bedienden zich van de tegenwoordigheid des Hertogs van Marlborough , om met hem rugfpraak te houden over dat onderwerp tot den jaare MDCCIX, fchoon het den Engelfchen zeer tegen den zin was. In 't gemelde jaar bragt de Burggraaf van Townshend een Verdrag tot ftand tusfehen de Koninginne van Groot - Brittanje en de Staaten , bij 't welk de eerstgemelde zich verbon dt, te wege te zullen brengen, ,, dat alle de Spaanfche Nederlanden, bij het „ üuiten van den Vrede, tot eene Barrière zouden „ worden afgeftaan aan de Staaten, die in'tbijson„ der Bezetting zouden mogen leggen in Nieuw„ poort, Veurne, en 't Fort de Knokke , Meenen, „ de Stad en het Kasteel van Rihfel, de Stad en „ het Kasteel van Doornik, Condé, Falenchijn , en „ de Plaatzen, die men nog op Frankrijk zou kun- ,, nen (») Du Mont Corps Diplem. Tom. VIII. P. Lp. 89. (j) Misfive van den Penfionaris W. Buys aan Myiord Godolphyn, van 27 Aug. 1706. F 3 StaatiRecei- rihg. Barriere-Verdi ag van den jaare 1709.  36* GESCHIEDENIS StaaTsRegee*IfxG. (*) Do Mowr Corps Dip!. Tom. VIII. P. I. p. 243. 5, nen veroveren, voorts in Maubeugz, Charleroi, „ de Slad en het Kasteel van Namen, Lier, Hal„ le, naa dat het verfterkt zou zijn , de Schansfen „ de Perel en Philips, Damme , het Kasteel van ,, Gent en Dendermonde ; zullende de Schans St. ,, Donaas , als behoorende tot de Vestingwerken „ van Sluis, in vollen eigendom aan hun afgedaan, „ en de Schans Roodenhuizen aan de zijde van Gent „ geilecht worden. Bij twee afzonderlijke punten „ was beraamd , dat het Overkwartier van Gelder,, land geheel, en een gedeelte van Spaansch Flaan,, deren zou afgedaan worden aan de Staaten , die „ ook Bezetting zouden houden in Luik en Huy, ., tot zij des nader met den Keizer en het Rijk zou. „ den zijn overééngekomen." Mm heeft nooit dui< delijk kunnen aanwijzen , of hier mede de opperde magt over deeze Plaatzen werd toegekend, dan niet. Alleen wordt 'er vasrgefteld , „ dat de Staaten Be„ velhebbers zouden mogen dellen over hunne Be„ zettingen in deeze en andere Plaatzen der Spaan„ fche Nederlanden , buiten benadeeling nogthans „ der Kerklijke en Wereldlijke Regten van Koning „ Carel oen III. (*)." Te gemaklijker kon de Ko. ningin, nevens de Staaten, die bedelling maaken, dewijl zij de Spaanfche Nederlanden , zo verre zij bun in handen gevallen waren, deeden regeeren door imnne Gevolmagtigden , die te Brusfel vergaderden,  der NEDERLANDEN. $6g den , en gezaamenlijk de Oppermagt deezer Landen met veele magts-oefening vertoonden (*). Dit Verdrag, fchoon van wederzijden bekragtigd, Verwekte veel gemor in Engeland. Nauwlijks was daar het Staatsdienaarfchap veranderd , of men fchreeuwde , dat zo veele voordeden , den Staaten toegedaan, deH Koophandel der Engelfchen op de Oostenrijkfche Nederlanden geheel zou knakken. Het werd vernietigd op den Utrechtfchen Vredehandel, en door een ander vervangen, 't welk den Staaten minder, doch den Engelfchen veel meer voordeets beloofde, en bovenal ten opzigte van hunnen Handel ( f )• De Engelfchen hadden , daarenboven, reeds met de daad getoond, hoe zij op die ftuk dagten, toen hunne Krijgsmagt, zich van die der Bondgenooten fcheidende , ettelijke Plaatzen innamen, eti zich van Gent verzekerden, om die Stad aan der Keizer overteleveren. Vreemd, verbaazend vreemd, dat de Staaten ziel met de Engelfchen veréénigd wilden houden , daa; zij door alle hunne handelingen ten duidlijkften lie ten blijken hunne natuurlijke Mededingers te wee zen. Hun gedrag in het Buk der Barrières open baart deeze verborgenheid. De Engelfchen verklaai den, niet te willen, dat deeze eenigzins tegen hun ne belangen ftreeden : zij gaven hun heimlijken n: ijver en neiging te verBaan , om den Handel van G( (*) Lambe&ti, Tom. V. p. 475 — 411, (j) Ziehier boven, bl.355. Staat** Rf.cke- r1ng» Barrie1e. Verdragvoor den Vrede te Utreeht met de Engelfchen, 't  3615 GESCHIEDENIS Staats- R> gee|fN6. Omwerp der Staaten wegens de , Barrière den Kei-' zer voor-; geteld. t Gemeenebest te dwarsboomen , betuigende, deeze en geene Piaats den Hollandcren niet te kunnen in wjöigen , onder voorwendzel , dat dezelve geen Vcorinuur tegen Frankrijk , maar tegen Engeland zou weezen, 'J ot dus lang waren de Verdragen , de Barrière bemfftnde, gemaakt buiten den Vorst, die de Spaanfche Nederlanden zou bezitten. Ondertusfchen was bedongen, dat bij, wegens eene Barrière uit dezelven , zou overéénkomen met de Staaten, die de fterke Piaatzen nog vasthielden , ongezind dezelven te ruimen voor dat zij met den Keizer een Verdrag zouden getroffen hebben. Zij vonden zich des in de noodzaaklijkheid, om dat geen , 't welk zij voornaamhjk beoogd hadden, in den gevoerden Oorlog te eifchen van hem , dien zij den groottten dienst deeden, en die zich welgezind ter handelingetoor de mits men geen agt lloeg op de voorgaande Verdragen omtrent de Barrière. Zulks veroorzaakte inden aanvang der onderhandelinge eenige onaangenaamheid. Eindelijk werden de Staaten te raade , een Ontwerp te vervaardigen en overteleveren, '/geen deeze vier groote punten behelsde: Vooraf verklaarden zij , bij wijze van inleiding , „ dat het Groot Verbond , tusfehen Keizer Leo, polo, Willem den III, Koning van Groot, Brittanje, en hunne Hoogmogenheden, in den , jaare MDCCI. geflooten, inhieldt, dat de , fche Nederlanden , toen met Fransch Krijgsvolk , bezet, herwonnen wordende, tot een Voormuur „ van  der. NEDERLANDEN. 3<*7 , van deezen Staat zouden flrekken. Dat dit geval '„ thans plaats greep , en hunne Hoogmogenheden „ overzuiks gezind waren, met zijne Keizerlijke Ma„ jeileit op den volgenden voet overééntekonivn. ., 1. Dat alle de Plaatzen in de Spaanfche Neder„ landen , thans door de Staaten bezet, Veurne, „ Tperen, het Fort de Knokke en Charleroi daar „ onder begreepen, aan den Keizer zouden worden „ afgeftaan, de Plaatzen , hier naa te melden, uit„ gezonderd. Dat Roermonde met Keizerfehe en „ Staatfche Troepen zou worden bezet. Dat de „ Sterkten Philips, Roodenhuizm en Damtne zou. „ den geflecht worden. Dat de Sluisdeuren dei „ Sterkte St. Donaas, die in eigendom der Staa„ ten en aan de i>iad Simt gehegt blijven zou, „ in tijd van Vrede zouden worden weggeno „ men : dat men het verfchil over de Brugfcht Vaart zou laaten verblijven aan Zegsluiden, we „ derzijds te kiezen; doch alles onder deeze voor „ waarden, dat Meenen, de Stad en 't Kasteel var „ Doornik, Bergen in Henegouwen, de Stad en ' „ Kasteel van Namen , 't Kasteel van Gent, bene „ vens de Sterkten de Perel en Maria op de Schel 3, de, door Troepen van den Staat zouden bezet „ en, ten aanziene van wooning, vuur en licht „ behandeld worden overéénkomstig met het bekeer „ de Reglement, deswegens opgefteld met den Keui „ vorst van Beijeren , toen Landvoogd der Spaan „ fche Nederlanden. — Dat de Keizer daarentf „ gen aan de Staaten zou afftaan de Stad Venlo F 5 » nw StaatsIS EGEERli G. I t  Staats- K ecee- auvc, s 9 j 5 368 GESCHIEDENIS » met de Sterkte van ff/. «WW-, en Stevenswaard „ in het Overkwartier van Gelderland, op gelijken „ voet, als deeze Plaatzen door Carel jjfn II „ waren bezeten geweest, blijvende ook het Land ,, van Weerd aan hunne Hoogmogenheden. Dat „ ook de Keizer bij 't Rijk, en daar het verdermo»t ,, noodig zijn, zon te wege brengen, dat de Staaten Bezetting zouden mogen houden in Huy , in welk geval zij zouden kunnen gedoogenhet Uech- -, ten van het Kasteel van Luik Dat de Staa „ ten, in tijd van Oorlog, zo veel Krijgsvolk , als „ z.j raadzaam keurden, zouden mogen leggen in ,, de Iterke Plaatzen der Spaanfche Nederlanden„ dat men ook nader zou overéénkomen wegens het „ getal der Troepen, welken de Keizer in de Ne „ derlanden zou houden; dat de Staaten hunne Be „ zettingen zouden mogen voorzien van krijgs en „ mondbehoeften, zonder des eenige regten te be„ betaalen; dat zij Bevelhebbers en minder Overuren ,, over hun Krijgsvolk zouden mogen Rellen , die „ alleen onder hun Regtsgebied zouden Baan, doch ,, zo wel aan den Keizer als aan hun den Eed van ,, getrouwheid doen. „ De Keizer zou de Geldligting goedkeuren, wel., ke, geduurende de befluuring van Groet-Brit, tanje en de Staaten over de Spaanfche Nedtrinn, den, gedaan, en voor welke verfcheide inkom'len , d>er Landen verbonden waren, hun daarenboven , toeleggende één mjllioen Guldens in 't jaar uit de I middelen dier Nederlanden, boven de inkomfïen » der  BEï NEDERLANDEN. 36*$ „ der veroverde Plaatzen, tot vergoeding der kos„ ten, gemaakt in het bewaaren van Limburg , en „ andere noodwendigheden. „ III. In Vlaanderen zou de Grensfcheiding van „ den Zeekant tot de Schelde geregeld worden naar „ den zin van hunne Hoogmogenheden , volgens „ een nevensgaand Ontwerp (*). „ IV. Eindelijk zou, vóór dat de Staaten hunbe„ wind over de Spaanfche Nederlanden behoefden „ afteftaan , de Bezettingen der twee Mogenheden „ uit de Steden, welken men ftondt overtegeeven. „ trokken , het Verdrag van Koophandel moeten „ geregeld worden op den voet van \\txMunfterfchi 9, Verdrag; en dat men ten dien opzigte, zo zulk: „ niet reeds gefchied ware , redelijke voldoening „ zou geeven aan haare Groot -Brittannifche Maje fteit (tV De Baron van Heems , Keizerlijke Refident ii den Haage, ontving dit Ontwerp. De Graaf vat Strafford, de Engelfche Afgezant, zonder wien; voorkennis het was opgefteld, hetzelve in handel krijgende, wilde 'er zich niet tegen verklaaren: dat de Baron van Heems kon niet nalaaten , deeze ei fchei (*) Dit laaten wij sgterwege, dewijl het zeer uitvoeri is, en toch geen fland greep, zo als het hier word ter at dergefteld. (f) Lamibrti, Tom. VIII.p. 735. Koningin Ann liefde nog; want dit Ontwerp werd in Hooimaand 171/ overgeleverd. Staatsie egeb- r11ng. 1 Hoe die ( Ontwerp werd op1 genomen, 1 t l 7 I  StaatsReuee- 1 a c t S?o GESCHIEDENIS fchen zeer wjjdgaapende te vinden , en vroeg , met een lier gelaat en houding, of men zich verbeeldde, zijnen Meester op den Spaanfche» Throon gebragt te hebben-,' om van hem eene zo verbaazende 'belooning te vorderen ? Men antwoordde , dat dit mislukken den Staaten niet te wijten was. De Baron hier op : Ook den Keizer niet, die 'er der kalven niet om behoort te lijden ! — Voorts verklaarde hij dit Ontwerp voor onaanneemlijk, zeggende . dat de Keizer zulk een Plan niet kon verwagien naa de verzekering, hem door de Staaten gegeeven, van hunne opregte begeerte, om alle de gefchilien tot zijn genoegen te wijlen afdoen, mits zijne Majefteit alles toebmgt, om een zaak ten einde te brengen, welker verwijl tot nog toe de zo noodzaaküjke verééniging tusfehen zijne Majefteit en de Staaten verhinderd hadt. — Dat hij hun kon verzekeren, hoe te Weenen het Plan niet alleen kwalijk zou ontvangen, maar aangemerkt worden als een ondraaglijken last' — Dat hij, op last zijner Majefteit, betuigde, hoe' ieeze nimmer de ipaanfche Nederlanden op zulke x-zwaarende en haatliike voorwaarden zou ontvangen ; als mede, dat hij bevel hadt, de Staaten te verzoeken, om, hoe eer hoe liever, dat verlchil te rereffenen; te meer , dewijl zijne Majefteit reeds eer misnoegd was over zulk een verwijl; doch dat lij, ondanks dit alles, om aan de Onderhandelrngeu 11e gemak te geeven, Frankfort of Brusfel tot Hanelplaarzen voorftelde. — Dat, indien de Staam, tegen verwagting, met het voleindigen dierzaa- ke  DSR. NEDERLAND EN. B7* ke marden, de Keizer zich niet zou kunnen wederhouden, om door zijne Troepen bezit te neemen van de Spaanfche Nederlanden, hem van regtswege toekomende ; dat de oorzaak van zulk eene handelinge zou roegefchreeven worden aan hun , die de wegen, door reden en billijkheid voorgefchreeven , weigerden inteflaan, en hardnekkig op hun ftuk ftaan bleeven. — De Staaten hadden dit in ernstige overweeging te neemen, en dit met te meer fpoeds , dewijl het Verdrag van Baden welhaast zou gellooten zijn , waar naa de Keizer verpligt zou weezen de Keurvorsten van Keulen en Beijeren te herftellen, 't welk hem de voldoening van zijn toeleg zou doen verhaasten. Ten zelfden tijde ftelde de Baron den Graaf van Konigfek voor , als door den Keizer benoemd om met de Staaten te Frankfort of te Brusfel over ce Barrière te handelen. Men kwam egter overéén, om Antwerpen hier toe te beftemmen , waar ook de Onderhandelingen met Wijnmaand eenen aanvang namen. De wederzijdfche eifchen verfchilden in den beginne hemelsbreedte. De Keizer oordeelde , dat men te veel vorderde, en de Staaten klaagden , dat men hun niet genoeg toeftondt. De uitgefchootene Gelden werden van den eenen en anderen kant ter baane gebragt. De Staaten van Gelderland drongen Berk om een gedeelte van het Overkwartier aan hun Gewest te hegten. Het verfchil liep zo hoog , dat de Staaten het Weener Hof van ondankbaarheid befchuldigden, daar zij zo veele poogingen hadden aan- ge Sta/tsReoee- r1ng. Zamenkotast te Antwerpen over de Barrière.  StaatsRegeering. De Staaten zoeken fterkte in Engeland. 1715. 37* GESCHIEDENIS gewend ten voordeele van het doorlugtig Huis va» Oostenrijk ; poogingen , van welken men de miertlijke naaweeën nog eene reeks van jaaren zou voelen , uit hoofde van het groot verval in 's Lands Geldmiddelen, daar door veroorzaakt, en om de zwaare fchulden , in welken men zich geflooken hadt, onder welker drnkkenden last de Staat bijkans bezweek. — 's Keizers Gezant verweet den Staaten hunne agtloosheid , terwijl de wapenen der Bondgenooten alomme voorfpoedig geweest waren ; dat zij den Oorlog veel fpoediger zouden hebben kunnen doen eindigen, en bij het fluiten van den fchandelijken Utrechtfchen Vrede de belangen van het Huis van Oistenrijk verwaarloosd , ja daar in verfcheide pumen , hoonende voor den Keizer , gevoegd hadden. — De Staat/eken drongen op het naakomen van 't geen te Utrecht bepaald was ten opzigte van Luik, Huy en Bon : en dreigden , de toevlugt tot Frankrijk te zullen moeten neemen, om het bedongene te verkrijgen. Lene bedreiging, die weinig bij den Keizerlijken Afgezant betekende (*). De Staaten hadden een buitengewoonGszantfchap na Engeland gezonden, om Geopge «en I. wegens zijne komst op den Throon van Groot-Brittanje te begroeten. Deeze volmagiigde Graaf William Cadogan , om de Onderhandelingen te Antwerpen bijte woonen. Hij vondt dezelve met ontelbaarezwaarigheden omzet. De Staaten wilden zich uitbreiden in (*) Lamberii, Tom. VIII. p. 737 — f52.  der. NEDERLANDEN. 373 in het Overkwartier van Gelderland en in Vlaande ren. De Keizer weigerde het een en 't ander. De Staaten George den I. beloofd hebbende bijteftaan , om hem te handhaaven op eenen Throon, waggelende door een hoogstgevaarlijken opfland der jfacobiten, fcheen hij hunne zaak ernftiger ter harte te neemen. Cadogan trok na Weentn , en,fchoon veelen niet gunstig oordeelen over zijne handelingen daar ten Hove, keerde hij, omtrent het midden van Grasmaand des jaars MDCCXV, weder met eenen Brief van den Keizer, welks inhoud hier op neder kwam: „ Dat hij beloofde, den Staaten het gedeelte van ,, Spaansch Gelderland, 't welk Pruisfen niet be„ zat, te zullen afftaan, Roertnonde uitgezonderd3 waar in hij Bezetting zou mogen houden. Huy „ en Luik zouden geflecht , en daar op hunnen wettigen Heer wedergegeeven worden. Dender,, monde zoo. half door Keizerfche , en half door „ Staatfche Troepen bezet worden. St, Donaas en ,, eene maatige uitbreiding der Grenzen in Vlaan„ deren zou gehegt worden aan Sluis. —■ Men „ zou, behalven de huisvesting der Soldaaten, vijf„ honderdduizend Rijksdaalders 's jaars , uit de in„ komflen der Spaanfche Nederlanden , fchikken „ tot onderhoud der lterke Plaatzen en Bezettingen. „ En, dewijl, ten opzigte van dit laatite punt, de 5, Keizer niet kan verdaan om de gemelde fom van „ Onderftalidgelden te verhoogen, en ondertusfehen „ het Barrière -Verdrag met Greot- Brittanje in- houdt- Staats» Rei Ettru.vG. Nadere voorliagen des K.izars.  3?4 GESCHIEDENIS Sta atsReg k- r1ng. Het Verdraf der Bame; e geirofiea. „ houdt, dat de Staaten tot onderhoud der Barrie„ re vierhonderdduizend Rijksdaalders trekken zou„ den, boven de inkomftender veroverde Plaatzen, „ op negenhonderdduizend Guldens begroot, zou„ den de Staaten begeeren , dat Groot - Brittanje, „ gmot belang hebbende bij het bewaaren derfterke „ Plaatzen, het overige voldeedt. De Staaten had„ den wel verklaard, zich met vijfhonderdduizend ,, Rijksdaalders te zullen willen te vrede houden; „ doch dit was op de veronderftelling, dat zij meer „ inkomften uit Spaansch Gelderland getrokken, „ en wijduitgeftrekter Grenzen in Vlaanderen ge- „ had zouden hebben Eendelijk boodt de Kei- „ zer aan , alle voorige Verdragen .'met de Staaten ,, re zullen vernieuwen (*)." Schoon de voorliagen , in deezen Brief begreepen, nader kwamen aan de eifchen der Staaten,dan alles wat men tot nog uit 's Keizers naam haat voorgefteld, waren zij verre van des geheel genoegen te neemen. Zij hielden zich fteeds aan het eerfte Ontwerp. Gelijk zij aan den eenen kant hunnen fteun meenden te vinden , om hetzelve doortezetten , in Koning George den I, zo beloofden zij zich aan den anderen kant niet weinig van de verandering in het ftaatkundig ftelzel, door den dood van Lodewijk dgn XiV. in Frankrijk veroorzaakt, waar de Herrog van Orleans tot het Regentfchap, geduurende de mindeijaarigheid van Lodewijk den XV, ver- (*) Lajibestj , Tom. IX. p. iq*  der NEDE RLANDEN. verheeven was. -— Eindelijk werd , naa veel rei zens, trekkens, onderhandelings, gefchilsen twist, op den veertienden van Slachtmaand MDCCXV. het Verdrag van Barrière getroffen tusfehen den Keizer, den Koning van Groot - Brittanje en de Staaten , in tegenwoordigheid der Wethouderfchap van Antwerpen en andere Lieden van aanzien, getekend. Het werd den Volke bekend gemaakt door 't (keken der Trompet , het roeren van den Keteltrom , het luiden der Klokken van de Hoofdkerken, -het losftn des Gefchuts van het Kasteel en vau de Wallen der Stad, onder het juichend geroep der menigte: Lang Jeeve de Koning, onze Heer ! Een prachtige Maaltijd op het .stadhuis, voor 't welk een kunstig Vuurwerk werd afgeftooken , belloot dit lang gedraalde en veel inhebbend werk (*). Verveelend zou het.ons weezen, dit geheele Verdrag overtefchrijven , en den meesten onzer Leezeren mi^haagen, hetzelve hier geboekt te vinden; doch wij kunnen niet voorbij , den voornaamen inhoud der Artijkelen, waar uit het beftondt, te vermelden. Naa de verklaaring in de inleiding, „ datdeStaaten zich bij 't Verdrag des jaars MDCCÏ. verbon„ den hadden , de Nederlanden overtegeeven aan „ zijne Keizerlijke en Catholijke Majefteit Carel „ den VI, onder voorwaarden , dat hij met Groot„ Brittanje en hen eene overeenkomst zou treffen » we- (*) Lamberti, Tom. IX. p. 21 — 24, . IX. Peel. 2. St. G Staats* Reces*) Rh\ü« Inhoud van het zelve,  67« GESCHIEDENIS staats" Regek. RiNC. j, wegens hunne wederzïjóTche belangen, en bijzon» „ der omtrent de wijze , op welke men de rust in de Nederlanden zou kunnen vastftellen , om ze te „ doen dienen tot eene Barrière voor Groot-Brit» „ tanje en voor de Veréénigde Gewesten , als mede ,, ten aanzien van den Koophandel der gemelde Ne„ der landen, van Groot -Brittanje en de Veréénigde Gewesten. Hierom was men onderling overééngekoraen. dat de Staaten den Keizer, terftond naa het uit„ wisfelen der bekragtigingen , zouden overleveren alle de Nederlanden, zo die door Keizer Carel „ den II. bezeten waren, als die Frankrijk hun nu s, hadt afgeftaan, om voor altoos door het Huis van ,, Oostenrijk bezeten te worden, en onder verbinte,, nis van nimmer geheel of gedeeltlijk , of aan de „ Kroon, of aan eenigen Prins of Prinfesfe uit den 9, Huize van Frankrijk te zullen worden opgedraa,» gen. „ De Keizer en de Staaten verbonden zich , in 3, deeze Nederlanden altoos dertig- of veertigduizend ,, man te zullen onderhouden , van welken de Keizer drie vijfden, en de Staaten twee vijfden zouden leveren: welke manfchap, in geval van waar3, fchijnhjken Oorlog, tot veertigduizend man, en, „ bij 't ontdaan van daadlijken O irlog , met onder„ ling goedvinden , nog vermeerderd zou mogen „ worden. „ Het zou den Staaten vrijftaan , hunne Troepen „ naar welgevallen te verleggen in de Plaatzen , in )> hun-  Dan NEDERLANDEN. 377 „ hunner bewaaringe gefield. De Keizer vergunde ,, den Staaten, alleen Bezetting te mogen leggen in „ de Steden en Kasteelen van Namen en Doornik, „ in de Steden Meenen, Peume, Warneton, Tpe„ ren en het Fort de Knokke, mits geen Krijgsvolk 3, gebruikende van eenige Mogenheid, bij den Kei,, zer verdagt, of met hem in Oorlog. — Doch in Dendermonde zou men gemeene Bezetting leg. gen, waar over de Keizer het beftel desBevelheb,, bers zou hebben , die , zo wel als de Onder» „ officiers, aan de Staaten zou zweeren, dat hij s, nooit iets in de Stad zou doen, oftoelaaten, 't s, geen nadeelig zou kunnen zijn aan hunnen dienst: „ uit hoofde van deezen eed zou hij verpligt wee» ,, zen, doortocht te verkenen aan de Staatfche Troe„ pen, die, in een maatig getal, zouden begeeren door te trekken. „ Ten hunnen koste zouden de Staaten Bevelheb„ bers aanftellen over de Plaatzen, hun ter bewaa„ ringe afgeflaan, onder beding van tot dien post „ niet te verkiezen Perfoonen, bij den Keizer on» „ aangenaam, of, om bijzondere redenen, verdagt. „ Die Bevelhebbers zouden, ten aanzien van Krijgs„ zaaken, volkomen aan de Staaten onderworpen „ zijn; maar ook den Eed van getrouwheid aan den ., Keizer zweeren, en zich met geene andere zaaken „ bemoeijen, 's Keizers algemeenen Landvoogd de „ gewoone eere moeten bewijzen, en ook het woord s, laaten geeven, wanneer hij komen mogt in Plaat,3 zen, ter hunner bewaaringe aanbevolen. Ga 5, De Staats» Regeiï-» RING.  3?» GESCHIEDENIS Staats- Ri-'OEBRiNü. ,, De Keizer ftondt den Staa'. fchen Troepen in de „•Bezettingen de vrije Godsdienst-oefening toe; „ hogthana zouden de Plaatzen, daar toe gelchikt, „ de uiterlijke gedaante van Kerken niet mogen heb„ ben. -— Voorts zou de Godsdienst onder de „ Inwoonders der Oostenrijkfche Nederlanden blij„ ven als ten tijde van Carel den II. ,j Zonder het betaalen van Regten of Tollen zou ,, men den Staatfchen Troepen Krijgs- en Mond3, behoeften, mitsgaders ftoffe tot kleeding , mogen toevoeren. „ Den Staaten zou het vrijftaan, hunne Troepen te verleggen , heen en weder door Braband en „ Vlaanderen te doen trekken , naar welgevallen, „ mits dezelven aan geene vijandlijke Mogenheid „ behooren , noch zich ergens door in verdenking „ gebragt hadden. — In tijd van Oorlog zou men ,, in de meest blootgeftelde Plaatzen, zo veele Staat- fche Troepen ontvangen, als men onderling zou „ geraaden vinden. De Barrière-Plaatzen zouden de Staaten op hunne eigen kosten mogen verfterken ; doch gee,, ne nieuwe Vestingen aanleggen , buiten kennisfe ,, van den algemeenen Landvoogd. — De Keizer ,. zou zorg draagen, dat de Booden en Brieven der „ Veréénigde Gewesten vrijen toegang hebben tot de „ Barrière - Plaatzen, onder beding, dat zij geene ,, Kuopmans- of andere bijzondere Brieven mede„ bragten.— Indien ééne der Barrière - Plaatzen „ mogt aangetast worden , zou het den Staaten vrij- j, ftaan,  der NEDERLANDEN. 379 „ flaan, bezit te neemen van de Steden en Plaatzen op de Demer, van de Schelde tot aan de Maa,, ze, alwaar zij ook Verfchansfingen , Liniën en „ Overdroomingen zouden mogen maaken. — Om 5j te voorkomen, dat men, gelijk indenlaatften Oor- log, het Leger zou behoeven te verzwakken door „ het onderhouden van eene talrijke Krijgsmagt in Vlaanderen, zou de Keizer den Staaten afftaan „ alzulke Sterkten en zo veel Lands in Oostenrijks Vlaanderen, als vereischt werd om daar de nooit dige Overltroomingen aanteleggen , en dezelven wel te dekken, van de Schelde af tot aan de Zee toe. „ Overzulks zouden de Grenzen der Staaten in Vlaanderen voortaan beginnen van de Zee , tusfchen Blankenburg en Heist , ter plaatze waar „ geene Duinen liggen , mits zij geene Sluizen aan ,, de Zee maakten, noch gedoogden, dat'er eenige 3, Dorpen, Huizen of Visfchers Wooningen werden ,, aangelegd; ook niet, dat de Dijken verminderd, of de Ingezetenen van Oostenrijks Vlaanderen benadeeld werden , wanneer zij aldaar eenige ,, Sterkten wilden ftichten. Van den genoein- 3, den post zou men eene lijn trekken van het Goo„ tewegje, voorts op Heist, den Driehoek , Zwar,, te/luis en het Fort St. Denaas', welk Fort den „ Staaten werd afgedaan met het Land benoorden „ de lijn : dan de Sluisdeuren in 't gemelde Fort zouden in Vredestijd afgenomen blijven. — Dt 9i nieuwe Grenzen der Staaten zouden zich uitlTtek G 3 j, ken Staat». PtlCEEring.  JStaatsEËgee|i|3g. 380 GESCHIEDENIS „ ken van St. Donaas tot aan het Fort van St. Job, „ van waar men weder komen zou tot de oude Sluis si digt bij Middelburg : de oude Grenzen volgen„ de, langs den Zijdelings Dijk , tot daar de Eke3, looze Watergang en Waterloop in ééne Sluis zamenkwamen. Van hier zou men denGraaf Jam }, Dijk volgen tot Boekhoute , van waar men eene 9, rechte lijn zou trekken tot de oude Grenzen toe. 33 Wat ten Noorden deeze lijn lag, werd insgelijks „ aan de Staaten afgeftaan. „ In Oorlogstijd zouden de Staaten de Sluizen in den Zijdelings en Graaf Jans Dijk mogen fter„ ken en bezetten, om dus de Overftrooming van Boekhoute tot aan 't Kanaal van 't Sas van Gent ,, te behouden. De Grenzen van 't Sas van Gent ?, zouden tot op tweeduizend meetkundige fchreeden ,3 uitgeilrekt zijn, mits 'er geene Dorpen onder be- „ greepen waren Tot behoudenis der Beneden- ,s fchelde en der gemeenfchap tusfehen Staatsck „ Braband en Staatsch Vlaanderen, ftondt de Kei„ zer den Staaten af de Polder en het Dorp den p Doel, mitsgaders de Polders St. Anna en Kete3, nesfe. Zo ras de Barrière werd aangetast, zon ,s de Keizer den Staaten de bewaaring overgeeven ,, van het Fort de Perel en van de Sluizen tusfehen dit Fort en het Fort Maria , onder beding , dat „ zij dit Fort en deeze Slnizen, ^benevens die van den , Zijdelings en Graaf Jans Dijk ,hem,meinet tin* , digen van den Oorlog, weder overgaven. „ In Vredestijd zouden de Staaten geene Over- ,, ftroo-  dsr NEDERLANDEN. 3S1 ,, ftroomingen mogen maaken, en in tijd van Oor„ log niet, dan met voorkennis van den algemee nen Landvoogd : zullende zij de Inwoonders van „ Oostent{ksch Vlaanderen moeten fchadeloos ftel- len, in gevalle dezelven, ter oorzaake van de 0. „ vergifie eeniger Sluizen, eenig nadeel mogten lij„ den. „ Over de verplaatzing der Comptoiren , welke, 9) bij gelegenheid deezerverandering in de Grenzen, zou moeten gefchieden , zou men met elkander nader overéénkomen. — De inkomften , die pleegen getrokken te worden uit de Landen, wel„ ken men nu aan de Staaten afftondt, zouden be„ groot, en van den onderftand van vijftienhonderd„ duizend Rijksdaalders afgetrokken worden. De Roomsen ■ Catholijke Godsdienst zou in deeze , Landen geoefend worden even als ten tijde van Carel den II, desgelijks zouden de Inwoon„ ders bij hunne Voorregten blijven. — Het Fort •j Roodenhuizen zou geflecht, en de gefchillen over „ het Kanaal van Brugge gelaaten worden aan de „ uitfpraak van onzijdige Zegsluiden, ter weder„ zijden te kiezen; zullende die van Sluis nogthans„ door het afllaan van het Fort St. Donaas, nietbe„ greepen worden eenig meerder regt op het Kanaal 9, verkreegen te hebben dan zij voorheen bezaten. „ Verder ftondt de Keizer den Staaten voor eeu„ wig en in volkomen fouverainiteit en eigendom af, „ in het Overkwartier van Gelderland, de Stad „ Fenh »et haar Grondgebied en ïict Fort St. Mi C 4 >» chiel, Staatj* Reges- RVflG.  3?» GESCHIEDENIS Sta«tsReoëe- 5. f^r'ê/j als mede Stevemwaard met deszelfs grcnd, ,3 en zo veel lands , als 'er vereischt werd om de „ Werken aan deeze zijde der Maaze te vergroo„ fen; ook zou hij nimmer gedoogen, dat iemand ,, eenige Sterkte, hoe genaamd, flichtte op eene hal., ve mijl na aan dit Fort. — Wijders ftondt hij ,, hun af het Ampt Montfoort , (uitgezonderd de „ Dorpen Zwalmt en Elmt) beftaan le in de Steden s, Nieuwjlad en Egt, benevens elf Dorpen, om het „ te bezitten op denzelfden voet als Carel de II, „ behoudens het regt, 'twelkden Koning van Pruis„ fen zou mogen toekomen, en mits dat alle GeeEt5, lijke en Wereldlijke Voorregten in kragt bleeven , ,, en ook de handhaaving van den Roomsen-Catho,, lijken Godsdienst daar ftand hieldt als voorheen; „ en zouden hier alle Wethouders van die Gods„ dien?.'.belijdenis moeten zijn. De begeeving der Geestrijke Beneficiën zou aan den Bisfchop van „ Roermonde ftaan; doch hij geene Petfoonen, dan den Staaten aangenaam , daar mede begiftigen. 3, Mét de Stad "Egt zouden de Staaten niet geagt „ worden verkreegen te hebben het regt van beroep ,, van het Copittel van Thoorn; doch het zou hun vrijftaari, voor de Inwoonders deezes Lands een „ 11 of van beroep opterichten, waar zij, binnendit „ Gewest, wilden. „ De Regten op de Maaze zouden noch vermeerderd noch verminderd mogen worden , dan met „ gemeen gcfedvinderr. de Keizer zou de Regten ge„ nieten, die te Roermonde en te Navaigne , en de  der NEDERLANDEN. 383 j, de Staaten die te Venlo pleegen geheeven te wor. „ den. De Staaten zouden den Keizer te gemoete „ komen in het voldoen der Benten van honderd en „ twintig en tachtigduizend Guldens, voor welken „ deeze Regten , in den jaare MDCLXXXV1I, ver„ bonden waren ten behoeve van wijlen Koning „ Willem df.n HL— Desgelijks zouden de Staa„ ten hun aandeel draagen in de fchulden van het ,, Overkwartier. De Rukken en papieren van dat Kwartier zouden , gelijk voorheen, te Roermonde „ blijven; dan de Gemagtigden der drie Mogenhe,, den zouden 'er eene lijst van opftellen , van welke „ men ieder een affchrift geeven zou , volgens „ welk affchrift elk altoos een dubbel zou kunnen „ vorderen van 't geen hem aanging. Om den Staaten te gemoete te komen inheton. „ derhouden , fterken en bezetten der Barrière„ Plaatzen , zou de Keizer hun jaarlijks betaalen 3, vijfhonderdduizend Rijksdaalders, of twaalfhon„ derd en vijftigduizend Guldens Hollandsen Geld, „ boven de inkomften van hun gedeelte van het 0„ verkwartier van Gelderland, en boven de kosten „ op de wooningen der Troepen : waar voor de „ beste inkomften der Oostenrijkfche Nederlanden, „ nader uitgedrukt in het afgezonderd punt van dit „ Verdrag, verbonden zouden zijn: wordende den „ Staaten de migt verleend, om , bij mangel van „ voldoening op den vervaldag, de Ontvangers dier „ inkomften bij panding en bedwang tot betaaling te noodzaaken. O S -> wü5 StaatsReces- RltS 6.  584 GESCHIEDENIS StaatsRegee- kïkg. „ Wijders bevestigde de Keizer de Voorwaarden, op welken de Steden en Gewesten der Oostenrijk,, fche Nederlanden aan zijne zijde waren cverge„ gaan, en in 't algemeen alles , wat door Groot* „ Brittanje en de Staaten, geduurende derzelver bewind over deeze Landen, verrigt was. Ook beloofde zijne Keizerlijke Majefteit de pen„ ningen te zullen voldoen, welken de Staaten ten „ dienste van Koning Carel DtN II. hadden doen „ ligten, en niet minder dan eene foin van achttien ,, millioenen, driehonderden zesennegentigduizend „ Guldens beliepen , mitsgaders de kosten, welken zij, geduurende hun bewind over de Oostenrijk„ fche Nederlanden, tot derzelver behoudenis had„ den moeten maaken, en tot verval van welken zij ,, vier millioenen, zeshonderd, achtienduizend, ne„ genhonderd en vijfenvijftig Gu'dens hadden opge- nomen. „ De uitgaande en inkomende Regten op Waaren, gaande na of komende van Groot ■ Brittanje, ,, of de Veréénigde Nederlanden , uit of in de Oos„ tenrijkfche Nederlanden, zouden geregeld blijven „ op den tegenwoordigen voet, totdat men wegens „ een minder Verdrag , rakende den Koophandel, „ zou zijn overééngekomen. Voor het overige zon ,, de Koophandel, met den aankleeve van dien, tus,, fchen de Inwoonders der Oostenrijkfche en Ver „ éénigde Nederlanden blijven zo als dezelve bij het „ Verdrag van Munfter bepaald was. „ De Vestingwerken van 't Kasteel van Luik en ,, van  der NEDERLANDEN. 335 van Huy zouden, op kosten van het Land van „ Luik, geilecht worden, zonder dat men ze hn9, mer wederom zou mogen hermaaken ; zullende 9, deeze Hechting binnen drie maanden moeten ge3, fchieden (*). — De Koning van Groot-Brit,, tanfe verbondt zich tot handhaaving van dit Ver99 drag, welk door de handelende Mogenheden bin9, nen zes weeken zou moeten bekragtigd wor- den Cf>" Met welke bekragtiging dit geheele Ruk zijn beflag kreeg. Wilden' wij alle de onaangenaamheden ophaalen, op het fluiten van dit Verdrag der Barrière gevolgd, en de onlusten, die deswegens reezen met den Keurvorst (*) Ten opzigte van b.5t Artijkel, de Hechting van Buy en van het Kasteel van Luik betreffende, verklaarden de Staatfche Gevolmagtigden, daar in niet te kunnen bawilligen , dan onder deeze twee Voorwaarden : . 1. Dat de Prins en de Staaten van Luik afitand zouden doen van de klagten, op den Rijksdag iugebragt tegen de ftichting der Sterkte op den St. Picters Berg , tegen over Maastricht , door de Suaten. — a. Dat men hun ook genoegen gave wegens hunne eifchen op Bon, 't zij door het Hechten deezer Vesting , of door overéénkomen ontrent de Bezetting, welke men tot gemeene veiligheid daar in zou mogen leggen. Lakberti, Tem, IX. p.46. (tj Du Mor>t Corp: Diplom. Tom. VIII. F. I. P.45J. Lamberti, Tom. IX. p.a4. Rou.eet Recucil, Tom. I. p. -7, Ook vindt men het in 't breede agter le Clerc's Gefchiidtnisfcn der fer lénigde Nederlanden. StaatsRegebring. Gevolgen van dit Barrierel erdrag.  386 GESCHIEDENIS StaatsRactEEJwp. vorst van den Palts over Limburg, met den Keurvorts van Keulen wegens Huy , Luik en Bon , en met den Koning van Pruisfen ten aanziene van het Regtsgebied in 't Overkwartier van Gelderland, wij zouden ons tot bijzonderheden, vau te gering belang om de aandagt der befchouweren van ons Tafereel optehouden, inlaaten. Eene enkele aanmerking zal ons brengen tot het verflag van 't geen 'ervervolgens met den Keizer ten cpzigte van de Barrière voorviel , en aanleiging gaf tot eene nadere overéénknmst. De Staaten hadden op de Vredehandeling den naijver, om eene Barrière tegen Frankrijk te hebben , te fterk doen doorfteeken , en deeze veelvermogende Kroon te zeer getergd, om te vrede te zijn met het geen hun, in gevolge van het Utrechtfche VredesVerdrag , werd toegedaan. Onophoudlijk ontftonden 'er klagten en hairklooverijen in de Oostenrijkfche Nederlanden over de Grensfcheiding , over de wijze van het afleggen der penningen door de Staaten, ten behoeve der Oostenrijkfche Nederlanden geligt of opgefchooten, en verfcheide punten, in 't Verdrag van Barrière beraamd, en welken men van der Staaten zijde beweerde , dat niet naar behooren. waren uitgevoerd. De Keizer, door een langen en den Staaten kostbaaren Oorlog in't bezit dier Landen herfteld, vergat de gedaane diensten, en zag met verdriet de ondergefchiktheid, waar in deeze gevorderde Barrière een aanzienlijk gedeelte deezer Skaten Helde. Deeze oordeelde hij ftrijdig met zijne hoogheid als  der NEDERLA N D EN. °J?■ als Oppervorst: bij zou misfchien wel ras beflooten hebben dat juk te verbreeken, als hij in de Staatkunde der Staaten , ongetwijfeld noodig uit hoofde hunner ligging ten opzigte van Frankrijk , geene foort van flaavemij gezien hadt, die hen aan zijne belangen verbondt. Deeze bedenking wederhieldt hem hen niet voor het hoofd te ftooten. De Keizer en de Staaten waren verpligt elkander te ontzien. Naa veel onderhandelings over bet bijleggen der gereezene gefchillen, liep het aan tot den twceëntwintigften van Wintermaand, eer 'er in den Haage eene nadere overéénkomst, omtrent het uitvoeren van eenige punten in 't Verdrag der Barrière, getroffen werd, welk van deezen inhoud was: 5, Dat de Grenzen der Staaten in Vlaanderen voortaan beginnen zouden aan de Zee noordoost55 waards van de geflechte Sterkte St. Paul, die „ hun met tien roeden lands rondsom de Voorgragt „ ten oosten werd afgedaan; zullende men tenzuiden der Schansfe eene lijn trekken van den Dijk „ af, door de Polder Hazegras , tot de zamenvoe. ,, ging van den Dijk Krommendijk, voorts langs eene ,, Watergangen Gragt, welken aan den Keizerzou„ den blijven, en langs den Krommendijk tot aan ,, de zijde van het Keizerlijk Comptoir, in een uit„ fpringenden hoek van den Dijk; dan door de kleis, ne Polder tot aan het loopend water van de Zwar,, te Sluis, en verder op den hoek van eene Redutt, „ gelegen op den Dijk aan geene zijde der twee Vaar„ ten, de Zoute en dc Zoete, digt bij het Fort .Sr. » 2fo- Staats* Regbe> r1hg. Nadere Overéénkomstwegens de Barrière in het jaar 1718.  33? GESCHIEDENIS StaatsRegee- kXlUG, 3, Donaas, welk den Staaten afgedaan werd, mits* „ de Sluisdeuren van dit Fort in Vredestijd wegge „ nomen bleeven, en het den belanghebbenden vrij„ ftondt de dorpels der deuren te verhagen tot op „ het waterpas van die van de Zwarte Sluis. Dat „ de nieuwe Grenzen van hier wederom zouden loopen , langs den buitenvoet van den Dijk, na „ de Polder le Bout du Monde ; voorts langs den „ Zeedijk tot de inihijding van den Dijk , die de „ kreek van Lopfchuure fluit, van waar mendeou„ de Grenzen volgen zou tot de Barbera Polder; 3, zullende hier de nieuwe Grenzen wederom aan,, vangen , en loopen langs die Polder en de Lau* „ raine Polder , tot aan de Langeftraat ; verder ,, langs dezelve, tot aan den Dijk, die van Boek„ houte na de Haven van Boekhoute loopt; van waar „ zij zouden vallen in de Kapèlle Polder , voortloopende, in eene rechte lijn, tot aan eenen infpringenden hoek van den Graaf Jans Dijk, en vandaar „ langs den Dijk tot aan. de Roode Pelder. Alles, „ wat benoorden deeze lijnen lag, benevens At Bar,, bera, Lauraine, Kapelle en Roode Polders ; be,, houdende de Keizer alleen aan zich een gedeelte „ van de Lauraine en Kapelle Polders. De Staaten „ ftonden den belanghebbenden in de Sluizen te 3, Boekhoute toe dezelven te verleggen, daar zij te ,, vooren geweest waren. In Oorlogstijd zou het „ den Staaten vrijftaan, de noodige posten in den „ Graaf Jans Dijk en den Zijdelings Dijk in te „ neemen en te verfterken. „ De  mr NEDERLANDEN. 3?o ,, De Grenzen van het Sas van Gent zouden tot 95 op den afitand van twee derde van tweeduizend ,, meetkundige fchreeden, te beginnen van de hoe,, ken der Bolwerken, uitgeflrekt zijn. — Tot be- houdenis der NeclerfcheUle en de gemeenfchap tus« ,, fchen Staats • Braband en Vlaanderen , werden ,, de Polder en het Dorp den Doel, als ook de Pol,, ders van St. Anna en Ketenesfe aan de Staaten af„ geftaan; zullende hun gebied tusfehen de Forten ,, de Peerle en Liefkenshoek zich niet verder drek„ ken dan halver weg. In geval van Oorlog zou de ,, Peerle aan de Staaten ter bewaaringe gegeeven wor„ den , mits zij dit Fort en de posten in den Graaf ,, Jans en Zijdelings Dijk, na het eindigen desOor- ,, logs, den Keizer weder overgaven. Indien „ de Ingezetenen van Oostenrijks Vlaanderen, ter „ oorzaake van den afftand eeniger Sluizen, in Oor- logstijd fchade geleden mogten hebben, zou dee- ze fchade vergoed worden door de Staaten. „ Ten opzigte van 't verleggen der Post-Comp. „ toiren, het verzekeren der inkomften van. de afge„ ftaane Landen, het oefenen van den Roomfchen „ Godsdienst, het Hechten van het FortRooüenhui' „ zen, de gefchillen over de Vaart van Brugge , en „ de behoudenis van den eigendom der Landerijen „ werd het zelfde vastgefteld, als bij 't Verdrag der „ Barrière bepaald was. „ In aanmerking van den gemelden afitand, zou„ den de Staaten den Keizer wederom overgeeven „ de Plaatzen, hun bij de voorige Grensfcheiding van Vlaanderen afgeftaan. w Van Staat»- R.ëge8bjing.  GESCHIEDENIS Staats Regeerjng. Voor den beloofden jaarlijkfehen onderftand van ,, vijfhonderdduizend Rijksdaalders, en van de ag„ terftallcn van denzelven , werden eenige andere „ inkomften verbonden , dan bij het Verdrag van Barrière; ook kreegeh de Staaten bijzondere ver„ zekering voor de voldoening der penningen. De „ betaaling der verloopece intresfen van de opgeno,, pene penningen, ten dienste der Oostenrijk fche „ Nederlanden, zou desgelijks, zo ras mogelijk, .„ gefchieden; en voof de voldoening der intresfen, „ door de Staaten voor den Keizer uitgefchooten ,< ,, werd goede verzekering gegeeven. „ De Keizer ftondt af van 't Gefchut en de Ma„ gazijnen te Venlo , 'vaSt.MichieltwStevenswaard', ,, tegen de Krijgsbehoeften , hem, volgens zekere „ Lijst van den jaare MDCCXVI, overgegeeven. ,, — De Staaten zouden den Keizer , terftond naa „ de uitwisfeling en bekragtiging van dit Verdrag, „ in 't bezit ftellen van de Steden en Landen , hun „ door Frankrijk afgeftaan: waar tegen hij hun zou „ inruimen het gedeelte van Vlaanderen , hun bij ,, het tegenwoordig Verdrag toegelegd. Het Ver„ drag van Barrière werd wijders bevestigd in al,, les, wat bij het tegenwoordig niet veranderd was. „ (Jok verbondt zich de Koning van Groot - Brit- „ tan je tot handhaaving van beide de Verdragen." Dit Verdrag werd door de drie Mogenheden behoorlijk bekragtigd (*). Deeze (*) Du Mont Corps JDipl, Torn. VIII, P. I. p. 55r. Roos»  DER NEDERLANDEN. 391 Deeze Iaatfte Overéénkomst, gevoegd bij het Verdrag, te Antwerpen getroffen, verzekerde de Staaten van 't gerust bezit van 't geen zij hunne Barrière noemden. Zij verkreegen dus den eigendom van, en het oppergezag over een groot gedeelte in het Overkwartier van Gelderland , en een klein gedeelte van Vlaanderen , 't geen meer zekerheids gaf aan hunne Grenzen van den kant van Zeeland. Dit, dit was alles , wat hun overbleef van den zo veel vertoonsmaakenden Oorlog wegens de Spaanfche Nalaatenfchap; eene onwisfe verkrijging, alleen bekomen ten koste der zodanigen , die men voorgaf te verdeedigen. De Forten , in welken zij Bezetting onderhielden, ftrekten tot een last, zonder eenige heerfchappij of fchadeloosftelling te bezorgen. De Steden Namen, Doornik, Meen en, Warneton, Veurne, Tperen, en het Fort de Knokke, alle op de Grenzen van Fransch Vlaanderen gelegen , werden van Krijgsvolk voorzien door de Staaten, die oordeelden nu tegen Frankrijk beveiligd te weezen. Men gewendde zich deeze Plaatzen aantezien als eene ondoordringbaare Voormuur , die de Veréénigde Gewesten tegen allen indrang der Franfchén befchutte. — Geen wonder, derhalven , dat men, naa den inval der Franfchén in 'tjaarMDCCXLVII, te rugge gekomen is van die hoogvliegende denkbeelden, wegens het ftelzel der Barrière gekoesterd. Toen Rousset Recueil, Tom. ï. p. 400. Groot Plakaatb. V. D. bl. 547. Refol. Holl, 24 Dec. 1718. bl. 715. IX. Deel, 2. St. H Staat!»" Rlgesrikg. Aanmerkingenover de Barrière-Plaat*zen.  Sta »,tjBe es- 392 GESCHIEDENIS Toen kon men in twijfel trekken , of de voordeelen daar van , de kosten des Oorlogs , om dezelven te verwerven gevoerd, en de uitgaven, aan het Krijgsvolk , om dezelven te bewaaren , verftrekt, konden opweegen: nog twijfelagtiger werd het, wanneer men bedenkt, dat eene zo hachlijke ligging ten allen oogenblikke den Staat blootftelde, om zich ingewikkeld te zien in een Oorlog met Frankrijk voor de belangen van eene vreemde Mogenheid. De Veldtocht van den jaare MDCCXLV1I. bewees de waarheid der laatstgemaakte aanmerking , en de nutloosheid van alle die Bezettingen, om het hoofd te bieden aan de talrijke en wel afgerigte Troepen van een krijgshaftig en magtig Volk, 't welk zij moesten beteugelen. De verkrijging en het behoud der Barrière hebben alleen fchadelijke Oorlogen en drukkende belastingen voortgebragt. Hoe veel moeite hadt het bewaaren in ? Hoe groote Geldfommen gingen ten Lande uit, zonder ooit weder te keeren ? Wanneer men in bedenking neemt , hoe veel kwaads zulks veroorzaakt heeft aan eenen Staat, die nooit ftraf loos kan afwijken van een vreedzaam en bezuinigend ftelzel, zou men welhaast in de gedagten komen, dat zekere booze Geest die verkeerde Staatkunde inboezemde, en zeggen , dat het Huis van Oostenrijk de oogen van de Hoofden des Volks betoverd hadt, om hen te verbinden, dat zij ten koste der grondregelen van hunnen Staat, voor hem Plaatzen bewaarden , die 't zelve , uit hoofde van de afgelegenheid , niet kon bawaaren. Ook heeft dit Hof, zo ras  der N E D E R L A N D E N. 003 ras het door de Verbintenisfen, met Frankrijk aangegaan , van dien kant niet te vreezen hadt, het masker afgeligt , en zich bediend van het tijdftip, Waar in het Gemeenebest zich niet kon beroepen op het gegeeven woord des Handhaavers der Barrière. De Keizer heeft, door zijne Staaten eener vreemde onderwerpinge te onttrekken, het Gemeenebest ontheven van eenen zeer zwaaren last, om welken aftewerpen het misfchien zelve geen moeds genoeg zou gehad hebben: zo veel meer vermogen dikwijls oude vooroordeelen dan weezenlijke belangen ! Dan de verbintenis des Keizers met Frankrijk van eene veel betwistbaarder vastheid zijnde dan een voordeel van de vernietiging der Barrière voor 't Gemeenebest, ïs, in dit geval , die Rap nog voordeeliger voor 't zelve dan voor hem. Zou het niet van veel meer betekenisfe geweesi zijn, wanneer het Gemeenebest zich een veel grooter aantal van Plaatzen, digt aan het Grondgebied grenzende, hadt doen afftaan ? Het bewaaren derzeiven was aan veel min wisfelvalligheids onderhevig geweest. De inkomften van eigen verkreegen grond zouden de kosten van het onderhoud der Troepen hebben kunnen goedmaaken. De Sterkten zouden niet vervallen weezen door de verwaarloozing des Eigenaars. In gevalle eenen Vredebreuk tus fchen de Hoven van Weenen en Ferfailles , zouder de Franfche Troepen het Grondgebied van 't Ge meenebest ontzien hebben. Zodanig eene fchikkiut. hadt het tegen allen vreemden inval beveiligd , ei Ha bui staats- Regeerjisc. 1  S?4 GESCHIEDENIS Staat> E ÜG SERI .vG. buiten noodzaake gefield , om zijn eigen beftaan voor vreemde belangen in de waagfchaal te hangen. Dit oogmerk hadt men zich moeten voordellen. Dit oogmerk zou men gemakiijk hebben kunnen bereiken , wanneer men zich Indt weeten te bedienen van de gunstige omftandigheden , die zich aanboden in de jaaren MDCXXXVI, MDCLXUi, en bovenal in MDCC1X. te Geertruidenberg. IS iets verdient meer onze opmerking in dit ftuk der Barrière, dan de bruske en meesteragtige trant, waar op de Engelfchen het zelve behandelden. De Siaaten, door de eerzugt van Lodewijk den XIV, en door de ftaatkunde van Willem den III. gedwongen , om zich te werpen in de armen hunner natuurlijke Vijanden, de Engelfchen, en Frankrijk, waar mede zij zo veele gemeenfchaplijke belangen van Koophandel en Staatkunde hadden, te mistrouwen , moesten deswege eene menigte onaangenaamheden en beledigingen verdraagen. De gevoeligheid tegen Frankrijk, tewegegebragt door delaatfteOorlogen, met dat Rijk gevoerd , hadt hen met een zo blinden haat tegen de Franfchén vervuld , dat zij nauwlijks de rampen zagen , welke zij zich berokkenden door deel te neemen in alle de Oorlogen tegen die Kroon , even of hunne veiligheid van derzelver verwoesting afhing. Deeze ftaatkundige bedwelming fcheen hun het gevoel te beneemen over de veroiigelijkingen, weiken zij bij aanhoudeuheid te lijden hadden van de Engelfchen zints het tijdperk, dat zij zich aan dit Volk verbonden. Zij zagen niet, of  der NEDERLANDEN. 305 of zij wilden niet zien , dat die handeldrijvende en vrije Eilanders,geene wezenlijkgenïeenfchaplijke belangen kunnende hebben met een der Mogenheden op het vaste Land, zich weinig lieten gelegen zijn om dezelven te fpaaren ; en dat een Volk , mededingend in den Handel en Zeevaart, beflendig hun wezenlijke Vijand moest zijn. Van dien ftempel waren ook de grondbeginzels, die de Engelfchen in den toenmaaligen ftand der zaaken volgden. Zij hadden zich, bij de Utrechtfche Vredehandeling, Plaatzen , Steden, Landftreeken en Eilanden van de grootfte aangelegenheid doen toewijzen, als mede de grootfte Handelvoorregten bedongen ; en door het aanzienlijk deel, 't geen zij in het Bondgenootfchap namen , als ook het ontzag , 't weik Frankrijk voor hun betoonde, het Gemeenebest der Veréénigde Nederlanden eene Barrière bezorgd , zodanig als hun best fchikte. Maar zij vreesden , gelijk wij boven aanmerkten , voor den aanwasch des Koophandels deezer Gewesten ,'en deeden zich de Plaatzen, ten dien einde wonder wel gelegen, in eigendom afftaan. In tegendeel waren zij zeer geneegen, en gereed om zodanige Plaatzen, van welker gunstige ligging de Veréénigde Gewesten zich zouden hebben kunnen bedienen, hun te ontzetten, en den ftaat en geldmiddelen van het Gemeenebest in eene nauwe verlegenheid te brengen. Lord Bolingbroke was de eerfte , diè met dit inzigt, den Franfchén aan de hand gaf om de wedergaave van Doornik van de Staaten te eifchen, de belofte der Koninginne van Groot - Brittanje , in H 3 dei StaatsRecee- RlNG.  306- GESCHIEDENIS SïAATSR.EGEBWSG. Staat den jaare MDCCXII. gedaan, om hen bij 't bezit dier Srad te handhaaven , te leur (tellende. Met zulk eene flegte munt betaalde de magtigfte van het Bondgenootfchap den betoonden ijver en de gedraagene kosten ten voorfiand van de gemeene zaak (*). (*) Lamberti, Tom.X. p. 380. Rapport du Cmmittêfecret. en 1715. p. Hf. Aiï. & Mem. de la Paix dUtrecht, Tom-I. p. 545.548.549.  dïr NEDERLANDEN. 397 Staat van de Land en Zeemagt der Veréénigde Nederlanden. M en zou nauwlijks kunnen gelooven, dat een Gemeenebest van eene zo engbeperkte uitgeftrektheid, en, fchoon naar dezelve fterk bevolkt, egter niet talrijk in manfchap, in den thans afgeloopen Oorlog, fterker poogingen deedt dan men zou hebben kunnen wagten van het uitgebreidlte en fterkst bevolk ie Rijk. Een berigt door de Staaten in den jaare MDCCXI. na Engeland gezonden, wijst uit, dat zij op de been hielden en betaalden 123139 Man (*). Deeze vervaarlijk hoogloopende kosten te land deeden zij niet met verwaatloozing van de Zeemagt. Men zag dezelve , geduurende de twee laastgevocrde Oorlogen op een voet, die beantwoordde aan 't ontzaglijk getal der Legermagt te velde. Om zich een recht denkbeeld van het Zeeweezen der Staaten te vormen, zal het hier niet ondienftig zijn, verfcheide trekken, ten dien opzigte in vroegere tijdperken verfpreid, bij één te voegen. Bij het fluiten van den Vrede met Spanje in den jaare MDCXLV11I. werd bepaald, dat de Zeemagt van den Staat beftaan zou uit zestig Scheepen; twip. tig om te kruisten, twintig om de Koopvaarders te ge- • (*) Lamderu, Tom, VII. p. 118. 408. 43a. H4 Sterkre van der Staaten Land- en Zeemagt.  898 GESCHIEDENIS Staats- R-KtiEERl]\f?. zes- geleiden ,en twintig om in de Havens gereed te liggen. In den eerden Engelfchen Oorlog bragt men dit getal tot tweehonderd zes en twintig of tweehonderd dertig , van welken 'er honderd achttien of honderd vijftig dienen zouden tot de groote Vloot: men befpeurde, in dien ongelukkigen Oorlog, de noodzaaklijkheid eener ontzag'ijke Zeemagt; derhalven werd dit fhik, bij den Vrede, niet uit het oog verboren: in (lede vsn de Vloot te verzwakken , nam men het beduit, dezelve met vier en twintig Schepen te verflerken. De Staat hadt toen ten minden achtenveertig Schepen in Zee. In den jaare MDCLIX. deedt men 'er honderd uitrusten, en voegde 'er nog achttien aan toe. 't Is waar, deeze Schepen konden niet voor Schepen van den eerden rang gaan. De Admiraal Tromp ging eerst aan boord van een Schip van 50, en vervolgens op een van éodukken; deeze waren de twee grootden der geheele Vloote. De voorzorgen, raderhand gedragen, bragten te wege , dat men in den tweeden Engelfchen Oorlog eene veel or.tzaglijker Zeemagt hadt. De i-taat bragt twee en zeventig Schepen in Zee, van welke de eene helft van 60 tot fio, en de andere van 60 tot 40 Hukken voerde, zonder twaalfFregatren, Advijsjachten, Branders en ander klein Vaartuig te tellen, en achttien Schepen, welke men nog gereed maakte. — In den derden Engelfchen Oorlog nam 't Zeeweezen nog toe. Men zag 'er Schepen onder van 84 Hukken , de helft bedondt uit Schepen van 60 tot 80 (tukken ; doch men hadt vierentwintig Fregatten,  der. NEDERLANDEN. 399 zesendertig Branders, vierentwintig Snauwen en vierentwintig Galjooten, zonder de Convooij'rs, welker getal niet wordt opgegeeven, mede te rekenen. In den jaare MOCLXXIV. bragt de Vrede met Engeland eene vermindering in 'sLands Zeemagt te wege; dezelve werd bepaald op vierenveertig Schepen, on der welken flegts achttien van 60 tot 80 Hukken gevon kn werden, de meesten zondt men uit tot befcherraing van den Koophandel in 't Noorden, in de Middenlandfche Zee en op de Kusten: in de havens bleeven niet meer dan vijfentwintig Schepen tot den Nieuwmeegfchen Vrede. Men liet het wapenen tei Zee waartchijnüjk verflappen, dewijl men niets meer van Engeland te vreezen hadt, en de voornaamHe magt van den Staat toen te lande vereischt werd te> gen de ontzaglijke Krijgsbenden van Frankrijk. — Dan nauwlijks hadt de Staat zich uit dien heilloozen Oorlog gered, of dezelve doeg het oog op het Zeeweezen , als den grond van zijne grootheid en voorfpoed. Zints den jaare MDCLXXX. beraadflaagde men zesendertig Oorkgfeheepen te timmeren van 8c tot 50 Hukken. In 't jaar MDCLXXXV. betoonde men nieuwe voorzorgen omtrent 'sLands Zeemagt: en bepaalde dat 'er altoos eene Vloot zou onderhouden worden van zesennegentig Schepen, twintig var 5io, achtentwintig van 70, vierentwintig van 60 et vierentwintig van 50 Hukken; en daarenboven negen tig Fregatten van 40 tot 18 Hukken. Men klaagde alstoen over de werkloosheid bij de Admiraliteiren en deeze klaagden, op haare beurt, dat zij de noo H 5 dj Staatsie egeeRlwG» t  4°o GESCHIEDENIS Staats- R EGfcES1KG. drge middelen niet kreegen om de maatregelen, door den Staat genomen, te volvoeren. En men gelooft, dat men het verval van het Zeewcezen in de Neder, landen van deezen tijd moet dagtekenen. Ondertusfchen wist de Prins van Oranje rot zijn overtocht na Engeland eene Vloot gereed fe krijgen van vijfenzestig Oorlogfchepen, vijfhonderd Fluiren, zestig Pinken , tien Branders, en met zeshonderd vijfendertig Zeilen, na Engeland te ftevenen. Dan hier Raat aan te merken, dat die Vorst door perfoonhjk belang tot deezen overtocht aangezet, de toerusiingdermaate hadt doen verhaasten, dat verfcheide (legt gefielde Schepen zich onder de Vloot bevonden. Deeze Stadhouder den Engelfchen Throon beklommen hebbende, veréénigde de Staatsbelangen van dat Rijk met die van het Gemeenebest, zo niet met elkander, alihans met betrekking tot andere Mogenheden , indiervoege, dat hij eene aanzienlijke Zeemagt noodig hadt, weshalven hij die der Verfénlgde Geweiten niet uit het ooge verloor; doch Frankrijk hadt de zijne dermaate verftcrkt, dat ze die der twee zamenverbondene Maaten kon opweegen. In den jaare MDCLXXX1X. voegde het Gemeenebest dertig Oorlogfchepen bij "de Engelfche Vloot van vijfiig fterk. In 't volgend jaar was der Staaten Vloot, met de Engelfche veréénigd, niet magtig de Franfchén te Haan. De Graaf de Tourville bragt hun de nederlaag toe; eene menigte van Koopvaarders viel den Franfchén in handen. Het Gemeenebest, 't geen in den jaare MDCLXXII, eene be-  der NEDERLANDEN. 401 beflisfende meerderheid hadt over de Vlooten van Frankrijk en Engeland te zamen , was nu, met behulp der Engelfchen, niet magtig, zijn Koophandel tegen Frankrijk te befchutten. Men moet ook erkennen , dat Lodewijk de XIV, in dien tijdkring zijne Vloot in een ftaat gebragt hadt, tot welke men niet geloofd hadt, dat de Franfche Zeemagt ooit zou hebben kunnen geraaken. Dan , die zeeroem hieldt niet lang Rand. In den jaare MDCXC1L bragt Engeland en de Staaten eene ontzettende Scheepsmagt in zee, en namen wraake op de Franfchén. De voordeelen, door deezen, in 't volgend jaar, ter Zee behaald, wekten de ijver der Staaten dermaate op, dat zij in de jaaren MDCXCiV, MDCXCV. en MDCXCVI. met de Engelfchen meester der Zee bleeven en alle de Kusten van Frankrijk in geftaa. gen onrust hielden. In 't jaar MDCXCV1I. kreegen de Franfchén, op nieuw, de overhand , behaalden de fchitterendite voordeelen, en maakten Vrede onder het gefchal van overwinningen ter Zee en te Land bevogten. De Zeemagt van het Gemeenebest bleef, ftaande den Oorlog over de Spaanfche Nalatenfchap, bij kans in denzelfden ftaat van vergrooting en verval In't jaarMDCCII, verfterkte het Gemeenebest een< Engelfche Vloot van dertig Schepen, met twintig Schepen van Linie; en in het volgend jaar voegdf het zeventien Oorlogfchepen bij vijfendertig der En gelfchen; doch dit jaar, even als het voorgaande leeden hunne Geleiders der Koopvaardijfchepen, ei di Staats- ReGEERIi G. i )  4ca GESCHIEDENIS StaatsRegee- RJKü, de Koopvaarders zelve zeer veel van de Franfchén. Deeze verliezen drongen de Staaten om een gevestigder oog te flaan op het Zeeweezen, en tot de veréénigde Vloot drie Schepen tegen vijf van Engeland te leveren, gelijk gefchiedde in de Zeemagt onder den Admiraal Rooke, waaron de Staaten, in de verdeediging van hun gedrag tegen de befchuldigingen der Engelfchen, in den jaare MDCCX1I, beweeren, dat zij hun aandeel in Schepen hadden opgebragt; blijkens eene lijst der Schepen, door hun 'sjaarlijks in de Noordzee, het Kanaal en de Middenlandfche Zee onderhouden. In den jaare MDCC V. Hooien zij nevens hunne Bondgenooten de Havens van Brest tnToulon in , en vernielden in't jaar MDCC VIL acht Oorlogfchepen in laatstgemelde Zeehaven , welke zij befchooten en bombardeerden. Dan, men ontdekt, op 't einde diens Oorlogs, dat 'er zeer dringende omflandigheden noodig waren om de Staaten te doen befluiten tot het in ftand houden van eene ontzaglijke Vloot; weshalven ook de Zeemagr, zo ras de Vrede die omflandigheden deedt wijken, zigtbaar afnam. Die Zeemagt, welke in tijd van Vrede zich derwijze in Hand hieldt, dat zij de wet voorfchreef aan de Noordfche Mogenheden, was welhaast nauwlijks in ftaat om den Koophandel te befchermen. -—■ Het Gemeenebest deedt daar toe eene pooging in den jaare MDCCXV. wanneer het met George den I, Koning van Engeland overéénkwam om eene Vloot in Zee te brengen, die uit tweeëndertig Schepen van Oorlog, twintig Engelfchen en twaalf  DEK. NEDERLANDEN. 403 twaalf Staatfche beftondt, om de Scheepvaart dier beide Volken tegen de Zweedfche Zeerooverijen te beveiligen. Men heeft verfcheide redenen bijgebragt voor deeze zo in 't oogloopende verzwakking van het Zeeweezen des Gemeenebests, eene verzwakking, bijzonder ftand grijpende naa den Vrede te Utrecht geilooten. Zij zijn in de daad niet verre te zoeken, de laatstgevoerde Oorlogen hadden 'sLands kas uitgeput, zwaare belastingen drukten de Ingezetenen, ■de Manfchap verminderde. De Staaten Honden vast in 't begrip om Engeland aan te zien als een Nabuurlijk Bondgenootfchap, ondanks alle de beledigingen, welke het den Lande aandeedt, dit denkbeeld deedt misfchien meer af dan alle andere oorzaaken zamengenomen. — Men moge fchrijven, dat men in de jongstverloopen Eeuw niet gewoon was, eene ltandhoudende Vloot te hebben (*), de bijééngebragte trekken van ons Tafereel wijzen het tegendeel uit. De Ridder Temple fchrijft ook in een Rukje, omtrent het laatst dier Eeuwe uitgegeeven (f), op eene wijze, zeer verfchillende van dat denkbeeld. De woorden van dien Staatkundigen, over het ftelzel van 't Gemeenebest, verdienen in 't geheel bijgebragt te worden. ,, Deeze Gemeene- bestgezinden hebben altoos, om zich tegen Frankrijk (*) Lettre G? Memoire remis par fon Altefe Serenisfime a LL. H. H. P. P. le 7. Oft. 1782. (J) Conjiderations de la Hollande. StaaTsRegee- ring. Staatkundig ftelzel der Staaten . ten opzigte van het Zieweezen.  404 GESCHIEDENIS StaatsRegee- KING. SS „ rijk te verdeedigen, de'verbintenis met Engeland „ gezogt, en om aan Engeland het hoofd te bieden a, zullen zij zich verbinden aan Frankrijk. 'Er zijn „ zelfs gelegenheden, waar in zij beurtlings Zwee„ den, Deenemarken en zelfs Frankrijk en Spanje n in balans kunnen houden. Naardemaal zij van „ begrip zijn, dat het hun niet min noodig is, magt „ te hebben om den Vrede te bewaaren dan om den ,, Oorlog te voeren, zijn ze nooit zonder groote toe„ rustingen te maaken, inzonderheid ter Zee; en „ ten einde hunne Schepen in Vredestijd niet nut,, loos liggen, bedienen zij zich van dezelve, tot bevordering en veiligheid des Koophandels, de ,, Koopvaarders begeleidende. Wanneer Frankrijk ,, hun den Oorlog wilde aandoen, zouden deeze „ Schepen, die zij altoos gereed houden , de zwak,, beid hunner Lanclmagt kunnen vergoeden. Zij „ gelooven niet, iets te vreezen te hebben vznSpan„ je noch van Duitschland, hunne naaste nabuuren. „ En wat Engeland berreft, zij dugten van dien „ kant niets, zich niet enkel grondende op de laat„ fte Verdragen , maar voornaamlijk op de over„ tuiging, dat het algemeen belang der beide Vors„ ten hen verplicht, zich verdénigd te houden om „ de indringende en overweldigende ftaatzugt van ,, Frankrijk te wederflaan. Zij vreezen, dat de ,, grootheid en de magt dier Kroone, 'er opgefteld „ hanre oude eifchen op de Nederlanden te doen „ gelden, daar een brand zou ontlteeken, die ras „ tot het Gemeenebest zou overllaan, indien zij gee-  dbr. NEDERLANDEN. 405 . ,9 geene maatregelen namen om dien bij tijds voor „ te komen; de zwakheid van Spanje, de logheid „ van het Duitfche Lichaam, de uitéén loopende „ belangen der Duitfche Vorsten noodzaaken hun „ het oog op Engeland te werpen, als de gefchik,, fte Staat, om iets toe te brengen tot behoud der „ Nederlanden , het evenwigt en de rust in de „ Christen-wereld te bewaaren. Hun ftelzel van „ Staatkunde is, dat Frankrijk zijne oogmerken zal „ ftaaken, als het zijne Kusten gedreigd ziet, door ,, magtige veréénigde Vlooten van Engeland en het ,, Gemeenebest. Een andere hinderpaal op den weg „ van Frankrijks Oorlogszugt is het vooruitzigt van „ 't verval zijns Handels in Wijn, Zout en veele andere Waaren, die in groote menigte door de „ Plollanders gebruikt of gekogt en verhandeld „ worden." Op deeze wijze fpreekt de Ridder Temple. Men kan niet loochenen, dat dit ftelzel zeer wel zamenhangt. 't Is hetzelfde, het geen Willem de III. deedt ftandgrijpen; doch tevens het ftelzel, 't welk het Gemeenebest inwikkelde in veele Oorlogen, bij welken het weinig belangs hadt; dewijl de veiligheid der Veréénigde Nederlanden niet aangemerkt kon worden, daar bij te lijden te hebben, dan, in gevolge van nog zeer verre afzijnde gisfingen. Vreemd is het, dat een zo verlicht Staatkundige, die zo veel talenten bezat, en opgefchranderd was door zo veele gevallen , van welke hij ooggetuigen was, dit ftelzel niet van alle kanten bezien, en niets gezegd heb- Staats- REn KERING.  StaatsRegee- XlKü. Belan» des Handels. 40Ö GESCHIEDENIS hebbe van de mededinging des Handels en der Zeevaart, dat altoosduurend en heilloos zaadbeginzel van tweedragt tusfehen Engeland en Holland. Hem kon niet onkundig weezen, dat de voordeden uit die twee bronnen voortvioeijende, niet alleen de middelen waren van den rijkdom, maar tevens van 't beftaan der Veréénigde Nederlanden. Hij hadt de woorden, hem door de kragt der waarheid afgeperst, „ en om aan Engeland het hoofd te bieden, zullen „ zij zich verbinden aan Frankrijk," moeten ontvouwen. Deeze grondregel geldt ten allen tijde; doch het fchijnt dat de veranderingen zints eene halve eeuw voorgevallen in het Staatkundig ftelzel des Rijks de belangen van 't Gemeenebest, ten dien opzigte, zeer veranderd heeft. Wij zullen van het Zeeweezen niet fpreeken ; fchoon Engeland en bovenal Frankrijk, in dit nieuw betoog van 't vermogen der Volken, groote vorderingen gemaakt hebben, is het eene erkende waarheid, dat het daarftellen van eene Zeemagt, eene allergemaklijkfte zaak is voor eene Zeemogenheid, die middelen heeft, en e.mftig ge. fteld is om dit uittevoeren. Voor geld zal men altoos Matroozen vinden. Deeze foort van Menfchen vervoegt zich natuurlijk in die Landen, waar zij best betaald worden. Winzugt en belang zullen altoos een veel grooter getal doen gebooren worden dan het hoogklinkend, doch voor de meesten hunner niets beduidend, woord, Vaderlandliefde. De Staat, door de uitgeputheid der geldmiddelen genoodzaakt, bezuinigingen in het Zee weezen te ge-  Der NEDERLANDEN. 407 gebruiken, hadt ook het toeneemend verval der Zeemagt te wijten aan de dwaaze Oorlogen, waar toe hec belang van Willem den III. denzelven inwikkelde. Alle de Leden van het Bondpenooifchap voelen tot nog toe den last en de gevolgen daar van. Hij verloor zesmaal honderd millinenen, zinder eenig wezenlijk voordeel: hij trok er niets voor, dan den fchraalen roem, dat hij vreemde belangen onderfchraagd hadt met eene ftandvastigheid , die hem de grootfle voordee'en waardig maakte. Om de verbaazende onkosten dier drukkende Oorlogen te voldoen , moest het Gemeenebest onraeetlijke redmiddelen in zijnen eigen boezem heb >en, bovenal wanneer men in aanmerking neemt de fchro >mli'ke verliezen , ter Zee geleden. De Fabrijken en de Handwerken , door de Vlugtelingen uit Frankrijk verbeterd en verleevendigd , fchonken aan den Staat eenen tak , waar aan , om zo te fpreeken, gouden appelen groeiden , en veele Binnentreden, als Haarlem en Ltyden, deeden bloeijen. j— In den jaare MDCXCVU. Üoot het Gemeenebest met Frankrijk een Handel verdrag, niet alleen zeer voordeelig ten aanziene van den Handel op dat Rijk, maar ook van dien het op de Levant dreef. Onwederfpreeklijke Verdragen wijzen uit de wederkeerige belangen tusfehen Frankrijk en de Veréénigde Gewesten. In het heevigst blaaken des Oorlogsvuurs tegen de Franfchén bleevéri deezen ttand houden , en de Kooplieden des Gemeenebests voeren IX. Deel. 2. St. \ voort Staat*.' Regue* RLNG. 
    derlaniers. Beschouwing van de Ze Jen, Kunsten en Weeten* fchappen in het laatst verhandeld Tijdperk. den ftaat der magt en voorfpoed van een Volk recht te kennen, is 't gansch nuttig het oog te flaan op de algemeen heerfchende Zeden, die het zelve kenmerken. Doch om dezelfde fchilderijen, mag ik mij dus uitdrukken , in eene zaak van gei'ciiiedenisftukken niet te vermenigvuldigen , moet men, wanneer een Staat geene van die algemeene omwentelingen ondergaan heeft, welke invloed hebben op de Zeden , dezelve niet afmaaien, dan op van elkander afgelegene Tijdperken; bij voorbeeld, alle halve Eeuwen agtflaan op de meerdere of mindere overeenkomst, welke die Tafereelen hebben met de voorgaande. Daarenboven, hoe meer men onze tij den nadert, hoe bezwaarlijker het dikwijls valt zo danige Gedenkfchriften in handen te krijgen, waai in men voorvallen en bijzonderheden vermeld vindt^ die niet minder dienen om ftoffe tot eene fchilderij der Zeden opreleveren , dan de verftandige waarneemingen , uit algemeene gebeurtenisfen opgemaakt. In Gemeenebesten veranderen, wanneer zij geene in- of uitwendige omwenteling ondergaan , de oude Zeden veel minder , dan in Staaten , onderworpen aan den lotwisfel van 't veranderen der Vorften , oj de leest van wier charader niet zelden het geheele Volk  üïr NEDERLANDEN. 41* Volk zich fchoeit. De laatfte helft van de zeventiende E«uw hadt de affchaffing , de herftelling, de weder affchalür.g van het Sradhouderfchap gezien. Willem de III. hadt in zijn character iet Itrergs en hards , misfchien om het tegenbee'd te draagen van de Franfche befchaafdheld en inneemendheid. Deeze omftandigheden bragten, buiten twijfel , het haare toe tot het in ftand houden van de oude zeden des Volks; dan de haat tegen de Franfchén , veroorzaakt door den inval in den jaare MDCLXX1I. en de twee daar op gevolgde Oorlogen , en de vermenging met de Engelfchen , veroorzaakt door het aandeel, 't welk het Gemeenebest nam in de Rijksomwemelii'g van Groot Brittanje, kon nietmisfen, om aan het character des Volks eene nieuwe e» vreemde kleur te geeven. De oude Nederlandfche charafters werden langs hoe zeldzaamer , of werden alleen ten platten Lande gevonden. De groote Steden namen een mengzel aan van Duitsch, Engekch en Fransch. Le Francq van Berkhey, die, in zijne Natuurlijke Hiftorie van Holland, voor de meesten zich met eene verveelende langwijligheid ophoudt in het befchrijven der Kleederdragten zijner Landgenooten in onderfcheidene Tijdperken, doch te midden daar ven veele opmerkenswaardige aanteekent ; dit Tijdperk meesc befchreeven hebbende , voegt 'er bij: „ ik „ kan 'er niet van afftappen, zonder het oog nog te „ vestigen op één der wonderlijkfte tooifels, dat ae immer in Holland gevonden wierd. Ik meen die Staat*' Regiering.  412 GESCHIEDENIS Staats- Regi'E- „ zeldzaame toeftel yan kleeding , welke hier re „ Lanle ttand gre ep om en aan 't zo gedenkwaardig „ jaar M JCLXXil. 'Er ontftondt, naamlijk in die „ dagen , met eene genoegzaam alles omkeerende „ verandering, eene voor onze Hollanders bijkans geheel nieuwe Kleedermode, die teaanmerkehjker is, om dat zij na genoeg alles , wat onder de „ Grooten nog naar den Holland/eken tooi zweem„ de, bij zommigen hunner volltrekt verbande ter oorzaake van den invloed, dien de weelde van het „ Franfche Hof op onze Natie hadt , waar door 3, vervo'gtns de weg gebaand wierd tot de heden„ riaagfche dragt van meest alle Natiën van Europa, „ en ook inzonderheid van die der Inwoonderen van „ ons Vaderland. „ Onze Hoilanders hadden tot op dien tijd, ge„ duurende het verloop van zo veele Eeuwen, al„ toos iets , dat den Landaart bijzonder eigen was , „ behouden, fchoon 'er nu en dan wel eens eene „ Brik of kwik van elders overwaaide. Dan omtrent „ deezen tijd fcheen Frankrijk zo veel vermogen „ op de Hollanders te erlangen, dat veelen gansch „ zeer i:.genomen wierden door de pragt vanLooE„ wijk den XiV, die zijne Onderdaanen verarmde „ met zijnen zwierigen Hofftoet door geheel Euro. „ pa te doen praaien , welks glans ook de oogen », van fommige Hollanders , naar 't fchijnt, ver„ blindde. De rsad , weiken Madame de Mains, tenon^ zo men zegt, aan dien gevreesden Ko» ning, ten aanziene van Holland, gaf, viel over- „ een»  dbr. NEDERLANDEN. 413 „ eenkomftig met haar bedoelde uit. Zij hadt naam„ lijk, gelijk men wil , den Koning ingeboezemd, s, dat 'er geen beter middel was , om de Hollanders „ van hunne geürenge Zeden en deftigheid afretrek„ ken, dan het'er optoeteleggen om de Franfche Mo„ des hier te Lande intevoeren ; en waarlijk , dat „ flimme en doortrapte Wijf, indien menhetgerugt ,, gelooven mag , hadt het wel begreepen ; de uit„ komst beantwoordde al vrij fterk aan haare ver,, wagting, en veele Hollanders lieten zich overhaalen, „ om de door hunne Voorvaders verzamelde fchat„ kisten te verruilen voor allerlei Modes , voor Ga„ linnen, Strikken, Linten enz.— Men bragt dien „ opfchik wel draa dermaate in het buitenfpoorige, „ dat dezelve door den Burger als walglijk befpot wierd. Het tooizel was ook zo vreemd aan on„ zen Landaart, dat het onzer taake aan woorden ,, mangelde, om alles met eene Neder duitfche bes, naaming te benoemen, waardoor vee'e Franfche 0£ bastaardwoorden toen mede openlijk en fterker dan ,, voorheen ingevoerd begonnen te worden.— Het „ geraakte in die dagen , toen men 'er het meest „ mede ophadt , bij niemand onder den defiigften Bui gerftand, Kooplieden of Geleerden , en zelfs „ niet bij de meeste Magiftraatsperfoonen, in vollen „ zwang. Men zag die kleeding met haar volko„ men zwier nauwlijks dan bij eenige voornaame >,, Generaals, Ambasfadeurs, en dergelijken , welB, ken een luister van onzen Staat bij denhoogmoe„ gen Lodewijk. moesten laaten fchitteren: de zul. I 4 » kei Staats» RegbE' ring.  STaatsReghe- 4H GESCHIEDENIS „ ken fchijnen zich uit (taatkunde naar den zwier ,, van 't Franfche Hof eefchikt te hebben. Die ,, opfchik verdween bijkans zo fpoedlg als dezelve „ gekomen was. Veel bragt ook tot het fchielijk „ afi.eemen dier Mode toe het fruiten van den Fran„ fchen voorfpoed , waar mede de zo genoemde Vond van Madame de Maintenon , in *t (tuk dier gemelde kleedinge, insgelijks niet weinig van „ deszelfs kragt verloor (*)." Geenzins zo kortflondig en ras voorbijfnellend was de ftnaak voor overdaadige veneering , welke meer en meer velds won , en de oude fp larzaambeid , bij den Vreemdeling meermaals voor gierigheid uitgekreeren, verbande. Allengskens verminderde het getal der zodanigen, die gezegd koiden worden zich rust en gemak te ontzeggen , om (chatten op een te hoope;), en rijke Erfgenaamen agter te laaten , als mede der zulken, die met meer beraadenheids nooit hunne verteering boven hun inkomen lieten gaan, en den rijkdom daar in (telden , dat zij meer hadden dan zij befteedden, waar door zij in (tand bleeven , en , buiten ongeziene tegenflagen , (leeds in hunne bezittingen voor waards gingen, in ftaat om den Lande dc zwaare lasten optebrengen , en de deugd van milddaadigheid, zonder last, te oefenen. De geestrijke van Effen, in een zijner zedelijke Tijdfcbriften een fchoon tafereel gemaakt hebbende van de Vlijt, (*) Le F. v. Berkhey Nat. Hifi. van Holland, III. D. St. bl. 6z?.  bek NEDERLANDEN- 415 Vlijt, de Braafheid, het Gedrag en de Weldaadigheid zijner oude Landsgenooten, laat'er opvolgen : 3, Dat welgelukkig , dat wijze Volk is niet meer! „ De uitheemfche Befchaafdheid en overvloedige „ Rijkdom zijn de Oorlogen en Pesten geweest, „ die het van den aardbodem weggevaagd hebben. Gij, Heeren Franfchén! kent gij nog uit de trek„ ken van het afbeeldzel , dat ik u hier gefchetst „ heb, de Voorouders der genen , die , nog eenig „ overfcbot van hunne oude gulhartigheid be:iou„ den hebbende, met hunne behulpzaame hand, in „ de fmert uwer verdrukkinge, uwe opene wonden „ zalfden ? Kent gij hen nog wel meer, die gij, ,, ten loon van zo groote weldaaden , ten uiterften „ bedorven hebt ? Wel is waar , dat gij de plaats „ der deugden , die gi) hebt doen ruimen, weder „ aangevuld hebt met uwe gewaande welleevendheid „ en zedeloozebefchaafdheid. En wie twijfelt, of zij bij deeze ruiling gewonnen hebben (*)J " Elders voert hij een Grijsaart , die zich naar de nieuw aangenomene Zeden niet kon fchikken , dus fpreekende in : ,, Hoe zeer zijn de ,:aaken, zints ,, mijne jeugd, veranderd ! Toen miste het nooit , „ dat de Kooplieden , eer in hun beroep (lellende , „ hunne Kinderen in den Koophandel opbragten. „ Dit was een onfeilbaar middel om de Gezinnen „ in ftand en het Gemeenebest in luister en groot* ,, heid te houden. Tegenwoordig fchaamt men ,3 zich (*) J. van Effen Mifantrope, I. D. bl.*l3. 15 Staats* Regeering.  Sta.itsBkgke- 3. ING. 4i<5 GESCHIEDENIS „ zich over het Koopbedrijf, nan 't welk men alle „ zijne middelen en fchatten verfchuldigd is. Zo „ ras men twee of drie tonnen fchats bezit, is men „ bedagt om van zijne Zoonen Heertjes te maaken. ,, Zij worden naa Hoogefchoolen gezonden, waar „ zij het gezond verfland welhaast bederven , en ,, niets leeren dan hunne Ouders veragten, en der,, zeiver Goederen, ten nadeele van ziel en lichaam, „ doortebrengen. Wat zou die Prins van Oranje ,, zeggen , die met genoegen voor zijne Meesters „ erkends,, de goede bejaarde Leden , die, eer zij „ zich na de Staatsvergadering begaven, oiider een „ boom gingen zitten , om hunnen maaltijd te doen „ met een bol Broods en een Haring? Wat „ zou hij zeggen, als hij ten huize eens Koopmans „ hoorde fpreeken van eene Koers voor Mijnheer, „ en eene Koets voor Mevrouw ? Wat „ zou hij zeggen , als Ihij de aanregttafels voor„ zien zag met tienerlei foorten van uitgeleezen „ Wijn, en de tafels zeiven vervuld met eene ver„ fcheidenheid van zonderlinge Spijzen, welker toe„ bereidzels wij verfchuldigd zijn aan de vindingrij„ ke weelde der Vreemdelingen ? — Wat zou hij „ zeggen, als hij den Zoon eens Koopmans zag zo „ llijf van Goud en Zilver op zijne kleederen, dat ,, men in twijfel zou mogen trekken, of hij uit een „ Goud- en Zilverfmits Winkel, dan uit die vanee „ nen Kleermaaker kwame ? — Behoeft men, naa" „ dit alles, zich te verwonderen , dat onze Koop. „ handel fteeds afneemt ? Is het niet gansch na« ,, tuur.  der NEDERLANDEN. 417 „ tuurlijk , dat de Weelde een Land bederft , het „ geen door Zuinigheid is groot geworden (*)?" Deeze fchilderij is zeker zeer fterk gekleurd ; en het is 'er wel verre af, dat men zulk roepen tegen de Weelde in 't algemeen met goedkeuring verwaardigt. Anderen beweeren, dat de Weelde in een Land , 't welk digt bevolkt is , en waar groote Steden zijn, gelukkige uitwerkzels voortbrengt , ten onderhoud van een dierbaar gedeelte des Volks , Kunstenaars, Werklieden en Winkeliers in de Steden, en de Boeren op het Land. Het zijn, huns oordeels, aan de vervaarlijk zwaare belastingen, en niet aan de verwoestingen der Weelde , dat men de elende moet toefchrijvtn, welke het gemeene Volk in de Steden drukt, waar de duurte der leevensmiddelen van de voliliektfte noodzaaklijkheid de werkloonen te hoog maakt. Die zwaare belastingen zijn doorgaans een gevolg van de Oorlogen. Dat men de Weelde der Steden befnoeije, en de Rijken noodzaake te leeven op de ftrenge , onthoudende en fpaarzaam zuinige wijze der oude Hollanderen, alsdan zal eene menigte Werklieden de Steden verlaaten, en de Landman zal verarmen, dewijl de verteering, voor hem zo noodwendig, naar gelange van het verminderen der Inwoonderen afneemt Doch in 't Ruk der Weelde hebbe men bovenal in aanmerking te neemen het onderfcheid tusfehen die , welke de Goederen, in 't Land zelve vallende, gebruikt, en die, welke alleen door van buiten ingevoerde gevoed wordt ; in het C) J. v. Effen Bagatelle, N. XXX. 1718. Staat** Regeeruno.  418 GESCHIEDENIS Staats- RhGEE- Dichter* en Dichoresfe. laatfte geval zal de balans ten voordeele overflam van dat Volk , 't welk men de benoodigie üvffi tot Weelde oplevert. Schoon bovengemelde Zedenfcbrijver van Effen, zomwijlen in eene vlaag van misnoegen, die hem overviel over het niet beantwoorden=>des uitllags zijner Werken aan zijne verwagting, op een laagen trant fpreekt van de zugt der Nederlanden, om regt te doen aan Letterverdienften, verdeedigt hij zijne» Landgenooteu meermalen tegen de befchuldiging als of zij niets met Vernuft, Geleerdheid, Kunsten en Weetenfchappen;, ten zijnen tijde op hadden (*). Zonder buiten ons plan te treeden, kunnen wij niet in 't breede gewaagen van verdienstlijke Dichters, die in dit tijdperk, het voetfpoor van Hooft en Vondel volgende, den Neder duit fchen Zangberg met algemeenen lof beklommen. Wij zouden anders moeten fpreeken van den grootfchen Vollenhoven, van de deftige Branden Vader en Zoonen, welker eerstgemelden in het Bijfchrift de eerpahn van alle onze Vaderlandfche Dichters ftrijkt, en als Gefchiedfchrijver uitfteekr, van Jeremias den Dekker, in Puntdichten meesterlijk, van eenen fcherpen Joa- CHfM (*) Men zie onder anderen zijn Holland fchen Speéïator, I. D. p. 133. Hij zelve kan, zo zeer als iemand, tot een wederfpraak van dit ongegrond verwijt, in zommige opzigten, mekken. Zijne Speüatoriaak Schriften mogen met die der beroemdfte Buitenlanderen, op eene lijst, en wat ons Land betreft, boven aan gefield worden.  Dn NEDERLANDEN. 419 chim OuDAANjVan eenen zagtvlceijenden Moonen, van een' rustigen Antonides, van een Hoogstraa-ten en Broekhuizen , die de Romeittfche en Nederduitfche Lier tokkelden, van een' Francius in Dichtkunde en welfpreekenheid den roem zijns Vaderlands, van Catharina Lescailje, die baars Vaders voetflappen volgden en hem voorbij ftreefde (*). — De Werken der Neder duitfche Dichte- ren (*) Als iets zeer bijzonders moeten wij, ten opzigte van den Vader deezer Dichteresfe, Jacob Lescailjk gehe*ten, een Boekdrukker, aantekenen , dat de lof zijner Ver.zen zich niet tot den engen kring van ons Vaderland bepaald ; maar tot andere Landen moet uitgeilrekt hebben, blijkens eene Afte, hem door Keizer Leopold gegeeven, bij welke hij tot Poëta Laureatus of Gelauritrd Dichter verklaard wordt, en met een Wtpen begiftigd. Dit zonderling Huk, nog in zijne Familie voorhanden, is vaa den volgenden inhoud: „ Ik Philip vanReesen, Koninglijke Keizerlijke Ma„ jefteit Kof^raaf, Gulden Ridder, des H. Roomfcher •„ Rijks Burger, Ridder van St. Mark, mede van hei ,, vrugtvooubrengende Vorstlijk Gezeifchap, als ook van „ het negenftandig flanzefchap en Duitschgezinde Genoot. „ fchap enz. doe kont en weeten aan allen, die den te- genwoordigen zien zuilen, dat ik, aangezien hebbendf „ de vroomheii en deugd, als ook de neerftige oefenin„ gen in d3 Nederiuitfche Dichtkunst en Taaie, mitsga„ ders de zonderlinge genegenheid tot derzelver Liefheb „ bers, van den eerzamen Jaccb Le cailje, mijnen bij„ zonderen Vriend, in den naam van zijne Keizerlijks Majefteit, door dezelve hier toe gevolmagdgd, het? «oor Staats» RegeeRliNG. l  420 GESCHIEDENIS StaatsRegee- K1NG. ren bleeven, voor zo verre zij in de Landraale ge« fchreeven waren, den Buitenlanderen, die zich metiVe- der* „ voorfchreeven en alle zijne Nakomelingen, vergund, „ rerleend en gegeeven hebbe, gelijk ik hier mede ver,, gunne, verleene en geeve, een dusdanig Wapen tevoe„ ren, als volgt: „ Eeritiijk zal de regte helft van het fchild des Wapens 5, voornoemd eene zwarte Letterkas met zijne vierkante „ valies bekle den, maar ter flinker zijde in een groen „ veld, met gulde ftreepjes doorhaald, (van welke verwe „ ook het ganfche Helm-geruste zijn mag,) een drie dub„ b.b Drukkers-bal ftaan, daar van de middelfte verzil„ verd, die ter rechterhand rood, en die ter flinkerhand „ zwart geverfd zijn zullen; doch alledrie met witte ftee„ len. Daar na zal boven op den open Helm de wagtza„ me Vogel, de Kraan, wiens vlugt tot vinding van vier „ Giiekfche Letters aan Palamsdes gelegenheid gaf, met „ een Laurier takje in den mond, met den regter voet in „ een Laurier kroonije ftaan; maar met den flinker eenea ,, fteen om hoog houden. „ Boven dit dusdanig befchreeven Wapen zal hem J. „ Le;cauje voorfz. ook hier mede de Laurierkrans der „ Duitfche Dichteren opgedragen, g:fchonken en vereerd „ zijn, alzo dat hem in den naame van hoogsrgemeloe ,, Keizerlijke Majefteit, en des Roomfchen Rijks , het „ voorregt en de magt gegund en gegeeven wordt, den „ Tijtel van een Keizerlijken gekroonden Duit fchen Digt„ meester te voeren. Het welk a! zo kragtig en vast zijn „ zal, al was het hem voorfioemd van den Keizer zeiven M allergenadigst opgedraagan en gegund, en daarom z8(-  BER. NEDERLANDEN. 421 derduitsch niet ophouden , meest onbekend. Wijdftrekkendër roem verwierven veele Vaderlanders, die de Natuurlijke Hiftorie behandelden (*). Laaten wij eenigen der voornaamflen, die in deezen tijdkring den Vaderlande eere aandeeden, opnaaien. Onder deezen komt eene eerfte plaats toe aan Christiaan Huioens , Zoon van Constantijn Huigfns, Heer van Zuilichem. De Wis - werktuig- en Starre- „ len allen de geenen, die zich onderdaan zouden willen, deeze dusdanig met gevolmag.igde hand verleende voorregten en vrijheden tegen te fpreeken, ofte iets daar „ op te zeggen, de boete van tweeduizend Mark zuive',, ren Gouds, half voer de Keizerlijke -Kamer, en half ,, voor den Gepriviligeerden , of met al zulke voorregten „ begaafd, verbeuren. Tot meerder bevestiging heb ik „ bovengen, deezen brief eigenhandig onderfchreeven , „ daar bij diukkende mijn gewoonlijk Zegel. — Gegee„ ven binnen Awft er dam 1603. I May." (*) Den vroegeren en lasteren Biöefenaaren van deeze takken wordt de welverdiende lof toegemeeten in de twee beboonde Verhandelingen van de Eerwaardige Hoeren C. Noozeman en J. F. Martiket op de Vraages Wat is 'er tot nu toe over de Natuurlijke Hiftorie van ons Vaderlandgefchreeven ? wat entèreekt 'er rog aan? en welke is de beste wijze, waar op de gemelde gefchie* der.is zou dienen gefchreeven te worden. Zie het XI. Deel li. Stuk van de Verhandelingen der Hol'andfe'te Maat* fchappije, inzonderheid bl. 12. en 67. Men voeg 'erbij J. le F. van Berkhev. Natuurt, Hip, van Holland, I, Deel. bl. 7. enz. Staatsie f-g. ea.ng. D'n NatuurkundigenCh. Hui* g£»s.  482 GESCHIEDENIS Staats» Rf.gïe- RlfvG. re-kunde ftrekten reeds vroeg tot hoofd • voorwerpen van zijnen oefengraagen geest; en hielden bij hem de overhand te midden zijner Taaloefeningen en bevlijtiging in de Regten. Die Weeteifchappen openden hem den loopbaan des roems en der verwaardheid. Engeland en Frankrijk bewonderden deezen Man. Hij werd tot Lid van de Koninglijke Maatfchappij te Londen benoemd; en geduurende zijn verblijf te Parijs, waar de groote Colbert hem eenige jaaren wist te houden, door de Academie der Weetenfchappen, tot Lid verkooren; een eer, die, ge'ijk men weet, meer onderfcheidende is dan eene dergelijke verkiezing bij eenige foortgehjke Maatfchappij van Geleerden in geheel Europa. Aan deeze Academie der Weetenfchappen verbonden, en door Lodewijk den XIV. met eene aanzienlijke Jaarwedde befchonken, droeg hij zijue Meetkundige Betoogingen , aangaande de beweeging der SlingerUurwerken aan dien Vorst op. Wij maaken melding van dit Werk; dewijl Christiaan HuigeNs , een Hollandsen Wiskunjlenaar, de Man was, die den Slinger aan de Uurwerken hing, in Bede van de weiffende onrusten; en alle Slingeringen gelijk wist te maaken; aan zijne fchrandere vinding, door de nette hand der Meetkunde beftuurd, zijn wij de goede Uurwerken verfchuldigd. In zijne befchrijving toonde, hij den nijdigen , die hem de eer der uitvinge wilden betwisten, welk een onderfcheid 'er plaats had tusfehen den Slinger van Galilei en het Slinger-Uurwerk door hem uitgevonden. Zijne Wis- kurj.  DER NEDERLANDEN. 423 kundige befchouwingen waren op verre na geene bloote befpiegelingen, (leeds was hij 'er op uit om de kundigheden op de Werktuigkunde toe te pasfen; hier uit kwam onder anderen voort, een fraai, fchoon eenvoudig Werktuig, waar door hij de beweegingen der Planeeten, op eene zeer nette wijze, volgens het ftelzel van Copernicus vertoonde. — Als Starrekundige, is zijn Naam bovenal vermaard geworden door zijne Waarneemingen over den wonderbaaren Ring van Saturnus. Vóór hem was 'er niemand, die de oorzaak dier verfchijnzelen begreep en duidelijk verklaarde, en zijne gegeevene verklaaring op eene zegepraalende wijze rtand hieldt tegen eenen, die dezelve beftreedt. Hij ontdekte ook een der Wagteren of Maanen van die Dwaalfter. Zijn geheele leeven was aan het naafpeuren van de diep. fte verborgenheden in de Wis-werktuig- en Starre» kunde toegewijd, en hij wordt, buiten alle tegeufpraak, onder die eerfte Flonkerftarren, onder die groote Mannen geteld, die niet flegts hunne Eeuw beroemd maakten ; maar die zelfs hun Vaderland in volgende Eeuwen tot eere verftrekken. Elk regrgeaart Nederlander herdenkt met vermaak, dat Nederland dien Man uit zijnen fchoot voortgebragt en aan zijn boezem gevoed heeft (*). Naast Huigens moeten wij zijn Land- en Tijd- K z< ge- (*) De la Lande A/lronomie I. D, bl. 214. IV. D. W. 167. Baile Art. Zuilichem. IX. Deel.z.St. V StaatïReges- ring. . Hart- )£SEB.  StaatsRkgee- ru\g. m GESCHIEDENIS genoot Nicolaas Hartzoerer plaatzen, die in de geleerde Wereld zich, langs verfcheide wegen , met roem bekend deedt worden. De Wiskundige Weetenfchappen hadden in zijne jeugd nog zo weinig agiing, wegens haare nuttigheid, verworven, dat de meesten der geenen,die 'er zich in bevlijtigden, wederfpannelingen tegen hunne Ouders waren; Onder dezen behoort ook onze Hartzoerer , in zijne vroege jeugd gehoord hebbende, dat men, door zich in de Wiskunde bekwaam te maaken, alles kan leeren, wilde hij zich geheel daar aan overgeeven, waar tegen zijne Vader zich vollirekt aankantte. Met zuinig befpaard fpeelgeld betaalde hij een Leermeester in de Wiskunde; den nagt befteedde hij voor een groot deel in het voortzetten zijner geliefde Weetenfchap: de bedde-dekens dekten de vensterraamen , op dat zijn Vader het licht niet mogt zien, dat hij den nagt werkende doorbragt in de Weetenfchap, welke hij als nutloos wraakte. Zijnen Leermeester in de Wiskunde, zag hij het glasflijpen af; een fpeelend toeval deedt hem een glazen draad in de kaars houden, en Helde hem een Microscoop in handen. Met deeze te vervaardigen en waarneemingen te doen, hieldt zij zich lang bezig, en ftreefde Leeuwenhoek op zijde, in de bekende ontdekking der Zaaddiertjes, die zo veel gerugts in de wereld maakten. Op Leidens Hoogefchool zette hij zijne Letteroefeningen voort, en voorneemens zijnde, dezelve in Frank*  der NEDERLANDEN. 425 Frankrijk te. vervorderen, was de Heer Ch. Huigens, die kennis met deezen veel beloovende J >ngeling gemaakt hadt, gereed, om hem Voorfchrijvings-brieven mede te geeven; doch hij deedt meer, hij nam den jongen Hartzoeker met zich, en de naam van Huigens verleende hem te Parijs allerwegen een gereeden ingang, en zijne eigene bekwaamheden gaven hem veele Vrienden, met welke hij de kennis naderhand door een twaalfjaarig verblijf vernieuwde. Cassini , de groote Cassini, was zijn Vriend, en dat kan tot een bewijs zijner verdiensten verftrekken, deeze fchiep groot genoegen in de verbetering der Verrekijkeren, door Hartzoeker vervaardigd. Zijne Proeve der Doorzigtkunde, waar in hij niet llegts alles verhandelde, wat de Verrekijkers, Microscoopen, Brillen enz. betrof, maar een Proef van algemeene Natuurkunde behelsde: deedt hem de agting der Franfche Geleerden niet alleen verwerven ; maar in de bijzondere vriendfchap van zommigen hunner deelen. Vader Mallebranche en de Marquis de l'Hopital, befpeurende, dar hij een goed "Wiskundige was, zogten hem tot hun geliefd ftuk, de nieuwe Geometrie van het oneindig klein, over te haaien; doch hij oordeelde ze van weinig nut voor de Natuurkunde, waar aan hij zich hadt toegewijd: te dien zelfde oorzaake verwierp hij de diepe befpiegelingen der Algebra, die, naar zijne gedagten, alleen dienden, om den roem te verwerven, van voor de meeste Geleerden onverftaanbaar te zijn. -— ZijK a ne Staats- R egeemkq.  4*5 GESCHIEDENIS Staats- Rkgüe- ne beginzels der Natuurkunde, mede te Parijs uitgegeeven, bevestigden zijne agting. Ten blijke hier van, werd bij bij de vernieuwing der Academie tot Bnirenlandsch Lid gekooren, en eenigen tijd daar naa ook tot Lid van de Koninglijke Sociëteit te Berlijn benoemd. Nooit heeft hij met deeze Eertijtels, noch met eenige andere, zints verworven, gepraald. Hij kende zijne waare grootheid, en Belde op den tijtel zijner Werken, zints uitgegeeven, alleen zijn naam Nicolaas Hartzoeker, het tegenbeeld van hun, die alle mogelijke Tijtels bij een haaien , en waanen hunne verdienden te vergrooten, naar gelange zij hun naam doen zwellen. Czaar Peter de I. was zijn Leerling, de Regeering van Amfterdam kende niemand beter in ftaat om bij dien kunde zoekenden Vorst de plaats van Leermeester te bekleeden; hij deedt alles wat mogelijk was, om zich der keuze van den Raad, en de eer van zulk een Kweekling te onderwijzen, waardig te maaken. In den aanzoek des Czaars , om hem na Moscoviè' te vergezellen, kon hij niet bewilligen. — Naa drie jaaren aanhoudens gehikte het den Kearvorst van den Paltz , Hartzoeker ten Hove te krijgen, als eerite Mathematicus van zijne Keurvorstlijke Hoogheid, en teffens Honorair Profesfor in de Philofophie op de Univerfiteit te Heidelberg. — Het is niet genoeg voor eenen Geleerden , aan een Vorst verbonden , op eene regelmaatige, en zelfs, zo gij wilt, heerlijke wijze , die belooningen te ontvangen, welke alle deszelfs andere Bedienden, zon-  der NEDERLANDEN. 427 zonder uitzondering, deelagtig worden. Hij heeft nog andere vergeldingen , van een kiefcher aart, noodig. De Vorst moet frnaak hebben voor de talenten en kundigheden van den Geleerden; hij moet 'er ook ge bruik van maaken , en hoe menigvuldiger dit gebruik is, hoe meer verlrands die Vorst in zijne verkiezing toont, en hoe beter de Geleerde vergolden wordt, door 't vermaak , 't welk dit hem geeft. Hartzoeker hadt dit geluk bij zijn Keurvorstlijken Meester, die zeer veel zugts voor de Natuurkunde betoonde, en 'er zich meer op bevlijtigde dan men van een Vorst vermoeden of vorderen zou. Uit de Paltz deedt Hartzoeker verfcheide rei zen naar eenige andere Staaten van Duitschland, zc om de Geleerden te gaan bezoeken, als om de Na tuurlijke Hiftorie en bijzondere kennis der Mijnei te volmaaken. De Landgraaf van Hesfenkasfel, dii onzen Wijsgeer te Amjlerdam meermaalen met zijl bezoek vereerd hadt, betuigde Hartzoeker, wan neer hij hem bezogt, wel gewenscht te hebben, da hij hem al te voldaan mogt vinden over het Paltzi fche Hof; hij herhaalde dit zeggen, 't welk Hart zoeker niet wilde verlïaan, tweemaal, en hem eüi dalijk bij de hand vattende, zeide hij: Ik Weet nie of gij mij begrijpt ? Hartzoeker toen niet lange het antwoordden kunnende uitflellen , verzekerd hem van zijn eerbied, van zijne erkentenis en te fens van zijne onfehendbaare getrouwheid voor de Keurvorst; zulk eene edele weigering op zulke vle jende aanbiedingen was recht gefchikt om des Lam K 3 . gra Staats- Recee-; RING. i I l t t r e n i« U  423 GESCHIEDENIS STA4T3- Regee- RING. graaven wensch, dat hij hem hadt mogen bezitten, fterk te vermeerderen. — Hij trok na het Hof van Hanover, waar de beroemde Leibnitz , geboore Vrhnd van alle Geleerden, hem aan den Keurvorst, naderhand Koning van Engeland, en aan de Keurvorsilijke Prinfes, zo beroemd wegens haaren fmaak en kundigheden, aanboodt. Beiden ontvingen zij hem met de grootfte gunst en agting; zijn eigen roem en de groote Leibnitz gaven getuigenis van zijne vcriiensten. — Zo lang de Keurvorstinne Weduwe aan het Paltzifche Hof bleef, verliet Hartzoeker 't zelve niet; onze Wijsgeer was te zeer verbonden aan deeze Prinfes uit het Huis der Medi- I cis afdammende, en bezield met een erflijken fmaak Voor de Kunften en Weetenfchappen. Zij vergat in haare milddaadigheten, bij 't verlaaten des Hofs, den Nederland fchen Wijsgeer geenzins. Zo ras de Land- I gr al van Hessen hem vrij zag , hervatte hij zijn aan- ij zoek, en deedt hem nogmaals de eer, om hem . an zijn Hof te noodigen. Doch zijne hooge jaaren we. derhield^n hem aan den eenen kant, om nieuwe verbiuteni-fen ann te gaan, en hij wilde aan den anderen kant het Hof lteven, hoe veel aangenaamheden ^ men hem daar rok mogt bezorgen, voor het folie I wijsgcerige gaarne verwisfelen. Utrecht was de plaats weike hij hier oe veikoos. Zijrie pen was onledig in het vervaardigen van Wiisgeerige Werken, die het licht aanfchouwien. Zijn bijzonder itelzel over de plaltike of forineerende Zielen hadt hij mee veel ij vers verdeedigd en beweerd y  dek NEDERLANDEN. 4a? weerd, dat deeze niet alleen in alle Dieren en in den Mensch plaats hadden, en vernuftig bezig waren om de kleine Dienjes te formeeren , die het gedacht moesten voortplanten, maar ook in de Planten huisvestten : dit ftelzel nog verder voortzettende, voegde hij bij dit verbaazendaantalverftandlijkeWezens, allerwegen verfpreid, nog anderen , die de beweegingen der hemelfche Lichaamen regelden. — Hij voelde de kragt der gewigtige tegenwerpingen , die zich tegen zijn ftelzel opdeeden, en tragtte daar op te antwoorden, fchoon hij, tot het uiterfte gebragt, erkende, dat zijne antwoorden niet voldoende waren. Stelzelliefde fleepte hem weg. Ook liet hij zich door zugt, om groote Mannen te wederlpreeken en met hen penneftrijd te voeren , verlokken. Het ftelzel van Newton tastte hij, als een verklaard tegenftreever,aan; en,fchoonganschgeen voorftander meer van het bij hem in zijne jeugd aangenomen Carthejiaansch ftelzel, wilde hij nog liever de Draaikolken van Descartes weder invoeren, dan den loop der hemelfche Lichaamen uit de enkel voortgeworpene kragt en de tegenftrijdige kragt van aantrekking verklaaren. Drie Verhandelingen van den Heer de Mairan , in drie agter een volgende jaaren bij de Academie der Wetenfchappen te Bourdeaux bekroond, liet hij niet ongemoeid, noch ook Bernouilli's gevoelen voor den Barometer. Teger het ftelzel van Leibnitz verzette hij zich in veeli bijzonderheden met denzelfden ij ver, als hij zijne te genftreevers beftreedt. De Harmonia Praftabilita K 4 C STAAtJ.' Regei- rin6. j f  430 GESCHIEDENIS StaatjRbgee- hing. A. van Leeuwenhoek. of de vastgefielde overeenkomst van de gedagten onzer Ziele , en de beweegingen onzes Licliaams, zonder dat 'er eene onderlinge werking tusfehen deeze verfchil'ende zelfltandigheden plaats heefc, de Leer der Monaden , of eerde Bej inzels , en eenige andere Behingen diens Duitfchen Wijsgeers raadde hij geweldig aan , en vergat menigwerf de gemaatigdheid, eenen Wijsgeer voegende ; althans eenen Wijsgeer, die dikwijls met een blijkbaar voorkomen van opregtheid betuigt, dat hij zijne voordellen niet dan op den voet van gisfingen wil aangemerkt hebben; in de daad hij behoorde ook anderen hunne gisfingen vrij te laaten. Gisting tegen gistingfchijnt te gering, om eenen pennediijd te kunnen voortbrengen , en nogthans donden de gisfingen van anderen dikmaal voor zwaare fiagen van Harizoeker bloot, bijzonder die van Groote Mannen. Tot den ouderdom van bijkans zeventig jaaren zette hij zijnen geleerden arbeid voort, en liet dien deeken in een Verdeedigfehrift op het verwijt , 't geen iemand hem deedt, dat hij al te hard met de Academie der Weetenfchappen gehandeld hadt: de dood belette hem dit ten einde te brengen. Onderflijke eer heeft de Heer A. van Leeuwenhoek, Delvenaar, ingelegd doorliet uitvinden der Microscopen. De Heer Huode , Burgemeester van Amflerdiim , een groot Wiskunstenaar , verklaarde aan Hartzoeker , dat het te verwonderen was, hoe deeze ontdekking aan hun allen , Wiskunstenaars en Natuurbelciiouwers, hadt kunnen ontihap- pen,  der NEDERLANDEN. 431 pen, en bewaard fcheen te zijn voor een Man zonder fludie, gelijk Leeuwenhoek : in zijne Brieven en Verhandelingen vindt men fchatten van veelerhande zaaken, tot de Natuurlijke Historie in 't algemeen , en van ons Vaderland in 't bijzonder, behoorende : hij behoeft voor geen Hooke , Grew , of Malpigi onder te doen. Van welk eene menigte kleine, en voorheen of geheel niet, of zeer gebrekkig waargenomene, Diertjes geeft hij berigt ? Welke keurlijkheden, omtrent zeer veele natuurlijke historiekundige onderwerpen, zijn door hem medegedeeld aan 't Koninglijk Genootfchap te Londen, toen de verzamelplaats van alles, wat der Natuurbefchouweren aandagt trok, en aan 't welk hij ook , bijzijn overlijden , zijn Kabinet van Microscopen als een Legaat heeft naagelaaten (*) ? Hij betwiste den Heer Hart- (*) Zommige Schrijvers, merkt de Heer Henrt Baker op, in zijn Werk het Microscoop gcmaklijk gemaakt, vertoonen de Glazen , waar van de Heer Leeuwenhoek ia zijne Microscopen gebruik miakte , als kleine Bolletjes, of Klootjes van Glas , welke misdag waarfchijnüjk moet ontdaan uit hunne onderneeming, om te befchrijven het geen zij nooit gezien hebben} want, terwijl ik ditfchrjf, ftaat het Kabinet van Microscopen , dat die vermaarde Man , bij zijn overlijden, aan de Koninglijke Mia;fchappij als een Legaat heeft naagelaaten , op mijn tafel, en ik kan de Wereld verzekeren , dat ieder der zesentwintig Microscopen, daar in vervat, een dubbele bolronde Lens is. en geen Kloot of Bolletje, bl. 7. K5 È StaatsRegee- r1isg.  43* GESCHIEDENIS Staats- RBGËERJP J. SWAM. J4EÜDAM. Hartzoeker de ontdekking der Zaaddiertjes, waar over ten dien tijde en naderhand zo veel gefchreeven is (*). Geen minder eer deedt aan ons Land JoanneS Swammerdam, wiens Vaders Kabinet van Natuurlijke Zeldzaamheden hem , van een Kind af, bezig hieldt met de keurigfte Natuurbefchouwingen. Niet alleen wist hij, zo wel als Leeuwenhoek en Hartzoeker , met het Vergrootglas meesterlijk omtegaan ; maar zijne behendigheid in het openen, van een fcheiden , in 't ligt brengen, en opfpeuren van de kleinfte deeltjes en kleinfle Diertjes , als ook zijne kunst , om dezelven voor 't verderf te bewaaren, gaat alle verbeelding te boven. Zijn leeven was dermaate aan deeze kunstbewerkingen gewijd, dat hij, hoe zeer het ongenoegen zijns Vaders zich op den halze laadende, nooit de Geneeskunde, waar toe hij opgeleid was, beoefende; dagen Heet hij in demoeilijkfte waarneemingen , in 't helderst fchijnen der Zonne, en bragt den nagt grootendeels door met het befch rijven en afbeelden van 't geen hij over dag hadt waargenomen. Zijne gezondheid offerde hij op aan zijnen onderzoeklust in dit vak. Hij toonde, op dat wij een Haal geeven hoe verre zijne kunstvaardigheid ging, den Hertog van Florence, in 't bijzijn van de Heeren Magallotti en ïhevenot , keurige beoordeelaars, voorzien met oogen , afgerigt op zulke (*) H. Baker het Microicoip gemaklijk gemaakt, bl. 153 enz.  der. NEDERLANDEN. 433 zulke befchouwingen, hoe een Kapel, met alle zijne opgerolde en zamengevouwene deelen , verborgen ligt binnen een Rupfe , en als hij, met ongelooflijke kunstigheid , en met werktuigen, fijnder dan men begrijpen kon , het buitenbekleedzel affcheidende, de ingeilctene Kapel uithaalde uit de fchuilplaats, en deszelfs ingewikkelde deeltjes op hetonderfcheidenst en baarblijklijkst ontvouwde, fteeg de verwondering zijner Koninglijke Hoogheid ten hoogiten toppunte. Het aanbod van twaalfduizend guldens voor zijn Kabinet , gepaard met het beding, dat hij het in perfoon te Florence moest brengen , en aan 't Hof blijven woonen, vondt geen ingang bijeenen, dieniets meer verfoeide dan het leeven van eenen Hoveling, en zeer voor de vrijheid van denken en fpreeken was. Waarom hij ook zijn Vriend Steno , die den Roomfchen Godsdienst aan 't Hof van Florence omhelsd, en tot wankelloon een Bisdom ontvangen hadt, over zijn aanzoek, om dit voetfpoor te volgen, Breng berispte. In geldbehoefte zijnde, kon hij zijn Kabinei niet verkoopen. De dweepende gevoelens van Antoinette de Bourignon , die hij aankleefde, maakten hem van zijne voorheen geliefde nafpeurhT gen afkeerig; hij fleet den tijd met de innerlijke Godsdienst-oefeningen, door haar, die geheel ?ijne Leidsvrouw geworden was , zo fterk aangepreezen ; zijn zwaargeestig en zieklijk geitel maakte hem voor mij meren vatbaar. Zijne Vrienden mogten niet kikker van zijne Liefhebberij ; hij verfoeide dezelve , er noemde dezelve ijdetheid, daar hij geen woord var hoo StaatsRegee- ring. i  StaatsRegee- rikg. 434 GESCHIEDENIS ho ren of fpreeken wilde. Hij beleedt, dat hij, alleen gedreeven door fcerzugt, zo vee] en zwaar werk gedaan , en Gods Eer alleen tot eene voorwending genomen hadt. Zijn Kabinet hadt hij rondsom te vergeefsch te koop geveild. Naa zijn dood werden alle zijne naagelaatene zaaken tot de Ontleedkunst, nevens het zelve, voor eene vijfduizend Guldens door de Erfgenaamen aangebooden; doch daar was geen Koopman te vinden , die het voor zich alleen noch voor het algemeen wilde koopen. Alles is verftrooid en vergaan. Gelukkig , dat wij door den onvermoeiden vlijt van Boerhave , den tweeden Hippocrates , en door de vertaaling van den uitmuntenden Hoogleeraar Gaubius , het meeste en beste van deezen Man bewaard en verzameld vinden in den Bij' bel der Natuure. Een altoosduurend gedenkduk, hoe verre men in die Eeuw hier te Lande gevorderd ware tot de ontdekking en openlegging van de diepfte Natuurgtheimenisfen. — Met regt mogt Boerhave, ten opzigte van deezen Man, bij de uitgave van dat Werk, in eene daar voorgeplaatfle Leevensbefchrijving, betuigen: „ Hier mag men vrij, door „ dit voorbeeld van een Hollandsen verftand , uit„ caagen die Volken, welken den Hollanderen hun„ ne botheid verwijten, die altijd moet gewet wor„ den door vonden van Uitheemfchen ; laaten zij „ eens toonen, voor bevoegde Regteren, iets der„ gelijks , dat elders is voortgebragt. Ik geloof, hier blijkt, dat ook in dit Land Verftanden voortik kqH  Ber NEDERLANDEN. 435 5, komen, (hoewel zeldzaam,) die uit zichzelven ,, groote uitvindingen maaken, en, als de Spinnen, de (toffe en de kunst bij zich draagen (*)." Belette eene kwaalijk begreepene Godsvrugt den grooten Swammerdam zijne opfpuitingen voorttezetten , zij deelde aan zijnen vriend , Frederik. Ruysch , het geheim mede. Deeze Hoogleeraar werkte op diens plan, bragt het tot de grootBe volmaaktheid , en vermeerderde daar door den roem, dien hij reeds door zijne ontdekkingen in de Ontleedkunde , en in zijnen twist met den ontleedkundigen Bilsing behaald hadt. De deelen waren met het vogt, door hem gebruikt, zo volmaakt opgefpooten , dat de uiterfte takjes van vaatjes , nog dunner dan fpinrag, zigtbaar wierden , en, 't geen nog hooger maat van verwondering moet verwekken, zigtbaar alleen voor het Vergrootglas. De opgefpootene deelen bleeven voor 't bederf bewaard. Het gerugt zijner kunstbewerkingen verfpreidde zich; de ongeloovigen en benijders beftreeden hetzelve , hij wederfprak hen met te zeggen , komt en ziet! en, komende, (tonden zij verltomd. Zijne Werken ftrekken ten blijke van de veelvuldig? ontdekkingen, door hem gedaan. In de Plantkunde tot Hoogleeraar aangefteld, opende zich een nieuw veld van werkzaamheid voor den Heer Ruysch. De Planten werden door hem met dezelfde behendigheid ontleed als de (*) Herm. Boerhave Leeven van J> Swammerdam, voor den Bijbel der Natuure, Sta'TS- R?geb* ring. Fred. Ruysch.  43<» GESCHIEDENIS Staa tsRegki- RING. de Dieren, eveneens gebalzemd, en voor bederving geveiligd. Zijn Kabinet, in Hollands eerlte Koopftad , waar alles, wat zeldzaam is , zamenvloeit , verzameld, werd zo rijk, dat men het voor de verzamelplaats van een Vorst zou aangezien hebben. Van vrolijker aart dan Swammerdam , en tot in een zeer hoogen ouderdom dezelfde Liefhebber van Zeldzaamheden , wilde hij bij den rijkdom zijns Kabinets het vermaak voegen , en de befchouwing daar van vervrolijken. Ten dien einde mengde hij bouquettenvan Bloemen, Planten en Schulpen op eene bevallige wijze onder de droeve Doodsbeenderen, en vervrolijkte alles, daarenboven , door Opfchriften of Verzen, uit de beste Latijnfche Dichters getrokken , zo bevallig als gelukkig op de verlchillende voorwerpen toegepast. — Dit Kabinet van Ruysch was voor de Vreemdelingen een der grootfte Wonderen in Holland , en lokte alle aanzienlijke Perfoonen. Czaar Peter de I. bewonderde het ten hoogften , toen hij de eerfte keer in deeze Landen kwam ; en de tweede keer verliet hij dezelve niet, zonder het gekogt ie hebben. En Rusland zag zich opééns in »t bezit gefteld van Zeldzaamheden, die één der bekwaamde Mannen een arbeid van veele jaaren gekost hadt. Een negenenzeventigjaarige ouderdom kon Ruysch niet affchrikken , om een nieuw Kabinet aanteleggen. Zijne beftendige gezondheid liet het hem toe, en zijne gewoonte en fmaak verpligtten hem tot dien ar-  DER NEDERLANDEN. 437 arbeid , welke nu fpoediger dan de eerfte toeging; geen tijd ging nu met Proeven verlooren. Zijne Dogter, in de Ontleedkunde en het bewaaren van Lijken en Planten voor 't verderf bedreeven , boodt hem de behulpzaame hand. In veertien jaaren tijds hadt hij het in volmaaktheid gebragt , en het Register afgefchreeven , toen hij in den ouderdom van bijkans drieënnegentig jaareh overleedt. Veele groote Mannen hebben niet lang genoeg geleefd, om het einde te zien van die onregtvaardige en onaangenaame tegenkantingen, welken zij zich door hunne verdiensten verwekt hadden, en hun Naam heeft eerst naa hunnen dood de eer, aan hunne perfoonen verfchuldigd , mogen genieten. Ruysch ftrekte tot eene uitzondering op deezen algemeenen regel: hij heeft zijn roem beleefd en genooten. Buitenlanders kenden en erkenden zijne verdiensten. Hij was Lid van de Keizerlijke Academie der Natuur - onderzoekeren, vandejKoninglijke Sociëteit'te Londen , en werd, in den ouderdom van bijkans negentig jaaren, tot buitenlandsch Lid van de Koninglijke Academie der Weetenfchappen te Parijs verkooren. Wij zouden de lijst van Vaderlandfche Mannen, die in de Natuurkunde en daar toe betrekkelijke Weetenfchappen, te deezen tijde, uitftaken, zeer kunhen vergrooten met te fpreeken van eenen N. Tulp , G. Blasius , G. Bidloo , J. van Horne , A. de Heide , de Graaf, en meer anderen ; doch de bijgebragten zijn genoeg tot ons oogmerk: wij fchrijven geene Leeyensgefchiedenisfen , doch moeten in on- StaatsRegkeRise.  438 GESCHIEDENIS StaatsRegeering. N. Wit- ZtN. I onderfcheidene vakken eenige Vaderlandfche Mannen vertooneQ , die zich bekend en beroemd gemaakt hebben. Volgens dit beftek kunnen wij niet zwijgen van Nicolaas Witzen, die tot dertien maaien de Burgemeesterlijke Waardigheid in de welbeftuurde Stad Amflerdam bekleedde. In de Wis- en Starrekunde hadt hij zich van jongs af vlijtig geoefend; twee Redenvoeringen, ééne over de Zon , en ééne over de Comeeten, (trekken 'er van ten blijke , en heeft hij zijnen naam vereeuwigd dooreen Werk, getijteld: Aloude en hedendaagfche Scheepsbouw en Be* fluur. De wijze , op welke het is uitgevoerd, toont , dat de Scheepsbouw en Zeevaart bovenal zijne aandagt trokken, en dat hij noch kosten noch moeite btfpaarde , om dit gedenkftuk van zijn vlijt op 't heerlijkst den Naazaat over te leveren. —. Min bekend, doch niet min ftrekkendeom den naam deezes geleerden Siaatsmans te vereeuwigen, is zijn Werk, getijteld: Noord- en Oost -Tartarijen , behelzende eene befchrijving van verfcheide Tartarifche en nabuurige Gewesten in de Noor der- en Oostelijkfle deelen van Ajie' en Europa. Om deeze , in zijnen tijd , weinig en zeer onnauwkeurig befchreevene Wer ldltreeken in he'deren dag voor oogen te Bellen, was hij zeer gefchikt; zijne bedreevenheid inStaatsGefchied- en Oudheidkunde , als mede zijn langduurend verblijf in Rusland, waar hij door de bijzondere agting, in welke hij aan het Rusjifche Hof en bij de Geleerden van dat Rijk ftondt, gaven hem meer  der NEDERLANDEN. 430 meer dan iemand gelegenheid , om gewigtige oorfpronglijke Rukken optefpooren en onderrigtingeu te verkrijgen , ook hadt hij veelen dier Gewesten zelve doorgereisd. Czaar Peter heeft , onder zijn zegel, openlijk zijn genoegen voor devoortreflijkheid van dit Werk doen betuigen (*). Menno van Coehoorn, de Nederland fche Vauban, gaf fpeelende in zijne jeugd reeds een teken, weik een groot Man in de Vestingbcuwkunds het Vaderland van hem te wagten hadt , indien de Hemel zijn leeven fpaarde; een teken, dat niet bedroog, dewijl zijne bekwaamheden, in Frieslands Hoogefehool, onder zijnen Oom , den Wis- en Vestingbouwkundigen Bernardus Fullenius , ontwikkeld, zich ten toon fpreiddenin zijne Nieuwe Fes* tinghcuw ; een Boek , dat , kort naa de uitgave, uit het Nederduitsch in 't Fransch vertaald, te voor* fchijn kwam, en van alle kundigen ais een meester- üuk (*) Dit Werk, door den Heer .Witzen op eigen kosten in't licht gebragt, is met regt 0: der de zeldzaam voorkomende Bosken geteld : dan onlangs heefc de Boekhandelaar M. Schalekami' , Eigenaar geworden zijnde van de nog voor handen zijnde Exemplaaren , dezelven den Liefhebberen aangeboden , vermeerderd met eene tnU Iding, bevattende bijvoegsels en verbeteringen uit de e'genhandige Papieren van den Heer Witzen, en de gewigtige ontdekkingen , welken, zeden zijnen tijd , in het wijduitgeftrekte Azië gedaan zijn, door den Heer P. Boddaert, IX. DeeUi.St, L Sta.stsRf.gebring. Me^no van CoE» hookn,  Staats- R'OKtr- ring. 44e GESCHIEDENIS (luk bewonderd werd. HeeftCoehoornnaderhand, in het aanleggen en verbeteren der Vestingwerken, altoos de regelen , door hem in dit Werk opgegeeven , niet in agt genomen , dit moet deels toegefchreeven worden aan zijne eigen vorderingen, zints gemaakt; deels aan de uitvindingen van zijneu Mededinger , den wijdberoemden Vauban , welken op eene andere wijze te keer gegaan moesten worden ; deels ook aan de onbedreevenheid van het Krijgsvolk, dat, tot de verdeediging van een Vestingwerk gebruikt , in het eenvoudig toegeftelde , doorgaans den meesten dienst kan doen. Het ftrekt hem , gevolglijk , tot geene oneer,dat de Werken, doorhem aangelegd, eenvoudiger zijn dan de belchrijving; of ook niet, dat hij, volgens laatere uitvinding , Bergen op Zoom met eenen Wal omringd heeft , wiens wonderbaare vorm boven alle anderen te fchatten is, om dat de ondervinding getoond heeft , dat het grootst geweld van een Haag donderend gefchut daar geen bres in fchieten kan. Hij wist zijne wel aangelegde Werken op het treffelijkst te verdeedigen. Dit bleek bij het Kasteel te Namen , daar hij een nieuw Werk gemaakt hadt, 't geen hij, fchoon het nog niet voltooid was , naa de overgaave der Stad , tegen den krijgskundigen Vauban , met weinig manfchap tegen eene groote overmagt, behieldt; ja het langer tegen de geweldigfte aanvallen zou befchut , en niet cvergegeeven hebben, Ichoou hem zeer eerlijke voorwaarden werden aangeboden , indien men 't hem niet aan veele nood-  dhr NEDERLANDEN. 441 noodwendigheden hadt laaten ontbreeken , en hij zelve niet zwaar gewond ware. Vauban kon niet naalaaten , om, bij de eerfte ontmoeting naa de 0vergave van het Fort , door Coehoorn uitgevonden, aangelegd en verdeedigd, hem deeze grootfcfre lolfpraak te geeven: Zevenmaal heb ik de Batterijen van mijn Gefchut veratidtrd, eer ik het dwfde waagen, een aanval op uwe Ferfchansjing te doen. In 't vermeesteren toonde hij niet min bedreeven. heids. Het zelfde Namen en het Kasteel moesten naderhand voor hem bukken. De Franjchen hadden die Stad, op raad van Vauban , zodanig verflerkt, dat zij dezelve voor onverwinbaar hielden, en, verwaaten, op ééne der Poorten fchreeven : ,, Deeze „ Stad kan overgegeeven , maar niet overwonnen „ worden." Het liet zich aanzien,: of deeze fpreuk waarheid was, tot dat Koning Willem, vernomen hebbende , hoe Coehoorn den aanleg der bele^eringe wraak:e , en beweerde , dat het onmogelijk was op die wijze de Stad te vermeesteren, met hem raadpleegde, en zijn raad volgde. Het verplaatzen der Batterijen naar zijn befhk mogt het gelach verwekken der genen, die dit plan afkeurden, en hun eigen liefst volgde , hij antwoordde met eene kortheid , voegende op hunne fmaadende handelwijze, Waterpat liegt niet 1 De uitflag beantwoordde aan zijne verwagting , en befchaamde zijne tegenfpreekers. Het beleg des Kasteels werd , onder zijn beftuur, met eenen even gelukkigen uitflag bekroond, niettegenftaande de zwaare Bezetting en de kundige L 2 zo Staats» hing.  44ê geschiedenis Staats- Reg.e- R1NG. zo we! als cfcppere Krijgsoverfteti, welken de verdeediging was aanbe'.rouwd. Coehoorn won door dit zijn beleid de genegenheid van veelen. Koning Willem verhief hem tot Luitenant-Generaal van het Voetvolk , en OpperVectingbouwmeester. Grooter gunsten zou hij voor zichzelven en voor zijnen Zoon hebben kunnen verwerven , maar hij begeerde ze niet- Volvaardig betoonde hij zich, om, op last der Staaten en des Konings, de Vestingwerken der bijzondere Gewesten opteneemen, en de vcreischte Omwerpen en Aftekeningen te maaken, naar welken zij met nieuwe en Rerkere voorzien konden worden. Jfiij voerde dien last op zulk eene voldoende wijze uit, dat zijne Ontwerpen en Aftekeningen de goedkeuring zijner Hooge Zenderen wegdroegen ; gelijk ook de Verwerkingen van Groningen, van Nieuwmegen , van Bergen op Zoom, en anderen , naar die plans volvoerd , den Krijgsbouwkundigen van dien tijd voldeeden, en tot nog duurende gedenktekens [trekken van 's Mans diepdenkenden geest. Hoe moedig hij den Staat in \ Veld diende, hebben wij in den loop der Gefchiedenisfe meermaalen opgetekend. De Algemeene Staaten en de Hertog van Marlborough namen hem dikwijls tot Raadsman bij het ontwerpen der Krijgsverrigtingen, en werden met zelden de gewigtigfte posten hem opgedraagen ; hij b-antwoomde aan de verwaglinge , welke men van zijne kunde en beleid met zo veel reden hadt opgevat; aan het vtrwaarlcosen van zijne witarfchu- win-  der NEDERLANDEN. 443 wingen heeft men, volgens het gevoelen van kunrligen , inzonderheid toetefchrijven , dat geen gevvenschte uitflag alle de maatregelen van den Veldtocht des jaars MDCCÜL bekroonde. Bijfrars zevenenveertig jaaren diende hij zijn Vaderland, 't geen bij oprekt beminde. Hij evenaa'de de, uitmuntenifte Vestingbouwkundigen van zijnen tijd ; weinigen gebooden met zo veel kundigheid een Leger, of wisten met meer beleids de benden in flagörde te fchaaren ; weinigen, die met grooter moed vogten en verdeedigd.n , het Krijgsvolk meer (paarden, de kosten van den Krijg zuiniger te raade hielden, en in zo weinig tijds zo groote zaakertvolvoerden. Landsgenooten niet alleen, maar ook Buitenlanders, hebben zulks meer dan ééns beleden, hem den grootften Vestingbouwmeester en Veldheer noemende. Gekroonde Hoofden Honden in het zelfde gevoelen; hierom werd hij door Carel den II. in den rang der eerfte en aanzienlijkfte Edelen geplaatst. Lodewijk de XIV. hadt hem gaarne, doorhetaanbod van een Regiment, en het [opperbeftuur zijner Krijgsgereedfchappen , op eene jaarwedde van vijftigduizend Guldens Hollands, en onder belofte van vrije Godsdienst -oefening , tot zich gelokt; dan hij was aan zijn Vaderland gehegt, in 't welk hij, bij zijn fterv.n, de waardigheden bekleedde van Luitenant-Generaal van 't Voetvolk , van Gouverneur van Staats Vlaanderen en de Forten aan de Schelde, van Generaal van de Artillerij , en Directeur-Generael der Vestingwerken. —- Wij Naakomelingen E 3 ?, dee- Staats* R f gesring.  444 GESCHIEDENIS StaatsRegee- 8.ING. deeden deezen Man te kort, indien wij hier niet bijvoegden, hoe de Directeur-Generaal over 's Lands Fortificatiën, du Moulin, in onze dagen , tenaanziene van hem verklaart: „ Het heeft reeds zedert ,, het einde der voorige Eeuwe aan geene goede Pro„ jeéten ontbroken, om de Natuur, door welke het „ Land in dien tijd bijna onverwinbaar was , door „ Kui st te hulp te komen ; getuigen daar van zijn „ de Projecten van den Generaal Coehoorn , te ,, vinden op verfcheide Kaarten, ter Secretarij van „ den Raad berustende. Ha.lt meu dat mees- „ terftuk ten dien tijde ter uitvoer gebnigt, Flaan* „ deren zou de ilerklte Fronticr geweest z jn , den Heere du Moulin in de geheele Wereld bekend. ' jjat hij het Plan van den grooten Cokhoorn, „ het volkomenfte, dat in dien lijd, waar in het te 3, voorfchijn kwam , kon worden uitgedagt , ten „ grondlbg hadt genomen , cn met dc nuodige ver„ anderingen, door den tijd noodzaakiij* geworden, „ over 't algemeen gevolgd. — Doch dat, jw- dert den dood van den grooten Coehoorn , niet„ tegeaftaande'et onnoemelijke fommen befteedzijn , „ bijna niets van belang , ten minden niets waariijk „ groot, voor den dag gebragt was (*)." In (*) Rapport van de Heeren de Gijzelaar , Visscher en de Kempenaar, refpeiïive Raadpenfionansfcn en Ordinaris Gedeputeerden der Steden Dordrecht, Amtterdaa e» Alkmaar, benevens den Heer Raadpenfion. van Bleis. wijk, raakendede Frontvren, op Vrijdag den 23 Juli] 1784.  der. NEDERLANDEN. 445 In het behandelde Tijdperk bragt het Gemeenebest een menigte Geleerden voort, die de diepfte geheimenisfe der Bovennatuurkunde zogten te doorfnuffelen. Het bleef niet bij bloote befpiegeiingen berusten; hunne onderfcheide ftelzels invloed hebbende op de Godsdienstige Leerbegrippen, veroorzaakten niet weinig beweegings, en zelfs verregaande onlusten in Kerk en Staat, 't Zal ons voegen, ten Bot van dit Deel, den oorfprong, den voortgang en de gevolgen daar van na te gaan, en in dit alles de afwijkingen of de vorderingen van het menschlijk verftand te ontdekken. Zulks behoort niet minder tot het Tafereel der Landsgefchiedenisfen dan het verhaal der Oorlogen, der Vredehandelingen; en het levert daarenboven eene verfcheidenheid op, welke niet llegts behaagt; maar ook haare veelvuldige nuttigheden heeft. Voorgaande Afdeelingen onzes Werks, tot een foortgeüjk einde "gefchikt, hebben onzen Leezeren voor oogen gehouden de gefchillen in 't Gemeenebest gereezen, tusfehen de Voetiaanen en Coccejaanen, ter gelegenheid der Wijsbegeerte van Descartes (*). Beginzels uit twijfeling en proefneeming gebooren , van zodanig een aart als die van Descartes , toegepast op het afgetrokkene en verborgene der Godgeleerdheid, konden niet misfen, daar aan een Wijsgeeriger voorkomen bij te zetten; doch de ftrengere Godgeleerden, zints langen tijd gewoon, de ondoor- dring- (*) Zie ons Tafereel hier boven. L 4 StaatsReg. e- ring. Godgeleerdenen Boven natuurkundigen.  446 GESCHIEDENIS Staats* Re gek. drinalifkrte duisterheden aan te merken als den grondflag en het weezen der Godgeleerdheid, zagen de ontvouwing, naar die wijsgeerige beginzelen ingerigt, ann, als hoogst gevaarlijk en gefchikt om het gtbeele gebouw te doen waggelen en inflorten. — Andere Geleerden, ontdekkende, dat de beginzds en onderfcheiriingen de Carthepaanfche Wijsbegeerte, di Leeritellipgen des Christendoms niet min verduisterden dan de verwarde beuzelpraat der oude Schoolfche Wjsgeeren, verwierpen ze om die reden even verre; en verkoozen geenen anderen weg in te flaan dan de i eenvondigfteö en gemaklijkften, om de LierftL-liingen en Pligten van den Christljken Godsdienst op de beginzelen eener welberedeneerde Uitlegging der Heilige Blaaderen te ontvouwen en aan te dringen. Nog anderen, van eene aandoenlijke zenuwgefteltenisfe, en met grooter maate van verbeeldingskngt dan van oordeel voorzien, vonden in de afgebrokens fcherpziunigheden van deezen, en in de koele voortelling van geenen, niets 't welk voedzei kon fchenken aan hunnen Geest; zij waanden, d:t men, om tot de kennis der Waarheid op te klimmen, een hooger vlugt moest neemen , en veel liever de inboezemingen van verhitte Geestdrift dan de lesfen van bedaarde Rede volgen. Tot deeze hoofdverdeelingen kunnen de talrijke verfcheidenheden van de Gevoelens, ten deezen dage, in de Veréénigde Gewesten gebragt worden. En men vondt, onder allen, Ma-men van naam. Eenige bijzonderheden gullen h.t hier ned.rgellelde nader ontwikkelen. Naa  der. NEDERLAND EN. 44-, Naa de veel gerugrsrnaakende gefchillen tusfehen de Voetianen en Coccejanen, beginnen omtrent den jaare MDCLXXX VI. eenige Cartheftaan fche Leei ■aars. voorgegaan door den Franeker Hoogleeraar, den fchranderen Hermanus Alrxander RoëLL , aan de Menschlijke Rede, in 't ftuk van den Godsdienst, meer gezags toe te fchrijven, dan men tot nog daar aan toegekend hadt. Hier uit rees een hoogloopende twist, die zich wijd en zijd door de Veréénigde Nederlanden verfpreidde , de Staaten van Friesland Ruitten den voortgang, met de beide Partijen het ftilzwijgen op te léggéh en den vrede der Kerke, door dit gefchil, 't welk groorendeels op woordenftrijd uitliep, niet meer te ftooren. Dit twistvuur was nauw gedempt, öf RóëfcL bragt eenige Heilagen ter baane, die veel opfchuddings in de Kerke veroorzaakten, en zijne Regtziticigheid in grooten twijfel bragten. Hij beweerde, dat het berigt, 't geen wij van de Generatie des Zoons in de Heilige Schriften, niet in eenen letterlijken zin , als eene weezenlijke Generatie moet veritaan worden — dat de onheilen en de dood der Regtvaardigen zo weezenlijk de llraffen zijn der oorfproBglijke zonde, als de rampen en het ftérflot der Godloozen en Or.bekeerden , ook koesterde hij, wegens de Godlijke Bef uiten, de Erfzonde en de Voldoening van Christus, begrippen, die of met de daad of in de uitdrukkingen , grootl'jks afweeken van de aangenoomene Leerftellingen der Kerke in de Nederlanden. Het leeraaren zijner bijzondere Gevoelens werd in L 5 Fries-. Staats- R.EüfERIKC. H. A. RoëLL»  448 GESCHIEDENIS StaatsRegee- RL\G. B. Bekeer. Friesland verbooden, en RoëLL, vredelievend van aart, offerde het verfpreiden van zijne bijzondere begrippen aan de Liefde tot Vrede en Eendragt op. Hij bleef nog verfcheide jaaren het Hoogleeraarampt in Franekèr bekleeden, en werd vervolgens tot den Stoel der Godgeleerdheid op Utrechts Hoogefchool, op de aauzienlijkfle en voordeeligfte voorwaarden bevorderd. Of hij onder de Ketters, wegens zijne bijzondere Begrippen verdient aangetekend te worden, laaten wij met C Borman den Godgeleerden over (*). Van algemeener en uitgeftrekter aart was de beroerte in de Kerk verwekt, door den ichranderen Balthazar Bekker , die reeds, in het eerst van zijn Predikdienst in Friesland, door van het betreeden pad af te wijken, zich veel onrust van zijne Medeleeraaren en de Hoogleeraaren op Frieslands Hoogefchoole op den halze gelaaden hadt. In Holland beroepen en meer rusts genietende, zette hij, van den last der twistfchriften ontflagen, zijne Letteroefeningen met allen ijver voort, en werd Leeraar te Amfterdam. De verfchijning der verbaazend groote Staartftarre, in den jaare MDCLXXX, werd van 't gemeen aangezien als een Voorbode van naderende Oorlogen of andere rampen voor het Menschdom, Bekker , reeds voor lang een geOaage Vijand en geduurige Beltrijder van alle voorbeduidzelen , liet deeze (*) Zie Moshems Kerklijke Gefchiedenh IX, Deel. bl. 24a. en C. Burmaknüs Trajeftum Eruditum, p. 309.  der. NEDERLANDEN. 449 ze gelegenheid niet voorbijglippen om het Gemeen van deeze dwaling te verlo-fen. Hij gaf een Boek in 't licht over de Comeeten, waar in hij Baande hieldt, dat deeze verfcbjjnzels geene Voorboden zijn van goed of kwaad; maar dat zij moesten geteld worden onJer de Hemelfche Lichamen, en, even gelijk de overige Starren , welke op gezette tijden uit ons oog verdwijnen en wederkeeren, aan vaste en beftendige Wetten, door den Schepper der Natuure zelve vastgefteld, verbonden. Met dit Werk behaalde hij niet weinig roems bij alle hoogfchatters van gezond Verltand en weezeniijke Geleerdheid; fchoon het voordeel en het Bijgeloof aan de eens opgevaite en langgekoesterde wanbegrippen hangen bleef. Bekker , nog in Friesland Baande, hadt reeds het gewoon gevoelen wegens de Toverijen en Duivelkunfteriaariien beftreeden. Hij behandelde foortgelijke onderwerpingen op den Amjlerdamfchen Predikfloel en beweerde, dat de zoogenaamde Tooverijen en Spooken , eer voor 't bedrog van Menfchen, dan voor werkingen van den Duivel moeten gehouden worden, tevens te kennen geevende, dat hij voornemens was , iets wegens de Toverijen en Spooken door den druk in 't licht te geeven. — Hier mede ondernam hij, een gevoelen te beftrijden, dat op alle plaatzen en door alle eeuwen aangenoomen was en fteunzel vondt, niet aileen in de Volks vooroordeelen; maar ook in de aangenoinene Godsdienst-begrippen. Zijn veel gerugtmaakend Boek, getijteld: de Bete-*' ver* Staatsregel ring.  45° GESCHIEDENIS Staats- Rf-ijEU- ring. verde Wereld, verfcheen eerlang'; de zeldzaame inhoud verwekte Braks groote opfchudding, en men kwam van alle kanten van Kerkenraaden, Clasfen en Sijnoden tegen Bekker op. De Carthefiaanfcke bepaaling van Geest dient ten grondilaage van zijn gevoelen in dit-VVerk ten breedften opengelegd. Zijn hoofdbewijs komt hier op neder. „ Het Weezen der Ziele of van den Geest is „ Denking en he: Weezen der Bofl'e is uitgebreid„ beid — vermids 'er nu geenerlei overeenkomst of verband is tusfehen gedagte en uitgebreidheid, „ hoe een Geest niet op de ftoff'e kan werken, ten zij „ deeze twee zelftlandigbeden, even als de Ziel en het Lichaam, in den Mensch veréénigd zijn; . „ derhalven kunnen geene afgefcheide Geesten, het „ zij goede of kwaade op het Mensch dom werken. „ Zu;k eene werking is wonderdaadig en wonder„ werken kunnen alleen door God verrigt worden. „ Hier uit volgt derhalven, dat de verfraaien in de Heilige Schriftuure voorkomende, van de bedrij„ ven en werkingen van goede en kwaade Geesten, „ in een verbloemden zin verftaan moeten worden." Volgens dit beginzel verklaart hij, wat 'er inde Heilige Bladeren gezegd wordt van de magt des Satans, der booze Engelen, van de Perfoonen met booze Geesten bezeeten, en houdt Baande, dat het ongelukkig en boosaartig Weezen, in de Heilige Schrift de Satan of de Duivel geheeten, met zijne helfche Dienaaren in de Helle vastgeketend is; derwijze, dat ze nimmer uit deeze eeuwige gevangenis kunnen  der NEDERLANDEN. 451 komen om de Stervelingen te verfchrikken of de Regtvaardigen van het Deugdenfpoor af te trekken. -In 't bijzonder maakt hij zijn werk om de laatere gevallen van Toverijen en Spooken te onderzoeken, het bedrog daar van aan te wijzen , en alle die grollen , welke in zo veele winterfche avonden met fchrifc verteld en met vrees aangehoord zijn, te ontmaskeren en als hoogst befpotlijk voor te Rellen. Hij noemde de zodanigen , die den Duivel zo veel magts toefchreeven, als gewoonlijk gefchiedt,Z);/fo/^OT of die in twee Goden geloofden, gelijk de Mariicheen , en betuigt, wil men mij, teroorzaake mijner gevoelens , eenen nieuwen naam geeven , men noeme mij een Monotheïst, die maar in éénen God gelooft. Zo zeer was hij van de gegrondheid zijner Leere overtuigd , dat hij den Duivel uitdaagt met deeze woorden: „ Indien de Duivel zulk een God is, hij „ twiste voor zich zei ven tegen mij, om dat ik zijn ,, altaar om verre geworpen heb. Ik heb deezen „ Goliath in den naam des Heeren der Heirfchaaren dus aangegreepen, laat zien wie dat hem helpen zal." — Op deeze uitdaging is van 's Duivels zijde niets gevolgd. Zijn Boek werd veroordeeld, en hij niet geneegen om zijne gevoelens te herroe. pen, voor een Leeraar verklaard in de Gereformeerde Kerk niet te dulden, van zijnen dienst afgezet, uit de Kerklijke Gemetnfchap en van het Avondmaal geweerd: dan de Wethouderfchap van Amflerdam vond goed,hem zijne jaarwedde tot zijnen dood te laa:en behouden. Vaa de vervolgingen der Geestlijk- StaatsRrcee- ring.  45* GESCHIEDENIS StaatsRegee- ring. B. Spino- za. ijkheid bevrijd, fleet hij zijne verdere dagen in rust, zich bij de Franfche oï Wal fche Gemeente, zo men wil, vervoegende. — Zonder ons in te laaten om de gegrond of ongegrondheid zijner gevoelens te beweeren; mogen wij 'er dit van zeggen, dat, zints den tijd van Bekker, die dezelve beftendig bleef aankïeeven, veele dwaaze begrippen, wegens Spooken, Verfchijnzels en Duivelskunstenaarijen, langs hoe meer in verdiende wanagting gemaakt zijn (*). De Wijsbegeerte van Descartes, die Bekker aanzette tot het beftrijden van de aangenomeneLeerbegrippen wegens den Duivel en de Booze Geesten ; vervoerde Benedictus de Spinoza, een Amfterdamfchen Jood, tot Godverzaakinge, en het ontwerpen van een ftelzel, 't welk de Opper-oorzaak aller dingen vertoonde als een Weezen, verbonden aan de eeuwige en onveranderlijke Wetten derNoodzaaklijkheid of des INoodlots; of liever dat God en het Heelal één en hetzelfde Weezen zijn. Van zijne vroege jeugd bevlijtigde hij zich op de Letteren, fchoon hij van geringe afkomst fchijnt geweest te zijn. De berugte Ducter Frans van den Ende onderwees hem in 't Latijn, en van dien heeft hij waarfchijnlijk het gif der Ongodisterije, 't welk deeze zijne Taaileerlingen doorgaans inftortte, ingezogen. De Leer en Stellingen der Rabbijnen kon hij niet verkroppen, en bezogt deSijnode niet meer dan wel- (*) Mosheim Kerklijke Gefchiedenh IX. D. bl 246. Luicius Woordenboek, Arr. Bekker.  derNEDERLANDEN. 453 welftaanshalven noodig was; en als een vijand van huichelaarij kwam hij vrij rondboiftig voor zijne gevoelens uit', die in den beginne geenzins dat ergerlijk voorkomen hadden. De Jooden wil men, dat hem een aanzienlijke Jaarwedde aangeboden hebben, mits hij in hunne Gemeenfchap volhardde, en zich uiterlijk als een fjfood bleef gedraagen ; tot zulk eene veinzerij kon hij niet befluiten; een zijner verbitterde Volksgenooten bragt hem in 't uitgaan van den Schouwburg eene ligte wonde toe, dit verbitterde Spinoza dermaate, dat hij alle gemeenfchap met de Jooden affnèedt, en ook van hun in den ban gedaan wierd. Of hij, gelijk zommigen willen, voor eene wijl, het Christendom omhelsd, en de vergaderingen der Doopsgezinden en Remonftranten dikwijls bezogt hebbe, is geheel onzeker. Vast gaat het, dat hij zich met ongemeene vlijt op Wijsgeerige befpiegelingen toelei, en al den tijd, welke hem overfchoot van het Glaslliipen, waar bij hij zijn fober beftaan vondt, hier in befteedde: zich veelal op 't land onthieldt om te ongeftoorder zijne oefeningen voort te zetten. Zijn zedig, matig en geregeld }eeven wordt van allen erkend. Geldzugt hadt op hem geen het minfte vermogen, en dat Eerzugt hem niet fterk prikkelde, blijkt uit het afllaan van het Hoogleeraarfchap, hem door den Keurvorst van de Paltz Carel Lodewijk te Heidelberg aangebooden, Indien men de gefprekken uitzondert, welke hij met zijne gemeenzaame Vrienden in vertrouwen hieldt, fprak hij nimmer dan ftigtlijk in de gezelfchappen; nooit Staats* Rhgee- r1ng.  454 GESCHIEDENIS Sta»ts- B egkeïung. rooit vloakte hij, rjimmer fpfak hij oneerbiedig van rie Godlijke Majeiïeit; zomtijds ging hij ter Kerke, en hoorde met genoegen eene weldoorwrogte Redenvoering; dit kan aanleiding gegeeven hebben tot de gedngten, dat hij het Christendom geneegen was. Bij trappen is hij tot zijne Godloochende begrippen gekomen; zijn Regtzinnige Theologant of Godgeleerde Staatkunde behelsde reeds de zaaden der üngodisterije ; doch in zijne Nageiaatene- Schriften vertoonen zij zich in vollen wasdom. Hij is in die gevoelens geftorven. Toen hij zijn einde voelde naderen , riep hij zijne Huiswaardin , en verzogt haar te beletten , dat geen Predikant hem in dien Baat kwam zien. Dit deedt hij, volgens het verhaal zijner Vrienden, om dat hij zonder twist wilde fierven, en vreesde tot eenige zwakheid te zullen vervallen, waar uit men iets ten nadeeie zijner Wijsbegeerte zou belluiten. — Zou hem ook de vreeze bekroopen hebben, dat hij op 't gezigt van den dood in zijne troost'ooze gevoelens mogt wankelen ? De Aanhangers van Spinoza zeggen, dat hij, uit zedigheid, zijnen Aanhang niet naar zijnen naam heeft willen laaten noemen: zij neemen dien van Pantheïsten asn, denzelven van den aart hunner Leere ont« leenende. Het getal zijner nanvolgeren is zo groot niet alszommigen willen; men verdenkt 'er ook weinigen van en onder die 'er van verdagt gehouden worden, zijn 'er weinigen, die zijne Schriften doorkeken , en nog minder die ze begreepen hebben. Men moet zeggen, dat hij als een Wiskunflige, veelal  der. NEDERLANDEN. 455 al bondige gevolgen trekt; doch, ten gelukke voor de zaak van den Godsdienst, zijn de gronden, waar uit hij dezelve afleidt, enkel aangenomen en Liet beweezen. Geüjk eene menigte van bekwaame Pennen, te zijner wederlegginge opgevat, getoond hebben. Wij mogen hier bij aanmerken dat de Vrienden en Voorftanders van Spinoza zelve verpligt zijn te erkennen, dat 's Mans Stelzel die klaarheid en kragt van biijkbaarlijkheid niet heeft, welke gefchiktis om deMenfchen tot hetsanneemen daarvan uit te lokken, 't Is te duister, te ingewikkeld, te zeer op afgetrokken bovennatuurkundige gronden gebouwd om de Stervelingen af te troonen van het Geloof dier Waarheden, wegens de Godheid, welke de Werken der Natuure en de eenvoudigfte voorfchriftea der gezonde Rede geduurig te binnen brengen en kragtig op 't gemoed indrukken. Desgelijks betuigen de Aanhangers van deezen Wijsgeer, dat zijne Leer van zulk een aart is,dat dezelve ligt verkeerd verdaan kan worden, zelfs door Manneii met de grootfte fchranderheid en het doordringendst oor* deel begaafd, en veel eer begreepen moet worden door de infpraaken van ik weet niet welk een Gevoel, dan door redeneerende nafpeuringen. Zij wendden zich in alle bogten om de eer op te houden van een ftelzel, 't welk onbeftaanbaar is en geheel op dro°redenkunst gebouwd is, en ook door deeze kunst alleen kan verdeedigd worden. Doch, indien dit waar zij, indien de Leer van Spinoza niet alleen de bevatting van 't gemeene gros IX. Deel.i.St. M Ver- St'AatsRegee-  45 boud, rds uit het genoeeen, 't geen zij fcheppen in een ftelzel, 'c weik ftrafloosheid belooft aan overtreedingen, welke niet ter oore van den Wereldlijken Regter komen , en hun dus gelegenheid fchenkt om, zonder eenig ander bedwang, den ruimen teugel te flaaken aan hunne lusten. Immers zou het in den hoogften graad onzinnig zijn, zich te verbeelden, dat de voorgeevende groote menigte van Pantheïsten, vee'en van w.lken nimner droomden van het beoefenen hunner verftanden inhetnaavorfchen der waarheid , of zich te gewennen aan eenig Wijsgeerig onderzoek, allen nauwkeurig een ftelzel zouden begrijpen , 't welk, volgens hunne eigene berigttn, het doorzigt en de fchranderheid der grootfte vernuften ontdooken h;eft. — In de daad het Gevoel of de Trek tot zedeloosheid en ongebondenheid fchijnt welde fterkfte.ïr'jfVeertezijnrot het omhelzen deezes ftelzels : veelen der eerfte en openlijke Naavd.ers van Spinoza ftaan zo zeer van wegen hun zedeloos character bekend, als men met rede zich verwondert  der NEDERLA NDEN. 457 dert over het voorbeeldlijk ingetoogen Leeveu huns Leermeesters (*). Tot de kundige Naavolgers van Spinoza willen zommigen, dat in zijne jeugd, ook behoord htbbe Bernard Nieüwentijd , te Westgraftdijk , een Dorp in Noordholland y waar zijn Vad*r Predikant was gebooren. Geen zin hebbende in zij.is Vaders Beroep, en egter op de Weetenfchappen gefield, bevlijtigde hij zich op de Wis- Genees-kunde en Regtsgeleerdheid. Under zijne Academie-Vrienden trof hij 'er aan, die de toen heerfchende Godloochenende Beginzels omhelsden, en hem tot deze'ven, volgens eeniger verhaal, deeden overgaan (f); doch H. Stochius , wiens Vader, acht jaaren lang, ten Huize van den Heer Nieüwentijd gewoond hadt, om zich in de Geneeskunde te oefenen, tekent op , meermaalen uit diens mond gehoord te hebben, dat Nieüwentijd in zijne Academie jaaren, zeer gemeenzaam verkeerde met zommige Godverzaakers, niet zo zeer uit liefde tot hun heilloos gevoelen , maar, om door die gemtenzaame verkeering, hunne diep- (*) Baile Art. Spinoza. Mojheim Kerk'ijke Ge/cftjedenis VIII. Deel. bl. 95. enz. Bij deezen laatflen vindt men den inhoud vermeld van een Stukje donrToLAND gafchreeven , (trekkende om eene fchildertj te geeven van de losbandige Zeden en Beginzelen zijner Broederen de Pantheïsten. (t) Nieuw Euangelisch Magazijn III. D, bl, ipa, 494' 495. M 2 Staats. Rt GEERliSG. B. fïlEÜ" WEM Ij D.  45? GESCHIEDENIS Staats■ Regs- ring. Van de Ver- fchooristen en Natteinistzn. diepfte geheimen te ontdekken, en hun naderhand met zo veel meer vrugts te beltrijden (*). Wat 'er ook van die ftrijdige berigten, wegens de gevoelens van den jeugdigen Nieüwentijd moge weezen, al de wereld weet, dat die agtenswaardige Purmerendfche Geneesheer en Burgemeester, niet in cat wargaaren is blijven zitten; dat hij onder de eerlten mag geteld worden, die zijne Landsgenooten den waaren fmaak in de Proefondervindelijke Natuurkunde gegeeven heeft, welke zedert alomme i- doorgedrongen. Zijne twee deftige Werken : Het recht gebruik der IFereldbefchouwing tot overtuiging der Ongodisten, en zijne Gronden van Zekerheid , zullen tot fteeds blijvende Gedenktekens llrekken, hoe verre hij afwas vaii Godverzaakende Begrippen te koesteren; en betoonde hij, volgens het getuigenis van eenen geloofwaardigen achtjaangen Huis- en Tafelgenoot , in zijn doorgaans gedrag altijd de doorilaandsle blijken van eene tedere Godsvrugt (f). Twee Aanhangen j cie veel gemeenfchaps met elkander hadden , fchoon ze tot één konden gebragt worden, ontltonden in deeze cagen : zij hadden tot Aanvoenieis Jaob Verschoor en Pontiaan van Hattem, twee Godgeleerden in Zeeland. Deteistgeimlde (in edde , uit een verke. rd en ongefchikt mengzel der fteiiingen van Cuccejus en Spinoza, een (*) Hskr. Srocmus Fer klaaring van i Cor. XV. bl. 490. 491.. Aant. (t) Zie aldaar.  dsr NEDERLANDEN. 459 een nieuw gedrost lijk zamenftel van Godgeleerdheid. Zijne Naavolgers droegen , behalven den naam van Verfchoorhten, ook dien van Hebt eeuwen , ter oorzaake van den ijver; met welken zij zich op de Hebreeuwfche Taalkennis bevlijtigden. Van Hattum werd, als aan de wanoegnppen van Spinoza vast, van den Predikftoel geweerd. Geen van beiden heeft de belijdenis van den Hervormden Godsdienst verzaakt : zij gaven in tegendeel voor, zich daar aan te houden. Van Hattum gaf zelfs eene Verhandeling over den Heidelbergfchen Catechismus in 't licht. Het fchijnt, dat deeze twee Grondvesters van fterk na elkander zweemende Aanhangen de Leer der Hervormde Kerke , wegens de volftrekte Befluiten, zo verre trokken, dat zij daar uit het godloos ftelzel van eene noodlottige en onverbiddelijke Neodzaaklijkheid opmaakten. Zij kwamen, dit beginzel vasigefteld hebbende, natuurlijk tot den ftap, om het onderfcheid tusfehen zedelijk goed en kwaad, en de verdorvenheid der menschlijke Natuure te loochenen ; en te beweeren , dat de Menfchen ondei geene verpligting' altoos lsgen om hunne Zeden te verbeteren, hun hart te zuiveren, of hunne poogïn gen aantewenden tot eene geregelde gehoorzaamheid aan de Geboden van den Godsdienst. Deeze be ftondt niet in doen, maar in lijden. Alle de Gebo den van Christus konden tot dit ééne gebragt wor den dat wij met gelijkmoedigheid en geduld alle; verdraagen, wat ons door den Godlijken Wil over M s komt StaatsRege*. riwg. ! I  46c. GESCHIEDENIS STAATSREGEring. Komt, en het onze behendige en éénige betragting m et vveezen , eene onveranderlijke bedaardheid des gemoeds :e bewaaren. — Van Hattum en zijne I\aavo!ge:s hielden in 't bijzonder üaande , dat Chrisit's aan de Godl'jke Rtgtvaardigheid niet vol. daan, noch dpojï z-jn dood en lij 1en eene verzoening voor de zonden te wege gebrast, maar door zijn Middelaarfchap ons alleen te kennen gegeeven heeft , dut 'cr niets in ons was, 't welk de Godheid mishaagde, en dat Christus op die wijze zijne Dienstk iegten regtvaardiede , en voor den Regterftoel van God llrafloos (lelde. Hoe verkeerd en hoogstverderfhik deeze Leerbegrippen ook zijn mogen , hoe recbtftreeks zij ftrekken om aHe dcugdzaame gevoelens uittedooven , en alle banden van zededjke verpligting aan flarden te rukken , blijkt het egfer niet, dat derzelver Voorftanders de ongebondenheid aanpreezen , of leeraarden, dat de Menfchen zonder eenig bedwang of wederhouding de aandrift hunner ongeregelde lusten en hart&togtfln mogten opvolgen. Onder hunne ftellingen hadden zij ten grondregel, „ dat Go j de Men,, fchen rnet fb aft om , maar door hunne zonde." Lt n grondregel, welke op deezen zin fchijnt uitteloop-i'i, dat, indien een Mensch zijne buirenfpoorige neigingen niet bedwingt, hij de fmertlijke gevolgen zijner ongeregeldheid moet fmaaken zo in ditals in bet toekomende leeven , niet in gevolge van eenig Keguiiijk Vonnis, uitgefproken door den wil, noch  oer NEDERLANDEN. 461 noch volvoerd door de onmidd^lijke hand van God, maar volgens eene bepaalde Wet, of vastftelling der Natuure (*). Vreemder Naavolger en Voorftander hadt Spinoza niet, dan Joannes Bredenburg , een Koopman te Rotterdam , tot de Rhijnsburgers of Collegianten behooreude; hij plantte de Leer van Spinoza openlijk voort, en gaf voor, haare overéénkomst met de voorfchiften der Rëdèfl op eene wiskunstige wijze te betoogeu. Bredenburg deedt niet alleen belijdenis van den Christlijken Godsdienst ; maar verklaarde , prees en verdeedigde dien Godsdienst in de zamenkomsten der Collegianten, en beweerde bij alle gelegenheden deszelfs godlijken oorfprong. Om deeze allen in 't oog loopende tegenftrijdigheden 0veréén te brengen , verklaarde hij , aan den eenen kant, dat de Reden en de Christlifke Godsdienst lijnrecht met elkanler ftreeden ; doch beweerde, aan den anderen kant, dat wij verpligt zijn , de Leerftelh'ngen, in de Heilige Schriften vervat, zelfs tegen de klaarblijklijkheid der kragtigfte wiskundige betongen , te gelooven. Welk eene opéénhooping van ongerijmdheden ! Zulk een Man mogt Baande houden, gelijk hij deedt, dat de Waarheid tweeërlei was , Godgeleerd en Wijsgeer tg , en dat zulke voorftellea , welke valsch waren in de Godgeleerdheid , waar zijn in de Wijsbegeerte. ■— Frans Kul (*) Moshïim Kerkl. Gefch. IX. D.bL, 049. W. Goe- ree Kerkl. en IVereldl. Jiijlorie, bl. 674 676. M 4 StaatsRelekri g. J. B redenburg.  StaatsRegee- r1kg. P. vam Leenhof, W.OfUR 462 GESCHIEDENIS Kuiper , een Boekhandelaar te Amfterdam , desgelijks tot de Collegianten behoorende , was zijn Tegenltreever: en 'tr rees uit het gefchil tusfehen deeze Broeders, die de Leer der Verdraagzaamheid zo lLrk voorlaan, eene fcheuring, die ettelijke jaaren aanhieldt (*), Nie s was, in dit Tijdperk, algemeener , dan de genen, die de gronden der Carthefiaanfche Wijsbegeerte wat fterk dreeven , van Spinojtsterij te befchuldigen. Zulks was het geval van F. van Leenhof , Leeraar der Gereformeerden te Zwolle. In Zijn Werk, getijteld Hemel op Aarde, beweerde hij, dat a'le gebeurtenisfen der Wereld, en alle de werkingen der Schepzelen , volgens eene noodwendige en onveranderlijke orde der Natuure gefchiedden; wie gelukkig wilde keven, moest kommer en droefenis verbannen, gewillig en blijmoedig zich aan die onvernvjdelijke orde der dingen onderwerpende, In de bes>e Wereld , waar in zij zich geplaatst vonden, was de droefheid onvoegelijk. — Vee'en fchreeven tegen hem, en hij moest zich de afzetting van zijn Ampt getroosten; hij beleefde zijne Leer (f). Door het naarftig leezen en diep doordenken der vertaalde Werken van Descartes , hadt hij zijne Wijs- (») Mosheim Kerkl. Gefch, IX. D. bl, 356. Rues tegenwoordige flaa', der Doopsgezinden en Collegianten iv de Nederlanden , bl. 29S. (t) Van Eunem Kerkl. Hiflirie, III, D. bl. 596,  der NEDERLANDEN. 463 Wijsgeerige begrippen van de Godgeleerdheid gefchikt naar het Carthefiaansch ftelzel , en een enkel denkbeeldig Leerbegrip gevormd. Schoon een Kof« fermaaker zijns handwerks , hieldt hij , 's avonds naa het afdoen zijns arbeids , onder eenen grooten toeloop van Toehoorderen, lesfen over de Godgeleerdheid en Wijsbegeerte , en gaf eenige Schriften uit, die greetig geleezen werden. Veel hadt hij in dezelven op de Leer der Hervormde Kerke te zeggen , welke , naar zijn begrip , de Spinojisterij zeer nabij kwam. Doch, terwijl hij anderen des wilde befchuldigen, maakte hij 'er zelve zich van verdagt 5 't geen hem in een penneftrijd mer. Geleerden inwikkelde. Hij vertoonde de Godlijke Natuur onder het denkbeeld van eene zekere Kragt of Vermogen, dooi het Heelal verfpreid, en werkende in elk deel van dit groot Gebouw. Hij liet een Aanhang naa, die zich, mar zijnen naam, Deurhoviaanen noemde (*) Dan de veelvuldige Kerkgefchillen , in deeze Gewesten uit de Wijsbegeerte van Descartes, uil de Godgeleerdheid van Coccejus , en uit de fteilin gen van Spinoza ontftaan, hebben meest een einde genomen, toen de Newtoniaanfche Wijsbegeerte de Carthepaanfche van bijkans alle Hoogefchoolen iadi Veréénigde Nederlanden geweerd , en de Menfchei van harsfenfchimmen tot daadlijke proeven te rug ge bragt heeft. Nie (•) Van Einem Kerkl. Gefch. UI. D. bl. 5p8. Wa gen aar Am ft. XI. St, bl. 395. M 5 StaatsKkgeb- RiïNG, 1 t '  464 GESCHIEDENIS Staats■ Regee- J. LlBADiE. Niet alleen werd het verfrand zeer geflingerd door gemelde gefchil voeringen, m-est zichzelven vef'iezende in de duizeligmaaliende hoogtens der Bovennatuurkunde, maar ook het hart en verftand heiden Bonden ten doele aan dweepeiijen van eenen zorglijken aart. Onder de VbórtpFanters deezef vérdèrfe» nisfe voor waare Godsvrugt hier te Lande moet geteld worden Jan Labadje , die , in Frankrijk zijne harsfenfchimmen met een gewensclven uitflag niet kunnende uitventen , daar men ontdekte , dat hij met den geest beginnende, niet zelden met het vleesch eindigde, en zijne DevotarM'en op proeven van a'getrokkenheid en geestlijke gemeenfchap Helde, die hem naar den vleefche voldoening zijner vuile lusten gaven; een. Lid werd der Hervormds Kerke , eerst in Frankrijk, vervolgens in Zwitzerland, en eindelijk in de Veréénigde Gewesten zijne geestdrijvende rol fpeelde. Hij bezat eene vuurige en manlijke welfpreekenheid. Zijne Werkjes,nog voor handen, ontdekken genoegzaam 's Mans geestgefteltenis , en draagen de zigtbaarfte merktekens eener fterke verbeeldingskragt, niet befiuurd of gemaatigd door een bondig oordeel. Lieden van deezen Itempel laaten zich door 't geweld der driften , bovenal in de jeugd, veelligt vervoeren tot losbandige bedrijven. Labadie gaat naa, dat hij , te Touloufe , in het Nonnenklooster het beduur over de Geestlijke Zusters hebbende , hrar leerde, dat zij twee- of driemaaien ter week zich den ftaat der onfchuld moesten her-  der. NEDERLANDEN. 465 herinneren, ten welken einde hij de Nonnen beval, zich naakt uittekleeden , wanneer hij insgelijks in den ftaat der naaktheid, met geflotene deuren, predikte, dus Adam en Eva verbeeldende: over de beweegingen des lichaams moest men zich niet ontrusten, mits min 's morgens zijne eerfte gedagten na God wendde: want daar de Geest Gods is, daar is Vrijheid. Deeze grondregel, welken hij de geestlijke Dogters, die onder zijn opzigt lionden, geftaadig inprentte , gaf hem vrijheid tot het doen van verfoeilijke aanflagen, en tot het berispen der zodanigen, dieeenigen wederftand boden, door haar aan te zeggen , dat haar hart nog niet geestlijk genoeg, en (welk eene fchaamtloosheid , die de pen bijkani weigert op 'c papier te zetten,) niet volkomen aar God gehegt was. Schoon veele Nonnen fmaak vondeu in . dit geweetensbeftuur , moest hij egter, toen de Bisfchop des verwittigd was, het Kloosie: ruimen. Zijn aanflag op de eerbaarheid var Mejuffrouwe de Calonges deedt hem in Frankrijk de agtmg bij de Protestanten verliezen. Het geval, gelijk Bayle het opgeeft , is te merkwaardig , on hier geene plaats te vinden. Naa dat Labadie ge melde Jongkvrouwe hadt opgeleid tot een geestlijl leeven , 't welk hij deedt beftaan in eene inwendig' opgetogenheid en eene volkomene aftrekking vai zinlijke voorwerpen , prees hij haar een onderwer] ter overdenkinge aan ; en haar bevolen hebbende zich eenige uuren lang aan dat groot voorwerp over ti StaatsRegeeRirsG. i | > 1  466 GESCHIEDENIS StaatsRegee- uikg, te.eeven, naderde hij rot haat, toen hij dagt, dat ze in haare grooi.de opgetoogenheid w^s , en (lak zijne hand in haaren bo-zem. Zij ttootte hem met veel drifts te rugge , betuigde hem haare verbaasdheid over deeze handelwijze, en ftondt op 't punt om hem des openlijk te berispen; doch hij voorkwam haar , zonder blikken of bloozen , met eene heilig, heid vertoonende houding , dit woord voerende: „ Ik zie wel , mijne D>gter ! dat gij nog verre af „ zijt van de volmaaktheid ; erken nederig uwe „ zwakheid, en bid God om vergiffenis dat gij zo min aandagtig geweest zijt op de Verborgenheden, „ welken gij moest overdenken. Zo gij daar aan „ de noodige aandagt hadt befteedt, zoud gij nret „ gevoeld of gemerkt hebben , wat aan uwe keel „ werd gedaan; maar gij waart zo weinig afgetrok,, ken van de zintuigen, zo weinig van de Godheid „ doordrongen , dat het geen oogenblik leedt , of ,, gij bemerkte, dat ik u aanraakte. Ik wilde eene „ proeve neemen, of eene vuungheid in het gebed „ u boven de doffe verhief, en u veréénigde met „ het Opperde Weezen , de leevendige Bron van „ onderflijkheid en geestlijkheid: en ik zie met veel „ fmerte, dat uwe vorderingen zeer gering zijn ; gij ,, kruip' nog langs de aarde. Laat u dit befchaamd „ maaken, mijne Dogter ! en u aanfpooren om de „ heilige pligten van het gemoedelijk bidden be„ ter te betragten." — Mevrouw de Calonces , die niet minder verdandig dan deugdzaam wag,  der. NEDERLANDEN. 4&*7 was, toonde zich even verftoord over deeze woorden als over het gedrag van Labadie , en brak terftond alle gemeenfchap met hem af (*). Deeze mislukte hem tot fchsnde ftrekkende aanflagen , en het klimmen der jaaren , bragt te wege, dat zijne voorheen aangenomene fchijnbaare ftrengheid van Zeden meer en meer in eene daadlijke veranderde. Zodanig verfcheen hij in deeze Gewesten. Zeeland vondt in hem een Moeitemaaker: hij kreeg veel gezags en invloeds. Men befchouwde als Wereldlingen , aan de tegenwoordig»' Eeuwe verflaafd, die hem van huichelaarij befchuldigden ; en als zo veele Heiligen de zodanigen, die hem volg den. De ioem der geleerde Vrouwen van ons Va derland, Anna Maria Schuurman , met het gi: der geestdrijverije befmet, liet zich door hem belee zen, en oordeelde, het beste deel gekoozen te heb ben met zich onder zijn geleide tebegeeven: zij wa reeds vrij oud, toen zij de zijde van deezen Dweepe koos, hem getrouw bleef, en tot zijnen dood in all zijne omzwervingen volgde. Deeze vermaarde Vrouw haalde de Prinfes Euzabeth , Dogter van den Keui vors Schoon Bayle berigt, dat hij voor de waarh i deezes gevals niet wil irjftaan , en de Heer Bkrnard, i zijne Republique des Lettres, 'tr aan fchijnt te twijfelen verzekert de Heer BaswaGJ , dat hij het van de Jongl vrouwe zelve hadt, welk^- hij het meer dan ééns hadt hoe ren vernaaien, en dat zij nimmer zonder afgrijzen van Mans valtche Devotie fpiak. StaatsRegeering. r t i B * 's  StaatsRegke- 468 GESCHIEDENIS vorst van den Palts , en Abdisfe van Her vordert, over tot den aanhang der Labadisten , welke de zwervende en voortvlugtige Leerlingen van Labadie voor een tijd eene veilige fchui4plaats fchonk. D.eze Prinfes, zeer vatbaar voor de indrukzels der Geestdrijverije , befchouwde het a's een groote zegen, de Waare Kerk, gelijk zij dezelve noemde, te mogen bijéénzamelen , en rekende zich gelukkig, dat haare oogen geopend waren omtrent het vermomde Christendom , 't weik zij dus lang hadt gevolgd. Zij verhief Labadie ten hemel: hij was, haars oordeels, een Man, die tot het hart fprak. In een gefprek, met haar geduurende eene ziekte gehouden, haHt hij haar de ijdeiheid der fchepzelen en den weg ten hem.-l beter doen gevoelen'door redenen , die hem overvloedig ten monde uitvloeiden , dan de andere Leeraars gedaan hadden met welberedeneerde Leerredenen. Zeer éénltemmig is deeze haare beoordeeling over Labadie met die van Mejuffrouw Schuurman , welke Wiluam Penn met deeze woorden opgeeft : „ Anna Maria Schuurman ,, fprak met ons van haar voorgaande leeven , van „ haare zugt voor de Studiën , van haare verknogt,, heid aan den Godsdienst', waar in z-'j opgevoed „ was; erkennende, dat zij al den voougen tijd „ God of Jtsus Christus niet recht gekend hadr; ,, dat, fchoon God zich aan haar, van haare jeugd „ af, op veelerhande wijzen hadr ontdekt, zij eg,, ter zijne genade nooit zo kragtig gevoeld hadt, „ dan door den dienst van j. de Labadie; dat zij, „ zints  der NEDERLANDEN. 469 „ zints dien tijd, hadt bemerkt, dat alle haare wee„ tenfchap flegts ijdelheid was , en haar Gods3, dienst gelijk aan een dood lichaam ; dat zij beflo„ ten hadt, de fchande te veragten , afteftaan van ,, haare oude leefwijze , en alle andere verbinteniss, fen te verbreeken, om zich te voegen bij dat kleine hoopje, 't welk de wereld verlaaten hadt, en waar in zij wenschte eene leevendige offerande te 55 zijn, geheeilijk toegewijd aan den dienst desHee- „ r< n." Naa den dood van Labadie , die te Altona overleedt, trok deeze getrouwe Aankleeffter van dien Geestdrijver met de andere Labadisten na een Dorp in Friesland , niet verre van Leeuwaarden , waar deeze Kerk van Christus, van de wereld afgefcheiden , een gerust verblijf vondt, en welhaast in vergetelnisfe raakte. Bijkans alle Seftarisfen, door Geestdrijverij befmet, hadden zich, wil men, genegen getoond om gemeenfchap te houden met Labadie. De Browniiten te Middelburg booden hem hunne Ktrk aan, toen hij door de Franfche Synode in de bediening van het L.eraarsarapt was opgefchort (*), De Quakers te Londen zonden hunne twee beroemdfte Leden, Ro- (") Deaze bijzonderheid, de Brounisten betreff.'nde, en alleen {leunende op het getuigenis van Moilerus , uit een ongedrukt Dagverhaal , word met veel klems tegengefprooken in een Brief asn den Schrijver der Vaderlandfche Letteroefening, Hedend. Fadtrl- Lelt, IV. D. II. St. bl. 444. Staats» Regee- RiNG.  470 GESCHIEDENIS Ji.G-ERlNG. Antoi- (ïKTTE be BoüElGl\UA. Rorert Barclay en George Keit , na Amfler* dam, om zijne Leer te onderzoeken; en , naa verfcheide zamenkomsten met hem gehad te hebben, deeden deeze twee Gelastigden hem de aanbieding van hem in hunne Gemeenfchap te willen ontvangen , 't welk hij van de hand wees ; waarfchijnlijk uit een beginzel van eerzugt, en uit begeerte omhet hoofd van eenen Aanhang te blijven Dat alle Geestdrijvers nogthans Labadie niet zogten , en niet met hem in gemeenfchap wilden treeden , blijkt uit het gedrag van Antoinette de Boumgnon , eene zijner dweepende Tijdgenooten , die, uit Vlaanderen afkomstig, in deeze Gewesten zich onthouden , en Aanhangers verworven heeft, niet alleen onder de onkundige menigte, die greetig haare harsfenfchimmige leeringen indronk, en onverznadelijk was in 't leezen haarer veelvuld ge Schriften ; want haare pen bleek zo vaardig te zijn in 't fchrijven, als haar tong om voor de vuist hartroerend te fpreeken; maar ook onder lieden van aanzien en geleerdheid. Swabimerdam hebben wij gezien, dat zich geheel aan 't geleide deezer Geestdrijflfer overgaf. Zij verklaarde te gevoelen'en te weeren, dat zij het met Labadie nooit ééns zou worden , dewijl zij door eenen anderen Geest gedreeven wierd. Zij hadt hem in een gezigt gezien, en (*) V Leeven van J- Labad'E , in de Leevensbefchr, van voornaame Mannen en Vrouwen, V. D. bl. 194. Mosileims Kerkl. Gefch. IX. D. bl.358.  »ER NEDERLANDEN. 471 en een gefprek met hem gehouden, en was daar door ten vollen verzekerd, dat hij zijne begrippen uit de zelfde Bronnen fchepte als andere Geleerden , en in zijn gedrag niet inwendig door God verlicht, noch door de zagte beweegingen der Godlijke aanblaazingen beftuurd wierd. — Het heerfchend beginzel in de veelvuldige Schriften van Antoinette Bourignon , die voorgaf eene Godlijke aanblaazing te hebben , en door de bijzondere fchikking des Hemels verordend te zijn , om den waaren geest des Christendoms, door de Godgeleerde gefchillen uitgebluscht, te doen herleeven, die voorwendde , veelvuldige Godlijke gezigten te zien , kwam hier op neder : „ Dat de Christlijke Godsdienst niet in ken9, ms, noch ook in ietragting beftaat , maar gele„ gen is in zeker inwendig gevoel en Godlijke aan„ drift, welke onmiddelijk uit eene gemeenfchap 9, met de Godheid ontftaat." Eén der vermaardfte Vborftanderen van deeze Geestdrijffter was Petrus Poiret , een Man van een kloek en doordringend vernuft, zeer bedreeven ïn de Carthefiaanfche Wijsbegeerte. Hoe zeer deeze gehaat was bij zijne Vriendinne , „ dewijl God, ,, gelijk zij voorgaf, haar uitdruklijk hadt te ver„ ftaan geg°even , dat de Carthefiaanfche Wijsbe„ geerte de fnoodfte en vervloektfte van alle Kette„ rijen was , welken immer in de Wereld geleerd „ zijn , eene volllaagene Godverlochening, of ver„ werping van God, in welke plaats zich de ver„ dorve Reden zogt intedringen," ftelde zij hem in IX. Deel. a. St, N ftaat Staats» Rkgee- SUISG. Petrus Püiasr.  4?2 GESCHIEDENIS STAATj- Rscee- RJNG. ftaat, om de buitenfpoorige en kwaalijk zamenhangende verbeeldingen van Bourignon op eene kunstige wijze te fchikken , en dezelve in de gedaante van eene foort van geregeld zamenfte) te brengen. Hij heeft door zijn voorbeeld middagklaar getoond, dat Verftand en Onverftand , Rede en Bijgeloof dikniaals maar zeer weinig van elkander onderfcneiden zijn; en dat zij zomtijds niet alleen in één en denzelfden Mensch huisvesten, maar ook door eene onnatuurlijke verééniging elkander de hand leenen , en dus de gedrogtlijkfte voortbrengzels aan de wereld opleveren (*). Men verwondert zich misfchien , dat wij zo lang ftil geftaan hebben , om onze Leezers optehouden bij geestdrijvende Aanhangen , die meest uitgegist en de kragten gefpild hebben ; want, behalven bij eenige enkelde Mystiken , hier endaar verfpreid, zijn de Werken van eenen Labadie , van eene Bourignon en Poiret aan de fchienvormpkens overgelaaten, of worden tot andere einden gebezigd. Wij mogten 'er niet van zwijgen , zouden wij een getrouw Tafereel maaken van onze Landsgenooten in dit Tijdperk, en toonen , hoe zij, ondanks hunne doorgaande gemaatigdheid en bedaardheid van geest, zich lieten verrukken door de jamiuerhanigfle harsfenfchimmen. Het (•) Mosheïm Kerkl. Gefch. IX. D. bl, 353. V Leeven van A. Boor:Gnon , in de Leevensbefch. van voornaamc Maanen en Vrouwen, 111. L>. bl. 200 euz.  der NEDERLAND EN. 473 Het ontbrak den Lande intusfchen niet aan bekwaame Mannen, die de Godgeleerdheid en uitlegging der Heilige Schriften ter harte namen. Hier zouden wij, voerde het ons niet te wijd om , fpreeken van eenen gemaatigden Witzius , van eenen arbeidzaamen van Till , wiens Schriftuurverklaaringen, als h«j niet te zeer tot zijne geliefde Cocct' jaanen vervalt, zeer aanteprijzen zijn ; van de geleerde Vitringa's , Vader en Zoon; van eenen Zedekunde hervormenden Placette ; van eei;en welfpreekenden Saurin en uitmuntenden Basnage; van eenen Limborch , die het verdraagzaam voetfpoor zijner voorgangeren , Episcopius en Curcel» t^eus, betradt. i Het herroepen van 't EdiSs van Nantes maakte deeze Gewesten ter fchuil- en wijkplaats van niet weinigen der eerfte Vernuften uit Frankrijk , die in dit hun nieuw Vaderland een roem verwierven, welke op hetzelve te rug kaatste. De bepaalingen, elders aan vrij gevoelen, fpreeken en fchrijven gefield, deeden Letterhelden, die den dwang deroverheerfchinge in de Letteren moede waren, herwaards komen , om den fchat hunner geleerdheid en kundigheden vrijlijk te ontlluiten. Zonder zulks zouden deeze Gewesten op veele heerlijke Werken niet mogen boogen. Wij kunnen niet nalaaten, van twee hunner met een kort woord te gewaagen: twee, die in de wereld eenen grooten naam gemaakt, en elkander op het heftigst betwist hebben, te weeten Peirus Bayle en Jan le Clerc , met hunne characN 2 ter» STAATJi Regee- RINO.  474 GESCHIEDENIS Staats- Regfe- ring. Petrus Bayle. terfchets zullen wij ons vergenoegen, zonder tot een verflag te treeden van hun leeven, van hunne veelvuldige lettervrugten en gevoerde gefchillen : ten aanzien van het laatlte alleen optekenende , dewijl het hun beiden raakt, dat zij in de hevigheid des gefchils te wederzijden zich uitdrukkingen lieten ontvallen , die de verdiensten hunner geleerdheid niet weinig ontluisterden, en de kenmerken van den verregaindften haat draagen. Bayle befchuldigde den Heer le Clerc , dat hij, zo geen Sociniaan , althans een Ariaan en een groote Snorker was , die in alle zijne Schriften zijn werk maakte om de Godlijke Openbaaring op losfe fchroeven te ftellen. Le Clerc noemde Bayle , van zijnen kant , een Godverzaaker en Spinozist, die in alle zijne Werken den toeleg hadt om den Godsdienst te ondermijnen. Dat zij beiden te verre, ja veel te verre , in dit verwijt gingen , zal ieder, in hunne Schriften bedreeven, terftond erkennen. — Doch dat wij de beloofde Characlerfchetzen opgeeven. Petrus Bayle, uit Frankrijk afkomstig, doch die het grootfte gedeelte zijns arbeidzaamen leevens in de Nederlanden onder veel lotwisfel doorbragt, was in de Gefchied- en Letterkunde uitmuntend bedreeven; zijn verbaazend fterk geheugen, zonder weergaa bekwaam om de zaaken met derzelver omftandigheden te onthouden, en vlug bij alle voorkomende gelegenheden te herinneren, diende hem hier in eroorlijks: in de geleerde Taaien, inzonderheid de Oosterfche was hij niet verre gevorderd; in geen deel  der. NEDERLANDEN. 475 deel der Wijsbegeerte heeft hij uitgemunt dan in de Bovennatuurkunde; hier kwam hem zijn fchrander, fijn en doordringend vernuft te ftade, als mede zijne vlugge en leevendige verbeelding. — Van natuure was hij goedhartig, en zeer vermaaklijk in den ommegang, die, 't zij hij boertte of ernBig fprak, altoos leerzaam was; beleefd en vriendlijk jegens ieder, teerhartig en gedienstig omtrent zijne Vrienden. Nimmer heeft men hem kunnen befchuldigen van geneigdheid tot vleefchelijken wellust, in tegendeel was hij kuisch in zijn wandel, fchoon verfcheide uitdrukkingen in zijne Schriften en bovenal in zijn Woordenboek, den lof dier kuischheid aan zijne pen ontzeggen. Van het Vrouwlijk geflacht hadt hij een afkeer; doch meest uit jaloufij, In zijne jeugd was hij verliefd geweest; doch ziende dat de Juffer, op welke hij het oog geflaagen hadt: meer agtings betoonde voor eenen leevendigen er wel opgefchikten Jon geling dan voor hem met al zijn Geleerdheid en Wijsbegeerte, vatte hij hier uit zuil een gramftoorigheid op, dat hij zins nauwlijks eer Vrouw wilde aanzien: zijn Woordenboek is de toll van zijn hart, ten aanzien van de Sexe. Men kor hem niet beweegen, bij het inkomen of bij het af fcheid neemen , volgens de toenmaalige Landsge woonte, eene Vrouw te kusfen; hij gaf voor, da de Natuur geene evenredigheid in het uitdeelen val fchoonheid hebbende gehouden , hij tegen éém fchoone Vrouw , vijftig leelijke zou moeten kus fen.— Nugter en maatig was hij in fpijs en drank N 3 haak staatsregeRING \ l t 1 I  4?6" GESCHIEDENIS KIKG. haakte na aanzien noch na fchatten, en wist ziek ra t weinig te behelpen. Zijne gezondheid was zeer teder, nochtans droeg hij, zo groot was zijne onvetfchilligheid omtrent een lang leeven, weinig zorg voor dezelve. In zijn fchrijven was hij vrij en durfde zijne gedagren over allerlei' onderwerpen, den Godsdienst niet urgezonderd, onbewimpeld voordraagen , doch in zijne gefprekken was hij agterhoudend en lteeds op zijne hoede. Bekendis het, dat verfcheide vermaarde Mannen, uit onderfc'neide Gewesten, om zijn vrijmoedig fchrijven hem voor eenen Vrijgeest houdende, zich bij hem vervoegden om nadere ondenigtingen en wapenen tegen den Godsdienst; doch hij wees hen telkens van de hand, betuigende, dal hij, zeer ten onregte, van Vrijgeesterije wierd verdagt gehouden; dat zijn vrijmoedig fchrijven alleen ftrekte, ten eiude de geopperde zwaarigheden, door anderen, die geleerder waren dan hij, niogten weggenoomen worden, en om de noodzaaklijkheid van het erkennen en aanneemen der Chrhtlijke Openbaaringe aan te dringen. Dan men doet, gelijk de Heer A. Pkrrenot , te regt opmerkt, „ den fchran„ deren Bayle geen onregt, wanneer men zich „ weinig betrouwt op zijne herhaalde aanprijzingen „ der Godlijke Bladeren (*)." Zeer nieuwsgierig was hij van aart, en wilde al- les, (*) Verhandelingen van het Stclpiaanfche Legaat. I. 9. II. Sr* bl. 2.  der NEDERLANDEN. 477 les, wat in de wereld voorviel, tot het geringde toe, weeten: een Vreemdeiing, die hem iets wist te berigten, wegens den ftaat der Geleerdheid aan uitlandfche Hoogefchoolen, was hein altoos welkom en bijzonder aangenaam. Van alle verwaandheid den Geleerden en voornaamlijk den S cl > rij veren doorgaans eigen, kan hij niet geheel worden vrijgefprooken. Zo menigmaal hij iets in 't licht hadt gegeeven , en de toejuiching van het algemeen deswegen vernam, voelde hij, op eene voor anderen zeer merkbaare wijze, de kittelingen des hoogmoeds. Nogthans prees hij gaarne de Werken van andere Schrijveren, zelfs die van den Heere Jutueu zijnen bitterften Vijand en hevigften befchuldiger. Onvermoeid arbeidzaam was hij in 't letterblokken; tot op den ouderdom van veertig jaaren hadt hij veertien uuren eiken dag gewerkt, en aan een Vriend fchreef hij, dat hem niet heugde, zedert zijn twlntigffe jaar, eenigen ledigen tijd gehad te hebben. Zo zeer was hij gehegt aan de gelijkvormigheden zijner leevenswijze, die zijner zwakheid best diende, dat geene aanbiedingen om Rottendam voor Neer'.ands Hofplaats te verwisfelen, hem konden overhaalen: met eene doodlijke borstkwaal? , die hij zelve voor ongeneeslijk aanzag, worstelende, bleef hij zijn Letterarbeid voouzeiten, en ftierf als met de pen ter gefchilvoering gefcherpt in de hand. Zijn fchrijftrant was leevendig, ftout, natuurlijk vloeijende, daardoor inneemend; eenegrootere regtmaatigheid zou men'er in verlangen jdoch deeze zou ons RtGüEK1NG.  Staats- Regëb- rikg. J. Le Cleec. 478 GESCHIEDENIS onsmisfchien berooven van verfcheide uitweidingen, tot welke zijn fterk geheugen en ongemeene Geleerdheid hem vervoerden; doch hij wist ze altoos met eene zonderlinge behendigheid te doen dienen, tot de gevolgen , welke hij daar uit wilde afleiden. De Geest van Twijfelaarij , in alle zijne Schriften , fchoon in deeze meer, in andere min heerfchende, brengt ie wege, dat ze altoos met eene groote maate van omzigtigheid moeten geleezen worden. Schoon Jan le Clerc te Geneve gebooren, en elders de gronden zijner uitgebreide Kunde en Weetenfchappen gelegd hebbe,mogen wij,daar de meeste vrugten van zijn geest, zo veelvuldig, van zo verichillenden aart, in ons Vaderland tot rijpheid gekomen zijn , en hij het Hoogleeraarampt onder de Remonftranten te Amfterdam bekleed hebbe, dien Geleerden ons, als 't ware, toeëigenen. In veele opzigten behoefde hij voor Bayle niet te wijken; in Taalkennis ttak hij verre boven hem uit; in arbeidzaamheid , zo in 't vervaardigen van eigen Werk als in 't leveren van Vertaalingen en het bezorgen van goede uitgaven heeft hij nauwlijks een wedergaHe in de Geleerde Wereld. Zomtijds hadt hij verfcheide Werken teffens onder handen , verhaasting deedt hem wel eens misflagen begaan ï" zijne geringe jaarwedde als Hoogleeraar, maakte dat hij van zijn Letterarbeid deels leeven moest; en ondanks deeze misflagen zullen de meeste zijner Werken in hoogagting blijven, zo lang der waare Geleerdheid verfchuldigde eere word beweezen. Afgefloofd van den arbeid, be-  der. NEDERLANDEN. 479 begaf hem in de laatfte jaaren eerst het geheugen, daar naa het verftand, zo dat hij genoegzaam tot den kindfchen ftaat verviel. Dan de gewoonte van Letteroefening hadt zich in hem zo vast gezet, dat hij, zelfs in dien deerniswaardigen ftaat, zorntijds , als in zijne gezonde dagen, met dezelve bezig fcheen. Schoon zijne verrigtingen hem meest aan zijn Boekvertrek bepaalden, waar zijne Huisvrouwe Maria Leti (*), Dogter van den bekenden Gefchiedenisof Roman-fchrijver Georgio Leti, die een fchrander oordeel en meer dan gemeene Geleerdheid bezat, hem in het bezorgen van de uitgave der werken hielp; en hij weinig verkeering hadt, was hij geenzins onaangenaam in gezelfchap. Zijn Vrienden hadden tot hem eenen gereeden toegang, en hij ontving elk met eene ongedwongene beleefdheid.— Weinig, zeer weinig geleerde Vreemdelingen kwamen te Amfterdam, of zij' gaven hem een bezoek, het zich tot eene eere rekenende, naa het volbrengen hunner reize, bij de hunnen te mogen verhaalen, dat zij den Heer Le Clerc gefprooken hadden. — Weid Bay- (*) Bij deeze zijne éénige Vrouwe heeft hij vier Kinderen verwekt, allen in hunne kindsheid geftorven. Wij merken dit op: dewijl wij, in het anders nahoudenswaardig Faderlandsch Waordenbtek van J. Kort, mei verwondering gezien hebben; dat Pieter lh Clbrc , die als Vertaaier leeven zal, lang naa dat hij als Gefchiedfchrijver geftorven is, voor een Zoon van Jan le Clerc wordt opgegeeven. IX. Deel. a. St. Q StaatsRegee- ring.  Staats- Regeb- R1WG. 1 ! < t / b V 480 GESCHIEDENIS Bayle door buitenlandfche Vrijgeesten bezogt, zonder dat zij bij hem opdeeden 't geen zij vervvagt. ten, dit en meer wedervoer eenige Lieden bij Le Clerc. De berugte Engelfche Vrijgeest Collins, zich te Amfterdam bevindende, befloot, nevens eenige Franfche Vrijdenkers, een bezoek af te leggen bij den Heer Le Clerc, hoopende dat zij een Godgeleerde, die zelf dagt, en alle menschlijk gezag in den Godsdienst verfmaadde, hgthjk tot hunne zijde zonaen overhaalen, en dus in grooten zegepraal te rugkeeren. De uitflag beantwoordde geheel niet aan dit doel. Le Clerc verdeedigde den Lhristlijken Godsdienst met manlijken ernst, en toonde deeze Deïsten , ter hunner befchaaminge;, „ dat zij de „ fteevigfte banden der Menschlijkheid aan Bukken „ fcheurden, de Menfchen leerden het juk der Wet» ten af te fchudden, hun de fterkfte beweegreden „ der Deugd ontnamen, en van allen waaren troost „ beroofden. En wat , voegde hij 'er nevens, Belt , g'j heden daar voor in de plaats? Gij verbeeldt , u ongetwijfeld, dat men u heden Standbeelden , zal opngten voor de diensten , welke gij het ' Menfchd >m doet; doch ik moet u verklaaren,dat , de rol, die gijlieden fpeelt, u veragdijk en haat, lijk maakt bij alle Menfchen." Eene taal den Christenwijsgeer waardig, eene taal, volmaakt zaïenftemmende met zijn keurhjk Werkje: Verhandeng over het Ongeloof; waar in de beweegreden en ewijzen, die de Ongeloovigen noopen tot het ver'WFen van den Christlijken Godsdienst onderzogt en  der NEDERLANDEN. 481 en overwoogen worden, en waar in de Hoogleeraar Le Clerc, als iemand van de Waarheid der Euangelie - Leere ten vollen overtuigd, anderen door den geest van gemaatigdheid en bondige redekavelingen , op den regten weg tragt te brengen en te houden. Dan het word tijd, dat wij den draad van 'sLandsgefchiedenisfen weder opvatten en hier toe een volgend Deel fchikken. Einde des Negende Deels. StaatsRegeering.