Universiteit Leiden 1 487 392 6  VERHANDELINGEN VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP, DER KONSTEN en WETENSCHAPPEN, TWEEDE DEEL. te rotterdam) BV R E I N I E R ARRENBERG, , te amsterdam, by JOHANNES ALLARÏ, mdcclxxxiv. Met Privilegie van de Staaten van Holland en PFifc friesland. ACAEUrfï»   VOORBERICHT, WEGENS DEN TEGEN WOORDIGEN STAAT VAN HET B AT A VI AASCH GENOOTSCHAP.   Pag S VOORBERICHT. §. i. By het Programma van dit Genoot' JJjJ^JJ8 fchap, den 30. Juny 1778. en het Eerfle Xtft" Deel zyner Verhandelingen, den 15. d«o. September 1779 uitgegeeven, is het begin en de voortgang van het zelve duidelyk gebleeken: het zal dan by de Uitgaave van dit Tweede Deel noodig zyn, deszelfs lotgevallen te vervolgen. 5. H. Geduurende den loop van dit jaar ,Gefchenis het Genootfchap door aanzienelyke ken> Gefchenken aangemoedigd. De Wel Edele Geftrenge Heer Adriaan Moens vereerde aan het Genootfchap eene Mummi die, uit Egypfen op Mallabaar door een Engelfch Heer aangebragt, door Zyn Wel Edele Geftrenge was gekocht, met eenige andere Zeldzaamheden. Ook heeft het Genootfchap, van Mallabaar, door eene onbekende hand, dit jaar weder een honderd gouden Ducaaten ontvangen. * 3 De  6 VOORBERICHT. De Wel Edele Geftrenge Heer David Joan Smith vereerde aan het zelve eene zeer uitmuntende verzameling van Oosterfche Manufcripten, waar voor aan Denzelven, eenige dagen te vooren, eene aanzienlyke fomma gelds geboden was, dan welken Hy, uit eene Edelmoedige zugt voor Kunften en Weetenichappen , liever aan het Genootfchap wilde fchenken; en kort daar na eene groote meenigte plans en tekeningen zoo van de Stad Batavia zelve als van derzelver omtrek: 't geen door Dirigeerende Leden met dank aangenomen is. De Wel Edele Geftrenge Heer Johannes Robbert van der Bürgh befchonk het Genootfchap met een honderd gouden Ducaaten. De Heer Bernardus van Pleuren, Gouverneur van Ambon, vereerde aan het zelve 500 Rds. en de Heer Carel Jan Boers, gewezen Sjabandhar alhier, gaf by zyn vertrek een gefchenk van de zelfde waerde. Van den Ternaatfchen Gouverneur Jacob Roeland Thomassen ontving het Genootfchap eene witte Papoefche Meid. En  VOORBERICHT. ? En van den Heer Johannes Siberg, geëligeerd Gouverneur van Java , eenige fraaie ftukken Sumatraas Goud-Ertz. Terwyl de Heer Voorzittende Directeur, volgens Zyne voorjaarige belofte , aan het Genootfchap vereerde een huis ftaande op de groot e Rivier binnen de Stad Batavia, met verfcheidene kasfen met Boeken, Naturalien en Rariteiten. §. III. Door alle deeze milde giften is het staat van Genootfchap in ftaat geraakt, zyne Bi-Jhee^ bliotheek en Naturalien Kabinet in ordehe: k te brengen: en hoopt daar van eerlangneteene gedrukte Catalogus uit te geeven. Ondertusfchen zyn beiden alle Woensdagen voor een ieder, van 8. tot io. uuren, open, terwyl de Leden de noodige boeken, daar uit ter leen kunnen krygen onder eene behoorlyke Recepisfe. * 4 S IV  8 VOORBERICHT, S. IV. ondémiè ^e Geleerde Genootfchappen in Neme" eiGe-derland, aan de vimrige wenfchen van, nootfchap-dit Genootfchap voldaan hebbende , ïopVnEu'door het uitfchryven van eenige Vraagen voor rekening van het zelve, worden dczelven alhier ingelascht als: Door de Hollandfche Maatjehappy e der Weetenjchappen te Haarlem. Om in den jaare 1785. te beantwoorden. „ Nademaal een zuivere dampkring „ van zo groot belang is voor de ge„ zondheid der Ingezetenen, en dezei„ ve by 't ftaande ofte te langzaam af„ loopendé water in de rivier, (die „ dagelyks in den omtrek van Batavia 5, met veele duizendc ponden vuilighe■ den aangevuld wordt, ) onmogelyk ' '„ kan verkreegen worden : Welke is het beste middel om eene fterkere „ fchuuring en afvoering deezer vuile v ftoiFen te verkrygen en te onderhou- den, en aan Batavia een zuiverer en s> gezonder lucht te bezorgen? Door  VOORBERICHT. 9 Door het Bataafsch Genootfchap der Proefondervindelyke Natuurkunde te Rotterdam om voor den 1. Maart 1781 te beantwoorden. „ i. Door proeven te toonen welke „ Luchtverhevelingen van de werking „ der natuurlyke Eleéhïciteit afhangen; „ hoe dezelven 'er door worden voort„ gebragt en welke de bekwaamde mid„ delen zyn om onze Huizen, Scheepen ,, en Perfoonen tegen den fchadelyken ,, invloed derzei ven te beveiligen? „ 2. Welken invloed heeft de natuur» ïyke Electriciteit en derzelver ver„ fchillende verdeeling in onzen damp„ kring op gezonde enziekelyke Lighaa„ men ? In welke ongefteldheden en „ ziekten is de konftige Eleólrititeit „ dienftig tot geneezing of verligting? „ Op wat wyze werkt zy tot dat einde ? „ En welke is de beste manier om 'er zich „ met dat oogmerk van te bedienen ? * 5 Door  io VOORBERICHT. Door de Zeeuwfche Maatfchapfchappye van 'Kunften en Wzetenjchappen te Vlisfingen om in den jaare 1782. in january beantwoord te worden. „ Een Compendium te formeeren , „ waarin alles in 't kort vervat is, 't „ geen zoo in 't Hollandfch als in vreem„ de Taaien proefondervindelyk ge„ fchreevcn is, van het nodige dat de „ Officieren die in directie zyn op fchee. „ pen, zoo van de zeevaart als Chirur„ gie behooren te weeten, en dat hun „ tot een handboek kan verftrekken. $. V. verdere Om de inftelling van dit Genootfchap de°ntTePon"nLlttiger te maaken» hebben Dirigeeren*™\ de Leden goede Correfpondentien gezocht met kundige Profesforen in de Oosterfche Taaien, byzonder met de Heeren Rau, Schroder en Sciieidius, te Utrecht, Groningen en Hardenvyk, terwyl zy in den voorleden jaare aan den Heer Vosmaar, voor het Cabinet van Zyne DOORLUCHTIGE HOOGHEID, ook eenige Rariteiten hebben toegezonden. Tot  VOORBERICHT, n Tot- zyne gevolmagtigden in Neder, land heeft het Genootfchap verzocht de Heeren Reinier Arrenberg, Secretaris van het Bataaffch Genootfchap, Courantier en Boekhandelaar te Rotterdam en Johannes Allart Boekhandelaar te dmfterdam, aan welken alle Brieven van dit Genootfchap kunnen overhandigd worden, en het Letternieuws ook iaarlyks wordt toegezonden voor de Boekzaalen. Buiten de Indifchc Correfpondentie op alle de Comptoiren der Nederlandfche Compagnie heeft het Genootfchap aan de Mislionarisfen te Peking in China geichreeven, als mede aan de Misfionarislen der Deenen tot Tranquebdar: van de eerften heeft men tot heden geen antwoord kunnen bekomen, doch de laatitcn hebben ons niet alleen zeer beleefd gcfchreeven, maar ook alle Boeken toe- ; gezonden die door hun in de Oosterfche Taaien gedrukt zyn geworden, welk vnendelyk gefchenk door het Genootkhap, evenredig, vergolden is. $. VI  i2 VOORBERICHT. S, VI. Beant- By het Programma Pag. 12—22. en remeeLal'het Voorbericht van het eerite Deel vraagen. Pag. 9—19. hadt het Genootfchap verfcheidene algemeene vraagen vocrgefteld, zonder de minfte voorkeur of bepaal ing van tyd; waar op verfcheidene antwoorden ingekomen zyn, en Dirigeerende Leden hebben daar over, ook uitfpraak gedaan, als 1. Op de 34. vraage by het Voorbericht I. Deel. Voor die een hefpomp uitvindt , om een water Colom loodregt uit de Rivier op te voeren. Wierdt het antwoord onder de Zinfpreuk Aqua alimentum terra, op den 4. Octobcr bekroond met eene zilveren Medaille, zynde de Schryver daar van de Lieutenant Ingenieur J. B. Pilon, en het Model voor een ieder aan het huis van het Genootfchap te zien. 2, Op de 35. vraage „ voor die aantoont hoedanig door een „ Werktuig het groote Timmerhout uit de Bimien-landeii kan worden afgevoerd wierdt  VOORBERICHT. 13 wierdt het antwoord onder de Zinfpreük Induftria Juvat: door Dirigeerende Leden niet voldoende geoordeeld. 6 3. Ontving men een gefchrift tot titul voerende korte aanteekeningen over de algemeene grasfeerende Zinkings Ziekte in 1779. 'c welk Dirigeerende Leden waardig oordeelden in het tweede Deel der Verhandelingen gedrukt te worden: zynde de Schryver de ftads Chirurgyn David Bylon. 4. Doch eene andere verhandeling over dezelve Stofte en onder de Zinfpreuke Door yver bloeit de Kunst werdt ter zeiver tyd afgekeurd. 5. Onder de Zinfpreuk Concordia respar^ v om de Stad van water te voordien , welk is daar toe het befte en voordeeligfte ontwerp? het antwoord ingekomen onder de Zinfpreuk, Ubi bene, ibi B atria; in het algemeen wel niet voldoende was aan de opgegeevene vraag, dan dewyl de bekende Schryver van het zelve, de Lieutenant Ingenieur P1 l 0n * by ondervinding hadt getoond, dat de draagbaare Sluis of liever draagbaare Dam, zeer dienftig was; om het water in de goede MoulTon, met weinig moeite en kosten, op te floppen, daar men wilde 5 zoo oordeelde de Vergadering de  VOORBERICHT. 17 de praemie van een Honden gekartelde Ducatons of eene gouden Medaille, van die waarde, hem toe te leggen. Dat op de derde vraag by het Programma , welke is het beste en onkojlbaarfie middel, om de Stad Batavia by nacht ie verligten, en by dag te begieten, en welk convenabel fonds kan daar toe worden uitgedacht ? de twee ingekomene Antwoorden , het eene ónder de Zinfpreuk Voorbeeld Trekken \ haar onvoldoende toefcheen, doch het andere, in 't Franfch zonder Zinfpreuk, oordeelde de Vergadering, hoewel gebrekkig in het aangeweezen fonds, echter het accesfit te verdienen, en dus dat aan den Auteur eene zilveren Medaille kon worden toegelegd, indien hy zich wilde bekend raaaken. §. XIX. De Heer Voorzittende Directeur gaf vhï&ty~. aan de Vergadering in overweeging, of prngsV vaa het niet noodzaakelyk zoude zyn, degen.8"3** Prys-vraagen , ten minften. voor drie jaaren, uit te Schry ven, en Jaarlyks drie Vraagen op tegeeven, om een ieder, zo wel hier als in Nederland, tyd tegeeven  18 VOORBERICHT. zyne antwoorden aan het Genootfchap te doen toekomen: En is befloten die propofitie te ampleéteeren, en, behalven de Algemeene vraagen by het Programma van pag. 12--22. gefteld, de Prys-vraagen uit te fchryven aldus. Ter beantwoording voor Ultimo December 1780. Steld het Genootfchap vóór de drie volgende vraagen, met belofte van eene gouden Medaille ofte een honderd zilveren Ducatons, zie I. Deel pag. 27. 1. Welke zyn de corzaaken der mcejïe, voor al dtr Epidemique Ziektens van Batavia, inzonderheid der Rotkoortzen, en wlke zyn de gefchikfie middelen, die tot voorkoming en geneezing derzelven voortaan mosten worden aangewend ? 2. Welke zyn de Spys-wortelen, die de Inlanders, in onze Oosterfche Coloniën, inzonderheid de Javaanen, tot hun gewoon voed- gebruiken? en welke is de beste wyze, cm die voort te teelen en tot fpyze te bereiden ? n Vow den geenen, die één honderd potten Wit kalk, in het diftricl van Batavia gemaakt, levert, in deugd en prys gelyk met ds Baniamfche?  VOORBERICHT, 4. Extra- vraag , door Zyne Edelheid REINIER de KLERK, met een belofte van een premie van 500 Ryksdaalders I Deel pag. 27. Welke zyn de oorzaaken der aanfpoeüng& ■ van de modder aan de zee ftranden van Batavia, daar de zelve voormaals zuiver, zandig , en fchoon v/aren! Zou de uitlegging van het zee hóófd daar ook .eenige aanleiding toe geeven? W'Me zyn de beste middelen om die modder weg te krygen, zou dit mogelyk kunnen worden te weeg gebragt door het indyken der ftranden , of door het maaken van doorfnydingen in de uitfleekende hoeken van CRAWANG en ONTONG-JAFA, of wel door openingen aan het zee-hoofd, of op eenige andere gefchikte wyze? Ter beantwoording voor Ultimo December 1781. Steld het Genootfchap een praemie van een honderd zilveren Dücatons op ieder der drie volgende vraagen. i. Die het beste middel opgeeft, om de Buffeldieverye en de menigvuldige moorden in de Boven-landen , te beletten door bekwaame en mogelyke middelen, na 's lands geftelftheU gefchikt. 2 Só  no VOORBERICHT. 2. Hoe zoude men het best kunnen voorkomen ,■ dat de vaartuigen der kleene vorstjes, aan de over wal van JAVA woonende, hunne zee-roveryen {waar door zoo veele Javafche ingezetenen in faavernye vervallen , en van tyd tot tyd verscheidene Europeezen, op eene allerwreedfte wyze , worden afgemaakt") langs de kusten van Java niet meer zouden kunnen oefenen! 3. Foor den geeïien, die, op eene gevoeglytce wyze , het meerder gebruik van P^undvleesch onder den Inlander weet in te voeren, en dies gebruik hun fmaakelyk te maaken, zoo dat het zelve op de Pasfers gejlagt en verkocht wordt, ten einde daar door den verkoop van het Rundvleesch te bevorderen en de zoo hoog nodige Bufeh te befpaaren? 4. Extra-vraag, door het mede Dirigeerend Lid Mr. Willem van Hogen dorp voorgefteld, met belofte van een hondert gouden Ducaten; voor die de zelve best beantwoordt. Zie Programma Pag. 49. wordende deeze tyd , thans geprolongeerd tot Ultimo December 1781.  VOORBERICHT. 21, Welke redenen zyn *er om te mogen vafl fielten , dat de Inenting der kinderziekte in de Oosterfche volkplantingen van onzen Staat, met even zoo goeden uit/lag zeude kunnen werden aangewend, ah in de Noordelyke gewesten van Europa; alwaar deeze kunst reeds zoo verre gevorderd is, dat men op duizend ingeente perfoonen naauwlyks éénen dooden tellen kan; daar in tegendeel, volgens de gemaatigdfle uitrekening, de natuurlyke kinderziekte, van duizend perfoonen, welke zy aantast, een honderd en dertig ten grave Jleept. Dan vermits de fchriften over de Inenting in deeze colonie weinig voor handen zyn, welke zou. in deeze heete gewesten de beste en eenvoudigfle manier van inenten weezen! welke maat regelen moet de geneesheer, geduurende den loop der ziekte, in acht neemen, en welke dieet of leevenswyze moet hy den ingeënten voorfchryven ? Ter beantwoording voor Ultimo December 1782. fteld het Genootfchap voor de volgende drie vraagen ; met belofte als hier vooren gezegd is. I. Welke zyn de beste middelen om, geduurende de tegenwoordige ontvolking yah Euro- "3 ' '; pa,  22 VOORBERICHT. pa, de Europeezen in onze Oosterfcke cok* nien te ■vermenigvuldigen'? a. Hoedanig kan men met vrucht onderneemen, het zedelyk cara&er der Javaanen te verbeteren, zoo dat zy voor hun zeiven gelukkiger en voor de algemeens 'f zamenleeving nuttiger worden. By welke laatfte het belang der Maatfchappye, zoo veel mogelyk, in het oog moet gehouden worden. 3. Waarom is het zitten in het fchynzel der maan hier gevaarlyker dan in Europa ? Welke zyn de eigenlyke kwaaien, die 'er uit ontjïaan, en welke zyn de beste middelen om die te geneezen? 4, Extra, voor rekening van den Voor zittenden Directeur , volgens voorbericht van het I. Deel pag. 29. een honderd gouden Ducaaten. Welke middelen van vernuft hebben Muhamed, delmans, en de verdere Leeraars en zendelingen der Mufelmannen, ook by laatsre tyden, met voordeel gebruikt, om dó heidenen alomme, voor al in de verfchillende gewesten en eilanden, van Oost-lndïèn,  VOORBERICHT. 23 by wyze van eene zedelyke. overtuiging,, tot het geloof van den CO RA IS te bekeer en, en in dat geloof te bevestigen? 5. Extra, voor rekening van het Dirigeerend Lid Jan Hooyman, volgens Voorbericht I. Deel pag. 48» twee honderd zilveren Ducatons. Voor den geenen, welke in de Ommelanden deezer Stad van het Jaar 1780. tot 1782. het grootfle aantal Buffels, niet minder dan twee hondert fluks, zal hebben aangeteeld en opgekweekt, zodanig dat die overwinfl, ten ge-, tioegen van het Genootfchap, blyken zal. En voor Ultimo December 1783. Steld het Genootfchap drie vraagen, op de zelve conditiën, voor. 1. Welke middelen zyn het meest gefchikt ter verbetering zoo van de natuurlyke als zedelyke opvoeding der kinderen in deeze colonie, en welke is het beste middel om onder alle beletzelen, de kinderen hier te lande, de Nederduitfche taal van hunne eerste jaaren af, als hunne moeder taal, eigen te maaken ? 2. Welk is het beste middel om bekwaams Opper* en Ondermeeflers tot Compagnies ** 4 dienfi  24 VOORBERICHT. dienfl aan te moedigen en de gebrekkigen bekwaam te maaken? 3. Welke zyn de beste middelen, om de huis dienpen te Batavia, ten heele of gedeelte-; lyk, in /lede van flaaven, door vrye Christen-Inlander en te doen verrichten! 4. Extra, voor rekening van eenen onbekenden, een honderd gouden Ducaaten voor die best deeze vraage beantwoordt. Uit het beredeneerd plan van alle geleerde Genpotfchappen in Europa , en de opgave van alle letter-kundige en periodique werken , op te geeven het beste plan voor een geleerd Genootfchap en voor een letter-kundig-nieuws-papier, 5. Findelyk belooft de Edele Fleer , Voorzittende Directeur , twee honderd zilveren Ducatons voor den geenen die de volgende vraage best beantwoord. Be voortgang der Nederlanden in alle kunflen. en weetenfehappen, V zedert de opkomfïe der Republyk tot heden: ver geleeken met de Engelfchen, Franfchen en Duitfchers. By  VOORBERICHT. 25 By het' beantwoorden deezer Vraage vordert men vooral eene naauwkeurige opgave der groote mannen in alle takken, op dezelve wyze als de Graaf van Bielfeld omtrent de Duitfchers heeft trachten te doen in zyne Progrès des Allemans in 1. twee Deelen in 8V0. 1767. te Leyden gedrukt. In de Hoofd-Weetenfchappen, noemen de Duitfchers Leibnits en Wolff. In de Philofophie, daar en tegen de Nederlanders 's Gravezande , Leeuwenhoek en Hartzoeker. Roemen zy op Carpzovius, Cocceus Heineccius in de Rechtsgeleerdheid, wy hebben Grotius, Bort en anderen. In de Genees-Kunde kan men Boerhave en Albinus gerust tegen Stahl en Hoffman ftellen. En in de Theologie zyn de vermaarde naamen, by beide Natiën, oneindig. In de Hiftorifche weetenfchappen behoeven de Nederlanders ook niet onder te doen. Zy hebben zich, gelyk Puffendorff en anderen, juist niet toegelegd om "de Hiftorie van andere Landen te befchryven, maar die van hun eigen Land, en hier in is Waagenaar meefterlyk gellaagd ** 5 De  26 VOORBERICHT. De Geographie en Reizen zyn, door de groote Scheepvaart der Nederlanders, by hen ook voort gekweekt. In de fraaie Kunftcn, Welfprekenheid en Dichtkonst, wenfchen wy dat de beantwoording van onze Vraage, voor al met voorbeelden, worde opgehelderd, en de tegenwoordige ftaat van het Schouwburg aangeweezen. Ook zal men voor al dienen te letten op de uitvindingen der Nederlanders, by voorbeeld , op de Drukkunst, en het vervaerdigen van gekleurde tekeningen en anderen: zoo mede op den voortgang in de Mathematifche Weetenfchappen, Vestingbouw-kunde. Bouw-kunde Schilder Beeldhouw-kunften. De Mufiek. En voorts op alles wat tot eer der Natie in deeze verfcheidene Clasfen kan ftrekken, door de oprichting van Hooge Schooien, geleerde Gcnootfchappen, teken Academiën, maandelykfche Journaalen, en de overzettingvan alle goede boeken, die, in de verfcheidene taaien, in andere landen, gedrukt worden. De  VOORBERICHT. 2? De Liefhebbers, die in Europa naar den prys willen dingen, kunnen hunne antwoorden befchryven aan den Voorzittenden Directeur , en dezelve overhandigen aan den Heer Johannes Allard Boekhandelaar tot Amfierdam, of den Heer Reinier Arrenberg, Secretaris van het Bataafch Genootfchap en Boekhandelaar te Rotterdam, welken dezelven, onder Recepisfe, zullen ontvangen en herwaards zenden, en de Prsemie, indien dezelven bekroond worden , aan den Schryver ter hand Hellen. En alzo by het Programma niet be-Benaam'mg paald was hoedanig men by aflyvigheid^"veenrkic. van eenen Voorzittenden Directeur, ofwnvan ook wel van eenen der Dirigeerende^"^. Leden, tot de verkiezing zoude over-tende digaan; zoo hebben Heeren Direóteuren^e^_'ot goedgevonden, Dirigeerende Leden terên&. qualificeeren, in het eerfte geval, een der Heeren Directeuren tot Voorzittenden Directeur aan Hunne Edelheden voor te draagen Doch in het laatfte aan Dirigeerende Leden over te laten van uit de Leden eene verkiezing te doen. S. XL  23 VOORBERICHT. Het Genootfchap heeft in het Eerfie Voo«- Deel zyner Verhandelingen, reeds geinënting.ertoond> hoe zeer het de inenting deiKinderziekte ter harte nam. Het mede Dirigeerend Lid Jacobus van der Steege, gaf dies wegens twee berichten op p, 71 en 333. te vinden: Omtrend dien zelfden tyd fchreef de Heer van Hogendorp zyne Sophronisha , of de Gelukkige Moeder door de Inenting van'haare Dochters met zulk een gelukkig gevolg, dat 'er veelen tot de lnëntinge overgingen. Doch, na meer dan honderd gelukkig uitgevallene Inentingen , gebeurde het dat één kind, onder de kunstbewerking, aan eenen zwaaren ftoelgang en persfmg overleedt. De Inwooners deezer Stad wierden door dit fterfgeval, dat waarfchynlyk aan eene vreemde oorzaak toetefchryven was, zoo afgefchrikt, dat meest allen de Inenting , die in en om Batavia reeds zoo voorfpoedig was geweest, afkeurden. Uit dien hoofde gaf de Heer van Hogendorp, in de maand February deezes jaars, een nieuw Stukje, onder den Titul van Redenvoering der Inenting tot pe  VOORBERICHT. 20 de Ingezetenen van Batavia aan het Genootfchap over. Men oordeelde dat J het best zoude zyn, het zelve terftond , afzonderlyk, te laten drukken, en vervolgens in het Tweede Deel der Verhandelingen te plaatzen. Omtrend dien zelfden tyd ontving het Genootfchap verfcheidene berichten over de Inenting; namelyk van de Heeren van der. Steege omtrent Batavia; Eonneke omtrent Java, en J. H. Schuurman omtrent Mallabaar, waar in aan het zelve gebleeken is. Dat 5t zedert de laatfte berichten, in het Eerjie Deel onzer Verhandelingen gedrukt, door den Heer van der Steege zyn Ingeënt 2. Chriften en 17. Slavenkinderen , die allen gelukkig herfteld zyn. Dat de Heer Bonneke op Samarang 35- zo Chriften-als Slaaven-kinderen heeft ingeënt, waar onder het zoontje van den Heer Raad Extra ordinair van India en Javas Gouverneur van der Burgh geweest is, die ook allen gelukkig herfteld zyn, terwyl de Epidemie byna allen en vooral de Chineezen, die de Fokjes natuurlyk kreegen, weg fleepte. (*) Dat (*) Het Genootfchap was van voorneemen deeie bericfi. Tr'vVTï ' va", de" ?eeV bon^ke, in dit Deel der Verhandelingen te laten drukken, maar om de veelheid <ï« mgekomene Stukken heefc hetzelve 'er van moeten afzien,  3o VOORBERICHT. Dat op Mallabaar, daar de natuurlyke Pokjes als de pest gevreest worden, om dat zy meest altyd den dood na zich fleepen, een en dertig Perfoonen waren ingeënt, die alle geneezen zyn. Ook heeft men tyding van de Kust Cormandel, dat de Pokjes op Nagapatnam met den gelukkigften uitflag worden ingeënt. Dus dringt het Genootfchap de Inenting aan ieder menfchlievenden huisvader op het harte, wil hy in zyn ouderdom niet in. droefheid gedompeld worden , door de woede der natuurlyke Kinderziekte. S. XII. Direaeu. Onder de Edele Heeren Directeuren *eB" is geen Sterfgeval voorgevallen. §. XIII. Dirigeert- Maar het Genootfchap heeft eenen de Leden. ZWaaren flag ondergaan door den dood van den Heer Josua van Iperkn, op den 10. February deezes jaars. En volgens Qualificatie van de Edele Heeren Directeuren, is op den 16. February tot Dirigeerend Lid verzocht de Predikant in de Gereformeerde Neder-  VOORBERICH T. 31 derduitfche Gemeente alhier J. C. Metzlar, en te gelyk aan zyn Eerw. opgedraagen, als Secretaris, de Refolutien en Brieven te Concipieeren en de proeven der druk pers na te zien. S. XIV. Onder de Leden zyn, 't zedert de Uitgave van het eerfte Deel, overleeden. Den Majoor der Burgery. MELCHIOR BLOKKERT, Leden, De Onderkooplieden. GEORGE CLIFFORD, JACOB ANTONY de JONG, EGBERT HULZEBOS, PIETER LEONARDUS van EYS, ea HERMANUS THEODORUS TERKAMP, en Den Koopman PIETER DUVELAAR van CITTERS, Daür en tegen zyn weder tot Leden aangenomen. A.RNOLDUS CONSTANTYN MOM, Opperkoopman en Opperhoofd vati het Generale Soldy Comptoir en Curator ad Lites. JACOBUS MACOR, Binnen Regent van het Moorfche Hospitaal. DANIËL FREDRIK van RIEMSDYK, SCIPIO CORNELIS van RIEMSDYK, en RUDOLPH SAMUEL TA VEL. Onderkoopliedcn alhier. {O*  32 VOORBERICHT. JOHANNES FREDERICUS BODÈ, Predikant aan Cabo de goede Hoop. JOH AN ADAM CELLARIÜS, Onderkoopman en Opperhoofd te Cranganoor. CHRISTIAN GODFRIED BAUM- G ART EN, Eerfte-Klerk van Politie én Secretaris van fuflicie op Malacca. WALT ER MARCUS STUART, Boekhouder en eerfte ie Puntiana. JACOB van GËERLEN, Boekhouder tl Grisfé. jl* ' \ ANDR.IES HARTSINCK, Onderkoopman en Adminiftrateur. WOUTER HENDRIK van YSSELDYK, Onderkdopman Soldy Boekhouder en gezwooren Scriba, beiden op Sourabaaya. DANIËL KRYSMAN , Baas ten Eilande Onrust. JACOB W 1TTEVRONGEL , Schipper in dienft der E. Compagnie. HERMANUS SIEDENBURG, Schipper. EZECHIEL LOMBARD, Oppcrmeefter tot Cheribon. en FREDERICUS MONTANUS, Predikant te Samarang. Tot Slot deezes betuigt het Genootfchap, dat het - zeer verlangende is, zoo door de Genootfchappen als door geleerde Lieden in Europa, te üiogen onderricht worden, waar in en hoedanig zyne Verhandelingen zonden kunnen worden verbeterd en verder ingericht, om zoo voor Europa als deeze Colönie ten beste aan zyne Zinfpreuke te voldoen: Ten Nutte van '£ Gemeen. Batavia Uit. Juny iy8o. NAAM-  C 33 ) NAAM L Y S T DER HEEREN DIRECTEUREN, E N LEDEN VAN HET BATAVIAASCH GENOOTSCHAP der KUNSTEN en WEETENSCHAPPEN &c. OPPER DIRECTEUR Zyn'Edelheid, de Hoog - Edele Groot Achtbaare Heer R E Y NIER de KLERK, Gouverneur Generaal van Neder-' landsch Indien. DIRECTEUREN Tvr ™?TeTyr*J^deIe Groot"Achtbaare Heer Mr. WILLEM ARNüLD ALTING, Eerfte Raad en Direcleur Generaal van Nederlandlch Xndien. *** Ut  (34) De Wel Edele Geftrenge Heeren HENDRIK BRETON, Raad Ordinair van Nederlandsch Indien, en Prefident van V Collegie *van Heemraaden der Bataviafche Ommelanden. Mr. IMAN WILLEM FALCK, Raad Ordinair van Nederlandsch Indien , mitsgaders . Gouverneur en Dire&eur van Ceilon. JOH ANNE S VOS, Raad Ordinair van Nederlandsch Indien, Ontfanger Generaal. Mr. THOMAS SCHIPPERS, Raad Ordinair van Nederlan dsch Indien , Prefident van den Achtbaaren Raad van Jufiitie. JACOBUS JOHANNES CRAAN, Raad Extra ■ Ordinair van Nederlandsch Indien , Commisfaris Politicus , Buiten - Regent van dé Hospitaalen, Direcleur van de Amphian - Sociëteit en Commisfaris over de Bovenlanden. ADRIAAN MOENS, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien, Gouverneur en Direcleur van Mallabaar. DAVID JOAN SMITH, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien, Prefident van V Collegie van Weesmeesteren, mitsgaders Commisfaris van de Vertrekkingen der Soldyën. Mr. JACOB CORNELIS MATTHEUS RADER MACHER, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien , Prefident van de Collegien van Heeren Scheepenen, mitsgaders van Curatooren en Schoolarchen over Stads Schooien, Colonel der Bataviafche Burgerye, en Commisfaris over de Bovenlanden. JA-  C 35) JACOB PELTERS, Raad Extra - Ordinair van Nederlandsch Indien, Gouverneur en Direcleur van Banda. HENDRIK van STOCKUM, Raad ExtraOrdinair van Nederlandsch Indien, Directeur van de Bank Courant en Bank van Lcenin*. JAN HENDRIK POOCK, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien, Commisfaris van V klein Zegel. WILLEM JACOB van de GRAAF, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien, en Direcleur van Souratte. JOH ANNE S ROBBERT van derBURGH, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien , mitsgaders afgaand Gouverneur en Direcleur van Javas Noord Oostkus^ Mr. JOACHIM van PLETTENBERG, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien, titulair , mitsgaders Gouverneur en Direcleur van Cabo de Goede Hoop. VOORZITTEND DIRECTEUR. De Wel Edele Geftrenge Heer Mr. JACOB CORNELIS MATTHEÜS RADERMACHER, Raad Extra-Ordinair van Nederlandsch Indien* *** % tfï-  ( 3«) DIRIGEERENDE LEDEN. TOHANNES HOOYMAN, Bedienaar des Goddehken Woords in de Lutherfche Gemeente. SIRARDUS BARTLO, Schepen der Stad Batavia- „ ^„ rr ^ Mr. WILLEM van HOGENDORP, Koopman en Eerfte Adminiftrateur op Onrust.. HENDRIK NICOLAAS la CLE, Koopman en Secretaris van Weesmeester en. TACOBUS van der STEEGE, Medicina Doblor , Regent van het buiten Hospitaal. Mr EGBERT BLOMHERT, Drósfaart der ' Bataviafche Ommelanden, Vice- Prefident van Heemraaden. Mr PAULUS GEVERS, Onderkoopman en ' Tweede Adminiftrateur in het Zuikerpakhuis. FREDRIK baron van WURMB, Onderkoopman en Tweede Adminiftrateur tn de Waterpoort (Secretaris.) TACOB CASPER METZLAR , Bedienaar des Goddelyken Woords in de Gereformeerde Gemeente alhier. (Secretaris.) ORDINAIRE LEDEN. De E' Heer DIRK GOETBLOED, Eerfte cretaris van de Hooge Indiafche Regecrwg.^  ( 37 ) De E: Heer ADRIAAN de BOCK, Tweede Secretaris van de Hooge Indiafche Regeering. De Achtb. Heer Mr. JOHANNES GABRIEL van GEHREN, Ordinair Lid in den Achtbaaren Raad van Juftitie. De Achtb. Heer Mr. PIERRE POELMAN, Oud Ordinair Lid van Juftitie en geweezen Water • Fiscaal. De Manh: Heer CHARLES LOUIS COLMOND, Colonel titulair en Hoofd over Comp: Militie in Indien, Buit en-Regent van de Hospitaalen en Lid van Heemraaden. De Heer Mr. PIETER RAS, Water - Fiscaal, mitsgaders Schoolarch en Curator over Stads Schooien en Cenfor der Drukkerye. De Heer DAVID JULIUS van AITSMA , Baljuw, Kerkmeester, en Casfier van de Amphicen Sociëteit. De Heer Mr. JAN HENDRIK TREVYN, Oud Drosfaard. DeHeerGEORGE THEOHEEREN, Eerfte Opperkoopman des Casteels Batavia. De Heer GERRIT van GROL, Tweede Opperkoopman des Casteels Batavia, De Manh: Heer JAN DIE DER IK SCHRYVER, Commandeur en Opper-Equipagiemeester, Buiten - Regent van de Hospitaalen , en Postmeester. *** 3 De  ( 33 ) De Heer JAN VERMEULEN, Boekhouder Generaal. DE Heer CAREL FREDRIK SE VERIN, Vijitateur Generaal. De Heer ARNOLDUS CONSTANT YN MOM, Opperkoopman en Opperhoofd van het Generaale Soldy-comptoir en Curator ad Lites. De Manh: Heer JAN ANDRIES DUURKOOP, Oud Majoor titulair van de Infanterie en Lid van Heemraaden, De Manh: Heer JOHANNES RACH, Majoor der Artillery en Buiten-Regent van de Hospitaalen. De Manh: Heer FRANCOIS van ARDENNE, Ritmeester van de Dragonder Lyfwagt van den Heer Gouverneur Generaal. De Heer JAN HENDRIK WIEGERMAN, Vice-Prefident van Schepenen. De Eerw: Heer THEODORUS VERMEER, Bedienaar des Goddelyken IVoords in de Nederduitfche Gemeente te Batavia , mitsgaders Lid van Curatoren en Schoolarchen over Stads Schooien. De Eerw: Heer HERMANUS WACHTER, Bedienaar des Goddelyken IVoords in de Nederduitfche Gemeente te Batavia. De  < 39 ) DeEerw:Heer ERICUS JOHANNES WIL- T E N A A R, Bedienaar des Goddelyken Woords ih de Maleidfche en Portugeefche Gemeente te Batavia, mitsgaders Lid van Curatoren en Schoolarchen over Stads Schooien- De Eerw: Heer JAN NUPOORT, Bedienaar des Goddelyken Woords in de Nederduitfche Gemeente te Batavia. De Heer WILLEM VINCENT HELVET1US van RIEMSDYR, Opperkoopman en Gecommitteerde tot en over de Zaaken van den Inlander , Buiten-Regent van de Hospitaalen en Heemraad. De Heer CAREL JAN BOERS, gewezene Opperkoopman en Sabandhaar, (gerepatrieerd in A°. 1779O De Heer ADRIAAN BOESSES, Opperkoopman Sabandhaar en Prefident van Bcedclmeéstereti» De Heer PIETER JOSEPH de VIENNE, Oud Opperkoopman en Heemraad. De Manh: Heer WILLBOORT PEUSENS, Onder Equipagiemeester. De Heer FREDRIK JACOB ALB RECHT STEENWEG , Opperkoopman en Geheimfchryver van den Heer Gouverneur Generaal. De Heer JOHANNES THE MANS, Hoofd van de Chirurgie , Buiten-Regent van de Hospitaalen. De Heer LAMBERTUS DANIËL KREBS, Opperkoopman en Hoofd-Participant van de Amphicen - Sociëteit. *** a De  ( 40 ) De Heer CORNELIS de KEYZER, Fabryk en Keurmeester van Kalk en Steen , BuitenRegent van de Hospitaalen, en Lid van Heemraaden. De Heer Mr. FLORIS van STYRUM, Koopman en Eerfte Adminiftrateur in de Suikerpakhuizen , en Schepen van Batavia. De Heer CA SPARUS HARTMAN, Koopman en Eerfte Adminiftrateur in V Tzer ■ Magazyn, mitsgaders Schepen van Batavia. De Heer JOHANNES THEODORUS VISSCHER van GAASBEEK, Koopman en Eerfte Adminiftrateur in V nieuwe Kleedenpakhuis , mitsgaders Oud - Schepen van Batavia. De Heer Mr. JOHANNES CHRISTOFFEL SCHULTZ, Oud-Schepen van Batavia, confuleerend Advocaat en Eerfte Vendumeester. De Manh: CHRISTIAAN MARTIN PROHN, Capitain der Granadiers van V eerfte Bataillon lnfantery. De Manh: JOHAN ZACHARIAS ENGELHARD, Capitain in het eerfte Batallion lnfantery. De Manh: SWEN JOHAN WIMMER- C R A N Z, Capitain Luitenant - Ingenieur , Eerfte' Landmeet er , Opziender over de Rivieren en Slokkan, en Taxateur der vaste Goederen. * De  (4i ) De E: DANIËL DIEDERIK van HAAK, Koopman en Eerfte Gezworen Klerk ter Se- cretarye van Hunne Hoog - Edelheden. De E: FREDRIK HENDRIK BEYNON, Koopman en Negotie - boekhouder. De E: WILLEM KRAAN E, Koopman en groot Winkelier. DeE: STEVEN POELMAN, Koopman en Eerfte Adminiftrateur in de Pakhuizen aan de Westzyde. De E: JAN REYNIER COORTSEN, Koopman en Eerfte Adminiftrateur in het Graan Magazyn. De E: HENDRIK PIETER BANGEMAN, Koopman en Tweede Adminiftrateur in de Pakhuizen op Onrust. De E: FRANS HENDRIK VROOM, Koopman en Eerfte Adminiftrateur in de Medicinale Winkel. DeE: DANIËL ADRIAAN BEEKMAN, Koopman en Secretaris van Schepenen. De E: HENDRIK AUGUST ROS SEL, Koopman en Eerfte Confrontist der Bataviafche Adminiftratie - boeken. De E: PETRUS ALBERTUS van der PARR A, Koopman en Boekhouder in het Ambagts Quartier. De ÈTjOSEPHUS GORDYN, Koopmanen Traftateur in de Javaanfche Taal en Waagmeester. *** 5 De  (40 De E: LEENDERT GOOSSEN, Koopmanen Translateur in de Maleidfche Taal en Waagmeester. DeE: DANIËL KRYGSMAN, Baas ten Eilande Onrust. DeE: HERMaNUS SIEDENBURG, Schipper. DeE.-jACOB WITTEVRONGEL, Schipper. DeE: GEORGE JACOB MEYER, Schipper, DeE: PLEUN van der KUIL, Schipper. De E: JOSUA de WOLF van IPEREN, Schipper. De E: PIETER HAMMINK, Schipper. De E: J A N S MIT H, Schipper. De E; EWALDUS RYNVAAN, Weesmeester ter en Opziender van de Rystmarkt. DeE: DAVID du F AU de la LONGUE, Oud- Weesmeester. De E: JAN van de POLDER, Regent van het Wees- en Armen-Huis, Heemraad, en Admi- niftreerend Hoofd-participant van de Amphixn Sociëteit. DéE: THOMAS van SON, Tweede Vendumeester. DeE: JOHANNES MACOR, Regent van ha Moorfche Hospitaal. DeE: DAVID BEYLON, Stads Chirurgyn. DeE: LEENDERT ROLFF, Notaris. De E: JAN RAPTISTPILON, Ordinair-Lui- tenant der Artillery en Ingenieur. De  C43) De E: PHILIPPUS de ELWYK, Onderkoopman en AdjunB Eerfte Gezworen Klerk ter Secretary van Hunne Hoog - Edelheden , mitsgaders ColleBeur van het klein Zegel. DeE: GOSE THEODORE VERMEER, Onderkoopman, Tweede van de Groot e Geld-Cas. DeE: GERARDJOHAN RUNSTOR FF, Onderkoopman en Marginalist. De E: JAN DANIËL BEYNDN, Onderkoopman op het Comptoir van den Heere Gouverneur Generaal. DeE: ARY HUYSERS, Onderkoopman en tweede Adminiftrateur in het Graan Magazyn. De E: JOHAN FRED R IK BAK U N van RHEDE tot de PARKELER, Onderkoopman en tweede Adminiftrateur in de Pakhuizen bezyden de Water-poort. \ De E: WILLEN ADRIAAN WILLEMS, Onderkoopman en tweede Adminiftrateur in het nieuwe Kleeden - pakhuis en Secretaris van het Collegie van Curatoren en Schoolarchen over Stads Schooien , mitsgaders Buiten-Regent van het Wees- en Armen-Huis. De E: CORNELIS POTMANS, Onderkoopman en tweede Adminiftrateur, in de Medic. Winkel. DeE: MARTEN CORNELIS WEYERMAN, Onderkoopman en Secretaris van V Eerwaarde Collegie van Heeren Heemraaden der Bataviafche Ommelanden. De  ( 44 ) De E: WILLEM CHRIS TOFFEL ENGE R T, Onderkoopman en Boekhouder van de Artillery. DeE: G EO R.GIUS EVERHARDUS MUNNIK, Onderkoopman en Overdrager op V Equipagie Comptoir , mitsgaders Regent van het Vrouv,'en - Tugthuis. De E: CHRIS TIAAN HENDRIK vos E R A1 H, Onderkoopman en Cas/ier op 't Kostgeld Comptoir. De E: HERMANUS de ROO, Onderkoopman en tweede Landmeeter. De E: ELBERT ELIAS, Onderkoopman en Secretaris van 't Eerwaarde Collegie van Huwelykfche- en kleine Gerichts-zaaken. De E: Mr. WYBRAND de JONG, Onderkoopman en Secretaris van Boedelmeesteren. De E: DANIËL FREDRlK van RIEMS- DYK, Onderkoopman. De E: SCHIPIÜ CORNELIS van RIEMS- D Y K, Onderkoopman. De E: RUDOLPH SAMUEL TAVEL, Onderkoopman. De E: JOHANNES NICOLAAS BESTBIER, Procureur en Adjuncl gezworen Klerk van Schepenen. De E: WILLEM POPKENS, Procureur. De E: JACOBÜS HENDRIK PAIUNGAUW, Onderkoopman en Gecommitteerde in het Provifte Magazyn. De  (45) De E: CHRISTIANUS HOLLENHAGEN, Onderkoopman, Gezworen Klerk en Boekhouder van Weesmeesteren. < DeE: FRANS HAKKER, Gezworen Klerk van het Collegie van Heeren Schepenen. De Eerzaam* PIETER JOHAN van RHE- D E, Opperfluurman. EXTRAORDINAIRE LEDEN. In Ambon. De E: Heer BERNARDUS van PLEUREN, Gouverneur en Direcleur. De Heer JOSI AS-AL EX ANDER de VILLENEUVE, Opperkoopman, Secunde en Hoofd- Adminiftrateur. Banda. De Heer JOHAN LEBREGT S EI D ELMAN, aankomend Gouverneur. De E: Mr. L E O N A R D; VE R S P YK, Opperkoopman en Secunde. Ternaten. De E: Heer Mr. JACOB ROELAND THOMAS Z E N, Gouvernenr en Direcleur. De E: ALEXANOER CORNABE, Opperkoopman, Secunde en Hoofd-Adminiftrateur. Ma-  Macasfer. De E: Heer PAULUS GODOFREDUS va» der. VOORT, Gouverneur en Direcleur. De E: BAREND REYKE, Opperkoopman, Secunde en Hoofd- Adminiftrateur. De E: CL A A S KR.AANE, Koopman en Fiscaal De E: JACOBUS LEONARDUS de VOS, Onderkoopman en Licentmeester. Malacca. De E: Heer PIETER GERARDUS de BRUYN, Gouverneur en Direcleur. De E: ANTHONY ABRAHAM WE RNDLEY, Opperkoopman, Secunde en Hoofd - Adminiftrateur. De E: CHKISTIAAN GODFRIED BAÜM- GARTEN,,Eerfte Clerk van Politie. Cormandel. DeE: Heer REYNIER van VLISSINGEN, Gouverneur en Direcleur. De Heer PHl LIPPUS JACOBUS DORMIEUX, Opperkoopman, Secunde en HoofdAdminiftrateur.DeE: G EO R GE FRANCOIS JACQUES de RAVALET, Onderkoopman en Secunde in Jagemapatnam. Ceilon. De Wei Edele Geftr. Heer Mf. IMAN WILLEM FACK, DireBeur. LEDEN. De Heer BARTHOLOMEUS JACOBUS RAKET, Commandeur van Jaffenapatnam. De  (47) De Heer JOHAN GERARD van ANGEL* BEEK, Opperhoofd te Tutucoryn. De Heer Mr. JOHAN WILLEM SCHORER, Opperhoofd te Trinconomale. DeE: A DRI ANUS JOHANNES FRANKEN, Koopman en Opperhoofd te Batticaloa. De E: JOHANNES RE1NTOUTS, Onder* koopman en Casfier. Cabo de Goede Hoop. De Wel Edele Geftr. Heer Mr. JOACHIM van PLËTTENBERG, DireBeur. LEDEN. De Heer PIETER HACKER, Opperkoopman Secunde en Hoofd-Adminiftrateur. De Heer Mr. WILLEM CORNELIS BOERS, Opperkoopman Independent Fiscaal. De Eerw. Heer JOHANNES FREDERICUS BODE, Bedienaar des Goddelyken IVoords. De E: JACOBUS JOHANNES le SUEUR, Koopman en Casfier. Java's Noord-Oost Kust. De E: Heer JOHANNES SIBERG, Geëligeerl Gouverneur en Direcleur. De Eerw: Heer FREDERICUS MONTANUS, Bedienaar des Goddelyken Woords te Samarang. De Heer JOHAN M1CH1EL van PANHUYS, Opperkoopman en Kefident te Japara. De  (48 ) De Heer RUDOLPH FLORENTIUS vas der NTEPOORT, Opperkoopman en Gezaghebber in den Oosthoek. De E: JACOB van SANTEN, Opperkoopman en Hoofd-Adminiftrateur te Samarang. De E: JA N MATTHYS van Rii YN , Opperkoopman in rang en Refident in de Mattarm. De Manh: F RED RIK LODEWYK van STRALENDORFF, Capitein van de Cavalier y en Eerfte Refident te Souracarta. De Manh. LEENDERT HENDRIK VERM H E R, Capitein van de Infanterie en Commandant der Militie. De E: ISAAC CORNELIS DOMIS, Koopman en Refident te Tagal. De E: Mr. Nl COLA AS A LEXANDER LELYVEL D, Koopman , Pakhuismeester en Negotie Boekhouder te Samarang. De E: BEREND WILLEM FüCKENS, Koopman en Refident te Grisfée. De E: KEYNIER HOUCQUE, Koopmanen Fiscaal te Samarang. De E: ABRAHAM van HEMERT, Koopman in rang, Tweede Refident, Scriba en 'Soldy-Boekhouder te Souracarta. De E: JAN FREDERIK AUGUST BONNE' K E N , Opper-Chirurgyn te Samarang. De Manh. FREDR1K SOühTMAN, Luitenant Ingenieur te Samarang. De  ( 49 ) De E: WILLEM ADRIAAN PALM, Onderkoopman en Refident te Rembang. De E: ANTHONY BARKEY, Onderkoopman en Secretaris- van Polietie te Samarang. DeE: AMBROSIUS PIETERS TÜLLEKE van HOGEN HOEK, Onderkoopman en Refident te Paccalongang. De E: CAREL PHILIP BOLTZE, Onderkoopman titulair en gezworen Tranftateur. De Manh: CAPvEL FPvEDPvIK von BOOZE, Cornet van de Cavalïery te Samarang. De Manh: PAUL PAULSEN, Vaandrig ts Salatiga. , De E: GE R AR DUS ROCHE, Roekhouder en eerfte Klerk van Politie te Samarang. ,De E: WIL L E M K E R K M A N, Boekhouder en Secretanis van Juftitie te Samarang. DeE: ANDRIES HARTSING, Onderkoopman en Adminiftrateur te Sourabaja. DeE: WOUTER HENDRIK van YSSELDYK, Onderkoopman en Scriba te Sourabaja. De E: JACOB van GEERLE, Boekhouder te Crisfeé. Bengale. De Heer JOHANNES MAT THE US ROSS, Directeur. De Heer GREGORIUS HERKLOTS, Opperkoopman en Secunde, mitsgaders Opperhoofd en Pakhuismeefter te Casfimbazdar. **** 'De  (5o) De E: JAN PIETER HUMBERT, Koopman en Eerfte in de Kleedezaal te Hougly De E: ANTHONY BOGAARD ANTHON Y S Z, Koopman en Negotieboekhouder aldaar. De E: WILLEM baron van DANKELMAN, Koopman, Fifcaal en Dorpmeefter te Hongly. De E: SAMUEL RADEMACHER, Koopman i en Opperhoofd te Patna. De E: JACOB EILBRECHT, Onderkoopman, Secretaris van Politie en Kas fier te Hongly. De E: GOSE WYN WILLE M HEN D RIK de VRIESE, Onderkoopman en Tweede te Patna. De E: CASPARUS LEONARDUS EILBRACHT, Boekhouder en Tranftateur in, de Perftaanfche en Moorfche Taaien. Souratte. • De Wel Edele Geftr: Heer WILLEM JACOB van de GRAAF, DirêBeur. LEDEN. De Heer Mr. ABRAHAM JOSIAS SLUYS- K E N , Opperkoopman en Hoofd - Adminiftrateur. De E: WILLEM HENDRIK van BYLAND, Onderkoopman en Soldy boekhouder. Sumatras -Westkust De E; JACOB van HEEMSKERK, Opperkoopman en Gezaghebber. De  (51 ) De E: JOSEPH CHALLIER, Koop man en Eerfte Adminiftrateur te Padang. DeE: JüSAIAS EHRENTROUT, Onderkoopman Fifcaal, Kas fier en Soldy boekhouder aldaar. De E: T HO MAS van KEMPEN JANSZ, Onderkoopman en Opperhoofd te Poulo Chinco. DeE:jACOBCJS SAMUEL DE R AAFF, 0«derkoopman en Secretaris van Politie te Padang. De Mach: JAN MARTIN SCHEFFER, Vaandrig en Commandant te Padang. De Manh: LUDEWICH KAYZEL, Vaandrig en Commandant te Priamang. De E: ANTHONY JOHANNüS LEUF• TINK, Boekhouder en Eerfte Klerk van Politie en Secretaris van Juftitie te Padang. DeE: HENDRIK RAZOUX, Boekhouder Negotie Overdrager en Dispenjier te Padang. DeE: JOHAN FREDR1K ZUGEL, Boekhouder en Refident te Adjerbadja. , Mallabaar. De Wel Edele Geftrenge Heer ADRIAAN MOENS, DireSlteur. LEDEN. De Heer REI NIER van HARN, Opperkoopman Secunde en Hoofd Adminiftrateur. **** ^  De E: JOHAN ADAM CELLARIUS, Onderkoopman Opperhoofd te Cranganoor. Bantam. De Heer LIEVE NICOLAAS MEYBAUM, Commandeur. DeE:Mr. NICOLAAS WE ND EL IN BEITS, Koopman en Adminiftrateur. Japan, De E: AREND WILLEM FEITH, Opperkoopman en Opperhoofd. De Heer Mr: ISA AC TITSING; Opperkoopman, en Opperhoofd. De E: DIRK VINKEMULDER, Koopman en Pakhuismeefter. Cheribon. De Heer Mr. WILLEM van der BEEKE, Opperkoopman en Refident. De E: E Z E C HIE L LOM BART* Oppermeester. Ti-  VERHANDELINGEN, VAN HEÏ BATAVIAASCH GENOOTSCHAP. IL DEE L. As  De Boekbinder moet dit Alpha* heth het eerst binden.  VERH ANDELINGE OVER DE HISTORIE-KENNIS, DOOR JOSUA van IPEREN. (*) C3m de Hifcorien, die alleen eeni-i?efebry~ ge byzondere gevallen vernaaien, van™8edy; een algemeen nut te doen zyn, en 'ertonekun. eene gemakkelyke handleidinge , by hetde* leezen van alle hiftorhehe boeken, door te verkrygen, moet men er de lotgevallen van_ het menfchelyk hart altyd in zoeken; en het bedrog eener verraaderfche, en, voor de menfchelyke Maatfchappy, zeer verderfelyke en pestdraagende, zogenaamde Politie, en ftaatkimdige verraadery, in zoeken te ontdekken. C*) Deeze ^erhandelinge behelst den voornamen inhoud van twee openbaars Lesfen , welke de Schryver, op den ai Augustus en u September, 1779, voor een aanzienlyk; aantal van Toehoorders, gaf. II. Deel. Aa  2 verhandelinge over de Ik laat de Heeren Flechier, Thomas en anderen gaarne Lofredenen en Lykpredikatien houden , in welke men |de handelingen van Engelen en cn halve Goden invlecht, zonder de menfchelyke zwakheden , ongeblanket, tcffens ten tooneele te voeren. Ik laate Juvenalis, Apulejus, Boileau, Vondel, Langendyk, Holberg en andere Schimpfchryvers , de fchadelyke en ongerymdc hertstochten der ftcrvelingen alleen affchilderen; die zelfs de menfchen , om zoo te fprceken, leevendig villen, en dan het vleesch, met zout cn fpaanfche peper, beftrooyen. Maar het is hooggelyk te verdoemen, in eenen Eiftorieichryver, dat hy den zwadder zyner opbruis* fchende galle, op zynen evenmensen, uitbraake. Het moet hem alleen, om onpartydige getuigenissen, te doen zyn: en hy is verplicht, alle de vermogens van zynen geest in te fpannen, om, zonder naar loftuitingen, of laster, te luisteren, de geichiedkundige waarheid uit te vorfchen; en de menfchen te fchilderen, niet gelyk zy zyn moesten, of gelykdc boo-  H I S T O RI E„- K E N NI S. 3 # boozc nyd en haat hen toetakelen, om hen, dus toegetakeld en gehavend, (te doen befchouwen door een vergrootglas ; maar gelyk zy waariyk zyn, dat is, afS' redelyke fchepzelen, die hun eigen belang, eenigen op de rechte wyze, maar de meeften, ongelukkiglyk, op eene verkeerde wyze, behartigen. Wanneer alle de hiftorifche verhaa- u>tmimlen dermatcn zyn ingericht, moeten ^y^^a? ongclyfc meer voordeel aanbrengen, dangeHiscoalle de Fabelen en Romans, van deiid*'^0gvee.n vroegcren en laateren tyd, te zamemfmukte. hoe veel nut ook dezelve, ter verbeteringe der zeden, en ter onderwyzinge in de plichten der befchaafde zamenleevinge, hebben kunnen aanbrengen. Het Heldendicht, de Ridderboeken , en de Panegyren of Lofredenen bedwelmen ons verftand; en, om dat zy, doorgaans ten minilen , , de menfchen fchilderen, niet gelyk zy zyn, maar gelyk zy behoorden te zyn, krygtmen 'er een bedorven fmaak door, in het beoordeelen der waare gebeurtenisfen. De Hiftorien, de waare gebeurtenisfen fmaaken niet langer: men krygt, van de waarheid, eenen walg, indien zy Aa 1 niet  4 VERHANDELEN GE OVER DE niet met duizenden verzinfelen is opgefchikt. Om deze reden, zyn de eerfte Jaarboeken van meest alle de oude Volkeren in gedicht gebragt en öjjsezongen, om die aangenaamer te maaken, cn gemakkelyker in het geheugen te prenten. Daarenboven hebben ook veele Historicfchryvers, als Titus Livius, Herodotus, en anderen, de gevallen, Welke zy verhaalden, een weinig op willen tooyen en leevendig maaken. En, hier door, is het drooge van de Chronykfchrifcen eenigzins verbeterd gewerden, hoe wel er de waarheid merkelyk door geleeden heeft. Eerde Men vraagt doorgaans, by eene an"êdenkdere gelegendheid, waarom klimt de ftukken. Griekfche Hiftorie niet hooger op, dan tot aan de verbrandinge van Troje? Gecne vraage is gemakkelyker op te losfchen. Vcor Homeros, die den Tro jaanfehen oorlog zoo uitvoerig en fraai, ja beter, dan Dict ys Cretensis,' befchreeven heeft, hadden de Grieken byna geene Poëeten, of Hiftoriefchryvers gehad. By  HISTORIE'KENNIS. 5 By gebrek van Hiftorifche Gefchrifteh, zyn de meeste lotgevallen der vroegftc, tyden onbekend geblecven. De opfchriften van Putten en Pyramiden, de ftukken en brokken van oude Liederen, mitsgaders de overleveringen van langleevcnde menfchen, en vervólgens de ïufcriptien en Penningen hebben ons, in iommige byzonderheden, den weg gebaand, om meerdere en zekere berichten van het voorgevallene te verzorgen. En, als men zyn oordcel gebruiken wil, kan men tamelyk wel, door de nevelen der verfieringe, in de fabelachtige Gefchiedverhaalen der Goden en Helden voorkomende, doordringen ; en er eenen zin aan geeven, die met de denkbeelden en gewoonten der aloude Volkeren overeenftemt. Hoe nader de Hiftorieboeken ons de Nuttigheid waarheid opleveren, en hoe uitvoeriger™de«?• en omftandiger die waarheid in dezelve tender ónwordt voorgefteld, hoe meer nut zysewydevoor de menfchelyke Maatfchappy zul-TerTwylen aanbrengen. de Aioud- 0 heid. Eer men de gebeurtenisfen in fchrift Aa 3 ftel-  ê verhandeling e over de ftelde, eer men fchry ven of leezen kon, eer Kadmus en anderen de Letterkennis , in Griekenland, cn vervolgens in Europa, overbragten, vond meÏTreeds de gedachtenisfe der aloudheid zoo noodzaakelyk en voordeelig, dat men die in verfcn bragt; en er openbaare\ fchoon gebrekkige, fchouwfpelen van toeftelde: hoedanige nog, in de Chineefche Afgoden , en in de Wajangs onzer Oosterlingen , zich voordoen. In de eerfte eeuwen, vooral der Patriarchen , werd de" Godsdienst en Zedenleer, in hiftorifche verhaalen van den ouden tyd, leevendig opgegeeven. Zodanig eene vorm vam onderwyzen openbaarde zich naderhand nog geduriglyk, in de Pfalmcn en Leerredenen' der aloude.Ziendcrs, ook zelfs in de Redenvoeringen van Stephanus, Petrus, Paul os en van andere Apostelen. En men mag vryelyk ftaandc houden, dat het groot oogmerk der Bybelfche Hiftorien en gewyde Hiftoriefchryvers was, om, door middel van doorluchtige en beruchte voorbeelden, de Deugd en Godsvrucht, hunnen tydgcnooten, in te  HISTORIE - KENNIS. ? te boezemen: en daar en tegen, de Ondeugd en Ongodsdienstigheid van Koningen, Overheden en Onderdaanen, in her. helderfte daglicht te ftellen. Men kan den inhoud van alle destaatku*hiftorieboeken der verfcheidene Staaten^60'!10" tt 11 11 . rie; onder¬ en Volkeren, zeer gevoegelyk, onder-fcheiden fcheiden in de lotgevallen van het men-vandeNa" fchelyk Verftand, en van het menfche-Lmcrïï*- lyk Onvcrftand: ten ware men de Na-diae- tuurlyke en Letterlyke Hiftorie, onder dezelve , begrypen wilde ; al wilden wy dan ook de Hiftorie der Anatomie, Chymie, Genees- en Heelkunde, Phi- lofophie, Wiskunst, en van alle andere Kunsten en Weetenfchappen , daartoe brengen. Edoch als wy opzettelyk van de Historiën fpreeken, zonder 'er iets by te voegen: dan bedoelen wy den wonderlyken zamenloop van gevallen en gevalletjes, waar in het menfchelyk Verftand en het menfchelyk Onverftand, in de gewoone Saamenleevinge en Burgerftand, zich hebben doen gelden, betrekkclyk tot de faamenleevinge, Trouwens de Staatkunde beftier Aa 4 'er  8 VERH ANDELINGE OVER DE "er het menfchelyk Verftand; en het Onverftand onderwerpt zich zeer gretig; om dat het zelve vooronderftelt, dat'er, in de Staatkunde alleen, beleid; en dapperheid moeten docrftraalen ; zonder juist op de ware Deugd en zuivere Godsvrucht te letten. Ook is het nocdig, dat het Onverftand zich aan het Verftand onderwerpe. Een Kind, 't geen aan den leidband begint te loopen, maakt geenc vorderingen, indien het aan den leidband niet gehouden en voortgeftuwd wordt. r Aller- Maar laten wy by de eerfte Regee- vroesfte • J • • L n.'iil„„« r>~ Regerings-ringsvormen een weinig ttilitaan. De vormen. Patriarchale huishoudinge was de eerfte Regceringsvorm: het vaderlyk beftuur was de eerfte Staatkunde, en het eerfte Hocgleeraarsampt; en het kinderlyk vertrouwen de vroegfte onderwerpinge , de nuttigfte leerzaamheid. De .. Kinderen werden groot, teelden kinderen: en ziet! zy werden ondergeschikte Patriarchen en Leermeesters over dezelve, en onder hunnen Grootvader; die dus ailengskens het Opperr hoofd werd van een klein Gemecnc- best,  HISTORIE-KEN NIS. 9 best, 't geen zich rondom zyne wooninge nederfloeg : hoedanige Opperhoofden yan talryke huisgezinnen wy nog, hier in de Javafche Bovenlanden, aantreffen. Doorgaans was 'er eene verkiezinge, by uiterften wille, ten opzichte van den oudften, of den bekwaamden der Gebroederen, die, na 's ouden Vaders dood, met het algemeen gezag bekleed, en overzulks, met een aanzienlyk landgoed, boven zyne broederen, begiftigd werd. Deze is de eenvoudige, de letterlyke betekenisfe der Testamenten van Is aak en vanjACOB, en zelfs reeds Van No ach, kort na den Zundvloed. Ja het Boek Genefis geeft ons geene andere naamen op, in de korte befchryvinge van de vroegere hiftorie der eerfte waereld, dan alleen van de eikanderen opvolgende Patriarchen, in de nederdalende linie van Adams nakomelingfchap. En dit zelfde moet men zeggen van de laatere Leidslieden der Volkplantingen, na den Babylonifchen Torenbouw, inzonderheid van de JfraëA a 5 liten,  IO VERHANDELINGE OVER DE liten, Edomitcn en Ismaëlitcn, cn de byzondere genachten, welke, uit deze, naderhand, van tyd tot tyd, zyn voortgefprooten. Zoo gaat het zelfs nog toe, onder de zwervende Arabieren, Tartaaren en Indianen, zoo van de oude, als van de nieuwe waereld: indien de hedendaagfche Reizigers eenig geioof verdienen. Socrtie" ^00 *an^ ^c ^endragt en de BroePUötie' derlyke Liefde bleeven volharden, ging die broederlyke ovcrheeringe goed: hoewel het geene ovcrheeringe was, maar alleen eene Arijlocratie of Regeeringe der Edelen, die een hoofd en eerden Edelen, of Stadhouder hadden ; nergens anders om , dan om alle verwarringe, in de allergewichtigde omdandigheden, voor te komen. verkïesba- Indien een Patriarch, uit het gedrag 'bge'in zyner zoonen, geduurende zyn leeven, Ie" opper-ontwaarde, dat hy, aan welken hy het »ewmd. Eerstgeboorterecht , en dus ook de voorkeuze tot de opvolginge in zyn Patriarchaat, verfchuldigd was, verwarringe dond te veroorzaaken, en zyne naneeven ongelukkig te maaken, floot hij  HISTORIE-KENNIS. IX hy wel eens den eerstgeboornen en oudften uit; gelyk ons, uit de vervloekinge van Cham cn Canada, en het voorbygaan van Ruben, Simeon en Levi,en het voortrekken van Ephraim boven ManaJJï, ten overvloede, kan blyken. En, om de zelfde reden, fcheiddenoomaken de huisgezinnen van eikanderen, gelykJ^SJe die van Loth en van Abraham, in deo;erheevalleije van Sodom: om die zelfde reden,rinËe' werd Ismaël en Hagar, deszelfs moeder, weggezonden; de zegen van Eiau op Jacob, door eene Goddelyke beftellinge, ovcrgebragt ,• eii alle de verfchillende kinderen van Abraham, by Ketura , tot hoofden van onderfcheidene volkplantingen aangefteld. Zoo dra het menfchelyk Onverftand van geheele ftammen en genachten dermaten toenam, dat het geene vrijheid en Aardsvaderlijke Regeeringe meer dulden kon, zonder in verwarringe te geraaken, en zich onderling te bederven , kwam 'er een volftrekter gezag en geweldiger bedwang, om dat Onverftand t0 beteugelen, en voor het Al-  12 verhandel! ng e over de Algemeen Belang zorge te draagen: zoo dat zelfs eenigzints, ten minnen , bij het inftellen der Tirannij, gelyk de Grieken de onafhangkclyke eene Eenhoofdige Regeeringe noemden , de Goddefyke goedheid der aanbiddelyke Voorzienigheid fcheen door te draaien. Dit is aan Ifraël ten klaarden gebleeken, toen dat ondankbaar en wispelturig volk, op het voorbeeld hunner ongeloovige ïtabutiren, eenen Koning begeerden. Zy waren misnoeg-1 over de llappe Rcgeeringe van Heli , en over dê oude Gods - Regeeringe, welke , onder het bedel van Samuël, begon te herleeven. 'tGing hun eveneens , als de Eikvorfchen van de Fabel: zy waren niet te vreden met een blokje houts, dat hun voor Koning dienen moest: hun Koning moest meer leeven, meer heerlykheid vertoonen; en ziet Jupiter zond hun eenen Oo;jevaar, die, hen, één voor één, begon inteflokken. Saul had zyne rol nog niet uitgefpeeld, toen hem de Koninglyke Heerfchappy, voor hem zclven en voor zyne nakomelingen, werd ontzegd, en eene Koninglyke Godsregeeringe onder David ën Salomo,  HISTORIE-KENNIS. l^j H o, tot het hoogfte toppunt van luister en van heerlykheid , wierd verheeven. De Goddelyke Voorzienigheid had een innig medelyden met het Ouverftand van zyn volk: en hy bewees hun, wat men van eenen dapperen en wyzen Koning te vorderen had ; en hoedanig de Koningen zich behoorden te gedraagen, indien zy den eerbied , de liefde en de hoogachtinge hunner onderzaaten verdienen zullen. Alle de gefchiedenisfen van alle ty-Nuttighdd den leveren ons de trefFendfte vöor-J™^ , beelden van verftandige en onver- Sen."" Handige Vorsten, van verftandige en onverftandige Natiën; en even daarom is de Hiftorie - kennisfe van eene wyd uitgcftrekte nuttigheid, in alle de omftandigheden der Menfchelyke Maatfchappy. Want zoo het waar is, gelyk het is, dat lesfen wekken , maar voorbeelden trekken; en dat demensch, zyns ondanks, door eenen ongevoeligen ftroom van naarvolginge wordt weggefleept: en dat, in deezen, de menichen , meer den naam van aapen, doorgaans, dan die van vernuftige ftervelingen, verdienen: hoe zal men dan,  14 VERHANDELINGE OVER DE dan, niet eenige mogelykheid, de Historiën kunnen derven , welke ons de rampzalige gevolgen eencr blinde en aapachtige naarvolginge, en alle de bittere vruchten van het Onverftand en van de Ongerechtigheid ^ allerlecvendigst, voor oogen ftellen? De aloude Historiën, Heldendichten en Fabelen, zyn met geen ander oogmerk gefchreeven, dan om het Gemeen te vermaaken cn te onderwyzen. De Wajangs, de Toneelfpelen van allerhanden aart hebben 5 by hunne eer• fte inftellinge, geen ander doelwit gehad, dan om achtinge en eerbied voor de Overheden, cn eene verftandige cn vrijwillige onderwerpinge, in te boezemen. Het erger- Men behoeft juist niet te ontvcinpy0k|Zy"enzen , dat de Poëeten en aloude Hishetnuttigetorie - Schryvers daaromtrent, eenen fndïmen-!grooten nüsflag begaan hebben, wanfcheiyke neer zy hunne Koningen en Helden staatkun- zo fchilderden, dat 'er de nakomelingfchap iets meer, dan merifchëlyks, in meende te ontdekken; hen voor halve Goden deeden houden, en zoo, even ge-  HISTORIE-KENNIS. gelyk de hedendaagfche Chineezen, en de Roomschgezinde Christenen, aan hunne afgezonderde fchimmen, goddelyke eere, gebeden en offerhanden toebragten. Dan dit kwaad, zoo verderfelyk voor den zuiveren en redelyken Godsdienst, als de bronader en baarmoeder van de Afgodery en den Beeldendienst, had nochtans deeze groote nuttigheid , dat de Vorsten zig benaarftigden, om wel te doen, om de Kunsten en Weetenfchappen te beloonen , om bewonderaars te vinden en veel vermogende pennen, die hunne gedachtenisfe vereeuwigen , en hen onder de Goden plaatzen zouden. Misfchien zou men zelfs kunnen betoogen, dat gecne Helden en weldoenders van hun Vaderland den naam en rang van Onfterfelyke Goden, na hunnen dood, verworven hebben; dan die hunnen naam onder de Volkeren, beroemd en onfterfelyk gemaakt hadden: gelyk zy ook, zonder dat,^geene plaats onder de Onfterfelyke Goden , welker wooninge by het vleesch niet is, dat is by de zalige Hemeiingen 9 konden verwerven. Het  16 VERHANDELING E OVER DE De vergo- Het onverftand der Vorften ging verdinge der d z waren niet te vreden met de uoouen J j j '1 zelfs by het vergodinge na hunnen dood; zy wii- ftraft" &e"den ' 00k iüL dit lceVei1 V00r meel' datl menfchen worden aangezien, en als dusdanige aangebeden. Tot dat onverftand , tot dien hemeltergende!! hoogmoed vervielen vooral de Prinfen, welke de priefterlyke waardigheid teffens bekleedden. Het belachelyke van zulke cngerymde en Godöntëerende pogingen wordt, in de Biftorien, ten toon gc' fteld, om de Waereldgrooten van laateren tyd voorzichtiger en verftandige? te maaken. De gewyde Historiën vooral openbaarden het fchadelyke , het onbetaamelyke van de misdaaden, en de lafhartigheid en dwaasheid van alle Volkeren, die, met hunne Koningen en Opperheeren, Afgodery bedreeven, geduurende derzelver lecven: of by opvolgmge van de vleijende en huichelende laag-hcden hunner voorouders, Aartstirannen, zoo wel als weldaadige en zachtmoedige Vorsten, in bceldtenis gebragt, of ten minften in hunne fchimmen, aanbaden , en, met Offerhanden en Godsdien-  HJST ORIE-KENNI& ftige plechtigheden vereerden ; even gelyk hier de Chineezen doen. De gewyde Hiftorien van alle volkeren, zoo als die, by de Propheeten, voorfpeld en naderhand gebeurd zyn, toonen de Goddelyke verontwaardiginge jegens zulke fnoodheden, ten klaarften; by het afichilderen van de geftrenge ftraffen en verlchrikkelyke oordeelen, welke, niet alleen de aloude inwooners van Paleftina, maar ook naderhand de voornaamfte, rykfte en geduchtfte natiën, de Tyriers, by voorbeeld, de Babiloniers en Egyptenaren, troffen, en menig Koningryk, dat van Israël, en dat van juda zelfs, over hoop wierpen, de fteden vernielden, en de fchoonfte landsdouwen in cenzaame woeftenyen verkeerden. Uit de aloude gefchiedenisfen vandeInvl°e* Griekenland en van Roomc, leert menft^ennwel zonneklaar, welk eene overmagt detenfchaP-i befchaafde Zeden, Wysgeerte, Wee-P*;Xd* tenfehappen en Kunsten hebben over der natie, andere en vreemde Natiën, welke die voorrechten misfehen. 't Was waarlyk niet zonder reden, dat men, te Athene, en te Sparit, en vervol- II Deel, B gens  1.3 verhandelinge 0ver de gens ook, in de guldene Eeuwc van Augustus, te Rome, alle de vreemde volkeren van Afia , Europa en Africa, die geene bondgenooten waren , of die maar even bondgenooten geworden waren, met den naam van Barbaren en Ongemanierden betitelde. Men leest by Xenophon, by Diodorus, by Herodotus, by Tacitus, by Salustius en andere Gefchiedfchryvers, de fterkfte trekken van overmeefterende fchranderheid, menschkunde en Heldendeugden. En men befluit 'er uit, door eene natuurlyke en ongedwongene gevolgtrekkinge, dat waarlyk de Weetenfchappen, de Kunsten, de befchaafde Zeden eenen onbedenkelyken invloed hebben, op de allergewichtigfte gevallen van Vrede en van Oorlog. En hier door weet men redenen te geeven, van den voorfpoed der Europeanen, by het onderwerpen van veele Indifche Natiën, met een handje vol volks: en teffens ook van de magt, de overmagt onzer Oost-Indifche Maatfchappy, over eenige millioenen van Oosterfche Vreemdelingen. Wan-  HISTORIE-KENNIS. JO Wanneer men de Kerkhiftorie van*«mpMiihet Christendom, vooral die van deg„8^ï" zoogenaamde Middel-een we , onder het het onveroog krygt , vindt men 'er een Tafe-£ah"f,tJr reel der haatelyklte vruchten, van het nen,in dè menfchelyk Onverftand, van de zot-JJJJJ' fte bygeloovigheid, van de domste dwingelandy der Kerkvoogden, van de onverdragelykfte flaverny der Burgers en Landlieden: kortom een allerakeligst toneel van de allernaarfte ellenden, waar in het Christendom, door de onkunde, en daar uit voortfpruitende lafhertigheid, gedompeld lag : uit welken jammerpoel men eerst het hoofd begon op te fteeken, toen de Kunsten en Wcetenfchappen, wederom, als uit eenen diepen flaap opgewekt, den weg begonnen te baanen tot de hervorminge der Burgerlyke en Godsdienstige voorrechten en plichten, door het Evangelium voorgefchreeven. Uit de Oorlogen, Veldflageri, Bele-Menieerc geringen van fteden, onttrooningen der^dichPte» Vorsten, en de inlandfche onlusten,menithewaar mede alle Historiën, vervuld en'tyk j}art.. doorfpekt zyn, leert men den nyd, dèötorfen Hl* toorn± de wreedheid, de onbezonnen-kennen. B 2 heid,  20 verhandeling e over de heid, de loosheid, de boosheid, de dapperheid, de edelmoedigheid, de Standvastigheid, de lydzaamheid, met een woord, alle de driften en onderfcheidene hoedanigheden, gronden, bedoelingen, ongeregeldheden en bekwaamheden van het menfchlyk hart, duidelyker kennen, dan uit alle de zamenfiellen der Zedenleer en Staatkunde te zaamen. Men leert 'er uit, hoe verderfelyk de heerschzucht, hoogmoed en wreedheid, voor het menfchelyk geflacht, voor millioenen onnoozele Soldaaten, Burgers, Vrouwen en Kinderen, ten allen tyde, geweest zyn; en dat op eene wyze, die, in kracht, alle wysgeerige redeneringen te boven Streeft. Hier om raadde Demetrius, Phalereus aan Ptolomjeus Philadelphus, den Koning van Egypte, dat hy zich , zoo veel Historie-fchryvers zou aanfehaffen, als maar doenlyk was, om, by dezelven, te vinden het bedrog der hovelingen, en de fchadelyke gevolgen hunner vleyery. Ahasuerus leerde, uit het boek dér gedachten!sfen, de trouw van Mordachai kennen, en de vergeetene deugd beloonen. En is dit zoo, gelyk het is, dat  HISTORIE-KENNIS. 2£ dat de Historie-kennisfe, in deezen, alle de drooge zetregelen der Staat- en Zedenkunde, als weetenfchappen behandeld , verre weg overtreft i en dat de Staat- en Zedenkunde, zo niet alle haare bewyzen, ten minsten alle haare voorbeelden, die meer klemmen, dan eenige bewyzen kunnen doen, uit de befchryvingen der lotgevallen van Koningryken en Gemeenebesten ontkenen moet; dan fpreekt het immers van zelfs, dat de Historiekennisfe ruim zoo nuttig is, zoo niet nuttiger en voordeeliger, ter bevorderinge van vrede, heil, welvaart en voorfpoed, dan alle andere dierbaare en hoognuttige weetenfchappen. Alexander droeg Homerus altyd by zich. Scipio, Themistocles, Jülius Caesar en andere Helden waren nimmer Helden geworden , zoo zy niet, door den prikkel eener onfterfelyke eere van vroegere Helden, waren aangefpoord. En wat hebben de roem der geleerdheid van Erasmus, Melanchton, Leibnitz, Volta ire, niet veel te weeg gebragt, in het voortbrengen van de edelfte vernuften, in deeze en in de voorgaande Eeuwe? Er is derhalven, tot B 3 nut  22 V E RHANDELINGE OVER DE nut van het Menschdom, zeer veel aan gelegen, dat getrouwe en voorzichtige Historic-fcbryvcrs hoogelyk gewaardeerd en deftig beloond worden. Want, behalven dat zy voordeel en winst aanbrengen, verfchaften zy, daarenboven, aangenaamheden en vermaak: want niets is. 'er, 't geen gretiger geleezen en duurder betaald wordt, dan goede Historieboeken. Groote Een Historie te fchryven is niet al- ^TeriCgVe.nieen zcer lastiS en moejelyk; maar, in trouwen zekeren zin, ook zeer verdrietig. Het Swer. ^erfl:e i 'l geen elk Historie-Schryver ' bedoelen moet, is de waarheid, en het levendig voorstellen van die waarheid. Hy mag niet veinzen, niet vleyen, geen fchadelyke en het menfchelyk vernuft ontëerende byzonderheden verzwygen, niet lasteren, en geene verdraayingen aan gevallen geeven, om aartig te zyn, en de fchertzeryen van het vernuft te laaten uitblinken, gelyk Humt, Voltaire,. Raynali die hebben laten uitblinken. Deeze is de ware reden, waarom de Schryvers van Jaarboeken, LetteroeiTtningen, Bibliotheken, doorgaans gehaat zyn: en waarom men meest de : m  HISTORIE-KENNIS. 23 Historie van zyn Vaderland niet verder vervolgt, dan tot aan het tydperk zyner geboorte, of, nog voorzichtiger zynde, tot eene eeuwe voor de zyne, om dat men anders de ouders en voorouders mogt fchynen beledigd te hebben van zulke, die ons onaangenaamheden of vöordeelen kunnen toebrengen. Men moet een Thuanus zyn, om eene Hiftorie van zynen tyd, zoo uitvoerig, te fchryven, als de beroemde Franfche Autheur, met voorbyzien van alle gevaaren en haatelyke gevolgen, gedaan heeft. Kortom men moet een held zyn onder de Letterhelden, wil men eene goede Hedendaagfche Hiftorie befchryven, en dezelve, voor zynen dood, uitgeeven, om er eere by in te leggen, en zyn gefchryf van een wezentlyk nut te doen zyn: niet alleen voor zyne tydgenooten, en voor het nageflacht, maar ook voor zich zeiven en voor zyne eigene kinderen en nakomelingen. Daar en boven is het byna onmoge* Men kan lyk, eene hedendaagfche Historie be-fezwaarhoorlyk toe te ftellen, zonder gewich-roestige en beflisfende byzonderheden over dendaasB 4 het  24 VERHANDELINGE OVER DS riè'fchf°"^et ho0^ te Z^eö» indien, men geen ven,CUy" eerfte Staatsdienaar is, gelyk de Praefident Du Thou, of Thuanus was: of indien men ten minften niet met hun kalf ploegen kan, en toegang hebben tot de geheimen van het Kabinet, om al het weetenswaardige te vinden, uit te trekken, en in eene behoorlyke orde te plaatzen; gelyk zulks, te Amsterdam, aan den beroemden Wagenaar, vergund werd. En even dat zelfde heeft plaats, als men eenige onuitgegeevene merkwaardigheden der vroegere tyden zal aan het daglicht brengen; gelyk de Heeren Van der Spiegel, Te Water, Paulus, betrekkelyk tot de verbeteringe onzer Vaderlandfche Hiftorie, niet lang geleeden, en ik zelfs, by het opftellen myncr Kerkelyke Historie van het Pfalmgezang, (*)t en van andere werkjes, ondervonden hebben. fc""Je-Niet minder hoofdbrcekens kost het cener Al- zamenftcllen eener Aloude Hiftorie. oude His het zy dezelve reeds van veelen , of ook tone , niet J . . , „ , ' minderia= maar van weinigen, befchreeven is: tig tn ver- jjj drietig. (*) Zie de Vcorr. vcor het TweeJe Deel.  HISTORIE-KENNIS. 2^ in beide gevallen beeft het zyne verdrietelykheden. Want hoe menigmalen gebeurdt het niet, dat de Historiefchryvers eikanderen uitfehryven: of ook wel de een den anderen bekort, of, met onnoodige en verzonnene byvoegzelen en omftandigheden, uitbreidt? In alle die gevallen ftaat een nieuw Historie-Schryver verlegen: en weet niet, wat hy kiezen zal. De Franfchen fpringen 'er luchtig mede om; maar de Engelfchcn hebben 'er dit op gevonden, dat zy hunnen Schryver aanhaaalen; en niets anders te berde brengen, dan uittrekzels, uit de Schriften en Boeken, welke zy gebruiken; teffens de bladzyden aanwyzende, waar men de oorfpronkelyke vertellingen vinden kan: gelyk Marsham en Simfon hebben beginnen te doen. Dit is ongemeen lastig, om dat men dan fomwylen eene menigte van Schryveren telkens moet opflaan, dezelve met eikanderen vergelyken, en 'er het waarfchynelykfte uit afzonderen , om geene ongerymdheden op eikanderen te ftapelen. Spreeken zy eikanderen tegen, dan valt de arbeid nog verdrietiger. De eerfte vraage is dan, wie B 5 is  20 VERHANDELINGE OVER DE is de geloofwaardigftc van die Schryyeren, welke eikanderen zo tastbaar tegenfpreeken ? Wil men dan te recht geraaken, moet men. de Logica der waarfchynelykheden, van welke wy, misfehien, by eene andere: gelegenheid, met opzet, zullen .fpreeken, te baat neemen, eii een Philofophisch (jelchichtfchryver worden, die de inborsten der Vorsten en Staats-dienaars, de onderfcheidenc belangen der Regenten en Overheden, de vastgaande gewoonten der natiën, de ingekaiir kerde vooroordeelen van het gemeen, de kunstgroepen der Priesters, de gesteldheid van den grond, de omftandigheden van den tyd, en duizend andere dingen, onpartydig moet raadpleegen, eer hy bykans eene letter op het papier mag zetten, vermeen- Daar en boven kan hy van zyne Jeveryderleezers met vergen, dat zy alle die oorHiftone- fprongkelyke Schryvcrs geleezen hebschryvers, ben< Gefteld zynde, zy hebben 'er een of twee geleezen, met welke de tegenwoordige Schryvcr, in een zeker geval, volftrekt overeenftemt ; dan heeft dees, huns erachtens, zich aan  HISTORIE-KENNIS. 27 aan letterdievery fchuldig gemaakt, en discht verwarmde kool op. Maar wykt hy juist van die Schryvers af, welke zy gevallig geleezen hebben, en nu raadpleegen; dan is hy een leugenftoffeerder, in hunne oogen; en. vertelt hy de voorvallen wat fierlyk en aangenaam, dan is hy, op zyn best een Fabel-en Romanfchryver, die geen geloof verdient, als geduurende die weinige uuren, die men, onder het leer zen zyner verdichtzelen, verfpilt. Dat kwaad evenwel is nog zo erg vensterniet, als een ander kwaad, waar mede^r[n^aeks> men, vooral in deeze eeuwe, te worfte- met weik« len heeft, wanneer men eene Hiftoiie^J^ zal opftellen. Veele aanzien elyke en ge- ver te, leerde Leezers zyn, in hunne jeugd,^elea door het leezen van Romans, of van ec c* fchertzende Historiefchry vers, bedorven ; van zulke namentlyk, die meer bedoelden te fchertzen, dan de waarheid aan den dag te brengen. In de waarheid der gebeurtenisfen ontdekt zich altyd iets eenvoudigs; en dat eenvoudige, 't geen het kenmerk van de waarheid draagt, mishaagt hun. Van  23 verhandelingeover.de Van Meteren en Aitsma verveelen, om dat zy te eenvoudig en te uitvoerig fchryven: Brand, hoofd, Mezer ai, Nani, Leti fmaaken betet, maar wat is dat alles, in vergelykinge met Bayle, Hume Voltaire en diergelyken ? Zelfs mag men niet onpartydig fchryven, of zulke Historifche boeken loopen gevaar , om verketterd te worden, of tot peperhuizen te worden misbruikt, 't Komt 'er juist niet op aan, of de Schryver tegen het huis van Orange, tegen de Synode van Dord, tegen den Godsdienst zelfs, zich aankant: dit zal hem misfchien te meer doen leezen. Maar als een Hiftoriefchryver, uit echte gedenkftukken, iets ten voordeele en ter verantwoordinge van dat alles, op het tapyt brengt: dan wordt hy voor bygeloovig, of ook wel voor een oudwyf, dat koldert, aangezien; cn zyne Memories blyven ongeleezen. Iets waarlyk, dat eenen deftigen en waarheidminnenden Man byna moet affchrikken, van immer de gedachtenisfe van voormaalige bedryven te boeken, en dezelve in eene betere order te fchikkcn, met aanvullinge van  historie.kennis. 20 al het beftaanbaare, het geen hy, by de onderfcheidene Schryvers, in dc onuitgegeevene handfchriften, op de gedenkpenningen en elders, aantreft. 'T is waar ! de meeste Hiftorie fehry-Gebrekde* vers zyn Chronykfchryvers, of fea-2#S£. meilflanfers van allerhande vernaaien,rie St*nH waarfchynelyke en onwaarfchynelyke^perT' ook maken zy zich wel eens fchuldig aan andere misdryven , die hunne trouw en welmeenenheid verdacht maaken. Genoegzaam alle de Romeinfche Historie - fchry vers, welke men, in het laatst der voorgaande eeuwe, inufum Delphini, dat is tot gebruik van den Dauphyn of Kroonprins van Frankryk, uitgaf, waren verminkt. De uitgaven der Engelfchen en Hollanders waren, voor het grootfte gedeelte, Lettervitteryen; en de overzettingen der Franfchen en Duitfchers zeer gebrekkig, windrig en oppervlakkig. Leti, Burnet, Leibnitz, Simson, Petavius, de Engelfche Schryvers, en meer anderen hebben die misbruiken zorgvuldigiyk gemyd, in de Burgerlyke Historie: en Jacobus Brucker heeft de  30 verhandelingeover.de de Philofophifehe Historie tot eene volmaaktheid gebragt, welke alle verwachtige te boven gaat. Zoo dat 'er niets meer overfchoot, dan ook eene vastgaande kunstgreep uit te denken, welke de algemeene en byzondere gefchiedenisfen, tot een oordeelkundig zamenftel, verhief: om, met het vernuft , te kunnen naargaan , hoe het eene geval uit het andere, de eene omïtandigheid uit de andere, natuurlyk waren voortgefprooten. Verbete- ThUCYDIDES, TlIEOPOMPUSj Sk en™ xenophon, HeRODOTUS, poly- waerew bius, en menige anderen verftonden Hiftore die nutt}p;e kunstgreep niet, al zoo door Mos- . .°t^ tv ^ beim en mm, als Di ogen es Lacriiis, robbert- p L x n ï tj s de oude, S t r a b o, en zoorti0N" gelyken: hoewel deeze nog hebben uitgemunt, boven onze eerfte Kerkgefehieht - fchry vers, Eosebius,^Socrates, Sozomenus en Euagrius. Justinus, Livius, Tacitüs, Suetonius en Dio Cassius fehynen de eerfte geweest te zyn, die, om zodanig een oordeelkundig en aaneengefchakeld Historiefehryven, hebben beginnen te denken. Ramp-  historie - kë n n i S. 3! Rampzalig zag 'er de ftyl en fchikkinge der Gefehicht - fchry vers uit; voor al der Kerkelyken, voor de algemeene hervormingen der letteren. Men vergenoegde zich, meest al, met de Ridderboeken, welke, aan de Kruistogten naar het Heilige Land en andere uitfpoorigheden, -hunnen oorfprong verfchuldigd waren, 't Was ook zeef gevaarlyk, de Staatkunde en overheeringe van den Paufelyken Zetel, de dwingelandy der Baronnen, de kunstgreepen der Koningen en Vorften, ten toon te Stellen. De Martelaarsboeken, Emanuel van Meteren Famianus S tra da en anderen begonnen zeer partydig te fchryven, door eene GodsdienfHge jaloufy en kwaadaardigheden, gedreeven. De Kerkvergaderinge van Traite,, van Bord, en andere bedryven der Geeftelykheid en der Monniken, werden of uitgefcholden en gelasterd, of tot aan den hemel opgevyzeld: twee uiterften voorwaar! welke de waarheid der Hiftorie bederven, Maar eindelyk hebben de voortreffelyke Mosheim • de lotgevallen der Chriften Kerke, en de alom beroemde Robbertson, de Staats- ver^  j2 verhandelinge over de verwisfelingen van Europa, in zyne Historie van KeizerCarel denVden, niet alleen onpartydig, maar teffens ook, op de vernuftigfte wyze, aanëengefchakeld, en tot eenen trap van volmaaktheid gebragt, welke denkelyk, in de volgende eeuwen, weinig meer zal kunnen verbeterd worden* Licbtuit De Reisbelchryvingeri, inzonderfchryvlï- neid de beste hedendaagfche, versen. lpreiden een groot en helder licht over de Historiën, inzonderheid der Afiatifche volkeren. Onze meeste Reisen - Plaatsbefchryvingen , gelyk die van Kolbe, Valentyn, Tavernier, tournefort, paul Lucas, en eene menigte van andere, door van der Aa uitgegeeven; of door den abt de la Porte uitgetrokken, worden, by veelen, van onnaauwkeurigheid, of ceene fnipperende en weinig betekenende uitvoerigheid, befchuldigd: behalven dat men er, hier en daar, eene menigte van bygeloovigheden en verdichtzelen meent aan te treffen. De Heer Volt a ire plagt te zeggen, dat niemand der Reizigers zich behoorlyk van zy-u nen  historie-kennis. 33 nen plicht gckweeten had, als de beroemde Kjcmpfer, die onsPerfië en Japan heeft leeren kennen; waar by wy gaerne, betrekkelyk ten minften tot de natuurlyke Historie van Ambon, Java en andere Eilanden, gevoegd zagen den beroemden Rumphius: betrekkelyk tot Barbarye en Egypten, den geleerden Shaw, en betrekkelyk tot Arabic, den vermaarden Niebuhr : om van de nieuwe Reizigers Don Jan d'Ulloa,Brydone,Pil ati,Baretti, Anson, Bougainville, de laCaille, Cook, en zoortgelyken thans niets te melden: voor zoo ver zy ten minften ons nette Land-en Zeekaarten van ettelyke Geweften bezorgen , en de zeden der volkeren, op eene verftaanbaare en aanneemelyke wyze, uitleggen. De hedendaagfche Land-en Reisbe-^nder fdiryvingun van Afia cn Africa heb-oostè".ü' ben "evenwel, tot nut der Historiekennis , zeer veel voor uit, boven die van Europa en van de Europifche Volkplantingen in Amerika, alwaar alles gcnocgzaam verbasterd is. In Afia cn Africa zvn de gebruiken, de landaart U. Deel Cc cn  34 verhandel inge over de en de landgefteltenisfe meest al gebleeven, gelyk zy ten tyde van Alexander den Grooten, Nebucadne%ar en vroeger, ge weeft zyn. Gelyk ons onlangs ook de Heer Guys, wegens de Grieken in Turkye, ter ophelderinge van Homerus, Pindarus, Anakreoncü Sappho, heeft willen doen gelooven. De Afiatifche Hiftoriefchryvers en Poëeten houden, nog heden, den zelfden fchryftrant, welke hunne voorzaaten en kunftgenooten bezigden, ten tyde van Mofes en de Propheeten; gelyk, onder anderen , blyken kan uit de Hiftorie van Nader Chah, onlangs uit de Perfiaanfche taal, door William Jones, in de Franfche fpraak overgebragt: in de onze uitgegeeven, en uit andere werken van dien zelfden fchryver. Evenwel hoe minder de befchavinge is, gelyk die, voooral in Perfie plaats heeft, hoe nader men uit de gebruiken, tot de waarheid der aloude Hiftorie, en den aart der Volkeren, geraaken kan. onkunde Ondertusfcfien blyft het zeker, dat 'er !ërrcL0os"noSSeene Historie, van eenig volk, minHistorie der bekend is voor onze Europeanen, dan de Afiatifche en Africaanfche ge- fchie-  his t orie - ke nni s. 35 fchiedenisfen. De Engelfche Algemeene Hiftorie-fchry vers gaan wel van land tot land, en van volk tot volk; maar 't geen zy vernaaien, van de Vorsten en Volkeren van het Oosten, vertoont, meeft eene opvolginge van barbaarfche naamen, en algemeene verrichtingen, die meeft altyd op het zelfde uitkomen, zonder dat men de vernuftige fchaakelinge der menfchelyke bedryven; door dezelve, behoorlyk befchreeven vindt; om de Historie leerzaam en aangenaam te maaken voor den Leezer. Ook worden de nieuwfte, beste, en meest beflisfende befchryvingcn van den Regeringsvorm der Oosterlingen, en inzonderheid ook der Chineezen, van de Heeren Montesquieu en de Pa auw thans opzettelyk door den Heer Ant^equildu Perron en de Jefuitifche Mislionarisfen te Pekin, tegengefprooken en wederlegd; zoodat we, en van wegens onze onkunde in den Oosterfchen fchryfftyl en de Oosterfche gebruiken, en van wegens het gebrek aan goede Oosterfche Historie-fchryvers, naauwelyks wecten, Wat wy bepaaldelyk, omtrend de lotgevallen der Oosterfche Natiën, moeten gelooven: om dat wy nog geene Land en Cc 2 Reis-  36 VERHANDELINGE OVER DE Reisbefchryvingen hebben, duidelyk, getrouw, en uitvoerig genoeg , om ons, daar omtrend, eenigzins te recht te helpen. se taaiken- Er is geen Reiziger in de waereld ReJhe sdenllmer ge weeft, en denkelyk zal 'er m™as- nooit een komen, of hy heeft min of meer gebrek aan taalkennisfe, vooral in het Oosten, daar de tongvallen, gelyk overal in Europa, niet alleen verfchillen; maar zo verfchillen, dat menige naburige Volkeren, en vooral Eilanders, eikanderen niet kunnen verftaan. 't Zou nog wel aangaan en eenigzins mogelyk zyn, dat de Reizigers in het Oosten zouden kunnen te recht geraaken; indien het waar was, getyk iömmigen vooronderftellen, dat alleen de Arabifche , Perfiaanfche, Turkfche en Chineefche Spraaken moeten worden aangeleerd , om in de hiftorifche geheimen door te dringen. Maar neen! men heeft ook Hiftorieboeken, in het Javaanfch befchreevcn, gelyk Sadja Radja Jawa, het boek der Koningen van Java, en zoortgelyke, in andere eigenaartige tongvallen, die men niet wel aanleeren kan, zonder, eenen geruimen tyd, onder de Natie, by welke zoo eene byzondere tong-  historie - kennis. 37 tongval gefprooken wordt, gemeenzaam, te hebben verkeerd. Zoo is het zelfs gelegen, gelyk myne Leezers beter weeten , dan ik, met de Maleidfche fpraake, die anders , vry algemeen, in onzen Oosterfchen Archipel gefprooken wordt. Want men zou zich deerlyk bedriegen, indien men hier meende te recht te geraaken, by het volk, om zich, van deeze of geene gewoonten, te laten onderrichten , in het zuiver, of gelyk men het noemt, in het hoog Maleitfch, 't geen op Ambon en elders gefprooken worde, cn de Heer Werndley ons, in zyne Spraakkunst, aanpryst. Het laag Maleitfch van Java en Batavia wordt geheel anders uitgefprooken: en zoo is het alomme, niet alleen in onzen Oosterfchen Archipel, maar ook in Mallabaar , Cormandel, Bengalen, en vooral ook op Ceilon, met de verfchillende, taaien en tongvallen, gefteld. Waar wil men dan te Leyden, te Utrecht, te Oxfort, te Parys, te Koppenhage, of elders, iemand die taalkennilfe en andere bekwaamheden aanleeren, om , door eenige Oosterfche landen trekkende, of eenige Indifche kasten bezoekende, aanftonds de gebruiken Cc 3 cn  3<5 verhandelinge over de en gebeurtenisfen dier volkeren te leeren kennen, om 'er, in zyne Reisbefchryvingc, genoegzaam bericht van te geeven; en dus eenig merkelyk voordeel aan de verbetering der Afiatifche en Africaanfche Hiftorien toe te brengen? Dit is even zoo ongerymd, als dat men, in het Vaderland , Predikanten wil ordenen , die aanftonds bekwaam moeten zyn, ten minften zeer fpoedig, om het Evangelium, in deeze Gewesten , onder de Inlanders, met een goed gevolg, te prediken en voort te planten. MUothr De Blbliotheque Oriëntale., dat is de Oos\l°cnn^terfche Boskiaal, van den Heer D'HerdereHis'o-belot, die overlang in Folio was uitverkeïeB°e' kocht en zeer fchaars te krygen, werd, nu onlangs in den jaare 1778. indrieDeelen in groot Quarto, te'sGravenhage, uitgegeeven; en ook in Folio, te Maaftricht: en men maakt 'er het zelfde gebruik van, 't geen men van de Historische Woordenboeken van Hoffman , Moreri , Bayle , Hoogstraaten , Chaufepié en zoortgelyke, gewoon is te maaken: te weeten, dat men 'er de eigene naamen der Vorften en Geleerden in opflaat, om 'er eene korte Leevensbefchryvinge van te vin-  HISTORIE-KENNIS. 39 den, die 'er, buiten de fchakel der Historie , in wordt opgegeeven. Als men zulke werken gebruiken zal , om 'er het Historisch verhaal van andere fchryvers door aan te vullen, dan verzamelt men de naamen der voornaamfte perfoonen, welke in die gefchiedenisfe voorkomen , en zoekt die , in zulke Woordenboeken, op: wanneer men wel haast gewaar zal worden , of 'er zich eenige onbekende merkwaardigheden in voordoen: welke men dan, naar zyn welgevallen, te pas kan brengen. Even eens is het gefteld met de Memoires des Infcriptions & Belles Lettres van Parys, en met alle de Bibliotheeken, en Journaalen, voor zo verre die eenige historifche Gedenkftukken, of uittrekzels van historifche .Boeken bevatten en beoordeelen. De Bladwyzers doen aldaar het zelfde voordeel, 't geen de Alphabetifche order, in de gefchied^ kundige Woordenboeken , doet : behalven dat men de aangehaalde fchryvers en zulke geleerde fchriften zelfs verplicht is op te Haan, en er mede te vergelyken , 't geen men zelfs daarover op de hooge School , of naderhand , in zyne Adverfaria, heeft aangetekend. Cc 4 Want,  4° verhandelinge over de Want, op zoortgelyke wyze, kan men, ook de uitfteekendfte merkwaardigheden uitkippen , en Apophthtgmata, fchoone gezegdens, en wonderlyke byzonderheden aantekenen, gelyk tElianus, Valerius Maximus, Aulus Gellius, Plinius, Alexander ab Alexandro, Erasmus en zoortgelyke Schryvers gedaan hebben. Welke uitrekende merkwaardigheden vooral kunnen te pas komen, by het opftellen van Lofredenen, Heldendichten en Romans -} gelyk wy, denkelyk, by eene nadere gelegenheid , breedvoeriger zullen zeggen. Nuttigheid Mogeiyk zal iemand der Leezers fteïk""ee-my ftilzwygende te gemoete voener Hisw-ren, waarom de kunst van het opftel*ie- len eener Historie zoo omftandig opgegcevcn, daar 'er zo weinige menfchen die kunst beoefenen ? Maar ik antwoorde, dat alles wat ik hier te berde breiige, zoo zeer niet daar toe Strekt, om te vermaak en ; als wel om te onderwyzen. Dan myne vooruitzichten gaan verder. My is wel eens verhaald, in myne jeugd, en ik heb het naderhand wel geleezen, dat zommige beroemde mannen hunnen geleerden »" ar-  historie-kennis. 41 arbeid ontgonnen hadden, met het opftellen van een Toiieelftuk, of van een Roman. Dit wil ik wel toegecven; dan ik meene , dat geleerde Jongelingen , die bekwaam willen worden , om , t' eeniger tyd , zelve wat op'te ftellen, beter zullen doen, van, op de voorverhaalde wyze , eene Historie te vervaerdigen. Hier door zullen zy in de Menschkunde ervaaren worden : hier door zullen zy de waarheid leeren uitvorfchen, en wat 'er in de zaamenlecvinge verdrietig en aangenaam is, ontdekken ; en zieh dus, voor het vervolg, in hunne verwachtinge, niet vinden te leur gefteld: gelyk zy dat, na het fchryven en leezen van Romans en Heldendichten , zekerlyk zullen ondervinden, Ondertusfchen is 'er tefFens , voor^"5^»1 de leevendigheid van den HistorifchcnSnf en Schryfftyl , niets nuttiger , dan det0,ieclftukLeonidas van glover , den Te-^ln m°L lemachus van fenelon, de S^ïiefchrygenis van barclay, den BdiCa-^ rins van marmontel, den feph van bit au Bé en vondel te leezen : of Comediën en TragcCc 5 diën  42 verhandelinge over de dien by te woonen , in welke vooral de Historie, welke men meent te fchryven, naar het leeven wordt afgebeeld. Maar van dat alles mag men niets dan de leevendigheid, en geenzins de verfieringe, of vergrootinge, ontleenen. Men moet echter eenig onderfcheid maaken, tusfchen Romans, die, geheel en al, en zulke, die maar ten halven, of voor een gedeelte,, verdicht zyn: want deeze laatfte , gelyk de Mneis van ViRGiLius, de Odysfea en Ilias van Homerus de gevallen van Amadis en Pelion van Gaaien, Primalion van Grieken en andere Ridderboeken, Lofdichten en Lofredenen, en alle die werken, welken wy zoo even opnoemden, moeien , wel degelyk, in de Historiekennisfe worden te pas gebragt: zoo wel voor het beloop der gebeurtenisfen, als voor de leevendigheid der verhalen. Waar in men echter voorzichtelyk moet te werk gaan, om dat de Poëeten en Roman - fchryvers , en ook de opftellers der Toneelftukken meermaalen zich, aan misrekeningen van den tyd , aan vergrootingen , en aan famenflanfingen van onwaare en waare omftandigheden , fchuldig maaken. Daar en tegen kan  historie-kennis. 43 kan een Historie - fchry ver zeer wel de eerstgenoemde foort van verdichte vertellingen voorbygaan , als die van de Don Quichots , Robinfons , Pamelas , Swifts Vertelsel van de Ton, Klims onderaardfche Rei?e, Pater Daniels Reize naar de Waerdd van Cartefïus , LuyLekkerland, de Nothanker van Nicolai en diergelyke Satyrifche Fabelen: hoewel eene vernuftige leezinge derzelve de Menschkunde vermeerderen , en ook eenige leevendigheid" aan den Schryfftyl geeven kan. Wat de Oosterfche Romans betreft ^jjf* als by voorbeeld de Arabifche enterfche* Perjiaanfcht Nacktvertdlingen, deezeRomanïkomen, in de Oosterfche Historie, daarom zeer te pas, om dat zy alle hunne waarfchynelykheid ontleenen, uit de omftandigheden van tyd , plaats en gebruiken, welke ,'er vry uitvoerig in worden uitgebreid. Deeze gebruiken en omftandigheden in het oog houdende, zal een Historie-fchryver de Afiatifche gebeurtenisfe, welke hy vervaerdigen wil, op die wyze inrichten, dat zy waarlyk Oostersch blyft. Men leert 'er ook andere Oosterfche Boeken  44 verhandelinge over de ken en gedichten , zelfs van den ouden tyd, ten klaarften, door verlïaan; gelyk wy, in onze Brieven over het Hooglied, hier en daar, genoegzaam beweezen hebben. Int?' Evenwel js het zeer te beklaagen , o^tTricLdat 'er, in de Koninglyke Bibliotheek Historie te Parys, in die van Ltydtn, van Oxkunde.ttCÏ fort > cn van ^et Vaticaan en Escuriaal, nog zoo veele Oosterfche Handfchriften , waar onder ettelyke Historiën voorkomen, die nimmer nog zyn uitgegeeven, verdonkerd blyven, cn aan den tyd , die ' alles vernielt, ten besten gegeeven .worden. Middelerwyl geeft het ons een zeer goed vooruitzicht , voor de bevorderinge der Oosterfche Historie - en Letterkunde , dat de Heeren neaulme en van daalen, by de uitgaave der drie eerste Deelen van TT Herbelot, eerstdaags belooven eene menigte van byvoegzels, zo ter ophelderinge der Artikelen, in de Bibliotkeque Oriëntale voorkomende , als ter vermeerderinge dier Artikelen, in een of meer volgende Deelen , aan de geleerde Waercld te zullen mede deelen: waar naar wy, aan wie de bevorderinge  historie.kennis. 45 ge der kundigheden,in deeze Gewesten, ter harte gaat , met recht, grootelyks mogen verlangen. Wy kunnen ons ondertusfchen ook verblyden met de Zendavefta, of het uitgebreide Wetboek der Magi, en ook met de Oosterfche Wetgevinge, beide onlangs , door den beroemden Heer anteqüil du perron, koninglyken Tolk der Oosterfche taaien te Parys, te Amfterdam uitgegeeven , waar mede hy ons den Godsdienst, de Zedenkunde en de Regceringsvorm der Oosterlingen, uit een gansch ander oogpunt , doet befchouwen , dan wy die tot heden toe befchouwden: maakende dees veel gebruik van den Heer d o w, die eene Historie van Hindufian, niet lang geleden , in Engeland en in de Engelfche taaie, heeft gemeen gemaakt; en teffens ook eene verhandelinge over den aart en den oorfprong der eenhoofdige ovcrheeringe , voor al der Mogols, in dat waerelddeel: welke de Heer anteqüil du perron, woordelykPaa heeft ingelast: en die 'er ook , uit de03? Akhar Namak van aboul jazel, eenige byvoegzelen by doet, welke ons de eerste Staatsbedieningen en andere byzonderheden van het burgerlyk cn  46 v e r h a n de li n gé o ver de en krygskundig beftuur, duidelyker doen kennen, dan wy die ooit gekend Pag. 246. hebben. Heuchei. Denkelyk zullen myne Leezers kebeioften'eenigzins opgetogen zyn en vergeHeerd . . ö, chronoio- dikwylsten onrechte; als, by voorbeeld, I^^Ge-över eenige eerfte Hoofdftukken van ea°s'e' het eerfte Boek der Chronyken, onder onze heilige Schriften voorkomende 't geen deezcn fchraalen aanvang neemt. Adam , Seth , Enos. Kenau, Mehale'èl, jered. Noach , Sem, Cham en Japhet, Zulke Genealogische Tafelen moeften aldaar tot eene inleiding verftrekken , om de eerfte Waereld, voor den Zundvloed, alleen aan te ftippen, en op de Volkplantingen van Noachs nakomelingen vervolgens naauwkeuriger te letten. De Schry ver zou anders den fchakel der voorige afftammingen verzweegen ,en dus een onvolkomen werk gegeeven hebben. En meest alle de Volkshiftorien der Oosterlingen beginnen met eene Geftachtfyst van Adam af, gelyk de Genealogifche Hiftorie der Tartars van abugalsie Bayardun-Ciian en onze Hiftorie der Koningen van Java, welke het Bataviaafch Genootfchap eerlang verder ftaat uit te geeven. De  historie-kennis. 55. De beknopte faamenftellen van His- Beknopte torien , als die van petavius,turse- Hiftorielinus, en Offer ha us, betrekkely k rche/an" tot de Algemeene Gefchiedenisfcn, hebben ook iets van het Genealogifche, en van de opvolgingslysten der Koningen en Mogendheden: houdende zy teffens de Tydrekenkunde in het oog, om de gelyktydigheid, zoo wel, als de voorledcne en volgende gebeurtenisfen, als uit één oogpunt, te doen befchouwen: 't geen, in uitvoerige gefchiedverhaalen , zoo gemakkelyk niet in het oog kan loopen. En dit is zeer nuttig, om het geheugen te hulp te komen, en het beloop van alle de Hiftorien te kunnen by een trekken. Ook zyn die beknopte zaamenftellen alleen daar toe ingericht, om ze tot leggers, by het onderwyzen der Hiftorien, te gebruiken; wanneer een Hoogleeraar dezelve uitbreidt en aangenaam maakt voor zyne leerlingen. Anderzins zyn zy aangenaam genoeg voor Geleerden, die veel geleezen hebben, en, op het leezen van eene naam, of het aanftippen van een geval, zich, aanftonds, eene menigte van omftandighe^ den weeten te herinneren: en dus, in weinige oogenblikken, zich eene zeer D 4 groo-  56 VERHANDELINGE OVER.DS groote gebeurtenisfc, leevendig genoeg, voorftellen. De Chronologie, voor zoo ver die MykheiT't01 de gemengde Wiskunde behoort, der Tyd- hoe droog cn fchraal zy ook fchyne, lekenmge. -ls zeer n0odzaakelyk, om alle verwarringen in de Hiftoriekennis voor te komen ; de verfcheidene tydperken, van de Juliaanfche Periode, van de Scheppinge, van den Zundvlocd, van den Uittocht der kinderen Ifraëls uit jEg}Apte , van Trojes brand , van de Olympiaden , van de Stichtinge van Roome, van Chriftus Geboorte , van de Vlucht van Mahometh, of de Hegira , en diergelyke , komen telkens te pas, om regelmatig eene Hiftorie te fchryven , die , zonder zulk eene bepaalinge, zou zaamenvloeien , en een bayert van gelykzoortige gevallen, onder eikanderen, klutzen. Voor kundige n zyn die aanhaalingen van het een of ander tydperk juist zoo onaangenaam niet, om dat deeze 'er de nuttigheid van weeten, en om dat de uitfteekende gevallen, van welke die rekeningen beginnen, telkens voor hunne aandacht komen. Voor een leerling  HISTORIE-KENNIS. 57 leerling en minkundigen is er derhalven niets anders op , dan die gevallen aan te leeren; en dan zal ook, voor hem, het drooge en onaangename uit de Tydrekeningen, wegvallen: cn dat aliengskens meer, naar mate hy meer tusfchen infchietendc heldendaden en uitfteekende gevallen aanleert, en zich vertegenwoordigt. Even het zelfde moet men zeggen , omtrend de Geographie, die, zonder het inzien van Landkaarten, nooit kan worden aangeleerd. De eerfte vanpTolomüus claudius, eenen Egyptifchen Sterrekundigen, die onker Keizer marcus aurelius antoni- nus, om trend het jaar 140 na Christus , bloeide, waren vry gebrekkig : maar zy kunnen echter worden aangemerkt , als het voorbeeld j 't geen anderen naderhand gevolgd zyn. Celi.arius, B och art cn andere ophelderaars der aloude Geographie, hebben ptolomveus met strabo moeten vergelyken , om plinius, dio- dorus , herodotus, curtius, justinus en andere Gefchichtfchryvers op te helderen. Sedert eenigen tyd, zyn de Landen en Steden netD 5 ter,  58 verha ndelinge over de ter, voor al door de Heeren de l'isle en buache, op haare lengte en breedte gezet, doorSterrekundige waarneemingen , voor al op de Maanen van den planeet Jupiter. Ook kan ons de oude Geographie weinig meer te pas komen, om dat alomme, in die landen, welke PTOLOMjsus en Strabo befchryven, de naamen der Gewesten, Rivieren en Steden zo veranderd zyn, door middel der Volkplantingen cn overftroomingen der Noordfche Volkeren, dat 'er byna geene fchaduwe van de vroegere Landbefchryvinge kan worden te pas gebragt. De Landkaarten en Hemelklooten worden nog dagelyks , verbeterd en aangevuld, met nieuwe Kusten cn Eilanden. Het afzetten met koleuren geeft eenige duidelykheid voor de inbeeldingskracht , en tot behulp van het geheugen: voor al de Perfpe&iefprenten , met welke men de jeugd, de Landgezichten cn Steden van binnen , eenigzins, leert kennen. Maar dit alles neemt niet weg, dat Geographifche onderwysboeken voor de jeugd, die van robbe, van hubner, van bachiene en van ostervalt, altyd  HISTORIE-KENNIS. 59 altyd eenigzins droog en onaangenaam , moeten blyven. Ik, voor my, hebbbe nimmer, op die wyze, de Geo- fraphie kunnen, of willen aanleeren. ioo dra ik iets van de Globe wist, en van de Lengte en Breedte derLuchtftreeken,vond ik my best,met den omloop der voornaamfte Kusten van de vier Waerelddeelen, door behulp der inbeeldingskracht , my in het geheugen te prenten. Dit deed my de grotere en natuurlyke grenzen der menfchelyke woonplaatzen kennen. Wyders vestigde ik myne aandacht op de groote Rivieren en op de Gebergten, gelyk de Alpen, de Pyrenseen, de Andes en foortgelyken: cn dit breidde myne Geographifche kundigheden eenigzins uit. Vervolgens nam ik de ligginge der groote Steden waar, en vertegenwoordigde my, die, als by voorbeeld, London, Parys, Am fier dam s Hamburg, Koppenhage, Stokholm, Petersburg : en ik vroeg my zeiven, waarom liggen die Steden daar, en niet elders? Zoodanige vraage vond ik beantwoord, in de Chorographien, ofPlaatsbefchryvingen, en in de Hiftorien der byzondere Steden, uit derzelver Papieren en Archiven opgefleld. De Archi- ven,  6o VERH ANDELINGE O V E R D E ven, Privilegiën en Oudheden der Steden maakten my dezelve nog aanmerkenswaardiger, vooral, wanneer 'er Vredesonderhandelingen gefloten, roemruchtige mannen gebooren of geftorven waren; of wanneer 'er, in de nabuurfchap, een zwaar gevecht, 't geen, op etteiykc Landkaarten, met een kruislings zwaard wrordt afgebaakend , was voorgevallen: of eenig ander geval, 't geen tot een fpreck woord geworden was. Jerufalem, Babel, Conjïaiitinopole, Roomt, Aleppo, Ifpahan, Peking, Batavia en foortgelyke laten zich dus, van minder befaamde fteden en dorpen, onderfcheiden. Want waarom zou ik myn geheugen vermoeyen, met eene opeenftapelmge van ydele bcnaamingen van fteden cn gehuchten, die niets aanmerkenswaardigs hebben uitgeleverd; en aldus mynen kostelyken tyd verkwisten? De Ake- Om derhalveii de Geographie bchoorJgJ^Hlyki aan te leeren, zou het noodig zyn, voor het "de Historie, inzonderheid de Algemee- d>*paerden, buffels, varkens, en wild. Men heeft 'er, onder het  bn nabygele gêne Eilanden, ioi het gevogelte, Faifanten, en de Maléöu, die op Ambon zeer beleend is; en een vogel met eenen dikken bek, die de Hollanders Jaar-vogel noemen, om dat men zyne jaaren kent aan het getal der knobbels, die boven op zynen bek wasfehen. (*) De zuid-kusten van dit Eiland zyn zeer fteil, en de zee zeer diep; het geen de aanlanding van dien kant gevaarlyk maakt. Aan den noordkant, vindt men, tusfehen de bergen, en wat diep landwaards in, groote vlaktens van fyn zand, waar in noch boom noch ftruik groeien. (*) Men zal meer dan eeoe zoort van zulke Grootbek. kige Vogels, uit de verhandelingen van dit Genootfchap, by vervolg van tyd keren kennen. * * * * G 3 VER-  Pag. 102 VERZAMELING VAN EENIGE TIMOREESCHE WOORDEN. Een . . . Effa. Twee . . . Noua. Drie . . . Fenou. Vier . t . Haa. Vyf .... Nima. Zes ... . Ney. Zeven . . . Itou. Agt .... Fanou. Negen . . . Senauu. Tien . . . Boua effa. Elf .... Boua effa meffa. Twaalf. . . Bouaeffanoua&c. Twintig . . Boua noua. Dertig . . . Boua Fenou. Honderd . . Natou meffa. Duizend . . Niffbu. God, . . , Ouffi nenou. De Zon, . . Nenou. De Maan, . . Founan. De Sterren, . Fioun. De Aarde,. . Neyn. Het Vuur,. . Ayï. De Donder, > Nalotto. De  VAN EENIGE 103 De Regen, . . Onlan. Warm, ... Manas. Koud,.... Maniki. De Zee, . . . TaJJi. Een Rivier,. . Noé. Een Eiland,. . NouJJa. Visch, ... Ikan. Een Kaaiman, . Ney bejjy. Een Koning, . Nay Sujfa. EenBeftierder,. Sifi maka toua. Een Heer, . . OeJJï. EenGem:man,. Atoni, Een Slaaf, . . Ate. Eene Vrouw, . Bifein. Een Kind, . . Liakalyko. Een oud Man, . Atony mnajfi. EenEuropeesch,. Kofje mouty. EenVyand,. . Méo oujf. Een Vriend,. . Auk bekenou. De Dood, . . Maté. Ziek, .. .. Nameen. Een Toveraar, . Mnaani. Een Wortel, . Baaf. Een Boom, . . Au ouf. Een Blad, . . Haunau. Fruit,.... Au fona. Een Bosch, . . Najji. Betel, Boua. Sirie, . . . . | Manous. G 4 Co-  104 TIMOREESCHE Coco, .... | JSfoa. Mangas-boom, . Oupon. Limoen-boom j. MoukL Aardappelen, . Lakou. Tabak, . . . Sbaut. Lange Peper, . Onnors, Zout .... Maffe. Brandewyn,. . Touak kajji. Siroop van touak Oony. Honing, . . . Oom au. Een Vaartuig, . Pnauw oufi. Een Canoot, . Pnauw kalyko. Een Huis, . . Ouny. Een Rystveld, i Ana euy. Water, . . . Euy. Hout,. . . . Au. Een Paard, . . Bekap. Een Buffel, . . Byjaé. Een Varken,. . FafL Een Hond, . . AJfou. Eene Kat, . . Meouk. Eene Vogel,. . Kolok. Eene Geit, . . Bibi. Ryst, .... Any. Turksch koorn,. Pena. Wasch, . . . Liling. Sandelhout,. . Aumeni. Eene Munt,. . Lapea. Goud,. , . , Tanoni manatou. Zil-  WOORDEN. 105 Zilver, . . . ] TanoniPouti. Koper, . . . Ne.time.ra. Yzer, .... BeJJi. Lood,.... Noopens. Oly, .... Mina. Een Snaphaan,. Kenak. Kruid, . . • Oupak. Een Sabel, • • Sonmi. Eene Piek, . • Aoni. Eene Boog, . • Anit. Eene Pyl, • * Betas. Een Snoeimes, • Fena. Een Byl,. . • Faany. Een Mes, , * Beffi. Eeten, . . * Taa. Drinken,> . • Minum euy. Slaapen, . . • Toupa. Kwaad, . • • j Kana lekcu Groot, . . * Naatk. Kleen, . . • Kalyko. Wit, ...» Mouti. Zwart, . . * Metom. Rood, . . • Tajfa. Geel, ... * Ouki. Groen, . . • Mate. Blaauw, . . . Itam. G 5 BE-  BESCHRYVING VAN HET EILAND BORNEO.  Pag. 107 BESCHRYVING VAN HET EILAND BORNEO, voor zo verre het zelve, tot nu toe, bekend is, DOOK. Mr. J. C. M. Radermacher. $• t IVEyn oogmerk is niet te herhaalen, inleiding, 't geen Valentyn (a) in zyne Befchryving van India, of Salmon, (6) in den Tegenwoordigen Staat van alle Volken, over Borneo en veele anderen(c) gezegd hebben; maar aan den Leezer mede te deelen de nieuwe ontdekkingen, welke ik gelegenheid gehad heb, te krygen, over dit Eiland, en die ik (a) Zie het III. Deel van den Druk 1716. (i) Zie het 11. Deel van den Druk 1739. (O By voorbeeld de Heer Prevot, in zyne Hiftorifche Befchryvinge der Reizen, 18. Deel. pag i5°- De Abt de La PoRTe, in den Nieuwe Reiziger, 4. Deel. pag. 86. enz.  108 BESCHRYVING VAN ik meeft verfchuldigd ben aan den Heer Willem Adriaan Palm, Koopman en Refident te Rembang. 5- li. plegen- _ Het Eiland Borneo ftrekt zich [ van de vier Graden Zuider- tot de agt Graaden Noorder-breedte, en van 150. tot 158. Lengte; en is das lang 187, en breed 127 mylen. Door deszelfs ligginge, verfchilt het weinig van de luchtftreek van Java, als alleen daar in, dat het weinig bergen heeft, en doorgaans een modderachtig ftrand, 't geen zich, tot 12. en ic. mylen, en, op fommige plaatzen, meer land waards in, dftftrekt. Edoch 't geen verder landwaards in gelegen is, zou vruchtbaar zyn, indien de Inlander, door luiheid, niet liever zich ophield, met wat Goud en Diamanten te zoeken; om daar voor, van Java, het noodig voedzel te krygen. Het middelfte gedeelte van het Eiland beftaat in een zeer hoogen en wyd uitftrekkenden Kristalyn-berg; alzoo genaamd, om dat 3er een meenigte Kristal aan deszelfs omtrek gevonden wordt. Aan den voet van dat gebergte, vindt men de groote bin-  het Eiland Borneo. 109 binnen-zee: en uit die zee komen alle rivieren, die het Eiland alommc befproeyen. De ware Inboorlingen zyn de Biajos, (//) ook Dajakkers genaamd, die de binnelanden bewoonen : terwyl de Stranden bezeten worden , door een mengelmoes van Maleyérs, Javaanen cn Maccasfaaren. $. iii. De Nederlanders zyn , in den jaare Ontdek1608. reeds gezeten geweest, te Lan-E^'l dac en Succadana: daar een zeker Bloe-z™. mert, als Refident, zich toeii onthield. De Portugcezen, zegt de Abt Raynald , in zyne Hifloire Philofophiqut & Politique, I. D. p. 177. hebben 'er zich reeds, omtrent liet jaar 1526, willen nestelen verëerende aan den Vorst eenige Hukken fraay tapyt. Maar dees, zoo hy voorgaf, vreezendc, dat de man- (i) Jacob Janze de Ror, in zyne Reis van A. ifyr, gedrukt in de Mnmerkhigswaardige Voyagien in folio , by P. ''van. der Ja te Léden, noemt dezelve Viadjes. Desxelfs Reistogt behelst meest, het geene hem dage'yks is voorgekomen : en geeft weinig licht aan de Landbefchryv/ng.  IIO BESCHRYVING VAN mannen, in het tapyt geweeven, hem verworgen zouden, wilde de vereering niet aanneemen. Deeze Landen, die, van oude tyden af den Koning van Bantam toebehoord hebben, zyn, door dien Vorst, in den jaare 1778, aan de Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye in eigendom gefchonken; die, haare Loge op Pontïana, tusfehen Landac en Succadana gelegen, heeft opgerecht. In 1706. hebben de Nederlanders reeds handel op Banjermasflng gedreeven, en denzelven, tot vyfmaalen toe, hervat. Doch, in den jare 1747. is 'er, de laatfle reizc, post gevat: en het uitfluitend verbond met den Vorft gemaakt, 't geen, zonder afbreekinge, tot heden toe in ftand blyft; zynde de Vesting der Compagnie aldaar, Tatas genaamd. De Engelfchen zyn, eenige jaaren , gezeten geweest, op Succadana, tot in het jaar 1604; toen zy het in 't. geheel verlaaten hebben. Op Banjermasfing zyn zy, van het jaar 1700. tot 1706, op verfcheide reizen, gezeeten geweest , doch , in het laatstgenoemd jaar, is haare Loge afgeloopen: en zedert hebben zy Borneo geheel verlaaten. S- IV.  het Eiland Borneo. ui $. IV. Het Ryk van Banjermasfing strandis wel het grootfte van dit Eiland, envolkeren< ook het voornaamfte; door het verbond van den Vorst met de Ed. Compagnie, en door deszelfs fchoone Rivier, in welke Vaartuigen van 100 voeten kunnen vlooten, die 12 tot 13 voeten diep gaan: moetende, die grooter zyn, by Tabaniauw, aan den mond der Rivier, blyven liggen. De thans regeerende Vorst noemt zich Söefoehoenan Natahalam; doch heeft de Regeering aan zynen oudften Zoon, onder zyn toezicht, opgedraagen, met den naam van Sulihan Sleeman SchaJiidullach. Het Hof, dat, voor heen, te Cayoe-tangie, zyn verblyf hield, is, zedert het jaar 1771, naar Marthapoera opgebrooken : alwaar de Söefoehoenan eene groote Stad heeft aangelegd, en eene zeer breede rivier laaten graaven, in tweededen, verdeeld: en teffens den naam van Martapoera, in Boemie IQntjana, veranderd. De Inwooners van die Stad worden begroot op - - - i8ookopp. De verdere Steden en Dorpen, in dit Ryk, gelegen, zyn de volgende ; Ca-  112 BESCHRYVING VAN 'Cajoetangie , wier inwooners men begroot op - - - - 20okopp. Tatas, of Banjer- masfing - - 2000 Cohien , of oud Deeze zyn j Banjer - - - 100 r de plaat- Bekrompy cn zen, land- Lufong - - - 500 — waard in Pamankéc - - 100 gelegen, H Brambang - - 80 en het Ma- Moira Bahan - 50 homeda- Songïe Bennar - 40 nendom Labouang Amaas 60 . toegedaan. Taping - - - 100 Nagara - - - 550 Benois Ampat - 90 Caljong Campang 200 Amontey - - - 520 ■ Calona - - - 120 iManapang - - 120 En deeze ^Molucque - - 2ookopp. langs het ftrand, om Tabenjouw - - 140 — — de Zuid van de Ri-j Blanang - - - 90 -— vier, cn mede door Tambangen - - 8» Ma-  het Eiland Borneo. 113 Mahomc-C danen be-lTaklefong . : . £okopp. woond. / Verder westwaards van de Rivier vindt men de volgende: . Sibangoe heeft 1000 Tjattjas. Byadjo , of Dajak katjiel heeft 50 Negeryen : en ieder derzelve een onnoemelyk getal Inwooners. Byadjoe, of Dajak Bedaar, heeft 734 Dorpen , welker menigte van Inwooners al even onmogelyk zyn te bepaalen, Mandawee word bepaald op .... . sookopp. Buiten duizenden van Dajakkers. De Regent wordt genaamd Kjey Ingebaij Soeradi Radja, 11 Deel. H Sam«  114 BESCHRYVING VAN Sampit wordt begroot op 4ookopp. Behalven de Dajakkers, onder den Regent Kjey Ingebay Soedi Ratta. Pamboang wordt geree- kend, als Sampit 150 En de Dajakkers als boven, ftaande dezelve onder Radeert Jaya. Cota Ringin begroot men op 600 — Buiten de Dajakkers , welker getal onmogelyk is naar te gaan. De Regent noemt zich Ratoe Cotta Ringin. Dus dit Ryk van Banjer 8540 Mahomedanen zoude uitleveren: ongeacht de Dajakkers, die alleen veele duizenden uitmaaken. DE  het Eiland Borneo. 115 d e GEMEENSTE WOORDEN, IN HET BANJAREES, zyn de volgende : 'sMo rgens vroeg Ef)ég Efoeg. 's Avonds. . . Bagi Hita. 's Nachts . . . Malang. Donker . . , Cadap. Water.... Banjoe. Zout .... Hoedja. Peper .... Salian. Padie, Ryst. . Pannée. Ik Cola. Gy Indieka. Gezegd . . . Oijour. Hy Siedien. Hy heeft gezegd Oijour Siedin. Digte by . . . Parah Parah. Een graf . . . Pafirathan. Eenjongetje. . Sis. Bonos. Een Meisje . . SU Diang. En hunne leevenswys en plegtigheden zyn, omtrend, gelyk aan die der andere Mahomedaanen. H 2 De  Ïl6 BESCHRYVING VAN De Loge der Maatfchappye ligt aan het uiteinde van de Negery Tatas of Bdhjémasfihgi aan de west-zyde van de Chineefche fpruit (doorden Inlander Claijang genaamd) even beneden de fpruit, die naar oud Banjar (ook wel Banjermasfdng genaamd) loopt: en beftaat in een vyf hoekig gepalisfadeerd Fort: aan de Rivier, of de oost-kant, met drie, en, achter aan de land-of west - zyde, met twee bolwerken voorzien. De Handelwaaren, in het Banjareefche vallende, beftaan uit peper goud, doch gemeen van alloij, en meest ftofgoud, diamanten, hand-en bindrottings, vogelnestjes, eerfte zoort, wasch , ftroomatten , Tozdongs, Pedra del Porco, B^oar, draakenbloed, yzer en kaymatten. Daar en tegen trekt dit Land weder fterk langwerpige agaatfteenen, in zoorten, roode agaate ringen, koraalen in zoorten, Chineefche waaren, als, onder andere, grof porcelein, ruwe en andere zyde &c. amphioen, doch ter fluik; alzoo de Keizer 't gebruik  het Eiland Borneo. 117 bruik daar van zeer ffcerk verbiedt; lywaaten en kleedjes van allerhande zoorten: en verder al wat Java uitlevert. 't Gewicht is aldaar eene Matta bourong, doende drie derzclve een Vla, 6. Ulas een Maas, en 16 Maas een Tikal, of once. Van Cotta Ringin, verder noordwaards aan, komt men aan het Ryk Mattan, op 1. gr. 15. min. Zuider Breedte: vervolge aan Succadana, op o. gr. go. min. Zuider Breedte. Verder noordwaards vindt men de rivier van Pontiana, die, met veele monden, onder de Linie, in zee valt. Deeze rivier verdeelt zich, 7. a 8. mylen boven den mond, in twee fpruiten. De zuidelykfte tak behoort onder Pangerang Jofept door dé Nederlandfche Compagnie, in 1778, tot. Sulthan van Safango en Pontiana verheeven, onder den naam .van Sarief Ab~ dulla Rachman. Hy is een zoon van den Panebahdn van 'Mampawa, cn is H 3 ge-  xi 8 beschryving van getrouwd met, doch nu gefchieden, van de Zufter des Konings van Banjermasfing, Ratos Sarib Anom, bezittende hy Pontiana, gelegen op NBte. o. gr. 20. min. en Sangauw of Sagango, op de zuider arm der rivier, gelegen op o. gr. 10. min. NBte. Zyn Ryk ftrekt zich verre binnen lands uit. By 't aanweezen van den Heer Palm, kwam'er een zyner onder hoorigen, de Koning van Gascaro, wel honderd mylen landwaards gelegen: in welk land eenige Pilaaren gevonden worden, drie voet hoog en drie voet breed, met Europeefche Karaéters befchreeven, waar van men de figuren nog verwagt. De rivier heeft, aan den mond, 12. voeten; by fpring, 16. voeten waters, zoo dat de Barquen en Chialoupen gemakkelyk, voor CompagniesLoge,k unncn aankomen. By Pontiana, heeft men 12. uuren tyds noodig, van den mond der rivier tot aan de Loge. Pontiana en Safango geeven goud, tot 20. ropyen 't reaal, wasch tot 20. Rds. 't Picol; vogelnestjes, paarlen, fago, diamanten, tin en* yzer. Daar en  het Eiland Borneo. 119 en tegen zyn 'er allerlei leevensmiddelen en lywaaten getrokken, doch voornamentlyk ryst, waar van de Coijang van 4500 fg. voor 4. Realen gewichts aan goud verkocht wordt. En het zout, tot 25. Spaanfche Reaalen Cooijang. De Thermometer blyft 'er van 82. tot 94. graden: en de regens en nevels zyn 'er in de regen mousfon, menigvuldig. Landak is gelegen op den noorder tak der rivier van Pontiana, omtrend 17. mylen opwaards, op o. gr. 35. min. NBte. In den jaare 1608, heefchier, reeds, een Refident van de Maatfchappye gelegen Nu onlangs, in 1778, is het weder onder derzelver gehoorzaamheid gekomen. Zy heeft 'er, tot Regent, benoemd den Pangerang Saidja mata. De koopman Palm, had gelegenheid, op zyne reizenaar Landak, inde maand July 1779, de Biajoos of Dajakkers volkomen naar te fpeuren, en zelfs de goud en diamant mynen te bezichtigen: hebbende hy ook het geluk gehad, op zyne H 4 te  120 BESCHRYVING VAN te rug reize, de zoo verlangde groote zoort van Orang Oetang te vangen. Ik laat hier zyn Journaal gedeeltelyk vólgen. ws'. RELAAS van het voorgevallene, geduurende de Reize van den Heer Palm, naar Landak. Den 7.. July des namiddags om 5 uuren vertrokken wy, nevens de Tommogongs, Mankoe, Boemie en Boesoe, die, als zendelingen van den Prins van Landak hcrwaards waren gezonden, met agt lange Praauwen of Jbukons., naar Landak; noemende tot gezelfchap mede den Zoon van Sulthan Sarief, met naame Pangerang CaJJim: en , na dat wy, om 6. uuren, de Rivier Panhawan, en, kort daarna, Poelo Anjoet (zynde een Eiland 111 't midden der Rivier liggende, en omtrend een quart myl in zyn omtrek groot) beide ter rechter zyde, voor by waren, maakten wy, ten 9 uuren, onze vaar-  Het Eiland Borneo. 121* vaartuigjes in 't bosch vast, om aldaar den dag aftewachten. Den 8 — Met den dag onze reize vervorderende, pasfeerden wy, om 7. uuren Qualla TanibangaQeynde een Rivier, die, voor by Trap, naar Mampauwa loopt) ter linker zyde. Voorts zagen wy, dien dag, niets anders, dan ontoegangkelyke bosfchen en wildernisfen, zoo wel als Den 9 — Wanneer wy, op den middag , Salat Madure, en, kort daarna, Qualla Jeloe, ter rechter zyde, voor by trokken. Den 10. —- Niets dan wildernisfen nog ziende, pasfeerden wy, om 9. uuren Qualla Janouang, en, een uur daar na, Qualla Sanga, beiden ter linker zyde. Den ir. — Nog niets anders, dan wildernisfen voor by vaarende, kwamen wy echter op Den 12. —.Met het aanbreekcn van H 5 den  122 BESCHRYVING VAN den dageraad, aan de zoogenaamde Lajidangs, of Tuinen, waar, hier en daar, een huisje van de wilde Biadjoos ftoond. Wy gingen in eenige derzelven, alwaar, zoo wel de Mannen als Vrouwen, enkel met een kleedje, van omtrent een hand breed , voor haar fchaamelheid, liepen, zynde voor het overige geheel naakt: zelfs de Vrouwen niet eens haaren boezem bedekkende. Zy booden ons meest alle een handje vol ryft aan, waar voor wy hun bedankten, en, met eenigen fterken drank en hollandfche tabak, befchonken; waar van zy ongemeene liefhebbers fcheene, te zyn. Om 7 uuren ' s avonds kwamen wy aan de oude Negery, genaamd^ery ie (van waar de Pangerang zedert twee jaaren is verhuisd) en wy verbleeven aldaar, dien nacht. Den 13. — 's Morgens om 7 uuren vertrokken wy, van de oude Negery: voeren, om 9. uuren, de zoo genaamde Chineefche 6 Cam-  het Eiland Borneo. 123 Campong voor by, en kwamen, om half tien uuren, by een fteenen rif, dat over de ganfche Rivier zich uitfpreidt, en voor niemand, zelfs niet met kleine Jonkens, bevaarbaar is, door de zwaare watervallen en klippen, welke men hier bejegent. Hier werden, aan alle de vaartuigen, drie en vier touwen, van wilde rottings gevlochten, gebonden, waar mede men ons, door de klippen, naar boven haalde. Om 12; uuren kwamen wy aan de woning van den Prins, alwaar wy, onder 't Salut van eenige Kanonfchooten, en 't fpeelen op Gambelans, wierden ontfangen: cn, na het nuttigen van een kopje Thee, wierd ons allernaast zyn huis, een verblyfplaats aangeweezen; werwaards ons de Prins zelf begeleide. De woning van den Prins is gelegen op eenen berg, 118. trappen hoog, op een uitftee- ken~  124 BESCHRYVING VAN kenden hoek, waar, ter rechter zyde, een rivier, die naar Mampouwa loopt, en ter linker zyde mede eene rivier , die in 't Klakkatte uitkomt , voorby i'troomen: zynde beide deze rivieren mede vol van groote klippen , welke dezelve , voor groote Jonkens , onbevaarbaar maaken. Aan den overkant van deze rivier ligt, op iederen hoek, een berg; zoo dat geene Mogendheid in de Wacreld in Haat is, hem hier uit te haaien. Ook bevinden zich , op 's Prinfen Battery , buiten eenige kleine metaalen Stukjes, twee agtponders yzeren Canons : zynde 't eene, met het Amfterdamsch Compagnies Wapen, en 't andere , met het Deenfche , voorzien. Doch hoe zy die boven op de berg hebben gekreegen, kunnen wy onmogelyk bcgrypen , van wegens , de aanmérkenswaardige lteiltc. De Kleeding der Landakkers is even gelyk, met die der Ma- ley-  het Eiland Borneo. 125 leyers. Dan hunne Vrouwen , ja zelfs die van den Pangerang Sitja Nata , gaan alle , tot onder den navel toe bloot; draagende echter een ordentelyk Kleedje, om hun midden. Den 14. — gingen wy, verzeld van den Prins van Landak,, de Goud- en Diamant - mynen bezichtigen : en lieten, in onze tegenwoordigheid, het Goud uit den aardbodem haaien. 'Dus verre het Verhaal van den Heer Palm. Verder Noordwaards, het Strand volgende, vindt men Mampauwa, ftaande onder den Panombahan Moefanoel Madrk. Edoch die heeft de Regcering overgegeeven aan zynen Zoon Gufty Maas, die nog vier Broeders heeft. En de Onderdaanen van elk deezer, maaken tusfchen de 1000 a 2000 Tjattjars uit. Sam~  126 BESCHRYVING VAN Sambas, onder een Sulthan, wiens naam my onbekend is. Klakka, onder Pangerang Kaya. Mokka, onder Pangerang Diepa. De menigte van Inwooners dezer drie laatfte plaatzen is nog niet gebleeken. Men zegt, in het algemeen, dat derzelver getal niet groot zoude zyn, buiten de Dajakkers of Bergvolkeren. In dit Ryk vallen Goud en Diamanten; maar in zoo eene menigte niet , als in dat van Banjer: ook Rottings, Wasch, &c. De Waaren, aldaar getrokken, zyn allerhande Javaanfche Producten en Lywaaten, in zoort. Doch het is thans niet raadzaam, op die plaatzen, te handelen ; alzoo verfcheidene onvergenoegde Vorsten , als Radjie Hadjie, een Riouwsch Prins, Pangerang Oesoep, een Palembangsch Prins , en anderen meer, zich aldaar onthouden; en meest van den Zeeroof leeven. Van Mokka tot Borneo zyn nog eene menigte van Negeryen, waar van de naamen onbekend zyn: en die door Heidenen bewoond worden. Bor-  het Eiland Borneo. 127 Borneo is het Noordelykfte Koningryk van dit Eiland,- en het ftaat onder eenen Sulthan, die 'er zyn Hof houdt; en, onder wien, nog ftaan de kleine Vorsten van Mokka, Seribas, Klakka, en Palo. Op deeze plaats wordt een voordeeliger Handel gedreeven. De Producten zyn Paerlen, Vogelnestjes, "Wasch, Slaaven, Ryft en Kampher. De Borneofche Kampher is de allerbeste, en daarop volgt de Sumatrafche van Baros, welke beide, als een zuivere Gom, uit eenen, tot noch toe onbekenden, boom tyfert. Van de Borneofche wordt, jaarlyks, omtrent 35 Picols van 125. ponden, tot 3200. Ryksdaalders, verkocht: en, van de Sumatrafche 20 Picols tot 2200. Ryksdaalders. Doch de Japanfche, die uit de Bladen van een zoort van Laurierboom gekookt wordt, geldt niet meer, dan 50. Rds. het Picol. (e) De (e) De Heer R a y n a , reeds aangehaald, vergift zich omtrent de Kampher: want hy zegt, in het I Deel p, 236. dat dezelve uit hout gekookt wordt, en dat het pond agt honderd Livres kost ; dat zoude zyn 166 Rds. en dus het Picol Rds. 20750; 't geen ongerymd is,  128 BESCHRYVING VAN De koopwaaren, aldaar getrokken, zyn Tin, Lywaatenin zoort, enjavaafche Producten, uitgezonderd Ryst. De Sulthan van Borneo is vry prachtiger, en meer gevreesd, onder zyn Volk, dan die van Banjer: maar ook getrouwer aan zyn woord en zyne vrindfchap, volgens het getuigenis van eenige Engelfchcn, die 'er, met kleene Scheepen, weinige Lywaaten, voor Peper, verruilen. Tusfchen Borneo en Tidor liggen Balangan, dat onder eenen Prins van dien naam ftaat; en wat verder. Barouw, alwaar een Sulthan regeert. De hier vallende Waaren zyn Vogelnestjes, Tripangs, Wasch en Karret. Die hier getrokken worden, zyn Ja vaafchc Producten in zoort, en grove Lywaaten. Hier na volgt Dannuar, 't geen onder een Dat o ftaat, die Beginda genaamd is; en verder Sa-  het Eiland Borneo. 129 Samoeantee, onder Dato Tommongong: van daar komt men op Cotec, daar een Sulthan regeert , onder den naam van Adjie Otmott. Ook liggen 'er, tusfehen deeze twee laatfte plaatzen, nog veele dorpen, waar van de naamen onbekend zyn. De waaren , zoo wel die hier vallen , als die 'er getrokken zyn , zyn de zelfde , als die van Bornzo. Hier van dan komt men op 1 Apparkarrang, ftaande onder Sulthan Thoea; en van daar eindclyk op Pasfier, 't geen het laatfte Koningryk is : en thans onder de regcering ftaat van Sulthan Annom. De Handelwaaren , die hier vailcn, beftaan in Goud, Vogelnestjes, Wasch en Bindrotting. Daar en tegen zyn hier getrokken allerhande javaafche Produclien, in zoorten. De inwooners Van Pasfïer zyn zeer weinig in getal; dewyl ze niet in Itaat zyn, de Boegineeizn, ( die zich meester van de rivier, en dus van den handel gemaakt jiebben ) uit hun land té weeren. Deeze Boegineeien zyn thans zonder Hoofd: zynde het zelve, met na^II. DwL I me,  I30 BESCHRYVING- VAN me, Adoe, naar Poelo Laut vertrokken, met zynen aanhang, daar hy zich fchynt te nestelen. Van hier komt men, verder Zuid - Westwaards aan, op Simpanahan, onder Pangerang Prabo ftaande. Hier valt niets , dan weinige Vogelnestjes en Stroomatjes: en hier is niets getrokken, dan leevens-middelen. De inwooners zyn weinige. Van hier tot den hoek van Salatang, behoort alles onder den Koning van Banjermasfing, zoo wel als de groote en kleine Poelo-Lauts. $. v. Het Land van Borneo heeft, inwendig, zoo't fchynt, geen ryken; maar de Bergvolkeren komen , met hunne producten of negotie, naar de naastbygelegen ftranden, ter markt. BIADJOOS, OF D A J A K -K E N. üiadjoos, !• Deeze Biadjoos , die eene groote ftreek lands, bewesten de Banjerfche rivier, en binnen lands bewoonen, zyn zeer  het Eiland Borneo. 131 zeer ryzig van geftalte en welgemaakt. Hunne vrouwen, welke zy nooit naar Banjer medevoeren , zegt men, dat fchoon en blank zyn. De mans en befchilderen zich met allerhande figuuren, by de heidenfche natiën van dien oord, en om den Oost van Indië, gebruikelyk. Zy komen, te Banjer, Goud, Bindrottings en Ryst verkoopen; waar tegen zy weder medeneemen eenige Chineefche grove kommen en pierings , koperen en aarden waterpotten, of tampayangs, waar op de figuuren, by hun in achting, als Draaken , Slangen , &c. van buiten te zien zyn. De lywaaten, by hun in Heet, zyn Karrikams , groote roodc Sourats, Moeris bruin en blaauw, katoenc Patholen, Balyfcbe kleedjes, Chineesch en Javaasch linnen, en wat glazen koraalen. 2. By het verlosfen hunner vrouwen, Geboorte, fpeelt de man voor vroedvrouw , zonder dat men 'er andere ceremoniën waarneemt , dan dat een zeker bezweerder , genaamd Balian, onder het zingen en het Haan op een Gindang, der kraamvrouw eenige medicyn toereikt. 3. Als een Jongman eenige neigingeTrcwwen> voelt voor een meisje , zend hy een I 2 vrouws-  I32 BESCHRYVING VAN vrouwsperfoon derwaards, om de dochter , van haare ouders, te verzoeken. Edoch geene vrouw of jonge dochter zal hem toegang vergunnen, indien hy niet eerst iemand den kop afgeflagen, en daar door blyken van dapperheid gegééven hebbe. Als de toeftemming verleend is , brengt de vryer , in perfoon, een Haaf of flavin, twee kleedjes en een waterpot, op welken de figuuren, by hun in achting, geteekendHaan, tot een gefchenk aan zyne aanftaande bruid. De bruiloftsdag verfcheenen zynde, richten beide, bruid en bruidegom, ieder afzonderlyk, een feestmaal, ten hunnen huize, aan: na welk feest de bruidegom, in ftatie, naar het huis van de bruid, wordt wedergebragt; alwaar hy, aan de deur, een der vrienden vindt, die hem, met het bloed van een geflagten haan, beftrykt: zynde de bruid met dat van een geflagt hoen beftrceken, Zy geevcn malkandercn, daar op, de bebloede handen: maar wanneer zich het bloed, te verre, verfpreidt, houden zy het voor een kwaad voorteeken. Waar na de nieuwgetrouwden by den anderen blyven; en deze plegtigheid, met een ander feestmaal, befloten wordt. 4. Als  het Eiland Borneo. 133 4. Als een man zyne vrouw , door steleden dood, verlooren heeft, kan hy ookvallenniet hertrouwen, of hy moet, vooraf, iemand van eene andere natie het hoofd hebben afgeflagen ; om daar mede te kennen te geeven, dat hy den dood van zyn overleedene vrouw gewroken heeft. Het lyk wordt in eene kist gelegd, en Begme zoo lang in huis bewaard , tot dat denisfen zoon, vader, man of naaste bloedverwant eenen Haaf gekocht heeft; (het welk menigmaalen wel een jaar aanloopt) welke flaaf dan, op den dag, wanneer het dood lighaam verbrand zal worden , moet onthoofd worden , om den overleedenen, als een flaaf, in de andere waereld , te dienen: gelyk dat ook, aan dien ongelukkigen dienfteling , zeer fcherp wordt aanbevoolen , eer men hem flagt. De asfche van het verbrand lyk wordt vervolgens in een waterpot (hier vooren befchreeven ) bewaard: en die pot wordt dan, nevens het hoofd van den omgebragtcn flaaf, in een klein opzettelyk daar toe vervaardigd huisje, of eene tombe, als in eene begraafplaatze, bygezet. 1 3 5- Zy  134 BESCHRYVING VAN / Huizen. 5. Zy woonen, ganfche familien met hunne flaaven, zomtyds tot 100. perfoonen, in een huis. Hunne wooningen, die van planken zyn, hebben geene venfters , noch vertrekken; niets anders , dan een klein hokje, 't geen, tot eene flaapplaats, afgefchooten is. Zy branden weinig of geen licht, zich vergenoegende met eenen Dammer te ontfteeken ; die hun, niet langer dan tot 3. uuren, 'savonds verlicht. cods. 6_ Zy zyn gansch niet ontbloot van 'ienst' de kennisfe van een Opperwezen , 't geen zy, onder den naam van Dewatta, aanbidden : en die ,. naar hunne gedachten , niet alleen , hier boven woont ; maar van wien zy ook gelooven, dat hy de waereld heeft gefchaapen , en de zelve nog befticrt en onderhoudt. Waarom zy, van dcezen Dewatta, ook hun geluk en voorfpoed affmeeken. jagtop 7. Als iemand op de jagt wil gaan, Menfchen-om cen jj0p of koppen tC ZOCkeil, geeft °ppen- ^y daar van kennis aan zyne vrienden en maagen , die zich met hem daar over 'oeraadnaagen, en hem, in perfoon, met hun-  het Eiland Borneo. 135 hunne verpandelingen en flaaven, vergezelfehappen, en dus naar de rivier van Banjer, in ftilte, afzakken. Daar gekomen zynde, loeren zy gemeenlyk op een klein visfehers bootje; het geen zy dan, by nachte, overvallen, of, ook wel by dag, weeten te verrasfen: wanneer doorgaans een of twee van die ongelukkige Banjareezen het flagt- offer hunner moordlust worden. Als een Dajakker een kop geveld heeft en dien thuis brengt, verheugt zich de ganlche negery daar over; en elk toont, het zy man of vrouw, oud of jong, zyne vreugde, voor dien gevelden kop. Aan het huis gekomen zynde, wordt hy, die den kop heeft veroverd , van een ieder befchonken. Dan wordt 'er gedanst , doch , alvoorens, worden 'er Gommen (*), in eene lange rye, voor het huis, op den weg, geplaatst; daar de overwinnaar, met den kop in zyne hand langs voort moet gaan: wordende hy door alle de daar zich bevindende vrouwen, al dansfende , ingewacht Aan de deur genaderd zynde, vindt hy aan het einde van de gommen, een kusI 4 fen (*) Gom is een koper fpeekuig.  136" BESCHRYVING VAN fen geplaatst, daar hy op gaat zitten; wanneer hem de kop , door de vrouwen , wordt afgenomen. En dan wordt 'er gegeeten , en de afgellagen kop, met eeten, in den mond gewreeven , en drank daar in gegooten; en dus boven aan den zolder opgehangen. Bygeioo- 8. Wanneer zy zich op reize zullen b«eidlciènbcêeevcn > °f een tocnt onderneemen, toe huuneom de Banjcrfchc koppen te gaan zoetochten. j,en . roCpCn Zy vooraf de kuikendieven, met gezangen en het itrooien van ryst, op den grond; zoo lang, tot dat 'er een voor den dag komt: het welk veeltyds 2 of 3 dagen aanloopt, eer zy 'er een zien opdagen. Als deeze vogel nu rondom hen heenen zweeft, en zich, in de lacht opvliegende, verliest; of wel naar dien kant heenen trekt , daar zy naar toe willen; dan is het een gelukkig voortecken; en de reis wordt, met een goede hoop , ondernomen. Doch als deeze vogel, een anderen weg, heenen vliegt, ftaaken zy hun voorneemen, en zien van de reize af, tot op eene andere gelegenheid. Rogcc- 9. De Biadjoos hebben byna geenen jngsvorm. Rcgeeiïngsvorm ; veel minder eenige  HET El Lr AND BORNEO. Ï37 gefchreevene wetten: maar het wraakoeffenen wordt, by hen, zeer IHptelyk waargenomen. Iemand van diefftal befchuldigd zynde, zonder dat het, met genoegzaame getuigen , kan beweezen worden, wordt geroepen, voor de Oudlten : die den befchuldigden dan , zoo wel als den aanklager , onder handen neemen: zettende een pot, waar in zy water en asch doen; en waar op zy dan een ftukje hout, en op dat hout twee koperen pitjes leggen, dwars over den pot heenen. Dit gedaan zynde, doen zy de beide partyen zweeren : waar na zy het Hokje omkeeren, zoo dat de pitjes in 't water vallen. Vervolgens doen zy den aanklager en beklaagden, ieder naar een van die pitjes, zoeken, tot dat zy 'er ieder een gevonden hebben. , Wiens pitje dan , door de asch , wat gelchuurd of blank geworden is , die wordt geoordeeld, eene rechtvaerdige zaak te hebben, en hy wint het Proces. 10. Als een getrouwde vrouw over-0verfPe3fpel begaat, en de man daar agter komt, zal hy den echtbreeker niet aanranden: neen! hy zoekt een, twee of drie van deszelfs flaaven te vermoorden: en dan is daar mede die fchande geboet, Doch . 1 5 de  I3'S BESCHRYVING VAN de vrouw wordt, meest met woorden, en ook wel eens met flagen, gekastyd. Maar wanneer de man zich van zyne vrouw wil laaten fcheiden, behoudt hy haare kleederen encieraaden: en hy doet haar nog , daar en boven, eene boete van 20, 25 of 30 Spaanfche Realen aan hem betaalen: en dan mogen zy beide weder trouwen; zynde de veelwyvery by hun onbekend. zyn den n. Aan den Sulthan van Banjer, van nm- dien zy voor hunnen vorst erkennen , Jdeaanilder" bctaalefJ ZY jaarlyks eene geringe fchat- aan,g- ting, van 20 Realen zwaarte, aan ftofgoud. EeniSe 12. Om eenig denkbeeld van hunne in ?t°rBS-byzondcrc taale te geeven, laaten wy joos. hier deeze woorden volgen. Koeman, . . , Eeten. Betiro, .... Slaapen. Bangoen, . . . Waaken. Mananjong, . . Gaan. Mambiffts . . . Vaaren. Apun, .... Vader. Judo,. .... Moeder. Tattong,. ... ! Overgrootvader. Maadjang, ,. . . | Een Hartebeest. Ba-  het Eiland Borneo. 139 Baboey,. 1 ] . Een Varken. Krewou,. . . '. Een ■Buffel. Laauk, .... Een Vis. Dannom, , . . Water. yipoey, .... Vuur. Behas, .... Ryst. Party, .... Padie (*). Horay, . . . . Goeden dag. Horangkoot, . . I Morgenochtend. Havilo, .... Goeden avond. Hiro, 's Middags. Matte,, .... Dood. 13. De Heer Palm zegt, dat hy, in Hunne zyne reize na Landak, aan eene woo-^'gning der Biadjoos kwam , waar wel honderd te zaamen, in een huis, logeerden. Deeze menfchen ftonden alle rondom, om hem te bezichtigen, als hebbende nooit blanken gezien. Hunne wooning wTas met kleine vertrekken voorzien , hangende, meest voor alle de deurtjes , een menfehenhoofd : ja zy vonden 'er. zelfs onder , die nog geen vier dagen oud waren , en waar de zappen nog aanhoudendlyk uitliepen: 't geen zulken onverdraagelyken flank en akelig (*) Padie is Ryst in de bolfter,  1^0 BESCHRYVING VAN lig gezicht uitleverde, dat onze reizigers fchielyk weder te rug keerden. In een der huizen van de Biadjoos, aan den wal flappende, zagen zy de Hukken van een kaaiman, op de lantee^en, of latten, te droogen leggen , het geen die menfchen voor eene groote lekkerny houden ; gelyk ook het vet van dit dier, 't geen zy, in bamboezen, zonder eenig zout, bewaaren. Het gaf zulken walgelyken flank , dat zy meenden flaauw te worden , en daarom , ten eerften, vertrokken. %. VI. niutn, In de befchryving der dieren, komt de orang ' 'Orang Oetang voor alle anderen. In Oostoetang. ]ncjie vaft dezelve, alleen op het Eiland Borneo : de kleine zoort is, door den Heer Vosmaer , volmaakt befchreeven en afgebeeld in 1778. zynde volgens hem de Satyrus van Linn^eus, en (a) de Orang (a) De eerfte van die zoort, die bekend is , kwam tit Congo; dezei.e was zoo groot al» een kind van drie jaren. Hy is door T m.p befchreeven , na dat hy aan den Pilos vaa Oranje F« üdërik Hendruc ; was prez.e:« geèaan. Zie Hifiorjfclit Btfi/iry»in% der Reizen. in 4to. VII. de  het Eiland Borneo. 141 Orang Oetang van Edwards. Deeze kleine zoort vindt men, op Banjermasfing, zomtyds, dog meer op Manpauw a. en Landak. Ik heb 'er, geduurende myn verblyf in India , wel vyftig gezien , maar nooit boven de 2\ voet langs. Die in het Kabinet van het Bataviaasch Genootfchap, in geraamte, ftaat opgezet, is lang 2 voet en 4 duimen. De grootere zoort, die door den Heer de Buffon, naar verfcheide auteuren, van de grootte van een Mensch, befchreeven is , heeft men, zedert langen tyd, voor eene harsfenfchim gehouden. En misfchien was dit nog lang een raadzcl gebleeven, indien de Koopman en' Reiident van Rembang Palm, in zyne te rug reize van Landak naar Pontiana, dezelve niet had de Deel. pag. 168. alwaar de zelve ook Qnojon Morro, Mandrd, en ook Boggo genaamd is. Even bevoorens fpreekt de auteur van twee dieren, die in Congo vallen , en alleen in groote verfchillen. Het kleinfte wordt Enjokko, ook Pigmee , en Pongo dooder genaamd. Het grootfte . dat Chiampanzce en Pongo genaamt wordt , was twee voeten vier duimen hoog, en werd, in 1738. te Congo gevangen. De figuur daar van is als van een mensch : en dus is het niet onwaarfchynlyk. dat het de Chiampanzce is, die in 1744. te Parys te zien was; en die door den Heer Voltaire. fel zyne Melanges dt Litterature, befchreeven is, onder den naam van le Maan Blans of Albim van Loango, een witte Neger was.  142 beschryving van had gefchooten, en , in liquor, naar Batavia overgevoerd , van waar dezelve, door het Bataviaasch Genootfchap, aanftonds aan den Heer A. Vosmaer, voor het kabinet van zyne Doorluchtige Hoogheid, naar Nederland is gezonden. De Heer Palm fchreef my, in deezer voegen: „ Hier mede bekoomt Uw Edele; „ tegen alle verwachtinge , ( alzoo ik, „ voor lang , meer dan honderd du„ katen aan de Borneoërs en Banja„ reczen geboden had, voor een O„ 'rang Oetang van 4 k 5 voeten) ee„ nen, die ik, des morgens omtrend „ 8 uuren in 't vifier kreeg. Lang heb,, ben wy bezig geweest , met aller„ handc middelen uit te denken , om, in de diepfte wildernis , omtrend halver wegen Landak, dit verfchrik„ kelyk gedierte leevendig te vangen. „ Zelfs hebben wy, dien dag , om geen ceten gedacht, om hem maar '„ bezet te houden : teffens zorge draa„ gende, dat wy, van hem niet, geraakt „ wierden; terwyl hy, onophoudelyk, „ zwaare ftukken hout en groene „ takken afbrak, cn ons daar mede „ fniect,  het Eiland Borneo. 143 „ fmeet. Dit fpel duurde tot in den * achtermiddag, om 4 uuren; wanneer „ wy beflooten, om hem den kogel te „ geeven: 't geen ook my, zoo wel „ gelukte, en beter , dan ik nog im„ mer naar een fchyf gefchooten heb: „ want de kogel ging juist in de zyde „ en in het bovenlyf, en dus is het „ dier weinig" gefchonden. Wy brag„ ten hem nog leevendig in de praauw, „ bonden hem , aan de ftylen van de „ kaaimatten , die ons tot eene tent „ dienden: alwaar hy, in den morgen„ ftond, aan zyne bekomene wonde, „ overleed. Geheel Pontiana liep my„ ne barcq af, toen wy, met dit ge„ drogt, aankwamen , om het zelve „ te zien. Dan ik heb my genood„ zaakt gevonden, hem te openen, en h het ingewand 'er uit te neemen. Hy „ is , van den hiel tot de heupe, „ lang 21, van de heup tot de fchouder „21, en van de fchouder tot de kruin „ van het hoofd 7 of faamen 49 dui„ men. De dikte van den buik is 49: „ duim, en die der armen, boven den „ elleboog, i£ duim." Op Batavia was dezelve wat ingekrompen , door de ftcrkte van den Arak:  144 Bbschryving van Arak: de Heer van Wurmb, zal 'er in dit Deel iets nader van befchryven. Men vindt ook, op Borneo, veele zoorten A^ffldevan Aapen; waar onder een, Caban, genaamd, rood van kleur, met eene lange lel, als een kalkoen , aan de neus, dien hy vast houdt, als hy, van den eenen boom naar den anderen , Ipringcn zal. §. vii. Planten. Men heeft 'er, tot heden toe, geene zonderlinge planten ontdekt. $. VIH. Diamant- By het bearbeiden der Diamantmymynen. nen , is veele oplettenheid van nooden, om de plaats eerst uit te zoeken, daar men graaven wil. Men kan die kennen, aan zekere keiselfteentjes, die, op de oppervlakte van den grond, gevonden worden , en gewoonlyk zwart zyn: en verder aan de geele fteenachtighcid van de aarde. Doch, om noch zekeref, hier in, te werk te gaan, gebruikt men de Bergvolkercn, daar om ftreeks woonachtig, welke zy Makm noemen; en  het Eiland Borneo» 145 en verzoeken die, hun eene goede plaatze aan te wyzen: voorgeevende, dat die menfchen de weerfchyn, of de ftraalen der Diamanten, op zekere tyden, kunnen zien uit den grond opgaan; als om vier uuren des morgens, om twaalf uuren des middags, en om vier uuren des namiddags: die hun dan, zonder de minfte voorbetaalinge, zulke eene plaats aan wyzen; wanneer zy aldaar een gat graaven, van omtrend eene roede in het vierkant, met yzeren vierkantige pennen. Want een fchop, of houweel kan, in dien fteenachtigen grond, niet gebruikt worden. De aarde daar mede losgemaakt zynde, neemen zy die, met Tangoks of manden daar uit, en ftapelen die op eenen hoop; wanneer weer anderen, in een gemaakte waterpoel zittende, den uitgegravenen grond, eerst met grove, en dan weder met fyner zeeften doorziften, en het overgeblevene zand, in eene houten wan, met dat water, waar in zy zitten zuiveren, en voor het laatftnazien: en, niets vindende, worden de grond en de fteenen op zyde geworpen. Doch vinden zy wat, zoo zyn er, die, van des Soefoehoenangs wegen, of van hem, II. DeeL K die  I46 BESCHRYVING VAN die zoo een ftuk lands gepacht heeft,oppasfen , om die fteenen te verzaamelen. Straks worden die by een geworpen, en de mynwerkers worden, tegen eenen middelmatigen prys, betaald, met uitfluiting van die fteenen, welke boven de vyf carraat weegen; dewelke onmiddclyk aan den Keizer moeten overgeleverd worden. Edoch die order is voor de onnoozelen, alzoo zy gemakkelyk kunnen ingeflikt, en dus zeer veilig bewaard worden. De Mynen gaan, m de loodlyn, naar beneden, zomtyds wel tot 10. vademen diepte; wanneer de kanten, met takkebosfen en dwarshouten , geftut worden , voor het inftorten: 't geen echter, in weerwil van deze voorzorg wel gebeurd, voor al by zwaar onweer; zoo dat het hun aan kundigheid; ter uitvinding van de noodige middelen, om deeze en andere zwaarigheden voor te komen, ontbreekt: gelyk ze ook niet in ftaat zyn, wanneer het zwaar regend, in de mynen te arbeiden, door den grooten toevloed van water, het welk zy, in den droogen tyd, wederom uitloozende, door eene fyne zeef laaten  het Eiland Borneo. 147 ten loopen: alzoo, daar in, ook ftofgoud gevonden wordt. Behalven deze Mynen , die in het gebergte gevonden worden, en door den Heer Palm dikwerf beoogt zy n, vindt men 'er nog, aan den kant van 'zommige rivieren, daar men den grond van ophaalt en zuivert, en dus dat Edelgefteente zoekt. Doch die het gezien heeft, zal zich niet verwonderen , dat hetzelve zoo duur is, alzoo tien of twaalf mannen wel eene maand lang kunnen graaven, eer ze voor 20. Ipaanfche realen, aan gefteente, vinden. De voornaamfte Diamant - mynen vindt men op Ambauwaug boven Molucco, in het Banjermasfingfche, en by Landak, en Pontiana. In het Banjermasfingfche vindt men het Goud, op de diepte van drie va- ^'yf^ demen; en, te Kirfan op Doekoe, is de ader van eenen rooden mergel. Doch, op Landak, is de Myn omtrent tien vademen diep: en men moet zoo lang graaven, tot dat men eene korst vindt, veel gelykenis hebbende met eenen Rotten boom: want zoo lang zy deezen ader, het Dekzel der Myne genoemd, niet vinden , kunnen zy geen Goud krygen. K 2 De-  148 BESCHRYVING VAN Deeze korst loopt door de ganfchc myn heen: en onder dezelve vindt men het Goud, in een roode aarde; welke, door het water, gefcheiden en gezuiverd wordt, tot dat alleen het Stof-goud zuiver overblyft. Hier by vindt men ook MaasOurong, zynde een zoort van metaal, hier Staalof ook wel Harre-Heenen genaamd, die tot knoopjes gefleepen worden. Ook vindt men er Kriftal, doch zeer weinig. Eindelyk vindt men, op het Eiland Crimata, by Succadana , Yzer, zoo wel als Tin-ertz; doch het welk niet ryk genoeg is, om het arbeidsloon goed te maaken. * * * * * * L YST  Pag. 149 L Y S T DER GEESTELYKE en WAERELDLYKE KEIZERS VAN J A P A N: ZYNDE EEN vervolg op DE beschryVING van den heer E- KEMPHER. Uitgegeeven ten Jaare 1733. De Geestelyke Keiiers , onder den Titel van Dario , Tenno of Mikado. De laatfte, daar Kjümpher van fpreekt, bladz. 141. was Japanfche Jawen na De TT r„ Jaaren Christus. 114 Vig asi-Tamano-In Reg:2347 1687. 115 Nakano-Mikadono-In — 2369 1709! 116 Sakoera-Matino-In —- 2395 in35' 117 Momo-Zomo-In , 2407 1747' 118 ZlNTO-JoziO, 242I 1762* 119 KlNSEO-QüOTEY, 2430 1770". Deeze honderd- en negentiende is nog in leeven, volgens de laatfte berichten. K 3 De  150 Lyst der Keizers van Japan. De Waereldlyke Keiiers. Cubo Sama is de laatfte, daar Kjempher van gewaagt, p, 143. 36 TsAiNA-Josi-KoOi regeerde 2340 1680. 37Jenob-Koo, , 2369 1709. 38 Jet-Soekoe-Koo, 2373 1713. 39 Jüsi-Moene-KoQ j 2376 1716. 40 Jesi-Goe- Koo, 2405 1745. 41 Jeval-Koo, 2422 1762. Deeze een- en- veertigfte leeft nog, volgens de jongfte tydingen. De Éngelfche Algemeene Historie , waar van het ix. Deels Eerste Stuk , in de Hollandfche fpraak, ten jaare 1777. het licht zag, heeft ook de Opvolgings-lyst niet verder kunnen brengen, dan de Heer Küimpher die gebragt had: noemende zy den laatften ,. of ii4den Geestelyken Keizer Kinsin, of Kinseokwo, welke benaaming magtig veel verfchilt van .Vigasi-Tamano-In , bladz: 221. Met de Waereldlyke Keizers eindigen ook de Éngelfche HistGiiefchryvers , volgens hunnen Autheur , in Tjïncjos oï'Tfuia Jojiko, bladz: 236. Dit kort Bericht is derhalven van eenig aanbelang , om dat men geene uitvoerigere berichten bekomen kan. Mogelyk zal echter het Genootfchap nog wel het een en ander ontdekken , 't geen , in die bekrompenheid, nochtans iets meer zal opleveren , dan eene enkele lyst van Geestelyke en Waereldlyke Keizers: om dus , min of meer, de afgebrokene Historie van Japan, Chronyksgewvze, aantevullen. _ De  d e BELEMMERINGEN, TREURGEZANG, DOOR JOSUA van IPEREN. Waar ikmy keer, helaas.' waar ik myne oogen wende, 'T is alles nare ellende: Vernuft en Kunst, ja r^elf de fchoone Poëfy, 'T raakt alles in de ly. De Vryhoid bukt en kruipt voor duidendaartstyrannen: Het Recht wordt uitgebannen : Men Jleept de Deugd, geboeid aan de edle TVetenfchap, En rweept haar, flap by flap. Die twee Gezusters, zoo verknocht in haar belangen, Gaan met bekreeten wangen: Zy gaan, beangfligd, en in aJclig rouwgewaad, Belaên met hoon en fmaad. , Wat deert u, Schoone P 'k ben ontvet door uwe traanen, Ik 7je die oogen taanen, Die heldre ronnen, roo vol vuurs 3 too fterk van licht, In V goddlyk aangedicht! Wat deert u , Schoone f wat? wie tou benaauwde klagtenVan u, Volmaakte, wachten? k Van  ï52 De Belemmeringen, Van u, myn lust, myn troost? tydtgy, dan fmcltmyn hart; Dan flikt het in zyn /mart.' Uw dienstknecht, Godheén, fmeekt om kennis van dit rampen , Daar gy, gy mee moet kampen : Gy tP'ysheid en gy Deugd, wie is 't3 die u beflrydt? Ik wedde, 't is de Nyd! — „ Neen.' riep de fVysheid, neen! myn Priester! ons befpringen „ Een drom Belemmeringen, „ Vloekmonsters, uit het zaad'der Onkunde opgegroeid „ Die hebben ons geboeid, ^y flapten rustig toe, om, in de diepfie hoeken, „ Dé Schyndeugd op te rieken, ,, En die geveinsde, ronder gryns, te laaten zien, ,, By eerelyke Hen. „ IVy vonden haar verjlonsd, en, met ontfnoerde vkgten , „ Zich oeff'nen in de rechten : „ Gewoonte ryat by haar, en Eigenzinnigheid, „ En vittend Onbefcheid. Dat viertal blokte fler/c aan een ontwerp van wetten , Die palen gouden petten „ Aan alle nieuwigheên, daar 't menfchelyk vernuft „ Zich heden flomp op fuft. „ Naauw werden ze ons gewaar, ofzjet.' die toover- fatfem „ Geraakten aan het hollen, „ Als wynpapinnen, die, met leeuwen aan de hand, „ Omwoelen door het Idnd. „ Zy huilden, gilden, en een leger z^warte dti'ergen „ Stoof óp, om ons te tergen : „ JVy raakten in den kring verward, en door't getal, Omringeld, in de val, n Eer-  Treurgezang. 153 ^ Eerwaarde Ervarenis, die ons op weg verbeide, ,, En wonderen vertelde, Lonkte ons noch vriendelyk toe; als eene groote fchaar, „ Met ysfelyk misbaar, De wapenkreet verhief, en driest kwam aangevloogen, En, met verwilderde oogen, >, Fluks toegefchooten , ons in harde kluisters Jloeg 3 „ En helfchen fchrik aanjoeg. Zoofprak de fVysheid: en ek Deugd herhaalde 't zuchten , Om alP die ongenuchten, Om all' die lethels, die haar fiuitten, op het pad, IVaar Salems glorie-fiad. Jk beefde: .-en myn geihoed zjvol op van my meringen •> Die 'k waagen z^al te gingen, Vin mymeringen, die de gryre Ervarenheid iMy inblaast , nu zj fchreit. fVdnt iederfnik, voorwaar ! die'afbreektonder'tweenen, En elke z^ucht in 't fteenen, Vzrfchaft my nieuwe ftof voor H ficepend Treurgezang. En rekt myn* toonen lang. Neen.' 'k heb geen' Hippok reen, noch liefdedrank, van nooden, Hoe gul my aangebooden, Geen fchuimend druivenbloed: een enkle tranendrop Beurt mynen luim in top.' Te fehreyen met de Deugd, u, fVysheid, t&beklaagen, O.' dat 's myn grootst behagen.' Dat geeft verrukking, dat geeft aandrang aan myn flem, En aan myn jammren klem.' Geen Attila, omftuwd met millioenen Hunnen, Zou my dit kermen gunnen; ~ ~ Daar hy het Roomfche ryk verdelgt, te vuur, te ruwaard; En Deugd, noch Wysheid, fpaart. k 5 Maar  154 De Belemmeringen, Maar nu, nu elk om 't zeerst de Wetenfchap wil vlyctl, Nu durve ik luidkeels fchreyen: Nu durve ik kirren , als een tortel om zyn gaê, Ack! alles lydt hier fchaê! Verwyfde Grieken en getulbande Arabieren, Europa zag u zjvieren; Daar ft leeg liep, onder 't kruis ; met kunst en letterfchat, Die \t eertyds zelf bezat ; 'Helaas! het krygsgeweld verkrachtte, in 't eerst, de kennis, Door helfche heiligfchennis: Tot dat het By geloof, noch wreeder dan *t Geweld, ' Zyn fpeeren had geveld, En met een woede, die geen penne kan befchryven, De Godsvrucht deed verftyven, Van killen angst, en haar wanhopig flryden deed: Ja zelfs de wapenkreet Uitbuldren door SavoyZ, en Frankryk en Germanjc, Door Neerland en Brittanje: Tot dat Geleerdheid , Deugd en Godsvrucht , rein van hart, Vergaaten leed en fmart; Om nu, och arm ! op nieuw, belemmerd en bekneepen, Hei rouwfloers naar te jleepen, En, ieder oogenblik, te fmeiten van verdriet! Wien treft die droefheid niet ? /Veen al wat weenen kan, uit innig mededogen : Bedilzucht, List en Logen, Partyfchap, Hoogmoed en gefronfle Karigheid, Vertrekt! - - De fVysheid fchreit! Vertrekt, gedrochten uit den afgrond losgebr&oken: Myn bloed begint te kooken. Ver-  Treurgezang. 155 Vertrekt, verdoemden, of - - Myn Zangfler gloeit van fpyt: De Hemelwysheid lydt. 3kStampvoette en (lak myn vuist, verbolgen, naar de wolken , Voor 't oog van all' de,volken: Maar Deugd en Lydraamheid bevaaien my, gedwee, Te draagen al dat wee! 'k Verbeet me, en rag helaas! alH leven, alï de trekken Der goede Smaak bevlekken ; Met woorden ronder rin, naar regels ronder kracht, Gewrongen uitgebragt. Een Lier-gedicht, waar in de Taalrwier ,faamgedrongen , Als Flaccus, had gerongen, En, rollende van maat, den besten volrin trof, JVas al ie ryk van /lof, Te duister, 'tHeldenjlulc der Vormveranderingen, v Geen Nafo's geest deed ringen fVerd , toen 't door Vondel pas in Nederlandsch gewaad Gejlooken was, verfmaad. Och arm! hoe gaat men veel, in 't huivrig letterriften, Te raê met heete driften! IVaarom moet Maro juist, in alles, met Lukaan, Gelyke toonen flaan? Naaraping krenkt den rwier van geestige gedachten : Ontrenuwt brein, en krachten. Moet elk dan denken, als een ander ? Is 't begrip De rin, de fneê, het flip, Van IVysneus neérgeret, de vraagbaak, om te dwingen , Hoe elk ral moeten ringen? Elk denkt op ryne wys: Rampzalig is '/ verfland, 't Geen Eigenvinding bant! Schr*y  156 De Belemmeringen; Schrey al wat fchreyen kan: 'k moet ook van de enge kringen Der fVysbegeerte ringen, Der Wysbegeerte, die geprangd, gekneld, gedrukt, Zit onder 't jok gebukt. Die Hemeldochter rit gekneveld, naauw gevangen; Zy kan geen troost erlangen: Menfchryft haar wetten voor , daar zy geen wetten kent: Zy wordt aan dwang, gewend. Eerst moest rj onderdoen voor fchoolgeleerde vonden, Die de Engelen niet verjionden: Nu zet de pas/er haar en 't cyfergriffie perk , En fioort haar in haar werk. Men last haar, dat zj 't oog niet verder uit ral ftrekken, Dan 't Kunstglas rjch kan rekken: Als of't gericht der riel rich bond aan flofjlykheid , En niets r^ag door beleid: Als ofeciifchrandre geest,, door all' di onzichtbaarheden^ Niet heen keek, met zyn" reden. Helaas! wat valt 'er, als het oog orakel is, Mist; nevel, duistefnis ! Dan moet de Godsdienst, die, alom, de richtbre waereld, ■ 'Hoe heer lyk ook, bepaerelt 3 Van mindre waarde fchat, dan 't geen men immer rag, In aanrien daalen. Ach ƒ Wat wordt het Ongeloof baldadig, in zyn Jpreeken, Door ïzlï' die looze fi'reeken! Die mets, dan *f geen hy riet, dan 't geen hy hoort en f maakt, Dan 't geen hy riekt en raakt, Gdooven mag, kan ook geen heilgeheim geloovsu, Geopenbaard van boven.  Treurgezang. ï57 Stygt dapper Overleg, in 't kennen der Natuur, Niet, met een Goddlyk vuur, Tot boven ons bereik ? Moet niet de Godsvrucht minnen , En, met de Hoop, beginnen, Te klimmen naar den troon van 't ongenaakbaar Licht? Is dit niet de eerste plicht? Bedremmelinge durft het vrye Wysbegeeren Zelfs kwellen , flremmen, keer en ! O wee! de Denkenskracht, wordt wreedlyk uitgedoofd, En van haar vuur beroofd! De Godstrouw, ryk gehuld, met hemel- diamanten, Glansvol van alle kanten, Daalt nu zoo laag niet, langs de leer van Béthei, neer, Op 't aardryk, als weleer. Wat wist men toenmaals van een warnest ketteryen , Die fteeds elkaêr beflryen, Elkaër verpesten, en, met opgeflooken dolk, Betoovren v dweepend volk V Die vlugt Harpyen , uit den helpoel opgevloogen, Heeft duizenden bedroogen. Meest aW de Priesters van het ganfche waereldrond Staan met haar in verbond, Om zuivre pielen, die des Heilands z^alvinge eeren, En zyne fpreuken leeren, Zich baakren in de zon der Gods gerechtigheid En Hemel-majesteit, Bedremmling op den hals te fchuiveny wreed te drinqen Om, binnen paal en kringen, T^an 't geen een fleiloor dacht, of flatig werd befiemd, Te blyven flyf geklemd. Ai! fchimmen ,fchimmen van die onverfchrokken helden , Die voormaals v leven fielden Voor  i5§ De Belemmeringen, Voor de edle Vryheid, wien AlvarerK moord-fchavot Opzond, om wraak, tot God: Ai luiftert, luiftert naar myn1 kwynende gezangen, Die troost van u erlangen: Leert ons, leert al het volk van 't moedig Nederland, Te ftryden, hand aan hand. Leert ons v Orakelboek waardeeren en gebruiken , Maar alle dwangleer fnuiken, By overtuiging van een mannelyk gemoed, Gedoopt in Jefus bloed. Helaas ! watftremtde waan H begonnen Kerkhervormen l IVat moest de JVysheid wormen, Om H knarfendPfalmgezang te weeren, Hgeen nu zwicht Voor fchooner Kerkgedicht. Wel hoe ' zou nu , daar ff al Geleerdheid fchynt te 1 worden, Tot zelfs Tartaarfche horden, Daar't wild Kamfchatka zelfvan Pallas wordt bezocht; Die algemeene tocht, Die windvan wetenfchap geen vruchtbre luchten waayen, Om 't Godsryk te verfraayenf Helaas! op der» vraag, verliest de blanke Deugd Haar moed en lust en vreugd: Zy fiaat de wenkbraauw, met verrichting, naar^bene- Zy kermt, met fchietgebeden: Wy luistren, wat zj klaagt, daar H zilte tranennat Ons, heet, uit de oogen fpat, En biggelt langs de wang, en rolt, met kille firoomen, Tot op de kleederz^oomen. „ Ach! roept zj, ach! öwee! myn fcepter werd gekust: ,, Elk offerde, met lust, Gintsch  Treurgezang. 159 „ Gïntsch op myn altaar; eer Europa 's koopman- fchappen, „ Myn' wetten durfden trappen, „ Met voeten, en de fchrik voor Christus Leer en Naam ,, Vzrfpreid werd door de Faam. ), In Chili, Peru en in andre waereldflreeken, „ Is 'e, overal, gebleeken, 5, Dat al de roetigheid der Evangelie-leer Veralfemt in 't verkeer. 1, Rampzalig Mexiko, wat broeidde vkruis u rampen, ,, Toen Spanje u aan kwam klampen: », Toen de Ongerechtigheid, uit priesters, tygers fchiep, ,, En u tot weerwraak riep. „ Het woedend By geloof der Inquifitie - beulen „ Ligt nog in de asch te fmeulen; »» 'tGeen voormaals telkens, in een lichte laye vlam, „ Vernielde fiam by ftam. „ Maar zou 't verdachten van de Christenleer iets baaten , n ,£ Geen Roome nog blyft haaten; »» Nu Ricci, Loyola en al wat maar Jefuyt „ Mogt heeten, barst van JpytP „ Zou nu, in Paraguay, een' zachter' volksregeerin*, n Door oorlogsoverheering , „ Haast worden ingevoerd: nu dat gelukkig land „ Op nieuw wordt overmand? „ Ik kan , daar Mavors woelt, en daar Merkuur wil rooven, „ My luttel heils belooven, n Of zou de Batavier en 't fcheepryk Albion, „ In 't land der Morgenron, „ Zoo immer Indoftan en China, voor haar' kielen, „ Eens mogten nederknielen, „ Myn heilbanier, bekleed met eeuwigblank fatyn, „ f¥el planten, dan in fchyn? „ Zou  i6q De Belemmeringen, Zou ergens dan een Bonze, of Manderyn bemerken „ Sneeuwzuïvre liefdewerken, ,, Daar H menschdom vree by wint, en troost en reint fmaak ,, Van paradysvermaak? ,, Ik [zweer, zjjo fprak de Schoone, in H ryzen van dit vlagen , ,, Die fombren /chroom aanjaagen, 5, Ik zweer, dat nimmer Jood, dat nimmer Mufelman „ Dien Godsdienst kieken kan : „ Ten zy de volken, die Emmanuel belyden, ,, Zich my ten dienste wyden, ,, En, aan het heidendom, betoonen, met de daad, „Dat niemand my verfmaadt, „ Elk die my hindert, die my ftoort, dien z^al ik vloeken 5 „ In alle waereldhoeken: „ Want geen bedremmeling brengt grooter nadeel aan , Dan goddelooze daên. " Volmaakte Hemelnymf, u danke ik, onder H fchreyen. Voor v oor der Englenreyen; Die'k nu befpeure, dat u dienen, in het zwerk, U eeren met hun werk. Koomt Seraphs voert my weg , uit dez^e jammerdalen: Hier is geen rust te haaien: ''tBedremmelt mond en borst, al wat de Deugdhier zjet : Hier woont de Vryheid niet! TOE-  Treurgezang, i6t TOEZANG, aan het BATAVIAASCH GENOOTSCHAP, .t\.unfim<£cenen, Kunjlgenooten, Neen! deg droeve jammerklagt Mag Batavia niet, fiooten: Pallas heeft hier gröoter magt Zy beveiligt hier den yver Voor de deugd en wetenfchap: Klio fpant de fnaren fiyver: Alles vordert, flap hy ftap. Laat Jiantvaste trouw ons binden, Om „ in weerwil van den Nyd, Nuttigheden uit te vinden, Die braveeren dood en tyd* Laat Europa eens ontwaaren, Dat men, hier in de^en oord, Deugd en Wysheid weet te paaren, Weet te gingen ongefioord. ff. Deü. L VER-  Pag. 162 VERVOLG DER VERHANDELING OVER DEN TEGENWOORDIGEN STAAT VAN DEN LANDBOUW INDE OMMELANDEN VAN BATAVIA, DOOR JAN H O O Y M A N* ARAK. JJet gunftig denkbeeld van den Landbouw , het welk by de Ingezeetenen deezer Hooftplaats dagelyks toeneemt „  Arak-brandéryen. neemt, door het gezicht der voordeelige gevolgen, die deeze oorfpronkelyke verplichting aller redelyke weezens heeft, op het algemeen belang cn de byzondere welvaart van veelen hunner Medeburgers; Het loffelyk voorbeeld veeier vermogende deel genooten deezer Volkplanting, en de overheerfchende geneegendheid, die ik, by my zelf, voor den Akkerman en zyn bedryf gevoel, doen my met vermaak,myn aangevangen taak vervolgen, dat my verplicht, naast de verhandeling over den Suiker teelt, een verhaal te plaatzen, hoedanig dat gedeelte van dit rietgewas, het welk in zyne eigene zerfftandigheid, voor het grootfte deel, onbruikbaar is, nogtans door de yverigc en vernuftige Chineezen, in de Branderyen voordeelig word gebeezigt. De Arak, dus in het Maleits, maar in het Chinees Tfieuw genaamt, is een zeer klaar en geeftig vogt, aangenaam en zoetachtig van ünaak, in indië zoo wel als in Europa zeer gewilt, vooral by de liefhebbers van punch en foortgclyke dranken. Alleen de Chineëzen, ftooken deezen drank, in ruime hier L % toe  ?6*4 Arak-branderyen. toe gefchikte gebouwen, Branderyen genaamt, op de navolgende wyze: Men kookt in een Brandery van twee keetels dagelyks tien Gantang Qd) of ruim 130. ponden Ryst, die gaar zynde , op groote wannen word uitgefpreid cn over ftrooit met 10. of 12. fluks kleine, platte, witte koekjes, in het Maleits Ragie, maar door de Chineëzen Pe-ka geheeten, bereid uit Chinaas Zoethout, Anyszaad, Knoflook en rystmeel, het welk alles onder malkander gemengt en fyngeflampt zynde, eenigen tyd moet Haan te gisten, wanneer het tot de boven genoemde gedaante gekneed , of gewreeven wordt, en zonder bederf,langen tyd kan duuren. De Ragie, is tot het eerfte mengfel teneenemaal onontbeerlyk, zoo wel om het geestig vogt, de rechte fmaak en waare hoedanigheid mede te deelen, als het bederf der gekookte ryst voor te (a) My is een Brandery voor gekomen, alwaar men tot dezelve hoeveelheid vogt, 12. Gantangs bezigt 5 maar door' gaans gefchied dit als in den Test gezegt.  Arak-branderyen. 165 te komen; die zonder dit, ondienftig wordt, tot eene verdere bereiding. Dit mengfel wordt geftort in eene groote mand of 'j&anjang, om aldaar geduurende 24. uuren te gisten en uit te lekken, naa welk tyd-verloop het uitgelekte vogt, te zaamen met de gistende ryst, in een Tobbe of Baly, vermeerderd met 8. picol of 16. emmers rivierwater , wordt overgedaan, om daarin, ter voortzetting der gisting, weder 24. uuren te verbly ven. Als dan wordt dit alles weder over•geftort in twee groote kuipen , met by voeging van ao. dragten of 40. emmers, water e/a 2 dragten Syroop, ten einde op nieuw, een etmaal te fermenteeren. Deeze tyd verftreeken zynde, draagt men dit geheelc mengzel over, in twee zeer groote kuipendie ter bevordering der gisting, tot de helft zyn in de grond gezet. Boven deeze twee , dusdanig naast elkander ftaande kuipen, is ha het midden een -derde ; even groot, gepiaast,in wiens bodem twee lange dikL 3 ke  ÏÓ6 Arak-branderyen. ke pennen fteeken, ten einde het vogt zonder moeite in de onderften, te ontlaften en te verdeelen. Deeze bovenfte is gevult met eenige potten Toak of getyfert vogt van den Kalappa-boom, 120, dragten water en 40 emmers Syroop , welke hoeveelheid verdeeld wordt in de beiden onderfte kuipen, ten einde aldaar weder 24, uuren te fermenteeren. Hier na wordt het overgefchept in ronde aarde potten, Tampayangs genaamt, houdende ieder groote kuip honderd zulke potten > waarin het vogt, nogmaals 48. uuren moet ftaan gisten. Alles dus verre geprsepareert zynde, worden telkens 50 potten gegooten in de groote ftookkeetel, waar uit deeze binnen 6. uuren zyn overgehaalt, zoo dat men in 24 uuren, 200. potten verftookt, die tezaamen uitleveren 18. 'pikols Tfieuw, of ieder reize £ pikok Deeze Tföeuw, het eerfte gezuiverde cn geestige, maar in lang nog niet volmaakte vogt, wordt over geftort in groote, kort by de ftook keetel ftaande, kuipen en verzamelt, tot dat de, hoe-  Arak-br anderyen. 167 hoeveelheid, tot eene tweede ftooking, toereikende is. Vyftien pikols Tfieuw in de tweede brouwkeetel geftort en weder overgehaalt, leveren in 6 uuren 41- pikol Arak eerfte foort, door de Chineëzen Kê-dji maar in het Maleits Arak Apie Kapalla, geheeten, die by de vuurproef twee-derde verliest. Deeze wordt aan de Edele Maatfchappy geleevert ter verzending naar Nederland, maar anders zonder 'uitdruktelyke order, in. eene aanmerkelyke hoeveelheid, niet vervaardigd. De tweede foort in het Chinees Kè-fi, door de Maleijers Arak Apie genaamt , beftaat uit 5\ pikol als het producl: van 15 picols Tfieuw, by de vuurproef drie-vyfde verliezende en, zoo wel als de volgende foort, gebruikt ter verzendig in Indië. Deeze derde foort in het Chinees Toeyfio Tfieuw, maar door ons Compagnies Arak genoemt, wordt gemaakt zonder ftooken, door het mengen van L 4 I Arak  ID~S ARAK-BR ANDERYEN. f Arak Apie of tweede foort met ; Tfieuw, die men alhier, onder den gemeenen man, verbruikt in de dagelykfche huishouding en by de vuurproef de helft verliest. Om het werk hier boven befchreeven , in goede order te volvoeren, word zeer noodzakelyk gevorderd een bekwaame meesterknegt , van wiens kundigheid en yver, de deugd van het producl; , beneffens het voordeel van den eigenaar voornamelyk afhankelyk is. Deeze meesterknegt of eerfte ftooker is altoos een Chinees, die by het werk veele jaaren heeft daorgebragt en volkomen ervaaren is, in het mengen der onderfcheidene ingrediënten, waar door de gisting, een wezentlyk ftuk ter volmaaking van dit vogt, zeer bevorderd wordt. Behalven deeze meesterknegt, is ?er ook een tweede ftooker, beneffens 4 Chineëzen, wiens werk is de Tfieuw te bereiden. Nog worden 'er gevonden 4 mansflaaven, tot het kooken van Ryst , het fcheppen en dragen van water en verdere handreikingen tot den ar-  Ara-K-bra.nder.yen. 169 arbeid nodig. Behalven alle deeze, is 'er nog een fchryver, zo dat het getal menfchen , binnen de Arak - Brandery beezig, in n koppen beftaat. Nu zal ik de winsten en onkosten met elkander vergelyken, om dus den invloed deezer konst, op de byzondere belangens der Eigenaaars en het algemeene belang deezer hooftplaats, duidelyk aan te toonen. Eene goede Brandery , leevcrt alle maanden 55 leggers, welkers bedraagcn niet wel te bepaalen is, alzo de Maatfchappy, als een vaste prys voor de legger eerfte foort, betaalt 50 Rds. met een nieuwe legger die op 9' of 10 Rds. kan gerekent worden. De tweede foort, die in den handel fterk door Indië vervoert wordt, moet, volgens de hier na te meldene middelmatige prys der ingrediënten , nooit minder dan 30 Rds. kosten, en de derde naar evenredigheid. Deeze bereekening door malkander geflagen op 32 Rds. de legger, geeft voor 55 leggers in een maand, 176a L 5 Ryx-  i7o Arak-brandbryjsn. Ryxdaalders, of een jaar ftookens; dat thans op g maanden is geftelt Tot het ftooken van tc leggers1 word gevorderd i ■ last Ryst delmatig geftelt, . Rds. 48. - kmt 1 rS yr°°P ieder ha[y van 48 18 Vadem Brandhout vanlhefbêsl te loort, 15 voeten lang en c voeten hoog a 8 Rds. ö fl 144 Tot ee* legger eerfte foort, worden gevorderd 18 potten Toak, dierhalven ftclle ik de drie foorten door malkander, op 16 potten de legger, of voor 55 leggers 880 potten , dat is 44 praauwen. Ider praauw kost 7 Rds of De twee eerfte ftookers 12 Rds ider ■m de maand of met hun beiden ,0 i^Ch?eezen Tfieuw bereïdei?' a" 10 Rds. ider . Een Schryver jQ' " De kost voor deeze 7 in een maand 4 Mansflaven met de kost — 20' De huur der Branderyen is zeer on4erfcheiden en hangt af van den flaau- wen  Arak-br -ander yen. 171 wen of fterkeri aftrek der Arak, de byzondere gelegenheid en gereedfchappen der werkplaats, waar by het aanzien, en vermogen van den verhuurder, by.de Chineëzen , mede ï in aanmerking komt. Het: verfchil is thans meest van 13 tot 1800. Rds. zoo dat ik die middelmatig bepaal op Rds. 5550 in het jaar of in de maand ruim — 120 Voor het benoodigde vaatwerk — 300. - Eindelyk voor het onderhoud aller gereedfchappen , zonder onderfcheid in een jaar Rds. 2©o of in de maand byna — 17. - Zoo dat de gezamentlyke maandelykfe onkosten beloopen (£) — 1601. - Ongerekent de Ragie en eenige andere kleinigheden , welkers bedraagen ik ftel tegen het inkomen uit de houtskoolen, dat maandelyks op 6-24. of in een jaar op 78. Rds. begroot kan worden. Men ziet ligt uit deeze kleine fchets , dat de Arak - branderyen van eenen aanmerkelyken omflag zyn, en dat ^i) Door een goede toezigt, kunnen deeee uitgaaven, eem weinig vermindert werden.  173 ARAK-BRANDERYEN, dat hunne aanhoudende werkfaamheid op den welvaart deezer hooftplaats van veel invloed weezen moet, want by eenen middelmatigen vertier der Arak die ik over alle 20 Branderyen, op 8 maanden ftookens ftellen zal, beloopt het jaarlyks inkomen, van een, na de hier boven bepaalde rekening , op 14000. of van alle 20. te faamen, op 281600. Ryxdaalders en de jaarlykfe uitgaave van eene Brandery, in dienzelven tyd op 12808. of van de 20. op 256160. Ryxdaalders, waar aan een groot aantal lieden, hun brood verdienen , want behalven den vertier der Syroop, zo noodzaaklyk voor een Suiker-molen, leeven van een ArakBrandery, veele houthakkers , Toak tyferaars, fteen en pottebakkers, Timmerlieden , kuipers, praauwvoerders imids, ragiemaakers , en meer andere geringe-werklieden, zoo dat de ftilftand der Branderyen, de leevendigheid van Batavia aanmerkelyk verminderd. Het Arak-ftooken is eene uitvinding der Chineëzen. By alle hunne maaltyden en vroiykheden , gebruiken zy öe Tfieuw, of het eerfte overgehaalde gees-  Ar ak-br ander yen. 173 geestige vogt , warm gemaakt, uit kleene porfeleine kommen ; maar de fterke of twee maal overgehaalde Arak, word door die natie, zeer zelden gedronken. Niettegenftaande alle aangewende moeite, heb ik den eerften aanleg der Branderyen alhier, niet naaukeurig genoeg, kunnen ontdekken. Dat zy al voor de komst der Nederlanders te Jacatra gevonden wierden, is hier boven reeds gezegd, (c) en volgens het Chinees boek Te-ong-Tauw, hetwelk de voornaamfte bedryven der Keizers, (naar hun zeggen,) federd byna 4000 jaaren, by wyze eener tydrekening,bevat, zoude de eerfte vaart dier natie, naar Bantam, gefchied zyn, in het jaar 1440. onder den Keizer Suan-Tik, federd wien tot thans 16. regeeringen verloopen zyn, te weeten van gemelde Suan-Tik , tot de overheering door de Manchew -Tanaaren twaalf, en van dien tyd tot Kkn-li-ong, thans den throon CO I. Deel pag. 184,  174 AR AK-BR ANDERYEN* throon bekleedende, vier. Volgens het gemelde boek was 'er toen reeds tusfchen Bantam, in die dagen een magtige handelftad, en Jaccatra, de hooftplaats van dit Koningryk , eene menigvuldige verkeeringÖe Chineëzen, zogten hier en ginter, de door hun gewilde handel - waaren, en naar den werkfaamen aart dier natie, floegen zy hun ook terftont in dit land, onder de befcherming der vorsten, met der woon ter neer. Ik laat dit berigt in zyn geheel, maar ben zeer geneegen te gelooven, dat hun verblyf alhier, van eenen vroe-i gen datum is, zoo als hier boven(^), in het voorbygaan, reeds is gczegt en in onze volgende verhandelingen, mogelyk duidelyker, zal worden aangeweezen. Het nut der Branderyen in het by» zonder, en den y ver van dat werkfaam volk in het algemeen, verdiende reeds in den eerfte opkomst deezer volkplanting , 00 I- Deel. pag. 183.  Arak-bra'nderyen. 175 planting, de aandacht der Regeering. Den Gouverneur Generaal Hendrik Brouwer en ' Raad en , ordineerden by placaat den 4. July 1634. (e) Dat voortaan geene ArakBranderyen, in ftraaten, maar alleen op burgwallen, of zulke plaatfen, alwaar men ftroomend water had, zouden mogen geplaast worden, ten einde niemand overlast door dezelve wierd. aangedaan, en de Arak-ftookers, hun zonder moeite konden voorzien, van het nodige water. De welvaart der Chineëzen in dien tyd, door het oeffenen deezer konst, blykt uit een befluit der Hooge Regeering, den 1. Auguftus 1641, waar by den prys der Arak eerfte foorte van 50 tot ( e ) Dit placaat geeft een duidelyke fchets, der byxondere geleegendhejd deezer Hoofcplaats in zyn eerfte opkomst. Men ziet aldaar dat de Branderyen beneffens de meefte gebouwen van bamboes en atap waaren , dat men toen eerst was begonnen , met het graaven der grachten ophoogen der laage gronden, het planten van boomen enz, alles volgens de eigen uitdrukking aldaar gebeezïgt; zoo veel nogelyk ter verbetering der lacht, waar in ik meen een bewys te vinden, dat de invloed der lucht voor vreemdelingen, toen leeds, niet Yuprdeelig was.  176 Ar.ak-br.A-Nder.-yen. tot 45 en die der laatfte van 25 tot 20 Reaalen van agten, wierd vermindert; fteuncnde dit befluit op de aanzienlyke voorraad cn gematigde prys den Ryst, die toen 25 of 30. Reaalen het last gold. De noodfaakelyke ingrediënten tot het ftooken, door de onlusten in debovcnlandcn, in het jaar 1656, zeer in prys gefteigert zynde, wierdt de legger eerfte foort, op verzoek der Branders, verhoogt tot 55 en de tweede tot 25 reaalen Courant, voor alles het welk ten dienst der Edele Maatfchappy zoude geleevert worden. Ieder Brandery was toen onderworpen, aan eene maandelykfe recognitie van 60 Reaalen, zo als uit een verzoekfchrift der eigenaars 1657 blykt, ter welker tyd zy ook geftelt zyn op eene regelmatige levering aan de Maatfchappy, van tien leggers ieder op zyn beurt, met uitzondering egter der zodanige, die aan de Maatfchappy ten achteren waren, aan wien eens zoo veel, of 20 leggers wierden toegeftaan. m  Arak-br ander yen. 177 In het jaar 1690. wierd het ftooken Van Arak, ter weering aller vuiligheid en andere ongemakken, binnen de muuren deezer ftad, ten éenemaal verboden , egter, gelyk uit een volgend befluit is afteleiden, met deeze gematigde bepaaling, dat zulks alleen zoude gelden, by verkoop of vertrek der Eigenaars naar China. Als een gevolg' deezer order, was het getal binnen de ftad in het jaar 1713. reeds verminderd tot 3, maar buiten aangcgroeit tot 15, of te faamen tot 18. Branderyen. Naar de gefteltenis van den handel in die tyden, fcheen dit getal de Hooge Regeering te overvloedig toe, waarom wierd goedgevonden , het zelve op de bovengenoemden wyze, langfaamerhand tot 10. of 12. te verminderen; Teffens wierd ook in dat jaar vast geftelt, dat het ftooken van Arak, niet alleen een perfoneel voorrecht was \ maar ook dat niemand, buiten fpeciaal confent der wetgeevende magt, dien verkrcegen gunst, aan andere mogt overdraagen, gelyk toen door fornmige Chineëzen fchynt gepractifeert te zyn, die hunne permisiie-briefjes, aan II. Deel M an-  f?§i A RAK-BRANDERYEN. andere, voor groote fommen verkogten, zo als uit een bengt van Heeren Heemraaden , van het iaar 1714. blykt. 1 * Dit befluit ter vermindering, fchynt niet te zyn uitgevoert, alzo men inliet jaar 1752 , nog 17. Branderyen vond, die negen jaaren laater, met verlof der Hooge Overigheid, tot 20. vermeerderd wierden , alzoo den aftrek toen, zo fterk was toegenoomen , dat de particuliere vervoer, eenigen tyd, moest werden verboden. De bloeijende welvaart deezer hoofdplaats in die dagen , is by veelen, hier nog aanweezig, in eene vers geheugen, maar teffens zyn de zodanige, door de ondervinding federd dien, ge' noodfaakt met my toe te ftaan: dat de voorfpoed of het kwyncn, der Branderyen en Suiker-molens , voor alle ingezeetenen van Batavia, van de gevoeligfte gevolgen is. Immers kan het tydperk, onzer vermindering gebragt worden, op het jaar 1765. en in dat zelve jaar, vinden wy dat  ARAK-BR ANDERYEN. ff| dat de reftanten der Arak, by de Maatfchappy , zo wel als by byzondere perfoonen , zoo aanzienlyk waren, dat men niet meer wist, waar die, zonder verlies te zullen flyten. Om dezelve reden , wiert in het jaar 1768. bepaalt, dat elk Brandery, maar negen maanden in een jaar, met een keetel, zoude mogen ftooken, onder eene boete van 500. Ryxdaalders, voor den overtrecder. Dog om teffens de Branderyen alhier te gemoedt te komen, vond de Hooge Regeering goed , het ftooken van Arak en Tfieuw, in deeze bovenlanden , fcherp tc verbieden , en teffens tc gelasten, dat geen Syroop, van hier, naar Java mogt werden uitgevoert, of in de Brandery te Samarang , meerder Arak of Tfieuw vervaerdigt worden , als tot de dagelykfe verteering aldaar nodig is, By de inleiding van een gedrukt placaat, van den 9. April 1776 , word gezegt, dat de eigenaars of huurders der Arak-branderyen, niet alleen flechM 2  i3o Arak-br.ander.yen. te of ondeugende Arak hadden laaten itooken , maar dezelve ook leverden m tuften, een agftc kleinder als de bepaalde maat. De Arak alhier geftookt, door diergeiyke bcdnegelyke practyquen, zeer jn discrediet vervallen zynde , vond de Hooge Overigheid goed, onder eene geldboete te bepaalen: dat een o-eheele legger, zoude moeten inhouden 38 8. en eene halve 194. kannen van 10. mutfjes ieder, ter welkers verzeekering, alle leggers door den Ykmeester, behoorlyk moesten onderzocht en gebrandt worden, mitsgaders dat ter weering van den ingefloopen dwanoomtrent den verkoop van Suiker en Arak, het voortaan, een iegelyk wiehy zy, zoude veroorlooft weezen, deeze producten te koopen en te vervoeren zonder dat iemand hun hier in , op eenigerlei wyze, zoude mogen verhinderen. Een order die toen ten hoogften nodig was, vermits by de vaitilelling van dat placaat, byna 1800. leggers van de valfche maat gevonden wierden. Niet-  AR AK-BRANDERYE N. l8l, Niettegenftaande alle deeze heilzame fchikkingen , continueerden de Branderyen in een groot verval , en bleeven, met eene aanzienlyke voorraad , zodanig overlaaden , dat zy, door de uitterfte nood gedwongen waren, de Hooge Overigheid den 24 Juny 1777, by een fmeekfchrift te verzoeken: dat het ftooken van Arak op Java, ten eenemaal mogt werden verboden ,- alzoo zy dit , voor eene der voornaamfte redenen van den flappen aftrek hielden. Zy Haagden naar wensch in dit verzoek, alzoo op dien zeiven dag, het ftooken van Arak, zoo wel te Samarang, als in dat geheele Gouvernement, onder eene boete van 1000 Rds. wierd verboden, maar teffens aan de eigenaars der Branderyen alhier opgelegt, met elkander 3000 Rds. te faamen te brengen, ten einde de eigenaars op Java in hun verlies, eenigfints te gemoedt te treeden. Ook wierdt toen afgefchaft, de belasting van 2 Ryxdaalders op ieder leader T • 1 • 'tl &Ö ' die wierdt uitgevoert, alles met een oogmerk, om deeze kwyncnde handeltak, was het mogelyk, in eene bloeijende toeftant, te herftellen. M 3 Dat  l82 Arak-branderyen, Dat de voordeelige gevolgen , van den welvaart der Branderyen, op de algemeene voorfpoed van Batavia, ook niet onbekent waren in ons Vaderland , bleek uit het fchryven , der Hoog Edele Heeren zeventienen in het jaar 1776 , wanneer, door Hoogftdezelve ten eenemaal wierdt afgekeurt, ciat elk Brandery, niet meer dan negen maanden in een jaar, zoude mogen ftooken. Maar of fchoon deeze bepaaling ter ftond wierdt in getrokken en elk vryheid gelaaten, met één keetel en één Gotang te arbeiden naar zyn genoegen, bleek wel dra dat deeze vryheid tot het regte oogmerk niet konde ftrekken, alzoo de gezamentlyke Brandcryen, op het nadrukkelyk verzoek der eigenaars, door de Hooge Overigheid, binnen de bovengemelde bepaaling van 9 maanden, weder zyn te rug gebracht. Ik zal my niet inlaaten, in een breed onderzoek der redenen , waarom de Branderyen , niet tegenftaande, zoo veele goede fchikkingen , federd weinig jaaren, zoo aanmerkelyk zyn in het  AR AK-BR ANDERYEN. 183 het verval geraakt. De voornaamften dcrzelven , zyn zeer zichtbaar , maar teffens, ook zoodanig buiten het bereik der wetgeevende magt alhier, dat wy, zoo lang die ftand grypen , op geene gunstige verandering mogen hoopen. Indien ik uwe opmerkfaamheid, befcheiden leezer! by dit verhaal, te lang heb opgehouden , vertrouw ik , _ dat gy my , diesweegen niet ongunstig zult ontmoeten, terwyl ik meen te hebben aangcweezen , hoe naauw de welvaart van Batavia , met den Suiker - bouw en Arak - ftookeryen , is verbonden. Ik zeg de welvaart van Batavia , die meerder invloed heeft, op de welvaart van ons Vaderland , als menig Staats en Koopman denkt , indien men het begrip van veelen , naar den uitkomst moet waardeeren. Hoe veele duizend handen houd de vaart naar herwaards niet in beezigheid ? Hoe veele verarmde Ingezectenen onzer vrye ftaat, vindeu hier een ruim beftaan ? Hoe veele aanzienlyke genachten, doorliet wisfelvallig geluk, beroofd van hun vermogen , herftelM 4 le  lB4 ARAK-BR ANDER YEN. len binnen onze minnen , hunne gevaarlyke behoeftigheid? Hoe edelmoedig word de gastvryheid, als het gevolg van eenen ruimen overvloed, door onze medeburgers (ƒ) niet geöeffent? .Uit alles en nog veele andere voorrechten die ik thans niet noeme, kunt gy Geachte Stadgenooten , alleen van uwen handel met verwachten. Het is de Land - bouw , die thans, meer dan ooit, uwen welvaart onderlteunt: Die hier (ƒ) Voor ruim 14 jaaren , by myn aankomst in deeze Gewesten , vond men alleen langs de ^ve* !dzcaUa alwaar so Buitenplaat», zyn , negen! by JeIkJ vmd gende Bezitter,, ordenrelyke lieden i„ den dienst X Eo\ Maatfchappy, de middagmaaJtyd konden houden, zonder dat hier toe. meer wierd gevorderd, dan eene eerfte kennismaaking en een goed gedrag. Behalvcn deeze waren er veele lieden, buiten en binnen de Stad d e da ntó tafd.W Êen0egen* Cenige jenden■ onthaalden'aan hunIk ftaa zeer gaam toe , dat deeze gastvryheid fcderd d«en,_door het verval der handel, aanmerkelyk verminderd is , maar nogthans niet zodanig , of dat aanzien!vfc aantal jonge heden , die men by aanhoudendheid / Se Nederland herwaards overzend . om by voorkomende ge legenheden , in den dienst der Ed. Maatfchappy «brult :e worden, vinden altoos by gulhertige vrienden de maal' tyd vaardig, zonder welke byftand, de meeste hunner eene elena.ge armoede zouden moeten lyden. Verdiend derhalven een plaats , alwaar zo wel de aanzienlyke' ak mmdere Ingezetenen een zo menschlievend gebruik van htm vermogen maken, met de aanmoedigende befch?t.  ArAK-BR ANDER YEN. 185 hier aan twyfelt, volge my , naar de Bovenlanden , om den akkerbouw der Chineëzen aldaar . verder te befchouwen. K AT J ANG-THUINEN. De Katjang Tannah; door de Chineëzen To-thau, of aardboonen geheeten , is , naast het Suikerriet het aanmerkelykfte voorwerp , van den y ver dier natie in onzen Akker - bouw. Rumphius heeft dit gewas, in zyn Anbons Kruidboek (g) zoo naaukeuM 5 rig (g) Ik voege deeze Befchryviog hier by, ten dienst dier geenen, dewelke dit kostbaar werk, zo als het door den Hoog geleerden Neer Joannes Burmaimus , mee veele nuttige byvoegfelen , voor omtrent 30 jaaren , is uitgegeeven, nog niet gezien of niet by handen hebben. Hy zegt Lib. iX. Cap. L1V. deeze vreemde plant is een zoorte van Chamabalanus of Japanfi Aardakers , een, kruipend Gewas, dat zig niet van de aarde verheft, en overal vast wortelt; het geeft lange, taaye en ronde ranken . omtrent een ftroohalm dik , en een vadem lang, beneden wat houtachtig, en veele, uit eene wortel voortkomende , die zig op de aarde verfpreiden, en in veele andere verdeelen , een groote plaats beflaande, en door malkanderen loopende. Hier en daar aan de ranken , ftaan korte en enkele fteelen , zonder order , fchaars een vinger lang en boven uitgeholt, en daar aan vier enkelen , of twee paaren bladeren, regt tegens malkanderen, kleen , uit  i86 Katjang-t hu in en. rig befchreeven, dat ik niets weet daar by te voegen , dan dat de Bloemen, tweebladig en onregelmatig zyn, en de geheele plant, grooter en fterker is als die , dewelke deeze opmerkfaame fchry ver , op Jmboina , heeft waargenomen , het welk ongetwyfelt aan de meerdere vruchtbaarheid, van den Javafen bodem is toe te fchryven. Eene voordeclige eigenfehap , die dit Eiland , boven de meeste plaatfen in Indien bezit, en vooral, boven de Ooster¬ se den ronden langachtig. ruim een duim lang, en een vinger breed, boven hoog groen en zonder glans , beneef.en , blaauw groen , of grysachtig , van vooren rond . en zonder■ merkelyke aderen. By yder fteels oorfprong ftaan twee kleine fpitfe blaadjes of veliekens , en uit derzelver ichoot , komt een enkel dun fteeltje voort, dragende een enkele blo-me, de firrete bloemen gelyk, of Lier te lande, de Catjang bloeme gelyker , dog grooter , goud geel, benalven de twee onderfte blaadjes , die bleeker zyn. Daar volgen geene Vruchten op, maar fomtyds de tweede, en aerde bioeme , uit denzelven fchoot , na malkander, e;> du'jrcn niet boven een dag. Maar na de bloeme, komt uit denzelven fchoot een andere witte draad , of ader voort. die haar nederwaards buigt , cn in de aarde dringt, omtrtnt vier ■ dwers vingeren diep, daar ze dan eerst , aan haK; uiterfte, de Vrugc formeert, die daar aan enkel hangt, als een Eikkei, fchaars een halve vinger lang en dik , in twee a drie builen verdeelt, vooren met een omgeboge fpitfe. Van buiten is zy ruig, en rimpelig , wegens de veele uit-  Katjang-t hu in en. 187 terfe of fpecery - kusten , zoo als uit de vergelyking der boomen en gewasfen, in het bovengemelde werk befchreeven , met het gezicht derzelve alhier, onwederfpreekelyk kan blyken. De Katjang Tannah , is een uitheems gewas; waarfchynlyk uit China herwaards over gebragt, alzo die plant, in dat uitgeftrekte Keizerryk, menigvuldig wordt voortgekweekt, en in allen oplicht, op dezelve wyze als hier, behandelt. Het groote nut van dit gewas, uitftekende aderen , dwers in de lengte loopende en de gedaante van een tëyenhuisje maakende, van vetwe graauw of aardachtig. Onder de brooze fchaal , liggen twee a drie heesten , als kernen van Hazenooten , dog kltinder , platachtig en met de hoofden tegens malkanderen gedrongen , met een dun ros huideken bekleed , en daar onder een droog wit pit, in tweeën deelbaar, raauw zynde, van fmaak boonachtig, maar gebraaden of geroost , als Hazenooten , dog Hechter en de hierlandfche Soccum korrels , nader komende. De randen der bladeren en alle fteelen, zyn met digte dog weeke hairtjens bekleed, die het Gewas grys van aan. zien maaken : na Zonnen ondergang fluiten haar de bladeren , opwaards te zaamen , en blyven zoo den geheelen nacht over , met Zonnen op-gang haar weder uitbreidende. De wortel is rêgt wit , vast, en met Weinig vazelingen, dog wratten bezet, niet te min is zy aan de aarde vast, door de voornoemde witte fteelen, die de Vruchten Voortbrengen, en in de aarde wortelen.  188 Katjang-thuinen. was, is de vermoedelyke reden, waarom het door de Chineëzen tot ons is over gebragt; maar het is ten allermeest 25 Jaar geleden , dat dit gedeelte van den Akker-bouw, in onze Bovenlanden in een algemeen gebruik gekomen is, zoo als hier onder nader blyken zal. Tot de eerste bearbeiding deezer plant, zoekt de Landman altoos een nieuwe grond , dies mogelyk , na by een poel of rwva, of indien zy hier in niet kunnen flaagen, dan nabyeenfpruitje, of ftroomend water gelegen. Hy omtuint denzelven, op die uitgeftrektheid als hy denkt te bearbeiden , doorgaans ter groote van twee tot vyf Laxa Qh) met Kondondong (i) of het welk (A) Een Laxa grond is een vierkant van veertig Rhynlandie roeden , aan ider zyde , en word dus genoemt, om dat 'er 10000 Suiker - rieten j op geplant kunnen worden. (i) De Kondondong, door R U M P H I ü s in het 50 Hooftdeel van zyn eerste Boek . vergeleeken, by den Kersie-boom , groeit by ons veel hooger en fleuriger, en is. nis hy met fnoeien, Jaarlyks word onderhouden, fchaduwryk en van geen onaangenaam aanzien, zo als men denzelven hier en daar, enkel, in de ryen, langs den boord «er gragten ziet. De Javaanen gebruiken het jonge loof nu en dan tot groente, in Plaats van zuuring , maar het voornaamfte BUI  K atjang-tjhuinen. 189 tvelk nog beter is , met Dj arak door Rumphius Lib. VI. Cap. XLVI. befchreeven onder den naam , van Ricinus Albus of de witte Wonder boom; alzo dit gewas of heester, door geene dieren beichadigt wordt, daar het eerfte in tegendeel veel moet lyden , vooral van het rundvee, dat naar deszelfs jonge uitfpruitcnde Diaderen 0111 den zuuren fmaak, zeer begeerig is. Indien de grond begroeit is met ftruiken en wildernisfen, het geen zy zeer gaarn zien, dewyl dit de vruchtbaarfte plaatzen zyn, graaven zy alle wortelen met den patjol naaukeurig uit, en ploegen den grond, geduurende 6 weeken of nut van deeze plant , ftrekt tot omtuiningen , waar door dezelve in onze Bovenlanden , federd eenige jaaren , ongelovelyk vermenigvuldigd is. Hier toe is niets anders nodig, dan dat men de ftaaken zo dik en hoog als men ze begeert, afkapt, onder een weinig puntig maakt en dan, omtrent een voet diep, in den grond fteekt, waar op dezelve by rcgenagtig weder, in weinig weekeh ontfpruiten, en met twee of drie regels gefpleeten bamboes , vastgebonden zynde , geen ander onderhoud behoeven dan Jaarlyks te worden afgekapt , indien zy anders , door het rundvee of de wilde verkens, die men by Suiker-tuinen en Pady - velden zeer menigvuldig vind in de rawas en moerasfen, niet worden befchadigd.  190 Katjang-thuinen of twee Maanden, zoo lang , tot dat al het onkruid vergaan en de aarde zeer mul en volmaakt bereid is. Dan wordt de geheele-uytgeftrektheid, nogmaals overgeploegt en afgedeelt, in lyn-regte vooren van twee en een half voet wyd, welke tusfchenruimte, niet alleen voor de uitfpreiding van het gewas noodzakelyk is, maar ook om de Jonge planten, zonder veel moeite met de ploeg te kunnen zuiveren. In eenen vetten grond, zaaid men het zaad twee voet, in een fchraalder, een halve voet minder van malkander, waar toe met het houweel, een kuiltje wordt gemaakt daar de zaijer 4 a 5 boonen, laat invallen , die hy, al voortgaande, tcrflont met zyn voet, onder de aarde dekt. De roode aarde is voor de Katjang de beste, de witte klei in tegendeel, ten eenemaal onbekwaam , terwyl de zwarte grond , die nu en dan uit gebrek moet gebezigt worden, al te hard cn ftyf zynde, veele ledige doppen , en meest al een fchraai  Katjang-thuinen. 191 gewafch, te voorfchyn brengt. Na het zaaijen, dat in Oétober, of even voor den aanvang van het regen iaizoen gefchied, word den akker lugtig overgeploegt, maar een maand verloopen zynde, of wanneer de Katjang een ipan hoog is opgefchooten, worden de jonge fpruiten, zoo veel mogelyk ontbloot , van de overtollige aarde , en met nieuwe geroerde grond , dooide ploeg ., aangevult, in welke ftaat een veld, dus begroeit, een ongemeen fchoon gezicht Vertoont. De planten worden , twee maanden oud zynde getreeden, om de ranken des te ligter te doen inwortelen , het welk , in overeenkomst met de afbeelding by Rumpmus vertoont, door de draaden , uit de bloemen voortgekomen, by de leden of knoopen der bladeren , gefchied. Deeze ranken bereiden zich een vruchtbaare en wel bewerkte nieuwe grond, ongemeen ver en fpoedig uit, zodanig dat ik meen te kunnen zeggen, dat den Akkerman in dit geval, wel een derde van zyn zaad, befpaaren kan* De Katjang Tannah, word ryp in Mey,  192 Katjang-thuinen. Mey , of ruim zeven maanden naar het zaaijen, zynde het kenmerk van typheid, het verdorren der bladeren. Deeze verdorde bladeren, worden zoo veel mogelyk afg'egt, met een yzer ^ werktuig , veel gelykende naar een thuinhark, maar grooter, het welk door de buiTels word getrokken. Om het uitgraaven te verligten, wordt de grond , in het droog faizoen, alhier de oost-mousfon genaamt (&) zeer hard en vast zynde, by deelen omgeploegt. Dit uitgraaven wordt verricht door de vrouwen en kinderen uit de nabygclegen kampongs of Javaanfche buurtfchappen, met een puntig cn omgebogen bamboesje, een fpan lang en twee vingeren breed. Dc (£) In dit Jaargetyde , vooral in de maanden Augustus en September waaijen langs deeze kust ongemeene harde en fcherpe Noord-Ooste winden, die zig op den middag geweldig beginnen te verheffen en doorHaan tot zonnen ondergang. Ket gebeurt zeer dikwiis door de kracht deezer winden , dat het in drie maanden en langer in de 'beneedenlanden niet regend , waar door veele gewasfehen verdorren. In deeze tyd regeeren aihier de gevaarlykfte ziektens , vooral onder den gemeenen man, zoo als eene langduurige ondervinding in dc Hospitaalen, heeft beweezen.  K Af JANG-TIlüINEN. 193 De graavers zitten regelmatig op een lange rei, en zyn niettegenftaande, de doordringende zorine hette, die in dit jaargetyde , veele weeken achter een door geene wolken afgekeert, zeer fel en brandig is, met eene geringe tusfchenpozing, van den vroegen morgen tot den laaten avond bezig, en kunnen, zoo zv vlytig zyn, de man een fchelling, daags verdienen, alzoo hun^loons naar de maat berekent word, vyf Gantang (Z) voor drie Huivers, waarin nogtans de Chineëzen, de gravers doorgaans bedriegen. Van hun getal en hunne naerftig-= heid, hangt, naast een goed gewafch, de gelukkige oogst eens landmails af, terwyl het wel gebeurd, dat uit gebrek N van (/) Men fpreefct in den Land-bomv en dagelykfe huishouding, zoo dikwils van de Gantang dat ik verplicht ben , ter onderrichting der zulken. die niet in deeze Volkplanting leeven , te zeggen; dat de Gantang aihier de vafte maat is van veele zaaken in het dagelyks leeven. 230. Gantangs maken een lalt van 3066. \ pond. Met deeze maat meet men de Ryst, het Zout en meer andere droogc waaren, waarom dezelve van wegen de tlooge Overheid, wt voorkoming van! bedrog jaarlyks geykt jnoet worden.  194 Katjang-thuinen. van een toereikend aantal graavers , een groot gedeelte van het gewafch, door vroege flagregens in het najaar, voor den planter veiiooren gaat, want zoo dra de Katjang op nieuws begint uit te fchieten, zyn de boonen ledig. Om deeze reden moet een kundig Landheer altoos letten , dat het getal der Catjang-thuinen , niet al te zeer vermenigvuldigt word op zoodanige plaatzen, in welkers nabyheid, geene of maar kleine Kampongs zyn. Het graaven g'eindigd, of het regenfaizoen op handen zynde , wordt de grond op nieuw geploegt , dog met minder moeite als boven , kunnende van het zelve zaad, 4 a 5 jaaren geoogst worden, het welk voornaamelyk afhangt, van den deugd der grond cn den yver der Akker-bouwers in het wieden van onkruid en zuiveren der planten. Sommige Chineëzen , onderneemen na verloop van dcezen tyd, op denzclven . grond , eene tweede zaaijing, dog die valt doorgaans zeer gebrekkig  Katj ang-thuinen. 195 kig uit, zonder eenen uitneemenden vruchtbaaren bodem, of indien hun Landheer geen bezitter' is, van eene aanzienlyke menigte rundvee. Om deeze reden zal men doorgaans zien; dat zy gaern op landen woonen, alwaar men hoornvee houd, en dat zy zig ook, zoo veel mogelyk, in de nabyheidt van den koeftal plaatfen* het welk een oplettend Landheer niet moet gedoogen, om dat de Katjangthuinen veel grond beflaande, de noodzaakelyke weiden voor het vee, al te verre, van de hand verwyderen. Om dan het gewafch, voor de tweedemaal op denzelven grond, voordeelig te doen flaagen, moet den Chinees * zig de moeite getroosten, de drooge koemist met een kar over zynen akker te fpreiden, het welk veel minder zoude nodig weezen, indien men hun konde beweegen d'aarde dieper te ploegen, waar van in het vervolg nader. Dog de meefte Chineëzen, laaten het tweede Katjang gewafch, niet 011middelyk op het eerfte volgen, maar zaaiN 2 jeü  iQö" Katjang-t hui n en. jen tusfchen beiden een 'jaar Pady, het Welk der grond voordeelig is, zoo wel om de verandering van het gewafch als om dat het padyftroo vèrottènde tot mest verftrekt. Dat de Katjang teelt voordeelig is, blykt om dat op een Laxa grond, te we kers bezaaijïng 35o of 4oob. ganl tangs toereiken, ruim 4000 gewonnen worden, die by een middelmatige markt meer dan 120. Rds. waerdig zyn. De wuift van het eerfte jaar kan met verder ftrekken, als ter jrJ0Cdmaakmg der onkosten van den aanleg maar ae volgende, waar in men, zonder nieuw zaad, 3 of 4 maal oogften kan vorderen weinig moeite en geringe kosten. b De voornaamfte ongemakken, waar aan dit gewas alhier onderhevig is zyn overftrooming, wilde verkerk en witte mieren. Zwaare ftagregens, waar door het water op laage plaatfen ftaan Wytt, of het overloopcn der rivieren bederven alles; de wilde vertes doen door hun wroeten veel fchaade, waarom men de paggers of heggen om de Katjang-  Katjang-thuinen. 197 jang-thuinen, zoo digt maakt, als mogelyk is; en in de zwarte klei en ook wel fomtyds in de roode grond, vernielen de witte mieren, een allerfchaadelykft ongedierte , niet zelden, de Katjang in de aarde, zoo dat 'er by het graaven zeer weinig wordt gevonden. Het voornaamfte gebruik van de Katjang Tannah is, om 'er Oly uit te liaan , want de geringe hoeveelheid , die geroostert en uit de hand gegeeten wordt, is niet noemens waerdig. Dit Olyflaan gefchied op de volgende wyze. De Katjang 3 boonen worden op een heest, in de grond gemetzeld, gedroogd en fterk geroostert, vervolgens fyn gemaalen, en fchoon gezift. Het gezuiverd maalzel, wordt in een hpute bakje, naaukeurig fluitende, op een kegel vormig fournuis , heet gemaakt , vervolgens in dikkere yzere ringen van anderhalf voet middcllyns op de grond liggende geftort, met pady ftroo lugtig omwonden, en tot koeken getreeden. Deeze koeken, in eene groote hoeveelheid , teffens , geN 3 plaaft  198 Katjang-thuinen. plaatft zynde, in eenen langen uitgeholden boom, liaan twee man met een zwaare Arduin fteen, hangende aan een dwars hout, waar in verfcheiden kerven zyn, ten einde de fteen, voor of agterwaards te plaatzen, tusfehen de koeken en het einde van den boom, houte wiggen in, waar door de Oly volkomen word uitgeperst. Veertig Gantangs Katjang, leveren een Takar of 171 kannen Oly uit, die doorgaans 2\ Rds. koften. Vier man, kunnen m een dag 5 Takars persfen, en winnen voor deezen zwaaren arbeid, maandclyks vier ducatons. De uitgeflagen koeken, bekend onder den naam van Tay Minjak, worden in de Bovenlanden verkocht voor 2 Ropias het honderd, en worden, gelyk ik in het eerfte deel onzer verhandelingen (m) reeds heb gezegt, gebruikt tot het bemesten der Suikervelden en groente thuinen. Vier Buffels kunnen by verwisfeling da- (m) Pag. aoi.  Katjang-thuinen. 199 dagelyks 240 gantangs Katjang maaien, maar dewyl die dieren, door deezen zwaaren arbeid fpoedig verzwakken, zoude het voor den Landman zeer voordeelig weezen, de molen, gelyk men in China doet, door water te dry ven, het geen op fommige plaatfen aan onze rivieren , door eene kleine afleiding, wel was uittevoeren. By een Katjang-thuin en Oly-molen kweekt de Chinees altoos een troep verkens, by fommigen wel van 200 en meerder, d'eenige dieren dewelke die natie opvoed, en voor hunne huishouding zeer voordeelig zyn. Geduurenden het Katjang graaven, tot het tweede ploegen, zoekt dit vee hun onderhoud in de thuinen en zyn in deezen tyd, het vefte en beste koop, maar zoo dra de grond voor de tweede maal is omgeploegt en de vruchten beginnen uittefpruiten, wordenze elders heen gedreeven en gevoert met de bladeren van de Kelady Aijer , by Rumphius Lib. 8. Cap. 85. befchreeven onder den naam van Caladuim Aquatile. Deeze bladeren worden fyn gehakt, gekookt en vermengt met DeN 4 dag  200 Katjang-thuinen. dak of Rystzemelen. Het aanwakkeren der Land-bouw, heeft de waarde deezer dieren, wel voor de helft doen daaien, zoo dat men thans een groot verken voor 5, en een klein voor 2 Rds. kan koopen, en nog is den Landman er dikwils mede verleegen Behalven de Morfigheid, zyn de verkens zeer fchaadelyke dieren voor alle planten, en gewasfen, en kunnen niet dan met moeite buiten de omtuiningen gehouden worden, het welk den Landlieer met het Kampongs volk wel eens verdriet verwekt. Zoo ver ik de huishouding der Chineëzen , met betrekking tot deezen tak der Land-bouw aanzie, komt zy my, ten opzigt van het algemeen belang' zeer nuttig voor, maar fchaadclyk voor den Landheer, op wiens grond zy woonen, ten zy hy hier omtrent voorzichtig zy, en goede order ondernoudc. Van het eerfte kan ik den Leezer zonder moeite overtuigen, wanneer hy op het noodzakelyk gebruik, der mer boven befchreevene producten let. De  Katjang-thuinen. 201 De Gouverneur Generaal Jacob Moffel zegt in zyne aanmerkingen over het Koingryk Jaccatra den 1. December 1751. » Oly levert het land zoo wei„ nig uit, dat ze in het land, duurder „ is als in de ftad, die daar van ter „ zee uit de oost voorzien word." Zo dat 'er in die tyd, weinig Katjangthuinen waren. Sederd dien of, in omtrent 30 jaaren is dit werk zoo toegenomen j dat 'er thans 51. Oly-molens zyn, te weeten 8 naby de ftad, en 43 in de ommelanden. De Chineëzen geeven op, dat ieder molen by een goed gewas, jaarlyks 27000 kannen Oly levert: en zoo het fchraai is, dog ten minften ruim 20,000. Wy zullen deeze laatfte bepaaling die, gelyk uit myn voorig gezegde blykt, zeer middelmatig is, aanneemen, en dan blykt dat 51 molens, jaarlyks opbrengen 1,0,20,000 kannen, die tegen 2^ Rds. de Takar, bedragen eene aanzienlyke fomme van byna 130,000 Rds., die men voor deezen naar Java zenden moest, want de Calappa Öly, die men alhier vervaerdigt, wrordt alleen gebruikt in de fpyzen. N 5 Niet-  202 Katjang-thuinen. Nittegenftaande deeze aanzienlyke hoeveelheid, rykt de voorraad tot het gebruik deezer ftad en haare ingezetenen nog niet toe. Het getal der Oly-molens, kan zonder vrees tot honderd ftygen, en dan zullen wy alhier, den toevoer van Calappa Oly, nog niet ten eenemaal kunnen misfen (72) Ik wil niet eens fpreeken, van het groot aantal koeken Tay minfak, zonder dewelke de Suiker-thuinen veel zouden lyden} en die men in de groente teelt, naar de manier der Chineëzen, niet wel kan misfen; dit moet ik nog zeggen, ter overtuiging van het groote nut der Katjang-bouw, voor het gemeen: dat voor het even befchreeven getal van 1,0,20,000 kannen Oly, byna 600 laxa grond gevorderd wordt, die meer dan 1000 menfchen voe- (n) ivlogelyk zal deezs begrooting naar het opgegeven getal ^der Ingezetenen deezer Stad, aan vreemden wat bw.enipoormg fchynen, waarom ik moet zeggen, dat men hier veel meer licht ontfteekt als in ons Vaderland , alzo Let maar eene zeer middelmatige huishouding is, alwaar zoo ■wel binnen als voor de bedienden dagelyks geen 20. lampen branden; by de vermogende en ryken is dit getal wel honderd , zoo dat de oly geen gering gedeelte in onze vertering is , om nu niet eens te" fpreeken van de Suiker-molens die met elkander, byna icoooo kannen m een jaar behoeven.  KA'TJ ANG-THUINEN. 203 voeden, want voor de bearbeiding van een Laxa, met dat geen wat hier toe behoort, mag men niet minder dan twee man, rekenen. 51 Qiy-möïèïS houden ook ruim 600 menichen in bezigheid, zoo dat dit gewafch, in den tegenwoordigen ftaat , in de eerfte hand, reeds meer dan 1600 menfchen onderhoud , ongerekent de zulken, die hun beftaan vinden in het verkoopen der Oly en meer andere kleine bezigheden, die ik met ftilzwygen ben voor by gegaan. Wat zegt gy nu geachte Leezer! zyn 1600 vlytige ingezetenen, geen aanzienlyk voorwerpt in het lighaam eener volkplanting ? Maaar zoo nuttig is dit akkerwerk voor den Landheer niet, ten zy hy de konst verfta, door eene vriendelyke gefpraakzaamheid, en wel geregelde order , den arbeid der Chineëzen tc beftieren. Twyfelt gy , zoo ftel uw voor, dat eenige nukfe gasten (0) hun- . (o) De nieuwelingen, die de Jonken alhier jaarlyks aanvoeren, laaten hun zeer gaarn gebruiken tot den Akkerbouw  204 Katjang-thuinen, hunnen dienst den Landheer komen aanbieden (p) een ftuk grond, door hun naar de boven befchreeven manier verkooren , van alle wildernisfen te zuiveren en met Katjang te beplanten. Dit fchynt m den eerften opflag een zeer aangenaam verzoek , dat ener fpoedig gematigt wordt, wanneer men be- ÏZa' iZ% de Tefte dh werk in Cnina hebben by de fiand gehad , en boven dïen bevreest zyn, voor het woonen Ó^JL vU^ydC S"d ; 200 weI om de fthaadelvke lufft, dewelke die Natie nog nadeeiiger is, dan ons Europeaanfn ais ook om dat zy in de Bovenlanden ruimer kunnen leeven en meerder vryheid hebben. Iemand die het niet gezien heeft, kan naaulyks geloven , wat aroeid deeze Menfchen in d' eeerfte Jaaren hunner aan' fcomft doen, maar zoo dra zy, van hun koeligeld of dag. huw een wein.g hebben opgelegt, begeeven er zig eenife roet malkanderen, naar een goed Landheer, en verzoeken een ed.ge en woefte grond, om zelf een Thuin aante- ICggttt. U) Men omtmoet op de meefte Landeryen rondom deeze S ad, nog veele morgens begroeit met allerley ruigte, vooral roet Ommw ^grefih of Bofch Guyavus dat 'het mfnft idiadelykft van allen alzo het rundvee , onder dit Ces-as , in het heet faifoen no» een weinig gras kan vinden, « vg ook behelpt met de Vruchten; maar dikwils ziet men co* seheele plekken met Atunda Spin^tf gedoomde Bamboezen, en diergelyke wilderniiTen , waar door. nog Menfch nog Beeft paffeeren kan. Deeze plaatien behoort men bo*en andere te verkiezen, om tot Katjang thuinen uit te geeven. Want de Javaanen wangen ei zig niet ligt aar., ce*yl üéi werk te zwaar is.  Katjang-thuinen. 205 bedenkt, dat zy in de eerfte twee of drie jaaren, naar luid van het accoort, niets betaalen en dan 8 aio jaaren, voor de Laxa 4 of 5 Rds. Meer dan tweemaaien kan men, zonder eene aanzienlyke bemesting, op denzelven grond niet zaaijen, al werd 'er tuffchen beiden pady opgeplant. Is 'er nu in de nabyheid geen Hoorn-vee, dan gaat den Akkerman verhuizen, en de grond door hem bebouwt, maar nu ten eenemaal vermagerd , deugt voor eerft nergens toe en brengt niet anders voort, dan een fchaadelyk foort van gras, door den gemeenen man verkeert Tokt, maar eti gentlyk Cuffïi Cu (ju geheeten, en door Rumphius befchreeven , onder den naam van Gramcn aciculatum. Gefteld dan dat de Chinees 5 Laxa bearbeid heeft, en daar voor 10 jaaren achter een, den grootften huur of 5 Rds. betaald zoo vindt den Landheeer, by flot van rekening voor dit gering bedraagen, een dorre en verlaaten plek, die hy in veele jaaren , nergens toe gebruiken kan. Die zyn land niet wil bederven , moet dit noodzakelyk tegengaan , en zoo veel mogelyk niet ge-  2o6 Katjang-thuinen. gedogen, dat de Chineëzen, de Katjangthuinen naar hunnen fmaak verplaatfen, maar dezelve in tegendeel, door geduurige bemefting vruchtbaar houden: en dewyl men tot heden toe, het vellen van bamboes en boomen, met onverfchillige oogen aanziet , verbieden eenig hout of bamboes riet te kappen, zonder binne hunnen omtuiningen Calappa, Doerioms en andere vruchdragende boomen, aantekweeken, het welk hun terftont by hunne komst moet werden opgelegt, want op deeze wyze word, den Akkerman aan zyn grond verbonden, hy vindt by misgewasch nog eenig middel van beftaan, blyft verfchoont van, de moeite der verhuizing en raakt gewend aan de plaats en met de Javaanen, het welk tot zyn veiligheid (q) ten hoogften no- (9) Zeer groot is het aantal Chineëzen , het welk door de Javaanen, jaarlyks word om hals gebragt. De laatfte hebben eenen onverzoenlyken haat tegen de eerften, waar by nog komt de hoop van buit, dewyl de Chineëzen , zeer dikwils met geld naar boven gaan. De Wetgeevende Magt heeft hier tegen op allerlei wyzen tragten te voorzien, maar tot nog toe vruchteloos. Om deeze reden behoeft men nimmer te fchroomen , voor hun toenemend aantal in de Bovenlanden, dewyl zy hoe talryk, omtrent de Ja • vaanen in geene aanmerking komen en zelf zeer wel weeten ,  Katjang-thuinen. 207 nodig is. Zonder deeze en meer andere fchikkingen, door de Hooge Overigheid, tot nut der Land-bouw vast te Hellen , zullen de ommelanden, binnen weinig jaaren, ten eenemaal werden uitgemergelt; dit aanzienlyk deel der Land bouw , zal uit gebrek aan goede grond (/) ten ondergaan, en veele Landheeren, zullen tot hunne fchaade leeren, dat de Katjang teelt, die voor het algemeen, in haare bloei zoo nuttig was, eindelyk uit gebrek aan goede fchikking voor hun zelf en deeze volkplanting, verderfelyk wordt. ten, dat eene enkele wenk van goedkeuring, den Land-aart gegeeven , voldoende is , hun allen de Krits in het hart te drukken. (O Het is zeker, dat omtrent het Gebergte, nog veele honderd morgens woeft en ledig liggen, en ook nog in de eerfte Jaaren niet bearbeid zullen worden , maar deeze ftreeken kunnen tot den Katjang bouw niet verder gebruikt worden als de benodjgheid der omliggendeKampongs vorderd. Het vervoer, naar beneeden, het welk door de onbevaarheid der Rivieren, die behalven de Tefidani, op 3. a 4. uuren gaans van de Stad , zeer droog en klippig zynde , met Buffels-karren moet gefchieden , wordt te koftbaar, zoo dat de Katjang-teelt in eene aanzienlykc hoeveelheid , niet wel verder dan 4 a 5 uuren , in den omtrek der Stad kan geoefïent worden. B Y-  208 BY VOEGSEL. IVlync befchryving van de Suikermolens , te vinden in het eerfte deel deezer Verhandelingen , door de Chi* neezen , in hunne Taal overgezet zynde , heeft een kundig en vermogend Land-bouwer dier Natie, het Genootfchap eenige aanmerkingen, dat werk raakendc, toegezonden , waar van ik de voornaamfte hier zal byvoegen , in hoop dat dit, een iegelyk, wien de welvaart deezer volkplanting waarlyk ter harte gaat, zal aanmoedigen , naar vermogen, het zyne toctedraagen, ter meerdre volmaaking van dit gewigtig gedeelte onzes Akkerbouws, die, gelyk men uit de bovengenoemde befchryving ligtelyk zal ontwaaren, in veele opzigte, tot nog toe, zeer gebrekkig is ingericht. Hy zegt: I. Dat het niet nodig is, 10 jaaren achtereen in een en nieuwe grond, wit rit te planten, zoo als ik pag. 198. heb gefteld, kunnende na verloop der eerfte 5 jaaren , reeds voor de helft rood riet gebruikt worden, waar uit  By voegsel. 209 uit men zoude moeten befluiten , dat het roode riet, voor den planter voordeeligcr is, het welk naar myn begrip nog niet beweezen is, want offchoon het witte riet, zoo veel vogt niet leevert als het roode , dewyl het dunner en korter is, is het fap egter veel zoeter en fuikerachtiger, waarom in het algemeen verzeekert wordt, dat men tot het roode riet niet overgaat, dan om dat de grond, door het eerfte gebruik vermagert is. II. Raakende de tyd die het Suikerriet nodig heeft ryp te worden, en door my pag. 201. op 12 of 14 maanden is bepaalt, zegt hy, dat in dit geval, onderfcheid gemaakt moet worden tulfchen de hooge en laage gronden , alzoo het gewasch van eenen laagen grond, binnen 11 of 12 maanden, bekwaam voor dè molen is, terwyl het riet op eenen hoogen grond wel 14 of i£ maanden, tot de volle wasdom vordert. II. Deel O III.  210 Byvoegsel. III. Omtrent het kooken heb ik pag. 206. gezegd , dat, volgens de tegenwoordige nadeelige inrichting der kookhuizen een Totol 24 uuren en langer nodig heeft, eer het tot behoorlyke lyvigheid gebragt kan worden, waar omtrent hy aanmerkt dat de Oost - en - Westmousfon, in dit geval, verfchil verwekt, alzo hier toe, in het regen - faifoen meerder tyd dan in de Oost-mousfon, werdt gevorderd. Volgens zyne opgaave , worden 'er in een etmaal 16 tonnen vogts in het Chinees Tjïing O uw genaamd, verkoopt, houdende ieder ton 420 of alle te faamen 6720 kannen die tot 630 afgekookt zynde, 18 potten ieder van 35 kannen, kunnen vullen. IV.Betreffende de figuur der pannen, heb ik, pag. 208. gefteld, dat zy, terbevordering eener fpoedige uitdamping , behoorden vlakker te zyn , waar omtrent hy zegt; dat dit van nut kan weezen by het eerfte kooken, wanneer het vogt nog zeer  Byvoegsél. 21 ï zeer waterachtig is., maar wanneer het voor de tweedemaal wordt overgekookt, gaat zulks niet door, ter-^ wyl het vogt, reeds tot eene merkelykc lyvighcid gebragt, dus gevaar zoude loopen aan te branden. Wat hier van zy zal wel haast beflist zyn , door de proeven, die van wegen het Genootfchap, daar omtrent, zullen genomen en in het derde Deel bekend gemaakt worden. Dit enkel merk ik hier by aan, dat alle Molens eenerly zoort ftaale pannen gebruiken , die hun, uit China, worden toegevoert, van omtrent 44. Rhyndlandfe duimen middellyns breed cn 15. duimen diep. Het overige, door hem by gebragtvan weinig belang zynde , voegd ik hier nog toe dat de Heer Sirardus Bartlo dirigeerend Lid van dit Genootfchap, een Kookhuis, op Zyn Ed. Suikermolens , volgens myne aanwy-* zing verbeterd hebbende, heeft bevonden , dat door het fpocdiger uitwaasfemen der waterdampen, het koóken thans zoo fnel voortgaat dat, daar de O 2 Vuur-  212 Byvoegsel. Vuurftokers voor heen gcduurig moesten werden aangezet, dezelve nu in tegendeel dikwils moeten werden tegen gehouden, waar door de Ampas of het uitgemaaien Riet van veel meer nut wordt, hebbende Zyn Ed. op deeze manier, meer dan 10. vademen Brandhout uitgewonnen, zoo als desfelfs Bericht aan het Genootfchap, breeder te kennen geeft. Dit zichtbaar voordeel zal , zoo ik hoop, de Chineëzen, hoe zeer zy boven andere Natiën, niet ligt tot eenige verandering overgaan, nochtans wel haast ter navolging bewecgen, het welk hun op allerly wyze diendt onder het oog gebragt te worden, om dat zy, door hunne tegenwoordige gebrekkige behandeling, het Brandhout, zoo kosbaar voor den grooten ommeflag van Batavia, nodeloos vernielen. * * * * * PROE-  Pag. 213 PROEVE nopens de verschillende GEDAANTE en COLEUR der MEN SCHEN door MR. J. C. M. Radermaker, 'T Is nog niet lang geleeden , dat men den Menfch wat nader begint te kennen. De Ridder Linn^üs brengt den Oran-Outang nog onder het Menfchelyk genacht, en de ld eer A. Vosmaar heeft, in zyne Belchryving van dit zoo zeldzaam Dier, by Meyer, te Amfterdam ; in 1778. uitgegeeven, allereerst doen zien, dat aan het zelve, niets anders, dan de eerfte rang, onder de menigvuldige foorten van Aapen, toekomt. Linnjeus onderfcheidt den Mensch in twee zoorten. O 3 Eer-  214 Proeve nopens de verschillende Eerfte Soort. Hy, verdeelt den Dagmensch in fes vcrfcheidenheden, namentlyk: i.De Wilde, loopende op vier pooien, ftom en ruig: ?1Dc Americaan, rood en galachtig. 3- De Europees , blank , bloedryk en Jyvig. 4. Dc Afman, bruin, zwartgallig en taaij van leden. 5. De Africaan, zwart cn waterig: by welke hy dan nog voegt. 6. De Monfters of wangedrogten, waar onder de Reuken van. Patagonien den dwerg der Alpen, de Hottentotten met een bal ; de Hottentotxinnen met een klep 5 het ronde hoofd der Chineefen, cn het platte hoofd der Canadenfen. Tweede Soort. De Nachtmensen, als de Troglodyt, Oran-Outang en de Kakkerlak, dien hy  gedaante enkoleur der MeNSCHEN. 215 hy befchryft, als woonende onder de aarde , half zoo groot als de Mensch ; 't Lyf met een wit dons bezet, de oogen rood, en de appel roozen - kleur; zynde in ftaat van te denken en te redeneeren, maar leevende niet langer, dan op zyn best vyf-en-twintig jaaren. Deeze Befchryving, door den Heer Kjoep Zweedfchen Reiziger, aan Linn;eus opgegeeven, is volftrekt valsch en verkeerd Hy verwart alles onder één. Trouwens de witte Neger, of Kakkerlak is wel degelyk een Mensch : daar men over naar kan zien de verhandelingen van het Bataviaasch Genootfchap ifte en 2de Deel, in de befchryving van den witte Neger, en de witte Papoefche Meid, door den Heer J. van lp eren opgefteld. De Oran - Outang , is daarentegen een waare Aap, zoo wel als de Baris en Clüampanfée van Jfirica , en de Qiwjonvero van Bra^il: gelyk de Heer Vos maar, in de hier voorgenoemde befchryving , duidelyk heeft aangetoond: en ook nader beweezen is in het tweede deel van ons Bataviasch O 4 Ge-  2 io" -Proeve nopens de verschillende Genootfchap: in de Befchryving van den grooten Oran-Outang van Landac, door den Heer Baron van WüRMB. De Mensch, door zyne zielvermogens en zyne fpraak van alle Dieren volkomen onderfcheiden, is, naar myne gedachten, maar één foortig; doch zeer verfcheiden in kleuren, naar de luchtftreeken , welke hy bewoond en naar de opvoeding, die hem gegeeven wordt. De kleur is het eenigfte, 't geen van de ouders op de kinderen ichynt overtegaan. Maar alle andere verschillen van Reuzen , Dwergen, wiite Negers en diergelyke zyn aan dien byzonderen mensch , cn aan de fpeeliuge der Natuur, welke hem in iets van zyne foort onderfcheidt; en geenzins aan. het geflacht eigen. De Ontleedkunde leert ons, ondertusIchen, dat de warmte der heetc luchtftreeken op den Mensch de volgende uitwerkzelen heeft. 1. Dat de harsfenen zwartachtige! zyn: 2. Het bloed donker rood. 3. Het  GEDAANTE EN KOLEUR DER MENSCHEN. 217 3. Het zaad zwart. 4. 'Het weefzel van Malphighius, ' onder den huid liggende, is blank by de Europeaanen, zwart by den Negers, bruin by den olyf- kleurigen en roodachtig in de Rosfe Menfchen. 1 5. De jong gebooren Neger is blankachtig , behalven aan de teeldeelen, om dat zoo men meent dezelven allereerst gevormd worden. Zoo de hitte de herffens en het zaad der Afrikaanen zwart maakt, zal men aanftonds vraagen, of de Europcezen ook , met de tyd, dit toeval krygen? en of de Negers in de Noordelyke landen overgebragt, eindelyk eens blank worden? De Schryver van de Philofophifche Onderzoekingen over America fchynt van gevoelen te zyn , dat de kleur der Menfchen zich fchikke naar de luchtftreeken: en hy haalt eenige gevallen aan van Portugeefche kinderen, in 'Africa ten jaare 1764. gedoopt, die by na zwart waren. O 5 Edoch  2i 8 Proeve nopens de verschillende Edoch ik heb eenige reden om te vermoeden, dat daar eene vermenging met de Negers hebbe plaats gehad want , in geheel India , blyven de kinderen , van Europeefche Ouders gebooren, en weder met elkander trouwende, zonder vermenginge met zwarten , zoo blank, als de Europeezen: waar van veele voorbeelden op Batavia zelfs tot in het zesde genacht, voor handen zyn. _ Daarenboven heeft de Heer Kalm m zyne Reize na Noord-Amerika ' aangemerkt, dat de Negers, die, zei dert veele jaaren, in Noord - Amerika zyn voortgeteeld, nog zoo zwart zyn, als de eerfte Negers. Dan, wat hier ook van zy, zoo is bet zeker, dat, indien men de Menlenen, naar de kleur, in foorten verdeelde, 'er zeer veelen foorten zouden zyn; ja de Spanjaarden en de Zweeden zouden van geen eene foort blyven, en men zou eindelyk de verdeeïing tot in het oneindige uitftrekkcu. De Mensch dient zekerlyk! aan het hoofd  gedaante en koleur der MeNSCHEN. 119 hoofd van het Syfiema Naturale geplaatst, te worden. Want hoewel zyne tanden, gelyk zyn aan die der Aapen en der Vleermuizen zoo heeft hy nochtans, boven alle de dieren, de fpraak en het edel vermogen, om zich, door de opvoeding, te volmaaken en te verbeteren. s- i- Naar de koleur, zyn de Menfchen onderfcheiden, in. ö.) Amerikaanen , welke rood cn galachtig zyn. De voornaamfte Genachten , onder hun, zyn de Esquimaux, in 't Noorden; zynde die even dezelfde Natie, met de Groenlanders , vier voeten hoog , en bruin. De Volkeren in 't midden van Amerika zoo wel die , der vaste Kust als Eilanden, welke roodachtig van koleur zyn , zelf tot onder de Linie , daar Amerika altyd ten minsten twaalf graaden koeler is, dan Africa. e 6.) De  ï2o Proeve nopens de verschillende b. ) De Europeezen , welke blank bioedryk en lyvig zyn. Van >t Noorden naar 't Zuiden gaande verdonkert hunne koleur , volgens de luchtftreek; en tuffchen eenen Zweed en eenen Spanjaard, is by na zoo veel onderlcheid als' tusfehen een Spanjaard en eenen Neger. c. ) De Afmanen zyn bruin , zwart¬ gallig en taay van leden. Bohalven de Papouen, die onder de Linie liggen, en de Mallabaaren, vinden wy alle de Afiatifche Natien hoe genaamd bruinachtig , mm of meer, naar den afftand hunner luchtftrreek van de Middaglyn. dl) De Afrikaanen daarentegen zyn zvvart en waterig. £n deeze zwartheid neemt mede toe en af, naar dien zelfden afftand hunner wooningen vau de Linie. $. II Tovallige veranderingen en zonder- lin-  GEDAATE EN KOLEUR DER MENSCHEN. 221 linge geboorten maaken dit onderfcheid. a.) In de verandering van koleur der Minos , of witte Negers van Loango in Africa, door den Heer V oltair e befchreeven , der Blajfards der Land-engte van Darien in Amerika door den Heer Paauw, in zyne Recherche furies Americanis , II. Deel befchreeven ; en der witte Papous, of Negers, van Tcrnate en andere Landen van het Oosten; op Ternate Kakkerlakken genaamd, door den Heer Josua van lp er en befchreeven, in het I. en II. Deel der Verhandelingen van het Bataviaasch Genootfchap. Deeze zyn denkelyk nooit zwart geweest, en worden meest al van twee zwarte Ouders gebooren, brengende zy ook zwarte Kinderen voort. Die van Amerika en Afrika zyn gemeenlyk niet boven de vier voe-  222 Proeve nopens de verschillende voeten , en vyf duimen hoog. Hunne koleur is krytwit en zy hebben geenen baard. Ook is het hair der Afrikaanen wollig, maar dat der Afiaanen lang, fneeuw wit, of rood-geel van verwe. De oog-appel trekt wat naar het roode, en over dag zien zy bezwaarlyk, en het fterkfte licht doet hunne oogen fomtyds traanen, ziende zy by fchemering zoo veel te beter. Te Batavia is 'er in 1774. een by den Heer Gouverneur Generaal geweest, die alle deeze kenmerken had , zynde hy op Ceram , by Ambon , van twee zwarte Ouders gebooren. Hy was omftreek tien jaaren oud, vrolyk, dog niet zeer geestig , echter vlug Maleits fprcekende. De oorzaak van de Geboorte der witte Negers zou volgens den Heer Paauw, Schryver van de Wysgeerige bedenkingen over Amz-  gedaante sn koleur der ivïenschen.223 Amerika, zyn een bederf in de zaaddeelen van de Ouders. Dog de eigenlyke ziekte, welke dit veroorzaakt, is tot heden toe onbekend , om reden dat Malphighius, by het ontleden van ■ een witten Neger, het vel heeft befchreeven , en niet het hersfen en rngmerg, zoo min als het zaad ; 't geen echter faamgenomen, alleen de zaak zoude hebben kunnen beflisfen. £.) In grootte kleente en dikte; Reuzen worden 'er nog enkelde, nu en dan gebooren, van gemeene Ouders ; gelyk zeker Trawant van den Aarts Hertog Ferdinand Almon genaamd, die elf voeten hoog was. C a j anus, die in 1744. in Holland te zien is geweest was agt voeten hoog; De Reuzen , welke de Engelfche Capitein Biron , ten jaare 1764 in Patagonie had gezien , zyn, door de Franfche Capiteins Gerardaux en Bougainville in 1766. niet grooter bevonden,  224 Proeve nopens de "verschillende den, dan van 5. voeten en 5. duimen, tot 5. voeten en 9. duimen. De Engelfche Capitein Cook verzekert zelfs, dat de grootfte 5. voeten en 10. duimen hoog zyn, en de Heer Pernetty, die in zyne Verhandelingen over Amerika , de Reuzen behoud , verklaard echter daar na in zyne Reis naar de Malouines II. Deel bk 107. dat zy 5. voeten en 7. duimen groot waren, 't geen men dan voor geene Reuzen kan rekenen. Dwergen waar van men voor • heenen dagt, dat 'er geheele Natien waren, wordende in Holland, Klaboiit&rs , Kaboutermannetjes , in Zweeden Trools genaamd. _ De Aards Hertog Ferdinand , dien wy zoo even aanvoerden , had 'er eenen van drie fpannen lang; en in 1760. is te Parys een Poolfch Edelmannctje te zien geweest, twee en twintig jaaren oud en maar agt en twintig duimen  GEDAANTE EN KOLEUR DER MENSCHEN. 225 men hoog, en thans heeft men een Friesch Boertje Lolkes genaamd, die nu en dan te Amfterdam by Blaauw Jan te zien is en geen drie voeten haaien kan En wat de dikte betreft, in't Jaar 1724 ftierf een Engelschman, te Lincoln, lang zes voeten en vier duimen ; dik tien voeten in den omtrek, en zwaar 580. ponden. c.) Ziektens aan den hals. Goeters of Kropdraagers heeft men aan den voet der Alpen, ook in den El^as , en aan den voet van onze meeste hooge bergen op Java: als mede hier op den Salak: zynde die krop eene ziekte, welke men zegt, dat door 't water veroorzaakt wordt. Men vind 'er de zulke ook, aan den voet van de Cordelieres, in Peru. De Cretins van Valais in Zwitzerland, hebben behalven die groote kroppen, byna geene de minste kennis ; zynde zy dool II Deel. P en  22Ó PROEVE NOPENS DE VERSCHILLENDE cn ftom , volgens de befchryving van den Heer Grave de M AU GIRON. d.) De Ziektens der huid. Gelyk die de Kascado , of fchubziekte hebben. Deeze hebben witte fchubben op den huid, die,gelyk de andere huidziektens,J kan geneezen worden. Men vind 'er veelen op Nïas, een Eiland by Sumatra en op de Sangerfe Eilanden , by Ternate. Edoch deeze ziekte is alleen den zwarten eigen. e ) Ziektens der Teeldeelen. Androgine , die door de uitgroeijing der Clitoris en Nimphen, van beide kunnen fcheinen te zyn. Hermaphroditen , waar van fommigc naar Mannen, en anderen naar Vrouwen gelyken; zynde de laatften het gemeenlte, voornamentlyk in de heete Landftreeken. Me-  «EDAANTE EN KOLEUR DER MENSCHEN. 227 Menorchis, die maar ééne bal hebben, als de Hottentotten , hebben hunne voorouders volgens Kolbe, 'er voor deezen, een afgefneeden. Het uitwasch 't geen men wil, dat de Hottentottinnenover de fchaamdeelen nederhangt. Triorchis met drie ballen. ƒ) Misgeboorten. Saamen gegroeide kinderen. Een Jongman die zyn broeder aan het borstbeen was aangegroeit; twee zufters, in 't jaar 1723. te Presburg overleeden , die aan 't fluitbeen waren t' zaam gegroeid: welke by Houttuin ftaan uitgetekend, Menfchen met ftaarten, die men nu en dan vindt; zynde,nu eenige jaaren een kind alhier te zien geweest, met een kraakbeenig uitgroeizei van drie a vierduimen aan het ftuitebeen. P 2 g.) Mis-  228 PROEVE NOP. DE VERS. GED. EN KOL. ENZ. g.) Mismaaktheid door kunst. Aan het hoofd, door zaamendrukking, rond, plat of piraroidaal, 't geen door de moeders, opzettelyk, gedaan wordt. Sommigen rekken de ooren overmatig lang; gelyk de Baliers, in de nabuurfchap van Java. Andere volkeren in America trekken hunnen kinderen de voortanden uit. (*) Aan ;de Teeldeelen ; door de ie/iiydenifen , of door de Infibulatie , welke met een ring of iets diergelyks door de teeldeelen te haaien, aan beide de kunnen gefchiedt, en 't geen, zoo wel op Ceram, onder de Alfoereefen ais in Amerika , in gebruik is. & (*) Sommigen bebranden den huid mee allerleye fieuuren .  Pag. 229 BESCHRYVINGE van eene BLANKE NEGERIN uit de PAPOESCHE EILANDEN, door J: van IPEREN. Deze Meid , welke nog , op zyn best , zoo het my toefchynt , vyftien of zestien jaar oud zal weezen, werd, voor eene zonderlinge zeldzaamheid van Ternate, aan den Heer R a d e r. m a c 11 e r. , en dus ter befpiegelinge voor het Genootfchap , in de maand September des voorleden jaars, ten gefchenke gezonden: en men brengt die in den thuin, van de Ed: Compagnie, welke ik thans bewoone, en daar ik nu en dan eenige Natuurlyke Zeldzaamheden ontvange en overweege van wegens ons Genootfchap. Maar zy was zoo fchurft en bezet met P 3 ee-  230 BESCHRYVING VAN EENE BLANKE NEGERIN eene foort van melaatsheid, dat ik 'er myne flaaven en huisgenooten niet aan durfde waagen. Zy werd dan indevrymans boeien gebragt en aldaar volkomen geneezen , door het bewryven van haaren huid met Tamarinden bladeren klein gekapt, uitgeperst en met Salpeter tot een zalfje gemaakt. Ik kreeg haar Wederom fris en gezond, op den 14. December 1779. Toen zy eerst by my aankwam, was zy zeer verlegen, zeer bang en was tot geen fpreeken te krygen. Toen zy weggehaald werd , fchreidde zy bitterlyk, en zeide aan de jongens en meiden, dat zy wilde blyven, en het hier wel had. Toen zy wederkwam was zy vrolyk, lachte en gaf haar genoegen , met fpreekende daaden j, te kennen. Niettemin was zy in de boeien zeer wel behandeld: — maar ook de flaaven en flaavinnen wille eene vryheid genieten, welke met haaren ftaat overeenkomt. De jongens en meiden, welke men hier Papoefchen noemt, zyn vry zwart en draagen gekroesd, fyn gedraesd en dus  uit de papoesche eilanden. 23I dus kort in een gedrongen hoofdhair. Van zoodanig foort van hair is deeze ook voorzien, maar het is uit den geelen rood , en ftaat krulsgewyze opwaards gekronkeld, wat te verre op het voorhoofd, 't geen eenigzins een ftroef gezicht veroorzaakt. De Heer vanSonnereT befchryft voyagi« de Bewooners, der Papoefche Eilan-Pas- »«3den , die, zegt hy, zeer weinig bekend zyn, aldus: — „ Hun voorko„ men heeft iets leelyks en vervaar„ lyks. Dat men zich fterkgefpierde „ menfchen voorftelle , van eene „ blinkende zwarte verwe, offchoon „ ondertusfchen de huid vry ftroef en „ ruuw is, en voor het grootfte gedeel„ te ontcierd met leelyke vlakken , „ niet ongelyk aan die, welke de me„ laatsheid voortbrengt; dat men zich „ dezelve voor zyne verbeeldinge „ fchildere als menfchen met groote „ oogen , met een ingedokene platte „• neuze, met eenen ongemeenen wy„ den mond, met lippen vooral de bo„ venfte vry wat gezwolle: met dik ge„ kroesd of in een gekronkeld of git zwart of vuurig rood hair. Het zeP 4 » de-  232 BESCHRYVING VAN EENE BLANKE NEGERIN „ delyk beftaan van deeze wilden be„ antwoordt vry wel aan hun uitwen„ dig voorkomen; want zy zyn dap» Per, zy beminnen den oorlog, zy „ zyn wreed, wantrouwig en zyn ook „ op verre na , niet te vertrou„ wen." Omtrend op gelyke wyze befchryft Don George de Menezes, die ten jaare 1527, de eerfte der Europeaanen op de Papoefche Eilanden aankwam , dat geflacht van menfchen. „ Men „ houdt voor zeker, fchryft hy, dat „ de naam van Paymas , in de taal van „ dat Land , zwart beteekent: om qHu " fac die wilden 'cr> SelYk de KafRefze by » ÏCTS> WW», en kroes gekruld hair v^ierAa,, hebben; zy zyn wel mager en verómwend*s %fd> ™aar kunnen zeer wel tegen inhetmid-,, den arbeid, en van natuure tot aidenbi.43.j; lcr]ye fchcimftukken en verraad ge„ negen Onder hen vindt men veele „ Doovcn , en fommige, die maar » weinig zien." — Ik meene, datonze hedendaagfche Natuur-onderzoekers volftrekt geene vryheid hebben, om de byzondcrheden, welke in de Land-en Zee-tochten der ouden voor- ko-  UIT DE PAPOESCHE EILANDEN. 333 komen, te verachten en van dezelve geen gebruik te maaken. En wat 'er ook van de gelykheid met de Kaffers mag gezegd worden , dit is ten minften zeker, dat de Mozambiquers, van welke ik 'er verfcheidene hier gezien, betuurd en belast hebbe, zeer veel overeenkomst hebben met de Negers der Papoefche Eilanden , welke men hier, by onderfcheidinge van de Mozambiquers , Oosterlingen noemt. Alleenlyk bericht men my, dat 'er in de Oosterlingen, welke eigentlyk den naam van Papoetjes of Papoeces mogen draagen, meer bewyzen van vlugheid en fchranderheid zieh vertoonen, dan in de Westerlingen , die van wegens hun gekroesd hair, verwe, aangezicht , ook oneigentlyk met den gcmeeue naam van Papous vereerd worden. By den Edelen Gcftrengen Heer Cr aan, Raad van Indie, is 'er een, wiens hoofd ik heb laten uitteekenen, van wegens de zonderlinge fchikkinge der figuuren, welke op zyn aangezicht, denkelyk, in zyne jeugd, zyn ingegroefd; en waar uit ik befïuit, dat hy van eenig aanzien onder de zynen moet geweest zyn. Daarenboven vinP 5 de  234 bes chr y ving van eene blanke negerin de ik, by de eigentlyk gezegde zwarte Papoes, die leelyke wezentrekken, en dien groeven huid, en die vlakken niet, welke de Heer Sonneret zal ontdekt hebben, by die, welke hem bejegend zyn, Zoo dat men het gezegde van dien Heer niet wel algemeen kan maaken. De naam van de Meid , welke ik hier befchryve, is Penau volgens haar getuigenisfe: zy is geboortig van het Eiland Mandora en voortgefprooten uit blanke en gekroesde roodhairige ouders, van welke zy het beeld draagt. De Hollanders hebben haar op Mandora gekocht, en zy is vervolgens te Ternate in dienst gekomen van eenen Hollandfchcn Heer en Juffrouw. Op haar Eiland woonen, meest zwarte kroeskoppige Negers; maar evenwel ook, zLo zy zegt, ettelyke blanken. Wy zullen haar vervolgens Penau noemen: want zy fchynt niet zeer gezet te zyn op de nieuwe naam van Malatti, welken wy haar gegeeven hadden: toen zy nog niet fpreeken wilde. By  UIT DE PA POES CH!E EILANDEN. 235 By het Geographisch befchry ven van een gewest begint men doorgaans met den omtrek cn grensfcheidingen en belendingen der Ommelanden By de befchryvinge van Penau, beginne ik met haare huid: vergclykende die met den huid haarer Vaderlanders. En ik meene te hebben bemerkt, dat hoe zwarter de huid is, hoe gladder die zich, by het bevoelen voordoet. Ik heb ettelyke Jongens en Meiden betast en niets is zekerer, dan het geen ik daar omtrend ondervond, over het gemeen genomen, Men ziet en voelt naauwelyks de gewoone groeven, welke in onzen huid, en zelfs in het poezel vel der fraaifte Meisjes van Europa, zich duidelyk voor doen. Misfchien geeft de donkere verwe eene zachte wol, die de aandoeninge van de reeten groeven en ongelykheden verdooft. Eene zwarte Papoefche Meid by de Heer Secretaris de Bock, wierde met Penau vergeleeken, doet ons dat verfchil ontdekken. Penau , is van top tot teen ruw en ongelyk van oppervlakte: uitgenomen van binnen en boven op de handen daar  236 BESCHRYVING VAN EENE BLANKE NEGERIN daar zy wat gladder is. Over het bovenfte en voorfte van haaren armen en beenen tot aan de fchouders en lyffpier toe heeft zy wit vlasfig hair , 't geen by het bevoelen, de ruwheid vermeerdert. Zy heeft de kinderziekte gehad, en heeft hier en daar nog plekken overgehouden: Waar by komen die blauw bruine rooven en vlakken, welke wy ook in den witten Neger van Bali hebben opgemerkt: behoorende die, fchoon zy er kleinder heeft, en minder, tot eene vastgaande hoedanigheid van den huid der zoo genaamde "Kakkerlakken van Sumatra en de overige Eilanden. De Aderen zyn er even doorfchynende, als by de Europeezen. Teenen vingeren, nagelen, leveren niet zeldiaams op. Voor aan de fchouders en aan de oxels kroest het hair vry wat losfer in booge, dan op het hoofd cn elders daar het bykans zoo fterk kronkeld en met fyne krulletjes faamen loopt, als op den ichedel. Zy heeft ook vry lange tepels, ja maar de borsten zyn nog niet uitgewasfehen, fchynende de Natuur daar een begin mede te maaken. Haar  UIT DE PAPOESCHJE EILANDEN 237 Haar lengte is 4. voeten 6. duimen en 8. linien: het borftbeen is wat breeder vooruitft.eekende,en byde haare voeten ftaan voorwaards uit naar de rechter zyde, omtrend gelyk die van fommige Europifche boeren jongens, die dagelykj achter den ploeg loopen. Hier uit ontftaat eene misfelyke houdinge derfchouders en van het geheel lichaam en zelfs van de nek en hals, welke aan het Meisje een belachelyk voorkomen geeven. Zoo zeker is het, dat het eene lighaamlyk gebrek doorgaans een ander veroorzaakt. Ik kan ook niet gelooven, dat 'er te Parys of London een Dansmeester zou gevonden worden , die zoodanig een ingewortelde en vastgegroeide fcheef heid zou weeten te heriïellen : want alle de peezen en fpieren zyn 'er naar gezet. De werktuigelyke opvoedinge der Dansmeesters kan dus van eene aanmerkelyke nuttigheid wezen. 3k heb reden om dit fmk niet verder uit te haaien: vooral niet te Batavia. Tus-  238 BESCHRYVING VAN EENE BLANKE NEGERIN Tusfchen de beide oorlellen befluit zich de laagfte kring van het gekroesde hoofd-hair; en dat hoofd-hair is zoo fraai met kleiner eii grooter cirkelronde krulletjes in een effen en gelykvormig tappeerzel ingelast, dat men niets aardiger begrypen kan. 'T is niet mogelyk dat onze Haagfche en Amfterdamfche Paruikmaafcers dit door de kunst zoude weeten naar te bootzen. Maar dat bovenwaards kronkelen maakt de nek kaal, en de hals lang , die bruinachtig , gerimpeld , ftroef , en onaanzienlyk is. De ooren zyn wel gezoomd, en van der Jeugd af aan met de boven en achter boorden voorwaards gebogen. En dit gefchiedt aan byna alle de Oosterfche Kinderen , denkelyk , om dat zy voorwaards beter de klanken zouden ontvangen en fcherper gehoor hebben. Zy is een weinig doof; maar de doofheid blykt ons niets anders te zyn, dan een langduurig overleg om iets wel en voorzichtig te begrypen, eer zy kan of durft antwoorden. Men noemt dit hoewel ook nog in eenen anderen zin, Oost-  uit de papoesche eilanden. 239 Oost-Indisch doof; en ik befpeure, dat de Javaanen, Chineëzen en andere Oosterfche Natiën een diergelyk zweemzel van doofheid telkens laten blyken. Hier door zullen fommige Reizigers, en ook Don George de Menezes, mogelyk zyn misleid geworden. Slechts eenen duim en vyf linien is het voorhoofd lang, en het natuurlyk toepet hangt voor over: hoewel het flechts omtrend vyf linien dik is: 't geen de gemaakte fierheid der hooge hairkuiven en dus eene foort van bevalligheid wegneemt , welke in Europa ongemeen verre gevorderd is, en uit het befchaafde Oosten, Perfie vooral en Turkye is overgekomen. Zoo verre heeft de Smaak in deze Zuidelyke Gewesten , van alle befchaafde waerelddeelen wat al te wyd afgezonderd , nog niet kunnen komen. Twee en een halve duim ftaat de kinne vooruit van de keel afgerekend. Alles is vry rond , de kin , onderkaaken komen boven tot aan de flaapen, en de wangen ftaan wêerzyds bolrond vooruit. De mond is juist niet breed, ik hoh  240 BESCHRYVING VAN EENE BLANKE NEGERIN heb Europiiche Dames gezien , die brccder gemond waren. De onder- hppe is dikker dan de bovenfte, en benedenwaards omgekruld. Ook is de bovenlip Hechts in het midden wat dik en voorwaards uitpuilende. I De neus is van onderen wat breed, en de neus-gaten wat ruim en gaapende. Bovenwaards duikt zy wat inwaards , tot aan het voorhoofd : zynde denkelyk by de kindsheid wat- ingedrukt. Ook zwellen de wangen onder de oogleden neuswaards aan, naar het midden : want anders fcheiden zich de neuskrullen vry diep , om het mondfluk te helpen maaken. De wenkbraanwen wit'achtig rood , flaan genoegzaam onder aan de randen van het voorhoofd - been , 't geen als eene zolderinge maakt, waar onder tegen, vry wat diep de oogleden indrukken. De braauwen , zoo van onder als van boven, zyn vry wat rosfer. Het wit der oogen zuiver melk wit, de oogen blaauw, eindigende aan de appelen met bleekblaauwe , geele en oranjeachtige ftraalen. De oogballen  uit de Papoesche Eilanden. 241 len vertoonen zich machtig klein. Indien men haar wel begrypt, zoo is het eenig gebrek van haar gezicht, dat het midden op den dag wat donkerder, is, dan by duifter weder of tegen den avond. 'Maar als de lampen zyn aangeftooken, wordt zy wederom ftik ziende, en buiten ftaat, om te naayen. Zy heeft een verondwaardigend voorkomen , als zy wat effen ziet, en ernftig of verlegen is: maar daar entegen een vriendelyk gelaadt, dat genegen is tot lagchen, als zy wel te vreeden is. Edoch dan ziet zy er wat mal uit, al ruim zoo wel, als zulke Europezen, die lagchen zonder dat zy weeten waarom. Ik weet geene trekken meer, welke Penau , onze Papoufche witte Meid, nader kunnen pourtraiteeren. Dit alleen wil ik er maar hebben bygevoegd, dat op haare ooren, wangen , mond en elders naar evenredigheid , eene gezonde en frisfche bloozende roodheid doorftraalt: en dat dus dit vooroordeel , als of alle de Kakkerlakken 'er kalk wit als geesten uitzien, moet werden afgelegd, gelyk wy reeds in onze befchryvinge van Soudame gezegd hebben. Men kan ook, Penau, zoo min als II. Deel. Q Sou-  242 BESCHRYVING VAN EENE BLANKENEGERIN Soudame, onder de Dwergen of wanfchepzels plaatzen. De meefte Slaavemeiden vallen niet langer dan Penau, cn men vindt onder de Oofterlingen weinige Vrouwsperfoonen, die van eene lange en ryzige geftalte zyn. Ik zou 'er zelfs wel toe kunnen komen, om de bruine vlekken en vuilgrauwe puistjes, welke men vooral op haare rug cn borst aantreft en-haar leelyk maaken , voor overblyvende gevolgenen blyken haarer voormaaligen melaatsheid aan te zien. Want de Zeevaarenden en Reizigers houden ftaande, dat alle dc witte Negers, of Kakkerlakkeu aan die fchurft en melaatsheid onderworpen zyn. Voormaals meende men, dat de ziekke zich binnen de grenzen van Egyptenland bepaalde: en 't kan zyn, dat zy aldaar haaren oorfprong heeft; maar nu heeft men duidelyke befchry vin ge van die ziekte, zoo als 'er Arabicn meede befmet is, en zoo als dezelve zich ook in de West-Indiën vertoont. Men kan dit duidelyk voorgefteld vinden, by den Heeren Peyssonel en Niebühr, en by den Heer Michaclis, mos. die de Peyssonel en NiEBUHRaanSeei'IZfljpe®* om de wetten van Mofes over s«* in voi, de melaatsheid des te duidelyker te verklaar en  UIT DE PAPOESCHE EILANDEN. 243 klaarcn. In Europa hebben wy verlchiilende fporten- van fchurft, cnzoo is het ook hier te lande; Want de melaatsheid van Soudame en Penau heeft de kenmerken niet van die ziekte, welke de voornaamfte Genees-heeren aan de melaatsheid toefchryven als alken., dat zy, geneczcn zynde, vlakken en kerven nalaat, en dat 'er zich telkens, wederom onder de fproeten en rooven eene nieuwe jeukte opdoet , en dat zy insgelyks zoo wel als de melaatsheid van de Ouders op de .Kinderen, by ervbefmettinge fchynt over te gaan, men ontdekt zodanige uitwasfen, op boom.en, heesters en planten: zoo wel als op de meefte dieren: en ik houde die,uitwasfen, zoo wel als de. wratten, negenöjogen, fteenpuisten, pokken en diergelyke, voor menigerhande foorten van pad.deftoelen , welker, ontzichtbaar zaad door- de -lucht vliegt of in het bloed geraakt, en zich vestigt en wortelt, daar het eene gefchikten..grond vindt, om genoegzaam voedzel uit te trekken. En waarom zou dan dc blanke huid deiKakkerlakken en witte Negers daar niet eene betere gefchiktheid toe kunnen hebben, dan de zwarte of bruine huid hunner' méde Vaderlanders. Zoo dat Q 2 niet  244 BESCHRYVING VAN EENE BLANKE NEGERIN niet ommogelyk is, dan is ook, in zoo verre, dat raadzel eenigzins opgelost, waarom niet de zwarte, maar de blanke , aan die plaage zyn onderworpen. Nopens de zielsvermogens onzer witte Negerinne, valt zeer weinig te zeggen, zoo min als van die haarer landsgenooten. Ik zou denken, dat de Lyf-jongens en Lyf-meiden, en by gevolg nog des te meer de Mandoors en Mandoresfen , zoo veel verftand kunnen hebben, en zoo handig kunnen worden, als hunne Heeren en Vrouwen. Ettelyke huisgezinnen van deze Colonie , zouden genoegzaame voorbeelden kunnen opleveren, welke tot bewyzen van myne ftellinge zouden verftrekken En waarom zouden PmamnSoudamt (*) het zooverre niet kunnen brengen , als hunne zwarte en bruine medemakkers. Hoe ik de zaak ook bekyke van rondömme, en wat ik 'er ook over denke, 't belluit blyft by my, dat het rood hair en de witte huid geenen invloed hebben, op het hersfen geftel: dat een witte Neger, even zoo vatbaar is, voor een eenvoudig onderwys en eene oordeelkundige onderrichtinge als een zwarte. (*) De Vrouwvan Joui/ume waar van in hetlDeelp. 307en383 gefprooken is, heeft iu Oaober 1770. een zwarte Zoon gebaart. BE-  Pag. 245 BESCHRYVING VAN DE GROOTE BORNEOOSCHE ORANG OUTANG OF DE O O S T-I N D I S C H E PONGO DOOR F. Baron van WURMB. W as het mogelyk dat de Wysgeer by het onderzoek van de Natuur, geitadig die keten konde volgen, waar mede de Natuur alle haare voortbrengzelen heeft aan een gefchakeld, welk eene uitgeftrekte weetenfchap zoude hy als dan bereiken/ welke ontdekkingen zouden zich aan hem openbaaren ! Ja hoe zoude hy in verwondering worden opgetogen, door het aanfchouwen dier volmaakte inrichting en overeenQ 3 komst,  246fjESCHR.YV.VAN DE GROOTE BoRNEOSCHE komst , die : in dc -orde -allerr dingen heerscht. Doch dit onuitfprcekelyk vergenoegen ichyrié het voorrecht te zyn"van hooger weezens, dan wy weereld-burgers: want 's menfchen zintuigen, alleen gefchikt zynde naar de zeer bepaalde kennis van dit leeven, vallen 'er veele werken der Natuur., ver buiten haar bereik: ja zelfs het grootfte gedeelte der Natuur js voor ons in een diep geheim bedekt , en alles het welk wy weeten zyn maar afgebroken ft ukken, zeker groot en zeer verwonderenswaardig op hun zelf, maar nochtans klein * en zeer gering, in vergelyking van dat geen, het welk voor ons verborgen blyft. Men heeft echter veel moeite aangewend, om den draad der Natuur, waar zulks maar mogelyk was na te fpcuren, en dat verband te ontdekken , waar door haare voortbrengzelen zyn aan een gefchakeld, en deeze' moeite is niet altoos te vergeefs geweest. Dus toonde, by yoorbeeld, de ontdek-  Orang-Out. of de Oost-Ind. Pongo. 247 dekking der Plantdieren, den overgang van het ryk der Planten tot dat der Dieren. De Vleermuis cn het vliegende Inkhooren, gaven de verbinding der Vogelen met de viervoetige Dieren te kennen, en de Robben en Lamantins die der viervoetige Dieren met de Visfchen: want of fchoon men deeze voorbeelden, meer voor, enkele wenken der Natuur moet neemen, die zy ons van haare 'overgangen en verbindingen geeft, als voor eene daadelyke aan een fchakeling, zoo is men nochtans de waarheid hier door genaderd. Maar de groofte gaaping, die ons in het plan der Natuur voorkomt, is zonder tegenfpraak die, dewelke wy tusfchen den Mensch, begaafd met een verftandig weezen , en het redeloos Dier ontwaaren. Tot nog toe heeft men te vergeefs getracht , het fpoor der Natuur hier in te befpieden, en zelfs zoude men het byna voor bevestigd moeten houden, dat de fchalmen der groote ketting die ons hier ontbreeken, op de Planeet die wy bewoonen niet te vinden zyn. Q 4 Kwam  248Beschr.yv.van degrooteBorneosche Kwam het op. niets meer dan eene lighaamelyke overeenkomst aan, zoo zoude men ongetwyfeld deezen overgang in het vierhandige genacht der Aapen ontmoeten ; maar vermits men in deezen al zoo zeer op de hoedanigheden van den geest, als op de geftake van het lighaam heeft te letten, zoo blykt wei dra, dat den Aap, niet eens waerdig, onder de onvernuftige dieren in de tweeden rang te ftaan, (*) geheel onbekwaam is, den gepasten overgang , tusfchen den redelyken Mensch , en het redeloos Vee te maaken. De uiterlyke geftalte deezer Dieren heeft nochtans, reeds van de oudfte tyden , de oplettenheid der Natuurbefchouwers naar zich getrokken, en aangemoedigd , eenige overeenkomst van den geest in een lighaam naar te fpooren, het welk de wyze Schepper, zoo zeer naar dat van den mensch, heeft doen gelyken. Maar (*) Men zie hier over de Natuurlyke Hiftorie van den Heer V. Buffon, het tweede ftuk van het zevende Deel.  Orang-Out. of de Oost-Ind. Pongo. 249- Maar gelyk een Syfthematisch zoeken, al dikwyls niet zoo zeer de waarheid , dan dat geen, het welk in het leerftelzel te pas kwam, heeft te voorfchyn gebragt, zoo is 'er ook by deeze nafpooring dwaaling uit voortgekomen. Zelfs wierdt de vermaarde Linnjeus, door eene afbeelding by Bontius , van een Orang-Outang of Bosmensch alhier gezien , en door de berichten van zommige Reizigers verleid , zyn Homo Nodturnus of Nachtmensch, als een geringer foort van Menfchen, tusfchen den Mensch en den Aap te plaatzen , en daar mede een weezen vastteftellen, wiens beftaan nog veel twyfel onderhevig is. De Heer van Buffon ging hier omtrent voorzichtiger.te werk, gisfende deeze beroemde Natuurkundige niet zonder reden , dat de met zoo weinig naauwkeurigheid beftempelde berichten van den Nachtmensch, van witte Negers of Kakkerlakken genomen zyn, die in een valsch licht, of door een floers van vooroordeelen betracht wierden. Q.5 En  s^oBeschryv.van de grooteBorneosche En waarlyk de afbeelding van den 0rang-Outang by Bontius, verfchild alleenlyk in ftukken van weinig belang, met de gedaante van den witten Neger of Kakkerlak Söudama, door den Eerwaarden Heer van lp er en in het eerfte deel deezer verhandelingen befchreeven. Ontneemt men deeze afbeelding de kraag onder de kin , en de weinige hairen , die de huid bedekken, zoo blyft 'er een fraaijer menschlyke gedaante over als die van Soudama , en was deeze niet aan het hof van den Regent van Tabana, maar in de eenzaame bosfchen van Baly opgegroeit , veelligt zoude hy aan zielsvermogens genoeg verachterd zyn , om door een onoplettend Schry ver , by de Pongos, Baris, Smitten en Orang -Oütangs, van Battel., Pyrard, Bosman en Le Gu at geplaatst te worden. Maar mogelyk zyn de trekken van den Orang-Outang, in de afbeelding van Bontius, al te menfchelyk en verre boven de waarheid voorgedragen : want zoo men zich eenvoudig aan deszelfs befchryving houd , dan blyft 'er ten hoogften niet veel meer als de gemee-  Orang-Out. of de Oost-Ind.Pongo. 251 meene groote Orang-Outang of Pongoover. De Heer Brisson, die de OrangOut ang van Bontius, met de Baris- hl een Clasfe ftelt , fchynt mede van dit gevoelen te zyn, en de afbeelding Van eenen Borneofchen Orang-Outang in Beekmans Voyage to Borneo, zonder tegenfpraak dezelve foort verbeeldende, die ons nu onlangs van dit Eiland is toegezonden, kan tot een voorbeeld verftrekken van eene diergelyke verkeerde, en tot de Menfchen gedaante overhellende voorftelling deezer Dieren. Doch het zy hier mede zoo het wil, dit is zeker, dat federt het vcrblyf van Bontius alhier, of het midden der vqorige Eëuwe, nooit een Orang-Outang als by hem Verbeeld ftaat, op dit Eiland of elders in deeze Gewesten is ondekt geworden , en dewyl hy verzekerd verfcheiden van byde fexen gezien te hebben, zoo moet het met réde onbegrypelyk voorkomen, waarom 'er nu in het geheel geen ;fpoor meer van wordt gevonden. 4 smé . '.-..\:Vtl qo ÖYX fViO'iiUi{ v * y e oudfte en kundigfte Javaanen wee-; ten  252 BESCHR yv.van de GROOTEBoRNEOSCHE ten van geene andere Orang-Outangs, als zulken die geheel en al Aapen zyn, en zy beftempelen met deezen maleitfchen naam gewoonlyk maar de twee foorten van ongeftaarte Aapen, dewelken de Heer van Buffon by de Pongos en Jockos plaatst. Byden komen meest alleenlyk van Borneo , en wat 'er de Reizigers ook van mogen zeggen , men vind dezelven echter zoo min in de bosfchen en fpelonken van ons Eiland, als de Leeuwen en Elefanten, die op zommige kaarten van Groot Java zyn uitgetekend. De kleine foort, door den Heer van Buffon by verkorting van den Congoofe naam Jockos geheeten , wordt door de Banjareefe vaartuigen nog al dikwyls aangebracht. Van dit foort is 'er een in het jaar 1776. leevendig naar Europa overgekomen , en door den Heer Vosmaer naauwkeurig befchreeven. Maar de Orang-Outangs van de groote foort, of de Pongos volgens den Heer van Buffon, zyn op Borneo, hun geboorteland, gantsch niet gemeen, en de  Orang-Out. of de Oost-Ind. Pongo. 25^ de groote moeite om meester te worden, van zulke fterke en kwaadaartige dieren, heeft het nu al langer als twintig jaaren onmogelyk gemaakt, om 'er een over te krygen, en mogelyk zoude het ons buiten de gemeen nuttige iever, van den Heer Willem Adriaan Palm , Refident te Rembang, ook thans nog niet gelukt zyn. Want die Heer onlangs van wegen de HOOGE OVERIGHEID alhier, in eene gewichtige Gommisfie naar Succadana gezonden zynde, en deeze gelegenheid waarneemende om het onderzoek omtrent de dieren van dit foort te hervatten , zo heeft hy 'er eindelyk naar zeer veel moeite een van gekreegen, en in arak herwaards aan het Bataviaasch Genootfchap gezonden. Deezen zal ik thans nader befchryven , en daar uit doen zien, hoe vergeefs men ook in dit foort Orang-Outang de Bosch-mensch , by Bontius, zoekt. Het hoofd van den grooten borneofchen Orang-Outang , is van achteren naar boven eenigzins fpits, de bek lleekt wat uit, en aan ieder wang zit een breede vleesachtige kwabbe , dewel-  ;2&4E?EscHR-y v.van de grooteBorneosgbe welke zich ter zyde: meer verbreid , als de dikte van het hoofd bedraagd. De oorenjzyn klein , naakt en plat aan het hoofd' liggende. ■ De oogen klein en uitpuilende. r'De neus zonder eenige .merkelyke. verhevenheid , beftaat enkel maar / uit twee langachtige en üèhui-ns tegens .elkander gefielde; gaten. De mond is bekleed met dikke lippen, Sri heeft geene: zakken- .van binnen. De tong is ..dik en .breed; men vond 'er eenig overblyfzel van groente op, door het dier. gegeeten. jfiottrno ^aósTbbfJo Ji>d rno sbniimoon • In ieder kaak ftaan voor; vier breedc fnytanden, tuffchen twee dikke en boven hun .' lütfteekeride fkg of hondstanden . ■ Het aangezicht .is zwart bruin van. kleur* en zonder hair, behalven een zeer dunne: baard. De hals is zeer kort.. Der borst veel breeder dan de heupen, i - :By ; de 'fluit ontwaard mén geen ftaart nog eeltachtige uitpuiling De roede fchynt zich in het lighaam te rug te fchuiven.. De. handen zyn lang ' en van binnen, zoo wel als de vingeren zwart btmn van kleur en zonder hair. De beenen zyn kort en dun, maar fterk - gefpierd. Dc voeten hebben veel overeen-  Ürang-Out. of de Oost-Ind. Pongo. 255 eenkomst met de handen. De teenen en vingeren , aan voeten en handen , zyn voorzien van zwarte, nagels , veel gelykende naar die der Menfchen, behalven die der groote teenen, die veel fmaller en korter waren, het welk mogelyk door het gebruik dier leden kan veroorzaakt weezen. De borst en de buik zyn meest kaal, en de overige deelen van het lighaam, uitgezonden: het gezicht, de ooren, het binnenfte der handen en voeten en de vingeren, zyn met dun bruin hair bewasfen, dat op zommige plaatzen . wel een vinger lang is. Onder de huid van den 'hals en de borst vond men twee zakken, daar van de een het grootfte gedeelte der borst befloeg, en zoo wel als een kleender zakje , het welk in de groote ingefloten was, gemeenfehap had met •de lucht-pyp. -x; :v.ogno*I ottilmzótite ah rmi todVermits dit zeldfaam dier terftond beftemd wierd, voor het.Cabinet van Zyn Doorluchtige Hoogheid den HEERE PRINSE van ORANGE en NASSAU, heeft men, om liet geheel te houden, 'er gëené verdere ontleedkundige .onderzoekingen aan willen doen;  256BESCHRYV van DE GROOTEBORNEOSCHE doen; ook waren 'er de ingewanden ter voorkoming van bederf reeds voor de verzending herwaarts uitgenomen. Doch dewyl het Grondgebied der Edele Maatschappy op Borneo, onder de tegenwoordige HOOGE INDISCHE REGEERING zoo aanmerkelyk is uitgezet , dat ons thans de toegang tot het binnenfte gedeelte, van dit onbekende en zeer uitgeftrekte Eiland is geopend, zo hoopen wy ons met grond te mogen vleyen, eerlang van dc huishouding en natuurlyke gefteltenis deezer groote Orang-Outangs, breeder verflag te kunnen doen. Omtrent de vangst van dit dier, verhaald de Heer Palm, dat hy zich met zwaare takken door hem afgebroken , zoo hevig verweerde, dat 'er geen kans was, hem leevendig meester te worden ; eene eigenfchap die dit foort gemeen heeft met de africaanfche Pongos, dewelke volgens het verhaal van Battel zelfs de Elefanten met deeze wapenen aanranden, en ze van hunne verblyfplaatzen doen verhuizen. Nu volgt de maat van dit dier,nauwkeurig naar de Rynlandfche in 12 duim verdeelde voet opgenomen. Ge-  Orang-Outang of de Oost-Indische Pongo. 257 Gcheele lengte van het dier Voct-Huim: agttte-, van onder de voet, tot boven het hoofd . • . . . . ^ 10 3 Dit verfchildt een weinig met de meeting op Borneo gedaan , die volgens opgave 49. duim bedraagt. Mogelyk heeft men aldaar eene andere maat gebruikt, ook zoude wel kunnen zyn, dat het door de by-ééngedrongen laage in de arak, j een weinig is ingekrompen. Omtrek van het lighaam over de fchouders gemeeten • • • 3 - 5 Omtrek van het lighaam beneden de borst ~ ^ . Omtrek van 't lighaam om de heupen 2 • 4 2 Opening van de mond. ..-41 Lengte of uitfleeking der muit _ 3 4 Hoogte van 't midden der boven lip tot de wenkbraauwen. ......... 4 7 Afftand der twee ooghoeken _ j 1 Breedte van het oog. ... - 1 1 R Leno;-  258 Bescijryving van de groote Borneosche Lengte van de wenkbraau- agtfte, ~" wen tot aan *t achterdeel van de kop - 6 5 Doonneeter van ft hoofd van boven naar beneden. ... - 10 3 Doormceter van 't hoofd dwars , 35. duim van boven af, op de voorige lyn ge- meeten 5 . Doormeeter van het hoofd als vooren gemeeten, op de afftand van 6l duim beneden de kruin _ p ^ Omtrek van het oor buiten. .-34 Omtrek van het oor beneden, daar het aan 't hoofd vast is - 3 Hoogte van het oor. .... - 1 5 Breedte van het oor. . . 6 Lengte van het fchaambeen tot aan 't neutelbeen. . . 2 % Afftand tusfehen het borst been en 't fchaambeen. . . 1 -7 Afftand tusfehen de twee borst-tepels p 5 Lengte van den arm tot aan dc toppen der vingers. . . 3 4 Omtrek van den arm by de fchouder _ tI x Om- agtfte.  Orang-Outangof de Oost-Indische P0NG0.259 Omtrek van den arm in 't mid- den 1 - 3 Omtrek van den arm over de elleboog . . - 11 Omtrek van den voor-arm in het midden * 11 7 Omtrek van den voor-arm by de hand - 8 2 Lengte van den achter arm. .1 - 4 Lengte van den voor-arm. .122 Lengte van de hand, van het lid af tot aan den top van de middelfte vinger. ... - 9 6 Lengte van den duim. ... - 3 Lengte van de tweede vinger. - 4 4 Lengte van de middelfte vinger - 5 3 Lengte van de vierde vinger. . - 5 1 1 Lengte van de pink of vyfde vinger - 4 1 Omtrek van de hand, over de wortel van den duim ge- meeten - 9 5 Omtrek van den duim en de volgende drie vingers. ..-35 Omtrek van de vyfde vinger. 3 1 Lengte van de holle hand. ,.-54 Breedte van de holle hand. .-42 R 2 Dik-  ■,2ÓO BESCHRYVING VAN DE GROOTE BoRNEOSCHE Voet duim. agtfte. 'Dikte der hand. . . . ; . _ J*t -t Lengte van de hiel af tot het boven eind van het dybeen. 183 Omtrek van de dye. . • . . 1 r % Lengte van de dye. .... _ g 2 Lengte van het been van de .knie af tot onder de voetPlant n ï Omtrek van het been digt onder de knie n Omtrek van het been in het midden _ ioI ^ Omtrek van het been by den ™et - 10 - Omtrek van den voet daar de groote teen begint. . . . - 10 6 Lengte van de groote teen. .-24 Lengte van de tweede teen. . . - * g Lengte van de derde teen. . . _ ^ Lengte van de vierde teen. .-46 Lengte van de vyfde teen. ..-44 Breedte van de voetplant daalde groote teen begint. ... 4 Breedte van de voetplant by de hiel _ 3 Lengte van de voetplant van de hiel af tot aan het begin der teenen - 6 s Om-  Orang-Outang of de Oost-Indische Pongo. 261 Voet. duim. agtfte. Omtrek van de groote teen. . T ~^ ~Z Omtrek der drie volgende teenen. . . . . g 4 Omtrek van de vyfde teen. --33 Afftand tusfehen de wortel van de groote teen 'en die der tweede. | 4 tj\pMi 0901 faivioov b{5 i„ -¥ .^.^ ; ah 1' R"V VER«  Pag: 262 VERVOLG E E N E R JAVAANSCHE HISTORIE, GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. MET DE AANMERKINGEN VAN w y l e n JOSÜA van IPER.EN. K-ee Goeroe, vroeg toen aan Narada, of die Watervloed (1) ook zoude veroorzaakt zyn , door den dood van Watoe-Goenong? 't Antwoord was, dat ja! gewisfelyk die daar door veroorzaakt was. Want , zeide hy, Dewï Sinta doet nacht en dag niet anders, dan huilen. Kee (1) De twee byzondete v/atervloeden van Attika . onder de regeringe van Ogyges, cn van Dmkalion, en de laa:fte vooral , die voorviel toen Mofes in Egypte verkeerde, of nog laster, hebben Ovidiui, Luuanus, A fa/-  GENAAMD SADJARA RADJA DjAWA. 263 Kee Goeroe dit verneemende , zei aan Narada: wel aan dan, gaa aanftonds heenen, en zeg aan Dein Sinta, dat zy zoo bedroefd niet zyn moet: alzoo haar Man niet dood maar levendig is. Fluks ging Narada naar de R 4 Aar- polloioTus en Phih de Jood, met den algemeenen Zondvloed van Noach verward; om dat zy wel treffende, maar geene genoegzaam bepaalende overleveringen van de verféhillende byzonderheden hadden. Diodorus van Sicllien maakt nog gewag van drie andere watervloeden, in Boeotie, Samothracie en het Eiland Rhodu.s. Biblioth. L. IV. p. 264. Lib. v. 369 k 375- Edit. fVejfeüngii. Deeze van het Eiland Java was zoo groot nier, als de te vooren genoemde : en even wel fchynt het dat men den algemeenen Zondvloed in het oog gehad beeft, toen men dezen watervloed befchreef. Ettelyke verwarringen van dien aart vindt men in de aloude Fabelhiitorie van veele volkeren. Zie ondertuffehen Nic Gortier Hifi- Univ. Lib. I. Cap. ai. pag. 310. en 311. Africanusby. Eufeiius Prsep. Evang. Lib. X. p. 488. en vooral Natalis Comes, Mytholog Lib- VIII. C. XVIII. p. 886 891. Uit de volgende bereken in ge der Opvolgingslysten zal het blj'ken, dat de overleveringe vari. den algemeenen Watervloed ten onrechte op den Watervloed van Dtivi Sinta is overgebragt: en dus dat de opvolgings Lyft van Adam tot op iVisnoe, den eerften Koning der Dzwas, eene zeer groote klove in de Tydrekeninge, en wel ten minften zoo groot, als die van Noach tot op Christus overlaat , kortom dat alles aldaar eene donkere en onbcftaanbaare verwarringe veroorzaakt : eveneens als in alle de aloude Fabelgefchiedenis'fen der vrocgftc tyden1-. Als men die klove toeftaat, dan is de verwarringe van den algemee-  264 Vervolg- eener Javaansche Hist, Aarde; en, by Dewi Sinta komende, zeide hy haar: weest toch niet langer bedroefd: uw man is wederom leevendig geworden : troost u derhal ven; hy zal wederom byu komen. Edoch Nar ada. was onzichtbaar voor Dewi Sinta (2) dus deeze hem vroeg wie hy was, die daar op die wyze, haar aanfprak ? Nar ada antwoorden toen in dezer voege: Ik ben een Dewa, genaamd Nar ada, en een zendeling van Kee Goeroel waar na hy wederom vertrok. Dewi Sinta verbtyde zich hoogelyks over deeze boodfehap, cn was gelyk aan een mensch, 'tgeen uit den dooden verreezen is (3) En zo hiel- meencn Zendvloed met die van Dewi Sinta even zoo wei te Verantwoorden by den Scliryver dezer Javaanfche Gelehicdenifle, als de verwarringe van Dcnku/ion. by Ovidittg cn mildere Fabelfchryvcrs. cn by Luciar.us en zoortgelyken , cie- de uitmuntende en de eenige waare Hiftorie van de eerfte Wacreld niet hebben kunnen , of niet hebben willerx raaciplccgen. (■2) ln myne Tweede les over de Valfihe Mtjfaffen , heb ik van Eidarid gefprooken, die zich wist onzichtbaar te maken. Dit kunilje zal mifichien eenige ovcreenkomftc gehad hebben met het Buikjjrreeken : 't geen thans bekend geworden is. (3) Men had derhalve en n en heeft by dc Javanen» eenig denkbeeld van de wederopftandinge der dooden, en de v'oo'rtreffelykheid var. het leeven; 't geen daar op volgen moet.  GENAAMD SADJARA RADJA DjAWA. 2Ó£ hielden alle de ontrustingen in den hemel op; en Dewi Sinta verlangde zeer naar de aankómfte van haaren Man. Drie dagen verliepen 'er , geduurende welke zy vruchteloos bleef wachten op haare man: maar,'na verloop derzeive , geenen man ziende opdagen, werdt zy zeer mismoedig, zeggende by haar zeiven .-indien myn man weder levendig geworden is, waarom komt hy dan niet by my ? want ik kan het ommogelyk'uitharden zonder hem: ja ik geloove, dat de Dewas my wederom wat wys gemaakt hebben en zich met' leugenen ophouden Dit gezegd hebbende imeet zy zich ter aarde en viel in ftaauwtë: en even daar door werdt de onftuimigheid in den hemel op nieuw aan 't woeden, en wel vry erger, dan tc vooren. Nar ada dit nu niet langer kunnende verduuren, vroeg aan Goeroe, wat hy van voornoemen was? want, zeidc hy., de ongemakken zyn nu, in den hemel erger, dan te vooren, en alle de Dewas en Nymphen zullen eindelyk, door het huilen en kermen van Dewi Sinta, R 5 moe-  256 Vervolg eener Javaansche Hist moeten verdrinken, (4) en daarom is het immers beter, dat wy WatoeGoenong weder leevendig maaken. Want Dewi Sinta zal moeten denken, dat wy ons met leugenen ophouden: en dan zal het fchynen, even of wy niets diergelyks kunnen te weeg brengen. Kee Goeroe zich derhalven genoodzaakt ziende, om Watoe-Goenong weder leevendig te maaken, gaf daar toe aanftonds last aan Nar ada. En dees ging ook ten eerften naar het dood lighaam, by 't welk aankomende, fprak hy het lyk aldus aan: Watoe-Goenong wordt weder leevendig, gaa weder naar uwe Vrouw, en aanvaardt het Koningryk van (4) Zeer zonderling is het, dat het huilen van Dewi Sinta voor de oorzaak van den aangroeiende waternood in den hemel wordt aangezien. Een foorrgelyk onweer had , re vooren, den aanftaanden ondergang van het Koningryk deling PVifJle voorfpeld. Verhand. \. Deel. hl. 144. verg. net bl. 171 ,172. Dewi Sinta werd derhalven aangemerkt als eene Toovernymph , die invloed hadde op de lucht en verbevelinger» : en dit onheil berokkende, gelyk zy den Oorlog tegen den hemel berokkend had. Haar huilen en kermen ontltond meer uit fpyt, verontwaardiginge en wraakzucht, dan wel uit eene teedere aandoeninge' van droefheid. Nopens de Tooveresfen en Toovernymphen der Oofterlingen zullen wy hier na gelegenheid vinden , om Incer te zeggen. Ondermffeijen komt bet niet te onpas,  GENAAMD SADJARA RADJA DjAWA. 267 van Gieling Wisfie (5) om hem te beheeren, als te vooren. By gevolg nam Watoe-Goenong weder het leeven aan; maar hy zei aan Nar ada .\ Neen ! ik wil niet meer naar de aarde gaan; noch ik wil niet meer Koning van Gieling Wisfie zyn: maar hier in den hemel blyven, mits dat ook alle myne vrouwen en kinderen mede in den hemel komen; want anders zal 'er nog geene rust in den hemel zyn. Na- hier te melden , dat volgens de Peifiaanfche Overleveringe de Algemeene Zundvloéd voortkwam uit den oven van een oud wyf 'lala. Capna genaamd. Th. Hyde Hifi. Rel. Vet. Perf. Cap. X. p. m. 169. (5) Wegens de ligginge van Gieling Wisfie, had ik iets gegift. Verhand. I. Deel. bi. 144. Maar nu bericht my de Heer Directeur van het Genootfchap, dat het, onder de benaaminge van Pagger IVijJy, of het Kafteel van Wijfie deszelfs overblyfzeïen nog vertoont, omtrent tien «uren ten zuiden van Batavia , beweften de Groote Rivier : dat 'er , nog twee uuren zuidelyker, deze vervallene aarde wallen bleeven aanhouden ; welke denkelyk eene groote Stad , of Negery, zullen hebben omringd. Men heeft 'er alomme gegraaven, om opfchriften te zoeken , maar niets van dien aart gevonden. Waar uit men veilig zou kunnen befiuiten, dat de Hemel, of de Stad der Priefleren, in het Koningryk van Jaccatra, tusfehen de rivieten gelegen hebbc. En ook kon by den uitloop der Rivieren, by overvloed van regen, eene geweldige overftrcominge plaats hebben. En indien dat doorgaat, moet men, door den Hemel de Noordelyke Benedenlanden, en door de Aarde de binnenlandfche Bovenlanden verftaan.  168 Vervolg eenerJavaansche Histv ■ Nar ada keerde derhalven te rug naar Kee Goeroe, doende hem bericht, dat hy Watoe-Goenong weder leevendig had gemaakt: maar dat dees weigerde naaide aarde te gaan, en Koning over het gezegde Landfchap langer te zyn, verzoekende hy, dat alle zyne vrouwen, bywyven, kinderen en vrienden, ten getale van dertig koppen , in den hemel mogten komen. Nar ada beduidde ook aan Kee Goeroe, dat dit, by de tegenwoordige omftandigheden het best zou zyn. Want, zeide hy, WatoeGoenong is nu gelyk met de Dewas, cn önfterfelyk : (6) Ja , men zou nu ook bezwaarlyk tegen hem op kunnen. Kee Goeroe antwoordde daar op, ja! gy hebt gelyk, myn broeder: laten derhalve alle de naastbeftaande en vrienden van Watoe-Goenong maar in den hemel komen. Derhalven gaf Kee Goeroe asm-Nar ada vplmagf, om hem (S) Men wist derhalven, by de oude Javaanen , niets xran tweemaal geftorvenen, gelyk men vooronderfteld , dat Lazarus van Bcthanie, en andere opgewekten der Bybelbiftorie twee maaien geftorven zyn, IVatoe-Oaenong was opgewekt ; en dus önfterfelyk geworden. Na de opftandinge des vleesch volgt het Eeuwig Leeven,  GENAAMD SADJARA RaDJA DjAWA. 269 hem op te wekken, en hem en de zynen in den hemel te brengen: 't geen dees ook, binnen den tyd van eenen dag, volvoerde. Toen nu dit alles volbragt was, en Kee Goeroe, in voorigen bloei herfteld, op zynen throon gezeten was, ging Nar ada by hem, en herinnerde hem, dat hy nu ook verplicht was, zyn woord te houden, omtrend zynen zoon Batjira Wisnoe: alzoo hy alles naar wensen volbragt had, 't geen hem was opgelegd. Indien het u dan gelieft, voegde hy 'er by, laat hem nu naar zyne vrouw en kinderen te rug keeren, en zyn Koningryk aanvaarden. Trouwens indien dit niet gefchiedt; zal alles vervolgens in het wild loopen. Kee Goeroe gaf hem daar op tot befcheid: 't is waar, ó Naradal al wat gy daar zegt, komt met de waarheid overeen. Stel dan Batara Wisnoe weder tot Koning aan , niet over de Menfchen, maar over de kwaade Geesten,en de gewesten, y/aar zich die onthouden: als (1) op GoenongMarapie,'of den Brandenden Berg. (2) Op Pa~ manttingdn, ( 3 ) op Kabarefan, ( 4 ) op Lodalja, (5) op Koewoblidoi;, (6) op  270 Vervolg eener Javaansche Hist. op Sapta Waringin, ( 7 ) opTapdjoe Landejan, en ( 8 ) ten laatfte op Roban. En die aanftellinge werdt door Nar ada achtervolgd , en in het werk gefteld. ( 7 ) Na dat nu dit alles verricht was ; vermaande Nar ada den nieuwen Koning der Geesten Wisnoe, dat, indien zyne vrienden, de Koningen der Menfchen van Java, ergens gebrek aan mogten hebben, hy hen helpen en in allen nood byftand bieden moeft; 't geen Wisnoe ook beloofde, te zullen naarkomen. Ondertusfchen werd Battara Bramma, door Kee Goeroe, gelast, om zich naar de waereld tebegeeven, en, als Koning van Gieling Wisfie, in ftede van den vergooden Koning Watoe-Goenong, te regeeren. (8) Deze Batara Bramma regeerde zeer gelukkig, en gewan eene dochter met na ( 7 ) Deeze Geographifche benaamingen zyn . behalven de ceifte en de vierde, op de Kaart van Valentyn, niet tc vinden , en denkelyk verwoeft, of van naam veranderd. Die Brandende Berg, ligt in het Landfchap Mataram , gelyk uit het vervolg nader bepaald wordt. En Ladaija is een Landfchap ten zuiden gelegen, aan de zee, hebbende Panaraga, ten westen en Poegar ten ooften. Trouwens uit het vervolg zal blyken , dat de javaanfche Fabelhistory de kwaade Geeften langs de zuidelyke ftreeken van het Eiland , of in de zee zelfs deed huisveflen ; en de Toovenaars in het gebergte. (8) Batara Bramma werd dan Koning van de Middeland-  GENAAMD SaDJAR A RADJA DjAWA. 271 naame Bramani, die haaren vader opvolgde op den throon, en vervolgens opgevolgd werd door haaren zoon Tritoefta, cn dees door zynen zoon Parrakanon. Pdrrakanan gewan eenen zoon, dien hy noemde Manoefanafa, die dan vervolgens, door de ondergenoemde van de afdaalende linie, werdt gevolgd, in de regeeringe, door Satnoe, door Kumma , door Sangiang en Sakrie , door Polafara, door Bagawan, door Jafa, door Pandodewanata, welke 'laatfte zyn Hof hield te Jfiina. (9) Na hem beklom, den throon, eerst Hardjoena , Bimanjoe , Parikisfit, wyders Hotdajano, Gindrajana Djaja midjaja , Dajamifena, Koofoema, Witjitra, Tijtra Soema, en Srimapoengoe. Srim.apoe.ngoz had tot zynen eerften ryksbeftierder Djoegoelmoeda, wordende gevolgd van _ , zy- fche Landftreeken, tot aan het Gebergte; en Batara Wisne: van de Zuidlyker Landen , kusten en eilanden van Java. Die Middelandfche Landftreeken konden zeer wel de Aarde. en de zuidelyke kusten, de Zee genoemd worden, gelyk' wy nader zullen zien; hoewel wy voor dit laatfte zoo zeer niet durven inftaan; om dat hier na het Koningryk der Booze Geesten in de Zuiderzee zelve geplaast wordt. (9) Aftuna, het heilig Graf, of Paleis , weeten wyligc net verre, van onze Refidentie Cheribon^ Een ander Aftana, ligt tusfehen Tijtrap, het fchoon Landgoed van den Heer Mr. Pieter Poelman, Lid van het Genootfchap, en (  272 Vervolg eener Javaensche Hist", zynen zoon Kindiawang , die wederom, tot zynen eerften ryksbeflierder , had Koentara, die een zoon was van Djoegodmoeda, den voorigen Groot Viller. (10) Kindiawang gewan vyf kinderen , van welke de oudfte 'genaamd was Manohaen. Dees was een byzonder liefhebber van de Landbouwery : en daarom werdt hy tot Koning, van de Landbouwers aangeiteld : houdende hy zyn hof in de Baggzhm. (11) De twee- tusfchen het vermaakelyk Buitenzorg, aan zyn Hoog Edelheid den Heer Generaal behoorende: edoch een weinig zuidelyker. Maar uit het vervolg blykt, dat AJlina en Ajlana zeer ondericheiden zyn , en dat de plaats, welke Soitoerocgh naderhand eerft Maijapait noemde , de Hofplaats van Vandadiwanata en deszelfs opvolgers geweest is, cn dus hier bedoeld wordt. Men kan in de Geographie nimmer te omzichtig zyn : anders neemt men het een voor het ander, gelyk, met eene menigte van voorbeelden , betrekkelyk tot de aloude Geographifche benaamingen, zou kunnen beweezen worden. En dit voorbeeld toont , dat die benaamingen nu en dan veranderd worden ; gelyk dit , uit onze H. Schriften , ook blyken kan. (10) Die beide eerfte Staatsminifters moeten eenen önfterfelyk en naam verkreegen hebben, om dat zy hier gemeld worden. (11 ) Het Land Baggaleen ligt bezuiden de Mattaram in liec vierde beftek van den Heer Vakntyn , en dus zeer Ocstelyk: Japara ligt in het vyfde beftek, gelyk men weer, op ten iiuordelyk half Eiland: Paramlanan zou ik in het gebergte  GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. 273 tweede was genaamd Sandang Garba.4 en hy had eene byzondere genegenheid voor den koophandel: en dus werdt hy tot Koning over de kooplieden aangefteld: en hield zyn hof te Japara. De derde genaamd Korongkala had eene groote drift voorde jagt, en werd daarom Koning over de Jagers, houdende zyn hof te Prambanan. Hy werdt ook genoemd Ratoe-baka. De vierde Pittong Millaras, of Toengal Mitto werdt Koning van de Toewak tappers;(12)en de Jongfte, die een man was, welke zich by zyns Vaders leeven, met de regeeII. Deel. S rin-r om de beste "gelegenheid voor de Jagt. Mogelyk zullen wy van de gelegenheid dier plaatzen, door den tyd , nadere btrichten"bekomen. Maar niets is moeylyker, dan zulke uitvorfchingen , by de Javaanen , met vrucht ,te doen. Van den Koophandel en wyduitgeftrekte Zeevaart der Javaanen op alle de Eilanden en kusten van Indie, kan men meer gemelden VaUntyn naarzien. IV. Deel. bl. 64. en vervolgens- (ia) Alomme in het gebergte: vind men de Touwak tappers , en Tyfelaars , maakende zy van dit verdikte fap de zoogenaamde Goula Jrecng of Javaanfche zuiker , die algemeen door de Inlanders gebruikt Word 't Is aanmerkeiyk; dat de Toewaktappers, eenen ^Koning krygen, zondereen» vaste Hofhoudinge, hier of daar,  274 VERVOLG EENER JAVAANSCHE HISTORIE, ringc meeft bemoeid had, beklom den rykszetel na zyns Vaders dood, en hield zyn hof te Koeripang: zynde hy genaamd Rijji Gattajoe. (13) Dees RiJJi Gattajoe gewan mede vyf kinderen: zynde het eerfte eene Dochter, genaamd Rara Soetjan; het tweede een Zoon genaamd Limboe Amilohoer, en Koning van Djlngala: het derde Limboe Petting Koning van Daha: het vierde Limboe Pangarau, Radja van Giggilang. Het vyfde was een Dochter , genaamd Prigewangfa, en zy trouwde met eenen Limboe Atmidjaja. En toen werdt het land Java door drie Koningen geregeerd. Limboe Amïiohoer gewan eenen Zoon, ge- (13) My dunkt, dat deze Hiftorie ziet op de keuze der kinderen en hunne overhellende geneigdheid , welke men , in de opvoedinge en in de bepalinge van hun toekomend beftaan , volgen moet. Ondertuslchen leert de jongfte zoon Riffi Gattajoe, welke voorrechten een kind, en vooral een Prins geniet, als hy zich op de nuttigde en beste kundigheden en beoeffeningen , van kindsbeen af, wil toeleggen. Want de vier overige Prinfen werden en bleeven cynsbaar aan hunne jongften broeder.  GENAAMD SADJARA RADJA DJA WA. 275 genaamd Pandjie. Dees vermeesterde door zyne dapperheid , het geheel land Java, en hield zyn hof te Pandjajaran, (14) en trouwde met de Princes Tjindra ffirina, die eene Dochter was van zynen Oom, den Koning van Daha. By haar gewan hy eenen Zoon Bandjaran Zant, die, ha zyns Vaders dood, den throon beklom; en mede door zynen Zoon Moedien Sarie werdt opgevolgd. Dees eenige tyd geregeerd hebbende , gewan eenen Zoon, met naaS 2 me (14) Uit de Reize van de Smit met Tjioeng Wanara , door de wildernisfe, naar Padjajara, zou men mogen befluiten, dat de afftand. ten Ooften van de Rivier, zoo groot niet was: te meer daar Tjioeng Wanara zynen Koning, na dat hy in de yzere kamer half gebraaden was, aanftonds in de Rivier Crawang wierp: gelyk hier na verhaald zal worden. Maar in het Landfchap Paraka Moetjang ligt, bykans aan den oorfprong van de Crawang, Panjagara Godo. en een weinig noordelyker , aan eenen anderen oorfprong Goela Gadja. Voor de laatfte benaaminge wil ik niet ïnftaan, maar dat Panjagara en Padjajara het zelfde zyn, komt my aller waarfchynelykft voor, te meer , daar Yahntyn Galoka met de Priangfche Landen, door het woordeken of gelykftelt , en 'er aanftonds Padjajarang byvoegt: fpreekende van de bekeeringe det Vorften tot de Muhamedaanfchen Godsdienst, ten jaare 1406. en vervolgens : kunnende dus ook die Prïnfen worden aangemerkt , als zich in 't westen van Java onthoudende Bl. 6y. 't Geen echter beter aangaat, nu men weet, dat het beruchte Batoe Toehes, een half uur boven Buitenzorg, aan de Rivier Tfltèni, het Padjajarang der ouden moet geweest zyn.  276 VERVOLG EENER JAVAANSCHE HISTORIE» me Moeding Wangie, die zynen Vader op den throon volgde ; uit wien voortlproot Ratoe Wankas, die, na den dood van zynen Vader, op den throon kwam, en, na eenigen tyd geregeerd te hebben, twee Zoonen gewan ; van welke de oudfte genaamd was Radeen Bangah , dien hy Koning van Galoel maakte: en de jongfte Radeen Soeroeh, welken de Koning voorneemens was geweest, na zyn affterven, den throon van Padjajaran te doen bekleeden. Edoch dit voorneemen werdt niet ter uitvoer gebragt; gelyk, uit het vervolg deezer Hiftorie blyken zal. Wanneer Ratoe Padjajaran , of Ratoe Wankas , eenigen tyd geregeerd had , ontftond er, in het land van Pandjanjaran, eene vreesfelyke pest, (15) daar veele menfchen van fHerven, en daar geen medicynmeester iets tegen wist uit te denken. Want als de menfchen 's morgens de ziekte krcegen, waren zy 's avonds (is) Men fpreekt hier zeer verfchillende over de Javaanfche Medicynen en Medicynmeefters. Het Bataviaafch Genootfchap zal zich bevlyrigen om, ten nutte van het Gemeen, 't geen het zelve vooral bedoelt, de Inlandfche Medicynen, derzelver aart uit wei kinge, naauwkeurig uit te Vorfchen ; en den uitflag deezer uicvorfchingen bekend te maaken.  GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. 277 avonds dood , en die 's avonds de ziekte kreegen, waren 's morgens dood. Dit duurde ettelyke maanden achter een; zoo dat 'er de Koning bitterlyk bedroefd over wierd, en niet wist , wat hy doen zoude. Om die pest dan te verdry ven, liet hy eindclyk alle zyne waarzeggers (16) by malkandcren roepen, en vroeg hen, of zy niet wisten , wat hy doen moest, om deeze pest te verdryven. Zy gaven hem ten antwoord, dat dit zeer gemakkelyk te doen was, indien de Koning maar een groot gastmaal wilde aanrechten • en dan, op dien zelfden nacht, eene zyner bywyven beflaapen Hier door zou de pest wel verdreeven worden; maar een zoon zou 'er uit voortkomen , die den Koning van zynen throon bonzen en hem om 't leeven brengen zou. De KoS 3 fiing, (16) Uit het Boek van Daniël en van elders , is het biykbaar, dat Nebucadnezar, Belzazar, en andere Qcsterfche Vorllen gewoon waren, in tyd van nood, alle de Waarzeggers faamen te roepen , en dezelve te raadplee^en, Edoch ik kan niet merken , dat de Javaanfcne Waarzeggers in verfchillende Claslen , gelyk te Babel , zyn verdeeld geweest Men kan over den toevlucht der Grieken en Oosterlingen , tot de Oodfpraken by gelegenheid van de pest, niemand beter Inzien , dan den Heer Gays , Lettres fur la Gries. Lett. 37. Tom. II pag. 89. fqq.  278 VERVOLG EENER JAVAANSCHE HISTORIE. ning, dit hoorende, was 'er zeer over aangedaan; maar hy bedacht echter by zich zeiven, dat het dan beter was, dat hy alleen ftierf, (17) dan alle zyne onderdaanen, die zoo menigvuldig in getal waren: wenfchende en biddende inmiddels, dat zyne eigene nancevcn tot op den laatften dag des oordeels zouden regceren. Derhalven liet de Koning een groot gastmaal aanrechten ; en, toen de vrolykheid voorby was, befliep hy eene van zyne voornaamfte bywyven , die teffens van een adelyk genacht was. (18) Deeze werdc toen bevrucht en beviel, ("17) Zulke eene edelmoedige opofferinge van zich zeiven voor het Algemeene belang had ook plaats in David II. Safii XXIV: 17. , en in ettelyke Griekiche en Romeinfche helden-: en verdient dus , in alle de Jaarboeken, vereeuwigt te worden. (18) Men ziet hier uit, dat de Veelwyvery ten minften het houden van Byzitten , ftaande het Huwelyk. by de oude Javaanlche, zoo wel als by de overige Oosterfche Vorston, van alle tyden, is in gebruik geweest. En uit dit verhaal kan men zelfs beiluiten, dat de Bywyven haaren on«teïfcfierde rang hadden , om dat men hier van eene der v.'ornajmjle vindt gewag gemaakt. Salomo maakt in zyn Hooglied gewag van Koninginnen, Bywyven en Maagden. Zie ifjyne Blieven over het Hooglied. I. Deel. bl. 151.  GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. 279 viel, toen de tyd haarcr zwangerheid vervuld was , van eenen zoon , die zeer fchoon was. Men gaf aanftonds den Koning kennisfe van het geval; die het kind voor zich hebbende laten haaien, het zelve door vergif wilde ombrengen: maar het vergif had geene kwaade uitwerkinge op het kind. Uit dien hoofde wist de Koning niet, wat hy verder doen zou • en werdt daar over ten uiterften bedroefd en gram : 't geen zoo hoog liep, dat hy de moeder en het kind faamen ter dood wilde brengen. Dan, by geval, was daar iemand, die hem zeide beter te zullen zyn, als hy het kind in de rivier (19) Crawang liet werpen ; en dat het dan wTel fterven zou. S 4 De (19) De Rivier en bet Landfchap Crawang, zyn by ons in de Oosterfche nabuurfchap , en ook van wegens de post Tanjong Poera, als mede by Vakmyn, in zyn tweede en derde beftek , genoeg bekend. Men zal evenwel de Rivier Crawang , niet verre van zynen oorfprong , zich moeten vertegenwoordigen ; om dat Kee Boejoet, die het kind opvischte, niet verre van de wildernisfe fchynt gewoond te hebben , in welke hy daarna zynen vriend den Waarzegger, die naar Padjajarang vertrokken was, vruchteloos opzocht.  280VERVOLG EENERJA.VAANSCHE HISTORIE» De Koning vond dit eindelyk ook goed, en liet het kind in een kistje fluiten , en zoo in de rivier Crawang fmyten. Edoch dit verricht zynde; en zy die het verricht hadden, vertrokken zynde, kwam daar (by geval) aan de rivier een oud man, met naame Kiay Boejoet Crawang, die, by zyne aankom fle aan den oever een helder licht zag: zoo zuiver als de Maan: op welk licht hy aanging, en vond er, tot zyne uitterfte verbaasdheid, een kind in een kistje dryvende. (20) En bevindende, dat het een fehoon kind was, zei hy by zich zei ven, dit is zekerlyk van een groot man. Met die gedachten werk- (20) Van Scrvias Tuillus, nog een klein kind zynde, wordt het zelve by T: Livius en Dionifius van Halykarnaffut verhaald, en voor een voorteeken van deszelfs aanftaande grootheid aangezien. Men heeft meer zulke voorbeelden; $m die kunnen hgtelyk uir de bekende Vuurverhevelingen verklaard worden. In de Roomfche Landen maaltt men , van de zoogenaamde ftalkaarsjes , ongedoopt geftorvene kinderen. Zulke lichjes vindt men hier nu en dan op de graven ; en het bygeloof der Inlanders is 'er opgevestigd. Deze gefchiedeniiie heeft eenige overeenkomfte met het geval van Ru,m!'is en Remus , zoo als ons Livius dat verhaalt. Lib. I. Cap. 3 & 4. Zie ook aIe. Hiftor. X. Deel. bl. 44. als mede Rollin en Tailhie Gefchied. der Waereld V. Deel. bl. 56.  GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. 281 werkzaam, haalde ;hy het onfchuldig fchepzel uit het water , en bragt het by zyne huisvrouw. Deeze het kind ontvangende, was er zeer over verheugd, als hebbende zelve geene kinderen. Zy bezorgde dat kind van alles, als eene eigene moeder, en bragt het gelukkiglyk tot volkomene wasdom. De jongeling, nu tot jaaren van onderfcheid gekomen zynde, vroeg aan Kee Boejoet, wie zyn vader was F Kee Boejoet, antwoordde, dat hy zelf zyn vader was; doch de jongeling wilde het niet gelooven. Want, zeide hy, indien gy myn vader waart, dan zoude ik wel eenigzins naar u gelyken. De grysaard hernam hier op, dat hy evenwel zyn vader was: maar de jongeling floeg er geen het minfte geloof aan. Kee Boejoet wel ziende, dat hy hem zulks niet konde doen gelooven, en het kind in deezen gerust ftellen, zei hem wyders: myn kind! ik heb eenen vriend in de wildernisfen woonende, die een uitfteekend waarzegger, en in ftaat is, om alle dingen, die gefchied , S 5 zyn,  282 VERVOLG EENER JAVAANSCHE HISTORIE, zyn, of nog gefchieden zullen, te verhaaien cn te voorfpellen. (21) Wy zullen naar hem toe gaan, cn hem naar uwen vader vraagen. De jongman was daar zeer mede in zynen fchik, en verzocht derwaards, hoe eerder hoe liever, te gaan. En zy vertrokken. Wanneer nu Kee Boejoet en de jongman op reize waren, en reeds eenigen tyd in de bosfehen waren voortgewandeld, zag de jongeling eenen aap in de boomen zitten: en alzoo hy dit dier niet kende, vroeg hy Kee Boejoet, wat dit (ai) Ik heb eene Javaanfche Waarzegger aan huis gehad , toen ik nog op de weg van Jaccatra woonde. Er was geftoolen, en de flaaven hadden hem gehaald, om den dief te ontdekken. Hy kwam en deed alle de Jongens en Meiden rondom hem zitten , keek hen allen ernftig aan , deed hen , na het doen van eenige bezweeringen over het brood. ieder een ftukje eeten, met bedreigingen , dat zoo zy fchuldig waaren, hun de buik zou opzwellen. Toen fmeerde hy oly in de hand van een Jongetje , 't geen hy had medegebragt, die toen in de hand een Jonge zich zag verroonen. En, in der daad , de dief verdween , en wpi'3 ziek zoo hy voorgaf. Zulke eene waarzeggery laat zich ligtelyk verklaaren. Indien ik iets meer öntdekke van de Waarzeggers, zal ik gelegenheid zoeken , om 'er behoorlyk bericht van te doen. Ondertusfchen denke ik, by deeze gelegenheid, op het yverwater der Overfpeelfter, volgens de wetten van Mofes. Num, V: 11-31.  GENAAMD SA DJ ARA RADJA DJAWA. 2S3 dit voor een gedierte was, 't geen derniaaten naar eenen menfch geleek? Het^ antwoord was, het is een Wanara, of. Aap. En nog een weinig verder gekomen, zag hy een mooyen vogel, en vroeg ook aan den ouden man, wat dit voor een fchepzel was. En gehoord hebbende, dat de vogel Tjioeng genaamd wierd e , zeide hy ik heb nog geen naam: daarom zal ik my noemen Tjioeng Wanara: (22) 't geen"Kee Boejoet ook toeftont, en, met volle goedkeuringe, bekrachtigde. Na dat zy nu dus al eenen geruimen tyd voortgereisd hadden, en dit aan Tjioeng Wanara begon te verdrieten , vroeg hy den grysaard, waar zyn vriend dan woonde ? Hier op antwoordde hy ik geloove waarlyk , dat myn vriend van hier verhuisd is ; en dan zal hy zekerlyk aan het hof zyn verblyf houden; C'i2) Mogelyk zal deeze benaaminge daar toe geftrekt hebben , om de vlugheid van den vogel met de fchranderheid van den Aap . by .wyze van eene geheimzinnige voorfpellinge, in deeze Jongeling te doen faamenloopen. Want dit ftrookt zeer wel met de gewoonten , der 2\oude Oosterlingen ■ van welke ons het eerlte Hisiorieboek van Mofes en andere Oosterfche fchriften .ettelyke voorbeelden 'opleveren.  284 VERVOLG EENER JAVAENSCHE HISTORIE, den; om dat hy een bekwaam fmit is, en veel geweer maakt voor den Koning van Padjajaran. Zoo dra Tjioeng Wanara deezen ouden man van den Koning van Padjajaran hoorde reppen, was hy 'er zeer verblyd over en zeide: kom laaten wy [er maar naar toegaan; want dan denke ik, dat het huis van uwen vriend niet verre zal zyn van myns vaders huis. Hier op gingen zij haastig door de wildernisfe naar Padjajaran: waar zy binnen korten tyd , aankwamen : gaande aanftonds naar het huis van den fmit, die zy aan het fmeeden vonden; en die, over de komst van zynen vriend, zeer verblyd was; om dat zy eikanderen in lange niet gezien hadden. Vervolgens binnen gelaaten zynde vroeg hem de fmit en vooral aan Kee Hoejoet: gy zult denkelyk hier iets van belang te verrichten hebben? of hebt gy mogelyk eenige gereedfchappen noodig, als parrangs , pattjols koevoeten beitels kapmtsfen, of iets anders? gy kunt hier alles krygen ; en alles, wat ik heb , is tot uwen dienst. 'T antwoord van Kee Boejoet Carawang kwam hier op uit : ik bedanke ' u voor dien aanbod ; want  GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. 285 want ik kome hier met geen ander oogmerk , dan om mynen zoon Tjioeng Wanara, aan u over te geeven, om hem van het fpeelen af te houden, (23) en een ambacht te laaten leeren. En de fmit nam aan dit te zullen bezorgen. De grysaard , Tjioeng Wanara dus övergegeeven hebbende, ging naar huis, en liet den jongeling achter, die, binnen korten tyd, het fmeeden leerde dermaten, dat hy zyne knie voor een aambeeld , zyne vingers voor nyptangen, en zyne vuisten voor hamers gebruikte. En hier over ftonden alle zyne medemakkers verbaasd te kyken. Ik ("23) Door het fpeelen verftaat hier onze Schryver geen dobbelen : want daar zyn de bovenlandfcbe Javaanen geene liefhebbers van ; maar allerhande kinderfpel, daar de jongelingen aan verflaafd blyven, zoo lang zy geene ernftigere bezigheid hebben , en onder een aanhoudend bedwang gefteld worden. De Chineëzen hebben veel Tg. phnanen in de Bovenlanden, maar de Javaanen maaken 'er wenig gebruik van. Misfchien komen hier de gevechte. van haanen , kemphaanen en kreekels te pas. In 't vervolg deezer Historie zal men 'er iets aardigs van vinden. Deeze was de Simfin de Milo , of de Htrkults der Javaanen. Byna alle de volkeren beroemden z'ch op hunne oude Reuzen en fterke Mannen. Zy bekleeden altyd, gelyk Davids helden , eene voornaame plaatze in de Gedenkfchriften en gelyk Roftam , de Herkules der Oofterlingen , in de opgerichte gedenkftukken van ieders Vaderland. De Perfvaanfche Poëet Ferdoujfi heeft deszelfs heldendaaden befchreeven. Zie d'Herèelot Biblioth. Oriënt. Art. Mauougtter, Ed. de la Haye Tom. II. 5«3-  18 6 \ ERVOLG EENER JA.VAANSCHE HISTORIE, Toen dat eenigen tyd geduurd had, en het ruchtbaar geworden was , door het geheele land, en teffens dat hy een ongemeen fchoon jongeling was , kwamen genoegzaam alle de volkeren van het geheel land om hem te zien : en het getal groeide zoo flerk aan, dat zy geene plaats meer vinden konden, om te ftaan, en 't gedrang was zoo groot, dat er de om-heininge van het huis des fmits door wierdt om verre geftooten. De fmit ontwaar wordende, dat hy dus veel fchade leed, vroeg een ieder om geld , en eindelyk ftelde hy er eenen vasten prys op. Eene getrouwde vrouw moest hem twee gantings ryst, eene weduwe drie, eene onder getrouwde vrouw, die van haaren man nog niet bekend was, ook drie : eene maagd, zeven gantings ryst betaalen. En een oude vrouw eens zo veel als een maagd. Boven dien moest elk hoofd voor hoofd eene wan met erwten en wat boni-boni of wel een welriekend fmeerzel (24) eenige bloemen, kaersfen cn w eene (24) Boborry is eenTmeerzel der Javaanfche Grooten , (trekkende tot fieraad, waar meede zy hec bovenlyt befchüdercn.  GENAAMD SADJARA RADJA DJAWA. 287 eene flambouw ten besten geeven. En dit alles werdt gaerne opgebragt, zoo dat de fmit veel geld en goed verzaamelde. Edoch Tjioeng Wanara , eenigen tyd aan het fmeeden geweest zynde, vroeg zynen zoo genaamden baas, om eens naar de (Pasfar) markt te mogen gaan. De link wilde hem dit niet toelaaten, maar beloofde hem echter , dat, zoo dra het weer marktdag was; hy zelf dan derwaards met goederen te koop zou gaan, en hem Tjioeng Wanara dan mede ncemen. Toen de beftemde tyd gekomen was, ging hy, met zynen baas, naar de Pasfar , (25) en vond 'er, by zyne aankomst, eenen olifant, die gewasfehen werdt. Dit ziende vroeg hy zynen baas, wat dit voor een groot beest Ook worden de meesten Medicinaale fmeerzelen, uit kruiden faamgefteld, Boborrie genaamd : en deeze zyn oneindig in iborten. (05; Door eenePasfir verftaat men een Dorp of Plaats, daar men op gezette dagen, van rondfomme allerleye eetwaaren, flagtvee, gevogelte en vruchten aanbrengt. De hior naast bygelegene zyn die van Tana - Abaug , Weke - vreede en Meester-Comelis. De Chineëzen verkoopen 'er ook allerlei fnuifteryen en kleederftofFen , welke de Javaanen en de flaaven gebruiken. En ftaan ettelyke bamboeze kraamtjes ook Warongs, daar thee, koffy, ryst en andere gewoone eetwaaren klaar gemaakt worden, opgedischt. Zulke Pasfars vindt men overal op zekere afftand in de Bovenlanden; en langs de gemeene wegen hier en daar Warongs of Winkels, daar men wat ruste en fchuüen kan, en min of meer geriefd kan worden.  288 VERVOLG EENER JA.VAANSCHE HISTORIE, beest was ? en hy kreeg tot antwoord; dat het een olifant was , die den Koning toebehoorde. Zoo dra nu als die olifant Tjioeng Wanara zag , ging het beest voor hem op de kniën leggen, in die houdinge, als of het dier zeggen wilde: kom gaa op mynen rug zitten, en ik zal u naar het hof brengen , by uwen vader. Ook hoorde hy eene ftemme , zeggende: gy zult zekerlyk Koning van Pajajaran worden. Hier op vraagde Tjioeng Wanara de tanden van den olifant af, en keerde weder naar zynen baas, (26) en alle de geene , welke het zagen , waren 'er ten hoogflen over verwonderd. De fmit , toen Tjioeng Wanara ftarlings aanziende, begon bitterlyk te fchreijen en op zyne borst te kloppen, hem dus toefpreekende: helaas! wat zal het zyn , als de Koning eens zulke dingen komt te vernemen! dan zyn wy beide kinderen des doods; en daarom houdt u toch Uil. 'tp^ervolg hier na. (a6) De Olyphanten worden hier voor de Javaanfche Vorften , uit Ceylon aangebragt. 't ls ook niet vreemd dat afgerichte Olifanten op de knyen vallen. Drie Olifanten van den Prins van Sourabaijct deeden dit, ten Jaare 1706, voor den Commandeur Knol en zyn gezelfchap. Zie Valentyn IV. Deel. bl. 164, en Houttuin Nat. Hift. L Deel, bl. 425.  PROEVE VAN HOOG - GEMEEN E N BERG - JAVAANS. T  2pO Nederduicfche Taal. Dccze brief komt uit een zuiver en oprecht harte en werdt onder menigvuldige groete gefchr. door Soefoehoenang Pacoeboeana Scnapatty Ingalaga Abdul Kachman Sajidin Panatagama die zyn Hof houd op Souracarta Hacliningrat; Aan zyn Grootvader den Heere Je re mi a's van Riemsdyk Gouverneur Generaal en de Heeren Raaden van Nederlands India refideerende tot Batavia cfl die - het gezag voeren' over de géheele magt van de Comp. In de landen zoo boven als benevens wind zoo te water als te landen, en die toegewenscht worden gezondheid lang leeven en alle heil en voorfpoed op deezer Aarde. Sundafe of Berg-taal. Hijul kang foerat biedjil tienahiklas ate kang foetjie herang rehging kang tabee rejah rejah tiekang jang Soefoehoenang Pacoeboeana Senapatty Hingalaga Abdul Kachman, Sajidin Panat agama noedijok dinagara Soeracarta datang ka kandjing toewan Je rem i as van Riemsdyk Goernadoer Djindral rehdjing para Raad van India kakabee kang, noedijoek dinagara Batavia noema rentah farija hing djalma Compe. dienagara loechoer angin rehdjing di nagara handap angin dinalahoet, redhging di darat noepinandjangkun nja hoemoer redhjing flamac rehjing tjagur di doenja hijuch. Ge-  Gemeene. Javaanfe taal. Hikie kang foerat mittoe faking hiklas atie kang foetjie haning lan kang tabee akee akee faking kang djïhg Soefoehoenang Pacoeboeana Senapatty Ingalaga Abdul Kachman Sajidin Panatagama kang alingie hingnagara Soeracart -z hidjningrat maring kangdjing Jere mi as van Riemsdyk Gocrnadoer Djindraal, lan para Raad van India kabech kang alongoh hingnagara Batavia kang aparentah fakabeh wong Comp. hing nagara attas angin laning bawah angin, hing lahoetang lanhing darattan lan ïnoegi pinan. djangnakang hoemoer falamat toer kawaraffang hing joro hing doenja ikie. 291 Javaanfe HoogDalamfe taal. Poenika hingkahg Urm mios faking manach kang foetji hinning ferta hingkang tabee ha kattah kattah faking kan- djing Soefoehoenang Pacoeboeana Senapatty Hingalaga Abdul Kahman Sajidin Panatagama hinkang ha kadaton hing nagari Seeracarta hadiningrat kahatoera doematang hing kang hejang kandjing Toewan Jeremias van Riemsdyk Gocrnadoer Djindraal, ferta datang para Toewan Toewan Rad van India fadaija hing king hapalanga hing Nagarie Batavia hing kang haparentah fakattah.' hing wadija Bala Comp. hing nagarie attas anging miwah hing bawa angin niriglahoetan miwah hing. daratan hing kang moegïe pinahosna hinkang jocswa falamattoer kafarafxn hing dalam Doenja Poeniki. j Ta E E-  292 EENIGE WOORDEN, IN HET JAVAANS. Gemeene Taal Hoogdalems der of JAVAANEN. HOFTAAL. Het Hoofd HindasofHolo {^ska. h Hair Raniboet Rima. r Sotja. De Oogen Matta . < Maripat. {-Netra. De Ooren Koeping jggj^ De Neus Hiroeng Grana. De Winbrauwen Halis Himba. De Mond Jamkim Lefan. t% Tanden Haentoe jWadja. Dc Tong Leda Hilat. De Lippen Lambe Larie, De Kin Djangoet. De Hals Goeioe De Borst Dada Paraidungan. De  IN HET JAVAANS. 293 De Buik De Navel De Beenen De Billen De Handen De Elleboog De Vingers De Schouders De Boesem Het Vel Het Bloed De Knookcn De Nagels Verzoeken Geeven Water Gekookte Ryst Rauwe Ryst Vis Verzadigt Gedaan Nog niet Een Menfch Oud Jong Witting Woedil Sikil Pantar Tangan Titipak Soesoe Koelit Gittih Babalong Koekoe Djaloek Weweh of Sok Banjoe Sigga Birras Hiwak Hoewis warik Hoewis Doeroeng Touwa Hanom T35 Padhabaran. Poefir. Soekoe. Poepoe. Hasta. Sikoet. Njari. Walikat. fPampojoen. ^Paj oudara. Watjoetjal. l*Hirrah. \Loedira. Tofan. Kinnaka. jNiddha. LNoehoen. fPeparing. cNjoekans. cTepa hanga. {.Wari tirta. Sikkoel. Wos. C Minna. IWoelan. fSampon tóè^ woek. Sampocn. Dering. Tijang. j Sippoel. ^Widdrah. Hanem. Gaan  294 EENIGE WOORDEN, De Gaan Komen Ziek Neen Lang Een Huis Zitten Wat is dat Daar is niet Morgen Gauw Wagten Baadcn Reegen Een Man Een Vrouw Een Kleedje. Een Baatje Een Kris Een Ring Pinang Siriblad Tabak Kalk De Zon Loemakoe Tikka La ra Hora of unto Dawa Hoe ma Loengoch Hapahitoe Horanana Hesoek Kibbat Minko Hauos Hoedan Lanang of Jamal ~) Wadong of 5 Avvewe Djarit Killambi Kirris Hali Djambe Soeroch Tombaco Hindjit f Sringnigni of *J l Tapoe f Loemampah. j Tocmaris tindak. Rawoeh. Gerrah. Bottin. PahoL r Grija. < Dalem. c Wiltama. SLingah. cPinarak. Pocnikoe. Bottin wontin. Benjing. Hengal. Mankee. Siram. f Ojawah. (.Warsa. Djallar. f Keftrie. I Wanodja. • Sindjang. Rasoekan. f Dhocwocng. ^Socriga. Leiepen. J.Sasra. Wohan. Siddah. Seita. Hapoe. Soerija. De  IN HET JAVAANS. $95 De Maan Den Dag Den Nagc Hoenders Buffels i Hartebeest Vogel Hout Vuur Steen Wind Een Hond Een Tyger Een Wild varken Paard De Aarde Een Dorp Een Berg lk wil niet Hoog Laag Lang Slaapen Woelan Rina Wingni Hajanv Kibbo of mon-] ding } Minjangan Manoek Kajoe Ginni Watoe Hangin Hasoe Matjan Tjiling Jaran Lima Defa Goenong Soenkan cDhoewoer of 1 Donjong cHindik of £ Sanke Dawa Toeroe T 4 f-Safi. iTjandra. Ronten fiam. Daloe. Sawoen. • Mahesa. Sangsam. Pakü. Kadjing. iDahhara. ^Brama. Sela. f Samiranan. ^Satiran. cSiggawon. iTjamira. Maon. Handapan. fKapal. ^Toeranga. Sitie. Doesoen. rWoekir. ï Hardi. t-Haldaka. ^Hinggil. jHandap. Pahas. rSari. < Nendra. CKiiim. Swart  296 I 1 If I 5 I WOOR.DIN, Swart Rood Groen Wit Geel Ja Een Jaar De Zee Ik wil niet Gaan Loopen Zoetjes Voorzigtig De Dood Een Twee Drie Vier Vyf Zes Zeven Agt Negen Tien Gauw Komhier Langzaam Regts Lings Voorzigtig Oost West Hiring Habang Hidjo Poeti Koening Hija of Inge •? of Caula 5 Satahoen Sagara Boteipoeron Loemakoe Loemajoe Dihalon Gnahati Mati Hegie Doua Tolla Opat Lima Geenap Tojen Delapan Salapan Sapoelo Gefik Cadio Lalonan Katiko Kede Mangade Wetan Coelon Tjimming. Habaet. Hidjim. Pittah. Djinnie. f Hingik. INoeboen. Sawsrsa. Sagantin. Samoedra. Loemanpak. Loemadjing, Dipoenaris. Gnatos. fSida. LPeddah. Sigie. Louron. Telon. Papat. Lemo. Minam. Pc de. Wolo. Songo. Sapoelo. Glis Mariki. Tulenan. Tangan. Kewa. Betik. Wetan. Coelon. Zuid>  in het Javaans. Zuid Noord Wagten Slaapen Eeten Praaten Een Coeli Laat los Suiker Kidol Kalier Manke His Mato Lemok Batoor Pot Goela (Nota ) Uit deze proeven kan men duidelyk zien, dat de gemeene Taal veele Maleitfche woorden heeft over genomen dog dat het Hof Javaans geene de minfte overeenkomst met het Maleids heeft. By gelegenheid der Timoreefche Woorden, Bladz. 115. van eene kleine proeve van Banjareefche Woorden, en op p. 138. van de Taal der Biajos gevolgd worden, belooit het Genootfchap" zyn best te doen, om de Verfaameling te vermeerderen en dus allengskens de kennisfe der Taaien van deeze Eilanden uittebreiden. T 5 KORT Kidol. Kalier. Manque. Tourou. Mato. Selato. Rintjan. Tolakan, Gindis.  Pag, 298 KORT VERHAAL VAN DEN Oorfprong, Voortgang en Tegenwoordige Gefteltenis, der DEENSCHE ZENDING, TER VOORTPLANTING VAN DEN CHRISTELYKEN GODSDIENST OP DE KUST CO ROMANDEL, (O D O O a JAN H 0 0 Y M A N. Ï^REDERIK DE VlERDE, Koning van Denemarken, wierd, in den aanvang (1) Eigentlyk Tfchoromandalam , waar uit de Portugeezen by verbastering Coromandel gemaakt hebben. Mandalam betekent in het Tamuls een Ryk , en Tfihorrn is een Koning van dit Ryk geweest, wiens nagedacht, aldaar zeer lang geregeert en veele Pagoden en andere ge•wyde plaatzen geftigt heeft. Ziet verder hier over AusfuhrHcAe Nuchrichcen der Danifihea Misfimaüen Erfte Theil P- 377-  DER.DEENSCHE ZENDING OP COROMAND. 299 aanvang deezer Eeuw, door zynen Hofprediker. Do. Frann Julius Latkens, overgehaak, ter verkondiging van net Christendom, twee bekwaame mannen, naar deszelfs Oosterfche bezittingen te zenden. De Godgeleerden te Berlin, ten deezer einde aangezogt, vervoegden zicti by den vermaarden Hoog Leeraar te Balie August Herman Francke, dewelke hier toe twee Candidaaten koos Bartholomzus Ziegenbalg en Henank Plutfcha genaamd, die tc Koppenhagen, tot deezen dienst plegtig geördmeert zynde, den 29 November 1705. van daar vertrokken en te Trankebar behouden aanlanden, den 9. July 1700. Aan ieder deezer Zendelingen wierden 200. Deenfche Ryxdaalders tot een iaarlyklche bezolding toegewezen, die, neffens andere onkosten worden goedgemaakt, uit een fonds van 2000. Rds., door den Koning tot onderhoud der zending, den 11. September 1711, op de Posteryen onherroe, pe-  300 kort verhaal der zending pelyk aangeweezen: het welke door den Koning Christiaan de Zesde den 3. September 1736. met nog 1000. Rds. jaarlyks, uit de Posteryen van Noorweegen, vermeerderd is. Tot het jaar 1712. nam Do Lutkens, het belang der zending in Europa waar, maar naar zynen dood, wierd dit werk opgedragen aan twee Godsgeleerden , wien naderhand nog een derde wierdt toegevoegt; dog in 't jaar 1714 richte de Vorst, ter betere bezorging van dit gewigtig en zeer nuttig onderneemen, te Koppenhagen, het Collegium Misfionls de Curfu Euangelii promovendo op, het welk beftaat uit eenige geestelyke en waereldlyke Raaden, onder voorzitting van eenen werkelyken Geheimen„Raad. Billyk zoude men van de bedienden der Deenfche Oost-Indifche Maatfchappye verwacht hebben, dat zy ter bevordering van een werk, waar aan hunnen Monarch zig zoo zonderling liet gelegen zyn, met vermaak, het hunne, zouden hebben toegedragen, maar de ondervinding toonde wel haast het tegendeel, want de Heer Ziegenbalg wierdt  OP DE KUST COR.0 MANDEL. 3OI wierdt den 19 November 1708. zonder de minfte reden, in het Kasteel te Trankebar gevat , en 4. maanden in verzekering gehouden, ja zelf, geduurende dien tyd belet, voorttegaan, met de reeds begonnen Overzetting van het Nieuwe Testament. Men tragte dit geweldig bedryf te verfchoonen , met voortegeeven , dat de bekeering der heidenen, den handel benadeelen en de flaaven ontheffen zouden van de gehoorzaamheid, die zy aan hunne heeren verfchuldigt waaren, waar by men vermoed, dat een weinig te veel toegevendheid voor de Roomsgezinde Christenen, wel voornamelyk, mede werkte , ten minften ftelde de Deenfche Commandant of Bevelhebber der Volkplanting , in zyn klagtfchrift tegen de Zendelingen, de vrindfchap en beleeftheeden der Catholyken, voor zyne Maatfchappy zo voordeelig voor , dat het niet raadzaam was, hun op deeze wyze voor het hoofd te ftooten. Maar toen hun bezwaar, in het Jaar 1711. voor den Koning kwam, betuigde de Vorst niet alleen de hoogfte verontwaardiging over dit onverantwoorde-  302 KORT VERHAAL DER ZENDING. dëlyk gedrag, maar liet ook, toen het geval, door kundige en eerlyke Lieden, saauwkcurig was opgenomen, den Commandant en Raad tc Trankebar bevelen: voortaan nimmer weder het allerminst geweld, aan de Zendelingen te ohderneemen, maar hun in tegendeel , alle mogelyke hulp en Vrindfchap te bewyzen. Dog behalvcn dit onaangenaam voorval , moesten die Heeren, met nog veel grooter zwaarigheden worftelen. Zouden zy hun nuttig voorneemen ter uitvoer brengen, zo waren zy verplicht, alvoorens 's Lands taal te leeren , het welk ten opzicht van het Portugees, niet zo ongemakkelyk was , als omtrent het Mallabaars of Tamuls (2) de algemeene fpraak in dat Gewest. Maar (a) Men vind onder de Mallabaaren agtien Taaien, van dewelke het Kerendum. Tamal en Wardagu, de voornaamften zyn. Het Kerendum is de Moederfpraak der Bramanen, en wordt onder de Heidenen aldaar , even zoo aangemerkt , als het Latyn in Europa, '.Maar het meest gebruikelykst is het Tamuls of e-.gentlyk Mallabaars , het welk men zeer diep in het Land verftaat, maar langs de Kust het zuiverst wordt gefproken-. Déze Taal heeft de min-  OP DE KUST CO ROM AND EL. 303 Maar of fchoon zy ten deezen opzichte, van alle hulpmiddelen ten eencmaal verftoken waren, kwamen zy dien last, door hunnen onvcrmoeiden yver, dog eindelyk te boven. Zy haalden een Tamuls Schoolmeester door eene vereering over, zynen School te houden in hunnen wooning, alwaar zy in het midden der Kinderen op de grond zaten en, volgens 's Lands gebruik leerden , Letters in het zand te maaken. Op deeze wyze leerden zy de taal wel Leezen, maar konden de zelve nog niet verftaan, dewyl hunnen Schoolmeester in het Portugees , ten eenemaal onbedreven was. Dit gebrek verbeterden zy, door de hulp van eenen Mallabaarfen dienaar die het Portugees en eenige andere Taaien der Euro- pe- minfte overeenkemst niet met eenige andere Oosterfche Spraaken als Arabisch, Perfiaansch &c. en is niet onaangenaam voor het gehoor, wanneer men duidelyk en langzaam fpreekt, maar de woorden zyn 7eer zwaar en moeilyk uit te fpreeken . waar van ik ten bewys maar een klein (taaltje zal by brengen , in de zeven naamen der onderfcheiden Seeten, waarin het Mallabaarfe Heidendom is ingedeelt, te weeten: Tfikiwawedum, Wiratfchaiwam, Tfchilamadam, lVifchtmrt»ednm, Tadduwadimadam , Namaperamalwednm en Tfihainermadam. V. -Ausf. Ber. T. p. 116. & 371.  304 KORT VERHAAL DER ZENDING peaanen verftaande, hun in het aanleeren van 's Lands fpraak zeer dienftig was, het welk dien Man in het vervolg veel verdriet, van de zyde zyner Geloofsgenooten, verwekte. Zo dra de Zendelingen bet vermogen hadden, hun van den Land-Zaat te doen verftaan, naamen zy met de grootfte lust, alle gelegenheden waar, met dit volk te rede wisfelen. Zy onderhielden niet alleen de Nieuwsgierigen, wien de weetlust of de verwondering, naar hunnen wooning dreef, maar zy gingen ook vlytig rond, zo wel in de Stad, als in de naby gelegen plaatzen. Voornamelyk leverden de Rusthuizen (3; hun de beste gelegenheid, den inhoud, van het Christendom, aan veelen tcifens te openbaaren. Zy doorreisden ook de geheele Kust, zo ver die door Engelfen en Hollanders word bezeten, want op het grond gebied des Ko- (3) Rust - huizen zyn opentlyke Gebouwen , zo wel aan de gemeene Wegen als in Steden en Dorpen, door ver. mogende alt een Liefde-werk gefticht, ten dienst der Reizenden.  OP DE KUST COROMANDEL 305 Konings van Tanfchaur (5) derfden zy zich toen nog niet wagen. Zo wel het geringiie volk de F'areters (6) die van V de (5) Het Koningryk Tranfihaur of Tanjour, na de verdorvene uitfpraak der Europeaanen , is van geene groote uitgeftrektheid, zynde niet meer dan 24 Duitfche Mylen lang , en breed. De Hofftad Tanjour is ruim 20 uuren gaans van Trankebar gelegen, en, naar den aart van hec land redelyk wel bevestigt. De Koning was Cynsbaar aan de Nabab van Tirutfchlnapalli, die, toen het Hindoflanfe Ryk nog bloeide, afhing van den Koning of Shah van Delhy. De Tanjourfe Vorften hebben veele Jaaren geregeert met aanzien en groot vermogen , dog onlangs is dit Ryk, onder den naam van den Nabab aangevallen en verovert. (6) Het Geilacht der Pareiers is het verachtelykfte onder de Mallabaaren. Zy eeten doode Krengen , en allerhande vuiligheid, waarom de voornaamften, zich men hun, zoo min mogelyk bemoeien, Mogelyk zal het den Leezer niet onaangenaam zyn , iets nader over de Casten of Rangorder der Mallabaaren alhier te vinden. Zy is vierledig, de Bramanen, Tfchattiren , Suttiren en Pareiers , zynde die der Wafchiers, dewelken tusfehen de tweede en derde ftaat, zo gering dat men ze zelden hoort noemen. De oorlprong deezer naauwe verbintenis word gedeeltelyk veroorzaakt, door de on. derlinge Huwelyken en daar uit volgende Bloedverwandfchap , gedeeltelyk door de overeenkomst van hun beroep en bezigheeden. De Bramanen het eerfte Geflacht, zyn meer dan andere bedreven in de Wetenfchappen , dog kunnen ook, zonder hunne klasfe te verliezen, den Landbouw oefFenen , die in dit Gewest, volgens het Voorfchrift der Natuur in hooge achting ftaat. De Tfchattirers, volgen, maar in eene . minderen rang, het voorbeeld der Bramanen na , en oefFenen meest al dezelve bezig-  30Ö KORT VERHAAL DER ZENDING de hoogere Geflachten voor onrein worden gehouden , als het aanzienlyk deel der Natie, was hun aangenaam, zigheeden. De Sutiutn zyn de talrykfte. Onder deezen v.nd men Landbouwers, Kooplieden, Kunftenaars en Handwerkslieden van allerlei foort. De Pareiers zyn, gelyk reeds gezegt is de geringde, veracht van alle andere, leeren meest al geen beroep, en worden dikwils verkogt tot Slaaven. Zy laaten hun gebruiken tot allerleie aage dienften , verhuuren zig by den Akkerman als daglooners en treden ook zeer dikwils in den Krygsdienst. Geen Mallabaar mag buiten zyn Caste trouwen, of doed hy zulks, hy kan verzekert zyn van zyne ftandgenoten in geenerlei opficht byftand te mogen verwagten. Dewyl nu een zodanig onderfcheid en vooral een zo ver gedreven haat, met de vryheid en den geest des Christendoms een eenemaal onbeftaanbaar is, werd deeze zeer oude en eigenzinnige bepaaling der Geflachten , te recht van de Zendelingen voor een groote hinderpaal gehouden, in de voortplanting der Euangelifche Waarheden De Ouders zig bekerende, zyn doorgaans verlegen met hunne Kinderen, zo wel in het aanleeren van eenis beroep , als om dezelven tot eenen bepaalden ftand te brengen, ook zyn de Christenen in eene zoo groote verachting by de heidenfe Mallebaaren, dat zy, als een fchimp van hun zeggen Kalam Pundawergol, d. i. Zy zyn tot het Cejlagt der Pareiers overgegaan. Volgens het eigen verhaal der Zendelingen, is het kenmerk van dit Geflacht, in allen opligt, zeer onvoordeelie. Zy zyn diefachtig , leugenachtig, en niet dan met eeweld , door vreeze te regeeren. Ten opfigt van den echten ftaat leeven zy zeer onregelmatig; hunne Kinderen waslen op, zonder tugt en onderwys, zy zyn meest allen zeer morhg en behoeftig, en in een woord zodanig «efteld dat men het eerbaar en weldenkend deel der Natie niet kwalyk kan neemen, dat zy zich, met een zo verachteiyk loort, niet willen bemoeien.  OP DE KUST COROMANDEL» 307 en voornamelyk deeden zy hun best, met de kundigften en geleerdften in Briefwisfeling te geraaken, ten einde dus hunne tegenwerpingen, dies te nadrukkelyker te kunnen beantwoorden. Hun mondelyk onderhoud met de Heidenen beftond voornamelyk hier in: dat zy hun uit het werk der Schepping , door vernuftige gevolgtrekkingen poogden te overtuigen, dat er niet meer dan een eenig Goddelyk Weezen zyn kon, en dat dit Weezen de hoogfte volmaaktheid moest bezitten; dat in tegendeel de Heidenfe Afgoden of ten eenemaal verdichte weezens waren, of Menfchen, volgens hunne overleveringen , van een ftrafwaerdig leeven | welkers aanbidding het Opperfte WeeV 2 zen Egter is dit alles in den ftrenglten zin, meer toepasfelyk op de zodanigen, die in de Binnenlanden woonen , als op hun die veel ommegang hebben met de Europeaanen ; Want gelyk de ondervinding ons hier leert , dat de Javaanen dewelke het meest met ons verkeeren , veel deel neemen in onze deugden en gebreken, zo zyn ook aldaar de Strandvolkeren , dewelke dagelyks bezogc worden door allerhande Natiën op de oude gebruiken , zoo naauw ziende niet. Ausf. Bericht. 3. Theil. -27, Contin. p. 173. fq.  308 KORT VERHAAL DER ZENDING zen niet alleen mishaagt, maar ook met het gezond verftand ten eenemaal ftrydig is, dat alle Menfchen zondaars waren, en eenen verlosfer nodig hadden, die ons door God in Christus was gefchonken, door wiens tusfchenkomst met Boete en Geloof, genade by den Almachtigen was te vinden, en door wiens kracht een heilig en deugdzaam leeven mogelyk was, terwyl integendeel, de moetwillige verachters deezer aangebodene genade van God verftooten, en voor eeuwig rampzalig zyn zouden. Zy losten de tegenwerpingen op met befcheidenheid, en haalden het redelykfte gedeelte hunner hoorderen doorgaans over, den Christelyken Godsdienst te pryzen. Die dusdanig gewonnen waren , poogden zy, door de befchryving van den gelukkigen toeftant eenes gelovigen Christens, ter omhelzing der geopenbaarde Waarheeden, over te haaien : en op deeze wyze gaan zy tot nog toe voort, het oogmerk hunner zending te volvoeren. De wakkere Ziegenbalg hield zich nog niet voldaan, het Woord des Heeren,  OP DE KUST CO ROM AND EL. 309 ren, den Heidenen mondelyk voor te dragen, maar begon ook, toen hy in het Tamuls genoegfaam was bedreeven, in het Jaar 1708. aan de Overzetting van het Nieuwe Testament, en bragt deezen arbeid in het Jaar 1711. vooripoedig ten einde. Toen men hier van te Holle tyding kreeg; wierdt 'er een Drukpers en de nodige gereedfchappen overgezonden, om deeze Vertaaling aftedrukken. Ook zond men een diergelyk gefchenk uit Engeland, het welk nochtans beneffens 1. Scheepen, door de Franfen wierdt genomen. De eerfte vyf Ledemaaten der nieuwe Gemeente, die na behoorlyk onderwys, den 5. May 1707. gedoopt wierden, waren Slaven, fchaamende zy zig, naar het voorbeeld van den Zaligmaker, dit gering beginfel niet. Met het einde van dit Jaar was het getal der nieuwbekeerden , reeds tot 35. aangewasfchen en terwyl ik dit fchryf, zyn er meer dan 15000. Zielen, die het blinde Heidendom verlaaten hebben. V 3 Pro-  3IO KORT VERHAAL DER ZENDING Profesfor Francke te llalle deelde aan het geleerde en Godvruchtige Europa, het eerfte verhaal deezer gelukkige beginfels meede, het welk kort daar op in het Eugels overgezet zynde de vermaarde Sociëteit , de Propaganda. Chrïsti Cognitione, bewoog, zig dit werk der Zending, zonderling aanteneemen, waar toe de Aardsbisfchop van Canterbury DS. Thomas Tennifbn , niet weinig heeft toegedragen. De beroemde Hoogefchool te Cambridge, betoonde mede aan die Heeren, de aangenaamc blyken haarer genegenheid, en volgens de eigen berichten der Zendelingen, heeft Engeland, omtrent dit Godgewydc oogmerk , uitneemende verdienften. Zy vergunden hun met hunne Scheepen, niet alleen eenen vryen overtocht, maar onderfteunden ook dit werk, door zeer ruime Liefdegiften, dewelke in de eerfte 3. jaaren, byna 1200. ponden fterling in gereed geld bedroegen,, bchalven eene geheele Drukkery met zyn toebehooren, eene ineenigte nuttige boeken , en veele andere zaaken, hier niet te noemen. Zy beyverden zig om deeze onderneeming , niet. alleen 1 door eene edel- moe  OP DE KUST COROMANDEL. $11 moedige mededeelzaamheid, maar volgden het ioffelyke voorbeeld van den Deenfchen Sceptervoerder ook hier in na, dat zy te Madras, Cudelur cn Tirutfchinapalli,]c\ zelf te Calcutte in Bengalen zendingen ftichten, die allen, nog needen aanwezig zyn, en ieder naar hun vermogen, het gewenfehte oogmerk helpen bevorderen. De vier laatften, worden onderhouden door de zoo evengenoemde Engelfe Sociëteit, en jaarlyks gefchied er, ten hunne behoeve, op Kersdag in de Koninglyke Hof-capel te London eene opentlyke inzaameling van Liefdegiften. Het Engelfe Gouvernement in Indië heeft hun insgelyks, een zeer fraaye Drukkery vereert, die by de verovering van Ponaichery, aldaar wierdt gevonden-, In één woord, de mildaadige en grootmoedige hulp der Britten ter bevordering van het Christendom, door deeze Zendelingen, kent geen paaien; en, het komt my voor, dat dit werk , zonder deeze krachtige hulpe, nooit tot eenig aanzien zoude zyn gekomen. Uit deeze Hoofdplaats en van de bezittingen van ons Gemeencbest langs V 4 Cor-  312 kort verhaal der zending Coromandel, hebben zy mede veel goeds genoten, pryzende die Heeren byzonder het roemryk gedachtenis der Opperland - voogden van Imhof en Mossel. Volgens een Brief, my onlangs van Trankebar gezonden , waren aldaar toen zes Zendelingen de Heeren Kohlhof, Zeglin, Klein, Koenig. Roder en John waar van de twee eerïten, reeds meer dan 40. jaaren , in deezen post gearbeid hebben. Ik zal de veelvuldige hindernisfen onder dewelke zy dit werk hebben voortgezet, hier niet opnaaien, maar eer ik van dit voorwerp kan fcheiden, vind ik my verplicht, eenige aanmerkingen te maaken over het bekeeren der Heidenen en Mohamedaanen, in deeze Gewesten. Het zal den Leezer zeker zonderling voorkomen, dat die zelve lieden, aan wien het gelukte, federd den aanvang hunner onderneeming tot nu toe, meer dan vyfcien duizend Heidenen, van allerlei foort, door hunne prediking over  OP DE KUST COROMANDEL. 313 overtehaalen, echter zo weinig ingang by de navolgers van den Koran gevonden hebben. Te vooronderftellen dat de laatften meer dan de eerften bedreeven waren, zoude mogelyk meer gezegt zyn, als men kan bewyzen, want onder de Bramanen vindt men veele kundige en fchrandere lieden, zo als uit hunne redewisfelingen met de Deenfe Godgeleerden, zeer dikwils blykt, d' Armoede en het gebrek, kunnen ook ten deezen opfichte niet als bewyzen, worden aangevoert, want het blykt, in geenen deele dat de Mohamedaanen in grooter overvloed leeven dan de Heidenen. Het begrip van een ongerymd gevoelen, beflist al mede niets, want offchoon ik zeer gaern toefta, dat de Mallebaaren, zeer redenlooze denkbeelden van het opperfte Weezen hebben , beweeren de Mufelmannen insgelyks de allerdwaaste zaaken, zo als uit den inhoud van den Koran voor een iegelyk kan blyken. Wat dan? zeker niets dan deeze grondwaarheid, die de ondervinding aller Eeuwen toonde: dat men niet ligt eenen dweeper zyn gevoelen zal ontraaden, en wie is er, die bedenking draagt, den aardsbeV 5 drie-  314 KORT VERHAAL DER ZENDING driegcr Mohammeth, voor den ftoutmoedigften geest - dry ver, dien de gefchiedenisfen ons ooit befchreeven, te verklaaren ? Deeze geest van dien valfchen Propheet, fchynt op alle zyne leerlingen te zyn nedergedaalt; Immers zien wy dagelyks het allerdomst gemeen, met het uiterfte geduld, de moeliykfte plichten hunner Godsdienst oeffenen, waar van een iegelyk Ingczeeten alhier, zelf onder zyne lyfeigenen , het treurige bewys kan vinden. Het begrip van zelfverdienst, flreelt de eigenliefde van den Mensch, hoe eenvoudig hy ook mag weezen. Het denkbeeld van een onfeilbaar noodlot, dat van alle Eeuwigheid befchreeven is, ftaat alle vernuftige redeneering tegen , en is de baarmoeder van eigenzinnige hardnekkigheid, en het zinlyk vermaak, dooide Koran, haar getrouwe opvolgers , hier namaals toegezegt, wisent alle begrippen van een Geestelyk vergenoegen by de zulken uit, wiens ïlaafsgemoed, door geene weetenfehappen wordt verbetert. In-  OP DE KUST COROMANDEL. 315 Indien men nu de waarheid van het Christendom vergelykt met deeze drie beginfelen, die by een gelovig Mufelman de fterkfte dryfveeren zyner daaden zyn, valt een groot gedeelte onzer verwondering weg, over den geringen voortgang van het Euangelium, onder de Mohamedaanen, ja het komt my , tot myn leedweezen zeer waarfchynelyk voor , dat zonder eene byzonderc tusfchenkomst der Goddelyke voorzienigheid , de bekeering dier dwaalgeesten, vooreerst nog met geen grond te hoopen. Het ontbreekt de Deenfe Zendelingen aan geen moed nog yver, kundigheid in Weetenfchappen , Land - en Menfchen-kennis zyn hun mede niet te betwisten, hun voorbeeld is onbcrispelyk , dit moeten hunne vyanden zelf getuigen, en nochtans hebben zy in byna een eeuw, onder de Mohamedaanen, gecnen noemenswaerdigen voortgang kunnen maaken. Te veronderftellcn , dat zy het werk van de verkeerde zyde hebben aangetast, is niet gemakkelyk te bewyzen. Immers meene ik in hunne fchriften ontwaart te heb-  316 KORT VERHAAL DER ZENDING hebben , dat zy van begrip zyn, ter bevordering hunner onderneeming by deeze dweepers, te moeten toonen , waar in dat geen wat zy gelooven, met onze geopenbaarde Waarheden overeenkomftig is, en wie is 'er dien enigfints twyfelen kan, of dit is de beste weg on hun te winnen ? Uit inzicht voor dit alles houde ik my verzekert, dat alle ontwerpen ter voortplanting van het Christendom op dit vruchtbaar Eiland, tot nog toe onuitvoerlyk zyn, maar dat men zulks met betere hoop, by onze Heidenfe nabuuren zoude kunnen onderneemen, het welk allen verftandige en Godvruchtige Ingezetenen van Batavia, ter nadere overdenking ernftig word aangepreezen. Die lust heeft, den toeftant van het Christendom in dit Oosters Waerelddeel verder te leeren kennen, die leezc de Ausfahrliche berichten der Dgnifche Misfionarien, tot welker uitgaave reeds in het jaar 1706. te Berlin in de Merkwurdige Nachrichttn aus Oost-Indien , den grondflag wierdt gelegt, maar eigent-  OP DE KUST COROMANDEL. 317 gentlyk zyn begonnen te Halle in het jaar 1710. door den hier bovengenoemden beroemden en voorbeeldigen Hoogleeraar A. H. Francke, wiens Zoon Godhilf August Francke. hier meede heeft voortgegaan tot het jaar 1769. wanneer deeze overleeden zynde, daar in vervangen is, door den Beftierder van het Weeshuis te Halle Johan Georg Knapp, van wien zulks tot heden toe, wordt voortgezet. Maar dewyl dit werk ongemeen wydloopig en in fommige ftukken niet naar de fmaak van veelen is gefchreeven, heeft een Candidaat der beide Rechten, Johannes Lucas Nikamp genaamd, begonnen, den voornaamften inhoud, uittctrekken, waar van het Eerfte Deel onder zynen naam , maar niet door hem, te Halle in het jaar 1737. in de Latynfe Taal is uitgegeeven, onder deezen Titul: Flistoria Misfionis Euangeliccz in India Orientali e Copiofis illius actis, contraBa, en het Tweede op dezelve plaats, maar in het Hoogduits, in het jaar 1772. In het werk van La Croie Histoire du Christianisme des Indes, vind men insgelyks, maar een wei-  318 KORT VERH. DER ZEND. OP DE K. COROM. weinig kort, veele weetenswaerdige byzonderheden, omtrent deeze Zending; En wat de poogingen der Roomsgeiindl Christenen, ter overtuiginge der Indiaanen, raakt; kan "men overvloedig vinden in de Lettres Edifiantes, welkers verhaalen naader opgeklaart, door de Deenfe Zendelingen en fommige Berichten van de Bediendens der Nederlandfche Oost - Indifche Maatfchappy, in derzelver Westerfche bezittingen alhier, hunnen Godsdienst niet zeer tot roem verftrekken. OVER  Pag. 319 OVER DE DOODSTRAFFE en het P Y N I G E N. door Mr. J. C. M. Rad er mac her. Hoe verheugd was ik aiet , toen ik vernam dat Hunne Edele Groot Mogende de Staaten van Holland en Westvriesland op den 16. December 1773. eenige waerdige Mannen , hadden gecommitteerd om de Criminte.lt InftruStit naar te zien! Nu dacht ik, was de tyd gebooren, dat de Pyningen ook eens in ons Land zouden worden afgefchaft. Helaas ! ik fchryf dit in 1780, en zy duuren nog.' Men  320 OVER DE DOOD - STRAFFE EN Men herhaalt, twintig maaien, zaaken; die zelfs niet waerdig zyn, ééns geleezen te worden; Waarom zoude ik niet herhaalen, wat Menschlievende Schryvers over dit onderwerp reeds gefchrceven hebben ? In het Civile moet men naar waarfchynlykheden oordeelen, wanneer er de overtuiging niet is; om dat als twee partyen over een ftuk Lands twist hebben, het noodzaakelyk is, dat een van beiden de bezitting daar van hebbe. En hier in kan de Rechter, naar de meeste waarfchynlykheid oordeelen; want het zyn Geldzaaken. Maar in het Crimineele daar het op het Leeven of de Eer van een Mensch aankomt, moet een aangeklaagde vry gefprooken worden, indien het bewys onvoldoende is ; Het waarfchynelyke komt hier niet meer te pas. En een enkele waarfchynelykheid in zyn voordeel , weegt alle waarfchynlykheden ten zynen nadeele op. De Pyniging van de Romeynen afkomftig, wierd door die Natie, die zeker  HET PYNIGEN. 321 ker Schryver te recht uitfchildert als goede Burgers, maar vreesfelyke MenIchen, alleenlyk gebruikt voor Slaaven, die zy voor geene Menfchen hielden. Maar hoe komen Nederlanders die byna honderd jaaren voor hunne vryheid ftreeden aan eene wet, voor Slaaven gemaakt? Ik weet wel, dat onze Wetten de pyniging alleen toeftaan, in gevallen , wanneer de misdaad beweezen is, en er niets als de eigene bekentenisfe aan ontbreekt. Ik weet wel dat dezelve in 't algemeen by ons weinig, en niet ftraf, gebruikt wordt, maar waar toe is dezelve dienftig? En waar toe is de DoodftTaf, die op de bekentenisfe in de pyniging volgt, nodig? Ik moet het herhaalen: een Gehangene is van geen het minfte nut voor die t' zaamenleeving, maar een Schurk, die overtuigd is , kan vyfeig jaaren , aan de gemeene werken, aan de gevaarlykfte Ambachten, in de vuilite en ongezondfte bezigheden , de Maatfchappye van nut zvn. X Zoo  322 OVER DE DOOD-STRAFFE EN Zoo de Dood-ftraf plaats moet hebben , is het alleen aan geweldige Moordenaars en Roovers, aan de zoogenaamde Amokfpeelers hier te lande die, zonder iets te myden, alles nedervellen wat hun voorkomt, en dus als dolle Schepzels moeten worden gerekend wier leeven gevaarlyk voor de Maatfchappye is. Maar een ongelukkige Doodflag, een Tweegevegt, Huisbraak zonder geweld Diefftal, al was het domeftik of aanvertrouwd goed begaan verdienen den dood niet; en dienen door de Wetten geftraft te worden, naar maate van de perfoonen en omltandigheden. Voornaamlyk dienen de Dood-ftraf fen zeldzaam te zyn in onze gelukkige Repubhcq, welkers Inwooners tot gee ne euveldaaden geneigd zyn, en waar met dan zeer zeldzaam die gruwelvke misdaaden voorvallen, die in andere landen gemeen zyn. De Nederlanders m het algemeen, zyn van dat gezegend Temperament, dat goede Huisvaders, braave Ingezetenen, en bezaadigde Burgers geeft. En  het. pynigen. 323 En om één woord van de Stad Batavia hier by te voegen , kan men; tot lof van de verbeterde Zeden zeggen ; dat men 't zedert eenige jaaren, weinig zwaare misdaaden meer ziet, en dat het zogenaamde Amokfpeelen , waar door de Oosterfche Slaaven zoo vermaard zyn , en het welk meest altoos uit Jaloufy gefchiedt, thans zeldzaam meer voorvalt. Verbeteren nu de Zeden, dan is het ook zeker, dat dc Straffen dienen verligt te worden : Men kan tot lof van deezen tyd zeggen, dat veele vermaarde mannen zich hier op toegelegd hebben ; de Verhandeling over de Misdaaden en ftraffen , door den Marquis Beccaria in het Italiaanfch befchreeven, gaf daar toe de eerfte aenleiding; en de Prys van Regtvaerdigheid cn Menschlievendheid den 13. February 1777. te Berne uitgefchreeven : doch waar van dc beantwoording my nog niet ter hand is gekomen, zal daar omtrent misfehien nieuw licht cn nieuwe bewyzen voor den zet-regel van eenen vermaarden Rechtsgeleerden geven , (a) die zeide: De . Straf moet X 2 open (a) Traité des delirs & des i'eines, Conclufion.  324OVER DE DOOD-STRAFFE EN openbaar , fpoedig, en noodtzaakelyk zyn, de minst mogelyke, in de omftandigheid, evenredig aan de misdaad, en door de Wet bepaald. Onbegrypelyk is het, dat wy alle onze -ftraffen van de Romeinen hebben overgenomen, maer dat wy daar cn tegen hunne belooningen hebben achter gelaaten. Die het leeven van zyn evenmensen redde, wierdt met eene Burger-Kroon beloonde; die iets nuttigs voor den Staat deed, vereerde men de Lauwrier-Kroon. 'Tis waar, de hulpe aen de drenkelingen het eerst in Nederland toegebragt, en door een Genootfchap beloond, is een gelukkig beginzel, dat misfehien in dit ftuk beterfchap zal geeven, want in een Gemeene best dunkt my dat de Wetten, de goede daaden zo wel moeten beloonen, als de kwaade ftraffen ; en voor al moeten de zelve het kwaad beletten door voorzorgen te gebruiken tot de goede opvoeding der jeugd, en het oprichten van vry willige werkplaatzen, en Vondelings-huizen. Zo  Het pynigen. 325 Zo ras de Doodt ftraffe alleen aan open baare Moordenaars en Roovers wordt opgelegd, vervalt de Pyniging van zig zelve. En dit is de grond van de Rusfifche Wetten, door de Keizerin Catharina de II. In 1771. ontworpen, die in haare uitgerlrekte Landen de Pynbank heeft afgefchaft. In Engeland was dezelve voor lang in onbruik , behalven in het enkel geval, wanneer de befchuldigde weigerde te antwoorden, en dit is door een siSte van het Parlement jongst almede afgefchaft, en de Wet zegt dat die weigert te antwoorden, fchuldig wordt gehouden. In Vrankryk is dezelve helaas! nog aller afgryzelykst. Een beroemd Schryver heeft in zyne Werken telkens herhaald de vreesfelyke onregtvaerdigheden, daar door gepleegd, op Calas te Touloufe,op een LandmandMartinnen edelman La Barreen veele anderen. O! mogt ik die tyden nog bekeven , dat de Doodftraffe alleen voor openbaaX 3 re-  p6 Over de dood-straffe en het pyn. re Moordenaers, de Pyniging voor mis daaden van hoog verraad, die tot den ondergang van een Staat ftrekken, wierden geoeffend; en dat de Confiscatie in alle Landen wierd afgefchaft; gelyk den i. May 1732. door de Staaten van Holland, den 1. November 1734. door de Staaten van Zeeland: is gefchied , en nu jongst zelfs in het' Crimen Lcef een Aap, die op twee beenen 510. liep, zyne armen als een Mensch gebruikte, het aangezicht had van een Hottentot, eene vacht van gryze wol, zeer zachtzinnig van aart en weergaaloos kundig en vlug. De Heer Buffon befluit, uit deeze Befchryvinge van den Pater , dat hy een Gibbon, en wy befluiten er uit, dat hy een Wouwouw ge-  DE WOUWOUWEN. 387 gezien heeft. Er zal niet beter op zyn, dan dat Wy ons best doen, om zulk en Aap uit de Molukkes te krygen, om te zien wat er van zy. §. IV. Ondertusfchen berichten ons de Javaanen, dat er driederlye foorten van Wouwouwen op ons Eiland zich onthouden : te weeten ( 1) vaal witte met zwarte koppen, (2) bruinachtige met roode, en ( 3 ) gryze, met zwarte aangezichten. Van de gryze fpreeken wy hier; en wat er van het aanwezen en de geaartheid der overige wouwouwen zy, zullen wy, door den tyd trachten te ontdekken. Want de bruinhairige, die onlangs by den Heer van Hogendorp gebragt wierd is in alles overeenkomende met de gryzen , en heeft een zwart aangezicht: zoo dat wy hem tot geene andere foort kunnen brengen, dan die, welke wy thans befchry ven. Evenwel is hy ook zwarter van hair boven op het hoofd. Trouwens van den ouderdom of eenige andere toevallen , fchynt het, dat men de merkelyke verfchiliendheden van koppen en aangeBb 2 zich-  338 Beschryvinge van zichten niet wel ontleenen kan. Maar waarom kent men die andere foorten nog op Batavia niet? Misfchien zal het daar van daan komen, om dat de Javaanfche Vrouwen deeze foort uit het nest haaien en vermaaks halven voor dc Kinderen, opkweeken; en de andere foorten hunne jongen beter bewaaren , of wreedcr en onhandelbaarer zyn. $. V. De Bovenlanders, welke deeze dieren dagelyks waarneemen, getuigen eenpaarig, d at zy zich meest, in het wild, op de boomen onthouden * en van natuure vreesachtig en voorzichtig zyn. 's Avonds verzaamelen zy, en ieder huisgezin van 5, 6, 8, of 10. voegen zich by een, en zetten zich kort by eikanderen, op eenen hoogen boom te ilaapen: terwyl diezelfde boom ook aan ettelyke anderen Famielies tot eene rustplaatze verftrekt. Maar ieder gezin zet er een op fchildwacht, omtrent op gelyke wyze, als Kolbe ons van de Kaapfche Baviaanen vertelt. De overige zitten te flaapen met dc handen op de knien, en het hoofd voor over op de  de Wouwouwen. 389 de borst rustende. Edoch zoo dra de uitkyk eenig onraad bemerkt, roept hy aanftonds Hoe! hoe! 't geen de anderen wakker maakt, en ook Hoe! Hoe! doet roepen; tot zy allen Hoe! Hoe! geroepen hebben; en het ganfche gezin in beweeginge en op zyne hoede is. S. VI. 's Morgens, zoo dra de Dageraad aanbreekt, en de Wouwouwen, in die houding, op de boomen nog zitten te flaapen, roept de fchildwacht Hoe a! hoe-a! Door dat geroep ontwaaken de overigen, flingeren zich van den eenen boom op den anderen, met gebaarden en houdingen, die hunne blydfchap fchynen aan te duiden. Zoo dra de Zon boven de kimmen is, daalen zy neder op den grond; en gaan heenen, de huisgezinnen by onderfcheidene benden , om hun voedzel te zoeken. Dan zoo er de een of ander eenig onraad befpeurt, fchreeuwt hy op het oogenblik fVauwWamv: en, op dat zelfde oogenblik , vluchten en klouteren zy de boomen op, om eene veilige fchuilplaatze te vinden. Daar blyven zy toezien, wat 13 b 3 'er  39© Beschryvinge van 'er beneden omgaat, en afwachten de gelegenheid, om veilig beneden te komen. Ook verzekeren ons de Javaanen, dat zy als de Honden, een zeer fyne reuk hebben. S- VII. Sommigen denken, dat' deeze Aap Wauw-wauw of Wah wak zou heeten , om dat het eenigzins de gedaante van een oud Besje aanneemt, en het woord Wah in 't Javaanfch eene Moei, of ook wel, als men boert, een oud Besje beduidt. Anderen willen verzekeren , dat Wah wah, in eenen uitgebreiden zin, Onnozelheid zou willen zeggen : en dat men dit denkbeeld aan dit Schepzel zou hebben geëigend: om dat het een eenvouwig voorkomen zou hebben. Als men zulke ongegronde cn 3'dele gisfingen opgeeft, wedciiegt men" zich zei ven. S. VIII. Sedert eene lange reeks van jaaren, hebben onze Indianen waargenoomen, dat 'er geene kans altoos is , om het Man-  de Wouwouwen. 391 Mannetje en Wyfje der Wouwouwen, in beflotene hokken te doen paaren en voortteelen. Even het zelfde getuigt men van onze kleine Javaanfche Ourang-Outangs: daar echter andere Aapen en Meerkatten, nu en dan, een tegenftrydig voorbeeld gegeeven hebben. S. IX. Ettelyke Indiaanfche Natiën, veele Slaaven en Javaanen zyn 'er niet vreemd van, om alle de Aapen en foortgelyke nu en dan, op de achterfte pooten loopende Schepzelen, voor wilde Menfchen of Ourang-Outangs aan te zien. Zelfs zyn 'er die vermoeden, dat de Voorouders der Aapen en Wouwouwen gezondigd hebben, toen zy nog menfchen waren, gelyk wy zyn: en dat zy, door een rèchtvaerdig Oordeel, de gedaante en laage leevenswyze der Aapen zouden gekreegen hebben. Gelyk men dan ook een foort van medelyden en toegenegenheid voor deeze dieren, by de Indiaanfche Volkeren ontj moet. Bb 4 $.X.  39? Beschryvinge van 5- X. Volgens de berichten der Javaanen, zyn de Wouwouwen voornamentlyk aan drie ziektens onderhevig: te weeten , de koude koorts, de geelzucht en den afgang. En den afgang houden zy voor doodelyk. Hoe lange zy doorgaans leeven, hebben wy nog niet vernomen. S. XL By den Heer Salmon* treft men niets aan, 't getn naar de Wouwouwen gelykt, en daar uit blykt het genoeg, dat de Heeren Leguat, Hamilton, Tulp, Bontius, en de Bruin, niets van dit dier geweeten hebben. By Valentyn vindt men niet eens, zoo veel ik weet, eenige befchryvinge van Aapen, Spookdieren of Luiaards: hoewel hy, onder Amboina, iets diergelyks beloofd had te zullen opfteilen, als hy over de Stad Batavia handelen zou. i. Hoofd-  de Wouwouwen. 393 2. Hoofdstuk. WAARNEEMINGEN en PROEVEN. S. XII. .Op al het geen wy tot hier toe hebben by gebragt, is nog weinig ftaat te maaken, zoo min als op de Reisbefchryvingen en de Verhandelingen der Geleerden over de opgezette Vachten en Geraamten van Schepzelen, welke zy nimmer leevendig hebben waargenoomen ; en die zy niet weeten , of haaren vollen wasdom hadden. Het opzetten zelf kan onmogelyk in orde gefchieden en de natuurlyke houdinge krygen, in een vreemd land: zelfs niet by het oprichten der geraamten. De Exemplaren, die men van elders krygt, in Arak of Rom zyn meest al in de gewrichten afgeweekt, door de verzwakkinge der peezen en zenuwen faamgezakt cn ineen gedrongen. En de leevendige voorwerpen lyden zeer veel aan boord , zyn doorgaans ziek, als zy aan de wal komen , bedwelmd door de verandcringe van lucht en warmte, droefgeestig, ongedaan , konnen met geen tweede en Bb 5 der-  394 Beschryvinge van derde leevendig voorwerp vergeleeken worden, en verbysteren dus den wysgeer, zoo dat hy een by zonder en toevallig perfoneel verfchynzel voor de gedaante en houdinge van eene geheele loort opgeeft. En daarom duiden wy den Heere Vosmaer ook niet ten erga.ie. Vad ???? dat h^ den Ourang-Outang in het Letteroefr>ablnet van Zyne Doorluchtige HoogM?nS9fEID *.at le,evendiger heeft doen opzetbi. 2o. 'ten 9 d<™ het zich voor zynen dood vertoonde; om dat de Heer Vosmaer, i Ü u meest altyd ziekelyk zal gehad hebben; en om dat zyn Ed. van Heeren, die in Indië geweest zyn, wel berichten zullen zyn voorgekomen , die hem verlof gaaven, om het dus op te zetten. r i XIII. De twee volwasfene Wouwouwen welke wy hebben waargenoomen, zullen de bygebragte aanmerkinge flaaven De eerfte was gezonden aan den Heer Geheimfchry ver S t e e n w e g , Lid van ons Genootfchap; en de tweede aan den Edelen Heer Directeur Radermacher; en ons werden die ter overweeginge en beoordeelinge gefchonken. Beide waren  DE WOU WOU WEN. 395 ren zy Wyfjes; en aan de eerfte wierd nagegeeven, dat zy bezwangerd was, en eerlang baaren zou. Beide zagen zy 'er zeer treurig, mismoedig en flaaperig uit, zoo dat men ze byna voor eene foort van Luiaards zou genomen hebben , het hoofd zat voor over tusfehen de fchouders op de borst: en zy fchecnen half dood te zyn. Beide zagen zy 'er uit, als afgeleefde leelyke Laplandfche Besjes, met bonte kappen . en kabayen, die , vry buikig voor over in één zakten. §. XIV. Om te zien, of wy die mistroostigheid , welken men ook aan de Ourangoutangs, zonder grond , als natuurlyk toeeigent , niet konden geneezen , of eenigzints maatigen, lieten wy, ten kosten van het Genootfchap , een Bamboezen theatertje oprichten, op het vermaakelykfte uitzicht van den Tuin, en onder eenen fchaduwryken boom ; en gaaven aan eene dier Wouwouwen, die 'er geplaatst werd, een klein Aapje tot gezelfchap. Zy nam het Aapje aan als een moeder haar kind, deelde het me-  39<5 Beschryvinge van mede van de Ryst, het Brood, de Jamblans, de Manges, en van alles, wat men haar rykelyk voordiende: duldende zelfs, als met eene moederlyke onverfchilligheid , dat haar keesje alles ontnam. Het Aapje had haar ook tot zyne moeder en befchermfter aangenomen , kroop achter haar en keek haar aan, als iemand hem aan de touw trok, of met een Hokje dreigde. f. xv/ Als men der Wouwouw te na kwam, of haar en het Aapje beledigde, inzonderheid als men haar befpotte en uittochtte, gaapte zy, liet haare ilagtanden zien, Hak de lange armen uit, en fchoot grimmige blikken uit de zwarte oogen. Dit gefchiedde dagelyks min of meer, en het verdriet van de beledigde perfonaadje nam, hand over hand, toe. In 't begin liet zy zich nu en dan nog eens aanraaken en den hairigen huid ftreelen: maar nu dulde zy dit niet langer, werdt toorniger en boozer , en zag niemand aan, dan met eene korfele verontwaerdiging. §. XVI.  de Wouwouwen. 5. XVI. Voor het overige lei zy zich telkens te flaapen op hare zyde uitgeftrekt, en de armen en beenen op de voordeeligfte wyze, om te rusten; gelyk teedere en koortzige menfchen, die door zwartgalligheid en verregaande mistroostigheid , zig aan het gezelfchap onttrekken, en, in de fombere eenzaamheid, hunne ondraagelyke kwaaie en verdrietig hartzeer verergeren. De ligginge, houdinge en omkeeringe van eene flaapende Wouwouw vonden wy, in deeze en de overige , volmaakt gelyk aan die der Menfchen. By gevolg is het zittend flaapen op de boomen, volgens §. I. niet natuurlyk, maar gedwongen, even gelyk wy op eenen ftoel zitten te flaapen. Als de Wouwouwen derhalven op hun gemak in veiligheid zullen rusten, zal dit niet -op een boom, maar op den grond gefchieden. §. XVII. Op Saturdag , den 6. November 1779. kwam onze fchilder Rolland; die haar en het Aapje in de fchaduwe deed bren-  398 Beschryvinge van brengen, om het fchetzen te beginnen. Men zegt, dat het beest niet verdraagen kan, dat men het ftarlings aanziet. Ten minften, onder het uitfchilderen , begon het te janken, als een jonge hond , die klop krygt : vervolgens hard op fchreeuwende , als een kind van twee of drie jaaren , 't geen gevallen heeft: 't fcheen, dat zy eindclyk allen haaren moed verloor. S. XVIII. Wederom op het bamboezen - theatertje gebragt zynde, fcheen het dier ongemeen vermoeid en afgemat Op het oog zou men , uit vergelykinge der voorige bedryven , hebben moeten beiluiten, dat de fpyt en wanhoop het zelve doodelyk bedroefd maakten; en dat de fpotachtige behandelingen, welke het meende te hebben ondergaan, daar toe de voornaamfte aanleiding gegeeven hadden. Ook weigerde het vervolgens iets te eeten, fcheen zich moedwillig dood te hongeren, en bezweek eindelyk , op Maandag den 8 November , 's morgens om 9 uuren. S. XIX.  de Wouwouwen. 399 §. XIX. Edoch het lyk vervolgens geopend zynde , vonden wy aanftonds eene merkelyke injlammatien buiten op het Inteftinum duodenum: Zynde dit het ingewand , door het welk het voedzel uit de maag in de verdere darmen overgaat. Dat koud vuur had eene inwendige opzwellinge veroorzaakt , door welke het ingewand digt belloten was, en dus de voedende ftoffe niet langer kon doorlaaten. En deeze (dit bleek nu van achter) was de ware oorzaak geweest der kwynende geftalte van het dier, en vervolgens van zynen dood. Evenwel is 't niet onmogelyk; dat het bederf ontftaan is , uit de faamgebogene en faamgedrukte houdinge, in welke het dier, uit fpyt, verdriet en kommer, zich, geduurende de laatfte dagen van zyn leeven en reeds eenen geruimen tyd te vooren, zich gezet en gehouden had. §. XX. In de andere oude Wouwouwinne, welke reeds federt den 29 Oótober is waar-  4©o Beschryvinge van waargenomen , vonden wy alles genoegzaam gelyk, met het geen van de voorige reeds ftaat aangeteckend. Dit fchepzel was ongemeen gezet op raauw Vleesch ; en trouwens de fterke flagtanden geeven een genoegzaam bewys , dat men de Wouwouwen onder de verfcheurende dieren plaatzen moet. Maar welke dieren eigentlyk hun tot aas verftrekken ; daaromtrent hebben wy nog niets vernomen. Misfchien zullen ook horentjes, hagcdisfen, vogeltjes en diergelyke beestjes hnn ten prooye verftrekken. Ten minften dat zy byten cn verfcheuren, is uit de volgende proeve gebleeken. Een jonge hond blafte haar aan en tergdeze. Zy werd ongemeen kwaadaartig deed haaren bek open, kreeg het hondje, 't geen tegen haar werd aangehitst, eindclyk met de handen fel, trok het naar zich toe en beet het in de nek met eenen knaauw dood. Dit gedaan zynde, wilde men het hondje ontweldigen , en dit gefchiedde met groote moeite, om dat het naar hem beet, die het los wilde rukken , en tefrens poogingen aanwende, om hem tc pakken en vast tc houden. Ten bewyze, zoo 't ons voorkomt ,  DE WOU WOUWEN. 40* komt, dat zy het hondje zou opgepeuzeld hebben. $. xxi: Eindelyk IKerf ook het oud Besje ,* na dat het eenigert tyd aan den Bloedafgang was geweest. By de openinge bleek het, dat de Maag deerlyk ontftooken, en dat de kleine darmen verkankert waren. En deeze is dan de natüurlyke oorzaak van den dood geweest, 'tls aanmerkenswaardig, dat beide dee* ze volwasfene en oude Wouwouwen , en nog een derde van den Heer van Hogendorp, aanftonds mistroostig, fomber en ziekelyk zich vertoonden : en ook binnen korten tyd, federt die ons geworden zyn, den laatften adem hebben uitgeblaazen. 't Kan zeer wel wezen , dat de Bovenlandfche Javaanen , die zeer veel werk van het voeden en opkweeken deezer Aapen maaken', dezelve zoo lang bewaareiï, tot zy 'ei doodelyke teekenen aan ontdekken : dat zy die dan naar de Benedenlanderi afbrengen, om 'er nog eenig voordeel mede te doen: en den onkundigen Europees te bedriegen. Cc f. XXII;  402 Beschryvinge van 5. XXII. Indien nu eens drie zulke Exemplaaren gelukkig in het Vaderland waren overgekomen, wat zouden 'er onze Natuur-onderzoekers uit belloten hebben? dat 'er onder de Aapen geen grimmiger , mismoediger , onaangenaamer dier zich bevond als de Wouwouwen, en dat het voor de faamenleevinge met de Menfchen niet gefchapen fcheen. Ondertusfehen zou zulk een vonnis.door de Natuur worden wederfprooken: en wie weet hoe dikwyls dit niet gebeurt; al heeft men toegang tot een Koninglyk Kabinet. Wy vinden hier gelegenheid om dit te erkennen: want de drie oude en afgeleefde Wouwouwen zouden ons zeiven bedroogen hebben : indien wy niet by den Heer Gevers eenen jongen hadden aangetroffen; en 'er de Ed. Heer Radermacher ons nog niet eenen diergelyken had doen bezorgen: en wy 'er ten laatften nog niet eenen derden by de Heer van Hogendorp, hadden aangetroffen. S. XXIII.  de Wouwouwen. 403 £ XXIII. Die van den Heer Gevers, welke nu leevendig naar het Vaderland gezonden is, is het rapfte en leevendigfte dier, 't geen wy immer met onze oogen aanfchouwden. Zyne houdinge is recht en moedig, hoewel met het hoofd en hals een weinig bukkende, en tusfehen de fchouders inzakkende; maar minder, ongelyk minder dan de oude. Met boogs gewyze uitftaande fchenkels , loopt hy op zyne achter handen , of zoo men liever wil, op zyne voeten , als eene Vaderlandfche Kieviet. Uit de breede fchouders fchieten zeer lange en handige armen uit, welke ruim zoo vlug en vaerdig zyn als de beenen. Men laat hun zuiver los, en dan is hy onbedenkelyk fchichtig van beweeginge in én! Over de boomen en takken: zyne overgang van de eene tak en telg op de andere is op het vliegen af. Dan laat hy zich nedervallen : en dan flingert hy cn toutert zich zylings uit, als het telgje , 't geen hy vastpakt, te veel zinkt, om een ander takje in de nabuurfchap vast te krygen. Elke greep, welke hy doet , is gewis : en alles is' Cc 2 zoo  4°4 beschryving e van zoo zwierig en ongedwongen, dat men niet, dan met de grootfte verbaasdheid , zich over verwondert. Ook is hy zoo gemeenzaam met de Menfchen, als men .verlangen zou, zonder eenige blyken van drieste wederfpannigheid of domme eigenzinnigheid te geeven, dat men geen gelukkiger temperament van een dier verlangen zou: gelyk hy daarom ook het vermaak van het huisgezin voor een groot gedeelte uitmaakt. Een kroon Aapje, 't geen hem gezelfchap houdt en daar hy mede fpeelt, is op verre naar zoo leevendig en aartig niet. S- XXIV. Om nochtans, op de beste wyze, waar te neemen, moet men de voorwerpen aan huis hebben , om dezelve daaglyks naar te gaan, en van andere Menfchen te laten behandelen. Wy kreegen dan ook eenen Wouwouw zynde een manneke , nog kleiner en jonger, dan die van den Heer Gevers. Gemeenzaamer en vriendelyker dier hadden wy nooit gezien. Alleen was hy wat al te vrymoedig, overlaade ons met zy-  de Wouwouwen. 40^ zyne beleefdheden, en werdt dus fomwylen wat lastig. Het hangend flingeren en voortloopen onder eenen bamboes tusfehen twee boomen geipannen , by overhandfche vergrypinge , het drinken uit een plasje by nederbukkinge en opilabbinge; en uit een klapperdop of dieper water fomwylen met de holligheid zyner hand: het wonderlyk loopen met overgedooken hoofd, lange uitfteekende, op en neder flingerende en balanceerende armen en nederhangende handen, het dansfend huppelen met belagchelyke luchtfprongen, langs den grond, op twee aehterpooten) het voortfnellen op vier handen, (want eigentlyke voeten heeft het beest met) en wel zoo, dat de armen recht nederwaards in de loodlyn zich , met de toppen der vingeren, tot aan den grond uitftrekken en eenig iteunzel by zetten; en ik weet niet wat nog al by zonderheden, en aartigheden maaken de eigenfchappen van deezen mensch gelykenden aap uit. Eens vechten 'er eenige honden en blaften geweldig digte by hem-, toen werd hyzeer angftig en fchreeuwde uitdrukkelyk Wouwouw. Cc 3 s- XXV. 1  4o<$ BeSCHR. YVINGE VAN §. XXV. Een flaaf, met naame Tam, die een zonderling liefhebber van beesten, zelfs van Hangen en kaaymans is, behandelde hem vervolgens met meer vriendeïykheid, dan iemand onzer. De Wouwouw beantwoordde dat met eene uitrekende vriendfchap, en hy begon te verminderen in zyne gemeenzaamheid tegens ons. Evenwel zoo dra zich iemand aan hem met vriendelykheid laat gelegen leggen , beantwoordt hy dat ook, zonder aanzien van perlöonen met eene gelyke toegenegenheid. Op Saturdag den 22 January 1780 hadden wy zwaaren regen, overftroominge en eene geweldige Aard - beevinge. De Wouwouw en het Aapje onthielden zich in een flaavenvertrek en hadden het te vooren nimmer eens kunnen worden. Maar nu omarmde de Wouwouw het Aapje : denkelyk om het te befchermen, of liever , om 'er zich mede te verwarmen, alzoo het vry koel was, ftaande, de Thermometer van Fahrenheid op 78 graden , met eene zwaare opdampende en vochtige lucht. Somwylen verwarmt hy zich by het vuur in y " . de  de Wouwouwen. 407 de Kombuis, en de vriendfchap met het Aapje blyft voortduuren Somtyds evenwel hebben zy een hevig verfchil over een ftukje Pifang : wanneer hun beiden de afgunst uit de oogen ftraalt. Kortom het fchepzel geeft in alle zyne verrichtingen eene meer dan gemeene dierlyke fchranderheid te kennen: zoo dat men geheel en al het fpoor byster is, indien men het van onverftand en onnozelheid befchuldigd. De vlugheid der ziele fchynt die van het lighaam te overtreffen. 3. Hoofdstuk. ': NATUUR- en ONTLEEDKUNDIGE BESCHOUWING E. 1 XXVI. Men behoeft niet te twyffelen , of de Wouwouwen hebben hunne benaamingen gekreegen van 't geluid en gefchreeuw , 't geen zy maaken , in benaauwtheid zynde S. XXIV. Ettelyke dieren heeft men ten allen tyde dus benoemd , by alle de volkeren : gelyk bekend is. Cc 4 i XXVII.  4o8 Beschryvinge van s. XXVII. De Wouwouwen zyn Aapen zonder itaarten: want de Javaanen getuigen dit eenpaang; en 'er is geen teeken te vinden dat hun de ftaart in de jeugd zou algebeeten zyn. ' Evenwel'is het onwaar , dat zy altyd op de achterfte beenen loopen. Hunne achterfte pooten mogen geene voeten heeten : zy hebben geene uitfteekende hieien of inelbeentjes, gelyk de Gibbons van de Buffon; en mogen dus met recht vierhandige , maar geenzins viervoetige , veel min tweevoetige dieren genoemd worden. Ook hebben zy platte nagelen aan alle vier de handen, gelyk de onze. Ondertusfchen kunnen zy. niet recht op blyven ftaan : cn zyn ook nimmer door de Natuur gefchikt, om recht op, met het hoofd naar boven te wandelen, gelyk de menfchen ; want zy hebben noch billen noch kuiten : welker fpieren hoognoodig zyn tot eene opgerechte geftalte. Zy brengen hunnen tyd door met hangen , -flingeren, waggelend voortlocpen , zitten en liggen. Ook fpringeri zy eigentlyk niet van den eenen boom, op  de Wouwouwen. 409 op den anderen , gelyk de geftaarte Aapen , maar flingeren en werpen zich liever , gebruikende hier toe 011yerfehillig dan eens de voor-, dan eens de achterhanden. Als men hun de armen op de Bug bindt, dan eeten en rechten zy , met hunne onder , of achter handen , even zoo grif als met de voorhanden. Ook gebruiken zy de voorpooten niet om op te loopen, als wanneer het bovenlyf begint over te hellen en dreigt te vallen: wanneer zy eventjes den grond raaken met de toppen hunner vingeren. S- XXVIII. De geftalte der. Wouwouwen heeft veele overeenkomst vooral ten opzichte der lange armen , met de Gibbons. Maar wegens het induikende der krom- verhand, me houdinge, met den zeldzaamen Aapvan de van den Heer Randal tc Westmunster ,N«™d" geteekend by R. Bradlky. Het aan xv- &»« gezicht heeft veele overeenkomst met^^Nat. den Doue van den B[eer de Buffon , ofTom- xm! met den Baardaap, of de Diana van Lü&?AtfVan,eus, by den Heer Houttuyn in plaat l«gebragt. Evenwel is de Wouwouw be-^^ C c 5 hal gelw.bl.a6.  4io Beschryvinge yan halven om het verfchil der hielen, ook nog geen Gibbon : hoewel, de Heer Profesfor Camper dit fchynt te vooronderftellen. Ten minften de Gibbon heeft een geelachtig menschverwig aangezicht , de Wouwouw daar en tegen pikzwart: de beide Gibbons hebben het aangezicht rond, of met eenen gryzen cirkel omgeeven: maar onze Wouwouwen hebben een menschvormig aangezicht, beparuikt met eenen omgekeerden gelykzydigen witgryzen Trieangel. 'tZou echter kunnen zyn, dat de bruinachtige met roode aangezichten of de tweede foort van $. IV nader aan de Gibbons kwamen. s. XXIX. Zeer zonderling is het dat de opperhuid deezer Schepzels onder het hair alomme wit is, en daar en tegen pikzwart daar geen hair groeit. Het hair van de vacht zelf is kronkelig en in de war, vertoonende eene foort van wollig bont' waar uit rechtopftaande hairen, als boritels uitftceken, die niet kunnen plat geftreeken worden. De ronde zwarte oo-  de Wouwouwen. 411 oogen fchynen ook zoo verre van clkanderen niet te ftaan , en dc Wouwouwinnen draagen hunne borsten merkelyk hooger, dan die der overige Aapen.' En de Schachten der mannekens welke inwendig geenzins met beentjes voorzien zyn, fteeken midden tusfehen de ballen door. Ondertusfchen is het jammer, dat men van de voortteelinge het baaren, en alles, wat daar toe behoort , nog niets vernomen heeft , daar men op aan kan. s. XXX. De Spraakdeelen verfchillen niets, van die der Aapen en van den OurangOutang. De neus , hoewel eenigzins ingetrokken, en de zwarte welgezoomde ooren, zoo wel als de oogen, mitsgaders de tong fchynen zeer fyn en iierk van aandoeninge te zyn. In de darmen vinden wy niets buitengemeens. By de openinge der eerstgenoemde Wouwouwinnen , die men , als zwanger zynde , had opgegeeven , gaaven de Lyfmoeder en de Faflopiaan- fche  412 Beschryvinge van fche Trompetten geen het minfte bewys van bevruchtinge. Het Hart, de Longen, de Milt, de Lever, de Galblaas, zoo min als de aderen en Slagaderen , welke wy waarnamen , hadden iets vreemds : hoewel misfchieri de Lever wat grooter was. Het borstbeen, de ribben , de rugftreng en het bekken vertoonden ook niets byzonders. 4. Hoofdstuk. De MEETING E. §. XXXI. Zónder dat wy van eikanderen wisten , hebben wy de twee oude Wouwouwinnen gemeeten , en wy zullen die, zoo veel doenlyk, met de lengte en dikte van de ledemaatcn der Gibbons vergelyken: en , tot dien einde , de getallen in drie Kolommen zetten, en daar 't noodig zal zyn, de Paryfche Voetmaat van den Heer Daubenton, in Rhynlands overbrengen, als 144 tegen 139. Want zoo veel kleinder zyn de Paryfche Voeten. Wou-  de Wouwouwen. 4i3 Wou wouw en. Gibbon. n°. 1. n'. a. ~t£r Rhynlandfche Voeten. Paryfche. _ Vo«. Duim. Lyn. Voet. Duim. Lyn Voet.Duim.Lyiü Lengte Tan de Kin tot aan 1 f j den Aars 1 8 5 1 1 Al a 6 Hoofd tot de Kin ... — 4 7 --4 4 . Lengte van den Hals . . 2 5 * |j Lengte van de Knie tot aan de Hiel, of Palm ... — 8 - - 7 — - 7 — - Dye tot op dc Knie . — 9 — ü 2> .. Voetplant tot aan '1 einde • | van de groote vinger . . — 4 7 - 4 5 ' - r 4 Schouder tot Elleboog . . - y 4 -- a ----- 1 Klleboog tot de Hand' . . - 11 j0 -1 -. 0 6 Hand tot den top der Mid- * delvinger — 6 -- -- s — .. g 6 Breedte van *t Aangezient by de Oogen — 2 7 ■ Van den Mond 1 o — — — — Dikte van het Hoofd in 't rond gemeeten ....— — „- 1 r r Q g 't Voorhoofd, tot aan de f y Oogen --2 2 — — - Hals tot aan de Tepels . — -> 7 .1 — T- Afftand derTepels van mal- J " 1"" kander , 7 .- __ f . -. Dikte om de Borst . . . 1 3 6 1 ö 1 ï" — ■ om den Buik . . . — 10 8 1 x a". «.n 6 van; den Bovenarm , — 5 5 — . — van den Onderarm . -• 4 5 --ii ~ a — van de Dye . . . . — 6 3 — £_ —— van de Schenkel . . — 3 3 —1.-7 " I" T Breedte der Voorhanden . - — — -- ï" Achter of onderhanden. — — 2 - - Ooren lang — 1 7 breed — '1 2 ■- '2 " Middellyn der eeltachtige Zitbulten -- I 2 Voorhand tot aan de Vin gers „ ._ „ Middelvinger 2 .. " '"% Voorvinger — 2 o — \ Derde Vinger — 2 7 \ ------ Vierde Vinger of Pink . . »- 1 7 , ö' Duim 2 l ,. I l - " - Achterhand tot de Vingers ö — — of Voetplant 2 — _ Middelvinger of Teen . . _- 2 1 -» ó~ '*'"*• ""* Duim of groote Toon . . , r - — 7 IS *" "" Voorvinger | :„ 'f Derde Vinger ; " ~ «■* *«..,,..! [f |? :: :: •_: s. XXXII.  414 Beschryvinge van $. XXXII. Volgens deeze opgegeevene Meetlyst doen 'er zich nog twee byzonderheden op, uit welke wy, behalven uit de reeds aangevoerde , meenen te kunnen betoogen , dat de Wouwouwen en de Gibbons verfchillende foorten van 011geftaarte Aapen uitleveren. De Voetplant van den Gibbon is in Paryfche Voetmaat 5 Duim en 4 Linien, 't geen in Rhynlandsch iets meer zal zyn dan 5 Duim en 3 Linien. Maar die van de Wouwouwen kunnen niet meer dan 4 duim 5 linien, en 4 duimen 7 liniert haaien. Daarenboven was de Gibbon niet volwasfen , en de Wouwouwen waren oud en afgeleefd. By gevolg toont die verfchillende maat van de achterpooten, dat de Gibbons geene Wouwouwen zyn: gelyk ook uit de Figuur op de Plaat, in het Werk van den Heer Buffon, aanftonds blyken kan. S. XXXIII. Daarenboven zyn de Ooren van de Gibbon , volgens dc opgave niet langer dan 7 linien , indien 'er geene druk-  DE WotJWOUWEN. 415 drukfout is; en de Wouwouwin N. L had ooren van eenen duim langer, 'dat is byna driemaal langer als de Gibbon. Derhalven zoo hier geene drukfout fchuilt, dan zyn ook de ooren onfeilbaare getuigen nopens het verfchil tusichen die twee foorten van gelyk-ilachtige Schepzelen. $. XXXIV. Ook ziet men eindclyk dat de maaten van N. I. en N. II. hier en daar eenigzins verfchillen; waar uit wy moeten opmaaken, dat de volwasfene Wouwouwen ook allen niet even groot zyn. Grooter verfchil echter wordt men ontwaar in de wezentrekken of de Phyfionomie der Wouwouwen, welke wy hebben waargenoomen; en de Javaanen verzekeren , dat men in de Bovenlanden gewoon is, uit de trekken van het wezen de byzondere inborsten te gislen Zoo dat dan ook hier de beroemde Davater zyn werk zou kunnen vinden. B E-  4ió BERICHT omtrent het K A T O E NSPINNEN e n W E E V E N onder de JAVAANEN en CHINEËZEN. BENEFFENS EENIGE ANDERE MERKWAERDIGHEDEN HIER TOE BETREKKELYK, dook JAN H O O Y M A N Offchoon een gevoel van gebrek, voor de voornaamfte Oorzaak , der uitvinding moet gehouden worden, werkt zulks nochthans by alle menfchen niet, in eene gelyke evenredigheid. De  BER. OMT. HET KAT. SPIN. EN WeEV. 417 De luchtftreek, het voedfel, de natuurlyke gefteltenis van een land, de Regeeringsvorm, en meer andere foortgelyke , eerfte oorzaaken, bevorderen of wederhouden den voortgang der ontdekkingen, naar maate zy hunnen invloed te faamen voegen , of met den aart der voorwerpen die men het eerst benodigd heeft, in eene regtftreekfè betrekking ftaan. Dit is buiten twyfel de ware reeden, der onderfcheiden huishouding, van zoo veele verfchillende Natiën, als de gefchied-verhaalen der reizigers ons befchry ven , en waar in wy, een zoo verbazend onderfcheid ontdekken , dat het gezond vernuft, deeze vertooningen, voor onwaarfchynelyk zoude houden indien de ondervinding , derzelver zekerheid niet ontwyfelbaar bevestigde. De verkeering en gemeenfchap met vreemde volkeren kan ten deezen opzichte, wel eenige verbetering te voorfchyn brengen, maar dan moet by een zodanig. volk , het welk zig wil verbeteren, meerder eerzugt en begrip van voordeel, dan onverfchilligheid en aanDd kle-  418 Bericht omtrent het Katoen- kleving aan verouderde gewoontens, heerfehen : waar van wy. tot nog toe, buiten de Europeanen , of derzelver aframmelingen, onder alle volken deezer aarde , weinig of geen voorbeeld vinden. i Naast Europa munt A^ia, boven de twee andere waereld deelen uit, in fraaiheid van uitvinding , en verbetering der ontdekking , maar dewyl zy hunne hand-werken en konsten, niet tegenftaande hunne hooge oudheid , niet hebben kunnen brengen tot dien trap van volmaaktheid, die zig door eene menigte van voortrelfelyke onderfcheidingen en gelukkige toepasfingen , by onzen land aart te vinden , doet onderkennen , is men byna verplicht te befluiten , dat onder de eerfte aangevoerde oorzaaken, den invloed der luchtftreek, of Geest en Oordeel vaneen aanzicnlyk vermogen is. Ik laat de beproeving deezer ftelling, aan het wysgeerig onderzoek van fchrandere Geesten over, en zal my, voor ditmaal, alleen bepaalen , aan een bericht, omtrent de tweede noodzakelyk- heid  Spinnen en Weeven. 419 heid van 't menfchelyk leeven, de kitteling, die, naast het voed zei, terftont door het gevoel der behoeftigheid, den geest der uitvinding beezig hield. De opgezetenen van dit Eiland, zyn hier omtrent , zo wel als ten opzicht veeier andere zaaken, niet gelukkig in hunne vorderingen; Echter zyn de Btrg-Vblktren door hunne armoede en het misfen der verkeering met vreemden , hier in nog achterlyker , dan de Strand - btwoontrs. De eerften , loopen, niet tegenftaande de fcherpe lucht der hooge gronden , meest al naakt of zyn bekleed met een kort wambais als een afgefneeden hemd, gevlogten van het nieuw uitgefchoten en nog niet geopend blad van den Gabangboom hier' voor ( * ) uitvoerig befchreeven daar de laatften nog eenig lywaat van hun eigen weeffel hebben, hoe wel zulks tot hun gebruik, in verre na niet voldoende is , niet tegenftaande zy, tot de vervaerdiging dier geringe hoeveelheid , zoo veel tyd befteeden, dat 'er hun behoef, gemakkelyk door vervult 1 Dd 2 kon- (*) Verhandel.-1. Deel p, 193.  420 Bericht omtrent het Katoen- konde worden , indien zy hun maar beter wilden laten leeren : want de eerfte ftoffe ontbreekt hun niet, alzo alhier drie zeer bruikbaare foorten van het GoJJïpium, Kapas of Boomwol, werden gevonden. D'eerfte en beste word genaamt Kapas Hollanda , waarfchynelyk om dat dezelve door onze Natie alhier is ingevoert. Deeze groeit aan eenen laagcn ftruik , die gaern naby de grond hangt, waar door de Katoen, die lang en zeer fyn is , by het open fplyten der bollen, ligt door de wurmen word aangeftoken en verrot. Dewyl deeze heester wel de beste, maar teffens weinig vruchten geeft en veel toezicht vorderd, wordt dezelve op deezen bodem , door den landzaat zelden aangekweekt. De bladeren verfchillen niet veel met die der andere foorten, alle veel overeenkomst hebbende met het Wyngaard blad; de bloemen zyn veel kleurig, wit, blaauw, en ook geftreept. Eene nadere plantkundige befchryving van dit bekend gewas, achtte ik onnodig. De  Spinnen en Weeven. 421 De tweede is de Kapas Cofia, mogelyk dus genaamt, dewyl die foort van Coromandel, alhier, naar het Portugees , Cofta geheeten , is overgebragt, hoewel zulks tot nog toe twyfelachtig is , dewyl het Genootfchap de zaaden van daar, op ons verzoek gezonden, en hier gekweekt, met de volgende derde foort meer overeenkomftig heeft bevonden , waarom zulks nochmaals, met andere Zaaden, van daar ontboden, ftaat onderzogt te worden. Deeze groeit aan een heester, 6 a 7 voeten hoog en levert Jaarlyks tweemaalen, eene zoo overvloedige hoeveelheid vruchten, dat men de bladeren naaulyks kan onderkennen. Zes maanden na het zaaien, bloeit deeze plant en wordt d'eerfte maal geoogst in het afgaan van het regen faizoen , de tweede maal een weinig later. Niettegenftaande dezelve met geringe moeite kan worden voortgekweekt, en den arbeid rykelyk beloont, vindt men die nochtans alhier weinig , alzo het gewas te fchaduwryk is, om tusfehen de padie te kunnen ftaan en om deeze reden een veld alleen begeert. Dd 3 De-  422 Bericht omtrent het Katoen- Deezc beide foorten zyn overjaarig en de laatfte fchynt veel overeenkomst te hebben, met de Xylon Herbaceum te vinden by den Heer P. Fermin, in zyne befchryving van Suriname. De derde foort heet Kapas Gounong of Java wordt teffens gezaait met de padie en kort na het fnyden derzelve ingezamelt, wanneer ze, uit gebrek van verdere toezicht , verdord. Hier van fpintmen het gaaren, het welk aan de Ed. Maatfchappy gelevert en Jaarlyks naar Europa verzonden wordt, maar dewyl dit foort kort en wreed is, is het gaaren zeer bros, en zoude veel deugdfaamer weezen, indien men de Kapas Cofta hier toe wilde bezigen waar toe de Hooge Regeering nog onlangs moeite heeft gedaan, die dit jaar, na het ontfangen der ontboden Zaaden , wederom herhaalt zal worden. De Javaanen planten in de Bovenlanden na by deeze ftad, weinig Katoen, ook is die hier veel duurder, als in het gebergte of op Java, het welk de reden Is, dat hier omtrent weinig Wcveryën gevonden worden. Het  Spinnen en Weeven. 423 Het Katoen - Spinnen gaat ongemeen langfaam ; men zuivert de bollen van de pitten , door twee ronde Hokjes, ruim een band breed lang, aan het einde met eene fchroef, in twee Styltjes zodanig vast gemaakt, dat zezeernaauw op eikanderen fluiten : hier pasfeert de Kapas bol, een of tweemaalen door, wordt dan geploozèn en vervolgens fyn geflagen, met een kleine boog , tot blaadjes gedrukt, inéén gerolt en ge* fponnen met een klein rad, het welk met de hand werdt omgedraaid. Dit werk gaat zo elendig traag voort, dat men, met alle vlyt, in een geheele maand, naaulyks een pond , maar middelmatig fyn, vervaardigen kan. De Maatfchappy, houd den uitfluitenden handel, in de beste zoorten van Katoene gaarens op dit Eiland aan zich , en zo wel uit het Javans? Gouvernement , als van Cheribon en ons Gebergte , moeten de Regenten , Jaarlyks tegen eenen vasten prys , eene zekere bepaalde hoeveelheid" leveren , die naar de inzaameling van andere gewasfen wordt geregeld. Konde men nu den land-zaat overhaalen, een beter zoort Dd 4 Ka-  424 Bericht omtrent het Katoen- Katoen te planten, en die , volgens de Europeaanfe manier te bereiden en te Spinnen, dan zoude hier door in allen opzicht, veel voordeel en gemak, worden te weeg gebragt. Eene zodanige verandering is ook volftrekt nodig, zullen de Weveryen alhier in eenen beteren ftaat gebragt, en yveriger voortgezet worden, zo als terftont zal blyken. Het gaaren, door eene Javaanfe weefster, tot de fcheering of ketting van eenig Lywaat gefchikt, wordt drie dagen en nachten in fchoon water gelept en vervolgens getrokken door ftvffeï van ryst-meel gemaakt, ten einde 'er Merkte en vastigheid aan te geeven • dan wordt dit getrokken over een vierkant raam ruim zes voeten lang en drie breed, zoo dat telkens twee draaden, tusfehen ieder tand van het blad doorloopen, terwyl de Kam, die zeer klein, en naaulyks vier vingeren breed is, onder het fcheeren, door een geftadipommeflaan van het gaaren , gevormt wordt. Zy kunnen niet wel meer dan 8 ol io ellen teffens fcheeren, om dat het raam niet grooter vallen kan, en hier  Spinnen en Weeven. 425 hier toe werden ruim drie dagen voor twee Menfchen gevorderd. De Ketting gereed zynde, wordt die op het getouw gebragt, het welk beftaat, uit een dikke breede lat, waar over dezelve heenen loopt, en die door een ander kleiner lat, daar op pasfende, wordt aan gedrukt. Het einde van de Ketting, wordt aan een bamboes of iets anders , tegen de Weeffter over vastgemaakt , zoo dat zy die, met een ftuk hout, een weinig uitgeholt en waar in zy op de grond neder zit, ffcyf moet houden. Zy weeten niets van omflaan of oprollen , maar laten het geweevene, door boven gemelde lat, geftadig doorfchieten, tot dat het ftuk is afgedaan en hier toe, zo het 8 of 10 ellen lang een el breed en middelmatig fyn is, worden ten minsten vier of vyf weeken gevorderd. De Ketting wordt na het ophaalen op het getouw , met ftyffel geftreeken, en vervolgens gewreeven, eerft met eenen platten boender van paarde hair, en dan met de fchel van de Kalappa noot. Het blad is zeer fyn en heeft Dd 5 op  426 Bericht omtrent het Katoenop de lengte van ruim twee voet iö u 1300 leedjes, gemaakt van dunne bamboezen, maar zo zwak, dat ze het aanhaan niet kunnen vcrdraagen het welk daarom gefchied, met een'lang platachtig fruk hout en mede veel tyd verlet De fchiet-fpoel is een dun ftokje, geïtoken m een holie bamboes al een kooxer enpasfeert tameivk vafcrdig door de ketting; het kruis wordt opgehou* den door twee dunne bamboesies en het geheele werktuig is zo ligt ën eenvotiuig, dat twee Vrouwen alles te kamen, opneemen en zonder moeite wwdraagen. ö Het weeven gefchied op dit Eilanden langs de geheele Maleidfe kust, alleen uoor vrouwen, achtende de Mannen zuks als eene voor hun al te laage bezigneid, ook is het loon ongemeen gering , kunnende naauwlyks , drie of vier ftuivers in eene dag bedraagen: ook k deeze manier van weeven ten nooguen fchadelyk aan de gezondheid cier arme heden, alzo het zitten op de grond of op een plat van planken en bamboezen, met de beenen onder het werktmg uitgeftrekt, het onderlyf gewel-  Spinnen en Weeven. 427 weldig drukt, het welk mede veel lyd, door het onophoudelyk aanflaan van den inflag, zo dat deeze Menfchen van dit werk veel ongemak hebben, dikwils teering-achtig worden, en doorgaans 'er niet voordeelig uitzien. Het Lywaat het welk door hun vervaerdigd wordt, is zeer fterk, gelyk en fraay, en beftaat meest in een blaauw of rood bont geftreept, tot Sarongs en Kleedjes, de algemeene dragt der Oosterlingen om hun Lyf, het zy ter omgording of bedekking. Men vind 'er zo fyne foorten , dat een enkel Huk niet langer dan zes of agt ellen, voor agt of tien Ryxdaalders verkogt word en het welk grover is , naar evenredigheid. Veel beter, maar nochtans ver beneden de konst der Europeanen , is de manier van weeven by de Chineëzen. Deeze Haan het gaarn, gefchikt tot de fcheering, zonder eenige voorbereiding, om een kleine haspel , waar in twee pennen kruislings zyn vastgemaakt, en die de maat houd van een wiel, waar op de ftreng gelegt wordt. Van dit wiel wordt de ftreng op de fcheerfpoel gewonden , door een  4^8 Bericht omtrent kit Katoen- een klein rad , met vier tanden of liever klosfen, waar om een koort loopt, die een kleine draaier daar boven ftaande , doed beweegen. Aan deeze draaier is de fcheerfpoel , (beftaande uit een houte fchvf, van ruim een fpan middellyns, doörftooken met een holle bamboes,) vastgemaakt. Zoo veele fcheerfpoelen als men nodig acht omwonden zynde, worden dezelve op de grond geplaatst , onder een lat gefpleeten bamboesje , rustende op twee houten voeten , doörftooken met agt, tien , of zoo veele gaatjes als men begeert. Door ieder deezer gaatjes loopt de draad van eene fcheerfpoel én deeze met elkander vereenigt zynde, worden g.flagen om 12 pennen geftooken in twee dwarshouten, die tegen elkander over werden geplaatst, op zoo veel afftand als men goed vind, doorgaans 10 of 12 voet, wordende het einde vastgemaakt in twee andere pennen of bamboezen, ftaande op een houte voet, om dewelke het kruis geflagen wordt , zodanig als dit in Europa "gebruikelyk is. Het fcheeren g'eindigd zynde, word de ketting draad voor draad, door de kam en het blad heen getrokken en op den ftoel gebragt. Di:  Spinnen en Wee ven. 4:9 Dit is een werktuig, lang bvna zeven en hoog drie voeten , met twee dikke zykukken, waar in ter weder zyde drie latten iteeken, op dewelke twee bamboezen rusten, over wieis eene het kruis geflagen wordt ~ {trekkende de andere om de ketting uit te houden. Onder en boven is een Rol, waar aan twee treeden hangen. Het blad is gelyk dat der Javaanen zeer zwak en onbekwaam om aan te Haan , het welk gefchied mét de fchiet-rpoel, die wel drie voeten lang, ruim een hand breed, en zo het my voorkomt,-tot het oogmerk zeer ongefchikt is. De kam is iets grooter als de Javaanfe . maar doed de ketting veel.lyden; alzo beide de treeden aan dezelve* hangen, eh dus de fcheering geftadig optrekken, waar door dezelve dikwils komt te breeken. Het gemis van een bekwaam Plaatlhyder, het welk mede onder de veelvuldige hinderpaalenbehoort, waardoor de nuttige oogmerken van het Genootfchap zeer worden tegen gehouden, belet my de afbeelding deezer werktuigen hier by te voegen, die zekeriyk, veel gemakkelyker door de Figuur, dan door de  430 Bericht omtrent het Katoen- de befchryving kunnen worden uitgedrukt. Men kan echter uit het bovengemelde genoegzaam zien, hoe onvolmaakt deeze beide manieren zyn, en of fchoon de Chineëzen zeker veel vaerdiger arbeiden dan de Javaanen, en op hun werktuig zoo veel lengte kunnen maaken als zy begeeren, is de gaauwfte onder hun nochtans niet in ftaat een derde af te doen, van het geen een Europeaan kan vervaerdigen. Dewyl de befchryving door du Halde , de beste die men zoo verre my bewuft is, van dat uitgeftrekte Keizerryk tot nog toe bezit, weinig licht geeft omtrent de weevereien dier Natie, heb ik een getouw doen maaken zodanig als men aldaar gebruikt en het welk by den uitkomst bleek, weinig overeenkomst te hebben, met de afbeelding die men vind in het tweede Deel van dat Werk, p. 247. Dit heeft my zeer veel moeite gekost , alzo er onder het groot getal Chineëzen, dier alhier gezeeten zyn, maar eenige weinige worden gevonden, die het weeven in hun Vaderland geleert hebben, wrordende dit meest altoos verricht door vrouwen • ook was hier nóg nooit  Spinnen en Weeven. 431 nooit een diergelyk Werktuig te faam' geftelt, dewyl de Chineëzen alhier in het geheel niet weeven en het weinige Lywaat het welk zy laten aanmaaken , wordt ook: vervaerdigdt- door de Vrouwen, die, het geen zeldzaam is, de. lang draadige manier der Javaanen volgen. Door de gunstige byftand echter van onzen Heer Prefident Radermacher , die by de hoofden dier Natie , gelyk ook by de hoofden' dier Natie, gelyk ook by alle andere Inlanders inhooge achting ftaat, is • het my gelukt, myne nieuwsgierigheid- ook in deezen te voldoen. Ik kreeg een kundig Weever die het werktuig naar zyne ordér liet maaken , en ook daar meede in-myn thuin gearbeid heeft , maar met geene goede uitkomst, alzo de ketting zeer dikwils brak, het welk door den Weever aan de ruwheid van den toeftel wierdt toegefchreeven, maar naar myn begrip even zo veel, door de bovengenoemde onvolmaaktheden , veroorzaakt is. Ten einde myn begeeren in dit opficht volkomen werde genoeg gedaan , heeft het genootfchap met de onlangs ver-  432 Bericht omtrent het Katoen- vertrokken Jonken, een werktuig met een katoen weever ontbooden van Auymuy, ook is een zodanig ontbod reeds gefchied van de kust Coromandel zoo dat ik hoop het volgende Jaar, by eigen ondervinding naauwkeuriger te kunnen toonen , in hoe ver de Europeaanfe manier van weeven, boven deeze beiden der beroemfte Aziaanen te verheffen zy. Immers leveren deeze twee Ryken aan ons waereld deel Jaarlyks een groot getal , zo Katoene als zyde Stoffen, die federt lange ongemeen getrokken zyn en een voornaam gedeelte uitmaaken van den handel. Ongereekent die zoorten , dewelke de Maatfchappy, by uitfluiting, voor haar behoud; kunnen er nog veelen, met groot profyt voor deeze Volkplanting, alhier werden aangemaakt, waar van ik , maar tot een enkel bewys, het dikwils genoemde Nankings of China's linnen aan zal haaien. Hier van werden Jaarlyks meer dan 4o'ooo Hukken, van allerlei breedtens, door de Jonken aangevoert , die gedeeltelyk ftrekken tot kleeding der gemeene Chineëzen, Inlanders en Europeanen , en gedeelte  Spinnen en Weeven. 433 telyk naar Java en elders, weder worden uitgevoert. Deeze 4o'ooo ftukken mogen veilig op 5o'ooo Rds. uitkoops waarde berekent werden, die onze ingezetenen geheel genieten kunnen, indien zy willen vlytig zyn en goede aanwyzingen volgen. Ten einde hun hier in , een nuttig voorbeeld met nadruk voor te ftellen, heeft het Genootfchap zig niet alleen vergenoegt, by het opgeeven der vraagen in het eerfte Programma Pag. 17 & 18, de verbetering van het Spinnen en Weeven in het oog te houden, maar ook een Europeaans weefgetouw doen vervaerdigen , waar meede eerft-daags zodanige proeven, als men hier het uitvoerlykft en nuttigft acht, zullen werden genomen. Deeze onderneeming is nochtans de eerfte niet van dien aart, alzo de Eerwaerde Heer Johahhcs Adrianus IVasmuth, rustend Leeraar der Hervormde Gemeente, op zyn Landgoed, na by 'de 'Veldfchans Tangerang aan de rivier Tfi-dariie omtrent vyf uuren wcstwaards van de ftad gelegen, terftont na de E e uit-  434 Bericht omtrent het Katoex- uitgaave van het boven genoemde Programma , een zodanig weefgetouw heeft doen maaken, en, na veele ongemakken en verhinderingen , den aart van dit Land, by alle nieuwe onderneemingen byzonder eigen, het eindelyk ook zo verre gebragt 'heeft, dat nu aldaar een tamelyk fyn en zeer deugdfaam Lywaat, wordt geweeven. Dien Heer heeft hier van aan Dirigeerende Leden een monfter aangeboden, verzelt van een bericht, waar in de hinderpaalen, aan dewelke de manier van wee ven, naar de trant der Europeaanen in deeze _ warme luchtftreek onderworpen is, duidelyk zyn aangetoont, en waar omtrend door het Genootfchap, ter meerdere aanmoediging van anderen, zo veel mogelyk is, zal werden voorzien. Veel ligt zal dit begin, door eene gelukkige uitflag achtervolgt, aanleiding tot andere onderneemingen bezorgen , want onder de waaren dewelke de Chineëzen hier Jaarlyks aanvoeren , zyn veele , welkers bearbeiding, met hoop van vrucht te waagen is. Tot allerlei grof aarde werk, fchryf, Offer en gecouleurd Papier, Zonne fchermen enz, zyn  Spinnen en Wee ven. 435 zyn de eerfte itoffen in overvloed voor handen. De heefter dewelke de Casfumba verw voortbrengt, in Guiana en de Americaanfe Eilanden, bekend onder de naam van Rocou, Anoto of Orliaan, (*) groeit alhier byna in het wilde, om nu van zo veele andere zaaken, als ons Jaarlyks geftadig worden toegevoert, en die wy zelf bezitten konden, niet eens te fpreeken. Dat het ons hier toe aan geene wakkere Landbouwers en vermogende onderneemers hapert, isduidelyk genoeg beweezen. Behalven den Heër Wasmuth zo even genoemd, zyn de poogingen van de Heeren Jan Andrits Duurkoop , David du Fau de La Longue , en meer andere rechte voorftanders deezer Volkplanting, te welbekend, om hier van iets meer te zeggen. De gebiedende magt in Nederland * heeft het aanleggen van Fabriquen . in en naar by deeze ftad, op het vooritel van den fchranderen en ftaatkundigen Opper-Landvoogd van Imhojf, reeds voor veele Jaaren , op allerlei wyzen Ee 2 trach- (*) J. J. Hatsikcz, Befchr/»ÏDg van Guiiu. I. d. p 85.  43 6 Bericht omtrent het Katoen- tragtcn aan te moedigen. Deszelfs opvolger in het Hoofdbeiïier den beroemden MoJJ'el, beeft insgelyks het zyne hier toe bygedraagen, maar het fchynt dat den te faamenloop veeier omftandigheeden, toen nog niet gunftig genoeg geweest is , deeze nuttige oogmerken te doen flaagen. De Landbouw, door zulke vermogende befchermers aan de gang gebragt, heeft onder het veel jaarig bellier, van den Opperland-Voogt van der Tarra, eerft die vastigheid en dat aanzien alhier verkreegen , dat men tans, met hoop van eene goede uitflag, veel teffens mag waagen. En wat mag een land niet hoopen aan het welke de natuur zulke voortreffelyke gaaven gefchonken heeft, als er op dit gezegend Java, de koom fchuur der geheele Oost, gevonden worden: wanneer den Yver van deszelfs ingezetenen, met de aanmoedigende belcherming eener wyze Overigheid vereert, in gewenfehte vryheid , Landbouw en Konflen kweeken kan. Hebben traagheid, onkunde en eigenzinnigheid , ons tot nog toe, onder een fchadelyk tribut, aan een vernuftig en werkzaam volk gehouden, zo is het onze  Spinnen en Weeven. 437 ze plicht, door verdubbelde poogingen en het verzaaken aller fchadelyke gewoontens te toonen , dat wy, na het voorbeeld onzer landgenooten in andere gewesten, voor onze uitmuntende voorrechten, niet ongevoelig zyn; dat wy het loffelyk voetfpoor, onzer wakkere voorvaderen willen volgen, ja dat wy niet alleen de overwinnaars en wetgevers maar ook de weldoenders van dit Eiland zyn. Dit alles en nog veel meer , ftaat waarlyk in ons vermogen, en niets zal my zo zeer vergenoegen, dan naar het loffelyk oogmerk onzer ftichting, ook het myne , fchoon gering hier toe te hebben by gedragen. Ee 3 His-  438 HISTORISCHE OPHELDERING e n VERDEDIGING van I. Chron. XXII. vs. 14. tegen de ZWAARIGHEDEN van den heer de VOLTAIRE; DOOR M% W. van HOGENDORP. Zie daar, ik hebbt, in mynt verdrukkingt, voor het Huis des Heeren bereid honderd duidend talenten gouds en duizendmaal duidend talenten %ilvers, en des kopers, en des y^ers is geen gewigte, want het is er in menigte: &c. I. Chron. XXII. vs. 14. T""\e Heer Voltaire heeft goedgeJL*r vonden , in verfcheidene plaatzen van zyne Werken , in twyffel te trekken de echtheid der groote lommen gelds, die David zoude gehad, en  En Verdediging. 439 en aan zynen Zoone Salomo nagelaaten hebben; En om dit, met des te meer fchyn van billykheid, te doen, heeft hy dezelven gefchat in zyne (a) Melanges op vyfentwintig duizend fes honderd agt en veertig millioenen (V) franfche Guldens; en in zyn DitlionTiaire Philofophique , art. Salomo , op omtrent twintig duizend millioenen; 'er terfens by voegende, dat deeze uitrekening de gemaatigdfte was. De Abt Guenée, Schryverder Joodfche brieven, in welken deHeerFb/ftfi/e, byna op alle bladzyden, van onnauwkeurigheid, of partydigheid overtuigd wordt, merkt reeds, in eene noot, aan, dat Dom Calmet deeze fom op niet meer dan twaalf duizend millioenen heeft begroot: en, wanneer men de Engelfche Godgeleerden, Patrick, Polus en TVels, over het 22fte Kap. van het eerfte boek der Chronyken opflaat, zal men zich naar verfcheidene fchryvers zien heenen wvzen, die nog veel laa'Ec 4 ge- (a) In zyne Werken in 410. te Genevt, anno 1771 gedrukt , is dit te vinden in het tweede Deel van zyne Melanges pag. 287. (i) Eene Franfche Gulden is omtrent tien Hoüandfclie •Stuiver.».  44° Historische Opheldering gere uitrekeningen hebben gemaakt • en men zai zich moeten verwonderen' •hoe de Heer Voltairt de zyne voor eene der gematigften heeft durven opgeeven. De geleerde Hermannus Witfius, dit over deeze uitrekeningen ook gefchreeven heeft, (O bepaalt zich, op navolging van anderen, aan debegrootmg van twintig duizend vyf honderd nnnagtiïï t~nnen §0llds' te weeten, Hollandfche Guldens. Ik heb even zoo veel recht, om my te houaen aan deeze gemaatigder uit. rekening van JVitfius, als de Heer VqU tmte aan de zyne: om dat volgens de HebreeuwTchè Taalkenners geen Geleerde m ftaat is, met zekerheid te bepaalen , van wat talenten de Heilige Gy'.chiedfchryver hier fpreekt; Ja zelfs ot het Hebreeuwfche woord, Kikkar hier wel eens door een talent moet worden overgezet; en. of het niet veel eer eene klomp of plaat betekent, wyl het Ex. (c) Vide Hennann. Wits. Tom, II.Exercit. X, Seö. 17,18.  En Verdediging 441 Exod. XXIX, -y. 23. I. Sam. II. 36, cn Zach. V/7.' voor eene bolle., eenftuk, 'eene plaat gebezigd wordt. mQ.i(j „G« tbiovr bnoTtei?^ '.\*rH Ik; denke zelfs,; dat, ik meer recht heb, om my aan cjeeze maatige . uitrekening te bepaalen ; om dat men, in zaaken van dien aart, het allerwaarfchynlykfte kiezen moet. En vermits 'dé Heer Voltaire zyne begrooting voor oriwaarfchynlyk houdt, zoo is hét immers zeer natuurlyk, dat ik den voorrang geeve aan die van Witfius. 'Dan , liét geen my zeer heeft verwonderd, is, dat de Heer Guen&e dee- *zc " plaats der Heilige Schrift zoo flauw verdedigt; en.naar 't fchynt, de grootte der Somme, aldaar uitgedrukt, öefit. aan eenen misflag van den Copeïjl wil hebben toegefchreeven; daar hy zoo veele redenen, ten voordeele van eene goede uitlegginge , hadt kunnen bybrengen. Men moet, naar myn. gedachten, 'het hulpmiddel van de misilagen der Uitfchry veren van dc Heilige bladeren , niet dan in de uiterfte noodzaaklykheid • aanvoeren ; en ik kan niet zien , dat hier de nood zoo fterk dringt, Ee*5 .. Want,  442 Historische Opheldering «J^ ï Waarom zoude het niet mogelyk geweest zyn , dat David deeze groote fomme, zoo als dezelve door S"^?urekend Wordt> aan Salomo zoude hebben nagelaaten? Kennen wy KI t handigheden van het Joodfche Land, van de nabuurige Landen , Ja van de geheele Waereld , ten tyde van David, om, over deeze zaak, net vonnis van onmogelykheid , volmondig uit te fpreeken? I. De Pheniciers woonden op de aangrenzende zeekusten van het Joodfche vnfl ' 'JS TYeZ een handeldryvend volk dat de bloeiendfte zeehavens, als Tyrus , Sidon, Torrofa, Aradm , Irypchs en meer anderen hadt. Dus waren de meefte fchatten in hunne nanden; en men kan opmaaken uit de vereering van honderd en twintig talenten gouds, die de Koning van Tyrus, aan Salomo (d) gaf , hoe menigvuldig het goud m dien tyd moet geweest zyn Is het met zeer waarfchynlyk, dat deeze rykdommen eenen grooten invloed hebben gehad op de nabuurige Landen, en (*■) i. Kon. IX. 14,  En Verdediging. 443 en vooral op het Joodfche Land, (e) uit het welk de Pheniciers hunnen voorraad van koorn en andere behoeftens haalden? II De Philiftynen lagen niet minder voordeelig tot den Koophandel, dan de Pheniciers, en waren, zoo wel als deezen voor zeehandelaaren bekend. Gazo, lag niet verre van Zee, en Jscalon was eene zeer voortreffelyke zeehave» Waarom zouden zy niet , zoo wel als de Pheniciers, groote rykdommen, uit verre over zee liggende Landen, hebben kunnenmagtig worden, en by M Dat de Pheniciers niet in ftaat waren hunne Ingezenen te voeden uit de vruchten van hun eigen Land en daar toe het joodfche noodig hadden ; blykt uit het gefchcnk van twintigduizend maaten koorn, en even zoo veele maaten oly. die Salomo 's jaarlyks Hyram , Koning van Tyrus ïond na dat deeze Vorft Hem daarom al» eene hoognoodige zaak hadt verzocht. gelyk men zien kan u.t zynen brief aan Salomo, die by Jokphus te vinden is, en waar in hy volgens de Laiynfche vettaaling, zegt: Tuque fac curet ut pro his frumentum nobis fuppeditetur, qua re nobis opus ejl utpote Insulam habitantibus. vide Jofep. iib. VUL Cap. a. Het blykt ook uit het geen wy in de Handel; der Apoftelen, Kap. XII, vinden aangetekend, naamlyk, dat de Tyriers en de Sidonier*, hoorende, dat Herodes in den zin hadde tegen hen te krygen, tot Hem opkwamen, on» den vrede te verzoeken , nademaal hun Land gefciigi merdt uit des Koning* Land.  444 Historische Opheldering by één verzamelen ? Deeze Ph; lifïynen heeft David allen (f) over wonnen. Wie zal ons zeggen wat on SM* fC,hattln % ^deTzdver" U; fteden gehgt hebbe? 7v!In!?e/ maar haai fmaak is laf; iets meerder ouderdom en vastigheid verkreegen hebbende wordenze met zuiker geconfyt. i\a dat de bloemen uitgekomen zvn duurt het wel 6 maanden voor dat de vruchten ryp worden; en ter rypheid jaai op de ftam zitten voor dat ze afval- dee7o P^erVen' De W00«Plaats van aceze Palm is een moerasfige grond of poelen van ftihhand brak wier Op zommige plaatlèn in Indiën word 'ér een drank uit derzelver bloem-fteng getyferd die men m *t Maleitsch lyfPbolti «oemt: maar het voornaamfte nat dat Ï£J™ ^,CZe Pa,m trekt kamt de zeiver bladen die tot matten en tot het dekken van huizen gebruikt worden. De afbeelding van de Nypa by RuMPHius in 't Hvb. Amb. ï. Tal ™ ' hr ' overeenkomst met onzfe heefterachüge Poeipalm , en fchoon 'er bv de vruchtknoppen en vruchten eenig verfchil gevonden wordt zoo fchynt dit echter meer een verSnH Iaö ?ei\afte^naar als eene wepitlyke afwykmg der natuur te zyn F. v. W. B E-  BEKROOND ANTWOORD DER VYFDE ALGEMEENE PRYS VRAAGE.   49i BEKROOND ANTWOORD DER VYFDE ALGEMEENE PRYSVRAAGE Welke zyn de oorzaaken der meefien, vooral Epidemique, of gewoone z^tens van Batavia , inzonderheid van de. Rotkoorze? En welke zyn de gefchikfte middelen, die tot voorkominge en tot geneezinge derzelve, voortaan moeten worden aangewend? Onder, de zinspreuk Eerft wel bedagt. Daar na volbragt. DOOR Jan Andr. DUURKOOP. XN deeze Verhandelinge zal ik noch van de verbeteringe der waterleidingen , noch van het wegneemen der moerasfen, naar de zee toe, fpreeken: hoewel onbetwistbaar die beide byzon- der-  492 Bekroond Antwoord derheden van het greotfte gewigt zyn voor de gezondheid van Batavia. Zy zullen denkelyk, by de eerfte gelegenheid , met opzet worden behandeld , onder de oogen der Hooge Regeeringe en van het Bataviaasch Genootfchap. Myne bedoelinge is geheel anders. ïk zal de oorzaaken van de luchtbefmettinge elders zoeken; te weeten, inde morftgheid der zaamenwooninge en andere huishoudelyke misbruiken van het volk. En dit komt des te beter te pas, om dat men, in die betrekkinge, met de Natuur niet behoeft te worftelen: daar alle verbeteringen der burgerlyke zaamenleevinge van de wyze fchikkingen en het veel vermogend gezag onzer Overheden , voor een groot gedeelte, zal afhangen. Behalven dat de groote warmte van de luchtftreek, dc moerasfige grond en'het drabbig water ons zoo veel te meer oplettende behoorden te maaken op het weeren van andere ongemakken , die gemakkelyker zyn weg te ruimen. De verplyfplaatzen der levendigen en der dooden , de groote gedichten, waar in luchtverdervende en ftank verwekkende handteeringen gehouden worden, zoo wel als de veefok-  der Algemeene Prysvraage. 493 fokkeryen , behoorden zoo ingericht te zyn, dat zy geene merkelyke fermde toebragten aan de inademinge van de burgers en ingezetenen onzer fchoone 'Hoofdftad, en haarer volkryke Campongs en buitenlieden. I. Van de Huiden. Sedert dertig jaren en daarboven is men begonnen de lucht en de opdampingen binnen 's huis te befluiten, door het gebruiken van glazen-raamen en inzonderheid van fchuifkazynen. Voor deezen plagt men niets dan rottingraamen, die de lucht laaten doorfpeelen, te gebruiken, en toen men al glas liet inzetten, deed men echter de bovenvenfters los maaken, om dezelve, zelfs by nacht te kunnen openzetten. Maar niets heeft eindelyk den doortocht deilucht meer geftremd, dan de Engelfche fchuifraamen, vooral de zulke die alleen van onder naar boven, en halfwegen, kunnen opgefchooven worden De doortocht der windjes wordt 'er boven aan de vertrekken en zolderingen door ver- hin-  494 Bekroond Antwoord hinderd : en zoo moeten noodwendig de opdampingen van den grond , de uitwaasièmingen van huisgenooten en flaaven en andere onreine luchten wederom nederdaalen, die anders naar buiten gedreeven worden. Om hier van overtuigd te worden, behoeft men flechts eenen emmer waters , vier en twintig uuren in een beflooten vertrek te laaten ftaan; en dan zal men niet alleen eene warme ftinkende lucht in het vertrek ontmoeten; maar ook eenen glinfterende vuilen huid op de oppervlakte van het water. Trouwens de warmte doet alle vochtigheden opdampen , die zich aan de zolder vereenigen en faamendringen, tot dat zy door haare zwaarte gedrukt, wederom nedervallen: 't geen niet gefchiedt, indien zy door de zyluchten de venfters uitgedrceven , of ten minften in eene geduurige beweeginge gehouden worden Uit dat zelfde beginzel moet men belluiten , dat de kleine huizen, die geenen doortocht hebben, om dat zy van achteren en ter zyden toegemuurd zyn, nadeelig zyn voor de gezondheid: ook de zoodanige, die laag van verdiepinge zyn, en kleine fmalle venfte- ren  der Algemeene Prysvraage. 495 ren hebben. Omtrend de flaaven vertrekken is men tot hier toe ook niet omzichtig genoeg geweest, om dat dezelve meestal alleen van vooren deuren en kleine venfters hebben, die toegefloten worden, zonder dat 'er eenige lucht door fpeelen kan. 't Ts eene uitgemaakte zaak, dat de Zeewind of Noordenwind ongezondheid aanbrengt, om dat de Moerasfige dampen langs het Jaagpad, den Houtkap en oostelyker aan onverhinderd , over eene ruime morfige vlakte naar de Stad overwaait, en de droevige ondervindinge daar van de nadeelige gevolgen op het Vierkant en de Noordzyde van Batavia ten allerleevendigften vertoont. De huizen derhalven en de vertrekken , die naar het Noorden opengaan , en geenen doortocht noch befchuttinge hebben, fchynen noodzaakelyk voor ongezond te worden aangezien. De Hoofdwachten van het Kafteel zyn omtrend in dat geval: en wie weet, of de Soldaaten en Dragonders daar door aan geene befmettinge van de lucht zyn bloot gefteld; en of 'er iets diergelyks geene plaats heeft in het Binnen-Hospi-  4q6* Bekroond Antwoord pitaal: daar, behalven dat, de doortocht bekrompen en gebrekkig is. j Men zou ook , met recht kunnen vooronderftellen , dat de Zinkputten, welke altyd dieper zyn, dan de Rioolen, door welke de onreine vochtigheid uit de huizen gelooft wordt, in zekeren zin , iets toebrengen tot het vermeerderen der ongezonde opdampingen. Dus ook deeze byzonderheid niet uit het oog moet verlooren worden. Indien nu deeze befpiegëlingen wigtig geoordeeld worden, zullen, hoope ik, ook deeze raadgeevingen ter verbeteringe der byzondere en openbaare gebouwen * niet onaanneemlyk zyn. ï. Vooreerft zou ik de Rottingraamen, wederom in gebruik brengen; en teffens zoo groote en zoo menigvuldige kruiskafynen maaken , als met eenige mogelykheid , behoudens de fterkte der muuren, konden geplaatst worden: uitgenomen aan de Noordzyde, daar ik venfters minder in getal en kleiner zou laaten toeftellen. 2. Dc  der Algemeene Prysvraage, 497 2. De Slavenvertrekken , die meest al boven zyn, en andere bovenhui zingen , vooral binnen de $tad , fchynen minder befchut te zyn , voor het inkomen der verderffelyke Zeewinden en luchten, dan de benedenwooningen. Maar indien men dezelve doorluchtig 'maakt, het zy boven in de zolderinge door een zoort van luiken of fchoorfteenen , of door rottingraamen boven 'de venfters en deuren, of wel door venfters of luchtgaten achter uit of ter zyden in de muuren te brengen, zal men gewisfelyk, daaromtrent, voordeel doen. 3. De onderwooningen, of de huizen van eene verdiepinge moeten, ten minften, twee voeten boven de aarde ryzen met haare vloeren, en vyftien voeten hoog van verdiepinge zyn, van den vloer tot aan den zolder gerekend. Ook mogen de houten fluitvenfters Hechts de helft der-kafynen beflaan; en de bovenhelft, met goede kolommen voorzien, moet alïeen met rottingraamen afgefloten worden, om den ,noodigen doortocht tebehouden: zonder dat de lighaamen der flaapende daar van merkely k gevoel, of van den door tocht der wind eenige vcrftyvinge of knokkelkoorts te vreezen hebben. Ii 4. Ron-  498 Bekroond Antwoord 4. Rondom langs den ganfchen zolder moet de zy-muur een voet beneden de pannen openblyven, om alle de dampen van ademen, lampen, .kaerfen, zweet en andere onreinigheden te doen wegvliegen. 5. Rondom het gebouw moet een breedc gang zyn , onder een fchuins afloopend dak, of zoo veel mogelyk eene buitengaldery, om de fterke lucht en heete zonneftralen , uit het huis te houden. Er behoorde ook vooral zorge gedraagen te worden, dat de Rioolen en Zinkputten niet dieper waren, dan de uitwateringen derzelve, en dat zy alle , zoo binnen als buiten de huizen met goede roosters voorzien waren : daar de vuiligheid niet mede door kon ' fpoelen. En . 'er behoorde , ten minften eens in de week, van Stadswege onderzoek gedaan te worden , of de onreinigheden voor de roosters behoorlyk zyn weggenomen, en alle de rioolen behoorlyk worden doorgefpoeld. En hier omtrent zal de Regeeringe wel zulke maatregelen weeten te neem en , welke iederen huisbewooner zorge zullen doen draagen, dat dit, zo wel binnens huis, als buiten in de gaanbaare i Kanaalen en Rioolen gefchiede. II.  der Algemeene Prysvraage. 499 ML Van het Drinkwater. Al het Rivierwater, zelfs dat geen, het welk van de Waterplaats in de Stad gebragt wordt, is onrein en min of meer drabbig, en kan niet zuiver geheeten worden, voor dat het in groote Potten is doorgezakt. In groote Potten, zegge ik, om dat de kleene daar toe niet genoegzaam zyn: behalven dat men eene menigte van zulke Potten moet hebben , om het water niet te gebruiken, voor dat het reeds eenen langen tyd is doorgezakt; en van zulke voorrechten zyn de Armen meest al ontbloot | hoe zeer 'er ook de Hooge Regeringe, ten jaare 1753. reeds voor gezorgd heeft, dat 'er dubbelde Potten en Vaten by de Wachten zouden voorhanden zyn. Lekfteenen, welke anders te Gou* da en in andere Steden van Nederland met nut gebruikt worden, heeft men hier niet voor handen. Ondertusfchen zou men misfchien iets kunnen uitvinden , 't geen tegen den dienst der Lekfteenen opwoeg. Men zou, by voorbeeld, achter de Wacht op de Waterplaats eenen fteenen bak kunnen metzelen van 20 voeten breed en 40 voeten lang, waar van li 2 de  500 Bekroond Antwoord dc eerfte water-ontvanger ten zuiden met losfe fceenen, keyen en fchoon rivier water aangevuld , de onreinigheden ophield en het helder water, als door eene zeef, doorliedt in den Noordelyken Waterbak,- alwaar het nog wat kan doorzakken-, terwyl het helderfte en zuiverfte water naar de Stad wordt afgeleid. En 't fpreekt van zelf, dat die laatfte Waterbak, nog van tyd tot tyd moetfgezuiverd wordén, even gelyk de Potten, als 'er langen tyd water in geftaan heeft. Daarenboven " zou "men nopens de Watergoten uit de Waterplaats naar en door de Stad , nog dit vólgende - kunnen aanmerken; dat de Waterbakken vooral waterdigt moeten zyn, om geen vreemd en ziltig water binnen te laten, dat zy inwendig voorzien moeten zyn van eene openinge veel grooter dan de drie openingen der buizen te zaamén, om, by verftoppinge, eene genoegzame doorfpoelinge toe te laten. Dat die doorfpoelinge by nacht gefchieden moet, om den gemeenen man over dag niet te ontrieven. En dat na de doorfpoelinge alle die bakken recht met wel bezorgde fchuiven aanftonds worden toegemaakt. Mogelyk zou het ook niet ondienftig geoordeeld worden de groote watergoten  der Algemeene Prysvraage. 501 ten door kleine boden waterbuisjes alomrne af te leiden, om dat het gemak ende luiheid veeltyds, ia dit warm ger west, veele menfchen, voor al flaaven, en diergelyken verhinderen om goed water , op eenen zekeren afftand, tcgaan zoeken. Trouwens drie buizen van 9. duimen middcllyns, gelyk de groote watergoten zyn, zouden naar myne reke* ninge eenen kolom van 191. duimen quadraat water kunnen geeven, en dus dertig looden buisjes aan den gang houden: die alomme, in 't Kwartier, in 't Kafteei, aan de ütrechtfche Poort, en tot in het Vierkant en aan de Timmerwerf t cnoegzaam drinkwater zouden verzorgen. Maar dan zullen ook die buizen evenwydig moeten zyn, om aan geene onvermydeiyke verftoppingen te worden bloot gefteld. III. Van het Begraaven der Dooden, Gelyk wy nu voor de gezondheid van de Lucht, en het water binnen de Stad gezorgd hebben, zoo zouden wTy ook' gaerne de oorzaaken der ongezondheid van binnen, en uit de nabuurfchap der Stad, verdreeven zien. In Europa, heeft men rejds begonIi 3 njn,  502 Bekroond Antwoord nen, de begraafplaatzen, naar de wyze der Oosterlingen, buiten de Steden te verleggen: *en 'er zyn menigte van gefchriften voorhanden , die het verderffelyke en befmettelyke van het begraaven binnen de Stads wallen ontegenzeggelyk aantoonen. Ook zyn de drie Kerkhoven te kleen om alle de menigvuldige lyken te bergen. By het openen van zommige Grafkelders, gaat een vuile Hinkende damp op, die de lucht befmet: en op het buiten Portugeefche Kerkhof, worden 'er de Kisten, met halfverrotte lyken uitgehaald , vervolgens op een geftapeld en verbrand, om plaats .voor andere lyken te maaken. Zoo bekrompen begraaven de Chineëzen niet. Zy openen geene graven , om dat zy bun heilig zyn, gelyk ook by de Javaanen , Mooren en andere Oosterlingen. En in der daad het is zeer afzienelyk, dat men met de lyken onzer arme Euroopeezen zoo onverfchillig omfpringt, als geevende dit een jammerlyk vooruitzicht, voor de Soldaaten en Matroozen, die ziek worden, en een afkeer aan anderen in Europa, om herr waards te komen. Wel is waar , de Chineëzen hebben machtig groote en ovcrfchoone land-, ftreeken rondom Batavia reeds inge- zwo/-  der Algemeene Prysvraage. 503 zwolgen, voor hunne graffteeden: en men begint zelfs verlegen uit te zien, naar uitgebreider ftreeken, om nieuwe graven aan te leggen. Maar wy behoeven daar omtrend niet verlegen te ftaan. Eene ftreek van 45. Morgen, gelegen tusfehen het. Horendragers pad en de Zuider weg, en tusfehen de weg van Ansjol en de Rivier de Sonthar heeft men aan den Inlander verkogt voor omtrend naar giffinge Rs. 60000. na dat men er de fchoone Tuinen en Huizen van wegens de ongezondheid, gedoopt had. Dit land zou wederom voor den Koopprys, of iets meer kunnen worden te rug geéischt, om tot eene openbaare Begraafplaatze te dienen. Daar zou men dan 50. jaaren en' meer kunnen begraaven ; eer er een enkel lyk behoefde geroerd te worden: 't geen gewisfelyk alle die befmettelyke luchten zou voorkomen, welke het geduurig en ontydig openen der graven veroorzaakt. Om hét Geld tot den inkoop van die Begraafplaats magtig te worden, zou er eene Collecte kunnen uitgefchreeven en dezelve van den Predikftoel aangepreezen worden. Van de groote -giften tot dit heilzaam gebruik zouden Aantekeningen ter gedachtenisfe kunnen gehouden worden: en zoo zou men li 4 de  504 Bekroond Antwoord dc mildaadigheid genoegzaam kunnen opwekken, tot het verkenen van de noodige penningen. Behalven dat men ^^graven de quadraatroede tegen Kds. 30. of daaromtrend zou kunnen verkoopen : en nog andere middelen uitvinden om dit ontwerp gemakkelyk ter uitvoer te brengen rr ' ' IV' ' Van de Varkenfokkeryen en Lederbe* reideryen in de Chineefche Campong. *Jr!i L^erbereideryen maaken kort 011dei de Stad zulken vervaarlyken flank, Q"bez™1'lyk voorby durft lydcn, en dit met doen kan zonder de rw^e-ft°PP^D- Zy z^n meer dan twintig in getal en altyd bezig. En het m ongeloofelyk, hoe veele kudden Vaikens er, by duizenden, worden aangekweekt. By die Varkens en in dc kitten daaromtrend, flinke het ruim zoo vcdchnkkelyk, als by de Vel™ plooteryen Men moet het zelf m perbon hebben opgenomen, of men kan er geen denkbeeld van vormen. Ondertusfchen zyn die ftinkpoelen, gelegen tusfehen de Stad en de Landwind verhinderende dus, dat de Landwind de noodige zuiveringe ;en verfrisnnge aan de Stadlucht te weeg brengt. Men  der Algemeene Prysvraage. 505 Men zou die onreine Varkensdryvers en Leertouwers eene andere plaats kunnen aan wyzen, daar zy Jiun werk onverhinderd konden verrichten, als, byvoorbeeld, langs den weg naar de Fluiyt, boven de twee bruggen, of elders. En overal, voornamentlyk tusfehen de Land-en Zeewind, zal men naerftig moeten1 doen toezien, dat alle overige ftinkpoelen en onzuiverheden worden weggeruimd. V. Van de Ar aksbr ander yen. In de Zuidervoorftad en buiten de Rotterdammer - Poort ftaan kort by, twaalf Araksbranderyen, die altyd morlige damp en ongezonden ftank aan de lucht mededeelen, welke wy in Batavia moeten inademen. Men zou dezelve gevoegelyk tot op eenen verderen afftand kunnen verplaatzen , by voorbeeld op de Amanus gracht, alwaar de meefte Tuinen en Huizen afgebrookeh, ofdeeirlyk in verval geraakt zyn. De verplaatzingen dezer Branderyen zou gewisfelyk veel kosten en eenigen ftilftand in dat bedryf veroorzaaken. Maar de Eigenaars dier panden konden eenigzins fchadeloos gefteld worden mei een fomma van li 5 • Rds.  5o6 Bekroond Antwoord Rds. 4000. naar gelang van het verlies, 5t geen zy, by die verplaatzinge leeden. VI. Van de Kalkovens. De vyftien Kalkovens tusfehen den Landwind en de Stad Batavia gelegen, mogen gerekend worden, de eene meer dan de andere, het geheel jaar door, eenen dikken rook en ftinkenden nevel naar de hoogte en vervolgens over de Stad te verheffen, en dus de lucht, ter mademinge gefchikt deerlyk te vervuilen. Er zyn 't is waar, eenige Geneesheeren die durven ftaande houden, dat de Kalkbrand en damp de lucht zou zuiveren; en dus meer voordeel dan fchade zou aanbrengen. Maar hoe is dat te gelooven, daar men in Nederland en elders het< tegendeel gewaar wordt, en daarom de Kalkovens zoo verre van de Steden en Dorpen verwydert, als maar doenlykis. Elk kan 'er hier ook de proeve van neemen, als hy des nachts, wanneer de Kalkovens aan 't branden zyn, en dikke rook over de Stad vliegt, zich op ftraat begeeft en de lucht inademt. Ook heeft de Hooge Regeeringe, reeds ten jaare 1753, aan Heeren Heemraaden opgedraagen de bepaalingen van meer afgelegene plaatzen, om 'er Kalk-  der Algemeene Prysvraage. 507 Kalkovens op te richten. En fchoon 't my niet gebleeken is, dat Heeren Heemraaden zoodanige plaatzen nog hebben aangeweezen, wil ik het echter waagen, om c\it thans te doen; Ten einde eene zoo neilzame veranderinge niet langer uitgefteld moge blyven. Langs de Groninger weg, op 300. Roeden van de Stads Buitengracht , en vervolgens Westelyk aan, vindt men de gefchikfte gelegenheid voor de Kalkovens. Men heeft 'er water overvloediger, en 'er zal nog meer kunnen gebragt worden. Daarenboven kan 'er het hout en kunnen 'er de Kalkfteenen gemakkelyk worden aangebragt. Edoch voor het koopen der gronden en andere noodige onkosten zouden de Eigenaars ook eene vergoedinge van Rds. 1500. móeten genieten. VII. Van de Schorren en het Zeefirand. Niemand kan of mag 'er aan twyffelen, of het aangroeiende Zeellrand en de vermodderdc buitenfchorren, ten Noorden van Batavia, geeven cenefchadelyke opdampinge, welke met den Zeewind ftedewaards en landwaards in wordt overgevoerd: om welke reden men zich zoo verre van het Zeellrand ver-  508 Bekroond Antwoord verwydert met zyne wooninge, als mogelyk; en Me Angiolfcbe vaart, Groninger en Amanusgrachten verlaaten heeft, en zelfs jacatra begint te verlaaten. Om dat ongemak eenigzins te ïiiaatigen, zou ik 'er zeer voor zyn, om in den afftand van twintig roeden, in . eené Zuidelyke en JNoordelyke ftrekkinge, breede flooten te graaven, daar het Zeewater rechtftreeks uit en in kan loopen. Met het flyk en de aarde, welke men uit die flooten haalt zou ik de tusfehen in liggende fchorren ophoogën, en 'er dan Antjak-en Warongboomen in planten, die den eerften aanval van den Zeewind eenigzins zouden affluiten, en dus den laagen voortvlocienden en, onzuiveren dampkring, eenigzins ten minften, van Batavia afhouden, 't geen ook de zaak zou zyn, ten Oosten cn Westen van de Stad, indien men het beplanten der fchorren zoo verre zou willen doorzetten. VIII. Van den Hospitaalen. De laatfte fchikkingen omtrend de Hospitaalen gemaakt, maaken het byna onnoodig, om over de misbruiken, welke daar oudtyds plaats hadden, iets te berde te brengen. Het eenige, 't geen ik  der Algemeene Prysvraage. 509 ik'er op weet-, is de winzucht tenvoordeele der kranken te doen verftrekken. ar; Vooreerft zouden de Medicamenten , benevens het eeten en drinken, van de Compagnie verftrekt, alleen door de Pra&izyns 'genooten worden, van den Patiënten, die in leeven blyven 5 maar geenzins ^van de ftervende: waar voor niets, of ten minften zoo weinig, als maar mogelyk was, zou moeten verftrekt worden. 2. Vier bekwaame Chirurgyns zouden de zieken verdeden, en zy5 die de ... jninfte dooden hadden, maandelyks eene premie genieten. By het verdeden van de zieken zou de Binnenregent de beste evenredigheid en zulks tot genoegen der Buitenregenten moeten in acht neemen. Anders kan men het lot gebruiken. En dan moeften nog die vier Chirurgyns, en hunne onderhoorige naar maate van het minder getal hunner doöden , in hunne bevorderingen, den voorrang hebben ! 't Geen ook omtrend alle de Europifche bedienden ftand moest grypen. 3. Indien' 'er in een der vier Wyken ' van het Hofpitaal eene meerdere, fterfte Vernomen wordt, moeten de drie andere Chirurgyns de oorzaaken daar  5io Bekroond Antwoord daar van opfpeuren, 'er verflag van doen aan den Binnenregent en den Prefident der Buitenregenten: ten einde de nalatigen in die wyk, indien men het daar zoeken moet, naar behooren geftraft worden: of. fpoedige hulpmiddelen ter ftuitinge van het kwaad mogen worden beraamd. Ook zullen de bedienden beloond worden, die de oorzaken van dat kwaad zullen ontdekken en aanbrengen : indien hunne berichten waar bevonden worden. 4. By het overbrengen der zieken van de fcheepen naar het binnen, en vooral naar het buiten-hospitaal zal men zorge draagen, dat 'er Orangbaijs en Prauwen voor handen zyn, met ma* trasfen voorzien en met linnen overdekt: zullende 'er altyd een Quartiermeefter of Corperaal als Gezaghebber mede moeten, die verantwoordinge zal moeten doen van het ipoedig en vroegtydig overbrengen der ongezonde manfchappen: zonder dat men die zorge voortaan; aan, flaaven of eenen zwarten Mandoor zal toevertrouwen. 5. In plaats van den overtoom by de Waterplaats, zouden 'er fchutdeuren kunnen gemaakt worden, waar door de  der Algemeene Prysvraage. 511 de zieken ten ipoedigften in de Molenvliet kunnen geraaken, om naar het buiten-hospitaal getrokken te worden. 6. Men kon ook het' Hospitaalfchip zoo wel als de andere fcheepen op de rheede zeer gevoegelyk 200 roeden Oostelyker of Westelyker verplaatzen , op dat de Landwind, zoo min mogelyk , de fchadelyke luchten van Batavia , over dezelve verfpreiden mogte. IX. Van, dm Krygsdienfl. Niets is 'er zekerder , dan dat het invoeren der nieuwe exercitie , ten tyde van Zyn Excell: den Heer Baron van Imhof , en het geduurig verplaatzen der bezettingen op de posten, dat is het overbodig vermoeden der Soldaaten , aanftonds eene ongeloofelyke fterfte onder dezelve verwekt heeft. Voormaals bleeven zy, dikwyls hunnen tyd, op eenen post, uitdienen, werden aan dien post gewend, hadden 'er hun gemak en ftonden onder hoofden, die niet alleen hunnen dienft, maar ook hun huishouden gade floegen. Die Ambachten verftonden of iets anders, daar wat mede te winnen was, befteedden hunne wachten: en alles leefde rykelyk en vergenoegd: zoo  512 Bekroond Antwoord enz. zoo zelfs, dat men voor het jaar 1744. doorgaans meer Soldaaten had, dan men plaatzen kon In den tegenwoordigen bekrompen toeftand van het Guarnizoen vallen 'er weinige Marfchen en Contra Marfchen. Zoo dit gebrek eens vervuld wordt, moet men vooral blyven zorge draagen, dat in dit warm Climaat, de menfchen zoo weinig vermoeid worden, als mogelyk, en zulk een onbekrompen, vrolyk maatig en zuiver beftaan hebben, als nu aan hun verzorgd - wordt. Wat de Matroozen betreft, die zou ik, zoo veel mogelyk, op de Scheepen houden, en zoo weinig doenlyk te Batavia laaten rinkelrooijen: als zynde hun ongeregeld leeven meestal de oorzaak van hun eigen verderf; en van het verderf en droevig uiteinde hunner medemakkeren. X. De twee kaarten , welke ik hier heb bygevoegd, kunnen de Heeren van het Genootfchap gebruiken, ten minften ter ophelderinge van het geen ik, in deeze Verhandelingen, van de Kalkovens; Araksbranderycn en het Begraven der dooden heb bygebragt.  BEKROON DE ANTWOORDEN, E N BERICHTEN; II. DEEL  De Boekbinder moet dit Alphabeth het laatft binden.  Otó kET . TOENEEMEND HOUTGEBREK DER ZUIKER-MOLENS, INDE BOVENLANDEN, SPOEDIG EN DUURZAAM TE VERHELPEN. Bekroond Antwoord VAN CHRISTIAAN JACOBl O nze Zuiker-molens hebben houts gebrek , terwyl die der Amerikaanfche Colonien, genoegzaam doorgaans, rondfchieten met het tras , of de houtachtige zelfftandigheid, die van het riet, na dat het zap daaruit geperst is, overblyft; en Zulks , niet alleen tot het kooken van het Zuiker-zap, maar ook tot het ftooken van fterken drank: behalven, het geen daar van, d?.gelyks, gebruikt wordt, tot het bereiden der fpyzen voor de flaaven. Daar moet dan. tusfehen beiden, eenig verfchil zyn, ten onzen nadeele, het welk hier de voorgemelde verderfelyke verteeringe van hout veroorzaakt. II Deel, A Dit  2 Houtgebrek der Dit onderfcheid kan in niets anders liggen, dan alleen in de krachten van het vuur, in de gefteldheid.van hetzuiker-zap, of in de gefteldheid der molens, com buizen , en gereedfchappen. Want deeze zyn dc ingrediënten, cn middelen, tot het werk behoorende, zonder meer. Het vuur kan hier niet ten onzen nadeele verfchillen, van het vuur ginter; om dat, in de Wcft-Indifche Colonien, de warmte, en gevolgelyk ook de vercunninge der lucht, ruim zoo groot is, als hier; mitsgaders de tegenftand, die de deelen van het vuur verhindert, zich te verfpreiden: zoo dat ook de kracht van het vuur, naar de meerdere of mindere digthcid der lucht, moet gefchikt zyn. Het zuiker-zap hier', kan mede niet hechter zyn , dan het geen de West-Indifche rieten geeven; want veele andere vruchten en gewasfen,'die hier en ginter groeijen, toonen, daardoor, dat ze, op onzen grond, ruim zoo goed, als daar, vallen, genoeg aan, dat hier geen nadeelige invloed voor hun is: terwyl men geen reden heeft, om dit, met opzicht tot liet zuiker-riet, alleen te vermoeden; vermits veele der Amerikaanfche plantagien langs groote rivieren liggen, en dus  Z UIKE R M O L E N S. 3 dus, blykbaar, een vochtiger grond en lucht, dan onze bovenlanden, hebben: behalven dat pok de menigte en grootte van die rivieren genoeg bewyst, dat de laizoenen, ginter, ruim zoo regenachtig zyn, als hier: welkeen en ander echter, volgens eene vastgaande ondervinding, voor oorzaaken van een fchraai en waterachtig zuiker-zap, in de West-Indien, en hier, worden gehouden. Dan naar dien het voorgemeld, voor ons fchadelyk, verfchil niet is te vinden in de krachten van het vuur, noch in de gefteldheid van het zap der zuiker-rieten: zoo ligt het zelve, buiten twyfel, alleen in de gefteldheid onzer molens, combuizen, en gereedfchappen ; mitsgaders voornaamentlyk in den voortgang, welke deeze werktuigen' maaken, met het persfen, en verdikken van het zap, terwyl het vuur tot de uitdampinge noodig, in den vereischten graad, moet worden onderhouden: want in geen ander opzicht, konncn die middelen de verteeringe der brandftoffen vermeerderen. Deeze bepaalende aanwyzing, en hare overeenftemming, zoo wel met hét getuigenis, hetwelk eenieder, die onze A 2 Mo-  4 Houtgebrek der Molens in de bovenlanden heeft gezien, zal moeten geeven: dat namelyk de beweeging der pcrsfende rollen in dezelve, die de fpoed , waarmede het geheele werk voorgaat, zonder fout, toonen, zeer langzaam en kruipende is: als ook met het getuigenis, dat de perslende rollen, in de WestIndifche molens , met een vliegende fnelheid, worden omgedreeven (het welk ik van allen, als die de laastgemelde gezien hebbe, eenpaarig heb te ver-, wachten) geeven my grond , om te befluiten, dat de Hechte gefteldheid onzer Molens , Combuizen en gereedfchappen, waar door de krachten van het vuur nutteloos verfpild worden, het toeneemend houtgebrek derzelven veroorzaakt; dat, door het verbeteren van het een en ander, naar het voorbeeld der West-Indifche Molens, of liever zoo veel mogelyk, de houtgebrekmaakende oorzaak, voor altoos, zal worden weggenoomen, en dat, als dit zonder uitftel gefchiedt, gelyk zekerlyk het belang der Geinteresfeerdens zulks vereischt, het toeneemend houtgebrek, Jpoedig, en duurzaam, %al zyn verholpen. Ik  ZüIKER-MOLENS TE VERHELPEN. 5 Ik zoude derhalven den draad van deeze redeneering hier konnen afbreeken: doch naar dien ik gelegenheid heb gehad, om eene onzer bovenlandfche Zuiker-molens te bezichtigen, en geloofwaerdige lieden my teffens hebben verzekerd, dat alle de overigen met deeze overeenkomen, daar in, te weeten: 1. Dat de persfende rol word bewoogen, door een buffel aan een windboom, tér lengte van omtrend 22 voeten, zoo dat de voorgemelde rol maar eens wordt rondgedraaid, terwyl de buffel, met een langzaamen tred, een weg van omtrend 126 voeten aflegt. 2. Dat de Combuis beftaat uit een klein, rondom met muur nagefloten , en boven gedekt, vertrek. 3. Dat de drie keetels klein van omtrek, en, naar evenredigheid van hunne wydte, vry diep zyn. 4. Dat de oven, onder elke keetel een flookgat heeft, en dat die, alle drie in de combuis uitkomen. Zoo kan ik, ter bevestinge van myn voorgemeld gezegde, nog het volgende hier byvoegen. Het gemeen is van begrip, dat het A 3 Zui-  6* Houtgebrek der Zuikerzap tot de vereischte verdikkinge, moet worden gebragt, door de kracht van 't vuur alleen: daarom mag men vastftellen, dat het vuur, in de ovens van onze Zinker-molens, geduurig zoo geweidigis , als het, met mogelykheid, door itooken kan gemaakt worden. Echter doet het vuur, tot dat werk, mets meer, dan hetoplosfen, en uitzetten der deelen van het vocht, zo dat het tot de uitwaasfeming bekwaam wordt. En wanneer iets de uitdamping verhindert zoo fpocdig te gefchieden, als anders wel mogelyk waare, dan verkiygt het vocht, zo veel langzaamer, de vereischte dikte: en hoe geweldiger het vuur dan is, hoe meer daar van , en gevolgelyk ook van de tot dies onderhoud noodige brandftof, inmiddels vruchteloos wordt verfpild. Voorts is gewis, dat de hitte van den oven, en de keetels, in onze kleine , rondom beflotene, Combuizen, en vooral de hitte, die door de ftoókgatcn in dezelve ilaat, de lucht verdunt, en in een toeftand Helt, waar in dezelve weinig bekwaam is, om veel vochtuit de keetels opteneemen, en dat de reeds opgepropte lucht, die tot het op-  ZuiKER-MöLENS TE VERHELPEN. 7 opncemen van meer vocht, geheel en at, is onbekwaam geworden, door het dak en de muurcn, wordt opgehouden: terwyl deeze den indrang van verfche lucht teffens beletten; waardoor de Combuis, door de cerftgemeldc , zoo veel meer moet worden vervuld; naar maate ze minder kan vervliegen : en dat dus de uitdamping van het vocht, in onze combuizen, grootclyks wrordt verhindeid, dóór de bekrompenheid van het dak, van de muuren en van de ovens. Niet minder wordt de uitdamping verhinderd, door de voorafgcmelde gefteldheid der keetels; want een en dezelfde hoeveelheid waters, die, op eene heete plaat, uitgegootcn zynde, in weinig minuten, geheel en.al vervliegt, heeft, in een diepe en naauwe pot, zoo veel uuren noodig, om tc verkooken; om dat het vuur dan minder vat op de deelen van het vocht heeft: , en in het voordraagen van het zelve verzwakt, en de kleine oppervlakte maar weinig uitdamping teffens toelaat. Dat deeze verhindering der uitdamping in de combuizen onzer Suikermolens zeer groot moet wezen, blykt overvloedig daar uit, dat de traage voortA 4 gang  8 Houtgebrek der. gang van de Molens, die zekerlyk zeer weinig vocht, in de combuis, van het ter aanvullinge uitgedampte, levert, echter het kooken aan den gang houdt, zoo dat, voorzeker! het geen 'er uitdampt ook maar zeer weinig moet wezen _ Maar, als de beletzelen der uitdamping wierden weggenomen, zoude de Molen te kort ichieteii, in de aanvulhnge van het vereischte zap, welke op£veWc 110chtans onvermydelyk noo- Dus zouden de ovens, keetels, combuizen en molens moeten worden veranderd, om de nuttelooze fpilline Vn 5?*vuu^' cn de daaltoe noodige Jttandftoffe te doen ophouden. Dan dit kan niet gefchieden, zonder groote kosten! Edoch hoe groot de ibmme daar van ook moge vallen, zoo kan dezelve maar gelyk ftaan met een bepaald bedraagen van de nutteloos verlpiide Brandftof, in eenige jaaren: terwyl de Molens enz: onveranderd gelaaten zynde, niet alleen een gelyk bedraagen, indien tyd, ftaan te verliezen, met de verder te verkwistene Brandftofongerekend de daghuuren, en andere ongelden, die, met het langer draalen van  ZUIKER-MOLENS TE VERHELPEN. 9 van het werk, onaffcheidelyk gepaard gaan; maar men zal ook, na het afloopen van een gelyken, of zelfs minderen tyd, zich al weder, even, als nu, tot de noodzaakelykheid gebragt vinden , om het geld, 't geen men niet tot verbetering der molens enz: wil befteeden, voor nuttelooze en verfpillende Brandftof te betaalen; en dit, niettegenftaande het toeneemend houtgebrek en de ryzende prys van die Brandftof, voorttezetten, tot dat het een en ander de Molen , in 't geheel, zal doen ftilftaan. Nochtans geeft de bekende regel, dat veele hoofden moeilyk onder eenen hoed te brengen zyn , weinig hoope, dat de gemelde drangreden, hoe krachtig ook, de geinteresfeerdens zal konnen beweegen, om dien grooten ftap te doen: zonder welken wy blyven, daar wy zyn: te meer daar veelen derzelven, alleen in de tegenwoordige, en niet in de toekomende voordeden belang hebben. Dus is ook gewis, dat, om de algemeene verandering, met zekerheid en fpoedig, ter uitvoer te brengen, nog zoude noodig zyn, dat alle Molens voortaan moeften komen in de. hand van eenen en denzelfden verftandigen en vermoA 5 gen-  fo Houtgebrek der genden bezitter, en alle eens afhangen van eenen wille, die de algemeene welvaart voor de byzondere genoeg vooruitftelt, waar toe nochtans, vooreerft, weinig hoope is. Waarfchynlyk is deeze vreeze gegrond; en daarom is 'er nu van dat werk geen fpoedige voortgang te verwachten; als naar maate, dat de ondervinding en het nut der onkostelyke veranderingen , tot naarvolging, aanleiding geeven zak Uit dien hoofde, achte ik my verplicht, nog voorteftellen, dat, indien, doorliet maaken van openingen in het dak cn de zymuuren der combuis , mitsgaders door de verandering van den oven • mdiervoegen, dat zyne ftookgaten, zoo met verminderen, ten minften buiten de combuis vallen, de uitdamping waarfchynlyk zal worden verdubbeld, of, m eene mindere evenredigheid vermeerderd. Daarenboven zal door het gebruiken van twee korte, in plaats van den thans gebruikt wordenden eenen langen windboom, en het aanfpannen van een buffel aan elk der eerftgemelde, de Molen, eens zoo fpoedig, of in een minder vermeerderden voortgang, rond gaan. Dit  ZUIKER-MOLENS TE VERHELPEN. II , Die kan te gemakkelyker gefchieden, als de evengemelde korte windboomen, met uit- en infchuivcnde leden, worden voorzien: die men, als er meer toevloed van vocht in de combuis wordt verwekt, kan infehuiven, om de molen fpoediger te doen rondgaan;' en daarentegen , om deeze langzaamer te doen draayen uitfehuiven, als de toevloed van vocht te groot is. Ook denk ik, dat tegen dit voordel van korte windboomen, in plaats van den eenen langen, te gebruiken, zal konnen ingebragt worden. 1, Dat de buffels, door het te fpoedig ronddraayen, zouden duizelig worden. Want onderfteld zynde, dat de lange windboom was van 20. voeten, en dat men, in ftede van dien, twee, van 10. voeten elk, bezigde, zoo zouden de buffels, met hun langzaamen tred, nog een weg van 62. voeten, omtrend, moeten afleggen, om eens rond te koomen. 2. Dat er geen plaats genoeg zal overfchieten, om het riet tusfehen de rollen te laten fteeken. Want, als de weg der buffels gerekend wordt 3- voe-  12 Houtgebrek der 3- voeten te moeten breed zynen men, voor de helft daarvan, ir. van de lengte des Windbooms aftrekt, dan zal het overig gedeelte der ruimte, rondom de fpil der persfende rol, nog 226 vierkante voeten bedraagen. 3- Dat het toedraagen van riet tot de persfende rol daardoor zal worden belet: want de weg der buffels zal dan wezen 62. voeten ruim; daarvan is de helft, of de afftand van het einde des" eenen wind. booms tot dat van den anderen, 3 r voeten, waarvan 11. voeten, voor den buffel en zyn tuig, afgetrokken zynde, nog 20 voor een toegang tot de persfende rol overbly ven, die door de beweeging van den windboom, wel verminderd, maar niet geheel weggenomen wordt, voor den buffel, en ten minften 20. voeten verder is; terwyl de weg voor den toegang tot de rol , maar 10. bedraagt; en deeze, door het verlangen der fpil van de persfende rol, en het gebruik van kromme of fchuinfche windboomen , nog gemakkelyker kan worden gemaakt. Dan  ZuiKER-MOLENS TE VERHELPEN. 13 Dan, indien deeze of eenige andere zwarigheden, met der daad, tegenwerkten; verdient echter het belang der zaak, dat men die, zoo veel mogelyk is, eerder trachte uit den weg te ruimen, dan geheel werkeloos te bly ven. Want de bezorging van eens zoo veel uitdamping, en teffens van eens zoo veel vocht, tot aanvullig, dienen zaamen te gaan: en dan zal het werk, terwyl het vuur blyft, gelyk het thans gemeenlyk is, met een verdubbelden fpoed, worden verricht; en dus maar half zoolang duuren, als thans;" engevolgelyk de helft der bevoorens noodige Brandftoffe uitgewonnen worden. De helft der Brandftof uitgewonnen zynde, zoude het wel de moeite waardig weezen, door vermindering der openingen van den oven, zoo veel immers zal konnen gefchieden, het tras zoo verre te doen ftrekken, als doenlyk zal zyn. En naar dien het Zuiker-riet, daar van, in tegenftelling van het vocht, dat daaruit geperst wordt, een groote hoeveelheid uitmaakt, zoo is teffens te denken , dat, als hetzelve nog niet mogte toereiken , de daarenboven noodige Brandftof echter niet veel zal kunnen bedraagen. zoo dat, mitsdien, zal konnen in bedenking  14 Houtgebrek der king komen, of niet, daar alleen, een meerdere voorraad aan tras zoude ontbreeken, en dat vooral op plaatzen, die houtgebrek hebben, de jaarlyks groeijende houtachtige planten, heefters, en het jong ligt opichieteud houtgewas, tot vervulling, konden dienen? Deeze vermoedens konden ligtelyk tot meerdere zekerheid worden gebragt , door het laten maaken van de voorgeflagene veranderingen, op eene der Zuiker-molens, die wegens gebrek aan Brandftof, tot het uiterfte is gebragt* En naardien de uitwinning van de iielft der Brandftof de helft der daghuuren, en andere ongelden, mitsgaders de voltooying van het werk eens zoo fpoedig, als bevoorens, voordeden zyn, waarin alle geinteresfeerdens belang hebben; zoo is te vermoeden, dat dezelve, gewillig, de te doene geringe onkosten zullen willen draagen , indien de eigenaar daartoe niet vermogend ware. Het welk men, en zelfs meer, billyk van hén mag verwachten; ook daarom, dat, met de te maakene verandering aan zulk eene Molen, fchoon die niet tot een dubbelden, maar alleen tot een min-  Zuiker Molens te verhelpen 15 minderen graad van fpoed te brengen ware, door ondervinding nader, als in deezen kan gefchieden, zal worden beweezen, dat de Hechte gefteldheid onzer Molens, Combuizen , en gereedfchappen de oorzaak is, van het toeneemend houtgebrek onzer Zuikerplantagien; en dat, met het verbeteren dier werktuigen, zoo veel verder mogelyk is, niet alleen het toeneemend houtgebrek fpoedig, en duurzaam zal verholpen zyn, maar ook evenredig, met den graad van volmaaktheid, die aan gedachte middelen wordt gegeeven, de voordeden der zuikermolens en zuikerplantagien zullen moeten toeneemen. De Zinfpreuk was Cejfante. caufa, cejfat effï&us.   Pag. li KORTE AANTEKENING, WEGENS EENE ALGEMEENE ZIÈKTEj DOORGAANS GENAAMD DE KNOKKEL-KOORTS^ DOOR DAVID BYLON, Stads Chirurgyn. Deeze zonderlinge ziekte nam eener: aanvang, met het begin van Maart: én nog heden, terwyl ik dit fchryvej woedt dezelve. De waarneemingen daaromtrent zyn door, eigen bevindinge ontleend uit een groot getal van allerhande perfoonen, die ik behandeld hebbe. Inlanders, Chineëzen, Slaavén, geene natie uitgefloten, noch geene van de beide Sexe, Kinderen, volwasfene en bejaarden , alle zyn 'er, zonder onderfcheid, van aangetast geweest, niet alleen in deeze Stad Batavia, maar ook in den omtrek derzeive, en in de Buitenftad: ja zelfs verhaalt men , dat dezelfde ziekte, op de Eilanden, binnen de Itraat Sunda II. Deel, B se-  j8 Korte Aantbkeninge over gelegen, als mede op de fcheepen, ter rhccde, cn aan de Eilanden geankerd liggende, wonderlyk gewoedt heeft. De toevallen beflonden in eene aanhoudende koorts, vaneen, twee, en zelden drie, etmaalen. Zederd boven gemelde tydsbcpaaling tot héden , heb ik 68. perfoonen, onder myn bezorging, gehad, als 35 Mans, 24. Vrouwen en 9 Kinders, die alle a?n deeze ziekte hebben gelegen; en onder welk getal ik zelfs begreepen ben. De ziekte begon, by zommigen, met eene geringe ongefteldheid Van het geheel lighaam, 'tgeen, den anderen dag, gevolgd wierd van een brandende heete koorts (*) die, by veelen, als de koorts op het heevigft was, met ylhoofdigheid (delirium') wierdt gevolgd. De pols was fterk, gelyk en vol; en by de mee* fte lyders, was het hoofd en het aangezicht zeer gezwollen, meteenen roozachtigen uit (*) Eenigen kreegen eenen aanval van de koude Koorts, yerzeld van eene pynelyke koude over het jjanfche lighaam. Jmtetiening fan ha Genootfchap.  de Knokkel koorts. i£ Uitflag, die de ziekte, by zommigen, bepaalde tot onder aan de kaake; maar anderen hadden geen een deel des lier. naams daar van bevryd. ö Wanneer, by deezen, de uitwaasfeming begon (die, by allen, van den aanvang der ziekte geftremd was) hadden zy eene lteekendeen als jeukendepyn, in de oppervlakte van den huid des gehcelen hghaams. By anderen begon de ziekte (zonder eenige voorafgaande ongefteldneid ontwaard tc hebben) met pynen m 't een of ander lid, of in meer leden te zaamen. Aanmcrkelyk was het hoe de ziekte aan my zeiven zich openbaarde. r Het was den 26 Mcy jongftleeden : des nademiddags om 5. uuren, dat ik op myn ftpep, in gefprek zynde met twee' van myne goede vrienden, ontwaarde eene, als knaagende, pyn in myne rechter hand, en dc gewrichten van den onderarm, die, trapsgewyze, toenam • opklimmende naar den fchouder, en zo vervolgeus in alle myn leden: zoodanig, dat ik, om 9 uuren, dien zelfden avond, reeds met eene hevige koorts op myn rustbed lag. B 2 Den  :2o Korte Aantekening e over Den geheele nacht bragt ik onrustig en flaapcloos door met de hevigfte pynen van het geheele lighaam, vooral die der ledemaaten, en der gewrichten. Wel haast zwol myn aangezicht met een geringen roozachtigen uitflag , die de geheele oppervlakte van den huid beüoeg, vergezeld van een bolle opzwelling. Dc palmen myner handen en myne voetzooien waaren, als kusfens, opgezet, en, als marmerfleen, gevlakt. Eenige lyders konden niet rusten van de jeuking, welke my echter weinig kwelde; veelen, die, na de geneezing, van den uitflag, ontfierd zyn, gelyk men, aan my, heden nog ontwaar kan worden. De dorst was, by deeze ziekte, niet eigen, cn dc eetlust ontbrak: de tong was, by eenigen, ligt beflagen: echter was dit hier geen gevolg van vervuilde ingewanden; gelyk anders doorgaans. Meest alle de lyders' hadden geen ftoelgang, 't geen nochtans weinig nadeel toebragt: en waar aan ik fpoedig (door een zagtc aarsfpuiting) herftel verzorgde. Twee  de Knokkel-koorts, 21 Twee lyders heb ik behandeld, by wie de ziekefloffe zich had geplaast in de darmen, met gevolg van een hevig kolyk; by anderen had zy zich op het tandvleefch gevestigd , met zwelling, pynen en losheid der tanden. By eenigen was de ftoffe op de oogbollen gevallen , en verwekte pyn met ontfteeking. Hoe eer de doorwaasfeming voor den dag kwam, des te fpoediger brak de koorts. En als die met een fterk zweeten eindigde , waren 'er veelen, die, als, dan, ten eenemaalcn, van de pynen verlost waren: waar door dus * de geheele ziekte geneezen was. Edoch het grootfte aantal der zieken , na dat de koorts was gefluit hebben pynen in de gewrichten, en verftyvingen overgehouden. Het is nu drie weeken geleeden, dat ik (gelyk ik reeds heb gemeld) met de ziekte wierd aangetast, en daar voor, 5 dagen lang, het huis heb moeten houden; maar, nu nog op heden, heb ik, by aanhoudendheid, de pyne en verftyvinge, in de geledingen van B 3 de  12 Korte Aantekening e over de beide voeten, met zwelling der beide enkels; dermaaten, dat, waanneer ik des morgens op ffcaa; of een weinig, op den dag, heb opgczeeten, cn my weder in beweeging zal begeeven, ik niet dan zeer bezwaarlyk gaan kan, en my het op en neder-klimmen allcrpynlykil valt. Dit toeval bcfpeure ik by veelen, en het fchynt hardnekkig te zyn. Sommigen zyn weder ingeftort, cn langer ziek gebleeven, dan by den cerrlen aanval: doch meest allen zyn zelve de oorzaaken daar van; gelyk ik my zeiven daar ook niet vry van durve fpreeken. Men begeeft zich al te fchielyk in dc lucht: de dagelykfe oeffeninge wordt te fpoedig hervat: en in het drinken en een onmaatigen cct-regel, verwaarloost men zich zeiven. Tot deeze (Knokkelkoortze) dien ik eene rooz-achtige zinking-koorts noem, geeft aanleiding, al wat fcherpe, vochtige en dikwyls veranderlykc lucht, (*) en (*) Oo regen , en dus de vochcige en vcranderlyke lucht heefc veel lancer aangeliouden , dan in andere Jaaren ; en dit jaar denkélyfc zullen de groenta, inzonderheid, en de uitwaafP.'rninge der lighaamen. daat iets zonderlings ui: hebben »eikreegen. ylantdcning vxn Ut Gaiootfik-'p.  de Knokkel-koorts. 23 en alles, wat de werking van fcheiding en uitloozinge, inzonderheid van doorwaasfeming belet, waar door ser een fcherpe wey, in het lighaam, ontftaat, die, in de vaten der oppervlaktevan het lighaam , inzonderheid , die van den huid , ftil ftaande, de zeive fteekt, prikkelt, en tot onderfteeking, aandoet, En hier van die roozachtige uitflag te vooren befchreeven. Deze Stoffe vereifcht meerder uitbreiding, om de afgelegene oorzaaken van deeze doorgaande ziekte ; met meerdere nauwkeurigheid, te befchryven. Hier toe dient , en wordt vooral vereifcht, eene nauwkeurige waarneeminge van de gefteldheid van de lucht, van den aart der winden, der hitte en droogte, van den vogtigen dampkring, enz. Maar ik verzoeke, dieswegens, verfchooning, als geene gelegendheid hebbende (d°01* myne uitgeftrekte bcB 4 zi  3^ Korte Aanteekeninge over zigheden) die waarneemingen zelf td maaken. Derhalven zal ik tot de eenvoudige geneeswyze deezer ziekte over-' gaan. m Deeze Roozagtige Zinkings - koortfe is van geenen kwaad-aartigen aart. Alle die , ik behandeld hebbe, zyn hcrfteld, in zoo verre, dat'er eenigen pynen, ftyfheidin de gelederen, vooral in die der voeten, met verzwakkinge, hebben overgehouden; gelyk wy. te vooren, reeds gezegd hebben. Met het aankomen der pyne, geduuxende de koorts, heb ik dunne doorfpoelende dranken voorgefchreeven , heet theewater met verfch limoen-fap' cn fuikcr voor den dorst, huy van melk, gekookt met azyn; of voor die geen ftoelgang hadden, met Gemor tartari, om hiervan, naar genoegen, te drinken. ^ Dedoorwaasfemingewas, by de meeften, zeer bezwaarlyk, hoewel 'er eene ontlastinge verwekt was, door de aars* fpui-  de Knokkel-koorts. 251 fpuiting; maar, na het veel drinken van den volgenden befchreeven drank, kwam die zeer fpoedig voor den dag. Br. Cremoris tartan een once, Salis Nitri, twee Drachmas: deeze te fmelten in 2. pinten water, en, by het doorzygzel, mengde ik wat Kandy-fyroop, en ook veeltyds eene halve once Limoen-fap. Hoe heeter die drank wierd gedronken, hoe fpoediger het zweet doorbrak, met verligting van pynen; en de koorts ging ten eenemaalen af. Sommigen, die eenen afkeer hadden van den befchreeven drank, in ruime maate te drinken, liet ik gebruiken den volgenden koeldrank: r:. Aq. Sambuci iinc. iv. Sp. Nitridnlcis gutt. xxx. Syrup Limon. unc. Sein. m. Hier van liet ik den lyder, om de 2. uuren, l theekopje vol inneemen. By eenigen bleef de doorwaasfeming nog geftremd, die eindelyk evenwel , na t gebruik van dit volgende buik-openend middel, fpoedig, by de meesten, ten voorfchyn kwam. Rad Rhei. Fol Senng aa dr. j. fem. B 5 Me*  26 Korte Aanteekeninge over Met drie oneen water gekookt, tot op de helfte, en , by het doorzygfel, mengde ik een half once Manna. By anderen voegde ik 'er tweedrag-mas Sal. Uauberiby, en liet de lyders zulks, met gevolg van 4 a 5 ftoelgangen , gebruiken : als wanneer ik, den derden dag, veele lyders ten eenemaaie van de ziekte, door een fterk zweet, bevryd zag. .Een groot getal waren zoo gelukkig niet: en fchoon de koorts een einde had genomen, wilde het zweet niet altoos volgen: 't geen dan, meer en minder, eene ongefteldheid van loomheid , pyne &c. veroorzaakte. Om dan te trachten die zondigende ftoffe ten onder te brengen , ware het mogelyk, door de doorwaasfeming te bevorderen, fchreef ik dit mengfel voor: Sal Nitri. Ocul Cancr. aa dr. j. Aa. Simp. unc. iij. Aq. Flor. Samb. de flill dr. j. Liq. Anod Min. Hoffm: gutt: xxx. Syrup. Sacc. albi dr. ij. Om de 3 uuren, een klein kopje vol in te neemen Maar hier van geen voldoende of zichtbaar voordeel ziende, liet ik vervolgens gebruiken deezen drank: Br. FlöQ  de Knokkel-koorts. 27 ï£. FLoo Sambuci m ftm: Flor Chomomillcz Rom: Crem Tartari aa Unc. j. Nitra. dr. ij. Dit gekookt zynde met 2 pinten water , mengde ik het doorzygzel, met een once Rob. Sambuci, en liet den zieken hier van, om het uur, een theekop vol, warm drinken, met een gewenfcht gevolg. Die een traagen Itoelgang hadden, liet ik,in voorlchreeven drank, wat Sal Polier ejli fmelten ; waar door een zachte afgang verwekt wierd. By de genen, die pyn en verzwakking der leden behielden , liet ik ftovinge, uit verzachtende kruiden , aanleggen , wasfehinge met azyn, en de waafembaden. Indien de pynen hartnekkig bleeven aanhouden , en zich, op het een of ander deel, bepaalden , en het lighaam, voor het overige, zonder likte, koorts, en welgefleld was; liet ik de pynelyke deelen aanleggen , en dezelve wasfehen met arak , waarin gember gekookt was; en dit heeft veelen geholpen. Sommigen , fchoon nog lang met pynen van dien aart gekweld, wilden ech-  28 Korte A anteeken inge over echter niets inwendig meer gebruiken. Anderen, die zich, van het nadcehge willen onthouden, en binnens huis bleeven, heb ik, met een gewenfcht gevolg, laaten gebruiken: Br. Camph. Baros dr Sem [Sal Nit'ri dr. ij. Ocul. Cancr: dr. j. ^ Heel fyn gewreeven en gemengd, m tien mneemfels verdeeld, om de drie uuren: en dit middel had ook eene gewenfchte uitwerking, by ettelyke lyders, die, door eene verkeerde behandeling, als waare verlammingen, verzeld van groote verzwakkingen, hadden overgehouden. Anderen heb ik, om deuitwaasfeming te bevorderen, en de hardnekkige bepaalde pynen, die vooral, in de geleden der voeten voorvielen, te verbeteren , het volgende voorfchrift: (getrokken uit Pringle) laaten gebruyken: Br. Gum Guajae dr ftm in vittll ovï qv. Solut: Aq. Simplic unc iij. Aq Altxittr Spir dr ij. , Spir: Minder er unc. j. Sacbhar mifa aïb dr. ij. Dit,  öe Knokkel-koorts^ 29' Dit, om de 3. uuren, 2 lepels vol; van in te neemen. Door deeze eenvoudige wyze van behandeling, zyn 'er velen herfteld, en volkomen geneezen: fchoon, onder het getal van 88. verfchillende perfoonen, die ik heb bezocht, 'er veelen noch de reeds opgenoemde naweenen hebben van ftyve pynelyke leden. Maar zy zyn de zulke, die, in4, 5, a 6 dagen, zich geneezen dachten ; hebbende zy zich in hare dienften en bezigheden begeeven, en hunne voorigen leevensaart aangenomen, als of zy volkomen gezond waren. Ik heb dikwils waargenomen, dat die zich, eenen geruimen tyd, in huis hebben gehouden, de winden en nachtlucht hebben gemyd, en ook veele zachte doorfpoelende dranken hebben gedronken , wyn en bier gemeeden, ook zachte voedzels, die ligt te verteeren zyn, (*) Andere Geneesneeren hebbefi thee met faffraan doea drinken den Lyder wel toegedekt, te bedde gebragt , en zoo de Knokkelkoorts ten fpoedigften overmeefterd. Amtekenwge van hu Gunmtkhat,  30 Korte Aanteeü over, enz. zyn, hebben gegeeten, in volkomene gezondheid fchielyk herfteld zyn. Maar het getal van de zulken was gering, daarom is het, dat men 'er zoo veelen ziet, die fnkkelende en ziekelyk blyven: gelyk ik ook aan my zeiven bevinde. Zie daar dan eene korte aantekeninge, wegens eene zeer bekende ziekte, welke echter, by geheugen van menfchen, alhier, binnen Batavia, nimmer zoo fterk, als eene Epidemique ziekte, heeft gewoed, en die daarom, den inwoonderen , tot een wonder verftrekt heeft. Offchoon nu wel deeze ziekte van een goedaartigen aart is, is het echter van de uiterfte noodzakelykheid, dat men van dezelve, ten allen tyde, enbygevolg, ook nu, eene naauwkeurige aanteekening houde; om, ware het mogelyk door kundige waarneemers, te ontdekken, de afgelegene oorzaaken van zulke eene ziekte , hoedanige ontdekkingen altyd ftrekken zullen tot nut van het menfehdom. Batavia, dm ig. Juny 1779. F L U-  Pag. 31 FLUXUS VENTRIS, O F D E BUIKLOOP. DOOR BERNARD WOLF. Qjppermeejler. rlllïf iS6ei3ziekte' die den Iyder over- do* Snë dc^-/VlSi herhaalde «nüastin--gen, door den ltoelgang, doetuitwerpen. Ueeze ziekte verfrhilt- «00,. van h^tn lT • 1 -i Haal maate Differen. van haare hevigheid. Want zy wordt1* JWe4 , van 't Griekfche iLvVzd; (doorvloeyen) genoemd , als 4 gtea hevige pyn of koorts by is, e„ gen ^ M°47e,ZdaCl;tige ü?m mede Afgaat. Maer de ziekte word DyPenteria (van Dys en Enteron) kwaadegSïeW- heid der ingewanden , genoemd als 'er zwaare pynen bykomen , donder of met koorts; als men vliesachtLe flymen van de bekleedzelen der ii /e wanden, zonder, of met bloed ff gaat ; eneindelyk, als 'er de TenesmuT wïrln WylS t0C af^aan aangedrongen worden, en te vergeefs moeijte doen, om  32 Fluxus Ventris, of om iets anders kwyt te worden, dan eenige druppels of kleine hoeveelheid van fcherpe Hymen. Maer als de lyders veel bloed, of maar bloed alleen, afgaan , wordt de kwaaie Bloed-of Roodeloop genoemd, caufa Als de zenuwachtige deelen der in- proxima. gCwanc|en van iets aangedaan worden, trekken zich de fpierachtige vliezen geweldig te zaamen, veroorzaakende teffens pyn , en fterken toevloed van vochten. Indien nu, op iedere kramptrekkinge, eene verflauwing der deelen volgt, zoo moeten hier, als de kracht van tegenftand die vernauwt, de vochten los geraaken, en zich loozen. Door de hevige faamentrekkinge der fprierachtige vliezen maakt zig de flym der ingewanden los, en gaat dus, met den afgang, weg. Is de Materia peccans Corrofyf, dan byt en knaagt zy de bloedvaten , en werpt het bloed mede uit. Edoch, als zy fterk bytende wordt, dan gaan de vezelen der vliezen alleen , door die bytinge, mede, maar geen Bloed; indien de bloedvaten ontftooken, en, gelyk als door eene vcr^chroeijinge, gefloten blyven. caufa Onder de verder afgelegene oorzaa- remota:. mag men te]ien jjjq bytende en he- vi-  de Buikloop. .33 Tige buikzuiverende , en andere fcherpe ftoffen , die ingenomen worden. Ook behoort hier toe de fcherpe ftoffe \ die het bloed naar de ingewanden leidt, om ze, langs dezen weg, uit het lichaam te brengen. Insgelyken de Gal, die, in heete dagen, en, inzonderheid ^ als 'er nog vlug alcalisch zout bykomt zeer bytende (co/rq/j/) wordt. Eene vuile lucht , en inzonderheid eene warme en vochtige, wordt, door het ademhaalen, aan 't fpreekfel mede gedeeld; 't geen verder, by 't inflokken, de maag aandoet. Ook kunnen, by gebrek van uitwazeming , de Vafa ahforbentia eene kwaade ftoffe, uit de lucht, inzuigen. Hier toe behooren ook ongewoone voedzels, waar van de Maag en Ingewanden , in den beginne, doorgaans aangedaan worden. Eene Plethora, die zich door de MeJeraica , uit het lyf ontlast; en eindelyk, eene wonde, of verzweering in de ingewanden, of op eene andere plaats per Metaftafin, de etter naar de ingewanden toevoerende. De toevallen, die deeze Ziekte ver- *»pU. Veel, C zel_ tomat*»  34 Fluxus Ventris, of zeilen, zyn, naar de trappen van heftigheid, ook, min of meer, hevig. By de O'tarrhea; vindt men, dat de afgang doorgaans met veele winden verzeld gaat, en dat dc lyder eene eenigzins hardere pols heeft: de uitwazeming en de eetlust zyn ook minder , als in den ftaat der gezondheid: dikwyls is 'er pyn in 't lyf, boven den navel, met hoofdpyn, en leelyke fmaak inden mond : het gemoed is verdrietig, de flaap onruftig, en de armen en beenen loom. By de Dyfmwia vindt men de ovengenoemde toevallen heviger, naar maate de ziekte kwaadaardiger is. De pols is dikwyls flaauw, met tusfehenpozingen : en zodanige pols, zelfs, is, meermaalcn eene voorbode van de ziekte. De pynen, in 't hoofd en in 't lyf, zyn hevig , met mydingen en krimpingen; waar by zig ook de koorts zomwylen voegt , gebrek van flaap , geduurig afgaan by nachte; bittere , zoutachtige of andere leelyke fmaaken, in den mond. Perfingen tot ftoelgang, zonder iets , dan eenige droppels , te kunnen kwyt geraak en. Afgang van vliezig flym ; bloedafgang ; en ook graauwe flym. De  de Buikloop. $g De afgang ftinkt, als eene doode kreng, en is buiten gewoon rottig. Gebeurt het, dat, den lyder, ftinkend dun bloed^ t geen lange rookt, en geen dik bloedftremzel achterlaat, by menigte, wegloopt , zonder de minfte zamentrekkinge van de aars fluitfpier; dan gaat het verzeld van eene zwakke en zeelradde pols , koude, in armen en beene, als meede heete brandende pyn onder den navel. Ook komt 'er, nu en dan , witte afgang, als melk, groote verflauwing en verdorring van 't ganfche lighaam , eene drooge tong , pyne in den flokdarra, fterke onlefchbaare dorst, en groote afkeer van alle fpyzen. Eindelyk volgt 'er op de'Verfterving (Gangrcena) in de ingewanden De Kenteekenen zyn de overtollige s'êns dunne ftoelgang , in de Diarrhea, en^fos* de zwaare pyne, met veele fiymen en bloed, in de Dyfenteria. En geeven de boven opgegeevene Symptomata den graad der ziekte te kennen. De Diarrhea is veel minder gevaar- Prolyk , dan de Dyfenteria ; maar , alsgnoftica*' zy verzuimd wordt, gaat ze graag in de Dyfenteria over. Als de winden de pyn in 't lyf verminderen, en de G 2 fiof-  36 Fluxus Ventris, of ftoffèn gebondener worden, en de andere Symptomata van de Diarrhea verdwynen : zoo begint de beterfchap. Ais zy, door adflringerende, of opftoppendc middelen; gefluit wordt , zoo volgt doorgaans, dat een gefpannen lyf en benauwtheid den lyder, met eene -andere ziekte, bedreigen; en gefchiedt liet ook dikwyls , dat 'er een heete koorts op volgt. De Diarrhea is zeer gevaarlyk, alszy, Symptomatice, byde Pokken, of eenige andere ziekte met uitflag, invalt; en dat zy de natuur verzwakt, en dus den uitkomenden uitflag vertraagt, of geheel belet. Evenwel is zy, in verfcheidene andere ziektens . als een goede Crifis, aan te zien: en, op het eind van veele ziekten, is zy zeer heilzaam, om het lighaam glad en gaar te zuiveren. De Dyfenteria, daar en tegen, is altoos zeer gevaarlyk, hoewel de graauwe afgang nog gevaarlyker is, dan de roode, en gevaarlyker, in zwakke en uitgeputte lighaamen, dan in fterke en vaftgefpierde. Hevigere Persfmgen zyn zoo veel gevaarlyker, als zy de krachten fchielyker wegneemen. Witte afgang, als melk, is meestal dood-  de Buikloop. 37 doodlyk, als die uit de verftoppinge der Melkvaten ontftaat, en dus bedorven melklap uitlevert. Zul ken afgang vindt men meest, na de langduurige ziektens van verflyming, en, inzonderheid, na de waterzugt, en de lang verftopte veranderingen by de vrouwen. Als 'er Hinkend bloed, in eene groote hoeveelheid, gelost wordt, dat geen dik bloed (cruoreni) zet, lang dampt, en dun opgeloft blyft, fterft de lyder zeer fehielyk, als hy niet aanftonds kan geholpen worden. Een zeer groote dorst, gepaard gaande met een grooten afkeer van alle Ipys, bewyst, dat de ingewanden zich verkankeren. Als dan de armen en beenen koud worden, en de Lyder zeer benauwd wordt, dan is het al ver, met de Gangretna, of de verftervinge, gevorderd.3 Een drooge roode tong, en, 't geen nog erger is, een bruine of zwarte, met zwaare halspyn en bezwaarlykheid van Hokken gepaard, is ook zeer doodelyk. En, als de Dyfe.hte.ria tot beterfchap overgaat, verandert zy doorgaans in eene Diarrhea. Tot de geneezing der Diarrhea, moet ivretho, men deeze drie dingen in acht neemen dus me- p ~ 'ciendi, ^3 1, Dc  38 Fluxus Ventris, of 1. De materia peccans moet gedilueerd worden, zoo 't mogelyk is, of afgefpoeld, door het gebruik van een olyachtigen, zachten en verkoelenden drank. En dient hier toe inzonderheid het afkookzel van ryst, met wat limoenfap, aangenaam gemaakt. 2. Ook wordt de kwaadc ftof, door zachte braakmiddelen, uit de maag verdreeven; en, geduurende eenige dagen, door zachte buikzuiveringe, uit de ingewanden , afgedreeven. Voor een braakmiddel is het bekwaamfte, Jpec: 9j, met wat Cremor tartari, in een poeder, of een fyroop, als een Bolus, of Concerf, genomen. Tot ontlastinge is best de gerooste Rhabarber 3]P, dagelyks, verfcheiden reizen , genomen. Met de Rhabarber moet zoo lang voort gegaan worden, tot dat de Diarrhea overwonnen is; waar toe de regelen voor de leefwyze, of Dieet, veel voordeel zullen kunnen aanbrengen. 3. Als de Diarrhea overwonnen is , moet de Eetlust, door de Tin&ura Ab~ fynthii, of andere bittere Elixirs , als het Elixir propr. Parac., of de elixir Stomach., by 60. druppels , tweemaal dagelyks, in witten wyn, of genever, gebruikt, herfteld worden. * Tot;  de Buikloop. 39 Tot de geneezing der Dyfuiteria, zyn, naar de verfchillcndhcid der ziekte, met betrekkinge tot haare eerfte oorzaak, ook vcricheide zeer verlchiHende kunftgreepen in acht te neemen: Maar deze vyf algemeene moeten, meest altyd, waargenomen worden. 1. Men moet de kwaadaartige Stoffe, door 't gebruik van een olyachtigen zachten en verkoelenden drank , wegfpoelen: en hier toe is dienftig, gelyk in de Diarrhea, het af kookzel van ryst, men limoenfap zuur gemaakt. Is dc lyder flauw, dan kan men hem geroost brood, behoorlyk afgekookt , of iets diergelyks, laten gebruiken. Is de pols klein en driftig, en de afgang zeer rottig ftinkende, kan men, met goed gevolg, in plaats van limoenfap, in eiken bottel van dien drank , 30. droppels Sp: Vitriol: Acidi inmengen. 2. Üok moet de kwaadaartige ftorfe, door zachte braakmiddelen , uit de maag, en, geduurende eenige dagen , door zachte buikzuiveringen , uit de ingewanden, gelost worden. De Ipecacuanha is hier weer hetbeste braakmiddel', en kan, aan zwakke lyders , naer believen , in een drankje, C 4 ge-  "4o Fluxus Ventris, of gcgeeven worden, om, in 3 of 4. teugen , met een half uur tusfchentyd, genomen te worden; waar by de poogingen tot braaken veel minder geweldig zyn; hoewel niet minder werkzaam: indien de eerfte en tweede teuge de maag en de ftoife, tot de ontlaftinge, voorbereiden. De braakmiddelen worden, tegen den avond, best gegeeven; om dat de lyder, na 't braaken, rusten kan. Den morgen daarop wordt een Buikzuiverend middel van Rhe: tofl. gcgeeven ; en alzoo gaat men voort, eenige dagen lang, tot dat de leelyke fmaak, in den mond, zich verbetert. 3. Om den Lyder tot rust te brengen , die hem hoogfï noodig is, op dat hy niet, ten eerften, zonder vernieuwing van krachten, verflaauwe, wordt een flaapmaakend middel vereifcht, waar toe, hier te lande, het Opium purificatum het befte is. Ik heb, met eene pil van 4 grein, nooit dit oogwit bereikt, maar wel met 5 , 6 a 7 grein, De lyders flaapen hier op, tot den anderen morgen, rustig, zonder afgang, en  de Buikloop.' 41 en de ftilftand van pynen duurt nog, in den voormiddag, eenigen tyd voort (*). 4. Wanneer de lyder geen bitteren, of anderen kwaaden fmaak , in den mond, heeft; en de persfmgen en krimpingen geen groote hevigheid meer hebben , dan gebruikt men zachte adfiringeeren.de, en te gelyk verftcrkende, middelen, by de Rhabarber. Het fpecificum is hier, gelyk in Europa, de Cortex Simarubcz, die opftoppend en verfterkend is, en het laatfte nog meer, dan het eerfte. Van dezen Cortex worden 3j. in decoclo, of in pulvers gebruikt. Edoch , in pulvere is hy onfeilbaarder. Met de Rhabarber wordt die aldus gebruikt: J£. Pulv. Rhei. dr. ij. Pul Gort. Simarub dr. j et fem Misce. fiunt pulveres Sex; 3. dagelyks te neemcn. 5. Als, na een vier-dagig gebruik van deeze poeders, de lyder nog altoos, met de ziekte, voortgaat, zoo wordt eindelyk de Cortex Sim&rubtz alleen gebruikt. De Dofis is 3j P. dagelyks, in drie C 5 of • (*) I0- of 12. druppelen Laudanum liquidum Sydenhami zyn genoegzaam , in den uiterften nood. Vyftien Proeveq zyn 'er mede gedaan, met goed gevolg. Aanteeieninge van htt Genootjcho]},  42 FL/Uxus Ventris, of of vier poeders. Daarmede wordt zoo lang aangehouden, tot dat de afgang volkomen, in zyn natuurlyken ftaat, gebragt is. Tot deeze vyf byzonderheden moeten nog de volgende, na de verfehillendheid der ziekte , gevoegd worden. 6. Als een lyder zwaare hoofdpyn heeft, en een volle pols , met v^el drifc en nette, teekenen van een zwaare Piethora, moet'er eene laatinge, van §vjj. gedaan worden ; en deeze laating zelfs, moet, naar vereifch, als dc evengedachte Symtomata niet verminderen, verfcheiden maaien, herhaald worden, om het vuur te fluiten, 't geen anders zeer fchielyk voortgang maakt. En als de tyder zwak is, en zonrwylen reeds den hik heeft, moeten 'er kleine revulfive laatingen gedaan, en het bekende Kampherdrankje van Amad^eüs , hem gegeeven worden. 7. Als een lyder, voor dat hem dc Dyfenteria overvalt, aan een Venusziekte gelaboreerd had , en te vermoeden ftond, dat het bloed de nog overgeblevene fcherpe ftoffen, naar de ingewanden voelde: en inzonderheid, als de lydet niet  de Buikloop; 4? Biet alleen eenige zinkingspynen , maar ook nog pynen in de beenderen voelt, waar van hy te vooren vry was • zoo moet hy ook, met Mercurialen geneezen worden; en, in zulk geval, zyn de volgende pillen aanteraaden: Br. Pulvis Mercurius dulcis fcr. j. gum arabicum unc j. fem, Rhei unc ij et fem. Salvatur Merc. in Gummarab. Inde jpojlea Rhenm misceatur: fiant. PilluU 160, quarum oéio pro Doft Qiiotidiana. Met het gebruik deezer pillen, kan hy, zes of agt dagen, aanhouden, en, by volgende beterfchap , na agt dagen , twee dagelyks minder neemen. ha opvolgende agt dagen wederom twee verminderen, en eindelyk de geneezinge daar meede befluiten. 8. Als een lyder, vari het begin af, al zeer flauw is , zoo moet ook de koortsbast , van begin af, in gebruik: gebragt geworden t en zelfs de rystdrank' voor geduurig gebruik , met Cortex , voorzien worden. En , inzonderheid, waar de-pols zeer klein en koortzig is, waar 'er bruine, groene of zwarte, zeer Hinkende, afgaug bykomt; en, in 't wa-  44 Fluxus Ventris, of water van gelyke geftelthcid, zich een Sediment opdoet , als Koffy : zynde deeze alle tekenen der zwarte Gal, en van een groot gevaar, 't geen, op een algemeen bederf der zappen, volgt. Van den Vitrioolgeest is al, in de eerfte behandelinge, gefprooken. Ook kan het baaden in het water, met de lucht, ingelyken graad van warmte gefteld, hier goede dienften doen. 9. Indien de lyder al te veel krimpingen heeft, zoo moet hy, van de Arabife Gom, gebruik maaken, en wel, alle twee uuren, 3j., in poeder, of in drank , opgeloscht. Ook kunnen Lavementen van rystwater, met Gum. Arab. daar in opgeloscht, tot twee of drie achter een, warm, gegeevcn worden: tot dat de pyn bedaart. En gelukt het, hier mede, nog niet; zoo moeten iq a 20. druppels Laud. Liquidi gegeeven, en dit herhaald worden ,, tot dat de pyn bedaart. Zoo dient ook, tot dit oogmerk, het baaden. Edoch het water moet, met de lucht, in een gelyken, graad van warmte gebragt zyn: gelyk wy reeds hebben aangemerkt. 10. Zoo de lyder geen Hot, in SpJünctro ani, meer heeft, en eene menigte  de Buikloop. 45- te dun en rottig ftinkend bloed kwyt raakt , 't geen, ongevoelig uitloopende , geen dik bloed nalaat ; dan is 'er ook weinig tyd , om de uitwerkinge van andere Medicamenten af te wachten. Opium alleen is hier het promptite middel , om den bloedafgang te itremmen. Ik heb die uitwerkinge! op zeven grein Opii Pwificati. gevonden. De lyder een Jongman van 16. Jaa- i£Jyfnde' £-ep 'er niet °P* ln^ar de bloedafgang ffalde, in minder, dan vyf minuten. De ziekte bleef naderhand, te weeten de Roodeloop , met, veel koorts, pendingen , en groote zwakheid, verzeld. De lyder werdt geneezen , 111 tien dagen, met de glbruik van Rheum, en Cort. Simarubce en Cort peruv. 111 een gemengden drank eegeeven, die rykelyk met Op. vitr: acid voorzien wierd. De gewoone drank was theewater met limoenfap, ook rystdrank ; maar baaden was van geen met m^k.^11 ™* de Iydef Was zaleb ir. Als de Tenesmus heviff is en daar mede de Endeldarm al te pynlyk TjlL 200 Tg men weI bralden, ovei een pot af te gaan, waar in warm wa-  46 Fluxus Ventris, of water is. En ingevalle , met eenigen grond, te vermoeden ftaat, dat 'er Ascarides , of eene andere zoort van wormen , in den endeldarm, de geduurige prikkelingen voortbrengen , dan moeten Trochisquen of kaartsjes , met üng. Mercuriale voorzien, in den endeldarm , ingeftooken worden. En als een geduurige mislykheid, en dikwvls flymbraaken, de Lumbricales of andere wormen, in de ingewanden , doen vermoeden; zouden,'tot afdryvinge defzelven, vier pillen dagelyks, van de, in de 7. voorftellinge, befchreevene Mercurialpillen, veele voordeden kunnen aanbrengen. 12. Als de lyder koude extremiteiten begint te ontwaaren en zeer benauwd is, dan moeten de Lavementen, te vooren aangewcezen, met Cort Peruv. voorzien , alle twee uuren, herhaald worden: en, op de kuiten en dyen, EmpUVeficatoria geappliceerd worden. Kampher, in een drankje, doet hier ook goeden dienst. 13. Waar de afgang wit is, als melk, moeten de Opiaten geheel buiten gebruik blyven; maar, in de plaats, verfterkende middelen, zoo veel te meer gebruikt worden. Een goed glas rhyn- fe  de Buikloop. ^ fe wyn en Martialia moeten hier goed ' doen: inzonderheid, waar eene Ohllructie m Mefenterio te vermoeden is Vindt men eindlyk eene drooge tong en Lsquinancie, dan is ook doorgaans de dood niet meer ver af. 14. Zoo de lyder Scorbutyk is, moeten Antifcorbutica , en byzonderlvk alle zuurachtige kruiden gebruikt worden Dikwyls 's daags, moet men den mond met limoenfap zachtjes zuiveren en voornamentlyk eer en wanneer de lyder eenige voedzels neemen wil; om dat anders het rottige fpouwzel, met de voedzels, ra de maag gebragt zynde, . zodamgen lyder ongemeen aandoet. Regelen der leefswyze, voor de Zieken. 1. Voor alle fpyzen moet hy zich wachten, die bezwaarlyk gekleinsd worden , en die veel 'luchten aanhouden, als kool en peulgewasfen evenwel gebruikt den Inlanders door ondervinding geleerd in deeze ziekte geen ander voedzel dan ryst en vis. 2. Vleesch  48 Fluxus Ventris, of 2. Vleesch cn vis, zoo veel als mogelyk, buiten gebruik houden; om dat zy de /llcalïfche ftoffe, in de ingewanden, vermeerderen zouden. 3. Alle heete droogeryen en hecte dranken zyn nadeelig. Edoch kan iemand wel een enkel glas rooden wyn drinken. 4. Dc beste fpys, voor een Dyfentericus, is pappige gekookte ryst, met wat melk, zuiker en kaneel. Edoch moet de kaneel maatig gebruikt worden ; want hoewel zy verfterkend en Hoppend is, zoo is zy daar tegens ook heet. Hoenderfoep, niet al te krachtig gekookt , is ligt te verdouwen en voedzaam : 'er kan dus ook ryst, met hoendernat, gegeeven w7orden. Tot verandering kan ook de zaleb met melk genomen, en ouden lieden of zeer verzwakten, waar geene drift in de pols is, Zaleb met wyn. Sago is ook goed tot gebruik : maar zy is minder voedzaam, dan de Zaleb. 5. Diep en veel nadenken verzwakt de verdouwings krachten; en een Dyfentericus moet dat vermyden. 6. Ver-  de Buikloop; ^ fe Vervolgens is het nodig, dat de ly'dcrs zig, in deeze ziekte, vooral warm houden, en geduurig zagtelyk uitwaasfemen, maar een fterk zweet is fchadelyk en verzwakt tc veel. f. Dewyl den afgang zeer befmettelyk is, moet dezelve altoos, ten eerften werden weggedragen, ook moet de lucht in de kamers zoo veel mogelyk , gezuivert werden, het welk, wanneer dezelve warm en vochtig is, kangefchieden, doorliet Ontftceken van buskruit, ten einde de nodige zwaarte en veerkracht aan de lugt te rug te geeven, ook door het verbranden van Zandelhout, of het rooken met Genever beziën. . In tegendeel als de lucht heet en droog is, zoo dóet men bests< met dagelyks azyn op een gloeiende fteen te laten rooken, of by vermogenden lieden, veele bloempotten in de kamers te plaatzen. De lucht mag ondertusfehen buiten zoo flechtzyn, als ze wil, de lucht moet nogtans in de kamers altoos vernieuwdt en verfrist worden; om dat eene beII. Deel. D lbo-  öo Fluxüs Ventris; of de Buikloop, flotene lucht altoos de flechfte is, De kamers met een vryen doortocht van lucht, zyn dus de beste. Evenwelmoet zich een zieke, of zwaklyke wel in acht neemen, van zich aan zoo [eene togt niet rechtftreeks bloot te Hellen. BE*  Pag. Si BERICHT wegens de z w a a r e AARDBEVING, van den 22. january 1780. Door Mr. J. CL M. Radermacher. §• 1. O eerite quartier de wind uit den Westen vingoPBA, ïterk te waayen, met zwaare regens 'tTAVIA' geen dien zeiven dag nog de geheele beneden Stad wel een voet onder wa den Nacht tusfehen den 21. en 22. wanneer het zwaar flormde. Saturdag den 22. was het volle Maan s'morgens om 1, uur 43 mia- watVbed midda^ begon hefwTder mx te bedaren, doch om 2. uuren 39 5 mi-  S'2 •Bericht wegens de minuten hoorde men een zacht geluid eö gedreun, en een weinig daar na een onder aards gedruis als van zwaar geladene Wagens, en een trillende en golvende bewceging: om 2. uuren 40. minuten begon de Slingering van het Oosten na het WTesten, het geen tot 2. uuren 42. minuten duurde; terwyl het water in de rivier tegen en over de oevers floeg. Deeze Aardbevinge heeft dus omtrent drie minuten geduurt, hoewel het aan veele door de fchrik veel langer heeft toegefcheenen. Door dezelve ftorte in de Stad fes-entwintig Huizen, en buiten de Stad drie, in de Stad wierd niemand gekwetst, doch buiten , heeft 'er eene Vrouw en een Kind het leeven by verlooren. - Geduurende de Aardbeving was het zeer 1H1, de BAROMETER was maar een liny gedaald, en Hond op 28. duim 5. linien, en de TERMOMETER op 79. Graden. De Nacht na de aardbeving had men weder een zwaare Storm, die af- ne;  zwaare Aardbeving. g$ neemendc, cn met zwaare regen verzeld duurde tot den 29., wanneer men 's Nachts een zwaar Donderweer hadt: 't geen een fcheiding in het Weer heeft gemaakt, dewyl federt die tyd het water gezakt is, en het weder zig ten beste gefchikt heeft. Na deeze verfchiïkkelyke ontfteltenisfen der Natuur, zyn zwaare Ziektens ontftaan, en veele zyn door Rotkoortze heen gefloept, 't geen door de zeer vogtige grond die daar op door droogte veele dampen op geeft, kan veroorzaakt zyn. Op Zondag , den 20. February 9s avonds om elf uuren, heeft men nog een ligte fchudding gevoelt. S. II. Men vernam korte dagen daar na dat*» het om* het op Tangerang , 5. uuren bewes- rf™t ten Batavia gelegen, twee uuren voor de Aardbeving zwaar gedonderd hadde. Op Tjipannas aan den voet van de Berg Pangerango of Gedé, hadt men D 3 door  54 Bericht wegens de door den zwaarcn regen niets bezon-' ders ontdekken kunnen als dat de Berg zedert die tyd eenige reizen gerookt heeft. Dog op Buitenzorg, 13. uuren van Batavia , en omtrend-zo verre van den berg Pang&rango gelegen, was aan het Woonhuis van den Heere Gouverneur Generaal, veele fchaden gefchied, en men heeft twee minuten na de Aardbeving een zwaare flag in het Westen, na den Berg Salak gehoort, als of verfcheiden Hukken Gefchut op eens losgebrand wierden: denkende fommigc, dat dezelve geborften is, waar van men echter tot heden geen zekerheid heeft kunnen bekomen, door de ontoeganglykheid van dat zwaare Gebergte. Van Cheribon en Javas Oost-Kust, heeft men ook tyding van eene Aardbeving, dog niet zeer zwaar. Op Bantam is dezelve fterker geweest, en moet zig verder westwaards uitgeftrekt hebben, alzo de Schecpelingen van het Schip Willem Fredrik, buiten Straat zunda, daar van de Zeebeving ontwaardt hebben.  zwaare Aardbeving, $g $. HL Men heeft federt den Jaare 1699; geene zoo zwaare Schudding hier gehad. Echter fchynd de laatfte zoo fterk niet geweest te zyn. (a) De D 4 an- (1) Zie de Refolutie der Indifche Regeering van den Ira1 J4 January 1Ö99. ook Abraham Bogaehts, Hiftorifche Reizen, j. Boek pag. 170. Nu was my eene gelegenheid gebooren, om veele zaaken, welke my voor deezen onbewust waren. nauwkeurig te kunnen onderzoeken. Doch niets trok in den beginne myn oog meer dan de watergrachten, welke Batavia doorfnydcn , en op myn Jon<.fti vertrek naar Holland die ftad zo vee! luifter, des bewoonder zo veel vermaak toebrachten, maar nu door e« bittere Aardbeving onbevaarbaar , en op veele plaatzeo droog waren , zynde de groote Rivier , welke dwars door de Stad loopt, niet dan in 't midden door kleene en platgeboomde Vaartuigen te gebruiken. Deeze ramp overkwam die Stad tusfehen den vierden en vyfden van Louw maand des Jaars 1699 , 's Nachts de Klokke half twee. Even voor de fchudding zag men in de Lucht geweldige Blikzemftraalen, gevolgt van een gedruis, als van eenen var verren aanrollenden Donderflag, baarende zulk een geweld in d'ooren , als of men nonderden van Wr.gtnen met Paarden over_ eenen zolder hoorde hollen. Thans kon men onderfcheidelyk drie flagen tellen, even als zwaare Kanon 1'chooten, diep in een bosch uitgedondert, waarop de beweeging , verzelt met zwaare flooten en fchuddir,gen , aanftonds volgde; zynde deze Aardbeving zo fterk en verfchrikkelyk. dat nooit diergelyke by menfchen g< Heugen aldaar beleeft was, en yder vreesde, dat allés overhoop zou ftorten: omtrent een half quartier duurde deszeifs hevigheid, gevolgt ten half vieren van noch eene zwaare Schokking, die 's snor-  g& Bericht wegens ije andere Aardbevingen daar men aantekening van gehouden heeft zyn van. den 13. Febr. 1684. — 24. Augustus 1757. — 14. 1*1 ey 1758. — 25. Jan. 1769. — 10. Mey 1772. - 4. morgens ten vyf uuren vernieuwt wierdt, mitsgaders zo nu en dao in de volgende dagen., alhoewel die fchuddingen met d eerfte bevinge niet in 't mihfte te vergeleken waaren. Jammer baarde dit aan de BewoOnders , fchaade aan de gebouwen , zo binnen als buiten de Stad gelegen. Want de meefte huizen of muitten waren gefcheurt, of de toppen der gevclcn afgevallen, óf deszelfs daken ingeftort, behalve een groot getal menfchen , die ellendiglyk verzeen; waren, verlooren noch a8. door 't iuftortcn van 21. fteene Woonhuizen , en co. Pedakken het leeven, bedolven pnJer deszeifs Puiniioopen. Hieruit rees eene b) fiere verflagenheid,, en was de vrecfe voor een tweede fchudding by veeJe za groot, dat ze in d'opene lucht onder Tentjes, en in Prau,. wen op 't water in de gragten eenigen tyd de nachten ilceten. Geer. merkeiyke ramp kwam nochtans her Kafteel over, weikers zwaare Gebouwen in d'eerfte bevinge fcheenen te zullen inftorten, overmits desielfs muurtn Hechts op eenige plaatzen gclcheurt zyn. Zelfs Uantem gevoelde de fciiokking, en liep zy voort tot aan den Oosthoek van Sumatra, beweegtnde deszelfs Zuidweflkuft op een maatelyko wyze; doch was hnar woede tot Lampan zo hevig, dat meest alle de huizen te gelyklyk kwamen in tc ftortcn. 't voornaamfte onheil, veroorzaakt door deze Aardbeving, was c'^ verftopping der groote K-ivicr, en die van Tungerang , waar van d'eerfte uit den berg Pangerango, de laatfte uit den berg Sdlak haarca oorfpror^k r.eemr, beide achten Batavia ge-?  zwaare Aardbeving. 57 — 4. Jan. 1775, 2. dagen na Vollemaan. — 12. February 1778. by Vollemaan. — 28. July 1779. by Vollemaan. — 22 January'1780. by Vollemaan. D 5 ïv\ gelegen, zynde de eerfte dc bronüder , waar door die Stad bewatert word , vloeyende thans ten oceaan in. Want door 't inltortcn van eenige afhangende heuvelen der twee gezeide Bergen, doch voornamentlyk door dien van Salak, oorzaak des onheils , overmits hy by na geheel uit Zwavel beftaat, en een tydlang te vooren zwaar gebrand had, wierden die twee Rivieren door eene ongelooftelyke meenigte van zwaare Boomen , gerukt van den wortel , en optjewelt door de iebudding, ruim een Myl boven de Stad, alwaar 2y zich op eene verte van eenige hondeit Roeden door de kracht der Stroomen vast gezet hadden , zodanig verftopt, dat het water de Landeryen oveiftroomde, en eenen anderen uitgang zocht. Hier volgde zo groet eene menigte van Slik, Modder en Zand op, dat niet alleen die twee Rivieren ; maar zelfs de Stads-gragten en andere Vaarten daar ten eenemaal mee gevuk, en onbruikbaar gemaakt wierden; zynde hier door het drinkwater bedurven, en elk genoodzaakt dat verre, en uit de Rivier PaJJ'angrahmi te haaien; door welke ramp ook de Vifch geilorven is , latende zich honderden, als bedwelmt door de beroering van 't Water, met de handen in dc rivieren grypen. Maar 't allergrootfte der ongemakken, hier door veroorzaakt, was de vervuiling van de mond der groote Rivier , alwaarze zich in Zee ftort, en der kielen van de daar voorgelegene Zandbank aan d'Oost en Westzyde; zodanig vervuil: en verdroogt door d'afgefpOelde modder, dat geene geladene Vaartuigen . dan met het hoogde water, dezelve pasfeeren konden, noch by laag gttyde voor geene gefneene Scheeps fchuiten te gebruiken w.iren* een ramp, die de Maatfchappye in 'tlosfen en la;\den der Scheepen veel arbeids en moeite veroorzaakt , en mogelyk nimmer, wat kosten en yver men daar toe ook aanwend , naar behooren herftelt zal worden.  58 Bericht wegens de S. IV. luimde' Wy bewooncn een Eiland dat eenioorzaak. ê'e vuurbraakende Bergen heeft, als die van Loehoe , gelegen vy'ftien uuren ten Z. O. van Samarang op javas Oost-kust, den Berg Papondayang (6) in het Ckeribonfche, en de Berg Ge^ of Pangerango , (c) bezuiden Batavia, die in 1747 cn 1748. nog zwaar gewoed heeft, en federt nog rook opwierp, 't Geen echter federt den 3. Januaiy 1775. niet gezien is : hoewel dezelve Zwavel en SalpeterftofFen opwerpt, en federt deeze tyd zyn de Aardbevingen hier omftreeks ook menig vuldiger. IL _ (a) De Berg Loehoe h den i. Mey 1752. gedrongen , aie het 14. Deel der Haarlemfche Maatfchappy." pag. 92. (*) De Berg Papondayang is den n. Augustus, 177a. geheel ingeftort , zynde dit droevig voorval befchreeven door Wylem den Predikant J. M. Mohi in het veertien» de Deel van de Haarlemfche Maatfchappy. pag. 82. Cf) Zie z. Deel der Verhandelingen, pag. sf.  zwaar e Aardbeving; 59 Ik verbeelde my dus, dat de zwaare Aardbevingen alhier, die gemeenlykby Vollemaan gefchieden , grooten - deels veroorzaakt worden door den invloed van den Maan op onzen dampkring voornaamelyk deeze keer daar de Maan in deszelfs Perigeum of naafte ftand by de Aarde was; en dus door hooge watervloed in Zee, de rivieren die door de zwaare regens gezwollen zyn, beletten aiteloopen , een opftopping in het Gebergte maaken, en de Zwavel en balpeter-Stoffen ontvlammen tot dat zig hier of daar eene opening maakt. Even gelyk in het bekende Experi. ment van Lemery. daar men een door kunst gemaakte Aardbeving voorbrengt, als men een Deeg van gelyke hoeveelheid Zwavel en Yzer vylzel met eene genoegzame quantiteit water vermengt, in de Aarde begraaftwaar op men na eenige Uuren, een fterke rook ziet opgaan , dan Vlam en vervolgens, een beweeging in den grond, tot dat dezelve barst. DÜOD^  Pag: 6*0.s DOODLYSTEN VAN DE STAD BATAVIA van 1759—1779. De meening is niet met het bekend maaken deezer Doodlysten, de Compagnies Dienaaren opteteiien van de Militie en Zeevaard die in de Hospitaalen overleeden zyn, want dit zoude van geen het minfte nut voor het algemeen zyn, dewyl Batavia, als de Hooftplaats van Neerlands India, in een Jaar, met dertig Schecpen uit Nederland, en zoo veele van haare bezittingen van India een groote menigte volk ontfangt waar onder ook veele zieke, en dus hier op geene de minfte rekening te maaken. Ons oogmerk is, jaarlyks te geeven dc Doodlyste der Ingezetenen van Batavia. Beftaande 1. In een maatig getal gequalificeerde Compagnies Dienaaren (a) en Euro- pee- («) Deeze ftaan alle by het Naamboek bekend en beloopen omtren» zevenhonderd  DoODLYSTEN VAN de StAD BATAVIA. 6l peefche Burgers die meest begraaven worden in de Hollandfche Kerk of haar Kerkhof. 2. De Inlaudfche Chriftenen in beide Portugeefche Kerken. 3- De Chineëzen boven de post Jacatra. 4. De Mahumedaahen uit de 18. CamCan?o^°m deStad1^ ^ haare 5. De Slaaven uit de Stad, en voorfteeden op twee Kerkhoven. Qd) Om het getal der leevende hier uit te beoordelen is niet wel mogelyk raaM? S g^tschniet accu¬ raat is, zoude beftaan in. 1138 ^errde Eur°peefche 895 Inlaudfche Chriftenen 22000 Chineëzen. 68000/  fa jT)oODLYSTEN VAN DE STAD BATAVIA; 68000 Inlanders. 17000 Slaaven. 120003 Menfchen in de Stad Batavia en haare voorlieden die zich een half uur om de Stad uitftrekken tot aan de Posten Antjol, Wilgenburg, Jacatrar Noordivyk, Ryswyk, de Keten en Ankee. Wat verder landwaards in ligc; is met geene mogelykheid te begrooten, om dat ieder zyne doode , op zyn eige land begraaft.  Overleedene in en rondfom de Stad At^ geduurende de 20. laatfte Jaaren, I bI^i!' nïnne enlChineefche I r f - Xfche f«khf «del8 Burgers Miftjfe of £°f Jf" | P°ngS" ? „„„,, . 1760 n7 -55 1218 2916 1701 120 S flZ 472 i1441 3154 176» I i-n OIO 1180 3007 «2J 99 l\l 1048 ! '37° 4391 i\4\ lol |" 7°f gP "3o Pss 1766 I48 ff? i2<ïi Jlïl '768 108 498 626 1 r? x3»2 3797 1769 140 $8 ~g 571 3613 J777l 110 , r46 IT?°J J39° 4217 NB. In vereelvk-ino- *d j t ' 534j 74254 ^ meer bevolkt zyn of mi ™77?' moec J?ata" ni^g gehouden hebben. m°eC beter aamek^  7 5^^ April. 214 871 1101 iftiS l8(J3 5364 Mey. 133 9l9 II7S 1~6* I§99 j 549° Juö'y. 214 9°9 1490 2is3 6095 July. 238 *°35 *38* »4^ 2433 ^5SA AaSust. *59 1166 W6 298* 7544 Scpt. 228 ' 957 IX4i 1646 2419 Ö39Ï. Octob. 228 1063 1209 1611 2276 6ZSZ Nov. au 963 "41 M95 2I29 5939 I 999 1 *494 JjM ■» .ffgjj NB Uit deze Lyst blykt dat de Maanden van Dei-m' January, July en Augufrus dc vier ilechtfie ayn.  Pag. 6$ BERICHT WEGNES DE HOOGTE DER BAROMETER E N THERMOMETER de gefteldheid van Weêr en Wind, en hoogte van het Water aan het Zeehoofd, en in de Rivieren in 1779, op Batavia, en van Weêr en Wind tot Caap de goede Hoop, en Nangaiaki. Het Genootfchap heeft van Japan en Cabö de goede Hoop, eenige Berichten van Wind en Weêrs gefteldheid ontvangen, die met die van Batavia , een geheel deel uit zouden maaken, en. heeft verkozen, daar van, voor eerft* een uittrekzel te geeven, I. BATAVIA. 1779. Barometer. Januar. Hoogfte 28 d. 4 1. 7tdn. Laagte a8 .. 3 .. 1 . . Middelland 28 .. g .. 9 . . II Deel. E «. i  v6. BATAVIA. 1779. i Barometer. Febr. Hoogfte 28 d. 4 1. 5 td. Laagfte 28 .. 3 .. 0 Midden 28 .. 3 .. 9 Maart. Hoogfte 28 . . 4 .. 9 Laagfte 28 . . 3 .. 5 Midden 28 .. 4 .. 2 .. Hoogfte 28 .54 ..6 .. Laagfte 28 .. 3 .. 5 Midden 28 .. 4 .. 1 May. Hoogfte 28 .. 4 .. 6 Laagfte 28 .. 3 .. o Midden 28 . • 3 .. 8 Juny. Hoogfte 28 . • 4 .. 6 Laagfte 28 . • 3 .. o Midden 28 ..3 ..8 .. July. Hoogfte 28 . • 5 .. 5 Laagfte 28 .. 3 .. 4. Midden 28 .. 4 .. 5 .. Hoogfte 28 .. 5 .. o Laagfte 28 .. 3 .. 4 Midden 28 .. 4 .. 2 . . 5 Middel Hoog ... . 5 • 3 Laag ... . 2.4.. Aug: Den 27. Vollem. Hoog ... .9. nam. 5.4.. Laag ... .6. mor. 2 . 7 .. Middel Hoog ..... 5 • 4 • • Laag ... . 2 . 6 . . 5epr. Den 25. Vollem, Hoog ... .9. nam. 5 . 7 .. Laag ... .6. mor. 3 . 3 .. Middel Hoog ... . 5 • 7 • • Laag ... . 3 • 3 • • OBob. Den 25. Vollem. Hoog ... .6. mor. 5.7.» Laag ... .9. nam. 2.4.. Middel Hoog ... . 4.8.. Laag ... . 2.6.. Nov. Den 24. Vollem. Hoog ... .6. mor. 5 . 5 Laag ... .9. nam. 2.4. Middel Hoog .... 4.9. Laag .... 2.7.. Dec. Den 23. Vollem. Hoog ... . 6. mor. 5 .3 Laag ... .9. nam. 3.2.. Middel Hoog .... 5.3.. Laag ... . 3 . 2 .. E 4 Is'  jt BATAVIA 1770. J. 5 Hoogte van 't Water in de July Aug. hoogll laagft hoogft laagft Groote Rivier by Mr. Cornelis 4-4 1-2 1-8 1-0 by de Mond der Slokhan - 8 .4-6 0-3 by Godong Badak 4-4 -41-30-4 Slokhan by Mr. Cornelis 10-2 0-9 -10 0-3 by Mond 1- 6 -6 -10 0-3 by Tiloar 1-6 1- -11 0-7 Tjefidane by Buitenforg i-ii 1-6 1-10-9 by Tangerang 8- 6 6-5 7-6 5-6 Mokervaart by Pifmg by Ankee by de Fluit. • _ . ronder Om dc Stad by de Punt Groningen (boven Boere Verdriet c buiten Diespoort 5 binnen Nieuwpoort ^uitcn r tbrnnen Heemraade Tuin Ri-  B A T A T I A 177*. 73 Rivieren rondfom de Stad. Sept. Q&ob. Nov. Dec. hoogft laagft hoogft laagft hoogft laagft hóogft laagft ï- 2 0-7 10- 0 2-0 5- O I-O 7-0 4-O 0-9 0-3 O-II 0-2 O- 80-6 1-5 1-0 o- 7 0-3 1- o 0-6 0^100-8 1-6 1-4 o- 9 0-1 2-00-6 2-0 1-0 3-0 1-0 0-9 0-2 1- 1 0-7 0-100-7 1-8 1-6 0- 10 0-3 1- 6 0-5 1- 30-5 2-0 1-7 1- 6 1-1 1-6 1-2 6-6 4-3 17-8 5-3 16-88-7 I9~6 II-9 3" 5 T- 0 5-i 1 3-4 9"5 7-5 3- 5 1- 1 4- 4 3-3 4-9 3-2 3- 9 2-11 4- 9 3-2 4-7 4-1 4- 63-7 5- 1 4-3 5-6 4-7 5- 8 4-11 5- 1 4-3 4-q 2-s 5-14-4 4-9 3.9 3-7 3-0 3-82-7 4-2 2-4 4-10 4-4 3-92-6 4-2 3-5 4-8 4-2 3-01-5 3- 5 2-4 . 4-0 3-4 2- 11 1-4 3-0 2-0 3-9 3-3 3- 12-2 3-10 3-1 3 5 4-0 E 5 §.6  ?4 BATAVIA 1779- S. 6 Lyst der Huisgezinnen Uit.. December 1779. ^n de Stad ifafflwfl j en Ommelanden, waar onder geene Compagnies Dienaaren als de Gequalificeerdens die by het Naamboekje ftaan, gerekend worden. Ooft. Wett. ,z. Voortt , Totaal, [ - ! Europeefen Mans 214 179 50 443! dito Vrouw 115 93 24 232! dito Kinderen. 68 77 " 17 162; — 837 Chriften Inl.?,-.' A ofMixtiefen.F3ns 59 55 56 170 dito Vrouw. 128 75 ■ 64 267 dito Kinderen. 53 43! 47 143 | 580 Müileiers Mans. 75 65 46 i86j dito Vrouw. 74} 110' 46 230^ dito Kinderen. 1 56S 94' 46 196. Mooren. Mans. 6j 335 20 361: dito Vrouw 6j 186 23 ai-ffl dito Kinderen. 7 136 16 iS9\ j —■ 735 Chineëzen Mans. 314 105 314 733, dito Vrouw, 160 9$ 144 4°21 dito Kinderen. 115 77' 122 314 I R49 Slasven Mans. 149111655; 586 3742: dito Vrouw. 1189:1307 40S 290416636 4130,4690, 2029, 10849 Oos-  BATAVIA 1779. 75 OoSTERVELD WeSTERVELD Camp. I I _ Ronti. IBuitenJ Camp. Buiten de ^Pos- rondde de Chineefe Stad ten P. Stad. poften Camp. M. N. 11. en Blok Blok Blok O.O.6.78 12. Q.l L' A-K. * deelen. P.i.10. en R. Saamen Europeefen Mans. ^O I 1 96 - 157 dito Vrouw. 2,2 - 50 - j 72 dito Kinderen. 32 - 1 40 - 7a Chriften Inl. ./M 80 2 II - 93 of Mixtiefen. ( dito Vrouw. 77 2, --"II -| 9° dito Kinderen. 8S - I4 - j I°2 Mardyker Mans. 523 7I 293 7 094 dito Vrouw. 696 Ï04 389 7 j II96 dito Kinderen. 577 87 729 gf 1445 Chineëzen Mans. 235II72 7966 2150 I I48 I.56?1 dito Vrouw. 144 641: 4130 1538 '1405: "858 dito Kinderen; 184 718j 2389 2045 1637' 6973 Amboneefen Mans. 48 52, j 23 I23 dito Vrouw, 50 43^ —- 25 - ~ - I28 dito Kinderen. 72 86 j 40 - - - I98 Bandaneefen Mans. "1 - ,149'- I49 dito Vrouw. - - _ - — I75 ! -"-75 dito Kinderen.' - 294 j 294 Mooien Mans. I - I 218 23 243 dito Vrouw. 2 - 319 18 339 dito Kinderen. 4 ~ 3 699 281 734 — ' j , | Iransportecre. 2895'2979144899308 78a537496 Oos-  70 Camp. I ï Camp. j Buiten I rond de 'Buiten rond I de i Stad. de Fos- Chineefe 'de Stad' Poften 1 Blok. ten Camp. M. N. O.'d. II. en L. Blok Blok O. '6.7. en 8.12. Q.l A-K. j.deelen; P. i-io. en R. Saamen.' Pr. Transport ^ ^489 9308 7825I37496 Maleiers Mans. 499 24O l6 -- dito Vrouw. £U 168145 Chineefche Camp 2080I Binne Posten. O. I4593 Dito W. 8ct',i;i Saamen benede de JJJ Poft en I 29594 Buiten de Pos- ten O. I5»40 Dito W. 22911 |855j_ Totaal ----- UMI45 l 7  BATAVIA i779. 79 S- 7 In 1779. zyn op BATAVIA binnen de Posten overleeden de Hospitaalen ongerekend, Holl. Binnen I Buiten I — . -'Kerk. I Kerk. Kerk. I Samen. Europeefen Gequalifi- j ] —- ceerde Dinaaren - ac 4i o? t11 Europeefe ^ 4 37 123 Burgers 11 u 2 2. Christen Inlan- * ders. 2 41 47 Vrouwen.28 80 68 194 Kinderen. 30 55 Ó2 H? Chineëzen. ----- — 793 Mahumedaanen. g Slaaven. - - - „ I — 1287 wveueeaene 3r?Q In 1779. Zyn 82, Christen -Paaren getrouwt. By de Gereformeerde 143. Jong By de Luterfehe - - - De Onechte 'er ondergerekencf^' Ca-  Pag. 80 CABO DE GOEDE HOOP. 1779. 5. i j3a- . rometer. January. Hoogft 29 d. 4. 1. Laagft 28 -- 20. - Middelbare. 29 - - - February. Hoogft 29 - 3. - Laagft 28 - 20. - Middelbare. 29 - 1. — Maart. Hoogft 29 - 3- ~ Laagft 28 - 21. - Middelbare. 28 - 23. - April. Hoogft 29 - 8. - Laagft 28 - 20. - Middelbare. 29 - - — May. Hoogft 29 - 6 - Laagft 28 - 18. - Middelbare. 29 Juny. Hoogft 29 - 6. - Laagft 28 - 17. - Middelbare. 29 - July. Hoogft 29 - ir. -- Laagft 28 -- 23. - Middelbare. 29 - 4. - Auguftus. Hoogft 29 - 8. - Laagft 28 - 21. - Middelbare. 29 - - — September. Hoogft 29 - 8. - Laagft 28 - 20. - Middelbare. 29 - Ter.-  Cabo de Góede Hoop 1779 81 §. 2 Thermometer. Janua. Hoogfte 76 O. Laagfte 69 - Midden 's Morgens 71 - 's Middags 73 - 'sAvonds 72 - Febru. Hoogfte 71 .- Laagfte J 70 - Midden's Morgens 72 - 's Middags 74 - 'sAvonds 73 - Maart. Hoogfte 78 - Laagfte -jQ m Midden's Morgens 73 - 's Middags 76- 's Avonds 75 - April Hoogfte 73 _ Laagfte 74 ^ Midden's Morgens 67 - 's Middags 71 . 's Avonds 79 - May. Hoogfte 71 - Laagfte 73 - Midden's Morgens 65 - 's Middags 66 - 's Avonds 54 - DeeZ F Ther-  $2 Cabo de Goede Hoop 1779. . Thermometer. Juny. Hoogfte 03 Laagfte 50 Midden's Morgens 61 's Middags 62 's Avonds 62 - July. Hoogfte 62 - Laagfte 59 - Midden 's Morgens 60 - 's Middags 61 - 's Avonds 61 - Augus. Hoogfte 62 - Laagfte 59 - Midden 's Morgens 60 - 's Middags 61 - 's Avonds 61 - Stvt. Hoogfte 68 - Laagfte 59 - Midden 's Morgens 64 - 's Middags 68 - 's Avonds 66 -  Cabo de Goede Hoop 1779. 83 WIND en WEER §. 3. January. Tien dagen Z. tot ZO. 20. dagen NW. tot WZW. goed. Weer. droog. February. Sestien dagen Z. tot ZO. 14 dagen NW. tot W. goed Weer. droog. Mfl