PROEVE over de MENSCHMOGELYKE VOORWETENSCHAP en de A L Ö U D E STERREN-VOORZEGKUNDEj als een middel ter uitbreidinge van dezelve; met eenige TEGENBEDENKINGEN op de A i)\V ER HANDELING van den heer e 'J^frlERM. JOH. KROM, Profesfor en Predikant te Middelburg. over de WAARDE der HOROSCOOPKUNST; door PAÜLUS JOSEPH CONFENENT. Waar achter een brief van gemelde» Hetr' Profes/or, in antwoord aan den Schryver, Te ROTTERDAM ByNICOLAAS CORNEL; mdccxcvi.  Het Tegenwoordige gaat zwanger van hit Toekomende. Lei b n i t z.  OPDRACHT aan den HOOG EERWAARDEN, HOOG GELEERDEN HEERE HEKMJNUS JOHANNES KROM, Profesfor in de Uitlegkundige Godgeleerdheid en Kerkelyke Historiën, by de llluflre Schole ; En geacht Leer aar der Hervormde Gemeente te MIDDELBURG; Mitsgaders Lid van het Zeeuwfche en andere Genootfchappen. hoog eerwaarde, hoog geleerde HSEr! e et bewondere u hoog êerwaardï geenzins, dat iemand, die de Pen, jegens één u w e r onlangs in het licht verfchenen, zoo aangename als nuttige Letterverlustigingen, heeft opgevat, die zyn Tegenfchrift durve beftaan, u hoog eerwaarde optedragen, * a Hes  iv OPDRACHT. Het is echter de drift niet, om hierin misfchien geheeben-al fplinter-nieuw te zyn, die my toe deze vermetelheid heeft overgehaald. Dan, uw hoog eerwaardens Vertoog over de Waarde der Horoscoopkunst, heeft my aangeprikkeld, om niet alleen mynen Geest openlyk uittelaten, nopens onderwerpen jWaarby de uitbreiding der kennisfe eenig belang zoude kunnen hebben; Maar wat meer is, my zelve tegen U in 't Strydperk te wagen. Zulk een Hout beftaan, ten opzichte van een Man in Letteren en Wetenfchap ais u hoog eerwaarde; Zulk eene onderneming, die op gecnerleije gelykheid van krachten beregend is, behoorde ten miniten met alle mogelyke befcheidenheiden heuschheid gepaard te gaan. En daar deze myne Verhandeling een Cattel van Uitdaging zoude kunnen ferry, nen te zyn, zal het immers, zoo ik hope, my niet volfirekt kwalyk fraan, naar de hoffelyke gewoontens, der vooimalige Ridderlyke Tweegevechten fwanc waarom zou men ook inj een Wetenfehappelyk Du'êl niet heusch en hofielyk zyn ?_) dezelve aan den genen, die het P> imum Mobile van het Geding geweest is, plechtig op te dragen: Met eene daarby gevoegde, niet min plechtige Verklaring, dat zulks in geenen deele gefchied, om het licht van mya Vernuft, welks zwak-en Êaauwheid ik erken, te doen  OPDRACHT. v doen zegepralen, maar om my zelve, en met my de Weetgierige Waereld, konde het zyn, in de gelegenheid te Hellen, nader door zoodanig iemand, als u hoog eerwaarde, wiens onzydig, en tegen alle dwalingen en vooröordeelen, teffens billyk j verenden onderzoeklust, den waren Wysgeer zoo middagklaar kenfchetst, met goede gronden, over dit onderwerp, opgehelderd te worden. Ik vinde my, behalven dat, zeden lange vereerd, met de gulhartige vriendfchap van u hoogeerwaarde, ja achte my duur verplicht, aan deszelfs kerzamen ommegang, innemende heusheid , en altoos dienstvaardige welmeening. Lieden die zulks gadeflaan of benyden , zouden het derhalven , voor een gancsch vreemd foort van erkentelykheid in my, kunnen houden , aldus de denkwyze vaneen Man, met wien men in zulk eene aangename betrekking (laat, by openbaren gefchrifte den Oorlog aantedoen. Wie, gelyk u hoog eerwaarde, myn belangeloos, en alleen onderzoek opwekkend doelwit in dezen kent, zal, wel is waar, zoodanig een vooroordeel niet koesteren: Maar myne eerzucht vordert niettemin hetzelve, ware het mogelyk, geheel en al uit den weg te ruimen, en die weet mygeen gepaster middel aan de hsnd te geven, dan deze my* 3 ne  vi OPDRACHT. ne Verhandeling aan u hoog eerwaarde zelve optedragen, en aldus te toonen , dat in myn Tegenfchrifc geen zweem of lchaduwe van oogmerk zy, om uwe gevoelens, als een Vitter, ter kwader uure te bedillen, of in 't mintte deszelis geoorloof de eigenliefde te kvvetzen. Trouwens, men mag en kan, met elkander,zelfs in de wezenlykfte gevoelens verfchillen, zonder dat zulks den geringden fchyn van verwydering tewege brengt. Maar hoe ftrydig met dezen gewenschten Regel, oordeelt de Waereld gemeenlyk, zoo vanouds, als in onze dagen. Al wie dus deze myne Verhandeling doorbladert en dezen Opdracht leest, moet oogenblikkelyk en overtuigend kunnen zien, dat ik u hoog eerwaards alléén tegenfpreek, in de hoop om te meer van U te leeren. Hy moet weten, dat, op wat ernftigen toon ik met u hoogeerwaarde in het Strydperk trede, zulks niet anders dan een Spiegelgevecht, een oefTenend Wapenfpel des Vernufts zy, 't welk ik plechtig betuige, aan uwe by my alleens geëerbiedigde kundigheden, gaarne gewonnen te wilien geven: Onder deze bede echter, en iie ik desnoods, zoo ik iets mogt bedingen, als eene voorwaarde zoude moeten befpreken; dat noch u hoog eerw., noch iemand, een ongunftig oordeel  OPDRACHT. vn deel gelieve te vellen, over den onbenepen, vryen en rondborftigen trant, waarmede ik fteeds gewoon ben, myne gevoelens te uiten; En die in de hitte van dit Wysgeerig Tour noy[pel, ondanks my zelve, onverhoeds, mogelyk eenigen zweem van onbefcheidenheid of aanmatiging zoude kunnen met zich voeren. En laat ook anderen, onder Lieden van uitgeftrekt vermogen, met den Opdracht hunner harsfen* vruchten, Mecenaten opfpeuren; Hoe weltepas my dezelven ook zouden komen, ik vinde in my een beflischten wederzin, om myne gedachten over eene ftolTe, als die, welke in deze Verhandeling onder, zogt word, aan iemand toetewyé'n, die ik niet verzekerd ben, eenigen blykbaren lust tot, en kunde aangaande dezelve te bezitten. Maar u hoog eerwaard e en hoog geleerde, middenin dezoobelangryke, alsmeenigvuldige bezigheden van deszelfs roeping, zichby aanhoudenheid verledigen, de, ten nutte des algemeens, uitfpanning in den Lusthof der Wetenfchappen te zoeken, en nu ook zelve behagen fcheppende het Doolperk der Aloude Astro' logie aantedoen; Zoo houde ik my verzekerd, dat het Stuk jen ,'t welk ik, in de mynes ondanks ledige ruimte, der voorledene Winterfche avonden, ter verdediging der Memchmogelyke Foorwetenfchap, en der Ster. * 4 ren*  vin OPDRACHT. ren-Vwrzegkunde, als een middel daartoe dienendet, vervaardigt hebbe, by niemand gunftiger dan by u hoog eerwaar de zal ontvangen worden. Dit zal my het dubbele genoegen verfchaflen, om zonder my aan eenigen zweem van eigenbelangzoeking verdacht te maken; Zonder aan iemand eéne kwalyk geplaatfte, of van pluimftrykery agterdocht wekkende hulde te betoonen,allezins naar myïien byzonderen fmaak temogen handelen, en teffens alle zulken onaangenamen uitleg myner oogmerken, als waarvan ik daar even fprak, zoo veel doenlyk te ontduiken. Moge imusfchen deze myne onderneming u hoog eerwaarde en hoog geleerde, by het inzien van dit myn geringe werk, krachtdadig uitlokken, om my in Uwe zoo zeldzaam ledige oogenblikken, het genoeglyke van deszclfs onderzoekopwekkenden ommegang, by aanhoudcnheid en voortgang, zoo veel mogelyk te doen genieten,dan is het dierbaarfte van mynen wensch vervuld. Want hoe aangenaam is het niet, vervoerden verrukt door de fchoonheiden 'cbelangrykederfchuldelooze We • tenfehappen, den aandacht van bemoeijingen aftetrekken, die niet zelden beter aan eene goede en aiwyze Voorzienigheid, dan aan onze zorg zyn toeberrouwd, en welke vooral fchaars berekend zyn, voor hen die gemoedsrust boven invloed verkiezen. De  OPDRACHT. is De Hemel rekke intusfchen nog lange , de dagen van u hoog eerwaarde, en fpare denzelve by de nog fteeds zoo opgewekte Ziel- en Ligchaamskracht en vermogens, om zoo in deszelfs gewigtig Ampt, als dierbaarfte Familie- en Vriendfcrnps • betrekkingen, by aanhoudenheid, op het nadrulckelykfte van nut te zyn, en bovendien zoo vele benydenswaardige Talenten, op Woeker te mogen uitzetten ! Zoo waarlyk moet my het leven aangenaam wezen, zoo lang u hoog eerwaarde my de hand van oprechte gunstgenegenheid, niet onwaar* dig keuren zal, toetereiken. Terwyl ik altoos met den diepften eerbied, en de welmeenendfte hoogachting zal trachten te z}'n: hoog eerwaarde, hoog geleerde heer • Van Uw Hoog Eerwaarde en Hoog Geleerds de zeer Ootmoedige en Dw. Dienaar In Middelburg p. j. convenent clcn i. July 1796. VOOR- •5  X VOORBERICHT AAN DEN LEZER. Jn myne Jeugd, door eene onwederjlaanbare over. helling , in weêrwil van eenen gantsch anderen aanleg, my geoefend hebbende, in de beginzelen der Wiskundige, Natuurkundige en Wysgeerige Kennis, zal men mogelyk my welwillen toevertrouwen , dat ik, in V Wetenfchappelyke, de betoogde Waarheden eenigzins, van bloot e voorönderftellingen kan onderfcheiden, en dat dus de Astrologie, volgens haar uitwendig aanzien, en het gantsch oppervlakkige, V welk my van dezelve bewust was, even zeer by my, als by andere Beminnaars der wezenlyke kundigheden, onder het algemeenevooroordeel lag. Echter by tusfchenpcozingen, deels uit lust tot be-  VOORBERICHT. XI bedryvige Vernufts • Oefeningen, wzm; «if jok en[pel, tefens op het onafgebroken aanhouden van.goede Vrienden en Bekenden, een veeltal'Horoscopen getrokken hebbende, naar den Leertrant van zeker Werkjen, ten tytel voerende : DeKonst van den Astrologist Ludeman ontdekt; En niet kunnende lochenen, dat eenige derzelven veel naauw keuriger trof en, dan ik verwagt had, fpoorde my zulks in eenen later en leeftyd aan , om, volgends den leidraad van uitvoeriger Schriften over de Astrologie, welken my toevallig in handen kwamen, de regels der Ouden, en der vermaarde Meesters van vorige Eeuwen, aandachtiger natevorsfchen. Dit verfchafte my, in ledige uur en, wel is waar, een werk om te zweeten: Maar lust maakt arbeid ligt, en V ging hiermede naar de Spreuk: Trahit fua quemque voluptas: Ieder toch heeft zyn geliefde Speelpop. _ Gaande weg, maakte ik, volgends deze wonderlyke zamengeflelde regels, eenige Nativiteiten op , en vond zulke trefende overeenkom/Jen , diemy hoe langs, hoe opmerkzamermaakten ; Ja de Zelfsvoldoening die my zulks tewege bragt,beloonde my deze indedaadmoeijelyke en infpannende Oefening. Ik kan ter goeder trouwe verklaren, door vele aller n aan ickeu • rigfle uitkomflen van byzonderheden, die my gantsch onbekend waren , en geen hoegenaamd gisbaar voor-  XII VOORBERICHT. voorwerp van myne Combinatie zyn konden, voormy zelve, omtrent de Astrologie, op deze wyze bewerkt, tot een yry wat gunfliger denkbeeld, dan het gezag der tegenwoordige Publieke Opinie vordert, over gehaald te zyn. En het heeft my dikwerf doen wenfehen, na de gelegenheid, om verlichte, onderzoekende, en arbeidzame Vernuften, onderle id van zoodanige kun. digheden, welken de Sterren Voorzegkunst natuurlek moeteti voorafgaan, optewekken, ten einde omtrent dezelve mede, gelyk ik, eenige proeven te doen; Bevindingen met Bevindingen te vergelyken, en dus op meerder gronden van zekerheid, een oordeel te kunnen vellen-. Of de algemeent verwerping der Astrologie, zonder uitzondering, wel zoo wettig zy, dan men zich, mindeoreigen onderzoek, dan op gezag van anderen, gewoonïyk verheelt. Het is immers meer gebeurd, dat oorbare en het Menschdom wezenlyk verlichtende Leerftellingen , gedurende langen tyd, als ydele droomen verfchopt en veracht zyn geworden: Te meer, wanneer zy zich in onhandigheden gewikkeld vonden, die de verwerping derzelvevoetfloots Cchenen te wettigen; Vooral, wanneer deze vet öordeeling telkens herhaald en wakker gehouden wierd, door lieden, op wier gevestigde vermaardheid in IVetenfchap, men zich, zomwylen al te gereedelyk, verzekerd houdt,  VOORBERICHT. xm houdt, niet te kunnen dwalen. > De Leerflel ling van het flïlflaan der Zonne, welke, door de Wysgeeren der verafgelegen/Ie tyden, reeds geopperd en aangehangen was, en die in de dagen van Copernicus, naa eene reeks van Eeuwen voor een harsfenfehim gehouden te zyn, in weerwil van oneindig veel tegenkantens, het hoofd zoo zegepralende heejt opgefloken, moet ondereen veelt al anderen my tot een waarborg dienen. En, om kort te gaan, het is wei'zeker,dat men nu meer dan een paar Ecuwen geleden, het vooroordeel fel en langdurig heeft moeten beftryden, om de buitenfporigheden te verbannen, die de meenigts Enthufiastea en Bedriegers, op naam der Astrologie hadden ingevoerd: Maar zou het daarom volftrekt onmogeïyk zyn, dat men, met yyer en nadruk dit vooroordeel beflormende, ongelukkig, in den drift der overwinning, met het buitenfporige en overdrevene, alle de misfehien wezenlyke nuttigheden der Sterren- Voorzegkunde, onder den voet getreden hadde ? leis, althans wat met deze nederlaag der Astrologie fchynt gepaard te zyn gegaan, behoorden in V oog te loopen. Namelyk het veronachtzamen der Menfchelyke Foorkennis in V algemeen: Even als of der zeiver uitbreiding, zonder eenig nader #»•  xiv VOORBERICHT. onderzoek, zoo niet voor geheel onmogelyk, ten minflen voor nadeelig, en de pogingen tot dat einds als flrafwaardig moesten gehouden -worden. Zoodanig eene zaak eischt,myns bedunkens nadere overweging ; Ten einde de Menfchelyke Kennis niet, tusfchen onnoodige palen, werde befloten, en het vuur tot uitvinden en ontdekken, 't welk ten opzichte van de voorwerpen der Natuur, naar de Ruimte befchouwd, zoo driftig als voorfpoedig is opgeflikkerd, met betrekking tot die zelfde voorwerpen, naar den Tyd, niet geheel-en-al uitgedoofd te zien. Want men zegge niet, dat deze zaak, zoo wel als die der Astrologie, by Slotvonnis der Gezonde Rede, onherroepelyk afgedaan, en door het zegepralende Algemeene Gevoelen bekrachtigd zy. Zou eene merkelyke uitbreiding, van 'sMenfchen doorzicht in de toekomflige gebeurlykheden, niet kunnen afhangen, van eene gantsch toevallige ontdekking of uitvinding, dergelyke van de onverwagte uitvinding der Verrekykers, de ware kennis der Sterrekunde, en van een onbegrensd vak derWaereld naar de Ruimte, afgehangen heeft? En wat althans de Astrologie betreft, zoo lang men haatmet dergelyke Wapenen beflrydt, als waarvan ik de kracht in deze Verhandeling cnderzogt hebbe, zal men hare onbevooroordeelde en belangelooze Voor-  VOORBERICHT. xv Voorflanders den mond niet fnoeren. Zy beroept zich op de Ondervindingen en Waarnemingen der Ouden, die de Regels har er Kunst hebben voort gehragt en op het getuigenis der Gejchiedkundige Zekerheid, aangaande de meenigvuldige allernaauw* keurigfte uitkomfien harsr Voorfpellingen. Dit zyn hare Credentialcn, en niet de Hypothefen en Fooronder ft ellingen, waarop men aanhoudend [maalt, en die flechts uitgedagt zyn, om naar den Leertrant der Ouden , reden van hare Waarnemingen te geven: Derhalven zyn het ook de Waarnemingen en Pr oef onder vindingen alleen,aan welken op een veel bepaalder en omzichterwyze, dan tot heden, nog immer fchynt gedaan te zyn,de echtheid dezer Geloofibrieven moet getoetst worden; En niets dan dit middel kan, myns bedunkens, den twist over de waarheidof 'yalschheidderAstrologie/,?» einde brengen. Redeneringen en gevolgtrekkingen uit befpiegelingen, kunnen evenzeer van wederzyde dw aaien. Kundige en onzydige lieden, die het niet te gering achten, zich alvorens in deze Kunst volledig te oefenen en bekwaam te maken , kunnen en mogen alleen Herzieners, Onderzoekers en Rechters zyn, Dezulken zyn het alleen , die zich in flaat bevinden, naauwkeurig gade te /laan, of de toepasfwg der Sterren-Voorzegkundige Regelen, op de  xvi VOORBERICHT. de byzondere Nativiteiten . omtrent het Toekomende, een waar of valsch getuigenis opleveren. Dus is het onmogelyk haar krachtdadig en bcflisfende te wederleggen, zonder dat men zich alvorens in de Astrologie zelve oef,ene, Ja, zoolang men zich deze moeite niet wil getroosten, fchynt zy gewisfelyk geene onwederlegbare tegenwerpingen te zullen ontmoeten. Men fchynt ook zoo geheel onbepaald niet te mogen fchermen, met het gezag der Algemeene Opinie tegen de Astrologie. Niet flechts eene overgeloovige onkunde, of eene ligtgeloovige Jeugd, maar Lieden van oordeel, ja zelfs Lieden van Geleerd, heid en Studie, zy mogen het ontveinzen of niet, voelen veelal, dien onw e derjiaanharen trek, om min of meer in het donkere Toekomende te fnujfe. len. De zulken raadplegen wel juist ge-en Tooy erkollen , Heidens of Goedergelukzegflers: Maar zy achten het daarom nog niet geheel beneden zich, om met dezulken, die zich als Beoefenaars der Sterren Vwrzegkunde uitgeven, vooral indien dezelve eenige vermaardheid verkregen hebben, te raadplegen. Kortom, de zoo katyvige Astrologie heeft nog heimelyke Vrienden en aanhang genoeg, om de oplettenheid en waakzaamheid derzulken te vorderen, die haar niet gaarne weder ten eenen ma-  VOORBERICHT. xyn male op den alö'uden troon herfleld zagen ; En waarom zouden dan die genen zich fchamen deze Kunst te verdedigen, die nog veel goeds in dezelve meenen te mogen vooronder [lellen? Waarom zou ook de Agiiende Eeuw te verlicht geacht worden, om zich met de Astrologie te bemoeiden ; Daar -zy de Phyfiognomie of Gelaatkunde , die men niet eens als hare Zuster, maar als derzelver Stiefdochter fchynt te moeten aanzien met zoo veel opgetogenheid, nog maar weinige Jaaren geleden , in de Schriften van lava ter, ont' Vangen en toegejuicht heeft? Of behoort'm V oog der hedendaagjche Verlichtheid, de Phyfiogrofr.ie niet ruim zoo zeer, als, volgends hare wyze van zien, de Sterren Voorzeggery, tot die ver flat ene en ver havende Speelpoppen van den Ouden Tyd, Welken reeds zoo onheuglyk lange, in eenenvergeten hoek der Chnldeeuwfche Kinderkamer, hebban leggen ver maffend Neen, het Tydperk, 'twelk, met belangneming, de oude regels der Gelaatkun. de, door lavat er zag opwarmen, en V welk zich bovendien niet gefchaamd heeft, met eenen 2 w k d e n burg te raadplegen, en zyn gemeenzaam verkeer in de Waereld der Geesten, voor gangbare munt aantenemen, behoort, om zich zei ■ ve eenigzintsgelyk te zyn, geen viezen neus opte* * * trek-  jcwii VOORBERICHT. trekken, ever hen die eene Revifie begeren, der Sententie, tegen de Astrologie ge/lagen, door Rech. ters , welken mhfehien, om niet te zeggen vry waarfchynlyk, verzuimd hebben, de zaak volko men naar den eisch , en met eene onbefprokene onzydigheid te onderzoeken. Dit alles by my zeiven overwegende, fcheen het my reeds overlang buiten kyf, dat zy, die gaarne hun vooroordeel, tegen den trek, om iets meen dan uit blote gistingen en Combinatiën mogelyk is, van het Toekomende te weten , bevestigd, en vooral den wensch hunner belgzucht, tegen de Astrologie, door hare onherflelbare nederlaag voltooid zagen, zoo wel als die genen, welken met deze Kunst vooringenomen zyn, een gelyk belang hebben, by het onderzoek, van 't gene ter har er verdediging te zeggen valt, en van de /la kte of zwakheid der Verfchansfingen, waar agter die Veege zich, als nog, omverwinnelyk meent te kunnen verweren. De innemende en nadrukkelyke Verhandeling van ProJesfor ke om, over de Waarde der Horoscoopkunst , nu onlangs in het licht verfchenen en my onder het oog gekomen zynde, konde ik my dan ook niet langer weder houden, om, ziende dit oude gefchil weder op het tapyt gebragi, en het ge. vegt tegen eenen Leeuw, die men reeds voor lans dood  VOORBERICHT. xtx dood acht ede, op nieuw aangevangen, door het ge. meen maken der Tegenhedenkingen, die my ter Verdediging eener Menschmogelyke Voorwetenfehap, en der Sterren - VoorzegHunde, als een middel daar toe, van tyd tot tyd zyn ingevallen, kon het zyn, de onderzoeklust, ten opzichte van het een en andere , uit den flaap te wekken, en. dus, fshoon van eene vlak tegenovergestelde zyde, een zelfde oogmerk, als dat van den zoo even genoemden zeer geachtenHoogleeraar, ter uitbreidinge en verlichtinge der kennisfe, aangaande eene zaak, waar over veel gefproken, en weinig doorgedacht word, te bereiken. Hoe ik nu hierin geflaagd ben, /Iaat ter vrye, en van alle infchikkelykheid ondfhanglyks beöot deeling, van hen, die lust hebben, deze myne Ver* handeling te doorbladeren. Ik vraag geen verfchoo%ing,(of het moest\hier of daar over eer? Taal- of Lettermisflag zyn, die met de gezonde rede niets tefcha/fen heeft:") Niet wegens ingebeelde onfeilbaarheid, of erger lyke aanmatiging ; Maar ik ben te zeer overtuigd, van de waarheid, door den Fratu fchen Hekeldichter boilau d'bsfrëaux, in deze Vaerfen te boek ge/lagen: Un Auteur a genoux, dans un humble preface, Au Lecteur qu'il ennuie, a beau demander grace; * • 2 11  xx VOORBERICHT. II ne gagnera rioi fur cc jugc irrité, Qui lui fait fon proces de plcine autorité. 7 Welk ik, in onze laai, aldus oordeele te mogen overbrengen: Wat baat een' Schryvcr ,dat hy kruipende op de knien, Wan heer by hen verveelt, die zyne breinvrucht 'lezen, In *t ned rig Voorbericht ^enai bidt; Aangezien Zyn Vmms ligt geveld, op V hoogst gezag gewezen. billeen meen ik te moeten zeggen, dat mengaande weg zien zal, om wat reden ik niet zoo kort, en voor een ieder zoo klaar, over aeze floffe, hebbe kunnen zyn, dan ik welgewenscht hadde. Ook moet ik doen opmerken, dat ik de wederlegging der drangredenen, door den Hecre Prcfesfor en Predikant krom aangevoerd, en waarvan ik ''er ge ene, zoo veel ik weet, met flilzwygen ben voorby gegaan, niet in die zelfde volgorden behandele, waar in zyn Hoog Eerw, en Hoog Geleerde dezelve heeft voorgedragen: Hebbende ik gedacht, dezelve, het zy hier en daar tusfehtn het flellige, of meer aaneengefchakeld\ in het wederleggend deel myntr Verhandeling, eene zoodanige plaats te moeten geven . waarin zy naar myn byzonder befïek en meening , op het btvattelylfte konden onder hettoggebragt werden. Ik waarfchouwe dus ook myne Le>  VOORBERICHT. xii Lezers, dat, wie gegrond'over myne Oplosfïng van deze of gene Tegenwerping, of over myne voor gedragene gedachten wil oordeelen , zich de moeite zal dienen te geven, om dezelve in verbandenzamenhang, met alles, wat in deze Verhandeling voorkomt, te befchouwcn, O f nu voorts myne wyze van verdediging en de gedachten, die ik hier en daar opper , volkomen nieuw zyn, is my volflrekt onbewust ik vente dezelve uit,voor het gene zy ter goeder trouwe zyn. Namelyk voor vruchten yan mynen eigen akker. Schoon het daarom zeer wel gebeuren kan, dat omtrent dezelve dengrooten regel yan salomos plaats hebbe: Daar is niets nieuws onder de Zon. Eindelyk, wanneer de lust mogte opwakkeren, om eens van nieuw af deze zaak, van wier waarheid of valschheid verzekerd te zyn , voor het Menschdom even belangryk is, grondig te onderzoeken, en aan naauwkeurige Proefnemingen te toetzeni danwasmyn oogmerk bereikt; V Welk niet is, om de Sterren-Voorzegkunde met geweld aoor te dryven, of iemand hare waardy optedringen; Maar om dezelve wel en rechtmatig te ba oordeelen. Ook zoude ik my in dat geval niet onttrekken, om, tot merkelykeverlichting,entehulp. * * 3 ko<  VOORBERICHT. koming van zoodanig een onderzoek, in eenige Stukjes , by wyze van Tydfchrift , het geheele Syfthema van de Astrologie der Ouden, met alle de daartoe behoorendeKunstregels, zo» als zy door de grootjle Meesters voormaals plegen te worden uitgeoefend, beknoptelyk te ontvouwen. Terwyl de goede Autheurs over deze floffe^n'talgemeen raar geworden zyn, en vooral in onze Moederfpraak. zoo veel my bekend is, volfirektelyk ontbreken Ook ben ik in allen gevalle bereid, des gevergd, en wegens tyd en ingefpannen arbeid, welke daaraan moet worden befteed, op eene redelyke wyze fchadeloos gefieldzynde, aan alle beminnaars van onderzoek in dezen, gelegenheid te geven, tot het nemen van proeven, in hoe verre de Horoscopen, volgens deze regels, door my getrokken, al, of met overëenkomfiig zouden zyn, met den aart en de byzondere lotgevallen der zulken% wier Geboor* teflond en Plaats, my zoo naauwkeurig mogelyk zouden opgegeven worden. ZAAK  XXill: ZAAKELYKE INHOUD. D e Mensch heeft een natuurlyke neiging, tot het inzien van het Toekomende, erj dit onderfcheidt zyne beftemming zeer wezentlyk van die der Dieren . . $ i ~» 3 Aanleiding hier uit, tot het voorönderftellen van Voorteek enen; Maar niet min tot het plegen van groote misilagen, die het nut en de geoorloofdheid, om na Voorwetenfchap te trachten, tot een voorwerp van onderzoek maken . $ 4 — 8 Wat men door zoodanig eene Voorwetentenfehap, die Mensch-mogelyk is, al of niet te verftaan hebbe .... $ 9 — ie Het nut en de geoorloofdheid derzelve,uit de rede bewezen, en allen fchroom en vooroordeel daaromtrent weggenomen. $ n — 16, Dit nut ter loops ondervindelyk aangewezen $ 17 — 18 De zwarigheden hiertegen door gellert en anderen, uit de verwarring en zedelyke werkeloosheid ontleend, weg genomen . , . § 19 — ai Gclvk ook die, uit 's Menfchen gevoeligheid in 't vooruitweten van rampen opgelost , door het plichtmatig verkeer daaromtrent . . . . % aa «• 33 Nader voorftel van 't plichtmatige verkeer no-  xxrv ZAAKELYKE nopens het voorweten van ons Lot, tegen overgefteld, aan het zeifsbedrog der onzekere hope Al vooröndcrftelde men in den Mensch de mogelykheid tot eene volledige Voorwerenfchap, met inzicht in verband en zamonhang; Word tegen gellert (taande gehouden, dat zulks nochzyne Natuur veranderen, noch zyne Vryheid wegnemen zoude 't Algemeene Gezonde Vernuft houdt 'sMenfchen vooruitzicht, in weerwil van alle Sophisteryen, voor nuttig en begeerlyk .... De Heilige Schrift ftélt geene palen aan 'sMenfchen onderzoek van het Toekomende, en zulks is geen treden in den Raad van God , De Sterren Standen, als een middel om iets vooruit te weten, aangemerkt, al Helde men, dat zulks door haren invloed gefchiedde , zoo onderwerpt dit den Mensch aan geen Noodlot, noch onttrekt hem de Troostleer eener Byzondere Voorzienigheid . . . { Sommier van het dus verre bewezene \ Het inzicht in het Toekomende lebynt, zoo uit de aangeborene trek, als door het erkende zoogenaamde Schik lot, een behoefte van 't Menschdom te zyn, en S 34 "~ 38 § 39 — 49 S 51 - « i 6j.  INHOUD. XXV cn hier uit mag men, het beftaan van eenig Wetenfchappelyk middel daartoe, voor waarfchynlyk houden. §66 — 70 Zoodanig eene Wetenfchap dient, daar het inzicht in 't verband der gebeurlykheden buiten on« bereik fchynt, in de kennis van Voorteekenen te beftaan: Optelling en befchryving van eenige Voorbeduidende Wetenfchappen, waar onder de Astrologie de vermaardfte. $ 71 — 77 Overgang tot het onderzoek der SterrenVoorzegkunde; Wettige vooröordeelen in gunst derzeive, uit haren Ouderdom , de Wysheid der Volken en Regeringen, by wien zy in achting was; Klaarheid van Leer wyze; Historifche Algemeene Zekerheid, en Vermaardheid van bevestigde Voorfpellingen; mitsgaders uit de moeite die zoo vele Lieden van Wetenfchap ten haren opzichte hebben aangewend. 78 ~ 8g Onderzoek na den oorlpronkder^j/r*/ö^/fche kennis, en bewys, uit haren eigen aart ontleend, dat zy op de Waarnemingen der Ouden, als op Proefondervindingen rust, welken de The» orien en Hypothefen zyn voorafgegaan; Ook zyn hare Regels niet geboren uit den Afgodendienst der Ouden . . § 86 — 9» Hare voornaarafte en oudfte Thttrie aange- • * ♦ tYg*  ïxvi ZAAKELYKE wezen, en dezelve met de Algemeen* Harmonie van leibnitz overé'engehragt . . . . S 9' *~ i°7 Beantwoording der bedenklyklieden van Profesfor krom. over het gronden van de Voorbeduidenis der Sterren, op eene Harmonie . - . § 108 —• Hf Sommier van het dus verre aangetoonde, opzichtelyk de Astrologie; En overgang tot de Wederleggende Verdediging derzelve . . . $ 117 — 118 Voorafgaande Onderzoek, na de rede van 'tzooplot eling verval der Astrologie^ 119 — 125 Volkomen voordrag: der Leerstellingen, die in deze Verhandeling, aangaande de Astrologie, al, of niet verdedigd, en der 1 egenwerpingen die daardoor afgefneden worden . . $ 126 — 117 Beöordeeling van ludeman, wiens/re« fumtive methode alhier in geenen deele verdedigd word . . % 123— 130 Overgang tot de üplosüng der Tegenwerpingen , en wel eerst algemeen over die, uit de ondervinding van verkeerd uitkomende Horoscopen ontleend §131 — 133 Voorts byzonder, zeker zodanig Horosco op , door Pr of es for krom, uit de Verhandeling van den Tubingfchen Hoogleer aar vvagner aangevoerd, onderzegt en ter toctle gebragt . S 134 —• 135 Am-  INHOUD. xxva Antwoord op de beswaren van Pr of es for k ad Ni - over onder!'eheidene vermaarde en valtfche Voorzeggingen, betrekkelyk Landen en Volken: En nog iets over de Volksvrees voor Cornet en § 136 — 144 Profes for kko m's drangrede, uit het Horoscoop van Christus, doorcardanüs getrokken, overwogen § 145 — I48 Onderzoek of de Astrologie voor valsch moet te houden zyn, al was het volgens des Heeren krom's aanmerking waar, dat'verre de minde baarer Voorfpellingen bevestigd worden. § 149 — 15* Onderzoek der zwarigheden, tegen de toepasfing der Anrologifche Kunstregels, en in de eerfte plaats, tegen het Argument van Pro fes for krom, uit het niet wederkomen der AdfpeSlen, door de Platonifihe Omwenteling . . § 153 — 158 Mitsgaders van die, welke getrokken wor' den uit het eenerleije Lot van hen, die op één zelfde tyd en plaats geboren zyn; uit 't Geval van Tweelingen, en uit het groote verfchil tusfehen de charaélers van ja cob en es au. § 159 — i°5 Als ook uit de Vraag, of die, welken gelyktydig in éénerleije rampen deelen, op één zelfde tyd en plaats zouden moeten geboren zyn . . §266—171 Antwoord op de Vraag van den Heere krom,  xxvin ZAAKELYKE INHOUD. krom, waarom de Astrslogisten zelve, hun Lot niet voorzien, om ge« dreigde onheilen te ontwyken: En ovcreenbrenging dermogelykheid, eener zedelyke verbetering, en van gevaar-ont« wyking, met den aart der zekerheid van de Astrologïfcht Voorfpellingen. $ 172 — 177 Satans invloed op de Voorzeggingen uit de Sterren tegengefproken . . $ 178 184 De geopperde byzondere gedachte van den Ileere krom hieromtrent, met deszelfs aangevoerde geval uit b r a k e l , Vrymoedig beoordeeld. . §185 — 100 Oplosfing der zwarigheden uit de Heilige Schrift aangevoerd . . . § 191 — aoo Onderzoek wat, en in hoe verre iets ten gunfle j\ an de Astrologie, zoo in v ergelyking der Droombeduidenisfen, als op zich zeiven befchouwd, uit eenige* Schriftuurplaatfen, fchynt afgeleid te worden; Mitsgaders invallende gedach ten over Pf. XIX vs. a . . § 101 — ai© Vlugtige aanwyzing, dat de Astrologie, éven als andere Wetenfchappen, tot ftichtelyke overdenkingen aanleiding geven kan . . . § aio — ait Slot dezer Verhandeling, onder aanmerking, dat men zich door de befchimpers der Astrologie, van haar onderzoek niet moet laten afi'chrikken . . § 213 — 214 PROE  PROEVE EENER BEÖORDEELING DER MENSCHMOGELYKE VOORWETENSCHAP, EN DER ALOUDE STERREN- VOORZEGKUNDE. S i< Dat 'er eene vry'algemeene neiging en onwederftaan* bare trek onder het Menschdom heerfcht, om het Toekomende intezien; Eri dat by de meeste der ftervelingeri een nieuwsgierig verlangen plaats heeft, om, het zy de gevolgen van tegenwoordige of voorledene gebeurenisfen; hetzy den uitflag van onderneemingen; hetzy de ontwikken lingvan lotgevallen, waar in men belang ftelt, te weten; fchynt my toe eene ondervinding te Wezen, die onder ons Menfchen geene uitzondering gedoogt, dan, naarmaate iemand vernufteloos, woest en onbedachtzaam, janaderende tot den kring van het Bccstcndom, daarhenen leve. A Wat  S PROEVE OVERDÊ S 2. Wat is toch anders de zorg, die zoo onaffcheidelyji tot den kring der Menfchelyke huishoudinge behoord * dan eene redelyke, fchoon veelal onrustige bedoeling Van ons toekomftig lot, gecvenredigt naar de gisfing, die wy over onzen aanftaanden, en voor ons waarfchynlyken toelïand, maken? S 3- Het rust dan' op den besten grond van zekerheid, dat de Mensch met eene natuurlykc trachting behebt zy „ om zich over het Toekomende te bemocijen; En men zou het 1'chier durven wagen, vasttcftellen, dat deze* bcmocijing met het Toekomende, zoodanig een uitvloeitel van onzeu wezensftand zy, 't welk onze huishouding van die der Dieren onderfcheid en boven dezelve verheft: Immers, voor zoo verre men de fchynbaarö voorzorg der Mieren, en fommiger andere Ichepzelen, niet aan beredeneerde vooruitzichten, maar aan zonderlinge en ons tot nog toe gantsch onbekende Inftinften , of kunstdriften, gewoon is toetefchryven. § 4- Indedaad, deze eigenfchap des Menschdoms , zou onzen Itand, myns bedunkens, veel onaangenamer maken, dan die van het redenlooze Vee Cwyl toch het toekomftige lot van een iegelyk onzer, ondanks alle onze zorgen, volkomen zeker, fchyntvastgefteld, en voor beftemd te wezen) indien dezelve het vleijende voor* oordeel niet in ons verwekte, dat onze beftemming niet Hechts  stf ERRÊN-VOORZEGKTJNDë. 3 flechts voor een ftip des tyds, maar voor de Eeuwigheid zy. — Dan diczelve eigcnfchap, om zich met het toekomende tebemoeijen, moet ook vry waarfchynlyk, al vanouds, aan hen die dit zoo gemeenzame ftuk overdachten, de bclangryke vraag hebben ingeboezemt: 01' 'er in de Natuur niets voorhanden zoude zyn , 't welk ons zekerder, en onmiddelyker, dan onze gewoone gisfingen en combinatiën, van het, voor onze Huishouding, irt *t algemeen zoo belangrykeTockomende,verwittigen kou? § 5. Hongeren wy, de Natuur, of liever de goede Voorzienigheid heeft ons van voedzel—, en zoo wy tbriten van lafenis voorzien: Immers wy vinden zulks als wy 't zoeken. Doet ons de zomerhitre na fchaduwe verlangen, wy vinden fchaduwe. Nypt ons de koude, wy vinden inidekl om ons te verwarmen, of de koude teontwyken. Dergelyke voorziening der Natuur hebben wy met de Dieren gemeen: Maar wy zyn Menfchen; Wy hebben in onze, van de Dieren zoo mcrkelyk onderfcheiden, huishouding, het algemeene verlangen, om het toekomende te weteli; Om het zeker te weten. Het fchynt ons in velen, zoo niet in allen opzichten, een. behoefte. — En ele Natuur zou niets dddrftellen, om aan die blykbaare behoefte voor onzen wezensftand te Voldoen, dan alleen, onze onzekere gistingen ,onze zoo dikwerfverydeldc combinatiën! Dit komt onwaarfchynïyk voor; Dat zou ftrydig fchynen, met het zoo algemeen milddaadige plan der Natuur: En het zy dan, dat zulk eenen inval, in het wezen der zaake , aan eenige  4 PROEVE OVER DE tegenfpraak zou kunnen onderhevig zyn of niet: Niemand zal, myns bedunkens, dezelve voor geheel en al buiteniporig houden. § 6. ^ Wat dan ? Hetzy fchreeuwende behoefte, hetzy berispelyke of geoorloofde, maar altoos onwederftaanlyke nieuwsgierigheid: Men is van ouds op de niet onnatuurlykegedachte gevallen, dat 'er ten miniten wel eenige Voorteekenen, in de waereld, voorhanden dienden te zyn, waar uit de Mensch, zoo niet alles in zyn verband en zaamenhang, immers wat meer van het Toekomende, en met meerder zekerheid, dan uit zynegislingen en combinatiën, kon te weten komen. S 7- Onrustige verlangens zoeken voldoening; Is het niet in het vatten van de verlangde zaak zelve, 't is in het gretig omhelzen van heure Ichaduwe, beguichcling en bygeloof. De bedrieger vind belang en baat, by zyn bedrog. Van daar, by alle Volkeren des Aardbodems, geeneuitgezonden, en uitallerleijc misièlykeenbefpottelyke voorbeduidièls, den Wichgelaar, den Waarzegger geboren, ja dezulken verwekt, die om het lompe bedrog, waarmede zy over den Geest vau't lichtgelovigs Menschdom heerschten, elkander zonder lagchen niet fclienen te kunnen aanzien. Lieden, die ondertusfehen hoogmoed by eigenbaat voegende, zich weldra als Godheden, of die gemeenzaam met hoogere Wezens omgingen, deden ontzien; Valfche eerbied en vreeze voor Goden  STERREN-VOORZEG KUNDE. 5 den en Geesten, die nergens dan in hun bedrieglyk voorgeven beitonden, inboezemende; gantfche Volkenvan het fpoor der rede verleidende, en wat nog verder ging, aftruggelende, van den waaren dienst van God! Ja, wie weet, of het misfchicn uit de Aloudheid niet zoude kunnen betoogd worden, dat de trek, om zich van het Toekomftige onderricht te zien, en de gelegenheid tot bedrog daar uit outftaande, de eerfte aanleiding tot Afgoderye gegeven hebbe. Ziet daar dan ook tellens van ouds deze bcdrieglyke, verleidende, verderfelyke Waarzeggerye , niet zonder de billyklle rede, het voorwerp der berisping van alle welmeenende Zedebaazen; Het voorwerp der verfoeijinge in Gods woord, en de aangekondigde grond - oorzaak, van geduchte oordeelen, over gantfche Landen, vol van dergelyke bedriegers, en dergelyke bedrogenen. $ 8. Maar zou ook van daar, die huiverigheid niet kunnen oorfpronkclyk zyn, welke, zoo wel de Wysgeerige Zedemeesters als den Godgeleerden, tegen dien natuurlykeu trek, om van het Toekomende verwittigd te worden, ftceds vry algemeen hebben trachten inteboezemen, even als of het willen inzien, in het gene te gebeuren ftond, op zich zei ven befchouwd, een misdryf, eene zonde zoude uitmaaken? Dit is zeer mogelyk, naar myne gedachte : Dan in dit geval, zou men voorzeker daar tegen kunnen inbrengen, dat men uit het fchrikkelykfte misbruik van eene zaak, tot het gebruik, niet belïuiten kan, En zal hier dus het ftuk wezentlyk beflischt A | wor»  5V PROEVE OVER DE worden, zoo zou moeten blyken, dat het onderzoek naj het Toekomende, noodzaaklyk en onvermydelyk tot dwaling vervoerde; Dat de gezonde rede daar tegen inliep, en zulks berispelyk maakte; Dat 'er geen nut in ftak, of dat zulks aan onzen wezensftand, uit den aart der zaakc, meer nadeel dan voordcel moest toebrengen-, Of dat de Godsdienst-plichten hier tegen aandruischten; Of dat de Goddelyke Openbaaring, dit onderzoek op zich welven, of in zyne onvermydelyke gevolgen afkeurde. Doch dit ftuk eischt nader overleg; En het zal, zoo als in de meeste gevallen, ook alhier mede aankomen, op de Redenkundige leuze: Die wel onderfcheid, du oniierwyst wel. S 9- Men moet derhalven, vooraf, het volgende niet uit 'het oog verliezen. Tot de VoorwetenIeiiap van alle gebcurejiisfen in 't gemeen, en die onzer lotgevallen in het byzondcr, met derzelver oprzaaken, in hun verband enzamenhang, zou voorwaar geen zier minder gevordert worden, dan de kennis der betrekkingen, en verknochtheid , van dat wonderbaarlyke inmengfel van groote f n geringe Werkbeginfelen, door welke ieder gebeurenis volkomen zeker word bepaakl. Kortom, drt zou *!e kenuis van geheel den Nexus rerum, het verband van al het gefchapene, en dus indedaadt een oneindig veiltand vooronderftellen. Des behoeft het niet gezegt te worden, dat na dergelyk eene kennis teftreven, voor alle Eindig Schepzcl, eene vermetele, vruchtciooze, dwaaze, en dus volltrekt ongeoorloofde poging wezen zou-  «TERREN-VOORZEGKUNJQE. 7 zoude. — In dit opzicht is en blyft dan ookhetToeko* mende voor ons, niet alleen, eenen duisteren Spiegel, maar eene Verborgenheid ; En alhier geld dan op het krachtdadigfte de les: Ne fcire veile quod Magijler Optimus Docere non vult, erudita infcitia eft. 't Welk Ncderduitfche Dichters aldus vertaald hebben: „ Onkundig willen zyn , van V geen het wys beleid „ Des besten Meesters zwygt, is wyze onwetenheid. Ja de klem van alle die Bybelplaatfen, waar in de verborgene dingen, byoiitfluiting, aan het Opperwezen worden toegekent, fchynt ook ten dezen van de alleronmiddelyktle toepasfing. § 10. Maar de ftukswyzc Voorwetenfchap, van deze of gene zaaken , waar by wy belang hebben, fchynt, daarom in zich zelve niet onmogelyk. — Wat ongerymdheid is 'cr toch in, dat een Wezen, van wiens kennisuitbreiding niemand de palen aanwyzen kan, een genoegzaam ftuk van het verband der zaaken zoude kunnen leeren inzien , om eenig gebemiyk voorval, niet in een volledig, maar in een, ten zynennuttigengebruike, genoegzaam denkbeeld van hetzelve, vooruit te kunnen weten? Wat ongcrymdheid heerscht 'er tog in, dat eenige groote Gegevene,hetV©orltel vaneenVraagftuk des toekomenden tyds, na genoeg tot onsbyzonder gebruik, zouden kunnen oplosfen? Jawatongerymdheid zou iemand zien , in de ondervindelyke waarneming der natuurlyke Vocrteekeneu vangebeurenisfen,al ware A 4 het  8 PROEVE OVER DE het dat men geen het minde verband, tusfchen het Voorteeken, en de daar op zeker volgende Gebeurenis, inzien kondc? Of durft iemand met grond ftaande houden, dat 'er geen Voortcckcnen in de Natuur kunnen aanwezig zyn ?—Wanneer wy dus, in deeze Verhandeling, de uitbreiding der Mcnfchelyke Voorwetenfchap zullen pogen te verdedigen, dan bedoelen wy geenzins zoodanig eene volledige, welke een volkomen inzicht in den faamenhang der dingen geeft; Maar wy hebben het oog, op eene ftuki wyze kennis van toekomende zaaken , met zoodanig eene toereikende maate van naauwkeurigheid, en zulk eene zoort van zekerheid, als in "s Menichen tegenwoordige huishouding , ten zynen nuttigen gebruike, wénfchelyk fchynt. § ii. Want dat zoodanig eene Voorwetenfchap, voor zoo verre dezelve maar eenigzins onder ons bereik vallen kan, onfchuldig, geoorloofd en nuttig zyn moet, fchynt middagklaar uit dezen algemeenen ftokregel voortrevloeijen: Dat alle uitbreiding van kennis aan een redelyk Wezen geoorloofd en nuttig zy. Dan, wie zou denken dat zulk eenen grondregel tegenfpraak zoude lyden ? 't Is echter zoo» De ontdekking van het Toekomende, zoo ftukswyze als wy dezelve bedoelen , behoefde maar een infpannend werk te wezen, om de zoodanigen die hetzelve ten halven hadden laten fteken, en echter gaarne daar over oordeelen wilden, te doen uitroepen, dat zulks eene ydele en vergeefl'che poging ware. Deze voor-  S TE RRENr VOORZEG KUN DE. 9 voorbarige moedeloosheid moest haare veifchooning zoeken, achter eene voorgewende ongeoorloofdheid, van dergelyk een onderzoek; En weldra, wierd, door lieden van invloed op den Algemeenen-Denktrant, de zaak voor zoo nadeelig als misdadig uitgekreten. Anderen hebben de berispelykheid der uitbreiding onzer Voorwetenfchap, met gewaande troostgronden, wegens het gemis van inzicht in het toekomende, trachten aantedringen, en daar door den natuurlyken trek en redelyken wensch, om vooruit te zien, trachten te ftillen en uittedooven: Terwyl ook zelfs verfcheiden welmeenende Onderzoekers, en vooral gemoedelyke Christen Wysgeeren, zich ter goeder trouwe, door deze uitvluchten hebben laten verrasfèn;Wcggeileept zynde met den llroom dezer voorgevens, die in den eerften opflag veel fchyn hebben. Dit maakt, dat men in eene klaare zaak, tegen wil en dank, langwylig zyn moet, om alle deze foort van ftruikelblokken uit den weg te ruimen; Hier en daar Sphynxen - raadzels te ontknoopen, en met dc Rede, eenen beteren draad als die van Ariadne, dezen Cretenzeren Doolhof door te wandelen. Alles wat ondertusfchen hier in te bejammeren valt, bettaat niet alleen inde langwyligheid, enomflagtigheid, diemynenvoorgeltelden taak daardoor vcrkrygt; Maar vooral hierin, dat men van de aangename taal des gemcenen levens, de taal die een iegelyk verftaan kan, in deze Verhandeling moet afwyken, om veelal den droogen en afgetrokkenen fpreektraut der Wysbegeerte, en der Scholen, al zintwistcnde te bezigen. AS Wy  10 PROEVE OVER DB § 12, Wy zyn dan in de eerfle plaats verplicht, de geoorloofdheid en nuttigheid der uitbreiding van 'sMenfchen Kennis in Voorwetenfchap, eens wat nader in oogenfchouvv te nemen. — Wat de geoorloofdheid en nuttigheid der kennisuitbreiding in het algemeen betreft; Ik geloovc niet, dat iemand van eenen gezonden zin dezelve immer hcbbc tegcngefproken, ofhet zou in een fchertfend Hekelfchrift moeten geweest zyn, om 'er des te meer de waarheid van te doen gevoelen. Want zy, die lust hebben om Paradoxen ftaandc te houden, komen hier even min in aanmerking, als die, welke, of zelf een dwalend bygeloof voeden, of belang by het blinddoeken betoonen te hebben. Buiten dezulken, word het voor de natuurlyke bcftemmmg van een rcdelyk We • zen aangezien, zyncn Wezensknng, door toeneming in allekcnnis, uittebreiden, en teffens daardoor zynen ftand volkomener te maak en. De groote DuitfchenWysgcer en Hoog]eeraar Tf'olff, bepaald daarom, in zyn Voorbe. richt van de Philofophie, geplaatst aan het hoofd zyner Redekundige bedenkingen, over het Vermogen van het Menfchelyke Verfland § i. 8. 9. de- Wysgeerte te ■zyn, eene Wetenfchap van alle mogelyke Zaaken; Niet om dat wy immer tot zulk eene uitgebreide kennis van het Mogelyke geraken kunnen; Maar om de kennis binnen geene onnoodige palen te fluiten; ., Waar door„ (dit zyn 'sMans eigen woorden) velen belet worden, „ om de zaaken verder en verder naar te fporen, en vele nuttige Uitvindingen achter wege blyven; Gelyk de „ voor-  STERREN-VOORZEGKUNoE. ïf „ voorledene tyd genoegzaam aangetoond heeft; toen men geloofde, dat Ariftwles den hoogften top, die „ het menfchelyke vcrfTand bereiken kon, beklommen „ had."— Wy moeten dan by geen hoegenaamden trap van gevordertheid in kennis ftilftaan; Maar veelmeer, als wy penen groten weg in de Wetenfchap afgelegd; hebben, en zien, welk een oneindig pad 'er nog afteleggen zy, daardoor tot die nederigheid overgehaald worden, wejke den waaren Wysgeer voegt, en kenfchetst. S ï3» 't Is wel zeker, dat die maate van kennis, waar toe het Menschdom immer, geevenredigt aan zynen we* zenskring, komen zal, door den Schepper beperkt is; En om deze rede mag den Wysgeerigen Engclfchen Dichter Pope, in zyn treffelyk Poëma, vermaard onder den naam van Proeven over den Mensch, met recht zingen: Heav'n hides ■Pr om brut es what men, from men ithat fpirits hwv. „ De Hemel bedekt voor de Beesten, wat aan den „ Mensch bekend is, en voor den Mensch, dat gene „ wat de Engelen weten." Maar nimmer, noch nergens isons, op 's Hemels onfaalbaar gezag, de Grenspaal van ons onderzoek, of van de uitbreiding des Menichelyken Vernufts aangewezen. En dit fchynt een ftilzwygend bewys opteleveren, dat het Opperwezen, de uitbreiding onzer kennis, zoo ver zy in #113  IS PROEVE OVER. DE ons vermogen is, althans in geenen deele afkeurd, of voor iets berispelyks} acht. — Dan, wat nu aangaat de geoorloofdheid en nuttigheid der uitbreiding onzer kennis , ten opzichte van het toekomende: Zoo laaf ons de gezonde rede raadplegen, en eens vraagen, waarom het toch meer berispclyk zoude zyn, de kennis der dingen, welken in de Natuur buiten ons vqrftand beftaan, naar den Tyd, zoo ver als naar de Ruimte voorttezetten ? Alle toeneming in kennis van 't Heelal, naar de Ruimte, word toegejuicht en aangemoedigt. Men zegend de uitvinding der Verrekykers en Thelescopen, die ons, zcdert geruime derdehalve Eeuw, in ftaat gefteld hebben, de Maanen der Planeten Jupiter en Saturnus te ontdekken; Sterren aan den Hemeltrans te zien, en te ondericheiden, waarvan wy voorheen niets wisten; Een nieuwe Planeet in ons Wacreldtelfel te ontdekken; Dq afftanden van Zon- en Dwaalfterren te meten. En na alle deze vorderingen, in dingen, die zoo veel Eeuwen -aan het Menschdom verborgen geweest zyn, ja die in *t gcdichtfel der gedachten niet waren opgekomen, blyft men nog niet ftilftaan: Men tracht de onbegrensde loopkringen der Comecten opteipeuren; Men poogt verichilzicht op de vaste Sterren te vinden, en dus hunnen afftand te berekenen, om met dien maatftok dieper dan den Melkweg doortedringen. Niemand zegt, houd op vermetel en nieuwsgierig Sterveling! Onderwind U niet, de Grenzen der Scheppinge optefpeuren! De Natuur, tot in 't oneindig kleine of groote, ftaat U niet vry te doorfnuffelen! Niemand roept hem toe, laat af, gy wild in Gods verborgenheden dringen! Zoo-  STERREN-V00RZE GKU NDÏ. 13 Zoodanig eene kreet mogt, over eenige eeuwen, de gemoederen hebben afgefchrikt: Thans denkt'er geen rcdelyk fchepfèl aan, om iets, waar toe zyn onderzoek maar eenigzins genaken kan, voor eene verborgenheid Gods aantezien; En zynen wectlust zou zich uitftrekken, tot aan de eindpalen van 't Heelal, indien het mogelyk waare, eenen toegang tot dezelve te openen; Ja ook nog aldaar zoude hy over de Heining willen henen zien. § 14' Alzoo is het met de voortzetting onzer kennis, naar de Ruimte, dat is, naar de onbeperkte grootheid en kleinheid in de Natuur gelegen. Zelfs zyn wy niet te vreden,een Hiftoriefche kennis van de dingen te hebben, zoo als zy nevens elkander beftaan; maar wy zoeken, zonder de minfte vrees, van daardoor misdadig te zyn, na de orden en de wyze op welke zy faamenhangen, en hoe zy de voldoende rede van hun aanwezen en van hunne wyze van zyn, in elkander vinden. Waarom zouden wy dan nu meerder afgefchrikt zyn, van de uitbreiding onzer kundigheden naar den Tyd? Waarom zouden wy ten minften, ons onderzoek daaromtrent, niet even naarftig aanwenden ? En waarom zouden wy toch daarin iets het geringfte berispelyks vinden ? In het denkbeeld van een onderzoek der Natuur, naar den Tyd, dat is, zoo als de dingen, welke beftaan, op elkander volgen, ligt immers hoegenaamd geen meerder ongenaakbaarheid, als in dat der Ruimte opgeiloten; Daar is immers niets in, dat ons meerder ontzach uit zyn eigen  t4 proeveovkrde gen aart zoude moeten inboezemen, dan in het onderzoek van alle die dingen, die wy daar even opnoemden. Beide, Ruimteen Tyd, indien zy iets wezentlykswa« ren, zouden gefehapene wezens zyn, en dus fchepfelen, omtrent welken het ons buiten kyf geoorloofd is > ons onderzoek in 't werk te itellen. Maar zedcrt de" Wysgeertc van Leibnhz en Woljf, is men vry algemeen op de gedachten gekomen, dat noch de Ruimte, noch de Tyd, buiten ons Verftand, dat is buiten onze wyze van voorftellen en befchouwen, eenige hoegenaamde aanwezigheid hebben; Dat de Ruimte niets anders is, dan het denkbeeld,'t welk in ons geboren word, alswyonsdc Orden der dingen die tcgelyk aanwezig zyn, voorftellen ; En dat de Tyd alleen in onze wyze van befchouwen, van diezelfde dingen, naar de Orden van hunne' opeenvolging beftaat: Doch dat buiten dit afgetrokkenö denkbeeld, noch de Ruimte, noch de Tyd, iets wezentlyks vooronderftellen; zoo dat beiden deze voorwerpen, in het Verftand van het Goddelyke Opperwezen, een louter niets zyn. Hoe men het nemen wil; Ruimte en Tyd, hebben geen de minfte verhevenheid of Waardigheid boven elkander, en de dingen, die op elkander volgende, den Tyd uitnmken, hebben niets,"t welk hun onderzoek ontzaglyker zoude doen fchyneni dan de dingen die tcgelyk beftaan, en de Ruimtefaamenftellcn, of vervullen. — Dc Ruimte heeft drie afmetingen, Lengten, Breedten en 1 Hcpten. De Tyd fchynt ook afmetingen,- edoch maar twee, te hebben; namelyk 't Voorlcdenc en het Toekomende, waarvan het Tegenwoordige de uiterfte eindpaal is, even gelykhet Punt  STÈRREN-VOORZEGKUïNDE. 15 Punt zulks is van de Ruimte. Toond dit alles niet eene gelykvormigheid,t welke, ver van de onderzoeklust aftefchrikken, dezelve moet aanmoedigen, om even zoo zeer, in het gene de beide Afmetingen van drcf SicjKc-.  STERREN-VOORZÏGKU NOS. 2g S ar. Ten anderen houden even zoo min, naar myn gedachten, die Drangredenen fteek, welken aangevoerd worden, uitliet zedelyk verkeer, omtrent iemands vooruit geweten Lotgevallen. Zoo wil, onder anderen, denzeiven zoo innemenden Schryver Gellert, dat indien iemand wiste, wat hy in de waereld worden zoude, zulks hem dikwyls, de gelegenheid /oude doen verzuimen , om zich daartoe bekwaam te raaaken. Doch, zoo zeker het is, dat zoodanig iemand tot dezen of dien Stand komen zal, zoo zeker zyn ook alle de middelen, Waardoor hy tot dien Stand zal geraken. Op gelyke wyze brengt men in 't midden, dat wanneer een Staatsman vooruit zag, hoe hy door eenen voor het Algemeen allerheilzaamften maatregel, zich een zwaar onheil of zelfs den dood zoude op den hals halen, hy dezelve, tot groote ondienst van den Staat, veelal zoude achterwege laten. Ik beken, dat dergelyke invallen by lieden, die, pf door verrasfmg, of door gewoonte, de zaak niet indenken, veel ingang vinden moeten: Maar wysgeerig bekeken, zeggen zy minder dan niets. Want als des Staatsmans ramp, of dood, zeker is, dan zyn ook de middelen daartoe even onfeilbaar, en dan zal, wanneer dien maatregel een dier middelen is, dcnzclven ook gcwisfelyk niet achterblyven, S 03, Ja maar," hoe zal men het ftellen met de aandoenlyk£ s heid  9ö PROEVE OVER. DE heid van 's Menfchen Natuur ? Zou een toekomftige ramp, die de Voorwetenfchap hem als zeker bekendgemaakt had, den Mensch niet deerlyk ongelukkig maaken, lang voor het oogenblik, waar in hem anders dezen ramp moest overkomen ? Dit is eene bekommering die by vele lieden veel afdoet. Evenwel, zonder in Voorbeelden te treden, wyl die my al te breed zouden doen uitweiden,durf ik het wagen, hierop algemeenlyk in dezer voegen te antwoorden. S 23. Indien iemand, zoodanig eenen zekeren enonvermydelyk toekomltigen ramp op zich zeiven, vooruitzag, die voor hem de geduchtfte en onherftelbaarfte gevolgen zouden hebben, welke zelfs niet eindigen zoude, dan in zynen dood; Dan wil ik niet ontveinzen, dat zulks, op het oogenblik waarin zoodanig Lot aan iemand bekend wierd, eene zeer wreede uitwerking op hem zoude hebben, en wel, naarmaate hy aandoenlyk ware. Dan, op het allerergftegenomen, zou hy, in het oogenblik van deze bekomene kondfchap, zoo veel lyden, als hy, in onbewustheid van zyn Lot, anders, op het tydftip dat de ramp zelve hem wezentlyk overkwam, zoude geleden hebben . Maar wat zou waarfchynlyk de Natuur, die geftadige behoedfter van heur eigen zelve, in de mee.'te gevallen doen, indien'er flechts een tamelykvakvan tyd, tusfchen de bekomene kondfchap en de Gebeurenis zelf, plaats hadde? Hetongelukzou by lange na zoo zwaar niet treffen, op het oogenblik dat het voorviel, dan wanneer het  STERREN-VOORZECKUNDE. &? het op dien tyd onverhoeds gekomen, en ingewikkeld ware, in een veeltal by vallende omftandigheden, waar van de overrompelende voorftelling, de droefheid en fmert, uit den aart der zaake zouden moeten vergrooten. Waarom? De Mensch zou zich tot deonfpoedhebben voorbereid. De herhaalde peinzing op het verwachtte ongeval, zou den Geest z«o gemeenzaam daarmede gemaakt hebben, dat de Gebeurenis zelve, haare grootfte akeligheid, en felften angel daardoor zoude verloren hebben; En op zyn ergst genomen, zou de langheid van tusfchentyd, in omgekeerde rede ftaan, totdegroodieid der fmerte: Want als het zelf bedrog der hope, den Mensch ontnomen word, dan mag 'er eenoogenbbk van wanhoop zyn, maar die geweldige hartstocht, is zoo ftrydig met zyne gefteltenis, dat hy, of daar onder bezwykt, of zy is kort van duur; En deze ftorm voorby zynde, word den Geest bedryvig, om zich denonvermydelyken ramp zoo draaglyk te maaken, als hem mogelyk zy. Hier uit volgt van zelve, dat hoe verder het oogenblik der Voorwetenfchap, van het tydftip der Gebeurenis, af ware, hoe minder het voorziene ongeluk treffen zoude. En wanneer iemand iets onaangenaams, 't welk hy met zekerheid te wachten heeft, als nog zeer ver af kan befchouwen, dan geeft hem zulks veelal nauwelyks eenige aandoening , op den tyd dat hy zulks te weten komt; Hy fteld 'er immers gemeenlyk dat belang niet in; Daar niet zelden zoodanig een belang, nog veel van tusfchenkomende Gebeürenisfen af hangt. Dus wind men by de Voorwetenfchap van eenen tegenfpoed, die nog ver af ia, aan twee kanten; Het oogenblik der eerfte ont- wa>  a8 FROEVE OVER DE waring, dit de zaak t'eeniger tyd gebeuren zal, geeft alsdan weinig aandoening, en de lange tusfchentyd van voorbereiding, maakt het oogenblik derwezentlykevervulling buiten kyf draaglyker. S H- Indedaad, in rampfpoeden die men niet vooruit geweten heeft, gaat het gemeenlyk naar het fpreekwoord: De fchrik is 't meeste: Duizende voorbeelden, en even zoo veel bewyzen, zyn 'erdagelyks inhetgemeene leven; Dat de weldadige Natuur ons het felfte, en in de verbeeldingskracht als 't waare onöverkomelykfte leed, als het ongeval voorby is, doet flyten, en niet zelden geheel vergeten. Waaruit toch ontftaat dit anders grootendeels , dan , doordien de geest zich gemeenzaam maakt, met het denkbeeld der onherroepjykheid van het gene als dan reeds gebeurt is ? De voorkennis der volftrekte zekerheid en onvermydelykheid, van iets, dat nog gebeuren moet, is in het wezen even zoo onherroepelyk, als of het reeds gebeurt ware; En indien 'er dus, Hechts een genoegzaamen tusfchcntydplaats hebbe, waarin den geest zich aan het denkbeeld van die oqherroepelykheidkan gewennen, dan moet, dunkt my, uit geJykheidvan oorzaak, eene gelyke uitwerking volgen. % =5. Maar gefteld, de tusfchentyd tot die gewenning ontbrak ; Een Ipocdig aannaderend ongeval had zich, niet dan  STERREN-VO ORZEGKUNDE. SQ, dan kort te voren, door de Voorwetenfchap bekend gemaakt: In dat geval heeft de Voorwetenfchap, den tyd der fmerte dan ook niet merkelyk kunnen verlengen. Maar boven dien; Is het dan nog onmogelyk voorden Mensch, dat plicht en rede, in dien korten tusfchentyd, zouden doen, wat anders de gewoonte ineen langertydbèftek doen zöude? En indien de zekere Voorwetenfchap van de zwaarfte ongelukken algemeen wierd, zou waarfchynelyk het dikwyls herhaalde voorbeeld, eener rcdedelyke, plichtmatige,getrooste, bedaarde en kloekmoedige irtyvachting defzelve, als by ondervinding nuttig gebleken, en alom als verltandig geroemd, (want tusfchen dit, en verharding door Stoïfche ongevoeligheid, is een groot verfchil) vele navolgers maaken; En des te zekerder: Wanneer een redelyk en gemoedelyk inzicht, in het nut der Tegenfpocden, eens hier bykwame: Waar toe eene zekere mate van Voorwetenfchap onzer Lotgevallen, naar allen fchyn, niet weinig zoude medewerken. S aö. Dan, dus verre redeneerden wy maar, pit het gene 'sMenfchen aandocnlykheid zoude wedervaren , dooide volkomene verzekertheid van een toekomttig Ongeval op zich zei ven, en in hctafgctrokkencbefchouwt: Maar als de Voorwetenfchap hem ook eens teffens te kennen gave, hoe verflandig en roemwaardig hy zich, in dat onheil, zoude gedragen; Welke gevolgen hetzelve voor hem zouden hebben; Welke zedelyke uitwerkingen; En hoe  30 PROEVE OVER DE hoe hy in 't eind het leed zoude te boven komen: Daö zou 'er wellicht, door zoodanig eene Voorwetenfchap, iets aan hem bekend worden, 't welk dan eens deze of gene hartstocht, dan weder zyne redelyke begeertenszoude vleijen. Denkelyk, kortom, zou men over het algemeen de bevestiging zien, van het Franfche Spreekwoord : h Quelque chofe, Malheur est bon. 't Welk ik aldus vertale: De Tegenfpoed Is voor 't een of ander goed. Waardoor ongetwyffeld, de aandoening, by het beko-. men der Voorwetenlchap van eenig ongeval, merkelyk verzacht en geftilt zoude worden. Ja om eens nog wat ernftiger taal te fpreken: Wanneer de Mensch op deze wyze, een meer aaneengefchakeld verband inzag, tusfchcn het geen hem overkomt, en de eindens waar toe zulks moet dienen; Hoe luisterryk zou dan den Weg der Voorzienigheid, nu niet zelden voor ons zoo duister, oogenblikkelyk, by alle ontmoetingen, in het gunstigfte en troostrykfte daglicht, ten voorfchyn komen; En hoe veilig zou men niet zyn, tegen de verrasfmg, tegen de overrompeling, van murmurerende invallen. § «7- Nu fpreken wy niet eens van de gelukken, voorlpoeden en aangenaamheden van ons leven, die d e Voorwetenfchap aan onze nieuwsgierigheid zoude openleggen, en die niet zelden een toereikend tegenwigt, van onze rampen zouden opleveren. Maar wy kunnen van deze fteï-  STERREN-VOOR ZEG KUNDE. SI ftoffeniet afftappen, zonder in 't vcorbygaan te doen aanmerken, dat de bekommeringen, van den hier voren reeds aangehaalden Wysgeerigen Dichter Pope, niet op volkomen onbetwistbare gronden (leunen, wanneer hy in zynen eerften Brief van de Proeven over den Mensch, onmiddelyk verbonden , met zyne hier voren aangehaalde Dicht-Regels, zich aldus uitlaat: Heav'n from all Creatures hides the Book of Fate9 All hut the page prefcrib'd, their prefent ftate : Or wh» could fufer Being here below? „ De Hemel verbergt aan alle Schepzelen het Boek „ des Noodlots, uitgezondert de bladzyde die hem „ noedig is; dat is, die van hunnen tegenwoordige» „ ftaat; — Wie zou anders hier beneden zyne aanwezigheid kunnen dragen?" § 2$. Wy verfcbiilen anders in onze gedachten van dezen grooten Engelschmanin geenendeele;dan alleen, datwy de Bladzyde vau het Noodlots-Boek, die ons volftrekt noodig is, nog met eenige Noten, van het geen ons verftand in het toekomftige zoude kunnen uitbreiden, en verlichten, gaarne, tot ons nut en dienst, zouden willen aangevult zien; zonder grond van fchroom, datwy daarom onze aanwezigheid niet zouden kunnen dulden. § 29. Maar ik kan hier ook niet voorby, ééne aanmerking  §2 PROEVE OVER DE te maaken, op de handelwyze van den Heer Gtllert, in zyne hier voren aangehaalde Verhandeling; Wanneer hy daar in, over het vooruitzien van iemands Geluk handelt, dan toont hy,dat de aandoening over het Geluk, 'twelk te voren geweten is, wanneer den tyd verfchynd, dat hetzelve moet gebeuren, daardoor geheel en al verflaauwt en verflompt zoude zyn; Ja dat zodanig een Geluk, by hem die het ontving, fchier niet meer als zodanig zoude aangemerkt worden. Hy tracht dit aantetoonen,door foortgclykc gronden, als die genen, welken ik hierboven heb aangevoerd, om te bewyzen, dat de Voorwetenfch ap van eenen ramp, de aandoening daarvan, en het leed daarover maatigt, wanneer zy indedaad komt. Nu Vraag ik; waarom toont den Heer Geilen van de ongelukken dit eigenzelfde mede niet ? Waarom verzwygt hy dit? En waarom fielt hy de gevolgen der Voorwetenfchap van rampen, integendeel, in zulk een akelig daglicht voor ? Volgends dien Duitfchen Wysgeer, moet men daaruit niet dan mismoedigheid en wanhoop, en de grcotfte verwarring te gemoet zien: Zoo, dat hy zyne Verhandeling fluit, met aantemerken, dat de Voor/pellers van 'sMenfchen Lotgevallen behooren aangezien te worden , als bewerkers van grooter onheilen enverbysteringen, dan Oorlog, Hongersnood en Pest. Ik weet hier •Van geene andere oplosfing te geven, dan dat die groote Man, dit fluk veel eer in eene genoeglyke luim, dan met eene ingefpannen Wysgeerige Overpeinzing opgefield hebbe. Want wie zou, een waaren Menfchenvriend, gelyk hy, durven verdenken, van degewoone zet  Sf ERREN-VOORZEGKUrtDE. 3$ zet der Redenaars, die om hun geding te winnen, de zaak van hunne party, van den lelykften kant bekyken en vertoonen. § 3°- Het fchynt ondertusfchen buiten kyf, zoo in dit, als in andere gevallen, dat het misbruik der Voorwetenfchap, volgende uit verzuim van het recht gebruik der rede en het veronachtzamen van plicht, nimmer tot een goede drangrede, tegen dezelve kan gebezigt worden. Immers, naarmate men aan de eene zydedeVoorfpoedj en aan den anderen kant de rampen van dit leven, in hunnen waaren aart aan 't verftand bragt, en naarmaa* te men ach niet overgave, aan de opéénftapeling van duistere en verwarde Voortellingen, die de Hartstochten van onmatige vreugde en droefheid te weeg brengen; Naar die maate zou men voorfpoed en rampen op derzel* ver waaren prys Hellen. Naar die maate, zou men het waare geluk en ongeluk leeren onderfcheiden, en vry waarfchynlyk, zou men dan, de verdeeling daar van* tusfchen Menfchen en Menfchen, in deze Ondermaanfche Huishouding, zoo verbazend ongelyk niet vinden; Ja ons zoo bezwaard niet rekenen, met die portie van wezentlyk ongeluk, welke ons ieder, hoofd voor hoofd, is toebedeelt. Schyngoed en fchynkwaad, zou beter onderkend worden, en beiden zouden ons minder bedriegen. In dien toeftand zouden wy de zekere Voorwetenfchap van onze Lotgevallen, zoo ver dezelve zoude kunnen verkregen worden, uiteen gantsch ander oogpunt q van  34 PROEVE OVER UE van bezadigtheid bekykcn, en de toeneming in dezelve zou misfchien die nuttigheid, en dat voordeel indedaad te wege brengen, welke alle uitbreiding van kennis, zonder onderfcheid, uit den aart der zake, ineen redelyk Wezen, verwekken moet; wanneer zy, door geene tusfchenkomende hinderpaalen , daarin gedwarsboomd word. § 3*« Dan, wat doen wy ? In plaats van verftand en rede in 't werk te ftellen, om de ontmoetingen van onzen levensloop inderzelver waaren aart te leeren kennen, en fchatten, ten einde daardoor dezelve bezadigder en kloekmoediger aftewachten en te ondergaan; Waar door wy ons, zouden evenredigen en watcrpasfen, naar de voorWaarden van onzen wezenskring: Zoo liaan wy een Vlak tegengeftelden weg in; Wy maken ons zelve, op eene konstmatige wyze, oneindig veel gevoeliger en aandoenlyker, dan wy over het algemeen natuurlyk zouden zyn. Men wil den befchaafdcn Mensch, met geweld, teederder, gevoeliger, en dus ook aandoenlyker maaken , door allerleije Hartstochtelyke Schriften en Vertooningen. § 32. Ik meen hier niet te berispen, dat men het Menschdont treffe ,door waarachtige tafereelen van het gedrag der Heldhaftige en Wysgeerige Deugd, in voor en tegcnfpoeden: wie  StfERREN-VOORZECKUNDE. 35 wie zou de voortrefFelyke Meesterftukken, der Oude en Hedendaagfche Treurtoneel-Dichters willen afkeuren, en dezel ven niet, als zoo veele heldere brandpunten van zedekundig licht,waarderen ? Maar ik heb het oog,op dat zon» derlinge foort van Zedefchriften en Dramatilche Verdichtzels,dewelken een allerzonderlingst en eenling voortbrengzei zyn, van onze zoogenaamde Sentimentele Achticnde Eeuw. Dit Sentimenteel Schry ven, beiden, door bekwame en onbekwame pennen, is eene weekmaakende Vloeiftof gelyk, welke thans de befchaafdc Waereld overftroomt, en door overdreven teergevoeligheid, de kracht van 'sMenfchen Geest uit een weekt, en als 't waare wegfmelt. De Jeugd word 'er vooral door betoovert en in een zwymeling gebragt, die hun tot Wezens van eene andere ingebeelde Waereld formerende, volkomen ongefchikt maakt om,zonder misnoegen,in die wezentlyke Waereld te leven, waarin zy door de Natuur zyn geplaatst. Een Mensch van de gewoone levenskring, is, vergeleken by deze door teeder-gevoelig- en aantreklykheid geële&rifeerdc harten, een ruw en vereelt ligchaam; een Schepzel van een veel geringer Wezenskring! By hun is alles gevoel en belangneming ; Maar even daar door word het fchynleed vermeenigvuldigt, en den Geest een zelfde kwaad toegebragt, als die de weelde aan het ligchaam toebrengt. De overdreven teederheid, kortom, de overdreven belangneming, maakt den Mensch voor de gcheele Natuur, in alle punten van zyn beftaan, kwetsbaar, en belet hem, van beftand te zyn, tegen de botfingen der Lotgevallen van dit leven. Ca ^  30 PROEVE OVER DE S 33- De Som die uit dit alles is optemaken,beftaat hierin.: Dat alleen gebrek aan goed oordeel, en een verkeerde befturing onzer aandocnlykheid en hartstochten , de waarheden van het toekomende, namelyk, de Voorwetenfchap der Lotgevallen die wy niet zullen ontgaan, voor ons kunnen ondraaglyk maaken; En datdieondraaglykheid, derhal ven, niet uit den aart dier Voorwetenfchap, maar wel uit ons gebrekkig verkeer omtrent dezelve voortvloeit. Waarom het allczins dwaas zoude gehandeld zyn, naar myne gedachten, indien men eene mogelyk bereikbaaren trap van kennis zou verwaarloozen of afkeuren, om dat zy zich met onze verbeterbaarc zwakheden en gebreken, niet dan bczwaarlyk plooijen liet. S 34- Doch eens toegegeven: Het ware dan in allen gevallen zoo gefield, dat de Voorwetenfchap van'rampen en ongelukken, die ons onvermydclyk Honden te overkomen , de akelige gewaarwordingen, voor den tyd des ongevals zelve, in ons leven zeer vermeenigvuldigde; Dan is het nog de vraag: Of het niet beneden de waardigheid van het redelykc Schcpzel zoude zyn, zichvoorbedachtelyk van eene kennis - vordering te onthouden en te yerfleken, waarin het grootbelang heeft, en naar welke het, door eene aandrift der Natuur, onöphoudely k haakt; En zulks alleen uit vreezc van eene, voor hem onsrange-  STE RR EN-VOORZEG KUNDE, $7 genaame Waarheid, te zullen ontdekken? Ik laat eens daar, of zulks eene betamelyke voorzichtigheid, dan wel eene vernederende lafhartigheid zyn zoude: Maar wat zou het doeh anders wezen, dan het bedrog eener vleijende Hoop, boven de misichien ftrenge, maai-getrouwe Waarheid te verkiezen ? Of vordert onze redelyke Natuur, dat wy op onzekerheden, op bcdrieglykheden bouwen, als 'er mogelykheid is; dat wy zekerheden, waarop wy onfaalbaare rekening maken kunnen, zouden verkrygen? Als ik licht uoodig heb, om my in den blinde niet te bedriegen of te ftooten, zal ik dan nalaten een vengfler open te zetten,enkel uit vrees, dat my de hitteen gloed der Zonne het te bang maken zal ? Kan het dekzel der duisternis aan een redelyk Wezen, in eenig hoegenaamd geval, beter zyn dan het licht der waarheid , wanneer en waar het zich zoude kunnen aanbieden ? Dit is moeijelyk te gelooven en bezwaarlyk te bevatten! Alsiets, voorons, uit den aart der zaake eenewaare Ver* borgenhe-id is, of het was ons als zoodanig op hethoogfle en onfaalbaarfte gezag medegedeelt, dan ware het eene halftarrige dwaasheid, zich met een vruchteloos onderzoek te pynigen: Maar in alle andere gevallen kan het onderzoek, zou men zeggen, voor het Menschdom niet anders, dan uit zyn' eigen aart, allezins nuttig en zelfs noodig wezen. S 3o- Maar de Hoop, de Olie van 's Levens Lamp, word deze niet door de Voorwetenfchap weggenomen ? GeC 3 wis-  38 PROEVE OVER DE wisfelyk de Hoop is voor den Mensch een oppernoodzaaklyk goed. Daar fchynt ook nimmer, aan deze zydeder Eeuwigheid, tenminften, zulk een verfchrikkelyken toeftand te kunnen gegeven worden , die alle hoop, op eenig ander goed, volftrekt zoude uitlluiten. Maar die gezegende, die troostryke, die lieve, fchoon verontrustende Hoop, fchynt my te duur betaald, wanneer men dezelve, voor eene opzettclyke verberging, der ontdekbare waarheid, en van zulk eene waarheid, die ons onmiddelyk aangaat, koopcn zoude. § 36. Thans zoude ik my zelve fchicr verwyten, dat ik over deze zaaken te breedvoerig uitweide; Maar myne itof vordert, om 'er niet over heen te loopen: Dwalingen en Vooroordeelen, die uit het oppervlakkig aanzien der dingen geboren worden, zyn altoos moeijclyk uit den weg te ruimen; Om dat zy gcmakkelyk zyn in te prenten, en diepe wortelen fchicten. Echter zal ik trachten my in zoo ver te bekorten, dat ik my niet, in Je aanwyzing van zoodanige Zederegcls, zal inlaaten, welken te pas zouden kunnen komen, voor hen, die als re delyke Menfchen, eenige vordering zouden mogen willen maken, in de Voorwetenfchap hunner toekomende Lotgevallen: Want het behoord ook niet tot mynen taak, om te onderzoeken, hoedanig de Zcdelyke Voorfchriften zouden moeten ingericht zyn , om verflandig en plichtmatig, omtrent zoodanige zaaken, te verkeeren, WjyrvtjH eene verkrygbaare Voorwetenfchap , ons de vas-  STERREN-VOORZEGKUNDE. 39 vaste verzekering zoude gegeven hebben. Het is tot myn oogmerk thans genoeg, indien deze Voorichriften niet onmogelyk zouden zyn, en indien zich de Menfchelyke Natuur, naar dezelve zoude kunnen laaten rekken. Beide welke zaaken uit het hier voren beredeneerde, naar myn inzien, buiten allen twyffel zyn geiteid; En wat het laatfte aangaat, kan het volgende nog ter nadere bevestiging dienen. § 37. Hoe buigzaam der Menfchen Natuur zy, om zich aan alle vooruitzichten, niet alleen goede, maar akelige te gewennen; hier van kan onder anderen de tegenwoordige Franfche Omwenteling, een meenigte nadrukkelyke voorbeelden aan de hand geven. Immers gedurende het Schrikbewind van Robefpierre, waren de gevangenisfen, alom opgepropt van duizende Slachtoffers, waar van 'er dagelyks een meenigte wierden weggehaald, gevonnist, en onder de bloedige Guillotine, of op nog fchrikkelyker wyze, ter dood gebragt. Het vooruit» zicht van die rampzaligen, wier hagchelyken kans, om niet van het leven beroofd te worden, naauwlyks als één tegen duizend flond, was buiten kyf allerafgryslykstï Echter, wat deed de gewoonte? Zy maakte den Mensch gemeenzaam, met dezen Gruwel der Verwoestinge. De gevangene lyders (dit heeft alle Historifche' zekerheid) verhardeden zich tegen hun ongeval; Zy richteden in hunne Gevangenis, in zulk een Dal der fchaduwe des Doods, kostbaare Maaltyden en Spelen aanj En de C 4 wees-  40 PROEVE OVER DE meesten leefden goedsmoeds, wachteden aldus het oogenblik, waarin zy ter Ontzielinge wierdeu weggefleept. Men zou, daar deze Bydragc, op de beste en eenpaalïgfte fchriftelyke getuigenislen, rust, fcbier zonder machtfpreuk mogen gelooven, dat indien der Menfchen toeftand en vooruitzicht, gemeenzaam gelyk wierd,aan die van Hoenderen en ander tam Gcvleugelte in een Mestkot, zy zich in het einde aan dezelve gewennen zouden. En mag men hier niet toebrengen, (fchoon deze aanhaaling een ware Locus comunus is) wat men dagelyks ziet gebeuren, ten opzichte van den Dood, dien algemeenen Koning der Verfchrikkinge! Die Dood is zeker; en de onzekerheid van zyn verrasfend oogenblik, aan tyd, noch ftond, noch jaaren, noch Jeugd, noch Ouderdom, gebonden, is welbekekeu, een des te wreeder prikkel van bekommering, in myneoogen, dan of hy door ieder Mensch, op eenen bepaalden oogenblik wierd vooruitgezien. Alle dagen word, door de onver wachtte llerfgevallen, deze bekommering wakker gemaakt. Maar, -wat gebeurt 'er ? Is het redelyke Schcpzel hier over, door den band, in angstvalligheid, in onrust, in beklemming van vrees en bczorgtheid? (Want ik fpreek hier nu niet van den altoos ftervens bereiden Christen) Niets van dit alles: En hy die morgen in de Eeuwigheid zyn zal, flentert heden, al lachgend enfnappendmede, by eene Lykftaatfic, van een z\ ner op het onvoorzienst verraschte Natuurgcnooten. Wat mag de oorzaak zyn, van deze verbaazende onverfchilligheid, in 't midden van zulk een, niemand uitzonderend, wreed en angstvallig onzeker? Dg Duit.che Dichter van het uitmunten-  STERREKVOORZEG KUNDE. 4T tendeStuk, de Dood van Abel genaamd, toond te recht, met de levendigfte trekken, de aandoening, de ontfteltenis, die het eerfte gezicht van een dood ligchaam veroorzaakte: Want, dit voor den Mensch zoo treffend en belangryk fchouwfpel, moest hem in al zyn kracht met duizend akelige befpiegelingen overrompelen, toen zelfs een dooden Vogel voor hem nog een zonderling en vreemd verfchynzel was. Maar de gemeenzaamheid van den Dood, heeft 'er de meest treffende vervaarlykheid van weggenomen. En 200 komen wy op het Gevolg en het Bewys, waar toe wy geheel deze aanmerking te berde bragten; Namelyk, dat de gemeenzaamheid en de gewoonte, de Menfchelyke Natuur tot alles leenigd: Zoo dat zy gemeenzaam met voorfpocd en overvloed,onverfchillig daar in werd, en daar en tegen, door gewoonte, de kommerlykfte omftandigheden trotfeerd, jadezekerfte gronden van angst en vrees, als of zy niet aanwezig waren, over het hoofd ziet. § 38 De vinnigfte en onverdraaglykfte prikkel van ons lyden, beftaat dan minder, in de zwaarte vaneenig Ongeval, als in de zeldzaamheid van hetzelve: Vooral wanneer wy waanen, dat het ons alleenig treft. Kortom, het fchyndeeneafgedaane zaak;De Mensch gewend, ja verhard zich, en word onverfchillig, omtrent de zekerfte en teffens allerakeligfte toeftanden en vooruitzichten, wanneer zy gemeenzaam zyn; En hy zou zich even zeer aan alle bb.de en treurige Voorwetenfchappen gewenC 5 «en,  42 PROEVE O V E R ïi K tien; Daar deze elkander als 't waare zouden compenferen, dat is opwegen, of fchadeloos Hellen. Tcrwyl liy, zoo 't my voorkomt, niet zoude nalaten, op zyn meerder verkregen vooruitzicht, van een gunftig cf cngunftig Toekomende, maatregelen te vestigen, die tot algemeen en by zonder nut zouden vertrekken; Omdat, zoo als hier voren reeds opzethk is getoond, de uitbreiding van kundigheden, aan allen re elyke Wezens, altoos vermeerdering van middelen, ook zelfs daar krachten ontbreken, aan de hand geeft, en nimmer nalatten kan, wat men hier ook tegen inbrenge, den ftand van zoodanig een Wezen, uit den aart der Zi.ake, volkomener te maken. § 39- Ik durve my zelfs alhier een Hap verder wagen, dan rrrynen Thefis, en zeggen, dat al waren alle Menfchen van hun Lot meer of min (omftandig en in zamenhaug) te voren onderricht, het als dan nog niet gemaklyk te bewyzen fchynt, dat daar uit merkelyke verwarring, over het algemeen, zoude voortvlocijcnj Terwyl 'er voor de mogelykheid van het tegendeel, grond genoeg kan te berde gebragt worden. Want, men behoeve Hechts te voorondertcllcn, dat 'er dan ook teffcns,blyvende zelfs den Mensch, voor 't overige, in alle zyne tegenwoordige hoedanigheden, eene andere zedelyke Wending in onze hartstochten, daaden, handelingen en voornemens zouden voortkomen, die immers maarzoodanig, tot die meerdere kennis, welke wy in 't geval van  BTERREN-VOORZEGKUNDE. 43 van Voorwetenfchap zouden hebben, behoefde geëvenredigt te zyn, als onze tegenwoordige hartstochten, daaden, handelingen en voornemens, tot onzentegenwoordigen, van het toekomende onbewustcn ftand, geëvenredigt zyn: En als dit gebeurde, waar van de ongerymdheid onzes bedunkens niet licht te toonen is, (want wy fpreken hier alleen over de mogelykheid) dan zou 'er wel eene anderezedelyke orde van zaalven, als de tegenwoordige, maar geen zier meer verwarring in de Waereld ontdaan; Welke aandoenlyke fchriktafereelen, de ryke verbeeldingskracht der fraaije vernuften daar van mogen hebben opgehangen. En den Engelfchen Poëet Pope heeft dan ook, in zyn reeds hier voren aangehaald treflyk en wysgeerig Dichtftuk , de mogelykheid dezer vooronderftelling over het hoofd gezien, en de Waereld, buiten deze, in den aart der zaake gegronde voorwaarde , uit haren tegenwoordigen ftand bekeken,. wanneer hy uitroept: Oh bïindnefs to the future: Kindly giv'tt, That each may fill the circle mar/fd by Heav'n. Dat is: „ ö Onwetenheid van hctToekcmende, watzytgy „ ons vriendelyk gefchonken, ten einde een iegelyk „ den kring zoude kunnen vervullen, die hem door „ het Opperwezen is beftemt. § 40. Ik wil daarom niet betwisten, dat, wanneer men de Mensch in zyneo meestalgemeenen ftand befchouwd, zoo  44 PROEVE OVER DE 200 als hy van het toekomende onbewust is , men dergelyke redekavelingen bezige, om hem in zyn omHandigheid, over dit wezentlyk gemis, te vreden te Hellen. Waarom zou men iemand in zyne armoede niet mogen vertroosten ? Maar men zou kwalyk doen, naar myne gedachten, waaneer men deze troostgronden, tot middelen zoude willen bezigen, om hem de geoorloofde wegen, welke tot een meerder vermogen en welvaard leiden, te doen veronachtzaamen , ja te doen fchuwen. Men mag en moet hem , dunkt my , al trooftende, aanmoedigen, om na alle verbeteringen van zynen ftand, meteen warm belang en yvervuur rond te zien, en niets te verzuimen, wat hem daar toe eenige aanleiding geven kan. Alzoo mag men langs allerleije wegen, troostgronden aan de hand geven, wegens het gemis van inzicht in het Toekomende: Maar daarom moet men niemand de redelyke en geoorloofde middelen ontraden, welken dat inzicht by eenige mogelykheid geven kunnen. § 4i. Men zal denkelyk tegen de vooronderftelling eener volledige , en algemeene Voorwetenfchap onzer Lotgevallen, alsnog inbrengen, dat gene wat de Heer Geilen in zyne, nu meermaal aangehaalde Verhandeling, met zoo veel nadruk heeft aangevoerd. Wy willen zulks noch ontveinzen, noch verbergen. Op het Hot dezer innemende Verhandeling zegt hy ten dien opzichte het volgende : ,, De Mensch wenscht op de eene of an„ dere wyze iets tegenftrydigs, wanneer hy zyn toe- „ kom-  i,T£RREN- VOOttZEGKUNDE. 45 komftfg Lot, naar alle deszelfs omftandighcden ver„ langt te weten. Hy wenscht, aan den eenen kant, 'n Gebeurtenis/en vooruit te weten, welke niet gebeu- ■ „ ren zullen, zoodra hy die weet, en zoo lang hy by „ zyne voorwetenfchap nog even diezei ve neigingen, „ begeertens en hartstochten (leibcnfd; PROEVE OVER DE wigtig fchynt, kan men op deze wyze tot den Raad Gods betrekken; En dan zou men, door het berekenen van een aanftaanden Maan - Eclips, zoo welin dien Raad treden, als door het willen voorzien van eenige andere hoegenaamde Gebeurenis: Want Gods Raad word, naar myne gedachten, in de Waereld met geen meer of minder grond van zekerheid, met geen meer of minder ondoorgrondelyke wysheid, in alle foorten van Gebeürenisfen, zoo zedelyke als werktuiglyke, ten uitvoer gebragt, als in het voorval van eene Maans - verduistering. $ 53- Neen, door den Raad Gods, meen ik te moeten verdaan het Goddelyke overleg en oogmerk, dat is de oneindig wyze rede en bedoeling, die het Opperwezen by zich zeiven heeft, om eene zaak te Iaaten gebeuren. Eu die na deze verborgene rede onderzoek wil doen, of wysneuzige Eindöorzaaken verzint, om aan dezelve een uitleg te geven (een foort yan bastaard Wysgcerte, waartoe men, in 't algemeen, zoo onwederftaanelyk genegen fchynt) die is het, welke, myns bedunkens, ydelyk poogt, in geheimen te dringen, welke het eindige verftand niet omvatten kan; En dat noem ik een treden in den Raedvan God. Maar zulks fchynt in geenen deele betrekkelyk, op de middelen, die wy zouden in het werk ftellen, om een ftuk der zaake van het gene gebeuren zal, vooruit te zien. § 54- Ja maar, de wetenfehappelyke middelen, ombyzonder aangaande onze Lotgevallen, het Toekomende te voort  STERREN-VOORZEGKUNDE, ' 5? Voorzien, rusten op werkkrachten en invloeden, die ons aan een volftrekt Noodlot onderwerpen, en den Christen merkefyk belemmeren, in zyn gemoedelyk verkeer, omtrent het troostryke Leerftuk eener Byzondere Voorzienigheid. Deze tegenwerping, die ook door den Heer Krom, in zyne onlangs uitgekomen Verhandeling over de Waarde der Horoscoopkunst § 20—aa(*), zeer omftandig enopzettelyk word aangevoerd, moet vooral beantwoord worden ; Wantniets fchynt gefchikter dan dezelve,om een teer gevoelig en Godsdienftig hart, een affchrik van alle micfdelen, teruitbreidinge onzerkeunisfenopens het Toekomende inteboezemen. Men mag in de allereerfte plaats bewys vragen, van het geheele vooronderfteldc in deze objectie, en dat bewys zal bezwaarlyk vallen. Doch wy zullen volgaarne de moeite nemen, om 'er, onzes bedunkens, de ongegrondheid middagklaar vanaantetoonen. Best zullen wy hier toe, niet in algemeenedenkbeelden blyven hangen, maar onmiddelyk tot de zaak zelve treden, waarop het hier toch gemunt is. § 55 Men vaart hevig tegen de Astrologie uit, om datzy, zegt men, in de Sterren en haare Standen, eenen Natuurkundigen , of ik weet niet wat voor eenen Geeste- ly- (*) Deze Verhandeling is getyteld; De Waarde der Horoscoopkunst, of Zedig Onderzoek, over hit beftaan en de nuttigheid der Astrologie, door herm. 10. krom) te Middelburg by gillissen 1795, in 8vo. D5 'V  Jo PROEVE OVER DE lyken en Overnatuurkundigen invloed zoude moeten vooronderftellen, door welker inrichting of beftiering hét Menschdom, ja geheel de Schepping, als door een onvermydclyk Noodlot, tot derzelver toekomflige ontmoetingen en wedervaaren, zouden worden gedreven; Waardoor dan alle vryheid in duigen zoude leggen, en alle zedelykheid den bodem ingeflagen worden. Schoon het nu in geencn deele behoeft te worden toegegeven, dat de Voorzegging uit de Sterren, dezelve noodzaakïyk, tot invloeijende of beftierende Werkkrachten, zóu1 demaaken; Gclyk als in het vervolg, $ 95 tot icó, nader zal worden aangetoond; Zoo laat ons eens voor een oogenblik toegeven, als of de leer der Astrologie onvermydclyk medebragt, dat de Sterren, door een onbekend Mechanismus, alles beltieren: Of zoo dit niet genoeg ware, dat zy, gelyk veele Oude Wysgeeren gewild hebben, Geesten, of immers de (vehiculi) Draagbaaren en Zetels van Geesten zyn, die van daar de zedelykc bedryven der Menfchen inrichten, en de Gebeürenisfen hier beneden bepalen en voortbrengen. Dit alles dan toegegeven, zoo blyft als nog de vraag: Of met dit te vooronderftellen, de vryheid en zedelykheid onzer handelingen , niet even zoo zeer beveiligt blyven, als door alle de vooronderftellingen, die men noodig heeft ? om die zelve vryheid en zedelykheid ovcreentebrengen, niet alleen met de Leer der Goddelyke Voorbefchikking, maar met die zyner Voorwetenfchap, als welke op de Onfaalbaare Zekerheid van het Toekomende is gegrondvest ? En  SÏERREN-VOORZEGKUNDE. 59 § 56. En waarom zou ik hier, breeder dan ik reeds in een vorig gedeelte dezer Verhandeling gedaan heb, uitweiden, in alle die fyn gefponnen gefchillen en vernuftsoorlogen, welken onder het Vaandel van Chryfip, en in de Stoïïche Scholen zyn gevoerd? Waarom zou ik, in eene uitipannende Verhandeling, geheel de Oude en Hedendaagfche Overnatuurkunde, en de Gefchiedenis van den Eeuwigen Stryd, der Grootfte Mannen over dit onderwerp, over hoop halen? Meer dan voldoende is het hier, dat, het zy men den Nexus Rerum, dat is den Algemeenen Samenhang der Dingen, al of niet aankleve, de Vryheid en Zedelykheid genoegzaam, tegen den nooddwang, van Seoffelyke en Geestelyke Werkkrachten in de Waereld, beveiligt gerekend worden, door de fchoone, en allezins aan Godsdienst en Wysgcerte, dienst- en hulptoebrengende Leibnitziaanfche onderfcheiding, tusfehen het volkomen zekere en het noodzakelyke. § 57- Alle toekomende Gebeürenisfen, ook die welke van vrye daaden afhangen, zyn, volgens deze wezenlyke onderfcheiding, zoo volkomen zeker, als of zy noodzaaklyk waren, zonder nogthans noodzaaklyk te zyn. Een Vrywerkend Wezen, word door geene vrye of noodzakelyke Werkkrachten, van buiten of van binnen gedwongen, noch kan 'er door gedwongen worden, maar word vry willig geneigt, tot daaden en verrichtingen, die het  » ÖO PROEVE OVER DE het met even zoo veel voorafgaande en onwankelbaare zekerheid, doen zal, als of het genoodzaakt wierd zulks te doen. Welke tweede oorzaaken nu in Gods hand gebezigt worden, om de Vrye Wezens, zoo volkomen zeker te neigen, is dus voor de natuurlyke vryheid van 'sMenfchen Wil, en zyne ZedelykeVerantwoordelykheid, volftrekt even veel. $ 5». Neen, dat vry allerhande gunftige en ongunftige Planeten, booze of goede Geesten, zoo het mogelyk ware, op my werken, om myne vrye handelingen, met de volkomenfte en onfaalbaarfte zekerheid te neigen: Laat hen, onder het Goddelyke Opperbeftuur, de wezenlyke aanleidingen tot myne voornaamfte verrichtingen, en van myne voorbeftemde Losgevallen zyn; Zy maken daardoor myne vrye daaden, noch de Contingentie of Gcbeurlykheid dier Lotgevallen, in het minfte of geringde deel, noodzaaklykcr, dan zy anders en genoegzaam algemeen erkend worden, wezentlyk te zyn, door myne geplaatstheid in de Waereld; Door de betrekking, in welke het gantfche Gebouw der Schepping tot my ftaat; Door den Schakel, die myn Ondeelbaar Wezen, aan den grooten Algemeenen Zamcnhang der Dingen verbind; Kortom, door de allerhande meenigte, van ftoffelykcenzedelyke zoogenaamde Tweede Oorzaaken, die my zo naar den Tyd, als naar de Ruimte, omringen. (*) Zyn (*) De Aftrologisten hebben ook altoos tot eene leuze ge-  STE RRE N - V OORZEGKUNDE. 6t S 59- Zyn *er Wysgeeren, die met deonderfcheiding,doqr. welke men de Vryheid en Zedelykheid, met het zooge- naam- gehad, Astra incltnant, non necesfttmt. De Stanen neigen maar noodzaaken niet. Doch dit mogt tog by de Oude Theologanten, waarmede zy altoos overhoop lagen, niet helpen. De Starren van kwaaden invloed, waren tochby deze laatften den Duivel gelyk. Ik vinde ten dezen by Wagner, een Hoogleeraar der vorige Eeuw in de Godgeleerdheid te Tubingen, waar van in 't vervolg dezer Verhandelingmeer zal gefproken worden, eene plaats aangehaald, uit den zintwist van zeker Doftor in de Godgeleerdheid Jacobus Andreas, welke ons, om deszelfs zonderlinge rondborftigheid in uitdrukking, aanfpoort, dezelve alhier in het oorfpronglyke Hoogduitsch uittefchryven. Zy luid aldus : 3d; ftag bieb jetje / cb bu ben gtctn/ berbroben am Qümncl 1tcr)ec / mdj bcm ïettffd mgtóebtót? 3on bem SSJatun (eö fepett gleid; "#pffel obet SBirn gemefen) ©a fagt (£v Slein/ tfyr. fjerbet ntdit/ jonbetn @ott voeifj eé/ bafj / ivamt üjr bawn esfen roerbet/ ibi 3&m gleid) roerbon roevbet. ©a ©>« baé borete/ batte jie einen utót ju beu Satiin/ unb cêfet alfo ungejumngenj bet Xeitffd bab jte nid)t gemnmgen / fonbern tf;r aüein cine neigung unb Itrêt dn» ge|rtctcbt: En een weinig verder: %a rortttit ©Oft XOVètt fcafs et einen folcben ©tem am Jjfimrtd jjatte/ er batte tbn t'orlanggt vim Sjiaml besab #'jhn#/ nicb anbevft/ bann ben ï-euffd felbfjen enz.  6l PROEVE OVER DE naamde Mechanismus der Waereld of van den Nexus Ret urn overeenbrengt, niet te vreden kunnen gefteld worden, zy mogen'er dan eene andere van opgeven, indien zy kunnen; En zoo niet, moeten zy zien, hoe zy het met de Redeleer en den Godsdienst dellen, voor zoo ver zy het Stoïcismus mogten verkiezen aantehangen. Genoeg is het, daar de tegenwerping die wy thans beftryden, uit den boezem van lieden voorkomt, die gemoedelyk en tceder over den Godsdienst denken; Genoeg is het, zeg ik, dat deze onderfcheiding tusfehen de noodlottige noodzakelykheid, en de volkomen zekerheid der Gebeürenisfen, eene onöntbeerlyke behoefte voor de Zedekunde en den Redelyken Godsdienst zy. § 60, Maar indien men evenwel deze Nexus Rerum, dat groote, en zelfs door geen wonderwerken verbreekbaar, Verband en Zamenhang der Dingen, die het Heelal uitmaken, een Mechanismus noemen wil ; Schoon een Mechanismus , waarin , omtrent vele daarin voorkomende zaaken, gecne bloot werktuiglykeNoodzaaklykheid plaats hebbe, dan begryp ik my nier, hoe cenig redelyk Schepfel in de Waereld, zich van dit foort van Mechanismus uitgefloten zoude kunnen rekenen, of redelyker, ja zelfs Godsdienftiger wyze, zich daar over bezwaard zoude kunnen achten, van mede in zoodanig een Mechanismus ingeknoopt te zyn, 't welk zyne Vryheid niet overweldigt, noch zyne verantwooreclykheidwegneemt. Niemand kan immers gevoeglyk bega-en , on- roid-  STEUREN- V00RZEGKU ND i:. .63 iniddelyk, (zonder de voorwaarden, waaraan alle de Wezens, die de Waereld uitmaken, haren ondeelbaren ftand verbinden; Dat is met andere woorden uitgedrukt, zonder de tusfchenkomstvan zoogenaamde TweedeOorzaaken) van God geregeerd en beftierd te worden; Daar immers de Godheid, ter volvoeringe van zyne Beiluiten, zich onophoudelyk, ja zelfs in de wonderwerken, van de tusfchenkomst der Tweede Oorzaaken, fchoon naar eene andere dan de gewoone orden gewyzigt, bedient ? Geen voorrecht, geen betrekking, hoe naauwook, tusfchen Schepzel en Schepper, kan of mag het Schepzel ontheffen, van de voorwaarde, die het tot eenen fchakel, in het groote en algemeene verband der dingen maakt; En deze ontheffing, in een oogenblik van onduidelyke voorftelling, te willen en te wenfehen; Of eenig bezwaar daarin te vinden, dat wy in een hegt verband ftaan, met de zoogenaamde Tweede Oorzaaken: Uit hoofde van eenige nadere betrekking (hoe waar en wezentlyk ook) tot het Opperwezen, is onzes bedunkens zich bezwaard rekenen, over het doorluchtigfte betoog der Oneindige Wysheid Gods, en de middelen waardoor hy verkozen heeft, alle zyne hoogwigtige eindens, gewisfelyk, en door niets belemmert, te bereiken. § <5i. Het kan derhalven alleen die teergevoeligheid wezen, die aan een redelyk Mensch, zoo wel als aan een Christen, ten opzichte van het Leerftuk der Byzondere Voorzienigheid, zoo welyocglyk is: Het kan, zeg ik, alleen  6i PROEVE OVER DE leen die teedere bekommering daarover zyn, die inde invloedenvan Tweede Oorzaaken hoegenaamd, en van wat zoort ook, het zywezenlyke, hetzy ingebeelde, eenige belemmering aan de werkzaamheden, met dat troost- en belangryk Leerftuk, zoude meenen te vinden. Want wat doen toch de Tweede Oorzaken, hoe fterk haren invloed ook wezen mogte? Wat doen zy onder GodsOpperbeftuur? Dwingen zy den Mensch ? Noodzaken zy de Vrye Gebeürenisfen ? In geenen deele. Immers, de Wysgeer ontkend zulks; De Christen Wysgeer ontkend zulks; De Godgeleerde ontkend zulks. Alleen maakt den zamenhang der Tweede Oorzaaken, volgens hun, de Gebeürenisfen, de Lotgevallen, ja ook die, welke tot de beftemming van den Waren Christen behooren, volkomen zeker, volkomen onfaalbaar. $ 62. Of, hoe nu ? Zou de Voorzienigheid, zou de Byzondere Voorzienigheid, de toekomende Lotgevallen van den Mensch, van den Christen, moeten onzeker maken , en de leer der Voorbepaling moeten omver fchoppen, ten einde hem aan geen zoogenaamd Noodlot te onderwerpen ? Neen, neen! Daar het Lot, zelfs van den Vroomften, zyne vaste voorbepaling heeft, immers vooruit, onfaalbaar zeker zy, zoo is 'er geen zwarigheid, dat hy zich rekene, tot den Schakel der Tweede Oorzaaken te behooren, en zelfs, onder den onmiddelykften invloed, van alle die tweede hoegenaamde Oorzaaken, als door welker werking, zonder de Vryheid  STERREN-VOORZEGKUN'DE. heid én Zedelykheid te kwetfen, of te kunnen kwetfen, de Goddelyke Oogmerken niet hem worden volvoert. En wanneer de Sterren ook waarlyk eenen beüierenden invloed, onder het hoogst beleid van Gods oneindige. Wysheid en Goedheid, op den Mensch en Christen, cfi zyne lotgevallen hadden, dan zou het nog eene kwakzalverlyken uitvlucht van Ludeman geweest zyn, fchoon in naarvolging van velen zyner Voorgangeren, te zeggen, dat de Vromen daarvan beveiligt en uitgefloten waren, wyl dan toch dien invloed der Sterren, tot het Verband der Tweede Oorzaaken behoorende, Vroom en Onvroom, daaraan, behoudende zyne Vryheid en Verantwoordelykheid, onderworpen zoude zyn. S 63. Het zeggen der Ouden, dat de Wyze over de Sterren heerscht, zou daarom niet geheel valsch en nog wel goed te maken wezen, voor zo verre de Gebeurlykheden, zo lang zy niet vervuld zyn, voorzeker veelal afhangen, van de voorwaarde onzer vrye daaden; En dat men voor een' oogenblik eene Middelkennis vooronderftclle, namelyk van die dingen, welken naar den gewoonen loop der Natuure zouden gebeurd zyn, indien den Wyze zich niet zoo, of zoo verftandig had gedragen. De Wyze heerscht over de Sterren, wil waarfchynlyk niet anders zeggen, dan dat het gene hem natuurlyk zoude overkomen , indien hy los en onbedachtzaam daar henen leef. de, hem niet overkomt, wanneer hy zyne daaden naar de Regelen der Wysheid inricht. Schoon het des niet E te  66 PROEVE OVER CE te min buiten allen kyf is, dat, zoo zeker als het ontwyken van gevaren over hem beftemd zy, zoo zeker ook het middel zyncr wyze gedraging, voor uit, als eene conditio fine qua non, vasten onfaalbaar ftaan zal. Wat'er intuifchen van deze Middelkennis wezcntlyk zy, daar over is oneindig veel geharreward, en men houd het thans voor een der ydele toevluchtcn in de Scholast) ke zintvvisten, fchoon men het denkbeeld op zich zelve, in het afgetrokkene, Wysgeerig bezigen kan; Zoo als men doet, by alle zedelyke vermaaningen, nopens 'sMenfchen gedrag; Niet alleen ten opzichte van hetLecrftuk der OntvvyfFelbare Voorweten ,'chap, maar ook nopens dat der Voorbefchikking of Predestinatie. Men zie verder hier over, wat wy in 't vervolg dezer. Verhandeling $ 174—177 nog zullen aanteekenen. S 64. Maar weder ter zaake: Schoon ik zelfs een tyd lang in het Leeiftuk der Byzondere Voorzienigheid, eene wezentlyke bedenkelykheid , tegen het noodlottige , 't welk eene Voorzegging uit de Sierren fchynd te vooronderftellen, meende ontdekt te hebben, komt het my, by nadere oveiweging van alhetbovengemeldde,beilisfend voor, dat die zwarigheid van zelveverdwynt. De bepaaldheid en onfaalbaarheid van een Lot, waaraan den Meniche onderworpen is , behoeft den Christen geen cogenblik te doen twyfl'elcn, of hy onder het opzicht ee« ner Bj rondere Voorzienigheid zy, en het belet hem, de zaek wel en vcoral Wysgeerig ingezien zjnde, myns be-  STERREN -VOORZEGKUNDE. 67 bedunkens, in geencn deele, op de allerbctamelykfte en troostrykfte wyze, werkzaam te zyn, met het koranier-vcrdryvend denkbeeld, dat de'Heere regeerd. Alles komt hier maar aan, op het wel bcgrypcn en onder1'cheidcn, van dat zoogenaamde Mechanismus der Tweede Oorzaaken. Dit een oogenblik te verwarren met een Noodlot-dryvery, kan zekerlyk, eer men 'erop bedagt is, tegen dank, de Leer der Predestinatie wegwerken. § & Laat ons nu de Rekening eens opmaken: Wy toonden dat 'er een algemeene en zeer fterke trek by het Menschdom heerscht, om het Toekomende te weten; en dat dien trek een der voorname kenmerken des on. derfcheids, tusfehen onze beftemming en die der Dieren ópleverd; Weshalven zy niet wel zonder mogelykheid van voldoening kon begrepen worden, § i tot 5. Wy deden voorts zien, dat, hoewel dien trek na Voorwetenfchap, gelegenheid tot vele en verderffelyke dwalingen fchynt gegeven te hebben, het gebruik nogthans door het misbruik niet berispelyk gemaakt word; Ook wezen wy de gronden aan', waar op de Berispelykheidder Menfchelyke Voorwetenfchap, indien zy daar aan onderhevig ware, zoude moeten rusten, §6.7.8. Wyonderzogten wyders, in hoe verre de Voorwetenfchap voor den Mensch, niet- of al mogelyk moet geoordeeld worden, § 9.10.11. Daarna toonden wy, befchouwender wyze, dat de Voorwetenfchap, voor zoo verre die onder 'sMenfchen bereik vallen kan, in geenen deele Voor den F, a Recht-  68 PROEVE OVER DE Rechtbank der Gezonde Rede, berispelyk, maar integendeel-zeer nuttig zyn moet, § 12 tot 17 ingelloten. En wy lieten in 't voorbygaan zien, wat Menfchelykerwyze gelegenheid tot betwisting dezer klaare en eenvoudige Theorie kan gegeven hebben, § 11. Wy bevestigden de Nuttigheid der Voorwetenfchap uit de Dagclykiche ondervinding, § 18. En wy gingen over tot het onderzoek der tegenwerpingen, eerst algemeen van zulke, die ontleend worden van de verwarringen, welken uit de Menfchelyke Voorwetenfchap zouden voortvloeiden, § 19. 20. Ook van die, welke uit de Zedelyke gedragingen der Menfchen, omtrent hun eigen lotgevallen, worden aangevoerd, § 21. Voorts wierd in het byzonder opgelost, de zwarigheid, van de vermeerdering van fmerte, welke uit het voorzien van Rampfpoeden moet ontdaan, § 23 tot 29ingelloten. Ehwy toonden aan, dat alle deze (hort van zwarigheden, uit een plichtverzuimend misbruik van ons Verftand en Rede ontftonden, § 30 tot 33. Ook bewezen wy, dat het Lafhartigheid zy, voor de kennis van ons toekomftig lot te vreezen, § 34. Midsgaders, dat de Onzekere Hoop niet verkitslyk kan geacht worden, boven de Verkrygbarc Zekerheid, § 35. Maar wat meerzy; Wy deden zien, dat, al moest onze Voorwetenfchap met akeligheden gepaard gaan, de Menfchelyke Natuur nogthans rekkelyk en leenig genoeg ware, om zich daar na te fchikken, § 36. 37. 38. En om meer te doen, dan van ons gevergd konde worden, toonden wy ftellig en wederleggend, dat, al wilde men onder't Menschdom etne volledige Voorkennis, van het verband en den za- men-  STERREN-VOOR ZEGKUNDE. ÖQ rnenharig zyner Lotgevallen, voor mogelyk houden, zulks,noch eene algemeene verwarring, noch eene verandering van zynen aait en natuur, veel min eene belemmering of vernietiging zynes Vryen Wils zoude veroorzaak en ,§ 39 tot 42 ingelloten. Tegen alle de voorgemeldde foort van befpiegelcnde zwarigheden , beriepen wy ons eindelyk, op het algemeene gevoelen van het Gezonde Vernuft, over de nuttigheid der Voorwetenfchap § 50. De berispelykheid derzelve dus nergens uit de rede blykcnde, onderzogtcn wy of dezelve op gezag der Heilige Schrift, of op de plichten van den Godsdiens rustede, en wy toonden, dat de Goddelyke Openbaring de Menfchelyke Voorwetenfchap, verre van te berispen, meer dan eens, begunfh'gd heeft, §51. Dat de Menfchelyke Voorwetenfchap geen treden in den Raad Gods vooronderfteld, § 52. 53. En dat de middelen, daartoe dienende, geen noodlottigheid medebrengen, noch eenigen hinder doen, aan de Christen Zedenleer, of het verkeer omtrent de Leer van deByzondere Voorzienigheid, §54 tot 64 ingefloten. § 66. Dus verre dan de bekende zwarigheden tegen de uitbreiding der Menfchelyke Voorwetenfchap, myns bedunkens, opgelost hebbende, zal ik thans overgaan, om te onderzoeken, of men zich zoude mogen vleijen, met de waarfchynlyke aanwezigheid van eenig kunstmatig of wetenfchappelyk middel, daartoe dienende. En voor E 3 eerst,  70 PROEVE OVER DE eerst, daar men gezien heeft, dat den algcmecnentrek, om, meer dan het gevvoonc leven aan de hand geelt, van het Toekomende verwittigd te worden: Een verlangen zoo hevig en aanhoudende, dat men het Menschdom, niet hier en daar een enkel ondeelbaar perfoon, maarby geheelc Natiën, tot de allcrkindorachtigftc en fchande • lykfte bygeloovigheden heeft zien vervallen, ten einde dit verlangen, met deze of gene ydele fchaduwe, te paaijen, veeleer dan te berusten, in het denkbeeld, dat 'er niets voor handen zoude wezen, om aan dien treken dat verlangen te voldoen; Zoo is de Vraag, of dit niet van zelve een vermoeden wekt, dat 'er wczcntlyk in de Natuur middelen voor handen zyn, om dit oogmerk te bereiken ? Nog eens; Zulk een algemeen verlangen, fchynt een Kunstdrift, en een Kunstdrift de voortrefielykheid der Menlchelyke Wezenskring overwaardig; Als leverende een bewys op, van zyne verhevene beftemming. Daar nu de Kunstdriften der Dieren, in de Natuur , altoos gewislelyk een voorwerp vinden; Zou dan de Mensch alleen met deze zoo blykbare Kunstdrift, om het Toekomende intezien, naai- eene ydele fchim grypen? Dit zal de vooringenomenfte betwister, van alle Voorzien- en Voorzegkunst, naauwlyks durven ftaande houden; En men word, wanneer men bydezen^, inval eenigzins aandachtig ftilftaat, als regens dank vervoert, om te gelooven, dat de befchouwing der Natuur', vry waarfchynlyk, een koost moet doen ontdekken, die ons van het Toekomende onderricht. Men  STERREN-VOORZEGKUNDE. 7« § 67. Men mag van agrereti, en om dit zoo oogeufchynlyk ingefchapen verlangen, tot Voorwetenfchap, te dillen en tefusfen, allerleije gronden opfpeuren, om ons over dit gemis te getroosten, cn geluk te wenfehen, mids deze gronden, myns bedunkens, maar wat Wysgceriger zamenhangen dan zy gewoonlyk doen, en zoo veel Vernuft als Geest medebragten. Maar welk een Veld doet zich hier niet op voor eenen Redenaar of Dichter! Hy fchildere Hechts met eigenaartige kleuren, een onderzoekend Mensch, die zich zelvebefchouwt, als de zorg en verantwoordelykheid, over zich en zynebclangens en betrekkingen, gedurende geheel den tyd zyner aanwezigheid op Aarde, aanbevolen, en teffens niet anders voor zich hebbende, dan een raadzelachtig wisfclvallig en ftikdonker Toekomende. Als ik my zulk een voorwerp verbeelde, zeg ik in my zelve: Voorzeker, zoodanig een zal van zelve geperst worden, om alle fchuilhoeken der Wetenfchappen te doorfnuffelen, of hy ergens middelen opfpeuren konde, om iets van het toekomftige te weten. Hy zal misfehien niets vinden: Maar niemand zal my gemaklyk kunnen opdringen, dat hy iets zoekt, 't welk niet te vinden zoude zyn. S 68. Dan, waartoe verbeeldingskracht ingeroepen, als de rede, als de ondervinding fpreekt, en ieder een toefchreeuwt: Daar is onder het Menschdom eene dringende behoefte £ 4 aue  73 PROEVE OVER DE aan Voor ivetenfchap: Immers ten opzichte van een SchikIots waarvan eenen iegelyken in zyn leven, de uitwerking zoo treffende gewaar word! Alle Menfchelyke bedryven, zo natuurlyke als zedelyke, alle ondernemingen hebben, zoo het fchynt, hunnen tyd. En hoe ongelukkig hetzy, zodanig eenen tyd, niet vooruit te weten, en buiten ftaat te wezen, doen en laateh daar naar intcrichten, word aanhoudende in 't gemeene leven ondervonden. Heeft het niet byna eene Hiftorifche Zekerheid, dat Menfchen, genoegzaam van gelyken kringen ftand, van gelyke zeden, van gelyken aart, van gelyke hoedanigheden en talenten, in geenendeele,evenvoorfpoedigzyn? Vind men gcene Menfchen die het alles tegenloopt, zonder dat zulks aan hun gedrag of onbekwaamheid zy te wyten? Zyn 'er daarentegen geene anderen, aan wien alles Haagt, aan wien alles, buiten en boven verwachting, in den (choot valt, zonder van hunne zyde iets ontdekbaars mede te brengen,of te verrichten,'t welk daartoe eenen zichtbaren voldoenden grond fchynt te leggen? Treft niet een iegelyk, of immers een vceltal onder de Stervelingen, in den loop van 't Ondermaanfche leven, tydvakken aan, waarin alles voor winden ftroom gaat, en wederom anderen, waarin niets hoegenaamd, hoe beredeneerd en voorzichtig ondernomen, fchaveelen wil? Men moet Hazardfpelers gezien hebben; Men moet hun overleg, en beredeneerde kansrekeningen hebben overwogen, en men moet dan, wanneer iemand hunner, zoo als men het noemt, in zyn geluk of ongeluk is, eens zien', hoe alle'deze kansrekeningen, ver- y'delt  STERREN-VOORZEGKUNDE. 73 ydelt worden, om het Volks-denkbeeld te doen veld winnen, dat 'er een zoogenoemd Schiklot zy. Enfchoon dit alles gevolgen zyn, van de zonderlinge Combinatie of Zamenftclling der Waereldlche dingen, heeft zulks niet nagelaten, in alle tyden te doen fpreken (misfehien om dat men het geencn anderen dan dezen naam wist te geven) van een gunftig en ongunftig, \ an een gelukkig en ongelukkig Schiklot, 't welk over ons heerscht. % ö> Ik ben wel mede van die gedachten, dat het wezenIs ke geluk, zoo ongelyk niet verdeeld is, dan den uitwen digen fchyn, by den eerden opflag, gcmcenlyk doet denken. Voorfpoed, Bevordering, Rykdom, Eer, Aanzien, Roem, hoe begcerlyk een goed zulk alles zy, ?t is daarom, in de meeste gevallen, zoo aanftonds geen waar geluk; Even zoo min, als het tegengedelde altoos wezcnlyk ongeluk zy. De wyze hoe daaromtrent zedelyk verkeerd word, moet 'er, buiten alle andere aanmerkingen, die hier over, van alle kanten, temaken zyn, het Zegel op drukken, om het eene tot wezenlyk geluk, het andere tot wezcnlyk onheil te kunnen rekenen: En in zoo ver hangthet eigenlyke geluk en ongeluk meer van ons eigen zeiven af, dan wy mcenen. Maar dit neemt de waarheid en de kracht, van hetgeen wy, nopens een zoogenaamd Schiklot, te berde bragten, niet weg: En wy moeten ons in duizend gevallen, willens of onwillens, wel van de VVysgeerige onverftaanbare uitdruk' king bedienen : Daar is een Schiklot. E 5 Welk  ?4 PROEVE OVER DE S f* Welk eenen nieuwen en algemecnen fpoorflag isditondertusfehenniet, tot de begeerte, om van het Toekomende, eenig meerder inzien te hebben! En daar alle Giskunde, alle Kans- of Hazard Rekeningen, die men anders meen ik, voor veroorloofde en zelfs nuttige toe vluchten, van het Menfchelyk Vernuft houden mag, en die over eene genoegzame meenigte, de zekerde uitkomden hebben; als zynde door de herhaalde Ondervinding waargenomen, door Wis en Rekenkunde bewerkt, en wordende wederom door de Ondervinding bevestigd, daar, zeg ik, alle zodanige Kansrekeningen en Combineerkonden, geheel-en-al verydclt worden, zoo dra zy op Ondeelbare Wezens worden toegepast; Z' o xhynen den Mensch alle middelen te ontvluchten, om aan dien onwederftaanbaren prikkel, aan die fchreeuwende behoefte van Onderricht, aangaande het Toekomende, vooral ten opzichte van zyn ondeelbaar Perfocn, eenigzins te kunnen voldoen, ten zy 'er eene Wetenfchap aanwezig \vare, die dit gemis, eenigzins zoude kunnen vervullen. Ja my dunkt, ik hoor een kreet onder het Menfchelyk Geflacht opgaan, op het oogenblik dat dit in zyne kracht bezeft word, roepende: Is 'er dan niets,niets in de Natuur! Is 'er niets, waaruit ik befpeureneirontdekken kan, of, en wanneer my, in myne ondernemingen , dat wonderlyk Verfchynzel, 't welk men Schiklot noemt, voor, of tegen werken zal! Bcfluiten wydan gerust, of dat deze zoo redelyke vordering des Mcnschdoms ydel, of dat eene Konst, om iets van liet Toekomende te voorzien, aicgclyk ja waaifchynlyk zy. Daar  ST ER RE N-VO ORZEGKUN.DE. 75 § 7i. Daar het nu overal aan genoegzaam doorzicht in den zamenhang der Waereldfche zaaken ontbrak, en de Combinatiën daarop gegrond, ter ontdekkinge van het Toekomende, telkens wierden te leur gefield, door onverwachte tusfchenkomften van Gebeürenisfen, die met al het voorafgaande geen het minfte befpeurbaare verband hadden, zoo fcheen echter de ervarenis al vanouds Voortcekenen aan de hand te geven, om daar uit, ten minden ftukswyze, Toekomende Voorvallen, en der Menfchen Schiklot immers op eene algemeene wyze te voorzien; En men heeft de verfchillende waarnemingen daar van, het zy dan wezenlyke of gewaande, tot zamenftellen van Wetenfchappcn gebragt. Ziet hier, zoo niet een volledig verflag, ten minden eene optelling van de voornaamde derzelve. S 72. Gantfche Volken meenden van de vroegftc tyden af, in de Vier Hoofddoffen, in het kruipende en viervoetig Gedierte, maar vooral in 't Gevogelte en hun gefchrei, Voorteekenen van Gebeürenisfen te ontwaaren; En 'er zyn Schriften en Boeken voerhanden, onderden naam van Teratoscopia, of Verzameling van Voorteekenen , waarin men duizende dergelyke waarnemingen, over allerleije gevallen van het gemeene leven, vindaangeteekend, en waaronder 'er voorzeker, immers wat het Weder  J"6 PROEVE OVER DE der en de Saizoenen betreft, velen zyn, die'zichde verftandigfte lieden niet fchamen, in aanmerking te nemen; Hoezeer anders buiten tegenfpraak deze zoort van Voorreekenen, over het algemeen genomen, een allergereedst middel, tot het fchandelykfte overgeloof verftrekt, en van alle tyden verftrekt heeft. S 73- Anderen hebben, indeDroomen, Voorbeduidcnisfen van het Toekomende meenen waartenemen, en 'er eene befchrevcn kunst, onder den naam van Oniromantia, van gemaakt, ftrekkende tot uitlegging van dezelve. De Droom - Uitleggers waren van ouds zeer vermaard ; De Propheet Daniël is zelfs als eenen ervaamen in deze konst bekend geweest, zo als men moet opmaken uit Daniël I vs. 17, vergeleken met Cap. II vs. 13. En daar bovendien de Heilige Schrift veel gewaagt, van in. gevingen en Waarfchouwingen in den Droom, ar van Droomuitleggingen, op Goddelyk gezag gefchied, zoo fchynt daardoor, aan de Droombeduidenis, veel geloofwaardigheid gehecht te zyn geworden. § 74- Voorts, zommigc Oude Wysgecrcn veel op gehad hebbende, met de Letters, waaruit iemands Naam beftond; En ook aan de Getallen, gejyk Pythagoras en anderen, eene geheimzinnige beteekenis enbeduidenis toekennende ; welke geheimzinnigheden , daarna , meest in de Kab-  STER REN-VOOR ZEG KUN DE. 77 Kabbala zyn overgenomen: Zoo zyn daaruit ook twoe Voorfpeilende Konden gefproten, die men Onomantia en Geomatitia pleeg te noemen. S 75 Wederom anderen, hebben in 'sMenfchen Gelaat en Geftalte , niet alleen een Spiegel van zyne geaarthcid en hoedanigheden, maar zelfs een geheel voorbeduidend verflag, van zyn byzonder Lot in de Waereld, willen ontdekken. En daar de Handen de algemeene Uitvoerders van ons bcdryf zyn, zoo hebben zy ook vooral in de Strepen en Trekken, welke door de Palmen der Handen heen loopen, zoo als ook in de hoogte der Muskels in de hand, als anderzins, ontvouwingen van'sMenfchen wandel, en van zyn Voor- en Tcgenfpoeden meenen te vinden. Van welke beiden zeer uitvoerige, en uitgebreide Konstrcgels voorhanden zyn, onder de naamen van, Phyfiognomia of Gelaatkunde, en Chiromantiaof Hand-Kykkonst. § 76. Maar buiten deze allen heeft, van zoo lang eenige gedachtenis der voorgaande tyden is overgebleven, de AftraIogia of Sterren Voorzegkunde, zich in vermaardheid gehandhaaft. Ook zal niemand, die iets aangaande deze zaaken onderzogt heeft, weigeren te erkennen, dat zy bovenalle andere Voorzegkonden, eene algemeene achting en aanzien onder de befchaafdfte Volkeren heeft ver-  7^ PROEVE OVER DE verworven gehad: Behalven dat de meesten hier voren opgenoemde Konften, de Astrologie vooronderftellen, of hunne voorwerpen tot de Astrologie overbrengen en herleiden: Waarom deze laatfte, als de ftam en wortel van verfcheidcn der eerstgemclde, kan en mag aangemerkt worden; Offchoon men ook de eerfte niet voor takken, maar wilde ranken van dezelve mogt willen erkennen. § 77- De Sterren • Hemel was toch van öuds, het grootftc en belangrykfte voorwerp van aandachtige bcfchouwing, aanhoudende waarneming en bewondering: Niet Hechts om de ftonden, tyden en fatzoenen, tot nuttig gebruik en voorzorg, in het gemeene leven, te bepalen; Maar om uit de Standen der Hemclfche Ligchaameu het Toekomende te leeren kennen (*). En, getuigen zy de algemeene gefchiedenis der Wysbcgcerte; Getuigen de Chaldeeuwen, of misfehien zelfs de Ethiopiè'rs; Getuigen de naauwlyks heuchelyke nagedachtenisfen, midden in de verwarring der Fabel-Hiftorie tot ons overgebragt; Bat de Astrologie, of zodanig eene kennis van den Hemel, welke diende, om het toekomftige lot van Men- (*) Een dergelyk voorzeggend gebruik der Hemelkennis heeft men by de befchaafdfte Americaanfche Natiën gevonden , onder de weinige grond-denkbeelden van Weten, tchappen en Konst, waaruit men een gemeenen oorfprong dier Volken, met de Bewooners van de Oude Waereld mag vermoeden. Welk een bewys voor de Aloudheid en Algemeenheid der Voorzegging uit de Sterren!  STERREN-VOORZEG KUNDE. 7 Z geeren, en vooral Pythagoras, te verdaan, of deVoorfchriften der Kabbala en Alchimi te bevatten. 6 Neen! Een weinig Sterrenkunde, een weinig Aardrykskunde, een weinig Wiskunde en een goed natuurlyk Oordeel, vond de deur en toegang , tot alle de Astrologifche Kundigheden , zedert eene reeks van Eeuwen open. Dit vooronderfteld althans geen het minfte oogmerk, tot misleiding of bedrog. Met zulke doeleinden bezielt, fchuvvt men het licht, en men verbergt zich gewooulykagter geheimzinnigheden, om bewondert te worden , aanhang te maken, of ten koste van bedrogenen en misleiden gewin te doen. Neen, de Astrologie geeft in duidelyk ontvouwde Konstregels, aan eenen iegelyken, die zich maar de moeite van het onderzoek verwaardigen wil, den toetftcen in handen, waar aan heure waarde of onwaarde, waaraan heure daging of teleurftelling, in de ontdekking van toekomftige zaken, kan beproefd worden. Deze Wetenfchap, met alle zulke blykbare goede trouw ondcrtusfchen, door zoo vele Eeuwen heên, hare achting ftaaude gehouden hebbende, fchyat een ieder onzydig beöordeelaar, als van zelve overgehaald te moeten worden, om te gelooven, dat hare middelen niet zonder vruchtbare uitwerking, ten opzichte der ontdekkingen van het Toekomende, moeten geweest zyn; Immers dat zy door de uitkomften, niet zoo algemeen zyn gelogenftraft, als de Beftryders dezer Konst wel zouden willen doen gelooven. § 83. Wy moeten hier ook, als een ftuk, waarop myns bedunkens , nimmer ter zaakc, en voldoende is geantwoord t nog  STERREN - VO.OR Z EG KUN DE. 83 nog een anderen en niet min klemmenden grond, tot een zeer gundig vooroordeel, ten opzichte der Sterrai-Voorzegkunde, onder den aandacht brengen. Hetzelve bedaat in de befchouwing der Regels zelve, die de Astrologie tot haar oogmerk, te weten de ontdekking vanaanftaande Gebeürenisfen, aan de hand geeft. Die Regels onderdellen zoo veel zonderlinge opmerking, zoo nopens de fchynbare bewegingen der Hemelfche Ligchaamen, als nopens hunne Standen, en de verdeeling des Hemels; De doorfnydingen van IIcmelfpheer-Cirkels, en de berekening der Hoeken, die deze Cirkels maken; Kortom, ontelbare oplettcnhcden, en berekeningen, die, hoezeer zy geen hoog verheven Wiskunde vorderen, echter moeijelyk en omflngtig in hunnen aart, en veelal buiten de Sterren-Voorzcgkunde van geen gebruik zyn. Men voege hier by, de afllovende moeitens, die lieden van algemeene Wetenfchap , groote Geleerden en ervaarnc Wiskundigen, in later tyd, genomen hebben, ter berekening van louter Astrologifchc Tafelen; Zulke Tafelen, waarmede de Astronomie niets te fchafien heeft, en die dus met geen ander oogmerk toegedeld en ingerigt zyn, dan om alle Liefhebbers, Beüeffenaarsen Onderzoekers der Sterren - Vborzegkimde, gemak, jaeenaanmerkelyke verligting aan de hand te geven. Nu vraagt men, en myns bedunkens met de grootdeengegrondde rede, wat tog anders, dan ware overreding, van ondervonden nuttigheiden daging der uitkomden, die aanhoudende opmerkingen en waarnemingen, als welke zoo vele zonderlinge Konstregels fchynen te hebben voortgebragt, en welke anders in geen 'sMenfchen gedachten F 3 wil-  66" PROEVE OVER DE willckeuriglyk by eenige mogelykhcid fchynen opgekomen te zyn, aanleiding tot dezelve kunnen hebben gegeven ? S 84 Hebben, vraagt men andermaal, de vroegere en latere Astrologisten niet geflaagd, waartoe dan die verbazende en vergeeffche moeite, van zoo vele onderïcheidene berekeningen van Tafels? Een arbeid, die, als zyicdel of zelfs maartwyffelachtig ten opzichte van het oogmerk ware geweest, alleen gefchikt fchynt, om een ie^ gelyk de middelen in handen te geven, en gemaklyk te maken, tot het werkdadig en proefondervindelykbeöoiv logen en omverwerpen eener Konst, ten welkers behoeven zy al dat werk hebben verricht! § 8J. Nog eens, dit was nimmer den weg, die laatdunkende Kwakzalvers, of arglistige Bedriegers , infloegen. Myffieke Schriften, dubbelzinnige Wartaal, SphinxenRaadzels, duistere Lesfen, willekeurige Uitleggingen; Dit waren altoos de toe\ luchten van list en bedrog! Voorts gaat het niet welaan, zich ten dezen agter de tengere uiulugt te bergen, dat de vroegere en latere Astrofoguten voer deze hunnen lastigen en vermoeijenden arbeid rykelyk zyn beloond, en door groore Jaarwedden aan Koninglyke Hoven cn by Waereld-Grooten, mitsgaders door verworven eer en hoogachting by dezelve, zyn  STERREN-VOORZEGKUNDE >;7 zyn aangemoedigd geworden: Want waren deze Vorfren en Waereld - Grooten, verftandige en doorziclrige Lieden , dan pleit hunne rykelyke bezolding der SterrenVoorzegkundigen, zeer in voordeel van de zekerheiden nuttigheid hunner Kunst. Of waren zy flechts ligtgeloovige, bygeloovige, doodeenvoudige-, onkundige, en, met het zonderlinge en wonderbare, lomp vooringenomen Menfchen, wat behoefde men dan, by dezelve, zich intedringen, door mocijelyke Konstrcgels, en zware berekeningen, waarvan zy tog niets konden verdaan? Aanmatiging, fnorkery, vermomd agtcr eene geheimzinnige of huichelende houding, was tot voorinneming der zuiken, een veel gemakkelykcr, veikieslyker, cn voor heb- en eerzugtige misleiders,cen veel gewooner weg. § Crj Ilet is ten uiterde te bejammeren, dat men, aangaande den irapswyzen voortgang der Wctenlchnppen, vooral in dcrzelver eerde beginzelen, in de Wetcnlchappelyke Gcfchicdcnis der Ouden zoo luttel kennis draag'. Maar indien men den natuurlyken gang van het werk, opzichtelyk de Astrologie, mag raadplegen , dan hebben de Ouden, eerst blootelyk de regelmatige Standsverwisfelingen, der Hemellichten ontdekt, deTyden en Saizoenen daar na verdeeld en berekend, maar teffens gaandewegs waargenomen, dat die Standen en Standwisfelingen ook betrekking hadden, op Gebeürenisfen en Lotgevallen. F 4 Da4  88 P R # E V E OVER DE Dat het nu aldus hoogstwaarfchynlyk, zo niet volkomen zeker, toegegaan zy, daarvan fchynt de Astrolo, gie zelve, aan hen die 'er eenigzins gemeenzaam mede zyn, de aannemelykfte blyken te geven, uit de nu reeds meermaal aangehanlde meenigvuldigheid, en het zonderlinge der Astrologifche opmerkingen, en daaruit geborene Konstregels, zoo vol kleine en echter gewigtige oplettenheden. Geene Theorie, gcene Hypothejis kon daartoe aanleiding geven, geen Wysgeerig zamenftel, veelmin ccnig Godsdienftig Bygeloof, had iets in zich, om dezelve in gedachten te brengen; Geene Verbeeldingskracht kon 'er den aandacht op doen vallen. § 88 Eénige voorbeelden uit duizenden zullen hier genoeg zyn. Waarom zyn de Knoppen van de Maan, Caput en Cauda Draconis, by de Goede Planeten van eene goede, en by de Booze Hemellichten van eene booze beteekenis ? Waarom word het oogenblik derZamenftand van Zon en Maan, voor het Verltand nadeelig gehouden, daar toch de zamenftanden van Hemellichten, die niet tot de Booze behooren, over het algemeen, volgens de regels der Astrologie, geene ongunltige AdfpcSlen zyn ? Geen Theorie, geen vooraf aangenomen Hypothejis dezer Konst, of die van eenige andere Wetenfchap, fchynt daartoe de minfte aanleiding gegeven te hebben. Van waar komen dan deze twee Regels, zoo niet uit waarnemingen by her-  STtR REN -VOORZEG KUNDE. 89 herhaling gedaan, en dus door de ondervinding geleeraard en bevestigd? — Maar wat meer is: Indien de Astrologie indedaad geenzins het gevolg van gedaane waame« mingen en ondervindingen, maar wel van eenige Wysgeerige Grondleer of Vooronderftelling ware, dan was 'er niets natuurlyker, dan dit, dat in hare Konstregels, de Zon (zo al niet mede de Maan, als de grootfte en oudfte Regclares der Tyden eu Stonden) de allergunftigfte invloeden of beduidenisfen zoude zyn toegelchreven : Dewyl om het blykbaar nut, 't welk dat heilzame Hemellicht aan geheel de ftoffelyke en groeijende Natuur te weeg brengt, hetzelve zo vroeg en algemeen, van een afdwalend Menschdom, voor eene eerfte en allerhoogst weldadige Godheid is aangezien en aangebeden, ja zelfs by de grootfte Wysgeeren der Ouden, als dat Wezen en die Lichtbron, waardoor het Oneindig Wezen en oorfprong aller dingen, zich aan alles, wat buiten hetzelve beftond, mededeelde, is befchreven en gekenfehetst geworden. Nu hebben Zon en Maan, in de Sterren - Voorzegkunde, zo als die ons van de Ouden is agtcrgelateo, als de beide Luminaria, wel veel gewigt: Maar, (en is dit niet zonderling?)noch Zon,noch Maan, behooren, ten opzichte van het goede, gunftige en gelukkige, zoo betreklyk de zedelyke hoedanigheden, als de Gebeürenisfen en Lotgevallen, geenzins onder de voornaamfte en flechts onder de middelmatige Hemellichten. Daarentegen zyn het alleen de Planeten Jupiter en Fenus, aan welken tot het goede, gunftige en gelukkige in de Astrologifche Regels (waaromtrent ik my ten dezen op alle Kenners durf beroepen) eene beftendige betrekking, het zy dan F 5 als  C/D PROEVE OVER DE als Werkoorzaaken, hetzy als Beduiders, word toegekend. Wat anders nu, dan de waarneming en herhaalde ondervinding, kan dezen voorrang, in de gemelde betrekking, aan zulke twee, in Natuurkundige kracht, werkzaamheid cn algemeene nuttigheid , zoo veel geringer Planeten, hebben toegekend? § 89 Wilde men, om hier iets van te maken, zeggen, dat Jupiter in de Heidenfche Fabel-Godsdienst de voornaam: de Godheid zy, en dat dus in de Astrologie, om deze rede, het goede, gunftige en gelukkige word toegefchreven aan de Planeet die zynen naam draagt. — Waar blyft men dan met VenuJ Deze was geen Opper-Godes, en vooral wegens het zedclykc goede niet uitnemend vermaard. Maar, zyn de namen der Heidenfche Goden aan de Planeten en Hemellichten gegeven, uit hoofde der Natuurkundige invloeden en werkzaamheden, die men van dezelve befpeurde, hoe komt het dan, dat aan de Zon, dat albeheerfchend en opperst weldadig Hemellicht, den naam van Jupiter niet gegeven is. Integendeel zy word naar eenen minderen God, te weten Fehus,benoemd, en zelfs naar eenen Titan, die onder den rang der Goden niet behoorde. En waarom is Saturnus dan ook niet onder de goede, gunftige en gelukkige Planeten? Saturnus was immers de Vader der Goden, en de Eeuw dienaar dezen God genoemd word, was, volgens de Fabel, de Eeuw van Gerechtigheid, Deugd, Overvloed en Geluk. Doch neen, de Astrologifche Regels del-  STERREN-VOORZEGKUNDE. 91 dellen, ter nadere bevestiging myner opmerkinge, Satur* tius onder de kwade en ongeluk beteekenende Planeten. S co. Dit is ondertuslchen eene bedenking, die ik niet weet dat dus ver door iemand is aan de hand gegeven, en die ik wel gaarne, ter vrye overweginge van kundige beoordeelaars durf overlaten. Voor my, zy komt my ter goeder trouwe vry beflisfend voor, als iets, 't welk genoegzaam betoogd, dat geen verborgen Syfthema van Wysgeeren, geen Overleveringen, geen Afgodendienst, of hare Fabel -Verdigtzels, maar alleen de herhaalde Waarnemingen en Proefondervindingen, de meenigte der uitbundige Regels van de Astrologie, hebben voortgebragt, en dat men eerst heeft mcenen te ondervinden, dat de Sterren het Toekomdige voorfpellen, eer men 'er aan gedacht heeft, om zulks uit derzei ver aart, hoedanigheden, of wyze van beftaan, door, het zy Betoogde, het zy Hypothetifche Theorien afteleiden. % 9i- Toen men naderhand misfehien ging overwegen, waar by.het toekwam, dat de Standen der Gefterntens en Planeten , met dit of dat Lotgeval overeenkomftig waren. Toen zyn ook de Theorien, over deze Wetenfchap voor den dag gekomen; Waarvan de algemeenfte en oudfte voorzeker deze was: Dat Hemel en Aarde, en derzelver Deelen, in eene naauweQvereenJlemming ftaan; En  9» PROEVE OVER DE En dat, wie die overeenfiemmmg kon ontdekken, sok uit de Sterren kpnde voorzeggen (*). Deze Theorie, getrokken uit de overeenftemming tusfchen Hemel en Aarde, en hunne Deelen, is vervolgens nader uitgebreid ; Ja misfehien heeft men dezelve wel tot ieder op zich zelfs beftaande Wezen betrokken, en dus in een iegelyk Dier, en in de ligging zyner Ingewanden, eene Overeenftemming met het groote Waereld-Gebouw, en wederom daardoor een Verband met de Gebeürenisfen en Lotgevallen, daarin gevonden, offchoon 'er het Bygeloof, het zyne rykelyk aan toegebragt zal hebben. Hoe het ook zy, het fchynt zeer geoorloofd, in deze zaak, aangaande welke niets duidelyks van de Ouden is nagebleven , eenige niet onvvaarfchynlyke gisfmgen te maken : Terwyl het intusfehen zeker gaat, dat de Ouden, eene Overé'enftemming tusfchen de Waereld en den Mensch hebben vooronderlteld, en dat zy den Mensch vry algemeen, als een Microcosmus, of Kleine Waereld hebben befchouwd, die in alle zyne Zedelyke en Stoffelyke betrekkingen, met het Heelal, in een zodanig verband flond, dat de Groote Waereld als 't ware een Prent of Uitbecldzel van den Mensch, en wcderkeeriglyk,de Mensch als de Kleine Waereld, een Spiegel van't Heelal opleverde: Des dat daar door wel degelyk, tusfchen de Mensch, en den Sterren - Hemel, als het grootfte Voor ons gewaarwordelyke deel van 't Heelal, een Verband '*) Zie j. brukker, Leifle Beginzelen van deCefchie. clenis dar Wysbegeerte , pag. 30 , Nedcrduitfche Uitgave J778.  STERREN-VOORZEGKUNDE. 93 band was, en ondervonden wicrd; In het welke regtte kennen, het Toekomftige Lot van den Mensch, ook te ontdekken ware. § 92. Zier daar Ondervinding en Theorie der Ouden zamen gepaard, om de Astrologie, en daaronder vooral de Horoscoop-Kunst, die tot de Geboortens betrekking heeft, tot eene Wetenfchap gemaakt, waarvan men, met Wysgeerige Gronden,naar den eisch rekenfchap geven wilde, en waarmede dus ook niet Hechts bedrieglyke Priesters, maar de grootde VraagbakensdesVcrnufts,deberoemdfte Waereldlichten, cnder de Ouden, voor den dag durfden komen. § 93- Hoe meer ik met mynen aandagt ftil fta, by dezen Microcosmus der Ouden, hoe meer ik meen te bezeffen, dat, zonder my tot een Syncretist op te willen werpen, 'er zeer veel mogelykheid is, om eene aanmerkelyke overeenkomst van deze onnafpeurlyk oude Theorie, met de Hedendaagfche Leibnitziaanfche Wysbegeerte aantctoonen. En hoe bczwaarlyk een bondig betoog, van dellingen, die de buiten ons verftand beftaande dmgen betreffen, moge vallen, zo voele ik my ditmaal, van eenen my vreemden lust daartoe bekropen. Immers, ik zal aanftippendervvyze, de drangredenen openleggen, welke ik meen, ten betoge te kunnen dienen, dat het denk-  94 proeve Over de denkbeeld, of de Theorie der Ouden, nopens den Mi* crocosmus, als een grond der Sterren-Voorzegkunde, met de gevolgen, uit de Monadologie, den Nexus Re» rum, en de Algemeene Harmonie van Leibnitz word gedaaft. De zoo veel gerugt gemaakt hebbende Lavater heeft op een zoortgelyke wyze, in eene breedvoerige Verhandeling, de Gelaatkunde, met het beginzel der voldoende Rede, en de Leer der vooraf vast gefielde overeenftemming tusfchen 's Menfchen Zielen Ligchaam tragten te betogen. Ik zal dus geen eenling zyn, in eene dergelyke onderneming. De Gelaatkunde, welke, zoo als hier voren reeds in 't voorbygaan is aangemerkt, vele Astrologifche Overé'enkomften, omtrent de Geaarthedencn Lotgevallen, vooronderftclt, is uit dien hoofde veelmin eene Grondwetenfchap, Am de Astrologie, die met geheel de Phyfiognomie niets te fchaffen heeft, en deze is dus veel meer dan die der moeite waardig. Ziet hier dan de zaak. § 94- Wie het delzei van Leibnitz regt bezeft, moet daarin befpeuren, dat die Wysgeer, voor de beginzelen der geheele Schepping, geen andere dingen aanneemt of erkent, dan Monaden of henheden der Natuur; Eindige Zelfdandigheden namelyk, die ieder eene eigen Werkkragt hebben, waardoor alle de wy zingen, of veranderingen, welke in dezelve voorvallen, ontdaan; En welke Zelfdandigheden, geen werking van andere eindige Zelfdandige Wezens in zich toelaten. Des worden alle In.  ST E R R E N - V 0 O RZ E G K L' NI)E. 95 Invloeden, alle ware Lydingen in deze Beginzelen der Natuur ontkent; En alle Lydingen, alle Werking van Tweede Oorzaaken, op of in elkander, alle Overgang van Krachten, welken men in de Zamengeftelde Dingen, dat is in de Stof, dat is in de Ligchamen, meent waar te nemen, worden by Leibnitz en by alle die genen, welke hem wel meenen tc verdaan, voor blootePhxnomena, dat is, voor Verfchynzclen, waarvan men geen voldoenden grond weet aantewyzen, gehouden. § 95- Hieruit ontftaat 'sMans gewigtig en by zoo weinig Vernuften welbegrepen Sydliema, der Algemeene Harmonie, of O vereendemming aller Dingen; Waarvan het Leerduk der vooraf vastgeftelde Overeenftemming tusfchen Ziel en Ligchaam, maar een gevolg is. Want daar niets indedaad op of in elkander werkt, daar moet den grooten Nexus Rerum, of 't geheele Verband van de Waereld, eenig en alleen hier op uitkomen: Dat ieder op zich zelf bedaande Eindig Wezen, door zyne eigene Spontaneïteit, of Vanzelfswerking, dat is, door de kracht, die het van God als Schepper en Onderhouder verkrygt, eene Algemeene Overeenftemming helpt te weeg brengen, waarin de fchoonfte orden der Natuur beftaat, en die de onuitputbare wysheid van den Grooten Bouw-en Opperheer, in dit onnafpeurlyk geheim, zo ver wy een oneindig klein ftuk der zaake daarvan bezeffen, ten toon fpreid. Die  PROEVE OVER DE S 96". Die gewigtige Algemeene Harmonie, heeft ten on* middelyken gevolge, dat zonder invloed, zonder op- of inwerking, ieder tegenwoordigen ftand, van een iegelyk op zich zelf beftaande ding, de Voldoende Rede in zich wyst, van den tegenwoordigen ftand, eener iegelyke andere Zelfftandigheid, Monade of Eenheid der Natuur: Want was dit niet alzo, dan hield de Algemeene Har ■ monie aller dingen oogenbliklykop, welke by Leibnitz op zyne gronden van zekerheid te voren onderfteld was. En het is aldus, dat volgens deze Philofophie, ieder Monade, geheel de Waereld in zich voorftelt, ja als 't ware een Spiegel van 't Heelal verftrekt, waarin het Goddelyke Verftand, al het gefchapene in zyn Verband zien kan; Zoo, dat voor hetzelve, dit groote Problewa of Vraagftuk oplosbaar zy; Namelyk: Gegeven zynde den ftaat van één enkele Monade , of Eenheid der Natuur; Daaruit den Staat van geheel de Waereld op te maaken? § 97- Ieder Monade is dus een ware en wezenlyke Microcosmus of Kleine Waereld: En derhalven is de Mensch, om nog fterker rede, niet alleen voor zoo ver hy eene Ziele heeft, welke een zeer voortreflelyke Monade, of Eenheid der Natuur uitmaakt, maar in zyn geheele zamengeftelde Wezen, een Spiegel van 't Heelal, een Microcosmus of Waereld in 't Klein; En de Wysgeerte der Ouden, is  STER REN-VOOR ZEG KUN DE. 97 is ten dezen opzichte, met de Hedcndsagfche Wyjgeertc van Leibnitz, in de zaak volkomen overeenkomilig: Dat te betogen ftond, ten eerften. S 98. Maar deze Philolöphie der Ouden was, zeiden wy, en zulks op getuigenisfen van groot gezag, by hen den TkebreuTchen Grond, der Voorzeggingen uit de Starren; Kan zy zulks dan ook niet zyn, volgends de Wysgeerige Regels der HedendaagfcheGroote Mannen? Zulks gaan wy bckyken; 't Is het tweede deel van ons beloofde betoog. ï 99- Tot dat einde moet ik als eene Voorbereiding doen opmerken, dat de Astrologifche Waarnemingen, die den grond leggen tot de Voorzegkunde, niet alleen beftaan in de Plaatsveranderingen en AdfpeÜen der Planeten, Sterren enGefterntens; Neen, daartoe behoort ook de waarneming der Standen van het gantfche Heelal. En ten dien einde verdeelt men het gantfche Hemelplein in twaalf gelyke Vakken; Op tweederleije wyzen; Te weten: Eerst door Zes Groote Cirkels, Secundarii genaamd, die de Ecliptica, dat is de Zonneweg, of de Weg des Aardkloots, in zynen omloop rond de Zon, regthoekig in twaalf gelyke Bogen doorlhyden; beginnende van het punt der Leutfnede, in het Noorder Halfrond: Welke Vakken men den naam van Hemelhuizen geeft, G. di«  V"8 PROEVE OVER DE die wel ieder na een der Twaalf Gefterntens of Teekeneii' van den Zodiak, of Dierenriem, genoemd zyn, maar wier beteekenisfen en aanduidingen, niets tefchaffenhebben , met de Sterrenbeelden; nadewelken zy, zedertde tyden van Hipparchus, den naam dragen. Zoo dat tegenwoordig het Stenenbeeld van den Ram, in het Huis dat na den Stier genoemd is, gevonden word: Terwyl de beteekenis van het Huis dat na den Ram den naam draagt, onveranderlyk dezelfde blyfr, die het ten tyde van Hipparchus, en vroeger, gehad heeft. Ten tweeden, word het gantfche Hemelplein verdeeld, in Twaalf gelyke Deelen of Huizen, zich fchikkende, naar alle oogenblikken onder alle mogelyke toppunten, door middel van Zes groote Kringen, Stand-Cirkels genaamd. De Diameters, ofMiddellynen, der bovengemelde Secundarii en Stand-Cirkels, laten zich tot in het oneindige verlengen ; en derhalven Omvangen de Spheren of Bollen , waarvan deze oneindig verlengde Middellynen de Asfen zyn, de oneindige of onbepaalde ruimte van het gantfche Heelal. Dus worden de Betrekkingen en Standen van dat zelve Heelal, in alle ocgenblikkcn, door de eei de Verdeeling, voor den gantfehen Aardbol opzichtelyk den Zonnenweg, en door de tweede, voor ieder dip van deszelfs Oppervlakte, waar den Mensch geboren worde, of zich ophouden moge, dooide AstrologifckeKonst, ten voorwerpe van Waarnemingen gedeld; En daarenboven worden alle deze Waarnemingen in't byzonder vergeleken , met de Waarnemingen der Standen en Standverwisfelingcn van alle Hemelfche Ligchamen, als zoo vele alki gewigtigfle en belangrykde dippen van de Waereld. Dit  STERREN VOORZEG KUNDE. 9? § ICO. Dit nu vooraf onder het oog gebragt hebbende, kunnen wy, met ons betoog, onmiddelyk in dezer voege voortgaan, 't Is zeker, dat noch onze gewaarwordingen, noch ons vernuft, immer het Verband der Algemeene Harmonie kunnen omvatten, en dat wy derhalven de Waereld in 't groot, nimmer zodanig kunnen kennen, als noodig is, om met inzicht in het Verband, eenige Ondermaanfche Gebeurenis, of eenige Hoedanigheid of Lotgeval ,van eenig Mensch, als het Microcosmut der Ouden, daaruit optemaken, of optelosfen; En wy moeten dezeoplosfing aan den onëindigen Wiskonftenaar overlaten. Maar het is daarom niet minder zeker, dat de Staat en Stand van 't Heelal, 't welk ons in ieder oogenblik,op eene byzondere wyze, in de onnalporelyke Ruimte omgeeft, en de Staat en Stand der gewigtigfte en belangrykfte punten van hetzelve, zoo als zy den Aardbol, en ieder Mensch op denzelven, in eene waarnemelyke nabyheid omringen, onafhanglyk van onze gewaarwordingen, of van ons Vernuftig inzien, de genoegzame rede van alle gebeürenisfen in 't algemeen, en van de hoedanigheid en lotgevallen van een'iegelyken Mensch in *tbyzonder, in zich vervatten: Want wie dit wederfpreekr, moet niet flechts de Algemeene Harmonie van Leibnitz tegenfpreken, volgens welke het gantfche Heelal, met een iegelyke Zelfftandigheid, als een deel van hetzelve, overeenflemt, en den voldoenden grond, van ieders wyze van zyn, in elkander vinden; Maar hy moet zelfs het veel algemeener aangenomen Leerfluk , van den G a Negus'  izo hosvi over es Nexm Serum ontkennen, en zich dan Oorlog van de meest geachtfte Heidenfche en Christen Wysgeeren, op den halze halen. § IOI. Doch, al wat de genoegzame rede van eene zaak in zich vervat, kan ook van die zaak (zonder ons daarom in 't verband van oorzaak en gewrocht doorzichtiger te maken) een Aanwyzer, Aanduidcr en zelfs een Voorbeduider of Voorteeken zyn; Want alaoo is by voorbeeld een zachte en aanhoudende Regen, in de Meymaand,een Aanwyzer van den groei van Gras en Kruiden, en gewisfelyk een der Voorteekenen vaneenen milden Hooicyd. § 102. Nu is daar even getoond, dat de Staat en Standen, van het ons omgevende Heelal, en die der voornaamde, belangrykde en gewigtigde punten van hetzelve, zoo-, danig als zy den Aardbol en ons op denzclvenomringen, de genoegzame Rede, van alle Gebeürenisfen in 't algemeen, of van de hoedanigheid cn lotgevallen van eenen iegelyken Menfchein't byzonderin zich vervatten. Derhalven moeten zy daarvan ook de Aanduiders cn Voorteekenen kunnen zyn. $ 103. Dit moet dan ook de rede en voldoende grond opleveren, van de Proefondervinding, door de Astrologisten van  STERREN-VOORZRGKUNDE. IOI vanonheuglyke tyden gedaan, cn herhaalt; volgens welke de Standen van 't Heelal en die der Sterren, Aanwyzers en Voorbeduiders van Algemeene Gebeürenisfen, mitsgaders van de hoedanigheden en lotgevallen van byzondere Perfoonen bevonden wierden te zyn; Ja het moet op deze, in den aart der zake opgefloten liggenden grond geweest zyn, dat zy telkens by de wederkomst van de zelfde Standen der Waereld in 't groot, zoo veel zulks, volgens hefpeginzel der Oncterfckeidtljkheid»heeft kunnen plaats hebben, nagenoeg, dezelfde Algemeene Gebeürenisfen, mitsgaders dezelfde hoedanigheden, en de» zelfde aanëenfchakelingen van Menfchelyke Lotgevallen hebben zien wederkomen: En hieruit blykt redens, dat, even gelyk de Leer der Algemeene Overëendemming, van de Waereld in 't Groot, met den Microcomus, of de Waereld in 't Klein, by de Ouden, den TheöretiIchen Grond der Voorzegkunde uit de Sterren was, zy zulks, om nog fterker rede, op grond der Algemeene Harmonie, ook is, naar de Wysgeerige Grondregels der hedendaagfche Groote Mannen; 't welk ons in de tweede en laatfte plaat» te betogen ftond. 5 ie*?. Maar ik kan van deze zaak nog 200 niet afTchetden. Wat moet men ter goeder trouwe denkeu , van het gewigtige oogenblik, der Geboorte van oenen Mensch? Van het oogenblik, waarin eene Monade van zoo veel belang, als 'sMenfchen Ziele, ten voorfchynkomt, en de Waereld een nieuw Verband, met ecu nieuw Wezen G 3 ver-  102 PROEVE OVER DE vcrkrygt,zoo als zommigen willen? Of wil men liever, en meer overëenkomftig met hetfyfthemavan Leibnitz: Wat moet men denken, van dat oogenblik, waarin de Ziel van den Geboren wordenden Mensch, die volgends het fyfthema der Prceexifientie, te voren in een ftaat van duistere Voorftelhngcn, zonder bewustheid van zich zei ven, of van iets anders, aanwezig was, hare beftemde ontwikkeling aanvangt, en middelende 'sMenfchen Geboorte, uit den ftaat van duistere, tot die van trapswyze toenemende, duidelyke Voordellingen overgaat, om een veel belangryker Spiegel van het Heelal te worden, dan zy te voren was? De eerfte gewaar• wording die het Geboren-Kind verkrygt, geeft, (hoe zal ik my best uitdrukken?) eene plaats in de Natuur aan zyn denkend of gewaarwordend Wezen. Een deel van 't Heelal nadert, een ander deel wykt, als 't ware,van hetzelve; Het verkrygt eene nadere betrekking tot zintuigen, en tot de dingen die dezelve naby zyn; Daar te voren, in een ftaat van duistere Voorftclliugen ,omzoo te fpreken, al de voorwerpen van 't gantfche Heelal, die toch niet wierden onderfchciden, even verre van, of even naby deze Monade waren. § 105. Hoe" liet zy,'daar is in zulk een oogenblik, hoe gemeenzaam ook, eene verandering van belang in de Natuur, en daar ontftaat op de een of andere wyze, eene nieuwe betrekking. Zou het dan niets te beduiden hebben, in wat ftand zich het Heelal op dat oogenblik bevind  STERREN -VOORZEG KUNDE. 103 vind", en in wat Hand zich die voorname en gewigtige Sappen, zoo als Zon, Maan en Sterren zyn, zich opdoen? Zyn die Standen, voor het Geborene Menfchelyke Schepfel onverfchillig ? Is 'er niets in het leven, in den aart, in de lotgevallen, van dat belangryk Wezen, wiens vrywillige daden, en werkkrachten, zoo vele onderfcheidene voorwaarden, van het zekere Toekomende opleveren? Is 'er niets in deze indedaad Kleine Waereld voorhanden, 't welk getuigenis geeft, hoe de Waereld in 't Groot, in het oogenblik van zyne Geboorte ingericht ware, en gedaan hebbe? Zo dit waar zy; Weg dan vry met de voldoende rede van den Stand des eenen, tot den Stand des anderen dings; Weg dan met de Algemeene Overeenftemming» Weg zelfs met den geheelen Nexus Rerum; En dan ook, weg met de Orden van 't Heelal; Het voornaamde betoog, niet alleen der Goddelyke Wysheid , maar ook van deszelfs Bedaan! § 106, Neen, liever op ons Leerftuk der Algemeene Harmonie voort gephilofopheerd: De Waereld in 't Groot, is dan ongetwyffeld het Boek,waarin een' iegelyks aarten Jotgevallen, door den zamenhang der dingen, gefchre» ven ftaan; Dat Boek is voor ons te groot en duister: Maar, de Standen van 't Heelal, en der voomaamfte Punten van hetzelve, die, in allen gevallen, ten opzichte van onze gewaarwordingen , voor de EindpttG 4 Un  104 PROEVE OVER DE 7 het Toekomende in 't algemeen, en dus ook op toekomende, zoo wel als op tegenwoordige Lotgevallen heeft. En hieruit zal men overtuigend kunnen befpeuren, zoo ik meene, dat het Denkeeld der Algemeene Harmonie, het Tegenwoordige met het Toekomende, vereenigt, ei dat zy dus in geenen deele zich uitfluitenderwyze bepaald, tusfchen ter zei ver tyd beftaande zaken; Zoo als de meening van den HeereProfesfor Krom fchynt te zyn. ' Om nu niet te zeggen, dat, wanneer men van deze dingen, in den geest van Leibnitz en Wolf fpreekt, het geheele denkbeeld van tyd en tydvtrloop, uit het oog moet verloren worden; Wyl deze Wysgceren den Tyd voor eene zaak houden, die buiten onze wyze van voordellen, geene aanwezigheid heeft; Gelyk wy reeds in 't begin dezer Verhandeling hebben doen opmerken. § no. Voorts willen wy volgaarne aan zyn Eerwaarde tpcgeven, „ dat 'er indedaad, niets minder dan eeneGod„ lyke Openbaring zoude moeten zyn, om de Wetten „ en Regels dezer Harmonie aan het Menfchclyk Ver„ dand te ontdekken." Doch wy zullen aantoonen, dat noch in deze Harmonie, die wy bedoelen, noch in geen Leerftelzel van eenige hoegenaamde Harmonie, de aanwyzing van de Wetten en Regels derzelve gevorderd wordt; Dan daartoe zal het noodig zyn, het denk beeld der Harmonie eens wat nader te ontvouwen. k Har-  »°B PROEVE OVER X) Z S ui. Harmonie, of 0 verè'enftemming, fchynt een woord uit de Zangkonst overgenomen, en beteekend daarin een vermenging vati onderfcheiden Toone», die ons gehoor aangenaam aandoet. Het zyn dus Toonen, die ten opzichte van ons gehoor voor elkander gefchikr fchynen, en onderling zekere betrekking hebben, die men eene Orden, dat is eene overeenkomst in het meenigvuldige, noemen kan, en welke de eigenlyke en eerde Grondbeteekenis, van het woord Harmonie uitmaken. Van daar is het denkelyk,datmenditwoord,in eenenovergenoemden zin, der Wy. vedmin wukei)d; $ 112. Nu ga ik ook in het byzonder toonen, dat in geheel de Leer van LeiMt* over de //«r»ÖJW>,va„ de Wetten  STERREN.-VOOILZECKÜNDE. I09 ten en Regels derzelve niet gefproken word, ea dat het betoog der waarheid van die Harmonie, geheel onafhanglyk is, van de Kennis der Wetten en Regels van dezelve. Leibnitz heeft de, in alle zyne Werken door. dralende, vooronderftelling eener Algemeene Harmonie, op een bewys a posteriorie, of van achteren, zo als men het noemt, gegrondvest, en ook niet anders kunnen doen: Want de Orden, het Verband en Zamenhang, die 'er in de gantfche Natuur beftaat, cn waardoor het Heelal maar één eénig ding is, fchoon «it ontelbare Zelfftancligheden beftaande, moet eenen voldoenden grond hebben. Deze moet beftaan of in eene wezenlyke werking, dat is overgang en mededeeling der krachten van de eene Zelfflandigheid in de andere, of door eene met elkander Harmoniërende Werking, van iedere Zelfftandigheid op zich zelve: Daar fchynt volftrekt geen' anderen middelweg te wezen. VVyl 'er nu volgens dien grooten Wysgeer , geen ware Zelfftandigbeden zyn , dan de eenvoudige Eenheden der Natuur, zoo ftryd de overgang der kracht van de eene Zelfftandigheid in de andere, tegen het beginzel der voldoende rede, en kan niet beftaan: Derhalven fchiet 'er niets anders over, eo men is gedwongen, indien men de volttrekitEen'ieid van alles, of de Leer van Spinoza wil vermyden, de Algemeeue Harmonie tusfchen alle Zelfftandigheden, en dus tusfchen het Heelal en zyne Deelen aantenemen. Dan dergelyke bewyzen a posteriorie, die men zoo wel indeftrenge|betoog-trant der Wiskundigen, als indeMethaphffica, en alle andere Wetenfchappen ontmoet, hebben dit eigen, dat zy ons wel van de Waarheid eener zaak overreden, maar nie; doet}  ij. a PROEVE OVER DE doen inzien, in het Verband der dingen. Het betoog, t welk dan Leibnitz van het beftaan eener Algemeene Harmonie verzekerde, heeft hem dezelve echter niet in het verband mét hare beginzelen doen kennen, en dit heeft hem ook buiten daat gedeld, om 'er de Wetten en Regels van aantewyzen. Ook doet hy zulks niet van zyne byzondere Harmonia Prastabiüta jalsZynde, om bovengemelde rede, onkundig van de beginzelen die de Harmonie voortbrengen. Maar om de veréeniging van Ziel en Ligchaam te verklaren, zoo naby hy kan, toont hy, wat Verfchynzelen 'er in de Ziel, en welke 'ertef* fens in het Ligchaam voorkomen. Verfchynzelen van zulk eenen verfchillenden aart, als het StoffelykenOndoffelyke; Verfchynzelen, waarin niets met elkander gemeens is aantewyzen. Hy tracht alleen te verklaren, dat tweederleije onderfcheiden werkbeginzels, zonder overgang of mededeeling van krachten, kunnen te weeg brengen, dat een zeker Verfchynzel in de Ziel, altoos gewisfelyk met een zeker ander Verfchynzel in het Ligchaam, gepaard gaat. § 113. ' Als ik dit in overweging ncèm, moet ik merkelyk icheel zien, indien het met de door' my hier voren op hazard aangdhpte Harmenie, tusfchen Sterren-Hemel en Lotgevallen, niet op dezelfde wyze is gelegen, als met de Harmonia Prcestabilira van Leibnitz. Daar is even zoo min geméenfehap, tusfcften'de bevattingen van Sterren - Standen cn Lotgevallen, als 'cv tusfchen die ge-  STERREN-VOORZEGKU KDE. !H genen is, van Zielsneigingen en Stoffelyke bewegingen; In beiden gevallen leert de ondervinding, eene beftendige overeenkomst van Verfchynzelen; Te weten: In't eene geval, dat altoos zeker Verfchynzel in het Ligchaam, met zeker Verfchynzel in de Ziel gepaard gaat, en in het andere, (immers indien de waarnemingen der Ouden geene harsfenfchimmen zyn) dat deze, of die Sterren-Standen, deze of die, het zy aanwezige, het zy toekomftige Gebeürenisfen aanwyzen. In beiden gevallen zoekt men naar de rede hier van en men vind ze; De eene in de Harmoni* Prtestabüita, de andere in de Algemeene Harmonie, tusfchen het Heelal en zyne deelen. Laat nu de Wetten en Regels dezer beide Harmonien, welke wellicht eenen zelfden grond hebben, voor den Mensch ten allen tyde verborgenblyven; Maar wie zal ooit dit gevolg wettig daar uit kunnen trekken: Om dat men de Wetten en Regels cener Harmonie niet kan aantoonen; Daarom is die Harmenie valsch en verdicht? § "4- Heeft ook iemand de Harmonia Prastabi/ita ontkend, om dat geen Schepzel eenig verband, overeenkomst of zamenftemming tusfchen de werkingen van een Onftoffelyke Ziel, en die van een StofFelyk Ligchaam kan befpeuren? (Immers de Verfchynzelen in een Onftoffelyk Wezen, kunnen niets gemeens hebben, met de Verfchynzelen in een Stoffelyk Ding) En zou men dan de Harmonie, die wy bedoelen, wraaken, om dat 'er  113 PROEVE OVER DE 'er niers gemeens door ons waarnemclyk is, tusfchen de Graden van de Ecliptica, de Hemelvakken, de Planeten, Gefterntens enz., aan de eene, en Menfchelyke Lotgevallen aan de andere zyde? Geen edelmoedig en onzydig Onderzoeker der Waarheid, en dus vooral niet den Heer Profesfor Krom, zal ons een dergelyke Lo* gica willen opdringen. § Wat zyn Wél Eerwaarde in het midden brengt, ten opzichte der Waarnemingen, die men van zoodanig eene Harmonie, gedurende verfcheiden Platonifche Omwentelingen zoude moeten hebben gedaan; Dit rust op eene andere zwaarigheid, ontleend uit het verloopen der Vaste Sterren, welke in § 31 van des Hoogleeraars Verhandeling, over de Waarde dtr Horoscoopkunst, voorkomt; waarop wy hier agter, $ 153—158, zullen antwoorden. En wat eindelyk zyn Wel Eerwaarde ki het flot van § 24, tegen het ftelzel, dat de Sterren Moniteurs of Aanwyzers zyn, uit hoofde van het Leerftuk der Byzondere Voorzienigheid aanvoert, fchynt mytoe hier vooren § 6r— 64 ten vollen opgelost te wezen. S 116. Zoo veel meende ik ter eere van de Horoscoopkunsfi in het byzonder, by gelegenheid van dit betoog, te moeten zeggen. Men pronkt, myns bedunkens, in de achten? waardigde en geroemdfte Wetenfchappen, wel met  STERREN-VOORZE GKUNBE. II3 Hypothefen, welken zoo onmiddclyk niet aan de waarfcliy • nelykheid grenzen, en die vooral veel minder aanleiding in de Wezenkundige Grondftellingen vinden. Doch ik wil hier den Yveraar niet uithangen, voor eene gedachte, welkers betooggronden ik alleen, by wyze van eene Vluchtige en onuitgewerkte Proeve, heb trachten aan de hand te geven. Wie lust heeft, en het der moeite waardig oordeelt, moge dit verder uitwerken. Alleen doet hetmy leed,geen kans gezien te hebben, om deze zoort van betooggronden, die geheel Overnatuurkundig waren, in het beknopte perk dezer Verhandeling, voor Vernuften, welken in die Grondwetenfchap geheel-en-al ongeöeffend zyn, bevattelyker te maken. Latcu in tusfchen zy, die in dit vak geen Vreemdelingen geacht worden, en die bezeffen, dat de Wiskundige Zekerheid, van een geheel andere zoort is, als die wy, aangaande de buiten ons Verftand werkelyk beftaande dingen, verkrygen kunnen, deze myne pogingen vryelyk beöordeelen. S 117. Het zy ditmaal genoeg, dat wy dus verre hebben trachten aantetoonen, dat het beftaan eener Voorfpellende Wetenfchap, als een vry wezenlyke behoefte voor den Mensch, niet onwaarfchynlyk moest gefchat worden , § 66 tot 70. Dat men van ouds verfcheiden Wetenfehappen, tot Voorzegging dienende, heeft zien opdagen, en welken de voornaamfte derzelven waren, §71 tot 75. Dat de Gefchiedkundige vermaardheid en hoogH ach-  ï 14 PROEVE OVER DE schting onder de verniiftigflc Volken, de Astrologie of Voorzegkunst uit de Sterren, door een ontzagvenvekkend vak van rollende Eeuwen, voor eene Wetenfchap heeft doen doorgaan, die het Toekomende voorfpelien koude, en dat hieruit natuurlyk, eene meenigte gunftige vooröordcelen, ten opzichte der Sterren. Voorzegkunde volgen, welken wy dan ook voorgedragen hebben, § 76 tot 85. Dat deze Astrologie naar gronden van de hoogde waarfchynlykhcid, niet uit fuffende Theorien der Ouden, noch huimeAfgodcndienftigebygeloovighcden, maar uit aanhoudende waarnemingen cn ondervindingen, welken de minst twyffclachtige bronnen van zekerheid zyn, voortgefproten is, § 86 tot. o. Dathetteffens de Ouden niet ontbroken hebbe, aan eenen zeer aaniicmclyken Theöretifchen grond der Astrologifche Voorzeggingen, § ©1 tot 115. En cindelyk, dat die gronden genoegzaam overeen te brengen zyn, met de heden, daaglche algemeen genoeg in achting zyndc Leibnitziaan. fche en Wolfiaanfche Wysbegeerte; Als welker onmiddelykc gevolgen, zoo niet een doorgaande betoog, van voren, immers eenen zeer redenmatigen Hypothejis fchynen aan de hand te geven, tot de ftelling, dat de mo gclykhcid der Sterren - Voorzegkunde in 't algemeen, en die der Horoscoop-Kunst in 't byzonder, in de wezenlyke hoedanigheid der Harmonie en Zamenhang van t Heelal gegrond zy, % 102. tot 116. S r tè. Niets zou dus aan de achting der Astrologie ontbreken; Zy zou op dezen voet, op de doorhiehte lyst der waa-  ST ERREN"VOORZEG KUNDE. "5 waarc Wetcnfchappén moeten pronken. Niemand zou haar nut durven in twyffel trekken: Want wat uitzi nderingen de Verbeeldingskracht van fraaijeGeesten,ook mogte voor den dag brengen, cn wat de gemoedelykdc Welfprekendheid ook zoude mogen in *t werk gedekt hebben, om den Mensch, wegens het gemis van Voorwetenfchap, te troosten en ter neder te zetten; Niémand zou toch deze algemeene waarheid kunnen betwisten, dat de uitbreiding van 'sMenfchen kennis, zoo naar de ruimte als naar den tyd, in deszelfs tegenwoordige en in allé andere mogelyke huishoudingen, zynen ftand altoos volkomener maken moet. Maar de merkelyke verbetering die de Wetenfchappen, in de laatst vorige en tegenwoordige Eeuw, zyn toegebragt , en het algemeene licht, 't welk in den weg des Onderzoeks, der Natuur en Sterrekunde is opgegaan, heeft de Astrologie, wel. ligt door de uiterdens, waartoe het Menschdom gewoonlyk overflaat, zelfs dan, wanneer het zich verbetert of herfteld, tot eene onbegrypelyke laagte doen vervallen, en men heeft, zoo nopens de zekerheid, als geoorloofdheid van dezelve, allerhande tegenwerpingen aangevoerd; wier gewigt ons thans ftaat te onderzoeken. § 119. Alvorens wy evenwel overgaan tot dat onderzoek j -Zal het niet ondiendig zyn, een weinig ftil te ftaan, by deze zoo plotfelinge inftorting, van dat Waereldvermaarde Gebouw der Sterren-Voorzegkunde; Een Gebouw van de onheuglykfte tyden gegrondvest, zedert meer dart H a twin-  Il6 PROEVE OVER DE twintig Ecuwen opgetimmerd, en door deze ontzag- en eerbied inboezemenden Ouderdom, de belangneming van den onderzoekenden Mensch en Wysgeer, allezins waardig. Wy-zyn, wel is waar, niet genoeg gevat op de Historie der Lotgevallen dezer Konst, zedert het Tydvak van Catharina deMedicis, toen dezelve in gantsch dit Wacrelddeel, aan de Eurcpifche Hoven, en byzonder, aan het ter dier tyd reeds den toon gevende Hof van Franhyk, nog in een aanzien zonder voorbeeld was; Gebrek aan licht hierin, belet ons, om uit omHandigheden te kunnen redeneren; Maar daar komen my gronden genoeg voor den geest, om dit Verfchynzel, van het zoo Ipoedige en diepe verval der Astrologie, zedert die dagen, tot heden toe, daarmede te kunnen oplqsien. S 120. Vooreerst, heeft de Sterren-Voorzegkunde, ten opzichte van hare Beöeifenaars, met verfcheiden andere Wetenfchappcn, door alle tyden heen, een dreigenden gevaarlyk lot gemeen gehad. Hetzelve beftaat hierin: Wanneer eene Wetenfchap een Beroep word; Wanneer dezelve daarenboven in trek is, als eene algemeene behoefte; Wanneer 'er milde voordeden, gunden, aanzien en bevorderingen aan verknocht zyn; En vooral, wanneer de uitöeffening der zaak, daarenboven nog vatbaar is, cm 't werktuig te worden van arglist cn bedrog; Dan regent het in de Menfchelyke Maatfchappy gantfche fchaaren van lieden, die zich niet zoo zeer op de Wetenfchap  STEP. REN-VOORZEC KUNDE. IT 7 fchap zelve, maar op het Wetenfchappelyke Beroep toeleggen, en in dat Beroep om hun Brood worftelen, of om Rykdom, Eer of Aanzien, kuipen en bedriegen. Dit maakt den grootenhoop natuurlyk Intriguanten ,\n plaats van kundige en afgerichte lieden; En de weinige van deze laatden, hebben het ongeluk, zich niet alleen onder dien hoop verward, maar gemecnelyk, door dezelve, uit hunne ware en gerechtigde plaats verdrongen te zien; Met dit gevolg, in 't eind, dat het gene alleen de oneer en de fchande van deze veelal aanziend yk geworden Gelukzoekers, en hun broddelwerk, behoorde uittemaken, door het gewoone vooroordeel, hetwelk gemeenlyk het Algemeene Gevoelen verzekl, op rekening en ten lasten van de Wetenfchap zelve word te bock geflagcn. De Astrologie nu, by groot enk leiu, zedert Eeuwen in aanzien geweest zynde, behoeve ik niet te zeggen, hoezeer die Wetenfchap, als verfchaffende weleer een eer- envoordeelgevendopenbaarbcroep, zich in het daar even gemelde geval bevonden hebbe. Zoo dat de veelvuldigheid van aanma iging en bedrog, gevoegd hy het dyven van de zotdebygeloovigheden, aan welken zelfs de Ouden nimmer gedacht hadden; Eindelyk de Kunst zelve, aan de Volksachting, als een bedrog hebben doen voorkomen: Waardoor al verder natuurlyk veroorzaakt is, dat, de goede en kundige Meesters uitgedorven zynde, en ieder afgefchrikt van algemeene bofpotting en verachting op zich te laden, weinig of geen nieuwe Beöeffenaais overgebleven en gevolgd zyn; Moetende die Vernuften, welkerbyzondere geestneiging, na de beüeirenin^ der Astrologie overhelt, byaanhoudenIi 3 hcid  JlS PROEVE OVER DE heid worftelen, tegen het Zegepralende Gevoelen, of her gene de Franfchen TEftime Publicatie, dat is de Volksachting, noemen. Het isfomwylen aldus, dat het grillige en zichongelyke Menschdom, onbezuisdely k de nuttigde en aangenaamfte Plantgewasfen, met het fchadelyke Onkruid uitroeit. $ lit. Gewisfelyk zou de Kunst van Hypocrates, die fteeds een aanzien- en groot gewingevend beroep oplevert, hoe hoogst nuttig en eerwaardig zy in zich zei ven wezen moge, mede overlang een zelfde lot met de Sterren-Voorzegkunde hebben ondergaan, indien List en Bedrog, de Zwakgeloovigen in boeijen kluisterende, geen beter fchuilplaats ontler de beöefFenaars der Geneeskunde, als onder de Astrologiste», op den duur gevonden had. De onkunde van een drom Goedergelukzeggcrs, den naam en roem van Astrologus ontheiligende, kon nietgemakkelyk, immers niet lang verborgenblyven;Zoo dra zulk eenen zwerm de overhand kreeg, vermeenigvuldigdezich de Leugen Orakels; Hunne Voorzeggingen kwamen, hoe ook door list dubbelzinnig gemaakt, en door lichtgeloovigheidgeplooid, te verkeerd uit, om niet in 't ocg te loopen; Zie daar deze Zwarte Vogels al ns hunne Pauwen-Vederen ontvallen! Maar, helaas! het is overbekend; Het donkere Graf bedekt, aan den eenen kant, de duizenden der misgrypen en onvernuftigheden, van hem die zich aanmatigt een' Arts te zyn; En aan de andere zyde, is den fchat der gezondheid zoo groot, het ge-  STEUREN -VOO RZEfe KUNDE. IIQ gemis daarvan zoo ondraaglyk, het ongeduld zoo hevig, by het Menschdom, 't welk door 't gemak der levei;swyze, daaglyks zwakker, aandoenlyker en vatbaarer voor Ligchaams ongefteldheden wordt, dat een Medicinale toevlucht, wie zich ook daartoe moge opwerpen, naar evenredigheid der ftoutheid zyner aanmatiging, gewisfelyk nering vinden zal. Beiden deze omftandigheden, hebben welligt de Geneeskunde in achting en ftaandc gehouden ; Terwyl hare Oudile Zuster, de Astrologie, welke meest altoos hand aan hand met heur pleeg te gaan, geftruikeld en gevallen is. § 122. Dan, daar is nog eene andere rede, die de Astrologie ook by Lieden van Wetenfchap, in achting heeft doea zinken. Zoo dra de Wysgeerte van Aristoteles, naarmate zy door de Schoolgeleerden van de Midden - Eeuwen bedorven was, de krak kreeg, en eene Wis- en Werktuigkundige Leerwyze wierd ingevoerd, om alle Verfchynzelen in de Natuur te verklaren, verdwenen terftond eene meenigte van Theorien en Hypothefen, in on» derfcheiden takken der Natuurleer, zoo alszy, of door de Ouden zuiver naagelaten, of door de Schoolgeleerden verbasterd was. Derzelver plaats wierd vervangen door de Wis- en Werktuigkundige voorönderftellingen van Cartejtus, en deze waren een tyd lang, de voorwerpen van verruklcingenbewondering,tot datdenProefondervindelyken Leertrant, allen dezelven wederom op zyne beurt, als loutere lwsfenfchimmen, in rook deed verdwynenH4 De  120 PROEVE OVER DE De Astrologie had intusfchen dit met alle de takken der Natuurleer gemeen, dat zy, fchoon rustende op waarnemingen en ondervindingen, vol Theorien en Hypothefen was. De kenfehetzende Veniuftsöverhellingder Ouden, fchynt altcos geweest te zyn, voor Algemeene Grond - Denkbeelden, waaruit het byzondere wierd afgeleid , en waar naar dan ook alles, wat buiten hun verftand, en onafhanglyk van hunne denkbeelden beftond, moest verklaard worden. Al had nu de opzameling van byzondere ondervindingen en waarnemingen van vele Eeuwen, de Leer der Voorzegging uit de Sterren voortgebragt, dit was niet genoeg, naar den fmaak der Ouden. Die byzonderheden moesten uit AlgemeeneDenkbeelden kunnen afgeleid worden. Kortom, men moest Theorien en Hypothefen hebben, om daaruit, wat men ondervond , te verklaren. En hoe fterk de grootüe Mannen, in dit zelve begrip waren volhardende, eerde Newtoniaavfche Philolbpheertrant de kennis der Natuur. leer, aan de Proeföndervindingen volftrckter gebonden heeft, blykt aan den Grooten Lat her, die in zyne Uitlegging over Genef. I. (Lutherus Tom. X, Wiltemb.) verklaart : „ Dat hy zich» nimmer zal laten opdringen, dat men „ de Astrologie, oudtxdtFrye Konften zoude tellen, ter „ oirzaake, dat zy geene klaarblykelykebewyzen heeft; „ Want (vervolgt dien Grooten Man) dat zy zich op de > ,3 ondervinding beroept, doet by my niets af." Daar moesten dan Theorien zyn, waarmede men a prior ie bewyzen konde,om eene Leer tot den rang van eene Wetenfchap of Vrye Kunst te verheffen; De waarnemingen en ondervindingen, waren buiten dien maar voor Stuk-  STERREN-VOGRZEGKUNDE. I»1 Stukwerk geacht. Alzoo had men dan van ouds, geene, Wetenfchap .zonder Theorien; Die zich naar de zegepralende gevoelens der Wysgeeren, wyzigden en veranderden. En alzoo fchynt men van de vroegde leer der Overëendemming van Hemel en Aarde, dat is, van 't Heelal, met een iegelyk Deel van hetzelve, in de Astrologie afgeweken, en tot de Leer van de natuurlyke of boven natuurlyke Invloeden der Sterren overgegaan te zyn. S 123. In dezen ftaat was de Astrologie, uitdeoverblyfzelen der Ouden, by de herleving derWetenfchappen in Europa, de Wysgeeren en Wiskundigen der Midden - Eeuwen ter hand gekomen, en aldus bevond zy zich, by de Groote Omwenteling, die in het Menfchelyke Vernuft, met den ondergang der Schoolfchc Philofophie, in de Zestiende Eeuw voorviel, en die zedert zoo zeer, tot eene verlichte uitbreiding der Menfchelyke kennis, heeft toegebragt. By de groote Wis- en Natuurkundigen, cn zelfs zulke die tevens afgerichte Astrologi waren, moest de onbeftaaubaarheid der voormelde Theorien en Hypothefen, van invloeden der Stenen en Planeten, vergeleken met de nieuwe en zoo zeer verkieslyke leerwyze, der Wysgeeren, in 't oog loopen, en dit kan al mede welligt eenige der voornaamfte beö'effenaars dezer Kunst, in vertwyffeling gebragi hebben: Niet in aanmerking nemende, dat de ondervinding van zoo Vele honderde Jaaren, in gunst der Astrologifche Bewerkingen H 5 en  129 «RCUVï OVER DE cn Regels, onafhanglyk van de waarheid of vaïschheid van der Ouden vooronderftellingen, geen geringe grond van zekerheid ware. S 124. Ongetwyffcld zou liet ergerlyk zyn, in onze dagen, waarin alles zamen geloopen heeft, om het licht in de ontdekkingen der Natuur uittebreiden, met de Leer eener Bovennatuurlyken of Gecstelykcn invloed, derHcmelfche Ligchamen, voorden dag te komen, die door de nadere kennis, welke wy van Planeten en Zonnedelzels verkregen hebben, met alle de Pythagorifche, Platonlfche en Cebalistifihe Leerftölzels hieromtrent, tot den rang der vermaarde Dutteryen, Droomen en Ilarsfenfchimmen der Ouden zyn herleid. Eri-wat de vcoröndcrdclling van eenen Natuurlyken of Stoffelyken Invloed zoude mogen aangaan, deze kan mede niet door den beugel. Want dan zou de zaak uit de bekende Natuurwetten moeten verklaard worden, 't welk zich nog nimmer iemand onderwonden heelt. En fchoon 'er nog verfcheiden Werktuiglyke Natuurkrachten kunnen zyn,en vermoedclyk indedaad bedaan, die tot op deonverbceldelykgrootde afdanden, zeer aanmerkelyke natuurlyke invloeden, zouden kunnen uitöcffencn, volgens Wetten, waarvan wy nog geen het minde denkbeeld hebben, zoo doet dit niets af, wyl het toch altoos even zeer de plicht blyfi, vun hein, die eenen natuurlyken invloed delt, de wyze, op welke dien invloed werkt,aantetor> nen, of dezelve ten minden, door eenen aannemelykcn Bypoi/iefis, Werktuiglyk bevatbaar te maken. Het  STERREN -VOORZEGKUNDE. 12 3 S 125. Het is derhalvon wel te begrypen, hoe de SterrcnVoorzegkunde, zedert liet toegenomen licht der Wctcnfchappen, zoo fchiclyk tot verval geraakt zy, en hoezeer dezelve tot heden toe in kleinachting zyn moet by zoodanige lieden van wetenfchap, die haar beoordeelen naar een veeltal ellendige Kwakzalvers, welken zich als Aitrologisten opwerpen, of haar alleen van den kant der voormelde Theorien en Ilypothefen, eenes natuurlyken of boven natuurlyken invloeds befchouwen, en in het begrip verkceren, dat geheel deze aloude Konst daarby daat of valt. Uit welken hoek en oogpunt, decordeelveilingen der Schryvers van het Supplement, op het Woordenboek van Moren', en het ellendige Artykel Astrologie in de Encyclopedie van Tverdon, behooren befchouwd te worden, zoo wel als de Glosfen van zoo velen, die Rechters willen zyn, zonder Partyen gehoord of de zaak onderzocht te hebben: Wy voor ons mecnen genoegzaam voldoende te hebben getoond, datdeKunst -volkomen kan befchouwt worden, als rustende, opdc aanhoudende Waarnemingen der Aloudheid, die zich Eeuwen lang hebben doen gelden: Onafhanglyk van alle de befchouwende cn befpicgelende Gronddellingen, welken tot verklaring dezer Waarnemingen , by oude en latere Astrologisten zyn ten voorfchyn gebragt: Terwyl ondertusfehen nog niemand, zich nrynes wetens hcefi: opgedaan, die de gryze en eerde fundamentele Theorie dezer Kunst, namelyk de Overcendemmirg van 't Heelal, met ieder zyner deelen, heeft wederlogt. Zul-  124 PROEVE OVER DE S 126. Zullen wy nu regelmatig overgaan, tot de verdedi* ging der Astrologie, tegen een aantal der voornaamfte zwarigheden, dan moeten wy duidelyk opgeven, wat indedaad de The fis zy; Die ik alleen met oogmerk om een nuttige cn onpartydige onderzoeklust optewekken, my voorgefteid hebbe, daande te houden, en daandete houden met yver cn nadruk: Doch voldrekt belangeloos, bezielt met de drift van een Advocaat, die gaarne zyn Cliënt al. het recht zag wedervaaren, 't welk hem toekomt, en verder of anders niet. Wy houden liet dan daar voor: l°. „ Dat de Astrologie of Voorzegkunde uit de Ster„ ren, eene Wetenfchap zy, aangaande het Toekomen„ de in't algemeen, en vooral aangaande 'sMenfchen „ Aart en Lotgevallen in 't byzonder, gevende uit eene zoo veel mogelyk juiste opgave der Geboorteftond, „ nagenoeg tot ons zeer nuttige gebruik, niet zoo zeer „ in verband en zamenhang, maar immers eene hoofd„ zakelyke opening, van onze natuurlyke eigenfehap. „ pen, zoo als ook van de voornaamde Lotgevallen, ,, welken wy te wachten hebben, en den Levensloop van „ ieder Mensch kenfehetzen. 20. „ Wy houden daande, dat deze Konst fchynt „ te rusten, op een der geachtde gronden yan zekerheid; „ Te weten, de Proefërvarenisfen, die vandevroegfte „ tyden af, en door zoo veel Eeuwen heen, door de „ Ouden gedaan zyn, cn dat hunne Waarnemingen, „ de veelvuldige en zonderlinge Regels dezer Konst, „ hebben voortgebragt. 30.  STERREN-VOORZEG KUNDE. I25 Sb. » Wy houden ftaande, dat deze langdurige er„ varenis der Ouden, welke door geene genoegzame „ tegen-ervarenis derHedendaagfche,totnogtociskun„ nen omver geworpen worden, allezins noopt,om den „ Hemel en de Sterren, onafhanglyk van alle hoege„ naamde Theorien, of Voorönderrtellingen, te houden, f, voor Aanwyzers, Aanduiders en Voorteekenen van rt het Toekomende. 40. „ Wy ftellen des niet te min ten overvloede, dat „ deze Wetenfchap, hoogst waarfchynlyk , haren „ genoegzamen grond vind, in de gezonde Theorie der „ Overëenftemming van 't Heelal, met alle deszelfs Dse,, len. Dan wy houden teilens ftaande, dat de Astro,, logie, zoo ïm'n als de toepasfmg harer Regels moc„ ten afhangen van de vooronderftelling eenernatuurly* ke of boven natuurlyken invloed der Sterren. 50. „ Wy ftellen vooral dat deze Konst, zoo als zy „ ons van de Ouden, onvermengd van Cabalistifche denk „ beelden is agtergelaten, ten voorwerpe harer Waar„ nemingen, en daarop gegronde Regelen, met niets „ anders noodig hebbe,dan met de Optifche of Gezicht„ kundige Standen, van den Sterren - Hemel, en de ,, fchynbare bewegingen derHemelfcheLigchamen,zoo „ als zich die in de Planeten, met ftilftauden, fneller ,, en trager voor- en agter uitgangen, vertoonen; Zoo„ danig, dat de Waereldftelzels van Ptolomeus, Tycho „ of Copernicus, die alle in de Opticale Verfchynzelen „ des Hemels overeenkomen, opzichtelyk den Grond „ en Waarheid der Astrologie, volkomen onverfchillig „ zyn. En dit is het, wat de goede man Ptolomeus % „ zoo  I5Ö P R O r, V E OVER DE „ zoo ah licm de Hooglccraar Krom, in het Slot van * § S1 zyncr Verhandeling over dcII,)ioseo.jpkonstge„ lief't te noemen, wel en te recht zoude gezegd heb-, „ ben als hy de ongegrondheid van zyn geheel Hemel„ en Planeetgeflel immer ontdekt of geweten had. 6°. ., Wy Hellen en beweren op het crnftigfte, dat „ de zuivere Leer der Astrologie, zoo als die van de „ Ouden tot ons overgebragt is, in gcenen deele ge„ grond zy, op eenige gerangfehikte opvolging van Jaar* „ lyklchc, Dagclykfchc of Uurlyke Regering der Pla„ neten, fchconlict fchynd dat de Egyptenarcn zulk eene „ volgorden, in de Regering der Planeten, immers over „ de dagen van 't Jaar, van onheuglyke tyden hebben „ ingevoerd. 7°. „ Ook houden wy ftaande, dat de Regels der „ Aloude Horoscoopkonst, niets hoegenaamds te fchaf„ fen hebben, met Naamplanctcn; Gelyk ook niet met „ debcuzelary, der zoogenaamde Befchermengelen, die „ het den Cabalisten behaagd heeft, aan ieder Planeet ,, toctevoegen; 't Welk wy met alle de geachtfte Be„ oefTcnaars dezer Konst, voor ellendige bygeloovig„ heden houden. 8°. „ Op dezelfde wyze achten wy van geen het minfte gebruik, in de zuivere Horoscoopkonst, de „ enderfchikking van Landen en Steden, aan byzondere „ Hcmclteckcncn en Planeten; Schoon zulks in de Me„ theörologifche Astrologie mogelyk van dienstzyn kan." 9°. „ Wy willen echter gaarne erkennen, dat daar „ deze Konst door Menfchen uitgevonden is, en Ee„ oeffend word, zy uit dien hoofde ook allczins vatbaar „ zy, vooronnaauwkeurigheid, feilen cn gebreken." Door  STERREN-VOOEZECKLTEE. 1^7 S 127. Door deze duidelyke ontvouwing, van het gene de Astrologie indedaad, en onafhanglyk, van myne byzondere gedachten is, en door de openlegging van het gene zy , blyvende alle hare werkzaamheden , behoeft te zyn, worden onmiddelyk een meenigte tegenwerpingen afgefneden. Als namcnlyk: l°. Die, welken, het zy door den Heer Krom, of door anderen, aangevoerd worden uit den natuurlyken of boven natuurlyken invloed der Planeten, Sterren en Gefterntens; Waar van wy nogthans ten overvloede, de Zedelyke en Godsdienitige zwarigheden hier voor § 35—63 meenen te hebben wederlegd. 2°. Die, welken uit de Cabalistifche Leer der Befchemigeesten, of Befchermè'ngelen, of ook uit da Namen en Naamletters, met de daaraan toegeëigende Planeten zouden voortvloeijen. 3°. Vervallen ook alle die bedenkingen, welken men op eenen zoo zcgepralenden toon ontleend: Algemeen, uit de zoo merkelyk verbeterde kennis, die men thans, van ons Planeetgeflel en van het gantfche Waereldgebouw, in vergelyking der Ouden heeft; En byzonder uit de bewezenc onbeftaanbaarheid van het Planeetdelzel van Ptolomeus: Kunnende dezelven alleen aangevoerd worden, tegen hen, welken eene beurtelingfche Planeet-regering in eene zekere aangenomen orden van Jaren, Dagen en Uuren voorönderdellen, en welke volg-ordenzich naar het Waerelddelzel van Ptolomeus richt. 40. Ook kan men tegen onzen Thefis niets aanvoeren, uit  I3fi PROEVE OVER DE uit de nieuwe ontdekking van den Planeet Uratius; Waarmede al wederom, eeniglyk die genen moeten verlegen zyn, welken eene volg-orden in de Regering der Planeten willen doordryven; Want het is klaar, dat deze nieuw ontdekte agtfte Planeet, de orden dier opeenvolging geheel en al den bodem inflaat. Maar voor het overige, al verdedigden wy den invloed der Sterren,'twelk wy niet doen, dan nog zou men kunnen zeggen, dat die, van deze zoozeer afgelegen Planeet, tot nog toe niet on~ derfcheidenlyk genoeg was waargenomen, cn dat zulks aan de uitkomden echter niet te befpeuren geweest zynde, den invloed van dezelve niet groot zyn kan; Datmen echter, indien het al indedaad een Planeet van onsWaerelddelzel zy, deszclfs invloed nu nader kan waarnemen , om de Konst daar mede te volmaken; Even zoo als men zoude moeten doen, by het verfchynen van nieuwe Sterren. Wy daarentegen, die de Leer van den invloed onnoodig oordeelen, en de Hemel en Hemelfche Ligchamen , alleen voor waargenomen en bevestigde Aanwyzers en Voorteekenen houden: Wy hebben even zoo min met de ontdekking van Hirzel te ichaffen, als met die van zoo vele duizende, voor het bloote oog onzichtbare vaste Sterren, welken het Thelescoop, zedert den tyd van Galileus , in Orion, in den Melkweg, en in andere Sterrenbeelden heeft leeren kennen. Alzoo heeft ook Kepler, in zynen tyd, reeds de zwarigheden, over de ontdekking der Vier Wagters van jFupiter, uit den weg geruimd. 50. Eindelyk wyzen wy van de hand,'alle Tydrekenkundige Tegenwerpingen, voortvloeijende uit de voor- on»  STERRKN-VOORZtCL^UNBE. ISfJ onderftelling, dat de Waereld j uist 4000 Jaren, by de Geboorte van Christus, zoude gedaan hebben: Al?houdende wy dit voor eene onbezonnen harsfenfclüm, opgemaakt of aangenomen, door diezelfde Bastaard Astrologisten, welken eene volg-örden van Regering der Planeten hebben ingevoerd; Om dat zy een aanvangspunt van die volgörden noodig hadden. Een Horoscoop naar de Regels der Ouden bewerkende, heeft men met den Ouderdom der Waereld in "t geheel niet noodig: 't Welk een iegelyk ook ligtelyk te meer begrypen zal, die de ongerymdheid inziet, dat de Oude Heidenfche Geleerden, welken of de Waereld voor eeuwig hielden, of ten minden omtrent den aanvang derzelve, onzeker waren, een tydflip des begins zoude aangewezen hebben; Of eene Voorönderdelling diesaangaande zouden hebben ingevoerd, die door het ronde getal van 4000, betrekking had, op de by hen onbekende, of ongeachte Geboorte van onzen Zaligmaker. S ia8. Wy moeten hier ook nog waarfchouren, dat wy uu deze Verhandeling in geenen deele op het oog hebben, de Kunst van den vermaarden Ludeman te verdedigen. Uit de ftukken en brokken der originele Horoscopen, welken ik wel eens, hier en daar gezien hebbe, komt het my voor, dat de Schryvers van het Werkjen, bekend onder den tytel van: De Konst van den Astrologist Ludeman ontdekt; Eerst by Weekblaadjens, en daarnaa, in eene beknopte Verhandeling by Tiele en Bot-  130 PROEVE OVER DE hal te Rotterdam, in de Jaren 1761 en 176a uitgekomen, niet verre van 'sMans Methode afgeweest zyn; En daaruit is my , door vergelykjng, ten vollen gebleken, dat Ludeman niet volgends de zuivere Regels deiOuden, en der vermaarde latere Meesters werkte: Maar dat hy een gemengd fydhema had, afhangende van Jaar, Dag en Uur Planeten, in de Ptolomceifche volg-örden, en dat de Doopnaamen, een groot vereischte by hem waren, tot het opmaken eener Natititeit. Uit welk alles men zien kan, dat de Astrologie van Ludeman, en de Wetenfchap die ik poge te verdedigen, weinig gcmeenfchap met elkander hebben; Iets het gene ik te meer kan verzekeren, daar ik in de Methode van dat gemengde fydhema, 't welk ik in zyne waarde of onwaarde laate, niet geheel en al vreemd ben. i 129. Wanneer ik voorts moet oordeelen, uit de bovengemelde Horoscopen, die ik van Ludeman gezien heb, zoo komt het my voor, datdezclvcn gelchrevcn waren, in een elendigen dyl; In een' trant die niets aan zich had, waaruit men den Man van Wetenfchap ofStudie kennen zoude, en dan nog veelal zoo onbepaald en dubbelzinnig, dat het of niets,of alles wat men wil, kon beteekenen. Die zoogenaamde Horoscopen waren niets minder dan uitgewerkt, en behelsden hier of daar, eene enkele duistere en ingewikkelde voorzegging, van eenig Lotgeval-  STER,'REN-VO ORZEGKUNDE. ï]! val, doormeiigd met eene bcfchry ving van deConftitutié én Ziektens; Welk laatfte, vooral, de fchcring en den inflag van 'twerk uitmaakte; fchynende Doctor Lttde• man wel zyn beste rekening by de Leverancie van Medicamenten gevonden te hebben: Want hy trok de Horoscopen vooreen zeer klein prysjen, echter zeer geëvenredigd naar den korten tyd, die hy daaraan heeftkunnen hefteden; Als men in aanmerking neemt, de meenigvuldigheid der nieuwsgierigen, die hy op eenen enkelen dag, volgens vele gelykluidende berichten, voldoening geven moest. Hier uit is het zeker beflischt, dathy indedaad geen Horoscopen getrokken, maar flechts, hier en daar, in het honderd, naar de oppervlakkigfte teekens, der hem opgegcvcnc Nativiteiten, het een en ander vlug tig op het papier gefmeten hebbe: Want, het trekken van een enkel Horoscoop, in zyne Methode, en volgens zyne gronden, fchynt ten minfteneen' vollen dag te vorderen; Terwyl zulks naar de Regels der Ouden, wanneer men alles behoorlyk naar wil gaan, wel een geruime week aanhoudenden arbeid vereischt. Met dat alles kan niemand ontkennen, dat Groot en Klein, Geleerden Ongeleerd , Geestely k en Waereldlyk, mede gewerkt heeft, om den naam van dit Amfteldamfche Orakel te vereeuwigen , door allerleije Verhalen, van wonderbaarlyk uitgekomene Voorfpellingen; Dan waaromtrent echter by velen groote dubbing valt, in hoe verre zy de proef, van een naauwkeurig en onbevooroordeelt onderzoek , zouden kunnen doorftaan. I 9  I£2 PROEVE O V E P. D * S i3°> In Summa kunnen wy, ter goeder trouwe, uit alle? wat ons van Ludeman is terkennisfe gekomen, nietan- • ders bedüiten, dan dat hy even zoo min een wezenlyk* Astrologist, als een man van Wetenfchap, of Geleerdheid geweest zy. En daar het bly kbaar was, dat hy niet dan kreupel in onze Taal, en viywaarfchynlyk in geene Taaien, de Pen kon voeren, is het te bewonderen, dat de Brieven van Meester Franciscus, of de Spiegel der Waereld, door den beruchtcn Keflerman gefchreven, eenen zoo langen tyd voor het Werk van Ludeman zelve hebben kunnen doorgaan. Gelyk het nog meerder te bewonderen zoude zyn, dat Menfchen van eenig doorzicht, die bewuste Brieven voor een uitwerkzel van eenige hoegenaamde Sterren-Voorzegkunde zouden aanzien, indien de Astrologie niet onder zulk eene algemeene vergetelheid bedolven ware. Want, voor zoo verre men eene platte cn gemeene veder van Keflerman, by die van eenen grooten Geest, in eenen adem noemen mag, dan kan men gerustelyk verzekeren, dat de gemelde Brieven van Meester Franciscus, even zoo min Astrologie, als de Cabalistifche Brieven van den vermaarden Marquis d'Argens, de Cabalabehdzca. En heeft dat Werk groot fortuin gemaakt, gelyk binten kyf is, zoo levert zulks ongetwyffeld geen gering bewys op, voor dezulken, die daande houden, dat onze Volksfmaak nog wel vyftig Jaren, op die der meeste andere Natiën van Europa, agter uit zy. Dan waartoe hier verder uitgeweid? Genoeg  STERREN-VOORZEGKUNDE. 133 noeg is het, dat wy, naa aldus onze gedachten omtrent Ludeman opengelegd te hebben, in de hoedanigheid van Heraut der Sterren- Voorzegkunde, ons in geenendeele behoeven aan te,trekken, de Glosfen,die op hem en zyne wyze van bewerking, met recht kunnen toepasfelyk zyn. S 131- Hiermede dan eindelyk komende, tot het onderzoek der tegenwerpingen, welken wy verplicht zyn te beantwoorden j Plaatfen wy die aan het hoofd, welken aangevoerd worden uit de Ondervinding. Men heeft, zegt men, verfcheiden Horoscopen getrokken, naar dc Regels van de Konst, zoo als zy door de Ouden ons zyn nagelaten, en welken volkomen den bal misdaan. Derhalven , befluit men, deugen deze Regels niet; Derhalven is geheel de Sterren Voorzegkunst ydel en valsch. Wy moeten hier dit gedelde, voor een oogenblik, eens op goed geloof aannemende, vooraf in 't oog houden, datgene wat wy reeds hier voren hebben aangetoond, en hetwelk alle mogelyke Historifche Zekerheid heeft: Namelyk , dat de Voorzegkunst uit de Sterren, van de onheuglykde tyden, en zoo veel men aan kan toonen, gedurende een verloop van rykelyk tweeduizend Jaaren, by de befchaafdde Natiën, zich in algemeene hoogachting heeft daande gehouden. Welke hoogachting, in zulk eenen langen duur, onmogelyk ware geweest, indien de Regels der Astrologie niet, vry doorgaands , met de uitkomden bevestigd waren. Dus zou I 3 men  JZ4 PI » O E V E OVER DE men BSSUörfykal vry veel naauwkeuriggetrokken, cn verkeerd uitkomende Horoscopen , moeten kunnen te berde brengen, om eene zoo langdurige en aanhoudende ervarenis te befchamen. Maar zulke Horoscooptrekkers , die voorbedachtelyk Proeven doen, om de Sterren - Voorzegkunst omvertewerpen, zouden zeer ervaren in de Astrologie moeten zyn: Want, wanneer iemand dit werk voorbarig terhand neemt, zonder daar in, door aanhoudende oeffening, de behoorlyke trap van vaardigheid en afgerichtheid verkregen te hebben; Byzonder, wanneer hy tegen de Wetenfchap, waarvan hy een Proef zal nemen, vooringenomen is, en zich, uit dien hoofde, naauwlyks de moeite vergt, om de veelvuldigheid van voorwerpen, die zy oplevert, grondig te onderzoeken, dan kan hy voorzeker, in eene Kunst, gelyk de Astrologie, waar by zoo veel te combineren valt, ligt den bal geheel misdaan, en dan kan den misval van zyn werk, tegen de Sterren-Voorzegkunde, ook niets hoegenaamd afdoen. s *$*■ Daarenboven moet een Horoxoop, 't welk ten bewyT ze der onwaarde van de Astrohgijche Regels dienen zal, zeer naauwkeurig, op den waaren tyd der Geboorte gegrond zyn. Want indien de Trekker van zoodanig een Horoscoop, niet volkomen verzekerd is, van het waare tydflip der Geboorte; En, zoo als het vry dikwerf gaat, op eenige Minuten, ja op een QuarüerUurs m,  sterren-v00k ze gkun de. 135 na, daaromtrcnt in onzekerheid verkeerd, dan heeft de Verdediger der A trologie, niet alleen natuurlyk, maar volgens zynen Kunst-Regel, die men CorreSioTemporis per Accidentia Nati noemt, het recht, om de tusfchenfpatie, van de onzekerheid des Geboortetyds, in voordeel der Kunst te nemen, om daaruit, zoo hykan, een oogenblik te verkiezen, 't welk met de Aanwyzing der Hoedanigheden en Lotgevallen van den Geborenen, beter overèeuftemt: Waardoor dan, in zulk een geval, niet zelden de geheele zwarigheid verdwynt. Om nu niet te fpreken van den Kunst-Regel, geawsA Animodar, zoo als die befchreven is by Ptolomeus Lib, IIP Quadripart. Cap. q, om door de Volle of Nieuwe Maan, die de Geboorte is voorafgegaan, de waare Geboortetyd te vinden. Ook zwygen wy hier van den Regel ptr Trutinam Hermetis; Zynde een Proef die de Oude Meesters, nopens de waare Geboortetyd, plegen in het werk te ftellen, met de herleiding van het oogenblik in de Nativiteit opgegeven, tot het oogenblik der Ontvangenis, Alle welke zaaken kunnen in aanmerking genomen worden, wanneer het juiste Geboortcdip, eenigzins onzeker geacht word. S 133- Deze verëischtens kunnen wy tot eenen algemeenen grond van oplosfing, over dergelyk een zoort van tegenwerpingen aamvyzen, en wy hebben alle reden ons verzekerd to houden, dat, wanneer men dezelve toepast, op de meeste 14 van  Ï$(S PROEVE O V i R DE yan zoodanige Horoscopen, als welke men ter omverwerping der Astrologifche Kunst-Regels aanvoert, men wel ras zal bevinden, dat op dit zoort van tegenwerpingen zeer weinig rekening te maken zy. My is voor 't overige wel eens ter ooren gekomen, dat 'er eene geheele verzameling van zoodanige verkeerd uitkomende Horoscopen voorhanden zoude zyn, in zeker gelchrift, 't welk legen de Astrologie zoude zyn in 't licht gebragt: Maai- dit werk nergens hebbende kunnen opfpeuren, en my nimmer plaats of tyd der uitgave, noch zelfs den tytel daarvan opgegeven zynde, ben ik buiten ftaatgefleld, die Horoscopen, indien zy indedaad aanwezig zyn, aan de bovengemelde verëischtens te toctfen, en de waarde óf onwaarde derzelve te onderzoeken. § 134- Doch de Heer Profeslor Krom, heeft, in zyne reeds aangehaalde Verhandeling, over de Waarde der Horoscoopkunst, een drangrede van den Tuhingfchen Hoogleeraar Wagner, tegen de Astrologie te berde gebragt; Afgeleid uiteen Horoscoop, 'twelk uitvoerig en naauwkemig, volgens de Regels der Kunst, en de bepalingen der Astrologisten, zoo het zeggen is, zou zyn getrokken, voor eenen toen nog in leven zynden Perfoon, by welken, zoo in Caracter als Zeden, Neiging en Lotgevallen, juist al het tegcngeflelde, van het gene zyn Horoscoop te kennen gaf, zoude plaats gehad hebben, 't I» zicht»  sterren- voorzegkunde. iS7 zichtbaar, dat de Heer Profesfor Krom, dit getuigenis, op goed geloof van denzei ven Tubingfchen Hoogleeraar hebbe aangenomen, en zynen dierbaaren tyd niet zal hebben willen belleden, tot het toetfen van dit Horoscoop, aan de Regels der Astrologifche Kunst, wylhem anders, al ras, dingen zouden moeten in het oog gevallen zyn, die hem zouden hebben doen aarzelen,hetzelve tot eene drangrede tegen haar aantevoeren; Veel min daaruit te befluiten, dat de Horoscoopkunst door de ervaarenis alhier wordt wederlegt. Wy zouden tegen dit Argument anders in 't algemeen kunnen inbrengen, dat een eenling voorbeeld hier van geen belang zy; Volgens het fpreekwoord, dat eene enkele Bontekraay geen Winter maakt. Maar doordien wy juist dat eigen zelfde Horoscoop onder de oogen hebben, zoo als het de geleerde Wagner in zyne Verhandeling, getytelt: astrologia geneth liaca, ex Theologicis ap Phyficis pritwipiis, ipft'sque AJlrolegorumpenetralihus, a Tont a wagnero, Th. Doel., Controverfiarum in Univerfitate Tubingenfi Profesfor e , eet. deftruEta, stutgard 1656, Se£l. IK Theor. VUL en dus nu 140 Jaaren geleden, heeft voorgedragen, zoo kan ik ten opzichte van hetzelve, in eene meer byzondere wederlegging treden; Waartoe ik met vermaak onmiddelyk. overga. S 135- Dit bewuste Horoscoop, van een Perfoon, geboren inden Ja?re 1598, den 21. February, 's namiddags ten, 15 v'yf  I38 PROEVE OVER DE vyf uuren 30 minuten, op de Poolshoogten van 48 graden, [zie de onderdaaude hguur] P"rs forjuns 2. 22°. 25' of in 3^22*. 25' is welbekeken, noch uitvoerig, noch nauwkeurig getrokken. Het is niet uitvoerig: Want het bedaat alleen, uit eene afgebrokene optelling van hoedanigheden, weiken door eenige AdfpeSten in de NativiteitsTafel voorkomende, op zich zeiven worden opgegeven , zonder dat het groote werk daar aan verricht is.; namelyk, de Combinatie van alle die byzondere opgegeven? hoedanigheden, en het gene daaruit dan tot een ver-  STERREN-VOORZEGKUNDE. 1$$ yerèenigd en zamenhangend geheel, 't welk menhetger trokken Hora coop noemt, moet voortgebragt worden. Men vergelyke, ter bevestiging van myne gezegden, dit Horoscoop, met die, welke onder anderen, Cardmus in zyne Schriften heeft nagelaten. Noch minder is dit Horoscoop naauwkeurig, volgens de Regels der Kunst; En hier verzoek ik geduld, aan hen die geene Astrologie verdaan, om my een oogenblik bezig te houden, met zulks den Kunstkundigen by de Stukken aantewyzen. 10. Het is niet waar, dat Fenus en Mercuriushitr de Beheerfchers der Geboorte, zoo als men het noemt, zyn zouden; Gelyk in deze Nativiteit word opgegeven: Zyzyn zulks geen van beiden: Mercurius is dechts Heer van een groot,en/^»»i vaneen gering gedeelte.van hetEerfteHuis. Ditmaaktindey/rfro/ö^/ffeen zeer aanmerkelyk verfchil. Geene van beiden deze Planeten kunnen Bominus Genituve, of Behcerfcher der Geboorte, zyn, om dat zy beiden , in deze Nativiteit, zwak, en in geringe waardigheid geplaatst daan. Mercurius daat wel in een Hoekhuis, cn is Ocfidentalis. Maar daarentegen is hy fub radiis Solis, of binnen de 15 graden over zyne Medieteit en de Zon. Hy daat in de Fisfchen, en dus in Ca/us* of in zynen val. Hy word beledigt, door eene Oppofitie van Saturnus, en tznFierden - fchyn van Mars. Fenus daat in het Agtfie Huis, zynde een der zvvakde en geringde plaatfen, waarin men nimmer den Dominus Ge. rt[tures zoekt; Ten zy *er geene Planeten van eenige kracht en waardigheid in beter Standen gevonden worden. Fe. pus daat buiten dien, in het Tceken van den Ram, en dus in haar Detriment of Vernedering, ook heeft zy,na ge-  14° 'ROEVE O V E R D E genoeg, een Tcgenftand van Saturnus. Wie is, hier dan Daminus Genitura ? Geene andere Planeet dan Saturnus , buiten allen tegenfpraakj Om dat hy ftaat in het Eerde en voornaamfte Pluis, re weten in het Pluis Tiara copus. 1 Iy ftaat zeer fterk, cn heeft een overtreffend aantal Digniteiten in dezen Horoscoop; Als zynde bevrydvande Zonnefiraalen, ftaande in de Ballans in zyne Exaltatie of Verheffing, en in zyne Driehoeks waardigheid; Hy word buitendien verfterkt en begunstigd, dooreen derdenfchjn van Jupiter; En word door Mars, die wel in het voornaame Tiende Huis, nmar mede zeer zwak ftaat, niet beledigt. Ook is Saturnus Qriéntalis. Het is dus Mercurius niet, maar SaturVus, die in dit Thema de mecstbeduidende Kol beeft. a°. Jupiter ftaat in de Spitzo van het Tiende Huis, of het Midden des Hemels; Uit is eene voorname plaats. Hy is in de Tweelingen in zyne Driehoeks waardigheid; Hy is vry van de Zonnefiraaien. Aileen word hy eenigzins gehinderd door eenen Zamenftand van Mars. Dus zyn dan in deze Nativiteit, dekwaade AdfpeSten, waaraan Mercurius onderhevig is, by lange na van dienadeelige beteekenis niet, als men in het Thema van IVagner doet voorkomen: En daar is niets uitftekends, noch ten opzichte van Vernuft, noch van kwade of goede Zeden, poch van Geluk of Ongeluk, in dit Horoscoop te zien. Men fchynt ook jn dit '1 'hema volftrekt geen acht geihgen te hebben op het Pars Fort umt, of het Gelukkig Deel, 'twelk alhier in den 22 graad ajminut. van de Tweelingen valt, in het Tiende Huis ftaat, en fchoon beledigt door {den zamenftand van Mars, echter Fortjs bly'ft,  STE UREN" VOORZEGKUNDE. blyft, waaruit ten minften volgt, dat deze Nativiteit meer gelukkig dan ongelukkig zy, in weerwil van eenige Rampen enTegenfpoeden,welken den Geborenen wierden aangekondigd. 3o. Men ziet in het Thema van Wagner, veelal,aan de Vierde Schynen, die goede en gunstige beteekenisfen hechten, welken aan de Derde en Zesde Schynen toebehooren: 't Welk mede flrydig is, met alle de Regelen van de Kunst; Volgens welke de Vierde Schynen deed» eene nadeelige aanwyzing doen; En dit is geen geringe grond van misgisfing. 40. Allerzonderlingst word in dit Horoscoop omgefprongen, met die gedeeltens, waarvan Wagner niet ontkennen kan, dat zy met de hoedanigheden en Lotgevallen van den Geborenen overeenkomen: Men moet toegeven dat de Ligchaamsgedeldheid zeer wel getroffen is: Dan dat is, zegt Wagner, niet een gevolg van de aanduiding der Sterren, maar, de Ouders van den Geborenen waren van dat zelve Temperament, en dit heeft hy van hen overgeërfd. Even als of die overerving, byaldien zy altoos (des geenzins) doorging, de aanwyzing, volgends de Astrologifche Regels gefchied, onwettig zoude maken. Rampen cn Tegenfpoeden, worden door het Horoscoop aangewezen, die Wagner erkent dat den Geborenen heeft ondergaan: Maar zyn uitvlucht is,dat dit Bezoekingen zyn, van den Hemel ten beste van den Geborenen! En daar hem teffens eenige Eer en Aanzien word voorzegt, waarvan men de uitkomst niet durft ontkennen; Daar zegt men: De Geborenen heeft eer cn aanzien genoeg, wyl hy zich die onwaardig rekent. Ik durf  1+2 PROEVE OVER DE durf vragen, aan al wie zich op Comroverfen verdaag of dit tegenwerpingen, dan beuzeltaal moet genoemd worden? 50. Als men by dit alles eens acht geeft, dat het dip der Geboorte zoo juist op 's avonds ten half zes uuren is genomen, en de Poolshoogte juist op 48 graden; Dan #ord men Jchier geneigd te gelooven, dat hier eene onzekerheid plaats hebbe, waarin men flechts een flag geïla. gen heeft, of waarover men immers met de ruwefchaaf is henen geloopen. § 13*. Maar daar zyn, naar aanleiding van § 28 der veefgemelde Verhandeling van Profeslbr Krom, andere bezwaaren, die men uit de ervarenis ontleend, tegen dé Algemeene Voorzeggingen uit de Sterren, welke Landen, Volken, Ryken en Staaten betreffen; Als namelyk: 10. De gelogendrafte Voorzegging van den beroemden Mathematicus en Astrologist Stofehr, volgens welken een groot gedeelte van den Aardbodem, in't Jaar 1524, als door eenen Zondvloed moest vernield worden. 20. Het geval, 't welk de Heer de la Lande, in de Voorrede van zyne Sterrekunde aanhaalt; Namelyk, dat allen, zoo Christenen, Joden als Arabieren, zich „ hadden verëenigd, om zeven Jaaren te voren, door „ brieven, welken in Europa plechtig wierden bekend „ gemaakt, eene Conjunctie van alle de Planeten, in't Jaar 1 i86 te voorzeggen, 't welke een algemeene ver», woesting en het einde van de Waereld dreigde; Daar „ on-  STERREN-VOORZEGKUNDE. I43 ,, ondertusfchen dat zelve Jaar, even als anderen voorby „ liep, zonder dat iets van dit alles gebeurde." Meer zoodanige akelige, doch leugenachtige Voorfpellingen, zouden over de Jaaren 1526 en 1580" almede gedaan zyn; En fchoon Wagner in zyn zeer uitvoerig Twistgeding tegen de Astrologie, geene der voorgemelde gevallen aanhaalt, 't welk my bewondert, fpreekt hy doch vaneen zeer verkeerd uitgevallen Voorzegging, aangaande de gevolgen van eene Zon-Eclips, welke op den 2. van Oogstmaand 1654 voorviel. § 137. Ik wil gaarne belyden, dat dit vak der Astrologie my niet zoo genoegzaam bekend is, om over die zaaken naar behooren te kunnen oordeelen. Maar al ware het eens, dat dit geheele gedeelte der Astrologie, 't welk in 't algemeen de Voorzeggingen over Landen, Rykcn en Staaten betreft, door gebrek aan de mogelykheid van genoegzaam herhaalde waarnemingen, nog gantsch onvolkomen moest geacht worden, en dat hieraan de valschheid der bovengemelde Voorzeggingen was toetefchryven, dan verbeelde ik my, dat de Byzondere SterrenVcorzegkunde, namelyk de Horoscoopkunst, belangryk genoeg is, om zich daarmede te vreden te houden: Terwyl het zeker is, dat de ervarenisfen die men tegen het algemeen gedeelte inbrengt, al waren dezelven buiten bereik van oplosfing, het byzondere, 't welk 'over ondeelbare Perföonen gaat, in geenen deele betreffen. Ik  Proeve over de S 138. Ik heb buiten dien tot bekrachtiging van de meening, dat men geen harnas voor de Algemeene Voorzegging uit de Sterren, behoeft aantetrekken, het gevoelen van een der grootfte en kundige Astrologisten in myn voordeel. Kepler betuigt, omtrent deze Algemeene Voorzeggingen, in zyne Verhandeling, getyteld: Tertius Intervenisns, Thef. 117, het volgende: „Ik beken gaarne, „ dat het eene vermetenheid zy, aangaande het geluk „ en ongeluk der gantfche Waereld, of van Land- en „ Stad-Voorzeggingen te willen doen: Want van de „ Waereld kan men geene Nativiteit dellen. Alzoo is „ ook de Vcrdeeling der Landen onder de Twaalf Tcc„ kenen, een Fabel, enz." S *39- En men moet niet gelooven * fat Kepler, toen hydk fchrcef, een Apostaat van de Astrologie geworden was : Want de Man is oogcnfchynlyk door geheel zyn leven heen, onder verwerping echter van alle buitenfporige vooronderflellingen, zoo van oudere als latere Beö'effenaars dier Wetenichap, een eerde Voorvechter van de Horoscoopkunst geweest; Blykens een aantal Verhandelingen, en Twistfchriften, welken hy over dezelve in 't licht gegeven heeft. En zyne Tabulx Rudolphina, die maar vier Jaaren voor zynen dood het licht gezien hebben, geven getuigenis, dat hy tot zyn levenseinde een beminnaar van deze Kunst geweest zy: Zoo dat ik niet be- vroe-  STÉRREfcT-VOORZEGKÜNDE. ttf Vroeden kan, van waarden Mtere.de la Lande, in zyne Stemkunde, § 1051, de Bydrage gehaald heeft, als of Kepler zich fchynt gefchaamd te hebben, dat hy zich met de Astrologifche voorondcrftellingen bezig hield. Althans, in die eigen zelfde, hier boven aangehaalde Verhandeling, getyteld: Tertius Interveniens, legt de groote Sterrekundigc en Astrologist Kepler de navolgende plechtige Verklaring af: „ Ik mag my op deze „ Proef ondervinding met waarheid beroemen, dat de „ Mensch, in de eerde ontvonkmg van zyn leven, wan- neer hy op zich zelve leeft, en niet meer in het lig,, chaam der Moeder blyven kan, een character en in„ drukzel, van geheel den Hemelfchen Sterrendand, Of van den vorm der zamenvloeijing van derzelver Stra. ,, len op de Aarde ontvangt, en dezelve rot aan zyn Graf „ behoud, welke zich daarna, in de formecring van het Aangezicht, en de andere Ligchaams-gedalte, zoo „ wel als in des Menfchen handel en wandel, zeden en bedryven, merkelyk befpeuren laat." Kepler dry ft, gelyk alle de Astrologisten van zynen tyd, eenen invloed der Sterren en Gederntens; Hierin verfchilt hy van onzen Thefis: Maar wie ziet hier niet uit, dat deze groote Man deeds een yverig Voordander der Astrologie, immers der Horoscoopkunst geweest zy ?.... Dan ter zaake. Gedeld, men wilde de Algemeene Sterren - Voorzegkunde, eens redden, uit den blaam van die zoo fchandely k misgetast hebbende Voorzeggingen, welken wy daar K even  146 HOEVE OVER DE even aanhaalden-j Zou die zaak zoo gant?ch hopeloos zyn ? Ik geloof neen. Eetie Wetenfchap behoeft niet voor hare rekening te nemen, de Enthujiasteryen, va» deze of gene dwepers in de Kunst. Groote Lieden van Studie, heeft men in bunnen yver totbuiteniporigheden zien vervallen, die de algemeene befpotting tot zich trokken. Maar konden dit de Wetenfchappen en Kunften, die zy beöeffenden, gebeteren? Immers neen; En even zoo is het denkelyk gelegen, met deze buitenfporigheden van zommige Astrologi. $ 141* Wat voor Theöretifche gronden waren 'er toch in de Kunst, om aan Stofeler, uitccneConjunftievanSatur. nus, Jupiter en Mars, in het teeken van de Fisfchen, eenen algemeenen Zondvloed te doeh voorzeggen ? De Fisfchen is in het fydhema der Astrologie ,\is waar, een koud en vochtig Hemelhuis; Jupiter, word hitte en vocht toegelchreven, maar Mars daarentegen hitte en droogte, en Saturrtus koude en droogte. De Conjunctie der beide Planeten, Mars en Sattirntts ,km wel van kwade beduidenis zyn: Maar Jupiter, die van goede beduiding is, ftaat in de Fisfchen, in zyne volle lieerfchappy, en Saturnus is 'er daarentegen Peregrinus, of zonder eenige waardigheid: Dus word het kwaad der beide ongunftige Planeten, door Jupiter aanmerkc lyk, volgens de Regels van de Kunst, getemperd. Van waar dus een' Zondvloed uit deze Conjunctie zoude beteikend worden, is vruchteloos te zoeken, danindeont- ftcl-  STERREN- VOCRZEGKUNÖE. Ï47 itelde hersfcnpan, van den anders vermaarden Astrclogist Stoffeler. Hy heeft ook deswegens ade berispingen van zyne vermaardde Tyd- en Konstgenoten, Car» danus en Origanus, moeten afwachten; Ten bewyzc teffens, dat deze Astrologisten het maar in geenen deele ééns waren, met zyne zwaarmoedige Voorzeggingen. S 143. 'tls ondertusfehen opmerkzaam, dat het verhaal van deze beuzelvoorzegging , over dien Zondvloed, zich gewikkeld vind, in omdandigheden, die meer ten voorals ten nadcelevande Algemeene Astrologie moeten doen befluiten. De cenpaarige fchrik, die deze gewaande Vooifpelling, door gantsch Europa, niet alleen onder het gemeen, maar zelfs onder verfcheidene Vorden en Geleerden van dien tyd, verfpreidde; De groote voorzorgen , die van hogerhand, onder Keizer Karei den F, wierden in 't werkgedeld; De maatregelen welken men nam, om te beletten, dat de openlyke fchriften, die deze Voorfpelling tcgenfpraken, aan de in 't werk gedekte voorzorgen, geene ftremming gaven; Dit alles doet immers ten duidelykde zien, dat Groot en Klein, Geleerd en Ongeleerd, een onbegrypelyk hooge geloofwaardigheid, in de Voorzeggingen der voorname Astrologisten gewoon waren te dellen. En hoe is dit mogelyk te begrypen, indien de Astrologisten zich in deze geloofwaardigheid, door vele welvervulde Voorfpellingen, niet hadden gevestigd ? Men moge duizendmaal hiertegen inbrengen, dat zulks aan het bygeloofen blindK 2 heisl  i48 PROEVE O V E E DE heid der tydcri toetefdiryven zy: Be Geleerden, de groote Staats- en Krygsmannen, waren ten minden in die dagen zoo blind en overgeloovig niet, om zoo veel belang te dellen, in Voorzeggingen van Lieden, wier Kunst onbeproefd zoude geweest zyn.. § *43- Alle dergelyke aanmerkingen, kunnen met het hoogde recht toegepast worden, op het geval van 't Jaar i door den Beer de la Lande aargehaald. Indedaad, de zamendand der Zeven Planeten, kan in geene der Twaalf Hemelhuizen of Teekenen, zoodanig uitgedacht worden, dat dezelve volgens de bekende Regelen der Astrologie, een vergaan van de Waereld zouden beteekenen. Dit is derlfalvcn mede naar allen oogfehyn, eene gantsch harsfenfehimmige Voorzegging geweest, dergelyke, onder de Oude Astrologisten, misfehien nietgcmakkelykzoude vallen aantewyzen; En waaromtrent het in allen gevalle nader bewys zoude verèïsfcben, of alle de voor* naamde Astrologisten, daarin zouden hebben overeengeftemd. Men weet genoeg, hoe dïkwyls de eerde Christenen, en door overleveringen, en door verkeerde uitlegging van Schriftuurplaatfèn, of andere hunner bekende dwalingen, het vergaan der Waereld, deeds als eene naby zynde Gebeurenis hebben voorfpeld. Men ;wect genoeg, hoe dikwyls, en in hoe onderfcheiden tydvakken, zy deze Voorfpelling hebben herhaald. De Joden waren daar van, in de ydele vewachting op hunnen Mesfias, in de vroegere en latere Eeuwen, mede niet  STERREN-VOORZEG KUN D R. I '.Q niet geheel vreemd. Dus kan gemakkelyk een Godsdienitig By geloof, onder zoodanige Sterren Voorzegkundigcn, die in den drcomderVolksdwaalingen,als Menfchen medegefleept wierden, gelegenheid gegeven hebben, om eene dergelyke enthufiastery, door Asirol jgifche Vooripellingen te dyven, en te óeve tigen; Eene zaak, waartoe anders de Kunst uit zich zelve nimmer aanleiding fchynt gegeven te hébben. En moet het, by dit alles, geene aandachtige opmerking verdienen, dat het tydperk van 't Jaar ri8ó juist in het hartje en 't brandpunt bevonden word, van die vermaarde cn algemeene gril der Kruisvaarten, tot verdry ving der Ongeloovige uit liet Heilige Land; Eene gril die oorfpronkelyk, op de valfche Prophetie van het vergaan der Waereld, ge« lyk een iegelyk weet, zoo dra de eerde Duizend Jaaren na Christus Geboorte verloopen waren, gegrond wierd; En zedert, zoo door de Staatkunde derEuropifcheMonarchen, als door deRoomfche Paufèn, gedurende .wee gantfche Eeuwen is aangevuurd en opgewakkerd, niet anders, dan middelende de aanhoudende en plechtige vernieuwing der Voorzegging',van 's Waerelds aannade renden Jongden Dag; Als een zekerst middel om het Menschdom in een altoosdurenden geestdrift te houden. Wat wonder dan, indien geheel die plechtige Astrologifche aankondiging eener Algemeene Verwoesting, dooide Conjunctie van alle de Planeten, niet anders dan een* Staatkundigen trek van dien tyd geweest ware? Hoe het zy, ik wil, noch kan my vermeten, in deze zaak, die in de Ilistorifchc Zekerheid, Oorfprong en Omftandigheden, zoo verre buiten den kring ïnyher kundigheden K 3 loopt,  ÏSO * R O E V E OVER D E loopt, iets te beflisfen. Ik heb 'er genoeg van gezegd, om meer verlichte heden hier over aan het denken te helpen ; Zonder dat het nu noodig zal zyn, verder over de Valfche Voorzegging uit de Zon-Eclips van den Jaare 1654, alhier, in 't byz,ondcr uitteweiden. § 144. Doch om evenwel nog iets tot een toegift te zeggen, over de angstvalligheden, die de verfchyningvan Co-meten plegen te verwekken, en die almede aan Astrologifche bygeloovigheden worden toegefchrevenj Zoo merken wy aan, dat de Astrologisten, zoo wel als andere Wiskonftenaren en Wysgeeren, vanouds, zonderling over den aart der Cometen hebben gehaspeld. Verre de meesten zagen dezelven, voor de dagen van Descartes en New • ton, als bloote Luchtverhevelingen aan. Maar de oorfprong der zwaarmoedige denkbeelden, welke men, van de onheuglykde tyden, nopens derzelver verfchyning, by alle Natiën gevoed heeft, behoort noch aan een Volks-, noch aan een Astrologisch Bygcloof toegefchreven te worden. Verfcheiden derlatereen zelfs der hedendaagfche Geleerden zyn van gedachte,dat door den onregelmatigen loop der Cometen, groote omwentelingen in het Waereldgebouw veroorzaakt zyn, en als nog veroorzaakt kunnen worden; En nog onlangs bragt men het byna tot de zekerheid van een Wysgeerig, Natuur-en Oudheidkundig, betoog, dat dezen Aardbol t'eeniger tyd, 't welk men wel tot over de vierduizend Jaaren geleden rekent, door bet te naby komen van een Comeet, welke men acht de-  STERREN-VOORZEGKUNDE I£I (dezelfde geweest te zyn, als die in 't Jaar 1759 is verfchenen, eene verfchrikkelyke Verwoesting van Vuur en Watemood verzelt, heeft ondergaan: Waardoor de Aspunten van den Aardbol, uit haren dand zouden zyn gerukt geworden; Zoo dat de Wateren des Oceaans, volgens de Wetten der Watervveegkunde, grootendeels een ander bedde zoekende, de Atlantifche Zee, voormaals een Vast Land, en de wyd uitgeftrekte, ja met Africa en Zuid America communicatie gemaakt hebbende woonplaats der vermaarde ^/rfwfvVff, zouden hebben geformeerd; Europa van Africa, door het Middelandfche Meer, cn Engeland van de Vaste Wal, door het Canaal, zouden hebben van een gefcheurd, en in 't algemeen , alle die aanmerkelyke doorbraken zouden hebben veroorzaakt, waarvan de Eilanden en Vaste Kusten des Aardbols, de ontwyffèlbaarfle merkteekens dragen: Des dat het verwarde geheugen, dezer Schrik-gebcurenis, by alle Oude Volken, en zelfs in de Fabel-Gefchiedenis van Tyjon en Phaëton levend gehouden zynde, aldus van geflacht tot gedacht, tot heden is voortgeplant (*). Kortom, daarlatende den Hypothejis van Whis- (*) Het betoog waarop wy alhier het 005 hebben, is dat van den Graaf j. r. carli, in zyne Americaanfche Btiêven, over eenige Jaaren, in het ItaliaaMcft,in'tlicht gegeven: Een alkrlezerswaardigsr Stuk, 't welk ten gevolge dient, op het fchoonc Werk vau d'Ulloa, over jimuica; Die Werk van caili is onder den Tytel van Lettres Amerkaines, in het Fransen, 11 Deelen in groot 8vo.,  15^ PROEVE OVER U E Whiston; De wezenlykheid van de Omheisteringen , welken de Cometen zouden kunnen daarftellen, door de groote veranderingen,welken de aantrekking en gravitatie, in hunne loopkringen te weeg brengen, isdoordegrootfte Astronomi van de jongde tyden, als Halley, Manper tuis, Gregorie, Du Sejour cn anderen, ten vollen bevestigd, en de zoo vermaarde Sterrekundige Heer de la Lande, moet zelfs een Kansrekening gemaakt hebben, op degcbeurlykheid, dat een der Cometen onzen Aardbol in zynen loopkring zoude kunnen ontmoeten. 'Dus bezeft men teffens uit dit alles, hoe ligtelyk deze ofgene zwaarmoedige Astrologist, in vroeger tyd, vervoerd door de algemeenheid der dreigende gedachten, die men vaneen Comeet vormde, uit de aannadcring of verfchyningderzelve, groote rampen heeft gemeend te moeten vooripellen, S H5. Eer wy echter van dit zoort van tegenwerpingen afftappen, moeten wy nog een weinig dildaan, by het beruchte Horoscoop, 't welk Cardanus, een vermaard Astrologist van d^Zcstiende Eeuw, de ftoutheid, of liever de zotheid gehad heeft, van den Zaligmaker te trek* Svo,, ten Jaare 1788 te Parys by Buisfon uitgegeven, en het daat my voor, dat 'er eene Nederduitfche Vertaling van, als onderhanden, bereids in 't Jaar 1789 uit Amrterdam by Couranten is bekend gemaakt, maar ik heb niet vernomen , dat hetzelve indedaad in onze taal zy in 't licht gebragt.  S T E R R E N - VOORZEGKUNDE. 153 trekken, 't Is voormaals wel eens by Spotvogels aangevoerd , om de Astrologisten belagchlykte maken; Dan, ik weet niet dat het iemand, in vroeger tyd, ooit is in gedachten gekomen, om daaruit eene erndige drangrede, tegen de kunst der Astrologie zelve aantevoeren, wyl men ligtelyk begreep, dat zulk eene alom afgekeurde en uitjouwenswaardige Enthufiastery, zonder de regels der Edelmoedigheid te kort te doen, nietten lasten van eene Wetenfchap, door zoo vele onbetwistbaare groote Mannen beöeffend, kon gelegd worden; Even zoo min, als men uit den zonderlingen bcipottelyken gril, van den anders indedaad Wysgeerigen en zoo velefchoone talenten bezittenden Lavater, om het Gelaat van den Heiland, uit de regels der Phyfiognomie optemaaken, tot de onbegaanbaarheid der Gelaatkunde befluiteu zal. Maar de Hoogleeraar Krom, heeft in zyne hier voren aangehaalde Verhandeling over de Horoscoopkunst, in deze Nativiteit' ftclling van jfefus Christus, door Gar<&nus, eene tegenwerping meenen te vinden, van zoo veel gewigt, dat 'er geheel de Sterren-Voorzegkunde, onJierftelbaar mede zoude worden omvergeworpen. Ik voor. my moet echter oprechtelyk verklaren, na het lezen en herlezen van het Argument, zoo als het door zyn Hoog Eerwaarde word voorgedragen, bezwaarlyk te hebben kunnen bevatten, waarin die byzpndere kracht en klem van deze Objeclie deekt, of moet gezogt worden. In 't eind heb ik niet bater meenen te kunnen doen, dan te trachten dezelve tot eene duitrede te brengen, in dezer voege: Alle Wetenfchap die tot hetongerymdeleid,isvalsch K $ en  154 PROEVE OVER BS cn onbeftaanbaar. Nu, de Astrologie, is eene Wetenfchap, die tot het ongerymde leid: Derhalven is de Astrologie valsch en onbeftaanbaar. $ I4ö"« Om de Minor van deze duin-ede, daar het alles op aankomt, te bewyzen, brengt de Heer Profesfor eene redekaveling in 't midden, die mynes inziens, fchoon een weinig ingewikkeld, het volgende wil te kennen geven. „ Cardanus, een groot en zeer geacht meester „ in de Kunst, heeft, zeer uaauwkeurig inachtnemen* de de Regels van dezelve, op de vooronderftelling >, van eenen verdichten cn valfchen Dag der Geboorte, „ welke zyne onkunde op dit duk bewyst, een Horos9, coop, van onzen Heiland getrokken, 't welk echter „ allemaauwkeurigst met zyne bekende Menfchelyke „ hoedanigheden, verheven earacter en levensloop hier „ op Aarde overëenftemt. Terwyl dan dit Horoscoop „ niet op do Geboorteftond van onzen Zaligmaker is >, getrokken, zoomoet het de Geboorteftond zyn van „ een ander Perfoon, daar dit Horoscoop op ftaat. Maar die andere Periöon moet dan, volgens de Regels der „ Astrologifche Kunst, dezelfde verhevene deugden, „ en bewonderenswaardige eigenfehappen, mitsgaders „ dezelfde tydelyke Lotgevallen gehad hebben, als den „ Menfche Jezus Christus, en dus moet onzen Ver», losfer als Mensch, zyns gelyke hebben gehad, of », kunnen gehad hebben; 't Welk volgens alle Godge„ leerde Gronden, zoo onwaarachtig als ongerymd is. „ Hier.  ST ERR EN-VOORZEG KUNDE. 1^5 5, Hieruit zoude blyken, dat de Astrologie door hare „ Regels tot liet ongerymde leid, en de Minor der voor,, gemelde fluitrede, zoude door dit bewys geftaafd zyn." Ik verftaê de drangrede van den Heere Profesfor in *t geheel niet, of dit moet 'er den geest en 't oogmerk van zyn. Dus zal het hier alles op de onberispelykheiddes be toogs van dezen Minor aankomen; En dan ziet ieder die wat op Redekunde afgericht is, dat hetzelve aan eene onbewezen vooronderftelling mank gaat; Namelyk, „ dat Cardanus in het opmaken dezer Nativiteit, de „ Regels der Astrologie naauwkenrig hebbe in achtge,, nomen." Die vooronderftelling, waarop het toch, hoe men het Argument van onzen geachtcn Hoogleeraar moge opvatten, aankomen zal, word ontkend, en wy zullen, fchoón ongehouden, aantooncn, waarop de*.$ ontkenning rust. S 147- Dat Cardanus een zeer beroemd Man was, niet alleen in de Sterren - Voorzegkunde, maar in eene meenigte andere verhevene Wetenfchappcn, is in de Geleerde Waereld eene bekende zaak. 't Is niet minder openbaar, dat hymetfraaije uitgewerkte voorbeelden van Nativiteiten, en met de doorwrochte Commentarien op het Astrologifche Werk van Ptolomeus, deze Kunst veel dienst heeft bewezen. Maar even zoo zeker is het, dat hy een groot Enthupast was; Die, wanneer hy op zyne denkbeelden verliefd wierd, zich door dezel ven, verre buiten het fpoor van  1,5<5 ï R O E V E OVER DE van Gezond Verftand liet vervoeren: Getuigen vooral 'sMans misfèlyke, en in zyne eigen fchriften beledene agterdocht , dat Ptolomeus, uit het Horoscoop van Christus, zyn gchcelc werk over de Astrologie zoude opgemaakt hebben. Hy zegt wel zelve, dat deze agterdocht ongerymd zy: Maar kon hy dezelve opperen, zonder een beflisfènde ftuip van krankzinnigheid *c ontdekken? Men zou hier zoo infchikkelyk mec en zyn, als Vader Luther, die ergens,in zyne Verklaring van Geuef. I, van de Astrologisten zegt : Men moet Ge' leerde Koppen, fomtyds hun fpel en korttwyi vry laten. Scaliger heeft deze pas van Cardanm zou gemakkelyk niet door de vingeren kunnen zien; En fchoorl hj hem, volgens het gevoelen van Grot >tc Mannen, wat al te fcherp heeft doorgeftreken, zoo laten wy zynen Kunstgenoot Kepler over hem hooien fpreken. Hy legt van Cardanus in zyne meergemelde Verhandeling, getyteld: Tertius Interveniens, Thef. '36, het volgende getuigenis af: „ Hy is in de Astrologie den besten niet. — Hy fteckt „ vol onbezonnen invallen, waarvan het niet mogelyk „ is, dat hy het honderdfte gedeelte, met .behoorlyke ,, vlyt overwogen hebbe. — In fomma, hy heeft op „ zyne invallen vertrouwd, als waren het Orakels, en „ aldus heeft hy van zyne vermaardheid, cn der Men„ fchen Onkunde misbruik gemaakt, enz." § 148. De Heer Profesfor Krom zélve, voert uit de geüchtde Schryvers, §36 zyner veelgemelde Verhandeling, de be-  SÏERREN-VOORZEGKUNDE. I57 bewyzen aan, welke allezins voorhanden zyn, dat Cardanus., by al zyne geleerdheid, een Enthuiïast ,een Fanat ist en Wysgeeiïg D weeper ge weestzy. Hoe kan nu van zulk een Man onderftcld worden, dat hy, in eene zaak, waarmede zyne eigenliefde, in, het vaste geloof alsof hy de ware Geboortedag van den Zaligmaker wist, tot vervoering en verrmkking toe, werkzaam geweest is, de bedaardheid van geest zoude gehad hebben, om de Regels der Astrologie zuiver, en onvermengd van zyne hersfenlchimmen, wel te vcrgelyken, en wel toe te pasfen V Al moest men 'er na gisfen, zoo pleit hier alles voor het tegengeftelde. D an of dit n iet genoeg ware ; De Heer Profesfor ftemt zulks zelve, in de even aangehaalde § 36, met zoo vele woorden toe: Daarzyu Hoog Eerw. zegt: „ Doch daar zyn daarenboven zoo „ vele onzekerheden, ftrydigheden en bewyzen van by„ geloof in dezen Horoscoop, dat het byna onbegrype„ lyk is (om nog niet eens van de zonderlinge bcpalin„ gen en prognosticatien uit denzelven te fpreken) hoe „ een Man van die Geleerdheid, als Cardanus, zich „ daarmede heeft kunnen ophouden." Om kort te gaan, de onzydige goede trouw van den Heere Krom, komt ons zco zeer te gemoct, dat hy zelve, ten onwederfprekelykftcn bevvyst, hoe willekeurig Cardanus met de Regels der Astrologifche Kunst, heeft omgefprongen, daar zyn Wel Eerwaarde § 57 verklaart: „ Dat hy de Ster, by de Geboorte van den Zaligmaker aan de Oosterfche „ Wyzen verfchenen, voor een Comeet gehouden heeft, „ en dat. hy in zyn Horoscoop van Christus, dezelve tot „ zyn oogmerk op het voordeeliglte plaatst, om daaruit „ te  1$ F R O E V E OVER DE „ tc beter te kunnen afleiden, het wrikt hj wilde, dat „ dezelve, volgens de Sterren-Voorzegkunde, zoude „ beteekenen." Behoeft "er nu iets hoegenaamds meer, om overtuigd te zyn, dat Cardanus de Regels der Astrologie in dit beruchte Horoscoop heeft verkracht? De Minor van de hier voorgemelde Sluitrede, is dus in geenen deele bewezen; Het Horoscoop van Cardanus, alhier in gefeild, is voorzeker de ongerymdheid zelve: Maar daar deszelf? w yze van werking geheel willekeurig en Enthufiastischwas, kan 'er myns bedunkens, in geenen deele uit belloten worden, dat de Astrologie tot het ongerymde leid; En hier mede fpringtdanook, zoo 't my tocfchynt, deze voor zoo treffend en gewigtig gehoudene zwarigheid, ten eenemaale af. § 149- Daar is nog al eene ingewikkelde tegenwerping, uit de ervarenis ontleend, welke de Heer Profesfor Krom in § 28 van zyn Hoog Eerwaardens,nu zoo dikwerf aangehaalde Verhandeling, aanvoert. Zy is van dezen inhoud : „ Indien de Voorzeggingen (der Astrologie) zoo niet altoos, ten minden doorgaands bevestigd wier,, den, zoo, dat men by het mis.'en van dezelve, rede „ heeft, om niet de Konst zelve, maar de kunde en „ oplettenheid van den Waarnemer te verdenken, dan zou men meer achting hebben , voor zulk eene „ Kunst- Maar die Voorzeggingen worden maar zomH tyds door de uitkomst bevestigd: Derhalve» enz." De  STERREN-VOORZEGKUNDE. 159 $ 150- De Heer Krom, en alle die dergelyk eene zwarigheid in 't raidden brengen, zouden gehouden zyn, tegen de achting, welke de Astrologie, door niets anders dan hare veelvuldig bevestigde Voorfpellingen, gedurende zoo veel Eeuwen verworven heeft, en tegen zoo vele voorhanden zynde, te boek geflagene, Historifche Getuigenisfen, ten dezen inbaar voordeel, aan te toonen, dat de wel bewerkte Horoscopen niet doorgaands, en maar te hooy en te gras bevestigd worden. Dan al ware het eens zoo, dat de bekwaamde in de bewerking dezer, Kunst, zeer dikwyls hadden gefeild; Zoo zou daaruit ten nadeele van de Kunst zelve, nog gantsch weinig" kunnen afgeleid worden: Om rede dat de moeijelykheid en bezwaarlykheid der uitöeffening eener Kunst of Wetenfchap, dezelve, al ontdaan daaruit veelvuldige misdagen , ten opzichte van hare wezenlykheid , in geenen deele kwetfen kan. En zoo 'er ooit eene Wetenfchap moeijelyk in de uitvoering zy, zoo is het de SterrenVoorzegkunde, gelyk uit het weinige, 't welk wy des . aangaande zullen opgeven, aan een iegelyk blyken zal, S W» Het Geboortedip is, in verfcheidenoogenblikkenvan den dag, in 't geval, van door zyn onnaauwkeurigeopgave, eene groote misvvyzing in 't Horoscoop te veröor-» zaaken; En het is een geducht werk, om de middelen aantewendcn, #e de Kunst aan de hand geeft, tot liet vin-  160 PROEVE OVER DE vinden Van het ware oogenblik. Behal ven dat deze middelen en regels, by velen, aan bedenkingen onderhevig blyven. Deze opgaaf al naauwkeurig zynde, moeten de Cuspides of Spitfen der Hemelhuizen, aandachtigetl zorgvuldig berekend worden; Want de Werktuiglyke ' Stand • Cirkel op de Globe toegepast, kan, wanneer het op minuten aankomt, in geenen deele voldaan. Het gebruik iler voorhanden zynde Tafels, tot het vinden der Cuspides, is niet minder aan vele misdagen onderhevig ; Behalvendat, al bezigt men dezelve, 'er nog vry wat moet gecynerd worden, om de tusfchen-evenredigen, die in de Tafels niet uitgedrukt daan , optefpeuren* Des lchiet 'er niets over, dan om voor ieder dezer Cuspides, het zy men de aangewezen manier van de la Lande volge, het zy men zulks door de Nonagefimus doe, ten minden vjd*SpherifcheDnehoek-Meetkundige Canons optelosfên, en dus dertig zulke Canons, voor de zes Stand - Cirkels, die men noodig heeft te bepalen. Welken arbeid, hoe ook verligt, door 't gebruik der Logarithmen, echter wegens de groote getallen, die men bewerken moet, ten uiterde ligt onderhevig is, aan het begaan van geringe misftagen, die echter groote misrekeningen kunnen veroorzaken. Hier mede is het calculative deel nog niet afgelopen. De Stand - Cirkels voorde plaatzen der Planeten, op het oogenblik der Geboorte, moeten op dezelfde wyze uitgerekend worden; Zoo als die ook van het Par- Fortuna, of het Gel: kkig Deel; Caput cn Cauda Draconis enz., om in ftaat te zyn, de Significators en Promisfors behoorlyk te dirigeren, en aldus de tuien der Gebeurenisfèn en Lotge. val-  STERREN-VOORZEGKUNDE. l6t vallen te kunnen ontwikkelen. Wy zwygen van de moeite om iedere Nativiteit, aan Zon-of Maans-ZJewlutiente toetfen en te verbeteren; Enwy vooronderftellen dan ook nog, dat den Astrologist van goede EphU merides voorzien zy; Want ontbreekt hem dit, dan moet hy de ware plaats der Planeten, op het oogenblik der Geboorte berekenen, en indien hy dan niet al zeer afgericht is, in de gronden eener goede Aftronomie, dan ftaat hy bloot, om hierin, ongemerkt, grove misflageri te begaan. Is 'er eenige feil in de bekende Lengte en Breedte van de Geboorteplaats; Zoo is het zeker, dat het Horoscoop daardoor in naauwkeurigheid lyden moet; Eindelyk komt dan nog alles aan, op een goede en wel beoordeelde Combinatie, in de toepasfing der Regels; En hiertoe behoort een zeer gezond en afgericht oordeel. S 15*- Niemand dan, die dit Werk immer zelve gedaan heeft, of zich een denkbeeld daar van maken kan, zal een oogenblik twyflelen, of'er zyn voorde ervarende AJlrologisten; meenigvuldige gevallen,by de geringfte onöplottenheid mogelyk, om in het opmaken eener Nativiteit mistetasten. En als men daar by voegt, de feilen van onërvarenen, welken zich niet zelden aanmatigen , om dit moeijelyke werk te verrichten, dan zullen voorzeker, indien men edelmoedig wil te werk gaan, de misdagen van de Beöeffenaars der Sterren - Voorzegkunde, al waren zy zoo meenigvuldig, als word voorL ge-  IÖ2 PROEVE OVER DE gegeven, nier in rekening gebragt worden, ten lasten, en tot minachting van de Kunst zelve. S 153- Aldus nu de zwarigheden uit de Ervarenis tegen de Aflrologie aangevoerd, beantwoord hebbende, moet ik overgaan tot liet onderzoek der bedenkingen, tegen de Regels van de Kunst zelve; En wei vooreerst, die, welken ontleend wordt, uit hef niet wederkomen der AdfpcSten van de Planeten, en den zamenftand derzei ven, in hetzelfde Hemelvak; Wegens het agteruitgaan van de Leiitfneder Waardoor de Waarnemingen, die men OUdtyds, omtrent dc Beduidenisfen der toenmalige Hemel-en Sterren-Standen gedaan heefr, thans, zonder groote misdagen,niet meer zouden kunnen gevolgd worden ; Zullende dit alleen weder kunnen gefchieden,naa dat, zedert den tyd dier aloude Waarnemingen , eene Platonifche Omwenteling, van ten minden 25000 Jaren, zal verloopen we^en,ende Vaste Sterren wederom in haren voormaligen dand, ten opzichte van de lentfnede, zullen zyn terug gekeerd. Men kan, zoo als party meent, deze zwarigheid niet ontkomen, of men moet, aan al de Vaste Sterren, hunnen Invloed of Beduidenis, en ook hunne betrekking op de Planeten voor altoos ontzeggen. Ptolomeus, voegt men hier by, is zelfs over deze zaak verlegen geweest, en heeft 'er de meeste misdagen der Adrologisten aan toegefchreven; Zoodanig althans, word hoofdzaaklyk deze zwarigheid door den Heer Profesfor Krom, in § 31 van deszelfs be-  sterren -Voorzeg kunde. 163 bewuste Verhandeling over de Horoscoopkunst voorgedragen. S »S4- Wy antwoorden, in de eer^e plaats, dat de Ad/peeten der Planeten onderling, wel degelyk in alle dezelfde Hemel - Huizen der Ecliptica, van tyd tot tyd wederkomen, zonder na het Platonifche Jaar te wachten. Dat diezelfde Planeten zich ook, met dezelfde Gefterntens van den Dieren - Riem, cn met de voorname, zoö wel als geringere vaste Sterren, van tyd tot tyd, in de gewoone AdfpeSlen bevinden, en dat deze wederkomende AdfpeSten, hunne vaste beduidenis, die zy van ouds hadden, nog heden ten dage hebben. Dat het op gelyke wyze gelegen zy, met de AdfpeEien van ieder Planeet, ten opzichten van de Twaalf Huizen der Ecliptica zelve. Dat die Hemel-Vakken, en de Conflella tier zoo wel als de meer en min voorname Vaste Sterren in dezelven, die eigen beduidenis behouden, welkenzyop zich zeiven van ouds hadden; En dat dus alleen de verandering hierin bedaat, dat de onderfebeiden Sterrenbeelden, zich niet meer bevinden, in dezelfde HemelHuizen der Ecliptica, waarin zy voormaals waren. Maar dit levert, voor de Nativiteit-deliing, zulk eene groote zwarigheid niet op: Want wat anders, niet alleen de Gefterntens uit het beeld van den Ram, nu in het tweede Hemel - Huis der Ecliptica daande, aldaar beteekenen, dan teen dezelve in het eerde Hemel-Huis donden, maar zelfs, wat ieder van devoornaamdederzelven kan aanduiden, in ieder dier Hemel-Huizen, waar zy L a im-  IÓ4 PROEVE OVER DE immer, gedurende eene gantfche Platonifche Omwenteling, in zullen komen te ftaan, is voldoende en toereikelyk genoeg verklaarbaar, uit de Combinatie, van het gene ieder Hemel- Huis en iedere Ster, volgens de Regels van de Kunst, aanduiden moet, al hebben deze Standen geen voorwerpen der aloude Waarnemingen kunnen zyn. Het is in dit opzicht ook, dat Ptolomeus in zyn bekende Werk over de Astrologie Lib. I., de nalatigheid veler Aftrologisten van zyn tyd, berispt. 't Is aan dit verzuim van aandachtige Combinatie, dat hy hunne misflagen toefchryft: Want het ware de bclagl; kheid zelve, om Kunstgencoten over den hekel te halen, uit gebrek aan Waarnemingen, die niet dan naa eenige herhaalde 25ooojarige Omwentelingen, door de ondervinding bevestigd, tot regels gebragt konden worden. $ 'SS- Anderdeels, voor zoo verre zich Ptolomeus indedaad fchynt verlegen te vinden, met de Platonifche Revolutie, en de Verhuizing der Sterrenbeelden, ja zulks zoo wel als zynen Commentator, Cardanus openlyk lchynt te erkennen, zoo heeft dit niet zoo zeer zyne betrekking op de Aftrologia Genethliaca of Horoscoopkunst, maar op de Algemeene, en wel meest op de Metheorohgifche of Weerkundige Aflrologie. En indedaad , volgens fommigen, zoo door Ptolomeus als anderen onder de oude Sterrenkundigen getrokken gevolgen, uit Theorien, had men de Landen, Ryken en Staaten van den Aardbol, in  STERREN'-VOORZEGKUNDE. Ifjg in eene byzondere betrekking, tot ieder der Twaalf Sterrenbeelden van den Zodiacq gefteld ; Ten einde tot eenen grondflag te dienen, om daaruit voornamelyk hare lotgevallen, en de veranderingen in derzelver Luchtgeftel te kunnen voorzeggen: Want men kan voor Landen en Steden, zoo als door Keplerwelis aangemerkt, en hier voor reeds is gezegd, geen Nativiteit ftellen. Dus kan men ligt begrypen, dat deze fchynbare Verfchuiving, der Vaste Sterren beelden,een zichtbare verminking aan deze Theorien, en niet weinig verlegenheid in de Voorftanders van dezelve te weeg brengen moest. Men ziet ook duidelyk, in het aangehaalde door den Heer Profesfor Krom,op bladz. 113 zyner Wel - Eerw. Verhandeling, dat alhier word gezien op eene difficultas cognofcendi AëR1 s qualitates(zie cardan;Comment. in ptol. de Aftr, Judic. L. I. Text XF,~) en dat door Ptolomeus en Cardanus, de Lucht ,her Luchtgeftel en den Dampkring bepaaldelyk bedoeld worden. Ten onwederfprekelyken betoge, dat de geopperde zwarigheid , alleen de Metheörologifche of Weerkundige Sterren-Voorzegging aangaat. S 156. Bovendien, de Nativiteit-ftelling heeft ook eene eigene Verdeding van den Hemel, in Twaalf'-Huizen, opzichtelyk het oogenblik, en de plaats der Geboorte, by uitfluiting voor zich. Deze Verdceling roert, noch raakt, op eenigerleije wyze, de Algemeene en Weerkundige Sterren-Voorzegging: Maar op die Huizen L 3 komt  l66 PROEVE OVER DE komt het, ineen Horoscoop, voornamelyk aan, en niet op de Verdeeling dei Ecliptica in twaalf Vakken. Men heeft alleen de Cuspides of Doorfnydingen van die Vakken, en den Stand* Cirkel noodig,om de grootheid der perken, van de Huizen der Nativiteit, te vinden, en hierin ontftaat geene veiandering, door het verfchuiven der Sterrenbeelden. De Planeten, Vaste Sterren, en Cujpides, mogen in eene Nativiteit, Promijfor of Significa lor zyn, dezelfde Directie blyft, en hieraan geeft, of neemt den teruggang der Nachteveningen nlmedemets hoegenaamd. Kortom, al wie ooit zyn werk' heeft kunlien maken, om de Regels der zuivere Aftrohgie te leeren kennen, zal my dit volmondig moeten toegeven: Dat het fchynbare verloop der Sterrenbeelden, van het eene in het andere Huis derEcliptica, weinig of geen verandering in het trekken van een Horoscoop te weeg brengt. S H7- En of dit alles niet genoeg ware, zoo heeft de Kunst nog veelvuldige Proeven, waardoor men in daat is, om indien, uit eenigen hocgenaamden hoofde, de Combinatie det Regels eenigen tvvyffel aan de^hand gave, zich desaangaande meerdere , zoo al geene volkomcne zekerheid te bezorgen, wanneer men, by vooibeeld, onder meer anderen, door den Regel der Revolutien, de Grond - Nativiteit herleid, tot het Jaar of de Maand, waarin door dezelve, deze of gene gebeurenis, in welke Bieu belang dek, word voorfpeld te zullen plaats hebben,  STERREN-VOORZE GKüNDI. 167 ben, en dat men de Stand van den Hemel, op dien tyd, met die van het oogenblik der Geboorte vergelykt. S 158. Men ziet dan, dat in geenen deele, uit hoofde dezer zwarigheid, vaarwel moet gezegd worden, aan de Voorzeggingen uit de Vaste Sterren: Welken wy voor ons, als "een gewigtig deel der Aflrologie aanzien, en ook natuurlyk, uit het Grondftelzel, 't welk wy in de Algemeene Harmonie hebben gemeend te moeten voordra gen, voortvloeit. Schoon 'er anders Afirologi geweest zyn, welken op de Vaste Sterren zoo veel Rekening niet fchenen te maken. De groote Astrologist Kepler gaat zelfs zoo ver, dat hy zich, ten opzichte der Vaste Sterren, in zyne meer aangehaalde Tertius Interveniens, Thef. 43, aldus uitlaat: „ De onbeweeglyke Sterren konde „ men wel allerwegen varen laten, wyl zy altoos (te we„ ten onderling) in eenen zei ven Stand bly ven, en onder„ ling niets nieuws te wege brengen." Het Gebouw der Aftrologie zou derhalven, volgens Kepler, in geenen deele omverdorten, al ware het dat men 'er de Pylaar der Vaste Sterren wilden uitligren. Uit welk aües ten uitbundigden moet blyken, dat de teruggang der Nachteveningen , geen tegenwerping van eenig belang uitmaakt, ten opzichte der Horoscoop - Kunst: Verre van dezelve op losfe fchroeven te zetten, zoo als de Heer Profesfor Krom meent te moeten vooiönderftellen. L4 Ecu  1(58 JPROEVE OVER DE S 159. Een tweede bedenklykheid werpt men tegen de Astrologifche Regels op ; En onze geachte Hoogleeraar draagt dezelve § 18 in de navolgende Vraag voor: „ Hebben dan allen, die op hetzelfde tyd„ dip, onder dezelfde Hemelftreek , onder den „ zelfden Meridiaan , en dus zekerlyk tusfchen de„ zelfde Stand ■ Cirkels, en derhalven onder een vol„ ftrekt gejyken Stand der Sterren geboren zyn, terwyl „ de Hemel Huizen, voor hem en duizend anderen, „ denzelfden Hemel Spiegel teekende, ook altyd de,, zelfde voor- en tegenfpoedige, gewigtige of niets „ beduidende, zeldzame of gewoone, meteen woord, „ meer of min opmerkenswaardige lotgevallen, op deze „ Waereld?" $ 160. Zonder op eenige onbepaaldheden der uitdrukkingen, welke in deze Vraag, zoo als zy legt, voorkomen, de anders vereischte aanmerkingen te maken, zullen wy het alleen daar voor houden, dat de Hoogleeraar bedoelt, dezulken die onder dezelfde Stand-Cirkels, geboren zouden zyn, en dus den eigen zelfden Hemel-Spiegel, of Nativiteits - Tafel hebben zouden. Nu , daartoe behoort niet minder, dan dat de Geboortens opéén zelfde oogenblik, en op één zelfde plaats, dat is onder één zelfde Toppunt, of op één zelfde lengte en breedte van den Aardbol voorvallen. Maar waar nu, onder één eigen zelfde Toppunt, en op één zelfde oogenblik, te ge-  STERREN "VOORZEGKUNDE. 169 gelyk duizend anderen, met cn benevens iemand, kunnen voorönderfteld worden geboren te zyn, om aldus met hunne duizenden, den zelfden Hemel- Spiegel te kunnen hebben, is gantsch moeijelyk tebezeffen. In Parys, éénder Volkrykde Plaatfen van den Aard* bodem, worden, volgens het gemiddelde getal, uit de Tafels van den Heer de Buffon, over 57 agtereenvolgende Jaren berekend, dagelyks maar twee-en-vyftig Kinderen geboren; Dat is iets meer, dan twee Kinderen in éen uur. In welk een groot Bafyel zou het dan moeten zyn, daar 'er duizend op eén zelfde oogenblik zouden geboren worden? Over de gantfche oppervlakte van den Aardbodem is het een twyffelachtig Vraagftuk, of 'er immer duizend Kinderen, in één zelfde oogenblik worden ter Waereld gebragt ? Maar al was dit eens zoo; Dan heeft ieder Toppunt nog zyn eigen StandCirkels, zyn onderfcheiden Verdeeling van den Hemel, zyn onderfcheiden Horoscoop. Of zou men in deze Vraag (want zy fchynt vry wat dubbelzinnig) ook zien, op de oogenblikken, waarin, voor één zelfde Plaats of Toppunt, één zelfde Verdeeling der Cuspidesvooxva.lt, 't welk voorzeker alle etmalen ééns gebeurt, wanneer dezelfde graad van de Ecliptica onder den Meridiaan komt? Maar behalven alle andere veranderingen, wel_ ke in een Etmaal in de Planeet • Standen voorvallen, is de Maan alleen, in dien tyd, elf, twaalf ja de; tien graden verloopen. Dit kan nimmer denzelfden HemelSpiegel, dezelfde Nativiteit, opleveren. Of zou men ook, (want wy willen alles toegeven, om die Duizend eenerlei Nativiteit en te zien aankomen): zou men eok L 5 het  PROEVE OVER DE het corresponderend oogenblik, op dezelfde plaats, in volgende Jaren bedoelen ? Helaas! dan ftaan de Planeten wederom m geheel andere AdfpeSten! 't Welk nogmaals een volkomen anderen Horoscoop opleveren moet. S 161. Als wy behalven dat,onzen aandacht nader wenden, op de voorgemelde waargenomen Geboortens te Parys, tegen 52 in één Etmaal; Dat geeft naauwMi alk a8 minuten céne Geboorte, en dan is 'er volgens de Kansrekening 56 tegen 1 te houden, dat geen twee van deze 52 Kinderen op één zelfde minut zullen geboren woi den, en 11 tegen 1 dat zulks niet binnen dezelfde vyf snini> ten gefchieden zal. Laat nu Parys in deszefö plaatzelykeftrekking ■\-chts één en een vierde myl van 5 in een graad, van net Zuiden naar het Noorden, en even zoo veel van het Oosten naar het Westen beflaan; Dan kan 't verfchil van Breedte of Poolshoogte, ongevaar, vyf, en dat van de Lengte zes a zeven minuten wezen; In twee Geboortens, die men, volmaakt gclyktydig, aldaar zouden willen vooronderftellen voortevallen. De gelykheid van Geboorteftonden, onder één zelfde Toppunt, is dan zeer bezwaarlyk, zeer zeldzaam te vinden, en by lange na, zoo maar met geen duizenden te tellen. Doch men fpreekt, in zulke zoort van vragende tegenwerpingen, naar het fchynt, gaarne van duizenden, om dat men daardoor het zonderlinge, het verbazende, het onwaarfcbynlyke en ongeloorlyke best meent te doen voelen, en de vooringenomenheid tegen de Astrologie best  STERREN-VOORZEGKUNDE. 171 best wakker te kunnen maaken. Want hoeongelooflyk zou het niet voorkomen, dat duizend Menfchen, die op één zelfde oogenblik, en op één zelfde Plaats geboren waren , j ist dezelfde zoort van hoedanigheden, en dezelfde Lotgevallen hebben zouden, zoo als nogthans uit de Aftrologie, indien dit geval plaats had, volftrekt zoude moeten volgen ? Maar de waarheid van de zaak is, dat, men een Lantaarn, helderer dan die van Diögenes, zou moeten bezigen, om, zich in 't zweet zoekende, geen Duizend maar flegts Twee gelyktydige -Geboortens, ja zelfs een minut vyfazes onbegrepen, op een zelfde plaats te vinden. Wy ftaan ook in grooten twyffel, of de Natuur zulks wel doet; En of 'er immer indedaad wel twee Kindergeboortens, op ééne zelfde plaats, in éen zelfde oogenblik voorvallen. S 16a. Dus is dan deze Vraag, in den fchyn eener Socratifche wyze van zintwisten, of een louter gefcherm in 't wilde, of, indien men eene tegenwerping voor de vuist daarvan maken wil, dan moet men twee dingen doen: i°. Ten minden eenige Geboortens opfpeuren, die op eene zelfde plaats en op een zelfde tyd zyn voorgevallen ; 20. Moet men aantoonen, dat de hoedanigheden en lotgevallen, van dezen op éénen zelfden tyd en opéén zelfde plaats Geborenen, met elkander geene genoegzame overeenkomst hebben. De vervulling immers van deze billyke vordering, is niets minder dan onraogelyk, en kan  172 PROEVE OVER Dl kan aan iemand, die belang fielt, niet in een gevoelen ftaande te houden, maar in het ontdekken van de waarheid, of het overwinnen van bygeloof en vooröordeelen, zoo als zich de beftryders der Aftrologie zeggen te zyn, nimmer te moeijelyk wezen. Heeft men, voor en aleer eene tegenwerping krachtdadig en bondig zyn kan, waarnemingen noodig, dietydenvlyt vereisfchen; Zoo zal een onzydig Wysgeer zich liever dit getroosten, dan zonder bekwame gronden van zekerheid, met Argumenten uit den hoelc te komen. My aangaande, ik verklaar plechtig, dat ik de bovengemelde vorderingen, niet ver gezogt, maar onmiddelyk in het fydhema der Aftrokgie gegrond oordeele, en dat ik dezelve niet opwerpe, ora eenigen fchynvan overwinning te behalen, maar om gelegenheid te geven, dat het onderzoek der waarheid oprechtelyk gefchiede, waarin men zeer lchaars die genen heeft zien flagen, welken gaarne, wanneer het aan hunne vooringenomenheden diendig fchynt, zich aan de drenge voorwaarden van den Zintwist zouden onttrekken, en de Regels eener gezonde Logica aan degantsch onbepaalde beduidenis, van het woord Gezond Fernuft, waarmede dan gemeenlyk gefchermd word, opofferen. S 163. En wat nu, eer wy hiervan afftappen, het ftuk der Tweelingen, en nog zonderlinger dat van Drie- en Weringen, aangaat: Gefield eens, men kon de ongelykheid van hunnen aart en lotgevallen, in de gelykheid van derzei ver Geboorteftonden, met de Regels der Sterren-  STERREN-VOORZEG KUNDE. 173 ren-Voorzegkunde niet overéénbrengen: Zou dit dan nog eene onöverkomelyke zwarigheid tegen deze Kunst opleveren? Zou men niet kunnen en mogen fchuilen, agter de zeer billyke uitzondering, dat dergelyke Geboortens den gewoonen loop der Natuur, onder het Menschdom niet zyn; En dat derzelver getal, in vergelyk der Eenling Geboortens, niet noemenswaardig moetende geacht worden, indien de waarnemingen der Ouden daaromtrent al eens te kortfehoten, zulks alleen tot op nader ondervinding en waarnemingen daaromtrent, behoort gehouden te worden, voor eene uitzondering van den gewoonen Regel: Welken echter nimmer den Regel zelve kunnen omverwerpen, immers zoo lang het fpreekwoord gelden mag, dat 'er geen Regels zonder uitzonderingen zyn. S 164. Wy willen ons dan niet behelpen met eenige ftukswyze Waarnemingen, welken echter dikwyls omtrent Tweelingen zyn gedaan: Namelyk, dat zy veelal zeer eenvormig van Gelaat en Tempering zyn, terwyl zy tcfFens Broeders en Zusters, voor of'naa hun geboren, hebben of verkrygen, van onderfcheiden geftalte, en van nog meer onderfcheiden Ligchaamsgefteldheid; Oaar ook dikwyls, wanneer de eene der Tweelingen fterft, de andere mede eerlang een dergelyk lot ondergaat. Maar warom zou men in zulke gevallen, waar Tweelingen volftrekt onderfcheiden van aart en levensloop bevonden worden, zich niet mogen beroepen, op het gene in de Na-  174 PROEVE OVER DÉ Natuur gebeurt. Want fchoon my geen Schryvers zyn voorgekomen, welken opgaaf gedaan hebben, van Waarnemingen, nopens den gewoonen tyd, die 'er tusfchen de Geboorte der beide Kinderen, in 't geval van Tweelingen verloopt: Zoo fchynt nogthans, uit den aart der zake, genoegzaam teblyken, dat in de meeste en gemeenzaamfte gevallen, ten minden eenig eminutentyds tusfchen die Geboortens henen fchieten, zelfs al word de hulp der Verloskunde, op het vlytigfte aangewend: 't Welk echter zeer omzichtig, en gemecnlyk niet dan in kommerlykc gevallen, met de uiterftekragtdadigheid word in 't werk gefield. Ook heb ik my van zeer ervaren lieden in de Verloskunde, als eene bekende zaak laten verzekeren, dat ingeval van Tweelingen, de Geboor! ens nimmer op elkander onmiddelyk volgen; Dat 'er nimmer, tusfchen de twee Geboortens, een onafgebroken opeenvolging van weeën plaats heeft, en 'er altoos een merkelyk tusfehenvak van tyd is; Dat wanneer de Kunst de Natuur te hulp komt, dez ele de Natuur naarbootst,en niet eer dan eenige minuten naa de Geboorte van het eerde Kind begint; En eindelyk, dat in de meest gewoone gevallen, tusfchen de Geboorte van het eerde en tweede Kind, eenen tyd van ten minden vyf, zeven etl zelfs agt minuten en me er verloopt J Voorwaar tydverloop genoeg, om dag voor dag, en zelfs te meermalen in één Etmaal, door een zeer aanmcrkelyk verfchil in de Sterrenflanden, gevoegd by het zekere verfchil der Cuspides, een groot en merkelyk onderfcheid, over geheel de Nativiteit teweeg te brengen, wanneer die ver-  STERREN-VOORZEG KUNDE. \ 175 veranderingen in den Sterren-Hemel, in deze tusfchentyd der Tweeling-Geboortens voorvallen. S 165. De oude lang afgezongen, en meenigvuldigmaal metgrond , als onvolledig van de hand gewezene tegenwerping, uit den verfchillenden aart van Efau en Jacob ontleend, word dus ook alsnog',voor niet ontvanglyk verklaard: Ten zy de Tegenwerpers, om daande te houden, dat de Geboorte dezer Tweelingen, zonder tusfchenpoos op een gevolgd ware, hun toevlucht tot een Mirakel wilde nemen. Want al word de geringde tusfchentyd die de Natuur geeft, te weten die vau vyf minuten, alhier voorönderdeld en toegedaan, dan moet nog blyken, op wat bepaalden dag van 't Jaar, en op wat uur deze beide Geboortens zyn voorgevallen, om naar de Regels der Aftrologie behoorlyk te kunnen onderzoeken, of op zoodanig een tydflip, in 't verloop van vyf minuten, geene groote verandering in de Sterrenftanden hebbe plaats gehad. Niemand die aandachtig let op de zaak, alhier in gefchil, kan, noch zal het voor een uitvlucht houden, wanneer men voorwaarden, ofgegevene vordert, die volgens de Regels eener Kunst, of de Gronden van een Syfthema, tot de oplosfing van eenig Vraagduk, voldrekt onvermydelyk cn onöntbeerlyk zyn. S 166. Intusfchen word al wederom op nieuw "gevraagd: „ Of dan ook die genen, welken terzelfder tyd, in de- „ zelf"  176 p'roeveoverbï „ zelfde groote ongelukken, of zware rampen deelen» „ Cz°o als by het vergaan van Schepen, geweldige flach„ tingen in den Oorlog, of fchrikkelyke Moorden,van „ een aantal Menfchen, ter zei ver tydenplaatze; Het omkomen van zeer velen door befmettelyke Ziekten?) „ niet denzelfden Horoscoop of Sterrenftand, by hunne „ Geboorte gehad hebben?" S 167* De kern der tegenwerping, die in deze Vraag legt! cpgefloten, bcftaat in dit Dilemma: Moet de Astrologist daartoe komen , om toetegeven, dat zoodanige lieden een zelfde Nativiteit hebben, welke aldus, naagenoeg, gelyktydige deelgenooten zyn, in een zelfde nood en dood, en heeft niemand, met een ander eene gelyke Nativiteit, als die, welke op eene zelfde plaats, en op' een zelfden tyd geboren is; Dan zou hy moeten inftemmen, dat alle deze lieden, die tegelyk met een Schip te gronde gingen, in een Veldflag fneuvelden enz. op een zeiven tyd en in een zelve plaats zouden moeten gebor en zyn; 't Welk eene groote onwaarfchynlykheid, zoo niet eene tastbare ongerymdheid zoude inlluiten. Of indien de Astrologist ontkent, dat alle deze lieden eeh zelfde Na. uvitcit en Horoscoop hebben, en dus op geene gelyke tyden en plaatzen geboren zyn, dan zou men 'er gaarne dit gevolg uit afleiden, dat de Horoscoopkunst valschen ydel zy; Vermits zoo veel lieden, van onderfcheiden ouderdom, en op verfcheiden plaatzen geboren, op een zelfde oogenblik, een zelfde en volkomen gelyk lot onder-  STERREN-VOOPvZECKUNDE. 1/7 dergaan. Dus meent men met dit tweefnydend zwaard, de Sterren-Voorzegkunde, waar zy zich keere of wen-' de, nedertevellcn. S 168. Maar de zaak behoeft flegts op den keper bekeken te worden, en men zal ontwaren, dat dezen dreigenden fiingerfteen, een losfen fneeuwbal zy. Men heeft bywederomflag alleen deze Vraag te doen: Hebben alle die lieden, welken met het Schip zyn te gronde gegaan, of by voorbeeld, in één oogenblik op een Myn in de lucht gefprongen zyn, en wat dergelyke gevalleti men meer gelieve uittedenken; Hebben deze allen, door hun gantfche leven heen, eeuerleije lotgevallen gehad? Zynzylangs dezelfde wegen, en door alle dezelfde tusfchen beide komende omflandighèden, die den fchakel van hunnen levénsloop uitmaaken, op dat gezonken Schip, en op die Myn gebragt? Niemand, wie hy zyn moge, kan deze Vraag anders dan met Neen beantwoorden: Want door duizenderleije onderfcheiden omflandighèden, middelen? en wegen, bevind zich het Bootsvolk by elkander, op één zelfde Schip gebragt, cn een Hopmanfchap van Krygslieden byeen geworven. Welnu: Zy hebben dan mislchien alleen, in alle hunne onderfcheidene lotgevallen, dit eenige lot gelyk, dat dezen zich gezamenlyk aan een zelfde Scheepsboord bevinden; De andere op een zelfde Myn zyn geposteerd geworden, en daardoor gelyktydig hunnen dood hebben gevonden. DeAftrologist behoeft derhalven in geenen deele toetegeven, dat M de-  i;8 "~ 1' HOEVE OVER DE deze lieden een zelfde Nativiteit, m dus allen een zelfde oogenblik en plaats van Geboorte zouden hebben. Integendeel; Hunne zeer onderfcheiden lotgevallen, fchoon in een enkel gewigtig punt overeenkomende, toonen aan, dat zy volgens de Sterren-Voorzegkunde geene gelyke Nativiteit hebben kunnen, en dat dus geheel den grond van het Dilemma valsch Cn onbertaanbaar zy. S 169. Het Argument, wilde hetzelve ten minden vormelyk zyn, behoorde in deze Sluitrede vervat te worden: Alle die eenig voornaam lotgeval in hun leven gelyktydig met elkander gemeen hebben, moeten, volgens de Regels der Astrologie, onder «en zelfde Horoscoop, of Nativiteit behooren. Nu, zy die op een zinkend Schip, of lpringende Myn, in een zelfde oogenblik omkomen, hebben een voornaam Lotgeval met elkander gelyktydig Gemeen: Derhalven enz. De Major word, als behelzende eene blykbare onwaarheid ont. kend, en daarmede is de zaak, naar de Regels van den -Zintwist afgedaan; Ten zy men het gcfchil aldus in deze Vraag verandere: Moet'er niet, volgens de Regels der Astrologie, iets ovcrëenkomfligs in de onderfcheiden Horoscopen , of Nativiteittn van de zulken zyn, die wel geen eenerlcije levensloop, maar die het een of ander voornaam Lotgeval, en wel byzonder een gelykfoortigenjgeweldigen dood, op eenen zelfden tyd gemeen hebben ? Deze Vraag kan de Astrologist niet an-  S T E R RE N - V U O R Z E G K U N D E. 3 79 anders dan met ja beantwoorden: Want gewisfelyk' moet er, volgends de Regels der Kunst, overeenkomftig met den tyd, dat zulk een veeltal Menfchen, op eene zelfde wyze, om het leven geraakt, in alle de byzon* dere en voor *t overige zoo zeer onderfcheidene Nttivtfeiten, van alle deze gcfheuvelde Perfoonen, de beflisfende aanduiding van eenen geweldigen dood voorhanden zyn. De kenmerken daarvan zyn, volgends de Astrologifche Regels, welken aan den geringften BeöefFcnaar niet vreemd kunnen wezen, meenigvuldig en zeet onderfcheiden. Men kan 'er in de meeste Astrologifche Werken, maar vooral in het derdedeel der Ephimerides van Origanus, Cap. 24, eene akelig breede lyst van Vinden. S W Wil nu de Tegenfpreker twyffelenof ontkennen, datde Astrologist, dit gelyke en gelyktydige ongeluk van een veeltal Menfchen, uit hunne onderfcheiden Nativiteit en , zoude kunnen aanwyzen; Zoo moet immers hy, die de zwarigheid oppert, den Astrologist in ftaat ftellen, om de gevallen die hy bedoelt, aan zyne Kunst te kunnen toetfen. Kortom, hy moet hem, zoo niet allen, ten minften eenigen der Nativiteit en kunnen opgeven , van deze gelyktydig gefneuvelde lieden, om 'er. indien zyn Kunst echt zy,de teekens van hunnen gelyktydig geweldigen dood, uit aantewyzen; Overeenkomftig de bekende en befchreven Regels, der Sterren-Voor» zegkunde. Daa- is geen middelweg; De tyd en plaate M a der  1&) PROEVE OVER BE der Geboorten, van ten minden zommigen dezer omgekomene moet opgegeven worden; Het baat niet met wat GloJJen men zulks zou trachten te ontduiken. Laat vry geheel de onbevooroordeelde Waereld 'hierover hetvonnisftryken; Wy achten ons verzekerd, dat het natuurlyke oordcel, 't welk niet verascht, of in een oogenblik van drift, in de verdediging van een aangenomen Syfthema > overrompeld is, nimmer deze billyke verging, voor eene onedelmoedige ukvlugr houden zaL Of is het de fchuld der Astrologie, dat men tegen haar, vragen, en daar in een warnest van zaken aanvoer d, om dezelven den fchyn van drangredenen te geven ? Waarom flaat men geen zekerer weg in ? Waarom heeft men nimmer, al ware het flechts van een zestal bekende lieden, die in een zelfde Veldflag gefneuveld, of met een zelfde Schip te gronde gegaan waren, de Nativitiitonderzogt en met kennis van zaken aan de Aflrohgifche Regels getoetst? Had men dan die Regels wezenlyk mank bevonden, dan had men eenen waren grond van beichuldiging, die vry wat meer zou afdoen, als alle Declameerkunst. Men zou, daar dit zoo ligt te doen was, en myn's wetens nimmer gefchied zy, fchieroverhellen te gelooven, dat de tegenftrevers der Sterren - Voorzegkunde, zich ten dezen, niet veel voordeel uit zoodanig een onderzoek beloven: Want de heuschheid verbied my te vooronderftellen, dat zy in dit opzicht veelal onervaren zouden zyn, in de Regels van de Aftrologifche Kunst, cn dat zy dus zouden aanranden, wat zy niet kennen. Ik  STERREN-VO O.R ZEGKUNDE. l8r S I7ï. ' Ik voor my althans, fchame my niet, de verdediging der Aftrologie agter den Schanskorf dezer wettige eïsfchen te zoeken; En ik verfta geen woord van de Logica, of dien Schanskorf beveiligt dezelve zeer Redenkundig, en tegen dit zoort van aanvallen, en tegen zulk een Schutgevaarte, als men in navolging van Cicero zoude willen aanrichten , uit de groote ongelykheid, welken 'er was tusfchen Scipio, den Africaan, met andc > ren, die NB. ter zeiver Tyd met hem onder denzelfden Hemel geboren waren; En uit het gelyke lot, van die ongelukkigen , welken in de beruchte Nederlaag der Romeinen by Canna of Cannae fncuvelden. Cicero hoe groot en ouvergelykelyk een Redenaar, hoe vermaard een Romeinsch Staatsman, heeft welügtte mcermaalen, in de Wysgecrte, een verkeerden Sylogismus gemaakt. § 172. Nu zullen wy nog een weinig moeten dildaan, bydc tegenwerping, in § 32 der bewuste Verhandeling van den lieer Profesfor Krom voorkomende, en vervat in de Vraag: „ Waarom de Beö'eflenaars der Aftrologie, „ hunne eigene Lotgevallen, niet beter kunnen voorzien, „ cn zich wagtcn voor zulke onheilen, als de Sterren, „ by de waarneming van derzelver Horoscoop, hun „ aankondigden?" Deze tegenwerping rust op de vooronderftelling, dat de Beöeifenaars der Sterren -Voorzeg' kunde, hunne lotgevallen zelve niet voorzien, en zich M 3 mits  fCfl ï R O E V E OVER DE mitsdien niet wachten kunnen, voor de onheilen, die hen boven 't hoofd hangen. Welke vooronderftelling, als het 'cr op aankomt, door onzen Hoogleeraar bewezen word: i°. Met het geval van Zoroaster, die, fchoon een der grootfte Meesters in de Kunst, niet zou hebben kunnen voorzien, dat hy in den Oorlog zoude omkomen. Dan de gewoone en allezins loffelykeopenhartigheid van den Hoogleeraar Krom, doet zyn Hoog Eerwaarde omtrent dit geval zelve verklaren, dat het eenen anderen Zoroaster, dan den zoo van ouds vermaarden Oosterfchen Wysgeer en Sterrenkenner, kan geweest zyn, die in den Oorlog omkwam; en 'er dus voor geheel deze Historifche bydrage, geen hoegenaamd^ grond van zekerheid zy.' a«. Wil hy deze vooronderftelling ftaven, met een Verhaal aangaande Cardanus; die, volgens het getuigenis van zynen grootden Antagonist, Scaliger, den tyd van zyn eigen dood vooripeld hebbende, uit eerzucht, om denzei ven niet te overleven, zich in zynen vyf-en-zeventig jaarigen ouderdom, dood gehongerd zoude hebben. — Wy willen al (doen, wat van ons gevergd kan worden, en toegeven, dat men op dit verhaal van ScaHger, fchoon zeer van party, digheid verdagt, genoegzaam daat zoude kunnen maken; Zoo dat dit, voor de laatfte en bellisfénde ftuip der Enthuftastery van Cardanus zoude moeten gehouden worden. Maar dan is althans uit dit geval niets te befluiten, tegen de Astrologie: Wyl het verre van daar, integendeel zoude bevestigen, dat hetlotdesvoorziencn doods van Cardanus, volgens zyn Horoscoop, zy vervuld geworden, doordien tot het middel daartoe (alzoo de  STERRE N•V 0 ORZEGKUNDK. ^ 183 de wyze van dien dood, niet als bepaald voorzegd, word opgegeven) de Zelfsmoord door doodhongering, zoo wel als eenig ander toeval, heeft kunnen ftrekken. Of'er voorts Astrologisten geweest zyn, die, hetzy uit onachtzaamheid, hetzy uiteen zwak, hun eigen Nativiteit niet onderzogt hebben ; Of dezelve kennende , zich zorgeloos aan hun lot hebben overgegeven, zulks is my onbewust, en kan, myn's bedunkens, ook aan de waardy der Kunstc, dien ik trachte te verdedigen, weinig nadoel toebrengen. S 173- Ik zou, de zaak welbckeken, liefst deze gcheele tegenwerping voor eene loutere fcherts cn boertery aanzien en voorbygaan; Indien de Heer Prolèsfor Krom, zyne voormelde vraagswyze voorgedragen zwarigheid, niet had aangebonden, met eene aanmerking van een veel ernftiger en gewigtiger Natuur; Daar zyn Hoog Eerwaarde zegt: „ En te meer mag men dit vragen; Om „ dat de Verdedigers van die Kunst dezelve zomtyds „ aanpryzen, uithoofde van het nut, dat zy hebben „ zoude, om den Mensch van levenswyze te doen ver- beteren, en door dien weg dreigende gevaren te ,> ontworjlelen." S 174- Hoe, zal men op dezen grond tegen de Astrologisten uitroepen, zyn de Sterren indedaad zekere enonbedriegM 4 iy-  ÏÜ4 PROEVE OVER DE Jy ke Aanwyzcrs en Voorteekenen van onze Levens wyze, en van de ons dreigende gevaren, en zullen wy inftaat zyn de eerde te veranderen, en de andere te ontwordelen ? Dat gaat niet aan! Of de aan wy zing en voorbeduidenis der Sterren moet bediieglyk, of ons daar uit voorfpelde Lot moet onfaalbaar cn onverauderlyk zyn. Doch het antwoord is eenvouwig. De Sterren kunnen zekere en onfaalbare Voorteekens wezen, fchoon zy, die met deze Voortcekens moeten werken, om daaruit Voor* fpellingen te doen niet alleen verre van de volkomenheid, maar zelfs zeer feilbaar zyn. S -75- 't Is zeker, hierkbmt het alles aan, op de Vraag, of men wil hebben dat de Astrologisten onfaalbaar zouden wezen, en of men hunne, naar de Regels der Kunst opgemaakte Voorzeggingen, de waardy van Godipraken begeert toetekennen ? In dat geval, zou de Voorwetenlchap, die wy door hun werk, van ons aanftaande Lot verkregen, aan dat Lot geene de minde verandering kunnen toebrengen; En dan zouden alle onze vrye wils neigingen, niet dan voorwaarden worden, die het over ons bedemdeLot, des te zekerer zouden doen gebeuren. Maar fchat men hunnen arbeid, voor het geen het waarlyk is, namelyk voor het werk van Menfchen, welke, wanneer zy de Regels van eene Kunst, al waren het die van de zoo onfaalbare Wiskunde, op de zaken, buiten het denkbeeldige, daadwerkelyk in de Natuur bedaande, toepasfen, met den Landmeter zeggen moeten:  ST ËRREN-VOORZEGKUNDE. l£>5 ten: Het is daar of daar omtrent: Dan verandert het gefchil merkelyk van aart; En het is der moeite dubbel waardig, by dit onderfcheid een weinig ftil te ilaan, De wezcnlyke nuttigheid der uitbreiding van 's Menfchen Wetenfchap in het Toekomende, en der SterrenVoorzegkunde als het middel daartoe, blykt daaruit,op de onmiddelykfte wyze, en dit is een der gevvigtigfte gedeeltens van onze tegenwoordige Verhandeling. S 176. Als ik een Lotgeval zeker en bepaald vooruit weet, dan blyven 'er, 'tis waar, nog Regels en Plichten over om omtrent dit zekere, onfaalbare, en in alle opzichten bepaalde Lot te verkeeren; En myne Voorwetenfchap wel gebruikt, zal, fchoon dat bepaalde Lot niet veranderende, echter bewyzen geven, dat het nuttig geweest zy, myne kennis aldus naar den tyd uitgebreid te hebben ; Zoo als dit hier voren § 23—49 breedvoerig beredeneerd wierd. Maar dit is dan ook alles, wat daaraan by Mensch - mogelykhcid te doen valt, en een zoodanig zeker en bepaald vooruit geweten ongeval, zal niet ontworfield worden. Dan/ wie kan my zulk eene zekere Godfpraak, of Openbaring van een Toekomftig Lot geven? De Astrologist is een Mensch, zyne Kunst zwaar en moeijelyk in de bewerking, en nog moeijelyker in de toepasling. Hy zelve, als hy een oprecht verftandig Man, en geen Enthufiast is, waarfchouwtmy, dat, wanneer zyn werk met oplettenhcid en kunde volbragt is, hetzelve de Waarheid nog maaragternahinkt. M 5 Dus  JÜ6 PROEVE OVER O E Dus kan ik myn Horoscoop, door hem opgemaakt, niet anders houden, dan voor een Tafreel, waarin my, tot een nuttige hand aan den weg, op myn levenspad,aangewezen word, het hoofdzaaklyke myner natuurlyke inrichting, en eene fchets Van myne Lotgevallen, met dehoofdgebeurenisfen, die dezelve in 't algemeen, in de onderfchcidenc tydvakken van myn Levensloop zullen kenfehetzen. Zoodanig een fchets, verre van my zorgeloos, bygcloovjg, of wanhopig te maken, wekt myne oplettenhcid op; En hoe meer ik zie, dat de zaken, o vere'cnkomftig deze fchets uitvallan, hoe aandachtiger ik word, om op myne hoede te zyn, deels tegen onheilen, deels tot regeling myner gedraging in voorfpocden, die my aangekondigd worden. Een voorfpclde ramp, word nimmer zoodanig, in al haar omflandighèden, in myn Horoscoop aangewezen, of 'er blyft plaats en grond voor myne zorgvuldigheden, om dezelve zoodraaglyk temaken, als docnlyk is. Of met een weinig vergisfing, waarvan de mogelykheid altoos voorönderfteld moet worden, kan een voorfpcld onheil, Hechts een gedreigd onheil zyn, 't welk door myne voorzorg zal afgeweerd worden. Ik geraak dcrhalven door myn Horoscoop nimmer buiten de verplichting, om alle myne pogingen aantewenden, tot vermyding van dreigende wederfpoeden, enter verkryginge van zoodanige gelukken, als welken my voorzegd zyn, en waarin ik belang ftelle. Hy die van alle deze dingen onverwittigd, cn ongewaarfchouwd daar henen leeft, flapt in het Toekomende als in een ftikdonkeren nacht; Daar ik, by de flikkerlichten en fchemeringen, die my de heldere Sterren ver- fchaf  STERREN-VOOR ZEG HUN DE, 187 fchaffen, ten minden eenige Merken zie, waarop ik mynen gang kan beduren, en zoo veel mogelyk, kuilen, poelen en moerasfen vermydende, de goede paden die zich opdoen, volgen kan. S 177' Indien dan nu zoodanig een fchets, tot 'sMenfchen Wegwz er, door het anders voor hem duistere Toekomende , in zyne Nativiteit gevonden word, zoo is het klaar, dat in zulk een zeer gevoeglyken zin, als hier boven ontvouwd is, door alle Astrologisten kan verzekerd worden, dat hunne Kunst redelykerwyze gefchikt zy, om den Mensch van Levenswyze te doen verbeteren, en om, door dien weg, dreigende gevaaren te ontworftelen: En die verzekering levert geenede minde gegronde zwarigheid, tegen de Sterren-Voorzegkundeop, indien zy naar behooren uitgeöeffend word, en men omtrent dezelve naar behooren verkeerd. Neen, de Astrologisten behoeven in geenen dsele Bropheten te wezen, die de onveranderlyke befluiten des Hemels aankondigen. Hunne Kunst is, als eene ontdekking, door het eindige en gebrekige Menfchelyke Verdand gedaan, en met uaardigheid en oplettenheid tot een Syjlhema gebragt, nuttig en waardig genoeg aangekweekt en gehandhaafd te worden, indien zy ons kan aanwyzcn, wat onze natuurlyke inrichting hoofdzaaklyk zy; Wat in 't algemeen van ons Lot te wagten daa; En wat voornaame byzondere Gebeürenisfen daar in geknoopt zyn die ons ve«l-  i88 PROEVE OVER DE veelmin tot onverzetbare Noodlotspalen, dan wel tot Bakens moeten verftrckken. $ IJ*. Thans hebben wy, zoo veel ik weet, devoomaamfte tegenwerpingen, die derede aan de hand geeft, beantwoord. Alleen blyft ons over, alvorens wy het onderzoek, der zwarigheden uit de Heilige Schrift aangevoerd, ontginnen, de Astrologie zoo veel mogelyk te zuiveren, van eenen blaam, haar van over vele Ecuwen door de Christen Godgeleerden aangewreven, en hierin beftaande: „ Wanneer de Astrologisten al Voorzeggingen ,, doen, die met de uitkomden bevestigd worden, dan „ doen zy het, door ingeving van den Satan:' Daar nu de Hooglecraar Krom, naar aanleiding van % 34 der alhier in gefchil zynde Verhandeling, verklaart, dat zyn Wel Eerwaarde, alle vroegere en latere Astrologisten Voor geen Duivels-Kundenaars wil gehouden hebben; Zoo voeren wy alhier zoo zeer geen flryd, tegen dien by ons geachten Man, dan voor zoo verre door hem een zydelingfche gedachte word opgeworpen, die gelegenheid geeft, niet alleen om dit oude verwyt uit zynen doódflaap optewekken, maar zelfs, hoezeer wat ingewikkeld , het gcfchilduk over eenen anderen boeg te wenden. Wy zullen eerst het oude verwyt, zoo als het legt, en daarna ook denzwaay, die 'er den Heer Krom aan fchynt te willen geven, zoo kort mogelyk onderzoeken. Eer  S T E R R E N - V O O R Z li ü K U N 13 E. tiiij S 179. Eer ik evenwel in deze Stofte trede, moet ik, om in goede Christenen te mywaards geen vooroordeel te doen wortel fchieten, myne Geloofs-Belydenis omtrent den Satan afleggen. Ik ben in geenen deele een Bekkeriaan en meen, dat in Gods Woord, het beftaan eenes Boozen Geests, voorzien van vele vermogende Werkkrachten, onder de Goddelyke toelating en Opperbefturing, duidelyk geleeraard word. Ik vind Wysgeerig niets tegenftrydigs, niets ongerymds, niets onmogelyks in deze leer, en zelfs niet in vele verhalen van Verfchyningen, en andere zonderlinge Gebeürenisfen, die onmiddelyk aan de werkingen van den Satan toegefchreven worden. Schoon het ook teftens niet onmogelyk zy, dat deze laatfte, door andere aan ons verborgene Natuurkrachten, en uitwerkzels, waarvan wyhet tienduizeudfte gedeelte nog niet kennen, werden daargefteld. En wanneer zelfs de zoogenaamde Spook- Verhalen , immers dezulken dia geene tastbare ongerymdheid met zich voeren, eenen goeden en naauwkeurigen Gefchiedkundigen waarborg hebben, dan weet ik niet, om wat rede men dezelve niet zoude gelooven; Ten zy men met eene befpottelyke aanmatiging waane, dat 'er niets zonderlings gebeuren kan, waarvan ons de oorzaak onbewust is. —— Doch daarentegen zie ik, naar myne wyze van befchouwen, voor de ware Godvrucht, en zuivere Christelyke Zedekunde, weinig heil daarin, dat men den Duivel zoo overal byflepe, en daardoor de verkeerde en bedorve Natuur van den Mensch, een iJedekzel der fchande te meer overlaat; Als hy aan deti  193 PROEVE ÓVER t> E aan den Duivel en zyne aanvechtingen alles toefchryft4 waarvan in zyn booze hart eenig en alleen de genoegzame grond, en werköorzaak te vinden is; Even alsofhy als Eva in den ihiat der rechtheid, nog eene Oude Slang noodighad, om hem te verleiden. Dus verre myn geloof en gevoelen aangaande den Bozen Geest. $ 180. Nuterzaake: ïlet fchynt ten uiterden gevaarlyk, wanneer men buiten het onmiddelyke gezag van Gods Woord, en dan vooral nog buiten de uiterfte noodzaakïykheid, Gebeürenisfen, Uitwerkzelen, en Phcenomena's, in de Stoffelyke of Zcdelyke Waereld, aan den invloed van den Satan of van Booze Geesten toefchryft. Het fchynt althans geen rechte trant van Philolbpheren: Want die invloeden, tot verklaring van Phcenomena's, zoo maar aandonds jnterocpen, komt op een cn het zelfde uit, als het toevlugt nemen tot Verborgen Hoedanigheden, en tot Wonderwerken. Het eerde ismetrecht, uit de Gezonde Wysgcerte verbannen; En het laatde is een monddopper, tegen alle onderzoek, tegen alle redekavelingen. En hoe verkeerde uitwerking het fchermen met den Duivel altoos gedaan heeft, daarvan kunnende Schand - Kronyken der Domme Eeuwen getuigen. De waanwyze onkunde heeft van alle tyden, aan den Duivel, en zyne werkzaamheden, dat gene toegefchreven, wat zy niet verftond; Niet kunnende gelooven, dat iemand anders iets weten konde, dan zy. Vader Augustinus, Vader Laftantius waren, buiten kyf, groote lichten in de Christen Kerk, en Augustinus was vooral een Groot Man in vele Wetenichappen. Zy hadden echter zeer  STERREtf-VOORZJiGKUNDE. zeer bekrompen denkbeelden van de gedaante des Aardbols: Maar op het gezag van hun gevoelen, heeft des niet te min, de trotfche Onwetenheid, agter het Momaanzicht van Godsdienst-yver ach verbergende, Eeuwen naderhand, eenen ongelukkigen Bisfchop, als Ketter, Toovenaar, en Duivels-Kunflenaar doen verbranden, wyl hy naar waarheid leerde, dat de Aarde een' ronden Bol zy. Niets is 'er, wat den voortgang der Wetenichappen in Europa, toen zy in den nacht der yzeren Eeuwen, het hoofd aanvingen optebeuren, meerder belemmerd heeft, dan het overdreven fchermen met den Satan,zy* ne ingevingen en kunftenaryen. Duizende onfchuldigen zyn als Toovenaars en Duivels-Kunftenaars om het leven gebragt, wier eenige misdaad was, iets meerder te weten, dan dat gene, wat de huichelende en hovaardige onkunde, binnen de palen der veroorloofde kennis, naar willekeur beüoten had. En indien de vermaarde Luchtreiziger Blanchardm die dagen, met zyn Luchtballon was voor den dag gekomen, hy zou geen plekjen in geheel ons Waérelddcel gevonden hebben, om op hetAardryk neder te dalen, of hy had 'er een fmeulenden Brandfta* pel aangetroffen, die hem voor rekening van den Duivel, na de Eeuwigheid zou gezonden hebben. Helaas J voor welk een Godtergend Duivels-Kunftenaar, zou niet, overeen Eeuw of drie, de Man gehouden geweest zyn, die volgens de Wetten der E/e&rkiteit, denBIixcm, dat verfchrikkelyke Werktuig van Gods Oordeelen, langs eenen Afleider had weten te lokken ! Van dit alles is men tot het diepfte.der Ziele, in onze meer verlichte dagen overtuigd, en even toch befpeult men nog veelal, en,  f$a PROEVE 'OVER DÉ en, wat het meeste te bejammeren is, juist byongctwyffeld Vrome en oprecht God vruchtige Lieden, een trek, een zucht, een overhelling, om kundigheden, die men niet verftaat, en onder vooröordeeelen liggen, zoo dra' hare uitwerkzels verwondering en verbazing wekken, terwyl het aan lust of gelegenheid mangelt, om dezelvcn ónzydig, en in den grond te onderzoeken, voor invloeden van een of anderen D&mon, of de geheime inblazingeB van den Satan te houden.' S ï8f. Augustinus, naa dat hy de Astrologisten indedaad , met veel kracht en klem bedreden had, zoo als vele' Kerkvaderen met hem gedaan hebben, echter de veelvuldige Waereld - vermaarde gevallen, van gewigtige en volkomen bevestigde uitkomften, der Voorfpellingen wit de Sterren gedaan, niet kunnende lochenen , neemt zynen toevlucht, in dèzelven aan den Boozen Geest toetefchryven; Verklarende onbewimpeld, dat zy door ingeving van den Satan gedaan waren, en dat deAstro. logisten een Verbond met den Duivel hadden. De aantygiug is derhalvcn gantsch niet nieuw." Maar my dunkt, dat men 'er de Aflrologie gewigtiger door gemaakt heeft, dan anders de beftryders derzelve, gemeenlyk willen toegeven dat zy is. Hoe nu, mag men vragen, zyn de Voorzeggingen uit de Sterren, die men voor zulk een oud vuil op den Mesthoop werpt, van dien ontzettenden aart, dat men, om daarvan een oorzaak te vinden, nog heden ten dage, den grooten Beëlzebub genood- zaakt  sterren-Voorzegkunde. 193 zaakt zy, in 't fpel te brengen, om dit werk, aan zyn duizend Kundenaryën toetefchryven ? Tot een gering bedrog, tot eencgewoone beguicheling,tot eene giskunde, op waarfchynlykheden gegrond, behoeft men immers indedaad de hulp niet, van een Geest, die fchoon van God gedoemd, en uit zynen Hemel in den Afgrond neder geploft, alle de vermogens van zynen verheven wezenskring heeft behouden! Nog eens, het fchynt, in zeker opzicht, die katyvige Aftrologie, dieineenmuffen hoek verfmeten Speelpop der Waereld in hare kindsheid, te veeleer aangedaan, hare, voor zoo beuzelachtig gehoudene uitwerkzels, aan de listen van eenen gevalle.n Engel des Lichts toetekennen. S 183. Maar wat my ten dezen, gantsch onbegrypclyk voorkomt, is dat men hier de Duivel in de Aflrologie wil vinden, niet, waar hareBeöeffenaars bedriegen en misleiden , maar, daar zy de oprechte waarheid zeggen. Het is als of het de onbewimpelde en getrouwe waarheid ware, die hier de hulp van dien Vader der Leugenen noodig had. Welk eene ongerymdheid! zou ik fchier uitroe, pen: Nimmer had de Satan belang by de waarheid, maar integendeel altoos by'tbedrog. De Duivel, zooali 't my voorkomt, zal op de Wanden van Eelfazar het me n e mene, te Kg L, u P H a r S in niet fchryVan. En ofhy het geweest zy, die aan Sau/zynen naderenden val, en dood voorzegd hebbe, is voor rekening van die ach- tingswaardige Mannen, welken deze gedachten aanhangen N -Er"  194- f ü O E V E OVER DE 'Er is nog keur van andere uitleggingen', o\ er dat geval , genoeg; En wy zullen, met en benevens de een- ' voudigfte en natuurlykfte opvatting van den Text,gecn geringe Godgeleerde aan onze zyde hebben, indien wy het daarvoor houden, dat deze aankondiging van Sa u/s op handen zynde noodlot, door middel van de Endorfche Tooveres, van Gods wege gefchied zy. En indien het den Duivel al moet en zal geweest zyn, die hier werkzaam was, dan fchynt het zeer wel deze uitlegging te kunnen verdragen, dat hy hier, als een fidderende uitvoerer der Goddelyke bevelen, het aanftanndc oordeel over Saul, heeft moeten bekend maken, wel verre van in dit geval, zyn eigen natuurlyke bedrieglyke hoedaheden, ten toon gefpreid te hebben ; welken oogfehynlyk veel eer medebragten, dat hy, den van Godverlaten Koning, als nog met de hoop op eenen goeden uidlag zoude hebben gevleid. Dan dit geheele gefchil fchynt my op de beflisfendfte wyze afgedaan. De Duivel zal uit zich zelve, nimmer een aankondiger van de Waarheid in het Toekomende], by wyze van ingeving of openbaring zyn, indien ik den duidelyken inhoud van Deutronomium XVIII vs. 21 en 22 wel verda. Aldaar geeft God aan zyn Volk het kenmerk op, waarby zy zullen weten of een Propheet, die het Toekomende verkondigt, een waar of valsch Propheet zy; En dat kenmerk beftaat hierin, dat de Voorzegging van den waren Propheet hare vervulling bekomt. Indien dan nu de Satan, uit zich zelve, 'gebeürenisfen aankondigt, die volkomen vervuld worden, hoe heeft dan immer dit kenmerk van eenen Godsgezant met zekerheid kunnen doorgaan? Doch genoeg  S T E R R E N - V O O R Z E G K U N D E nocg hiervan; De Bybclfche Uitlegkunde beken ik gaarne, geheel buiten myne Spheer te wezen. S 183. Echter is 'er nog iets, dat my over dezen Satan, door de harsfenen zweeft. Men fchynt met dit verwyt, den Astrologisten aangedaan, of met deze affchuwelykheid, welke men op de Kunst der Astrologie poogt te leggen, volmondig toetegeven, dat de Booze Geest een groot, uitgedrekt en volkomen zeker inzicht, in een vry aanmerkelyk vak van den toekomenden tyd hebben moet. Die bekwaamheid bezit hy voorzeker niet als Booze Geest, maar als een overblyfzel van hetgeen hy was, toen hy nog in den daat van een Engel des Lichts, als één der verhevende Wezens uitmuntede. Want zynen val, meen ik wel, dat by de Godgeleerden, alleen zedelyk, en niet in de vermogens, die hem als Aarts-Engel wezenlyk eigen waren, befchouwd word. Dit nu zoo zynde, dan is althans het zekere inzicht in het Toekomende, geene der zoogenaamde onmededeelbare eigenfchappen der hooge Godheid. Neen, het is dan een vermogen , waarvan een zeer wydluftig gedeelte, aaneen Engel, en dus aan een redelyk Schepzel kan vergund worden; En een groot en uitgedrekt gedeelte van het Toekomende, met al zyne vervattende Gebeürenisfen, is dan ook geene volftrekte Goddelyke Verborgenheid. — Nu eens voortgeredeneert: Wy,van onzen kant, mogen zoo veel ons mogelyk is, onzen Stand volkomener trachN 3 ten  1>,6" proeve over de ten te maken, cn daartoe onze Ziels- en Ligehaamsvermogens zoeken uittebreiden. Hierin beftaat zelfs, meen ik wel, by aanvang en voortgang, 'sMenfchen Gelukzaligheid. Hoe digter wy den Wezemftand der Engelen kunnen naderen, hoe meer wy aan dat groote oogmerk fchynen te voldoen; En dit doen wy voor een deel gevvisfelyk, wanneer wy onze kennis, zoo veel mogelyk, pogen uittebreiden, in zaken die geen vol. ftrekte Verborgenheden Gods zyn. Maar een groot, wyduitgeftrekt en zeker inzicht, in het Toekomende, is, zoo als wy daar even zagen, geene volftrekte Goddelyke Verborgenheid: Derhalvërt mogen wy ons zeker inzicht in het Toekomende, zoo veel ons mogelyk is, uitbreiden. Die kettingrede gaat, dunkt my, zeerwel op; Ik zie 'er geene gapingen in. Maar waarom dan, als de ondervinding ons middelen aan de hand geeft, om eenig inzicht lin het Toekomende te verkrygen, waarom, als zy de Waereld, zedert de onheuglykfte tyden, van het wezenlyk beftaan dezer middelen, in de Sterren-Voorzegkunde, uitbundige bewyzen heeft gegeven; Bewyzen, die nimmer, dooreen genoegzaam aantal fteek houdende tegenproeven, ondervindelyk fchynen omvergeworpen te zyn: Waarom dan zoodanige middelen aan de ingeving van den Duivel toegefchreven, ten einde dezelve atTchuwelyk, en dus voor ons ten onbruik te maken? Ik geloof niet, dat men op dit fluk der Satanfche inblafingen, de gevolgen van zyn eigen Stelzel hebbe ingezien» Dan  STERREN-VOORZEGKUNDE. 197 $ 184. Dan ten flotte; Waar zal 'tjheén, als iemand iets,, naar de bekende Regels van eene openbare Kunst verricht ; Zoo als is het trekken van een Horoscoop; Dat men dan dit werk, waaromtrent men, van ftuk tot Huk, uit Boeken en befchreven Syfthemata, rede en rekenfchap geven kan, als het door de uitkomst bevestigd word, eene ingeving van den Duivel zal noemen. Speelde de Astrologist de rol van eene Circe, Medea* of andere Too verkol; Sloop hy by het flikkeren der halve Maan, des middernachts, Boschwaards in, om op naare en afgelegene kruispaden, een akelig gefthrei te maken, Hel en Hemel te verdagvaarden; En bragt hy aldus een goed en wel uitkomend Horoscoop voor den dag: Welaan, dan had het fchyn. Dan zou men zeggen kunnen: Hier fpeelt een Unjer onder! Maar met het zelfde recht, waarmede men eene naar de Kunst opgemaakte Voorzegging uit de Sterren, eene ingeving des Satans zoude fchatten te zyn, kan men ook eene welberekende en naauwkeurig opgemaakte \Ephimerides, of Astronomifchc Dagtafel, voor een eigen werk des Duivels houden. Beiden behelzen deze Op tratien, Voorfpellingen van.het Toekomende; Beiden zyn zy, volgends openbare regels van afzonderlyke Kunften en Wetenï chappen, uitgevoerd; Beiden beroepen zich op de Regels dezer onderfcheidene Werkftukken , op ' Waarnemingen en Ondervindingen, als op gronden van Zekerheid: Kortom, even ligt zou men de kunstgrepen der Algebra, de verhevene Integraal en Differentiaal'RekeninN 3 gen.  ï^o PROEVE OVER DE gen, voor Toovery en Duivelskunst kunnen aanzien; En dus zou ik ook welhaast alhier myn voorhoofd eens ontfronfen, en thans mede zeggen: — Rifum tsntamus, Amict! S 185. Maar, laat ons niet fpottcn, en een einde vanhetecrfte gedeelte onzer fchermutzeling tegen den Boozen Geest maken. Geen Mensch toch, die de zaak met bedaarde naauwkeurigheid overweegt, zal, hoop ik, op het laatfteder Achtiende Eeuw, in eene Kunst, die volgens openbare en zedert zoo vele honderde Jaaren bekende Regels word uitgewerkt, door wat MenfchelykGezag, en uit welke geraoedelykc oogmerken men zulks ook mogt zoeken optedringen, in goeden ernst, een heiraelyk fpel des Satans zien. Het komt my ook zoodanig voor, dat de waardige Hoogleeraar, met welken wy thans zintwisten, desaangaande niets beflist, en de zaak alleen in 't mogelyke befchouwende, dezelve ter overweging aanbied; Om volgens zyne heusfchegewoonte, zoo veel doenlyk, zich te leenigen, naar de gedachten en fchriften van Mannen, die wegens hunneGodvruch» tige welmeening vermaard zyn; Al is het, dat hunne naauwkeurige engelykvormige redeneertrant, misfehien bier en daar, in twyffel zoude getrokken worden. De byzondere gedachte evenwel, die zyn Hoog Eerwaarde, op dit ftuk, als een nieuw fpeelballetjen fchynt te willen opwerpen, in de zoo even aangehaalde § 34 zyner Verhandeling, moet alhier, in de tweede plaats, niet met  STERREN-VOORZEGKUNDE. I99 met ftilzwygen voorbygegaan worden: Want hier moeten fgeen hoeken en gaten voor de twyffelirig openblyven. S iSö. Verfta ikdenHeere Krom naar behooren, dan fchynt dit, deszelfs mecning: „ De Astrologisten behoeven „ zoo zeer geen fuivclskuiiftenaars te wezen, of wil„ lens en wetens gemecnfchap met Daemons te hebben; „ Maar de Duivel fpeelt 'er mogelyk een rol in, met „ oogmerk om,door dit lokaas,de Zielen tot on-of by„ geloof te vervoeren. En deze rol des Satans kan ,, tweezins uitgevoerd worden: Of door de Astrolo„ gisten buiten hun weten, het toekomende naauw„ keurig te doen voorfpellen; Of het door zynen in,, vloed, zoodanig te befchikken, dat de uitkomden „ aan hunne getrokkene Horoscopen beantwoorden'" Wat de eerde dezer bedryven van den Boozen Geeft aangaat, wy achten dezelven, door het daar even beredeneerde, tegen de aloude aantyging volkomen beantwoord te zyn. En wat het tweede betreft, waarfchouwen wy vooraf, dat wy niet volftrekt willen tegenfpreken, of voor ongerymd houden, dat de Hemel, om het Bygcloof, en een buitenfporig verkeer, omtrent Astrologifche Voorfpellingen, zoo van de Uitöefiènaars dier Kunst, als van hen die dezelve aldus raadplegen, tc huis te zoeken, en zonde met zonde te ftraffen, den Satan zomwylcn zoude toelaten, om by gelegenheid van de zonderling naauwkeurige verruiling, der dingen, N 4 vol-  2CO PROEVE OVER DE volgends de Regelen dier Kunst voorzegd, den Bygeloovigen nog bygelooviger te maken: Want dit redeneert alleen tegen het misbruik, en in geenen deele tegen het gebruik der Sterren-Voorzegkunde. Dan die genen, welken dit, door den Heer Profesfor Krom aan de hand gegeven gevoelen, zouden willen doordry ven, blyft voor hunne rekening, bondig te betogen, dat aan den Satan de magt kan toegekend worden, en indedaad ergens in de Heilige Schrift toegekend zy, om onder de Goddelyke toelating over 'sMenfchen lotgevallen te befchikken, en dezelven eene inrichting te geven, naar zyn welgevallen, ten einde hunnen gantfchen levensloop, met een naai- de Regels der Kunst getrokken Horoscoop, te doen overeenkomen: Want het zoude immers noch voorzichtig, noch verftandig zyn, zulk eene ftout gewaagde vooronderftelling, zonder ftreng bewys aantenemen. Immers, wy willen niet verhopen, dat onzen gcachten Hoogleeraar, ons, het by zyn Hoog Eerw. aangeroerde Gefchied - Verhaal, uit de Schriften van den Heer W. a Brakel (om niet te fpreken van dat, der Tooveresfe van Endor, waarover wy vermeencn, ook ten dezen, reeds genoegzaam geredekaveld te hebben) tot een betoog van deze gedachte, zoude willen aan de hand geven. $ 187. Het is onzes bedunkens der moeite waardig, het be doelde geval zelve, zoo als het den, wegens naauwgezette Godvrucht, met reden zoo zeer in Neêrlands Kerk hoog ge-  sterren-voorzegkunde. * 201 geachten Heer Brakel, in het II. Deels 3. Capittel, de, XX. § van zynen Redelyken Godsdienst opgeeft, alhier aan een iegelyk ter beöordeeling, beknoptelyk intelasfchen. Toen deze vermaarde Man te Stavoren als Lceraar ftond, hadden eenige brave lieden aldaar, wier Erfhuis beftolen was, volgends eene, onder hen bekende overlevering, zonder te weten dat zy hierin misdeden, tot ontdekking van den Dief, by zekere plaats van het Testament (waardoor het duister fchynt, of hier den uiterften wil van eenen overledenen, of den Bybel bedoeld zy, wyl dit Testament vervolgens een Boek genoemd word) eenen Sleutel gelegd, en voorts zaaken daarmede in 't werk gefield, die de Heer Brakel niet bcpaaïdelyk te kennen geeft: Met dit gevolg, dat op het noemen van des Diefs naam, het Boek met den Sleutel, 't welk zy voorbedachtlyk zeer vast hielden, zich uit hunne handen wrong, en eenigen tyd , rondom draayde als een Tol; en dit gebeurde niet eens , maar dikwyls, ja zoo meenigraaal als zy het experimenthevhaalden. — De Heer d Brakel fchryft de uitwerking van dit geval aan den Duivel toe, en trekt daar hetgevolg uit, dat de Booze Geest, al word hy niet met voordacht en boos opzet geraadpleegd, zich in het Spel mengt, wanneer men die teekenen bezigt, dat is, die wegen inflaat, waar langs hy gewoon is zyne bcdryven te verrichten. De grond van zekerheid ondertusichen, die de Heer Brakel van dit Verhaal geeft, is vervat in deze, 's Mans eigene, woorden: Een dezer Lieden vertelde het my, zoo ik meene des anderen daags, N 5 als  202 PROEVE OVER DE als een Historie; Zonder te weeten dat zy daar kwaad aan gedaan hadden.'''' S 188. Daar is dus in dit Verhaal, waarin noch de wyze van vasthouden van.het Boek enden Sleutel, noch den trap der eenvoudigheid, des ooggetuigen perfoons, die het Vertclzel aan den Heer Brakel deed, bepaald word, geen de minde hindernis, om temogen gelooven, dat iemand van de by het geval tegenwoordige Erfgenamen, de Dief, hetzy by gisfing, het zy by overtuiging, ophetfpoor gehad hebbe; Doch niet voorzichtig oordeelende, dcnzelven regtdreeks bekend te maken, een aan hem bewust loopjen,tot dat einde, geopperd hebbe, en met de anderen mede, de vingeren aan het vasthouden van het Boek, en den Sleutellecnende, hetzelve, op eene behendige wyze, uit de handen der overige Vasthouders heeft weten te wringen, op het roepen van des Dicfs naam; onderwyl door dat eigen middel zelve, het Boek eene ronddraaijende beweging gevende. Aan deze en dergelyke kunstgrepen, meenigvuldigmalen, tot ontdekking van diefflallen, door knaphandige en doortrapte lieden , ten overdaan van eenvoudige Zielen, cn van den Dief zelve, in 't werk gedeld, behoeft althans niet noodzaaklyk, eenen Duivel te pas te komen. Dan, wy laten een iegefyk van deze Historie gelooven wat hem behaagd; Wy betwisten niemand een groot grzag, aan het verhaal en daar uit  Sï ERREN-VOORZE GKUND E. 203 uit getrokken gevolg, van een zoo waardig Man te hechten: Maar op ons, maakt het geene de minfte fenfatie; Wyl wy van honderd zoortgelykevertelzelsin ons leven gehoord hebben. Ja zulke voorvallen plegen degewoone ftof opteleveren, waarmedehctKrygsvolk, vooral de Duitfchers, op hunne Nachtwachten, elkander de vaak uit de oogen hielden. Alleen kan ik myne bewondering niet wederhouden te betuigen, dat, daar de Heer Brakel zoo iets zonderlings in dit geval meende te zien, om het aan den Satan toetefchryven, hy hetzelve niet der moeite waardig geöordcelt hebbe, nader te onderzoeken: 't Welk, indien hem de zaak indedaad,daags na dat zy gebeurde, is ter kenuisfe gekomen, en men op de trouw van des Heeren Brakels geheugen ten dezen zich verlaten kan, hem zeer gemakkelyk zou gevallen hebben; Terwyl het gehecle voorval, alsdan, ongctwyffeld, door meer dan één enkele geloofwaardige getuige, zoude zyn geftaafd geworden. Zonderling is het, dat Lieden, die zoo gereed zyn om Wetenfchnppen, welken zy niet kennen, of niet genoegzaam onderzogt hebben, voor bygeloof te houden, wanneer het op Toover- of Spook-Vertclzels aankomt, ftraks gereed ftaan, om dezelven zonder onderzoek, hoe. Biljoen ook, voor prompte Munt aantcnemen, en zich dus zelve zeer vatbaar, voor het zwak van ligtgeloovigheid, dewelke eene Zuster van 't Bygeloof is,tebetoonen. Nog eens, ik houde de wonderbaarlykfte gebeürenisfen, het zy door natuurlyke, of bovennatuurlyke, aan ons onbekende oorzaaken, uitgewerkt, zonder my aan de gantsch bedenkelyke benaming van Spook of Toovery te ftooten, voor zeer mogelyk;  204 PROEVE OVER 1) E lyk, Maar de vernaaien daarvan, moeten echter by my alle de proeven der Gefchicdkundige Zekerheid kunnen doorftaan. * § 1S9. Intusfchen ziet geheel de Waereld, al had, in 't aangehaalde geval, een volkomen guichelfpel en onmiddelyke werkzaamheid van den Satan plaats gehad, dat hetzelve geene de minde betrekking op de Sterren-Voorzegkunde heeft, dan alleen, wanneer het kon doorgaan, aldus te redeneren: De Booze Geest ontwikkelt eene groote en wonderlyke macht, zelfs ingevallen, die geen het minde oogmerk om hem te raadplegen vooronderftellen ; Derhalven fchikt hy de Lotgevallen der Raadplegers van de Aftrologie, naar de geuokkene Horoscopen , die anders in geenen deele hunne vervulling zouden bekomen. Wy willen wel toeftemmen, dat de Booze Geesten in Gods Woord, vele ja groote krachten en vermogens, welken boven ons bezcf gaan, worden toegefchrcven, om door allerleije natuurlyke en bovennatuurlyke invloeden en aanvechtingen, den Mensch tot zondigen te verlokken: Dan dit alles volftaat echter nog zoo maar niet, om de vervulling aan een getrokken Horoscoop, 't welk anders niet zoude uitgekomen zyn, en aldus den fchakel van iemands Lotgevallen, naar welbehagen, eene bepaalde wending te geven. Want, om dit te kunnen volbrengen, zou de Diivelalle die Conti agentia of Gcbcurlykhedcn, die 'er noodig zyn, om dien fchakel, overëenkomftig eene gedane Voorfpel- ling  STERREN-V0OR.iCEGK.UNDE. 205 ling daarteftellen, moeten kunnen verbuigen; En dus met geen gering aandeel, in de Regering en BelTiering eener Waereld moeten bedeeld zyn, waarin alle de gebcurlykheden, met elkander zoo zamenbangen, dat men aan het geringde deel derzelve niet roeren kan, zonder het Heel-Al te verwrikken. Wie huivert niet terug, van de tegenftrydigheid, om zulk eene macht aan den Satan toetekennen ? Zoodanig eene leer is niet te verduwen : Zy tilt Origenes cn alle Twcebeginzeldryvers op den Troon, en doet, naar myn inzien, vry meer afbreuk , dan alle voorönderdelde invloeden van Sterren, op het troostryke Leerduk der Byzondere Voorzienigheid. $ 100» ' Hoe! zou de GocdertiereueHemel myne Lotgevallen, door zyne toelating, om zoo te fpreken aan het Juten, dantfehap van den Boozen overgeven, om dat ik als een redelyk Schepzel,ten mynen, en my nes Naastens nutte, myn doorzicht in het Toekomende heb zoeken uittebreiden : Daar de aanwinst van alle mogelyke Kennis tot de volkomenmaking van mynen wezensftand, ja van myn innigften aart en natuur behoort? Zou ik, onder een middel-beftuur des Satans, veroordeeld zyn te leven , om dat ik de Sterren, als van ouds waargenomen Voorteekens der gebeurlykheden, al ware het ook op geen ander gezag dan van algemeene overleveringen, welker valschheid my niet overtuigend gebleken is, heb geraadpleegd ? En dat, aangemoedigd door geheel d«  20Ó PROEVE OVER DE de Natuur, die my van alle kanten toeroept en ten mynen nutte leert, dat 'er alom Voorteekens inde Stoffelyke Waereld, aanwezig zyn? Of, is het my meer geöorloofd, de cours van een Schip te richten, naar eenpasfaat-wind, die ik op gezag van Natuurkundige Ontdekkingen weet, d?t op deze of die bepaalde plaats, cn op deze of dien bepaalden tyd waaijen zal; Dan dat ik myn redelyk gedrag zoekcinterichten, naar omflandighèden, die my door Alirologifche Waarnemingen, als een hand aan den weg ep myn Levenspad, zouden zyn ter kennisie gekomen? Het is mogelyk, dat de Aftrologic dwaale, maar het fchynt niet mogelyk, dat eenige teddy ke poging, of eenig onderzoek, om op eenen wetenfchappelykcn grond, myn doorzicht in het Toekomende uittebreiden, zoude drafwaardig zyn! Integendeel ik zoude my veeleer fchuldig rekenen, wanneer ik hierin, nalatig ware; Of wegen die zich opdeden, zonder onderzoek, in den wind ilocg, en achteloos verzuimde. Geene de minfte vrees bekruipt my derhalven, dat myn lot om het beöeffenen der regelen eener openbare Kunst, gelyk de Aftrologie, of het raadplegen derzei ve, uit de handen van een Schepzelhevend en Goedertieren God, onder de byzondere behcering des Satans zal overgeleverd worden. En ik geloof ook niet, dat eenen Menfchen Vrienden liefderyken Euangclic-Prediker, gelyk den Heer Hoogleeraar, tegen wien wy hier redekavelen, op de aandachtige befchouvving der gevolgen van dit voorgeftelde gevoelen, hetzelve immer tot een Gelooft - artykel zoude willen gemaakt hebben. Thans  STERREN-VOORZEG KUN' DE. 207 S 191. Thans zullen wy eindigen, met het geen waarmede zyn Hoog Eerwaarde deszelfs Verhandeling over de Horoscoopkunst aangevangen heeft; Namelyk met het onderzoek, in hoe verre Gods geopenbaarde Woord, aan de Aflrologis gunftig ofongunftig zy. Daartoe zullen wy eene algemeene aanmerking laten voorafgaan, hierin beftaande: Dat de Uitlegkundigen, altoos de toegevenheid hebben gehad, om den Bybel te verklaren, geëvenredigd naar het meerdere licht, 't welk zy omtrent de nuttigheid van deze of gene Wetenlchappen verkrygen, of naar de ontwyffelbare zekerheid, die zich aangaande ontdekkingen in de Natuur opdoet; Al fchynt de Heilige Schrift, letterlyk, daar tegen aan te druisfcheu. § 192, Wie herinnert zich niet, het heete gefchil tusfchen de Cartefiaanfche Wysgeeren, en het groote meerdertal der Theologanten, over het loopen of ftilftaan derZonne? Niemand der laatstgemelde twyffelt een oogenblik, of de Istterlyke, uitdrukkelyke en onwederlegbare Verklaring van Gods Woord, was tegen het Syfthema, 't welk den ftilftand van dit Hemellicht daande hield* Men verketterde, als Naturalisten en Vry geesten, die genen, welken dat gevoelen toegedaan zynde, den letterlyken, duidelyken en nadrukkelyken zin der Heilige Schrift, in Jofna X en verfcheiden andere plaatzen,aldus ,;  208 ; ï R O E V E OVER DÈ dus aan hunne Natuur- en Sterrckundige Zamenftellen fchenen opteöfferen. De ergernis deeg ten toppe, over de Cartefiaanfche uitdrukking, dat de Bybel in natuur, lyke zaaken, de Taal van het Folk, en niet die der Wysgeeren /prak. Dit duurde langen tyd; Totdat eindelyk de algemeene zegepraal van het Copernicaanfche Waereldftelzel, de heuschheid der Uitlegkundigen tot zich trok, Die, om de hardigheid der zoo even aangehaalde Cartefiaanfche uitdrukking, zoo veel mogelyk te pleisteren, het daar voor hielden, dat de Bybel, nopens het omloopen der Zonne, zich richtede naar het algemeene getuigenis der Zinnen, en dus in dit» en meer andere gevallen, eene Optifche, dat is Gezichtkundige Waarheid, fprak, die echter van de eigenlyke Natuur of Sterrekundige Waarheid verlchilde ; Zonder ondeitusfchcn in aanmerking te nemen, dat de Waarheid maar één is; Dat 'er geen Gezichtkundige Waarheid kan zyn, die tegen eene Natuurlyke of Sterrekundige Waarheid zoude aanloopcn; Maar dat het geen, 't welk men in dit geval, zeer willekeurig, eene Optifche Waarheid heeft gelieven te noemen, niet anders zy, dan een algemeen en gewoon bedrog der zinnen, waar naar de taal der Menfchen zich, inde dagelykfche zamenleving, natuurlyk fchikt, en waar naar ook het Geopenbaarde Woord,'t welk zich niet blootelyk aan de Geleerden, maar, aan het gewoone Menschdom, moet doen verdaan, door de Goddelyke Wysheid cn Goedheid, is ingericht. Dus hebben dan de Uitlegkundigen, , eindelyk, in het ware wezen der zaak, het gevoelen der Car-  STERREN-VÖORZKdk'UNDE. 2Ó9 Carthejïanen, zoo het fchynt, na genoeg, tot het hunne gemaakt. S 193- Wie is 'er ook, die niet weet, dat den Apostel Paülas, zonder eenige uitzondering, zonder eenige bepaling zegt en leeraard: Ziet toe dat niemand U als een roof verVoer e , door de philosophie.'' Men zou op het lezen van zulk eene plaats genegen zyn te gelooven, dat, volgens dezen nadruklykeii Apostolifchen raad, zoo dezelve al geen volftrekt bevel influit, alle Wysgeerte, ten minften alle openbaar onderwys in dezelve, uit alle Christelyke Maatfchappyen, en van alle Hooge Schooien zou verbannen zyn. Maar de rede, al te zeer tegen den algemeenen en onbcpaalden zin, van dezen text, fchynende te pleiten, en de hedendaagfche Wysgeerte zoo algemeen dienstbaar gemaakt zynde, en geacht wordende, om het Ongeloof te beftryden, zoo hebben de Uitlegkundigen al ras, tot bekende uitzonderende Verklaringen hunnen toevlucht genomen. Ik vergenoeg my met het aanhalen dezer twee Staaltjes; Hoezeer'er een veeltal dergelyken voorhanden zyn. Immers deze zyn toereikelyk, om 'er uit afteleiden, dat wanneer de onberispelykheid der Aftrologie allezins uit de rede blykt, men als dan door de overeenkomst met de aangehaalde gevallen, gerustelyk fchynt te mogen befluiten, dat al waren 'er Schriftuurplaatfen voorhanden, waar in deze Kunst regtftfeek6, onbepaaldelyk en buiten bezwarende omftandighedenbefchouwt, Icheen O af-  £10 PROEVE OVER HZ afgekeurd cn veroordeeld te worden, dezelvcn als dan voorzeker nog wel vatbaar zullen zyn, voor eene gunftiger ui Jogging ten opzichte van dezelve. $ 194. De Heer rfrw bevestigd my in dit gevoelen, nopens de rekkclykheid der Bybel • Verklaarers; En als Hoogleeraar in de Godgeleerde Uitlegkunde, by de Middelburgfche Illuflre Schok, fchynt my zulk een Man een allezins bevoegd Rechter in dezen. Zyn Hoog Eerwaarde betoont zich, tenop/ichte van deszelfs uitlegging der Schriftuurplaatzen, die hy tegen de Aflrologic aanvoert, niets minder dan onverzettelyk op zyn Huk te ftaan: Integendeel, als een onzydig Wysgeer en gematigd Godgeleerde, verklaart en bekend hy in % 10 van zyn Hoog Eerw. nu zoo dikwerf aangehaalde Verhandeling, niet alleen zoodanige plaatzcn, waarvan men zou kunnen bewyzen, dat in dezelve Hechts het Misbruik dezer Wetenfchap word afgekeurd, voor niet toereikende, om daarmede alleen de geoorloofdheid der Astrologie aantevallen: Maar § 11 zegt de Geleerde Man uitdrukkelyk, dat een waar Mciifchenvriend, de Sterren-Voorzegkunde nimmer zal wraken, wanneer derzelvcr beflaan en nutttighcid, ter bevordering van veel goeds, even als van de Aftronomie, blykbaar en voor elk bewezen was. Ten uitbundigen betoge, hoe zyn Hoog Eerw. het daarvoor houdt, dat, indien men de geoorloofdheid of nuttigheid der Aftrologie uit het re. .den k'chtbewyztn kan, de zin der vooi melde By beiplaatzen  ster REN-Vb ORZEGKUNêe: zit gen daar naar behoord gcwyzigd, geleenigd en verzacht te worden : Wyl de ware Menfchenvriend immers niets, tegen den zin en meening van Gods Woord,goed zal keuren. En ter bevestiginge hiervan, verzekert onzen Hoogleeraar, in den aanvang van § 13, dat indien het beftaan der Sterren-Voorzcgkunst indedaad, even als van de Natuur- en Sterrekunde, bewezen ware, hy volgaarne zoude willen toegeven, dat de by zyn Hoog Eerw. aangevoerde Schriftuurplaatzen, tegen de Jlftroïogie, alleen op het misbruik en niet op het gebruik dezer Kunst, moeten toegepast worden. Hoe echter deze toegevenheid, van onzen geachten Profesfor, ftroken kan, met den inhoud van § 8, daar zyn HoogEerw.de Sterren - Voorzegkunde telt en mengt, onder de gruwelen der Canaanyten, welken Deutr. XVIII vs. 9—14 zoo ftreng verboden worden, fchynt niet zoo gemakkelyk te bevatten. S 195- Ondertusfchen, daar wy nu vertrouwen, in deze onze Verhandeling, dus verre, niet alleen te hebben aangetoond, het beftaan der Sterren-Voorzegkunde, als eene van oudï beroemde Wetenfchap, rustende zoo zeer op gantsch aannemelyke Theorien, als op tot nog toe nimmer grondig tegengefproken Waarnemingen, van de onheuglykfte tyden gedaan, en door Waereldvermaar ■ de uitkomften bevestigd: Maar daar wy, bovendien, deze Kunst tegen alles, waarmede men dezelve uit vernuft en rede gewoon is te beftryden, ter goeder trouwe O 2 vet-  212 PROEVE OVER DE vermeenen verdedigd en van allen blaam gezuiverd te hebben, zouden wy, als voldaan hebbende aan de voorwaarden die de Heer Krom vordert, dus gevoeglyk, op het gezag van dien Hoogleeraar, het daarvoor kunnen houden, dat de Schriftuurplaatzen» door zyn Hoog Eerw tegen de Aflrologie aangevoerd, en waaronder ongetwyffeldook de gewigtigfte is, welke ten dezen in geheel den Bybel voorkomt, alleen het misbruik der Sterren - Voorzegkunde betreffen, en dus geen verdere wederlegging van onzen kant noodig hebben. — Echter verkiezen wy liefst hiervan geen gebruik te maken: Om dat alle Theologanten, cn Bybel-Uitlegkundigen, misfehien zoo toegevende en gematigd niet zouden zyn, dan de Heer Krom zich betoont. Ook behoeven wy geene dezer Wapenen van de Beflryders der Astrologie te ontduiken. De Schriftuurplaatzen, met welken men op dit fluk in de weer is, geven drieërlcijc opmerkingen aan de hand: io. Of zy maken in 't geheel geen gewag van de Sterren-Voorzegkunde; Of o°. zy bedoelen alleen het misbruik der Aflrologie, met dat van verfcheiden andere geoorloofde Kunflen en Wetenfchappen; Of 30. Men dost dezelve veels te veel, en derhal ven niets bewyzen. S 19Ó. De plaats Deutron. XVIII vs. 9—14, waarin de gruwelen der Canaanyten opgeteld, cn aan Gods Volk verboden worden, valt onder de beide eerde tegenbedenkingen, Ik weet niet, dat iemand van de voormalige Be-  STERREN-VOOR ZE GKUNDE. .ÜI3 Beftryders der Aflrologie, immer tot dat einde van deze Schriftuurtext hebben gebruik gemaakt; Denkelyk, wyi 'er niets zekerer fchynt dan dit, dat in dezelve van geheel de Sterren-Voorzegkunde geen het minfte gewag gemaakt word. Men zou ook voor het naaste, uit het ftilzwygen van de Ongewyde Gefchiedenis, fchynen te mogen vastdellen, dat de Canaanyten zich weinig met de kennis der Sterren opgehouden, immers daarin geene de minfte vermaardheid gehad hebben; Ten ware men de Pheniciërs mede onder de Canaanyten wilde rekenen. De Heer Krom fchynt denkelyk deze Text aantevocrem om dat onder de misdryveh die vs. io en 14 verboden worden, het omgaan met Waarzeggeryen geteld word. Edoch de Waarzeggers zyn, en worden inden Bybel wel degclyk onderfcheiden, van dezulken di e Voorzeggingen uit de Sterren dalen. Zoo ziet men immers, dat Daniël II vs. 27, door den Propheet zelve, de Sterrekykers en de Waarzeggers ieder afzondcrlyk worden opgegeven. Waarzeggers bemoeiden zich zelve, naar myn weten, met de Voorzeggingen uit de Sterren in 't geheel niet. Zommigen hunner raadpleegden, volgens hun eigen voorgeven, met een'Waarzeggenden Geest of Demon. Anderen, zoo als uit Ezechiel XXI vs. 21 fchynt te moeten opgemaakt worden, ondervraagden de Tera. phim,oi bezagen de Lever der Offerdieren. Anderen, gelyk de Tooveresfe van Endor, vraagden de Doodcn. En in het algemeen, fchenen de Waarzeggers gecnerleijc Wetenfchap, en dus ook geaieAJïrologie 9ten grondli age van hunne Waarzeggeryèh te erkennen: Maar zy fchreven dezelve onmiddelyk toe» aan boven-natuur- 03 iy-  214 PROEVE OVER BE lyke invloeden cn ingevingen. Zy oeflenden dezelve uit met gebaarden, waarmede de meeste Tooveryéh plegen verzeld te gaan, en met getier en gekir, of prevelingen binnen 'smonds, volgens Jefaia VIII vs. 19. Zy deden zich aldus, onder de bygeloovige Volken voor iets groots doorgaan, en ontzien; Waardoor zy, uit den aart der zaake,de fterkfïe Voortplanters van alle verleidende dwaalingen en Afgodendienst waren. Zoodanig deden ook de zoogenaamde Duivels - Kunftenaars: Weshalven over deze beiden, Levit. XXI vs. *7, de draf des doods onder Israël fchynt vastgedeld te zyn geworden. Men kan derhalven, op geenerleije wyze, uit geheel deze aanhaaling van Deut. XVIII flellig aantoonen, dat aldaar van Aflrologie of Aftr oiogift en gefprokcn word. S 197- Maar in de tweede plaats, gedeld, men gave eens toe, dat onder den algemeenen naam van Waarzeggers, in den Bybel, ook de Astrologisten konden bedoeld worden : Zoo kan men uit den zamenhang van dien Tcxt duidelyk opmaken, dat deze Lieden niet zoo zeer een gruwel waren, uit hoofde van de kennis, afgerichtheid en vaardigheid, die zy of Wetenfchappelyk of Kunstmatig bezaten; Maar uit hoofde der fchandelyke en gruwelyke verleiding, die zy in 't werk delden, en waar toe zy alle hunne natuurlyk verkregen vermogens misbruikten. Dit ziet men klaar uit vs. 14 van dit Capittel. De zaak die den Goddelyken Toorn over de Canaanyten gaanden maakte, was, datzyna deze Verleiders hoor-  fiTERRE N-VOvO RZE G KUNDE. 2T5 hoorden, 't Welk niet zoo zeer fchynt te willen zeggen, eene Kunst of Wetenfchap te raadplegen, of het ftaat maken op iemands vaardigheid en bekwaamheid in dezelve; maar iemands leer of gevoelen te volgen, daar na/ zeggen: Plet voorzeggen is toch alles wat een AJlroIogist, ingevolge zyne Kunst, cn zoo als wy hem verdedigen, doen kan. Maar neen, daarwordzoo O 5 voor-  3!8 PROEVE OVER DE voorbedachtelyk als nadrukkelyk, en onmiddelyk byge* voegd: En laatfe Uverlos/en van die dingen, dieover U komen zullen. Ten uitbundigen betoge, dat de lieden, die deze Voorzegkunst uit de Sterren, te Balei oeffende, Menfchen waren, die zich waanden, of lieten voorftaan, groote krachten te kunnen doen, ja reddingen en bevrydingen, van gedreigde Landgevaaren, te kunnen daardellen. Dit zoo Bygeloofwekkend, als Afgodcndienstig voorgeven, en niet de Sterren-Voorzegkunde , fchynt dan ook het Corpus Dilicïi, de eigenlyke misdaad geweest te zyn, waarover, aan deze Ba. belfche Sterrenkykers, eene byzondere draf, enfchielyke omkoming in vs. 14, van Gods wege wierd aangekondigd. Daar word ook in dezen Text, ten ftrcngften genomen, geene onmiddelyke aanleiding gegeven, om te voorönderdellen, dat de Propheet aan de Babilo. niers, zoo veel beduiden wil, als of de Sterrenkykers, in dingen die tot den gewoonen loop der Natuur en Gebeurlykhedcn behooren, hen, hun aanftaande Lot niet zouden hebben kunnen voorfpcllen; Doch wel dit, dat zy ze niet zouden kunnen verlosten, van den ondergang, die hen dond te bejegenen, cn die het onveriinderlyke Raadsbcfluit Gods over hen befchoren had, niet alleen, maar welken ondergang als door een buitengewoonen weg der Voorzienigheid , hen als in één oogenblik zoude overrompelen. Over't algemeen, fchynt naar aanleiding van vs 10, de Wysheid en Wetenfchap, welke aan Bah el toegekend word, niet onder de Goddelyke afkeuring of berisping te vallen: Maar wel, dat deze Wysheid en Wetenfchap, dit Volk, van Hem afkecrig en  I STEUREN- VOORZEGKUNDE. ZU) en trots „ gemaakt hadde. 't Is dus van alle kanten blykbaar, dat in deze Schriftuurplaats, die het groote Paladium der Beftryders van de Sterren - Voorzegkunde is, en buiten welke 'er geene in de Heilige Schrift,zoo onmiddelyk, van de werkzaamheden dezer Wetenfchap fpreekt, alleen het misbruik en niet het gebruik derzeive afkeurt, ten toon ftelt, en met zware ftraffe bedreigt. § 200. Eindelyk, indien men de Jftrolegie berispelyk en ftrafwaardig zoude verklaren, om dat zy tot de Kunnen en Wetenfchappen behoort, die uitgeöeffend wierden, door zoodanige lieden, als welken onder de Verleiders der Volken, tot Bygeloof cn Afgodendienst in Gods Woord worden zamen gevoegd en opgeteld, dan zoude men, volgens onze derde tegenbedenking, te veel bewyzen. Men leze, om zich hier van te overtuigen, Hechts met eenigen aandacht het Il.Capittelvan Daniël, cn men zal uit vergelyking van vs. 2 met vs. 12 ras befpeuren, dat Koning Nebucadnezar, de Toovenaars, Sterrenkykers, Guichelaars en Chaldeën, onder den algemeenen naam van Magi, of Wyzen, bcgrypt; dewyï hy in zyn misnoegen over, en wrevel tegen dezclven, het bevel gaf, dat men alle de Magi, of Wyzen, te Babel zouden ombrengen. Ook Daniël zelve, telt vs. 27 , de Magi, of Wyzen, onder, en aan 't hoofd van de Sterrenkykers, Toovenaars en Waarzeggers. Nu, de Magi waren ongetwy field zulke Lieden, die in de meeste Wetenfchappen der Oosterfche Volken van dien tyd, er-  Ü20 PROEVE OVER 'DE ervaren waren- Dus mag men als iets zekers houden, dat de alhier genoemde Toovenaars, Sterrenkykers, Guichelaars en Chaldeën, zich ook op verfcheiden in zich zelve nuttige Wetenfchappen hadden toegelegd, hoezeer zy die tot hunne ftrafwaardige doeleindcns gewoon waren te bezigen: Immers, nicttcgenftaande het woord Toovenaar, cn dat van Guichelaar, verachtelyk in dc ooren klinkt, zoo is 'er waarichynlykheid genoeg, dat zy buiten cn bchalven den bydand, die zy voorönderfteld worden van den Boozen Geest genoten te hebben, vele Natuurgeheimen bezaten, wier uitwerkingen verbazend waren, en waarvan het gene desaangaande uit dc ongewyde Gefchied vei halen, zoo wel als uit de Gewydc, bekendis, dennayver der grootde Natuurkundigen van den tegenwoordigen tyd, in ftaat is optewekken. liet ftaat ook dus niet tot fchande en oneer van Daniël zelve, en zyne drie Medgezellen, aangetcekend, dat zy onder deze Wyzen gerekend wierden, cn als zoodanig, volgens vs. 13, mede hctMoordgcbod van Nebucadnezar te duchten hadden; Te meer, wyl zy te voren op het gebod van dien Oosterfchen Despoot, eene Babi Ion ifebe Opvoeding hadden genoten, ja tot Magi opgekweekt cn aangelegd waren, naar aanleiding van Daniël J. vs. 4. 5. Zynde die Propheet volgens vs. 17 van dat zelfde Hoofdftuk, door God bovendien befchonken, met Verftand, in allerleije Gezichten en Droomen; Ook fchattede hen Nebucadnezar, volgens vs. 20, tienmaal boven alle Toovenaars en Sterrenkykers, in alle zaken van Ferftandige Wysheid. Wy laten aan zyne plaats,het gevoelen van zommigen, op  STERREN- VOORZEG KUNDE. 221 op deze laatst aangehaalde Text-Vaaifén gegrond, dat Daniël niet alleen de Oniromancie of Droom - Uitlegging geüeffend hebbe, maar zelfs een Sterrcnkyker of Aftrologus geweest zy. Doch zoo veel is uit dit alles zeker; Dat de Magi, en die genen welken daar onder gerekend wierden, zich op 'alle de nuttige en fchoone Kunften en Wetenfchappen, die in hunnen tyd in 't Oosten bekend waren, verftonden; En dat Daniël en zyne Medgezellen, dezelve hebben beöeffend, voorzeker zonder in 't misbruik te vervallen, 't welk de andere Magi voorbcdachtelyk daar van maakten. Moet dan de Aftrologie verworpen worden, om dat zy door de beruchte Voorftanders van Bygeloof en Afgodendienst, zoo te Babelzh elders isuitgeöeffend: Zoo moeten ook gewisfelyk, de Reken- en Wiskunde, de Natuur- en Sterrenkunde, dc Heel- en Geneeskunst, ja wat niet al voor Wetenfchappen meer, welken insgelyks door deze beruchte Volk-Verleiders en Aftruggelaars van den waren God en Zynen dienst beöeffend, ja hen zelfs mede behulpzaam geweest zyn, tot het plegen van dit hun misdryf, voor berispelyk cn drafwaardig verklaard worden: Een befluit, 't welk, zoo als wy zeiden, teveel bewyst, en waarvan de ongerymdheid tastbaar is. Wy meenen dan nu met de flukken aangetoond te hebben, op wat wyze men de drie door ons opgegevene bedenkingen, overdeBybelplaatfen, die tegen de SterrenVoorzegkunde aangevoerd worden, kan en moettoepasfen; En wy vertrouwen veilig, op grond van dezelve, te mogen befluiten, dat 'er geene Schriftuurtextenzyn, die deze Wetenfchap in zich zelve afkeuren, of mis- da-  232 PROEVE OVER BÉ eindig verklaren. Weslialven wy hiermede ciiidelyk zouden kunnen rekenen, den taak die wy ons in deze Verhandeling hadden opgelegd, volweven te hebben. Dan het lust my, tot een toegift, nog eens kortelyk te onderzoeken, of'er niets het minfte, tot verdere wegneming der vooröordeelen, tegen de Sten-en-Voorzegkuride, uit de Heilige Bladeren is afteleiden. § 2or. 't Geen ons ten dezen opzichte, in de eerfte plaats j voor oogen komt, is dit: — De Bybel fchynt althans in geenen deele aanleiding te geven, om het algemeene Volksgevoelen, dat 'er van 's Waerelds- en van'sMenfchen Lotgevallen, Voorbeduidingen, of Voorteekenen, zyn, zoo maar in koelen moede verre weg te vverpen. De Verhalen der Droomen van Pharao's Schenker en Bakker in Gen. XL, en die van Pharao zelve Gert. XLI, gelyk ook van Nebucadnezar, in Dan. II, toonen onwederfpreeklyk, dat 'er Droomen zyn, die door Typen, Prenten, of Zinnebeelden, voor Aanduiders en Beduiders van een byzonder perfoneel, en van een algemeen Volk en Staatstoekomende, moeten gehouden worden. — Men moet deze üitlegbare Droomen, 't is waar, onderfcheiden, van Onmiddetjkt Openbaringen in den Droom. Aldus wierden dc Wyzen, Math. II vs. 12, in den Droom onmiddelyk vermaand, niet tot Herodes wederrekecren. En Jofeph wierd, vs. 13, mede door een Engel des Heeren, in den Droom, aangezegd, dat hy met het Kind Jefus cn zyne Moeder, naar  STERREN -VOORZEGKUNDE 223 naar Egypte zoude vlieden. In deze Openbaringen ziet een iegelyk, dat geen omwegen van figuurlykheden, die uitleg behoefden, voorhandenwaren: Het kon ben op dezelfde wyze, wakker zynde, ingegeven wezen ; En de rede waarom hen deze Openbaringen in den Droom gefchfèdde,fchynt mogelyk alleen daarin te moeten gezogt worden, dat men meer pleeg acht te geven op het gene ons in den Droom voor oogen kwam, en by het ontwaken een zekeren indruk naliet, dan op eene gedachte, die ons wakker zynde inviel. Hoe het zy, deze onmiddelykc Openbaringen in den Droom, wekken niet minder dan de hier vorengemelde, den aandacht omtrent derzelver beduidenis op; En in beiden ge ■ vallen geven zy, dc eerde zoort flguurlyk, en de laatde eigentlyk, iets wezenlyks en opmerkclyks te kennen. ~Indien de Droomen anders indedaad niets beteekenden, jt' was het eene verkeerdheid op Droom - Uitlegging acht te geven; Was Droom-Uitleggers te raadplegen, een bygeloovige Heidenfche Afgodery: Waarom, mag men billyk vragen, heeft het dan Gode behaagd, het Toekomende zelfs aan eenen Heidenfchen P^r inpgelyk ruim zoo veel ten nadeele, als het andere ten.voordeele, van de Astrologie zou beflisfehen. 3. By het gemelde komt ook nog, (het welk ik U als eene derde aanmerking op uwe PROEVE enz. wilde onder de aandacht brengen,) dat Gy hier en daar de kracht van myne bewyzen niet volkomen fchynt gevat te hebben, of ten minde iets getrokken uit myne redeneering, het welke ik 'er juist zoo zeer niet mede bedoelde: b. v. Gy verbeeldt ü, Myn Heer! dat ik uit de Horoscoop, door Cardanus van onzen HEILAND opgemaakt, de ongeremdheid der Astrologie had willen afleiden, en dan daar uit tegen dezelve redeneeren. Maar dit was eigenlyk myne meening of bedoeling niet: neen maar, gelyk ik te voren uit de gansch kwalyk uitgekomene Horoscoopen van de grootde Meesters in de Kunst, niet van éénen, maar fomtyds van verfcheidenen, uit verfohillende oorden der wereld, omtrent eénc en dezelfde voorfpelde gebeurenis (welke voorfpellin-gen nu en dan wyzeti en dwaazen, geleerden en ongeleerden beroerden,) dit gevolg wilde hebben afgeleid, dat zulke voorzeggingen uit de Sterren, geen gunftig vooroordeel voor het beftaan van zulk eene Wetenfchap, of dc mogelykheid van haare beoefening onder de Menfchen, gaf; zoo heb ik, by tegenftelling, uit die Horoscoop van Cardanus, die, fchoon in alles op eenen g«heel verkeerden tyd en hemelfpiegel bereekend, echter in alle de byzonderheden zoo juist uitkwam, dat de R 4 Man  X =0 X Man zelve daar over als verrukt Hond, en der wereld verzekerde, dat hy in alles volgends de regels van de Kunst ware te werk gegaan, zonder in eenige byzonderheid, om zyne Horoscoop te beter te doen uitkomen, daar in iets te hebben veranderd; alleen gemeend te mogen beiluiten, dat zulk een Horoscoop, met die daar by gevoegde verklaaring, van dezen eerften Meester in de Kunst, waar voor hy immers (wat 'er dan ook van zyne dweepzucht zy,) van elk gehouden wordt;geene hooge gedachte , of eene gunftige vooringenomenheid voor de Astrologie, kan inboezemen. Ondertusfchen is deze Cardanus de eenige niet, die getracht heeft de Horoscoop van onzen Heilandbptemaaken. Men vindt daar omtrent iets zonderlings in de Dictionaire van CHAuFEPié, op het Art. BENOIST (elie) torn. II. p. 240, 241. Het welke ik U by deze gelegenheid met een woord wil medcdeelen, met de zonderlinge verklaaring van de Ster, welke in 't Euang. van mattheus verhaald word aan zekere Magi tezynverfchecnen, en hun de juiste verblyfplaats van dien geboren grooten Koning te hebben aangeweczen , door benoist, op zulke Astrologifche waarnccmingengegrond. Onder zekere aanteekeningen en papieren van een geleerd Autheur, genaamd jean gregory, had men ook een Hemel-figuur, of Hemel-fpicgel van de Geboorteftond, d. i. eene tahula genethliaca, van onzen Zaligmaker. Deze door be noist eens medegedeeld zynde aan zekere aanzienlyke Dame van een groot verftand, en welke by uitftek ervaren was in de Astrologie, maar die ongetwyfeld nimmer iets van Gre-  X ai X Grtgery gcleezcn had, zoo zeide zy op het cerlte gezicht van die Horoscoop : Zie daar een perfoon, voortgekomen uit een doorluchtig huis, maar zeer diep vernederd. Merkwaardig zyn de geiprekken, welken 'er vervolgens over deze Horoscoop tusfchen hen zyn voorgevallen, doch te breed om hier af te fchry ven.—Volgends de gronden der Astrologisten moeten zekerlyk dc conftellatien toen zeer zonderling, en van veel beteekenis geweest zyn, en wel zoodanig, gelyk daar word aangemerkt, dat 'er nimmer, zoo lang de Wereld gedaan heeft, zulk een merkwaardig tydftip, of aanvang van zeker nieuw tydvak {Epoque Jignalée) kan hebben plaats gehad, en ook nooit weder kan plaats hebben,al duurde de Wereld volgends fommigen nog dertig-, volgends anderen nog veertig-, of wederom volgends anderen nogbyna vyftigduizend,jaren. Mr. benoist merkt vervolgens aan, dat het buiten tegenfpraak is, dat die zonderlinge conftellatien de fchranderfle vernuften, voornaamlyk Astrologisten, omtrent dien tyd hebben bezig gehouden; dat de gefchiedenis daarvan veele proeven oplevert, aan hoedauige waarnecmingen in dien tyd ook de zoo beruchte IVde. Ecloga in de Bucolica van virgieius haaren oorfprong zou verfchuldigd zyn: En van welke ecloga ik by eene andere gelegenheid fchreef, naaml. in myne Prysverhand, over de Verbetering der Schooien, bl. 215. „ Fraai cn fchil,, derachtig is in dezelve de befchryving van de gulden „ eeuw by de geboorte van dien perfoon, hy mag dan „ wezen, wie hy wil, op welken virgilius die „ ecloga gedicht heeft." En voorzeker volgends dat R 5 Dicht-  X 22 X Dichtftuk, gelyk benoist wel opmerkt, heeft men hier het begin van een geheel nieuw tydvak. „ C'est ,, ce, que le Poëte appelle le commenpement d'une nouvelle fyite de liecles" Magnus ab integro feculorum nascitur ordo. Deze gefteldhcid des Hemels zou volgends benoist zekerlyk ook zyn waargenomen door die Oosterfche. Wyzen. Waarfchynlyk was die lang vooruitgezien en, door Sterrenkundige uitreekeningen, de tyd, welke daarvoor de gevoeglykfte was, eenigzins bepaald, misfehien wel door dien voornaamen Magus bileam, die reeds in zynen tyd voorfpellingen van zulk een Sier of Gefternte, en deszelfs beduidenis voor het Joodfche Volk, by het welk allereerst de vervulling ontdaan moest, gedaan had. Zyne discipelen hadden onder andere van zyne Voorzeggingen ook deze bewaard, die zeer merkwaardig was, en tot onze kennis gekomen is, terwyl anderen zyn verboren geraakt. Zyne discipelen en volgelingen, die, door van tyd tot tyd de uitkomften van voorige Voorfpellingen optemerken, en voords ook eigene naarfporingen te doen, waren niet minder in die kunst bedreeven, dan Bileam zelve. Waren nu verfcheidene andere Voorzeggingen van dien aard juist uitgekomen ; men was thans te meer opmerkzaam omtrent die voornaame Voorfpelling. Zy namen die gansch zon derlinge Sterrenftand waar. Alles gaf te kennen, dat die bedoelde groote Koning moest geboren zyn. Daar zy nu uit Bileams voorfpelling wisten, welke men vindt Nwn. XXIV: 17—19, ('t geen andere Astrologisten juist zoo nauwkeurig niet weeten konden,) dat die perfoon  X 23 X Icon in het Joodfche Land verfchynen, cn de Koning der Jooden zyn, moest, zoo trekken zy op hunne gedaane waarneemingen derwaards heencn, en onderzoeken , waar ergens in het Joodfche Land, volgends hunne berichten en verwachting, die Koning der Jooden moest geboren worden; en verftaande te Jerufalem, dat het Bethlehem was, begeeven zy zich derwaards, vinden daar het Kindeke; en uit alle berichten, welke zy daar omringen van dcszelfs geboorte, en de omflandigheden, welken daar mede waren vergezeld geweest, bleef hun geene de minfte twyfel over, of dit was de perfoon, van welken de Magi voorheenen, inzonderheid Bileam , zyne Voorfpellingen had gedaan, die zelfde groote Monarch, welken hun te dezer tyd dooide Sterren was aangekondigd! Die onderrichting door de Joodfche Meesters zal dan het zelfde zeggen, (daar zy den tyd van zyne geboorte uit de Sterren hadden waargenomen,) als dat die Ster hun in het Joodfche land weder verfcheen , en hun de bepaalde plaats aanwees, waar het Kindeke was. Ik laatehet voor benoist over, of voor hen, die, uit eene verkleefdheid aan de Astrologie, zulk eene uitlegging mogten willen omhelzen , dezelve overeentebrengen met het gefchiedverhaal van mattheus. Ik vreeze dat b e n o i s t om zwarigheden , welke hem in dc meer gewoone verklaaring van deze gefchiedenis voorkwamen, te vermyden, in nog grootere zwaarigheid, ten aanzien der Uitlegkunde dei- H. Schriften vervallen is. En, het gene my zeer zonderling voorkomt, is dit, dat hy, na die gegeevene verklaaring uit zulke Astrologifche waarneemingen, enzT de  X 24 X de Astrologie noemt eene geheel ydele en valfche Wetenfchap, niet waerdig, dat de geest, door wiens invloed mat t heus fchreef, zich vernederde om hem met de waare taal der Astrologie of Sterren - Voorzegkunde te doen lpreeken: Want op de bedenking, dat zulk eene uitlegging flryden zou met de duidelyke woorden in het eenvoudig bericht van Mattheus, die door den//. Geest gedreeven werd, antwoordt benoist onder anderen: VAstrologie est une Science trop va ine et trop fausfe, pour permettre de croire, que le S. Esprit est volu faire parler les Evangelistes felen fes principes. — En een weinig verder: Cela étant certain, ilfaut reconnoitre, que le S. Esprit a laisfé parler S. Matthieu populairement, fur un fujet, qui n'étoit pas digne, que eet Esprit s'abbaïsfat a lui apprendrt le langage Astrologique. Het gansch artikel, cn byzonder de uitvoerige aanteekening [cc] waarvan ik U hier flechts een zeer kort uittrekzel geeve, verdient wel om het zonderlinge en wonderlyke van het zelve, door onbevooroordeelde liefhebbers van onderzoek te worden nagclcezen. Het is enkel om dezen door eenige verfcheidenhcid van zaaken een weinig meer te veraangenaamen, dat ik 'er dit, het welk anders weinig tot ons gefchil doet, als in 't voor» bygaand invoege. 4. Vervolgens wilde ik U nog doen opmerken,Myn Heer! dat het niet van heden of gisteren is, dat dc Astrologie, hoe zeer ook by fommigen der Ouden ge« trokken, cnbegunftigd, het voorwerp van minachting werd by verflandigen, cn als verfchopt werd, gelyk Gy  X *s X Gy het uitdrukt, uit den rang der Wetenfchappen. Het is waar, men heeft thans geene bezoldigde Astrologisten, zoo min als Hofnarren, meer, aan de Hoven der Vorften: maar evenwel die minachting zag men al in vroegere tyden by voornaame Wysgeeren. Het beige U dan niet te zeer, dat zulks ook nu plaats heeft by eenen de la lande, en andere in de Natuur-en Sterrenkunde zeer bedrevene Mannen. Men vindt reeds een aartig cn geestig vertoog (van het welke ik zoo even melding maakte,) van den Phikifooph Favorinus, byA. gellius, ter aangehaalde plaatfe, onder dit Opfchrift: Disfertatio favorini Philofophi adverfus eos, qui Chaliaeiappellantur, et, ex coe'tu motibusque jidtrum et ftellarum, fata fe liominum di&uros pollictntur. Op welk ftuk gronovius, not. 3, aanteekent: „ dat die redevoering van „ Favtrinus aldaar in dentextmet recht uitmuntend en „ voortrefelyk mag genoemd worden; daar hy niet wist, „ of 'er in de geheele Oudheid wel een dergelyk ftuk ., te vinden ware, in het welke zeo beknopt als krach,,, tig, cn met dat gewigtvan bewyzen, de gronden van „ deze zoo ydele en gansch nietige kunst, werden om„ gekeerd. Het geene ook onder de Ouden cicero „ deDivinitat.,en de Philofooph sextus empiri„ c u s, iii zyn Vde. Boek tegen de Mathematici [dat ., zyn de Aflrologisten\ bereids gedaan hadden." Allerhevigst vaart deze sextus empiricus, die reeds in het laatst der II. Eeuw, t. w. omtrent het Jaar 190 leefde, uit tegen de Aftrologisten, als tegen dezulken, „ die het leven c'er menfchen opveelerleije wyzen  X 26 X zen het grootfte onrecht aandoen, oorzaaken zyn van het jammerlykfte bygeloof, en den mensch nauwlyks toelaaten volgends zyne gezonde reden tewerk te gaan," in eene plaats in dat V. Boek, aangehaald door fabricius, in zyne Biblioth, Gr. Vol. II. p. 518. welke ik hier vertaald heb ter neder gefteld. Edfabricius, die ook zelve niet zeer gunftig dacht over de Aflrologie, maar verklaart dat, indien 'er zulk eene kunst befton J , hy dezelve als dan zeer fchadelyk houdïn zou voor het Menschdom, geeft, na dat hy een groot aantal van Schriften, en daaronder ook veele nimmer uitgegeevene en verloren geraakte Schriften, over de Aflrologie had opgenoemd, nog een' geheele lyst óp van vroegere en laatereSchryvers,diezich/«g-e» de Sterren-voorzegkunde verzet hebben,p. 518- 520, welken de Geleerdenkunnen raadpleegen; en, dit verkiezende, daar mede vergelyken, zeker Vers van den Philofooph maximus Ivrtiexfi" de eleftionibut, five auspiciis aStionum, quas aliquis fuscipit, ex pofltu luna dijudicandis, eet. Vol. VIII p. 414—448. Terwyl men ook Vol. XII. p. 291—264, aantreft de onderscheidene Hoofdflukken des Werks van zekeren Christen - Aflrologist, van het welke de titel is "'e^itt»? , S mcï 'AsftkcStxr Waar in aardige byzonderheden voorkomen, fchoon Hechts de lemmata, oftitels der Hoofdftukken van dat Werk worden opgegeeven, cn onder welken ik 'er eene zie L. II. c. $. waarin door dien Schryver beweerd is, dat deGefterntens althans de eindpaal van iemands leven niet bepalen. Ziedaar, Myn Heer! met uw verlof, eenige weinige aanmerkingen op uwe Proeve enz. Met  X *7 X Met dit alles evenwel wil ik geenzins ontveinzen, dat 'er omtrent het beftaan van zulk eene Kunst bedenkingen overblyven; noch beweeren, dat véifcheidene redenen door UWE. voordgebracht, geene aaumerking zouden verdienen; en daar door de lust tot nader onderzoek naaide waarheid by UWE. of anderen eenigzins onderdrukken, fit weet ook, de eerde Christenen waren van het beoefenen dezer kunst, zoo min als van andere Magifche kunftenaryen, geheel bevryd. Dit doet vossius ons opmerken ad Catull. p 30.; ^vaar mede men vergelyken kan, 't geen wy dien aangaande by Mosheim vinden, Hifi. Ecclefiafi. p. 101. Ook wil ik niet ontkennen, dat meermaals dingen door de Afirologie voorzegd, volgends geloofwaerdige berichten, waarlyk zyn uitgekomen. Hevelius b. v. heeft door óeAfiroïtgie geweeter, den dag, wanneer zyn huis zou afbranden. Men zie gatjricus de FirU cruditis, Cedatii ortis, p. 87. Lucas gauricus heeft ook het een en ander vóórzegd, dat uitkwam: thuan. L.IV.p.87£. L. XXII. p. 455. L. XXIII. 4743. welke plaats uit gauricus dien ik niet bezitte, noch hier heb kunnen te zien krygen, gelyk ookde aanhalingen uit de editie van thuanus in folio, mydoor mynen waarden Vriend,den braaven, en door. zyne uitgebreidde kundigheden zeer beroemden tybeman, na't uitkomen van myne Waarde der Horoscoopkunst, door zyn Wel Ed. anderzins over het geheel, tot myn genoegen, met • goedkeuring gelezen, onder andere aanmerkingen (het welke ik met dankzegging erkennc) zyn medegedeeld. Ook herinnere'ik my, zelft  X X zelfs ergens te hebben geleezen, dat de Aftrorogist vau Hendrik den IK aangeraden had, dat de Koning op dien dag, wanneer hy door liavaillac vermoord wierd,liefst niet zou uitgaan, alzoo hy vreesde, dat die dag voor hem noodlottig zyn kon. Dit alles wil ik gaerne erkennen, of fchoon ik niet minder overtuigd ben van het gezegde van den ftraks genoemden Favorinus by a. g e lnus, het welke ik vcrtrouwe, datU WE. dien ouden Philofooph ook wel zult willen toedemmen, dat naamlyk de Astrologisten, fchoon zy fomtyds op eene listige wyze door de ligtgelovigheid, óf onvoorzichtigheid, en voorbarigheid van anderen, die hen raadpleegen, achter de waarheid van fommige gebeurde zaaken weeten te komen, het wel duizendmaal mis raaden, tegen datzy eem ligtvaerdig en ftout, oflooslyk zeggen, het gene waar is. Ifta tarnen omnia, qua attt temer e aut aflute r era die tint, pra eet er is, qua men ti tint ur, pars ea non eft millejima. Behalvcn dit toegeftaane weet ik ook zeer wel, dat dc Voordanders der Aflrologie beweeren, dat hunne Voorzeggingen wel altyd juist zyn, maar dat, wanneer die feilen, dit of aan de onkunde of overhaasting van den opmerker, of aan de verkeerde opgave vau tyd, plaats of naam, moet geweeten worden, of ook wel aan verkeerde cn gebrekkige tafelen, waar van men zich bediend had. Terwyl ik gaerne erkenne (en dit zal elk doen, die weet wat 'er by het opmaaken van eene nauwkeurige Horoscoop naar de regels en bepalingen der Ouden al valt te cyferen en waartcneemen,) dat de menigvuldige eigene berekeningen voor elke Horoscoop, zelfs voor deu  X «9 X den grootfteri Mathematicus, een werk van zeer veel tyd, en verbazenden arbeid, zyn moet. Hoe al dit voorgewendde evenwel toepasfelyk zy op zoo veele mislukte Voorfpellingen, doorheen ganfchen drom der beroemdde Astrologisten, fomtyds omtrent ééne en dezelfde zaak gedaan, en het gene ik van Cardanus heb bygebracht, kan ik nog niet ton volle begrypen. Dan hoe dit ook zy. Laat my het, om edelmoedig, of liever om mild, te zyn, alles eens toegeeven: dan moeten wy erkennen, dat, is'er waarlyk eene Aftrok* gie onder de Menfchen, eene geoorloofde en nuttigé Wetenfchap, om uit de Sterren zekere Voorzeggingen te kunnen doen omtrent geheele Volken, of van byzondere perfoonen, en wel van de laafden uit den Stand der Stenen by hunne geboorte, deze Wetenfchap zekerlyk op ondervindingen en waarnemingen moet deunen. En, kan men in der waarheid aangaande lommige zaaken op die wyze, door Jangduurigeopmerkingen en volgends daarop gegrondde regels, gewisfe of hoogst waarfchynlyke Voorzeggingen doen ten nutte van het Menschdom, niet flechts omtrent het weêr, de gezondheid, en temperamenten, het welke ik in myne Verhandeling niet opzettelyk heb willen ontkennen, maar ook omtrent verfcheidene byzonderheden en lotgevallen van iemands leven, dan zou, dit fta ik geredelyk toe, de Aflrologie maar nodig hebben, dat ze gezuiverd wierd van grove en veelvuldige misbruiken, doch niet ganfchelyk moeten verworpen worden. Maar aan de andere kant, indien het niet kan geloochend worden, dat wy menfchen zeer weinig weeten, datwy kortlevende fchep^ S ze.  X 30 X zelen, door alle herhaalde opmerkingen, maar een zeer klein flukske der zake kunnen weeten van de algemeene harmonie der dingen, byzonder van den ftand der hemelfche lichamen by de geboorte der Menfchen, met derzelver lotgevallen op deze Aarde,—indien de Aflrologie echter fomtyds op eene vcrwonderlyke wyze waarheid voorzegge, — indien wy eens aanncemen, volgends het oordeel van Empiricus , Favorinus, Fabricius, Geiler t, en duizend andere wereldberoemde mannen, dat dezelve het menschdom, geen wezcnlyk nut aanbrengt, of, volgends de wyziging door het Opperwezen zeiven aan de Menfchen in dezen daat gegeven, kan aanbrengen, maar wel groot nadeel ten aanzien vooral van de zedelyke orde der wereld, — indien wydèrs die Kunst fchynt te willen indringen tót de kennis van fommige zaken (gelyk 'er zekerlyk de zoodanige zyn, volgends Hand. 1:7. en veele andere Bybelplaatfèn,) welken het een Mensch niet toekomt te weeten, — en eindelyk, indien het onbegrypelyk voorkomt, by het zien van zoo veele gausch willekeurige bepalingen, in het berékenen en opmaaken van een Horoscoop , ja fchier onmogelyk fchy nt wegens gebrek aan de gelegenheid, om genoegzaam herhaalde waarneemingen te kunnen doen , dat zulk eene Kunst zou zyn uitgevonden . door kortzichtige cn kortlevende menfchen, zelfs niet door de veel langer levende menfchen voor den algemeenen watervloed; — indien, zegge ik, wy dit alles genoodzaakt zyn te erkennen: door wien, meent Gy, is dezelve dan uitgevonden? en door wiens invloed hebben de menfchen daar van die kundigheid gekreegen ? Ik  X si X Ik ben 'er zoo min voor, alsGy, orn den Duivel overal by tefleepen; hetwelk, ikbekenne het,helaas! teveel gefchiedt, ook door anderzins gemocdelyke menfchen, in verkeerdheden en zonden, waar van in de grond bedorvene gefteldheid van ons hart, genoegzaame oorzaaken te Vinden zyn; cn nog veel minder ben ik 'ervoor, om uitwerkzels en gewrochten, waar van men zoo fpoedig de waare oorzaak niet kan uitvinden, aan de krachten of listen van eenen boozen geest toetefchry ven. Maar dit is hier het geval niet: gcdeld zynde, Myn Heer! dat de geopperde en meer andere bedenkingen tegen de Aflrologie, en tegen haare nuttigheid, of liever omtrent haare fchadelykheid, gegrond zyn, en mcermaalen door de ondervinding bevestigd werden, eilieve, aan wien zal nien anders de uitvinding van zulk eene wetenfchap, welke zoo zeer gefchikt fchynt uit haai en aard, althans zekerlyk dikwyls aanleiding gaf, tot aankweeking van ongeloof en voortplanting van bygeloof, met eenigen waarfchynlyken grond, kunnen toefchryven ? Ik kan over dit fluk met UWE. te onbefchroomder handelen, daar Gy, volgends uwe rondbordige verklaaring, het gevoelen van balthasar eekker, met veele hedendaagfche Philofoophen geenzins toegedaan zynde, gezonde begrippen over de mogelykheid van den invloed en werking der booze geesten aan den dag legt, en tevens ook eerbied toont voor de Schriften der gewyde Openbaring; hoedanig iemand ik my verblyde, dat met zyne bedenkingen over dc Aflrologie onderfcheiden van de myne is voor den dag gekomen. Maar zeg my dan eens ter goeder trouw, Myn Heer! is het dan zoo vreemd, S a dat  X 32 X dat de gedachten van iemand, die een weinig op dit ftuk doordenkt, by fommigen van zulke Voorfpellingen , hier (gelyk het was met veele wichelaryen ,1 op den Satan vallen? Die booze geesten, welke immers boven den mensch eene aangefchapene fchrandcrheid bezitten, en hun vernuft konden oefenen door de onder • vinding van zoo veele eeuwen, weeten zekerlyk veel meer van de harmonie of famenhang der zaaken en voorvallen, dan wy. — En zelve, dunkt my, fchynt Gy daar zoo geheel vreemd niet van, daar Gy vervolgens erkent, dat by de aloude beoefenaaren van de Aflrologie onder deBabyloniers en Chaldeen, het voorzeggen van toekomftige lotgevallen uit de Sterrenen Gefterntens,of het vcorgeeven om onheilen te kunnen afweeren, door bezweeringen van hoogcre machten, of wel van booze geesten [als die naamlyk iets meer konden weeten, of door zekeren invloed omtrent de uitkomst van voorfpclde zaaken konden werkzaam zyn] gefchiedde. Schoon ik Uop myne beurt gaerne toegeeve, cn dit reeds in myne Verhandeling over de Sterren-Voorzegkunde erkend hebbe, dat een Ptolomeus, Regiomontanus, Kepler, en andere vermaarde mannen, die zich op de beoefening der Aflrologie, als eene Wetenfchap, hebben toegelegd (wel verre van die onderdeDuivclskunftcnaars te willen rangfchikken, of hen daar in eenigzins van gemeenfehap met booze geesten te verdenken,) zich nimmer metbezweeaingen, guichelarycn , of ander misleidend bedrog, hebben opgehouden. Dan, het zy cens zoo, zult Gy my mcgelyk te gemoet voeren, dat de Duivel in het leeren van die Kunst aan  X 33 X aan de Menfchen, onder deGodlyketoelaiting, op eene ofanderewyze, door zynen invloed ware werkzaamgeweest j zal waarheid dan evenwel geene waarheid moeten zynen blyvcn, al werd zy voortgebracht door den Vader der leugenen ? Althans op eene dergelyke ivyze redeneerde cxemens de alexandr yner. , tegen die Christenen, we7ken vooringenomen tegen alle Wysbegeerte, de oorfprong daar van aan de afgevallene Eugelen toefchreeven, als die dezelve uit den Hemel zotiden medegenomen, op aarde gebracht, en den menfchen ingeboezemd, hebben: en welken die oude Kerk leeraar te keer gaat,met aantemer'ken „ dat de dievery dier Engelen, op zich zelve befchouwd, wel eene zwaare misdaad was, doch dat de zaak door hen uit den hemel deelswyze weggevoerd, voortreflyk en achtenswaerdtg bleeve." Over de Wysbegeerte in de Ilde ceuwe onder de Christenen ingevoerd, cn de gefchillen deswegen ontdaan, kunt Gy, des begerende, te recht komen in het Ilde Deel der Ophelderingen van mÓsheims Kerkel. Gefchiedenisfen , ontleend uit twee van 's Mans I.a'ynfohe Werken, en in het Nedcrduitsch uitgegeeven, bl. 90--107 daar men bl. 106. dit oordeel van clemens uit zyne Stromata vindt aangetcekend. Van de Aflrologie ondertusfchèn zoude ik zoo niet durven fchry ven, als c l e m e n s niet zonder grond deed van de Wysbegeerte, welke hy, ondanks de vooroordeelen van fommigen der eerde Christenen, eene voortreflyke en achtingwaerdige zaak noemt, al kwam zy dan ook van afgevallene Engelen. - Want, fchoon dit met kan gelochend worden, dat waarheid waarheidblyS 3 ve,  X 34 X ve, van wien die dan ook voordgebracht of geleerd word; zoo raag ik, dunkt my, billykvraagen : Heeft dan evenwel de bekendmaaking van alle waarheid voor ftervelingen haare wezenlyke nuttigheid ? Zou de wetenfchap van zaaken, de openbaarmaaking van waarheden , welker kennis voor ons niet gefchikt of bereekend is, — zou de bewustheid der lotgevallen van ons en anderen, het Menschdom, zoogeftemden gewyzigd, als het naar de Godlyke Wysheid is, dikwyls in zeer veele opzichten niet onbegrypelyk veel nadeel kunnen aanbrengen? — En wat wezenlyk voordeel, welk bedoeld nut heeft men toch van eenen boozen geest, die de aardsvyand is van God en alle waare deugd (gefield dat iets vau die wetenfchap door middel van zynen invloed aan ons ware bekend geworden,) immer te verwachten? Gy bemerkt, Myn Heer! uit het gene ik tot hier toe fchreef, dat ik dc eigenlyk zoo genoemde Aflrologie of Sterren- Voorzegkunde, voor als nog blyve befchouwen, gelyk ik in myne Verhandeling over de Waarde van die Kunst beweerd heb, als een Kunst, die, op zyn best genomen, zeer onzeker gaat, en niet anders kan gaan, — die in veele opzichten ydel is, — cn welke, indien 'er al iets van dien aard plaats heeft, zoo dat 'er uit den Sterrenfland by iemands geboorte één of ander van zyne lotgevallen, kan voorzegd of geraaden worden, dij over 't geheel veel meer nadeel dan voordeel doen moet, — dat zulk eene Kunst voor wezens, zoo geftemd en zoo gewyzigd, gelyk wy menfchen zyn, niet gefchikt noch nuttig, veel min nodig, is, — en dat, indien 'er waarlyk zulk eens wetenfchap beftond, het te wen-  X 35 X wenfchen ware, dat dezelve ten aanzien van otm, zoo lang wy menfchen, en over het algemeen als menfchen gewyzigd, blyven, nimmer geoefend werd. Voor het overige komt.my uw uitvoerig betoog, van de mogelykheid en nuttigheid der uitbreiding van ome kennis in het toekomftige, zeer lezenswaardig voor, en datfluk ve-rdient, myns oordeels, grootlyks de overweeging van braave en kundige lieden. Ik heb, dit weet Gy, zekere begeerte, om langs bstaamelyke wegen fomtyds het toekomende te weeten, nimmer afgekeurd; maar zelfs het tegendeel beweerd in myne Verhandeling bl-53' 54- Die begeerte, trouwens, is vry algemeen, dus natuurlyk, door Godingefchapen, dikwylspryslyk, en meermaals nuttig; want voorgeziene pylen fchaden 't minst. — Het Opperwezen zelfheeft dikwyls klaarblyklyk aan deze begeerte voldaan , door byzondere voorfpellingen, als Gen. XL .-5. enz., Dan. II. enz. en door alle de Propheeten. Gelyk uit ve; gelyking van Hand. II: 28—31. XX : a», «3. XXI: 4, 10, 12. XXVII s 21—26. aan elk overtuigend blyken kan. Deze begeerte kan dus zeer lofwaardig zyn, of ten derkde aftekeuren. Aftekeuren is zy b. v. wanneer zy te ver gaat, en zich uitflrekt tot het gene God voorden Mensch, om wyze redenen, heeft willen verborgen houden. — Of indien men verkeerde en zelfs bygeloovige middelen by de hand neemt, om het onbekende toekomende te ontdekken. — Maar zoo kan ook in tegendeel deze begeerte lofwaerdig zyn: want wie zal ontkennen, dat het, ten aanzien van het toekomende, voor ons nuttig zy te weeten, in het zedelyke de gevolgen S 4 vaa  ):( 36 )■( Van onze zedelyke, en de natuurlyke gevolgen van onze natuurlyke daaden enz.? — dat dit gefchiede door opmerking ,. en ondervinding van anderen ? — door de historie? — ook uit nafporing van het gene God voorzegd heeft? — Maar nadeelig zou het zeker zyn, indien wy het voor ons toevallige vooraf wisten en wilden weeten, of ook de nette uitkomst der donkere Godlyke Voorzeggingen; waar van fommigen wyslyk, om rede. nen, thans niet optehaalen, met zekere duisterheid moes• ten bekleed zyn, tot dat zy door dc uitkomst bevestigd werden. Voorwaar, Myn Heer! dit ftuk verdiende wel een nauwkeurig onderzoek. Het is zekerlyk belangryk,en het kon grooten invloed hebben om de zaak in verfchil, of, en in hoe verre, zekere Voorzeggingen uit de Ster ren, en welk foort van Voorzeggingen dan, nuttig of fchadelyk, geoorloofd of ongeoorloofd, te houden zyn, eenigzins nader te bepalen. Zie daar een goed onderwerp voor eenePrysviaag. In hoe ver is de begeerte am het toekomende te weeten pryslyk? in hoe ver „ laakbaar? — Welke middelen kan en mag men te „ werk ftellen om het toekomende te weeten?" Iets het welke by gelegenheid der uitgave van myn ftukje over de Waarde der Horoscoopkunst, ook reeds aan iömmige Lezers is in den zin gekomen. Indien myne Verhandeling over de Waarde der Horoscoopkunst, en ons beider gefchryf by die gelegenheid aanleiding geeven mogt, aaneen of ander geleerd Genootfehnp, tot het opgeeven van zulk eene Prysvraag, en dezejve voldoende beantwoord wierd, dan zoude ik re-  X 37 ):( reden vinden om my te verblydcn daar door iets nuttigs en gewigtigs voor de Zedekunde, te hebben veroorzaakt. Hier by zoude ik het nu laaten, daar deeze voor een brief al veel te groot is. Doch ik wilde ook deze gelegenheid waarneemen, om, ten aanzien van zeker bewys voor de gryze oudheid der Aflrologie , nog kortelyk eenig nader bericht te geeven: niet zoo zeer voor UWE. die met deze zaaken ruim zoo veel bekend zyt, als ik; maar ter voldoening der weetlust van anderen myner Vrienden, indien Gy verkiezen mogt, gelykjkgemerkt heb, dezen by uw werk te doen drukken. Ik had naamlyk, in eene Aanteekcning van myn Stukje bl. 166—169, voor de hooge oudheid der Aflrologie een bewys ontleend uit de Naamen der zeven week-dagen, Zondag, Maandag, enz. en de orde, waar in dezen op elkander volgen. Welke benaamingen zeer duidelyk de Planeet uur en kenmerken, byzonder van dien Planeet, welke geduurende zulk eenen dag, naar denzelven genoemd, volgends de regels of onderftellingen der Aftrologisten, van de Uurplaneeten den meesten invloed blyft behouden. Onderzoeklievende Vrienden vraagen my naar eenig onderricht, hoe oud die benaaming der Weekdagen naar die PJaneeten wel zy V en waar dezelve het eerst moge zyn ingevoerd? Voor dezen dient, dat volgends herodotus en dio cassius dit gebruik reeds van de Oude Egyptenaaren afkomftig is, of van de Chatdeen (saliias. de an. climaft. Dc Hr.goguet,en sallibr in Metn, des Infcript.) gelyk ons de Hr. be la lanpe §. 1531. van zyne Sterrekuude beS 5 richt,  X 33 X richt, te vinden B. VIII. bl. 269, 270. van fcNederd. uitgave: wenvaards ik dezulken wyze. Waar men ook de aangehaalde plaatfen uit gemelde Schryvers vindt opgegeevcn, en, fchoon flechts meteen woord onderricht word uit ct.avius ad Sph&ram p. 45., hoe uit deze bereekening der Planeet-uuren, en den invloed, welken men op de onderfcheidene dagen daar aan toefchreef, de naamen in de volgorde der dagen, naar die Planeeten juist zoo moesten vallen, gelyk zy thans nog genoemd worden: zoo dat, b, v. op den Zondag de Maandag enz. volge. Iets, het welke ik flechts een weinig breeder en duidelyker in gemelde aanteekening heb voorgefteld. „ Daar het (leeds myn oogmerk is" (zoo fchreef ik pi.het Fwbericht van myn Onderzoek over bet beftaan en de nuttigheid der Aflrologie,-) „ de waarheid te „ onderzoeken, en aan mynen evenmensen nuttig te zyn, „ zoo zyn befcheidene aanmerkingen my altoos welkom." Dit verklaar ik dus ook van uwe Proeve enz. En, fchoon het myne bedoeling was, en nog is, het bygeloof en andere fchadelyke vooroordcelcn te keer te gaan, waaronder de vooringenomenheid met de zoogenaamde Horoscoopkunst, ook in onzen tyd, by veelcnnogtezeer den meester fpcelt; heb ik my echter duidelyk genoeg verklaard geenzins te willen af keuren alle onpartydig en nauwkeurig onderzoek omtrent dc wyze en gronden op welken dc Ouden de Aflrologie, als eene wetenfchap beoefend hebben. In welk- geval ik nog blyve vertrouwen, dat zy, die dit onderdaan, en misfehien ook l WE. zelve, van het gene ik in myne Ferhandeling over  X 39 X over dat onderwerp heb getracht te bewyzen, mogelyk nader, en meer volkomen, zullen overtuigd worden. Het zal, myns oordeels, dan hier voomaamlyk aankomen — op eene duidelyke opgave van die gronden cn regels, — op een bericht, zoo veel mogelyk, waarom deze en die Sterren , en derzelverplaatfing in dcondcrfcheidene Hemelhuizen, en ook de onderfcheidene Ad. fpeften, die, en geene andere, beduidenis hebben, — op proeyen van nauwkeurig uitgewerkte Horoscoopen, naar die opgegeevene regels, en zulks wel van bekende perfoonen, op dat het blyke, of de uitkomst waarlyk daar aan hebbe beantwoord, — en eindelyk op de aanwyzing van eenige blykbaare nuttigheid, welke die Voorwetenfchap uit de Sterren voor zulke perfoonen of anderen gehad hebbe, of ten minden zoti kunnen gehad hebben, indien derzei ver Horoscoopen vooraf wel waren bercekend cn aan hen bekend geweest. Want, Myn Heer! wat men ook hier tegen zeggen moge, en welke aanmerkingen Gy ook maakte, om deze zwarigheid te ontwyken, dit blyft toch eene waarheid, die niet kan geloochend worden, dat groote Meesters in dc Kunst, zich zoo weinig, of in 't geheel niet, hebben kunnen wachten voor onheilen, met welken de conftellatien, by hunne geboortedond hen hadden kunnen cn moeten bekend maaken, of eenigzins daar tegen op hunne hoede doen zyn; dat zy integendeel, fchoon ze met hunne eigene Horoscoop het meest gemeenzaam hadden kunnen en behooren te wezen, hunne eigene lotgevallen, cn die tyden, welken het noodlott'gst voor hen waren, in 't geheel voor af niet fchynen geweetcn, en voor zich zeiven althans, ' tegen die zoo gewichtige en fomtyds geduchte ftonden, met  X 4° X met hunne Wetenfchap in 't geheel geen voordeel gedaan hebben. By liet gene ik dien aangaande mynen Lezer deed opmerken, valt my nu nog in bet voorbeeld van Servetus, omtrent wien ik dezer dagen in de onlangs door den Heer reicüe in het Nedcrduitseh Vertaalde en met eene Voorre Je van Prof.. M u NT inghi Uitgegekomene Befchryving van het Leven enz. van calvyn dit navolgende las op bl. 104. „ Hy (Servetm) was op „ het punt om daar hecnen te reizen, [t.w. naar Napels] „ toen hy op zynen weg, geheel by geval, naar Gtneve ., kwam, volkomen in het denkbeeld, dat hy aldaar ., niets kwaads te vreezen had. Dan, dit was het on„ gelukkigde befiuit, 't welk hy ooit in zyn leven ge„ nomen had. De goede man, die de Kunst meende „ te verdaan, uit de bewegingen der Sterren Voorbem tekenisfen op de toekomst te kunnen doen, vormoed» de thans, in fpyt, en tot fchandc van zyne Kurist, „ niet, dat hy hier zyn einde vinden zoude." En hoedanig dat geweest zy, is, helaas! ten overvloede bekend. Zie daar, Myn Heer! het welke ik ce vryheid gebruike U in nadere overwceging te geeven. Ik bepaalde my flechts tot de hoofdzaak. Aanmerkingen van minder belang, door U hier of daar op eene of andere byzonclerheden in myne Verhandeling gemaakt, gaa ik voorby. Ik ootfing het laatfte gedeelte der afgedrukte bladen van uw werk, met bericht dat men thans haast maakte met de uitgave, wat laat, en dat juist ineen'tyd-, wanneer ik ovérkropt was met bezigheden. De nieuwsgierigheid echter drong my, om, zoo veel ik konde, de-  X 4i X dezelven met een vlugtig' oog doorteloopen. En zie hier, volgends uw verzoek, eenige van myne bedenkingen. De tyd laat niet .toe om 'er meer byte voegen, of ook dezen te befchaavcn, het welke dezelve echter wel nodig had. Komt die U nog tydig genoeg ter hand, om by uw werkje te kunr.cn gedrukt worden, ik mag lyden, dat het gefebiede, al verkoos UWE. eenige befcheidene aanmerkingen (en andere verwagte ik van UWE. niet,) daar by te voegen; in hope, dat de Lezers, zoo wel als Gy, wel de goedwilligheid hebben zullen, om het gebrekkige, by zonder de ongelykformigheden in taal of fpelling, die kun denkelyk hier of daar zullen onder de aandacht vallen, gunftig overtezien, en over 't geheel den haast verfchoouen, waar- mede deze gefchrecven is. Met den hartelyken wensch, dat Gy gelukkiger moogt Hagen, dan veele anderen van uwe Kunstgenooten, en de gegrondheid zoo wel als de blykbaare nuttigheid van deze Wetenfchap, met overtuigende proeven en bewyzen kunnende aantonen, daar door het menschdom eenigen wezenlyken dienst zult mogen toebrengen! zal ik dezen thans eindigen, noemende my voords, met alle achtinge, Myn Heer! Middelb. den 14. Decemb. 1796. enz. HERM. 10. KROM. NA-  X 4* X NABERICHT van den Schty. ver der Proeve, over de Menschmogelyke Voorwetenlchap en Sterren-Voorzeg* kunde. Aan mynen zeer ge'dckten Vriend den Hoogleeraat krom, de afgedrukte bladeren, van deze myne Verhandeling, telkens wanneer zy van de Pers kwamen, onder het oog gebragt hebbende, had zyn Hoog Eerwaarde de beleefdheid, my, naa dat alles afgedrukt was, zyne leerzame Bedenkingen over dezelve, inden hier vorenflaanderiBrief, gulhartig medetedeelen. Daar ik nu, zoo als reeds temeermaal gezegd is, geen ander oogmerk heb, dan eene onzydige onderzoekluit omtrent de verhandelde Jiojfe optewekken, zoo heb ik, al fchynt het oppervlakkig tegen het gene ik verdedigde, geen oogenblik geaarzeld, te handelen naar de vryheid, my door zyn Hoog Eerwaarde vergund, om dien Brief achter dit Stukjen, door den druk in het licht te brengen. Ik maak echter geen gebruik, van het daar by gevoegde verlof, om denzelven metbefcheidene Tegenbedenkingcn, of'Glosfen,van mynen kant, in het licht te geven: Wyl eene verdere uitgebreidheid over der gelyk een onderwerp, waarin ik alsdan onver, mydelyk zoude moeien vervallen , den gewoonen Lezer vry waarfchynelyk affchrikken, en ik dus myn oogmerk verliezen zoude. Ik meen in myne Verhandeling dew  X 43 X deuren genoeg, tot vernuftige en befpiegelende overwegingen, opengezet te hebben; En als ik dat bedenke, verbeelde ik my, in dit Pleidooy, over de Astrologie, met eenen enkelen Termyn, in gunst derzelve, wel te kunnen volftaan, en dus, voor de Rechtbank des Algemeenen Gezonden Vernufts, re perfifteeren voor Dupliek. DRUK-  DRUKFEILEN en VERBETERINGEN. Pag. 36. Reg. 10. ftaat eene leest eenen. 36 13.] om datzyzichleestom dat hy zich 43. 12.—-EndenEngelfchenleestEnde Engelfche. 48. —— 3. En of dit nog leest En of dit mede. 6". 14. weshalven zy leest weshalven dezelve. 73» 29. wysgerige onverftaanbare leest wysgerig onverftaanbare. ■ 106. 5.! zyn Eerwaar de leest zyn Hoog ■ ic-7. 16. f Eerwaarde. • 109. 6en 27. — aposteriorie leest dposteriori. 115. 12. -— Verbetering leest Verbeteringen. • I4^7- i *• gewaande leest gewaagde. —— J93- 7- zynen leest deszelfs. 197. — 18. kan men ook eene leest kan men ook de. 197. • 19 EphimerideshestEphemerides I97. 20. Dagtafel leest Dagtafels. « 207. ■ 18. twyffelt leest twyfelde. — 224. 17. minde Hees middel. ——■ 231. ■—— 10. hebben leest hebbe. ' 235. 27 zoo als hy leest maar zoo alshy. —236. « 24. vertogen leest vytoogt.