MENGELWERK VAN DIN STAATSMAN» p SESDE DEEL. TWEEDE STUK,   MENGELWERK k VAN DEN STAATSMAN. O F ON PARTY DIGE REDENERINGEN Ovtr de merkwaardigfle gebeurtenis/en van onzentyd, welke tenen onmiddelyken invloed kunnen hebben op de belangen van het Menschdom in 't algemeen en die van ons Vaderland in het byzonder{: alles met ftaatkundige beoordelingen en geschiedkundige verklaringen opgehelderd. Mitsgaders aanmerkingen over den Landbouw, Koopjukdel, Zeevaart, en andere gewigtige onderwerpen, i Quid^uid delirant Reges, plettuntur AcMvi. SESDE DEEL. TWEEDE STUK. Te AMSTERDAM. J- ALLART es W. HOLTROF.   co OVER DE MANUFACTUREN» ]{3e Manufacturen fchynen hun oorfpronk verfchuldigd te zyn, aan de kunst en denoodzaaklykheid van zich te kleeden, en fchoon in den beginne zeer lomp en onvolmaakt, zynze naar verloop van tyd tot den hoogiten graad van voltooying gebragt, Om van de oudste af te beginnen, zoo vind men reeds in de eerfte eeuwen, dat na den Zondvloed , de Sarmaten, de oude Grieken en Germanen, die een zwervend leven leidde.a^a^ zich eenig met de jacht bezig hielden, 'met de''vellen der gediertens, welken zy yongen " gektecd gingen ; weshalve 'er toen rqe.dSAÖ'er^j'fóöfi', van konst moet bekend geweest^ zyr^^,.<)rn dezelve enigermaate te bereiden , 'eö'tot" kleding of dekkinge faamen te fielten» ~ Dusdanig is noch ten huidige dage, de levenswyze van fomn'üge noordfche en noch zeer onbefchaafde Vol* ken. De Laplanders , by voorbeeld, voeden zich met het vleesch der Rendieren, en dragen klederen van derzelver vellen. De faamenleving [befchaaft buiten twyffel Staatsm. Meng. January. ( A ) dg  (O de zeden. De Oosterfche volken , die het naaste woonden aan de plaats, alwaar het men* fchelyk gedacht zynen eerden oorfpronk kreeg, waren ook de eerften, die zich onderling de be hulpzaïïïe hand boden en befchaafd wierden. Toen zag men ook eenige kunsten geboren we'den, en Noëma , zuster van Jubal en Tubalcain, die ook reeds kunstenaren waren , vond de konst van fpinnen uit, en van een draad te bereiden, waar van zekere ftofFen konden geweven en gemaakt worden. Dit foort van werk vordert geene groote lichaams kragten, en daarom was het ook, dat de Hebreërs hetzelve niet waardig oordelende, om manshanden bezig te houden, het fpinnen overlieten aan de vrouwen; als meer gefchikt tot zitten, tot zagten arbeid en futzelwerk. De Grieken , op het voetfpoor der Pheni* ciers, dachten ook op dien voet. Zy maakten van Jubal, hunnen Apollo, uitvinder der Muziekkonst; van Tubalcain, hunnen Vulkaan, den God der Smids; en van Noëma hunne Minerva , die over alle werk in wolle prefideerde. Homerus, wiens gedichten het echte tafereel der zeden zyner tyd opleveren, doet Penelope^ Calypfo en Circée voorkomen , alsbezig zynde met ftoffen te weeven. De oude fchryvers leeren ons ook, dat die gewoonte ook noch te Athene plaats had, in de befchaafdere tyden, en dat de vrouwen afgezonderd van de mannen en in haare vertrekken opge- floten  Cs) floten, zich bemoeiden met in linne en wolIe te werken, en daar van klederen &c. te maken. De Romeinfche vrouwen, wel is waar, leefden juist zoo afgezonderd niet, maar evenwel, niet tegenftaande de bedorvenheid die onder Augustus plaats had, droeg dees Keizer doorgaans geene andere klederen, dan die door zyn Vrouw, Zuster of Dogters gemaakt waren. Die edele eenvoudigheid was echter niet lange beftand tegen s eene tomeloze pracht, die welhaast 't geheele Ryk door de overhand nam. Men rigte Manufacturen op , en men bouwde huizen, bekend onder den naam van Gynecaum^ waar in men een groot aantal Vrouwen, ten voordeele van den Keizer deed werken. Ook vind men onder de latere Keizeren, dat 'er veel werks gemaakt wierd van de lakenen, in het hedendaagsch Arras gefabriceerd wordende, en waar van de Romeinen hun krygskleed , Sagum genaamd, maakten. In het Westen fabriceerde men alles van wolle, en de daar van gemaakt wordende floffen, waren volgens Plinus, tweederlei. Maar reeds lange had de koophandel der Grieken en Oosterlingen aan de Romeinen die in het purper geverwde ftoffen leeren kennen. De Pheniciers waren de eerfte uitvinders dier kostbaaie verwe geweest, mag men Caspodorus en anderen geloven. In 't vervolg van tyd, A 2 wa#  (4) was men zeer gezet op het purpervan GetuïU er Laconk . fchocn. verre beneden dat van Tyrus in fi aayheid zynde. Twee zoorten van (chelpvisfchen leverden deeze verfftcffen op, en de kleine hoeveelheid)die men 'er in vond, maakte dezelve zeer duur en kostbaar. Da lynwaten en catoenen wierden 'er alleen mede geverwd; want de Cochenille , aan de ou. den cnbekend, is alleen gefchikt om op wolle &c. te vatten. De ouden gebruikten ook het ve"milioen, 't welk zy uit Spanjen wel het meest haaien. Daar van wislen zy die fraaye couleur en vcrwe te bereiden, die wy thans fcharlakenrood noe* men, en welke Quwülianus wel duidelyk van het Purper onderlcheidt. Schoon he'. Purper teilowealtydin een groo. te waarde geweest is ,• zoo was'er het borduren met de naald van noch ouc'er datum bekend. Het was een gefchenk afkomstig van een der twaalf Steeden van Toscanen, die door Tullius Hoftilius te onder gebragt wierden. De Toscaners hadden de borduurkunst van de Phrygiers geleerd, by wie zy tot groote volmaaktheid gebragt was; want het is onzeker, of zy 'er de eerfte uitvinders van geweest zyn. . . • j De Babyloniers zo wel als de Phrygiers waren goede t pytwerters, vermids men leert, dat  (5) dat zy Heffen maakten, waar op alderlei afbeeidzels tuut? bet ieven geic'.üderd of in gewerkt waren. Dusdanig waren de vloertapyien, waar van tren zich altyd in de Levant bediend he ft, en het is waarichyrJyk dat de Hebreërs Befaleël en Oliab, ds behangzels en gerdynen van den .Tabernakel, in d:"en fmaak vervaardigden. Het is alleen in ons Climaat, dat men, om het koude der blote muren te temperen, de gewoonte aangenomen heeft, om dezelve met tapyten te bedekken. ITe*: was eerst onder de Keizers , dat de Romeinen zich van vlas en lynvvaat begonden te bédïèhen, en de uitvinding waren zy merendeels aan de Egyptenaren verfehuldigd Ook was het zeer laat, eer zy het gebruik der zyde ftoffen kenden , welken hen door vreemde kooplieden aangebragt wierdon. Maar wat was toch die zyde, waar van zoo veel ophefs gemaakt word in de oudheid, en welke oncLr Aurelius tegen goud opgewogen wierd. Daar omtrent zyn de geleerde en oudheidkundigen het geenfints eens. Lipfius onderfcheidt drie foorten van zyde, als Bysfina, Serica en Bont' bycina. Wy willen ons nier over niet verder inlaten. Genoeg is het, dat de zyde toen 'reeds in gebruik was. Het gebruik der zyden ftoffen was evenwel noch vry zeldzaam oneer de Keizers; want toen Juïius C kleeden liet, ter gelegenheid van zeekere vertoning, dagt hy eene uitermate groote pracht ten toon te fpreiden. Tiberius verbood aan de mannen, zyden ftoffen te dragen, om dat zulk eene buitenfporige pracht met hunne achtbaarheid niet overeen kwam. Die ftoffen, welken uit het eyland Coosen uit Asfyrie Kwamen , waren half zyde en linnen, waar van daan zy den naam van Subferica dragen. Justiniam/s richte het eerst te Conftantinopolen, Athene, Thebes, Corinthe en elders, de zyde fabrieken op, na dat alvorens twee Monniken uit de Indien gekomen, de eyeren der zyde* wormen over'rebragt hadden- Roger of Rogier, Koning van Sicilië, eenig:' Steden van Griekenland veroverd hebbende in den jare 1130. verplaatste van daar fommice zyde fabrieken naar Palermo, en Calabrien; van waar dezelve allengskens vermenigvuldigden en zich door geheel Italië en Spanjen verfpreidden. Het was onder Lodewyk de XI, of tusfehen, den jare X470 en 1480. dat dei eerfte fabrieken van zyden ftoffen in Vrankryk opgerigt wierden; en dat wel te Tours; hebbende men te dien einde eenige goede werklieden van Genua, Florence en Venetien ontboden= Hendrik de II. dit goed voet'poor volgende , liet in eenige Provintien zeer veele witte moerbezienbomen planten. Doch de burger-oorlogen alle goede voornemens vertraagd en vcrydeld hebbende ,  (7) bende, vonden de zyden manufacturen een aanmoedigeren befchermer, in Hendrik de Groots, die insgelyks die van lywaten, kanten en lakenen invoerde in zyn Land. Eenige fchryveren beweeren , dat de Themeiers de eerfte uitvinders van het glas zouden zyn. De Egyptenaren voltooyden die konst, welke nauwlyks te Rome hekend was, zelfs onder de Keizers, fchoon Vopiscus ons zegt, dat Aurelianus eene fchatting van zekere hoeveelheid glas in Egypte uitfehreef. Wat 'er ook van zyn moge, zeker is het, dat het glas reeds in de zesde eeuw gebruikt is geworden , aan de vensterramen der Kerken. Het is intusfehen niet te verwonderen, dat de ouden de konst van glas te maken , niet gekend hebben. De Oosterfche volken , by welken meest alle konsten hun oorfpronk genomen hebben, bedienden zich daar van niet, maar van zonne fchermen en gordynen. Dit ziet men noch ten huidige dage meest overal, het geheele Oosten door. Het is bekend dat de Romeinen een geruimen tyd eenige traliën voor hunne vensterramen hadden , doch het gemak en de pracht toenemende, bedienden zy zich van zekere Lapis Specularis, die door » ziende was, en aan dunne fchilfers kon gefneden worden. Ook leest men, dat de veraiogenden daar toe bezigden agaatfteen, fyn (A 4) marmer,  (8) marmer, en diergelyke, 't welk de fterke zonneftralen afkeerde en nogthans eenig licht doorliet. Het is eigentlyk in de koude Landen 9 dat men de glazen vensterramen uitgevonden heeft, en deeze ontdekkir.g heeft allengskens aanleidinge gegeven tot die der Spiegelglazen. De Venetianen zyn wel het verste daar ft gevorderd , fchoon de Jtranfchen en Engelfchen hun zeer naby komen. Naar alle waarfchynlykheid zyn de fabrieken van aardewerk van veel ouder datum dan die, welke de metalen tot hunne eerfte werkftoffe hebben ; want het is veel gemaklyker eene ftoffe te fatfoeneren, die onder ons oog en bereik is, dan iets tot ons gebruik bekwaam te rnaaken en te bez;gen , 't welk de natuur in de ifigewandeli der aarde verborgen houdt. Dat het pottenbakken by dc Oosterlingen reeds in de vrocgfte tyden bekend was, blykt uit verfcheide piaatzen van de Heilige Schrift: maar merkwaardig is het, dat die konst, welke by ons zoo in kleirragtrng is, in groote eer en aanzien gehouden wrérd by de Israëliten. Men vindt immers in de geflacbtlyst der ftarnme Judas ; eene geheele familie van pottebakkers, die e nig voor den Koning werkten, en in zype tuinen gehuisvest was. In het Wekten wierd de nagedngtenis van  C9) Chorabus onfterflyk by de Athenen, om dat hy de kunst van pottenbakken verftond, Onder Porfenna wisten de Toscaners reeds aardewerk te bereiden, dat ten ry !e van Augustus boven goud gewaardeerd wierd. Doch hoe kundig die pottebakkers ook mogen geweest zyn , ügtelykzal men befeffen, d?.t hun aardewerk verre beneden het porcelyn der Chineezen moet geweest zyn; hoe wel men niet weet, in wat tyd zy die fraaye konst eerst hebben uitgevonden; veel min, wie de eerfte uitvinder 'er van geweest is, Dit zy genoeg omtrent de oorfpronk der manufacturen en fabrieken; wan: ons omtrent allen te willen uitlaten, ?ou te langdradig worden. Wy gaan dus over tot de noodzaaktykheid om de manufacturen en fabrieken .te befchermen. en de wyze waar op zulks het a]ler gepast te doen. Men is het in 't algemeen eens, dat de ma* nufaéturen en fabrieken aanmoediging en beloning nodig hebben. Ook vind men dat zulks hier en daar gefchied. Maar evenwel, die gunstbewyzingen dienen eenige palen te hebben , en zulks is te noozakelyker, om dit de geldfommen en zelfs alle voordelen, door den ftaat aan de manufacturics gefchonken en vergund wordende, noodwendig wederom ten laste moeten komen van de andere Clas( A 5 i fen.-  (IO) fen , die daar uit juist niet altyd het grootste nut en voordeel genieten. De gratificatie die een manufaclurier ontfangt , wordt hem door veelen betaald , die 'er altyd min of meer door komen te lyden , en 't goed dat hy gedaan heeft, of belooft te zullen doen, is altyd niet geevenredigd aan de belasting. En veeltyds wordt ook een fabrikeur meer uit gunst beloond, dan wel, om dat hy den Staat door zyn fabriek voordeel aanbrengt. Men maakt den Staat niet ryk, door ondernemingen welke men kort daar na moet laten varen. De Heeren Bonne hebben meer fchade dan voordeel toegebragt aan de Provintie van Utrecht en de Stad Amersfoord, doordien zy te ligtvaardig aangemoedigd geworden, eene rukeioze onderneming deden, en ten lesten hunne anderfints fraai ingerigte fabriek hebben moeten laten te niete lopen. 1 Indien een fabriek in zyn oorfpronk niet goed is, dat is; indien 't geen dezelve opbrengt, na aftrek van alle kosten en uitgaven , niet zekere overwinst oplevert, dan zal al de byftand van de overheid of Regering, die niet beter doen worden. Ze zal noodwendig ten leste te niete lopen , om dat de Koophandel wel een tydelyk maar geenzints een altyd durend verlies, zonder winsten gedoogt. Omgekeerd, is alles wel ingerigt en berekend, dan kan de fabriek beftaan op haar zelve, en  C ») en zy heeft den onderftand der Regering niet nodig. Het is zekerlyk- even zoo nodig als pry lyk, dat men de manufacturen en fabriek eRvooral in den beginne, de behulpzame hand biedt» doch zulks kan niet gefchieden, dan ten koste der fchatkist, en dus heeft men reeds een zeker verlies, terwyl het daar van te wagten voordeel nog zeer onzeker is. Zelden ook ziet men , dat langs dien weg het oogmerk bereikt word. De ondernemers maken in 't algemeen hun beurs , en liaan vervolgens den kreupelen waard. Dat is ten minften veeltyds het geval. Een groot fabriekeur ontfangt by voorbeeld eene gratifi catie van 2oooguldens. Ondertusfchen dat hy zich verrykt, moeten 'er fomwyle 40 andere huisgezinnen armoede lyden , dat zy het geld helpen opbrengen , waar uit die gratificatie betaald wordt. Kortom, de fabrikeur verdient aangemoedigd te worden , doch wil menzulks door geld doen, moet men zeer omzigtig zyn , enj eerst wel overtuigd wezen, dat 'er nut en voordeel uit zal ontftaan. Het is een algemeen aangenomen ftelregel, dat ydere Natie zoo veel immers mooglyk is, zich moet onthouden, gebruik te maken van den vernuftigen arbeid der andere Natiën ,en omgekeerd altyd moet tragten deze laasten te nood' za-  (12 ) zaken, zich v an haren vernuftigen arbeid te bedienen. Om die oogmerk tc bereiken, is niet anders nodig, dm dat men tegen egale of minder prys , beter gewerkt cn meer aan 't oog voldoende goederen fabriceert. Als dan, kan men zich veilig van een beitendig debiet naar buiten verzekerd houden. Den Staat inkomsten nodig hebbende, is men wel verplicht zeke-e inkomende rechten te flatueren, doch volgens des kundigen , heeft e;n fabriek, zelfs in haare eerfte begin Celen . niets te vrezen van d? concurrentie der fabrieken en manufacturen , indien de inkomende rekten niet zwaarder dan 15. per Cento zyn. Als dan daar by gereekend noch 5 pecento, voor transport, commislit; &c. beloopt zulks maar op 20 per Cento en fom. tyds nog minder. Als een fabrikeur of mamif:cturier , op dien voet geen redelyken winst kan doen en blyven beftaan, moet men daar uit befluiten , of dat de fabrikeur te grooten winst nodig heeft,* of dat hy zyne zaken kwa]yk aanlegt, en niet goed verftaatj of wel , dat 'er andere plaatzelykp of tyd.-Jyke hinderpalen zyn, die eerst dienen uit den weg geno» men te wordsn, om goed te flagen. Terwyl de fabrie- en fomwylef als van zelfs zich vermenigvuldigen en bloeien in een Land, ziet men ook fonnvyle, dat dezelve eens klaps afnemen en aan het dalen raken. Dit laaste helaas!  ( is 3 helaas! heeft men maar al te wel in onze Republiek ondervonden. Het is immers be. kend, om maar een voorbeeld aan te halen . dat men aangetekend vind, dat men in den jare 1611 eenig te Leyden aan gaf om gemerkt te worden en 't zoo genaamde hal-geld te bètalen, 47000 Hukken Serge, boven en behalve nog 9000 die eenig het ha'geld betaalden, zonder 'er gebragt te worden. Thans worden 'er nauwiyks 900 gefabriceerd. Het afnemen en verminderen der Laken fa, brieken, is noch fchielyker in zyn werk gegaan en is daarom te onbegrypelyker; want zy zvn tegenwoordig zoo goed als niets in vergelykinge van 't geen zy in de voorgaande eeuw waren. Noch geen 40 jaren geleden, waren 'er meer lakenwerkers te Leyden, dan er thans ftukken laken geweeven worden. En even geiyk met dit, z:oo is het met de mecftc manufacturen en fabrieken, de geheele Republiek door, gelegen. Doch, wat zal daar eindelyk het gevolg van z-i-n. De we.klieden zuilen allengskens buiten 's Lar.ds gaan en naar elders verhuizen. Daar evenwel de macht en fterkte van den ftaat in de volks menigte te zoeken is, wat nadeel moet zu':ks niet allengskens te weeg brengen! Reeds is 'er in de rneèlte Steden gebrek aan bekwame werklieden. En indien de 1< ffe'yke Oeconomiiche aanmoedigingen, niet aanieidin- ge  C H ) gé gegeeven hadden, dat 'er eenig nieuwe fabrr kei en manufacturen zyn gekomen; indien de Viyheid van N. America niet eenen nieuwen ui'weg tot debiet opleverde , was waarlyk te dugten; dat eer een halve eeuw verliep , 'er mooglyk nauwlyks fabrieken en manufacturen by ons te vinden zouden zyn geweest. De weelde en pracht is gevaarlyk in alle Landen , en de wczenlyke ondergang van alle Republiek en .Ro/fteendeGemeenebesten van Griekenland uingen met verhaaste fchreeden naar hui nen val, van 't oogenblk dat weelde en pracht,die luyheid voortbrengt, by hen voet wm. Toen de oude eenvoudigheid ophield, was het met hen gedaan. Mag men het zeggen, ons Vaderland door bet zelfde kwaad aangedaan, ylt allengskens naar zyn ondergang. De rykdommen door Koophandel ter Zee aangebragt, hebben die zoort van gelykheid of egaliteit vernietigd , welke onwederfpreeklyk de ziel van een Gemeenebest uitmaken; de vermogende hebben zich te zeer in het ten toon fpreiden hunner rykdommen, door weelde en pragt, ingelaten, en hun fchadelyk voorbeeld is door de min vermogenden gevolgd, De Burger, de Koopman , dej Winkelier, en de Werkman zelfs, de eenvoudigheid zyner kleedinge en /evensftand verlatende, ïpande alle vermogens in, om die boven hem zyn naar te bootzen. Men ziet  C 15) ziet de Dienstboden zelfs zich boven hunnen ftaat verheffen, en den belachlykften rol fpelen. De pragt byna algemeen geworden zynde, heeft wel voor 't uiterlyke die egali» teit berfteld, welke de Koophandel deed verdwynen; maar om dat de meesten op den duur de kosten niet konden goedmaken, heeft men zich bediend van uitlandfche manufacturen en ftoffafien » veel ligter en flegtef dan de onze waren; en daar aan is het, dat wy het verloopcn onzer fabrieken te danken hebben. Daar door hebben de Kooplieden in her groot zich genoodzaakt gevonden , eene menigte vreemde goederen en ftoffen te ontbieden , en zyn 'er zoo rykelyk van voorzien ; dat de keuze, en het goedkoop elk fteeds aanzet» om 'er gebruik van te blyven maken. Wy hebben dus ons het paard van Troijen ingehaald , en onze muuren geopend voor vreemde gefchenken , die ons nu den keel toe knypen. Hoe veel gelds hebben de Franfchen niet jaarlyks uit ons Land getrokken , voor hunne zyde en andere ftoffen. De beroemde Staatsman de Wit heeft het reeds in zyn tyd aangetoond, doch men is doof voor zyn goeden raad geweest. Wat milioenen trekken de Engelfchen, de Duitfchers en anderen noch niet jaarlyks van ons. Arend. Tollenaar verzekerd in een klein ge-  f 16) gefchrif":, het welk hy over de balans van" Koophandel uitgegeven heeft; dat gedurende den Oorlog 1667, Engeland omtrent twintig m libei en vnn de Republiek getrokken heeft. Bet is waar, die uitreekcning als van eei Hollander komende, zou verdagt kunnen gehouden worden ; maar de Engelfchen Zelfs I (mmen daar in toe En in der daad o:k, wanneer men de verhandeling over den Koophandel van Groot brittannico door King "cv p naziet, zal men 'er deze woorde \ in n. „ Aanbelangende de goederen, weke-; wy naar Holland overbrengen, „de menigte daar van is zoo groot, dat „ het n; mwJyks te berekenen is. Wy „ krygen er wel in ruilinge van daan, eeni„ ge fpeceryên , Lynwaten, Papier , Ryn„ ïche Wynen, Meekrab , &c. maar zulks „ kan het tiende gedeelte niet opwegen, van 3) 't geen wy aan hun leveren." De He r Dacenam , Infpecteur Generaal der inkomende en uitgaande rechten , zegt fol, 91. van zyrje tweede rekening, ter gelegenheid des- Koophandes van ïïngeland met Holland ,■ „ dat hy met alle nauwkeurigheid „ gedurende zeven jaren , dien Koophandel ., nagegaan hebbende , bevonden had, dat de „ Koopgoederen uit Engeland naar Holland ,5 gevoerd , jaarlyks beliepen , eene fomme „ van 1937334 ponden fterlings, na genoeg .„ 22 iniliioenen Hollandlche Guldens uitma- ken-  07) „ kenden. Dat de goederen uit Holland in„ gevoerd wordende bedroegen voor 54983a „ ponden fterlings, of circa 6 milioenen „ guldens." Gevolglyk volgens zyn eige bekentenis j trok Engeland het eene jaar door het andere van Holland, 1388102 ponden Sterhngs , dat is , meer daii 15 milioenen Hollands. Zedert dien tj^d is de Koophandel van Engeland op Holland merklyk toegenomen. Doch om niet te ruim te rekenen , laten wy in fteede van 15 milioenen 'er maar 10 ftellen , die Groot Brittannien van ons trekt; dan noch is het zeker dat zederd 1665 tot op het begin des teegenwoordigen Oorlogs , Engeland verre over de 11000 Millioenen guldens van ons getrokken heeft, die voor de Republiek zoo niet geheel, ten minften twee derde zuiver verlies zyn. Zie daar het geld dat eenig naar Engeland gegaan is , en fchoon in zoo groote hoeveelheid niet , zyn 'er ook groote fommen uit onzen boezem naar andere landen gegaan. Wanneer men dit nu overweegt , zal iemant die maar een weinig oordeel bezit, ligtelyk kunnen bezeffen , dat de Republiek na haaren ^ondergang helt, indien men men daar in niet voorziet, door het ver- Staatsm. Meng. January. ( B ) meer*  meerderen der ïerlandxhe fabihektfn rti Manufacturen , welke than gèlegenhéjd kun.n n vinden, om een goed en voordelig vertier, öi 3N. America te vinden. Hl 5.  r i9 > HISTORISCHE FRAGMENTEN Ü I T OUDE HOLLANDSCHE SCHRYVEREN, 1. CjTRaaf Willem van Nasfau\x\ den vooriederi zomer (162ij geftorven zynde tot Leeu° waarden, zoo viel op de Ceremonie van de begraafenis eenig misverftand ; de Gecommitteerden Van de Stade Groeningen ende Ommelanden, zich misnoegd dragende, dat men hun niet hadde gegeven hunnen behoorlyken rang: dies zy heiden afkerig zynde van Graaf Ernst , het oog lieten gaan, om Prins Mau. rits op te dragen het Stadhouderfchap van hunne Pr* vintie. In 't generaal dagt hun, dat Graaf Willem hen wat te veel in de kaart had gekeken , en hadden liever dat Hun Stadhouder wat wyder van de hand was. Dié vari de Stad hadden nog een particulier inzicht^; hopende by Prins Maurits lichter èn Secre( Ai) ter  ter te bekomen en afzonderlyk te bedingen s haar eigen Raads bef>ellingej 't welk zy noemen de Boonen , of lotingen deur Boonen , van de geenen die de Magiftraat kiezen. Weike Boonen of electie by de reductie van Groeningen gegeven was aan Graaf Willem ; Cm des te beter uit de Regeeringe aldaar te houden alle Rooms - Catholyks gezinden. Maar alzo zy meenden , zulks nu na verloop van zoo veele jaren genoeg gezuiverd te zyn, zoo dagt i un groote reden te hebben , omtetrath: en na hun oud privilegie van eigen - Raads beflellinge. Dunkende hun en anderen vreemd van S.eden, die onder den Souverain en Erf heer dit recht en vryheid gehad hadden, daar na zulk recht aan hunne Gouverneurs of Stadhouders, die commisfie ontfi.ïgen en in dienst waren van de nu Vryë Staten der Provintien , zouden geven of laten ; zynde de Provintie van Vriesland en Stadt en Lande anderzints zoo jaloers geweest van hare vryheid, dat ze haar Gouverneurs in derzelver Inftructien fpecialyk hebben verbonden , van niet een voet Lands te mogen bezitten of aankopen in de Provintien. Alzo hebben die van de Stad behendigiyk van Prins Maurits bedoreen, by feparaet revers , dat hy aan de Stad liet haar eigen raads beflellinge door de lootinge der Boonen, tve^e Boonen waaf Willem gewoon was na z> n welgevalle te zenden aars zoodaan ge , als het hem beliefde; en gemeenlyk aan die zich n*eest van hem  hem depen-lent maakten , of ma de peffuazie •v;n d e het meeste bewind by hem hadden: gelvk het dan ordinaris alzoo ten Hove toe. gaar. rit recht nogthans , eigentlyk by de Staten Generaal gegeeven aan de Stadhouders . konde niet dan perzonelyk by dezelve Stadhouders werden geëxerceerd voor hun perfin >n en leven; gelyk dan zulks by de volgende Stadhouders ook a Zoo is gerchicd. Tot dat eindeiyk de Stad haar flag (by abfentie van Ommelanafche Gecommitteerden) waarnemende , kort na dat Prins Henderik Stadthoud-. r wierd, de confirmatie en approbatie van dien ook hebbe verkregen van de Staten Generaal. Zie Aytzema. 2> Tot meerder verftnnd van de zaken , die tusfehen Engeland en de Verenigde Provintien hébben geweest, en waar van nu gehan* dcld wordt, (anno r*>:* ) moet alhier mede worden gezegd , dat Vrankryk en Engeland beiden om haar eigen intresten aan dezen Staat hc1 ben gedaan merkeiyke Adfiftentie, doch, dat in het kwytfcheiden van de betaalinge , (want beide Koningen ro?en groot voordeel uit ons Oorlog. ) Engeland is minder liberaai gew^esr aan deze FVovi: tie d n Vrankryk. want Vrankryk heeft aan dezelve Provintien de gegevene lubfidien kwyt gefcholden; maar Koning Jacob , eer en al voor hy wilde den C B 3 ) vreede  C *3 > vreede of treves bier helpen maken en ga. rardeeren , heeft doen afrekenen alles wat Elizabeth aan de vereenigde Provintie had geleent : bedongen wat avantage de EngeU fche Kooplieden genaamd Marchands Avonturiers in Holland dienstig was, en wat wederom de Nederlandfche Natie , die men noemde die van het entrecours in Engeland prerer.deerde , dat liet hy dilageren en «aftellen. Ibid. 3- Dat men dan d'ens volgens de Hooge Overheid en loffelyke Magiftraturp van Air>Jïer<* dam, dewelke de bewuste wérvinge (van 16000 man) tot noch toe niet hebben kunnen goedvinden te confenteeren , of fch on meest alle de i-eden van Staats dezelve ap ■ probeerden , zou willen z .danig accuzeeren en befchuldigen, r.ls of dezelve niet dan alleen 's Lands ru'ne beoogden, en de nood/akelyke midde'en ter behoudenisfe van den Staat en s' Lands welvaren wilden verhinderen, in 't werk te fLiien , gelyk eenige al te grof gepasfioneerden en veele onwetenden willen voorgeven; dat ware mynes bedunkens, al te wyd gefylt, en veel te veel tegens de genoegzame baarblykelyke waarheid geftreefd, Want de Stad Amflerdam, genoegzaam in 't hart van Holland gelegen, en als een der voor  C 24) vopH-'aimiV leden van de macht dezer ver« ee 'té e * ederlanden zynde; hoe zou derzelver Regeering konnen eenige kwalyk geinten* tidneerde vóori emen wüien uitvoeren, tot na l'-el van 't ajgemeene Lands wJv«ren: zonder moe willens en vcorwetig hun eigen oifi heil', ai hm zeben, nevens alle hare lieve Onder' af r en rn tr< uwe Ingezetenen , wa.;r üjt zy i'ublitleercn , ten UTtërffé ruir.e te verhaasten. Zodanige abfu.-due'tt m g imme s van g?°n gezonde öpraèele}^ noeh zelfs by niet af te exorbitant gepa^fijteerd'en in pe. fonen vin rc.eyk yerftand . rep^ütnperd of toev - o"vvi wo den. Confid. van Staatszaken. Gedrukt 1604. De plaats van Admiraal van Holland was z^dc d den dood des Heeren van der Leek vacant ge vee t , en zoo heeft zyn P^ceHente iaTar t< eg'e Lid, dén pc loon vanPi^ Heyn? die zich duor h t neémen van de S paarifc'riê Vloote geno eg gezignafeeVt hadde. Hy heeft den 9 April ( 102 ) in de ve.gaderinge van H. H. i\Jog zyne Commisfie vertoond, daar by overgevende en verzoeken e tot redre fé der zaken ter Zee, de navo.'gende printen. Ten eerflen, om te hebben ablolute autoriteit, de Capiteins in /.ee zyndeen zulks net rrerite ende, af en bekwamer in haar plaats plaats aan te zetten: doch met overroepinge ( B 4 ) van  C *5 ) van den Krygsraad , zoo het hem goed dacht. Ten tweede prompte betaalinge, om goede ende willigh ook bekwaam volk .te maake'n. Ten Fyfde, (flaande men dusdanige artikels over, als van geringer aanbelang) dat de kost niet meer door de Capitcins mocht worden verzorgt, maar d' jr an.leren van s' Lands wegen. Ende dat de kostgelden zonden ftillen ftaan, als ze aan >;.nd waren. Ten zesden, dat by alle >rd e voor dezen ter Zee beraamt, mocht herJtcilen na ejTsch. Ten zevende, andere ord; e te fle len op proviandering der Scheepen, op dat ze niet teffens mochten inkomen. Aangaande alle 't welke hem meest is contentement gedaan, en meer macht en authoriteit geveven, als ooyt aan eenigh Luitenant Ad« rniraal van Holland gefchiet was. Jytzema' Het Zomer faifoen dus henen gaande, (1^39) ende de preparatien vallende, om ohs leger te doen fcheiden, komt een haastig advies uit Zee aan haar Hog. Mog. in s' Hagen , dat een machtige Spaanfche Vloot, beflaande uit zeven en festig Schepen, meest Galioenen, in Zee gezien en by onzen Admiraal Tromp aangetast is , wykende voor de onze tot in Duyns. Voorts, dat Tromp, onaangezien s' Vyants groote macht, ende zyne zwakheit in 't getal van Schepen, dezelve in het gezicht gegaan, ende geweidiglyk bevogten hadde. De  ( 2<5 ) De Prins doenmaals in Vlaanderen met 't Leger wezende, komt dit advies aan de Hog. Mog. Heeren Staten Generaal, wezende te gelyk de Saten van Holland mede vergadert. De vergaderinge op den avond gelegt , ende in den nacht gecontinueert blyvende , wcrt eene vigoureufe refolutie genomen, om op het alderfpoedigfie tachentig goede Oorlogfchcpen, met 10 a 12 brantfchepen , gereet te doen maken , in Zee te zenden, en den Vyant het hoofd te bieden, ofte in Duyns te befluiten; gevende daar van advies aan zyn Hoocht: met verfoek, om tweeduifent Soldaten op de Vloot te wilien fenden, ende last aan den Admiraal Tromp , om 't fecours af te wachten , ende den Vyant aan te tasten. Naar alle principaale Zeelieden werden , tot voltrekkinge van de refolutie, Gedeputeerde gezonden. Aartspergen Gedenkfchriften. 6. De moed ende ambitie, door de fuccesfen aangewasfen , brengt haar (d'Engelfchen) tot desfeinen , buiten haar Eilant, en heeft haar doen voorflaan aan de Nederlantfche Provintien, naar fübjectie fmakende conditiën , ende coalitie in eene Republiek, invoegen, als de Romynen, haar naburen in haar Stadt en onder haar Regeeringe trekkende, dezelve gehouden hebbende niet als vrienden ende geallieerde, de een de ander gelyk zynde, maar als ( B 5 ) ver-  C gf ) .yerheerde e"de overwonnen Vyandcn ,,verzacrH Urde re fLvciry m t d n naa.ni ende xhyn .van gciiKir'e ap jn itchien en voonleelen. De zé voo. dagen on e. dfen' n. :..tc t.iet kbrr.er. Ie tje iüc eieeren - de loo.h.it va,rr de E. ge .eh.' zooaanig geweev.t, enue de tv, ecrlil;::..t van de liolLnde.-s tot de Vree e zoo -.root, dat zy tot ha r cogmeik konen, cnJcr fchyn van meer Unie ende giuoter vvrbar d, .sis ooit tu.-ichen Republieken is qe. weest : leggende in het Xracuat j en RSöiW, mar uit niet anders voor den Staat der veree* jiigdo Nederlanden kan volgen, als veamdei-'n.ge van verkr :gc.>c vryhei. en onderd .nigheit en (1^-ernye, met vei lies van Commercien ; a'zco de ar.iculei genot giaam te ken en geyen, dal zy alL de /'.een omtrent JN'.derJa; d, •cm e ok ver-'er, houden cnee doen n- eroen Britannïjcïïé Zün, daar o er zy \va imperium wyt Cu brèet nu exerceeren mogen , met het rtryken Van da via.ge, a!s anderzins, het welk, sin de oude Tr. ctaten van Ent etours, nooit gep:c:end.ert is geweest, erde dut uit hare pl.ceaten , gedurende de eerste orderhandeünge van Vre^de gepublic^ert , klaai lyk is te lezen , | dat zy' trachten tot vcr1 eerder ihc van Comrier,c:eH? cn de jSederlandlege . c :e> en verbieden toevo,ex'van andere wa.cn, als die van ei;en gewas. Waar in "de Commqr.cié bepaald wordende. komt Nederland te ve: liezen een g-oot gedeelte , niet alkeu van den handel en de "tcheepvaai t op En-  K*7 ) Engelant, maar ook op andere Landen,* ak by exempel van Franfche wynen en Ngo t.cho wa» ren, die met s' Lands Scheven plachten vervoert en op Engeland geichecpt te worden. Om revocatie van dit Pjacaat, ende toelatin» ge van ce Commercie, in zcod anigen fh?t, als dezelve geweest was onder de Keg>. ei inge van de Koningen, tot den ja;e ïó$p9 zyn groote moeiten by de Hoüandiche ende z'ccuwiche afgezanten aangewent: jjpaat lubben de Enge'd-he Regeerders nieuduar v,an wjUéri iemittéeren. Ende zyn ce traffiqueevcndc Provintien facü geweest, cm haar fusrenu te laten valien, ende aan te renen de wet, dat zy bjar in het ftuk van Commercia, zullen moeten reguleer en naas de erdre ende placca» ten v.n Engeiandt. Waarmede een groot point by deEngehchc gewonren zynde, tot voortzettir.ge van haar htenchappy en de Commereien, kan daar uit niet anders ontflaan , als vcrT.i.ncieringe van dezelve voor dé Hollantfche ende Zeeuwfcne traffiquecrende Stee* den; te meer, aizoo de Eiigciiclie, in 't fluk van Commer-cien , oi derlinge contracten gemaakt 'hebben met andere Regeeringen ; zo'p blyft daar dan groo e verfche;denthcit tusfehen 't oogmerk van den Generaal Gromvvel, ende dat van de Hollandfche Regeerders, Het en öaat mede niet te verwachten, dat de Unie , berustende op zoo verfchülende desfe nen en fundamenten, beftendig kan zyn; behalven dat de fubite veranderinge van een heeten ver-  C 2S ) verderfiyken oorlog, aan de zyde van 7e En$;.f he , zender ncot of reden lichtvaardeïyk opgenomen , nu met een iem. er Contract gee\ -.d:gt, en in een nauwer Unie, l e de en erf ede a. e verandert , als ooyt t'3sfchen de Republieken is geveest, met redenen byw\fe ieden voor fufpect gehouden wordt: met prellimtie, datteniets kwaats"voor dei, ilaac daar onder wordt gemachi? eert, om defelve in fhap te wiegen , ende uit de wapenen te doen fcheiden, ende daar van als dan te disponeeren naar welgevallen. 7> T)" Graaf van Laval, broeder des Hertogs van Tremouille, filisters zoon van den Pnnce van Oran,e, hieit zich op in den Hage : ( 16* , ) iet g -beu- de dat n'T in 't logement des Graveq van Culenborg een zeker Luitenant, die zich in g zelfchappen gemeenlyk wat korts* wyüi h aamïelde. een knip op de neus gaf: waar ov rde kcrtswyÜge vergramde, hem Fis deputainno mdc en andere injuiieufe woorden gaf. De Graaf van Laval z ch daar van opdien ftond, zynde een groot geielfchap, niet kunnende wreeken, ging wech, en een weinig daar naa latende hen; door een onbekende uit de fale roepen in 't voorhui?, liet hem aldaar met Hokken Haan, zoo dat hy al gefiagen wordende, liep naar de fale, klagende aan den Graaf van Culenborg , die ter welver tydt was prefidererde ter Vergaderingc van haar Ho. Mog. en zoo om  (29) óm die oorzake, als om dat zyn huis gevioleerd wieït, zulks zeer kwalyk nam , en 'e hem vérklaagdé aan die van het Hof van Holland: die door hun volk den Stalmeester van den Graaf van Laval, die het feyt gedaan hadden , lieten aprrehenderen , en bewaren in het huis van Laval; met intentie om hem op de gevangen poort te brengen. De Graaf van Laval , zulks hem ondragelyk dunkende, kreeg in der haast zoo veel van zyn volk en anderen by een , dat ze den Stalmeester bevryden. Zulks wiert zoo kwalyk genomen, dat hot Hof refolutie nam, den Graaf van Laval zelfs te doen vatten. Doch. wierd al zoo beleidt, dat hy waar/chouwinge omring : het Hof ook liever ziende dit hy fchappeerde, Alzoo vertoog hy s' morgens voor dag, en een weinig daar naa kwam den Deurwaarder ende een groote hoop Dienaars vah het Hof vallende in het Logemen:: makende groot gedruis: ende vindende noch van zyn Wyn en Bier , maakten haar vro* lyk daar van , ende den zeiven dag den 25. üélober, wierdt hy met klok - luyding ingeroepen ende gedagvaart tegens den 8. November, Om in perfoon te compareren op païiie van bannisfement en confiscatie van goederen. Alles dit fpeet hem boven maren leer , zynde vin aart glorieux, en meende, als Neef van den Prince , dat hy boven het recht was. Hy tong op Lyden met intentie om tot Nimmsgen te vinden den Prince , en le het hem klagen , maar dezelve niet willende zyn Neef daar  ( 3° ) daar in vöbrftaari , liet hem weten ende lasten tot Utrecht te bleiven , tot nader ordre. Des ori/aangezien volgde hy den Prins, zedërt getogen op Zeêlandt,óie echter hem daar ook niét Wilde zien, maar door zyn Secretaris herrj liét zeggen , dat het Hof hem hadde gefchrevé», ende verfocht, hem Laval, niet by zich te willen laten. Dat zyn Excellentie ah Stadhouder moeste maintineren het autho* rïteit van het Hof: begerende als noch hy wil. de gaan naar Utrecht. De Graaf van Laval konde de^e dingen niet verdouwen, meende dat hem vee! onweerdigheid. gefchiede : wilde nier haar Utrecht, maar uit ongedult ging naa Ravenfïyn, ende eindelyk met Convoy naar Bi usfel, van waar hy fchrcef aan zyn Excellentie : latende zyn Brief door den Heer Charnasfe preïenteréri aan den Prince, zynde niet als klachten over 't Hof, over zyn Vyanden, ende over 't oftgëlyk. De Prins zyn Oom ant* woorde hem beleéfdëlyk en wysfélyk, hemaanwyzende dat "t zyn eigen fchuldt was. Om dat hyzyn Ooms raat niet hadde willen volgen, ende naar Utrecht gaan, ried hem tot Brusfel te blyven. zoo om zyn Rcliegie, als om dat hy zich fbfpectmaakte by zyn Koning. Des onaangeziea bleef aldaar eenigen tyd, toonde groote misconcentement tegens dezen Staat, jaa.zoo, dat by eenige intelligentie endeaanflagh maakt-,op eenige Haven van Zeelandt. Waar in nogthans hy van zyn eigen correspondentie wiertgeabufeert. Daar naar ging naar Italien, ende is eyndelyk tot Venctien geftorven. Aytzema.  AAN • NEDE RLAND. Ö Neerland! roep tot God, in dees benaauwde , ■ dagen, . - .. , . v\ii\2* Z>r« /iv .'/H' Hü-ter zy-, ü van den dood bevryd''; Sicii'i, Jïeun ook op zyn hulp, zoo zult gy niet vertzagen , In V woedend Krygsrumoer, in^theetfte van den flryd. Hoe zeer uw Vyand raast van wrevelzucht en - fpyt, Gy moet vol fierte voor uw Vi yheid alles- wagen; Grypt dan naar t fchittcrend ftaal; 't is nu de regr-tyd, O Neerland! roep tot God, in dees benauwds dagen. Misfchien wordt, door zyn kracht, uw's Vyands Vloot verfl igen; Zy vlucht van 't pekelveld, als ge overwinnaars Dan ondervindt ge op nieuw, naar 's Hemels welbehagen Dat hy uw Helper zy, u van den nood bevryd! Denk,  C 32 ) Denk, Neerland ! hoe de roem der Helden niet verflyt, Maar TROMP en RUITER nog hun eigen namen dragen, Hun lyf was aan het Land, hun ziel aan God gewyd. Steun, fleun ook op zyn hulp , zoo zult gy niet yertzagen. Hoe wist een VAN DER WERF zyn burgers te onderfchragen , Hy bied zich zelfs tot fpys, als Lyden honger lydt: Hy tartte nood en dood, en deed hen zwy- gend klagen, In 't woedend Krygsrumoer, in V heetfle, van den Jlryd. Vernederd Leeuwendaal! dat thans, door Britfche Nyd, Zoo deerlyk zyt misvormd , haar Roofzucht moet verdragen, Te Wapen ! eer men u het lichaam openryt; Te Wapen! dit's de weg om vrede te bejagen.  (33) vervolö der HISTORISCHE FRAGMENTEN ü i t OUDE HOLLANDSCHE SCHRYVEREN. 8. Memorie van de Tractementen by de Prinfen van Orangen , ende de Heeren gé' nooten , ah mede Pentivenen, ende anders, beginnende met den Ja are 1580"; 158e. Zyn Excel Prins Maurits van Nas- fau jaarlyks. 24000 - o - j Zyn Excell. Prins I Maurits als Stadt- \ Hoüder. . . i 15080-0- L 43380-0Pil!e-gave van Prins f FrederikHendrik. 1 800• o- f Princesfe Elifabeth - van Nasfau , Her- toginne vanBouil* Ion. . . . . 25ÖÖ ■ o >J Staatsm. Mëjsg. January. ( C ) 1587.-  C 34 > 15^7- De voorfz. vier posten belopen. 43380«o1588. De voorfz. vier posten bedragen. 43380 o1589. De voorfz.vier posten zyn belopende. 43380-0- Zyn Exce1!. Prins Maurits heeft Anno 1589 tot 1609 alle de Boden en !mpo ten van Bi abant by retorfie getro kken, op de La:; den buiten ordinaris Contributie zynde, om daar uit te betalen de rentieren van Brabandt, het welk niet gedaan is , waar door , ende anderen redenen, de Tractementen van zyn KooggemelteExcel- An. 1609 zyn verhoogt. 1590. De voorfz. vier posten bedragen. 43380 o- De voorfz. vier posten belopen. 43380-0- 1592.  (35 > 1592- De voorfz. vier posten belopen. 43380-0-! Zyn Kxcell. Prins | Maurits Extraor ■ dinaris. . . . 28000-0- j> 86380-ó? Mevouwe Princesfe van Oran- / genDouariaire. . 15000-0.j J593- De voorfz zfspos- T ten bedragen. . 8Ó380-0-] Prins Frederik l Hendrik. . . 9125-0-'* 97505-cP De Keur Vors- tinneLouyfe van JXasfau. . . . »2ooo o-^ I59+- De voorfz. acht posten beloopen. 97505 -gu 1595* De vöorfz. acht *) posten belopen. 97505.0- | Princesfe Maria de y 100005-t>« Nasfau Gravinne j van Bueren. .. 2500-0. J (Ca) tS9&.  (sO • 1596- De voorfz negen posten zyn bedragende 100005-0- 1597. De voorfz. négen ~) posten zyn belopende. . . . 100005-0- t. io2i85'0- Prins Frederick' j Hendrik. . . . 2180 o-j 1598. De voorfz. ti:n "] posten bedragen. 102185-0- | PrincesfeBrabanti- e, 103135-0- na de Nasfau j 1 Hertoginne de j Tremoillie. . . 1000-o-j, J599- De voorfz elf ") posten belopen. 103185 o-j Zyn Excell. Prins } 143185-0- Maurits Extraor- dinaris. . . . 40000 -o-j rrjOf\'  ( 37) i6oo. De voorfz. elf posten bedragen. 103185-01601. De voorfz. elf posten belopen. 103185-01602. De voorfz, elf pos- ~) ten beiopen- 103185-0 I Zyn Excell. Prins [> 143185-0- Matirits Extraor- j dinaris. . . . 40000-0- 1603. De eerfte voorfz. elf T posten zyn belo- | pende. . . . 103185-0-^. 120185-0* Prins Frederik Hendrik Generaal van | de Cavallery. . ijaoo-o-J 1604. De voorfz, -iwaalf, posten C C 3 ) b«-  (38) bedragen 120285 pont. Daar aan afgetogen 9125 kompt. . • iliioo-o* 1605. De voorfz. elf posten zyn bedragende. . . 111160-0* ) 1606. Pe voorfz. elf Posten zyn door de verho* ginge van het Trac*ement van Prins Frederik Henderik Generaal van de Ca* yallery belopende 114590-0- 1607. De voorfë. elf posten bedragen. 3 . . 114590 o- 1608. pe voo-fz. elf Posten belopen. s , ; . 114T90-01 1609.  (39) lóoo. Zvn Excell. Prins 1 Maurits Militaire 'Iractement. . . 120000 o-j DenHoochgedachten Prins cudt Po'itiek Tractement. . . 30160-oZyri Exccil. Helle-^ baardiers. . . . 8566-5Noch zyn Excell. een losrente jaarlyks. . 25000 oZyn Excell. Prins Frederik Generaal van de Cavalk ry. . 25000-0Zyn Excell. Pille- gave 1800-0- Noch zyn Excell. . 2180 o- De zes Vrouwen k252/06-5- Dochteren van Pr. Wilhem Hoogl. 1 Mem 6000-0- Nóch de Vrouw cn Dochteien. . . . öoooo* Me-Vrouwe Princes- fe van Orangen Dou- ariaire 20000 o- De Cheor-Vorstinne .' Louyfecie Nasfou. . 2000-0-r De Princesfe van Por- tugaal 3500"°-) Noch de Hocg-ge> | dachte Princesfe. 2$oo-o-J ( C 4 ) 1610."  C 40 ) ï6*I0. Pe voorfz. dertien Posten bedragen 252760-5 daaraan afgetogen 2180. . . . 250526.51611. De voorfz. twaalf posten belopen. 250526-5- 1612. De voorfz. twaalf posten zyn bedragende. . . . 250526-5- 1613. De voorfz. twaalf Posten zyn belopende. • 250526-5- 1 1614. De voorfz. twaalf posten belopen. . . ; 25052 6  C4I) De voorfz. posten ~) ' bedragen. . . . 250526-5-1 Over ontheffinge van J een jaarlykfe rente 1 van 915- iogehypo- l tequeertopdeHooge I 268837-5- en Lage Swaiuwe, j bedragende in CnpU | taal jegens den J penning twintigh, . 18311-0-j 1616. De eerfle voorfz. twaaf posten bedragen. . ... 250526-5- 1617 De voorfz. twaalf posten bedragen. i . . 250526-r- 1Ó18. De voorfz. twaalf posten bedragen 250526 5 daaraan afgetogen 2 f 00 - oover een lyfpentiven van Me-Vrouwe Maria Gravinne van Bueren, komt ; ... 243026 5( C 5 ) 1619,  (42 ) pe voorfz. twaalf v posten belopen. . 248026-5»! Over de Pietentien der Kryghs expedi- tien van den jare 1 1567 tot 1574 by Hollandt en West- j Vrieslandt betaalt. 700000 - o - t 1598 Liberalyk ge- I 1273026-5- confcnteert , ende in vyfjarige termy- nen betaald , by Hollandt. . . . 175000.0.1 En nog in den jare | 1619 in tienjarige. 1 termynen by Holland betaald. . . 1 sqoco o J 1620. De voorfz twaalf posten , daar onder begrepen 12000 pondt, over de verhooginge van het Tractement Militai- )• 302026.fr taire, zyn belopende 260026-5 * Noch over extraordinaris onkosten te J Veide 4aooo - o -J 1622.  (43) „ 1032. De voorfz. dertien posten bedragen 302026-5daar van afgetogen 20000-0- over het Pentiven van Me- / Vrouwe Princesfc van Orangen Douariaire , komt. . ... 282026-5- 1623. De voorfz. twaalf posten belopen. . . . 282026 5- 1624. D e voorf. twaalf pos • ten bedragen. . 282026-5Zyn Excell. Prins Maurits van Nasfau een tiende-:part van de prinfen, voor zooveel airede ga- f1124360-f vonden kan worden. 842334-0 | 2V. B. Deze fomme zoude merklyk J meerder komen te bedragen, dan | hier werd uitgetrokken, indien by \ Zeelandt, ende andere Provinciën j ware gerekeodu j  (44; ió24« De eerfte voorfz twaalf posten belopen 2 ö2026 5 daar afgetogen 12000 pond over de verhoginge van 't voorfz,. Militaire Tractement, komt . , 270026-5- 1616. Ds voorfz. twaalf posten bedragen. . . ' 270026-5- . 16,7. De voorfz. twaalf ~) posten zyn belo. pende, . . 270026-5-| Pdiegave aan Prins Wilhelm byH. Hoog l Mog. . . . 8000.0-f 283026-5Noch Pillegave aan zyn Hoogheid | Prins Wilhelm, by Hollandt in rt parti- I lier. , . . 5000 o - J 1628. De voorfz. veertien posten bedragen. . . . 283026-5-  (45) Ifj20i De voorfz veertien T posten belopen 283026 - f - daar I aan afgetogen 2500 o- ovei hetPenfioender t PrircesfevanPortugal 180526 ■ 5- f980 f26-5Van de Zilver- Vloot by den Luitenant J Admiraal J'ieter Heyn veroverd om- | trent. . . 700000-5 J 1630. De eerfte voorfz. dertien posten*, zyn bedragende. . , . 280526.5- 1631 tot 1640 incluis. De voorfz dertien posten over tien jaren zyn belopende. . . 2805262.101641. De voorfz. dertien posten, daar onder begrepen twaalf duizent pont, over de verboging  hoging van 't Militaire Tractement, zyn belopende. . . 292526" '5* 1642 tot 1645 incluis. De voorfz dertien posten, over vier jaren bedragen. . . ' . 1172106-01646. De voorfz. dertien *] posten belopen. 292526 5-1 Zedert het winnen van Hulst, de goederen van'tCloos- j ter te Duynen , ! doende in pacht J1892526-5- jaarlyks , omtrent 500000 pondt , zynde Heerlyke goederen genomen tegen den penn. 3 2 zoude in Capi- taai belopen. . 1600000-o-^ 1647.  (47) 1647. De eerfte voofz. 1 posten bedragen 292526-5 d araan afgetogen 24000 pont genoten, voor de extracrdinarison- kosten te velde,komt 250526 - 5Zyn Hoogheir Prins • Frederik Hendrik een tiende part van I de Prinfen federt de f 2159710 ■ 15- jaren 1625 tot 1647 voor zoo veel alre ■ de geweten kan worden. . . 1909174.10- N. B. Deze fomme zoude merkelyk merder komen te Bedragen, dan hier w'er'dtuitgetrokken, in. dien by Zeeland, en de andere Provinciën ware gerekent. 1648. De eerfte voorfz. 1! 12 posten bedragen 250526-5 y 350526-5- (Jver 't reëe Com- I plement. . . . iocooo o jj i64o>  C 48 ) 1649. De eerfto voorfz. twaalf posten belopen. ...» 250526-5- 1650. Dc voorfz. twaalf posten bedragen- . 250526-5 Samen xix, Millioenen viC. xcixM. viiC. lvm. Ponden, Verklaren wy ondergefclireven als daar toé fpecialyk geauthorifeert , eridé gelast zynde , naar gezien te hebben verlcheiden Registers, Rekeningen, Declaratien, by Hollandt jegens de Generaliteit gedaan, ende andere behoef, ten zoo ter Finantie ais ter Kamere van Hollandt berustende, ende proviTjonèfyierj uit de Voorfz. Register Rekeningen , Declaratien , ende behoeften , de posten in de bovenftaam dé (laat begrepen respectivelyk uit getrokken te hebben! ende naar gedane calcu'aticn, ende extentien' ter Finantie voorfz bevonden te bedragen, de fomma van negentien Millioenen fes honderd negen - en-negentig duyfent , zeven hondert acht- en -vyftig ponden. Ter oirkonde getekend den zesden Juli Anrio 1654.  (■49 5 A. van Mejerop, J. van der Haar „ A. van Santen. N. B. Uit zeker Boekie getrokken , hei welk in den jare 1654, met Privilegie in 's Ha' ge gedrukt hi 9- Met de Konfagiririe van Bohemen (1640^ was het zede-t eenig- n tyd zeer fttcht beiïeld geweest, alioo het PaflërnertE (want vn den Koning hed zedert eenige jareri niets kennen komen) ook haar n et meer fchi»:te i, zoo dat zy in zeer groote fchu derj aan Bakkers , Brouwers , 'Vleeshouwers, en andc-e Winkeliers vervallen was; dies zy geroot- irongen wierd haar' te addresferen aan Haar Hoög Mog. met de volgende Memone. Aan de Hooge endè Mogende Heer en, Myn Heer en de Sta at en Generaal der V'ereenigde Provintien. De Koninginrie vari Böhemen h^ar zeer Verbonden vindende aan alle deze Vereenigde Nederlanden, om de veelvuldige zeer goedé Offieien tot noch toe van ha.,r b.leef;heit ontl'angen i hadde gewenscht dezelve in toekomende niet meer 'astig te zyn d »or eenige Bede , die noch eenige tekenen mocht dragert vari haar byden. : ndertusfehen haar Ma- bTAATSM. Müi\g. Feb. ( D ) jefteit;  ( 5o ) jefHt geduyrich door verfcheiden extraordinarii lasten zedert eenige ja-en op haar Huis overhoopt , door de langduyrigheit van de verwoesdnge in Duitslancit, ende door het lang gevolch van de onordeningen in Engelandt,°die belet of geverdiverteert hebben het onderhoudt, het welk haar was geasfigneert; Zoo is zy genoodt-drongen dezemaal noch recours te hebben tot de goetheit van haar Heerlvkheden ; dezelve verzoekende zeer affcctueufelyk haar te accordecren een Jaarlyks zodanig behulp als haar voo' zichtigheit zal goet vinden ; op dit zy noch eeniger maten moge ophouden haar Hof, ende weerdigheit van de geboorte 3 die haar Godt heeft gegeven. Haar Maiefteit verzekert , dat de gemelde Heeren Staten Generaal in de overvloedige Zegeningen die God haar heeft gegeven ende vermenichvuldicht op haar ftaat door de vreede , die hy haar heeft verleent (waar door haar ordinaris lasten zeer werden vermindert) zullen eenige reflexie maken op haar tegenwoordige Weduwe llaat , ende op de noot van haar zaken , te weten , op haar Domeftike lasten , die zy als noch moet dragen , om te corferveren wat haar geboorte haar geeft, ende dat de violentie der vyanden haar niet kan benemen. Zy vertrouwt dat de goede gedachtenis van de  de goede Ofócien, die den Staat van tydt tot tydt heeft ontfangen van het Koninkïyk Huys van Groot-Bnttannien , ende van de grondige gencgent.heit die het Cheur-Pakfifche Pluis heeft gedragen tot haar fubfiftentie. Waar op haar Majefieit verwacht een fpoedige genegene Refolutie. Het welk , zegt Aytzema by copye over* genomen, ende in de Provintien gezonden .is. hnde heb ik het van wooit tot woort willen zoo Hellen, om te tonen tot wat lamentabele fortuyn een Koninkïyk Huys kan komen < ende dat groote Vrienden ende Aüiantien niet altyd het grootfte lleunfeljzyn. / io. Onder de groote preparatien aan onze zyde , vermeerderd de zwakheit van de i Prince van Orangen j, ende fterft zyn Vorst: Ge» nade geheel uitgef.eert zynde , met goede refolutie ende bekentenisfe , den 13. dezes in s' Hage. Is een Prince geweest van groot verftant, T' kwaadfte was, 't welk gemeenlyk uit civile factiën ontftaat, dat hy gefubiugee.t hebbende de Armiaaniche factie , alle autoriteit van de Provintien, Generajd Staten , ende den Raadt van State aan zich hadde getrokken , ende niet met tytel, maar in effect als Souveiain van alles disponeerende, met 'advies ende raadt van diegeercs (Da) d.i*  C 52 ) die het hem beliefde daar toe tè riepen éridd gebruiken. Scheen ook op zyn oud;:doin zyn courage verloren :e hebben, willende hooit reiolveren tot belcgeringe van eenige Stadt. niet tegenftaan-rlg alle appai jSntte, ende perfuafie van de Staten Het is gebeurt, dat dec^e wintër (1525 I de Staaten hem communiceerden zekeren aanflag, verdoekende daa> toe zytie ordrc en patenten, hy het zelve weigerde te doen , zeegende tegetls de Gecommitteerde , ftaanée voor hém rtièt b' sote h tof fe : faites ce que yom youdrcz , je ne le véttx print, Ja; is • doe het geen gy wilt , maar ik wil het niet doen. Is orgetrout gebleven, ende heeft zich altyd vei mengt ge! ad met joi ge dochters wordende cp zyn ouderdom geheel grynig cn onverduldig , als de zaken niét gingen naar zyn zin ; w3s anaerfints heel beleeft ende affabel, wetenie de affectie van een iegelyk te winnen. De Libertcit van deze véreënigde Nederlanden verei cht wel, dat Prins Hendrik niet en fucccdeerde in de autoriteit ende macht, die Prins Maurits gehadt heeft , ende dat dezelve ru met goede inftructie befneden ende gereguleert werde , maar dat zal zoo wel niet kunnen gefchieden by Krygftyden, zonder zyn Excell. te bffenfeeren, ende grooteiyk te miscontenteeren, het welk vöoj den Staat  ( 53 ) Staat van 't Lsnt ook niet geraadzaam is, zond ^rlinge zoc de beginfelen van z\ r. Itegerjnge met eenig notabel geiuk of exploict worden gëlegt. Evenwel dient daar op geiet, op dar de lioe;teit er.de autoriteit van de Provintien niet te eenmaal worde geopprimeert. Hcc zekerfte is, dat die getne, die dus lange fin de Staaten Genera!gezeten , ea de Prince Maurits geado. recrt hebben ende hoogverheven, om zeifMq meer creayts te hebben , ofte met zekere infhMetie, en niet met ablolute eomnisfie, als tot ncch toe gefchiet, naar den Hage gezonden worden, ofte andore in haar plaatzegeueputeert. Aartshér gen Gedenkfchrifien. li. DeMagiffraat van Doesborg,! wezende door de fterftc" geheel verzwakt tot het getal van twee perfoonen, (1625) 'neffens den Secretaris heeft de Richter Mondt Swaefken het zelve hy misfive 't Hof geremonftreert, waar op 't zelve twee Comtnisfarisfen aan den Stadhouder afveerdigt, cm geautcrifcert te worden tot 't procedeer:n van de nieuwe electie buiten tyds; haer publique Commisfie was, om te handelen met den Stadhoider ende de. Staten, zoo van Utrecht) als Geneiaale, over de bevryinge van de Betouwe ende Veïtiwe. Pit werk worde by zommige naar behoore niet be'iertigt, en by andere gecontramineert; de autonfatie tot cie electie wordt gedepe* ( C 3 > fcheert,  C54) fchee-t, ende komt tot kennisfe van myn Broeder ende my, W- verftaaride, dat de Raatsheer Martims Gregori hier onder zoude trachten zynref zqoi e te doen ehgeren , ende andere van 't Hoi haart.- vrundeo van gelyken , en oordelende zulks a>s principaJj k deze ulurpatie by 't Hef , de Hoofdïradt Zutphen ende den Quartiere nadelich, de Steden prejudlciabelj en in zich t Hof of den Stadholder niet competerende te doen, ontbieden fecierelyk van Doesburgh den Secretaris Heiendaal, comrauniceeren hem dit werk, verhalende, dat het Hof hem wi'de verbygaan in de electie , er de vreemden daar in voeren , ( gelyk de waarheit was , ende ce Griffier Bibbits., fonder achterdenken , ons gecommuniceert hadde ) ende gevende hem inllructie, wat hy te te doen zcude hebben, Hy ryd datelyk wederom naar Doesburgh om te prevenieeren de elec t e van den Raedt, dewelke tot vier in het getal 's anderen daegs dcrwaerts zoude trekken: doét*« morgens vroeij wezende den (6. Sep de gézwóórne gemeente vergaucen, ftglfc baèjf vncè 't èèettè '>p nandm was, endezy, metyvergedreven zynde, om hare privilegiën flaende te hond et: . dom dc.detyk electie yan zes n etr.ve Schepenen, Burger luiden , ende onaer nen. voor de oudlte HeienJaai yoorfsJ De  C 55 ) De Commisfarisfen van 't Hof aldaar gearriveert , ëndte van Heiendaals reife naer Arnhem door Dr. Scutte (mede tot den Schepen ftoel aspireerende, maar vergeten ) gt-informeert zynde, examineeren hem fcherpelyk, wie hem geadverteert hadde &c doch hy melde niemant. met eede by ons daer toe verhonden zynde; ende om dat zy niet te vergeefs gcreist mochten zyn , doen de Magiftraat met de gemeinte noch kiezen drie peribonen. Dé Stadt Zutphen was mede by tyts van dit voornemen des HoVftS geadverteert, nam het ook qualik, maar dorsten naar Doesborgh niemant Committeeren, om 't felvighe te beletten ; het welcke zy nogtans hadden behoren te doen, aangefien het haer principalicke raecte, &c. Ibidem. D * (D4)  (55) D E KRYGSDAPPERHEID, ALLEEN DOOR VRYHEID ONDERSTEUND. EvEN^elvk in vrye Landen het 'Volk voor zich'zeiven arbeidt , zoo ook vest het aldiar vcor zich zelve., en omgekeerd heelt het in eigenduokelyke heer chappyen geen bejang er by , we hen te onder brengt : want hun ftaar \? reeds zoo eindig a's*" zy zyn kan , én daarom , zoo dia een dwingelands leger verflagen is , is ook zyn Land yeroverd. De middelen ter herftelling ontbreken hem meest alryd, want zvne onderdanen hebben noch moed noch, reden, om voor hem te yegten. Als een vrye fraai* wordt aangetast, zal ieder ter verdedging daar van willen vëgten , en zulks om dat ieder iets he ft, het gen hy laar door ttffens verdedigt. Hy heeft immers zyn ftaat , welvaren en bezittingen lief, en zal 'er te eer en gewillige* zyn leven voor wagen, om duthy anders alies kun veiliezen. Hier  (S7) Hier om is het, dat kleine doch vrye Staten . nie r dan eers de grootfte Vorsten hebben ku. nen overwinnen. Daarom dat dezen niet in ftaat geweest zyn, om vrye Landen te veroveren , dan by eene onvoorziene overrompelirg. De Grieken oordeelden nauwlyks eenig getal Perzen te groot, om door hun ege kieine Legers verflagen te werden, slgefilaus deed een inval in Perfié teen het machtigfte Ryk eer geheels waereid, met eene enkele tienduizend man te voet, en vierduizend te paard. Hy overwon evenwel en verfloeg alles met zoo groot gemak, dat hy nauwlyks ergens in het doortrekken wierd opgehouden ; in zoo verre, dat, ware hy niet ie rug geroeoen, om zyn eigen Vaderland tegen de famenzwering der andere Grieklche Steden te beveiligen, hy zeer waarfchynlyk geheel Perjïe_.. tot een wingewest zou gemaakt hebben. De Romeinen , die in dezelfde . Vryheid leefden , overwonnen alle fiaaffche Natiën der bekende waereid, doch dit konden zy de oude Batavieren niet doen , juist om dat die de Vryheid kenden. Wel is waar, hier en daar veroverden zy eenige vrye Landen, maar het koste hun ook altyd veel moeite en tyd; en menige neerlaag leden zy, eer zy eene beflisfende overwinning konden behalen; De Inwoon Jers alle vrye lieden zynde , waren ook alle dappere Spkjaten. Doch toen, de Romeinen C D 5 )te  Cs§) tegen groote" eigendnnkelvke Konmgen betonde- te oorlogen , hadden zy nau wlyks iets anders te doen , dan het zwaard U't te trekken , om van de overwinning verzekerd te zyn , en twee of drie legioenen veriloegen legers die twintigmaal fterker waren. De een!grïe gedugte vyanden die de Romeinen Ontmoeten , waren de Carthagers. die zelfs in vryheid.leefden. Hannibal aiieen bragt hun meerder en bloediger nederlagen toe , dan alle de Koningen der gantfche waereid d.den of konden doen , en toen zy dezen overwonnen hadden , wierden zy ook in 't kort de gcheele waereid meefter. Zoo groote dapperheid waren do Romeinen niec verfchuldigt aan hunne luchtftreek, maar aan hunne Vryheid en regeringswyze. Zy wierden in de beginfels der Vryheid opgevoed, en in hunne kindsheid leerden zy die beminnen, terwyl de ondervinding hen in die genegenheid bevestigde. Hunne eiga gelukkige toeftand boezemde hun eene veragting en verontwaardiging ifi , voor die laffe Regeeringen j die hare onderdanen noch befcheïmea , noch gelukkig maken konden; en in rt bevechten d er flaaflche Vo ken, zagen zy zich aan als Leeuwen onder een kudde Schapen. De oude Romeinen waren meefters der gehele  (59) ]e waereid, maar hunne tegenwoordige nako-* meiinger , zyn tegen geen enkel Canton der Zwitzers < 'pgewaslèn , en de verenigde machten van Oostentyk en Pruisfen, zyn, geloven wy ,niet ia haat, om die Cantons te overmeesteren. Schoon op bergen wonende, bezitten de Zwitzers eigendommen, en 't zyn vrye lieden. Dit geeft hun ook dat aanzien in Europa, dat de machtigde Vorsten hun Hof by hen maken, om troepen van dien Landaard in dienst te kunnen hebben. Toen de Nederlanders tegen den gedugsten Vorst, die toen in Europa heerlchte, waren opgeftaan, verdedigden zy zich zeiven byna een gehele eeuw lang, tegen zyn gantfche macht , en groeiden ondertusfchen in rykdom aan, daar hy midderwyl arm wierdt. En fchcon hunne regeeringswyze meer tot voortzetting van Koop • handel dan oorlog gefcbikt en ïfigerigt wierdt, moet hunne zelfverdediging een ieder verbazen, die niet weet, wat de ge~st van Vryheid by ten Volk kan uitwerken. Hunne vrouwen zelve vatteden de wapenen op, om de wallen te helpen verdedigen, gelyk eertyds die van Sparta deden. Dewyl in vrye Landen ieder inwoonder een Krygsman is of fchielyk kan worden, nemen ze hoe langs hoe meer in de konst van oorlogen toe, en worden eiken Veldtogt bedrevener. De legers in tegendeel van eigen  eigenwillige aüecnheei leners, inzonderheid zoo d:t- beftaan uit eigen onderdanen, die,# ais laffe fli.vcn , nauwlyks , mei" veel moeite en groore tucht to] Soldaten te maken zyc> worden gedurig zwakker, en wanneer de ouden verfrnolten zyn, hebben de nieuwe zelden veel te beauiden. Insge'yk ook, kunnen vrye Staten de verliezen die zy komen te leiden, fpoediger herftellen. Toen de Nederlanders tweemaal e ot de Kngclichen ond<.r Cxrnwd deerlyk gcflagen waren . hadden zy nog'-hans in twee maanden tyds een derde Vloot van bonaerd veertig Oorlcgfehepen , onder Tromp in Zee, en zogten hunne vyanden zelfs op. VA-  (Sr ) VAD ERL ANDSCHE GEDAG TEN. j^^YN Vaderland, helaas! uw luister ^ uw vermogen, Is dan , gelyk een damp, voor 'c fchreiende oog vervlogen! De naam van Batavier, wat droef en fehan. delyk lot! Wordt thans, door 't Waereldrond, ^eracht, gefmaad, befpot* Terwyl zyn roem en glans op't heerlykst konden pryken". 'k Zie, op dit denkbeeld, hém van fchaamte en ichrik bezwyken, En roepen : dierbare asch van RUITER, H E i N en T R O M P, Al waagde ik onverfaa^d den Vaderlandfchen romp, Als gy fnanmoedig deedt, wat zou 't aan 't nakroost baten? Uw Leeuwendaal fchynt thans . van 's Hemels hulp verlaten; Of liever daar het laf als in een fluimring ligt, Is 't vruchtloos dat de Held zyn groo.fchen taak verricht. Wat helpt het goed en bloed voor 't Vaderde rland te wagen, Zien we onze poging niet kragtdadig onderfchragen ? Ver-  (62 ) Vergeefs rh dat gy , vol moeds, of fïerf t of overwint , Zoo ge in verrnogenden geen onderfteuners vindt. Gelukkig Vaderland, als midden in de ram. pen , Waar mede de onderzaat geftadig heeft tc kampen , De heihyke eendragt in uw vrye wallen woont , En ieder Lid van Staat u trouwe hulp betoont , Geen zeifs belang het hart der grooten kan verblinden, Geen vriend des vyands in een fchynvriend is te v;nden, Of nooit een vuige ziel, bekoord door eerloos goud, U, daar 't verderf reeds dreigt, het bitterfle onheil brouwt. Dan kunnen Helden in het ftryden triumfce- ren , En Vaders van het Land zich, op den duur, zien eeren ; Dan word de Burgerfchaar, door de Achtbare Overheid, In voor en tegen fpoed, een gunstig lot bere;d. Schraagt dan. ö Pylers van dees vrygevochten Staten! Uw' Helden, die zien trouw op uw beftuur verlaten : Stort  C Wat  170) Wat rol moet een lieveling al niet fpeelen , om fteeds in gunst te biyven. Is de Vorst braaf, deugdzaam en geneigd om de waarheid te hoorën, dan zeeker kan de lieveling volgens zyn gemoed fpreeken , doch is de Vorst niet van dat caraéter, dan is de begunstigde altyd genoodzaakt te veinzen en te vleien. Dit evenwel is geen caracter dat met de naauwgezette deugd en eerlykheid beftaanbaar is. i)e vleier immers verenigt in zyn perfoon veele ondeugden ; want hy is een leugenaar door te zeggen het geen hy niet meent; hy is een lafaart , om dat hy de waarheid niet durft fpreken; hy is een bedrieger, om dat hy den geenen misleidt, wiens eigen liefde hy wil kittelen , en wat dies meer is. De vlsicry is evenwel altyd den mseften ho. velingen en lievelingen der Vorsten eigen, en is een zoort van Suikerbrood, waar mede zy hunne meesters wczenlyk vergeven , hen maar te vaak doende geloven, dat hunne gebreken wezenlyke deugden zyn. Intusfehen is het te beklaagen , dat de vleitaal zodanig aan de meeste Hoven cn by de grooten nodig is ; dat een man die in gunst is , wil hy daar in biyven, wel tegen wil en dank gedwongen is te vleien. Waa langens niet in het oog houden moet ï en gedurig zorgen voor de handhaving der wetgeving , tot welke het voornar mentlyk is gehouden.  CM 5 VERVOLG en SLOf der V E R H A N D E L I N Ö* Ovêr V naauw verband tusfchen de Burgerlyke deugden en de Vryheid* ]Q)^E deugden, die voorheen den roena onzer voorvaderen uitmaakten, ja ruim zoo veel dan hunne wapenen toebragten, om hen by andere vreemde Natiën te doen eerbiedigen , fchynen thans by derzelver nakomelingen in vergetelheid geraakt te zyn. Alle die wonderen van rechtvaardigheid en liefde voor het Vaderland, welke hen als verhevener weezens dan het gros der menfchen deeden voorkomen, worden helaas, by ons, maar al te vaak onder die harfenfchimmen gefield, waar mede men gewoon is de kinderen naaf bed te jaacn. En waar van daan dit? Daar van daan; dat een zwerm van valfche drogredenaars onze harten door hunne bedrieglyke leere verbasterd hebben. StaAsxM. Meng, April. ( G ) Di*J  ( 9° ) Die ydéfe praatërs Ieeren, dat eigenliefde alleen de eenige dryfveer van alle onze daden of handelingen is en ook zyn moet. Volgens hen is het hoogfte goed in de wellust geler/en, tot welke onze wenfchen zich moeten bepalen. Elk mensch, dus redereeren ;..y al voorders, moet zich zelfs als het centrum der geheele maatfchappy aanmerken, en zich nooit om het welzyn van 't Vaderland of vrienden bekreunen , dan in zoo verre hy voordeel daar uit trekken kan. En wat is 'er gebeurd ? Die gevaarlyke leere is maar al te greetig by veelen aangenomen, 't geen ook niet te verwonderen is; want, de driften, welke zy begunstigde, moesten haar fpc-edig veele aanhangeren maaken, en de Jaage gevoelens , die een natuürlyk gevolg van die redeneeringen zyn, hebben maar te zeer de plaats ingenomen der 'oude en alom me zoo beroemde deugden. Maar belaas ! het blyft 'er niet by. Deeze gevaarlyke drogredenaars worden onderfteund , door een noch gevaarlyker zoort, ti;e nie; te vreden den Borger zyn gehoor vereeïd te hebben tegen de Hem van het Vaderland , en de verplichting, die hy aan 't zelve heeft, in zyn hart vernietigd te hebben , ook bovendien beproeven, of zy zyne driften van eene verfchriklyke teugel kunnen bevryden , door welke derzelver heftigheid zoo niet altyd 3 althans zeer dikwyls be- dwon-  f91) dwongen wordt. De vreeze voor een wreekend God, die zy zoeken uit te doven, heeft dikwerf den rampzaligen doen terug keeren , die reeds op den oever der zinkpoeftond, waar in hy zich wilde neder ftorten ; en, hoe dikwerf weerftond niet het ongerust geweten de bedrieglykheid en de ver» lokkinge van de ondeugd, door zich te verbeelden , dat de Godheid gereed ftond, om den wankelende te ftraffen, om hem door den donder te verpletten! Hoe veelen zyn 'er niet eenig door de hoop eener eeuwige belooninge aangemoedigd , om als ware helden en oprechte Patriotten hun leven aan het Vaderland op te offeren 1 Hoe veele brave, eerlyke en deugdzaame lieden hebben niet, ondanks alle wederwaardigheden, tegenfpoeden en vervolgingen, met lydzaamheid den last van een rampzaligft leeven getorscht, eenig en alleen in de zekere verwagtinge van eene toekomende rust.en vergenoeging, die de gedagtenis hunner vorige rampen moest vernietigen en uitwisfchen ƒ Maar ach! zederd die nieuwe en vervloekte drogredenaren, heeft de Maatfchappy haare grondflagen zien waggelen, door de itoutheid van die- bedorven lieden , welke uit het ongeluk hunner medemenfchen een misdadigst genoegen fmaakten. Hadden de hedendaagfche Wysgeeren} ja (Ga) zelft  C n ) zeTs Staatkundigen, in ftcede van zich toe te leggen , cm de driften hunne zyde te doen kiezen , en zich onder derzelver beföherminge eenen talryken aanhang te malen . hadden zy, zeggen wy, op het voorbeeld van den groten ja Godlyken Socrates, alle hunne pogingen aangewend en zich (leeds bevlytigd , om het bygeloof, (die dochter der onweetendheid, waar door de achtbaare eenvoudigheid des Godsdienst zoo vaak ontkend wordt) te beflryden, zouden zy in fteede van vervloekingen, voor altj^d , de toejuichingen van alle vrienden der deugd verdiend hebben. _ Wanneer zodanige ongerymde Hellingen diepe wortelen gefchoten hébben, neemt het zoo nc dzaaklj k verhand tusfchen de zeden en de Vryheid ras een einde, en welk eene voorzigtigheid en fchrandei ht id moet hy dan niet bezitten, d:e zich aan 't geluk van zyns gelyken Opoffert, om de vryheid van een Gemeenebest tegen gedurige aanvallen te handhaven ! Wat moed hebben de leeden der Maatfchappy niet van roden^ (m alle de deelen vereenigd te houden , van een ftaat , die ftceds gereed is, om door de verfchrikkelyke fchokken der h-erschzugt, van een gk de toeft nd van den ftaat, hoe dierbaar het Vaderland den burgeren ook motje weezen ,■ zoo draa zulks gebeurt, loopt de Vryheid het grootst gevaar. Een eerfte Overheids perfoon, die geen amptgenoot heeft, wiens tegenkanting hy te duchten heeft, brengt zyne ontwerpen veel gemaklyker ter uitvoer , dan een Lid van , den Raad, die alles van den naayver zyney ( G 3 ) me-  (94) medebroederen te vreezen heeft. De fchatten van den ftaat , welke ter zyner befebikkinge zyn, dienen hem om zich afhangelingen te maken; terwyl eene beftendige legermacht, waar van hy het hoofd is, in zyne handen een werktuig van overweldiging kan worden. De gefchiedenisfen bevestigen immers , dat geen Volk onder eene alleenheerfching gebragt is, of het heeft zyne Vryheid verloren. Noch erger is het, wanneer de verwyfdheid Burgers en derzelver onverfchilligheid hen bewogen hebben , om 't bewind erflyk te maken; ten einde de onrust der verkiezing, en de moeite om de waare verdienften van de kuiperyen te onderfcheiden , te vermyden. Dan ftellen zy 't Gerreenebest bloot, om geen regel van gedrag te hebben, wanneer het bewind uit de handen van een mensch van bekwaamheid , in die van een flegthoofd valt , of 't flachtoffer te worden der onafgebroke heerschzugt van een geflagt , dat mooglyk deeze erflyke opvolging zal bezigen, om zich onaf hanklyfc te maken. Een wys volk wagte zich, om de uitvoerende macht, anders dan aan een tairyk lichaam te geven , ten einde de famenzweeringen tegen de Hooge Overheid ten uiterfte moeilyk te maken! IfJet verdeele dezelve tusfchen verfcheide leden, welke zich on-  C 95 ) onderling -mg an ! Het boude aan zich de keuze der Ove heid perfonen en veroorlove nimmer dat eenige orde zich by uitfhiiting de waard gheden van den ftaat aanmatige ! kortom, dat het overtuigd zy, dat de gelykheid ce grond der Vryheid is , en dat het Vaderland dus alle deszelfs weldaden gelykelyk tusfchen zyne kinderen moet verdeelen! Het is evenwel voor de veiligheid der gemeene Vryheid niet genoezaam, dat de wetten waken, om 't bewaren der gelykheid, van Staat , indien zy verwaarloosd hebben, in de ongelykheid der middelen te voorzien. Zoo draa eenige particulieren rykdomrr.cn genoeg bezitten, om een groot getal Burgers in hunne ontwerpen te doen deel nemen , kan men veilig rekenen, dat.alles verloren is. Hunne fchatten en bezittingen zuilen hun fpoedig eene overmacht hoven de overheids perfonen bezorgen, alz^o 'er altyd lafhartigen gevonden worden, die hen daar toe den weg baanen. Elk Gemecnebest dat de waardy der deugd kent zal zoo veel doenlyk de goederen zyner leeden , in zekere middelmatigheid houden. Het voorbeeld der weelde en pracht, 't gevolg van göoote rykdommen ,* vernietigt immers trapsgewyze de zedigheid en volks gewoonten. Het maakt dat elk met zyn ftaat te onvreden is, en veragting heeft voor de fpaarzaamheid en eenvoudigheid, die nogtans de ( G 4 ) bron  bron van bet geluk waren; en duizendenieuwe begeertens verwekken ten lesten in den ftaat eene gevaarlyke gisting , die wel eens in deszelfs gebeele ontlloping eindigt. Om diergelyke onheilen voor te komen , dienen dierhalve de wetten te zorgen, dat de bezittingen en rykdommen verdeeld biyven en niet in weinige gedachten overgaan. Met een woord , de goede orde in den ftaat vordert, dat geen Burger ryk genoeg zy , om de vryheid zyner Landgenoten te kunnen kopen, als mede; dat 'er geen een arm genoeg zy, om in de verzoekinge gebragt te kunnen worden, van zyne vryheid te verkopen aan,iemand, die hem zoude willen onderhouden. Het Volk dient ook zyne Overheden te verplichten , om hun van hun beftuur rckenichap te geeven, terwyl het gezach deiwetgevende macht een teugel moet zvn , voor allen die ongelukkig genoeg zyn , om heerschzugtige oogmerken in hunne boezems te koe-teren. Daarom dient de wet den tyd hunner bediening te bepalen ,' als een der kragtdadigdfte-middelen, om hen van de hoge Overheid af hankelyk te houden. De Overhe. den evenwel, moeten altyd eene genoegzame macht hebben, om zich zeiven ende wetten, wier dienaaren zy zyn, te doen eerbiedigen. Zy moeten, zoo lange zy alleen 't wetgevend Jighaara tot zintuigen dienen > eene bdhoeriyvVH k?  (97 ) ke gehoorzaamheid vinden by alle de leeden van dat iighaam. Wanneer zy onderftaan , zich meer macht aan te matigen dan hun is toebetrouwd , en zich veroorloven willekeurige bevelen te geven, dan moet de Burger macht hebben, dan moet het hem vry itaan, zich tegen hunne ondernemingen te verzetten. In alle andere gevallen vordert de biilykheid, dat zy het algemeen vertrouwen bezitten , en dat het' Volk zyne keuze wettige , door den eerbied die het bewyst aan hen, die het verkoor. Elk Burger benaorftigJe zich te Spana, om op het eerste bevel der Overheid, den hem opgelegden plicht te vervullen; nooit kende een volk beter en grondiger de waardy der vryheid , en was te gelyktydig meer onderworpen aan het gtzach der wetten. Niets kan aan de eere, om het gebied over vrye menfchen te voeren, gelyk gefield worden ; maar de moeiten aan het Overheidsampt gehecht behoren de deugdzamen, die hunne bekwaamheden eenig aan het welzyn van het Vaderland toeweyden in aanzien en liefde des volks te brengen ; zy zyn het, die daarom de algemeene aehtinge verdienen. Indien deze eigenaartige beloning hun word onthouden, indien in tegendeel de oprechtheid en . liefde tot rechtvaardigheid, aan verC G 5 ) yob  C 98 ) vo'gingen , laster en kuipzugt te prooy ftrefc. ken, zal de nayver noodwendig uitgedoofd worden , en domoren zullen de plaatzen bekleden, die aan de kondigen toebehoren. Dit was een der hoofdoorzaken, waarom 'Athene ten val kwam. Elk Gemenebest zal dan wel doen , den middelweg tc houden, tusfchen biind vertrouwen en ongegrond mistrouwen , ena?onder zekere bepalingen aan deszelfs Regeerderen de vryheid laten, om hunne bedieningen waar te neemen , en de daar aan verknochte macht uit te oeffenen. Het zy egter gezegd ; het geweld der Overheerfchers is niet altyd en aücen het grootst gevaar voor de Burgerlyke vryheid. Wanneer een dwingeland onder de begunstiging der binnelandfche beroertens , -geheel en al het gezach in handen gekregen heeft, verenigt doorgaans de verontwaardiging die aller gemoederen vervult, de twistende partven , en beweegt hen de handen in een te fïaan> om den Ichender der wetten te ftraffen. Maar doorgaans berykt de dwingelandy, zwak in den beginne , haare oogmerken door onmerkbaare vorderingen , en langs duistere wegen. De Burgers daarom moeten voornamentlyk zich in acht nemen, tegen onverfchiiligheid en losbandigheid; hunne aandsgt, altyd op de gemeene zaak gevestigd , moet heb in itaat lieUen, om de bedekte  (99) dekte aanflagen eener misdadige Jieerschzuht aan den, dag te brengen. Wanneer eenige menfchen zich verenigd hebben, om voor hun gemeen welzyn te zorgen , en in onderiinge vereniging te Ieven , zyn zy alleen gerechtigd, om de nodige wetten ter handhaving hunner gemeenfchap te maken ; en zo draa een of meer zich het recht toeëigencn , om die na hun willekeur te regelen, dienen zy over hunne illegaele handelwyze gecorrigeerd en geftraft te worden. Want immers, hoe veel tyds 'er zederd het vernietigen tier hoog/Ie wettige macht verlopen is $ zoo blyfe net Volk toch altyd gerechtigd, cm op de heriteliing zyner rechten aan te dringen: zy zyn van de menfehelyke natuur onafichydelyk en verftandige wezens kunnen die niet afftaan zonder hunne eige laagheid en vernedering te erkennen. Het fchoonfchyncnd voorwendzel, om het grondgebied van den ftaat door Oorlogen uit te breiden , is doorgaans het middel waar van zich de legerhoofden bedienen , cm hunne macht te vergrooten, doch waar in de burgeren hun niets moeten toegeven. Men gelove het vry, zeiden werden de wetten gehoorzaamd, onder het gedonder der wapenen. De macht die men verplicht is, aan een Veldheer toe te betrouwen , kan  C roo ) tan in handen van een hcerszugchtige al te ontzachlyk worden. Sparta zag zynen roem verdwynen, zoo draa het, voortgedreven door de heerschzugt van Eenen , de wyze inftellingen van Lycurgus verliet. De woede van te willen heerfchen bragt Athenen ten val, en was de oorzaak vmRomes ondergang. Deze zyn de voornaamfte middelen , die de Maatkunde op'evert , om de vryheid der Gemenebesten te beveiligen, tegen de omleggende gevaarlyke klippen ; maar de zeden der Burgers zyn en biyven altyd wel de zeke. ue waarborgen , zoo van de vryheid als \an het welzyn van het Vaderland Dit is de onwankelbaare grondflag, op w e'k-en de gcfteidheid van ieder Maat moet geveftigd worden. Indien zy dit ffceun misfen , zullen alle andere voorzorgen ydel en ongenoegzaam bevonden worden. De Overheden ziende, dat hunne pogingen niet onderfteund worden, zu'len allengs ens verflauwen, en verfmaad e rechten, zullen alle kracht en gezach verliezen. O deugd ƒ Dit is uwe heeilykfte elgenfchap , dat gy overal de gelukzaligheid vestigt, waar gy uw beminneljk gebied moogt voeren ! Gy zyt der menfehen wezenlyk goed , en maakt teffens het geluk uit van een yder in het byzonder ! De waarneming uwer v/etten verzekert het nut der Maatlchappy ! In - V f  ( ioi ) Tn de ceheele Natuur is 'er geen voortreflyker weezen, dan een mensch die zyn Vaderland oprecht lief hebbe; dan is hy het volmaakite werkftuk der Godheid, het welk zy met guriftige oogcn aanziet Aan die weid: d' »e planeten geiyk , weiken in den knng hunner werkzaamheid, het licht ert het leven verftpreiden, boezemt de opregte Burger aan zyne Landgenoten dien yver in , weike hem bezielt en doet gloeien. Het is een brandend vuur , dit aan alles een leevenbarende warmte meededeeit. Zyne gefprekken vervuilen aller harten met eere heilige liefde v>or de d.ugd. Zyne bedryven, met het merk der Vaderlandsliefde b. ftempeld, verwekken eene edele drift in de flauwhartigfle zielen, terwyl hy alleen le ft en beftaat, door het leven van het Gpmenebelt, welks roem de zyne uitmaakt. In wat rang de waare Vaderlandminnaar , door de keuze zyner Medeburgeren geplaast is , of met welke bediening zy hem wilen bekleeden; zoo biyft het welzyn van bet Vaderland altyd zyn eerfte , of om beter te zeggen, zyn eenige beweegreden. Als Overheid, zwoegt en waakt hy voor de rust van den Staat; terwyl hy geftrerg en oprecht voor de handhaving en bewaring der wetten zorgt. Indien hy aan het hoofd van het leger overwinnaar is , zoekt hy niet anders, dan eenen roemrvken Vroede  ( tos ) Vreede voor zyn Vaderland; en in den tegenfpoed draalt hy geen 'oogenblik , om zyn leven voor dat Vaderland op te offeren , eerder dan het zelve door eenige fchande onteerd te zien. Gebeurt het, dat de Zedigheid, der deugd natuürlyke gezelliflbe , of wel de onagtZaamheid zyner Medeburgeren , hem vergeten , dan zal de zelfde liefde voor het Vatlei land , aan de duisterheid van zyn afgezonderd leven eere by zetten; terwyl de bilfyke wetten en waatë verdiensten aiieen in hét openbaar zyne goedkeuringe zullen wegdragen. Als gemeen Soldaat zal hy zyne fpitsbroederen een voorbeeld van dapperheid en krygstucht geven; tewyl hy in de verwarring van den nederlaag den Vyand een onverzaagd wezen, en eene onwankelbaare kloekmoedigheid aanbiedt. Wordt hy ongelukkig in moeilyke en door verdeeldheden beroerde tyden geboren, dan kan de rechtvaardige zaak alleen hem onder haare verdedigers tellen. Hebben de losbandigheid in het zedclyke en de cnverfchilhdieid voor het algemeene welzyn, de Conirituüe van den Staat doen wankelen; dan toeft hy geen ogenblik , om beiden door zyn onopfpraaklyk gedrag, en het oeffenen der geftrengfte deugden, opentlyk te veroor deelen. Wan-  C 104 ) ; Wanneer het drukkend 'geworden bewind hem de vertoning oplevert der 11averny en der dvvingelandy, op de puinhopen der wetten gevestigd ; dan beproeft hy , als te groothartig , om in de fchande zyner Landgenooten te deelen, of hy wederom een vonkie der liefde 'voor de vryheid in hunne herten kan ontfteeken. Ge. lukt het hem, hen uit dien flaap van zorgeloosheid te doen ontwaken , is hy daad]yk de eerfte gereed, om de woede der dwingelandy te trotzeeeren. Doch , indien de verlaging hunner zielen', met, de fchande gemeen geworden, hem geen hoop meer overlaat, om hun het bezef hunner e;ge waardigheid weder te fchenken; dan zal hy dien verachtelyken hoop verlaten , en zoo lang het geheel al doorlopen , tot dat hy eeneMaatfchappy aantreft, die noch in het genot is, van haare aangeboore rechten. Liever zal hy zich in de verfchrikkelykfte woeftynen verbergen , dan aan den waren wysgeer het zoo vernederend fchouwfpel te verkenen van een menfeh, die het edele van zyn weezen kent, en echter toeftemt om het zelve te verlagen, door zich aan een fchandelyk juk te onderwerpen. O Vaderland ! O Vaderland ! Voorwerp der aanbidding van alle braven! Hoe aangenaam , hoe roemryk is het niet, zyn ieven op uwe altaren te offeren! O VryheidJ Eede- le  ( 104 ) Je drift van grote zielen ! Ongelukkig zyn zy, die nimmer uwe cnuitfpreeklyke genoegtens (maakten. Gelukkig ja driewerf gelukkig is de gene, wiens hoofd door een bugerkroon verfïerd word; en hoe gelukkig kan hy zyne da. gen in rust flyten, onder de befcherming van de wetten , en v?.n dat lighaam , waar van hy een Lid is. Niemand onderwindt zich, om zich boven deze wetten te verheffen, of anderen onder verplichtingen te leggen, aan welke hy zich heeft onttrokken. Een vry man vreest niet voor die onvoorziene Hagen , voor die verfchriklyke bevelen, welke door den mond van een Mees* ter uitgeboezemd worden, om de ongelukkige flachtöffers eener willekeurige macht te verpletten niets kan hem verhinderen , om het belang van den Staat, even als dat van zyn eigen goed te behartigen , en om aan zyne Medeburgeren een voorbeeld te geven, van eerbied voor de wetten en alle Vaderlandfchc deugden. Dat zy, welken zulk een geluk te beurt valt , alle hunne zorge aanwend .n, om het zelve te bewaren ! Laten zy toch altyd overwegen , hoe ongelukkig de .Staat der zulken is, die de waardy der onfehatbaare vryheid niet kennen ! DICHT-  ( 105 ) DICHTKUNDIGE GEDAGTEN over het GELD, Of het vermogen en tT invloed van den Rykdom, 6 Cjreld! ö rykdorn! ö gy zwang're fchattrezooren ! Wier kraeht door Vloten zelfs en Vestingen kunt booren , Gy zyt het die vaak veilt voor uw' ge- ichraapten hoop , Verftand , ja deugd te koop. Sta atsm. Meng. April. ( H) Geen  C 106 ) In 'swaerelds uclrend , wist geen flerv'hn^ van uw tiekken, ö ó Lokaas van de dood ! Gy dekte p-en gebrek)-en Van pest of hart, als nu. 't Was vreede wyd en zyd, Dit was de gouden tyd. 't Befmettend woordje , Arm , veragtlyk thans by allen , Bleef onbekend. By 't vee , in 't veld of in de ftallen Leefde elk gerust. Natuur, die ryklyk gaven ipilt, 6 Voede ieder even mild. Geen Erizichtons, geen Tantalen onzer eeuwen , Geen goudgnffoenen , die al ftaag om meer-, der fchreeuwen , Geen  ( i°7 ) Geen^vrekke heblust, vond in u hunn' troon, ö neen. Vernoegdheid was 't aileen. Maar toen bet hels gebroed ten afgrond uitgebroken , Om 't haatlyk Myn en Dyn, al d'aard van bloed deed roken , En d'eigenbaat niets baarde als wée; toen kwam door 't geld , Roof, oorlog en geweld. ö Geld! ö Rykdom! ..... Wie leerde u uit bc-rgfpelonken , En 's Aardryks ingewand , waar in gy Jaagt verzonken , Opvloeken , met dat alvernielend rot. Den Albefchik of 'c lot ? Zodra gy kwaamt, beroerde uw kommer, elks gemoed'ren ; (Ha) Mea  C io8 ) Men Hntschte nu niét meer de goed'ren te- gens goed'ren, Voor 't o yöotbeerelykc eens ieders nocd drufc. Ja, In 't geld had ieder zin. Dit was het, door welks hulp men 's wae- relds wellust (mankte, Dit was het , dat den Prys van alle Waa- ren maakte , Dus werd de handel ligt, bekwaam en groot ; ma.^r ook De vrekheid 's Afgronds fpook. List, loge"< en bedrog , en andere bloedverwanten Van c'at gebroed, verzelde a's nu aan alle kanten Die fchraapzieke eigenbaat; wien ze offerden, als f leer, Deugd , liefde , trouw en eer.  't Wierd nu een misdaad , niet alleen juist arm te biyven , Maar niet fchatryk te zyn- Geld regelde elks bedryven. Dat ftom metaal, dat den ruilhandel dempte en brak , Gaf ook 't genoege een krak. 't Is waar, men zag door geld nu konst en kunde aankweeken , Dog vrekzu^t leerde al vroeg, zelfs d'eere- looste ltrëekén , En de oude oprechtheid vlood. Zy vond nu nergens wyk. Die geld had, die was ryk. De koopman dugte nu noch rampen noch gevaaren , Elks nooddruft won nu veld in weerwil van 't vergaaren; C H 3 ) De  C HO ) De hoop op winst, was 't doel , waarSm hy zwoeg le en zwurf : Hy fchrokte tot hy fturf. De Woekeraar begon , met and'ren uit te zuigen , In 't zelfde fpoor te gaan : geen jammer kon hem buigen , Geen beê hem lenigen. Steeds kwam hem 't hebben wel , AI kogt hy 't met de hel. Nu wierd het geld elks God, in handel en in wandel : Geld was des Koopmans ziel en d'ader vah den handel. Geld ieders doelwit , geld wetgever c* veral , Geld , ieders heil of val. Geen wonder dat het geld ondeugden teelde en voedde, Geen  C in ) Geen wonder, dat het krvg en óorelogen broedde , Geen wonder, dat men voor den Afgod nederviel, ° Ten roof van ]yf en ziel. Geen wonder dan dat God, die 't geld ons heeft gegeeven ; De zilverblanke deugd zieltogen liet , en ineeven , ' Zo die fteeds ftryden moest. Gaf hv het geld de magt? * De deugd had heul nog kragt. Zo klommen d'eeuwen vast, raet d'eeuwen 's waerelds boosheid, "SMS*" ' h°"S ™ Me\«r;dragt,yk vak'en hebtot £n dezen ramp en twist. Dit  ( rtt ) Dit 's al de mode noch, zo 't eertyds was. De longen En flingsheid gaan verzeld met geldzugt, en 't vermogen Met gierigheid. Zulk' een verwantfchap heeft al 't kwaad Ontrust met d'eigenbaat. Dus reizen hierömlaag , de dingen tot ze daalen , J .' . De waereid blyft al t zelfde in fnoodheen en fchandaalen. Hoe! zou die boozer zyn? De tyd draait met ons om 't Geld heerscht, al is het ftom. Zo was't, zo is het nu. Zo niets u wil gelukken ', Wysheid, geweld en list en kragt, 't gaat al op krukken , Al  C ï»3) Al had .gy Samfoms fterkte^ en Salomons verftand, Geld is geluks verwant. Dié ryk is, ris geleerd. Wat zal u wysheid baten , Zo gy uw koffers niet gepropt hebt met dukaaten? Geld is alleen de leus, deeze onbezielde Hof Geeft afkomst, naam en lot* Al heeft een fchemlfen guit zyn Vaderland beftolen, Of 't goed van Weeuw en Wees verdonkerd en verfchoolen, Of 't Land te fnood verraên. Dat kan hy ligt ontgaan , Geld zelf dekt gruweldaên. Staats. Meng. April. ( I ) Hst  C X'5) Het woordje geld is dus vol van geheimenis. *t Betekent deugd , ja meer als iercand liet kan gisten; ö 't Word aangebeden, fchoon dat Vromaart het te wreed Den Afgod Mammon heet. En 't is om dit metaaal, dat alle de Aardelingen, Steeds wroeten met gevaar cn ziels - bekommeringen , Ver7chatende fU£t e" IUSt9 mct Z0!'S en Die zober heil bezat. D E  C «7 ) D E e e r l y K E koop m a m> Hy die zyn zelfs bclar.g , met datVan ótad en istaat Grootmoediglyfc vereend; de oprechtheid aan blyft kleven; En eere ftelt in elk volkomen 't zyn te ven; & TC1WhLty' Ontr0uvv, Jist> bedr°S en ^gen Hy die zich op zyn deugd en doorzigi 't meest verlaat; De wetten volgt, door God of Rechter voorgefchreven ; 3356 drevefM gierigheid of woc^rzucht ge- ^eSï ^ G£id' < 1 2 ^ Hy,  C «8 ) Hy, die geduldig draagt nootlottigc onge» valien; De kristelyke liefde en vrede kweekt by aken; En waarheid , trouw, en deugd, kiest tot zyn' evenaar. Hy, die zyn woorden maakt tot regelen en eeden: Hy eihd'lj/k', die fteeds volgt de befte les der zeden; Die is een deftig, wys, en eerlyk Handelaar.  JBYZONDERHEDEN OVER R U S L A N T. ]0)e Rusfifche Armée is ongetwyffeld de grootfte die eenig Verft of Mogentheid heeft, nogthans altoos niet even fterk; vermids derzelver eigcntlyke compleetheid voornaamentlyk afhangt, van het lang of kort uitftellen der recruteringen. Volgens de beste en geloofwaardigfte opgaven , beloopt het getal der Rusfifche reguliere Troepes , op 337000 koppen , waar onder circa nooo man Guardes ; 34000 Artilleristen , en 40000 Ruiters ; zynde al de relt voetvolk en ligte troepen. By dezen koomt nog een getal van over de 100000 lofakken en Calmukken , die ten alle tyde ten dienfte der Keizerinne moeten gereed ftaon ; des Rus. land in 't geheel op d'eerfte tromfiag , een legermacht van byna 450,3100 Man kan op de been brengen. De Soldy der Officieren en gemeenen, isby de Rusfifche Armée zeer gering , en daarStaasm. Meng. April. ( K. ) om  C I20 ) om is 'de Keizerinne ook in ftaat, zulk een ontzachlyk Leger op de been te houden. Zie hier de lyft van de Jaarwedden der Officieren. Een Veldmaarfchalk trekt s'Jaars. 7000. Roebels. —— Generaal aan Chef. 3000. —— Generaal Luitenant. 2000.' Generaal Majoor. 1200. —— Kollonel. 600. ——■ Luitenant Collonel. 450. Majoor. 300. Kapitein. 200. ■—■ Luitenant. 150. *—- Vaendrig. 120.: By deeze hunne traétementen genieten zy noch enige kleine voordeeien, van vrye bedienden (den ficketi) en voor voer paarden , beneffens por Honen , warneer het Leger buiten s'Lands dient , elk na rato van zyn caraéter. In 'c algemeen is de Collonel 'er het beste aan, alzo hy veele toevallige voordeden uit zyn Regiment kan trekken. De Soldaat ontfangt in 't Jaar 6 Roebels , 3 tonnen Meel, 1 ton Gort, eenige ponden Zout, en voorts alles wat tot zyne volle kleding nodig is. ff De ftrenge Militaire tucht, gevoegd by een leerzaam carader , maken van een Rus  C i2i ; Jïuffi?ch Regiment , een wezentlyk kweekfchool van alderlei konfttn en handwerken. De wehnge Soldy die de gemeenen trekken, verpliclven hen hun vernuft te fcherpen , en zich ze ven genoegzaam te worden. Daarom ook zyn zy meelt allen hun eige bakkers , brouwers , kleer- en fchoenmakers , fmids, timmerlieden, metfelaars, en wat dies meer is. In een woord , daar is geen volk dat zich zo weet te behelpen. Nu en dan winnen de Soldaten noch een ftuivertje extra, wanneer zy voor de Krcon werken. Een Land , waar uit de andere Zeemogentheden alle de materialen tot hunne Scheepsbouw benodigd, halen, het eikenhout uitgezonderd , is ligtelyk te befeffen , dat zelfs naar welgevallen eene Zeemacht Ikon hebben. Rusland had 'er evenwel geene voor Czar Peter I. en die het thans heeft, is oorfpronklyk geheel het werk zyner handen. Ten tyde van dezen grondlegger des Ryks, was zy tot dertig Schepen van Linie gebragt, waar onder, zo gezegd wordt , een van 114 Hukken, Het toneel waarop zy zich vertoonde was de Ooftzee. Zedert dien tyd , is de Vioot niet altoos even fterk geweeft. De regerende Keizerin heeft dezelve evenwel wederom in aanzien gebragt, en het aantal harer Schepen beloopt thans over de Vyftig, bchalven de ^Fregatten en Galeyen. De Scheepswerven waar op zy gebouwd wor( K 2 ) deii  ( 122 ) dén , zyn te Petersburg, Reyel en Archangel. De geheele Rnsfifche Marine ftaat onder den Groot.Vorst, als Groot Admiraal van het Ryk. Daar en boven heeft hy onder zich eenige Admiraals , Vice Admiraals en Schouts by nacht. De Zee Kapiteinen zyn in drie Clasfen verdeeld, waar van d'eerfte rang van Brigadier heeft. Alle deeze Officieren hebben hunne vaste jaarwedden, en 't geen eene zeer goede zaak is , zy zyn niet gelyk elders, de Schaftmeefters van bun Scheepsvolk. Deze jaarwedden zyn geevenredigd aan den rang , die zy by d'armée hebben , en die rang by d'armée is twee graden hoger, dan zy effectief by hun departement is. Kortom, alles toont 'eraan, dat Peeter als eerfte oprechter der Marine, dezelve gunftigst toedagt. Met al dat, moet men zeggen, dat het Rusfisch Zeeweezen , in zommige opzichte noch gebrekkig is; want Rusland weinig eigen Zeevaart hebbende, is het getal van welgeoeffende Matrozen 'er vry fchaars. Men kan wel fpoedig een Soldaat formeren, maar geenfints een Matroos , want daar behoord oeffening en ondervinding toe. Het fchynt dat de Rusfifche Scheeps-timmerbazen, noch de rechte flagniet hebben om  C 123 ) om aan de Schepen de vereifchte fnee te geeven ; want volgens het zeggen van des kundigen , zyn hunne Oorlogfchepen lomp , en flingeren afgrysfelyk. 'Er is geen ftuk, waar in Rusland meer veranderd is , dan in deszelfs finantien; want onder Czar Peeter was 't jaarlyks inkomen van 't Ryk noch geen 10 milioenen Roebels, en thans beloopt het over de 40 milioenen. Geen wonder dan ook, dat de Czarinne zulke grote dingen kan ondernemen en uitvoeren. Zie hier de bronnen, uit welken de voornaamfte inkomften voortvloeien. De kroons boeren die ieder Roebel betalen en welker getal alle 15 jaren word opgenomen. 7,500,000. Roebtls. De pacht op de kroe' gen , waar in bier, mee en brandewyn verkogt word. 3,200,000. De in en uitgaais.de Rechten. .... 2,800,000. Dito in Syberien. 500,000. De rechten op het zout. 1,600,003. De mynen en bergwerken. . . . 500,000. De munt. . . 2,500,000. De koop en verkoop penningen. . . 1,700,000. \ ( K 3 ) Ljf.  r 124 ) Lyffond, Efth'and en Finland famen. 6co,oco Roebels 2o,gco,ooo Deze artikelen bragten dit reeds over tien jaren op , en moeten nu veel hoger Jopen. Het gezegeld papier federd ingevoerd , moet ook vee] opbrengen. Ook trekt de Staat noch andere voordelen van zyne onderdanen , als heerendienften , leveringen van proviand, en diergelyke. Het Volk dat boven in Syberic woont , betaald een cyns in pelterycn. De aanwas van Koophandel , de vermeerdering van tollen en de ontdekkinge van nieuwe mynen , doen noch daaglyks de revenuen van 't Ryk aangroeien. Voor enige jaren ontdekte men 'er noch twee , zeer ryken ; en de menigte yzer, koper, lood en andere metalen , zetfs zilver en goud , die uit de Rusfifche bergwerken gehaald word is geenfin ts gering. • : ■ Wat den Landbouw aanbelangt . de onevenredigheid tusfchen de bevolking van Rusland en de uitgeftrekthcid van deszelfs grondgebied , brengt 'er noodwendig te weeg , dat 'er veele Janden en gehele itreJcen onbebouwd zyn. Deze te geringheid van  C«5> van bevolking , is iets 't welk niet gemaklyk te helpen^ is , en niets is daar toe in ftaat, dan eene lange vrede ,• veel oplettendheid omtrent 't geen de gezondheid aangaat , en 't aanmoedigen der huwelyken , beneffens het lokken van uitlanders. Maar 't geen veel gemaklyker te verhelpen is, en evenwel veel meer nadeel, dan de weinige bevolktheid , aan den ftaat toebrengt , is d'onvolkomenheid van den Landbouw. Immers , een vrugtbare grond, wel en yverig bebouwd wordende , is dezelve een ryke bronader van welvaart. Dit gebrek is in Rusland aan meer dan eene oorzaak te wyten. Daar is in 't Rusfifch nationaal caraéter , een foort van onvolkomenheid , die b\ na overal in doorftraalt. Een Landman moet, alvorens hy het koorn in de fchuren hebben kan , eerst denken op den aart van de grond; dien enige maanden te voren bemesten ; en dit te kunnen doen , voor het vee zorgen , waar van hy de mest kan trekken. Daarna moet hy zich de kosten troosten , der aankoop van goed gereedfchap tot den Landbouw Dit alles verzuimen de Rusfen, en daar ftraalt in hunne meefte bedryven, eene zekere overhaafting door , om te genieten ; die hen belet alle die voorbereidenC K 4 ) de  ( «6) tnZTü te fuiken ' 'en maakt l dat al nun werk onvolkomen is. r^SJte timmerman by voorbeeld , da? S k f1 Van geen ander gereedfchap oen /yI,' 'tis nauwl>*s tebegryl ' dat hy daar zo behendig mede kan JJgft* ; myar >t is teffens onbegrypelyk itha,hynZ^ C bekeBde ^mermans gVeedJ gter en beter kon werken. Weinig be kreund hy zich of 't hout nat of Ug js, en door de hitte van de zon barst £e metfelaar , fn plaats van zich vooraf van fc-u.wagens of karren te voorzien , doet de bouwftoflèn in een mat „ aan twee draagba! ren vastgemaakt : zo dat twee mannen niet de helft van 't werk verrigten , 't geen bv «£ fn «PPerman kan doen.' Zy§ geven zich de tyd met, 0m de kalk te bereiden Het yzerwerk blyft bros , uit gebrek aan genoegzame fmedinge De planken der Schepen zyn nat en met fpint bezet , zo dat ce vaar u.gen zo dra zy beginnen te werkf' J* worden. Dit gebrek itraalt in Jlte de handwerken der ilusfen door, waarom ook alle heden van enig vermogen fehoon zulks veel kostbaarder valt vrern! ÈnT geïui^n ' e" de bewerkte zl ken van buiten 's Lands laten komen. De armoede der boeren , fteJt hen meestal  C 127 ) al in de noodzakelykheid , om hün eigen gereedfcbap te moeten maken ; het welk daar door zeer flegt en meest van hout is, Die zelfde armoede fte't hen in de onmooglykheid om vee , des om mest tot hun Land te hebben Traagheid, het natuurlyk gevolg van verdrukking en moedeloosheid , maakt bovendien, dat hy dat gebrekkig gereedfchap , die middelen welke irt zyn macht zyn , verwaarloost , en niet het vierdepart werk doet , 't welk een boer by ons verricht. Niets onderhoud meer de nyverheid, dan 't vooruitzicht van de vruchten zynes arbeids te zullen en te kunnen plukken. Nu zyn zeer veele boerenwoningen en dorpen, zeer verre afgelegen van enig bevaarbaar water. De producten verliezen dierhalve door de moeilykheid van het tranfport per as , *ï beste gedeelte hunner waarde , en 't koorn dat met veel winst aan den buitenlander kon verkogt worden , geeft een te gering voordeel, wanneer men 'er brandewyn van ftookt. De twee beste hulpmiddelen tar volmaking van den Landbouw in Rusland , zoude dezen zyn. t) het Land met veele Canalen te doorftyden , om het rianfport gemaklyker en 't vertier na buiten s'Lands ligter te maken. 2) De boeren een eigendom te ( K 5 ) ge-  C 128 ) geven en hunne eyverbeid daar door op te wekken. Dan zulien de andere ongelegenheden van zelfs yerdwyneo. Even gelyk noch heden de boeren zyn , zo was voortyds de geheele Natie. Ieder oeffende voor zich zeiven allerlei Ambachten ; hy bouwdezyn eigen huis, maakte zyne eige kleederen , en voorzag in alle zyne behoeften , zo goed en kwaad hy kon." Maar, wyl ieder handwerk een zekeren tyd vordert om het te Jeeren , zo was , gelyk ligt te be • feffen is, hun arbeid noch kunftig, noch regelmatig , noch duurzaam. Thans begint hun werk niet geheel van fmaak ontbloot te zyn , doch 't is iets , dat zy van de vreemdelingen geleerd hebben. De Rusfen zyn van ouds in 't bezit geweest van eene byzondere manier om juchtleer te beryden, doch behalve de loo3'aryen waren 'er geen Fabrieken aan 't Land eigen, voor Czaar Peter.l. die derwaards alle vreemde Ambachtslieden heenlokte. in 1775 telde men reeds in Rusland by de 500 Fabrieken van allerlei foort, en zeedert is hun getal noch merkelyk toegenomen. De GeweerFabrieken van Tula , beginnen in reputatie te komen. De linnen, wolle 'er zydcweveryen , werken veele Manufacturen! af, die juist niet zeer fraay maar echter bruikbaar zyn. De Kroon heeft zelfs een Laken Fabriek  C 129 ) brlek, die voor d'Engelfche Lakenen niet behoeft te zwigten, maar den prys van alle die Manufacturen, fchoon geene inkomende rechten betalende, is tejhoog, om ooit verzendingen na buiten 'sLands te kunnen doen, en dus, het hoogfte waar naa Rusland noch vooreerst ftaan kan , is, het zoverre te brengen , dat het de vreemde Manufacturen en handwerkers kan misfen. Een Ryk , dat door de uifgeftrektheid van zyn grondgebied en verfcbiheniheid van climcat, overvloed van producten heeft,welke door de buitenlanders niet kunnen gemist worden , moet zeker groten handel voeren , en dit doet Rusland ook. Deszelfs koophandel heeft evenwel niet beginnen te bloeien , dan met de opkomende loten der Zeemogentheden, voor 't midden der zestiende eeuw , waar uit de handel met andere Mogentheden kon gedreven worden. Thans he ft net 'er velen , waar onder die \'an •Petersburg, Kevel, Nerva, Wyburg Riga en Archangel de voornaaniften zyn. Indien de nyverheid der Rusfifche natie zo groot was , als de rykheid van haar Land, zouden de voordelen welke zy uit de Zeehandel trekt met andere Mogentheden , langs de Oost en Witte Zee , ongelyk veel groter zyn ; en hier toe zyn de middelen zeer eenvoudig. i) Den uitvoer van alle ru-  C 130 ) ruwe materialen te belasten. 2) Dien van goed , in Rusland gewerkt, door premien aan te moedigen. 3) Het vertier van bui. tenlandfche manufa&uren door noch hoger tallen bezwaarlyk te maken. Wie twyffclt, of 't voordeliger zou zyn, de hennip tot touw geflagen , het vlafch tot linnen en zeildoek ; 't yzer en allerlei werk gefatsoeneerd , de pot- en weedafch in glas of met olie in zeep veranderd, &c. uit te voeren , en de voordelen der bearbeiding in het Land te houden ; dan 't profyt daar van aan vreemdelingen weg te geven ? Een Staat die bezitter is der ruwe materialen , is cok meefter van de Fabrieken. . '^r is noch eene andere reden , die deze Natie belet, de mogelyke voordelen uit haare producten te trekken 5 de afhankelykheid namentlyk , waar in zy is, ten opzigte der vreemde Kooplieden ; want het fchynt dat de Rusfifche handelaars altoos in hunne finantien ten agteren zyn. Gebrek aan geld noopt demeeften, wanne?r de producten noch niet of nauwlyks in de Magazynen zyn , om die te verhandelen ; fchoon zy ze mooglyk eerst over zes of agt maanden zullen kunnen leveren. Van zodanige verkopen worden de Contracten in 't najaar genoten , en in 't commercie Collegie geregistreerd. Daar na ontfangt de verkoper reeds een gedeelte der pen-  C 131) penningen. Wie begrypt nu niet, dat de koper hem die vooruitgefchote penningen , en het gevaar van 't crediet, rykelyk doet betalen , en dat het voor den verkoper veel voordeliger zoude zyn , indien hy zo lang kon wagten , dat de vaart open was ? Aan d'andere kant kopen de Rusfifche Kooplieden de vreemde waren op eenj jaar, welk crediet noch gevoeliger word ingepeeperd ; want niet zelden is capitaal en intrest verloren- Nu , dit word door den buiten: lander wel gevonden. Een Land, waar in by de eerfte opeifching des Sou vereins , 100,000 recruten opdagen, kan zulke grote legers hebben als het wil, en die niet alleen de gewapende macht van geheel Europa evenaren, maar zelfs overtreffen kunnen. Insgelyks de voorraad fchuur zynde van al wat tot een Scheepsmacht nodig is , kan het zulke grote Vloten hebben als iemand. Het is des te voorfpellen, dat over een eeuw Rusland d'aanzienlykfte veroveringen zal gemaakt hebben , en dat deszelfs invloed op het politieke waerelddeel byna preponderende zal zyn. ♦ Doch zal dit juift het geluk van 't Ryk vermeerderen? Denklyk het tegendeel. Rusland zal niet eer een gelukkig Volk voeden, Voor dat de lyfeigenfchap zal afgefchafc zyn.  C 132) zyn. Indien dat Rvk eens gezegend wierd met een Opperhoofd , niet een veroveraar, maar een vader zyns Volks ; een man van gevoe ig harte zynde ; meer waardy Hellende in de welvaart van tien famhien dan d'aanwinft van zes Provintien , zd hy d'eerfte zyn , om den Adel te leeren , dat de lyfeigenfchap een fchending is , van de geheiligde wetten der natuur. Hy zal 't eerst de kroonsboeren voor vrye menfchen verklaren. Indien de Adel zyne boeren een eigendom gaf , welke zy door hunne nyverheid mogten verminderen , en voor welken zy tot een bepaalden prys , hunne vryheid mogten kopen , zou die Adel niet verliezen , en 't Ryk 'er onuitfprekelyk by winnen. MEN»  C 133 ) MENGEL GEDAGTEN. EEL te fpreken doch weinig te zeggen, eene vriendelyke doch deftige houding aan te nemen, door oppervlakkige woorden een zoort van kennisie en kunde aan den dag te leggen , en op zyn tyd te zugten wanneer men met kundiger te doen heeft , opdat ze niet kunnen nagaan hoe verre onze kunde gaat, voorts eenige vrienden of afhangelingen te hebben, die overal onze verdienften uitfchreuwen ; zie" daar de middelen , waar door een zot al veeltyds voor een groot man te boek gefteld word. Koningen 1 vrees niet voor een Volk , dat zich met den Landbouw bezig houd , dat door den Koophandel ryk wordt , dat (maak in weelde en pracht heeft ! Maar gy Tyrannen ! Zidder voor onderdanen , die niets dan hun leven te verliezen hebben ; een leven , dat hen veeltyds tot last is. 3- Al het onderfcheid 't geen 'er is tusfchen een kun- 1. 2.  C 134 ) kundig en onkundig Staatsman , is, dat d'een alle de uitwerkfelen van 't wyduitgeflrekst ontwerp vooruit ziet, terwyl d'ander van 'c eenvoudigst ontwerp niet oordeeld dan by d'uitkomst. 4- Een Natie verdraagt altoos met ongeduld, dat zy door vreemdelingen geregeerd word; doch dan dient zy eerst in itaat te zyn, om zich zeifs te kunnen regeeren , en daar zyn gevallen , waar in zy die kunst eerst van vreemdelingen moet leeren. '5. De Staat is gelukkig, wanneer de Vorst geene andere lievelingen heeft dan zyn Volk. De Staat is noch gelukkiger , wanneer de lieveling van de Vorst een voorfpraak van het Volk, een vriend van deugd , handhaver van rechtvaardigheid en voorftander van den Koophandel is. 6. De goede naam der Vorften , hangt niet af van de gevoelens en denkbeelden zyner Hovelingen. Dezelve wordt gevestigd door de liefde van zyn Volk, en bekragtigd door de Item der nakomelingfchap. Het vervolg hier na.  C 135 ) MENGEL GEDAGTEN. 7- JÖTeT gaat met de gelukkige Negotien in het politieke veeltyds even eens als met de gelukkige genezingen; zy worden menigmale naar ware grootte van het gevaar , doch dikwerf ook naar de langfaamheid en be« hendigheid gefchat. Juhus Caefar beleed, dat hy liever d'eerfte in een gering Dorp , dan de tweede te Rome zoude willen zyn , en dit gaf eene eedeIe trotsheid te kennen. Maar, wanneer een Staatsdienaar van een middelmatigen Vorst , die zyn Heer op zyn gemak naar zyn hand: kan zetten , en hem zonder enige mededingers regeeren, voorgeeft, dat hy uit blote genegenheid en aangekleefdheid naar geen hoger dienst wil ftaan , noch dezelve aannee-, men , zo zou men zich kruisfen en zege. rien moeten , zo dikwyls men dien onbe. fchaamden leugenaar ontmoette. 8. Een groot bedryf fteunt wel eens op des* Staasm. Meng, Mey. ( L ) aefg 9.  (isO zelfs eigen werkelyk vermogen, terwyl een ander door vreemde hulp gefchraagd, uitgebreid en volvoerd moet worden. io. Daar zullen altyd gebreklykheden te vinden zyn , als men de kenfchets van een groot man willende opmaken , zyne huisfelyke omftandigheden, en private goede en kwade hoedanigheden mede in aanmerking neemt, voor zo verre dezelve geen invloed hebben in die daden , door welke hy zynen naam in de Waereid aanzienlyk en van veel belang gemaakt mogt hebben. 11. Menige Heeren zyn zeer koel in bun voorkomen , en droog en agterhoudend in hun gedrag en behandeling of verkeering ; doch hunne gunften en vertrouwlykheden zyn beeter en duurzamer dan zulken , die zeer veele vriendelykheden bewyzen , doch in 't hart 'er niets van meenen. 12. De tuinen , die het minst dragen, kosten het meest van onderhoud, en her heeft eene gejyke verhouding of betrekking , tusfchen de  (137) de Hovelingen , en de Bedienden van den Burgerftaat. • 13. ' •■ ' Een braaf Staatsdienaar of Minister- vleit nooit de fchandelyke neigingen in zyn Vorst of in anderen. Altyd zich zeiven gelyk, en eenparig in zyn gedrag , terwyl hy metsdan dadelykheden bemerkt , zo bemoeit hy zich niet met tydverfpillende nietige beuzelmgen , waar in velen iets groots ftellen : waarom hy ook de vruchten zynes arbeids kan in oogften , als anderen niets' dan hooy en ftoppelen verzamelen kunnen. Daar verreizen weinige lieden uit deeze naar; de andere Waereid , die nog* niet iets onafgedaan agter zich laten. 15. Met de meest geprezen werken van geeft en fchranderheid , gaat het meermalen , als met alle andere Modens; het fatfoen maakt'er de' waardy van uit. Als de poppenfpelen va» veele nieuwe fchryvers , met welken zy hun beften en fchoonften leeftyd verkwanfeld hebben , eens ontleed wierden, en in derzelver ware gedaante vertoond , dan zal 'er niet veel byzonder van hen overblyven* (La)  Men heeft al te welige vernuften, zo wel als te welige gronden , die met zand moeten doormengd worden. Insgelyks ook heeft het verftand zyn Moden , even als het Hof en het Ceremonieel, 't welk men daar verneemt. 17. In kleine Gemenebesten leert men de perfonele verdienften , zo wel als de geheime ondeugden , veel rasfer en nauwkeuriger kennen , dan in grote ftaten : want , al geeft het aldaar mindere gelegenheden tot heerlyke en glansryke daden , zo wordt aldaarin tegendeel de fchoorvoetende en fchroomvallige deugd , des te eerder uit derzelver fchuilhoeken in 't licht getrokken. 18. Men zal zich niet ligtelyk een zieltreffender beeld kunnen voor ogen ftellen , dan dat een man van verdienfte verplicht is, in 't Ceremonieel der armoede te voorfchyn te komen. 19. De vleiery en de gelegenheid tot verma- ken»  C *39 ) ken, vergezellen de Groten zo zeer, dat het ten hoogde bezwaarlyk voor hun wordt , om eene uitftekende verdienfte te erlangen. 20. Die zyn Vaderland niet lief heeft, kan nergens voor enige opregte genegenheid hebben ; en ondankbaarheid tegen 't zelve fluit ondankbaarheid tegen bloedverwanten, vrienden en tegen God en menfchen in. 21. Door de Vryheden van het' Vaderland in allerlei opzichten te handhaven , leggen de Grooten den vasten grond tot beveiliging van hun doorluchtig Huis en Geflacht , en tot het winnen van een onilerfelyken naam by de nakomelingichap. 22. Men pryst niet ten onrechte de Romein, fche Liefde tot het Vaderland , als een model der hoogfte dn volmaakfte van dat foort, aan. Want, welk Volk heeft een opzetlyker haat tegen alle geweld en onderdrukking getoond? Welk heeft bezwaarlyker zynennek onder een juk gebogen ? Hoe moesten eerst de zeden ten vollen bedorven zyn , eer da ( L 3 ) C*.  ( M° ) Ge/ars .hunne willekeurige en tyrannifche /egeering konden yastftellen. 23. Op tweederlei wyze word men van zyn Vaderland vervreemd ; als eerst door eene vreemde opvoeding , en ten anderen, door eene verandering van denkingswyze ; dewyl men dus den fmaak en geest der vremdeüngen , als t'ware , zich door letteroeffening als eigen maakt, H> De enige fteun van een Tyran, waarop hy ftaat kan maken , is zyne Krygschknegten, welker getal hy verfterken moet, naar mate hy zyn volk mistrouwt; 't welk eene duidelyke belydenis van openbare vyandfchap is. 25. . Het blykt uit de Gefchiedenisfen, inzonderheid van Engeland , dat zulke Vorsten, die het driftigfte op willekeurige macht verzot waren , en 't meest daar na trachteden , inzonderheid merkwaardig waren , om hunne laagheid van geest en bekrompen yerftand. 26.  ( i4i ) 26. Eerzuchtige Staatsdienaars , kunnen geen verdrietiger en haatelyker dénkbeeld hebben, dan van hunne ampten ontzet, en met hunne voorgaande aanbidders op eenen gelyken voet gebragt te worden : waarom zy hun ontflag uit de bediening ook gemeenlyk als een vonnis van fchande en ballingfchap aanmerken. 27. Geen heerlyker proef kan een Ryksbeftierder van zyne roemrugtige regeering geeven , dan dat het onder zyn beftier ieder vry fta, tegen de Tyrannen en derzelver geweldenaryen uit te vaaren ; en dat men het zeldzame geluk geniete, van te mogen denken wat men wil, en te zeggen wat men denkt. < L 4 ) DE  ( I42 > D E P L I G T E N. Welken de Vorflen jegens hunne Onder, danen dienen in acht te neemen. ^W^AS het mooglyk, dat de Vorften beftendig met de volkornenfte wysheid konden regeeren, zouden derzelver onderdanen ook altyd gelukkig zyn; de grootfte overeenftemming zoude tusfchen hen plaats hebben , en alles in de geregeldfte order toegaan : doch zulks is volgens den aart der menfchelyke natuur onmooglyk. De Vorften menfchen zynde, des aan de zwakheden hunnen natuurftaat eigen , onderworpen , verlaten helaas maar al te vaak , de gezonde en eenvoudige regelen der regeringskonst, omdieeener verkeerde handelwyze aan te nemen , welke zy met den naam van ftaatkunde betytelen ; fchoon die ftaatkunde veeltyds allerwanheblykst is, en nimmer hoger trap van volmaaktheid kan bereiken , dan wanneer zy op eenvoudige gronden en handelingen gevestigd Wierd. ö Toen de Ifraëüjen aan Samuel om een Kb- nisg  ( 143 ) ning vraagden, zeiden zy tot hem: {tel een Koning over ons aan gelyk alle Natiën er een hebben , op dat hy als Rechter over ons zy; dan zullen wy een Koning hebben om ons te regeer en: onze Koning zal ons oordeelen, hy zal aan ons hoofd optrekken, en voor ons ftryden in alle onze oorlogen. Toen fprak de Heere tot Samuel ; /lel een Koning aan; om hen te regeer en ! Deze weinige tvoorden zyn voldoende , om de hoedanigheden te befeffen, welke de geenen dienen te hebben , die door God beftemd ^yn om te regeeren , en de verplichtingen welken op hen leggen, om zo eene verheven en gewichtige waardigheid, naar vereifch te bekleeden. Deeze ftoffe volledig in alle zyne deelen tejwillen verhandelen , zon te wydlopig zyn; des men zich maar eenig tot het hoofd, zakelyke zal bepalen , namentlyk : wat een Vorst te doen ftaat, om 't geluk en de veiligheid van zyn Volk te bewerken , dat is , wat zyne hoofdplichten zyn. j De Vorften , fchoon zy zich zulks maar al te gemaklyk diets laten maken , behoren zich zeiven niet toe, maar aan hun Volk ; want de macht, welke hun door de Voorzienigheid in handen gefteld is , wordt hun niet verleend om gebruikt te worden tot een werktuig hunner eigc verheffing; maar eenig, om 't geluk hunner onderdanen te bevorderen: waar uit ( L 5 ) dan  C U4 ) dan ligtelyk te befeffen is , dat dit geluk der onderdanen , voornamentlyk afhangt van 't caraéter en van 't verftand van den Vorst, die over hen gebiedt. De Prinfen, die meer op hun eigen belang denken dan op dat van de maatfchappy of 't gemenebest, waar van zy het hoofd zyn, halen zich ten lesten noodwenJg de misagting en liefdeloosheid van 't Volk op den hals, wel verre van zich by 't zelve bemind te maken ; terwyl zy, die met verzaking van zichzeïven, alleen op hunne onderdanen denken, by dezelven het voor. werp der zuiverfte en algemeene liefde /worden en biyven in zo verre zelfs , dat hunne namen eitwen daar na, in een gunstig aandenken biyven , en als die der heiligen geëerd worden. Een der gevvichtigfte zaken, die een Vorst in acht moet nemen, is de zuinigheid, nogthans niet tot gierigheid overgaande, en nimmer dan op zyn tyd en tot voor den ftaat en onderdanen nuttige einaens, het geld uit te geven , dat zy aan hem opbrengen. Het tegenovergeftelde is nogthans niet zelden het gebruik van veele Vorften, die 't geld hunner onderdanen als een eigendom aanmerken, en 't zelve aan nutteloze uitgaven en bovenmatige verkwistingen verfpillen , ja fomtyds den Landzaat uitputten , om den opgeraapten kalen vremdeling ryk temaken. Kei-  C 145 ) Keizer Severus was altyd gewoon te zeggen , dat het geen maar een penning kost, nog veel te duur is, wanneer men het niet benodigd heeft. Ook was hy van gevoelen , dat de Vorften die het geld van 't volk gebruiken , om lieden te onderhouden en den kost te geeven, die zy kunnen ontbeeren en waar van zy geen dienst voor 't algemeen hebben , bedroefde huishouders en flegte (economisten zyn- Om die reden ook , was zyn eerfte werk , toen hy aan de regeering kwam, alle de overtollige bedienden van't Hof af te ichaf. fen , en men zeide van hem , dat hy de kunst bezat van geld te verzamelen, te bewaren en op zyn tyd even zo nuttig als overvloedig uit te geven. De ouden , welken Roboam de zoon van Salomon in het begin zyner regeeringe raadpleegde, om van hen te weeten , hoe hy zich best zoude gedragen , gaven hem wyslyk tot raad ; dat hy zyn volk met zagtzinnigheid moest behandelen en de zware imposten en belastingen, hun door zyn vader opgelegd tenfpoedigfteverminderen. Want, offchoon Salomon een groot en verftandig Vorst was geweest , had hy evenwel d'ifraé'iiten gedrukt en uitgeput, om zyne onmatige uitgaven goed te maken , en om de menigte zyner vrouwen en bywyven te kunnen onderhouden ; hebbende hy gedurende zyne geheele regeringe , immers geen oorlog gevoerd.  C 146" ) voerd. Toen nu evenwel Roboam dien raad verfmaadde, en in tegendeel dien volgde van enige onbezonne jonge'ingen , welke met hem opgevoed en deelgenoten zyner vermaken geweest waren , ondervond hy er wel dra de droevige gevolgen van , in den algemeenen opftand der Ifraëüten, van welk er tien Hammen zich te gelyk aan zynen vyand Jercboam onderwierpen. De Vorften hebben waarlyk groot ongelyk , niet gaarne te gedogen , gelyk doorgaans hun zwak is, dat men hun de waarheid onder 't oog brenge , en dat men ongeveinsd met hen fpreken kan. Vroeg of laat hebben zy berouw, den kwaden of ten minflen verkeerden raad gevolgd te hebben, van zodanige perfonen , die zelfs geen liefde voor 't algcmeene welzyn of vaderland gevoelende, hun dien ook niet kunnen inblazen. Zy zouden evenwel minder misflagen begaan en zich aan veele wederwaardigheden of onaangename omftandigheden onttrekken, indein zy tot een ieder zeiden: zeg my onbewimpeld uw gevoelen ; deel my uwen weimenenden raad mede ; telkens wanneer gy in hét denkbeeld zult komen, dat ik misflagen bega of raad nodig heb. Keizer Gratianus dagt op dat ftuk zeer wel. Hy b.ïgeerde volftrekt, hoe zeldzaam ook in een Vorst, dat elk vry tegen hem mogt inreken , ten einde , zeida hy , om van de goe-  C f4?> goede raadgevingen gehruik te kunnen maken. De ftaat der Vorften is in zeekere opzigte benydens waardig , alzo dezelve hun geleegenheid geeft , om veel goeds te verrichten. Indien evenwel , gelyk veeltyds gebeurt , dit hunne voornaamfte zorg , hun hoo'd-doélemde niet is , dan beroven zy zich zeiven moedwillig van 't fchoonfte voorrecht aan hunne waardigheid verknocht. Alsxander de Groote, ondanks zyne menigvuldige gebreken , bedankte daarom de Goden,, dat zy hem het gebied over geheel Azie en, alle de ichatten van JJartus gegeven nadden , omdat hy daar mede veel goeds kon doen. Hy vond ook wezendlyk meer genoegen in het wegfchenken van Konmgryken, dan in dezelve te veroveren. De Vorften, die met eene edelmoedige ziel geboren zyn , vinden hun geluk in dat van anderen te bewerken , of wanneer zy gepaste weldaden kunnen bewyzen; doch allen is die neiging niet door de natuur gefchonken. Als men weldadig is met tegenzin ; wanneer men eenig geeft niet uit verkiezing, maar omdat men het doen moet,. dan ook gcfchiedthet met een loort van gewrongenheid en ftroefheid , die er al de verdienften van wegneemt. JNieroant heeft ooit meer de kunst bezeten , van op eene innemende wyze goed te doen , dan Lodewyk XIV. De  c 148) De Vorften moeten altyd zo veel doeniyk alle misbruiken en verkeerde of fchadelyke inkruipingen zagtzinnig te keer gaan want gaan zy daar in al te driftig te werk' floten zy doorgaans hun hoofd, en zyn genoodzaakt middelen te moeten gebruiken die hen noodwendig gehaat zullen maken. Zulks moet met overleg en op zyn gepasten tyd gefchieden , wil men daar in geflagen. Er zyn zelfs tyden en gelegenheeden , waar 111 het omzigtiger is , eenig kwaad te laten biyven, dan 't zelve te willen vernietigen. Hoe welmenend d'oogmerken ook zyn mogen , zo worden de geesten wel eens ontrust door de nieuwe en wyze fchikkingen, welke men maakt, om de zaken op eenen beteren voet te brengen. Dit ondervond Galba, °en Vorst veele dier deugden bezittende , welke vereifcht worden om wel te kunnen regeeren. By het beklimmen van den Keizerlyken throon , wilde hy daadlyk d'oude krygschtucht herftellen, gemerkt de legerbenden in alle ongebondendheden en tomeloosheden waren uitgefpat, onderdedolle regeering van Nero. Doch wat gebeurde 'er? Daar in te fchielyk te werk gaande, konden die benden zich niet aan den engen tucht eensklaps gewennen , zy floegen aan 't muiten en verfmoordde den Keizer, in ftede van aan deszelfs bevelen te gehoorzamen. Ongelukkig ja ongelukkigst is het voor een Volk-  ( *49 ) Volk , wanneer het een Vorst aan zyn hoof ! krygt, die alle de goede hoedanigheden om te regeeren , niet bezit; en nog erge>- is het, wanneer hy daar en boven kwa^e en verkeerde hoedanigheden heeft. Dusdanig was Emanuel Commenus die alle de mooglyke gebreken in zyn perfoon verenigde. Door zyne verradery liet hy de Franfche en Dairfche Legerbenden in 't heilige Land van ongemak vergaan. Onwaardig de Keizerlyko kroon te dragen , had hy zelfs befloten den' Mahomedaanfchen Godsdienst aan te nemen en hy zou ook zyn voornemen volbragt heb' ben , indien hem zulks niet was belet geworden. Niet zelden gebeurt het, dat de Vorrfrö en de Grooten eene aangeboren en diep ingewortelde kleinagtirg voor hun Volk en onderdanen hebben. Als dan , wef verre van alle moeite aan te wenden om ter eener zyde dc liefde van 't Volk deelagtig te worden 4 ten andere , om dat Volk zo veel immers mooglyk gelukkig te maken , geloven zy veel eer, dat allen, welken de natuur beneden hen geplaatst heeft , onder de verplichtinge leggen , van hunne eigen belangen aan hen en hunne vermaken , driften of neigingen op te moeten offeren : en daar van daan, dat zy hun Volk dan met zo weinige kenmerken van menfchlievendheid behandelen. Hoe  C 150) Hoe weinige Vorften worden 'er gevonden met Augustus omtrent dit ftuk in denkingsaart overeenftemmende , die kort voor dat hy het leven verliet op zyn Sterfbed zich aldus uitdrukte. Toen ik aan deregeeringkwam was Rome met gebakken fteenen gebouwd, maar ik heb het met marmer herbouwd Gelukkig is het Volk , levende onder de be' ltiering van zodanig een Vorst, wiens hóófd oogmerk is, wiens .voornaamfte vermaak daar in beftaat, deszelfs geluk , rust en veiligheid te bewerken ! De goede Vorften kunnen zich verzekerd houden van de agting en liefde hunner onderdanen , en in tegendeel , ik geloof dat de kwade innerlyk overtuigd en bewust zyn dat men hen haat. Daarom ook was het ' dat die menigvuldige Dwingelanden , waar yan de gefchiedenisfen gewag maken , altyd hunne onderdanen befchouwdcn als vyanden die hun ondergang zogten ? Zy deeden een ieder kwaad, des niemand hun ook goed deed. Bomitianus zeer wel bewust, dat de Romeinen reden hadden om hem te haten, haatte hen op zyn beurt, misbruik van zyn ge. zag makende , om hen ter dood te brengen. Hy had een lyst der geenen die hy wilde opofferen aan zyne wreedheid, en dezelve by geval m handen van zyn vrouw Bomitia gekomen zynde, was zy niet weinig verwon-  C 151) wonderd haar naam aan 't hoofd te vinden. Zy gaf er heimeJyk kennisfe van aan alle de geprofonbeerden , het welke ten gevolge had , dat de hoofdman der Lyfwacht die onder . t getal was, den Keizer in zyn vertrek om t leven bragt; zich zeiven en zyne medegedoodverwde daar door bevrydende van een gevaar , dat zy anders niet zouden hebben kunnen ontduiken. Dit voorbeeld doet het onderfcheid zien , 't welk 'er tusfchen goede en kwade Prinfcn is, waar van d'eerstgemelde nooit iets te vrezen hebben : want vermits zy niemand kwaad doen, is ook niemand bedagt op kwaad tegen hen , en alle de onderdanen zyn in tegendeel hunne trouwe wachters en beveiligers. Te recht kan men een goed Prins bv een Herder vergelyken, die al zyn zorg aanwend, om zyne kudde tegen 't wilde roofgedierte te verdedigen , daar voor zelfs zyri eieen leven en gevaar Hellende. En in der daad ook een Vorst moet zich zeiven aanmerken als de herder eener grote kudde, als de Vader van een talryk huisgezin ; hy moet zich gedragen overeenkomstig de plichten daar aan verknocht, en zulks doende , heeft hy zo wel liefde als gehoorzaamheid te wag« ten. ° Men zyde van Antoninm dat hy het Rvk met zo veel zorg en goedheid regeerde ,als Staasm. Meng. Mey. ( m ) of  ( 152) of zyne onderdanen zyne kinderen waren , en 't gehele Roomfche Ryk zyn byzonder huisgezin. Hy beloonde altoos edelmoedig, de geenen die aan den Staat dienst deden, maar hy fchafte alle onnuttige bedieningen af en trok alle de penfioenen in , die zyn voorzaat aan menigte lieden zonder verdienften befproken hadt. Men gaf hem ook wel dra den naam van Vader des Vaderlands , en zich dezelve noch meer willende waardig maken , leide hy zich voornamentlyk toe op 't onderzoek , welke d'inkomften van iedere Provintie waren en wat die al of net kon opbrengen ; ten einde 'er geen overfchat zoude worden , en de rykere de min vermogende konde verligten. Een Vorst moet niets ondernemen, dan na alvorens zich wel beraden en 't voor en tegen gewikt en gewogen te hebben : doch dan ook zyn befluit genomen zynde , moet hy 'er zich niet van laten aftrekken door 't gemor der geene die het niet goedkeuren , en de geheime redenen van 's Vorsten handedngen niet kunnen doorgronden. Insgeïyks ook zyn de bedaardheid en gelatenheid noodzakelyke vereischtens in een Vorst ; want daar hy byna alle ogenblikken zaken van aanbelang te verrigten heeft, moet hy zich zelfs kunnen bezitten. Ook moet hy in alles ter goeder trouwe te werk gaan , enwelomzigüg doggeenfints wantrouwigjzyn. Het  C'53) Het is niet genoeg dat een Vorst goede en wyze wetten maakt , maar hy moet de* zelve ook doen nakomen : wanneer hy daaromtrent onagtzaam is , kan hy zich verzekerd houden, dat wel dra alle de raderwerken der regering zullen verlamd geraken. Te dien einde , eenmaal na wys beraad en overleg eenig bevel gegeven hebbende, moet hydoof zyn voor de remonftrantien der genen , die 'er hun rekening niet by vermeinen te vin. den , en hem dus langs alle wegen zoeken te beduiden, dat hy zyn bevel zoude herroepen. In zodanig geval moet hy ftandvastig biyven en als meelter fpreken , want toegevendheid zou dan een bewys opleveren van een flappe ziel. Hy moet dan zelfs zich te. gen zyne eige neigingen in agt nemen, ten einde d eerfte niet te zyn , die op zyn eigen bevel inbreuk doet , en dus anderen gelegenheid of voorwendfel te verfcuaffen , om het insgelyks te doen. Het is altoos een goed teken , wanneer de Vorst aan iemand enig ampt gevende, zyne keuze d'algemeene goedkeuring wegdraagt. Jn tegendeel, zegt men telkens dat hy onwaardige perfonen begiftigd, welhaast ontftaat 'er een foort van verontwaardiging by een iegelyk, die tot een openbaar gemor overgaande niet zelden met dadelykheden eindigt , en eenen onverzettelyken haat tusfchen Vorst en Volk , voor altoos vestigd. Kortom, (Ma) de  C 154) de keuze van een Vorst in 't kiezen van amptenaren , is de maatftok waar naar men zyn verftand en bekwaamheid kan afmeten. Niet zelden gebeurt het tot groot ongeluk der onderdanen , dat de Vorst zyn macht toevertrouwt aan Staatsdienaaren zonder deugd en bekwaamheid , aan Menfchen die niet dan voor zich zeiven alleen fchynên gefchapen te zyn, en die't geluk en de rust van Land en Volk, aan hun eige ftaatzuchtof gierig* heid opofferen. Zodanige trotfche Ministers , ufurperen op|eene dwingelandifche wyze't gezag van hun Meefter, en maken telkens misbruik van deszelfs naam, om alderlei geweldenaryen en onrechtvaardigheden te pleegen. De Staat ris ten naaftenby gelyk aan een groot Schip , dat gedurig bloot ftaat aan de grilligheid der winden en baaren: de Vorst is 'er den Stuurman van , des hy 'er ook de bekwaamheid toe moet bezitten, om het Schip te fturen. Voorts dient hy omringd te zyn van bekwame en waakzaame dienaren, die in geene gastmalen of vermaken den tyd doorbrengen , welke zy tot 's Lands dienst moeten befteeden. Het is eene vaste regel, die door ontelbare voorbeelden geftaafd wordt, dat een 't al geaccrei-i eerde gunsteling , en wiens macht / geen  C 155 ) geen paaien kent, de grootfte geesfel voor een Volk is, want, vermids hy 't oor van den Vorst heeft, en allen toegang belet tot zyn Meefter , aan de rechtmatige klachten der ongelukkigen , zo is de Vorst nooit grondig onderricht van zyn wangedrag en van donder/drukking waar onder elk zucht. Het is dus de wezentlyke plicht van een Vorst; het caracter en de zeden wel gade te liaan van hen , die onder hem regeeren. Het is byna niet anders mooglyk, of een Staatsdienaar en gunfleling, die alles befch;kt, moet veele en grote vyanden hebben, wejkg alles in 't werk ftellen, om hem den voet te ligten en een ander van hun aanhang in deszelfs plaats te doen ftellen. Is de Vorst van 'smans trouw, deugd, eerlykheid en bekwaamheid volledig overtuigd ; dan moet hy zich evenwel in agt nemen tegen de kwade gefprekken en de lasteringen ,* welke men behendiglyk uitftrcoit, om hem verdagt te maken. Het is een gewoon gebruik , dat men een gedisgratieerd favoriet , op alle mooglyke wyzen inlulteerd , om zyn hof te maken by den genen die deszelfs plaats vervult, maar wanneer men het wel inziet , is het waarlyk eene grote lacieteit dat men iemand mishandeld , omdat hy ongelukkig is, en dat men zyn disfortuin door nieuwe hartzeeren vererC M 3 ; gerd,  ( 156 ) gerd. Het ongeval van zyn voorzaat, diende den genen die hem opvolgt wyzer en omzigtiger te maken; maar zulks gebeurd zeer zelden. Doorgaans verbeeldt zich de nieuwe gunsteling , dat hy gelukkiger zal zyn, en zegt daar en boven dat de in ongenade vervallcne niet omzigrig genoeg was , dat hy ongelyk had en zyn verdiende loon ontving. Helaas! daar zyn evenwel maar al te veel dier gunrtelingen, die zich door hun trotsch cn vermetel gedrag , en 't misbruik dat zy van hun macht maken, den algemenen haat te recht op den hals halen ; doch wat gebeurd 'er dan ook ? Zo dra zyn zy niet uit hun plaats gebonst , of zy vinden zich van een ieder verlaten, zelfs van hen, die noch kort te voren hunne grootfte vrienden of eerbicd'gfte flaven waren. Dit wedervoer Sejanus , den gunfteling van Tiberius. Dees Vorst al te ftaatkundig om niet te begrypen, hoe gevaarlyk het voor hem zoude zyn Sejanus opentlyk aan te tasten, zond eene heimelyke order aan den Raad om hem gevangen te nemen. Het bevel wierd met behendigheid uitgevoerd. In een ogenblik lag het Colosfusbeeld geveld , en de trotfche gunsteling die zo wel den Keizer zelfs als het geheele ryk deed beeven, na alle verfmadingen te hebben moeten gedogen van een verbitterd grauw, wierd eindelyk door  C 157 ) door den beul , even als een veragte flaaf geword ; zyn lichaam aan de woede der menigte ten prooy gegeven , wierd langs da ftraten rondgefleept ; c{e ftandbeelden hem opgerecht wierden verbryzeid ,• zyn geflacht wierd verdelgd , en alle die zyne vrienden of aanhangers geweest waren , wierden onder verfcheide voorwendfelen om 't leven gebragt. Zo is het, dat de Goddelyke voorzienigheid fomwyle reeds hier op aarde de genen ftraft, die van hun gezach misbruik maken, om een volk te onderdrukken tot welkers befcberming zy aangelteld wierden. Een Vorst is altoos verantwoordelyk voor de kwade handelingen der genen die onder zyne bevelen ftaan , en een verkeerd gebruik maken van dat gedeelte zyner macht welk hy hen toebetrouwd. Hy moet des onophoudelyk een waakzaam oog op hen hebben , en hen daadlyk afzetten , zo dra hy overtuigd is van de redelykheid der tegen hen ingebragt wordende klachten. Wat men ook aan Tiberius mogt zeggen van de mishandelingen der Landvoogden en Stadhouderen , hy liet hen daarom evenwel hunne ampten behouden ; doch men begreep daaruit ook ten duidelykfte, dat hy weinig om zyne onderdanen gaf. Is eene al te grote geftrengheid laakbaar , de te grote toegevendheid is het niet minder ( M 4 ) en  ( 158 ) en even nadelig ; want zulks baand den weg tot veele wanorders en misdryven, De verregaande en onverfchillige goedheid van Lodewyk de goede , moed:gde zyn eigen kinderen aan , om tegen hem op te ftaan : in zo verre zelf, dat zy hem van den throon bonften. Hoe goede voornemens een Vorst ook heeft, moet hy die evenwel niet altoos daadlyk ter uitvoer brengen , maar eerst de tyden en om Handigheden inzien , en aan dezelve wat infchikken , indien zy niet gunstig aan zyne voornemens zyn. Vooral kunnen de Vorsten niet genoeg in acht nemen , zich niet re laten regeeren en loden , door lieden zonder eer en gevveeten ; want hoe grote voorftanders ook van rechtvaardigheid , want hoe eerlyk ook, begaan zy reeds van zelfs onwetende veele onrechtvaardigheden , eenig en alleen daarom, omdat zy niet altoos even grondig van de zaken onderricht worden. De flegte raad van eene kwade vrouw of byzit , is insgelyks in ftaat, om een Prins de verkeerdfte flappen te doen begaan. Dat de Vorsten des eens vooral de kunne buiten eenig bewind van zaken houden. Jefabel , ten einde in 't onrechtvaardig bezit te komen van 't goed, aan eenharer onder-  C 159 ) derdanen toebeherende , gaf aan den Koning haren man eenen vervloekten raad. Koop, zeide zy , twee mannen om die tegen hem opftaan en valschefvk tegen hem getuigen , zeggende ; Naboth heeft tegen God en den Koning gelasterd ; opdat hy geftenigd werde en fterve. De Koning volgde den raad zyner wreedaardige en valfche vrouwe , en wel verre van de verdediging op zich te nemen van een onfchuidige die onderdrukt wierd , gelyk zulks zyn plicht medebragt, was by lafhartig genoeg om hem te verlaten en opteofferen, aan de drift van de godloze Koninginne. De misdaad was evenwel te groot , dan dat die ongeftraft zoude biyven. De Profeet Elias ging des den Koning fpreken en zeide rond uit tot hem : gy hebt een onfchul- digen doen fier ven, om u van zyn goed meefier te maken ; maar op die zelfde plaats alwaar de houden zyn bloed gelikt hebben, aldaar zullen zy ook 't uwe likken , omdat gy u verkogt hebt, om kwaad te doen in de ogen des Heeren ; die u ent uw ongelukkig nakroost zal flrafen. De uitkomst bevestigde het gezegde van den Profeet. C M 5 ) G2-  ( ito ) Geschiedkusdige AAN MERK INGE N. ^yarthago 't welk met groote rykdommen voorz;en , den oorlog tegen Rome voerde , 't welk arm was , moest juist daarom ten lesten bezwyken; want goud en zilver raakt eenmaal op, maar deugd, ftacdvastigheid, moed en armoede , zyn zo ligt niet "uitgeput. De Carthagers bovendien, altyd meest op den Koophandel dan iets anders bedagt , oorloogden ook altoos meer uit nooddwang dan uit lust. Den oorlog integendeel, was een gedcelre van 't best en d'aangebo/e neiging der Romeinen. Carthago ging onder , omdat het zyn eigen Hannihal niet kon dulden, toen het zyne gebreken gevoelende dezelve wilde verbe. teren Het zelfde gebeurde aan Athene , omdat deszelfs dwalingen zo verloklyk waren , dat het 'er. niet wilde afgaan ; en de hedendaagfche gemenebesten van Italien , die zich beroemen op de beftendigheid hunner regeering, deen eigentlykniets anders, dan groots zyn op hunne gebreken. De  t 161 ) De eerfte regeeringen op de aarde waren eenhoofdig ; het was maar na verloop van tyd en by geval , dat de Gemenebesten geboren wierden. De zugt voor de vryheid en den haat tegen de Koningen , deed Griekenland langen tyd onafhanklyk biyven, en '«breide de gemenebestregeringen wyd en zyd uit. Afie en Africa hebben altoos gebukt onder het despotismus , ten zy men 'er eenige Steden in klein-Afie van uitzonderd, berieffens de Republiek van Carthago in Africa. Het eerstgenoemde Waerelddeel, is dertien* maal tonder gebragt, door de Noordfche Volken , en tweemaal door die van het zuiden. In Europa in tegendeel, heeft men zederd d'oprigting der Griekfche en Pheenififche Colonien , niet meer dan vier grote omwentelingen gezien : de eerfte , veroorzaakte door de conquestender Romeinen; de twee. de, door d'overftrooming der Barbaren; de derde , door de overwinningen van Karei den Groten, en den laatfte door den inval der Noormannen. Men weet met hoeveel moeite de Romeinen in Europa conquesten maakten, en hoe gemaklyk zy Azie t'onder bragten. Eveneens hadden de volken van 't Noorden zeer veel veel moeite, om 'tRoomfche Ryk ten val te brengen ; want die vernielers van 't ztlve , wierden altyd zelfs vernield. Do  C 162 ) De Tartaren '.vanneer zy onder den anderen leven , fchynen zagtzinnig en menfchlievend te zyn , doch in oorlog zynde, kunnen 'er mcoglyk geen wreder overwinnaars gevonden worden : zy laten al de inwoonders van een Stad weike zy innemen, over de kling fprmgen. Dit verloeilyk volken recht komt by hen daar van daan , dat zy zelfs geene Steden hebben , veel min de kunft bezitten om die te belegeren, en des, willen zy eene Stad innemen, veel moeiten moeten doen, |veel gevaar moeten uitftaan. Zy wreken dus door moord , hun eigen bloed dat zy geflort hebben. De Partners konden Mithridates niet verdragen en hadden enen haat tegen hem, omdat hy te Rome opgevoed zynde , de gewoonte aangenomen had, van zich gemeenzaam jegens een iegelyk te gedragen , en voor elk toeganklyk te zyn ; 't welk eigentlyk 't gebruik der Oofterfche Vorften niet was, en zelfs ten huidigen dage noch niet is. Hier uit ziet men, hoe de vryheid fomwyle ondraaglyk is voor Volken , die niet gewoon zyn dezelve te genieten; even gelyk een zuivere lugt wel eens fchadelyk is , voor lieden die lange in moerasfïge landen woonden, of die daar geboren en groot geworden zyn. Te Spana was het eene grote ftraf, zyne vrou-  C 163) vrouwe aan een ander niet te mogen lee- nen , en die van een ander niet by zich te mogen ontfangen; gelyk ook met geene andere dan maagden in zyn huis te mogen omgaan Te Rome was het aan den man geoorloofd , zyne huisvrouw aan een ander t«r leen te geeven. Cato leende immers de zyife aan Hortenfws, en hy was zeeker geen man , die de wetten van zyn Land zou overtreden hebben. Het was eene ftaatkundige wet daarom gemaakt , opdat het gemenebefi. altoos een goed foort van kinderen zou hebben. Onze hedendaagfche Koophandel , is eigentlyk haaren oorfpronk verfchuldigd aan den wanhoop. De Joden, dan uit het eene, dan u;t het apdere Land verjaagd , wisten een middel te vinden om hun geld te behouden. Zy vonden de wisfelbrieven uit, en langs dien weg flelde de Koophandel het geweld te leur , hebbende den Koopman onzichtbare rykdommen , die overal natoe konden verzonden worden , zonder enige blyken harer aanwezen na te laten. De Joden ryk geworden door den woeker, wierden naderhand op ene gewelddadige wyze door de Vorften uitgezogen. Een Jood aan wien men zeven tanden te weten alle dagen een uittrok , gaf tienduizend mark zilver om den agtften dag bevryd te zyn. Op die manier was Jan Koning van Engeland gewoon te han-  C 164 ) handelen , om aan geld te komen. Op hoeveelderlei manieren heeft men die natie niet al geplaagd. Eerst confisqueerde men hunne goede/en , toen zy Chriftenen wilden worden , en naderhand verbrande men hen, omdat zy het Chriiten geloof niet wilden aannemen. De fraaifte vrede die 'er ooit gemaakt wierd, was die van Gelon met de Carthagers. Hy bedong dat zy de gewoonte zouden ophouden , van hunne kinderen aan de goden op te offeren. Na driemaal honderdduizend Carthagers verflagen te hebben , lag hy hun eene vooi waarde op , die hen niet dan nuttig kon zyn , of om beter te zeggen, hy pleitte voor 't menschdom. Zeventig perfonen eene famenzwering gemaakt hebbende tegen Keizer Bafüius , vergenoegde hy zich hen te laten ftraffen met enige ftokflagen en het verbranden van den baard. Op de jagt zynde , wierd hy door een hartebeeft aan zynen gondel opgeligt en was in merklyk levens gevaar. Een der aanwezigen lchoot toe, trok zyn zwaard, kapte de gordel door , en verloste aldus den Keyzer, doch tot beloning liet hy hem onthoofden , omdat, gelyk Bafilius zeide, hy het zwaard tegen hem uitgetogen had. Wie zou het kunnen geloven , dat door een en dezelfde perfoon , twee zo verfchillende vonnis-  C 165 ) rjisfen hebben kunnen uitgefproken worden ? De Keizers Theodofius , Arcadius en Hotiorius fchreven aan Ruffinus een hunner Landvoogden : , Indien iemand van onze „ perfonen kwaad fpreekt , of wel van on„ ze regeering, begeren wy niet dat hy zal ,, geftraft worden ; want is het uit ligtvaar„ digheid of onagtfaamheid , moet men 'er niet op letten en zich vergenoegen , hem „ met veragiing aan te zien : is het uit „ dwaasheid , moet men 'er medelyden me„ de hebben en hem beklagen : is het uit ,, opzetlyk voornemen om 't iniurieen, dan ,, moet men weten te vergeven." Jofephus volgd dezelfde grondbeginzelen in onze dagen. Een der ware oorzaken van alle de we. derwaardigheden der Grieken is, dat zy nooit den regten aart {en de palen van de geeftelyke en wercldlyke macht gekend hebben , 't we!k natuurlyk te weeg moeft brengen, dat men aan beide kanten in gedurige dwalingen verviel. Dat groot or.derfcheid tusfchen den geeftelyken en wereldlyken arm , 't welk de grondflag is , waaruit de rust der Volken ontflaat, berust niet alleen op de godsdienst, maar ook op de reden en de natuur , welken vorderen , dat zaken die van den anderen gefcheiden zyn en ook niet dan gefcheiden kunnen  C 166 ) nen biyven beftaan , nimmer vermengd werden. Wonneer men nagaat de diepe onkunde , waarin de Griekfche geefte.'yken de leekten dompelde , kan men zich niet onthouden hen by de Schyten te vergelyken , van welken Herodotus gewag maakr, en die dogen van hurne flaven uitflaken, opdat hen niets van den arbeid zoude aftrekken , wanneer zy hunne melk klensden. Het is ruim twee euwen geled 'n , dat eene aan onze voorvaderen onbekende ziekte , uit de oude waereid na de nieuwe overgebragt wierd, en onze menfchelyke natuur is komen aantallen , tot in d'oorfpronk van ons leven en vermaken. Men zag de meefte grote geflachten van Europa uicfterven door een kwaad, dat te fchielyk algemeen wierd om langer fchandelyk te zyn ; waar door het echter des te fchadelyker wierdt. De zucht naar goud deed die ziekte telkens voortgang maken en hernieuwen ; want men ging telkens naar America\ en telkens bragt men van de beginfelen eens nieuw vergifts van daar. Het vervolg hier na.  C 16? ) ONDERZOEK, Of Neerland's zonden de oorzaak zyn van des tegenwoordigen oorlog (*). j|_3e natuur leert ons, gelyk het de onderVinding beveiligt, dat men om ene ziekte grondig te genezen, derzelver oorzaak eerfl: en vooral kennen moet : zo waarachtig dit in 't naturelyke is , zo zeker gaat deze Helling ook door omtrend de onheilen, of rampen (*) Offchoon door het genot ener ftilftand vanwapenen en het arbeiden aan de vredesvoorwaarden , den oorlog fchynt een einde genomen te hebben 5 kan men evenwel niet zeggen, ' t is vreede. Dit heeft ons dan ook aangejpoord, om deze verhandeling, welke anderjin^s juist niét meer ep het tegenwoordig tydftip zo zeer toepaslyk is 3 ten verzoeke van den ÏVel Eerwaarden Auteur, in ons Mengelwerk te plaatfen'. te meer wyl dezelve onzes oordeels lezenswaardig is , en een bewys oplevert van de kunde des vriendelyken zen* der , dien wy verzoeken hier onze dankbetuiging gen te willen ontfangen, en ons by voortgang mes zyne correspondentie te vereeren, Staatjvst. Meng. Juny. N  Cio-8) pen, welke enig volk of maatfchappy overkomen , en by overnoeming ziekten geheten worden: wanneer dan enig volk, of maatIchappy met drukkende rampen wortelt, zullen zy niet volkomen kunnen genezen worden, zonder dat men de oorzaken dierrampfpoedige gefteldheid heeft opgefpoord • by voorbeeld , by aldien openbaar wierd , dat !e.Fn"£and » of regerings conftitutie fgeiteldheid) van ons Vaderland met deszelfs ware belangen ftrydig was, zou 'er nimmer genezing van die ineetende kanker te verwagten zyn , dan door de vernietiging of verbetering van zulk ene nadelige conftituue • welk veronderfteld geval elk Vaderlander alles daar heen zoude moeten doen wenden , dat die hoogft nodige beterfchap ftand greepe. Van dit algemene moet men tot het byzondere befluiten : wanneer wy dan de tegenwoordige onhandigheden van ons Vaderland gadeflaan, is het zeker, dat wy van die verwonende oorlogs-rampen, welke ons tanich drukken of gedrukt hebben, niet volkomen zullen bevryd worden en biyven, ten zy wy tot den oorfprong van dat kwaad te rug treden, en de genezing van daar aanvangen ; want zonder dat zou men alleenlyk eni. ge uiterlyke verzachting aanbrengen , maar m der daad het eigenlyke kwaad opfluiten om een onhertfelbaar verderf op 't onverwachtit te baren: Dat  (169) Dat dit gezegde waarheid is , hebben uit» landers en vooral inlanders beveiligt door het gemeenfchappelyk en yverig nafporen van de oorzaak van den tegenwoordigen , en voor Neerland zo rampzaligen oorlog : intusfchen zou men billyk verwachten dat dit algemeen' onderzoek de ware bron dier onheilen zou aangewezen hebben , maar de uitko^H vari dit onderzoek verklaart ons, dat de denkwyze onzen Vaderlanderen hemelsbreedte verfebilt : zo dat men geheel onderfcheidene Ja verfchillende oorzaken heeft opgegeven : niet alleen is het gemeen dus verdeeld, maar zelfs de Hoofden des volks en de Leraren zyn het met elkander niet eens : myn oogmerk is niet alle die byzondere denkbeelden voor te dragen, en te toetfen, en de ware oorzaak van ons ongeluk optegeven : neen ! myn doelv/it is allenelyk my by die gedachte te bepalen , welke by velen , vooral by de voorgangeren inden Godsdienst, is aangenomen , hier in beftaande , dat Neerland's zonden als de ware en voorname oorzaak van alle onze tegenwoordige rampen moeten aangemerkt worden : de reden , waarom dit denkbeeld boven anderen myne aandacht tot zich trok , en my tot wederlegging drong, was de invloed, welke dit begrip op de gemoederen had , terwyl het de verderfelyklle gevolgen na zich fleept en door velen uit de verfoeielykfte beginfels . wordt gedreven , gelyk nog nader blyken zal. Hier(N 2) om  ( 170 ) om dan rekende ik my als Chriften Leraar en dus als een gehoorzaam onderdaan , en eerlyk Vaderlander , verplicht met myne ge- ^^V" de aanbevolene bedcftonden de Godheid te bidden om uitredding , dewyl wy van enen onrechtvaardiger!, eigen belangzoekenden, bloeddorfiigen, woedende en onchristelyken vyand op t onverwacht!! waren belprongen , en tegen alle beginfels van eerlykheid en menfchelykheid behandeld : en daarom worde ik thans ook gedrongen . om nog meer openlyk dit ongegrond, en fchadelyk denkbeeld te keer te gaan. Deze door ons dus veroordeelde denkwyze fpruit niet uit dezelfde beginfelen : daar Zyn 'er, geiyk wy in 't vervolg zien zullen, welke uit den vader den duivel , in helfche liften volleerd zich niet ontzien de eer en goeden naam van hun Vaderland te bezwalken en de roem onzer braaf/te Vaderen te bekladden , om zo dat Vaderland, 't welk hen gekoerterd heeft, aan de laagheid hunner zielen op te offeren , en voor affchuwe. lyk eigenbelang aan te dwinglandy te verkopen ; ontaarte wangedrochten 1 welken ik van nu voortaan den edelen eernaam van Nederlander weigere, en weigeren zal. Ook zyn 'er , welke in hunne onkunde weg gefleept, zich verhuren om het Vaderland met zyne brave Zonen op den flachtbank te voeren, tot welk foort die opgeruide hopen van ziel-  0?r ) zielloze wezens behoren , welke den 6 Dec. 1782 en 8 Maart 1783, had God het niet almagtig verhoed ! ons dierbaar Vaderland den geduchtften flag zouden toegebiagt hebben , welke ons immer zoude kunnen treffen : behalven deze worden 'er nog gevonden , welke , gelyk zy menen , uit tedere Godvrucht zo denken en het zelfs gevarelyk en goddeloos rekenen maar te twyffelen, of de zonden de oorzaak van 's Lands ongeval zyn zouden. En gelyk men dus uit verfchillende beginfelen dat fchadelyk denkbeeld koeftert, zo is men het ook niet eens in het voordragen dier ftelling : terwyl de een in 't gemeen fpreekt, maar de ander zich tot deze of die byzondere zonde bepaalt, gelyk men onder and re de Vaderlandfche handelwyze van Amfterdams Burgervaderen als de ware oorzaak van alle onze onheilen heeft uitgekreten , waar door men in den beginne vele brave Nederlanders zo heeft geblindhokt dat men byna zou gewanhoopt hebben die verblinde van hunne blindheid te genezen. Om dan ter zake te komen , en den ftaat des gefchils juist te bepalen ; Wy lochenen niet, dat de zonden in zeker opzigt eene oorzaak van alle rampen, en dus ook van dezen oorlog kunnen genoemd worden: in zo verre namelyk , dat wy nimmer zonder zonden, en daardoor alle onheilen waar(N 3) dig  ( 2?2 ) dig zyn : hadden wy doch in 't P-oheel ge ne zonden, zo vloeit uit de Goddelyke regtvaardigheid, dat ons in 't geheel ook gene rampen zouden treffen : hierom dan, zo lange wy den naam van zondaars moeten dragen , kan men de zonden ook als eene oorzaak onzer tegenfpoeden aanmerken: dit intuslchen is 't niet, 't welk men wil; want uit het gezegde kan men alleen bcfluiten , dat de rampen ons niet onrechtvaardig overkomen, 't welk dus dient om Gods volmaaktheid vry te pleiten: maar men wil, dat .Neerlands ongergtigheden de voorname en eenige oorzaak dier drukkende onheilen zyn, zo dat dermate de ongerechtigheid van dat volk zo vol zoude zyn geworden , dat de Kichter van hemel en aarde niet langer konde af zyn van op ene byzondere wyze zyn heilig ongenoegen door de vreesfelykïte ftrafoeffemngen te betonen , gelyk zo aan de Joden dikwerf vooral in de dagen der Richteren is gefchied ; wanneer zy om hunne buitengewone en Godtergende zonden fff enge.yk getuchtigd werden : zo dat het denkbee.d , t welk wy beftryden , daarop neêr komt, dat Neerlands volk thans boven mate en buitengewoon zondig is , en wel boven andere volken , vooral boven die, welke hen de tegenwoordige rampen aandoen , en daarom ook zo veel niet lyden • oftchoon *er nu zyn, welke volkomen vastitellen , dat Neerlands volk het zondigfte bo-  C 273 ) boven alle anderen is , zo worden 'er ook; gevonden, welke dit als hunne ftelling niet aannemen , maar zeggen , dat onze Nederlanders wel niet de zondigde zyn, doch dat evenwel hunne zonden de voorname oorzaak dier rampen zyn : zo vervalt men dan van erger tot erger : men bouwt, terwyl men den grondflag van het gebouw heeft weggenomen : waar op doch rust het ganiche'denkbeeld? Op Gods rechtvaardigheid! dien grond moet men dan behouden , en zo men 'er iets op bouwen wil , dus redeneren : Gods rechtvaardigheid vordert ftraffe over de Nederlanders, om hunne hemeltergende Goddeloosheden ; dewyl zy nu het meest lyden in den tegenwoordigen oorlog, moeten zy ook de grootfte zondaars zyn : ftemt men dit niet toe , waartoe brengt men dan Gods rechtvaardigheid by ? Van waar dan ook komt, dat deze oorlog voor Neerland het rampfpoedigst is ? Men moet derhalven of nalaten, uit Gods rechtvaardig* heid te redenkavelen en andere oorzaken onzer onheilen opgeven , of men moet vastftellen , dat Neerlands inwoonders de Goddelooste boven alle anderen zyn : Dus moeten wy ons met die ftelling bezig houden , en nagaan, of waarlyk onze Vaderlanders zondaars zyn boven alle anderen, en zo zullen wy , door aantetonen de vals. heid van dit denkbeeld, het gebouw 'om- , verre werpen, om dan ook den grondflag ( N 4 ) aan-  C *74 ) aanteroeren en te vernietigen, wanneer wy betogen zullen hoe dwaasbyk men uit te genfpoeden tot iemands zedelyk beflaan be" fluit. Men wil dan , dat de Nederlanders de zondigfte flervelingen zyn : maar hoe weinigen zullen begrypen dat 'er verbazend veel toe behoort om die ftelling te omhelzen en waar te maken : men moet doch die onderscheidene volken , tusfchen welken men «ene vergelyking maken wil , even goed kennen : welke kennis niet enkel oppervlakkig maar innerlyk zyn moet, dat is, m hunne byzondere betrekkingen, qn vooral hmshoudelyken fland : hoe moeilyk, hoe byna onmogelyk wordt dan eene juiste en gegronde vergelyking niet ! Wat is 'er voor een kundig menfehen - kenner niet nodig, om over het zedelyk chara&er zyner Vaderlanders te oordeelen ? Hoe veel meer om vreemden te beoordeelen ? Eenen langen tyd zou hy by dezelven moeten doorbrengen : in de taal , gewoontens en denkwyze dier vreemdelingen grondig ervaren zyn : onder allerlei flanden van menfehen oplettend verkeerd hebben : en wat behoeve ik meer op te noemen , de ondervinding leert ons hoe bezwaarlyk men tot zulke kennis geraken kan: Zien wy niet dagelyks, hoe deerlyk, hoe dikwerf vreemdelingen mistasten in het befchryven van vreemde landen en voiken, aJ  ( 175 ) al hebben zy 'er zelfs langen tyd verkeerd , en op alles zich toegelegd: Wie weet niet dat de werken van alle vreemdelingen over ons Vaderland vervult zyn met grove misflfgen : Wie dan , welke de vryheid zyner Ziel niet verkocht heeft om flaafs te denken , zal zich durven vermeten eene vergelyking tusfchen volk en volk te maken, om daar op Hellingen te bouwen ? daar 't dan voor hem , welke naauwkeurig en geduurzaam onderlcheidene volken heeft befchouwd, zo gevaarlyk is vergelykingen te maken, hoe dwaas handelt men dan niet, zonder die hoogstnodige kennis te bezitten, zulk ene vergelyking te willen doen ? Men is volmaakt aan den blinden gelyk, welke over de kleuren oordeelt: Of zal men zeggen , dat 'er genoegzame bronnen voorhanden zyn , om zonder de ondervinding over onderfcheidene volken te oordeelen : Welke zyn die bronnen? de getuigenisfen van anderen? byaldien deze getuigen vreemdelingen zyn in dat land, 't welk zy befchryven , is het niet veilig in alles zeker op hun aan te gaan , dewyl wy zagen hoe onoverkomelyk de zwarigheden voor een vreemdeling fchynen te zyn, om genoegzaam bekend te worden by andere volken : of zal men de getuigenisfen dier volken zelve aannemen? deze zyn niet eenparig : zo zeer de een zyn eigen volk verheft , zo zeer verlaagt de andere hetzelve, 8ven gelyk by ons gefchiedt: Wie inrus( N 5 ) fchen  C 276 ) fchen zal op die getuigenisfen dan met zekerheid durven bouwen ? Uit liet gezegde wilde ik dit gevolg afleiden , dat het zeer moeilyk , zo niet onmooglyk is eene juiste vergelyking tusfchen het zédelyk charafter van dit en dat volk te maken: waarby nog komt , 't welk de voorgeftelde zwarigheden zeer vermeerdert, dat het nog niet genoe«is , de bedryven van het een volk met die van 't andere te vergelyken , maar ook en vooral moet men den aart dier bedryven toetzen aan de betrekking , waarin zulk een volk onder anderen tot eene Goddelyke openbaring ftaat , zo dat dezelfde bedryven by het een volk gruwelyker zyn, dan by het ander : de afgbdery by voorbeeld was onder Ifraè'j groter zonde dan by die volkeren, welke dat helder Jicht der openbaring niet hadden, hierom zegt de Godheid ook, (en dit bevestigt het gezegde) dat elk naar het licht, t welk hy gehad heeft zal geoordeeld worden Rom. II. 12. Uit dit alles blykt dan volkomen , dat men onbezonnen en vermetel handelt, wannneer men ligtelyk over het zedelyk beftaan van eenig volk oordeelt en het met dat van andere volken vergelykt, dat men dus ook lichtvaardig te werk gaat met de Neerlanders als de zondig, fte der ftervelingen te befchouwen. Laat ons nog eene fchrede verder gaan ! laat ons enige vergelyking maken uit ftukken , welke bewezen zyn door dagelyk- fche  ( V7 ) fcbe en menigvuldige getuigenisfen : terwyl ik een Hervormd Leeraar ben , zal elk my ten goede houden , dat ik de leer der Gereformeerden als de beste der Christen - gezindheden erkenne ; wie is er nu maar enigzints in de letteren ervaren , welke niet weet , dat 'er over het Igeheel genomen geen volk is , waar onder de leer der Hervormden in hare oorfpronglyke zuiverheid nog zo gevonden wordt , als onder de Nederlanders ? Zyn niet byna alle fchriften , welke den Godsdienst der Christenen in het gemeen en de leer der Hervormden in 't byzonder beftryden « vruchten van vreemde akkers ? Zyn niet byna alle , welke wy van dien aart in ons Vaderland aantreffen , of in vreemde talen voorhanden , of uit dezelve vertaald ? Hoe zeldzaam zyn die fchriften dan niet onder ons , terwyl ze in Vrankryk , Duitschland en Engeland dagelyks verfchynen ? Men zou te ongelukkig voorwenden , dat wy ons hier op niet te verheffen hebben , dewyl de vertalingen dier fchriften ons leren dat dezelfde beginfels in ons Vaderland gevonden worden : dit zy zo ! maar wie is zulk een vreemdeling in de Geleerde waereid , die niet weet dat men in die andere gewesten openlyk voor zulke Hellingen uitkomt , terwyl men de formulieren van enigheid weinig of niet meer fchynt te achten ; althans Leeraars der Hervormde Kerk , komen openlyk uit voor ftel-  ftellingen , welke op 't fterkst door de Hervormden worden verworpen , terwyl in ons Vaderland niemand der Hervormden tegen enig leerftuk dier kerke zich openlyk durft aankanten : of moet ik meer zeggen! Wie weet niet , dat Engeland , om my daar by alleen te bepalen, overftroomd wordt door het Ariahismus ? Wie kent die groote mannen niet , welke tot de Hervormde behorende openlyk de leringen van Arius koesteren en voortplanten ? Of is 't gering, dat men onder het oog van het Hof te Londen , een genoodfehap van Deiften heeft durven oprichten , 't welk op den 7 April 1:76 door zekeren D. Williams openlyk is ingewyd , waar van nog meer voorbeelden in Engeland zyn. Merkt hier op , Nederlanders ! Hervormde Nederlanders ! Welke u laat blindhokken door het verraderlyk gefchreeuw van zulken , welke u tegen onze brave Vaderen des Vaderlands opruien, ja welke onze verbazende werkeloosheid hebben veroorzaakt , of gekoesterd , en dat vooral onder dit voorwendzel, dat de Engellchen onze Hervormde Broeders zyn , welke ons in zuiverheid van Leer en Godvrucht overtreffen : het is verfoeielyke logcntaal, ge'yk gy uit het gezegde bemerkt : 't is waar 'er zyn 'er nog , welke waarheid en Godvrucht handhaven , maar dezen liggen onder ene algemene verachting. En  C 179 ) En wat de zeden van ons Vaderland betreft ; men moet willens blind zyn , om niet te zien dat weelde en overdaad van anderen toe ons overgebracht worden : Men is een vreemdeling in de waereid , zo men niet weet, dat de zeden by andere volken onbegrypelyk meer verbasterd , en bedorven zyn , dan by ons : hoe zeer weelde en overdaad onder ons toenemen , de Hol» landfche of Nederlandfche eenvoudigheid zal men elders in Europa te vergeefs zoeken , waarom zelfs de meeste Vaderlanders tot fpot in vreemde gewesten verkeren. Dit gezegde kan niemand lochenen ; waarom wy veilig befluiten mogen , dat het 'er verre van af is , dat de Neerlanders het zondigde volk wezen zoude > terwyl zelfs gebleken is , dat, zo wy vergelykingen maken , althans het zedelyk befhaan der Engelfchen voor dat der Nederlanderen , verre moet onder doen : of wil men , dat Nederlands zouden groter zyn , dan die van andere volken , dewyl wy meer licht ontfangen hebben dan anderen ; zo men dit op Engeland wilde toe* pasfen , zoumen zich zeiven tegenfpreken , dewyl men het zelfs nog tegenwoordig als zuiverder in Godsdienst wil doen doorgaan; daarenboven, omtrent Engeland zal dit voorwendfel in gene aanmerking komen , terwyl wy eenparig zullen erkennen ? dat zo En-  ( 28o ) Engeland al niet meer , evenwel zo veel licht der He-vormmg heeft ontfangen , als wy ; en zo verdwynt die bedenking , terwyl betoogd is, dat men willens blind moet zyn , om niet overtuigd te worden , dat ons Vaderland zo flegt niet geheld is , als Engeland. Om voort te gaan ! door Neerlandsch volk m hun zedelyk beftaan zo zeer te verhagen , verraadt men niet alleen zyne onkunde , en maakt men zich fchuidig aan vermetelheid , gelyk wy gezien hebben , maar ook openbaart men zyne blindheid omtrend de gronden van Onzen Godsdienst, terwyl men de vyanden van den Christelyken Godsdienst in het gemeen zelfs de wapenen in handen geeft om denzelven aantetasten en geweldigen afbreuk te doen : of leren en betogen de verdedigers van den Godsdienst niet , dat de wyze Godheid aan dezen kant van de eeuwigheid den mensch niet altoos vergeldt naar zyne werken ? Erkennen zy niet dat den goeden dikwerf veel kwaad overkomt ; is dit zelfs de leer van Christus niet ? Wie heeft het boek Jobs en den 73 Pfalm gelezen, welke niet weet, dat het de besten dikwerf als tot vertwyffeling brengt , wanneer zy den voorfpoed der Godlozen en den teaenfpoed der vromen bekhouwen ? Of kent men de duidelyke verklaring van Christus niet Luc. Xlil. 1-5 2 ge-  C 281 ) getuigt de Heiland aldaar niet met ronde woorden , dat die ongel ukkigen de grootfte zondaars niet waren ? en leert hy niet te gelyk dat die onheilen tot geheel andere eindens waren overgekomen ? 't Is dan zeker dat men uit de rampen , welke iemand treffen f, tot zyne flegtheid befluitende, de gronden van den Christelyken Godsdienst ondermynt , en de vyanden van denzelven de wapenen in handen geeft om dien den gevoeligften flag toetebrengen : daar toe vervalt men , wanneer men zich door kwalyk denkenden , welke zich in engelen des lichts veranderen, laat verblinden , en vervoelen ! Wanneer wy dan het gezegde op Neerland toepasfen , moeten wy dit befluit maken , dat alle Godsdienst den boden wordt ingeflagen en Gods Zoon van logentaal befchuldigd, zo wy om Neerlands rampen vastftellen , dat deszelfs inwoonders de grootfte zondaars zyn : of moet ik het betoogde door voorbeelden nog fterker aanklemmen , en voor den eenvoudigften nog vatbaarer maken ? om by de les van Claudianus niet ftil te ftaan ; welke van de godlozen betuigt Tolluntur in altum , Ut lapfu graviore ruant: Om van die Wereld - bedwingers , hoedanige een Alexander , en de Romeinen wa-  C is* ) waren , ook niet te fpreken, terwyl niemand ftaande houden zal, dat zy beter waren , dan die volken , welke zy overheerd hebben : wy bepalen ons • by ons Nederland; is de oorlog welke ons overkomt , om onze zonden , dan is dit altoos zo geweeft: dan waren onze voorvaders , toen zy door den bloeddorftigen Philips beoorloogd werden , wanneer hy hunne vryheid vertrapte, groter zondaars dan] die dwingeland , dan zal de Hervorming, waar voor men goed en bloed opofferde , die brave Nederlanders zo fchuldig en tot zulke grote zondaren gemaakt hebben : zo de gevolgtrekking welke men uit de rampen tot de zonden maakt, doorgaat , dan waren onze voorvaders de grootfte zondaren in dien tyd , dewyl Neerland nooit zo vele rampen ondergaan heeft, als in die akelige omftandigheden : voor welke gevolgen ftelt men zich dus niet bloot,door zich blindeling te laten vervoeren 1 En om in gene andere byzonderheden te treden ; is Nederland nooit onrechtvaardig door den oorlog aangevallen ? Zo ja ! dan moet men nalaten uit Neerlands rampen tot zyne flegtheid te befluiten : laat my 'er noch meer byvoegen : wat zal men van de Americanen denken ? is dat volk niet bitterlyk door de Engelfchen onderdrukt ? is 'er niet verbazend veel bloed vergoten ? Is nu Ameriea erger, en zondiger dan Engeland ? Zedert wanneer zyn zy zo geworden ? Zedert dat zy  (183 ) 2y aandrongen op de handhaving der wetten , en weigerden de koorden langer te dragen , welke men om hunne halzen meer en meer begon toe te trekken ? Zyn zy nu zondiger , dan voorheen ? Het is waarlyk overvloedig genoeg bekend , dat dit volk zedert zynen oorfprong ene verbazende be« fchaving heeft ondergaan, zo dat zy nooit minder verdiend hadden, dan tegenwoordig , door den oorlog aangevallen te worden : met een woord, men moet aannemen, dat nimmer enig volk onregtvaardig door den oorlog is aangevallen , dat 'er nooit dwingen landen zyn geweeft, of men begaat de grootfte onrechtvaardigheid met vast te ftellen, dat Neerland's zonden de oorzaak van's Lands rampen zyn. Wy befluiten dan met allen grond , dat , fchoon alle onheilen kunnen gezegd worden den menfehen om hunne zonden overtekomen , men evenwel met genen den minften grond , uit de rampen, welke enig menfeh , of volk drukken , dit gevolg kan of mag trekken, dat dezodanigen, welke met de meefte tcgenheden worftelen de grootfte zondaars zyn , terwyl 'er menigvuldige redenen kunnen zyn , waarom de Alwyfle wereldbeftierder zulke onheilen laat overkomen, welke ik volgens myn oogmerk niet nodig hebbe voor te dragen. Intusfchen was ons oogmerk geenzins te Staasm. Meng. Jony. ( O ) be»  C 134) betogen , dat nimmer een menfch of volk op ene blykbare wyze om Godtergende onge» rechtigheclen is geftraft geworden t want dan zouden wy de heilige gefchiedenisfen lochenen moeten , waarin ons een Sodom en Gcmorra onder anderen als zichtbaar geftraft voorgedragen worden : 't is 'er dan, en zelfs . wel zo verre van daan , dat wy zulks ontkennen zouden , dat wy in het tegendeel in die geduchte voorbeelden een fterk, en nieuw bewys voor ons betoog aantreffen , dewyl wy daaruit leren , wanneer de Goddelyke Rechter een land of volk om hunne fnode zonden zichtbaar ftraft, dat dan tastbaar blyken moet , dat die zonden de voorname oorzaak , dier ftraffen zyn ; zo dat, zullen Neerlands zonden de oorzaak van deszelfs tegenwoordige rampen in dien zin mogen genoemd worden, dan ook duidelyk die overgrote mate der ongerechtigheid moet gezien worden ; want ,' is het oogmerk Gods in zulke vreesfelyke ftrafbeffeningen niet, dat andere zich fpiegelen zouden aan die ongelukkigen ? Zal nu de Goddelyke wysheid haar oogmerk bereiken , dan moet 'er gene twyffeling overig biyven , of de zonden van zulke ongelukkigen wel de voorname oorzaak, nimmer rampen zyn ; maar hoe kan zulks nu boven allen twyffel openbaar worden ? Of wanneer God door openbaringen dit verklaart en laat aanzeggen , gelyk om?  om trend de Joden door de Propheten is ge« •ichied : of wanneer enig volk zo blykbaar zondig wordt, dat het voor het oog van de ganfche wereld affchuwelyk wordt, of wanneer het door enige byzondere zonden zich die onheilen naturelyk op den hals haalt, in deze gevallen , gelyk men uit de voorhanden zynde voorbeelden kan betogen * wordt ontegenzeggelyk openbaar , dat de zonden oorzaak der rampen zyn , zo dat men buiten die gevallen niet befluiten kan j of mag , dat een volk om zyne zonden geftraft wordt, dewyl de wyze eindens der Godheid buiten dezelve door zu'ke ftrafoeffeningen niet zouden bereikt worden, en men, gelyk bewezen is , uit gene andere gronden het befluit kan afleiden , dat enig menfch om zyne zonden deze of die rampen overkomen : het zal 'er dan op aan- . komen , of Neerland zich in een of ander dier gevallen bevindt : dat 'er gene Godsgezanten onmiddelyk van Gods Vegen bevel ontfangen hebben om geduchte ftraffen te dreigen, gelyk een Jona te- Nineve deed , zal elk erkennen ; dat Neerland's zonden boven die van andere volken zouden geklommen zyn , hebben wy buiten tegenfpraak weerlegd : dierhalven zal noch alleenlyk in aanmerking komen , of 'er gene byzondere zonden zyn , waar door wy op ene naturelyke wyze ons de tegenwoordige O 2 on-  ( i8t?) onheilen op den hals gehaald hebhen , 'dat is , of wy oorzaak zyn door onrechtvaardig. Jneid dat Engeland ons aangevallen heeft? en hier is men in de weer om een ganfch regilter van redenen te verzamelen, waardoor ™L 1verbitterd i en genoodzaakt zotten hebben ons aantetaflen , terwyl de eerfle plaats van die Nederlandfche onrechtvaardighedeti het gedrag van Amfterdarn's Burgerhoofden beflaat , door dien zy met rebellen verbonden hebben aangegaan , en oproengen in hunne wederfpannigheid geltytt: dat kortzichtige menfehen dus in den eeriten opflag fpraken,kon men noch, fchoon met zonder fchaamte , dulden , maar dat men nu noch zo fpreken zoude , is onver, dragelyk ; geen eerlyk gemoed , geen waar Nederlander , die maar een druppel Vaderlandfch bloed in de aderen koeftert, kan zonder verontwaardiging die taal horen: het zagtzinnigft menfeh wordt edele woede tegen die gemaskerde guiten , welke, hadden zy hun affchuwelyk doel kunnen bereiken , waar toe al hun gefchreeuw diende, de Vaderlandfche onfchuld , de gryze braafheid , de onverzettelykite moed en onuitblufchbaar^ Jte Neerland'sliefde in Amftel's beminde Burgervaders op moordfehavotten zouden hebben doen vallen : terwyl elk braaf Va- lï 7ynf,dankzW'ngen tot God opzendt, dewyl hy gewaakt heeft, dat het volk  (187) volk door die Vaderland'spesten niet zo verblind is geworden , dat de fchellen van hunne ogen niet eerder zouden afgevallen zyn , dan te laat en dus met grievend berouw , gelyk de bedryven van andere tyden noch heden betreurd worden : was het tanfeh myn oogmerk het gedrag dier edele Amftelvaders te verdedigen , ene aangename taak zou ik op my nemen, in verzekering van een gelukkigen uitflag : doch daar ganfch Neerland, uitgezonderd enige duifterlingen , welke aan het licht niet gewoon het zelve ook niet verdragen kunnen en in hunne blindheid rondtasten, en fchadeloos grynfen, het Vaderlandfch gedrag dier doorzichtige mannen heeft gerechtvaardigd , nam ik dit niet voor , terwyl ik overtuigd blyve , dat , zo lange 'er ware Nederlanders jzyn zullen , men ook tot hunne gedachtenis met blydfchap en dankzegging fpreken zal van het gene zy gedaan hebbenEn wat zou 'er noch anders zyn , waar mede wy Engeland zouden beledigd hebben : niets heeft men bygebragt , of het is zo bondig weerlegd dat men alle fchaamte moet afgelegd hebben, om.'er noch van te reppen : ik bidde alle ware Nederlanders de gefchiedenisfen van ons Vaderland van vroegere tyden nateflaan , en zy zulkn uit eiken Gefchiedfchryver handtaitelyk O 3 ont'  ( 188 ) ontwaar worden , dat wy altoos op de on. regtvaardigftc , ondankbaarlte , heerschzugtigfte vtyzo door Engeland zyn behandeld geworden : terwyl elk die Engclfchen ontmoet heeft hy ondervinding dit hun character zal hebben leren kennen. Zo mene ik dan aan myn oogmerk voldaan en betoogd te hebben , dat men ongegrond Neeriand's zonden noch in 't' gemeen, noch in 't byzonder als de oorzaak van onze rampen aanmerkt : ik moet 'er alleen noch byvocgcn, dat men door dit voor. wendfel de ftraf bare werkeloosheid, welke ware Nederlanders gedurenden den gaplcheq oorlog deed zugten , vry pleiten wil ,• waaruit de verraders van hun , welke, zo fpreken, openbaar worden : want al waren Neerlands zonden de oorzaak van dezen oorlog, dan noch kon men de werkeloosheid niet bepleiten , went dan ware het de plicht van elk , zich te bekeren , en tegen den vyand te bidden , en te werken ; het Chriftendcrn doch maakt de beste , dat is , werkzame burgers : of zou men die werkeloosheid noch a;n byzondere zonden moeten toefchryven ? want men kan ze niet als ene flraffe over de zqnden van ons volk in het algemeen aanmerken , volgens het gene in 't gemeen betoogd is , en op die byzondere moet toegepast worden ; indien dan die /  ( i89 ) die werkeloosheid ene ftraffe was over byzondere zonden , dan zou ik gene andere kunnen gisiën , dan dat de Nederlanders té ondankbaar aan hunne voorvaders de duurgekochte vryheid hebben beginnen klein te achten , en .... . Meent men , dat ik door dit myn vartoog , de aandrang tot bekering wegneme, 't welk nu als menfch , als Chriften, vooral als Leeraar niet betamen zoude: men bedriegt zich geweldig : want ik hebbe ook duidelyk aangetoont , dat 'er gene ramp is , of zy moet als een gevolg der zonden aangemerkt worden : waarom ik by myne Gemeente volgens mynen plicht aandringe op bekering : doch daar deze niet ftryden kan met de plichten van den menfch en den burger, wekke ik hen ook op, om als ware Vaderlanders zich te gedragen , en wy bidden genoegzaam eenparig dat onze vyand moge gevangen worden in dat net, 't welk hy voor ons gefpannen heeft, Ik eindige met deze opwekking aan myne Vaderlanders: vernedert ulieden onder de flaan» de hand des Heeren , opdat Hy u verhoore : gedraagt u ook als vrye Nederlanders i laat uwe vryheid door niemand vertrapt worden : dat gefchenk is u van God ook toevertrouwd , waarvan Gyl. dus eens O 4 rfi"  «frenfchap zult moeten geven : zai de oor bg noch voortduren , dat de banden van werkeloosheid mogen verfcheurd, en aS verpletterd worden, wat zich tegen de l? verzeil"S voora op uw hnpJP ? • ' yt dan  C 191 ) D E WYZE COLLO NEL. ]J3oor zyne wezenlyke verdienften , tot ColJonel van een Regiment bevorderd zynde, zag de Heer d'Orviüe met even zo veel fmerte als verontwaardiging , dat meest alle de Officieren van hetzelve , wel verre van zich toe te leggen op het verkrygen der kennisfen tot hun beroep nodig , enig bezield waren met de dolle drift tot het fpel; daar aan den vroegen ogtent tot den laten avond , ja fomtyds geheele nagten door , hunnen tyd verflytende. Hy befloot dierhalve een proef te nemen , of hy hen op eene zagte wyze niet zou kunnen verbeteren , en te dien einde nodigde hy hen allen op een vriendelyk gastmaal. Op het nagerecht wist hy ongemerkt de converfane daar heen te wenden , dat 'er van het fpel gefproken wierd , en die gelegenheid waarnemende deed hy hen het volgende verhaal ; 't welk , fchoon een weinig verwerd , ter meerder indrukmaking , echter ïn fubftantie eene waarheid was. Oorfpronklyk myne Heeren { wierd ik ( O 5 ; tor  tot den tabbaard opgevoerd doch zekere omftandigheden noopten myne Ouderen , my tot den degen te beftemmen. Naauwlyks had ik dierhalve myne fludien verricht, Of zy kogten my een *Vaëhdel in dit zelfde Regiment , over 't welke ik thans d'eer heb als Collonel te gebieden. Aangezien ik my op de ftudien met de borst had toegelegd , twyffelde myne waaide Ouderen geenfints , of ik zou my ook bevlytigen cm die kennisfe te verkrygen , welke tot het krygswezen betrekking hebben , en voor myn nieuw aangenomen beroep zoo hoogstnoodzakelyk waren ; ten einde te zekerder grondflag van fpoedige bevordering te leggen. In der daad ook , gedurende enige maanden beantwoorde ik aan hunne verwagting , maar wel haast door myne medemakkers verleid geworden zynde, vermeesterde my de drift tot Dobbelen en Speelen zodanig , dat zelfs dat gcene 't' welk ik plichtshalve moest doen , my een walg wierd. Naauwlyks kon ik enige uren aan het fpel onttrekken , ten einde myn lighaam te laten rusten. In 't midden van de Slaap , droomde ik niet dan van ftapels goud en zilver , van fpeelkaarten en dobbelftenen. Ter naau> wernood gunde ik my den tyd tot eeten , en ik verzwelgde de fpyzen , om te eerder wederom aan het fpeelen te kunnen gaan. De  ( 193 ) De aangename ogtent en avondftonden welke ik voorheen met wandelen doorbragt , kortom alle de vercierlelen der natuur , hadden voor my gene bevalligheid meer. Myne vorige vrienden verwaarloosde ik , en de vriendfchap had geen toegang meer tot myn hart. Ik was by niemand wel dan by hen, die myn gald poogden meester te worden. Dat ik Ouderen had begon my te verveelea , en ik dagt om God niet dan om hem te tergen , door vloeken en zynen naam te misbruiken. Het fortuin was my in den beginne byzondcr gunffig , en dit duurde zelfs wel drie jaren agter den anderon ; gedurende welke ik ook myn leven met fpelen verfieet. Jk kan 'er heden nauwlyk aan herdenken , zonder fchaamrood te worden over de geweidige krak , welke myn eer en fatfoen 'er door leed , en ik wenschte voor al wat ik bezit, het geheugen 'er van te kunnen uitdelgen. Ik heb nauwlyks moeds genoeg om myn verhaal te vervolgen , zelfs na zederd twintig jaren in eer en deugd geleefd te hebben. Cordeel des myne Heeren ! hoe veel belang ik 'er in itel, u lieden myn voorbeeld van nutte te doen zyn , uit de moeite die het my kost , hier opentlyk de belydenis myner laagheden te doen. Op zekeren dag kreeg ik order om op wer-  C 194 ) werving te gaan, na ene verafgelegen Frontier Stad. Aldaar ook fpelers vindende bemoeide ik my met de werving niet , en het 'er de zorg van over aan myn Sergeant. JJees bragt my drie daagen daarna twintig uitgelezen Recruten , ten einde van my hunne lening en handgelden te ontfangen. lot myn groot ongeluk hadik juist dien og. tent verloren , niet alleen al myn eigen geld , en de kleinodiën die ik by had , maar ik had zelfs het Regement geld my tot de reerurering ter hand gefield , rukeloos verdobbeld. Oordeel myne Heeren van de verlegenheid waar in ik my bevond , van welke gy u naauwlyks een denkbeeld kunt vormen. Ik zond daadlyk een expresfe naar een myner Cameraden die in 'e guarnizoen gebleven was ; ik bekende hem' myn misdryf, en verzogt hem my vyftig Louifen te willen leenen. Maar wat kreeg ik ten antwoord „ Zou ik zo eene groote fomme „ aan een fpeelder van beroep leenen ? In„ dien ik een van beide moet verliezen „ of de vriendfchap van een man die zich „ onteerd , of wel myn geld , dan zal ik „ hever die Jaatite behouden." Op het lezen van zoo een beledigend antwoord , bezweek ik op een ftoel ter neder en geraakte in een diep gepyns. Ik herinner my nog levendig dat akelig ogenblik , en alle de denkbeelden welke in my opis wa-s  (195) kwamen. Ter ener zeye de fmert en dg verontwaardiging van myn Vader , de oneer die ik myne familie aandeed , en de fchande om aan 't hoofd van myn Regiment, gecasfeerd te zullen worden. Ter andere het aangenaam vooruitzicht der waardighe.den , tot welke ik met 'er tyd zou hebben kunnen bevorderd worden , indien ik een eerlyker gedrag gehouden had. Jk kreeg ten lesten [het gebruik myner zinnen nier. weder , dan om bedagt te zyn , hoe ik door eene nieuwe misdaad de fchande der eerfte zoude kunnen ontgaan. My zelfs van kant te helpen dagt my het best , en ik ftond op het punfl: om dit myn voornemen ter uitvoer te brengen , toen de Officier die my zoo een onaangenaam Antwoord gegeven had , zelfs intradt. In d'eerfte beweging myner woede vloog ik met de blote degen op hem aan , voornemens hem met honderd fteken ter neder te vellen , maar hy ontwapende my, en my tegen zyne borst aandrukkende, fprak hy my aldus aan. „ Ik heb u op eene onvrien- delyke wyze opzettelyk geantwoord op u- wen brief , ten einde gy enige ogenblikj, ken 't akelige gevoelen zoudt van d'ora- Handigheid waar in gy u zeiven gebragt „ hebt ; nogthans vast befloten hebbende „ u te redden ; waarom ik daadlyk kort na uwe expresfe herwaards ylde. Ik heb » myn oogmerk bereikt, en 't is my lief » nog  C 196 ) ;, nog enig gevoel in u t'ontdekken. Myn „ goed , myn bloed en al wat ik heb , zyn tot uwen dienste. Zie daar (vervolg„ de hy , en zyn goudbeurs op tafel wer,, pende) neem daar uit zoo veel gy beno„ digd hebt voor uwe Recruten ! het o„ verfchot kan u dienen om te fpeelen , „ zo gy 'er behagen in hebt." Spelen ! antwoordc ik , hem teffens hartelyk om helzende ; dat zal ik nooit wederom doen. Ik heb myne Hceren ! federt myn woord heilig gehouden. Die zelfde dag reeds begon ik my van alle kostbare of verquistende vermakken t'onthouden , tea einde myn geld te befparen , en mynen edelmoedigen vriend te fpoediger te kunnen beialen. Ik beltede myn tyd in nuttige oefFeningen enftudien. Het ftrikt waarnemen van mynen plicht en een aanhoudend voorbeeldig gedrag, vestigde wel dra d'aandagt myner hoofden op my , en 't is daar aan dat ik d'eer en 't voorrecht verfchuldigd ben , van u lieder Collonel te mogen zyn. Dit verhaal maakte zo enen diepen indruk, op de herten der jonge Militairen dat van dat ogenblik af , alle hard en grof fpel in het Guarniloen ophield. Elk zich om ftryd op nuttiger zaken toeleggende kreeg dat Regiment zo enen goeden naam, dat de gunlten van den Vorst veel meer op het zelve dan op enig ander nederdaalden. VA-  C 197) VADERLYKE LES van WILLEM den I. Een Vorst zag korts geleên het praelgraf van de Groot. Hoe ! fprak hy , eert men dus een balling naa zyn dood ? Ryst zyn gedagtenis in 't eind met zoo veel Luifter ? Terwyl dat Maurits legt vergeeten in het duister ! Dus loont men in dit Land , riep Vader Willems geest , Hun die verdedigers der Vryheid zyn geweest : Die haar naar 't herte fteekt , verdiend nog eer nog glorie. Onthou dees les myn Zoon ! Prent die in uw memorie ! MEN-  C 198 ) ME NGELGEDAGTEN. CjTeen famenleving of menfchelyke Maatfchappy kan beftaan , zonder misdaden en rampen , want die zelfs hebben hun nut , en dienen om het bederf voor te komen. Maar de wetgever moet zich hierop toeleggen , dat. hy de rampen zoo veel mogeiyk verzagt , en de misdaad zeldzaam doe worden. Rampen en ongeluk worden verzwaard door onrechtvaardigheid , en d'ondeugden aangemoedigd door die niet te ftrafFen. Het is altoos een gelukkig tydftip voor een Volk , wanneer eene kwaade of gebrekkige Conftitutie , daaglyks nieuwe pogingen tot verbetering doet en daar in ge. holpen word , door wyze , omzigtige en belangloze Regeerderen. Rome ging te gronde , en zulks moest noodwendig gebeuren ; want deszelfs fysthema was enig ingerigt om groot te worden, maar geenfints om het beftendig te biyven. Engeland het zelfde fysthema gevonden hebbende; ondervind reeds dat het aan het dalenis. Het vervolg hier na>; i. 2. 3-  C'99 ) VERHANDELING over het algemeen GELUK , of, aanmerkingen over het Lot van 't menschdom , in d'onderscheide tydstip- pen der Geschiedenissen. I>e Ègyptenaren, sffyriers, Meden ^ &c. SmertelyJc valt het te moeten bekennen ; at de eerfte gebeurtenis en dus het eerfte tydftip waar van de gefchiedenis gewag maakt , zyn oorfpronk aan den oorlog verfchuldigd is. Ofiris , of zo men wil Bac A l ^ deP Nyl over > om gewapender hand den Landbouw te leeren aan de volken die hy aan zyne wetten onderwerpt. Verfcheide eeuwen daarna fielt Sefojlris zich aan het hoofd van een machtig Leger , om verfcheide Natiën t'overwinnen , van welke hy ze.fs de naamcn niet kende. Zie daar de v ? .^:de "van d)'e °"de en zo aanzienlyke Egypnfche Monarchie, reeds gekenmerkt, door twee overwinnaars en gcvobdyk, door twee^ onrechtvaardige oorlogen. Het merkwaardige mtusfchen daar van is, dat geen van beiden fcheenen te willen in 't bezit t Staatsm. Meng. July. (P) bly«  C 200 ) biyven van het Land , dat zy itehneefterd hadden. Zy vergenoegden zich enke gedenktekenen op te richten , enige fchattingen af te vorderen j en trokken voorts door als gewapende reizigers , die overal meester wilden zyn , waar zy zich bevonden. Ten ware men volftrekt niets van d'ou* de gefchiedenis wilde geloven , kan men niet wel ontkennen , dat 'er wefentlyk twee mannen geweest zyn , berucht door hun verftand en moed , die aanleidinge gegeeven hebben tot de verhalen der Egypiena* ren van hunne O/iris en Sefoflris; maar evenwel 't zy gezegd , de fa ei.agr.it/heid die deze verhalen verzeilen, de uitvinding van den Landbouw aan O/iris toegefchreven , en de oudheid der overleveringen door Heredotus byeen verzameld , geven duidelyk te kennen , dat die nog tot veel vroegere tyden behoren ; namentlyk de eerfte beginfelen der famenleevingen , en dat die door den tyd onder etne wanhebbelyke gedaante aan de nakomelingen zyn nagelaten, flet geen intusfchen het Zekerde toefchynt uit het getuigen van Herodotus en Diodorus Siculus, is . dat Egypte de Monarchie was , die het langfte de ruft en de vrede genoten heeft. Te minder reden heeft men om 'er aan te twijfelen , wanneer men r.-agaat, dat die zelfde gefchie«dfchryveren , die ons van geen enen oorlog fpreken zedert Sefoflris tot op Apri-  C 201 ) Aprm toe , evenwel de optelling doen van de meefie Vorften die tuifènbeiden ge regeerd hebben , ja zelfs eenige omftandiheden van hun leven verhalen. g Welke ook den aart der menfchelyke natuur zyn moge, het fchynt hier uit beve* tigd te worden , dat goede wetten en eene goede regeering , de zaden van oorlog in hunne geboorte kunnen fmoren.. Indien de geheele aardbodem bevolkt was geweest met iNatien even als Egypte geregeerd is , het zeer waarfchynryk ,. dat het probïema van de moogiykheid ener altoosdurende vrede zou opgeloft en bewezen zyn geworden of om beter te zeggen , dat men mamev 'zoZ desgevraagd heboen , of zulks mooglyk Al wat Egypte betreft is zo bekend , dat het overbodig zoude zyn zulks hier te herhalen. Ik verbeeld my zelfs den Lezer reeds te horen antwoorden , dat ÏEgyptenaren zekerlyk zeer fraaije en goede £S *en, maar dat men geene betrekking vind jan die wetten op het handhaven des vre des, en den luft om die beftendig te doen duren ; dat wy vry onvolmaakt onderricht zyn , van de ware conftitutie en regeerS dier Natie by welke wy een zeer lep alf iTSLr^ Cn gehouden aan d* grootfte kleinigheden , zonder dat iemand ons p 2 zegt  C 202 ) zegt wie zorg droeg , dat de wetten nagekomen wierden , waar aan hy zich moeit houden ; dat wy wel is waar weten , hoe de Priefters een groot gezag hadden , doch dat wy onkundig zyn of dat gezag wetgevend dan enig weerftandbiedend was : kort om, dat alles duifternis is , zelfs 't geen D'todorus 'er ons van verhaald. Dit alles ftem ik toe , en ftrekt juist tot myn voordeel. Verwagt niet, is myn antwoord , dat ik u de regeering van Egypte volledig en nauwkeurigjt wil doen kennen ; maar daar veele omftandigneden ons onbekend zyn , laten wy te vreden zyn , met het geen wy 'er van weten. Zorgen wy met Solon, dat zo hunne wetten al niet de beftmooglyke waren , die ten minften de befte voor hen waren ; alzo zy zul!< enen goeden uitflag gehad hebben , dat ondanks het weinige 't welk wy 'er van weeten , wy 'er uitmuntende zaken in Vinden ; en dat de langen duur dier Monarchie , de overvloed die in dezelve heerschte , de loftuitingen van alle natiën , een gunftigft vooroordeel voor dezelve inboezemd. In tegendeel , wanneer wy ons nog wenden naar de Affyriers, Ly* diers, en Meden , vinden wy overal het volftrekte despotismus , gepaard met luft tot conqueften en zucht naar geld. Ninus de eerfte van wien de gefebiedenis fpreekt , word in dezelve niet vermeld dan om  om zyne onregtvaa'-digheid en wreedheden Hy taft aan en verflaat de Volken , eertvds bek er.d onder den naam van Babyloniers. Hun Koning vait in zyne handen , welke hy met zyne tinderen omhals laar brengen. Weldra trekt hy tegens de Meden op, jaagt hen op de vlucht,en hun Vorst Pharrius gevangen genomen hebbende laat hy met vrouw en kinderen kruicigen. Vandaar be.eeft hy zich naar het Bactrianen, 't welk hy onder zyn gebied brengt. Semiramis zyne medeplichtige , zyne vrouw en moordenaar geworden, wreekt voor de weereld de wreedheden deezes tyrans, doch laat op haar beurt de grootfte misdaad te wreeken. Zy onderwerpt Medien, Per pen , Lybien en Ethiopien de een na de andere aan zich , en eindelyk , even als of zy de Natuur zelve wilde overwinnen , flegt zy grote bergen , veranderd den loop van zware rivieren, en bouwt tot aan den hemel op de gedenktekenen harer dwaasheid. Op deze zo wreedaardige heldhaftige re« geeringen, volgen, enige-ogenblikken rust. Koningen die, ongetwyffeld lof verdenden , omdat dat de'gefclne'dênis 'hen niet noemt, lieten het menschdom *adem *fcheppen , en waren gelukkig *genoeg'om'voor'zich zei ven uitfpanningen? te vindejn ,(* die'niemand fchade toebragtèn. ' Sarddnapaluskde laafte dier dynaflie, een ' Vorst overgegeven aan zyne (P ZJ ge-  ( 504 ) gemakken , maar vry minder fehuldig dan de meefte helden der hiftorie , heeft de verachting der oude fchryveren , en op hun voorbeeld der latere euwen weggedragen Hy verloor zyn Ryk , even gc'yk Darius , geljk Perfeus en zo veele andere Koningen , omdat hy veldflagen verloor ; maar hy wist de dood boven eene fchandelyke gevankenis te verkiezen ; by deed geen Koningen met hunne vrouwen en kinderen cm 't leven brei.gen , en hy perfte noch tranen noch zwectdroppelen uit zyns onderdanen , om fteenen op den anderen te ft ;pe?en. De Meden overwinnaars van Sardanapalus , wierden het wel haaft van geheel Perfïen. Zy tafreden vervolgens het nieuwe Ryk der Asfyriers aan , door Belefis gefh'cht ; doch te. wyl zy met dezen oorlog bezig zyn, worde > z\ op bun beurt aangetaft door de Cymmerifche Scythen , en na het Ryk met hen ie hebben moeten deelen , ontdoen zy zich van deze laftige gasten » hen door laag verraad doende omkomen. Hier komt Cyrus te voorfchyn , van wien de gefchiectnisien niet duidelyk verhalen , hoe hy in oorlog geraakte met Cr ajus , Koning van Lydie, een Vorft niet minder berugt door zyn voor en tegen fpoeden. Ook weet men de waare oorzaken niet te doorgronden , van zo veele andere oorlogen , welke Cjrus ondernam, en hem meeftervan ge-  C *o5 ) geheel Apen deden worden. Men vind zo veel yerfchil rmfchen de verhalen van Herodotus en Xenopkon, dat men niet weet waar aan zich te moeten houden. Vergenoegen wy ons dan met te geloven , dat 'er een veroveraar Crus genaamt. geweest is, en dat dees het Ryk der Perfen ftichte. Gaan wy nu over tot de overwegingen , die na:uurlyk uit deeze verhalen en gebeurtcnitfen kunnen afgeleid worden, en merken wy in d'eerfte plaatze aan , dat de gefchiedenisfen ons niets meidende van de regee» rings form dier Volken , wy 'er ook niet veel van kunnen bepalen of opmaken , als enig uit hurme verrichtingen , uit hunne daden ; en deze daden doen ons zien, dat all< d c Vo.ken onder eene volftrekt militaire regeering en het despotismus ftonden: en men weet dat de Despoot, dje over zyn volk geen meefter kan zyn dan door middel van een Leger , zich van dat Leger ook riet kan verzekerd houden , dan door middel van den oorlog. Met recht kan men voorts de oorzaken van d'opgemeide oorlogen zoeken , in de gebreken der regeeringsform en de onkunde in de ware gronden van ftaat en zeaekunde. Doch ik dien hier in het voorbygaan den leezer indagtig te doen zvn aan de grote overftroming van Schythen , van de oevers der Bosphorus naar het binnendfte van ons waareiddeel afgezakt. (P 4J Toen  Toen zag men voor het eerst de bewoonders van het Noorden , zich in vruchtbaarder oorden verfpreiden en zegepralen over de oorlogzugtigfte Volken. Iets zcldfaam was , dat zy met de Meden een zelfde Tractaat aangingen als zy naderhand met de Roomfche Keizers maakten , namentlyk ; zy bedongen de vrede eigendom der Landeryen met de oude bezitters derzelve : ene vremde manier om over anderen, onder den naam en op de wyze van gasten te regeeren. Deze foort van oorlog nam zyn oorfpronk uit de begeerte om zich te verbeteren, en eene wreede Juchtftreek te verlaten , ten einde eene zagtere te zoeken. Doch waar toe deeze eerfte tydftippen der gefchiedenisfen aangeroerd , indien men uit zo veele gebeurtenisfeu welke zy aanbied , niet enige algemene wezentlykheden weet te halen , die vry zekerder zyn dan veele andere zaken, welke ons verhaald zyn geworden door de oude gefchiedfehryveren ? In der daad immers is het geenfmts zeker en onbetvviftbaar , dat Cyrus aan 't hoofd van honderdduizend Perfianen , even zo veel Asfyriers , Egptenaren verflagen heeft; of wel dat Ninus een Stad gebouwd heeft, die negen en een half uur in den omtrek zyner muren Was ; maar 't is zeker aan d'ene kant, dat eene wel gedisciplineerde armée , aangevoerd door een oorlogzuchtig Koning, ge.  ( 20?- ) gezegenpraald heeft over ene ongeceffende en domme menigte ; en aan d'andere kant, dat een Volk onder fiaverny levende , gebruikt is geworden, om door harde arbeid te voldoen aan de grilligheden van een fpoorloos despoot. Maar van alle de befpiegelingen waar toe de gefchiedenis aanleidinge geeft , kunnen 'er geene heerlyker en onze aandagt waardiger zyn , dan die , welke het geluk van 'c menschdom tot onderwerp hebben ? Verfcheide Auteurs hebben zeer nauwkeurig onderzogt, of dit of dat Volk godsdien ftiger, foberder of oorlogzugtiger was dan enig ander Volk; maar geen een heeft ons gezegd, wie van allen het gelukkigfte was. D'Egyptenaren waren het die meer dan de Meden ; de Meden dan de Perfen ; cf dees dan de Romeinen ? Dit heeft men zich nauwlyks verwaardigd t'onderzoeken , en zy noch die zulks ter loops ondernamen , hebben 'er op losfc gronden en oppervlakkig over geredeneerd. Onder de dwalingen van dien aart , is deze de gemeenfte , dat men geen onderfch»id weet te maken tusfchen het Volk of de Natie , en de Regeering of regeeringsform. Men verheelt zich dat het Volk gelukkig is wanneer het de Regeering voorfpoedig gaat; en in ftede van op den welvaart van ieder (*s) in  ( ao8 ) in 't byzonder te letten, befchomvt men enig den aanwas en langen duur der Ryken; even als of het algemeen geluk en de voorIpoed van den ftaat, twee van den anderen onaffcheidelyké zaken wareji. Het is daarom dat zeker 1c >ryver ?azegt heef: , dat men de grondregel, falus populi fupremk lex efïo ! in die van falus guhernantium fuprema lex eflo ! moest veranderen Dan, daar ik meer dwalingen en vooroordelen zal aan den dag leggen , zy het voor het tegenwoordig genoeg te zeggen ; ik kan niet befluiten te geloven , dat men eene Natie a's gelukkig geweest zynde moet befchouwen , omdat zy hoge pyrarniden of grote paleizen gebouwd heeft. In tegendeel , ik geloof dat zodanige gebouwen een zeker bewys opleveren der armoede van het Volk , 't welk dezelve oprichtte. In alle de oordeelvellingen over 't geluk of ongeluk der Volken , Heeft men nyna nooit op iets anders gelet , dan cp d imposten welke zy moesten bctaalen 9 en de fchattingen die hen opgelegd waren. Doch men bedriegt zich , wanneer men daar uit iets zekers wil befluieen. Een Volk fchoon zware Ichattingen betalende kan nogthans gelukkig zyn , terwyl een ander Volk oneindig minder opbrengende fomwylc al ■ er ongelukkigst is. Veel zekerder zou men , in 't onderzoek , of een Volk al of niet geluk-  C 209 ) lukkig was of is , kunnen re werk gaan, en een befiuit opmaken , indien men de navolgende vragen deed 1. Hoe veel daagen in 't jaar of uuren van den dag kan een meosch werken zonder zyn lighaam of gezondheid te benadeelen , en zonder zich ongelukkig te maken ? Men ziet dat de beantwoording hier van verknogt is aan de kermisfe van het Ornaat ; de lighaanngefteldheid en kracten der menfehen onder dat Climaat ; de wyze van opvoeding ; de aart van hun gewoon voedfel ; &c. 2. Hoe veel dagen in het jaar moet een mensch werken , en hoeveel uren iederen dag , ten einde zich te kunnen verzorgen ?t geen hy tot behoud en gemak van zyn leven nodig heeft Deze twee vragen opgelost zynde , valt het niet moeilyk uit te rekenen , hoe veel dagen' of uren 'er voor een mensch overfchieten , van welke hy voor andere kan gebruik maken , of om beter te zeggen , wat men na 't geen hv zich benodigd heeft , van hem kan vergen • in voege , dat men dan niet anders te doen heeft , om zyn gelukftaat te bepalen , aan t onderzoeken , of het geen d'overheid van hem vorderd , minder of meer is dan dien tyd wcike hem dverfebiet , na dac  ( 210 ) dat hy voor 't geen hy noodig had , ge* werkt heeft. Eik die maar enige denkbeelden van het huishoudelyke heeft , zal lig begrypen , dat dien overfchot van tyd juist dat is , *t geen het zuiver inkomen van den Vorst of Staat uitmaakt ,• ' dat zo de Vorst te veel vraagt , d'onderdaan minder dagen en uren voor zich overhoud ; dat hy dus minder aan zyno noodruft of gemak kan voldoen , en gevolglyk , dat hy dan ook minder gelukkig is. Tragten wy nu deze twee vraagen toepasfelyk te maken op ons onderwerp , en door de?elve te beflisfen , in hoeverre wy den al of niet gelukftaat' der Egyptenaren kunnen afmeten', uit de kennisfe die wy hebben van hunne grote gedenktekenen. Hieromtrent kunnen verfcheide zaken plaats hebben. Voor eerft kan Egypte zodanig volkryk geweest zyn , dat den overfchot op béfparing van tyd en hefteed tot het vervacrdigen dier grote gebouwen , verdeeld over den arbeid van 't algemeen , nauwlyks noemenswaardig geweest is. Ten tweede kunnen die gebouwen al den tyd benodigd gehad hebben die 'er overfchoot , na voor onderhoud en gemak van 't leven gewerkt te hebben. Ten derde kan de volkryk-  (211 ) rykheid zo klein geweest zyn , dat die gebouwen meer tyd dan die 'er, gelyk wy zeiden , overfchoot, gevorderd hebben. En eindelyk , kant zyn , dat de volkrykheid wel te gering was , doch dat zy zo weini<* ter voldoeninge hunner behoeftigheden be^ nodigd hadden , dat 'er nog overvloedig typ tot dien arbeid overfchoot. Het koomt 'er dus op aan 't onderzoeken , in welk dier vier omftandigheden Egypte zich bevorden heeft , 't welk te bepalen zo moeilyk niet is , als het moogiyk aan velen op 't uiterlyke toefchynt. In derdaad , wy weten immers , dat d'overflromingen van den Nyl den tyd en moeite tot den Landbouw gevorderd wordende , zeer gering deed zyn ; zynde d' Egyptenaren dus byna altoos verzekerd , eenen rykelyken oogst te zullen hebben. Aan d' anderen kant vind men niet , dat dit Volk veel fmaak had in opfchik , kostbare Ipyzen en andere diergelyke zaken. Hier uit fchynt dan te blyken en bewezen te zyn , dat ieder van ben maar weinige dagen in 't jaar behoefde te werken , om in zyn nooddruft te voorzien ; des , dat hy veel tyd over had om voor anderen te werken. Dan evenwel, of daarom d'Egyp/ tenaaren gelukkig was , is iets dat zeer twyfelagtig is. In  C 212 ) Jn Egypte immers behoorde al 't overfchot van tyd , 't geen ik gezegt heb het zuiver inkomen van den Staat te zyn , enig aan den Koning , de Priesters of de Soldaten ; want niemant was 'er eigenU\k gezepd een grondeigenaar. De Landbouwers0 zo wel als d' ambagtslieden en handwerkers , maaken 'er een clasfïs van huurlingen uit. Dat nu dit zuiver inkomen der Eevntenaaren zeer aanmerklyk moet geweest zyn , is iet 't welk niet in twyffel kan setrokken wordt n , wanneer men nagaat , dat behalven 't groot aantal Priesters welke die Natie onderhield , en de zwaare kosten die da Koningen aan gebouwen en gedenktekenen deden , zy nog bovendien beften(lig viermaal honderdduizend man troupen op de been hield. Het valt juist niet gemak lyk te beflisfen , of d'Europeanen zo een groot leger al of niet nodig nadien. Men weet alleen dat zy vreedzaam waren , en dus zou men haast m eten denken , dat dit groot aantal troupen zo wel als de menigte hunner Priesteres overbodig is geweest. Dat men des oordele of tEyiptenarcn niet veel gelukkioer zoude hebben kunnen zyn , indien zy Ij den overfchot van tyd hefteed hadden , niet tot onderhoudvan zo veele Priesters en Soldaten , maar om zich de gemakke» van het leven te bezorgen. Dan ongetwyf-  C 213 ) feld zal men bevinden en duidelylc overtuigd worden , dat de Oorlog en *t bygeloof, altoos de grootfte hinderpalen van 't geluk der Volken geweest zyn, Uit het' gene ik tot dusverre gezegd heb vloeit voord , dat, indien 'er eene Natie beftond , die, zonder arm te zyn , geen zuiver inkomen aan den Staat opleverde. dezelve nngetwyfFeld de gelukkigfte van allen zoude zyn ; alzo aldaar ieder al zyn tyd , tot zyn eigen welzyn' zou kunnen hefteden. Maar zal men mooglyk zeggen , hoe zou zo eene Natie gelukkig kunnen zyn , indien zy al haren tyd of het grootfte gedeelte . derzelve aan den arbeid gaf. Hier op dient in antwoord, dat 'er foorten van arbeid zyn, die ons geluk wel deeglyk doen vermeerderen. By voorbeeld , indien de menfehen naakt gingen , en in de open lugt Diepen , zouden zy zeer gelukkig zyn, met een gedeelte van hunnen tyd te hefteden , aan bet timmeren van huizen en het maken van kleederen , of wil men het anders uitdrukken , het zou een geluk voor de ftledermaker zyn , dat 'er Metzelaars, en voor dezen wederom dat 'er Kledermakers waren. Insgelyks , zy die alleen van brood en water leefden, zouden verheugd zyn, wat meerder te kunnen werken, ten einde vieesch te kunnen eeten en wyn te drinken. De-  C 2H ) Deze gronden zyn zo zeker. dat , wanneer men de gefchiedenisfen met aandagt naleest , men 'er telkens de waarheid van befpeurt. Immers , men vindt , dat voor en alëer de kunsten en wetenfchappen van wecide en gemak bekend geworden waren, en voordgang gemaakt hadden, telkens, wanneer de volkrykheid te groot wierdt, men 'er geen ander middel tegen wist, dan by 't lof te trekken , wie na elders zou gaan. En in der daad ook , dat is de eerfte oorfpronk der volkplantingen geweest. Veronderftellen wy eens een Land , waar in tien duizend menfehen zeer ruw en lomp leven , hun grondgebied maar zeer fober bebouwende. Veronderftellen wy al wyder, dat in ftede van aanwas in de populatie, 'er eensklaps vyfduizcnd werklieden van alderlei foort in dat Land aankomen , waar van d'een voorflaat een kleed te geven, d'ander fchoenen , een derde wyn enz , op voorwaarde van in de plaats of in ruiling te zullen bekomen, eene zekere hoeveelheid der produ&en door d'eerfte bewoners I gewonnen ; wie zou twyffelen , of dezen, j aangedreven door den last , om zich de gemakken van het leven te bezorgen , zouden hunnen arbeid verdubbelen, ten einde beteren oogst te kunnen inzamelen , meer j te hebben, om in ruiling te kunnen ge- j ven. Dus*  ( 215 > Dusdanig zou den loop van onze Koophandel mee America geweest zyn , indien , in ftede van d' inwoonders te verdelgen j men zich vergenoegd had dezelve te befchaven. Men kon nog by deze refléxien voegen , dat de Republieken meer Colonien hebben moeten ftichten dan de Monarchien, omdat een Vorst juist geen groot verftand nodig heeft, om voör het Volk werk te vinden; daar de Republieken geen Pyramiden bouwen, of geene paleizen met drieduizend vertrekken laten timmeren. Indien Rome vry geweest was in een tyd, toen het tachtigduizend inwoonders telde ,' zou het mooglyk eene Colonie geftieht hebben , in fteede van de waterleiding te maken , die bekend is onder den naam van Cloaca mag. na : want zeker is het , dat Tarquinius zo een groot werk niet heeft kunnen ter uitvoer brengen , ten zy dat die clasfis van Burgers die tót den Landbouw overfchoot, zich verplicht gevonden heeft, veel meer te werken , dan'zy zou gedaan heb' ben , indien zy die aan de waterleiding arbeiden , verdeeld waren geweest onder dé Ambagtslieden en Landbouwers. Befluiten wyv dan uit het tot dusverre gezegde , dat men het algemeen geluk deiVolken van d'eerfte oudheid niet wel kan evalueren, nog uit de foberheid der eenen nog uit de pracht der anderen. Eene grote • Staatsm. Meng. July. (q.) een-  («O eenvoudigheid was net zo min het zeker bewys van hunne deugd , als de grote piacht van hun geluk : maar overal hebben d'onkunde , het despotismus , den oorlog en het bygeloof , aan het menschdom de weldaden ontweldigd , welke de goede natuur 't zelve aanbood.. Gaan wy des over tot het volgende tydftip. Da  Ï)ë Middelbare oudheiBj en voornaamentlyk de grieken, Indien ik andermaal de gefcbiedens's moet te hulp nemen, zal het niet meer met de belaglyke vertellingen van Herodotus of de fabelagtige overleveringen der Dichters zyn, dat ik te rade zal gaan. Geloofwaardiger Schryveren zyn voor handen , eh Thucidu des , Xenophon , Diodorus , Paufanias en Plutarchus , zich onderling licht byzettende , ftellen ons in ftaat, om de waarheid na te fpeuren en t'ontdekken. In der daad ookj hoe zeer "hunne pennen door deze of . geene driften beftierd en vooringenomen mogen zyn , zo zullen echter , Darius , Xerxes , Themiftocles, Aristides, en andere grote mannen , by de nakomelingen altcos even zo wel bekend biyven, en hun* ne karakters gefchetst zyn , als een Karei den Fyfden, een Gustaaf, een De Wit of Barneveld. Van het ogenblik af, dat men komt , op de tyden van de Medifche, en voornamentlyk de Peloponnesifche oorlog , word het gordyn , dat d'oudheid bedekte, .opgefchoven , en het licht veifpreid zich peer en meer over de gefchiedenisfen der ( Q 2 ) VO;  vorige eeuwen. Op d'enkele naam van Griekenland word men vervuld met denkbeelden van deugd , moed, belangeloos» heid, zedelyke tucht, volmaaktheid van konften en wetenfchappen, en wat -dies meer is. Staan wy dus een weinig by dat , Griekenland ftil. Eenige burgers verenigen zich op d'aanra. dinge van Thefeus een moedig en ondernemend man ; welhaast komen 'er paleizen te voorfchyn, de Zee is bedekt met Schepen , de grote Koning word getrotzeerd , bevogten en verjaagd, Eene menigte ryke en bloeijende Eilanden , en wyd uiigeftrekte Zeekusten, worden cynsbaar gemaakt. Kort om , Athéne verheft zich op de puinhopen der barbaarsheid , en deszelfs muren fchynen enig gefchikt, om 't verblyf der konften en wetenfchappen te zyn. Aan d'andere kant onderneemt een diepdenkend verftand, de regeeringsform van zyn Land te veranderen. Bezield met Vaderlandsliefde , weet hy die aan andere in te prenten , . en van gefiacht tot geflacht te doen overgaan. Het fiere Sparta verheft zyn kruin over geheel Griekenland, en neemt de wapenen in handen om dezelve nimmer te verlaten. Wat luisterryke daden , kenmerken niet d' eer-  ( 219 ) r eerfte geboortejaren dier Gemeenebesten! Marathon, Platea, Salamis, Mie ah enz. fcöndigen derzèlvlf aan (taande grootheid aan. Te vergeefs word Griekenland door zeventicnmaal honderdduizend mannen aangetast, üaar Schieten nog twee fleden over: wat zeg ik ? daar fchiet 'er maar een over; want Athéne is vernietigd, of beftaat niet meer als op de baaren; en evenwel word Xerxes op de vlucht gejaagd en vervolgd tot op eene vaste wal. Wat geheiligde banden zullen deze Gemenebesten niet aan den anderen verknochten, na onderling zo veele roemrugtige daden ter uitvoer gebragt te hebben ? Overal ftaat de dwingelandy te verdwynen , een plechtig bondgenootfehap zal alle de Leeden van Griekenland vereenigen en kluisteren aan die twee hoofden ; de ' cendragt en vrede zal bloeijen onder de verdedigers der vryheid ; de Maar zagt, hier dienen wy van taal tc veranderen , en de zaken nogmaals eens in te zien. Mooglyk, dezelve een weinig nader befchouwende, zullen wy in het Gemenebest van Athéne niets anders vinden , als een Hecht georganifeerd gemeen, ligtvaardig , glorieus , ftaatzugtig, wangunftig, inhalig , onbekwaam om zich zelfs te bellieren, en in deszelfs hoofden , den voorfpoed, ( q 3 ) wek  ( «o ) welke het met hen deeld , niet kunnende dulden ; flim wanneer het op vitteïen aankomt, dog dom wanneer 'er een befluit gevorderd word ; flaaf van eene ydele welfprekendheid ; een Volkeindelyk , zyne bondgenoten onrechtvaardig , zyne hoofden ondankbaar, en zyne vyanden wreed behandelende. Aan d' andere kant, indien wy ons tot de Spartanen terug wenden , en hen op de Keeper befchouwen , in ftede van by hen een meesterftuk van zedekunde te vinden , zullen wy zelfs nauwlyks weten , wat naam hen te geven. Maken zy eene Natie uit? Wel! zy bemoeien zich niet met hunne Landen te bebouwen ; verachten de voortbrengfelen van hunne grond, en achten het eene verdienfte te zyn, dezelve te kunnen misfchen., Is het eene famenleeving? Wel 1 de banden der huisfelyke famenïeving, die van het huwlyk, vari 't ouderfchap, van liefde en vriendfchap, zyn 'er allen onbekend. De vrouwen zyn 'er aan hunne mannen niet gebonden , dan op eene onzekere voet, en de kinderen horen 'er hunnen vader niet toe ; de natuur is tot een diep ftilzwygen gedwongen , terwyl eene gebiedende ftem zich alleen Iaat horen , - het Vaderland alles eigend en opeiscbt, zonder iets te geven , aan te bieden of te beloven. Wat is dan Sparta ? Een groot en  C22I | en altoos op de been zynde leger , indien men het nog niet alzowel een groot klooster mag noemen. ïnderdaad, wanneer men ter ener zyde zyn oog vestigd op de gedurige wapeiueffeningen , den afkeer van den Landbouw, Koophandel, kunften en wetenfchappen , en aan de andere kaot gade flaat de geftrenge tucht , de eigen kaftydingen, de openbare maaltyden en plechtigheden , verbeeld men zich dan eens te zyn in de Forteres van Spandau, dan eens in eens y de Cathuizers te Grenoble. Hier verheffen zich ongetwyffeld veele ftemmen tegen my . en men wil my doen geloven, dat Sparta zynen luifter en duurzaamheid enig aan zyne conftitutie verfchuldigd was. Wel am , het zy zo ! volgt daar uit, dat die conftitutie nog lof verdiend , in onze verlichre en wysgerige euw ? Indien zy de menfehen nog deugdzamer nog gelukkiger gemaakt heeft, 't geen op een en 't zelfde uitkomt ; indien zy nog het geluk van Sparte rog van deszelfs naburen te wèeg bragt , wat lof verdiend die regeringsforra dan ? Veelligt zal men zeggen, dat de Spartanen ondangs hunne ftrenge levenstrant en armoede gelukkig waren ; maar ik antwoord, dat den luft tot rykdommen en eerb^wyzingen welke hunne meefte Magiftraarsperfonen gehad hebben , ten duidelykfte te kenQ 4 ncn  ( Ui ) nen, geven , dat zy dezelve even zd wel leenden als niet onverfchillig aanzagen Zie! hoe een Paufanias zelfs m den voorfpVed by Platea , zyn Vaderland verkoopt aan den dwingeland , over i wien by komt te tegenpraten ; hoe een Ly/atider' voor gek! in onderhandeling komt over het nootlot van Spana en Athene; hoe een Gilippm zyn Veldheer befteeld, en wat dies meer is. Nederige en onderdanige Burgers te huis, trotfche en ftaatzuchtige dwingelanden buiten hunne muren , geiecken zy na onze hedendaagfche ondernemende Monniken, die, na geheeie Provintien ja Landen in verwarring gebragt te hebben, eindelyk weder renoodzaakt zyn na hunne Kloofters terug°te keren , alwaar zy zich met ene innerlyke verontwaardiging, aan de geftrengen tucht en de gehoorzaamheid onderwerpen. Wat de deugd der Lacedemoniers aanbelangd , men oordeeie daar van uit het zo even gezegde. Dat hunne huidige verwon, déraars ons overtuigen, dat 'er ooit een Volk geweeft is by 't welk de wreedheid zo zeer een vereisch'.e van opvoeding en rereringsïbrm was. Even gelyk men hedendaags de boeren laat opkomen om de wolven te° verdryven en te vangen , zo zonden de Spartanen hunne jongelingen op den jacht der lloten uit. Zo drae die ongelukkigen te talityk wierden en dus aan hunne IVJ èefters on- ge-  C 223) geruftheid bnarde , bragt men hen door al. lerley verrader'yke middelen om 't leven. Na dit aangehaalde zichtbaar kenmerk , van aangebore nationale wreedheid , is het niet nodig te fpreken , van de lage jaloufie en onrechtvaardigheid ,. die de Spartanen by 't einde der Medifche oorlog aanlpoorde, om d'Atheners te beletten , hunne muuren wederom op te bouwen , en de ftrikken die zy den onfterflyken Themiflocles zogten te leggen ; even zo min als van d'Atheenfche Grieken of de geallieerden van Athene , die zy in 'f begin van de Pelopmneffche .oorlog deeden vermoorden ; als mede van den raad welke zy aan die van Syacufa gaven , om namentlyk het geheel e leger der Atheners , 't welk zich had moeten krygsgevangen geven, om hals te brengen. Zie daar de'deugden vmSparta, van welken men zo veel ophef gemaakt heeft; zie daar de zedekunde van dat Gemenebeft 't welk geheel Griekenland tot een voorbeeld flxektc, en noch in onze dagen by fommigen ter navolging word voorgefteld. Het ware ten minfte tewenfchengeweest, dat het gedrag der overige Grieken beter was geweeft, maar het fchynt datdemenschJievendheid byna algemeen onder die Volken onbekend was. Het was te vergeefsch dat Q_5 de  ( 224 ) de kimften en wetenfchappen hunnen zetel te Athene veegden j want de ftaatsbsflui. ten tegen M/y/ doch waai n fcho2d i?T'? m3Cht, °P zich *» befchouwd ? In t geen die der in onze dagen in America en d7*^« is : na- ment lyk , m eene macht, die gevestigd op ene ftaa en conquestzugtige koophandel ?t zich eerst langs de kusten uitbreidde, en va, daar Landwaards in voortgang maakte. De inTfr T gelyk eenen en Aferjfe«/b ; de Volken van ó>«> , ge. lyk de Celttberiers en Lufitaniers; de bc woonders van en Corfica , waren voor Carthago , 't geen de Maratten en /». voor d'Engelfihen zyn , en 't geen de 7LW^„ voor de Spanjaarden zouden zyn geweest, indien dees Jaasten vergenoegd L iQnAAh™delïe dr?ven' zich niet toegelegd hadden op hunne verdelging. De eenvoudige ftaatkunde nu leerd ons, dat de macht aldus op den Koophandel geves. tigd , meer gefchikt is tot den aanval dan tot  C H5 ) tot de verdeediging. Eenige Zeeharenen, eenige Fak toryen welke men verfterkt heeft, en vooral de fuperioriteit die de ftoutheid om 't onderneemen geeft, op een laf en dom volk, zyn d'enige middelen waar door men in ftaat is , om zo veele geallieerde of cynsbare Na. tien in bedwang te houden. In 't eerfte ogenblik dat men zich wapend en den oorlog verklaard , is het niet moeilyk byftand van hen te erlangen ; maar wanneer de vyand van zyn eerfte fchrik terug gekomen , bedagt word op het maken van diverfien, dan begint al het voordeel aan deszelfs kant overtegaan. Dan zyn de wyduitgeftrekte bezittingen, even zo veele voorwerpen van vrees , vermids men zyn macht moet verdelen, om die allen met moeite te bewaren en te verdedigen. Welhaaft begind men zyne bondgenooten te mistrouwen , en in ftede van die tegen den vyand te velde te laten trekken, diend men ze zelfs wel in 't oog te houden. En dus was het, dat een Gemeene beft, 't welk over Africa , Spanje en Sardinië fcheen te regeeren , ten lefte dezelve tot zyne ergfte vyanden kreeg. Uit dit tafreel kan men nu ligt opmaken, of de Romeinen, die zich enig groot maakten door hunne naburen af te keeren, en eigentlyk eer hun grondgebied rondmaakten dan uitbreidden, voordeel op de Carthagers moesten hebben. Geplaast in 't middelpunt van  ( M6 ) van Itahe, waar van zy zich meefter gemaakt Bidden , kunnen hunne Vloten met weinig moeite over de twee Zeen gebieden en hunne legers zich fpoedig overal'begeeven. wpar de vyand zich vertoonde. Bovendien in de eerfte PuniféU Oorlog waren de Romeinen maar als hulptroepen gemengd, en vermids Syracqfi onder enen Gelon,''Dionifius en Agathóclèsnietalleen welaan Carthngo het hoofd had kunnen bieden, maar het zelfs op *t punót. van zyn ondergang bragt; zo is het niet te verwonderen , dat Rome geholpen door zoda. mgen Bondgenoot, enige voorfpoed gehad heeft. Ongetwyffeld , indien Hiero langer geleefd had , zou hy die twee grote vyanden het hoofd kragtdadig geboden en zich toegelegd hebben , om Sicilië van alle vremdeLeegerstevérlosfen Evenwel zou het hem moeite gekost hebben , aangezien dat Eiland menigte kleine ftaten bevatte, allen verfchillende belanden hebbende en den anderen wangunftig zynde. Maar de regeering van Hieronimus gaf de Romeinen gelegenheid om 't zelve te befchermen , en niets is gevaarlyker dan zich te laten befchermen door eene ftaatzugtige Mogendheid. In de tweede Punifche Oorlog was het eerft dat de Romeinen hunne krachten leerden kennen , dog evenwel , hoe zeer zv daar door 'enig recht tot enze verwondering verkregen , verdween al dien luifter» in weinige  ( 247 ) jaren. Het is Carthago niet, maar HannU bal alleen , die zyne krachten tegen dat gémenebeft durft beproeven. Wat ene verbazende aaneenfchaling van neerlagen ! , Wat ëne menigte van fwakheden in den Raad eri lafhartigheid iri 't Gevecht ! Evenwel , Rome heeft niet gefuccuirp beerd. , - . zulks is waar ,• maar volgt daar uit , dat de Romeinen voorbeelden gegeven hebben van verwonderenswaardige ftahdvastigheid ; dat Fabius een der grootfte Veldheren is , en dat Rome eindelyk de overhand gehad heeft door den zenuw zyner conftitutie. Zeggen wy veel liever, dat de voorfpocd der Romeinen meer daar aan toe te fchreiven is , om dat d'onderneming van Hannibal even zo rukeloos als bif ten fporig was : zoekende hy de Romeinen enen fchrikkelyken en onverwagten fiag toebrengen.' Dus handelde Agathocles ook , die Syracu/a belegerd latende , zich eensklaps voor dé muren van Carthago vertoonde. Maar de fpoed die by zulke ondernemingen diend plaats te hebben , vorderd dat dezelve over zee kunnen gefehieden , dat d'eerfte b°ginfelen gemaklyk zyn , en dat de vyand in eens door eene onverwagte fchrik bevangen werde* Oordelen wy nu eens over 't gedrag van Hannib'ft- Kan 'er wel eene langwyliger en Staats. Meng. Aug. (S) moei*  C 248 ) moeilyker expeditie uitgedagt worden , en die de legerbenden meer moest tegen ftaan , als £ Alpen en Pyrenéen over te trekken , en de foldaten aan veele moeiten en ziektens bloot te ftellen, eer zy eens den vyand onder het oog konden zien ? Waarin beftonden zyne eerfte voorfpoeden ? In het verraad van enige boeren , in de lafhartigheid der bergbewoonders , en wel voornamentlyk in de verkeerde handelwyze der Romeinfche Veldheren , die verzuimden den overtocht van de Rhone en de engtens der Alpen te verdedigen. Wat zal men zeggen van de marfchen, welke Hannibal door de moerasfen van Clufium deed , en de domheid der Romeinfche Veldheren , die aan zyn leger vervolgens den tyd gaven om uit te rusten en te herftellen , en die hem te Trafi. mene gaan bevechten , terwyl ze hem aldaar hadden moeten opgefloten houden , en in de verlegenheid laten om winterquartieren te vinden ? Hoe ! indien Frederik de Grote] eens in zyn leven van rukeloosheid U be-. fchuldigd , omdat het beleg van Olmutz, lang duurde, en de Oostenrykers buitengewone pogingen deeden , om wederom in 't veld te kunnen verfchynen ; hoe zal Hannibal dan ene onderneming kunnen goedmaken , waarin ene enkele tegenlpoed bem kon ruineren , en de grootfte zegenpraal hem nog geen goede uitflag verzekerde. Moog-  ( 249 ) Moöglyk zal men ons hier tegenwerpen : dat zo het fortuin dien beroemden Carthager in 't begin zyner expeditie begunftigda, hetzelve hem naderhand tegenliep , toen den Raad van Carthago weigerde, naar Italië de nodige hulp over te zenden , om den oor. log door te zetten : doch hier op kan men antwoordden : ï.) dat Hannibal, eer hy hulp uit Africa kon bekomen , reeds de voormamlte zwarigheden zyner onderneming te boven gekomen was , en dat hy dus al die gebeurtenisfen ondergaan had , waar van ene onguriftige genoegzaam zoude geweest zyn , om hem te doen omkomen. 2) Dat al zyn crediet en invloed te Carthago, enig beruste op een foort van factie en aanhang, des by moest weten , dat wanneer een Gemenebest in twee factiën verdeeld is , de gene die voordeel buiten s'Lands heeft , gevaar loopt te huis haar Crediet te verliezen. Niets wis 'er des gemaklyker als de daling der Barcinifche factie te voorzien, en niets onvoorzigtiger , dan ftaat te maken op den byftand van een Raad , die deze onderneming zelfs had afgekeurd. Men behoefd zig des niet te verwonderen dat Hannibal uit Italië verjaagd wierd , maar wel dat hy het niét eerder is geworden. Onder de menigte groote gebeurtenisfen, gedurende de tweede Pumfche Oorlog voorgevallen , is '*ef eene , nog veel merk(S 2) waar-  1250 ) baardiger , dan de onderneming van Hannïlal , namentlyk de aanvoering van hulptroupen door Asdrubal , welken door LI. vius en Nero verflagen wierden- Dog was dit zo een groot mee'terltuk , dat de Romeinen bedreven ? Onzes oordeels geenfin ts. Het was immers de grootfte dwaasheid , dat Asdrubal ondernam , uit Spanjen , de Alpifche en Appennynfchs gebergten over te trekken , om tot hulp te komen van eene armee , die in V Brutium Om zo te i'preken geblokkeerd was. Wat reden had Hannibal tog om zich te vleyen, dat hy zonder flag of koot Appulie , Daunie , Samnie en Picene zou door marcheeren , om zich in Umbrl met Asdrubal te verenigen ? Twee Legers aldus van verfchiilende kanten komende aanmarcheren, lopen die niet altoos gevaar van voor de vereniging verflageu te zullen worden 7 Frederik die zich wel wift te redden , toen by met twee onderfcheide Leegers te doen had, zou in dit geval , indien hy Dictator van Rome geweeft was , zich weinig in verlegenheid bevonden hebben. Den gekfcherende met de Barbaren , zou hy uit ftaatkunde gedaan hebben , 't geen Livius uit onkunde deed, dat is ; in ftede van Asdrubal op te houden in de doortochten van het Appennynfche gebergte , 't geen niet bezwaarlyk zou geweest zyn voor elk, die maar enig verftand van eenen defenfiven Oorlog hadt, zou by hem in  C 251 ) in de vlakte hebben laten afzakken , om hem te beeter in eene enkele Eatailie te kunnen verflaan en vernielen. Carthago overwonnen zynd? , bevond Rome zien wel haast de meefteresfe der geheele waereid ; want wie kon toen 't zelve weerftaan ? Phiüppus , Antiochus, en Perfeus , omringd van wangunüige naburen of Vyanden , konden die zich vleyeh meer te zulien uitrigten dan Carthago ? Evenwel , hoe zeer Rome tot dus verre voorfpoedig geweest was , kan men niet entvynzen , dat het nog weinig in aanzien by de Grieken was. Zy befchouwdén allo die verrigtingen , als eenen Oorlog tüsfen Barbaren en men herrinnerde zich eer de onderneming van Pyrrhus , dan de Bataille van Zama. Men ziet zelfs, dat in het begin van de Macedonifche Oorlog , de Romeinen nog geene andere geallieerden dan de Etoliers hadden ; een Volk gehaat en misagt , geheel Griekenland door. Dart hier genoeg van , en wy menen overvloedig uit deze weinige voorbeelden aangetoond te hebben , dat Rome meer door geluk dan door wysheid groot geworden is ; en wy gaan dus liever over tot het onderzoek van den invloed welke de Regeerin-sform Rome op het geluk der Volken gehad heeft, en welke de toeftand van het mensebdora (S 3) by  C *5ft ) de Romehien is geweest, tot op dea tyd van Ccefar. Wy zullen te dien eynde hunne gefchiedenis, in enige tydftippen moeten verdeelen. Zederd de ftichting van Rome tot op het verdry ven der Koningen , is 'er een tyd van circa 240 jaren verlopen , en even zoveel tot dat het geheel Italië in zyn macht had. Jnsgelyks verliepen 'er 120 jaren , van de eerde Punifche Oorlog , tot op de ondergang van Chartago , en van toen tot op de omwenteling der Republiek , ongeveer 60 jaren. Deeze vier onderfcheide tydftippen , kunnen ons dienen als even zo veele oog. punóten , waaronder wy het Roomfche Volk zullen befchouwen. Herrinneren wy ons, 't geen wy bevorens gezegt hebben , dat naementlyk naar alle waarfchynelykheid , Romulus enkel een gelukzoeker is , waar van Numitor zich bediende , om wraak op Amulius te neemen , en die naderhand zelfs by Numitor verdagt wierd: invoege , dat die Vorft niets liever deed , dan zich van hem te ontliaan , door hem de gelegenheid aan de hand te geeven , van ene Colonie te ftichten. Romulus verzamelde dus enige jonge lieden uit Alba by welken hy al de gelukzoekers voegde , die zich maar aanboden. Onder deze laatfte waren 'er die wegens hunne gehoor-  ( 253 ) boorte of rykdommen verdienden , dat zy boven de anderen den voorrang hadden , waarom hy ze van 't gros van 't volk afzonderde , en met de voornaamfte der Albavers 'er het lighaam der Patricii van maakte. Een Vorst die zyn macht niet verkreigd en handhaafd door de wapenen of geweld, kon geen despoot zyn. Romalus moest dus zeer vriendelyk omgaan en infchiklykheid hebben , voor zyne eerfte Colonisten. Daar vari daan de geest van Ariftocratie, en die foort van fierheid , welke het volk altoos behield. Eene Colonie welke door geen Koophandel of vernuftige arbeid beftaat, moet natuurlyk tot roven geneigd zyn. Het roven geeft aanleiding tot reprefailles , en dit waakfaam doende zyn , brengt te weeg , dat men byna altoos gewapend moet zyn. Daar van daan de eerfte binnenfte fchikking van Rome. Daar van daan de form van een Legioen , aan 't Roomfche Volk gegeven , en te beeter gefchikt naar de toeftand waar in het zich toen bevond, om dat 'er zo weinig vrouwen in de nieuwe Colonie waren , dat men dezelve veel eer als een klein leeger kon befchouwen. In eene krygszuchtige Colonie doet het ge-  C 254 ) gebrek aan populatie zich het eerst ontwaar worden. Alzo 'er meer op roven als op den landbouw gedagt word , meer op oorlog dan op koophandel, heeft men 'er ook meer Soldaten dan flaven nodig. Daar van daan de oorzaak der grondregel , om den vyand, die zich overgaf nooit te doden of tot Haat te maken, maar in 't lighaam der Burgers m te lyven. Eene Colonie aan de gevaren van den Oonog bloot gcfteld , moet altoos gereed 2yn om te kunnen te velde trekken , en diend daarom zo veel mooglyk al het Volk byeen te houden. Daar van daan de verdeling van de grond , en de • noodzaaklvkheid waar m men de hoofden der huisgezinnen itelde , om met dan een klein gedeelte Lands te kunnen bebouwen. Eene Colonie eindelyk, waar in de vrouwen in den beginne Ichaars waren, ja alwaar men ze zelfs met de degen in de vuist had geroofd en naar toe gebragt, moeit noodwendig op dat Huk zeer fcherpe en harde wetten hebben ; zo wel als omtrent de kinderen. Daar van daan het groot en fchier wreed gezag, der Mannen over hunne Vrou, ' wen, der Vaders over hunne Kinderen. Dit zyn deerfle aanmerkingen, welke men (S 3) om-  C «55") omtrent het Roomfche Volk toen het nog in de wieg was , maken kan Zy zyn niet veele in getale , maar genoegfaam om daar uit deszelfs beftendige aanftaande ftaatzucht, geftrengheid, ja wreedheid van zeeden , en hoogmoed van regeering , te kunnen voorfpellen. Het tweede vervolg hier na.  C 45* ) MENGEL GEDAG TEN. Een raaatfchappy vanAtbéiften zon kunnen beftaan indien de deugd haar AyrW de egahtelt haar rk eJde > e^ £tUW TS 5 in een WOord » ^dien Ste deszelfs leeden waardig waren Christenen te in™ Y^u™ "00it beter de bevolking in zyn Land bevorderen, ais door den boert werkman en foldaat het trouwen gemaklyk te maken ; en de huwlyksband te doen eerbiedigen door zyne Hovelingen , door de Ryken en vermogenden. Men zou met weinig moeite kunnen bewyzen , dat de Vorften of StaatSnaren die het beste geregeerd hebben , ook he meefte verftand, de meefte kennisfen en wetenfchappen bezaten. Xenophon , Annibsd, A2?1"'- Qcf,°' A^üus9 Mecenas, Kus Antonius, Marcus Aurelius, Juliani ^ de Grote , Prior, Bollenbroke, Daguefteau, Ximenes, &c. hebben zo wel den lyft der grote mannen als kundige fchryveren aan- Een  ( 457 ) Een geeft tot grote daden geboren oF ge. fchjkt, doch in een al te Jagen post. of beneden deszelfs yerdienften geplaatst, kap op veelderley wyze en in menig opzigte , door den geringften en laagften geeft overtroffen worden. De grote Xfmenes , diè beroemde Spaanfche Staatsdienaar. , kan hier van ten voorbeeld ftrekken. Toen hy nog een Monnik was, en met een bedelzak door de Stad moest gaan , om de aalmoesfen der goedhartigen op te halen , verftond hy zich zo weinig op de lage, en echter fomtyds listige en behendige bedelkonst, dat hy , na alle moeite aangewend te hebben , fomtyds nauwlyks een ftuk brood op een dag bekomen „kon. Men begreep dan wel in zyn kloofter , dat men de I^eel zou dienen toe te binden , indien men hem langer met de zak liet gaan. Nogthans wierd deze onbekwame bedelaar in 't vervolg de grootfte Staatkundige en vermaardfte Minister, die Spanjen in euwen gehadt hadt. * » * De Groten zullen zelden uit hun zeiven weldaden bewyzen, maar wagten gemeenlyk, tot dat men hun met bidden en fmeken, dezelve afdringd Dit maakt, dat onbefchaamde of ondeugende dat gene verkrygen, 't welk de blode of brave niet wil of durft vragen. Jo-  C 458 ) * * * jozeph had dertien Jaren in zynen getreu. wen dienst by Potiphar verlieten , toen hy op den eerflen argwaan in de kerker gefmeten wierd : doch men gelove het vry , zo lang zou hy het aan veele Duitfche Hoven niet gehouden hebben. Als een eerlyk Staatsdienaar in ongenade vak, legt hy evenwel in ongefchonde groote , even als een doode , wiens lighaam nog eerbiedenis en mcdeiydcn verwekt ; doch , als een eerloos Minister gebondst werdt zo legt hy als iemand , die van een hogen toren ter neder ftort , en op ene affchuwelyke wyze verpletterd geworden is. Een geneesheer mag aan zyne Artzenyen de gedaante geven die hy wil, als zy Hechts eene goede uitwerking te weege brengen ; en even zo kan de Patriottifche mcnfchenvriend, met zyne zede en Staatkundige geneesmiddelen handelen. AlleErfprinfen worden by derzelver geboorte, als eengefchenk van den hemel aangemerkt; maar de Landzaten vinden dikwyls al vroeg reden om te wenfchen , dat den Hemel zyn gefchenk terug neme.  C 259 ) TWEEDE VERVOLG der Verhandeling over' het algemeen Geluk j of aanmerkingen over het lot van 't menschdom, in de onderscheide tydstippen der geschiedenissen. JE3_et is voorts onbetwistbaar, dat het inlyven der Sabynen onder de Roomiche burgers , dat de geruste en ft lle regeering van een vreemde wetgever, (Numd Pompiüusj die door middel van Godsdienst en wetten , een woest volk zogt te befchaven ; dat de veel luisterryker regeering van een ander vremdeling , (Tarquinius Priscus) enige verzagting in het oorfpronkelyk caracter der Romeinen te weeg gebragt heeft; en een aandagtig oog zal zulks befpeuren van den moord van Camillus af, tot op de profcriptie van Sylla toe. Doch gefteld al eens i dat dc deugden van Rome in zyne geboorte , deszelfs ondeugden zodanig overtreffen , dat het Roomfche Volk Staatsm. Meng. Aüg. ^T) enig  ( %6o j enig foort van geluk kende; wat gevolgtrekking zou mén daar uit kunnen afleiden , voor 't geluk van het menscbdotn ? Zou «aar uit voortvloeien , dat men in 't algemeen gelukkiger is in een opkomende ftaat ? Maar, de eerfte begin feien der Kyken zyn niet dan enige ogenblikken , in vergelykinge der volgenge euwen, en hét doelwit van alle goede regeering is , bet algemeen of puhlicq geluk beftendig te doen zyn. Daar en boven, Rome gedurig de wapenen in de hand hebbende , en nog de vernuftige werkzaamheid nog de gerustheid van het gezellig leven kennende ; voorts arm zonder machtig te zyn , leeverd waarlyk geen Iuisterryk taferee! op : en in der daad ook , wat is een gemeen , dat zich agt dagen lang laat regeeren door een Koning, (*) die reeds in de kist.door de wurmen cpgeknaagd word; dat vervolgens u:t de hand van eene vrouwe een flaaf tot Koning aanneemt.cn kort daar op het fiachtoffer word van een dwingeland , wiens juk het nimmer zou afgefchüd hebben , indien de gevoelens van eer de zucht naar vryheid niet overtroffen hadden ? Men verbeeldde zich niet, dat een zeker gemak in 't leven, en een foort van vergenoegen uit de gelyk- heid (*) Tanaquil de vrouw van Tarquinius d'pude, verborg haar wans dood, tot dat Scrvius Tullius, die een flaaf geboren was, zyne maatregelen geinmen had, om tot deszelfs opvifger als Koning verkoren te worden.  C 261 ) heid der bezit'ingen voortkomende , eene vergoedinge geweest is , voor al 't geen de Romeinen reeds geleden hadden; want de armoede van 't gemeen, de dvvingelandy der ryken, de fwaarte der imposten , en de bovenmatigheid der woeker , waren reeds ten hoogden top geftegen, ten tyde van Servitis Tullius. Bekennen wy dus , dat dit eerfte tydir.ip van de Korjinglyke regeenn? , weinig biyken van geluk opleverd. Gaanwj des tot het volgend tydftip over. Nauwlyks zyn de Koningen verdreven, of 'er ontftaat enen geweldigen oorlog, om hen wederom te herftellen, en Rome den vyand voor de poorten ziende , word enig door den moed van Horatius Cocles behouden De dood van Tarquinius fteld het nieuwe Gemenebest wel gerust; maar het Volk , tegen een dwingeland die het verloren heeft, vind 'er duizende in de Patricii. Om over 't geluk van Rome in dat tydftip te oordeelen , behoeft men maar te lezen 't geen Liyius ons verhaald , van alle de binnenlandfche onlusten ; van het innemen der Stadt, door een tot dien tyd toe onbekende vyand; van de hongersnoden , pesten , en andere onheilen. Doch mooglyk zal men zeggen, dat wy alles befchouwen aan de kwade kant, maar daar,tegen overftellen moeten, de vaderlands (T 2) lief-  ( i6t ) liefde, de verknochtheid aan de wetten, ért zo vee'e andere deugden , die de Romeinen kenmerkten. Verzuimen we dierhalve niet, daar op te antwoorden. De grootfte drift waar mede men beweerd dat de Romeinen besield waren, is de zucht naar roem. Wel aan , dit zy zo! en trachten wy 'er de toepasfing van te maken , op het geluk Van 'C Volk. Onge wyffeld zullen wy dan eene weigèoeffende Militie zien, telkens eischendedat men ze naar d'overwinning geleid. De geringde burgers op de openbaars plaatfen wandelende , zullen het plan der operatien befchryvén en het tydftip der overwinningen bepalen. De teerbartigfte Moeders en Vrouwen , zullen in dit algemeen enthufiasmus deelen , terwyl het volk brooddronken door den voorfpoed, zynen arbeid en verdrukking uit het oog verliesd. Doch hoe zeer verïcheeld dit fraaie tafereel van het wezently* kc ! Oordelen wy toch niet over Rome, uit het geen de gefchiedfehryvers ons zullen doen geloven , maar uit het geen zy ons verhalen. Plaatfen wy ons in het midden dier Stadt s en zien wy 'er een bedroefd en arm gemeen, fidderende voor den Raad. Horen wy het, dan eens al iammerende en wenende; dan eens met bedreigingen uit wanhoop voortkomende, op het ernftigfte verzoeken, om enige akkers Land waar van het kan beftaan. Ho.  C 263 ) Horen wy de jammerklachten dier brave fok daten , aan hunne medeburgeren de tekenen der geesfelflagen en ketenen vertonende, en onder de flaven der Groten vermengd, omdat zy de wapenen niet konden betalen, waar mede zy den vyand om 't leven bragten ; nog het brood dat zy op den dag van den ftryd aten... De deuren gaan open, de Raadsheren komen te vóorfchyn , "hun woest gelaat duid hun voornemen aan , terwyl zy eene wrede blydfc'nap ten toon Ipreider}. Wat gaan zy 't volk aankondigen ? De verligting van deszelfs rampen , de rust en de overJoed ? . . . Geenfints, maar een vyand of heimelyk op^eftookt, of zyn voordeel met de verdeeldheden willende doen , komt met groote fchred^n optrekken, en wel draa zal men hem voor de poorten zien. Reeds word de jonge rnanfchap opgefthrel ven, en morgen ftaat men tegen den vyani op te trekken. Mooglyk zal men ten koste van het bloed of leven van drieduizend burgers , de eer behalen van hem te verdaan • en mooglyk koomt hy moord en brand brengen tot op het Capitolium. Doch wat doet dit 'er toe , als voor deze keer de Lex agraria maar niet afgekondigd word. Op die W5?ze is het, dat de zucht tot roem de Romeinen, bezielde , en dat zyde gebeele waereid gaan veroveren. Thuis komende zyn zy eenter even arm, en gedwongen den Raad om brood (T 3) te  ( 264 ) refmeken. Wat voordeel heeft hen dan, dia roemzucht aangebragt ? Maar zal men zeggen , de Romeinen waren arm , en wel verre 'an een ongeluk te zyn , wss die armoede voor hen een fchat. De foberheid was voor, hen een rykdom, en vermids zy geene behoeftigheden hadden , kenden zy de waardy der overvloed niet.... Hoe ! kenden zy de waards daar van niet ? Hoe kwam het dan . dat de Patricii op ene woekeragtige wyze alle de laöderyeri van het gemeen in bezit gekregen hadden ? Waarom hadden die troifche mannen , wyd uitge11 rek te domeinen en landgoederen , bevolkt met Haven in den oorlog gemaakt, en voor de geringfte prys van den behoefrigen Soldaat gekogt ? Warom hebben zy honderd msa! verkoren , ce Rcpub ieq op d'oever van haar endergang te brengen , liever dan aan den gemenen man een duimbreed gronds af te ftaau? Waarom hebben zy liever aan dat gemeen het voorrecht der ampten , der waardigneden , ja zelfs den Godsdienst afgeftapt, als hunne rykdommen ? Te vergeefs mag men het ontveinfen , maar het volk was te Rome arm en ongelukkig , en de vermogende ryk en gierig. In het midden van binnenlandfche onlusten en omwentelingen , na de dwingelandy der Tienmannen , na de verwoestingen door de Gallen aangerigt en de  ( 265 ) de invallen van Pyrrhus; na honderd vyftig iaren peoo loo d re ebben tegen de Equen , Fokken en Etrusken , na byna veertig jaren agter den anderen gtvogten te hebben tegen de Samniten, bereikte Rome nogthans altoos verdeeld, aitoos arm, het derde tydftip, 't welk wy gefteld hebSfn , namentlyk ; de ve overing van geheel Italië, «n deeeifte Punifche oorlog. Wy bekennen bet, dit tydftip heeft iets verlokkende , en het fchynt als of men hetzelfde fo'mbre nie" meer ontdekt , in het tafereel der Roomfche gefchiedenis. De burger tweedrsg.en hou en dp; de luisterrykfte conqueste-n worden den prys der krygsverrigtingen, en Rome hegind zich te doen eerbiedigen , buiten de hmiten van Italië. Wan« neer men de fchryveren raadpleegt, zal men bevinden, dat dit tydftip 't geene geweest is, waar in de voorfpoed van de Repubiieq, de deugden nog niet verbasterd had. Romey volgens hen, was reeds magtig en nog niet bedorven; doch wy zyn verre van dat gevoelen asn te nemen, en zullen daarom pogen een nauwkeuriger denkbeeld te geven van de zeedekunde en degeiukftaat van hst Roomfche Volk. Een "Volk is daarom niet gelukkig, omdat het van web dg leefd ; de Gothen e« Wenden leefden ook van weinig, maar echter gingen (f 4) zy  ( %66 ) zy de overvloed onder een ander climaat zoeken Een Volk is niet gelukkig omdat het aan den waren en lastigen arbeid gewend iswant in dit geval waren de zo evengenoem'. oe Gothen en Wenden, die elders hun gemak en rust gingen zoeken. Een Volk dat het fterkfte m de gevechten is , is daarom niet gelukkig; want het vecht niet, als om de vrede en de gemakken van het leven te erlangen. Maar een gelukkig Volk is dat, het welk t genót beeft van gemakken , van redelyke overvloed en van de Vryheid aan zyne eigendommen verknocht, en vooral, het welk niet verlangd van toeffand re veranderen. Ten bewyze nu, dat de Romeinen nooit zodanig een geluk gekend hebben , diend i dat zy nauwlyks wisten, wat rykdommen waren , of zy wierden 'er op verzot, gelyk zy er ook alles aan opgeofferd hebben? Het is ruim vier euwen na de dichting yan Rome, dat her de Souvereiniteit over Capua bekwam ; doch nauwlyks had het leger 'er zyne mquar tiering g, nomen , of bet floeg aan t muiten, deszelfs generaal ongehoorzaam en teffens voornemens zynde, zich in Capua te neder te zetten. Hoe veele yerraderyen doen zich hier te gelyk op' Defcrtie , mynedigheid , ongehoorzaamheid 1 Mets weerhoud evenwel die menfehen naar rykdommen jeukerig. Het leger word vaneen gefcheiden, doch vrugteloos; want het Proot- ■ ffe  C 267 ) fte gedeelte volhard in de rebellie en marcheert regtftreeks naar Rome. **> Kort daar na vraagt de Stadt Regium om hulp , en Rome zend 'er een legioen mar toe. Wat d-en die zo deugdzame en geroemde Romeinen ? Zonder eerbied voor de go.de trouwe der verbondenen gastvryheid, vermoorden zy a! de inwoonders; dwingen de Weduwen met hen te trouwen , en otn zo te fpreken - nemen de Stadt in bezit: zodanig een vermogen had het aanloklyke van een gemaklyk en ledig leven , op die woeste geesten ! Deze twee kenmerkende trekken geloven wy dat foereikende zyn . om te doen oordeelen , of de Romeinen te Rome gelukkig waren , en of zy hun lot voor dat van andere Volken verkozen. De eerfte Punifche oorlog dompelde het Gemenebest in nieuwe rampen , en in der daad ook , fchoon zy gedurende den loop derzelve , meer voor- dan tegenfpoed had ondergaan , kon zulks aan het Volk niet vergoeden, wat het by de neerlaag van Regulus, en 't verlies van drie Vloten geleden nadt, Eene overwinning wel is waar, doet fomtyds het geen men verloren heeft wederbekomen , maar ze geeft aan de weduwen en weezen , hunne Mans en Vaders niet terug. De tweede Punifche oorlog aanbelangende, nooit had zich de Republieq in zo eene hacfoT 5 lyke  ( 268 ) lyke mfan&gheid bevonden , dan waarin het gedurende d'eerfte vyfrien jaren was Zontier de ge4£rce vernederingen op te tellen , we,-:e Home óndergaan rmest , bewfat het verlies v:;n ue bilfte zyner bwgeren ten overvloede, wat verliezen het gedaan hadt. Carthago vernederd zynde , was het riet m fene aanemfchakehng van de lui;terrvkite voonpoed, en toen ook wa het dat den oorlog nuttig fcheen, omdat men door dezeve telken* den buit op alle natiën benaald , naar Rome zag brengén. Doch wie dceden hun -oordeel mer dien buit ? Vooreerst de fchatkist , vervolgens de orde der Kidders ; gevolglyk konden alle die rykdommen wel enige openbare vermaaklykneden of plechtigheden bezorgen , doch zy deden geen of zeer weinig voordeel san de bc höeftigen. Men ziet 'ér een voorbeeld van m de Gracchen. Tiberius Immers fchroomde niet opemiyk te zeggen : „ De wilde bees„ ten hebben heuvelen en (belonken om in „ te fchuilen , terwyl de bufgers van Ro, „ me geen dak of hut vonden om onder te „ Ichuilen , cn genoodzaakt zyn als ballin„ gen midden in hun Vaderland cm te zwer„ ven. Men noemt ulieden de meesters en „ gebieders der waereid.doch wat voor mees„ ters en wb cders zyt gy! Gy. aan wien men „ met een diümbreed Land overgelaten heeft :> waar onder gy kunt begraven worden." Hoe  (*69 ) Koe zeer ook het tafreel door deeze woórden afgemaald vergroot msg zyn gewees* , 'er moet tog iets in waar en toepasfe'yk geweeft zyn , op zommige Burgers ; vertfiids het volk 'er door in cle grootfte beweging ge:aakte. Bovendien weet men , dat de rykdommen die gemaklyk verkregen worcen en onder weinigen verdeeld zyn , de pracht en corruptie ten gevolge hebben ; of om beter te zeggen , alles is reeds gecorrumpeert als de pracht komt: zynde deze het gevolg en de uitwerking der Corruptie. Dus het derde tydftip doorgelopen hebbende, zouden wytot het vierde moeten overgaan, indien niet zelfs de grootfte verwonderaars van Rome openüyk bekendde , dat het toen ongelukkig was. Me» gevoeld nog de akeligfte aandoeningen , wanneer men op de omwentelingen 'denkt , ten tyde van de Cracchen , van een Marius en SyJla voorgevallen, Wy zuilen des liever öhs oog van dat akelig tafereel afwenden, terwyl wy geen zwarigheid maken ftaande te houden , dat Rome in geen der viertydftippen ooit zodanig een geluk gekend heeft, dat het de verwondering over deszelfs lot en regeeringsf'orm verdiend. Haaften wy ons te onderzoeken , welke de invloed d*r Romeinen geweeft is , op het geluk der andere Volken van onzen aardbodem, en hoedanig de ge-  C 2?0 ) g*fteldheid der zaken was, ten tyde van de omwenteling der Republieq. Dat de eenhoofdige en willekeurige regeen ng van onheuglyke tyden in ^»«* plaats gehad heeft, terwyl men de eerfte voorbeelden eener gemenebeft regeering in de later geft.chte Volkplantingen vind, is iets dat t over bekend is, Wy zien dus de grote Monarchien een rol op 't waereid toneel ipeeien , het welk zich toen tot Azien en H'pte alleen uitftrekte. Verfcheide CoIqmen , Vestigen zich vervolgens in Klein A. zien en Griekenland , en dezen er weder, om andere gefticht hebbende , won de Repub.!k'einfche regeerïngsform des ie meer veid, omdat die wel het meeft gefchikt is voor lieden die allen gelyk zyn. Wel haast evenwel wierd dit nieuwe gedeelte van het menschdom met het oude handgemeen en zegenpraalde over 't zelve • dog wat gebeurde er ? Een ftaatzugtig Jon' gelmg wil overheerser der geheele waereid worden , en dit gelukt hem ; dog deszelfs dood verloste de waereid van iemandt die getoond had, wel de dwingelanden dog geenfints ae dwmgelandy te hebben bevogten, Ondertusfen waren de veroveringen van A. lexander het bederf van het menschdom. voor dien tyd was de. bekende waareld verbeid in enige kleine dog bloeiende Republieken,  ( »7i ) ken 5 en eene groote dog oude Monarchie. Schoon die Republieken beftendig van binnen onrustig waren , vonden zy enig geluk in hunne vryheid , terwyl de onderdanen van de Grote Koning in de langdurige ruft en vrede , de verligtinue hunner flaverny befchouwden. Alexander veranderd in tien jaaren, het lot dier Volken ; dog nauwïyks was die overwinnaar overleden , of zyne Generaals bevogten de een den anderen, ieder zich tot Vorft van een gedeelte van zyn wyduitgeftrekt gebied zoekende te verheffen , en Azië bleef het toneel- van beftendige Oorlogen. Dat men zich dus het noodlot en den gelukftaat van die wyduitgeftrek.e Landftrekeri verbeelde , toen zy zich ten prooy zagen van de eerfte gelukkige Soldaat, die 'er zig meefter van maken wilde. Wy fpreken ! hier niet alleen van de Ptoloméen, Cos» I [anders , Antigonusfen, Eumenesfen en an: deren , die zich nog vercierdeu met den i luifter , die dcor Alexander op hen nedergedaald was; maar van alle die kleine geweldenaars , welke hen opvolgden : maar van de Koningen van Bithinie , Pergamus, Cappadocie , Pontus , en wat dies meer is. Welke andere dryfveer dan de vrees alleen kon de Volken aan zo eene regee. i ringsform 3 -en welk eene andere beweeg1 reeden dan de gierigheid kon den Vorft aan het 1 Volk verbinden. lij  C *70 Tn die gefteldheid van zaken was het , dat Rome meefler van gants Italië en overwinnende in Africa , flaatzugtig genoeg wierd , om de geheelè waereid te willen in bezit neemen. Het lèhynt evenwel dat het verlies van ruim anderhalf milioen menfehen, gedurende de tweede Punifche oorlog , en het nog versch geheugen der overwinningen vwciHannibal, de Romeinen vreedfamer denkbeelden moest inboezemen. Wat een gunstig tydftip ! zo zy 'er gebruik van hadden weten te maken ! Indien eén tweede Cyneas in den Raad verfchenen was en gezegd had : j, Oi?getwyffeld , Befchreve Vaders, in„ dien , ten tyde toeri Romulus deze Stadt „ ftichte, of om beter te zeggen, teen na „ de verdryving der Koningen , uwe edel„ moedige voorvaderen u tot de vryheid ., geroepen hadden ; indien toen iemand „ door de Goden ingeblazen , u aangekon„ digd badt , dat gy 'er het beffend g ge„ not van ftond te hebben ; zouden zeker„ lyk alle uwe wenfehen zyn vervuld ge„ weest, en gy zoud gedagt hebben, de „ gelukkigfte der menfehen te zyn. Maar j, met hoe veele ft romen bloeds, hebt gy 3, dien onwaardeerbaren fchat niet moeten j, betalen ? Hoe lang hebt gy niet gevog» ten om dien te verdedigen , zonder ooit „ te denken , d*t gy dezelve voor uw ei}, gen niet zoud kunnen behouden, dan door v» er  ( *?3 ) „ 'er andere van te beroven , die 'er ook naar 3, dongen ?" „ Dusdanig is evenwel de depravatie van „ het menschdom , dusdanig was vooral de barbaarsheid uwer naburen ; dat gy lan„ gen tyd onderdrukkers hebt moeten zyn , }) om te ontgaan dat gy zelfs niet onder„ drukt wierdt. Ik zeg langen tyd , omdat „ 'er een zekeren tyd is, waar in door hun zelve machtige Staaten niet meer beno„ digd hebben zich uit te breiden ; en dan 5, is de lust om conquesten te maken ook ,, niet anders dan een misbruik van de be„ geerte , om 't geen men reeds heeft te bc„ houden. Let dus wel op, myne Medehur„ geren , of gy niet gekomen zyt tot dien „ graad van macht , welke te boven te „ willen gaan , veeltyds even zo gevaarlyk als onbillyk is. Italië gehoorzaamt aan „ u , Africa is verned. rd en A/ie heeft „ ontzag voor uüeden. Maar Italië is ontij volkt , Africa overgegeven aan de bar„ baarschheid', terwyl Afie onder het juk der „ flaverny zucht. Bevolk dan het eerfte en maak het vruchtbaar , beichaaf het twee- de, en vedchaf het genot der vryheid aan het derde. Dat is uw plicht, gy kunt 'er „ niet aan twyffelen ; ja dat is uw belang , „ en dit zal ik uw bewyzen," „ 'Er zyn maar twee beweegredenen die „ ulieden tot bet maken van conquesten „ kun-  >, kunnen aanzetten : of gy wildt u eene „ beffendige rust verzekeren , en begeerd „ niet anders dan onderdanen in flede van vyanden te hebben ; of' wel, gy begeert 5, ryk te zyn , en om zulks te worden 3, wilt gy andere Volken beroven en arm „ m ken. Indien het eene beften lige vre„ de is die gy verlangd , waarom dan niet „ door middel van ftaatkunde bewerkt , 't „ geen gy door geweld zoekt te krygen ? Of j, denkt gy dat twee of drie Legioenen ge» „ noegfaam zyn, oro de voiken van faurus j, en de Caucafus te temmen ? Verbeeld gy „ u , dat uwe Proconfuls voor 't Gemene„ best zullen weten te bewaren , het geen de Generaals van Alexander voor hun zel„ ven niet konden doen ? Hoe zult gy de „ nodige tucht onder uwe legerbenden hou„ den ? Hoe zult gy een leger in toom houden , dat aan het maken van buit ge3, woon is , en aan een Burgemeester zy„ nen plicht doen waarnemen , daar hy „ reeds weet uwe bevelen niet te gehoor„ zamen ? Maar gy vreesd -Antiochus en „ Philippus. Begeerd gy dat ik uw daadlyk „ een magtig leger bezorge , om hen in. „ toom te houden ? Geef aan Griekenland „ zyne oude gedaante weder ; herflei de Ge„ menebestregering in geheel Klein Afie. Dan „ zal Philippus in Macedonië zidderen en be,, ven; dan zal Antiochus in 't binnendfle „ van Afie opgefloien zyn. In deze raadka- „me?  C 275 ) mer zult gy de gehele waereid regeerèrij ,, en zonder uwe raadsheerlyke mantels af te 3, doen, zult gy veldflagen winnen , waarin 5, het bloed der Romeinen de aarde niet zal „ beplengen." ,, Veronderftellen wy eens, fchoon ik ver5, re af ben van zulks te vermoeden , dat „ dit hoogmoedig en oorlogzuchtig volk, „ zyn eigen gezag eindelyk moede , aan de „ gehele waereid den loon van zyne langen ar„ beid vraagd. Dit kunc gy doen Romeinen, ,5 want uwe foberheid en tucht zullen u „ nog weten te bezorgen , 't geen noodwen-? „ dig beiden zal doen ophouden. Wel aan ! „ weest ryk , ik ftem het toe ; doch zeg my, wie zal recht hebben tot de rykdom„ men ? Het leger 't welk dezelve geroofd „ en buitgemaakt heeft ? Maar, dan zullen „ de Soldaten alleen de gelukkigen en ryken „ zyn. Of zal het gehele Roomfchè Volk ryk zyn? Maar, indien ieder burger ryk wordt , wie zal zich dan in de legioenen „ laten' öpfchryven ? Wie zal eenen zwa„ ren last dragen willen, en de lust hebben „ om de ongemakken der matchen en cam- pementen uit te ftaan ? Doch ik voorzie, wat gy dan doen zult. Gy zult vremden „ befoldigen om in ulieder plaats te velde ta „• trekken en re oorlogen. En gy zult ryk . „ zyn , doch anderen lterk ; en ey zult vry j, zyn , doch zy gewapend, Ge: >of my Ro- Staatsm.Meng.Aug. (V) „mei-  ( 2?Ó- ) meinen, indien gy uwe oude eenvoudig„ heid moede wordt ; indien gy de fraaie „ kunften wildt bezitten , laat dan geene beelden maar beeldhouwers komen ; koop „ geene fchilderyen mnar fchaf u fchilders aan. Niets is aangenamer dan van zyn ei- gen werk genot te hebben. Het brood ge„ bakken van koorn door uw zelfs gezaaid „ en gemaaid, zal fmakelyker zyn , dan 't j, geen Egypte u kan opleveren , en het „ beeld onder uwe eige ogen gehouwen, zal » U meer _ behagen dan de meefterftukken a van Pkidias. Weest dierhalve vernuftige j, en ftaatkundige landbouwers, want de be,, fchikking der Goden gedoogd niet, dat het „ geluk van enige weinigen , langen tyd dat „ van allen verhinderd.'1 Wy weten niet of ooit iemand zodanige redenvoering in den Raad gedaan heeft, maar de waarheden daar in vervat zyn zo treffende, dat de Romeinen hoe zeer ook dronken van voorfpoed, 'er niet gehe?l ongevoelig voor * waren- Na de Veldflag by Cynocéphaltis, kondigde Quintus Flaminius een raadsbefluit af, waar by bevolen wierd, dat alle de Steden van Griekenland wederom in vryheid zouden gefteld worden. Jammer is het, dat dit niet lange ftand hield , en dat de Romeinen wel draa zich erger dan ooit, als dwingelanden over Griekenland gedroegen. Wy  M C ïff ) , Wy hebben te voren aangemerkt, dat een der grootfte onheilen voor het menschdom., onder de regeringen van oud Griekenland, voornamentlyk beftond in de gewoonheid aan burger tweedragteh., (Wy hebben ook doen zien, dat wanneer de voornaamfte Republieken, gelyk Athéne en Sparta, zich met die gefchillën bemoeiden en naar willekeur de r*Jt regeringsform veranderden , zulks altyd met veele bloedvergietingen verzeldwas , doch ten minften hadden die ene. uiterlyke fchyn van billykheid ; wordende de onderleggende party door de bovendryvende altoos als re bellen aangemerkt» De Romeinen volgden een anderen regel. Zy veronderftelden naar alle waarfchynlykheid , dat 'zy de meefters der vvaereld geboren waren , en gevolglyk behande'den zy de andere Natiën niét, als overwonne vyanden , maar ais weerfpannige onderdanen. Het was vooral na de overwinning van Paidus Émiïius, dat zy van dien regel een wreeds gebruik maakten. Rhodes,-een Gemenebest, bloeiende door Koophandel en Scheepvaart , enkel omdat het enige ogenblikken aan Rome niet gunftig geweest was , zag zich aan de inquifitie van deszelfs afgezanten onderworpen , en gedreigd met eene totale ondergang ; dezelve, niet kunnende ontgaan , dan door alle de burgers om 't leven te brengen, die zich tegen Rome verklaard hadden. Enigen tyd (V 2) daar  1 C «78 ) daar na liet B w'tng ook zyn moge, verbeelden wy ons echter, dat dezelve byna geheel nieuw is; om dat verre de meeste politique enthuflasten ze in den wind geflagen hebben , zich met andere vry grotere onzekerheden en herfen. fchimmjge befpiegelingen bezig houdende. Wy hebben bevorens reeds opgemerkt dat de Kantten, Koophandel en Landbouw! om zo te fpreken uit Egypte en Phenicie afv komltig, eerft naar Griekenland, overgingen, om zich vervolgens, en dat wel altoos de kusten langs , uittebreiden .in halie , Sicilië , Spanjen,öQ Gallien, ja zelfs in Africa. Dit nu kan dienen om ons de reden te doen befeffen, waarom de aan Zee gelegen Volken altoos een zichtbaar voordeel gehad hebben , boven dc genen die Land waards in woonden. Tn der daad ook, terwyl dat Lycurgus, Solon, Romulus , &c. al hunne zinnen fcherpten, om de kunft uit te vinden, van hunne naburen wel te kunnen verftaan, leide de natuur allengskens haare weerfpannige kinderen naar het doelwit, 't geen zy, hoe onzigtbaar 00* fomwylen, beftendig in 'toog heeft. De Landbouw vermenigvuldigde de voortbrengzelen der aarde, de Koophandel leerde die vermelen , en de nuttige wetenfchappen breidde zich van de Kuiten uit tot in de binnendfte Jandflreken. Dus kan men zeggen, dat de Ryk-  ( 285 ) rykdommen en 't vernuft de eerste flappen gedaan hebben , en dat zy de Barbaren zyn gaan zoeken , eer dat dezen die begeerdden. Wat zou 'er dan gebeurd zyn , indien de bedorvendheid der menfehen , vooral die der Helden en Wetgevers , de orde der natuur niet waren komen floren ? - Allengskens zouden zich de vernuftige Volken met de anderen vermengd hebben , 't zy door den Koophandel, "'t zy door alüantien, 't zy zelfs door den oorlog ; want , wanneer van twee in oorlog zynde Volken 't ene befchaafder dan 't ander is, is 'er niets als eene dwaze hoogmoed of verkeerde ftaatkunde , die de overwinnaar kunnen beletten , de zeden van de overwonne aan te nemen, of dien de zyne mede te deelen. By ongeluk hadden de oude Wysgeeren zo veel verftand , de Generaals zo veel neroismus, de Volken zo veel deugd, dat alles op de waereid in verwarring gebrast, en de volmaking van het menschelyk geihcht daar door vertraagd wierdt. Een dom Volk, zonder Wetten, zonder Landbouw , zegenpraalde welhaast over de landgenoten van Homerus, van Plaio en Lycurgus. Dat Volk ondernam zyn gebied wyder uit te breiden , dan de Grieken het hadden kunnen doen, ondanks hunne zeeden en wetten ; maar welhaast  t =S5 ) haast bedorven, verdeeld en verzwakt be hield het van zyn oude Juister niet anders overdan.enige wrede grondbeginfelen. . De baj-baarfche Natiën bevonden zich toen m eene byzondere toeftand, Naburen der rykdommen geworden, doch terug gehouden door ene Mogentheid die 'er hen geen deel aan gaf, verlangden zy naar meerder gemakken, terwyl zy voorde onderdrukking bedugt waren. Geen hoop was er voor hen tot enige verbonden of feuwlyken, waar door anderOnts naburige Natien allengsken verenigd worden. Men vond zich dus genoopt het deiend-a eft Carthaso in delenda efi Roma te veranderen , en in der daad, Rome was alrée vernietigd ,• vreemdelingen maakten den Senaat uit, Barbaren rebo. den over de Legws, die zelfs meest uit barbaren beftonden. De Pretorii , ontembare lyrannen m de Hoofdftad en bange Pubers m t Camp , na vericheide Keizers vermowd en anderen aangeïleld te hebben , hadden zich genoodzaakt gevonden , eindeïvk onder te doen voor die Germanen en andere wandelingen , waar van de Cafars hunnen lyfwacht gemaakt hadden. Deze Barbaren tot de eerfte ampten en waardigheden toegelaten, onuerhielden met hunne Natiën ene correspondentie s die voor de Romeinen nadelig wierd j zy vestigden hunne aandagt op dit volk, t welk daalde naar mate het zich zelfs vergat ; de ftaatzucht der groten wierd draa door  C 287 ) door die der minderen opgevolgd ; de eerfte waardigheden met geweid in bezit genomen, en de ïhroon zeifs overweldigd ; invoege dat die Barbaren het Ryk reeds veroverd hadden, eer zy het hadden aangetast. Hier volgt dan uit, dat men de ware oorzaak van den inval der Barbaren , eigentlyk moet afleiden uit de wreedheid van de oude grondregelen der Republieq ; uit de gebrekkige regeringen der Keizers, en vooral uit de te grote wyduitgeftrektheid van hun grondgebied. Doch , waaraan deze invafien ook toe te fchryven zyn , 't is ten minlten buiten kyf; dat men ze moet aanmerken als een der grootfte plagen, waar mede ooit het menschdom is gekaftyd geworden. De menigvuldige en bloedige gevechten, die de invallen der Barbai en veroorzaakt hebben, kunnen ook veilig gebragt worden tot die eerfte oorzaken, waar aan wy in 't begin dezer verhandeling gezegt hebben , dat de oorlog zyn oorfpronk verfehuldigd is, namentlyk; de begeerte cm een ftreng cümaat tegen een zagter engezonder te verwisfelen , om een vrugtbare grond in ftede van een dorre te bewonen, &c. Oorlogen nu van dien aard en uit zulke grondbeginfelen voortkomende , zyn altoos de wreedfte , omdat zy niet gevoerd worden van  C 288 ) van krygsman tot krygsman , niaar van m t.e tot Natie; als mede: omdat heid van agter uit te gaan , en de nood!aak heid om voor zyn levensonderhoudtl Srgen, de vermcbng van den vyand een nood. zaaklyk gevolg der overwinning doen zyn Wat akeliger tafereel kan 'er wezen, wat fomberder vertoning kan 'er zich op doen , als den ftaat van het menschdom , ten tydè ?//RvkTS^e" VerdelinSe ^ het RoZ Jcne Ryk i Natiën vernield uit redenen en fSJTtSn v^i^ande; anderen gehele landftreken overftromende en verwoestende; anderen nog veel gevaarlyker, zich met ftruikïoven en zeefchmmen bezig houdende ; de Keizers gehele Volken uit Germank naar Engeland, uit Afie naar Africa, en van daar naar Europa overbrengende ! Waarlvk de gehele waereid geleek naar een groot ftrytperk , waar in zy die niet vogten, fteeds bezig waren met zich in den wapenhandel te oeffenen, om zo veel te beterden kunst van moorden te verfta.m. Het derde vervolg hisr na. MÊN-  ( *8o ) MENGEL GEDAGTEN. _r\^ nacharfis na eerst Solon befpot te hebben, omdat hy de wetgever der Athéners wilde worden, moest naderhand evenwel bekennen , dat hy zich niet genoeg verwonderen kon hoe zy als wyze mannen fteeds raadpleegden , doch voegde hy 'er by , zy nemem kinder befluiten. Hoe menig Land is 'er niet, waar op dit toepaslyk te maken is. * * * Dat men de levenden in hunne ware coukuren voorftelle, kan nooit kwaad , want is de befchryvirg valsch, kunnen zy zich zuiveren of verweeren ; maar kwaad van de doden fpreekt, is ene wezentlyke lafheid. * * • £en man zyne welfprekendheid en kundigheden altoos ten beste van het Vaderland gebruikende , moet noodwendig vroeg of laat enen groten rol in 't zelve fpelen , ten ware de dood hem in zynen loopbaan ftuitte, • • * Men leest van Themiftocïes dat het eerfte wat  C 290 3 wathy deed, toen hy enig gezag en Invloed by zyne Landgenoten verkregen hadt, hier in beftond , dat hy het Volk aanraadde, het geld der zilvermynen van Laurium \ welk onder hen verdeeld wierd , voortaan enig en alleen te gebruiken tot den aanbouw van zware Schepen, ten einde deö oorlog aan re doen aan de hgtneters.d\t toen voor geheel Griekenland ge. ducht wierden, en door het groot aantal hunner Schepen de meesters der Zee waren. Het gevolg van deze raad was , dat men honderd zwareGaiyen timmerde, die tegen Xerxeskart daarna met zeer veel vrugt flag leverden ; en van dat ogenblik af de aandagc der Republicq op het zeewezen vestigende , en haar doende zien dat zy te lande, zelfs die aan haar gelyk waren niet weerftaan kon, ftelde hy d'Atheners in ftaat om niet alleen de Barbaren af te weren, maar de wet aan geheel Grieken, land te geven. Dit wist hy te weeg te brcp-' gen, ondanks de tegenkantingen vmMiltiades qü deszelfs aanhangeren , die meer voor het verfterken der Legers te lande y verden, * * * Miltiades had enedogcer, welke gelyktydig door twee burgers ten huwlyk gevraagd wierd > waar van d'ene bovenmatig ryk was; nogthantf gaf hy haar aan d'andere die weinige of vecne middelen bezat, zeggende: dat hy voor zyn Schoonzoon liever een man zonder goed, dan een goed zonder man hadt.  C 291 ) DERDE VERVOLG VERHANDELING OVER HET ALGEMEEN GELUK 2 OF AANMERKINGEN OVER HET LÓT VAN 'ï MENSCHDOM , IN DE ONDERSCHEIDfi TYDSTIPPEN DER GESCHIEDENISSEN. , JL ot dus verre den aard der gelufcflaat vaa het menschdom , in de eerite en latere eeuwen nagefpeurd en niets gevonden hebbende , dat een aandoenlyke en wysgerige ziel behagen kan , zal het niet ondienftig zyn t'onderzoeken , welke de invloed der Christelyke Godsdienst geweest i* , op dien gelukftaat ; voornamentlyk zederd de regeering van Conflantyn de Groote, tot op den val van het westersch Keizeryk ? Elk die maar enige kennisfe van de gefchiedenisfen heeft , weet , dat 'er geen eeuwen meerder rampen en onheilen opgeleverd hebben , als die , tusfchen de eerfte invallen der Barbaren en hunne vaste yesti- Staatsm. Meng. Sep-t. (X) ging r8  ( 292 ) ging in de landen , weiten zy overwonnen en in bezit namen. Het is evenwel Ibt te zeggen , dat men , volgens het beftek 't welk wy ons gefteld hebben , hier zyn aandagt niet moet laten ga n. over alle de phyfique gebeurtenisfen , als aardbevingen, hongersnoden , pesten en dergelyke, even zo min als over veele politique gebeur tenisfen; gelyk daar zyn , kwalyk geflaagde oorlogen, misdagen van veldheren , ontucht der legerbenden en wat dies meer is. In der daad ook, men heeft alie grond om te veronderftellen , dat welke Godsdienft ook in 'i Roomfche Ryk de predominerende geweest was , de laf heid der Volken , de tomeloosheid der legerbenden en het despotismus der Keyzers , hetzelve toch vroeg of laat ten val zoude gebragt hebben. Maar het vermogen van de Godsdienst dc grootfte invloed hebbende op alle civile en zedelyke handelingen , zou men met grond kunnen vragen, of zederd d'algemene voortplanting der Christelyke Godsdienst , de menfehen beeter en gelukkiger geweeft zyn ; of de Vorften minder gierig en blóeddorftig geworden zyn ; of de Volken vreedzamer en gehoorzamer werden ; of de misdaden zeldzamer en de ftraffen minder wreed gevonden zyn ; of de oorlogen minder barbaarsch gevoerd en de verbonden beter zyn nagekomen geworden, en wat dies meer is ? Doch helaas ! Hoe onvoldoende is het antwoord , daar  K 293 ) daar de gefchiedcnisfen het tegendeel getuigen- De dwalingen der Donatisten en van Jrius, verbasterden wel draa de eerfte zuivere zaden van het Geloof ; de Bisfchoppen trokken tegen den anderen het zwaard uit; de Volken namen do-driftig deel in die gefchillen ; de Tempels en Kerken wierden gewa» pender hand neftormd, ingenomen en bezoedeld met het b oed der burgeren ; en de dwepery ging zo verre in wreedheid , dat » volgens het getuigenis van Ammiamis Mar' cellinus eenSchryver vandientyd, dezelve de woestheid en wreedh 'id^Br wilde dieren te boven ging. Conftantius, de eerfte Keyzer die in d; Chiistelyken Godsdienst opgevoed wierdt, begon zyne regeering met het vermoorden van zynen Oom en zyne twee Neeven ; terwyl hy zich by cXArriamn voegende , drm eens de rol fpeelde van een bloeddorftig vervolger , dan eens van een onKundige en domme bemiddelaar; zich telkens bezig houdende tuslchen het byeenroepen van Kerkvergaderingen , of het beveelen van ftrafoeftenirgen. De Bisfchoppen gedurig van d'ene plaats naar d'andere gedreven wordende, verlieten de zorg over hunne gemeenten , om deel te neemen aan yde, le geichillen , en zy putteden de Provintien uit j door de zware kosten die zy aan de(X 2) zei-  C 294 ) zeiven veroorzaakten. Zie daar het geluk dier tyde» L 6 Wend men zyn oog naar het burgerbettm , men vind 'er dezelfde onrechtvaardig, heden. Een zo buitenfporig als wreedaardtig mistrouwen . wierd de hoofdregel der Kegeenrg. Aanbrengers en verklikkers maakten de Provintien onveilig, terwyl men zich niet fchaamde hen grote eere te bewyzen. Het Staats en Burgerbeftier , veranderde in eene wrede ïnquilitie; de ftrafoeffeningen wierden hoe langer hoe on'menschter, wordende de geringfte misdaden met het vuur ge-trart ; de goede trouwe der verdragen wierd met meer in acht geflagea • en de Koningen in het midden hunner gastmalen en onder het genot der vreede vermoordt. Ja! wat zullen wy meer zegr/en ? De zeden verbasterden dag op dag , °en de Geinedenen , de lage werktuigen der fchandeIykfte vermaken , wierden Veldoverften en eerfte Staatsdienaren ; terwyl de weelde en pracht aer Hoven , den hoogften trap van buitenfpongheid bereikten. In tusfchen deed de vermenigvuldiging en gedurige verandering der we:ten; dezelve in minagtinge geraken. Kortom , alles wierd gecorrumpeerd , alles wierd bedorven, tot de moed der Soldaten en den krygstucht der leegers incluis. Men  f »9S ) Men verbeelde zich niet , dat wy deze ware gebeurtenisfen , welke het akeligfte /tafereel opleveren , zouden willen dui.en aan het Christendom. Wel verre van zodanig een denkbeeld te voeden , is ons voornemen enig aan te tonen , dat de ongeiukken der tyden den Godsdienst niet toegelaten hebben , aan den mensch in dit leven een gelukkiger noodlot te bezorgen. Mooglyk is die zelfs een nieuwe bron van ram* pen geworden ; want even gelyk de besta fpyzen zich bederven in een lighaam , dat reeds door ziekte is aangetast, zo ook worden de geheiligde grondregelen van 't geloof, wel eens de oorzaken van veele onenigheden en verwarringen. De intolerantie is mooglyk een der grootfte onheilen voor het menschdom geweest. Wat 'er ook van zyn moge, het is onder de Regeering van Christen Keyzers , onder enen Conftantyn en Theodofius , Vorften die men nog eerbied toedraagd , dat men de wetten zich aldus hoorde uitdrukken. „ Indien iemand zich „ verftout in den tempel te offeren , dat ,. hy door wreekend zwaard geveld werde... „ Wy gebieden op de fwaarfte ftraffe, dat „ men aan eenen God en drie perfonen zal j, geloven, &e." Van het ogenblik der geloofsdwalingen af, dat is, zederd dat de Theologie de plaats der zedekunde innam , hebben de menlchen, (a 3) reeds  ( 296 ) reeds veroordeeld om onder onbillyke Meesters te bukken ; reeds overladen met druk-: kende imposten ; geftoord ih hunne bezittingen en eigendommen ; geplaagd door Oorlogen en derzei ver nafleep , zich noch blootgefteld gevonden , aan eene nieuwe foort van dwingelandy die tot in de binnenftc ploien van het menfchelyk hart indrin/ gende , in onze Ziel de grootfte bewegin| gen veroorzaakt. Van het Concilie van NL ceé af , tot op de herroeping van 't edikt van Names toe , zyn om den wilie der Godsdienft , de Gevangenhuizen beftendig opgepropt en de Schavotten met bloed geplengd worden. En nog een ander gevolg. De dwepery alle andere ftudien en weetenlchappen uitfluitende wierden dezelve ook geheel verwaarloosd. De gefchiedkunde in plaats van opgehelderd te worden , wierd hoe langer hoe duisterder. In ftede van een Xenophon., Ju tus Livius , Polybhts, Tacitus en andere agtenswaardigè Burgers , die de deugd in hunne boezems koesterden , vond men niet anders dan partyzugdge Schryvers , die ons opgefmukte en met hunne inzigren ftrokende verhalen dom. De jaarboeken dier tyden , zyn wezentiyk enkel de aaneenfchakeling van zouteloze facla. Wenden wy dus ons oog af van dat tydüip , waar in het menschdom ook al niet kan gezegt worden , aan  ( 297 ) aan 't grootfte geluk dcelagtig te zyn gegeweest , en gaan wy liever over tot de befchouwing van deszelfs toeftand in de latere , of gelyk men het noemt , de Moderns eeuwen ; die hun aanvang nemen met de tyden , toen de leenroerige Redering in zwang kwam. Indien het geluk der Volken niet verknocht was aan derzelver wetgeving , en de overeenkomftcn die de Barhaarfche Natiën tot een regel ftrekten , even als hunne zecden en gewoonten van den Aardbodem verdwenen waren zou het onnodig zyn , hier in eeng onderzoek te treden over die verre tyden , welke men als de eerfte tydftippen der hedendaagfche Dynajïien aanmerkt; dog zal men zich een gefchikt denkbeeld vormen van de grondflagen der Regeeringen , en de invloed die dezelve op het geluk van 't menschdom hebben , diend men zig vol. ftrekt daar toe te verledigen. En wat Volken hebben tog meer als wy hedendaagfche Europeanen , de eerfte beginfelen onzer regeeringe nagefpeurd en onthouden ? Dat men maar in de Archiven , het eerfte oude Koopcontract dat zich voordoet , in handen neme , en men zal uit de woorden van leenroerigheid , van hulde , van manfchap en diergelyke , zeer fpoedig en duidelyk ontwaar worden ; dat wy niet ander? dan de afftammelingen der Qotthcn en Lomij. 4) har-  C 29S) barden zyn. Wanneer wy onze wetten beiiudeeren , indien wy onze oude gewoonten en berkomften nagaan , wat eene vermenging van vooroordelen en gezonde reeden • van hefchaafdhrid en woestheid zai men niet onrdekken Wy hedendaagfche Volken , gelyken waarlyk naar die wilde dieren welke men met veel moeite beeft tam gemaakt. Men ziet dezelve met meer verwondering dan vermaak , want 'er biyft in ons altoos eenige aandoening van fchrik over s en fchoon zy mak en tam zyn , kan men zich evenwel met onthouden , aan hunne eigenaardige en aangeboore wreedheid te denken. Wat 'er ook van zyn moge , dat men zieh nierlate affcmikken door de onaangename zaken , in welker onderzoek wy zullen m« eten treden. Wat kan het fcheelen wat wy waren indien wy niet behoeven fchaamrood te worden , over 't g en wV tegenwoordig zyn ? Dat onze overdenkingen derhalve de tegenwoordige eeuwen rechtveerd:gcn , dog teffens aantonen , waarom wy met gelukkiger zyn. Laten wy aan hen die twyffelen , of 'er wel eene goede Regeering 5 eene gelukkige Maatfchappy T a ™ V LZ° VeeI in ons is » t0^n ; dat alle A.aatfcbappyen en Regeeringen die onder het bereik hunner ogen zyn , nog huiden berusten op de gronden en zeden dier Barbaar-  ( 299 ) baarfcne Volken , welken wy te recht als de gecszels der Waereid beschouwen. En wie kan zig zo gemaklyk van de eeifte indrukzelen onrfiian ? De Spartanen waren wezent< lyk wilden voor hunne lloten , en 't geheel al kon nog de öpgeraapte gelukzoekers en ftruikrovers van Romulus herkennen , in de verdelgers van Carthago en Numantium. Men fpreekt van de wetgevingen , men geeft veel op van de politicque verrjgtingen , en intusfchen kennen de menfehen in 't algemeen geen andere wetten, dan het voorbeeld en de gewoonte. Dog wie zal dat voorbeeld geven ? Wie zal die'gewoon tens invoeren ? Niemant anders dan die te dom is, om goede modelijn te nemen , en te woest om zich aan goede gebruiken te onderwerpen ! fchromen wy dus niet te hoog op te klimmen indien wy ons een denkbeeld willen vormen van machtige Volken , die liet Westen van dit ons weerelddeel onderling verdeelende , in 't oog van de wysbegeerte en reeden de geheele weereld uitmaaken. Franfchen , Engelfchen , Spanjaarden , Italiaanen en Duitjchers zelfs , wy hebben allen enen gemeenen afkomst : want het doet 'er niet toe , of wy afftammen van de Skambren , de Brucleren , de Scandinavkrs of Wandalen ; 'daar wy toe de naXV 5 ko.  ( 300 ) kornelingen zyn van de Barbaarfche Volken , die de Waereid verwoest hebben. Geen eene hedendaagfche Natie is oorfpronklyk uit het land dat zy bewoont. [Onze voorouderen maakten zich daar meester van. De gefchiedenisfen fchynen ons maar twee groote tydftippen maar twee onderfcheide iborten van rasfen in het menschdom op te leveren ; het eene 't welk zich uitgebreid en vermenigvuldigd heeft, door de beloning der onvrugtbaare gronden en de emigratien , en 't is in dier voege , dat de Pheniciers de bevolkers van Europa en Africa geweest zyn : het andere ras 't welk geheel gewapend en als by tovery uit het ys en de woeftynen verfchynende , den arbeid van 't eer. Ite ras kwam verfijnden ten naasten by even gelyk die legers van fprinkhanen , die zich op het onverwagtst vertonende , zonder dat men weet van waar , in eene nacht al het Koorn eener geheele Landftreek verfrielen. Althans dit is zeeker , dat in de eerfte jaaren der waereid , de volken zich in de onderfcheide landen te neder gezet heb» ben door wcege van verhuizingen en het zenden van Volkplantingen ; terwyl zy in latere tyden zich door middel van invallen , conquesten en geweld vestigden. Daar van daan twee tegen den ander overgeftelde gronden van Regceringswyze. Daar van daan die geheel nieuwe organifatie der politicque famen-  ( 301 ) menlevingen , zeer veel overeenkomst hebbende mer die , welke de Wysgeren aan t heelal toefchryven ; waar in een gedeelte werkende een eedeelre lydende is ; waar in 't eene de gedaante geeft en 't andere die aanneemt. Novus, rerum nascitur ordo. Dog die nieuwe regeering , dog die wetgeving dier barbaarfche Volken , zyn intussen even zo weinig bekend als hunne oorfpronk ; en echter , hoe veel is daar met over gefchreven 1 Veelen hebben eenig acht geflagen op de leenroerige regeering , en zich enkel in hunne onderzoekingen bezig gehouden met Karei de Groote en de Franken. Anderen eenig lettende op da eerfte veroveraars der Gallien , hebben beweerd , dat een lecger van Sicair.bren , het voorbeeld van regeering aan alk landen geseven heeft. Sommigen wederom eenige blyken van leenroerigheid vindende in meesr. alle de oude wetten , die tot ons gekomen zyn , hebben de onderfcheide tydftippen met weten uit den anderen te cnderfcheiden; bewerende by voorbeeld , dat het geen onde Hugo Capet plaats had , byna zo oud was als ae Monarchie : even als of Barbaren rechtsgeleerden zyn , en als of alle beichreven wetten juist daarom niet nieuw zouden zyn , om dat zy befchreven zyn. Door>  Doorgaans is men gewoon tsrug te gaan, tot op de tyden van Tacitus, om zich een gefcbikt denkbeeld te vormen van de veroveraars der Gallien ; maar boven en behalve dat men hem verdagt kan houden, alles opgecierd te hebben , kan men ook met grond twyffelen , of het hem wel mooglyk heeft kunnen zyn , alle de Regeringsvormen even goed te kennen , van zo veele verfchillende Volken , die in de ï osichen en wildernislen van het oude Germanien woonden. Wy weten immers by voorbeeld dat de Volken die Italië, Spanjen en Engeland, invaheerden , van veel verder kwamen , doch wy zyn geheel onkundig omtrent de waare oorfpronk , onzer eeire voorouderen. Zien wy nogthans of het ons nier. mooglyk is, zo niet volledig, althans gedeeltelyk na te fpeuren , in hoe verre alle die Natiën den anderen in hunne grondbeginfelen , gedrag en handclwyze gelyk waren; 't welk ons natuurlyk den weg zal wyzen , om over den gelukftaat van 't menschdom in ^ie euwen te oordelen. Eene gewapende menigte moet noodwendig aan enige ordre en fchikking onderworpen zyn. laar is een Koning, Hoofden en Gfficieis ; kortom het maakt een Leger uit. Dit Leger verovert een Land met voornemen om 'er zich te vestigen. Aanvanklyk zet men zich te neder op die gronden wélken  C 303 ) jren het gelegendfte zyn *. makende men 'zrh •meester van *t neen het naaste by is. De fcrygsgevahgetri r\ Slaven geworden zynde , laat rt;en d;e werkt n , en zonder enig verder voorüitzjgt leeft men om zo te fpn ken van de hand in den tand; voor 't overige altyd de wapenen in de hand hebbende en gereed zvnde , om op het eerfte toeken in het veld re ' erfchyncn. Doch wat gebeurt 'er ? Alientskens krvgt men een weinig meerder rusc en begint des meer belang by zyne huishoudelyke bezigheden te hebben ; weshalve om niet gedurig van dezelve afgetrokken te worden , men overeenkomt , om maar eens of tweemaal in 't jaar by den anderen te komen, Daar van daan het Veld van Mars by de Franken; daar van het Wittenagemot by de Saxen. Is het zake dat men oopkSg moet voeren , dan ve.fchynt 'er al wat de wapenen kan voerfn ; doch beleeft men rustiger ogenblikken , dan begeven zich enig derwaards de voorname Hoofden , de Groten die het Hof van den Koning uit maken en mooglyk enigen der geenen van mindere ftand , die 'er het naast by gelegen zyn Allengskens neemt de volkrykheid toe , en de veroveraars vermengen zich met de oude inwoonders i nemende eene meerdere zagtheid en befchaafdheid in zeeden en gewoonten plaats. Schoon de ampten en waardigheden juist niet meer dezelfde zyn, komen de tytels echter we-  C 304) wederom in zwang, en de namen van Ht' tog ah Graaf en diergelyke^ vervange i;e v 1 Grap/iio, Thungin en Rachinburg t kort om 5 de veroveraars of de veroverden worden zodanig in een gefmolten , dat zy ten lesten eene Natie uitmaken en gemeen© zeeden, gewoonten en wetten hebben. Doch welke was hunne Regeeringsform en politicq fyfthema ? Daar omtrent zyn verfchiilende gevoelens. Volgens fommigen waren de Franken by voorbeeld allen egaal, en hun Koning was niet anders dan de eerfte onder zyns gelyken. Volgens anderen was de Koning alleen meefter van de Natie, en d'enigfte eigenaar der Landen die zy in bezit genomen had ; invoege dat elk die 'er iets in 't bezit van had , zulks aan zyne milddadigheid danken moest. Raadpleegd men den oudheidminnaar en Abt Mably, hy zal u bewyzen dat de Regeringsform der Franken ene Democratie was , terwyl de Prefident ae Montesquieu u zal ze . gen , dat men "Adel tot in de genngfte hutten der GermiÉen vond. Kortom , men weet niet waar men zich aan houden moet. Trachten wy dan zo vtel doenlyk daar omtrent iets by analogie of gevolgtrekking Ie ontdekken als de eiugfte weg die 'er overfchiet. By de oude Saxen had men hoofden of Generaals Ckiefains genaamd, die over ge- hecle  C 305 ) , hele ftammen (Clans) het 'bevel voerden ^ 'er de beftierders en de befchermers van waren. De vergadering uit deze grooten alleen en niet uit de . gehele Natie beftaande , maakte eigentlyk het Wittenagemot of de algemeene Staten uit. Aldaar vindt men even gelyk in Vrankryk , vrye menfdhen en dienst' baren of Slaven. De eerstgemelden Coerles genaamd , fcbynen de zelfde Claslis of order van Burgeren uit te maken als die , welke in Vrankryk onder het onmiddelyke gezag en bellier der Graven bleven , toen het uitgeven van leenen en heerlykheden in gebruik raakte. De dienstbaren of flaven (ferfs) aanbelangende, daar van waren 'er twee foorten , d'ene landbouwers , d'andere huisbedienden. Wy zien ook uit de wetten van Alfred de groote, dat de Anglo-Saxen zeker foort van hoofden hadden, die over honderd menfehen gezag voerden. Kort om , alles fchynt vry gelyk te zyn tot dus verre,', tusfchen de beide Natiën ; met dit onderfcheid evenwel , dat de zeden en de wetgeving der overwonnenen , in Vrankryk meer invloed gehad hebben op die der overwinwinnaars. Dan hier genoeg van. Gaan we nu eens na , wat 'er nog ten huidigen dage plaats heeft in het Vaderland dier zelfde veroveraars , te weten, in Rusland en Polen. In het eerste worden de Grooten, onderdrukkers van het Volk op hun;  ( 306 ) hun beurt wederom onderdrukt door eeg Despoot In het tweede hebben de Groten zich weten te bevryden voor de dwingelandy , welke zy echter' te=jen anderen uitoeffenen ; doch overal vind men intusfchen Thanes, Boyards of Blaften , (het doet 'er niet toe hoeden ze n emt,) die alleen meesters , alleen bezitters der Landeryen zyn > en tefTens ook alleen deel aan de Regering hebben ; terwyl al de overige Slaven en Lyfeigenen zynde , nauwlyks een Huk brood en kleding hebben Het kan zyn dat de oude Germanen wezentlyk zo een vry en deugdfaam Voik uitmaakten , gelyk Tacitus het ons befchryft, doch het zy ons geoorloofd hörtelyk te twyffelen , dat het die Germanen geweest zyn , welken het We • ten veroverd hebben , en , zo lang als Benemarken , Polen , Rusland en Tartaryen , ons nog ce overblyffelen van de oude Regering der Barbaren opleverd, zullen wy niet geredelyk van denkbeeld veranderen. In het algemeen , begeert gy een denkbeeld te hebben van de Leenroerige Regering, door Karei de Groote en zyne opvolgers gemodificeert ? Beftudeer het jus Publicum van Duitschland. Wild gy weeten wat de leenroerige Regeering van vroeger datum was ? Lees de Gefchiedenisfen der Noordfche Volken. Deze verdeling der Leenroerige Regering in twee tydftippen , komt ons ook de gefchiktfte voor, om enig licht te verlprei- den  ( 307 "5 den over het lot van 't menschdom , in die tyden van onkunde. ^ Zonder . te "onderzoeken , of het woord fé-od in zyn oorfpronk betekend heeft, alle land dat aan iemand gegeven wierd , 't zy als betaling, 't zy als middel van beftaan , (waar uit meri zelfs zou moeten befluiten, dat de leenroerigheid nog van ouder datum is , zy 't genoeg hier aan te merken , dat die Regering in zyn tweede tydftip, name. ïyk toen de leenes uitgegeven wierden , gelyk wy zulks zien onder Hugo Capet of zyne nakomelingen noodzaaklyk zyne ooripronk verfchuldigd is geweest aan zodanig ene Regeringsform , als te voren onder het eerfte tydftip plaats hadt ; dat die Regeringin zyne aard militarisch en onderdrukkend was ; dat die noodwendig naar ene barbaar, fche Ariftocratie helde , en dat die noodwendig ten lesten alle denkbeeld van vryheid en eigendom moest uitdoven. In Groot Brittannie vinden wy de Chiefiains en dé Thanes , de willekeurige hoofden van grote ftammen , Tyrannen eener gehele Provintie en Koningen in het Koningryk. fn Rusland en Polen vinden wy den landbouwer flaaf en d'eigenaar een luyaard of ftruikrover. In Vrankryk eindelyk enige Landen uitgedeeld of afgeftapt in betaünge of als gifte , onder den naam van Salique Staats. Meng. Skpt. .; 7) Lan-  C 308 ) Landen» of wel van Alleen ; welke 'allengs• kens in erflyke leenen veranderden. Men befchouwde 'er den Landbouw als vernederend , en men bemoeide zich enig met den wapenhandel De Heerlykheden en Leenen wierden niet gewaardeerd om de producten der Landeryen , maar om de macht welke het geld gaf De waardigheden van Graven en Hertogen bragten meer op , dan liegt bebouwde landen. Men matigde zich ene willekeurige rechtsoeffenng aan , en deze venchafte geld , want de boetens leverden daar toe ene onuitputtelyke bron op. Hier uit kan men ook begrypen , waarom de eerfte wetten der Franken zo wydlopig waren en zelfs over de grootfte kleinigheden bepaalden ; zynde dezelve wezentlyk niet anders , dan de pryscourant der boeten , op de onderfcheide misdaden geftclda Men oordele des , of het nlenschdom onder zulke Regeringen gelukkig heeft kunnen zyn. Toen Karei de Groote evenwel alles onder zich verengd had , begon de Leenroerige Regering ene gefchiktere gedaante te kragen , na genoeg . gelyk zy "die nog ten huidige dage heeft. Of'evenwel het menschdom gelukkiger wierd , zal best uit het volgende op te maken zyn. Dat men de gefchiede. nisfen van dien tyd af tot op de vyftiende euw toe , met aandagt doorblade , en men zal wezentlyk niet anders dan ene verzameling  C 309 ) ling van wreedheden vinden , gepleegd door de groten tegen den anderen of tegen hunne onderdrukte onderdanen. Zeggen wy dan veel eer , dat het menschdom niet eer heeft begonnen gelukkig te worden> als zederd twee of drie eeuwen s* zederd dat de Koophandel en landbouw in agtinge zyn gekomen; zederd dat de zeëdèn befchaafder wierden 9 en vooral, zederd dat het een ieder geoorloofd is geweest zodanig beroep aan te nemen , als hem goed dagt. (Y 2) B E*  ( Sio ) BETOOG Dat de onrustigheid en misnoegdheid de$ Volks, niet altoos oproerigheid is, Het is 'er zo verre van daan , dat het Volk gelyk men zegt , moeilyk zoude te regeeren of in ontzag te houden zyn , dat men in tegendeel voor het overgeftelde diende bedugt te zyn , namentlyk , dat het zich al te ligt en te blind laat beltieren; en het komt ons voor , dat die gedweeheid, fchoon by fomnr'gen voor een deugd gehouden , vooral wanneer zulks met hunne belangen en inzigten ftrookt, het Voik niet tot eer ftrekt ; want immers, mmg men het niet te regt een fchandvlck voor de Natie noemen , wanneer zy zich als gevoelloos laat flingeren en ringeloren , naar den dartelen wil van onderdrukkers en verraders , wier plicht het eigentlyk was , haar voor te liaan en te befchermen ! Het ftrekt ten bewys, dat alle gevoelens van vryheid by hen uitgedoofd zyn ; Want vrye lieden onderwerpen zich wel gewillig aan wetten die billyk en rechtvaardig zyn , doch men mag de zodanigen als laffe flaven befchouwen , die aan 't onredelyke en 't welk geen wet is, blindelings gehoorzamen. Wei-  C 3" ) Weinige Regeringen zyn 'er, de beperkfia niet uitgezonderd , die niet het een of ander voorwendfei zoeken , om zich zo veel meer macht aan te matigen , als zy vermeenen dat haar ontbreekt, en teffens , om al 't geen het Volk bedaren kan , naar zich te /Iepen. Nogthans zal men zelden zien , dat het Volk haar een goed deel van beiden weigeren zal; w:>nt in tegendeel, het ziet ligtelyk enige misdagen en Duitenfporigheden door de vingeren ; vooral indien men aan dezelve enige fc'.iyn van begaanbaarheid weet te geyen. Doch wanneer zodanige Regering of die aan 't hoofd derzelve is , niets vergenoegen kan dan ene wetteloze macht; wanneer wetten, rechten en aangeboren vryheid vertreden of verwaarloosd worden, verdiend dan een Volk den naam van veranderlyk , wispelturig of mqifzugtig en moeilyk. om te regeren , omdat het gevoeld dat het kwalyk behandeld wordt en recht zoekt ? Tast in uw gemoed Leezer en veronderflel u voor een ogenblik medeburger van zoda-. nig een Volk te zyn Dan vraag ik u, zoud gy in de uiterfte verle'endheid zynde en ziende dat uwe belangen niet altoos even goed behartigd wierden, altoos even wel gemoed kunnen zyn , en nog dank toe kunnen zeggen , wanneer gy niet naar behoren be-. handeld wierdt ? WaarlyK neen ! Als men iemand ene zekere hoeveelheid macht ja veel macht in handen geeft , met oogmerk dat; hy (Y 3) daay  Cs») daar goed rnede doen zou , zal de geever die ze hem verleende en 'er voor zich zei. ven ook iets goeds van verwagte , buiren twyffel naar mate van het gewicht der zaak , In eene meerdere of mindere graad misnoeg d zyn , als hy zich in zyne hoop te leur gefteld vind , en vooral wanneer hem in ftede van veel goeds, veel kwaad , 't zy wezen'lyk, 't zy volgens zyne denkbeelden en begeerten aangedaan wordt. Die zyn weldoender benadeeld en als vyand handeld , kan zich met geen recht verwonderen of kwalyk nemen , dat die weldoende.* zich daar over allergevoeligh: toond. Ceweldenary , vooral van menfehen wier plicht het was voor te ftaan en goed te doen , mee: noodwendig vroeg of laat met gewddenary vergolden worden en op den ke per befchouwd , verdiend die ook niets anders. Het is niet het oeffenen en bezit van gezach, maar wel het gebruik van 't zelve tot nut tn befcherming van anderen , 't welk met recht eene dankbare erkentenis en een getrouw aankleven vorderen kan , en by die regeren wil zonder aan te zien , of zyne regering het heil of onheil van 't gerot er veroorzaakt, heeft zich niet te verwonderen , indien hy verfoejing in ftede van liefde ; veragting in plaats van eerbied en weerftand in tegenoverfteliing van gehoorzaamheid ontmoet. Men  C 313 ) Men gelove het vry , een wys goed beltier field het Volk te vreden , en die te vreclen is , klaagd niet Is het Volk misnoegd , het heeft 'er waarfchynlyk reden toe : en wien heeft men dan de fchuld te wyten. Doorgaans noemt men het dan onhandelbaar , oproerig en wat dies meer is, omdat het zyne vryheid , wetten , rechten en voorrechten onverzettelyk aank'eefd Dog waarlyk , die laster ftrekt dan het Volk tot eer, en fchandviekt in tegendeel enig deszelfs overheerfchers ; aangezien 'er duidelyk uit blykt, dat zy onderdrukken willen 5 doch dat het Volk nog te deugdzaam^ is en nog te veel moeds bezit, om zulks te dulden. Toen den Staat van Genua, den Koning van Vrankryk liet aanzoeken om onderftand en befcherming tegen den vyand , weigerde hy zulks . met eene foort van drift zeggende , de Duivel mag met dat Volk te doen hebben , want geen ander meester kan het regeeren. Dit zeggen verweet men de Genuezen naderhand menigwerf als een fchimp* woord , daar het integendeel, wat 'er ook mede gemeend wierd , hen grootelyks tot lof moest ftrekken. Voorheen immers had hy derzei ver befcherming ondernomen en hun krygsbenden toegezonden , die hen, 't is waar , wel van hunne vyanden verlosten, maar ook aan de andere kant den fiaat in (Y 4) geen  C 314 ) geen minder gevaar wkrpem Het fcheeldimmers niet vee! , of zy bragten liet Gemenebest ten verderve , omdat zy het behouden hadden, en dreigden het tot flaaf te maken, omdat zy het tegen flaverny hadden beveiligd. Om die onderdrukking en dwingelandw voor te koomen hadden zy de vremdelin • n verdreven , dog juist om dat hun Vryheid en welzyn hen zo lief was , was de Koning verbitterd. Daarom gaf hy hen in z\% ne driftige uitdrukking aan den duivel ov r", als den regten man om zyn leed te wre Dog wat wilde men dan eigentlyk dat de Genuejen doen zouden ? Moesten zy 'eidankbaar voor zyn , dat hun ftaat wel veranderd maar niet verbeterd was ? Moeien zy zich ftil en geruft hjj-jded , nu ze van hunne vorige onderdrukkers verlost waren , fchoon ze weer anderen in de plaats kregen % Moesten zy de yzeie roede kusten i omdat hy nieuw was, hoewel juift niet zagter dan de oude, en zich zweep en geesfel, dwang en ketenen , armoede en dood nederig la- ' ten welgevallen ? Konden zy oiigr.nad(? genade , en wreedheid barmhartigheid noemen ? Konden zy het verraad eerbied bewyzen , en zich geduldig onderwerpen aan de flaverny van hen , d.e zv te werk Melde en rykiyk voor betaalden , pm 'ei- hun Van te verlosfen. Dit immers kon niet ver- wagt  C 315 ) wagt worden van een Volk ,v dat Vryheid kend. Juist dezelfde reden van toornen misnoegen h'.id Jacobus tegen de Engeïfchen van welken hy altoos klaagde , dat zy wispelturig , woelziek en oproerig waren : eene lastering die op hem zelfs weer terug ftuite , nademaal hy zig zelfs moedwillig den haat van 't Volk op den hals haalde , door hetzelve als flaven te behandelen , zonder aanzien van wetten willekeurig te beheerfchen , en in ftede van eene bepaalde Engeifche Regeering, eene breideloze en onafhankelyke dwingelandy in te voeren. Het was Lm niet genoeg.dat hy een ge. zag in handen had , 't welk hem in ftaat ftelde om zyn onderdanen te kunnen gelukkig maken j maar hy wiide ook de macht hebben om kwaad te kunnen doen : een macht daar niemand naar haakt en verlangt, dan die 'er niet veel goeds mee voorheeft. Drie macntige en vrye Natiën wilden en konden niet dulden , 'dat iemand die beloofd en gezwooren hadt , haar te zullen voorftaan en handhaven , als dwingeland naar welgevalle den meester fpeelde. Indien een man die ik tot myn wagt verkoren heb, een moordenaar wil worden, en de wapens die ik hem gaf om my te be cher(Y 5) men ,  C &6 ) min , tegen my keert , kan immers niemant het my kwalvk nemen , dat ik hem affchaf. Stonden de voorwaarden , waarop hy geroepen wierp om da Natie te Regee. ren , Koning Jacobus niet aan , waarom wygerde hy dan niet liever de heerfcliapoy aan te neemen ? Niemand zeker zon 'er hem met geweld toe gedwongen , en in weerwil van hemzelven Koning gemaakt hebben. Door het ryksbeftier te aanvaarden , nam by teffens de verplichting op zich , om s' Volks welzyn te bevorderen, en daar voor alle biilykc vocrdeelen benevens eer en glorie te genieten. Dog die verplichting en verbintenis verbrak hy , zvn gezag misbruikende tot 'sVolks nadeel, Daar hy volgens eed en plicht, de wetten zich ten richtfnoer en regel van zyne Regeering te ftellen h:»dc, luisterde hy naar geen wet of regel , dan zyn wil , of liever den wil zyner bygelovigc Koninginne en heethoofdige Priesteren. In ftede van wettig ftaat;beilier voerde hy de geweldadigdfte oVcrheerfching in. Wie zou zulks lange kunnen dulden. Zeeker , de Natie moest ten uiterfte wispelturig en verdorven geweest zyn , indien zy zulke ongehoorde wangebruiken en openbaare verradery tegen den Staat , met goede ogen aangezien , en haare alouds wetten, voorrechten , goed en leven , ten prooy ge- la-  ( 3*7 ) laten hadt van die inkruipende en gewelddadige macht , die eer op verderven dan op Jparen toeleide. Kon men het volk muitzugtig noemen , omdat het zyne oude en gewone Regeeriagswyze onveranderlyk aankleefde ? Kon men zeggen dat het altyd wat nieuws hebben moest , omdat het nieuwe Ichikkingen afkeurde en zich alleen aan de oude hield ? Was het onhandelbaar , omdat het zich niet kwalyk wilde laten behandelen ; moeilyk om te regecren , omdat het geen openbaar, en gewelddadig misbruik van regeering dulde ; ondankbaar , omdat het zyn gced eit bloed verdedigde tegen een onderdrukker , die het alle dankbaarheid verfchuldigdwas ? Mogt men het oproerig noemen , omdat het de Wetten handhaafde tegen zulken , die opentlyk tegen de wetten opltonden , en voorgaven onder geen bedwang van eenige Wet te zyn ; fchoon al 't gezag \ welk zy in handen hadden , hun met dat oogmerk alleen verleend was , dat zy de wetten zouden in kragt houden ? Neen ! een volk is niet altoos muitzugtig , fchoon men het ligt dien naam geeft ; want dat is zeker dat een Volk , 't welk niet onderdrukt en willekeurig beheerscht wil worden , altyd den naam van oproerig en onhandelbaar zal krygen by de zulken , die reeds  14*8 ) iecds onderdrukkers zyn of het denken te worden : en een vyand van misbruiken of dwingelandy , noemt men een vyand van de Regeering. tien buitenfporig ' misbruik van gezag te veroordelen , zal men muit. ziigt , en het moedwillig gedrag van Overhelleners af te keuren , zal men moetwillig heeien. Tusfchen regt en onregt , tusfchen regeering en dwingelandy onderfcneid te maken , noemt men tekens van een oproerden geest , en - 't is niet genoeg dat men z g aan een goed wettig bellier onderwerpt ; maar men heeft zig ook onder 't erglïe wanbeftier , geduldig en nederig te bukten. Over dvvingclandy te klagen , is partyzugt , die te wiilen weeren muytery. Dog hoe lomp bedriegd men zig. Een volk dat zyne rechten handhaafd , is niet fchuldig aan muytery , fchoon wy niet willen ontkennen , dat fomwyle de drift het te verre kan vervoeren. De onderdrukkers van het Volk zelfs , zyn cigenrlyk de eerfte en groot de mu iters , en zich tegen hen te verzetten , is eigentlyk niet anders dan de muytery te widen fmoren , en de rust en behoudenis van den ftaat te wiilen beveiligen. Al wie de wetten der reeden , der na:uur , der bittyktteid en die van zyn Vaderland fchend en vertreed , maakt zich welken naam hy ook drage , wat gezag hy ook  C 319 ) ook bekleedde , fchuldig ann oproer , en waardig de ft; aften *t ondergaan , die de wetten op geweldenary en oproer ftellen. Dwingelanden dierhalve en onderdrukkers , zyn de grootfte en verfoeiiykfte oproermakers der waereid ; verraders van God en menfcien, en vorens alle Godiyke en menfchelyke wetten , ten hoogften ftrafbaar. MEN-  (320 ; MENGELGEDAGTEN. W egens de menigte van Regenten en kleine Vorsten in Duitschland , zou men dat Gewest voor het kweekfchool van grote en uitmuntende Staatsmannen kunnen houden, doch men bedriegt zich ; want juist om de kleinheid der Landen waar over zy bewind hebben , is hun verftand ook klein en bekrompen. • * # Een Minister raad dikwyls enkel goede, billyke en aannemenswaardige zaken aan , maar hy bederftze door het fatzoen te geven of te ondernemen ; dewyl om het fatzoen dikwyls een flegte waar aan den man geraakt , en het uiterlyke een liegt Minister wel eens veel doet gelden. Geen Land neemt gaarne eens anders fchelmen , of het moest zyn, dat men op de gahen gebrek aan roeiboeven hadt; maar in Duitschland, zegt zeker Schryver, mag een Minister of Staatsraad altoos ftaat maken, dat hy altoos een Heer vinden zal , en wel zo veel te ligter, naar mate hy een grooter bedrieger geweest is. Ge--  ( 32* ) • * * Gedurig den man van geest en fchrandsrheid te wiilen betonen , in een gezelfchap , is ene zeer kwade hoedanigheid in de onderlinge verkering. Men wil 'er een Caracter door onderfteunen , doch mist doorgaans zyn oogmerk : want het legt een fmaad op het gezelfchap, en een dwang op den fpreker. * * * De ouden hebben gezegd : chics pro Pet ■ tria mort , doch het komt ons voor, dat het aangenamer is , voor het Vaderland te leven; wanneer men bekwaamheden genoeg heeft> om hetzelve te kunnen van dienst zyn. *• * * Een man van verftand is niet mild in 't raadgeven , want die wys zyn hebben geen raad nodig , en een dwaas verbeeld zich altoos, dat hy dien kan ontbeeren. * "S5 * Een ftoel op een verkeerde plaats gefteld, eene nederige maar toch niet eerbiedig gemaakte buiging , en eene honende houding, hebben meer kwaads in de waereid uitgewerkt,  C 322 ) werk, dan de Aardbeving van LÏsfabon aari Portugal en elders onheilen berokkend heeft. Wagterj en overleggen in bezigheden, vorderd dikwerf meer arbeids , dan weren en voortvaren, * # * Zekere kleine Vorst, doch die de goede order in zyne huishouding allenthalve' bewaarde , toonde eens aan zyn en onordentelyken grooteren Neef, het ontwerp van zyne gehele Hofflaat, doch kreeg van denzelven dit korte en beflisfende antwoord : dat laat zich in 't kleine ligtelyk doen, maar is in 't grote geenfints na te volgen. Dit zal mooglyk ook de reden zyn , waarom de Zakhorologien doorgaans beter en juister gaan, dan de Stads-klokken.  C 323 ) TOELIGTENDE AANMERKINGEN over de VRYHEID. H et woord van Vryheid is in iedq-s mond en word by alle gelegenheden gebezigd, doch hoe veelen.zyn 'er, die den waren aard derzelve niet grondig kennen , en zich daar van een wanheblyk, althans ongeregeld denkbeeld vormen ! Dit fpoort ons dierhalve aan , fchoon 'er reeds federd enigen tyd veel over dit onderwerp gefchreven is, om op de minst wydlopige wyze en zo vatbaar mooglyk , ook iets dien aangaande te neder te ftellen , en den Leezer in dit en een of twee volgende Mengelwerken, over deze zo gewichtige ftoffe te onderhonden. Aanvanklyk by weege van inleidinge zullen wy dierhalve ondernemen aan te tonen; dat de Vryheid een rceht is , V welk alle menfehen noodzaaklyk toekomt , en niet ontvreemd kan worden. Alle' Regeringen , hoedanig die ook mo> gen befchouwd op wat voet die ook mogen gevoerd worden , moeten eigentlyk enig en- Staatsm.Meng.Oct. (Z) air  ( 32* ) alleen ten doel hebben , het welzyn der Maatfchappy te bevorderen ; en is dit het doelwit niet , dan houd het op ene Regering te zyn , en word overheerfmg. Hoe onaf hanklyk de Regering ook zyn moge , derzelver gezach mag zich immers niet verder uitftrekken , dan tot bevordering van dat oogmerk nodig is en vereischt wordt. Al het ondcrfcheid 't welk 'er in dat opzigt is, tusfchen bepaalde Overheden en onafhankelyke Vorften, beftaat hierin, dat de banden en bepalingen van macht en gezach, by vrye Regeringen , in de Conftitutie van den Staat zelve , aangewezen en uitgedrukt worden, daar in tegendeel by eene onafhankelyke Regering , het Volk zich aan de voorzigtigheid en befcheidenheid van den Vorst alleen onderwerpt. Echter legt daar in altoos ftilzwygendejjdeze voorwaarde opgefloten , dat hy volgens die onbefchre. ven wetten van voorzigtigheid en befcheidenheid moet te werk gaan , en zyn macht en gezach alleen tot voordeel van zyn Volk gebruiken ; 't welk hem dezelve enkel ter bevordering van 't algemeene welzyn heeft toebetrouwt of laat behouden. In de wyste Regeringen wel is waar, worden zelfs enkele perfonen , fomtyds met een macht bekleed, die ter hunner befcheidenheid ftaat ,• maar evenwel, zy zyn ook verplicht om van hunne befcheidenheid aan hunne  C 325 ) ïic lastgevers rekenfcbap te doen. Bevelhebbers van Legers of Vloten hebben dikwils onbepaalde volmachten ; maar wie kan ontkennen, datze daarom evenwel over hun goed of kwaad beleid aanfpreeklyk zyn ? Is het beftier over 't Leger en de Vloot van den Staat, niet by ons aan den Heere Stadhouder overgelaten , en heeft hy daar in niet, ene byna ongelimiteerde uitvoerende macht; doch hebben wy teffens niet gezien, dat die Vorst zich onder de verplichtinge erkende , van verllag en rekenfehap zyner verrichtingen te moeten geven ? De Vergadering der tienen te Venetië , heeft een volftrekt gezach over de Vryheid ja zelfs het leven van ieder onderdaan ; doch» indien zy die macht tot geweldenary misbruikte , zich zeiven in de opperheerfchappy wilden indringen , of diergelyke , .zou het dan de geenen, die hen dit gezach tot andere eindens gegeven hebben, niet wettiglyk vry Haan, die tien onbepaalde Staatsverraders op de gevoeglykfte wyze te amoveren en van kant te helpen. De uitgaaf der penningen , die op de civile lyst betaald worden in Engeland, word meerendeels aan de Kroon toebetrouwd , doch indien evenwel de Grootfchatbewaarder dat geld zodanig tot 'sKonings oneer en s'Volk bederf gebruikte , zal niemand ontkennen, dat hy door die misdaad zyn ftaat en hoofd verbeurd hadt : want fchoon wy in deze .dagen eene notable verquisting en misbruik (Z 2) van,  C 386 ) van geld in Engeland befpcüren, kan zulks niets beduiden ; zynde dit enig eene vrywillige toegevendheid der reprefentnnten van de Natie , die in aüe gevalle ogenbliklyk een geaardt gebruik van hun wettig recht kunnen maken- Doch , daar overftemming altpos weet plaats te vinden , wat kan de poginge van eenigen , gelyk wy opentlyk in de Engelfche berichten lezen , veel baten ? Dan hier genoeg van. Door deze korte aanmerkingen hebben wy enkel willen aantonen , dat voiftrekt geen Regering in dien zin , zo als helaas fommigen ons zoeken wys te maken , en mooglyk maar al te veel in zwang gaat , onafhanklyk kan genoemd worden. Men gelove het vry, geen gewelddadige verovering; geen afgedwonge toeftemming van een ongelukkig Volk , dat om het zwaard te ontgaan , de ketenen kiest; geene herhaalde en erfelyke daden van onderdrukking , onder ' den naam van Rechtopvolging ; geen langdurige oeffening van geweldenary , als door den tyd tot recht geworden , kunnen deze eerfte beginfelen en gronden van Regering veranderen , veel min vernietigen ; of de middelen tot zelfsbehoud middelen tot zelfsbederf doen worden , en den toeftand van het menfchelyk geflacht oneindig erger maken dan die van 't gedierte des Velds: door 't misbruik van dat groote voorrecht der re-  C 327 ) reden , waar door den mensch boven 't onvernuftig vee uitmunt. Geweld kan geen ander recht geven, dan tot verwering en het bieden van weerftand; kunnende het nooit een wys man in den zin komen , om enige andere reden een meefter over zich te kiezen , dan alleen om deze, dat hy door denzelven in zyne belangen onder ft eund zoude worden, Is iemand buitenfporig genoeg om het met enig ander oogmerk te doen, dat men hem vry voor een bedrieger of zinneloze houde. Alle menfehen zyn wezentlyk vry geboren. De Vryheid is een gefchenk dat zy van God ontfangen , en dat hun zelfs met hun eigen toeftemming niet ontvreemd kan worden. Hec recht der Overheden , waar door de natuurlyke vryheid beperkt word, is enig en alken gegrond op het recht dat ieder mensch in 't byzonder heefc, om zich zeiven te verdedigen , om ongelyken af te weren , en de genen te ftraffen die ze aandoen. Dit recht nu kan door de Maatfchappy wel aan een of -meer verkoren Hoofden overgedragen en toebetrouwd worden; doch het geeft aan dezen geen verder macht en gezach , dan vereisent wordt , om ieder veilig en gelukkig te doen leven. Gaan die Hoofden hunnen last te buiten , dan maken zy zich aan onrechtvaardigheid fchuidlg, en (Z 3^ ie--  C 3^8 ) ieder is voor het kwaad dat 'hy doet aanfpreeklyk. Een macht om goed te doen , kan aan iemand nooit het recht tot kwaad doen geven. Doch hier vloeid ene gewigtige vraag uit voort, namentlyk deze : wie zal Rechter [zyn over 't gedrag der Overheid en oordelen , of die zyn plicht betracht of te buiten gaat V ' Men merkt hier met recht op aan, dat zy die over de Regering klagen , althans de Rechters niet kunnen zyn , vermids zy zich •daar door een gezach over de Overheden zeiven zouden aanmatigen ; zich a's Opperoverheden opwerpen , en de Regeerders dus niet meer Regeerders , maar onderdanen van hunne onderdanen zouden zyn : en bovendien , w;e zou wederom over deze Rechters oordeelen. en uitfpraak doen , of zy wel of kwalyk geoordeeld hadden ? Niet minder ongerymd is het , dat de befchuidigde perfoon zelfs Rechter over zyn eigen gedrag zyn zou , daar hy gewislyk de zaak tot zyn eigen voordeel zou beflisfen en uitfpreken , en 't gehele menschdom op die wyze, zonder enige hoop van herftel zou gelaten worden , onder de grootfte onrechtvaardig, heden en verdrukkingen. Indien dierhalve nog de Overheden , nog zy die over hen klagen en van dezelven onderdrukt worden, recht hebben om de zaak te  C329 ) te beilisfen en het fvonnis uit te fpreken; indien 'er geen gemeen gewettigd gezach is, waar aan zy beiden onderworpen zyn , dan moet noodwendig ieder mensch die by het gefchil belang heeft, volgens het oordeel en het licht van zyn eigen geweten^ te werk gaan i en zo veel hem doenlyk is, eerst den grond der zaak onderzoeken. Daar geen Rechter is of kan gefteld worden, moet elk zyn eigen Rechter zyn , dat is; wanneer 'er geen Rechter over de zaak hier op aarde te vinden is , moeten wy onzen toevlucht tot den Hemel neomen , en deszelfs wille en ingevinge gehoorzamen , door ons aan dien kant te voegen , die ons de beste en rechtvaardigfte voorkomt. Staat nu het oordeel en de keur aan ie« der vry , waarom zou hy dan ook niet met hetzelfde recht gebruik mogen maken van zyn oordeel in een geval , daar hy nog groter belang by heeft , te weten over Dwingelandy ; van welke hy daaglyks in ieder uur , de kwade uitwerking en droevige bewyzen voor zyn ogen ziet: te meer, daar hy veel meer gelegenheid heeft om de dwingelandy te kennen, dan zich van de onbekwaamheid van een Vorst of Hoofden tot deiRegering , ontwyffelbaar te overtuigen. De perfonen van grote Vorsten althans , zyn flechts aan weinigen van hunne onderdanen bekend, en hunne bekwaamheden in (Z 4) het  C 330 ) het algemeen nog veel minder. Verfcheide Vorften hebben door het beleid hunner Vrouwen , Staatsdienaren of Moordenaars, nog een geruimen tyd na hunnen dood geregeerd. Waarom zou nu het Volk zo wel niet recht hebben om te oordelen, of de Vorst goed of kwaad, een Vader of vyand is , dan of hy levendig of dood is ? ten zy men wilde ftaande houden , (gelyk 'er meer zulke fraije en verftandige gedagten in dit geval geopperd zyn) dat het Volk wel mag oordeelen , of by tot de Regering bekwaam is, maar geenfints of hy van die bekwaamheden met 'er daad gebruik maakt dat het vry ftaat het bellier van zaken aan wyzer handen te betrouwen, indien hy zinneloos is, maar dat zulks ongeoorloofd is , indien hy flegts een vernielende Dwingeland wordt ; dat gebrek aan fpraak hem wei onbekwaam maakt om te regeren, maar dat mangel van menfeheiykheid geen hinderpaal is, dat. . . ; Doch , laten wy deze ongerymdheden ter zyde ! Dat onderdanen evenveel wie zy zyn,over hunne Vorst of Regeerders , dac is , over hun belang by het beloop der Regering, daar faun boven alle wereldfche zaken het meest aangelegen legt , niet1 zouden mogen Jpreken , fchryven of oordelen , is eene ongerymdheid die nooit in 't hoofd kon komen van onze waarlyk eerjyke en wyze voor-  C S3i ) voorouderen. Zy hielden die euwigdurende reden , die beste en enigfte regelmaat in alles wat ons voorkomt, altyd tot hun rigtinoer , en verhieven de^ Vryheid , midsgaders derzelver gevolgen en uitwerkfelen tot den hoogteen trap daar die op te, brengen waren. Daar is thans op den gehelen Aardbodem geen Regeringsfoi m , die haar begin en fchikking aan de onmiddelyke openbaring van hetjOppérwezènVerfchuldigd is, of haar beftaan van zodanige openbaring kan afleiden ,• maar het is in tegendeel zeker, dat de oorfpronk en infleiüng of \ erandering der Regeringen, van tyd tot tyd in de gcheugenis van menfehen of gefchiedenisfen te vinden is, en dat allen die 'er thans op de weereld bekend zyn, enig ingefteld zyn, daels door de wysheid van menfehen alleen , deels door de famenloop van natuurlyke ómltandigheden en oorzaken. ' Geen Regering ook kan in trein gebragt worden , dan by toeftemrairg , zo al niet van ieder onderdaan , althans met goedkeuring van verre de meesten van hen , waar door zy de overigen noodzaken. De macht der Regering , hoedanig die ook zyn moge, is dierhalve niet anders dan een Burgerlyke en verenigde macht, die v oortfpruit uit wet. (Z 5) ten  C 33* > ten en 't zamenftel der Maatfchappy, waar van de Regeerders flegts leden zyn. p"[Om gevolglyk de ware palen | van het Rechtsgebied der Regeerders te kennen, diend men zyn toevlucht te nemen tot de inftelling van Regering , en die palen afmeten naar den graad van macht, die de menfehen in den natuurftaat oorfpronklyk zo over zich zeiven als anderen hebben; en gelyk geen mensch verfcheide anderen , die fterker dan hy zyn , iets ontnemen kan 't welk zy hem met goedheid niet geven willen , zo kan ook niemand aan een ander iets wegfehenken, dat hem in eigendom niet toebehoord , of dat hem in zyn natuur onaffcheidbaar eigen is , gelyk by voorbeeld in 't byzonder de Godsdienst. Ieder immers heeft zyn Godsdienst voor zich zeiven , en de Godsdienst van den eenen, hoedanig die ook wezen moge, kan die van een ander niet worden, als met zyne vrye wille en verkiezinge : een zaak die alle macht , geweld of regering geheel en al uitfluit. Niemand kan een Godsdienst aannemen zonder overtuiging , en deze overtuiging kan door het Burgerlyk gezach niet te weeg gebragt worden. Godsdienst dan , die eens anders rechtsgebied niet kan onderworpen zyn, kan van een ander nooit ontvreemd  ( 333 ) vreemd en onder zyn geweld gebragt worden- In den ftaat der Natuur , heeft ook niemand macht over zyn eigen leven of dat van anderen , dan zo ver de eigen verdediging , of van 't geen hem even zeer in eègendom toekomt , vorderd. Deze macht dierhalve, die niemand heeft , kan hy ook aan anderen niet geven. Op dezelfde wyze heeft niemand in de natuurftaat het recht , om de eigendommen van anderen te benadcJcn en al 't geen hy zich zeiven door zyn konst of arbeid verkregen heeft , of hem in zyn vJyt en genietingen te ftoren , zo lang hy zelfs door die viyt en genietingen niet word verongelykt. Niemand ksn dan ook dat recht aan de Overheid overgeven , zo hy het zelfs niet bezit. Geen mensch dierhalve zal ooit zo buitenfporig zyn , dat hy aan een ander de onbepaalde macht zou geven , om hem naar deszelfs grilligheid , drift of onredelyke lust, te mogen beroven van het leven , of van de middelen om te kunnen leven. Doch ftaat iemand een gedeelte zyner vermaken en ge. nietingen af , deelt hy met een ander zyne bezittingen , hy doet het met dit gegrond oogmerk , om 't overige geruster en  ( 334 ) - en veiliger te mogen, genieten , en door dat middel zyn eigen geluk en welzyn te bevorderen ; welks bezit niemand gewillig en met voordagt aan een ander , wie hy ook zy , zal^ afif.aan. Of zo iemand door onvoorzigtigheid ,•• door geweld oï bedrog van anderen , in een dwaas en ongegrond verdrag is ingewikkeld, zo kan hy door de euwïgdurende wetten van Godsdienst en Reden, van die verplichting ontflagen worden. Geen accoord dat in zyn aard goddeloos pf onrechtvaardig is, kan zonder goddeloosheid en onrechtvaardigheid te begaan , gehouden en ter uitvoer gebragt worden. Dit is zo zeker, dat 'er geen Regeringsform in de wereid te vinden is , die niet in eene meerdere of mindere graad, de middelen aan de hand geeft of tracht te geven . om de zodanigen , die rukeloze en onrechtvaardige vèrbintenisfen aangegaan hebben , van derzelver verplichtingen te ontllaan : zo da: :n dit geval, de inzettingen en rechten der Volken , door de wetten der natuur en algemeen reden gefchorst worden. Indien nu byzoudere perfonen dat voorrechï genieten, waarom zou men dan gehele Ma^tfchappyen daar van willen uitfluiten ? Hier is dierhalve de natuurlyke bepaling van het gezag der Overheden. Zy mogen niet nemen , 't geen niemand recht en macht  ( 335 ) macht heeft om te nemen ; zy mogen niet afeifchen 'c geen niemand betaamd te doen. Al het gezach dat zy bezitten, is hen verl leend , en zy die het verleenden mogen oordelen , hoedanig het gebruikt en aangewend wordt. In eene Regering , wanneer men de zaak wel inziet, heeft zulk eene onder* linge betrekking, als die van Meester en Slaaf, van wetteloze wil en blinde gehoorzaamheid volftrekt geen plaat/ en mag ook tusfchen menfehen geen plaats hebben. De enige betrekkingen die plaats kunnen hebben en ftand houden , zyn die, als van Va. der tot kinderen ; fchutsheer en gunsteling ; befcherming en getrouheid ; weldadigheid en dankbaarheid ; wederzydlche genegentheid en onderftand, en wat dies meer is. Regering dierhalve is van dien aard , dat zy den mensch het natuurlyk en aangeboren recht tot Vryheid niet ontneemd, alzo die hem zelfs in alle Burgerlyke Maatfchappyen toekomt. De ene Regeringswyze evenwel, draagt betere zorg dan de andere, voor de veiligheid en de zo onzydige als gelyke verdeling van dat Recht der Vryheid. Van alle tyden evenwel vond men menfehen , die niets anders bedoelden, dan te voldoen aan hunne fnode lusten ,• aan hunne overdaad , hoogmoed , gierigheid , heerschzucht en wat dies meer is, en die het algemeen vertrouwen dat op hen gefield wierdt enig be- fchouw-  ( 336" ) fchouwden , als een verkregen !Yechf om 'er misbruik van te maken. Dit z'R men het klaarblykelykst in die grote lieden die naar heerfchappy Honden. Eerst wierden zy machtig tot welzyn van het gemeen , cn naderhand op deszelfs kosten ; en waren zy maar te vreden geweest, met hunne macht op ene matige wyze te misbruiken s het menschdom zou rog tamelyk gelukkig geweest zyn; doch hunne ftaatzucht kende geen palen , en gevolglyk waren 'er geene palen aan de rampen en elLnden , die het arme Volk dikwyls ondergaan en lyden moest. De begeertens en driften der menfehen s inzonderheid van machtige menfehen , moeten dierhalve zorgvuldig gefluit cn m acht genomen worden , wil men niet hebben dat ze buiten het fpoor lopen. De ondervinding van alle euwen immers leerd ons , dat wy van de menfehen niet dienen te oordelen , naar 't geen zy moeten doen, maar naar 't geen zy zullen en kunnen doen; en zeer weinige voorbeelden ja mooglyk geer.2 vinden wy in de gefchiedenisfên, van men. fchen , die met eene grote macht bekleed , daar van geen misbruik maakten , wanneer zy het veilig doen konden. De dienaars der Maatfchappy , de Overheden namentlyk, betrachteden in 't algemeen doorgaans hunne plicht , door het Volk te plukken, te plunderen cn te verkopen : voofal 3 indie n zy  C 33? ) zy zonder enige andere bepaling gelaten wiefden , dan die van hunne plicht getrouw waar te moeten nemen en daar voor beloning te zullen genieten. In zulke gevallen , trokken die getrouwe Stedehouders der Maatfchappy , doorgaans alles naar zich, terwyl zy zelfs dienaren zynde hunne meesters tot flaven maakten. Hierom was het, dat de Volken door ene droevige ondervinding wys geworden , het noodzaaklyk oordeelden , hunne Overheden en Staatsdienaren zekere bepalingen voor té fchryven , en de geenen aan banden te leggen , die hen anders mooglyk aan ketenen zouden leggen. Zy bevlytigden zich dierhalve , om den form hunner Regeringen zodanig in te richten , dat het algemeen belang teffens bevorderd en voortgezet wierdt, als deze beftierders hun eigen belang bedoelden en begunftigden. Hier uit ontftaat het onderfcheid , tusfchen onaf hanklyke en vrye Regeringen. Niet dat 'er minder of meerder macht. in de ene dan in de andere plaats hadde; nog dat de eene in recht en billykheid min of meer verplicht was , om hare Onderdanen te befchermen , en voor derzelver welvaart, voorfpoed en veiligheid te zorgen : maar dat de Macht en Heerfchappy der Overheden in vrye Landen , op. dien voet gebragt,  C 338 ) in zo vele verfcheïde takken verdeeld, en aan de beftiering van zo veele onderfc?->eide menfehen , van zo verfchillcnde belangens en oogmerken was overgelaten ; dat de meerderheid derzclve , Zelden of nooit by het verbreken van trouw en plicht , in gewichtige voorvallen , rekening vinden kon. Hunne o-'dcrlirge nayver , afgunst en vrees, waren oorzaken dat de een den anderen befpiedde en in toom hield; en 't (was langs dien weg , dat het Volk dikwyls mrefter wierd van het hoofd en leven der geéneh , die het door hunne verradery of wangedrag verbeurd hadden. In eene onafhankelyke of eigenwillige Regering, gaan de zaken geheel anders , alzo die Regeringen op een geheel anderen voet zyn ir.gerigt. Alzo de gaijtft he macht van den Staat, met al het burger en kry*svermogen , 'er in handen van den Vors: al. leen is, zo fchiet 'er voor bet Volk geen ander hulpmiddel over , dan geduld en°den dood, wanneer het onderdrukt wordt ; ten zy dat mooglyk de eerzugt of perfonelykÖ verbittering , van fommige werktuigen 'der dwingelandy , een omkering van ftaat veroorzaken , die nogthans zelden hunnen toeftand verbeterd. Dierhalve beftaat het enigfte geheim , om een vryen ftaat wel in te rigten , hier in , dat men zorge drage , dat by de Overheden  C 339 > üen en onderzaten , zo veel mooglyk eeri én dezelfde belangen hebben ; want Vryheid kan op geen andere wyze beveiligd worden De ondervinding heeft imar al te veel doen zien , dat de meeste menfehen hun beiang boven hun plicht ftellen , als zy gelegenheid hebben om zulks te kunnen doen ; en daarom is 'er geen beter middel om hen hun plicht te doen naarkomén, dan) hen daar in hun eigen belang te doen vinden. Dit is de enigfte en veiligfté weg , öm dei Vryheid te bewaren. Door Vryheid verfhan wy de macht dié ieder mensch heeft , om zyn gedrag te fehikken , en het recht om de vruchten van arbeid , konst of naarfligheid te genieten ; Voor zo verre namentlyk , hy daar door geen nadeel toebrengt aan de Maatfchappy 5 of de leden derzeive , door anderen die rechten te willen onthouden , die hy zelfs geniet. De voordelen van s' menschen eerlyke naarftighe'd , zyn de rechtmatige be!o«' ningen , die hem volgens natuurlyke cn èuwigdurende billykheid toekomen ; gelyk hy ook recht heeft, om 'er zodanig een gebruik van te maken , als hem goeddunkt, leder mensch dierhalve, is onder de zo even gefielde bepaling , alleen Heer en Meester over zyne byzondere daden éh eigendom. | men : eén recht waar van 'hem niemand i kan beroven als door geweldadige oyerheerSta.vts. Meng. Oct. (Aa) ïm^j  ( 340 ) öng , of wanneer hy 'er zelfs vrywillig van af.ft.aat. Het intreden in de burgerlyke Maatfonappy , is geen afwyking van dat natuurlyk recht , maar in tegendeel de bewaring en verzekering van hetzelve , als de reden zynde der ingeftelde famenlevirgen. Wederzydfche befcherming en onderitand , was immers alleen bet redelyk oogmerk , van alle redelyke Maatfchappyen , cn om nu zulke befcherming mooglyk te maken , wierd 'er een Overheid aar.gefleld , aan wien men de macht gaf om de onfchuldigen tegen alle geweldenaryen te verdedigen , en hen die ze deeden te ftraffen : en hier in beftaat het enigfïe recht , dat enige Overheid op de wereld kan voorwenden. Ter bevordering van dat goede oogmerk, is de Overheid ook met de macht bekleed , om over de verenigde krachten dier Maatfchappy te fchikken , en zich van dezelve te bedienen ; gevolglyk zodanig een deel van ieders eigendommen te mogen eifchen, als gevorderd word tot bewaring van 't geheel en verdediging van ieder op zich zeiven, tegen binnen en buitenlandfche verongelykingen. Dit zyn de fcheidspalen van de macht der Overheden , en wanneer zy die overtreden , dan gaan zy bun plicht te buiten. Zy zyn immers door de Wetten der  ( 541 1 der Maatfehappy nauwer gebonden en bepaald , dan iemand der Leeden : wanc fchoon zy wel te enemaal vry zyn in't geen hun zeiven in 't byzonder betreft , zo moeten evenwel alle de daden die zy verrichten als Staatsperfonen, die tot nut der famen* leving aangefteïd (zyn , ook daar toe ftrekken en dat einde alleen bedoelen. Verkeerd is de ftelregel in ftuk van Regering, dat men atyeen maar het belang van het grootfte gedeelte moet bevorderen 5 want in eene Maatfehappy heeft ieder mensch ; recht op ieders byftand , ter handhaving en ' verdediging van zyne byzondere eigendom1 men. Was dit niet zo , dan zou 't aan het : grootfte getal der leeden vry ftaan , het i kleinfte gedeelte te verkopen, en deszelfs ba: zittingen te Hopen; gevolglyk , zou de !Maatfehappy , in ftede van alle vreedfame lieden tot befcherming te ftrekken , wel draa :een zamenftvering worden , van het meerder :tegen het minderdeel. Het is ook even ongegrond te willen beweren , dat het de taak der Regering is , zich met de byzondere gedagten "en daden Ider menfehen te bemoeien, fchoon zy door Idezelve nog de Maatfehappy , nog iemand »van derzelver leden verongelyken. Volgens ide reden en natuur , is ieder mensch de rechter en fchikker zyne eige huifelyke za(Aa 2) ken, /  '( 342 ) ken , en moet volgens de richt(hoef van Godsdienst en biüykheid » zyn ei; ;èó geweten opvolgen. De Overheid heeft dierhalve geen recht , om 't byzonder gedrag van een mensch te regelen , en naöemaal de befcherming van ieder tegen een." anders yérongelykingenen niet het regelen van elks byzondere zaken , daar niemand dan hy alleen belang by heeft, het oogmerk is, waaiom de Regeringen zyn ingefteld , zo volgt daar uit ; dat de gedttgtcn en buifelyke belangen der menfehen , tot derzelver rechtbank in 't geheel niet behoren, Verftandelozen en krankzinnigen , die voor zich zeiven niet kunnen zorgen , moe en ongetwyffeld oneer het opzicht van an- e;en Haan ; maar zo lang iemand zyn gezond verftand heeft, kunnen wy niet zien , wat de Overheid met deszelfs gedrag te fehikken heeft, zo hy daar door de Maatfehappy niet benadeeld ; en indien de Regering zich 'er mede bemoeid , gaat ze: onbetaamlyk en al te heerschzugtig te werk. Moet dan de Overheid de menfehen de beenen vast binden , omdat 'er nu en dan een in het water valt ; of de ogen uitfteken , omdat fommigen behagen fcheppen, in het zien van dwaasheid en ydelheden ? Neen , dat men het Volk zyn eigen meester laate , en 't zal voor zich zeiven en dat;  C 343 ) dat wel 't best zorgen , en zo het zulks verwr-arioosd , waarJyk van zelfs genoeg geftraft worden over zyn nalatigh.id, zonder tusicnenkomst en kracht der Overheid. Het is ontwyfFelbaar, dat 'er in zulke werkzame en gedienflige indringing in een ander zyn zaken, meer list dan vriendfchap doorllraald , en dat het enkel een uitvinding is , gefchikt om 't Volk te misleiden en de beurs te ligten , onder voorwendfel van 't algemeen in hun byzonder welzyn. De natuur dierhalve van ware en onbepaalde Vryheid , beflaat daar in , dat ieder recht heeft, om de natuurlyke , redelyke en godsdienftige ingevingen van zyn eigen gemoed te volgen ; dat hy denkt wat hy wil , en doet als hy denkt, mids hy daar door een ander niet benadeele; dat hy zyn eigen geid zelf verteere en de vrugten van zyn eigen arbeid naar zyn welgevallen aanlegge; dat hy tot zyn eigen voordeel arbeide en niet tot nut van anderen , die , door hem en zyns gelyken te onderdrukken of te beroven , zelfs in luiheid en overdaad zoeken te leven. De burgerlyke Regering bepaald alleen door vastgeftelde wétten van verdrag en Maatfehappy, voor een gedeelte-die natuurlyke en volftrekte Vryheid , die mooglyk anders tot ongebondendheid zou lutfpatten; (Aa 3) doch  ( 344- ) doch by de Dwingelandy hangt die bepaling der natuurlyke Vryheid , alleen van den wil van een of enige weinigen af. 0:erhc-den onder een vry Volk , gebruiken de macht die ze in handen hebben , tot *S Volks voordeel ; terwyl in tegendeel de Dwingelanden hunne onderdanen mishandelen , ten eynde hunne macht te vergroten. Eene vrye Regering befchermd volgens yastgeftelde zetregelen , het Volk by zyne rechten en vry. heden ; de dwingelandy in tegendeel , woelt en ftribbelt voor de onbepaalde Vryheid van een of enige wtinigen , die alle anderen van hunne Vryheid trachten te beroven, en geen anderen regel kennen , aan d;en van hunne wetteloze lust. Zie daar een denkbeeld van burgerlyke Vryheid- Tonen wy nu kortelyk de genegenheid die het menfchelyk gefiacht er voor heeft, wanneer wy eindigen zullen , met enige voorname voordelen dier galde Vryheid aan t'e roe* ren. Liefde voor Vrvhrid is een zucht, die de natuur aan alle levendige fchepfelen zo vast heeft ingeprent , dat de zucht naar zelfs•. behoud , die men in het algemeen voor de fterkfte erkend , daar in fchynt begrepen te zyn ; dewyl zy door toedoen van die Vryheid de middelen in hinden krygen, om zich zelvcn te kunnen behouden , en hunne begeeftehS oo zulk ene wyze te voldoen, ais  < 345 > a!s zy best oordelen en verkiezen. De zucht tot Vryheid befpeurd men zelfs ten fterkfte in 'c redeloos gedierte. Daar geen Vryheid plaats heeft , is ons leven in eens anders handen , altyd ellendig en dikwyls ondraaglyk. Vryheid is, dat men van zyn eigen leven meester zy ; en flaverny dat men alleen ter genade van anderen (leve ; en een leven in flaverny , is voor de genen die het dragen kunnen, een ftaat van gedurige onzekerheid en rampzaligheid ; doch by hen aan wienjgeen ander middel ter verïosfinge overig is , word de dood zelfs het beste gerekend. Zo gaat en by den mensch enby de redelooze dieren, de liefde tot Vryheid niet zelden de liefde tot het leven te boven. De zucht der menfehen tot 'de Vryheid en derzelver bezitting , is van die kracht en dat gewicht , dat zy d'oorfpronk aller deugden fchynt ; en daarom ook fchynt het , als of 'er in vrye Landen een ander foort van menfehen woond als onder dwingelanden. Geringe legertjes van Grieken en Romeinen, hebben de magtige heirlegers van flaafsche Volken durven uittarten ; en een millioen flaven is dikwyls verjaagd en verflagen , door enige weinige duizende vrye lie den j zo dat 'er grooter onderfcheid tus* (Aa 4) feir  e 346) fen hen fchynt te weezen , dan tusfen menfehen en fchapen. Lucullus zeide daarom niet t'onrecht wanneer hem , toen hy tegen Tigratie*. Hond op te trekken , dóór fommigen zyner Krygsoverffens de talrykheid der - Vyahden verhaald wierdt , wat zwarigheid ? Een Leeuw teld de Schapen nie»\ Naüwlyks cok hadden de vrye Romeinen iets anders te doen, dan die Koningiyke flaven dood te (laan en te vervolgen. Menfehen ook in der daad , die altyd onderdrukt cn vervaard gemaakt worden , door trotfehc en baldadige Regeerders , vervallen ten lesten ook tot die zelfde gebreken ; worden flaven door over flaven te regeeren , cn hebben hard nog moed , om vrye Lieden in het veldt onder d'oogen te zien. Opvoeding is de tweede natuur , veranderd d'oorfpronkeiyke en gaat ze in kracht te boven. Slaverny die de geesten gedurig onder bedwang houdt , moet ze noodwendig ten leste geheel en al uitdoven Gebrek en Schrik , die doorgaans met dienstbaarheid gepaard gaan , zyn d'oorzaken van moedeloosheid of lafhartigheid. Geen man die in banden is zal dapper Vechten , als enig voor zyne vryheid. En waar  C 347 ) Utraar zouden de zodanigen tog anders voor vechten , daar iedere overwinning die zy voor een Dwingeland behalen , hen armer pn minder talryk maakt , terwyl doorgaans des dwingelands verwaand- en wreedheid toeneemt , naar evenredigheid van deszelfs voorfpoed. Zy die door fchrik hunne Regeerderen voor meer dan menfehen houden , moeten zich zeiven wel drae minder als menfehen rekenen. Zy die door hunne Regeerderen daar toe genoodzaakt , en als onredelyka dieren behandeld worden , ontaarden ook eerlang in onredclyke dieren Zy in tegendeel , die door de Vryheid hunner Regeering en opvoedinge gewoon zyn, over menfehen en zaken vry te denken , bevinden uit de vergelyking van den eenen mensch met den anderen , dat alle menlchen natuurlyk aan eikanderen gelyk zyn ; dat hunne Regeerderen gelyk zy - het zelfde gelaat , de zelfde lighaamsgefteltenis en gedaante hebben, en dat die dezelfde driften en aandoeningen des gemoeds bezetten , als hunne onderdaanen. Zy hebben dierhalve een afkeer om zich zodanig te vernederen , dat zy hen zouden aanbidden , die fchnon met eertitels ver* heerlykt en met macht bekleed, echter wee-, zens van hun eigen foort zyn. Zy zien ze als hunne eigene maakzels aan > en 't geen (Aa 5) ze  ( 34« ) ze boven hen verheven zyn , als het werk hunner eige handen ; ja enig a's eerfte Dienaren van den ftaat , die geen meerder macht om kwaad te doen hebben 5 dan zy zeifs , en wier voorregten en hoogheid ettig tot nut van land en Volk moeien ftrckken. Zy weten dat het regtdraads tegen reden en Godsdienst ftiydt, dat enig mensch recht zou hebben om kwaad tc doen ; iemand in zyn boosheid den vryen loop te laten , even zo 'goed is als hem daar toe aan te moedigen , en dat zy althans geen ene reden hebben , om onrecht en verdrukking te lydeu van hunne Regeerderen , die boven alle andere menfehen verplicht zyn om hen goed te doen. Hierom verfoei.]'en zy flaverny , veragten alle kruipers en flaven , en daar zy Vryheid alleen aanbidden , is het ook niet tc verwonderen , dat zy ailcs voor derzelver verdediging over hebben. f* Vryheid ook in der daad , is dc Goddelyke oorfpronk van alle menfcheiyke gelukzaligheden. De vruchten zyner eige naarftighcid Veilig te mogen genieten , is het kragtigst en reddykst drangmiddel tot de naarftigheid. Zorg te kunnen dragen voor zyne kinderen, en hun onze tydclyke middelen veilig te kunnen nalaten , is de beste aanmoediging om ze voort te teelen. Omgekeerd , den arbeid moet verflappen > wanneer onze eigen-  ( 349 ) gendommen ter genade van anderen ftaan» Kortom , de voorrechten om wat ons goed dunkt, te denken, te zeggen en te doen, en zo ryk te worden als wy kunnen , zonder enige andere bepaling , dan dat wy nog den ftaat nog iemand anders daar door benadelen , zyn de heerlyke voorrechten van Vryheid , die ons veilig, vry en in overvloed doen leven. Deze voorrechten zyn 't, die het menschdom en deszelfs geluk vermeerderen , en daarom zyn in het algemeen de lauden bevolkt , naar mate dat zy vry zyn , en naar dien zelfden maat , zyn zy ook minder of meer gelukkig. In die zelfde ftreek Lands, waarin honderdduizend vrye lieden in overvl oed kunnen leven , zullen vyfduizend flaven uithongeren. In Italië by voorbeeld , dat vrugtbaar land , fterven de menfehen fomwyle van honger by eenen ryken oogst, en in 't midden der koornfehoven ; want niets van 't geen zy zaajen en maaien is hun eigen : hunne wrede en inhalende Regeerders die van den arbeid hunner onderdanen leven , laten hen niet het brood te eten , dat zy zelfs winnen , ja gedogen niet dat zy met den arbeid hunner eigen handen, hun lighaam onderhouden. Vryheid doet natuurlyker wyze nieuw opgekomej Volken aangroeien , even zo wel, als  C 350 ) als zy reeds gezette Maatfcbappyeh bevestigd. De menfehen ook , durven en kunnen zy maar, zuilen altoos flaverny en ellende trachten te omvfcgtep , het welk de reden is , waarom grote itcden hare Vry. heid vciliezende in woestynen ve anderen , terwyl kleine pteatfies daaY vrvheid genoceii wordt, tot machtige' Sttdcn aangroeien. Wel is waar en het kan niet ontkend worden , dat 'er grote en vclkryke Steden gevonden worden , dia in tusfchen nog flaafsch zyn , maar de zulke zyn alleen Keizerlyke Steden of de Zetels van magtige Vorften , die het vermogen van een geh#j gewest naar hun Hoofdftadt, het middelpunt hunner rykdommen , trekken en zamenfiepen. Babcl, Antiochicn &c, waren ook (grote Steden , door dwingelanden bevolkt , doch deels door geweld , deels door zo evengemeide ooi-zaken , deels eindelyk door middel van vergunningen en voorrechten. Hunne macht, hoe groot en onbepaald die ook wezen mogt , was alleen niet in ftaat om hunne. Steden te kunnen bevolken , en zy vonden zich dierhalve genoodzaakt , de kracht van hun gezag, door de zagtheid ener vriendelyke behandeling te verzoeten. Met geweld de Inwoonders by elkandereji gevoerd . en als vee > gevangen heen gedreven hebbende , wisten zy ze niet byeen te houden, dan door het verkenen van menig. vul-  C 551 > vuldige privilegiën , die de eerfte inwoon* ders "aanmoedigden om ftand te houden, en ?rideren nodigden om ook derwaards te komen. Hier uit blykt 5 dat geen geluk en voor■ fpoed in de burgerlyke Maatfehappy kan plaats hebben zonder Vryheid, en dat geen Dwingelandy menfehen of een genootfehap van menfehen gelukkig kan maken , zonder vooraf hare eige natuur te verzaeken en voorrechten te verlenen , die met de Dwingelandy t'enemaal onbeftaanbaar zyn : en dit wederom, is onder duizend anderen, een onwederleglyk bewys , tegen het geven ener onafhanklyke Macht , aan een enkel Man. Geen ander middel is 'er, om Maatfchap. , pyen gelukkig te maken , dan ze te ftellen onder de befcherming van zekere en uitdrukkelyke Wetten ; die niemand in zyn macht heeft , om naar lust'en welgevalle te kunnen veranderen , herroepen of affchaften. Geen Volk verlaat zich ooit of kan zich met genoegzame veiligheid verlaten, op het enkel welbehagen van eenen , die geen andere wet dan zyn wil hebbende, niet altyd in ftaat is, hen te kunnen befchermen, indien hy al wilde. Het groot getal pluimftrykers en bedorve Raadslieden , daar hy altoos noodwendig van omringd moet zyn , zal alle zyne goede oogmerken, verydelei. Zy zullen hem)  i 352 3 hem de zaken in een valsch licht vertonenvan gevaar roepen daar niets te vrezen is ' en op noodzakelykheden aandringen , daar niets dreigd. Zy zullen hunne eige koffers vullen , onder den naam van die des Vorsten , en onder voorwendfel van de alrgemeene behoeften* van den Staat , geld voor zich zeiven famenlchrapen. Zy zuilen on. der voorgeven van s'Lands veiligheid te bevorderen , menfehen aan hunne byzen-re wraaklust opofferen , en hem en zyn Volk m gevaarlyke en kostbare oorlogen wikkelen , tot hun eigen roem en voordeel ; h hier nog niet mede te vreden , zuilen zy de Regeringszaken in gedurige verwarring houden , opdat men geen tyd bebbe , hen rekenfehap van hun gedrag af te vorderen , en een jalouzy tusfchen Volk en Vorst verwekken , om ze beiden naar welgeval! 2 te lelden en te bedriegen. Het vervolg hier na. MEN.  C 353 ) 'M ENGELG E DAGTEN. "jf^lk weet dat zekere plaatfen of bedieningen aan een Hof zesmaal zo veel, ja nog meer opbrengen , dan de bezoldingen bedraagen, die aan hunne ampten verknogt zyn. Want eer de Vorften befluiten kunnen, iets tot ene beftendige beloning voor een aanzien lyk ampt te fchikken , ten behoeve van een man , wiens deugdzaamheid en eerlykheid zy kennen , willen zy het liever aan een flegter en min nauwgezette perfoon geven , van wien zy te voren weten, en naderhand voor bunne ogen zien, dat hy , met beide handen , vangt en fchraapt, al wat hy maar trekken en tot zich halen kan. Zy zyn al wel in hun fchik, als zy zelfs maar niets behoeven te geven. Zo wil de waereid in 't gemeen bediend worden, en zy is zulks ook waardig, * e * Een Vorst kan niemand met gunstbewyzen en gefehenken overladen, en hem toch inwendig zo hoog niet achten, als iemand, wica hy nooit enige buitengewone weldaad bewezen heeft ; dewyl hy weet , dat de eerfte hem uit eigenbaat en de ander hem uit toegenegenheid cn liefde diendt. * * * Een Vorst, die wel weet dat hy niet regtmatig handeld , overlaad fomwyle enen redelyken en verftandigen, doch vrytnoedig fprekenden en hem berispenden dienaar, enkel en alleen om hem dus te doen zwygen; gelyk hy Ook  C 354 3 Ook menigmale door dus te handelen, zyn oog* merk bereikt, wanneer het eigenbelang de zwak» ke zyde , van den anderfints dapperen man is. * * * Meenig eergierige heeft het, enkel door ene gemaakte uitwendige onverfchiiügheid , zo verre gebragt, dat men hem tot een hogen ftandplaats voortgeftuwd heeft. * « * Het is niet genoeg dertig , veertig, vyftig jaren lang , een eerlyk man geweest te zyn. Men moet het , onder aile om Handigheden , ten alle tyde, in alles, tot aan het uiteinde zynes levens, zyn en biyven. * * * 'Er is geen Ryk, geen Eeuw, welke niet voorbeelden van Groten opleveren zoude, die Hechts tot hun ongeluk groot geworden zyn ; het laaffe voorbeeld van dien aard door onze tyden opgegeven, is dat van Czar Peter III. van Rusland. * * * Èen Vorst, wien zyn eer nog enigermate'ter harte gaat, zal by de verkiezing van zyne Minifters , de fiem van 't Gemeen in zo verre raadplegen , dat hy niemand in dien post Held, die zich reeds meermalen op andere plaatfen , aan enen eerlozen handel fchuldig en ftinkende gemaakt heeft. ,* » * Zonder eeri foort van Enthufiasrrius, doet' men niets groots of buitengemeens. Doch uit blote trouwhartigheid kan men ook ingebeelde moniters bevechten, ais een Don Quichot.  C 355 ) Vervolg der TQELIGTENDE AANMERKINGEN over de VRYHEID, de ftaat van een Vorst te beklagen , die zich door argeiis eigen laat mislyden , hoe rampfpoedig is ook niet de toèftand van het Volk , en wat hoop blyft 'er dan toch over , voor de befcherming van het algemeen. De beste Vorsten hebben dikwilt fnoode raadslieden , maar de kwaden hebben nooit anderen. Hoe zar men in zulk een geval hunne razenry bepalen en de verwoesting ftuiten , die ze maken zullen ï Het gaat met die werktuigen en aanraders nooit beter , dan wanneer alles ten hoogften trap' geftegen is; hoe 'er meer van 't Volk geroofd wordt , hoe hun deel van den buit grooter is; en kan men dierhalve niet met grond zeggen , dat 'er geen grooter ellende dan die, voor een Volk te duchten is. Dé opvoeding vari' zodanig een Vorst 2 Stmtsm.Mjsng.Oct. (Bb> rm  <3SO van jongs af, gelyk altyd, in vlyery groot gebragt en opgekweekt , maakt hem verwaand en onweetend, en zyne Regeringswyze die alleen door ftrengheid en onderdrukking ftand houd , boezemd hem wreedheid in. Hy is voor een ieder ongenaakbaar , behalve voor zyne Staatsdienaren , die wel zorge dragen , dat hy de ellendige toeftand van zyn Volk niet ontwaar word ; ui: vreze dat hy die zoude willen verbeteren Wierd de Meester te kundig in zyne eige zaken , wel dra zou hunne macht gefnuikt zyn, en daarom zyn zy niet dwaas genoeg , om klachten over bezwaarnisfen waar van zy zelfs de oorzaken zyn , onder deszelfs ogen te brengen ; of zo s' Vorsten bevel en buitenfporigheid daar zelfs^ aanleiding toe gegeven heeft , zal hy 'er ook zelfs niet naar luisteren willen. Men leere hier uit, wat een onwaardeerbare fchat de Vryheid is. Veelen kennen derzelver waarde en uitwerkfelen maar zeer gebrekkig. De Vryheid is het nogthans, die alle zedelyke volmaaktheden , alle befchaafdheid , alle goede konsten en weetenfehappen bevorderd ; terwyl de dwingelandy allerhande godloosheden, fnoodheid en ellende , onmidlyk en noodzaaklyk te weeg brengt. Vryheid bevestigd en beveiligd onweder- ipreek-  C 357 ) ipreeklyk een ieder , by het reedlyk bezit van dat wat hem toekomt , en doet hem het genot erlangen van gelyk recht en rechtvaardige behandeling ; en even gelyk beroving het gevolg is van onderdrukking , zo word door Vryheid de rechtvaardigheid bevorderd , en de ondeugd fchrik cp het lyf gejaagd. Daar een goede naam , eer en voordèelen, de beloning der deugd zyn , zal die daarom geliefkoosd worden. De wetten nu die de deugd bevorderen kunnen , zyn de vastgeftelde wetten , van eene algemeene en onzycige vryheid ; wetten , die de richtfnoer van ieders daden en de bepaling van ieders macht zynde, ook een ieder belang doen hebben , in eerlyk en rechtvaardig te werk gaan. Waar redelyke vryheid volkomen bevestigd is , daar zal ieder zyn rekening vinden,. dat hy anderen alzo behandele gelyk hy zelfs gaarne zoude behandeld worden ,* daar zal niemand van een ander necmen , 't geen hy zelfs niet zou wiilen misfen ; het gemeen en byzonder belang zal zich onderling beveiligen , en blymoedig zal men een gedeelte ter befcherming van het geheel opofferen , en teffens moeds genoeg hebben om het te verdedigen. Die vastgeftelde wetten dierhalve , zyn de enige zekere oorzaken en grondbeginfeien van (Bh 2} eer,  ( 358 ) eer , deugd en eerlykheid onder de menfehen. Het is waar , daar zyn ook andere drangredenen , maar die zyn van dien aard, dat zy maar op enige weinige menfehen werken , en men zich op derzelver algemeene kracht en invloed niet verlaten kan. Zulke wetten nu kunnen alleen plaats hebben , daar Vryheid is , cn de Vryheid op haar beurt word alleen door die wetten beveiligd. Dwingelandy in tegendeel fteund alleen op geweld en derzelver wetten , die enig van de wil en driften van een enkel man afhangende , nooit beftendig kunnen zyn Men wordt daarom ook meer en meer in het denkbeeld bevestigd , dat in de flaaffche Landen , het Volk of die verderflelyke Regering affchaffen en eene andere in de plaats aanftelien moet , of dat binnen weinige euwen het gantfche menschlyk gedacht aldaar zal uitgeroeid worden. En waarlyk ook , hadden de vrye Staten niet op verfcheide plaatfeu de rnisflagen van de Dwingelandy herfteid en voorgekomen, de geheele aard ■ boiem was reeds over lang een wildernis geweest , ge!y< het nog ten huidige dage , hier en daar de vrugtbaarfte en aangenaamle Landftreken zyn. De Jieflyke gewesten van Azie, die lusthoven der wereld , die voorheen zo volkryk en befchaafd waren , toen zy nog de Vryheid kenden , zyn nu de ver-  ( 355» ) verblyfplaatzen geworden van het wild ge. dierte . van uilen en fprinkhanen ; vindende men hier en daar maar enige hutten» bewoond door flaven , die van honger en kommer vergaan , onder de vaderlyke zorg en befcherming van een dwingelandig Sultan. De wetten der dwingelanden , men moge zeggen wat men wil , zyn geen wetten , maar enig de voortbrengfelen en uitwerkzelen van willekeurigheid , die altoos wispelturig , door Dragonders ter uitvoer gebragt worden : en gelyk zulke wetten kwaad zyn, zo moeten die ook door alderhande kwaad onderfteund en gehandhaafd worden. Zo lang evenwel het Volk niet t'enemaal van zyn gezond en natuurlyk verftand beroofd is , zal het wel weeten te onderfcheiden , of het al of niet rechtvaardig en wel geregeerd en behandeld wordt. Het zal altoos weten, dat niemand recht heeft, om zich tot een beftierder van eens anders zaken z nder deszelfs toeftemming op te werpen,' dat de natuurwetten niet geheel en al door geftelde wetten kunnen vernietigd worden , en wat dies meer is. . Wanneer dierhalve iemand eene willeken., nge en despotifche macht bezit, is een van beiden zeker ,• of wel, dat hy zich die zonder toeftemming aangematigd heeft, of dat ) zy die hem dezelve verleenden door zwakheid of by verrasfin g,'er fpoedig berouw over zullen hebben, zo dra zy 'er de uitwerkzelen van gewaar worden. De Vorsten inderdaad die zulk een macht bezitten , tonen duidelyk genoeg , door groote leegers in volle vrede op de been te houden , dat' zy zonder toeftemming regceren , en het Volk vrezen , omdat zy 'er de ergfte vyanden van zyn. Een eigendunkelyk Voet kan ook zich zeiven niet wel handhaven , dan door geweld en macht!; doch evenwel , al was zyn Volk nog zo ellendig en -lafhartig ; die macht zal nimmer veilig zyn , zo dra het maar enigfints de ogen opend. Het is daarom dat hy belang vind in het volk te verblinden , en dat hy overal bedriegers onderhoud , om hetzelve met leugens" te misleiden. In een woord , om in geene verdere uitwydingell te komen , eigenwillige Heerfchappy is altoos in eene gedurge ftryd , tegen hemel er> aarde , tegen ziel en lig. haam der menfehen. Wy hebben reeds gezegd, gelyk wy rog wat omftandiger doen moeten , dat Volkrykheid , Overvloed , ware Godsdienst cn deugd , Edelmoedigheid , Kopften en Wetenfehappen , de riatuür/yke vruchten der Vryheid zyn ; maar zo zeker'als dit is, zo zeker is het ook , dat eene wyduitgeftrekre Koophandel en Scheepsvaart ook enig aan de-  C3ÖI ) dezelve moet toegefchreven worden; want, indien 'er in dit geval , de natuurlyke aanmoedigingen en voordeden ontbreken , zyn alle bekwaamheden , onkosten en dwang vrugteloos en van geen nut. De Koophandel moet vry zyn , doch teffens kragtdadig beichermd worden : zy gelykt naar eene fiere fchoonheid , die niet dan door vleiery kan gewonnen worden : zy is aan geen Natie , Gezindheid of luchtftreek gebonden , maar reist en wandelt de aarde door, tot dat zy eindelyk ene bekwame plaats gevonden heeft, alwaar zy haren zetel vestigd, en dat zal zy nooit doen, dan waar vryheid op den throon zet. Uit de natuur zelve van eene willekeurige Regering volgt ook onwederfpreeklyk , dat de Koophandel nooit ene genoegzame • veiligheid en befcherming onder dezelve kan genieten. Geen een uit duizend is 'er, die de nodige bekwaimheid heeft om een Land wel te beftieren , en nog veel minder zvn 'er die kennis genoeg hebben, om dei Koophandel tot het meeste nut en voordeel van dat Land te doen ftrekken; en wederom onder dezen zal men 'er weinigen vinden , die met ter zyde ftelling van eigenbelang , al hun arbeid enig aan den dienst van het Vaderland opofferen. Doch gefteld al eens, een zo kundig en eerlyk man doet zich op ; wat zal hy onder ene willekeurige Regering (Bb4j toch  (Sé* ) Joch uitvoeren kunnen ? Het moet hem im. mers ten hoogfte hezwaarlyk vallen, om by een eigendunkelyk Hof ingang te vinden, en nog bezwaarlyker , om deszelfs verdorvendheid te keer te gaan. Wat kan hy daar dan toch uitrigten ? En al flaagt hy enigermate , wat zekerheid heeft hy , dat zyne onderneming van langen duur zal zyn ? Neen , men gelove het vry, in zodanig een Land , onder zulke gedurige onzekerheden of liever, onder zeker te wagten onderdrukkingen , zal niemand het wagen het beroep van Koopman aan te nemen 't wek hoe zeer ook' vooruitzigten van winst gevende , echter op zich zelve reeds aan veele gevaren en wisfelvaHigheden onderhevig is. Tavernier bragt alle zyne R ykdommen , die hy in zyn langdurig omzwerven door dc waereid verzameld had , naar de onvruchtbare rotzen van Zwitzerland over; en daarop door den Koning van Vrankryk gevraagd zynde , hoe het mooglyk was , dat hy die de fraaifte gewesten der aarde gezien had , zich in een der flegtfte kon nederzetten ,' gaf by daar op dit cordate antwoord : Sire! Ik wilde gaarne iets hebben, dat ik myn eigen kan noemen. Wat een fchade is het niet voor een Land, wanneer het door gebrek aan Vryheid , den Koophandel moet derven. Ja zeker eene gro-  C 5^3 ) grote fehade, en zodanig een Staat kan nooit, ai worden 'er nog zo veele pogingen toe gedaan , ene geduchte Zeemogentheid wor. den , veel min op den duur biyven ; want dit word enig door Koophandel verkregen. Overal daar die plaats heeft, heeft men ook een groot aantal handen en moedige Zeelieden , menfehen by arbeid, ongemakken en gevaren opgevoed , en by gevolg beproefd volk , onophoudelyk in dienst ; niet alleen buiten enige last van 't gemeen , maar in tegendeel, tot deszelfs grootfte voordeel. Die beiden ftaan altyd gereed , wanneer het Vaderland hen van noden heeft, om den Koophandel en Scheepvaart waar door en waar van zy leven , en gevolglyk het algemecne en s'Lands welvaart, te verdedigen. Zy zyn 'er zelfs toe gedwongen , daar hun eigen welvaart 'er zo nauw mede verenigd is;daar zy hun beftaan en onderhoud vinden in het verweeren der voortbrengfelen van s'Volks naarftighcid , die zy daar door zelfs gedurig vergroten. ^ Geen willekeurig Monarch was ooit machtig genoeg, om beftendig zo veele zeelieden .; uicuöi. cc nouaen op zyn eigen Kosten , als enkelde Steden hebben kunnen, doen, zonder enige kosten ter weereld. Éen Matroos met zyn onderhoud, komt even duur ja zelfs veel duurder te ftaan als een Kuiter, in eigenwillige heerfchappyen ; en zy kunnen (Bb 5) hm  ( 3^4 ) hun ambagt of beroep niet leeren, met eens voor enige zomermaanden flegts een zeclugt te fcheppen , en rondsom de kusten van hun land te zwieren ; maar zy verkrygen eerst ervarenheid en ftoutheid , door veele en moeiIyke reizen tc doen , die hen tegen alle on« gemak' en en gevaren verharden ; en daartoe geeft hun de Koophandel alleen bekwame gelegenheden. Het is ook voor enkele willekeurige Vors» ten , hoe machtig en oplettend zy ook zyn mogen niet mooglyk , zodanig ene geregelde toevoer van Scheepsbehoeftens te hebben, als men by vrye handeldryvende Volken in voorraad vind. Daar toe moet "er ene geregelde en onafgebroken handel plaats heb* ben met die Natiën , welken die behoeftens leveren moeten ; ene geregelde en zekere loop van betaling , beueffens ene gedurige aftrek, waar door de toevoer levendig gehouden wordt. Dat alles is niet te vinden in een Land . alwaar onderdrukking Koophandel uitfluit. Wanneer de Vorst zich al wil voorzien , wie zal hem veel betrouwen , en gcfteld al eens, hy flaagt voor de eerde keer ; wel dra zal de voorraad ten einde zyn , eer weder nieuwe in de plaats bezorgd is ; de betaling zal op zyn tyd niet altoos volgen, en wat dies meer is. Om deze en diergelyke redenen , dit be- ves-  C365) vestigen de gefchiedenisfen , hebben nooit onafhankelyke AHeenheerfchers , hoe machtig zy ook te lande waren , ter zee geducht kunnen worden, veel min biyven , en dat vloeibaar Llement onder hunne heerfchappy brengen. Het is waar , de Koophandel heeft zomiyds als een verfchynfel, wel eens flauw licht gegeven onder eigenwillige Hoven , maar zy verdween 'er wel dra , alzo zy 'er geen veiligheid , vryheid en nodige befcherming vond. Zy behoort alleen de vrye Staten in eigendom , is aan Vryheid gehuwd , en kan de ruwe en trötfche handelwyze eens Dwingelands niet verdragen. Enige voorbeelden zullen dit ophelderen. De rfihenérs den Koophandel in vryheid dryveude , hoe gering cok anders van vermogen , hebben altoos de geduchte macht der' Perfiaanfche AHeenheerfchers kunnen vernederen ; en fchoon van alle hunne landen ja zelfs hoofdzetel beroofd , hadden zy echter nog machts genoeg , om talryke Vloten te overwinnen , en de ondernemingen der grootfte Legers te verydelen. De enkele Stad Venetië , heeft zich door haare zeemacht den meester getoond , van 't machtig Turkfche Ryk , blykens onder anderen de neerlaag der Turken in het midden, der voorgaande eeuw by de Dardanellen ; by welke gelegenheid de Venetianen, in-  ( $66 ) indien zy van hunne overwinning hadden weten gebruik te maken , den Muzelman uit Conftantinopolen ja geheel Europa zouden hebben konnen verjagen : makende zich den Sultan reeds gereed , om naar Azien te vluchten. Nog de Sophi van Perfün, nog de Groot Mogol , nog de vgrfchr-ide'. Koningen die aan de oevers van de Ganges heerfchen , no;j alle de opgeblaze Vorsten van Azie en Africa , kunnen met al het goud en alle de diamanten die zy bezitten , ter zee beftaan, teg n de macht der B itfche cf Nederlandfche O. I Comnagnien ; ja nauwlyks kunnen zy hunne onderdanen, tegen enige weinige zeerovers b»fchermen. Spanjen met al zyn hoogmoed en de rykdommen der beide Jndien , enig omdat het despotisch geregeerd wierdt, kon het niet ftaande houden , tegen enige weinige Provintien , (wy meenen ons gezegend Vaderlandt) die ondanks eenen kostbaarften oorlog , door Vryheid en Koophandel tot die verbazende hoogheid opklommen , dat zy in minder dan honderd jaren , van eenige visfers Dorpen met poelen en moerasfen omringd, enen gedugten Staat wierden. Vrankryk heeft ook met al zyne. ftaatkunde , fchranderheid en vermogen , ja dat meer  CS6>) 'meer is , met de uiterfte en kostbare po. 'gingen , nooit zyn heerfcliappy op de Zee beftendig kunnen vestigen. Het is waar , met veel moeite en grote kosten , heeft het wel eens , gelyk nu nog onlangs , groti Vloten in Zee weten te brengen , overwinningen te behalen en veele vyandelyke Schepen te veroveren ; maar telkens nemen deszelfs krachten af , terwyl die der vyanden aangroeiden; en men kan in de gefchiedenisfen de tyden vinden , waar in het niet in ftaat was , om ds fchade van ene enkele neerlaag te vergoeden , die in Holland (trouwens het waren anderen tyden) binnen minder weken tyds , dan 'er dagen gevogten waren , herfteld zou zyn geweest. Zo bezwaarlyk valt het voor de dienstbaarheid, om den Scheepsprys aan de Vryheid te betwisten. Zweden Deenemarken eindelyk, ('t geen nog in onze dagen veeüigt zgu bevestigd worden) fchoon byna de enige bezitters van alle de Scheepsvoorraad voor geheel Europa, zyn nogthans met hunne verenigde krachten, veel min ieder afzonderlyk in ftaat , om een Vloot te bemannen en een geruimen tyd in Zee te onderhouden, die het hoofd kan bieden aan een Engelsen of Hollandsch Esquader ,* en men zou 'er al zyne agtinge en kennisie van Staatszaken mooglyk aan kunnen wagen, met te verzekeren, dat een ander  CS^8 ) der thans beftaande doch onnatuurlyk verièhynfel in het Noorden , fpoedig wederom verdwynen en verduisteren zal. Aan Vryheid alleen moet oorlogs dapperheid toegefchreven worden. Gelyk in vrye Landen het Volk voor zich zeiven arbeid, zo vecht het aldaar ook voor zich zelven ; maar in eigendunkelyke heerfchappyen, heeft het Volk 'er juist geen groot belang by, wie hen te onderbrengt ,• want hun toeftand is reeds zo fober als die wezen kan , en zo dra eens Dwingelands Leger geflagen is-, is ook zyn Land veroverd. Zyne onderdanen hebben nog moed nog reden om voor hem te vechten , en doen zy het, dan gefchied het enig uit dwang en vreeze voor de yzere roeden, waar onder zy bukken. Wanneer een vry Land word aangetast, zal in tegendeel ieder tot deszefs verdediging willen vechten , omdat 'er ieder iets heeft dat hem vry en eigen toekomt, en dat hy verdedigt. Hy heeft zyn ftaat, zyn welvaren , zyne bezittingen lief, en zal 'er gewillig zyn leven voor wagen , liever dan dat hy 'er iets van zou misfen , nademaal hy teffens zyn gehele welftand zoude verlie. zen. Daarom is het, dat kleine Staten waar in vryheid bloeide, niet zelden grote Vorsten overwonnen hebben , en dat deze laasten niet in ftaat geweest zyn , om vrye Landen an-  C 369 ) ders te veroveren , dan by ene onverwagte overrompeling. Is het waar dat zeemacht en Koophandel alleen in vrye Landen beftaan en bloeien kunnen , hetzelfde heeft ook plaats ten opzigte van kunsten en wetenfchappen. Waar geen vryheid is, vind men die niet, of ten minsten in een geringen graad Niemand immers zal gewillig flaven en arbeiden , dan om daar door zyn welzyn , vermaak of voordeel te bevorderen , en zich iets te verkrygen dat hem ontbreekt. Geweld nu is dikwyls gevaarlyk , en zo men het gebruikt om zich iets toe te eigenen dat ons niet toekomt , zal iemand altoos fchromen door werken , door kunst of vernuftige arbeid iets te vergaderen , en de lust daar toe teffens met het vernuft en de werkzaamheid , in hem t'enemale uitgedoofd worden. In den beginne vergenoegden zich de menfchen , met de vrywilüge voortbrengfelca der natuur ; maar deze voorraad toen zy in getalle vermeerderden, niet genoegzaam zynde , was hun naaste toevlucht den boezem deiaarde te openen, en door dezelve met vlyt te bebouwen, haar verborgen fchatten voor den dag te halen : in dier voege kwam de landbouw, het pooten en planten in de waereid. Honderd menfehen kunnen door dien ar-  ( 37d ) irbeid.uit deingewanderi van onze gemeen e^nioeder, overvloedig voedfel voor duizend anderen voortbrengen, en juist word 'erook geen groot getal vereischt, om de werktuigen van den landbouw en wat verder de .akkerlieden nodig hebben', te verzorgen: zo dat al 't ande. re Volk fteelen of van honger fterven moet, ten zy mogelyk de eigenaars der Landeryen hrn de voortbrengfelen van hun Land voor niet fchenken wilden, ofwel dat zy iets vinden konden, waar voor zy ze kopen mogen. In Landen nu, daar geene andere konften geoeffend worden, dan de Landbouw en zulke handteringen , die daar toe betrekkinge hebben , hebben alle de overige inwoonders geen ander middel om zich voedfel en dekfel te bezorgen , dan zich zeiven te verkopen ; dan flaven en afhanklyke onderdanen van hunne Vorften of Heeren te worden. Ja dat meer is, de meer vermogende zelfs, zullen hunne Larf. deryen liever in wildernisfen laten leggen, dan die bebouwen, indien zy by gebrek aan verruilingen . uit derzelver voortbrengfelen geen genot en voordeel trekken kunnen. In dien droevige toeftand bevind zich het menschdom nog ten huidige dage , in de meeste Oosterfche despotifche Landen, in Poolen , het hooge gedeelte van Schotland en elders. Het vervolg en Slot hier nd>  S J JT DES TOELIGTENDE AANMERKINGEN VRYHEID. N iets kan den mensch verlosfen uit zodanige verachte en ellendige ftaat , (te weten , gelyk die waar in zich het menschdom bevind in de meeste Oosterfche despotitche Landen, in Poolen , het hooge gedeelte van Schotland en elders) dan alleen het uitvinden of aanleeren van konften en weetenichappen : dat is , het vinden van meerder en bekwamer middelen , om het le;'en gemaklyk en aangenaam te maken , en het Volk _ te doen geloven , gelyk het zulks ook ipoedig zal begrypen , dat 'er , behalve die dingen , welke de natuur volftrekt noodzaaklyk gemaakt heeft, ook nog anderen zyn , die het leven gelukkiger en aangenamer kunnen' maken : en zo helpt de overdaad der armen, de ryken aan brood. Zyn de menfehen eens voor. de ongeStaatsm.Meng.Nov. (Cc> mak- o v ë & de'  ( 37» ) makken van honger en koude beveiligd, de begeertens naar gemak , naar verciering, overvloed en befchaafdheid, zullen wel haast geboren worden. Dezen zullen zeer fchielyk nayver , eerzugt , vercuisting , beneffens drift naar grootheid en vermogen voortbrengen ,* en wanneer alle die neigingen wel geregeld worden , het geluk , de rykdom en veiligheid der onderlinge Maatfehappy bevorderen. De noodzanklykheid is de moeder der uitvinding , en de inbeelding die van de noodzaaklykheid. Overal dierhalve waar het Volk gelegenheid genoeg kan vinden , om aan de kost te komen , zal ook volks genoeg zyn. Maar, helaas ! In veele Landen is het Volk by gebiek aan andere kostwinning wel genoodzaakt , of hunne naburen te beroven , ja te vermoorden, of hunne grooten na te lopen, en derzelver niet zeide onrechtvaardige oorlogen , dwaze partyfehappen of befpottelykè buitenfporigheden te volgen; en daar voor met groote moeiten , gevaren , honger en levens verlies , armzalig een afgebedeld onderhoud te genieten. Iedere ftaat dierhalve , die zyne onderdanen beeter aanmoedigd dan zyne naburen; die hen meerder werk en groter beloning voor dit werk verfchaft ; die door zulke loffelyke middelen hunne levenftand aange- na-  ( 373 > Hamer maakt, en hun goed en bloed' beveiligd ; zodanig een Staar, moet noodwendig de inwoonders van andere Landen tot zich trekken : want natuurlyker wyze , kiest ieder veilkheiu boven gevaar $ overvloed boven armoede, en een gelukkig boven een ellendig leven. De Spaanfche Natie verloor meer by 't verlies harer vryheden en het uitdryven der Mooren , dan zy by de goud en zilvermynen van Mexico en Peru won , ja by al bet goud , zilver en diamanten der geheele aarde kon winnen. Dat men zich verzekerd boude, dat overal waar de vryheid in redelyke mate te vinden is , aldaar ook aanmoeding van vernuft en -arbeidzaamheid is ; want immers , het Volk werkt 'er voor zich zeiven , kunnende aan niemand de voordeden ontnomen worden > dié hy zich door zyne vernuftige of werkzame arbeid verkregen heeft. En wat moet daar uit voortvloeien ? Dat aldaar ook de grootfte ryfrdommen te vinden zyh. De Republiecq der Vereenigde Nederlanden en Groot Britannie, leveren 'er de onwederfpreeklykfte bewyzen van op. Daar veel geld is \ kan men het tegen matiger ja lagen prys bekomen , en den handel kan dierhalve nergens zo goed koop als in vrye landen gedreeven worden ; terwyl het ene onbetwistbare waarheid is, dat hy (Cc 2 die  C 374 ) die zyne waven of goederen tegen de rnins^ te prys kan geeven , meester van de markt is. Zie daar de voordeelen der Koophandel , uit genot van de gulde vryheid voortspruitende, Onkunde van kunften en Wetenfchappen en van alles wat goed is , vergezeld met armoede , ellende en verwoefting , word merendeels by Dwingelandy gevonden en door dezelve voortgebragt. In alle de grote Keyzerryken van Marocco , Abisfinien , Perfien en Indien , is 'er onder de inboorlingen geen een bouwkundige van enige bekwaamheid, in alle die landen te zamen vind men nauwlyks enige goede huizen , dan die onder opzigt van Europeezen of door dezelven gebouwd zyn. De Ethiopiers hebben nauwlyks een goed kunstwerker onder hunne Natie, zynde de Jooden hunne Weevers en Smids ; en wat hunne eige kunftmaren aanbelangd, hunne ellendige trompetters en hoornblazers fchynen nog wel de voortreffeiykften te zyn. Toen de jefuiten in dat Land enige Kerken en Kapellen begonden te bouwen , geraakten aiie de inwoonders in oproer , dewyi zy die voor zo veeie fterktens én Kafteeleri aanzagen. Hunne verdere toeftand is van den zelfden aard , want zy zyn ten uiterfte ellendig .. niet tege^ftaande de voortrefiykneid en vrugtbaarheid van hun Landt. Zoo weinig voordeden brengen Gods goed-  ( 375 ) goedheden zyne fchepfelen toe , daar ee» Dwingeland die als met zyn adem wegblaasd, Egypte , om nog een voorbeeld by te brengen was eertyds de moeder der kunsten en wetenfchappen, en de leermcesteresfe der Grieken; dog toen het zyne vryheid kwytraakce, verloor het mei een , gelyk alle andere Natiën in zulk een geval , alle zyne befebaafdheid. De Pyramiden wierden door de eerften der dwingelanden gebouwd , eer de kennis van konften nog by hen verloren en het Land geheel ontvolkt was ; want naderhand zou het voor hen niet mooglyk geweest zyn; de gamfche tegenwoordige macht van het Turkfche Kyk , al waren de Muzelmannen zelfs zo onbedreven met als zy zyn, zou te-, genwoordig niet in ftaat zyn , om diergelyke gevaarten te ftichten, „ Tot aan den tyd toe dat Ramphünitus re„ geerde, zegt Herodotus, verhalen de Egyptenaren , dar de Vryheid onder hen bloeide en dat 'er niemand boven de wetten was." Maar Cheops zyn opvoiger , in alle buitenfporigheden uitfpattende , gebruikte volgens zyn verhaal honderdduizend onderdaanen, enig om Steenen aan te dragen, en volgens Diodorus Siculus zoude 'er driehonderd en zestigj duizend menfehen, tot die flaverny zyn gebruikt geworden- |STaderhand namen de Egyptenaren in on(Cc 3) kun-  ( 37&" ) kunde , onbefchaafdheid en lafhartigheid toe, in dier voege , dat elk die hen aantaste meest altoos zeker was |, van hen te zullen overmeesteren ; en wanneer zy zich al eens verdedigden of goede weerftand booden , was het door hulp van een bende vr5'e Grieken; die ook met dat oogmerk doorgaans door de Vorften van Egypte op de been gehouden wierd. Het is waar , een of twee der Ptolomeen ondernamen wel, om de konften en wetenfchappen onder hen te doen herleven , dog die ondernemingen waren vrugteloos. Zy waren reeds lafhartige Slaven geworden , niet meer bekwaam om de voordeelen en waardy te kennen en te bevorderen van die Vryheid , daar zy zo lang van waren beroofd geweest. De Grieklche konftenaars en Leermeesters hadden alleen de eer van alle verbeteringen , gelyk zy 'er ook inderdaad alleen de uitvoerders van waren. De Romeinen lieten 'er naderhand menig gedenkteken van hunne grootheid en befebaafdheid na ,* maar toen hunne vrye Regeering een einde nam en dwingelandy aan 't roer geraakte , verfpreide zich de barbaarschheid en woessheid over hun gehele ryksgebied, en nergens krachtiger dan in Egypte: 't welk nog ■ ten huidige dage tot niet anders verftrekt als tot een prooy voor diefagtige en roofzugtige Arabieren , of onderdrukkende - '* en  ( 377 ) cn verflindende Turken. Dan hier genoeg van. Veilig , gelukkig en onaf hankelyk te leeven , is het doelwit en uitwerkfel van de Vryheid Elk mensch leeft gaarne naar zyn eigen zin en verkiezing. Niemand zal ligtelyk zich een Meefter kiezen , indien hy 'er een misfen kan , en 't is alleen ene wezentlyke of ingebeelde noodzaaklykheid , die hem een dienaar , creatuur of afhangeling van anderen doet worden. Alle menfehen zyn daarom met zekere drift behebt, om zich eigendommen te verkrygen en die te behouden , nedemaal eigendommen- en goederen de beste middelen zyn, om zich in die onaf hankelykheid te handhaven , waar na alle menschen beftendig haken. De zodanigen zelfs , die meer dan anderen afhanklyk zyn , hopen en wenfehen altyd , dat het hen nog eens mag geb2uren, t'eniger tyd onaf hankelyk te zullen worden ; en die eigendommen of goederen, die zy in hunne afhankelykheid verkrygen of hoopen te verkrygen , zien zy als de middelen aan , die hen eenmaal uit hunne dienstbaarheid zullen verlosfen , en hen hun eigen Meefter zullen doen worden. En gelyk het geluk der menfehen door onafhankelykheid , en deze onafhankelykheid. door bezit van goed en eigendom verkregen wordj (Cc 4) zo  r 378) 20 word wederom dit bezit van eigendom» jnen , door de Vryheid alleen beveiligd en tegens alle gevaren verzekerd , door de wetten der Vryheid : wetten die met aller toeftemming gemaakt , ook zonder dc toeftemming van allen niet kunnen worden verme» tigd of veranderd. Alle deeze voordeelen dierhalve , zyn alleen de gaven en de gevolgen van de Vryheid , en kunnen ook maar alleen in vrye Landen gevonden worden; alwaar het gebruik van macht aan de ene zyde bepaald , en het bezit van alle eigendommen aan de andere kant verzekerd is ; alwaar de ene zonder beteugeld en beftraft te worden, hare palen niet kan te buiten gaan , nog de andere zonder hoop van herftelling benadeeld worden ; alwaar het Volk geen Meefter kend , dan de wetten en die 'er door de wetten toe gefteld zyn ; alwaar beide Wetten en Overheden gemaakt worden door hen, cie het Volk vertonen , en hun niets word afgevergd, dan het geen hun de wetten afvördei en ,• alwaar eindelyk zy , die hun meer afeischen . dan de wetten torftaan , door de wettén (ir af baar zyn, ende Wetgevers zelfs aan hume eige inzettingen gebonden, even gtbk aiie anueren , derzelver gevolgen ondergaan. Hoe is bet nu toch mooglyk , daar Ae Vry-  ( 379 > Vryheid niet alleen alle de vorengemelde voordelen aanbrengt , maar ontelbare anderen , weike kortheidshalve hier niet aangehaald zyn ; hoe is het mooglyk, dat 'er menfehen gevonden kunnen worden , buitenfporig genoeg , om voorftanders van onafhankelyke Regeering of Heerfchappy te zyn ? , Waarlyk , zy redeneeren even zo onwetend als averregts , en bouwen zonder enigen goeden grondflag ; want , terwyl zy voor eene onbepaalde onderwerping aan s'Vorsten wil pleiten , moeten zy noodzaaklyk een van beiden onderftellen , of dat alles wat uit kragt en op den naam van het hoogfte gezag word uitgevoerd , inderdaad de eigen wil en 't welbehagen van den Vorst is, of anders , dat de wil van zyne Staatsdienaren ook onbepaald is , en hunne bevoelen onweerftaanbaar zyn : zo dat alle zyne Amptenaaren , Bedienden en uitvoerders van zyne geboden , zo wel onafhankelyke Monarchen als hy zelfs zyn moeten, 'twelk niemand van gezonde herfenen zal ftaande houden: of dat de Monarchen zelfs alles wat 'er gefchied, in perfoon onmiddelyk uitvoeren , het welk wederom niet minder ongerymd te fteilen is. En waarlyk , zulka Vorften hebben zelfs het minfte deel van hun eigen macht 5 en weten zelden wat 'er CCe 5) ge-  ( 3*0 ) gel eurd , of laaten zich 'er weinig aan gelegen leggen. Men vestije maar eens het oog op het Turkfche Ryk. Den Groten Heer bemoeid zich 'er met niets , dan met zyne vermaken , met de grillen van zyne ftommen en poetfemakers , of hóud zich op in 't gezelfchap van zyne Vrouwen, die hem zyne Basfaas uit alle Landftreken toezenden. Zyn macht is volftrekt onaf hankelyk. Zyn wil, dat is, zyn drift, zyn grilligheid of woede, is zyn enigfte Wet , en 't gezach van dien Stedehouder van God kent geen andere pa. Jen. Uit kragt van die geheiligde oppermacht ftaat het hem vry , ieder dien hy wil, te berovsn , cn nieman 1 zyner onderdanen mag daar over klagen. De braaffte lieden mag by op de fchandelykfïe en onmenfehejykfte wyze van kant helpen , en de fnoodtte booswichten tot de hoogfte waardighe. den verheffen , zonder dat iemand vragen mag, waarom ? Dog de onbepaalde macht die den Sultan bezit , word behendig buiten zyn weeten , door zyne Staatsdienaren misbruikt. Deezen geven hem cn zich zeiven werk. Hem, dqor hem zyn plicht geheel te doen verwaarlozen en met verwyfde vermaken bezig te houden $ zich zeiven , door zich aan 't hoofd van  C 381 ) van 't ryksbeftier te ftellen , en hunne byzondere fnode oogmerken en handelingen , met zynen naam en gezach te bekleden. Hy draagt de kroon en leeft'in ongebonden dheid , terwyl zy den Sch enter v.waien en het Voik uitzuigen om hunne koffers te vullen- De Groot Vizier of eerfte Staatsminifter , is 'er inderdaad Koning over zyn Meefter. Hy heeft de kragt van 't Keizerlyk gezag in handen , en bediend het Ampt van Groten Heer. En wat de Basfaas aanbelangd , dezen misbruiken hun gezag en gaan eigenwilliger te werk dan de oultan zelfs, zynde hun enigfte oogmerk en bezigheid , op eene fpoedige wyze groote fchatten te vergaren. De Sultan is intusfen gedwongen zulks door de vingeren te zien , en g^en magts genoeg hebbende om hen te beteugelen en te beftraffen , die rovcryen en bujtenfporigheden te ontveinzen, alzo zy het krygsvoik meer tot huü wil hebben, dan hy zelfs. * Wat de burgerlyke Amptenaren en Rechters onder de Turken aangaat , dezen doen ook wat zy willen , en vellen vonnis naar dat het hun in 't hoofd komt : want vermids alle hunne gefcbreven wetten in den Alcoran , een boek van geen grote uitgeftrektheid, te vinden zyn , zyn d.e ook zo dubbelzinnig uitgedrukt , en met zo weinig nauw-  C $82) myw^eurighejd te nedèr gezet, dat de Ca» dis die altoos naar hunne zinnelvkheid draien kunnen ; en daar zy zonder Kbg'er beroep vonnisfen . veranderen die rooi" en fel -«p. zugtige -Aroptenaars hot reek in onderdrukking-, en bedienen zich 'cr van , om hunne gierigheid te vc-zad;,en. Zie daar bet tafereel van den regten aard en de uitwerkfelen ener. wettelofe rnagt , die in een man refidecrt ! Ieder zyner Diena en zal ze zich aanmatigen , en door een dwingeland te maken , maakt men 'er dus veelen Nademaal deeze zoort van magt, alleen door gevvc'denary en onderdrukking verkregen en onderhouden word , zal elk , die enig deel m derzelver uitvoering , beltier of verdediging iicefc , ook een geweldenaar en onderdrukker zyn Gelyk niemand enkel en alleen om eens anders wille , maar om zich zelve , niet om eens anders maar om zyn eigen voordeel onrechtvaardig te werk gaat ; zo zullen ook de dienaars der dwingelandy in naam van hun Meester , alleen voor zich zeiven plunderen en rooven : kortom , de knecht zal niet beter zyn dan den Heer. Geen Stadt is 'er in 't geheele Turkfche Kvzer-yk , die niet haren Sultan heeft , er hy die zich te Conftantinopo'en ophoud, is mislchien de vadtigfte en lafhartigdfte van al-  (3*3 ) allen .' zo dat de Turkfche regeerihgsforrd wezentlyk niet anders is , dan ene daaglykfche algemeene plondering en ene onderlinge naacyver der Amptenaren wie best plukken en meest fchrapen kan. Het onderdrukt en ellendig Volk intus* fchen , hoe zeer het geplaagd en mishandeld wordt , heeft nooit herftel en verbetering te wagten ; want fchoon wel de Kyjzerlyke onderdrukker , dikwerf zyne minde* re onderdrukkers , die hy in dienst heeft , op zyn beurt plunderd en hen van buit en leven beroofd , zo word nogthans den ftaat der verdrukten daar door niet verbeterd , alzo 'er nooit vergoedinge van fehaaden ge> fchied. Onafhankelyke Allceaheerfchappy dierhalve , en 't beftier over allen , van den wil alleen van een man te doen afhangen , is even zo ongerymd als ftrydig tegen de retelen. der gezonde reden ; het is veel eer éne vermenigvuldiging van Oppervorften, en inderdaad de ergfte ibort van Oligarchie of heerfchappy van wynigen. Stel eens , dat wy verplicht zyn , blindelings te gehoorzamen aan den wi! van een Vorst , zyn wy daarom verplicht om ons blindelings te onderwerpen aan de bevelen van zyn» gefnedenen , meestresfen of ja-  ( 384 > nitzaren , die ons buiten zyn weeten of tegen zyn wil onderdrukken ? De zendelingen , zaken en bedienden der Dwingelanden , zyn althans geen gezalfden des Heere t Hoe zullen wy hun wil onderscheiden van des Vorften wil , die 'er mogelyk dwars tegen ftrydt ? Hoe weten wy, of de Vorst misfehien wel in 't geheel iets bevolen heeft, en of alles niat een eigen uitvinding is ? Zulks heeft, byna altoos plaats in eene alleenbeejfching , om dat 'er anderen in plaats van den Vorst en bovendien den Vorst zelve regeeren. ïs zulk ene regering ook op Goddelyk Recht gegrond ? Laat ons dan , zo men dit beweeren wil, niet langer tegen de regeeringloosheid of Anarchie uitvaaren ! Want fchoon daar door , wel alle regeering afgefchaft en vernietigd zynde , aan ieder der vryheid gelaten word iom te doen wat hy wil, word hem nogthans het recht gelaten om zich te verdedigen. Zo ene regeeringloosheid daar cn boven ,• waar in een yder volftrekt onafhar>kelyk is , kan onmooglyk van langen duur zyn , en zal wel haast wederom te regt en op order gebragt worden. Maar alleenheerfching , daar alle Amptenaars trapsgewyze , minder of meerder dwingelandy oeffenen ; daar weinigen van, den enen kant , alles doen wat hen lust , met de meesten van d' andere kant; daar wreedheid  ( S*5) heid en begeerlykheid onverhinderd den meester fpeelen ; daar de buitenfpoorigfte oppermacht geene palen , de zwaarfte en iarhmerlykfte onderdrukking einde nog hulpmiddel heeft ; daar de fnoodfte en fchuldigfte voorfpoedig zyn, en niemant veilig is; daar eindelyk , het gezag alleen door geweldenary onderfchraagd wordt , en ieders bezittingen voor de roofzucht der krygsknegten bloot ftaan; zulk ene volflagen alleenheerfching is waarlyk veel erger dan eene volflage Anarchie: naedemaal ze niet aan allen zonder onderlcheid de vryheid laat, om naar hun goedvinden te handelen. Het is ene regeeringloosheid, die maar d'ene zyde dat voorrecht geeft, fchadelyker uitwerkzelen voortbrengt, en geene hulpmiddelen overlaat. Hier uit blykt ook wyders, dat geen menfehen of maatfehappy in vyligheid of gelukkig leven kunnen » zonder zekere en uitgedrukte wetten , die den magt der Overheden paaien ftellen ; den maat van gezach zo wel als van onderdanigheid regelen , en de buitenfpoorigheden beide van Vorst en Volk beteugelen. Het is ene eeuwigdurende waarheid , dat de aard van een Volk zich voegd en fchikt, naar die van deszelfs Regeeringswyze , en dat het , gelyk het gelukkig of ellendig is., ook goed of kwaad zal zyn , naar mate dat deszelfs beftier en regeerders goed of kwaad zyn.  zyn. Uit dien oorfpronk koomt inzonderheid deugd en vroomheid , of de verbastering en goddeloosheid der Volken voort. „ De Vorften , zegt Machiavel , heb„ ben geen goede reden , om over de o„ vertredingen en 't wangedrag van hunne „ onderdanen te klagen , dewyl de agte„ loosheid en het bedorve voorbeeld der „ Vorften zelve , de enige oorzaak der ver„ bastering van het Volk is. Dat de Menj, fchen dezer tyden zo berugt zyn door hun„ ne diefftallen , plonderingen en weder„ zydfche roveryen en diergelyke buitenfpo„ righeden , heeft men enig en alleen aan 4» de geweldenaryen en roofzugt van hunne „ Regeerders te wyten. . Roman ien was een Landfchap vol ongebondendheden en boos„ heid ; yder dag en beuzelagtigfte voorj, vallen gaven aanleiding tot moord en roof. Niet juist om dat het Volk , gelyk fommigen valfchelyk beweren willen , van '}, natuur fnoder en godlozer dan enig an„ der was ; maar omdat zelfs verbasterde „ Vorften met dat bedorven voorbeeld voor„ gingen. Want deeze , fehoon arm , echter in grootsheid , pracht en overdaad , (de waare oorzaken hunner armoede) willende leeven , werden daar „ door genoodzaakt , om tot de grootfte buitenfpoorigheden ter verkryging van geld „ te vervallen en lieten in der daad geen mid*  C 387 ) „ rhidde! onbeproefd , om 't zelve machtig s, te worden." & , Om hunne andere wegen van afper" „ zing voorby te gaan ; 't was een hun" „ ner verfoeilyke Ontwerpen tor dat einde, „ om tegen deze of gene dingen wetten te „ maken , en nadat dezelve afgekondigd wa-' „ ren , dé eerften te zyn om te overtre,. den , en daar door anderen aan te moe5, digen om derge'yks te doen- Niemand „ wierd ook over het verbreken dier wet„ ten aangefprokcn of geftraft , zo lang tot „ dat zy 'er genoeg in de fchuld ingèwik1$ keld zagen ; en dan eerst Wierden die „ wetten met alle mooglyke nauwkeurig„ heid en geftrengheid uitgevoerd ; niet uit „ iever voor de gerechtigheid , maar uit ené „ roofgierige zucht, om de boétens in han-" „ den te krygen." „ Hier uit volgde eindelyk , dat het Volk „ door zware geldbreuken en beroving ver„ armd geworden , ook gedwongen wierd „ dezelfde gevveldenaryen te gebruiken tegen „ zulken, die het overmogt. Düs wierd „ het Volk niet Zo zeer gekastyd omdat het „ kwaad deed , dan wel onderrigt hoe het „ dat doen moest: en deszelfs wangedrag 5, was men alleen aan de goddeloosheid en ,, onrechtvaardigheid der Vörften vedchuïJ, digd." Staats. Mbng.Nov. (Dd) Dü$  ( 388 ) Dus leven zulke Hoven door gedurig op de bezittingen en het welvaren van 't Volk te azen , en onder alderhande blauwe voorwerdfels te roven dus Ieren zy hun Volk alle deugd en eerlykheid verbannen , en eikanderen plunderen ; ja maken door het eerst te plunderen, verder hetzelve noodzaaklyk. Zo natuurlyk , gemakkelyk en onvermyJeiyk , gaat de geest der Regeerders tot de onderdanen over , die altyd , eer zy 'er zelfs toe vervallen , door hunne beftierders , in verbastering en verdorvendheid onderwezen worden. De echtfte verhalen van de Regeering van China , en de wyze voorzorgen die 'er door de wetten gedragen worden , ter beteugeling van de geduchte magt des Keizers , zeggen. „ Eigen belang is by den Keizer een drangreden van geen minder 35 gew'S1 dan de eer, om de oude gewoon,. tens op te volgen , en de wetten aan te „ kleven , die op ene zo voor hem voor„ del;ge wyze ingefteld zyn ; dat hy ze, „ zonder zyn eigen gezach duidelyk te bena- delen , niet verbreken of veranderen kan, „ zonder zyn Keizerryk in verwarring te „ hdpen. Want van dien aard is de Chi3, neefche Natie, dat , wanneer de Keizer „ zich door zyne driften vervoeren laat, en het bellier der zaken verwaarloosd, „ dio  C S89 ) „ die zelfde verkeerde geest zyne onderdanen bevielen zal." „ Yder Mandaryn zal zich als dan voor „ opperheer van zyn Landvoogdy of Stadt „ aanzien ; de eerfte Staatsdienaars zullen „ de Ampten en bedieningen aan eerlozen „ en dwazen verkopen ; de Onderkoningen „ zo veele dwingelanden zyn ; de Land„ voogden geen regel volgen , geen recht j, of wetten kennen , en net Volk dus onj, dérdrukt , zal tot muitery opgehitst wor„ den ; fchelrcen en rovers zullen verme„ nigvuldigen , by gantfche rotten en ge- weldenary plegen, en alle gelegenheden „ waarnemen om de vrede en rust te ltoren",,1 ,. Zulke beginfelen hebben de jammer„ lykfte gevolgen voort gebragt, en China „ onder het juk van vreemde Meefters doen „ bukken. Daarom is de veiligfte weg , j, welke de Keizer tot bewaring en verze„ kering zyner Kroon kan inflaan , de wet- ten te gehoorzamen , en zich aan dezelve „ gewillig en volkomen te onderwerpen." Een onafhankelyk Vorst en zyne onderdwingelanden , bieden elkander onderling de' hand. Terwyl hy door hun middel zyne driften *, gierigheid en begeertens voldoet, bevorderen zy hunne byzondere oogmerken , door van zyn gezag misbruik te maken. Hy gebruikt ze als zyne werk(Dd 2) tui-  C 390 ; tuigen, en word van hen om den tuin geleid ; en fchoon wel hunne byzondere belangens dikwyls verfchiilen mogen , zyn zy het nogfhans altoos eens , in het ffuk van overheerfing en onderdrukking. Is 'er dierhalve fomtyds ftryd onderhen , 't is alleen over de meesterfchap en dwingelandy; want dwingelandy is het tog , die ze alle ademen, begunftigen en oeffenen. Schoon al eens de hogere en lagere Dwingelanden , gelyk dikwyls gebeurt, elkander vernielen , het Volk nogthans , hoewel het ftraf ziet oeffenen , voelt daarom geen verligtmg. Die met ene yzere roede getugtigd wordt, voelt 'er de fcherpheid ert zwaarte van. Een Dwingeland gaat doorgaans van kwaad tot erger voort , en laat doorgaans een opvolger na , die nog erger is dan hy- Hoe onuitfpreeklyk is dan niet, de fteeds aangroeiende ellende der onderdanen , wier ketenen daaglyks vermenigvuldigd en verzwaard worden. De dood van een Dwingeland helpt hen niet , indien de dwingelandy niet teffens met hem flerft. Zyn oppermacht is van dien aard , dat zy verwoesting en 't bederf zo van het algemeen, als van ieder in het hyzonder te weeg brengt. Zy kent geene grondregelen van recht of barmhartigheid.; maa'r ziet ze aan voor hoog ver  verraad : zy houd zieh ftandvastig aan zet. regeJen , die 'er dwarsdraads tegen ftryden, en haare ftaats Amptenaren , zullen die ge* trouwe dienaren heeten , moeten hunnen Meester in boosheid gelyk , en zo wel als hy, dwingelanden zyn. Het is veel gemaklyker, vrye lieden dan Slaven te regeeren. Wel is waar , vrye lieden gaan zomtyds verder in het weerftreyen van onrechtvaardige geweldenaryen , dan flaven durven en kunnen doen , nademaa! zy meer verftand , moed , dapperheid en k#gt bezitten ; maar dat zy moeilyker te regeeren zouden zyn ; is 't enemaal onwaar , hoe /eer ook de voorftanders der eigendunkeiyke regeeringen zulks beweeren. Men zegge liever , dat het niet gemaklyk valt hen te onderdrukken , omdat zy weerfpannig zyn , wanneer men zulks wil ondernemen ; en deze hunne weerfpannigheid heeft in 't algemeen geen andere oorzaak, dan dat zy een onderfcheid weten te maken , tusfen Regeering en onderdrukking : ene onderfcheiding die hunne onderdi ukkers of overheerfchers maar al te zeldzaam maken , en daar Slaven tot onderdrukking geboren, geen kennis van hebben. Regeerkunde ook , is inderdaad een zaak , daar verre het groot. Ite gedeelte der wereld weinig van weet. Eene regtmatige uitvoering , van vastgefMde redeiyke wetten , gemaakt met toeflem. CPd 3) mitjg  C 392 ) ming der Maatfehappy , aan de ene kant en ene billyke onderwerping aan die zeifde wetten ter andere zyde , heet regeering : maar eigendunkelyke wil, onbepaalde en grillige drift , wreedheid en onderdrukking , heeft met regeering niets gemeens en roeit ze uit. Al wat goed en wenschelyk is , kan onder dwingelanden van geen lange duur zyn. Zelfs worden zy door al wat veragtelyk is , cn door een algemeen verderf onderfteund , en leven by de ondergang van het menschdom. Zo lang goud en zilver nog in de mynen rust, is het onder 't beryk van fchuppen en houweelen , en kan door arbeid tót voordeel en gebruik bekwaam gemaakt worden ; maar in de fpelonk eens öwingelands, is het onherftelbaar van 't gebruik der menfehen afgefloten. Alexander vond in de Perfifche Schatkamers groter rykdommen , dan vrye lieden nodig zouden gehad hebben, om 'er de geheele waereid mede te dwingen, in die van den Groot Mogol beweerd men, dat 'er meer bedolven leggen dan 'er gevorderd zou worden , om 't grootfte en magtigst Ryk van ons Europa te kopen. Intusfen , ondanks zulken grote fchatten, worden de onderdanen onder eigendunkelyke Vorsten , nog daaglyks geplukt en uitgezogen. Door  ( 393 ) Door 'deze en diergelyke onmenfchelyke middelen , vervallen de heerfchappyen der Dwingelanden tot dien ftaat, welke, wy reeds genoegfaam befchreven hebben : zy worden woest, onbevolktJ, regte fchuilhoeken voor zulke wreedaardtige ministers en verfcheurende roofdieren, die zich liever in barre woes» tynen , onbewoonbare wildernisfen , dood. fche en ontvolkte Steden ophouden , dan onder hec gezelfchap van vrye menfehen , in gelukkige Landftreeken, met ryke en machtige Steden voorzien , gepropt met inwoonders die in vryheid leven , en moeds genoeg hebben , om ze des noods te verdedigen. Waar zal eindelyk die gruwelyke verwoesting , die aangroeiende ontvolking van Landen op uit lopen ? Eindigd het daaglyks verval van 't menfchelyk Lighaam , met eenen gewisfen en onvermydelyken dood , waar kan dat voortlopend en aanhoudend verval van 't menfchelyk geflacht , anders mede eindigen , dan met deszelfs geheele uitroeijing ? Blyft de waereid dierhalve nog enige eeuwen in dien jammerlyken toeftand van daaglykfche verwoesting , het geheele menschdom zal verloren gaan , eer nog de waereid zelve verloren gaat. Nog by s'menfchen geheugen hebben zich verfcheide Dwingelandyen opgeworpen, als ,(Dd 4) zo  C 394 ) 20 veele nieuwe Landplagen , en even als deeze . maar met een aanhoudender en algèmeenpr verwoesting , gantfche gewesten, ryk , volk en vryheden , bedorven en omgekeerd. En , gelyl: de dwingelandy , even a!s alle andere rampen die zwaar drukken , daaglyks ondraagiyker wordt , zo ook moei- de toefhmd der menfehen die er onder leeven , ook noodwendig daaglyks verergeren , en; hun ge al afnemen. Maar fchoon hun getal gekrenkt is , de eisfehen eei;s dwingelands pogthans biyven dezelfde ; zyr roofzucht even grqot , zyne verkwistingen en knevelaryen even buitenfporig. Dat 'er in der daad 't zy ten heele 't zy ten deele , zodanig ene vreeslyke verwoesting onder Volken op de waereid plaats heeft, geloven wy dat onlochenbaar is , even zo min , als dat zulks het wezentlyk algemeen en onvermydelyk gevolg van uwingelandy is. Zy is zo klaarblyktlyk de oorzaak van alles wat fchadelyk of verderflyk kan genoemd worden } dat indien God den Satan de uitvinding van het beste middel had overgelaten , om de waereid te verdelgen , dees laaste ongetwyffeld de dwingelandy zou uitgevon* den hebben , als daar toe het gefchikfte. De adem eens dwingelands , vergiftigd al wat goed is ; veranderd zegening en overvloed in vloek en behoefte ; grote fteden in  C 395 ) in wildernisfen en derzelver ryke Burgers in beedelaars en zwervers. Steeden zou men kunnen opnoemen , die, zo lange zy door hunne eige wettige Overheden geregeerd wierden , Leegers zouden hebben kunnen onderhouden , dog nu flaafsch geworden , hunne beheerfchers nauwlyks de kost kunnen beeven. De onafhankely';e Vorften van Europa , wel is waar , hebben zich nog geen meesters en eigenaars van den Grond verklaard , gelyk in Azie , en 't Volk heeft nog een 1'oort van eigendom ; maar hoe lang zulks duren zal , is niet wel te bepaalen. De ftaat der onderdanen althans verbeterd niet veel , en den Adel eertyds ryk en machtig , word merklyk vernederd en verarmd. Europa heeft op ibmmige plaatfen de Turkfche regeringwyze ingevoerd , en zulks metzo een goed gevolg , dat men fomtyds liever in de Turkfche heerfchappy zou willen leeven. Vryheid ! Slaverny ! wat verfchild de ene naam van d'andere 1 Hoe beminneiyk is de eerfte , de andere verfoeilyk.' Vryheid is in ftaatkunde een vonnis ter vryfpreking, Slaverny vsn veroordeling , en beider voorvechters verlchdlen van elkander , als ligt en duisternis , als dood en leeven. Zie daar een flaauwe fchets van de heer,(Bb 5) Jy-  C 39O lyke voordeelen der Vryheid , en de tegenovergeftelde jammerlyke uitwerkzelen , van onmeedogende cn alvernielende Dwingelandy Eene volkomen berchryving gaat het menfchelyk vernuft te boven , want geen tong is welfprekende , geene woorden zyn zinryk genoeg , om de verhevenheid der denkbeelden uit te drukken. Die nooit onder het juk van jammerlyke en drukkende Dwingelandy gezugt heeft , kan zich geen regt levendig denkbeeld maken van ene rampzaligheid die hy nimmer voelde. Het maakt de gemoederen van hen, op wier fchouders het drukt , gevoelloos en neerfiachtig zynde hun geest niet vry en verheven genoeg , om hunne ellendige toeftand in alie zyne deelen te bevatten , laat ftaan , met zyne eigen kleuren af te fchildercn. Zy, die de heertyke", beminnelyke en onwaardeerbare voorrechten der Vryheid bezitten , weten dat zy nooit 'te' duur gekogt en bewaard kan worden. : Zonder de Vryheid is de waereid een wildernis, het Je yen een last en onvylig. De dood is den tol, d.e wy allen aan de natuur fchuldig zyn , en ftaat ons , onder welke gedaante hy zich., vertone , oneindig ver boven een fchandelyk leven te waardeeren. Nooit kunnen wy onzen geest in de banden des gvoo-  C 397 ) wroten Scheppers wedergeven , met groter glorie vcor hem , groter eer voor ons zeiVen, en groter nut voor het menschelyk geflacht , dan in 't verdedigen der Vryheid , die alles in zich bevat , wat dierbaar, godsdienftig en pryswaardig op aarde is. Hoe veragtelyk en verfoeielyk zyn dierhalve de laf hartigen , die om een gering , onzeker, onbeftendig en dikwyls ingebeeld voordeel, hun Vaderland , hun gelukkig Vaderland , van alles wat het menschelyk leven aangenaam en vergenoegd maken kan, voor altoos beroven willen : en om ene ydele pracht eri praalvertoning van fiaaffche eerbied , een braaf man onwaardig en die zich een wyze fcbaamd , duizenden hunner mecefchepfelen , in eindeloze ellenden en jammeren inwikkelen ; zich derzelver rechtvaardigen haat en bittere verwoefting op den hals halende. Die onnatuurlyke verraders van hun Vaderland , de gedaante en naam van menfehen onwaardig , vervulien den maat hunner onmenfeheivkheid, door hun eigen gedacht in droefheid , ketenen en armoede te werpen. En, het gebeurd niet zelden, dat zulke lieden van niemand beklaagd , in hunne eigen perfonen , de jammerlyke uitwerkfelen van hunne wrede raadgevingen en ontwerpen , waar mede zy ieders ondergang, be- hal-  C 398) hal ven hun eigen bedoeken , gewaar wierden ; en rechtvaar diglyk geftraft , zelfs in den put vielen , dien zy voor anderen gegraven hadden. —— _j jyec iex ej% jujfioy uHa^ Quam necis artifices arte perke fua. MEN'  / C 399 > MENGELGEDAGTER 33e ligfte zaak vind wel eens onoverko* melyke zwarigheden, a!s 'er een man van enen verdagten naam, of van kwaad gerugt mede belast is. De De verwardfte zaken geraken menigmalen daar door tot een gelukkig einde , omdat men ze aan iemand aanbeveeld, van wiens redelykheid de tegenparty zelfs een groot denkbeeld heeft, of 'er ten vollen van overtuigd is. Zo waar als het is , dat de menigte dikwerf enen enkelen voorganger navolgt, even zo waar is het, dat 'er gevallen kunnen zyn, in welke de grootfte en wyfte man, het gemene gros nazwemmen moet. Uit enkele menfchelyke zwakheid, gaan 'er mooglyk zo veele rechtvaardige pleidoyen verlore , als 'er kwade rechtgedingen gewonnen worden.  C 400 ) De oorfpronkelyke denkers , zyn meest al pngemakkelyke lieden, met welken men in zaken van 't menschelvk leven, weinig voortgaan of vorderen kan. Het gaat met de gelukkige Negotiatien in het pohticque. veeltyds even eens, als met de gelukkige genezingen; zy worden menigrqale naar de waare groote van bet gevaar, dog dikwyls ook naar de langzaamheid en behendigheid gefchat, waar mede men de genezing van ene oppervlakkige wonde listiglyk weet te verwylen. De gedagtenismunten , ter eere van welverdiende mannen geflagen , bereiken maar hun doelwit ten halve , alzo zy in al te geringe getale gefl.gen, en daarom meestal in de Kabinetten der liefhebberen opgefloten worden. Men moest dezelve van ene mindere inwendige waardy en in groter getal doen munten , om ze als een lopend Landgeld onder het Volk te brengen, ten eynde de gedagtenis der genen , ter welkers eere zy geflagen zyn, meer bekend en de indruk tot nayver algemeener worden mogte. Men  C4°i ) Zy. Men moet nooit berouw hebben, dat men zelfs aan heimelyke vyanden en benyders , by alie gelegenheden getragt mogt hebben wel te doen; want ten lesten overwint men hen toch door goed te bewyzen. Een getrouw Dienaar is in het Staatsbeftier hetzelfde , 't geen de draagbalken aan een huis zyn ; zy kunnen en mogen niet lange onderfchraagd biyven , of anders zinkt het gebouw. Julius CcEfar beleed, dat hy liever de eerste in een gering dorp , dan de twede te Rome zoude willen zyn. Dit gaf ene edele trotsheid te kennen. Maar als een Staatsdienaar van een middelmatig Vorst, die zyn Heer op zyn gemak naar zyn hand kan zetten , en hem zonder enige mededingers regeren , bedriegen en beitelen kan, voorwendt, dat hy uit blote genegenheid en verkleefdheid aan zyn dienst, naar geen hoger dienst wil ftaan, nog den zei ven aannemen; zo zou ik my kunnen kruiflgen en zegenen, zo dikwyls ik dien onbefchaamden leugenaar ont. moet.  De ontrouw van anderen te ontdekken * is daarom dikwyls zeer nuttig , omdat het zOmwylé te Weeg brengt, dat hy die eerst flegts in 't geheim en met vreze wat naar zig gehaald heeft, nu onbefchroomden opentlyk mag fteelen. Zyne zaken met alle getronwheid te verrigten - en her vervolg aan God te bevelen, is een troost zo wel voor gekken als wyzen. Waare trouw en ligtvaardigheid zyn nooit by een te vinden , maar trouw en eigenzinnigheid gaan zeer dikwyls zamen. Alle yzer laat zich wel fmelten of fmeden , maar niet altoos tot ftaal maken. De grenzen, alwaar de trouw en eigenzinnigheid aan elkander raken , zyn juist niet net by ieder geval te bepalen. Het is eene hooggaande daad van dwingelandy , het gehoorzamen van een onredelyk gebod te vorderen.  C m ) De OORZAKEN van de dalinge der MACHTEN en STATEN. jut^aar niets óp de bekende waereid beftendig is , volgt daar uit , dat de Ryken en Staten, hoe machtig ook , insgelyks aan de euwige wetten van verandering onderworpen zyn. Wanneer die veranderingen plaats hebben by grote onderwerpen, wanneer Koningryken van den anderen gefcheurd, verzwakt of vernietigd worden ; wanneer byna gehele Natiën verdelgd raken, en dat de gedaante der waereid om zo te fpreken veranderd, als dan noemt men zulks eene omwenteling of revolutie. Alle die revolutien te zamen in hunne aanhang, maken de algemene gefchiedenis uit, welke een Staatsman nooit genoeg kan beftudeeren ; om uit het voorledene ene waarfchynelyke gevolgtrekking voor het toekomende te kunnen halen, en daarna zyne werkingen in te richten. Staatsm.Meng.Dec- (Ee) §. Ih  ( 4°4 ) §. II. Het fchynt evenwel dat alle de omwentelingen en veranderingen die in de waereid voorvallen, medewerkende en ingericht zyn , tot onderfteuning van 't algemeen en onwrikbaar zamenftel. De Revolutien veranderen en Land en Lugtftreken geenfints , veel minder de bewoners dcrzelve. Eene Landftreek waar van de grond vrugtbaar is, on'breekf het nooit aan menfehen om die te bebouwm. De grond word niet geheel en ai vernietigd , en alle bewoonders uitgeroeid , door de omwentelingen welken de Ryken of Staten ondergaan , en waar door zy ten eynde lopen. Men begrype evenwel dat wy hier enig van de Politique revolutien fpreken. $. HL De Gefchiedenisfen leeren ons, dat van het begin der waerèld tot op onze dagen geen Kyk in den zelfden toeftand veelmin Regeringsform gebleven is. De machtigfte Monarchien hebben altoos onder hun eigen gewicht moeten bezwyken. Talryke en oorlogzuchtige Volken hebben hun geboorteland , en de woningen hunner voorvaderen verlaten , ten eynde nieuwe Koningryken te Richten onder ene andere verre afgeleege luchtftreek. Van alle de Ryken waar van de  f 405 ) de kennisfe tot ons gekomen is, kan China 'gezegt worden het beftendigfte te zyn geweest. Nogthans is het zelve door de Tar. taren veroverd, die een gedeelte der wetten en zeeden van het Land aangenomen ' en teffens enigen der hunnen ingevoerd hebben. De defcendenten van den Tartaarfche veroveraar , zitten nog ten huidige dage in China op den throon , maar dat Ryk, bloeid evenwel nog met luister, niet tegenftaande de verwisleling van 22" gedachten, 'die de een na den anderen den Throon beklommen hebben. Deze beftendigheid is ene fcaatkund'ge zeldzaamheid, en zou waarlyk onbegryplyk zyn , indien men niet in aanmerking nam , dat China gelegen is aan de uiterfle Oosthoek der bekende waereid , en zulks veel heeft moeten toebrengen om dat Land fterk en geducht te maken; en voorts, dat het van tyd tot tyd door wysgeeren is geregeerd geworden , d S. xi. ' Een Staat kan zich ook verzwakken, door d' al te groote indolentie der genen die 'er over regeeren , die zich niet weten te bedienen van alle voordelen , hunne rechten te handhaven , of zich door hunne naeburen te doen ontzien. Ook kan een Staat tot verval komen, wanneer d' Overheid te groot* fche , herfenfehimmige , of te gevaarlyke en boven zyne krachten zynde , ondernemingen doec. Indien hy een Koophandel onderneemd die hy niet kan. befchermen j indien hy zich met de wapenen in de hand recht wil verfchaffen van een Mogenthcid , die hem kan verpletten ; indien hy buitengewone voorrechten en eerbewyzingen vorderd ; indien hy te wyd uitgeftrekte ontwerpen van conquesten fmeedt ; indien'hy werken onderneemt gelyk de Romeinen , of Gebouwen laat zetten , die der oude Grieken evenarende ; indien hy een Leeger, eene Marine , eene Hofhouding of foortgelyke andere dingen wil hebben , waar toe of het land niet gefehikt of niet ryk genoeg is ; wel verre van den Staat te verryken , helpt hy die aan het quynen. De ontwerpen van Karei XII. waaren te groot voor een Koning van Zweeden , en dat Ryk was op d' oever van deszelfs ondergang ; toen zyn dood 'er d'uitvoering van belette. S- XII.  C.4H > §. XII. De Staat kan ook te gronde gaan, door de verdeeling welke een Vorst van zyn Kyk maakt. De Monarchie welke Philippus koning van Macedonië gedicht hadt , en die zyn Zoon byna oves de geheele waereid uitbrydde , verfmolt' onder de handen zyner opvolgers, die dezelve onderling Hoopten. De verdeling die Theodofius maakte van het Roomfche Ryk , tusfchen zyne Zonen Arcadius en Honorius , was de ware oorzaak van deszelfs dalinge. Het aanzienlyk westersch Kyzerryk , 't welk Karei de Groote met zo veel moeite herfteld hadt, liep ook ten einde ; enig om dat hy het tusfchen zyne kinderen verdeeld hadt. Saxe , de grootfte en rykfte Provintie van geheel Duitfchland , verloor al zyn macht en Confistentie, door de gedurige deehngen en onderdeelingen, tusfchen de takken van het regeerend huis. De verdeling van Staten is even zo onreedelyk als dwaas. Wanneer men maar naegaat d'oorfpronk der Volken en Civile regeeringen , ziet men ; dat de menfehen zich tot een lighaam en famenleving verenigd hebben, ten einde te fterker en gedugter te zyn, en om geene andere reeden toegeftemd hebben , dat hunne overheden over hen zouden regeeren , als om door hunne vereniging zq veel te gelukkiger te zyn , en zich on§  (4-5) onder een gemeen hoofd , te beeter tegen alle d'ondernemingen hunn r vyanden te kunnen verzetten. Maar dat hoofd heeft geen recht hne genaamd , om een Land en een Volk te verdeelen , waar van de Voorzienigheid hem de regeering heeft toebetrouwd, onder de ltilzwygende dog niet te min expresfe voorwaarde , van hetzelve zo veel immers doenlyk verenigd te houden. God had zelfs de twaalf Hammen Israëls verenigd , en toen dat Volk zich verdeelde , kwamen 'er twee verfchillende Koningryken uit te voorfchyn ; dog de Joodfche natie wierd 'er door verzwakt , en die verdeeling was d'oorzaak van derzelver ondergang. Al de hulde die d'onderdanen aan hunne Overheid doen , gefchied enig onder voorwaarde , dat hy den band die hen verenigd en tot éen lighaarn maakt , niet zal verbreeken. Elke verdeeling dierhalve welke een Vorst van zyne ftaten maakt , is eene klaarblykelyke onregtvaardigheid ; welke hy jegens zyne [onderdanen begaat. Onder die regel moet men zelfs begrypen de Provintien, welken hy door de wapenen veroverd heeft ; want die conquesten zyn gemaakt , door de verenigde macht van den erfelyken ftaat, door het geld en het bloed zyner onderdanen, en kunnen 'er niet wederom afgefcheurd wor*  C 416 > worden door de enkele grilligheid van een Prins , die om zyne kinderen neder te zetten, 'er verfcheide Souvereiniteiten van zou willen maken. Eindelyk , de Natuur-Wet , het Recht der Volken en de fondamenteele Conftitutien van de meeste Landen , verzetten zich tegen foortgelyke verdelingen. Een zo weezentlyk gedeelte van het geluk der volken , kan onmooglyk afhangen van de enkele wil der Overheid , en ene Provintie , eenmaal •in 't lighaam van den Staat ingelyfd zynde , kan van hetzelve niet meer afgefcheiden worden , als door overmacht , waar voor alle ftaatkunde en billykheid moeten fwygen. §. XIII. Het is bekend dat de macht van een Staat is reël of relatief , of wel gevestigd op de plaatfelyke legging , of oV opinie of accesfoire redenen. De voornaamfte medewerkende oorzaken aangevoerd hebbende , waar door de twee eerftgemelden aan het dalen kunnen komen , gaan wy nu over tot het onderzoek , hoe de drie laatftgemelde kunnen verzwakken , door vremde of uitwendige oorzaken. Wanneer de Natuur de bolwerken van een ' Land wegneemt , als by voorbeeld , dat de  de Zeen of Rivieren onbruikbaar worden door zware zandbanken ; wanneer de Landen overftroomd raken , of dergelyke ; in een woord , wanneer 'er aan het territoir zelve merklyke veranderingen voorvallen , dan is het zeeker , dat een Land veel verlies van deszelfs primitive fituatie , en dat de macht van den Staat door foortgelyke toeVallen in gevaar raakt. Een wys Vorst of Overheid , zoekt dit zo veel doenlyk voor te komen ; Dog altoos is zulks niet mooglyk , en daarom is het gelukkig, dat die toevallen zeldzaam zyn.' en men ziet vry wat meer, dat de plaatzelyke of locale macht afneemt, of door d'aanwas van den Koophandel der naeburen , of door de pogingen welken zy doen , 't zy om die plaatüng nutteloos te maken door de kunst aan de natuur te fubftitueren ; 't zy door zich in ftaat te ftellen van een Land re kunnen ontbeeren , 't welk zy zo begunftigd hadden. De regeering van een Staat, machtig door zyne legging , diend dierhalve geene middelen te verzuimen , ten einde dit voordeel in alle zyne uitgeftrektheid te behouden , en in geval van noodzaaklykheid , de genen te kunnen afkeeren met de wapenen , die hem daar van zouden willen beroven. Het  liet is op die gronden , dat alle de pogingen van Engeland berusten , om zich het gebied over de Zee te behouden; door onnoemiyke lommen aan zyne Marine en Zeehavenen te belteden. $. XIV. De macht die op opinie of verbeelding berust , verminderd naniate dat die verbeelding afneemt , en het moet dierhalve niet vremd voorkomen , dat zy die aan 't ho:fd van zo een Staat zyn , dit denkbeeld trachten te doen duren- Ste'len wy voor een ogenblik , dat de Chriftelyke Godsdienst zyn gezach verloor , of een einde kwam te nemen , gelyk zo veele andere Godsdienften wedervaren is ; of dat de Roomfche Kerk ophield zo zegepralend te zyn , als zy zederd duizend jaren geweest is , en dat het Proteftantismus algemeen wierdt; dan is het zeker , dat de macht van den Paus en de gehele hiërarchie der Roomfche Kerk , in duigen zou vallen. Is het dan te verwonderen , dat men zich te Rome fteeds moeiten geeft , om, 't zy door overreding , 't zy door geweld , de Roomfche Godsdienst in al haar kracht te handhaven , en om de geenen te verpletten , die het hoofd tegen dezelve zouden willen opfteken ? Indien alle de Mogentheden in het denkbeeld  (419 3 beeld kónden komen , dat de Malthezer ör." der hen eene nutteloze verwering en bolwerk tegen de Turken en de Africaanfche Zeefchuimers was , en zy daarom die ridderorder aan al den haat der Porte overlieten , zou dezelve wel haast vernietigd zyn. Ondertusfehen hebben zy allen , inzonderheid de handefdryvende Natiën , 'er het grootst belang by , dat die Riddersifin Rand biyven ; alzo zy gedurig de Zee fchoon houden , en tegen d'ondernemingen der ongelovigen beveiligen. §.■ XVi Eindelyk , de accesfoire macht word verloren , wanneer de afgeleegen Provintien die dezelve te weeg bragten , door geweld ontnomen worden , en in andere handen overgaan ; of wel , dat derzelver behoud aan den Staat meer tot last dan tot voordeel word. Indien Portugal Brazillen en zyne bezittingen in Azie kwam te verliezen ; indien de Eilanden die de Republieq van Venetië toebehoren, aan haar ontnomen wierden, zou. den die Mogentheden zich niet weinig verzwakt vinden ; en daarom moeten zy alle pogingen doen , om die bezittingen te behouden , om dat derzelver gemis nunne onmiddelyke val zoude te weeg brengen. StaaTsm. Meng. (Ff) Daae  C 420 ) Daar zyn ook Provintien , welker behoud 20 lastig en kostbaar word , dat de Staat 'er door verzwakt. Dus was Corlica voor de Genuezen , en is het nu voor Vrankryk. In diergelyk geval , moet de overheid de redenen naafpeuren waarom dat behoud lastig wordt ; niet haliiarrig op d'oude ftelregelen biyven ftaan , maar liever alles weggeven , ten einde de rust te herftel'en , en in een nuttig bezit te kunnen biyven. 5- XVI. Zie daar in 't algemeen d'uitwendige oorzaken van 't verval der Staaten. Zien wy nu , welke 'er d'inwendige van zyn kunnen. De eerfte is ongetwyffeld eene vitieufe Conftitutie van den Staat zelve. Eene gedrogtelyke Regeeringsform , die alle de benodigde eigenfchappen ener geregelde regeering niet hseft , kan noodwendig niet beftaan. Soortgelyke Staten , even gelyk gebouwen die onregelmatig en te ligt getimmerd worden , bezwyken onder hun eigen gewicht. De oude Grieken , die altyd in 't wild fchermden , om de beste gemeenebest- regeering te vinden , vervielen in kwade handen , en hunne wetgeveren zo wel aan theorie als ondervinding gebrek hebbende , maakten 'er wangedrogten van ; waarom die ook nooit lang in ftand bleeven .* niet te-  C 42 r ) tegengaande derzelver Borgers de grootfte heldendaden bedreven , tegen den vyand van buiten. § XVII. Maar den Staat die het regulierdfte geconflitueerd is , kan evenwel naar zyn val hellen , wanneer die door een verftandeloos Vorst'geregeerd wordt. De gedurige misdagen , welke een .buitenfporig Vorst begaat, veroorzaken de daling van den Staat , eer (Ff 4) zvwfc  C 427 ) 1 xwakfte zyn , gelyk by voorbeeld Spanjen en Portugal. §. xxir. Tn landen, alwaar de natuurlyke vryheid der menfehen , onder een despotisch juk verdrukt word , kan den Staat niet zeer machtig zyn. Daar is geen minuut van 't leven , waar in de Despoot niet gevaar loopt, op zyn throon te zullen omkomen; en het kost duizendmaal meer moeite , zich door een willekeurig gezag te doen gehoorzamen , als door de kragt der wetten. De maatregelen die zo een Despoot gedurig moet nemen , om het Volk in gehoorzaamheid te houden , en om de oproeren voor te komen , verflinden de heifc van de natuurlyke krachten van den Staat j en iederp revolutie die den Monarch van dan Throon fchopt , fchud het lichaam van den Staat tot in deszelfs diepfte fundamenten. Daar van daan de onbegrypelyke zwakheid van het Turkfche Ryk» §. xxin. : Al te grote Vryheid , kan evenwel ook de oorzaak van verval worden. Alles is verloren , als de vrybdd in buitenfporigheid veranderd. Dat is het gevaarlykfte uiterfte waar in eene Natie kan vervallen. De gro. te  C4*S ) te zwakheid der Republieq van Polen , is grotendeels daar aan toe te fchryven. Een Volk dat al te vry wil zyn , geeft aan deszelfs naburen gelegenheid , om het ketenen te fmeden Om de menfehen ce noopen, tot het algemene welzyn mede te werken , is 'er een breidel nodig die hen gehoorzaam doet zyn. Het vervolg en Slot ^er ntt, (Ff5> MEN-  C 428 ) MENGELGE DAGTEN. j|3c tyd , 6 Jongelingfchap , is 't enigfte daar wy gierig op moeten zyn , omdat wy maar eens leven , en 'er mede uitfcheidende nooit wederkomen. Het Wel opgevoedde menfehen , zullen zich als zodanig ook van anderen onderfcheiden, zelfs in hunne gramfchap. Heftige geesten en kwalyk opgevoedde menfehen , zullen in tegendeel krakeel zoeken , tegen de eerfte die hen maar voorkomt. Een weinig dwaasheid , onder zyne wysheid en goede lesfen te mengen, is een raad die Horatius reeds in zyn beuzeleeuw goed. gevonden heeft ; en die in onze zo hoog verlichte tyden , ook altoos nog goed en dienflig biyven zal: dog daar behoren fchran» dere hoofden en bedreven lieden toe , om die gelukkig en met goed gevolg aan te wenden.  C 429 ) Het zal altoos dwaasheid gerekend worden , aan een Hof rondborftig de waarheid te zeggen ; doch anderen, om zyn eigen of zyns Meesters gelang , agter 't licht te zet. ten , hiet gemeenlyk wysheid, voorzigtigtigheid en dienstvaardigheid. •Het ontbreekt ons aan gedenkfchriften, als die der Franfchen , in welken men de beminnenswaardige kleinigheden van groote Mannen aangetekend vindc , en aan levensbefchryvingen , gelyk die der Engelfchcn ; waarin men de Vortten , als in hunne flaapvertrekken en nagtgewaden befchouwt. Om de eerftcn op te ftellen zyn wy te hoogmoe ■ dig , en om de anderen in te richten , al te befchroomd in 't waarheidfpreken. Het is fmertelyk , dat men dikwils lange jaren zich moede gelezen , geredeneerd, gefchreven , en geraden hebbe , en dan ten langen lesten nog zien en bevinden moet, dat het een vloek zy , die ons, met -:ie.,de ogen blind , en mee open oren, doof iaat biyven. Een  ( 43° 5 Een huichelagtig Prins , is een verborgen kwaad ; maar een ongelovig Vorst is een aanltekende pest. _ Wel te willen , ernflig te willen , zonder uitzondering te willen , aanhoudend en vol* ltandig te willen , zyn zeer onderfcheide dingen. Op welk ene wyze de Vorsten dikwils willen , kan men, (om van het een tot het andere te befluiten) opmaken , uit het gezigt van vencheide Huizen en Slooten in Duitschlandv die pas ter helfte afgetimmerd, zyn bjyyen fteken. _ Daar is nog geen boer zo dwaas geweest, die heeft willen maaijen en oogften, daar hy niet eerst gezaaid had ; maar de Grote Heeren verlangen dit bykans alle dagen te doen. Wanneer men alle de te leur gefielde of kwalyk uitgevallen voorfjagen , in Godsdienfiige , Politieke en burgerlyke zaken, eens by den anderen konde optellen ; wat ene onbegrypeiyke menigte van ydele menlche- ' Iyke  ( 431 ) lyke werfchen , en vrugteloofe verlangens , zou men dan al niet by den anderen zien. Men denkt en wenscht dikwerf, dat dees of geene fnode Minister van kant ware; doch vervolgens ziet men wel dra, dat de Heer zelfs niet veel beter is , ja fomwyla nog erger. Menig Heer gaat ook fomwyle voor hard, listig of nalatig door, en na zyn dood hoopt men dat het beter zal gaan; maar zyne nakomelingen maken het niet beter , want de misflagen leggen in de Regeringsforra en in de inrigtingen van het be* ftier zelve. De inftellingcn der Jeluiten, en die van de Posteryen , zyn mooglyk de twee wonderlykfte voortbrengfelen van 't menfchelyk verftand, die 'er ooit geweest zyn. Menige goede inzigten , kan men beter al kruipende bereiken , dan al loopende vervullen , en zyn beter Ril af te wagten , dan met geweld te dwingen. Het is daarom eene grote gaave , als men onder zulke omftandigheden, zyn iever en driften matigen kan. Waar5  Waarom lopen de beste en roemrykfte voorflagen van groote Heeren 9 dikwerf het allereerst op een ftortz'ng uit ? Omdat veelen , met meerder moeite en kunftenary, en met beter verenigde krachten , dan die van de andere party, hier tegen aan werken], en dezelven dwarsbomen. Welk ene vernedering is het wel, de heilzaamfte aanflagen en voordellen , die ten befte des Lands ui;gedagt zyn , voor zyne ogen te zien verydelen door hen , die 'er bet meefte nut en voordeel van zouden kunnen trekken. Het is juist geen gevolg , dat een Heer 2yn Land met voordagt zoude willen benadelen , als hy voorftellen doet, die in het vervolg nooit ter uitvoer gebragt worden. Op het ogenblik dat hy ze bedagt, voorftelde of ondertekende , bedoelde hy wezentlyk derzelver mogelykheid en nut. Daar behoord altyd zeer veel moeite, en zelfs enig geweld toe, om fchandelyke en den  f 433 ) den welftand van het Land benadelende voor* oordelen , uit te roeien. De bioote voorbeelden werken veeltyds al te langfaam. De gevestigde Vooroordelen van een denkend leven , zyn zo bezwaarlyk te veranderen , als de gevestigde gewoonten van een ongevoelig leven ; en- gelyk fommigen den Ouderdom met beufelingen moeten ver-quisten , omdat zy hunne, jeugd dus ver-t quist hebben ; zo moeten anderen in een doolhof van dwalingen biyven zwerven, omdat zy in hetzelve te lange omgewandeld hebben , om een open te vinden. De vooroordelen zyn nodig. 1) By kinderen omtrent hunne Ouderen l om te vertrouwen dat het uit liefde- ten hunne beste, en met reden en goed verftand gefchiede , al wat hun geraden en bevoler* word te doen. 2) By Pupillen of Leerlingen jegens hun,i ne Meesters en Voogden. Het fchynt zeldzaam en zich zeiven tegenfprekende , dac hy die een toorn bouwen wil , eerst in de diepte doet graven ,• doch de bouwmeester kan  ( 434 ) kan van de gravers in dit geval, ene blinde gehoorzaamheid vorderen. 3) By een Heer omtrent zynen Mini (ter, om te geloven , dat hy hem met alle trouw redelykheid en goed inzigt, raden en dienen zal. v Men heeft al te willige Vernuften, zowel als te willige gronden , die met zand moeten doormengd worden. Het verftand heeft ook zyn mode , even ^ a|s het Hof en 't Ceremonieel dat men aldaar waarneemt. Hoe veelen leven in de waereid , van enkel geborgde of geleende goederen , gelyk veele anderen alleen van de aalrnoesfen ? liven zo denken veelen ook. Zy hebben het flegts van anderen geleerd of gekregen , en bezitten niets in eigendom. u  ( 43S' ) VERVOLG en SLOT ^STanneer eene Natie den Koophandel en Landbouw , midsgaders de nuttige atnbagten verwaarloosd , en zulks enig om zich al te driftig aan de vrye konften over te geeven , kan het niet anders zyn of zy moi*& zwak worden , en de Staat aan het quynen raeken. De Portugeezen by voorbeeld , kómen daaglyks uit hunne gebergten naar de Steden, om aldaar enige vrugten te verkopen , welken de grond 'er byna van zelfs zonder enige bebouwing voortbrengt , dog zy dragen teffens onder een kort fpaanfch manteltie een Cyther of Lier , waarop zy niet onbevallig fpeelen , terwyl zy geboren poëten zynde 'er enige deunties van hun eigen maakfel by zingen. Dit is al , wat 'een groot gedeelte der Natie doet, terwyl een ander gedeelte het leven verfïyt , met in de Kerken voor dezen of genen Heiligen op de kni- Staatsm Meng. Dec. (Gg) es' Van de oorzaeken der dalinge van dh Machten en Staaten. §• xxiv.  (43e den Staat jaarlyks voor de geleende Capitalcn moet betalen, zal het weldra aan het daalen geraken. §. XXXIV. In de Monarchien kunnen de gedurige difputen tusfchen de Ministers , Generaals en andere voorname Amptenaren ; in de republiken , de verdeeldheden tusfchen den Senaat en 't Volk, tusfchen de Magiflraatsperfonen en de Hoofden der Regeering, gemaklyk den Staat tot deszelfs ondergang brengen. Men moge zich de beste regeeringsform en de wyste Staatkunde vcorftellen , de beftierhjg van de onderfcheiden takken der regeenng , zal altoos ook aan verfcheA de Departementen of Perfonen moeten overgelaten worden, dat is , aan menfehen dia hunne driften en neigingen hebben. Indien die driften nu .te verre gaan , hen verblinden en de zaken op verfchillénde wyze doen befchouwen; indien zy ondeiling verdeeld zyn , zullen zy malkander gedurig in hunne ' ver-  ( 446 ) vèrxigtingen in den weg zyn, en den Staat zal in een foort van Anarchie vervallen. In de Republieken zyn die verd* eldheden des te gevaarlyker, omdat 'er zo een groot gezag niet is, als in een Monarchie, om elk tot zyn plicht en tot eendragt te noopen. De Gemeenebesten zyn ook altoos meer aan die verdeeldheden onderwerpen, ais een foort van erfdeel hunner regeeringsfbrrn zynde. Een beroemd Staatkundig Schryver, zegt daarom niet zonder reeden : „ zo menig„ maa, als men elk een gerust en in flilte „ zal zien in een Gemeenebest, kan men „ veilig verzekerd zyn, dat 'er de Vryheid „ nog niet is. 't Geen men vereniging of een„ dragt in een Politiek Lighaam noemt, is „ eene vry dubbelzinnige zaak. Daar kan „ eendragt zyn in een Staat, waarin men „ zich verbeeld , niets dan verwarring te „ zien, dat is, eene harmonie, waaruit des„ zelfs geluk ontftaat, namentiyk de rust en „ vrede. Het is daar mede geleegen even „ geiyk met de gedeeltens van het heelal , „ die door werking en medewerking eeuwig „ aan den anderen verknegt zyn. Maar on„ der eene despotifche regeering , hoe zeer „ 'er alles in eendragt fchynt te wezen, is „ altoos wezentiyke tweedragt en verdeeld;, heid te vinden. De Landman en den „ Krygsman, de Magiflraatsperfonen en den „ Edelman, zyn 'er om geen andere reden , ver-  v 447 ) „ eem'gd, als omdat de eene de andere zon„ der wcerftand onderdrukt; en wanneer men ,, zich al verbeeld rust en eendragt te zien, „ zo zyn het niet verenigde burgers, maar dode lighamen die naast den anderen be„ graven liggen. Wanneer nu die verdeeldheden tot eene opentlyke breuk uitbarften, of in burger oorlogen veranderen, is den Staat op den oever van zyn ondergang, en de Souvereine macht kan niet fpoedig genoeg werkende zyn, om door gepaste middelen het kwaad in zyn oorfpronk te fluiten. §. XXXV'. Wanneer een Gemeenebest de fundamenteele grondwetten aanroerd, die de conftitutie van deszelfs regeeringsform regelen, loopt den Staat het grootfte gevaar , van tot zyn val te zullen komen. Het is zeeker, andere tyden vorderen ook andere fchikkingen, en de wetten moeten zich regelen naar de veranderingen, die in de zaken dezer waereid voorvallen ; maar de Conftitutie van den Staat moet nooit veranderen, en de wetten die daar toe betrekking hebben, zo vee! doenlyk beftendig onveranderlyk in kragt biyven. Iedere politieke fchikking is met zekere zwarigheden verzeld , en het is voorzigtiger 'er eenigen te beproeven die uit het reeds geëta- blis-  ( 448 ) blisfeerde Syfthema voortkomen, dan een 5yilhema te veranderen, waar by den Staat tot heden in ftand gebleeven is. §. XXXVI. Onder duizende indirecte oorzaken, welken den val en omwenteling van den Staat kunnen veroorzaken, kan men nog optellen het ter dood brengen van Koningen, Souvereinen , Prinfen of de Hoofden van Gemeenebesten. De moord van een klein kind, uit de iaagfte foort van menfehen geboren , is een misdaad in de oogen Gods, en werd by alle befchaafde Natiën als zodanig geftraft. Wat zal het dan zyn, wanneer het ftaal of het vergif gebruikt word, om iemand van kant te helpen, die aan de beftiering der zaken is? Maar de overmaat van verfoeijing is, wanneer ene verraderiyke hand den Throon met bloed beplengd. De heilige Schrift en het ligt der reden ftemmen overeen , om ons het afgrysfelyke van zodanig een daad voor oogen te ftellen. De eerfte leerd ons , dat het den Christen voegd onderdanig te zyn aan hen , welken God op de waereid over de volken gefteld heeft. De tweede leerd ons , dat niemand den moeijelyken taak van regeeren op zich zal nemen, indien hy voor zyn leven niet veilig is. §. XXXVII.  C 449 ) $. XXXVIt Maar , indien een vollrekt tyran • een Nero een Bifilowitz , by ongeluk op den throon geplaatst was , en dat zyne woede de ware Godsdienst wilde aantasten , of de conltkutie van den Staat om verre goien, om een verregaand despotismus in te voeren wreedheden te kunnen begaan, en zich in 't bloed zyner onderdanen te kunnen baaden- indien in zo een geval, de hoofden des Volks, d aanzienljkfte Amptenaeren en de naebeftaan' de van den Vorst, ter behoud van den Saat, met den anderen overeenkwamen , de regering aan zo een minister t*ontnemen, hem af te zetten en op te fluiten , en mooglvk niet anders kunnende doen , hem van*kanc te helpen , om het leven van zo veele onfchuldige onderdanen te behouden : dan zou eigentlyk zo een daat ftrikt genomen niefc onder c geen men Koningsmoord 3 noemt moeten begrepen worden. 3 Maar het is zeldzaam , zo een tyran o» den throon te zien , en de gefchiedenisfen leveren ons er maar zeer weinige voorbeelden van op. Zyn dwingelandy moest daar en boven zo duidlyk bewezen, zo onwederfpreeklyk bekend zyn , dat het haast onmooglyk is het geval te voorzien , veel mm te bepalen , waar in zodanige fameniweenng gewettigd zou kunnen worden. Dus  ( 45° ) §. XXXVIII. Dusdanig zyn in 't algemeen de hoofdoorzaken, waar door een Staat of Volk tot zynen val kan komen Daar zouden er nog anderen kunnen bygevoegd worden , maar die zyn niet direct, werkende , en derzelver optellinge zoude ons buiten het kort bellek brengen , dat wy ons voorgenomen hadden Wy zullen des ten befluite alleen hier by voegen enige kenfchetfen , waar uit men kan opmaeken, of een Staat voorwaards dan agterwaards gaat. Het af of toenemen der publicque inkomllen , is een zekere thermometer , waar aan men den voorfpoed van een Land kan afmeten ; mids die inkomften in vredestyd op de gewone wyze , zonder vexatien of nieuwe belastingen, veel min door geforceerde operatien geheven worden. De vermeerdering van het getal der inwoonders , waar omtrent men zeekere vaste bereekeningen kan maken ; hét toenemen van pracht, de vermeerdering van den Koophandel , ligtelyk op de Comtoiren der in en uitgaande regten t'ontdekken ; het goed debiet en 't wel flagen der manufacturen ; d'aanbouw van huizen in de Steden en op het platte Land ; de vrolykheid en vergenoegdheid van het Volk ; de goede Staat van het Leger en de Vloot, de middel-  C 45* ) delmafige en "geëvenredigde prys der levensmiddelen , zyn even zo veele zigtbare blyten , dat de Staat voorfpoed geniet, D'invloed die d'Overheid verkrygt , op d'algemci ne zaken van Europa ; de begeerte van ancere Mogentheden om met hem in alliantien te treden i de voordelige verbt nden die hy weet te maken , d'agting die men voor zyn vlag betoond ; de eerbewyzi|gcn welke andere Mogentheden hem aandoen ; dc voldoeningen welken men hem op zyne billyke kiagten geeft, zyn insgeJyks maatftolken , waar mede men de ryzing of daling van een Land kan afmeeten. Een goed Staatsman, rnoet beftendig zyn oog op alle die zaken vestigen , zo ten opzigte van 't Land dat by diend , als van andere Lalden. Even als een tweede Argus , moet hy nooit fiapen als met een oog vopen. Volgt hy dezen leus , en die welke ene gezonde ftaatkunde hem voorfchryven f kan hy zyn Vorst en Land van dienst zyn. Dat hy evenwel zig niet verbeelde , dan nooit bedillers tè zullen hebben. De beste Staatsminister is daar aan doorgaans het meeste biootgefteld , om dat zyne kunde hem altoos benyders berokkend. Zo tang ook de waereid zal ftaan , zullen er ook altoos lieden gevonden , worden die de goede Staatsdienaeren even als de goede boeken opzettlyk en veeltyds fonder kennisf Van zaken \ zullen Gritizeeren Staatsm. Meng, Dec. (Hh)  C 452 ) D E VOLKRYKHEID VAN EUROPA. J[jjuropa word gefchat bevolkt te zyn roet honderd en dertig milioenen zielen, en wei in dezer voege. Geheel Duitsch'and. . . 24,000,006 Boheeme . . 1,972,154 Needer Oostenryk . 1,700,000 Opper-Oostenryk . 500,000 Stirie . . . 700,000 Carinthie . . 300,000 Carniole . . 500,000 Tyrol . . <5oo..coo Moravie . . 00,000 Silefie Oostr. . 200 000 Silefie Pruis. . 1,300,000 Wurtenberg . . 500,600 Oldenburg en Delmen- horst . . 700,000 Mark Brandenburg 659.526" Nieuwe Mark . 227,850 Pommeren . . 362,576 Lunenburg . . 36,000 Ha-  C 453 > Hanoyer ■ • t -750,000 Halberfladt * • 200,000. Do Staten van 'den Koning van Pruisien. . . 5,000,000» Pruisfen -. 4 ^ 600,000 Hert. Magdtbitrg * 330,003 Zwitzerland > . . 23ooo,ooo.' Canton Bern . 400.000 Grifons . . no.oco Appenzel . . 50,000 Glaris . . 16,000 Zurich * i 200,000 Engeland .... 5,000.000." Schotland .... 1,000,000. Ierland .... 1,034,10a. Denemarken, Noorwegen, Holftein, Sleeswyk en Ysland, te famen .... 2.017,058. Spanjen . . . ♦ 7,500,000. Vrankryk . . . 173000,000. d'Etzas - , 55?5ooo Finland . . . 1,000,000. Hongaryen Oostr. ,v . 1,000,000. ( Hh 2 ) ; Ban.  ( 454 ) Sarmaat van Terneswar. . . 400,003 Hongaryen Turksch. . 2,000,000. Italië . . . 10,000,000. Eiland Maltha . 60,000 Hertogdom Mantua 169,000 Corfica . . 220,000 Kerklyke Staat . 1,500,000 Venetië . . 1,800,000 Sardinië . . " 2,000,000 Sicilië . . 15123,163 Napels . . 1,500.000 Toscane . . 945>o53 Portugal . . • 1,742,230 Polen en Lithouwen. . . 7,000,000 Gallicie enLodomirié 2,500,000 Lyflarid o • . 622,3fo De Nederlanden. . . 5,000,000 De zeven Provintien. 3 000,000 Holland . . 1,350,000 Zweeden . . . 2,283,113 Turkyen (Europiscb) en de Krim . . . 8,000,000 Rusland . . . 20,000,000 l Ver.  ( 455 ) Veronderfteld, dat dit getal der bewoners van ons waerelddeel na genoeg wel opgegeven cn berekend word, dan ons Europa volgens de algemeenc becyfering 171, 834 quaaraatfnyleri groot zynde , en de wyduitgefirektheid van de meeste Landen insgelyks in qaadraa^myien uitgeiekend zynde, zal men bevinden dat het getal inwoonders op ieder* quadraatmyl na genoeg aidus is. De Oostenr. Nederlanden op iedere quadraatmyl . . . 3,846 Inwoonders, De zeven verenigde Provintien . . 3,200 Rep. van Venetië . 3,880 Hertogdom Wurtenberg 2,500 Silefie . . . 2,300 Eohemen • . . 2.191 Duitschland alles tefamen 2,158 Toscanen . . . 2,148 Sicilië . - . . 1,949 Zw'itzerland . . 1,834 Kerklyken Staat . 1,874 Italië . , . 1,778 De Staten van den Kon. van Pruisien . . 1,701 Vrankryk . . 1,700 De Staten van den Kon. van Sardinië . 19634. Engeland . . *»3y9 Hanover . . ' . 1,071 Napels . . . 1,191 ( Hh 3 ) 4sn  ( 456 ) den Elzas t . 970 Portugal . . 929 Denemarken . . 9*4 Canton Bern . . 888 Spanjen . . . 882 Polen en Litthouwen . 821 Europ. Turkyen en Krim 758 Ierland . . 599 Schotland . . $f6 Corfica . . 521 Turksch Hongaryen . 337 Oostenr. Hongaryen . 270 Z weeden . . . 177 Finland . . 166 Noorwegen , • 139 Rusland . . 66 Ysland . . 9 Indien men voorders volgends de lysten der Troupen, zo veel die bekend zyn, nagaat, dat de beftendige krygsmacht der Mogentheden, welke zy thans, volgens ene middelbare bereekening op de been houden, aldus is. De Porte . . 300,000 Man. Rusland . • , • 250,000 De Koning van Napels . 30;ooo De Koning van Sardinië . 15,000 Venetië . . . 40,000 De overige Staten van Italië . 25.000 Spanjen . . 70,000 Per-  C 45? ) Portugal. . . . . 24,000 Man.' Vrankryk zonder zyne Landmilitie 220,000 De Republieq der zeven Provintien. . . . . 36,000 Engeland. . . . 56,000 Denemarken. . . . 60,000 Zweden. . . . 50,000 Polen. .... 44,000 Oostenryk. . . . 200,000 De Koning van Pruisfen. . 200,000 De overige Duitfche Vorsten te zamen. . . 150,000 Zo fclykt, dat onder 130 millioenen men* fchen 'er beftendig 1,750,000 in dienst zyn, gereed om andere hunne medemenfchen op 't eerfte bevel om 't leven* te brengen , zonder nog te rekertén de Landmilitien , en de geenen die op Vloten en Schepen van verlcheide Mogentheden gebruikt worden , welken zo Matrolen als Soldaten circa een getal van 100,000 uitmaken. 1 (Hh 4) MEN-  C 458 ) MENGELGEDAGTEN. Een wys Vorst weet veel te voorzien en zich van de gelegenheden ruttig ce bedienen ; omgekeerd , een Vorst van gering oordeel, komt in alles te laat , aangezien hem anderen telkens voorkomen. Eene wel geftoffeerde boekenkast , is veeltyds niet anders dan een fraai uithangbord voor een flegte Herberg , en de menigte boeken ftrekken niec zelden tot bewys, van d'onkunde der geenen die ze bezit. De rreeste voor en tegenfpeeden van dit leven , hebben geen andere wezentlykheid, dan die wy 'er zelfs aan geven. Alles beftaat meest in inbeelding. Den Oorlcg gelykt naar een School, waar van Mars de Meester is , de Soldaten zyn de discipelen , en de wapenen de Schryfpenncn , die in bloed gedoopt hen dienen, jm op het vel van hunne imedemenfehen de wree-  C 459 ) wreede ftelregelen te fchryven , die zy van hunnen Meeseer geleerd hebben. De Soldaat verkort j zyn leeven door gedurige ongemakken ; de Hoveling door beftendig de trappen van het Hof op en neder te huppelen; de Geleerde, door fteeds nog meer ce willen weeten. Ik weet niet of zeeker Schryver zich bedriegd ; die beweerd , dat Salomon om geen andere reeden zo een groot Serrail had, dan om te beproeven , of hy gelukkig genoe°zyn zou , om eene goede vrouw te vindent Wat moeiten zou men zich niet befparen , en wat rust zou men niet kunnen genieten, indien men zich tot zyn eigen zaken bepaal de , en zich niet verder met die van anderen bemoeide , dan de menfchl'evendheid en 't Christelyk mededogen vorderen. D'armen die geld leend , om zich van levensbehoeften te voorzien, word veeltyds (Hh s) voor -  ( <6*o ) voor een bedrieger gehouden; maar daar werd niets gezegt van de vermogenden , die hun» ne fchulden niet betalen , fchoon zy 'er toe in ftaat; zyn. De Men beklaagd een man die 't ongeluk gehad heeft, van eene flegte Vrouwe te trouwen ; maar die zich voor de tweede reite aan cat gevaar bloot field , verdiend geen medelydan , want hy heeft niet anders dan 't geen hy vediend , zo de tweede Vrouw even eens is als d'eerfte. Een ct.i'yk man veroordeeld dikwyls aan zyn eigen , 't geen de waereid jin hem goed vind, en al de lof die men hem geeft, kan in hem 't berouw niet wegnemen van dat geene gedaan te bebben , waar over mea hem pryst. Het is niet altoos de wygering die beledigd , of de bewilliging die verpligt. 'Er is een zekere kunst om zig in beiden te gedragen maar zeer weinigen bezitten die.  Ds Vorften hebben driederly foort van vertrouwelingen nodig ï fomrnigen voor-de Publieke zaaken ,, anderen voor hunne huishoudelyke^zaken , en anderen eyndelyk voor hunne geneime vermaken. Het is een moeilyk problema om op te losfen , of de wetemchappen nuttig of naedelig voor den Staat zyn tiet gebruik altiiaas dat men 'er van maakt , leverd niets beflisfend op. Dat een eerlyk man die anderen al het goed gedaan heeft''t welk hy kon , in tegenfpoed kome , hoe veelen zullen 'er niet wezen , die fchoon van zyne weldaaden overladen , echter niet zuilen naclaten te denken , dat zy 'redenen hebben , om hem dankbaar te zyn , en op hun beurt wel te doen. Een man die zich haast al te zeggen wat hem in dr gedag^en komt , moet noodwendig veele gekheden ten borde bren^sri ;' oog  C ) dog hv die eerst denkt en dan fpreekt , zal zich zeer zelden vcrgrypen. Hy die zich zelve genoeg meester is, om al het kwaad niet te wiilen doen , dat hy zou- De Vorften dienden wel een weinig gena* diger te zyn tegen valfche Munters , wyl zy zeifs zo veele lieden voor wezentlyke dienften met foortgelyke munt, dat is fraei dog niets in geld opbrengende tytels belonen. De kinderen zeggen wat zy doen, de oude lieden wat zy gedaan hebben , maar de gekken wat zy nog doen zullen , en daar van komt doorgaans het minfte. Do voornaamfte bemoeijing van een Vorst diende te zyn , do ware veidienftén t'ontdekken , en die op den troon van eer te ftellen 5 dog hoe zelden ziet men zulks , en hoe menigwerf worden lieden van geene verdienden en waar op veel te zeggen valt , boven brave mannen bevordert T  C 463 ) zou kunnen doen , verdiend waarlyk dat men hem de macht geeft , om veel goed te kunnen uitvoeren. Een Wanneer een Hoveling die zyne oogmerken niet heeft kunnen bereiken, zich onverfchiliig over zyn fortuin betoond , kan men zich vryelyk den Vos van Efopus verbeelden die de druiven als te zuur zynde niet iujte om dat hy 'er niet by kon. Een Vorst moet zich maar weinige ver. maken veroorloven , want iangfamerband gewend hy 'er zich zo zeer aan, dat het hem lastig begint te vallen , zich met ernftige bemoeijingen te moeten bezig houden, waar door hy de zaken op anderen latende aankomen , dezelve niet zelden in den war geraken. Hy die verzuimd goed te doen, wanneer de ge egenheid zich 'er toe opdoet, is even laakbaar dan de geenen , die by alle gelegenheden kwaad doep. , b fe '  ( 4^4 ) Het Een Vorst die waarlyk een verheven ziel heeft , en den throon waardig weke hy bekleed , zal nooic gedogen , dat iemant t'onvreden van hem rfgdgt. Verftandig was het antwoord , 't welk de Lacedemoniers aan Philippus Koning van "Macedonië gaven , toen hy hun'met veel hoogmoed door zyne Afgezanten liet vragen , of zy hem tot vriend dan tot vyand wilden hebben. Geen van beiden , was hun antwoord. Een wet die gemaakt is dog niet onderhouden of ter uitvoer gebragt wordt , heeft zeer veel overeenkomst met het geloof zonder goede werken. Het beste middel om van klap en fchuimlopers ontflaegen te raeken , is, hen geld ter leen te vragen.  ( 465 ) Men kan met te fpaarzaam en te omzktie /yn, m het doen van recommendatien , alzo men dan voor iemand geagt ivord in te ftaan en men zich we! eens bedrogen vind * en Het is eene belachlyke zwakheid, den adeldom te willen kopen. Het is eene hoedanigheid die met verkogt kan worden, en die memand in zyn macht heeft ons te geven • maar wy kunnen die ons zelve bezorgen , door beftendig de deugd aan te kleven. De goede gunst van den Vorft en de kalmte van de Zee hebben dit gemeen, dat dezelve veeltyds niet lang dunren en de voorboden van onftuimigheid zyn. Een vriendelyk gelaat behaagd, dor* ai ttx groote beleefdheid, moet altyd iemS ver SrE' dic ^ ondervinding en- Wanneer een Vorst naar goede raad Msterd  (466 ) en de wetten eerbiedigd, kan men veilig zeggen dat zyne onderdanen gelukkig zyn. Al te veel verdienden te hebben, is veeltyds ten oorzaak dat men zyn fortuin niet kan bevorderen. Alle ongenaden zyn niet altoos ongelukken. Daar zyn er die ruim zo veel luister by zetten als het grootfte fortuin. Elk die den rust moede is , behoefd maai' eene bediening aan een groot hof te zoeken: daar kan hy bezigheid vinden , zonder iets uit te voeren- De Grote Hoven der Vorften, kunnen niet onaartig by de Arke Aoachs vergeleken worden, waar in men alderhande foort van gedierte door den anderen vind.  «Bi REGISTER DSR STÜJCKHN EN VERLIANDELINGEH VAN HET SESDE DEEL VAN HET STAATSMANS MENGELWERK. gaande van January tot December incluis. Ai AaNMKRKINGEN (toeligtende) óver de Vryheid'. Paj;. 323. vervo's 355. Slot. 371. AARiXCWËRK. dor (pronk van hetzelve. 8. AMSTERDAM als 't ineefté belang by öe negotie hebbende , kan dus nooit ;i!s kwalyk geintentioueerd gehouden worden , voor de belangen s van de Repubiie. tot onderftand ingel.it. 40. BURGER. Gevolgen en uitwerkfelsn van de eerbied, .welke• m'eft denzel'ven toedraagt. 84. (ü) . e.  REGISTÊft C. COLLONEL Cde wyze) eene les voor driftige en ieuo» dige Officieren, die zich aan het fpslen overe*. ven. 191. ö D. DE CERN A NT. Proportie rekening, tusfchen de van en uit Holland naar of uit Engeland gebragt wordende goederen 17. DIEN \REN. Plicht derzelven omtrent da Overheid. DO ESBURG, Zonderlinge onderhandelinge der Maeiftraat van Doesburg met zyne Excellentie , nopen» Magrftraats aanftelhnge, in den jare 1625, en gevolgen van dien -,-3. ' 6 DOODSTRAFFEN, Aanmerkingen daar over. 83. E. ENGELAND. Aloude befchryving van deszelfs gedrae en inzlgten_jegens de Republieq, overgenomen uit de Gedenk fc rften van Jonkheer van der Capellen tot den Aardsberge. 26. ^enen F. FABRIEKEN De eerften derzelve in zyde Stoffen ie Vrankryk onder Lode^vyk XL ondeï Hendrik II. FABRIEKEN. Oorzaken enhiftorifche gefchiedenis van de dahnge en verminderingen, der eertyds zo blowende Laken en Serg.es Fabrieken te Leyden. 13. ml del ter herftel. 14. ' a G. GEDAGTEN. CVaderlandfche) i„ digtrym , over de inactiviteit der Zeemacht onzer Republieq. 6 r. GELDT.  REGISTER, »fif GELDT. Dierkundige gedagten over het zelvfe. 105. GEMEENEHEST. Middelen orn de liefde voor *t zei» ve nuttig te maken. 83- GESCHIEDKUNDIGE aanmerkingen 160. GLA?. Eerfte uitvinding daarvan door de Pheniciers. 7. Hoe de Romeinen zich by gebrek van 't zelve behielpen. 8. GRATIANUS zyne denkingsaart. 147. X'vV * K. KOOPMAN (den eerlyken) in digtmaat befchieverv 117- RUS LANDT. Beredeneerde befchryvirjg der toeftmdt jfarj dat Ryk, als mede nauwkeurige berlgten omtrent deszelfs Regeer ings Collegien , Land en Zeemacht, 119 Jaarwedden der Officieren. 120. Krpons in emfton. 123. % KR YGS DAPPERHEID. Betoog, dat dezelve enig en alleen te vinden is. onder het genot der aulde Vryheid, en dat d'.e onder andere min vrye of despotifche regeeringen , of niet waarlyk beftaat of. ten minften enig en alleen het uitwerkfel van dwang «n noodzaaklykheid is. 56. L. LAVAL, Neef van Prins Maurits, word door denzeN ve in 't ongelyk gefteld tegen de Staten. 20. LES (Vadtriyke) van Willem den I. in digtmaat, 197. LIEFDE tot eere. 80. M. MANUFACTUREN. Verhandeling daar over. 1. On» der d'eerfte Oosterfche Volken , en vooral de Joden. 2. Onder de Pheniciers en Grieken, ibid. Ondode eerfte Romeinen. 3. Hoedanig in 't Westen. 4. Over het purper, het geel en vermillioen. 5. WaC by de Babyloniers en Phrygiers. ibid. Staat der Fabrieken onder d'eerfte Romeinfche Keizers. 6- et (I i 2) fe.<|.  470 EEG I S T E' R: feq. De eerfte oprigtinge der Zyde Fabrieken, te Conftancmopolen , Arhene en elders, door Juftinianus, en verplaatfihg derzelre door Rogier, Koning van Sicilisr, Daar Calabrien. 6. MANUFACrüRtiN.Noodzaaklykheid ora dezelve aan - te „moedigen, mids onder zekere bepalingen. 9. Aanmerkingen over de gratificatiën ot privilegiën daaraan gegeven wordende. 10. Voorbeeld in de Amersfoorder geweeze Laken Fabriek. ilid. Verdere aan merkingen dnar over a. MAURITS (Prins) zyne aanmatigingen en heerschzugtig gedrag, uit de Gedenkfchiiften van Jonkheer van Aads'oeggen aangehaald. 51. MEMORIE van de Traétementen , by de Prinsfen van Orangen enz. beginnende met den jare 1586- en eindigende 1650. uitmakende d'aanzienlyke fomnia van . circa twintig millioenen. 93. I&ENGELGEDAGTEN 133." 198. 256. 289. 353. 399. N. NASSAU. Merkwaardige gebeurtenis ter occqfie der begravenis van Graaf Willem, Anno 1621. 19. NEEDERLAND. Digtftuk aan Jt zelve opgedra-en. 31. P. PATRIOT (de eerlyke) een digtftuk. 65. In 't Latyn.' 66. PIET HEYN. Inftruftie aan denzei ven 1629. gegeeven. 25. PLICHTEN welken de Vorften jegens hunne onderdanen dienen in acht te neemen. 142. R. RYKEN. Verhandeling over de oorzaken, waar door ■; Ryken en Landen tot hun vai en ondergang kunnen gebragt worden. 399. Vervolg en flot. 430.  REGISTER. 47* SPARTA. Deszelfs Staatkundig famcnftel befchreeven. 86. JJYLLA. Gevolgen, indien men hem voorbeeldelyk I gelbraft hadt. 79, T, TOLLENAAR (Arend) ui-tfekening der fornmen, welken de Republiek jaarlyks moet betalen voor En» gelfche Manifactureri. 16. TROMP. Spoed waar mede dees A imirnal binnen wei. . hige dagen, zyn Vloot wist te hcrftellen en fterkef dan te vooren te maken.' 26. ■ . • V, VERHANDELING over her algemeen geluk, of aani mermngen over het Lot van 't menschdom..,-ia.de onderfcheide;) tydftippen der gefchiedemsfeiJ. 199» Eerfte Vervolg. 231. tweede vervolg. 259. Hot. 291. VERHANDELING over het nauw verband , tusfchen de burgerlyke deugden en de Vryheid , in 't brede opgehelderd. 72. Vervolg daarvan. 89. VOLK (een) is 5wgeluk%, .sjvanfeer het een Vorst van geene goede hoedanigheden om re regeeren , aan zyn hoofd heeft. 1491. Öf dat die een foort van kleinagting voot* hetzelvt heeft 1491. VOLKEN, dienen de b-snoeming hunner O verheidsperfonen, heilig voor zijn te bewaren. 85. VOLKS-VERGADERINGEN zeer beftaanbaar met den aard van het Gemeenebest: 88. VORST (een) moet nooit iets ondernemen, dan na alvorens zich wel beraden te hebben. 152. Omzirtig zyn in 't begeeven van Ampten. 153. als mede in 't maken van gunftelingen. 155. Is verantwoorddyk voor de kwade handelingen der geenen die onder zyne beveelen ftaan. 156. Moeten ^ich door anderen niet laten regeeren. 158. VORSTEN horen zich zslven niet toe maai uan 'lan Volk.  m REGISTER. Volk. 143. dienen zuinig te zyn. Fraaijè-gevoelen! van Keizer Severus 143. tegen voorbeeld in Roboam. 146 Dienen te dulden dat men hen de waarheid zegt. 146. zyn verpligt alle misbruiken te keer te ' gaan. 148. VORSTEN. Les aan derzelver Lievelingen. 67. Les dien aangaande van den Wysgeer Alexander. öo. Gevaar van vlyery. 70. YV. WETTEN die de vrugten der Vryheid zyn, moeten ook in alles de geest der Vryheid ademen. 81. ÏVYSGEEREN (gewaande) aau den dag gelegd en ben fchreeven. 85. Z. ZONDEN. Oncfer2oek of Neerlands Zonden de oo£ zaten zya van den tegenwoordigen oorlog. 167.