VERHANDELINGEN UITGBGEEVEN DOOR. DE M A A T S C H A P P IJ: TOT NUT VAN' TAL GEMEEN.   C.BE YHIES en H.VA25T JlUNSÏEfi.   TOT DIT VIJFDE DEEL BEHOOR EN: i. De Verhandelingen over de Natuurlijke Opvoeding der Kinderen , door g. bakker eb j. .vitringa coulon. s. Befchrijving van het Godsdienstig en Zedelijk karakter van jesus christus, door e. tinga en a. m. moe Ni. 3. De Verhandelingen over de beste middelen, om den minvermogenden Burger met den Inhoud des Bijbels meer en bekend te maaken, door J. h. krom en a. beekhu1js.   PRIJSVERHANDELINGEN OVER DE NATUURLIJKE OPVOEDING DER KINDEREN, IN DE TWEE EERSTE JAAREN VAN HUN LEVEN. UITGEGEEVEN DOOR DE MAATSCHAPPIJ: TOT NUT VAN T ALGEMEEN. Te AMSTELDAM, bij HARMANUS KEIJ.ZER, CORNEL1S de VRlliS, K N HENDRIK van MUNSTER, MDCCXCVIh i - - - NED   BERICHT. de zedelijke opvoeding van het opkomend geflachte, voor het Algemeen van zeer veel belang, nietfminder is de natuurlijke opvoeding y voor het Behoud en een gezond leven der kinderen , voornaamelijk in hunne twee eerfle levens jaaren, die zo veel invloed op hunnen volgenden toejland hebben, vangewigt. DeMaat/chappij, in aanmerking genomen hebbende, dat eene gepaste handleiding, om Kinderen in die jaaren op te voeden, onzen Landgenooten, en voornaamelijk den minvermoogenden onder dczelven, nuttig en tevens aangenaam zoude zijn, bejloot in haare Vergadering van den jaare 1795 deeze floffe, ter behandeling, openlijk yoorteftellen ; met aanbieding van haare gewone Eerepenningen. Het gevolg daar van is geweest, dat uit negen ingekomene Verhandelingen, de volgende twe§ als het best aan het oogmerk voldoends, geoordeeld wier den', zijnde aan c. bakker, Med. Doctor en Stads Vroedmeester te Enkhuizen , voor de eerfie den Gouden; en aan j uLlüS vitringa coulon, Med. Doctor te Leeuwarden ,voorde tweede de Zilveren Medaille toegewezen : wordende nog eene derde Verhandeling , mede getekend met eene Spreuke uit scaev. samarthanus , beginnende: Ecce mihi asfurgant pasfim applaudantque carenti, matres atque viri, &c. waardig gekeurd als een Accesfit bij deezen te drukken, en zijn daartoe vervolgens de goedkeuring en naam vsn den Schrijver, door de Nieuwspapieren gevraagd, * a dan  dan welke laatfte niet goedgevonden heeft, zich ten opzichte van een van beiden te verklaaren, het welk derhalven voor eene weigering is gehouden , waardoor gemelde Verhamdeling dan ook niet, bij dceze wordt gevonden. Indien deeze Verhandelingen jlechts iets mogen bijdraagen , om de gezondheid der jons,e Kinderen, door eene opvoeding, naar dezelve gefchikt, te bewaaren en te bevorderen, dan zal de Maatfchappij, zich genoeg voor haar en arbeid beloond achten. Amfteldam, den aden van Bloeimaand, 1797. Op last der Maatfchappij: A N D-  AND VOORD OP DE VRAAG: j, Welks is je bssts wijze om Kinderen, van 5, het tijdftip der geboorte af, tot den oii„ der dom van een of twee jaar en, wat „ het ligchaamclijke betreft, op te voeden?" DOOR G. BAKKER, Med. Doctor, tt Enkhuizen; AAN WELK ANDWOORD EENE GOUDEN MEDAILLE IS TOEGEWEZEN.  'T A F E L DER HOOFDSTUKKEN. Hoofdft. i. Van de Hgchaamelijke Opvoeding in het algemeen. , 2. Van net wasfchen der kinderen. 3- Van de kleeding. 4- Over het befïuur van warmte en koude in. het gemeen. 5. Van het voedfeJ. 6. Van den flaap. 7- Over de iigchaams-houding en beweeging der kinderen. *• Van het uitkomen der tanden. 0. Van de ziekten der kinderen. 10. Van de iné'Hting der kinderpokjeM, '  EERSTE HOOFDSTUK, VAN DE LIG HAAM EL IJ K.E OPVOEDING IN HET ALGEMEEN. TTet is eene algemeen erkende waarheid, dat den mensch, gelijk allen dieren de zorg Voor zijn kroost is ingefchapen, en dat het' de moeders, op dewelken toch, in den eerften levenstijd, deeze bezorging, voornaamelijk, aankomt, zeer zelden, aan tedere liefde, jegens haare kinderen ontbreekt. Minder bekend,alhoewel niet minder waar* is het, dat deeze tederhartige moeders, ten opzichte der ligchaamelijke Opvoeding, met het beste voorneemen, veelal, de flechtfte middelen in het werk ftellen, om het welzijn van haare kinderen te behartigen. Waar van daan deeze ongelukkige, en, in deszelfs uitwerking, zo rampvolle dwaaling bij den mensch, die, door het voortreflijk gefchenk der reden, alle andere fchepfelen verre te boven gaat? In het misbruik deezer reden zelve, zal men de geheele oorzaak daarvan moeten zoeken. De redelooze dieren Qt), door hunne inge- fcha- (a) Men achte' zich niet beleedigd , reeds in «ten aanvang, en op meêr plaatfen, van deeze. VerA 3 i ham»  C 4 ) fchapene drift aangevuurd,gaan,in alle nuntie? bedrijven, gelijk ook in het opvoeden hunner jongen, van de Schepping af tot nu toe, altijd op denzelfden voet voort, zonder zich aan de goed of afkeuring van iemand te bekreunen; hunne manier van handelen is de beste. Vooreerst, om dat ze de eenvouwigfte is; en het eenyouwige is, naar de zinfpreuk van onzen groóten landgenoot boerhaave, en volgens rijpe ervaarenis, het merkteken van het vvaare : Ten anderen, qm dat men bij de ondervinding ziet, dat 'er van de dieren, zo wel de zwakkere als fterke, zeer weinige in hunne teedere jaaren omkomen, bijaldien zeniet op eene tegen-natuurlijke, geweldaadige, wijze om het leven gebragt worden. De mensch,daarentegen, alhoewel hij,zonder eenen geweldigen dood te hulp te neemen, zich van de overvloedige menigte zijner jonge huisdieren niet kan ontflaan, en dus dit itraks genoemde voorbeeld dagelijks voor oogen heeft, wil echter (zo het lchijnt) zich niet al te dierlijk aanftellen, maar wendt, ongelukkiglijk redeneerende en van den eenvouwigen weg der natuur afdwaalende, alle kunftige middelen aan , om zijn oogmerk, de bewaaring naamelijk van het leven, en de ge- handeüng, de Dieren tot een voorbeeld voor deü Mensch gefield te vinden; in fommige gevallen is het hem tot eere met hen gelijk gefield te worden, en zeer dikwijls kunnen zij hem tot nut en kering, trekken.  ( 5 ) gezondheid zijner kinderen, zeker te misfen; zonder hier over de bijzondere misbruiken der Opvoeding te fpreeken, welken ieder, ter zijner plaatfe, behandeld worden, móet ik alleenlijk aanmerken, dat de al te groote bezorgdheid, en kwalijkwerkende liefde der ou" deren, het meeste nadeel doen. De werkelijke Opvoeding is het, waarover inen alle reden heeft zich te beklaagen; die eene groote oorzaak is van veele ziekten, welker naamen men, anderszins naauwhjks zoude kennen, — ja zelfs van eenen vroegtijdigen dood. Men werpe mij niet tegen, dat,niet tegenftaande deeze behandeling vrij algemeen plaats hebbe, men echter niet veele ongelukken daar door gewaar wordt, en 'er maar weinig kinderen ziek worden en fterven ; de droevige ondervinding leert, helaas! maar al te zeer het tegendeel, gelijk voomaamelijk bekend is bif hen, die, door de oefening der geneeskunde, in ftaat zijn de ziekten, en derzei ver oorzaaken, gade te (laan; zij,die deeze gelegenheid van waarneemen ontbreekt, kunnen het zien pit de nevensgaande berekening: Volgens susMiLCH, een eerwaardig Duitsch Schrijver, worden in de volkrijke fteden , zo in ons Vaderland als elders, onder ï 0,000 dooden 3,000 kinderen gevonden, allen geitorven in het eerfte jaar hunnes Jeyens. (*) Welk o) Men zie zijn werk, genaamd: de Goddelijke Orde in de verandering van hei menfchelijk gejlac/it, gnz. iftc Deel, 3de Hoofd ft. Bladz. 120. a3  ( 6 J Welk een verfchriklijkgetal van te vroestiidig geftorven kinderen, welken men, door ^verbeterde ligchaamelijkeOpvoeding, kan Ten bewijze hier van dient, onder anderen, dat op het platte land , onder rc,ooo overledenen, flechts 2,000 kinderen gevonden worden; van waar dit verfchil, dat aanraerklijk groot is, dan alleenlijk hiervan, dat de Opvoeding onder den boerenftand, dikwijls, beter en natuurlijker is ingericht dan in de «eden; ik zegge dikwijls, want dat men 'er altijd ^ wei in ons Vaderland, geen roem op kan draagen, blijkt uit de fterflijst van het Dorp Broek in Noordholland; alhier zijn volgens de waarneeming van struik, (cV ïn den tijd van 87 jaaren geboren, 1867 levendige kinderen, en van deeze overleden 702, welken allen geftorven zijn in hun eerfte jaar, volgens deeze maandelijkfche evenredigheid; In de 1 maand- . . . gaI 2 - • • . 119 3 89 — t — : : :. tl zn 67=z - • • 3 — i~ : : \ \ li ■ 9 . . . . 13 V '— 1° —• ... 10 : ' ' ' ; 11 te famen .~ ". 702, ' Dit Cs) spsmilch. 3 Deel.22Hoofdfi. Biadz. 403.  C 7 ) Dit verbaazend aantal van geftorven kinderen, kan men ook als een ontegenfpreeklijk bewijs van het groot gebrek in de ligchaamlijke Opvoeding aanmerken, en wanneer men de bijzondere levenswijze deezer geftorvene en overgebleevene kinderen, konde nagaan, zoude men, naar alle waarfchijnlijkheid, en volgens den gewoonen loop der natuur, ontdekken, dat zij, die het minst kunstig zijn opgevoed, in het leven zijn gebleven, gelijk zulks uit de vergelijking van de even voorgaande Stads- en Dorp-lijsten kan blijf ken. ., . _, , Zie daar, alleenlijk eene kleine fchets van de gewoone fterfte der kinderen; groot is nog, daarenboven- het getal van hen, welken, fchoon niet zo vroegtijdig dervende, nochtans zieklijk en kwijnend hun elendig leven voortüeepen, enfomtijds, in het vervolg, de fterflijsten nog vergrooten door kinderen voort te brengen, op welken de zwakheid der ouderen over gaat. Menzietechter kinderen,die, alhoewel ten fle»tften opgevoed, fomtijds evenwel het toppunt van bloei en gezondheid bereiken; maar enkele gevallen doen hier niets af; de natuur is, fomtijds, fterker dan de menfchelijke poogingen, en zulk een voorbeeld naar te volden zal, gewislijk, niemand verkiezen. Alhoewel, gelijk wij vooraf gezegd- hebben, tot eene goede ligchaamlijke Opvoeding niet meerder noodig is, dan de natuur tot leidsvrouw te neemen , en haar alleen te volgen, zo is echter, naar allen fchijn, de voornaamfte hinderpaal, hier van, het gebrek aan. kunde; A 4 om  C 8 ) ©ra deeze te verkrijgen heeft men alleenlijk de hier toe ingerichte boeken, onbevooroordeeld met genoegzaame oplettcnheid te leezen, en derzelver inhoud aan het gezond verftand te toetfen. 'Er zijn zekerlijk ookmenfehen, die, minder uit onkunde dan wel met opzet, dwaalen; fommigen, die in hunne dwaaling genoegen neemen, of willens blind zijn ; anderen weder, die, om lief of leed; het oud betreeden pad niet willen verlaaten; volgens den aart der liefde zullen wij, nogthans, vertrouwen , dat deezen flechts een 'gering gedeelte van het geheel zullen uitmaaken. Ongelukkig is het, dat alles, wat door de welmeenendfte en verftandigfte mannen over het werk der Opvoeding is in het licht gebragt,op het moederlijk hart, veelal, mindert vermogen heeft, dan het ijdel geklap van bakers of diergelijke vrouwen, die, wel voorziende, dat door de vermeerderde kunde der moeders zelve, de uitoefening haarer magt en heerschzucht zeer zoude verminderen, niet nalaaten alles in het werk teftellen, pm het goede Opvoedingszaadjen te vertrappen. In het algemeen fchijnt de zo gewigtige opvoeding der kinderen, als een verachtelijk werkbgfchouwd te worden,naardien dezelve, veelal , aan het onweetendlte gedeelte des menschdoms wordt toevertrouwd ; en nogthans is de kindsheid het voornaame tijdpunt, waar ia de grondflag tot eene goede of kwaade ligchaams - geileIdheid, — tot eene vaste pf wankelbaare gezondheid — gelegd wordt. Men,  (9) Men denke niet, dat de wijze van opvoeden, welke de inhoud van deeze Verhandeld uitmaakt, nieuw zij, of voorgefteld worde, om al het oude te verachten; zij is, integendeel, oud in vergelijking van de tegenwoordige, welke niet is dan eene verbastering van de goede zeden onzer vroege Voorouderen, die in hun gansch levensgedrag,op nog wel veel eenvouwiger wijze zijn tewerk gegaan. In hunne tijden was het verftand minder befchaafd; men beging nogthans minder misdagen ; elk volgde de natuur en deed wel; thans, nu men daarvan zo verre is afgeweken, is het bijna een kunst geworden haar wederom op te zoeken, en te 3.ctitcrvol£ïcn. Geene vrouw, geene moeder, kan ooit eemg werk ten meerdere nutte voor haare kinderen, en voor de menfchelijke famenlceving, — tot meerder en beltendiger vermaak .voor haar zelve, bij de hand neemen, dan zich in de ligchaamelijke, zo wel als in de zedelijke Opvoedingkunst, bekwaam;te maaken; dit is haar eerfte pligt j hier door zal zij, bij alle weidenkenden, dank en lof wegdragen, en zich zelve het duurzaam genoegen verfchaüen, van de Maatfchappij, niet alleen kinderen, maar ook gezonde en nuttige burgers geleverd te hebben. A5 TWEE-  C 105 T WE EDE HOOFDSTUK. VAN HET WASSCIIE N DER KINDEREN. De eerfte bewerking, waarmede men het pas geboren kind in de waereld verwelkoomt, is de reiniging; een pligt, dien de mensch, geduurende zijn gansch leven behoort in acht te neemen, niet alleen als welvoeglijk, maar ook als volftrekt noodzaaklijk, ter bevyaaring van de gezondheid. Een kind brengt bij zijne geboorte uit de baarmoeder altijd eenige onzuiverheid met zich, waar van het behoord gereinigd te worden; de viervoetige dieren zelfs hebben de ftandvastige gewoonte van hunne jongen, door het lekken met het zuiverend fpeekfel, te reinigen; de menfehen gebruiken daartoe, gemeenlijk, water, en hier te lande bier met boter, of eenig ander vet, vermengd ; vervolgens wascht men het kind met wijn of brandewijn. Het bier is volftrekt onnoodig, naardien 'er tot alle zuiveringen geen vogt beter gefchikt is, dan water; alle vet is onnut, en zelfs lchadelijk, om dat de zweet gaten daar door verftopt worden, die ten allen tijde geopend behooren te zijn. De nawas 1'ching met brandewijn alleen is gevaarlijk, dewijl de zeer tedere gevoelige huid van een kind, en de daar in- en onder liggende zenuwen hier door te fterk worden aan-  ( ii) aangedaan en geprikkeld, borrhaave verhaalt het geval van een kind, het welk daardoor in geweldige ftuipcn verviel, die den dood ten* gevolge had/en Het gebruik van wijn hier toe is zelfs bedenkelijk; dit wist men reeds voor a,ooo jaaren, immers ucurgus, een, Wetgeever te Sparta m Griekenland , geene inwooners begeerende, dan die gezond en fterk waren , gebood, dat men alle kinderen, terftond na de geboorte, in wijn zoude dompelen, in het denkbeeld zijnde, dat de zwakken de kracht des wijns niet zouden kunnen verdraagen, maar door denzelven omkomen. Het beste en meest gefchikte vogt ter wasfching, gelijk wij gezegd hebben, is water, dat men met een weinig bpaanlcne zeep kan vermengen. jOBi„wic Met dit vogt moet het ligchaarn des kinas, door middel van een zachte flanellen lap ot fpons, over dcszelfs geheele oppervlakte, fchoon gewasfchen worden, wel oplettende, dat in de holligheden tusfchen de vingeren en teenen, in de liesfchen en onder de armen geene vuiligheid overig blijve, welke de uitwaasfeming zou kunnen belemmeren, onder het waslchen te gelijk toeziende, ot men ook eenig ongemak of wanschapenheid aan het kind ontdekke, ten einde hetzelve ten fpoedigfte, zo mogelijk, herfteld worde. Ter meerdere zuivering kan men, vervolgens , gebruiken, water, gemengd met een kleine hoeveelheid wijn of brandewijn^ Het water moet behoorlijk gewarmd en met te heet Zijn; het is altijd niet genoeg bekoeld, wan-  C is ) iieer men er den vinger in kan houden, wijl men de gevoelige huid van een jong geboren kind, gemaklijk kan branden met water, van welkers hitte de vinger van een volwasfen mensch naauh'jks aandoening heeft. Bij veele befchaafde en onbefchaafde volkeren, in heete en koude luchtftreeken, heeft men de gewoonte, de pas geboren kinderen, in koud water te dompelen; in ons vaderland maaken iommige lieden ook gebruik van deeze handelwijze, ze is echter geenszins aan te prijzen; kinderen van zeer gezonde ouders geboren en tterk van ligchaams - gefteldheid, zullen dit misfchien doorftaan; maar in het algemeen is alle i'chielijke overgang van warmte tot koude, voor het menfchelijk ligchaarn, en dus ook deeze gewoonte , voornaamelijk in ons land, voor de kindereg gevaarlijk. Het kind, op de gezegde wijze gezuivcrd zijnde, behoort vervolgens altijd fchooii gehouden te worden; dit is een ivereischte van eene goede Opvoeding, die op de gezondheid een' grooten invloed heeft:een der noodzakelijkfte natuurlijke ontlastingen, immers, is de uitwaaslèming door de huid; hier door verliest de mensch zeer veele ftoffen, welken opgehouden zijnde, de gezondheid zekerlijk zeer benadeelen: zij worden opgehouden , wanneer de huid maar eenigszins met een korst van vuiligheid bedekt is, hier door worden de zweetgaten gedopt, en de uitwaasfeming gaat niet meêr naar behooren. Om dit te verhoeden moet het kind over het geheele lijf, alle dagen ten minsten éénof  C 13 ) twee maal gewasfchen worden: hiertoe neemt men weder niets dan enkel waterj ot* zo men het verkiest, meteen weinig zeep ver • meno-d. Het water moet, van het oogenblilc der geboorte af, alle dagen, allengskens, een weinig minder warm gemaakt worden, tot dat het, na verloop van eenige dagen, geheel en al koud zij; des winters kan men het eenige dagen langer laauw laaten blijven, dan 's zomers; maar eindelijk moet men het warm water geheelenal achterlaaten. Veele menfchen zullen 'er mtsfchien zijn, die met kunnen begrijpen, hoe het mogelijk zij, dat een kind met koud water, en wel in. den winter gewasfchen, levendig en gezond kan blijven: nogthans is deeze verkoelende behandeling de beste, ter bewaaring en bevestiging der gezondheid , en is verre te verkiezen boven de warme wasfchingen. Het warm water heeft op het ligchaarn eens kinds dien nadeeligen invloed , dat de zweetgaten, daar door al te gevoelig gemaakt — en te veel geopend zijnde, door "de minste koude, die het kind naderhand moge treffen, ten fterkfte worden aangedaan, — geheelenal inkrimpen en zich toelluiten, waarvan wij de nadeelige gevolgen zo even hebben aangetoond. Het koud water, daarentegen, verfterkt de vezelen, en geeft krachten aan het -geheele . ligchaarn , zodanig, dat kinderen , hiermede • geduurig gewasfchen, bevrijd zullen blijven van veele ziekten, die anderen dikwijls treffen. De Engelfche ziekte, onder anderen, welke beftaat in eene tegen - natuurlijke weekheid. der  C H ) der beenderen, uit zwakheid, voornamelijk* ontrtaande, en die in ons Vaderland zo algemeen is , wordt door geen middel beter voorbehoed en krachtiger tegengegaan, dan door wasfchen met koud water, in zo verre, dat men onder deeze behandeling zeer zeldzaam kinderen zal aantreffen, die'door deeze ziekte aangedaan zijn. Na elke wasfching moet men het kind, met een zachte doek, geheel droog afveegen, want eene geduurige vogtigheid der huid is nadeelig en verzwakkend. Deeze geheele aangeprezene handelwijze, eindelijk, is niet alleen allervoordeeligst, maar zij is zelfs aangenaam en genoeglijk voor het kind, wanneer het daaraan is gexvoon geworden; men heeft dus gegronde redenen om te vertrouwen, dat weldenkende moeders, die, onbevooroordeeld hét welzijn van haare kinderen willen behartigen, deezen weg, als de kortfte en beste' hiertoe, geheelenal zullen inflaan, terwijl de ondervinding haar daar na, zal leeren, dat zij we! gedaan hebben. DERDE HOOFDSTUK. VAN DE KL EEDINC. "V^einige menfchen zijn 'er, die niet wee-# ten, dat de kleederen gefchikt zijn, om den mensch te dekken; voor de ruuwheid van het weder te befchutten , en hem zijne beezig- he-  C 15 ) heden met meerder gemak te doen waarneemen. Maar tevens vindt men weinigen, die, door middel der kleederen , niet, daarenboven, nog een ander oogwit trachten te bereiken • Hier van daan is het, dat, ook in dit gedeelte der ligchaamelijke Opvoeding, menigvuldige misbruiken en gebreken zijn ïngeflopen, welken, na verfcheidene gelukkige en ongelukkige omwentelingen te hebben ondergaan , nu toe- ' dan afgenomen zijnde , echter, tot op heden, nog niet hebben kunnen vernietigd worden. De oorzaak hiervan fchijnt gelegen te zijn in de zucht tot prachtigen opfchik, — flaaflche naarvolging van anderen, —en in de gehechtheid aan de oude gewoonten, van dewelken men geen ftroobreedte durft afwijken, uit vreeze van een misdag te begaan, en de praat-zucht voedfel te verlchaffen. De voornaamfte nadeelen, van de gewoone kleeding der kinderen, bettaan hierin,dat ze het ligchaarn te veel verwarmen, of te fterk drukken. , . ' Dewijl alle fchielijke verandering, en derhalven ook de oogenblikkelijke overgang van warmte tot koude, de menfehehjke natuur geweldig aandoet,behoort men het kind, terHond na de geboorte, geenszins bloot te fteh len aan de koude lucht, maar hetzelve te ontvangen in een gematigd warm vertrek, en gewarmd linnen. Aan den anderen kant moet men den mensch, van de eerlle jeugd af, aan alle ongemakken des levens , en vooral aan koude en veran. de.  C té ) deling der lucht gewennen; niemand, immers, is onbekend, dat de fchadelijkftedingen zelfs niet nadeehg zijn aan iemand, die 'er langzaamerhand aan is gewoon geworden. Men verwarme, derfealven, nooit het kind zodanig, dat het, naderhand bij ieder windjen. en elke luchtsverandering, zich uit zijn warm vertrek niet durve begeeven, zonder gevaar te loopen, van zich eene ziekte op den hals te haaien.{a) Eene behoorlijke middenmaat, derhal ven , te houden, zal ook hier in het grootfte voordeel aanbrengen. Het ander misbruik der klèeding, dat der drukking naamehjk, is van geen minder belang. ° Het menfchelijk ligchaarn moet men beichouwen als een bundel van zachte buisjens ot pijpjens, waarin de vogten tot groejing en voeding, geduurig moeten rondloopen; alles, wat dus in ftaat is deeze beweeging eenigermaate te ftremmen , moet als verderflijk aangemerkt worden; bij een kind is deeze zaak van meerdere aangelegenheid, dewijl bij hetzelve deeze vaten, door haare meerdere zachtheid, niet in ftaat zijn,de drukking eenigen tegeiiftand te bieden, het welk noodwendig tot belemmering van den omloop der vogten; en tot verftoppingen aanleiding moet geeven. Men (<0 Van den beginne af, moet men het kind des zomers, den hals en borst niet bedekken; het hoofd bhjve ten allen tijde ongedekt, uitgezonderd in de open lucht: bij regen of heete zonnefchijn; in de eerfte dagen na de geboorte, (breekt het vin zelfs „ dat het, naarmaate van het faizoen, behoorlijk gedekt zij. J °  Men ziet ookfomtij ls kinderen.bij dewelken, van twee gelijke ledemaaten, het een of kleiner of zwakker is dan het andere; de reden daar van moet men ook hier in zoeken; itl het eene lid, dat meer gedrukt is dan het andere, wordt de omloop der vogten belemmerd, dus wordt het zelve van zijne voedende fappenberoofd, terwijl het andere onverhinderd voortgroeit. De beenderen zijn, bij jonge kinderen, ten uiterften zacht, buigzaam en met veel kraakbeen voorzien; eene geduurige, alhoewel niet zwaare,drukking is dus in Haat, om de beenderen der borst, des rugge- graads, die der heupen en der ledemaaten, te buigen. Hiervan daan veele, thans zo algemeene, benaauwde borsten, long- ontfteeking (pleuris) en teering; van hier de bogchels , verminkingen en andere fcheefheden; van hier, eindelijk, de vernaauwing van het bekken, eene oorzaak naderhand bij de vrouwen van veele moeiëlijke en gevaarlijke verlosfingen Het bijéén drukken van het hoofd des kinds, kort na de geboorte, bij vroedwijven en andere vrouwen gebruiklijk, is eene gewoonte, die men niet genoeg kan tegengaan; bij eene zwaare verlosfing is de fterke drukking des hoofds voor het kind niet zelden zeer fchadelijk, en buiten eenige noodzaaklijkheid onderneemt men dezelve na de geboorte; de drukking der hersfenen kan het kind door eene beroerte of door ftuipen fchielijk dooden, of desfelfs gezondheid voor altijd bederven. (£) Som- (£) Men moet ook in acht neemen, de muts B der  C 18) Sommige lieden, onder de vrouwen voornaamelijk, verkeeren in het denkbeeld, dat een kind, zonder eenige persfing van klcederen, geheel aan de natuur overgelaaten, onmogelijk recht op kan groeien; dit is ook waarfchijnlijk de reden, waarom men zo uitermaate voorzichtig is, om de beenen en armen recht uit te leggen en wel met dekens te bewinden; dit denkbeeld,intusfchen, beleedigt den grooten Schepper en Onderhouder van het Heelal, wiens fchepfelen, hoe volmaakt en overeenkomstig zijne Goddelijke wijsheid ook gefchapen, men, door menfchelijke uitvindingen, tracht te verbeteren. Welk mensch is'er, echter, die een welbewezen voorbeeld kan ten berde brengen, dat eenig kind, door het gemis van naauwlluitende kleederen, krom geworden zij, of eenig ander ongemak gekregen hebbe? Tot een blijk van het tegendeel kunnen ftrekken de der jonggeboren kinderen niet te fterk te doen fluiten; het oogmerk der muts behoort te zijn, niet de drukking, maar de dekking van het hoofd, en de befcherming van de fontanel of opening des hoofds, die men bedekt met een dubbeld gevouwen linnen lapjeö aan de muts, van binnen vast gemaakt, om het verfchuiven te beletten. Een dergelijk misbruik heeft plaats bij vroedvrouwen en bakers , van, naamelijk, melk uit de borst der kinderen tc willen drukken; veeltijds heeft men 'er bloed uit zien persfen, en omftecking en verzweering daar door ontdaan; in alle gevallen is het nutteloos, zo de borsten van her kind een weinig hard of gefpannen zijn , is eene zachte wrijving met de hand, bijna altijd, voldoende.  C 19 ) de dieren en de wilde of onbefchaafde meflichcn,waar op men dikwijls met verachting neder ziet, en onder dcwelken men,nogthans,bij na nimmer, eenige mismaaktheid des ligchaams heeft waargenomen niet tegenftaande zij beiden, geheel alleen,aan de zorg derwiildaadige* natuur worden overgelaaten. Allernuttigst is het dus, dat men het kind, van het eeril-e tijdftip der geboorte af, het zij zittende of liggende, ten alle tijde, alle mogelijke vrijheid laate, om zijne ledemaaten, ongehinderd, naar willekeur te kunnen bcweegen, zonder ook de borst en buik in hunne natuurlijke werkingen eenigzins te bepaalen. In het algemeen zal men ook befpeuren, dat een kind, losjes gekleed,, veel ftiller aft meer te vreden zij, dan een ander, het welk volgens gewoonte, gedrukt is, welk laatfte zijne onaangenaame gewaarwording door geduurig fchreièn te kennen geeft, (c) Niet tegenftaande dat de natuur wijshjk gezorgd heeft de vrugt in de baarmoeders met eene genoegzaame hoeveelheid waters te om- (c) Eene vrouw klaagde mij twee dagen na haare verlosfing, dat haare zuigeling tot nog toe niet hadde opgehouden te fchreièn, het geen haar zeer verontrustede; zij had reeds verfcheidene maaien de kleederèn los gemaakt, om te zien of 'er ook bij geval fpelden in het vleesch Haken, maar niets gevonden; losgemaakt zijnde was het kind telkens Weder ftil en rustig; Ik raadde haar, derbalven, hetzelve losjes te hiaten liggen, maar deeze raad fcheen haar zo wonderlijk in haare oogen, dat zij liever verkoos het arm kind te laaten fchreièn, dan door «Jezelve optevolgen, het van kwelling te bevrijden. I Bi  I 20 ) weK^?de dSeze eene behoorlijke hegetrokken wanden der baarmoeder niet eedrukt werden.zois.nogthans.hetmenscSSkSrfE bedacht geweest, om het kind, geboren zim- Da^ wife beWCe!inS te ber°oven J dat men o™Vw rCeds aanS«oond hebben, aatmen, om recht op te groeten, geen bedwan* «Ifi gXamnde' n°°,d % h£bbC' ÖtaS zeits, dat men ook deeze hinderpaal der hr weeging uit den weg moet neemen Wel £ dat ^ pas Sebore» kind de knieéh misfchien eemgszins naar den buik zal op" trekken, maar dit hindert niets, en houS binnen weinige dagen van zelfs op doch bh Jdien het naar den zin der vroEwen te lanrr mogteduuren, zijn 'er altoos no^m ddelen Z hef S C,CnjgSZinS ^echt te houden zon" blijven g Cn mCht ingepakt te laaten Het best is dan het kind, van den beginne af, een broek en kousfen aan te trekkerf in het zelve behoorlijk met een doek te bezo?. gen, op dezelfde wijze als men gewoon is eenige weeken daar na te gebruikcf Gegoede lieden kunnen hieï toe neemen een broek met koufen aan elkander vast uTt de een of andere ftoffè genaaid, of van gebreide wolle (gelijk gemeenlijk de i nterborstrokjens zijn} aan Be zijden van boZï af , K . tOt .„W,R"'21" alleenlijk op de wfnterkleeding, des IT en t°,f' t°n kL"d [" het geheel S^ne kous! **S*£L*? 5r0ek °' d0eken' dan  tot aan de knieën opengefneden en met haaken of banden vastgemaakt; door middel van zulk een broek komt men vóór, het telkens afvallen der kousfen,die men onder een' gewoonen broek niet kan vast houden zonder de knie-banden al te fterk te fluiten: de gebreidde wolle heeft dit voordeel, dat ze warm, O) eu door deszelfs rekbaarheid zeer gemaklijk is. Vreest men voor het optrekken of krommen der knieën,zo kan men een'linnen doek of wollen deken, naar maate van het jaargetijde, niet altijd, maar eenige uuren op een dag, om de beenen en dijen losjens vast maaken. De keurslijven, welken de kinderen worden aangetrokken, met oogmerk, om hun eenrech*» te geftalte te bezorgen, zijn, gelijk men uit het voorgaande zien kan, nutteloos niet alleen, maar ook fchadelijk, naardien men de geftalte door middel van keurslijven niet kan dwingen , zonder te gelijk het ligchaarn te persfen. Cf) De» Ce) Een kleed dat verwarmt en tevens dun is, is altijd te verkiezen boven een dikker, of in getal meerder kleederen, wijl deeze bet kind in zijne beweeging minder vrij laaten. (ƒ) Begint bet kind door het een of ander toeval ï'cheef te worden, als dan behoort men altijd met een bekwaam Heelmeester raad te pleegen, hoe het ongemak best te verhelpen; maar hoe zal men een ongemak geneezen, dat nog niet aanweezig is, en ook zonder tegen-natuurlijke drukking, niet gemaklijk zich zal openbaaren? Een keurslijf moet in het algemeen alleenlijk befchouwd worB 3 den  ( 22 ) Dewijl men echter, veeltijds, zwaarigheid maakt, om een jong kind, uit hoofde van deszelfs tederheid, aan te vatten en te behandelen, zonder dat het zelve door eenig kleed geftijfd is, zo kan men, ten dien einde, en alleen in gevi'.l van noodzaaklijkhcid, een keurslijfjcn van touw, of andere zachte ftoffe, mits ruim genoeg zijnde, toeihan; de ouders zullen nogthans weldoen het zelve zo fchïelijk mogelijk weder achter te laaten. Veel beter zoude het zijn de geheeleklecding met banden (gelijk bij iommige (hikken derzelve gebruiklijk isj dan met fpcldeti vast te maaken; dikwijls zoekt men langen tijd naar de oorzank van het een of ander ongemak des kinds, welke alleenlijk in het fteeken van een fpeld te vinden is; men vindt voorbeelden van ftuipen en vallende ziekte hier door veroorzaakt. De zindelijkheid der kleederen is niet alleen fieri'jk, maar ook noodzaaklijk, ter bewaaring van de gezondheid; de natuurlijke uitwaasfeming door de huid, is bij een kind meer dan bij volwasfenen; de kleederen met deeze ftofFe vervuld zijnde, kunnen daar van niet meer ontvangen, en vereif'chcn dus eene dikwijls herhaalde verfchooning; daar bij wordt het vuile linnen hard, beleedigt de huid, verftopt de zweetgaten en veroorzaakt da;r door ziekten; geene armoede kan de ouders hiervan verfchoonen; zij kan hen buiden, als een werktuig der Heelkunde, gefclük; om fchect'hcid te herfteilen, maar niet om gezonde menlchen ie verlammen of te plaagcn.  ( *3 ) buiten ftaat {tellen, om het kind fijn linnen en fraaie kleederen aan te doen; maar met nm het zindelijk en rein te houden. H ol gemaklijk zal het nu niet zp aan elk die zijne kinderen, zonder de natuur eenden dwang aantedoen, wil dekken en verwTS, omleeze wijze.van kleeden in het werk teftellen; eene wijze, welke al wat oud is niet verwerpt, en daar door lastig wordt; eene wijze die door zijne eenvouwig. heid zich zeiven aanbeveelt; eene wijze, einde ijk, welke men,met achterlaating van eeni%To'oroordeelen, alleenlijk met het gezond verftand hebbe te vergelijken, om dezelve goed te vinden, en tot het welzijn der kinderen aantewenden. VIERDE HOOFDSTUK. OVER HET BESTUUR VAN WARMTE EN KOUDE IN HET GEMEEN. De lucht is eene vloeiftoffe, welke ons van alle kanten omringt, waar in wij, als net waare, zwemmen,"buiten welke geen vuur branden, geen plant groeien, en geen dier leeven kan. ,. .. h t Een der voornaamfte dienften, die zij net dierlijk ligchaarn bewijst is deademhaahng,die beurtelingfche werking, waardoor het ronoloopend bloed, door eene menigte groote en kleine vaten in de longen verbeid, door de ingeademde lucht verkoeld en ver  C 24 ) beterd en de door het bloed verhitte lucht wener uitgeworpen wordt. Er is niemand,die niet weet, hoe volftrekt noodzaaklijk deeze werking zij voor het leven, en dat men dezelve, fomtijds, maar weinige oogenblikken behoeft te ontbeeren, om ze nooit weder te kunnen verhaalen. De lucht is van dien aart, dat ze ligtelijk onderworpen is aan ontaarting en verbastering, die haar voor den mensch ten gebruike minder nuttig ja verderflijk kan doen zijn. Dewijl het eene haarer voornaamfte nuttig, heden is, het bloed door de ademhaaling t~ verkoelen en van deszelfs verhittende dampen te zuiveren,zo fpreekt het van zelfs, dat zij hier toe onbekwaam wordt, wanneer zij te veel verhit en met vreemde dampen vermengd is geworden; de ademhaaling en uitwaasfeming alleen zijn genoeg, om de lucht, wanneer ze niet telkens verkoeld, verwisfeld, en gezuiverd wordt, deeze ilechte hoedanigheden *e doen verkrijgen , en dus te meer nog wanneer ze door andere fchadelijke dampen beimet en verhit wordt, even gelijk eene ftaalen veer, die, te veel verwarmd zijnde, haare veerkracht verliest. r vVie,-kent niec het onaangenaame en het icnadehjke van groote gezelfchappen in beflotene vertrekken, alwaar de lucht door den adem en de uitwaasieming van veele men. lenen, en dikwijis nog door den damp van gloeiende kooien, en andere zaaken,onbruik, paar wordt V Hoe dikwijls ziet men niet op zulke plaat- fen  C a5 ) Een de uitwerking Maar van op lieden van een aandoenlijk geftel V Dewijl de bedorven lucht niet meer in ftaat is hun bloed te verkoelen, beginnen zij te hijgen,— worden heet, benaauwd, rood in het aangezicht, duizelig, krijgen hoofdpijn en vallen , eindelijk, in flaauwte, waarvan de frisfche open lucht alleen in ftaat is hen te herftellen. Deeze verhitting en onzuiverheid der lucht zijn de voornaamfte, ja de eenigfte oorzaaken der befmettelijke ziektens, tot welker geneezing het zuiveren en verkoelen der lucht veel meêr afdoet,dan alle geneesmiddelen ; hier door houden deeze ziekten een bijna altoosduurend verblijf in fchepen, ge. vangenisfen, in legers, hospitaalen en dergelijke plaatfen, alwaar de ttcrfte verfchriklijk groot is, en de ondervinding tevens klaarblijklijk geleerd heeft , dat dezelve alleen aan het gebrek van verfche lucht is toetefchrijven. Qa) De (a) Om in zulke beflotene plaatfen de lucht te ververfchen had Doctor hales, te Londen, een werktuig uitgedacht, beftaande in een foort van blaasbalg, (ventilator) door welkers werking de vervuilde lucht uit de vertrekken gehaald — en gezuiverde wederom ingebracht konde worden; door middel van dit werktuig, werd in de gevangenis Newgatt te London, het jaarlijks getal der dooden, van 90 en 100, tot op 20 gebracht. In de gevangenis van Savoyen, rekende men »s jaarlijks tusfchen de 50 en 100 dooden, doch in het eerfte jaar , dat men de luchtdoor middel van den ventilator had beginnen te ververfchen, ftierf 'er van 200 gevangenen Hechts één: in het tweede B 5 Jaar  ( 36 } De kwaadfappigheid, de bleeke aangezichten, welken men, gewoonlijk, waarneemt bij kinderen in groote Weeshuizen, en andere Upvoedmgsplaatfen, worden door dit gebrek ook eeniglijk veroorzaakt. Uit dit alles ziet men nu ligtelijk, hoe nadeehg het zij voor de gezondheid der kinderen, welker vogten in het gemeen meer vernitJzijn , dan die der volwaslenen, wanneer men in hun woon-vertrek of flaapkamer de lucht niet oehooriijk zuivert en verkoeltmen moet dan zorge draagen van dikwijls een deur of vengfter te openen, ten einde de vervuilde lucht uitgang te verfchaffen. Uit de kinder-kamer behooren dus, voor altijd, verbannen te zijn, alle gloeiende koolen, itooven, thee-komfoorenen vuurmanden; deeze laatllen, vooral, doen veelfchade en in liet geheel geen nut, dewijl men het kind, buiten de eerfte 3 of 3 dagen na de geboorte, geen warm linnen moet aandoen, en het droogen van het linnen, buiten het vertrek, behoort te geleideden. Hier te lande is de lucht uit haaien aart veeltijds te vogtig: deeze vogtigheid is, gemeemijk, nadeelig, dewijl ze verzwakt en voor de uitwaasfeming niet goed gefchikt is • men doet dus niet wel van dezelve te ver meerderen, door heet water in de kamer te laa- jaar van de 240 twee .- in het derde jaar is 'er üorven0' ^ heC V'erde maal één mensdl SeMeer voorbeelden zuilen 'er niet noodig zijn om het gebruik van verfche lucht aaiiteprijzcn.  ( =7 ) laaten uitdampen, en kleederen of linnen daarin te doen droogen. ■ Hierom dient men ook, na het lchoonmaaken van een vertrek, de kinderen zo lang daar buiten te laaten, tot dat het geheel dl Aan de koele lucht moet men de kinderen van de jeugd af gewennen; het voordeel daarvan kan niet genoeg aangeprezen worden, daar, integendeel, de warmte hen aan veele ziekten doet onderworpen zijn. Men moet, echter, een kind, voornaameMtk, wanneer het nog zeer jong is, niet aan eene langduuren.de togt, of trekking van lucht blootftellen; tot zuivering zalhet, yeela,, genoe» zijn, het vertrek aan ééne zijde flechts te openen; Voor het overige kan men de kamer , wanneer het kind daar buiten js, ot met een kleed overdekt in de wieg ligt, door verfcheidene openingen laaten doorwaaien- de wind, die niets anders is dan lucht, welke bewogen wordt,zuivert,door zijne beweeging, den dampkring uitmuntend, en geett telkens nieuwe toevoer. Van de open lucht moet men, vooral des zomers, veel gebruik maaken, als van eenen balfem des levens, en het kind, met een iigte hoed voor de zonnefchijn gedekt zijnde; buitens huis dikwijls rijden, draasen, of doen wandelen; men behoeft maar te letten op lieden, die in de open lucht veel verkeeren, gelijk fchippers, boeren, reizio-ers, en dergelijken, om van de gezondheid, en de krachten, welken men hier door verkrijgt, overtuigd te worden.  C *8 ) In den winter moet het kind ook dikwijls buitens huis gebragt worden, maar men moet, bij zeer koud, vriezend, weder, zo voorzichtig zijn van niet lang buiten te vertoeven, dewijl het kind, geene beweeging hebbende, Iigtelijk zoude blootgeftelt worden aan het bevriezen van neus, ooren of ledemaaten; eene matige koude zal niet fchaden, ten zij men het kind uit eene groote warmte fchielijk daar in pverbrenge; zij beveiligt, in tegendeel, de kinderen voor winterhielen, winterhanden en dergelijke ongemakken , die eigenlijk veroorzaakt worden door de warmte en den overgang daar van tot koude; een kind, dat altijd koel gehouden wordt, dat niet gewoon is zijne handen of voeten in warm water te waslchen, of digt bij het vuur te houden, zal 'er nooit mede gekweld zijn. Het lijdt geen twijfel of 'er zullen, niet tegenftaande alle vermaaningen, waarfchuwingen en bewijzen, nog altijd lieden gevonden worden, die van hunnen ouden .lang betreeden, weg niet zullen afwijken, en denken hunnen pligt omtrend de kinderen zeer wel waar te neemen, zo zij hen flechts warm houden, en die bevreesd zijn bij het minde koeltjen hen eene verkouwheid op den hals te doen haaien, die zij door warmte trachten voor te komen; ik wil gaarne toeftaan, dat iemand, die zich altijd in zijn kamer opfluit wel warm gedekt, zittende bij een groot vuur, met een doof onder eiken voet, en alle openingen'van deuren en vengfters met gordijnen en vellen wel toegefloten, niet ligt gevaar loopt  C*9) loopt van door verkouwheid te worden aangetast, fchoon hij aan andere ziekten geen gebrek zal hebben; maar nog veel zekerer is het, dat iemand, op zulk eene wijze opgevoed , zijn kamer en vuur niet kan verlaaten, zonder zich aan zeer gevaarlijke ziekten bloot te ftellen; daar, in tegendeel, hij, die, van der jeugd af, aan alles is gewoon geworden, alle weder en wind trotfeeren kan, zijn beroep zonder hinder tot nut der Maatfchappije waarneemt, en in gezondheid en fterkte alle zijne warme medebroederen verre overtreft. V IJ F D E HOOFDSTUK. VAN HET VOEDSEL. -FTet bloed, waar door het menschlijk ligchaarn zijn groei en onderhoud verkrijgt, wordt, gelijk wij zo even gezien hebben, door middel der ademhaaling van deszelfs hitte en onreine dampen gezuiverd; dit is nogthans niet genoeg, om al het verlies, het welk het ligchaarn geduurig wordt toegebracht, te vergoeden, maar hier toe is noodig een dagelijks gebruik van fpijs en drank om het te verdunnen, en een'nieuwen toevoer van voedzaame fappen telkens te bezorgen. Van veele aangelegenheid is mede dit gedeelte der opvoeding; in de eerfte jeugd behoort men in den mensch den grondflag te leggen tot de beftuuring van deeze ligchaame-  C 30 ) lijkc behoefte, waar bij hij naderhand zich altoos gefflsSclijk zul houden. Am veele misflagen ftaat men, nogthans, hier in bloot, en veele worden 'er daaglijks gepleegd, ten opzichte van de hoeveelheid, hoedanigheid, tijd en geregelde orde van eeten en drmkcn, welken te verbeteren, voor alle weldenkende ouders van het grootfte aanbelang is. Alles, wat een kind tot zijn eerfte voedfel noodig heeft, wordt gevonden in het vrouwelijk zog ; dat dit derhalven het beste , zo niet het eenigfte middel is, om een jonggeboren kind gezond te doen opgroeien, behoeft geen bewijs ; de natuur zelve leert het, en de ondervinding overtuigt ons van deszelfs voortrcilijkheid. Het is, echter, niet voldoende het kind te voeden met vrouwen melk; het moederlijk zog is het, dat met de natuur des kinds hetmeefte overéénkomt; aan de vogten der moeder is het kind, voor de geboorte, reeds gewoon geworden, en al ware de melk van eenige andere vrouw in deszelfs aart beter, zo zal toch, in het algen een, de moeder-melk, alhoewel in alle opzichten niet zo goed zijnde, door de gewoonte, minder fchaden ; _ hier komt nog bij, dat geene minne een kind zo liefderijk, en niet zo veel zorgvuldigheid kan behandelen, als wel de moeder, en dat het voor de moeder naderhand zeer onaangenaam is te moeten zien, dat haar kind de minne evenveel of mcêr liefde zal toedraagen dan haar zelve; en met het hoogfte recht, dewijl het aan de minne grooter ver-  ( 3* ) verpligting heeft; en zal zij in dit geval het kind beletten zijn voedfter te beminnen, zo ftrooit zij in hetzelve de eerde zaaden van ondankbaarheid. Men ziet dus gemaklijk, welke onnatuurliike gewoonte het zij om, uit hooide van mode* gemak, verbeelding van geen zog te zullen hebben, vrees voor een weinig pijn in den beginne, en dergelijke redenen meer het kind de borst te weigeren, en dus de moederlijke pligt maar half te volbrengen. De cenigfte redenen, welken eene moeder hier toe mogen overhaalen, zijn zulke ongemakken, welken in de borsten zeiven huisvesten, en het zoogen onmooghjk maaken ; gelijk ook ligchaamelijke ongefteldheden van veel belang , als veele langduunpe, üeepende, uitteerende ziekten, die de moeder door zwakheid niet toelaaten te zoogen, of welken zich op de kinderen kunnen voortplanten, doch omtrend dit ihik moet men altijd met een kundig Geneesheer raad- Plvfrefcheidene ziekten zijn 'er,welken door zoogen zijn geneezen geworden, en de ltertfijstln bewijzen, dat, gelijk van zwangere, 'er van zoogende vrouwen ook zeer weinige fterven, om niet te fpreeken van de ongemakken en gevaaren, welken het opdroogen van het zog voor eene kraamvrouWopleeveren. Is het echter voor de moeder onmoogehjk om deezen pligt aan haar .kind te bewijzen zomoet men'er nogthans niet, dan m de uiterfte noodzaaklijkheid, toe overgaan, om het kind met den pappot groot te brengen, het moet eene fterke ligchaams - gefteldheid hebben, om  ( 3* ) om hier bij levendig en gezond te blijven, en' dikwijls openbaaren zich de gevolgen hier van dan eerst, als het tanden krijgt of door andere ongemakken wordt aangedaan, waar tegen dergelijk wichtjen bijna nooit zo wel gehard is als een zuigend kind; maar men moet ten eerden middelen in het werk ftellen om eene goede minne te vinden Ca) Niet ongefchikt zal het zijn hier de vereischten en kenteekenen van eene goede zoogNfter, kortelijk, aan te wijzen. In het algemeen kan men dellen, dat het de beste minne zij, die, ten opzichte van de jaaren, — van den ouderdom — van het zog, en van de uiterlijke geftalte des ligchaams,met de moeder van het kind, hetwelk zij zal voeden, de meeste overeenkomst heeft; de borften en tepels moeten middenmaatig groot zijn en, door eene gefchikte drukking met de hand, eene genoegzaame hoeveelheid melk geeven; deeze melk houdt men voor goed, wanneer ze is dun , blaauwachtig wit van kleur, waterig en zoet van fmaak, omtrend gelijk koemelk met een weinig water en zuiker vermengd, geheel zonder reuk en door kooken niet gemaklijk ftremmende. (£) Tot (a) Bijaldien men , gelijk niet zelden gebeurt, eenigen tijd na de minne moest wagten, behoort het kind, in dien tusfehen tijd, alleenlijk te gebruiken laauw water en melk, met ot' zonder een weinig honig. (b) Ik zeg, niet gemaklijk, want al kan men door lang kooken, het zog doen memmen, zo is zulks, nogthans, geen bewijs dat hec niet goed zij.  ( 3i 5 Tot de geaartheid eener goede minne woi'dé vérëischt, dat zij deugdzaam, bedaard, vrolijk en zindelijk zij, en niet gemaklijk worde aangedaan door fterke hartstogten, als toorn, fchrik, droefheid en dergelijkefi, dewijl dit alles het zog oogenblikliik bederven, en voor het kind van de vreeslijkfte gevolgen zijn kan. Het fpreekt van zelfs, dat 'er veel aan gelegen ligge, dat eene voedfter gezond zij; het uiterlijk voorkomen kari dit wel veel te kennen geeven , maar zij kan echter onbekende ziekten, van verfchillenden aart, verborgen houden, en die op den zuigeling doen overgaan, weshalven dit ftuk van genoegzaam gewigt is, om hetzelve een Geneesheer te doen onderzoeken. (£) De levenswijze eener zoogeude moeder of minne moet naarhaaren ftaat als zooglter gefchikt zijn, dat is, zij moet goede ,voedzaame, fpijzen , en in eene maatige hoeveelheid, gebruiken,maar niet eensklaps van de eene tot de andere, van eene fchraale, bij voorbeeld, tot eene zeer overvloedige levenswijze overgaan; de fpijze, waaraan men gewoon is, fchoon niet zo goed, fchaadt, gemeenlijk, minder, dan die, welke geheel vreemd is. Zij 'Cc) De venusziekte is het, welke men dikwijls aantreft bij minnen, vooral bij'de zulken , die,op eene onechte wijze zijn bezwangerd geworden, welk getal , voornaamelijk in volkrijke (leden , vrij( groot is , de gevolgen daarvan op het ongelukkig' wicht behoeve ik niemand aantetoonen. Zeer nadeelig zijn ook de lcheurbuik en andérë sciektens, uit kwaadzappigheid ontftaande. e  C 34 ) Zij behoort zich voornaamelijk te wacfïten voor alles wat zeer fcherp, onrijp,zuur en onverteerbaar is, als zoute, zuure, vei te en met fpecerijën aangezette fpijzen, — fterke dranken, — raauvve , onrijpe zuure vrugtenS zij dient zich te maatigen van fpijzen en dranken, welken veel winden verwekken ; hier onder worden gereekend, erwten, boonen, koöl en dergelijken; zij behoort niets te gebruiken van ailes, wat het zog eene onaangenaame reuk of fmaak kan mededeelen, gelijk uijën, knoflook en anderen van dat foort. Het bier is voor haar een zeer goede dagelijkfche drank, zo men maar zorge, dat het versch en niet te zwaar zij; melk en melkfpijzen kan zij in eene maatige hoeveelheid gebruiken; maar, bijaldien daaruit het zuur mogte ontdaan, moet zij daarmede ophouden; voor het overige kan men, wanneer het kind eenige maanden oud is, langzaamerhand, de zoogfter een weinig vaster en zwaarer fpijzen te eeten geeven. De beweeging en arbeid, vooral in de vrije lucht, zijn voor de zoogende vrouw en haaren zuigeling zeer voordeelig, zij zorge al-, leenliik, dat zij zich zelve aan geene te groote koude blootftelle, en haaren boezem voornaamelijk gedekt houde. 00 Na de geboorte behoort men met zuigen fchie- Zij, die lust hebben eene meer uitgebreide Verhandeling over de minnen te leezen, kunnen daar over na zien : rosen van rosenstein , Handleiding tot de kennis en geneezing van de ziekten dff lïnderen, ïfte Deel. ifte Hoofdftuk.  (35 ) Schielijk eenen aanvang temaaken,eriniét langer te wagten dan eenige uuren; na dat de kraamvrouw van de vermoeijing der verlosfing gerust, en eenig voedfel gebruikt heeft, is het tijd het kind" aan de borst te leggen; zelfs fchoon 'er nog geen zog in de borsten mogt gevonden worden, is het zuigen het beste middel, om het daarna toe te voeren; ja ook het beste middel, om ontfteeking, verzweering der borsten, koorts en zogverplaat-»" zingen voortekomen. Voor den zuigeling heeft het dit voordeel, dat de zwarte drek, welke hij uit de baarmoeder medebrengt, door het vroegtijdige zuigen, hoe eer hoe beter, worde opgelost en uitgeworpen, en wanneer het kind, na wel beproefd te hebben, niet in ftaat mogte zijn, op dat oogenblik eenig zog daar uit. te trekken, is het zeer nuttig ter zelfder tijd, dooreen ander kind, door eenezuigfteroi een' jongen hond, de borsten te laaten opnaaien, (e) Het is een algemeen en groot misbruik het fchreiënd kind altijd door zoogen te (lillen ; een misbruik, dat voor het kind zeer fchadelijk is; hierdoor zal het te fterk gevoed worden, dewijl toch niet al hetfchrei- ëiï (t) Wannneer na het einde Van den tweeden dag het kind in het geheel nog geene ontlasting van afgang gehad heeft, moet men het een zetpil van Spaanlcfte Zeep, van graauw papier met olij of dergelijken , of een eehvouwig klysteer van melk eiï water, of van zoet huij laaten zetten. Een thee-lepel tjen vol Syroop van Rhabarber, of \ lood manna , in een weinig water gefmolten, met wat melfc iflgegeeven, is ook zeer dien/tig. C *  ( 3«) ên door honger veroorzaakt wordt; hief Van' daan alle toevallen van eene flechte fpijsverteering , die bij zuigende kinderen zo gemeen zijn, als verftoppingen, buikloop, pijn in de ingewanden, het zuur, winden, braakingen, ftuipen,en zelfs de dood. Door eene kleine oplettenheid en ondervinding, znl eene moeder gemaklijk onderfcheiden, of het kind fchreit uit begeerte naar de borst dan om andere redenen; in het eerde geval zal zij gemeenlijk ontdekken, dat het kind met greetigheid aan zijne vingeren of die van anderen zal zuigen; dat de mond veeltijds vervuld is met water of flijm; dat het met verlangen naar de moeder uitziet, naar de borst grijpt en vrolijk daarop aanvalt, den tepel in den mond neemt, en met de handen het zog tracht uit te drukken. > Voor het overige is het zeer goed het kind aan eenen bepaalden zoogtijd te gewennen, dat is, men geeve het de borst alle vier of vijf uuren, dit is genoeg;'in deezen tijd is het ook, dat men de uitgezogenè borst ge ■ meenlijk weder genoegzaam gevuld vindt; best zal men doen het zo te knikken, dat men twee of drie uuren na den maaltijd het kind laat zuigen, dewijl op dien tijd het zog het meeste ter voeding gefchikt is, doch m het eerde halfjaar is het beter, het kind eene reize raefir de borst te geeven , bij voorbeeld, alle a of 3 uuren, en dit langzaam te verminderen. r Wanneer de moeder gekhnkt heeft, ontfteld of vergramd geworden is, moet zij zich wel wachten in den eerden tijd het kind " '' te  C 37 ) te zoogen, maar het zog laaten uitmelken; het kind intusfchen met iets anders te vreeden dellen, en het niet weder aan de borst leggen dan twee of drie uuren, nadat zij eenig voedfel gebruikt heeft. De barden en fplijtingen der tepels, veelal veroorzaakt door het drukken der borsten, zedert langen tijd door het draagen van keurslijven, veeltijds echter ook uit andere oorzaaken ontftaande, verwekken veel onge mak en verhinderen zeer het zuigen. 'Er is bijna geene ziekte, waar over veele vrouwen, die de last van raadgeeven vrijwillig op zich genomen hebben, zich meêr uitllooven, door ontelbaare geneesmiddelen daar voor optegeven dan deeze; geen geneesmiddel, echter is in ftaat dit ongeraakte heelen, dewijl het geduurig zuigen het aangelegde middel weder doet wegfpoelen, en aan hetzelve geen tijd van eenige uitwerking overlaat. De kortfte en zekerfte weg daar tegen is eerst de eene tepel geheel te laaten geneezen, en vervolgens de andere: ten dien einde laat men het kind aan de eene borst niet zuigen, maar beftrijke de tepel met een menglel van gelijke deelen llijm van Arabifche gom en fiijm van queepitten, het zog intusfchen uithaalende door middel van een zuigpomp of glas, het welk dit voordeel heeft, dat het de melk trekt zonder de tepel aan te raaken; voor het overige laate men de geneezing aan de natuur over; de eene tepel geheeld zijnde herhaalt men dezelfde bewer king aan de andere; wanneer het gebrek van C 3 zog  ( S8) zog, fomtijds , niet toelaat aan eene borst flechts te laaten zuigen, dan kan men niet anders doen, dan de tepels met het voornoemde mengfel te beftrijken, en met geduld de geneezing te verwagten ; alleenlijk moet men na het zuigen van het kind, of van het glas, de tepel telkens afveegen, wijl de uitgeftorte melk aldaar droogende de barsten openhoudt, (ƒ) Wanneer het kind nu eenige wecken alleen bij de moedermelk geleefd heeft en gezond is, moet men het langzaamerband aan_andere fpijzen beginnen te gewennen; dit kan zonder eenige" febade gefchieden en is integendeel zeer nuttig: hoe ligt kan immers eene zoogendc vrouw door het een of ander toeval van haar zog beroofd worden? Men bevind zich dan in de noodzaaklijkheid, om het kind eene vreemde voedfter te geeven, of hetzelve eensklaps het zog te onthouden, dat beide nadeelig is; daar bij zijn alle vrouwen niet in ftaat, om, zonder nadeel van haare gezondheid, het kind alleen door zog te onderhouden. Voor deszelfs eerfte voedfel is niets met de natuur des kinds meêr overeenkomftig, dan koemelk met water verlengd, ongekookt, maar Hechts een weinig gewarmd; het kooken der melk neemt het fijnfte, beste, voedfel weg, en geeft aan dezelve de eigenfehap van gemaklijker tot zuur (ƒ) In het aanleggen van alle andere middelen, moet men voorzichtig toezien; of hec kind daar door inwendig ook eenig onheil kan worden ipcgebrapht.  C 39 ) zuur over te gaan ; hier mede kan mén eenige dagen aanhouden, en dan een weinig biscuit 'er bij doen, dezelve allengskens wat vermeerderende, en de melk van tijd tot tijd verkoelende, tot dat ze eindelijk geheel koud zij; voor de verandering kan men ook eens geeven, een weinig rijst of gort in water, wel gaar gekookt eri met melk vermengd ; van dit alles behoeft het niet dikwijls of niet veel te gebruiken, maar men moet het befchouwen als een bijvoegzel bij het zog, Wanneer het kind geneigdheid tot kaauwen laat blijken, of dat de tanden op weg zijn, kan men hetzelve, behalven de pap, ook van tijd tot tijd een ftukjen goed gerezen en gaar gebakken tarwenbrood, droog, laaten eeten; dit geeft een goed voedfel en bevordert het uitkomen der tanden. Nu kan men langzaam overgaan, om het kind, fomtijds, eene geringe hoeveelheid groentens en andere fpijzen te laaten eeten; men moet het gewennen aan alle goede fpijzen, die in het huishouden voorkomen, maar in den beginne moet men daarmede omzichtig zijn, (g) Zeer algemeen is bij de bakers de gewoonte van elke lepel pap, waarmede zij het kind zullen voeden, eerst in haar mond ie brengen; deeze gewoonte is onnoodig en morsfig niet alleen, maar ook nadeelig; alle fcherpe, rottige doffen, die in den mond deezer vrouwen mogen huisvesten, gaan met de fpijs over in de tedere maag en ingewanden van het kind; de gevolgen daarvan kan ieder gemaklijk begrijpen , die de aandoenlijkheid kent vsn eens kinds ingewanden. C 4  ( 4°) zijn, zich wachtende voor alles wat zuin', fcherp, heet, verftoppend is, en winden ver wekt, volgens den zelfden regel, dien wij in de levenswijze der zoogende vrouwen bèfchreven hebben. Vleesch is in deezen leeftijd, dat is in het eerfte jaar, fchadelijk, verhit te veel en kan niet verteerd worden; dun vleeschnat met brood vermengd, fpaarzaam gegeeten, is goed; voor drank gebruike men water, alleen, of met melk, beter koud dan warm. (h) Onder deeze behandeling nadert eindelijk de tijd , dat men het kind geheel van de borst kan afweeren of fpeencn: de juiste tijd hiervan te bepaalen is moeielijk; gemeenlijk kan men echter zeggen, dat het kind hier toe gefchikt zij, wanneer het, zijne meeste tanden gekreegen hebbende, in ftaat is ander voedfel te kaauwen; deeze tijd valt gewoonlijk in tusfehen het eerfte jaar en het anderhalve. Een gezond kind, en dat daar en C/0 Deeze zelfde levenswijze kan men een kind doen houden, dat fcich in de nopdzaaklijkheid bevind, om zonder zog te moeten worden opgevoed; Yoordeeligst is het zodanige kinderen te doen drinken uit een pijpkan , die zo gemaakt is; dat het onderfte einde van de pijp bijna tot op den grond van de kan reike, het bovenlle einde dient overdekt te zijn met zeemleder, waarin een ftukjen zuivere fpons, alles zo veel mogelijk naar eene vrouwelijke tepel gelijkende; zo dit werktuig van tin gemaakt is, moet men nooit de melk daarin lang laaten liaan; dezelfde voorzichtigheid moet men hebben met alle vaatwerk van tin, koper, lood of fsüfc bereid-  (41 ) en boven tot het eeten van andere fpijzen is voorbereid, langer te -zoogen heeft geene nuttigheid. Het fpeenen beftaat hierin , dat men, na 'alvoorens het zoogen langzaam verminderd te hebben, het kind ten eenenmaale de borst onthoude, en het zog laate opdroogen. Aan de zijde van het kind is 'er niets anders te doen, dan hetzelve eene genoegzaame hoeveelheid ander voedfel, waaraan het reeds gewend is, te geeven, en zich door niets te laaten beweegen om hetzelve, eens van de borst genomen zijnde , 'er weder aan _ te leggen. De minde moeite is , dat het kind zijne moeder voor eenige dagen niet kome te zien, op dat dus zo fchielijk mogelijk, het herdenken daar aan worde weggenomen. Aan den kant der moeder moet 'er gezorgd worden, dat de toevloed van zog naar de borsten van daar naar een andere plaats geleid en uitgeworpen — en dat 'er geen nieuwe toevloed meer geboren worde: meesten tijds kan men hiertoe alle uiterlijke opdroogende geneesmiddelen ontbeeren: het 1'preekt van zelfs, dat alle bijgeloovige middelen, als ftukjens lood, pennetjens met kwikzilver en dergelijke zotternijen, niets afdoen; de vrouw behoeft alleenlijk eenige dagen van te vooren het kind niet zo dikwijls te doen zuigen, maar het zoogen te verminderen, en zo lang uitteftellen als de fpanning der borsten toelaat; vervolgens neemt zij, twee dagen voor dat zij het kind fpeent, eiken dag |an zacht . purgeer- middel uit rhabarber, C 5 man-  C40 wanna, wonderzout of dergelijken, 30 dat zij daagelijks twee of drie ontlastingen hebbe; het kind van de borst zijnde, moet zij hier nog een paar dagen mede aanhouden, en den boezem met doeken eenigszins famendrukken, terwijl zij haare kleederen maatig fterk toerijgt en de drukking dagelijks vermeerdert ; wanneer de borsten door het zog worden gefpannen, moeten zij door iemand worden uitgezogen , zo dikwijls, doch niet meêrmaalen, als het noodig is. Van het eerfte inneemen des purgeer-middels af, tot dat het zog geheel verdweenen is, moet de vrouw zich wachten van alle zwaare , fterkvoedende fpijzen, en niet meêr eeten of drinken als noodzaakhjk is. Zeldzaam gebeurd het,dat onder deeze be^ handeling het zog niet wil wijken, en dit voorvallende moet men zijnen tuevlugt neemen tot andere middelen , naar dat de omftandigheden zich bevinden. Het kind nu geheel de moedermelk misfende, moet zich tot de gewoone en eenigermaate meêr vaste fpijzen gewennen. De beste onder de voedlels zijn voor hem rijst in water gekookt, en met melk vermengd; gelijk ook haver — en garsten gort op dezelfde wijze bereid; alle welgerezen meellpijzen zijn goed, zo zij niet te dikwijls gebruikt worden; het zelfde kan men zeggen van de aardappelen; alle kool en raapen moeten, in den beginne, omzichtig gebruikt worden , van wegens de winden en opfpanningen, die daar uit voortkomen j erwten en boonen, zo ze niet zeer jong zijn, 'zijn voor een kind bezwaarlijk  C43) £e verteeren; fpinagie, endijvie, geele wortelen , fcorfoneel en bietwortelen, gekookte of" gedoofde appelen en peeren, welbereid zijnde, geeven een goed voedfel. Van de vleeschfpijzen is voor kinderen best, het kalfs en jong rundvleesch; al wat zeer vet, gerookt is, en in het zout gelegen heeft, — varkens-, fchapenvleesch , alle wild en gevogelte is voor een kind van deezcn ouderdom te zwaar. Het eeten van visch is voor een kind niet aanteprijzen; men heeft daarvan te veel nodig om 'er behoorlijk voedfel uittetrekken; hierdoor wordt, ligtelijk, de fpijsverteering overhoop geworpen en veele fcherpe rottende doffen ^in de maag en ingewanden verzameld; de flechtften onder de visfchen zijn weder de harde, vette, gerookte, gedroogde en gezouten. Het brood is voor het kind een voornaam voedfel; tarwenbrood en biscuit zijn het beste; men moet alleenlijk opletten dat het welgerezen en gaar gebakken zij , gelijk wij van de meelfpijzen in het gemeen hebben aangemerkt; men moet de kinderen nu ook reeds gewennen, eene geringe hoeveelheid roggenbrood te eeten. (i) Bo^i) Het gebruik van koek en banket in groote maate is voor kinderen fchadelijk, door flijmzucht en verftoppingen der ingewanden met alle derzelver gevolgen te verwekken. In geringe maate gebruikt maakt het de kinderen jsnvergenoegd, en doet hen op hunne eenvouwige, da-  C44 ) Boter en alle vet geeve men zeer fpaarzaam, — kaas in het geheel niet. De vrugten, als appelen, peeren, braamboozen, moerbeziën, pruimen, kersfrn, perfiken, abricoofen, kunnen van het kind zonder fchade worden gegeeten, men zorge alleenlijk dat ze maatig gebruikt worden en volkomen rijp zijn; de overige vrugten en de rijpe zelfs in te groote hoeveelheid gegeeten, verwekkken zeer pijnelijke en gevaarlijke krimpingen in de buik de aardbeziën, aalbesfen, kruisbesfen en druiven zijn goed, zo men zich kan wachten voor het eeten van derzelver zaad of pitten ; de vrugten zijn in het gemeen gezonder, wanheer ze in de tusfchentijden,dan wel bij den maaltijd gegeeten worden. Alle heete fcherpe vrugten, fpecerijën en de daaruit bereide confituuren en faufen, zijn voor jonge kinderen nadeelig ; het zout gebruike men maatig; de zuiker fpaarzaain; in deszelfs plaats kan men met nut gebruik maaken van honig; veel zuur is voor kinderen bedenklijk,dewijl de natuurlijke zwakheid van dagelijkfehe , fpijzen met verachting nederzien. De verwen, waarmede deeze lekkernijen, fomtijds, bel'cnilderd zijn, kunnen flechte gevolgen nalaaten. Dit brengt mij tevens te binnen", de onvoorzichtigheid, die men dikwijls bee't van den kinderen belchilderd, houtwerk tot fpeelgoed in handen tc geeven, wsarvan de verwen, veeltijds, wezenlijke vergilten zijn; de kinderen brengen alles in dep mond , en kunnen daar de nadeeliglte toevallen van ondervinden,  (44 ) van hunne ingewanden van zelfs veel aanleiding geeft, tot het ontdaan van zuure doffen. Het is zeer goed het kind terftond na de fpeening aan eenen bepaalden tijd van eeten te gewennen. De honger is, wel is waar, de beste regelmaat tot eeten, maar de natuur laat zich ook in dit geval leiden enbepaalen, en hier door zal men veele onaangenaamheden voorkomen. Een kind verteert, door zijne grootere warmte en overvloed van vogten Ichielijker dan een volwasfen mensch; wil men dus deszelfs teedere maag niet overlaaden, zo moet het ook meêr maaltijden doen dan een volwasfene; best is het een kind van deezen ouderdom vier of vijfmaalen op gezette tijden te doen eeten; het kind ouder wordende, kan men dit weder verminderen, maar buiten deezen bepaalden tijd,moet men hetzelve, niets hoegenaamd te eeten geeven. De hoeveelheid van fpijzen kan niet gemaklijk bepadd worden; de dieren , zo jong als oud, eeten zo lang tot dat zij verzadigd zjjn, dit kunnen zij. gerust doen, om dat hunne fpijze eenvouwig, alleen voedend cn niet aangezet is met lekkernijen, welken hun de maatighcid doen te buiten gaan; wanneer men deezen zelfden regel houdt bij de kinderen, en hun alleenlijk eenvouwige fpijzen voorzet, kan men hen gerust laaten eeten, zonder te vreezen dat zij zich zullen overlaaden. (k) De- (fc) Dit heeft alleenlijk plaats bij gezonde kinderen : zij , die door wormen of fommige andere ziek.  C 46) Dezelfde regel heeft plaats bij de dras1? Verfcheidene gevallen vindt men befchreven ■van kinderen reeds voor de geboone met eeni;>e tanden voorzien; van anderen, die zeer laat, zelfs in het 3de jaar zijn beginnen uit te kumen; doch 'er is in het menschlijk ligchaarn bijna geene werking, die niet fomtijds van den gewoonen regel is Afgeweken. E  C 66 ) fnijtanden, —- en 8 kiezen: meerder tanden krijgt het kind niet dan ten tijde van de verwisseling omtrend het 7de 8de of 9de jaar. Bij het uitkomen der tanden vertoonen zich gemeenlijk één ook wel twee te gelijk, meestal in die orde, dat de fnijtanden het eerst voor den dag komen, daarna de hondstanden en eindelijk de kiezen: dit laatde gaat nogthans niet zeker, dewijl zeer dikwijls ook eenige kiezen eerder dan de hondstanden uitkomen. In het gemeen is deeze uitbotting eenvouwig en niet zeer ongemaküjk : het -tandvleesch, door den langzaam aannaderenden tand gedrukt, wordt allengskens verdunt, totdat 'er eindelijk eene opening geboren wordt, die den tand doorlaat; het allergemaklijkst komen uit de fnijtanden, welken fcherp, dun en fmal van boven het tandvleesch ligtelijk doorbooren en veeltijds reeds uitgekomen zijn eer men 'er iets van vernomen heeft; de kiezen zijn meêr moeite onderworpen door hunne breedte, welke echter , om dat hunne oppervlakte voorzien is met uitftaande hoeken of punten, die niet allen te gelijk aandringen, gemak!ijker door komen .dan de hondstanden, welken breed en rond van boven zijn. Wanneer het tandvleesch uit zijn aart dik en taaij is, wanneer de uitkomende tanden fterk en fchielijk aandringen eer dat het tandvleesch nog genoeg voorbereid is, of als 'er,méér dan een of twee tanden te gelijk op het doorbreeken (laan , zo ontmoet deeze werking tegendand, vergezeld door toevallen , welken, naar gelang der omftandighe- den,  C «7 ) den, meêr of min zwaar en fomtijds gevaarlijk kunnen worden. ■ De gewoonlijkfte toevallen of kentekenen zijn pijn, hitte, roodheid, zwelling van het tandvleesch, kwijling uit den mond, hier bi] komen onrustigheid, koorts , hoest, flaapioosheid; fomtijds eene traage, doch méérmaaien eene fterke buiks ontlasting; in het uitkomen der kiezen ziet men veeltijds een ongewoone roodheid der wangen, voornaar melijk aan die zijde der kaak, waar de kies zaldoorbreeken; alle welke toevallen niet ophouden voor dat de oorzaak weggenomen, dat is, de tand doorgebroken zij: fomtijds echter verminderen dezelven, door dat de tand, in zijne werking geduit wordende, een weinig blijft rusten, maar dan komen ze met den tijd weder, (b") Men befluit dat 'er één of meêr tanden zullen doorkomen, wanneer men allen of eenigen deezertoevallen te famen gewaar wordt,wanneer de tijd van tanden krijgen, hier boven bepaald, daar is ; als het kind zijne vingers en fpeelgoed dikwijls in den mond brengt en (b) Men heeft opgemerkt, dat het dootbreeken der tanden in den winter gemeenlijk met minder moeielijkheden vergezeld gaat dan des zomers; de •reden is misfchien hier in gelegen, dat, gelijk alle deelen van het menschlijk ligchaarn, ook het tandvleesch bij koude harder en brosfer is, en daar door yich gemaklijker opent, daar het taaie tandvleesch veel mede geeft en zich door den tand fterk laac uitrekken, waar door de toevallen vermeerderd wons'eu ,en langer duuren. E *  C 68 } en daarop bijt om de hitte en jeukte van het tandvleesch te verzachten; als het niet zuigen Wil, of de borst al aangrijpende die fchreiè'nd weder loslaat; fomtijds ziet men ook ëen of meer witte flripjens of vlakken , zijnde de boven einden der tanden, welken door het tai dVeesch heen fchijnen. De hulpmiddelen om deeze ongemakken te verzachten en te doen verminderen zijn de navolgende. De moeder behoort bij het uitkomen der tanden zeer oplettende te zijn. om eenen goeden leefregel in acht te neemtn , ten einde haar zog te verbeteren; zij behoort zich dus in deezen tijd, vooral, zorgvu'dig te wachten van al wat heet, fcherp en prikkelend is; zij moet zachte, verkoelende, fpijzen en rijpe vrugten gebruiken; veel verkoelende waterachtige drank drinken , om het zog te verdunnen , gelijk flappe thee, dun bier, garstwater met citroen en dergeiijken; zij dient behoorlijk open lijf te houden, daartoe gebruikende, zo het noodig mogt zijn, zachte buikzuiverende middelen Xit rhabarber, manna, wonderzout, cremor tartari, enz. Men moet het kind niet kwellen met eenige heete fpijzen of drank in den mond te fteeken; door de groote hitte van den mond kunnen zij dit niet gemaklijk verdraagen; met eeten zal men ook niet wel bij het kind te recht komen, deszelfs beste voedfel is nu het zog ^e) Zo, (e) Hier uit ziet men, dat het niet goed is een, kind te fpeenen voor uar het reeds een groot gedeelte van zijne tanden gekregen heeft.  f O) ) Zo het kind graag ergens op wil bijteni geeve men het zelve een korst roggebrood, een link zoethout of heemstvvortel' te kaauwen; dèeze zijn te verkiezen boven alle harde zaaken, als woifstanden , ijvoir, zilver , kiijstal en dergeiijken, want daar door wordt het tandvleesch traag en eeltachtig, waarvan wij het nadeel hierboven reeds hebben aangetoond. Om de hitte en omftecking tegen te gaan en te gelijk het tandvleesch hard te maaken, kan men met goeden uitflag hetzelve beftrijken met een vinger of penceel, gedoopt ih ci troenfap met water vermengd; zo het kind hardlijvig mogte zijn, is het niet voorzichtig inwendige purgeermiddelen aan hetzelve te gecven , dewijl dit gebrek h'gtelijk in het legengeftelde^ dat is een' fchadelijkcn buikloop Itan veranderen; een eenvouwig klijsteer van melk^ water en honig kan hier beter te pasfe koir.cn. Voor het overige moet men de zorg aan de weldaadige natuur overlaaten ; elk bijzonder toeval kan men niet tegengaan, maar zij wijken alle van zelfs als de \anden z jn doorgekomen; men zij in dit geval bedacht, om door geene onkundige hand her kind ëenigerhande Haspmiddelen te laaten geeven; maar wanneer de onrustigheid te lang duurt; wanneer de gemelde toevallen zwaar zijn, en niet i'chielijk ophouden; als 'er andere bijkomen, gelijk ftuiptrekkingen, fterke hoest, zwaare buikloop, koorts, llaperigheid en verdooving. als het kind volftrekt op niets Wil bijten, de hitte en roodheid inden mond E g zwaai'  ( 70 ) zwaar is, het welk een teken is van ontdeE?king; in alle deeze gevallen is het gevaarliik en moet men de zaak terftond den Geneesheer aanbeveelen, het welk altijd voorzichtig is, al fchijnen ook de toevallen van minder belang te zijn. Het is niet te verwonderen, dat men wel gezocht heeft naar middelen, om deeze plaag, door dewelke, volgens verhaal van susaiilch, (X) van de 13 kinderen 3 derven, voortekopen; men zal nogthans geene hulp vinden m koraalen, uitgevonden door een gewaand gezelfchap van mannen, die zichzelvengeleerd noemen, en hunne naamen verzwijgen noch in alle dergelijke zotternijen en beuzelingen-, welken geen voordeel kunnen geeven, dan alleen aan de beurs van den verkoopcr, maar de beste voor-behoedmiddelen zijn gezonde ouders eene goede levenswijze der moeder ten tijde van de zwangerheid, en geduurende het zoogen, en de daaruit volgende gezonde gefteldheid van het kind. b Men weet ook, bij ondervinding, dat het zeer voordeelig is, om, zodra bet kind 3 maanden oud is, eenige re:zen daags nier den vinger over het tandvleesch heen en wéér te wrijven , om het daar door dunner te doen worden; het kind hier aan gewoon, zal ook wanneer de tijd van tanden krijgen daar is' zich gemaklijk inden mond laaten voelen' dat altijd nuttig is om het uitkomen der tan den te onderzoeken, de middelen aan te wenden, en daar door des kinds gevaar enimarten te verminderen. ■ . NE- 00 Zie Godlijkc orde, enz. ade Deel, bladz. 284,.  C 7! ) NEGENDE HOOFDSTUK. VAN DE ZIEKTEN DER KINDEREN- Gehandeld hebbende over de beste wijze Van kinderen bij hunne gezondheid te bewaken, gaan wij nu over tot de beicnouWing van derzelver ziekten. , , ^ Eene zaak, waarlijk, van het grootfte belang en voor dewelke iedere opheldering, hoe gering ook, nuttig zijn moet: want, wat is qlgëmeener dan eene verkeerde behandeling omtrend zieke kinderenV hier aan is meerendeels toetefchrijven de groote derfte onder hen, waarvan wij in het ide Hoofdduk een voorbeeld hebben bijgebragt. Men denkt gemeenlijk dat tot de Geneeskunde, en bijzonder tot die der kinderen, elk gerechtigd is: dat men om hunne ziektens te kennen en te geneezeil, niets meer noodig heeft dan eene ondervinding door ouderdom, door'dikwijls kraamen of bakeren verkregen; aan de andere zijde verkeerd men m de gedachten, dat de ziekten der kinderen met recht kunnen gekend worden, om dat de kinderen onmagtig zijn, om te zeggen wat zij gevoelen; dat het alleen maar op de gisfing aankomt, en dat, derhalven, de Doctor niet meêr kun uitvoeren dan de baker. Dit is nogthans geheel verkeerd, de ziekten der kinderen hebben ook hunne kenteekenen, die men door oefening zeer wel kan g 4. wee.  C 7* > weeten, en bij hen, fomtijds, gemaklijfrer dan bi] bejaarden: zelden vindt men bij volwaslene ziektens, die eenvouwig zijn zonder vermenging van anderen; dit heeft meer plaats bij kinderen, het welk tot de kennis en eeneezmg zeer voordeelig is, maar daar en 'tegen zijn de ziekten der kinderen in het Gemeen fcherper, en worden eerder gevaarlijk ■ Dat men bij elke ziekte een Docter moet roepen, kan ik ligt aanraaelen , en zoude zeer nuttig zijn, maar ik heb nogthans geene verwagtmg, dat deeze raad algemeen zal gevokt worden; dit zoude, gebeuren zo die vrouwen, welken de voornaamfte Geneesheeren der kinderen zijn, zelfs maar eenig denkbeeld hadden van de Geneeskunde, als dan zouden zij zich zeiven minder betrouwen; men ziet immers altijd,dat de kundigfte menfehen hunne eigene zwakheden en gebreken het meest kennen, de dommen alleen zijn het, die denken nimmer te kunnen dwaalen. De meeste menfehen gelooven, dat'er tot de Geneeskunde niets meêr behoore dan voor elke ziekte een middel te weeten - hier om zijn'erveele lieden, welken, zo dra zMvan eenige ziekte hooren fpreeken, aanftonds Hereed zijn iets optegeeven, dat daar goed voor ts, en dit te bevestigen met te zeggen://- heb er baat bij gevonden, zonder dat men lette 00 de oorzaaken der ziekte, die zeer verfchillcnd kunnen zijn en fomtijds recht tegen elkander aanloopen. De Hoofdpijn, bij voorbeeld,kan (om Hechts oorzaaken op te noemen) ontdaan uit volbloedigheid, ook wordt zij geboren uit zwakheid of gebrek aan bloed; de eene.  C 73 ) eene vordert eene aderlaating,de andere voedende en verfterkende middelen; hoe kan het dus mogelijk zijn deeze ziekte altijd met een en het zelfde middel te geneezen? Stel eens, een kind heeft ftuipen: hij die geneezen wil moet zulks niet onderneemen met het een of ander middel, dat voor de ftuipen goed is, gelijk men het noemt, maar hij behoort te onderzoeken en zeker te weeten , of de ftu'pen ontftaan uit eene verzaameling van ftoffe in de ingewanden, — uit wormen; of zij verwekt worden door buikpijnen, door de tanden, doorliet zuur, door een fchrik der moeder of van het kind zelve, door heimelijk ingeeven van flaapmiddelen of andere vergiften, door het inflaan van de eene of andere uitflag der huid, of door nog veel andere oorzaaken. Wie begrijpt nu niet gemaklijk, dat men eerst eene van deeze oorzaaken, en wel de daadelijke bron der ziekte, uit den weg moet ruimen, zal de ziekte zelve ooit overwonnen worden? Wie bemerkt niet, dat 'er dus tot de waare kennis en geneezing der ziekten veel meêr kunde behoort, dan men ooit bij elk en een iegelijk verwagten kan ? Wie ziet dus niet, dat alle geneesmiddelen in de nieuwspapieren of elders met veel fraaie woorden te koop aangeboden, louter bedriegerijen zijn, alleen gefchikt om geld te verzamelen, altijd fchadelijk, al hebben zij geene de minfte krachten, dewijl men,daar óp vertrouwende, den tijd en de goede middelen verwaarloost. De gezondheid der ouderen gaat veeltijds op de kinderen over, en is dus het beste £ 5 voor-  ( U ) voorbehoedmiddel tegen hunne ziekten ; f» de oorzaaken van veele ziektens uit een verkeerde opvoeding ontftaande, hebben wij iri de voorgaande Hoofdftükken aangetoondhier voor kan men zich dus wachten door de? opvoedingswijze, aldaar aangeprezen, in acht te neemen. Nog een woord moet ik zeggen van de hartstogten, welken bij kinderen de bronnen zijn van veele ziekten en onheilen: de gramfchap, ontevredenheid, vrees en fchrik kunnen in het aandoenlijk zenuwgedel van eerï kind verfchriklijke wanorders doen ontdaan, fomtijds uitloopende op duiptrekkingen, beroerte,eenen ptotslijken dood of een kwijnend leven; men geeft een kind aanleiding tot kwaadaartigheid door het te tergen, gelijk ook wanneer eene achtelooze mmne of oppasfer het kind eenig gebrek doet lijden, of langen tijd achteréén zonder hulp laat liggen Jchreun. Niets maakt de kinderen meêr geichikt tot boosaartigheid, dan de gewoonte van hen altijd hun zin te geeven en niets te weigeren, waartoe men toch eindelijk eensmoet overgaan. Niet minder gevaarlijk ishet een kind door vreesfelijke verhaalen of vertooningen benaauwd te maaken ofte doen Ichnkken; van de akelige gevolgen hiervan vindt 00 Kinderen, die zwak geboren worden, moet men met meêr zorgvuldigheid oppaslen dan anderen, dat is, men moet hen langzaamer en v0ür. zichtiger gewennen aan koude, aan fpijs en dranis enz. dit zeJfde heeft plaats bij kinderen, die nies voldraagen zijn of' te vroegtijdig geboren worden,  C 75 ) vindt men veele voorbeelden, en de verftandige lieden kunnen dikwijls zodanige indrukfelen, in hunne eerfte jeugd ontvangen, in den grijzen ouderdom zelfs nog niet geheel uitwisfchen; zo de kinderen bij toeval ero-ens voor bevreesd zijn moet men hen vrofijk aanfpreeken, hen dat geen, waarvoor zij bang zijn, met voorzichtigheid van nabij vertoonen, en de onfchadelijkheid daarvan uitleggen; dus moet men de kinderen aan ïeelijke afzichtige dieren, en aan alles wat hen eenige vrees kan inboezemen, langzaam doen gewennen. , Om zo veel mogelijk de zieke kinderen voor eene verkeerde behandeling te bewaaren, zal ik, zo verre de kortheid van het bedek deezer Verhandeling toelaat, een denkbeeld trachten te geeven van de kentekenen, oorzaaken , en geneeswijze van fommige ziekten, die het meest voorkomen, en over de welken men, gewoonlijk, geenen Geneesheer raadpleegt. <£) EER' (&) Een geheel famenftel van ziekten te befchrijven, behoort niet tot ons oogmerk,- zij, welker leeslust zich hiermede niet laat verzadigen , kunnen met vrugt en genoegen hier over leezen : tiss ot en bickkr Raadgeeving voor de gezondheid van den gemeenen man, gedrukt te Rotterdam 1780. 8vo. w. büchan. Huislijke Geneeskunde, Utrecht 1795: 8vo. mroses van rosenstein, Handleiding tot de kennis en geneezing van de ziekten der kinde. ren den Haag 1779. 2 deelen. 8vo. Drie voortreffelijke werken, opzettelijk over dit onderwerp geichrcven.  ( 78 ) EERSTE AFDEELING. Over de Hardlijvigheid; IVfen noemt een kind hardlijvig, wanneer' het geen genoegzaame buiks-ontlasting heeft: om genoegzaam te zijn behoort een kind van een of twee jaaren oud, in de 24 uuren ten minsten tweemaal afgang te hebben. Tot dit ongemak zijn het meest geneigd kinderen, welken te vroegtijdig of in eenen zwakken daat ter waereld komen, — die te dik zog gebruiken,— welken, nog zeer jong zijnde, veel pap eeten, of met al te vaste en te zwaare fpijzen gevoed worden, cn hier toe behoort wel voornaamelijk de meelkos:, eindelijk, d:e kinderen , welker ingewanden men,door het irgeeven van olij, van veelvuldige purgeermiddelen en dergelijke Hechte gebruiken, verzwakt heeft. De gevolgen der hardlijvigheid zijn altijd te vreezen; de gevaarlijkde uitwerkfelen daarvan zijn duipen en meestal inwendige of binnenftuipen, welke piaars hebben, wanneer het kind zonder ie fchreièn flil in de wieg ligt met de oogen half open zonder die te beweegen als zij door deze kwaal reeds zijn aangetast, zo duurt de oorzaak daarvan, dat is de hardlijvigheid, nog langer; fomtijds eenige dagen, en veeltijds gaat het kind 'er mede nerven. Wanneer de hardlijvigheid telkens weder komt is zulks zeer lastig. Men moet de drekdoffen uit de ingewanden drijven en men kan  (77) kan niet altijd buikzuiverende middelen ge. bruiken zonder de darmen te verflappen en daar door liet ongemak te vermeerderen 3 men moet letten op de oorzaak, en naar deeze de geneeswijze inrichten. Zo het kind een minne zuigt, die te oud zog heeft, zal men best doen eene andere minne te neemen, welker zog met den ouderdom van het kind meer overeenkomt; is het zog te dik, zo zal men de zoogfter veel doen drinken, en eeneflappe, verkoelende, en verdunnende levenswijze doen houden, zo de fpijze, die het kind gebruikt, hier toe aanleiding geeft, fpreekt het van zelve, dat men die moet achterlaaten; is he: kind zwak, zo kan men het zelve niet anders helpen dan door van tijd tot tijd ontlastings - middelen in het werk te ftellen, en de zoogder eene welvoedende - levenswijze te doen houden. Tot de beste buikzuiverende middelen behoort voorzeker de rhabarbar ; deeze doet de ingewanden hunne fterkte en veerkracht minder verliezen dan alle anderen; wanneer men het noodig oordeelt, kan men van dezelve gebruik maaken door het kind in het eerde jaar daar van te geeven 4 of 5 grein, dat is -ï'j gedeelte van \ loods met een weinig honig vermengd; rhabarbar-i.jroop, tot een of twee eiërlepeltjens ingenomen, is ook hier voor zeer gelchilu. \c) Tot (r) Het is niet wel mogelijk , om de hoeveelheid van een geneesmiddel ten allernaauwtten te bepaalen; dit verfchilt aanmerklijk bij den eenen mensch Cf  C78) Tot de uitwendige middelen behooren de zetpillen en klysteeren, welke beiden van veel dienst kunnen zijn, en meêr dan de inwen* dige moeten gebruikt worden; ,de voorraad van allerlei foort van zetpillen is vrij o-root en algemeen bekend, ook maakt het niet veel ondericheid, of men daartoe gebruike een ftuk Spaanfche zeep, een endjen kaars, .een flukjen fpek of een papier met olij wel doorweekt. Van zeer groot nut zijn de klysteeren in meest alle ziekten, waarbij buiksontlastinf te passé komt; zij verilappen minder en verdooren niet zo zeer de werking der ingewanden, ook kunnen zij niet zo gemaklijk een buikloop verwekken als wel de inwendige purgeer-middelen. Tot klysteeren, welke alleen moeten die' nen, om de ontlasting ie bevorderen, kan men bij zeer jonge kinderen gebruiken, zoet wei, water, of water cn melk', alles met een weinig honig vermengd ; hierin kan men ook lmelten een dukjen fpaanfehe zeep, en bij kinderen van een of twee jaaicn zul bet goed zijn een klein eierlepeltjen zout "er bij te doen. De hoeveelheid vogt :van een klysteer voor een jonggeboren kind is omtrend 4 lood of een of den ander ; doch wanneer men van tijd tot tijd het zeilde middel gebruikt, zal men, met weinig beginnende . fchielijk zien hoe veel men noodig heeft; het gewigt der geneesmiddelen, waarvan hier ge~ fproken wordt, is dat, het welk men in de Apotheek gebruikt, dat, is van 24 looden in een ponfi.",  ( 79 ) een groot theekopjen vol; tot een voorbeeld dient: neem zoet wei of water 4 lood , fpaanfche zeep en honig van elk een half lood, mengt het; deeze en alle andere klyfteeren moeten een weinig warmer dan laauw ingefpoten worden ; zo de lpuit groot is, draage men zorg het vogt altoos te drukken aan dat einde van de fpuit, daar het pijpjen ingedoken wordt, op dat er geen lucht mede in de darmen van het kmd PVMet deeze middelen aan te wenden en tevens de oorzaak der hardlijvigheid optefpooren en vvegteneemen zal men op de beste wijze zijn oogmerk bereiken; verder moet men zich wapenen met geduld, dewijl dit ongemak dikwijls weder komt, doch eindelijk met den tijd gemeenlijk van zelfs QPOver' het agterblijven van de allereerfte ontlasting, of de zwarte drek der kinderen, kan men nazien het 5de hopfdftuk in de noot Cey. alleenlijk moet ik hier br, voegen dat het fondament van het kind fomtijds tegen natuurlijk gefloten of te fameti gegroeid is, het zij uitwendig of binnen in den darm; hiér dient men dus op te letten en zo de eerde ontlasting lang achter wege blijft, moet men het door des Rundigen doen onderhoeken,. TWEE-  C 80 ) TWEEDE AFDEELINCr, Over het zuur. Door dit ongemak worden het meest aangedaan die menfehen, welken flap van ingewanden zijn, en welkers gal geene genoegzaame fcherpte heeft, voornaamelijk zo zij nog daar en boven fpijzen gebruiken, welken veel geneigdheid hebben om zuur te worden. Om deeze drie redenen is het zuur eene ziekte den kinderen bijzonder eigen, Een kind hier mede geplaagd, heeft gewoonlijk alle tekenen van buikpijn; het is onrustig, fchreeuwt fomtijds fchielijk en hard, trekt de beenen op naar den buik, wil zuigen, doch wordt door pijn veeltijds daar in belet: deeze tekenen duiden aan, dat het kind pijn in den buik heeft, welke den meeften tijd, doch niet altoos, uit zuur ontftaat; meêr beflisfende teekenen van het zuur zijn een witte kaasachtige , fomtijds een groene, zuur-riekende afgang, — braaking van zuure doffen, een zuure reuk in den mond, voornaamelijk als het kind winden opgeeft; fomtijds heeft men buikloop, fomtijds, in tegendeel, hardlijvigheid; wanneer de ziekte zich eenigszms verheft, is zij dikwerf oorzaak van fttrpen met derzelver gevolgen Qd); het zuur is, derhalven , gevaarlijk, en men moet alles aanwenden, om het tegen te gaan; dit gefched niet door pijnftillehde of ilaap- vcr> (<0 Zje hier over de voorige afdeeling.  C 8i ) Verwekkende middelen, waar door eénigë kwalijk beraadene minnen of bakers (van eene moeder kan men dit immers niet verwagten) de kinderen bederven, zelfs onder het oog van een Geneesheer, die met alle kunde en erndige welmeenendheïd nog niet in daat is deeze affchuwelijke gewoonte te verbannen. De flaapmiddelen neemen wel de pijn weg, om dat zij het gevoel verdooven T maar het zuur woedt daarom niet minder, te meêr daar door deeze middelen de zo noodige buiksontlasting gedopt wordt; ook kan men het zuur niet verdrijven door middel van olij; deeze doet wel veeltijds de pijn fchielijk bedaaren, door de wanden van de maag te bekleeden, en voor het bijtend zuur eenigszins te beveiligen, maar men wint 'er niets mede , en de kwaal wordt 'er altoos door verergerd, naar maate de ingewanden door de olij meêr verzwakt worden. Het eenigst middel, dat men met vrugt iri het werk kan dellen, is de zuure doffen uit te drijven, en den aanwas van nieuwe voor te komen. Het eerde wordt bewerkt door braak- en purgeermiddelen. (O Tot een braakte) Het vooroordeel tegen de braakmiddelen, vooral bij kinderen te overwinnen, lijdt veel zwaarigheid, en echter is het zeker, dat het braaken bij jonge kinderen veel minder gevaar en ongemak onderhevig is dan bij volwasfenen, dewijl zij een overvloed van vogten hebben, hunne veze en flap zijn, en weinig tegenftand bieden; iemand die ooit een kind, het zij uit de natuur, het zij door hef  (8a ) braakmiddel laat men in de apotheek gereed maaken, een grein braakvvijndecn (tartartis emeticus) vermengd met 30 greinen witte linker, gelijkelijk verdeeld in 6 poeders, van devvelkenmen één in een weinig water gefmolten, het kind ingeeft: zo het daar niet van overgeeft, geeve men het volgende kwartier-uurs nog een poeder, en zo vervolgens elk kwartier tot zo lang het kind begint misfelijk te worden, als dan laat men het wat warm water en melk drinken, of geeve het de borst, waar na het zeer gemaklijk zal braaken; krijgt het kind te gelijk of kort daar op ontlasting van afgang, is zulks genoeg, anders geeve men hetzelve, twee uur daarna een zacht buikzuiverend middel, dat tevens het zuur een weinig tempert, bedaaiide uit 6 grein Rhabarber, 16 grein magnefia, een vierde loods honing, en zoveel water als genoeg is, om het behoorlijk tot een klein drankjen te verdunnen; hier van geeve men het kind, de helft; zo het genoegzaame ontlasting daar van krijgt, is het wel, anders geeft men na verloop van 4 uuren, de andeïe helft, (ƒ) liet zuur uitgeworpen zijnde, moet ingeeven van daar me gefebikte middelen, heeft zien braaken, zal ligtelijk daar van'overtuigd zijn. Cf) Zo het kind «iit middel, en alle andere, Welken niet fmaakelijk zijn, weigert in te neemen, legge men het achter over op de fchoot, met het hoofd een weinig laag en giete met een finajl'e le» pel het kind het zelve in den mond, waar d'oor het genoodzaakt zal worden te flikken.  ( n } moet 'er aan de tweede amwijVng, vari,naSmelijk den verderen aangroei daar van tegen te gaan, voldain worden: dit gefchiedt wanneer men de ingewanden des kinds verfterkt, het van tijd tot tijd aankomend zuur tempert, het gedremde zog verdeelt, en dé gal een weinig feherper maakt; ten dien einde' geeft men het kind,den eenen dag in de pap» ?'s morgens en 's avonds een eierlepeltjen vol magneha, en 's avonds nog daar en boven een dukjen fpaanfche zeep, ter groote van een graatiw erwt, fijn gefchraapt en onder de pap met e.-n weinig fuiker of honig vermengd; en den anderen dag doe men 's morgens en 's avonds het kind indikken, een dukjen gedroogde osfengal, ter groote van een groote fpeldeknop tot een pilletjen gemaakt, en met pap wel overdekt. De zoogder moet zich van alle zuur en zuurwordende fpijzen, zo veel mogelijk, onthouden, en viermaal daags een eierlepeltjen vol met water gemengd, inneemen van het volgend poeder: neemt magnelia, zoet fenkelzaad, het geel van gedroogde orangefchillen en witte fuiker, van elks een half lood: ook is het zeer goed een vierde loods zout van wijnfteen C/al tartari) te fmelten in een flesch zuiver water , en deeze , van tijd tot tijd drinkende, in twee dagen ledig te maaken. Met alle deeze middelen moet men verfcheidene dagen aanhouden, tot zo lang men geen de minfte tekenen van zuur meer be» fpeurt; het laade poeder of het gemelde water kan de zoogder uit voorzorg langer blijven gebruiken. ^  C S4 ) Het is in dit geval dienftig, de zoogder meêr vleesch dan groentens te doen eeten, en het kind ook nu en dan een weinig vleeschnat te geeven. Het fpreekt van zelfs, dat het kind altijd eene genoegzaame ontlasting moet blijven behouden, hetgeen men kan bewerken door de middelen in de eerde afdeeling opgegeevem BERDE AFDEE L I N t. Van dc Wormen. * Dé wormen worden geteeld uit hunne eieren, welken met de fpijs en drank in ons ligchaarn worden overgebr-agt en uitgebroeid; hier uit vloeit echter niet voort, dat, hoewel' alle menfehen eeten en drinken , zij allen daarom wormen moeten hebben, maar daar toe wordt vereischt eene ligchaamsgedeldheid , welke het vasthechten en uitbroeden der eieren bijzonder begunftigt; de flapheid der ingewanden,]^ het, die hier in weder de grootde rol fpeelt; deeze geeft aanleiding tot eene ophooping van veelerhande , voornaamelijk flijmige", doften, deeze dienen wederom tot een gemaklijk nest voor de Wormen , welken in zuivere darmen onmogelijk kunnen blijven. Dit is de reden, waarom veele lieden van een zwak en flijmagtig gèftel, en bovenal kinderen, dikwijls door wormen gekweld worden. De lijders, welken deeze onaangenaame gasten huisvesten, hebben, gemeenlijk, een  ( 85) opgezetten buik, zijn bij tusfchenpoozen of zeer hongerig, of willen geheel niet eeten; sij hebben pijn in den buik, een ftinkenden adem, zijn misfelijk, braaken, hoesten dikwijls en droog, pluizen veel in de neus, hunne oogappels zijn buiten gemeen wijd, de kleur van het aangezigt is meest bleek, en veelal zeer veranderlijk, zij hebben fomtijds in het geheel geen afgang, fomtijds ontlasten zij veele dunne en raauwe doffen. -Wanneer 'er eenige van deeze tekenen bij elkander gevonden worden, befluit men daar uit, dat 'er wormen aanweezig zijn; het zekerde kenteken is echter, als men in den afgang de wormen zeiven ontdekt. 'Er zijn geene ziekten of toevallen, welken door dit' ongemak niet kunnen ontdaan, voornaamelijk duipen, vallende ziekte, en allerlei foort van zenuwziekten. Men verlost hen van dit ongemak door de wormen te dooden, en dezelve benevens hunne flijmige nesten uit te drijven. Eene zeer groote menigte van middelen vindt men hier voor aangeprezen ; een eenvouwig en tevens beproefd geneesmiddel, is het welbekende wormkruid of zeverzaad, (Jemen fantonict) hier van neemt men één lood, doet 'er, bij, een half lood bloem van zwavel, en zo veel honig als genoeg is, om het te famen behoorlijk te vermengen; hier van geeft men het kind vier of vijfmaal daags een eierlepeltjen vol; de volgende dag doet men het kind inneemen, Khabarber met ho- * n'g Cs) en houdt men met dit worradrijvend en (V) Zie de eerste afdeeling, F 3  ( 86 ) en buikzuiverend middel bij beurte" eenige ^agen aan, lettende op den afgang, of'er zich ook wormen in bevinden; te gelijk kan men het kind, 's morgens nuchteren laaten drinken een aftrekfel van knnfiook met melk; de fuiker, van tijd tot tijd gebruikt,is zeer goed; zij maakt geen llijm, gelijk men zich ten onrechte verbeeldt, maar lost dezelve eerder op. (/?) Het kind moet zich in deezen tijd en ver-* volgens wachten voor vteesch, meelfpijzen, gebak, veel melk en voor alles wat een zwaar en flijmig voedfel uitmaakt. Wanneer de wormen uitgedreven zijn, is een der beste middelen om de ingewanden te verfterken, en daar door eenen nieuwen aangroei te verhoeden, het vijlfet van daal fijn feftooten, een vierde loods vermengd met onig, hier van geeft men viermaal zo veel, dat het in 5 dagen ledig is Q) Wanneer door de voorzegde behandeling de wormen niet willen wijken, zal het voorzichtig zijn, geen andere middelen aantewen- den (/j) Dat 'er, wanneer men fuiker kaauwt, (lijm in den mond vergadeid wordt, bewijst niet dat de fuiker flijm verwekt, maar wel dat dezelve de jlijm, die in den mond altijd is, losmaakt en bijeenfamelt; men zal ook ondervinden dat door veel fuiker eeten, de mond, door de afwisfebing van de flijm, raauw en gevoelig wordt. (t) Over den zwarten afgang van het kind moe: men zich niet bekommeren, dewijl dit een natuur, lijk gevolg is van het gebruik van ftaalmiddelen.  ( 8? ) den, maar een' Doctor te roepen, die, beter onderricht van de omftandigheden in der welken het kind verkeert, naar bevinding van zaaken, eene andere geneeswijze zal kunnen In het werk dellen. 6 Alhoewel deeze ziekte in het gemeen meêr eigen is, aan kinderen boven de twee jaaren , heb ik echter deeze .afdeeling hier bijgevoegd , voornaamelijk om het belang der kentekenen , dewijl men dikwijls wormen vermoedt, en 'er middelen tegen aanwendt , fchoon zij niet aanweezig zijn. VIERDE AFDEELING. Van het Braaien- Het braaien is zo wel in deszelfs oorzaaken als gevolgen zeer onderfcheiden; veel% ontllaat het uit overlaading der maag, zo door het gebruik van te vee zo(*) als van fpijzen; niet minder wordt he veioorzaakt door eene. verzameling; van. /uur of fliim; zeer eigen is het ook aan kinderen, e gewoon zijn fchielijk te eeten, waar door de fpijze niet genoeg gekaauwd, en dus onverteerbaar zijnde, door den mond weder worpen uitgeworpen. nnA„rru,>t Alle deeze oorzaaken kan men ondericheiden, door de uitgebraakte dofte te onder- TV (Terk wieéen of fchudden op den arm, ^dTenaftïtWz fen, doet de melk kaazen en "ojdzaakt ook daar door - het kind tot braakon, , F 4  C 88 ) zoeken, en in alle deeze gevallen, wordt jde oorzaak door het braaken zelve vermindert ; gevolglijk is het braaken in deezen heilzaam, en moet niet geduit, maar veel eer bevorderd worden door het kind met een veder in boomölij gedoopt, achter op de tong of in de keel te kittelen, en zo het kind wel tot braaken geneigd is, maar niet kan overgeeven, het zelve laauw water en melk, of ook wel, wanneer men zeker is, dat het braaken diendig is, een braakmiddel te doen inneemen; daar na kunnen door het ingeeven van Rhabarber, of een klysteer, de overgeblevene doffen uit den weg geruimd worden; (7) verder moet men het kind, door eene gepaste levenswijze, voor het weder ontdaan der gemelde oorzaaken behoeden, want het is niet genoeg een kind met zog of lpijze op te vullen, die het naderhand weder moet overgeeven, het welk, dikwijls voorvallende , altijd nadeelig is. Somtijds braakt ook een kind aanhoudend, zonder dat men 'er gemaklijk de reden van kan ontdekken; wanneer het dus het goede voedfel overgeeft, moet het gebrek lijden en uitteeren, (m) doch dit ongemak js van te veel belang, en deszelfs oorzaak - veelC/j Men neem? het braak- en purgeer middel, in {Ie tweede Afdeeling tegen het'zuur aangeprezen." (m) Men ziet hier uit de valschheid van de Helling, dat het braaken, den kinderen altijd goed i,s» en hoe weinig ftaat men maaken kan op het fraaiq fbreekwoord der bakers, /pijen zijn dijèrs.  veeltijds te verborgen, om het zonder hulp van kundige lieden te geneezen. Gelijk de ongemakken van de maag en darmen, zenuwziekten kunnen veroorzaaken, (zo als wij in de drie voorgaande afdeelingen gezien hebben) alzo kan ook de aandoening der herfenen en zenuwen de ingewanden in werking brengen: in dit medegevoel der zenuwen, ligt dereden, waarom kinderen braaken als zij gefchrikt hebben, als zij bevreesd en kwaad geworden zijn, wanneer zij desk hoesten, als men hen in de keel kittelt, en wanneer de lucht zeer heet of met vreemde dampen bezwangerd is. Zo het braaken door deeze hartstogten, of door hoest ontdaat, is het niet altoos gven nadeelig, maar wanneer deeze oorzaaken zwaar zijn, is het altijd aan te raaden, pm bij tijds eenen Geneesheer te roepen. VIJFDE AFDEEL IN G. Fan den Buikloop. De buikloop ontdaat veelal uit dezelfde oorzaaken als het braaken: eene overlaading der maag, eene verzameling van zuure fcherpe of andere doffen in de ingewanden»" zijn in ftaat om dezelve te verwekken. (nj In (n) Het is eene vaste wet der natuur in ons ligchaarn , dat, overal, waar eene buitengewoone prikkeling plaats heeft, ook een buitengewoone toevloed van vogten verzameld wordt, met het weldaadig F 5 oog.  C 90 ) . In dit "geval begrijpt men gemaklijk dat dezelve niet moet gefluit maar als een heilzaame werking der natuur veel eer bevorderd worden. Zo dezelve na eenige ontlastingen niet ophoudt of vermindert, moet men het kind iets geeven van het flikpotjen uit Rhabarber en honig, het geen men vindt in de eerde Afdeeling; bij aldien na het geeven en herhaaien van dit middel de ontlasting hardnekkig blijft voortgaan en lang duurt ,c wordt het kind, even als door de langduurige braaking, van zijn voedfel beroofd; men trachte dan door een braakmiddel het kind tot over* geeven te brengen; (o) hier door verkrijgt de beweeging der darmen eene andere richting do oogmerk, om die prikkelende ftofFe weg te fpoeicn of' te verdunnen: wanneer men dus ergens een fpaanfche vliegpleister aanlegt t zal men ook daa: ter plaatfe een blaas vinden met vogt gevuld; heeft men een zandkorreltje!) in het oog gekregen, aanllonds komt 'er een vloed van traanen ; neemt men iets l'cherps in den mond, het fpeeklèl wordt veel overvloediger; dus is het ook gelegen, wanrieer 'er fcherpe of raauwe doffen zijn, die de darmen prikkelen, hier van daan die dunne en waterige afgang. O) In dit geval is het beter, in plaats van de braakwijnfieen, gebruik te maaken van braakwortel, (rtdix ipecacuanha) hier van laat men gereed maaken vijf grein, of zes, zo het kind meêr dan een jaar oud is, gemengd met een weinig witte fuiker, en verdeeld in vier poeders, van devvelken men alle kwartier uur één geeft, tot dat de braaking volgt.  C 91 ) en de buikloop vermindert; doch zo deeze hier voor niet wijkt, moet men niet tot andere middelen overgaan zonder hulp van des kundigen. .. , , r Binten deeze zijn er nog andere foor'en van buikloop, die mede niet zeldzaam zijn: dè eerste is voortkomende uit de verdapping der water vaatjens, die in eene ontelbaare menigte in de ingewanden gevonden worden; deeze krijgt men door het fchielijk drinken van eene groote menigte warm vogt, gelijk ook wanneer men reeds met een ander foort van buikloop is gekweld geweest, welke dan in deeze verandert De andere heeft plaats wanneer vogten, die door andere wegen behooren uitgeworpen te worden, naar den buik vloeien, bij voorbeeld', in de opstopping van de pis of van de uitwaasfeming. Die uit verdapping voortkomt moet door famentrekkende- verfterkende middelen en cle andere door het openen der gedopte ontlastingen, herft'eld worden ; beiden moeten den Geneesheer worden aanbevolen. ZESDE AFDEELING. Van de Geelzugt. De verteerde fpijzen uit de maag in het gedarmte overgaande, worden befproeid door de gal, welke uit een biaasjen onder de lever Jigoende, door eene dunne vliezige buis in een darm, nabij de maag ingehecht, uitgeftort wordt. Alles wat deeze uitftorting geheel of  C 9* ) ten deele kan verhinderen, is in ftaat deeze ziekte voort te brengen, want als dan wordt de gal, die niet uitgeftort heeft kunnen worden, weder in het bloed opgenomen, en zie daar de geelzugt, welke gemaklijk te kennen is door de kleur der huid, door de kleur van den afgang, welke door de gal weinig of niet geverwd wordende, wit of grijs is, en door die der pis,welke hoog rood 'er uit ziet en eene geelachtige kleur aan het linnen mededeelt. Verfchillende oorzaaken zijn'er door dewelken de opening in het zo evengemelde buisjen kan worden gefioten of verkleind. Bij kinderen gefchiedt dit, gemeenlijk, door een kaasachtig ftremfel van de melk, door den zwarten drek, door flijm of eenige andere ftoffen, welken aan de binnenranden van den darm, deeze opening verftoppen. Het loopt dus van zelf in het oog , dat men deeze' ftofté uit de ingewanden moet doen ruimen. Dit kan gefchieden door middel van een ftukjen fpaanfche zeep,in water gefmolten, en met droop van rhabarber gemengd, hier van geeft men het kind, nu en dan een eierlepeltjen. Het kind fchielijk na de geboorte, aan de borst te laten zuigen, en in het vervolg van tijd altijd open lijf te doen houden, is het beste middel, om deeze ziekte voor te komen. Wanneer de Geelzugt ontftaat uit wormen, ftuipen, ot' eenige andere ziekte, zal zij van zelfs ophouden, zo dra de ziekte, welke haar veroorzaakt, geneezen wordt. z E-»  ( 9$ ) ZEVEND E AFDEELING^ Van de Stuipen. Naardien het zenuwgeftel der kinderen zeer aandoenlijk is, zijn de duipen bij hen zo algemeen, dat meest alle hunne zwaare ziekten door dezelve vergezeld worden. Onder de gemeende oorzaaken hebben wij reeds geteld het bezwaarlijk uitkomen der tanden, de hardlijvigheid, het zuur, de wormen en al wat verder de zenuwen kan prik* kelen Deeze ziekte is altijd gevaarlijk, en men kan dezelve gemaklijker voorkomen, dan geneezen ; het is derhalven van veel belang , te letten op de tekenen , welken dezelve voorfpellen. Men vermoedt dat 'et ftuipen op weg zijn, wanneer 'er een of meêr der opgenoemde ziekten aanweezig zijn, en het kind daarbij in den daap of wakker zijnde, met den mond trekt, even of het glimplagcht; dit zo zijnde, is het tijd om fpsedig deeze oorzaak weg te neemcn, en hier door alleen kunnen de ftuipen , welken Hechts een gevolg daarvan zijn, vermijd worden; alle algemeene middelen hier tegen, zijn dwaas en vrugteloos. Wanneer men deeze tekenen ontdekt, — wanneer het kind binnenftuipen heeft (waarvan wij de befchrijving gegeeven hebben in de ifte Afdeeling) of als het reeds door uitwendige ftuipen is aangetast, zo moet men, wil men het kind behouden, terftond eenen Geneesheer daarbij roepen, dewijl de ziekte- fpoed  ( 94 ) fpoed vereischt, en 'er , behnlven de opgc^ noemden, nog eene menigte verfchillende oorzaakenis,tot het kennen, van dewelken, veel« tijds, een fehrander, geneeskundig oordeel noodig is. AGTSTE AFDEEEING. Fan de Sprouw. De fprouw, een ongemak waar door vee Ie' kinderen, en fomtijds ichiclijk na de geboorte worden aangedaan , is gemaklijk te kennen , als zijnde eene verzameling van kleine witte puistjens, meest zichtbaar op de tong en aan het gehemelte van den mond. Zij bedaat op zich zelve, of zij is een toeval van andere ziekten en als zodanig wordt zij bij volwasfene meest waargenomen; bij kinderen is zij dikwijls zeer lastig, dewijl dezelve door de pijn en zwelling van den mond, gemeenlijk, veel ongemak lijden, niet kunnen flaapen en bezwaarlijk zuigen, het welk, zo het lang duurt , hen in gevaar brengt. . Het meest zi n aan deeze ziekte onderhevig die kinderen, ' welken veel pap en weinig zog als mede die te dik zog gebruiken en zij die hardlijvig zijn. . De Sprouw is goedaartig, wanneer zij wit en helder van kleur is, en alleen den mond en tong, of een klein gedeelte daar van flechts bezet; zij is van erger natuur als zij zich zwart of donker vertoont, en tot in den flokdarm, de maag en ingewanden voorn loopti  ( 95 ) loopt; de kleur is op het oog iigt te onderscheiden, en de verfpreiding tor in de inwendige deelen, kent men door de toevallen, die als dan het kind aandoen, als hik, braakingen, pijn, buikloop, alles daar door veroor aakt , dat de ingewanden door de puntjens geprikkeld, en zeer gevoelig gemaakt worden; overhelden deeze gevallen moet men de zorg terdond aan den Doctor overlaaten. De goedaartige fprouw . trachte men los te maaken, door oplosfende, verkoelende en verdunnende middelen in den mond te fmeeren, zeer dienftig hier toe zijn het mteeperfte lap van witte raapen, dat van den grooten huislook (femper mum motto), een kruid, hetwelk men veekijds vindt op de daken der huizen, als mede het uitgedrukte fap van wel afgewasfehen, en in water gekookte, foliobladen; met een van deeze middelen, vermengd met een weinig honig, of fijroop van violen, fmeert men inwendig den mond verfcheidene reizen daags; de zoogiter moet veel waaterige drank drinken, en eene flappe, verkoelende levenswijze houden, om het zog te verdunnen; zij zelve en het kind moeten, wanneer het noodig is, een zacht buikzuiverend middel gebruiken,, dewijl het in dit ongemak van veel belang is open hjt te houden. N E-  C 96 ) NEGENDE AFDEELING. Van de Hoest en Vertouwdheid'. De hoest ontdaat, wanneer de kleinste vaatjens en openingen der flijmkliertjens van de luchtpijp, door het inademen eener koude lucht, te famengetrokken en verdopt worden, en als dan no'emt men dezelve een hoest uit verkouwdheid, pj of zij is een maaghoest, veroorzaakt door het medegevoel der zenuwen van de maag, welken geprikkeld wordende de zenuwen der long aandoen, en in beweeging brengen^ of zij is een toeval van verfcheidene ziekten, als van wormen, tanden,' mazelen, enz. Schoon de verkouwdheid eene ziekte is, die zeer dikwijls voorkomt, fchoon zij, door haare gevolgen, veeltijds, ten uitterfte gevaarlijk en zelfs doodlijk is, (q) zo heeft men echter de gewoonte van dezelve voor niets te rekenen en veel al op eene verkeerde wijze te behandelen. Niet tegenftaande deeze ziekte door koude of liever door een overgang van warmte, tot Q>) Wanneer de zweetgaten verdopt worden, zo kan ook het vogt, dat voor de uitwaasfeming gefchikt was, gevoerd worden naar de borst, long of luchtpijp, en daar door, deszelfs prikkeling, hoest verwekken. (qj Laat dft niemand verwonderen; de long-ontfteking (pleuris) ontdaat meest uit verkouwdheid en de long-teering, die zo algemeen als verwoestend: is, is meest altijd aan verkouwdheid haaren oorlpron^ Verfchuldigd.  (97) tót koude veroorzaakt wordt, zo zijn nogthans alle verhittende middelen nutteloos niet alleeen, maar zelfs fchadeliik en gevaarlijk. Sterke dranken en geestrijke wateren moet men dus niet gebruiken; alle zoete ftroopjens' en füjmige middelen kunnen niets uitvoeren, dan alleen de raauwheid van de keel een weinig verzachten , maar op de plaats der ziekte zelve, dat is in de luchtpijp, kunnen' zij niet komen. Verkoelende, ontbindende middelen zijn de besten: men fmelt 40 grein falpeter in drie theekopjens water, maakt het zoet met honig, en geeft het kind hier van vier of vijfmaal daags een paplepeltjen; men hou'de het kind behoorlijk warm, doch nier broeiend. Om nimmer verkouwd te worden, is 'er geen beter middel dan de kinderen van jongs af te' gewennen aan de verkoelende opvoedingwijZe, welke men in deeze Verhandeling overal vindt aangepreezen. De verkouwdheid doet, fomwijlen, alleen het hoofd aan en veroorzaakt niezen, verftoptheid der neus of een geftadig loopen derzelve; in dit geval is dezelfde geneeswijze Van nut: tevens is het eene zeer goede, gewoonte der bakers,vari, naamelijk, de kinderen het bovende gedeelte der neus of het voorhoofd met eenig vet te befmeefen. In alle verkouwdheden moet men eene zachte , verkoelende levenswijze houden , vleesch en alle andere zwaare fpijzen vermijden en, meêr dan gewoonlijk, dunne waterige drank drinken. De maaghoest ontdaat, wanneer een kind G veel  C98) veel, gulzig en zwaare fpijzen gewoon is te eeten ; deeze hoest onderfcheidt zich van anderen door eenen Hinkenden adem, heilagen tong, opgefpannen buik; zij is, gemeenlijk, na den eeten erger, begint met pijn of prikkeling in de maag en eindigt, dikwijls, met braaken, het geen dan verligting geeft; deeze hoest verheft niet door het inhouden van den adem, gelijk de hoest uit verkoudheid ontftaande. De geneezing .beftaat in het uitwerpen der prikkelende (tóffe door een braakmiddel, gevolgd van zachte buikzuiveringen; voor het overige behoort men het kind in de hoeveelheid en hoedanigheid der fpijzen te bepaalen. tiende afdeeling. Van de Huidgebreken. Hier door worden verdaan, die ongemakken , welken zich uitwendig op de huid vertoonen,het zij dat dezelven geheelenal plaatslijk zijn, of dat zij uit eene bijzondere ligchaams ongefteldheid voortkomen: eenige daarvan, die onder kinderen zeer gemeen zijn, en welker behandeling niet zeer omllagtig is, zullen wij opnóemen. De schurft, eene huidziekte, welke (gelijk bekend is) zeer befmettend is, wordt meest gevonden bij arme lieden , omdat het gebrek aan verfchooning tot deszelfs onderhouding en voortplanting zeer veel toebrengt ; als mede op plaatfen waar veele men- fchea  C 99 ) fchen bij elkander woonen, en de zindelijke heid niet zeer in acht genomen wordt, als daar zijn Weeshuizen, Schooien,' Legers, Hospitaalen, enz. Dit ongemak vertoont zich 4 gemeenlijk, in de gedaante van kleine, puistjens, in den beginne voornaamelijk zich openbaarende tusfchen de vingers en op de hand, daar na op de gewrigten, en eindelijk over alle deelen des ligchaams, uitgezonderd alleen het aangezicht: zij zijn verzeld van derke jeukte , welke door warmte vermeerderd wordt. Dit gebrek, in zijn aart zelden gevaarlijk, kan echter de hevigde ziekten en den dood zelve veroorzaaken, wanneer het door koude of eene onvoorzichtige behandeling binnenwaarts gedreven wordt (rj. Men moet zich dus nimmer ïaaten overhaaien om onbekende middelen van onkundigen daartoe te gebruiken, welken de fchurfc wel fchieIijk,doch op eene gevaarlijke wij.e doen verdwijnen; zij moet,integendeel, lang. zaam en voorzichtig verdreven worden. Eene zeer eenvouwige en beproefde geneeswijze is het uit-en inwendig gebruik van de bloem van zwavel; hier van neemt men een vierde lood, verdeelt het in zestien poeders, en geeft het kind daarvan driemaal daags één in melk, zo het een half jaar of daar omtrend oud is; jon- 00 Zo de puistjens fchielijkverdwijnen en hetkind Zich daarop niet wel bevindt, heeft men reden om dit ongeluk te vermoeden; het kind is als dan in gevaar: hierom moet men dit geval niet verzuimen? maar terftond een Geneesheer roepen- G 3  jonger zijnde is het beter, dat de zoogder' driemaal daags daarvan een eierlepeltje voF inneemt; is het kind een jaar oud en daar boven, kan men in plaats van zestien, tien poeders maaken. Zo de fchmrft niet begint te verdwijnen, na dat men hier mede zes ot agt dagen heeft aangehouden , zo befmeert men alle morgens alleen de handen van het kind met een mengfel uit bloem van zwavel en room van melk, zo veel als noodjg is om het tot een fmeering te maaken, en blijft tevens met het inwendig gebruik voortgaan. Uit het voorigc blijkt, dat het van veel belang is, het kind niet aan koude bloot te dellen, en het zo veel mogelijk geheel te verlchoonen en te wasl'chen, als meede alle gemeenfchap met andere fchurfte perfoonen aftefnijden. Voor het overige moeten het kind en de zoogder niet dan zachte fpijzen gebruiken, en men moet het kmd beletten zich te kunnen krabben, om dat daar door de fchurft zich meer verfpreidt en erger wordt. De witachtige, drooge uitflag, welke jon. ge kinderen, veelal,op het hoofd hebben,en de berg genaamd wordt, duurt zelden langer dan een jaar en is niet gevaarlijk: men behoort alleenlijk, om de uitwaasfeming te onderhouden, het hoofd dikwijls te zuiveren met een borstel en het kind wel open lijf doen houden. De daauworm, welke men het meest vindtaan de wangen, het achterhoofd, den hals, de ooren, de kin, en fomtijds over de ligchaamsdeelen verfpreid, is, dikwijls, een gebrek van kinds-  ■ C «01 ) deren, die dik, oud zog, of vette zwaare fpijzen'gebruiken; dezelve beftaat uit witachtige, geele nu drooge, dan vogtige korden, veroorzaakt door een dik vogt, dat door de huid naar buiten dringt, en aldaar opdroogt; zij is zelden gevaarlijk, raaar zeer lastig door jeukte te verwekken en het kind in den daap te ontrusten. Met dit ongemak 'moet men veel geduld hebben , dewijl het niet gemaklijk geneest, zonder het kind in zijne gezondheid te benadeelen; alle opdroogende, fchielijk geneezende middelen moet men als de pest fchuwen. Men verbetere het zog van de zoogder door eene zachte, verkoelende en verdunnende leefregel, — onthoude het kind alle zwaare fpijzen — en bezorge het zelve eene behoorlijke ontlasting. Uitwendig houde men het ongemak zacht en zuiver, door dikwijls te wasfchen en de aangedaane plaatfen met zuurachtige melk-room veel te bedrijken. Aan het hoofdzeer zijn veel onderhevig kinderen, die met geringe verfchooning en flecht voedfel worden opgevoed; daar het echter befmetlijk is, gebeurt het, dat ook anderen daar door aangedaan worden. Dit ongemak fpruit uit op het hairig gedeelte des hoofds, en op het voorhoofd in de gedaante van graauwe korsten, min of meer menigvuldig en verfpreid; het is te kennen door deszelfs bijzondere onaangenaame zuurachtige reuk; het geneest fomwijlen van zelfs als de korden afvallen, en geene andere wederom in de plaats komen; maar G 3 wan-  C 103 ) wanneer de hairwortels onder de huid daar door zijn aangedaan , komt 'er altoos weder een nieuwe korst ten voorfchijn, en dit houdt niet op voor dat al het hair . door daar toe gefchikte pleiders, is uitgetrokken, dat het werk is van den Heelmeester. Wanneer een kind door dit ongemak wordt aangedaan, weet een onkundige niet altijd van te vooren hoe verre het zich uitftrekt; in vertrouwen dat het alleen de huid aandoet, moet men het hair kort bij het hoofd affnijden, en het affcheiden der korsten gegemaklijk maaken, door het hoofd dikwijls te fmeeren met varkens reuzel of ongezouten boter (0; hier mede gaat men eenigen tijd voort; zo de korsten allen zijn afgevallen, wascht men het hoofd met brandewijn; bijaldien 'er telkens weder, nieuwe korsten opkomen , moet men met den Heelmeester raadpleegen, en dit niet lang uitdellen: want zoo dit ongemak kwaadaartig is en lang duurt, loopt het kind gevaar, om voor altijd zijne gezondheid en zijn hair te verliezen. De ontlasting van vogt uit zweeren achter de ooren is meesttijds hè. lzaara pn moet niet tegengegaan worden; men boude dezelve flechts zindelijk; door den tijd geneest zij van zelfs. De uitslag aan mond,neus en kin, veeltijds een gevolg van koorts of andere ongedeldheid, moet niet geduit, of op- ge- 00 Zo her kind te gelijk ongedierte op het hoofd heeft, kan men eenig pieterfeliezaad ia ds fmeering doen.  C 103 ) gedroogd, maar door eene verkoelende levenswijze en zachte buikzuiverende midde* len geneezen worden- De ontvelling, waar aan de huid der kinderen door deszelfs zachtheid bijzonder onderhevig is, heeft voornaamelijk plaats aan de billen, wanneer de pis en afgang fcherp zijn, en het kind langen tijd in het bevuilde linnen blijft liggen; als mede wanneer men doeken gebruikt die ruuw zijn, of uit dewelken de loog of zeep niet fchoon zijn uitgefpoeld. De fcherpte van deeze twee ontlastingen moet verbeterd worden, het zij dat dezelven uit zuur — uit eene verkeerde eet-regel des kinds of dechte hoedanigheid van het zog voortkomt; het kind behoort na zijne ontlastingen fchie2ijk gereinigd en het gebruik van fcherp linnen vermijd te worden; dé ontvelde plaatfen worden bedrooid met gewoone hairpoeder, het zaad van wolfsklaauw (Jemen lycopodW) of het poeder van oogniet ([pulvis tuthe) (t); wanneer men het poeder weder wil afveegen, dient men het alvoorens met zog of melk te bevogtigen. Om de ontvellingen voortekomen, is 'er geen beter middel dan de dikmaals aangeprezeue wasfehing met koud water, waar door de huid derk en devig wordt. De winterhanden en voeten, bij 0) Het gebruik van loodwit is niet aan te raaden : het droogt te fterk op, en kan onder het poederen het kind in de neus of mond Huiven; oni niet te fpreeken van het gevaar om dergelijke ver» giffen in eene kinder kamer te bevyaaren. G 4  ( io4) bijna altijd het gevolg van fchielijke verwis* feling van hitte en koude, kunnen niet beter voorgekomen worden, dan door de kindéren altijd de armen en beenen, als mede het hoofd (want neus en ooren worden ook door dit ongemak 'aangedaan) met koud water te wasfchen, en hen te beletten de handen of voeten bij het vuur te warmen. Zo de kinderen echter, niet tegendaande deeze voorzorg, hier doqr gekweld worden, moet men de aangedaane 'deelen bedekken met linnen, gedoopt in een mengfel van even gelijke deelen lijnolij en kalkwater; verder dekt men dezelve tegen de lucht. Nauwe fchoenen en knellende handfchoenen of verbanden moeten nimmer, en vooral niet geduurende dit ongemak, gebruikt worden. TIENDE HOOFDSTUK. van de inenting der kinderpok j e ns. De inenting is eene kunstbewerking, waar meede men , door een weinig etter uit de pokjens van een ander in een daartoe gemaaktwondjen te doen,de kinderziekte mededeelt aan iemand, die dezelve nog niet gehad heeft. Het oogmerk deezer bewerking is alleszins prijzenswaardig. Men had gezien dat de kin^erpokjens meêr menfehen wegfleepten, dan '" 1 : ecn|-  C 105 ) eeaige andere ziekte, zelfs meêr dan de pest \ tevens bevond men, na lange ervaaring, dat de beste geneesmiddelen niet voldoende waren, om dit kwaad genoegzaam te duiten, en de befmetting te verminderen: tot dat men eindelijk ontdekte, dat de inenting het eenigst middel was ter beteugeling van de fcwaadiiartigheid deezer ziekte, en wel een zo krachtdaadig middel, dat men geene reden heeft, om ooit een beter te verlangen. Door wien en wanneer deeze voortreflijke kunstbewerking uitgevonden zij, is niet bekend ; zeker is het, dat zij reeds zeer langen tijd bij verfcheidene volkeren buiten Europa in gebruik is geweest, en omtrend denjaare 1720 uit 'furkijè'n naar Engeland overgebragt, aldaar en in andere landen van ons waerelddeel altoos met den gelukkigftenuitflag ondernomen — en eindelijk, in het jaar 1748, in Dns Vaderland, en wel te Am'derdam, voor het eerst in het werk gedeld is geworden. De natuurlijke pokjens zijn van dien aart, dat ze nu en dan hier en daar enkele perfoonen te gelijk aandoen, doch meesttijds eene doorgaande,of heerfchende ziekte uitmaaken , die fomtijds goedaartig is, en weinig menfehen doet derven, maar dikwijls ook zodanig treft, dat ze een vierde of een derde gedeelte, ja zelfs de helft van allen, die 'er door aangetast worden, op eene elendige wijze doet omkomen (a); en wanneer men deeze goe- (a) In het jaar 1784 werden te Amfterdam in één huisgezin agt kinderen van de pokken aangetast, waar van zeven ftierven, het agtfte behield we] Jset leven, doch met verlies van beide oogen. '"..  ( io6) goede en kwaade befmettingen door elkander rekent, blijkt het uit de naauwkeurigfte fterfi;jsten, dat van dertien lijders twee bij deeze ziekte het leven verliezen. En wie is 'er die geene voorbeelden weet van menfehen, die daar door blind, of op de droevigde wijze ongelukkig geworden zijn?— om nu niet te fpreeken van het verlies der fchoonheid, welke de mensch van den fchepper zekerlijk niet ontvangen heeft om ze moedwillig te verwaarloozen. De inenting nu vermindert deeze ongelukkige ziekte in zo verre, dat het bezwaarlijk zou zijn te gelooven, ware het niet dat derzelver alles overtreffend voordeel, door lange ondervinding, en nog dagelijks door getrouwe waarneemingen, in alle landen onwederfpreeklijk bewezen werd. Wij hebben zo even gezien, dat, door de natuurlijke kinderziekte, van dertien lijders twee het leven verliezen, dat is , van duizend, zeven - en - zeventig; en van duizend menfehen, die door inenting de pökjens krijgen,derven 'er flechts twee.-derhalvenhoudt mendoorde inenting, van duizend menfehen, vijf-en-zeventig in het leven, die anders door de natuurlijke pokken zouden zijn omgekomen. Daar en boven is 'er nog een groot aantal van zodanigen, die wel niet derven, maar nogthans de ongelukkige gevolgen van de gewoone pokken hun leven lang blijven behouden; daar het, integendeel, bewezen is, dat door de inenting nooit, of ten uiterden zeldzaam, eenige ziekte of zelfs een getekend aangezicht overblijft. Doet hier nu bij de volgende voorbeelden, welken de gemaakte re* * ke»  C 107 ) kening nog verre fchijnen te overtreffen. Jurin en ranbij, twee vermaarde Geneesheeren in Engeland, getuigen: dat zij, van negentienhonderd perfoonen door hen ingeënt, niet één zelfs verloren hebben ; in het jaar 1769 had de Heer dunsdale in het zelfde gewest reeds tusfehen de vier en vijfduizend menfehen ingeënt, zonder één ongelukkig geval. In Kondantinopolen deelde nien eens door deeze bewerking aan tienduizend menfehen te gelijk depokjens mede, zonder dat 'er iemand aan geftorven is; en de Heer leuthner fchrijft, dat, van honderd zevenduizend zeshonderd vier-en twintig ingeënten, flechts drie-en-twintig omkwamen, dat is, van vierduizend zeshonderd negen-enzeventig maar één Q) (c); en in ons Vaderland (6) Deeze opgegeevene getallen zijn volftrekt overeenkomflig de waarheid ; dit is eene herinnering, die noodig fchijnt, dewijl,het tegenwoordig zelfs nog niet ontbreekt aan lieden, die, gedreven door kwaad* aartige vijandfehap tegen de inenting, alleen om dat dezelve met hun gevoelen niet overeenkomt, door veele val lelie berichten (.die foms wel eenigen fchijn van waarheid hebben, maar onderzocht zijnde geheel verdwijnen) onkundigen trachten te misleiden. . , ,j Misfchien zullen deeze bevooroordeelde heden fdmmige zwakke menfehen van hun goed voorneemen aftwkken; hier door kunnen zij zekerlijk ee nige perfoonen,en hun eigen geweten, benadeelen: maar gelukkig is het, dat zij de vaste grondllagen yan het reeds gevestigd gebouw der inenting nimmer kunnen doen wankelen. Cc) Vermoedelijk zou het gering getal der ge- ftor.  ( io8 ) land ontbreekt het ook niet aan dergelijke voorbeelden; wanneer men befchouwt de menigvuldige en gelukkige inentingen van de Heeren van doeveren, camper, bikker en andere uitmuntende mannen, zal men deeze buitenlandfche berichten niet Hechts behoeven te gclooven, maar ook ten fterkden bevestigd vinden. De aangetoonde voortreflijkheid en groot voordeel deezer bewerking behoorde dus een ieder aantezetten, om, zonder eenige bedenking,dezelve aan zich en de zijnen in het werk te doen dellen. Dit is 'er echter verre van daan, voornaamelijk in ons Vaderland, het welk, met andere landen vergeleken, in dit opzicht nog zeer verre achter is, en, niet tegendaande het Opperwezen de inenting der kinderziekte klaarblijklijk en aanhoudend met zijnen zegen en goedkeuring bekroont, — niettegendaande de Godsdienst,de Reden en geneeskundige ervaaring 'er ten derkften voor pleiten, blijft echter het domme bijgeloof, de laauwe onverfchilligheid, fchandehjke onkunde en de onberedeneerde halstarrige afkeer voor alles wat nieuw is, 'er zich aanhoudend tegen verzetten. Tot lof van hen,die verftand hebben, om he£ fiorvenen nog verminderd worden, indien niet fommi. gen zo onvoorzichtig waren van de inenting in het werk te hellen aan menfehen , die daar toe geene gefchiktheid hebben, of wanneer de ingeën-. ten zeiven hun leven of gezondheid, op de eene of andere wijze door onachtzaamheid nimmer verwaarloosden, gelijk men wel eens heeft zien gf, beuren.  C 109 ) het beste voor hunne kinderen te verkiezen, en tot eer van die Geneesheeren en andere menfehen - vrienden, die, zonder eenig ander belang dan,het welzijn van hunne natuur-genooten,met zeer veel moeite de in enting hier te lande hebben voortgeplant, moet men zeggen, dat reeds een zeer groot aantal zich hier door van dood en elende bevrijd heeft.; Maar het grootde gedeelte blijft, echter, nog overig, vooral in de Provincie Holland, en wel meest in de kleine deden en dorpen, alwaar men door goede voorbeelden minder aangemoedigd wordt, gelijk mede overal onder die1 menfehen, welken verkeerde begrippen van den besten Godsdienst koesteren, weinig doorzicht hebben en daarom diesue onverzetlijker zijn. Veelen , tot de inenting aangemaand zijnde , geeven geene andere reden, waarom zij tot dezelve niet beduiten , dan dat zij het niet witlen toeftaan , fchoon ter naauwernood weetende waar in de bewerking beftaat, en zich hier van ook niet willende laaten onderrichten. Sommigen brengen bedenkingen in, welken te belagchlijk zijn, om 'er zich mede op te houden; anderen maaken tegenwerpingen, die wel in den eerden opflag eenigen lchijn hebben, doch welken op valfche berichten of verkeerde denkbeelden alleenlijk gegrond zijn; van deeze laatden zullen wij de voornaamden hier bijbrengen en kortelijk trachten op te losfen. Een deezer bedenkingen is: Wanneer ik mijn kind iaat inenten, mistrouw ik de Voorzienigheid , die, zonder hulp van de inenting, wel in ftaat is hetzelve in het leven te behouden. Met  C Ho) Met het zelfde recht zou men kunnen zeggen : „ geef aan geenen zieke eenig geneesmid„ del; reik nooit iemand, die ift het water „ ligt, de hand toe, of tracht nimmer op „ eenige andere wijze het leven en de ge„ zondheid van uw zeiven of uw' medeij, menfehen te bewaarenwant de Vcorzie„ nigheid heeft alle deeze middelen niet „ noodig." Ik wil geenszins ontkennen, dat de Voorzienigheid, om wijze redenen, fomtijds onmiddelijk gewerkt heeft; maar het is eene ondraagelijke trotschheid in den mensch, die niets dan dof is, te willen vooronderdellen, dat om zijnent wil de gewoone orde der natuur zoude verbroken worden, en dat hij, zonder zelve iets uit te voeren, van de Godheid alles zou mogen verwagten. De vraag is dus niet, wat het Opperwezen doen kan, maar wat het zelve gemeenlijk doet; en zeker is het, dat menig mensch door de hulp van zijnen naasten, en door gepaste middelen behouden wordt, die anders zou zijn omgekomen. Veelcn ook van hen, die de inenting met deeze tegenwerping aanranden , ziet men dagelijks vlijtig werken, om zich en hun huisgezin van brood te voorzien; waarom dan ook niet ftil gezeten? het werken was dan immers ook geheel onnoodig; — maar men draait de redeneering naar eigen goeddunken en past deeze alleen toe op de inenting, om 'er toch iets tegen te zeggen. Immers in alle andere zaaken is elk wel overtuigd, dat God niets onmiddelijk werkt , en dat de mensch niiö-  C "O nimmer zegen te verwagten iieeft, ten zij hij al zijn verftand en krachten aanwendt. Een Mensch fier ft niet voor zijnen tijd:. Een fprooKjen dat ik, om deszelfs geringe waarde, hier niet zou bijgebracht hebben, zo het niet veele menfehen als in den mond bedorven ware, die ook in het denkbeeld zijn, dat dit zelfs door de Heilige Schrift bevestigd wordt, fchoon het 'er waarfchijnlijk niet in zal gevonden worden. De leeftijd van elk fterveling is voorzeker in de hand des Ahnagtigen; doch de mensch behoort zich hier mede niet te bemoeien, maar alleenlijk te denken, dat in het algemeen zij, die hunne gezondheid behoorlijk in acht neemen, oud worden, en dat anderen,die dezelve verwaarloozen, vroeg derven ; en hier op doelt het zeggen van david: „de man„ nendesbloeds en des bedrogs zullen hunne „ dagen niet ter helfte brengen" (d), en dat van salomon: „ de divaazen derven doer ge- brek van verdand"(e), als ook: „de jaaren „ dergodloozen worden verkort" (ƒ"); al het welk door de ondervinding bevestigd wordt. En zo het al eens waar was, dat men zijn leven niet kan verkorten, waarom dan niet gerustelijkingeënt? — dan is 'er immers geen gevaar van derven, en dan zou nog een rechtgeaart vader (al ware het niet noodig om zijn kind door dit raiddel in het leven te be- Psalm 55 vs. 24. (e) Spreuken 10 vs. 21. (ƒ) Spreuken 10 vers 27. Vergeit kt verder Job 15 vs. 32, en Hoofdft. 22 vs. 16: Prediker 7 vs. 17 cn zeer veele andere plaatfen in de Heilige Schrift.  ( ti£ ) bewaaren) voor veele fmarten en etenden,* die uit de pokken voortkomen, als ziekten, blindheid, fchending des aangezichts en dergelijken, zijn kind behoeden. Men zegt verder : 'Er zijn menfehen, difi de natuurlijke pokkeu nooit krijgen; mijn kind kan ''er ëen van zijn, en dus haal ik het door de inenting een kwaad op denhals, waar van het misfehien anders zou bevrijd blijven. Men: heeft onder de honderd menfehen flechts vier of ten hoogden vijf, die de kinderziekte nooit krijgen: dus is het zeer veel gewaagd, het daarop te laaten aankomen; deeze menfehen leeven ook tot hunnen dood toe in eene geduurige vrees en ongerustheid, dewijl zij vooraf niet weeten, of zij onder dit klein getal1 zullen behooren. Dat men door inenting de kinderziekte kan mededeelen aan iemand, die dezelve buiten dat niet zou ondergaan, ftrijdt volftrekt tegen de waarheid; wanneer iemand de natuurlijke ziekte nooit zal krijgen, dat is, wanneer hij daar toe niet gefchikt is: of (gelijk men zich gemeenlijk uitdrukt) geene pokftoffe bij zich heeft, is het niet mogelijk hem dezelve door inenting deelachtig te maaken. Wanneer men dus aan iemand de inenting in het werk gefteld, en eens of tweemaalen herhaald heeft, zonder dat 'er de pokjens op volgen , of zodanige andere tekenen als de Geneesheer voor zijne zekerheid genoegzaam oordeelt, zo is zulk een mensch verzekerd van dezelven, zijn leven lang niet te zullen krijgen; derhalvenwordt hem door deeze bewerking alle vrees benomen, en hij kan  ( MS ) kan zich ten allen tijde aan de befmettihg blootftellen niet even veel gerustheid als iemand, die reeds gepokt heeft. Eene andere bedenking is: 'er blijven van hen- die de natuurlijke kinderziekte, ondergaan-, veelen in het leven, en 'er fterven ook wel door- da inenting: De evenredigheid en het aanmerlijk verfchil vart het getal der Üèrvenden, in beide gevallen, is hier boven reeds aangewezen en°behoeft niet herhaald te worden;doch wie zal zo onredelijk zijn van te willen, dat door deeze bewerking niemand zou fterven? dit ftrijd immers geheel tegen de af bangelijkheid waar in de mensch altijd verkeert; dö weldaad is,buiten dien, ook nog onuitfpreeklijk groot, en wanneer men van hen, dié bij en onder de inenting het leven verliezen, eens aftrekt, die geenen,welken door' toevallen, waar aan deeze bewerking geen deel heeft, of door eigen fchuld, omkomen, zal het getal der geftorvenen allergeringst zijn, ja bijna op niets uitkomen. Men heeft voorbeelden, dat eene aderlaating , een braakmiddel —den dood hebben veroorzaakt, nogthans zal geen redelijk mensch fchroomenvan deeZe middelen gebruik te maaken, wanneer hij zelfs maar eenige hoop heefé om zich daar door van eene gevaarlijke ziekte te bevrijden. Wanneer de inenting algemeen wordt en met alle omzichtigheid* door kundige lieden, wordt in het werk gefteld, zullen deszelfs gevolgen , zeer waarfchijnlijk, niet gevaarlijker zijn, dan die van 6en braakmiddel of aderlaating. Sommige lieden hebben een denkbeeld,H dat  C "4 ) dat de inenting niet alléén de pokjens, maar ook andere zeer gevaarlijke ziekten kan verwekken: dit is echter even ongerijmd, zegt zeker Schrijver, ais te denken, dat een plant dieren, of een vogel visfehen zoude voortbrengen, (g) Hij, die eenmaal het pad der waarheid en der gezonde reden verhaten heeft,is bekwaam tot het uitdenken en verfpreiden van allerlei valfche en zotte gerugten ; zo lang men dus door geene kundige en geloofwaardige lieden iets van dien aart vindt opgemerkt, moet men eene dergelijke bedenking houden voor eene lastering, door de vijanden der inenting, tegen deeze allerheilzaamfte bewerking uitgedacht. Maar men is, na door middel van de inenting gepokt te hebben, ?üct verzekerd van deeze ziekte voor de tweede maal niet weder te zullen krijgen. Zo lang de pokjens in ons Vaderland zijn bekend geweest, (en,dit is reeds twaalf honderd jaaren) twist men, of het mogelijk zij de natuurlijke ziekte meer dan eens te krijgen; dit fchijnt te bewijzen, dat de zaak nimmer, of ten minften zeer zeldzaam, is voorgevallen; laat ons ftellen dat de natuurlijke pokjens voor de tweedemaal iemand kunnen aandoen, zo is echter (voor zo verre bekend is) nog nimmer een welbewezen voorbeeld ten berde gebragt, dat ie- (g~) Men leeze de zeer nuttige Verhandeling, over de inenting, der Kinderziekte, door b. c. s o yvden. In leven Leeraar in de Engclfche Episcopale gemeente te Amfterdam; gedrukt te Amfterdam bij Crajenfchot.  iemand door inenting gepokt hebbende $ naderhand weder de waare kinderziekte gekregen heeft; (K) ftel zodanig ingeënt perfoon op allerlei wijzen aan de befmetting bloot, — dompel hem in een vat met pokëtter, doe hem hondertmaal imnten, gij zult hem nimmer deeze ziekte doen weder krijgen; dus geeft dan de inenting ook in dit geval even veel, zo niet meêr voordeel dan de natuurlijke ziekte. Men redeneert verder:dat de inenting^ door de befmetting in een plaats te vermeerde' ren, de pokjens meêr verfpreidt en algemeen maakt. Deeze bedenking heeft, op het eerfte voorkomen, eenigen fchijn van waarheid, maar, wel befchouwd zijnde, blijkt het, dat dezelve niets is dan een louter verfierfel, dat, alleeri gegrond op redeneering, door de ondervinding wordt tegengefproken. De ervaaring leert ons, dat, zonder eene zekere bijzondere hoedanigheid in de gefteldheid der lucht, het niet mogelijk is de befmetting der kinderziekte te verfpreiden; dat merj (li) Praatjens, door onkunde, of met flinkfche oogmerken verfbreid , en door het ligrgeloovig volk voor waarheid aangenomen, doen hier niets af,maarzaaken van dit belang moeten naauwkeurig onderzocht — en in het befiisfen daarvan alle onzigtigheid gebruikt worden. Onkundigen worden ook dikwijls ter goeder' trouw misleid , door zogenaamde water- of wind pokjens, die met de waare kinderziekte niets, dan den uitwendigen fchijn, gemeen hebben. daar vooT' aan te zien. H 3  men dus, wanneer deeze gefteldheid geen plaats heeft, de befmetting der kinderziekte , door inenting, niet ligt zal overbrengen: — tot een voorbeeld dient, dat men in kleine Steden fomtijds, en in volkrijke meest altijd, eenige perfoonen xnndt, die de kinderziekte hebben, zonder dat 'er daarom eene algemeene befmetting plaats heeft; men heeft zelfs waargenomen (en dit zal waarschijnlijk , in vervolg van tijd, meêr en meêr bewaarheid worden) dat de meeste heerfchende ziekten, waar onder ook de pokken behooren, in eenen zekeren bepaalden kring van jaaren het land doorwandelen, zich nu hier, dan elders bevinden, en op fommige plaatfen, na verloop van eenen zekeren tijd, telkens wederkomen; derhalven kan elk zich van het middel der inenting gerustelijk bedienen, zonder vrees van zijne medemenl'chen hier door nadeel te zullen toebrengen. In fommige Steden van Engeland, is men gewoon, zodra Hechts één of twee van de pokjens worden aangetast, alle menfehen, die dezelven nog niet gehad hebben, inteënten ; hier door bewerkt men, dat naderhand, in zulk eene plaats, de kinderziekte niet kan wederkomen, als bij het volgend gedacht, en dan handelt men hier mede weder op dezelfde wijze; door deeze manier van handelen wordt het pokgift zodanig verzwakt en zo goedaartig gemaakt, dat men, zo dit gebruik algemeen werd, gegronde hoop zou hebben, om deeze ziekte geheel uit een land te verdrijven,of bijnaonfchadelijk te maaken; doch wel verre van dit voorbeeld hier te vol-  C 117) volgen, leeren wij 'er ten deeze opzichte alleenlijk uit, dat de Engclfchen in het bevorderen van hun belang en algemeen welzijn, beter beraaden zijn dan onze landaart. Maar, zegt men,eindelijk: wanneer ik nu, •van dit alles overtuigd, tot de inenting overgaê,cn mijn kind is een van die weinigen, die daar aan fterven, hoe zal ik mij dan troosten? Dit geval is zeker zeer droevig, doch de Voorzienigheid heeft, om wijze redenen, gewild, dat de mensch, om zijn geluk te bevorderen , middelen zal aanwenden zonder den uitflag daar van te kunnen voorzien;men heeft; (om een voorbeeld te neemen van andere gevallen;) men heeft eens een kind, dat gekweld is met deen in de blaas, gelijk fomwijlen voorvalt; zulk een lijder heeft zwaare pijn, is veeltijds in gevaarlijke omdandigheid, kortom leidt een elendig leven ; om hem hier van te verlosfen neemen de ouders het befluit om, door middel van eene zeer fmarteitjke en gevaarlijke kunstbewerking, de deen te laaten wegneemen; hier aan derft het kind, zo als veelmaalen het geval is, zullen dan de ouders zich hier over bezwaard vinden? — het tegendeel, zij hebben alles gedaan wat mogelijk was, om hun kind te redden; en hoeveel voordeeliger is dan niet de inenting! — Wel is waar , een kind dat men inent is niet ziek, gelijk dat, het welk den deen heeft., maar het is toch zeker, dat het, zo men niet inent, de natuurlijke pokken krijgen — en dus ziek worden zal; zal het van de kinderziekte al zijn leven bevrijd blijven, dan is de inenting, geH $ lijk  Ujk meermaalen gezegd is, volftrekt onfchadelijk, en hierom voordeelig; dewijl zij voor altijd eene gerustheid geeft. Hoe treffend het dan ook zijn moge, door deezen weg een geliefd kind te verliezen, zo zal men echter, bewust zijnde van niets verzuimd te hebben, altijd een gerust geweten behouden; maar allerakeligst moet bet, integendeel, zijn, wanneer men, door woorden of gefchriften, van het nut der ii\ enting onderricht, en tot het bewerkflelligen daar van vermaand zijnde, door het nalaaten derzelve, zijne kinderen hulploos heeft laaten fterven; de wroegingen, welke zulke menfehen moeten ondervinden; zal elk Ouder zich zekerlijk wel kunnen voorftellen. En hier mede meen ik de voomaamfte bedenkingen kortelijk, doch voor elk , die niet met opzet dwaalt, genoegzaam,te hebben opgelost. — Nu nog iets over de bewerking zelve: Na dat de inënteling zich eenige dagen te vooren gemaatigd heeft in het gebruik van vleesch, lpek , wijn en andere verhittende lpijzen en dranken, (ij neemt men een weinig etter, uit de pokpunten van een ander, op de punt van een lancet of platte naald, en brengt die op eene, of meer plaatfen van den arm, even onder de opperhuid, zonder dat het pijn verwekt, of bloed doet uitkomen , waar- (i) Alle andere voorbereiding is in een gezond mensch geheel nutteloos; doch wanneer hij te volbloedig is, doet men te vooren eene aderlaating ; heeft hij geene ontlasting genoeg, men geeft een, purgeermiddel, enz.  ( H9 ) waarmede de geheele bewerking verricht is, blijvende men verders denzelfden leefregel in acht neemen, (k) Den tweeden of derden dag (zo naamelijk de inenting gevat heeft) ondergaat het gemaakte ftipjen eenige verandering, begint vervolgens te ontftceken en naderhand te zweeren. Omtrend den zesden dag gevoelt de lijder eenige pijn in den arm, en onder den okfel; den agtden of,negenden dag, fomtijds vroeger of laater,krijgt hij koorts, hitte, dorst, hoofd- en lendenpijn , en omtrend deezen tijd komen, hier en daar, eenige pokjens uit, gemeenlijk 'in een zeer klein getal, en hiermede houden alle gemelde toevallen op, zodanig, dat de lijder zelden verpligt is het bed te houden, maar meestal op de, been blijft, en zijne bezigheden waarneemt; verders worden de pokjens rijp, droogen, vallen af, zonder, in het ge. meen, etter koorts en napokken te verwekken , of leedtekens op het aangezicht na te laaten, (/) (t?i). Al- (fc) Zo men een zuigend kind inënt, behoort de moeuer zich voor gemelde fpijzen en dranken te wachten, en het kind blijft alleenlijk het zog gebruiken. (/) Men ziet hier uit dat de inenting, in deszelfs bewerking en beftuuring, zeer eenvouwig is; dit moet echter niemand beweegen, om dezelve ooit zonder eenen bekvvaamen Geneesheer in het werk te ftellen. Het geheel beloop der Ziekte (om van de kunstbewerking zelve niet te fpreeken) vordert de oplettendheid en hulp van eenen Geneeskundigen , zelfs al worden 'er geene geneesmiddelen toegediend. 0») Somwijlen gebeurt het, dat de wondjens, H 4 der  Alle menfehen, welken de pokjens nog niet gehad hebben, zijn gefchikt voor de inenting; liefst echter zondert men daar van uit dezulken, die aan fommige Leere, of deepende ziekten fukkelen, als mede kinderen , die tanden krijgen, meisjens, bij dewelken men vermoedt dat de ftonden voor het eerst op weg zijn, en zwangere vrouwen, fchoon het zeker is,dat alle deezen,door de natuurlijke ziekte aangetast wordende . voel grooter gevaar zullen loopen dan door de inenting, en hier in bedaar ook een der groote voordeden van deeze bewerking, dat men deeze omftandigheden kan vermijden, en de gefchiktde uitkiezen De beste ouderdom is zodra de kinderen hunne meeste tanden gekregen hebben, maar in het gemeen zijn alle' jaarén gefchikt, voornaamèlijk, wanneer dc vrees dringt, en de natuurlijke befmetting, als het ware, voor de deur ftaat. Het jaargetij maakt voor de inenting bijna geen verfchil. Eene gematigde luchtsgefteldhjid, en een tijd, waarin weinige ziekten omgaan, zijn de bésten; maar men kan dit meestal niet fchikken naar welgevallen, dewijl der inenting ontfteekén en zweèrèn,zonder dat op den bepaalden tijd koorts en andere tekenen zich opdoen, of pokjens uitkomen: in zullk een geval en mij voornadmelijk bepaald bij die wanbegrippen, kwaade gewoonten en voor oordeelen, die het meest plaats hebben ; altijd in het oog houdende, dat zeer weinigen in jlaat zijn hunne kinderen (al ware zulks goedtekeurenj volgens de geftrengjle gezondheidregels optevoeden; waarom ik dan ook geen en, dan gemaklijk uitvoerbaare lesfen en waarfckuwingcn ge. geeven hebbe. — Insgelijks heb ik over de voornaamfte ziekten der kinderen geoordeeld kortelijk te moeten handelen, dewijl vooral ten platten Lande de gemeene man van alle hulp in deezen, dikwijls,verftoken is, en ik dagelijks onderyinde, dat bij denzelven hieromtrendde jchadclijkfle begrippen en behandelingen plaats hebben.—Word ik ontwaar, dat deeze mijne Verhandeling door Ulieden niet ongunfdg ontvangen wordt, zulks zal mij aanmoedigen, om, mogelijk, in V vervolg op dezelfde wijze meer dergelijke ftofen voor Vlieden te behandelen, terwijl ik intusjchcn ben Ulieder Nutzoekende Landgenoot, J. VITRINGA COULON, it Bactf  >,,Daar over 't algemeen, en vooral onder den „ gemeenen man eene, met de natuur van eerst„ geborene kinderen, geheel tegenflrijdige behan„ deling omtrent den leefregel gehouden wordt, „ waar door de Maatfchappij in de bevolking „ veel nadeel lijdt, is de Vraag: Welke is de „ beste wijze, om kinderen, van het tijd/lip der geboorte af, tot den ouderdom van een of twee „ jaar en, wat het ligchaamlijke belangt, opte„ voeden." ouders. Daar wij, kinderen hebbende, gaarne dezelven gezond wilden behouden, en wij bemerken, dat 'er zo veele verfchillende begrippen omtrend de ligchaamlijke opvoeding der kinderen plaats hebben, zoude het ons aangenaam zijn, deswegen eenige onderrichting van u te ontvangen. geneesheer. Gereedlijk zal ik aan dit uw verzoek voldoen, maar vooraf eisch ik, dat gij u van alle voovöordeelen, welken gij zeker omtrend het gewigtig duk der ligchaamelijke opvoeding bij u koestert, ontdoet. — Ik zal alles zo eenvouwig mogelijk voordellen, en de zwaarigheden, welken gij maakt, oplosfen. o. In wat opzicht kunt gij de opvoeding een gewigtig duk noemen ? g. Is het niet van het uiterde gewigt en aanbelang, kinderen gezond in herleven te behouden, welken volwasfen zijnde,van het grootfte nut^voor de menfchelijke famenleevingkunnen  ticii worden? Wel nu, indien ik u zeg, dat het bewezen is, dat 'er in het eerfte jaar,vai1 de honderd geborene kinderen, vijf- en • twintig fterven; indien ik u errinnere die groote meehigte van gebrekkige en wanftaltige voorwerpen, welken wij dagelijks op onze ftraaten ontmoeten; indien ik u daar bij doe opmerken, (gelijk gij zelf in 't vervolg van ons gefprek zult moeten toeftemmen) dat geen klein getal, van die zo vroegtijdig geftorvenen, en gebrekkigen, geftorven en gebrekkig geworden zijn, alleen door eene verkeerde behandeling; zult gij, voorzeker, met mij de Opvoeding een gewigtig ftuk noemen, en gij u volftrekt verphgt reekenen, nauwkeurig te onderzoeken, hoe gij uwe kinderen het best zult opvoeden, dewijl gij als mensch verpligt zijt het belang der menfchelijke maatfchappij te behartigen, en gij u nimmer op uwe onkunde ter verfchooning kunt beroepen, daar deeze moedwillig zou zijn, vermits 'er zo veele uitmuntende fchriften, ook in onze taal, over de Opvoeding voorhanden zijn. Ja, gij zoudt den naam van een redelijk mensch niet eens verdienen, zo gij u weinig omtrend de opvoeding uwer kinderen bekommerdet, daar het redenloos vee, — uw hónd, kat, klokhen en anderen, die zo veele tedere zorg voor hunne jongen draagen, in deezen, u zouden be1'chaamd maaken. o. Van onze verpligting dan volkomen overreed zijnde, zijn wij te meêr begeerig u te hooren, en hierom,om een begin temaa-ken,— waarop moet men bedacht zijn, geduurende den arbeid van eene baarende vrouw? G. ZO  g. Zodra" de arbeid van uwe vrouw bégfnf 4 fnoetgif utenfpoedi«ften van eene ervaarene eri* kundige Vroedvrouw, of zulk eenVroedmeefter, Voorzien, en hiertoe nooit kosten noch iïïoei« te fpaaren.—Gij zoudtniet gelooven hoe veel hter aan gelegen ligt, daar wij niet zelden zien , dat enkel door onkunde des veiïosfers of der verlosferesfe, de moeder of kind, of dikwerf beiden, om het leven worden gebragt,or'het kind verminkt ter waereld komt.— liet is hierorri te bejammeren , dat het ten deezen opzichte 3 zo elendig ten platten lande gefteld is, daar men zeer veele, zelf aanzienlijke dorpen aantreft, waarin men geene bekwaame Vroedvrouw of Vroedmeefter heeft; en hierom is het tewenfehen, dat de vraag door de Maatfchappij Tot Nut van 't Algemeen, om het gebrek van bekwaame Vroedvrouwen te verbeeteren, voorgedeld, beandwoord, en een uifVoerbaar plan opgegeeven , tvorde (*). 0. Op onze plaats hebben wij wel niemand, die de Vroedkunde geleerd heeft; maar daarentegen eene oude vrouw, welke, door eene ondervinding van veele jaaren, zeer kundig gewordenis, — die meest altoos ipoedig de vrouwen weet te verloslen, en die tevens zeer kundig is in het af haaien der nageboorte, aandonds na de verlosfing van het kind; welke vrouw zich nooit onttrekt, wanneer men haar bij eene baarende vrouw roept. g. Dit is juist, waar over ik u moest waar* J*) Deeze vraag, niet voldoende beandwoord zijnde, is op de Algemeene Vergadering des jaars J 796 ingetrokken; dus des Schrijvers wenst* V*S deezen kant onvervuld blijft. I  ( 13° ) waarfchuwen; men treft zulke zogenaamde wijze vrouwen , dikwijls , ten platten lande aan, maar gij zoudt niet gelooven hoe veel ongelukken wij hier door dagelijks geboren zien, en hoe gelukkig alles, in zeer veele gevallen , zich zoude fchikken, wanneer men, niet eens eene Vroedvrouw gebruikende, de geheele verlosfing alleen aan de natuur overliet, daar dikwijls zelfs eene kundige Vroedvrouw weinig of'geen nut,maar eene onkundige altijd onbegriiplijk veel kwaad, kan te weeg brengen, »- Ik kan u, derhalven, niet genoeg aanraaden , om liever alles aan de natuur over te laaten, wanneer gij eene kundige Vroedvrouw met geene moogelijkheid fpoedig genoeg kunt krijgen, dan u van uwe oude buurvrouw te bedienen, en in haare handen het leven van uwe vrouw en kind toetebetrouwen. Maar daarenboven de befchrijving welke gij van uwe buurvrouw gaaft, dat zij, naamelijk, altijd zeer handig, de nageboorte, aandonds na de verlosfing, wist aftehaalen, en de vrouwen fpoedig te verlosfen, geeven mij reeds geene groote verwagting van de kundigheden uwer oude Vrouw. o Hoe! is 't dan niet altoos goed en gelukkig wanneer eene vrouw fpoedig verlost wordt? — men befchuldigp en wantrouwt immers eene Vroedvrouw, wanneer die met de verlosfing draalt, wijl eene baarende vrouw alsdan vergeefs gepijnigd wordt? g. De te fpoedige verlosfingen zijn dikwijls voor kind en moeder zeer gevaarlijk, ia fomtijds doodlijk; dit leert de ondervinding.  ding, én wordt Van geenen goeden Schrijver tegèngefproken, en ik konde het u bewijzen, zo ons tegenwoordig bedek en uwe vatbaarheid Zulks toeliet, waarom gij dit (gelijk in 't vervolg wel meer zal gebeuren,) op mijn gezag moet aanneemen , als die beter hier over kan oordeelen dan gij, en die geene reden hebbe van u te misleiden. — Gij moet dan nooit eene kundige Vroedvrouw wantrouwen, zo de verlosfing niet fpoedig genoeg naar uwen zin voortgaat, daar zij vari zelfs, wegens Haar menigvuldig werk, nog dikwijls te veel haast maakt met de verlosfing. _ o. Het fpoedig verlosfen der nageboorte is evenwel goed, wijl dezelve, bijaldien zij niet fchielijk na de verlosfing wordt afgehaald, bij de vrouw moet blijven verrotten, zwaare vloeden, en meer andere toevallen veroorzaaken. G. Dit is een vrij algemeen aangenomen gevoelen bij het gemeen, ja zelfs bij fommige, anders niet geheel onkundige,Vroedvrouwen,welke, om haaren goeden naam te bewaaren, zich laatende dwingen, de nageboorte, in alle gevallen, voort na de verlosfing te haaien, dikwerf, alle geweld hier toe gebruiken. — Ik durf niet begrooten het aantal vrouwen, wélken hier door, jaarlijks, omkomen, maar kan u verzekeren, dat'ef bijkans nimmer kwaade toevallen zich opdoen, wanneer men gerust de nageboorte, zo die1 niet gemaklijk wil volgen, laat zitten en aan de natuur zelve ter uitwerping overlaat, gelijk men zulks dikwijls,na eenige dagen of eenige üuren na de verlosfing, ziet gebeuren, wanneer1 dezelve zich van zelfs, als 't ware, voordoet. Et is 1 voornaamelijk, maar één geval, waar in men I 3  030 de nageboorte aandonds, maar nooit met geweld, moet zoeken magtig te worden, wanneer de kraamvrouw, naamelijk, een derke vloed heeft na de verlosfing van het kind. — Dan dit verder uittebreiden, zou ons te veel van den weg doen afdwaalen. o. Het kind geboren zijnde, waarop moet men dan voornaamelijk acht geeven? En wat moet men aanftonds doen? g. i. Toezien of het kind leeft. 3. Het kind behoorlijk reinigen. 3. Het kind naauwkeurig bezichtigen, of het ook wanfchapen zij, of andere gebreken heeft. o. Wanneer het kind bij ons oogfchijnlijk dood geboren wordt, neemt eene der bijzijnde vrouwen, aandonds een wollen band, fteekt dezelve in den brand, en houdt dien onder de neusgaten van het kind, wanneer het door de dank hier door veroorzaakt, dikwijls, fpoedig tekenen van leven begint te geeven, en wat zal men al meêr in zodanig een geval, bij een eerstgeboren kind, in het werk dellen ? g. Wanneer het kind oogfchijnlijk dood ter waereld komt is het of bleek, en men kan geene, of althans geringe, kloppingen van het hart en der naveldreng gewaar worden; of des kinds aangezicht is zeer opgezwollen, en heeft eene donker roode koleur, even als men aan geworgde menfehen befpeurt. Deeze beide gevallen moet gij wel van elkander onder fcheiden, wijl dezelven eene geheel verfchillende handelwijze vorderen. In beide gevallen moet gij aandonds onderzoeken, of de mond van het kind ook met eene taaie flijm is  C i33 ) is opgevuld, waardoor de lucht niet in de longen zou kunnen komen, dezelve alsdan voorzichtig met den vinger 'er uithaalen, en de tong, welke wel eens een weinig aan het gehemelte vast zit, losmaaken , en vervolgens de naveldreng golfswijze waterpas leggen, waardoor het bloed dikwijls, weldra deszelfs afgebrokenen loop herneemt, en het kind tekenen van leven begint te geeven. o. Wat moet men dan verders in het eerfte geval doen, wanneer het aangezicht van het kind bleek is, en men bijkans geene kloppingen van het hart en der naveldreng gewaar wordt ? g. In dit geval zou uw' verbrande wollige band te pas kunnen komen, maar voornaamelijk moet gij het kind, en vooral de borst, met een doek in brandewijn nat gemaakt, wasfchen; een handvol koud water op de borst van het kind werpen, uw mond tegen den mond van het kind aanbrengen, deszelfs neusgaten digt houden, en alzo een en andermaal voorzichtig , maar nooit met geweld , lucht in de longen van het kind blaazen, als mede de borst en rug zacht borstelen, wanneer het door deeze middelen, dikwerf, na verloop van eenige minuten, tekenen van leven begint te geeven, en alsdan, maar in dit geval niet eerder, de naveldreng twee of drie duim van de navel afihijden en afbinden. o. Wat moet men in het ander geval in het werk dellen, wanneer het kind met opgezwollen, en een donker rood blaauwachtig aangezicht, als een geworgde, oogfchijnlijk dood, ter vvaereld komt? I 3 g. Als  C 134 3 G- Als dan moet men, zo het geen ik u in beide gevallen ftraks hebbe aangeprezen niet fpoedig helpt, de naveldreng, of gedeeltelijk, of geheel, aandonds affnijden, alzo terftond, wat bloed van het kind laaten wegvloeien , en de navelftreng wederom toebinden; wanneer het kind eenige tekenen van leven begint te geeven, terwijl gij ooit, intusfchen,met vrugt op de gezegde wijze wat lucht in de longen kunt blaazen. Deeze middelen moet gij nooit verzuimen, wijl men alzo veele kinderen, welken men reeds yoor dood hield, gelukkig behouden heeft. o. Ik meen wel gehoord te hebben, dat men altijd eenige droppen bloeds uit de af gefnedene naveldreng, voor dezelve aftebinden, moet laten vloeiën. G. Dit werd nog niet lang geleden, aangeprezen , als een uitmuntend middel om de kinders gemaklijker de pokjens te doen krijgen; dan, en de ondervinding, en het geen wij op vaste geneeskundige gronden weeten, leeren ons, dat deeze kunstgreep nimmer in ftaat is, om aan het voorgeftelde oogmerk te voldoen, waarom wij u dan gerust kunnen verzeekeren, dat deeze en andere bepaalingen omtrent het affnijden en behandelen der naveldreng (gelijk het onderfcheid om dezelve digter aan de buik, bij de meisjens dan bij de jongens aftcbinden, het terug drijven van het bloed voor het affnijden uit dezelve na het kind toe, enz.) zo niet onder de lchadelijke, ten minden onder de beiacliJijke bijgeloqvigheden behooren, waarvan wij cis  C i35 ) de ganfche kraamkamer niet zelden als vervuld zien. o. In de tweede plaats noemdt gij het reinigen van pas geborene kinderen, om welke redenen moet dit gefchieden ? g. Naardemaal het kind zich in'de Baarmoeder in een flijmachtig vogt heeft opgehouden, is het met een witachtige flijm overdekt, welke de zo noodzaaklijke uitwaafeming zou beletten en veele ongemakken veroorzaaken, zo het van dezelve niet gereinigd werd — hierom lekken de dieren hunne pas geboren jongen , en, als het ware in naarvolging van de • zeiven, wascht men de kinderen meteen zachte linnen doek, in warme zeepfop ot _ bier , waar in een weinig boter gemengd is, nat gemaakt,terwijl men, intusfcben, naauwkeurig het kind befchouwt, of het ook eenige -uitwendige ligchaams gebreken mede ter waereld gebragt heeft. o. Maar is het niet beter de kinderen met koud water aftewasfchen, of dezelve aandonds in een koud bad te dompelen , om hen dus van de geboorte af aan de koude te gewennen, en het ligchaarn hier door te verfierken? g. Dit is een gebruik onder fommige vol keren, die hunne jong geborene kinderen ineen naastbij gelegene rivier dompelen, dan ik zou u niet durven aanraaden, zulks bij «iw.pas geborene, kinderen naartevolgen, dewijl wij weeten hoe fchadelijk alle fchielijke verwislelmgen 'van warmte in koude zijn,en de kinderen zo veele maanden lang in eene natuurlijke en aanmerkelijke warmte, in de baarmoeder, verI 4 keerd  keerd hebben. —■ Hoe fchadlijk, echter, ook zodanig eene behandeling voor eerstgeborene kinderen zij, zo gezond is dezelve, integendeel, wanneer men hen allengskens hieraan gewennende door 't water van tijd tot kouder te maaken, en de ouderdom van twee of drie jaaren bereikt hebbende, in een koud bad, bij voorbeeld in een tobbe, te laaten baaden , het welk ik voor een der beste middelen zou houden , om, door het ligchaarn te verfterken, de zo algemeene Engelfche ziekte, en andere ongemakken, welken uit eene verllapping en verzwakking der veezelen ontdaan, voortekomen, of te geneezen. — Ik moet hier nogthans bijvoegen, dat ik de gewoonte,,welke bij veelenplaats vindt, van, naamelijk, de kinderen te laaten baaden,des morgens aandonds, wanneer men ben uit 't bed opneemt- ten fterkden afkeur, dewijl (de zweetgaten alsdan, doorgaands, geopend zijnde) zodanig eene fchiel jk aangebragte koude, niet dan allerhande ongemakken noodzaaklijk moet te weeg brengen. — Voor het overige worden door morfigheid de zweetgaten verdopt, — geeft dit aanleiding tot meenigvuldige huid en andere ziekien, — zo behoef ik u niet te zeggen, hoe noodzaaklijk het is, dat gij, het zij door baaden,he.zij doorwasfehen, altoos uw kind zuiver en rein houdt. o. Op welke deelen moet men dan onder het reinigen van een pas geboren kind letten of dezelve wel gelheid zijn? g. i Op de armen en beenen; of die ook in de Verlosfing gebroken of ontwrigr, en £>p de natuurlijke wegen van den afgang en pis , Cf  C 137 ) of die ook (gelijk fomtijds gebeurt) gefloten zijn, welke beide gevallen eene fpoedfge hulp van een kundig Heelmeester vorderen. 2. Of 'er ook een uitpuilend gezwel boven aan het hoofd zich opdoe, een Herfenbreuk genaamd, het welk men dan met een compres, een weinig moet nederdrukken , deeze plaats met zwagtelen voorzien, en telkens bij het bakeren en kleden van het kind 'er oplekten, dat de compres het uitpuilend gezwel blijft drukken. 3. Gebeurt het fomtijds, dat het balzakjen der jongens tegen-natuurlijk opgezwollen is, waarover gij u niet behoeft te bekommeren, wijl het doorgaands gemaklijk door het wasfchen en aanleggen van een doek, in brandewijn en azijn nat gemaakt, verdwijnt: wanneer dit echter niet binnen eenige dagen gebeurt , doet gij het voorzichtigst met een kundig Heelmeester raad te pleegen, wijl gij als dan een aangeboren zakbreuk voor dit ongemak aanziet. 4. Of 'er ook in een derLiesfen eene dikte plaats heeft, welke eene aangeborene liesbreuk is. — Dit ongemak is bij eerstgeboren kinderen, meestal, volkomen geneesbaar , zo het wel behandeld, en het kind behoorlijk gewonden wordt, het welk ik u hier wel nader zou befchrijven, dan, het is gemaklijker en beter, dat een kundige het u eens wijst, wanneer gij het zelf ligt kunt leeren. — Gij moet echter niet alle gezwellen in de liesfen bij eerstgeborene kinders , voor een breuk aanzien, wijl bij de jongens fomtijds niet aandonds de bal in het balzakjen is nedergezakt, 15 maar  C 138 ) maar zich dikwijls eenige dagen, onder de gedaante van een gezwel, in de liesfen ophoudt, wanneer ik u niet behoef te zeggen dat gij verkeerd zoudt handelen, dat gezwel naar binnen te willen brengen, waarom gij dan altijd, zo gij eene dikte in de liesfen bij een jonggeboren kind ontdekt, moet onderzoeken, of reeds beide de ballen in het zakjen zijn nedergezakt. 5. Zijn de beenen van een eerstgeboren kind meest altijd buitenwaardsgekromd; bij aldien zulks, echter,aaninerklijk en buitengewoon is, moet gij hierop in het bakeren bedacht zijn, met een windfel om beide de beenen (welken gij eerst met doeken bewonden hebt, om het nadeel der drukking voorrek omen) te leggen. 6. Worden 'er fomtijds kinderen met gefpletene lippen , (welken men Hazenlippen noemt,) met meerder vingers, of met dergelijke wandaltigheden, met devvelken het kind kan leven en opwasien, geboren; deeze en dergeiijken kunnen geholpen worden, dan het best is, ten minden wat de Hazenmond belangt, dat men eenige maanden wagt, en her toe nimmer een kwakzalver, die doorgaans het onnozel gemeen bedriegt en opligt, maar een kundig Heelmeefter gebruikt. — Voor het overige, wanneer gij iets buitengewoons aan het kind ontdekt, moet gij zulks niet dan op het voorzichtigst aan de kraamvrouw openbaaren, wijl zij hiervan zou kunnen fchnkken, 't welk voor haar van de nadeeliglfe gevolgen konde zijn; en gij moet nooit, hoe wanftaltig ook uw kind ter waereld komt, hetzelve van het leven berooven ; maar gulks aandonds aan een' ervaaren Heel- of  (i39) of Geneesmeester openbaaren, en hen hier over raadpleegen. o. Wat is het, wanneer men zegt, dat een kind met een helm geboren wordt? g. Wanneer de vliezen, waarin gij weet, dat het kind in de lijfmoeder , als 't ware bedoten is, bij de geboorte niet in 't midr den openbarden, maar rondom de moedermond affcheuren, blijft des kinds hoofd met een deel derzelven bedekt, en alsdan zegt men dat zodanig een kind met een helm geboren wordt, — het bijgeloovig gemeen gelooft, dat deeze kinderen, door gezichten te kunnen zien, toekomftige dingen kunnen voorfpellen; dan het is te verwonderen, dat men, in onze anderszins meêr verlichte eeuw, aan zulke en dergelijke belagchlijke vertelzelen geloof geeft, daar dit niet, dan van natuurlijke oorzaaken afhangt, en deeze niet de minde betrekking hebben op de verdandige of zintuiglijke vermogens van het kind. — Dan, genoeg hiervan, laat ik liever met u over het bakeren van het kind handelen. o. Hebt gij dan ook iets aan te merken, over zo eene geringe zaak als het bakeren? Elke vrouw weet immers bijkans,ja door het dikwijls te doen, veel beter dan gij, dit te verrichten. g. Indien ik u aantoon, dat door het bakeren, gelijk men het doorgaans bij den gemeenen man ziet, veele kinderen aan verfcheidene ziekten en ongemakken worden blootgedeld, zult gij dit niet langer voor eene geringe zaak achten. Ik zal u hierom onderhouden: I.  C 140 ) f. Over het misbruik der vuurkorven of manden a. Over het zwagtelen. en 3. Hoe men in het bakeren moet te werk gaan. o. Zijn de vuurkorven of vuurmanden, dan niet goed? g. Men is gewoon, als de kraam op handen is, zich van eene goede hoeveelheid uitgedoofde kooien te voorzien, ten einde dezelven zo in de dooven, als vooral in den vuurkorf of mand te gebruiken; men omhangt deezen vuurkorf of mand van alle kanten met een ipreed , hierin eene opening laatende , waarvoor men het kind bakert, ten einde alle warmte, zich tot het kind bepaale, waarom men nog het kind met een dekentjen overdekt. -— Hierdoor, alsmede door de op den vuurkorf opdroogende doeken en luuren, wordt de lucht over de ganfche kraamkamer aanmerklijk bedorven, en het kind moet alle kwaade dampen van den vuurkorf inademen, het welk, en voor moeder en voor kind, ten uiterfte nadeelig moet zijn. o. Wat wilt gij dan in plaats van deeze vuurkorven? — het kind moet immers gekoesterd worden? g. Ik wil alle uitgedoofde kooien, zwavelachtige turf,met den vuurkorf uit de kraamkamer verbannen, en het kind, gelijk onze wijze voorouders gewoon waren , en men nog, vooral onder den gemeenen man, ten platten lande, hier en daar, ziet doen, in een bakermat voor een open vuur, waar voor men een fcherm, of iets dergelijks kan plaatfen, om het te iterk fchittereu der vlam in des kinds oogen  C 141 J oogen te beletten; terwijl het kind aldus genoegzaam warm zal gehouden worden. o. In de tweede plaats noemdet gij het zwagtelen; keurt gij dit dan ook af? g. Zeer zeker : overweeg, onbevooroordeeld, het volgende,en gij zult mij uwe toeftemming moeten geeven. i. Zal de ademhaaling vrij en onbelemmerd gefchieden, dan moet de borst en buik, bij elke inademing, zich genoegzaam kunnen uitzetten: dit nu wordt door het gewoon derk zwagtelen onmogelijk gemaakt, waardoor dan ook de vrije en onbelemmerde ademhaaling aanmerkelijk moet verhinderd worden, waarvan ik het nadeel voor het kind u niet breedvoerig behoef uitteleggen. Door het zwagtelen wordt het vrij gebruik der ledemaaten aan de kinderen benomen, waardoor dan, noodwendig, alle ongemakken, uit eene niet genoegzaame beweeging, moeten veroorzaakt worden. — De omloop van het bloed, welke aanmerklijk door de beweeging, vooral bij de kinderen, geholpen moet worden, wordt minder regelmaatig, waardoor de affcheiding der vogten, en de zo noodzaaklijke, natuurlijke, uitwaaleming verminderd wordt. — De fpieren, welken door geduurige oefening en beweeging nieuwe krachten moeten krijgen, en hierdoor derk worden, blijven zwak en ilap. 3. Door het zwagtelen , wordt de maag belet zich behoorlijk te kunnen uitzetten, het welk, behalven andere ongemakken, eene gebrekkige fpijsverteering kan te weeg brengen. 4-  ( 142 ) 4- Door het zwagtelen, vooral, wanneer" men het kind, daarenboven, het vrij gebruik van zijne handen en armen beneemt, is hetzelve verpligt, alles in die richting en ligging te moeten houden, welke de onbarmhartige baker aan hetzelve gegeeven heeft, — het is niet in ftaat eenvliegjen, het welk zich op het aangezicht nederzet, of iets anders, hetwelk eenige jeukte veroorzaakt, zelf weg te neemen, maar moet zulks door kermen aan de oppaster trachten bekend te maaken, fchoon het anders , zo 't zijne handen vrij konde gebruiken, weldra, zelf in ftaat zou zijn, indeezen zich te redden. 5.Wanneer, mag ik u vraagen, is een kind het minst verdrietig,en wanneer geeft het de meeste tekenen van vergenoeging? — Is het niet in die oogenbhkken, wanneer het ontzwagteld is, en zijne ledemaaten vrijelijk kan gebruiken? Zo gij dit met mij dikwijls waargenomen hebt, behoorde ook dit alleen genoeg te zijn, waarom gij met mij het zwagtelen afkeurt. — Gij zult mij, mogelijk, toevoegen, dat dan ook het kind van zijne vuiligheid, gereinigd wordt, wanneer het altijd minder verdrietig is: dan daar gij dit, zonder zwagteling, veel gemaklijker en hierom meêr dikwijls, kunt verrichter., zonder aan vastgezette tijden van 's morgens en 's avonds u te houden, ('twelk eene zeer kwaade, en niet genoeg af te keurene, gewoonte is , wijl zulks ontvellingen alleibande uitdagen, enz. waaraan het kind deerlijk lijdt, veroorzaakt/) moest gij, al was het alleen hierom, hes kind niet zwagtelen. 0. ïfe  C H3 ) o. Ik moet bekennen, dat uwe bijgebragte redenen tegen het zwagtelen in de befpiegeling fchoon en voldoende fchijnen; maar kunnen de kinderen niet gemaklijker aangetast en behandeld worden, zo zij gezwagteld zijn? — En is dit geen reden genoeg om grootcr ongelukken voortekomen , om met zwagtelen op de gewoone wijze voort te gaan? g. Gaarne wenschteik, dat gij, even gereed, alle middelen, waardoor wij u aantoonen, dat gij groote ongelukken der kinderen kunt voorkomen, aangreept, als dit, volgens uw oordeel, van het zwagtelen. Maar laat ik u alleen , toedaan, dat gij bever gezwagtelde kinderen, dan niet gezwagtelden kunt behandelen, moet men dan echter niet alle voorzichtigheid , billijk, in u vooronderftellen, waardoor gij nooit op eene lompe wijze uwe kinderen behandelt en aantast? Men kan u, immers, niet bij een kind vergelijken, voor het welk men verpligtis,defpeelpop zo wel, en zo derk te voorzien, als men kan, op dat het die niet, door eene ruuwe behandeling, telkens zou aan ftukken breeken, . o. Hoe wilt gij dan dat men de kinderen opbakere ? ■ g. Zeer eenvouwig; het kind, gelijk wij u boven gezegd hebben, behoorlijk gereinigd zijnde, voorziet gij ele opening, welke de natuur , om w jze redenen, tusfchen de voorhootds en de wandbeenderen gelaaten heeft, (opdat, naamelijk, dezelven in de verloshng eenigszins tot elkander zouden komen, en alzo de groote van het hoofd verminderd worden,) en 't welk men de Fontanel noemt, met  C H4 ) met een compres, en zet het kind een of twee mutsjens op 3 — wilt gij een hoofdxvindfel (op fommige plaatfen bij de vrouwen een Flep genaamd) gebruiken, nimmer moet gij , echter,hetzelve te derk toebinden, gelijk onze bakers gewoonlijk doen , om , volgcnshaar voorgeeven,des te eerder de gezegde beenderen tot elkander te brengen, en het hoofd te fluiten, wijl hierdoor de omloop van het bloed door de uitwendige deelen van bet hoofd verhinderd, en hoofdpin, ja mooglijk eene beroerte, zou kunnen veroorzaakt worden. — Gij voorziet, insgelijks,den navel met een of twee compresfen, en, gelijk gij gewoon zijt, met een navelband., terwijl gij u niet behoeft te bekommeren, wegens "het te laat afvallen der naveldreng, en gij nimmer aan dezelve moet trekken, om te beproeven of dezelve al los zij, wijl daardoor ligtelijk de vaten, waaruit deeze dreng bedaat, verfcheurd zouden kunnen worden, voor dat zij volkomen vergroeid en bevestigd zijn; verder de naveldreng op den vierden of vijfden dag vroeger of laater afgevallen zijnde , moet gij het compres kleiner, en een weinig dikker maaken,en hetzelve,met den gewoonen navelband, op de ring van den navel bepaalen , welke gij aldus, bijkans niet te lang, het kind kunt laaten draagen,om een navelbreuk voor te komen. — Gij trekt het kind voorts een zacht linnen hembd aan,en een borstrok; omwindt voorts het onderde gedeelte van het ligchaarn, gelijk ook de beenen, dan deeze ieder afzonderlijk, op dat derzelver beweeging eenigszins vrij bnjve, met een doek. — Gij . : «ft  C 145) Gij bakert het vervolgends losjens, de armeri vrijlaatende, naar de gefteldheid der lucht, in een of twee zachte wollen dekens; zorg draa» gende, dat die van binnen met een'linnendoek bedekt zijn, opdat de wol het tedere vel van het kind niet aanraake,het zelve nog een flinger-deken omflaande, zo het onder de open lucht komt, om hetzelve tegen togt, die verkoudheden of andere ongemakken bij de kinderen fchielijk veroorzaakt, altijd zorgvuldig te befchermen. — Gij gebruikt zo weinig mogelijk fpelden, wijl die ligtelijk het kind kunnen deeken, waarop gij dan ook altijd bij het fchreièn van het kind, behoort bedacht te zijn: ja, mijns bedunkens, zouden verdandige vrouwen wel een luier kunnen uitvinden, welke men met eenige weinige linten konde vastdrikken, en men zich alzo flechts van eenige weinige fpelden zou behoeven te bedienen, — Het kind dan dus opgebakerd zijnde, legt men in een wieg of kribbe. o. Hoe! Ik dacht, dat gij de wieg zoude verbannen: deskundigen merken immers aan, dat de flaap, welke men door het geduurig fchokken van de wieg verwekt , tegen natuurlijk en veeleer eene bedwelming, dan eene zachte rust is; terwijl het fchudden zeer veele nadeelige uitwerkfelen kan hebben voor het nog zo teder hersfengedel der kinderen : waarom dan ook de wiegen, vooral bij ver< mogende lieden, reeds meêr en meêr zijn afgefchaft. g. Ik wenschte wel dat 'er geene erger! misbruiken plaats hadden, in de eerde opK voe-  ( Hö ) voeding der kinderen, dan het wiegen; daar ikzelf verzekerd ben, dat het maatig wiegen, zonder het kind, niet daaperig zijnde, door eene geweldige fchudding der wiegen , als tot flaapen te dwingen, niet alleen niet nadeelig, maar, gelijk alle maatige beweeging, voor het kind eerder gezond is,wanneer men maar oplette, dat het niet terdond, wanneer het kind de maag met zog gevuld heeft, met eene al te groote hevigheid gefchiede ; als mede, zo men dit werk nimmer aan kleine kinderen overlaat, die fchielijk, ivanneer het kind niet flaapen wil, ongeduldig worden, en, al fterker wiegende, niet zelden, al ware het om 'er in het vervolg bevrijd van te zijn, de wieg met het onnoozel kind het onderde boven dorren, waardoor het verminkt zou kunnen worden, ja zelf, zo het niet fchielijk geholpen wordt, onder de omgedorte wieg fmooren. — Dit is ten minden zeker, dat, wilt gij voor het kind u niet van een wieg bedienen, dat het nimmer bij u op het bed moet flaapen, daar zulks nietalleen zeer nadeelig voor des kinds gezondheid is, maar gij zelf gevaar loopt, uw kind, door 'er in den flaap op te gaan liggen, deerlijk om het leven te brengen , Waar van het aan geene voorbeelden hapert, en waar voor ik u niet genoeg kan waarfchuwen , als ik mij herinnere, dat van het jaar 1700 tot 1750, volgens de doodlijsten, alleen te Londen meer dan vijfendertig hondert kinderen door de moeders of minnen zijn dood gelegen. — Voor het overige , 't zij gij het kind in eene wieg, het zij in eene krib legt, moet  ( i47 3 moet gij het nimmer op den rug,maar altijd, en zulks wel dikwijls bij verwisfeling, op deeze of geene zijde leggen, op dat het, vooral in het begin, gemaklijk de flijm, of het weder in den mond opkomend voedfel, van zelf zou kunnen loozen. o. Gij zeidet ftraks, dat men oplettend moet zijn, het kind niet geweldig te wiegen, wanneer het een weinig van te vooren gezogen had: keurt gij dan ook het zuigen boven de pappot? g. Zeer zeker,en het zal niet noodig zijn, u breedvoerig de redenen van mijn gevoelen op te geeven; ik zal u alleen vraagen, en dit gewigtig (luk alsdan aan uw eigen oordeel overlaaten, om welkereden, zo het kind beter met de pappot, dan met moeders zog werd opgevoed, en de moeders niet verpligt waren, zo mooglijk, hunne kinderen zelf te zoogen, om wat reden dan, zeg ik, de wijze Schepper de vrouwen met borsten voorzien heeft? — waarom deeze met of voort na de verlosfing reeds met melk zijn opgevuld ? Ik zal u alleen vraagen, of zelfs niet alle dieren, welke borden hebben, de nuttigheid van het zogen, en den pligt aan de moeders in deezen leeren; daar hunne jongen, als door een natuurlijk injlinct gedreven, fpoedig de borden der ouden opzoeken, welken zicheigenaartig, door 'er haare ligging of houding naar te fchikken, hun in deezen weeten behulpzaam te zijn V — Ik zal hier toe, om geene andere redenen meer bij te brengen, en om niet te fpreeken van die menigvuldige ongemakken en ziekten, welken gezonde moeders, die K a moed-  («O moedwillig het zoogen nalaaten, zich zeiven op den hals haaien , mij op het eenpaarig getuigenis der moeders, welke zelf gewoon zijn hare kinderen te zoogen, mij beroepen, dat, naamelijk, de wederzijdfche betrekking van de moeder of het kind , en van dit weder op de moeder door het zoogen aanmerklijk vermeerderd wordt; en op de ondervinding, welke ons leert,dat 'er zeer veele kinderen , die men met de pappot zoekt op te voeden, allengskens uitteeren, maar wel ras weder herdeld en gezond worden , zo men hun het zog van de moeder of eener minne kan doen gebruiken. o. Maar een kind, het welk zonder zog of melkpappen opgevoed is , wordt nooit, volgens getuigenis van deskundigen, door de Engelfche Ziekte aangetast: en is het dan, om deze ziekte voor te komen, niet veel beter, de kinderen niet te laaten zuigen? g. Dit is in eene opzetiijke verhandeling over de Engelfche Ziekte, door eenen anderszins kundig' vaderlandsch' Geneesheer, ik meen den onlangs overledenen, beroemden veirac, beweerd. — Hij beriep zich op zijne vijfentwintigjaarige ondervinding, en op zijné waruneeming, dat in eene vrij uitgedrekte ftreek lands, in de nabuurfchap van Rotterdam, waar de meeste boerinnen ongenegen zijn haar kroost te zoogen, maar het zelve liever verkiezen met waterpappen en gemeen brood te voeden, hem nimmer een eenig kind in twintig jaaren is voorgekomen, 't welk iets van de Engelfche Ziekte te lijden had; — hij meent, naamelijk , dat de oorzaak dier Ziek-  C 149 ) Ziekte beftaat in eene zuure fcherpte, welke uit de darmen opgeflorpt, onder het bloed gebragt wordt, en dat de weij van het zog, ot andere melk, zeer vatbaar is, om die zuure fcherpte in de darmen te verwekken; waarom hij dan ook zegt, dat men deeze ziekte zou kunnen voorkomen, zo men de kinderen de borst en andere melkfpijzen onthield. Dan, daar het hier de plaats niet is, en zulks uwe vatbaarheid zou te boven gaan,om het gezegde gevoelen over de oorzaak der Engelfche Ziekte te beöordeelen, merk ik tot mijn tegenwoordig oogmerk aan: ï. Dat noch veirac, noch iemand van die geenen,welken tegen het zoogen der kinderen zijn, tot nog toe immer voldoende geandwoord en opgelost heeft, die redenen, welken ons het zoogen der kinderen ontegenfpreeklijk fchijnen aan te raaden , die wij u boven hebben opgegeeven. 2. Dat die kinderen, dewelken, volgens v e 1r acs voorfchrift, met niet te krachtige foupen, bier of waterpappen en dergelijke fpijzen, in dede van zog, opgevoed worden, niet minder aan het zuur onderhevig zijn, dan dezulken, die , gezond zijnde, hunne gezonde moeders zuigen, en dat het geenszins bewezen is, ja zelfs, dat het onwaarfchijnlijkis,dathetzuurgeworden zog, of de melkpappen eerder die Ziekte zouden kunnen veroorzaaken, dan zuur - geworden bier of waterpappen. 3. Dat het geenszins aan voorbeelden ontbreekt van kinderen, die, fchoon nimmer gezogen hebbende, echter elendig aan de Engeliche Ziekte fukkelen. _ K 3 4- ^t  C 150 ) 4. Dat de bijgebragte waarneeming (aan welker echtheid wij geen oogenblik durven twijfelen, daar de naam van veirac alleen genoeg is, om ons zulks te verbieden) van die dreek lands, waar de moeders ontaard genoeg zijn, haare borst aan de kinderen te weigeren, maar waar men niemand van de Engelfche Ziekte aangedaan ontmoet, ook geenszins eene genoegzaame drangreden is, om het zoogen der kinderen te verwerpen, de wijl men weet, hoe weinig kinderen men ten platten lande, over het algemeen, aantreft met dit ongemak, hoewel het bij deszelfs bewooners ,ten minden in Vriesland, zeer zeldzaam as, dat de moeder haar kind niet zooge. _ 5. Dat integendeel 'er eene andere reden is, waarom men zo weinig de Engelfche Ziekte ten platten lande ziet, fchoon de kinderen aldaar reeds vroeg de zuure gekarnde melk leeren drinken: naanielijk, dat men aldaar meest overeenkomdig de natuur leeft, en de kinderen geboren worden uit ouders, die, in verfchillende opzichten, gezonder en fterker zijn; en waar men dus, in het algemeen, veel minder alle die ziekten, die uit verdapping en verzwakking, gelijk zeer zeker de Engelfche Ziekte, ontdaan, moet ontmoeten. o. Alle moeders kunnen evenwel haare kin deren niet zoogen? g. Dit is zo; 'er zijn 'er, naamelijk, welke teringachtig of venerisch zijn, die haare kinderen niet moeten zoogen, daar als dan die ziekten , welke deezen van haar reeds meer of min, geduurende de zwangerheid, ontvangen heb-  C W ) hebben, hierdoor nog verergerd zouden worden; 'er zijn'er, welken het zuigen uit hoofde van zwakheid niet kunnen verdraagen, of welker zog de eene of andere kwaade hoedanigheid heeft, welke door geene middelen kan verbeterd worden, en voor het kind zeer fchadelijk is, of bij dewelke al het zog door eene koorts verdwijnt; — 'er zijn'er, die door de eene of andere ziekte , eene verzweering der borsten of tepels , gelijk ook wegens hetmaakfel der tepels , (wanneer deeze, gelijk de vrouwen het noemen, inwendig en te klein zijn, 't welk men echter door eenigen tijd vóór de verlosfing de gewoone geele doppen, uit geel wasch gemaakt, op dezelve te draagen, dikwijls, aanmerklijk kan verbeteren ,) genoodzaakt zijn , het zoogen van haar eigen kind na te laaten. o. Hoe moet men dan met zodanige kinderen handelen , welken de moeder zelf niet kan zoogen V g. Alsdan is men verpligt zich van eene Minne te voorzien , zo men eene goede kan krijgen, en de omftandigheden der ouders eenigzins zulks toelaaten; terwijl men anders genoodzaakt is, zich voor het kind van de pappot te bedienen. o. Maar ziet men niet in de kinderen, naderhand de kwaade zeden der Minne ? en is 't hierom niet gevaarlijk, het kind aan eene Minne te laaten zuigen ? g. Het is niet noodig om dit gevoelen,dat de kinderen, met liet zog, tevens de kwaade zeden eener Minne zouden kunnen ontvangen , naauwkeurig te onderzoeken; ik zou het Eoch durven tegenfpreeken,noch toeftaan ; alK 4 leen  C 152 3 leen merk ik aan, dat 'er kinderen zijn, welken volftrekt de borst noodig hebben , en die anders, binnen weinige dagen, als beginnen uitteteeren ; in welk geval ik het nimmer met eene gezonde zedekunde kan overeenbrengen, dat men de kinderen oogcnfchijnlnk, en als van dag tot dag, liever zou zien uitteeren, en laaten fterven, dan aan een twijfelachtig gevaar bloot ftellen, van kwaade zeden,door hetzuigen aan eene Minne, te ontvangen, terwijl men echter wel tevens alle mogelijke omzichtigheid moet gebruiken in het kiezen eener Minne. o. Waar op moet men dan in het kiezen eener Minne acht geeven ? k i°* ï\°P ,haar Jevensgedrag, of zij, naamelijk zich ook aan dronkenfchap, hoererij of andere buitenfpoorigheden fchuldigmaakt,en©1 zij ook driftig en oploopend van aart is; welk alles het zog voor het kind zeer nadeelig kan maaken , A Op haaren ouderdom, gelijk mede, of 2ij reeds lang geleden gekraamd heeft; daar eene jongere Minne, van tusfchen de twintig en dertig jaaren, ver boven eene oudere te ver" kiezen is ; -- gehjk ook mede eene, die, zo na mogelijk, gelijktijdig met de moeder gekraamd heeft, beter is, dan eene, wier zog reeds eenige maanden oud is. 3. Op haare gezondheid , en den toedand haarei■ borften;weshalven men best doet,haar eerst door een deskundig Geneesmeester te laaten onderzoeken, of zij ook venerisch of ichorbutisch is, en voor het overige eene goede gezondheid geniet; of de borften van eene  ( I5S > eene middenmaatige groote, zacht , en een weinig hangende zijn , en of de tepel genoegzaam door het kind gevat kan worden. 4. Op de hoeveelheid en hoedanigheid van het zog ; of het zelve genoegzaam is om het kind te voeden, en tevens van eenen aangenaamen en zoeten fmaak : als mede of het ook te zwaar of te dun zij, het welk men kan ontdekken, door een droppel 'er van op de nagel te doen, welke gemaklijk van dezelve afvloeien, maar ook tevens niet dechts eene waterachtige,raaar eene eenigzins blaauwe draal moet naiaaten. — Heeft men hier door eenig vermoeden gekregen, dat het zog geene goede hoedanigheid bezit, zal men zulks wel ras binnen weinige dagen zeeker kunnen weeten', zo het kind vermagert, en tekenen van buikpijnen geeft. o. Zal men de kinderen aandonds, op den eerden dag de borst, geeven? g. Veelen zijn van gedachten, dat men een kind niets moet geeven als wat fuiker, of honigwater , of wat franfche witte wijn, tot dat het zich genoegzaam van de zwarte drekdof gezuiverd heeft; vreezende, onder anderen, dat het eerde zog hevige buikpijnen kan verwekken. Dan, ik kan u verzekeren, nimmer van het zelve kwaade gevolgen gezien te hebben , en men is ook thans vrij algemeen van oordeel, dat het eerde zog eene buikzuiverende kracht bezit, daar men waarneemt, dat die kinderen, welken voort, zelfs op den eerden dag, van moeders borst gebruik maaken ,veel fehielijker de gezegde zwarte drekdof loozen; bet welk, of door de buikzuiverende kracht K $ van  ( 154) van het zog moet veroorzaakt worden, of, (het welk ik niet durf bepaalen ,^ door eene grootere affcheiding van fpeekfel, en deszelfs toevloed tot de darmen, als een natuurlijk gevolg van het zuigen: waarom ik, hoe ditookmoge zijn,u raade de les van hun niet te volgen, die in de eerde ao of 30 uuren, den kinderen de borst onthouden, maar veel eer aandonds eenige uuren na de verloshng, zo mooglijk, het kind te laaten zuigen. o. Is het dan van zo een groot aanbelang, dat het kind die zwarte drek zo fchieliik looze? ' g. Zeer zeker, en dit deunt op geneeskundige gronden: waarom de baker dan hier op vooral moet acht geeven, terwijl het zeer nuttig is de kinderen in de eerde twee dagen, zo deeze loozing niet van zelf gefchiede, een of twee eicrlepeltjens fijroop van lihabarber ot van Uc/wrei te geeven. — Dan hier van in het vervolg nader, wanneer ik met u over de voornaamde ziekten der kinderen zal handelen. o. Hoe dikwerf moet men het kind de borst geeven ? g. Sommige moeders geeven het kind op vastgezette tijden de borst, of houden het voor een vaste regel,'t kind telkens de borst te geeven, wanneer het fchreit; dan, dit beide, en vooral het laatde, is zeer verkeerd , daar het kind dikwijls wegens buikpijnen verdrietig is, welken door het zuigen, ten minden zo dezelven uit het zuur ontdaan , geenszins verminderd, maar veel eer vermeerderd  C i55 ) derd zouden worden: waarom men het voor eenen algemeenen regel kan houden, het kind aisdan de borst te geeven, wanneer het honger heeft;het welk het zelve door fchreièn, (door eene oplettende moeder, gemaklijk van het fchreièn wegens pijn of ongemak te onderfcheiden') gemeenlijk te kennen geeft. o. Welke eene levenswijze moet eene zoogende moeder of minne houden ? en waar op moet zij acht geeven, in het zoogen van kinderen? o. Dat zij nimmer aandonds na hevige gemoeds aandoeningen, gelijke mede na vleeschliike vermenging, of in dronkenfchap, het kind de borst gejft, daar hier door, vooral door 't eerstgenoemde, het beste en gezondde zog fchadelijk, ja vergiftig kan worden, gelijk men deswegens het volgend voorbeeld verhaalt: Man en Vrouw, op zekeren tijd verregaand onëenig, en deeze laatde bovenmaten driftig geworden zijnde , gaf het kind, het welk door 't geraas wakker geworden was, en fchreide , om het te dillen , de borst, met dat ongelukkig gevolg, dat het binnen weinigen tijd in hevige duipen overleed. — Zii moet verders ook altijd het gezondde voedfel gebruiken, en zich zo veel mogelijk voor koude wachten, — alle te derke beweegingen vermijden, - geene met veele fpeceriën aangezette, of te zuure fpijzen nuttigen, wijl vooral dit laatde buikpijnen en het zuur voor het kind kan veroorzaaken, en altijd, voorts, acht geeven, dat zij nimmer haare maag overlaade. o. Kau  C 156) A,?L:f^ meil °,ok het Z0S vermeerderen,of deszelfs kwaade hoedanigheden verbeteren* . g. Wanneer de moeder derk en gezond is is het veelvuldig gebruik van melk he eenvouwigde middel, om het zog te vermeerdelen. — Wanneer het zog te dun is, zal de moeder zich van veele melk- eHedfnlizen! als mede van fterkvoedende foupen, m u kunnen bedienen; daar, zo hetzelve integendeel, te dik en te zwaar voor het kind is, zij zich van deeze moet onthouden. - Ontdaat dee ze dunheid en weinigheid van het zog uit zwakheid, als dan zal zij zich 'er wel bn bevinden, zo zij 's morgens en 's avonds een glas wijn op kina getrokken, gebruikt. o. Zal eene moeder , zwanger geworden zijnce, of geduurende de maandelijkfche ontlasting, voortvaaren het kind te zoogen « g. Bij de meeste vrouwen maaken deeze omdandighedcn geene veranderingen in het zog; aandonds , eenter, moet eene moeder altijd ovhouden haar kind te zooeen, zo zij met zekerheid weet, dat zij zwanger is wijl het voortvaaren met het zoogen voor haare vrugt zeer nadeelig is. b o. Ik heb , zo ik meen, wel eens gehoord, dat eene zoogende moeder geneesmiddelen ge! bruikende, deeze ook op het kind uitwerking hadden ? g. Dit is zo; men geeft hierom dikwijls, met goed gevolg, demoeder, bij voorbeeld Kreeftsocgm, Kina, Rhabarber, om het zuur en de koorts tegen te gaan, of afgang bij het kind te verwekken; en dit moet dus de zoogende moeders leeren, hoe veel nadeel het ge.  C i57 ) gebruik van ongezonde fpijzen, of van te fterke geneesmiddelen, op haare kinderen kan te weeg brengen. o. Welken ouderdom moet het kind bereikt hebben, om hetzelve te fpeenen? o. Hier in kan men u geen vasten regel aan de hand geeven; op het volgende moet gij echter altoos letten: £>at gij nooit, ten minden niet wanneer er verfcheidene tanden te gelijk beginnen uit te komen, de kinderen, op eenmaal, de borst ontneemt, daar 'er een al te groot onderfcheid is tusfchen het zog en de fpijzen, die men na het fpeenen het kind geeft, en de maag aan het eerde gewoon , niet dan bezwaarlijk de laatden aandonds alleen kan verteeren; waarom men dan altijd het best doet, de kinderen allengskens van de borst af te gewennen, en hun hiertoe, reeds van den beginne af, daaglijks, 's morgens en 's avonds, èenige lepels wel toebereide, en draks nader te befchrijvene pap , en eenige weeken oud geworden zijnde, van tijd tot tijd, een weinig ander gezond eeten, het welk gij zelf gebruikt , te geeven; terwijl, zo men zulks nalaat, men niet zelden mét de kinderen verlegen wordt, wanneer de moeder op zekeren tijd, wegens ziekte, of anders zins, niet in daat is het kind te zoogen, daar het als dan geen ander voedfel wil gebruiken. Men geeft het kind, den ouderdom van agt maanden of een jaar bereikt hebbende, van dag tot dag minder de borst, en meerder pap of ander voedfel, —zoekt deszelfs gedachten, de borst vraagende, door fpeelgoed te vertoonen, hier van  C 158 ) van afteleiden ; men geeft het, nu en dan, een dukjen brood in de handen, om het fpeelende te eeten ; men doet het eindelijk van de Dorst zelfs een afkeer krijgen, door die met zwart vloers te bedekken, of met een zwarte wollen draad den tepel te omwinden ; maar men beftrijke die nimmer met iets bitters, als met Aloë, of, het welk nog erger is, met Coloquint, wijl vooral dit laatde, zeer ligt een derken buikloop kan verwekken. Dus doende, zult gij uw kind, zonder nadeel voor deszelfs gezondheid, gemaklijk kunnen lpeenen , en de moeder, wier zog , door m"ldei" te laten zuigen , reeds van tijd tot tijd.zelfs verminderd is, zal aldus van het fpeenen , weinig ongemak hebben. o. Doe moet men handelen met kinderen, welken men genoodzaakt is, zonder de borst te voedenï g. Men geeft het kind, in plaats van de borst, uit een bekende pijpkan of zuig-tuft, verlche, en een weinig warmgemaakte koeimelk, die men met een of twee deelen garste- ot haverwater, door een weinig fuiker zoet gemaakt, vermengd, te zuipen; men bereidt dit ten minden tweemaal ''s daags, telkens de pijpkan omfpoelende, en draagt aldui! vooral zorg , dat het niet zuur worde. — Men geeft verders, twee of driemaal daags, eenige lepels weltoebereide pap. o. Hoe bereid men de beste pap voor de kinderen ? G- Zeer eenvouwig: -- men kookt, naamehjk, beste tarwene tweebakken (befchuiten) in water, en men doet'er een weinig boter, fpaan- fche  C 159 3 fche zeep en fuiker bij; deeze pap fchijnt de meeste kinderen wel te fmaaken, en men kan gemaklijk het een of ander, naar de verfchdlende ongedeldheden der kinderen, er bij inmengen ;bii voorbeeld , wanneer zij buikpijnen hebben , Fenkel- of Anijswater ; wanneer het zuur , Magnefia of Kreeft-oogen; wanneer zij zwak zijn, in plaats van boter, boulon ot vleeschnat van kalfvleesch, van welk laatfte ik mij dikwerf, met het beste gevolg, bediend o. Welk voedfel moet het kind , gefpeend zijnde, in de eerfte twee jaaren gebruiken? g. Met weinig zal ik u andwoorden, daar ik niet van voorneemen ben u eenen ftrikten leefregel voor uwe kinderen voor te fchrijven; te meer, wijl de omftandigheden van weinige ouders zouden toelaaten, denzelven te volgen, ben ik van oordeel, dat niet zo zeer de hoedanigheid, als wel de groote hoeveelheid van onze gewoone daaglijkfche fpijzen, voor de kinderen nadeelig kan zijn : waarom ik u durf aanraaden, om uwe kinderen gerust alles , en wel bijzonder veel groenten, rijpe vrugten, versch vleesch, en 's avonds gruttenbrei , van gekarnde melk, in plaats van vetgefmeerde boterhammen, (zo zij niet te veel met het zuur geplaagd zijn) te laaten eeten, zo gij maar oplettend zijt ,dat zij hunne maag niet overlaaden. — Over het algemeen raade ik u echter aan , dat gij, zo min mooglijk, den kinderen fpek, meelfpijzen, aardappelen, gedroogde boonen , en dergelijke fpijzen geeft, wijl dezelve dikwijls verftoppingen  C 160 ) in de onderbuiksingewanden en klieren ver* oorzaken , en niet gemaklijk te verteeren zi.m , als meede niet veel melk, welke de Hij-men vermeerdert, en tot wormen aanleiding geeft; terwijl ik u ook voor het overige yoor banket, en andere gewoone fnoeperijè'n (waar onder ik echter niet wil begrepen hebben , we gebakkene koek) moet waarfchuwen, welke zeer fchielijk de maag bederven. — Wat de drank aanbelangt, dewijl de maag en ingewanden der kinderen van zelf zwak en Hap genoeg zijn, fpreekt het van zeir, dat gij hen van jongs af, zo veel gij kunt , de zo fchadelijke warme dranken , ais thee en koffij, moet onthouden, maar hun het gebruiken van koud gekookt water, als net gezondfte drinken, gewennen, terwijl het niet kwaad is, zo de beurs u zulks toelaat, hun, wat ouder geworden zijnde, van tijd tot tijd een half glaasjen beste roode wijn, maar nimmer geestrijke dranken, of windige bieren te geeven. o. Gij hebt nog niets gezegd van èt fidter; is die ook voor de kinderen nadeelig V g. Alle de geneeskundige fchrijvers fchrfiven thans aan de fuiker eene de flijmpn oploslende, verdeelendeen ontbindende kracht toe, en dezelve is hierom eerder voordeelie dan 'nadeelig voor de kinderen. — Gij moet dit echter n et tot die fhoeperijën als 1'uikerllakken, kaneelbollen, en dergeiijken, uitdrekken, welken de bakker, uit de flechtde fuiker 01 jijroop, en dikwijls bedorvene boter en meel,maakt,en daar de gemeene man,de kinders daaglijks mede overlaadt, die zeker voor  de maag zeer nadeelig zijn. Dan genoeg hier van: ik had bijkans vergeeten u eenige kwaade gewoonten, welken bij het doopen der kinderen plaats hebben, onder het oog te brengen. o. Welken bedoelt gij? g. Het kind gedoopt zullende worden» wordt eerst prachtig opgefierd, en de, dikwerf niet zeer handige, baker heeft, niet zelden, twee uuren nodig , (terwijl het kind bijkans zonder ophouden fchreit) om alle lintjens, koortjens, enz. (ter bekoming van dewelken de gemeene man, gaarne, onnut zijn geld bedeedt) behoorlijk te fchikken, als of de zaligheid ten deele van het doopkleed afhing; — gekleed zijnde wordt het in groote deden, dikwijls, na een verafgelegen kerk, (wijl het de vader of moeder niet om het even is , door welken Geestelijken de doop verricht worde,) ja ten platten lande, fomtijds, uuren ver vervoerd, en zulks onmiddelijk uit de warme kraamkamer.-, ja bij Roomschgezinden, bijna onmiddelijli uit de baarmoeder, wanneer het zelfs op fommige plaatfen, die ik in ons vacierland weet, door meisjens van agt of tien jaaren, welke het meterfchap bekleeden, gedraagen wordt. — In de kerk gekomen zijnde, wordt het, op 't onverwagtst, met een handvol koud water op het hoofd te werpen, gedoopt, gedoopt zijnde, moet het nog bij alle vrienden en bekenden worden rond gevoerd, waartoe men dan geen weder of wind ontziet, terwijl des winters, wegens de gladheid der ijsL ach-  C 16a) achtige ftraaten, de draagfter, niet zelden, 'vti het grootfte gevaar is, om met hetzelve te vallen. Indien wij dit alles niet dagelijksch zagen, zouden wij dan wel kunnen gelooven, dat iemand op denzelfden tijd eene godsdienftige plegtigheid , aan zijn kind laat' toedienen, en hetzelve tevens aan het grootfte gevaar , om fchielijk omtekomen , of verminkt te worden, blootftelt? — Ik heb immers niet veel woorden noodig, om u het fchadelijke en gevaarlijke van deeze handelwijzen aan te' toonen? Kan het wel anders, of het kind, aan geene koude gewoon, moet hier door eene dikwerf doodlijke verkoudheid, long-ontfteking, of wat dies meerder is, krijgen?— Kan het wel anders, of het moet niet weinig door het onverwagt befprengen met koud v/ater, verfchrikt worden, het welk de hevigfte ftuiptrekkingen kan te weeg brengen ? — Is een jong meisjen, 't welk hoogmoedig op haar meterfchap, ginds en herwaards op ftraat omziet, en ook hierdoor ligtelijk kan komen te ftruikelen, gelijk ook zelfs eene volwas fene vrouw, 's winters, door de gladheid der, met ijs bedekte ftraaten, niet in het grootfte gevaar, om te vallen; waar door het kind, zo niet dood, ten minden gemaklijk verminkt kan worden? Derhal ven, denk, dat het Opperwezen, nimmer de kleding van het kind gadeflaat; fpaar de onnutte kosten, om de doopfieraden te bekomen ; bedeed dat geld aan noodiger uitgaaven; kleed het kind, eenvouwig en warm; is het jaarfaifóen of het we*  C té$ ) weder koud of ruuw, wagt naar gunftiget'i en wagt totdat het kind, zonder gevaar, zó eene groote verandering van lucht kanverdraagen; vola nimmer die kwaade gewoonten na, om het kind door een jong meisjen of eene dikwijls half kreupele baker, ter kerke te laaten breng n 5 verzoek dat het kind, zo wel des zomers, als des winters, met warm water gedoopt moge worden , en laaten uwe vrienden en bekenden , die belang in het kind dellen, aan uw huis hetzelve bezichtigen, daar het niet gefchikt is, om ter bewondering van een ander op draat te worden omgedraagen, en het reeds lang genoeg na de doop onder de open lucht ge weest is. o. Maar aan deeze uwe voorfchrifterJ kunnen ten minden de Roomschgezinderi. niet voldoen , die verpligt zijn hunne kinderen fchielijk na de geboorte te laaten doopen ? g. Dit is zo: maar zou de Priester, (diej zich in deezen gaarne de moeite zou laaten' getroost.n, daar hij hier door het levenj van een kind, mooglijk, zou kunnen bewaren ,) niet altijd aan het huis van eene kraamvrouw kunnen komen, en aldaar den doop aan het kind verrichten, gelijk hij gewoon is het Nachtmaal aan de zieken toei te dienen, en in zekere cnutiniighederi ook zelfs met den doop gebruikiijk is , het welk reeds fet'ert den jaare 1771' algemeen in Denemarken plaats heeft ? — He Weet ook geene rede , Waarom zulks! Ooft niet bij die Proteftaircn, die voor den kiriL % des"-  C 16*4 ; derdoop zijn, vooral bij zwakkere kinderen, zou kunnen worden ingevoerd; daar, op het zeggen van den Kamerling: „ Zie daar water wat verhindert u gedoopt te worden?' deeze Godsdienstplegtigheid zelf op den weg, en niet in tegenwoordigheid van eene bijéénvergaderde Gemeente, door phixippus verricht werd. o. Welke kleeding is de beste voor de kinderen, wanneer zij, den ouderdom van eenige maanden bereikt hebbende, niet langer worden opgebakerd? g. Die, welke behoorlijk warm, naar de gefteldheid der lucht en ons klimaat gefchikt is, en welke vooral den onderbuik, door, bij voorbeeld, op den borst of hembd-rok nog eene dubbeld gevouwen doek te leggen , tegen de koude bedekt. - Dit veranderen der kleederen, als mede van het dékFel des nachts, naar maate van het luchtsgeftel is hier te lande te meerder noodzaaklijk, daar wij in het midden van den zomer, zo dikwijls binnen weinige dagen, en de aanmerkelijkde koude, en dè grootfte hitte waarneemen. Ik wil echter niet, dat men de kinderen al te warm zal kleeden , noch door eene menigte van dekens des nachts broeien, daar zulks hen te fterk doet zweeten, en alzo noodwendig moet verzwakken ; terwijl ik aan den anderen kant u ook niet aanraade, die gewoonte te volgen, welke meêr en meêr in Holland plaats grijpt, van, naametijk, de jonge kinderen met geheel ontblooten hals en borst te doen gaan. — Ik weet wel , dat men gemeen-  ( 165 5 meenlijk zegt, dat de kinderen, hier aan gewoon zijnde, hier af geen nadeel lijden, maar weet ook tevens verfcheidene voorbeelden , welken flagtoffers van deeze mode geworden zijn. o. Daar wij nu van de kleeding der kinderen fpreeken, wat dunkt u van de keurslijven , dewijl de een dezelven voldrekt noodzaaklijk , en de ander, in tegendeel, zeer fchadelijk voor de kinderen houdt? g. Ik kan hier op andwoorden, dat dezelve, vooral die uit baleinen gemaakt worden, zeer fchadelijk zijn. Zie hier kortelijk de rede van mijn gevoelen , welke ik verwagt, dat gij onpartijdig zult overweegen. Vooreerst, wordt de borst, bij elke inademing, en de maag na het eeten, zeer zeker , door de keurslijven belet, zich naar behooren te kunnen uitzetten; waar door dan de ademhaaling en fpijsverteering gebrekkig worden ; en allerhande ziektens kunnen veroorzaakt worden. — Ik weet,dat, zo men dit onze vrouwen onder het oog brengt, zij gewoon zijn te andwoorden, dat zij hier tegen reeds voorzieninge gedaan hebben, en toonen ons zelfs, dat men van voren eenige vingeren tusfchen het keurslijf en de borst van het kind kan indeeken, maar zij begrijpen niet, dat de borst, niet flechts van vooren, maar naar alle kanten, en ook in de zijden, bij elke inademing , zal die zonder verhindering kunnen gelchieden, zich moet uitzetten, waar door dan ook haare genomene voorzorg geenszins voldoende is; — zij ontL 3 • ken-  C 166 ) kennen, insgelijks, ook het drukken van ftaar keurslijf op de maag, wanneer die gevuld is, fchoon zij zelf bij ondervinding weeten, hoe moeilijk, ja hoe onmogelijk het haar dikwijls is, het keurslijf na den maaltijd toe te rjgen ; en zijn verJegen te andwoorden, wanneer men haar vraagt, de reden, waarom zij, niet zelden met een goed gevolg, altijd zo fcbielijk gereed zijn, het keurslijf los te maaken, zo eene uit haar gezelfchap door eene ligte flaauwte, opdijging of iets dergeii^ wordt aange- Maar verder ftemmen alle moeders gaarne toe, dat een k urslijf niet goed paffende, de kinderen eerder fcheef zal doen worden, dan zulks beletten, het welke ook op natuurkundige gronden deunt; dan zeer weinige keürsliifmaakers zijn in (bat een goed paslend keurslijf te maaken: en het Kind,in dien ouderdom zijnde, dat het derk groeit,zo verliest dit wel welpasfend en voltaaakt keurslijf, zeer ichiehjk, dit noodzaaklijk vereischte, en is dus reeds van den beginne, of wordt alzo zeer fchieiijk binnen weinige maanden, eerder nadeelig, dan nuttig. ' Gij begrijpt dus ook ligfelijk, hoe verkeerd de gemeene man handelt , wanneer hij het zelfde keurslijf, het welk hii Voor zijn eerde kind had laaten maaken, naderhand, allen zijne navulgeu c kinderen die hj krijgt, aantrekt: oi wanneer hij, uiy JkuMen te fpaaren , een hall' verlieten op de «euerniarkt, (het welk zelf mogelijk van te  C 167 ) te vooren een kind aan de teering, of andere befmettelijke ziekte lijdende, gedraagen heeft) koopt, daar het, zo niet onmogelijk, ten minden zeer gevallig zou zijn, dat dat keurslijf verfchillende kinderen volmaakt zou pasfen. Insgelijks is het een zeer kwaad gebruik, dat zeer veele moeders, den keurslijfmaaker beveelen het keurslijf lang te maaken, op dat het niet zo fchielijk voor de kinderen te klein zou worden, daar hier door de beenderen van het bekken, die nog zeer buigzaam zijnde, alle gedaanten kunnen! aanneemen, gedrukt, en alzo het bekken zelt noodwendig vernaauwd moet worden, het welk dan naderhand de verlosfing zeer moeilijk maakt. "Weshalven, om hier niet meer bij te voegen, gij van zelf begrijpt, hoe zeer nadeelig de keurslijven voor de kinderen kunnen zijn, en men, bijkans,dezelve de kinderen niet zo kan laaten draagen, dat zij niet eerder nadeelig dan voordeelig zijn. o. Maar de kinderen geen keurslijven draagendc , worden immers fchielijk fcheef, en dikbuikig of diklijvig, gelijk men het noemt. .. , , g. Dit ontken ik, gelijk gij ook genoodzaakt zult zijn te doen, zo gij uwe aandacht vestigt op die volken, waar deeze barbaarfche gewoonte geene plaats heeft, en waar men , echter, de fchoonde en welgemaakde vrouwen vindt, gelijk bij voorbeeld bij de Turken , en anderen , welke ik met ?al opnoemen; daar gij, om hier van over-  C 168 j tuigd te worden, flechts uit Friesland eene Hmdeloopcr ot Molqueretner vrouw behoeft te befchouwen, die, nooit keurslijven draa gende, echter volmaakt recht zijn. en een goed postuur hebben. - Maar behalven tin £ agi/ U :/an waar het t{omt, dat £ ze 0nder de mannen of onderde beesten,fcheeven of mismaakten aantreft Sn? nCfG- ev^nwel Seen ^urslijven draagen i Ut znn de vrouwen zo veel ongeluklager gefchapen dan de mannen en bcel Uil* Z}] v.oHl«*t een middel noodig hebben, om niet fcheef te worden, en .VntegendeeI' ^nder eenig middel te gebruiken, zeer zelden gebogcheld zijn? En wat betreft, dat de kinderen diklijvig worden, zo zij geen keurslijf draagen; u niPr\dlt tC bel,eJtten' z;!l h« keurslijf u niet kunnen voldoen , daar gij geenszins de _ oorzaak, Cwelkc meest algeene verftopping der klieren van den onderbuik is) door hetzelve wegneem:. 7flHwVaar' gij noemt"een kind fchoon, zo, het dun van buik en middel zij, en m kunt dit ook eenigszins door 't inri? gen van het keurüijf "alzo maaken, maar nimmer dan tot groot nadeel van de gezondheid van uw kind, gelijk ik u, op le- Sle? fn„gr?nden' Z% ** »we vatbaaSS toeuet, zou kunnen bewijzen ; zoudt gii nu, voor eemgen tijd, u met het waarhlk llT ^beeldig fchoon middel van uw n derhïn e" v^°tiZ™ ' *■* W hetzelve lendehan4' ™a»^er het te laat is, fukke*enae, met dan met traanen in de oogen kunt  C 169 ) kunt befchouwen; bij uw zeiven bewust zijnde, dat gij de oorzaak geweest zijt, van alle die ongemakken, waar aan gij het zelve eiendig ziet lijden ? Gij moet dus toedemmen, dat uwe bijgebragte redenen; waarom men de kinderen keurslijven zou moeten laaten draagen,geenszins voldoende zijn; dan, wilt gij uw kinderen volftrekt, een keurslijf laaten draagen, wel aan, men heeft thans "zodanige uitgedacht, welken , zo zij niet te fterk toegeregen worden , niet nadeelig zijn , ik bedoel , naamlijk, dezulken, welken men in plaats van balein van touw maakt, en die men dagelijks kan omkeeren. Maar, daar gij zo zeer beducht zijt voor de fcheefheid der ruggegraat en mismaaktheid der kinderen, moet ik u, noodzaaklijk, bij iets anders bepaalen, waar door de kinderen, zeer dikwijls, fcheef en mismaakt worden. x 0. Wat bedoelt gij dan? g. Het draagen der jonge kinderen. — Het is ,naamelijk, van de grootfte noodzaak lijkheid, dat de moeders de kinderen niet altijd op eenen en denzelfden arm, maar hun dan eens op den dinker, dan eens op den rechter arm draagen , om hen dus niet te gewennen, meerder naar de eene dan naar de andere zijde over te hellen ; dewijl gij niet zoudt kunnen gelooven, hoe fchielijk eene kwaalijk aangenomene houding, bij voortduuring, in ftaat is, het kind fcheef te doen worden — maar daar en boven, zult gij dikwijls met mij waargenomen hebben, L 5 dat  dat de kinderen, gedraagen wordende, gaarne, het zij achter, het zij buiten^ waards over zich willen werpen, waar door ligtelijk eene verplaatzing van een der wervelbeenderen, en hier door eene fcheefheid der ruggegraad, of eene ontwrichting der heup, en hier door het mank gaan , kan veroorzaakt worden ; vooral zo de draagder het vallen, als dan tracht voortekomen , door het bij de beenen te houden. Gij begrijpt dus het kwaa¬ de van die gewoonte, wanneer men flechts, op den eenen arm het kind, en met denanderen te gelijk iets anders draagt , daar het voldrekt noodzaaklijk is, deeze om den middel van het kind te houden, en met denzelven het zodaanig te deunen, dat het noch achter, noch buitcnwaards over kan val. len. Dit moet gij ook erndig uw kindermeid inprenten , (waar voor gij nimmer een te jong meisjen moet neemen, bij het welke de lust tot fpeelen nog niet is uitgebluscht, en dat hier door weinig acht Haat, op het hulploos wichtjcn ; het welk zelf ook nog niet vast ter been zijnde , zeer ligtelijk met het kind kan vallen) en tevens haar vermaanen, om nimmer met het kind op zodanige publieke plaatfen of wegen te komen, waar het nieuwsgierig gemeen in groote menigte is bij een verzameld, en al waar gedrang te verwagten is; haar gelastende, het aandonds u bekend te maaken, zo zij, onverhoopt, een ongeluk met het kind gehad heeft; het welk fom= tijds  ( I7i ) tijdss met weinig moeite, nog zou kun? nen geholpen worden, maar van gevaarïijke gevolgen kan zijn, zo zij het voor ü bedekt hield, uit vrees van ongenoegen- Dan, behalven deeze, is er nog iets anders , waar door de kinderen dikwijls wanftaltig worden. o. Wat dan? g. Het te fpoedig leeren loopen der kinderen. Sommige Ouders, naamelijk , hebben de kwaade gewoonte , om de kinderen reeds te leeren loopen, wanneer zij Hechts den ouderdom van een half jaar bereikt hebben , en neemen geenszins in aanmerking , of het kind zwak of derk zi] , waar door dan de dij n , fchenkels en enkels, nog te zwak zijnde om het ligchaarn te draagen , vooral bij die gcenen , welken zwaar en vatbaar zijn om de Engelfche Ziekte te krijgen, noodwendig gekromd worden, het welk men dan naderhand te vergeefs met laarsjens of andere middelen zoekt te verhelpen ; waarom gij dan vooral niet te vroeg moet bcgmnen met de kinderen loopen te leeren, en niet eerder voor gij bemerkt, dat zij, bij voorbeeld, op den grond ligggende te fpeelen, of in een tafelftoel zittende , zich zeiven beginnen pp te richten, teiwijl gij met zwaardere kinderen, en die waarfchijnliik de Engeltche Ziekte zullen krijg.n, langer moet wagten, dan met tengere, doch tevens gesonde. r o, Wel  ( i?0 o. Welke is voorts de beste wijze, om de kinderen het loopen te leeren ? g. Hier over zijn de gedachten verfchillende. Sommigen, zich beroepende op de voorbeelden, welken men bij de Wilden en andere volken ziet, willen , dat men de kinderen flechts op de vloer zal liggen, en dezelven laaten kruipen, tot dat zij eindelijk van zelf beginnen te loopen ; en anderen zijn van oordeel, dat men geftaadig voor den leiband, het kind zal laaten loopen, en prijzen hier toe allerhande foorten van loopwagens aan. Wat mij betreft, ik geloof dat men de gewoonten der Wilden, in dit geval, niet wel algemeen tot ons kan overbrengen , en dezelve geen algemeen richtfnoer in deezen voor ons moet zijn, om naar te handelen; de ganfche levenswijze van hen, nog zeer weinig van den natuur-daat afgeweken, de luchtsgefteldheid, de grond, welken zij bewoonen , dit alles verfchilt te veel, van het geen bij ons plaats heeft, en hunne kinderen zelf, zijn ook natuurlijk veel derker dan de onzen, welken zij in de gelegendheid zijn van in het warme zand te laaten ornkruipen, onder opzicht van eene fiaavinne en oppas ter. Vermogende menfehen mogen dit dan eenigzins , en ik geloof ook wel nuttig , kunnen naarvolgen, wier vloeren der kamers van hout of met tapijten bedekt zijn , of die een gefchikte plaats hier toe in hun hof hebben, en welken het aan geene kindermeiden, om een geduurig opzicht op de kinde-  ( 173 ) deren te houden, en met dezelven op den grond te fpeelen, behoeft te ontbreeken; dan zulks kan niet wel bij. den gemeenen man, ten minden niet in de decten plaats hebben , die in een eng vertrek eene altijd ijskoude ruuwe deenen vloer heeft, die dan derhalven verpligt is, op eene andere wijze den. kinderen het loopen te leeren, en waar toe ik de volgende , als , gelijk het mi] toefchijnt , de minst fchadelijkde zou aanraaden. — Na, °elijk wij draks gezegd hebben, gewacht0 te hebben, dat het kind krachten genoeg heeft, van zich zelf, met geringe hulp van een ander, te kunnen oprichten, doet men het zelve een fervet of doek om den middel, waar bij de moeder zich hier toe bukkende , het kind vast houdt, en leert het dus eerst op de voeten daan ; vervolgens door het iets aangenaams op eenen kleinen afdand aan te bieden , doet het verlangen om dit te bekomen, als van zelf het de voeten verzetten, waar na het van tijd tot tijd derker gewerden zijnde , vaster op de beenen wordt, en op deeze wijze voortgaande, fpoedig genoeg, doorgaands, begint te loopen, wanneer gij het een valhoed, (die ver genoeg om de neus en het voorhoofd te befchermen, moet voor uit deeken) opzet, en het in een loopwagen plaatst, welke niet hooger dan tot aan den middel van het kind moet komen , en aldus moet zijn gemaakt, dat de borst niet kan gedrukt worden, noch het  kt kind op dezelve met de armen zori kunnen hangen , waar na men hetzelve IZXtxt^™ eenige voetftappen o. Deeze uwe aangeprezene wijze zou de moeder of kindermeid zeer bezwaarH]k vallen , daar het voor haar zeer moeilijk ia, zich in eene bukkende houding, eenigen tijd, met het aldus leeren loopen der kinderen, bezig te houden. g Dit beken ik, dan dit is juist een voordeel , om het kind aldus loopen te leeren, daar de oppaster van het kind alzo genoodzaakt is, in het begin, niet te lang een kind op de beenen te laaten , het welk fchielijk moe geworden zijnde, ras ophoudt de b, enen te verzetten, of op dezelve te liaan, maar op den gewoonen leiband hangt, terwijl de beenen, nog te zwak om het ligchaarn lans te draagen < gevaar loopen van fcheef tl worden. bruikSef, aIdUS gCen Idbande" g. Nergens anders toe, dan om kinderen op hunne doelen veilig te verzeekeren dewijl die, zo men dezelve, hoe kundig ook gemaakt, gebruikt om de kinderen te leeren loopen, altoos noodzaaklijk de borst moeten drukken ; en opwaards fchuivende de geheele zwaarte ^fn et,uhgch;!am' daar en boven dooide fleutelbeenderen gedraagen wordt, waar door de kinueien hooge fchouders era  C 175) todere wanftaltigheden moeten krijgen. — Ik kan hierom ook niet voorbij u te waarfchuwen , nimmer de zo zeer fchadelijke gewoonte naar te volgen, welke vooral bij de boeren plaats heeft, om de kinderen loopen te leeren, door hen bij den leiband aart een fchijf, die over eene houten , en aan den zolder gehechte latte beweegbaar is , zo vast te maaken, dat zij eenige voetftappen over de kamer kunnen doen, of hen op te hangen aan een ring van de deur, terwijl de moeder haar werk buiten 's huis verricht. (*) Dan, ik moet u nog andere kwaade behandelingen onder het oog brengen, door dewelken de kinderen zeer ongelukkig kunnen worden, het onvoorzichtig gebruik, naamelijk van kleine kinderwagens, en het alleen te huis laaten der kinderen. o. Hoe!Ik meende dat de beweeging voor kinderen, en dus ook het rijden in een kinderwagen zo nuttig was. G. Dat is zo , maar ik bedoel het onvoorzichtig gebruik van dezelve, daar tot het trekken daar van dikwijls gebruikt worden 9 kleine kinderen , die zich zelfs naulijks , ik laat daan het onnoozel kind met het wagentjen tegen ongelukken van rijtuigen, (*) Te dikwerf heeft men hier van de droevige voorbeelden gezien, dat de aldus opgehangene kinderen, fomtijds uuren hangende, zonder toevoorzieht door zich om te draaien, zich elendig verwurgd hebben.  ( 176* ) gen, hollende paarden , of van andere kunnen befchermen , en onvoorzichtige meiden, die, hier en daar in huis gaande, niet zelden zich weinig om het kind, het welk alleen op draat ftaande aan allerhande ongelukken bloot gefteld is, bekommeren; of door onbedachtzaam rijden, het wagentjen met het kind, dikwijls doen omvallen ; gelijk wij bijkans daaglijks in onze groote deden hier van voorbeelden zien; waarom het geenszins onnut zou zijn , dat tegen zulke en dergelijke onvoorzichtige handelingen, door de Overheid, met gepaste wetten, voorzien werd. Wat mijne tweede waarfchuwing betreft; lqmmige zorglooze moeders maaken, naamelijk, geene zwaarigheid, haare jongen kinderen alleen in huis te laaten , haar op een hoog bedftede, of in een wieg nederleggende, of haar op den grond te laaten omkniinen, terwijl zij, uitgaande, de deur toefluiten; gij begrijpt ligtelijk aan welke gevaaren het alleen gelaaten kind is bloot gedeld ; het fchreeuwt, wakker geworden zijnde, zich bijna te bersten, en krijgt eene breuk, —kan uit de hooge bedftede, of uit de wieg vallen, ja door een hond of kat, of een uit het hok losgebroken zwijn, of andere dieren, verflonden of deerelijk gewond worden, — of, alleen kunnende loopen, in het vuur, in een regenbak of put (welke men daarom nimmer te voorzichtig kan fluiten,) vallen, en alzo elendig omkomen. o. Gij hebt bijkans, omtrent alles, waar^ fchuwingen gedaan, maar zou men, daar de boe-  C *77 ) boeren kinderen, die minder zorgvuldig worden opgevoed, dikwijls, veel fterker en gezonder zijn dan die voor dewelken alle zorg gedraagen wordt, 'ook niet al te teder de kinderen kunnen opvoeden? . g. Zeer zeker: en gelijk 'er veele kinderen ongelukkig worden en derven,door dien men geen genoegzame Zorg voor hun draagt» komen 'er ook dagelijks kinderen van vermogende lieden om, door dien men huri al te teder opvoedt. — Zo maaken fommige Ouders, bij voorbeeld, groote zwaarigheid, om hunne kin. eren aan de'open lucht bloot tedellen, wanneer het weder heri maar eenigszins ongunftig toefchijnt; zij fluiten dezelve ganfche winters in warme vertrekken op; overlaaden hen met kleederen; geeven hen niets dan flappe en krachteloozè fpijzen, en zoeken hen aldus voor verkoudheden en kwaade fpijsverteeringen te bewaaren, daar zij hen, integendeel, veel vatbaarer voor allerhande ziekten maaken, wijl hierdoor het ligchaarn aanmerkelijk verflapt en verzwakt wordt ^ en zij de minde veranderingen van lucht niet kunnen verdraagen , noch een weinig zwaarder te verteerene fpijs kunnen gebruiken , of zij krijgen hardnekkige hoesten, gevaarlijke kóórden, of andere ziekten waarom het in deezen, gelijk in alle andere zaaken, hef moeilijkst is, den middenweg te houden. En hiér mede zoude ik dit ohs .^efpfek kunnen eindigen, zo ik niet aan mijne belofte moest voldoen , om met u ovef dé meest gewoone ziekten der jónge kinderen, kortelijk, voor zo verre uwe vatbaarheid zulks M toe*  C i?8) toelaat, te handelen. — Dit oordeel ik deS te nutttiger, wijl men, dikwerf, ten platten lande van alle hulp ontbloot is, en wij dage-lijks allerhande vooroordeelen, die omtrent de ziekten der kinderen, bij den gemeenen man plaats hebben, ontmoeten. — Ik zal u hierom ook eenige middelen aan de hand geeven, die ik bij ondervinding weet, dat gij altijd veilig kunt gebruiken, maar raade u tevens, dat, zo dezelve niet ras helpen, gij fpoedig een kundig Geneesmeester moet raadpleegen, wijl het als dan mooglijk een gansch ander ongemak is, als gij vermeent. 0 J Gun mij dan in deezen ook uwe aandacht, en del de zwaarigheden, die gij maakt, mij voor, die ik u zal oplosfen. Laat ik dan beginnen met de Geelzucht. Zeer veele kinderen worden van deeze ziekte, welke gij uit de geele koleur van het ligchaarn gemaklijk kent, dikwijls reeds op den tweeden of derden dag nade geboorte aangetast, waarvan, alsdan, de gemeenzaamfte oorzaak is, dat zij niet genoeg zwarte drekJS10,0" hebben. _ Hierop moet gij dus V°°Iai aLt00Ns, (gelijk wij u reeds boven gezegd hebben) bedacht zijn, wijl dezelven niet genoegzaam ontlast wordende, deeze ziekte, gelijk mede duipen, en een fpoedige dood dikwijls veroorzaakt. — Het is hierom nut«g» ja» noodzaaklijk, wanneer niet fchielijk 11a de geboorte, of niet genoegzaam, deeze zwar-  ( i79) 2wafte drekdof geloosd wordt, liet kind een zacht buikzuiverend geneesmiddel toetedienen, waarvoor ik u aanprijze, de Sijroop van Rhabarber , waarvan gü 's morgens eti 's avonds een of twee eijerlepeltjens het kfnd ingeeft, Geert genoegzaame Afgang. Altijd moet gij zorg draagen, dat het kind genoegzaam, en in de eerde maanden, ten minden tweemaal daags,afgang heeft,wijl het gebrek hier aan eene voornaame oorzaak is, van zeer veele gevaarlijke toevallen, ja dil> wijls van een' onverwagtetf dood. — Indieti de zo aandonds aangepreZene Sijroop vati Rhabarber niet genoeg aan 't oogmerk voldoet, kunt gij veilig met vrugt, bij elk eijerlepeltjen vol, een of twee greinen fijn' gédootene Khabarber wortel zelf doen. — Insgelijks kunt gij, zo het kind geen afgang gehad heeft, u van de geWoone zet of deekpillen bedienen, die tut Spdanfche Zeep of een dukjen opgerold graauw papier gemaakt, en in Olie gedoopt, gij in den aars inbrengt, terwijl, zo dit niet helpt,en de toevallen, gelijk duipen, enz. fchielijk afgang vereifcheri, gij aandonds een kliisteer , door eene' Vroedvrouw moet laaten zetten, het welk_ik u kan verzekeren, dat veilig, zelf bij de. kleinde kinderen, kan gefchieden. — Is het kind, wat ouder geworden Zijnde, aanhoudend hardlijvig, dan heb ik dikwijls, met goed gevolg* hetzelve 's morgens een handvol gemeeneiïorinten laaten eeten , of anders den buik M 2 's moï«  ( iBo ) 's morgens met eene warme hand eenigen tïic! laaten wrijven. - Nimmer moet gij aan het kind derk-werkende middelen toedienen, waar van ik wel eens zeer gevaarlijke toevallen gezien hebbe; als mede moet gij niet te dikwijls, ten minften niet telkens alle morgens, gelijk ik wel eens heb zien doen , het ki„d op een pot met warm water, tot de helft gevuld, zetten, of hetzelve langen tijd op een doel met een dilletjen laaten fitten wijl hier door eene 1 Uitzakking des Endeldarm! Veroorzaakt kon worden; dewelke gij altijd aandonds moet inbrengen, hetwelk doorgaans gefchieden kan, door den vinger met wat Ohe befmeerd. — Dit ongemak, het welk uit eene verdapping des Endeldarms, en van de dmtfpier van den aars ontdaat, houdt dikwijls, van zelf op , wanneer het kind wat ouder en derker geworden is, terwijl gij anders tegen den uitgezakten darm, een doek in een afkookfel van Koorts- (*) 0f Eikenbast, of Roode Wijn, nat gemaakt, met vrugt, van tijd tot tijd, kunt aanleggen, en het kind tevens het al te fterk perfen verbieden, altijd zorg draagende , dat het niet te hardlijvig worde. Smarting en Ontvelling. Dit heeft dikwijls bij kinderen aan den hals onder de Okfels, tusfchen de liesfen en omtrent de billen en teeldeelen plaats, vooral Wanneer de Baakers geene genoegzaame zorg O) Kina, - draa*  CiSi) draagen, om de kinderen geduurig eta behoorlijk te verfchoonen, maar hun langen tiid in het vuil laaten liggen, — gewoon hairpoeder, als mede het aanleggen van compresfen uit fijn linnen in zuiver water nat gemaakt, is meest al voldoende, om dit ongemak te helpen. - Is het zelve te ver gevorderd; en is het kind wegens jeukte hier over verdrietig,als dan kan men van tijd tot tijd het ontvelde een weinig met Nutntumzalve befmeeren, of in plaats van in water, de gezegde compresjens in karnemelk nat maaken. — Dit is ook 't eenigste, gevoegd bij zachte buikzuiveringen, een goeden leef regel, en onthouding van alle fcherpe fpijzen, liet welk gij in de zogenaamde Dauwworm der hnderen kunt doen, terwijl ik u vooral waarfchuuw nimmer u te laaten verleiden, eenige, hoe hoog ook aangeprezene fmeeringen te gebruiken, om dit ongemak, het welk wel zeer lastig , maar aan zich zelf overgelaaten, nimmer van kwaade gevolgen is, en door den tijd van zelf geneest, te verdrijven; lchoon men zulks [gemaklijk binnen weinige dagen mogelijk zou kunnen doen, zo men hier door niet de gevaarlijkste toevallen, gelijk ftuipen, ongeneeslijke oog ontfteekingen , blindheid en teering veroorzaakte. — Sommige meenen dit ongemak in den beginne te kunnen voorkomen, en verligting toetebrengen, bijaldien men de Oor en der kinderen aan het kopen brengt, (gelijk men het noemt; door M 3 een  C 189 ) een weinig gemeene groene zeep , 0f een Jpaanjche ylfegpletstertjen achter dezelven tl leggen , en zulks alsdan open te houden door kool of weegbreebladen , het welk voorzeker voor de kinderen zeer gezond en nuttig is om de dof derwaarts af te leiden ; nimmer' moet gij, ten minden, zo de ooren der kin" deren van zelf loopen , dezelven trachten op je droogen. vf Hoofdzeer. «»?l^n«mak' Waar door ?t gehele deel yan t hoofd , met eene aschgraauwe of groen' achtige korst bedekt is, en 't welke eene el genaartige dank verfpreidt, kon, befmetlijk zijnde, van den een tot den ander over"ebragt worden, waarom gij altijd voorzichtig moet zijn, nimmer een hoed of mu s dewelke een kind met dit ongemak vai^te vooren gedraagen heeft, bij een ander kind naderhand te laaten gebruiken. - Daar men dit het meest waarneemt bij kinderen, die eene morfige en flordige opvoeding hebben, kan het zelve beter voorgekomen, dan, aanweezig Zijnde, geneezen worden, door de hoofden de? kinderen behoorlijk te kammen, en te reinigen! waar door dezelve vrijelijk kunnen uitwasemen, t we k anders dpormorfigheid belei wordtWaarom ik u dit, gelijk mede het zorgvuldig wegneemen dier witte of geelachtige korst waar mede het hairig gedeelte van het hoofd' der kinderen, in het eerste jaar, bijkans altijd bedekt is, niet genoeg kan aanbeveelen 1 Indien dit ongemak ver gevorderd is moeten de.  C i§3 ) de hairen (het kind ouder geworden zijnde) woorden uitgetrokken, en hier na het hoofd met zeepzop, eenigen tijd dagelijks, gewasfchen wordenP-Zeer veele Kwakzalvers en onkundigen geeven vóór, ook dit ongemak te kïnnen geneezen, waar toe zij fomtijds de fchadelijkste middelen gebruiken, en waaiomtrent gij derhalven zeer voorzichtig moet zijn. Te Amfteldam, echter, woont, volgens berichten van deskundigen,een Jood, die met het geneezen der zeere hoofden de kost wint, en hier in altoos gelukkig, zelfs beter dan de ervaarendste Heelmeester, Haagt, en wien ik u, op 't gezag van den beroemden van gesscher, durf aanprijzen. Schurft. Dit, 't welk insgelijks befmetlijk is, en waarop gij hierom moet acht geeven, zo een van uw huisgezin hetzelve heeft, kent gij uit kleine en derk jeukende puistjens, die zich, gemeenlijk, eerst tusfchen de vingers, vervolgens in en omtrent alle gewrigten, en eindelijk over het ganfche ligchaarn, het aangezicht uitgezonderd, openbaaren. — Ook Uier tegen worden rondom, vooral voor kinderen , zeer fchadelijke middelen, die dikwerf uit kwikbereidingen bedaan, verkocht, daar net zich zeer gemaklijk, meestal, laat geneezen, door behoorlijke reinheid in acht te neemen, en dengenen dag de eene, en den anderen dag de andere hand te fmeeren, tot het geheel geneezen is, met de gewoone Zwavel-Schurft qf Ruidzalf% die gij zelf kunt maaken, zo M 4 Sll  ( 1*4 ) gij vier lood Varkensreufel frnelt, en 'er in vermengt een half lood Ammoniak zout en twee lood Zwavel, tevens zorg draagende, dat net kind behoorlijk afging heeft. — Ook zult gij wel doen, de klederen van het kind, van tijd tot tijd, met zwavel te bei ooken. Ongedierte op het Hoofd. Ook hier tegen wordt door den minvermogenden zeer onvoorzichtig, ten minden bij jonge kinderen, gebruikt de node neergeplofte Ouik\ doorgaands roode pracipitaat genaamd; daar men dezelve door gedurig kammen, en het hoofd Ichoon te houden, gemaklijk kan verdrijven en voorkomen. Sprouw. Welke beftaat in kleine witte blaasjens, die allengskens de ganfche tong, mond, en lippen bedekken ; men kan dezelve gemaklijk doen afvallen, wanneer men in tijds het kuid wat Sijroop van Vlooien, met een weinig '->oete room drie of viermaal daags doet (likken ' terwijl, zo dn niet fpoedig helpt, men bii' een lood van de gezegde Sijroop van t looien Vijf of zes greinen Borax doet, en op dezelve wijze dit het kind laat gebruiken. Het zuur. Zeer gemaklijk is dit te kennen, uit de wuiuen, welken het kind van boven laat , als M3uu den afgang, welke zuur ruiken zal 5 en die  C 185) d'e een groene koleur heeft, zo dat men, dikwijls, niet dan zeer moeilijk de vlakken weder uit de doeken kan wasfchen- — Met reden houdt men dit voor de voornaamde, en algemeenfte oorzaak van de meeste ziekten der kinderen, als van Braakingen, Buikpijnen , Stuipen, Loopen, en meer anderen. — Aandonds in den beginne, zodra gij de gezegde tekenen ontdekt,moet gij dit zoeken tegen te gaan, wijl het anders, dikwijls , ongeneeslijk wordt; en hiertoe moet gij dan het kind tweemaal daags een eijerlepeltjen vol Magnefia of Kieetfsoogen, in wat water of pap geroerd , ingeeven, het welk ook de moeder of minne met vrugt kan gebruiken, die zich tevens, alsdan , zorgvuldig van alles, wat zuur is,' te nuttigen moet wachten. Buikpijnen. Deeze weet men, dat het kind heeft, zo het dkwijts, en hevig fchreit , zich kromt, met de voeten trapt, weinig of niets llaapt, zeer gaarne wil zuigen, doch de tepel fchielijk weder lós laat, waar bij dan tevens de gezegde tekenen van het zuur zich meestentijds opdoen — Dit drankjen durf ik u (zo deeze buikpijnen niet uit koudé voeten, waar voor gij altijd moet zorg draagen, of uit woriuen ontdaan) bijkans voor onfeilbaar aanprijzen, zo gij 'er vroegtijdig genoeg gebruik van maakt ; neem : vier oneen F enkelwater ; èipaanfche Zeep, Kreeftsoogen, ArabiYche Gom, van elk anderhalf dragma, en twee lood Sijreop van Heemstwortel, en geef het M 5 kind  C 186 ) kind hier van dikwijls een paplepel vol. — Is het niet te derk aan den afgang, doe als dan bij het zelve zes of agt greinen Rhabar. ber, of geef het dagelijks een of twee eijerlepeltjens vol van een Dooir van een .£7, waar irL een weinig Spaanfche Zeep en zo veel Magnefia of Kreeftsoogen, als gefchieden kan gemengd zijn, en het welk door gemeene roode Zuiker of Honig fmaaklijk gemaakt is; waar bij gij insgelijks, zo de afgang ontbreekt, of niet genoegzaam is, eenige greinen Rhabarber kunt bijvoegen. Zeer veele luie moeders en minnen geeven, om zich eenen gerusten nacht te verfchaffen , het kind, lastig zijnde , wegens Buikpijnen of andere ongemakken , allerhande bereidingen van flaapmiddelcn, en dit is zelfs zo algemeen, dat men in grootere deden, in dewel ken de Overheid zulks nog niet opzetlijk verboden heeft, zeer zelden geduurende den ganfchen avond een Apothecars winkel zal vinden, of men treft 'er de eene of andere aan, om een flaapmiddel voor een kind te koopen.— Gij begrijpt ligtelijk hoe nadeelfe zulks voor het kind moet zijn, wijl betzelve hier door wel eenigen tijd in de rust komt, en ophoudt te fchreièn, maar geenszins de oorzaak der pijn wordt weggenomen ; welke, voortgaande de darmen te prikkelen , daarin ontfteekingeu en koudvuur ongevoelig kan veroorzaaken, terwijl door het flaapmiddel zelf de ontlasting belet wordt, en, in te groote hoeveelheid, ofte c u^ïJ-'? ,gebruikt' eene lbort van beroerte icnielijk kan te weeg brengen, en de kinderen dom,  C 187 ) dom en wezenloos zal doen worden; waarom dan ook verftandige Geneesheeren, niet dan met de grootste omzichtigheid van derseliike flaapmiddelen, bij de kinderen, en zulks flechts maar in weinige gevallen,durven gebruik maaken, en gij hierom oplettend moet zijn, dat de minne of baker, buiten uw weeten, gelijk maar al te veel gebeurt,geene flaapmiddelen aan het kind ingeeft. Braaken. Dikwijls braaken de kinderen, wanneer derzei ver maag overlaaden is, en de natuur zich alzo, heilzaam, zoekt te redden. — Maar fomtijds kunnen de kjnderen niet het minste voedfel of zog gebruiken, of het wordt aandonds weder uitgebraakt; de oorzaak took hier van bedaat meestal in het zuur, het welk de maag als dan prikkelt, in welk geval gij u dus van de aangeprezene Magnefia, of Kreeftsoogen, in Kruifenmunt Water, met een. veinig Arabifchc Gom gemengd, met vrugt zult 'bedienen. — Bijaldien gevatte koude de oorzaak van het braaken ishebik wel eens met voordeel op de buik, onder de ribben, een doek, in brandewijn natgemaakt, laaten leggen. Houdt het braaken, niet tegendaande het gebruik yan deeze middelen, aan, moet gij onderzoeken of het kind ook eene breuk heeft die bekneld geworden is, en gij niet kunt inbrengen, waar door insgelijks het braaken kan veroorzaakt worden, in welk geval gij een gortpap op de uitgezakte breuk moet aan leggen, en zo zulks niet fchielijk heipt.  C 188 ) uaandonds van een kundig Heelmeester moet voorzien, wijl dit anders fchielijk doodlijk kan worden. Loop. De Uop, welke , uit zeer verfchillende oorzaaken ontdaan kan, moet gij nimmer op u neemen met weiten meelpap, versch gebakken brood, kaneel, of door andere, hij het gemeen aangeprezene middelen, te duiten, wijl dezelven, ten minden zo het kind tanden krijgt, of eene beflagene tong heeft, meest altijd heilzaam is,' in welk laatde geval gij veel liever hetzelve,eenige greinen fijn geftooten Rhabarberwortel met arabifche Gom gemengd, moet ingeeven. Dan ook, fomtijds, ontdaat de loop uit het zuur, in welk geval gij van het voorgel'chreven drankjen tegen de buikpijn moet gebruik maaken. — Is dezelve echter te derk, en begint het kind hier door aanmerklijk te verzwakken, of gaat het gebruikt voedfel, bijkans, onveranderd weder af, alsdan moet gij den raad van deskundigen terdond inneemen. Tanden krijgen. Het kind zes maanden oud geworden zijnde, beginnen, doorgaands, de eerde tanden te komen, waarna zich van tijd tot tijd nieuwe openbaaren, fchoon 'er voorbeelden zijn, dat 'er kinderen met de tanden geboren worden. — Over het algemeen, echter, neemt men waar, dat zieke en zwakke kinderen, lang-  C 189 ) langzaamer enlaater de tanden krijgen dan gezonde en fterke, bij welke eerden men wel eens gezien heeft, dat de Tanden niet voor de drie en een half jaar ten voorfchijn gekomen zijn. — Zo de tanden zullen uitkomen, brengen de kinderen de vingers, en alles wat zij in de hand hebben, dikwijls, in den mond, beginnen voorts te kwijlen, — krijgen fomtijds loop, — worden verdrietig, terwijl het tandvleesch meer en meer pijnlijk, gezwollen , ontdoken, en de wangen rood en eenigszins verbolgen worden, totdat de tanden zeiven teil voorfchijn komen. Bij fommigen gefchiedt dit alles zeer gemaklijk, daar bij anderen, vooral bij het uitkomen der hoektanden, zulks met de gevaarlijkde, ja dikwijls doodelijke,toevallen verzeld is,wanneer 'er hevige koortfen , geweldige ontfteekingen en ftuipen hier door veroorzaakt worden, hoewel de goedgunftige natuur dit alles bijkans altijd poogt voortekomen, door eenen heilzaamen loop of grootere affcheiding van kwijl, waardoor het tandvleesch verzacht, en derzelver fpanning en ontfteeking, gelijk ook de koorts, verminderd wordt. Zeer veele, dikwijls belachlijke en fchadelijke,middelen worden 'er aangeprezen, om de tanden gemaklijker te doen uitkomen , dan men doet in deezen, gelijk in alle ziekten, het best, dien weg in te daan, welke de natuur ons zelve aanwijst. — Het is hierom, dat men reeds vroegtijdig het kind een ftuk crystal, yvoir , of iets dergelijks, als mede (vooral indien, gelijk dikwijls gebeurt, het kind onder het krijgen der tanden, fterk hoest}  C 190 ) hoest) een duk zoethou t in de hand moet geeveni hetwelk hetzelve in den mondfteekr, en waar oi?' het gedadig bijt, dóch tevens moet men zorg draagen, dat het kind eerder te veel dan tl weinig afgang hebbeen hetzelve hiertoe, varf tijd tot tijd, wat Sijroop van Rhabarber toedienen.—Blijft het tandvleesch, niet tegendaancle het aanwenden van deeze middelen, en degoedgundige poogingen der natuur, echter lterk gefpannen en gezwollen, zo dat de tand er bijkans door heen fchijnt. of zelf reeds? een gedeelte van een kies 'er door heen geboort is, en blijven de duipen en andtrd toevallen voortduuren, als dan moet men het tandvleesch op de gezwollen plaats boven de te voorfchijnkomende tand doorfniiden, hetwelk altijd veilig kan gefchieden , en meestal oogenbliklijk alle kwaade toevallen en duipen doet bedaaren, gelijk ik hier door, meer dan eens, kinderen, als het ware van den dood bevrijd hebbe; waarom gij dit dan ook nimmer den Geneesheer, gelijk mij wel eens gebeurt is, moet weigeren, zo dezelve zulks noodig oordeelt. Sommigen beveelen, dat men het tandvleesch vlijtig met Sijroop van Heemst wortel, Boomolie, Honig, of iets dergelijks, moet befli ijken, om het zelve te verzachten dan hier af heb ik altijd zeer weinig nut nel zien, door dien het te fpoedig weder van het tandvleesch door de kwijl wordt wegge nomen. J vvl-fcëc- Wormen. ïn de eerste twee jaaren worden ook reeds de  Éé kinderen door de Aarsmanden en wormen geplaagd. — Behalven wanneer dezelve met den afgang of het braaken geloosd worden, kan men hun aanweezen waarichijnlijk dellen , zo de kinderen dikwijls, vooral des morgens, over buikpijnen, gelijk mede over jeukte in de neus, en in den aars ot endeldarm klaagen, — zo men dikwijls blauwe ringen onder hunne oogen befpeurt,— zo ztj gaarne des nachts op den buik liggen,— zo zij ongerust, met geduurig optefpringen, flaapen en met de tanden knerfen,— zo zij zeer hongerig zijn, derk eeten en echter mager en bleek van koleur blijven, — zo, (om geene andere tekenen meer op te noemen) het zwarte van den oogappel zich bij hun zeer groot vertoont. — Zeer gevaarlijke toevallen worden door dezelven veroorzaakt, als: ftuipen , vaïïendeziekte , buikpijnen , hoesten, braakingen , loopen, uitteeringen . ja dikwijls de dood zelf, waarom men aandonds , zo men maar. eenige der opgenoemde teekenen gewaar wordt, hen moet zoeken te verdrijven ; waar toe in jonge kinderen het best en veiligst is, het 's morgens naardig toedienen van het gewoon Wormkruid in Sijroop of Honig vermengd, terwijl men hun ook nuttig raauwe wortels of peen, als mede een ltulc knoflook, dagelijks, kan laaten gebruiken, rDikwijls heb ik mij ook met de beste uitwerking van dit volgend middel bediend: Neem vier lood gewoon wormkruid, twee lood orangefchillen,een half lood Rhabarber en een lood vijl/el van ft aal, laat dit te famen eenige dagen warm trekken, op een vies Meê of Hoö mg*.  C 19a ) ntgWlefs en geef 's morgem hier af het kind een kleine roemer. — Om de toevallen, als ftuipen, enz. door wormen veroorzaakt,tè doen bedaaren, moet gij, zo moogüjk, het kind eene goede hoeveelheid melk (die anders niet veel door kinders, welke wormen hebben, moet eebruikt worden) laaten drinken. Behalven de opgenoemde middelen, durf ik u geene anderen aan de hand geeven, daar dezelve te veel omzichtigheid vereifchen, en te fterk bij een tweejaarig kind kunnen werken, waarom gij in dit, gebjk in alle andere gevallen, zo de door ons aangeprezene geneesmiddelen niet voldoende zijn, den raad van een bekwaam Geneesmeester moet inneemen. Stuipen. Een kind wordt gezegd Stuipen te hebben, zo het onwetend en tegen deszelfs wil het een of ander lid van het ligchaarn of gedeelte van het aangezicht fchielijk en ftèik beweegt , zo het den mond ftijf gefloten houdt zo de oogen ginsch en herwaards draaien, of onbeweeglijk ftaan blijven, als of dezelve alleen op een voorwerp gevestigd waren. Somtijds bedaaren dezelve zeer fpoedig, fomtijds is liet aangezicht blaauw en opgezet, maar ook fom ijds eindigen de Stuipen m eenen diepen flaap als in eene beroer e, wanneer het fnorken en raazen der borst eenen nabij zijnden dood aankondigen. — N et alle trekkingen van het aangezicht moet gij echter voor du pen, en zelf niet alle ftuipen voor gevaarlijk houden,daar de gezondste kinderen zelf  C l03 ) Zelf zelden flaapehi of men ziet bij hun,rtird of meêr, eenige trekkingen van het een of ander deel des ligchaams, of van het aangezicht, en de ondervinding ons leert, dat 'er doorgaans, de gemaklijke pokken, zullen volgen , zo men in het begin der ziekte, ligte duipen bij de kinderen waarneemt* Zeer verfchillende zijn de oorzaaken der duipen, waarvan de meest gewoonen zijn het zuur, bedorven zog, na eene hevige gemoeds aandoening der minne ofmoeder , — overlaaden maag, — ongemaklijk tanden krijgen, en wormen , waarvan wij u de tekenen hebben aangewezen. Daar het zeer moeilijk is,een kind in duipen liggende iets In te geeven, moet men dezelve trachten voor te komen, met die middelen toe te dienen, die wij u tegen elk der' gezegde verfchillende oorzaaken hebben opgeseeven , terwijl men, meestal, geduurende de duipen zelf, geen andere dan uitwendige middelen, kan aanwenden; zo als daar is het zetten van Stcekpillen en Klipteerm , die eenvouwig uit Water en Melk, Honig of Spaanfihe Zeep en een weinig Zout kunnen bedaan, (vooral zo het kind geen genoegzaamen afgang gehad heeft) als mede't aanleggen van Zuurdeeg aan de voeten , of een Spaanfchevlieg ■ pl.istertjen in de nek, waarvan ik dan ook dikwijls het beste gevolg gezien hebbe; daar men, het toeval bedaard zijnde, die middelen het kind naardig moet laaten gebruiken, welken gefchikt zijn, gelijk wij u gezegd hebben, de oorzaak zelve weg te neemen. ft Üoesi  ( 194) Hoest. Ook deeze kan uit verfchillende oorzaaken ontdaan, en vereischt dus ook verfchillende geneeswijzen. — Komt dezelve, gelijk fomtijds gebeurt, voort uit wormen of het zuur, moet men de hier tegen opgegeevene middelen gebruiken. — Zo uit andere kwaade doffen, die in de maag vergaderd zijn, het welk men uit eene beflagene tong en het braaken opmaaken kan, moet men het kind een zacht laxeermiddel , als mede 's morgens en 's avonds tien of twaalf druppen Elixter Proprietatis ingeeven. — Zo uit verkoudheid, moet gij het dikwijls een eijerlepeltjen Sijroop van Hêemstwortel en van 'Vlier laaten flikken, terwijl ik u moet waarfchuwen, nimmer te lang de hoesten der kinderen te verzuimen, dewijl dezelven, fomtijds, fchielijk in eene longteering kunnen veranderen , of andere ongemakken veroorzaaken; waarom gij, zoo deeze opgegevene geneeswijzen niet ras helpen , vooral niet moet nalaaten een Geneesmeester raad te pleegen, die, vroegtijdig genoeg geroepen, dikwijls door het voorzichtig toedienen van een braakmiddel, of iets anders, in daat is, dezelve te geneezen. Kinkhoest. Deeze hoest, die zo befmetlijk is, en die men uit het geluid kent, duurt meest altijd verfcheidene weeken lang, — wordt allengskens geweldiger, en is dikwijls zelf zo hevig, dat het aangezicht blaauw wordt, de neus begint te bloeden, en eene bloedfpuwing daardoor ver-  c m) Veroorzaakt wordt , en het kind, tusfchêü beiden geen adem kunnende haaien, verdikt. Ik kan u in deezen flechts weinig raad geeven , te meer daar men rot nog toe het niet eens is over de waare oorzaak, zitplaats en geneeswijze deezer ziekte, en ik aan u niet dirrf toebetrouwen,die middelen,zonder opzicht van eenen Geneesheer te gebruiken, welken in deezen van fommigen Worden aangeprezen, — Veilig kunt gij, intusfchenin de kinkhoest het kind tweemaal daags eenige druppen ïlixir Proprietatis toedienen, waar bij ik mij dikwijls wél bevonden hebbe, terwijl gij nimmer, daar gewoonlijk daaglijks op bepaalde uuren de hevigde aanvallen der hoest gefchieden , het kind , tegen dien tijd moet eeten geeven, dewijl de maag meteeten gevuld zijnde, het hoesten altoos ongemaklijker is ; als mede moet ik u waarfchuwen, het kind aan de kinkhoest zijnde, nooit alleen te laaten, vermits het met zelden, door de hevigheid van het hoesten, het ongeluk heeft van omver te vallen, en ook in het hoesten kan wegblijven en verdikken, zo men zulks niet tracht voor te komen , door het met de hand op de rug te kloppen, of, dit niet helpende, met een vinger in de keel te deeken, eene braaking zoeken te verwekken. Sommigen bedienen zich, in deeze ziekte, van flijmtge middelen, allerhande Sijroopen , en wel bijzonder de dijm van eene Huis/lak, die men hiertoe in gemeene zuiker laat omkruipen; gaarne echter wil ik bekennen, dat ik Na  (196) zelden van deeze en dergelijke middelen eenig voordeel gezien hebbe. Engelfche Ziekte. In deeze ziekte, waarvan men de eerfte beginle en zelden na het derde levensjaar bii de kinderen ontdekt, is het hoofd doorgaans zeer groot, deszelfs naden zeer wijd, de adem heet, de buik gefpannen en hard, de afgang ongeregeld , de onderfte ledemaaten mm of meer vermagerd, en derzever huid en fpieren flap, de knokken en enkels uitgezet, en de armen en beenen gekromd, terwijl het kind zelf, zeer vadzig is, gaarne den ganfehen dag wil zitten, en niet dan gebrekkig loopt. Zeer zeker beftaat deeze ziekte in eene verllapping en verzwakking der vezelen, waarom alles , wat dezelve kan verfterken, als koude baden, wasfebingen van het ganfche ligchaarn met Brandewijn, veel beweeging, het inwendig gebruik van Koortsbast, Meekrap, Staal en dergelijke middelen zeer nuttig zijn, zo ter voorkoming als geneezing van dezelve; met vrugt fchijnt men ook de kinderen op een bed, in plaats van met veeren, met eiken Varen gevuld in deeze ziekte te laten flaapen. — Vooral moet ik u waarlchuwen, dat gij voorzichtig moet zijn, dat gij een kind aan deeze ziekte zukkelende,met vroeg leert loopen, wij! hierdoor de beenen nog meer gekromd , en mismaakt worden, waarom gij het liever, zo gü hiertoe gelegenheid hebt, daaglijks in zand door de  C i97) de zon verwarmd, moet laaten kruipen; terwijl gij voorts moet zorg draagen, dat bet behoorlijk afgang heeft, en het zuur, door de hier reeds tegen aangeprezene middelen, tegengegaan worde. — Ook zult gij 'er u wel bij bevinden, zo gij 't kind daaghjks met Brandewijn wascht, en gij het s morgens een vingerhoed Rhijnfche Wijn op Staal getrokken ingeeft. ZJittcercn. Somtijds teeren de kinderen uit, vermageren en verzwakken — hetbijgelovig gemeen meent als datze als dan betoverd zijn en raadpleegt de eene of andere zogenaamde Duivelbanfler, daar de wormen of het zuur hier van dikwijls de oorzaak is, gelijk ik dan ook meermaalen zodanige kinderen herdeld hebbe, alleen door het toedienen van hiertegen gefclnkte middelen. Jaloersheid kan ook het uitteeren en kwijnen der kinderen te weeg brengen, wanneer de ouders zich meêr met het eene kind, dan met het andere bemoeien, waarom men dan hierop ook oplettend moet zijn. Mazelen. Deeze ziekte is befmetlijk, meestal doorgaande, en houdt, gewoonlijk, deeze loop: De Mazelen heerfchende, begint de zieke eerst te klaagen over een drooge hoest,moet onophoudelijk niezen, terw jl de oogen zeer waterachtig zijn. — Hier bij voegen zich fomtijds braakingen, lusteloosheid, koorts, N 3 ijl-  C 198 ) ijlhoofdigheid, piin in de lendenen , hoofdpr.n, enz. - Op of tegen den vierden dag komen in het aangezicht, eene menigte kleine roode vlekken, die in het begin een weinig verheven zijn de twee volgende dagen in groote en getal over het ganfche ligchaarn toeneemenden aIIengskensop,of omtrent, den agtften dag verdwijnen, wanneer de opperhuid onder de gedaante van fchilfers afvalt, terwijl geduurende dit alles de hoest, die dikwijls zeer lastig is, blijft voortduuren. Hoe gemaklijk ook deeze ziekte meestal afloopt moet gij altijd zorg draagen, dat het kind behoorlijk ontlasting houde,endat het aan den eenen kant, niet te veel door dekens of warmte van het vertrek gebroeid worde, waardoor wij menigmaal de grootde benaauwdheden hebben zien ontdaan, en de ziekte kwaadaardig kan gemaakt worden: maar aan den anderen kant, dat het ook naauwkeurig tegen togt en koude beveiligt worde ; als mede moet men het kind, zo lang de hoest niet aanmerkhjk verminderd is, niet in de open lucht brengen, wijl dezelve hierdoor fomtijds zeer hardnekkig wordt, en niet zelden in eene longteering overgaat. — Is de ziekte gemaklijk, als dan laat men het kind met vrugt gebruiken de reeds aangeprezene Sijroop van Hccmmvortel en van Vlier, waardoor ook het hoesten verligt wordt, en men geeft hetzelve voor het overige Thee of Melk en H-atene drinken, om de uitwaafeming aan den gang te houden. - Slaan uit de een of andere porzaak de mazelen in, wordt het kind bleek vil de borst aanmerklijk bezet, en zijt gij bu^  ( i99 ) buiten ftaat om fpoedig ^B^J^K diV Geneesheer raad te pleegen, geert net d n,ind?en gij kunt, zo veel >»o^*™ thee, waarin een weinig fafraan getrojcKen is te drinken, en leg tevens zuurdeeg aan de%oeten! of, dit niet helpende, een Spaanfchevlieg-pleister in de nek. Roodvonk. Deeze ziekte heeft te veel overeenkomst mei de mazelen, en is fomtijds zelfs zeer ongemaklijk, door anders niet geheel onkundi|™ van dezelve teonderfcheiden ; dan in het Roodvonk, is 't niezen zeer zeldzaam, tast voornaamelijk de keel aan; de vlekkeniW grooter,uitgeftrekter, en nimmer m het begm verheven; de opperhuid wordt bi] t einde ïs met ganfchePPlaPPen afgefcheiden; en ïat ligtelijk, niet wel behandeld wordenfe in waterzucht over. - Dezelfde behandeling en voorzorg, die wij u m de mazelen hebben aangeraaden, komt ook m het Roodvonkte Pas - Wordt de keel in deeze ziekte zeer \fek bezet, aanftonds moet men Ssdan zuurdeeg aan de voeten en om de keel, of eene Spaanfchevlieg-pleiner in de nek leg Senten naarftig inden mond infpuiten, me k fn water , waarin een weinig Azijn vermengd is 't we k door de moeder zelf kan verricht worden, al is het met een gemeen houten Zitjen, waarmede de kinderen gewoon zijn te fpeelen. N 4 Pok-  £ 20O ) To:ken, Zijn gelijk de voorgaande zeer befmetlijk, lomtijds goedaartjg, maar dikwijls ten uit terden voor de kinderen gevaarlijk. - - Ziin dezelven gocdaartig dan loopen zij dus «rewoonhjk af: het kind wordt eerst 'braakachtig, lusteloos, verdrietig, fchijnt het kaarslicht met we! te kunnen verdraagen en heeft van tijd tot tijd vooral in den flaap die tevens meestal afgebroken is, ftuipen. Na verloop van drie of vier dagen openbaaien zichroode, kleme puistjens, doorgaans het eerst ip het aangezicht, en vervolgens over het ganlche ligchaarn, die allengskens in groote en getal toeneemen, maar echter van elkander afgefcheiden blijven, en eindelijk met etter gevuld, geel en rijp worden, terwijl de handen en vooral liet aangezicht, dikwijls, zeer gezwollen worden, het kind hierom de ooVen lomtijds niet meer kan openen, en blind wordt, — de huid tusfehen de pokken rood en ge pannen zich vertoont, en voorts alle roe* vallen, die m t begin zich opdeeden, zeer verminderd worden, ja dikwijls geheel ophouden, waarna dan ook reeds fpoedi^ de pokjens beginnen aftevallen, in dezelfde" orde-, ais z; uitgekomen zijn. Gansch anders is bet met de kwaadaartgen gelegen; dezelve zijn, famenvloeiende, klein pat, hebben dikwijls een klein putjen of zwartftipjen in het midden,- dehuid tusfehen dezelve is bleek, de koorts en verdere toevallen houdco na de uitbottiiig niet op. - het kind is dikwijls ijlhoofdig, de borst wordt dik-  ( aoi ) dikwijls aanmerklijk bezet, de pokjens flaan gaarne in, en eindigen alzo op den elfden dag, of fomtijds reeds vroeger, zeer dikwiils, in den dood. Alleen door het aandachtig waarneemen van den loop der ziekte , kan men de waare pokjens van onwaare , als van wa.erpokjens, fteenpokjens en dergeiijken , onSerfche^den, daar ik dikwijls, vooral wanneer de kinderen tanden krijgen, een uitllag gezien hebbe, die de ervaarendfte Arts, voorzeker, voor kinderpokjens zoude moeten houden, indien hem niet het ganiche beloop der ziekte bekend ware; over het alge. meen, echter, verdwijnen deeze onwaare pokken fchielijker, en zijn niet met etter, maar met een waterachtig vogt opgevuld, hoe wei zij zelf dalen fomtijds nalaaten. Daar de kwaadaartige famenvloeiende poKiens, de oplettende zorg van een kundig (geneesheer volftrekt vereis fchen, loopen de andere, integendeel, dikwijls gelukkig at, zo de/elven op die wijze behandeld worden, gelijk wi| u ten opzichte der Mazelen en Kooavonk hebben opgegeeven, en wel voornaamelijk, zo men de zieke in een behoorlijke gewoone warmte houdt, hem noch te iterK broeit, noch aan den anderen kant hem onvoorzichtig aan togt of koude bloot Iteit, wijl men tlqor het eerfte goedaartige pokjens in de kwaadaartigfte kan veranderen , en door 't katfte dezelve zeer ligt kan doen inllaan En och ! of gij in deezen naar mijnen raad mogt luisteren ! daar alleen door die zo verderfllijkc gewoonte van het broei .n te volgen, zo een groote menigte kinderen jaarluKS c ver-  C 202 > vermoord wordt. - Het is de ondervinding, en geenszins eene loutere lust, om al het nieuwe blindelings na te volgen, en aThet oude te verwerpen, die mij u zffterk ?egen afkeuT rbl J?Qt 1IDmers' dat ik eve" waai Keur, die andere gewoonte, van de kinde ren aan eene koude lucht of togt bloo te dellen , welke men federt eenige jaaren gezocht heeft intevoeren, en die, zf ooft te? min den zeerheiden, en niet dan met de grootde voorzichtigheid kan te pas komen § Dan er is geene ziekte omtrent dewelke, behalven het opgenoemde, zo veele fchadelijke vooroordeelen, en zulke verkeerde behandelingen bij het gemeen plaats hebben, dan bij de| Mnderpokjens: - bijkans elke oude vrouw elke baker verheelt zich de pokjens te kunnen geneezen, r prijst h ertoe de fchadelijkde middelen dikwijls aan,-ziet kwaade tekens voor goede, en deeze verkeerdelijk voor kwaade aan, - mistrouwt den kundigen Arts, trJeïf Ziekte "I", inSevo'ge haaf aangenomene begrippen behandelt, en is dikwijls dout genoeg, zo het kind komt te derven, aan hem hieraf de fchuld te wijten. Zi ieie;VrSom flechts eem'ge der belachlijke en lchaachjke gewoontens aan te voeren) het kind de meest verhittende middelen, zo naar haaren zin depokjensniet fchielijk genoeg uitkomen; zo deeze uit een of andere ooïzaak milaan,zendt zij fpoedig iemand in het veld, om bchaapendrek te zoeken, die zij in Melk kookt, en den lijder laat drinken, 't welk zij voor een onfeilbaar middel houdt; in  ( 203 ) deeze gevaarlijke omdandigheid, niet tegenftaande cle ondervinding haar, zo met het fchaSke, ten minden het onvoldoende van dit middel geleerd heeft; heeft het kind geduurende den ganfchen loop der ziektebeen afgang gehad,difnoemt zij gelukkig,hoewel hetzelve, alleen door gebrek hiervan, dikwijls, zeer benaauwd is, en heeft het integendeel, indc famenvloeiënde pokjens eenen overvloed gen afgang, dit befchouwt zij voor doodhjk, Son dezelve, gelijk de.kwijling bil de= vol. wasfenen, zeer heilzaam is.— Is in het begin Ier zSte de tong aanmerklijk beüagen, en fchrijft de Geneesheer een zacht axeermidde hierom voor, of oordeelt hij , wegens ijlhoofdigheid of andere toevallen , eene.ade H n of een klijsteer noodig, ofverainde t hij de dekens van het bed, wanneer hij ziet, dat door het broeien het kind benaauwd is, dit alles keurt zij ten derkden af, terwijl, , 7n ongelukkig de zieke komt te overlijden, S oïerll verTpreidt, dat het de fchuld van d n Geneeshee? geweest is, en waarlchuwt haare vrienden, hierom, dien man nooit, ten Sen in de pokken niet, te gebruiken, ot XEte», dat 'er zulke of dergelijke middelendoor hem in 't werk gedeld worden Derhalven, mijn vriend! luister nooit naarde raaden welkèn u door onkundigen m de poktenSeeven vvorden.Ziet gij de pokjens famenvloeS en kwaadaartig, raadpleeg dan i „ i;>t Geneesheer , en vo g blinden k zijn |eUet"en rTad'op; zijn dezelve goedaartig, gehandel dan het kind eenvouwig,£laat het in het begin metde voeten in warmwater ^  C 204 ) 4f^'fl^het'deS na,chts Iastl'g is' geduurende de pokjens, s avonds een of twee eijerlepeltjensSijroop van Maankopen laat 't daaes Si/, roop van Vlier flikken; flaan dezelve in, doe dan aandonds het geen wij u ftraks omtrent de mazelen, in dit geval, aangeraaden hebben, ot zoek de hulp zo moogIijk,van deskundigen, altijd 111 het oog houdende, dat 'de pokjens, hoe goedaartig ook, altijd echter eene bedrieglijke en gevaarlijke ziekte is, welke hierom alle omzichtigheid vereischt? dan welke men veel minder gevaarlijk kan maaken, zo men de pokiens 1 n e n t, waarover ik dus nog Lortelijk met u zal handelen,— u de voordeden aantoonen, en de tegenbedenkmgen, die gij zeker zult maaken, ojdoslen , terwijl ik van u vordere, dat gij u vooraf van alle vooröordeelcn zult ontdoen, en dit duk met oplettendheid overweegen welke het gewigt van de zaak en de olm' die gij omtrent uwe kinderen verichuldigdzfiu ook in deezen van u, ten fterkften, vorderen I. Er derven veel minder van een en 't zeilde getal aan de ingeente dan aan de natuurlijke pokjens, en dit is thans zo zeker dat niemand, zelf de fterkfte vijand der inenting 'er meer aan twijfelt. — Om niet van de gedaane proeven in Engeland en elders te gewaagen, kan ik u verzekeren, dat men veilig kan reekenen, dat 'er van de vierhonderd ingeënten niet meer dan één derft, daar van ;'t zelfde getal zelf in de aliergunltigite Epidemi, ten minden veertig de ongelukkige offers der natuurlijke pokjens worden: enmoest dit alleen niet genoeg zijn, om u tot  C 205 ) de iNëNTiNG te overreeden? — Laat ik u dit eens met een nmw voorbeeld ophelderen: dei eens, dat gij eene gevaarlijke reis moest onderneemen, —dat gij u hier toe van twee wegenkondetbedienen,— dat men u op goede gronden,uit de ondervinding afgeleid, verzeekerde, dat 'er gewoonlijk van de vierhonderd, die den eenen weg verkiezen, Qechts een, en van die, welken den anderen gebruiken wel veertig een ongeluk krijgen;langs welken weg zoudt gij, alsdan, uwe reize onderneemen i Voorzeker langs den eerden, daar gij te recht zoudt zeggen, dat 'er veel meêr waarschijnlijkheid is, om gelukkig uwe reis te volbrengen, zo gij dien weg boven den anderen verkiest. Wel nu, het zelfde geval heeft plaats omtrent de pokjens; gij moet deeze ziekte, welke altiid gevaarlijk is, doorgaans, altijd eens ondergaan; gij kunt dezelve, ot door iNëNTiNG, of natuurlijk van zelf, door op de gewoone wijze befmet te worden, krijgen. — Ik heb u zo draks gezegd, dat het bewezen is, dat 'er van de vierhonderd Hechts één aan de ingeënte, en ten minden veertig aan de natuurli.ke pokjens derven — zult gij nu ook niet, gelijk in ons voorbeeld den eenen weg boven den anderen, de ingeente boven de natuurlijke pokjens veriuezen * Zeer zeker; wiil 'er veel meer waartchijnlijtcheid is, om gelukkig de ingeënte pokjens te ondergaan, dan de natuurlijke, en gij als een redenmagtig fchepfel, altijd bet klemde gevaar boven het grootde verkiest. II. Al was de wijze van befmetting, door onmidlijk met het inünten de pokdof in 1 het  C 2gö ) het bloed te brengen, niet beter dan de ande% SbtP^tïf "atu"riiik gefchiedt, (waarvoor S?1f a ate*endeeI tha«s genoeg' bewezen ™* L in,.d" opzicht de inünting 3 L*? PtatVur,1Jke befmetting maar gelijk , • ontbrak het aan genoegzame proeven, die: het voordeehge van het inenten aantoonen, aisüan nog moesten andere voordeden, die vnJirf ^te pokken' «atuorlijk minder gevnn n3L 0f? Z]J0' elk veiWndige en onbevooroordeelde tot de iNëNTiNG doen benutten. — Daar men, naamelijk,bij ondervinding weet, dat zwangerheid, te vergevorderde ouderdom, groote zomerhitte en ongeiteldheden, de fchrik, welke niet zelden iemand, nog met de potyens gehad hebbende, bevangt, wanneer hij een ander, aan deeze ziekte liggende ontmoet, en alsdan befmet wordt, de natuurlijke pokjens altijd gevaarlijker maake; kan men alle deeze en dergelijke omftandigheden in het inenten vermijden, waardoor dan ook de ingeënte pokjens, nooowendig minder gevaarlijk moeten zijn, dan de natuurlijke, en waarom men dan dus ook verphgt is, de gezonde kinderen, zodra zij den ouderdom van vier jaaren bereikt nebben, geduurendehet gematigst luchtsgedel te doen inenten. vl't Zi]n de '"geënte pokjens, veel gemakhjker voor den lijder, dan de natuurlij, ke, dezelve zijn zeer zelden menigvuldig, bijkans nooit famenvloeiënde, en laaten veel minder dalen en naaden na, doör de welken in de natuurlijke het aangezicht, zo dikwbls, geichonden wordt, terwijl ook tevens de ingeënte na  C 207 5 aa de ziekte (wat de vijanden der inenting hier ook tegen mogen inbrengen) zeer zeker niet meerder frikkelen, dan die, welken, de natuurlijke pokjens gehad hebben. o. Gij hebt reeds genoeg voordeelen opgeteld, maar laat ik u nu mijne zwaarigheden voordellen; en wel voor eerst, gij zeidet dat 'er van de vierhondert ingeënten niet meer dan één Ihrft. Dit kan ik tegenfpreketi, daar ik ten minden zeker weet, een kind 't welk aan de ingeënte pokjens gedorven is, en ik mij naauwlijks honderd gevallen kan erinneren, in welke de incNting in t werk gedeld is; — dus kan ik zeggen: dat "er van de kónden ingeënten ten mihjUn één fierft. g. 'Zeer wel wil ik gelooven dat 'er bij uw geheugen in uw Dorp honderd zijn ingeënt, dat gij u ook niet meêr voorbeelden kunt erinneren, en dat 'er echter van die honderd ingeënten één gedorven is ; dan in het berekenen der kanfen moet gij u nimmer bij uwe plaats alleen bepaalcn, of alleen die gevallen neemen, die u bekend zijn, ten minden zo dezelve flechts weinig zijn: een ander zou alzo met hetzelfde recht kunnen zeggen, dat 'er van de drie ingeënten één derft, zo hem geen meêr voorbeelden van ingeënten bekend waren, en 'er ongelukkig een van die drie gedorven ware — indien deeze u zulks verhaalde, zoudt gij hem aandonds tegenwerpen, dat zijne gemaakte bereekening niet doorging, daar gij ten minden honderd gevallen van ingeënten wist, waarvan maar een mislukt was, — nu, daar gij dan niet in deezen genoegzaame ondervinding hebt, zijt gij  ( 4o8 ) gij ook verpligt de bovengemelde bereekening gerust aan te neemen,als door die geenen gemaakt, aan devvelken genoegzaame gevallen beleend waren, en welke zeer zeker niet vergroot ls', a?.,opzet» uit vreeze dat dezelve u ongelooflijk zouden toefchijnen , zweeg ik dus van de bereekeningen die leuthner en anderen gemaakt hebben; dan vraag gerust, indien gij mij niet wilt gelooven, den fterklteii, maar tevens kundigen en cordaaten vijand der inünting, of hij nog niet overtuigd is, dat er veel minder aan de ingeente dan aan de natuurlijke pokken derven, en kennen ^jrzekerd' dat hiï dit geenszins ont- o.'Er is nog iets,dat mij uwe gemaakte bereekening, om de waarheid te zeggen, doet wantrouwen: men ent, naamelijk, geene dan gezonde en gefchikte voorwerpen de pokken m, die dus ook waarfcliijnlijk gelukkig de natuurhke pokjens zouden gekregen hebben, daar integendeel de natuurlijke pokjens, alle menfehen, zonder onderfcheid, zelf de ongezondde aandoen, waarom dan ook aan deeze noodwendig, altijd meerder moeten derven, dan aan de ingeente, en men dus niet wel het getal der gedorvenen aan de natuurlijke pokjens, met dat der gedorvenen aan de ingeente l.an vergelijken,te meêr wijl ik weet, dat men om de incntino niet tegen te werken, fomtijds aan eene andere oorzaak buiten de pokjens, welke men dan een bijkomend toeval noemt, den dood der ingeënten gewoon is toetefchrijven. G. Schoon ik u wil toedaan , dat dit laatde  ( 209 ) fte door de te fterke voorftanders der iNè'NTiNG wel eens gebeurd is, en 't welk ik geloove, dat meer kwaad dan goed voor de zaak der incnting gedaan heeft, weet ik echter zeker, dat dit, nog het eerste lid van uwe gemaakte aanmerking onzer bereekening, dat er van de vierhondert ingeënten* naamelijk, een fterft, niet kan raaken, blijkens de getuigenisfen der geenen onzer eigen landgenooten, ik bedoele de beroemde camper van boeveren, van geuns, verschuur, coopmans, en anderen, denwelken, allerhande, (zelf de ongefchikde, voorwerpen ingeënt hebbende) gebleken is, dat deeze bereekening wel verkleind, maar zeer zeker niet vergroot is. o. Dan, daar fommige menfehen al hun leven van de pokjens bevrijd blijven, kondet gij boven, mijns bedunkens, een kind niet wel vergelijken bij iemant die noodzaaklijk eene gevaarlijke reis, moet onderneemen, en hiertoe te recht den minst gevaarlijken weg uitkiest, daar 't mooglijk was, dat het zelve anders nimmer de pokjens zou gekregen hebben; ftelt men dus niet, mooglijk te vergeefs, een kind aan een kleiner gevaar bloot, terwijl hetzelve, fomtijds, nimmer het grooter gevaar zou behoeven te ondergaan? g. Ik geloof, dat men veilig kan dellen, dat iemand, die de natuurlijke pokjens niet zal krijgen, dezelve ook niet door de incnting zal ontvangen, daar wij dikwijls op verfcheidene wijzen, en op verfcheidene tijden menfehen inënten, zonder dat dezelven pokjens krijgen, te meer daar het getal der O geet-  C aio ) geenen,bij dewelken vrugteloos deiNë'NTiNo beproefd wordt, taamelijk gelijk is aan dat van die menfehen, welken in hun ganfche leven van de pokjens vrij blijven. — Maar daar en boven geloof ik zelfs, dat het niet alleen geoorloofd , maar onze pligt is ons aan een gewis kleiner gevaar bloot te dellen, om een veel grooter gevaar, 't welk ons, zo niet zeker, ten minsten waarfchijnlijk zal treffen, voortekomen. o. Eens toegedaan zijnde, dat 'er minder aan de ingeente, dan aan de natuurlijke pokjens overlijden, zijn 'er echter voorbeelden, dat iemand eerst door incnting de pokjes gehad hebbende, naderhand weder op nieuws door de natuurlijke pokjens is aangetast geworden, en vervalt door deeze waarneemingen dan niet al het bijgebragte ten voordeele der inenting? g. Geenszins, daar het ook aan geene voorbeelden ontbreekt, dat iemand tweemaal de natuurlijke pokjens gehad heeft, gelijk de in ons vaderland te recht beroemde van doeveren opzettelijk in eene Verhandeling door de Haarlemfche Maatfchappij uitgegeeven, en anderen bewezen hebben, waarom dan de voorbeelden, die gij in uwe tegenbedenking bedoelt, niets meer bewijzen, dan dat ingeënte perfonen ook in de mooglijkheid zijn, om gelijk die, welken natuurlijke pokjens gehad hebben, weder voor de tweedemaal door deeze ziekte te worden aangedaan, maar geenszins, dat de inenting onnut is. — Ik weet wel dat 'er fommigen zijn , die aan de bijgebragte waarneemingen van van doe- VE-  C au ) veren (hoewel gelijk het mij tot nog toe voorkoomt zeer verkeerdelijk) twijfelen, maar ook deeze allen, zo veel ik mij thans kan herinneren, houden ook tevens ftaande, dat iemand, die de ingeënte pokjens, hoe weinig ook in getal, gehad heeft, nimmer naderhand weder door de natuurlijke kan worden aangetast. o. Maar wanneer ik mijn kind mënt, als dan is het mooglijk , dat het op dien tijd,aan de ingeente pokjens zal derven, daar het in tegendeel niet ingeënt zijnde, nog verfcheidene jaaren had kunnen leeven, mij tot vermaak verdrekken, en volwasfen zijnde, lomtijds, nog van groot nut in de menlchelijke maatfchappij had kunnen zijn. — Deeze verwijting dus, zo ik het ongeluk had, mijn kind aan de ingeënte pokjens, te verhezen, zou ik nooit kunnen verclraagen; „ 'gij hebt uw „ kind vroegtijdig van het leeven beroofd, daar „ hetzelve, niet ingeënt geweest zijnde , in de „ mooglijkheid was van langer te kunnen lee> „ ven. Ja: gij hebt mogelijk, de maatfchappij „ iemand vroegtijdig ontrukt, die, volwasfen '„ geworden zijnde, van groot nut voor dezelve ,, had kunnen zi/n." . 0. Waarlijk eene gewigtige tegenbedenking; dan overweeg, het geen ik op dezelve zal en kan aanmerken. ... _ 1. Gij hebt uw kind ingeënt ten tijde dat 'er pokjens hcerfchen, (want buiten dien tijd geloof ik, moogt gij de in' nting niet in t wedt dellen, wijl gij daar door de befmetting in eene plaats brengende , uwe Medeburgers in gevaar dek, daar een ieder nog niet tot O » "e  ( 212 ) de inenting, tot nog toe,kan overgaan) en 't zelve komt ongelukkig Jte overlijden , was het nu niet mogelijk, ja ik durf bijkans zeggen, waarfchijnlijk, dat uw kind natuurlijk als dan ook zou befmet geworden zijn, in welk geval ik durf verzeekèren, dat het ook, als dan aan de natuurlijke pokjens zou gedorven zijn; daar wij zeker weeten , dat de wijze van befmetting door inenting veel beter is, dan, die, welke natuurlijk gefchied, gelijk wij reeds boven gezegd hebben. En a. wat aanbelangt uw verwijt, 't welk gij u zeiven als dan zoudt doen, en 't welk gij niet zoudt kunnen verdraagen, zo gij uw kind aan de ingeënte pokjens mogt verliezen, moet ik u vraagen,of gij, zo uw kind, in dien tijd, aan de natuurlijke pokjens overleed , u beter dit verwijt zoudt kunnen getroosten : „ Onverftandige ! hebt gij „ niet met de vereischte oplettendheid de in„ enting der kinderpokjens onderzocht; zo ja ? „ waarom hebt gij dan geen gebruik gemaakt „ van dat middel, 't welk het Opperwezen, zo „ zichtbaar met zijnen zogen behaagt te bekroo„ hen, daar gij daaglijh zo veelen door het zelve „ ziet behouden worden. — Zo gij dit o.k in „ het werk gefield hadt,hadt gij uw kind mogelijk „ bewaard,en thans hebt gij het zelve der maat„ fchappij ontroofd, waar van het anders een „ nuttig lid had kunnen worden. — Gij,