BESCHRIJVING VAN HET GODSDIENSTIG en ZEDELIJK KARA KTER VAN JESUS CHRISTUS. UITGEGEEVEN DOOR DE MAATSCHAPPIJ: fOT NUT VAN'T ALGEMEEN. Te A M S T E L D A M, bij HERMANUS KEIJZER, COPvNs. de VRIES, e n HENDRIK van MUNSTER, Boekverkoopers. 1798*   BERICHT. Maatfchappij, van haare oprichting af, zich ook zeer Jlerk beijverd hebbende, om den minvermogenden Burger, door het leezen van haare uitgegeeve zedekundige gefchriften, beter, of deugdzaamer te doen worden, befloot in haare dlgcmeene Vergadering, van den jaare !795» tot het opgeeven eener Prijsvraage, in welker bedndwoording het godsdienftig en zedelijk karakter van den grootfien Zedemeester, naamelijk jesu s christus, ten voorbeelde, zoude worden ontwikkeld. Zij bejloot daar te eerder toe, om dat de geleerde a. h. niemeijer. . fchoon de karakterkunde van den geheelen Bijbel voordraagende , echter dit karakter nog niet had ontwikkeld. Terwijlal had dit laatste reeds plaats gehad, het werk van dien Hoogleeraar, meer voor geleerde en vlijtige Bijbelbeöefenaaren, dan wel voor den minvermoogenden en mindergeöefenden Burger gefchreven is: Weshalven eene befchrijving van jesüs Godsdienjlig en Zedelijk karakter, in den ftijl der Maatfchappije voorgedraagen, dan nog een zeer nuttig werk genoemd moge worden. Uit  Uit de zeven, ep die ftoffe ingckomene, yer-> handelingen, gecven wij thans die van eelcq tin ca, Leer aar dtr Hervormden te Vlisfmgen, en die van anNa maria moens» te Hoorn, als de Gtuden en Zilveren Eerprijzen behaald hebbende, in het licht; in hoope , dat dezelven al dien invloed op het harte der Leezers zullen hebben, die het edelaartig karakter van jes us chrtstus, op het gemoed der beminnaars van deugd en godvrucht, altijd zal bewerken. Amfteldam , ïien 30. van Wintermaand, 1797. Op last der Maatfchappije,  BESCHRIJVI NG van het /godsdienstig en zedelijk karakter van JESUS CHRISTUS. door. EELCO TINGA, £«ra#r der Hervormden te yiis/itigen. aan wien de Jouden eerpenning. is toegewezen.   Da ' ondervinding van alle tijden leert ons, dat voorbeelden van waare en ftandvastige deugd, dikwijls, meer indruk maaken en eenen meer gezegenden invloed hebben op anderen, dan de beste lesfen der zedekunde. Wij willen gaarne volgen : en gelukkig, indien het voorbeeld, dat" wij ons gekozen hebben , in waarheid navolgens waardig zij! Dan : hoe ligt kunnen wij ons bedriegen. Neemt den besten onder uwe kennisfen, hij handelt (ftel ik) volgens reden en pligt; hij munt uit boven zijne natuur- en tijdgenooten, in eenen godzaligen wandel, en gij denkt bij u zelven! ö! mogten wij in ons gedrag ook zo recht„ maatig, zo rein, zo edel weezen!" — Dat voorbeeld valt u in 't oog; het lokt u aan; het dringt u en het fleept u, als het ware, zoetvoerig en ongemerkt (als uw hart wel 'geplaatst is) ter navolginge. Maar de man , dien gij bewondert, en met uwe hoogachting vereert , hoe verre ook zijne deugd reiken moge, heeft nochtans zijne zwakheden; hij is een mensch, vraagt het hem zelven, hij zal u belijden; „ Wij rtruikelen dagelijks in veelen"~ Hij zal u gebreken wijzen, waar en hoe hij beter had kunnen en moeten handelen, en beandwoorden aan zijne bertemming. — Deezen man ftelt gij u voor ter navolginge. — Ik wil het u toegecven, dat gij eenen merkelijken trap van volmaaktheid beklimt, indien gij het zo verre brengt als hij. Maar A 2 loopt  ; C 4 5 ?oopt gij geen gevaar om u zijne gebreken even zeer aan te wennen, als zijne deugden? Loopt gij geen gevaar, om, wanneer gij ftruikelt op het pad der godzaligheid, u zelven te verfchoonen of uw "gewesten gerust te ftek len met de gedachte: Ja! die man, die braave man, trad ook daar een weinig bezijden het rechte pad ! Zeker, dat gevaar is 'er ! '— Maar dat gevaar houdt ten eenemaale op, wanneer gij u voortitelt het voorbeeld aller voorbeelden, den Heere jitsus krIstus, die volmaakt heilig en deugdzaam was, op wiens karakter geen fmetjen kan worden aangewe1 zen , :en die in zijn gedrag zich verheven toonde boven alle zWakheid. — Dat voorbeeld te volgen is dan zo veilig als noodig, en, 'indien wij ons te recht naar zijnen naara noemen, dan zal ook dit onze lust en be-1 trachting zijn. Daar ik nu zie, dat bij de Maatfchappij Tot nut van 't Algemeen gevorderd en ingewagt wórdt: ,, eene duidelijke en leevendiv, ge befchrijving van jesus godsdienstig en „ zedelijk karakter, geduurende zijne ver3, keering onder de menfehen, met voordragt, *„ in hoe verre het zelve tot een voorbeeld; 3, ter navolginge van alle Kristenen kan en 9, moet verftrekken", wil ik ook eens eene proef neemen, in hoe verre ik voldoen kan aan het oogmerk deezer uitfehrijving, bedoelende' voor alle dingen het onderwijs en de (lichting mijner medekristenen. Waar toe God mijner! arbeid zegene! Wel aan, Leezers! gunt mij uwe aandacht! V. t , ,'. l..- •>•«*'• ••• ■■* en  C 5 ) én inden Gij een goed gebruik maakt vart ons eenvouwig gefchrift, dan is onze moeite dubbel, beloond. Eerst ■ willen wij u het; godsdienstig en .zcdenUjk gedrag van . jesus fchetfen , 't welk u het verhevenst denkbeeld van zijn overheerlijk karakter zal ver-, fchaffen. Dan moeten wij aantoonen, in hoe verre het zelve tot een, voorbeeld ter navolginge van, alle Kristenen kan en moet vertrekken. Waar na wij, eindelijk, u , ter navol ginge van jesus met ernst en liefde, zullen opwekken. Wij merken jesus aan , zo als Hij eens als mensch onder de menfchen heeft geleefd.^ ÏJn dit vooraf te herinneren, is noodzaaklijk,'' maar ook voldoende. Het geen nu van Hem door eenen der. Apostelen getuigd wordt, dat Hij was heilig, onnozel, onbefmet, af-, gefcheidèn van de zondaaren , is, zo zeker als iets zeker weezen kan. i Zijn geheele wandel zal ons dit bevestigen. . , Het godsdienstig gedrag van jesus trekt hier het eerst onze aandacht. Leerde Hij, dat het eerlte gebod der wet was „ God lief te hebben,boven alles"; wie was ooit vuuriger en beftendiger in die liefde'? — En waar in beftond die liefde? was het flechts in woorden? neenl 't was met de daad en in waarheid. Kan een kind niet gezegd worden zijnen. Vader te beminnen, te eeren, Hem achting; toe te draagen, wanneer het met's Vaders* bevelen niet veel opheeft; zich niet gaans' aahdezèlven onderwerpt? dat kan het niet: Ge; A' 3? , ho or-  ( 6 ) hoorzaarnheid , onbepaalde gehoorzaamheid en zuivere, tedere liefde zijn hier zo naauw met elkander vere'enigt, dat c'e eene zonder de andere niet beftaat. jesus voegt het daarom ook te famen, daar Hij van zich zelven getuigt, dat Hij den Vader lief had. en alzo» deed, gelijkerwijs hem de Vader had bevolen. ('Joh, XIV: 3*0 - En , in de daad, gewillig en volvaardig was Mij fteeds om den wil te doen van zijnen hemelfchen zender, wiens wet in "t binnenst van zijn ingewand was. Overal, waar Mem het gebod zijns Vaders heenen trok, liet Hij zich vinden; en Mij verzuimde niets van het geen Mem was opgelegd : mijne /pi/s is hei zeide Hiy^dat ik doe den wil des gecnen, die mij gezonden heeft, {Joh. IV: 34.) dien wil had Mij beftendig voor oogen, Hij zocht niet zijn eigen wil, maar den wil des baders die Hem gezonden had: (Joh.V: 30.) en fprak zo rondborftig : ik ben uit den Hemel nedergedaald, niet opdat ik mijnen wil zoude doen, maar den wil des gecnen die mij gezonden heeft. {Joh. VJ: 38.) Hoe veele bewijzen zijn hier van niet voorhanden?— Nog Hechts een kind van twaalf jaaren, toen Hij zich in den tempel onder de Leeraaren liet vinden , was zijn woord tot zijne bekommerde en angstvallige moeder : wist gij niet, dat ik moest zijn in de dingen ■mijns 1/aders? {Luk II: 49.) Reeds zo vroeg wierd deze zijne gehoorzaamheid, de gereedheid om zijnen pligt omtrent God te volbrengen, openlijk bekend. £n wat Hij te huis en onder de menlchen, eer Hij nog onde? zijne  C 7 ) iijne landgenooten ten voorfchijn trad, hief omtrent al gevoeld en gedaan hebbe, valt gemakkelijk te gisfen: maar wij willen het vak, door de Euangelisten hiér open gelaaten, niet liefst volgens ónze verbeelding invullen. — Dan naauwlijks gordde Hij zich aan, óm als Volks-Leeraar in het openbaar te onderwijzen, of Hij begon reeds alle gerechtigheid te vervullen, met zich door joènneS te laaten doopen (Mat. III: 15.) zeker: daar ook dit noodig was, Was het Hem niet onverfchillig. — Deeze zijne liefde tot God eü zijn bevel blinkt te fterker uit, als wij zien, hoe Hij ftandvastig en onbeweeglijk, m weerwil van alle belemmering, tegenkanting, gevaar en dreiging, hier aan getrouw vasthieldi ën zich, noch door het een, noch door het ander liet aftrekken en vervoeren. Dit, dat het des Vaders wil was, was Hem genoeg. En nu was Hem geene zwaarigheid te groot. Wonderlijke gehoorzaamheid! Hoewel Hij zelf teil naauwkeurigfte wist, wat Hem zoude overkomen, dat Hij met fmaadheid overlaaden, gevat, gegeefeld en gedood zoude worden; Hij onttrok zich echter niet. Hij volgde de roepftem zijns vaders. (Mat XVI: ai. XVII: ia. XXII: 20. XVIII: XXVI: ».) Zélfs daar Hem de verraader niet onbekend was ; wat zeg ik? daar Hij hem op het laatfte Paaschfeest openbaar maakte, daar trad Hij geené trede achter uk ; Hij ging zijnen weg , erf ontmoette zijne vijanden met die onverfchrokkenheid, welke ons den man kenfehetst, die alleen op God ziet. De benaauwdheden zijfcar ziele mogten hevig en fterk zijn in Gtth• V A 4 ■ **'  C 8 ) zcmani; de taal zijner lippen en van zijff "hart was nogthans: niet Vader*, gelijk tk ml, maar gelijk gij wilt (Mat. XXVI: 39, 4a.) Nu, de vader wilde, dat Hij lijden'en derven zoude, en nu had Hij ook geen' anderen wil: en Hij konde daarom met zijnen laatften leevensfnik uitroepen: het is volbragt: Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest. — Zo leefde en zo ftierf jesus . zonder ooit vergeeten of verzuimd te hebben, 't geen hem /bevolen was. Deeze zijne liefde openbaarde zich ook in zijn heilig vertrouwen op God. Dat vertrouwen onderfteunde Hem overal, waar anders iets te duchten en te vreezen was. Dat bleef Hem bij in de neteligfte omftandigheden. Ik ben niet alken, hooren wij Hem daarom fpreeken: maar ik en dó Vader, die mij gezonden heeft. (Joh, VIII: 16.) Die mij gezonden heeft is met mij: de Vader heeft mij niet, alleen gelaaten, want ik altijd doe, 't geen Hem behaaglijk is (vs. 29.) W as het uur aanftaande, waarin zijne Leerlingen zouden verftrooid worden , en Hem alleen laaten ; geen nood! Hij wist en zeide: ik ben nogthans niet alleen, want de Vader is met mij. (Joh. XVI : 3a) Om van min gewigtige proeven te zwijgen ; zo keert flechts uwe aandacht tot den laatften tijd zijns levens ! Schoon verraaden, fchoon geboeid, fchoon verlaaten van zijne vrienden, fchoon voor onbillijke Rechters gefleept, fchoon mishandeld, veroordeeld en naar den kruisberg geleid , fchoon aan een vervloekt' hout geklonken en gehangen tusfehen twee moordenaars , onder de uitjouwingen eener bks»  C 9 ) blinde of baldaadige menigte; — waar be-' zweek jesus in ziin vertrouwen? Waar leest Gij eenig ongeduld óp zijn .gelaat ? Waar breekt zijne tong los in gemor tegen 's Va* ders beftelling? 'Neen! gelijk de rechtvaardige ook'i in zijnen dood vertrouwt, zo deed het iesus , de rechtvaardige , de heilige ! Lijdzaam en gelaaten ftond Hij alles door. Hij bewandelde den weg , welken Hem de Vader wees. Geen anderen zoude Hij hebben kunnen en willen verkiezen. En ook wanneer het onweer op het hevigst loeide, dc dood dreigde ; zo wel als Hij zich verheugen mó'gt'in den God zijns heils, wist Hij, dat God zijn Vader was, en uitkomst geeven zoude. En wat beoogde Hij in al zijn handel en gedrag V Welk een doel ftelde Hij zich voor V Zocht Hij de toejuiching des Volks; den eerbied en de hoogachting der fchaare? Hij ? die tot de Jooden zeide: hoe hint Gij gelooven, die Gil eere van eikanderen neemt, en de eere, die van God alleen is niet zoekt. (Joh. V: 44.) O Neen: Hoort, hoe Hij zich zelven verklaart: Ik neem geene eere van menfcheti^ (vs. 41.) ik zoeke mijne eere niet. —Indien ik mij zelven eere. zo is mijne eere niets. KHo»fdJl. VlII: 50,5,\..)Ik eere mijnen Vader (vs- 49.)Dat zijn hemelfche Vader mogt verheerlijkt worden, dat was 't oogmerk van al zijn leeren en handelen. En hier in was Hij zo getrouw, dat Hij, zonder fchaamrood te worden, met alle vriimoedigheii voor God betuigen konde: ik heb U verheerlijkt op de aarde: ik heb voleindigd het werk, dat Gij mij gegeeyen hebt te A 5 daim.  C 10 ) doch. Joh. XVII: 4.) — Van hief ook dat Hij, met eenen heiligen ijver bezield, uit den tempel dreef alle koopers en verkoopers; de tafels der wisfelaaren omkeerde, en met ernst fprak : daar is gefchrèven : mijn huis zal een huis ■ des gcbeds genaamd worden, maar Gij hebt het tot eenen moordenaars hul gemaakte (Matth. XXI: ia, 13. Joh. II: 14O — Van hier , dat Hij met zo harde woorden de fchijnheiligheid der Farifeeuvven gispte bij verfcheidene gelegenheden. — Ja van hier, dat Hij onvermoeid bezig was in het beftraffen , veraiaanen, raadgeeven van menlchen, welken Hij winnen wilde voor de waarheid en voor den hemel.- Wat kunnen wij reeds van vooren van zulk eenen perfoon anders verwagten , dan dat Hij de verkeering met zijnen God, het hartelijk gebed tot zijnen Vader grootelijks hebbe bemind ? — Wie weet hoe veele ltille verzuchtingen door hem ten hemel zijn opgezonden met dat vertrouwen, dat Hij tot zijnen vader fprakHoe dikwerf zal Hij niet ''e eenzaamheid hebben gezocht, om zijn hart voor den Vader te ontlasten? Hoe vuurig en aanhoudend zullen zijne fmeekingert geweest zijn? 't Zijn geene gisfmgen, welken wij opperen: 't zijn waarheden waar vart ons het Evangelie verzekering doet. — Had Hij eenen melaatfchen gereinigd, kwamen daarop veèle febaaren toevloeien : Hij vertrok in de wocstijne en bad, in het ftille eenzaam, waar Hij ongeftoojd zich tot God mogt wenden. (Luk. V: 16.) — Daar een ander, wegens eenen onafgebroken arbeid over dag* aaa#  C ii ) naar de zoete rust zoude gehijgd hebben',daar ging Hij uit naar den berg om te bidden , en bleef den nacht over in het gebed tot God. (Luk VI ïi. Matth XIV: 23.) Het was Hem niet ongewoon, 's morgens vroeg, of als het nog diep in den nacht was, op te ftaan, eene woeste plaats te zoeken * en daar te bidden. (71 I: 35.) Somtijds maakte Hij'er zijne Leerlingen de getuigen van, van welk eene waarde Hij de eenzaamheid hield, om de knieën voor zijnen God te buigen: (Luk. IX: 18.) Ja bij zulk eene gelegenheid was het, dat hunne zucht en begeerte ontvonkt wierd , om van hunnen Meester bidden te leeren (Luk. XI: 1.) — Daar 'er geen 00genbhk was, in hetwelk Hij zijnen grooten Zender vergat, zo waren fteeds zijne gedachten vol van Hem, en zo deed Hij niets zonder opzien naar boven. Konde Hij zeggen: alle dingen zijn mij overgcgeeyen van den Vader-. Hij dankte den Vader, den Heer des hemels en der aarde, dat Hij den Kinderkens had geopenbaard, 't geen den wijzen en verftandigen was verborgen gebleven. (Matth. XI : 25.) •— Wilde Hij zijnen Vriend lazarus opwekken; Hij zuchtte in zijn binnnenste tïït God, met de oogen hemelwaarts geflaagen, en dat met zulk een moedig vertrouwen, dat Hij zich dus liet hooren: Vader! ik dank U, dat Gij mij gehoord hebt : doch ik wist, dat Gij mij altijd hoort. (Joh. XI: 41, 4a.) — En wat zullen wij meer zeggen van Hem, die het gewigtig werk zijner bedieninge niet ondernam, voor zich daar toe vooraf te bereiden in eene veertig-  - (0 i tigdaagfche afzondering in de woestijn, waai* Hij voor geene verzoekingen bezweek: maai2 San God vasthield, aan 's Vaders wil zich op nieuw overgaf! (Matth. IV.)— Wat zullen' wij meer1,, zeggen van Hem, die 's nachts voor zijnen Moedigen dood in Gcthzemanê ootmoedig op zijn aangezicht nedervie!, en vuuriglijk bad, met onderwerping aan 's Vaders welbehaagen; (Matth. XXVI: 39.) — Zeker !„ zo aanhoudend, zo vuurig, met,, zo veel vertrouwen en .onderwerping heeft nimmer een mensen meer gebeden! Offchoon hij eenen afkeer had van uitwendige vertooning 5 offchoon hij waarfchuwdé tegen geveinsden, welke gaarn in dö Synagogen en. op de hoeken van de ftraaten biddende wilden gezien zijn; offchoon hij beval,1; dat men in de binnenkamer zoude gaan, de" deur achter zich toe fluiten, en dan'den Vader bidden. (Matth. VI.) Zo verklaarde hij zich idaar door geeaszins een vijand van het; openbaar gebed. Alleen, het moest op zijr? tijd,het moest van harte gefchieden. — Toen hij met vijf brooden en twee visfehen eeri' aantal van vijfduizend mannen voorhad té. verzadigen," zo zag hij eerst opwaarts naar den hemel, en zegende die fpijs, —hij bad daar eenen zegen over. (Matth. XIV: 19.) En in een gelijk geval handelde hij niet anders." CHoofdfi. XV: 30.) — Bij de inftelling van het H. Avondmaal nam hij het brood en den drinkbeker, en fprak 'er eenen zegen over: en Hij verliet met zijne Jongeren de eetzaal niet" eerder, voor dat zij te famen,naar gewoonte, den' lofzang hadden gezongan,(Matth, XX VI: sö, 300 t—. Maaïr  C U ) — Maar hoe, en wat Hij ook meer in het openbaar bad; vrij van alle veinzerij, fprak zijn mond juist altijd zo, als zijn hart dacht, Zl en zijn hart dacht altijd zo, als het zijnen Vader welbehaaglijk was. — Eén bijzonder gebed is ons door den Evangelist joaNNES opgeteekend; (floofdjt. XVII.) een gebed, alleen door zijne Leerlingen gehoord; een gebed waar in wij den rechtvaardigen knecht des Heeren'hooren fpreeken. Geen Wonder, dat Hij dan -ook _een ifcipt waarneemer was van de godsdienftige ïnltellingen. De wet , door moses gegpeven, en gefchikt voor de toenmaalige huishouding, was kan zijnen Vader herkomftig: en zoude Hij Zich dan aan de gehoorzaamheid van de wet onttrekken? Neen! Ten agtften dage, als een Zoon van abraham, befneeden, vierde Hij ook met hef Joodfche Volk het Paaschfeest, en onderhield de geboden , welken hij , als Jood, niet veronachtzaamen mogt. — Het mlzwijgen, dat zijne befchuldigers hier omtrent hielden, toen men verlegen ftond om bewijzen voor zijne doodichuld te vinden, verkondigt ons dit luidkeels.— Naar zijne gewoonte ging hij op den dag des Sabbaths in de Synagoge. (Luk. IV: 16.) — Hij betaalde het gewoone geld, de didrachmen voor zich en voor vzTRVS.(Matih. XVII: 2,4.) — En had Hij me. laattenen geneezen, zo zond Hij hen tot den Priester, om zich aan denzelven, volgens de wet, te vertoonen. {Matth. VIII: 4. Luk. V: '14. XVIII: 14.) — Alleen: zijne godsdienftigheid beftond niet enkel in de uiterlijke - ö waar-  C H ) waarneeming d'er gebruiken: Hij leerde in tegendeel, en Hij bewees het door zijn gedrag, dat uitwendige godsdienstigheid, zonder den godsdienst des harte, niets was. Hier van daan ftijfde Hij ook geene vooroordeelen, maar ging dezelve tegen. — Plukten zijne Leerlingen koornairen op eenen Sabbath,daar zij door het rezaaidegingen ; jesus liet het toe en verdedigde hunne daad. (.Matth. XII: i.) — Genas Hij iemand op den Sabbath, gelijk daar van verfcheidene Haaien in de gefchiedenis van zijn leven te vinden zijn, Hij deed het,or.deranderep, ook om zich tegen 't wanbegrip der Jooden te verzetten, wier rust luie ledigheid was. — Had men dé gewoonte, om, volgens de inzetting der ouden, voor dat men aan tafel ging,de handen te wasfchen , Hij liet zijne Leerlingen dezelve vrijelijk overtrecden {.Matth. XV ; a. en leerde, dat alieen de booze dingen, welken van binnen voorkomen, den mensch verontreinigen. (Mark. VII: 19-23) — Wilden de Jooden geene gemeenfehap hebben met de gehaatte Samaritaanen; jiïsus wilde wel van eene vrouw uit dat volk bediend worden, met haar fpreeken, en in haare ftad leeren. {Joh. IV: 9.) — Dacht men, dat de blindgebooren man of zijne ouders eene bijzondere misdaad moesten begaan hebben; Hij verzekerd hen van het tegendeel. (Joh. IX: 3.) ■ Ja, indien ik in dit ftuk wilde uitweiden , ik zoude een goed gedeelte der Evangeliën moeten aflchrijven , maar ik zoude ook eigenlijk hier minder aan mijn plan werker. Mij  ( -5 ) Mij dunkt ik heb van jesus godsdienstig gedrag genoeg gezegd , om tot zijn zedelijk over te gaan. Daar Hij zijne beffemming altijd voor oogen had, zo hechtte hii zijn hart niet aan hst zienlijke en zinlijke, i'ij wederftond de verzoeking, bü dewelke hem alledekoninsrijken der wereld wierden beloofd. CMatth. IV: 9)'— Meermaalen wilde hem het Volk voor Koning uitroepen , maar hij ontweek, — Hij was te vreeden met een gering deel, en ftond naar ge nen hooger ftand , dan in welken hij geplaatst, èn welke voor hem de gefchiktfte was. — Schoon armoedig , fchoon leevende van de liefdegaaven van anderen, was hij vergenoegd, en benijdde hen niet,welken in heerlijke kleding en wellust waren in de kqninglijke hoven.— 't Geen hij eens tot martha zeide.-Gz'/' bekommert u over vee.'e dingen: maar een ding 'is noodig (Luk. X: 41, 43.) dat zeide hij uit een vol hart, daar naar gedroeg hij zich zeiyen. Van hier , dat hij van alle onmaatigheid zo vrij was, als ooit iemand weezen konde. — Zaagt gij zi n gewaad; 't zelve was eenvouwig zonder flordigheid. Het gering overfchot zijner klederen , waar over nog'eindelijk het lot wierd geworpen, getuigt 'er van, hoe hij zich kleedde naar de gewoonte van dien tijd, en zijn rok droeg om het ligchaam te dekken, niet om te praaien. — Zaagt gij hem aan tafel van vrienden, of van fch ja* heilige wairneemers van zijn gedrag; hij was óveral dezelfde, maatig ia fpijs en drank. ■Men mogt hem verwijten, dat hij een vraat en  C H5 ) ,en wijnzuiper was; zul'< een verwijt ontftond flechts, om zijnen meer gemeenzaatntn omgang met tollenaars en zonJaars: (want hij was gaarn daar hij wat goeds konde ftichten) datontftond,om dat hij niet op het voorbeeld van joa'NNEs denDooper,het gebruik van den Wijn geheel achter liet. Maar waar was het, dat Hij de paaien ^der foberheid te buiten ging? Neen! veel eer ftelde Hij zich bloot aan koude, aan honger en dorst, om maar zijnen pligt te vervullen. Zelfsverlochening: wie beeft ze beter beoefend dan jesus? Zelfsverlochening, waar door Hij volgaarne afftand deed van het geen aangenaam en begeerlijk was , om maar zijn hoofddoel te bereiken. Zij maakte Hem in tegenheid geduldig. Zij deed Hem het grootst onheil, het grievendst 'verdriet, de hevigfte fmart, het treffendst lijden, de fnoodfte mishandeling, de wreedfte foltering, den ichandelijkiten dood, met lijdzaamheid ondergaan. Met dat alles was hij niets minder dan gevoelloos en onverfchillig omtrent zijne eer en goeden naam. — Hoewel hij zweeg dan, wanneer Hij voorzag door zijne verdediging niets te zullen vorderen, of wel d® zaak te verergeren ; zo bood zich niet de eerste gelegenheid aan, dat hij zich konde doen hooien en gelden, of zijne wijsheid fprak. Eén voorbeeld uit veelen. Toen de ï'arileeuwen van hem zeiden: deeze werpt de duivelen uit door Bcëlzcbul, den overften der Duvelen: (Matth. XII: 24.) toen handhaafde hij mannelijk zijne eer : terwijl hij voor hst  C -7 ) liet overige , meer door daaden dan door woorden gewoon was dezelve te verdedigen» — Hoe gepast was anders zijne taal tegeri de fchaare, welke hem greep: Gij zift uitgegaan, als tégen eenen moordenaar, met zwaarden en /lokken, om mij te vangen: dagelijks zat ik bij u, kerende ia den Tempel, en gij hebt mij niet gegrepen: (Matth. XXVI: 55.) tegen den Hoogepriester: ik heb vrij üitgejproken tot dc waereld: ik heb allen tijd geleerd in de fijnagó' ge en in den tempel,-daar de Jooden van alle plaatfen famen komen: en in het verborgen heb ik niets gefproken. Wat ondervraagt gij mij? ondervraag de geerien, die 't gehoord hebben, wat ik tot hen gefproken hebbe: ziet, deeze weeten wat ik gezegd hebbe: (Joh. XVIII: 20, 21.) en tegen pilatus: Gij zoudt geen magt tegen mij hebben, indien 't u niet van boven gegeeven ware: (Hoofd/l. XIX: n.) Dan, wij zullen nog nader van het volmaakt, zedelijk, karakter van jesus overtuigd worden, indien wij Hem befchouwen in zijne handelwijze onder en omtrend de menfchen. Zo naauwkeurig als Hij het eerst en groot gebod der wet vervulde, zo naauwkeurig voldeed Hij ook aan het tweede — liefde tot den naasten; Welaan! laat óns in onderfcheidene betrekkingen hem gadefiaan, en in zijne geheele wijze van doen ontdekken. Zijn wij het naaste achting en liefde fchuldig aan onze ouderen; Jesus gevoelde die aïs kind, en als man. Een enkele trek ftaat öfts wel van dezelve in de EvangeliefchrifB 1 teff  C iS ) ten aangeteekend, maar ook die trek bewijs? voor orjs genoeg. Waarlijk1! met een foort van eerbied lees ik van het kind jesus:' Hij was zijne moeder onderdanig- (Luk. 11: 51.) en fchildere mij daarbij in mijne verbeelding af, die gewillige betrachting van grootere en kleinere pligten, over dewelke Maria reden had zich te verblijden. — In zijne jongfte oogenblikken, toen Hij anders ge ;ioeg had aan zijne eigen fmarten, zag Hij up zijne moeder, en beval ze zijnen geliefden leerling joïnnes aan, om voortaan voor haar te zorgen. (Joh. XIX: 27.) Zijn hart klopte voor de vriendfchap. Hij koos zich bijzondere leerlingen, welke Hij zijne vrienden noemde. (Joh. XV: 15.) en aan welken Hij bekend maakte, het geen Hij van zijnen Vader gehoord had. Met deezen hield Hij een' gemeenzaamen omgang, onderrichtte hen, gaf hun welmeenenden raad, en verklaarde zich aan hen in het verborgen nopens zijne meening. Hen maakte Hij getuigen van zijne heerlijkheid en van zijne fmart (Matth. XVII: 1. XXVI: 38.) joünnf.s vooral was zijn lieveling. — Maar niet alleen waren deeze hem zo dierbaar; ook anderen deelden in dat geluk. Om niet te fbreeken van eenige Gatileefche vrouwen, welke Hem gevolgd waren , en Hem van haare gaaven dienden; zo herinnert u flechts wat het huisgezin van martija, maria en lazarus voor Hem was ! zo herinnert u maarzone traanen over 't affterven van den laatften, en het gezegde der Jooden, welken hier ep elkander opmerkzaam maakten: ziet, hos lièf  C 19 ) Uff Hij hem had! (Joh. XI.) Zo veel Hijme^ £ijne vrienden ophad, zo veel konde Hij hen ook met geduld draagen in hunne ver-, keerdheden, en dezelven met eene liefderijke hand verbeeteren;zo veel wilde Hij ook voor, hun zorgen, Sfijn meest genoegen voor hen opofferen, en — het geen in één woord alles zegt — zelfs zijn eigen leven. Nu dan: niemand heeft meerder liefde dan deeze, dat iemand zijn leven zette voor zijne vrienden. (Joh. XV.: 13.) Van hier zijn bevel tot zijne vangers.: Indien gij mij zoekt, laat deezen heen gaan. (Joh. XVIII: 8.; Van hierdat zij ook na zijne opftanding het eerst wierden opgezocht en verfferkt, Zijne liefde en genegenheid bepaalde zich zich niet tot eenige bijzondere perfoonen. Elk, in wien Hij iets goeds ontdekte, was. Hem lief en aangenaam. Wanneer de rijke jongeling na jesus aanwijzing zeide: Meester alle deeze dingen heb ik onderhouden van mijne jonkheid af: toen zag hem jesus aan, en. Beminde hem. (Mark. X: ai.) Geen kunne of ouderdom kwam hier in bij hem in aanmerking. Men mogt eens tot Hem zeggen: uwe moeder en uwe broeders ftaan buiten, zoeken u te fpreeken: zijn andwoord was: mijne moeder, en mijne broeders zijn deeze,' clie Gods woord hoorèn en hetzelve doen. (Luk. VIII: 21.) Neen, maar zijne liefde was eene algemeehev zij ftrekte zich zelfs uit tot vijanden! Hij vergold geen kwaad voor kwaad, nochf fchelden voor fchelden. Hij betrachtte zijne, éigen les: zegent ze die u vloeken, bidt voor, B i m  de geinen die u geweld aandoen en vervolgen. — Laat jakobus en joünnes het vuur van den hemel begeeren, om een onherbergzaam Samaritaansch vlek re verdelgen; maar zo verkoos jesus het niet: I Iij beftrafte ernftig zijne leerlingen, en voerde hen toe: Gij weet niet van hocdaanigen geest gij zijt. Luk. IX: 55.) MALCiius was niet zodra door petrus gewond, of hij was door jesus weder genezen. — Overal toonde hij zijnen teg nftrecveren_ genegen te zijn; en aan het kruis zond Hij Jeeze aanmerkenswaarde bede ten hemel: Vader vergeef het hen, want zij weeten niet wat zij doen: (Luk. XXIIl: 34.) Hoe grootJ Hoe fchoon! Hij bad voor zijne vijanden. Hij bad voor hen, toen Hij aan 't kruis hing, en hunne woede tegen Hem ten toppunt was gerezen, flij bad voor hen, en gebruikte nog eene reden ter verzachting van hunne misdaad. Ja, Hij bad voor hen, fchoon Hij het in zijne magt had, zich aan zijne vijanden te wreeken. Hoe groot, denkt gij, moet dan wel zijn medelijden geweest zijn? wilt gij anders daarvan nog andere ftaalen? zij ontbreek**!"' ons niet. De Jooden miskenden Hem, weigerden hardnekkiglijk in Hem te gelooven, ten zij ze een bijzonder teeken zagen: maar bij zijne rechtmaatige vraag: wat begeert dit gcflaeht een teeken? zuchtte Hij zwaarlijk in zijnen geest: zo fterk deed Hem dat ongeloof aan. (Mark. VIII. ia.) . kwam het in zijne gedachte op, dat een der twaalven Hem verraaden zoude; Hij wierd ontroerd  C SI ) roerd.in den geest. (Joh. XIII: 23.) Wierd Hij gevoerd naar Golgotha, gevolgd, onder anderen, van een' hoop weenende vrouwen; Hij vergat voor een oogenblik zijn eigen lijden , en fprak haar aan: Gij dochters van Jerufalem! weent niet over mij, maar weent over uw zelven en over uwe kinderen, enz. (Luk. XXIII: 28.) Trouwens het ongelukkig lot, waarmede Jerufalem gedreigd wierd , trof Hem dermaate, dat Hij op die gedachte traanen ftortte, (Luk. XtX: 41.) traanen ftortte op een' tijd, toen Hij onder het gejuich en handgeklap der menigte de fta'd naderde. Dat medelijden maakte Hem fleeds werkzaam, om het voorgezien ongeval tekeeren, en middelen te beraamen om hetzelve te herdenken. Hij was in den volften en ruimden zin een Ontfermer. — Veele fchaaren volgden Hein, of uit nieuwsgierigheid, of om van ziekten geneezen te worden:.Hij zag ze over, en wierd innerlijk met ontferming over haar bewogen, om dat ze vermoeid en verftrooid waren, gelijk fchaapen, die geenen herder hebben. (Matth. IX: 36.") Toen een aantal van vierduizend mannen (Vrouwen en kinderen niet eens gereekend) drie dagen bij Hem was gebleven , zonder iets te eeten te hebben, wierd zijne innerlijke ontferming insgelijks gaande. (Matth. XV: 32.) Wanneer twee Blinden zonder ophouden Hem fmeekten, bij Jericho, om de herftelling yan hun gezicht, leezen wij ook van zijne innerlijke barmhartigheid. (Matth XX: 34.) De moeder van den jongeling te Nam, die B 3 haa-  t ÏJ ) Jiaaren zoon grafwaarts draagen liet, had hetzelfde geluk, dat jesus die aandoening over haaren ongelukkigen Maat gevoelde: (Luk, VII: 13.) — jesus traanen óver Jerufalem gingen vergezeld met die verzuchting: Och! of gij nog bekendet in dceien uwen dag •wat tot uwen vrede dient! (Luk. XIX: 42.) terwijl Hij met veelen klaagen mogt: hoe mgmaal heb ik uwe kinderen willen bijéénvergaderen, gelijkcrwijs eene hen haare kiekens onder de vleugels bijeénvergadert! (Matth. XXIII: 37.) En begeerde iemand ontferming; was iemands bede : davids Zoon! ontferm U over mij. Hcere gedenk mijner, als gij in uw koningrijk zult gekomen zijn ! Hij was aanftonds tot ontferming gereed. Zijne hulpvaardigheid kan dat getuigen. Geen melaatfche ging ongereinigd van liem. De knecht van eenen Hoofdman wierd van voor de poorten des doods door Hem te rug geroepen; petrus moeder van de koorts verlost; (Matth. VIII.) Bezetenen wierden door Hem gered; blinden ziende gemaakt; kreupelen, waterzuchtigen, maanzieken, enz. herfteld. Eene hongerende menigte ging verzadigd van Hem. Dooden ontvingen door riem het leven weder. Nooit wieid Hij te vergeefsch gevraagd. Hij was fteeds gereed tot hulp, eer men 'er hem zelfs om aan-' zocht. En dan,'wanneer Hij weldaaden bewees, zo had hij de eer zijns Vaders en het nut des menfehen in het oog. ö i Hoe veeIe fchreiènde oogen heeft Hij niet gedroogd! hoe veele kloppende harten niet gehuld! zijtic weldaaden waren waarachtige zegeningen; 1 ' zij  C =3 3 zij bragten geen rijkdom of eer aan, maar welftand naar ligchaam of ziel. Wij moeten nog iets aanmerken omtrent züne weêrgalooze vriendelijkheid, welke Hem ook dan niet verliet, wanneer Hij ernftig beftrafte. Denkt aan zijn gezegdé tot nik odemus : Zijt gijseri\Leeraar in Israël, en weet gif deeze dingen niet? (Joh. III: io/) tot lazarus zuster :• martha , martha ! gij bekommert u over veele dingen; (Luk. X: 41.) tot zijne leerlingen bij 't onweder op zee: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingeloovigen"1. (Matth. VIII: a6.) tot petrus,toen hij op 't water begon te zinken: Gij kleingehovige! waarom hebt gij gewankeld? (Hoofdft. XIV: 31.) tot zijne jongeren, wanneer zij naar brood wierden gevraagd: wat overlegt gij bij u zelven, gij kleingeloovigen! dat gij geene brooden tnedegenomen hebt? (Hoofdft. XVI: 8.) tot jóünnes en jakobus: gij weet niet wat gij begeert; (Hoofdfi. XX: 22.) wederom tot zijne Apostelen, welken de daad dier gedienttige vrouw berispen wilden: waarom doet gij deeze vrouw moeite aan? (Hoofdfi. XXVI: 10. ^ ja tot judas zelven, toen hij zijn verraaderlijk voorneemen werkelijk uitvoerde Vriend! waartoe zijt gij hier/ (Hoofdft. XXVI. 50.) Om nu met te zeggen, hoe Hij petrus tegenging, als deeze, in den hof , *des Hoogepriesters knecht gewond had, en met welk een oog Hij hem aanzag op die binnenplaats, waar de leerling zijnen Meester driemaal verlochende. - - — Zoude Hij ondertusfchen dat nut doen, het welk Hij kende en wilde; Hij moest dan B 4 ook  C 34 ) pok veel onder de menfelien verkeeren. En waarlijk! dat deed Hij. Hij was gezellig, en het zich gaarne vinden, waar menfchen waren^.e? w-ar„Hii gelegenheid had iets goeds te ftichten. Behalven zijne gewoone verkeering en wandeling onder dè menfchen, onttrok Hi zich niet aan maaltijden, waar Hem eene vriendelijke noodiging lokte. JJe huizen van aanzienlijke Farifeeuwen hadden bij Hem geen voorkeuze boven die van Tollenaaren eh Zondaaren. (Luk. VII: 36. XI: 38.) — Op eene bruiloft te Kana wilde Hij wel in het gebrek van wijn voorzien. (Joh. II.) En wanneer men eens aanmerkingen maakte tegen 't gedrag zijner Leerlingen aan tafel, was zijne eenvouwige,maar tevens veel betekenende, vraag : kunt gij de bruilofstskindercn doen ' vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? (tuk. V: 34-) — Die handelwijze van jesus wierd' wel aangezien met fcheele oogen van zijne vijanden, welken Hem verweten, dat Hij zondaars ontving en met hen at. (Luk. XVs.) Maar wie, welke de tafelredenen van jesus, bij zulke gelegenheden gehouden, leest, erkent niet in dezelve het heilzaam oogmerk pm nuttig te zijn, zonder zich aan lastertaal te ïtooren?' ' Langs deezen weg konde Hij zich bij alle leergraagen aangenaam maaken: want Hij was/ nederig , en maakte geen ohderfeheid van pcrfoonen. Nederig was Hij, en voor elk te fpreeken. Hij, die deeze deugd beval. (Matth. XVIII: 3.) Omhelsde kinderkens. (Hoofdft. XIX • 4.) — Toen eene 7ekere vrouw in zijnen lof wilde uitweiden» en  C 25 ) en zijne moeder zalig fprak, die zulk een' zoon had ter waereld gebragt; toen wendde Hij aanftonds de aandacht tot noodiger befchouwing: Zalig zijn de geenen% die Gods woord hooren en het zelve bewaaren. (Luk, XI: 28.) — Dat Hij de voeten zijner Leerlingen wiesch, (Joh. XIII: 4.) behoef ik nog maar alleen te herinneren, om jesus te doen erkennen, als den zachtraoedigen en nederigen van harte. Was Hij uit hoofde van dit Karakter juist gefchikt voor den omgang met armen en geringen; Hij fchroomde ook geen grooten en rijken. Daar het de waarheid gold , hield Hij niets achter. Zijne berg rede (Matth. V: VI: VII:) en andere onderwijzingen overtuigen ons, dat Hij niemand vreesde -eri den perfoon niet aanzag. De gelijkenisfen van den Zaadzaaiër (Matth. XIII.) van den Schaapherder, (Joh. X.) en anderen, verzekeren ons dit. Ja die vrijmoedigheid liep elk zo in het oog, dat fommigen uit Jerufalem eens zeiden: is deeze het niet, dien zij zoeken te dooden; en ziel, hij /preekt vrijmoedig/ijk, én zij zeggen hem niets. '.Joh. VII: 16.) — Voor zijnen Rechter bezweek Hij niet, maar gaf openhartig der waarheid getuigenis, en ontzag niets of Hij voor eenen kajafas of voor eenen pilatus ftond. Met alle deeze onbefchroomdheid was Hij 'er echter verre af van ligtvaardig te zijn. Niets minder'dan dat! -r Gehoord hebbende, dat joannes de Dooper gevangen was, keerde Hij naar Galile'én. (Matth. IV: 12.) Toen Hij gijnen dood vernam, vertrok B 5 Hij  C ^6 ) Hij uit die ftreek te fcheep naar eene woeste plaats. (Hoofdft. XIV: 13.;.-* Te Nazareth, waar Hij gevaar liep, ging Hij door. (Luk. IV: 30.) Toen de Farjfeeuwen raad tegen Hem namen, om Hem te dooden, vertrok Hij. (Matth, XII: 25. Joh. VIII: 59.) — Wanneer zij hem grijpen wilden, ontging Hij hunne hand over de J07daan (Joh. X: 59.) — Hij wandelde niet meer vrijelijk onder de Jooden, maar ging naar het land bij de woestijn, naar de ftad Efraïm, en verkeerde daar met zijne Leerlingen. (Joh. XI: 54.) Eindelijk, om het goede/te bevorderen, was Hij altijd bezig: in het géén tot dit doeleinde Hem niet konde brengen, daar liet Hij zich niet in. Hij wilde zich niet moeien met iets , dat Hem niet aanging , en wilde daarom geen rechter of fcheidsman zijn tusfehen twee broeders, welke over eene erfenis twisteden. (JLuJi. XII: 13, 14.) Hij wilde geen vonnis vellen tegen de overfpelige vrouw, maar wendde het ftuk juist wederom tot zijn hoofddoel, algemeen onderricht. — Hij hield zich op met zijn werk; daar was Hij onverftioeid in bezig, daar had Hij zijne rust voor over ; daar het Hij het eeteh voor ftaan. (Joh, IV: 31, 3a, 34.) — Hij vertoefde daarom niet op ééne plaats : Hij ging het land dóór goeddoende. ~ Wilde men Hem langer doen vertoeven dan Hem d t fchikte.: Zijn woord was : ik moet ook andere ft eden het Lvangelie van Gods Koningrijk verkondigen , want daartoe ben ik uitgezonden. (Luk. IV: 43.) —'t Was Hem eene uicneeinende blijdfehnp, de vordering en den goe-  ( 27 ) goeden uitflag van zijn werk te verneeraen. fz,«É.X:aiO Hij ging, onderras fchen, in zijn onderwijs met die voorzichtigheid te werk, 'dat Hij niets overtallig en niets te vroeg leerde. (Joh. XVI: 12. > - O! die wijsheid, inet welke Hij werkte, evenaarde zijnen ernst en onvermoeiden ijver. ~ En nuttig te zijn was zijne' bedoeling in zijn teven en m zijnen dood. Wat moet elk onpartijdige nu van jesus denken? Hoe moet Hij oordeelen over zi n gedrag? - Ik zal deeze vraag laaten beandwoorden niet door eenen of anderen vermaarden Godgeleerden, maar door eenen Ongeloovigen, welke de goddelijke openbaaring verwerpt, en daarom te minder te eenzijdig is om te beflisfen. Ziet hier zijne woorden: (*) „ Welk eene zachtheid, welk eene verrukkende aanminneli';kheid in zijne ' leerlingen ? Welke eene verhevenheid in Z zijne grondftellingen ! Welk eene diepe1 „ wijsheid in zijne reden! Welk eene tegen, woordigh'eid van geest; welk eene gepastheid welk eene naauwkeurigheid in zijne \ nndwoorden! Welk eene heèrfcbappij over znne hartstogten ! Waar is die mensch; " waar is die wijze, die zonder zwakheid, " zonder ijdelheid handelen, leeven en fter' ven kan i - Maar , waar, had jesus bij f, de zijnen zulk eene verhevene en zuivere ,' zedeleer geleerd, die Hij alleen door zijne leer en voorbeeld betoond, heeft V Uit den " „ fchoot (*) kousef.au, Emite: bladz. 125 en volgende.  C 28 ) " fclluot 2er "j^önigfte dweeperij liet zich " dQ-\°°ff Wi,sheid hooren- e" de eenvou„ wigheid der heldhaftigfte deugden vereerde „ het nederigfte onder alle volkeren methai „ re tegenwoordigheid. De dood van so„ crates , die gerust met zijne vrienden „redekavelde, is de zachtfte dood, die meS „ verlangen kan; de dood van jesus, die; „ onder de grootfte kwaal, befchimpt , befpot, vervloekt, en voor een gansch volk „ overleed , is het fchrikliikfte , wat men „ vreezen kan. socrates nam den vergift. „ beker, en zegende den geenen, die hem „ denzelven met traanen overgaf. TEsus „ itt t midden onder de verichrikkeHklte „ pijnigingen bad voor zijne wreede mourd„ beulen. Voorzeker, indien het leven en „ de dood van socrates het leven en de „ dood is van eenen Wijzen; zo is het le „ yen en de dood van jesus het leven en *i de dood van eenen God?' Zo dacht en fchreef er zelfs een ongeloovige van, en hij heeft misichien nooit meer de waarheid ce, zegd, dan m deeze regelen. - jesus was, in de: daad, he.lig . onnozel, onbefmet, af«eicheiden van de zondaaren. ö Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf zo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft. Dit is een eisch van liet Evangelie. O Joh. li: 6.) Het zal 'er nu op aan kon: en, dat wij bepaalen: m hoe verre het godsdienftig en zedelijk  C 20 ) tijk karakter van jesus , geduureneïe zijne vet' keering onder de menfchen, tot een voorbeeld ter navolginge van alle Christenen kan en moet vertrekkend - En di is dan ons tweede ftuk. Moeten wij — dit is al aanftonds eene • zeer natuurlijke vraag moeten wij in alle deelen en zonder eenige bepaaling ons zo gedraagen, als jesus zich gedraagen heeftv behooren wij even hetzelfde, en dat op gelijke wijze te doen, als Hij gedaan heeft? Deeze vraag zullen wij trachten te beandwoorden met die duidelijkheid, als ons meest mogelijk is, jesus was wel een mensch, maar Hij was een buitengemeen mensch: Hij was de Gezant des Hemelfchen Vaders; Hij was de Zoon van God. Hij ftond in eene gansch andere betrekking dan wij ftaan. Geen mensch was ooit beftemd en gefchikt tot dat werk, waartoe Hij het was. Daar dit zo is, moet het niemand verwonren, als wij zeggen, dat wij Hem in veelerlei opzichten niet kunnen, in veelerlei zelf niet mogen navolgen. Neen! in veelerlei opzichten kunnen wij ons niet naar zijn gedrag fchikken. Hij was van boven uit den i emel, Hij was van den Vader gezonden. Hij had den geest zonder maat ontvangen, en was daardoor in ftaat gefield, om dingen te doen, voor welke onze eindige en bepaalde menfchelijke vermogens niet bereekend zijn. — Hij wist (bij voorbeeld; het geen in het toekomende gebeuren zoude, —> Hij doorgrondde het hart der men-  C 30 ) j teenfchen.i en Hem was het niet onbekend Wat in het'binnenfte omging. Nu: omdat Hij zulk eene kennis bezat, daarom konde Mij met eenen nathanaêl , met de Farifeeuwen, met zijne Leerlingen, met petrus, met judas en met anderen, zo lpreekenen handelen, als wij zien, dat Hij gedaan heeft. Zijne handelwijze fteunde op die kennis: en daar het ons,bij de grootfte verlichting, nogthans,aan zulk eene kennis ontbreekt; zo is het buiten ons bereik Hem hier in te volgen. — Verfcheidene daaden van den Heere jesus waren geheel ongemeen, en de gewrochten van die bovennatuurlijke kracht, welke Mij bezat. Van dien aart waren zijne wonderwerken. Maar wie onder ons menfchen is in ftaat Hem een derzelveh na té doen'V Als Hij fprak, dan móesten de winden ziviigen, eh de ftormen bedaaren. Op zijn bevel kregen blinden het gezicht, dooven het gehoor, melaatfcheo de reinheid, kranken de gezondheid, ja dooclen het leven weder. Op het water te wandelen; duizenden met een weinigjen lpijs te verzadigen, enz. waren verrichtingen die ganse!li ongemeen waren, en Hem hier in te willen volgen, zoude de grootfte dwaasheid en ongerijmdheid zijn, — Wij erkennen Hem als den Middelaar tusfchen God en de menfchen, welke aangefteld en gevolmagtigd Was, om het heil van zondaaren uittewerken en aan hen te bezorgen: Wij worden in het Evangelie geroepen, om in Hem, als zodanig, te gelooven. Maar als zoJanig , en bepaaldelijk in die betrekking, is Hij niet, kan Hij niet voor ons zijn, eetf  C Si 3 fcen voorbeeld van navolging: dat geene te" doen en uittevoeren, wat Hij als Middelaar heeft gedaan en uitgevoerd, is van ons niet te vorderen, kan van ons niet gevordëfd worden. Ge/ooven is hier ons eenige pligt. Daarenboven zijn er in jesus leven om* Handigheden, waarin wij Hem niet mogen vol * gen. Ik moet hier herhaalen het geen noodzaaklek in het oog behoort gelrouden te worden, dat wij Hem eerbiedigen als Gods Gezant, den waaren Mesfias, Gods Zoon. In "deeze betrekking nu deed Hij veele dingen, welken ons nietbetaamen zouden.— Hij, gezonden al.s Profeet, was bekleed met een hernelsch gezag, om den luister van den waaren godsdienst te herftellen, denzelven van alle misbruiken te zuiveren, en te leeren hoe God in geest en waarheid moest vereerd worden. Hier van daan, door eer.e bijzondere drifc des H. Geestes aangevuurd, fprak en deed Hij verfcheidene dingen,die ons niet zouden voegen zonder overtreeding der Christelijke roeping. Dreef hij de koopers en verkoopers uit den tempel, keerde Hij de tafels der wbfelaaren om; merkte Hij aan, dat de Jooden dat huis des gebeds tot een moordenaars kuil gemaakt hadden ;zulk eenen ijver; immers , zoude ons niet pasfen, ons die met geen openbaar gezach des Hemels zijn bekleed, geenen lastbrief vertoonen kunnen, waaruit blijke, dat ons zulk eene handeling is opgedraagen. Hoort gij jesus bij andere gelegenheden hevig uitvaaren tegen het  C ^ 3 hfet zondig Joodendom, de fchijnheilige Fsrifeeuwen en trotfche Schriftgeleerden; zelfs' wel, wanneer eens eenFarifeër de beleefdheid had om Hem ter tafel te noodigen yLuk. XI: 37.) Hij deed dit als de kenner der harten, als de Gezant van God, in den geest der Profeeten, wien het vrijftond, wien het paste, een hard woord op zijnen tijd te ipreeken. Maar mogen wij dit ook doen? Hebben wij dan ook den geest der onfeilbaarheid ? Zijn wij hier toe gezonden, gelijk Hij? Gij begrijpt met mij van een. Wel, dan zouden wij waarlijk misdoen, indien wij in deeze bijzonderheid jesus wilden volgen, of ons met zijn voorbeeld verfchoonen, wanneer wij eenigzins onze driften tegen onzen naasten den teugel hadden gevierd. De gewoone regelen des Christendoms zijn voor ons; van deeze mogen wij niet afwijken, en deeze vorderen van ons, dat wij, daar het noodig is zondaars te beftraffen, zulks altijd doen met den geest der zachtmoedigheid. Daarenboven: jesus, naar het vleesch een zoon van abraham , onderwierp zich aan de wet , welke toen nog in volle kracht was. Hij leefde volgens de inzettingen van moses, en liet daaromtrent niets achter. Sabbathen en feesten wierden door Mem onderhouden. In een 'woord: Hij gedroeg zich als een geboren Jood onberispelijk. — Maar, zonder dat ik het herinnerde , wordt dit gemaklijk van iedereen gezien en toegeftemd, dat Mij, ten minften in dit geval, voor ons geen voorbeeld is; dat wij Hem hier in niet mogen na*-  C 33 ) Mvolgen, nadat het handfchrift der wet, beftaande in inzettingen, is uitgevvischt, en de leer des Evangeliums ons eenen meêr redelijken en geestelijken Godsdienst voorschrijft. Dit is het nog niet alles. 'Er valt nog iets optetnerken, te weeten dit: dat jesus ook verfcheidene dingen deed, welke, fchoon niet volftrekt ongeoorloofd, door ons nogthans niet wel kunnen en moeten worden nagedaan. Omftandigheden veranderen de zaak, is een gewoon zeggen, dat wij hier te pas mogen brengen. Door een voorbeeld zal onze meening beter verftaan worden. — De Zaligmaaker, nadat Hij gedoopt was, en het werk zijner openbaare bediening begon, verliet Hij Nazareth, zijne woonplaats in zijn beroep; Hij gaf zich nu geheel over aan het onderwijs van den waaren Godsdienst; Hij ging het land door, en leefde van de liefdaadigheid van anderen. En het was ook aan zijne Apostelen, dat Hij beval, om alles te verlaaten,en Hem hier in te volgen. Maar kan dit nu te pas komen, daar andere pligten ons verbinden aan ons huisgezin, en aan een geheel ander werk ? Wie durft dat in zijne gedachten neemen ? Wij moeten daarom voorzichtig zijn in ons oordeel, als wij over de daaden nadenken, in dewelken wij kristus als een voorbeeld hebben te volgen, altijd imianmerking neemende, in welke omftandigheden Hij gefteld was, wek ambt hij bediende, en welk openbaar charakter Hij bekleedde. Zeker, zijn post als Leeraar vorderde al zijn' tijd en krachten : daarom ontdeed Hij zich van het geen Hem hier in konde hinderen: C Hij  C 34 ) Hij verkoos zulk een leven, om dat het juist het gefchiktfte was ter bereiking van het oogmerk zijner zending. Indien wij dan niet zulk eene roeping hebben, dan zoude het immers dwaas zijn, jesus te willen volgen in zulk eene handelwijze, waarbij wij noodzaakelijk verfcheiden gewigtige pligten, welke ons zijn opgelegd, zouden moeten verzuimen. — Vermits jesus enkel bezig was in dat zijn werk, zo moeide Hij zich met eenig ander niet, bij voorbeeld, niet met burgerlijke gefchillen. Maar als nu iemand in den burgerftaat een richterlijk ambt bedient; wat dan? zal hij zich dan ook niet met burgerlijke gefchillen moeien? Dat iemand 'er zich buiten houde,is zeer prijfelijk: maar is het iemands werk 'er zich mede te moeien, dan ook is het zijn pligt. De vraag is dus na dit alles: indien wij in verfcheidene opzichten, gelijk gij mij zult toeftemmen, jesus niet kunnen of niet mogen navolgen; welke zijn dan de gevallen, waar in wij dit kunnen en moeten doen ? walke bepaaling behoort hier gemaakt te worden ? Welke is de groote regel, naar welken wij ons hebben te gedraagen? Is niet dezelve in het gebod van God ; in de voorfhriften van jesus en zijne Apostelen vervat? Als wij, bij voorbeeld, de lijdzaamheid vinden aangeprezen met het voorbeeld van job, (Jak. V: li-) moeten wij dan lijdzaam en verdraagzaam zijn, omdat job het geweest is, of om dat ons door den Heere de verdraagzaamheid js bevolen? Zeker het laatfte. En gemaklijk valt  C 35 ) valt hier uit de toepasfing te maaken tot het voorbeeld van jesus kristus. In alles wat Hij, onze eenige Leermeester, ons bevolen heeft, en waarin Hij ons is voorgegaan, zijn wij fchuldig, zonder bedenking, zijne voetflappen te drukken. Is hét, dat 'er in eene bijzondere zaak een bijzonder en bepaald gebod ontbreekt; dan mogen en moeten wij Hem volgen, in zo verre de overeenkomst van onze omftandigheden met die van onzen Meester, of de reden en natuur der zaake, zulks billijken en vorderen. Eigenlijk toch gefproken, brengt ons niet het voorbeeld, maar het bevel onder de verpligting, om dus of anders te handelen. Een voorbeeld dient ter aanmoediging , opwekking , uitlokkinge : maar het bevel verbindt ons. Indien ook het voorbeeld op zich zeif ons onder verpligting konde brengen, dan zouden wij, zonder onderfcheid, dat vqorbeeld in alles moeten volgen; het geen geen wij zo onbepaald, gelijk wij ftraks zagen, omtrent jesus, noch kunnen, noch mogen doen. Wij moeten jesus nawandelen, maar nu behooren wij te onderzoeken wat des Heeren wet ons beveelt; en zien wij, welken pligt ons deeze voorfchrijft,dan moeten wij letten op jesus, op hoedaanige wijze Hij zich van dien pligt heeft gekweten. — Een voorbeeld zal dit duidelijk maaken. Wij hebben, onder anderen, deeze be«elen: IVeest geduldig in de verdrukkingen. Zijt barmhartig. 'Vergeef elkander de mhdaaden. Bidt zonder ophouden, enz. Al was ons jesus hierin niet voorgegaan; zou nogthans de verpligting niet dezelfde zijn C a ge-  ( 35 ) geweest? Daar nu zijne bevelen ons dit tot eenen pligt hebben gemaakt, zo is bet noodig hem na te wandelen, om dat Hij hierm het beste voorbeeld heeft gegeeven. Paulus volgde het voorbeeld van zijnen grooten Meester, en konde daarom zich zelven weder ten voorbedde voorftellen, in de betrachting van het geen de pligt vorderde: JVccst mijne navolgers, geüjkcrwijs ik 'er een van kristus ben , was zijne vermaaning ;(i Kor. XI: i.) en elders leezen wij : Gij zijt onze navolgers geworden, en des Heer en. (\ffnesf. I: 6.) Het geen wij dan hier te doen hebben is eenvouwig dit, dat wij naarfliglijk onderzoeken, welke pligten ons in het Evangelie zijn voorgefchreven : kennen wij die ; dan zal het ons gemaklijk vallen te onderlcheiden, in welke gevallen volftrekt, in welke minder, en in welke niet het voorbeeld van jesus door ons behoort gevolgd te worden. . .. , Dit is het nog alles niet, wat hier op kan gezegd worden. In jesus wandel over het geheel, en in alle de deelen van zijne werkzaamheid, ontdekken wij fteeds denzelfden geest,denzelfden aart, dezelfde gewilligheid, dezelfde ftandvastige onderwerping aan s _Vaders wil. Al is nu voor het overige zijne handeling voor ons onnavolgbaar; wij moeten toch ook van gelijken geest zijn m onze handelingen. Schoon wij al niet verphgt ziin Hem na te volgen m het doen van zulke dingen, welke eigenlijk tot zijn ambt behooren; wij zijn nogthans verpbgt ons dien aart en geest eigen te maaken, welken IItj over*1  C 37 ) overal deed blijken. — Indien gij mij niet aanftonds begrijpt, zo wil ik het gefielde ophelderen met een en ander voorbeeld , dat ons boven reeds in handen is geweest. — Van zijne wonderdaaden zagen wij, dat het ons onmooglijk is, dezelven ook te verrichten gelijk jesus : maar letten wij nu op de wijze, op welke Hij zijne wonderkracht gebruikte ; de gelegenheden welken Hij daartoe waarnam; en de oogmerken, met welken Hij werkte; dan ziet gij, dat Hij wonderen deed, niet om te praaien, maar om ongelukkigen te redden; dat innig medelijden en teder ontfermen het roerfel was zijner daaden, en zijn doeleinde de eer van God. Is dat nu zo* kan zelfs de minstfchrandere zulks opmerken ; dan is het ook voor hem klaar , waarin hij moet wandelen, gelijk jesus gewandeld heeft; te weeten, hij moet Hem navolgen in uitgebreide goedheid, en in de bedoeling van Gods eer en 's naasten heil. — Van andere handelingen zagen wij, dat het ons ongeoorloofd was, Hem te volgen. Zijn ijver voor de eer van God en zijn huis, toonde Hij, door de koopers en verkoopers uit hetzelve te drijven : zo te doen zoude ons niet pasfen, maar ons eerbiedig in het huis van God te gedraagen, alle poogingen met ernst aan te wenden, om voor de ontheiliging van 's Heeren naam te waaken; dat mogen en moeten wij. — jesus onderwierp zich als Jood aan moses wetten: deeze hebben thans haare kracht verloren , zo verre zij uitwendige befchikking maakten over de wiize van God te dienen: de gewilligheid 1 C 3 en  C 38 ) en lust dan, waarmede zich jesus aandie fchikkingen onderwierp, is ons ten voorbedde. — Hij beftrafte de fchijnheiligheid der Farifeeuwen met harde woorden: dat mogen wij ons niet vermeeten: maar geliik Hij hierin toonde zijnen gezetten afkeer van fchijnheiligheid, en liefde tot oprechtheid, zo moeten wij Hem daarin volgen. — Ik zoude hier meêr kunnen bijvoegen, maar, mij dunkt, het gezegde is genoeg. En nu, indien gij, het geen wij in ons eerfte deel gezegd hebben , nopens jesus wandel, wilt famentrekken, om daaruit zijn karakter op te maaken, dan ontdekt gij in Hem — eene zuivere en onvermengde liefde tot God zijnen Vader, blijkbaar in zijne onbepaalde gehoorzaamheid, zijn hartgrondig vertrouwen, en de beöoging van de eer van zijnen hemelfchen Zender — dan ziet gij, hoe Hij het ftille gebed in de eenzaamheid beminde, en het openbaar gebed niet verwaarloosde: — dat Hij een flipt waarneemer was van de godsdienltige inftellingen; maar den godsdienst des harten van de meeste waardij hield: — dan befpeurt gij, dat Hij naar geene hoogheid ftond, zijn hart niet aan de aarde hechtte, en in alles te vreeden was; — dat Hij alle onmaatigheid in fpijs en drank, en in kleeding fchuuwde; — dat Hij gaarne zich zelven verlochende,om maar zijn nuttig hoofddoel te bereiken; — dat Hij nogthans ten gepasten tijde zijne aangerande eer verdedigde — dan erkent gij in Hem de zuiverfle liefde, — liefde tot zijne moeder, — tot zijne vrienden, — tot menfchen in het  C 39 ) het gemeen, — tot zijne vijanden zelfs; — medelijden met hardnekkigen, — ontferming over ongelukkigen, — hulpvaardigheid jegens elendigen, — weergaêlooze vriendelijkheid omtrent allen: — Dan erkent gij in Hem den gezelligen man, die zich gaarne overal liet vinden, waar Hij van nut konde zijn; —den nederigen en infchikkelijken, - maar ook den onverzettelijken Vriend der waarheid, — die zich nooit lichtvaardig gedroeg, — en nogthans altijd onafgebroken en overal bezig was om zijn werk te doen, zijn pligt te betrachten. — En ziet daar, hoe en waarin wij tesus moeten navolgen! Nu is 'er nog maar alleen over deeze Vraag: of een Kristen in trap en maat zich even zuiver en heilig gedraagen moet, als tesus heeft gedaan, indien hij met recht een Kristen heeten zal? — Zonder eenige aanleiding tot zorgeloosheid te willen geeven, zo moeten wij hier echter, ter voorkommge van alle wanhoop, aanmerken: dat eene evengelijkheid in trap en maat door den besten Kristen niet zal verkregen worden. De Apostel joaNNES (i Brief II: 6.) fchnjft: LVe zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld hecjt. maar in dat zelfde verband zijner rede leezen wij: indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij ons zelven. — Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben eenen voor/braak bij den Vader. — Neen toch! jesus was immers de Zoon van God, met Gods Geest volmaaaktelijk toegerust, en ten eenemaal beveiligd tegen de verleiding van vvaeC 4 relc*  C 40 ) reld er. zonde: maar wij zijn en blijven zwakke, zondige menfchen! "Wij zullen daarom ook wel doen met te denken aan eene gelijkheid in deelen. Dit verwondere u niet! Is ons niet de les gegeeven: Zijt navolgers van God als gehoorzaam kinderen '. Zonder dat het ons mogelijk is dien trap der hoogde heiligheid te bereiken ? — Een kind kan zijnen vader nawandelen, maar het doet zulks met ongelijke Happen. Zo is het ook hier. Neen maar — gelijk wij boven reeds zeiden — de wetten des Evangeliums verbinden ons tot eenen godzaligen wandel; zonder dien is de Kristen geen Kristen; en vermits 'er nu onder de menfchen niemand geleefd heeft, die heiliger van gedrag was dan jesus, zo worden wij op zijn voorbeeld' gewezen, en, die zegt, dat hij in Hem blijft, moei alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft. Nu zult gij , Kristelijke Leezers ! naar ik denke, genoegzaam weeten, in hoe verre jrsus u wordt voorgefteld als een voorbeeld ter navolginge. Gij hebt, tot hier aan toe, met aandacht opgelet; laat mij nog eenige oogenblikken uwe aandacht behouden! Ik wil u tot zulk eene navolging van jesus ernllig aanfpooren. Gij wilt toch wel gelooven dat gij hiertoe verpligt zijt V Neemt anders eens dat boek in handen, welks gezach en verbindende kracht gij erkent! Wat beveelen u jesus en zijne.  C 41 ) zijne Apostels! dit: zo iemand'mij dient, ïs des Meesters woord, (Joh. XII: 2.6. j die volge mij. Toen Hij de voeten zijner Leerlingen had gewasfchen, en zulk een fchoon bewijs van nederigheid en dienstvaardigheid gegeeven', toen fprak Hij: Ik heb u een voorbeeld gcgcevcn; opdat, 'gifijkerwijs ik u gedaan hebbe, gijlieden ook doet. (Joh. XIII: 15) hij verklaarde zich voor die noodzaakhjkheid in de fchoone gelijkenis van den wijnftok en zijne ranken- (Joh. XV.) Blijft .in mij, en ik tn u: gelijkerwijs de rank geen vrucht kan draagen van zich zelve, zo zij niet in den wijnjlok blijft; alzo ook gij niet, zo gij in mij niet blijft. Ik ben de wijnftok en gij zijt de ranken : die in mij bli/jt, en ik in hem, die draagt veel'vrucht: want zonder mij kunt gij nietsdoen. — Indün gij mijne woorden bewaart, zo zult gij in mijne liefde bliven: gelijkerwijs ik de geboden mijns Vaders bewaard hebbe, en blijve in zijne liefde. — De vermaaning van p au lus is: dat zelfde gevoelen zij u, hetwelk ook in kristus jesus was; (Fil II: 5O wederom: Laat ons 'met leidzaamheid hopen de loopbaan, •welke ons voorgejleld is, ziende op den overflen Leidsman en Voleinder des geloofs jesus. (Heb. XII;) — De les van petrus: hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook kristus voor ons in het vleesch geleden heeft, ons een voorbeeld nalaatende, opdat gij zijne voet/lappen zoudt navolgen; C' Pet. II: ai.) Om nu het gezegde van joaNNES: Die zegt dat hij in Hem blijft, moet zelf alzo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft , niet wederom te herhaalen. — Ja, hoe dikwijls wordt 'er gewag gemaakt van zijne lijd' C 5 zaam-  C 42 ) zaamheid, zijne nederigheid, zachtmoedigheid, onbegrijpelijke liefde en barmhartigheid, cp welke Kristenen worden geweezen, als zo veele aanmoedigingen, om dezelfde deugden te betrachten. En vindt gij dit niet allerredelijkst? Het gedrag van jesus, toch, is van dien aart, in alle gevallen, dat ons hart het zelve moet goedkeuren, 't Steunt zo op alle reden, komt zo volmaakt overeen met Gods wil, dat 'er niets op valt te bedillen, niets op aantemerken. Maar is dit zo, dan moet dat voorbeeld zich van zelf aanprijzen, dan is het redelijk hetzelve te volgen. Trouwens, gij noemt u naar zijnen naam, gij wilt voor zijne Leerlingen doorgaan; maar brengt u dit niet reeds onder de verpligting om Hem na te wandelen? De leerlingen der oude wijzen, ten minften, hielden zich verbonden hunne meesters na te ftreeven, en hen zo na bij te komen als mogelijk was. De betrekking tusfchen meester en leerling brengt dit zo van zelfs mede, dat geen Heiden, welke nopens het gedrag en kaïakter van jesus onderricht is, ons voor leerlingen van Hem houden kan, zo lang Hij merkte, dat ons karakter en gedrag geheet van het zijne verfchilt. Hij gaf zijne bevelen, daarenboven, ter regeling van onzen wandel; en, daar wij zien, dat zijn wandel met dezelve volkomen overeenkwam, zo kan gehoorzaamheid aan zijn bevel en navolging van zijn voorbeeld niet van elkander worden gefcheiden. Een Kristen moet alles gelooven wat jesus gezegd heeft, niet alleen met betrek-  C 43 ) trekking tot de heilvolle beloften, maar ook tot zijne heilige voorfchriften : Hij moet dus zijnen Heer niet alleen door eerbetuigingen verheffen, maar ook een leven leiden, waar in zijn eerbied voor deezen zijnen Heer en Meester doorftraalt, en trachten Hem gelijkvormig te worden. Ja, dit is zo noodzaaklijk, dat wij anders geen deel kunnen hebben aan kristus en zijne genade weldaaden. Welk een ruim veld had ik hier niet voor mij, indien ik u thans opzettelijk betoogen wilde, dat hij, die den naam van kristus noemt, afftand moet doen van alle ongerechtigheid! dat het niet genoeg is Heere, Heere te zeggen, jesus Meester te noemen, wanneer men met dat alles in zijne zonden voldardt? — Dan, hoe zeer dat betoog kracht en klem aan ons bewijs zoude toevoegen, zo zoude mij dit te verre afleiden. Dit ééne wil ik u alleen maar vraagen: welke gemeenfchap heeft het licht met de duisternis ? en welke famenflemming heeft kristus met belial? (a Kor. VI: 15.) Die zegt in kristus te blijven, die moet met Hem vereenigd zijn, gelijk de rank met den wijnftok, en met deezen door hetzelfde vocht gevoed worden. Waar jesus geest in het hart woont, daar is ook de zin en het gevoelen van kristus; daar leeft men met kristus door het geloof. Het kan niet anders zijn. En letten wij, eindelijk, eens op het voordeel , dat 'er gelegen is in het navolgen van jesus, 6! dit is onberekenbaar groot! Als wij Hem navolgen, dan eerst verkrijgen wij de  ( 44 ) wijsheid; — dan eerst kunnen wij geraaken tot rust en vreugd: dan eerst erlangen wij den grootften rijkdom; — dan eerst bekomen wij alles, wat geluk kan heeten, in den tijd en in de eeuwigheid! Ik ben het, licht der waereld, is jesus woord: die mij navolgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben (Joh. VIII: ia.) - Laat 'er nu eens wat zwaarigheid liggen in die navolging; zulk eene b'iofte kan ze draaglijk en ligt maaken: te meer, daar Hij, die zulks * beloofd heeft, zelf eerst bezit heeft genomen van het geluk, het welk Hij zijnen volgelingen toezegt. Daarom is zijn woord: Zo iemand mij dient, die volge mij, en daar ik ben zal ook mijn dienaar zijn, (Joh. XI: 2.6.) en, die overwint, ik zal hem geeven met mij te zitten in mijnen troon, gelijk als ik overwonnen heb, en gezeten ben met mijnen Vader in zijnen troon. (Openb. III: ai.) Ziet! zulk een geluk is 'er beftemd voor hem, die in jesus gelooft, en wandelt, gelijk Hij gewandeld heeft! Ai! volgt dan toch, om uws zelfs wil, dit luisterrijk voorbeeld. Hebt, gelijk Hij. God boven alles lief! Hij verdient de hulde uwer harten: is Hij niet uw Schepper? beweldaadigt Hij u niet dag aan dag? wordt gij niet uit zijue hand onderhouden? heeft jesus Hem niet aan u bekend gemaakt als uwen Hemelfchen Vader? noemde Hij zijnen Vader ook den uwen niet? en kunt gij dan Hem die kinderlijke liefde.weigeren, die u waarlijk kan gelukkig maaken ? Betoont uwe liefde in het onderhouden van  C 45 ) zijne geboden ; O Joh. V: 3.) daar. in betoonde jesus ook zijne liefde. Laat ieder bevel des Allerhoogften u heilig weezen! Laat u door lief nog leed aftrekken, van de gehoorzaamheid, welke gij Hem verfchuldigazijt, en waarvan gij niet ontflagen kunt worden, zo lang gij zijne fcheplels, zijne kinderen, zijt. Ziet tegen uwen pligt niet te zwaar op. Leert van jesus , hoe gij op God, op zijne hulp, moogt fen moet vertrouwen Gij kent Hem als Vader, en wat zoudt gij dan llaatscti te rug fchrikken? Beoogt in al uw doen Gods eer daar gij let op zijnen goeden en behaaglijken wil. Zijt gij geene menfchenbehaagers, maar als dienstknechten van kristus , bedoelers van 's Heeren roem. , •, „ „ . Was jtsus ijverig in het gebed; zulks is u te meer aanteprijzen, naar maate gij zwakker zijt en hulp behoeft. Verkeert veel in hetftille eenzaam met uwen God;weest emftig en aanhoudend in het bid den. Welke kracht het gebed bezit, welk voordeel hetzelve aanbrengt, kunt gi] ook van tesus leeren, die altijd moediger uit het ge_: bed opftond. In uwe binnenkamers kunt gij dit het oneeftoordst doen: en ïnftille, heldere, nachten, zullen ook de bezeilen van Gods grootheid bij u rijzen. Weest ondertus- Ichen niet nalatig in het openbaar gebed. Neemt geen fpijs zonder eenen zegen van den alleen Goeden te fmeeken ! Maar dat uw gebed altijd hartelijk zij! Zijt flipte waarneemers van den Godsd||n^-  ( 4* ) Komt naarftig ter plaatfe waar God wil gediend zijn, gij hebt zo veel voedfel noodig voor uwen geest; dat wordt u daar toegediend. Denkt hoe vaak, hoe getrouw, jesus zich m den Tempel en in Synagogen vinden het. Draagt uw zelven, of uwe kinderen, door den doop den Heere op; en verzuimt het gedachtenisfeest van jesus dood niet. —Toont, met dat alles , dat gij uitwendige godsdienftigheid, zonder den godsdienst des harten, het minst acht. Gehoorzaamen, weet gij, is beter dan offeren. ■> I?eeftTTonder de menfchen, gelijk jesus" leefde! Houdt altijd in het oog, waartoe gij geroepen zijt. Het zwaarfle moet bij u het zwaarlte wegen. Gij zijt niet alleen voor deeze waereld gefchapen, en zoudt gij in dezelve zo mogen leeven, dat gij 'er de eeuwigheid bij vergat ? Zoudt gij onmaatig mogen dorden naar eer, hoogheid , rijkdom ? zo deed uw jesus niet. Weest, gelijk Hij, te vreeden met het geen uws Vaders hand u hier befchikt; en laat uwe oogen verder reiken dan tot aan het graf. Jesus zag ook op de vreugd, welke Hem voorgefteld was. Als gij dit bedenkt, dan wilt gij ook van den buik uwen God niet maaken; dan wilt gij u ook niet kleeden boven uwen ftaat; dan wilt gij u ook, in deezen, fpiegelen aan het voorbeeld van uwen grooten Meester. De genade, die ons verfchenen is, leert ons maatiglijk te leeven in deeze tegenwoordige waereld. / Indien gij anderen kunt nuttig zijn,ande. ren  C 47 ) ren een wezenlijk voordeel kunt aanbrengen; doet het toch, al moet gij 'er verfcheidene aangenaame genoegens voor uw zelven aan opofferen. Gij zijt voor uw zelven alleen niet in de waereld;ziet ook op het geen eens anderen is. Zo gij jesus leerlingen zijt, moet gij daar toe ook uw zelven kunnen verlechenen, en Hem volgen. Met dat alles moet gij niet onverfchilhg zijn, omtrent alles wat men u aandoet, en wat men van u zegt. Uwe eer te verdedigen met voorzichtigheid en wijsheid, waar het te pas komt en nuttig kan weezen; en voor het overige, voornaamlijk . door daaden uwe aangerande eer te handhaaven; leert u de reden, leert u het voorbeeld van jesus. Gedraagt u jegens uwe medemenfchen, gelijk Hij zich gedroeg! Hebt hen allen recht: hartelijk lief. Leeven nog uwe ouders; en wilt gij ooit met eenig recht uwe kinderen het voorbeeld van jesus voor oogen brengen, en op hunne gehoorzaamheid en liefde hoopen; wel, eert dan uwen vader en uwe moeder! Zegt het niet met woorden, maar toont het met daaden, welk eene hartelijke genegenheid gij voor hun gevoelt, en laat hen niet onbezorgd, als zij oud zullen geworden zijn. Gij hebt uwe vrienden; verkeert met hen, gelijk jesus verkeerde met zijne vrienden! Uw omgang en gefprek moet leerzaam en nuttig weezen. Gij moet van uwen vriend ook iets verdraagen kunnen, hem in liefde dulden, te recht helpen en verbeteren: en het  ' C 48 ) het moet u niet te veel zijn, wanneer gij Voor hem iets moet afftaan en opofferen. Gij moet nog meer van jesus leeren. Gij behoort alle menfchen wel te doen, om dat ze menfchen, uwe natuurgenooten zijn. Wat iemand belijde of geloove, is voor u geen ftuk van navraag. Daar gij een mensch ziet, ziet gij eenen broeder. Ja, uwe liefde ftrekke zich ook uit tot vijanden. Gij zijt gelukkig zo gij ze niet hebt. En gij weet zeer wel, dat gij u door eigen fchuld, geene vijanden maaken moet. Maar krijgt gij ze buiten uwe fchuld, mishandelt hen niet; tracht hen door daaden van goedheid te winnen; kan dat alles niet baaten; bidt God voor hen; lijdt liever wat ongemak, en troost 'er u mede , dat het onverdiend is! Al waren het ook uwe vijanden, hebt met hen een gepast medelijden, wanneer zij ongelukkig zijn ! Ontfermt u over elendigen, waar gij dezelven ook moogt ontmoeten! Weest fpoedig, en altijd, tot hulp gereed! Ziet gij hier of daar eenen behoeftigen, raadeloozen, rampfpoedigen , gedreigd door veelerlei gevaaren van onderfcheidene aart; dat is voor eene roeping om hulpvaardige handen uittefteeken. Waar gij traanen droogen, zuchten dillen, klachten wegneemen, ongemakken verzachten , gevaaren , afwenden kunt; daar moet gij het doen naar jesus voorbeeld. Komt het te pas , dat gij iets moet afkeuren, iemand beltraffen, leeren en onderrichten; dan zult gij den ftrengen Meester niet  C 49 ) miet mogen uithangen, die met gezag fpreekt: neen! vriendelijk zullen uwe woorden, en Uwe geheele manier van doen , behooren te zijn. Vriendelijk moet gij omtrent allen in alle gevallen weezen. Kunt gij in den omgang van booze zondaaren geen behaagen vinden ; zult gij hen mijden, om niet door hun befmet en verleid te worden, — gij moogt u echter niet oplluiten. Gij zijt in. de waereld. Uw plaats is u hier door God aangewezen. Schuuwt niet het gezelfchap der menfchen in het algemeen, onder voorwendfel, dat zij te bedorven zijn. Vervoegt u gaarne onder hen, bij wien gij met billijkheid hoopen kunt, dat gij nog iets goeds zult (lichten. Daar gij de Hechte zeden en manieren der waereld mijdt, kunt gij als lichten ichijnen te midden van een krom en verdraaid gedacht, gelijk uw pligt is. Zachtmoedigheid en nederigheid des harten kan u niet te veel worden aangeprezen. Zij was zulk eene eigen deugd in jesus. Zij zal u zo fchoon ftaan. Zij zal uw fierkleed weezen, en in dat kleed zult gij u bij allen aangenaam maaken. Gij weert dan geen geringen van u, en gij "zijt den grooten niet tot fpot. De liefde tot de waarheid beziele u geheel en al ! Schroomt niet voor dezelve uit te komen, manmoedig en onbedeesd ! Al dreigt men u met banden en gevangenisfen; zo gij de waarheid belijdt, de God der waarheid zal met u zijn. Als wijzen zult gij nogthans tijden en geD lc/  C 50 ) "legenheden weeten te onderfcheiden. Gij zult niet ongeroepen en buiten noodzaak in het vuur loopen. Wee t voorzichtig en niet ligtvaardig. Maar, wanneer gij wordt geroepen, en overal waar het zijn mag ; ai! leert van jesus u bezig te houden met Uw werk, dat U te doen is gegeeven ! bemoeit u met het andore niet ! Zijt alt jd overvloedig in het werk des Heeren , weetende , dat uw werk niet ijdel zal zijn in den Heere. Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft.''' 1 Joh. II. vs. 6.  BESCHRIJVING van het GODSDIENSTIG en ZEDELIJK KARAKTER VAN, JESUS CHRISTUS. dook. ANNA MAMA MOENS, Te HOORN. aan welke de ZILVEREN EERPENNING. is toegewezen.   i. lr$et leven van groote mannen te befchiïjven , het voorbeeld na te gaan van hen, die zich bij de menfchelike maatfchappij, op de eene of andere wijze,hebben verdienftelijk gemaakt, en wier naamen nog onder ons in zegening bliiven, is allenzins loffelijk: het is eene onzer edelfte gemoedsneigingen, zich de voorbeelden van groote mannen , ons ter naarvolging, gaarne voorteftellen ; en eene pri zenswaardige eergierigheid, alle poogingeh aantewenden, om, zo veel in onze omÜandigheden mooglijk zij, die eigen hoogte te bereiken, op welke onze verwonderde aandacht hen gevestigd ziet ; van hoe veel aanbelang is het dus edelgezinde menfchen op te fpooren; hun beltaan omtrend God, hunne medemenfchen, en zich zelf te befchouwen ; eri die verwonderenswaardige deugden, die wij daar in bemerken , ons ten voorbeeld te neemen en naar te volgen? a. Dan, is het belang, dat wij bij zulke voorbeelden behooren te hebben , in het algemeen , reeds groot: niet weinig vermeerdert dit als wij op dezulken eenige nadere betrekking gevoelen ; en op wien hebben wij dit meer,, dan op Hem, dien wij, voor zo veel wij Christenen zijn, als onzen Verlosfer erkennen en eerbiedigen: die, terwijl Hij zijn groot werk op aarde volbragt, het volmaakife voorbeeld wierd , dat 'er immer op deeze waereld befta'an heeft; door dat voorI) 3 beeld  C 54 ) beeld de Leer bevestigde, welke Hij onder de menfchen verfpreidde; en, alleen als mensch befchouwd , de grootfte was, die 'er immer geleefd heeft; terwijl wij hem te gelijkcr tijd met het diepst gevoel, als den oorfprong onzes geluks, behooren aan te merken ; — en deezen Perfoon wilde men u thans voorgefteld hebben. 3. Aangefpoord door het fchoone van deeze taak, wilde ik mede mijne zwakke poogingen aanwenden , ten einde u eenigzins nader bij de godsdienftige en zedelijke gefteldheid van den Verlosfer te bepaalen ; en u deeze, zo levendig mpoglijk, voor te ftellen : ten einde gij , (en ach ! mijn waarde medemenfchen! ware dit zo!) zijn voorbeeld volgende , zo veel uwe onvolmaaktheid toelaat, vrolijk mogt leeren leeven;dat heet, met andere woorden : die zedelijke gezindheid ontvangen , om der deugd getrouw te zijn; want deeze , hoe men 'er anders over denke, is indedaad de eenige weg tot het waar geluk. 6 Mijne natuurgenooten! ik vat de pen, ten dien einde, voor u op, met een hart, dat voor uw wezenlek geluk zo ernftig,zo vuurig klopt; dat veeltijds ftille traanen ftorte over de wanorde, de onredelijkheid, die helaas! zo veel plaats heeft, vooral ook onder u, mijne vrienden! die minder gelegenheid had, om rechte denkbeelden van uwen pligt te verkrijgen. Men tracht hier thans in te voorzien; maakt toch gebruik van dit goede oogmerk , en mogt hét voorbeell van den Verlosfer ook uwe aandacht opwekken, en u aanfpooren, om die redelijke,godsdienftige, gezind-  ( 55 ) * zfndheid te verkrijgen, gepaard met die deugdzaame, mensclilievende , gevoelens , die den naarvolgeren van dien grooten Leeraar zo wel pasfen, en zonder dewelken (men denke zo men wilO 'er geen wezenlijk maatfchapli;k geluk beftaan kan: maar welke den eemgen grond uitmaaken van alle waare eensgezindheid, vreugde en rust. Vrienden • uwe beftemmmg is zo edel , en gij kunt zo gelukkig worden : ook fchoon u het fober kostjen naauwhjks ten deele valt; fchoon gij bijna niet weet hoe van den eenen tot den anderen dag rond te fchieten. Niemand, wie'hij ook zij, is uitgefloten van den weg tot het waar geluk ö' Leerden wij allen het voorbeeld, dat ik u thans zal opgeeven, volgen, dan, zeker, zou het geluk vast en onwrikbaar beftendig zijn. 4. Ten einde u de voortreflijkheid van den Zaligmaker ,, als mensch befchouwd, geduurende zijne omwandehng op aarde,, dies te beter te doen gevoelen, zal ik eerst met wein'ge trekken eenige voornaame vereischtenvan eenen grooten geest zoeken voor te (lellen ; ten einde gij daar door in ltaat gefield moogt worden, zelf te kunnen opmerken, hoe volkomen hij aan die allen voldaan hééft, en gij daar door in de verdere befchouwing van zijn beftaan , als van jden grootften onder de menfchen , met eerbied .In achting vervuld zijn ; hem alzo op den rechten prijs moogt leeren (tellen en als het volmaakile en naarvolgenawaardigue voor-, beeld, in alle uwe gedragingen, voor oogeu- h°£wii geeven, voornaamelijk, de zultenden. 3 1 ° D 4 'nMnl  C 56 ) mam van groot, welken deeze drie eigenlchappen bezitten : I. dat zo iemand alle pligten, welken hem te betrachten ftaan , op de volkomenfte wijze kent; dat hij II. dezelven met moed, geduld, fterkte en onveranderlijk vast beflotene iiandvastigheid uitoefene; dit met ernst en ijver doe, en hier door alle hinderpaalen uit den weg ruime, zonder zich door iets te laaten weêrhouden : terwijl hij in de tegenfpoeden, hoe groot, hoe zwaar , hoe menigvuldig, tfand houdt; zich niet buigt voor de rampen , maar boven alle dezelve verheven is; dat hij,eindelijk,III. door eene algemeenewelwillenheid en menfchenliefde, de harten van alle zijne natuurgenooten verovere ; overal zaligheid en genoegen zoeke te verfpreiden, zo ver als elk fchepfel daar voor vatbaar is; zelf den ondankbaaren weldaaden bewijze, en zjjne vijanden lief hebbe.— Ziet daar, in weinig woorden, iemand van zedelijke grootheid. 6. Dan , wie leeft 'er, dien men nu als zodanig zoude kunnen noemen? wie is 'er immer onder alle de ftervelingen geweest, die zich deeze eigenfchappen zoude hebben kunnen toe-eigenen ? Wij zien , ja wel, zeer veelen,op welken men met grond eenigedier trekken zou kunnen toepasfen. Men vindt dezulken , welken de alleruitneemendfte kennis van hunnen pligt bezaten; maar, (en hoe ongelukkig is dit!, veelen der zulken, die ' hier van de uitgebreidlte kennis ontvingen , behandelen dezelve enkel als eene weetenfchap, en vergeeten, dat de kennis van hunnen pligt alleen in zo verre nuttig is, als zij tot werking eu beoefening dier deugden aan- lei-  ( 57 ) leiding geeft. Men vindt'er ook, welkenmet eene onveranderlijke ftandvastigheid gewapend zijn; maar hoe veelen zijn hier onder, die , naast de waarheid, hunne bijzondere vooroordeelen moedig bewaaren, en noch het een noch het ander zich willen laaten ontneemen; en als dan ontaart deeze grootheid van geest in hardnekkigheid, eene ftrafvvaardige ondeugd;— die den tegenfpoedverachten,maar niet zonder daar door eenige geheime oogmerken te bereiken : en hier loopt niet zelden hoogmoed en eigenliefde onder; en de zucht, om voor groot gehouden te willen zijn,doet als dan den mensch, op zijne rampen moedig , zo het fchijnt, ncêrzien, in waarheid , alleen , ten einde zich in die rampen zelf te verheffen, en groot te fchijnen: eindelijk, men vindt menfchenvrienden; maar in hoe verre de waare zucht tot geluk hunner natuurgenooten , of andere bijoogmerken hier oorzaak van zijn, kunnen wij wel gisfen , maar nimmer bepaalen. 7. Dan al eens toegedaan, dat 'er waarlijk dezulken zijn geweest, die zich op de eene of andere wijze, met recht, den naam van groot verworven hebben, dan vindt men het 'meestal, voornaamelijk in een dier drie opgenoemde vereischten ; daar de twee anderen , 'er of in 't geheel niet, of in een veel minder maate in gevonden worden; nimmer vond men in de gefchiedenis een man, van welken men in alle drie de opgenoemde ei? genfehappen , zo geheel konde zeggen : „hij is waarlijk groot!" dan in die van Hem , die thans mijn onderwerp uit zoude D 5 maa-  C 58 ) maaken ; ten einde zijne grootheid te doen zen. en, ware het mooglijk , te doen naarvoJgen. j£ Hij, dien ik u, mijne Vrienden! in zijn beltaan als mensch zou poogen te befchrijven, betoonde deeze grootheid vooral in het uitvinden en daarftellen van eenen algemeenen Godsdienst. Gon zijnen Vader erkennende als het grootfte en beste Wezen, en overtuigd van liet belang dat alle menfchen er bij hebben, Him als zodanig te kennen; trachtte Hij hen van Gods beftaan en zijne eigenlchappen , een juist en duidelijk begrip te doen verkrijgen , en hen te leeren wat God eigenlijk is, en wat Hij van ons eischt. Ten einde hier in voornaameli k wel te ilaagen , vindt Hij een ontwerp uit, dat den besten weg tot gemeenfchaplijk geluk uitmaakt; het daariïellen naamelhk , van den algemeenen waaren Godsdienst,en dien eigen last geeft Hij aan zijne Leerlingen: „predikt het Evangelium allen Creatuuren." Ziet daar het bevel, dat Hij hen allen oplegt. Ten einde dit oogmerk te beter te bereiken, geeft Hij de beste kundigheden omtrcnd het beftaan van God , en dat geen, 't welk hij van ,. ons eischt om te gelooven en te doen, aan de hand, te gelijk zo klaar en bevatlijk, dat ze elk, wie hij ook zijn moge, aanftonds in het oog moeten vallen. Door het daarftellen en algemeen maaken van dien Godsdienst, brengt hij, door verftandelijke en zedelijke verbetering, de volken uit hunne barbaarschheid te rug, en bevordert dus de algemeens verlichting der geenen,die tot hier toe in de  < 59 ) dediepfte onweetendheid en duisternis verzonken lagen. Hij doorziet de algeraeene menfchen-behoeften , en voorziet in elk derzeiven ; het ontwerp daar toe door hem ontworpen , is onnavolgbaar fchoon , en verheven boven alle die voorfchriften, welken de andere Leeraars en Wetgeevers hier toe immer gebruikten ; de dwaasheden en bijgeloovige vooroordeelen zijn allen daar uit verworpen, en het uitneemendfte van alles daar in bijeen gevoegd, en tot een volmaakt geheel gebragt. De Zedenleer van dien algemeenen Godsdienst is volmaakt menfchelijk, en bevat in zich het alleruitneemendfte voorfchrift, om gelukkig te zijn; is op elks bijzondere omftandigheden toepasfelijk, en zo klaar, dat niemand daar van onweetend behoeft te blijven. * 9. Hij verhief zich, eindelijk, boven de omftandigheden in welken hij zich _ bevond : deeze waren van dien aart, dat zij ons toe. ichijnen zouden het minst van allen, ter bevordering van zijn ontwerp, gefchik* of dienftig te weezen ; omftandigheden, door welken hir het meen met vooroordeelen en onweetendheid te ftrijden had ; en dit alles overwint hij echter; vormt naar dit veruitziende Plan zijn ontwerp , en voert dat uit met onwrikbaare ftandvastigheid; overwint allen tegenfhnddoor zijn taai geduld, en dit alles niet tegenftaande die vooroordeelen en verregaande boosheden des Volks ; intusfchm heeft hij met de zwaarfte armoede te kampen, zo dat zijBe allerdringendfte behoeften, bijna,niet voldaan kunnen worden, en hier bij voegt men de  C 6c ) de verachting zijner leerftellingen ; men miskent haat, vervolgt hem om dezelven , en zoekt overal zijne voorneemens te dwarsboomen ; en echter, Hij blijft manmoedig zijn belluit doorzetten , en volvoert het, niettegenftaande alle beletfelen. Ziet daar het tweede ftuk,waar in de grootheid van zijner» geest geheel blijkbaar is. iü. Ten welke einde doet Hij dit ? ten einde zijne natuurgenooten gelukkig te maaken : onbeperkte menfchenliefde is dus. zijn doelwit 5 hier door volgt Hij der Godheid na, die haare zegeningen over alle menfchen uitftoTt; en dit zelfde beginfel is de grondljag zijner voorfchriften: „ hebt uwen vijand lief," is een der voornaamften : algemeene weldaadigheid het doel van alles; ijver, belanglooze ijver, voor de menfchelijke gelukzaligheid , deed alleen hem handelen en voorfchriften geeven ; ziet daar dan alle de kentekenen van den grooten man, geheel aan hem bevestigd; ziet daar den gezegenden Verlosfer als mensch befchouwd, meer dan iemand , waarlijk groot. ii. Laaten wij Hem nu in zijn Godsdieniïig beftaan nader befchouwen. Overeenkomftig de uitneemende kennis-van Gods natuur en wezen, welke Hij bezat, koesterde Hij de zuiverfte aandoeningen daar uit voortvloeiende. Hij eerbiedigde Gods onbegrijpelijke grootheid, die Hij zo fterk gevoelde , ja waar mede Hij zo geheel vervuld was, dat Hij dien eerbied bij elke gelegenheid te kennen gaf; veeltijds zonk Hij in aanbiddende verwondering neder, en aanbad die wijsheid en  / ( 61 ) en magt zijns Godlijken Vaders, die tot de beste linden, de beste middelen beraamde, en door niets daar in kon wederhouden worden, - of hij dankte Hem voor de onuitfpreeklijke genade,die Hij aan zondaarenbetoonde, door hem, zijnen Zoon ter hunner verlosfmg, in de waereld te doen intreeden, en alzo aan elk ftervehng hier van de zaligfte vrugten te doen lmaaken ; en deeze liefde verwekte in Hem, als mensch, het onuitfpreekelijkst, zaligst, gevoel. Hier door aangefpoord gaf Hij zich met de volkomendfte onderwerping over, aan den wil van zijnen Godlijken Vader. Nimmer was er een fpoor van morrend ongenoegen, over al het geen Hij ondergaan moest, in Hem te ontdekken; want hem was bewust, dat alles wat God deed, volmaakt goed was, en ter bevordering van het algemeen maaticnaplijk geluk uit zoude loopen. Hij gaf zich in de hand des alleenwijzen geheel en al over , cn getrooste zich alles, wat die Hem toe zond: „ Uw wille gefchiede!" Ziet daar de vermogende fpreuk met welke Hij zich wapende. Meteen zedelijk,ftilberustend,welgevallen, zelfs, befchouwde Hij zichzelven m zijnen lijdenden toe Hand; den drinkbeker, die god henrgaf, wilde Hij drinken; en zonder ontevredenheid of ongeduld,droeg Hij alle, ook het zwaarfte, lijden. Hij beminde god zijnen Vader; hier door leed Hij .alles, wat Hem door denzelven wierd opgelegd om té lijden , met de vrijwilligfte keuze; want Hij wist, dat alles wat deeze deed welgedaan zoude zijn. Dankbaar voor het goede, dat jiji genoot, (hoe weinig het op deeze wae3 * reld  C 62 ) reld ware,) dankbaar voor het heil dat god aan zijne geliefde ftervelingen bezorgen wHcie,was blijmoedig genegen, om alles op de volkomenfte wijze te volbrengen wat uem ter gehoorzaaming was opgelegd. Hoe zvvaar de jlrijd ook ware, hoe veel het Hem ooki,ostede, Hij deed het alles, en gehoorzaamde volmaakt. Met die allesbezielende lust tot gehoorzaaming zo geheel doordron'r™, Ult J'^e en achting voor zijnen Godlijken Vader ontfproot, gevoelde hij de innigde fniart, als hij de ftervelingen, zo weinig van god kennende , hem zo weinig vereerende en dienende, overal ontmoette; want de goede god kon niet anders alsmishaagen en ongenoegen tegen zulke menJchcn_ hebben, en de ftervelingen lasterden, 01 miskenden het beminnenswaardigfte Wezen ; dit deed hem moeite, ja hier over vloeiden zijne traanen dikwijls, om dat die menlchen, het geen zij niet kenden, verachteden, en dus hun geluk, als het ware, met alle magt wilden tegenwerken Dit alles maakte Hem echter niet moedeloos; Hij ging voort allenzins werkzaam te zijn , ter bevordering van het groote Plan der Voorzienigheid: om het geluk der menfchen, niettegenltaande alle hunne misdaaden , te vestigen; Ichoon dit ten koste van zijn leven °eichieden moest, en dus de allergrootfte opoffering voor Hem uitmaakte; in aanmerking genomen zijnde de trek, die elk mensch natuurlijk heeft om te leeven,en denwreeden dood, dien hij moest ondergaan, ia. Deeze zijne godsdienftige gevoelens waren  C 63 ) ren in alle zijne daaden op de fchoonfte wijze zichtbaar. Zijn gedrag en woorden waren geheel en al overeenkbmftig met de gevoelens van zijn hart. Gelijk aandoeningen altoos genegen zün, om zich door woorden en daaden naar buiten te doen blijken , en aan de menfchen te vertoonen : en men in hetgemeene leven zelfs ten fpreekwoord heeft: „ daar 't hart vol van is loopt'de mond van „ over," zo zijn ook de godsdienftige gevoelens , indien zij anders betaamelijk zijn zullen, genegen- om blijkbaar te weezen in woorden, die van de gefteldheid des harte getuigenis draagen , en in daaden, overeenkomftig met dézelven, zich naar buiten te vertoonen; en ook dit had bij onzen Verlosfer plaats ; deeze gevoelens deeden zich in alle zijne gedragingen , zijn geheel leven door , op de treffendfte wijze zien. Overtuigd van Gods grootheid en goedheid , en die zo geheel levendig gevoelende, trachtte Hij die op alle mogelijke wijze in woorden x te brengen , ten einde hier door zijnen Godlijken Vader te verheerlijken; zijnen eerbied, zo veel mogelijk, jegens hem te betoonen, en aan de ftervelingen, aan wier geluk Hij zijn leven had toegewijd, hier door nuttig en ten voorbedde te weezen ; een voorbeeld , dat niet misfen konde goede uitwerking te hebben, en de zaligde gevolgen te weeg te brengen, indien de menfchen Hechts éénig gevoel bezaten, daar toch de Godsdienst zich het diepst in ons hart wortelt ,- - als wij door herhaalde overdenkingen, en daar uit volgende gevoelens, de ernftigtte ge-  ( 64 ) gedachten aan god in ons levendig houden, en 'er, ten behoorlijken tijde van fpreeken , en onzen eerbied door daaden betoonen, of zulken , voor wien wij eerbied hebben, ons hier in ten voorbeeld zijn. 13. Dit was het niet al: overtuigd van het belang, dat 'er zijne geliefde ftervelingen bij hadden, zedelijk godsdienftig te weezen, fpoorde Hij elk hunner aan, om insgelijks te doen, en ftelde den algemeenen Godsdienst in, ten einde door die onderlinge verëeniging gemeenfchaplijke Godsdienstgevoelens te verkwekken ; het welk Hij als de voornaamè grondflag van algemeene deugdgezindheid bei'chouwde, en dus als den grooten oorfprong van algemeen menfchengeluk. Hij leerde zijnen Discipelen den grooten Vader van allen kinderlijk aanbidden, en doordeeze algemeene hulde zich allen als broeders befchouwcn ; en bevorderde dus te gelijk die algemeene broederlijke gezindheid , die zo heerlijk als de grondtrek des Christendoms uitblinkt; dif ons god, als den algemeenen Heer, den a ^emeenen Vader, — ons allen als broeders doet voorkomen ; terwijl zij hier door liefde , zachtmoedigheid en verdraagzaamheid leert beoefenen, in den volften zin. 14. Uit deeze denkwijze omtrend den maatfchaplijken Godsdienst, fproot, natuurlijk, htt gezet wr n-r..eemen , zelfs van die geenen, welken eerlang zou te niete gedaan worden ; — Hij leerde,op de dagen der week,daar toe bijzonder gefchikt, in die plaatfen, waarde Jooden hunne gemeenfchaplijke Godsdienstoefeningen hielden; verklaarde aldaar de Wet,  ( 65 ) Wet; onderhield de jaarlijkfche Feesten, en fpoorde zijne Leerlingen en Volgelingen er toe aan. Hij beval zelf eenen mensch,welke Hij genezen hadde , de als toen gewoone p-aaven te offeren , en zich den Priester te vertoonen, volgens de Mofaifche Wet,terwijl Hij de verachters van den Godsdienst te keer ging; hen, die uit verregaande boosheid , Gods wet moedwillig tegendonden * verfoeide; en die geenen, welken uit laage inzichten, de heilige plaatfen des tempels niet ontzagen, met nadruk belette hier in voort te gaan. Het openbaar onderwijs dond in onbegrijpelijk groote waarde bij Hem; Hij zelf gaf hier het voorbeeld van, door overal, waar Hij maar kon, den Godsdienst en het waar geluk op de klaarde en bevathjkde wijze in het openbaar voortedellen; de beste zcdelesfen tegeeven,en aan zijne Leerlingen dien zelfden 'last op te draagen; alles gefchikt ten einde de menfchen te verbeteren, hunne vooroordeelen weg te neemen.endus de verlichting onder alle natiën, op de beste wijze, te bevorderen en daar te dellen ; ~n wie twi ffelt of de Leer van jesus aan «* oogmerk voldaan hebbe ? Het gebrek aan verlichting, dat 'er thans nog onder ons plaats heeft, is niet dan een gevolg van de doohngen en vooroordeelen der dervelingen , en daar uit volgende afkeerigheid. vari de Leer van jesus; maar wie zou n.eY met mij gelooven , dat eene maatfchappij , die geheel en al uit oprechte beoefenaars der zedeleere van het Evangelium bedond,zeker votE maakc  C 66 ) maakt gelukkig , verlicht, en eensgezind zoude wezen? 15. Deeze gevoelens nu, zo fchoon, zo gewigtig, en den inftelier des Christendoms zo volkomen waardig, bewoonden , op'de volmaakfte wijze, ten allen tijde, zijn hart. Geene de minde verwrikking zijner deugdzaame neigingen , geene verzwakking der edele Godsdienstgevoelens, had immer, zelfs niet in de geringlte maate, bij hem. plaats. Altoos dezelfde, altoos even zeerdoordrongenmetde gedachten aan zijnen Godlijken Vader, aan het algemeen geluk der fchepfelen, was het zijne groote, zijne altoosduurende werkzaamheid , hier toe de beste wegen in te liaan ; dan deeze Godsdienst was geheel vrij van alle gemaaktheid; wanneer zulks niet te pas kwam, of als de gelegenheid zulks niet veroorloofde, zweeg Hij hier van itil; geheel overtuigd , dat eene vertooning van Godsdienst, daar, waar dezelve niet te pas komt, die geveinsdheid aanduidt, van dewelke Hij zich de alleronverzoenlijküe vijand betoonde, en waar voor Hij zijne Volgelingen geduurig waarfchuuwde, ook in de voorbeelden der zulken, welken, de Pharizeën (*j naarvolgende, met een gemaakten zweem van vroomheid de men- C) Men vindt van deeze menfchen veel in de Heilige Schrift gemeld ; zij maakten , onder de Jooden, eenen bijzonderen Godsdiensiigen aanhang uit, en wieiden,door den Verlosfer, om hunne geveinsde vroomheid , en om hunne zucht om door menfchen gepiezen te worden, van wegen hunne Godsdienftige gevoelens, zeer afgekeurd en befïrait-.  C 67 ) menfchen misleideden, door altoos, waar het. ook zijn mogt, hunne. vroomheid te doen blinken : die van godsdienftige zaaken of daaden fteeds den mond vol'hadden , ook in Zulke gelegenheden , als wanneer niets minder dan dat te pas kwam : — gemaaktheid en geveinsdheid waren twee der affchuwlijkfte ondeugden, in het oog van den grooten jesus. 16. De gronden van die Leer, welke Hij verfpreide, waren eenvouwig, fchoon , — geheel vrij van al die noodelooze omhangfels' der zinnelijke Godsdienstoefeningen, en gezuiverd van alle volksvooröordeelen ; eenvouwigheid , die regel der waarheid , was Zijne regel. De geheele Kristelijke Godsdienst is een meesterftuk van eenvouwige en Goddelijke waarheid. Hier door was zijne geheele levensloop eene aaneenfchakeling van ftrijd tegen alle de dwaaze vooroordeelen eri bijgeloovigheden der menfchen, die zij met de grootile hardnekkigheid bleven voorftaan, en welken het Hem onbegrijpelijk veel moeite kostede, ja veeltijds in 't geheel niet gelukte , om te overmeesteren. Voor het edele' en doeltreffende van zijne leer , waren de verbasterde menfchen toen niet gefchikt; onkundig van hun waar belang, bleven zij aan' het uiterlijke hangen , en verfmaadeden dien dienst, die hen te eenvouwig voorkwam. Wat doet de edele jesus ? hij gaat voort dezelve te prediken , gaat de fpotternijen tegen dezelve, met bedaardheid, te keer; zoekt door de kracht der waarheid de b jgeloovigheden weg te neemen en vertoont door zïjrf JS s • vol-  C 68 ) volmaakt voorbeeld , de weldaadige uitwerking , die de betrachting zijner lesfen op het menschdom noodzaaklhk hebben moest; en daar ook dit alles Hechts weinig uitwerking doet, weent Hij bloedige traanen over dien onwil, maar geeft echter den moed niet verlooren; met de ftandvastigfte bedaardheid en het taaist geduld , vervolgt Hij zijn doel , nietregcntlaande alle beletfelen, tot aan zijnen dood. 17. Uk dit zelfde beginfel, naamlijk het eenvouwig geloof aan god , en de nederige gezindheid om Hem in waarheid te dienen, ontfproot, insgelijks, die gezette afkeer voor allen, welken zich verbeekleden heiliger te zijn dan hunne medemenfchen. De nederigheid, die den ander uitneemender dan zich zelven acht , die ons zo geheel doet gevoelen dat men alles ontvangen heeft, — dat men veel meer zijn kon dan men indedaad is ; die deugd is zo redelijk, en zo overeenkomftig met' de denkwijze des nederigen Verlosfers, dat het onmogelijk ware, dat hoogmoed iets anders dan afkeer bij Hem verwekken konde ; — zelf itrookte 'de nederigheid en het wantrouwen aan zich zelven, zo geheel met den aart der leere van jesus , dat Hij dezulken voor zijn waardigfte Volgelingen hield, die het nederigfte waren. Hoogmoed en zelfverheffing, befchouwde Hij als de verderflijkfle tegenftand tegen zijne leer, die zo geheel en al ootmoed ademt. Hier van daan die algemeene welwillenheid jegens alle menfchen, zo dat Hij, bij den gezetften afkeer tegen de ondeugd, de menfchen zelf daarom niet  ( «9 ) ■niet haatte, maar hen met liefde vermaande. Tot haar, die de Wet had overtreden in •echtbreuk, zegt Hij enkel: „ gaa nu voorts „ heen, en zondig niet meer." Na dat Hij, door de treftendde les, deeze naamlijk: „die „ van ulieden zonder zonde is, werpe den „ eerden deen op haar," hen, die deeze vrouwe ter drafoefening uitbragten, aan hunne eigene nietswaardigheid herinnerd, en tot. de diepde nederigheid, op .de treffendflë wijze, vermaand had. Jesus, de zachtmoedige jesus , beminde de menfchen tederlijk ; ook dezulken, die gezondigd hadden; weetende, dat zijn Vader hem gezonden had, om zondaaren tot bekeering te roepen, en de onreinden te leiden op den weg des levens. 18. Eindelijk was zijne Godsdiendige gezindheid ten uiterde verdraagzaam omtrend hen , die anders dachten als Hij. Hij wist zo geheel hoe zwak de menfchelijke natuur was, hoe ligt zij tot buitenfpoorigheden overflaat; kon Hij dan onverdraagzaam weezen ? neen: Hij behandelde hun met liefde, ook de zulken, welke openbaar zijne leer tegendonden. Hij poogde hen door zachtheid te gewinnen en veroordeelde niemand; weeten le dat de driften, in een oogenblik dat zij niet beteugeld zijn, onverwagt losbardende, de fchadelijkde invloeden op ons hart en verdand beiden kunnen hebben ; zulken zelfs, waar voor wij in bedaarder oogenblikken zouden Adderen: met één woord , Hij zocht zijne medemenfchen door zachtheid te overtuigen , van het belang, dat zij hadden bij dien Godsdienst, welken hij hen aanwees. E 3 Door,  C 70 ) Docjr liefde zocht Hij hen op dien weg te leiden, — dien weg te doen bewandelen. Ziet daar het Godsdienftig beftaan van Hem, wiens leer en leven zo volmaakt, aan elkander beandwoordden- 19. Overeenkorr.ftig deeze Godsdienftige gevoelens, nu, leerde en betrachte Hij zijne Maatfchaplijke en zedelijke pligten. Hoe zou het ook anders zijn kunnen , of iemand , Wiens Godsdienftige gevoelens en leer, zo edel , zo verheven en eenvouwig waren, moest noodzaaklijk een goed mensch zijn; en in de betrachting der zedelijke pligten, aan die zijner Godsdienftige geëvenredigd weezen. Hoe gevoelig ook van aart , het geen natuurlijk moest zijn in iemand, wiens ligchaam zo fijn bewerktuigd van zenuwen was (*), zag men hem nimmer toornig. Hij gevoelde elke belediging, die hem wierd aangedaan , en het fmartede Hem ; waarom ? om dat, daar Hij de menfchen wilde redden, en tot het geluk te rug brengen, Hij door hen zelve veracht en beledigd wierd: maar nimmer had het die uitwerking op hem , dat zijne gevoeligheid daar door op eene verkeerde wijze wierd gaande gemaakt. Hij beftrafte wel den geenen welken Mem op alle mogelijke, wijzen in zijn werk poogden tegen (*) Men zegt, dat de gevoeligheid voomaamclijk haaren oorfprong neemt uit de fijnheid der zenuwen en zintuigen: deeze kennis behoort toe de natuurlijke historie, waar in door de Maatfchappij reeds poogingen ten algemeene nutte zijn gedaan; welken tzo ik mij niet bedrieg') met eenen goeden uitllat? gijn bekroond geworden. *  c 7ï ) gen te (laan, met dien ernst en ijver aan het gewigt der zaake, geëvenredigd; doch dit alles gefchiede zonder eenige de minde trek van oploopenheid: veel eer beweende Hij den onwilder menfchen, met heete, bittere, traanen, als dat hij zich daarover verdoord zoude hebben. Hij zocht hen deeds weder te "rug te brengen,en de zachtde bedaardheid en liefderijke gevoelens weken nimmer één oogenblik uit zijn hart: nimmer zag men Hem, hoe ook gefchokt door tegendand, die bedaardheid verliezen, of zijn fchoon gelaat, door de minde drift ontberen. Integendeel was vergeevingsgezindheid, ook voor die, welken Hem het zwaarde hadden beledigt, een duurend kenmerk zijns gedrags: „ vergeeft anderen, op dat men ook u ver3, geeve'" : zeventigmaal zevenmaal zult gij „ uwen broeder vergeeven: ziet daar de eifchen die hij zijnen volgelingen doet: en de volbrenging van dezelven, dringt hij door zijn voorbeeld aan. Hij vergaf volkomen. Hij kende de laage bedoelingen der wraakzucht niet; die onedele , fchrikbaarende, en in alle opzichten zo onmenfchlijke ondeugd. Goedaartigheid, die beminüjke hoedanigheid, was Hem geheel eigen: dagelijks in gevaar voor de laagen zijner vijanden, onder de ondankbaarde beledigingen, die men Hem aandeed, — onder de minachtig, welke menHem toedroeg, — den laster met welken men Hem overal vervolgde, en den fmaad, waardoor men Hem eindelijk, onder de grootde folteringen den geest deed geeven ; hoorde men den zachtmoedigen jesus , over het ongeluk zijner vijanden zuchtende in de hoogde foltering, E 4 ' die  C 7* ) die ooit een menfchelijk wezen, moest ons dergaan, uitroepen: Vader! vergeef het hen, zij weeten niet wat zij doen! hier moet elk,die gevoel heeft, insgelijks uitroepen: onvoorbeeldige goedheid! wie telt de maate uwer grootheid; - Deeze zachtmoedige gefteldheid fpoorde Mem (leeds aan om, zo veel Hij konde, twistende gemoederen te bevreedigen. Kwaad» aartigheid is eene zo onnatuurlijke gefteldheid, dat hij niet nalaaten kon die op het allermeeste te verfoeien: en de Jooden* waren dit in den hoogden graad. Met helfche boosheid lagen zij het telkens op zijn leven toe. Eén voorbeeld (lechts, om dit in het helderst daglicht te dellen; jesvs wekte zijnen vriend lazarus op, en men trachtte Hem hier om te dooden ; hoe derkt deekt hier de Verlosfer bij zijne vijanden af: zou 'er wel iets meer noodig zijn, om zijnen zachtmoedigen geest op het luisterrijkst te doen fchitteren; en ons de Jooden in het haatelijkst, Hem "in het beminlijkfte , licht te dellen ? 21. Alles wat gij wilt, dat u de menfchen doen; doe gij hen ook alzo : ziet daar het drikte en volmaakfte grondbeginfel der rechtvaardigheid; en te gelijk een gebod, dat ons door den Verlosfer gegeeven en door zijn voorbeeld volmaakt bevestigd is. Rechtvaardigheid wordt niet oneigen de grond van alle deugd geheeten, naardien elke ondeugd, van welken aart ook , eene foort van onrechtvaardigheid'uitmaakt: dit grondbeginfel van alle deugden, was ook een der grondtrekken van het beftaan van jesus: de Jes, welke wij hier boven aanteekenden, was de toets-  C 73 ) toetsregel zijner daaden. Overal trachtte Hij geluk en genoegen uit te breiden: leefde geheel voor zijne natuurgenooten ; met één woord, indien de menfchen hem gedaan haddenkelijk hij hun deed,dan, zeker, zou Hij de geiukkigde derveling der waereld geweest zijn: elk die zijn leven naleest zal dit fchielijk moeten toeftaan. Dit nu drookte wel niet met zijn bijzonder plan en zou door de Jooden nimmer zijn uitgeoefend geworden: doch dit neemt de waarheid hier van niet weg; waarheid-liefde, oprechtheid, goede trouw enz. die in alle zijne gedragingen blijkbaar waren , bevestigen deeze zijne gevoelens van rechtvaardigheid; maakeade elk deezer deugden een deel hier van uit, gelijk zij ook allen in deezen Godlijken regel bepaald zijn; zo als ieder bij den eerden opllag gemak lijk zal kunnen doorzien. Want* wat is liefde tot de waarheid anders dan een gevoel van rechtvaardigheid, en van het leed dat het ons zoude veroorzaaken, indien wij door anderen bedrogen wierden; wat is verkleefdheid aan beloften anders, dan gevoel hoe aangenaam het ons is, daat te kunnen maaken op dat geen, wat men ons eens beloofd heeft, en dit zelve kan men omtrend alle overige deugden, die hier in zijn opgefloten, aanmerken. 2.1. Het leven van jesus was, vervolgens, ook een doorgaand voorbeeld van algemeene menschlievendheid: eene deugd zo edel, dat zij ons als het ware, eenigermaate naar de Godheid doet gelijken, welke haare zegeningen over alle haare l/chepfelen uitdort, en rondom weldaadigheid E 5 ver-  C 74 ) verfpreidt. Hij ging het land door, goeddoende. Allen wilde Hij wel doen, niemand uitgezon, derd; zelf zijne vijanden. Zo 'er iets is,datons bij ket leven van jesus met hoogachting en eerbied kan doen dildaan,het is bij deeze,door zijn voorbeeld bevestigde les: hebt uye vijanden lief enz. die liefde, die zijn ganfcheziel vervulde, blonk daar zo derkin uit; dat hetkoudite hart deztlvemoet opmerken, moet gevoelen; terwijl dezelve noch uit natuurlijke gedeldheid (temperamentj noch uit eene zwakke weekhartigheid haaren oorfprong nam: maar een gevolg was van die grootheid , welke men als de hoogde volkomenheid der menfchelijke ziel kan en moet aanmerken; en bi) Hem in allen opzichten , het alleruitneemendde te vinden was. Hier oefende Hij de deugd van medelijden. Hij gevoelde elks leed op de trefFendde wijze, en trachtte alle hulpmiddelen ter verligting en verzachting daar van aan te brengen#iNueens weenue hij bij het lijk van vrienden , en gaf dien , hun opwekkende, aan bedroefde vrienden en naastbedaaiiden weder: dan ichonk Hij aan weenende ouderen eene geliefde dochter, of eene arme weduwe haaren eenigen lieven zoon , den deun haars ouderdoms te rug; genas kranken ; opende der blinden oogen:'der dooven ooren; maar genoeg : indien ik dit alles wilde optellen , waar zoude ik beginnen V waar eindigen ? Eindelijk, Hij had medelijden met de zonden zijns volks, die hun de draf Gods zouden op den hals haaien, en dat natuurlijk moeten doen: (f) Hij weende over het wederipannig > Men noemt de fchuld en draf op elkander  ( 75 ) Jetuzalem ! Deeze gefteldheid deed Hem eindelijk de grootfte dankbaarheid oefenen jegens hen, die Hem wel deeden : hier door trachtte Hij de gunstbewijzen, die Hij van iemand ontving , naar dat de gelegenheid zulks vereischte, te bea'ndwoorden. Genodigd zijnde op eene bruiloft, veranderde Hij het water in wijn: beloonde de geenen, die Hem herbergen wilden door hunne kranken te geneezen, of het huis zalig te fpreeken waar men Hem in had ontvangen: en zo handelde Hij voor al ook omtrend jozef en maria , die Hem hadden opgevoed, het geen, fchoon wij dit .ftraks nader als kinderpligt zullen befchouwen, geen gering gedeelte der dankbaarheid ■was; te meer, daar Hij tot jozef geene andere betrekking, als die van zijnen verzorger, kon hebben. 23. Liefde tot het vaderland , tot het Joodfche volk, in het bijzonder, blonk ook op het allerfchoonfte uit in alle zijne handelingen. In den ambteloozen ftaat zijnde bewees Hij dit, door zo veel mogelijk vrede en rust te doen geboren worden, en zonder ongenoegen defchatting te betaalen, die Hem was opgelegd; ook toen Hij zelf niet zo veel had, om dit te doen. In den kring waarin Hij gefteld was, als leeraar des volks naaraelijk, behartigde hij de belangen van het betrekking hebbende, en waar door die noodzaakJijk elkander moeien volgen; her verband ruslcheu {iet zedelijk en natuurlijk kwaad. .— maar het is mijne taak niet hier in breeder te zfjii.  C 76 ) het zelve door het beste onderwijs te geeven, en werkzaam te zijn tot het algemeene nut; zonder partijdigheid; aan elk van welke gezindheid zij ook zijn mogten, dat onderrecht me ie te deelen, en vrij van eigenbaatige zelfbaatige zelfzoekenheid, de gezindheid van zijne landgenooten te verbeteren; ten einde, door de .fchoonlfe voorfchriften , het onderling Maatlchaplijk geluk te bevorderen ; gemaatigdheid en verdraagzaamheid leerende,en alle die pligten , welken de waereld, en het Joodfche volk , door derzelver betrachting zeker gelukkig zouden gemaakt hebben. 24. Dan, hoe algemeen goedwillig jegens de menfchen gezind, kende Hij te wel de bijzondere en geheiligde rechten des bloeds, en der vriendfchap, om die niet naar behooren, en meer bijzonder, te betrachten. „ Hij „ was zijne ouders onderdaanig": ziet daar de treffende en genoegzaame befchrijving, welke 'er ons van gegeeven wordt. Tot de manlijke jaaren gekomen, bleef Hij die zelfde hoogachting en liefde voor hun behouden: alleen dan, wanneer andere en hoogere pligten dit beletteden, oefende Hij die niet'uit; God af een, meer dan zijne moeder en verzorger beminnende. Vooral hoe fterk fprak die liefde op het einde van zijn leven ! Toen Hij aan zijnen joannes, zijne, moeder, als het dierbaarst, dat hem overbleef, achter liet ; haar zijner zorg aanbeveelende, en tot haar zeide : yrouwel zie uwen zoone: mij dunkt elk moet gevoelen hoe fterk dit ipreekt; en wat het zeggen wil. Dit deed Hij in de ongunftigfte omftandigheden, aan een kruis genageld, on-  C 77 5 onder de onlijdeliikfte folteringen ; bij het aannaderen des doods! toen nog dacht Hij aan zijne moeder en zorgde voor haar met de pligtmaatigftegezindheid eenesbraaven zoons:' en dat in zulk een tijdftipl —o, mijne vrienden ! welk een voorbeeld voor ons! 25. Dacht Hij aan zijne moeder, Hij vergat ook zijne vrinden niet. Men heeft onder de zulken, die zich, hoewel zonder grond, den naam van fterke geesten willen aanmaatigen, en die ongelukkig genoeg zijn den Christelijken Godsdienst te verachten, veel intebrengen gehad tegen de leer des Verlosi'ers , omdat, gelijk, men voorgaf, in zijne voorfchriften geene uitdruklijke lesfen van vriendfchap gevonden wierden, welke echter, een der hoófddeelen van het Maatfchaplijk geluk uitmaakt: doch niet moeilijk valt het dit te wederleggen , daar zijn voorbeeld zo klaar den prijs toont, welke Hij daar op ftelde. Hoe zeer beminde hij alle zijne leer-' lingen, voor al den edelen joïnnes , aan wien Hij zijne tederbeminde moeder achterliet: welke edele en heilige vriendfchaps traanen ftortte Hij bij het lijk van zijnen lazarus ; en zijn dit allen geene fpreekende lesfen, welken Hij gaf, om in de vriendfchap een heil te zoeken, 't welk op aarde zo jfchaars ge vonden wordt. Vriendfchaplijke neiging en behoefte , maakte toch een zeer aanmerklijk gedeelte van zijn beftaan uit, ons ten voorbedde; en kon dit ook anders, daar bij zijnen Godlijken Vader boven alles, en zijne natuurgenooten als zich zelven, beminde ? — ook 1 dit  C ?3 j dit heil, deeze pligt ftond bij hem op eenen zeer hoogen prijs. 26. Ziet daar u den perfoon des verlosfers, jn zijn gedrag, zo omtrendGod als zijne medemenfchen afgefchilderd. Dat Hij de pligt van werkzaamheid, die deugd, welke men zich zelf, en de Maatfchappij verfchuldigd is,op de volk 0 mende wijze waarnam, zal, denk ik, na het geen boven gezegd is, geene aanwijzing behoeven; de vlijt, waar mede Hij zich op het geluk der menfchen toelegde, de verhevene inzichten- van dit vlijtbetoon, en het verlangen, om dit op de beste wijze te doen , tekenen dit genoeg. 27. Maar laat ons nu nog een oog flaan op eenen anderen pligt, welken men zich zelven verfchuldigd is, en die zulke heilzaame gevolgen heeft:dit is maatigheid; eene deugd zo weldaadig als betaamenlijk in de menfcheJijke Maatfchappij; ook deeze wierd door den Heiland op de beste wijze uitgeoefend. Altoos bedaard; zelf in het vrolijkde gewoel, zedig en ingetogen , bleef Hij zich zelven , ten allen tijde,volkomen gelijk,fchoon geen Vijand zijnde van eene betaamenlijke vrolijkheid , en een maatig gebruik van fpijs en drank; ook niet van die bijeënkomdeir, welken door onderlinge blijdfchap de genoegens des levens vermeerderen, en door het genieten derzelven , nieuwe krachten tot den arbeid Ichenken. Daar men Hem ter maaltijd verzocht , zat of lag Hij, naar de gewoonte van dien tijd aan, echter deed hij in alle geneugten des levens blijken, dat zijn hart waakzaam was , ook te midden der zinlijke genoegens»  C 79 ) gensdes levens; dat hij fteeds zich zelf beftu arde; op zijne wegen lette,.en dat hij de waardigheid der menfcheli jke natuur in het oog houden wilƒ de: terwijl hij als dan tevens gedachtig was, 'zijn ligchaam de welvoeglijkfte houding te geeven ; ten einde aldaar op eene zedige, en te gelijk betaamenlijke wüze, te verfchijnen. a8. Door zijne verftandeliike vermogens in ftaat gefield, om in den uitgebreidften kring nuttig voor zijnen evenmensch te zijn, liet Hij geene gelegenheid voor bij gaan , om hier van de beste wijs gebruik te maaken : terwijl hij die kennis op allerlei wijzen ,door beoefening, verbeterde; zijne denkbeelden zocht te verfterken, en op te helderen en door naauwkeurige befchouwingen, en herhaalde overdenkingen, voor al ook omtrend het geen de waereld rondom ons opleevert, en de oorzaaken en gevolgen van het menfchelijk gedrag, die vermogens aan te kweeken; en dit gepaard met eene zorgvuldige verbetering der zedelijke natuur; deeze verbetering, toch, was de hoofdbedoeling van alle de verftandelijke werkzaamheden, die Hij zo uitgebreid oefende, en van al de verbeteringen, die Hij rondom zich zocht te verfpreiden: daar Hij zijn gedrag op de rechte wijs beftuurde; de hartstochten fteeds ten goede weikzaam maakte, en ziine oogmerken en opzichten daar toe gebruikte, om het geen verkeerd was te verbeteren, en de verzoekingen te beteugelen. Hierom verkeerde Hij zelf met tollenaaren (*) en zondaaren ; over- (*) Tollenaaren wierden in den tijd van jEstts  ( 8o ) overtuigd, dat HU gekomen was, dezulken op den rechten weg te leiden: maar floeg tevens daar op naauwkeurig acht, dat de zeden zijner volgelingen niet befmet wierden, met hei vergif der zondige waereldüngen, vermits Hij hen altoos nabij zich hield. aQ. En al dit groote en goede ontfproot, (gelik wij boven zagen) niet uit temperament, of gelukkige gefteldheid der ziele: maar uit waarli k beredeneerde grondbeginfelen, gepaard met het allerfijnfte gevoel voor pligtmaatige aandoeningen : eene gepaste aandoening, die onze zedelijke natuur verfijnt en veredelt, is ten allen tilde aan te prijzen; de veilige middenweg tusfchen overdreven gevoel, het welk belachlijk wordt aan den eenen kant; en van onmenfchelijke hardheid aan de andere zijde; beiden zo zeer te vlieden. Door deeze aandoenlijkheid gevoelde Hij de liefde van zijnen Godlijken Vader zo fterk, dat uit dit heerfchend beginfel alle zijne daaden haaren oorfprong namen, en de zalige begeerte, om Hem fteeds te behaagen zijn grootlte verlangen wierd. Hier uit, eindelijk, beminde Hij alle zijne medemenfehen als broeders, en met die warme, hartelijke,toegenegenheid, die het karakter van eenen menlchen- omwandeling op aarde, als een verachtelijk gedeelte des volks befchouwd: om dat zij niet zelden onder fehijn van hunne ambtsbediening, de menlchera op eene 'onrechtvaardige wijze hun goed afknevelden, en geene middeien ontzagen, indien zij, door dezelve Hechts geld wisten te verkrijgen, hoe ongeoorloofd die middelen ook wezen mogten.  t ) Ibhenvriend zo geheel affchildért, en een dëf erlelfte trekken van de menfchelijke natuur üitmaakt. 30.Eindelijk,de man van zodanig karakter kon niet naïaaten, ten' allen tijde gelegen-, heidte zoeken, ter beoefening van de eene of andere deugd: En boe zien wij Hem dan geftemd? hoe zien wij Hem handelen? in tegenfpoed nederig en lijdzaam-; ftil berustende in zijnerampen, ja zelf een zedelijk welgevallen daar in hebbende, overtuigd, datziin'lijden moest uitloopen, tot bevordering van het geluk zijner mede menfchen. Gemaatigd in de weinige zachte inmengzelen onder de bitterheden van Zijn lijden weldaadig aan allen, oratrend welke Hij die weldaaden betoonen konden dankbaar omtrend hen, die Hem eenig genoegen aanbragten; lijdzaam onder alle vervolgingen ; vergeevens gezind jegens zijne vijanden: oprecht in zijné handelingen; met één woord, — Hij beduurde zijne vermogens, zijne neigingen, zijne hartstogten allen tot,' de beste einden. Ziet daar het beftaan van onzen Verlosfer u vóorgefteld; van hem , die God zijnen Vader volmaakt beminde , en zijne medemenfcheri zo lief als zich zelven had (*3 ; dit, toch, maakt het geheele kort begrip van zijne leer cn leven uit. 31. Verdient nu deeze Leeraar niet in Volr leri (*) Van alle de bijzondere deugden , aanhaalingen uit de Heilige Schrift te maaken,zoude , dunkt mij, even zo goed zijn als het geheele Euangeliuirr af te fchrijven ; men leeze dat, en elke bladzijde1 aal een deel zijn van het geen ik aanmeme. F  C 82 ) ïen nadruk den naam van eenen Leeraar Gods? zijn geheel leven kenmerkt dit, naar mijne gedachten. Immers, zijn voorneemen was, de menfchen gelukkig te maaken ; zijne onderneeming hier toe groot, en alleen door eenen 'geest als de zijne uit te voeren, en te gelijk zo weldaadig en wijs,dat nimmer eenig fterveling het zo beraamde , terwijl Hij zijne leeringen , allen , door zijn voorbeeld bevestigde. Elk, die eenig gevoel van het waarlijk 1'choone en goede heeft, zie dit tafreel, en beöordeele uit hetzelve, of hij niet waardig is als hetvolmaakfte voorbeeld ter naarvolgingte worden yoorgedraagen : Ja of 'er niet meer dan menfchelijke grootheid in is op temerken : en mij dunkt, ieder , die oplettend en onpartijdig nadenkt, zal dit beide gercedelijk toeftemmen : dan dit laatfte behoort tot mijn tegenwoordig plan niet. Dee^e Leeraar Gods dan was een mensch, die nimmer zijns gelijkenhad. Hoe veel reden van dankzegging is 'er derhalven voor ons, mijn lieve medemenfchen! dat wij Hem kennen en zijn voorbeeld kunnen naarvolgen. Och 1 dat wij dit eens waarlijk gevoelen mogten ! dan zouden wij, meer dan nu , gefchikt zijn , om zijne weldaadige bedoelingen te bereiken , en wezenlijk gelukkig te worden. 3a. En dit maakt het tweede deel uit van deeze voorftelling : „ in hoe verre kan en' 2 moet het z^lve , als een voorbeeld, ter „ naarvolging voor alle Kristenen verftrek„ ken?" dat is, in hoe verre bevinden wij, zwakke en nietige fchepfelen, ons in de gelegenheid — in hoe verre zijn wij in ftaat, om dit voorbeeld te volgen; en hoe fterk  fterk is de verpligting welke hier toe op óns* rust ? Ziet daar het ander gedeelte, ö Kon ïi£ u den weg der deugd, in naarvolging van uwen Heer en Broeder, zo voordellen, dat gij 0p het krachtigde wierd aangefpoord dien te bewandelen , al wierd 'er maar één uwer door getroffen, dit ééne hart zou mij m het uur des doods troosten over mijnen arbeid onder de menfchen. ö Hoordet gij dan naar de item van uwe natuurgenooten, daar zij u toeroept: word deugdzaam, Kristen! volg uwen Voorganger, en gij zult gelukkig wezen- & 33- Wat het beftaan van jesus in zijn godsdiendig en zedelijk gedrag betreft, wij kunnen ons dit in alle opzichten geheel ter naarvolging voordellen , in zo verre als het voor ons, zondige menfchen, mooglijk is: en op den tijd, waar in wij thans leeven dë omdandigheden waar in' wij voor ons zelf' verkeeren , en dé betrekkingen waar in wij geplaatst zijn, toepaslijk zij: hier in kan ieder voor zich zelf bellisfen. Het geheele leven van jesus is een enkel voorbeeld , het welk door elk zijner naarvolgers , op zijné bijzondere omdandigheden , gemaklijk kan toegepast en beoefend worden. Ik zal u , ech* ter, hier omtrend eenige hoofdaanmefkirigen mededeelen; u, even als boven, eerst eenigen1 der voornaamde godsdienstpligten vooniraagen, en daar na de pligten der maatfchappij, of dezulken, wélken men gewóón is, zedelijk te noemen. Onze kundigheden uit te breiden omtrèricf God , en het geen Hij van ons eischt, is' de eerde, is de voornaamde, pligt van jcdef' F % K-ri3w  ( $i ) Kristen. Tesus, ons voorbeeld, bezat de uitgebreidïte kennis. Het is waar, vooral onder die geenen , welken , door eene wijze bedoeling, verpligt zijn, alle mogelijke vlijt te belteeden, ten einde voor zich zelf en hunne huisgenooten brood te vinden, is men minder in de gelegenheid, om hierin zo veel als men wel wenschre te vorderen; maar men is echter altoos verpligt zijne kundigheden hier in, zoveel mogelijk, uit te breiden ; alle middelen ter verftandelijke verbetering in te flaan; en onze verftandsvermogens, zo verre die ons gefchonken zijn, op allerhande wijzen tebefchaaven en te verfterken. Kennis aan God , en aan het geen Hij van ons eischt, te verkrijgen, is onze algemeene pligt. Jesus kende en wist volmaakt;wij moeten, onze bekrompene vermogens in 't oog houdende, dit zo goed ons mogelijk zij, weeten : zo omtrend het geene Hij van ons eischt, als het geen wij omtrend Hem gelooven moeten ; dit is een der voornaamfte pligten, die elk Kristen onder 't oog behoort te houden, daar deeze de grond van alle overige Kristendeugden uitmaakt. 34. Gegrond op deeze kennis behoort hij rechte gevoelens te koesteren, in naarvolging van Hem, wiens naam Hij draagt;met betaa menlijken eerbied voor God vervuld, hem te aanbidden in zijne onbegrijpelijke liefde tot het zondige menschdom: en uit kracht deezer liefde, hem weder poogen lief te hebben: zich in alle daaden aan zijne almagtige beliuuring blijmoedig onderwerpende, die toch altoos het beste uit zal kiezen, zonder dat morrend .on-  ( 85 ) ongenoegen, dat maar al te veel onder de menfchen plaats heeft, wanneer God het niet naar hunne gedachten doet uitkomen, te betoonen. Uw wil gefchiede, dat vermogend woord van Hem, die meer leed dan iemand , zij ook des Kristens beoefende fpreuk: terwijl danbaarheid voor de altoos onverdiende weldaaden, hem blijmoedig de wet moet doen onderhouden; en fchoon dit alles in ftruikelingen gefchiede, echter den moed niet verlooren doen geeven; overtuigd zijnde, dat ook de verstgevorderde niet meer kan,dan God in ootmoed te zoeken, en poogingen aan te wenden om hem te dienen, jesus gevoelde de innigfte fmart als Hij de menfchen van God zag afwijken; het betaamt zij nen naarvolger dit voorbeeld te volgen, en, te beeven voor iets,dat het allergeringfle tegen Gods wil zoude ftrijdig weezen: verlangende om zijne geboden te volgen, zo veel hij tot dezelve in Haat zij, fteeds met Gods hulp zijne poogingen; hoe zwak in zich zelf, aanwenden, ten einde de deugd en waare godsdienftige gevoelens onder zijne medemenfchen te verfpreiden. Men moet dus, zo veel mogelijk zij, alle deeze goede aandoeningen poogen aan te kweeken en te voeden, en de daar mede tegenftrijdige gevoelens zoe ■ ken uittedelgen, als niet overeenkomende, maar ftnjdende tegens de bedoeling van onzen Heer en Verlosfer. 35. Het betaamt elk, om deeze goede ge« voelens in zijnen wandel en woorden op het alleruitdrüklijkfte kenbaar te doen worden. jjpü naarvolger van jesus zal dit in alle zij F 3 ne  ( 86 ) sie gedragingen betoonen, en zijne woorden zullen daarmede, insgelijks, overeenkomftig wezen. De verheerlijking van God zij een voornaam deel zijner zorge; en hoe zal men dit beier doen, dan door daaden blijken te geeven, van welk een invloed de kennis Gods op het hart is; zo dat de ongeloovige moge overtuigd worden, dat de beste Kristen, noodzaaklijk de beste mensch moet weezen; en dit kan nooit anders dan de fchoonfte gevolgen te weeg brengen, en voor zich zelf en voor anderen, .(gelijk wij boven beweerden, zie § lijmen zij echter zorgvuldig, om Godverheerlijkende aandoeningen niet z© zeer door woorden openbaar te maaken, als wel zulke betaanienlijke gevoelens aan den dag te leggen, door die ftille bedrijven, die onmerkbaar fchijnen; doch, bij den oplettenden befchouwer den meesten indruk moeten veroorzaaken: ook zij men altoos bedacht, omtrend anderen in deezen opzichte oplettend te zijn, en wachte zich wel een ongunftig oordeel te vellen over de zulken, die weinig fpreeken, over dat geen, wat hun hart hun zegt: men kan hier uit niet redeneeren daaden, meer dan woorden, zijn de echte kenmerken van iemands godsdienftige en zedelijke gefteldheid, terwijl elk zich verzekerd houden kan, dat hij een Kristen is, die het voorbeeld van jesus naarvolgt ; en in zijne daaden en woorden den Godlijken Vader poogt te verheerlijken, i 20 jesus gaf door zijn voorbeeld eene algemeene godsdienftige gezindheid te kennen, en befchouwde dezelve als de bron van deugd eg  C «7 ) en geluk; dit voorbeeld volgende is eïk Kristen verpligt, om in dien kring, waarin hij geleld is, zich zelf en anderen aantefpooren, om God als den algemeenen Vader te befchouwen, en elkander als broeders te beminnen; nimmer, echter, vergeetende, dat hij een mensch zij, een zwak en zondig fterveling en daarom geen recht heeft anderen te haaren, welken zo godsdienftig niet zijn, als hij poogt te weezen; maar integendeel medelij den met hen behoort te oefenen, en in zijn gedrag,deezen uitdruklijk bevolen pligt, naamelijk den godsdienst, zo veel mogelijk, te onderhouden, in naarvolging van zijnen grooten Meester behoort uitteoefenen. 37. jESus^ftelde den algemeenen Godsdienst in, en nam dien gezet waar. Dit voorbeeld kan en moet door elk zijner volgelingen in het oo" gehouden worden ; den openbaaren eeredienst'aan het Opperwezen niet alleen nimmer nalaatende, mant door voorbeeld en woorden , anderen zijner medemenfehen hier toe insgelijks zoeken aantefpooren, Men verricht dit door een naarflig gebruik maaken van de gelegenheden daar toe bijzonder vergund; vooraf op de daar toe plegtig afgezonderde dagen, en voorts, zo dikwijls als andere pligten van beroep of dergelijken, ons daar in niet verhinderen. Het openbaar onderwijs behoort door den Kristen op hoogen prijs geteld te worden, ten einde daardoor zijne' pligten te beter te leeren kennen of daaraan berrinnerd te worden? en hier door iri ft; at geteld te zijn, omdezelven , zo goed mogelijk, te betrachten, Iemand, die minach■. ■ F 4 tin$  ( 88 ) ting heeft voor den openbaaren Godsdienst kan dus onmooglijk een oprecht volgeling des Verlosfers weezen: men woone denzelven bij zo veel ons doenlijk is: voor al is dit noodzaakelijk onder die Kristenen, welken minder gelegenheid hebben zich zelven te oefenen,en behoude aldaar den eerbied, die op eene plaats,waar van Gods wege ons aan onzen pligt herinnerd wordt; zo betaamelijk is; terwijl men hier door zijne kennis vermeerderen , zijne Godsdienftige gevoelens opwekken, en, in de pligten derzelven, hoe langs hoe meer verfterkt worden, en , het voorbeeld des Verlosfers naarvolgende, zich zelf gelukkig maaken zal, en te geljk zijne medemenfchen hier door aanfpooren insgelijks te doen. 38. De onderlinge huis en ftille Godsdienstoefening maakt, insgelijks, een deel uit van het geen ter naarvolging' voor alle kristenen kan en moet verftrekken. jesus leerde en bad met zijne discipelen ; elk braaf hoofd eens huisgezins doe zulks met de zijnen ; (lelie hen de gronden der kennisfe Gods, en der maatfchaplijke zedepligten voor; betooge hen het geluk der Kristen-gezindheid ; leere hen den algemeenen Vader danken voor liet goede, dat men geniet; en om wijsheid en kracht ter deugd beoefening f'meeken. jescs koos veeltijds afgezonderde plaatfen, om zich daar in eenzaamheid voor God te (lellen: men kieze insgelijks veel de ftilte en afzondering, en draage als dan zijne belangen aan dien goeden God vóór; verootmoedige zich voor Hem, en fmeeke om alle*  C §9 ) les, wat men noocfig heeft, voornamelijk om dat geene, het welk men mede naar de Eeuwigheid neemen kan.Menzoeke, eindelijk, in naarvolging van jesus, zich zulke Godsdienftige gevoelens en hebbelijkheden eigen te maaken ; zo de huisfelijke als bijzondere Godsr dienstpligten , fteeds, zo veel mogelijk , te beoefenen en dit te doen, vrij van alle gemaaktheid en veinzerij: deeze ondeugd, door jesus zo zeer afgekeurd , behoort nimmer plaats onder zijne naarvolgers te vinden; men vermijde die, derhalven, zorgvuldig, als onbeftaanbaar met de waare opvolging der lesfen van onzen grooten Voorganger. 39. Men beleeve de gronden van die leer, die na een bedaard en redelijk onderzoek onzes verftands, ons voortkomt de beste te zijn, zo eenvouwig ons mooglijk zij. Bijgeloovige volksvooroordeelen behooren nooit op te komen in iemand, die een Kristen wil heeten. Men. verfta mij wel: ik bedoel niet zulke Godsdienftige gevoelens, welken door de eene Gezindheid voor bijgeloof, door de andere voor waarheid worden gehouden ; hier in beproeve men het geene het beste is, en volge zijn geweten: maar dezulken, welken door alle verftandige menfchen, van welke Godsdienstige Gezindheid zij ook zijn mogen, wezenlijk voor bijgeloovige dwaasheden worden gehouden, die vliede men; of indien men eenigermate daar reeds mede besmet is, zoeke men die uitterooiën, en in zich zelf en in zijne medemenfehen: men doe dit met ftandvastigen ijver en moed, niet tegenfiaande alles eas hier in tegenftond, en in F 5 zo  C 90 ) zo verre behoort de wandel des Zaligmakers ons hier in ook weder ten voorbeeld te zijn; daar Hij de vooroordeelen des Volks zocht uitterooiën , en wij dit insgelijks omtrend ons zelf, en onze medemenfchen behooren te doen. 40. Vooral wachte men zich door woorden of daaden tegen zijne natuurgenooten te betoonen, tk ben heiliger dan gij. Nederigheid is (gelijk wij boven zagen, zie § 17) eene uitneeraende trek van het beftaan des Verlosfers, die geheel door ons moet worden waargenomen, zullen wij met recht den naam van Kristenen draagen. Hoe nederiger men is hoe grooter, en hoe waardiger volgeling van jesus men zich betoont. Men betrachte dan deeze deugd en achte anderen nitneemender dan zich zelve, zo zal men algemeene welwillenheid leeren voeden , gewillig zijn om anderen goed te doen, van elk gunftig denken, en zich in waarheid een Kristen kunnen heeten. Men haate geen mensch om zijne rnisdaaden;„de ondeugd zelve, zij alleen het voorwerp van onzen afkeer. Men zij echter op zijne hoede om in geen kwaad gczelJchap te vervallen; weetende dat kwaade fmienfpreekingen goede zeden bederven ,• en wij niet geroepen zijn om het kwaade te doen, op dat het goede daar uit voortkome, en geboren worde. 41. Eindelijk, men zij verdraagzaam, daar jesus de ^verdraagzaamfte was van alle menleken. Men haate vooral niemand, om zijne godsdienftige gevoelens, of om de driften, welken hem, lbmüjds, tegens de onze ontfteken mog-  C 91 > jnogten. De mensch is zwak, dit hemde men altoos onder het oog:menvraagezich zelven: „ Hoe zoa ik in zulke omftandigheden mij „ gedraagen " en het andwoord zal gereed zi n : Ach waarfchijnlijk zouden wij het „ niet beter maaken:" Hoe meer, toch, dat iemand vor ert in deugd, hoe meer hij zijne onvolmaaktheid zal gevoelen, en dus verdraag, zaamer worden in het oordeel over anderen. Ziet daar eenige hoofdzaiken, waar in wij het voorbeeld des Verlosfers het onze moeten maa en: en de algemeene verpligting hier toe rust op alle Kristenen. Maar laat mij nu omtrend de'maatfchaplijke plig-en, en die, welken men omtrend zich zelven heeftwaarteneemen, ook, ingevolge het voorbeeld van jesus , in zo verre als het ter naaryo ging van de ganlche Kristenheid kan en moet verftrekken, eenige hoofdtrekken opgeeven. 42. Het voorbeeld van jesus leert ons den toorn haaten. Wij zijn niet altoos meester over onze driften: maar is hij groot, die zijne hartstochten beteugelt, hoe veel meer past dit aan ons^ welken den naam van volgelingen van den zachtmoedigen jesus draagen. Beëdigingen kunnen zwaar zijn, maar wie wierd immer zwaarer dan jesus beledigd, en wie behield immer, meer dan Hij, de grootfte bedaardheid van. geest? — Men vliede dan den toorn,en betoone zich altijd vergeevingsgezinJ . te zijn: Vergeeft op dat men ook u vergeeve, is de, door zijn voorbeeld aangedröngene les. De Kristen verachte des jïltoos de laage bedoelingen der wraakzucht, Hij  C 9* > Hij is geen waar navolger des Verlosfere, die zulke onedele gevoelens kan koesteren: goedhartigheid onder alles wat ons beledigt; zachtmoedige bedaardheid: ziet daar het karaktervan den infteller van onzen Godsdienst, dat, zo verre onze onvolmaaktheid toelaat, geheel door ons behoort te worden opgevolgd. 43. Het groot gebod hetwelk op alle deugden kan toegepast worden , is de rechtvaardigheid : een pligt ons uitdruklijk door jesus geboden, en door zijn voorbeeld bevestigd. Wij hebben boven (zie § ai.) eenige nadere ontleding van denzelven gemaakt, en merken dus aan, dat deeze deugd, en de deelen derzelven, die, helaas! voor al tegenwoordig, zo weinig onder de menfchen beoefend worden, eene der hcofdzaaken uitmaakt van de pligten van ieder, die een Kristen wil geheeten zijn. Dit gebod is in den fterkften zin door onzen Verlosfer beoefend en tevens, in dien eigen naauwkeurigen zin, ons ten voorbedde nagelaaten. 44. De algemeene menschlievendheid des Verlosfers behoort ook , in zo verre ons zulks immer mooglijk zij, in de omftandigheden waar in ons de Voorzienigheid plaatst, door alle Kristenen te worden betracht. Als de zulken behooren wij onze medemenfchen teder te beminnen, en deeze pligt is te gelijk voor ons zelven zo weldaadig, dat niets meer in ftaat is om ons gelukkig te maaken, als deeze. ö! Als wij onze natuurgenoten beminnen, zijn wij zo zalig; dan ftort zich ons hart met volle ftroomen, even als de welT daa-  C 93 ) daadige Godheid uit; dan leeren wij het Goddelijke medelijden kennen, dat ons de etende hulpwaardig doet verligten, of de ttille traanen, die goed zijn voor ons hart, ons uit de oogen lokt; en deeze pligt kunnen wij ook in de behoeft-gfte omftandigheden uitoefenen, door goeden raad, troost, en zo veel mogelijke hulp toe te brengen. Zelfs aan vijanden behoort men die verpligtingen te volvoeren; dit eischt de Verlosfer van zijne naarvolgers. Menfchenliefde maakt bij Hem een deel uit van de grootfte volkomenheid; deeze is de hoofdinhoud zijner lesfen. Die edele gefteldheid, eindelijk, leert ons de dankbaarheid uitoefenen , eene deugd, welke ons best gefchikt maakt om nieuwe weldaaden te verkrijgen, terwijl zij de aangenaamfte gefteldheid is van een redelijk hart. 45. Liefde "tot het Vaderland waar in wij geboren zijn, behoort ieder , volgens (het voorbeeld van tesus te betrachten; die liefde, die zo nuttig als natuurlijk is , daar de banden, welken ons aan ons Vaderland hechten, ons, als 't ware zijn ingefchapen , en van onze eerfte kindsheid af, in ons hart zijn gedrukt, — die liefde betoont men door vrede en rust, gemaatigdheid, en eensgezindheid voortteplanten; en in dien kring , waar in men gefteld is,tepoogen nuttig te zijn. Ln daarom, 6 mijne vrienden! dat nooit de verderflijke partijgeest, die, helaas! zo vreeslijk ons gefolterd Vaderland teistert, vat op u hebbe ; hoe gij ook moogt denken , laat toch fteeds de gedachte levendig in u zijn: dat hij zijn Vaderland het meest bemint, die . er  ( 94 ) er de zëdéhjke verbetering van zoekt te bevorderen, en de eensgezindheid en liefde, die 'er maar al te veel uit verbannen is. doof zijn Voorbeeld weder zoekt te verfpre;dcn; en dit alles zonder eenigen zweem van zclfzoekenheid. — Hij, die eigenbaatig, onrustig en partijdig is, is nooit in Haat zijn Vaderland recht te beminnen, hoe zeer Hii het ook moge voorgeeven; en hij veracht de les van Zijnen grooten meester, die het Hem echter' zo zeer betaamde te volgen. 46 Onze ouders, bloedverwanten en vrienden te' beminnen, behoort, eindelijk, onder die pligten, welken wij boven in her beftaan des Verlosfers, ons allen ter navolging opgaven , en hier nog eens herhaalen. Elk ziet de liefde, die Hij hen allen betoonde (zie §24 en 25) en ook dit behooren wij, we wij ook zijn mogen, in den volden zin , (immers zo Veel onze onvolmaaktheid toelaat) te betrachten. Wij zijn alles aan onze ouders verfchuldigd , en het voorbeeld onzes Verlosfers,bindt deeze banden nog veel vaster: terwijl' het zelve ons ook ten allernaauwfte aan onze vrinden verbindt. 47. Eindelijk fpoort het ons allen aan, om' de werkzaame vlijt te betrachten, ten einde ons zelven en anderen tot nut te weezen, en de fchadelijke luiheid te vlieden, welke dé waardigheid der menlchen zo zeer onteert; — maatig te zijn, daar een onmaatige verdient onzinnig geheeten te worden, omdat Hij' zich zelven ongelukkig en nutteloos voor anderen maakt; —de vermogens, welken de goede god ons fchonk, op de best mogelijke wij»  C 95' ) wijze te befchaaven, en de (tem onzer plïgt, ten allen tijde gehoor te geeven , daar, waar dezelve immer tot ons hart moge fpreeken. 48. Maar vooral ook leert dit voorbeeld ons lijdzaam te zijn, onder alle tegenheden, welken ons kunnen ontmoeten ; — te; berusten in de fchikkingen Gods in alle tegenheden en rampen des levens, >— dankbaar te zijn voor allen voorfpoed hoe gering die ook weezen moge, en de hartstochten en driften te beteugelen, en onder het gebied der rede te brengen: dit moeielijk werk vereischt vooral onze oplettendheid. De driften zijn ons van god tot goede en edele einden gefchonken: maar indien wij dezelven niet dienstbaar maaken aan het rijk der deugd , zullen zij in fchadelijke vijanden onzer ziel veranderen : god ten dien einde veel te fmeeken dat Hij ons onderfteune, om onze hartstochten te beteugelen, en dezelve dienstbaar aan zijn eer en ons gelukte maaken; gepaard met aanhoudende poogingen hier toe, zal ons het best in (laat (lellen, om waardige naarvolgers te zijn van Hem, wiens naam wij draagen. 49. Dan wie is tot alle deeze dingen bekwaam? zo zal mooglijk een en ander, na dit te hebben geleezen, tot mij zeggen. Zal niet hij, die Gods geboden het beste betracht, verklaaren moeten: dat Hij'niet het geringfte gedeelte hier van bereikt? dit zullen wij gaarne toeftemmen, maar neemt dit onze verpligting weg? of zouden wij Leerlingen — navolgers van jesus willen heeten, en echter zijne geboden niet volgen ? zouden wij den naam  C 96 ) raarn van Kristenen willen draagen, en zijnen wandel ons niet ter naarvolging (lellen? Dit is het nog niet al: een ieder die redelijke gedachten koedert, hoe ziine Godsdienftige gezindheid ook moge zijn, zal geheel overtuigd weezen van de waarde en noodaaaklijkheid des gebeds: (iets het welk wij hier boven reeds .-.Is een pligt opgaven, zie § 38—49) men betrachte dien pligt dus vooral met de uiterfte naauwgezetheid, en wel haast, mijne vrienden'zult gij 'er de gezegende gevolgen, ook ten opzichte uwer zedelijke verbetering, en de volmaaktere naarvolging uwes grooten en goeden meesters, van ontwaar worden. En hoe groot zijn de voordeden, welken uit zulk een Godsdienftig ' gedrag voor u zullen voortfpruiten ! — uw leven zal vrede, uw derven zaligheid zijn: blijmoedig zult gij in alle rampen en wederwaardigheden leeven, — met vreugd het uur des doods voelen naderen, en, als een Discipel van jesus hier geleefd hebbende, als een Kristen den dood des oprechten derven, eft hoe zacht, hoe goed zal het u dan in die bedisfende oogenbiikken zijn ; waar aan men anders met zo veel fchrik en vreeze denkt. •(*) 50. Ziet (*) Men verhaalt van addison, een beroemd Ëngelsch geleerde, die veele fchoone werken ia het licht gegeeven heeft, een voorbeeld, dat hier'niet kwalijk te pas komt; naamelijk: dat hij zijn einde voelende naderen, een jongeling van zijne maagfchap ontboot; en als deeze gekomen was, en tot hem zeide; „ hebt gij, waarde heer! ook nog Iets „te beveelen"? addison hem met een bedastrd, vró. l-ijfe  C 97 J 50. Ziet daar, mijne waarde landgenooten! u het voorbeeld van onzen grooten meester en weldoener, zo kort mij mogelijk was,befchreven , en u ter naarvolging aangeprezen (*> 6! Dat gij het fchoone der deugd gevoeldet en naarvolgdet, en mijne zwakke poogingen u hier toe mede in ftaat mogten nellen! Hoe groot zoude mijne vreugde zijn, indien ik u flechts eenigermaate bekend kou maaken met de voordeden, van het naarvolgen van hem, wien wij u ten voorbedde opgaven ! 't Is waar, mijne jeugd en kunne maaken mij ongefchikt, om u dit, zo als ik wel wenschte, op het hart te kunnen drukken: maar indien het de taal van het hart is, die , om verftaan te worden moet gefproken worden ; dan zal ik zeker mijn doel getroffen hebben. Ook dit weinigjen kan de tedere fpruit der deugd, die mooglijk op den bodem van uw hart lijk gelaat aanzag, zagtkens de hand drukte, en tot hem zeide: „ zie hoe een Kristen fterft!" en weinige oogenblikken daarna, met die zelfde kalmte en bedaardheid, den geeBt gaf. (*) Ik gaf hier alleen de hoofd-bijzonderheden op, welken elk Kristen raaken ; de opgave der Maatfchappij, die zich der kortheid zoekt te beijveren, op dat, de hooge ptijs der boeken niemand af'fcbrikken zoude, belette mij dit meer te bijzonderen: ik oordeele dit echter ook genoegzaam, daar de overige pligten allen uit deeze hoofdzaaken kunnen afgeleid worden;en dus, bij het nazien van een deezer bijzonderheden, elk, die niet gedachtenloos voort leest, van zelf in het oog moeten vallen. G  C 98 ) hart ligt, ontwikkelen en vrugtbaar maaken? en hoe zalig dit voor mij zijn zoude, wie uwe wezenlijke belangen zo zeer ter harte gaan, zal ik u, mijne lieve vrienden! liefst zelf laaten beflisfen. Ik eindige met den wensch, die mijn hart u zo geheelenal toebrengt, naamelijk deeze: Mogt geheel Nederland eens uit zulke naarvolgers van den besten Godsdienst beftaan; mogten alle inwooners van het zelve, Kristenen worden: dan zou de vrede weder bij ons woonen, liefde en eendragt heerfchen; en geluk, nu en eeuwig, het onverliesbaar, zalig deel zijn van alle mijne dierbaare landgenooten. En dit, dit geeve God l II nous donne des loix, il fe donne lui même, Pour'tant de biens il commande qu'011 l'aime. R AC INE.