C "2 5 dan fchiet 'er nog één middel over , en dit is alleen : dat gij den verzuimden piigt met dubbelen ijver poogt in te haaien. Span alle uwe krachten aan om denzelven nog, met allen nadruk, te vervullen. Doe, gelijk het eenen braaven vader betaamt, alles wat voor u te doen nog mooglijk is, om het vervallene nog te herftellen ; het mogt u nog gelukken hen wederom te recht te brengen; God (dat bidde ik hartkjk) zegene uwe poogingen! Wat zijn de gevolgen van verzuimde pligtbetrachung toch rampzalig ! — zulk een Huisvader is, waarlijk, recht ongelukkig,enmooglijk onherftelbaar , — niet waar , mijne vrienden ? — Dit leidt ons dan van zeiven op, om de gewigtige verpligting , tot de opvoeding der Kinderen, en de regelen daar toe, eens kortelijk naar te gaan. Wij moeten de Huisvaders aanmerken , als eene Maatfchappij van menfchen, aan dewelken, te famen genomen , de jonge harten (naast God) zijn toebetrouwd, om dezelven, naar al hun vermogen, te vormen , te beftuuren, en te vermaanen, tot het vervullen van alle plisten, waartoe zij, als redenlijke fchepfelen , in onderfcheidene betrekkingen , door bunnen grooten Schepper , op deeze waereld , geplaatst zijn ; op dat zij, volwasfen zijnde, kunnen medewerken , elk in zijnen ftand en kring, aan den opbouw, bloei en inftandhouding der groote algemeene Maatfchappij , door dewelke het ganfche menschdom aan elkander verbonden is : van welke Huisvaders dus , over het geheel genomen, de  Weesvaders wederom andwoordden. ,, Wij hebben 'er niets tegen, maar zijn nimmer gewoon, tot dat ambagt, de gereedfchap,, pen te geeven." Zo zoude de zoon van een Handwerkman, die geen vermogen dan zijn daghuur had, bij voorbeeld: kunnen kiezen om een koopman te worden; aan dit verlangen, zoude zekerlijk niet wel kunnen worden voldaan, maar men moet in zulke gevallen vooral meer met verftand, dan met drift te werk gaan; en zo min mooglijk geweld gebruiken, om dat rde waarneeming van een beroep door dwang , en dat men niet anders geleerd heeft, of uit eigen verkiezing zich met de borst, (gelijk men zegt) 'er op toe te leggen, vrij wat verfchil maakt, in de bevordering van ons tijdelijk geluk. Tot zulk een beroep nu, door Vader en Kind, zoveel mooglijk met wederzijdsch genoegen, vastgefteld, — moet een Huisvader zich bijzonder bevlijtigen, zijn kind volledig bekwaam te maaken , en , is het mooglijk te doen uitmunten. Alle weetenfehappen daar toe betrekkelijk, komen vooral in aanmerking , en zulk een kind, tot deeze zijne beftemming ijverig te maaken, en zijns bekwaamheden aan te moedigen door gemaakte vorderingen hoog te fchatten, is een piigt, die men nimmer uit het oog moet verliezen. Het fpreekt van zeiven, dat dit een en ander, wederom meêr betrekking heeft, tot jongelingen dan jonge dogteren. Deeze hebben echter ook haare beftemming, doch dit meêr huifelijke dingen zijnde, behooren ook meêr tot  C 124 } gen) te verfchijnen , is onzer aller verpligting. Dat de Huisvader hier in een voorganger moet zijn , heb ik reeds opgemerkt. Zonder zijn eigen voorbeeld, is hij niet be- IrnS ' heekr ool> §eencn genoegzaamen grond , tot aanfpoonng zijner huisgenooten; en dit is echter zijn piigt. lii^J^V? wd tell^g™» is noodzaakte uwe huisgenooten tot het wezen . het voorwerp van dien zaligen dienst, op te leiden; hen God te Jeeren kennen, als onzer aller oorfprong, onzen Maaker; tevens als onderhouder van al het gefchapene, die alles 111 zijne hand heeft, alles beftuurt, van wien wij geheel en alleen afhangen; als onzen Weldoener, die ons alles verzorgd, en aan wien wij dus alles verpligt zijn. Deeze denkbeelden die ons het fchoone m beminnelijke van den Godsdienst, zo levendig ver. beelden, zal hunne harten met eerbied en liefde vervullen; hen doen verlangen om ter kerke te gaan, om hoe méér hoe"liever van dien Algoeden God te hooren; en zijne vaderlijke voorzorg, meêr en meêr van nabij te leeren kennen. J Deeze beRuuringen, Huisvaders! moeten verkeeren omtrend uwe huisvrouw, uwe kinderen, dienstbooden, en alle verdere leeden uwes huisgezins. Zekerlijk bevinden er zich onder Ulieden. welken op het denkbeeld: „ uwe Huisvrouw op te wekken," zich. met tchaamte herinneren, „ Mijne vrouw is „ godsdienftiger dan ik." Dit verftrekt uw waarlijk niet tot eer, fchoon wel tot geluk; — een  ( ^s, 3 giet geleerd? - hefde tot God, en tot uwen' hans ten, z,jn de twee Hoofdbedoelingen dee- tT', Ó,! £Mt 26 eAns met mij 2 lot de liefde voor God behoort , dat uwe- godsdienstoefening zuiver , geestlijk en gt hetfpreek- de00dood?ie hUnnt jo"gen ' va" m ' Houdt hier den middenweg, braave Huis. moeders! weest niet onbarmhartig of wreed maar vreest ook niet om uwe kinderen eens' donker aan te zie» , al houdt ge 1, eens wat ftrenger voor het oog, als wel uwe meening is: wat fchaadt: di-? - Dit zal hunnen k "? derlijken eerbied be waaren , terwijl zij tevens hunnen phgt leeren betrachten, en dui maakt gi, hen recht gelukkig. - Het zou u immers ook niet aangenaam zijn, wanneer zii m ondeugd opgroeiden , en , hunne misdaaden aan het algemeen in het oogloopende, men de fchouders op trok, en zeide , hét kind kan het niet helpen, dat het door de moeder bedorven «? Volgt voords, i„ alieSj de regelen, welken ik aan nen Huisvader, in de opvoeding ziiner kinderen , heb voorgefchrever. Maakt u de aanmerkingen, daar bij gemaakt, ten nutte, en vooral ook, leest uwe pligten ten deezen opzichte, uitvoeriger, inde fchoone werken, welken ik, bij die gelegenheid, heb opgegeeven. * Ik kan niet voorbij, om als een piigt van belang, de Huismoeder mede aan te beveelen, ,, haare dienstboden wel te Ufluuren- die woord wel beftuuren is van veel gewi hebbende , heeft mij de zak gegeeven. Eene bijkomende rede echter was, dat leendert zijn flechtfte werkman was, maar dat verzuimde hij 'er bij te voegen. Nu drongen de armoede en de twedragt, om ftrijd, in dit rampzalig huisgezin. Toen 'er brood ontbrak, zeide mietje, dat leendert meer geld moest verdiend hebben , en leendert beweerde dat mietje zuiniger moest huisgehouden hebben, om zulke flechte tijden door te kunnen ftaan; en zonder éénmaal op het onvoorzichtig beginfel van hun huwelijk te rug te zien, werden hunne dagen in kommer, gebrek, en de hevigfte twisten doorgebragt. — Beeft gij niet, mijne vrienden! op dit verhaal? —• 6 Dat wij allen (ongetrouwden in het bijzonder) 'er uit leeren mogten, voorzichtiger te zijn! Sommigen zullen onder het leezen, misfchien hebben opgemerkt, ,, het was toch „ ongelukkig dat leendert nu ook de „ laatfte fteun, zijne broodwinning, verloor; „ zo kon men dan ook wel met een goede ,, kostwinning trouwen, en getrouwd zijnde, „ deeze verliezen." Maar vergunt mij hier op te andwoorden, mijne vrienden! dat wij het verlies onzer broodwinning eigenlijk geen ongeluk noemen kunnen, wanneer gebrek aan naarftigheid, en gevolglijk aan genoegzame kunde, hier van de naaüe oorzaaken zijn; dan moeten wij het gebrek middeüjk ons zeiven wijten. De zulken, die, bij hunne echtverbindtenis een welgevestigd beftaan, en een gegrond vooruitzicht hebben, hun brood te win-  C 156-) winnen, doch ftaande hun huwelijk door te» genfpoeden orgelukMg worden, of hun beftaan verliezen, de zulken heb ik hier niet bedoeld, deezen zijn wel te beklaagen, maar met te veroordeelen. Nogééne aanmerking,dan ftap ik hiervan af.— Volgens Goddelijke en Menfchelijke wetten zijt gij.als verachtelijke wezens veroordeeld,gij,welke uwe onbezorgdheid zo verre uitftrekt, omniet alleen te denken, maar zelf onbefchaamd te zeggen : „ ik ben Lidmaat van deeze of die Gemeente: heb ik brood gebrek, dan laat „ de kerk het mij verfchaffen." — Nooit zal God, baldaadige luiaard! deze vrugten der edele milddadigheid,aan uwe,door zorgelooze luiheid, krimpende lendenen, tot zegen doen ftrekken; — dat elk zich hier voor wachten en op het enkele denkbeeld fidderen moge ! §§ Huwelijken uit belang, worden ondernomen, uit een verlangen, dat alle menfchen bezitten, om den ftand waar in de Voorzienigheid hen geplaatst beeft, zo veel mooglijk te verbeeteren, daar naar te ftaan, is, op Zich zeiven , niet alleen geoorloofd, maar is zelfs eene verpligting; dat houdt den ijver en werkzaamheid, onder de menfchen Ieevendig; en doet den koophandel, de kunsten en weetenfchappen , bloeien. Wij mogen echter, tot een goed oogmerk, geene kwaade middelen gebruiken, want dan zoude men, bijVoorbeeld, wel kunnen fteelen, om zijn fortuin  rampzalige verbinden isfen , dikwerf met echt« fcheiding verbrooktn. Mijn buurman hendrik was een eerlijke braave kleeremaaker, van 50 Jaaren oud. Hij werkte mot twee knegts, en kon redelijk beftaan, zijne vrouw was 5 Jaar j'.nger en deed met naaien voor de lieden , en in haare huishouding mede haare best. Zij konden wel met elkander overweg , en leefden in een Hille burgerlijke vergenoegdheid. — Dan dit geluk wordt eensklaps verbrooken. De man wordt ziek, en — fterft! Dit was een zwaare flag voor de vrouw. Maar jan de oud de knegt paste braaf op, en was een jong werkzaam karei , dit was wederom een geluk voor haar echter maakte zij zwaarigheid , haare zaaken op een knegt te laaten aankomen. Het had ook grond. Al was bij braaf hij kon wankelen. Maar haar belang met het zijne vcree- nigd, dan was dit gevaar weg geruimd: ja n zag er vel uit — Zij behandelt hem vriendelijk , en geeft in het voorbijgaan, haare gedachten over haaren toeftand te kennen zonder betrekking tot jan ! — Doch hij die den aap uit den mouw zag kijken, begint ook eens door te denken. — De vrouw was reeds 45 Jaar, en hij maar 24; — maar zij had geene kinderen ; en een goed beftaan. Hij kon , doorhaar, Kleeremaakers baas worden, en wie verlangt niet eens daar na? Zij was ook jlerfelijk. Deeze beweegredenen waren jan genoegzaam, tot de onderneeming. Hij maakt zijn aanflag, de zaak werd geklonken, zij trouwden, 'en het begin ging tamelijk goed. Maar,  C ïoo ) door den beugel : maar meerder ongelijkheid loopt zelden goed los; het is toch zeker (zelfs in de daaglijkfche omgang) dat oud •en jong niet ligt met elkander kunnen overeenftemmen. Hoe veel minder dan zullen man en vrouw dit kunnen doen? de oudften willen doorgaans de wijsten zijn, en de wijsheid bewaaren. Zij worden tevens.naar mate de jaaren klimmen, meer ernftig, ingetogen, bedaard; jonge harten, daar tegen, willen nog wel eens opgeruimd , vrolijk zijn. Voegt daar bij, oat een oud man over eene jonge vrouw: of. een oude vrouw over een jong man, doorgaansch , jaloersch zijn, en geen wondtr! zij kennen, bij ervaring, de hevigheid der verzoekingen, welken, gevoegd bij de driftige neigingen der vuurige jeugd, hen in een bedendig gevaar doen verkeeren, om de huwlijks-trouw te breeken, en zich te buiten te gaan. De jeugdige man (of vrouw) kan echter onfchuldig zijn, en deeze verdenking niet draagen, (het welk, gelijk wij ftraks zullen zien voor de onfchuld, ook ondraagelijk is ) dus kan 'er dan bij gevolg geen vrede blijven. Laat ik , om dit nog fterker te bewijzen, u het bekende fpreekwoord te binnen brengen:" „ Wat oud is „ knort graag; en wat jong is fpeelt graag." §§§ Jan zijn vrouw had uit het tweede flechr» beginzel gewerkt, naamelijk: uit een enkel natuurlijke drift; en, door aan dezelve gehoor te hebben gegeeven, had zij zich, voor al-  ( i65 ) alle Huisvaders en Huismoeders, het onbepaaldst vertrouwen voor eikanderen op, en verklaare tevens, op grond van dat zelfde gezag, aan allen , die dit weigeren, dat zij zeiven niet eerlijk zijn, en Hecht be liaan , daar ik op hen, onze Vaderlandfche fpreuk toepasfe: Die zelf niet deugt, vertrouwt een, ander niet. Ja maar! (zullen mij, hier mogelijk fommigen , onder mijne leezende Landgenooten, tegenwerpen:) men dient elkander toch eerst voor goed U lecren kennen, eer men zo onbepaald vertrouwen kan, en als 'er een bewijs, zelfs van een kleine misdaad is, kan men voor het toekomende, niet wel anders dan wantrouwend zijn. Ik andwoorde u, mijne Vrienden, of Vriendinnen! op goede gronden, „ dat is geheel misgetast ;" uwe tegenwerping is tweeledig. Het eerde gedeelte: „ Eerst elkander te leeren kennen en dan elkander met vertrouwen te vertéren," keur ik geheel af. [Begrijp mij wel; ik fpreek van man en vrouw.] Ik zoude jonggetrouwde lieden raden , elkander, voord na hunnen trouwdag, alle moogelijke bewijzen van vertrouwen bloot te leggen, ó, Dat wekt de liefde zo kragtig op! (Ik fpreek hier bij ervaaring,) echter Haat het hun vrij, en dït raade ik hen tevens om van ter zijde, een oog van opmerking, op elkanders gedrag en handel te daan, en dit mag ook geen wantrouw heeten. Doch vergeet dan tevens niet, jonge echtgenooten i elkander bij elke ontdekking van braafheid , uwe openlijke dankbaare goedkeuL s rinS»  c 166 3 ï?P*» te betoonen. Dat zijn nieuwe fpoorflagen voor brtafneid, trouw, en eerlijkheid. ncnmdaad«, fdat was het tweede gedeelte der tegenwerping:; dan moet men vel wan. trouwig worden." Hou daar! - 0rk niet waar, zeg ik; want vooreerst: als 'er een voor de misdaad is, dat woord bewijs *aeti Er kunnen eene menigte fchijnklaare bewt.zen z.jn, die de waarfchijneliikhe d zo de°°ïÊnniaak,enVdat Zn bijna iweeKnïoï ce, de misdaad ware klaar! terwijl echter de verdachte waarlijk onfchuldig is. Geene bewijzen kan men derhalven voor goed keuren dan die welken de befchuldigde in lfr ne tegenwoordigheid overtuigen, zonder zich f,r,te £unuen verdeedigen; dan zijn zij duchtig. Mm nu, kom aan, de misdaad \l zeker . — Ui) is dan, groot of klein O waar 2" fj b?FM? door opact, of bij" over- v,nf ï fK gS, er zelven 00k ooraak van?-Heeft het laatfte plaats, wees dan zo goerf, en velt uw eigen vonnis, en is zij bij overijling begaan, dan verdient zij beklag en verfchooning, en de grond van braafheid Kan daarom gebleven zijn. Maar is de misdaad met opzet gefchied? dan is het Hecht gehandeld. En al wat braaf is moet dezel. ve veróórdeelen. Maar zal dan de wantrouw het beste middel tot verbeeteringzjn ( Ik geloof juist het tegendeel! o! Het lti k is zo teder. Man en vrouw, elkander niet te kunnen vertrouwen! denkt dit eens emflig door! — Neen, ook dan nog, moet men Sieu-  C i°7*) nieuwe bewijzen van vertrouwen geeven, die de v-tbeetering het eerst bevorderen kunnen. Men kan daarom tevens waakzaam en voorzichtig zijn, en een oog in het zeil houden. - Doch, (laan man of vrouw, tot uitfpoorigheden over, dat men geftrenge mid* delen cebruiken moet tot volftrekte beteugeling van gezag en magt, dan houdt het denkbeeld van vertrouwen geheel op, want hem, dien niets is aanbetrouwd , kan men ook met wantrouwen. Doch , klimt de nood zo hoog niet, en dat men tot geftrengheid niet gaarn belluiten wil, dan fchiet 'er mets over, als te overleggen , wat of het zwaarfle weegt* De opoffering (des noods) van eenige kleinigheden , door elkander te blijven vertrouwen , of door wantrouw, al het huisfelijk geluk, 'er aan te waagen, dan kan men van deeze'twee, een verkiezen. Mag ik nu mijne vriendelijke tegenwerpers, nog wel eene kleine aanmerking maaien v — Als ik mij niet bedrieg mijne vrienden! dan geloof ik dat gijlieden van eene wantrouwige geaardheid zijt. Dit zeg ik u niet tot een bits verwijt, maar wel, óm U te herinneren, in welk een' beklaaglijken toeftan 1 gij u bev nd. Ja , dan zijt gij waarlijk het mededöogen, van allen die gezond rerftand gebruiken, overwaardig. — 'Er zijn zulke menfchen, welken het eigen is niemand te vertrouwen, maar,altoos, en in alles te wantrouwen; maar zeg mij eens, mijne vrienden! hebt gij dag ol nacht wel ooit rust m uw hart? hn wit dunkt u, zoude het met ongelukkig zijn, dat alle menfchen, buiten u , * L 4 mis-  PRIJSVERHANDELINGEN, BEHELZENDE D E VERPLIGTINGEN VAN BENEN BRAAVEN HUISVADER, EN ZULK EENB HUISMOEDER, IN 'T GEMEEN BURGERLIJK LEVEN ; ALS MEDE AANWIJZING DER OORZAAKEN VAN HET WEINIGE GELUK IN VEELE HUISGEZINNEN. UITGEGEEVEN DOOR DE MAATSCHAPPIJ: TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN. TE AM STEL DAM, bij HAR.MANUS KEIJZER, CORNELIS ue VRIES, e n HENDRIK van MUN S TJJ i i ' -' ' " ■—^ Boekverkopers, I795/T^ "N'itl^X) *^ K LETTERK./   BERICHT JBij de uitgave van deeze twee Verhandelingen, heeft de 'Maatfchappij mets anders aan haare Medeburgeren en Landgenooten te berichten, of liever, te herinneren; dan dat de fioffe tot dezelve, in den jaare 1792, het eerst is opgegeeven', en deeze Verhandelingen, ah de besten, uit negen uitgekomene Verhandelingen? uitgekozen, en den 13 Augustus 1794 bekroond zijn. Verder, dat de bekroonde Verhandelingen, ter verbetering van het Schoolwezen, reeds gedeeltelijk zijn afgedrukt; en anderen daadelijk ter persfe zullen gaan. Eindelijk, dat de Maatjchappij onophoudelijk blijft voordgaan , om, met terzijdeftelling van alle ftaatkundige en godsdienstige gefchillen, door het uit• 2 gee-  BERICHT. geeven van bevattelijke Boekjens, zo veel mogelijk in den volkstoon gefchreven , Maren minvermogenden Medeburger , niet alleen te verlichten, maar tevens te verbeeteren. Ainlteldam, den ao van Grasmaand 1795. Op last der Maatfchappije;  VERHANDELING Over de Verpligtingen van eenen Braaven Huisvader , en zulk eene Muismoeder in 't gemeen Burgerlijk Leven. Benevens eene aanwijzing der gemeene Oorzaaken > waar door in zo veele Huishoudingen zoo weinig geluk plaats heeft DOOR MARTINÜS BODISCO, AAN WIBN EENE GOUDEN EERPENNING IS TOEGEWEZEN.  I  KORTE INHOUD VAN DEEZE VERHANDELING. INLEIDING OVER DEN AART, EN HET NUT DES VOORSTELS. 'BEPAALING EN VERDEELING DER STOFFE. EERSTE HOOFDSTUK. Pligten van eenen braaven Huisvader en zulk eene Huismoeder in '£ gemeen Burgerlijk Leven. Ondtrfcheiding der Pligten in 't Jlgemeen, en in 't bijzonder die van eenen Huisvader en Huismoeder. EERSTE AFDEELING. Bijzondere Pligten van eenen braaven Huisvader. 1. Liefde omtrent zijne Huisvrouwe. 2. Zijn gezag zorgvuldig te bewaaren. 3. Zorgevoor het tijdelijk beftaan zijns Huisgezins. 4. Naafftigheid in zijn beroep. 5. Eerlijkheid in zijn beftaan. 6. Zijne Gelden naar behooren te beftuuren. TWEEDE AFDEELING. Bijzondere Pligten van eene braave Huismoeder. 1. Liefde omtrent haaren Man. 2. Zorge voor de lichaainelijke opvoeding haarer Kinderen. 3. Zorge voor Kleedinge, Voedfe! en Dekfel. 4. I|ver voor het tijdelijk beftaan baars Gezins. 5. Oplettend in 't waarneemen van haare Huisfelijke belangen. 6. Spaarzaam in haare Uitgaaven. DEK.  KORTE INHOUD VAN DEEZE VERHANDEL, DERDE AFDEELING. Gezaamenlijki Pligten van eenen braaven Huisvader , en zulk eene Huismoeder in t gemeen Burgerlijk Leven. 1. Standvastig in Huwelijks-Trouw. 2. Liefde omtrent hunne Kinderen. 3- Zorge voor derzelver Zedelijke Opvoeding. 4- Aanlpoormg tot hunnen Piigt door gepasteLesfen. 5. Aanfpooring tot hunnen Pjfgc door hanne voorbeelden. 6. Aanlpooring tot hunnen Piigt door belooningen en ft ra (Ten. 7. Hun Gedrag omtrent Dienstboden en Werklieden. 8. Behartiging van beider tijdelijke belangen. 9. Orde en Geregeldheid in het Huisgezin. 10. Pligten in Voorfpoed. jr. Pligten in Tegenfpoed. 12. Huisfelijke Godsdienst. 13- Openbaare Godsdienst. 14. Hunne Verkeering met anderen. TWEEDE HOOFDSTUK. Oorzaaken, waar door in zo veele Huishoudingen zo weinig geluk plaats heeft. Eerfte Oorzaak : Hun eigen flegtc Opvoeding Tweede — Verlchillende Temperamenten of Geaardheden. Derde Ongelijke Huwelijken. Vierde Onvrugtbaarheid. Vijfde De Kinderen. Zesde Verkeerd begrip van Geluk Zevende Onkuischheid. Agtfte Misbruik van Sterke Drank het Spel, Gezelfclwppen, enz. Negende Verlchil van Godsdienstige be¬ grippen. Tiende . Ongodsdienftighéid. BeÜuit. . VER.  VERHANDELING Over de verpligtingen van eenen braaven Huisvader, en zulk eene Huismoeder, in 'r gemeen burgerlijk leven, als mede aanwijzing der oorzaaken van het weinige geluk in veele Huisgezinnen. INLEIDING. "Vaameer men den toeftand der menfehen in 't algemeen, m^t een zo aandachtig als onpartijdig oog befchouwt, kan men nier nalaaten te erkennen, dat o en daar, waar huis/èlijk genoegen plaats heeft, eene der grO'»'lte zegeningen geniet, die immer op deeze waereld kunnen genoten worden. Immers , als de Huisvader en Huismoeder, met hun waaMig gezin, ieder in hunnen kring, fteeds werkzaam zijn, om, onder den Goddelijken zegén, h"t geluk des hnisgezins te bevorderen; aan den disch gezeten zijnde, hunne harren eenpaarig tot God in den gehe le verheffen; zich voeden met gezo de en w^lfmaakende fpijsen, en, na den Geever alles goeds, voor 'c A ge-  ■ co genot daarvan geloofd en geprezen te hebben, wederom met ijveren naar/ligheid zich aan den arbeid begeeven, en , daarin volharden, tot dat de tijd hun allen te famen roept. Als dit gezin in liefde en vreede (teeds met eikanderen woont; elkanders leed helpt draagen ; het goede voorbeeld van den eenen dóór den anderen wordt nagevolgd; wanneer zij dus allen met de nuttige lesfen van eikanderen hier voordeel tot algemeen Nut, trachten te doen : Immers zoude'men dan zeggen , waarlijk, zulk een huisgezin is gelukkig; en gelijk God daar woont waar vreede is, zo kan ook dit gezin , met reden , op de zegeningen des Allerhoogften hoopen. Gelijk derhalven de toefland van zulk een huisgezin beminnenswaardig is , en het wenfchefijk ware, dat overal derzelveraantal meer en meêr vermenigvuldigde, zo blijkt ook hier uit ten flerkfte, de groote nuttigheid var) 't voorflel_, 't welk de menschlievende Maatfchappij Tot nut van 't Algemeen, ten deezen aanziene, heeft gelieven te doen , en dat aan 't hoofd dezer Verhandeling geplaatst is. Zullen toch de braaveHuisvaders en Moeders, voor wien het bovenltaande, flegts even aangetipte , tafereel aangenaam en welgevallig was, met reden kunnen wenfehen, dat ook in hun huis zulk een ftreelend genoegen, zulk een huisfelijk geluk plaats had , 't is dan ook ten hoogden noodzaakelijk, dat zij van hunne zijde alle poogingen aanwenden om Irer toe, zo veel mogelijk, mede te werken; dat zij ten deezen einde alle die pligten trachten waar te neemen , welke met recht van hun als  C 3 ) sis Huisvaders en Moe-Iers kunnen gevorderd worden; pligten, zonder welker betrachting nimmer huislelijk geluk kan plaats hebben, en welker valkomene vervulling niet kan nalaaten die huislelijke genoegens, dat huislelijk geluk te weege te brengen, 't welk door veelen gewenscht, maar helaas !. door weinigen gekend wordt. Eene regte kennis dan van deeze pligten, bij U , Ncderlandfche Vaders en Moeders! voorttebrengen ofte verlevendigen, is, indien ik het wel begrepen hebbe, het waare doel der genoemde Edele Maatfchappij — dit is het eigenlijk oogmerk dier waare menfchenvrieuden, die reeds met de uitgaave van zoo veele hoogstnuttige Werkjens, het nut van 't Algemeen hebben trachten te bevorderen. Loflijk doel! heerlijk oogmerk in de daad! te fchooner daar een duidelijk en welgepast antwoord op dit voordel, u in daat zal dellen om, na eene regte kenais van uwe verpligtingen, als braave Huisvaders en Moeders, hier door verkregen te hebben, deeze kennis werkzaam te doen zijn in uw huiselijk leven, in uw geheele gedrag,ten einde dus uw huislelijk genoegen en geluk te vermeerderen , en zo veel mogelijk, ouder den goedertiernen bijdand v.in uwen Heraelfchen Vader, te volmaaken. Dus overtuigd van de uitneemende en bijzondere belangrijkheid des gemelden voorftels, (die ik te meer gevoele, daar ik, mede» Huisvader zijnde, mijne pligten, in die betrekking , daagüjks heb te betrachten ,)Ccheea het mij niet onvoegzaam, mijne kragten aan A 2 dit  co dit onderwerp mede eens te beproeven , of het mogelijk ware , dat ook, in dit geval, mijn weik tot nut der Vaderlandfche Huisvaders en Huismoeders, tot Nut van 't Algemeen, mogte ftrekken. Bepaaling en verdeeling der jlojfe. De Nederlandfche Maatfchappij, Tot Nul van 't Algemeen, vordert eene „ korte fchets der verpligtingen van eenen braaven Huis5, vader en zulk eene Huismoeder, in't gemeen ,, burgerlijk leven; benevens eene aanwijzing der genieene oorzaaken, waar door, in zoo veele Huishoudingen , zo weinig geluk plaats ,, heeft." Haar oogmerk derhalven is, waarde leezeriaan u te bezorgen, nier eene langdraadige en verveelende, maar eene korte en bondige opgaave van alle de Godsdienfiige en Burgerlijke pligten , welke een braave Vader, en zulk eene Moeder des huisgezins, niet bijzonder de rijken en aanzienlijken ; noch ook de zodanigen, die bijna onvatbaar zijn voor verbetering in hunnen zedelijken Haat, maar een burger^t zij dan in mindere of meerdere maate met tijdelijke goederen gezegend, te betrachten heeft; terwijl de genoemde Maatfchappij u tevens bier bij gewaarfchouwtl wil hebben, tegen alle die oorzaaken , welke het waar geluk in uwe huishoudingen zouden kunnen verminderen. — Het fpreekt dus van zslve , dat deeze Verhandeling, om aan het gemelde oogmerk best te voldoen , in de volgende twee Hoofd Hukken moet gedeeld worden.  C5) \fle Hoofd/luk. Bevattende de Pligten van eenen braaven' Huisvader en zulk eene Huismoeder, in 't gemeen Burgerlijk leven. zde Hoofd/luk. Ter aanwijzing der gemeene oorzaaken , waar door in zoo veele Huishoudingen zoo weinig geluk plaats heeft. Ooi terltond , zonder verdere aanmerkingen plaats te geeven, ter zaake te treedeu, zal ik beginnen niet het EERSTE HOOFDSTUK. Over de Pligten y.w eenen braaven Huisva. der, en zulk eene Huismoeder, in 't gejneen burgerlijk leven. w anneer ik, waarde Huisvaders en Huismoeders ! met aandacht denke om de taak, die ik thans vrijwillig op mij genomen heb, ten uwen en mijnen behoeve te vervullen, geloof ik het allerbest aan dezelve te zullen voldoen, wanneer ik u, op eenen gemeenzaamen, en zo veel mij mogelijk, onderhoudenden trant, duidelijk, uwe pligten ,die gij, in den ftaat waar in gij geplaatst zijt, moet betrachten , vonrftelle; dit althans is mijn oogmerk; en ik verwagt dan ook van u alle A 3 mo-  C6 ) mogelijke aandacht en oplettendheid in het leezen . zo wel als o: partijdigheid in de overweeging mi'ner gezegden : te méér, daar het onderwerp voor u van het hoogde belang is , vo t uwen gelukltaar in dit leven niet alleen, maar ook eenen zekeren invloed zal hebben op uw beftaan, aan geene zijde van het onvernrjobaar graf. Of.zoudtgij waanen , dat het in den ftaat, waar in gij als Huisvaders en Huismoeders gefieldzijt, om het even,en ge. heel onverfehillig ware , hoe gij u gedraagt ? Gelooft gij met mij niet, dat er in dien ftaat, indien gij anders denzelven waardiglijk zult beleeven , pligten te betrachten zijn, die , in den engëhuwden of kinderlOozen (laat, zelfs geheel onbekend zijn? Immers gij weet, bij voorbeeld, dat gij bij uw Huwelijk eikanderen verpligt hebt tot oprechte huwlijkstrouw, zuivere liefde, gemeenfchappelijk declen in de geneugten en onaangenaamheden dezes levens, enz. — Pligten waarvan gij te vooren onkundig waart; —en zo zijn 'er u ook nieuwe pügten opgelegd, toen gij door de Voorzien-gheid met kinderen zijt gezeegend ; toen gij den eernaam van Huisvader en "Huismoeder hebt vei kregen. Gij Hemt mij dus volkomen toe dat 'er, in de daad , ook in dien ftaat wederom voor u gewigtige pligten te betrachten zijn, — en ik verbeelde mij dat gii r^eds verlangt, dezelve i van naderbij te kannen. — Welaan! ik zal aan uw verlangen tr chten te voldoen; doch voor af moet ik nog met u over de onderfcheiding dier pligten een weinig fpreeken. 0/>  (7) Onderfcheiding der Pligten in 't Algemeen , . en in 't bijzonder, die van eenen Huisvader en Huismoeder. Vaders en Moeders! tot dus verre hebbe ik, in 't geen ik voor u gelchreeven heb , onderfteld, dat gij genoegzaame keunis hadt aan 't geen men verpligtingen ot' pligten noemt; dit deed ik, om dat ik begreep, niet voor kinderen, maar voor Vaders en Moeders te fchrijren. Of ik ondertusfchen hier in te veel veronderfteld had in fommige mijner leergrage , maar eenvouwige Lezers , zo zegge ik u nu: dat, aan zijne verpligtingen te voldoen, zijne pligten,of piigt te betrachten, (woorden van dezelfde beteekenis) niets anders wil zeggen , dan in alle zijne betrekkingen goed te doen. Ik weet geen korter en duideli]ker verklaaring hiervan te geeven; iemand toch, hij zij wie hij zij, die zijn piigt betracht, die doet goed. Zo zeker evenwel deeze verklaaring is, zo zeker is het ook, dat er voor onderfcheidene menfchen, en in onderfcheidene omftandigheden, ook verfchillende pligten te betrachten zijn. Om dit op de voor u bevattelijkite wijze voor te (tellen , zal ik mijns achtens best doen dit met een kort voorbeeld op te helderen. — Verbeeldt u eens een' werkman, die van den vroegen morgen tot den laaten avond, moet zwoegen en zweeten, om door zijnen zwaaren arbeid de fobere kost voor hem en zijn talrijk huisgezin te winnen; die met al zijn werken nog maar ter nauwernool zo veel bijeen kan krijgen , dat hij daar mede " A 4 de  C 8 3 de hoogstnodige heli efte van zijn hu'sgezin kan voldoen, en, gelijk men zegt, van de eene week tot de andere ma ;r kan leeven. VN at zoudt gij nu zeggen , als men tegen deezen werkman eens zeide: Uw piigt is mede„ deelzaam te wezen aan den Armen ; gij ,, moet van uwe bezittingen iets afliaan ter vervulling der nooden van uwen mede„ mensch," zoudt gij niet denken en zeggen: boe is dit mogelijk? kan iem nd die zelf niet heeft , aan anderen mede deelen. Dit is ook inderdaad zo. En hier uit blijkt dan, dat het niet de piigt is van deezen armen werkman, bij wien het vermogen ontbreekt, om, in eene eenigzins ruime mate , mededeelzaam te zijn. Wrders, wanneer gij een rijk en zeer vermogend mensch ziet, die van zijne bezittingen en inkomften rui n en rijkelijk leeven kan: zoudt gij het dan zeer eigenaartig rekenen, dat dit mensch vermaand wierd om door zweren arbeid, in 't zweet zijns aanfchijns zijn brood te eeten ? zoudt gij meenen dat dit de piigt was van dit mensch ? Immers neen. En gij zult derhalven mij nu wel toeitemmen 't geen ik zo even zeide, dat 'ervoor ondcrfcbeidene menfchen en in onderfcheidene omftandigheden, yerfchillende pligten te betrachten zijn. — Gij moet egter hier bijweeten, dat ik mij, in dit werkjen , flegts zo veel mogelijk bepaalen zal tot die pligten, die alleen betrekking hebben tot het Huisvader-en Moederlijke leven , zonder in 't breede te gewaagen van die algemeene pligten , die betrek-  C9) trekking hebben op alle mentenen , in welke onhandigheden zij zich ook bevinden. — Het kan, bij het oogegeeven voor Hel , het oogmerk der Maatfcriappii niet zijn, een volkomen famenltel van Zedekundete ontvangen, 't welk alk de onderfcheidene pligten der verfchillend; levenshanden zou behelzen. — Doch om vo irt te gaan, weet gij wel, Huisvaders en Huismoeders! dat er tot eene behoorlijke betrachting uwer pligten, nog iets noodzaakelijk vereischt wordt? namenlijK, rik zal 't u mnar zeggen) gij moet dezelven re) Op dezelfde plaats.  C 15) wildet drijven, dat ik niet bedoele; te weeten , wanneer gij hier meende, dat ik u wilde aanprijzen om altoos bij uwe Vrouwe , of deeze bij u, tegenwoordig te zijn; dit kan mijne meening niet wezen , daar uw eigen beftaan en kostwinning, van welk eenen aart ook,hier bij ten fterkfte zoude lijden , en daar hier door alle gezellige verkeering met anderen, zo hoognodig , en dikwerf zo nuttig, zoude weggenomen worden. — Dan hier tegen over ftaat een ander uiterfte, waar in men algemeener vervalt, en 't geen ik bedoelde tegen te gaan, dat namenlijk , veel Huisvaders maar zeldzaam zich kunnen vermaaken , in het bijzijn hunner echtgenooten. — Ongeduldig in hun eigen huis, daar zij niet langer dan volftrekt noodig is , om toch het allernoodzaakelijklte van hun bedrijf af te doen, in blijven, haasten zij zich om gezelfchappen te zoeken ,daar zij meêr genoegen voor zichzelven vinden ; en veeltijds , of ten koste van hunne beurs, of ziels- en ligchaams welzijn, blijven. Wie weet hoe menig braave Huisvrouw, met ftille traanen , in eenzaamheid het geduurig afzijn van haaren Man betreurt, dien zij, bij haare plegtige echtverbintenis, zich voorftelde, dat geduurig tot haare hulp en troost zoude ftrekken, in 't midden van de onaangenaamheden, die zich natuurlijk in 't huisfelijk leven opdoen. Wie weet hoe menig braave Huismoeder zich met haar talriik kroost fpeenen moet, zelfs van de noodzaakelijkheden dezes levens, om haaren Man te vrede te (lellen, en zijne geliefkoosde gezelfchappen telaaten bijwoonen; ik zwijge nu nog van 't nadeel 't welk de opvoeding der kinderen, door zulk  C 16 ) zulk een geduurig gemis van hunnen vader, moet lijden. — Elendig huisgezin, in de daad, daar de Huisvader tot zulk een uiterfta vervallen is! hoe fteekt hier tegen af, die braave Huisvader, wiens Huisvrouwe in den eigenlijken zin , de gezellin zijns levens is ; die, overeenkomftig zijne goede oogmerken met het hu welijk, zijn waar genoegen in zi jn eigen huis, en bij zijn eigen gezin, tracht te vinden; en zo veel in zijn vermogen is, zijn werk maakt, om geduurig het leven en de genoegens van zijne Echtgenoote en Kinderen te veraangenaamen, en te vermeerderen. — Het is wijders , braave Huisvader ! een derde vereischte in de liefde totuweechtgenoote, dat gij bij haar woont met ver ft and (ja). Immers, dus zeer eigeuaartig drukt gemelde Apostel het uit , en wil hier ongetwijfleld mede te kennen geeven, uwe verpligting, om uwe huisvrouwe met zagtzinnigheid, toegeevendhcid , geschiktheid, en een we/bcraaden overleg, met bedaard' heid te behandelen. In de daad, deeze vermaaning zoude geheel overtollig zijn, indien alle huwelijken, met de heilzaamfte oogmerken voor beide partijen, uit waare en onvervabchte liefde gefchied waren ; indien de menfchen zelve bedendiger van aart, en niet door een zekere drift, (leeds tot verandering in deeze of geene dingen , geneigd waren ; en indien eindelijk alle waereldfche zaaken, niet wisfelvallig van natuur, aan veele veranderingen en omkeeringen onderhevig waren. Doch nu, daar het eerde geval niet altoos plaats heeft, en de twee Ca) I Petr. III. vs. 7.  C i?) twee laat Hen vol drek t zeker, en onaffchei-le* lijk, verknogt zijn aan het mentchelijk leven, is juist om die redcsn, deeze vermaanmg hoogst noodzaakelijk : en in de daad hoogst waardig aan den man van vvien zij voortkomt, en het Uodlijk boek, waar in zij gefchreven ftaat. Dat gij dan, waarde Huisvader! bij uwe vrouwe woont met verftand, is eene les, zo ^gemeen nuttig, dat zij niets minder behelst dan eenen regel voor u,naar denwelken giju» indien gij uwen piigt wilt doen, hebt te fchikken. — Het is toch onmogelijk, om alle die mindere en meerdere gevallen, welke in uw huisfelijk leven voorkomen , te befchrijveni Wat gebeurt 'er. immers dikwijls niet veel: wat komen de dingen niet vaak onverwagt voor: hoe onberekenbaar zijn veeltijds de gevolgen van niets beduidende oorzaaken* wat \t dan ook gebeuren moge, woont bij uwe huisvrouwe met verftand, gedenk in al'e onhandigheden deezes levens , dat gij verpiigt zi t voorzigtiglijk met uwe huisvrouwe te handelen; wees f.egeevend omtren' haar, verg haar nooit iets dat onredelijk of onverftandig is. Komen u dingen voor, waar in u uwe driften fouitijds te verre van 't fpoor der reden zouden doen dwaaien, wees dan op uwe hoede, maatig en bepaal dezelven, zo veel u mogelijk z j , door het denk'eeld , dat ook zij, een mensch is, vatbaar voor verkeerde indrufcfelen; geleid haar dan ten goede, door een verftandig gedrag ten haaren opzigte; raas noch tier niet tegen haar, dtt is niet het werk van verftandige Huisvaders, maar veeleer van die onredelijke en laage fchepfels, & die  C 18 ) die «echts hunne vrouwen tot de voldoening hunner dierlijke driften, en voor hunne flavinnen houden waar over zij naar welgevallen den meester fpeelen. levens is ook het vloeken en raazen geen gefchmt middel ter haarer verbeteriti"-. maar zoude veel eer, of eene volflagene mis! moedigheid, ot eene onverzetbaarehardnekkigheid veroorzaaken. Wilt gij derhalven uwe huisvrouwe waare liefde betoonen, zo volg ook ui dit opzicht, de vermasming aan u gegeeven; handel haar met zagtmóedigheid eu toegeevendheid ; immers de liefde verdraag* en bedekt alle dingen. Wees niet de ftrenee heer en meester , maar de liefderijke en vriendelijke wederhelft uwer huisvrouwe, maak u eerder door zagtheid en vriendelijkheid bemind, dan door geftrengheid gevreesd' ftaa liever in onverfchillige dingen iets af van uw recht, indien deeze afftand de liefde kan aankweeken of herftellen , dan dat gij zonder reden onverichilligzoudt blijven, bij uweigen zinlijkheden. In t kort, en om alles in ééns te zeggen, woon bij uwe huisvrouwe met verftand. Wel nu, H uisvader! wat zegt gij? dacht gij wel dat uwe verpligting tot liefde, omtrent uwe huisvrouwe, zo veel in zich bevatte; en ik meene toch van in dit alles nog bekort te hebben : ik heb althans, zo duidelijk als mij moogelijk was, u deeze verpligting voorgelleld; wilt gij nu, na dit geleezen te hebben, het noo ligfW daar van onthouden? Nu denk dan maar, en herinner het u dikwijls: Ik moet mijne vrouwe in ecre cn sroote waards houden. Ik  ( 19 ) . Ik moet /leed- denken dat zij de gezellinas mi/nes levens is, en Ik moet bij haar woonen met yerjland. en wanneer gij dan deeze drie genoemde dingen wel beoefent, dan hebt gij waarlijk liefde omtrent uwe huisvrouwe , en gij voldoet dus aan deezen afzonderlijken piigt, welke u, als Huisvader, is opgelegd. Bewaar uw gezag als Huisvader zorgvuldig. Het zoude mij leed doen, braave Huisvader ! indien gij, door misverftand, of kwalijk begrip, mijne gezegden over uwe verpligting tot liefde aan uwe Huisvrouwe, te verre zoudt trekken, en hier uit befluiten , dat gij in alle gevallen, hoe die ook voorkwamen , aan dien piigt zoudt gebonden zijn; neen voorzeker, zo verre gaat mijne bedoeling niet. Alle de lesfen omtrent de liefde, aan u gegeeven, rusten op de veronderftelling, dat uwe vrouw insgelijks eene braave Huismoeder zij , dat zij dus uwe liefde en achting verdiene, en zich dezelve door haar gedrag waardig maake. ■— Doch met dit alles zoudt gij nog deezen piigt te verre kunnen trekken en over-drijven , gij zoudt, om zo te fpreeken, dwaas van liefde kunnen zijn dat is ; de liefde zoude u fomtijds kunnen vervoerei tot dingen, die, eigenlijk gefproken , uwe zaak niet zijn,enwelker uitvoering u, bij anderen, befpottelijk zouden maaken. Het is zeker dat, daar de huishoudingen verfchillende zijn,het moeilijk is om hierop algemeene regels te -maaken , die in geene gevallen uitzondering lijden; li 2 als  Cao.) als mede dat de piigt van liefde den Huisvader verbindt, om zijne Huisvrouw, zo veel mogelijk is, bij te Haan, en te helpen; maar het is ook zeker, dat 'er toch in alle welgeregelde huishoudingen eene zekere orde en fchikking behoort "plaats te hebben, naar welke de man en de vrouw , in de gewoone gevallen, zich moeten fchikken. Zoude het, bij voorbeeld , niet belagchehjk zijn , als de man uit Helde voor zijn vrouw, de pot kookte, de kinderen riem'gde, het huiswerk deedt, enz: terwijl moeder een Heekje» zat te breijenV — Immers de man zoude zich door foortgelijke bezigheden waarlijk de fpotternij van anderen cp den hals laaden, en dus zijn gezag als Huisvader ten eenenmaale kunnen verliezen. — Neen ! hoe veel liefde ook de man voor zijne vrouw beioone, hier voor moet hij toch altoos zorge draagen, dat hij, niet door laffe verwijfdheid, koele onverfchilligheid, of kinderagrige-oegeevenheid , zich, in zijn gedrag, gelijk ftelle met zijn onnozel kind; maar "dat hij zijn eezas bewaare, zich in zijne bevelen , tot nüi des Huisaezins, op eene redelijke wijze, doe gelden, en dus naar behooren zijnen verfhinoigen invloed benoude, bij hen, over welktn hij, als Huisvader, behoort te befchikken. S 3- Zorg voor het tijdelijk bejlaan uwes huisgezin!. Ik verbeelde mij, Huisvader! dat gij dit cpichnft kezende, u verwondert, dat ik dit brenge tot uwe afzonderlijke pligten, en dat gij  C 21 ) M mi] dus toevoegt: „ Dit is vreemd : is ^"zorge voor het tijdelijk beftaan alleen aanbevolen aan den man? Behoeft de ' vrouw daar omtreud geene zorge te draa'en 8" la, mijn vriend! gij hebt gelijk, wel degelijk is uwe vrouwe hier toe verpiigt: doch zo wat op eene andere wijze die ik in 't vervolg, bij de afzonderlijke pligten van eene braave Huismoeder, nader zal verklaaren. - Ook weet ik wel, dat 'er hier en daar huisgezinnen zijn, waar de man niets doet,en zijne vrouw voor hem. de kost moet winnen , in die gevallen, zult gi, zeggen komt het niet te pas, den man te verphgten om te zo gen voor het tijdelijk beftaan ; daar echter Seeze gevallen zeldzaam fijn , en de doorgaande regel is, dat de man , door het handhaavenvan een of anderberoep , zorge voor het tijdelijk beftaan; zo ^ dit het ook juist dat ik hierop; oog heb. Wat dunkt u, Huisvader? gij weet dat de natuur, over het algemeen gereekend u met eene erootcre mate van hgchaamskrachten bedeeld heeft, dan uwe huisvrouw; wanneer Sf nu gezond en fterkzijt, bevrijd van eenige SnderlMke ligchaams- of zielsgebreken, zoude het dan wel goed zijn, dat gij uwen tijd in ïedi-heid verfleet? Zonde het don e.genaamg wezen, wanneer gij uwen kostelijker, lijd Sleen belteede , om over uwe deur te liggen, l de Uraat te flenteren,.of uwe vrienden te bezoeken? terwijl uwe huisvrouw intusfchen van den morgen tot den avond, vlijtig en Ijverig bezTg was, om de kost voor .het huisSn te winnen? Wel neen , zegt gn, dat z- ug'ïeer flegt van mij gehandeld zijn; t -s  C sa ) mijn piigt om de kost te winnen, door mi'n beroep vlijt!.; waar te neeméir; dit is zoo, braave man! dit is eigenlijk uw piigt, wat gij ook hier roe bij de hand hebt', 't is even het zelfde. Zijt gij een koopman , winkelier, of ambagtsman, u in 't bijzonder js de zorg voor het tijdelijk bellaan ten duuriten aanbevolen ; gij moet voor uw huisgezin de kost trachten te winnen, — want zo gij hier in nalatig zijt; zo gij de uwen, en voornamentlijk uwe huisgenooten niet verzorgt , dan zijt gij, volgens de verklaaring van den hoog verlichten Apostel paulus, (aYerger dan een ongekovige. § 4. Wees naarjlig in uw beroep. Indien toch, Huisvader! de'zorge van het tijdelijk beftaan in 't bijzonder uw piigt is, dan is het ook de uwe om dit te doen met naarftigheid. Een vadfig en lui leven te lijden onder het waarneenen van zijn beroep, kan niet anders dan fchadelijk zijn. Zelden toch komt de vadflgeraan op zijnen tijd; alles wat rnj doet gefchied met eene foort van tegenzin, waar door de Koopman zomtijds zijnen koophandel verzuimt, de Winkelier zijne waaren ziet verliggen en bederven , en de Ambagtsman maar fchaars aan't werk kan komen; de naarftige, de ijverige man, wordt a'toos verkozen voor an 'eren; van deezen verwet men meer fpoed in het voortzetten van het be- (<0 i Timotu. V. vS. Z. g£er"  ( 23 ) geerde werk; betere waren, en hij wordt dus door lich zeiven, bij ieder aangeprezen. Hoe veel meÊr voordeel brengt ook de naarltige man aan, in zijn eigen huisgezin ? van den vroegen morgen tot aan den ipaaden avond, vlijtig en ijverig bezig in zijn beroep, heett hij reeds des morgens, nuttig voor zijn gezin, werkzaam geweest, als de traage man nog vast flaapt, die eerst geeuwende uit het bedde opltaat, wanneer de zon al hoog zich boven de kimmen vertoond heeft, en zijn werlt reeds nederlegt, als de naarfiige man den kostelijken tijd nog waarneemt, om voor zijn oezin te zorgen. Zulke winflen, waar aan de traage man zelfs niet eens denkt, brengt de naarltige Huisvader zijn huisgezin aan; _ hij voldoet dus aan zijne eigenlijke bellemming, met eenen naarltigen arbeid ; werkt, volgens paulus vermaaning O), vlijtig met zijne eigene handen; volgt dus, het voetfpoor zijner braave Voorvaderen, en verwagt ook, gelijtc zij ondervonden hebben, den zegen van God, op zijnen ijver en naarffigbeid. § 5- Zijt eerlijk in uw bejlaan. Dat deeze piigt van veel belang is, zal ik u, leergraage Huisvader! trachten te doen zien, en, om noodelooze langwijbgheid, die voor elk verveelend is, te vermijden, zal ik den piigt van regtvaardigheid , als naauw aan denzelven verwant, daar bij in trekken.,— Wan- 00 1 Tesfal. IV- vs. ri. 13 4  C 24 ) Wanneer gij in 't algemeen de groote zedeW van den Zaligmaker in acht'neemt , erfefk wie hij ook zij zoo, en in dier voege behandelt, ah> gu zelve, in gelijke omftandigheden ee! plaatst zijnde, zoudt wenfehen, dat , en u ^handelde dan handelt gij eerlijken rechtvaardig; dan doet g,j elk toekomen, en laat In een ieder behouden, wat het zijne is, en dan zelfs zult gij zo veel in u is, het goed van" D^eV^rf',en traChlC" 1Ë be^ermVe " Deezeis de algemeene regel, en kan op alle menfehen1 toegepast worden. Zal iatusfehen (om »°S d°°r enkel voorbeeld op te held™ hu^i* a!nSaMtsman eerlijk en rechtvaardig handelen dan moet hij niet dagdieven ma ? z.men tijd wel waarneemen,en zijn werk z0 goed onaken als hem mogelijk zü • — 79l Z winkelier, of koopman, a!n kezen doen , hij moet behoorlijk beproefde ellen maaten, en gew.gteti gebruiken; zijne waaren >u,ver en onvermengd leveren, en tot de den markt gefielde , prijzen, zonder dat' hi in de foort of pr, s van dezelven, metT' onkunde der koopers zijn voordeel tracht te doen, of tot zijns naastens nadeel, «brui? manke van Q „kfcj e wegen. -Weinig geS loopt men zeker van openlijke dieverijen in öen handel, om dat ieder toch gaarne eeï erhh koopman genaamd wil worden; doch er zijn zo veele zogenaamdeloopjens, zo VeeIe bedekte wegen, die „iet gemakkelijk t vinden z.jn, waar mede men een ander i„ ? tfeheim kar, benadeelen; doch ook dan eeriiik en rechtvaardig te zijn; zich op dien tiid » ^lde ks van den bcsteS zineestï ta  ( 25 ) te herinneren, en volgens dezelven te handelen , is eigenlijk de pügt van een braaf Huis valer, die, op eene eerlijke wijze, het brood zijnes befcheidenen deels, met vlijt, zoekt. En wat toch zijn de winden door een oneerlijfc bedrijf verkregen? immers, fchoon het ook al ware, dat zij den genieter, in de beüomm erin gen dezes levens, eenig genoegen gaven , dit toch kan niet beftendig zijn; in bedaarde oogenblikken zal hij zich den oorfprong van het onwettig verkregen goed telkens, ondanks zich zeiven , herinneren , en het geen hem eerst als een beuzelagtig verlies voor zijn.n naasten toefcheen,'zal hem , weldra,met all' de--zelfs gewigt, drukken. Misfchien zal bij zich dan beklaagen over de oneerlijke en onrechtvaardige' pöogingen, die hij, ter verkrijginge van dezelven, had aangewend. Ik zwHge nu nog van de verbaazende nadeelen die een oneerlijke handel, in de gevolgen , natuurlijker wijze moet vcroorzaaken , waar door de neeringen vetflappen . de winden verminderen , en de Huisvader zich zoude beroofd zien van'de gelegenheid om voor het bedaan zijns gezins te kunnen zorgen. § 6. Befluur uwe gelden naar behooren. Het is niet genoeg, waarde Huisvader 1 dat gij ftetds zorgt voor 't bedaan uwes huisgezins, door ijver en naardigheid, door eerlijkheid en opn chtheid in uw beroep; het is ook wel zeker uw piigt om daar bij een behoorlijk beltuur te hebben over uwe geH■ 1 B 5 c»d*  middelen. Zal nu dit befluur naar bebooren gefchieden, dan moet gij, in de eerfte plaats, zorgen dat gij uwe fchulden op zijn tijd betaalt. — Hier door bewaaren een koopman en winkelier hun credit; dit maakt, dat ieder zijnen inkoop ten voordeeligflen doen kan; hier van hangt, in veele gevallen, het wel beftaan van een huisgezin af. Onze voorvaders plagten in hunnen tijd, om die reden, de hunnen te vermannen: dat men zich wasten zoude van klikfchulden: verftaande daar door die kleine fchulden, die, op zich zeiven, van weinig betekenis zijn , en daarom dikwijls lang onbetaald blijven; doch die dan, te famen genomen, zo groot waren, dat zij den fchuldenaar, door een te lang borgen, verklikten, en het daar door algemeen bekend werd, dat die fchulden, fchoon gering op zich zeiven , niet betaald werden. In de daad, deeze vermaaning had wel dégelijk zijne nuttigheid, en zoude zeker, met vrucht, tot onzen tijd kunnen overgebragt worden , daar men thans, op het punt van borgew, niet zo kies valt als voorheen. Wat het dan ook zijn moge , t zij zogenaamde klikfchulden, of fchulden van meerder betekenis, wacht u, van te lang borgen, en laat den geliefden tijd niet overfchreden : die zijn fchuld betaalt , verarmt niet, is toch mede het oude en waarachtige fpreekwoord. Maak uwe fchulden zo min mogelijk, dit zal u het aangenaamfle leven toebrengen; doch hebt gij ze gemaakt, en onvermijdelijk, of om uw eigen voordeel, of gebrek aan geld, moeten maaken, betaal dezelve zodra mogelijk, en laat nimmer, gelijk  ( *7 ) lijk , helaas! te veel gefchied, den armen am- ba-Jtsman, met zijn huisgezin , zuchten om het geld, dat hij reeds lang aan u verdiend had, maar't geen hij van u niet ontvangt, en waar door hij' belet wordt, om zijn huisgezin, op eeni eerlijke wijze te verzorgen. Tracht daar en boven, in de tweede plaats, met uwe g.lden zo veel mogelijk uw voordeel te doen; indien dit, gelijk van zeiven fpreekt,op eene eerlijke wijze gefchied, dan. ftaat het u niet alleen vrij, maar zelfs zijt gij, als Huisvader , hier toe verpligt; 't is toch uwe zaak om met voorzigtigheid, en een welberaden overleg, u behoorliike mkomden te verkrijgen, ten einde gij, hier door in ftaat gefield zimde, uw huisgezin behoorlijk kunt onlerhouden, en, indien mogelijk , iets oplegden , om te kunnen dienen in tijden van ' tegenfooe.1 , ziekte of voor den ouden dag , wanneer de gelegenheden tot uwe winden zouden kunnen verminderen. Ia meerder gevallen komt ook een behoorlijk beduur uwer middelen te pasfe ; dan deeze zullen ons in de derde afdeeling, over de gezamenlijke pligten wel voorkomen , weshalven wij nu, van de bijzondere pligten eenes Huisvaiers afllappende, zullen overgaan tot onze tweede afdeeling. TWEE-  (28) TWEEDE AFDEELING. Bijzondere pligttn van eene braave Huismoeder. § ». Heb men man hartelijk lief. Nnwende ik mij tot u,waarde Huismoeder! die zich genegen betoont, om , door middel van een opzettelijk onderwijs in de pligten, welken u in 't bijzonder aangaan , dezelve van nader bij te leeren kennen, ten einde die vervolgens, zo veel u mogelijk zij, toe te pasfen op uw gedrag, en volgenden levenswandel. Tot den grondflag uwer bijzondere pligten legge ik wederom die van liefde omtrent uwen man\ ook in uw geval is dat, in de daad, de eerfte en voornaamlte. Want wat toch is.het gemeenfchappelijk famenwoonen van man en vrouw zonder waare liefde? en wat is het, daar wel de man zijne vrouw hartelijk bemint, maar niet door eene wederkeerige liefde van haar bemind wordt? Het is dan niet minder uw piigt, braave Huismoeder ! uwen man hartelijk te beminnen, en hem oprechtelijk lief te hebben. —> Ik zegge met opzet, hartelijk te beminnen en oprechtelijk lief te hebben, om u te doen zien, dat niet eene koele en ras verflaauwde liefde ,niet eene liefde, die van uwe grilligheid zoude afhangen, waare liefde genoemd kan worden. Of meent gij, dat gij reeds aan deezen piigt voldoet, wanneer gij uwen man nu en dan eenige uiterlijke blijken geeft  geeft van uwe genegenheid , of als gij hem fomrijds fchoone woorden fpreekt, om in 't bijzijn van een ander te toonen , dat gij evenwel ook uwen man lief hebt, terwijl gij ondertusfchen, in andere gevallen, het 'er op toelegt, om hem koel en onverfchillig te behandelen. Neen , voorzeeker ! zulk eene liefde is, wat men 'er ook van zeggen moge, gecne waare liefde; zulk een gedrag kan dien naam niet verdienen, en voor zo ver echter veelen aan deezen piigt, maar ten deele, en flegts als ter loops voldoen , zal het in dit geval niet overtallig kunnen gerekend worden , in eenige bijzonderheden kortelijk te toonen , wat eigenlijk hier waare liefde zij. — Indien gij dan, waarde Huismoeder! de phgt van waare liefde aan uwen besten vriend behoorlijk zult oefenen, dan moet gij, voor eerst, 'hem eer en, en waare hoogachting toedraagen. Wanneer gij bedenkt dat uw man (leeds voor u zorgt, dat hij u hartelijk bemint, dat hij geduurig waakzaam is over uwen toeltand;n hulpe verleent waarin gij die behoeft; mer vlijt en naarfligheid dagelijks bezig is, om ook voor m beftaan te zorgen; u dus het nodige , en zelfs fomtijds het verkwikkelijke deezes levens , door zijnen arbeid , en 's Hemels zegen op denzelven, bezirgt: in één woord, wanneer gij bedenkt, dat gij, naast God, en diens goede voorzienigheid, aan hem uwe meeste genoegens in dit leven, te danken hebt; daar hij (leeds geneegen is, en zijne poogingeu aanwendt die te vermeerderen: wat dunkt u, als gij dit alles ernllig nagaat, en daar en boven begrijpt van welk 3 eene  eene uitgebreide nuttigheid het goede voorbeeld en de nuttige lesten van i wen man zijn voor uwen zedelij en ftaat. Zoudt gii dan zelve niet oor leelen dat gij 2uik eenen braaven Muis vader moet eeren, en waare hoogachting toedraagen V ö Is nu wijders deeze eer en hoogachting waarlijk gevestigd , dan zal dezelve, in de twee* de pkats veroorzaaken , dat gij,zo veel u mogelijk is, uw man tracht te behaagen. — Immers het is hoogst pligtmatig dat de Huismoeder, uit waare hoogachting voor haaren man iets doe, dat hem aangenaam zjn kan,fchoou riet ook al met haare bijzondere verkiezing niet overeen(lemme; of dat zij iets nalaat 'dat zij zoude begeeren, dnar zij weet dat het haaren echtgenoot, op goede gronden, zoude mishaagin. Zulk een gedrag der Huismoeder is dan, in de daad,lofwaardig, en lever een echt kenmerk op van waare en onvervalschte hefde. Ja, zulke poogingen, om den man te behaagen, zijn overeenkomftig met onderfcheidene Luangelifche Jesfen , die cier vrouwen beveelen (a) haaren eigenen mannen onderdaamg te zijn, op dat ook zo eenige (mannen) den woorde ongehoorzaam zijn. zij door den wandel der vrouwen moven gewonnen wordendat zij in naarvolging (i) van sara, haaren man, heere noemen; hem met bijzondere oplettendheid en liefde behandelen: dat zij zich (O moeten laaien keren in jlilheid, en in alle onderdaanighcid; nimmer over den man 00 i Petri III. vs. i. (Zf) A1daar VS. 6. (c) i limoth. II. vs. 12.  C 31 ) heerfchen', maar dat zij in jlilheidzij; en (d~) Üat de vrouwe zie dat zij den man vrceze. ' Voorts zal, ten derden, eene H uismoeder die haaren man waare liefde toedraagt, hem in alles, zo veel haar mogelijk zij, trachten getrouw en behulpzaam te zijn. Standvastige trouw én onbepaalde liefderijke hulp, daar het de nood verëischt, zijn de eigenaartige charactertrekken van eene braave Huismoeder, die haaren man hartelijk lief heeft. Wat 'er ook moge gebeuren , haare trouw wankelt niet, in lief of leed, in nood en dood blijft dezelve onwrikbaar, en in het knellende gevaar, wanneer de Huisvader, van ieder wordt verhaten , zal zijne getrouwe wederhelft nog onverzettelijk pal daan, om haaren besten ïchat uit het gevaar te redden. Gedenk hier, waarde Huismoeder! aan uwe getrouwe voorgangHer, de braave maria van reigersbergen; gedenk hoe zij verkoos te deelen in het akelig lot, haaren man , den grooten hugo de groot, befchoren, door met hem in de naare gevangenis, op het Loevefieinfche dot te leeven; daar was haar geest fteeds werkzaam, die eindelijk het wel verzonnen middel uitvondt, om hem met een kist, waar in men gewoon was boeken van het gemelde dot te verzenden, van daar te doen vervoeren: terwijl zij zelve 'er in bleef opgedoten , en gerust afwagte, welke rampen men haar zoude doen wedervaaren. Zoo veel vermag waare huwlijkstrouw bïj_ eene vrouw die haaren man hartelijk lief heeft. Kort- 00 EPhef. Vvs. 33.  ( 32 ) Korfheilshalven zullen de gemelde bijzon* derheden (die ik nog merkelijk zoude kunnen vermeerderen, ware'het niet, dat ik alleen m.ir de pligten behoorde te fchetzen) genoegzaam zin, om aan u, braave Huïsmoeder! te doen zien, wat eigenlik waare liefde zij, omtrent uwen man. Vereerdgeii wij nu nog eens dezelven, dan zullen wij zien dat eene Huismoeder, de haaren man eert, en waare hoogachting 'toedraagt; dit hem, zo veel haar mogelijk zij, tracht te behaagen . en die hem ftandvastig, getrouw, en aanhoudend behulpzaam is — dat, zeg ik, deeze gez gd kan worden haaren man, waare liefde toetedraagen. S 2. Zorg voor da ligchaamelijke opvoeding uwer kinderen. „ Dit gedeelte uwer Verhandeling is vol„ ftrekt overtaüig", verbeelde ik mij, dat veele Huismoeders, het opfchrift leezende, zullen zeggen, „ het fpreekt van zeiven. dat ,, wij Moeders, en niet de Huisvaders moeten zorgen, voor de ligchaamelijke opvoe"t ding onzer kinderen, en het fpreekt nog ', meêr van zeiven , dat dit te doen ons door ,' de natuur geleerd wordt; die zorg ligt in,, wendig in'ons; als wij kinderen krijgen, „ dan helpen wij ze, zonder daar toe eenige „ vermaanmg noodig te hebben." Ik- beken het, waarde Moeders! dat dit eigenlijk is, zo als het behoort te zijn, en het ware te wen-  ( 33 > wenfcben dat alle Huismoeder?, ïft de lïjrc'haamelijke opvoeding haarer kinderen, dei ze edele ftem der natuur altoos volgden. Maar ik twijffel zeer, cf liever het is zeker, dat deeze niet altoos gevolgd, maar wel eens door gemaklijkheid, onkunde of verkeerde handelwijzen , verdoofd wordt, 't Is hier mijne zaak niet om uitvoerig te handelen, over de gebreken , die 'er bij veele Huismoeders plaats' hebben , in de ligchaamelijke opvoeding h iarer kinderen ; dit weinige echter zal • hier niet ten onpas komen, ter mijner verdeediging tegen de voorfchrevene gemaakte aanmerking. . Wat zoudt gij denken , braave Huismoeder' als gij zaagt, dat ve Ie Moeders geene,of ten minlteu weinig, pooging doen,om haare lieve kinderen te voeden met hanre e;gen melk, die de goedertierne Schepper doorgaans zo gnnstig aan haar fchenkt, en die zo heilzaam voor haar kroost is, •— dat men de kinderen eene zo verbaazende , en dikwijls onnatuurlijke hitte aanbrengt bij het zogenaamde bakeren, zodanig , dat die lieve fchepfeltjens bijna door de warmtè bedwelmd worden, — dat men dit bakeren zo ■ftijf verricht, dat de kinderen daar door, dikwijls reeds in hunnen vroegften leeftijd, ongelukkig worden; —dat men hen pap geevende, niet alleen met de hand op 's kinds borst onachtzaam liggende, geduurig die borst drukt, maar ook hen eene zo groote boe\eelheid van dat voedfel geeft, dat het natuurlijk h-t ktnd moet benauwen. Ik vraac u nogmaals, wat zegtge toch van deeze manier van opvoeden1 ? en ik verzeker u, gij behoeft niet te twijffelen of zulke is. C brui-  9 CsO bruiken of gebreken , wel plaats hebben r Foei!" zegt gij „dit is onnatuurlijk. Zoude „ de Moeder niet alles aanwenden, en alle ander geraak en genoegen afttaan , wan„ neer zij het kind zelve, het natuurlijkst voedfel konde geeven! — zoude zj niet oplettend zijn om haaren zuigeling alle ge,, mak toe te brengen ?" Ja Moeder, dit meenen veelen wel dat ze doen, maar zij zijn in de daad of onkundig, of te veel gehecht aan oude overleveringen. Te vooren heeft dit haare Moeder zo gedaan, en nu dient haar kind ook zó behandeld te worden, of zij zouden waarlijk meenen dat het verwaarloosd werd. Van daar zeker ook een ander gebrek in de ligchameVjke opvoeding, te weeteu , dat der tok- of keurslijven , waar door het teder wicht al fpoedig in veele natuurlijke be-.veegingen bepaald, en misfchien veele gebreken, in meer gevorderden leeftijd zichtbaar,veroorzaakt worden. Deeze en foortgelijke gebreken in de ligühaamelijke opvoeding , te veel om hier Uitvoerig te befchrijven , zïn , intusfchen, vm het grootde nadeel voor de kinderen , en het ftaat mij derhalven vrij, en is hier mijn piigt, u te raaden dat gij, als Huismoeder, daar voor zorgt. Dit toch is uw bijzondere piigt; uw man heeft daar van dikwijls geene kennis, en althans veel al de gelegenheid'niet, om 'er zich mede te kunnen bemoeien. Wilt gij dan den eernaam van eene braave Huismoeder met recht verdienen, laat dan uw teder wicht_ van deszeifs geboorte af, (leeds onder uw liefderijk toevoorzicht zijn; is het mogelijk , en heeft de goedenierene natuur u dien ze  C 35 ) zegen toegedeeld, ei, wat ik u bidden mag! zoog toch uwe kinderen aan uwe eigene.borst; laat hen geene vreemde melk van eene gehuurde vrouwe, en met dien zomtijds ligchamelijke of zedelijke gebreken inzuigen. Behandel uwe kinderen zelve-, reinig, kleed hen, en wees toch , vooral in hunne eerde kindsheid , altoos zelve daar bij; geene vreemde, al is het uw geval, dat gij die kunt krijgen, kan het immer doen, met die moederlijke liefde, zo zeer voegende bij zulke hulp behoevende wichten. Hoe menig lief wicht werd op éénmaal» deszelfs behoorlijken gang, voor geheel zijn leven benomen , door het overtegeeven aan, of te laaten draagen door een kind — eene losfe en dartele meid, die 'er geen acht op gaf? —Hoe veele wierden orgelukkig, door ze in wagentjens of ijslleetjens te laaten rijden, onder het beduur van losfe knaapen, of praatzieke meiden , die meer op het fpeelen, of op hunne makkers letteden, dan op die lieve panden, die men aan hen had toebetrouwd. — Soortgelijke dingen,zo veel u mogelijk zij, tevoor komen, door eene geduurige zorge voor uwe kinderen,is in de daad de bijzondere piigt van eene braave Huismoeder, en kunt gij, door de drukte van uw huisgezin, of noodzaakelijke beletfelen, niet altoos zelve bij hen zijn, dat zekerlijk altijd het beste was , zie dan toch, aan vvien gij uwe kinderen vertrouwt; laat het eene bedaarde vrouwe zijn, die kinderen gewoon is , en dat het maar voor eenen korten tijd zij. Moeder moet 'er zelve bij zijn— dit is de wensch der kinderen zelfs: de tijd aan hen te koste gelegd , zult gij u niet beC a klaa^  (36) Haagen ; zij zijn u gegeeven, zorgt dus voor de hgchaainebjkc opvoeding uwer kinderen. S 3- Zorg voor kleedinge, voed/cl en dek/el. In de meeste huisgezinnen , althans daar, waar de Huismoeders zijn, 't geen zij behooren te zijn, ftaat de befchikking van de bovengenoemde dingen onder haare bijzondere zorge; en het komt derhalven meest op haar aan, om daar |a een gepast overleg te maaken. b Eene braave Huismoeder dan zal zorgen, dat de kleeding, het voedfel en dek fel, overeenkemfiig haaren ftaat zij. Misfchien dwaalen hier echter veelen, fchoon zij allen wel zullen beweeren aan deezen regel getrouwelijk te voldoen. — Want,wat is het, iets te doen overcenkomftig zijnen ftaat? Vraagt men dit de eene of de andere Huismoeder, met betrekking tot eene gelijke fomme gelds, die zii kunnen verteeren, zo zal het antwoord or> deeze vraag zo verfchillende zijn , als de eene in mindere of meerdere maate 'tot gierigheid de andere tot verkwistinge genegen is. 't Is ondertusfchen bezwaarlijk om hier in algemeene regels voor te fchrij ven , naar dewelke alle Huismoeders zich zouden behooren te fchikken. Met betrekking tot de kleedinge is misfchien nog deeze de beste: dat ieder zich zo behoore te kleeden , dat hij niet gezien worde, dat is namenhjk , dat men door zijn al te pragtig of al te nederig gewaad, niemands bijzonderen aan-  (37) aandacht naar zichtrekke.— Wanneer nu de braave Huismoeder , bij zich zelve, en in de befchikking over haare kinderen, hier aan voldoet, en tevens altoos in acht neeme,dat het zo wel veiliger als loffelyker is, zich liever ook in de kleedinge, een weinig beneden dan boven zijnen flaal ie houden, dan geloof ik, dat eene braave Huismoeder, die het om deVweidand des Huisgezins meer te doen is, dan om de goedkeuring van fommige kwistziekeu onder haare bekenden , hier aan eenen genoegzaamen regel zal vinden , om 'er zich naar te gedraagen. In alle gevallen komt het 'er op aan, dat 'er in de klee linge geene flordigheid van de Huismoeder blijke; immers, met eene kleine uitgaave, als 'er de ijverige en werkzame_ aart der Moeder bij kome, kunnen ten minden de kleeren netjes gelapt, en heel wezen, en bij elk weldenkend mensch wordt de nette en zindelijke armoede meêr geprezen dan de flordige zwier, en havelooze pracht. Wijders zal de braave Huismoeder , met betrekking tot het Huisgezin , zorgen , dat het voedfel gezond , en gefchikt zij naar den arbeid , of de beweeging van hen ,die het zelve moeten gebruiken ; dat het in kostbaarheid niet ov'ertreffe den daat waarin het Huisgezin , door deszelfs inkomden gedeld is; — dat bet op zijnen tijd gereed zij, ten einde de Huisvader weder op zijnen beflemden tijd zijnen arbeid kunne voorzetten, en het geheele Huisgezin in order gehouden worde, en eindelijk, dat alles zindelijk en rein zij. Zo zal ook , ten aanzien van eene behoorlijke dekkinge, door de Huismoeder voor reinheid en -gemak, overcenC 3 kom-  ( 38) komstig met haaren ftaat, gezorgd worden, 'tls toch niet het zachte dons, maar de arbeid en de gezondheid , die den verkwikkelijken flaap geeven, waar door de krachten zich op nieuw herdeden. § 4 Werk met vlijt voor het tijdelijk beftaan awes Huisgezins. Gij weet, waarde Huismoeder.' hoe veele kostwinningen 'er in ons land zijn, waar in de vrouw zo wei als de Man noodzaakelijk behoort werkzaam te zijn.— Immers, hoe veele Fabrijken , Trafijken , Kunden , Neeringen en Ambagten zijn 'er niet, waarin de Vrouw in de daad veel nuts toebrengt; bij voorbeeld, de Man weeft: de Vrouw fpoelt; en zo maaien zij te zamen het goed voor den Fabrikeur gereed,waar voor zij beiden hun arbeidsloon, ontvangen. De Hoer ploegt, fpit, past op zijn vee, enz, de Boerin melkt, maakt boter en kaas, of gaat dadwaarts, om de melk te verkoopen. De Bakker bakt; de Vrouw verkoopt het brood, enz. In alle deeze en onderfcheidene andere gevallen, is het goed beduur der Huismoeder, zo hoog nodig, dat dikwijls daar van het wel of kwalijk vaaren van 't Huisgezin grootendeels afhangt. — En zoudt gij het dan wel overtallig reekenen, wanneer ik u vermaane, met vlijt te werken voor uw tijdelijk bedaan? Ja maar „ zegt gij, wat zal mijn j, vlijt toch kuncen helpen , als mijn Man de „ kostwinning verwaarloost?" In zekeren zin hebt gij gelijk, gij kunt het alleen 'er dan  dan niet boven ophaalen; maar voor eerst «nderftelle ik nu, dat uw Man, als braave Huisvader, zün best doet in zijn werk, waar toe ik hem ook in mijne voor.ge Afdeelmg, & 3zo ik meene,zijnenPligthebbe aangewezen, doch dU eens zo niet zijnde, zo zal toch ten anderen uw ijver en vlijt, uwe geduunge toezicht np de dioiren,waarvan gij kennis hebt,nog veel toebrengen tot een langer in orde houden vau uw beftaan- en wie weet of uw man dan niet nog, E 'uw goed voorbeeld opgewekt, en aangemoedigd zal worden, om, met vernieu vde: vlijt, SjneTostwinning,.^ tiien _ Wilt gij dan, waarde Hui-moedeii. Sns uwen piigt werken voor bet tijdelijk ïertaan, vm uw Huisgezin, dan raade ik u TOor eerst, doe dit met naarftighetd. Laat u toch geen morgen te vroeg.- geen avond eSl geen tijd te kostelijk -^ geen u tfpanning te aangenaam wezen , a s gy dien tiid kunt befteeden aan uw eerlijk b.roep. Wat zoude het unaderhand herten,wanneer gij,om zo te fpreekeu,* wind door de hekken hddt laaien waaien ; wanneer gij de gtUïenheid verzuimd hadt, die u voorkwam om Ss te winnen' voor het beft?'f n n n Huisgezin; wanneer gij dan w.ldet flaapen. S , 'of u daar niet mede moeien ; dan ïloog misfchien die gelegenheid voorb>3, die niet "weder te herroepen was. Ik fprak zo even tegen u van uw eeihjk heroën 'hier over moet ik u nog iets melden Eerberoepen kunnen oneerlijk b^deld^orden: Iver voor moet gi u wachten , en dus ïeimaaa ik u, in de tweede plaats, C 4  C 40 ) ftggMMfl waarneemen van uw beroep, eerh k Verrijk u nimmer niet eens andere goed; laat in uw winkel toc'i alles eerliit r« gaan Is het uw geval dat gijTe nod i hebt houdt dan ten dien einde, beproefde ' delijk bevonden ellen, fflè^fe en geef een ieder behoorlijk het zij,"e & gj uwe waaren, door eenen d.uurderen inkoon rne voor den ouden prijs geeven vfrmlU en bederf ze met, maar eisch van uwekTn* ten liever iets meerder, zij zullen * u "ndl" de waar goed is , en zij de reden weeren liever geeven, dan (ïilzwijgend btfJöfeï SSZ den. - behandeld Cdit raade ik TmfeZrAl plaats) uwe kalanten vriendelijk en mi„fj„ eene norlche en ftuurfche TÈ&ZË,"%Zél tfièt gaarne m den winkel: fchoox o, k uwe waaren goed zijn, zo zoude deeze „„4*! en ftuursheul uw Huisgezin kunnen benzee &!5S2f-' ^ g°Cd ™ord vindt alZ< elne goede plaats, en reeds toont toch ieder kalant doorgaans zijne genegenheid omtrent u en^mv gezin, door bij „ ter markt te kol §• 5- Wees oplettend' en ijverig in ^twaarneemen uwer riutjelijke belangen. .Zo £mi „^ad ik inzonderheid de kostwin. mng, het: tijdelijk beftaan , op het oïïiSh 84 weet, braave Huismoeder! dat 'er,behal?en dit, nog zo veele dingen in de huishóuS voorkomen, die in 't bijzonder wÏÏS heid en «p, iivrige wekzaamhdï te°^»; ften  C 41 ) ften nodig hebben; en waarvan uw man,hoe goed hij ook wezen moge , als Huisvader, niets weet Nu, deeze dingen , alles wat in de Huishouding u in 't bijzonder raakt, meene ik thans aftehandelen. 't Is niet wel mogelijk , en ook eene korte fchets vereischt niet, dat ik hier in veele bijzonderheden treede. — De Huisgezinnen zijn zo verfchillende, en 'er komen dikwijls bij ieder zulke onderfcheidene gevallen voor, dat ik het meest gepast oordeele dit in 't algemeen te behandelen. Daarenboven zoude men zich ligtehjk kunnen vergisfen , in de, voor een' Man , min bekende, pligten van eene Huismoeder. Ik geloof zelfs dat het hier, in alle gevallen , beter is, aan u, waarde Huismoeder! meêr vraagender — dan Heiliger wijze te fchrijven. — Welaan, ik zal dan vraagen, en vindt gij die vraagen goed, laat dan dezelve voor braave Huismoeders dienen, om 'er zich haaren piigt door te erinuereu. Men zegt wel eens, dat het, in de Huishouding hoogstnoodzakelijk is, dat men de einden bij eikanderen heude; indien dit nu best door het naaldewerk gefchiede, is het dan de piigt niet van eene Huismoeder, zorgvuldig te letten, dat alles wat gefcheurd of gebroken is, fpoedig weder verfteld worde £ Komt dus de kennis en de betrachting van het linnen- en wollen naaien, en van het Hoppen , bij eene braave Huismoeder niet zeer wel te pas ? Zoude men die Huismoeder niet van flordigheid of onoplettendheid kunnen befchuldigen , die, in haare Huishouding,geen C 5 acht  uo acht gaf op het gebroken goed , 't zij da» van kleêren , of andere noodzaakelijke behoeften der HuiihoudingeV En zoude men dus nier met reden aan allen mogen raaden , om ten eerften de hand aan 't werk te (laan, dat het weder in orde kome ? Is dit niet het beste middel, om alles gnap te houden , zo als 't behoorc? Moet ook niet tot dat einde, eene braave Huis noeder oplettend zijn, op 't geen de vyaschjof het wasfchen betreft ? Kan, in dit opzicht, ook niet anders vrij wat verloren ranken,en onbehoorlijk behandeld worden? — En is het onder anderen geen bewijs van het goed beleid eii de huishoukunde eener Huismoeder, wanneer linnen en wollen netjes opgevouwen in de kas ligt ? Wanneer het met zuinigheid gebruikt, en door baar toevoorzigt voor verwaarloozing beveiligd wordt? — Daar hervoorts, door de ondervinding, blijkbaar is , dat zindelijkheid en reinheid, behalven dat het zich zeiven aanprijst, ook een uMTxkend middel is, tot behoud van onze gezondheid, terwijl flordigheid en haveloosheid ziektens en allerleie ongemakken baaren kunnen , zo meene ik voorts u te moeten vraagen, of niet eenï braave Huismoeder, ook hier voor behoore te zorgen, dat keuken en kelder in 't bijzonder, en 't huis in 't algemeen, (leeds zindelijk en rein gehouden worde? Of 't niet nodig zij, dat haare zorge gaa over de mondbehoeften , derzelver onderfcheiden aart , gefchikt voor de gebruikers, derzelver toebereiding tot een gefcfhkt en gezand voedfel, zonder zich ook hier in eenige onmaatigheïd te veroorloven? In 't koffen om alles in ééns aftevraa- gen,  C 43 ) sen, of niet in alle foortgelijke dingen, en Indere kleine bijzonderheden van de Huishouding, te veel om hier alle te melden, de zorg en het toevoorzicht der Huismoeder veroaazend veel toebrengt, tot het aanhoudend bettaan des Huisgezins ? T , Indien het toch waar zij, dat veele oude fpreekwoorden van ons Vaderland, nog al veel waarheidsin zich behelzen, en dat dit o^k het geval is van één fpreekwoord, dat op veele plaatlen hier te lande nog al gebruikt wordt, dat namelijk, dó vrouw met do lepel meer uit het buts kan draagen, dan de man met /^schepel daar in zoude kunnen brengen , dan zijn zeker niet alleen alle de bovenflaande vraagen niet te veraeefs gedaan, maar dan ziet men ook daar uit, van hoe veel belang het goed beduur eener braave Huismoeder is, en hoe zeer zij verpligt is, om, tot bevordering van den wel ftand des Huisgezins, zich op zulk een goed beduur vlijtig en ijvrig toe te leggen.^ Met reden derhalven verwondert gij u dikwiils,braave Huismoeder! wanneer gij noodzaakelijk eens, om de belangen van uw Huisgezin, buiten 'shuis moet zijn, hoe veele Huismoeders haaren tijd in ledigheid door brengen; aan haare deuren daan, om ter voldoening haarer nieuwsgierigheid te zien, wie er al voor bij gaat; wat klederen zij aan beoben, daar bij'haare afkeuring, dikwijls doorrekenen, aan anderen te kennen geeven; hoe wederom anderen zich met praatjens bij haare buiiren ophouden, fomiijds eenen geheelen tijd achter een niets doen dan babbelen, wel eens kwaadfpreeken, of den tijd met niets beduidende beuze-  C44) lingen doorbrengen. Terecht, zegt gij dikwijls: „ Ik yerfta» 't mij niet, hoe zulke vrouwen „ haare Huishouding naar behooren kunnen f waarneemen. Ik weet niet dat mij iemand ,,' van luiheid zal kunnen befchuldigen ; maar 9, als ik eens na gaa, wat'er al in mijn huis5, houden te doen valt, dan is mij elk oosenvan den kostelijken tijd dierbaar;" nu s, eens moet ik zorgen voor mijne kinderen, s, dan voor de pot, dan weder voor de wasch , „ het (toppen, naaien, 't huiswerk, alles ver' s, eischt evenwel zijn werk; en zal ik alles 9, zijnen behoorlijken gang laaten gian,en onder„ houden, dan fchiet 'er voor mij geen tijd „ over, 't is van den morgen tot den avond werk; dus ik verftaa niet, hoe zulke Huismoeders het redden , die zich veel ophouden ,, met dingen die buiten haar huis zijn." — Het iszo, braave Huismoeder! gij hebt, geloof ik, wel degelijk gelijk, en zeer zeker zal het een om het ander moeten lijden. Reeds in Salomons tijd. boude elke wijze vrouw haar huis , terwijl de dwaaze het afbrak met haars handen. (*) S & Zijt Jpaarzaam in uwe aitgaaven. Indien gij, waarde Huismoeder! in de opgegeevene gevallen,aan uwe verpligtingen tracht te beantwoorden, en de aangewezene gebreken (leeds vermijdt, dan zult gij van zelve voldoen aan den piigt, waarvan deeze afdeeling in (*) Spreuk. XIV. vs. r.  (45) in 't bijzonder gewaagt, en eene enkele aanwijzing van denzelven zal genoegzaam zijn, oni u der.zelven in zijne volle kracht te herinneren:— Het kfcn toch niet wel anders zijn , ot zulk eene braave, en haaren piigt wel waarneemende Huismoeder, is ook fpaarzaam in hanre nirgaaven. Zodanig eenezal zich niet ophouden, met het sankoopen van wisjewasjens , of niets beduidende beuzelingen, tot pracht of verüering van zichzelveof de haaren; maar zij zal in tegendeel iels benodigd hebbende , omzieu naar fterk en deugdzaam goed , dat op den duur voor haar en haar gezin nuttig zijn kan; — naar waaren die goed zijn , en een gezond voedfel opleeveren , in flede van allerlei laffe fnoeperijen; zij zal haar geld niet uit geeven dan in de overtuiging van noodzakelijkheid , en tot betaaling van nuttige dingen , die van weezertlijken dienst zijn in haare Huishouding. Zij zal 't fteeds zo overleggen, dat zij, zo veel mogelijk , iets befpaare voor ziekte of werkloo* ze rijden , wanneer haar Man ,door zijne mindere winften , minder in ftaat is om het nodige voor het Huisgezin te kunnen verdienen, en zo 2al zij, in één woord, hij elke uitgaave, zichzelve geduurig afvraagen: „ konde ik dit ook be„ fpaard of nuttiger bedeed hebben? Voldoe ik wel,met deeze uitgaave, aanden piigt die mij .als Huismoeder, is opgelegd? benadeel ik hier „ ook m?de mijnen Man , mijne Kinderen — of „ mijne Huishouding ?"— Ja, zo zal eene braave Huismoeder beftendig ook op deezen piigt van fpaarzaamheid zich toelegaen,en denzelven ,naar haar vermogen, trachten te beoefenen , in de overtuiging van het groot belang, 't welk voor1 haar  C 46 ) haar ganfche Huisgezin hier in gelegen 13. Ik eindige deeze Afdeeling met de keurige befchrijVing eener braave Huismoeder, te vinden aan 't einde van salomons Spreuken-boek: Wie zal eene deugdelijke Huisvrouwe vin„ den? want haare waarde is verre boven de ro„ bijnen; het harte haares heeren vertrouwt „ op haar, zodat hem geen goed zal ontbree- ken; zij doet hem goed, en geen kwaad, ,, alle de dagen haares levens; zijzoekt wolle „ en vlas, en werkt met lust haarer handen; zij is als de fcheepen eenes Koopmans; zij „ doet haar brood van verre komen, zij Haat „ op als het nog nacht is , en geeft haaren „ huize fpijze, en haare dienstmaagden het „ befcheidene deel; zij denkt om eenen akker, „ en verkrijgt hem ; van de vrugt haarer handen „ plant zij eenen wijngaard; zij gordet haare „ lendenen met kracht, en zij verfterkt haare „ armen; zij fmaakt dat haare koophandel „ goed is;haare lampe gaat 's nachts niet uit; „ zij fteekt haare handen uit naar de fpille, en „ haare handpalmen vatten den fpinrok; zij breidt haare landpaalen uit, tot den elendi,, gen, en zij fteekt haare handen uit, tot den „ nooddruftigen; zij vreest voor 't huis niet, ,, van wegen den fneeuw, want haar ganfche „ huis is met dubbele kleederen gekleed, flerk„ te en heerlijkheid zijn haare kleedinge, en ,, zij lacht over den nakomenden dag; zij doet haaren mond open met wijsheid ,en op ,, haare tonge is leere der goeddadigheid ; zij „ befchoüwt de gangen haares Huis, en het „ brood der luiheid eet ze niet; haar kinderen „ liaan op en roemen ze welgelukzalig: ,s ook  C 47 5 „ ook baar Man,en hij prijst naar;,zeggende: 1 veele Dogteren hebben deugdelijk gehandeld, maar gij gaat die alle te boven. De beval" lieheid is bedrog, en de fchoonheid ij lel» " beid- maar eene vrouwe, die den Heere " vreest, die zal geprezen worden. Geeft 5' haar van de vmgt haarer handen, en laat haare werken haar prezen in de poor» ten. D12K-DE AFDEELING. Gezamenlijke pligten van eenen braaven Fluts* vader en zulk eene Huismoeder in het gemeen burgerlijk leven. § «• Laat uwe huwelijkstrouw jlandvastig zijn. Heb ik u , waarde Huisvader en Huismoeder! in de beide vnorige Afdeehngen, teder afzonderlijk vermaand tot liefde jegens elkanderen, laat mij u dan thans zeggen , dat ook uw beider piigt is, ftandvastige g^uwnei.». Dit is in de daad een noodzaake luk verüsrhte in het geluk van uw huisfehik leven. Immers, hoe vlrkeerd gaat het Huishouden, wanneer men geduurig elkanler verdenkt, beSpt, regenfpreekt, of ft rij lig tegen eikanderen handelt ; daar men kijft en raast en tiert ; daar men telkens fpreekt van fcheiden ..f verbaten. Welk eenen nadeel.gen invloed heeft  C 4§ ) dit op 't gantfche Huisgezin! Uw piigt is fteeds , wat 'er ook gebeure, eikanderen getrouw, te zijn. De band des Huwelijks is, zonder den dood, onverbreekbaar, en zo naauw en teör gebonden, dat zelfs de heilige -boeken den Man en Vrouw befchrijven ,als één vleesch te zijn, en het hunne piigt is, liever, in geval van noodzaakelijkheid, hunne Vaders en Moeders, (anders hunne naasten in den bloede ,) te verhaten, en eikanderen getrouw te zijn (*). Zulk eene wcderkeerige vriendlchap cn verbindtenis, en zodanig eene onderlinge ftandvastige trouw, maakt'het wezeft van den echtenftaat uit; hier door kunt gij, met ver •eenigde krachten en het beste gevolg, uwe pligten in de betrekkingen, waar in gij als Huisvader en Huismoeder gefteld zijt, waariieemen en volbrengen; terwijl gij, wanneer, ongelukkig, het tegengeftelde bij u plaats heeft, nimmer met grond kunt hoopen, dat UW?• poogingen., ten besten van uw gezin aangewend , zullen gelukken. — Waare en ftand.vastige getrouwheid aan elkander , is de voorïiaamfte grondflag waar op alle volgende pligten rusten. 0 Hebt tnve kinderen hartelijk lief. ' Deeze piigt is misfchien 't minst nodig, om na- ■ (*) Matth. XIX. vs. 5. 6".  C 49) nader bij ü opengelegd en aangedrongen ts worden. „Immers, (zegt gij ook,) het (preekt „ van zeiven, dat wij onze kindeien n eet en ,, lief hebben; de onweêrllaanbaare kracht der „ natuur leert het ons; het redenluoze \ee (trekt ons hier in ten voorbedde., en het zouden ontaarde Ouders zijn, die aan deezen piigt niet voldeeden-" — Gij hebt gelijk, het is zo, en echter» hoe natuurlijk' deeze piigt ook zij, kan dezelve echter, bij ib i migen, buiten zijne behoorlijke pralen gebragÉ worden. — 't Is niet genoeg dat gij uwe kinderen maar lief hebt, gij moet ze oo1--. ma ver/land beminnen , anders kan uwe liefdé kwaad, en voor haar radeclig worden- Van u, braave Huisvader en. Huismoeder! is dit niet te wachten; maar 'er z jn toch ouders die, zou.en zegt, al te mal met hunne kinderen zijn; die 'er geen kwaad van kunnen zien, en die door dè liefde zovene vervoerd worden , dat zij alles móói en aartig no.nun , wt hunne kinderen doen, al waren het guiten (tuk jen s van eetun flegten aart. —■ Hier door, immers , dit ziet gij zeiven duidelijk, bederven zulke ord^s tunne kinderen geheel, want hst geen in den begtnhi :Is kleine aartigheden , met v. rmaak, bei'chouwd en hoogst bewonderd wordt, heeft niet zeldert 'naderhand de allernadeeligfle gevolgen; doch dit leidt mij tot eenen anderen piigt, die « wel ernftig is aanbevoolen , te weetem 13 S *  C'SO S 3- Zorgt voor de zedelijke opvoeding uwer kinderen. Is 'er een onderwerp , waarde Huisvader en Huismoeder! 't welk in uwe betrekking gewig tig moge genoemd worden, 't is voorzeker dat,'t welk ik zo even gemeld heb.In den reeks uwer verpligtingen, die gij te betrachten hebt, houde ik dit mede voor een der voornaamfte; billijk derhalven zou de menschlievende Maatfchappij, waar voor ik fchrijve, van mij eisfchen, eene uitvoerige behandeling deezer Itoffe, en gaarne ook zoude ik aan deezen eisch voldoen, indien niet deeze zelfde Maatfchappij, onder haare werken , dit onderwerp op eene uitmuntende wijze had zien behandelen door den loflijken arbeid van de Eerw: Heeren ten oever en wigeri. Hunne verhandelingen , opzettlijk gefchreven over de zedelijke opvoeding derkinderen, zijn tot eenen kleinen prijs voor ieder verkrijgbaar. En het zoude dus met recht een overtallig werk gerekend worden, indien ik dit onderwerp, hoe gewigtig ook , en hoe volftrekt behoorende tot uwe pligten, uitvoerig wilde behandelen : —« deeze verhandelingen derhalven raade ik u ter aandachtige en herhaalde leezing, ten fterkften aan, en indien gij, volgens den inhoud van dezelven, u, in de zedelijke opvoeding uwer kinderen, gedraagt, dan moogt gij nut reden hoopcn . dat gij onder 's Hemelsch zegen, uwe kinderen tot nuttige leden van den burgerftaat, en eenmaal tot burgers des He-  C 51 ) Hemels zult opleiden. — Hebt gij nu dit uitmuntend boekjen nog niet bij de hand, koopt het dan zo dra gij kunt, en ik zal intusfchen nog deeze weinige regelen over de zedelijke opvoeding uwer kinderen, in dit werkjen laaten volgen, daar ik, in de befchrijving uwer pligten, deeze itoffe toch niet wel geheel onaange. roerd laaten kan. § 4' Spoort uwe kinderen tot hunne pligten aan9 door gepaste lesfen. Ik twijflèle niet, Ouders! of gij hebt uwe kinderen wel hartelijk lief;ondertusfen, indien deeze liefde goed en oprecht zal zijn, zo als dezelve behoort te weezen, dan moet gij ook naauwkeurig letten op hun gedrag, zelfs reeds in hunnen vroegen leeftijd; want veele Ouders beginnen wel eens wat laat, het zedelijk gedrag hunner kinderen op te merken, 't Is uw piigt, om fteeds ook in dit opzicht over hen de wacht te houden, en doet gij dit, let gij geduurig op hen, dan zullen u veele dingen in hun voorkomen, waar uit gij het zedelijk goed en kwaad, 't welk bij hen huisvest, zult kunnen waarneemen. Eiken dag zal u hier toe menigerlei gelegenheid aan de hand geeven; hun fpeelen, hun lecren, hunne bijzondere verkiezingen, hunne ommegang met eikanderen, hunne dagelijkfche verkeering in het huisgezin ; alles bijna, geeft u de fchoonfte gelegenheid, tot opmerken. — En het gevolg hier van behoort te zijn, dat gij met deeze waarneemingen. uw voordeel doet, in hunne zedelijke opD a voe-  voeding. Deeze kennis moet vrugtbaar zijn in uw gedrag4 ten hunnen opzichte 't Is uw piigt om hen behulpzaam te zijn, daar gij oordeelt, dat zij zouden afwijken van het goede; hen te onderwijzen in hunne bijzondere pligten; hen (leeds met gepaste lesfen daar toe te vermaanen; iedere gelegenheid, die zich daar toe aanbiedt, hen (leeds dezelve voor 00gen te hou'en; met de meest gepaste drangredenen, is 't mogelijk, afgeleid'van het dagelijks leven , die op hunne tedere harten te drukken; en dus geduurig, door lesfen en vermaaningen, zodanig ingericht, dat zij op hunne onderscheidene z'elsgefteldheden den meesten invloed kunnen hebben, hen ter deugd op te leiden. § 5- Geeft zeiven hen een goed voorbeeld. h Is bijna niet te gelooven, waarde Huisvader en Hnismoeder! van welk een uitgebreid rut, uw voorbeeld is, in de opvoeding uwer kinderen. Te recht, derhalven, geldt het fpreekwoord; keringen _ wekken; maar voorbeelden trekken; inzonderheid heeft dit bij kinderen plaats: deeze toch doen veelal zo als zij doorgaans zien doen. Ah Vader of Moeder in hunne tegenwoordigheid iets doen, dat, zo als men zegt, niet door den beugel kan, veroorlooven zich de kinderen ook zulks te doen, en gefcbiedt dit, zo hebben de oudera weinig reden, om hen hier over te beftraffen. In het boekjen def Maatfchappij, waarvan ik zo even fprak, lees ik ten deezen opzichte, dee-  C 53 ) deeze twee voorbeelden: „ Mijnarbeider jan „ klopt zijne kinderen, om dat zij omzag5, lijk vloeken, en hij vloekt zelve, ja als hij haarfjagen geeft, vloekt hij; wat moe en ,, diekindenjens denken?— dihk (tuurt zijne „ jongens naar de kerk, en hij komt er zel„ ve nooit:zijn oudlle zegt wel eens; Vader! ,, waarom gaat gij niet mede?" en dan is „ doorgaans het antwoord, ,, houd den mond „ Jongen!" Wanneer nu de ouders zeiven hunnekinderen , in tegendeel, een goed voorbeel j geeven , zullen deeze gewennen om hen hier in naartevolgcn. Zelden toch zullen de kinderen zich met vloeken en zweeren ophouden, als hunne ouders zich altoos hier van onthouden, en het in hunne tegenwoordigheid in anderen verfoeien, of daar het pas geeft , beftraffen. En wanneer Vader en Moeder met vlijt hunne burgerlijkeen godsdieuftige pligtén, onder anderen ook , zo veel mogelijk, den openbaareu godsdienst, betrachten ,en de kinderen daar in opleiden, zullen deeze fpoedig begrijpen , dat dit juist is, zo als het behoort, en het door de gewoonte ongemerkt ook zoo doen. Hoor nog eens, welk voorbeeld het gemelde boekjen hier van geeft; ,,Laast s, (zegt de Ecrw. Schrijver) zag ik eer,-, -en ,, prent, verbeeldende dat een Vader overluid ,, badt. ó Die Man wierdt zo hartelijk en ,, ootmoedig afgebeeld ? maar zes of zeven kinderen (tonden daar ook bij, zo lief en „ zo eerbiedig, dat ik het u niet zegge-, kan; ,, ondertusfehen dacht ik: ja, dat is bet rechte, „ als de ouders maar goed voor gaan . en de 9, kinderen maar verftandig met zich leiden, j, dan zullen die ook wel gastne volgen." D 3 Ziet  ( 54- ) Z'tet gij derhalven ,waarde Ouders! het groot belang van uwe goede voorbeelden ? wel tracht dan ook, door eene geduurige oplettenheid op uw eigen gedrag, aan uwe verpligting in deeze te beantwoorden, en ik twijfele niet of zulk eene behoedzaamheid zal uwe kinderen nuttig zijn. §6. Beloont of ftraft uwe kinderen op eene . ver(landige wijze. Wanneer gij uwe kinderen altoos door belooningen gehoorzaamheid leert , handelt gij onverftaudig, insgelijks als gij hen dikwijls beloont. In 't laatste geval, verliezen dezelve haare kracht door de gewoonte. 'Er kunnen echter gevallen voorkomen, dat belooningen zeer nuttig zijn; bij voorbeeld, als gij ziet dat uwe kinderen 'er door opgewekt en aangefpoord worden, tot het doen van iets, dat gij gaarne zaagt,en 't welk gij voor haar ten hoogften nuttig oordeelt; of wanneer zij tegen uwe verwagting eene bijzondere goede, of voor zichzelven, of voor anderen,nuttige daad hebben bedreven. In zulke gevallen kan eene belooning, in grootte eenigzins evenredig aan de waarde die gij 'er in lrelt, ten hoogften haare nuttigheid hebben; dan beloont gij hen op eene verltandige wijze. Met betrekking tot het ftraffen, is het genoegzaam even eens gelegen; dikwijls te ftraffen is insgelijks'onverftandig, om dat de kinderen 'er aan gewennen; en de ftraffe zelve daar door haare kiacht verliest. Te ftrafFen met drift, is fcha-  C 55 ) Idt de' r daar door het eigenlijke oogmerk g%e uit het oog verhe^, -Jj^ t*1 b,] tr kfndfreu in aanmerking moet gehumeur der kinderen in « eene ligte kas- minst nadeelig zijn, ™/'"dSf S,eS,eetering kunnen hebben OP de z^ehjK „„1 heeft, der kinderen •, echter ook «"^S. „„dj «*h2U5& Vd"h.er™»/de gO„detS! giizult,naai mine » kinderen, het £eesf vorder wSïïS gij middelen gebruikt, die niet S'te ttreng of te geweldig zijn. §7- Uw gedrag omtrent dienstboden en werklieden. Ik weet wel, waarde Huisvader en Huismoe- gaat uit werken, ot neen fa ^HlHn^p« letneene ^rt^SleTo? bétonden va»  C 56 ) Z&Xtï^të hu!f ^ belangen P«i«ten*doen' Jien welk " reeLs ht:»^ m aanzfene hebben rï ^ Z1J ten d<*. &evalis het, v„ ,ec" ho,l,den- - '» dit Huisvaders e», Hu. m ede ' 9F tf"** braaveri en vverkliede^-Sn^0^"6 dienst' I.eggen,noph ben iets\^k- ^ ien,len °P te zich zei ven recht en billift • °n' dat ni'« ften alleen, ïofgS.^ hï T^B*e g^aakt, mag men vnn IlPbed'ng met «en tweeden , moet met, hen L r Wrgen' Tei1 voorbeeld voor ga„ "T 'j^ BW een goed ZJÏ»5 als de Huiltader ° h " niet vreeffld «ich in allerlei 0 !ï AH!Moed« zei ven gep, en eveuwe vnn , te buiten g«n- «abW en Terend dienstboden fen der«ienfmoe! men S mef^r fischten ? Te" ^ handelen ; ,'chelder,,nyIg befehetdenheid beweg met om go de dienst, , f tleren' is de te behouden. Eindeli ^ rno .f" te kri^en of h"n werk naar behooreihT men- nen vor «nen zijn voorde" TnL nin > "^mcrmoet zonder ooi tnneT'dfe^ ^ind^4^rtSffive1; S 3. ^ waren o^i^ die  C 57 ) die, om- zo te fpreeken, het water maar over den akker lieten kopen, zonder zich des te bekreunen? Zoudt gij hieruit niet beflmten , dat dit de rechte niet waren, om het huishouden behoorlijk in ftand te houden? En nu, wat volgt hier dan uit? Immers dit, dat het nodig zij dat gij te tarnen geduurig zorgt voor — en beftendig een waakend oog houdt op , alles wat 'er in uw huis omgaat. Ik hebu reeds, op 't einde der eerfte afdeeling, gezegd, dat een behoorlijk beltuur uwer middelen, ook in beider geval, ook in de gezamenlijke pligten, zoude te pas komen; uu, toen reeds bedoelde ik u hier tewaarfchuwen , dat het uw piigt is , op alles te letten. In de daad, gij kunt met gelooven van hoe veel belang deeze piigt is. Het ooge van den Heer, dat maakt de Peerden vet, is immers het zeggen van eenen ouden Nederlandfchen dichter? Gij weet toch dat veele uwer bezittingen aan bederf onderworpen zijn, indien men ze daar voor niet behoorlijk bewaare ; dat men met zuinigheid en een welberaden overleg fomtijds veel kan uitwinnen ; dat zindelijkheid weinig gelds kost, en door ieder geprezen wordt; dat een goed overleg dikwijls het halve werk uit maakt, enz, Zoudt gij nu verwagten dat uwe dienstboden (Helt eens dat gij die houdt) op alles zouden pasfen?Qch neen: g'j weet het fpreekwoord: eene vreemde hoe 'likt het vreemde kalf; hier moet gij den minden ftaat niet op raaakeh; 't is uwe piigt, a's Huisvader en Huismoeder, daar de koe de uwe is, om dezelve bij de hoornen te vatten; 't' is uw piigt om niet lui of llaperig, niet koel of onverichillig te zijn, als 't uwe D 5 huis-  (58 ) huisfelijfce belangen betreft; maar met vlijt geduurig te zien, of 'er ook uw ooa bij vereischt wordt. Gaat derhalven, Huisvader en Huismoeder! ieder van u, zo veel het zijnen bijzonderen kring betreft, {leeds met die oplettendheid in uw ganfche huis te werk, dat de geringde zaak, welke op uw nadeel kan uitloopen, door u opgemerkt, veranderd en in eenen ftaat gelleld worde, welke uwe belangen veel eór kan bevorderen. Gijl. zeiven immers, zoudj, bij voorbeeld, den huisman zeer verachten, die zijn gemak hield, of zich vermaakte met nutteloos tijdverdrijf, terwijl hij wist, dat eene menigte ongedierte, geduurig zijne kostelijke graanen, uit zijne volle koornfchuuren wegroofde; — den winkelier, die zijne goederen door mot of roest liet bederven, terwijl hij met zijne vrienden zich dagelijks buitens huis vermaakte, of zijnen tijd in ledigheid doorbragt, zoudt gij zeker niet prijzen. $9. Laat /leeds orde en geregeldheid in uw Huis. gezin woonen. Onder die middelen, welke van eenen °-ewenschten uitflag zijn kunnen, tot eene behoorlijke inftandhouding van een braaf Huisgezin,is geenzins de minde, dat de Huisvader en Huismoeder zich deeds toeleggen, op eene geregelde orde in de dingen die het Huisgezin betreffen. Ik weet wel dat men zegt: het huishouden is goedertieren en laat zich' van „ ieder regeeren, het komt op geen weinigjen fi aan,  (59:) c w,0n lipt dus of zo beftuure ,het „ aan, en of het °uk"; maar ik weet " komt toch opheyte f.ue Huisgezinnen, ook wel, dat het: imi n n .± even geregeld toegaat ti , zicht niet wil bekennen, dat, ooit m uil up ti'men, wel voor alle Huisgezinnen er in a le: tjden, algTe^nen?eSfc^ zi'>n> 20 zoude dienen te icniKKe», blijft dit toch eene vaste■ waarheia, het met orde en geregeldheid, in . beu Huisgezins, verder zal brengen, dan m orde, of ^s^fSelleMan aan daan als zou het, Huismoeder, iu t- d gij niet zorgdet da het eeten p Jhebbend ?eed was, zo dat hn, 'jt geor voortzetweder tenrechten tijde z n ^ winnen? ten, om ^ ^o»t voor t«t ft«a Huisvader ^enlwetS|e op zijnen tijd gw^^LeSen? Eindelijk, MshoSSng zoude het het 'er op toetaden, po «eedv „ SÖ ïït jS. gededA» den  gefchetst heb, kunt gif 'er toch uit beeriipen, hoe zeer de wanorde dan nog vermeerden, als dezelve ook in andere dingen van het huislelijk leven plaats heeft, 't geen niet zelden het geval is, wanneer het in één opzicht geduurig voorvalt. "P^cnt S 10. Fligten in Voorftoed. Gij hebt wel eens gehoord, waarde Huisvaler en Huismoeder! dat men, in weelde mon toezien, et) misfchien in de H Schrift wel geleezen dat „ toen jeschurun vet wierd hy achteruit flueg." (*) beide Ipreekwijaen, dieu het gevaar aantoonen, waarin zij zi,n,diè het ln de waereld zeer VóOrfpoedig, en in allen opzichten naar hun wensch gaat., daar dit veelal ten gevolge heeft, eene losbandige zedenloosheid, die de fmartelijkfre gevolgen kan Veroorzaaken. Het verwondere u derhalven met, dat ik u, uwe verpligtingen in voerJpoect ook hier fchetfe. Hoe zeer toch bij de meeste irienfchende voor. fpoed »ewenscht wordt, zijn zij ^hter niet alle tot dten ftaat even zeer gefchikt. Iadedaad de voorfpoed heeft ook zijne onheilen ; gij moet dan inzonderheid op u zeiven , zo nauwkeurig a mogelijk zij, pasfen. Ligt doen zich dm verleidingen tot zonde op , die u iri de gewoon? gevallen , niet aan boord zouden komen. Hier tegen moet gij trachten te waaken. On 'er anderen is ook eene verflaauwins in Godsdienitige en burgerlijke pligten en eene meerdere geneigdheid tot alle waereldsch (*) Deut. XXXII. vs. 15. ea  c öi y cri verüariglijk goed, weieens het gevolg i doch ik raad u ook dan: gebruik de waereld, maar mhbruik dezelve niet. —■ Dankt den algoeden Opperheer voor den voorfpoedigen iiaat, waarin gij, door zijne voorzienigheid, gefield zijt. Verheft u tuch niet op uwen voorfpoed, maar laat uw Huisgezin fteeds getuige zijn, van den nederigen en deftigen ftaat waarin gij hetzelve ten voorbedde behoort te zijn. Denkt alioos , dat alles, 't geen gij nu in ruimen overv'oed bezit , van u kan afgenomen worden; dat 'er ook tijden van tegenfpoed kunnen komen , waarin gij u beklaagen zoudt, uwe goederen onmaatig gebruikt te hebben. Laat vooral . ook de armoede, het braave, maar velal miskende armoedig huisgezin , etn toevlugt en hulp in u vinden ; geeft hen , die in tegenfpoeden zijn , iets uit uwen voorfpöed. — G; at het u wel, 't is Gods goede voorzienigheid, die u deezen zegen fchenkt, en wiens uitdrukkelijke wille het is, dat gij mede den hongerigen fpijsï en den naakten kleedté § li- Pligten in Tegcnfpotd. Z\\n 'er echter veele huisgezinnen die in tegenfpoed gedompeld liggen ; die, hoe braaf ook , en hoe getrouw in het waameemen hunner onderfcheidene pligten, echter geduurig moeten worllelen met de drukbendfle wederwaardigheden , ook deeze Huisvaders en Huismoeders, moet ik neg eenige woorden van hun«  C62) hunnen piigt, in hun bijzonder geval, zeegen. ~ Gedenkt toch dat de tegenlpoeden in veele gevallen hunne nuttigheden kunnen hebben; dat zij u ernfliger en volftandiger kunnen maaken in uwe pligtsbetrachting ; u aan het huisfelijk leven meer doen gewennen; u den weg kunnen baanen tot meerder tijdelijk geluk,enz. dat zij,in alle gevallen, maar voor eenen tijd zijn, en u misfchien nuttig kunnen zijn, voor de eeuwigheid. — Dat zij u toekomen onder de beftuurende hand van een alwijs Opperwezen, aan wiens goede fchikkingen men zich altoos, en in alle gevallen. veilig kan onderwerpen. — Volhardt intusfehen in het betrachten uwer pligten. Neemt alle de gelegendheden waar, die u voorkoomen, waarin gij op eene eerlijke wijze uwen toeltanci zult kunnen verbeeteren. Gij weet dat het uw piigt is , geduurig hier in werkzaam te zijn. Laat den moed niet zakken, geeft u toch niet toe in droefgeestige, vooral niet, m murmureerende, bedenkingen , of gefprek' ken , gedenkt aan job , en zegt met hem : „ de Heere heeft gegeeven, de Heere heeft „ genomen , de naam des Heeren zij ge„ looft. ' (*) zoekt uwen troost bij braave en Oodvreezeiide menfehen, maar vooral ook inden Godsdienst. Deeze zal u Herken; Gods Voorzienigheid zal u krachten geeven naar het kruis dat gij moet draagen. — (*) Job I. vs. ar. S is.  C°3) §• i2. Laat de huhfeUjke Godsdienst fteeds door u en uw gezin beoefend worden. Wat verwagt gij wel, Ouders! van uwe kinderen, als gij hen iets gegeeven hebt, dat u neem nd naar hun genoegen is ; wel /egt gij, dit fpreekt van zeiven: dan verwagt ik 8 dft zij mij daar voor dankbaarheid zullen betoonen. Recht zo , dit is dan ook hun phgt. - Maar hoe ftaat gij 'er zeive en uw geheele huisgezin mede? krijgen die niet dagehjk^ onderfcheidene foorten van weldaaden ,bij voorbeeld fp3«» drank' Weedin«5 d?kfelu' enZ? en wat meêr'is - gezondheid, krachten en vermogens, zo om te werken en de kost te winnen, als om te denken, te overweegen, ™ bèfluiten; onder anderen , wat best dient cedaan te worden , om het huisgezin behoorlijk te beftuuren; het werk met het beste gevolg te doen voortgaan; en, met eikanderen len aangenaam huisfelijk leven te hebben. Gn" weet immers, dat gij voor deeze en alle andere foortgelijke weldaaden, als ^l- ^^jHrWiet, ook dankbaarheid verfchuldigt zilt; dat het derhalven uw piigt is, om_ daagluks ak een braaf Huisvader met uw gezin, Uod, Jen geever alles goeds, « danken, voor deeze weldaaden, - Hem te bidden on,de: voórtduuring deezer gunstbewijzen. Ahes toch wat gij geniet, of ooit genoten hebt; alles wa ui! 't toekoomende nog zal gegeeven worden, hebt gij alleen te danken, en van Hem ?e' verwagten , die de bron is, vanille  C H ) jgchaamelijke en geestelijke zegeningen -s Wat is het toch redelijk en billijk, wanneer gil met alle uwe Huisgenooten , eendrajrtie u te Tarnen , in gebeden en dankzeggingen* verveegt, bij uwen Valer, die in de Hemelen is, Hem eerbiedig dankt voor zijnen zegen, en geduurig te fa.nen Hem bidt en lbeekt met al den ernst uwer zielen, dat het Hem behaagen moge u iteeds met zijne gun st en genade by te blijven. In het bijzonder is 't ook uw phgt (leeds in het verborgen , voor God uwe nooden bekend te maaken. (*) Onzen Hemelfchen Vader, in *t verborgen, te bidden, leerde ons reeds onze dierbaare Zaligmaker JEsus christos , in zijne fraaije Leerrede op <3en berg. Dit is indedaad insgelijks een uwer pligten, die gij niet behoort te verzuimen, of te verwaarloozen. — Voorts zal het insgelijks nuttig zijn, dat in uw huis, van tijd ftichtehjk boek geleezen worde: ten einde hier door uw huisgezin niet alleen meerdere kundrgheden verkrijge in zaaken , hunnen wezenlijken phgt betreffende, maar ook meêr en meêr gefchikt worde tot de oefening vaï deugd en waare godvrucht. ° S 13* Verzuimt den opcnbaaren Godsdienst niet. nJUnÜefJj? VV^rde Huisvader en Huismoeder.' Uw phët in dien post, zo veel u mogelijk ia* (*) Matth. VI. vs. fj.  (65 3 is, volbrengen. L,aat dan ook bet kerk-gaah, rloor n en uw gezin, niet verzuimd worden. Hier toch kunt gij Gods woord ;nader hooren verklaaren, en voor uw verftand bevattelijk maaken; uwe onderfcheidene pligten nader hooren aandringen. Hier kunt gij u vereenigen in openbaare gebeden en dankzeggingen, en het zingen van lofzangen tot Gods eere. Mankt toch van die gelegenheden, zo veel u mogelijk zij, een goed en nuttig gebruik; niet zo als" misfchien veelen, om daar te zijn en ondertusfchen om iets anders te denken 't welk daarmede geene overeenkomst heeft- — veelmin om te flappen in de Kerk, zoals'zommigen de gewoonte hebben.— Neen, als gij daar zijt, let dan met alle naarttigheid op 't geen 'er gezegd wordt; tracht daarvan, zo vel mogelijk , in uw geheugen te be- , waaren , en laat het inzonderheid eenen behoorlijken invloed hebben op uw dagelijks leven. — Verzuimt ook niet om (leeds uw kinderen en uw Huisgezin aantefpooren tot den openbaaren Godsdienst; dezelve is in de daad van een zeer groot belang, en de tijd wor.lt maar zeer zelden,te huis blijvende, zo nuttig doorgebragt. §• 14- Uwe verkeering met anderen. Eindelijk nog een woord van uwe verkeering met anderen. Ik weet wel de mensch in 't algemeen , is voor de gezelligheid ; zij heeft ook in de daad haare nuttigheid; de famenleeving wordt E er  ( «O frachi^mar lrL 3r geeri groot getal ~ ™™ leer™ m r u3Ve vr,enden, om mede te ver- of vóor^w S?' die- U.' VOor uw verftand , MeSen w? nUt"g kUnnen ziJ*n> ó<* * nen keren TM" gi' noS zoudt ku^ rfnür .1 ' dat u wezenliik nuttie is of en0orpWd knerecghted V00rbeeld>ï oo?b ftuurf de„°wor5en L ït%useg Tl ^T" -gehüU' toos rpnio „ i s ' ,n uwe verkeer ine, alKen Jf -g°ed e" nmt,'8 oogmerk pfaats ziin moer? & °C goed dezelve ook a^ers $Sff!U& u t0„ -rteeringen zoude nood. nlaif^r V ' " den ftaat waarin ei] se. oSn'nn^ï geen üwe ^stwinninga Sen gTrlZP d,C" duur te kostbaar zouden Ldnn'rJ fS doet mcn zeer kwalijk, als men fi7fi?m,ne, -g°ede vrie»denJin maak£ teert da,'ES!1el!-»ke .b^nkomften, zo veel vei riDÏwPlS r■ï,,• Der,ialven moet uwe verkeeMaar WnW^* "We inkwnften gericht ZÜ". benad£ , • °°g ,hou'ien' dat dezdve u niet wnmng, dat 1S; uwe verkeering moet a)roos. 031-  C 67 ) ' bhder^-hikt zijn aan noodiger bezieheden; bij vwrbeeld: als de Huisvader zijne nukkers be/.ocht, of wilde ontva gen, op eenen tijd* Winteer zijne kostwinning, of andere noodZaakelijker b.-zisri>eden hem riepen; of wanneer de Huismoeder, om haar gezellchap bij te woonen, zich wilde onttrekken aan haare hulp behoevende kinderen* of aan andere haarer Huismoederlijke -pligten ; zoude men dan niet oordeelen, dat zulk eene verkeering voor hun beiden fchadelijk was? Nu, wanneer gij deeze drie bovengenoemde dingen wel in acüt neemt, dan Zie ik in eene zo betaamelijke verkeering geene zwaarigheid ; Ook hier 111 is het, als met de meeste dingen, 't gebruik kan geen k^aad, maar het misbruik is hoogst nadeelig, en 't is in 't bijzonder nuttig alle Huisvaders en Huism >eders te raaden , dat zij zich niet zo di p in eene verkeering inwik'- genoegen te geeven , het zelve in hu" huis en onder hun eigen gezin, zonder elders te gaan, kunnen vinden. TWEEDE HOOFDSTUK. Ter aanwijzing der gemeene oorzaaken, wiar door in zo 'veele Huisgezinnen, zo weinig geluk plaats heeft. Waarde Medeburgers! volgends het voor* E 2 ftel  C 68 ) Hel der menschlrevende Maatfchappij , en mijn te vooren opgegeeven ontwerp , moet ik u nu de gemeene oorzaaken aanwijzen waar dior in zoo veel Huisgezinnen , zo weinig geluk plaats heeft. In 't algemeen, zoude ik ten deezen opzichte, kunnen opgeeven, als de grootMe oorzaak hier van te zijn: Verzuim van de de. trachlmg der onderfcheidene Pligten, welke aan de verjchtllende Leden des Huisgezin s ten duurfien zijn aanbcvoolcn. Indien toch de Huisvader en Huismoeder, gelijk ook de verdere Leden des Huisgezins, ieder naar behooren, hunne piigt deeden; indien inzonderheid de heide ecrstgenoemden handelden volgens de te vooren opgegeeven fchets hunner verpligtingen, dan iu de daad, zoude het geluk meer algemeen zijn, in de onderfcheidene Huisgezinnen. — Tusfchen de deugd toch en liet waarachtig geluk is een onwrikbaar verband. Hieroverkunt gij naazien , het boekjen van deeze Maatfchappij, door den Eerw. floh gefchreven. Dan, het zal nodig zijn, dat ik hier, tot het aanwijzen van bijzonderheden kome, die , ieder op zich zei ven, dikwijls zo veele oorzaaken zijn, waar door het geluk in zo veele Huisgezinnen, zo jammerlijk geftoord wordt. Daar nu de Maatfchappij alleen eene aanwijzing vordert der gemelde oorzaaken , zo zallk in dit geval, manr zeer kort behoeven te zijn; om te beter aan haar oogmerk te voldoenden u de leezing te minder te doen verveelen. ■ EER-  EERSTE OORZAAK. De fleste opvoeding, welke de Huisvader en Huismoeder zeiven, ontvangen hebben. 't Ts u bekend, Leezer! van hoe veel belang: eene goede opvoeding is, door ons ganfche leven ; en hoe veele pogingen 'er ook, van onze zijde, geduurig moeten aangewend worden, om aan onze kinderen, dien fchat, welke een der groot Men is, dien wij hen kunnen geeven, mede te deelen; integendeel weet gij ook, hoe veeie heillooze gevolgen, eene verwaarloosde opvoeding naar zich fieept — gevolgen, die zich insgelijks door het geheete leven heen , duidelijk verwonen. Schoon veele Ouders valfcnelijk waanen, dat hunne kinderen in rijpere jaaren wel wijzer, en beter zullen worden; zo leert echter de ondervinding maar te jammerlijk, dat deeze rekening geheel mis is, en dat de kwaade grond, dien men in de jeugd, door onachtzaamheid of verkeerden waan, verzuimd heeft te verbeeteren, hen , in meerdere jaaren, bij blijft; — zo dat men in hun Huwlijk — in den Huisfelijken (laat, maar te dikwijls die kwaade heblijkheden, ziet doorblinken, die reeds in hunne jeugd begonnen zijn , wortelen te fchieten; _— deeze veroorzaaken dus in de Huishouding allerlei onheilen — twist, gekijf, vegterijen zelfs. — In de opvoeding toch hebben zij niet geleerd, dat men elkander verdraagen moet; zij zijn onkundig wat waare en opE 3 rech-  ( 70) rechte liefde is. _ 7i: hebben he.d geene wellevendheid in hun Ou'er' hu» hooren aanprijzen ; *ij aiisïendus veVlS S die Huisfclijke deugden , welker beoeS g veel genoegen in de Huishouding ver fel aft Hnnne e.gene flegte opvoeding8 derhalven veroorzaakt hun een groot desf minder ge TWEEDE OORZAAK. De verfchilkndc Temperamenten of seaartheden, d6"kt ugi-j dat het g^at, wanneer men ichen , wier b ^nnrWo 'p va'»icer men? fterk bit elkar!ÏSn^^^g?"? z"r wen? Kunr o\i Ji ' et e'kander hu- door ivigegdri "en Je li^ ^"""S S„dengaa«, * tfï% 2 SJffi SgieS aanhü"de"d 'oos en Ten luc. | 1S;„ nS*J* ee" a,t°^ van &terElndeli|" ais de ee,, uit zijnen aart, de din°en vm ^ EigSdenbeUZü'ingen ~ ^^ijP"eVaandgS rekém n, '•V0W van 6"™ belang Se veel rnen^^'^ .ieder' d**S elkander moe ^ ILUIS*SIn met wikken ~ rSnen,^,Jt^  O» 5 *.Üti «nrftaan. — Ik weet wel, dat fomtijds dedr°fuT, uchtigheid en het ligt ftellen der din«n, van den een, wel eens ten goede vranderjdoor de koelzinnigheidl, bedaardhe d en het zwaarer tillen van den ander ; doch Dij deeze gunftige omftandigheden heeft zelden te vooren, een zo verbazend w,d plaats in beider geaartheden als ik even onderftelde. Indien du het geval 7Ü kan het niet wel anders, ot ei moeten ïeduurig dingen in het Huisgezin voorvallen df» deszelfs geluk verminderen, door telkens, fn nnnder ofgmeerder maate, ongenoegens te baaren. DERDE OORZAAK. Cneeliile Huwelijken^ zo in bezittingen, ftaat, ° é1 jaaren , als verftanddijke vermogens. Tndien ik, waarde leezer! hier niet gehoudeni war Valleen eene aanwijzing te doen S tl dl oorzaaken, dan zoude ik van ale de bovengenoemde gevallen in t bijzonder, u Sneu toonen, hoe zij dikwijs , ieder op ïich zelven, het geluk der Huisgezinnen verrenderen In de daad, alle de gemelde.ongeBÏdiS , zij" dikwijls de droevige bronJK zo veele onheilen in de Huisgezinnen Is het uw geval al niet, daar gi, u toch n eenen geringen ftaat bevindt,om zo. verbaazend te verfchillen met uwe wederhelft, m ■Süngeii of ftaat, 't kan toch zijn, dat m E 4  ( 72) in jaaren , of verftand,.ten fterkfte, met elkander yeilch.lt- Althans, wanneer dit zo is,kan"ï » geene der beide gevallen , voor de beide echtgenoten, zeer aangenaam zijn. _ Gi bLriiDt immers, dat de natuurlijke lasrighetTeïTJ ouderdoms n,et aangenaam zih kunnen voor de vlugheid en vrolijkheid der j " • dat een grijsaart even min kan gezJt zijn genoegen kan huizen, bij de dwaaze Vrouw, die zich door mets, dan door haare Se grilligheden Iaat beftuuren, gelijk ook deeze geen fmaak heeft, in de nuV bezigheden van haaren Man; dat door deeze ongelifkheden geduurig twist moet voorkoomen, waar t?\\mC,C het genoegen in de Huisgezinnen geftoord, en zo wel Man e„ Vrouw, als de verdere Leden van het gezin, sedan. ng in oneemgheden en kwaade voorbeelden , en beroofd van nuttige lesfen , (reeds in de verbaazendite wanorde en oneenigheid leeven! VIERDE OORZAAK. Onvruchtbaarheid in het Huwelijk. Daar ik hier alle de oorzaaken tracht naar te fpcoren , van het weinig geluk in zo veele H^gezinnen, moet ik ook niet verweten melding te maaken van de onvruchtbaarheid, die zo dikwerf, bij veele onverftandige men! fchen 3  ( 73 ) fchen, eene bron uitmaakt, die het genoegen in de huisgezinnen Hoort. Terwijl veela ongeichiktheid tot de voortteeling, 't zij dan uit verbazende ongelijkheid in jaaren, ot andere oorzaaken omftaande, de waare_ reden der onvruchtbaarheid is, ziet men niet zelden , dat dit echter geduurig aanleiding geett tot huislelijk ongenoegen. — Verwijtingen, dikwijls geheel ongepast , zijn de voorooden van twist en krakeel, die geduurig, met minder of meerder hevigheid, worden voortgezet; zo dat de huishouding, die anders geregeld en aangenaam onderhouden konde worden, juist door gemelde omltandigheid, geduurig door verwarringen en ongenoegen , ongelukkig wordt. Konden zulken, .die uit deeze oorzaak, geduurig hun geluk zien verminderen, maar ernftig bedenken, dat kinderen te hebben , hoe aangenaam ook, echter ook zijne onaangenaamheden heeft , en niet zelden, met bijzondere zorgen over hen , waarmede zij niets te (lellen hebben , vergezeld gaat — Ja, hoe dikwijls zelfs de kinderen de bronnen zijn van veel jammer en ellende, daar het leven van veele ouders, geduur g door bezwaard, zo niet wel eens door verkort wordt. VIJFDE OORZAAK. Dc Kinderen. Hoe menig Huisgezin is 'er, daar , over het geheel, alles wél gaat; waar M^ea  C 74 > Vrouw ieder hunne bijzondere en beiden hunne gezamenli ke pligten wel waameemen * en waar van men dus,Smet waarheiT, zegge» te. de/ïLll geIUkk'g dan waarin ech- tei de Kinderen, nu en dan, aanleiding geeven tot ongenoegen. Omtrent dit huisgezin «Idt het oude fpreekwoord,- Komt wfen \£d het ts door de Kinderen. Hoe eennemmï IT'J l e" M.oeder' in a»dere opzichten, te werk gaan,in het geval der opvoeding hunner kinderen zijn zij 't dikwerf niet eenïf de een verkiest het op die, de andere op eene andere wijze. Hier door komen dikwijs woorden van twist en ongenoegen. _ De Moeders fchnnen veelal wat onbepaalde? nl ?Tmt 3e kinderen te willen tntöefe.nen , zelfs wordt het wel eens „ mal moert-, „jen. malkmdjen" daar èt vaders integendeel wel eens wat ernfliger, en Itrakker zijn, ia hunne wij ze van opvoeden. Indien deeze twee uiterton met lot een zeer gelukkig middenpunt, van braave en Godsdienftige opvoeding , gebragt kunnen worden, door\ van wederzijden , iets toe te geeven, dan begrijpt gij hgtel.jk , dat de kinderen , bijna daaghjks reden geeven, tot ,miu of meer gevvigtige, yerfchilleti. Hierdoor wordt het geluk van hel Huisgezin, het welk buiten dat, door overeenkomst van zin en wil, ten hoogden aangenaam zijn zoude, merkelijk verminderd; en 't geen in de daad, anders het genoegen in de Huishouding zoude kunnen uitmaaken, wordt nu 4e oorzaak van veele onaangenaamheden. ZES-  ( 75 ) ZESDE OORZAAK. Verkeerd begrip van geluk , of onvergenoegde heid. Ach ! waren alle menfthen w;js, En wilden daar bij wel, Deeze aard' waar' hun een Paradijs Nu is zij meest een Hel. Dit zeggen van eenen ouden Dichter wordt in de daad , uiet betrekking tot veele Huisgezinnen, maar al te zeer bevestigd, 't ls zo, de menfehen hebben veelal geen recht denkbeeld van geluk; veele denken, als dit of dat met hen gebeurde , dan zouden zij eerst recht gelukkig zijn; maar geloof mij, Lezer! daar is geen waar geluk zonder deugd: ik beroep mij weder op het verdienftelijk werkjen van den Eerw» fton, die het onwrikbaar verband tusfehen die beiden, zo klaar heeft aangetoond; — maar daarenboven is 'er ook zelden deugd , zonder tea m'nfte eenig waar geluk, — indien men zelve maar wel doet, indien men maar, zo veel in zijn vermogen is, zijnen piigt betracht, dan zal men ook zelve hier door eene maate van geluk genieten: — wat 'er dan ook anders moge ontbreken, hoe men ook denken moge , in zekeren zin ongelukkig oe zijn, her denkbeeld van zijnen piigt b tracht te hebben , zal ons. reeds een aangenaam en ftreelen 1 denkbeeld zijn, en wanneer maar geene onvergenoegdheid de hoofdrol fpeele ; wa»neer men ipaar wel te vreeden is met zijn lot; wanneer men  C 76 ) men geleerd heeft, vergenoegd te zim in 't " de daad gelukkig zij,,;daar het nu integen. deel, nf door een verkeerd begrip van geluk, ot door onvergenoegdheid , (leeds ongelukkig ZEVENDE OORZAAK. Onkuischheid. Gelukkig is het , waarde wPr 1 j genoemde oorzaak hier *« 1 j •! dat de Memeen is, dan wel de s fch ' Z°,° * hel-m ' ™t- i- e aeis, Icfioon zn echter. ^^ ongettiS'He-JammCr,ij,C btftaat- Daar MJan óf d t™ul 'ïfchZ,T,in' -iM \e!ken de bedroeven, over et l i""11', biUerliJ'k heimelijk ,' dor eene ° vll,khf..Fdra?, dat de liefde tot dé echfv P 5e»b,ben' daar weggenome* dP ï Vl?Uw of Man w°rdt verwnarE' 't wT°^W8a der kin<'er™ Held a 'fle , Sff lkeds bloot gevoorbeeld en zH d,gc , gC" Van een kwaad Ipelig gedrag van 55 ' d°°r 'let over' gelukkil zijn? één ' met e,k3nder on- C*) Philipp. IV. vs. Ir> AG T-  C 77) A GTSTE OORZAAK. Misbruik van fierken drank, het /pel, gezelfchappcn , enz. Meèr algemeen zijn dééze, de oorzaaken van zo weinig geluk in zo veele huishoudingen. Indien , ook in dit opzicht, de waare wijsheid werde in acht genomen , dan zoude het alles blijven bij een matig en behoorlijk gebruik deern' dingen, 'c welk zodanig gefcnikt en seregeld was, dat het geen _nadeeligcn invloed konde hebben op bet huister bik geluk; maar hoe. dikwijls wordt dit gebruik overtreeden, en ras overgebngt tot een fchandelijk misbruik; hoe menigmaal ziet men, dat de Huisvader of Huismoeder , of ook wel eens beiden te gelijk, zich te buiten gaan mhet gebruiken van fterken drank, die hen niet alleen het geld doet verteeren, dat zij hoog nodig hebben, om de Huishouding in orde te houden, en het nodige daar voor te koopen: maar 't geen hen ook (fchoon al niet in den vol drek ten zin, dronken maakende,) echter beroofd van die tegenwoordigheid van seest, die zij in het voortzetten van hun tijdelijk bedaan , zo vol drek t behoeven. Alles bezien zij dan met eene losheid en on« verfchilligheid die hen fchadelijk is, en fchoon zij dus waanen, dat anderen het niet merken , is dit echter wel zeker het geval, en het Itrekt hen dus veelal tot fchande,en dikwerf, in 't gevolg, tot verbazende fchade, inzonderheid wanneer, gelijk meestal gebeurt, het weinige gebruik , zo aan° zoet,  C ?8 ) J^fr'^fr het'. ,door den t!'d "verflaat, tof «nfchadehk misbruik.- Even eens is het nol met het ƒ/>,/. gezelfchappen e, z. ge£«D*Se?Sa een gaat ?ich 0ok hieTin te buiten Al f eene°Lf;Jnde r°P het ,b<^ dat nIlee" voor eene korte uufpanmng, maatig gehruikr konde worden, maar dik, erf buitenfpoorig en ne, verbaazende infpanning van geest hehandeld wordt, waagt men veeltijds het'geld aan de bednegelijke kans, om /ets te S nen, terutjl het einde da. r van is een taaie beurs en een berooid hoofd. - Ook zoekt Hui*"'! gedl,Un'\ -«-"cl-Ppen buiten s huis, daar vermaakt men zich wel ter* Wijl men niet bereekend dat de kostelijke'tiid ten nutte van het Huisgezin, of t t edeler beztghe.en gefchikt, hier mede verloopt en ver! Joren geraakt. Ik behoef u niette zeggen" hoe ï! 'VT din«Cn' d'e ik «nfaar^en Tlïl }<' t", fteeds ten natuurlijken gevolge of vermeed vera»nd™g tokiÏÏfJ oi vemeerdenn? van uitgaaven; en daar door! ongenoegen in het Huiselijk even en dus weinig geluk in de Huishouding. ' NEGENDE OORZAAK. Verfchil yan Godsdier/Jlige begrippen. Zoude men zich niet verwonderen, dat de Godsdienst ook eene oorzaak k.moe o< leveren van het weinig geluk in ibmmige Huisbou! duigen? En echter, dit is zo: de droevige ondervinding flrekt, bij veelen ten bewijze. Niet  c n) Ffïet dat de'Godsdienst, op zich zei ven, hier toe aanleiding geeft, dit is onmogelijk. Het Euangelie des vreedes, kan, in deezen tijd, en hier te Lande,-geene oorzaak tot vermindering van geluk zijn ; maar het zijn de bijzondere uitleggingen van dit lïunngelie; de onderfcheidene begrippen van fommige (lukken, die men waant volftrekt ter zaligheid nodig te zijn, fchoon zij alleen hunne waarde ont. leenen, uit minwaardige bronnen. — Jammer is het, «lat veelen zich hier aan zo vast hechten , dat zij zelfs liefde en vrede, en alles wat het genoegenin 't Huisfelijk leven fchenkenkan, hier aan opofferen.— Indien men maar bedacht* dat, hoe verfchillend men ook denken moge over fommige dingen, die men wel eens tot den Godsdienst betrekkelijk maakt, dit evenwel altoos waar is, dat 'er geen waare Godsdienst beftaan kan, dair waar geduurig twisten , kijverijën enoneenighedenin het huisfelijk leven plaats hebben; maar dat verdraagzaamheid, liefde, vrede en eendragt , noodzaakelijke vereischtens zijn in een goed Christen; dat, in alle yolke , die God vreest, en gerechtigheid werkt, hem aangenaam is (*) : dan zeker, zouden veele verfchillende begrippen in het Godsdienftige , niet van zulk eenen fchaadelijken invloed zijn in 't huisfelijk leven , dat zij in ftaat zouden zijn , om het genoegen, en daar door het geluk , in zo veele Huisgezinnen, zo jammerlijk te ftooren. O Hand. X vs. 35. TÏEI*. j  C 80 ) TIENDE OORZAAK. öngodsdiefiftigheid. Eindelijk, kome ik aan eene der voornaamfte bronnen, der vermindering van het huisfelijk geluk. De Ongodsdienftigheid toch baart allerlei kwaad , onderfcheidene foorten van onheilen. Daar de Godsdienst ontbreekt, is men in Maat om de grootfte euveldaaden te pleegen. Of waant gij, Lezer? dat de Godsdienst niet veel invloed heeft op het huisfelijk beduur? —Ja voorzeker, zonder dezelve zal waare liefde onder de echtgenooten niet op den duur,en in alle gevallen deezeslevens, kunnen plaats hebben; de opvoeding der kinderen zal verwaarloosd; de huisfelijke en openbaare Godsdienst veronachtzaamd worden. Hoe zal de Ongodsdrendige Man zich in voorfpoed gedraagen ? — Welk een troost heeft hij in tegenfpoed? Daar geen eigenlijke eerbied en vreeze voor, geen liefde tot God, daar geen waare Godsdienst is; zullen de onderfcheidene pligten der leden van het huisgezin, zo al niet geheel verzuimd, ten minde gebrekkelijk, en althans niet uit het rechte beginfel betracht worden. Wat hier van het gevolg zijn moet, is voor u klaar; alles moet natuurlijk in den war loopen, daar niet ieder zijnen piigt waarneemt , en hier uit ontdaan kommer en verdriet; de tijdelijke zaaken door één verwaarloosd, gaan niet alleen achter uit , maar ook het denkbeeld van eigen fchuld in dit alles , treft hen ten fterk-  C 81 ) ften; het kriaagend geweeten pijnigt heh dag en nacht; geen genoegen is voor hen ergens te vinden, het geluk in 't Huisgezin, onbeftaanbaar met ongodsdienfligheid, was wel eer verminderd, maar nu zelfs geheel ver« dweenen. BESLUIT. Heh ik nu , waarde Medeburgers! Huisvaders en Huismoeders! u, zo veel in mijn vermogen is, eene korte fchets gegeeven, van dien reeks uwer Verpligtingen, welkers betrachting u en mij, ja ons allen, zo duur is aanbevolen ; (eene fchets, die ik, indien ik alle onze voornaamfte pligten, ten minden eenigzins duidelijk wilde befchrijven, met wel heb kunnen bekorten) heb ik u, tevens, aangewezen , waar in de oorzaaken te zoeken zijn, dat 'er in zo veele Huishoudingen zo weinig geluk plaats heeft j heb ik dus aan het nuttige voordel der Nederlandfche Maatfchappij: Tot nut van t Alge. meen, met al dien ijver, die het gewigt der zaake vorderde, trachten te voldoen; wel, laat dan ook dit vertoog bij u in liefde ontvangen worden, en deeds mogen dienen, om, terwijl u die opgegeevene oorzaaken, tot eenen fpiegel verdrekken, om u af te fchrikken van de verwaarloozing uwer pligten, waar door uw Huisfelijk geluk zoude kunnen Verminderen; integendeel u zei ven , meêr en meêr toe te leggen, op de betrachting van uwe onderfcheidene en gezamenlijke verpligtingen, die u, in alle gevallen des  («O taisfetijken levens, kunnen te ftade komen De Tetitc der Oprechten zal bloeien' SALOMON, KOR*  KORTE SCHETS DER VERPLIGTINGEN VAN EENEN BRAAVEN huisvader; EN zulk EENE h uismoeder; IN 'T GEMEEN BURGERLIJK. LEVEN» Benevens eene aanwijzing der gemeeni oorzaaken, waar door, in zo veele Huishoudingen, zo weinig geluk» plaats heeft 9 DOOK % VAN OÜWERKERK DE VRIES ^ aan wien eene ZILVEREN EERPENNING is toeqeweZen.   WAARDE LANDGENOÜTEN! Wii moeten ons fchaamen, een onderwerp al7 dit is ! in het midden van pns , en door onze'eigen medeburgerenu. zien voordellen. Wij moeten ons fch™ dat aan eene Natie, waar van, -in vroege«jagen, vreemde Volken getuigden, dat braatheia, F^oVdrwe^ onder £ over», de ti^Jjf hoe langer zo meêr verbannen wordt , te herflellen en te verbeteren. En evenwel moeten wi , hoe zeer dan ook tot onze fchande beHnen dat dit niet dan allernoodzaaklnkst is Laaten de honderden voorbeelden van bedorven Huishoudingen, onder ons dit getuigen! Hoe veele onbezonnen huwelijken wöfden 'er aangegaan, zonder dat de trouwVpnnnten het «wipt van hunne beftemming fevoïn , e di pligten , daaraan verbonden, weeten te betrachten! Hoe veelen treeden in het Huwelijk, zonder elkanders humeuren, aart, inborst en godsdienftige grondbeginselen, van iabd te kennen! Men\erbeeldt zich, dat het g noeg is te trouwen , wanneer men zich  ( 8(5) ff tESt-r* inwooning»verfchaft, zonder er tevens bij te overweegen, of men in ftaat zal zijn, om een huisgezin, 't welk fpoedig» met een kind of kinderen, kan vermeerderd worden te onderhouden. Worden dan zulke huwelijken vrugtbaar , de natuur geeft den gehuwden het recht om zich met den fchoonen naam van Vader en Moeder te doen v£eeren, en dat fchijnt genoeg! - wordt men nu maar voor gebrek Waard, da! is het frrTaan6^ .F er fchiJ'nt niets nieêr noSfg om aan de algemeene verlangens te voldoen, en het zoogenaamd geluk te voltooien. Hoe rampzalig zijn de beginfelen , en nog rampzahgep de gevolgen van zulk eenen wan? Mnlfru aa"leg d-eezer kleine Maatfchappijeu! Maatfchappijen die, zo 'er ooit een ftaatdes geluks hier 0p de waereld plaats kan heb, ^n',^S " ho°gJstmoogelijken trap daar van zouden moeten doen bereiken, die ons, Z°L Ï -V0?rrchi)ften van «eugd en gods! dienst gefterkt, den hemel in het hart moest lcheppen, en ons voorbereiden, tot de ge- f,erLVf,het-eerS §eluki Dit befeffen edele Menfchenvrienden , welken, met elkander vereemgd de eerwaardige Maatfchappij uitinaaken, die, (ingevolge haarer Zinfpreuk) beften dig lot Nut van V Algemeen, hoogloflijk, werkzaam zijn, en ook, ingevolge hier van , heb jen zij het onderwerp, hier boven geplaatst, voorgefteld. Zij vraagen.' eene ïcnets van uwe verpligtingen, en waarom ? om die aan u voor te draagen, u die te doen Kennen, en ü aantefpooren, om , met al uw vermogen,dezelve te betrachten. Z ij vraagen  (87) een de gemeene oorzaaken, die het huisfelijk geluk hinderlijk zijn,om u dezriven,als klippen , te teekenen, waar tegen uw geluk gevaar loopt te ftranden, die gij dus, als fchadelijk, vermijden moet: eindelijk, en metéén woord , zij zoeken U den weg af te bakenen welken gij bewandelen moet, om uw huisfelijk geluk , en, door het zelve, het geluk van uwe geheele baftemming, zo veel mogelijk, te volmaaken. Altoos heb ik de pligten voor Huisvaders en Moeders befchouwd, als de gewigtigite, welken wij,in die betrekking geplaatst,in ons ganfche leven, te vervullen hebben Dikwerf heb ik gedacht, hoe is het mooghjk, dat er zulk een fchandelijk verzuim, ten deezen opzichte, onder den algemeenen Burgerhaat, plaats grijpt, daar het tijdelijk en eeuwig geluk of ongeluk, veelal, van een Christelijk nuisbeftunr, van goede voorbeelden voor de leden des Huisgezins, en van eene goede opvoeding voor de Jeugd, afhangt. Hoe veelen zijn 'er die Vaders en Moeders geheeten worden; die voor braave, nuttige leden, in de menfclaelijke famenleeving, doorgaan , die niet onkundig en zelfs godsdien. ïti tegen den avoS, Waren ?~ Zo als de oude zingen alzo pk' pen  (95) pen de jongen , zegt het fpreekwcord: immers zoude het te vreezen, en, in hunne jeugdige jaaren, honderd tegen een of. (laat ik liever zeggen,) eene bewaaringe Gods zijn zo zij 'er tegen beveiligd bleven. — En mag ik nog iets vraagen ? — Zou de Vader het aan zijnen Zoon, of de Meefter het aan zijnen Knecht, wél kwalijk kunnen neemen? Verbeeldt u eene Huismoeder welke op haare Dienstmaagd, in eene onmededoogende woede losbarste, om dat deeze zich, in onliuischheid , had te buiten gegaan, en zwanger ware; doch dat deeze haar bedaard ten andwoord gaf: ,, het zijn zwakheden, gij zijt daar zel„ ve van overtuigd, herinner u den tijd, wanneer gij U in ongeregeldheden met an„ deren, als uwen Man , te buiten gingt; „ toen ik, de ontwerpen daar toe , u heb ,, helpen fmeeden en ten uitvoer brengen:" wel nu, wat zegt gij, mijne vrienden! zullen haare be draf fingen invloed hebben ? hÉn kunnen zij fteek houden? — Eindelijk: Onderdeld eens een Huisvader en Huismoeder, welke beiden van hunne huisgenooten en kinderen verwagtten , en vorderden , om, bij elle gepaste gelegenheden, en op eiken rustdag , en andere feestdaagen, te bidden, te danken, tot de bijwooning van den openbaaren Godsdienst als heen dreeven , zonder in hunne harten, den grond te leggen waarop de vooruitzichten te maaien waren, met welken dit gefchieden moet, kortom: die zeiven aaten en dronken, te ruste gingen, en weder opdonden, zonder zich met hnune gebeden of dankzeggingen tot God  Cs>0 God te wenden; en die ook nimmer zelve in de kerk kwamen ; wat zouden de gevolgen voor hunne Huisgenooten zijn? Deeze voorbeelden zullen U overtuigen van de waarheid en het gewigt, om de voorgellelde hoofdpligt nimmer uit het oog te verliezen; bij eigen nadenken kunt gif denzelven op alle uwe overige pligten toepasfen. Bij elke daad, die gij, in Jen kring uwer betrekkingen, moet volbrengen; bij iedere verrichting waar toe gij in uwe huisgezinnen geroepen wordt, — denkt dan, ik moet een voorbeeld voor mijne huisgenooten en medemenfchen zijn: wat moet ik doen ? Hunne oogen (haren op alle uwe verrichtingen. Zij beöordeelen dezelven naar hunne gedachten, en vellen 'er vonnis over, — Is uw gedrag onbetaamelijk, en loopt uwe misdaad in het oog, zo dat zj de verfoejing van al wat eerlijk denkt verdiend , al hebben ook uwe Huisgenooten, het vermogen om het fchadelijke daar van in te zien, en te veroordeelen, het legt echter den grond bij hen om misftappen re doen, waartoe hunne driften meerder geneigd, en welken , in hunne oogen minder ondeugend zijn, hoewel ze ook, fomtijds bij de uwen vergeleken, nog erger mogten zijn. Zij zullen zich verfchoonen met de herinnering , wat heeft onze Vader of Moeder, Meeder of Vrouw, gedaan? en was hun kwaad niet grooter dan het geene wij verrichten ? >- En in zeker opzicht fpreeken zij de waarheid : waarom ? Gij zijt hen voorgegaan. Wanneer wij op de werkzaamheden onzer jOES-  C97) jonge kinderen acht geeven , dan zullen wij ras bemerken, dat zucht tot naarvolging , fchier, alle hunne handelingen befluurt , en dat, naarmate hunne redenlijke vermogens toeneemen , ook deeze zelfde zucht hen bijblijft; en is dit zo , tot welk eene erndige bedachtzaamheid moet dit eiken Ouder , Huisvader of Huismoeder aanfpooren , om, in woorden en daaden , alles te vermijden , wat naar zondige hebbelijkheden zweemt , en om , daar tegen , hen, door hun eigen voorbeel 1, tot de daadelijke beoefening" van braafheid , deugd en goede zeden, aantefpooreu. ó,Werd dit recht ter harte genomen ! van welk eenen heilzaamen invloed zoude dit zijn , op de verdere Huisgenooten en vervolgens op de geheele Maatfchappij! want lesfen wekken, maar voorbeel 'en trekken. Men heeft alle reden om te verwagten, dat, wanneer de Hoofden onzer burgerhuisgezinnen, 'zodanige edele, godsdienstige, grondbeginfelen in opmerking namen en betrachteden, hunne wooningen, ras, in kleine heiligdommen zouden veranderen, en de famenleeving onder de menfchen , d£r worden , 't geen zij behoorde te zijn , naarcelijk, eene gefchikte voorbereiding tot eene zalige onfterflijkheid. III. Nu volgt het derde en laatfte, maar tevens het moeilijkde, duk,om de pligten van Huisvaders en Moeders zelve te fchetfen. Wel aan , mijne Vrienden en Vriendinnen ! ik zal zien hoe verre ik het brengen kan. G Ik  (98 ) Ik breng de verpligtingen, in eiken kring, tot twee foorten, te weeten : tot dezulken, die zij als Mensch , en tot de zulken die zij als Christen, in hunne posten hebben te vervullen. Ooi gereegeld hier mede voord te gaan, zal ik de verpligtingen van den braaven Huisvader, en die van zulk eene Moeder, elk op zich zeiven, rrachten af te maaien: en hat dus die des eerden, in orde,voorgaan. Een braaf Huisvader is , als Mensch, verpligt, zich aan de burgerlijke Maatfchappij, in welker kring hij eene plaats beflaat, niet alleen nuttig, maar ook noodzaaklijk te maaken; alles , ter vergrooting van derzelver algemeene welvaart, en tot derzelver indandhouding, toe te brengen wat mogelijk zij; en het geen hier aan het meest bevorderlijk is, is zijn huisgezin, van alle deszelfs nooden en behoeften, door zijne nijvere werkzaamheid en fpaarzaamheid , enz. te voorzien ; de bekrompene omdandigheden,zo deeze plaats hebben , verftandig, te verhelpen en te verbeeteren, om hier door, niet alleen zijne medemenfchen, in het algemeen, van fchadelijken last te ontheffen , maar ook , daar het hier vooral op aankomt, zich zeiven,en alle zijne huisgenooten, het leven zo aangenaam te maaken als het mogelijk is. Hier uit vloeien de vol¬ gende pligten voord , en zijn aan elkander, onaffcheidlijk, verbonden.. als: Naarftigheid. IJver voor zijn beroep. De Voorzienigheid heelt elk mensch in zijnen post geplaatst, door welken te betrachten , den weg gebaand wordt, om, overeenkomdig de Goddelijke bedellingen , zich van daaglijkfchen nood-  (99) nooddruft te voorzien. De braave Huisvader laat geenede minde gelegenheid , hen , in deezen zijnen post , ter verkrijging van geoorloofd voordeel, voorkoomende , onbeproefd voorbij flippen , om, als een eerlijk man , d et zijn huisgezin aan het brood,en door dewaereld,te komen. De les,hem,van Gods wegen, in de H. Schrift, gegeeven : „Alles wat „ uwe hand vindt om te doen, doet iat met ,, alle uwe magt !" verliest hij nimmer uit het oog , maar fpant alle zijne krachten aan » om can dit bevel, zo veel in hem is , te beandwoorden. Die geenen onder zijne huisgenooten, welken gefchikt zijn om hem hier in behulpzaam te zijn, worden door hem tot het volvoeren van deezen hunnen piigt, beflendig aangefpoord , ten einde, met vereenigde krachten, de handen (gelijk men zegt,) aan den ploeg te liaan. ,, De hand des vlijtigen zal gezegend wor,, den!" deeze belofte der opperde wijsheid wordt door hem tegen over hetGodlijk bevel gedeld ; dit geeft hem moed, wanneer zijne post moeilijk is, wanneer de zwaarfte arbeid, welke met het krieken van den morgen zijnen aanvang neemt, en nauwlijks met den fchemerenden avond eindigt, het zweet van zijn rimpelend aanfchijn gedadig -druppen doet: dan verwekt dit zijnen ijver , door het herbaaien van deeze heuchelijke belofte , en deeze vertroost hem tevens, wanneer het vooruitzicht donker is,— wanneer de oorlog, deleevendigheid in de handwerken verflappen doet, en de ambagtsman , door gebrek aan werk, naauwlijks de G 2 helft  helft der inkornlten geniet, welken hij anders, door zijne ijvrig verdiende dagloonen, verzaamelen kon ; wanneer htt gebrek de prijzen der levensmiddelen, en annere waaren , waar in den handel gedreven wordt , tot eene maatenloozi hoogte doet (teigren, hetwelk .gevoegd bij l'paarzaara gebruik, niet aiuers dan kleiner win(len,en minder vertier,ten gevolge hebben kan; wanneer,verder, eene algemeene vermagering , den zwartlten (luier over het vooruitzicht tot zijn toekomllig lot,uitfpreidt, dan wordt zijne Naaritigbeid niet verminderd , nmr het bezef der (kchte tijden is zijn fpoorflag, om zijne werkzaamheid te verdubbelen; terwijl hij zich veilig verlaat op den troostgrond,dat deeze Goddelijke belofte niet wankelen zal tot in eeuwigheid. Vergenoegd te zijn is het alP! dit is de zinfpreuk van dien braaven man : tevreedenheid is zijn beste deel. Alle de bedeelingen (dit weet hij,) zijn niet even ruim ; de eene mensch moet den anderen in zijnen (land dienstbaar zijn : dit moet de waereld in orde (taande houden. Al is dan zijne bedeeling wat fchaars, hij blijft daarom zijne volle waarde, als mensch , behouden, die, onmidlijk, van niemand, dan van zijnen Maaker, afhangt: dit gevoelt hij levendig; en in deeze overtuiging, niet morrende' tegen den kring waar in de Voorzienigheid hem plaatfte, voltooit zijne beltendige tevredenheid over zijn werken lor, den hoogstmoüelijken trap van zijn tijdelijk geluk , en tevens dat van alle zijne huisgenooten , door zijnen invloed,tot dat einde, op elk hunner , aan  C ioi ) aan het Godsbeftuur onderworpene, harten. Uit de Naarftisheid vloeit voort : Pcrfoonecte Spaarzaamheid. Nimmer zal de braave Huisvader, voor zich zeiven, noodelooze onkosten maaken, dan vooral niet,wanneer hij weet, dat zijne inkomsten zulks niet dulden kunnen. Naarmaate de omltandigheden van zijne broodwinning zijn, gewent hij zich aan een huisfelijk leven. Wanneer zijne bezigheden zijn afgeloopen , befteedt hij zijne overige uuren,in en bij zijn Huisgezin; houdt zich onledig met, omtrend hen, zijne plinten te betrachten, zich zeiven, en zijn Huisgezin daar in te onderwijzen, te beiïuuren, en ten gefchikten tij ie, zich, met hen, te vermaaken , in geoorloofde uitfpanningen. (Dan hierover zullen wij, ftraks , nog eens opzettelijk handelen.) Ondertusfchen, door zulk eene manier van leerend onderwijs, maakt hij zich weinige behoeften , welken uithuizige mannen voldrekt niet misfen kunnen te maaken. Het is toch zeker, dat een huiszittend Burgerman, zich, buiten zijne huishouding, zonder onkosten, niet kan vermaaken; of, laat ik liever zeggen; buiten zijn beroep den tijd , zonder buitenge- woone uitgaaven, door kan brengen. • Wel hoe ! (roepen hier mooglijk fommigen mijner leezende Landgenooten , met verwondering, uit,) ,,kan men dan geene vrienden be„ zoeken Vmen behoeft ook, door eens uit te gaan, juist altiid niet in den kroeg te zit- ,, ten! Nu maakt gij u driftig , lieve vrienden! zo kwaad heb ik het niet gemeend ; — ja , gij lieden moogt ook wel eens uit en naar uwe vrienden gaan; en al veneerdet G 3 ge  C ) ge ook al eens eenen duiver, (mits 'er uwe Huisgezinnen geen gebrek door lijden,) dat veroordeel ik ook niet; — dat zult ge (traks wel beter zien,als we eens van uitgaan fpreeken; — maar ik bedoel hier bijzonder zulke mannen , welken het nimmer binnen hunne muuren houden kunnen; van devvelken het ipreekwoord zegt: „Het is of ge in huiseen' „ hond hebt zien geesfelen!" Nu zult ge mij beter verdaan, en ook voorzeker met mij inJtemmen, dat ook het getal van vrienden zo groot niet is, dat men altijd bij hen den ledigen tijd bedeeden kan; en behalven, dat men hier ook een misbruik van kan maaken, zo blijft dir, bovenal, waar, het geen ik nu ook bijzonder wil doen opmerken, dat men ("zijne vrienden uitgezonderd,) nergens met eene ledige beurs wordt opgewagf. Een ander zoort \an perfoneele verkwisting , waar voor zich de braave Huisvader wachten moet, is gegrond op, en wordt geboren uit hoogmoed ! — Mannen , Vaders, welken voor zich zeivenen voorhunnehuisgezinnen een, niet meêr dan burgerlijk, bedaan hebben, kunnen het echter niet hiaten , voor het oog van het algemeen , den heer te fpeelen. Fraaie kleederen, en deeze in foorten , om nu en dan eens te kunnen veranderen; dikwerf wat nieuws, dat moet 'er af. „ Want hoe fchan„ delijk (dus redeneeren zij,) zoude men 'er „ vanfpreeken ,indien een man,die wat opziens baart , een kleed zonder noppen droeg?" Kan een Ambachtsman , die in de week zijn werkpakjen draagt, dit niet daaglijks doen, aan aapt hij het des zondags, echter, in zo ver-  ( »3 ) verre na,datmen,hemniet bijzonder kennende, het niet waagen zal , hem anders dan mijn Heer te noemen ; terwijl tevens de uitgaven , naar de vertooning welke men maakt, noodzaaklnk worden ingericht , op dat de waereld, bij elk eene gelegenheid , toch , vooral, niet anders getuigen zal, dan : „dat is waarlijk een tran„ quil heer, — dat is een gul man." Men begrijpe echter niet,dat ikeenegepaste netheid en zindelijkheid in kleeding en voorkomen zoek te berispen, in tegendeel is dit, bij elk , naar de omftandigheden , prijslijk. Gelijk ook fomtijds noodzaaklijke onkosten, de i'paarzaamheid doen ter zijde ftaan ; dit is moeilijk alles te bepaalen. Elk Huisvader merke het op , dat hij met zijn geweeten raadpieege, en het i'chadelijke, zorgvuldig, zoeken te vermijden. . Het verzuim van deezen phgt heeft ,in beide deeze foorten , onder alle rangen en klasfen van het algemeen , plaats. Ik zal drie voorbeelden, tot opheldering, opgeeven. Naar den uiterlijken 1'chijn te oordeelen, zoude men den Heer Z. voor een braaf, oppaslend en zijnen piigt betrachtend Koopman houden. Hij fchijnt eene deugdzaame Huisvrouw te hebben , en zijn huwelijk is met drie lieve kinderen gezegend. Hij neemt zijnen beursgang getrouw waar , fchijnt ijverig op zijne zaaken,en daar hij,nu en dan,aanzienlijke winden in den koophandel heeft gehad en vrij veel doorzicht in denzelven betoont te hebben, houden hem veelen voor een gegoed koopman , ten wiens nadeele, omtrend zijne tijdelijke bezittingen , fchier niemand eenig G 4 kwaad  ( IC4 ) Jjwaad vermoeden fchijnt te durven voeden. En evenwel, van nabij befchouwd, is deeze man m langen niet zo braaf, zo oppasfend, zo zijnen piigt betrachtend, als hij behoorde. Den ti d die hij op zijn komptoir nuttig zoude kunnen belleden , verbeuzelt hi; vóór en naa den beursgang in het koffif-huis , en na de middagmaaltijd is zijne eerfte bezigheid de kolfbaan te bezoeken. Daar, uuren doorgebragt hebbende , wast hem de fpeel tafel , van waar hu moede,fn door den wün verhit, zich laat naar huis begeeft. Dat hij dan in den vroegen morgen niet te fpreeken is , laat zich gemaklik gisfen. En bleef het hier nog bij, maar in de dagen van zijnen grootlten vooripoed , had hij eigen rijruig aangelegd, waar mede hij, in gezelfchsp van zijne huisvrouw en kinderen, vaak een toenjen van twee, drie of meêr dagen deed. Het kompioir werd dan aan eenen Bot khottder overgelaaten, en daar diens oplettenheid, bij de afweezigheid des Pa:ro ns, meêr berisping dan lof verdiende, gipgm ruime verreeringen en fchade van verzuim en nalaatigheid , doorgaans, (amen. Wanneer men hier nog bij rekent ,het houden van geze (chippen en kostbaars maaltfden, en het involgen v=>n de voorfchriften der mode in buislieraadiën en kleding , dan behoeft men niet te vr. agen , of'er tot dit alles geene ruime winsten vereischt worden , die 'er niet zijn. Tr u vens ! hoe voorfpoedig de Heer Z. uiterlik moge fchijnen, hij is het in langen niet. Z;ne verteeringen gaan zijne winsten te boven , en dit. zullen zijne fchuldeilcheren in het korte, tot hunne fchade,ondervinden. Mijn  ( 105- ) Mijn Buurman T. fchijnt een werkzaam en oppasfend Winkelier te zijn. Hij is des voormiddags, tot elf, of half twaalf uure, m beweeging. Hij fchijnt zich aan geene buitenfpoorige geldverkwisiing fchuldig te maaken. Voor den eeten gaat hij Hechts een pb'pjen rooken, en in den namiddag een half flesjeu wijn, hier of daar, buiten de ftad, drinken. Men zou oppervlakkig zeggen , dit kan geen kwaad, te minder, daar hij eene braave vrouw en een kundig knecht heeft , die de kalanten zeer wel kunnen bedienen. En evenwel is zo een gedrag in langen niet zo als het behoorde. Dat een winkelier te veel uithuizig is , wekt argwaan , als of hem zijn beroep geen ernst is. Onze kooplieden zeggen dan, dat, gelijk zij, op bepaalde uuren, op hunne komptoiren te vinden zijn , de winkelier , onafgebroken , in hunne winkels moeten weezen ; zij willen hen geene uitfpanningen gunnen : zij willen niet met de vrouw of met den knecht , maar met den man zeiven fpreeken , en wanneer dit twee of drie maaien mislukt, onttrekken zij den winkelier hunne toegenegenheid. Mijn Buurm.in T. weet dit bij de ondervinding. Zijne uithuizigheid doet zijn winkel, hoe langer zo meêr, verloopen, en nog neemt hij het niet ter hnrte. Zijne inkomften verminderen , en , daar hij, aan de gezelfchappen verflaafd, zijne uitgaven vermeerdert, en, ten gelijken tijde , door het niet tegenwoordig zijn in zijne winkel, zijne kalanten verliest, is het te vreezen,dat hij.langzaamerhand, tot armoede zal geraaken. Willem spilSl is een kundig timmerG s mans-  C 106 ) mansknecht, die altijd werk heeft, zijne vrouw en zes kinderen zouden met hem van zijn daghuur redelijk kunnen beftaan , want zijne vrouw is eene oppasfende , zuinige, vrouw, maar willem heeft wat veel voor zich zeiven nodig ; een gouden flot in den ftrop, gouden broekgespen ,jgroote dubbelde zilveren dito op de fchoenen, zilveren tabaksdoos en horologieketting , waren zijne eerfte behoeftens ; en zo veele mooie dingen moeten ook eens aan de waereld vertoond worden. Willem komt faturdag avond in huis , en beveelt zijne vrouw zijn fijne blaauwe rok, Cwillem neemt nooit anders dan fijn laken , het maakloon is één , zegt hij,) met zijn fatijnen onderpak , voor den zondag gereed te leggen; willem had geld ontvangen, de vrouw wist dit ook, en neemt de gelegenheid waar, om een weinig te vraagen ten einde het geborgde brood aan den bakker te betaalen; willem wordt moeilijk geeft haar zo veel als het nodig is , maar ook met meêr. De zondag komt, en met denzelven de uitgeftreken willem voor het licht. Zijn konfrater gerriï komt hem met zijne vrouw en kinderen, uit de kerk als eenvouwige lieden , tegen; deeze zouden,om zich eens wat te verlustigen, een kannetjen bier gaan drinken; willem vergeet dat hij den voorigen dag met hem aan den fchaafbank ftond , en gaat hun met een flaauwen groet voorbij; het was ook zijn fatzoen te na, iets meêr te doen , want hij ging naar geen bierhuis toe, maar zou in een ordentelijke herberg een fles wijn gaan drinken; hijdoet  ( io7 ) doet dit, en komt 's avonds bezorgd in huis ! Het eerde van zijne kinderen dat hem ontmoet sri'pt hem woedend aan , en klaagt hem : „ Vader, ik heb zulk een' honger ! ' Wat dunkt u , mijne Landgenooten ! van zulke Huisvaders ? — Moet 'er de waereld geen fchande van fpreeken ? - Moet het harte van elk uwer , die zich aan het hoofd van een huisgezin bevindt, dit leezende, geen aigrijzen gevoelen , van zulke verwoesters hunner huisgezinnen ? En moeten wij niet, met bedroeving , erkennen , dat het in onze dagen, helaas! bij veelen plaats grijpt?Voegt hier bij het gevaarlijke van hun bedaan voor anderen,die met hen omgaan ; te meêr, daar zij zich den naam van burgerlijk braai te zijn nogtoeëigenen ,om dat zij zich m geene, nog erger, buitenfpoorigheden te buiten gaan. Vol vuurs tegen dezulken zoude ik mijne aanmerkingen ligt te verre uitbreiden , en dit laat mijn bedek niet toe , ik moet nog te veel afdoen, verbeetering van het algemeen is het d0el ! ó ! Dat elk van ons, die een braaf Huisvader zoekt te zijn , of nog te wotden, zich 'er aan fpiegele , en, onder liet in achtneemen van eene gepaste fpaarzaamneid, zich daar voor wagte! -Uit deezen phgt volgt nu, van zelvcn, wederom een andere , welken een braaf Huisvader betrachten moet , en deeze is : „ # • , „ De uitgaven voor zijne Huishouding, Hoor zijnen invloed, naar de inkomsten te reegelen: Buiten twijfel worden hier fommige Leezeresfen boos 'op mij ! en denken : ,, neen, „ deeze piigt raakt de Huisvaders niet ! ot ,, zul-  C 108 ) „ zullen zich de mannen al mede bemoeien ,, met het geen wij koupen, eeten ofdrmken ,, moeten?'' y\l wederom misgetast, lieve Vriendinnen ! Uwen haat wil ik mij vooral niet op den hals haaien ; gii lieden kunt onze goede bedoelingen te veel 'bevorderen • ik zoek met eeen gezag te fpreeken! wij zulien het te famen eens beöordeelen en»ijzult overtuigd zn, dat ik, door deezen' pligV hier opzethjk te noemen , juist op het oo/hebbe u niet , buiten uwe lchuld , ongelukkig te maaken. ° ° lk onderftel nu tot braave, eerlijk denkende, oprechte Huismoeders , te fpreeken; en dan moet naar mijne gedachten, eene vrouw noodzaaklyk weeten , tot welk eene hoogte zii haare verteeringen brengen kan. Eene vrouw (dit is toch zeker,) kan hier in veel, en wel voornnameiijk , mede of tegen, werken. Dit dan niet weetende, zou zij ligtli'k, zonder zorg of nagedachten , in haare uitgaven, te verre kunnen gaan ,en verder dan haares mans verdiensten op konden weegen ; zij zou dit «Ifs uit goedhartigheid kunnen doen , zonder daarom den naam van eene verkwistfter te verdienen. Liefde en zorg voor haaren man, bu voorbeeld , zouden haare maalt, d , haare wooning , haare huisfelijke noodwen ligheden te verre kunnen uitbreiden : te verre gaande liefde voor haare bloedverwanten , en andere vrijden en vriendinnen , zou hier van ook oorzaak kunnen zijn , zonder dat zij daarom ophield eene braave vrouw te zijn • om deeze redenen, derhalven, reeken ik den man verpligt, zijne vrouw hier van, (niet op een-  C »9 ) eenen meesterachiigen toon,) maarbefcheiden, te onderrichten; en wie uwer zal dit, (met een goed oogmerk gefchiedende,) kwalijk neemen?Ja, ik gaa verder: welk een braave vrouw zal 'er niet naar (laan, zulk een onderricht van haaren man te verkrijgen , en tevens, bij elk eene voorkomende zaak van belang, met hem raadphegen? Welnu, mime waarden!heb ik ulieden dan wel beleedi^d , door deezen piigt aan den Huisvader op te leggen ? Welke is uwe uitfpraak ? toeftemming , voorzeker ! en deeze niet alleen , maar ook ziet gij gewis in deeze befhiuring , eene bevordering voor uw tijdelijk geluk. __- . , , Hoort deeze beflisfing, braave Huisvaders laat eene ongegronde fpaarzaamheid, (ik zal het maar rondbordig noemen,) laat gierigheid u, in dit beduur, nooit verdrikken, en uwe braave Huisvrouw , door verdriet, doen verteeren. Leest in deeze aanmerkingen uwe verpligting ; maakt 'er een goed gebruik, maar nimmer een misbruik , van. Deeze drie pligten, welken nu zijn afgehandeld , heb ik , met voordacht, vooraf laaten gaan, om daar na te laaten volgen, de verpligting voor zulk eenen Huisvader, die zich verblijden mag over den zegen van God, tot de vrugtbaarheid van zijn huwelijk; die kinderen heeft,en,gevolglijk, voor wiens reekening de opvoeding daar van ligt. De reden waarom ik de befcbouwde pligten vooraf hebhe opgenoemd,is, om dat die allen betrekking hebben tot een verdandig gebruik der middelen van bedaan, en deeze wederom een  C "O eenen aanmerkelijken invloed hebben in de opvoeding der kinderen , vooral in de dagen welken wij beleeven. Hoe menig Huisvader, die Hechts een burgerlijk beftaan heeft, gaat, in de bekostiging van de opvoeding zijner kinderen, onverftandig te werk ! niet alleen door hen boven zijnen ftaat te kleeden, maar ook in hen te laaten onderwijzen in zodanige oefeningen , die meêr tot vermaak (trekken en in de wellevende waereld te pas komen, dan bevorderlijk zijn om het tijdelijk bedaan te doen toeneemen. Waartoe dient het, bij voorbeeld, dat een Ambagtsman, zijnen zoon in het dansfen, en zijne dogter in het klavierfpeelen, laat onderwijzen, daar een van beide nauwlijks leezen of fchrijven kan ? Dat gegoedde of rijke burgers , met hunne kinderen , in dit opzicht wat kunnen vooruit hebben , (mits niet in het uitfpoorige loopende ,) dat fpreekt van zeiven , maar den gemeenen burger voegt dit niet. Dubbeld ongelukkig, derhalven , voor deezen ; het geldt wordt overtallig en vergeefs bedeed ; het nuttige wordt verzuimd ; het vermaak , dat dikwerf uitfpatting wordt , krijgt den voorrang. En welke zijn de gevolgen ? De beroepen worden, of,niet grondig geleerd , of , verwaarloosd, in hoogmoed, lui- en ledigheid , wordt de tijd vermoord ; en terwijl zij in armoede en gebrek vergaan, wordt de waereld met werkelooze, onvernuftige , losbandige, en, veelal,lastige, lchepfelen opgevuld. Ik noemde zo even een vrugtbaar huwelijk een zegen van God. Ik deed dit op het voet-  C Hl) voetfpoor der Bijbelfchrijveren , en bijzonder met inzicht om nog een woord met u te wisïelen , beklagenswaardige Huisvader ! welke , dit leezende", uwe fchouders ophaalt , en zuchtend uitroept : Ach ! mij zijn mijne kinderen tot eenen vloek geworden ! Met een deelneemend mededogen , lieve vriend! bejammer ik uw ongelukkig lot, en veroordeel tevens het misdaadig gedrag van uwen zoon of uwe dochter. Maar zeg mij eens, ongelukkige man ! gevoelt gij ook eenige befchuldiging van pligtverzuim ? Zijt gij ook in cenige opzichten oorzaak van hunne misftappen ? Hadt gij, door uwe opvoeding, onderwijs , of voorzorg , deeze ook kunnen voorkomen? — Is dit zoo niet? — hebt gij een vrij geweten ? 6 , dank 'er God voor ! geef uwe bedorvene kinderen in zijne hand over; verdoof, zo veel gij kunt , die pijnigende bedenkingen , welke natuurlijk ontdaan in een afgefolterd vader-hart, door de infpraak van uw goed geweten : „ Ik heb mijn piigt ,, betracht!" — Maar , bevindt ge u in het tegenovergedeld geval ; hebt gij de misdaaden van uwe kinderen , veelal, te wijten aan uwe nalaatigheid , onoplettende zorgloosheid in hunne opvoeding en beduuring? Gevoelt gij de rampzalige wroeging in uw binnende ; ,, Ik had, door dit of dat te doen, door méér „ voor hen te waaken, door deeze of die ,, lesfen te geeven, hun bederf kunnen voor„ komen." — Dan zijt gij waarlijk dubbeld te beklaagen. Nu vraagt gij om raad , maar ik moetu, gul uit, verklaaren, ik weet'er, bijkans, geen. Zijn uwe kinderen nog onder uw bereik , dan  C »3 ) de welvaart van her volgende gedacht afhangt. Eene gedugte beftemming voorzeker! Om dit groot oogmerk te bereiken . moeten de Huisvaders, hunne verpligting ("naar mijne gedagten) ten deezen opzichte brengen, tot de drie volgende bijzonderheden: Vooreerst, van jongs af de geaardheid van elk der kinderen zoeken te kennen ; hier naar de beduuringen van dezelven in te richten , zich hunne bijzondere neigingen ten nutte te maaken; bij voorbeeld, een driftige jongen, die, om de minde gewaande belediging, in vuur vliegt, kan, wanneer men deeze zijne drift, ongetemd, den vrijen loop laat, een gevaarlijk lid worden, voor de burgerlijke Maatfchappij. Zulk een overijlend gedel is in fttat tot de wanhoopigde uiterften , tot moord en dooidag, te vervallen. Zijn 'er geene goede gronden tegen dit gebrek in zijn hart gelegd dan is hij niet vatbaar voor gezonde reden' in het midden zijner drilt, en nog min Ier in ftaat deeze te gebruiken, om zichtte beteugelen; maar gaat men deeze driften, van jongs af, verftandig te keer, door hem met wijze lesfen te vermaanen, (en hier voor zijn de driftigen doorgaans vatbaar,) bij elk eene gelegenheid , te doen zien en voor te houden , en fomtiids, wanneer het te pas komt, eene kleine vernedering te doen ondergaan, om hier door zijne doordrijving en overheerfching te ftraffen, dan kan deeze zelfde drift. 'een fpoorflag worden, tot de edelfte werkzaamheid, en tot de grootde onderneeMógen. liven alzo loopt een eerzuchtig meisjen gevaar, om, bij eene ongeöefendheid, Iiooj noeH dig,  «dig, onverdraaglijk trotsch, te worden ; terwijl men intusfchen van deeze zelfde eerzucht , een welbeduurd gebruik maakende, dezelve kan doen dienen, otn in naarftigheid, haare fpeelgenootcn voor bij te fireeven; en tevens door het roemwaardige der deugd haar te doen zien, en in eenige maate hoogmoedig te laaten , daar door een welgeplaatde befchaamheid te doen verkrijgen , en onfchuld en kuischheid te blijven bewaaren. Met deeze voorbeelden komen alle anderen, in de hoofdzaak, overeen, daar in, naamelijk , dat men van huune zwakheden gebruik maakt, om goede bedoelingen te bevorderen, en daar aan dienstbaar te zijn; doch onderfcheiden zich van zelve, in zo verre, dezelve naar de bijzondere geaartheid van elk kind, moeten worden ingericht, zo dat zij niet ■alleen op verfchillende wijzen, maar wel eens recht tegenftrijdig, moeten behandeld worden. Naauwkeurige opmerking zekerlijk, komt hier bij te-pas, maar ook tevens loopen de nodige regelen tot beduur, als dan, van zelven in het oog, en de beste gevolgen zijn 'er van te wagten. Voeg hier bij: dat een braaf Huisvader, zijne kinderen met verdand, en niet met drift regeeren moet. Men kan, door eene al te harde behandeling, zijne kindereu ook wel onrecht doen, en, hen hier door mismoedig maakende , hen misdappen doen begaan , die hun bederven, en met een berooid hoofd aan de opvolging hunner jeugdige driften , en menigvuldige verleidingen bloot dellen. Én moet men eens, als het niet anders kan, den weg van daadelijke kastijdinge inflaan, ook dan vooral, moei  C «5) moet men voorzichtig zijn, en zulks bedaard doen, om hen noch onbehoorlijk, noch on- maatig te kastijden. Vergun mij hier een kleine uitflap, om ook dit op de dienstbooden toepaslijk te maaken. Men moet ook deeze niet met overheerfching of dwang, maar met redelijkheid belluuren. Wij moeten in het oog houden, dat zij menfchen zijn; hun maaker en de onze,aan wien verandwoording zal moeten gedaanworden, van het gezag ons door zijne hand toebetrouwd, is een en dezelfde. Niemand onzer heeft het recht , zijne medemenfchen gewelddaadig te behandelen. Ik zal dit tot meerder aandrang befluiten, met de ernftige waarfchouwing van paulus , aan de Ephefers (*): „ Gij Vaders ! (zegt ,, hij) verwekt uwe kinderen niet tot toor,, ne, maar voedt ze op in de leeringe en de ,, vermaaninge des Heeren!" — wat verder zegt hij:" ,, en gij Heeren! doet hetzelfde bij ,, "hen , (uwe dienstbooden) nalaateude de drei„ gingen: als die weetet, dat ook uws zelfs „ Heere in de hemelen is ; en dat geen aaa„ neeminge des perfoons bij Hem is." Ten anderen, is (om nu weder voord te .gaan,) voldrekt noodzaaklijk, dat de kinderen, zodra hunne vatbaarheid, zich begint te ontwikkelen, geoefend worden ; als een vaste regel flelle ik voor aan , hen te leeren (pellen en leezen, dan volgt, fchrijven en reekeuen; dit zijn onderwijzingen waar aan, niemand zijne kinderen, onttrekken mag. O-ivermoogenden kunnen zich hier op hunne armoede niet beroepen. De menschlievenheid heeft in ons (*") Hoofd. VI. vs. 4 en vs. 9. H 2  C «6 ) ons Vaderland , daar voor fchikkineen gemaakt, die onze Natie eere aandoen , door algemeene fchqolen op te richten, welken, door eene Nationaale milddaadigheid, worden onderhouden. _ Ik zoude "hier zekerlijk eenige uitzondering maaken, in hoe verre deeze weerenfchappen, (bijzonder de laatiten,; meer noodzaakelijk voor jongens, dan voor meisjens, waren; maar ik laat de regel doorgaan: het zal geen meisjen tot icnande, maar wel tot eere verftrekken, in alle deeze dingen uit te munten. Zij zal tevens den naanjver aanvuuren van jongelingen, die haar werk zien; daar te boven, komt een meisjen door een huwelijk , eigen beroep, en honderd andere gevallen, dikwerfin de noodzaakhjkheid, om 'er gebruik van te moeten maaken, en hoe groot zoude dan haare verlegenheid zijn ? Laaten wij , om dit recht te beleden, ons maar bepaalen bij zulke ongelukkigen, die het gemis van deeze kundigheden veelal te laat, ondervinden, en die dikwerf de verachtering van hun geheele fortuin daar aan te wijten hebben! en komen ons deeze helaas! niet daaglijks voor? — De onderwijzing in andere nuttige wetenschappen die betrekking hebben, op de befchaaving van verdand en hart; deeze zijn zekerlijk verkieslijk , maar moeten ingericht worden , vooreerst , naar elks vermogen en Itand, zo sis ik reeds boven, bij den aanvang der befchouwing van deezen piigt, heb opgemerkt ; terwijl ik tevens den vermogenden Huisvader , voorzichtigheid aanraade, in de onderwijzing van zulke kundigheden.  (»7) den, die men wdkevcnden noemt: ik zal hiér liefst niet meêr van zeggen. — Maar, ten anderen, moeten deeze onderwijzingen worden ingericht, naar hetvooruitStckf, hetwelk de Huisvader met zijne kinderen heeft, en dus komen wij van zeiven tot onze derde bijzonderheid, te weeten: Elk Huisvader is verpligt zijne kinderen tot eene zekere beftemming, in de waereld, voor te fchikken, of om mij duidlijker uit te- drukken; hen een middel van beftaan, een beroep , te bezorgen, en dit zo voordeelig te doen, als hetmooglijkis; dat is zijn piigt, maar hij moet tevens zorgen dat hij zijn eigen beftaan niet krenke ; dit zoude weder ongeoorloofd zijn. Men moet echter hier in , zo veel het zijn kan, te werk gaan, naar de verkiezing, en naar het lichaamsgeftel der kinderen; want door hen tot een beroep, naar eigen willekeur, te dwingen, zou men weinig geluk te yerwagten hebben ; en door aan een zwak lichaam eenen onmaatig zvvaaren, of zomtijds ongezonden, arbeid op te leggen, zou men hen aan geduurige fukkelingen'kunnen bloot ftellen, zo niet (naar den mensch gefproken,) hunnen dood 'er door verhaast werde. De verkiezing van een kind zou echter buitenfpoorig, en voor het vermogen van een Vader niet wel mooglijk kunnen zijn, om uit te voeren. Ik herinner mij hier, het geval van een weeskind, het welk door de Weesvaderen vermaand zijnde , zich een beroep te kiezen ; zonder eenig beraad ten andwoord gaf. ,, Het komt mij niet kwaad „ voor een Rent&nier te worden," waar op H 3 de  C 110 ) tot het vak der moederlijke pligten. Wij zullen van zelfs tot deeze aanmerking komen. ,. . ,. Het gewigt van den phgt der opvoeding , heeft mij buiten mijne fchuld , wat uitvoeriger doen zijn, dan ik in de behandeling der voorige pligten geweest ben, en nog zijn de trekken maar zeer flaauw; wij zouden nog een ruim veld hebben kunnen bewandelen, en het zou echter maar eene fchets gebleven zijn; dan de Maatfchappij tot Nut van 't Algemeen heeft dit ftuk wel waardig gekeurd, om 'er, eene opzettelijke prijsvraag over uit te fchrijven; en zij heeft haar doel volkomen bereikt, door, onder anderen, de uitmuntend bewerkte Verhandelingen, over dit ftuk, van de Leerraars ten oever en wigeri, te ontvangen. Deeze zijn door de Maatfchappij , met roem bekroond, en in het licht gegeeven. Hier in vind men voor dat alles voldoende voorfcbriften. Ik zal 'er derhalven van afftappen , en wijzen mijne landgenooten derwaarts heen, terwijl ik hen tevens aanraade, alle kleine werkjens der Maatfchappij, tot nut der kinderen uitgegeeven , na te zien, en bijzonder ook het Volksboek , Hendrik en Anna, door den Leeraar hartman vervaardigd, met aandacht te leezen, zij zullen 'er veele fchoone regelen voor de opvoeding, in aan treffen. — Ik zal nu voordgaan, en reeken den braaven Huisvader al verder verpligt: Zijne huisgenooten op zijn tijd, door matige en geoorloofde uitfpanningen, te vermaaken! — Is dat een piigt? zult ge mooglijk met bevreemding vraagen; — ik oordeel ja, mijH 4 ne  C 120 ) re vrienden! — G'f beht mij zo even immers u v verlangen te kennen gegeeven, om ook eens te moogen uitgaan , toen waart gij, mooglijk bevreesd, dat ik de bepaaling "om m huis te blijven, te ftreng zoude maaken, 1B heb u het tegendeel beloofd, en gij ziet, ik wil mijn woord wel houden. De boog kan altijd niet gefpannen ftaan, (zegt het fpreekwoord.) als gij, ijverige Huisvader! van uwen arbeid vermoeid zift, of als uwe herfenen door fterk denken , fchrijv'en , over uwen handel, of wat dan ook uw beroep zijn moge, zijn afgefloofd, wilt gij u wel eens veranderen , of, gelijk men zegt, uwe zinnen eens vergaderen; als uwe Huisvrouw, dagen achter een, zich Homp werkt in haare huishouding, of in het beftuur daar van, verlangt zij ook wel eens naar eene aangenaame uitfpanning; als uwe kinderen wel oppasfen err braaf leeren, willen zij zich gaam wel eens vermaaken; en zie daar de reden, waarop ik het u tot een piigt reeken, uw zeiven en hen . dat gewenschte vermaak aan te doen. Maar, de voorzichtigheid moet hier uwe leidsvrouw zijn Ik achte het derhalven noodzaakelijk, hier wederom bepaalingen te maaken , buiten w ik en een braave Vader niet behoort te gaan; maar, wtar binnen blijvende hij zich ook veilig verlustigen kan: — ik brenge dezelve tot drie hoofdzaaken, .Vooreerst, geene uiifpanningen zich te verkiezen of te veroorlooven, die niet met behoud van een goed geweten , kunnen volbragt worden, want deeze kunnen niet tot ver»  Termaak verflxekken. Zij kunnen met geen genoegzaame rust begonnen worden, om te vermaaken. Her genot zelfs verliest al haare waarve, door de geduurige verwijtingen van het hart, dat zij niet braaf, en met de deugd beltaanbaar zijn; en het naberouw doet alle de genoegens (zo 'er al eenige hebben plaats gehad,) geheel verteeren , en alle de genietingen in wroegingen eindigen. Door hier zulk zoort van vermaaken bijzonder op te noemen , zoude ik te uitvoerig worden. Het geweten kan de beste getuige zijn. Ten anderen, geene uitfpanningen moeten met verfpillingen gepaard gaan, en moeten geveegeld worden naar de inkomsten; men behoeft ook juist altijd geen geld, ten minften niet van belang, te befteeden, om zich eens te verlustigen; vergenoegdheid moet de waarde van alle genietingen vergrooten, zonder het zelve is 'er geen genoegen; en met de tevreedenheid, kan zich de behoeftigfte met de zijnen zo wel vermaaken , met eene vrolijke wandeling; als de rijkfte op het kostbaarfte rijtuig, of de fchoonfte buitenplaats; geld derhalven, voor vermaak te befteeden , waar het nodig is om brood te koopen, is volftrekt ongeoorloofd, en juist is het geen, 't welk men daar toe befteedt, het eerfte dat men bezuinigen kan. Ten derden, let hier wel op, Huisvaders! het is uw piigt, om uwe uitfpanningen , met uwe huisgenooten te deelen , — dezelve algemeen te maaken. Ik zoek u aan geen band te leggen, zo, dat gij, bij voorbeeld, niet eens zonder hen eenen vriend zoudt mogen bezoeken, of van elders, waar fomtijds H 5 uw  ( m) uw piigt u roept, en waar tevens eenigvermaak te genieten zij, te rug zoudt moeten blijven, om dat gij vrouw en kinderen niet mede kunt neemen; neen! zo niet; maar behoef ik voords u te overtuigen, dat uw vrouw en kinderen de betrachting hunner pliat, op den duur verdrieten zoude, indien gij, als gij zeiven uw vermaak naamt, hen in huis liet blijven ? -— Gij zult buiten twijfel deeze aanmerking reeds gevoeld hebben , toen ik den piigt van pttfotuele fpaarzaamhetd ontwikkelde; en toen ik reeds op het oog had, u dit, als in het voorbij gaan, te doen opmerken. Andere huisgenooten , dienstboden , bij voorbeeld, in de uitfpanningen te doen deelen, komt hier minder te pas; hen, nu en dan, echter, eenigen tijd en gelegenheid daar toe te geeven , naar mate zij hunnen piigt betrachten, komt hen zekerlijk toe. Zie daar de verpligtingen des Huisvaders, als mensch, zo beknopt mij mooglijk ware, gefchetst; ik heb mijne drangredenen tot eiken phgt 'er dóór gevlogten,en zal nu nog eenige algemeene opnoemen , en daar mede dit gedeelte afdoen. Deeze zijn — de onderhouding van zijn huisgezin, waar van hij het hoofd is, en waar toe de verpligting op hem ligt. Het zelve van al het nodige te voorzien, en, zo veel in hem is, voor gebrek te bevvaaren ; — de burgerlijke lasten, waar aan dit huisgezin met alle andere gemeen, elk in zijne maate onderhevig is, te kunnen opbrengen, en zich tevens, door zijne werkzaamheid, fpaar#  ( i*3 ) fpaarzaamheid, gemaatigde uitgaven in het een en ander, in ftaat te ftellen, onvoorziene uitgaven, in krankte en andere fchadehjke plaagen, te kunnen doorftaan , tevens de oeffening en befchaaving der kinderen, ter bevordering en verbeetering van hun toekomftig lot, zo veel mooglijk, te kunnen uitbreiden; _ en eindelijk, zo veel te kunnen misfen, om aan zijn edelhartig mededoogen , den teugel te vieren, en de elende der armoede, na zijn verkregen welvaaren, te hulp te komen en bij te ftaan. Dit zij genoeg, braave Huisvaders.' om als hoofden van huisgezinnen, uwe verpligtingen als mensch te gevoelen: elk uwer merke het op ! en moge 'er naar ftaan, om de volmaaktheid in de betrachting , zo na bij te komen, als het mooglijk zij. — Laat ons nu trachten na te gaan, welke uwe pligten als Christen zijn: ik noeme u, in de eerste plaats. . Betrachting, tot het waarneemen, van den openbaaren Godsdienst, en de aanfpooring van uwe huisgenooten daar toe. Elk uwer toch heeft eene geloofsleer, welke hij omhelst, en, waar in dezelve dan ook van anderen moge verfchillen , daar in komen zij allen overéén, dat wij verpligt zijn in de opsnbaare vergaderplaatfen op vastgeftelde dagen , op te komen , om'God te dienen, en te verheerlijken; den eenden weg tot zaligheid, in Jefus Cristus, onzen waardigen Verlosfer, te hooren verkondigen, en de betrachting der deugd en goede zeden te hooren aanprijzen. In deeze plegtige Vergaderingen, bij elk eene gelegenheid , (zonder volftrekte verhinderingen)  ( "5 ) een geluk, zo aanmerklijk , dat het wel dégelijk uwe dankzegging aan God, voor zulk eene Huisvrouw, verdient! Men kan dan billijk van haar verwagten, dat zij « tot deezen piigt aan zal fpooren? Ik zal dit eerlang, tot haar fpreekende, wat van nader bij befchouwen : maar bevindt ge u in het eerlte geval, dan ligt die piigt op u ; en mogt ik u beiden in de betrachting van den godsdienst, gelijk ftellen : wekt dan elkander op , dan kunt ge in uw huis een Bethel bouwen, een huis daar God woont! Niet onvoegzaam komen hier de woorden van den grooten paolus, in zijnen eerften Brief aan de Korinthers (*_) ,, indien eenig broeder (zegt hij,) ,, een ongeloovig wijf „ heeft, en dezelve te vreeden is bij hem te „ woonen, dat hij ze niet verlaate, en een wijf,'twelk eenen ongeloovigen man heeft, ,, en hij te vreeden is bij haar te woo- ,, nen , dat zij hem niet verlaate." ■ Verlaaten is hier het uiterfte ; wij kunnen onder dit denkbeeld begrijpen , elkander niet te verachten,om de minder godsdienstige gevoelens , niet te vernederen, maar befcheiden , en met liefde op te wekken ; — om dit aan te dringen vervolgt hij : ,, want de on,, geloovige man is geheiligd door het wijf, ,, en het ongeloovig wijf is geheiligd door ,, den man." — En wat verder : >, Want ,, wat weet gij, wijf! of gij den man zult ,, zalig maaken ? of wat weet gij, man ! of gij het wijf zult zalig maaken?" • Wat dunkt u , zijn die" denkbeelden niet fchoon ? Ten (*) Hoofdft. VIL vs. 12, 14, 16.  C "6 3 Ten opzichte tot de kinderen, om dezelve» tot den Godsdienst op te leiden , moet men bij trappen te werk gaan. (Ik heb dit onder de regelen der opvoeding achter gelaaten, om dat het hier van zeiven moest volgen.) Men moet, naar maate hunne vermogens en vatbaarheid zich ontwikkelen , hen een denkbeeld van den Godsdienst inboezemen , op zo eene wijze als hier boven , in het algemeen, vermeld is; en naar maate deeze zich meêr en meêr uitbreiden ook hunne denkbeelden vergrooten. Men moet hier mede niet ie vroeg beginnen , om de leiding hunner gedachten niet te verwarren. Te lang moet men'er niet mede wagten , om hen aan geen verftroojing, geene verwildering, bloot te Hellen. Het eene kind is vroeger vatbaar dan het andere ; hier naar moet men zich zoeken te ichikken. Om hen ter betrachting hunner pligten in het gemeen, en bijzonder ook tot den godsdienst piigt, te beweegen, moet men geen geweld gebruiken, maar godsdienst en deugd hen doen najaagen, om dat zij beminlijk zijn. De bijkomende middelen tot dat einde aan te wenden, zijn, benevens het geen verder tot deezen piigt behoort., uitvoering en meesterlijk befchreven , in de reeds opgenoemde werken over de opvoeding. Uwe dienstbooden, tot den godsdienst te bevorderen , moet geleideden, door hen denzelven, al mede, als bovengemeld , te keren kennen, en in gevalle zij de waarheden , en gronden van hunnen godsdienst, nog niet geleerd, en belijdenis van denzelven nog niet heb-  ( "7 ) hebben afgelegd , is het uw piigt hen daar in, of, zelf naar mate van uwe bekwaamheid, en naar dat uw ledige tijd zich uitftrekt, te onderwijzen , of dit te laaten doen op uwe of hunne eigen kosten, — dit laat ik aan uw vermogen en gulhartigheid over; gij zijt het als leden van uwe kerk verpligt! of zij dan ook uwen of wel eenen anderen godsdienst omhelzen dit doet niets ter zaake ; hun geweten moogt gij niet dwingen; het blijft uw piigt, om dat de godsdienftige gevoelens, de fpooren zijn, ter betrachting van braafheid en deugd. — Zo volgt hier dan van zeiven uit, dat: De Fluisgodsdienst, mede eene van uwe voornaamlie christelijke pligten, is, uwe huisge* nooten voor te gaan , in God te bidden en te danken, als voor en na eiken opzettelijk gebruik van fpijs of drank ; eiken avond, en eiken morgen, God te danken voor zijne zegeningen en bewaaringen , u dien dag of nacht verleend; dat bij bijzondere weldaaden, met nadruk te doen; zijne beveiliging aftebidden tegen alle gevaaren, en zijn geleide op het pad der deugd uitdruklijk te bedingen, dat ftaat u als Huisvader, vrij! Nu en dan , en daaglijks op gezette tijden, door voorleezingen uit den Bijbel, uw Huisgezin te dichten, en zulks door aanmerkingen , en beknopte verklaaringen, nuttig voor aller harten te maaken , zo moet gij de leeraar en voorganger van uw huisgezin trachten te zijn. „ Ik heb Vr geene bekwaamheid toe" Zul* len fommigen zeggen ; — ik andwoord rond uit, „ dat is een voorwendfel zonder grond." Ik  C 128 ) Ik geef u toe , dat uwe bekwaamheden niet uitmunten; dan doen het ook, zekerlik, die van uwe huisgenooten niet ; zij zullen dus uwe ongeleerdheid ook niet berispen; groote geleerdheid is ook niet nodig ; doe het zo eenvouwig, als gij wilt, gij doet echter uw piigt; en (dat bid ik u, in Gods naam) begin maar; de befchroomdheid zal wel wijken; en eiken dag, zult gij nieuwe vorderingen maaken. ,, Het ftaat zo verwaandzullen anderen mij tegenwerpen; dat is zo niet , lieve vrienden! Maar gij kunt 'er wel verwaandheid bij voegen, en hier voor wilde ik u juist waarfchuwen. Laat een nederig hart. door uwe lippen, fpreeken; en, als gij doordenkt, dat gij tot, en van uwen Mnaker,— tot den Allerhoogden, fpreekt, zal alle verwaandheid, wel verre van u wijken: daar te boven, zal dit denkbeeld u beveiligen tegen die gevaarlijke dweepzucht, welke , door alle tijden, heen het Christendom ontluisterd, en den Godsdienst in het droevigfte licht geplaatst heeft, terwijl fchijnheiligen denzelven gebruikten, tot eeuen dekmantel der fnoodde gruwelen. Door dit denkbeeld belluurd, met"nede;igen ootmoed vervuld, zult gij den Godsdienst leeren kennen , als geftreng voor de zeden, maar vrolijk in de betrachting. Zo is dan ook uw piigt, braave Huisvader ! De wet der zeden, in uw gedrag eu wandel, in bet oog te houden; en naar deeze wet, de harten uwer huisgenooten re beftuuren; die wet is toch bij u bekend? — wie uwer heeft in zijne jeugd de tien geboden  ( ï3o ) den logen. Spreekt altijd de waarheid. Zijt getrouw in u ve belofte; breek nooit u gegeeven woord, al zou hetu ook tot fchade zijn.;Maar draagt ook, vooral, zorg, nooitgeene opzettelijke beloften te doen, dan die, welken gij weet te kunnen vervullen. — Era/tig moeten uwe Godsdienstoefeningen zijn. De dag der raste moet in deu openlijken eerdie st van uwen God gemeenfchaplijk geixilj rd en niet misbruikt worden tot den arbeid Uwe gewoone bezigheden moeten dan rusten: erwijl ge, onderling, in de daartoe gerchikte plaatfen, bijeen vergaderen moet, om te bidden, pfalmen of ftichielijke gezangen te zingen , en aandachtig te luisteren , naar de voorftellingen en onderwijzingen van de bedienaaren van den Godsdienst. — Nog minder moet men dien dag tot eenen dag v n vermaak bepaalen. Dat menfchen, die den geheelen week , van den maandag morgen tot den Saturdag avond, aan hun beroep verflaafd zij'de, zich, na de waarneeming van hunnen godsdienst, door eene wandeling of foortgelijke, onfchuldige, uitfpanning , eens verlustigen is wat anders; ook dit kan tot verheerlijking van God gefchieden; maar den godsdienst te verzuimen, en den dag in luidrugtig vermaak door te brengen, dat zijn uitfpanningen , die met - geen- goed geweten bedaan kunnen, en welken ik boven reeds als ongeoorloofd heb opgegeeven; voegt bier bij, het geen ik reeds, over het waarneemen van den openbaaren Godsdienst, heb opgemeikr. Tot de liefde dés naasten behoort: gehoorzaamheid , in alles wat billijk is, aan uwen meer-  meerderen; oprechtheid, nederigheid omtrent uwen minderen; geen misbruik te maaken van uwe magt; —haat-, nijd- en wraakzucht te ichuwen, en nimmer in dit,ofeehigander oj)zicht» Uwe driften den teugel te vieren f — getrouw te zijn , aan de beloften van uw Huwelijk. Het is een verbond van Goddelijke initelühg^ en gij hebt u vrijwillig daar in begeeven. Echtbreuk is eene fuoode uonde, en alle onkuischheid is van God vervloekt. Steelt nooit, en gebruikt nimmer tot deeze wandaad een fchija des rechts, want dan klimt gij van den eenen trap van boosheid tot den ander, en gij wordt een bedrieger! — Laat oprechtheid uitblinken in alle uwe daaden , op dat men op u ftaat kaii maaken, en het Algemeen , van uwe trouw, in handel , en wandel overreed zijnde , van u getuigen kan : „ Hij is een „ eerlijk man." —- Spreekt nooit van iemand kwaad , al fpraakt gij ook de waarheid , ten zij het zijne verbeetering vor* dere. Zegt het dan daar het nodig is , maar ook nergends meêr ; kunt gij hem echter, onder vier oogen, (gelijk men zegt) zijne misdaad doen zien , dat is nog beter* Maar, *t geen meêr zegt i bezwalkt nooit iemands goeden naam en deugd met valfche befcbuldigingen; dan zoudt gij een pest in de Maatfchappij ,een lasteraar zijn, — Èn ein* delijk: Zijt nooit begeerlijk naar het geen buiten u, en van uwen naasten is; wenscht nimmer hunne bezittingen de uwe {e zijn; dit is eene zonde , die veele kwaade ge* volgen hebben kan, en zeer gevaarlijk $ om dat men het kwaade 'er niet van kan dóór1 a ziëh»  C 132) zien; dit getuigt paulos zelf: „ Nooii „ hadde ik geweeten (zegt hij) de begeer„ lijkheid zcnde te zijn , indien de wet „ niet zeide; gij zult, niet begeercn." (*) Deeze zijn at regelen naar welken wij wandelen moeten. — En met dezelven , braave Huisvader ! moet gij de harten van alle uwe huisgei ooten geheel vervullen , en als heilige wetten doen eerbiedigen: dan zal het geluk, u en uw huisgezin volgen op alle uw fchreden; wat u lot dan ook in de waereld zijn moge , het zij voor- of tegenfpoedig, gij zult het grootfie geluk, de beste vrede, de zaligde rust, in uw geweten, genieten kunnen; en, 6! dat de betrachting van alle de u hier voor gedelde pligten daar aan dienstbaar zij! . Ik gaa nu over tot het tweede gedeelte, van mijn derde Huk, te weeten: de pligten van de braave Huismoeder af te fchetlen. Ik zal hier in minder wijdloopig behoeven te zijn , dan in de afgehandelde fchets der pligten van den Huisvader; niet om dat haare verpligtingen minder zijn, maar om dat veelen der wederzijdfche pligten , een kennelijken weêrflag op elkander hebben, en derhalven, de aanmerkingen vuor de eerHe gemaakt, ook voor de laatften van nut kunnen zijn. De zelfde orde zullen wij hier wederom volgen, en eerst haare menfchelijke , en vervolgens haare christelijke pligten fchetfen. Als mensch is de braave Huismoeder verpligt, het welzijn van haare huishouding en het (*) Rom. VII. vs. 7.  C 133) het lot van haare huisgenooten, daar aan verbonden, hartelijk te bevorderen; den aanleg, en voortzetting van haare huishouding, in te richten naar den (tand, waar in de Voorzienigheid haar plaatde, en daar mede vergenoegd te zijn. Alles w.at naar de huisfelijke regelen,tot eenevoordeelige verbeetering, onder het bereik van haar vermoogt is , in, het werk te (lellen, en met alle magt ten uitvoer te brengen. Hier toe komen de volgende pligten in aanmerking, en wel wederom, vooreerst: Naarjligheid. Zo wel als de man verpligt is zich in zijn beroep te bevlijtigen , is de vrouw zulks in haare huishouding verpligt. Al het werk daar aan verbonden is voor haare rekening. Is hun beider beftaan zo ruim, dat zij een of meer dienstboden houden kan, dan is getrouw opzicht en beduur haar piigt veroordeelende het gedrag van die verwaarloosters haarer huishoudingen, zo als, helaas! te veel in de waereld gevonden worden , die haaren tijd doorbrengen met uitgaan en volk op te wagten ; die daarvan haare voornaamde bezigheid maaken; het geen daar toe nodig is in orde brengen , en het overige laaten vlo'ten en drijven: of anderen , die, als haare mannen op hunnen arbeid zijn, den tijd met praaten en lanterfanten , bij haare buuren . verkwisten . terwijl de mannen met gefcheurde kleederen loopen, en als zij vermoeid en hongerig in huis komen, naauwlijks war te eeten vinden , ja dikwerf hunnen troost aan de broodkast zoeken moeten. — Foei, zulke vrouwen! eene I 3 braa-  ( *34 ) braave Huismoeder, wars van luiheid, doet zulks niet, maar neemt haaren tijd in acht, en betracht haaren piigt. Zuinigheid moet met naardigheid gepaard gaan. Gewis de man kan veel buitens huis verteeren, maar de vrouw , zonder noodzaake, in huis nog meêr! — „ Een vrouwe kan f, meer verteeren met een leepel, dan een / s, man k>n winnen met een fchepel;" zegt onze Vaderlandfche dichter cats; en van waar komt dit? — Die daaglijkfche kleine uitgaven , niet met oplettendheid bedeed , doen het geld verdwijnen eer men het vermoedt, en zonder dat men dikwerf zelfs begrijpen kan , waar het beland is. Hier delt eene braave Huismoeder haare eer in, om geenen Huiver onnut te bedeeden. Ik zoek hier ondertusfehen niemand te bepaalen , hoe verre de verteeringen uit te breiden: elk riclu te die in, naar de inkomden, en houde vooral in het oog, meer voor, dan achtervvaards te gaan: de oplettenheid in de uitgaven komt bij armen en riiken te pas. Eene braave Huismoeder zorgt vooral, geen verkwister voor haar zelve te zijn. 'Er zijn vrouwen die zulks doen door, buiten haare mannen, lekker te eeten en te drinken; die eens gaarne fmullen, zo als fommigen het noemen; en die wat befchaafder zijn, zeggen , eenige verfnaapering te gebruiken; an^ dere wederom door nondeloozen opfchik, en de verfpilling daar aan verbonden. — „ Dat s, dit laatde plaats heeft, (merken hier moog9, lijk fommige vrouwen aan) dat kan waar ?? zijlij de vrouwtjens hebben het zwak nog  C 135) al eens, dat zij gaarne wat'moois zien; „ ma r bet eerite , komt ongelooflijk voor. Welk eeneoniaarrie vrouw zou nat zijn? — " Dat mogt met recht hetten van den buik " haaren God te maaken." Bravo,mijnevriendi'nen! maar wil ik om u te overtu-gen, daar eens een fpreekend voorbeeld van verhaaien? Luistert dan! Een braaf en ijverig daglooner, trouwde eene jeugdige, fchoone ,en,zo bij niet beter wist, braave , jonge dochter. In de eerite jaaren van hun huwelijk ontdekte de man niets dan alles goeds; hij kreeg eenvouwig, maar goed eeten en drinken; zij nam haare huishouding wel in acht; zij naaide niet alleen haar eigen goed, maar, dit handwerk wel verdaande, deed zij het ook voor andere lieden; en met beider verdienden konden zij rijkelijk bedaan. Van tijd tot tijd , echter, verminderde die burgerlijke overvloed, en 'er kwam geld te kort. De man weetende dat zijne vrouw vrij wat werk had gedaan , en dat deeze verdienden, gevoegd bij het aeene bij won , hen een genoegzaam bedaan gaf, kon dit niet bereekenen. Intusfchen was hunne huishouding met kinderen bezwaard; dit was de vrouw haare toevlugt; en hoewel hij, naar den omflag, kon bereekenen dat 'er echter geen gebrek kon zijn , Was hij voor dien tijd voldaan, en trooste zich om de fchade te herwinnen. Doch niet lang daar na, of de man werd meêr gewaar. Alle haare vrouwelijke fieraaden , juweelen , goud en zilver, welken naar haaren dand, nog al vrij aanzienlijk waren, had zij niet meêr, zij waren gevlogen. Hij vroeg waar die gebleven I 4 wa-  waren? het hooge woord moest'er uit — zi» waren verpand! - en waar toe het geld be- bSf liiTii 9 |^sh™ding: §en hier bleet zij bij. Zo veel echter, dit wist de man wel na te gaan had de 'huisho, Sing ïUt gekost Hij zag haar echter nooit onbekwaam, en veel hefde voor haar hebbende, gaf hij het wederom over, en op haare be ofte van zuinigheid, leende hii geld Pn 1 haar alle haare kleiuSSieS He duu de ZZ zeer kort of zij waren al weïer v rz . X werd hij woedend, maar beteugelde zine drift: en om het goed niet met fchade te verhezen, maakte hij weder geld te kriben en loste het weêr. J Nu echter Lg hf ?e zich met nadruk op toe om te weeten waar in zijns vrouws verkwisting beftond , en werd eindelijk gewaar dat zij het nergends anders xnverfpdde.dan door , in zijne afweezigheid lekker te eelen en dfink deeze fm l'- feËe^V"^ !-,age drempelloopfter , te deelen. Geene dehkatesfe was haar te frUeD 3lS hCt nJet veel Sdd koste, dan Pir^r Waard,J' - da" kon het niet Nu zou de man echter beter op haar pasfen Wat waarde had fl ,ot hij weg , en gaf haar geen geld meêr dan zo veel als Vagelhks, opTe? Zuungde , tot de huishouding nodig PW S Dus voordieevende verheugde zich de man in zimes vrouws verbetering , en zag £ " zif te. vreden was. Maar war gebeurt 'er? haare. klantenv voor wien zif werkte, en van ciewelken z,j (hikken vandoor waarde onder laaten hem op zijne werkplaats wee-  ( 137 ) ten, dat zij hun goed, van zijne vrouw niet weder re rug konden krijgen , en ontdekt hadden, dat het in den lombard ftond ; dit was van den eenen voor en den anderen na ; nu was hij een bedorven man; alles was verteerd, en daar boven was bij in fchulden geraakt. 'Er fchoot hem nu niets anders over, dan zijne kinderen onder goede vrienden te befteeden; zijne vrouw, onder goed opzicht, op 'een klein kamertjen te plaatzen, terwijl hij zelve het zeegat koos ; en dit had niets dan Zijns vrouws keurige tong veroorzaakt. — Zoudt gij dat nu wel hebben kunnen gelooven ? en evenwel 't is waar gebeurd I Nu, dat de vrouwtjens gaarn wat moois zien, hebt gij mij toegeltemd, en dat hier door ook menig braaf man geruïneerd is, zoude ik weder door voorbeelden bewijzen kunnen, zo ik dan niet te uitvoerig werd. Maar is dat dan braaf gehandeld? En dat fomtijds door moeders die een huis met kinderen nebben? Het kan 'er waarlijk niet door. Dat eene vrouw, indien het vermogen zulks toelaat, nog een mooi ftukjen voor opfchik heeft, kan men door de vingeren zien, maar eene braave Huismoeder zal 'er het belang van haaren man en dat van haare kinderen niet aan opofferen. De nodige behoeften, toch, moeten voor alles gaan, en als deeze vervuld zijn dan kan men zien wat 'er overfchiet om de vrouw eens op te fchikken , maar dan nog met maate , want men mag nimmer alles verteeren of tot overdaad befteeden wat men wint. Eene naarftige en zuinige Huismoeder, zal pok (dit fpreekt van zeiven) maatig zindelijk l 5  ( 138 ) zijn. Daar is geen (luk waar in de vrouwen meer van elkmder verfcliillen, dan in de maate van zindelijkheid. 'Er zji 'er die zo maltentig zij i (daarom zeg ik mtatig zindeli,k) dat men beeven moet om haar huis, en nog veel meêr om haare vertrekken, te naderen; en andere vrouwen wederom, daar men, met of zonder drek aan de fchoenen, altoos welkom is; daarmenookwelfchrikken zou om op een doel te gaan zitten. Ik zal mij hier niet ophouden met aan te merken, in hoe verre de vrouwtjens in het noordelijk gedeelte onzer Provincie , van het zuidelijke deel derzelve , veelal, ouderfcheiden zijn ; ik zoek ook geen gefchil met haar te maaken. In beide ftreeken zijn 'er, die den middenmaat houden; en dat zullen alle braave Huismoeders met haar doen; — de maate hier van te bepaalen, is de zaak van een.;n man niet. Ik zal alleen mijne gedachten opgeeven , dat ik, naamelijk, liever eene vrouw wat al te zindelijk, dan al te morsfig zie. Tot de zindelijkheid behoort ook, het huisfelijk goed, en alles wat de kleeding aangaat , heel, fchoon , en in orde te houden. De meeste Vaderlandfche Huismoeders, zullen dit, ge'osf ik, knapheid noemen; den boel knap houden, niet waar? doch, hoe zij her noemen, is mij om het even; bot en plomp is een, zegt het fpreekwoord; ik geef het maar op , in zo verre dit ook wel deegelijkonder de Huis-moederlijke pligten behoort! — Ik heb dit wel wat vrolijk behandeld \ om dat het voor een man, wat zonderling is, de zindelijkheid, eene vrouwe, aan te beveelen; doch, braave Huismoeders, zullen het  C 139 ) het mij niet kwaalijk neemen, en die zulks niet zijn zullen, hoop ik, niet in aanmerking neemen, of het haar vaneenen man of van eene vrouw gezegd wordt, maar haare gebreken 'er door inzien, zich fchaamen, en — beeteren. Tot eene deugdzaame opvoeding, en ocfe~ n'mg der kinderen mede te werken, is mede een piigt, voor de Huismoeder, van het grootfte aanbelang, en de omdandigheden van veele huishoudingen vorderen , dat zij de eerde en voornaamde zij , die hier toe werkzaam is. Dit is uwe post vooral, Huismoeders ' welker mannen in een beroep geplaatst zijn, dat hen, het grootde gedeelte van den dag, niet toe laat in huis te zijn; niet dat zulks hen van deezen piigt geheel ontflaat, om 'er zich mede te bemoeien; neen, het blijft wel deegelijk , ook hunne taak, maar hoe kunnen zulke vaders de geaardheid , neigingen, en vorderingen van hunne kinderen , zo naauwkeurig opmerken , als gijlieden , die uwe kinderen den ganfeheu dag, ten minden als zij van hunne fchoolen of werk t'huis gekomen zijn , onder uwe oogen hebt? Elk van hunne kleine verrichtingen, hunne geringe beuzeltaal, zelfs onder het fpeelen, legt u de harten uwer kinderen bloot; en door deeze gade te Haan, door uwe ooren en oogen, (gelijk men zegt) de kost te geeven , kunt gij hen geheel en al leeren kennen , om daar naar uwe beftuuringen in te richten. De fnipperuuren die u van de huishoudingen overfchicten , bedeed die om de vrug- ten  C Ho) ten van hunne oefeningen te onderzoeken, om de vorderingen na te gaan, die zij in de weetenfchappen , welke gij hen laat leeren, gemaakt hebben: kunt gij die ledige oogenblikken, wel beter beiteeden? — braave vaders zullen jaloersch zijn , op uw geluk, daar zij, door hun beroep, verftoken zijn, om zich met de dagelijkfche voortgangen der kinderen, rechtflreeks, te vermaaken, en, op zijnen tijd, wederom in hunne kinderlijke, onfchuldige, genoegens te deelen. ó Neemt dan ook gewillig en met vlijt, dien piigt voor uwe rekening! Het loon" van uwen arbeid , (die God wil zegenen,) zult gij in uwen ouderdom, door uwe kinderen tot braave en nuttige Leden der Maatfchappij volwasfen te zien, dubbel genieten. Zijn 'er dochters onder uwe kinderen; vormt daar kundige huishoudfters van. Leert haar de huishouding, in alle derzelver bijzonderheden, kennen, niet alleen om dezelve te kunnen beftuuren, en beöordeelen, maar ook, wanneer haar vermogen bekrompen mogte zijn, of fomtijds de nood het vorder*, zelf de handen aan het werk te kunnen flaan, op dat de waereld niet meer vervuld worde met handelooze vrouwen, waar mede zo veele braave mannen, getrouwd zij'ule , bedrogen en bedorven worden. O iderwijst haar (of laat haar onderwijzen) in alle de wetenfchappen , en handwerken, die haar nuttig kunnen zijn, en zo veelen voor u mooglijk zijn te betaalen ; dit is het beste uitzet 't welk gij haar eenmaal geevtn kunt. Leidt haar vooral op, tot dcsi  C 143 ) ze dagen, is ook tot de dienstboden doorgedrongen, en deeze, veele behoeftens uiaakende, vervoeren hen dikwijls tot oneerlijke daaden, terwijl het algemeene bederf der zeden , hen de verleidingen der driften fpoorloos volgen doen. Deeze beide hoofd-ondeug» den , eenmaal plaats grijpende , hebben gevolgen, die onbereekenbaar zijn; flechte gedraagingen van minderen aart , vloeien hier uk voort, welken, te famen genomen, de gemeene oorzaaken zijn, dat 'er van de twintig dienstboden naauwlijks een is , die zijnen piigt betracht. Eene algemeene verbeetering van dezelven ware zeker eene allergewenschte zaal>'. Ik beklaag de ongelukkige Huismoeders, die met bedorven dienstboden (*) zijn opgefcheept , van ganfcher harte. Dezelven te verbeeteren is, zekerlijk, een moeilijke post. — Maar echter, lieve Vriendinnen! zouden zij niet fomtijds nog wel te verbeeteren zijn? Over het geheel zult ge mij andwoorden: Neen! dat is den mooriaan gefchuurd." Uw andwoord is beflisfend, maar, of het wel gegrond is, weet ik nog niet, ten minden als gij alles doet, wat daartoe voor u mooglijk is, dan hebt gij wel gedaan. Laaten wij het eens onderzoeken: Vooreerst, leert g j haar wel, alle haare pligten kennen? Veelen , toch, zullen 'er onder" frijn , die onbedreven en onkundig zijn in alle de bijzonderheden, welken haare taak uitmaaken, en niets dek ons meer aan allerleije dwanlingen bloot, dan onkunde. Derhalven, leert gij haar alle de dienstbaare pligten £*) Dietistmeisjeru hebben we hier bijzonder op het oog.  C 144 5 ten. Legt u daar, met nadiuk, op toe, en om hier in wel te flaagen, laat haar nooit aan zich zei ven over, maar, als eene braave opzichteresfe van uwe huishouding, laaten geenen van alle haare verrichtingen, immer, uwe opmerking ontflippen. I en anderen: zijn uwe vermaaningen en beltraffingen wel beftendig? of, zijt ^jj het eene oogenblik bij overijling driftig, maateloos, onftuimig en onverllandig in uwe beftraffingen, terwijl gij het andere oogenblik door een laage toegeeflijkheid, blind voor haare verkeerde verrichtingen en misdaadige handelingen zijt, Ja, de vrouwmens zijn immers hier wel wat aan vast? — En waarlijk, (geloof mij) dat deugt niet. Want , keren zij u eenmaal daar voor kennen, dan zullen ze u in-die onvergenoegde oogenblikken , maar laaten uitraazen, en naauwlijks hebt gij u omgekeerd, of zij gaan haaren ouden tred. Blijft hierom u zelve geliik. Het geen gij haar heden zegt, floot dat morgen , door geene verkeerde goedhartigheid, omverre. En eindelijk: als uwe Dienstmeisjens van ü vertrekken , en zich in eenen anderen dienst befteeden zullen, dan komen de Huismoeders bij elkander, om het gedrag en de bekwaamheden van de dienstbaaren te onderzoeken: En worden dan deeze getuigenisfen oprecht gegeeven? Veelal het tegendeel. De Meisjens neemen haaren flag waar, als de vrouw van haare eerfte moeilijkheid bedaard is, eri verzoeken om goede getuigen, dan komt 'er een Verkeerd mededegen boven „ ja! wat zal men ,, doen?  C' 145 ) „ doen? —: zij moeten toch door de wae« „ reld," en onder belofte van, den overigen tijd , haaren dienst wel waar te zullen neemen, worden de misdaaden , zo niet geheel bedekt, voor 't minste, zo wat bewimpeld ji en op hoop, dat zij onder een ander gezag haare, zogenaamde , kleine gebreken verbeteren zullen, wordt, fomtijds, de beste vrouw, met de flechtlte Dienstmeid bedrogen. Beste Huismoeders! voelt ge nu niet hoe onvergeeflijk gijlieden elkander in dit opzicht bedriegt, en hoe gij hierdoor zeiven de bedervers van uwe Dienstboden wordt ? Gij ftijft haar in het kwaad, door de bewustheid dat het, op het ergst, genomen , met verhuizen te doen is, en gij wel zo goed zult zijn , om haar weder voord te helpen; en zoudt gij met mij niet gelooven, als gij elkander hier in getrouw waart , en onbewimpeld haar llecht gedrag, in het helderst daglicht ftelde, dat 'er 1'poedig, vrij wat verandering onder de dienstboden komem zoude? Een van beide zoude dan zeker zijn, zij moesten zich beeteren, of, door geen dienst te kunnen krijgen , van gebrek vergaan. Leen dan ook, zelfs uit haare verbastering uw piigt, om haar als braave vrouwen wel te befiutiren; en als gij de drie voornaamfte bijzonderheden, in derzelver voile uitgebreidheid, daar toe, onder anderen, in acht neemt, zult gij, in eenige maate zeker, zo niet geheel, in uw oogmerk om goede dienstboden te verkrijgen, flaagen, terwijl gij tevens bevorderlijk zult zijn, aan uw eigen huisfelijk, en aan haar perfooneel, geluk.  C H6) Ik za! nu de verpligtingen van de braave huismoeder , als Mensch, niet verder uitbreiden , en gaa nu over ,om die van haar als Christen te befchouwen, en kortlijk optegeeven. De hoofdzaaken komen wederom met de Eligten van den Huisvader in dit opzicht, zaaelijk, overéén, en het is haar hoofdpligt, om de goede poogingen van deezen, ter betrachting van die pligten, niet te wederftaan, maar, in tegendeel, met al haar vermogen te bevorderen. Zo is dan de braave Huismoeder verpligt, om den openbaaren Godsdienst naarltig en hartelijk waar te neemen; de zulken onder haare huisgenooten , die meer of min onverfchillig zijn, in deezen gewigtigen Christenpligt, daar toe aan te fpooren en te vermaanen, hen tevens het fchadelijke, van een ongodsdienftig leven , voor oogen Hellende. Heeft zij het geluk, dat ook haar man waarlijk godsdienltig is, dan moet zij zich met hém onderling vereenigen, om deezen piigt, met ijver, te hetrachten. Heeft de man Hechts de beginfelen in zijn .hart, dan moet zij dezelve zoeken ann te kweeken , uit te breiden , en vooral zo zorgvuldig als mooglijk zij, waaken, dat deeze heerlijke zaaden van godvrugt, niet worden gefmoord, maar opgroeiende , vrugten mogen voordbrengen, die het geloof en de bekecringe waardig zijn. Doch heeft hij, helaas! de beginfelen van godvrucht niet, ■— wel, ongelukkige vrouw! dan beklaag ik u, maar echter verlies ook dan den moed niet; fpan alle uwe krachten in, om zijne liefde voor dien zaligen dienst te doen ontbranden 5  ( ) den; gaa hier in niet met drift, en nog minder met verwaandheid, te werk ; lees den fpoorfiag, tot deeze uwe heilzaame poogingen , in de reeds aangehaalde drangreden van paulus: „ Want wat weet gij, wijf! ,, of gij den man zult zalig maaken ? of „ wat weet gii, man, of gij het wijf zult ,, zalig maaken?" En God zij u beiden genadig .' Leg vroeg de zaaden, van deugd en godvrucht, in de harten uwer kinderen; laaten de drangredenen hier toe, bij u dezelfde zi:n, die ik reeds , over de opvoeding fpreekende, u heb voorgehouden. En volg hier wederom dezelfde regelen weêrkeerig na, die ik den braaven Huisvader, naar mijn beste vermogen , heb voorgedraagen. Doe dat ook ten opzichte van uwe dienstboden , en houd vooral in het oog, dat waarlijk Godsdiendige niet anders dan braave , eerlijke , oppasfende menfchen kunnen zijn. Dus moet gii, braave Huismoeders .'dan ook den Huisgodsdienst levendig houden. Uwe mannen blijven, wel is waar, de openbaare voorgangers in denzelven, maar af-of aanraaden verfchilt veel in de betrachting. Tot de daaghjkfche onderwijzingen en vermaaningen van alle uwe huisgenooten, ligt ook op u dezelfde verpligting, Aan de twee tegenwerpingen , die veele Huisvaders maaken zuilen,en welken ik heb zoeken op te losfen, kunt gij veel toebrengen, om die uit den weg te ruimen. Gaa hierin op deeze wijze te werk: ontdekt gij befchroomdheid bij uwe K 2 man  C 148) mannen, uit vreeze voor hunne onbekwaamheid, moedigt hen aan om hun best te doen, en zo zij eenmaal , een begin hebben gemaakt, keur gij dezelve goed. Betoon hen 'er telkens uwe vergenoegdheid over , en zorg vooral om nimmer noodelooze aanmerkingen , op hunnen, fomtijds, zeer eenvouwige wijze van uitvoering te maaken. En aan den anderen kant, gaa hunne vrees voor verwaandheid, in dit opzicht op dezelfde wijze te keer; zorg vooral hen nooit in hunne godsdienstige verrichtingen , ongegrond, van verwaandheid, te befchuldigen , en (dat verder gaan zoude) hem nimmer in dezelve te befpotten! — Dit klinkt wel wat fterk , maar echter verkeert gij in het gevaar. God bewaare u daar voor! — Terwijl gij tevens op eene befcheidene wijze hen kunt beveiligen , om niet tot verwaandheid over te (laan. Beide deeze tegenwerpingen komen uit geen kwaade beginfelen voord; zij hebben haaren oorfprong uit een nederig harte, maar hier echter zouden zij fchadelijk kunnen zijn, door hen van het goede, en zelfs van.hunnen piigt ,te onttrekken. Neem ook, braave Huismoeder! uwe zedelijke yerpligtingc in acht. Houd de belangrijke wetten in het oog, u door de goddelijke voorzorg ten richtfnoer gegeever. — Gegeeven uit vaderlijke liefde ter bevordering van het algemeen geluk. — Houd die geftadig aan alle uwe huisgenooten voor, en bijzonder ook aan uwe tedere kinderen. — Zoek de heerfchende gebreken , waar voor het fchijnt dat de vrouwen meer algemeen vat-  c i49 ) vatbaar zijn, om 'er zich aan te onderwerpen, te keer te gaan; — gij zoudt nu mooglijk boos op mij worden, indien ik eens eenige daar van Wilde opnoemen ; ik zoude het echter, met een goed oogmerk, doen, niet om u te beleedigen: maar wel , zo het mooglijk ware u gelukkig te maaken. Ik zal mij echter hier nu niet verder inlaaten. Elk onzer heeft zijne gebreken, en voor het einde deezer Verhandeling. hoop ik gelukkig genoeg te zijn, elk de zijne te doen gevoelen, bijzonder dezulken, die het huisfelijk geluk verwoesten ; — ik zoude mij zeiven intusfcheti geluk wenfchen, indien ik verzeekerd werde, dar dezelven minder algemeen plaats grijpen, als ik mogt c nderltellen. _ Hoe gelukkig zoude zulk eene mistasting zijn ! Hier mede zal ik het eerste Hoofddeel deezer Verhandeling, naamenlijk, de fchets der verpligtingen voor brave Huisvaders en Moeders , voor beandwoord houden, en over» gaan tot het tweede gedeelte. — Te weeten : B. „ Aanwijzing der gemeene oorzaa,,.ken waar door in zo veele huishoudingen , zo weinig geluk plaats „ heeft." Om hier in te flaageu, moeten wij vooraf weeten, wat wij door huisfelijk geluk te verHaan hebben. . Dit recht begrijpende, dan volgt van zelfs, dat alle middelen en wegen welken hier toe niet mede werken, maar integendeel recht daar tegen aan loopen, de gemeene oorzaaken zijn, die dat geluk verhinderen plaats te hebben. Dit zal derhalven onze K 3 toet-  C 150) toetslteen zijn, en ons den weg baanen, langs welken wij hier wandelen moeten. Door het huislelijk geluk verdaan wij: de oyereendemmmg van twee, door het huwel jk , aan elkander verbondene harten, welks echtverbindtems gegrond is op goede beginfelen ; dat is te zeggen, oorfprónglijk uit zuivere, hartelijke, en oprechte liefde, zonder eenige andere oogmerken dan, om de handen in een te liaan,ien einde , onderling, recht gelukkig te leeven; — dat te doen door eenen vertrouwelijken vreedelievenden, deugdzaamen en godsdfenftigen wandel; — door de lasten van eene huishouding, en van den rampfpoed die hen in het leven tr ffen kan , met gemeene fchouderen te draagen; ■— door geen dagelijkfcbe onaanseuaamheden , (waar van toch elk zijn deel in de waereld heeft,) en nog minder door een fpoorloos gedrag; elkander eenigen aansloot te geeven, ■ door'wederzij isch nier hard, bits, of overheerfchend, maar integendeel, vriendelijk te zij'1;— door allen naleeligen invloed, van wien het dan ook zij, zonder verfchoonin^', af te wijzen, en den minden indruk , welke daar door zich in het hart mogt nestelen, geheel uit te roeien , en te verdooven, ■— en eindeli k, om de wcderzijdfche pligten, recht hartelij re betrachten. Ziet daar, eene korte, zaaklijke, fchets der middelen, weken het huisfelijk geluk doen bloeie 1 , en ziet daar tevens, een bundel van bijzonderheden , die mij eene rechtllreekfche aanleiding geeven, om de gemeene oorzaaken, die  die dat zelve geluk, uit zo veele huishoudingen verbannen hebben, op te fpooren S Eene huishouding komt uit een huwelijk voord, en derhalven ook het huisfelijk geluk of ongeluk Ik leg dus het huwelijk tot den grondflag, en onderfcheide dan de oorzaaken, die het geluk dat daar aan verbonden, en daar van het gevolg moet zijn, in twee foorten. , TT a Verkeerde Beginfelen tot het Huwe- b Ongelukkige gevolgen van het zelve, daar de beginfelen echter goed kunnen zijn. a. Wat het eerste betreft; De verkeerde be. sinzehn tot het Huwelijk: zijn drieërlei. $ Huwelijken zonder toereikende broodwinning. SS Huwelijken, enkel uit belang. — en §§S Huwelijken, enkel uit natuurlijke drift ondernomen. § Een huwelijk zonder een toereikend bedaan te beginnen, is armoede aan het einde. Behoef ik dit wel uitvoerig te betoogen ? Is niet elk uwer, Huisvaders en Huismoeders ! in ftaat te bereekenen , dat het gebrek , het natuurlik gevolg van zulk eene onbezonne onderneeming moet zijn? - Wij mogen immers op geen wonderwerk reekenen» — ae K 4. ra"  raven, zullen hen niet van brood Voorzien, gelijk den Profeet, waar van gij zeker in derf Bijbel geleezen hebt; die tijden zijn voorbij. — wat raad dan wanneer de weinige voorraad verteerd, en 'er geen geld bij verdiend wordt? — Moedeloos, verdrietig, gémelijk, worden de fchulden op elkander gefchoven , en raazende van honger, van welken welligt de onnoozele kinderen kermen , ftookt men een hel van twist. Eene Echtverbindtenis derhalven aan re gaan, zonder vooruitzicht om voor eerlijk verkregen middelen, brood te koopen, teekent gebrek aan gezond verltand. — Gij hoort zo gnarn een voorbeeld vernaaien, om uwe denkbeelden op te helderen; daar valt 'er mij één te binnen. L-e e np e r t zonderzorg w8s de jong- fievan zeven kinderen , welker Vader een tamelijk gegoed Burger was. Als een braaf man , had hij,naar zijn vermogen, noch kosten , noch moeite aau zijne kinderen gefpaard, om hen de nodige weetenfehappen , tot eene burgerlijke opvoeding behoorende, te doen verkrijgen, en had ook het genoegen, eenii>e van hen ,voor zijnen dood , wel gevestigd te zien. Toen leende ut twaalf jaren'oud geworden , en van de fchoole t'huis gekomen was, verkoos hij uit eenige handwerken, hem door zijn Vader voorgelteld, het Katoendrukken te leeren, en werd dan ook, in gevolge deeze keuze, op eene drukkerij befteld. Leende r t was fpeelzi. k , en bleef zo lang op zijn werkplaats, als hij door zijn Baas, en zijne Ouderen daar roe verpligt werd, en langer niet; maar, tot zijn ongeluk verloor bij den  C 157) tuin te maaken, en juist hier door ongelukkig worden. Even alzo is het gelegen, met een huwelijk uit belang. Alleen zijn de ongelukkige gevolgen van eenen anderen aart. Wat baaten een dief ziin verkregen fchatten, als hij voor den Rechter gegrepen en gevonnisd wordt V Hij ontvangt een geduchte ftraf, het loon van zijne gruuweldaad, en alle zijne fchoone,ingebeelde, uitzichten,zijn vervlogen. — En wat baat eenen, uit belang getrouwden , zijn verkregen goed, als hij de vreede en onderlinge liefde, die bronnen van huisfelijkegelukzaligheidmisfen moet? Naauwlijks getrouwd zijnde, gevoelt men eene ledigheid in het hart, die duidelijk aanwijst, dat men niet op den perfoon, maar wel op de bezittingen verliefd is geweest. Dit baart zelf-verveeling, en deeze wedêrom een onvergenoegd, gémelijk humeur , dat_ in huis den voet dwars zet, en de, voor weinige dagen , gewaande liefde wordt in eene wreevelige haat, en dikwerf in eene eeuwige twist herfchapen; of, men zoekt in de bron van het huwelijk, (de bezittingen naamelijk) verzadiging van genoegen. Dat dan weleer zegeningen waren, worden nu tot een vloek; is het een man, hij wordt uithuizig, en doet veele noodelooze onmaatige verteeringen; is het eene vrouw, zij wordt eene verwaarloofter van haare huishouding, en geeft zich over aan verkwisting; de inkomden verminderen , en het gebrek maakt hunne hoofden berooid; en wanneer alles verteerd is, (ik zwijg van erger gevolgen!) worden zulke ramp-  Maar, toen de whtebroodsdagen geëindigd waren, begint de vnuw haaren man te verveelen. Zij dit bemerkende, wantrouwt hem, en wordt eindelijk volflagen jaloersch. Zij kon dit niet verbergen. — Hij wordt wreevelig. Zij houd vo!. — Jan fpat uit en gaat aan de hol, De kleerèmakerij raakt in de war — Hij berooid weder t'huis komende , raaken zij handgemeen , en eindelijk van elkander , huwelijk, broodwinning, — alles weg. -— Wat had. nu jan, met zijn zogenaamd gemaakt fortuin , gewonnen ? Hij was baas geweest, doch kon nu agter den dijk loopen; te vooren, een braaf ijverig kaerel, en nu mooglijk een losbol! —• was jan niet duizendmaal gelukkiger geweest, als hij een vrouw naar zijn zin had getrouwd, die hij waarlijk lief gehad, en zij ook hem wederom bemind had? al ware hij dan ook zijn leven lang, knegt gebleeven, wat zwaarigheid? Hij had dan vreede en ten gevolge daar van, honderd andere genoegens in zijn huis genoten, welken hem zijn lot aangenaam hadden gemaakt, daar hij nu in armoede vervallen, en voor altijd, door de wroegingen van zijn geweten, bedorven was. ,, Met nadruk moet ik hier opmerken, dat om het geluk in het huwelijk bedendig te doen zijn , voldrekt noodzaakelijk is , dat de perfoonen, welke een huwelijk zullen aangaan, in jaaren, zo na mogelijk, gelijk ftaan. Een jaar vier d vijf ouder of jonger zo als de vrouw van jan, met haar eerde man hendrik verichUde, dat kan nog door  altoos, in het verdriet gebragt; zondef nagedagten in hoe verre zij, in haare meergevorderde jaaren, over een konden Memmen, met den mindergedwongen, hoewel anders oppasfende braaven jongeling. — Haar reden, zweeg. — jan zag 'er wel uit! — en dit was genoeg. Eene vrouw van 45 Jnaren, seeft haare driften den ruimen teugel. Hoe veel gevaar loopt de onervaarene jeugd dan niet? - deeze, nog minder gewoon om alles door te denken, en in het eerfte vuur en de gelegenheid tot verzoekingen zijnde, ftaat elk oogenblik bloot zich in een onherroepelijk verderf te Horten. Zonder ondervinding zijnde, is de minfte dierlijke aandrift der natuur eene opvatting van hartelijke liefde. Weinig met de andere fexe in verkeering geweest zijnde, (het zij dan dat de nieuweling in de liefde een jongeling of jonge dochter is ;) zo hebben zij ook weinig onderfcheid leeren kennen, niet genoegzaam altans om de noodzaakelijke overeenftemming, in de waare liefde van de valfche en niet in het hart gegronde liefde, te onderfcheiden. Een paar jonge lieden , het welk elkander bij de eerfte ontmoeting behangt , noemt dit . elkander te beminnen. De jongeling vind zijn meisjen fchoon , zij hem niet minder welgemaakt, en men maakt geene zwaarigheid meer, de'-ze beginfelen gewigtig genoeg te achten, om *er een huwelijk op te beginnen. — Gewiarige beginfelen , waarlijk! maar die beter zouden te "pas komen, wanneer de echt voor drie dagen gefloten werd. L Au-  Anderen gaan fomtijds , f>laas! maar aï te veel,) nog verder, voor den voltrokken ecit; door de verhitte verbeeldingen vervoerd, plaatst de ontucht zich op den troon, en doet de dierlijk verliefden zich fchandeJp te buiten gaan; getrouwd of niet getrouwd, als de driften van zulk eene liefde voldaan zijn, dan zijn de beginfelen verdoofd, en de harten worden aan eene aaklige ledigheid, en verveelende eenzelvigheid overgelaaten. In het eerfte geval, hebben zij nog haare eer behouden, maar in het laatfte geval zijn zij aan de elendigfte gevolgen, aan eene onhenoepelijke fchande, en eene aanfluit,na/e va" al wat eerlijk denkt, blootgefteld. s ^aar a1 zijn zij getrouwd, wat toch is er van een huweli k te wagten, welks aandrift met die van de redenlooze heeften gelijk (laat? — wat toch is 'er voor huisfenjk geluk te wagten , daar de harten ledig 2iin' nier  C 169) niet is af te keuren. Overal waar oprechte Usfdé in een huwelijk plaats heeft, heerscht ook jalouzij, deeze is een ingefchaapen drift, die niet alleen de natuur eigen, maar zelfs prijswaardig is, dewij'1 men, zonder dezelve, geen belang, in de volltrekte bezitting van elkander , dellen zoude. Voor zo verre , derhalven, als zij de welmeenendheid, en oprechtheid van het harte teekent, is zij geoorloofd; doch wordt ook vaak misbruikt. Hoe menig jaloerfche man, die, op de minde vriendelijke wenk, welke zijne eerlijke vrouw, door oprechte en gulle vriendfchap gedreven , aan een ander man, of jongeling ontfnapt, in vuur vliegt! en teekent zich reeds voor zijne verhitte verbeelding, de volftrekte fchand-daad van echtfchending door zijne vrouw? En hoe meenig eene jaloerfche vrouw, die op dezelfde wijze omtrent haaren braaven man verkeert? — bleef het dan nog maar bij de gedagten, maar neen! men kan zulk eenen hoon niet verkroppen. Men zoekt eerst alle gelegenheden , om elkander op de misdaad te betrappen; doch dewijl die nooit gepleegd wordt, wil dit ook nooit gelukken. — „ja, dat helpt echter „ niet, men heeft de vriendelijkheid niet te ,, vergeefs gezien, het verraad is zeker; daar ,, fchuilt een adder in het gras," doch alle naarfpooringen zijn te vergeefs: nu wordt de jaloerfche woedend, niet alleen om de gewaande ontrouw zelve, maar vooral om de verbeelding, dat hij (of zij) zo hstig bedrogen wordt. Eenige dubbelzinnige verwijtingen gaan vooraf, en deeze worden geL 5 volgd,  •( ito ) Ëfc»S£ d«uitbra^ingen der openlijke befchuId.Ring. De bedaardfte wederIeagi„V, de oppechtfte verzekering van trouw, en de tederfire lief kooz-ngen , van den onfchuldig ^ledigden man , (0fvrouw,) - niets kan baaten. het is even as of een jaloersch man, eenen minnair bij zijne vrouw in het bed wil vloeken, en of een jaloerfche vrouw, met haare vuurbraakende oogen , haaren man , naar *jne gewaande hoeren, jaagen wil. — Waar b.ijft in zulke huishoudingeu het geluk* — Ongelukkige meufchen! - het gaat op even de zdfde wij« met uwe jalouzij, als het met de wantrouw gaat, nimmer vind ge bij uw zeiven rust, en alle uwe huisfelijke zaligheid wordt verwoest. 5 * In de dagehjkfche verkeering zich onver Handig tegen elkander te gcdraagen , is eene groote oorzaak, welke de huisfelijke rust verftoort. Ik zal de bijzonderheden , die in dit voortel z-ch op doen, kortelijk voordraagen. K1k heelt zijne gebreken, het zij man of vrouw; jonge lieden moeten zich derhalven, m de grootfche verbeeldingen, die hen, dooi* gaans, bij het aangaan van een huwelijk eigen zijn , nooit voordellen, dat zij met engelen trouwen, en dat hunne wederhelft volmaakt zal zijn. Tuist deeze overdrevene, en meêr dan _ menschlijke verwagtingen van elkander, zijn oorzaak van groote te leurdel. hngen. Nauwlijks getrouwd', of beide echtgenooten, ondeivinden, dat zij menfchen eeWeven zijn. Nu zouden beide partijen, wel haast, in het rienkb-eld kunnen vallen van bedrogen te zijn — van een ongelukkig lor in  C 171 ) in het huweliik getroffen te hebben; en dit verieetert niet, naar maate dat de beflommerintten van eene huishouding grooter worden. In het vrijen had men over niets dan vermaak met elkander te handelen, maar nu getrouw 1 zijnde, handelt men, over de wijze om huis te houden, om te kunnen bedaan, en de beste regelen daar omtrent in acht te neemen. De Man begrijpt het dus , de vrouw wederom anders. De man verbeeldt zich, evenwel, meeller te zijn, en de vrouw verbeeldt zich, niet getrouwd te zijn om zich over het hoofd te laaten zitten, en ziet daar Zijn de poppen aan het dansfen. Een gansch boekdeel , zoude men over zulke huisfelijke kibbelpartijen, kunnen volfchrijven , welken,in derzelver beginfelen recht befchouwd, allen maar om te lachen, en befpottelijk zijn; doch, niet bij tijds, verda 'dig, voorgekomen , menig eene huishouding in den grond bederven. Om echter hier over niet nutteloos wijdloopig te zijn, en dewijl het doel der edele Maatfchappij, in alles de verbeetering is, zo zal ik mijne gedasten beknopt opgeeven, welken de beste middelen zijn, die jonge lieden in het werk moeten ftellen, om die daaglijkfche verfchillen voor te komen; en zulke Huisvaders en Huismoeders , welke reeds voor lang getrouwd zijn,. en bij wien dit kwaad reeds diepe wortelen heeft gefchoten, kunnen dezelfde middelen gebruiken, om dit verderf wederom geheel uit te roeien, en de gelukkigfle genoegens, door vreede en rust, in hunne huishoudingen le herdeden, ^ Dat  C 17a ) Dat de mart het hoofd is in een huisgezin, is eene waarheid, die op den Bijbel gegrond is. Maar heeft de Voorzienigheid, door hem daar voor te doen erkennen, hem een overheerfchend gezag gegeeven? d Neen! dan zoude het geflachte der vrouwen aan dat der mannen, als flavinnen aan haare dwingelanden, onderworpen zijn. — Wat dan? de man is als het hoofd verpligt, een voorganger te zijn, in de betrachting van alle menfchelijke en godsdienftige pligten, door zijn, veelal, doorzichtiger verftand , en fterker geest, de zwakker vrouw te beftuuren, haare gebreken te hulp te komen, met zachtheid te leiden, en tegen alle beledigingen, die haar mogren worden aangedaan, krachtdaadig te handhaven, te verdedigen, en te befchermen. — De vrouw daar tegen , bchooit hier van ook geen misbruik te maakenzich geen denkbeeld te vormen: „ Ik ben een „ zwakke vrouw , ik kan doen wat ik wil, „ en mijn man moet maar toegeeflijk zijn." Wanneer de man haare gebreken met verftand en zachtzinnigheid, haar, overtuigend, doet zien, moet zij het ook gewonnen geeven • en in zulk een geval komt voor haar bet denkbeeld te pas: „ Mijn man begrijpt dit „ beter dan ik, en daarom moet ik mij naar ,, zijne verftandiger befluiten voegen, en ,, daar aan vriendelijk onderworpen zijn." Zulk een weêrkeerig verpligtend gedrag, ka'n niet anders, dan de ftille en zalige rust, in eene huishouding beftendig doen heerfchen. Elk heeft, intusfchen, zijne bijzondere humeuren. De mannen zijn in 't algemeen, zeer  C 173) zeer» opMuivend; bij de minfte ingebeelde belediging, maaken zij zich,in een oogenblik, zo vervaarlijk driftig, dat het fchijnt als of zij alles zullen verdelgen , wat hen omringt. Het is elk zijn piigt om daar tegen te waaken, en die driften in haare beginfelen , met nadruk te keer te gaan. Dit gebiedt niet alleen de goddelijke wet , maar ook vordert zulks het 'behoud der gezondheid ; en, daar het thans hier op aankoomt, het belang van hunne eigen zaak vordert zulks; zelden zal men met drift een goed oogmerk bereiken, maar integendeel, weder bedaard zijnde, berouw over zijne driften krijgen, en door dit berouw dezelven zoeken te vergoeden, met meêr toegeeflijkheid , als bedaard gebleven zijnde, noodig had geweest. — Doch, ook de beste voorneemens, kunnen ons, fomtijds hier voor niet bewaaren. Gebeurt het dan al eens , dat de man driftig wordt, dan moet de vrouw dit niet met drift beandwoorden, dan loopt alles in de war; maar, door haare vriendelijke zachtheid, den man zoeken neer te zetten, en niemand zal hier toe beter in ftaat zijn dan zij, te meêr, (gelijk ik reeds elders gezegd heb,) om dat driftigen, na bedaarde drift, altoos voor reden vatbaar zijn. man zal het hoofd in den fchoot leggen, en gewis, te minder gevaar loopen, om die zelf. de drift, op nieuw gehoor te geeven. De vrouwen daartegen, zijn, in het algemeen, wel zo ligt. niet driftig, maar eens in het vuur geraakt zijnde, zijn zij moeilijker tot bedaaren te brengen ; en haar opzet eens aan den gang zijnde, wordt niet ligt in  c m) haart ÜmÖW^ ^ '» to flnan ^ ihat> om tot uiterftens over w?i met-a[le m°ogl')ke zach.beid, te be- bêleed£n Zfh Zor^ldi§ « wagten'haar te beeedigen, en bijzonder, haar te tereen en Sr wc?' dS0118!1? VdaL zij eel)maal 'dr 2 ftf TlHk 'van 'HP h6eft „hij °0k het ^oot. |^^«^^ ge" rg Ln^ ^ "«e gevolg ^llefiaailmerki1ngen' die mannen, 0f vrouvrJ'ef Z°Uden Willen matten- ,, S " I W m0£St, 20 niet a» of:',', Miï man moest anders zijn." Geef ik gèen ge" banen ^fZll^ VfScht in nanen. Wij hebben allen fchuld , en wit moeten das ook , allen, „,„ Je b', g WJ gen zoeken, welken wij om j, rSaeWte gevoI;e„ ,„or te konten, bewa„dele„ „Si„? een bedaard en soed vnnm«m.„ ' gucu voorneemen , s morsen* ontwaakten, dat 'er zelden »„iïr » makkelijke gedeldhefd ^ ^de^S" Wtj moeten, intusfchen , om deeze le? wei te onthouden, altoos maar het Voorbedd vol-  ( 175 ) volgen van den man en de vrouw, van de. welke men verhaalt, dat een verdrag gefloten hadden , wanneer de vrouw geemelijk opitond , zette z.'j de muts verkeert, en wan« neer de man knorrig was, zoude hij den b' ed fcheef zetten, en naar dit teken, zoude zich de ander beurt om beurt moeten gedraagen. Een zonderling verdrag , niet waar? — maar het was toch goed, en zulks volgende, zoude alles zich wel in het vriendelijke fchikken. Man en vrouw moeten zich altoos wachten, van over elkandersgebreken , aan anderen te fclaagen. Zij maaken daar door hunne onderlinge verfchillen openbaar, en elk die dezelven hoort, zal de fchouders optrekken, zwij- fen, en van achteren zeggen; ,, daar twee ijven hebben beiden fchuld," en zullen zich voordaan voor die klaagers wachten, als voor de pest, terwijl elk, die wel denkt, hunne openl jke klagten ten derkde zal veroordeelen. Het beste is, indien men eenigszins over elkanders gedrag ten onvreeden is, zulks "onder vier oogen aan elkander, in het vriendelijke , voor te houden, en dan de piigt van vergeeving, oogenblikkelijk na het verfchil, weêrkeerig, uit te oefenen,en denzelven (hoe dikwerf het dan ook zij,) onbepaald te herhaaien. Dit zal de beste gevolgen hebben, en dan komen 'er geene vreemden aan te pas. Loopt het echter, onverhoopt, zo verre, dat 'er bemiddeling van buiten nodig is , dan doen man en vrouw het beste, verftandige en eerlijke lieden te kiezen , is het mong. Jüjk, uit hun eigen gedacht, endaar aan hunne  nc bezwaaren bloot te leggen; en deeze moeten op de waarheid gegrond zijn, tn , ten dien einde, niet achter den rug, maar in beider tegenwoordigheid gefchieden, op dat elk zich verdeedigen kan, en de bemiddelaars, eene rechtzinniee uitlpraak kunnen doen, om is het mooglijk, de verdeelde harten weder' te hereenigen. Doch, voor hen, die dat niet verkiezen , maar volftrekt elkander willen verlaaten, voor hen heb ik geen middelen aan de hand; ik laat hen over aan hun eigen , maar rampzalig, lot. Nooit moet de man, de achting voor zijne vrouw, en ook nimmer de vrouw het gezag van haren man, ongeltraft laaten beledigen bijzonder door geene dienstbooden, of die van hun afhanglijk zijn; krachtdaadig moeten zij elkanders recht handhaven, en verdeedigen , dat 'er de waereld een fpiegel aan heeft. Dierbaare Echtgenooten! allen gij, die belang (lelt in het huwhjks geluk , volgt deeze regelen na. Bidt God hartelijk om 'er u toe bekwaam te maaken, en gezegend zullen ook deeze uwe poogingen zijn. Nadeelige invloed van buiten wordt, dikwerf mede eene oorzaak van huisfelijken twist' en verdeeldheid, en is zo allerfchadeh'jkst! dat braave mannen en vrouwen , zich met de grootfte zorgvuldigheid wachten moeten, daar aan ooit gehoor te geeven ! Dat zij vrij 'te°-e'n de zulken, die het immer waagen durven tegen een van beiden, tot nadeel van hunne wederhelft, te fpreeken, los trekken met al het vuur dat ben de liefde in het harte geeft • dat zij, onbewimpeld, hen het onbetaamelijkel. van  c w> van zulk een gedrag doen zien , en rondborftig verklaaren voor onderraijners en verwoesters van het huisfelijk geluk; zo zal men hen, eens vodral, den moed beneemen, om 'er ooit weer den mond van open te doen. .Zulk eenen invloed, kan .onderfcheidene beginfelen hebben, en heeft fomtijds zijnen oorfprong, uit de harten van reeds bedorven echtgenooten, welken zich de fchadelijke gewoonte eigen gemaakt hebben, van huiskrakeckn te houden. Het is niet genoeg , dit vergif van hunnen eeuwigen twist, in-hunne harten te hebben opgefloten > maas zij zoeken bet ook te verfpreiden, over allen die hen omringen. Het fchijnt als of zij de wetten, die door de twecdragt in hun huisfelijk koningrijk, (als ik het zo eens noemen mag,) zijn ingevoerd, tot wetten voor alle de huishoudingen willen maaken, die onder het bereik van hunnen invloed zijn. Het is dus in het algemeen fchadelijk , met verdeelde huisgezinnen , veel , en gemeenzaam te verkeeren, zelfs het aanhooren van hunne verfchiüen kan voor vreedzaame echtgenooten, van nadeelige gevolgen zijn. En wanneer zij ongelukkig, voor zulk een in gefchil loevende man en vrouw, verfchillende partijen trekken, moet 'er noodzaaklijk bij hen, over de krakeelen van anderen, een onderlingcn twist ontdaan. Maar zulk een nadeeligen invloed , kan ook eenen anderen oorfprong hebben, zij kan naamelijk, in het werk geiteld worden, met een oogmerk van eigenbelang, en dat is nog goddeloozer. — Daar z'jn echter de- zulken die 'er niet naar vraagen, of het geluk van M een  ( 178 ) een ander te gronde gaat, als zij hun voordeel, ot ook andere bedoelingen, daar mede flechts bevorderen kunnen. — Dat zijn morfters! denken hier vredelievende en eerlijke echtgenooten , en zien eikanderen met bedroefde oogen aan, beevende op het denkbeeld van in hunne handen te vallen — Maar geen zwaarigheid, lieve vrienden» z\\t maar op uwe hoede, en waakt'Hechts, tegen hunne verraaderlijke aanflagen. Durven zii het ooit in het harte neemen, om u met een elkander benadeelende taal, of raad' aan boord te komen, geeft dan den eeilten aanvaller den vollen laag; gelooft mij, dan zal bij zich wel wachten, het ten tweedemaal te onderneemcn. Daar verraad in het harte fchuilt, ontbreekt bij den minilen tegenftand de moed , om het door te zetten, en gijlieden zult door zulk een gedrag, uw gïwis verderf verhoeden. 8 Jk herinner mij hier, het gedrag van eene uitmuntende braave vrouw, die van haaren man, een maatig zak■ ftuivertjen , ("gelijk men het noemt,) kreeg, doch, overtuigd dat het naar het inkomen, dat zij hadden , vrij wel was, fchikte zij 'er zich naar, en was 'er ook wel mede te vreeden. Op zekeren avond gat zij een bezoek aan eene van haare vriendinnen; deeze aan groote verfpilüngen gewoon , was daar door zeer geldzuchtig, en had zich, om daar aan meêr te kunnen voldoen, met nadruk toegelego, op het fpeeJeti , en maakte geene zwaarigheid , om bil elke gelegenheid, haare andere vriendinnen de beurs te hgten. Zo verzocht zij dan ook nu.  C 179 D nu, deeze vriendin, om wat met haar te, fpeelen ? Deeze hier van nooit eene kostwinning, maar we! een tijdverdrijf maakende , weigerde het niet, en — fpeelde. Na eenig opzettelijk gewin, begon zij te verliezen, en verloor wel haast haar geheele kleine fchat ; nu werd zij verleegen, en onder een blauw voorwendfel , bedankte zij voor het fpel, maar haare inhaalige vriendin, moedigde haar aan, om voord te fpeelen, ten einde, zo als zij voorgaf, het verlorene weêr te winnen, doch de eerlijke vrouw bleef weigeren, en zich Merk gedrongen ziende , kwam eindelijk het hooge woord 'er uit dat zij reeds al haar zakgeld kwijt was." (dit was nu wel wat openhartig, maar tevens oprecht van haar,) Dan de geldwintter', hier door verder te leur gefield, begon , haar te befpotteu, en haar man in een haatlijk licht te Hellen: ,, Zijt gij zulk een zottin, dat ge „ u van uw man zo kort laat houden ? wel „ vrouwtjen ! dan hebt gij een intresfant man;. „ en laat gij dien gierigaart, dan zo maar „ vrij den meeller fpeelen? ik verzeker u, ,, de mijne moest het niet probeeren, ik ge,, loof dat ik hem zou leeren opzitten." -—• En dergelijke proefjens meêr. —• Dan de braave vrouw werd woedend, ftond op, en gaf haar kort tot andwoord. ,, Zijt gij zulk ,, een bazin, die over uwen man kunt heer,, fchen ? gaa vrij uw gang, wat den wijnen „ betreft, hij is een braaf man\ behandelt ,, mij wel, en ik ben met mijn deel te vre,. den. Ik bedank u voor altoos voor uwe „ vriendfchap, en hoop u nooit weêr te ontM a moe*  moeten." En hiermede ging zij, zeer verftoord, deeze gevaarlijke huisdeur uit. Te huis gekomen, zag haare man haare onvergenoegdheid, en vroeg naar de reden? Onbewimpeld verhaalde zij hem, haare geheele ontmoeting. De man opgenomen met haare trouw, vliegt haar om den hals, en betuigt haar zijne goedkeuring, met de tederlle hefkoüzmgen, haalt voords eens zo veel geld, als zij verlooreu had, en gaf het haar gulhartig tot een prezent. Wie gevoelt hier niet, de gelukkige genoegens die op dit oogenblik, deeze twee edele en wel verëenigde harten , levendig fmaakten? en wie verbeeld zich tevens niet, met fchrik en afgrijzen, wat het gevolg zoude geweest zijn, indien deeze trouwhartige vrouw,eens gehoor aan haare flechte vriendin gegeeven ' had ? Was zij door de verbeelding dat zij te kort gehouden werd, niet met de hel tri Haar hart te huis gekomen? en had zij niet- met naar man een twist gemaakt welke eens vooral het geluk, uit hunne, tot hier , toe vredelievende huishouding , VerBannen had? . Geen ^huishouding loopt meer gevaar, door zulk eeneri invloed te worden aangek fïoken, dan daar reeds eéfilg beginfel van verdeeldheid ontdaan is; reeds op elkander onvergenoegd, over het geen waar uit deeze è'crfle twiït ontilond, zoekt men alles op, wat tot elkanders bezwaar kan dienen; wordt ntj door een ander, daar toe eenige aanleiding gegeeven, dat is hartelijk welkom, dat vergroot al wederom de rekening van be-  ( -«O bezwaar; dus ftapelt men dan het eene on- genoegen op het ander, en men bevhjtigd zich intusfchen in de voltooijing van zijn eigen ondergang. ' TT . Zo moet ik dan, alle welmeenende Huisvaders en Huismoeders waarfchuwen , voor het eerfte beginfel van onderlingen twist, en heeft dezelve reeds ongelukkig plaats, laat dan de liefde, zo veel kracht behouden, dat ge elkander, door geeren vreemden in het voetzand werpen laar. Gij fchendt dan de kroon van uw eigen hocfd, en hier Komt weder mijn raad te pas, dien ik u zo even eaf, om toch alles onder vier oogen at te doen. Uwe twee harten moeten een geheel zijn , en ' zorgen , buiten de noodzaak te blijven, dat 'er geen derde, tot >üwe onderlinge fchikkingen, nodig zij. Eigeriaartig, drukt onze gemeene Hollandfche Spreekwijze , deezen nadeeligen _ invloed ■uit- Men noemt het cpftooken. Dit denkbeeld is ontleend van het vuur, het welk verteerd zijnde riet weêr zal ontbranden , ten zij het met nieuwe brandftofFen, worde aangewakkerd. Als men zich nu de gelijkenis; van eenen feilen brand, bij eenen bevigen twist, verbeeldt, dan kan men ligt bet flegte character opmaaken , van hem, die zulk een brand, in plaats van te blusfehen, aanftookt, en hier door nog feller voord doet woeden. Met zo veel nadruk zegt daarom SAtoMORi ., Als 'er geen hout is, gaat „ het vuur uit, en als 'er geen oorblaazer ,, is, wordt het gekijf geftild." Pligtwzuim , (eindelijk,) is in het gemeeh 6 M 3 een'  C 182 ) -eene oorzaak, welke al het geluk ten huize ^T' ,^ °Ver' Z0L,de ik wederom? X>eedVTg klin"e» zil», door de ongelukkige gevolgen van elke verzuimde pligtbetrachting aan te toonen; dan in de fchets der phgten zelve,.Jieb ik die taak , reeds .voor een gedeelte, volbragt, door dè waarneem»™ van elke piigt, met bijgevoegde aanmerkingen, aan te dringen. TigS valt het voor de overigen, de zelfde tSpïï lingen, op de overeenkomst van geluk en phchtbetragting, te maaken, en het fchadeh,ke van het tegendeel daar uit af te leiden. rimJl\tr t0e eclUeF, "°" eeniSe handleiding M geeven vraag ik: Hoe kan een Huisge! zin gelukkig zijn , waar in de man zijn beroep en de vrouw haare huishouding, verwaarioost? - En om ook uit de pigten als Christen te redenkavelen , vraag ik: Hoe kan er geluk in eene huishouding plaats hebben waar in de Godsdienst verzuimd, de wet der zeden , in den wind wordt geflaageiW — waar man, of vrouw, of beiden, zich m fpoorlooze gedragingen te buiten gaan ? Betracht nog een van beiden.de Huisvader, of de Huismoeder, deszelfs piigt, dan ziet deeze met het gnevendst harteleed het verzuim, van den ander, en zoekt met vriendelijke .vermaaningen den dwaalenden te recht te brengen; gehikt dn niet, dan (boten de hoofden tegen elkander, en de harten raaken ver- fcr t''- r?»,dlt ,1S, h£t ,aatst marwei, voor het hu.sfehjk geluk. Doch, zijn zij beiden verwaarloozers van hunne pligten, dan raaken de harten ledig, de beurs wordt kaal, en  ( i«3 ) en de harstenen gaan op hol. En dan vraag ik eindelijk: hoe kan e^ne huishouding gelukkig ziju, waar in de ipreekwoorden gelden; ,, een berooide beurs, een- berooid „hoofd!" en, „ berooide hoofden, berooide zinnen!" Zier daar, dierbaare Landgenooten! ook dit laatde deel, en, zo goed mij mooglijk ware , de geheele vraag der edele Maatfchappij ; beandwoord. Zo heb ik , dan, en (zo als waarfchijnelijk is,) veelen met mij,-wederom gearbeid, aan de bevordering van uw geluk, en wel aan het grootde, dat hier op aarde uw deel kan zijn, aan de inftandhouding, verbeetering, en vermeerdering van uw huisfelijk geluk! — Die Verhandeling , welke uit allen aan u wordt voorgelegd, zal, naar het oordeel van vernuftige mannen, de beste, ter voldoening aan het oogmerk zijn, en derhalven, voor uüeden. het meeste dienstbaar. Maakt van_ dezelve dat hartelijk gebruik, het welk de zichtbaare vrugten , door een heerfchend geluk, in onze Vaderlandfche huishoudingen, kan doen doordraaien. Dat zal de beste belooning 'voor den fchrijver zijn. De eermunt," ja! bekroont zijn werk, en prikkelt zijnen ijver, om voord te vaaren, maar de wezenlijke vrugten van zijnen arbeid, fcheppen hem de zaligde genoegens in het hart, welke geene daadelijke belooning, hem immer kan doen fmaaken; en ook, deeze zelfde vrugten, zullen den moed, en de liefde, van de geheele Maatfchappij levendig houden, om met alle haar krachten , op den duur werk-  C i«4 ) werizaam te zijn , ter uitbreiding en vergrooting van den gelukftaatvan bet ganfche mensch. dom, voor onze, en voor de volgende geflachten! 0 ö De vloek des Heeren, is in het huis des godloozcn; maar de vooningen der rechtvaardigen , zal Hij zeegenen. 3AL OMO.