F GESCHENK \ \ DR. EELCO VERWIJS. 1 L 188°' ^  HET 5CHOUWTOÖNEE& VOOR JONGELIEDEN,   HET SCHOU WTOONEEL VOOR JONGELIEDEN. DOOR MEVROUW DE GENLIS. Uit het Fransch Vertaald DOOR E. B E K K E R, Wed. Ds. WOLF F. EERSTE DEEL. ^ in 's GRAVEN H AG F., By I S A A G van C L E E F. WDCCLXXXVI.   B E R I C H T. INJeen, ik kan er niet coe overgaan ! ~- Hoe, cene aanpryzende Voorrede? Ik die fchryven voor de werken myner Sainte Genlis ? Ware dit nqodig, dan rekende ik het beneden my; maar nu acht ik het verre beneden haar. „ Kom en lees;" dit is alwa,t ik uit dien grondtoon fpelen zal. Ik weiger niet om myne Landgenooten medetedeelen, hoe deeze grootc Vrouw, als fchryffter, door haare vertfandigfte Landgenooten bcfchouwd word. Maar dit -is geenzins eene aanpryzende Voorrede. Het is alJeen een eenvoudig verhaal; dit is voldoende. Men behoeft haare talenten maar te kennen, ora haar met achting, en haare werken met verrukking te befchouwen. / . * 3 S  « BERICHT. Ik vveet wel, dat men de beleefde Franfchen van vleiery verdenkt, als die de eere hebben van over Vrouwen te oordeelen. 'Er zal tnooglyk wat aan zyn; doch alle regels hebben uitzondering; en ik laat in deezen de uitfpraak daar van over aan het ileviger oordeel onzer oorfprongeiyke Vaderlanders. Laaten zy beflisfen, of dit befchaaft Volk der Vleiery geofferd hebbe, .toen zy dus over Mevrouw degenlism dit haar wei kje lchreven. Zy zeggen (*) „ Indien eens iemand tegen on„ ze beste Tooneeldichters gezegt had: men „ eischt van u Tooncelftukken naar dit ontwerp gevormt. — Alle de perfoonen moeten jong „ of, Vrouwen, zyn : Daar moet zo weinig van „ liefde in gefproken worden, als of deeze drifc „ het hart onnatuuriyk ware : — De Deugden „en (*) Journal de Paris, Anaée LUtemirs, Journal Encyclt, fedique. enz.  BERICHT. iu „ en de Ondeugden mogen er niet in contras» „ teeren; er moeten noch Intrigue, noch hevi„ ge driften inkomen. Het is h oogst waarfchyn„ lyk, dat geen deezer fchryvers deeze moeily„ ke taak op zich zoude genomen hebben. Zy K zouden, indien zy van alle deeze Tooneelmid„ delen geen gebruik hadden mogen maaken, „ niet hebben kunnen geloven iets voort te zullen „ brengen, dat belang zou inboezemen. „ Het geen nu noch Kunst noch Studie im„ mer vermoedde; heeft liefde voor de Deugd, „ en Moederlyke liefde, door de pen deezer „ groote Vrouw, op de volkomenlte wyze „ voltooid: Alles is hier onfchuld, gevoelig„ heid; en ons is geen werk van dit foort be„ kend, waarin de zedclyke bedoelingen zo fterk „ doordraaien. Hoe veele Schryvers hebben het „ denkbeeld opgewekt om het Tooncel te gaan „ verbeteren, er het onwaardige, het gevaarlyke * 4 „ uit  Wi B E R I C H T; «viiit weg te nemen , maar wie heeft het wej „ begrepene ter uitvoer gebragt ? Die roem be„ hoort aan de Schryfller van: het Tooneel ten p gi-bruike van jongelieden. Het is. inderdaad h ecu. Werkend Redekundig Verhaal. De ftyl „ isgemaklyk, de voortelling natuurlyk. Zonv der vee] kennis, van de Waereld en van den si. Mcnsch, kan men aldus niet fchryven. Het „ leerzame en h et aangename gaac hier altoos t'.epaart. De Deugd vertoont zich hier niet y-dan in alle haare fcuoone eenvoudigheid: hoe v vcrle vrienden moet zy des niet onder baars n jonge Leerlingen vinden ! enz., " . Men heeft reeds dit Werk in het Italiaansch. uv'.Tgozcc, en in Duitschiand twee ondericheiden vv; taalingen vervaardigt. Myne hyzondere achting voor dee/.e Vrouw, en her herhaalt verzoek van iemand, die. meent dat zyn ecdj k belang daar door bevordert word, hebben my overgehaalt, om  B 3 R. I C H T. f om eenige onvervulde uuren van pst aftezonderen voor deoze vertaaling. Kering ik nu den finaak onzer leezenden eenigzins, dan moer. her, hen, die geen Eranscb. genoeg verdaan cm het in. he;c oorfprongelyke te kunnen leezeh, aangenaam zyn, ook dit werk van Mevrouw de cbnlis cc onttangen. ~-Ai'*> rtywtti Hvsr-o v;,w>v o\ yw:(- i 1 i . Bern was myn oogmerk om de perfooncn en de plaatzen wat te vcrvaderlandfchen; de namen tq veranderen , de Gcldfpetien te vermunten, en van Louizeu, Ecus, Livrcs en Francs, Rydersp Duc.ao.ns en Guldens re daan: Dit zou zelf zon-, des veel kennis van het Muntwez n zeer wei te doen zyn ; doch by nader overweging kwam het my best.voor,, al het plnatfelyke te laatcn zc als het in het Oorfpronkelyfc werk gevonden werd. Indien onze Taalzuiveraers werken van dit flag lazen, wat zouden zy my myne les leezen ! Nu yrees ik daar niet voor: evenwel, men weet niet, hoe  vi BERICHT. hoe wonderlyk de dingen kunnen loopen, By voorraad zeg ik dan: Een Werk, zo als dit, is gefchikt om in de taal der fatfoenlyke waereld uitgevoert te worden. Als men ons daar verftaat, is 't wel. De Converfatietoon hcefc veeIe duizende ■woorden het burgerrecht doen verkrygen, die niet ongelyk zyn aan de Franfche refugées, voor zo verre zy onzen innerlykenrykdom bevordert hebben, en voor zo verre zy altoos nog iets van hun Vaderland behouden. Wy behoeven in ons Land niet zeer verre bo~ ven den rang onzer deegelykfie Burgers te zyn doorgeworftelt, om met de Levenswys derFranfchen bekent te zyn. Waarin geeven wy hen toe? Wy dejeuneren, dineren, fouperen iederen dag diewy beleven. Wy hebben gout; ennuieeren ons. Onze Meisjes hebben haar beaux jours com~ me il fatit. Onze Jongens hunne bonnes fortunes. Onze Vrouwen zyn Menageres. Onze pe- tites  BERICHT. vu tites Maitresfes hebben haare Boudoirs. Wy gaan naar de Spectacles. Wy worden alle uur geenchanteert, wy vinden alles mignon, affreux, bete, fee, Divin ! Onze Kinderen hebben Gouverneurs, Gouvernantes, Bonnes, enz. enz. Wel waarom zal ik dan affecteeren, om zulke by ons in gebruik zynde woorden te vertaaien? Zou men die dan beter verftaan? Zyn zy altoos te vertaaien? Coquette, Courtifane; heeft onze oorfprongelyke Taal woorden die men daar voor kan wisfelen? Wie, die de genie der Franfche taal wel kent, zal my betwisten, dat het woord Galant, Galantérie, ooit wél in onze taal is over te brengen, en dan noch meer noch minder zal betekenen ? De kinderen houden des hier hunne Bonnes, de Jongelieden hunne Gouverneurs en Gouvernantes. De Petites Maitresfen haar Boudoirs zo wel als haar rouge. Alle de ajimemens hunne eige benamingen, en dat juist om des te beter verftaan te worden. Want de Bonnes in Goe- dens  fori B E R I C H f i te herdoopert; de Gouverneurs en Gouvernantes , i.n Zed'imoogden en Zedënv'èogdesfen te verandert»'— daar zie ik niet door ... En zou dit hunne bedieningen dan beter uitdrukken ? . . . Hoe dit zy, indien de vertaaling aan het óógmerk voldoét—- (lêézers'v'ftïd,) dan zal de tyd, dien ik daar aan bedeed fieb, niet geheel te vergeet" elf zyn, en onze Jongelieden zullen een goed boek te meer op hunne kleine lyst kunnen aantekenen. ïk zal hier niéts méér byvöegen, ook óm dot ik weet, dat men zo weinig Voorredens of Berichten leest, als Opdrachten; vooral, als de nieuwsgierigheid de groottte dryfveer derleezers zy: eri daarom heb ik al eens gedagt,om eene Voorrede^ indien daar in iets geplaatst móest worden, en welk de leezer evenwel behoorde te weeten met betrekking tot het werk, agter aan te plaatzen. aiusteluam 12 Maart &DCCLXXXVI. tsM  D E GEVAARËÏsf DER W A E R E L D B L IJ S P E L. IN DU IE BPDRTFE&  PERSOONEN. De Marquifin DE GE RMINI. He Vicomtesfe DDROT ME E , haare Frieniw. JULIETTE, Kamenier der Marquifin. EENE MARC IIANDE DE MODES, D O RI Z E E , Tante der Marquifin. EEN KAMERDIENAAR. EEN LYFKNEGT. Het Toontel is te Parys, by de Marquifin,  D E GEVAAREN DER W A E R E L D. B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE T Ü O N E E L.- /Ztf Tooneel verbeeldt een Zaal: op het Toilet ziet men een inktkoker, en eenige door elkander liggende boeken. juliette , zegt tusfehen de fehet men. ܧi een, zeg itc immers , Mevrouw is hier niet... Toe , neem al die prullen maar mee .... {Zy komt »p hst Tooneel, en heeft eenige papieren in de hand.} Ja, die Marchandes des Modes plaagen my wat! Ag Nü,  4 DE G E V A A. R E N Nu , ik deed er daar zo even een oppakken. Hoe gaarn'zou ik al .dat volkje wegjaagetn . * . Wel dat is hier alle morgen een leven. . . . Degeheeie vSörzaal is opgepropt met Marchandes, Commisfionatren, en — Schuldeifchers. Ik weet dikwyls niet. wie ik eerst zal antwoorden. Dit pak met Rekeningen moet ik aan Mevrouw in eige handen geevem Kr moet geld zyn; maar waar zal 't van daan komen? . . . Indien dit zo voortgaat, dan zal ik van verdriet derven. .... Laat ik eens zien , hoe veel deeze fraaie rekeningen nog al bc- draagen (Zy ziet et een in. ) Zo, van Je Kirstémaaker. (Zy leest.) Foor een klein tafeltje tier, Louïfen Foor eene Qhijfgnniëre. vyftien Louïjl-h Foor een Bureau , agthondercl Francs. Nu, 't is ook zéér nodig dat zy agthondert Francs bedeed aan eene Bureau , eenig en alleen om daar brieven voor te zitten krabbelen aan de Vicomtesle; want, dank zy den hemel, dit is Mevrouws voornaamde bezigheid Altoos by een, en nog alle daag een briefje of tien ta zenden. . . . ö Ho! dat is veel meer gemaaktheid dan vriendfehap. . . . Myne lieve Mevrouw plagt zo eenvoudig, zo geheel natuurlyk te zyn! Wat is zy verandert! . . . Maar ik moet voortleezen -* Foor een klein Inktkokertje, tweehonderd Francs. Foor een groots Inktkoker , driehonderd Francs. Foor eene Portefeuille a Secret Dat is om gek te woi'i.e.i. Z u men niet zeggen, dat die moest  Ö E R W A E RE L D. ï tnoest dienen om er gewigtigc- Staats- geheimen iu te bewaaren? ... Zo dat de heel-e foto beloopt vyfduizend zeshonderd Livres. 'v. Ts om er van te beeven! .... En deeze Rekening. ..... Voor een Dejeuné de Séve, gevlogteu r.anmen v.w wyrten en roozen, honderd Ecus. Voor twee Vazen. Doublé Chifresd' immortelle*, & de penfées, vierhonderd Francs. Voor eene Group, verbeelde.uk twee jonge lieden in confidence , honderd en twintig Livres. ..... Voor een Theetafel gfc. &c. te fa- inen aglduizend tweehonderd Livres. Is 't wel t* eelooven ? . . . No , deeze zal zo hoog niet loepen; hy is alleen voor Ha»-. (Zy leest.) Ringen van hair, Orloges vah hair, Kettingen -Min hair\ Brasfclettcn van hair, Cachetten vanhak, Colliers van hair, Doozen van hair; te famen negenduizend ■negenhonderd Livres. Negenduizend negenhonderd Livres aan hair ! Hemel, welk eene dolligheid! Myne arme Mevrouw! . . . .JDat kan 20 niet; zy. ruïneert zich in den- grond. Is dir toet haar vast bepaald inkomen goed te maaken? . . . Zy is niet ryk. . . . Myn Heer is uitiandig. . . * Wat zal hy zeggen-, alsh'y te huis komt! Hoe kan zo eene braave verfiandige Vrouw dus het vertrouwen van Sériën Man, dien- z-y teder bemint, misbruiken?1 ... ja , *ï is die malle Vicomtesftj die haar vc-rleit. Wat is het ongelukkig, dat z-y die heeft leeren kannen. . » . Ik kan- alle dfe rekeningen niei inzien j ik ben veel te bedroeft..- . . .. A 3. Kom»  6 DE GEVAAREN Kom, ik zal het Toilet gereed manken. Mevrouw zal wel zo komen , om volkomen gekapt te wor- ^en (Terwyl zy alles in ordtr Jchikt, ziet zy een beeldje van Biscuit.) . . . Wat's dit ? Een beeldje Het is een Vrouwtje met een hond. ... Zo, de Vriendfchap! dit komt zeker van de Vicomtesfe. ... Nu zullen wy weer den heelen dag alle winkels moeten doorfnullelen, om iets even zo fraai te vinden Wie komt daar? o 't Is Mevrouws braave Tante, Mevrouw JDorizée. TWEEDE TONEEL, JULIETTE, DORIZEE. JULIETTE. Gelieft Mevrouw een weinig te wagten , ik zal jnyne Mevrouw .... DORIZEE. Neen : zy is in haar Kabinet met haar Horame d'AlTaire. Ik zal haar niet llooren ; en ook Juliette , ik moet eens wat met u praten. In een geheel jaar heb ik u niet gezien, en ik kwam eerst gisteren over agt dagen van myn reis te rug.  derwaereld; £ JULIETTE. Mevrouw, alles ben ik u verpligt, wat ik ben er» bezit: gy kunt des verzekert zyn, dat ik u, ia allen deele, de waarheid zeggen zal my- ae erkentenis DORIZEE. Uwe getrouwheid voor myne Nicht en my is het eenige, dat ik van u eisch. Ik heb u van eert Kind af by my gehad; ïk ken uw oordeel, uW gezet karakter; en ben gerust dat gy haar altoos ten besten raad Maar doet zy daar wel na? Ik kom eertsdaags teParys; ik weet nog niets J doch ik zie hier zo de eene en andere kleinigheid, die my mishaagt. JULIETTE» o Mevrouw, uw vertrek was voor ons heelon» gelukkig. DORIZEE. Wat zegt gy, Juliette. . . . gy doet my oat> Rellen. . . . . JULIE T TE. Wees gerust, Mevrouw, alles kan nog te regt A 4 ko-  * DEOEVAAREN komen. Mevrouw de Gcrmini is zeer braaf, ver. .dient alle uwe liefde Verlaat ons' niet #eêr. DORIZEE. Gy weet, boe ongaarn ik dit deed; maar myn Proces maakte dit nodig. Ik vertrouwde op haare manier van denken, cn de opvoeding ctTe ik haar gegeven heb. Zy is ook reeds twintig jaar, en heeft meer verftand dan de meeste jonge lieden, ik doeg haare eerde treden in de Paryfche Waereld gade j bleef een vol jaar by haar, en zy gedroeg zich zo, dat my dagt, ik kon haar veilig verhaten, ïk liet haar by haare Schoonmoeder , wel mei' droefheid, maar zonder de minde ongerustheid. JULIETTE. , Het deed ons ook veel.kwaad , dat die Dame 3Q oud is, weinig verdand beeft , cn zedert ccn. tnaand pf zes kindsch wierd. DORIZEE. ■ En daar hebt gy my niets van gezegt ? JULIETTE. Pit wist ik zelf nog maar onlangs j want fchbo* wy  DER W A E R E L D. 9 wy by baar inwonnen , zo zag Ik liaar zelden : En ook, Mevrouw, gy wierd aile daag gewagt. . .. c ..- r: DORIZEE. Wel nu, Juliette? J ULÏETTE. Wat zal ik zeggen? . . . Mevrouw, dus van li en den Marquis al'gcfcheiJen , bleef geheel aa« zich zelf over ; zy had maar weinig ondervinding DORIZEE. En dat is misfehien nog erger dan niets te weekten , om dat dit yerwaantheid en zelfsvertrouwen inboezemt. . . . JULIETTE, Mevrouw is goedaartïg , braaf, aandoenlyk, maar zwak en ongeftadig; zy kon des geen verkeerden raad weêrftaan. Zy ruineert zich door ■riwaaze uitgaven; koopt alles, bctaali niets; is riet meef ergens mede bezig, verwaarloost haare talenten, om zich geheel overtegceven aan een levenswys , die haat zelf verveelt. Des avonds komt zy thuis, en is misnoegt op zich zelf, om dat zy fcaaren dag zo liegt beiteedde ; zy is moede, afA 5 Se-  DE GEVAAREN gemat, haat hart en verftand zyn even onvervult. Des volgenden daags is het weder het zelfde; endat , niet uit vermaak, maar gewoonte. DORIZEE. Wat hoor ik! Lieve Juliette, wat zal haar Man zeggen? Hy denkt zo wél over haar.' Uit vrees of zy zich ook buiten mogt verveelen , bragt hy haar te Parys by zyne Moeder, en opreis gaande, belaste hy aan zyn Rentmeester om haar zo veel geld te geeven als zy zelf zoude eifchen. Kon dit bewys van liefde en achting haar niet te rug houden? Weet zy dan niet, dat zy dus handelende zich die onwaardig maakt, en haar zelf fchande aandoet ? JULIETTE. O Mevrouw, verdenk haar hart niet.' DORIZEE. Wat beduidt een goed hart, als het doorgaand gedrag maakt, dat men daar aan moet twyfeien? JULIETTE. Zy zal haare fouten zien en verbeteren. B O-  DER \V M E R E L D. i> DORIZEE. Verbeteren? Is dit dan altoos doenlyk? Geloof het niet. Vrouwen, die in (raat zyn om groote misflagen te begaan, bekreunen zich weinig om die te verbeteren; aan de mooglykheid daar van wordt weinig gedagt. Als men zich zo geheel laat medelleepen , denkt men weinig aan 't geen men doet; men gebruikt dan zyn verftand niet Is 't mooglyk , dat zy deeze eenvoudige lesfen reeds vergeeten heeft JULIETTE. e Mevrouw, myne liefde voor haar vergroot misfehien de gevaaren. Ik weet den waaren (laat haarer zaaken niet; de verwarring is mooglyk zó groot niet, als ik denk. DORIZEE. De Marquis komt eerdaags te rug: wy moeien Voor dien tyd alles zien te herftellcn. Hy had gemeent, uiterlyk binnen zes maanden thuis te zyn, doch zyne zaaken lieten dit niet toe. Die Erfenis draalde verbaast in de afrekening, maar hy zal Duitschland nu wel fpoedig vaarwel zeggen. Hy kan binnen een maand ten langden reeds hier zyn. JU-  ïi DE GE V»A AREN JULIETTE. Dat zal hier eene verandering gceven ! Mevrouw verlangt om myn Deer te zien, en Ichjikt er ecu, ter voor. DORIZEE. Oneens met zich zelf, berouw, klagten, en verdriet, zie daar de fchoone vrugten van iedelheid en onbedagthcid. Het fchynt toch , lieve Juliette, dat wy, in fpyt onzer menfehelyke zwakbeden, redelyke fchepzds zyn. Zo wy dien rang verhaten , dan worden wy een prooi van allerlei hevige gemoedsdriften; wy weeten met ons zelf geen raad; zo dat, zonder orde is ervoor ons geen geluk, of gerustheid; en de walging volgt altoos op fchyngeluk. ( Zy ziet op haar Orloge.) 't Wordt al mooi laat. Uw Mevrouw zal wel gaauw hier zyn ; en ik moet u nog meer vragen. Ei lieve,Juliette, befchryf my toch de Vicomtesie eens ter deeg. Hoe is haar karakter? Zy heeft zulk een los voorkomen, en haare vrienufcha-p met myne Nicht JULIETTE. Alle onze verdrietlykheden ontdaan uit die verwenschte Vriendfchap. De Vicomtcsfe heeft nog al een goed hart; zy is oprecht, en deugdzaam, heeft  Ï)KR WAERELD: heeft geen e lage gevoelens, bcnyd niemant; maar zy heeft alle de gebreken, die eene verwaarloosde opvoeding iemand, die weinig oordeel heeft en zeer wispeltuurig is , kan byzetten. Zy doet niets, en zy kan niet ledig zyn; zy weet niet van 't geen gelukkig maakt; zy zoekt des het geluk overal, waar het niet te vinden is. Partyen van Plailir ; de Comedie, de Opera; beter gekleed te zyn dan anderen ; Modes uittevinden : kort gezegt , gehouden te worden voor eene Vrouw , wier gezelfchap men overal zoekt , zo wel om haar pragt,als beminlykheid :;:ie daar, buiten dien krj.ijg van denkbeelden treed haar geest nimmer. En by deeze gekheden voegt zy nog eene andere zy geeft voor een Vrouw van ftnaak te zyn, driftig-aandoeplyk voor het fchoone der fraaie kunsten. Mufiek en Schilderkunst, o daar is tot zy zotheid toe op verheft. Zy vertelt, dat zy heele nagten leest. Phüofophie en humaniteit, deeze klinkende woorden zyn (leeds op haare lippen. Zy houd een Natuur- en Scheikundig College, maar neemt geen ééne Les. Zy weet niets, zy leest nooit, maar haare Route uitfpraakeri doen dikwyls een zot als een gek opkyken, doch verftandige menfchen zien haar aan met medelyden. DORIZEE. Welk een afbeeldzel!. ..  *4 DEGEVAARËN JULIETTE. Nu, in fpyt deezer belachlykheden, want 'zy is ryk en van eene goede familie, is zy thans zeer i« de mode. Men lacht om, men fpot met haar, ja zelf men fpreekt kwaad van haar Maar zy woont Vorstelyk, heeft Loges in alle Comedien. Zy is fchoon , jong; dit is wel niet in ftaat om achting en onderfcheiding optewekken, maar die du alles bezit, kan verzekert zyn van altoos gezellchap te zullen hebben; meer begeert de Vicomtesfe ook niet. Zy heeft te weinig verftand ot verhevenheid van ziel, om te kunnen bedenken waar op dit alles moet uitloopen. Zy ilclt geen hooger bedoeling aan zich zelf voor. DORIZEE. En dit is dan de Vriendin , die myne arme Nicht uitkoos ? JULIETTE. Wiet zo zeer uitkoos, als wel bezweken dooide bezoekende beleeftheden der Vicomtcsfe. Mevrouw wierd overal met zo veele achting befchouwt; men deed zo veel recht aan haar verftand, aan haare begaaftheden; men roemde haare manier van leven zo zeer; haar karakter wierd Z9  Der waereld. 9$ zo hooggefchat; dat de Vicomtesfe begeerig wierd bm haar nader te leeren kennen, en vriendfchap met haar te maken. Zy was wel niet in (laat om uwe Nicht recht te doen om haar te ken¬ nen ; niets minder: zy zal, geloof ik, gedagt •hebben, dat, als zy eens bekent ftond voor de intime Vriendin der Marquifin Germini, haar dit zeer voordeelig zyn zoude ; ten minfte, zy kon zich dan al weêr- een nieuw Air geeven. Mevrouw , vereert met de voorkomenheid der Vicomtesfe , zag de beweegveêr, die zy zeker doorgronde, voorby; ja hield zich, als ofzy die niet •eens vermoedde. Zy fchreef alles toe aan de vriendfchap, op dat zy het recht behield om daar san te beantwoorden. Ik beken ook, dat de Vicomtesfe, in weerwil haarer gekheden, grillen en voorgeevingen, nog al heel aangenaam zyn kan, vooral indien zy eens vergeet, welk eene rol zy toen voornam te fpeelen. Dan is zy ongemaakt, vrolyk , openhartig. Zy zal wel juist nooit iemand aan zich hechten, maar zy is meermaal zeer beminlyk; en al neemt men geen belang in haar, 't is echter niet te ontkennen , dat zy heel aartig zyn kan. Myne Mevrouw ftond in 't eerst verbaast over haare belachelykheden ; maar door die alle daag te zien, vallen zy zo fterk niet meer in 't oog; en zy zelf heeft, hoe onmooglyk dit fchyne , al vry zo wat van die dwaasheden aangeleert. d o,  W D E GEVAARËN DORIZEE. Daar gaat, dunkt my, eene deur open: zy zal 't misfchien zelf zyn. Hoor kind, zeg haar niets van ons gefprek. Zie agter den ftaat haarer zaaken te komen: geef my van den avond antwoord . . . Of mooglyk zegt zy my nog wel alles. . . . JULIETTE. o Mevrouw, de liefde en achting, die zy voor a heeft, kan ik niet uitdrukken. Maar zy is .grootsch! Zy is u reeds zo veel verpligt Zy zal u niets durven belyrien, uit vrees dat gy haar helpen zoudt. Maar u vertrouwen ? Twyfel daar niet aan.' DORIZEE. Zo! . . . . Maar zy, die het vertrouwen haars mans heeft durven misbruiken, zou die in zulk een dringenden nood by my geen hulp durven zoeken? ó Juliette, verwar de trotschheid niet met de waare grootschheid; de eerlte bedriegt en maakt ondankbaaren; de laatfte is de beste Leidsvrouw, die het gezond oordcel en de voorzichtigheid immer verkiezen kunnen. Hoe? de gunsten der vriendfchap te verfmaden, zo verregaande dwaas te zyn, dat men bloost om iets aan te nemen, dat men zelf zoude wenfehen te geeven. Zich  DER W A E R E L D; $ Zich in gevaar ftellen, om zich geheel te ruineeren , in plaats van zich te vervoegen byeene waare Vriendin; by my, die haar ten Moeder verftrekt heeft. . . ■. Schrikken om aan die haare fouten té belyden. ; . . ; byftand te verzoeken ö Hemel! is dit de waarëkieschheid, is dit billyk j is dit dankbaar ? . . . ; juliette. ïk bid u , Mevrouw , zeg niets meer; bedaar een weinig. b orizee; Daar komt zy . ; . . zy ziet er zeer treurig uiti juliet te. Het gefprek met haar Hofmeester ssal haar ze,ker niet vervrolykt hebben. DERDE TOONEEL. juliette,- dorizee, de marquisin.' b e marquisin, tri een morgen gewaad. Juliette! ... Hoe, Tante , zyt gy daar ? ... my niet waarfchuwen.... E dó-  IS DE G E V A A R E N dorizee. Ik hoorde, dat gy in uw Kabinet bezïg waart... de marquisin. Zy kuschthaare hand. Maar om u te zien , Tante (Dorizee ziet haar ten oogenblik ernflig aan. ) Gy ziet naar myn Coëffure. Vind gy die niet befpotlyk hoog ?... . Mooglyk. d o ri ze e. Neen: daar lette ik niet op; het zegt weinig, hoe men gecoëffeertis; maar ik zie met droefheid, dat gy zo zeer zyt afgevallen, zo vermagert, juliette. Ja, dit is wel waar. dorizee. Ik wed,dat gy niet veel fiaapt. de marqisin. ó Dat kan niet anders, als men in de waereld leeft. e 0-  DERWAERELfr ff DORtZEË. Ik heb evenwel óók in de waereld geleeft; het is zelf niet heel lang geleden; maar ik nagtbraakte niet. DE MARQÜISIN. Ja, maar het Bal d orizee. Ei, blyft ge alleen om het Bal op? juliette. Ook een weinig om het Pharo ... een weinig om de kleine Soupeetjes met de Vicomtesfe; maar met dit al, Mevrouw is toch altoos vast om vyf uuren reeds te bed. de marqüisin. Juliette 5 gy zult in 't vervolg niet antwoorden, voor men u iets vraagt; en dan verzoek ik, dat het met zo veel vergrooting niet zy. Ga heen, ( Juliette vertrekt.) dorizee. Nicht, gy behandelt haar zeer onheu^ch. Ba db  .*> DE GEVAAREN DEMARQUISIN. Hoe, daar zy my by u in verdenking zoekt te brengen! DORIZEE. Wat zegt dit? Gy weet immers, dat ik u meer dan haar moet geloven. Zeg my maar eenvoudig dat gy noch Pharo fpeelt , noch uit gewoonte nagtbraakt; en hoe wél ik ook over Juliette denk, dan zal ik geloven dat zy gejokt heeft. Zy is wel meer dan eene andere bediende; doch zo gy my het tegendeel zegt. ... Nu , gy antwoord hier niet op. D E MARQÜISIN, (na wat mymerens. ~) Tante !.. .Juliette zeide niets dan de waarheid.., DORIZEE. Én zonder deeze verklaring zoud gy haar dus belchuldigt hebben? . . . DE MARQÜISIN. Ik heb ongelyk ... Zie dan ten minfte daf ik dit eenvoudig wil verbeteren: ik bezweek voor de eerfte vlaag van ongeduld; o ik.vreesde dat gy zaan  DER W A E R E L D. 21 zaaken van my hooren zoud , die ik weet dat gy fterk afkeurt. dorizee. Maar daar dit u niet belette dus te doen .waarom zyt gy bevreesd dat ik dit weeten zoude V Zyt gy uw eigen meestresfe niet ? Wat recht heb ik op u, dan 't geen de vriendfchap my vergunt ? Zo gy my die weigert, dan heb ik geen vryheid om u uwe misdagen aan te wyzen, of met mynen goeden raad te dienen. de marqüisin. o Spreek toch zo niet; gy treft my te zeer!. .. Zoud gy my kunnen verdenken van ondankbaarheid omtrent u ? . . . Of ik u als myne Moeder eer en bemin ? . . . Hoe bedroefde my uw afwezigheid. Waart gy by my gebleven ! . . . Lieve Tante, myn hart is nog hetzelfde; het is geheel in uwe magt ... de vrees alleen , dat ik u zoude bedroeven, zet paaien aan myne venrotuvelykheid. . . dorizee, haar omarmende. Zou my iets zo bedroeven, dan te zien dat gy my niet vertrouwt ? open uw geheel harr voor my . . 't vvas altoos zo gevoelig, zo oprechr. .. . Tooa het my nu ook niet maar ten deele. . . . B 3 de  ii DEGEVAAREN de marquisin, zeer belemmert. Wat vergt gy ? ach Maar ik heb geen geheimen 't Is wel waar, dat ik eenigen tyd eene veel te vermoeijende levenswys volg, maar ik kan er zeer maklyk van afzien. Ik voel zelf wel, dat ftilte en bezigheid meer berekent zyn voor myn humeur, dan die zotte verftrooide uitfpannlngen. DORIZEE. Uwe jaaren en uw rang willen niet, dat gy u opnuit Maar, myne lieve, zoud gy, zonder ongezellig te worden , van zo eene verkeerde levenswys niet kunnen afwyken ? dan verkoost gy maar de eene gekheid voor de andere, Gy moet in de Waercld blyven, gy moet deelen in haare onfchuldige vermaaken. Hoor eens, geef iederen dag zeven uuren aan de converfatie, en hou den overigen tyd voor u, om daarin uw verfhnd en talenten te beoefenen. Nooit heb ik u iets meer gevergt Maar dit beloofde gy my ook te doen. Wy waren ook overeengekomen , dat gy nooit Pharo ZQud fpelen. .... DE MARQÜISIN. f Dat is waar. ... ik fpeelde ook nooit hoog. D O-  DER W A E R E L D. 23, DORIZEE. Alle hafard-fpelen zyn gevaarlyk en kostbaar; Voor al, indien zy tot vyf uuren in den morgen worden voortgezet. Zy geeven ook aan eene Vrouw den naam van fpeelfter; en hoe haatlyk is die naam voor eene Vrouw! DE MARQÜISIN. Gy verliet my . . . ik doolde . . . . gy komt weder, ik vind myne Leidsvrouw; ik zal alles, alles verbeteren. DORIZEE. Uw hart, zie ik, is nog het zelfde. . . . alles kan te regt komen Wat doet gy deezen avond ? DE MARQÜISIN. Ik ben geheel vry: deezen ogtend wagt ik gezelfchap , maar van den avond ben ik alleen. DORIZEE. Wilt gy my dan by u op uw Soupé hebben ? B 4 » JE  *4 PE GEVAAR EN de m a r q ui s i n. Of ik wil? kan ik iets zo zeer wenfd^n; ik ben alleen. dorizee. Kan ik daar op af? de marqüisin. Ja. Eene derde zou my nu zeer verveelen,. dorizee. pebt gy uwe Tante dan nog lief? de marqüisin. Akoos beminde ik u , en nooit zo zeer als, nu i p o r izee. Geef my daar een teeken van; fcheak my uw Volkomen vertrouwen. . . . Nu, van den avond zullen wy daar nader over fpreeken. Handel alleen oprecht met my; beantwoord alle myne yraagen: gy weet immers wie ik ben. DE  DERWAERELD. 25 de marqüisin. " Ik weuschte wel, dat gy , lieve Tante, onkundig bleeft van vecle dingen; evenwel, wees ge-, rust, ik zal niets ontveinzen, dorizee, Goed: nu ben ik gerust, en ook voldaan. , . Maar gy moet u nog kleeden: tot van avond 5 adieu, myn kind; ik koom vast by u. (Zy otnr helst haar.) de marqüisin. Hoe gelukkig word ik weder!..... 0 myne lieve Tante. juliette, inkomende. Mevrouw, de. brenger van dit briefje wagt naar antwoord. (De Marquifin geleid haare Tante, en opiheht haar nog eens aan % eind der zaal.) juliette, heide nazien.de. Wat is Mevrouw onthutst. Ik hoop, dat zy alles gezegt heeft. B.5 VIER-  26 DEGEVAAREN VIERDE TOONEEL. de marqüisin, juliette, een ra. werd ie naar, een k n e g t. de marquisin, wederkomende. Omhels my, Juliette! vergeef my myne onbillykheid. (Juliette kuscht haare hand; de Marquifin omhelst haar.} juliette. Vergecver \ de marqüisin. Ja! Is dit woord te fterk? Waart gy niet altoos hy my?Zyt gy de Vriendin niet, die myne Tante my gaf? Heeft zy ons niet beiden opgevoed?.. Moet ik u niet estimeeren? Lieve Juliette, waarom deed ik minder myn voordeel dan gy met haare lesfen? Maar ik zie thans alle myne verkeertheden. juliette. o Mevrouw! ik voorzag wel, dat een gefprek met uwe Tante alles zou te brengen. Gy zyt weer dezelfde. de  DERWAERELD. tf marqüisin. Hoe lief hebbe ik myne Tante 1 Wie heeft een hart, zo als zy heeft? Hoe wys, hoe zagt, hoe ernftig , zo infchiklyk kamerdienaar, met een Briefje, Mevrouw, de Barones de Saint Phar verzoekt antwoord. de marquisin, (zy leest. ) Zeg dat het wel is: dat's lastig ik dien te antwoorden. Ei, waar is het eerde briefje? ... • Hier is 't. Ik'ga fchryven. Cociïeer my onderwyl maar, Juliette. ... Zet maar wat bloemen in myn hair Kom fpoedig. . . . (Zy zet zich aan het Toilet, en begint te fchryven.) juliette, ter zyde. Die lelyke Briefjes! . . . Zy zullen haar weer Hieêflepen. (Zy neemt bloemen uit de doos.) Gelieft Mevrouw deeze Guirlande van roozen? de marqüisin. Zo als gy wilt; 't is my 't zelfde. (Juliette toëffeert voort. üe Marquifin zoekt oj> haar ■ ' Toi-  38 degevaAren Toilet. ) Waar is doch myn Cachet ? ( Zy ziet. het beeldje.) ó Juliette! . . juliette, Prik ik u, Mevrouw? de marqüisin, Neen. ö Zie dit charmante beeldje toch eens. juliette. Is 't anders niet? .... Ja, 't is een galanterie van de Vicomtesfe. Daar is ook een briefje by. (Zy zoekt met het agtereind van de kam alles door.) Daar is het. de marquisin, zy léést. En gy hebt daar niets van gezegt ? juliette. Ik vergat het Ik ben zo overkropt met zulke beeldjes der vriendfchap, met alle de aha*, ren der vriendfchap , met alle de gellrengelde naamletters. , . . . ,  DER W A £ R Ê L P. '*}> de marqüisin. Het briefje is lief; er is toch iets vleijends iri dit bewys van aandenken. juliette, ter zydem ■ 'istcvï th a;v2tD ab v • "•;K juv , »« Dat kan ik wel denken. de mArquisit*. - Sta toch toe, Juliette, dat dit beeldje uitmuntend is zie eens hoe veel het zegt. . . Juliette. Ja, eene lange fletze tronie, zo laf dat men er by in flaap zou vallen.. de marqüisin, droogjes. Gy zyt moeilyk te voldoen ... ik vind het charmant. | | julie tte. Nu, dat is voldoende. . de marqüisin, in de fpiegel ziende. Hoe hebt gy my gecoëffeert Ik zie er af-  3° DE CEVAAREN affreux uit Toe , nog een roozentros. Maak dan dit briefje toe, en bezorg het. (Juliette maakt het toe, met des pains pour fantè; de Marauifm herkapt zich.) DE KNECTi Mevrouw, van Mevrouw de Gravin de Rofan* tic. (Hy geefi een briefje, zy leest het.) Mevrouw Sophie, cn dc Gravin Torvures hebben na Mevrouw laaten vraagen. DE MARQÜISIN. 't Is wel. Daar behoeft geen antwoord. Juliüette, geef het Billet, (de Knegt gaat heen,) Ga eens vraagen by Mevrouw d'Orville, hoe zy vaart. JULIETTE. Is zy ziek? DS MARQÜISIN. Neen : maar zy had gister avond in de Opera wat hoofdpyn. . . . Vraag ook by Mevrouw de Germeuil. D.E 'KNE OT, Goed, Mevrouw, (hy gaat weg.") se  DER WAERELD. sr de marquisin, zich kappende. Een fpeld . . . vërfchik deeze bouclé . . . . ( zy fpiegelt zich. ). Ja, ik zie zelf dat ik zeer verandert ben. juliette. Zo als gy nu leeft, kan dit niets anders; en zo doende zult gy binnen twee jaar niet meer mooi zyn. de marquisin. Dat zy zo : het komt hier toch eindlyk op uit. juliette. Ja maar, als men oud Word vóór den tyd, bederft men zyne gezontheid; en dit is een wezenlyk ongeluk. Als Mevrouw ook zo onverfchillig is over haare fchoonheid, waarom verflyt zy dan zo veele uuren voor haar toilet, die zy zo wel konde, cn zo wel plagt te hefteden ? de marquisin. Gy hebt gelyk : en nog te meer, om dat my dit vermoeit en verveelt. DE  \t DÈ G EV A AREN dë kamerdienaar. Juffrouw Le Doux verzoekt om binnen te ko* trien* jüliètté. o Daar zyn alweer de Marchandes de Modes .. * dè m a r q ü i s in. Eend haar weg; ik heb niets nodig. de kamerdienaar. Zy wenschte alleen de eer te hebben, omiij Mevrouw, eenige nieuwe modes te laaten zienj en de Vicomtesfe zend haar hier. dè marquisin. Dat's wat anders! Nu, zeg dat zy kan binnen komen, maar ook dat ik niets kopen zal. julietTe, ter zydertt o! Wy zullen dat wel dra zien ... d e  DER W A E R e L. P. 34' de marquisin. Ik moet ef my maar afmaaken. j u l i e t t e. Daar is zy met haar geheele winkel, vyfdë tooneel. de marquisin, juliette, de kamerdienaar, de knegt, juffrouw l e d o u x, een Winkeldochter met eenige Doozen. de MARQutsiN» Van voor haai toilet opfiaandei Goeden dag, Juffrouw Le Doux; gy zult wei misnoegt zyn, want ik zal niets van u kopen, juff. le do ux. o Mevrouw, ik kom hier niet om myn belang: maar ik weet, dat niemand zo een fynen fmaak heeft als Mevrouw; ik zou haar alleen doen zie© dat ik haare gunst niet onwaardig ben. i. dsil, c  3f DE G E V A A R E Nf de marquisin. De VicomtesfeDorothée fpreekt dikwyls van q. juf f. le doux. Zy is my zeer geneegcn. . . 't Is een plaiiir iets voor haar te maaken. Alles ftaat haar even gracelyk. . . . (Zy haalt zo al praatend haar kramer] uit. ) Ja Mevrouw, ik heb eene gekheid die my belet ryk te worden. Ik wil volftrekt voor gpcn-lelyke Dames werken : ik hou my by de, fchoone Vrouwen-. juliette , ter zyden. , ■.Zy verftaat haar ambagt wel. de marquisin, alles doorfmif '* ' 19 ftiende. Ha! dat's een raare muts! juff. le douj, Zy is van myne inventie; en van deezen nag« qerst gemaakt: ik noem die PEspiégle; zy zou* Mevrouw mooi ftaan.- d.e  D E R W A' È R E L D. §§ de marquisin. Gy zyt zeer beleeft juliette, kyk deeid fEspiégle eens : zy is recbt lief. juliette; Foei, Mevrouw, zy is haatlyk lelyk. . . : de marquisin, cy zei de mttti op , en ziet in den fpicgeh >H D'at's een figuur! . . . Kyk Juffrouw Le Dotïx,ik lyk met die VEspiégle wel een zottin. 1 j u f f. l è d ö u x. Heden Mevrouw, zo' moest gy gefehildert won? den. Zy ftaat u zo fraai, dat ik my bedroeven zal, zo gy die niet neemt. Niet,om de muts, want Mevrouw de Lareé wilde die nog daar 7 de gevaaren ben zo onheusch niet, dat ik alle Modekraamfters by u vergelyk, Wees op eene andere keer wat voorzichtiger ; men ontmoet overal braave Menfchen. JUF F. LE DOUX, ftll, Dat's een grillige fhurfche meid! JULIETTE. Zo, daar is Mevrouw zelf, ZEVENDE TOONEEL. JULIETTE, JUFFROUW LE DOUX, DB MARQUISIN, DE VICOMTESSE, ( De Dames komen gearntt binnen.) DE VICOMTESSE. Waarlyk , myn hart, gy fielt te veel prys óp dit klein bewys van myn aandenken. (Zy «mhelst haar.) DE MARQUISIN, o 't Is charmant zie, het ftaat nog oji 3»yn Toilet .... zo even zag ik het eerst. Ju- ïiette s  DER \V A E R E L D. 41 liette, breng bet Beeldje in myn Kabinet ; nftar Voorzichtig} breek het tog niet. juliette, ter zyden. Dat zou een ysfelyke i'chade zyn. (Zy gaat met het beeldje weg.} de vicomtesse. Maar wat heeft Juffrouw le Doux ons te zeggen. ( Tegen de Vicomtesfe. ) ls 't niet een lieve Vrouw, myn hart.. ..?(*) Juffrouw le Doux, hebt gy ook Pouffs ? -■ juf f. le doux. Ja Mevrouw, zie deeze is maar zo opgemaakt. —• de vicomtesse. 't Is een monfler! Laat my eens wat anders zien ; geef hier die groote Doos ( tegen de jMaryuifin,) laaten wy zitten , (zy zitten ). d b (*) Z» dikwyls ie twee Friendinntn iets aandoeaelyks zeg, geit, matten zy fchielyk van toon veranderen; zeer langzaam met tenfyn zagt jlemmetje; elkander teder aanzien, de hooiden by eU iandsr houden, en veelmaal omhelzen, C 5  3* d e g e v a a r e n D F. MARQUISIN. Dat's goed, zet de doos op onze knien. Zo, heel wel ( Zy beidm haakn kraamereien uit de doos. ) DE VICOMTESSE. Ei, dat's een mooi hoedje! . . . maar evenwel wat gemeemjes. Juffrouw le Doux, ik moet met U eens aan 't werk, als gy weer hoedjes maakt ik zal u dan eens te regt helpen, ik heb zo iet* m myn hoofd. J U F F. E E DOUX. Mevrouw heeft veel verbeeldingskragt. DE MARQUISIN. Juffrouw leDoux, leg dit alles voor my ter zvden. J DE VICOMTESSE. o Myn hart, neem deeze muts er nog by ïk Zal er net zoo een voor my neemen. — pi, ma* q ar m#*£T* Zm. «n Heelgaarn , ^ . ,  DER W A E ïl - E L Q. |$ de vicomtesse, Behalven deeze twee hoedjes , neem ik alles wat in de doos is, Laat alles in myne koets'brengen, juifrouw le Doux. ( Zy neemt de doos, ) AGTSTE TOONEEL. juliette, juffrouw le doux, de -marquisin, de vicomtesse. juliette , tegen de Vicomtesfe, Tegen hoe laat gelieft Mevrouw de koets we* der te hebben ? —\r de vicomtesse. Zy moet niet beenen gaan : ik ga zo terftond... (tegen de Marquifin) Apropo van koetzen! Ik moet u een klugt vertellen. Onze Baronnes was gisteren op een Bruiloft verzogt. Men zou Pharo fpeelen. Zy kwam om twee uuren in de zaal, en gaf droogjes order, dat haar koets haar des volgenden middags moest haaien. — de marquis in, H4a! dat is grappig, de  44 .DE. GEVAAREN de vicomtesse. Maar 't is zo heel grappig niet, dat zy twee duizend Louifen verlooren heeft, en geen drie duizend Guldens inkomften bezit; en nu niet weet wat te zullen beginnen. Gy moet dit voor u houden; wy beloofden haar', dit niet te zullen verfpreiden. — juliette, (terzyden.) Gy komt uwe belofte wel na! de vicomtesse. Zo het uitkwam , zy zou in de grootfte moeite met haare familie koomen. de marquisin. Dat's afgrysfelyk. (De beide Dames luisteren elkander iets in.) Juff. le doux, (ter-zyden.y Ik ben bly, dat ik dit weet, en zal er my van bedienen, (overluid. ) flebben de Dames ook nog iets te bevcelen? SS.  DER W A E RE L ft 4J DE MARQUISIN. Goeden dag, Juffronw] le Doux. Juliette, gy moet niemand laaten binnen komen, hoort gy? —< JULIETTE. Zeer wel, Mevrouw. ( Zy gaat met Juffrouw le Doux, die de Doozen mede neemt. ) NEGENDE TOONEEL. DE MARQUISIN, DE VICOMTESSE, DE MARQUISIN. Ik hoop , lieve Vriendin , dat gy by my eeten zult? DE VICOMTESSE. Ach , heb ik myn Woord niet gegeeven voor eene Lectuur? . . . ook om Thee te drinken? .... Nog mooier, daar heb ik myn knoopwerk vergeeten; wat ben ik onbedagt! Nu zal ik my el» lendig verveelen; als ik niet knoop, kan ik niet recht verftaan, wat er geleezen wordt. . DE i  45 Ö ET G E V A A R E N n K MARQUISIN. 3VV« is het voor een werk, dat er zal geleezen Worden? DE VICOMTESSE. Een Gedicht. - DE MA RQ ÜISIN. Ha! ik wed van den Ridder d'Bcrbain I DE VICOMTESSE. Zo is \J Hy had wel trek om M te laafen drukken; maar gy kent hem, hy is zéér zedig zéér eenvoudig! ... De naam van Sthryver is voor hem verfchrikkelyk En zo als hy zelf zegt, hy fchryft alleen om zyue Vrienden te vermaaken. DE MARQUISIN. Ik heb hem evenwel zyn Gedicht in een ge-cl ffehap van wel zestigperfoonen hooren voorleezen. DE VICOMTESSE. ' Wy zullen nu ruim honderd uitmaaken. Maar-dat komt, om dat hy Z0 bekent is; o hy heeft  DER W A E R E L D. beeft zo veele vrienden! Wat fpyt het my, dat gy niet op deeze Lectuur komt! Weet gy wel, myn hartje, dat wy nu elkander van daag niet weer zien zullen:?. .... ■r ' J9E MARQUISIN. Apropos!' zeg my toch, waaroiri zyt 'gy' reeds ïo vroeg opgefchikt ? DE VICOMTESSE. < Wel, ik kom den gehelen dag niet meer thuis. Ten vyf uuren ga ik naar de Franfche Comedie; dan haal ik u, om op het nieuwe Ballet te gaan; wy zullen ondervvyl een vifite of drie afleggen, en by den'Ambasfadeur foupeeren. Wy zullen Pharo fpélen ; ik zal alles verliezen; dan kan niet fcheelen. Ik behou toch voor • dat fpel eene zo fterke als ongelukkige drift. Ik fla van de fpeeltafel op, en vertrek. . . . Dit alles vermoeit, en kwelt my; ik ben nergens naar myn zin, dan by u, of geheel alleen. Wees gewaarfchuwt, ik zal eindelyk nog een menfchenhaatfter worden. Zi gy eens wist, hoe veele onaangenaamheden my al ontmoeten En daar komt n-ng by , dat ik my om alle beuzelingen ontrust. Men mag zich wel beklagen, als men'met zekere aandoenlykheid begiftigt is. ... , 't Is een zeer ongelukkig ge- fchenk.  4« DECEVAAREN fchenk Lieve fchat, hebt gy daar ook road? Het myne is wat al te bleek. DE MARQUISIN. Daar is 't. (De Vicomtesfe zet zich voor het Toilet en legt rood. ) Ik verzeker u, dat gy er van den morgen allerliefst uitziet; en gekleed, ofgy zo zoud gefchildert worden. Zo Mevrouw de Semur u van daag ziet, zal- zy van afgunst en fpyt DE VICÖMTE SSE. Hoe lelyk is de nyd; hoe haatlyk maakt zy haar die haar keesteren 1 DE MARQUISIN. Gy hebt gelyk ... zeg eens, myn hart, hebt gy wel aan onze kleeden voor de Quadrille ge- dagt? DE VICOMTESSE. Ja, myn kind: ik geloof voor u niet te moeten verbergen, dat onze Quadrille vry wat geruchts Braakt. .... Hebben wy nog niet zes répétiti- ons ? DE MARQUISIN. Juist, BB  DER W A E R E L D. 4S DE VICOMTESSE. Hoe vind gy nu evenwel Mevrouw deBlémont, die heeft daar verzuimt (om haare Rechters te fpreken en over haar Proces raad te pleegen,) op de Quadrille te komen ? DE MARQUISIN; Ja, men zegt, dat haar geheele fortuin van dat Proces afhangt. . . . DE VICOMTESSE; Goed, zy kon haare Rechters wel op een anderen dag befeheiden hebben. Zy is nog geheel en al eene Provitiiiaïe. Zy heeft meest altoos Buiten gewoont. . . ; DE MARQUISIN. Zy heeft, zo als haare bloedvrienden Zeggen s> veel verdieniten. DE VICOMTESSE: Dat kan zeer wei zyn, doch die zyn dan niet zeer fchitterende. Hebt gy wel opgemerkt, hoe dat haar panier altoos aan de zyden neerzakt? Zy is ook zo magtig onbevallig Ik weet LDEEL. D OOk  P DE GEVAAREN ook niet, hoe zy op onze Quadrille komt, zy onthelt die maar de marquisin- Zy danst niet kwaad; en is een heel lief, mooi Vrouwtje. de vicomtesse. Och, lief, mooi ! gy hebt veel goedheid ! zy kan het geweest zyn, maar zy is niet jong meer: zy zegt, dat zy maar vier- en- twintig is , doch zy is wel zeven- en* twintig. ... . Nu, lieve Vriendin, ik moet u verlaaten. de marquisin. looii* jgssia fl|K| mt .= \ fE Hoe zo fpoedig? de vicomtesse. Wy zien elkander deezen avond immers? Ik heb u duizend dingen te zeggen. Ik moet myn geheel hart by u uitftorten; ik heb waarlyk veel Verdriet*; en zo ik niet zo veel moeds had.. de marquisin, Gy maakt my ongerust, de  DER WAERELD. fl DE V1C OM TE SSE. Ik zal u alles in de Opera vertellen. . . . Vaarwel , myn fchat! Apropos! zullen wy die kleine Loge nemen? Gaat gy daar toe over? DE MARQUISIN. Ja, zo gy dat liefst dus had. DE VICOMTESSE. 6 Daar ben ik van verrukt, nu kan ik nog veel meer by u zyn. ... Nu, vaarwel, Poesje. ( Zy omhelst haar. ) Dit klein gefprekje heeft my heel opgemontert. O ik was zo bedroeft toen ik kwam. Vaarwel .... lieve Vriendin Vaarwel! zaagt gy myne nieuwe koets ? DE MARQUISIN. Neen, is zy voor de deur? DE VICOMTESSE. o Zie haar eens: zy is verrukkelyk! DE MARQUISIN. Goed, ik ga met u. ( Zy gaan gearmt de Zaal Vit.) Einde van het eer/ie Bedryf. D a TWEE-  5ï DEGEVAAREN TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. DE MARQÜISIN, JULIETTE. DE MARQUISIN. ^Tulfefte, krfg myn groen geborduurd kleed, ik zai my zo aankleden. JULIETTE. Tïoe, Mevrouw, om met Mevrouw uwe Tante alleen te foupceren ? DE MAR QUIS 1 NV Lieve tyd , ik bad reeds voor agt dagen mvn woord gegeevcn oin by den- Ambasladeur te foupecren : de Vicomtesfe heeft het my daar herinnert. j U L I E T'TÉ. Maar, Mevrouw, gy hebt aan uwe Tante belooft ,  DER W A E R -E 1, D. 53 looft, haar op te zullen wagten 5 en gy kunt ook aan haar wel een gezelfchap van honderd perfoonen geeven: de kleinfte verfchooning zalug,:makkelyk ontflaan. DE MARQUISIN. Ja, maar de Vicomtesfe zal het my nco't vergeeven, JULIETTE. Mevrouw uwe Tante heeft daar veel meerrecht toe. DE MARQUISIN. Ik vrees het, want ik weet, dat zy myne beweegrede zeer liegt zal vinden. JULIETTE, 0 Zeer liegt, hou u daar verzekert van. DE MARQUISIN, Dat is zeer moeilyk Zeker, ik zoude troostloos zyn, indien myne Tante misnoegt ware ; voor my is niets zo naar. Maar durf ik het u wel zeggen , Juliette , M zeilde bezoek ,'t welk ik deezen morgen zo. vuurig wenschte, ontrust en bedroeft my thans.. .... D 3 Ju"  54 DE -SEVAAREN JULIETTE. Hoe is 't mooglyk? .... DE MARQUISIN. Myn hart is het zelfde Ik zou by alie tmdere gelegenheden aan het vermaak van by haar alleen te zyn, alle de partyen, van wat aart ook, opófferen, o Juliette, hoe verftandig , hoe braaf is myne Tante! Hoe groot is myn vreugd , alsik haar ook maar hoor fpreken ! en als ik haar raad volg, hoe gelukkig ben ik dan. Zy overtuigt my altyd, maar te gelyk voel ik, terwyl zy fpreekt,eene innerlyke onthutstheid ,- en een berouw, dat ik u ia alle zyne bitterheid niet kan befchryven 6 Vvaarlyk, om van de lesfen der deugd altoos al het sangenaame te genieten, moet men niet van den regten weg zyn afgedwaait. JULIETTE. *t 1$ waar, dat men voortyds, als men u depligten der Vrouw voorhield, uw eigen afbeeldzei vertoonde. DE MARQUISIN. Ach, Juliette ! . . En dit geluk heb ik kunnen verwaarloozen, cn . . . verliezen .... ju-  D E R W A E- R E L D. 55;. JULIETTE. . Gy zult het weer vinden ; de ervaarenheid zal u eene deugd te meerder byzetten; gy zult u zelf mistrouwen. ( Een Kamerdienaar komt binnen. ) DE MARQUISIN. Wat is 't ? DE KAMERDIENAAR. Mevrouw, de Schilder brengt de drie portretten. DE MARQUISIN, Zo, ik weet het al : plaats die in myn kabinet naast de andere. ( Hy gaat weg. ) JULIE TTE. Negen en drie is twaalf. . . . Men heeft doorgaans maar de portretten van byzondere Vrienden; zo dat, Mevrouw, gy hebt twaalf byzondere Vriendinnen : ik feliciteer u daar heel zeer mede, DE MARQUISIN. Neen , ik heb geene byzondere Vriendin dan de Vicomtesfe : de overige zyn maar goede bekenden. D \ ju-  16 DE GEVAAREN JULIETTE. Ik zie evenwel, dat gy alle deeze Dames even beleeft behandelt; gy hebt voor allen de zelfde pplettenhei I • op eenige kleinigheden na : zy ftaaa allen op de kleine Lyst, gy overftelpt allen met liefkoozingen: by kleine afwezigheden fchryft gy aan allen; als gy haar ontmoet, hebtgy altyd aan ieder een geheim te zeggen; is er eene van ziek s dan zyt gy doodlyk ongerust; ja gy fluit u met haar op. Zo dit geene vriendfchap zy, hoe moet ik dit dan alles noemen, Mevrouw? o Myne lieve Mevrouw, vergun my u te mogen zeggen, uw verftand en hart beiden behoorden u voor deeze belachelyke mode te bewaaren ! Zy moesten u zulke iedele kinderagtighedeu doen verachten. Vergeef my de vryheid , die ik gebruik ! maar het is myn pligt u de waarheid te zeggen; ik geloof dat gy dit waardig zyt. DE MARQUISIN. Gy kunt ten minfte verzekert zyn, dat ik zeer wel de waardy uwer vriendfchap en goeden raad bevat: geloof zelf, dat ik zomwylen zo zeer geergert ben over al dit belachlyke, alsgy, lieve Juliette, naamvlyks zyn kunt. Deeze manier van leven mishaagt my , maar zy heeft my ongelukkig gemaakt. Ik ben aan Holheid en traagheid reeds zo  DER WAERELD. Si zo zeer gewoon. Ik heb den fmaak om my bezig te houden geheel verloeren. Ik heb al die talenten verwaarloost, die my voortyds zo veel lof verwierven. En ik fchrik tegen de moeite , die ik zal speten doen, om weer eens te worden zo als ik geweest ben. Ik moet het u bekennen , dit houd my te rug. JULIETTE. Ikftautoe, Mevrouw, dat, indien gy u lan* ger bedenkt, gydan wel eens te laat kunt befluiten om uwe oeffeningen te hervatten Doch meent gy waarlyk, dat eene agtienmaandige ledigheid in ftaat zyn zoude, om u de voordeden, die gy vyftien jaar lang in u te oefenen enbezigte houden .verkreegen hebt, te doen verliezen. Êmook, Mevrouw, indien u dit leven zo fiegt bevalt} zo gy het zo moede zyt; zo gy niets vind, dat by uw voorig geluk is te vergelyken ; dat noch het 1'haro fpel, noch de bezoeken, noch de Operas u dat geluk kunnen bezorgen; of vind gy er nog behagen in , danbegryp ik, dat de opoffering daar van, aan u vry wat zal kosten . . . doch . . . DE MARQUISIN. Zomtyds is dat zo . . . maar echter, hoewel ik de Coquetterie zo zeer veragt als zy my tegenD 5 ftaat ^  5S D E G E V A A R E N ftaat, zo ben ik evenwel niet altyd volftrekt ongevoelig voor het vermaak van te behagen. JULIETTE. Zeer wel, ik bcgryp n. Gy hebt er niets tegen om u te laaten zien, en om te belpeuren dat men u mooi vind, niet waar? DE MARQUISIN. Ja, maar dit vermaak is zo kort en zo zwak: JULIETTE. o Dat kan niets anders, want gy deelt dien roem met zo veelen, dat, indien gy maar een weinig eigenliefde hebt, gy u daar onmooglyk mede kunt vergenoegen. Ik moet u iets verhalen dat ik op dit onderwerp onlangs gehoord heb j 't was by gelegenheid van die groote Party , die de Ambasfadeur gaf. Gy waart daar met Mevrouw de Vicomtesfe. Gy beiden trokt veeier oogen op u. Ik ftond onder het volk, en hoorde wat men van u beiden fprak. Ik kan niet ontveinzen dat de Vicomtesfe het meest aan de menigte beviel. Zy vergeleken u beider houding, gdlalte; het •ede! gelaat uwer Vriendin wierd algemeen gepre.zcn, Ik was zeer boos,want ik, Mevrouw, vind u  DERWAERELD. 5? u veel fraaier. Maar ik had wel dra meer reden om driftig te worden. Eensklaps kwam voorby de mannen, wiens geiprekken ik zo even gehoord had, en ftond ook by hun ftU, die jong getrouwde Vrouw , die altyd zo opgefchikt is ; die niets fraais heeft, en altyd zo veel fratzen en malle minen heeft; ei, hoe biet zy nu ook, Mevrouw ? DE MARQUISIN. Mevrouw de Ervignae ? JULIETTE. De zelfde . . . wel nu dan , na dat Mevrouw de Ervignae voor die Heeren zo eenige keuren gemaakt had, de eene nog lelyker dan de andere, cn al die hoofddraaijingen gebruikt, die u bekend zyn , ging zy met haare Schoon - Moeder in een andere Zaal. Zy liet deeze Heeren zo verrukt over haare bevalligheid, dat men niets meer deed , dan haar verheffen. Men roemde haar beminlykheid, haar philionomie; men bekende, dat zy duizendmaal fraaier en veel treffender feboonheid was , dan ( vergeef my myne oprechtheid ! ) dan gy Mevrouw, ja dan de Vicomtesfe; die men een oogenblik van te voren zo bekoorlyk had gevonden, DE  óq DE G E V A A R E N DE MARQUISIN. Hoe is dit mooglyk ? Mevrouw de Ervignae is lelyk J JULIETTE. Dat is zy ook; maar 't geen ik u zeg, is de waarheid. Ik was daar met den Hofmeester van den Ambasfadeur, die zich met deeze praatjes niet weinig vermaakte. DE MAKQU1S1N, Ik wed, dat deqze menigte niet veel byzonders was. . . . JULIETTE, Zy belfond ten minftcn uit de Heeren, die ik dikwyls by Mevrouw zie; zo als, de Vicomte de Elbi, en zyn Broeder; mynheer de Royanne, de Ridder d'Uerbain, en nog een (tuk of tien andere. DE MARQUISIN, Wat, de Ridder d'Herbain. . , , JULIETTE. Hy zelf,en een der geenen,die het fteiksteerst voor  DER W A E R E L D. 6r Voor de Vicomtesfe en naderhand voor Mevrouw d'Ervignac gcievert had; en dat, al zegt hy U aan het toilet zo veele fletze gekheden! Ja, Mevrouw, zie zo zyn die mannen ; en om die reden is het dwaas, dat men op de fchoonheid zulk een' hoogen prys ftelt. Hoe fraai men ook zy, men kan voor eene andere moeten wyken ; en 't geen nog fpytiger is, hoe dikvvyls het ook gebeurt,is, 'dat een zeer maatig figuur ons word voorgetrokken. Zo dat eene algemeene goedkeuring is een harfenfchim. Eene grillige verkiezing geeft ons die van daag, en ontneemt ons die op morgen. Maar de overwinning, die niet afhangt van de eigenzinnigheid noch van de mode, en die altoos en overal onze eigenliefde kan voldoen, beftaat hier in, dat wy belangryk zyn, om ons karakter„ om ons gedrag; dat wy behagen door onze bevalligheid, door ons geoefend verftand en onze fraaie talenten. DE MARQUISIN. Kom, Juliette , 't is beflist. Ik keer tot myne oeffeningen weder ; morgen begin ik op nieuw. Laat myn Pianoforte, en myn Harp ftellen; maak myn Palet gereed, bezorg my kleuren. Zet de Boeken, die myne Tante my zond, in myne Kasfen, en verbrand alle de Romans.  62 DE G" E V A A R E N juliette. _ o Welk een goed befluit, ais het maar beftendig de marquisin. Twyfel daar niet aan; 'tza! zo zyn maar wie is daar? een knegt. Mevrouw,daar is die arme Vrouw van Buiten, die hier nog eens geweest is, en zy vraagt orrl Mevrouw te mogen fpreeken. de marquisin. Zeg, dat zy wagt. (de Knegt gaat teen'.} juliette. Het is zeker die Vrouw, wier huis verbrand is? de marquisin. Och Ja, de zelfde! Zy moet geholpen worden ; en ik ben wel ongelukkig, haar thans niets te kunnen geeven.  DER W A E R E L D. Ó3 JULIETTE. Een goed hart kan ons, by gebrek van een zuinig overleg, zeer veel verdriets veroorzaken! Gy ondervind dit, Mevrouw, 't Is onmooglyk om te gelyk verkwistend en weldoende te zyn. DE MARQUISIN. Hoor, ik bedenk daar iets ! Ik fpeel van den avond Pharo; zo ik win, dan zal ik het vermaak hebben deeze arme Vrouw geheel en al te redden. JULIETTE. En zo gy verliest. DE MARQUISIN. o Ik zal winnen, daar ben ik gerust op. , . , Myn goed oogmerk zal my gelukkig doen Ipelen. ■ JULIETTE. ■ Als gy deeze Vrouw helpt, zult gy zeker iets doen , 't welk u zelf zal vergenoegen, maar 't zal geen goede daad zyn, DE  64 DEGEVAAREN DÉ MARQÜISIN* Hoe begryp ik dit ? JULIETTE; Hebt gy geene Schuldeifchers ? kan men waarlyk edelmoedig zyn, als men niet rechtvaardig is? Mogen wy ons zelf het edel vermaak van te geeven, ook al bezorgen , als men niet weet , hoe men zyne fctnilden zal betaalen ? DE MARQUISIN* o Gy hebt gelyk , Juliette ! . „ Gy grieft my, want gy zegt niets dan 't geen waar is. Hoe, ik kan dari niets doen , dan een arm Mensch eene vrugtlooze deernis, cn rny zelf een bitter verdriet te geeven* Ik moet dan het medelyden, die natuurlyke aandoening, verbannen, of ten minflen die niet involgen ; 't geen deugd is by een ander , zou nU maar zwakheid by my zyn. Ik heb fchulden ; die te betalen is myn eerfte pligt; ik weet het, ik voel het; maar hoe 't zy, die Vrouw «opgeholpen. Ga haar zelf eens fprceken , Juliette, vraag eens naar alles . . Daar komt iemand; 't fpyt my, dat ik niet heb laaten zeggen, niet by de hand.  DER W A E R E L D* - JULIETTE. Maar 't is de Vicomtesfe. DE MARQUISIN* o, Alles, alles is my thans ten laste 1 te gaat weg. ) TWEEDE TOONEEL. DE VICOMTESSE, DE MARQUISIN* DE VICOMTESSE. Hoe, myn fchat, nog niet gekleed? wat zyt gy talmagtig! DE MARQUISIN. ■ Ik heb zulk eene zwaare hoofdpym DE VICOMTESSE. Dit zat met uitgaan wel beteren* Het Phar© zal u herftellen; geloof my. I. D E EI» ÖE  66 DE GEVAAREN de mar q ui s i n. Ik kan my waarlyk niet kleden, noch op het Soupé gaan, de v ic om th ss e. En wat zal de Ambasfadeur zeggen? de marquisin. Lieve haft, gy neemt immers wel op u, my te excufeeren ? de vicomtesse. Wel, ik ben byna van gedagten om hem ook te leur te Hellen; te meer, daar ik zelf niet wel ben. ó Ik heb bet weer zo op de zenuwen !.. . En gekapt, om Kinderen mee naar bed te jaagen. ... Ja kom, ik blyf maar by u. Wy zullen praaten , en wat vroegjes ter rust gaan ; o dat zal veel beter zyn. de marquisin, Het fpyt my magtïg; maar ik kan u onmooglyk by my op het Soupé houden , want myne Tante zal zeker, als zy hoort dat ik thuis ben , dea avond met my komen flyten. d e  SER" W A E RÉ Li D'; ójf DË VICÖS1TESSÈ, Wel nü nog mooijer! dat is eene raafê behandeling. Ik gaf alleen om uwen 't wil myn woord by den Ambasfadéur ; zo gaarri bén ik by u. Gy bedenkt u j en gaat niet; ik doe allés om u, en ga ook niet; maar gy moet zo goed zyn,en my toe* ftaan de derde in het gezelfchap van u en uwe Tart* te te zyn. My dunkt, dat dit billyk is* DE MARQUISIN^ t" Maar gy zult u zo doodlyk verveelen» DE VICOMTESSE; Ik beken, dat het gezelfchap uwer Tante my niet veel zal opmonteren : zy is zeer achtingwaardig , maar ik kan niet ontkennen 4 dat zy verbaast ernftig en zo heel deftig is. . . Ik durf wel Wedden , dat zy geen fmaak in my zal hebben; DE MARQUISIN; Dat*s een inval! DE VICOMTESSE." Ja, dat doet er niet toe: hoor, alle Tantes éïï alle Schoon - Moeders mogen my niet lyden, zo E s dis»  oS DEGEVAAREN dra zy my keren kennen. Maar luister, ik bedenk daar iets , dat recht aartig is. Wy moeten volftrekt deezen avond by elkander blyven. Want nu, in ernst geiproken, ik heb u iets van veel belang te vertellen. Luister wat ik bedagt heb: fchryf aan Mevrouw uwe Tante , dat ik ziek ben, en u verzogt heb, om den avond met my alleen door te brengen. DE MARQUISIN. Ontfla my, bid ik u, Van deeze (treek. Ik heb vast befloten my daar van nooit te bedienen, omtrent eene Vrouw, die ik zo hoogacht als dankbaar ben. DE VICOMTESSE. Dat's wel aartig gezegd; maar de zin komt op gekheid uit: daar is geen ftreek mede gemengt, want ik verzeker u , dat ik heel ziek ben , en u verg met my- te foupeeren; zo dat gy zegt niets dan de zuivere waarheid. DE MARQUISIN. Welke grillen! . . . Gy zyt immers niet ziek? DE VICOMTESSE. Zeide ik u daar zo even niet, dat ik het weer ver-  DER WAERELD. G9 verbaast op de zenuwen heb? ... En ook, ik heb deezen morgen zo veel thee gedronken , dat ik er pyn van aan myn hart heb. Met een woord, om uwe confcientie gerust te ftellen , zal ik deezen avond niets gebruiken, dan wat water van Oranjebloezem. Is 't zo wel , of hebt gy nog al meer bezwaren? .... Lacht gy? Kom, ik neem dit glimlachje voor eene toeftemming. Geef my deeze proef van uwe vriendfchap; ik bidu, myn fchat. ( Zy omhelst haar.) Ik zal er u zo dankbaar voor zyn. ... Ik heb uwen raad noodig , ik moet u alle myne verdrieten toebetrouwen . , . Gy zult my te regt helpen, vertroosten, en ik kan ook dit gefprek niet langer verfchuiven, want ik ben in de grootfte verlegenheid; ik moet eene keuze doen: uw gevoelen zal alles voor my bellisfen. DE MARQUISIN.* Men kan u niets weigeren. Kom, ik ga dan aan myne Tante fchryven : ik beken echter aan u , dat deeze leugen my zeer veel kost. DE VICOMTESSE. o Zy zal er nooit van weeten., E 3, »E  jo DE GEVAAREN DE MARQUISIN. Dat's onmooglyk: ik weet zelf wel, dat ik haar morgen ogtend alles belyden zak SSE VICOMTESSE. Dat is groote gekheid. . . . Waar is uw Intkq, koker ? DE MARQUISIN, Daar is hy. DE VICOMTESSE, Kom myn hart, fchryf dan. ( De Marquifin zit te fchryve» ; onderwyl fpiegelt zich de Ficomtesfe enfchikt haare kleding.) Wat ben ik in angst!... Zo uit myn adem. Ik moet de zittingen in myne Koets nog veel laager doen Hellen. .... Li*ve fchat, hebt gy ook zin in de kleur van myn rok ? ... Ik vind die wat flets. . . . Zy is ook maar gemeen gegarneerd. . . . Juffrouw le Doux heeft ze echter gemaakt. Ach, myn Hemel, nu ik van Juffrouw Ie Doux fpreek, moet ik u iets ysrhaalen , dat my in myn ziel treft. . . . PP MARQUISIN; Wat is dat doch f Pi  DER WAERELD. Jl DE VI C OM TE S SE. Gy weet, hoe gevoelig ik ben; oordeel des hoe het my fmarten moet J Herinnert gy u wel, dat ik deezen ogtend in haar byzyn die historie van de Barones vertelde ? DE MARQUISIN. Ja, dat zy zo ysfelyk veel geld met Pharo verloeren had, DE VICOMTESSE, Nu , die arme Dame was aan haar veel geld fchuldig, en Juffrouw le Doux, dit van my gehoort hebbende , was bevreest voor haar geld, is naar de familie der Baronesfe gegaan, en heeft daar alles vertelt, DE MARQUISIN, Dat is fchrikkelyk, DE VICOMTESSE. En om de Barones nog ongelukkiger te maken, heeft haare Schoon-Moeder , die nooit dan Loto fpeelt, en de Schoon-Vader, die altyd fchaakt, dit Pharo zo hoog opgenomen, of het iets misE 4 daa-  72 PEGEVAAREN daadig ware. /De Familie is daar op by een gekomen. Het befluit was , dat de Barones een paar jaar in het hartje van Limoufin op een oud vervallen Kasteel zal gaan doorbrengen. Maar dit komt my zo naar en ysfelyk voor, dat ik er van beef. Ondertusfcben heeft de Barones my een Briefje gezonden , die my dit alles heeft medegedeelt. DE MARQUISIN. En weet zy ook, dat gy de oorzaak van haar ongeluk zyt ? DE VICOMTESSE. Dat weet zy ; Juffrouw le Doux heeft het haar verhaald; zo dat dit Briefje heeft my in myn ziel getroffen. Ik vloog terftond naar de Barones, om haar te bepraaten, dat zy alles ontkende by haare familie, dewyl ik 't geld by elkander zoude zien te krygen; doch zy had alles zo fterk toegeftemt, dat zy van dit middel geen gebruik konde maken! Toen ben ik by haare Schoon - Moeder geweest, en heb al den fchuld op my genomen; ik heb ver! zekert, dat ik de Barones tegen haaren wil aan heb medegefleept; dat zy geen fchuld ter waereld had. In 't kort, ik heb zo gepleit, dat ik haar pardon verworven heb. 't Is wel waar, dat de Baronnes my niet meer zien mag; dit is zelf eene  DER W A E R E L D. 73 eene der voorwaarden.; maar nu zy gerust is, getroost ik my dit zeer gemaklyk. DE MARQUISIN. Dat's een zeer onaangenaam voorval. DE VICOMTESSE. Ik was nog dies te meer te befchuldigen , om t ft vreemd, maar het geen gy daarzeide, doet my de traanen in de oogen komen, o Nu bemin ik waarlykMevrouw Dorizée, die u zulke gevoelens heeft ingeboezemd JULIETTE. o Mevrouw, dit zyn zulke natuurlyke gevoelens Zy liggen in alle harten verborgen : eeneflegteopl Voeding verflikt die, maar eene goede helpt die ontwikkelen. Dl  DER W A E R E L D. 7 ik ze  Ui DEÖEVAAREW de vicomtesse. Om een uur. de marquisin, (ter zyden. ) o Hemel! Dat loopt tegen ! de vicomtesse. Maar myn Koetzier is zo flof, *t zal wel twee worden i voor hy hier is. de marquisin, (tef zy den.) Dat is mooi! de vicomtesse, Wat fcheelt u, myn hart? Gy ziet er zo ver= drietig uit. de marquisin. Ja, ik kryg nog al meer hoofdpyn. de vicomtesse. Myne oogen doen zeer van het knoopen,..... Ik ben ftyf van 't zitten. . . (Beiden fiaanzyop') VIER*  D E R W A Ë R Ë L D. MJ IV IER-DE TOONEEL. juliette, de vicomtesse, de marquisin, juliette, (tegen 4e Vicomtesfe?) Mevrouw ... ef is iemand, die u verzoekt ta i jfpreeken. de vicomtesse. My? juliette. 8 " ' 'y: '■ " 31 " "' v'ov! Ja, Mevrouw. de vicomtesse. 'Mgfibbhntoov 31»bb Joni yx bos jsw , gnta iawt t Zo laat! Dit is vreemd; kom, ik ga. VYFDË TOONEEL, ! -... }>,»--■;, V' ; r.T de marquisin, juliette. JfsL j n.)icj;n"3V ifcao o yifiSod sltï»»-* Jttu ru-v de marquisin. olk moet eens een oogenblik adetnhaalen... Ik ben af! ... . 1 * - I. deel. tt j">  tH DE GEVAAREN JULIETTE. Ik voorzag wel, dat uwe converfatie vry droo» m;g zyn zoude. DE MARQUISIN. En dan de dolheid om tot twee uuren optebly-1 ven , eenig en alleen om beurfen te knoopen,, zonder een woord te fpreeken; dat is toch iets I oubegrypelyks. JULIETTE. ■ STIStJ J ( i Door zo kat op te blyven, ftaat zy eerst dee middags uit haar bed. Het middagmaal en het kleden chtnren tot bet tyd is, om naar de Opera te ryden; zo gaat dat. Indien zy te elf uuren ter rust ging, wat zou zy met haare voormiddagen aanvangen? Gy weet immers, Mevrouw, zo is de ton? DE MARQUISIN. Is dat Leven? ... En wat is zy ongeftaadig? Daar even zeidc zy my nog, dat zy my zaaken Van het grootfte belang moest vernaaien ; dat ik haar raad moest geeven; en nu is zy al haar verdriet, al haar moeiïykheden glad vergeeten, dis 2y my volftrekt heeft willen betrouwen. H  fi Ê R W A E R È L D. t&S jULlEf TÊ. Èrl gy hebt haar niets herinnert? DE MARQUISIN. Daar draag ik Wei zorg voor; Want haar zw'y-igen is my nog veel aangenaamer dan haar fpreeken. jULIETTÉi Daar is zy . • • Wat heeft zy eene drukte ! Nü lik ga heen. Zeker , nu zal zy u iets geheims te ■zeggen hebben, ( Zy vertrekt. ) ZESDE TÖÖNËEL. DE VICOMTESSE, DE MARQUISIN. ÜE VICOMTESSE. o Myn hart, nu ben ik in de grootfte angstf in de.... DE MARQUISIN. Wat is er dan gebeurt? ik* -a3ti &M^<*taa^0** - • <*i II d ö«  Hé DE GEVAAREN DE VICOMTESSE. 't Was eene myner Kamenieren , om my te fpreeken. DE MARQUISIN. Wel nu? DE VICOMTESSE. Wel nu , zy kwam my zeggen , dat myne Schoon- ■ Cioeder raazend boos op my is. Zy weet de hee- ■ ie historie van de Baronnes. Zy is bevriend met: die familie, en ik heb den fchuld van alles gekregen ; zy zal my nu eens terdeeg doorhaalen Denk eens aan, daar is zy in myn eigen kamer, en wagt my, om haare predicatie te doen. . . . o Zy zat lang wagten , die goede Vrouw! ik denk eens wat kostlyk hier te blyven. DE MARQUISIN. Wat voor gekheid! DE VICOMTESSE. Hoe! wilt gy, dat ik my aan zo een geweid bloot geef, daar ik het alreeds zo op de zenuwen heb. . . Gy weet, hoe aandoenlyk ik ben. . . . Dat's  DER WAERELD. li? ! Dat's onmooglyk. Ik blyf hier tot morgen og- ■ tend Wy zullen wat praaten; ik heb u, : duizend dingen te zeggen. Gy weet niet, hoeon] gelukkig ik in my zelf ben. . . Gy ziet my fom» ; tyds eens een oogenblik droefgeestig. . . . Deeze I ongelykheid aan my zelf is wel te verfchoonen; i en al de Philofophie der geheele Waereld is niet | altoos in ftaat, om zulke bittere verdrietlykheden i te wederftaan. .... DE marquisin. P>yWaO ot.tT.t: ti tl V-S 800DS WTflNtlSIF ff! Uw moed, die dit alles wél weet te verbergen, verdient ten minften onze verwondering. DE vicomtesse. Ja, ik heb veel moeds.... Zo ik geen karakter, • geen vermogen had , wat zou er van my worden ? Oordeel zelf. Ik heb een Man, die zich over my beklaagt , en my altoos dwarsboomt. Zyne Ouders kunnen my niet dulden ; ik moet met hun echter omgaan : gy weet, wy woonen daar aan huis? Ik heb veele vyanden, die my be. ledigen, en buiten u geen ééne Vriendin. de m a n q ui s in. Dat is eene naare omftandigbeid. Maar deed gy niets , om die wat te verzagten? H 3 DE  fi-8 DE GEVAAREN de v i c o m t e s s e. Ik poog my te verftrooïen, ik ben nooit thuis; 'tk ga uit, ik loop; ik zoek Menfchen op, daar ik geen 't minde belang in neem , en die my niet beminnen ; alleen om maar van eene familie af te zyu, die my haat en kwelt. de marquisin. Maar men kan niet altoos zyne Familie ontwyken. Men moet die fomtyds weder zien; en niets kan ons aan 't gezag eens Mans onttrekken. Is het niet beter, dat men zich doet beminnen van hun, die ons zo na beftaan , dan hun uittetarten ? Wy hangen immers van hun af; en wie weets waar zy eens toe befluiten? de vicomtesse, Ja! om hen te voldoen , zou men de Waereld byna moeten opgeeven ; men moest een groot gedeelte van den dag thuis blyven; ook dikwyls thuis foupeeren, geen fchuldcn maakcn; nooit Pharo fpeelen,.. . de m a r q u i s i n , ( lachende. ) Dat zyn ook waarlyk harde , ondraaglyke bedingen ! ••-ï ■ • • .j d e  D E R w A E R E L D. DE VICOMTESSE. Gy fpot daar mee ... O ik begryp wel, dat daar voor u niets ondraaglyks in is ; dat gy, die de rede zelf zyt, die aanneemt. Maar ik heb , zo als gy, het geluk niet gehad eener uitmuntende Opvoeding. Men heeft u zo veel fraaie dingen geleerd; gy kunt u altoos bezig houden; zonder u zelf te verveelen ,in huis blyven. Wat had gy in uwe Tante, toen gy eerst in de groote Waereld verfcheen , eene verftandige gcleidfter; gy hebt altoos zo veele nutte onderrichtingen gehad, hoe men wyzer en beter worden kan. 't Is geen wonder,dat gy geregelt leeft, en naar vaste beginzels te werk gaat. Indien gy niet een voorbeeld waart voor alle jonge Vrouwen , dan dunkt my, moet gy zonder verftand geboóren , of een groote zottin zyn. Zo dat, Vriendin , laat u maar zo veel niet voorftaan. Uwe meeste volmaaktheden hebt gy uwe geliefde en geachte Tante te danken. DE MARQUISIN, (^/V. ) o Hemel! welk eene bittere en billyke verwyting, en dat zonder dit té weeten ! DE VICOMTESSE. Maar ik wierd , van een Kind af, in een KloosH 4 ter  ÏW DE GEVAAREN ter gedaan; en kwam er niet uir dan om te trouwen ; gy zyt ru verftandig, ik hen nuonbedagt, dar is zo in de orde ik heb my naar die Mode gevoegt, die ik in de Waereld gevonden heb; ik wist niets met my zelf aantevangen. Ik nam toevlugt by een woelig leven , om my aan dat naare zelf verveelen te onttrekken. DE MARQUISIN. Maar gy zyt zo jong: gy kunt nog kundigheden opdoen, nog talenten aankweeken. DE VICOMTESSE. Dat wil ik ook waarlyk; ik doe zo veel als ik Un BS hou Phififche lesfen , heb een Meester aangenomen , die my op de Billart leert Jpelen; ik ry in de Manége; ik leer mennen: en evenwel, als ik alleen in myn Kabinet ben , heb ik niets te doen, en de eenzaamheid blyft voor my even ongevallig als ooit. DE MARQUISIN. Dat geloof ik wel: deeze foort van fhidie kan u, als gy alleen zyt, weinig te hulp komen. DE  DER WAERELD. 121 DE VICOMTESSE. . Maar deeze foort van ftudie is echter thans zeer in de mode; alle Vrouwen doen thans het zelfde. DE MARQUISIN. ■ . 0 Laaten wy de vermoeiende bezigheden en de wetenfchappen voor de Mannen over; zy hebben, onze bevalligheid, wy hunne kragten niet. Zy zyn gevormt voor groote onderneemingen ; de: ftoutheid, de vastheid, de geestvervoering voegt, hun ; ons betaamt het zedig , gcmaatigt, minzaam te zyn. Als zy ons naaraapen , verhagen zy zich, en als wy hun willen.gelyken , dan duen wy afftand van onze veelvuldige aangenaamheden, en verliezen hét zekerftc middel om hun te behagen. DE VICOMTESSE, Zo dat, myn hart, gy veroordeelt Vrouwen, die op de Billart fpelen, die op de jagt gaan , en Natuurkundige Lesfen bywoonen? DE MARQUISIN. ,'.' ^,■ ■ .jrioii :il3?.£9 My dunkt, dat de onmatigheid in dit alles alleen is aftekeuren. Een Vrouw, die niets doet dan het geen gy daar hebt opgenoemt, en geen eenige H 5 ai»-  m DE GEVAAREN andere bekwaamheid aankweekt, komt my, ik be» ken het, zeer beklagenswaardig voor; want als tnen vyftig jaar is, kan men noch jagen, noch ... de vicomtesse, Ach, ik heb nooit gedagt, wat of ik dan zyn zal! vyftig jaar!... foei! Ikverfta u; ik moet iets doen. Ik zal, dit voel ik, ontroostbaar zyn, als ik zo oud ben! ... o Myn hart, gy fpreekt als een Engel! gy hebt my overtuigt Ik zal niet meer te paerd ryden en ook, het veroorzaakt my hartkloppingen Maar wat heeft Juliette ons te verhaalen ? ZEVENDE TOONEEL. de marquisin, de vicomtesse, juliette, (Zy draagt twee Domittos en twee Masques.) Juliette, tegen de Vicomtesfe. Zie daar, Mevrouw, de Balkleden, die gy ge» eischt hebt. de marquisin. Hoe! Balkleden ? de  p E R W A Ê R È L D. Uj de vicomtesse, Het is Bal in de Opera, de marquisin. Welnu? de vic omtesse, . Wel nu, myn fchat, wy gaan daar naar toe, de marquisin. p Ik verzeker u, dat ik niet mee ga, de vicomtesse. Maar luister toch, ik kan immers onmooglyk. i voor vyf uuren naar huis gaan ? 't Is nu een uur; wat wilt gy , dat wy zo lang doen zullen? de marquisin. Alles , wat gy goed vind; maar ik zeg u, dat ik naar bed ga. de vicomtesse, Ja , ja, ik ken u wel: zo doet gy altoos. Gy begint altoos met eene weigering. . . . de  »4 DEGEVAAREN DE MARQUISIN. Gy zult my nooit meer myne toegeeflykheid verwyten. Want ik beloof u, nooit meer zo zwak te zullen zyn. DE VICOMTESSE. Goed. Maar nu zoud gy Qegt doen. Gy weet wel, dat ik twpt voor vyf uuren kan thuis komen. DE MARQUISIN. 't Is wel; ik heb een zeer goed bed voor f. DE VICOMTESSE. Ik naar bed gaan ? Ik zo onthutst gaan fiapen ? DE MARQUISIN. Gy toont my, dat er voor u geen rust is, dan op het Bal. DE VICOMTESSE. 't Is ten minflen eene afleiding, en die heb ik zeer nodig. DE  DER W A E R E L D. 125 de marquisin. Doe uw zin. . . Juliette, (ter zyden. ) Dat's waarlyk teder. de vicomtesse. Juliette, oordeel gy. . . . Luister, Lieve, ik heb een zeer groote rede .... maar eene heele fterke rede ... om niet naar myn huis te gaan. juliette. Mevrouw, die rede is my wel, en zeer wel ook, bekent. de vicomtesse. Wat? hoe? Juliette. Juffrouw Henriette, — die ik daar zo voor de tweedemaal van myn leven zag, heeft my alles met de groottte omflagiigheid verhaald ; en dewyl zy my de geheimhouding niet verzogt heeft, zo is het my geoorlooft u, Mevrouw, te waar- a a s -  Mtf DEGEVAARÈN tvaarfchuwen ; maak geen ftaat op haare ftil2wygenheid , de vicomtesse; Waar zal men eene befcheidene Kamenier vinden? Dit is nu myne zesde vertrouwelinge. Vyf heb ik al weg gezonden. Ik zal deeze, wat kan ik beter doen, ook affcheepen. . . . Gy ziet nu wel, Juliette, dat ik naar het Bal gaan moet? Is dit niet beter, dan hier blyven en my doodlyk tevervcelen. ... Toe, kleed Mevrouw, de marquisin. Gy plaagt my vruchtloos. Juliette, (fiiltegen Bicvrouw de Marquifin.) Gy kunt, Mevrouw, haar alleen hier door kwyt raken. de marquisin, (fiil tegêH Juliette. ) Dat's onverdraaglyk, de vicomtesse. Ik betuig u, dat ik zo weinig lust heb om naar het Bal te gaan, als gy. DE  PERWAÈRËLD. 137 -de marquisin. Ja, 't is uit pligt, dat gy dit op u zelf ver-» wint; waarlyk, dat is heldenmoedig! .... Nu luister, ik wil da.n méégaan! . . . , de vicomtesse,( met vervoering.') 0 Myn lieve Marquifin! . . hoe hartlyk bemin ik u.,.. de marquisin. Op deeze conditie, dat ik u, zo dra gy eene goede bekende aantreft, u by haar laat, en de vryheid heb pm weg te gaan. de vicomtesse. Dat's wel. . . . Met al myn hart. ... 6 Dit is billyk. Kom, laaten wy ons kleden. juliette,( tegen de Vicomtesfe.) Mevrouw, gelieft gy uw Domino aantedoen? de vicomtesse. ttjr*»£jT"av IcS. Jt>'! vift Jife qr> .... BJ.'iLssno/' Ja,kom. . . (Zy kleed zich.) Wy zullen er een goede vertooning in maaken. de  133 D E G E V A A R E N de marquisin, (ter zyde.) Welk eene dwaasheid!' . . .'. Welk eene on= gelykheid aan zich zelf. .... Haare opvoeding ftrekt ter haarer verfchooning Zy is toch te beklaagen! . . . (Juliette kleed daar op haare Mevrouw*) de vicomtesse. Ik heb gehoort, dat het Bal fuperbe zyn zal; ik geloof, dat ik zeer beminlyk wezen zal . . Waar zyn de Masques? Ha, hier zyn zy. . . Ik neem dit. Toe, Poesje, haast u dan wat! .. o Wat ziet gy er lief uit! . . ft „ een grappig gewaad! o 't Is zo mooi zich te verkleeden. ... En ons Kapzel ? juliette. Dit is het. de marquisin. Laaten wy ons eerst maskeren. (Zy doet haar masques aan.) de vicomtesse. Spoed u toch, waarde Juliette; ik brand van ongeduld .... op dit uur is het Bal verrukkelykst. Kom, kom, nu heen. . . . (Zy neemt ook haar masques voor.) KB  ÖERWAÉRELDV 129 DE MARQUISIN. ï)aar kómt iemand. Juliette, zie eens wie-het is; JULIETTE. 0 Myn Hemel, Mevrouw! . . ; DÉ MARQUISIN,* Hoe ? Wié is 't ? JULIETTE. ïk hoor Mevrouw uwe Tante. DE MARQUISIN.' ,0 Hemel! JULIETTE. Zo waar, zy is het zelf. DE MARQUISIN." ïk beef.- DE VICOMTESSE.* Dat komt er nu mal in! f. DEEL. I ^  *5o d e G e v a a r e n Juliette, (ter zyden. ) Ja, dat is eene vreezelyke verfchyning! AGTSTE TOONEEL. dorizee, de marquisin, de vicomtesse. ( Dorizee hlyft een oogenhlik agter op het Tooneel fiaan; ziet de Masquerade met verbaastheid. De beide Dames fchynen geheel verlegen. ) dorizee, naderende. 't Is myleed, dat ik uwe vrolykheid verfoor maar ik moet noodzaaklyk een woord met myne Nicht fpreeken de vicomtesse, (t egen de Mar* quifin, ) Ga gy heen , myn hartje Ik za] blyvea en het ys voor u breeken; ó zeer gaarn. de marquisin, (fiil tegen de Vicomtesfe.) Neen, ik bid u, ga gy zelf heen. de  ©ER WAERELD. *3* de v i g 0 m t e s s e , (fiil. ) Ik kan u niet veria-aten ,_ | _ ij: xh dorizee. Ik ben de gewoontens van een Bal vergeeten ; en tgy zyt beiden zo onkenbaar. Wilt gy, Nicht, my iwel eens antwoorden- de vicomtesse, (meteenezagte Ralfiem.ï) Lieve Tante, vergeef my deeze geringe. . . . de marquisin, ( zich ontmasqiterende.) Tante, ik ben raadeloos. be vicomtesse, (fiil tegen ck Marquifin.} Be zal' dan dé vlugtende Party zyn. Vaarwel, i myn fchat! Ik ben wanhoopig over dit voorvaL [De Tantes en Schoon - Moeders fpannen heden negen my famen. Ik ga my by de myne vervoeggen , om my te ftraffen- voor de moeite, die ik a sveroorzaak. ( Zy gaat heen.) 12 NE-  t"3'2 DE CE'VAAREN NEGENDE en laatste TOONEEL. dorizee, de marquisin, juliette. dorizee. (^gen Juliette , die hem wil gaan.) Blyf, Juliette; gy hebt my gefchreeven ; ik dien u te antwoorden; en ik wil u niet lang laaten wagten. juliette. e Mevrouw, ik durf het gisfen. . . . dorizee, (tegen de Marquifin.') Wees zo verlee*gen niet, Nicht. Zie my aan; ziet gy wel een enkele misnoegde trek op myn gelaat? Ik zou my over u kunnen beklagen; maar gy voelt genoeg, hoe verkeert gy deed: behoef ik u te befchuldigen ? de marquisin. Tante, ik ben geheel getroffen door berouw, en fchaamte ; uwe goedheid vergroot myn misdryf. . ... Ik durf niets ter myner verfchoo- ning  DER W A E R E L D. 133 ] rang inbrengen : vraag alleen aan Juliette, hoe ik 1 ben medegeileept, en met wat tegenzin. . . . dorizee. ,v51 --.' a 0 nstM 3 'ï Zonder uwe reden te weeten, of die goed te keuren, mag ik omïeruellem, dat het u vry Wat moet gekost hebben, my te misleiden. de marquisin. Ik heb u bedrogen.. ... Hoe ben ik gettraft!... Zo gy in myn hart leezen konde ! .... dorizee. Gy hebt my bedroeft; gy.heht.my eene on> waarheid gezegt, maar eigenlyk niet bedrogen. Toen gy van den avond my dat historietje wysmaakte , had ik het genoegen van te zien, ( zo bloosde, gy, en zo onhandig jukte gy, ) dat deeze uwe.eerfte leugen was. , Ik .heb meer ondervinding , dan §y; gy zoud my.dau , zo gy het kunstig bedagt had, juist niet misleid hebben, maar ik voel, dat ik het •nooit-zoude hebben kunnen vergeeten. Verfcheide voorvallen kunnen uwe vergeeving by my gemakkelyker maakcn. Maar valschheid , ook eene oogenblikkige, is onvergcef|yk. Denk dan niet meer, myn Kind, aan iets, I 3, d&  J34 -13 1 G E V 'A A R E Sf ■dat ik vergeef,: en diar » nooit meer van wil fpreeken. . Ik ben-zo laat gekomen, en als in uw huis ingedrongen, om u eene goede tyding overtebrengen. de marquisin. Eene goede tyding? - . . .• Hoe . . . £ myn Heer de Germini op zyne te rug komst, zal hy haast hier zyn ? dorizee. Gy hebt het geraden. . . . Dit kwam ik u zeggen. de marquisin, Cterzyden.) o Hemel.' .... r overluid.) Wel dra, in hoeveel dagen ? . . . . do rizee. Hy wilde u verrasfehen, maar ik vond goed u te waarfchuwen. . . . Hy fchryft my. . -. . Hy komt deezen zelfden nagt . . . binnen een uur. juliette. Zy word bleek . . . zybezwykt . . . ach MeVrouw». .(Dorizee en Juliette onderfieunenhaar.) üe  DER W A E R E L D. u 135 DE MARQUISIN. Binnen een uur! .... DORIZEE. Hoe dus vreeslyk ontftelt ? waar fchrikt gy voor? Hebt gy geene Moeder, geene Vriendin ?.. Hebt gy die niets te zeggen ? . . . . Kan ik niet een oogenblik uw vertrouwen herwinnen ? Ach , zo gy alles verheelt. . . Begrypt gy niet,- dat ik alles bezef ? Spreekt gy niet, myn Kind ? Is dit het loon voor alle myne tederheid? DE MARQUISIN. Welk oogenblik kiest gy uit, óm my dat vertrouwen aftevorderen, dat ik u zo zeer verfchuldigt ben. . . . Gy zyt «alles voor my. . . ; Ik bemin u, zo als ik u moet beminnen; meer kan ik daar niet over zeggen. ... Zo ik u niets, dan myne verkeertheden had aantebetrouwen, geloof vry, ik beleed die alle. . . . Waart gy alleen myne Vriendin , ik zoude u alles belyden... Maar myne Weldoenfter .... maar misbruik maaken van uwe edelmoedigheid. . . . van uwe tederheid 0 Dat kan, dat kan ik-iriet doen. I 4  f}6 DE OEVAAREl^ DORIZEE. Dewyl gy dan niet fpreeken wijf., zal ik fpr,eeken. Dank hebbe de voorzorg van Juliette. •I Spyt my, dat ik aan haar het genoegen , van i< te kunnen helpen , verpligt ben, de marquisin. Hemel, wat hoor ik? juliette. Ja, Mevrouw, ik beken, dat ik u misleide j gy waart zeventig duizend gulden fchuldig. de marquisin. Aeh! . . kan 't zyn ? . . . dorizee. Zy zyn betaalt. d e ma r q ui si If. p. Myne Tante!.....  der waereld. ? 37 juliitïEj ( haare hand hts? fchende.) Sta my toe. Mevrouw! . . . de afARQUISIN. Hoe kan ik dit ooit vergelden ? Hoe immef myne fouten uitwisten?... Maar, myne Tante, hoe vcrfcheurt gy myn hart, als ik denk dat deeze edelmoedigheid uwe zaken benaadeelt; en dat het u zo duur komt te liaan , voor myne dwaasheeden te boeten! dorizee. Wees gerust, Kind, ik had dit geld aan my? kon ik er ooit beter gebruik van maaken ? Zie daalde vrucht der Huishoukunde. Zy ftelt ons iu ftaat om hen, die wy liefhebben, een wezenlyken dienst te doen: uit welke ingevolgde grilligheid kan men zich ooit zo veel zoets belooven, dan uit zo eene dienstbewyzing? de marquisin. Gy beveiligt myn naam by de Waereld, maar hoe veel berouw boezemt gy my in. Nu zie ik eerst al het haatlyke van myn verkeerd gedrag!-.. Terwyl gy alles voor my doet, ben ik mooglyk I 5 Dieest  138 DE GEVAAREN meest te beklagen. . . . Kant gy tny nog Iicfheb. ben? Heb ik, na zo veel dwaaze buitenfporigheden, nog eenig deel in uw hart? Kunt gymy B(J achten? Stelt gy weder vertrouwen rjnny? Kan ik my zelf wel dulden? . . Ach, bevredig my, bid ïk u, met my zelf! .... DORIZEE. Bedaar, myn Kind, ik ben overtuigt, dat uw berouw oprecht is. Dit ftelt my gerust, 't Is waar, gy zyt verdwaalt;.maar ik heb my zelf het meest te wyten. DE MARQUISIN. Gy? Hemel? . . . DORIZEE.' Ja, ik. Ik gaf u goede lesfen , maar fchilderde de gevaaren der Waereld te algemeen. Zo ik u alle de ftrikken had aangewezen, gy zoud die zeer zeker hebben weeten te vermyden. De Ondervinding heeft u eene harde les gegeeven, die ik haar had behooren uittewinnen. Nu , alles is voorby Laaten wy nu aan vrolyker uitzichten denken. Nu zullen wy gelukkig zyn. T>F.  DER WAERELD* 139 de marquisin, o Het geluk hebt gy my letten kennen. Het is nergens dan in het Huislyk leven ; wanneer men aan alle zyne pligten voldoet. De deugd, en de vriendelyke gevoelens, de natuurlyke overheilingen begeleiden ons tot het geluk. De ge* Biaaktheid, de dwaasheid en de verftrooing, vervvyderen ons daar van. Het geluk is alleen berekend voor deugdzaame verftandige Menfchen. borizee, ( haar omhelzende. ) Ook voor u is het geluk berekend. . . . Maar ; kom, myn Kind, gaan wy uwen Man te gemoet. de marquisin. Ik zal hem weder zien, en niets myne vreugd benevelen? . . Lieve, Moederlyke Tante! . . . Juliette , ga met ons; ik wil allen , die ik bemin , by elkander zien ! juliette. o Mevrouw, zo gy in myn hart zien konde!..". dankbaarheid .... geluk! . . . ó myne waarde Mevrouw. po-  14» „DE G E V A A R E N dorizee. Kom, 't is ruim tyd; ga met ons, Juliette; kom, myn l,eve Kind, (Zy neemt de Marqufm onder den arm, die den haaren aan Juliette geeft. ) de marquisin, (weg gaande. ) Ach, hoe gelukkig ben ik nu weder! . . . EINDE. Dïï  D E VERSTANDIGE M A N. £ L y S P E L. IN TWEE BED RTF EN. Qn est heureux quand on est fage.  PERSOONEN. OPHEMON, een geweezen Koopman. VERCEIL, zyn Zoon. RENAUD, een jong Doctor, Neef van Ophemon. DE RIDDER, Nabuur van Ophemon. A N D R E E , een jonge Boer. PICARD, Knegt van Ophemon. Het Tooneel is op het Land, in het Kaste:! van Ophemon.  D E VERSTANDIGE . M A N. B L T S P E L. EERSTE BEDRYE EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeld een Kasteel. DE RIDDER, PICARD. DE RIDDER. iCs de goede Heer Ophemon hier niet? P I C ARD. Neen, myn Heer, hy is in de Boerdery by dea •»rmen Euftache, die zeer ziek geweest is. . . . DE  144 DE VERSTANDIGE MAN, de ridder. De Vader van Collette ? pic ard. Ja, myn Heer, en Doctor Renaud, een Neef van myn Heer Ophemon, heeft hem ook al weer verre gebragt. de ridder, En waar is Verceil? picard. Die is met zyn Vader gegaan, deridder. Ik verlang zeer om hem te zien: Verceil is... .■ picard. Dat is hafüürfykjat. men , om zo te fpreeken. met elkander is opgevoed. .... de ridder. Ja, myn Oom hield veel van den goeden Ophemon ,  DE VERSTANDIGE "MAN: *4f ithon, die ook,behalven zyne goedhartigheid,veel .weet, en een rechte denker is. picaro. Myn Heer uw Oom was een braaf Man: ; : i Myn Heer heeft hem ook zeer betreurt. de ridder. frcard, praat my eens wat van Collette; is zy : hog altoos zo beriiinlyk ? pic ard. tVel, me dunkt, dat zy in een maand of zes niet ■ veel kan verlclykt zyn; in tegendeel. . . . dë ridder: Het ftaat my hog voor, dat ik haar zeer mooi vónd... maar toen had ik nog niets gezien ik geloof ook , dat een halfjaarig verblyf te ParyS den fmaak zeer verfynt. . : i p ic ard. Men vertelt echter, dat de Paryfche Vrouwen! *ich blankettcn: ik verbeeld my, dat ik daar geen i.deel; K *tó  146 DE VERSTANDIGE MAN. zin in zou hebben ; maar 't zou ook kunnen zyn , dat dit my veel te bleek by onze Landmeisjes zoude vertoonen Zo dat ik zou aan den eenen kant verliezen, zonder iets aan den anderen kant te winnen. . . . Dat zou een flegte Negotie voor my zyn , en ik herinner my daar, dat myn Heer eens zeide , die zyn fmaak te veel wil verfynen, zal hem in 't eind bederven. . . . DE RIDDER. Zo dat na deeze {telling is de fmaak hier volmaakt zuiver; want waaiiyk, ik vind niets grover dan de Land-Edellieden. . . . P I C A R D. Ik geloof, dat ik daar myn Heer hoor. DE RIDDER. Hy is het zelf. . . . ( Picard gaat heen.) TWEEDE TOONEEL. DE RIDDER, OPHEMON, VER CEIL,RENAUD, DE RIDDER. He, goeden dag Ophemon .... goeden dag Verceil. . , . VER-  D È VERSTANDIGE MAN. *4? verce1l. Gy hiér . . « • aangenaamé verrasiing . . . . ( Vereeil gaat naar hem toe om, hem te omhelzen. ) de ridder. (By gaat zagtjes te rug , omhelst hem niet 4 maar geeft hem alleenlyk zyne hand.) Verrukt van u te zien ■.. S waarlyk. v e r c e i L, (ter zyden.) Welk eene koelheid \ . . •. i ophemon, ( tegen den Ridder.) Wy wisten niets van uwe komst. de ridder. Dit was ook eerst op Zondag bepaald ... en ik denk hier ook niet lang te zullen blyven. Gy zult my hier niet weder zien , voor myn Kasteel in gereedheid is.... o p h è m o n. In gereedheid ? en dat is zo prachtig en zo fraai gemeubileert ^ & ^  • 4» DE VERSTANDIGE MAN. de ridder. liet is niet bewoonbaar ... ik laat het omvergooijen. ophemon. Omvergooijen 1 de ridder» (al lachende.') Dat's een dood zonde, niet waar ? . . . En de Tuinen, waar over zich de heele Provintie verwonderde', deeze fchoone Olmenlaan, die trotfche Castanje Boomen, al dat laat ik omver hakken. . . . Ben ik niet onbermhartig? vooral ben ik niet recht origineel ? op HEMOS, Origineel ! o geenzins : ik vind in alle uw* voorneemens niets ongewoons. Is uwe meening niet, om met zwaarc kosten, van een groote» hof, een klein Landgoedje te maaken? de ridder. Net gerad-en: met een woord, een Engelfche Tuin, op he-  DE VERSTANDIGE MAN. M* OPHEMON. En een fchoon groot Kasteel in een Zomerhuisje te laaten veranderen? . . . DE RIDDER. Juist. OPHEMON. Wel nu, myn Heer , gy volgt de mode ; men [ kan des zonder onbillykheid u niet befchuldigen i van byzonder te zyn. . . . Maar myn Heer Renaud, wy hebben nog tyd, om ons wandelingje door het dorp te doen, voor het uur, beftemd om naar 't wit te fchieten, daar is. DE RIDDER. Waar heen ligt de reis ? R E N A U D. Wy gaan eenige arme zieken bezoeken. . . . DE RIDDER, (tegen Renaud.) Dat's goed voor een Doctor, maar wat heeft myn Heer Ophemon daar te doen? K 3  150 DE VERSTANDIGE MAR R E NAU D. Myn Heer betaalt de bouillons en de medicy, nen, die ik voorfchryf. DE RIDDER, Het komt my wel voof, dat men die betaa» le; maar zelf te gaan! RENAUD. Als men de ellende niet ziet, treffen zy min» der, en men geeft niet zo mild. . . . VERCEIL. Men moet ongelukkigen zien, om er dat medelyden mede te hebben, 't welk zy verdienen!... DE RIDDER. Zeide gy daar niet, dat er naar 't wit zou gefchooten worden ? VERCEIL, Ja, en myn Vader geeft de Prys. BB  ■ DE VERSTANDIGE MAN. ~V& DE RIDDER. , e Ik ben bly, dat ik dit eens zien zal! OPHEMON. Myn Heer de Ridder zal my wel toeftaan, dat 'fk hem voor een uurtje verlaat? DE RIDDER. Behandel my, bid ik u , als uw buurman; geen (complimenten, myn Heer Ophemon. OPHEMON. ^ Myn Zoon zal de eer hebben, om my te ver■ vangen , dewyl gy dit goed vind. ( By gaat met den Beer Renaud heen.) DERDE TOONEEL. DE RIDDER, VERCEIL. DE RIDDER. . Ik ken dien Monfieur Renaud niet. . . . K4 VER-  DE VERSTANDIGE MAN; VïRCElL, Hy heeft nu te Lyon drie jaar met goed fucces. gepniciifcert: hy ZOu gaarn te Parys zyn; myn Vader is hem in dat opzicht behulpzaam ; nu is hy uit erkentenis een week of zes buiten by ons gekomen. DE RIDDER., Uw Vader maakt een goed gebruik van zyne fc,,atten Maar Verceil, ik heb u, na.eer, afzyn van zeven maanden , wel duizend vraagen te doen. . . Gy fpreekt niet van Collette . . . Ha! gy word rood! .... Bemint gy haar dan nog al? VE R CE IL. Zou ik in zo weinig tyds hebben kunnen veranderen ? DE RIDDER. Weinig tyds? hoe? zeyen maanden. Gy denkt wel ouwerwets over de duurzaamheid eener drift. ... En weet Collette eens eindelyk , dat gy haar lief hebt? VE R,CE IL. Ik weet wel , dat gy my zult uitlachen. . . . Maar, hoe dikwyls ik dit ook voornam, nooit durfde ik ... . DE  PE VERSTANDIGE MAN. 153 DE RIDDER. i - Gy hebt gelyk; een boerenmeisje van zestien ;jaar is óók een zeer achtbaar perfoon, VERCE IL, Dat is waar, want de onfchuld en de deugd i Verwekken altoos hoogachting; en ook deomfrant digheden van Collette zyn niet verachtelyk; voor i my ten minften niet, wiens afkomst gelyk is aan de haare. . . . DE RIDDER, De Liefde maakt u zeer nedrig! Gy moest evenwel tusfchen u beiden een klein verfchilletja zien; gy zult eens honderd duizend Livres intomen hebben, VE R C E 1 L. Men moet wel zeer zeedig zyn, om zich op zulk een voorrecht iets te laaten voorftaan,.., DE RIDDER.. Hoe verfk ik dat ? K 5 VE A-  'i* DE VERSTANDIGE MAN, VERCE1L. Wel ja: hy, die zyn rykdom aanziet als het waare middel om wel te Hagen, moet weinig ver. wagting hebben van zyn goed karacter, zyn verftand, zyn DE RIDDER. Gy denkt fcbrikkelyk romanesq; en ook, myn goede Verceil.gy zyt gefchapen om eene Herderin te beminnen Maar ipotterny daar gelaaten, ik wil u in uwe Land-vryery helpen. Zeg,komt gy van den winter niet te Parys? VE R c E IL. Ja, dit is myns Vaders oogmerk. Plet is my heel leed ; ik zal met verdriet van hier gaan ... ik ben hier gebooren en opgevoed; ik ben er nooit van daan geweest. . . . DE RIDDER. En gy zyt in 't minst niet nieuwsgierig om Parys te zien ? V ER C EIL. Niets in 't allergeringfte. DE  DE VERSTANDIGE MAM. IJS de ridder, 6 Ik weet wel waarom Maar als ik u eens zeide, dat ik wel kans zie om Collette te Parys te doen komen, , , , verceil, pat's onmooglyk! de ridder. Ik weet, dat ik het in myne magt heb, verceil. Hoe dan? de ridder. Ja, dat is myn geheim. Gy hebt liefde; ik heb vernuft en overleg; gy zult niets weeten, voor alles gelukt is. . , . . verceil. Maar meent gy het waarlyk? de ridder, ('aff ernftig.) Wel foei! zou ik over zo een gewigtig Huk, •ver eene zaak, daar het hart zo in deelt. . . . ver-  *ï DE „VERSTANDIGE MAN verceil. Ik weet het niet, maar gy komt uit Parys met een air, een ton. . . gy zyt zeer veranderd. . . de ridder, (glimlachend. ) o Zeeker, dat geloof ik wel; ik ben óók eea weinig veranderd. verceil. Veel, zeer veel, dunkt my. de ridder. Gy ontftelt my! . . . Heb ik al dat losfe verlooren , al dat Land edelmans behaaglyke, 't welk ik echter altoos met verwondering goedkeur ? verceil. Hoor, ik heb liever, dat gy zo fpreekt. Ik wist nog niet, of gy fpotte of ernftig waart: nu ben ik gerust. de ridder. Gy neemt myne gezegdens mooglyk voor eene fchert-  DE VERSTANDIGE MAR iol li fchertzery op ... welk eene gekheid!... ik ben aiets dan een goede jongen, niet waar? verceil. j Ik geloof waarlyk, dat gy pretentie hebt om zo te fchynen. de ridder, (uitfchaaterend/) Pretentie? juist, dat is het woord. . . . (zeef ! flemmig. ) ik heb geene andere pretentie. verceil. Dat moet ik denken-, want gy doet als een goed mensch afltand van alle listigheid, en toont n zo als gy zyt. de ridder. Hoe, Verceil, gy haalt uwe fchade, zo het my voorkomt, weêrom. Nu, ik voorfpel het u , gy hebt iets in uw vernuft, veel zelf. . . . Laaten wy nu eens ernstig fpreeken. ( op een Jlaatigen, èeftigen toon. ) Waarlyk, ik verlang oneindig.... ja. zeker, oneindig, u te Parys te zien. Uw Vader heeft u uitneemend wel opgevoed. Die Man , die Abbé had veel verftand; gy doet eer aan zyne lesfen. . . . Gy kunt te Parys zeer veel vermaak genieten. ... Ik heb alle myne Vrienden al voor  *58 DE VERSTANDIGE MAM. U ingenomen .... met een woord , ik neem op: my, u over al te brengen. . . . Maar uw Vftdéft moet een prachtig huis hebben. ... Dit is thans voor u onontbeerlyk Gy moet Veelpaerderi houden. Gy moet Loges hebben in alle Schouwplaatzen; gy moet hoog fpeelen; en dan beloof4 ik u de fchitterendfte verbintenisfen, en al de aangenaamheden , die ik zelf geniet. verceil. Wat noemt gy fihittetend* verhntenisfenf de ridder. Wel, dat verftaat zich. . , . Verkeering, om» megang met Lieden, die zich onderfchdden dooi hunne geboorte en rang. verceil. Men moet die zoeken met hen, die uitmunten door hun deugd en verftand. . . de ridder, (met verachting,) Zeer wel!... Evenwel myn goede VerceÜ , in M ftaat ... zou het ... . nog aI v]eijen(J zyn. Ver*  DE VERSTANDIGE MAR 159 verceil. Hoe, in aanzienlyke gezelfchappeh te worden ■ toegelaaten ? Goed! mids dat ik deeze gunst aan : myne eige verdienden fchuldig ben ; maar als Ik die gunst te danken hebbe aan Maaltyden, - Tractementen , zotte Uitgiften, wel! dan zoude «y my weinig vleijen. . . . Neen, neen, nooit .-zal ik lieden, die boven my zyn, opzoeken; ik ■ verlang zelf de eer van hun gezelfchap niet eens, 1 dan voor zo verre zy my aangenaam toefchynen. Hy die , in myn daat, zich laat verblinden , door een beruchte familie-naam , verdient ook niet geduld te worden, dan om zynen rykdom. Voor deeze zotheid zal ik my wel bewaaren , en my niet in den grond booren door laage buitenfpoorighe» den. de ridder. Al deeze philofophie zal de vlugt neemen, éa maate gy naar goed gezelfchap verlangt. . . verc eil. Goed gezelfchap Dat zal ik zeeker zoeken; maar dit is niet in één kring bedoten. . . . Goed gezelfchap vind men overal, daar goede zeeden , verdand, en fmaak in achting zyn, DE  i6o DE VERSTANDIGE MAN. DE RIDDER. De Paryfehe lueht zal u vvel van gedagten doeri veranderen! VERCEIL; Ik ontken niet, dat Parys een Jongeling kan bederven ; maar ik cenk echter, dat wy , met een gezond oordeel, overal ons verftand en deugd kunnen bewaaren* Vierde tooneel* DE RIDDER, VERCEIL, PICARfli P IC A RD. Myn Heer Ophemon beeft my bevolen, aan de Heeren te zeggen, dat het tyd wordt, indien de Heeren ook gelieven te fchieten. VE RC E I Li Gaan zy beginnen ? PICARDi Binnen een half uur: er is reeds veel volk op het veld; o het maakt een mooije vertooning. O5  DE VERSTANDIGE MAN. iH de ridder. £om, Verceil! verceil. Ik ga meê. ( Zy vertrekken. ) p i c A r d , ( alleen. ) Verweerd, onze Ridder beeft weinig voordeel rmet zyn reis gedaan! .... Wat was hy van te /voren vriendiyk , fpraakzaam. Kom nu eens! ttrotsch, bedillend, knorrig o hy is een ;zotskap; want hoe zou hy, zo hy verftand had, Sin één halfjaar, zo van wit tot zwart kunnen veranderen? . . • Neen, neen, dat laat ik my nie^ - wys maaken. ... Ha, daar is Andree! V YFDE TOONEEL, f ic ard , andree. p ic ard. Hoe komt het, Andree, dat gy niet op het Vel4 zyt? ANDREE. Nou, nou, ik heb de tyd wel. . . , Zy begin-. I. deel. E P?n  Ifc DE VERSTANDIGE MAN. nen maar met de klokllag twaalf, en ik kan dra hier hooren. Zeg, Pfcard, waar woont myn Heerde Doctor ergens ? PICAM). Hoe wilt gy,met zo een gezondetroonie, hem gaan confulteeren ? A N D'RE E. Neen, neen, ik heb den Man in 't geheel niet' nóodig; 't fpyt my haast, want ik hoor, dat hy geen geld neemt voor zyn briefjes. PICARD. De duiker ja, dat's fpytig, dat men niet waï fcheelt, om daar van voor niets te kunnen gebruik maaken. ANDREE. Dat is wel zo; als ik nu eens ziek word, n* dat hy heen is. . . .• PICARD. Wat had gy hem dan eigenlyk te zeggen? AN-  DE VERSTANDIGE MAR iöj and ree. Wel, ik wilde hem bedanken. picard: Bedanken, waar voor ? an d r e e: Wet, om dat hy Euftache zo miral. Leeve de liefde, zegt men, om ons bekwaamiheidby te zetten. ... Kom, myn Jongen! (Zy i vertrekken.) L 4 TWEE-  ro8: DE. VERSTANDIGE MAN. "^*— ^"■IBil ui) _ fws Jcw . . . tb jr^f) iib TWEEDE- BEDRY F. EERST E: T O O N E E L. -mcBvjffci me rno fngrn imx atö [f *f> r , OPHEMON, RENAUD. ' 'd' ' ' » trn'"-'/l . . . .nui'j.v o; Y'.I MM OPHEMON» De eenvoudige vrolykheid onzer goede Boemi doet my recht plaifier. BENAUDi Die van Andree is ten minde zeer tuidrüftïftv O P II E M O Ni Dat's natunrïyk, hy heeft den Prys behaald; Wel, hy is nu de Held van het feest» RENAUD. Hoe veel genoegen moet gy door dit alles zelf gemeten I » , . Wie kan zo gelukkig zyn ais eeü ryk  DÉ 'VÉRSTANDIOÏ' M-X^. ' tty L- niildaadig Man, die op zyn eigen Landgoed. Woont? ... ÓP HEM ON. Gy kunt, rtiyn lieve Neef, in uwen ftaat, dèeze voor eene gevoelige ziel zö aarigenaame gewaarwordingen, insgelyks genieten ; indien gy uwe menslievendheid nooit verliest. Zonder haar vervult ook de bekwaamde Geneesheer zyne heilige verpligtingen ■ maat gedeeltelyk. Hy moet hen , die hy poogt te genezen , ook medclydend behandelen ; hèt medelyden alleen kan heul voor Het kvankbed van zieke behoeftigen brengen j zy alleen doet hem alle zyne kunstvermogens in 't werk dellen,-hem-niets verzuimen , nooit duurseh tegen zyne Lyders zyn. Zy legt hem vertroostingen op de lippen , doef hem moed en hoop aan bedroefde inboezemen, het hart door treurigheid verflagen opheffen! . . i Welk eene uitmuntende bediening, zo zy op eene edele wyze vervult wordt ! Is er eene heldhaftiger opoffering, dan die ons noopt, onze talenten , onze overdenkingen , onze■ doorgewaakte «agten, aan lydende medemenfehen te fchenken ? De kwakzalvcry, de pe^ dautery, en eene belachlyke verwaantheid, hebben maar te dikwyls dit ampt befpotlyk gemaakt; maar een braaf medelydend kundig Geneesheer is de hoogde achting waardig, en verdient de erkentenis en verwondering van alle Menfchen. L 5 RE"  Xfo DE "VERSTANDIGE MAN. RENAUD. Uwe edelmoedigheid ftclde my in ftaat om dat ampt te verkiezen, 'twelk ik zo zeerondcrfcheidde; en uwe raad leert my, hoe ik my daarin hebbe te gedragen. Geloof my, myn Heer, datuwe lesfen , 20 min als uwe weldaaden , nooit uitEiyn geheugen zullen gewischt worden. . OPHEMON. Ik vertrouw op uwe vriendfchap , myn waarde Renaud; en het vermaak van u te Parys weder te zien, verzagt het ongevallige, 'twelk ik zal geVoelen, als ik dit ftille verblyf verlaat. RENAUD. Gy vertrekt in 't laatst van den herfst ? OPHEMO N. Ja, en ik kan zeeker nooit iets meerder aan myHen Zoon opofferen; want het is om zynent wil, dat ik voor eenigen tyd afftand doe van dit eenpaarig, gerust, afgezonderd leeven. Zyne eerfte jeugd is verloopen , verre van 't gewoel en bederf der groote lieden; maar met zo veel fchatten als hy eens zal bezitten, is het onmooglyk, dat hy  DE VERSTANDIGE MAN. W •hy niet eens eenmaal in de groote waereld zal (komen. Ik moet hem die dan leeren kennen; ik imoet ten miniten zyn gedrag gadeflaan; zyn I leidsman blyven , en eene brave beminlyke Vrouw ,voor hem zoeken. Ik word oud: zo ik dit lan: ger uitftel, zou het wel te laat voor my kunnen worden: zie daar de rede, waarom ik myne reis niet verfchuif. RENAUD. Het komt my voor, dat myn Heer uw Zoon pver dit verhaast befluit droefgeestig is. OPHEMON. Dat begryp ik wel: hy is zo bereekend voor het geruste Buitenleven. Maar ik vermoede óók , dat er nog eene geheime oorzaak is, waardoor hy jiog meer aan ons yerblyf gehecht is. \ RENAUD. Ik beken, dat ik dit met u eens ben; en Collette. is een ongemeen fraai Meisje. O P H E M O NU Ik boude my verzeekerd , dat hy verliefd op kaar is. RE-  DE VERSTANDIGE MAN. RENAUD. En ik twyfel niet, of de Ridder is zyn mede» vryer, of zal het wel haast worden; want hy fcheen daareven nog uitneemend getroffen door de fchoonheid van het Meisje. OPHEMON. Ik wagt myn Zoon hier by myi ik moet meer weeten. RENAUD. Daar komt hy, ik laat u met hem alleen. (Hy gaat heen.) OPHEMON. •Vercétl is oprecht, hy zaI my op alles eenvoudig antwoorden. TWEEDE TOONEEL, OPHEMON, VERCEIL, O PII E M O N. Vêrceil, ik moet eens een oogenblik, dat wy alken zyn, met u praaten. Zeg my eerst, «* denkt  DE VERSTANDIGE MAN. m Lkt gy van den Ridder: de vriendfchap, die zyn bra.we Oom my altoos bewees, vormde tusfchen den'jongen Heer en u eene verkeering, op wter duurzaamheid ik nooit heb gerekend; en gy ziet nu, myn Zoon, dat ik my niet bedroog. VERCEIL. t Is waar, Vader, dat de Ridder ten mynen opzichte geheel veranderd is. In plaats van dat vertrouwen, die vriendfchap, die hy my altoos betoonde, is hy norsch, koel, of hy neemt eene houding aan van befcherming, of befpottmg, die my hoont, en afkeerig van hem maakt. OPHEMON. De Ridder heeft geen karakter, weinig verftand, en al het kinderagtige van onkundige lieden. Heb ik u niet voorfpeld, dat hy eens befchaamd zyn zoude , om dat hy een Man van geen geboorte zyn boezemvriend pleeg te noemen? Die eer wil hy •u doen gevoelen; hy bedroeft, misfchien vernedert hy u wel. Ziedaar, Verceil, dit zyn de «evolgen van zich te hechten aan lieden verre boven ons verheeven.; indien zy geene hoedanigheden of verftand hebben, om hen te verheffen, boven de grilligheden , de wispelturigheid , en eeue zotte laage hoogmoed. VER-  DE VERSTANDIGE MAN. VERCEIL. Ik ben dooi- u, myn Vader, te redelylc opgevoed . om ooit befchaamd te kunnen zyn over myne af. komst; ik kan evenWel die kleinachting niet dut den. Moet ik, om die te ontwyken, dan bedui, ten, om nooit dan met lieden van mynen ftaat te verkeerën ? ö P H E BI o IV; Neen: alle braave, bemlnlyke lieden, die g* leert kennen, verdienen, dat gy u by hen verVoegt, in wat ftaat ty ook geplaatst zyn. Vergeet maar nooit, dat gy een Koopmans Zoon zytj dat gy uwen rykdom te danken hebt aan eeneri zeer zeldzaamen voorfpoed. Wees altoos zeediWoon wél, hou een goede tafel; maar vertoon ïioch pracht , noch grootschheid. Zo uw overvloed u bedwelmt , dan zal hy u belachlyk erï verachtlykmaaken. Ik moet u nog een paarwoorden zeggen, hoe gy u omtrent aanzienlvke lieden moet gedraagen. Wees altoos ten uiterften beleefd: dit is het eenige middel om hun aandagt te trekken. Te veel vryheid , te veel losheid ■ wouden, in plaats van u tot hen opteheffeiï, xt wel haast uwen afftand doen zien ; door vari bunnen kant fa' zulke groove gemeenzaamheden te veroorzaakcn, die gy niet kunt weerom kaatzen zonder u zelf te verkagen, en hun te vergrammen VEK»  DÈ VERSTANDIGE MAN. 175 VERCEIL. Ik ben overtuigd, hoe noodzaaklyk het voor my is j bedaard en zedig te zyn; maar, myn waarde Vader, gy , die wel myn Leidsman hebt willen zyn, zult my zeeker uwe hand niet onttrekken. Ik ben jong, naauwlyks agttien jaar. . . . Gy hebt my altoos gezegt, dat de voornaamfte deugd der jonge lieden beftaat in zich zelf te mistrouwen» Waarom gaat gy my zo fpoedig aan de gevaaren der Waereld blootftellen? . . • Voor zelf myne rede volkomen gevormd zy ? . .• . OPHEMON, Deeze uwe zeedigheïd doet uw karakter veel 6er aan. Maar zyn dit, myn Zoon, de eenige beWeegreedenen, waar om gy zo ongaarn van buiten gaat. i . . Waarom word gy rood? VERCEIL. Ik beken , Vader, dat ik hier zeer veel behaagan vind. o P H E M 0 N. Mert zegt, (maar ik kan het byna niet gelooten,) dat Collette zeer veel toebrengt , om ü hier te houden. Ik heb al te goede gedagten over uwe  176 DE VERSTANDIGE M A N. uwe manier van denken, om gcmaklyk toetefïaaq dat gy het oogmerk zoude voeden, om een deugdzaam,,zedig jong Meisje te bederven, cn eene eerivke familie te bedroeven; gy, de Zoon van hunnen Heer; gy gefchikt, om deeze braave lieden te befchermen , en het voorbeeld van alle deugden te geeven. . . VERCEIL. Hemel! ... Ik heb dit oogmerk niet. Ik eerbiedig haare' eenvoudigheid Maar, ik moet het belyden , ik ben niet in ftaat geweest . . . haare bevalligheden hebben my overwonnen. OPHEMON. Hoe! heeft de rede niet gezegepraalt over eV«en misdadigen inval, die u het meest zou verlagen ? VERCEIL. Vfrlagen? . . En waarom? . . Verdeedigeiï de deugd en de fchoonheid dan de liefde niet? / O P II E M O N. Hoe dan ? Vormt gy het oogmerk qm Collette te trouwen? VER-  DE VERSTANDIGE MAN', m Ik herhaal het, myn waarde Vadër; neen, ik Vorm dat oogmerk niet. .... Maar er is evenwel, tusfchen Collette en my, geen weezenlyke (afttand. Kan een Burget zich vernederen , als hy met de Dochter van een eeïlyk' Hoefpachter [trouwt? . . . Zy is fchoon , zy heeft veel oor^ ideel. Zo ik haar bemin en bemind worde, wat kan haar in 'toog der redê myner onwaardigmaa* l ken ? OPHEMONi Haar gebrék aan opvoeding. ; . . En dit is én genlyk de aanmerkelykfté ongelykheid, ja ook de grootfte , die er tusfchen de Menfcben bedaart kan. Wy moeten de vastgeftelde rangen in de famenleeving eerbiedigen; die te verachten , toont veel meer hoogmoed aan dan gezond oordeel. De verftandige erkent die allen; hy is de Vtiend Van orde i en een naauwkeurig waarnetmer van het welvoeglyke. Hy geeft nooit vóór, dat hy mig en geboorte kleinacht» Ik Weet wel, Verceil, dat de Adel niets is dan een voordeelig vooroordeel^ ik bevvys hem daarom ook maar eene uitwendige beleeftheid: meer dan deeZe beuzelachtige onderfdheiding kan hy ook niet vorderen. Maar de waare meerderheid, die de hoogachting aan zich onderwerpt, die eerbied inboezemt, ontftaat I. DEEL. M  *7& DE VERSTANDIGE MAN. alléén uit het verftand, uit kundigheid, uit groote : begaaftheden, met een woord, uit eene goede Opvoeding, diedeuitgeftrektfte afftanden wegneemt die de bevalligheden der famenleeving vermeerdert • zy is de zagtfte, de nutfte band, die het Menschdom immer kan verbinden. Dit voordeel bezit gy, rayil waarde Zoon , en dit voordeel is geen vrucht van de mode, ofalgemeeneovereenkomst; het beftaat op zich zelf, en verzeekert u, dat gy overal zult ontvangen worden; ja, alle vooroordeelen ter zyde gefteld, dit voordeel maakt u met alle rede- lyke denkende weezens volkomen gelyk Gy ziet dan, welk eene weezenlyke ongelykheidV is tusfchen u en Collette? . ... Zeg my eens, zoud gy een Man tot uw vertrouwling e„ Vriend' verkiezen, die geheel onweetend was, dien men niets geleerd had, wiens taal en manieren, wiens houdingen zeeden even grof en onheblyk waren » Dit zoud gy niet doen. En gelooft gy, dat de keuze van eene Vrouw van minder aanbelang zy ? Is zy dan niet verpligt u altoos te vergezellen ? Moeten haare deugden en gebreken u niet noodwendig tot roem of tot fchande ftrekken; wordt zy de Moeder uwer Kinderen nïet ? Moet zy die niet eens opvoeden? . . . Wee hem, die in eene zo heilige onverbreekbaar verbintenis, alleen de gedaante in aanmerking neemt! Berouw, grievend leedweezen, en de billyke verachting der Waereld, ftraffen wel dra zo eene misdaadrge dwaas- heid.. . ,  ÖE VERSTANDIG MAN. tt| %&L .... Maar ik hdör jëtnattd} wy zullen 'dit gafprek wél eens hervatten; J ( M «n« 'A\ ) .tnari ^d r?s tff DERDE TÖÖNËÉE, öphémon, VËRCEILj PICARD. .n >i a o i 'x , a i § o 'i 3 v p 1c a r b, C Öphemón.) Myh Héér, onze goedé Ëuftache verzoekt tf iê I fpreekeü;. óphémön; Wat wil hy ? ,: bBaai ifttd ffisd ü . . • »ai rooms Jca picard; ïk weet het niet, inyn Heer ; maar hy is zeer >edrukt. En ik kwam daar Collette tegett5 die braaf fchreide. op hé moit» 'iïVaar is Ëuftache? picard- Op het Terras. M £ & p' h ê*f  *8o DE VERSTANDIGE .MAN. "S lUX T" iba*a2'vlPÜi mo~&]>1 Usii Ik ga by hem. (Hy vertrekt.) J 3 7 Jl O O T 3 (t'fri a 1 VIERDE TOONEEL. verceil, picard. verceil. Hoor eens, Picard, heeft Collette ugelprokcn? •li c m s i; i o picard. ?TrriIrïrjfiW Dat geloof ik! . . . ik ben haar confident, verceil. Hoe? .... wel nu? . . . « Wat heeft zy tl gezegt? Waarom fchreide zy? .9bh"tslsl'iwé picard. Ja, dat weet ik niet; zy heeft my niet willen zeggen, waarom zy bedroeft was. verce il. Maar het geen zy u zeide ? rj.  DE VERSTANDIGE MAN. iSt picard. Daar in had gy meer deel, myn Heer, dan gy deukt. verceil, (onthutst.) Wat zegt gy? picard. Zeeker, zy heeft my alles bekent, om dat zy . Wel weet, dat gy my wel lyden moogt; en dat ik belooft heb, haar trouw te zullen helpen. verceil, (levendig. ) Ga dan voort, Eicard. picard. Ik ga u een hoope gekheid vertellen. Het lieve Meisje is mal ... . maar zo eenvoudig als het Kind, dat van den nagt gebooren is. verceil, ( ongeduldig. ) Maar kom tot de zaak. M 3 P I-  ?22 DE VERSTANDIGE MAN, PICARD. Wel nu , zy is haar klein hartje — fcwyt ] VERCEIL, ( zeer ontroerd.) Pemint zy? PICARD. o Zo gy gezien had , hoe rood zy wierd, toen er dit uitkwam! .... Hoe zy haar fchortekleedje befommelde; hoe aartig zy haare lipjes uitftak!.. de pogen neergeflagen . . . groote traanen, die men zo eventjes door haare moojje bruine ooghairtjes zag blikkeren. . . . Zie, ik had haar nog nooit zo allerliefst gezien ! ... Ik zon haar we! hebben willen uitfchilderen. VERCEIL. En . . . noemde zy . . . hem ? . . PICARD,. Noemde? Wel, zy zou zyn naam om geea Waerelds goed genoemd hebben \^ ondervraagde haar, en zy antwoorde fiegts van tyd tot tyd, tusfchen haar witte tantjes door, en heel zagt Ja, myn Heer Picard. . . \ dat  DE VERSTANDIGE MAN. 183 " Jat is wel waar, myn Heer Picard En ik bedank u heel zeer, myn Heer Picard. VE RC E I L. Eindelyk ? PICARD. Eindelyk; wilt gy den Vryer dan kennen , myn ; Heer: loop, loop, zy heeft een goeden fmaakj 1 't is onze jonge Andree. VE R C E I L. Andree! PICARD. Ja hy die de prys won, een groote frisfche lummel van een jongen ... de mooiile uit het heele dorp; en ook een beste jongen , die werkt, en zich wel gedraagt, die nooit naar de Herberg gaat, en altyd op zyne zaaken past, om toch voor zyn Besje, en twee-jonge Zusjes van hem, den kost te winnen. Een jongen, myn Heer, die altoos vrolyk en befcheiden is, en'Collette fmoorlyk lief heeft. VERCEIL, (uit eene mymering te rug komende.) Weet gy vast, dat zy Andree bemint ? M 4 r*  m DE VERSTANDIGE MAN, ■ PICARD, o De duiker of ik het weet - En zy, ZQ wd a1g Andree , hoopen , dat gy hunne iiefde zult begunstigen. , . , VERCEIL. Daar hoor ik den Ridder. Hoor,Pieard, ze? ü aan Colletje, dat ik myn best voor haar doen .al! PICAKD. VERCEIL, («7//^,) Zy beniint Endree . . . , een fioer, P-card zegt, dat zyfchreidei... Andree'wo'n* zonaer moeite, haar hart, en myne zorgvuldig! heden zyn niet eens opgemerkt! . . , 0 N„ - rk, dat de liefde niet befhan kan, zonder êelykheid van geest Ik zeif mislei my omtrent myne gevoelens Wat ben £ gemkbg, dn nog te ontdekken, voor het te iaat is! . . . , . VYFDE  DE VERSTANDIGE MAN. * VYFDE'TOONEEL. DE RIDDER, VERCEIL. DE RIDDER. Ha, Verceil, ik zogt u ... ik heb my, zedert ik u verliet, met u bezig gehouden. ... Ik heb Collette gezien, en haar gezegt, wat myn oogmerk was, om haar naar Parys te doen komen. Maar gy zult haar zelf eens dienen te fpreeken, want dit Meisje is zo kinderagtig, en zo mal als zy mooi is. ... . VÈRCEIL. Laat dit daar: ik denk niet meer aan Collette. Myn Vader heeft my de onvoegzaamheden van zo eene fchuldige-verkiezing duidelyk aangetoont. En ik zie er ter goeder trouw van af. . . . DE RIDDER. Zeeker? *™« »« 8«« >• ' *»S .«KMft VERCEIL. Ja, ten vollen. M 5  m DE VERSTANDIGE MAN. DE RIDDER. Wel, dan zal Collette om my te Parys komen; en ik zal haar over uwe onbeftendigheii zien te troosten. VERCEIL. Geloof vry, dat haar Vader dit „ooit zal t»eftaan. . . , DE RIDDER. En geloof wy, dat ik zyne toeftemming niet zal vraagen VERCEIL. Hoe, denkt gy Collette dan te fchaaken? DE RIDDER. Schaaken ! Gy maakt my' aan 't lachen ƒ Dat woord kan me. omtrent een Meisje vanYaa- ren ftaat niet gebruiken Men fchaakt eene Dame van rang, maar men neemt een Boerinnetje mede. VERCEIL. Zeer wel, dan verandert, naar uw gedagten, het  DE VERSTANDIGE MAN- »87 :het geweld van naam, als het omtrent zwakken gepleegt wordt? . i Ik beken, dat in dit geval het | geweld en de hoop van ongeftraft te kunnen hlyiVen, den bedryver nog oneindig flegter en laager I hy my maakt, DE RIDDER. Gy neemt alles zo treurfpeelagtig op n Collette is niet gefchapen voor een boerenhut, }k wil haar bekend en gelukkig tnaaken. Heden I is dit zulk een groote misdaad? En ook ik zal wel maatregels neemen , waar door haar Vader geen recht meer op haar behoud; ik zal haar, m kwaliteit van Danleres, in de Opera laaten aan, fchryven, VERCEH. Danleres? .... Collette? . , . Houd gy er den gek meè? Hoe zal men haar daar aannee»eut zy kan niet danfen. . , • DE RIDDER, Dat raakt niet! o Dit gebeurt alle daag! II» een geestig loopje, dat men bedagt heeft, om een Meisje aan de ingebeelde magt haarer onbc- kende  m DE VERSTANDIGE MAN. kende Ouders te onttrekken. Een Burgerman zou wel kans zien , om zyne rechten te herneemen ; maar wat kan een arme domme Boer doch uitvoer. Hy weet immers nergens van, en blyft altoos in zyn hok. VERCEIL» Nu, ik geloof niet, dat gy meent het geen gy zegt. E E RIDDER. Ik verzeeker u dan op myne eer, dat ik ernaig **** • * * • de gewoonte, om jonge Meisjes, die met danfen kunnen, by de Opera te laaten aanfehryven, is thans algemeen; en dat, zo als ik zeg, om ze der Ouderlyke magt te onttrekken. Wel, ik zelf heb twee zulke Meisjes, die geene eene pas maaken kunnen, als Danferesfen laaten «teekenen. De eene is de Dochter van een Melkboerin ; en de andere van een Vrouw, die Draa-- ftoeTen verhuurt Beide zyn vyftien jaar", mooije Kinderen; evenwel Collette wint het verre. VERCEIL. En ftaat de Regeering zulke fchandelyke bedry- ven toe? Kan men een Kind van vyftien jaar, die dooreen deugeniet verleid wordt, niet uit  'DE VERSTANDIGE MAR 189 uit zo een fnood verblyf te rug brengen? Kan de Moeder van zo een ongelukkig fchepzel baar niet van daar rukken? Neen: indien het waar Is dat zo een veracbtelyk bedryf voorvallen kan, dan verbreekt de verleider de heilige wetten der natuur te baldaadig, om niet vroeg of laat ge* . ftraft te worden. on £ fcW»» Ir*a Q' ' 'fZ ^atag naa ruw nop* 5?» DE RIDDER. .. Gy vergeet ongetwyfeld, myn Heer Ver-ceil, dat deeze kragtige uitvaaring my in perfoon aantast? Ik beken, dat al deeze grootfpraak weinig gefehikt is, om my te berispen, of te bekeeren; maar om het belang, dat ik nog in u neem, wil ik liefst gelooven, dat uwe kennis aan de-Waereld ' u alle deeze fchoolfche gemaaktheid wel zal afkeren; en u wat voorzichtiger in uwe woorden ,maaken. <«' . ' «'t?,*w " _ tóu»b via u9ti'%fi- , •...:•/ j Ophemon wil hem uitleiden.) Hoe, houd gy er den gek meê? geen complimenten tusfchen buuren. Vaarwel, Verceil. (Hy vertrekt.) N ZE- i. peel, kn  194 DE VERSTANDIGE MAN. ZEVENDE en laatste TOONEEL, ophemon, verceil. verceil. (den Ridder naziende.") Hy voelt ten minfte dat hy ongelyk heeft, dewyl hy het poogt te ontkennen. Het is uwe geeerbiedigde tegenwoordigheid, myn waarde Va. der, die hem befchaamd maakt; het fpyt my, dae gy hem niet een klein lesje gegeeven hebt. ophemon. Dat zon niet wel geplaatst geweest zyn. Wy behooren alleen door ons gedrag lesfen te geeven aan hun , die ons niet aangaan. verceil. Magïku, myn Vader, wel vraagen, of Collette denkt, dat die voorflag, door hem gedaan, van my komt? OFHI-  DE VERSTANDIGE MAR m Ó P HE M ON. Zy, noch haar Vader, hebben dit kunnen gelooven; te minder, om dat de Ridder alleen voor Zich zelf ge'proken heeft; en alleen op 't laatst een woord van u repte, ën zonder te zeggen, dat gy op Collette verlieft waart. Het Meisje hoorde zyne aanbieding met zulke traan en , die alleen de onnozelheid ftort, doch ook met de bil! lykfte verontwaardiging; en zy vertelde terftond 'ailes aan haaren Vader. VERCÉlt: Ik heb gemerkt, dat zy onzen Andreé bemint: Vergun my aan hem, myn lieve Vader, twee duizend Ecus tefchenken , op datEuftache in het huwlyk bewillige. OPHEMON, (zyn Zoon omhelzende. ) Nu heb ik myn Zoon wedergevonden ! . . . ; Nooit kunt gy een beter daad doen: hét geluk van tweë eerlyke huisgezinnen zalurykelyk beloonen ..... en door de ftille vergenoeging, die deeze edelmoedigheid uwen Vader doet {maaken1 i • • Ik wil er deel in hebben. Ik zal de N a k°s*  '196 DE VERSTANDIGE MAN. kosten van de Bruiloft dragen , en de jonge lieden in hun huishouden Hellen. Kom , laaten wy hun dat goed nieuws meedeelen. Zy zyn nog allen by elkander, en in den tuin aan het danfen. .... Kom , myn lieve jongen. ( Zy gaan. ) EINDE. DE  HET PORTRET, O F DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS, B L Y S P E L. IN DRIE B EDRTVEN.  PERSOONE N» Mevrouw DU C HE MIN. DE LP II INE, haare Dochter, O P H E M O N. VERCEIL, Zoon van Opliemon. CLEAN TE, Vriend van Mevrouw Dmhemin, en Ophemon. De Marquis DE LIMOURS, Vriend van Verceil en verlieft op Delphine. F ANCHON, Meid van Mevrouw Duchemin. (Het Tooneel is te Parys by Mevrouw Duchemin,')  HET PORTRET, ij al23iflr0ïiVal -v :• .-^Ll ' ' 1; ■ O F DE EDELMOEDIGE MEDEMINNAARS. B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. (Het Tooneel verbeeld een Zaal.) -, - ,ntT FANCHON. OPHEMON, CLEANTE, * ^ OPHEMON. Is Mevrouw Duchemin met haare Dochter uitgegaan, Fanchon? FANCHON. 'i -1 ;.- os na .ahnaji itmoH Jcb i\a w ' Ja, myn Heer, maar zy zullen wel gaauwthuïs komen. ^ ophs-  Öoo HET PORTRET. ophemon. Is de jongejuffrouw niet naar de Vicomtesfe de Germeuii. f a n c h o n. 3 ö.ioaQjjfjao 3 aa Ja, myn Heer, den hemel zy dank, het is nu evenwel de laafee zitting. 'Die Dame heeft myne Juffrouw war geplaagt!..... Kyk eens , dat's nu al voor de derde reis, dat zy haar het portret doet beginnen. Zy wilde de andere niet hebben; om dat die 'haar als twee druppels- water gelee ken. Gy kent haar: niet zo, myn Heer? & * n a a a g t 3 m >i 3 c le an t e. Mevrouw de Germeuii? Ja, ik zag haarii X de eerfte reis toen zy gefchilderd werd. f a n c h o n. Nu , dan zei zy altyd: wel, wat! de oogen zyn veel te klein , myn mond is te groot, de kleur is' te graauw. Ik die, al zeg ik het zelf, niet gek ben, zag wel wat er haperde; want Juffrouw Delphine heeft haar nu zo blank en zo mooi gefchildert, dat niemand haar uit dat Portret kende. En zo wil' Jen het de Dames ook. Vind gy dit niet potzig, zich zo te laaten fchilderen? Maar ik praat ai  HET PORTRET. 101 |l weer voort. Is., er iets van de Heeren hun dienst? c le an te. -arbua -:v vmttluS fa ba ■■■'/ ah , vs ;'-m -joI Niets ter waereld, Juffrouw Fanchoil, ik badank u. ( Fanchon gaat heen. ) ■ TWEEDE TOONEEL. tiiSjidma snidqisd liaaiaV ish ty^ JJlnso »• ophemon, cleante. ophemon,- (hy ziet op zyn Orl'igi.) - 't Is vreerad , dat myn Zoon nog niet gekomen is; 't is reeds middag. cleante. ion nv ai snir! tWl fiT \ 1*3*8 Zal Delphine hem fehilderen ? . . . i aannrja asJioDad ïairfw. nooS •*« tJoX . . • r fl OPHEMON. Ja ; en ik denk , dat deeze eerfte zitting my in ve'rfcheiden opzichte veel licht zal geeven. cleante. Hoe dat ? N 5 OP HE-  So2 HET PORTRET. OPHEMON, Gy, Cleante, die nu al tien jaaren in dit huis logeerde; gy , de Vriend en Buurman van Duchemin, en haare lieve Dochter; zoud gy niets hebben opgemerkt van alles, wat my zo fterk getroffen heeft? CLEANTE. Wat, denkt gy, dat Verceil Delphine bemint?.., OPHEMON. Wat denkt gy er van ? CLEANTE. Wat zal ik zeggen ? Ik zie wel, dat by zedert een maand of drie zeer droefgeestig is , en my- ?nert! En Delphine is zo belangryk, zo deugdzaam, zo fraai; zy bezit zo veele begaaft- heden Zou uw Zoon echter befluiten kunnen, om de medevryer van zynen waardflen Vriend, den Marquis de Limours te worden ? . . o P H E M-0 N. Dan zou het eene drift zyn, haarer, die ze hem had ingeboezemd, onwaardig. t ** C L E-  HET PORTRET. »°3 CLEANTE. Dat is zo: en ook de Marquis, boewei gevoelig en edelmoedig, is trotsch en geweldig, ja had de ftoutheid, om eerst eene fchandelyke hoop te koesteren. Hy beledigde bet deugdzaam Meisje, dat hy aanbad; hy haalde zich haare veragting, haar haat zelf op den hals;het huis wierd hem verboden. Hy viel toen in het denkbeeld, datfpyt, vooroordeelen , en verwaantnem, —• de liefde konden zegepraalen. Maar gy weet, qat hy een afkeer gekregen hebbende van zyn losbandig leeven, thans zeer melancoliek is, de Waereld fchuwt, en niemand zien wil dan Ver, ceil: uit dit alles befluit ik, dat hy haar nog bemint. De overdenking en de tyd verdryven een voorby zweevenden fmaak, maar zy verfterken eene oprechte liefde; en Verceil, de eenige Vriend, de vertrouweling van den Marquis geduurende vyfjaaren, Verceil, die zo braaf denkt , hy zo kiesch, zo edel, zou die een geheim verra- den? Zou die de medevryer van zyn Vriend zyn? dat kan ik niet gelooven.. OP HEM ON. Het is my zeer aangenaam, myn Vriend, dat gy zulke goede gedagten van mynen Zo m hebt; en ik vleije my, dat hy di* verdient. M;ar in weer-  2ö4 HET PORTRET. weerwil van den grooten afftand die, er is, tusfchen Verceil (een ultgefcheiden Koopmanszoon ,) en den Marquis; zo hebben doch de opvoeding, en de geaartheid , hun tot boezemvrienden gevormt. Hunne vriendfchap is gegrond, en geheel onderfcbciden van alle die dwaaze. onbedagte toevallig ontftaane genegenheden. Myn Zoon bemint en acht zyn Vriend; hy is in ftaat om alles voor hem opteolferen ; maar evenwel, Delphinc kan nooit de Vrouw van den Marquis worden. Myn Zoon zelf is verpligt, deeze drift, die de rede veroordeelt, die zyne glori verbied, cn die zeker eens zal verdwynen , in zynen Vriend tegen te gaan. Als men het zo befchouwt, kan men dan Verceil niet wel excufecren, indien hy, als in iveerwil van zich zelf, Delphine heimelyk beminde? Deeze drift is in denJJarquis eene zwakheid; maar myn Zoon kan er zich aan onderwerpen, zonder de welvoeglykheid of de vooroordeelen te kwetzen. CLEANTE. Ik beken, dat gy my verbaast, 't Is waar, Delphine had zeer braave Ouders; zy was zelf voor ruime omftandigheden gebooren ; zy is naar die uitzichten opgevoed, maar eene ongelukkige omkeer van zaaken heeft haar in armoede gedompeld ; zy heeft niets ; haare bekwaamheid in 't fchilderen geeft haar thans brood , en uw Zoon zal eens  HET PORTRET. aoS eens een inkomen hebben van honderd duizend Livres! . • • OPHEMON. En zou hy dat geld wel beter kunnen gebruiken , dan door het der behoeftige deugd aantebieden? en aan de fchoonheid, die zo veele bevalligheden als talenten bezit? . . Het is niet door myn toedoen, dat ik eens zo veel bezit, dan nodig zyom alle myne begeertens te voldoen. Ik fcheide reeds voor twintig jaar uit den Koophandel; begaf my in geene ondernemingen; ik wistuittefcheiden, en myne eerzucht te beperken ; iets, dat alle ryke kooplieden niet zeggen kunnen. Zo de rykdommen myne ziel tot onverzadelyke wenfchen hadden opgeleid , dan zouden zy my zeker het waare genoegen ,'t welk ik thans bezit, ontnomen hebben; waar zoude myne inwendige vrede, die beminlyke vrucht der bedaardheid, gebleven zyn; en wat dan bedaartheid kan ons voor altoos bewaaren voor de vernederende dwaalingen der hebzucht, cn voor de fchandelyke uitwerkzels dier dronkenfchap, die een zeer fchitterend en voorlpoedig lot in ons kan verwekken? Ik heb honderdduizend hvres aan inkomen; wat kan ik des voor myn Zoon toch wenfchen dan een gelukkig Huwlyk ? Een ryk Burger, als hy met eene Vrouw van geboorte trouwt, waagt zyn geluk , en verfchalt Jch geen het minfte peribneel aanzien; Ik wensen .hierom , dat myn Zoon eens een ïnuomen uc"^" »«"  sc6 HET PORTRET. Zoon eens een Meisje zal beminnen, met hem in M foen gelyk, die er wel uitziet, verftand, deugd ert aangenaaide talenten heeft; en dan zal haar öngeluk haar by my nog dierbaarder maaken . . ; . Wat een geluk is het, ais men de onbekende' Verdiende kan in 't licht plaatzen! dat men de on^ fchuld aan de booze aanflagen der ondeugd kan onttrekken, de deugd beloonen, en ons lot verbinden aan eene beminnelyke Vrouw, wier billyke erkentenis ons van haare tedere en beftendigé liefde verzekert/ f LE AKTE. Zulke gevoelens maaken u de achting, die ieder een utoedraagt, ovcrwaardig! ;.. Waarlyk, Delphine is het Meisje, dat gy zoekt; en zo gy haar kende, gelyk ik haar ken , dan zond gyiu haar nog duizendmaal meer belang neemen! . . { Ö P' H E M Ö Ni I Ik heb haar nü reeds'een jaar nauwkeurig bei ftudeert; en haar karacter voldoet my zo zeer als haar vernuft; haare edele manier van denken, haare gevoelig hart, haare tedere achting voor haare Moeder, ha*e minzaamheid, haare gelykheid van humeur; alle, alle haare goede hoidanighee- den foen gelyk, die er wel uitziet, verftand, deugd ert aangenaaide talenten heeft; en dan zal haar önge-  HET PORTRET. 207 Jen zyn my bekend. Daar is maar iets , dat my te rug houd. CLEANTE. Wat? de liefde van den Marquis? OPHEMON. Neen'. want ik weet wel, dat hy daar van til afftaan: ik wilde, voor ik my uitlaat, weeten, of Delphine myn Zoon boven alle anderen verkiest , en ik beken, dat tot nu al myn nafpooren te vergeefsch is ..... Ik heb echter wel eens gezien, dat de oogen van Verceil haar onthutsten ; fomwyls * als zy met hem fpreekt, wordt i,y rood; maar ik neem mooglyk de beminlyka fchroomvalligheid der zedigheid , voor de onvrywillige ontroering der liefde ! ... Ik wil minder dubbezinnige tekens. . . . Eindlyk nam ik voor, om haar myn Zoon te laaten fchilderen. Zal zy deeze proef, indien zy hem bemint, kunnen uitharden? . . . Verpligt te zyn, om hem eenen geruimen tyd te moeten aanzien', wat dunkt u , zonden haare oogen niet éénmaal de gevoelens yan haar hart ontdekken? CLEANTE. Ik beken, dat uw inval my uitnement behaagt: maar  208 HET PORTRET maar zo uw oogmerk niet zo eerlyk was, dan zou ik deeze uitvinding voor zo trouwloos, als weloverlegt houden» Gelooft gy nu ook, dat Verceil haar bemint? dat hy hoopt? o p h e m o \. Hoopt ? neen ; daar is hy te redelyk , te gevoelig , te befchroomt toe: en derhalven, als hy van haare liefde niet zeer ftelligverzeekert wordt, zal hy zich daar niet mede vleijen. Het zoude echter zyn kunnen , dat hy door eenige byzonderheden meer van haare genegenheid weet; en dit zult ■ gy veel beter dan ik ontdekken: Hy vertrouwt u alles ; hy weet, dat gy, die Delphine hebt zien gebooren worden, haar bemint als een Vader; en, zo hy voor u zyn hart durft openen, dan zult gy hem wel geheel uitvinden. cleantb. Goed; ik zal daar myn werk van maaken. . . Maar hoor ik hem daar zelf niet? ophemon. Ja, hy is 't. Bedien u van deeze oogenblikken, voor Delphine nog thuis is. Ik wagt u op myn Kamer. CLS.  HET PORTRET «* k: '' 'Ti^ ■ Tj vd iri'"' * x ^j*"*^ CLEANTE. \ te wel; ga dit kabinetje door , om uw Zoon tiiet tegen te komert. OPHEMON. Nu, hy komt. Ik ga heen. (Hy vertrekt.) cleantb, (alleen.) 0 Hy is aan de praat met Fanchon; dat kan nu nog wel wat duuren; want Fanchon laat nooit de geleegenheid, om te kunnen mappen, voor by gaan. ... Ei, daar is ^ toch* DER;DE TOONEEL. CLEANTE, VERCEIL. VERCEIL. Is myn Vader hier niet? CLEANTt. 1 Hy is om zyne bezigheden eens uitgegaan, o maar L, DEEL. v  j»o HET PORTRET. maar hy komt wéér, om by de eerfte zitting tegenwoordig te zyn. VERCEIL. Myn Heer, hebt gy Mevrouw Duchemin gezien ? CLEANTE. Ja deezen morgen; maar flegts een oogenblik» VERCEIL. "-- ■ • • • muJ ai ta > , bianns^èüflaji s9 o Wat is dit eene lieve Dame , en zo eene. goede vriendelyke Moeder! CLEANTE. Zy is te achtingwaardiger, om dat haare behoeftigheid uit rechtvaardigheid voortkomt. Zy was niet verptigt, om haar Mans fchulden te betaalen; maar zy heeft echter alles afgedaan; en hoewel aan overvloed gewoon, heeft zy zich in de armoede, waarin zy ftortte, met moed en op eene edele wyze (taande gehouden. Ik zie, myn lieve Verceil t hoe medelydend gy zyt: dit verhaal treft u fterk. .... Vï r.  HET PORTRET. ft|| verceil» Ik volg dit medelyden in. . .,, • Waarom |ÖÜ men de deelneeming in het ongelyk van braave Menfehen ontveinzen ? Ik beken, dat ik daar grootsch op ben, en dat ik Mevrouw Duchemnl zo hoog acht, dat er niets is, 'twelk ik niet met jever voor haar zal doen. cleantë, En Delphine? fpreekt gy niet van? Zyt gy alleeii gevoelig voor de deugden haarer Moeder? Zyn die der Dochter u onverfchillig? . t Hoe word gy zo rood? . . . Is die vraag zo moeilyk? . verceil. Het oogmerk, 't welk men onderftelt, is wel eens wat belemmerende voor de waare geftelr- heid Ik raade uwe gedagte Het fmart my, by u verdagt te. zyn van trouwloosheid in de vriendfchap. cleante. Hoe? Spreekt gy van den Marquis? Maar is *yn drift niet eene beleediging voor Delphine? O a ver-  lil HET PORTRET. verceil. En zo de liefde eindelyk zegepraalde op zyne vooroordeel en? cleante. Wat? Zou zyn oogmerk zyn kunnen , haar te trouwen? . . . . Hy beiluiten, om de vooroordeelen te tarten? om zyne familie te verbitteren? verceil. Delphine zelf zal zyne vergiffenis verkrygen. Wie kan haar kennen, zonder de fouten , die zy doet begaan, te verfchoonen ? cleante. Maar zo Delphine , ongevoelig voor de eerzucht , eens een ander voorwerp boven den Marquis verkoos? .... verceil, (driftig.') Wat zegt gy ? . . Hoe ? . . Weet gy iets? . . Zou ry u gezegt hebben V . , . e l e-  HET PORTRET. »3 clean ï e. ! Ik? Ik weet nergens van ; ik ken de gefteltheid van haar hart in 't geheel niet. verceil, (ter zyde.) Hoe dwaalde ik daar! . . zotte inbeelding. I Ik durfde een oogenblik . . , hoopen , . i Wat I ben ik ongelukkig 1 . • • clean te. Denkt gy dan, dat de Marquis , met gevoelens die haarer waardig zyn, haar eens zoude kunnen behaagen ? VERCEIL. Verdient hy het niet? Deugdzaam, geoefend, bevallig, van fatfoen , ryk? . . . Zyreziel is zo verheeven als die van Delphine. Hy heeft alle haare begaaftheÖen Zy fchynen voor elkander geboorenj in weerwil van het onderfcheid, dat de grilligheid, het fortuin en het fatfoen tusfchen hun gemaakt heeft: al dit ongelyke verdwynt hier, en zy zullen vroeg of laat verbonden wo«- ** 03 VIER-  214 HET PORTRET. VIERDE TOONEEL, cleante, verceil, fanchon. fanchon, (Zy draagt een Schilders Ezel.) •Met uw welneemen, myne Heeren; ik moet dit alies zo wat gereed maaken cleante. Dat's goed, Fanchon ; adieu, Verceil; ik ga eens naar myne vertrekken (ter zyde,^ m naar Ophemon , om hem alles te zeggen. (Hy gaat heen.) VYFDE TOONEEL, verceil, fanchon. verceil, (terzyden.) Hoe zal ik in (laat zyn, om deeze moeilyke Commisfie uittevueren? . . . Hy wjl haar zien, haar fpreeken. . . Zy zal dit zeer ligt toeflaan! . Zy bemint hem heimelyk 0 Daar ben ik van verzeekerd , , . ach! fan-  HET PORTRET. «5 FANCHON. (Zy maakt den Ezel gereed, met het linnen , . en fchlkt de verwen.) Myn Heer, als ik niet al te nieuwsgierig ben... zal myn Heer gefchildert worden? VERCEIL. Ja, Fanchon. FANCHON. Ik wed , dat de Juffrouw u kostelyk treffen zal. VERCEIL. Zy fchildert zo fraai! Heeft zy zich zelf hooft geportretteert? F ANC HO». Wat hamer, weet gy dan niet ? . . . . VERCEIL. Wat dan" O 4 FAN'  HET PORTRET FANCHON, ( Treed digt by hem, en zegt, met e-en} air van vertrouwen. Zeekerlyk heeft zy zkh gc(chijderL, Nu a, .  H E T p O R T R E T. 219 DEtPHiSE) (ter zyden.) Hy fchynt onthutst . . • Wat. zal hy ons toch |zeggen? . . . mevr. du chemin. Wel nu, myn Heer. verceil, (ter zyden.) Ik beef! . . . • (tegen Mevrouw Du Chtmin.) Ik ben verleegen , dat beken ik ik vrees, dat gy my niet zult gelooven uw misnoegd mevr. DU chemin- Gy verbaast my . . . wat behelst dit alles? delphine. Ach, hoe ontroerd b'en ik! verceil. Durf ïk my vleijen, Mevrouw, dat myn karakter u  220 HET PORTRET. u wel bekent is; en dat gy op myne eerlykheid vertrouwt? delphine, (ter zyden.) Ach , hoe zal ik de aandoeningen van myn hart verbergen! jievr. du c hem in. _ Ik weet, myn Heer, dat gy de gedagten, die ik over u vorm, in allen deele billykr Ge- volglyk, myn Heer, kunt gy vy lpreeken. \ verceil. Gy weet, Mevrouw, dat ik de Vriend ben van den Marquis. de Limours; en hoe weinig my di£ ook bevalt, de vertrouwling zyner dwalingen - ik begreep ten fterkfte, hoe onwaardig hy zichzelf behandelde, terwyl hy de deugd fmaad aandeed. Voor lange uit uw byzyn geweert, heeft die verachting hem wel geftraft, maar niet van zyne lief. de genezen. Welke wapens kan de rede hem in de hand geeven, tegen eene genegenheid, die zy zelf goedkeurt? . . . die zy wel kan verbeteren maar niet uitroeyen: wat zeg ik, die zy geduurig fterker doet toeneemen. del-  HET PORTRET. *** delphine, (ter zyden.) Hemel, wat hoor ik!... Heb ik my zo misleid 1 • • verceil. Ik durf u thans, Mevrouw, van zyne goede 'oogmerken verzekeren (ter zyden.) | Ik kan 't niet langer uitharden mevr. du c h e m i n. Die omkeering moet ons zeeker verbaazen! . . vercbil, (ter zyden, Delphine aanziende. ) Delphine ... zy bloost! ... zy fchynt ge* troffen! ach, dit heb ik wel voorzien. mevr. du chemin. Wat zyn dan zyne oogmerken?.. zyne uitzichten? ver»  fc» HET PORTRET, verceil. Hy fmeekt u, dat gy hem wilt hooren. Hy heeft u gefchreeven, maar alle zyne brievea zyn ongeopend te rug gezonden. . . . Hem raadeloos vindende , heb ik niet kunnen weigeren voor hem te fpreeken (ter zyden^ We]k e£ne zwakheid! myne-ontroering zal my verraden!.., mevr. du chemin. Spreek, myn Kind, gy moet'hier op antwoorden. Dl Li' III NE. En dat zal ik zonder aarzelen;rte„en Verceil,, Zeg, myn Heer, aan dien Vriend, "die u zo dierbaar is . . . aan dien Man, die my zo fnood durfde behandelen, dat ik hem dit'nooit wil vergeeven, hem nooit wil zien. ... Zie daar zo denk ik, en myn voorneemen is onverbreeklyk. . . . verceil. (ter zyclen. ) Welk eene hevigheid! welk eene gloeijende 0* druk-  MET P O R T T E T- fS§ drukking! o Dit is de taal der fpyt, niet die der .onverfchilligheid! . • • delphine. En aan u, myn Heer, verzoek ik, zo gy eenU ge achting voor my hebt, dat gy in myn prefentie nooit zyn naam noemt. bso3 i- " i*»b ?S»!'f9SI-%v ,\ . ..... mili va «ttw :n«/i£EV/ , ilMfl iflOBJOO verceil. ? osiasiqi trciooo r>m Ik zie, Mejuffrouw, dat gyaan zyne oprechtheid twyfelt: evenwel. . . . 'yri Vib ,:iiift ^v/üoiii'Siiie 4' ' t J ' delphine. 'tls lang genoeg . . . niet meer van hem. Gy hebt myn antwoord gevraagd; ik gaf het u; wees BU zo goed, om het woordelyk aan uwen Vriend overtebrengen. • verceil. Gy beveelt het ... ik zal gehoorzaamen. {ter zyden, en heen gaande.) Wat moet ik denken? Jïoe fterk zyp de beweegingen van myn hart! . . . ZE-  *24 HET PORTRET. ZEVENDE TOONEEL. MEVR. DU CHEM1N, DELPHINE. MEVR. DU C HE MIN. Zo veel drift verbaast my! Waarom deeze fpoedige weigering? Als het waar is, dat hy een goed oogmerk heeft, waarom wilt gy hem ten minnen niet hooren fpreeken? DELPHINE. Neen, Moeder, het is eene nieuwe ftrik, die hy my fpant, geloof dat vry. . . Het fchynt, dat die man gebooren is, om my te kwellen en te hoonen . . . Hy wordt my haatelyk . . ik kan niet met bedaartheid dulden, dat men hem noemt. Wanneer zal hy my eens gerust laaten? . . . Hy is ondraagiyk .... ik haat hem. MEVR, DU C II E M I N. Delphine, kent gy haat? . , . . Hoe, is deeze fchrikkelyke drift voor uwe ziel gefchikt? . Maar toen de Marquis alles beproefde, om Vte verleiden, toen wreekte gy u alleen door verachting j  HET PORTRET m rtta»; ik zag alleen koele, ftille verfmaading. Waarom maakt gy ü dan zo verregaande moeilyk, ihu hy toont, dat hy berouw heeft; nu hy u tot zich wil verheffen ? DÈLP H I K É. My tot hem verheffen? Neen, neen, nooit. WEVR. DU C HEMlN. Maar,Delphine,dit is zyne bedoeling:ik ben'er gerust op. Hy is agt- en -twintig jaar; zyn eigen meester; hy bemint u met drift; wat kan hem beletten u te trouwen? . . . . Wordt het fatfoen gekrenkt,^ daar het voorwerp zo verdtenstlyk is. ... . . o Myn Kind, ik voel * dat de Hemel « voor dit aanzienlyk lot gefchikt heeft 4 Schreit gy, Delphine? . . . Ik begryp dit niet. DELPHINE* Neen, voor my is er geen geluk; ik fta er vatt af. MEVR. D U G HEMIN. Gy hebt gelyk, myn Kind;- gy kende tof nu' niets dan tegenfpoed; nu bedroeft gy my voor I. D E E L. *  226 het Portret*. de eerfte keer, om dat ik u zie weenen overuw lot. DELPHINE. o Myne lieve Moeder, als ik maar altoos by u blyven mag! . . . Laat my altoos in myn laagen ftaat blyven, en myne toegeevende Moeder bekomen Hebmy altoos lief, en alles is voor my draaglyk. MEVR. DU CHEMIN. In welk een ftaat zyt gy ! Lieve Meisje, wat betekenen deeze bittere traanen, deezs ontfteltenis ? Ik vrees , Delphine, dat gy u omtrent uwe gevoelens voor den Marquis zeer bedriegt Gy durft hem niet vertrouwen 5 die ongerustheid veroorzaakt u alle deeze geweldige aandoeningen $ zo gy ongevoelig waart, zouden zy veel minder zyn. .... DELPHINE. Ik hem beminnen. . . . o Hemel f , . .., MEVR. DU CHEMIN. Alles verzeekert my dit. Zedert hy niet meer hier komt,.verteert u eene geheime treurigheid, die ge-  HET P ORTRET. 22? -■geduurig toeneemt. . ; Nü moogt gy hoopen. . . iMaar is het mooglyk, Delphine, dat gy u aan zo ■eene gevaarlyke drift hebt kunnen overgeeven? ; Hadgy uwe Moeder, uwe Vrieudin , daarvan wel 1: Onkundig behooren te laaten? Moest gy f inynen raad niet verzogt hebben ? . . • DELPHINE.- Uwen raad! . . . Ongetwyfeld, is die my dierbaar; zonder dien kan ik niet dan afdwaalen. MEVR. DU CHEMIN; De befchroomtheid heeft u dan alleen belet die te vragen? DELPHINE. Wat zou anders in Maat geweest zyn, om aan' feyn vertrouwen in u paaien te ftell'en? MEVR. DU CHEMN. Gy ftaat my dan toe, dat ik my niet bedrieg, én dat de Marquis u niet onverfchillig is ? v DELPHINE. rfTv<2 . Neen zeeker l Lieve Moeder, Y r ^ " P , W  s:S HET PORTRET. gy vergist u. Ach, (ter zyden,) hoe kan zy zich hier in misleiden? MEVR, DU CHEMIN, Dit te ontkennen is maar eene grilligheid. Maar laaten wy er niet meer van ipreeken. Gy zyt er thans ongefchikt toe Wy zullen van den avond het gefprek ijervatten ... 't Is laat. Kom, gaan wy aan tafel; want d'ewyl Verceil hier mat is, kant gy hem eerst nadenmiddag fchilderen. DELPHINE, (ter zyden in 'l henen gaan. ~) Nog een oogenblik, en ik zou alles gezegt heb» ben. (Zy beiden reftrekkei;.-) Einde van het eerfle Bedryf. TWEE,  HET PORTRET- TWEEDE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. DELPHINE,FANCHON. DELPHINE. I "Vi^aar zyn myne kleuren, Fanchon? F ANC HO N, Hier, Mejuffrouw, en ook het Linnen» DELPHINE. Dat Linnen is veel te grof, de kleuren deugen piet, ga in myn vertrek om andere. F AN C HOK. Gy hebt evenwei de Vicomtesfe daar mee gefchildert. . . • • DELPHINE. Doe gy, 't geen ik u zeg. .... f , FAN-  3,3° HET PORTRET. fanchon. o Ho, ik heb het al weg! Gy wilt iets heel kerjeus maaken! . . . Nu, nu, myn Heer Verceil is dit ook dubbeld waard. Hy ziet er zo pvevenant uit, en dat is mooi vooreen fchildery. delphine. Toe, Fanchon , haal het geen ik u zeg. fanchon. Kom aan. ( Zy gaat heen. ) delphine, (alleen.') Hoe misleid myne Moeder zich! .... En ik heb den moed niet, om haar alles te zeggen. Indien ik haar voor lang myne zwakheid beleden had; dan zou zy my geleert hebben, hoe ik my zelf moest overwinnen. . . . Hoe, ik bemin, en ik weet niet of ik weder bemint worde ! o ik weet wel zeekcr, dat het zo is. . . Hy offert alles aan zynen Vriend op! 0 Myn hart, hoe lyd gy! . . Wat ben ik ongelukkig, vernedert. . . . misnoegt op my zeiven fan-  HET PORTRET. 231 fanchon, C wederkomende.) Kyk, JuiT™uw' dlt is alles'watik geVJndCrl heb. delphine. \ Is wel . . . en . . . en de penfélen? fanchon. Hier heb ik ze. . . . delphine. Zy zyn onbruikbaar . . . loop, haal die, die in de lade van het kleine tafeltje liggen. fanchon. Veibruid, Juffrouw, nooit had gy zo eene beredding! . • • delphine, (Zy fchikt de Ver■wen op het Palet.) Ik ga hem fchilderen ... kan ik wel? ... . Nooit durfde ik nog zyn lief beminlyk fterk gebat aanzien, en het is evenwel zo diep in myne ziel ingedrukt. P4 rAN*  het portret. Fanchon, (wederkomende.) Juffiouw, daar zyn al de penfélen. ... en ook uw Moeder met het hecle gezelfchap. delphine, (ter zyden. ) Laat ik toch zo veel mooglyk myne ontroering verbergen TWEEDE TOONEEL. mevr. du chemin, ophemon, cleante, delphine, verceil. ophemon. Eindelyk zyn wy allen by elkander (tegen Delphine.) Verfchoon my, Mejuffrouw,' dat ik niet eerder hier was. Ik wagte myn Zoon by Gleante; hy kwam zo op >t oogenblik. Nu zyn wy tot uw dienst. mevr. du chemin. Is alles gereed, Delphine?  HET PORTRET. 233 delphine. Ja, Moeder. cleante. Kom , kom,Juffrouw Delphine, aan 't werk.., verceil , (ter zyden. ) Hoe treurig ziet zy er uit! . . . ophemon. Nu, Mejuffrouw, heb eerst de goedheid, om anyn Zoon te plaatzen. . . . Hier . . . zo . . « regt over u ... is het zo goed? delphine. Ja, myn Heer. . - - ophemon. Zit neer, Verceil. . - • ? verceil. Maar zit ik niet wat te ver af? p 5 PLE-  234 HET PORTRET. cleante, (tegen Delphine. ) Moet hy digter by fchuiven ? delphine. Maar het is my om het even. zo alshy wil. (Verceil fehuift zich [chroomv'allig hy haar.) mevr. du chemin. De dag is hier waarlyk beter. ... (Hy fehuift nog nader.) verceil, (ter zyden.) Hoe beeft myn hart! . . Zy zal my nu moeten aanzien. . . . Kan ik haare oogen. . . , mevr. du chemin. Begin , myn Kind.. (Delphine zet zich, och Verceil; Mevrouw Du Chemin by haare Dochter. Zy neemt naaiwerk uit een iverkzak , en naait. Ophemon en Cleante blyven [laan, en treden nu eens agter Verceil, dan weer agter{Delphine. Ka eevige ^ogenblikken zwygens.) c le-  HET PORTRET. tfa cleante, C fiil tegen Ophemon. ) Zie eens naar Delphine ... hoe trillen haare handen! . . , . ophemon, (fiiltegen Cleante.) Zy heeft Verceil nog niet durven aanzien! . . cleante, (tegen Delphine. ) Mejuffrouw, gy hebt wel lang werk, om uwe kleuren te mengen! . • . delphine, ( onthutst.) 't Is waar ... dat komt om. ... Het is zo koud, dunkt my 5 myne vingers zyn, of zy verftyft zyn. . * • • cleante. Het fchynt waarlyk, dat uwe hand niet zeer vast is. delphine. Zo is 't altyd, by my , . , (fiil) & weet niet wat ik zeg. cle«  23<5 HET PORTRET. cleante. Ei, beeven uwe handen altoos zo? Wel, dat heb ik nog nooit gemerkt. mevr. du chemin, (geftadigwerkende. ) . Wel , wat vertelt gy ons al. Toe, myn Kind, ga wat voort. delphine, {ter zyden.) Ik kan myne verlegenheid niet bedekken!.,.-, Wat ondernam ik! . . (Zy begint te fchilderen.) ( Een lang ftilzuygen. ) ophemon. Maar, myn Zoon , zie toch zo kwynend niet... uw Portret zal 'er zo droefgeestig uitzien;'ik bid u, Mejuffrouw, beveel hem wat vrolyker te kyken. delphine, Ik wil myn Heer niet moeilyk vallen. ... Ik vind ook heel natuurlyk, dat hy niet zeer opgelevend is . . . Zich te laaren fehilderen, is zo een lastig ding. VER"  h e t p O r t r e t? m ve rce IL. Listig . • • welk een woord is dit, als men .* aanziet,' Mejuffcr, en zich met u bezig houd. CLEANTE. Kostlyfc: dat is zeer galant! Waarlyk, Mejuffrouw is wel aantezien, en het is aangenaam, haare gedagten, op welk eene wyze ook, bezig te honden; en evenwel ik beken, dat het niet aartig is, zo onbeweeglyk een geheel uur ftil te moeten zitten Het blykt: want, myn lieve Verceil , gy zyt al wel twintig maal van kleur verandert ... OPHEMON, C befchüUWt kt Pof tret.) Zie eens, Cleante ... ik vind alreeds veel ge- lykheid in de i'chets CLEANTEf Zeer veel. op hemon. Dat is my aangenaam... ik ben er zeer op* gefcelt, dat het gelyk* i want ik fchik het Portret 5 ' voor  HET PORTRET. voor myne aanflaande Schoondochter; en ik hoop dit prefent binnen een halfjaar te kunnen doen. VERCEIL.- Een halfjaar, Vader? OPHEMON; o Ik weet wel, dat gy geen zin hebt om té trouwen » Hy is zo koel, zo onverfchif. hg. ... Ik moet hem evenwel ook recht doen j voor een jaar of vyf heb ik hem verheft gezien. VERCEIL. My? O P II E M O N0 Ja, ja, en dat wel fmoorlyk . . . 'f Was eene eerfte drift, en zy is immers de eenige waare beftendige. . . . VERCEIL, Eene drift ? MEVR. DU CHEMIN» Wat fcheelt u, Dejphine ? DEL»  HET PORTRET. 23$ delphine. Ik verloor myn penfeel . . ha, daar is het. . 1 verceil* Eene drift ? lieve Vader, welk een naam geeft gy aan een fmaak , die maar een oogenblik duurde ! i . . • Ja, ik geloof wel, dat men maar eenmaal bemint. . . . Maar dan moet de rede orize verkiezing billyken. ophemon* Poog met wat minder beweeging té fpreekenj gy houd u zo onvoegzaam, dat de Juffrouw niets doet dan uitveegen. cleante, (het Portret be* fchouwende.) Het zal byzonder wel gelyken Vind gy eehter, Mejuffrouw , de oogen niet wat te groot? ophemon» Ik vind over het geheel, dat gy myn Zoon freel fraaijer fchildert dan hy is. »e l*  si» HET PORTRET. delphine.- Ik fehilder hem, zo als ik hem zie. mevr. du chemin, (hetPortretbe~ fchouwende.') Het is zyn gelaat volkomen . . . Waarlyk,voor ééne zitting is het verwonderlyk. . . Maar wat heeft Fanchon te zeggen ? DERDE TOONEELv mevrouw du chemin, ophemon^ cleante,delphine,verceil, fanchon. fanchon. Mevrouw! mevr. du chemin,- Wel nu? fanchon. Daar is de Marqujs die. tegen myn wil eg dank binnen komt. d e ê~  }1 E T PORTRET.- m delphine) ( ppryzende.) Wat zegt gy? • - • ( Het gezelfchap fiaat op.) fanchon. Kyk, daar is hy. (Fanchon gaat heen, nadat zjf de Schilder - Ezel ter zyden gehragt heeft. ) vier.de TOONEELï mevr. du chemin, delphine, ophemon, cleante, verceil, de marquis. verceil, (ter zyden.) o Hemel! . . > • de marquis, (ter zyden.) ■i Ik durf naauwlyks toetreeden. ..... ( ( Delphine wil heen gaan, de Marquis houd haaf i tegen. ) de marquis. Blyf, Mejuffrouw Hóór my maar öeo Oogenblik . V. deel; Q  Ï42 HET PORTRET: DELPHINE. Wat beduid deeze onbefcheidenheid ? DE MARQUIS. Onbefcheidenheid! . . . Kent gy myne onderwerping nog niet? Ik kom hier om uwe tiitfpraak over my te hooren; om uwe bevelen te ontfangen. DELPHINE. Goed, myn Heer . . . weerhoud my niet . . , volg my niet, en vergeet. ... (Zy gaat heen.) DE MARQUIS. Welk eene verfmaading! (tegen Mevrouw Du Cfiomin, ) en weigert gy ook om my te hooren, Mevrouw? MEVR. DU CHEMIN. Permitteer, myn Heer, dat ik myne Dochter volg. ( Zy gaat heen.) VYF-  HET PORTRET M3 VYFDE TOONEEL» OPHEMON,CLEANTE,VERCEIL, DE MARQUIS» DE MARQUIS» Ach, Verceil, wat party moet ik kiezen? VERCEIL. Gy hebt, met hier te komen, eene groote ondoorzichtigheid begaan. DE MARQUIS. Myn waarde Cleante . . . myn waarde Oph> toon, geef my raad ! CLEANTE. 1 ïk raad u, myn Heer, zie van Delphine af. DE MARQUIS, Afzien! ... ik kan niet ... ik kan niet! Q 2 OP HE-  244 HET PORTRET. 0 p h e ti o n, Wat is uw oogmerk? DE MARQUIS. Mies voor haar te doen. . . . Spreek haar voor r, ; ik bid, ik fmeek het ü ! ophemoh. De gehechtheid, myn Heer, die ik heb voor u en voor uwe familie, behoort my te beletten, jets voor u te doen , waar door uw roem en fortuin lyden zullen. de MARQUIS. Ik heb dan niemand meer, dan Uj Cleante. cleante. Laat ik ü mogen zeggen, myn Heer, dat Delphihe te fterk tegen u is ingenomen, dgn dat ik dit verzoek op my zoude neemen. . de ma RQ UI Si By wie zal ik my dan vervoegen ? • phe-  HET PORTRET, ^45 OPHEMON, By uwe eige rede : zy alleen moet u geleiden , zy alleen kan u vertroosten over de opoffering, die zy van u eischt. Kom, Cleante. (Zy vertrek-, ken.) ZESDE TOONEEL. DE MARQUIS, VERCEIL, DE MARQUIS. Wel nu, Verceil, ben ik genoeg vernedert.,. . verlaagt ? VERCEIL. ïk zeide het u immers: Delphine is zo zeer als, ooit op u vcrftoort,. DE MARQUIS. Maar als ik alles wil vergoeden; als. ik met onderwerping fmeek, om maar een oogenblik gehoort te mogen worden , my dan zo te verachten.. , Zaagt gywel, Verceil, met welk eene verfmading. zy my befchouwde? Zy beveelt my haar te verlaaten,. te vergeeten. ... Ja, dat moest ik ook, Q 3 docn*  546 HET PORTRET. doen; myne trotsheid, myne rede, alles willen dit. . . Maar ik kan zonder haar niet keven! . . D:eze lange afwezigheid, waar toe zy my veroordeelde , heeft alleen gedient om my het onweerftaanbaar vérmogen der liefde ten vollen te lecren kennen. . . . Waardfte Verceil, gy wcant! . . . gy zucht over uwen Y'i'iend! geloof ten minften, dat dit medelyden my eenigzins vetv. troost. ... VERCEIL. Hoe beklaag ik u. ... Ik ken alle de fmarten , die uw hart verfcheuren. . . . Kom, laaten wy uit Parys vertrekken; gaarn zal ik u volgen. Gy waait eens van gedagte om naar Italien te gaan.. . De verftrooijing eener lange reis zal ons moogelyk herftellen, . . . Befchik over my; gy zyt ongelukkig; ik zal om u alles verhaten. DE MARQUIS. o Ik ken uw hart! Maar kan ik dit misbruik van uwe tedere vriendfchap maaken ? Waarom zoud gy , die zo gelukkig als verfhndig leeft, Parys en al des<5el!'s vermaakcn opgeeven , om u te verbinden aan een dol mensch , dat van verdriet ra ieloos is ? . . . . Ik vertrek echter . . . vast, ik beloof het u. , .'Maar ik bid u, dat gy hier biyft, VER-  HET PORTRET. *47 VERCEIL. Ik verlaat myn Vriend niet .... myn voorneemen is bepaald. . . ï Ik verzoek alleen, dat gy onze reis verhaast. . . . DE MARQUIS. Gelooft gy, dat dit voorneemen Delphine zal verwonderen? . . . Gelooft gy, dat zy in haar hart daar niet over zal misnoegd zyn? VERCE IL. Delphine is grootsch ; kan zy dan trotsch zyn? • • • DE MARQUIS. Wist ik maar, dat zy alleen verltoort op my was! ... • Kon ik my maar vleijen, dat ik baar eens zou behaagen ; dat zy my zoude bemin- nen Zy is ten minfte niet in ftaat, om jemand'te'misleiden. . . 't Is gedaan; ik onderwerp my geduldig aan myn lot Zy zal myn geheel hart zien. VERCEIL. Wat zegt gy? 4 » E  2^8 HET P O R T R £ Tv EE MARQUIS. Gy ziet myne zwakheid. ..... ik bloos er- over; maar ik kan die niet overwinnen. . . Tot nog toe had ik geen bepaald oogmerk: alles was wild, onbeftendig; tot van den morgen toe, bedoelde ik niets dan baar te fprceken, om vergifnis te bidden, en haar.de hoop te gecven, dat ik haar eens alles de vo.oröo.rdecleu , die my beletten gelukkig te zyn, aan haar zoude kunnen opoflercn Nu is 't beflist. Laat zy maar zeggen, dat zy my haare achting wedergeeft; dat zy my eens zal kunnen beminnen; en zo op \ oogenblik zal ik haar trouwen. VERCEIL. ?S dit uwe gedagte ? . . . . DE MAkn u Is. Ja vast. ... Ik geef dit voorneemen niet op. Gy hebt my alles gezegt, wat de vriendfchap ^ wat de rede immer kunnen aanvoeren ; beproef Uw. vermogen niet langer vruchtloos op my. VERCEIL. En hoe zult gy Delphine dit uw fchiejykbeiluit doen weeten.  HET PORTRET, M* de m a II q u I s. Door u , myn Vriend. verceil. Wie? ik? de marquis. Gy . niemand anders kan my deezen dienst Uwyzen. Zeg haar, dat ik haar meer dan ooit befflhl J dat haare edele gevoeligheid my met de hoogde achting doordringt; dat, indien haar hart my niet verwerpt, ik haar, op myne knien, om haare hand zal Imeeken Maar wat deert u, Verceil? gy mymert, gy hoort my niet, geloof ik. verceil, Neen, neen, Vlei u niet, dat ik deeze Co«H Dlisfte kan aanneemen. ... Ga, fpreek zeil met ]Zr . Delphine en haare Moeder, verheugd 4opr# uw oogmerk , zullen geen oogenblik aarfeT 'kn, {H$ wil. heen gaan.). de marquis, ( hem tcgeuhou* dende.) Stil . . . waar gaat gy % » \  2-5° HET. PORTRET, VERCEIL. Ik weet het niet! . . . DE MARQUIS. Ach, Verceil, kunt gy my verhaten? VERCEIL. Ik mag, ik moet u niet helpen in eene zaak, die u met alle uwe Vrienden, met uwe geheele familie in de war zal brengen. . DE MARQUIS. Gy blyft immers, myn Vriend? . . Hoe? ben ik myn eigen meeeter niet? Indien myne Ouders leefden , ik zou om hun de vooroordeelen van den adel eerbiedigen : maar ik fta op my zelf. Ik bemin , ik bemin met de grootfte , de fterkfïe vervoering. . . . reeds drie jaaren beminde ik haar. Hoe engelagtig , hoe deugdzaam is zy !. .. Neen: ik kan, ik wil haar niet uit myn hart fcheuren. ik volg die aangenaarae neiging; wie is toch zo woest, dat hy my zou veroordcelcn, zyne toegeevendheid weigeren ? VER-  HET PORTRET. 25* verceil. Maar door dit zeer ongelyk Huwlyk geeft gy een gevaarlyk voorbeeld. . . - de marquis. ó Het beneden zyn ftaat trouwen , is thans zeer aloemeen. Indien Delphine verre benedon den ftaat, waar in zy zich bevind, geplaatst was, en tweemaal honderd duizend Livres aan inkomen bezat dan behoefde zy niet eens eene fchoonheid te zyn om de Vrouw te worden van den aanzienlykften Man Wel nu, ik zal uit geestvervoering voor haare talenten en deugden, dat geen doen, 'twelk een ander uit geldzucht doen zoude. Kort gezeid, myn waarde Verceil, {preek er oeen woord meer van : ik vraag u geen raad, „iaar ik verzoek u om hulp. Het geluk van myn leven hangt daar van af. verceil , (ter zyden.) o Moeilyke proeft de marquis. Beloof my dan, Delphine te gaan fpr:e';en. . . ver-  HET PQRTRE, T, v£ r c E i l, Neen . . . dat doe il: niet. . . , de marquis. Maar , vooroordeeten ter zyden! Laakt gy myne keuze? verceil. Ik? o Myn Vriend, zy verdient ailes, wat gy doen wilt. de marquis, (zeer aangedaan.') Gelooft gy, dat zy my haat . . bemint zy een ander ? verceil. Indien ik dit ook maar vermoed had, dan zoude ik u gewaarfchuwt hebbqn, Neen, ik houde my verzekerd, dat zy uwe aanbieding met gevoe-. lens van erkentenis zal hooren. de marquis. Wel nu dan, myn Vriend, waarom weigert »y my deezen dienst ? ver-  HET PORTRET. I» verceil. Ik kan voor u niet by haar fpreeken. Verg het ieder buiten my. . . • ik kan niet. de marquis» Hoe . » . Verceil! . . . gy beeft? . . . Hemel! wat moet ik vermoeden? Ik kan my overwinnen, ik kan my zelf aan de vriendfchap opofferen. . . » Maar zo ik bedroogen . . . verraaden wierd. ...» verceil, (Jc-utmedig.) Verraaden? Kan uw hart my verdenken; durft gy dit woord omtrent my gebruiken ? de marquis. Vergeef, vergeef het my; gy weet, ik heb Tiet laage gebrek , argwaan , niet in myn karakter. . . Maar myn hoofd draait my » ben my zdf niet Vergeef my deeze onverdiende befchuldiging o Ik ken u, ik ken u ten vollen; ik Mei my in uwe handen. ver-  i§4 HET PORTRET. verceil. Het wreede woord, dat u ontglipte, vordert eene verklaaring ik.wl die geeven. Nooit bemerkte ik, dat Delphine my in eenige byzondere aanmerking nam ; ik ben ook gerust, dat zy zich niet kan verbeelden, eenige de minfte indruk op myn hart gemaakt te hebben. ... Ik wensch uw beider geluk vuurig: zie daar> dk kw .± u op myn woord verzekeeren. de marquis. Dat is my genoeg. Deeze verklaaring zelf was onnodig. Ken ik myn Vriend, of kent hy mv met ten vollen? Een woord van u was immers altoos in ftaat, om my het hoogde vertrouwen ™hergeef my deeze onreedelykheid, en ten bewyze daar van, ten teeken ^ gy my als uwen Vriend bemint, onderfcheid ' vertrouwt beloof my, dat gy Delphine voor my' zult fpreeken. 3 ver ceil. Maar kan ik, nu gy my eens verdagt hebt, zulks doen? 9 Da  HET PORTRET. 255 de marquis. Ach,al waart gy in 't geheim myn medevryer, nog zoude ik u volmaakt alles vertrouwen. verceil. Gy misleid u niet. . . . Maar laaten wy eerst nog eens zien, wat Cleante doen wil. de marquis. Neen, hy weigerde het: ik vertrouw, ik hoop alleen op u en ook, na 't geen tus'chen ons is voorgevallen , vind ik eene onuitlpreekelyke aangenaamheid , in u deeze nieuwe proef van myn vertrouwen in u te kunnen geeven. vïrceu, (ter zyden.) O Delphine! .... de marquis. Spreek ... wat zegt gy, myn Vriend ? ve r-  tja Het* portret, VE RCEILi Wy Vefgeeten ons zelf hier.... Kom , ga met my... engeefmy tyd, om ermy over te bedenken, DE MARQUIS. Kom, myn waarde Verceil. . . . ik verlaat Ü «iet, voor ik deeze treffende proef uwer vriendfchap ontfangen heb. VERCEIL. Ach , tot welk een uiterfte ben ik gebragt. . . g C Zy vertrekken. ) Einde van het Weedè Bedryfi  H- E■ T PORTRET.' ÖERDE B E D R Y F; EERSTE TOONEEL. delphine, (alken.) Eindelyk ben ik alleen. . . Ach , in welk eenen yslelvken dwang heb ik deezen dag doorgebragtl.. geduiufc i" ^vaar my zelf te verraaden. . J VcrJeil ' kan *t zyn, dat hy myne groote onttteltenis niet gemerkt heeft! ( . ö Hy weet niets van 't geen ik lyde! .. De onverlchilligheid merkt tffeis óp. ..(zy plaast zich vóór het portret van Verceil. ) Zedert daar zo even, voel ik voor al é,nt toeüüiting van myn hart . . . eene wegvalling die my belet naar de rede te luisteren!. . (zy befchomvt het portret. ) Hoe weinig heb ik zyne trekken gevolg*. • • Wt zyn zyne oogen niet, die zo levendig de goedaartigheid van zyn deugdzaam hart uitdrukken! (zy neemt haar penfeelen en begint te fchilderen. ) Hoe teder bemint hy zynen Vader ... zyn Vriend. . . Kan hy buiten deezen niemand meer beminnen ? (zy fchilchrt. ).W Evenwel. . . . My dunkt, ik zag tweemaal, dat myne oogen hem ontroerden. . . Mooglyk raad hy inyn geheim. . . Mooglyk beklaagt hy my! ... . ,. ,. „  *ss het portret;' Hoe, een vernederend medelyden, is dit het alles?' Ach, dat hy veel liever nooit iets ontwaar word I van die ongelukkige liefde; indien dat my deeze < ovnerdraaglyke pyniging zoude aandoen! . . dan zal, dan wil ik my zelf overwinnen l , . Zo hy dit geloofde ... ja, ik zou den moed hebben' om. . . . Daar komt iemand. . . Laat men toch niet bemerken,dat ik gefchreitheb. . . Hemel! hy is het zelf. TWEEDE TOONEEL, delphine, verceil. delphine, (met fchrik opry,zencle. ) Hoe zal ik voor hem verbergen, wat ik deed.., dat ik fchreide ! . . . . verceil, (ter zyden.) Daar is zy. . . . Hemel, geef my het vermogen ©m myne belofte uittevoeren ! . . (Hy plaat fiil.) delphine. Laat ik het Portret wegzetten. Fanchon! , . ; Fanchon l . . . • . \ '• - VER'  H E T PORTRET. 259 verceil, (ter zyden.) Zy is onthutst, ontroert. ... i X*y nadert.) iVèfgeef my, Mèjüffrouw. .' . . Delphine , (ter zyden, haar hoofd omkeerende.) Fanchon! ..... Zy komt niet, ik zal heen \ gaan. .... myne beenen beeven .... ik kan ! niet!.:..( zy zit neder.) ve rc E il. Hemel! wat deert u! ... zo bleek! DELPHINE. ?tls niets . . ik dagt . . ik meende, toen ïk u hoordé, dat de Marquis binnen trad. verceil. Ên dit kon u dermaate ontftellen !....( Hy valt iti eene diepe mymering. ) FA N/S H O No Wat beliefde de Juffrouw? Ki n ai-  %6o HET PORTRET, delphine. Ja. . . Neem de Schilders-Ezel weg. fanchon. ( Zy beft houwt het Portret. ) Zo, gy hebt er alweer aangeweest. .... DELPHINE. Ga, Fanchon. FANCHON. Kyk, zo waar, de oogen zyn al af. Wel hou f Bat is krek myn lieer. delphine, (met ongeduld.) Zult gy gaan doem, wat ik u zeg, Fanchon ? fanchon, (de Schilders-Ezel wegnemeende. ) Fit weet niet, wat- er in den weg is, maar zy was nooit zo narrig. ( Zy gaat heen. ) DEL-  HET PORTRET. *6t delphine, (ter zyden.) Hy is in diepe overpeinzing. . . . Laat ik eens zien, waar hy mede bezig is, en of ik zyne vermoedens niet kan afleiden . . . (overluid) Myn fchrik fchynt u te verwonderen j indien gy, myn Heer, evenwel eens nadenkt, hoe de Marquis zich gedraagen heeft . . . ? yERCEiL, (met eene gemaakte koelheid.) fk, Mejuffrouw? .. ik ben niet verwondert.... DELpiHNE. Gy weet, dat ik hem behoorde te haaten. . . . VERCEIL. Haaten! .... Ik heb geen het roinfte recht op uw vertrouwen. Maar ik vlei my evenwel, Mejuffrouw, dat ik nooit iets deed, dat u behoorde overtehaalen, om my te misleiden. . . , DELPHINE- Hoe? R 3 ver.-  262 HET PORTRET. verceil. De haat kan , in een hart als het uwe is, geene, zulke geweldige gemoedsdriften veroorzaaken.... Ik ken die driften óók, en echter ik heb nooit iemand gehaat. . . , delphine, ( ter zyden. ) Hemel, wat hoor ik? .... Hy beminde! hy bemint zeer zeeker nog . . . maar wie bemint hy? verceil. Ik vei heug my, Mejuffrouw, uw geheim ontdekt te hebben. ... Ik had eene commisfie, die my wat verleegen maakte . . . thans ... ben ik gerust .... delphine. Wat wilde gy my zeggen ? . . . verceil, ( met eene zagte zwakke Jïem.~) Dat de Marquis de Limours u aanbid, en zyne band aanbied. . . . DEL-  H E T P O R T R E T. ^3 delphine, (ter zyden.) Hy wordt bleek . . . by bloost ... wat moet ik denken? VERCEIL. Hy vraagt niet, om u in 't heimelyk te trouwen Hy ftelt zyn roem in u te beminnen.' .'.'..( ter zyden.) Nu is myne Commisfie volvoert; nu kan ik myne zwakheid, myne wanhoop elders gaan verbergen (Hy doet eenige treeden.) delphine. En gy wagt myn antwoord niet af? verceil. o Ik kan dat wel gisfen. • *t ■ . 'SI delphine^ £ter zyaen.) Zyne oogen zyn vol traanen Neen, ik bedrieg my niet, . . . verceil, (ter zyden,) . o Hoe heldert haar gelaat alreeds op! . . 2 Hoe levendig is haare vreugd! Laat ik R. 4 een  «j* h -e t portret, een voorwerp, dat my zo grieft, ontwyken. . . ( Hy wil henen gaan. ) delphine. Blyf! . . . verceil. (ter zyden.) Waarom? . . . DELPHINE. Myne ornftandigheid is moeilyk .... de twyfel . . . de onzeekerheid ontrust my nog al. . 3 ver ceil. Het is, dit weet ik, aangenaam by herhaaling te hooren, dat mer^ ons bemint ... wel nu, Mejuffrouw, gywordjzo zeer bemint, als gy verdient. 'f pELPHiNE, (ter zyden. ) Zyn fpyt is zichtbaar... ik bedrieg my niet. (overluid. ) Wat raad gy my, myn Heer, dat ik. doe?< verceil, C heel driftig. ) 4? ïk q raad geeven? .... dat is te veell ....  HET PORTRET. 26$ Waar toe deeze kunstftreek , uwer onwaardig? .. , Waarom ontveinst gy eene zo billyke als wetteJyke neiging? . • • P EL P Hl NE. Neen , ik fpreek eenvoudig Gaarn zoude ik u myne waare gevoelens toebetrouwen. .... Maar eene betaamlyke befchroomtheid belet my zulks. VERCEIL. Bedwing u niet . . . die te bekennen is onnodig. DELP HINE. Ik moet evenwel veronderltellen. . . dat gy dit piet eenig vermaak zoud hooren. . . VERCEIL, (2*?»" bedwongen. ) Ik ben. . . waarlyk. . . gevoelig. . . zo veel my doenlyk zy. . . voor het geluk. . . van myn vriend . . Maar, Meiuffrouw, gy laat my geene twyfeling over. .. ik ga, om hem by u te zenden. . • DELPHINE. Hem naar my toe zenden ? ... Neen, neen... R5  366 HET PORTRET verceil. Hy wagt my by Cleante. . . delphine, (na wat overweegas.) 't Is wel, hatbem hier komen. . , Ik zal met hem fpreeken. verceil. Dat heb ik wel voorzien! . . Vaarwel, Mejuffrouw. . . (ter zyden.) Jk zou uitbarften I öRust, ó vrede, 6 geluk, alles is dan verdwee! pen. . . . ( Hy gaat driftig weg. ) DERDE TOONEEL. Delphine, (alleen.) Eindelyk las ik in zyn hart! . . VerceilIJ Hy bemint my! . . Hy offert my op aan de vriend, fchap. . Zyne edele ziel kan hem alleen tot deeze overgroote edelmoedigheid in Haat (leUen! Verceil, die my zo dierbaar is, bemint my! .' sc Is geen droom, geene begocheling! . . Wat is hy evenwel daar wanhoopig heengegaan! Maar, daar myne Moeder nog niets'van myné gel ne-  HET PORTRET. 2ö? pegenlieid weet, kan ik hem die dan laaten zien ?.. o Ik ben gerust, dat zy die goedkeurt. . . Ik ga zien , waar zy is. . . »it S««n' ) Daar komt zy zelf.... Maar, Ophemon is by haar. ... Ik durf in zyn byzyn my niet ontdekken. . . . VIERDE TOONEEL, ophemon, mevrouw du chemin, delphine. ophemon, (tegen Mevrouw. Du Chemin.) Ik zie Delphine; zy zal u wel zeggen, 't geen myn Zoon u niet zeggen kon. mevr. du chemin. Delphine , is Verceil daar zo by u geweest? d?l phine. Ja, Moeder mevr. du c he mi n. Wy ontmoctteden hem daar zo op 't oogenblik. Hy.  *68 HET PORTRET, Hy zag er zo ontroerd, zo verward uit; wy wilden hem iets vraagen; maar hy ontweek ons ter. ftond. delphine. Moeder, de Marquis had hem belast met my te fpreeken. ophemon, (Delphine aanziende , ter zyden. ) Hoe vergenoegd is zy! , . , (overluid.) Wel nu, Mejuffrouw, de Marquis bied u zyne hand.., Wat is uw antwoord ? . . . delphine. Wel ... ik heb belooft hem te zien . . . . hy zal zeker komen. ophemon, (ter zyden. ) Ach, alle myne oogmerken zyn vernietigt. delphine. Ik zal hem in uwe tegenwoordigheid antwoorden, Moeder Ik ZOuzo by ugekomen zyn, cm u myn geheel hart te ontfluiten. me-  fi( E T PORTRET. 26$ mevr. du chemin. Hoe gy het ook begrypt, Delphine, ik kat U •ehee! meesteresfe over uw lot; ik ken u te wel om te vreezen , dat de eerzucht alleen u in uwe keuze zonde bellieren. delphine, (dehandhaarerMoeder kusfehende.) Ach, Moeder. ophemon, (ter zyden.) Zy offert evenwel Verceil aan de eerzucht op: wat heb ik my in haar karakter vergist h mevr. du chêmin. . Daar komt iemand . . . 't is de Marquis. . . i delphine. Gy vergunt my dan, Moeder, vry uit tegen' hem te fpreeken. m"évr. du chemin. Ik eisch dit- van u; gy zyt dit verpligt, dee-  ifo Hét portret. delphine. Ik zal u gèhoorzaamen; op iiet.ion, (ter zydèn. ) taat ik eens zien, hoe dit eindigen zal. V Y F D E TOONEEL. ïïè makquis, ophemon, cleanteMÉVR. du chemin, delphine, de marquis, (tegen Cleante.j , *n wecrwil vai1 de hoop , die men my geeft, zo kan ik haar echter niet zonder ontroering naderen. . i delphine, (ter zyden. ) Ik zie Verceil niet; o p ii e m o'n , (tegen Delphine.) Zie daar de Marquis. . . Gy zult mooglyk, Mejuffrouw, hem liefstin 't byzyn uWer Moeder al» léén fpreeken ? . ; del»  HET PORTRET. 171 DELPHINE. Neen, myn Heer, blyf. . . Gykunt my noch belemmeren} noch verleegert maaken. . . . DE BI AR QU IS. Eindelyk, Mejuffrouw , is het my dan vergunt. . . . DELPHINE. Myn Heer, mag ik eerst eens weeten, wat men ft gezegt heeft? . - i DÈ MARQUIS. Dat gy myne gevoelens kent, dat gy toeftaat my te willen zien. DE LP Hl NE. Ik geloofde, myn Heer, deeze beleefdheid aan nw goed oogmerk lchuldig te zyn. cleante, (ter zyden, Delphine aanziende.) Zy is wel zeer ftrak , zeer koeltjes! . . - D E L-  *f? HET PO R- T R E T. delphine. Ik heb u myne achting en erkentenis willen doen zien; dit zyn alle de gevoelens, die gy ooit van my te wagten hebt. de bi a r q_ Ü t s. Ik hen voldaan, indien ik maar mag hoopen , dat Ik door den tyd vriendelyker gevoelens mag verwerven. . . . delphine: Die zelf niet te hebben, en udietebeloovcn , zou niets anders zyn dan u te bedriegen. . . . Neen, myn Heer, als gy den afftand, die ons gefcherdcu houd , al eens wilde vergeeten , dan zou ik nog die opolfering niet kunnen verdienen; indien ik buiren ftaat ware, zulks volkomen te beantwoorden! . . De liefde kan alleen door de liefde beloont worden. Ik zou my over uwe guniïige gevoelens re mywaards fchaamén , indien myn hart n die niet konde vergelden. . . de bi a r q ü l s'. t> Kemel, welk een gezegde f . . mm*  HET PORTRET. *li M E V R. D U C H E M i N , (ter Myne verbaastheid is groot! ophemon, (ter zyden.) Ach j hoè onredelyk was ik I l i CLEANTE. Delphine, doet eene te groote keurigheid ü ooi dooien ? DELPHINE. De eerzucht zou anders fpreeken ; maar ik ken iUeenig- de taal der eer, en oprechtheid; DE MARQUIS. ïk ben overftelpt! . . Zo dat, Mejuffrouw, gy weigert myne aanbiedingen ? DELPHINE. Zy doen my eer aan ; m'aar myne erkenteniszelf gebied my die te weigeren.' Gy zelf zult,' myn Heer, my no*g eens bedanken voor de oprechtheid, waarmede ik u thans behandel. Alle « on- I. DEEL*. ö  9f4 HET PORTRET. ongelyke Iluwlyken maaken ons ongelukkig. Als ome drift verflaauwt, dan gaan wy aan het ver-' denken, of ook de eerzucht, en niet de liefde, j ons het beminde voorwerp overgaf: deeze twyfeüng alleen is over in ftaat, om het geluk van] ons geheel leven te vergiftigen Hebt gy ook geene familie, myn Heer, die door dit mv Huwlyk tot wanhoopige befluiten zoude verval, leh kunnen? .... En ik zou in ftaat zyn, om twist en haat in eene achtingwaardige familie te veroorzaaken ? « zou my by de waereld in die verdenkingen brengen , die de verborgen en laage afgunst, omtrent een zeer onverwagr fortuin, altoos 'vergezellen? Zou de laster my niet befchuldigen, dat ik door loosheid en bedrog u verleid had? En wie kan zich hooren verwyten , dat men hem , dien men bemint, vernedert heeft? ... Ik voel dat ik niet in ftaat ben, om zo veele onbillykheden, zo veel fruaads , zo veel onwaardige bejegeningen te verduuren. Het eigenbelang en de eerzucht kunnen alles verdragen maar eene edele ziel kan zelf de minfte zweem van verdenking niet dulden. Neen, zo een aanzienlyk, moeilyk lot is niet voor my berekend. Ja, wanneer ik zelf die gevoelens voor u had, die ik u heb ingeboezemt , dan zoude ik nog al te veel kieschheid hebben, (ten minften te veel trotschheid) om u immer in ftaat te nellen my gelukkig te maaken. OP HE-  HET PORTRET. ^7? ophemon, (ter zyden.) 0 Gelukkige, gelukkige Verceil! . . . mevr. du chemin, (fiil tegen haare Dochter.) Ach,Delphine, moet ik nu eerst uwe gedagten, doorgronden! delp hine. Nooit heb ik die willen verbergen. mevr. du c he min. (pit eene diepe overdenking tot zichzelf komende. ) De verbaastheid ... de verwondering . . . de droefheid .... de twyfeling .... duizen, derleie aandoeningen verfcheuren myn hart. Aaq welk denkbeeld moet ik my vast houden? Welkj beweeging moet my geleiden? . . . ophemon. De Uiting, de erkentenis, die gy aan zo veele oprechtheid en edelaartigheid niet moogt , noch kunt weigeren. S * w  i/6 HET PORTRET, de marquis,(zeer verflrooit.) Waar is Verceil ? . . . waarom volgde by my hier niet? . cleante, Hy is in myn Kames. ophemo n. Ga by hem, myn waarde Cleante; 0/?/'/.) maar zeg hem niets.' cleante, (ter zyden tegen Ophemon. ) Wees gerust; ik verfta u. . . (Hy gaat weg.) de marquis,( met eene in zich zelf ingetrokkene woede.) Ik word dan gehaat .... verworpen .... De vriendfchap verlaat my ook- . . ik verlies, alles, ö Delphine, gy alleen kunt myne afgryze- lyke ontroering bedaaren Zo gy in- myn hart fconde ieezen i . . . gy zoud voor uw eigen werk fchrikken, . . . Dit hart, 't welk gy zo diep veracht,  HET PORTRET. 277 lacht, is het uwe mooglyk nog waardig. . . Maar liet is ten diepften gewond. . . . Vrees .voor myLe vervoeringen! De onzekerheid en de weer1 houding maaken haar nog fterker . . Vrees voor Jhet doordringend oog der liefde , der jaloufie.... DELP HINE. Waar voor heeft de onfchuld te vreezen ? . . . Ik bedroef my , misfchien , over uwe onredelykheid; maar waar voor zou ik fchrikken ? Heb ik u ooit iets belooft ? Heb ik u ergens in misleid ! . . . Waar over hebt gy u, ten mynen opzichte , te beklagen ? DE MARQUIS. Wat vermoogt gy niet op my en dat nu nog, terwyl gy alle myne hoop uitbluscht. . . • (tegen Mevrouw Du Chemin.) Ach, Mevrouw! Ach, Delphine, heb medelyden met my . . neem ten minften eenig belang in my MEVR. DU CHEMIN.. Ik merk , wat gy vermoed ; ik zal u openhartig antwoorden. Tot op dit oogenblik kende ik de waare gevoelens myner Dochter niet. Dit gefprek maakt my die bekent. Ik geloofde zo wel als.gy, S 3 dat  178 HET PORTRET. dat baar hart niet vry is; maar dewyl zy my niet beeft geraadpieegt. . . . Wat zal ik zeggen ? . . Hy zelf, dien zy verkiest, weet nog niets van baar geheim. de marquis, (geheel over ft elft.) o Hemel! o p h e m o n. Kan eene onvrywillige neiging u vergrammen ? de marquis. Gy kent dan die onvrywillige neiging? . . . ■■. Een ondankbaare, een ontrouwe Vriend durfde die neiging aan u te kenhen geeven ?•..-. ophemon. Als gy hier aan twyfelt, dan zyt gy alldcn dè ondankbaare Myn Zoon, hoe gepynigt door eene hevige drift , weigerde zich ook het vermaak van my daar over te onderhouden : ik heb hem, 't is waar, uitgevonden; maar hy had genoeg deugd en vermogen over zich zelf, om zyne lief-  HET PO&TRET. m liefde, zelf voor Delphine , te verbergen. . . Hy offerde alles op aan uwe vriendfchap ... en gy! Gy durft hem befchuldigen . . I Haaten? .... de marquis. Zoü hy zo veel op zich zelf vermogen! . . . . Daaglyks Delphine zien, met haar fpreeken. . . i Haar beminnen en zwygen! ... Zo dit zo is , dan verdient hy gelukkig te zyn. ... 't Is waar , hy wilde zelf met my vertrekken. . . 3 Delphine verlaaten ! . . Hy ftreed ter g*der trouw. . . I Kan ik dit gelooven? Delphine, u alleen geloof ik. Spreek! . . . Gy kunt my overtuigen. . . S Ben ik onrechtvaardig? . . . delphine, (met zekere zagte blooheid.) Nooit fprak uw Vriend dan van u. . . Ik zelf meende, dat de vriendfchap zyn geheel hart vervulde. . . Hy gelooft nu nog, dat ik u bemin t zie daar, dit alles is ftrikt wdar! de marquis. Hy gelooft, dat gy my bemint ?.. Ach, hoe ryS 4 ke-  i5p : het portret. kelyk wordt hy beloont voor de fmarten , die zyne dooling hem thans veroorzaakt! . . Maar ik wil niet meer fpreeken van eene dwaaze drift, die voortaan uw haat zou rechtvaardigen. . . DELPHINE. . Myn haat ? . . welk een woord! Waarom mag ik niet hoopen, dat myne vriendfchap, myne erkentenis u eens niet ongevallig zyn zal? .. Doe affland van eene uwer onwaardige zwakheid. Die Vriend, dien gy zo bemint, heeft u een voorbeeld van moed en edeiaartigbeid gegeven : Durf hem navolgen ; als gy zo deugdzaam Wordt als hy is, dau zult gy hem niet kunnen haaten. . . Bevredig u met u zelf, dan zuljen wy u hoogachten, en gy zult al de fmarten der liefde vergeeten. DE MARQUIS. Wat hoor ik ? . . Ach , Delphine, wie kan uwe. clerftaan? . . Ja! Ik zal, ik wil uwe hoop. rechtvacrdigen. . . 't Is gedaan, gy overwint! . . . Ik vergeef aan Verceil zyn geluk! . . Ik zal meer doen; ik zal onderdaan hem dat geluk aantekondigcn. Hy zal uit myn mond hooien, dat hy bemint wordt. . . . Dat hy zyn boezemvriend behoud. del-  HET PORTRET. 281 DELPHINE. Och , myn Heer!.. maar . i l Moeder.. .moet }k het toeftemmen ? MEVR. DU CHEMIN. Ik kan niet dan uwe keuze goedkeuren , in. , dien myn Heer Ophemon zulks toeftaat. OPHEMON.- ■ • " Kunt gy twyfelen aan myne toeltemming . . , myne vreugd? DE LP II INE. Wel nu, zeg dan aan uwen Vriend, dat zyne. genegenheid voor u , zyne liefde voor zynen braaven Vader, myn hart voor hem hebben inge- nomen ( Zy. geeft hem haare hand. ) Zeg hem ook, dat uwe edelmoedigheid myn geluk voltooit. DE MARQUIS. Uw geluk? . • dat wordt reeds het myne. . . Delphine! gy weent. . . , , (hy werpt zich aan, haare voeten.) Beklaag my niet langer, gy hebt my boven my zelf geplaatst.  j.82 HET PORTRET. ZEVENDE en laatste TOONEEL» mevr. du ciIEMJN, ophemon, delphine, de marquis , cleante, verce il. verceil. ( Hy ziet den Marquis voor Delphine geknielt. ) Wat zie ik? .... Waar brengt gy my? Meet ik dan óók nog get«ige zyn! . . . Laat my dit ontwyken. de marquis, (hy ryst op, en loopt Verceil na.) Blyf, Verceil! verceil. Vergeefsch! . . . Vaar eeuwig web . . Weet ■nu alles. . . ik beminde Delphine. de marquis. _ Herken uw Vriend; hoor uw gelukj Delphine is de uwe. verceil. Hemel! . , D E  HET PORTRET. 283 de marquis. Zy bemint u. . . Wel! wees gelukkig! gy zyt dit waardig; laat de hand der vriendfchap u betden vereenigen. verc ei ia Delphine!.. myn Vriend!.. Is 't mooglyk! clean te. Gelukkige omwenteling! ■ ophemon. , 6 Myn Zoon , nu zyn alle myne wenfchen verVult. verceil. En gy bewilligt? . i en Delphine! Neen: men misleid my. t . Och, myn Vader! mevr- du chemin. Spreek, myne Dochter. delphine, (tegen Verceil.) Als de edelmoedige vriendfchap myn tolk is, kunt gy dan nog twyffelen ? ^  *$4 HET PORTRET. VERCEIL. Delphine! bemint gymy? . . Delphine! is die de myne! Maar. .. Hemel! . . wat, myn gevoelige Vriend, zal 'er nu van u worden ? .. Ach , ik durf myne vreugd niet involgen! . . . Gy zyt ongelukkig! myn geluk fchynt my een misdaad. De fmarten, die ik daar zo nog ondervond, zyn dan in uwe ziel overgcbragt. . . Dit denkbeeld verfcheurt my. . . Het vergiftigt myn geluk! DE MARQUIS. Kunt gy u over myn lot bedroeven, daar ik u, myn Vriend, behoude ; daar ik de achting van Delphine herwin ? Hoe meer ik te overwinnen heb , des te grooter zal myn genoegen, myne grootsheid weezen. Ach, Verceil, gy denkt veel te edclaartig, om u te kunnen verwonderen over het geen ik thans doe. De Rede is u te wel bekend , dan dat gy hem, die zich aan haar onderWerpt, zoud kunnen beklaagen! Delphine, Verceil , eenige voorwerpen myner tederfte genegenheid, welnu, leeft gelukkig, dan zal ik het worden. ... Het brooze fchynvermaak der drift is voorby, maar ik heb de vriendfchap, de deu^d weder gevonden. ... En zyn zy niet de waare bronnen van vrede en geluk ? (Hesgsrdyn valt.) EIND E. HET  tl E f BEDORVEN KIND, B L T S P E L> IN TWEE BEDRrFEN,  PERSOONEN, MELANIDE, Weduw. LUCIE, haare Nicht. DOM NE , Muziek en Tekenmeeflresfe van Lu? cie, gelogeerd hy Melanide. TOINETTE, het Meisje eener Kamenier van Melanide, opgevoed met Lucie. ( Het Tooneel is te Parys by Melanide. )  HET BEDORVEN KIND. B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. (Het Tooneel verbeeld een Boekvertrek , op de Tafel ziet men eenige Boeken, een Aard- en Hemelglobe, enz.) MELANIDE, D O R. I N E. MELANIDE. Ik heb voor lang al eens gewenscht met u te fpreeken, en dat vry wat omftandiger dan naar gewoonte. Ik verzoek, dat gy my openhartig antwoord. Hoor, Vriendin, ik plaatfte u niet alleen by myne Nicht, om haar hart en verftand te vormen , om haar eenige aangenaame kundigheden te geeven , maar vooral, om dat gy my , dooide waarheid te zeggen, in ftaat zoud ftellen van haar wél te kennen. D O-  m HET BÈDORVÈN KIN ti. D 0 R INE. Ik heb het gebrek van niet te kunnen veinzen 5 én ook, Mevrouw is zo fchrander. . 3 WEL A NI D Ei ik? Niets minder! Zie daarjuist het géén ik niet ben; en myne verftrooide wys van leven iaat my ook weinig tyd tot overdenken. ... Ik heb de Waeteld lief, maar ik bemin Lucie veel méér. Indien ik *elf beter onderwezen ware , ik zotf met vermaak alles laaten vaaren , en my nergens1 -mede dan met haare opvoeding beinoeijen; DORIKE; Niemand is daar ook beter in ftaat toe, dan Mff.' Vrouw. MELANIDE. Neen, dat weet ik wel beter. Ik heb geener»' Ieije talenten; ik weet niets. Ik had in myne jtugd wel meesters;: maar, dit is myne eenigè verfchooning, ik ben in een Klooster opgevoed; Lucie is my zeer lief. Ik ben eene Weduw,zonder Kinderen : myn Nichtje is myne eenige Erfgenaam. Het zou my leed doen, indien zy immer rede had, zich over myne onagtzaamheid  HET BEDORVEN K i N D. 2B0 fos beklagen, zo als ik my meet beklagen over die «imyner vrienden» ÖORINE; 1^-. v\ .-■ .,' - : <{■>■; r • LvbsdgibJitsjI De jonge Juffer verdient uwe liefde 5 zy is zéér I beminlyki » * MÉLANi DE; Zié, dat zegt gy baar gêdUürig; eh ik Zeg héè öók te dikwyls: wy doen liegt; wy bederven h& ; Meisje* : DORINE. ö Mevrötiw j zo een karakter kan niet bedorveri Worden. . . » j MËLANIDÉi 'tts waar, zy is reeds veel meer dan de meeste Kinderen.van haare jaaren. By voorbeeld, dé gaaf, om de Menfchen na te doen, dat heb ik nog nooit zo gezien. DORINÈi Én zy is nog maar veertien! . . ■. * t. OEKlt S  «3o HET BEDORVEN KIND. MELANIDE. Ja, zy belooft véél; maar ik wensch, dat zy, by alle haare natuurlyke begaaftheden , eens wat meer kundigheden en een goed hart bezat. Zonder kennis en bekwaamheden is men zich zelf ten last; fik ondervind het nu reeds. ) Het geeven, en ontfangenvan vifites, wordt men wel haast moede. ... En dit is echter de eenige toevlugt voor Vrouwen, die zich niet weeten bezig te houden. Vooral hoop ik, dat zy eene gevoelige ziel zal hebben ; want zonder die geniet men niets recht. En zy is eene zeer goede hoedanigheid, wanneer wy niet meer beminlyk zyn. Dan denkt men eerst met een zeer levendig vermaak, dat het veel vleijender is Vrienden, dan Minnaars te hebben. D OR I N E. Mevrouw heeft een voorraad van zedekunde, die my altoos verrukt. MELANIDE, Ik hoop, dat Lncie, door u opgevoed zynde, eens veel beter daar van, dan ik, zal voorzien zyn. Naarstigheid in het leeren, en leezen, zullen haar verrtand alles byzeuen, wat my ontbreekt.  HET BEDORVEN KI ND. *** DOR IN E. fe meer, wyt zy zeer leerzaam is, een goed geheugen heeft, en een fmaak. . • - M E L A N I O E- ja zy heeft veel fmaak; dat ziet men ook in kleinigheden. .... Ik geloof, dat zy zich eens wel zal kleden Zy coeffeert zich alreeds • bevallig. . . Maar ik denk, dat zy zich nergens veel op toelegt. DORINE; Niet dan te veel Voor haar aandoenlyk zwak zenuwdel; o zy is zo gevoelig, zo. . . . MELANIDE. Nu, dat heeft zy naar haare Tante !... Maar gy «egt altoos, dat gy bekoort zyt door haar, dat «y alles leert; en wat weet zy evenwel? DORINE. Zy is nog zo jong. ..-.«•T »  «9.» HET BEDORVEN KIND. melanide. Als ik de lesfen byvvoon. . . . (hoor, ik moet het maar zeggen, ) haare onoplettendheid en uwe goedheid misnoegen my even zeer. d orine. Maar, Mevrouw, ik heb u daar de oorzaak van gezegt; uw byzyu maakt haar befchroomt, of houd haar geheel bezig; zy ziet op u, zy denkt aan u, en . . . melanide, Lieve Dorine, gy vleit my ! dorine. Myn Hemel, Mevrouw , gisteren bekeef ik ds Juffrouw nog, om dat zy in uw byzyn zo flegt gefpeeit had. Ja, zei zy, dat kwam, om dat myne Tante over my zat; ik dagt, dat er in de heek Waereld zulke fchoone, veel beduidende oogen niet zyn konden, dan die myner Tante. melanide, ( zeer ernflig.) Heeft Lucie dat gezegt? do»  HET BEDORVEN KIND. 293, dorine. Woordelyk, Mevrouw, en dat met haare gewoone eenvoudigheid. melanidE) ( zeer ernflig.) Denkt gy nu evenwel, my door zulk eene laffe j vleijery te zullen misleiden, Mejuffrouw? dorine. Mevrouw! Kent gy my in Maat, om. . . . melanide. Hoor, gy hebt veel goeds, weet veel, en bezit veele talenten; maar indien gy verkiest hier te blyven, vlei my dan niet: ik haat en mistrouw alle vleitaal. , dorine. 1 ■ mis-'W zïs'i it:»iit iwtRicV ncö jiooit Zedigheid vergezelt altoos het uitmuntendfte verftand ... melanide. Nog al meer? dorine. v Ik zal er van zwygen. Wees gerust, Mevrouw, T 3 dat  t§4 HET BEDORVEN KIND; dat myne gehechtheid aan u en aan uwe Nicht geene paaien kent, en dat . . . MELANIDE, Toon dit door my behulpzaam te zyn. Ik eisch ook nog iets anders van u; het is dit: gy moet het oog houden over het Kind, 't welk met Lueig wordt opgevoed. DORINE. Toinette? .... MELANIDE. Ja; zy is eene wees; haare Moeder, die veele jaaren in mynen dienst was, beval my , ftervend, dit meisje; en ook het kind belooft veel. Toinette is beleeft, hcusch , leerzaam , luistert altoos naar de lesfen , die gy myne Nichtje geeft, fpreekt nooit dan wanneer men haar iets vraagt; zy teekent en fpeelt; ik kan wel niet oordeelen , of zy daar in wel flaagt, maar de leerzaamheid is altoos zeer fraai in een kind. p QRINE, Ik zal u gehoorzatnen, maar ik moet zeggen 9 Me?  «ET BEDORVEN KIND. 295 Mevrouw , dat ik r.iet veel denkbeeld beb van baar verftand. MELANIPP- Zy is zagtzinnig, dankbaar, oprecht; 't geen zy zegt is goed; elk bemint baar: indien men dit alles zyn kan zonder verftand, dan fchynt gy toe. tertaan , dat ftien het verftand zeer wel misten kan. (Zv ziet op haar Orloge.) Maar ik verpraat al inyn tyd. 't Is twaalf nuren. Ik heb twintig perfoouen op het Dejeunc, die er zeker al zyn zullen. DORINE, Is er van daag by Mevrouw geen Lectuur f MELANIDE. Ja zeker, die zal ons tot vier uuren ophouden, en ik ga ook naar de nieuwe Opera, daar ik myn eige Loge heb. Lucie gaat haare lesfen neemen. Zeg haar, dat, zo gy voldaan over haar zyt, zy met my naar de Opera gaan zal. Vaarwel, Dorine. Vergeet ons gefprek niet, en rechtvaerdig door uwe handelwys het vertrouwen, dat ik in u ftel. T 4. TWEE-  *?5 HET BEDORVEN KIND. TWEEDE TOONEEL. dörine, (alken.) Die zottin ! Geld beursjes breijen ! naar Opera enComedie loopen, vifites geeven; zie daar, dit is 31 wat zy uitvoert. Zy pryst geduurig liaar Nicht bet kezen en de leerzaamheid aan ; cn het voorbeeld dat zy geeft, ftryd met haare lesfen. Dan weer in een ftuip van genegenheid, houd zy Lucie voor een wonder der volmaaktheid, en pryst haar zonder maat. De heele waereld, om haar te behagen, Hemt dit toe. Maar als Mevrouw er niet by is ] lacht men het kind uit, dat waarlyk onleerzaam ' trotsch en achteloos is. Wat fcheelt het my? Ik vul haar den kap, en volg alle de grillen van het Meieje maar in. Zy bemint my ook; zy zal een ryk huwlyk doen; ó myn fortuin is gemaakt! en dat is het voornaamfte. Maar fiil, daar hoor ik iemand. Ha, 't is Lucie! DERDE TOONEEL, dorine, lucie. lucie. Ik meende, dat myne Tante hier was. £ F DO-  HET BEDORVEN KIND- =97 DORINE. Zy ging daar zo weg, en beval my u te zeggen , dat zo gy uwe lesfen wel waarnaamt, zy u naar de Opera zoude mede neemen. DUCIE. Van daag? DORINE. i ■ . > L UC IE. En 't is de nieuwe Opera? .... Wat ben ife bly! Waarom wist ik dit niet eerder ? DORINE, En waarom? LUCIE, Wel, ik ben zo lelyk gecöeffeert ... en myn nieuw kleed Dat kryg ik eerst morgen; dat is ipytig, niet waar? DORINE. Gy zyt wel verzeekert, dat, hoe gy gekleed en gekapt zyt, gy evenwel zult behagen. T5 W  *$8 het Bedorven kind. lucie. En ook 't is maar een inval van my. . . . Ik hecht aan al die dingen zo weinig waarde, Vind gy dit kleed wel gegarneert? DORlNEt 't Is waarlyk fraai, LUCIE. Ja, maar het nieuwe is er al wat af. .... ik heb meer zin aan die rozenkleur, die ik gister aan had, Wat denkt gy ? dorine, Ik ? het geen gy aanhebt, komt my altyd het mooist voor, lucie. Zou ik nog tyd.hebben, om my voor de maal* tyd te verkleden ? dorine, En onze Lesfen ? LI-  HET BEDORVEN KIND. 299 LUCIE, Dat is waar. . . Kom, kom, ik blyf maar zp. Pat wint my veel moeiten uit, en ik heb zo een hekel in voor het Toilet te zitten, . . , Wel nu , wat zullen wy doen ? DORINE. Zo aanftonds komt uw dansmeester; als gy gedanst heb, zullen wy tekenen, en dan op 't davier fpeelen. LUCIE, - v, ; jyMatffl'o.xilu::b 'io ,A-fi%cosR :• t^-i it€t © He! vandaag kan ik niet danfen, onmooglyk! ik heb zo weinig gellapen; ik ben zo vermoeit, dat ik my naauwlyks op de been kan houden, DORINE, Maar neem uw gemak! (Zy fehuift haar een armfioel by. Lucie plaatst zich daar in, en rekt zich zeer onagtzaam uit.) LUCIE. Jk heb eene vreeslyke hartklopping. po-  joo HET ËEDO.RVEN KIND. d or i ne. Gy ziet 'er ook niet wel uit. lucie, Zeker, vindgy dat ik 'er onpaslyk uitzie? dorine. Heel zeer. lucie. Dat komt mooglyk, om dat ik zo misfelyk gekleed ben. . . . Ja, dat is wel zo. . . kom , ik ga my voor de Opera laaten herkappen. . . . Maar geeft myne Tante van deezen morgen geen Déjeuné ? dorine. Ja, en 'er is ook Lectüur. lucie. o Als ik getrouwt ben , dan zal ik ook Dejeunés en Lectures houden. . . Wat is een Déjeuné aangenaam ! d e-  HET BEDORVEN KIND. 3Pt DORINE. Ja, dat houd ons van 's middags tot vier uuren bezig. LUCIE. En dan de Schouwburg! en dan de Soupées , en dan het Bal. Dat heet eerst leven. Myne Tante is wel gelukkig. Maar ik zal ook eens myn beurt hebben. DORINE. Terwyl men die afwagt, moet men zien eenige talenten te verkrygen; want ais wy geen zin meer hebben in de Comedie; als de Danspartyen ons vermoeijen, en de groote waereld ons een walg wordt, dan Is het toch goed, dat men zich zelf kan verdragen. LUCIE. / Maar let eens op myne Tante. Zy heeft nog alle de genegenheden haarer eerfte jeugd behouden. Waarom zoude ik niet even beftendig zyn? Waarom zoude ik door eene lastige oefening my aan een zeer zeker zelfsverveelen overgeeven, eenigommy nu iets te bezorgen, 't welk ik misfchien nooit zal nodig hebben? B O-  S»i HET BEDORVEN K I N D. DORINE.- Maar klaagt Mevrouw zelf niet alfedaag ovcf de' floffe wys, waar mede zy is opgevoed? Zy geeft zich veel meer aan verftrooijng over door gewoonte dan door verkiezing. 1 u c I E.' 't Is waar ,"dat zy .in de Comedie geenwt; da* zy na alle haare Dejéunées Vapeurs krygt ; dat zy altoos hoofdpyn heeft, als zy op het Bal van de Opera geweest is; ja, dit alles is waar. . . < Ik b'egryp ook wel, dat kundigheden en onderwys van eènïe nut zyn kunnen. . . . En ook voor onweetend door te gaan. . . Dat is vernederend,, dat ftaat my tegen, ik beken het. (zy zit in ge„ dagten,) DORINE. Gy mymert?' t U C IE, Ja, ik' merk, dat ik reden heb om bedroeft ft zyn. Gy zegt my daar dingen, die my ontfnapt zyn , en my treilen. . .. Waarom , lieve Vriendin , hebt gy nooit op deeze wys met my gefprooken ?  HET BEDORVEN KIND. 303 dorine* Wel, ïk wil U niet bedroeven of tegenfpreeken. lucie. Gelooft gy, dat ik nog eens, als ik ftiynietifieer moeite geef als nu , den fchyn van iets te Weeten zal kannen verkrygen ? Zo eenige zweem van bekwaamheid? . . De zweem zeg ik; meer eisch ik niet. dorine. Houd men u dan alreeds nu niet voor *t geen gy wenscht dat men u eens hield? lucie. Ja, maar tusfchen ons gezegt, ik weet niets ï dor in e, , Gy zyt wel zedig. Kom, gy fpeelt waarlyk lief op het Clavier. lucie. Ja, een airtje of vier gaat zo Wat, zo wat. d c*  ,3?4 HET BEDORVEN KIND. -I) URINE. Het Tekenen gaat zeerwel; uw Iaat fte Kop was uitmuntend. LUCIE. Daar dank ik u voor. »3tj nxv DORI NÉ. Neen, wezenlyk, ik heb er weinig aan verbétert. LUCIE. Maar nu de Historiën en Geographie j daar Weet ik geen woord van. DORINE. Gy kent de titels van veele Boeken. Meer behoeft men voor de waereld niet. Zeg maar rond Uit, dat gy die allen geleezen hebt. Heb altyd een boek in uw zak, en op uw Toilet; hou maar ftaande, dat gy niets liever doet dan leezen, en weldra zult gy voor eene zeer kundige Dame gehouden worden. LUCIE. Dat's wel eene grappige ftreek, om voor zeer ge* leerd  HET BEDORVEN KIND. 305 uleerd dóór te gaan ; zy faaakt my recht. Goed, ;ik zal zo doen; en ook , lieve Vriendin, gy zult al,4 tyd by my blyven, myne tekeningen verbeteren, : ja zelf, als ik fchilder, myne ichildeiyen ook. Zo li dat, nog een talent te meer. DORINE- Geloof my, Mejuffrouw, gy zult zo veele ta* , lenten hebben, als men doorgaans heeft; ikbcloof I het u. En ook uitltcekcnde bekwaamheden zyn ; perfoonen van uwen ftaat zelden eigen. tv Git. Juist daarom is het zo ftreelend die te bezitten. Zie, Toinette zal die waarlyk hebben ; ik wil haar gelyk zyn. DORl.SEi Wel nu , dat is eerst een grillisen inval! LUCIE. Ik heb Toinette heel lief; ik ben geen ziernydig ©p haar, al is zy veel verder dan ik; maar ik zie dit evenwel, en fomwyl ben ik daar recht bedroeft over. 1. DEEL. V ^  30(5 HET BEDORVEN KIND.' DORINE. Nu toont gy ,dat gy zowel omtrent u zelf als omtrent haar blind zyt. Gy zyt, vol geest, gy hebt de gefchiktheid om veel te leeren; en Toinette is een meisje dat vry leerzaam is; maar, in weerwil van haar agterhoudend voorkomen, ftatige gezegdens , en ftekelagtigheid, heeft zy weinig verftand. LUCIE. Vergis u niet: Toinette heeft, by alle haare goedaartigheid en eenvoudigheid, toch veel verftand. D OR I NE. Gy kunt er zeker best over oordeelen, maar gy zyt zo infchikkelyk. . . . Het kan ook zyn, dat my dit zo toefchynt, om dat ik haar altoos met u vergelyk. Evenwel, zy mishaagt my heel zeer. LUCIE. Dat fpyt my; want ik heb haar zo recht lief, DORINE. Zy heeft ook iet heel lomps, zo iet ruuws, dat niet met u, dunkt my, kan inftemmen. '•:,¥ .ja .Lu-  HET BEDORVEN KIND. §Sf LUCIE. 't Is waar, zy drukt zich fomtyds zo fterk ultj dat maakt my wel eens boos, maar ik vergeef het haar aanftonds : dat's toch raer; want haare op.' rechtheid hindert my. Als Toinette zo recht uit niet was , dan zou ik haar veel liever hebben ; maar ik zou dan ook minder vertrouwen in haar ftellen. Ik kan dat zo niet zeggen , maar het is als of zy zich meer aan my hegt, als zy my tegenfpreekt. dorine* Is dit zo, Mejuffrouw, dan ben ik zeer ongelukkig ; want ik heb u zo lief, dat ik u niet tegen* fpreeken kan* Lucie* Daar om, myne Lieve, hou ik ook veel meef van u. Gy zyt in myne oogen veel beminlyker dan Toinette. Met haar wil ik raadpleegen , maar gy moet altyd by my blyven.- dorine* Dan ben ik te vrede; indien myn aandeel mSatf zo beftendig zy als het haare.  joS HET BEDORVEN KIND, LUCIE. Geloof maar vast, dat myne genegenheid voor u zo beftendig als teder zyn zal. Wie itoort ons? .. 'l Is Toinette. VIERDE TOONEEL. TOINETTE, LUCIE, DORINE, LUCIE. Wat begeert gy, Toinette ? TOINETTE. Mejuffrouw, daar is uw dansmeester. . . . LUCIE. 0 He! ik dans van daag niet: geel'hem maar een cachet, en zend hem weg. TOINETTE. Maar, Mejuffrouw, gy hebt uwe voorige les ook verzuimt. . . » o-  HET BEDORVEN KIND. 30* DORINE. En war zou dit nu ? . . . Wilt gy , dat de Juffrouw dansten zal in den ftaat, waar in zyis? TOINETTE. Wat fcheelt haar dan ? DORINE. Wel, zy heeft zulk eene vreeslyke hartklopping. TOINETTE. Ik weet evenwel, dat zy voor een half uur nog zeer gezond was , en braaf door den Hof gelopen heeft. LUCIE. Hat is , om dat ik niet ligt klaag; 6 ik ben geen zier kleinzeerig. - . . Maar zeker, ik ben ziek. en wil geen les neemen. TOINETTE. o Dit laatfte geloof ik zeer wel, ik zie het overtuigend klaar; kom, ik ga het cachet brengen... Dat geld is wel beftced.. (£y vertrekt.) V 3 LU=  3io HET BEDORVEN KIND. lucie, (na wat flilzwygens.) Als ik my bedenk, dan wil ik toch myne les maat gaan neemen. dorin Wilt gy, dat ik Toinette roep ? Lucie, Wat raad gy my ? dorine. Wel . . u althans niet te vermoeijen. lucie. En ook, ik kan morgen zo veel te grooter les neemen ? dorine. Ongetwyfeld, dan komt het op 't zelfde uit; en ook, wat zegt één les min of meer ? lucie, o Wat zyt gy infchiklyk! zo goed \ . . . Wat moet Toinette nu hebben?  HET BEDORVEN KIND. 3" toinet te. Mevrouw verzoekt, dat gy by haar komt, Juffrouw. lucie. Is de Lectuur dan nog niet begonnen ? toinette. Neen,Mejuffrouw, en daar zyn eenige Dames, die u gaarn een oogenblik wilden zien. Mevrouw verzoekt, dat gy uw Teekenboek medebrengt. dorine. Daar is het. ( Lucie neemt het aan. ) lucie, (tegen Dorine.) Zult gy, lieve Vriendin , my hier verwagten? . . . Vaarwel. Watbenikbly, dat ik daar eens binnen mag komen. (Zy hopt, al daufemt en fpringciul, de kamer uit. ) V4 V YF-  3.? HET BEDORVEN KIND. VYFDE TOONEEL. dor k ne j TOINETtE. t O l trï; t t è■', ( Lucie ziende heen gaan.) He hartklopping begint wat t.e beteren, dunkt my, dorine, (glimlachend. ) Gelqoft gy dHI1) dat zy dje wat vcrgroot heeft? . . . toine t te, Ja, Mejuffrouw $ en gy gelooft het ook. Por ine, (drougjes,) Hoe weet gy dit? Ik begryp u heel klaar. Gy verdenkt de jonge Juffrouw van leugen en listigbaidj maar ik denk geheel anders over haar, toinette, Ik fpreek zo eenvoudig, dat er geen kunst behoeft, om my te verftaan, Maar ik zie dikwyls juist het geen men verbergt. d e-  HET BEDORVEN KIND. 313 DORINE- Van wie (preekt gy, zo H Ü belieft? TOINETTE» Ja, dat is nu myn geheim. E O IV INE. Bewaar het maar, ik ben er niet benieuwt naar. Maar ik moet u zeggen , dat gy zo goed zult dienen te zyn, om van toon te veranderen 5 niet met opzicht op my; want uwe praatjes zyn my onverfchillig, maar omtrent de jonge Juffrouw. Waarlyk, Meisje, gy vergeet wie gy zyt; gy gedraagt u omtrent haar onvergeeflyk. Gy berispt alles wat zy zegt, alles wat zy doet. biet is waarlyk , of gy haar niet dulden kunt. Zo gy dus voortgaat, dan waarfchuw ik u, dit aan Mevrouw te zullen zeggen, TOINETTE, Gy zyt te verftandig, Mejuffrouw, om niet alvoorens myne verdeediging te hooren. Vooreerst, memand bemint onze jonge Juffrouw zo zeer als ik. Ik behaag haar niet, dat weet ik, maar ik heb haar toch lief; want, hoe zy ook zy, Luqie is g°ed > gevoell§ > oprecht. Het kwaad , dat zy V 5 do",  514 HET BEDORVEN KIND, doet, komt niet uit haar zelf* voort. Als zy verwaant, norsch, eigenzinnig is, als zy jokt, dat is haar fchuld zo zeer niet, als van die , die'haar dit leeren. Zy heeft zulk een fraai karakter! Zo dat, als ik haar afkeur, dan berisp ik eigenlyfc haar niet. Dat begrypt gy zelf wel. Zo ik even. wel niet düidelyk genoeg fpreek, ik wil my gaarn klaarder uitdrukken. DORINE. \ Is zo wel. Gy zult nog eens zien, of ik u verdaan heb. Maar wie komt daar! (y?//, Trinette aanziende. ) Dat is een heel gevaarlyk Meisje; ik moet haar zien uit den weg te krygen. ZESDE TOONEEL. DORINE, TOINETTE, LUCIE. Q.Lucie komt binnen, hopen en gooit haar Tekenboek op de Tafel. ) LUCIE. He! Ik ben buiten adem. . . Wel, wat al volk is daar! Lieve V^ndin , wat heo ik daar een mooi kleea gezien! V DO-  HET BEDORVEN K I N D. 3'5 D 0 R I NE. Van wie? LUCIE. Van Mevrouw Bercy; het is eene eenvoudige Polonaife, maar gegarneert met perfique bloemen; o welk een fmaak, hoe allerliefst; en ook perfique bloemen , heeft men nog nooit gezien, ó Wat is dat mooi! ... Die Mevrouw Bercy heeft wel veel vinding. DORINE. 't Is jammer, dat zy niet wat fraaijer is. LUCIE. Zy toont doch van verre vry wat. DORINE. Ja, maar men zegt, dat zy Wit aanlegt. LUCIE. Ja well DORINE. o Ik geloof het niet ; haar voorhoofd blinkt evenwel zo fterk. LU-  3i6 HET BEDORVEN KIND. LUCIE. Ha! ha! Dat is potzig, als ons voorhoofd blinkt. . . . TOINETTE. Ja, clan legt men wit. Dat moeten wy onthouden. By voorbeeld. Myn Heer, uw Oud-Oom legt wit, om dat . . . LUCIE. Welk eene zotheid! . . , TOINETTE. Maar dan gaat die regel niet vast; want zyn voorhoofd blinkt nog meer, dan dat deezer Mevrouw. DORINE, (tegen Lucie. ) Laat ons van wat anders fpreeken Wat zeide men van uwe Tekeningen ? LUCIE. Men vond die fraai, vooral het hoofd van ORINE. 6 fiat kuchje is keurlyk! . . Zy is het zelf. . t K ts bi ik hdar zie .... Maar zy heeft, dat's waar, zo min deeze bekoorlyke géftalté, MM helangryk gelaat. LuciÉ, (al lachend?:) toinette is knorrig; zy lacht niet. HL- . .'n ;- «.«rf-wv-vbr • ••••• yO " TOINETTE. ikluistef, ik zie, en ik leef. Hede! ik" mèehde, dat dé pedanterie heel tets anders was. Ik geloofde , dat zy voornamenlyk beftond in altoos te willen uitblinken, én altoos de'SchryverS aantehaalen ; in Hout te beflisfeU. Maar uWe omfchryving is veel eenvoudiger. . . I Eên zwakke borst té hebben, voor aart op een ftoel té zitten , dat maakt eené pedante uit. Goed; ik zal dat zien tè' onthemden'. ï. DEEL. X  gfg HET BEDORVEN KIND. lucie, C lachende. ) Zeker, Toinette is geraakt. Wel nu, Toinette, dewyl gy dan Juffrouw Suryille zo Hef hebt, beloof ik u haar nooit meer uittelachen; dat zal my wel wat kosten, maar toch Kom, grom maar niet meer. toinette. Ei lieve, Mejuffrouw, wat heeft zy u gedaan , dat gy haar haat ? lucie. Wel, ik haat haar niet. toinette. Gy zegt ondertusfchen al het kwaad, dat gy van haar weet. En zo gy oprecht zyn wilt , dan moet gy toefiaan, dat gy het geen gy in haar gek vindt, zeer vergroot; wat kan de haat méér doen ? lucie. Maar . . . Gelooft gy wel, Toinette, dat het geen gy daar zegt, my bedroeft ? .... Ik rande echter haar goeden naam niet aan ? . . . Zou zy, denkt gy, meenen, dat ik een flegt hart heb ? DO-  HET BEDORVEN K t ND. 3*3 dorine. Kom, al genoeg: dit gepraat is al te gek, om langer te duuren. 't Is tyd om MP tafel te.gaan; wy hebben onzen tyd nodig. Want wy moetett nog, voor dat de Opera begint > alle onze lesfen leezen. (tegen Lucie.) Kom,Mejuffrouw, kom... Waar over mymert gy doch? . * »-\ lucie. Ik ben doodlyk droefgeestig.. ife lieb geen te* ger.. ik eet niet. dorine; Maat zo gy waarlyk ziek zyt, dan moet gf tiaar bed gaan, en de Opera. . * Lucie. Kom, ik ga aan tafel. Toinette, gééf my üw arm. (Zy gaat met Trinette, hem. ) d ör in E. Juffertje, gy gooit al. myn werk in de War jiflaaf ik zal het Bet,» wel betaalt zetten, myn kind. Einde van het eerfte Bedryf, X a. TWEE-  3»4 HET BEDORVEN KIND. TWEEDE BEDRYF. Eerste tooneel. MELANIDE, LUCIE, ( Lucie zit bedrukt en peinzend. ) MELANIDE. T -lLk ben blyde , myn kind, dat ik u nog eens in de Zaal deed komen; de eer, door u behaald, verrukt my. L UCIE. Ik ipeelde evenwel zeer flegt op het Clavier. MELANIDE. ó Ik verzeker u, dat elk een verbaast is over uwe talenten. LUCIE. Lieve Tante, zyn alle die loftuitingen wel oprecht? ME-  HET BEDORVEN KIND. melanide. Die vrees doet eer aan uwe zedigheid, myn kind; geloof vry, dat het maar aan u ftaat, om die in allen opzichte te verdienen. Ik zal Donne by u zenden; binnen de twee uuren kom ik u haaien, om met my naar de Opera te gaan. (Zy gaat heen.) lucie. Hoe verblindt haar haare liefde voor my, . . • Ha! zy verzuimt niets, om my wel optevoeden. ... En wat heb ik nog gedaan, om haare zorg te beloonen ? TWEEDE TOONEEL. lucie, dorine. (Lucie gaat in gedagten zitten, ) ... ^ ^ dor in e. Wel zo , Mejuffrouw , gy bcbt het. ver gebragt ; ieder is mal met u; het geheele Gezelfchap foreekt niet dan van uw vernuft en bekwaamheeden. . . Hoe, zyt gy bedroeft? Denkt gy? Wat fcheelt er X 3. xv-  3*6 HET BEDORVEN KIND, LUCIE, Zo gy wist, wat ïk daar zo even by geval ge, hoort heb, •, vo srïnoQ lts ü aiHn-.;}Jiai»- «t '*tji}jm*ï**tu DORINE, LUCIE. Na dat ik gefpeelt en gezongen had, ging ik naar'den Hof; door de bedekte laan lopende, hoor ik myn naam noemen. Ik ftond (til, eii fchuilde agter de boomen, Y " * «snooled 31 |io« DORINE, Hoorde gy het gefprek? ' LUCIE, Ja , maar by geval, en tegen myn zin; ik hoorde alles. D O R I N E. ' Wel nu, wat zeide meh van u ? LUCIE, Alles wat de vinnigfte berisper het fcherpst kaf* zeg-  HET BEDORVEN KIND. 3^7 , En die zelfde lieden , die my in de zaal | hetSeest geprezen hebben , hebben my het alle* ,erost befchimpt en uitgelachen. .Eene nam myne party, en dat wel zo edelmoëdig als Merk. Nooit zult gy raden, wie dat was. DORINE. lk ben echter er zéér nieuwsgierig naar. LUCIE. • •. .«.„.t ~-rt vx atü'd nsb ,cs ^b 'T *-;ï ai )ül Jsiw Jatbifp bso usx nss R6& »«" Mejuffrouw Surville. DORINE. Zo! . ■ • weet gy wel, dat zy u niet gezien LUCIE. Dat weet ik zéér wél. Ik beken, dat deeze goedheid my zo zeer vernedert als treft; en dat ik daardoor iets veel moeilyker ondervind, dan door al de kwaadaartigheid der overigen. Derzelver valsheid boezemde my veel meer verachting dan toorn in. Maar de goedheid deezer Dame maakt my op my zelf v^rftoort; naar gelang zy fprak, fchreide ik. Het moet wel waar zyn , dat het veel X 4  3=8 HET BEDORVEN K I N D. ger is overtuigd te worden van onze eigen onbillykheid, dan die van anderen te ondervinden. DORINE, Juffrouw Flore heeft zeker zeer wel gedaan. Maar geloof vry, dat zy, om zich te doen gelden^ een goed karakter heeft voorgewend. LUCIE. Is dat zo, dan heeft zy nog deeze verdienste., dat zy dan een zeer goed middel wist uit te kie. zen; en dat is al heel veel. DOR INE, Maar kom, wy moeten evenwel aan d,e Lesfen denken : waar zullen wy mede beginnen, Mejuffrouw ? LUCIE. Ja, dat weet ik zelf niet. . . . Ik was, nooit zo, neerflagtig, zo lusteloos, zo my zelf tot last. D OR INE. Dat komt door het geen gy gehoord hebt.' Wil  HET BEDORVEN KIND. 32? Wil ik u eens iets zeggen, dat u magtig zal verwonderen ? UW** •n?.uuw- ' » 1[Rfi .,„;, ,. 0v Wat dan? DORINE. Al die kwaadaartigheid is eene groote tociaU ching voor u, LUCIE. ►óav ai.si»*iBWintflt™ ( , '.. Hoe? •■ ... c !•: .f».t-,fjooïS .«o :|i^j;i9di*v }-}d '"f* n>jn DORINE. Ja! zy ontftaat uit nyd over uwe bekwaamheden. lucie.. : .. Gelooft gy dit? D O RINEv .,.r,;,m,B3J Daar fta ik u voor In: waart gy zo mooi, zo be~ minlyk niet; had gy minder vernuft: men zoude u meerder recht doen. LUCIE., De nyd is, toch recht lelyk... X 5 5 °"  33& HÉT BÉD ÓfcVltt KlNè', DORINE. Dat zult gy eens meef ondervinden. Wagt u voor den haat der Vrouwen, die u uwe meerderheid nooit zuilen vergeeven. LUCIE. Wel, dan moeten de meeste Vroifwéri wel wét, rug verftand hebben My dunkt,als ik voor dit gebrek vatbaar was, dat ik niets zou veriuimen om het te verbergen: uit grootschheid zou ik billyk zyn. DORINE. ; r;::; izvo Irrr. iia Jteiljno y> le\ Bedroef u niet over onvermydbaar kwaad. Bedenk , dat de haat der nydigen een getuige is van hunne heimelyke goedkeuring, eb dat hunne kwdadaartigheid alleen dient om den luister uwer verdiensten te vermeerderen. -5Ü> i Nf os YD iiMSufv^v u li «fl ksQ Haat! ... Ik begryp niet, hoe men mv kan. haaten. Ik zal, dat voel ik, nooit iemand^mnen haaten. ÓÖRINE. Schep moed, bóoze menfcnsn haaten, &*r braave lieden aanbidden u. l U'  HET BEDORVEN KIND. 33* i ■! idool iisrn i nosn's Ja»u 'lucie, (h:ar omhelzende. ) Wat zyt gy lief! . ! Lieve Vriendin ,gy neemt al myn verdriet weg: ómen kan niet droevig zyn , 3 ij 1. ub v-n pais frsan ils meri by u is. dorine. Nu, laaten wy aan die nydigen niet meer denken. Denk liever'aan de Opera; en om daar toch Vast te kunnen heen gaan, moesten wy onze Lèsfea maar afmaaken. Wilt gy op 't Clavicr fpeelen ? l ucie. Xk heb van daag geen zin aan 't Clavier. .nsrlihomad las bsswag ü^m dorine. Het is ook niet geftelt: wy zullen liever zingen , niet Waar ? lucie. Gaarn Maar ik ben zo verdopt in myn hoofd, en voel een weinig pyn in de keel. (zy hoest.) dorine. Ik ook; en als men wat heeschis,dan moet ttffi niet  33* HET BEDORVEN KIND. niet zingen; men loopt dan gevaar om de ftem te verliezen. L ÜCIE. Neen zeker; my dunkt, dat ik wat verkout ben. Evenwel, zo gy wilt. . . . D O R I NE. Neen zeker, wil ik dat niet; volftrekt niet. Laaten wy tekenen. LUCIE. Dat 's goed Maar ik ben gekleed; ik vrees, dat ik met dat lelyk zwart en rood kryt myn gewaad zal bemorfchen. DORINE. Dat zou jammer zyn: het ftaat u verruklyk, Gy hebt gelyk Wy zullen wagten tot morgen. LUCIE. Dat wilde ik gaarn; maar wat zal myne Tante zeggen; zy zal my nu misfchien niet meede neemen? D0<,  MET BEDORVEN KIND. 333 DORINE. Wees gerust; dat neem ik op my. . . . Maar, lik hoor iemand ... Ik geloof, dat zy komt. . . I O, 't is Toinette. DERDE TOONEEL. LUCIE, DORINE, TOINETTE. LUCIE. Wat wilt gy, Toinette? ' TOINETTE. Ik kom by u, Mejuffrouw, terwyl gy uw lei krygt , zo als Mevrouw my toeftaat, om daar myn voordeel mee te doen. DORINE. Gy komt te laat; de Les is al gedaan. TOINETTE. • Dat fpyt my! ik leer zo gaarn, DO»  334 HET BEDORVEN KIND. dorine. Gy hebt d.aar omtrent een fraai voorbeeld! TOINET TEi Wie dan ? dorine, (op Lucie wyzende..) Wel, waarfchynlyk de Juffrouw. toine tte. Een voorbeeld van leerzaamheid? Mejuffrouw! dat had ik evenwel nooit geraden. lucie, (fiil.) Noch ik! dorine. Maar, Toinette, ik verbeeld my, dat gy waant beter onderweezen te zyn dan Mejuffrouw. toinette. Vergeef my dat! dorine, Hoe dan? .... Wel,gy betoont haar geheel geene achting. T 01.  HET BEDORVEN KIND. 353 toinette. 0 Neen , Mejuffrouw, gyzyt het, die haar geene achting betoont. j dorine. Hoe dat? toinette. Gy befpot haar. lucie, (y?//.) Dat dunkt my waarlyk ook. dorine. Zeker, Meisje, gy zyt zeer onbefcheiden* lucie, o Ik bid u, bekyf haar toch niet. dorine. Gy neemt het voor haar op, terwyl zy u befchimpt. Dat is braaf, edelmoedig!.. Ja, gy bezit jlle deugden! toi-  335j H Ë t BEDORVEN KIND: toinette, (tegen Dorine.) Hede, Mejuffrouw, ik vergat u te zeggen, dat Mevrouw my by u zond,om u te verzoeken, dat gy by haar komt, als de lesfen uit zyn , om haar daar verfiag van te doen» dorine! Ik kom. (fiil tegen Lucie.) Wees gerust, ik zal wonderen vertellen van u eh van uwe vorderingen. (Overluid.) Vaarwel, Mejuffrouw, ik kom haast wéér by' u. (Zy gaat heen. ) VIERDE TOONEEL* LUCIE, TÖINETTEo Lucie, (fiil.) Zy gaat liegen by myne Tante. . . . Haar mis* leiden . . . Dat kan ik niet uitllaan. TOINETTE. Gy zyt bedroeft, Mejuffrouw. . . Zyt gy boos op my ?  HET BEDORVEN KIND. 332 LUCIEi Neen , lieve Toinette, maar ik heb verdiiet,en dat had ik al heel lang. TOINETTE. Wel nu, gy maakt my ook bedroeft! LUCIE* Hebt gy my dan óók lief, Toinette? TOINETTE. Wel zeker, heb ik u lief; maar ik hou niet va* Mejuffrouw Dunne. LUCIE. Om wat reden? T OlNET TE. Wel, om dat zy de waarheid niet zegt; en dat is lelyk. LUCIE. Ik zou u wel wat zeggen , maar gy moet my bejooven,dat gy 't zult zwygen, ook tegen myne Tante. J, DEEL. Y T01">  338 HET BEDORVEN KIND. TOINETTE. Leert Mevrouw my zelf dan niet, dat men geen aanbetrouwt geheim mag verraden ? LUCIE. Kan ik dan ftaat op n maaken? TOINETTE, o Gerust. LUCIE. Wel nu, Toinette, ik bemin Dorine; maar ik ftautoe, dat ik al voorlang gezien heb, dat zymy Vleidde. TOINETTE. o My! Ik wed, dat ik dat nog eerder gezienheb dan gy. L UC IE. Zy pryst my veel te Merk, om het oprecht ts kunnen meenen. TOINETTE. -=- Daar 20 nog op 't oogenblik. -i Q T v  HÉT BEDORVEN K ï N D'. 33? LUC IE: Ik merkte het wel. Ëri dan misleid zy öfyné Tante ook nog. Ik heb weer, zo als myne gewoonte is, bykans niets gedaan, en dat zwygt zy voor' haar. TOINETTE; Ja', dit zie ik alle daag.- tüCIÈ'i Ën dat is Üdg niets, by 't geen nü gebeurt Ut TOINETTE. ""«o.d.J* "•'•"?tto* iuciÈ. i ft^mn ntt n?I .rro-ro^i.! ?,m- Jslfl VSt Wlï ' Als zy myne Tante wysmaakté, dat ik braaf geleert had, alle myné Lesfen kende, dan fprak zy nog zo omtrent de waarheid; ik heb dan toch' nog iets gedaan. . . i TOINETTE. Ja! ik begryp het . . . zo goed en' zo kwaad„• gis dat dan is.  HET BEDORVEN KIND. LUCIE. Wel, verbeeld u dan eens , dat van daag.. „ Ik durf 't niet zeggen. TOfNETTE. o Zeg het maar, Mejuffrouw. LUCIE. Toinette.'.. Van daag... heb ik niets gedaan.,. TOINETTE. Hoe, niet Gedanst, niet Getekend, niet Gefpeeld? . . LUCIE. Het zelf niet eens begonnen. En nu mankt zy myne Tante wys , dat ik het buitengemeen wel gemaakt heb. TOINETTE. Wel foei, dat is lelyk ! . . LUCIE. Ja zie, dit is dan een allerfchandelykfte leugen! T «i-  HET BEDORVEN KIND. 34» toinette. Lieve juffrouw, belyd alles aan Mevrouw! lucie. Ik kan niet; dan maak ik Dorine ongelukkig, Tante zal haar wegjaagen. toinette. Eene Leugenaarster? daar is niets aan geleegeu . . . en ook. . . lucie. Zy heeft my buiten dit toch lief: dat denkbeeld treft my. toinet t e. Ja wel! als zy u lief had , zou zy u dan vlcijen, alle uwe grillen infchikken ? Zy zou u trachten te verbeteren. lucie. Dat is waar. . . Maar ik kan niet twyfelen , dat zy my niet liefheeft; zy zegt het zo dikwyls. toinette. *%fta . . tisr.r . ..7 B Weet gy dan niet, dat de leugens haar niets kosten? Y 3 l u*  HET BEDORVEN E J N D, lucie. Dat zou wel yalsch zyn ! toinette, Nog zp yalsch niet, als uwe Tante te bedriegen. lucie. Neen: ik moet eerst een grooter proef hebben, dat zy my niet lief heeft. Die heb ik niet; ik zal des niet maaken, dat myne Tante haar wegzend. Zvvyg maar alles. toinette. Wees maar gerust. ... Sus! Ik hoor Mevrouw. . . Dorine ook. VYFDE TOONEEL. toinette, luc ie, melanide,dorine. melanide, (tegen Lucie.) Omhels my, myn Kind. Dorine is geheel over U voldaan . . . . en alles, wat zy my verhaalt, voltooit myn genoegen.  HET BEDORVEN KIND. 34* lucie, (ter zyden.) Dat treft my in myn ziel! melanide. Zo gy u altoos zo gedraagt, dan zult gy my gelukkig maaken. lucie, ( zeer bedremmeJt. ) Tante! .... melanide. Beloof my, myn Kind, dat gy zo zult voortgaan Gy zwygt ziet voor u. Wilt gy u niet verbinden tot iets, 't welk my zo aangenaam is ? dorine. o Ik ben gerust , dat Lucie dit met vermaak aanneemt. lucie, {driftig tegen Dtrine.) Neen, Mejuffrouw, neen. - dorine, ( tegen Lucie. ) Wel, gy denkt immers om. . . . Y 4 me.  3*4 HET BEDORVEN KIND, melanide. Nu, Lucie, ik ben niet boos, om 't geen gy daar zegt. Gy veinst er ten minden niet om. Ik hoop, dat gy uwe talenten zult vermeerderen; doch vooral wenscb ik, dat gy oprecht zyn zult. Dat is de groote deugd. lucie, (/lil.) o Wat fta ik nu uit! Welk een verwyt voor my! . . . . melanide, Kom, nu niet langer van leeren gerprooken. Dorine is voldaan. Ik moet u beloonen. Deuk nu, om u wel te divciteeren. lucie. Lieve Tante, ik verdien waarlyk geene belooning. melanide, Deeze manier van denken maakt u die nog waardiger. Doei ne, ( fiil tegen Lucie.,) Hou u dan ao verleegen niet.  HET BEDORVEN KIND. 345 lucie, ( heel kribbig. ) Och! melanide. Wat fcheelt u, myn Kin*? zyt gy ziek? gy Ziet zo bleek. lucie, Ik ben wel, Tante. melanide, Zy heeft te veel geleert! (tegen Dorine.) Gy moet haar zulke groote Lesfen niet meer geeven, ïk verfta niet, dat men het Meisje zo afbeult, lucie, (ftih1) o Ik kan, ik kan het niet uitftaan 1 . . , melanide. 'tls nog maar quartier voor vier uuren: voor ik my geheel aankleede, zal ik den hof nog eens omwandelen. Wilt gy met my gaan, Liefde? LUCIE. Zeer gaarn, als Tante het gelieft. Y 5 ME"  J46 HET BEDORVEN KIND, melanide. De lucht zal u goed doen, hartje; ik wed, dat gy hoofdpyn hebt: kom, myn Kind, (Zy legt haare hand op Lucies fchouder , tlt gaat met haar heen. Toinette volgt haar, ) ZESDE TOONEEL. dorine, (alken.) Lucie is waarlyk boos op my. Wat fcheelt baar. ... Ja, 't is een eigenzinnig Meisje. . Maar dat ik, nu ik alleen ben, den brief, dien ik van den morgen begon, eens overlas Waarlyk,ik heb geen uur voor myzelf. ( Zy voelt in haar zak.) Zit zo, dat is een anderen Brief... Ik geloof waarlyk, dat ik hem veriooren heb !.. Dat zou yslyk voor my zyn. ... (Zy zoekt al voort.) Ik vind hem niet Zou hy ook op myne Tafel liggen? Hemel, wat zou my overkomen, indien hy eens veriooren was! . . . Kom, laat ik hem ten eeiften gaan zoeken. (Zygaateenl ge tfeeden voort, j ZEVEN»  - HET BED O R VEN KIND. 34? ZEVENDE TOONEEL. porine, toinette, toinette, Hede, Mejuffrouw, waar loopt gy zo fchielyk heen? dorine, Hebt gy ook by geval een Papier gevonden ? toinette. Hoe ziet het er uit ? dorine. Een toegevouwen blad. toinette, Stond er wat op gefchreeven ? DORINE» Ja 't zeeker, t o i-'  34» HET BEDORVEN KIND. TOINETTE. Twee Bladzydjes, geheel vol ? DORINE, 't Zelfde; koni, geef hier; fpoedig! TOINETTE. Wel, ik heb niets gevonden: 't was maar om te Jacben. DORINE. De drommel haal dat klein ezeltje; my zo optehouden! Kom, kom , ik moet het gaan opzoeken. ( Zy gaan heen. ) TOINETTE, ( alleen,) Ja, ja, baast u maar. Gy zult het toch niet vinden. Klein ezeltje, zei ze; nu, nu, ik ben zo heel dom niet. Kyk, daar komt juist de jonge Juffrouw. AG T-  HET BEDORVEN KIND. 349 AGTSTE TOONEEL. TOINETTE, LUCIE. TOINETTE. Juffrouw, 6 kom eens hier, ik heb iets grappigs te vertellen. LUCIE. Wat is het 9 TOINETTE. Gelooft gy nog, dat Dorine u lief heeft, Me- juffrouw ? LUCIE. Ik heb geen nieuwe rede , om daar aan te twyfelen. TOINETTE. Kent gy haare hand ? LUCIE. Mooglyk ja. TOï-  35° HET BEDORVEN KIND; TOINETTE, (den Brief uit haar zak haaiende.) Wel nu, lees dan den brief, dien zy begonnen beeft. Wilt gy eens weeten, hoe zy u behandelt ? LUCIEj Laast gy dien ? TOINETTE. Ja, eerst zonder te zien wat het was; en töeh> om my omtrent u wat meer lichts té geeven. ' LUCIEi Dat is zeer' fk-gt van u gedaan. Men móef nooit. ... TOINETTE. Dat is waar. Maar myne liefde voor u deed my deezen misdag begaan. Ik zag, dat er van u ge^ melt wierd. Me dagt, ik moest daar meer van weeten. Zie daar is den Brief. LUCIE. Zo gy my dien geeft, hy gaat ongeopend op hef' Vuur. '■ - * tert*  HET BEDORVEN KIND. 35* TOINETTE. ' o Dan zal ik hem houden. Lui?ter , Mejuffrouw; de misdag is nu toch begaan. Doe er uw voordeel mede. LUCIE. Maar hoe komt gy eraan? TOINETTE. Ik vond het Papier op den Trap* LUC IE. Zegt Dorine daar in kwaad van my ? TOINETTE. Mooglyk zegt zy de waarheid; ik zal 't eens leezen, oordeel. (Zy leest overluid. ) „ Beklaag my, waarde Vriendin, niet flegts om dat ik „ van u gefcheiden ben; maar ook om het ver„ drietig leven, 't welk ik hier leide! Het kleine „ Nufje, waar van ik u reeds fchreef, maakt my 5, dol; ik weet niet, hoe ik nog zo geduldig ben." LU-  352 HET BEDORVEN KIND. lucie, ( haat invallende. ) Myn naam (laat er niet by. . . Zy bedoelt ü roisfchien, tülNETTE. Luister maar verdêr. (Zy leest.) ,, En nog ben ik genoodzaakt haar altoos goed te keuren, „ altoos te vleijen ; want zy is zó verwaand , dat zt dit het eenige middel is, om haar te behaa„ gen". ... LUCIE, Och Hemel 1 toinette, ( voortleezende. ) Zy verbeeld zich heel wat byzonders te zyn; „ en waarlyk , zy heeft geen verffandzy heeft „ alle de gebreken, die de domheid voortbrengt: Zy is trotsch, fpotagtig; zy is lui, doet niets dan gekfcheeren en kwaadfpreken , of ftaat voor j, den fpiegel, om een zeer middelbaar figuurtje en een lelyk bakkesje te bekyken. In 't kort, ,, Lucie". . . QZy houd op. ) Ziet gy uw naam daar wel! L u c IE. o Welk eene vaJschheid.' TOÏ-  HET BEDORVEN KIND. 353 toinette, ( voortgaande. ) [. in 't kort, Lucie zal eens een zo onbefcheiI, den, een zo belachlyk fchepzel zyn als". . i . ; Zie daar, zo verre is den Brief. ... 'tIs jammer, 1 dat zy zo op 't mooist uitfcheid. lucie. Geef. Ik wil hem zelf leezen. (Zy leest den Brief toinette. Ja, gy ziet zelf, dat ik er geen letter by dee ( Zy valt in een ar tuft oei.) •x:-n Ml , bfoMheOV %4 : no2nib DtTCKüb Irt* o i i i NEGENDE TOONEEL. dorine, lucie. v/u v.8 Jüb Eu , mmon'iad u las ;Ji dorine, (inkomende z onder Lucie te zien.) Ik vind hem nergens. . . . »c fe om gek te worften^" lB u5 , nr.:i ; las v.'i i H ; !••/! •;.L:i a«'{tn vu; tUJoT ,v hv v. fi MM*-** tiaflniai oai Mejuffrouw, ik moet u een eeuwig vaarwel zeg» |PQ09m«iii , .. ■ ait ;ü ahruvo ftsitfa) i .Jr.zloi 1 m LUCIE. Eeuwig! . . . Blyf. . . . Dorine! Wat zuh «y. beginnen? D 0 R.I NE, BM weet ik niet! ' **P" .iv.-i;cr;3"crf vrr-'vq 1:3 ,:-J ,-fv.jo,.;3 fj mb tf ,jbiqo nainnt arrvtrJ t 1- ■ 1 : til* . .tllfefcRi „; v ■■, ■ | Wel nu! b'yf by my; ik bid u dit! . . . Myne Tante zal cr niets het mir.llc van weeten; ik geef ü' myn woord. i.. ü ooi  BET BEDORVEN KIND. 35*. DORINE. Maar kunt gy, Mejuffrouw, dit vergeeten? lucie. Vergeeten? . . . Nooit: maar wel vergeeven; wees gerust. dorine. Dat is niet genoeg. Ik zou u onaangenaam zyn. Dit moetik voorkomen Vaarwel, Mejuffrouw 1 QZygaai lucie, ( alken, zeer aangedaan.) Hoor! . . . Hoor! . . , o Zy is been ! waar zal zy gaan ? Ik fchrei in weerwil van my zelf. Zy bedriegt, zy haat my j ik moet haar niet hef hebben, en evenwel ik heb haar zo lief! .... gehad. Dat doet my zo aan. Ik kan haar niet meer achten. Maar ik neem nog belang iu haar !. , « Daar komt myne Tante. Z4 TIEN-  560 HET BEDORVEN KjNR TIENDE en laatste TOONEEL. melanide, lucie, toinette, melanide. Myn lieve Kind, ik koom u bedanken voor het oogmerk, dat gy had, om my uw miabedryf te beiyden. lucie. Wie, myne Tante, heeft u dit gezegt? Toinette i melanide. Ja, zy beeft my alles verhaalt en den Brief getoont, en dat offchoon gy dit verbood. Ik prys dit zeer. Dorine beeft haar rechten loon. Zy is ontdekt en weggezonden. lücie. Hje? kwaamt gyhaar tegen? I m e-  HET BEDORVEN K I_N D. 361 ME LAN IDE. Zo op 't oogenblik; ik heb reeds haar affcheid geteekend: gy zult haar hier niet weder zien. LUCIE. Arme Dorine! Waar zal zy nu hecnen gaan? . . . MELANIDE, Dat weet ik niet, LUCIE. Ach', lieve Tante! . . . . zy heeft niets . . . ik bid, ik fmeek. . . . MELANIDE. 'tls genoeg, dat gy dit wenscht. Ik beloof u haar zo veel te helpen, als nodig zy. Dank zy den Hemel! haare onvoorzichtigheid heeft de fchade vergoed, die haare valschheid u veroorzaakt heeft. Leer, myn Kind, uit dit lastig 2, 5 voor-  3Ó2 HET BEDORVEN KI- ND. voorval ; De vleiers te mistrouwen , (ie waar* heid lief te hebben : zy alleen is in ftaat, om ,, ons onze gebreken te ontdekken, en om onze Eigenliefde, die ons verleid, en doet dooien, te beteugelen." EINDE, DE  D E MARCHANDE DE MODES. B L Y S P E L. IN DRIE BEDRYFEN*  PER.SOONEN* MEVROUW DUPR.EE, Marchande de Modes* JUS TINE, Eerfte Winkeldochter. ANNE T TE , MARTHE, > Winkel Meisjes. JOSEPIIINE, J ISABELLE, J DE MARQUISIN DE LINCEE. DE BARONNES D'ELSAC. ( Het Tooneel is te Parys by Mevrouw Duprée.}  .83COM 3 ï D E £ MARCHANDE D E M O D E S. B L T S P i L. EERSTE TOONEEL. (Het tooneel verbeeld een Kantoor; daar agter ziet men een glaazen deur, die zyn uitzicht heeft op de firaat.) {Mevrouw Duprée zit te naai jen, Justint fiaat by kaar, op die volgt Annette; aan de overzyde zitten naast elkander Marthe, Izabelle en Jofephine, insgelyks te naaijen: de Kaertfin Jiaan op den Toonbank.) MEVR. DU PREE. {Na wat fiilzwygens, ziet zy op, en merkt dat de Meisjes, die over haar zitten j fiilpraaten.) *W*el nu,rJuffrouwtjes, wat beduid toch dat ?efl\üS?~/rrrgatt het werk zo doende wel voort ? •- .-»  3r56 DE MARCHANDË DE MODES. voort ? . . . Moet ik dan altoos-op?u zien ? . . . Wist gy,hoe noodig de naarstigheid en de oplettendheid in uw.en ftaat zy! Zie eens op Justine» Kykt die altoos overal heen ? luistert zy naar alle beuzelingen ? Zy denkt maar om haar werk. . . . En zy is evenwel eene groote lief hébfter van eens te lachen; zo als dat ook billyk is. . . Maar alles op zyn tyd. . . (Een algemeen flilzwygen. ) . r . Justine, geef my gaaren. .vi 3 a V'i O O T 3 T 2 ii 3 3' JUSTINE» Daar is *t, Mevrouw» (Een diep zwygen; daar na fcliaateren de drie Pileisfis , die over haar zitten, in lachen uit, terwyl zy idch ontkeeren, en zich poogen in te houden. ) MEVR. DUPREEê Wat beduid dit? MARTHË. ■ Mevrouw, 't is Juffrouw Jofephines fchuld; zy maakt ons zo aan 't lachen. JOSEPHINE» Dat geloof ik, Juffrouw, gy hebt eerst begon* nen. K AK.5  pEMARCHANDEDEMOD.ES. 3$? MAR. THE. Ik? . . . wel, ik fprak geen woord» MEVR. DUPRËfi» Ik heb er niets tegen, dat gy u diverteert, als het werk maar voortgaat: en ook , men moet zo wat met de jonge luidjes weeten intefchikken. Maar het geen ik volllrekt verbiede , is dat gefluister, dat ftil praaten. Gy moet my allen als uwe Moeder befchouwen. Gy doet niet wel, dat gy voor my iets verbergt. 1SABELLS, o Mevrouw, wat dat betreft, indien wy dit niet deeden , zouden wy wel ondankbaar zyn. . . Ik vooral . . . (Zy zucht. ) Wy allen hebben u even lief. . . . ■ MEVR. DUPREË. • rjii:ztRw HIüjW! nvic '1 -i! '.nttl risiftVv èfooi Ik bedoel ook niets, dan uw aller welzyn. . . .. (na wat ftilzwygens. ) Het flaat daar zeven uuren, ik moet gaan. . . Justine, reik my myn peliesfe «ens aan. isa-  368 DE MARCHANDEDE MODES. t cs Tl NE , (opryzende.) Gaat Mevrouw nog uit, en dat alleen ? MEVR. D U P RE E. Ik ga by Mevrouw de Clemont. (Justitiegaat ■•■'<■> o Ml -f' 3} aisi-.w durf :il • ■ M a E THE/ ' Woont zy niet in de ftraat van Richelieu ? MEVR. DUPREE. Ja: waarom vraagt gy dat? jo se p Hl ne. Ik ben er tweemaal geweest ; zy is niet jong meer; maar zo eene lieve Dame! MEVR. DUPEEE. Dat is zo : .ik ken baar wel: ik bediende haar reeds vyftien jaar. Zy heeft myn fortuin gemaakt; zy heeft my uitgetrouwt, in deeze winkel gezet, , en onder de goede luiden bekend gemaakt; er is ook niets in de waereld, of ik zou het voor haar willen doen. ANNEX*  DE MARCHANDÈ DE MODES. $69 anne t te. Dat is zeer natnurlyk. josephine. Is zy de Moeder niet van Mevrouw de Lincé? mevr. dupree. josephine. Wat is die Mevrouw de Lincé een mooije Vrouw 1 marthe. En zo minzaam l . . • isabelle. Ik heb haar nooit gezien; heb ik wei ? mart h e» Neen, want zy is al drie maanden buiten geweest. justine, ( binnen komende. > Daar is uwe Pelisfe, Mevrouw, 03 üWe tatnd- ■ .j, deel, A* &0*  37» DEMARCH ANDEDE MODES. fchoenen ook. Welke doos gelieft gy mede te nee» men ? mevr. dupeee, (opjlaande.) Ik neem er geen mede. Mevrouw de Clemonï koopt geene pronkery meer; die tyd is voorby. JOSEPHINE. De Baronnes d'Elfac is veel ouder, en die koopt nog al wat zy ziet. MEVR. D UP REE. Dat komt, om dat de eene een verftandige Vrouw, en de andere eene zottin is. Nu, tot ik weerkom ; goeden avond, kinderen, blyf toch aan't werk, Justine, is myn Moeder wel boven ? justine. Ja, Mevrouw. MEVR. DUFREEo Es Madeion by haar ? justine» Ja, Mevrouw. Jf2S<  DE MARCH ANDE DE MODÈS. 37Ï mevr. duprèe. Dan ga ik gerust uiti binnen een Uur kom ik : te rug. TWEEDE TOONEEL. justine, (zy neemt de plaats van MerrowJ Bupré,~) anne t te, marthe, j qsêphïne, isabelle. annette. Wat is-zy bezorgt voor baar Moeder f justine. Zy zoü ef baar leven voor wagen.' isabelle. 'tis ook èene allerbeste goede ouwe Vrouw; anneTte,(tegen Ifabelle.} Hoor, gy zyt nog geen maand by ons; maar .als gy Mevrouw Dupré eens zo wel kent als wy , dan zult gy baar nog wel duizendmaal liever hebAas  87* DE M ARCHANDE DE MODES. ben. En de oude Vrouw is net eender; o gy kent haar niet ! isabelle. Zeg my eens , Annette, waarom zy meest altoos Justes draagt, en nooit gegarneerde kleeren. annette. Dat komt, om dat zy, voor Madame Dupré fortuin maakte, een Uoere-Meisje was. isabelle. Z©! fpreekt zy daarom zo een beetje boersch. a n ne t t £. Ja, daar van daan is het. justine. Zo dra onze Mevrouw het konde doen, haalde zy haare Moeder uit het dorp, en bragt haar in haar eigen huis. isabelle, (alzuchtende,) ■ Wat is liet gelukkig, zyne Ouders te kunnen bylhian. B C'A JUS-  DE MARCHAND E DE MODES. 373 JUSTINE. De hoop alleen, om dit eens te kunnen doen, geeft ons lust om te arbeiden. (Eem lang fiilzwygen.) JOSEPHINE, Morgen is 't Heilige dag; en daar ben ik heel bly om MAR THE, Ja, en als de kerk uit is, gaan wy wandelen. JOSEPHINE. * Ik zal nog veel grooter plaifier hebben. MART HE. Wat dan? JOSEPHINE. Mevrouw heeft my zo een heel mooi boek geleent, ISABEEEE. Ik wed, dat hetPamelais? Aa 3 >&~  374 DE M ARCHANDE DE MODES( JOSEPHINE. Gy raad het net. JUSTINE. Zy heeft het my tweemaal laaten leezen i ja „ dat boek heeft my wat traanen gekost! MART HE. Ik heb het óók geleezen. JUSTINE. Mevrouw Clémont heeft het aan onze Mevrouw gegeeven, toen die nog heel jong was. M A R TH E. Men noemt zo een boek een Roman. JUSTINE. Da; is wel zó; maar Mevrouw zegt, dat dit de eenige Roman is , die wy moesten leezen : alle de overigen zyn nadeelig, vooral, voor Meisjes in onzen ftaat. 4 Ni  DEMARCHANDE DEMODES. 37S ^ /vn nette. . .., I :acsa r.{ta Het heugt mynog, dat Zy my eens braaf bekeef, om dat ik in den Hyppohtus zat te leezen. En „u zie ik, dat zy gelyk had; want wat is'er toch i„, dan laffe liefdenspraatjes? Maar in Pamela .vind men zo veel goeds, en zo veele nuttige voorbeelden, j y s t in Et Pamela was zo deugdzaam; zy beminde haar Vader en Moeder zo zeer ! . . . ■ josephine. Men kan het niet leezen , zonder dat men haar wü navolgen. isabelle. o Ik bid u, leen my dat boek ock eens, josepwine, Heel gaarn. isabelle. Juffrouw Justine, ik hoor, dat Mevrouw in de Carneval Mufikanten laat komen; ik heb u dit Aa 4 al  376 DE MARCHANDE DE MODES. al dikwyls willen vraagen. . . , Nu, daar breekt myn naald 1 Is dit waar ? JUSTINE. Ja, Mevrouw Dupré wil, dat wy ons werk doen; doch zy gunt ons ook eene behoorlyke uitfpanning. M A R T H E. 6 Ja. En als het Vastenavond is, dan verzoekt zy haare goede Vrienden, en dan danfen wy allemaal , van 's avond vyf, tot tien uuren toe. ISABELLE. Hoe veel weeken zyn wy nog van Vastenavond > JO SEP Hl NE. Ach! noch wel vyf weeken. ISABELLE. Dat is nog lang. josephine, (Zy ftaat op en gaat uit het Kantoor.) Ik moet eens heen en weer gaan: myne voeten zyn veruyft van de koude, iSA-  DE MARCHANDE DE MODES. 377 isabelle., DE MARCHANDE DE MODES. justine. Mevrouw heeft geordonneert, dat wy de fraaifte piondes zouden gebruiken. de baronnes. 't Is zeer wel, zeer edel. , . . Welk een on-! derfcheid tusfchen dit, en een kleed met bloemen gegarneert. Gy moet 'cf voor al akers by doen. justine. Ja wel, Mevrouw. de baronnes. Ik heb 'er u een Haaltje van getoont, j ustine. Zy zyn ook byna geheel af. de baronnes, (met aa-ndagt het kleed bekjkende. ) Me dunkt, dat 'er firikken op de plooien zyn .moeten. jus-  DE MARCHANDE DE MODES. justine. 't Is wel, Mevrouw, wy zullen 'er Krikken op zetten. de baronnes. Maar van welk een kleur? justine. Witte. de baronnes. Neen: dat verwart zich met de blondes. . . ï Vleesch- kleure. justine. Dat zal heel lief ftaan. josephine, (ter zyden; zy haalt haare fchou- ders op.) • v.r pn dan nog met roozenVyf- en- veertig jaar, en oan nog kleure ftrikken te laaten garneeren ..... o . ho! de baronnes. Ik bemin niet dan blyde kleuren Bb 4 die  392 DE MARC HAND E DE MODES, die prunes en die puges nrnr niet verdragen. . . . josethine. Daar hoor ik nog een koets : hy houd ftil. . . . ïk ga zien , wie 't is. de baronnes, (zy bekykt haar kleed nogal.) Als de akers en de drikken er op zyn, d-an zal het uitmuntend fraai Haan. Josephine, (je rug komende, j f o Mejuffrouw Justine, 't is de Marquifin de Lincé! Justine, (zy legt het kleed* op den toonbank.) I? Goed : • 1 • • Wt hen ik daar bly over. ( Zy bopt naar de deur. ) de BAR o n N es. Myn tyd, wat al opfchudding! .... Mejuf. frouvven, brengt myn klfied boven,; en laat niemand « iets van zie" Kom ... . waar zyn •myne Bedienden ? ( Zy doet eenige treden om weg le gaan; de Marquifin komt binnen.) VIER,  DE MA.RCHANDE DE MODES. 393 VIERDE TOONEEL. DE baronnes, de marquisin, JUStine, marthe, . a n n e t t e , josephine, isabelle. de baronnes, (tegen de Marquifin. ) Zo, Mevrouw eindelyk weer in de Stad, . . , Mag ik u vraagen , federt wanneer is de komst? de marquisin. Wy zyn deezen avond eerst ge arriveert. de baronnes. En een uwer eerfte bezoeken is by Mevrouw Dupré ? Dat fchynt my ook billyk , cn ook ia uwe jaaren ïk vind u vfy wat vermagert. de marquisin. " Ik kan misfchien wat verandert zyn ; maar ik beu volmaakt gezond. de baronnes. Ik hoop, dat wy op Maandag met elkander by Mevrouw de Clemont eeien zullen. Bb 5  394 DE MARCHANDE DE MODES. de marquisin. Neen, Mevrouw, ik zal die eer niet hebben. Ik vertrek morgen, voor drie weeken, de baronnes. Hoe, zo fpoedig ? Nu Mevrouw hier is, ga ik heen, want gy hebt hier zeker zeer veel te doen» de marquisin. Maar, Mevrouw, heb ik u ook mooglyk gehindert? de b aronne s. Och, ik kwam gevallig hier, zo als gy denkea kunt. .... Josephine, (tegen de Baronnest) Heeft Mevrouw niet gezegt, dat zy het kleed mede wilde neemen ? de baronnes, C koeltjes.) Neen : hou het maar hier. V  PE MARCHANDE DEMO DÉ S. 393! JOSEPHINE, (zy neemt het kleed dat nog op den toonbank legt!) ïk moet het hier van daan neemen, DE MARQUISIN, (het kleed bekykende.~) Ha, dat is iets fraais!.,.,_. JOSEPHINE, Daar komen op de plooijen nog (brikken, cou* ïeur de chair. . . , , DE MARQUISIN. En is het Mevrouws kleed ? , . . , DE BARONNES. Gy vind het mooglyk wat te opzichtig voor myne jaaren, maar het is eene fantafie van Mevrouw Pupré. DE MARQUISIN, (het kleed nogmaal bekykende.) 'tls eene vrolyke fantafie. ....  396 DEM AR CH ANDE DE MODE Sj josephine, (ter zyele.) Eene belachelyke zelf. .... de baronnes. Vaarwel, Mevrouw , ik ben gccharmeert het geluk te hebben van u tc zien; maar ik bid u, bewaar uwe gezontheid, op dat gy, ons d;en frisfchen blos, dien gy eens had, kunt te rug brengen de marquisin, (glimlachende.') Hoe weinig waarde moet men hechten aan een gefchenk , dat binnen drie maanden geheel verdwynt ? de baronnes. Evenwel, de gezontheid is een groote fchat!.. Juffrouw, zeg aan Mevrouw Duprc, dat zy morgen by my aan huis komt. Vaarwel, Mevrouw. ( Zy vei trekt. ) VYFDE TOONEEL. de marquisin;. (de Meisjes koomen allen naar haar toe. ) justine. Wel, waarna alt zy het van daan? Mevrouw ,verandert! ... .0.  DE MAR C H A'N D E DE MODES; $fó JOSEPHINE- Ik verzeker u, dat zy gaarn zoude gezegt hébben1, dat Mevrötïw leiyk was geworden. -nbMtelJ !9bbrfaTl4li3i8MPft» wt>«V M»d ruw ys DE MARQUISIN. tesv üirvrHWni©iS*3' tót nerf ^sèg'-isrif ys :cb Myne lieve Justine, ik zou gaarn Mevrouw bupré eens gefprooken hebben. Ik heb eene kame* nier noodig, en ik zou liefst eene hebben , die zy my bezorgde-, het is eene braave Vrouw! . . . Hoe vaart zy ? JUSTINE. j fiscc "fs KVT « • w* ' God dank , Mevrouw, zeer wel. .. Zy is naar Mevrouw Clemont gegaan. DE MARQUISIN. Naar myne Moeder? . . È Dat is zeker over ft geen my aangaat; maar ik heb nog iets anders te doen. Ik heb een klein boerenmeisje meegebragt, die, meen ik, vyf of zes broertjes heeft, en ik zou gaarne zien, dat Mevrouw Dupré dat Kind by zich name. JUSTINE. Om de modes te kieren? »i3  $8 DË MARCHANDE DE MODES. de marquisin. . Ja. Zy is nog maat veertien jaar, ziet er lief uit, is goedaartig en ftil. Zy fchreide bitter, toen zy van baar Vader en Moeder fcheide ! Lief kleintje, 't is waarlyk een best Meisje. Ik ben gerust, dat zy bier haar goed hart zal behouden , en veel nuttigs leeren. Mevrouw.Dupré zal my een byzondere dienst doen, als zy het Meisje in haar dienst neemt. . . . justine. 6 Mevrouw, daar is niets, dat zy niet voor U doen zou. . , Zy heeft u, zegt zy dikwyls, zien gebooren worden , en is alles, wat zy bezit, jaan u verfchuldigt. De marquisin. Ik heb haar ook hartlyk lief ... en hoe vaari haare goede oude Moeder? jus tiïïe» Zeer wel, de Marquisin, (Ifateïïe aanziende. ) Ei, dit Meisje ken ik niet* tSA^  DE MARCHANDE DE MODES. 39p isabelLe, (neigende. ) Mevrouw, ik ben hier nog maar drie weeken ge» weest. justine. o Mevrouw, het is zulk een lief Meisje ! . . « Haare Moeder naaide voor de gemeeme lieden, maar kwam toch heel wel aan het brood, tot dat het ongeluk wilde, dat zy in eene fleepende ziekte viel, die haar in de droevigfte armoede ftorte: en toen heeft dit kind zich by eene burgervrouw, hier digt by ons in de ftraat, voor meid verhuurt , cn bragt haar middag en avond eeten aan haare zieke Moeder; ja, toen haare Moeder geheel krank wierd, pastte zy haar des nagts op, zonder 'er een woord van te reppen; zo dat men eer^st eenigen tyd naderhand daar, ag er kwam. Het arme Meisje wierd zo mager als een hout, zonder te klagen, en deed toch haar daaglyks werk. Eindelyk hoorde Mevrouw Duprc dit alles, en nam Ifabelle by haar, cn nu is zy hier als kind ten huize. . d,e marquisin. o Dat beste Meisje Kom eens by my, Ifabelle. . . Wat vind ik haar, nu ik dit alles hoor, allerliefst! . . Omhels my, myn hartje. . . . (Zy amheht Jfajjeile, die haar do hand kuscht-. ) Fm-  4oo D E M A RC HANDE DE MODES. Voor meid, verhuurt'. . . . Zo teer, zo weinig gefchikt voor grof werk. . . Waar ftelt een goed hart ons niet toe in ftaat! En is uwe Moeder herftelt, myn Kind ? HiEELLÈ. ja, God dank, Mevrouw! en zy heeft haar Werk Weer opgevat. Zy had haare meubeltjes moeten • Verkopen; maar Mevrouw Dupré heeft die allen Weer ingekogt, en zelf nog een mooije Notenhoüte kas; myne Moeder is nu zeer gelukkig* DE it A tl Q Ü I S I ft» Goede Mevrouw Dupré , hoe lief moet gy haa? wel hebben. ISA EELLË. o Mevrouw, dat kan ik niet uitdrukken. DE MARQUISIN. Gy kunt haar daar niet beter van overtuigen, dan door gehoorzaam en naarftig te zyn. (Zy haalt haar Goudbeurs uit.) Daar, myn Kind, ik geloof, dat gyhcel bly zyn zult, als gy dit aan uwe braave Moeder kunt geeven. Mevrouw Dupré zal het niet kwalyk neemen , dat ik dit klein pro?  DE MARCHANDE ÖË MODES. 401 ijprezentje , als een bewys van 't belang , dat ik in tt Sneem, aan u geef. isabelle» Myn Hemel, Mevrouw, ik ben vêrleegen ! justine, (terzyden tégen, Anneite.) ■ b Welk eene uitmuntende jonge Dame! . . * de marquisin. Justine, vérgeet toch, bid ik u, niet, om Me, ■vróuw Dupré te zeggen , wat myn oogmerk t ömtrent bet boerinnetje zy. Ik beveel haar aan !ti allen , ■Mejuffrouwéh. josephine. o Mevrouw, wy zullen haar allen als onze Zus* • ter beminnen. de marquisin. [ e».: •• ;,y/ ,. | ■ •• bW Dat vertrouw ik; en dat gy myne kleine; Jean» nette zo beminlyk en beleeft zult maaken als gy zelf zyt. Vaarwel, lieve Juffrouwen. Adieu, IfaK belle. ï. deel. Gc HM  402 DE MARCHANDE DE MODES; ISABELLE. Och, Mevrouw, ik kan u niet bedank, enmya hart is te vol. . . wat zal ik doen ? DE MARQUISIN. Hier nooit meer van fpreeken, myn kind. . . » Groet Mevrouw Dupré, en zeg haar, dat ik haar om de goedheid, die zy voor u heeft, nog veel meer dan ooit acht en bemin. Waarlyk, dit is een zeer braave daad, en verdient uwe hoogfte dankbaarheid. (Zy gaat heen; alle de Meisjes volgen haar tot aan de deur. ) ZESDE TOONEEL. JUSTINE, ANNETTE, MARTHE, JOSEPHINE, ISABELLE. **a3 sscc iic ::siifi isad naii. v .wi; v;:A' JUSTINE. Wel nu, is er wel eene lieverDame in de hee?e waereld? ... (Allen te gelyk.) Dat's onmooglyk. ISA'  DE MARCHANDE DE MODES. 40$ isabelle, (tegen Justine.) r Zie eens, Mejuffrouw, wat zy my gegeevea heeft. . . ( Zy geeft haar de goudbeurs. ) justine, (na, hei geld getelt te hehben-y Daar zyn tien Louizen in de beurs.. is abel l e. o Myne lieve Moeder!.. Ach, Juffrouw Justine-,, het is al zo laat; maar evenwel. . . Ik zou zo> heel gaarn , als ik mogt, dit geld nog van. avond, aan myne arme Moeder brengen. . „ JUSTIN E. Dat isbillyk; Annette, wilt gy met haar gaan?' a n n e t t e. Ik? Met al myn hart. . . Zie, daar ben ik gereed. is a b elle. 0 Lieve Juffrouw Annette, gy zyt zo goed!!. .' Zal Mevrouw Dupré niet knorren ? Gc 1. jjiï»-  404 DE MARCHANDE DE M O D E & jus tine. Neen, neen, ik verzeeker het u : toe, ga maar. josephine , (tegen IfabeUe.} Én om dat üw taak af zyn zou , zal ik u, als gy weerkomt, helpen; en wy zullen een uurtje' laater opblyven. mart II E. Zo dra deeze muts af is, help ik al myn bes?, j ü s t i n e. Ga dan, Belletje. isabelle. ïk bedank u allen , en hoop het te vergelden. annette. Kom , kom, Meisjelief. (Zy geeft haar een arnti) josephine, (tegen IfabeUe.) Laat ik u eerst omhelzen, want ik ben waarlyk zo  ' DE MARCHANDE DE MODES. 405 zo bly over uw geluk, als over myn eigen. Loop nu fchielyk voort. ( IfabeUe cn Annette gaan heen.) ZEVENDE TOONEEL, JUSTINE, MAR THE, JOSEPHINE. ( Zy gaan weder aan haar werk.) JUSTINE. Die lieve IfabeUe 1 zy verdient wel gelukkig te I zyn! JOSEPHINE. Dat is wel waar, o zy is zo goedaartig, M AR T HE. En wat is zy zedig! voor een dag of zes kwam hier een j'ong Heer in den winkel. . . , JO SEPHINE. Ja, om bloemen te koopen ? . . . C C 3 MAR,  4*6 DE MARCHANDE DE MODES: M A R T H E. Net. 'Wel nu , ik zag wcl.rasch , dat hy het oog 'had op IfabeUe. . . . JOSEPHINE. En dat zag ik ook wel. Hy draaide geduufïg al voor by ons heen, om haar toch terdeeg te bekyken, en toen zei hy, dat zy er heel lief uitzag R E E. Ik offer zeer veel op, myn Kind, als ik u afda; maai- Mevrouw de Clémont is myne weldoenfter; •en ik ben zeer gelukkig, dat ik haar eens een bewys van myne erkentenis kan geeven; ik verzoek m. vriendelyk, dat gy dit aanneemt. JUSTINE. Als gy het my gebied , Mevrouw... Evenwel... MEVR. DUPREE. /Gy zult eene uitmuntende Meestres hebben; Justine. jus-  4?2 DE MARCHANDE DE MODES, justine. 0 Dat weet ik; en indien ik niet bedroeft was, om dat ik van u fcheide, ik zou met blydfchap in haaren dienst overgaan. mevr. dupree. Zy vertrekt morgen. Gy moet met haar gaan. ïk heb dit aan Mevrouw de Clemont, die dit wenschte, ook belooft, justine. Hoe ? zq fchielyk? mevu. dupree. , Ja, myn Kind: als men tot iets bellooten heeft, dan moet men het op de bevalligfte wys uitvoeren. justine. Maar, Mevrouw, ik heb geen het minne denkbeeld van den dienst eener Dame, of hoe ik my ip een groot huis moet gedraagen. ME'  ÖE MARCHANDE DÉ MODES. 415 MEVR. DUPREE. Hoor, gy moet heusch tegen alle de bedienden , maar met niemand heel gemeenzaam zyn; dan zullen zy u allen ondericheiden. Gy zult er nog eene kamenier vinden: wees zeer oplettent voor Tiaar', maar hécht u niet aan haar, Voor gy haar 'wel kent, en als gy gerust moogt zyn, dat zy een braaf meisje is. JUSTIJfE. En to zy lastig én nydig is' ? MEVR. DUPREE^ Maak 'er dan uwe Vriendin niet van; en als gy uw pligt doet, behoeft gy haar niet te vreezen. JUSTINE. Maar zo zy my eens zwartmaakte by Mevrouw f MEVR. D UPRE fi. Als de fatzoenlyke Vrouwen zo wel zyn opge* voed, als Mevrouw de Lincé, dan hebben zy meest altoos meer doorzicht dan wy, en zien de beweegyeer van de bedryven: maar ook men bt- hoeft  4H DE MARCH ANDE DE MODES; hoef: niet heel veel fchranderheid te bezitten, om nyd van goeden iever te onderfcheiden. Nydige menfcheu ontdekken zich zelf». Men kent ze altoos.. JUSTINE.. Ik zal altoos een groot geluk hebben. Mevrouw de Lincé- is zeer goedaartig. Zy zal noch grillig noch licht boos zyn. mevr. dupree. Justine, daar is niemand volmaakt; dit moet men nooit vergeeten ; maar als onze Meestresfe billyk is , en een goed hart heeft, dan moet men al het overige inichikken.. «Ifi 05 ; tifiv lairt nibnaiiV 'sv/u nab jlrsW! justine.. Heeft Mevrouw de Lincé gebreken ? Gelooft mevr. dup ree.. Ik ken er geene van haar? ik weet alleen, dat men die moet vinden in perfoonen , die wy alledaag zien, vooral als het hun belang niet zy, ons te willen bchaagen; en als niets hun dwingt, om zich voor ons te bedekken. En ook heeft eene Dame haare byzondere verdrietlykheden niet ? kan  DE MARCHANDE DE MODES. 415 ay altoos in het zelfde humeur zyn ? Zy zal mooglyk ftuursch zyn, om dat zy haare gedagten vol heeft; en men zal haar vankuurenverdenken, terwyl zy in verlegenheid is. Dit alles moet men met geduld verdragen, en denken, Mevrouw is mooglyk onpasfelyk, mooglyk heeft zy verdriet, zorgen , wie weet het? En dan, lieve Justine, zal men, in plaats van vinnig te zyn over eene driftige uitdrukking, haar beklaagen, ja nog meer deel in haar neemen. JUSTINE. Maar hoe moet ik het aanleggen, om van haar bemiut te worden, om haar te behaagen ? MEVR. DUPREE. Door n waarlyk aan haar te hechten. Zo gy haar bemint, dan zal zy u beminnen: ditmiddelis voldoende, zoek geen andere, gy zoud u bedriegen. Is het nkt natuurlyk, dat ik haar, die my door de waereld helpt, liefheb? die ons wel behandelt, belang in ons neemt, die ons alles goeds toewenscbt en toevoegt; die, als wy haar trouw en eerlyk gedient hebben, voor ons in onzen ouderdom en in krankheeden zorg draagt. Al het ongeluk der bedienden ontftaat hier in , dat zy de gebreeken der geenen , dien zy dienstbaar zyn , ver. grooten , en derzerver goede hoedaanigheeden ver- m«>  '4TS DE MARC HAND E DË MODES. minderen'; dat meti hunne Weldaaden maar koel'-; tjes, maar hunne beleedigingen met drift gevoelt. Wat moet daar op volgen ? Dat men niet gehecht ïs aan hunnen dat zy ons ook niet beminnen. Als men alleen uit dwang dient, is men een Haaf 5 alle pligten , die wy hard en moeïlyk vinden, ver* Vullen wy altoos zeer flegt. tus'tïne. O, ik zal myne Mevrouw zeer oprecht beminnen. mevr. Cup reé. Dan zult gy ook zeer gelukkig zyn. Ik vermaan u , myne lieve Justine, hoe veel vryheid zy' u ook toelaat te gebruiken, behandel haar altoos irfet de hoogfte achting; Hoor, myn Kind,niet, is niet gélukkig, als men niet op zyn regte plaats is'; Zo gy die verlaat, dan zal men u daar toe doeiï te rug keeren; en dit is zo vernederend als moeïlyk. Spreek nooit dan goed van uWe Mevrouw, met wie ook , dit is het zelfde : verberg haare gébreken, roem haare goede hoedanigheden. Toert ik Mevrouw de Clemont bediende, dit heugt mV nog klaar, was ik veel hovaardiger, als men haar, dan als men my prees. Ik verbeelde my, dat ik tot haare familie behoorde; ik had geen ander belang dan het haare. En inplaats van aan te wennen van  DE MARCHANDE DE MODES. 41? fyan alles te krygen * leide ik my er op toe ; hoe ik voor haar zuinig en overleggend zyn zoude. Ik, was in vrede met alle de bedienden; had nooit verfchil met iemand. Maar als ik zag, dat zy Mevrouw bedrogen , of haar liegt bedienden, dan (.raids, dat ik daar zeer zeker van was, want men moet nooit iemand ligtelyk verdenken ) waarfchuwde ik haar terftond ; en ik durf zeggen , dat ik in die vyftien jaar Mevrouw de Clémont niet geheel onnut geweest ben; maar de goede orde in haar huis herftelde. Ik ben er rykelyk voor beloont, eerst door een gerust geweten, en vervolgeus door de ontelbaare weldaaden myner Me. vrouw. Ik had tot myne mede kamenier een gierig inhaalig Meisje , die maar alleen dagt, om veel prefenten op te doen. Zy vertrok van Mevrouw met veel kleeren en linnen, en bykans zes duizend Francs in geld, die zy ten koste haarer eerlykheid verkregen hadi Dewyl zy nu zich zelf betaalt had, wierd zy niet beloont. Zy heeft, door deeze kleine, dicfdallen , die haar toch niet van brood verzekeren konden, haar goeden naam en een vast jaargeld verlooren : en ik, die niets had overgewonnen , heeft men in ftaat geftelt, om meer te bezitten, dan ik ooit begeerde. Zo dat, myn Kind , al hadden wy noch Godsdienst, noch eerlykheid, ons eigen belang raad ons, om ons Wel te gedragen. Vergeet nooit, dat onze meerderen ons zeer wel kunnen beoordeelen; dat zy i} deel. D d font»  4i& DE MARCHANDE DE MODES. fomwyl de zwakheid hebben, om flegte lieden te dulden, doch dat zy die nooit beloonen; en dat alles, wat men in vyftien of meer jaaren door ontrouwheid kan by een fchrapen, niets is in vergelyking by het geen een braaf Man of edelmoedige Vrouw doen zal voor een deugdzaame bediende. JUSTINE. Ik boor u , Mevrouw, met zoveel vermaak, als oplettenbeid. Gy fpreekt zo duidelyk; en ik heb altoos gedagt, dat, in welk een ftaat de voorzienigheid ons geplaatst heeft, een gerust geweten en een goeden naam alle fchatten der Waereld oneindig opweegen. MEVROUW D UTREE. Denk altoos zo, myn Kind. Vrees God, leef deugdzaam, en gy zult in uwen nederigen ftaat achtingwaardig zyn. De Fortuin zal u zelf tegen komen Maar laaten wy foupeeren. Wat zal myne Moeder verheugd zyn , als zy dit nieuws hoort ; want zy is zo zeer aan de familie van Mevrouw Clémont gehecht , als ik zelf. ( Zy fieemt Justine onder den arm en beiden vertrekken,) E I N D E. DE  D Ë | R Ë I Z ï O Ê £J J3 L T S P E t» IN T WE Ë BEDRTFÊNi,  PERSOONEtf?. De Marquis DE MELVILLE. De Ficomte DE MELVILLE, 2y« Zeoiu De^&iron DE VAL GÉ. Zte Ü/J^r DE VAL CÉ, 2y* Zoon. DOR.IVAL, Gouverneur van den Ficomte.- L' E PIN E, Kamerdienaar van den Ficomte. ROUSSEL, Kamerdienaar van den Baron» ( Bet Tooneel is in Picavdyen, op het Kasteel vtm den Baron,')  D E REIZIGER. B L T S P E l. EERSTE BEDRYF. EERSTE- TOONEEL, ( Het Tooneel verheeld een Zaal. ) ROUSSEL, L' EP INE. E'E P IN E. IMCyn goede Rousfel, wat ben ik bly, dat ik n by myne t'huis komst zo frisch en gezond weder zie! Hoor, het is niet anders ! als men zo een paar jaartjes gezworven heeft, dan is men toch recht in zyn fchik, zo al de ouwe vrienden weer te vinden. Ik was hier .al drie dagen; enikfprong jiaauwlyks van myn paard, toen ik al vroeg, hoé Dd 3 vaar);  *22 DE REIZIGER, vaart myn VriendRousfel? Jongen, wat fpeet het my, toen ik hoorde, dat gy te Parys waart! roussel. Myn Heer had my daar gezonden omeeneCommisiie uittevoeren, en die hield my wat langer op dan men gedagt had. l'epine. Komt gy dan nu eerst te rug ? roussel. Zo op 't oogenblik; en dewyl de Baron op de j'agt is, kunnen wy, tot dat hy t'huis komt, zo. wat praaten, L'firiNE, Kostlyk; o gy hebt uw man gevonden! Verbruit , gy zult hooren, of het reizen ons van den tongriem fnvd 1 Gy weet, ik praat altoos nwgtig graag; maar dat talent der Natuur is uitneemend volmaakt geworden. Maar je moest myn jongen Heer eens hooren! Dat praat, dat praat zonder ophouden. . . Als men eens iemand een vraag doet., dan, zonder zich te bedenken, geeft hy zo maar een antwoord of dertig; zie, dat is nk vooï hem»  DE REIZIGER. #91 hem. Luisteren of niet; dat is hem het zelfde 5 hy praat maar aan een ftuk voort. Alle de vreemdelingen, met wie wy omgingen, Honden verbaast. . . De.Zwitzers, de Italiaanen, de Siciliaanen , de Engelfchen, vooral de Hollanders. En hy deed allen ook zwygen. ó 't ls een braave jongen ! Ik verzeeker u, dat by 't ver gebragt heeft. Al is hy nog maar agtien , geen fnapper van veertig jaar kan het tegen hem een half uur uithouden; hy praat allen van de bank. ROUSSEL. Wat drommel 1 hy ging naar vreemde landen, om te lecreu , en hy heelt altyd gebabbelt; dat is *t rechte middel niet, dunkt my. L' E P I N E. Ja, maar, wat verftaat gy door keren ? 0 He ! toen wy op reis gingen, wisten wy reeds alles, zeg ik je. Vraag het maar aan onzen Gouverneur. . . • Wy, myn Kind, hebben al die onnofele halzen van vreemdelingen onderricht; och , zy zouden anders zie niet zo veel geweeten hebben , van onze zeeden, onze gebruiken , indien myn 'onge Heer de moeite niet had willen neemen van ben te onderrechten. Wy ipraken niets , dan van Parys, de Comedie, de Opera, de Dames, elk Dd 4 meest  424 DE REIZIGER. meest in de mode zyn .... de fraaije vernuften , de Bals , de Soupers; kort gezeid, Parys eiv Verfailles , was onze fcheering en inflag: ja, ik mag zeggen, dat wy er geen voet uit verzetteden, roussel. Zeer goed. En nu gy hier zyt, zult gy, denk ik, van niets dan fan Zwitzerland en Ifaliêh' fyrecken. l'epine. Dat raad gy zo in eens; hier om reizen onze jonge Heeren. roussel. Wel, 1'Epine, ik denk, dat uw lieer aan den Baron niet te breed zal behaagen; hy is , weet gy, een hupsch Land Edelman , die byna altoos buiten gewoont heeft. En hy denkt, dat een -jon* geling eenvoudig en zedig behoort te zyn, l'epine. Qch , ouwerwetze begrippen! wy zullen...... die verbeteren,  DE REIZIGER. 423 : . roussel. Ja, daar twyfel ik vry wat aan. Hoor, hy mag pr zo bedaart en eenvoudig uit zien , als hy wil; ?t is een flimme knaap. Hy is er oud agter, zeg ik je. En heeft hy zjn Zooi} niet wel opgevoed, zonder hem een paar jaar uit lanterfanten gezonden te hebben? Onze jonge Marquis de Valcé is ten minften zo goed, als een ander; wat denk jy er van ? e' e p ine, Ja, ja, 't is een zoete jongen, maar toph zo wat ... he ... zo wat teutelagtig. roussel. Dat mag jy zelf zyn! Wie heeft u dat vertelt, he? Hy heeft veel verftand, is goedaartig, heeft zo geftudeert, en ftudeert nu nog zo naerftig; wel, hy leest altyd, hy is vol begaaftheden; gn hy weet zelf niet eens , hoe veel hy waardig is. l'ep ine, Gy noemt dit zeedigheid , maar wy reizigers noemen, dat domheid; of zo als myn jonge Heer zegt, regte (lompheid. Maar, myn waarde RousPd5 fel,  40 DE REIZIGER. fel, laaten wy eens van wat dcgjlyks praaien: Gy weet, dat wy hier alleen komen , om de Dochter van den Baron te trouwen. Waarom is zy altoos te Parys ? . . . . roussel. Ha,' waarom, waarom ... om dat de Baron zyn aan liaan den Schoonzoon wil leeren kennen, zyn karakter doorgronden , voor hy hem zyne lieve Dochter geeft. l'e p 1 ne. Maar het Huwlyk is al zo lang vastgeftelt; zelf voor wy op reis gingen. Uw Heer, en myn Heers Vader, zyn voor langen tyd groote vrienden geweest . . . zy zyn ryk . . . en . . . roussel. Dat is ook alles waar; maar de Baron gaf zyn woord, alleen onder deeze voorwaarde, dat de Vicomte de Melyille, als hy van zyn reis te rug kwam, eenigen tyd by ons buiten zou logeeren; op dat de Baron zoude zien , of uw lieer wel voor zyne Dochter gefchikt was. l'epi-  DE REIZIGER. 4=7 l'e pi ne. En myn Heer de Marquis denkt, dat men zyn Zoon niet kan zien , zonder geheel over hem verwondert te zyn, zonder. . . . roussel. Wel nu, is myn Heer wat voldaan over uw Heer? wat zegt hy van hem? l' e p i n e. Wat? nog geen woord. De eerftc dag liep met de complimenten en omhelzingen èn byzondere gefprekken met zyn Vader ten einde. Gisteren is er den geheelen nadenmiddag Gevischt. Van den morgen zyn zy op de Jagt. Zo dat, myn Heer de Vicomte heeft nog geene gelegenheid gehad, om zyne welfpreekenheid voor den dag te haaien. Laat hem begaan, hy zal zyn werk met glans volvoeren. ROUSSEL. Zeg eens , 1'Epine , heeft hy waarlyk begeerte 9 om Angelique te trouwen? l'epine. Wel, ja, ja; zie, zy is ryk, mooi . . . . dk Huw*  62% DE REIZIGER; Huwlyk fmaafct hem. Hy is zelf van gedagtea 9 om zo dra zy zyne Vrouw is, een zeeker portretje weg te doen. . . , roussel. Zo, ik vcrfta u. . , , eene Dame, die hy be» minde, L'e p ine, Oh, loop heen, niets minder; 't is het copie van eene Sainte Cecilia, die op 'tCapitool is. Maar luister, nu wy in Vrankryk zyn , geeven wy haar uit voor eene edele Napolitaanfehe Dame; en dit is de eerde maal niet, dat onze jonge rei» zigers zich van zo eea loopje bedienen. rq ussel, Hoe, durven zy dit ook al doen ? l'epine, Durven ? wel, hier door maaken zy opgang by de Dames. Maar zeg my nu ook, is Angelique wat in haar fchik met dit huwlyk? r o »t s»  S>É REIZIGER. -424 rovsse l. e Zy heeft geen andere wil, dan die van hsst Vader. l'e p ine. Zy heeft myn Heer nooit gezien, wel? roussel. Neen. Zy is in eene Buiten Abdy opgevoed^ tot dat haare Tante, de Abdis, overleed; en zy is nu nog maar zestien maanden te Parys. l'epine. Ik hoor volk ... ik geloof, Rousfel, dat men ü roept. . . . roussel. • 't Is dé Baron.- l'epimï. Nu, ik groet je dan, tot weerziens. (Hy gaaf weg.) roussel. !3Ji*WBiq ' 1 <• ' ■••../I -u.r.ry! ■■' Welk een wildzang is dit!.-... daar is myn TWEE*  b £ 8 É ï z i Ö E r; TWEEDE TOONEEL. DE BARON, ROUSSEL. ÖE BARON.- Rousfel, ik zogt u. . . . Hebt "gy brieven mts* gebragt? ROUSSEL. ïsaa «tmtorc ,4M* ah ^jnsT ™H ttb lol Ja, myn Heer, verfcheidcn. - . ( Hy geeft die; de Baron leest: Rousfel fpreekt voort. ) Daar is er een by van Mejuffrouw Angelique; zy heeft ook aan den Ridder gefchreeven. DE BARON. Hebt gy myne Dochter gezien? (TerwylRmt' fel antwoord, leest hy voort.) ROUSSEL. Ja, myn Heer. Wat is zy gegroeit, eri mooi geworden, o Zy ziet er charmant uit! Hier is ook haar Portret, dat volmaakt gelykt!.. Zy verkoos als eene Diana gefchildert'te worden, om dat myn Heer de Jagt bemint.  DE REIZIGER. $ft de baron, (fteekt de Brieven in zyn zak.) Waar is het Portret ?.. (Rousfel geeft een Snuifdoos.) Het is waarlyk uitmuntend getr ffen. . . . Rousfel, fpreek van dit Portret geen een woord , tegen wie ook. Ik wil het aan den Vicomte de Melville vertoonen, zonder dat hy weet wie het is: 't zal my benieuwen, welke uitwerkzels het by hem zal hebben. roussel. Maar, myn Heer, mag ik u wel vraagen, wan-' neer houden wy de Bruiloft? de baron. o Wanneer ik weet het nog niet; wy zullen zien. ... de jonge Heer fmaakt my niet veel. Hy is veel te ftoutmoedig, om geen gek te zyn. Maar zo het hart goed is . . . . dan zou men nog kunnen hoopen. roussel. Hy laat zich fchrikkelyk veel voorftaan op zya reis; ten minften, zo hoor ik. DJti  432 DE REIZIGER* DE BARON* ik heb dit voorzien ; ik heb zyn Vader gewaarfchuwt ; men moet , om met voordeel te reizen, gezond oordeel hebben. De Marquis dagt daar anders over; 't is een braaf Man, maar hy heeft een hoope vodderyen in 't hoofd: alle Philofopheu, alle denkers, (zo als hy ze noemt) zyn ruwe Menfchen. Rousfel, ik hou veel meer van uw gezond verftand, en van 't myne ook „ dan van alle hunne fchoone klanken. Kent gy deii Kamerdienaar van den Vicomte ? ROUSSEL. Door en door, myn Heer. DE BARON.' Wel nu, ik belast u, hem eens behendig om1trent zyn jongen Heer te.ondervraagen. ROUSSEL; o Myn Heer, dat behoeft niet; hy heeft reeds Mies aan my vertelt. DE BARON. Wel nu, wat zegt hy ? R Ö U S»  fy E r é i z i g È- K.' m & 0 Ü S é E L.' Ja, my» Heer, hy praat my raiterlyk.- D*E Er A It O P/« Zeg my alles; ik beveel bef u* ROUSSEL.- Gy wilt h&t dan zo hebben ? . . t ftanr.d. isctï isimoO oh-n 9310.11 qc !77;--i> c3lY/tfI'JÏ . DE UROJT. Stil 1 .... ik hoor iemand. Ga in myn Kftfei? fret; ik zal zo by u komen, r o u s s f. L. Goed, myn Heer, (Hy gaat weg.) D È BARON. Het getuigenis van een Knegt tegen zynen Heet' Verdient niet in aanmerking te komen ; maai", in eene zaak van zo veel gewigt, moet ik iedec een hooren. . . . Daar is de Marquis. DEEL. %9 DHR-  434 DE REIZIGER, DERDE TOONEEL. BE BARON, DE MARQUIS. DE BARON. Wel, Marquis , wat hebt gy met onze jongens ui tge voert? DE MARQUIS. De myne is naar zyn Kalinet gegaÊh, Hy fchryft, dewyl op morgen de Courier naar ktalien vertrekt. Hoor eens, Baron , laaten wy nu over onze zaaken fpreeken. Zeg my eens voor de vuisthoe komt u myn Zoon voor ? DE BARON. Hy is welgemaakt genoeg; — zo hy als eei. Franschman gekleed was , dan zou hy er zelf heel wel uitzien; maar die dikke das, die een kropgezwel fchynt, mismaakt hem heel zeer; en ook men kan wel als een Engelschman te paard zitten, al vouwt men zich niet in twee Hukken; zo als hy zich op den hals van zyn paard buigt. Wy moeten hem deeze kleine gemaaktheeden zien aftewennen die altoos ongunstige begrippen van 't verftand eens jongelui gs inboezemen. ■ ■ s . i DE  DE REIZIGER. 435 DE .MARQUIS. Oh, wat het verftand betreft, ik geloof niet, dat iemand kan weigeren toeteftaan , dat hy dit heeft. Help hem maar eens aan de praat; vraag hem maar zo eens wat over zyn reis; en gy zult verbaast ftaan; dat weet ik vast. Hy heeft eene verbeeldingskragt, een vuur, een fmaak; hy denkt zelf dóór, en zeer veel, DE BARON. Smaak, dóórdenken, en' dat op zyn agtticnde 'aar, o myn vriend, welk een misbruik van de woorden. DE MARQUIS. Laat hem maar eens praaten; dit is al wat ik li verg. Schort zo laiug uw oordeel op: gy Helde , dat het niet verfiandig was, hem zo lang te" doen reizén: o , hy zóu niets meedebrengen dan de zotheeden der vreemde landen , dan pedanterie , en geen eene" waare kundigheid; en evenwel hy heeft alles onderzocht met die leergierigheid, die de eërfte jeugd alleen eigen is; en dit is de redé, dat hy ook al het merkwaardige zo diep in zyn geheugen heeft ingeprent. Hy heeft uit Itafien een zeer leevendigen fmaak voor de kunsten Bieedegebragt; en hy fpreekt 'er ook over op een Ec s . wys,  4l6 DE REIZIGER. wys, die u zal verwonderen. Ei lieve, vraag hem eens naar dat gedeelte van zyn Journaal, waar in hy over de Schilderkunst handelt; op myn woojd het is een meesterlhik van welfpreekendheid en fmaak. DE B A R O N. Een.meesterftuk, goed; maar ik yerffa er niets, van : ik heb geen de mïnfte drift voor de Kunsten, want in dit ftuk ben ik heel onkundig, ik kan flegts een weinigje redeneeren, maar al heb ik zelf weinig kundigheeden , ik acht die in ander Teu, en ik geloof, dat het een groot voordeel is , die te bezitten.. Gy weet wel, dat ik niets gelpaart heb, om myn Zoon wel optevoedi-n. Ik heb hem de beste, de kundigfte meesters gcgeeven, en ik zend hem alle jaar een maand of drie naar Parys bymynBroedcr, om de lesfen,'d;e hy hier. ktygt, daar tot veel groater volkomendheid te brengen en ook om' hem een weinigje van de groote waereld te laaten kyken. Zö dat ik zeg het nog eens, ik heb gezond oordeel genoeg om te begiypen, hoe aangenaam cn hoe nuttig eene befchaafde opvoeding ons kan maaken ; maar ik heb aan niets zo een hekel dan aan de Pedanterie; dit gebrek valt alleen in het karakter van een halfgeleerden, en van hun uie zeer middelmaatige talenten hebben ; maar de pedanterie, al g'mg zy van de grootfte kundig, heden vergezelt, zou voor my evenwel ondraaglyk zynj  DE REIZIGER. &yn; voóral in'jonge fnringers is zy iets geheel monfteragtig. Ja, ja, ik moet het 11 zeggen, een pedante jongen is voor my het belachelykfte fchepzei, dat ik my kan verbeelden, [d e marquis. ïk ben dit alles met u volmaakt eens; maar myn Zoon heeft er ook niets ter waereld van. Hy is geheel ongemaakt, los zelf; zyne converfatie hangt dikwyls weinig aan elkander, om dat hy door zyne imaginatie en hevige drift word weggefleept. Maar dan is hy ook recht admirabel. Dan heeft hy eene welfprekendheid, eene kragt, eene keuze van woorden , die verwondcrlyk is. Maar «Hes vloeit uit den bron zelf voort. Zonder gemaaktheid , zonder er op te Itudeeren; alleen door de hevige losbarsting der geestvervoering, die hem dau beheerscht, DE BARON, Ik verfta van dit alles niet veel. Maar ik zal van daag eens in 't breede met hem fpraeken. Ik beken , dat ik tot nog toe geen den minften fmaak had in zulke wclfpreekende enfffihrfiasiifchs jonge Heertjes. Wy zullen zien , of hy my in deezen met hen bevreedigt. Koyfgezeid, indien hy ongemaakt is, dan zal ik al het overige vootby {j e 3 zien... *  433 DE REIZIGER. zien. . . Maar ik moet u verhaten; ik heb voor den middag nog het een en ander te bezorgen. DE MARQUIS. Nog eene vraag: wanneer bepaalen wy den trouwdag? DE BARON. Daar zullen wy eens nader over praaten. . . ( 't H eft geen haast. . . Ei , daar is juist de Gouverneur van uw Zoon; gy zult gaarn eens, geloof ik, met hem fpreeken. Ik groet u. QHy gaat heen.) DE MARQUIS. Nu , nu, dat is ook de man niet, die inftaat is om de verdiensten van mynen Zoon te zien. VIERDE TOONEEL. DE MARQUIS, DOR IV Al, DE MARQUIS. Myn Heer Dorival, wat doet myn Zoon ? D0«  DE REIZIGER» W DORIVAL. 1'Epine zegt my daar, dat hy vermoeit van lier jaagen naar zyn bed gegaan is, en reeds een paar uuren geflaapen heeft. DE MARQUIS. Dat kan niet zyn ; want ik hen met hem in zyn Kamer gegaan , en hy zei my, dat hy de deur op ?t flot zou doen, om ongehindert te kunnen fchryven. DORIVAL. Wel nu, myn Heer, hy heeft u zyn journaal .gêtoont, wat zegt gy er van? DE MARQUIS. Ik kan er niet uit! Maar zeg, myn HeerDorival, hebt gy hem niet geholpen? DORIVAL. Geholpen! Hoor, myn Heer, ik betuig u, dat ik met bedaartheid en in ftilte zo niet zoude kun« nen fchryven, als hy al fpeelend en met een paar trekken fchryft. Hy heeft eene gemaktykheid, die aan 't verwonderlyke grenst; en hy befchouwt, Ee4 ja  DE REIZIGER, ja beoordeelt de zaaken op eene zyner jaaren qa* eigene wys. Hebt' gy zyne aanmerkingen over dt Engelfche zeden en ftaatkunde al gezien ? DE MARQUIS. - Ja. . . . D ORI VAL. . Wel nu? . . . DE MARQ UIS,. Ongeboort, onbegrypelyk! .... Ik beken, dat ik er geheel van verzet was. DORIVAL. Hy is echter maar zes weeken in Engeland geweest; 't is een ongemeen jongeling; hy kent de menfchen beter dan ik, hoewel ik twintig jaar ouder ben. DE MARQUIS. Toen hy op reis ging, gaf ik hem maar.een raad: myn Zoon, zei ik? gy zyt nu zestien jaar; gy hebt u uitmuntend geoefend; uw hoofd is wd gemqubUeert,. Nu moet gy uw verftand vormen , gy zult vreemde landen bezoeken , hecht uw aandagt meer pp de Menfchen , dan op de zaaken.  P E REIZIGER. 441 dorival. Dit is ook ee*ie vcrwonderlyke grondrcegcl t eecr weezenlyk, zeer philofophisch. . t de marquis. Dc menfchen, de menfcbén ; beftudeer de men? fcben , rjep ik aitops j ik zie , dat ik gehüórt wierd. dorival. Ik verzeeker u, dat by uwen raad wel gcvolgt heeft ;hy heeft niet eeno opmerkzaamheid gereksc, die de geheele waereld verbaasde. . . . De Ambasladeur van Veuetien zeide etuis van hem: deeze Jongeling vereenigt in zich het leevendige der pranfchen met het peinzende der Engelfchen; en, heelde hem toen volmaakt gelykende af. de marquis. Ei, die trek wist ik nog, niet; zy is charmant, Zy heeft een gevoel, eene fynheid. . . Ei iieve^ verhaal die trek eens aan den Baron. p 0 r 1 v a l. O, Ik zou hem wel andere kunnen verhaaleuj ge 5 maar  442 DE REIZIGE R, maar myn Heer de Baron heeft 'er zo niets aan* DE MARQUIS. üe Baron is een goed man; hy heeft zelf veel natuurlyk verftand. Maar niet het minde resfgrt; geen zier philofophie; geen kennis van 't menschiyk hart ; vooroordeelen , eene koele yerbeel- dingskragt in weinig woorden, zie daar zyn Portret. DORIVAL. Eu gemaakt door een meesterlyk pinceel. DE MARQUIS. ik heb fomwylen het talent, om myne afbeeldsels wel te doen gelyken. . . . Hoor, myn Heer Dorival, een wclgevcnnt harsfengeftel, en eene veertigjaarige overdenking kan ons nog al zo wat doorzicht bezorgen. . . . Maar om tot den Baron te koomen, ik voel wel, dat hy niet inftaat is om myn Zoon recht te kennen; maar 't vernuft bekoort toch altyd ook zulke menfehen, die 'er weinig over kunnen oordeelen : ik ben verzekert, dat de Baron zich niet zal kunnen verzetten teegen deeze onweerflaanbaare bekoorlykheid. D o-  DE REJ'ZIGER. 443. pORIVAI, Dr»t is waar; maar ik vrees, dat zyn ZQQn , de Sidder de Valcé , onzen jonge'i Heer wil benadeebn. DE MARQUIS. Dat's niet onmooglyk. Dat Heertje ziet zich zo geheel overfcheenen, ZQ geheel yerbryzelt door myn Zoon, dat die van eene gehoonde eigenliefde niets dan afgunst en misnoegen te wagten hebbe, DORIVAL, Heeft by nog zo wat invloed by zyn Vader? DE MARQUIS. Zeer veel. Het Knaapje zal altoos een zeer daaglyks verftand, blyven; by is heel goedig, doch hy heeft geen voorraad, niets fchltterends. Zyn Horoscnpe voorfpelt, dat hy altoos onder de menigte zal rondkuiéren , waar van men noch goed noch kwaad kan zeggen. En evenwel, zyn Vader is op eene onbegrypelyke wys met hem ingenoomen ; ik betuig u, dat ik zo eene vooringenoomenheid in een Vader niet'bezcf; ik fta 'er alle oogenblik verbaast over. En mooglyk is 'er geen belac'ïelyker gekheid, noch eene der Philofophie meer waar-  444 DE REIZIGER. diger op tc merken, dan deeze vooringenoomen» heid. . . . Maar wat moet Rousfel hebben ? roussel, (tegen den Marquis.) Myn Heer de Baron laat u verzoeken , myn Heer, om nog voor den maaltyd een partytje op de BilLart te fpeelen. de marquis. Gaarn. Kom, myn waarde Dorival,ga met my; roussel, (alleen. ) Myn Heer de Baron fchynt niet veel fmaak tn zyn aanflaanden Schoonzoon te hebben. Dat is my niet onaangenaam; want na 't geen 1'Epine van hem verhaalt, en na 't my voorkomt, geloof ik , dat hy een regt Gekje is; een Fatje met eon woord.. „ Sus 1 daar komt myn jonge Heer. VYFDE TOONEEL. de ridder, roussel. de ridder, Rousfel, ik moet u een oogenblik fpreeken, ft 9 V S«  S) E REIZIGER] ROUSSEL. Waar over, myn Heer? DE RIDDER, Myn Vader heeft my alles verhaalt, wat gy hem gezegt, hebt over den Vicomte-; hy is 'er zeer van getroffen; en nu ten fterkften ingenomen teegen den jongen Heer,wiens knegt misfchien zyne gekheeden wat te breed heeft uitgemeeten; en het komt my ook voor, Rousfel, dat gy alles zo niet ten ftriktfien moest gezegt hebben. ROUSSEL, Ja, ik heb niets dan de zuivere waarheid gezegt t DE RIDDER. Men ;moet zo gaauw het ergfte niet gelooven, vooral niet verfpreiden, Rousfel. Myn Vader heeft u bevoolen om 1'Epine nog eens te polsen ; ik bid u, myn goeije jongen, dat gy, uit vriendfchap voor my, hem niet verder verbittert. Hy heeft alleen meer doorzicht, dan wy met ons beiden; neem hem des niet voor ia , op dat hy inftaat blyve, om door zyne eigen oogen te zien. . , ROUS-  MÉ fr'E !?• E 1 7. I C E R. / roussel.' Houd gy dan van den Vicomte ? dê ridder, Ik'? ja wel; Niets het minde ! Maar hoe gek" hj ook lcbyne , hy kan toch een braave jongen zyn. roussel. "Weet gy, myn fleer, hoe hy van ü fpreekt ? . . de ridder. Neen; maar ik verbiede u my dit te zeggen, roussel. Ik kan het niet knoopen, dat gy de party7 opneemt vrtor iemand , die met ü omfpringt als met een halsje . . . dé ridder." Wat zegt gy daar? houd hy my vooreen bloed?' roussel. Ja, myn Heer, als ik het dan zeggen moet en aal, d £  D Ë REIZIGER. 447 de ridder, ( lachende. ) o Is 't anders niet ? .... Wei ml, wat nadeel doet my dat? Hy fchryft my dan geen meer verftand toe , als menfitemeenlyk in myne jaaren heeft. rous s e l. Kyk, en hy is maar e»n jaar ouder dan gy? de ridder. Wel nu, ik ben zeventien jaar; en zo ik nog niets dan een jongen ben, dit is wel te excufeeren; gevolglyk hy verwyt my een beuzeling; als men ouder word, krygt men meerkennis. Een jongeling ftaat niets beter, dan zelfs mistrouwen, en befehroomtheid. roussel. Goed, myn Heer, kostelyk! maar dan heeft hy eene heerlyke lofrede op u gemaakt; gy denkt daar zo over, en my is 't dan ook wel. de ridder. Zo is 't ook niet, Rousfel; ik wilde u alleen overtuigen, dat hy niets gezegt heeft, dat my boos moet maaken, ROt'S<  4^ DE REIZIGER, ROUSSEL, Gy .zyt,mooglyk de eenige jongeling, die dit zo befchouwt. , , • : DE RIDDER, Ja, als men myne- eerlykheid, noch myn hart.* aantast, en als men my alleen van geen pedanterie, npch dat ik een petitmaitre ben, befchuldigt is 't my alles onverlchillig. ROUSSEL. Apropos, myn Heer t . . 6 dat zou ik haast vergeeten hebben. . . Uw Vriend, de Vicomte, heelt deezen voormiddag daar een verweerdo knap-» uil vertelt! DE RIDDER. Hoe dan? ItOUSSEL, Oh, hy is keurlyk» . . » Hy liet zeggen, dat hy in zyn Kamer ging zitten fchryven, om dal hy wel twintig brieven naar Riomen moest bczor* gen; en in plaats van naar Romen te fchryven, is Monfieur wat kostelyk in zyn bed gekroopèii, want hy was van vermoeinis half dood, in fpyt van zyn Engelfche galop, daar hy zo vau zwetst. Dit  BE REIZIGER. 449I DE RIDDER. En hoe weet gy, dat hy als een Engelschman galloppeert ? ROUSSEL. Hoe n zedert ik hier van ogterid om vyf uuren aankwam , heb ik nog niets gehoort , dan van den Vicomte; onze Piqueur la Brie heeft het my zelf vertelt. Daar is geen bediende op ons Kasteel , die niet met myn Heer den Reiziger ( zo noemen zy hem,) fpöt. Ik was magtig benieuwt, om hem ook eens op te neemen; en in qualiteit van Conciërge heb ik daar zyne orders weezen haaien. Hy zat voor zyn toilet: en gaf my bevel om aan myn Heer den Baron te zeggen , dat zyne Brieven af waren , en hy zo terftond benedep zoude komen. , DE RIDDER. Maar hoe weet gy nu, dat hy geflapen en niet gefchreeven heeft ? ROUSSEL. Om dat hy vergeeten heeft aan l'Epine te zeggen, dat die daar niets van fpreeken moest; om dat ik in de naaste kamer met 1'Epine aan de praat was , en hem toen braaf hoorde fnorken. fa DEEL. Ff £>H  %$0 DE REIZIGER'. DE RIDDER. Maar by heeft misfchien eerst gefchreeven? R O U S S E L. l'Epine zegt, dat hy geen een kruimel gefchree-ven heeft. DE RIDDER. Zou hy zo al lachend kunnen liegen! Dat geloof ik niet! . . . . Weet myn Vader dit öok? ROUSSEL. o Heer neen, ik heb het fchoon vergeeten, ©ra het hem te zeggen. DE R I D D E R. Nu, Rousfel, ik verzoek u, dat gy er niets van zegt; ten minften nog niet. Laaten wy eenjongeling niet benadeelen, die mooglyk niets is , dan een losbol. Dit is waar; hy verdient myne Zuster niet, indien hy geen braaf Man is; maar laaten wy ons den tyd geeven,.om hem geheel te leeren kennen. En pas op, dat gy myn Vader «iet voorinneemt, ten zynen nadeele. ROUS»  DÉ REIZIGER. 4£* ROUSSEL. Goed: ik zal alles doen, wat gy my beveelt; want uwe goedheid maakt , dat ik al zo wat vreesagtig worde op dit ftuk. . . . Maar het is reeds twee uuren, myn Heer. De tafel ftaat gedekt. Mooglyk wagt men al naar u. DE RIDDER. Dat is zo; Nu, Rousfel, denk wat gy my belooft hebt! ROUSSEL. ja , myn Heer .... och , wat is dit evenwcT ïèn lief Kind I Einde van het eer/ie Eedryf, Ff a TWEE*  453 DE REIZIGER. TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. l'epine, C alken.) Ik dagt, dat de Vicomte hier was; ik moet hens fpreeken. . . .Ha, daar is hy zelf. TWEEDE TOONEEL. ) l'epine,. de vicomte. de vicomte. Zo, myn Heer l'Epine, 't is my lief u te zien;, wat is er toch van dat historietje, dat gy aan myn Heer Dorival vertelde, dat ik te bed gegaan was. l'e p in e. Wel, myn Heer, noemt gy dit een historietje? Hebt gy u niet uitgekleed 1 Zyt gy niet naar bed  DE REIZIGER. -453' gegaan ? Heb ik zelf de luiken niet geflooten? Hebt gy geen twee groote uuren geflaapen ? de vicomte, Leer eens voor al, om, als ik myn deur op 't fiot gedaan heb, te zeggen, dat ik lees, of fchryf, of ergens aan bezig ben. l'epine. 'tls wel, myn Heer; ik zal dat voortaan doen ; maar wees dan zo goed, dat gy my in zo een geval, zo als in Italien, myn les geeft; ik geloof waarlyk, dat ik u nooit heb verleegen gelaaten. Ik doe niets liever dan liegen; doch kan het evenwel niet raden, wanneer myn Heer dat hebben wil, v .1 . de vicomte. Dat is nu al genoeg daar van .... Zeg my eens, kent gy Rousfel? het fchynt, dat de Baron hem heel veel vertrouwt, zeg eens l'Epine, hoor bem eens uit: vraag hem, of zyn Heer niet wat fmaak in my heeft. . . . l'ep ine. Ja,daar moest ik u juist over fpreeken! Terwyl Ff 3 de  4S4- DE REIZIGER. de Heeren aten , hebben Rousfel en ik zo wat aan 't pr■•" n geweest; en hy zei my, dat zyn Heer deezen namiddag eens heel omftandig met u wilde fpreeken; om eens te zien, of gy zo veel verftand hebt als men zegt. de vicomte, (met een fchempend lachje,) Wel, goeije Man! .... dat is waarlyk charmant! s ^e pi ne. Zo dat, myn Heer,hou u gereed. de vicomte. Een blok te beweegen, moet nog al aartig zyn. Kom , ik zal het beproeven ik zal hem eens terdeeg helpen. l'e p ine. Rousfel zegt ook, dat de Ridder eens met u praaten wil. de vicomte. Hoe, moet de heele familie my dan onderzoeken?  DE REIZIGER. 455 ken ? dat is waarlyk nog al zo iet meer dan niet met al! l'epine, Hy zegt, dat zyn Heer yeel verftand en veel talenten heeft. de vicomte. Ja , my dunkt ook , dat hy in Pieardyen het al vry verre gebragt heeft. . . » L'e pïne. En het is ook waar, dat hy al vier taaien kefit; het Latyn , het Engelsch, het Hoogduitsch , en het Italiaansch ; dat voor zyne jaaren al veel is. de vicomte. ja; en hy fpreekt die alle zeer gemakkelyk. l'e p ine. Zie, ik weet het niet; maar dat weet ik, dat al die taaien ons op onze reis fchoon van pas zouden gekomen zyn. . . . Daar is iemand 't Is de Ridder, ik ga heen. ( Hy vertrekt.) Ff 4 DER-  455 DE R E I Z I G E R. DERDE TOONEEL, DE VICOMTE, DE RIDDER, laay na bnrihïv (aay *?»H tr^ isb ,1335 yïï DE RIDDER. Ha,Vicomte, ik ben verheugd u hier aantetreffen; zedert wy van de jagt kwamen, zogt ik die gelegenheid; ik zoii ook by u gekomen zyn, maar ik wist dat gy fliep. DE VICOMTE, Sliep? . . . Heeft myn Kamerdienaar dit vertelt? •-. 1-1 JS.i (rbs/agn?! Md , Dy*J md DE RIDDER, DE VICOMTE, Ik wil u wel zeggen , wat er van is. ... 't Ia om dat altoos, als, ik alleen ga, myn Folk order heeft, om te zeggen dat ik flaap. ... Ik zou an-. ders geen oogenblik aan myne zaaken kunnen blyven. , DE RIDDER. Zyt gy dan niet naar bed geweest ?  DE REIZIGER. 457 de vicomte, Geen oogenblik. de ridder. Maar uwe luiken waren gefloten! sa tin «l1,*,m'J * ■ -ria?utJt!i sb pjicisr-w t jorttbsoi^v idlJoois alt d E vi c O mte, -Ju oawl fu» naoipEfti ,3" >W38jntt jIoo tamu& Ja, dat is zo, als ik ergens aan ben, myn gek-, beid. Dedagverftrooitmyteveel: ik kan my alleen hier door met iets gewigtigs bezighouden. Ik heb my in Italien dat zo aangewent; te meer, wyl het daar zeer heet is; men moet daar wel de kamers gefloten-houden; waar door zy ook vry duister zyn. Myne fantafie om by de kaers te fchryven was ook in Rome en Napels zeer bekent, 't wierd zelf een fpreekwoord: en om aan te duiden, dat iets met veel oplettendheid gefchreeven was, zei men : het is by de kaers gefchreeven. Deeze aartigheid kwam in de Mode door myne aanneemeus Redenvoering in de Academie der Arcades. de ridder, Nu, ik geloofde, dat gy deezen morgen in uw bed laagt, en dat. . . . Ff 5 *>«  4& DE REIZIGER, DE VICOMTE. In myn bed? Begryp toch eens wél, dat ik niet flaap; dat is geen manier van zeggen . . . neen zeker, ik heb eene groote antipathie tegen den flaap. Die ftaat van Jïompheid, die zeedelyke dood, waar in alle de vermoogens onzer ziel nutteloos , wat zeg ik ? vernietigt zyn , fchynt my toe als de grootfte vernedering, waaraan de menschlyke natuur kan onderworpen worden. Ik heb my daarom ook aangewent, maar een uur of twee, ui? terlyk drie, op een nagt te flaapen. DE RIDDER. Ik wensch u daar veel geluk mede. . . . Maaj ikkwam eigenlyk by u,om met u over myne Zuster te fpreeken ; ik heb van den morgen een brief van haar ontfangen. DE VICOMTE. Wel nu, weet zy, dat ik in Vrankryk ben ? DE RIDDER. Ja, zy fpreekt veel van u; zy vraagt my heel veel, zy verzoekt my, dat ik tpch, zo dra gy hier  DE REIZIGER. 45? hier zyt, eens wat nader kennis met u maak, en te fchryven, wat ik over u denk. . . . DE VICOMTE. Gy kunt haar antwoorden, dat ik geen heele groote gek ben, en dat ik vry wat voordeels met myne reis gedaan heb. DE RIDDER. Angelique is nu zestien jaar, en zy heeft alle de eenvoudigheid, der jeugd zo eigen. Zy gelooft dat de grootfte verdienste van een jong mensch beftaat in de zeedigheid, in de minzaamheid, in de zucht om te leeren, en vooral in de begeerte om deugdzaam te worden. Indien ik van u eene fchitterender afbeelding maakte , indien ik geide, dat gy nu met uw agtticn jaar reeds dat geen waart, 't welk gy met uw dertigfte behoort te zyn, dan zou ik haar, in plaats yan voor u intenemen, bang maaken. ó Zy is zo vast overtuigt, dat d& jongelingschap onmooglyk de volkomenheid van meerder jaaren kan bereiken, dat ik haar onmooglyk van gedagten zoude kunnen doen veranderen; en zo ik haar fchreef, dat gy uitmuntende talenten, en eene grondige geleerdheid bezit, dan zou zy voorzeker gelooven , dat ik.my zelf bedroogen had, en yoor verdieuften en  4<5o D E R E I Z I G E R. en kundigheden, ftoute verwaandheid en belache» lyke aanmatigingen had aangezien. de vicomte. Al wat gy daar zegt, verwondert my niets het minde; zo zyn de Meisjes, die men in de Kloosters opvoed ! vooröordeelen , hoofdigheid. . .. de ridder. Ja, maar Angelique is daar veel beter opgevoed dan de meefte Dames; want myne Tante, de Abdis, heeft niets verzuimt om haar verftand te vormen , en vooral om haar gezonde begrippen in te boezemen. de vicomte. Is zy aandoenlyk ? de ridder. Zy heeft een uitmuntend goed hart. de vic om te. Dies te beter: niets hecht my fterker, dan eene zeillteenige ziel. Men moet het bekennen, de Vrouwen overtrelfen ons, in dit ft uk. . . . Voor al  DE REIZIGER. 4b ijpmd . yrt* ws sib tnoov :ri^ii nsv i&"\tM ivy.ta asinsa de bar Laat ik deezen ramp met moed verduuren.'. . De  jft D E R E 1 % t Q E ij De Zanggodinnen , de Kunften , de Roem zullen my mooglyk nog eens vertroosten. . . Vaarwel,Ridder! . . ( Hy gaat lachende weg.) Dat is waarlyk al een grappig voorval, ha! ha! ha! (sZy gaan heiden heen. ) ZEVEN.DE e.n matste TÖÓ'NER-è\ de baron, de ridder de baron. Dat Fatje! Ik %veet haast niet, waar ik ben. . Myn hoofd draait nog van al de dolligheeden, dié hy my heeft voorgerabbelt; en die ik met geduld een geheel uur lang heb aangehoort. . . . Welk zot gefnap. .. Wel hamers , ik zoü daar voor myn Meisje een overheerlyk Man gezogt hebben. Zeg Zoon, begrypt gy iets van zulk eene zotheid, verwaantheid, domheid? de ridder. ïk z'ie, myn waarde Vader, het geen gy my zo dikwyls gezegt hebt, dat de verwaantheid zo wel het hart als het verftand van een jongeling be- l«^illP**t'üD1»V baoni Jsm qtnei nssssb Ui j«u  6 f! REIZIGER. 4;.'o DE BARON. Vergeet nooit, myn Kind , dëeze les. Gy zult eens meer befehaafde; veel geestiger knaapen leeren kennen; maar wees gerust, dat zy in den grond allen aan elkander gelyk zyn. Beheer«cht door de zotfte en verachtelykfte iedelheid, zonder opvoeding, zonder verheevenheid van geest, zonder de minfte achting voor de Vrouwen, onbefcheiden, leugenaars, ftout. Zie daar, dit is aller kenmerk i, zo wel der zotlten als der bekwaamften. Prent toch in uwen geest, dat een jongeling van uwe jaaren, hoe wel ook opgevoed, nog niets dan gedeeltlykweet; dat ons verftand, onze rede , alleen door tyd en ondervinding tot volkoomenheid kunnen gebragt worden; dat een Philofooph, of een Geleerde van agttien jaar, niets is of zyn kan dan een gekfe; en dat men zondereen goed hart , heuschheid en leerzaamheid , niets van een jongeling kan verwagten. DE RIDDER. Uwe lesfen, myn lieve Vader j behaagen my te Veel, om die niet met eerbied te volgen. . . Geloof my , ik zal eens, ten minfte door myne gevoelens , uwer meer waardig zyn. Dt-  489 DE REIZIGERS DE BARON. Daar twyfel ik niet aan; en deeze hoop vormt het geluk van myn leven. . . . Maar laaten wy zien, of het mooglyk zy hem nêertezetten. Want wat zyn Zoon ook misdeed, ik zal toch niet gaarn eene vriendfchap van twintig jaar herwaards op« geeven. Einde van het Eerfte Deel.  Pag. 481 L Y S T DER STUKKEN in rt e t EERSTE DEEL. Bladz. DE GEVAAREN der WAERELD. 1 DE VERSTANDIGE MAN. Hi HET PORTRET, of de EDELMOEDIGE MINNAARS. 167 HET BEDORVEN KIND. a8j DE MARCHANDE DÉ MODES. 363 BE REIZIGER.