GESCHENK VAX DR. EELCO VERWIJS. 1880.  II E T SCHOU WTOONEEL VOOR JONGE LIEDEN.   HET SCHOUWTOONEEL VOOR JONGE LIEDEN; door mevrouw D E> GENLIS: Uit het Fransch vertaald, door, E. B E K K E R, Wed. Ds. WOLF F, DERDE DEEL. in s' GRAVEN HA GE, By I S A A C van C L E E F. m d c c i, x x x v i i.   D E ft I E U W S G I È R I G E, £ L T S P E L. IN TWEE B E D RT FE ti.  PER.ZOONEH. DE MARQÜISIN DE VALCOUR» S O P HIË , Dachter der Marquifm. P A U LIN E j Zuster van Sophie. CONSTANCE, Nkht der Marqulfln. DE RIDDER DE VALCOUR, Zoon def Marquifiu , zuygl'nd; hy meet in een Uniform zyn; zyn halr onopgemaakt. ROZE, Dochter van den Tuinman. Het TooneeJ is het Kasteel der Marmufin*  D E NIEUWSGIERIGE; B L T S P E L. EERSTE BEDRYFü j E E R S T E TOONE EL, ( Het Tooneel verbeeld een Hof. ) sophie, pauiinS.' \q , Lisj'.jnsnvmv 3;:; . ?n£iv.' ---h!- i'auline. aCeliisiev, lieve Zuster! ik fir.eek u,datgy. . ; j Sophie. Maar nog eens, alle mpeite is vruchteloos; È weet geen geheim . . . i tlli deeê. A s,  4 DE NIEUWSGIERIGE. pa UIi INE. Tloe, Sophie, gy, die zo oprecht zyt, zo ongemaakt, kunt gy dus een leugen Haan de houden ? SOPHIE. Éen leugen de uitdrukking is vriendlyk. P AULltfE. Zy is5> ten mktften , billyk. .... SOPHIE. Ne:n: dat ontken ik; want gy verwart altoos «ene o'.ibefcheidenheid met eene openhartigheid: gy maakt eene ondeugd tot eene deugd. Als men bedriegt uit belang , uit verwaantheid, of uit fpotterny, dan liegt men; maai'alsmen met bedagtzaamheid voorgeeft, dat wy van een ons toebetrouwt geheim onkundig z'yn , dan volbrengt men eenen pligt, dien de eer ons voorfchryft , en die alken de rust in de famenkeving bewaart. PAUL INE. Zo dat, gy ftaat my dan eindelyk evenwel toe, dat  DE NIEUWSGIERIGE. 5 dat gy een geheim hebt : ik maak u daar myn compliment over. sophie. |k fpreek niet van my, maar flegts in het algemeen, v au l 1 ne, O, zeer wel; 't was dan alleen eene betooging door eene Definitie, sophie. Pauline , laaten wy liever van wat anders praaten j ik merk , dat gy moeilyk word. pauline. ff eb ik ongelyk? Ik ben uw Zuster, ik bemin u, ik zeg u alles, en gy ftek in my geen het geringde vertrouwen. sophie. Myn lieve Zuster, gy hebt" een allerlest hart, duizende goede hoedaanigheden; maar gy. . . . A 3 pau-  é E> E NIEUWSGIERIGE. paulike. / Maar ik ben nieuwsgierig, niet zo? Goed, ik beken het zelf, en dat kont, om dat ik ncch uwe bedaartheid noch uwe onverfcliilligheid heb: ó ik neem het grootfee belang in alles, wat hun , die ik lief heb, betreft, ook in kleinigheden. Daarom wil ik alles weeten. Ik zou, indien ik20 gevoelig niet ware , volmaakt zyn in uwe oogen ; want dan verzeker ik u , dat ik niet nieuwsgierig zyn zoude. sophie. Maar Zusje, ik zie evenwel, dat uwe nieuwsgierigheid , zonder uitzondering, omtrent alles, wat ook , bezig is. pauline, Ja, toen ik een Kind was, toen verdiende ik dit verwyt. sophie. Maar nog geen veertien dagen geleden vertrouwde Roze, onze Tuinmans Dochter, my toe, dat zy zoude trouwen. Mama moest de Ouders van den jongman hier toe overhnalen, die een ander Meisje voor hemin 't oog hadde-i; en (zei Rrosfe) niemand mag er van weten. Gy wist er agter te  DE NIEUWSGIERIGE. ? komen , verpraatte het, en van het huwlyk kwam gevolglyk niets. PAUL INF, Ik beken , dat ik toen cngelyk had 5 maar ik voorgag dit gevolg niet. sophie. o Ik weet «eer wel , dat gy onbekwaam zyt om iemand ooit te benadeelen; miar dit heèmr niet weg, dat eene overdreevene nieuwsgierigheid altoos de gevaarlykfte onbefenetdenheid naar zich fleept. Mama zeide dit zo dikwyls. p au'line. Juist daarom had gy de moeite kunnen fpaaren van dit te herhaalen. Maar ik betuig u nogmaal, dat ik alleen uit belangneeming nieuwsgierig ben; om dat ik bemerk, dat gy in dit geheim betrokken zyt. Want, wat de nieuwsgierigheid zelf betreft, waarlyk, ik ben er van genezen . , . volkomen. SOPHIE. ik moet, dewyl gymydit verzekert, het geloven.. A 4 Wel  8 D, E NIEUWSGIERIGE. Wel nu, Zuster, (lel u gerust. Indien ik al een geheim weet, dan kan ik u betuigen, dat het my niet aangaat. P AULINE. Indien ik . . . zeg my eenvoudig: hebt gy, of • hebt gy geen geheim ? 5 o r HJE. Wat gaat dit u aan ? dewyl ik u verzeker, dat gy geene rede hebt, om ten mynen opzichte ongerust te zyn ? PAUL INE,. Maar alles ontkent dit. q Ik heb ook oogen { Zie ik zedert gister avond niet, dat gy met onze Nicht zagtjes praat; en als ikfpreek, nwakt gy mijlen , en geeft tekens; en ook de verlegenheid, die ik u dan veroorzaak Zie daar, ik wed dat gy nu op dit oogenblik Conftance verwagt; ja, zeker 't is zo; ik hinder u, als ik hier blyf, gy hebt my beknort, myn Jes gegeven , zyt norsch alleen om my te doen opkramen, maar ik blyf hier; dat zeg ik u. (fpottig. ) Myn lieve Zusje, jk bemin u te veel. om niet by u te blyven; i^ Yerlaat u deezen dag' geen oogenblik. so-  DE NIEUWSGIERIGE. « sophie. (ter. zydcn.) Wat moet ik geduld hebben. . , Gelooft gy, Pauline, dat gy door deeze middelen myn vertrouwen kunt verkrygen ? pauline. Maar gy dryft my hier toe. Ja gy bedroeft my? ondankbaar^ § op Hf e. p Pauline , nu zyt gy onredelyk. pa ül ine. Ja, gy fielt Conftance boven my: zy is uwe vertrouwde, en ik ben voor u beiden een lastige derde; ik, die ouder ben alszy; uw Zuster . js dit niet ondraaglyk voor my? sophie. pZogy niet zo nieuwsgierig, nochzo onbefcheiden waart, dan zoude ik voor.u niets geheims hebben ; maar gy hebt zq dikwyls het vertrouwen, dat gy my vergt, misbruikt. . . .  te de nieuwsgierig;» PAULINE. Ik herhaal het, ik ben geheel verandert; beproef my; zeg my, wat is het geheim? . , SOPHIE. Zeer wel, Zuster! en zegt gy nu nog, niet laieuwsgierig te zyn ? PAULINE. Ik lachte er maar mêe . . . ik verzeker, u, dat, indien gy my nu in uw vertrouwen wilde nemen, ik het volltrekt zoude weigeren. En ook, zie, als ik het weten wil, dan koom ik er buiten toch agter. Dat weet gy ook. SOPHIE. Ik weet ook, dat gy dikwyls heel buiten de, koers gist. PAULINE. Nu zal het my niet misfen : ik wed by voorbeeld, dat het over een huwlyk is. Wy zyn hier met ons drie Meisjes, en nu zal de vraag zyn, wie men eerst zal bezorgen. U, of Conftance^ of my. . . . se-  D E NIEUWSGIERIGE, n sophie. Hoe, gelooft gy, dat men, indien het u betrof, men daar voor u een geheim van zoude maaken? soud gy daar niets van weetea ? pauline, o Dat houde ik voor zeer zeker. Mama zegt Jiet u, voor ik er iets van weet, en als alles gefchikt is, wel nu, dan zal ik het ook hooren. . . sophie. o Pauline , wat moet deeze zekerheid u aanmerkingen doen maaken ! Hoe ftreng recht doet gy u zelf! Daar gy ziet, (immers zo als gy voorgeeft) dat men u mistrouwt, moest gy niets verzuimen 0.m zulke fouten te overmeesteren. pauline; Ha! ha! gy bekent dan , dat ik het geraden heb,, sophie. . Wat? pauline. Wel van trouwen! so?  H PE NIEUWSGIERIGE., SOPHIE. Gelooft gyfwaarlyk, dat men u meent uittetrouvven ? PAULINE. Gy hebt het my gezegt. SOPHIE. Ik? ... . PAULINE. liet is waar, dat gy ouder zyt, doch maar één jaar. . . . o Daar bedenk ik iets! mooglyk trouwen wy pp éóï\ dag. SOPHIE. Ongctwyfelt, en Conflance ook. Drie Bruiloften op een dag, zie daar liet geheim; gy raad het jn den grond. PAULINE. Gy fpot er mede; maar daar is toch eenige fchyn van; dat is wel waar .... De Baron de Sénanges, die hier gisteren kwam, en die hier nooit geweest is, ontken eens , dat hy niets van 't geheim weet. . . . Zyne lange gefprekken met Mama, zyne afgetrokkenheid , zyne druktens, alles bewyst dit. ... Ily zelf is evenwel te oud en  P E NIEUWSGIERIGE, tg en te treurig, om nogmaal aan trouwen te denken . . .- maar misfchien heeft hy een Zoon . . . ten minde een Neef. o Ik ontwar alles. Was myn Broeder maar hier! Hy bemint my* Hy zou niet ftil praaten met een ander. Nu, hy komt h'aast van zyn Regiment. . . . Sophie, wat fcheelt u, dat gy zo peinst ? Gy hoort my niet eens.' s o P H I Éi ïk heb op alle dée'ze' gekke praatjes niets te antwoorden. PAULINE. Gekke praatjes I . . . Gy alleen zyt verdandig; ten minde dit denkt gy Ja, gy houd u voor een klein voorbeeldje der volmaaktheid.... En, na dat gy met veel deftigheid my wat hebt voorgepreekt, bewaart gy een kle>nachtend ftilzwygen, en er is geen woord van u te krygen. . . . o Gy zyt zekef een z-eeï aangenaam gezelfthap. SOPHIE. Pauline , gy poogt my boos te maakerf, gy maakt my alleen bedroeft; gy verongelykt myne vtiendfchap voor u, en dit doet XDj een bitter verdriet.  jr'4 DE NIEUWStjIERIGÊ, pauline. Je weet niet, hoe het is; maar gy weet altyd geiyk te hebben. sop ii ie. Gy, die zo gaarn geheimen weet, leer dit geheim dan van my; ik vlei my niet dat te hebben „ maar ten minftea ik geef het de voorkeur. pauline. o Lieve Sophie, indien gy 'my meerder bemin» de, hoe zoti ik u van ganfcher harte toejuichen... Daar komt lï&Sfil! ...... Zo!, 't is Conftancr,, ■ Tweede tookee l. :. ■ 51. ■■ ! ISMV M ' j ;fi)OV sophie, pauline, consïakce. constante, (haastigaankoi mende, z?£*:) Sophie! (Paulitie ziende aflaatzyftili Niemand (preekt. Ondenni befcho:m'è Pauiins-'haar zeer aar,' Ügtig.') ■ ' 1 SQ»  DE NIEUWSGIERIGE. t$ sophie. Conttance, zogt gy ons ? PAULINE* Ja, zy is recht bly, dat zy ons beiden vind... 1 iat blykt klaar. constance* Waarom, Pauüne, denkt gy het tegendeel ? Ik bemin u beiden even zeer, dat weet gy immers zelf wel. p AUL INE. Zeker! als men elkander zo vertrouwt, als wy alkander doen,. dan , ook wanneer de eene afwezig is, wenfchsn, ja zoeken de anderen naar - haar. Zo was het met Sophie en my, toen gy juist by ons kwaamt. Nu zyn wy by elkander en zullen eens braaf wat afdoen : toe, laaten wy hier zitten. -( Zy haalt een bank naar haar toe.} ■ sophie, (jilltegen Conftance.) Wy moeten het ontvein/ea. co Sï-  *5 DE NIEUWSGIERIGE. constance, (fiil tegen Sophie.) Zullen wy dan nooit occafie hebben om den Brief te leezen ? . . . (Zy zwygt, om dat Pauliné haar hoofd omkeert, en haar fterk aanziet. ) pauliné.' Nu , daar heb ik u reeds! sophie. Wat? Pauliné; Dat gy ftilfpreekt . . . Wel, dat is ondraaglyk. Ik durf zeggen , dat men wat meer beleeftheid moet verwagten van twee zulke voorzichtige, volmaakte jonge Dames. . . . Maar ik zal u niet ftooren. Daar is uwe vryheid. Vaarwel Sophie , ik zal u voortaan vlieden , dewyl dit het éehig middel fchynt om u te behaagen. sophie, Myn lieve Pauline , ik bid u, blyf! pauline. Neen , Zuster, neen t , . waarlyk, ik doe géweid  D E NI EUWSGIERIGE. t? weid óptny zelf. ... Zo ik. bleef, dan zond gy my boos maaken; ik ga daarom liever weg. Men moet zich zelf keren overwinnen. (Zy gaat ter* ftónd weg.) DERDE TOONÈELo sophié, constance, rosé. £ Zy zwygen, tot dat Pattline uit haar gezicht is. ) Óonstancé. Zy is eindelyk weg. ï-vogaru iccb r,:;%r.iios~j-in\ vw irl mo sophie, Ja, maar ik vrees dat zy welgaauwterugkomt; constance. Zy is ook bekwaam om ons ergens te beluisteren. sophie, Zie eens zagtjes in 't rond. Wat is het lastig 2o veel voorzorgen te moeten gebruiken omtrent iemand, d e men bemint! iii. deel, B CON*  i% -DE NIEUWSGIERIGE. CONSTANCE, (wëerlióömende.'} Wees geritst, ik Vond Roosje aan den ingang van het Bosch ; en ik heb haar gezegt, dat zy, zo dra zy Pauïine ziet, ons moet waarfchuwen. . 3 ^ n J s'opH^iÈ; * " Maar' dan zeggen wy aan Roosje \ dat wy iets geheim hebben ? CÖSSTANCÉ, o 't Meisje is z'o éénvoudig; ik zei lachend, dat het een grapje waS; en dat gelooft zy te eerder, om dat wy haat in beuzefingen daar toe gebruikt hebben zo dat , Pauline kan ons niet overvallen. Verlies nu geen tyd j Sophie. SOPHIE. Ik z'eide u gisteravond, dat ik van myn Broeder ée'n Brief had, dat hy my toefraat n den rtfhotïd'medeted'eelen. . . . CONSTANCE. Ën de'Conciërge gaf B dien brief? -s o-  X> E N I F. U W S G I E R I G E. -f§ sophie. .[.:. Zie hier is hy, ikzalhemaan if voorl*2en< Ach, lieve CoBftaifte'! constance. Sophie, fchreit gy? Hemel! wat is ergebcun.? êophie. o Zo gy eens wist, wat ik zedert gisteren heb uitgedaan ! en hoe veel het my koste, zo vrolyk en gerust te fchynen , als ik altoos ben Luister! maar zie eerst nog eens, of Roosje daar nog ftaat. constance. ïk zaï. sophie; 10 o Myn Broeder, myn lieve Broeder, hoe zal di: nog eindigen ? Constance, (terugkookendi.) Alles is wél. Lees nu, bid ik u, myne lieve Sophie. Verminder of vergroot myne ongerustheid! R 2 0  zu DE NIEUWSGIERIGE. SOPHIE. Ach , wat ga ik u zeggen! ( Zy ontrouwt den Brief.) Hy is van Donderdag morgen. . . « CONSTANCE. Dat was gisteren . . . maar het Regiment ligt wel veertig, mylen hier van daan, Hoe hebt gy dan dien Brief op eenen dag kunnen ontrangen? SOPHIE. 0 ConPcance, myn Broeder is niet by zyn. Regiment . . . hy is hier . . . CONSTANCE. Is hy hier? SOPHIE. O fpreek zo hard niet! zo men uhoorde! . . . Ja, by is in 't Kasteel verborgen. Maar de Brief zal u alles zeggen. ( Zy leest met eene zeer zagte ftem, en ziet gedurig , of er ook iemand komt; zy doorloopt eerst den Brief.) Hem ! Ach! „ Nu kom ik aan het ongelukkig voorval: gy ■ weet, dat het Regiment van Valcé , dertig my- len, van de Stad alwaar ik ben, afligt; en gy „ weet, hoe zeer ik zyn Vriend ben. Een Brief „ van  DE NIEUWSGIERIGE. 21 „ van onzer beider Vriend meldde my, dat hy „ met het fpel eene groote fom verlooren had, ,, en dat hy wanhoopig was. Hem terflond wil,, lende helpen, gaf ik aan mynen Kamerdienaar 9, bevel om te verfpreiden, dat ik ziek was, om ,, dat ik dan van het optrekken bevryd was; en ,, vertrok terftonJ, ftaat makkende, om op zyn langst twee dagen uitteblyven." s 0 p fi 1 e vervolgt. Aan deeze trek kent gy myn Broeder! constance. e Zo is hy ! braave jongen ! sophie. Zulk eene edele daad had droevige gevolgen. ( Zy leest.) ,, Dewyl ik zonder verlof heenging, „ pam ik de voorzorg om myn naam te verande- ren , en kwam te Valen'ciennes als de Ridder ,, de Mirville. In dceze Stad tredende, dagt ik, „ myne lieve Sophie, niet dan met aandoening, „ dat ik nu maar een myl of vyftien van myne ,, Moeder en Zuster afwas. , , Ik kan myne traanen niet weerhouden. B 3 con-  22 DE NIEUWSGIERIGE. CONSTANCE. Geef my den Brief, ik zal hem leezen. . . , i\ _ BOJPHIE. i"ns ! ik hcor iemand. CQNSTANCE. 't Is Roosje. s 0 v IIIE. o Geef my den Brief. . . . (Zj neemt dien, cn flitkt hem in haaren zak. ) R O S E. 'haastig enfluiptwyze.* en zegt in voorbygaan tegen Sophie.) Mejuffrouw Pauline is digt by. ( Zy gaat het fooneel over, en gaat aan den anderen kant weg.) r^zl r 'j-.' /jt! hsj3. a?.*bb nl .sliiviiU ah (e- sophie. Is er iets JasUgers!. c o N-  DE NIEUWSGIERIGE.; as C ONSTAWCE. . . . ..J2)B£!<{ Kom, laaten wy naar onze Kamer gaan. $ O P H I E. Zy zal ons daar ook volgen. Daar is zy, wy moeten wat anders praaten. VIERDE T O Q ÈJ E E L. SOPHIE» CONSTANCE, ROSE, PAULINE. ( Qe laat ft e dqet eenigc treden , en bh ft dan ft aan.) CONSTANCE. Ik heb meer 1'maak in de Enge}fc.he Tuinen. SOl'HI K. .7 ;i .roH . .rjljuhi'. i;A sJain f. [;. -Au nasg En ik vind, dat zy de natuur flegts zeer magertjes nabootzen, en dat . . . PAULINE ( nadert.) Vergeef het -my; het fchynt, dat ik u in eien zeer gewigtig onderhoud ftoor. . , , . gy hebt een B 4 fchüd-  U DE NIEUWSGIERIGE. fchildwagt aan den ingang van het Boschje gc-< plaatst. . . , CONSTANCE. o Wy fpraken alleen van Tuinen. PAULINE. En om dat ik u niet zou verrasfchen in zo eeri gehei n gefprek, moest Roosje een oog hl 't zei] houden ? f O P n i E. Wat meert gy daar meê? PAULINE. Was Roosje daar zo aanlïonds niet ? zag ik haar niet heen vliegen, om u te waarfchuwen ? Gy beiden zyt zeer voorzichtig, maar gy zyt geen zier flitn; niets het geringde. Bedek voortaan uwe aflpraak wat kunstiger; of ik zal alles doorzien. Wees gewaarfchuwt. CONSTANCE. Wel nu, wat hebt gy dan ontdekt? r au-  £> E NIEUW SGIE-R-I Gfi. 2g -pauline. Eerst dat gy een geheim hebt; ik moet nu nog maar vveeten waarin het beftaat, en daar toe eisch ik alleen deezen dag; van den avond zal ik het u zeggen. Gy zult niet lang in onzekerheid blyven. Ik ga terftond beginnen. Vooreerst, ik moet uit het gelaat dat gy aanneemt, omtrentkunnen gïsfèn van welk een aart uw geheim zy. Gy fpraakt er over; want gy gelooft wel, dat uwe Engelfche tuinen my niet bedotten? Laaten wy nu eens zien wat of uw gelaat aanduid sophie. Het myne toont fchaamte, die ik over u gevoel pm die zo te verachtende nieuwsgierigheid. pauline, Hoe verfinaadlyk fpreekt gy my aan! Hemel! was het dan niet genoeg, my te wantrouwen ! Veracht gy my,-Sophie? Wel nu, heb ik nog uwe deugden niet, ik kan die eens bezitten. Ik ben jong, ik kan my verbeteren. Of kunt gy dit nist meer hoopen ? 6 myne Sophie, antwoord. . . . antwoord, bid ik ul ftei my gerust! . . . B 5 pau-  iö DE NIEUWSGIERIGE. PAULINE. Kan men met een zo goed hart zich niet altoos yerbeteren ? PAULINE. 0 Lieve Zuster! . . (Zy omhelst haar, na wai wygens.) SOPHIE, Lieye Pauline, ik hoop alles van uw gezond oordeel en uwe oplettendheid. BAULINE. En ik yan uwen raad en voorbeeld. CONSTANCE. Daar komt iemand ... 't is myne Tante. PAULINE. ritte •« uiriqoE. taxa» 6 f a ^oóri iwaj iili rib ja, 't is Mama. DE  i)t NIEUWSGIERIGE. ?2 V Y F D E TOONEEL. pE i:arqui3in, CONSTANCE, SOPHIE? pauline, rose. de map. quisin, (agter aan het Tooneel.) Daar zyn zy; ik moet de andere wegzenden... pauline, ga naar de zaal, en ontfang daar eenige bezoeken; daar zyn lieden gekomen; ik zal u zo volgen . . . Conftanqe, ga met uw Nicht. . . f Blyf'gy hier, Sophie. pauline. Gaat myne Zuster niet met ons"? DE MARQUISIN. Pat's onnodig . . ga . . PAULINE. Maar Mama, Sophie is de oudltej zy kan het gezelichap meer eer aandoen. . 31 H * DE MARQUISIN. o Söphie, wat maakt gy uwe Moeder gelukkig! Maar helaas! ik heb maar eene Vriendin, en twee Dochters!  5» DE NIEUWSGIERIGE. I OPtHIE; -ïojbtuu \diied 117.01 jyon; jli , usjtaic'J u urm il Pauline zal dien eernaam ook eens waardig zysï, DE MARQUISIN. Dat gèeve de Hemel! Maar laaten wf tot het geheim komerf, dat ik u zeggen wilde, o Sophie ik ga u bitter bedroeven. »j a»ib j:b na . Mijbisv S jqlofiiayo «:■rd?e1 over';my^ véflepfinS De E^r.Hr' de Senanges"is;;de Vtttlèr* van- den-Jórs •'lil. deel. C ee-  34 DÉ NIEUWSGIERIGE. geinig, dien uw Broeder ongetwyffelt dood gefïo* ken heeft. S O P III E. , Weet hy dit ongelukkig voorval ? DE UI A IL Q U I S I N. Dank zy den Kemel, maar gedceltelyk. Men heeft hem gezegd, dat zyn Zoon met den Ridder de Mirville haastig met elkander waren uitgereedcn; dat de lieden in de Herberg getuigd hebben , dat zy in groot verfchil gekomen waren , en dat men zedert niets van hun vernomen had. Dat het zeer waarfchynlyk was, dat zy om te duelleeren waren uitgereeden. Men voegt 'er by, dat myn Zoon de aanvaller is. De Baron de Senanges, die tyding hoorende , en uit zyn aard zo gevoelig als hevig, is zo zeer getroffen door wraakzucht als door bittere droefheid. Hy i'chreef des ook naar de Comandanten der Frontierplaatfen , om te hooren, of de Ridder de Mirville daar gepasfeerd was: en zo niet, dan nog was het mooglyk zyne ylugt te beletten. s 0 1' n I E. Oewyi hy den waren naam myns Broeders niet weet, kjU hy hem ook niet opfpooren. D E  É E NIEUWSGIERIGE. 35 de marquisin. Maar die riaarn, dien wy met zo veel zorgvuN digheid poogen te Verbergen, kaft hem eens bekent worden. Zyn fortuin, zyne goederen , zyn karakter maaken hem voor ons een allergevaarlykiten Vyand Sop nie. Wat heeft hem hier naar toe gebragi? de marquisin. De hoop, om nopens zynen Zoon meer lichts' te krygen. Hy onderftelt, dat hy op de Frontieren geduelleert heeft; myn Landgoed grenst daar aan. Hy kende my eertyds; dit alles bewoog hem om hier te komen. Verbeeld u, wat 'er in my omging, toen ik hem onverwagt zag! Hy heeft my deeze geheele Hifiorie in 't breede verhaalt; hy fpreekt niet tegen my dan van zyne fmart, en zyn oogmerk om zyn Zoon te wreken. Ik deel in zyn verdriet, ik fchrei met hem; maar hoe bitter zyn die traanèn! Ik ftort die in den boezem van een gevreest Vyand . . . myn Zoons vervolger. C 2.  $4 DE NIEUWSGIERIGE. SOPHIE. ö Hemel, gy dcct my rzidderen 1 D E M AR Q U I SI Ni Somtycïs durf ik zyne gevoeligheid beftryden:' ongetwyfifeld vervoert my dan myne drift, want hy ziet ray met oplettanhcid aan; zyne verbaasdheid verfchrikt my : het is als of ik myncn Zoon genoemd heb; of ik my zelf verraade. Korf gezeid, ik voel zedert vier en twintig üuren alles wat dwang, vrees en medelyden het fmartlyksten het hevigst kunnen doenlyden. Maar ach , de ongelukkige man, die my dit veroorzaakt, is nog meer dan ik te beklaagen. SOPHIE. Arme Baron ! hy gelooft, dat de wraak hem vestroosten zal! DE MARQUISIN. Hy bedriegt zich ongetwyffeld ; indien het waar zy , dat het hart ver genoeg kan afdoolen , om wraak te begeeren; en dat zy eens zo, zouhyzich rik wreede vermaak ook durven vergunnen ? Deeze Irage vreugd van gemeene Zieden vernedert haar altoos , en verwyst haar tot een eeuwige knaging. s o-  DE NIEUWSGIERIGE. $f SOPHIE. Gaat myn Broeder haast weg? DE MARQUISIN. Van deezen nagt, SOP H I E. En de bevélen aan de Commandanten der Frontieren ? D E MAR Q U IS I N. Die betreffen alleen den Riddel deMirville; uvf Broeder is bekent, en kan niet voor een ander aangehouden worden ; te meer, daar die Mirville als een Gelukzoeker befchrceven worde. Deeze bedenkingen moeten my gerust Hellen. Evenwel ik beef; een naar gevoel verzelt my overal Zq de Baron eens de zekere tyding van zyn Zoons dood krygt, zo hy den naam en dc fchujlpliats van zynen Vyand uitvond. Hemel, waar zou hem zyne wanhoop niet toe vervoeren! SOPHIE. o Mama, gy doet my van angst verliyven. DE MARQUISIN. Ik heb, alle voorzorgen gebruikt, die eene voor- C 3 zi g-  |S DE NIEUWSGIERIGE. zigtige Moeder kan gebruiken. Ik hpb verboden dat men geen een Vreemdeling op her. Kasteel zoude laaten komen. Thibaut zegt my, dat van den morgen hier een Man geweest is, die naar den Baron de $éi:;tnges gevraagd heeft. Thibaut antwoordde, dat hy 'er niet was. Die zelfde Man is twee uuren laater weer gekomen , zeide nu beter onderrigt te zyn, en begeerde den Baron te zien en alleen te fpreeken; maar \'ermits hy zyn naam weigerde te zeggen, heeft Thibaut hem heengezonden, en gezegt, dat hy hem niet voor morgen avond kan fpreeken, en dan is uw Broeder reeds uit Vrankryk. SOPHIE. Die Man, die zig verbergt, maakt my ongerust; en ik herinner my, dat ik dezen morgen met ma Bonne en Pauline in het Boschjc wandelende , iemand gezien heb, die om het Kasteel zworf. Hy wilde niet bekend zyn. Zyn hoed was rondsom neer, en ik kon zyn gelaat niet jfien. BE MARQUISIN. Hoe? volgde by u? SOPHIE. Jc, maar heel van ver. Wy zaten vervolgens wat  DE NIEUWSGIERIGE. 39 wat by elkander, en hem uit het oog verboren hebbende, praatten wy gerust; maar een half uur daar na, deed het ridzelen van de takken my omzien, en ik zag dien zelfden Man met zyn rug na ons toe, die zo hard liep, als hy maar konde. DE MARQUISIN. Hy heeft u ongetwyffekl beluisterd. SOI3 Hl E. Dat denken wy ook, en wy gingen ook ter* ftond weg. DE MARQUISIN. Het is zeker dien zelfden Man , waar van Thibaut fprak Maar wat beduid deeze geheime handeling? .... Kom, laaten wy by den Baron gaan , en hem byblyven . . . Dat het reeds nacht ware! welk een dag is deeze! . . , maar ik hoor iemand. SOPHIE, 't Is Roosje. DE MARQUISIN. Wat moet die hebben ? C 4 ZE-  4f DE NIEUWSGIERIGE ZEVENDE TOONEEL. DE MARQUISIN, SOTHIE, ROSÏ. ROSE. Mevrouw. DE MARQUISIN. Wel nu ? R OSE. Meester Thibaut zoekt naar Mevrouw. DE MARQUISIN. Waar is by ? RO SE. In den grooten Hof. DE MARQUISIN. Ik ga by hem. Kom , Sophie, ga mede. (In 'é weggaan , ) Ach, alles ontftelt, alles ontroert my. (Roosje maakt verfcheide teekens om Sophie te doen bfyven ; Sophie ziet 'er niets van , en gaat ffiet haare Moeder.} AG T.  DE NIEUWSGIERIGE- 4'< AGTSTE T O O N E E L. r o s e alken. Ik doe vergeeffche moeite. Zy let 'er niet eens op De duiker, ik hoefde de helft niet te doen, om Juffrouw Pauline te doen blyven. . . . p zy is zo nieuwsgierig; en zy maakt, dat ik't ook word. Het erft misfchien over. . . . Wat wee1-fchoon zal ik met den Brief doen ? ( Zy neemt een Brief uit haar zak , en leest:) aan Mejuffrouw de Valcour 't Is zeker voor de oudfte Juffrouw Had zy maar gebleven, ik zou haar alles verteld hebben (Zy keert den Brief om . ) Ik zou graag eens weeten , wat of'er tog in (laat .... die Jongman, dat geld . . . alles maakt my in de war. (Zy haalt een beurs uit haar zak.) Twaalf Louifea! dat maakt .... ja ik weet niet hoe veel Guldens .... Daar komt iemand Schiclyk alles in myn zak. REGENDE TOONE EL. .las nag'^x ± tut \:>->s nsv I ioow •J^*3;,h pauline, rose. pa uline. Roosje .... maar wat deed gy daar ? 9 5 r.o-  42 DE NIEUWSGIERIGE. r o s e. Niets, Mejuffrouw. pauline. Hoe word gy zo rood? r o s e, o Om dat het zo warm is. pauline. Gy hebt iets in uw zakgeftoken .... dat zag ik wel. Waarom, lieve Roosje , verbergt gy iets voor my ? Hebt gy my dan niet meer lief? rose. o Gy wilt my maar weer uithooren, dat zie ik wel. pauline. Ach, ik bid u, zeg my de waarheid; ik geef u mvn woord van eer, dat ik zwygen zal. r o s e. Gy kunt uw woord riet houden .... denk maar eens aan myn Bruiloft. pau-  P E NIEUWSGIERIGE. 43 pauline. Hoor, ik zal u alles vergoeden, en zal uw fortuin maakcn. r o s E. o Myn fortuin gaat kostelyk; loop, ik ben ry« ker als ik wenschte; want veel goed, veel zorgen. PAULINE. Wat meent gy daar mee? zeg my wat is 'er? r 0 s e. Kom , gy wint bet van my, ik zal u alles vciv haaien. ( haar omhelzende.) PAULINE. Ach , Roosje, hoe lief heb ik ul r 0 s E. Ta, ik zal u een grappige Hiftorie vertellen, Toe dan. PAUL IN E. RO-  ft 4 DE NIEUWSGIERIGE. R O S E. De duiker, het is een geval, zo als 'er in dat groene Boekje ftaat, dat Mevrouw u verbood te leezen, en dat gy gekaapt hebt. PAULINE. Nu, Roosje , vertel dan. E OSE. 't Is net een vertelling uit een Roman. PAULINE. Gy maakt my ongeduldig , begin toch. RO 3E. Ik zal. Je moet weeten , dat ik zo even wat voor aan op (ten weg heen en weer wandelde, en daar kwam een Man naar my toe, die geheel in zyn*jas en onder zyn hoed verfchoolen was, doch hy zag 'er evenwel jong uit. Hy vroeg my: woont gy op het Kasteel ? Ja, myn Heer. Wel, nu, geef deezen brief aan Mejuffrouw de Valcour, en neem dit voor u; zo gy befcheiden zyt, zult gy wat meer dan Ah van my krygeh, P A U-  DE NIEUWSGIERIGE. 42 pauline. o Dat Is onze Man van van morgen. Welnu, wat zeide hy ? r o s e. Wel niets , hy gaf my zo vee! tyd niet; hy liet my deri brief met de beurs, en fnap was' hy Weg.' .... Ik , geheel verbaast, telde het geld, en toen ftak ik de beurs met den brief in myn zak. Zie daar, dit is alles wat ik weet. pauline. En hebt gy den Brief nog ? r o s e, Ja zeker. pauline. o Laat eens zien ? r o s e< Dat wil ik wel, maar gy moet hem niet kezen, want hy is wel gelakt. Kyk, daar is hy. pau*  46 DE NIEUWSGIERIGE. pa ul ine. ( Zy te est het adres.) Aan Mejuffrouw de Valcour . ...» Is hy aart my, of aan Sophie ? r o se. Ik durf wedden, dat hy voor u niet is, pauline. En waarom? r o s E. Keftt gy onze Boerin , Marie -Jeanne ? pauline. ilÖSE; Zy verkoopt wyn. Wel pu? KOU  D È NIEUWSGIERIGE. 47 r o S E. Wel nu, voor twee dagen kwam.daar een Jongman in huis, ais of hy een pintje wilde drinken , maar in plaats van drinken, deed hy niet dan Vraagen omtrent, zo als hy zeide, Omtrent de Juffrouw Valcour, die 'er zo verfhndig uitziet. Onze Boerin, die fchriklyk veel van uw Zuster houdt, heeft hem wonderen van haar verhaald. Nu, gy'weet , dat alle meiü'chen zo over uwZuster fpreeken ? pauline. En die Jongman vroeg niet naarmy?' ROSE. Neen , hy fprak alleen van haar, die 'er zo verftandig uitziet. ..... Gy ziet wel, dat hy'erag- ter is , niet waar? pauline, treurig. Roosje , ik moet dien brief zelf aan myn Zustef gaan brengen Geef hem hier al was hy voor my, ik zou hem toch niet mogen openen zo dat, ik zou toch niet weeten wat 'er in ftaat. RO-  48 DE NIEUWSGIERIGE. R o s E. Mevrouw zal u misfchien, om deeze goéde rl.ind van u, zeggen , wat 'er iu is; zo doet Juffrouw Sophie altoos. PAULINE. Ik wildé alleen zien, of den Brief geteekend was Het geval is vreemt: zou het eenige betrekking hebben op het geheim, dat Mama Con'ltan~e en myn Zuster bezig houdt? Weet gy 'er niet iets van ? R o SÉ. Wel, ik denk dat, buiten u en my, ieder een op het Kasteel dat weet. Gy, om dat gy zo nieuwsgierig zyt, en ik, om dat men weet, dat gy my all»s weet uit te hooren ; maar ik weet toch zo een klein klein beetje. P i\ U L I N E. Wat, wat is het ? ROS'E. Ik wil het ü wel zeggen, dóéh alleen op deeze voor-  DE NIEUWSGIERIGE. ^ voorwaarde, dat zo gy den Brief leest, gy m# dien zult voorleezen. PAUL INÈ. 6 Foei, ik zal hem niet leezen f r o s e. rViet leezen? ja wel! .■ j . of ik u niet kénde! PAULINE. Zo, denkt gy zo flegt over my, Roosje ? r o s e. Ik oordeel maar uit het geen ik weet i en u zié doên. P A U L I N B. Ik heb my door losheden kunnen laaten weglepen. Maar ik hoop, dat ik onbekwaam ben tot zulk eenen verregaanden misflag. . . . Zou een zo jong Meisje, als ik ben, éen Brief van een onbekend Jongeling openen ? . . . ; En dat wel eeri Brief, die denklyk voor een ander is ? o Hemel, zo de Nieuwsgierigheid ons zo. verre zoude kunnen verleiden, is er dan wel gevaarlyker ondeugd? III. DEEL. D «o»  §B DE NIEUWSGIER! G Ë. ROSE. Nu , wees genist. Wy zullen dien niet leezen. tk zal u evenwel zonder dit alles zeggen, wat ik weet. PAULIN É. Haast u dan wat^ het is haast tyd om te eeten. R O 3 E » Gister avond was Mevrouw met den Baron in het bloemperk , en in 't voorbygaan hoorde ik dat de Baron zeide : de Ridder de Mirville. En ik ^onthield dien naam , om dat ik hem eens van Thibaut gehoort heb, als hy den Kamerdienaar iets inluisterde , zo als die van den trap kwam ,waar ik agter de deur Hond. PAULINE. De Ridder de Mirville .... dien naam ken tk niet. . . . ROSE, Eens hoorde ft den Kamerdienaar' zeggen: zé men eens vist, dat hy hier was, dat zou eene ver'Waiukring peéven.  DE NIEUWSGIERIGE. $\ PAULINE. Hebt gy dit alles gehoort ? R O S E^ Ja, met myn eigen ooren . . . maar meer weet ik niet. PAULINE. 4t Is gérioég': o de Ridder de Mirville is vast by ons . . . doch waarom dat? ... de Baron weet dit zeker, om dat hy van hem fpreekt. o De Baron zal zyn Oom of zyn Vader zyn; dat is zeker. Maar dit geheim is onbegryplyk voor my. ïk gaf ai wat ik in de Waereld heb, öm het të weeten. ROSE. Nu, ik ook, dat beloof ik u! PAULINE.' Wy weeten dan , dat de Ridder de Mirville hkè ap het Kasteel is . . . dat is vast, en wy willen: al het overige van de zaak wel van deezen dag D ai fceé*  gi DE NIEUWSGIERIGE. wceten. (_Zy ziet op haar Orloge.) 't Is by tween * ik ga aan tafel. Uag Roosje , ik bedank u voor feet vcrtrcuwen , dar. gy in myftelt. Wees gerust, dat ik het niet zal misbruiken. Volg my niet ; men behoeft ons juist niet byeen te zien: ik ga dec-zen, ga gy dien weg. ROSÉ. Dai's wel bedagt, men moet voorzigtig Zyrt. ( Zy gaan heen. ) Einde van het Eer/ie Bedryf.- TWEE-  DE NIEUWSGIERIGE. 55 TWEEDE BEDRYF. E É R S TE T O O N E Ë L. ,jI]L.oosje is hier nfet, waar of zyis? . . , Ieder een vlucht van my. . . . . Mama ontwykt my; ik heb haar niet alleen kunnen fpreeken , om haaiden Brief te gecven. Ik plaag myne Mama , myne Zuster , myne Nicht even zeer. Ik zie my genoodzaakt, om een Boerenmeisje, zonder opvoeding, zonder beginzels , tot myne byzondere vertrouwde Vriendin te ncemcn , die ik myne fouten aanzet, en die my niet dan flegten raad geeft. . Ik ben wel ongelukkig! (Zy htyaiert.) TWEEDE T O O N E E L. p auline, rqse. rosé, (al hopende. ) Juffrouw 1 . . . . Juffrouw,' D 3 paü- pauline, alleen.  |4 DE NIEUWSGIERIGE, PAULINE» Wel? ROSE. o Daar heb ik wat afgekeken! De Ridder da Mirville is hier, en ik weet, waar hy in het Kasteel yerfcholen word. PAULINE. Loop! . . . hoe wat? ROSE. Gy kent immers het groote Kabinet van Mevrouw, aan het eind van den gang? PAULINE, Wel nu? ROSE, Wel nu j daar zit hy in, PAULINE, gelooft gy dit ?  J5 E NIEUWSGIERIG^ 55 ROSE. . Ik durf het wedden. . . . Ik had alreeds eenige yermoedens, om dat men de neutel uit de gangdeur en uit de Kabi nets - deur genomen bad; en dat evenwel Mevrouw met den Chirurgy 1, e» den Conciërge, daar geduurig voor by dwaalde. Ik vroeg aan den Knegt, die deeze vertrekken fchoon houd, of hy zo als altoos in die Kamer ging. Maar die zei my , dar Mevrouw nietgewilt had, dat hy daar inkwam; 't was wel agt.dagen geleden; zodat, Juffrouw, wy hebben defchuü* plaats gevonden. PAULIHE, Dat is onbegrypelyk! . . . Wat mag de oorzaak van alle deeze voorzorgen zyn ? .ROSE. Ja, 't is potzig ... ik zie1 er niet door, PAU LINE. "Ni Myne nieuwsgierigheid word my te fterk, dat beken ik. D 4 R9-  g§ DE NIEUWSGIERIGE. rose. En by my is dat niet minder .... Apropos, hebt gy den Brief aan Mevrouw gegeeven ? PAULINE. Neen. Mama denkt, dat ik haar altoos wat vraagen wil, en ontwykt my óm die rede. ó Met my moeit men zich niet. Zy fluit zich geduurig op met myne Zuster en Nicht. r o s e. i Zo dat, wy hebben den Brjefnog ... . Is hy ifjog wel in uw zak ? PAULINE, Daar, zie het. rose. Daar zyn Brieven , die men leezen kan, zonder dje ppeu te maaken. PAULINE, Ja wel, deeze is zo gevouwen , dat men ergee^ |ettertje in zien kan.  DE NIEUWSGIERIGE. 5? ROSE. Zo, zo , hebt gy er dan in gekeken ? PAULINE, Ja, by verzinning, ROSE. Nu laat men my weer Brieven op de post doen brengen , ik zal dat ook doen , dat kort den weg nog zo wat. 't Is maar fpytig, dat ik geen gafchreyen fchrift goed leezen kan, PAULINE. Ik weet waarlyk niet, wat ik met dien Brief zal uitvoeren. ROSE. Dewyl Mevrouw hem niet hebben wil, komt hy pns toe. PA UL INE, poed, maar wat zullen wy er mee doen ? ROSE, We} W.. ....... Wat doet men met een Brief, 5 men  Sl DE NIEUWSGIERIGE» men leest die. Gy .zult leezen , en ik zal toefluisteren. PAULINE. Ik zei u immers, dat ik dit niet wilde, noch mogt doen. ROSE, O Juffrouw, ik verffa zulke flinken niet. Gy poogde immers om het een of ander in den Brief te zien; zo hy niet gezeegeld was, dan zoud gy hem al zesmaal gelezen hebben. Daar is geen meer kwaad in ? dat men dit klein ftukje lak breekt. p A pLINE. Neen , vvy moesten hem verbranden. R O S E. ; ja , zo .dra wy hem geleezen hebben ; kom, geef kern myj ik zal hem openen, PAULINE. En ook4ik weet niet, waarom ik my met dien Brief belast heb. Hy is aan u gegeeven. 't Adres is niet aan my. Dit alles gaat my in geener wyze U03 Jam nam |9 h ,V R Or  P E NIEUWSGI EljSt ï G E. 59 rose. Zo weinig als het Kind dat .van daig :gebporet| word 't Is waar, de Briefis arn my ge> geeven , gy hebt ben zeer onrechtvaardig naar u genomen. , pauline-, (■isnBriefgecvcr.dz.') Daar is hy. Doe er mee wat gy wilt, ik moej er mv niet,mee. * h -V- v \, .. ' ■ 1 u t, % rose. 't Zegel gaat er af. pauline. pat is uw zaak. , . Kggbg 93 ÏSiri öJnR>||)j ftjbbdffi li ' i .MEih'ii d'joj'-is 'io ja-,7 t ii ;b asoJ Dat gaat goed ... 't is gedaan .... hy ij open. . , . 1,1 aar Juffrouw, wat fcheelt u , gy zyt pntftelt. pa ul1ne." • • • [Oi fiobaöst .niuïiol na ïnooda^" savrn ,v< ;:..•;! , . Ach, Roosje-, wat hebben wy gedaan! r 0 s e. Kom, kom , wy moeten hem leezen; toe, talm ?o niet, men mogt ons overvallen. p a U-  $9 DE NIEUWSGIERIGE, pauline? Myn hart klopt. rose, Lees maar, en dat overluid, want ik wil myn aandeel daar van hebben. pauline. (Zy doorloopt den Brief.) *Ly is zonder ondertekening. rose, o Dat is onbeleeft zyn naam niet te zeggen. . , Lees dan, wat of er toch inftaat. pauline, Ik beef! (Zy leest overluid. ) „ Mejuf- ,, frouw- myne geboorte en fortuin zouden my raooglyk het recht geeven, om naar uwe hand ,, te mogen ftaan." rose. Qch, het is een VryerJ pau-  ^^-NIEUWSGIERIGE. 6i pauline, (voortleezende.) h Maar de vrees, dat uWe familie oogmerken 4, hebben, die mynen wensch tegenfpreeken, „ weerhoud my, ja belet my, dat ik my veris klaar. Ik nam eerst voor, mynen Vader alles te vertrouwen, maar ik denk nu, dat ik eerst „ hier omtrent uwe bewilliging hebben moet, „ zo wel als van Mevrouw uwe Moeder; want „ ik ken u genoeg, Mejuffrouw, om gerust te j, zyn, dat gy haar deezen zult mededeelen." ROSE. o Iïy rekent zonder den waard, maar dat komt! om dat hy tegen Juffrouw Sophie fpreeku pauline. Zwyg toch . . . (Zy kist voort.) „Ikfmeeku, „ vergeef de ftoutheid die ik gebruik; myne eerbie,, dige gevoelens voor u zyn al, wat ik ter ver,, fchooning kan inbrengen. Myne achting rust ,, veel meer op uwe waare verdienften, dan op w uwe bevalligheeden." ROS E. © Juffrouw, dat's heel mooi, niet waar?' PAtr-  6i DE NIEUWSGIERIGE pauline, (voortkezende, j „ Byzondere omftandigheden verplïgten rhy om niet dan zeer bedekt hier te komen, maar zeg „ flegts een woord, en ik zal my bekent maakem j, Zo gy my met eenig antwoord vereert, leg dit ,, in den ouden eik, die voor aan den weg ftaat. |, Daar zal ik van den avond gaan onderzoeken, wat myn lot zyn zal." rose.' Én is dat alles? pauline. Ja' i i . i welk een vreemd voorval! r o se. Bègnpt gy er iets van ? pauline. ja, ik begin er zo wat van te begrypen; doch daar is ook nog veel in, daar ik niets van bezef. Vo' r eerst, die vreemdeling, die hier in huis is y is zeker de Ridder de Mirville. . . . RO'~  DE NIEUWSGIERIGE. fgg ROSE» Dat hebben wy al geraden. . . . Maar hoe kan' hy Juffrouw Sophie gezien, hoe kan hy met onze Boerin gepraat hebben, hoe kan hy hier loopen rondzwerven,- zo hy in het Kasteel is opgeüoten ? PAULINtj Dat is om dat hy hiér niet gevangen is, envfy* heid heeft om uittegaan. ROSE. Hy fpreekt van zyn Vader. PAULINE. o Dat is zeker de Baron de Sénangé?,- ROSE. Maar dan moet hy ook zo bieten. PAULINE. Mirville is denkelyk een Landgoed Ik denk haast, dat men hem met Conftance wil laa-.  64 DE NIEUWSGIERIGE. laaten trouwen , dat hy Sophie gezien heeft , èrJ haar de voorkeur geeft. ROSE. Luister dan, hy heeft geen ongclyk. Juffrouw' Sophie is zo lief, en ziet er zo vérftandig uit, za terftandig. ö Dit zal het hem gedaan hebben. PAULINE. En hy heeft goed gevonden , om aan myne Zuster te fchryven, op dat hy haar befluit weeten zou. ROSE. Zie daar, gy zyt er terdeeg agter. PAL' t I If E. Maar waarom verbergt hy zich ? . . Sophie en C'onftance weeten , dat hy hier is . . . enmooglyfc wil Mama niet, dat zy elkander zien , voor dat alles gefchikt is. R O S É." Net zo. Nu Juffrouw, gy heb ysfelyk veel ver- ftand, dat moet ik zeggen Maar luister eens.- Die arme jonge Heer, die uwe Zuster zo fchrik-  DE NIEUWSGIERIGE. ëj fcfirikkelyk liëf heeft, zal wel zot öpkyken , als hy van den avond in den ouden Eikenboom grabbelt Haar een brief; en niets dan mos en bladen vind; Als gy hem antwoordde , dat zou een pots Wezen.'. PA'UtlNE.' Wat gekheid! ROSE. Maai- dan zouden wy ten minden zien; hoe hy zich hield. .... Hy komt daar zelfs .... De duiker; gy moest hem 't een of ander zo maar eens1 vraageh . . . daar zo niets aangelèegeri was . ; .* daar is geen kwaad in. . . . ." pauline; Zeker, zo het eene goede party is , dan gun ik Sophie hem liever dan aan Conftauce .... En ook,1 hy bemint haar-, enfchyntecriyk .... Zo' Mama het maar wist, zy zou het zéker goedvinden." Ja: wel vast. .... ros e: Hy is wat benaauvvt .... Zonder een k'eiiï Beetje antwoord zal hy iliizwygen', heengaan, en, dan goeden dag Bruiloft. iét: o E E-lv E' p a'u-  66 DÉ N ï Ë Ü W-S GIERIG^ PAULINE. Daar komt my iets grappigs te binnen. Schryf gy- rose. Dat wil ik wel, maar ik fchryf niet te bestigj en ik zeg u van te vooren, dat ik niets dan O's kan zetten. Pauline. Dat is het zelfde;ik zal uw hand vasthouden. r o s e. Goed .... hadden wy nu maar iets. . . « pauline, (voelt in haar zak.y Daar is een potloot met een ft uk papier, rose. Nu aan 't werk .... (Zy neemt een floeV) Dat is een goede tafel. Geef my het papier. (Zy knielt voor den ftoel, en Pauline neemt haart hand.)  DEjitÈUWSGIÊklGË. tfjf pauline. Hou dan üw vingers zo ftyf niet; I rose. Kom , dat is Örh het dies te beter té maakën; pauline; Nu, laat üw hand dan voortgaan. Haast u. .té flaar komt iemand; Ro s e; Neen , neen. Üw Bonne heeft hooftpyn. Me-" Vrouw en de Juffrouwen hebben met haar geheirri genoeg te doen; pauline. Èegiri dan. Kom, Roosje. (Zy doet Roosj'ê ■fchryven.) ROSÉ. Zeg dan , wat fchryf ik daar ? ó 't is zo fcheef^ foei! Hy zal het niet kunnen leezen.  68 DE NIEUWSGIERIGE» PAULIHF. Gy geeft uw band niet geiiooglo?. Zo , goed . dat's gedaan. ROïE. 13 't al gedaan ? (Zy ryst op.) Maat drie woorden , zou ik die leezen kunnen. Ja wel! . . . . gy .... gy ... - V A [lil N E. Geef, ik zal 't leezen . . . . (Zy leest.) Gy kunt u cntdekken. ROSE. Gy kunt u ontdekken.... Heb ik dst gefcbreeven ? PAULINE. ROSE. De Schoolmeester heeft my zo verre niet geleert Nu, ik ga den brief in den Eikea» boom leggen. PAULINE. Pas op , dat u niemand ziet. ■ Os  D J£ NIEUWSGIERIGE. $g ROSE, £ Wees maar gerust. PAULINE. Ltrsrer , . , . als die jonge Heer hier komt, zal hy met Mama fpreeken; hy zal van Sophie hooren, dat zy hem niet geantwoord heeft; hy zal zeggen , dat hy aan u den brief gegeeven heeft... Bedenk, dat gy alles moet gedaan hebben, en befcWdig my dan nergens van, ROSE. ó Ik zal zeggen, dat ik den brief las, enhetant-» Woord fchreef, . , . , PAULINE, Maar men weet, .dat gy noch leezen noch fchry-. ven kunt, RQSE, Dan zal ik zeggen , dat ik het heel on verwagt gC' leert heb, PAULINE, Geef my het Briefje weerom, Ë 3 R Q-  |g DE NIEUWSGlERlil, ROSE. Neen, neen , het gaat naar den ouden Boom,, PAULINE. Geef hier, ik vrees voor de gevolgen. ROSE, ■ Neen Juffrouw, ik blyf er by, ik wil dien Heefzien, , #** efiajmn ufifa vxn -giblufo) PAULINE. Maar Rofe, als ik het u nu beveel? ROSE, Ja, ja, geef u wat aanziens tegen rny. PAULINE. Ik wil het weer hebben, en ik vind uheejonbe-, fjfheiden, ROSE. Zoetjes wat Juffrouw. . . . Gy fopt Mevrouw^ haalt my over om u te helpen; en dan fpreekt gy tegen my, als of gy Juffrouw Sophie waart ..... en.  DE' NIEUWSGIERIGE. Jf en ziet gy, dat is een groot onderfcheid'. . . . als men met elkander heult, word men ook kameraads Ik blyf wel altoos Roosje, maar gy, wel verbruid , gy zyt met my niet meer Juffrouw Pauline . . . . 't Spyt my, dat ik het moet zeggen, maar waarom begraauwt gy my zo? pauline, ter zyden. 6 Hemel, dat's een vernedering! Ik kan het niet uitftaan! rose, Kom , wy moeten daar over niet knorren; zie , zo ben ik ook weer, haastig, maar voor ik my omkeer, is alles over, ik wrok nooit Jvom Juffrouw, wees niet zo ftrak Maak my niet dol, wantjgy kunt my nog noodig hebben Sus! daar komt Volk . . . . Ik ga heen. Nu , Juffrouw , alles is immers wel ? pauline, alleen. Ik fta verbaast,... De gramfchap, de fchaamte overftelpen my. ... Ik verneder my . . . men verraad my, o dat is billyk! Zy zal alles aan Mama belyden, zy zal alles ten kwaadllen overdragen Ach, kan men gerust vertrouwen op zulken,vwier kleinachting wy op ons haaien. E4 DER-  n DE NIEUWSGIERIGE. pERDE TOONEEL. pauline, constance. cqNSTANCE, (agter hetTopaeel.^ Sophie is hier niet. pauline. Ach, Conftance, zoekt gy myne Zuster? C0NSTANC e. Keen, ik wandel zo maar wat. pa u nNE. Het is zeker uw trant, om overal een geheim yan te maaken. Spaar die.moeite , 't is vrugtloos. • • • daar komt Sophie. VIERDE TOONEEL. pauline, constance, sophie. pauline. Kom maar. Zuster, Conftance is hier, wees niet bevreest, ik zal wel heen gaan.  P E NIEUWSGIERIGE,- sophie. Altoos even fcherp, Pauline! pauline, Ik weet niet Jat ik fcherp ben, maar wel dat ik; jniet meer nieuwsgierig ben, want ik weetnualles wat ik weeten wildet sophie. Zo gy iets geheims weet, dan weet gy mee? £an wy. pauline, Niet méér, maar evenveel. sophie, (ter zyden.y Zy ontrust me ■> 'm weerwil van my zelf. , . , „ Pauline, ik verlta u niet, maar gy ziet er bedrukt uit, dit bedroeft my. .... Wat is u overgekomen , Zuster ? pauline. Ik heb, dat ig ww, meer dan eene rede tot verdriet. E 5 , so-  $f DE NIEUWSGIERIGE. sop'hie, (bevreest.) Hebben zy dan betrekking op liet geen gy meent ontdekt te hebben? .... pauline, Kie s ter waereïd. SOPHIE, 0?//.) ó Gelukkig! zy weet nergers van \ pauline. Wel baast zal het voor niemand meer een geheim zyn. . . . enhy, die zich nu verbergt, zaj morgen verfebynen. s o p ii i e , ontrust. Hy, die zigverbergt? constance, (ftil tegen Sophie.) Hemel, zou zy Let weeten? pauline. Ja, mi is men ontftelt! .... Ik moet lachen, over die veiilagenheid, s f>  P E N I E U WS CIERIG E, ft sophie, (ftil tegen Conflance^} Haare blydfchap toont, dat zy niets weet, maar |vat meent zy dan? pauline, Ik zou bem gaarn eens zien .... evenwel, ik ben zyne vertrouwde niet; aan my fchryft hy geene brieven .... Heden , wat i'cheeitu , word gy niet wel, Sophie ... zo bleek, zy beeft, ., „ [Zy loopt naar haar toe.) sop h i e. Ga heen .... Ach, zo 't waar is , dat gy dit tveet .... Maar neen, haar hart is zo goed ..., zou zy er dan een fpelletje van maaken. Pauline, jk fmeek u, verklaar u geheel. pauline. Hoe verbaast maakt gy my op myn beurt rSophie tot bezwymens toe ontdelf, Conltancezo bleek als de dood Wat is-daar togdcoor* zaak van? Wat heb ik gezegd j> sophie, (ftil.) Zy vyeet niets, en ik zou my zelfverraden. . , ? a u-  '6 D- E NIEUWSGIERIGE. pauline. Sophie, gy febreit, en ik ben daar de oorzaal, van .... Lieve Zuster , c.'at denkbeeld verfcheurt my Waarom zyt gv dan zoo bitter bedroeft? Gelooft gy, dat ik jalours ben? Ik ben'er niet in (laat toe. Ik wensch niets vinn iger dan uw geluk. Ik wil nooit meer met u vetTchilfen, ook niets ontveinzen .... Ik ben maar voor een gedeelte onderricht .... en wy verdonden daar f ven elkander niet. Bedaar des, en antwoord my, sophie, (ter zyden.) Laat ik ten minden myne onvoorzichtigheid ver*, beteren, (tegen Pauline.) Wel nu, ik beken het, wy hebben een geheim. Zie daar, zo verre hebt gy het gebragt; ik zeg iets , dat nooit uit myn mond moest gegaan zyn. , . . Men kan des met unoclj befcheiden , noch getrouw zyn. pauli ne. Welk een bitter verwyt 1 Beantwoord gy dus aaa myne Yriendl'chap ? s o p ii i e. Gy bemint my, en gy kunt my van mynen pligt afbrengen ? , . . , Maar ik zal 'er van zwy- gen.  DE NIEUWSGIERIGE, 75! gen. Ik wil u noeh mishagen noch bedroeven. Ik zeg u alleen, dat myne verwondering zo groot is , dat gy daar aan myne oncfteldheid moet toefchryven. Gy hield u zo eenvoudig, dat ik waarlyk vreesde, en ... . pauline. Het geen ik zeide, komt dit dan wat overeen, met het geen 't welk gy weet? 5 o p h i ë. Ik heb niet alles gehoord, zo ontroerd was Ik ... • maar dit kan ik u zeggen, dat in het geen ik weet, is niets byzonders van eenig aanbelang. .... Ik merk, dunkt my, dat gy verkeerd onderricht zyt. Spreek eens duidelyker. pauline. Indien ik my bedrieg, zult gy my dan de waarheid zeggen ? sophie. , Misfchien. pauline. 6 Dit voldoet niet . . . Neen, gy wilt, gy zult  ö È NiËÜWSGlEitiGË. My nooit vertrouwen. Gy hebt het rriy op eenört toon gezegd, die my daar van verzekert; zo dat behoud uwe ongerustheid, ik zal myn geheim Voor my houden. SOPHIE. Zo Mama het u afeisehte, dan moet gy het wel ztggen. PAULINE. Dreigen ? ó Zuster, bedien u daar niet van. Dit middel is beneden u, en vermag niet by my. s o P II IE. Moet Sophie dan aan uw Moeder zulke misfla* gen verbergen, die het Moederlyk gezag alleen kan Verbeteren! PAULINE. Ik heb niets meer te zeggen. Men moge my* by myne Möeder gehaat en Veracht maaken, mytoê wanhoop dryven .... maar geweld of dwang Vermogen op my niets. SOPHIE. Dwaas Meisje! Kan de Item. uwer Moeder tf me*  D Ë NIEUWSGIERIGE. 73 niet gebieden, om haar een geheim té ontdekken, dat gy misfchien aan de eerfte , die er u naar vraagt , wilt ontdekken ? misfchien, wat weet ik het, aan Rofe, als zy er maar op aandringt. Lieve Pauline , hoe weinig volgt gy uwe natuurlyke neigingen, die er toch in uw hart liggen ; geene beginzels, geene overdenking ■, die haar bellieren; hoe verre kunnen zy u doen dwalen ! ... Maar wees echter gerust. Mama zal door my niets weeten van alles, wat uw berouw en vertrouwen haar moeten zeggen. PAULINE, (/?//.) Zy maakt my befchaamt, over 't geen zy my verwyt, en over 't geen zy nog niet eens weet. CONSTANCE. Het word avond, laaten wy in huis gaan, de lucht ftaat ook onltuimig. .... Wat heeft Rofe te zeggen ? VYFDE TOONEEL. (JAULINE, SOPHIE, CONSTANCE, ROSE. ROSE. Mejuffrouwen, Mevrouw laat u zeggen, dat zy niet  to D Ë NIEUW SGIERIGË, iiiet aan tafel komt: zy zal in haar eigen kamer loupeeren, em dat zy wat vroeg naar bed wil gaan* pauline. ts èy dan ziek? rosé; tk vrees het, want zy ziet er niet wel uit. pauline. Laaten wy dan by haar gaan. s o p Hl Éi Wy zullen u zo volgen. (Pauline gaat weg, en word door Rofe gevolgd.} ZESDE TOONEEL, sophie, constance." sophie, (Conftance tegenhoudende.-) Een oogenblik , Conftanee. Mama is niet ziek Ey eet in haar Kamer, om dat al de bedienden dar} vroeger kunnen naar bed gaan.- co*  £>E NIEUWSGIERIGE; C ONS TA NCÉi Maar uw Broeder zal niet voor twee uuren ver* trekken. Sophie. ja, maar myne Moeder heeft my toegc(taan , daÊ ik affcheid van hem neem. Gy zult er by zyn , Conftance Gy kunt dit doen , zonder dat er iemand van weet. Wy gaan om twaalf uuren by hem. Pauline moet voor elf al te bed zyn, want zo zy njet fliep voor myn wegfluipen, zouzy het merken, i . ; Maar zeg eens, begrypt gyiets van alles wat zy gezegt heeft? . . . . Zy weet dat hier iemand verborgen is .... zy praat van vertrouwen . * . . van brieven. ... Ik trilde 5 en had my zelf haast verraden ; evenwél het geer* zy naderhand zeide, verzekert my, dat zy alleeü go by geval fprak, CONSTANCE.- ó Dat is zeker; zy denkt dat men u wiluitffoüs wen ..... en dat hy, die u trouwen zal, morgeri hier komt. S O p h i Éi Ik heb dit uit haar hoofd zien te praatén. . s a Ik zou haar zo gaarn meer hebben doen zeggen. HJi CEEti F Co ft*  82 DE NIEUWSGIERIGE. CONSTANCE* ■ Zy is nu by Tante; ik hoop, dat zy uit zich zelf alles zeggen zal, dat zy weet. SOPHIE. Daar dagt ik ook om, en daarom liet ik haar alleen gaan , om dat ons byzyn haar niet mogt belemmeren. CONSTANCE. Ik heb u, zedert uw laatfle gefprek met Tante, niet alleen gefproken. Weet gy wel, dat ik verlegen was, toen zy my alles verhaalde. Gy had my niet gewaarfchouwt, dat gy haar zoud zeggen dat ik het geval wist. SOPHIE. Zy weet het door myn Broeder. Hy heeft haar gezegt, dat hy my een brief gezonden heeft, en dat gy ook alles wist. Uit vrees , dat Mama myn Broeder van onvoorzigtigheid zou befchuldigen, zweeg ik het. C O N S T AN C E. En heeft zy, met opzicht tot my, niets gevraagt ? s o-  DE NIEUWSGIERIGE. 8* SOPHIE» Neen: gy weet wel dat ik niet inftaatben, om haar eene onwaarheid te zeggen. Maar hoe laat is het ? CONSTANCE» Agt uuren, s o P II IE. Nog vier uuren voof middernagt. Hoe wensch ik, dat de tyd voortvliege, en echter naar maate dat het oogenblik nadert, vermeerderen myne ont« fteltettis en myne droefheid . . .'. . . En myne Moeder, myne Moeder, wat lyd zy thans! Ik zal myn Broeder, na een afzyn van vief maanden, een oogenblik zien en omhelzen. Om hem Vaarwel , mooglyk voor eeuwig vaarwel te zeggen. CONSTANCE. Dan zullen wy ten minden uit onze ongerust-* heid zyn. Ily zal veilig weezen. Nu is hy g*» zond , en kan vertrekken. SOPHIE, Thibaut zegt my, dat hy er zeer bleek en vef* zwakt uitziet, Ik vrees zelf om hem te zien. F h Hy  »4 DE NIEUWSGIERIGE; Hy bemint ons zo teder, by is zo gevoelig. . . * En Mama moest hem verbieden Pauline te zien, zo lief heeft by haar. Wat zal zy zeggen , als zy ons ongeluk weet. Ik zie alle onze. droefheden te gelyk; alle oogenblik worden zy zwaarder. constance. Niets is voor my ondraaglyker, dan het byzyn van dien Baron de Senahges. s o p ii r e. ó Weet gy, wat hy Mama deezen avond gcvraagt heeft ? constance, Neen. s o f ii ie. Voor de eerfte maal heeft hy haar gevraagt, of zy een Zoon had: zy wierd bleek, rood; haar gelaat betrok; de traanen dreven in haare oogen. Zy ftamelie eenige onverftaanbaare woorden. Zo dat, ik vreesde, dat zy alles zoude ontdekt hebben. constance. Waart gy er by ? s o-  DE NIEUWSGIERIGE. ?5 sophie. Ik zat over haar; en men las denklyk maar al te duidlyk alles, wat e-r op haar gelaat lag, op het myne. Evenwel ik herftelde my fchielyk; en my dagt, dat de Baron, die eerst verwondert, en wat in verwarring was, weer gehee'l tot zich zelfkwam: mooglyk heeft de vrees my dit ook maarzo doen voorkomen. Deeze ongelukkige historie is zo grillig, dat ik my vlei, het is byna onpiooglyk die uit vinden. rosé, (inkwiende.') Mejuffrouwen , het Soupé is gereed, SOPHIE. Kom, Conffonce, laaten wy gaan. (Zy gaan heen.)* r o se ,' ( alleen.) Wat duiker doet' juffrouw Pauline in den tuTiï met den Baron de \Scnanges. • ' Zy praaten daar zodruk , of het oude kennisfen aü-  roo DE NIEUWSGIERIGE PAULINE. 6 God! l DE MARQUISIN. Gy leidt uw Broeder naar het Schavot. Gy vermoordt uwe Moeder. Gy bedérft uwe geheelc Familie: Zie daar, dit zyn de fclirikkelyke gevolgen uwer ftrafwaardige nieuwsgierigheid. PAULINE. Ik fterf. (Zy valt in zwym voor haare Moeder.) SOPHIE. & Myne Zuster!- R O S E» Zy is buiten kenuis.. DE MARQUISIN. Rofe, help hanr. . . . En laaten wy den Baron pirjogen te verbidden. Kom, Sophie, wy moeten hem bewee^eu of fterven. (Zy gaan met verhaasting weg.) XIE N-  DE NIEUWSGIERIGE. loi TIENDE TOONEEL. pauline, (in zwym.) rose, rose. Daar gaan zy Wat zal ik hier alleen deen? .... Juffrouw, Juffrouw Pauline. . . . Ach Heer , 't is of zy dood is, en daar legt zy in het natte Gras , dat's ellendig En het regent al geduurig. Ach, 'wat dondert het, hoe ftormt het. Ik beef van de koude. Maar ik moet deeze arme Juffrouw evenwel niet verlaaten. . . . Kon ik haar maar wat opheffen! maar ik kan niet Ik hoor haar niet ademen! Wat word ik bang ó Hemel, welk een donderflagl myn bloed verftyft van fchrik. ó Heer, ó fleer, wees haar genadig Het is zo donker, dat ik niet zie waar ik fta. Ik wilde haar zo gaaru op een groen bankje zetten , maar ik weet niet waar het is. Hoe, een Lantaarn? dat is goed! (Zy haalt dien, zet hem hy Pauline , en hefekouwt haar by dat licht.) Hoe bleek is zy Haar hair is nat. Ik moet haar daar van daan krygen. (Zy zet den Lantaarn neder, en poogt Pauline op te heffen.) Wat is het hier glibberig. . . . ó Welk een blikfemfiraal God dank , daar heb ik haar op den floel. (Zy omhelst haar.) Zy ademt, ö Zy komt weer by. G 3 p a u*»  les DÉ NIEUWSGIERIGE PAULINE. Waxt ben ik ? ... Myne Moeder. . . waar is zy? ROSE. Juffrouw, gy zyt hier met Rofe alleen, I' A L' L 1 N E. Waar is myn Broeder ? ROSE. Ik weet niets , want ik bleef al dien tyd by u» PAULINE, Ik heb hem aangebragt! Hy is in gevaar . . . Laat'ik ter hulp vliegen ... ik kan niet . . . , ( Zy valt weder op den floel. ) ROSE. Ach , daar won! zy weer flaartiw... Juffrouw!... I' A U-L I N E. Kan ik niet derven? . . . myn Broeder! . . . Nu neemt m*n hem wooglyk gevangen.' .... en  DE NIEUWSGIERIGE. 103 en ik, ik heb hem verraadcn ! Kon ik maar by myne Moeder gaan! Maar ik kan niet. Ik moet hier nerven. Vergceten, verhaten van allen, die my dierbaar zyn! . . . . ROSE. Hoort gy niet fchreeuwen ? PAULINE. 6 Hemel, myn bloed verftyft. . . . Ach, mi rukt men zeker dien ongelukkigen uit zyne Moeders armen. ROSE. Het geluid vermeerdert. . . . Ach, ik geloof, dat men de poorten van het Kasteel inftukkenflaat. PAULINE. Ik ben radeloos ! Loop Refe, zie eens , wat het ïs. ROSE. Ik zal, en hier weer by u komen. G4 ELF-  ïi.c Moeder waarlyk naar my gevraagd 'i s o p iii e. Kom, myre lieve Zucter, bymy. Zy wagtu. Zy verlangt naar u. pa u-  DE NIEUWSGIERIGE. U;£ pauline. Ach , hoe durf ik onder faare oogen komen 1 ,.r> .*v\««6 *» vifofoYSi »w w, «I SOPHIE. Alles is vergeeten: zy denkt, alleen maar aan uwe droefheid; zy yst, als zy nadenkt, wat gy hebt doorgedaan Zy ziet niet dan uw berouw ^ en het aanftaande ontrust haar niet. pauline. Ach Sophie, ik zal haare hoop bülyl.en. Ik zal voortaan lèeven , om myne fouten , die door haare goedheid nog zo veel verzwaard zyn, te verbeteren. Breng my by haar Hemel, hoor ik daar haare en myns Broeders ftem niet? SOPHIE. Zy is het zelf. pauline. Hemel! De Marquifin verfchynt Agter op het Tooneeï; zy leunt op den arm van haam'Zoon, envanConftance. De  tti DE NIEUWSGIERIGE. De Ridder vliegt naar Pauline, en omhelst haar met vervoering. Pauline gaat daar op naar haare Moeder, knielt voor haar. De Marquifin bezwymt in de armen van den Ridder en Sophie. Conflance vnderfteunt haar. Het Gordyn valt. EINDE* HET5  BAL der KlNDERËNj .HöAAa sa HET DUEL» B L T $ P E L> t N TWEE ÊEDRYFÊ&  PERSOONEN. DÉ BARON. THËODORE, zyn Zoon, oud twaalf jaar. DE ABBÉ, Gouverneur van Theodore. De Ridder DE VERVILLE, oud der ti enjaat. CHAMPAGNE, Lyfknegt var. Theodore. H t Tooneel is te Parys hy den Baron.  ti I ï bal b è ft. KINÖËRËN, O F H Ë T' D U Ë L, B L T S P E L. EERSTE B E D R Y F, EERSTE TOONEEL. tiet Tooneet verbeeld een Zaah égtsr aclti ftaat een Canapé. De BARON, DB A B B i j DB BARONi 33e groote Zaal is irnmers voor het Bal gereed, DB A E Q i. Ja tttytt Heef , de bankjes zyn gezét, het Buffet in of der, alles 'is' klaar. Ha m  n6 HET BAL DEK de BARON. Wat doet myn Zoon "? de Acné. Champagne is bezig om hem voor de derde reis op te maaken. ï) e BARON. Foei, hoe kunt gy dat toefraan ? de A B B"É. "Wat zal ik doen , myn Heer ? Het Bal maakï hem ge';; hy wil, zegt hy , van den avond de Cofaquè danfen. Hy fpringt, hy houd zich of hy zwemt , terwyl hy dien lelyken dans herhaalt ; men is genoodzaakt, om hem alle uur te herkappen , ja'zelf droog linnen te géeven. ... Ik heb nooit iets dergelyks gezien ; 't is of hy zot is. 1 de BARON. Dat is ongelooflyk. Hy hield voorleden jaar in 't geheel niet van danfen se  kinderen. Hf de a b b É. En nu is het zyn grootfte liefhebbcry. Hy Haat des morgens voor my op, en voor by aan zyn ontbyt denkt, heeft hy al driemaal de Cofa- que gedanst. Isw ïS >C3'j» • i"E6(i uno-n [ow ÖMO yH de baron. Dat is iets vreemds; hier ïShuilt iets agter. de ab b É , ( lachend. )'' T Dat is ook waarlyk zo. de baron. i ;vW .vrov at tcf^ isf» :ys 1321 ,rfwxql yH Wat? 'zég het my tMV*l » '1 1 nnrf **>*»* - ' töob iBth y;!.laotn , nannimad M Htv V\t> J M .it.-4..-.-. ]ftPJBtiW Ba-j.bianftabtsrtft vri m«W MdA -iiilsvad at labnr; ti5 nao 131I darf Wel! de jonge Juffrouw Amelie komt van den avond op het Bal; zy is zeer mooi, en danst de Cofaque verwonderlyk. ito >a nys kkm igfö£#tör erfnmi »v<| H 3 o*  H5 HET BAL, DER DE ABP, É. Ik weet het vast, Hy bemint haar fmoorlyfe. DE Ba RON, Hy heeft wel groote haast: weet gy wel, dat Theodore maar twaalf jaar is ? DE A B B É. Ik verzeker u, dat hy over haare bevalligheid en talenten (preekt, of by twintig was. DE BARON, Hy fpreekt, zegt gy: dat gaat te verre. Wy moeten hem Jeeren zwygen. Dewyl hy zich het air geeft van te beminnen , moet hy daar door be~ fcheidenheid een aanvang mede maaken. Maar ik heb het een en ander te bevelen. Abbé, wagtmy hier, ik kom zo te rug. ( Hy vertrekt.) DE ABBÉ, De braave Vadei \ zyne liefde voor zyn Zoon isi zo doorziende, zo uitgeftrekt! . . , . Hoe gelukkig is een Gouverneur, als de Vader zynes opvoedejings hem zq te huip komt. De deugd, of  K I N D E R E & uj of de dwaasheid der Ouders; maakt" goede of llegte Leermeesters TWEEDE TOONEEL. DE A 11 B E , CHAMPAGNE. .... .•:-!:'.J «ad jf;b , 13.1 J I \..\Vt vil DE AB B 15.' :! Jhi mw • • - .ano usdubju? ,iooH .... .f:33 Ha, Champagne, is de jonge Heer eindlykgekleed? CHAMPAGNE. Ja, myn Heer ; en ik koom u waarfchuwen, dat ik hem heb wysgemaakt, dat gy herrr geroepen hebt, om dat, zo hy een kwartier alleen is, de Cofaque weer zyn gang zai gaan. • • DE' ABBÉ. ■i-.s.\ KiU mim mvifruiX iu3« n* 4 Hy heeft my echter belooft zich ftil te houden. CHAMPAGNE. De Cofaque zal hem die belofte doen breeken. Terwyl ik hem coeffeerde, zong hy haar, floeg de maat, huppelde hy . . . ö hy heeft my van ^aag dol gemaakt. H 4 » D £  &« f? S T B A t D 15 K _ , mtesMmsJ 333 jü ua hem haaien, J B CHAMPAGNE. Ik bid u, myn lieer, zeg hem hier niets van, Hy verdient niet, dat gy hem beknort. . . . , Myn Heer de Baron heeft my bevolen u te zeggen. .... Hoor, tusfchcn ons. . . . wat zult gy lachen, maar het is. om dat Julfrouw Atne}ie . . . kent gy haar ? DE ABS C. , '.^'/MiijTin;w u moojl jfi .ns ; wsH aym ttT -SW»| Trap! V5 Jtb e ^«^5;-JF e drommel % dat is zo klaar als de dag. «, .,,, ' ik  KINDEREN. p£ ïk twyfqlde er al een week of drie aan. Maar nu weet ik het vast. Hy heeft van den morgen een liedje gemaakt, waar in deeze woorden zyn; yaimerai toute* ma we La charmant: Amelie. 't Is een knaapje dat verftand heeft, dat beloof ïk u. . ,' , , Het gefchrift lag op de tafel, en ifc las het. Toen heeft hy naar den Hofmeester gezonden, om die te verzoeken, dat hy glacés {t PAnanas liet gereed maaken ; om dat Juffrouw Amelia die gaarti at. Hy heeft ook altoos een verfierde roos in zyn zak, die zy op het- laatft& Bal verlooren heeft. Zo dat hy denkt om niets. |lan om haar ... . dat is toch grappig, *xow MJ2330X Jioon ü !£«;'«• 3 sbiuidisv 3S-J3(I • DE ABCK. £wyg, daar komt hy, JJ .133 ncv fc-ir-o// wn nr.v biarn iw : CHAMPAGNE, Nu, heb ik geen gelyk gehad, myn Heer.., . ^ Jloor, hy zingt alweer de Cofaque. .oddA 3b utdi nyta e 5-.in vxi nsy ia H 5 BEE-  J" HET B AL DER' DERDE TOONEEL. de abbé, theodore, champagne. de abbé. Champagne, laat ons alleen. (Champagne gaat heen.) • , . (Theodore komt zingende binnen.) de abbé. ■ Q , i Wel zo , myn Heer,. al weer de poeier uit uv* hair ... ffvs ni fcooi theodore, eenigepas/en.) Deeze verbruide pas zal ik nooit meester worden. de abbé. Ik verwonder my over uwe gehoorzaamheid, cn de zekerheid van uw woord van eer. ... Ik zal niet meer danfen, zeide gy, ik beloof het u, Theodore, (zeer geraakt. ) 't Is waar, ik beloofde het u, maar gaf u my» woord van eer niet Ik breek myn woord. - van eer niet, myn Heer de Abbé. 91  K I N P E R E M, ia* DE AB BK. Zo dat buiten een eed kan men op uwe beloften geen ftaat maaken ? . . . . Men moet niet kwistagtig zyn met zyn woord van eer; men geeft het alleen by gewigtige voorvallen; zodat, gevolglyk ik zal u in het daaglyks leven niet meer gelooven. T H E O D O K E. My niet meer gelooven! . . , DE ABBÉ. Heb ik ongelyk, oordeel zelf, THEODORE, Maar DE ABBÉ. En ik wil voor u niet verbergen dat, daar gy my dwingt, om u in beuzelingen te mistrouwen, gy my niet gemaklyk in groote zaaken zult gerust ftellen. En uw woord van eer zal my voortaan minder zekerheid geeven , dan voormaals eene eenyoudige belofte, THE-  m H E- T BAL* DER THEODORE. Gy wilt my , myt> Heer, dan doen weeten , dat gy geen Vriendfchap meer voor my hebt ? ... Als men iemand bemint , gelooft men hem op zyn Woord. . . '. Ik geloof u altoos: en . , . DE ABBÉ. Maar heb ik u ooit bedrogen ? THEODORE. * Nooit! .... DE ABBÉ. Gy gelooft my altyd, en ik gaf u nooit myn woord van eer Leer des, myn Heer, dat het ja en neen van een braaf Man alle Eeden opweegt. Is het waarheid fpreeken niet eene eerlie deugd , daar een leugen het grootfte affront is , 't welk men ons kan aandoen; en daar de eer ©ns beveelt ons leven te wagen , wanneer men ons voor een leugenaar uitmaakt ? THEODORE. ê Ik verzeker u, dat ik van niemand (myn Va-  KINDEREN. W Vader alleen uitgezonden) zo een affront zal afwagten ; neen, van geen Mensch wie ook. DE ABB>'. Zoud gy vechten ? THEODORE. Zeker zou ik vechten. . . . Ik ben maar twaalf jaar , maar myn Vader deed immers toen zyne eerfte veldtocht? Zo dat, als men met zyn twaalfde jaar zynen Koning dienen kan, dan kan men ook voor zyne bezondere belangcns vechten. Eert kogel, een degen, 't is al het zelfde . . . men fterft, men doet zich eer aan. DE ABBK. Beiden dooden , maar de eer daar uit onftaande is'zeer verfchillende. Daar is een weinigje meer roems geleegen in te vechten voor zyn Koning en zyn Vaderland, dan in te vechten met een Medeburger. Daar moeten zeer veele dingen te famen komen, om by verftandige lieden een Duel verlchoonlyk te maaken : de menschlievendheid en de wetten verbieden het even zeer; en als de waare eer het Duel niet eischt, dan is het niet % dm  m MET BAL DÉR lan eene fcbandelyke verwildering) veroorzaakt door zotheid en woestheid. IHEOÖORË, Maar als de oorzaak billyk zy? DE ABBÉ. Dan doet men zynen pligt, en men heeft dg goedkeuring van alle braaVe lieden Doch dit geval is zeer zeldzaam! . . . . Men kan een gegrond recht hebben, om te Vechten, zonder dé billykheid aan zyne zyde te hebben. THEODORE. Hoe dan ? DE ABBÉ. Als iemand voor een leugenaar uitgemaakt wordt; indien hy, dten men dus noemt, het verdient, en moed heeft, dan vecht hy en doet wel | om dat het de eenige party is, die hy nemen kan. Maar war bewyst dit? niets, dan dat hy moed heeft. Zyn eigen geweten zal hem pynigen doof hem te verwyten dat hy dien fchandnaam verdient heeft En hy behoud dien naam evenwel.  KINDEREN: t2y< Hy kan zich door een Duel wel wreeken, maar nooit rechtvaardigen : en gy begrypt wel, dat de oorzaak hem geen eer kan aandoen. THEODORE. Dat begryp ik zeer wel, myn Heer: um+i&getf ti myn woord van eer, dat ik , tot in beuzelhigen toe , naauwkeurig de waarheid zeggen zal, en dat myn ja's en neen's de uwen zullen gelyk zyn. BE ABBÉ. Deeze verbintenis doet my veel vermaak; ik feefchouw die ook als onverbreekbaar. THEODORE. Ha , daar is myn Vader. VIERDE TOONEEL. SE BARON, DE ABBÉ, THEODORE. DE BARON. Zo, Theodore, ik zogt u om u een onaangenaam nieuws te zeggen. Men kan geen ananastuin krygen ; zo dat les glacés, die,gy... . . THE-  |b« tï E T 7 B A L DER Theodore* ê Papa, dat kan niet fcheelen. BE BARON. Spyt het u dan niet ? theodore. Neen, Papa. de baron. Dat kan ik byna niet gelooven t de abbé. 6 Myn Heer, als uw Zoon neen zegt, dan ffloogt gy hem gelooven; neen, in zyn mond, is èe Veel als een eed. de baron. Zo veel te beter, myn Zoon; zulke begifizetè 3yn my in u zeer aangenaam. theodore» Vader! ....  KINDEREN- 129 de bar o Ni Wat fcheelt 11, myn Vriend ? waarom ziet gy treurig ? THEO D O tl Bt 0 Hemel, myn Heer de Abbé. db baron; Gy hebt traanen in uwe oogen; wat wil dit betekenen ? theodore. Als men terftond zyn woord inhaalt, noemt gy dit ook zyn belofte breeken ? de abbé. Eene fpoedige terughaaling, die klaar en oprecht is , wischt alles uit. theodore. Papa. . . . 't is om . . . waarlyk, ik zelfb.ovt niet van de Glacés d'Ananas; my kan het des' niet fcheelen , dat zy er niet zyn , . . maar het fpyt my echter .... om dat verfeheide jonge iii. deel. I . juf-  «So HET BAL DER Juffrouwen hy myne Tante daar na gevraag* hebben .... en daarom had' rk die gaarn van den avond ook. Dl'. k a ft. o n< Dan moet gy niet zeggen , dat het tt onverfchiilig is. t :i e o d o 1! E. Maar my is het hetzelfde; dit, Papa", wilde ïk zeggen. de baron. Kom , Theodore, wees oprecht; zie, aan hoe veel Misdagen eene ccrftc ons blootftelt! Eerst zeide gy uit verlegenheid een kleinen leugen ; en om u te vetfchooncn, bedient gy u omtrent my van valschheid en geveinstheid. Waarom toch deeze beufelagtige kunstjes 2 6 Daar is zo veel edels en zo veel moeds geleegen in zyne fouten eenvoudig te belyden. t h e O ü G R. e. Wel nu, Vader, ik zeide eerst zeer te onpas neen; maar dit ontfnapte my; en ik meende het terftond te verbeteren. D E  KINDEREN. i§i dé AliBÉ. Én dit is dies te béter , om dat gy ons dit had doen gelooven. Men billykt het vertrouwen, dat men in ons fielt, door te toonen, dat men niet in ltaat is, dat te misbruiken. de baron. Nu' Theodore , gy verklaart u openhartig ; al. les is vergeeten en vergeeven. Maar zeg my , wie zyn de Juffertjes, die zo veel van de Glacés d'Ananas houden ? theqdöRe, (verlegen, én mei eene zagte fiern. Pap^a. . . . Juffrouw Amelie. de baron. Dat verfta.ik niet. theodore.' Mejuffrouw Amelie. dé baron. Én de andere? I 2 the-  132 HET BAL DER T-H E O DO RE. Vader ... dit is het al. DE BARON. Maar fetfcheide Juffrouwen: waarom fpreekt gy van vcri'cheidene in plaats van eene ? INti , dit was zeker zonder er aan te denken. T HE O D ORE. Neen, Papa, het was met oogmerk. DE E A R O N. En waartoe? THEODORE. Om dat ik Juffrouw Amelie niet alleen durfde noemen. DE BARON. Omhels my , Theodore: dat noem ik een rond antwoord. Wist gy eens , hoe my dit behaagt, en hoe beminlyk deeze oprechtheid is ! Maar myn Kind , gy zyt in uw aart openhartig; bedien tl des nooit van ftreeken. Wat hebt gy te doen met leugens of veinzery ? Gy behoeft niets te bc-  KINDEREN. 133 bedekken. Hoe goeder het hart zy , des te eenvoudiger is het altoos. Hoe meer men het leert kennen , hoe nauwer men zich daar aan verbindt. THEODORE. Papa, ik beloof u, dat ik altoos oprecht zyn zal. DE BARON. ) Zeg my nu, myn Zoon, waarom gy met zo veel weerzin van Juffrouw Amelie met my fpreekt. THEODORE. Waarlyk, dat weet ik zo net niet. DE BARON. Men zegt, dat zy u zeer bezig houd; gy herhaalt geduurig haar naam; gy pryst haar overal; gy praat van haar met ieder die by u is. Ik beude eeitige, met wien gy nooit over haar fpreekt. Weet gy, Theodore ,> wat dit bcwyst ? Dat gy vergeet , dat gy zonder myne toeftcmming geene keuze doen kunt; dat gy my niet vertrouwt, en dat gy onbefcheiden zyt. . . . 1 3 TH E-  132 HET BAL DER THEUDOkE. Vader ... dit is het al. DE BARON. Maar Vetfiheide Juffrouwen: waarom fpreekt gy van vcrfcheidene in plaats van eene ? Nu , dit was zeker zonder er aan te denken- THEODORE. Neen, Papa, het was met oogmerk. DE E A R O N. En waartoe ? THEODOR E. Om dat ik Juffrouw Amelie niet alleen durfde noemen. DE BARON. Omhels my , Theodore: dat noem ik een rond antwoord. Wist gy eens , hoe my dit behaagt, Ln hoe beminlyk deeze oprechtheid is ! Maar myn Kind, gy zyt in uw aart openhartig; bedien u des nooit van ftreeken. Wat hebt gy te doen met leugens of veirizery ? Gy benocft niets te -shV . > ' a f - be-  KINDEREN. 133 bedekken. Hoe góéder bet hart zy , des fe eenvoudiger is het altoos. Hoe meer men het leert kennen , hoe nauwer men zich daar aan verbindt. THEODORE. Papa , ik beloof u , dat ik altoos oprecht zyn zal. DE ü A R O N. ) Zeg my nu, myn Zoon , waarom gy met zo veel weerzin van Juffrouw Amelie met my fpreekt. THEODORE. Waarlyk, dat weet ik zo net niet. DE BARON. Men zegt, dat zy u zeer bezig houd; gy herhaalt geduurig baar naam; gy pryst haar overal; sy praat van haar met ieder die by u is. Ik beude eenige, met wien gy nooit over haar fpreekt. Weet gy, Theodore, wat dit bewyst ? Dat gy verbeet , dat gy zonder myne toeftcmming geene keuze doen kunt; dat gy my niet vertrouwt, en dat gy onbefcheiden zyt. . . . I 3 TH E-  ■f|4 HET BAL DER THEODORE. ó Papa, neen ; ik ftel in niemand vertrouwen dan in u en in myn Heer den Abbe\ DE ABBÉ. 't Is waar, myn Heer, gy hebt my veel verhaalt van Juffrouw Amelie; maar ik kan niet ontveinzen , dat gy over haar veel vertrouwlyker gelproken hebt met Champagne , Brunei, Bemant, kort gezpid, met alle de Bediendens. DE BARON. Zie daar, dit zyn eerst waardige vertrouwelingen ! Zo dat de heele Waereld gelooft nu, dat juffrouw Amelie u gek maakt: men bedriegt zich; zo gy haar waarlyk beminde, dan zond gy veel befcheidener zyn ; gy zoud meer eerbied hebben voor haaren goeden naam. THEODORE. o Papa , zy heaft my nooit de minffe voorkeuze gegeeyen ; en dat heb ik er ook by gezegt.  K I N D E R E & 135 p e baron. Zo zy zulks gedaan had , z m& gy dit kunne* toeltaan ? theod ore. Neen, Papa. de baron. Gcvolglyk alle uwe betuigingen zyn in deezen niets voor haar; men kan nu wel eens gaan denben, dat gy dit verbergt, om niet voor een Fat, of een oneerlyk Man door te gaan. En ook veele Menfchen gelooven , dat men op geene Vrouw zeer vcrlieft zyn.kan , indien ergcengrocte hoop zy; dit is het algemeen begrip; ziet gy des niet, dat het zeer oubefcheiden is, zulke gevoelens uitteventeu , en dat de voorzichtigheid , de kieschheid, de eer zelf, ons het zwygen opleggen? theodore. Papa, ik bid u, gebied aan Brunei en Champagne , dat zy tegen niemand daar van fpreeken.. de baron. Ja, het kwaad is er; mooglyk hebben zy het I 4 aan  ?3<* HÉT BAL PER. aan we! honderd Menfchen verteld. Zorg voortaan , myn Zoon, dat gy u niet toegeeft in zulke mishagen , die men niet kan herfrelten. De lanter en de onbefcheidenheid zyn ook zulke ondeugden; vergeet nooit, dat het berouw ons kart niet zuivert , dan wanneer het nog in onze magt is, vergoeding te doen. Maar ik moet u nog al iets vraagen : Gy draagt, heeft men my gezegt, altoos een roos by u, die Jnffrapw Amelie u gegeeyen heeft ? theodore, (zeer leevendig.) Gegeeven? . . . Hemel, kan men zulke leugens, verlieren ? Deeze roos viel op het laat/ie Bal van haar hooid; en ik nam die, zonder dat zy het zag, op. . . . de baron. Zie daar , hoe de waarheid , als zy door vetfeheide monden gaat, verminkt wordt! Ziet gy niet, dat gy wel zoud gedaan hebben , als gy van deeze roos niets gezegt had? theodore. Maar Papa., ft bid u ... . wie heeft u deeze onwaarheid feezegt ? ■ de  KINDEREN. 137 DE BARON. Niemand der Bedienden. Maar uwe Tante, als gy het dan veeten wilt. THEODORE, Myne Tante'. Hoe is dat mooglyk . . . DE BARON. Zy hpeft het eindlyk gehoort.; en dit is zeer natuurlyk. Binnen vierentwintig uuren is men door geheel Parys onderricht van eene onbefcheidenheid, en ieder doet er wat by; daar veele menfehen zyn, zyn pok veeie kwalykgezinden. Alles is des te begrypen. DE ABBÉ. Onderwyl is dit vaor Juffrouw Amelie zeer verdrietig. ... THEODORE. ó Myn lieve Vader, ik fmeek u, fchryf aan myne Tante! . . . . DE BARON. Myn Kind, ik kan het voor u niet verbergen , I 5 • dat  ?S8 HET BAL DER dat dit te vergeefsch zyn zou; uwe Tante ge? looft het vast J . . . . theodore. Hoe , Papa, kunt gy iets , dat ... .. de baron. Luister eerst, wat ik zeggen wil; de groote waarde, die gy aan de Roos hecht, is toch vreemt. . zo gy die ten minden niet uit de hand van her Juffertje ontfangen hebt. ..... theodore. o Papa, ik verzeker u by alles, wat. . . . de baron. Zeer wel myn Vriend! gy doet uw pligt . . . gegeeven of niet gegeeven , gy moet dus fpreeken , zelf met my. Gy zyt my verfchuldigt alle uwe gevoelens te belyden , maar geenzins van Juffrouw Amelie's geheimen rekening te doen. Ik fla daar ook niet op; integendeel, ik vermaan u tot de groot&e befcheidenheid. the-  KINDEREN. 139 THEODORE. 0 Myn lieye Papa, ik heb alles gezegt; gy bedroeft my door uwe twyfeliogen ... die lelyke roos, ik zal haar weg fmyten ; ja vast. O Ik verzeker 11, dat het er ver van daan is , dat de jonge Juffrouw my ooit uitkiest; wel, zy danst zelf niet gaarne met my; want ik, zegt zy, help altoos de Contradanfen in de war .... en als wy te farcen danfen, dan fpringt zyniet, zy gaat maar zq wat heen en weer. . .- . Zie , zo behandelt zy my ; dat verzeker ik u, Papa. o Zo gy dit alles nu zo eens omftandig aan Tante fchreeft. . . . . D E BARON. Ik beken , dat Juffrouw Amelie tot deeze ongelukkige historie zich altoos zo zedig, en zo bedagtzaam gedroeg, dat ik haar nooit van Coquetterie zou verdagt hebben. . , . THEODORE. o Daar is zy onbekwaam toe, en daarom heb ik haar zo heel lief. Zo zy niet zo minzaam, zo yerltandig. . . . DE BARON. Wel nu, Theodore, dewyl gy haar dan waar- lyk  14° HET BAL DER lyk lief hebt, poog dan die hoedanigheden te verkrygen, die gy in haar zo bemint; dit is het eenig middel om haar te behagen ; wees niet los , niet praatagtig; zy heeft veele talenten, is wel opgevoed; doe nu uw uiterfte best om haar gelyk te worden; dan kunt gy haar eens waardig zyn. Ik oordeel voortaan uit uwe vorderingen over uwe liefde voor haar; een fin aak kan ons doen dooien; maar ëene genegenheid, gegrond op de achting, verbetert het verlland, zo wel als het hart. THEODORE. Papa , ik hoop, dat gy nu omtrent de roos gerust zyt? DE BARON. Indien ik voortaan befpeur, dat gy u in allen op dchte beter gedraagt , dan zal ik begrypen, dat gy haar waarlyk liefhebt, en ook gelooven, dat zy zeer braaf beltaat; want eene Coquette kan geene zuivere liefde inboezemen. THEODORE. Wel nu, Papa, dan zult gy het zelf toeftemmen; want ik zal my met al mynmagu p het lecren toeleggen. V YF-  KINDEREN. 141 VYFDE TOONEEL. 6 e baron, de abbé, theodore, champagne. champagne, (met eenige Brieven , tegen den Baron, ) Myn Heer, deeze Brieven zyn hier zo tcrftond gebragt. de baron. 't Is wel. (Champagne gaat heen, de Baron epent de Brieven. ) Het zyn Biilets d'Excufe. theodore.- Voor het Avond - Bal ? de baron. Ja. ... . theodore, (zeer ongerust.) Wel nu', Papa. . . < de abbé, (lachend.) Dat is Hioeilyk. ihb»  ï42 HET BAL DE È THEODORE. Papa. . . . DE BARON. Wees gerust, daar is er geen by van jnfl'ruinv Aire ie. T HE 0D ORÉ. Papa , zou de Ridder de Verville by geval' niet kómen kunne. 1 ? DE BARON. Neen; dit zou u zeer fpyten , niet to ? THEODORE. ó . . . Maar . . . niet heel veel . . . juist. DE BARON. Hoe dat, en gy zyt zulke Vrienden? THEODORE. ó Nu niet meer. ó'I  K I N D E R E N: 143 DE BARON. En waarom ? THEODORE. Hy is niet beleeft, vooral op de Bals. . .; . . Hoor, ik zou liever zien , dat by van den avond niet kwam. DE ABBÉ. Hy danst echter wé!, en rit we !, dat men hem nooit verwyt, dut hy de Contradanfen in den war fitturt. THEODORE. Hy wil ook altyd, altyd danfen, en DE BARON. En ... wat wilde gy meer zeggen, Theodore ? en? DE ABBÉ. En dewyl de jong: Juffrouw uitneemend fraai danst, wed ik, dat hy haar dikwyls verzoekt. DE BARON. Is dit de oorzaak, dat gy niet meer Vrienden zyt, Theodore ? the-  144 H E 'T 'B A L DER THEODORE. Ma-ar . . . galeeltclyk. , . . DE BAR ON; Zo , zo , gy zyt clan jalours.' THEODORE. Ja maar , Papa, zy fprlngt ook altoos mèt hem. DE BARON. "Dat is droevig voor n, ik beken het; doch iri plaats van te grommen , dat onbiüyk is' , en tt minder beminlyk maakt, waarom poogt gy niet liever ook zo fraai te leeren danfen ? Dan zou men met u ook braaf öpfpringeir. TÖÊODORE. Papa, ik dans zedert agt dagen ook altoos. DE BARON. Dat weet ik: men heeft my zelf gezegt, dat gy om het danfen alles verwaarloost, zeeker ora de  K I N 0 . Ë R È ,N. Hi de jonge Juffrouw te behagen ; mooglyk weet gy * dat het eenige middel om haar gunst te verkry-gen, gelegen is in volmaakt wel te danfen? maar dan beklaag ik u , dat gy een Meisje bemint, Wier karakter zo veraehtlyk s zo beuzelagtig is. . . , THEODORE» ó Dat geloof ik niet: zy is zo verftandig» DE BARON. Dan is uwe jaloufie gekheid. Zoud gy boos öp my zyn % om dat ik u niet uitkoos om met my te fchaken; en zoud gy daar uit opmaaken » dat ik u niet lief had ? THEODÖRÈi Néén Papa; dat zou zyn om dat ik heel liegt fchaak» i> e fl a R 0 n. Wel nu i is het niet juist zo , als de jonge Juffrouw op eenBal een goeden Danfer uitkiest ? .. . Zd gy meent dat deeze geringe begaaftheid haar ka 11 verleiden, dan kunt gy haar niet achten; en zo gy hier omtrent gerust zyt, daa outihat u^e jaloufie uit eene laage ^ onbülyke zotte eigeiilief- iii» DïET) K öet  Ufi HET BAL DER de; of liever gy wend voor jaloufs te zyn , en gy 2yt alleen nydig : deeze verwinning beeft dikwyls* plaats; uwe jeugd alleen maakt die vergeeflyk. T HEODORE. Maar Papa, in welk geval mag men dan jalours zyn ? DE BARON. In geen altoos. Zo men ü niets belooft heeft, en een Medevryer u gevaarlyk tocfchynt, poog hem te overfirtcven in beminlykheid, vooral in deugden ; tférflft uw tyd niet in onbillyke ca kwalyk geplaatlte klagten. Wees niet misnoegt. Zo men u verraad, 6 dan moet de verfmaading uwreeken, ja zelf geneezcn. Gevolglyk is de jaloufie altoos eene yuige dooling, zo wel van het verfiand als van het hart. Welk eenen naam men ook aan het wantrouwen geeven wil, het is en blyft altoos de ondeugd van laage zielen en zee? middelmaatige verffandeii; zy ontciert en vernietigt de vjïendfchap; moet zy een veel tedefer gevoelen niet nog dieper treffen ? Het verdenken verwelkt het hart, befmet hef; in 't algemeen moet men zelf in Haat zyn , tot iet?, wat men in een ander voorziet; vrronderfteilen is hier begrypen , zo dat dit mooglyk te noemen is, eene indirecte wys van zich zelf te bel'ehuldigcn. ZES-  K I N D ■' Ë R Ë N. ï# ZESDE TOONEEL. ÖE Baron, dê abbé, theodore, champaone. c'h a m P a ö N e , {tegen den B'arin.') Myn Heer, de Mufikanten zyn 'er: moet mert ét Zaal gaan verlichten? 1) È II A R O Ni ja, ik kom l ga met ffiy , Abbé* de abbé. neeg t»H ■ • • . ;! .', . pófad jfl .:".;c/; cb ïooll Ik Volg ü ,■ myn Heer. (De Barait en CfmnfagM gaan weg.) ZEVENDE T O O N E È-L. DE ABBÉ, THÈODOREi THEODORE, • Een oogenblik nog , myn Heer. i . . Hoe laat ?S het? K a S«  148 HET. BALDE K SE ABBÉ, Vier uuren. THE ODO R E. Het' Ral begint eerst te vyf uuren. Wy zouden nog wel wat kunnen doen. i DE ABBÉ. Wilt gy een les op de Sphere neemen? . THEODORE. Heel gaarne. Ik . wil voortaan naarfligzyn , mvn Heer de Abbé. Ik beloof u, dat gy u nooit meer over my beklagen zult. Laaten wy naar mya Kamer gaan. DE ABBÉ. Niets liever. (Zy gaan: heetten.) CTusfchen dit en het volgende Bedryf, ko~ men eenige Bedienden, en liggen verfcheiden degens op de Canapé.) Einde van het Eerfie Bedryf.  KT: I N D E R E N. *4P TWEEDE BEDRYF. [ EERSTE TOONEEL. de baron, de abbé. de baron. Wat is het daar binnen warm!.,,., Laaten wy wat rusten. de abbé, era 'mé fé^/toé avs r-scaW// a^iooïg swu Het Bal is recht fraai, de baron, kv sJbaÜTS i*>t-.o-n sh nbrf ü f«l*':fo3'" Hoe bevallig, is de natuurlyke vrolykheid der Jeugd! Alle deeze Kinderen , bezield door eene levendige gulle blydfchap , geeven ons het aauge-. r.aamst, het belangrykfte fchildery , 't welk men zich kan voordellen.- Hoe zyn hunne gelaatstrekken door hartlykheid en onfchuld verfraait. . . . Maar helaas , binnen weinig tyd zullen deeze , mi zo gelukkige en onfchuldigc, fchepzels in eene Waereld overgezet worden , waar in zy mooglyk K 3 voor  5*è H B T" E A L DER wor-altoos zullen verdwaalen Wie kan zonder aandoening van droef heid een kind bcfchouwen, als hy denkt aan de gtvaaren, die op bet zelve1 wégten ,' en aan de iooze brikken , die men het zal fpreiden! . , , . .j a a v\ 0 o f ti r t m a a DE ABC é. Met behulp van goede leidslieden, zal hy die zien en vermyden. Slegte Vaders alleen moeten voor het aanftaandc fchrikken ; zy zullen zecker de- R*« hunner verwaarloozing vindén, in de ondeugden hunner Kinderen; maar -zulke vooruit* zichten beftaan voor u niet: ja, dit durf ikuverzeekeren , gy zult 'üw 'loon rykelyk outfangen , uwe grootfte wenfehen zyn te billyk, om onver» vuld te blyven, DE BARON. En aan u ben ik het grootfte gedeelte van dit Sflfthaïbaar-geluk'verpligt! Als ik zie, dat myn Zoon'deugdzaam is en verftandtg; als hy zich eens door zjtt gedrag onderfcheid , geloof dan , dat de-vreugd , 'die ik daardoor geniet, my altoos herinnert, wat gy voor hem en voor my gedaan hebt, zo dik wils hy my reden tot vu-genoegen geeft , denk ik raet de tederfte e-rkenteuis aan u. Het geluk myns Vcvéns, dat uw werk zyS zal, moet êfts-voar eeuwig aan elkander verbinden,  jv I ÏJ D E" R' Ë Ni 15* '• ' -de ab 15 éV: Ik doe alken myn pligt. Wie, in myn plaats, zou zulks niet gedaan hebben ? zou met getroffen zyn, door zo eene oprechte tedere Vaderliefde , en het volmaakt vertrouwen, dat gy in my fielt! Ik word nooit belemmert; uw gefprekken, uw voorbeeld geeven kragt aan myne lest'.'n. Door dien gy my uw Vriend gemaakt hebt, hebt gy my ook de gevoelens van een-Vader ingeboezemd. En ook dit Kind heeft eene gelukkige gefchiktheid; zyn hart is edel en gevoelig; hy heeft geest, is openhartig; ik ducht alleen voor zyne levendigheid, die is overmatig; wy moeten voor niets meer zorgen, dan om die te verminderen. de baron. Het geen my het meest voor zyn verfland en hart inneemt, is dat hy overtuigd is-, dat by raad behoeft, dat hy die vraagt, ieverig begeert, en met vuur ontfangt. de abbé. Dat is om dat de rede en de tederheid hem die geeven, en gy hem niets vo'orfchryft dan hetgeen gy zelfbetracht. Een Les, door het voorbeeld K 4 te*  rr53 HET. BAL PER. tegen gefprooken, kan nooit, anders voorkomen, dan als eene belachlyke pedanterie, de baron, - Maar wy verpraaten al onzen tyd, Laaten wy weer naar bet Bal gaan; en zien, wat Theodore bedryft, of hy het geluk heeft , om met het Juf* fertje, te danfen, de abbé, Hy was daar even zeer verdrietig , om dat zy zich, zo als zy op de Zaal kwam , geëngageerd, had; zy wieri, de gaandery doorkpmende , al vep» Bogt, pe baron, En door den Ridder de Veryille ? de abbé. Neen, gelukkig; want in dit geval geloof ik, dat onze jonge Heer moeite gehad zoude hebben s ©rn zich te bedwingen. TWEE-  KINDEREN. 153 ' TWEEDE TO O-N E E L. DE baron, de abbé, champagne. champagne, ( tegen den Baron.) Myn Heer, daar zyn meer Dames gekomen. de baron. Ik ga heen. (Hy vertrekt met den Abbé.) champagne^ (alleen.') ' Hier is *t goed, men flikt daar binnen. . IQ, ben af reeds geheel vermoeid door hetprefenteeren van Wafeltjes en Ys ..... . Deeze kleinen. fpringen en eetcn z.o met hun geheel hart! . . . *t is een vermaak, om het te zien. Maar wat feheelt onzen jongen Heer? Hy heeft niets geproeft, Ha, dat's gevallig; hy is het zelf. ^ E R D E TOONEEL. theodore, champagne, champagne. Hoe?, myn Heer, kamt gy zo raschvanhet Bal? K ,5 THE-  H-'E 'T B A L ir EtB.3 THEODORE. Ik-kom hier een oogenblik rusten. CHAUI'A G!fE, Gy ziet er treurig uit; gy zyt ook niet eenmaal aan.-het Bufet geweest; ik denk,'dat gy bedroeft zyt. THEODORE. Welk een inval! . . . . CHAMPAGNE. ó Ik ken Hg ik wed, dat Juffrouw Amelie nog wel voor drie of vier contradanfen geëngageertis, dewyl gy hier komt. THEODORE. Gy zult my plaifier doen, door uwe gistingen voor u zelf te behouden ; want zy zyn zeets mal Ik verlang niet meer, om met deeze Juffrouw te danfen, als met een andere; en aft denkbeelden zyn befpotlyk. CHAMPAGNE. Ha! ha, dat's weer wat nieuws! ... En de  K I N D E R F. Ns 155. Cofaque? en de Glacés d'Auanas, cn de llympies ? en alle die halve cohfidénties, die gy nog van den morgen met my had. Alles is dan al vërgeeten ? THEODORE, Ik lachte er maar mee, gy naamt alles voor; ernst op . . . dat is myn fchuld niet: al wat ik deezen morgen zeide, was maar uit de grap. . . . Die roos was niet van Juffrouw Amelie. En gy hebt evenwel goedgevonden , om daar over te oordeelen , te babbelen ,- en uwe gekke uitleggin«» gen te verlpreiden. Ik ben er zeer mocilykover, dat zeg ik u. CHAMPAGNE. En dat zie ik ook. Maar ik heb niets uitje" legt; ik meende, dat gy niet in fbiat waart, om iets valsch te zeggen; zie daar, d,it is het al, myu Heer. . . , THEODORE. Gy meende . . . gy meende ... Ik vlei my echter, dat gy my nooit voor een leugenaar zult houden. ,,,;..<■ . r. [Us v • , *) CHAMPAGNE, Maar myn Heer, hoe wilt gy? Gy zeide of vau  156 HET BAL DER van den morgen, of nu, de waarheid nietj ontken het. theodore. Ik ontken het . . . Waar haalt gy de woorden van daan ... ik verlies myn geduld. champagne. Bedaar , bedaar! Hoe kunt gy zo boos worden? ik begryp het niet: 't is wel dé waarheid, dat de verliefden geen reden verdaan. theodore. Gy zyt een onbefcheidcn knaap, champagne. Uwe liefde is wel misfelyk , en altoos zo gromtalg. theodore. Champagne, gy zult my te ver brengen. champagne. Vergeef my, myn Heer, dit is't oogmerk niet. 6j  KINDEREN: 15? Gy weet, hoe ik u bemin; ik zag u gebooren worden, gy waart altoos zo goed tegen my; en ik verdien niet, dat gy thans op my kyft. Ik ken u niet langer. Wat is er toch ? Waarlyk , ik begryp het niet. THEODORE. Wel, om dat ik niet kan verdragen , dat gy zulke grillen in uw hoofd hebt . . . en my verheft noemt. CHAMPAGNE. 1 Nu, gy verfterkt my juist door uw boosworden in myn gevoelen. Van den morgen fpraakt gy, ja fnapte gy van uwe liefde. 6 Dagt ik, dit is kinderwerk , het zal wel overgaan , en ik lachte er zelf om ; maar nu , nu is 't wat anders ! Hoe ; de drommel! gy zyt ernftig; befcheiden, ó-gy zyt er aan vast, geloof my. THEODORE. Ik ben , dat beken ik , buiten my zelf. Uwe hoofdigheid is onbegrypelyk . . . waarom zegt gy, dat ik boos ben Gy maakt my onge¬ duldig : maar boos! neen, neen. C H A M-  <58 -HET B-AL.DEK CI5AMPAGNSi Nu zyt gy nog maai- befcheiden, in 't vervolg moet gy ook voorzichtig worden. Nu, dat zal met den tyd wel komen; en gy zult begrypen, myn Heer, dat men niet moet beginnen met boos worden , of de lieden aftegraattwen , die men met een kluitje in 't riet wil zenden. theodore» Maar ik denk , myn goede Champagne ... dat ik u niets ftrengs gezeid heb. Ik bleef zeer bedaard, wees gerust. ...» ■ CHAMPAGNE» ö Als gy zo fpreekt, kyk , dan kunt gy my al doen gelooven, wat gy maar wilt. Nu, zuiver, ■bemint gy waarlyk Juffrouw Amelie niet meer dan andere ? , theodore. Neen, waarlyk . . . 't was maar om eens te ïachen. champagne, (ter zyden.) Dat flim jongetje hoe rood wordt het! .. {overluid.) Nu, ik geloof u ..en dit maakt my gerust» t he*  KINDEREN. \Sf. THEODORE,- Waarom ? C HAMP ACNE. Om dat, tusfchen ons gezegt, de jongejuffrouw niet half mooi genoeg is , om u verheft te maa-j ken ... Ik vond haar althans niet met al lief. ; THEODORE. Maar ziet gy dan eenig gebrek in haarperfoon? CHAMPAGNE. Ik heb haar juist nooit zo naauwkeurig be* fchouvvt. THEODORE. Gy zult haar, denk ik, nooit gezien hebben. Gy neemt haar, wed ik, voor iemand anders. CHAMPAGNE. Nu, nu, Mejuffrouw Amelie, de Dochter van den Graaf de Sémur. Ik zag haar by Mevrouw uwe Tante wel twintigmaal óp de kleine Maandaagfche Concertjes. Is zy niet zeer blond? THE-  xSo HET BAL DER. THEODORE» CHAMPAGNE, Groote blaauwagtige oogen . . . bruine-wenk* braauwen ? THEODORE. En zwarte ooghairtjes. Uitmuntend fchoon en wel gegroeit hair ... een lief mooi neusje ... 'ten kleur, een kleur, ó zo een kleur is er maar niet. CHAMPAGNE*. - Ja, zy is niet kwalyk gemaakt, zy heeft eeri vry goed air. THEODORE. O, haare houding is onvergelykelyk. CHAMPAGNE. My dunkt, dat zy zo taamlyk onhandig op dé Harp en het Clavier fpeelt. . . . T HE OD ORE. Wat? zy fpeelt als een Engel ... en zo bevallig, ó! . . . . SHA>k  ■KINDEREN. Jt6i champagne. Heb ik niet wel gehoort, dat zy zo watkraSt," zo een beetje teekent ? . . . theodore. Dat is meesterlyk. Ën zy fchüdert verwonderlyk. Zy heeft allerlei talenten ... en zy is' zo zedig i zo minzaam. . . . champagne. \ \ . Ja, zy ziet er goedig uit; ik geloof, dat zy geen kwaad denkt; zy heeft zo veel van een fchaap. . i théodore. Wat zegt gy , van een fchaap ?'..., dat is Ongehoord ! met zo een fyn fchelms neusje . . een neusje ... zo als er geen meer zyn. . . j champagne. ïk ben omtrent de neuzen vry onvcrfchillig'; want, om u de waarheid te zeggen , ik kyk niet naar neuzen. In 't kort, nu zie ik duidelyk, dat gy niet betoverd zyt, zo als ik gevreest heb. Gy hebt my geheel overtuigd Maar daar til. deel. L komï  162 HET BAL DER ko.vnt myn Heer uw Vader Ik ga weer naar het Buffet. Qflil in het weg gaan. ) ó Dat Jongetje, dat Jongetje ! THEODORE. Ik geloof, dat hy my wat fopt; hoe moet ik het toch aanleggen, om hem te'.vertuigen ? } ■ VIERDE TOONEEL. DE BARON, THEODORE. DE BARON. Wat doet gy hier, Theodore , waarom zyt gy niet op het Bal ? THEODORE. Ik ga, Vader. DE BARON. Maar waarom zyt gy er van gegaan? Zeg my de waarheid , geen omwegen. Gy weet, myn Kind , dit hebt gy belooft. T H E-  KINDEREN. 163 / THEODORE. Papa i . i 't is om . . . ik beken, dat ik vvat knorrig ben. DE BARON. Hoe ZO ? THEODORE.' Ik heb maar een Contradans gedanst; dit fpyt my. . . . DE BARON. En wie heeft u belet om er meer te danfen?... THEODORE. Ik kon niet. Zy was altoos geëngageerd:. DE BARON. Zy ! Mejuffrouw Amelie, niet waar? Maar is zy de eenige Danfeufe ? . . . Waarom danste gy niet ook met andere ? . . . Het is noch voor- ■ zichtig, noch beleefd, altoos dezelfde te verzoeken. Men is niet waardig, aan ééne Vrouw te behagen, zo men onbeleefd is omtrent alle andere.' Ik houde my verzeekerd, dat Juffrouw Amelie' gelooft, dat gy zeer onkundig zyt van het geen' L 2 gy  z64 HET BAL DER gy haare Sexe verfchüldigd blyft: daar uit moet zy opmaakerr, dat gy zeer lomp zyt, en weinig kieschheid of vernuft bezit. THEüDO R E. Maar Papa, dat komt, om dat ik geen gefchiktheid heb voor de Galanterie. DE BARON. Des te beter; ik begeer niets liever; de Galanterie, waarvan gy fpreekt, is een laf gebabbel voof hem , die er zich van bedient, en zeerftootend voor haar, die men dus onderhoud. Gelukkig is zy geheel uit de mode; voortyds hoorden de Vrouwen niets liever dan zulke vergrootende befpotlyke loffpraaken ; titans denken zy fyner; zy zyn te wel opgevoed, om door zulke lompe vleieryen bedroogen te kunnen worden. Haare thans beter geleide iedelheid , heeft de kunst van pryzen , en de middelen, om haar te behagen , veel mecilyker gemaakt. Zy zyn meer agtingwaardig geworden; men behaagt haar thans alleen door oplettendheden ; zy hechten zich aan Ons door befcfteidenheid, door de achting , die wy haar bewyzen, door vernuft, door goede zede:;. Dus moet het ons niet onvcrfcb'iih'g zyn, hoe zy over ons denken. . . . Maar' kom, ga weer n aar  KINDEREN. 165 naar het Bal; want ik zeg u, dat Juflïouw Amelie wel baast de Cofaque zal danfen ; men heeft haar daar reeds om gevraagt. theodore. Zy heeft zich geëngageerd, om die met my te danfen. de baron, Loop dan heen , laat haar niet naar u wagten, theodore. Goed , Papa. ( Hy vliegt de Zaal uit. ) V Y F D E TOONEEL. de baron, ( alleen, ) Arme Theodore ! hy weet zyn ongeluk nog piet. De Cofaque is reeds , en dat met de Ver-r ville gedanst. Wat zal hy dol zyn , als hy dit hoort Zo ik hem gevolgt ware, dan zou ik zyne eerfle drift belemmert hebben ... En ik wil eens zien, waar toe hy in fhatis. . . . Arme jongen, hoe moet hy nu gefield zyn! . . . Moet hy, nog zo jong, reeds de onrust en de ontroek 3 rin»  ï66 HET BAL DER ringen kennen! Waarlyk, in fpytyan myn vorrtand deel ik in zyn kinderlyk verdriet. . . . Het doet mv aan; wat zal bet dan zyn, als ik zyn hart eens door grqote ünarten gefolterd zie ! . . . De Abbé komt niet . . . . ó Daar is hy. ... ZESDE TOONEEL. DE BARON, DE ABBÉ. D K BARON. Wel nu , myn vriend, hoe maakt Theodore het ? DE ABBÉ. O Hy is woedend, buiten zich zelf. ... Zo als ce Cofaque eindigde, kwam hy binnen. Ik verfcüocl my in den hoek van een ventler; hy zag my niet; trouwens , hy zag niemand in de geheele Zaal dan Juffrouw Amelie en de Vcrville. "De eerde kwam naar hem toe, en zc^d', dat zy naar hem zeer lang gewagt had; en dat haarMoed.-r haar einde^/k bevolen had, om niet de Verville te danfen. Onze goede Theodore zeide geen WO'»rd; hy wierd bleek en rood; durfde niets antwoorden, uit vrees dat zyne traanen hem ont- ■ giippca-zouden. Hy ging terdond weg; digt by my  KINDEREN. .167 my ontmoette hy den Heer de Verville; en ik hoorde, dat hy hem zagt aan 't oor zeide, dathy hem een oogenblik in deeze Zaal wenschte te fpreeken. DE BARON. Wat beduid dit ? DE AC B Éi Luister . . . Zyn vrees, zyne ontroerde Mem,» verbaasde Verville. Hy vroeg de rede daar van; de ander weigerde die te geeven. Eindelyk wierden zy het eens, dat de Ridder nog een Contradans danfen zoude, om dat de danfeufe wagte; en dan zouden zy in deeze Zaal komen. Zo dra ik dit wist, ben ik hier gekomen, om het u te zeggen ; maar ik heb aan Champagne belast, dat hy u moest waarfehuwen , als hy onze jonge lieden van het Bal zag gaan. DE BARON. Welk eene onfluimigheid! Welk eene hevigheid in dit Kind! . . . Zo hy geen voiftrekt gebied over zich zelf verkrygt, dan kan hy eens tot de grootfte ongeregeldheden vervallen ! Zwakheid en drift, zie daar de gevaarlyke bronnen L 4 van  168 HETBALDER yan alle wanorde en misdaden. . . . Maar wy moeten eens zien, hue hy zich gedragen zal. DE ABDÉ. Wat is uw oogmerk ? DE BARON. Hem hier te laaten komen; ons in dit Kabinet te verbergen , daar wy alles zien en hooren kunnen. DE ABBÉ. Het is zeker, dat Theodore van zins is om te 'vechten. P E BARON. Laat hy met den Ridder fpreeken ; zie , daar ben j^k bet meest nieuwsgierg na. Zou hy, na dat ik hem zo vee) lesten gegeeven heb, en na dat Ik hem op dit ftuk zo flerk onderhouden heb, de onvoorzichtigheid hebben , om de reden van zyue boosheid toeteftaan. Zou hy, na een kwar> tier overdenkens, dus -handelen kunnen ? P E ABBÉ. De proef, die gy voorneemt, is zeer teder... bedenk. ■ • • PE  KINDEREN. 169 DE BARON. Ik voel dit zo wel als' gy ; zy ontrust my zelf; maar zy kan my omtrent zyn aart veel ontdekken. Ik moet hem beproeven. ... Ik zal nu zien , of er in zyn hart cenige zaaden van moed en edclaartigheid liggen, j . , DE ABBÉ. Herinner u eene aanmerking, die wy dikwyls om ons te vertroosten gemaakt hebben, en die door de ondervinding vqlkomen bevestigd is : dat in 't algemeen, indien men Kinderen wil beoordeelen ,• nieu nooit gevolgen moet trekken nopens het geen zy eens zyn zullen, dan uit hunne deugden , en niet uit hunne gebreken. De Mensch is meer zwak dan boos , en het kwaade is hem meer vreemd, tn .er tegen zyn aart aangekant, dan men denkt. De deugd fchiet in zyne ziel zeer gemaklyk diepe wortels , terwyl de ondeugd alleen oppervlakkig en by trappen zich daar in verfpreid. .Ik denk altoos, dat men ligter een verdwaald hart te rug kan brengen , dan een geyoe'lig deugdzaam hart bederven. DE BARON. Ik denk er juist zó over. Zo myn Zoon echL 5 ter  I7Q HET BAL DER ter deeze proef flegt doorftaat, het zal my in de Ziel fnyden. . . . Wie komt daar? de abbé. o Myn Heer, zie van uwvoorneemenaf! . . . de baron. Ik kan niet. . . . de abbé. 't Is Champagne. champagne, ( met haast aankomende. ) De Contradans is uit ... zo zyn zy hier. de baron. Champagne, als zy hier zyn, laat hen dan alleen. Kom , laaten wy ons verfchüïlen. de abbé. Gy beeft. d e  KINDEREN. i;i de 8ar0 n. Ja ! Ik zou voor een ieder daar over bloozen . „ maar gy zyt myn Vriend .... en gy weet, hoe ik hem bemin! .... de ABBic. Uwe oogen zyn vol traanen . .. o myn lieer!. . ( Zy omhelzen elkander, tn flaan een oogenblik iph . flbmd.) de baron. Gy a'lccn kunt deeze zwakheid verfchoonen. Champagne , zo zy naar my vraagen , zeg dan op het Ba!. Kom fchiplyk , ik hoor hen. ( Zy gaan in hei Kabinet. ) champagne, (alleen.) Wat is myn Heer aangedaan ! Ik zie, dat dikwyls een goede Vader, een goede Meester, een goed Man o Wy zouden hem allen voor niet willen dienen, en nog gelukkig zyn .... daar komt de Jonge Heer. ZE-  i?2 HET BAL D E ? ZEVENDE TOONEEL, DE RIDDER, THEODORE, CHAMPAGNE. THEODORE. Champagne , wy hebben hier iets tc doen, ga heen. Zo myn Vader of myn Gouverneur raar my vraagt, zeg, dat wy hier eenige pasfen uit cien Contradans, die wy daar zo even gedanst hebben , herhalen, en draag zorg, dat ons niemand overvalt; want wy zullen de kamer fiuitcu: dat maar voor een oogenblik. CHAMPAGN E. Hoe , met u beiden, en zonder fiool? THEODORE. De fiool zal wel komen: ga gy maar heen. CHAMPAGN E. Goed , diverteer u wél. ( Hy gaat weg. ) AGT-  KINDEREN: tfy AGTSTE TOONEEL. de ridder, theodore. t heödo re. Ik zal eerst de deur op't flot doen. (Hygaat naar de deur, ) de ridder. Die arme Theodore is gek geworden. ( Theodore , na dat hy de deur gefloten heeft, neemt twee Degens van de Canapé.) Wat zoekt gy daar, Theodore ? theodore. Uw Degen en den mynen , die hier moeten zyn. De ridder. Is uw oogmerk dan te vechten ? theodore, (met twee Degens.) Zie daar uw Degen. De ridder, ( den zyn en nemende.) Wel nu, zeg my dan, wat ik u misdeed? Ik weet er niets van. t he-  174 HET B AL E( E R theodore. Luister; in myne eerfie drift (lelde ik u vw; om hier te komen , en gy behoorde toen begrepen te hebben, dat ik dit voorlteïde, omurederi te wangen van uwe behandeling. Maar nu ik wat bedaard ben, ben ik ook bevreesd, dat ik mynen Vader verdriet aandoe; zo dat, indien gy my vergeeving verzoekt , dan zal ik my te vrede honden ; vraag my maar excus. de ridder. Ën om wat reden ? wat deed ik dan ? theodore. Men moet, dit weetik, excufesontfangen, of vechte.i ? ij e r ï n de r. Maar indien hier excufes konden plaats hebben, dan, myn Heer, moest ik die ontfangen ; gy zyt de aanvaller. THEODORE. Maar g\ hebt cn^elyk. DE  KINDEREN. 173 DE RIDDER, Waar in dan ? THEODORE. Men heeft rny gezcgt, dat gy van my op eens zekere wys gefprooken hebt. .... die my niet aanftaat DE RIDDER. Dat is zo niet .... Noem my dien Leugenaar; met hem moet ik vechten. THEODORE. Ik heb myn woord van eer gegeeven, dat ik hem nooit zoude noemen. DE RIDDER.. ó Ik geloof, dat dit niet waar is, en dat het alleen ten voorwendzel ftrekt. THEODORE, Hoe, myn Heer, zegt gy, dat ik lieg? Kom, de degen in de hand, zo 't u gelieft. DE  ifé HET BAL DER de ridder. Ik weet wel , waarom gy zo kwaad zyt; gyzyt jaloursch van Juffrouw Amelie; en dol, omdat ik met haar de Cofaque danste. theodore. Myn Heer, gy raad verkeerd ; uwe mening is my zeer onverfchillig, maar ik moet u overtuigen dat die ongegrond is. Weet dan , dat ik deeze Juffrouw hoogacht; maar dat ik haar niet verkies, eiti kort gezegd, dat ik een andtrbemin. de ridder. En zedert wanneer? t t n e o d o r e. ó i Altoos. . . . Wel zes weeken , voor ik Juffrouw Amelie leerde kennen. Maar lang genoeg: laaien wy eindigen. de ridder. Myn Heer, ik ben fterker en ouder dan gy; ik mag, nóch ik wil met geen Kind vechten. t H e-  Kinderen. m THEODORE. Een Kind! .... gy zyt dertien, en ik ga in myn'dertiende Jaar, zodat, wy zyn even oud ;' nog eens, laaien wy bcflisfen. DE RIDDER. Myn degen is grooter en beter dan den uwen .. ; THEODORE. Ik zal gelooven, dat gy uitweegen zoekt, indien gy nog langer weigert met my te vechten. DE RIDDER. Neen: ik heb thans zo veel lust om te vechten , als gy, maar ik wil geene voord;elen ; laaten wy onze degens verwisfelen, en dan ben ik tot uw dienst. THEODORE. Dewyl gy den mynen voor flegter houdt, moer ik hem niet övergeéven. ■ ;1 j O C 1 i 3 ü D E RIDDER. Maar ik ben fterker dan gy IJl. DEEL. M THE-  17» H E T B A L DER THEODORE, En ik ben vlugger dan gy; ik fcherm ookbstêr. Kom , (lel u in postuur. DE RIDDER. Een oogenblik! . . . (De Ridder komtfchleïyk naar Theodore, ontrukt hem den degen, en gooit hem den zynen toe.) THEODORE. ö Hemel, wat doet gy V . . . DE RIDDER. Neem myn degen; ik heb den uwen. Kom^Ai* vechten. .... THEODORE. Ik wil uw degen niet hebben; geef'my den mynen: 't is een belediging, my dien te onthouden. DE RIDDER. Pvaap myn degen op, en wees nu op uw hoede. .. . THE-  K i N D E R E N: ï?9 t i!e ö d ö r e. Ik vecht niet dan' fnet gelyke wapens , efi in-' iien gy waarlyk edelmoedig zyt, dan zult gy my nu niet aanvallen, of my dwingen tot eene laagheid Hou ftil, daar bedenk ik iets; alle de degens onzer danfers liggen op de Canapé, ik ga er een Uitzoeken , die zo goed is als de» «wen. de ridder. Dat's .wel. theodore. Laaten wy ons haasten. (Hy gaat naar dé tanapê, neemt een Degen bp , meet die tegen dien des Ridders. ) Deeze is zo goed als den uwen. Nu, zyt gy gereed ? de ridder. Volkomen! '(Zy jielkn zich in postuur, het Kabinet gaat openz de Baron en de Abbé komen te voorfchyn.) M a NS*  JS© HET BAL DER NEGENDE TOONEEL, de baron, de abbé, de ridder, theodore. theodore. Hemel!... 't is myn Vader!... de baron, (zich tmfchen bei* den plaat zen de.~) Theodore, en gy ,myn waarde Ridder, wilt gy my beiden tot Rechter aanneemen ? . . de ridder. o Ik begeer niets liever. de a b By, En wat zegt Theodore? theodore. Ik vcrwagt myn's Vaders order ; en ben at. reeds daar aan onderdaanig. DE  KINDEREN. 181 de baron. Dewyl gy my dan tot Rechter aanneemt , zal ik uitfpraak doen. Al het ongelyk is aan myn's Zoons zyde ; ik vleye my , dat hy dit reeds voelt; en dat hy naar middelen zal uitzien, om zyne driftigheid, zyne vervoering, ja zelf zyne onrechtvaerdigheid te vergoeden. theod ore. Ja Papa, ik beken myn misdag; ik bid u, dat gy my die vergeeft; en het excus gelieft te dicteeren, dat ik aan den Ridder verfchuldigd ben. de baron, Neen , ik zal n niets voorfchryven : bedenk maar dat gy hém beledigd hebt , dat gy hem voormaals beminde, en zeg dan alles, wat uw hart u ingeeft. theodore. Indien ik durfde, ik zou hem omhelzen. . . , M 3 de  1S1 HET BAL DEI^. de ridder, CjSaat naar hemtoe.) Kom hier, myn lieve Vriend . . . (Zy vliegen driftig naar elkander toe, en omhelzen elkander by Ijer/jpaling.) de abbé. dl Beminlyke Kindereu \ de baron. Nu , Theodore, kunt gy eerst myne vergiffenis ontfangen. , (Hy (leekt hem de hand toe, Theodore kuscht die.) Want gy hebt zyn hart ysfelyk beledigt. Gy hebt my een volmaakt vertrouwen belooft; en gy kurtt befluiten, om te gaan vechten , zonder het my te zeggen , zonder my te raadpleegen! Gy wist, dat uwe boosheid zo zot als onbillyk was ; maar de zekerheid, dat gy my dpodlyk zoud bedroeven , was zelf niet eens in (laat, om u te weerhouden. . . . Evenwel, alles is vergeetep. Ik vlei my, dat gy nu zult geleert hebhen, hoe zeer eene eerde opftuiving te duchten zy. en dat gy voortaan u zult bevlytigcn, 0.rr> uw cnduimigen geest te bedwingen. the-  KINDEREN. 183 THEODORE. Ja , Vader, daar kunt gy u van verzekeren , ik zal voortaan niets doen buiten uwen raad. . . . Gy zyt zo goed, zo redelyk , dat ik we! ondankbaar zyn moest, indien ik er iets tegen had , om u alles te vertrouwen. Als ik lust heb , om iets onbezonnens aantevangen, dan zal ik het u terftond zeggen ; en gy zult nooit eenige moeite hebben , om my daar van af te brengen ; want ik verzeker u, dat, als ik u hoor, dat ik dan ouk byna zo billyk ben, als gy zyt. DE BARON. Nu, Kinderen , gaat nu beiden weer naar het Bal. Ik verzoek u , myn waarde Ridder , fprèek toch niet van dit voorvalletje; het zou u beiden even belachlyk maaken. Uw Duel zou aantoonen, dat gy beiden minder verfland hebt, dan gy reeds moest hebben; dat gy noch handigheid, noch vermogen bezit, om te vechten; uwe lichamen zyn nog zwak, uwe grondbeginzels onzeker; uwe denkbeelden van waare eer, zeer onvolmaakt. Zo dat men toont in uwe jaaren geenzins , dat men moed heeft, door te durven vechten. Het geen gy doen wilde, toont alleen uwe onkunde aan zulke deugden, als u betaamen. M 4 Een  184- HET BAL DER Een Kind kan op geene andre wys zyncn moed doen blyken, d?n door ziektens en fmarten geduldig en zondefi klagtcn. te draagen ; ( zo een Kind belooft veel;) dan door zyne grilligheden te bedwingen, zyne voornemens te volgen, en zyne fouten te verbeteren. De dapperheid, die niet gegrond is op de beheerfching van ons zelf, is alken een blinde , dikvvyls gevaarlyke drift, een bloot infünct; maar de waare moed ontilaat uit de ziel zelf; zy is zo onveranderlyk als onvcrlcbrokkcn; zy alleen leid ons tot den roem, en vormt zo wel de Helden, als de YYyzen. - , Theodore , wy zullen dit gefprek eens hervatten ; 't wordt laat. Toe, myne Kinderen , gaat nu weder naar het üal; ik zal u terflond volgen. . . . DE RIDDER. Myn Heer, mag ik u iets vragen: gy waart i% het Kabinet; hoorde gy ook, wat wy zeiden ? DE BARON. Ja DE RIDDER. We. uu, dewyl gy dan weet, .wat ik van Juf. *l M lïouw  KINDEREN. i^M frouw Amelie gezegt heb, mag ik u dan w«J verzoeken , dat .gy nög'cens de Cofaque cischt, op dat Theodore die ook eens danst. THEODORE. Maar neen , zeg ik; 't is my onverfchillig . . ? geloof my. tlbftaolqad BJ3d ii DE RIDDER. Wel nu, dan uit beleefdheid voor my. i 7 v Hals» ow Jcsthasv ;!oo isbir ej?s vö DE BARON. . 33:t ni ;ii nu- >3 .'r ' id Theodore zal zo edelmoedig zyn. Ga nu heen». • T HE-ODORE.'n ; ; •ib oo r> Usb 'Auteg afu tg iorl nuv iar.h - .x Kom, Ridder. D-E RIDOER. Kom, myn lieve Theodore. Ik bid u, laaten wy nooit weer overhoop liggen. (Zy gaan gearmd mg.) M5 TIEN-  HET BAL DER. TIENDE en laatfte TOONEEL. pe baron, de abbé. de baron. M~«tttf4tefcsc 75.- .i r ggj S3s pütt' - M Wel nu, myn Vriend, is het u nog leed, dat ik hem beproefde? de abbé. Gy zyt, maar ook verdient een gelukkig Vader te zyn. Ik kan u niet zeggen, hoe het my verheugde , toen ik in het Kabinet zag, welk eene voldoening, welk eene blydfchap er uit uwe oogen glinsterden ! Hoe aangenaam is het, een Vader zo wel te vreden te zien ! Is er wel een fterker afbeeldzel van het grootfte geluk , dat er op de Waereld zyn kan ? de- baron. Maar wat zegt gy van deeze Kinderen ? Hoe veel moed , kiesheid, edelaartigheid , hoe veele goede hoedanigheden hebben zy niet getoond, en dat binnen zo weinig tyds J Hoe edel is het  g j n D E R E • N.' i8? iet hart van mynen Zoon ! Deeze vrees' van my te bedroeven , terwyl hy nog. in volledrift was! Herinnertïigy u wel, hoe hy zeide, dat hy ter liefde van my wel van vechten Trilde afzien ? ! : : b ym 3r,nl «. • bid il üïlmb 9ijpfilo3 fb 'jioboariT navail tmuo gotr DE ABBÉ. Geloof vry, dat my niets ontgaan is, -vt irSL") .brrehV':r;ra ,tuójl d'iülo ei inCT o DE BARON. Beken, dat hy„myne tederheid; billykt ..... Maar, myn waarde Vriend , indien echter deeze tederheid my ooit verblinde , dan bid ik u , dat gy my waarfchuwt. O 't is alleen om myn Kinds belang, dat ik hier voor kan vreczen Bewaar my toch voor het ongeluk , dat ik dan bëgaan zoude, door uw en myn werk te bederven, DE ABBÉ. 6 Dit werk kan niet dan volkomener worden ; het zal ongetwyfeld den roem en het geluk uws levens uitmaaken. DE BARON. Ik verlang, om den Vader des Ridders te zien, Hy  HE T BAL DEK Hy is op het Bal; ik moet hem deeze historie verhaalen. DE ABBÉ. . . Ik bid u , laat my daar by zyn. Maar laat eerst nog onzen lieven Theodore de Cofaque danfen. DE BARON. o Dat is billyk. Kom, myn Vriend. (Zy vertrekken.') • • • EIND E. 1"b .'i i\rkttl- ttzh . iKnü.i i •..... ■ . VA-  VATHEK. B L T S P E L. IN TWEE BEDRTFEN*  PERSOONER DE CALIF, MOTASSEM. VATHEK, Zoon dés Califs. ALMANSOR, Gouverneur van Vathek; DE VISIR. OSMIN, Zoon des Ft/tri. N A S S E R , Vriend des Vifirs. G IA F F E R, Vriend van Almanfor. liet Tooneel is in het Paleis van den Ca/ifi-  V A TH E K. £ L r S P E L. EERSTE BEDRYF, EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeld een dar Zaaien des Paleis. DE VISIR, NASSER. N A S S E R. jT//qaten wy hier vertoeven; de jonge Vorst is nog niet van de jagt gekomen; wy kunnen, terwyl wy hem opwagten, hier in Vryheid fpreeken! Ik heb u een groot geheim mede te deelen.- Eh> delyk meen ik , dat de Fortuin ons zal begunstigen , door ons een middel aan te wyzen, waar door wy onzen vyand kunnen bederven , dien ftrengen, woesten Man, wiens vermogen by den Calif myn credit brak, en het uwe dreigt. DE  / f92 V A T H E K. DE VISIR» Almanfor? NASSER. Ja, hy zelf. .... DE VISIR* Ach, fpreek N AS S E II. Ik heb den fchryver der Vaerfen tegen u en deri Calif ontdekt DE VISIR. Wel nu? NASSER. Dat fchandelyk Libel is gemaakt door eenerï Vriend, ja zelf den Neef A'an Almanfor, Boulaski; ik heb er de bewyzen van. ■ DE VISIR. ■ Deeze 'ontdekking kan voor ons zeer nuttig wor-  VATHEK. '«93 Worden; te meer daar Almanfor , zedert weiniaé maanden , zeer ernlïig by den Vorst om een Ampt Voor dien Man aanhield, die het ook nu gekreegen heeft. NASSERi Tooli deeze Vaeffen aan den Calif ; verhaat hem alles omftandig ; doe hem bezeffen , dat Almanfor zich, zedert dat die-Vaerfen in 't licht kwamen, dus ieverig voor Boulaski getodnt heeft j zeg hem , dat gy zeer wel weet, hoe hy u haat. DE VISIR. Het fpyt my, dat de Calif, zo wel als ik , in dat Rchotfchrift zo (legt behandeld is; want het zal hem zeer onwaarfchynlyk moeten voorkomen j dat de Gouverneur van zynen Zoon zyneri roem heeft pogen te bezwalkeil; N A s s E £ü Wv tboeten höm Ook niet doen gelooven , dat hy die Vaerfen gemaakt heeft, maar dat hem die bekend waren; eh dat hy die, óm het kwaad, li daar in aangewreeveil, alles had toegeftemd. Gy kunt er ook byvoegen, dat hy zedert een jaar zeer misnoegd was op den Calif. Gy moet' zeggen, dat Almanfor ) toen voor een jaar geleden nu de Et. N hét  m V A T H E K. het Vifirfchap opengevallen was , meer geneigd waar, dat Ampt te aanvaarden, dan om 's Prinfen Gouverneur te blyven ; en dat hy u nooit kan vergeeven , dat gy het gekregen hebt. Kort gezegd , vergaar alles op de kunstigfte wys by een; en al werkte dit niets uit, dan dat gy den Caiif eene kleine agterdogtighcid inboezemde, dan hadden wy al veel gewonnen : de Vorsten gaan fpoedig over van wantrouwen tot afkeer.., DE VISÏR. Ja maar, de Calif is billyk en fchrander; hy acht Almanfor; ik zelf keur meermaal, dit belten ik, de Vriendfchap in myn hart goed, die hy Almanfor toedraagt. Zedert tien jaaren, dat hy den jongen Prins opvoedde , beftond zyne geheele eerzucht in het uitoefenen zyner pligten ; hy bemoeit zich met geene kuiperyen; toont de grootfte belangeloosheid; verfoeit alle listen; Verfmaad de vleiery; indien men hem niet verdagt houdt van een diep wel doordagt geheim, dan moet men hem aanzien als een zeldzaara vourbeeld van virfl. and, wysheid en deugd. NASSER. 6 Geloof my, zo een voorbeeld moet gy niet tan fiove gaan zoeken ; indien het ergens be> ftaat»  V A T Ü E 'K. tg5 ftaat, in den Hoveling zult gy het niet vinden; Wees verzeekerd, dat die fchynbaare zeedigheid eene onafmeetbaare eerzucht bedekt; heeft zy hem niet alreeds wel gediend? Hy eischt niets, maar de gunsten vloeijeil hem toe; hy krygt alles zonder iets te begeeren, wat wy wenfchén té bezitten; maar waar om wy vruchtloos Verzoeken. Hóe , heeft hy de gelegenheid niet, om zicli daaglyks al meer by den Calif in te dringen ? Heeft hy zich niet voor altoos in de gunst vari deszelfs opvolger gewikkeld? Met hoe veel loosheid heeft hy de genegenheid des jongen Vorsten niet verkregen? Ik ken de geheime dryfvëereri zyner ftaatkuude niet; maat baar de uitwerksels aftemeeten , moetfeh zy al zeer gfoot zyn ; zy overtreffen de onzen: viees, dat gy er eens het faffer van zult worden! . . . DE VISIR. Waarde Nasfer, ik denk gelyk gy! ikbefchouw in Almanfor myn grootften en meest te duchten vyand; om dat hy met meer loosheid zyne eerzucht weet te bedekken dan anderen. Maar om iiw vertrouwen te beantworden , zal ik u eene ontdekking me>:edeelen, die zeker hem, in de bogen- des Califs, geheel en voor altoos zal ontmaskeren: Na MS-  »9ó V A THE IC; NASSER. Spreek. ... ik brand van ongeduld. DE VISIR. De jonge Vorst bemint Zulica. . . . NASSER. \ De Dochter van Almanfor? DE VISIR. Ja, ik weet dit; myn Zoon 'heeft dit geheira aan Vathek ontrukt. NASS E R. Heeft Osmin zelf u dit gezegd ? DE VISIR. Ja, en ik wist het niet voor gisteren. ... * NASSER. Twyfel niet, of Almanfor deeze drift in 't geheim hebbe aangevuurd; en daar door de uitgeftrektlte hoop op grootheid vestigt. ... D 6  VATHEK: 19? DE VISIR. Alles fchynt dit te bewyzen. NASSER, Maar door wat middel heeft Vathek de jonge Zulïca gezien , leeren kennen ? . . . DE VISIR. Hy. zag haar by de Vorstinne , Moeder des Califs! NASSER. Ha, zie daar dan de rede van de groote gehechtheid , die Almanfor altoos voor die Vrouw getoond heeft? . . . Vcrfcheide voorvallen hadden den Calif en zyne Moeder verwyderd. Almanfor alleen wist hen te verzoenen en by een te houden. .... DE VISIR. En ter belooning heeft die Prinfes Zulica byna voor haare Dochter aangenomen ; zy kan haar geen oogenblik misfen; zy weet zeker, dat Vathek haar bemint, en , verblind door haaren gunsteling, vleit zy zich wel ligt met de dwaaz© N 3 hocP  f9* T A T H E K. hoop van den Calif daar in te doen (temmen...; Het geen my in die -denkbeelden vcrflerkt, is dit: toen de Calif onlangs voor zynen Zoon eene Prinfes uitkoos , waar door het geluk van zyn Pvyk fchecn bevestigd te zullen worden , keurde de Prinfesfe Moeder en Almanfor die verbintenis geheel af; ouder vtele kunstig aangevoerde zwaarigheden , zeiden zy ook, dat de Vorst nog zo heel jong was. nasser. Hoe groot zal de gramfchap des Califs zyn, als hy deeze misdaadige list ontdekt! . . . Laaten wy hem terltond hier van kennis geeven; dit is thans uw grootue pligt. de visin. Ik ga dien ook vervullen Ik denk niet, dat Almanfor den ftrik, dien ik hem zo kunstig gelegd heb, zal ontkomen Ik heb deezen morgen den Calif verzogt, dat hy Zulica aan mynen Zoqn geeven wil. Indien Almanfor haar weigert , waar aan ik niet tvvyfeJ, dan is hy ver-looien. . . . . nasser. Omhels my, waarde Vifir, gy. rukt my weg in verwondering. Ja, ik word minder bezield door  V A T H E ' K. ' I99; door mynen haat tegen Almanfor, dan door de vreugd, om dat gy het Ryk zulk eenen dienst gaat bewyzen , door de ftrafbaare bedoelingen eens eerzuchtigen te veriedelen, die overal toe in Maat is. Wy zullen dan eens den val deezes gewaanden W7ysgeers zien ; van dien hoogmoedigen, die niets dan verachting toonde voor alle hooffche listen. Hy zal dan die haatelyke meerderheid, die hy boven ons beeft, verliezen; hoe treffend was zyne valfche zedigheid 1 .... De herhaalde lofredenen zullen ons gehoor niet meer vetveelen , niet meer kwetzen. Hy dwong geheele vyftien jaaren door zyne gewaande vroomheid zyne vyanden , om hem te pryzen, of te zwygen; maar, dank hebbe uw vernuft, wy zul-1 len gewroken zyn ! DE VISIR. Ja, ja, dat zullen wy, maar wy moeten voorzigtig handelen ; de geveinstheid moet onzen billyken toorn bedekken. Ik zag my voor eenigen tyd gedwongen, om my op het bevel des Califs met Almanfor te verzoenen; wy moeten hem in die dwaaling laaten; ik eisch zelf, dat gy van deezen dag-een byzonder gefprek zult hebben met den boezemvriend van Almanfor, den naargeestigen Menfchenhaater Giaffer. Die warzieke , die msa. aan 't Hof verkeert, om alle ecrbewyzenre N 4 vci'"  ?oa V A T H E K. verachten , dp zeden te berispen , de gewoontens. te laaken , en alleen deugdzaam zyn wil, om het recht te bebbeu alles te bedillen. Ga by hem; poog hem te doen gelooven, dat $ de vriend-fchap yart Almanfor waarlyk begeer. . . . NASSER. . Ik wagt geen nut uit dit gefpr-ek. GiafTer is zo wantrouwend, zo verwaand; hy veracht ons. zo diep! Hy heft al de woede Itrenghcid zyns Vriends, zonder iets van zyne zagtheid, befchaaftheid of loosheid te bezitten. Met een woord, de lompheid en de uitvallen van Giaifer zyn zo te rug ilootend. . . . P E VISIR. Stil! .... Ik hoor gerucht .... Denkelyk is het de Prins die van dejagt komt; kom-, gaan wy hem ontfangen. TWEEDE TOONEEL. DE VISIR, NASSER, VATHEK, AL. M A N S O R , OSMIN, GI A F E E R. VAT HE K. Jk dagt, dat myn Vader hier was . . . D E  v a: the ie nn de visir. Myn Heer, lry zal zo hier zyn , en gaf my he> Vel u te verzoeken, hem hier af te wagten. , . osmin, (tegen den Vifir.) o Vader, wist gy, welk een daad de Prins op de Jagt venieiK hêeft! de vasir, i Ongetwyfeid eene weldaad? QSïUS. •• o Het is zo eene. fraaie historie! .... Zo de Prins het toetlaat, kan Almanfor die verhaalen,,, ■ almansqr, Gaarn: de Prins heeft in weerwil myns verzoeks flerk vooruitgereden, en. ons vry lang van hem vervvyderd. .j-incc u \n-K>M V A T H E fU nasser. En dit ftaat hem zo fraai. osmin. En hy klimt met zo veel ftoutheid te paard. giaffer , ( ter zyde. ) è, Die laage vleijers ! . . . osmin. ; Geen Mensch kon hem volgen . . * almansor. Dat is waar; hy kan zyn paard niet beftieren , het brengt- hem altoos, daar het wil; hy gaat daarom ook altoos veel fneller dan wy. de visir, Ha! ha! die fpotterny is aartig, vathek, Wel neen , Almanfor fpot niet; by zegt alleen de  V A T " H E K. zo-i de waarheid; hy doet meer, hy heeft my geleerd die met vermaak te hooren, a l bi a n s o r. Nu de Historie: de Prins ontmoette een oud Man, die, doch vergeefsch, bezig was om zyn klein karretje uit een floot te arbeiden. . , . vathek. Zeg ook, dat die oude Man er zeer eerwaardig, en belangryk uitzag; zyn fchoon grys hair bedek-, te zyne fchouders; het zweet droop van zyn gelaat: hy rustte tegen een boom, overftelpt door fmart en veymoeitheid ; hy hield zyne bevende handen en zyne fchreijende oogen ten hemel; toen ik by hem kwam, zag ik hem in deeze treffende houding Arme oude Man! 'tis of ik hem nog zie. . . . al ma ns o r, Het overige kunt gy gisfcn : de Prins kwam van zyn paard , hielp den ouden Man het karretje uit den floot haaien, en gaf zyn beurs aan den boer, die, verrukt d >or vreugd en dankbaarheid , met traanen zynen Weldoender bedankte, en zegende , toen wy ter plaats waar dit. voorviel aankwa* men.  «o4 V A T H E K. men. Toen de oude Man hoorde , dat het de Zoon van zynen Vorst was, ftond hy roerloos als een beeld; maar eindelyk zyne gevouwen handen ten hemel opheffende , riep hy uit: o God! bewaar, ter zyner belooning, dit gevoelig, dit edelmoedig, dit menfchelyk hart! o i a f f e r. Wel waarlyk, de erkentenis en de deugd kunnen aan eenen Vont nooit iets fchooner wenfchen! Dit overtreft de prachtigfte lofrede van alle Hovelingen der geheele waercld! . . . . vathek. Gaffcr, ik voel er ook al de waarde van : de bede deezes goeden Grysaarts zal verhoord worden ; daar ben ik gerust op, myn hart zal nooit veranderen. de visir. Ik ken niets aandoenlyker dan dit verhaal: dit a Prins, zyn de vruchten van Almanfors lesfen, almansor. Het geen de Prins deed, is zo eenvoudig, zo patuuilyk , dat ik my daar van niets toeken.....  VATHEK. zoi OIAFFER. Dat is zo, Almanfor; bet is zeer natuurlyk, een oud bedroefd Man by te Haan, dien men zo gemaklyk gelukkig kan maaken. Evenwel, wagt maar! morgen zullen wy wel zeker Vaerzen eu Lofredenen leezen op eene daad, die gy zo eenvoudig vindt. DE VISIR. De geestvervoering, door de menfchenliefde ingeboezemd , is altoos verfchoonlyk. GI AF FE R. Neen, de vergrooting is nooit verfchoonlyk. Wat zeg ik ? Zy is eene belediging voor hem, dien men pryst Wat betekenen toch alle die lofredenen over eene gewoone verrichting ; zo zy niet betekenen, dat men daar over verbaasd is , dat men nooit gedagt heeft, dat hy, die dit bedreef, daar toe in ftaat ware? ja, dat men zelf van hem geen geringe trek van menschlievendiieid wagtte? .... nassêr, (ter zyden. ) Haatelyke Berisper! . . .  :%o6 VATHEK, DE VISIR. Ik beken echter, dat de daad des Pruilen my zeer roemwaardig voorkomt. . . . ; VATHEK. Neeri, neen: GiafFer heeft gelyk; ik.deedniets dan myn pligt; én dat dit zo zy, bewys ik daar uit, dat Almanfor, indien ik anders gedaan had4 tny zoude beftraft hebben. ALMANSOR. Dngetwyfeld, myn Heer; maar in uwejaarenj waar in de beginzels en de deugd niet Volmaakt zyn kunnen , legt er echter in het doen eens pligts veel verdienste; en wat de uwe in dit geval nog vermeerdert , is uw fmaak voor de jagt; uwe drift om te volgen, die gy zonder dë minde draaling hebt opgeofferd aan het vermaak van een armen boer te kunnen van dienst Zyn. NASSER. Zeeker, de drift des Prinfen voor de jagt geeft eene groote waarde aan die opoffering! ;  y A T H E E; m GIAFFER. Gevolglyk is het zeer eenvoudig, dat de drifi voor de jagt fterker was, dan het medelyden en de menfchelykheid -x en dat de begeerte , om een onnozel dier te dooden, het wint op de neiging, om een arm oud man te helpen ? ALMANSOR. GiafFer, gy vergeet geduurig, dat de Prnsnog geen zestien jaar is: dit, dunkt my, brengt de rede aan onze zyde. GIAFFER. Kom, Voegt gy u by de meening van anderen , dan moet ik toegeeven (tegen Vathek.) Wel nu, Vorst, dewyl Almanfor zegt, dat dit zo zy, is het zo. Geloof nu, dat gy eene edele, eene verheve daad verricht hebt, waarvan nooit een voorbeeld was, een daad, die alle de bedryven der oude Helden uitwischt. .. . Wat, Almanfor, vind gy toch in dit gezegde befpotlyfr ? Is het niet uwe meening ? Zou ik alleen zo ongelukkig zyn van fcelachlyk te zyn, terwyl ik vlei ? AL-  %oB V A T H Ê K, almansor. Gy fpot, en wy lachen: beter kunnen wy ü niet antwoorden. giaffër. Ik fpot, ik fpot ? . •. . 6 Gy Weet wél, dat ik niet fpot i ... Ik ben uit myn aart niet met al potzig. En niets van alles, wat ik hier hoor of zie, wekt myne vrolykheid op; maar ik wil de uwe niet ftooren ; vermaak u onbelemmerd, ik laat u het tooiieel over. ( Hy gaat'tèrjiönd weg.) DERDE TOONEEL* Vathek» almansor, de visirj osmin, nasser. | almansor. Zie daar, dat zyn weer zyne knorrige grillen.- de visir. Hy vergoed die door zo veele braave hoedanigheden. v A*  V " A T H E ' Ë.V 2©|« VAtHER. Zyn grimmig humeur ontftaat uit zyne opreohthéid. ALMANSOR. Vorst, men moet oprecht zyn, zonder onbefcheiden te zyn. Het is ongerymd te gelooven, dat eene deugd ons het recht zoude geeven , om een ondfaaglyk gebrek in de famenleeviilg te mogen hebben. Integendeel , doorgaans is de deugdzaamfte ook de toegeeflykfte xVlensch, de zagtaartigfte, de bedaardse; hy wendt niets yóór± eischt niets; hy bemint de waarheid te zeer, ont haar niet beminlyk te maaken, ol'te wagen , haar door onnoodige Ituurschheid, of onbeieeftheid, haatlyk te doen voorkomen. VATHEK; Ja, dit is het afbeeldzel van een eerlyk Man j Want het is dat van Almanfor. ALMANSOR, Geloof echter , myn Heer, dat Giafïer, in weerwil zyner geduurige uitvaaringen en zyne ontoegeeflykheid, zeer veele zonderlinge en verhevene deugden bezit; wantrouw in 't algemeen zeer Ui. D E E Li O , 011*  *To VATHEK. onverdraagzaame lieden , maar denk echter, dat er deugdiCaamen ouder zyn kunnen: zo gy, als gy de Menfchen beoordeelt, deeze onderfcheidingen verwaarloost, dan zult gy onrechtvaerdig oordelen , en een prooi worden van Üyfzinnigheid, en vooringenomenheid. de visir. Zie daar , dit zyn lesfen , zo waardig aan hem , die haar geeft, als aan hem , die haar ontfangt. . . Maar ik ga zien , of de Calif reeds weet, dat de Prins te rug gekomen is. Kom, Osmin, en gy ook Nasfer. ( Zy vertrekken alle drie. ) VIERDE TOONEEL. almansor, vatiibk. almansor, (*« wat ftilzwygens.) Gy mymert, myn Heer ? . . . vathek. Dat is zo; ik maak treurige bedenkingen. a lm ansob, Waarover ? O V4-  VATHEK, six VATHEK. Over de vleijery: ik haat haar, en meermaal Zie ik, dat zy my bedriegt. . . . Zonder u, Almanfor , had zy my! . . . ALMANSOR. Zo gy de vleijery altoos haat, dan zult gy het haar onmooglyk maaken , u ooit te verleiden. VATHEK. Maar als zy de taal der vriendfchnp fpreekt? ó Zy is zo overredend, zo gevaarlyk! . . . ALMANSOR. Het ve'digfle middel, om haare ftr'kken te ontwykcn , beftaat hier in , dat men z'ch zelf poogt te kennen ; dat men zyne fouten overwee rï, zyn gedrag nadenkt, dat men voor zich zelf ten ftrengen rechter ftrekke, en zo de lofreden , die men ons toevoegt, boven de denkbeelden zyn , die wy van onze eigen verdiensten vórmen, dan kunnen wy gerust zyn , dat het vleijery is Maar ik herhaal het, men moet daarom zich zelf zorgvuldig gadeflaan, en mat ftrengheid beoordeeleu. Daar is nog een weg, die men kan inflaan, zy O a is  siz V A T H E Tt. is deeze : men moet de vleijery verlegen maaken , door haar te toonen , dat wy onverfchillig voor baar zyn, en haar met koelheid aanhooren. Gelukkig die Vorst, die haar den moed beneemt, om hem te b( derven. Uw Vader geeft u een voorbeeld; wie durft hem in zyn aangezicht vleijen ? def.outmoediede hoveling heeft het hart niet, om zonder omwegen iets Itteelends te zeggen! VATHEK. Ja, dat heb ik meermaal gemerkt. Onlangs zag ik , dat Nasfer myn Vader prees. Hy was maar eene trede of vier van hem; myn Vader zag om, de vleijer hield zich als of hy verrascht en verlegen ware; en echter had hy met geen ander oogmerk gefprdken , dan om zich te doen verdaanDat zag ik wel; gy hebt my alle zulke kunstjes ontdekt. . . . Maar 't is toch vreemd: omtrent myn Vader bedrieg ik my nooit; zo is het niet, als het my zelf aangaat By voorbeeld, Osmin, hoewel hy maar agttien jaar is, kan al vleijen ; en zo kunstig! . . . . Hy fchynt my te beminnen, hy is omtrent van myne jaaren; zo gy my niet gewaarfchuwd had,- dan zoude ik hem niet mistrouwd hebben. . . . Hy bemint my niet, want hy bedriegt my. Hoe, moet een Vorst dan afftand doen van het geluk, dat er legt in vrienden te hebben ? . . . A i-  V A T H E K. si<3 ALMANSOR. . Als hy de vleijers veracht, als hy de waarheid bemint, als hy de loosheid - noch nabootzing, maar begaaftheden en deugden beloont, dan zal een Vorst oprtchte en braave Vrienden hebben , en behouden. VATHEK. Maar, Almanfor, gy weet, hoe ik den Zoon van GiafFer bemin; ik koos hem uit allen, die my omringen; hy is u waardig, gy voedde ons beiden op; ik acht hem, zyn gezelfchap is- my aengenaam; hy heeft al myn vertrouwen, en ik weet zeer zeker, dat hy voor my geene volmaakte vriendfehap heeft; ik zie, dat hy in onze byeenkomflen dat vermaak iiiet vind, 't welk ik daar door ontfang; by is dikwyls üi gepeinfen , afgetrokken. . . . ALMANSOR, Mooglyk heeft hy daar reden toe. . . . vathek. • Maar waarom bedekt hy die reden dan voor ■my? rii O 3 AL-  «14 VATHEK. ALMANSOR. o Dit is zeker uw fchuld De Vorsten befchouwen doorgaans htn , die zy met den naam van vrienden vcrëeren, als liegt? hunne vertrouwden : Zy gelooven , dat alleen hunne gel.eim.n van belang zyn ; ma?r het geen hun niet betreft, befchouwen zy voor zeer beuzelachtig. Zy rekenen dit hun aandagt niet waard ; het vermaak om van zich zelf te praaten , houd hen alleen bezig ; zy gunnen ons hun vertrouwen ; maar het vertrouwen, dat wy hun toonen , verveelt hen; ten minde, zv begeeren het niet; zy kunnen dea ook maaar voor een gedeelte bemind worden; want de vriendfchap kan niet bedaan , zonder een volkomen en wederkeerig vertrouwen. VATHEK. Dat begryp ik ; maar ik geloof echter, dat ik omtrent Nadir daar van onfchuldig ben; als ik hem zo afgetrokken zie, vraag ik hem; ik onderzoek , of hy iets begeert , of ik hem van dienst zyn kan, et ik dring hem zo lang, dat hy my zegt, dat hy geen dienst van my verlangt. ALMANSOR. Wel, moet men een gunst te verzoeken hebben ,  t VA T H E K. ben, om zich by. zyn Vriend te kunnen uitlaaten? Hoe kunt gy met zo eene gevoelige e;i keurige ziel alleen een vertrouwen wenfehen , fl»*t het belang de oorzaak van zyn zoude ? Weet gy niet, dat de vriendfehap haare dierbaard; vertroostingen uit het hart ontfangt? Dat men haare droefheden alleen verzachten kan , door te deelen in de 'fmarten, die zy ons aanbeirouwt ? VATHEK. Gy verlicht my, Almanfor; ik beken echter, 'dat ik my fchaam zo eene les nodig te hebben; dit is de eerde les , die my doet bloozen ! . . . . Hoe, moet het hart dan zo wel als 1 et verftand orchrweezen worden? . . . Ach, Waarom is Nadir zedert agt maanden afweczig? Nu ik nopens de pligten der yrie'ndfchap onderweezen ben, wagt ik zyne te rugkomst met veel vuuriger ongeduld , want nu hoop ik de zyne te verdienen. . . . Wanneer komt hy? ALMANSOR. • Dat weet ik niet; maar zyt gy wel verzekerd, dat gy hem altoos zult beminnen ? VATHEK. Ja, na u zal Nadir altoos myn liefde Vriend zyn,1 O 4 al-  *'ö V A T H E KV almansor» : n -y-;! rVas-Lrtv.ji oöds os jam ya mui 9oH taai Ik wensch het, om dat by dit waardig is, vathek. Zou ik ooit kunnen veranderen omtrent den Vriend, dien gy voor my hebt uitgekoozen? almansor. .Bemin hem, myn Vorst, zo lang. by uwen roem boven uwe gunst waardeert; zo lang by oprecht en belangeloos is; maar, als hy in zyne wenfehen onmaaüg wordt, zo hy zich van listen bedient, zo hy, om u de waarheid te zeggen , omwegen gebruikt , dan moet gy u terftond van hem vcrwydcren; dan is hy de Vriend niet,, dien Almanf-r voor u uitkoos. Men zal zeker, indien hy in. uwe gunst blyft, niets verzuimen , om hem by u te bederven: zeg hem alles, waar van men hem hefchuldigt; veroordeel hem niet, voor gy hem gehoord hebt; en vooral, mistrouw hem, die u iets kwaads van Nadir zegt, terwyl hy u verzoekt, hem niet te noemen, by den geenen , dien hy zwart maakt Maar, myn, IL er, ik moet ti nog éenen raad geeven: ik merk, dat Osmin zich in uw byzyn meermaal v rftout, om zyn natuujrlyke trek tot ipotterny en fchetppery in t'.vjlgeti. v a-  V A T H E m ?'7 , , ' • VATHEK. Mi,„i | | .ttiftad 3rbusTi3 efiloots anv^a ni lahl Kb Indien ik die eens aanhoor, ik neem er echter geen deel in, , u j a ;:. - • I ,1 MA ? frOjR. : % | 7 vrl : ... > r»v , >« u •' i - VATHEK. Niets bevalt, niets trekt my af. .... AL M A N S'0 H. En waar door? v a-  V A T H Ê È. 119 vat H4ljK.tr Ik weet, dat u zulks bekend is. almansor. Myn Heer, ik zou veel liever uw geheim verpligt zyn aan uw vertrouwen , dan aan myn doorzicht. vathek. < Ach, gy hebt my moeten uitvinden .... en zo gy my goedkeurt, dan zoud gy my eene bekentenis fpaaren, die ik niet duit' doen. .... Gy antwoord niets! . . . . ..... ;tn y.§ almansor. Ik heb u niets te zeggen, myn Heer. ... 1 r vathek. Goed, wy zullen er niet over fpreeken. (Hy mymert. ) almansor. Zo gy raad eischt, die zal ik u geeven Maar zo gy eene laage toegeeflykhtid hoopt, ('au myn Heer , doet gy best van te zwygen v a-  $W V A T H E K: v a the k. Waarom zo ftreng? Is het misdaadig, dat men gevoelig is ? a l m a n s o r. ■ 't Is eene grnote verkeerdheid, der rede niet te ■gehoorzaamen; vooral zich door zyne driften te laaten pynigen Maar de deuren worden geopend: 't is de Calif. vathek. Almanfor! myn waarde Almanfor , hoe bedroeft gy my ! , . . almansor. Myn Heer, de Calif nadert. VYFDE TOONEEL. de calif, vathek, almansor. de calif, tegen zyn gevolg. Ga heen Almanfor, ik moetu fpreeken. Ik heb u iets voor te treilen, dat u, zo ik hoop, aangenaam zyn zal. Gy zyt immers met den Vifir waarlyk bevreedigd ? al-  y A T H E K. zti almansor» Ja, myn Heer: van mynen kant is die bevrediging oprecht. de calif. Hy toont, dat die ook dus van zynen kant is: hy vraagt Zulica voor zynen Zoon Osmin. vathek, (ter zyden.) Hemel! . . . . almansor. Myn Heer, Zulica is niet ryk genoeg voor Osmin ; de fortuin van den eenigen Zoon des Vifirs moet hem eene veel aanzienlyker verbintenis doen aangaan. de calif. En is Zulica de Dochter myns Vriends niet? ... Zyt gy niet verzekerd , dat ik haar fortuin gelyk maaken kan aan dat van hem, dien gy voor haar uitkiest? almansor. Myn Heer, myn fortuin beantwoord aan myne wenfchen; het is aiaatig, ik ben gelukkig. . . . . de  te* VATHEK, de calif. Nu, de Vifir eischt Zulica, hy doet meer; hy verzoekt, dat gy haar Huwlyksgoed behouden wilt Hy wil zich alleen, voor altoos aan u verbinden. a l man s 0 r. Myn Heer, ik kan hem myne Dochter nietgee* ven va the k, Qtr zyde.~) Ach! ik herleef! .... K de calif. Ik heb u altoos gezegd, dat ik u de vryheid laat, om over haar te befchikken; zelf buiten myne toeflemming; zo dat, ik dring er niet verder op; ik beken echter, dat deeze weigering my verwondert. vathek. Maar , myn Heer , misfchien is Osmin niet aangenaam by Almanfor. Osmin is een vleijer, een geveinsde. . . . al-  VATHEK. »a£. ALMANSOR.. Dit is de reden van myne weigering niet. Hy ïs nog maar agttien jaar; hy kan zich beteren. Ik heb geen afkeer van Osmin. VAT HEK. Maar, Almanfor , gy weet mooglyk , dat hy niet gefchikt is voor Zulica ? . . . . A L M A N S O R. Myne Dochter zal nooit een andren wil hebben, dan den mynen. (tegen den Calif.) Gy , myn j Vorst, hebt u verwaardigd, om my te verzekeren , dat ik meester ben van het lot myns Kinds. Dit is de eenige gunst, die ik van u bidde. Vergun my, u dit herinneren. DE CALIF. j 't Is genoeg; denk er niet meer aan. , Ik zal u zelf niet eens naar de reden deczer weigering vragen; maar ik herhaal het, dat dit my verwondert Ik wist ook niet, dat myn Zoon zo afkeerig van Osmin was. . . . VA-  ti4' VAT H É*A K. r vathek. Ik, myn Heer, haat hem niet; maar ik ken hem, en . . . de calif. Laaten wy dit daar. Men heeft my gezegd, myn Zoon , dat gy my eenige gunsten had te verzoeken. ...» Vathek. Ja, myn Heer, voor Omar en Hadi. . . » de calif. Kent gy die beiden wel ? bemint gy hen ? vathek» Neen, myn Heer; maar zy volgen my altoos op de Jagt; en zedert drie Maanden vallen zy my zo lastig, dat ik , om my maar van hun te ontdaan. . . . almansor. Zeer wel, myn Heer: gy ftaat dan gunden toe; aan  V A T H I K. ass- aan onbefcheidenheid en kwelling, die gy zeeker aan de befchroomde verdienden zoud geweigerd hebben? de calif. En óm dat Omar en Hadi u verveelen, moet ik haar beloonen? Bedenk, myn Zoon, alsgymy weder eene gunst verzoekt, twee dingen: of de gunst, die gy verzoekt, of waarom nien ü verzoekt, niets onbillyks in heeft; en of hy , voor wien gy die verzoekt, die gunst verdient. 4.. . Maar daar zal de Vifirzyn. Almanfor, ik zal hem uw antwoord berigten; ga . . . ViTHÏK, (ter zyden, in 't weg gaan.) 0 Zulica , aan welk een gelukkigen zal men u geeVen ? i E S DE TOONEE Lo de calif, (alleen.) Wat betekent die weigering van Almanfor Wat het belang, dat myn Zoon daar in neemt?..,' Zy wierden beiden roodj Vathek voor al was zich zelf geen meester. . . . Nog gisteren wist ïi D£B(.> I  fa5 V A T H E K. Almanfor my het huwlyk van mynen Zoon te d >en -uitftellen In weerwil van my zelf, zie ik duizenderleie bedenkingen, . . . Almanfor verdenken ? de vriendfchap beledigen ?...., Onvoorzichtig zyn i ... . Maar Almanfor kan my niet misleiden, ik ken hem! Ach, is 't niet beter, dat men zich in gevaar Helt van ligtgeloovig f dan van ondankbaar te zyn ? . . . . -U'V 6 BM mottsv/lc t **Wro» % Siü tiwag V)ov «y,p"*o na ;jïsad ni cdvilrdno atain t3iaox • ZEVENDE TOONEEL. marilMjJ! (iolnsmiA .aftiQiV ab hes istb iuM ©E CALIF, DE VISIR. ■^vk i* «i . *»\h£s -*v) ( x * H r j * C »v ö> e VI SI R , ( r 23)^ , 7?// flaancle.) fr anm Iss Kaaijliulsj nsa j^y- ns* , jÉti&S a Hy is onthutst, hy peinst f . < . . Almanfo* | heeft het geweigerd. . . . ; : 'Hifi 'c jtLiF. . Ct ■ . Nader, Vifiï, nader; j ; . ^••ftoicf ■ --Bta visia, hné itVi »..?jmas:i ni tscb nooX .'t or; :»i> t:snc.'---. Mag ik, myn Heer, het antwoord van Almanfor' veHfeftn'PWèia goK . . . .Ulttw na:^ Yte; 1 14 • 1 .4*3 de  Vathek. «i DE C A E 1F. Hy is gevoelig over dit bewys uwer achting; maar hy heeft ongetwyfeld andere uitzichten. . i< hy kan zyne Dochter niet aan ü geeven. I9ïii, Ai Jsb 1199(1 irvta'eiaaimrf ;«« :^b >h jil d ■ - fi de VISlRv' r' — : ; sbltllb LJ Wat hoor ik! ..... Myne verbaastheid is £root Wel, voor wien bewaart hy daü Zulica ? Zou 't zyn kunnen ? . . . Ysb , ioo üooha . «liV t«sat i^H j • m n. nys iomjIjs -3 eo ^najnmoiarov K iÉl Vergun my , myn Heer, dat ik moge zwygen; dit woord ontglipte my. . . . Ik zie , dat Almanfor altoos myn vyand blyft; maar ik ben niet meer de zyne: gy gebood my met hem te verzoenen „ ik geloof, dat ik u myne welmeenendheid getoond heb. . . .' itcmeralA ~*v0 y_c jfdBbtöo jbv,* Ü ntl ï.h'iia*! DE CALIF. Maar nog eens, wat wilde gy daar zo even «Éfgg . »»H a<0i mes P ft ê é  t2t VAT H E K. BS visir. o Myn Vorst, verdenk my niet van misdaadige oogmerken; tk vleije my, dat gy myne oprechtheid beter kant. Toen ik Almanfor haatte, vertnrg ik dit niet; herdenk, myn Heer, dat ik met u durfde fpreeken over myne bezwaaren, en myn afkeer omtrent hem. . < . SZ CALIt, Dat weet ik; maar, Viftr, gelooft gy ook , da^ het lasteren eens Vyands een bewys onzer oprechtheid is. . . , de vrsi-r. Myn Heer, de listige Man weet zyne gevoelens te vermommen, om des te zekerer zyn doel te treffen ;• maal* de eenvoudige oprechte Man verbergt niets, en veracht eene wraak , die hem door geveinsdheid uitvoerbaar werd. de calif. Laat dit daar:' wat oordeelt gy over Almanfor* weigering? be visir,- J%n Heer , die weigering verfïomt my; es' toe*  VATHEK. p9 toen ik die eerst hoorde, fchoot my eene dwaasheid, eene dolligheid voor den geest, waar van zyne Vya.nden hem befchuldigep. PB CALIF, Hoe? . . . Wat is dit? . . . Verklaar u. . . „ Neen, zwyg . . , ik ken Almanfor, ik wil niets Bieer hooren. . . . • DE VISIR, Ik zwyg met vergenoeging over iets, dat waar* lyk niets dan verachting verdient. Almanfor vefr fmaad myne aanbiedingen, en weigert zyne Dochter; wat hem hier ook ten mynen opzichten moge beweegen, zo geloof ik echter niet, dat uwe gunst hem tot den vermetelften en tevens dwaasten der Menfchen gemaakt heeft. Ik geloofde altyd , dat hy niet bevryd ware van heerschzucht, maar hy heeft te veel verftand, om zich zelf te vergeeten in harfenfchimmige ontwerpen. Vergun my, myn Heer, met u over iets anders te Ipreeken Men heeft zedert eenigen tyd onder het Volk een boosaartig Libel verfpreid, waar in uwe geheiligde perfoon gefchandvlekt wordt; ik ben er ook zeer in beleedigd; doch dit is niets. . . . P 3 DE  *S® V A T H E K. DE CALIF. Gefchandvlekt, zegt gy. Ik ? DE VISIR. ó Myn Heer, op de verregaan dfte wys. . . . , DE CALIF. Hebt gy dit gefchrift? DE VISIR. Ja, Myn Heer, hier is het. D^E CALIF. Laat het my zien: de haat geeft wel eens goeden raad. (Hy leest het ftil.) ^jII-L'sdïsrrrf» :r:r, ••;<••. ,. \> DE VISIR. Ik weet ook, wie de fchuldige' opfieller is; hy, die het voor hem copieerde, heeft, hem verraden , en het berouw, of mogelyk de hoop op beloonjng, heeft hem aangezet, om het my in handen te geeven, zo als de Auteur het eigenshandig fchreef, DE  VATHEK. *3« de calif, na het geleezen te Ik beken, dat wy beiden in dit fchrift a^ryslyk behandeld zyn: ik ben zo zeer als gy beleedigd; en ik wensch , dat gy de vera.-nfte met my deelt, van insgelyks met my den Scbryververv gifnis te fchenken. jnjs Snrgrbaatad abrsolqag laïfnob ïiri ai M» ucS . . ?nDSisfi:»» W»W.nys (WWoiwini* -c.-fc 2ssa n3b f'§is3C.nj:rjjss os cl»b3 os ai jsH -'! MyntHeöt-t^PV-'-3 n^blsw na nafcyiaUfr •:• aaiaóxinav si rtabnajDimsvno '«na» ahac-w . os . DJ. c AHjftrfÖWll^ ni vfp<--r Dewyl gy weet, wie dit fnood gefchrift heeft opgeftek, noemmy.:hem. Ik wil, dat hy weet, dat ik hem ken: dit is de eenige wraak, die ik neemen kan, de visir, , Dl sfl basediav , is?H «ftl, naidaleim jlos yO Maar, myn Heer „ kan zo eene allesovertreffende goedheid niet gevaarlyk worden ? Een gemeen mensch mag voor laster gevpelig zyn: waarom *al een Vorst hier in met hem verfchillen ? de calif. Een byzonder mensch vervolgt den Lasteraar, om hem tot hen-roeping te dwingen; hy p 4 eisch  :?3* VATHEK.- eischt van de wetten, dat zy hem ftraffen , niet op dat hy gewrooken, maar gerechtvaardigd worde. ... . Een Vorst is boven alle vergoedingen , by moet des ook boven alle beleedigingcn zyn. En ook zo men zyne perfoon beleedigt, meri kan zyn roem niets deeren; js hy, die ongeftraft kan fchaden, niet verpligt, het vèrgeevert te leeren ? Zou de in het donker gepleegde beleediging eens zinneloozen zynen toorn omfteeken? Het is zo edel, zo zagtmoedig, den haat door medelyden en weldoen te yerftommen, en de woede eens onvermogenden te veranderen in berouw en verwondering. Ach, zo zy, ciie my hoonen, wisten, hoe gaarn ik vergeef, zy zouden , door ontroering en teederheid bezield, mo» •gelyk befluiten, om my allés te belyden, PB VI$IR. Gy zult misfchien , Myn Heer, verbaasd ftaan, als gy den naam dëezes fnoodaarts hoort. PB CALIF, Wie is hy? "' ' PE VISIR. Een man t dien gy nog onlangs eene groote weiijaad betoend hebt . . . . het is. . . . Boulaski. os  y A * H * *♦ *Sï p E CALIF». loulaski1 DE VISIR. Ja, Myn Heer, hy zelf; ik beklaag Almanfor, hy zal zeker zeer bedroefd zyn, dat hy, offchoon bevriend aan Boulaski, u voor hein weldaaden verzogt heeft. pi CALIF. Gy dwaalt. Alrnanfor heeft my niets voor Bouteski verzogt. DE VISIR. Hoe, myn Heer ! . . . . P E CALIF' De Vifir, dien gy zyt opgevolgd, was de vyand van Boulaski. Hy lasterde hem by my; hy bedroog my ; hy deed my eene onrechtvaardigheid begaan : zie daar eene misdaad, die een Vorst nooit kan vergeeven , maar geftreng moet ftraffen. Ik ontnam Boulaski zyne waardigheden; weigerde hem te hooren; hy verliet, het Hof; en gaf zyne zaak in de handen van Almanfor, nog ai hoopende , dat hy zoude te rug geroepen worP 5 4en.  *34 V A T H E K. den. Almanfor poogde tp vergeefsch hem te rechtvaardigen ; ik wilde niet hooren; de onfchnld bleef drie jaaren verdrukt. Evenwel, de waarheid, die ook ten Hoye vroeg of laar gekend wordt, verlichtte en verdomde my; het overige is u bekend: ik herriep Boulaski, ik pverflroomde hem met weldaaden; men gelqoft, dat hy dit aan Almanfor te danken hebbe, en het is alleen aan de flera van myngeweeten, dat by ajlesver» phgt is. p.e visir, (ter zyde.) Pat heb ik niet voi rzien.' DE CALIF. Boulaski, eindelyk verbitterd tegen my, die hem verdrukte, geloefde zich, door my te lasteren, wraak te verfchaffen; welk verwyt voor py,l ..... Hy was deugdzaam, ik maakte hem fchuldig; de eenige flegte daad, die hy ooit bedreef, was 't gevolg myner onrechtvaerdigheid Zedert wanneer zyn deeze Vaerfen verfpreid ? irn ;vo v/j tned afjianun yH AiuiuoH MV fin* gijb svtö*mo sn^rrT^^-vd iVa • t. ^ , u.c*.';.-»m 9K53 7ccb 'As : turn**! biarf Eenige dagen, voor Boulaski in gunst herrteld Was. de calif. Die ondankbaare!• moest hy, toen ik hem ver- goe-  VATHEK. 235 goeding deêd , niet gebloost hebben , ziende hoe ik over myn misvatting getroil'en was. »■ (■"' -t m' na nluM *a' li, oio2 .tnr.ra yit d e vu svyoezi vw ►esihf-'M ' tod SRilJöanug rariihoil nsxaab yw aotf Zal hy zyne ampien behouden,. myn Vorst ? de c a l i ï". Neen ; de opfteller van een naamloos lasterschrift is onwaardig, het geringde te bekjeeden, Hy heeft de fnoodfte laagheid begaan. Hem kan voortaan geen het minfte beuuur worden toebefrouwd; maar ik was omtrent hem onrechtvaerdig; ik moet hem virgoedihg doen: hy zal zyne vryheid behouden; hy zal verzeekerd zyn van myne vergiffenis, van myn medelyden en van myn leedweezen, dat ik alleen met geld kan beloonen. Ik ken zyn fchrift: breng my dit, en ik zal u myne laatde beyelen daar over terdond doen hooi*en. A G T S T E TOONEEL. de visir, (alleen. ) Almanfor had geen deel in de gunsten van Boulaski ? . . . Wie had dit gedagt? . . . Maar hy weigert echter Zulica aan mynen Zoon; onge- twyf-  *3« V A T H E K. twyfeld, om dat Vathek haar bemint. .... Ik zag, dat de Calif vatleegen , ontfteld was; nu moet hy alles weeten. Kom, ik ga Nasfer en myn Zoon fpreeken; wy moeten met elkander overleggen, hoe wy deezen trotfchen gunsteling het fpoedigst kunnen ten val brengen. (Hy vertrekt. ) Einde van hit Etrfie Bedryf. TWEE-  V A V H E * 857 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. ALMANSOR, GIAFFER. GIAFFER. JTa, ik weet het;• men fpreit op nieuw ftrikke^ voor u. Nasferbezoekt, vleitmy, hyfpreekt van de vriendfchap, dïe de Vifir u toedraagt; dit alles bedekt iets boos , iets verradelyks; gy zult het zien. ALMANSOR. Wel nu, laaten wy zo lang wagten; laaten wy het verdriet, van daar het voorwerp van te zyn 4 niet vergrooten, door dit vooruit te zien. c 1A F F E R» Zie daar uwe gewoone voorzichtigheid ; gy waant een Wysgeer te zyn, en gy zyt niets da» de onverfchilligfte aller menfchen. AtMAKSÓft, Gy ziet alles in hït zwart;- gy denkt sdtoos op hin-  •2^8 W A' T H E. .K hinderlagen , ftrikkcn , famenzweeangen; gy weet echter, dat gy u duizendmaal in zulke voortellingen beriroqgt.;; maar mets kan u verbeteren. J 3 3 M O O ;T, yd T i £ '1 3 G IA I F ÉR. Nu, goed; de Vifir is verheugd over uw geink; hy is verrukt van blydfchap, om dat gy tf#e D'.chterWeigert, alle dé Hovelingen bemin-, nen u, niemand benyd u. O heerlyk l myne vrees' li des geheel en al dwaas . . . tfia lm \$ ; fJihimr/-.'-' tni , aood ïïm ii-/>;s~ zen-  y rA T H EK. * beflüifferi, om zo eenen Itap buiten kennis van Almanfor te doen. / OSJ1I Nl Bedenk, Prins, bid ik u, dat Almanfor niét kan toeftemmen. . * . Vathek. En ik z^u myn's Vaders toorn op hem nedeïbreugen ? . . . os mi fa, Zo gy met Almanfor dien flap deed, dah zoucï gy 's Vorsten gramfchap opwekken; maar nit zal hy in uw gedrag niets zien, dan de uitwerksels eener hevige liefde. vatheks Kom aan; 't is wel., ik zal hem fpreeken...; o s MIN. Gy kunt dit te vryer doen, om dat hy reeds ttwe liefde vermoed, en er niet over verwonderd fchynt. .... va-  VATHEK; 25? VA T HE K. Hoe? OSMIN. Het is niet zonder oogmerk, dat ik u hier bragt: L)e Calif zal hier ook komen. VATHEK. Hemel! Osmin, waar brengt gy my' ïoe! . ; . Ach , laat my eerst met Almanfor raadpleegén. . . . 0 S M I N. Goed, myn Heer, ga: ik weerhoud u niet langer; het is mooglyk ook beter van Zulica aftezien; zo dit uw oogmerk zy, ik zal er u niet van afbrengen. VATHEK. ' Afzien ? . . . van Zulica! Ik kan niet! . . . . Myn Vader komt hier , en de Vifir zal hem verzeilen? . . . OSMIN. Ja, Prins, ik heb .myn Vader hier toe bewogen; ik heb ook met myn Vader een teken vast gefield, waar door ik de gedagten des Califs WeeiH». DE Et. jft ÏSQ  lijï V A f H E K, ten zal; op dat ik in ftaat zoude zyn, om u tot Ipreeke» aantemoedigen , of niet-. Vathek, Zo dat, HE ben dan geheel aan u óVergegëeven* dsmin. Gy fchreit, myn Prins . . . wel doe affland van uw ontwerp , dat mooglyk vermetel is, en Vi-rgeef my den iever , Waar mede ïk u dien.... » vathek. Aimanfor! .... Ach, het is of ik ü verraad i my ga bederven. .... osmin, Kom, myn Heer, laaten wy by hem gaarj* vathek. Het is geen tyd meer. . . . Ik hoor gerucht.  V A T H £ t, VATHEK.. 't h myn Vader! . . . t OSMIN. i Wat is uw befluit, myn Heer ? . . ; VATHEK. - ... .-' v A- o Zulica! . . . . Osmin, ik zal uw raad vol* §en1 OSMIN. Paar is de Calif. VATHEK. Osmin, let wel op uwen Vader. ZESDE TOONEEL. j3E CALIF, DE VISIR, VATHEK, OSMIN. VATHEK, (ter zyde. ~) |k beef! E $ DE  s«ö , .y a t H e x. de cauf,(«/k Toofieèl komen*. de, ftil tegen den Vifir,') ja, ik zal my bedwingen; ik heb het immers beloofd ? osmin, (ftiltegen den Prins.) Myn Heer , myn Vader geeft my het teeken. Gy kunt fpreeken. Vaarwel .> hou u-moedig. . . , ( lij gaat heen.) vathek, (ter zyde. ) Wat zal ik zeggen V . . Hoe my gedragen? . . Ach, zonder Almanfor ben ik niets. De calif, (optreedende.) Osmin verlaat u, myn Zoor;; ik weet, dat gy in 't byzyn van veelei) tegen hem zyt uitgevaar ren; en nu lange met hem alleen gefprooken hebt* V a t h e k. Myn Heer, dit i's waar. de calif» En waarom waart gy 20 verfbord op Osmin % va-  VATHEK. aift vathek. Het is voorby, myn Heerj ik zag myne onbuV lykhe'd. de calif» Maar waar over was het? de visir, Spreek , Prins, ipreek openhartig tot den besten Vader. vathek, (hy werpt zich yoop den Calif.) Ach, myn Heer, ik fmeek om uwe goedheid , uwe vergeeving! . . .Ja, myn Vader, ik durfde my aan eene drift overgeeven, die gy zeeker zult yeroprdeelen. . . , de calif. Gy bemint Zulica ?..... v a t h e k. Ja, myn Heer, ik bemin haar. de calif, (koilljeS,) $ys op. k 3 > -V  h52 VATHEK, vathek, (ter zyde.) Hoe fh-eng is zyn opflag! de visir, (ter zyde.y De (lag is eindelyk gcgêeven! myn oogmerk is geflaagt! s de calif. Gy bemint Zulica , en zedert hoe lang ^ de visir. Mooglyk van zyne kindschheid, vathek, (ter zyde. \ De Vifir raad my ongetwyfeld dit te zeggen. . i Ach, ik weet niet meer wat te zeggen. . '* t>e calif. Antwoord! vathek. Ja, myn Heer, ik bemin haar, zo lang ik haar. kende. •' " ■ > • .-- ; 5> ■b e visir, (tegen den Calif.) Zulica billykt ten minnen, myn Vorst, door haa-  V A T H E K. haare fchoonheid en deugden, de liefde des fcin-, fen ; men zegt, dat Almanfor haar met de grootfte zorgvuldigheid heeft opgevoed. Zy is eene muntende Maagd. de calif. Ga, Vathek, by Almanfor, breng hem., ophef aogenblik hier; ik zal, in zyn byzyn , u myne gevoelens melden: maar. ik verbieden, iets. tcgcr; hem te zeggen. vathek., Ik gehoorzaam , myn Heer . . . Maar. durf ik. op vergeeying hoopen ?• de calif., Ik gevoel omtrent u geene gramfchap, nöc'ft. misnoegen; ga. vathek., Ach, myn Heer , mag ik het zeggen . UJ% gramfchap zou my mooglyk minder treffen^ dj$i deeze ftaatige geftrenge koelheid! de calif.. •t Is genoeg . . . ga heen.. R 4, V.*,ï-  $j VA T H E E, vathek, (ter zyde.) Ach, ik ben verlooren . . . . 0 Myn waarde Almanfor, wat deed ik! (hy vertrekt. ) VYFDE TOONEEL, F de calif, de yisir. de visir. Nu , myn Heer, ziet gy , dat ik my tn myne gistingen niet bedrogen heb Hoe zeer ik. ook Almanfor acht, "zo zag ik echter uit de wys , waar op de Prins in zyn§ eerfte vervoering myn Zoon behandelde , dat de liefde daar van de oorzaak was, en die liefde is het werk van Almau V A TT H E K. ZEVENDE en LAATSTE TOONEEL. de visir, , na watflil- zwygens.) Die is dc vrucht myner Staatkunde, myner listen; zo zegepraal ik dan over Almanfor. . Hy heeft alle myne denkbeelden omgeworpen !... Moet dm de eenvoudige be.ftendige vroomheid altoos de diepstdoordagte verraderyen vernietigen? .... Moet men dan waarlyk, om gelukkig te worden, deugdzaam zyn ? . . . Jfc myn Zoon by den Prins bedorven; ik zal hem voor eerst van het Hof verwyderen Laat ik by hem gaan. .... Mogt ten minflen dit geval hem, zo zeer als my, door eene treurige ondervinding leeren, dat de braave, de eenvoudige man altoos, in 't eind, loosheid, list en afgunst, haat en valsch.heid te niette doet. (Hy gaqweg.^ EINDE. BE-  B. E R. I C H T, VAN MEVROUW DE GENLIS. SBCet onderwerp van 'dit Stukje is geene eigen, vinding. Foor drie jaaren woonde Fromv Aglebert te Spa: en de blinde Goton heeft deeze Hiflorie zelf verhaalt. Alles wat men , betrekkelyk op deeze Vrouw, hier leest, is ftrikt waar; ik heb zelf haar naam en die haarer Kinderen behouden; zo wel ah het handwerk van den Man. Het is ook waar, dat er toen te Spa eene Engelfche Dame was, die aan deeze eerbiedingswaardige Familie veele weldaaden bewees.  PERSOONEN. VROUW AGLEBERT, JEAN NETTE, haar oudfie Dochter. M A RI E. 1 'Jonger Kinderen va» Vrouw EOUISON.J Agkbert. GO TON, een blinde arme Frouw. MYLADY SYMOUR, FELICIE , Franfche Dame. PERE ANTOINE, Capucyn. Het Tooneel is hy de Baden te Spa.  DE BLINDE VAN SPA. B L T S P E L. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeld een Wandelplaats.. ÏI'ou.w aglebert, jeannette. vrouw aclebert. (Zy draagt een Pakje.) IC ■ JLrfaaten wy eens rusten; het is hier zo heel fraai! jeannette. Ons huis is hier digt by; wilt gy, Maatje, dat ik het pakje, dat u moeilyk valt, draag ? vrouw aglebert. Wel neen, Kind , het weegt te veel, 't is onze voorraad, voor morgen en overmorgen. je^  DE BLINDE . . JEANNETTE. Is er niets in dan aardappelen ? VROUW AGLEBERT. Hoe zo 5 Jeannette? JEANNETTE, Wy hebben, zedert agttien maanden, geee ander voedzel gehad. VROUW AGLEBERT. Als men arm is , myn Kind. .... JEANNETTE. Waart gy dan voor dien tyd niet arm? Wy bakten toen zulk goed brood en koeken, en hadden ook nog ander eeten. VROUW AGLEBERT. Zo gy de reden wist! maar gy zyt nog te jong, ik kan u die nog niet doen begrypen. JE-  y. A N SPA. m jeannette. Te jong, en ik ga in myn vyftiende jaar? vrouw aglebert* Uw hart is goed, ik zal u eens allesverhaalem jeannette* 0 Maatje, verhaal my nu alles. vrouw aglebert. Sus 1 ik hoor gerucht; het zyn Dames* jeannette. Ach, Moedert vrouw aglebert* Wat i£ het? jeannette. 11s dezelfde Dame, die aan myne Zuster éö aan my Dieuwe kleederen gaf. Vrouw  ÏS6 t> E BLIND A VROUW AGLECÏRT. Hebt gy haaf deezefï morgen niet weezen bedarken V JEANNETTE. Ja, Moeder, VRÓUW AGLEBERT. Wel laaten wy gaan. Onze arme blinde Golon heeft van daag nog geen voet verzet, en ik denk dat zy naar u wagt. Breng haar in den tuin dei Capucynen: zo dra ik kan, zal ik byukomen.,. Kom. JEANNETTE. ^ Ik zal u volgen. ( Vrouw Agjelert gaat voor, jannette lomt langzaam va : My Lady Symur en Felicie gaan haar voorby, zonder op haar te letten. Jeannetlc hefchcuwt Felicie , en zegt: ) Zy ziet my niet; dat fpyt my, want ik heb haar zo lief! (Zy loopt naar haare Moeder.) TWEE.  VAN S PA. &7 TWEEDE TOONEEL, MYLADY SYMOUR, FELICIE. X>I Y LADY SYMOUR. Men kan hier geen trede zetten , of men ontmoet ellendigen .... myn hart lydt er geweldig door. FELICIE. Gy zyt zeer aandoenlyk en ik geloof Waarlyk , dat de Engelfch» Vrouwen doogaans medelydender zyn, dan wy; zy hebben minder grilligheden te voldoen, zyn zo coquet niet, eu de coquetterie verflikt, javernielt byna alle goede hoedanigheden. MY LADY SYMOUR. Het geen gy zegt, herinnert my een trek , die my deezen morgen verbaasde. Gy kent de Vi•omtesfe Rofelle ? FELICIE. jgo wat. .... 3VIV  3.88 DÉ BLINDE MY LADY SYMOUR. Ik ontmoette haar voor eeh paar uuren, op de wandelplaats ; een arm oud gebrekkelyk Man vroeg haar om een aelmoes, en klaagde, dat zyn geheele huisgezin Van kommer en gebrek ftierf. Zy was zeer aangedaan, haalde haar beurs Uit, hoorde hem met oplettendheid, en zou hem zo een aèlmoes gegeeven hebben; maar ongelukkig, kwam er een Koopman met Pluimen, Mutzen enz. Hyoper.de zyne Doozen ; de Vicomtesfe hoorde toen den afmen Man nauwlyks meer ; tvenwel, oln hem maar weg te krygen , gooide zy hem een klein ft uk je geld, zeer koel, en zonder er opteletten , toe ; en kogt alles , wat haaf Wierd aangeboden. FÉLIC IE. Èn ik ben gerust, dat My Lady den armen Man troostte. MY LADY SYMOUR. Luister dan. De arme bloed nam het geld op^ en zei: God dank , van daag zullen myne Vrouw en Kinderen niet van hönger fierven. Deeze weinige woorden verwekten in het hart der Vicomtesfe, dat natuurlyk goed en welgeplaatst is., 't  V A N SPA. mededoogen weder op; zy riep dert Ouden Marl weer, en "na wat peinfens, zei zy tegen deii Koopman: „ vefkoop my dit alles duurder 5 maar op credit." Dit nam hy aan, en zy gaf haar geheele beürs aan den ongelukkigen Man , dié ik meende, dat van vreugd en verbaasdheid aan de voeten zyner weldoenfter zoude geftorven zyn; Ik had gelegenheid, om dit alles onopgemerkt té zien; want ik zat onder een boom geheel in 't groen ; en dit voorval heeft my veel ftof gegeeven, om te denken. FELicik; Gy moest met zo eerie neiging tot denken eens een reisje naar Parys doen; daar zouden wy ti wel andere onderwerpen verfchaffen. P>y voorbeeld , daar zoud gy zien , dat wy de Ëngelfchen in allen deele willen naarvolgen , uitgenomen in milddadigheid. Wy dverdryven uwe Mödefïs; uwe manieren, uwe gewoontens; maar tot nog toe aapen wy u niet na, in het fflaaken van ïnichryvingen ter beverdering van waare begaaftheden , en om ongelukkigen edelmoedig by te (laan; MY LADY SYMOUE. Gy aapt eins ook veel meer na, dan dat gy ras tolgt, dewyi gy geeri gewag altoos maakt van flU DEEL". T «»  »9® DE BLINDE onze waarlyk verdienstlyke eigenfchappen ; maar terwyl gy onze nuuk-ns en gebruiklykheden overfchrydt, maakt gy ons belachlyk. FELICIE. Ik hoop, dat gy met er tyd ons zo wel nwe deugden als uwe manieren zult byzetten. Maar, Myludy, willen wy , om ons gefprek geruster voortezetten, niet naar den berg gaan; daar is het zo lommerryk ? . . . MYLADY SYMOUR. ïk kan niet, om dat ik iemand, die ik hier befcheiden heb, verwagt. FELICIE. Zult gy lang bezig zyn? MYLADY S Y M O O R. Neen, ik heb maar een woord te zeggen. Ha, daar is de Man zeil'. FELICIE. Hoe, Pere Antoine. Nu begryp ik het oog* merk.  V A N ' S P A. *9- merk. Gy wilt tnet oordeel wcldaaden uitdee* len : deeze vroome Man is üw vertrouwen Waardig. Nu , Mylady , ik zal u op den berg at* wagten. mylady s ymo ur. Waar zal ik u omtrent vinden ? F e l i c i e -. In het kleine Tempeltje* MYLADY SYMO URi Goed. Binnen een kwartier ben ik by ü. ( Felicie vertrekt.) DERDE TOONEEL ïftYLADY SYMOUR, PERE A N- t o i n fi , Capücyn. mylady symour. Die goede Pere 1 hoe moeüyk valt hem het gaan. Wat is het jammer, dat hy zo oud wordt! T * o 't  |$* DE BLINDE o 't is zulk een goed Man ! ..... Goeden dag^ Vader; ik heb u al een uur zitten wagten. i> e R E a n t o i Kr e , ( met een ruikertje in de hand,) Ik wilde niet uitgaan , voor ik een klein bouqtletje aan Mylady kon geeven; ik had geen een roos. Maar een onzer Broeders gaf my er twee., evenwel de Hyacinten zyn uit myn eigen tuintje. HïtADÏ SÏMOUK( J' Zy zyn zeer fraai. PERE AN f 01 HÈ. Ü, zonder roetri gezegd, wat dit aangaat, Mc vrees niet, dat iemand die fchöondcr beeft dan ikv .■ ■„ . .■ Maar- Mylady ,f gy Zy$, zedert ik de Hyacinten heb, nog niet eeus by my komen wandelen. MYLADY SYMOUR. Ik zal by n komen. Daar ij in uwen algemeeflen tuin altyd zo veel volk. en ik ben wat fchuw van menfehen.' .... Maar kom, Pere, haten wy eens van wat anders praaten. Hebt gy eera  VAN SPA. *9T een braaf behoeftig huisgezin voor my opgefpoord ? PERE ANTOINE. Ik vond. ... o Mylady, ach! een fehat voor u. . . . Een Vrouw en Man, en yyf Kinderen, in de grootfle armoede! . , . . MYLADY SYMOUR, Wat doet de Man ? PERE AUTOINI. Hy is een Schoenmaaker, en zyn Vrouw Lm nennaaifter ; maar zo eene deugdzaame Vrouw, zo Godsdienstig. Zy is de Dochter van een Schoolmeester; zy leest, en is naar haaren (laat zeer wel opgevoed En zo gy eens wist, hoe liefdaadig die menfchen zyn! . . . Hoe veel goeds zy doen, of gedaan hebben , toen zy konden. Ach, Mylady, zy verdienen uwe vyftig Louifen. MYLADY S Y M Q U R. Hoe verblyd gy my, Pere! wel nu. . , , PERE ANTOINE. [ a 't Is eene lange historie .... voor eerst, de T 5 Ma*  *94 DE BLINDE Man hiet Aglebert. .... Maar wilt gy niet by hun gaan; men moet het zien, om het alles te kunnen gelooven. MYLADY SYMOUR. Luister, kom over een paar uuren hier eens weer, dan zullen wy beiden by die goe E BLINDE toe; zet h'c%, neemt Goton by de hand, en plaatst haar tusfchen haar en Jeannette. ) louison, (tegen jfeannette. ) Zuster, laat my naast Goton zitten, om haar te helpen. vrouw aglebert. Zit in het gras , voor haar. l o uis on. Goed. ( Zy knielt by Goton. ) jeannette. Ha, Moeder, daar is uw fpinnewiel. (Mariegeeft aan haare Moeder het wiel, die gaat [pinnen , Jeannette breidt, Marie plaatst zich op een groetten Heen , by de bank naast haar Bloeder. Zy zoomt een zakdoek; Loulfon haalt uit de zakjes van haar boefelaartje eenige Fiooltjes, en maakt een Eouquetje.) vrouw agleburt, (na wat zwygens.) Marie, is uw Vader thuis gekomen ? . ft a>  VAN SPA. 30? M A R. 1 Et Neen, Moeder. jeannette. Is hy niet naar de Capncynen ? vrouw aglebert» Ja, om Pere Antoine te fpfeeltem MARIE. Die zulke mooije Hyacinten heeft? LouiSoN, (fchteijetide.) Zo, Goton, gy hebt al myne bloemtjes op den grond gegooid , om dat gy u omkeerde. g o t o n» Vergeef het my, myn Kind. * * . . Ik kan die niet zien. louison, ( fchreijende.) Myn bloemetjes, myn mooije fiooltjes. Va vrouw  3& DE BLINDE vrouw aglebert. Wat is er te doen met dat Kind? l o u i s o N. Dat geloof ik, Maatje. Goton heeft al myne bloemet jes op den grond gegooid Nu , zy moet ze weer opraapen; en dit ook. ( Zyjmyt heel boos het ruikertje, dat zy reeds begon te maaken, op den grond.) jeanmette. Foei, Louifon .' vrouw aglebert. LouiTon, kom eens hier. ( Het Kind /laat op, Vrouw Jglebert houd het in haar en Cc f toot voor zich.) Zyt gy dan boos op Goton ? l o u i s o N. Ja zeelter; zy heeft myne bloemetjes weggegooid. vrouw aglebert. Daar zullen wy daadelyk over fpreeken. . . . ; Breng eerst myn fpinnewiel thuis1. LOU7r  VAN SPA. S«j louison. Goed, Maatje Ach, het is zo zwaar; ik kan het alleen niet opheffen. vrouw aglebert. Nu heb ik u niet meerlier, Louifon,om dat gy myn wiel niet draagen kunt. louison, (fchreijende. ) Maar Maatje, ik heb zo veel kragt niet: is dat myn fchuld ? vrouw aglebert. Vind gy dan, dat ik u verongelyk, als ik u dit beveel ? louison. Ja, Maatje, gv hebt ongelyk ; en gy weet nok wei, dat ik veel te klein ben, om dat zwaare wiel te draagen. vrouw aglebert. 't Is waar, dat ik dit weet. En weet gy ook niet, dat Goton blind is? Kan zy uwe bloemetjes zien? Kan zy u die helpen opraapen ? V 3 touh  a1» DE BLINDE LOUIsON. o Ik deed flegt, dat ik kreet, en boos op Goton wierd. VROUW AGLEBERT. Is zy niet ongelukkig genoeg? Zy is blind ge, booren. Zy kan geen druppeltje zien. GOTON, (Zy neem de hand van Vreir.v /Iglebert.) Ach, ik ben niet meer ongelukkig .... TJwe goedheid, uwe liefdaadigheid. . . VROUW AGLEBERT. Spreek daar nooit van, myn lieve Kind. Hoor eens , Louifon , zo gy Goton niet heioouwt af, uwe Zuster, dan zal ik u niet maer voor myn Kind houden. LOUISON. Ik I eb Goton wel lief, maar zy « toch myn Zuster niet. VROUW.  Van s pa. s1*- VROUW AGLEBERT. De goede God liet dit arme Meisje in myne handen komen; was dit niet te zeggen, zie daar, dit is het zesde Kind, dat ik u geef? JEANNETTE. Ach ja, dat was het zelfde. MARIE. . *h| ■tg Dat begryp ik ook zo. VROUW AGLEBERT. Louifon zal dit ook met den tyd zo begrypen. Het goede hart komt met het verftand. LieveKinderen , daar is buiten een goed hart geen geluk te fmaaken; vergeet toch deeze myne herhaalde les nooit. Uw Vader en ik hebben zwaar gewerkt; wy hebben veel om ons brood gedaan; maar als men wel doet, gaat het leven zo gerust voorby; en eene goede daad weegt veele moeilyke jaaren volkomen over. MARIE. Moeder, ik geloof, dat daar Dames aankomen. V 4 VROUW  D E BLINDE vrouw aglebert. Kom, laaten wy dan gaan. jeannette. Maatje , Maatje , het is die Franfche Dame \ vrouw aglebert, Dat is het zelfde, kom ... . zet de bank op zyn plaats. (Zy ryzen allen op. ) ZEVENDE TOONEEL, marie, jeannette, l o u i s o n, goton, vrouw aglebert, mylady symour, felicie. mylady symour. Pere Antoine is hier nog niet fjfo ^ zyn de Meisjes, waar over wy fpraken. felicie, (tegen Jeanttette.) Is dit uwe Moeder ? i VitOUW  y A N S PA. 3'3 vrouw aglebert, ( neigende.) Ja , Mevrouw .... en ik meende u morgen te komen bedanken voor de goedheid, die gy myne Kinderen be«veest. Ik had van daag en gistren te yeel bezigheden. fel icie. Dit blinde Meisje is zeeker ook van uwe familie ? vrouw aglebert» Neen, Mevrouw, goton. Neen, Mevrouw, maar het is of ik er van ben, vrouw aglebert. Neem, het wiel mee, Jeannette, .... laaten wy deeze Dames niet lastig vallen . . . komt, Kinderen, mylady symour. Neen , blyf hier, dat bid ik u. . . . Ik heb u nog iets te zeggen, (ftil tegen Felicie.) Het is al» of zy over het blinde Meisje liefst niet wil ondervraagd zyn: dat is vreemd, V 5 FKh  3*4 de blinde felicie, (ftil'tegen Mylady.) Dit komt my ook zo voor. (tegen Vrouw Aglehert.) Wat is uwe kostwinning, uw bedryf? vrouw aglebert. Ik fpin , en naai linnengoed. mylady symo ur. En is uw arbeid voor uw huisgezin voldoende? vrouw aglebert. Ja, Mevrouw, wy leeven er van. felicie. Toen ik evenwel uvve Kinderen op den berg eerst ontmoette, was ik zo zeer getroffen door hun armoedig voorkomen, als door hunne fraai, heid. . . . Gy zelf fchynt in geen beter flaat. vrouw aglebert. 'tls zo, ryk zyn wy niet; maar zeer vergenoegd. mylady symour, (tegenFelicie.) Neemt gy geen belang in haar ? fe-  VAN SPA. SJS Pt L IC IE. Meer dan ik zeggen kan (tegen Vrouw jiglebert.) Gy hebt daar drie lieve Meisjes: hebt gy nog meer Kiuderen ? VROUW AGLEBERT, Nog twee Jongetjes; God zy dank. GOTON. En ik, die geheel ten haaren laste ben ...» VROUW AGLEBERT. Ach, Goton . . . MYLADY SYMOUR, Hoe? GOTON. Ja , Mevrouwen, ik ben aan deeze braave Men* fchcn alles fchulriig, Deeze engelagtige lieden huisvesten, voeden, kleden, helpen my, my een arm, zwak, veelal ziek en altoos onnut fchepzel. Ik vind in hun een Vader, eene Moeder, Zusters, Broeders, Bedienden; want zy zyn alleen even goed, even liefdaadig. Ja, Mevrouwen ,  "»i6 DE BLINDE, wen, het zyn Engelen, waarlyk Engelen, die gy daar ziet. felicie. Hoe ... is 't mooglyk. . . . myn hemel! mylady symour. De verbaasrheid en de aandoening maakt my verftomd, vrouw aglebert. Wel, het geen wy doen is zeer eenvoudig.. ., Dit goede Mfis e d niemand in de waereld, Wy konden haar byttaan , vertroosten; was het mooglyk haar te verftooten? marie, (ftil tegen jfeannette.) Hoe, neemen de Dames dit zo kwalyk. . . . Zy beiden fchreyen ? jeannette, Zo verwonderd zyn zy , en dat is ongegrond, felicie. Ach , verhaal ons deeze geheele aandoenlyke Historie. my»  VAN S P A. 31? mylady symour, {tegen Vrouw Aglebert.) Hoe is dit arme blinde Meisje by u gekomen? o o t o n. Wy woonden in bet zelfde huis. Eene oude Moei, die zorg voor my droeg, kwam te fterven; ik verloor met haar, die my door haar werk onderhield , alles. Ik wierd zeer ziek. Deeze goede Vrouw bezogt my, eerst bewaakte zy my, betaalde den Doctor, maakte Soupe voor my, en wierd eindelyk myne oppaster. Ik hertelde; en zy nam my in haar huis, Daar ben ik nu twee jaar, en word behandeld of ik de oudte Dochter ben. felicie, (zy omhelst Vrouw Ag le bert.) Onvergelykelyke Vrouw! in welk eenen flaat zyt gy geplaatst, en dat met zulk eene ziel! mylady symour. Laat my u insgelyks omhelzen. vrouw aglebert. Mevrouw, gy maakt my verlegen. ...  3f8 DE BLINDl my lady symour. Zeg ons uw naam; een zo eerbiedenswaarcte naam, die nooit uit ons geheugen zal gaan ! vrouw aglebert. Ik hiet Catharine Aglebert. mylady symour. Aglebert . . daar Pere Antoine van fprak . . . kent gy Pere Antoine? vrouw aglebert. Ja, Mevrouw; hy is van daag by ons geweest, en deezen avond heeft hy myn Man gehaaid; ik weet niet waarom. c o t o n. Hywas gisteren in den Tuin;hy vroeg, wie ik was, en ik heb hem alles verteld. felicie. Maar waarom weet geheel Spa dit geval niet ? Hoe kunnen zo veele deugden dus lang onbekend blyven? . . . go.  VAN SPA. 319 goton. Om dat Vrouw Aglebert daar nooit van fpreekt, en ook, om dat ik veel ziek ben, en dus meest altoos in huis blyf. Ook wil Vrouw Aglebert, dat Jeannette, die my geleid, altoos de eenzaamfte ftraaten gaat; en als zy volk zitt komen, brengt zy my ergens anders. Zy brengt my ook maar, als zy veel werk heeft, in deezen tuin, die digt by ons is, en dat is nog maar zelden gebeurd. mylady symour,( tegen Felicie.') Z\e daar, alles is deugd! Wy hebben dan het geluk, om die in alle haare oorfprongelyke grootheid , edelheid , goedheid, eenvoudigheid , zonder den minften waan of hoogmoed , te befchouwen ! die deugd, die in zich zelf haar glorie, haar belooning vindt. felicie. Ach ,wie kan haar zien, zonder haar te aanbidden ? Wie kan deeze Vrouw , zonder de verrukkende aandoeningen des eerbieds , der verwondering befchouwen ? mylady symour. En dan die liefdenryke eensgezindheid van het Se-  Sao D È BLINDE gebeele huisgezin. . . . . En dit dankbaar, dit aandoenlyk deugdzaam Meisje, zo doordrongen door de weldaaden, die het geniet! . . . . Niets ontbreekt er aan dit fchoone Tafereel! marie. Moeder, ik geloof, dat Pere Antoine daar komt. louison. 6 Dan ben ik bly! Hy geeft my altoos bloe* nietjes. Mylady sVmöi ür-* Blyf, Vrouw Aglebert Wy zullen zo met u naar uw huis gaan. vrouw aglebert. Mevrouw! . . . . AGTSTE EN LAATSTE TOONEEL, Alle de voorigen, en pere antoine* mylady symour. Kom, kom, lieve Pere, ik geloof, dat ik den fchat, waar van gy fpraakt, gevonden heb. P E>  VAN s i' A. 321 pere antoine; Zie, juist ... 't is Vrouw Aglebert. . . Wel nu, Mylady, weet gy haare Hiltorie ? .. . (teg -i . . . , E#W*1 it.i' jOr^waMiitesa-, mylady symour. Geheel. PERE A N T O I N ë. Vrouw Aglebert, ken en bedank thans uwe Wcldoenller. My'Lady wilde vyftig Louifen geeven aan het braaffle huisgezin te Spa, en myne keuze, viel op het uwe. goton, (Zy heft haare half den ten Hemel.) ö Lieve God I vrouw AGLEBERT. Vyfti£ Louifen-? .... Mevrouw, neen; 't is te veel: o daar zyn hier veel braaver-j en.veebfrmer lieden, dan ik ben. Myne Buurvrouw Marianne Sauvart is zo een deugdzaam MenSch en zo behoeftig. .... MY LADY s YMÓ ür. Wel nu ,ik beloof u, dat ik ook voor Mariannë Sauvart zorgen zal. .... Pere Antoine brengt h van den.avond de vyftig Louifen; en ik voeg lil. deel. X er.  332 DE BLINDE er nog honderd by, sis een bruidsgaaf voor Jean* nette. vrouw aglebert, ó Mevrouw, 't is teveel i ... te veel . . 4 Waarlyk 80TON. 6 God, is 't mooglyk ! waar is die goede Dame, dat ik haare kniën ombelze. . . . Jeannette, waar Jazy? (Jeannette brengt haar by My Lady.) felicie. Arm Meisje! hoe gevoelig is zy! . . „ . Hoe gelukkig zyt gy nu wel, My Lady ! goton, (Zy grypt het kieed van My Lady.) ïs zy dit * mylady symour, (de hand uitftcekende ) Ja, myn Meisje, .... c o t 0 n , ( geknield ) * Mevrouw, ik zal u, zo lang ik leef, zegenen! Cy  VAN SPA,: 3*3 Gy maakt deeze bfaavè Menfcben gelukkig; maar my veel meer. Ik ben u hun genoegen verpligt; en het eenig geluk, dat de arme Goton kan genieten op deezC Waereld, is dit; nu weet ik, dat myne weldoeners zo gelukkig zyn, als zy verdienen te zyn. Nu wensch ik niets meer, nh kan ikge« rust fterven. . . . mylabï sVjviour, (haar ophef fende, en ow* helzende.*) Ik ken uw geluk, en geniet het met u... V R OÜW AGLEBERT. Wy zuilen allen ^ zo lang als wy keven , voorn bidden, Mevrouw, JEANNETTE, ' ♦ Zeker zullen wy dat. marie.' . F,n met ons geheel hart/ L o u i s o N. Sn ik aal ook mee bidden, Maatje*- X * MM  p4 DE BLINDE MY LADY SYMOUR. BiJ God voor my, dat ik eene gevoelige z:el moge behouden; gy leert my, dat dn de groottte fchat is , die zyne goedheid my kan fchenken. '?gir mi ua tn>ita e»Ja il.doimw uVl .«vx »■ PERE ANTOINE. Mylady, ik kom daar voor by de Vauxball, daar men braaf aan 't danfen en fpelen is; maar ik wed, 'dat die lieden niet half zo veel genoegen hebben , ais gy thans hebt. F Ë L IC IE. Wat zyn zy te beklaagen , indien zy ons geluk , dat wy nu genieten , niet kennen ! BI Y L A D Y SYMOUR. Kom, laaten wy met Vrouw Aglebert heen gaan. Ik moet haar Man ook zien. VROUW AGLEEER T. o Mevrouw, gy zyt goed ... maar wy wo:>» Ben zo hoog. .ï;oaruf(R'P ,tf W, A fiX fv9tKR.1T • '■.. |tov v-k Zo ik myn arm aan de Dames dorst prefenteeren, X 3 MY-  $16 DE BLINDE van sf i MYLADY S YMO UR. o Zeer gaarn, lieve Vrouw. VROUW AOLEBER.T. Jeannette en Marie , draag wel zorg voor Goton FELICIE. Kom, nu gaan wy den Man zien, die zo eene Vrouw en zulke Kinderen waardig is. (Zy gaan vprby de drie Reisjes wet Pere Antoine.) GOTON. fiodzegene deeze. deugdzaame Mevrouw' JE A NNE T TE, Koe vriendelyk is zy! LO UISON. En zo njooi! JEANNETTE» Moet men, als men zo vee} goeds doet, nief mooi zyn? . . . Daar zyn zy weg. Kom,laaten, wy volgen, o Lieve Vader, hoe bly zal ik zyn f zit gy zo verheugd zyn zult} EINDE.  c k C l h E, OF DE OPOFFERING der VRIENDSCHAP B L V S P E L< IN EEN B E D RY *  PERSOONEN, CECILE, Jonge Novice. ( *) C A LIS T E , Vriendin van Cécile. MOEDER OPPORTUNE, VitdeelfreT. DE ABDIS. Zuster A N G E LIQ U E , Oppas ter in het Klooster. Zuster R O S A L IE , jonge Non. Mejuffrouw DE SAINT FIRMLN, Oudfr Zuste* van Cécile, Heté Tooneel is in een Klooster. I C * ) Aanliomeling in het Klooster,  C E C I L E, OF DE OPOFFERING.der VRIENDSCHAP, B L T S P E L. EERSTE TOONEEL. DE ABDIS, MOEDER OPPORTUNE. DE ABDIS. \ ^Ta, Moeder, ik (lel al myn vertrouwen op u; ik fpreek met niemand vry dan met u, MOEDER OPPORTUNE. Mevrouw kent myne liefde voor haar; zy is al DE ABDIS. Zeg eens, Moeder, men heeft my verteld, dat de twee jonge lieden , die morgen de beloften doen , ziek zyn; dat zal de piegtigheid vertraagcn, ik wil dit vol Urdu niet hebben. IQ X 5 MOE-  350 C E C I L £ MOEDER OPPORTUNE. Mevrouw beeft gelyk; men moet op eenen avond ■8 deeze is niet toeftaan, dat zy ziek mogen wor* den. DE ABDIS, Zulke dingen lyden geen uitflel. ... Ik weet, hoe het er wel eens mee gaat, MOEDER OPPORTUNE, Men moest den proefïlaat een jaar verkorten.,. O he, daar gaat zo veel in het hoofd van jonge Meisjes om binnen zo dén Jaar. (Zy lacht.) Hal hal ha! ha! DE ABDIS. Moeder Opportune, gy zyt nog heel vrolyk.... maar ik ben dit met u eens, zo een Proefftaat niet meer dan zes maanden duurde, wy zouden veel meer Geestelyke Dochters hebben. MOEDER OPPORTUNE, Waarom zorgt de Regeering daar ook niet beter voor ? Wat heeft zy anders te doen ? DE  Ü 1£ C I L E. y}l DE ABDIS. -Laat my begaan, ik zal daar omtrent een gefchrift ppftellen. MOEDER OPPORTUNE. Zo gy het wint, zult gy veel uitfpaaren , en veel gelds ook. DE ABDIS. H02 dan? MOEDER. OPPORTUNE. In al de Confituuren, Chocolaade, Cofiy ♦ Theé , die in den Proeftyd gebruikt worden. Iedere Non betaalt een geheel Jaar, en zy zouden maar zes maanden daar van krygen .... dat zou niet kwaad voor ons zyn. (_Zy lacht alweer.) Hal ha! ha! ha { DE ABDIS. Nu , Moeder , dit is ook van 't lelykfte niett. .. (Zy hoest al lachende.) Gy alleen kunt my doen lachen Maar zeg eens, wat fcheelen d^g twee jonge Meisjes, die men zegt ziek te zyn ? • mre-  33* £ B C I L E. MOEDER OPPORTUNE. Cécile ziet er uit, of zy den geheelen nagt gefchreid had. Ma..re oogen zyn dik gezwollen; maar zy klaagt niet, zy zwygt alleen. Caliste is zo bedroefd niet: en gy weet wel, dat zy altyd veel zorgeloozer is, veel levendiger, en luchtiger ; maar zy zegt, dat zy de koorts heeft. DE ADDIS, o Dat zeit niets, dat zeit niets; wy kennen die koortzen. MOEDER OPPORTUNE. Ja, ja, wy weeten het by ondervinding. (Z% lacht.) Ha! ha! ha! DE ABDIS. Voor tien jaar nam ik myne party. MOEDER OPPORTUNE. En ik al voor twaalf. DE ABDIS. Hoe oud zyt gy ? M O E-  CECILE. 3s5 MOEDER OPPORTUNE. In myn zestigfte jaar. .... DE ABDIS. Men gewent aan alles; maar de beginzels zyd altoos een weinig lastig. MOEDER OPPORTUNE. Ja, de gewoonte komt met den tyd. .•.!...!.•; :-..-f.:- isiH ro tvr. J ■; >r.r.b tvp ji3 DE ABDIS. •üü12 fi3t{> «li.;---! slosrfsg isickd üw Nu Moeder, ik moet met de beidé Novices eens praaten ; ik moet baar te regt hepen, 't Zyn twee "Meisjes van fatfoen in deeze 'Provintic; en •dat geeft aan een Klooster veel aanzien. MOEDER OPPORTUNE. Cécile is , seloof ik , zeer wispelttiurig, eu keeft weinig vcrfland. ji'l DE ABDIS. Zy ziet er zo zagt, zo bedaard uiti MOE-  *m O e g f l e. MOEDER OPPORTUNE. Hum! die roeping is my wat verdagt: wé'etay, Boe zy, toen zy een Kind was, zich ongeneegetf toonde voor het Klooster? D É ABDIS*. Ja; en dat zy vermaak fchïep in te zeggeü'i 4, ik zal althans liooit een Nonnetje worden." ut ft o s ïc 5;r: - / MOEDER OPPORTUNt, En kyk, daar komt zy, in haar zeventiende Jaar, ons onverwagt overvallen ; en neemt, in weerwil haarcr geheele familie , den Sluijer aan. Wat is haare Zuster bedroefd. . . . „• Dat alles is niet iiatuuilyk. . ,. . Zy zucht zo dikwyls. . . . Zy is zo droefgeestig, . . . . Kortgezeid, ik heb haar, zedert zy in haar proeftyd is, nog niet eei>> fmaaklyk hooren lachen. 6 é abdis-. Gy hebt gefjjk; daar fchult tets: toe, ga baar zeggen , dat zy by my komt; ik moet haar Qtre» ken. m o E D fi R OPPORTUNE. i Is wel, j  C É O I L Er- 335 DE ABDIS*. Luister. Ga ook in myne kamer, en neem daar uit zes pond Colïy en twee broodzuikers; deel die in ge-lyke deelen uit. MOEDER OPPORTUNE. Ik begryp u; in de Cel van Cdcile en van Ca* liste Kom, voor de laatfte keer dat zy wat krygen , moeten zy baar regte portie hebben , ik zal er twee rollen Chocolade by doen ...» dit brengt my het fpreekwoorn" te binnen; DE ABP IS. Wat voor fpreekwoord ? MOEDER OPPORTUNE* Van de vliegen, die men met honing vangt,. * (zylacht.) Ha! ha! ha! ha! BE ABDIS. . Waarlyk, gy hebt nog zulke geestige invallen', of gy twintig jaar waart* M' o È-<  ö E C* 1 L E. moeder opport u n e. Ik ga uwe bcveclen Uitvoeren. ( Zy vertrekt, j de abdis, alleen-. "Welk eene rol is die eener.Ahdis ! Waar over moet zy haare gedagteu niet laaten gaan Ik veel zelf niet, hoe ik het zo kan uithouden. . . . Maar ik word ook onderfteund. . .'. . Kruis naar kragt. .... Daar komt Cécile. • TWEEDE T O O N E E L. de abdis, cécile. de abdis. V hioowTlaatq} ioov jsW Kom hier,waarde Zuster; ik heb u van daag nog niet gezien; en ik beklaagde my daar zo aan- ftonds over aan Moeder Opportune. .. .jjr.?»** ^ninorl jam nsiö sin rn^»Hv ti> r. Myne lieve, ik moet dit oogenblik, dat ik ft 'eens alleen fpreek, waarneemen, om ü myn geheel hart te doen zien. eÉciLÉ. Wat hebt gy my te zeggen? caliste» Gy weet, hoe ik 0 bemin. . . gy Weet, dat gy hier de eenige zyt, die ik lief heb ? cecile» Wel nu , myne lieve ? caliste» Gy zyt bedroefd, en de rede daar van verbergt gy voor uwe Vriendin? cécile. Neen , Caiiste, gy bedriegt u daaromtrent, Si;, deel. 2 c M  35 cécile. Myne Zuster ! moeder. opportune. Ja, zy zal zo teiftond hier zyn. Maar ik moet u waarfchuwen ; Mevrouw wil volltrekt, dat ik by u blyf. c é c i l e., Plat ftaat aan u; ik heb geene geheimen te zeggen. moeder opportune. Geheimen! 6dat weeten wy wel. Dochter: gy hebt voor ons geen geheimen ; gy bemint ons allen. Ook uit uw aart zyt gy geen liefhebder van fluisteren, Kyk, dat zei ik daar zo nog tegen Mevrouw. Gy zyt net als ik ben. . . , het hart op de tong. . . Zo dat ik blyf hier maar, om dat dit onze regel zo eischt. 6 Ik bid u, Dochter, ontviel of bedroef u niet te fterk; vrolykheid en moed . dit wagten wy van u, cecile. Van mynen moed gaf ik proeven; ikvleifemy, dat gy my niet zult vergen om vrolyk te zyn. moe-  C E C I E E. 35? moeder. opportune. Men ontflaat niemand van iets, tiaar men zelf een voorbeeld van geeft; zo dat op dit (luk zal ik zeer Itraf zyn. (Zy lacht.) caliste, (ter zyden. ) Dat 's een verboren aartigheid. 't Is fpytig, dat al de Nonnen die niet hooren: Wat zouden zy lachen l moeder opportune. Zuster Caliste, ga nu weg; de Juffrouw zal zo komen. caliste. Ik hoor gerucht. cécile. Ach, 't is myne Zuster. caliste, (ftil tegen Cécile.) Vaarwel, lieve Cdcile! roep alle uwe kragten by een. . . • (Zy vertrekt.) Z4 AGÏ-  SS<= € Ë C 1 LR AGTSTE TOONEEL. CÉCILE, MOEDER OPPORTUNE, M E J U F*> TROUW DE SAINT FIRMIN. MEJUFFROUW DE SAINTFIRM IN, (toe* loopende.) Waar is zy, waar is zy? CÉCILE. 0 Lieve Zuster! MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. ( Zy werpt zich in haare armen. ) Cécile, myne Zuster, in welk een ftaat ylné ik u weder! M © E D B R OPPORTUNE, He, gezond en frisch, dat kan ik u verzeker |en; o *t Is een klein lief Heiligje, moet ik 14 zeggen, onze waarde Zuster Cécile. Zy (licht ftna geheele Klooster. Nu, zy is ook zo bemind, za bemind! . . . Och, het is ons bedor-f Vfcn Kindjjé, , , . ( Zy 'lacht.), Hf!  e E C I E E. öSa MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN, (Cécile zeer naauwkeurig aanziende.) %o doodlyk bleek ! CÉCILE. 0e aandoening. . . , de blydfchap . . , MEJUFFROUW DE SAINT FlRMINi Wat zyt gy veranderd} MOEDER OPPORTUNE. Dat is van daag maar zo: 6 anders ziet gy ergo rood uit, als een gefchilderd wasfqhen Santin,-Jietje. CÉCILE, Myne blydfchap , nu ik u wederzie, is zo groot % dat zy die verandering op myn gelaat voortbrengt MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. Bemint gy my zo onbefchryfelyk! .... Wat . jnoet ik denken, Cécile ! Als gy my op morgen verlaat. ..... Maar kan ik ü voor de laatfte maal niet alleen fpreeken? & % MOE-  3^2 C E C I L Ev MOEDER. OPPORTUNE. Onze Regel, Mejuffrouw, verbied dat. MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. Hoe, Mevrouw, blyft gy by ons? MOEDER. OPPORTUNE, Ik moet. MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. Het fpyt my, Mevrouw, om u: want ik zal my niet weerhouden; en gy zult mooglyk dingen hooren , die u weinig fmaaken. MOEDER OPPORTUNE. Mejuffrouw zegt dit maar om te lachen ; ik denk veel te wel over haare beleeftheid MEJUFFROUW DE SAINT J I R M I N. Het komt wel aan beleefdheid toe, als men my het geluk van myn leeven voor altoos ontrukt. . .. Hoor my , myne lieve Cécile, hoor my ; 't is nog tyd; nu zyt gy nog vry. Gy zult my, indien gy  € E C SP L E. 3$s gy by uw voorneemenblyft, raadeloos maaken... Val my niet in de reden. Ik weet alles, wat gy my zeggen kunt. Uwe roeping is oprecht; uwe neiging voor het Kloosterleeven is in eene fterke en duurzaame drift veranderd; dit alles weet ik van buiten Ik belchouw eene waare Godvrucht als de verheevenlte efi zoetfte gewaarwording, die wy kunnen ondervinden; zonder haar is onze deugd onvast, en ons geluk onvolkomen. Maar moet gy u juist voor altoos plegtig verbinden, om een leeven te leiden, 't welk ons betaamt? Blyft gy daar niet altoos de meestrcs'e van ? MOEDER OPPORTUNE. Dit onderfebeid is groot, Mejuffrouw; alle de verdienfte ligt alleen in de belofte, in de opoffering MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. Ja, dit is de verdienfte van een oogenblik ! . . . Eene verdienfte is, als men zeventien jaar is , niets dan het gevolg der Geestdiyvery, of der verleiding, Laaten wy vry zyn, en dan uit verkiezing, uit eigen beweeging, zonder zich metEede te verbinden , allerleie deugden uitoefenen: ja de ftrengheid der Kloosterregels volgen : dan hebben wy ©ok den roem, dat wy niet als üaaven te werk gaan;  S4«4 C E C ï E ^E. gaan; en het geluk van aan het opperfte Weezeu 'eenen dienst, die ons hart vuurig verkiest, op te •draagen; de eenige, die hem aangenaam zyn kan. Maar ik weet, lieve Zuster , hoe flaauw deeze re:denen u aandoen. ... Ik heb nog anderen aan u voor te houden. Uw hart is zo gevoelig; zoud gy het dan niet zyn voor het vermogen , dat gy kunt hebben, om ongelukkigen wel te doen, om van eenen grooten fchat op de edelmoediglte wys #iede te deelen. CÉCILE. Wat meent gy daar mede? .... Myn fortuin is niet ruim, MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. Wel nu , indien uw Lot eens veranderd was ? Zo gy eene ryke erfenis kreegt ? Zo de Hemel u eens een grooten fchat toebetrouwde ? Zo gy nuttig in de Waereld weldaadig zyn kond? CÉCILE. Wat hoor ik? Spreek duideiyker, Zuster' MOEDER OPPORTUNE. jQan kan men het Klooster ryk maaken MS-  G E C I E E. 36* MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. Maar, die belofte van armoede doen, te verry* ken, dit is, dunkt my, het beste gebruik niet, dat men van zynen overvloed maaken kan Godshuizen bouwen, nuttige Stichtingenbegunftigen; het Menschdom te helpen in alles , wat gelukkig kan maaken ; het oog houden over de beftiering en uitvoering; zie daar, dit zyn de bezigheeden voor een vroom Godsdienftig Mensch, en dit kan men zeker in een eenzaam Klooster niet uitoefenen Hoor, Zuster, ik zal u alles vefhaalen. Oom is overleeden, en hy heeft ons fchatten nagelaaten Zie daar, nu ftaan er andere pligten voor u te doen. Als men voor de Waereld niets doen kan, ftaat het ons vry onzen fmaak te volgen; maar het vermogen van een goed voorbeeld te kunnen geeven, van ongelukkigen te kunnen helpen, moet ons uit de meestgeliefde afzondering terugroepen. Ach, Cécile, als men ook anderen kan gelukkig maaken, moet men dan flegts zyn eigen geluk in 't oog houden ? Gy zwygt . . . . gy fchreit. . . . Ach, fpreek 1 mag ik hoopen ? . . . . CÉCILE. Hoe is 't mooglyk. . . . Zuster. . . . goede- Hemel! MOE-  e e c i l ft MOEDER OITORÏONÏ, ö Zuster Cécile zal zich niet laaten verleiden: daar hen ik wel gerust op. ( Ter zyden.) Laat ik de AbJis gaan waarfchuwen; het gevaar is, dunkt my, ai h;el groot. ( Zy gaat haastig weg.) mejuffrouw de saint firmin. Cécile , kunt gy nog niet befluiten ? . . . Ach , wat moet ik dan doen om uwe oogen te openen ? Hebben de Vriendfchap en de rede dan voor altoos haar recht op uw hart verlooren ? . . . Wel hoor dan het medelyden; ik fterf,zo gy uwe opoffering volbrengt. Zonder u is er voor my geen geluk in de Waereld. Heb deernis met myne zwakheid, zo het eene zwakheid zy 1 Uw Zusier,, uw Vriendin, fmeekt u op haare kniën. (Zy knielt voor Cécile.) cécile, (haar opheffende.) 6 Myne Zuster, myne lieve Zuster! .... Zo gy in myn hart kond leezen! . . . Ach, laat my een oogenblik bedaaren. m e»  CECILE^ m mejuffrouw de saint tirmin. Cécile, ga voort .... wat wilt gy zeggen? NEGENDE TOONEEL. mejuffrouw de saint firmin, cécile, c a l i s t»e. caliste, ( aankopende.') Ach, wat hoor ik, wat hoor ik, myne waardite Cécile! mejuffrouw de saint firmin. Ach, zy heeft nog geen uitfpraak gedaan. cali.s te. Dan zal ik voor haar fpreeken. (tegen Mejuffrouw de Saint Firmin.) Ik heb haar, in weerwil haarer ftüzwygendheid, doorgrond; de ftaat, waar ik u zie, verfterkt myne vermoedens. c i-  363 C E C ï L R cécile, Ach, Zuster! ... ach, Caliste. . . P mejuffrouw de saint firmin, Wel nu ? caliste, Cjfe^c»Mejuffrouw de Saint Firmin.) Om uwe goederen te vergrooten , om u uwen Minnaar te geeven, om alle zwaarigheden, die eene gierige Schoonmoeder in den weg leide, te vernietigen , heeft Cécile zich alles getroost 5 haar fmaak voor de eenzaamheid was maar voorgewend, . . . mejuffrouw de saint firmin, Cécile! . . . 0 Hemel .... CZy valt op een fteel neder.) Ik weet hoe moedig gy u gedraagen hebt : hierdoor is myne achting, en die van het geheele klooster, voor u, zeer toegenomen. c E-  C E C I h E,. 374 CECILE. 'Indien ik die alleen uit dien hoofde kan verwerven, dan misleidt men zich, Mevrouw; ik verdien die geenzins; want ik zal myne Zuster volgen, om haar nooit te verlaaten. ( Zy smhelst haar.) DE ABDIS. Cécile zoudt gy tot eene zo onwaardige zwakheid in ftaat zyn? MOEDER OPPORTUNE. 6 Neen, het is maar eene booze temtatie, waarvan zy , durf ik wedden, berouw zal hebben. MEJUFFROUW DE SAINT FIRMIN. \ Kom myn lieve Zuster, geen uitiTel meer. CECILE. Een oogenblik nog !. . . ( Tegen Califle.) Lieve, beminnelyke Califle! zo ik niet van u fcheiden moest, dan zou myne blydfchap volkomen zyn : zo de reden alléén u hier houdt, myne vriendfchap biedt u eene wooning by my aan. Aa 2 DE  (ï Ë C. I L E, BE ABDIS. Hoe ldurft gy , Cécile, in myn byzyn."1 . ? CALISTE. Wees gerust Mevrouw »**:.( Tegen Cécile. ) Myne erkentenis is onuitfpreekelyk, maar ik begeer uw lot niet; het myne vergenoegt my; niets kan het veranderen. De deugd zal my hier gelukkig maar ken ; zo zal zy ook u in de groote waereld doen; want zonder haar kan men het nergens zyn; dit zult gy op het woelig fchittcrend tooneel, waarnaar gy u begeeft, zo wèl ondervinden, als ik in de afzondesring en onbekendheid. EIND E. D E  D li BOEKVERKOOPER: D L T $ £ JS Li IN EEN B E D R T JT.  PERSOONENi, DES ORMEAUX, Boekverkoopen HENRY, Neef van Desormeaux ; vyftien jaaren oud. L E ROUX, Boekverkooper , Gebuur en Vriend van Desormeauxè1 DU VAL, Jong Amhcut* Eet Teoneel is te Parys $ by Desormeaux.  D E BOEKVERKOOPEÊ: b l r s p e x l* EERSTE TOONEEL. liet Tocneel verbeeldt een Boekvertrek.. desormeaux: hy zit in een' (V-mftoel ; leest een gefchrift, en, na wat zwygens ± zegt hy: ^^"elk een verfoeielykTchimpfchrift! . . ; welke perfoonlyke beledigingen! . . . welke vuilaartighe-, den'... en welk een affchuwelijke valschheid!... Zo myn Buurman le Roux dit koopt, dan, zeker, geeft hy zyn geld verkeerd uit . . . Da arme man heeft van onze zaak geen het minde verftand ; maar hy is jong; hy doet my veel beleefdheid: laat ik ten minften beproeven- of ik hem hier van eenig nut zyn kan ... Ei daar komt hy juist zelf. (Desormeaux ft aai op.) Aa 4 TWEE-  3?6 DE BOEKVER KOOPER. TWEEDE TOONEEL. DESORMEAUX, LE ROUX. DESORMEAUX. Gy komt juist van pas: ik heb daar zo het gefchrift, dat gy my gaaft, geleezen. LE ROUX. Wel, hoe komt het u voor? DE SORMEAUX. Dat gy zeer flegt zoudt doen , indien gy het druktet; en dat de Auteur wel mag zorgen dat hy onbekend blyve. LE ROUX. Dat is ook zyn oogmerk; ik zelf ken hem niet... Maar zeg my, is de Satire heel bitter ? D E S O R M E A ¥ X. Zj]heeft my geërgerd . . . f,1  DE BOEKVERKO OPER. 377 LE ROUX. Des te beter myn vriend; zy zal dan goed verkogt worden. DE SORMF.AU11 Dat's waar; doch zy zal nooit herdrukt worden: elk veragtelyk werk is maar voor een' tyd goed; de kwaadaartigheid vermaakt zich een oogenblik met het lasterfchrift; maar dit fchuldig en dwaas tyd-^ verdryf wordt rasch door walging opgevolgd. LE ROUX. Vindt gy, ten minften, in dit {tukje geene blyken van het vernuft des fchryvers ? DESORMEAUX. Het komt my vóór, dat een dichtflukje van deezen aart, den cpfteller alléén van zyneilegte zyde doet kennen; zyn hart en vernuft beiden zyn bedorven ; by beoordeelt alles partydig ; hy fpreekt des niet ter goeder trouwe; hy offert de waarheid en zyn eigen goeden naam op, aan eene kwaadaartige neiging ; hy moet, gevolglyk, dikwyls zeer zot,' In eesen flegten fmaak fchry ven: in de donkere doolAa 5 n9~  370 DE BOEK VER KOOPER. hoven waarin de boosheid hem geleidt, verliest men zich met hem, en men kan noch zyne gevoelens, noch zyne waare meening doorgronden. LE ROUX. Ru, is het werk laf or geestig? DESORMEAUX. . Naar myn inzien is het verftandloos , maar daar" zyn echter eenige fterke trekken in ,• doch heeft het middenbaare vernuft niet wel eenige gelukkige Zetten, als het zich alles vergunt j en door niets betoomd wordt? LE Roux. Geef my het gefchrift te rug ... Ik zal 'cr m$ over bedenken . .. . DE S OR ME AÜXi ■ Daar; ik zie dat gy 't zult koopen : ik betuig ü da£ my dit om uwent wille fpyt. LE ROUX. Maar gy vindt het niet flegt, en men vraagt my niet meer als dertig LouHea . . . . , DES-  DE BÖEKVERKOOPE|. 379 D E SORMEAÜX. Myn waarde vriend ! als men een werk koopt dat de braave lieden niet kunnen leezen zonder afkeer, dan deelt men Zeer zeker in de fchande des Auteurs, die zich dus ontëert: wat zeg ik ? een Boekverkoper is, in dit geval, veel meer te beIchuldigen dan de Schryver, vermids hy geen verfchooning kan vinden in de begochelingen der eigenliefde, noch in het dwaas verlangen naarvalfchen roem, die een jong Autheur zo gemakïyk kunnen doen dwaalem Het Dichtit.uk , 't welk men u aan* biedt, verfcheurtop de onbarmhartigfle wys , zulke mannen, die in het Rykder Geleerdheid bemind zyn: jnogelyk werkt ;de Dichter uit eene hem zeiven flegts bekende en gehoonde gevoeligheid; mogelyk heeft hy reden om zich te wreeken, op hen die hy zo ongenadig behandelt. Ik weet wel dat niets de onbillykheid , en het verwaarloozen der befcheidcnheid,kan rechtvaardigen; dat deeze wraakneeming, vooral als de fchryver zich verbergt, altoos laag en onverfchoonelyk is; maar, indien in eenen fchryver deeze fchaêverhaaling altoos haatelykis, wat zalmen van den Boekverkooper, wat zal men vanu zeggen, die onbefchaamd genoeg waart om een fchandfchrift ,• in koelen bloede, te drukken, waarin zo veele perfoonen, die u nooit misdeeden, beledigd worden? Heden die agtingwaardige4medeburgers zyn, beroemd'  38o DE BOEKVERKOOPER. roemd om hunne talenten, en die wy Boekverkoopers op eene byzondere wys behoorden te onderfcheiden , dewyl wy geheel van hunne bekwaamheden afhangelyk in onze taaken zyn. . . . kunt gy, zonder berouw, ooit overdenken dat gy zulke lieden bedroefd hebt ? dat gy hen zwart gemaakt hebt by die veelvuldige ledigloopers, die niets onderzoeken ? die gelooven dat men Hechts eenige bladeH moet doorloopen , om inftaat te zyn op de beflisfendfte wys te oordeelen ? le roux. Maar gelooft gy dan, dat dit werk voldoen zal? de zedeleer eens ter zyde gezet , vindt gy het uitmuntend in zyne foort. desormeaux, glimlachende. Zie daar,dit is het eenige'dat gy uit myne Predikatie onthieldt! myne woorden hebben veel indruk op u gemaakt. le roux Myn waarde Desormeaux, gy kunt met gemak zo fpreeken; gy zyt ryk; wordt bemind van kundige fchry vers; de goede fchriftên worden u t'huis gezonden. DES-  DEBOEKVERKOOPER. 381 DESORMEAUX. D.it's waar ; maar dit geluk heb ik te danken aan de grondftellingen die ik dus langnaauwkeurig gevolgd heb. Ik heb de geleerde lieden nooit bedild j terwyl ik hun myne achting toonde, hen overtuigde van myne ftrikte eerlykheid, en zeer kiesch in alle myne zaaken was, won ik hunne achting en vertrouwen : het gevolg van zo een gedrag moet gewenscht zyn; want een weinig verftands, en een goed gerucht, leiden altoos tot de fortuin. [Ik denk, dat het beste middel om wèl te flaagen hierin beftaat, dat men altoos zich een wetlnaake, om de waare eer onveranderdyk te volgen; en voor ons, die door naarftigheid en kunde ons beftaan moeten hebben, is dit, zelfs ftaatkundig befchouwd, hoogst nuttig. Een aarzienlyk man komt in de fatfoenlyke waereld, verzeld van eene menigte fchitterende voordeden; mogelyk ontleent hy wel de voornaamften uit het gelukkig vooroordeel, waardoor zyne goede opvoeding ons van zyne eerlyke gevoelens fchynt te moeten verzekeren: maar zo is het metons(*) bur- (*) Dit moge in Frankryk zo zyn ; men redeneert in ons Vaderland, de Hemel zy dank! nog zo vreemd niet. Een vry mensch kent men hier wet degelyk in /laat, om alles zo uittevoeren en te bedenken, els dehoogfte wetten van eer en goede gevoelens eifchen.  382 DE BOEK VER KOOPER. burgerlieden geenzins; wy vinden alles tegen ons vooringenomen : zo de aanzienlyke man geene ge, voelens heeft, dan verliest hy .zyne rust en vermaardheid, maar de listigheid blyft hem over; ik beken dat dit middel zo laag als onzeker is; evenwel, de laatfte toevlugt van een onteerd fatfoenlyk man is daarin gelegen , en wy bezitten dien toevlugt niet: gy begrypt des wel, dat wy buiten een onberispclyken goeden naam, geen vertrouwen kunnen inboezemen? en hoe veel hangt daar van, in alle grooteonderneemingen,voorons5nictaf'.denk niet dat wy dit vertrouwen onverdiend verkrygen kunnen — loosheid ontmaskert zich vroeg of laat; haare overwinning is oogenblikkig ; hoe wy des de zaak inzien , het is ons waar belang ftrikt eerlyk te zyn: gelukkig hy die nooit deezen weg verlaaten heeft; dan ook, ais het hem alles tegenloopt, zal hy zich kunnen troosten inde overdenking:,.ik „ heb het beste beoogd, en my altoos van de beste „ middelen bediend." LE ROUX. Uwe zedenleer is gegrond; gy zelf volgt die, en maakt dat wy die moeten beminnen ; dan , zo als ik u daar even zeide, gy hebt niet alleen eene bekende verdienfte, maar'gy flaagt ook zeer gelukkig, en gy krygt voordeden die gy alleen aan uwe gelukkige planeet te danken hebt: by voorbeeld ; het laat-  DE BOEK VER KOOPER. 383 laatfte werk dat zulk een' opgang gemaakt, en u zo veel geldsaangebragt heeft, is my, zo wel als u, voor vyftig Louifen aangeboden ; ik weigerde het; en zo ik voorzichtig wilde handelen moest ik dit weigeren ; want ik heb het laaten zien aan een vcrftandig man, en die zeide dat het niets waardig wa?$ ook was de fchryver zeer jong, niemand kende hem; hy kwam van het land; hierom befloot ik het Gefchrift weder te geven — hy kwam er mede by u; en in fpyt deezer voorzichtige raadgeevingen kogt gy het Werk; het maakte u ryk ... zie, dat heet ik geluk. DESORMEAUX, Weet gy waarom ik hetaannam ? ik las het, en vond het zeer fchoon: ik ben des myn geluk aan myn gezond oordeel , niet aan myne planeet verfchuldigd. LE ROUX. Ik geloofde wel dat gy inftaat waart om over een los Blaadje te oordeelen; maar ik beken dat ik nooit dagt dat gy over zo een groot geleerd werk kondet Vonnisfen. Kom aan, nu beken ik dat ik die Planeet niet heb; indien ik zo kundig ware als gy zyt, dan zoud ik zo gelukkig geweest zyn als gy; want hy boodt het my voor vyftig Louifen te koop . . . . gy geeft er immers niet méér voor? DES-  SS4 DE BOEK VER KOOPER. DESORMEAUX. De Autheur vroeg my niet meer. LE ROUX. Hoe weinig gelds ! . . drie groote Boekdeelen! DESORMEAUX. Maar, toen ik die geleezen had, was ik zo verbaasd over de zonderlinge talenten des ichryvers , dat ik hem raadde dit werk voor eigen rekening te laaten drukken, en ik bood hem daartoe, in voorraad, myne hulp aan. LE ROUX. Dat had ik nooit gedacht! DESORMEAUX. Ik drukte het werk ook zonder den fchryver eenig geld aftevraagcn; en ik heb voor lang reeds alles met eenen goeden winst als uitgeever, te rug gekreegen : de Autheur won buiten dien, aan dit werk, wel twaalf duizend Francs . . . LI  DE BOEKV ER K O 0 P E R. 38$ le roux. Die had gy echter zeer billyk kunnen winnen ... Gy dryft dunkt my uwe edelmoedigheid wat heel verre. desormeaux. Ik ben ryk genoeg, om in dit geval, zonder my te benadeeleti, myne geneigdheid te hebben kunnen volgen; ik zou ook omtrent een middenmaatig goed fchryver zo niet gehandeld ?heb6en : hier by komt nog dit; groote* talenten zyn zo Zeldzaam , dat ik misfchien in myn geheele leven niet weêr zo eene gelegenheid hebben zal... Maar, hoe is 't ? dacht gy dat ik my bevoordeeld had met de onkunde en armoede van deezen bekwaamen jongeling?... hy zal " zekerlyk eens zeer beroemd zyn • zal bet geene eer voor ' my weezen, hem den weg tot eer en geluk gebaand te' hebben? gelooft gy dat hy dit ooit zal vergeeten? moet ik niet verzekerd zyn dat ik alle zyne werken zal drukken? ik vinde gevolglyk, in't geen ik deed, zo wel myn belang als genoegen. l e roux. Gy hebt volkomen gelijk ... gy hebt Voor al toe* een bekwaam fchryver aan uwe belangen verbon. m. deel. Bh deqj  3£6 DE B O EK V E R K O OP E R. den; en dat wel te meer, om dat men zegt, dat gy zyn werk zeer zorgvuldig hebt uitgevoerd. DESORMEAUX. In dit opzicht deed ik niets buitengewoons voor hem ; want ik ben zeer naauwkeurig omtrent de drukfeilen ; men vindt die niet in myne uitgaven. LE ROUX. Geene drukfeilen! . . dat's onmogelyk. DES O R ME AU X. Onmogelyk f ja, als wy niet oplettend zyn; maar men behoorde geene feilen te vinden in de uitgaaf eens drukkers die waarlyk kundig is, en de loflyke begeerte heeft om in zyn fak uittemunten. LE ROUX. Daartoe is veel werkzaamheids noodig.... Maar daar is uw neef . . vaarwel: wy zullen met elkander foupeeren, dan zal ik u myn befluit melden ; ik moet er binnen drie uuren antwoord op geeven; nu, tot van den avond. DES*  DE BOEKVERKOOP ER. 38> DE S0RME aux. . Tot wcderziens myn vriend. (LeRoux vertrekt.) Ik voorzie alreeds zyn befiuit; men kan lieden van. een bekrompen verftand niet gemakïyk pvertuigeii. DERDE TOONEEL. volgen ,/ao •:«. rt93 00 bflxifrSV ffiSCS^IC V/ !i- f * - -.Et - ': - ' iie nrt. ï • ' ': • 5 6° '•' Ja Oom. Eb a des-  3§8 DE BOEKVERKOOPE R. DESORMEAUX. Hèbt gy ook eenige kleene aanmerkingen ge; maakt, over den ftyl ? over de fchoonhedcn en gebreken van dit werk? HEN RY. Ja Oom, DESORMEAUX. Waarom bragt gy uw gefchrift niet mede ? HENRY. O' het zal zeker niets waardig zya; DESORMEAUX. Dat wacht ik wel; gy zyt pas yyftien jaar, en zo vroeg is men niet bekwaam van zig zeiven te oordeelen; maar als men zich derwyze oefent, dan kan men een werkzaam verftand en een goeden fmaak verkrygen; te meer, daar ik u geduurig onder het oog breng waarin gy te kort gefchooten zyt.  DE BOEK VERKOOPER, 389 henry. Myn Gouverneur is zeer wel te vreden over myo Latyn. desormeaux. Hy moet dit vooral over uw Fransch zyn ; want gy weet wel Henry, dat ik u voor myne negotie fchik ; gy zult my opvolgen , en indien gy dan uwe eigen taal niet wel meester zyt ,zoudt gyflechts een gemeen Boekdrukker weezen: begryp ook, indien gy geen' finaak, geene letterkunde, geene geleerdheid hebt, hoe zult gy dan over werken die men u aanbiedt kunnen oordeelen ? ieder koopman kent de waaren die hy inkoopt om weder te flyten; indien in dit ftuk zyne kennis gebrekkig is, dan zal hy in weinige maanden geruïneerd zyn : zo, en niet anders , is het in onze zaaken. De kundigheden die wy behoeven zyn moeielyker te verkrygen, doch zy zyn ook met eens achtingwaardiger, en doen ons meer eere aan. Gy weet dat uw Oom Rolland niet te bedotten is, in de innerlyke waarde der ftoffen; zo verre myn vriend moet gy het omtrent de boeken zien te brengen, henry. Zeer zeker; dat heb ik geleerd uit het geval 't welk B b 3 gy  3$o D E B0EKVERK00PER. gy met Mynheer Duval gehad hebt; Le Roux was niet inftaat dat fchoone werk te beoordeelen; gy, myn Oom, hebt geen oogenblik geaarfeld om hét te laaten drukken. Nu wy van hem fpreeken moet ik u zeggen, dat ik weet, waarover hy, federt eenige dagen, zo neêrflagtig is 5 syne zaaken ftaa<5 flecht; hy is zonder eenige recommandatie te Parys gekomen ; hy is jong; hy heeft al zyn geki onbedachtzaam, uitgegeeven, en nu doodlyk verleegen. PESORMEAUX. Wie heeft u dat alles verteld? II E N R Y. Zyn knecht heeft het aan onze keukenmeid in vertrouwen gezegd: wat moeit my dit ! Mynheer Duval is zo een lief man. Ik beken, dat,nugy uw uitgefchoten onkosten terug hebt, al wat van zyn werk verkocht wordt geheel voor hem is; doch indien hy nu evenwel heel zeer verlegen was.... D E S0RME AUX. Uwe ongerustheid vleit my,: Henry, eerbiedig toch altoos begaafdheden: waarlyk een man die niets heeft, en een deugdzaam hart aan uitmuntende  DE B O E K V E R K O O P E R. 391 de talenten verbindt, is inderdaad het uitneemendfte voorwerp waarin edele gevoelige zielen belang kunnen neemen. 11 e n r y. Ach Oom! daar hoor ik Duval. desormeaux. Dat is zo: ga myn kind, in myne kamer, ftraks kom ik by u, en dan zullen wy over uwe »lesfen praaten. henry. Goed Oom. (Hy vertrekt.') VIERDE TOONEEL. desormeaux, duval. desormeaux, Duval ontmoetende. Gy komt my voor, Mynheer, ik meende deezen avond by u te gaan. Bb 4 du-  )2 BOEKVERKOOPER. duval. Ik kom by u, om met u raad te pleegen ; gy zyt hier myn eenige vriend. desormeaux. Ik vlei my dien vereerenden tytel altoos waardig te zullen blyven. ' duval, Zie daar, alweer eene nieuwe critique over myn werk; ik beken u dat ik woedend ben. desormeaux. Is die critique in de Mercure? . . duval. Neen, zy is te vinden ïn een kleen boekje, dat pas honderd bladzyden bcflaat. des orme aux. Ik ken het niet. . . dit is dan de zesde berisping over uw werk ? . . . uw begin als autheur is des zeer gunftig, . . . du» •  DE BOEK VER KOOPER. m d u v al; Ik weet de Helling wel, dat alleenlyk goede boeken gehekeld worden ; maar deeze gunftige uitzondering maakt my niet-met-al trotsch. desormeaux. Ja, gy hebt te veel zedigheid om u met zo veel joems te vleien, duval. Nu Mynheer Desormeaux , gy kwelt my zo wat! . . . maar ik, ik ben dol, ik ben wanhoopig, ik ben uit het veld geflagen. desormeaux. Ik heb u maar één woord te zeggen : in fpyfc dier berispingen wordt uw werk overal geleezen ; et is reeds een nagemaakten druk van ; ik weet dat men het in verfcheidene taaien overzet... wat kunt gy meerder wenfchen ? DUVAL. Ach! zo gy deeze critique gezien had!... g?en B b 5 ééne  394 DE B Ó E K V E R K O O P E R. ééne wederlegging.... niet ééne emftige tegenwerping . .. altoos gekfch'êèrirjg. DESORMEAUX. Wildet gy liever dat zy gegrond ware* D URVAL. Zeker neen ! evenwel, indien de waarheid fomwylen kwetst, zo kan zy tognuttig zyn; maar de onbillykhcid overftclpt, ftaat ons tegen. DESORMEAUX. Zy behoorde niets dan verachting optewekken. DUVAL. AVaarin heb ik deeze lieden beledigd, dat zy my dus ongenadig mishandelen ? DESORMEAUX. De verdienfte maakt altoos in 't begin den Nyd wakker; maar zy kan hem ook, in 't vervolg , altoos door zedigheid, en bedaarheid ontwapenen. Du«  DE BOEKVER KOOPER. 395 DUVAL. Neen, neen, zy zullen zo niet vryraaken; ik zal eens meêdoen. DESORMEAUX. Hoe! DUVAL. Ik zal antwoorden, en hun op myn beurt zo belachelyk maaken als maar doenlyk zy. DESORMEAUX. Dat is het eenige dat zy wenfchen. Gy hebt een werk gefchreeven , dat niet alleenlykeere doet aan uw vernuft, maar dat ons een gunftig denkbeeld geeft van uwe zeden, uwe beginfels , uw charakter; dit fchoone gefchrift heeft u, en met reden,dê goedkeuring van alle braave lieden verwekt, en die zal nog toeneemen ,naar maate de kwaadaartigheid u lastert; maar zo gy u door eene blinde wraak laat verleiden, dan zult gy u in beuzelachtige verfchillen wikkelen ; zo gy aan uwe vyanden die zelfde bitterheid toont , die zy u toedreeven; die onrechtvaardige fpotterny toekaatst, daar zy zich van bedienden; 6 dan  396 DE BOEKVER KOOPER. ó dan zult gy aan hunne gefchriftjes nog meer gewigt hechten , en mogelyk in gevaar zyn om de achting van het volk te verliezen. Mynheer, herinner u de grondregels die in uw eigen werk te vinden zyn ; wilt gy in deezen de gunftïge denkbeelden die wy daaruit omtrent u opmaakten , wegwisfchen ? zult gy dan reden geeven om te vermoeden , of onze achting voor u wel gegrond zy ? of gy wel aldus uit uw eigen hart gefchreven hebt ? vergeef het aan myne jaaren , en aan myne zucht voor u, dat ik zo vry fpreek; maak een beter gebruik van uwe talenten: kunt gy u wel fterker op uwe vyandtn maaken, dan door hun niet met eenig antwoord te verwaardigen; dan door u boven zulke beledigingen te verheffen; dan door een nieuw werk te beginnen, dat uwen roem nog*zeer zal doen toe» neemen ? d uVAL. Ik ontvang met dankbaarheid deeze verftandige raadgeevingen; zy treffen my; zy doen my aan: evenwel , is het mogelyk dat men zich onophoudelyk mishandeld zien kan, zonder dat men daar eene billyke gevoeligheid over toone ? desormeaux. De berispingen vervallen, van zeiven, wanneer men zich  DE B'OÉKV-ERKOOPER. 397 zich niet verwaardigt daarop iets aantemerken; en ook men wordt welhaast befchaamd hem te vervolgen, die Zich zei ven alle verdediginge verbiedt': want in dit geval is er in het aanvallen te veel laagheid , dan dat onze vyand,hoe edelmoedig hy ook zy, niet zoude terug gehouden worden, door de vrees , dat het publiek hem met verachting zoude gaan befchouwen : maar Mynheer , dewyl gy my toeftaat om vrymoedig met u te handelen , vergun my nog dat ik u over uwe zaaken moge fpreeken : uw verblyf te Parys moet die in wanorde. . . . DUVAL. Dat raakt niet: ik kan wachten. • DESORMEAUX. Waarom weigert gy my de voldoening, om u op uw werk iets in voorraad te betaalen? deeze voorftelling moet des te minder uwe kieschheid beledigen, naar maate ik de hoofdfom die u toebehoort in banden heb; en . . . . DUVA L. Ach ! ik ben geheel doordrongen van eene erkentenis , die zo levendig als wèlgegrond is .... Ik zou my zeiven verachten , indien ik in ftaat ware van zo  398 DE BOEKVER EO O P E R. zo veel eerlykheids misbruik te maaken .... het is niet myn hoogmoed die u dit afflaat, neen, ik zie u aan als mynen vader; gy leidt, gy raadt my altoos zo ten besten. . . . maar de kieschheden van het hart, overtreffen die der eigenliefde nog zeer veel,,.; en ook gy deedt reeds zo veel voor my. . . DESORMEAUX. Alle overdrevene kieschheid is niets dan grilligheid ; niets dan een uitbotzei , ongetwyfeld ontftaan uit eenen goeden grond, doch dat door de reden word afgekeurd, en door de vriendfchap moet verbeterd worden. Als gy my voor uwen vader, aanneemt, geeft gy my ook de vaderlyke rechten; gevolglyk heb ik yryheid om alle deeze beuzelachtige complimenten aftebreeken .... Ik zal honderd Louifen aan uw huis .zenden ; in dit is niets byzonders ; ik heb dat geld, ik leen het u, en gy zult het in 't vervolg terug geeven ; binnen twee maanden zyt gy reeds daartoe inftaat. DUVAL. Ik ben verftomd... ontroerd... doordrongen... ach Mynheer! wist gy eens hoe groot een' dienst gy my thans bewyst! DES-  DE BOEK VER KOOPER. 399 desormeaux. Maar ben ik niet gelukkig, zo wel als vereerd met de gelegenheid die ik heb, om u dit gering bewys van mynen vriendfchap en yver voor'u te kunnen geeven ? duval, na wat mymerens. Ik moet voor u niets verbergen. (Hy haalt een gefchrift uit'zyn zak.) Om geld verlegen zynde; aangevuurd door de menigvuldige berispingen over myn werk, maakte ik in agt dagen een fatyre tegen elk die ik voor myne vyandên höude. desormeaux. Een Dichtft.uk in agt dagen . . . duval. Dit 'haatelyk werk is gemakïyk; het eischt noch orde, noch plan, noch verftand; om er in uittemunten moet men Hechts fpotten , bitter en onrechtvaardig zyn: ik was verfchrikkelyk in woede; ik fchrecf in haast dat ft.uk, myner geheel onwaardig; een ft.uk dat myn hart en myne reden evenzeer afkeuren. Ik zweer thans eene verbystering af, waarvan gy' my  400 DE BOEKVER KOOPER, my de onvoorzichtigheid en het verachtelyke getoond hebt. (Hy geeft hem het gefchrift.) Zie daar, myn waardige vriend, lees dit verfmaadelyk werk ; ik wil dat gy weet hoe veel ik u verphgt ben, en gy kunt zulks niet weeten, zo gy dit manufcript niet leest ; lees het des, want dan zult gy het verrukkelykst genoegen fmaaken dat eene edele ziel ooit genieten kan ; dat naamlyk van een eerlyk jong mensch tot zyne pligten te hebben wedcrgebragt. desormeaux, het gefchrift in* ziende. Wat zie ik? . . Ik ken hetft.uk! . . Le Roux zoude het koopen? . . . duval. Ja! aan hem liet ik het aanbieden, dewyl ik wist dat hy uwe beginfels noch eerlykheid bezit .... Indien men u zo een fatyre aanbood zou men u beledigen ; maar Le Roux vond geen zwarigheid om myn complice te worden : ik kreeg daar zo bericht dat hy het had aangenomen ; ik heb myn gefchrift terug gevraagd, met oogmerk om het hem , op morgen, na eenige veranderingen daarin gevoegd te hebben, weder te geven ; gelukkig kwam ik by u; uwe vermaaningen hebben my geheel omgekeerd ; ik ben overtuigd; uwe vriendfchap heeft my uit myne ver-  DE BOEKVERKOOPER. 401 verlegenheid gered, gy hebt myn goeden naam bewaard, en gy lpaartmy het onlydelyk verdriet, dat het berouw over deezen misilag my eens zoude veroorzaakt hebben. desormeaux, O hoe verheug ik my dat ik uw vertrouwen heb weeten te winnen ! ... dit werk ... dat u zou» de bedorven^hebben .... las ik, duval. . Laastgy! des ormeaux. Hoe onwaardig is het uwer begaafdheden, en die edele gevoelens die u eigen zyn! ... die u onderfchciden! duval. Ik voel het , . . deeze eeifte dooling bragt my tot duizend verkeerdheden; en gaf my over aan al de dolheid van den haat en de onrechtvaardigheid .... gy hebt dit duister roerzei uit myn hart gefeheurd. Ik kan zonder affchrik niet bedenken dat ik op het punt was om alle myne deugden te verliezen .... ach! nu ontgloeit my niets dan . iii., deel. Cc de  4S2 DE B O E K V E R K O O P E R. de drift, om aiy door maatigheid en edelmoedig» heid te gaan onderfchciden; ik zal myne eer (lellen in myne vyanden recht te doen; de edele trotschheid om onpartydig te fchynen, zal my dien lof niet moeielyk maaken; ik zal my des boven hen verheffen ; ik kan niets meer haaten! . . . ach! wie weet of zy, zonder deeze dolle drift, ook geene vrienden der deugd waren! . .. . wat zoude ik zelf zonder u geworden zyn! DESORMEAUX. Welke verrukkelyke aandoeningen doet gy my genieten! welk eene vreugd dat ik in een zo edele ziel de vrede en gerustheid mag terug leiden ! zy zyn altops de vruchten van zedigheid, vergeevelykbeid,billykheid. . . . Maar myn Neef wacht my in myne kamerlaaten wy hem niet langer ophouden. Wy zullen dit gefprek, waar in wy zo veel belang Hellen , nog wel eens hervatten. :. duval. i Goed, maar wy zullen daar een begin mede maaken door dit gefchrift, dat ik zonder fchaamte niet zien kan , op het vuur te werpen. ■ DE S»  DE BOEKVERKOOP ER. 403 DE SORMEAUX. Ach ! hoe wel te vreden zult gy nog eens zyri over deeze opoffering! D U VAL. Uwe achting heeft my reeds beloond. < . . kom} laat niets dit oogmerk vertraagen. DESORMEAUX. Mogten alle verftandige, alle hun belang verflaag de Auteuren, deeze edele begrippen omhelzen l EIND E.   L Y S T DER STUKKEN in het DERDE DEEL. Bladz. DE NIEUWSGIERIGE. i HET BALder KINDEREN;o f,het DUEL. n3 VATHEK. 189 DE BLINDE van SPA. a2i CECILE;of,de OPOFFERINGder VRIENDSCHAP. 32? DE BOEK VER KOOP ER. 373