GESCHENK } k DK. EELCO VERWIJS. ^ 1880.  H E T SCHOUWTOONEEL VOOR JONGE LIEDEN.   het SCHOUWTOONEEL VOOR JONGE LIEDEN; DOOR MEVROUW de genlis: Uit het Fransch vertaald DOOR E. B E K K E 9 Wed. Ds. VVO LI'F VIERDE DEEL. in s" GRAVEN H AG E, By ISAAC van CLEÉF. m d c'c L. X X X vii i,   HET ROOZENFEEST T E SA L E N C Y: B L T S P E L; l N TWEE B E D R. T F E N<  PE RSOONEN. DE HEER, "1 DE PRIEUR, \vanSalency. MONIQUE, eene oude Baerin, _ , GENEVIEVE, kaare Docht e- ; ver kiesbaar gefield. HELE NE , Dochter van Gencvieve i benoemd tot Rojiere. THERESE, "> '( oeiaen verkiesbaar gefield. URSULE, J li A SILE, Zoon van Gencvieve. MARIANE, buurvryster van Gencvieve. MEVROUW DUMOND, Koopvrouw van JSoyon. MIETJE, haar dochtertje. DE SCHOUT, JONGE DORPMEISJES, SPEELLIEDEN, enz. De drie verkiesbaar gefielde meisjes zyn in 't wit gekleed, met loshangendhair. Het Tooneel is te Salency,  HET ROOZENFEESf T E S A L E N C Y: 3 'L T S P E L. EERSTE BEDRYFi EERSTE TOONEEL. liet Tooneel verbeeldt een ruime Boerenkamer: tegen den muur ftaat een otidérwetfche kas. mariane, iielene. wariane. jDaar ben ik nou evel nog vóór het hooge Feest t'huis. , helene, Gy bleeft ook wel lang te Noyon. iv4 deel. A 2 ma;  4 HET ROOZENFEEST NARIAN t.4 Dat is waar; maar myn Oom was zo bedroefd ziek; nu is hy een beetje beter; en, zei hy zoi Mariane, 't is nu de agtfte Juny; kyk, kind, ga jy nu naar Salency, en zie de kroonitig, en kom dm den anderen dag weêr by my: ik nietilim , vatte hem by zyn woord, ging op reis, en tot myn groot geluk, vond ik' onderweg eene Mevrouw, ('t is een groote kTuidenierfter in de ftad,) die ook om het feest te zien kwam , en my medenam: o het is zo een allerbeste vrouw! wat heeft zy my doen praaten over Saleney, en over de meisjes die gekroond kunnen worden — zy logeert by onzen Prieur, met haar dochtertje, juffrouw Mietje! o dat is een meisje! zo vrymoedigl je moest het eens zien! en zy is nog maar zeven jaar; zy is zo ver- ftandig als zy groot is zeg my nu ook , He- lene., of gy ééne der meisjes zyt, die naar den piys dingen ? ik denk ja. IIELENE. Ja; ik ben vooragt dagen met Urfule en Therefe, daar toe benoemd. M ARIA NE. Ik durf wedden dat gy den hoed hebben zult. HE-  TE SALENCY. g he lene. Waarom? Urfule en Therefe zyn zulke braava Meisjes! ——— geloof my, ik zal er geen fpyt van iiebben als één van beiden gekroond wordt—«vooral indien men de Roos aan Therefe geeft; ik heb haar zo heel lief: gy weet , Mariane , zy en ik waren altoos byéén, en leefden als eigen zusters. mariane. ■ Therefe is een lief meisje, magtig zachtzinnig en gedienstig; en zo onderweezen! evenwel alle men- fchen zeggen dat gy nog veel beter zyt en ook, jou Moeder had in heur tyd de Rous, en jou grootmoeder, Monique , was ook in heur jeugd de Rofiere: alles wel overleid is dit ook biliyk—— daar is geen braaver huishouwen in heel Saleney. Jou gefiurven Vader was ook al zo een opperbest mar, — Ja, wat ik zeggen wou, jeu Brccr Bafile is wel vrolyk wed ik —— kyk, daar is Therefe nou ook benoemd: al kreeg zy al eens de Roos niet, dan . is het toch altoos mooi, dat zy één van de drie benoemde Meisjes is; dat verzekert haar ook, dat zy, over twee jaar; gekroond zal worden : jou Broêrhet haar lief; en jou Moeder wil er niet van hooren: honderdmaal zei zy: Niemand dan een gekroond Meisje geef ik an myn Zeun: ja ja, jou Moeder js een baazin; laat haar maar begaan, zy weet wel wat zy doet. Maar zeg, Helene, is uw Moeder piet t'huis? A 3 iie-  6 HET R O O Z EN F EEST HELENE. Neen, zy is naar Mynheer den Prieur gegaan. MARIANE. Nou dat is goed! hy en de Schout zyn de Rechters; die moeten alles vveeten. o t' Is of ik uw Moeder hoor ! wat zal zy een al goeds van jou vertellen! dat verzeker ik je! Helene voor, en Helene achter : ik zie het altemaal; of ik er by was: en watzi! zy niet vertellen, hoe jy jou Grootmoeder opgepast, en in haare ziekte bewaakt en bygeftaan hebt! HELENE. Neen, neen , daar zal myn Moeder zeker geen woord van fpreeken; want wat pryzelyks is daar toch in? wie zou anders hebben kunnen doen? zou men een Grootmoeder niet liefhebben, en vvèl oppasfen ? MARIANE. Nou dat is ook zo; evenwel, er is geen Cén Mehje in ons dorp, dat zo magtig beleefd, en zo gehoorzaam tegen eenc Grootmoeder is als gy teren de uwe zyt: aïryd zyt gy immers by baar? —'afs wy des zondags en op de Heilige dagen, in het vlakke veld, met elkander danfen, dan ziet mcii jou.  TE S ALENCY. 2 Jou haast nooit; jy blyft by jou Grootmoeder t'hus; en jy danst evel zo gaarne! en jy danst zo kostelyk! en jy bent maar eerst zeventien jaar! o hede! wat is dit in jou jaaren flichtelyk! elk heeft er ook recht vermaak in ■' ■< n kyk, dat alleen verdient de Roos; ik ga ook zo aanftonds met de andere Meisjes , naar Mynheer den Piieur , om hem ook te gaan zeggen wat ik weet; o wat zal ik hem een goeds van jou verhaalen! — ah' wat ik maar goeds weet zal er uit — HELENE. Buurmeisje , ik bid u , ipreèk met hem over Therefe. MARIANE. Onze lieve Heer vergeev' het my, maar 't Is als of het u fpyt, dat gy de Roos krygen zult. HELENE. Ach Mariane! geloof my, ik wensch er meer dan iemand naar! als ik denk dat ik de Roos nu mogelyk ontvangen zal, dan klopt myn hart zo fterk —— wel zie daar, ik heb in deeze laatfte agt dagen geen oog geloken: ik zeg dan al tegea my zelve: Piemel! als ik nu evenwel eens gekroond wierd, *velk eene vreugd, zou dit in ons huisgeA 4 zia  8 HE T ROOZEN FEEST zrs gecven! — hoe vergenoegd zou myne Moeder zyn ! — en wat zou myne arme oude Grootmoeder wel zeggen? o zy wierd wel twintig jaar jonger! —• och Heer wat zou ik dan gelukkig zvn! _ en myn Broer en zyn Vrouw en myn Neef Fclix! wat zouden zy allen verheugd Zyn i en Therefe niet minder , dat weet ik wel , Mariane; zy ftaat zo wèl als ik naar de Roos; maar zy zou n:y die evenwel met vermaak zien geeven : Urfule zou my die ook al zo min benyden: gy begrypt des wel, boe zeer ik naar de Roos verlang, vermids myn geluk niemand zou bedroeven, en myne bloedvrienden er zo over voldaan zouden zyn, mariane. Zonder dat gy uw aanftaanden Man eens meêfe- ketit" o jy moet daar niet befchaamd over worden: jy weet wel dat een Meisje, zo dra het gekroond is , een Man krygt, en dat alle Vj yers uit het heele dorp haar komen vraagen ? de beste huwelyksgaaf is te Saleney ; is de Roozenhoed, Verbruid, het is natuurlyk dat het beste Meisje, ook het meest beminde Meisje worde: de jongens zouden wel mal zyn , zo zy anders dachten — maar't is, of ik Buurvrouw hoor. hele ne, O ia' zo waar, 't is myne Moeder. T W E E-  TE SALENCY. 9 TWEEDE TOONEEL. GENE VIEVE, MARIANE, J1ELENE. MARIANE. Hal goeden dag, Buurvrouw! GENEVIEVE, Zo, zo, was jy daar, vryster? —— federt wanneer is de komst? MARIANE. Ik kom, om Helene te zien kroonen. GEN E VIEVE. Mariane ! dat is een dag voor my! — het is van daag net twintig jaar dat ik Rofiere was; het ftaat my zo duidelyk voor of het gisteren gebeurde: wat was ik ontfteld! hoe beefde ik! en hoe ongerust was ik! 1 ik was, tot op het oogenblik dat ik gekozen werd, eens en alleens, als een wezenloos mensch maar o dat was nog nictmetal by de angst., die eene arme Moeder, by zo eene gelegenheid, voor haare Dochter uitftaat, als A 5 zy  10 HET R00ZENFEEST zy wenscht dat die gekroond wierd! . wel hoor, het is of de kroning van dit liet kind, my nog duizendmaal meer eere aandoet, dan myn eigen. Wist jy eens, wat ik federt veertien dagen uitge- ftaan heb! en voor al gisteren! hoor Manane, om dat te verdaan, ' moet men zelve Moeder zyn, dat zeg ik jon. maria ne. Gy zeidet evel voor zes weken, tegen my, dat jy jou verzekerd hieldt,dat Helene de Roos ontvangen zoude. g e ne vieve. Ik had ongelyk toen ik dat zeide: o daar zyn zeer veelc Meisjes te Saleney, die ruim zo goed zyn als HJwiie onze lieve Heer ftraft de hoogmoedigen; zie Mariane, dit is eene ysfelyke gedachte ■ ■ maar nu nadert zo al, van uur tot uur, die tyd; en van uur tot uur, word ik al meer beangst. mariane. Was Mynhecr de Pricur t'huis ? genevieve. Neen , by was uit ; maar ik ga er wéér naar toe. m a?  te salency. ii m a ri A n b. Hy heeft het riu heel druk- genevieve, pat verzeker ik je! mar i a n e. Ja , hy is Rechter, en dat geelt hem veel moei* te. genevieve. En hy is zo eeriyk! > en hy heeft ons al» Jen als zyne kinderen lief. mariane. Al gaf men hem een huis vol goud, hy zou nooit onze plaats verhaten willen, G.e n e v l e v e. Dat is ook waar: die lieve braaveman! onze ïieve Heer geev' hem een lang leven .— Maar zeg Helene, waar is Grootje? h e-  ii HET ROOZENFEEST HELENE. Zy is naar bed, en flaapt wat: zy fliep van den nacht geen oogenblik. GENEVIEVE. Zy is in verrukking over de kroning : o Heilige Maagd bewaar haar voor krankheid! (Zy keert tig *»*.) Maar wie is er aan de voordeur? zie het eens Helené. HELENE, de deur openende. Moeder, het is Therefe. DERDE TOONEEL. GENEVIEVE, MARIANE, HELENE, TH E RE SE. . T H E R E S E. Vrouw Genevieve, ik kom u zegden dat de Schout t'huis is; myn Moeder en die van Urlule, zyn al by hem gy gaat immers ook ? G E-  TESALENCY. t$ GENEVIEVE. Ja, myn kind, terwylik u hartlyk bedank. \ T H E R E S E. Het hsele veld is al vol vreemdelingen en Heeren} en mooje Dames. GEKEVIKVE, Ach Hemel! '. MARIANE. Ik moest datjook eens gaan opneemen, dunkt my. GENEVIEVE. Kom Buurmeisje, ik zal u aan uw arm vast houden ; breng my by den Schout, want ik ben haast niet in ftaat om een voet te verzetten: 't is of alles voor myne oogen omdraait. M A R I A N £. Kom kom Buurvrouw, ik zal je wel voordhelpen. VIER-  14 HET R O O Z È N F E E S T VIERDE TOONEEL, HELENE, THERESE, T H E R E S E. Ach! eindlyk zyn \vy eens geheel met ons beiden alleen ; wat ben ik er blyde over!— Leentje wat heb ik een trek, om met u over ons historietje Van gisteren te praaten ! —-ik doe mets, dan daar aan denken Kind! wat zou het my nu niet berouwd hebben, zo ik je daar in die verlegenheid had laaten ftaan - zo men er achter kwam, dan was ik, myn goeje Leentje, een ongelukkig 1'cuepfel. HELENE. Nu, wees maar gerust, ik heb immers beloofd er niets van te zeggen; en ik zal myn woord hou* den. THERESE. Kyk, Leentje, het is juist niet om dat ik naar de Roos verlang ; neen , gy zult die hebben; het heele dorp denkt dit vast; daar is geen een levendige ziel die er tegen is •i— ik weet ook wel dat Urfule vóór my gaan zal; maar ik ben evel o^k benoemd dat is altoos een groot geluk—* Hoor 9  TE S A L E N C Y. ' 1$ Hoor, Leentje, ik zal u maar alles zeggen * Balile kort en goed, myne Moeder zou zo vergenoegd, en zo er mede vereerd zyn, als ik met Bafile kwam te trouwen: hy is Kleinzoon, Zoon , en Brqêr van de Gekroonde, want jy zult het zeker en vast worden —- wel kyk , zo men dit lelyk historietje weet, dan is alles verloren: ik word uit de Iyst gefchrapt, en nooit zal ik meer naar de Roos mogen ftaan myne Moeder zal 't be* llerven, en ik ook, Leentje; want. als ik er maar aan denk, dan wordt myn bloed zo koud als ys* H E £ E N B. Niet meer naar de Roos ftaan mogen! —— zeg dit niet; 't is al te ysielyk en ook , gy hebt zulk een groot kwaad niet gedaan: kyk eens aan , jy waart bang, jy waart moede, jy moest nog een groot eind gaan, en door het bosch , dat zo donker als de nacht is, terug komen; gy durfdet niet; kyk dit is het alles. THERESE, En het goede werk, dat ik u alleen liet doen?— en jy dan! jy had wel moed, om eene oude vrouw zo verre- te brengen — ik beu evel ook misnoegd om dat niemand dit weet; maar Goddank, jy had dit niet eens noodig om de Roos te winnen. Heer! Leentje, als ik nadenk, dat jy moedermensen alleen 3  16 HET ROOZENFEEST leen, in den nacht , door dat donker bosch moest weêrom komen. . . . HELENE. Och, ik was ook een beetje benaamvd; ik dacht aan al die fpookvertelzals, die Buurvrouw Mana- ne , my zo dikwyls voorpraatte myn bloed werd ook verftyfd. THERESE* En de oude Mathurine , die voorleden faturdag geftorven is, was daar altyd gewoon , diooge takken en rysjes te raapen! HELENE. Ja, dat kwam my ook wei honderdmaal in myn zin. THERESE. Hoorde je er niets van ? HELENE. Zo wat kind lief, ik hoorde gcduurig een ge-  TE S A L E N C Y. l? geluid, of men bladen en ryfen opnam, en geduurig zweefde om myn ooren *—— Fri, frotiy fri, frou. therese. O Heer! hoordet gy, fri frou? helene. Ja! net als 'of men hout en bladen fprokkelde. therese. Dat's waar! dat zal de geest van de arme Mathurine geweest zyn — jy bent nog wel gelukkig dat je niet metal zag: Nanette kwam eergister avond met haar moeder daar voorby, en fpraken haar aan. helene. Ja, ik weet het wel —- zy zagen haar in de gedaante van een groot wit .fchaap. therese. Nanette zeid dat het fchaap zo groot was als een kalf — o! ik zou geftorven zyn van fchrik — Zeg iv. jDeel. E ruy  i8 II Et ROOZEN FEEST my nu eens, hoe Iaat ben je t'huïs gekomen; en wat zei je móeder toch wel? HELENE» Ach, Therefe' om uwent wil, loog ik voor de eerste keer van myn leven — hoor wat ik zei» maar het was my haast niet mogelyk zo te jokken: ik kwam ten negen uure. t'huis; myü Moeder was van benaauwdheid bijkans buiten haar zelf: „ Waar „ blijf je zo lang, Leentje ? waarom breng je geen ,, ryfenmeê? en waar is Threesje"?— op al die vraagen antwoordde ik, ( maar ik was zeer ontfteld, terwyl ik jokte,) zo als wy waren afgelproken: „ Moeder, ik liet Therefe hier digt by; myn ezel „ is in een floot gevallen, en ik weet niet hoe lang „ wy wel bezig waren om hem daar uit te krygen $** en ik hing er nog zo wat by: Moeder geloofde dit alles; dat was wel naar myn zin, en evel ik was er in my zelve te onvreden over; zo zeer dat ik er braaf vergefchreid heb — maar hoe heb jy 't gemaakt? THERESE. Ik keerde langs den naauwen weg, achter het dorp, die zo vol netels en ruigte ftaat, dat er niemand opkomt, te rug; en toen fprong ik, om in huis te komen, over de haag, om ongezien door den hof binnen' te raaken; toen verfchool ik my in den hooiberg, tot dat het pik donker was; maar ik zou niet  TE SALENCY. i9 niet benaauwder in het bos ch hebben kunnen zyn: toen dagt ik nergens aan, dan aan u ; en ik had zo veel bersmw! en ik hukte van droefheid: och zei ik: „ had ik nou immers meermoeds gehad, dan „ was ik by Leentje, en wy zouden beiden met een „ opgerecht hoofd; en braaf geprezen, in het dorp te „ rug komen: nu moet dat lief meisje haar goede „ daad verbergen, om myn misdag te bedekken"—« en ik fchreide! ik fchreide! onze lieve Heer weet hoe bedroefd ik fchreide — nou, toen het heel pikkelyk donker was, ging ik den hof weer uit, en ik kwam door het dorp in huis, en vertelde toen aan myn Moeder dezelfde historie, die gy verteldet. helene. Niemand heeft u alleen zien weSrkomen, en de goede vrouw die ik t'huis bragt, weet niet wie wy zyn; zo dat, er zal nooit iets van dit voorvalletje uitlekken; en ik verzeker u nogmaals, lief meisje dat ik er nooit tegen iemand van zal reppen. therese, haar omarmende. Och Leentje wat heb ik u oök lief! helene. Gy hebt geene ondankbaare lief maar daar wordt geklopt. (Zy roept. ) Ik kom u by. B 2 the»  5o HET ROOZENFEESÏ THERESE. Ach Leentje! het is Mynheer de Prieur zelf "ja zo waar hy is het! — met de koopvrouw van Noyon die Mariane hier naar toe bragt. V Y F D E TOONEEL. t)E PRIEUR, MEVROUW DUMOND' MIETJE, H KL ENE, THERESE. HELENE. t~'Aeh myn tyd! moeder is daar zo uitgegaan ! DE I' R I E.ü R. Goeden dag Helene:zie daar Mevrouw Dumond, die alleen om dit feest te zien hiergekomen is. MEVROUW DUMOND. .En om met de benoemde meisjes kennis te maaken. DE PRIEUR» D.iar zyn er twee. ME-  T E 'S A L E N C Y. me vrouw du mond. Ik moet haar omhelzen: wat zien zy er allerliefst Uit! ( Helene en Therefe neigen zeer beleefd.} helene. Ik bid u, Therefe, zie eens of gy myn Moeder niet kunt vinden. T II I H E S Ei Ik zal. (Zy vertrekt.) mietje. Mamaatje,is het deeze niet die Rofiere zyn zal? helene. O Juffrouwtje! ik ben in lang de geene niet die het meest in aanmerking zal komen. mietje. O Mamaatje,-verzoek aan Mynheer de Prieur, dat hy aan haar de Roos gecve. B 3 ai e*  ia HET ROOZENFEEST MEVROUW DU MO NO. Ja ja, kind; dat gaat hier zo niet. MIETJE. En zy is evel de mooiste! en zo blank l de anderen zyn zo bruin ! en . . . MEVROUW DUMOND. Luister eens, Mietje, hou jy wel veel van uw klein buurmeisje Gogo ? MIETJE. Wel niet metal! zy krabt my alan; zy is zo ftout. MEVROUW BUMOND. Zy is evenwel zeer mooi en zeer blank. MIETJE. Ja maar, zy is ook zo boos als ik weet niet wat.  TE SALENCY. n MEVROUW DUMOND. Het is dan beter dat men goed, dan dat men blank is! MIE T J E. Maar Mamaatje, kan men niet heel mooi zyn, zonder dat men de lui krabt en knypt ? MEVR0 6TW DUMOND. O heel wel: maar de fchoonheid verdwynt en de goedaartigheid blyft; en ook door goed te zyn maakt een meisje haar Vader en Moeder vergenoegd; men wordt, om dat men goedaartig is, bemind: gy begrypt dan wel, dat zy alleen verdient beloond te worden ? ^ MIETJE. Ach ja, dat is billyk; ik zal dat niet vergeeten: zo dat Mama, de goedfte zal gekroond worden? MEVROUW DUMOND. Wel vast —maar Mynheer de Prieur,gy hebt my beloofd, dat gy my in dit kuisgezin het zeldzaamfte zoudt laaten zien, dat cr in heel Saleney is. li 4 DE  34 HET ROOZEN FEEST de p r i e U r. Dat is ook waar Mevrouw. Befchouw deeze kast zy bewaart dierbaare fchatten. mevrouw dumond. Hoe zo ? mietje. Ach, ik wou dat men haar eens opendeed! de p r i e u r. Helene, kunnen wy den fleutel niet krygen? helene. Ik ga zien of Grootmoeder my dien geeven wil. Mietje. Mamaatje mag ik wel eens met het meisjs gaan? mevrouw dumond. Ja, ga maar.  TE S A L E N C Y. 25 ( Helene neemt Mietje aan de hand-, en zy vertrekken.) ' DE ÏKIÏUR, Deeze familie, Mevrouw, is waarlyk eene der voornaamfte te Saleney: zo gy de vroomheid en. de liefdaadigbeid deezcr menfehen kendet, gelyk ik dit ken! — en hoe zy hier in achting zyn — want in dit dorp verwekt alleen de deugd hoogachting. MEVROUW DUMOND. Wat zyt gy gelukkig Mynhééï, dat gy zulke braave menleken te belïuurcn hebt! DE PRIEUR. Ik dank daar ook dagelyks de Voorzienigheid voor. Begryp eens Mevrouw Dumond , dat ik, gediuirer,de twintig jaaren dat ik hier fta, nog niet déae fleste daad heb zien verrichten ; geen één öneerlyk' man kende . laat ik, om u een denkbeeld te geeven van hunne zuivere denkwyze en zedeleer, eens verhaalen , om wat reden men voorleden jaar, aan een meisje de Roos weigerde: zy was volkomen bra'af-, zedig, en zeer verftandig; doch dit is hier niets byzonders; alle meisjes zyn zo; maar de getuigen verklaarden eenpaarig, dat zy eens, bykanseen geheelen dag, lediggébleêvenwas, B 5 en  46 HET ROOZENFEEST en dat haar Broer een oud man voor den gek had gehouden: zy werd des door allen uitgefloten. mevrouw dumond. Komen de misdagen der bloedvrienden hier ook in aanmerking? de p r I e u r. Wel zeer zeker: en dit is de reden dat de Roos hier zo wel de jongens als de meisjes voorzichtig maakt: zie eens aan,die knaap daar ik u van iprcek, en die ook oorzaak was, dat zyne zuster werd uitgefloten, ftondt op het punt van trouwen; en nu fcheidden de Ouders van het meisje er uit. mevrouw dumond. O dat begryp ik; en ook dat het gekroonde meisje haaie gehcele familie ecre aandoet. de V r I e U r. Zo is 't; ieder is in zyn fchik, om dat hy iets tot de kroning gedaan heeft. M JE-  TE S A L E N C Y. 27 MEVROUW DUMOND. Maar daar is iets in één der artikelen , dat my wat verlegen maakt: zya zy die getuigen, tegen de Pretendenten uit Saleney ? DE P R I E U R. Ja. MEVROUW DUMOND. Wel dat moet intusfehen deeze lieden veele oncenigheden en moeiten veroorzaaken ? DE PRIEUR. Geene de minsten: geene getuigenisfen worden hier aangenomen, dan die door de fterkfte proeven bevestigd zyn; het is noch nyd, noch afgunst, noch vyandfehap die de verklaringen ingeeven; het is alleen de edele begeerte, dat toch de Roos niet in onwaardige handen kome de heersehzucht, de eerbewyzingen , de ' rykdommen , veroorzaaken veelmaalen partyfehappen en haatlykheden ; maar deeze Roos, de eenvoudige beloning der deugd, doet geene dan loflyke eerzucht ontftaan; en kan niet dan het hart , waarin reeds zo veel goeds ligt, verbeteren —— maar ik hoor ons * meis-  tt HET ROOZENFEEST meisje —— ach! de goede Monique,haar Grootmoeder, is cr ook by. ZESDE TOONEEL. D E PRIEÜR, M5VROUW DUMOND, MIETJE, MONIQUE, HELENE, THERESE. ( Monique hout Ilelene onder den arm , die Mietje aan de andere hand heeft. ) DE PRIEUR. Wel, goeden dag Moeder Monique! hoe gaat het al ? MONIQUE. O Mynhcer de Prieur , zo al zoetjes — wel ik ben nu op lint Louis net tagrig jaar; dat kan men wel voelen ; de becuen willen niet meer voord: het gaan valt my heel mocielyk. M E V R O U W DUMOND. Geef dc oude Vrouw een' Roel. M :>  ï E S A, L E N C Y. af MONIQUE. Ik bedankje Mevrouw: ik zal dan, als 't met Mevrouws blieven is, maar gaan zitten. (He/ene geeft haar een' ftod, by de kast — zy zit zig neder.) 1 DE F R I E 17 R. Moedertje, wy zonden Helene om den fleutel van uw kast te hallen. " MONIQUE. • O ho ! ik geef den fleutel van onzen fchat zo maar niet aan een kind; dat is goed als zy zelve Rofiere zyn zal; zo dat onze lieve Heertje behaagt, en ik nog zo lang leef dat ik het zie; maar ik geef dien in uwe handen Mynheer de Prieur. DE PRIEUR. Gy zult nu , Mevrouw Dumond,de fchoonfte eertitels zien , die er op de wereld zyn kunnen—zie. MEVROUW DüMOKiczyaö indekast. Wel wel! maar wat zie ik toch daar onder alle dit kleine glazen Hulpjes ? B ff  30 HET R00ZENFEEST P E PRIEUR. Uitgedroogde Roozefl. MONIQUE. Ach ja! dat zyn zy; want daar benncnderby,die meer dan honderd jaaren oud zyn. MIETJE. O Mamaatje dat is mooi! —. 't is juist als hei» lige Reliquien. « DE ÏRIEUR. Wel nu.Mevrouw, gy fpreekt geen één woord? MEVROUW DUMOND. Ik fta verftomd hoe ! zyn er in deeze familie dan zo vcele Rofieres geweest, als ik hier Roozen zie? MONIQUE. Zo veel! daar zy» er een groot deel meer geweest — ik heb nog eene dochter gehad,maar die is nu dood, en die bad een heele menigte meisjes alledeRoo- zen  TE SALENCY. 3i zen van dien kant misfen wy; en ook myn Vader hertrouwde, en zyne kinderen, zoals dat billyk is, erfden de Roozen; zo dat wy hebben die maar van de rechte linie. MEVROUW BüMOND, geduurig in dt kast ziende. Zy hebben zie ik, ieder een opfchriftje? DE PRIEUR. Ja, de na.amen der gekraonde meisjes ftaan ei op. mo n ï q o e, Mynheer de Prieur, gy die allen zo pront kent, als uw Vaderons; laat Mevrouw de Roos van Marie Jeanne Brocard eens zien; ik meen dat het de alicroudfte is; doet het niet? de prieur. Staat zy daar niet hcej hoog boven aan? KODIQÖE Ja: kan je er wel by reiken, Mynheer de Prieur? D ï  3a H £ T ROOZENFEEST DE PRIEUR. Ik heb haar al: laaten wy eens zien. (Hy leest het briefje.) In het jaar 1520. MEVROUW DUMOND, R.Q0S, die Oftder een glas ligt, in de hand hebbende. Vyftien honderd en twintig! MONIQUE. K>jk, dat's wat moois, niet waar? MIETJE. Moe! was dat een Roos! zy is wel veranderd. MONIQUE. Leentje, laat die van Catharine Javelle eenskyken5 zy Haat daar beneden. HELENE. Goed Grootmoeder. MO-  TE S A L 'E N C Y. 33 monique. Catharine Javelle was myn Moeders Zuster 5 zy ftierf heel jong; haar geval is aartig. de prieur. Ei lievi verhaal het ons eens, Moeder Monique; monique Je moet dan weeten, dat zy in den grooten vy-i ver haar wasch fpoelde, en niemand dan een kleinen Jonge van een jaar of zeven hy baar had, om het linnen te helpen draagen; en kyk, zo opeens ,Jean■rtot . . hy heette Jeannot, en was het kind vul de arme Michelle; ■ de prieur. En die Jeannot leeft nog,meen ik? is het niet de goede eerlyke oude man Rousfel ? monique. Net — maar Mynheer de Prieur, gy weet bet hee!e historietje immers? iv. deel. Ö de  34 HET ROOZENFEEST DE PRIEUR. 'Dat zeid niet, verhaal gy het ons maar. MEVROUW DUMOND. Och, ik bid er u om, Vrouw Monique! MONIQUE. *t Is wel dan — maar ik ben de draad kwytj HELENE. Grootmoeder, gy waart daar, daar zo op eenss en aan den kant van den vyver. . . . MONIQUE. Ho! — kyk, daar viel zo eensklaps Jeannot in den vyver, met het hoofd naar onder, bobberdebob naar den grond: myn Tante, niet dom, deedje daar fluks een fprong; greep Jeannot uit het water, net als zo een klein vischje, en kwam met hem aan de hand te rug. MEVROUW DtMONB* Ach hemel! DM  TE SALENCY. 35 DE PRIEUR. En men moet weeten dat de vyver zeer diep was. MONIQUE. Dat beloof ik je! — nou, daar waren zy da» allebei in het gras; maar Jeannot had zo veel water, zo veel water ingekreegen, dat hy puur als flaauW was 1 myn Tante zei al: wel wat zal ik met dat kind aanvangen, en hoe zal ik met myn linnen toch doen ? het was al mooi laat, zy moest nog naar huis, en dat was er wel een groot quartier van daan; en zy had niemand om haar een handje te leenen; zy beefde als een riet, en droop van de nattigheid : maar wat heeft zy te doen ? zy zet Jeannot fchreilings over haar fchouders ; laat haar hcele wasch in de loop, en zo kwam ze je maar iil ons Dorp. MEVROUW DUMOND. En ik hoop dat zy dat jaar Rofiere was? MONIQUE. Ja zeker was zy dat: 't is zo als men zegt, geen engel uk zonder geluk ; en het was voor een jong meisje Waarlyk een heel geluk, zo eene gelegenheid C a te.  36~ HET ROOZENFEEST te hebben; ho ho, dat beurt ook allen dag zo maai niet. MEVROUW DUMOND". Ach Mynheer de Prieur! het Roozenfeest van Saleney is niet half zo fraai, als dit alles te hooren eo te zien. DE PRIEUR. Dat zeide ik u wel. (Hy ziet op zyn horloge.) Maar het is middag, wy moeten g m. MEVROUW DUMOND. ik kan deeze kas niet verlaaten. DE PRIEUR. Wel waarlyk, deeze eerbiedniswiardig"1 eertytels", door de deugd verdiend, zyn ruim zo goed als oude perkamenten , waarop veele lieden zig vry W3t katen vooiltaan. MEVROUW DUMOND. Weet gy wat, ik ziu, zonder de minste aandacht; alle de oude perkamenten in de heeljji waereld zien ; cn  TE SALENCY. gg en deeze drooge Roozcn brengen de traantn in myne oogen — ach wat fpyt het my dat myn Mietje niet een jaar of zes ouder is J dan zou zy dit ook zo befchouwen. U I E T J JE. Mamaatje, breng my als ik grooter ben hier eens weêr. DE PRIEUR. Daar heeft Mietje gelyk in ; de lucht van Saleney is goed voor jonge meisje?. Vaarwel moeder Monique. MONIQUE, Wel • myn tyd I dat zal onze Gencvieve fpyten» DE PRIEUR. Wy komen weerom, MONIQUE, Mynheer de Prieur, z 1 de benoeming, naar gewoonte, vóó; vyf uu cn g.daan zyn? C 3 BI  §8 HET ROOZENFEES DE PRIEUR» Ja Grootmoeder. ( Hy neemt haare hand. ) Wees gerust myn goede vrouw, ik bid het u! MONIQUE. Ach Heere! DE PRIEUR. Vaarwel, tot ftrak. MEVROUW DUMON D. Vaarwel, waardige vrouw Monique! MONIQUE. Je dienaares Mevrouw. (Mevrouw Dumond en de Prieur vertrekken; Helene doet voor hen de deur open, en neigt dikwyh: Mevrouw Dumond neigt wederom, na haar «mkelsd te hebben; onderwyl blyft Monique voortan op het Tooneel.)  TE SALENCY. '9 M O H I Q O t Mynheer de Prieur zei daar zo: wees gerust: aat is een goed teken ! — dat geev' de goed G. id ! —< (Tegen Helene,die wederkomt.) Kind, hoordet gy Wel wat Mynheer de Prieur daar zei ? HELENE. Ja wel Grootmoeder heb ik het gehoord; en ik ben er nog geheel ontdaan van — by hielt uwe hand vast. M O N I Q U E. En by drukte die myn kind ik dorst, om dat die Mevrouw er by was, van u niet Ipreeken. HELENE. Ach Grootmoeder, nu heb ik een gelukkig voor-' gevoel! MONIQUE. En ik ook Heere! zal ik u binnen vyf uuren nog met de Roozenkrans zien! aeh dan zal ik ook gerust fterven ! Maar hoor eeus kind,daar moet jy nu niet verwaand door wor. C 4 den,  4© HET R002ENFEEST den , en denken , ik ben beter dan Uxüüe, en There* fe> kyk dat zou alles bederven. HELENE. Wel, waar zou ik grootsch op weezen ? zo ik gekroond worde, dan ben ik die eer aan u en aan myne moeder verfchuldigd; ik ben nergens inde heele waereld grootsch op, dan dat ik uw beider dochter ben. monique, Lieve kleine! -»h— kom kusch my eens. God Kegene u. gy zyt dit waardig Maar hoe l fchreit gy? wat is dit ? HELENE. Ja ik fcbrei! ik denk daar , terwyl gy M nu zo vast verbeeldt dit ik de roos zal hebben, en ik kryg die eens niet, wat zult gy dan bitter,bitter bedroefd zyn! MONIQUE. Nou, r.ou kryt zo droevig niet — als gy de Roos niet krygt dan moeten wy ons onderwerpen; W-ant wy mogen tegen or.zeniievenHeer niet morren —•  ï E S A L E N C Y. 41 lêti -— maar Mynheer de. Pneur heeft my zo even gezegd, wees gerust, en dat durf ik verzekeren is niet zo maar gcz gd. Kom kind,fluiten wyde kas*, het is tyd dat gy voor het eeten zorgt 1 is uw Broer nog niet t'huis? HELENE. Neen, Grootmoeder, hy is nog altyd aan den an« deren kant van het Dorp, by den armen zieken Robert, die, behalven Bafile , geen aanfpraak heeft; en myn Bro£r, die zo veel van hem houdt, wil , tot dat het feest begint, by hem blyven. M O N I Q Ü E. Dat's wel. Geef my myn fleutel Ik hoAp dat ik van den avond nog eens naar de kas zal gaan, om er de kroon inte/luitbn. HELENE, Och myn lieve Grootmoeder! MONIQUE. Geef my uw» arm myn kind, en laaten wy gaan; E'iide van het eerfle Bedryf. C 5 T WEE-  4a HET ROOZENFEEST TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL, DE prieur, genevieve. de prieur. J^a myn goede Genevieve, ik moet n eens alleen fpreeken. GENEVIEVE. Myn Hemel! Mynheer de Prieur gy ziet er zo uit, dat ik ontftel. de r rie ur. & ben zeer ongerust, dat beken ik. genevieve. Cy zult my eene droevige tyding brengen l de prie ur. Gy weet hoe veel byzondere genegenheid ik altoos  TE S A L E N C Y. 43 toos voor uwe familie had: ik ga u iets zeggen dat u, myn goede Vrouw, zeer zal bedroe ven, en dat fmart my ysfelyk. GE N E V I E V Ei Ach Jezus Maria! dat betreft vast onze Helene. DE PRIEUR. Juist. G E N E V I E V E. Is 't mogelyk! —- zyn er verklaaringen tegen haar? DE PRIEUR. Ja, en al zeer gewigtige. GENEVIEVE. Ach Mynheer de Prieur! het zyn logens,; DE PRIEUR. ' Schrei zo niet Genevieve —— mogelyk zal Helene zig rechtvaardigen: wy moeten haar hooren. GE-  44 HET ROOZENFEEST genevieve. Maar toch, wat is er gezegd ? de prieur. Men heeft haar gisteren, in den nacht, alleen zien t'Luis komen. genevieve. r Dai's onwaar; Therefe was er by. de prieur. Neen, die is om vyf uurcn halletjes terug gekomen, en heeft zig verfcholcu, maar zy is echter gezien. genevieve. Nou Mynheer de Prieur , 't is onwaar — 't is ontvaar Helene! waar is het meisje nu ook, (Z31 roept zo hard zy kan.) Helene, Helene! —. daar, daar is zy. he l e n e, met drift aankomende. Moeder?  TE S A L E N C Y. 45 genevieve, tegen den Prieur. Kom aan, ik zal haar niet alleen fpreeken; ik zal haar niets inluisteren vraag gy haar, Mynheer de Prieur. hele n e , ter zyde. Hemel! wat fcheelt myn moeder ? genevieve. Helene liegen ! Helene! 1 ach dit is te veel gezegd. om my eens te ontftellen ™ als men dat van haar uitftrooit, dan ben ik niet eens ongerust. de prieur. Kom hier myn kind, en antwoord my oprecht. genevieve. Ach , zy is geen zier listig, daar fta ik voor in : ik durf er myn vinger wel voor tusfchen eer. deur fteeken, dat zy zig niet zal laaten overhaalen om te jokken. helene, ttr zyde* Ik beef! D t  46 HET R.002ENFEEST de prieur. Helene, gy waart tot nu een voorbeeld voor alle de dorpmeisjes; ik geloof nog dat gy deugdzaam zyt; ik geloof dat zy die u befchuldigen door fehyn verleid zyn ; maar zo aanftovids hebben verfcheidene getuigen de zelfde befchuldiging tegen u ingebragt. g e n e v i e v e. Gy houdt baar maar op den tuil waar toe al die fikfakkeryen? nou Helene, zy vertellen van jou, dat zy jou alleen , moederziel alleen , uit het bosch hebben zien komen, in den donker; en dat Therefe zig weggefchoolen heeft — Hecre , Heere! zy wordt zo bleek als de dood —- zo verbaasd is zy er over! ja Mynheer de Prieur zo iszy , ik ken haar. de prieur. Maar antwoord my Helene: is deeze befchuldiging valsch V gy kunt u gemaklyk verdedigen: zo gy wilt, zal ik u de aankiaagers noemen, cn uwe gezegden met elkander vergelyken. genevieve. Wel nou Helene ? li e-  .TESALENCY. 4? helene, ter zyde. Ach' welk eene pyniging! de prieur. Zo de zaak waar is; en gy die ontkent; bedenk dan dat gy hun die waarheid fpreeken, als lasteraars behandelt — Waarom fchreit gy? waarom zo raadloos indien gy onfchuldig zyt ? - helene. Ja, onfchuldig ben ik. genevieve. Wel fpreek dan op; breng het uwe in — ik begin , onze lieve Heer vergeev' het my, te trillen en te beeven — ik word zo koud als de dood —- fpreek dan Helene. helene. 2k kan niet. (Ter zyde.) O Therefe! genevieve. Hoe_! gy kunt niet? ■ ■ ja ja, zy kan rog niet —  48 HET ROOEENFEEST niet zy is altyd zo gaauw verlegen z^g het my dan geheel alleen Htb jy gisteren tegen my gelogen? (Op een ftrajj'en toon.') zou dat waar zyn kunnen? neen, zy is te verfchiikt —— zy weet niet larger wat zy doet —— fpreek dan toch myn kind ! — gy doet my doodsch angst aan. helene. Oih moeder! * ik ben onfchu.dig*' genevieve. Gy hebt dan niet gelogen? de Getuigen zyn lasteraars , niet zo ? helene, Ach neen , neen ' genevieve^ Hoe, ongelukkige ? helene. Ach moe .Ier! indien gy wist. . . e e«  TE SALENCY. 49 5 1 ne viiti , met fterke drift. Ik uw Moeder ? — ik verwerp u •— ach Heere! waarom ben ik niet geftorven, voor ik dat wist! (Zy valt [nikkende en [chreiende op een1 ft oei neder.) Hiline, werpt zig voor haar op de knie». Ach Moeder! luister toch naar my! ge nevieve, haar wegftootendei Moei my niet. de prieur, neemt de hand van Cenevieve. Arme ongelukkige Vrouw! genevieve. Ach Mynheer de Prieur! heb medelyden met ons! aorg voor de eer eener braave familie! ik heb een' Zoon, moet die er ook door lyden! ~ 6 dat befterf Sb iV. DEEL, D DE  £> «ET ROOZENFEEST DE PRIEUR, Uit achting voor uwe familie zal ik dit gerucht zien te fmoorenj ik beloof u dat Therefe niet zal ondervraagd worden — zy alleen kan alles uitleggen. HELENE. Men zal niets tot myne oneer ontdekken —«• ach ach! GENEVIEVE. Zwyg jy onwaardig meisje! de prieur; Waarlyk Helene , durft gy ftaande houden dat gy onfchuldig zyt? daar gy zelve bekent dat gy gelogen hebt ? dat gy Therefe wegzond ? dat gy alleen te rug kwaamt ? HELENE. Ach Mynheer de Prieur! ik zend haar niet weg! zy ging uit haar vryen wil heen ; dat kan ik tenminften zeggen. o Bi  X E S A L E N C Y. 5* GENEVIEVE. Onbefchaamde ! Daar breekt dan non de heele bommel uit — jy kwam, na Therefe, in den donker t'huis — jy hebt my zo veel logens verteld ! en moet ik dat zo van ftukje totbeetjehooren! och myne arme oude Moeder'.—hoe zal zy door den grand zinken! 1)1 V K. I E U K.. liet uur der verkiezing nadert. GENEVIEVE. Der verkiezing! en ik hoopte dat deeze . ; ach voor my is er geen vreugd meer. HELENE. Pat's te veel, te veel: ik moet fpreeken. GENEVIEVE. Kom niet by my. HELENE. Moeder! myn lieve Moeder hoor my toch! Da e »•  m HET ROOZENFEEST GENEVIEVE. Onbefcheidene ! C Zy floot haar ruwlyk van Zig af: Helene valt, een weinig van haar af , weder op de knien, en fmeekt, met haare handen ten hemel geJlagtn.) HELENE. O God! GENEVIEVE fchr etende ; gaat by haar, en heft haar op. Zy heeft zig bezeerd! — dat ontbrak nog aan myne droefheid! HELENE. Och neen Moeder — maar hoor my toch! DE PSIE Ü R. Kom Genevieve, laaten wy geen'tyd meer verliezen; gaan wy by den Schout, om hem te beweegen dat hy in dit lelyke gevalletje niet meer onderzoek doe: de getuigen zullen, uit achting voor u, wel zo goed zyn om er niet van te fpreeken. GE-  TE SALENCY. 55 GENEVIEVE. Zorg voor onze familie Mynheer de Prieur! heb tnedelydcn met ons! DE PRIEUR. Helene kat dit voorval u wyzer maaken : ik zie in uw gedrag iets waarvan ik in Saleney nog geen voorbeeld vond: indien gy zulke braave vrienden niet had, gy zoudt met het verlies der Kroon niet vrykomen —• bedenk toch wèl, dat gy te meer te befchuldigen zyt, naar gelang gy betere voorbeelden voor u hadt -H—r Kom, laaten wy gaan Genevieve, HELENE, Eén oogenblik Moeder! G B K E V I E V E. Onbefcbaamle ! zo gy opiyst dan geef ik u my» aen vloek. HEL ENE, Ik kan, ik kan niet langer, (Zy velt op ten'floel neder.) O 3 a «  $4 HET R O OZENFEEST, genevieve. Kom Mynheer de Prieur. O Hemel! welk ee» aller droevigfte dag is dit voor my! TWEEDE TOONEEL. helene, opflaande. Moeder! (Zy valt weder op den floel') Myn hart bezwykt — zy is vertrokken! — mogelyk zoude ik alles gezegd hebben , maar dan was Therefe ongelukkig, en myn Broêr raadeloos — zy hebben elkander zo heel lief ach! als zy trouwen zullen zy echter gelukkig zyn — maar hoe zal het met my gaan? ik heb my niets te verwyteni dat houdt my ftaande het geen my het ysfelykst treft is 't verdriet van myne Mpeder twintigmaal wilde ik haar alles gezegd hebben — en ik heb echter aaa Therefe beloofd dat ik het zwygen zoude » maar myne Moeder! ach! haar zo vergramd op my te zien , dat brak myn hart — als ik er ook maar aan denk dan lidder ik Ach hoe fchriklyfc is de toorn ccner Moeder! en boe moet hy niet zyn als men die verdiend heeft? — myne Moeder, die my altoos zo minzaam bejegende! hoe heefc zy my behandeld! ach Hemel hoe beefde ik, toen zy zei : ik  TE SALENCY. 55 ik verwerp u ach Jezus Maria! altoos zal dat geluid in myne ooren klinken; het grieft my in myn ziel toen was ik ook gereed om alles te zeggen; maar tot geluk van myne arme Therefe wilde myn Moeder my niet hoeren — ach ik had ook ongelyk — ïk had immers dc fout van Therefe kunnen verbergen, en de historie van de vrouw vertellen ? maar neen, men bed immers al'.yd geweeten dat ik alleen was te rug gekomen; en dan had men immers naar Ckauni gegaan, daar de arme Vrouw woont; en dan had die immers verteld dat Therefe haar verhaten had ? — daar is voor my geen uitkomst ■ maar evenwel, de goede God kent myne onfchuld, dat moet my opbeuren Ik zal nu evenwel nooit de Roos krygen —— en Moeder en Grootmoeder gelooven vast dat ik zal gekroond worden — wat ben ik een ongelukkig meisje! — maar ik zal Therefe nooit verraaden — ik zal 't nooit zeggen; ik heb het haar beloofd •- ... maar, als zy getrouwd is, dan zal ik het alles ean myne Moeder alleen zeggen; ik zou buiten dat niet kunnen keven O Ba file! 0 Therefe! hoe veel kost gy my ' —— Daar hoor ik iemand ! ■— laat toch niemand zien dat ik fchrei. DERDE TOONEEL Hl LïNï, MARIANE. Helene. . . . Hoe ! fchreit gy myn kind? —wat is er gebeurd? D 4 HE-  56 HET ROOZENFEEST he l e n e. Niets Mariane. mariane. Ja maar! — je ziet er uit als de muur 1 helene. Ik moet hy myne Grootmoeder gaan — Vaar» wel Mariane. ( Ter zyde , in 't heengaan. ) Ik ga, tot dat de krooning gedaan is, my verbergen. ( Zy vertrekt. ) maria ne, alleen. Ei kyk ! daar fla ik nou als jut veur 't hek.' Wat of dit alles in het ? Buurvrouw Genevieve ziet er uit als een zinneloos mensch en Bafi- ie . . o ho ! daar fchuilt wat agter. — Daar zie ik Therefe. VIER-  TE S A L E N C Y. 5?, VIERDE TOONEEL. MARIA NE, THERESE. MARIANE. .Zeg Threesje, heb jy Buur gezien? THERESE, Neen; hoe zo? MARIANE. Och, om dat ik haar daar zo tegenkom ■ «y ging naar den Schout; ik wou met heur fpreeken , maar zy hoorde noch zag — en toen kwam heur zoon heur tegen, (die zo lang by Robert gebleeven was,) om de plegtigheid te zien; en die ging digt by haar: Ga (zei zy tegen hum,) ga, tnyn arme jongen, maar weer naar Robert en toen luisterde zy hum iets in, daar ik niets van verftond; en toen wierd Bafile rood, en bleek, en hy kreet bitter 5 en kyk , zo hield hy beide zyne handen veurzyne oogen; toen ging by op een' fteen zitten: Mynheer de Prieur, die ook by Genevieve was, zei hem ook iet heel ftilletjes; én toen gingen die alle bei-, den heen. D 5 t u i-  58 HET ROOZENFEEST THERESE. Wel is 't mogelyk! — en waar bleef toen Bafile? MARIANE. Och die arme jonge bleef daar een heele poos zitten; hy zat diep in gedagten, en floeg zyne oogen niet op — nou was ik digt by hum; ik ging naar hum toe : toen hy my zag gilde hy, zag my heel ysfelyk aan , en teeg aan 't rekken ; en dat wel weer naar Robert. THERESE. O Heere! En waar is Helene? MARIANE. Ach die kryt braaf, en zo als ik hier kwars ging zy heen. THERESE. Hocl zy ging weg! MARIA NE. ]a sic Therefe , myn hart deed er zeer van —■ maar  TESALENCY. & maar ik.begryp wel dat Leentje een' misfiag begaan heeft, die haar de Roos doet verliezen. THE R E S E. Zy? —— Helene ! en waarom denkt gy dit? ■ MARIANE. O dat was een pronk van ons dorp ■ ik weet het wel; en ik wed evenwel dat er tegen haar wat is ingekomen. THERESE,' Tegen haar! kom laat ik vliegen, (Zy loopt Vit al haar magt van het tooneel.) MARIANE. Daar! dat's weêr wat nieuws zyn zy dan hier altemaal gek ? 't is of ik bedremmeld ben. (Men hoort achter de fchermen roepen : Helene ! Helene.'') Dat is de item van Monique — jazy is het zelve. y Y F-  *? HET ROOZENFEEST VYFDETOONEEL- monique, mariane. M o N I Q U e : zy roept. Helene! — waar mag zy toch zyn ? m a r i a n e : zy gaat Monique tegen, en geeft haar een? arm, wytdit met moeite gaat. Ik weet het niet Grootmoederj maar ga zitten, ik zal haar roepen. monique, Kyk, dat is nou de eerftemaal dat ik haar, als ik haaf van doen heb, niet vind. mariane. Maar is zy daar zo ftrak nietby je geweest? monique. Neen ; en ik wou in deeze kamer komen om dat de  T E S A ,L E N C Y. 61 de deur op het veld ziet, en dat men nou welhaast hooren zal wie gekroond wordt —— Hoor, Marianne; zo myne Helene Rofiere zyn mogt, dan zal ik hier het gerucht nog wat eerder hooren — och meisje hoe klopt my 't hart! m a r 1 a n e , ter zyde. De arme Vrouw weet niets: laat ik toch nergens van kikken. Monique, roepende. Helene! Helene! mariane, zy roept ook, en gaat heel achter aan het tooneel. Helene! H'lene! j*e Grootmoeder roept j"e ■— ik hoor haar al ——— daar komt zy aan. ZESDE TOONEEL. monique, mariane, helene. monique; Kom hier myn kind. ma*  6* HET ROÖZEN FEEST mari a n e , ter zydii Hoe bedrukt ziet zy! helene; Wat blieft u Grootmoeder? monique. Wel nou kind, het is by vyven —— gy bent heel in gedagten ; maar, ik dank den Heere, ik ben met met al ongerust. >_ Wie komt daar by ons ? mariane. 't Is Genevieve. ZEVENDE TOONEEL,. monique, genevieve, helene, mariane. helene, ter zyde. Al myn bloed veiftyfti  TE SALENCY. 63 K O N i Q U I. Kom bier Genevieve —- weet gy het al ? geneviev e, ter zydi. Moeder! —- O Hemel! en Mariane! 1 laat ik toch zwygen (Overluid.) Wat doe jy daar Moeder? zou jy niet beter in jou kamer zyu? MONIQUE. Neen dochter' ■ Het is nou net twintig jaar, dat bier de Heer van Saleney jou by de hand nam — dat jy hier gekroond werd: Genevieve, weetje nog wel hoe gy my aan den hals hingt? enr hoe dat wy 1'chreiden ? o! zo onze lieve Heer my nog eens dat geluk laat beleeven, dan kan Hy over my befchikken dan ga ik uit deeze wereld zonder iets meer- te kunnen wenfehen. genevieve, fer zyde. Zy rukt my 't hait uit. h e l e N e , ter zyde, O welk eene beproeving! M 0«  6+ HET ROOZENFEEST MONIQUE Kom hier tegen my over ftaan, Helene: geef my je hand : kyk, zo hield ik toen jou Moeder, toe het volk aankwam — Gy myn kind zyt zo braaf als jou Moeder; zedig, oprecht, voorzichtig—, niet waar Genevieve? genevi eve, ter zyde, O Hemel! o Hemel I MONIQUE. Kinderen, jelui bent allen overftëlpter komt geen woord uit; maar 't is natuurlyk — Ik die twee zusters en twee dochters Rolieres zag, ben een beetje fterker, en evel myn hart Haat hard (Zy ziet Helene aan, die zy by de hand houdt. ) Wat ziet zy rood! zy beeft als een blad ■ ■ Genevieve fpreek haar toch wat moed in, myne lieve kleine . kusch haar eens bid ik u\ ■ ■ . - . Leentje ga naar je moeder. helene, werpt zig, J"nikkende 9 om haar Grootmoeders hals. O lieve Grootmoeder! ik durf hier niemand omarmen dan u. g e>'  TE S A L E N C Y. 65 GENEVIEVE. Ach! Ach! monique» Waarom dat myn kind ? wat fcheelt u Genevieve? ik heb u noi|it zo gezien ! mari an e, ter zyde. Och daar zal zeker wat heel lelyks agter fchuilen; monique. Kom, nog eens Genevieve, omhels ons kind—3 loop naar uwe Moeder Helene; helene, fmeekende, tegen haatmoeder. Moeder ! (Zy treedt voorwaards : ter zyde.) Ach welk een oog ! ( Zy blyft ftaan. ) monique, Wel nu? iv. DEÊti È Q e-  66 HET ROOZEN FEEST genevieve. Moeder, het is om dat het my zo veel moeite doet, dat gy zo vast denkt dat zy de Roos hebben zal. monique. Hoe! weet gy iéts rradèefigs? —- gy zwygt.' —« de Rofiere is al benoemd? genevieve. Dit weet ik niet. m o n i q u E. O ay maakt my zo wat wys! en Bifrle ook; waarom is hy hier niet by ons?—- Mariane? gy fchreit allen! genevieve. Hemel ik hoor gerügt! — ach wat zullen wy verneemen! lieve Moeder! zo gy ons lief hebt, neen» dan moed en ftaudvastigheïd. M Of  TE SALENCY. 67 MONIQUE. Ach kind! in myne jaaren heeft men die niet meer. helene. Hemel befcherm my! AGTSTE TÖONEEL. Monique, genevieve, mariane, helene, therese. tiierese, buiten na'em, met óhtfnoerd hair, driftig hopen de. Helene! genevieve, Wat beduidt deeze haast ? therese. Helene! — gy zyt Rjüere. E a a e-  68 HET ROOZENFEEST h e l k n e." Hoe! monique. O Heere! GENEVIEVE. Is 't mogelyk! mariane. Welk een geluk! therese; zy omhelst Helene by her* haaling. Helene , Helene is gekroond! — Vrouw Genevieve, ik alleen was fchuldig; ik heb alles gezegd, en Helene is Roüere. genevieve. Ik fterf. helene. Ach Moeder! MO-  .TE S A L E N C Y. é«j j MONIQUE. Genevieve! HELENE. Ach myne Moeder! myne lieve Moeder! . . .* water 1 geef water Therefe! MONIQUE. Dat trof haar fterk. THERESE. Ach! zy komt weder by. HELENE. Zy doet haare oogen open! GENEVIEV E." Helene! myn kind! ~ • MONIQUE. Zy houdt u vast —» zy is Rofiere. E 3 GE"  ro HET R002ENFEEST genevieve. Ach! is het waar? therese. Gy zirtt het zien, men zal haar zo aanftonds haaien; ik liet den trein hier een wyltje agter my; ik vloog vooruic van het veld als een vogeltje, en liet volk komt, dat weet gy, heel ftaatig gegaan. GENEVIEVE: ;.y omhelst Helene. Lieve Helene! — myn arm kind! jy bent onfchuldig! — jy bent Rofiere! — ach Heere! men fterft niet van droefheid noch van vreugd. monique. Maar wat was er dan toch? Gen e v i e v e. Maar Therefe wat heb jy dan verklaard? ——" Helene kwam cvel alleen l'auis, en jokte tegen my. t II e»  TESALENCY. 71 THERESE. Dit is 't geval — Gisteren gingen wy uit om drooge blaêren in het boscbje te zoeken; daar vonden wy èene arme oude vrouw, die in een floot gevallen was ; zy had zig bezeerd, en fchreide; wy hielpen haar daar uit, en toen zei zy tegen ons , als dat zy te Chauni woonde, maar dat zy geen kans zag om t'huis te komen : wel, zei ik zo tegen Leentje, laaten wy de ouwe ziel op onzen ezel zetten, en by ons t'huis brengen : ja, zei Leentje,dat zou wel goed zyn, maar wy hebben geen Meester, en wie zal haar verbinden — Te Chauni is er een, daar moeten wy haar brengen — toen kreet de gorje ouwe vrouw van blydfchap , en zei dat zy ook liefst in haar huisje te Chauni zyn wou — Kom kom , zei Leentje,dat zullen wy doen, en wy hielpen haar op den ezel — Maar, zei ik toen , Chauni ligt hier wel een uur van daan ; wy zullen te negen uuren niet t'huis zyn en dan in den rragt door het bosch! — Ik weet, zei Leentje, dat jy een beetje bang zyt; ga maar heen, ik zal de ouwe vrouw alleen brengen —• Maar, zei ik toen; jy bent ook wat bang Leentje — Neen, zei zy toen, nu niet —- en zo praatte wy al over en weêr, en verboren al meer tyds: eincklyk begaf my den moed; ik verliet Leentje met de ouwe vrouw, na met haar te hebben afgebroken dat Leentje daar niets van zou zeggen , en dat ik my niet in het dorp zou laaten zien, dan laat in den avond,als het al pik donker was. E 4 G E«  fa. HET ROOZENFEEST genevieve. Wel Heler,! I — zo een kind ben ik niet waar» dig! ik heb u beichuldigd, verftooten, mishandeld. helene. Ach Moeder! kondet gy wel anders in dit geval? de lchyn. . . . GENEVIEVE. De fchyn! — die moest ik niet geloofd hebben. MO N i q u E. Ik-b.n geheel verbaasd !• MARIANE» En ik niet minder. v, Helene. Lieve Moeder! zie eens wat Therefe voor mj deed, ay ging zig zelve beschuldigen. M A-  TE SAEENCY. 73 MARIANE. Ach ja, zonder talmen; toen ik heur zei dat hier alle menfchen fchreiden, begreep zyde heele zaak, en vloog als een wind. GENEVIEVE, Die lieve meidl MARIANE, Die goede ziel! GENEVIEVE. Beu jy dan zelve naar den Prieur gegaan? T H E R E S E. .''-'■ <% Ja zeker, zo op 't oogenbhk dat men de ftemmen voor de laatite reis zou opneemen : ik vroeg of ik zyne Eerwaardigheid mogt fprecken, daar hy was, by de menfchen: men hoorde met naar my; doch ik maakte zo een geweld dat zy eindlyk wel moesten; en toen vertelde ik, daar alle de lieden byftonden , alles van ftukje tot beetje: aanftonds riep men : Hoirie ! lav.g lecve Helene onze Rofiere! Ons Heérfchap, Mynheer de Prieur, en Mynheer Schout, E 5 ric'  f4 HÈT ROZENFEEST riepen haar daar toen ook voor uit, en ik liep, zo veel ik haaien kon, hier naar toe. genevieve. Kom ,dit bedryf vergoed uw' misflag van gisteren, die alleenlyk uit eene kinderagtige bangheidonftond, en die door de jaaren zal beteren — Ik weer Therefe dat Bafile u lief heeft; morgen, myn kind, zal ik jou, van jou Moeder, veur hum ten hylik vraagen, therese. Och vrouw Genevieve! helene, Therefe omhelzende. Lieve Therefe! monique, tegen Genevieve. Jy waart my te gaauw Genevieve; ik zou dat ook gezégd hebben. g e n e v i e v e-, Ik wist wel Moeder, dat jy my niet tegen zou Vallen .. . , maar ftü eens! wat hoor ik ? t ii e-  TËSALENCY. 71 therese, Wel het is het volk, en al de natie. c e n e v i e v e. Ga myn kind, bid uwe Grootmoeder om haare* zegen. helene, gaat naar Monique, en knielt by haar. Dat beide myne Moeders my zegenen , en dat onze lieve Heer my bewaare! (Genevieve, en Monique omhelzen haar.) monique. Ik kan niet fprecken maar de goede God kent myn hart; Hy weet alles wat ik utoewensen. g b n e v i e v e. Wees altoos zo vroom en verftandig als gy nu zyt; z'e daar, dit is alles wat ik voor ons lieve kind kan bidden! m a R i a n e. Gelukkig huisgezin! the-  70 HET ROOZENFEEST therese. Ach Bafile ! —» waar is hy ? genevieve. Ei lieve Mariane, ga jy hem haaien. m a r i a n e. Ik zal — Ha! kyk daar komt hy met al het Volk. ( Men hoort in de verte een Feldmuzyk.) NEGENDE TOON E EL. be heer, de prieur, de schout, MO-j niqvs , g 11 ne vieve, mariane , ii ele ne-, bas ILEj therese, m e v r o u vv pumonD~, mietje,ursule,en nogeenige Dames, jonge meisjes, en feestvolk. e a s i l e ; hy loopt allen voor uit; werpt zig om den hals van Helene, die nog voor haare Grootmoeder en Moed.r knielt. Monique zit. Helene! myn lieve zuster! genevieve. Myn zoon! (Zy omhelzen allen elkander: de aaiir  TE SALENCY. Tl aanfchouwers ftaan ftil, om dit fehi/dery te bezichtigen.) Monique. Kinderen, help my opryzen. ( Zy geeven haar den arm: de Heer, de Prieur en de Schöüt naderen.) de heer. ■ Waarde vrouw Monique ! dit is voor u en voor ons Saleney een heerelyke dag! want een goede daad eerier Salencynfche, doet ons allen eer aan. (Alle de jetige meisjes omringen Helene, om haar te omarmen ; allen zyn verkeugd en aangedaan — De Heer vervolgt tegen den Prieur, op deeze jovge meisjes wfzende.) Zou een vreemdelingdie dit zag, wel kunnen gelooven dat Helene door haare mededingfters omringd was? de p r i e u R. ' Gelukkig hy die in dit lieve oord een klein hoekje gronds mag bezitten! m o n i que, tegen den Heer, Op dat er niets aan ons genoegen hapere, zo verzoeken wy u, als onzen goeden Heer, deviyheid, om Bafile met Therefe te laaten trouwen. b a s i i. e. O Hemel!  M HET ROOZENFEEST DE H E E R.. Moeder Monique , gy kunt niets beters doen: Therefe is 'uwen zoon waardig: ik bewonder haar riet om dat zy de waarheid gezegd heeft; zo zy dit niet gedaap.bad dan was zy een monster ; maar ik piys haar óver de braave en lcflykc wys waarop zy haar' misdag ontdekt enbcleeden heeft; zy had dit geheim maar aan twee of drie menfchen behooren te zeggen; en dat ware genoeg geweest om Helene al haare aanfpraak op de Roos te hebben wedergegeeven; maar integendeel heeft zy gewild dat haare vriendin met vollen luister dat recht herkreeg, daarom verhaalde zy het geval, op het veld, daar elk het hooren kon: zyzogtzig niet te verontichuldigen; zy wilde alleenlyk Helene de krooning bezorgen, terwyl zy zig voor altoos van de Roos moest verltoken, en haar goeden naam veilooren agten : zie daar, dus heeft zy de goedkeuring der Salencyers verdiend , zo wel als het lot dat gy haar toelegt —— maar, laaten wy de aandoenlyke plegtigheid niet langer vertraagen: nu moet de deugd gekroond worden. Helene verwyder u een oogenbük van uwe braave vrienden ; ik zal u naar de Kerk geleiden, dit is myn heerelykst voorrecht; het doet my te veel eer aan om het, Zelfs aan uwe Moeder, te kunnen afftaan. (Hy nadert haar, geeft haar zyne hand; Helene neigt, en kunt op zyn'' arm.') Genevieve, gy zult ons velgen —- en gy Monique, kunt gy ook komen? » e-  TE SALENCY. 79 MONIQUE. Ja ja Hcerfchap, ik heb myn jonge beenen daar weergevonden. G E N E V I E V E. Lieve Moeder! Baüle, Therefe, en ik zullen u helpen. MONIQUE. Komt kinderen , onderfteunt dan uwe oude gelukkige Moeder. DE HEER. Ik zal, zo als myn pligt eischt, de Rofiere hier wederbrengen, en hoop dat zy met haare geheele familie en alle de inwooners van Saleney, by my op het kasteel zullen komen, om daar den nagt in vreugd , en met danfen doortebrengen. MONIQUE. Och! zeer gaarne. DE II E E R. Komt, katen wy gaan — maar,om dergoedeoude vrouvvs wille, langzaam. (De Heer geleidt de Ro~ fiere, gaat met haar vooruit, daaro') volgt Moniejite, onderfteund doot Genevieve, Ba file en Therefe; tte*  HET ROOZENFEEST. nevens hun gaat de Prieur en de Schout; dan volgen de meisjes, de vreemde Dames, en de muzikanten : zo als de optogt begint fpeelen die een veldlied: Mevrtuw Dumond, en Mietje blyven agter aan: zy gaan allen weg behalven deeze Dame met haar kind.) MIETJE. Mamaatje lief! waarom gaan wy ook niet mcé ? het is zo heel mooi! MEVROUW DUMOND. Ik ben zo overftelpt dat ik naauwiyks gaan kan ; ik ben maar een burgervrouw en kom om dit te zien vier uuren ver ; doch dit moest de Iwningiri zien ; ja ja, die zou verrukt zyn over dit heerelyké leest. MIETJE. Mamaatje laaten wy toch gaan kyken! MEVROUW DUMOND. Kom — Ach ware ik ook te Saleney geboren \ EINDE. ü E  D E RAADSHEER: B L T S P E L; IN DRIE BEDRTfEN.  PE RSOONEN. MYNHEER DE BALMOND, Raadsheer van het Parlement. DOR VA L, zyn zoon. DURAND, Secretaris. M E L C O U R, vriend van Dorval. SAINT - CLAIR, jong R equesfmeester. MOREL, jong Advocaat. DE MARQUIS DE ROZELLES. LA PIERRE, lyfknegt van den Heere de Balmond. Het Tooneel is te Parys, aan het huis van den Raadsheer.  D E RAADSHEER: B L T S P E L. EERSTE BËDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt een ftudeerkamer; op de Bureau ftaan twee kaar/en. MELCOUR, DORVAL. M E L C O Ü R. Bedwing toch deeze heftige aandoeningen ! waarlyk, Dorval, gy zult uw geheim nog zelf Uitbrengen. DORVAL. Meicour! weet gy dat binnen weinige uuren het vonnis, het onherroepelyk vonnis zal geflagen wor• v. deel. Fa den,  84 DE RAADSHEER. den, waar van het geluk, de eer, alle de goederen van den Heere de Saint-yves afhangen; van den vader van Adelaide? — (By ziet op zyn horloge.) Zeven uuren i.n den avond; en federt gisteren morgen zyn de Rechters byéén geweest binnen twaalf uuren moet het vonnis geweézen zyn! M E L C O U R. Maar, de zaak van den Heer de Saint-yves is waarichynelyk goed; uw Vader is Exporteur; gy kent de onverzetbaare eerlykheid van Mynheer de Balmond; gy weet hoe zeer zyne uitfpraak geacht wordt; men bekent dat hy die roenirykc onderfcheiding niet verpligt is, dan aan zyne ftrikte eerlykheid, zyn geoefend verftand; hy is boven alle loosheid en partyfehappen; zyn deugd, en zyn oordeel hebben zulk eenen invloed op anderen , dat hy hen altoos in zyne gevoelens overbreng1: —- kunnen alle deeze overdenkingen u met een weinig geruster (lellen? D O R V A L, Gy fpreekt my over myns Vaders deugd; wie bewondert die meer dan ik ? heb ik u zyne ftrenge leevenswys niet verhaald ? al de opofferingen die hy dagelyks aan zyne pligten doet? — doordrongen van de gewigtigheid van zyn amt, gelooft hy, en met reden, dat er geen eerwaardiger ftand is , indien men heilig voorneemt het wel waarteneemen: zy-  DE RAADSHEER. 85 zyne menfchenliefde, en eene edele glorie hebben hem nu reeds vyftien jaaren afgerukt, van alle de vermaaken die men in de zamenleeving geniet — ik ben grootsch op zo eenen Vader —- de eerste gevoelens van myn hart waren geene anderen dan tederheid en eerbied; hoe hebben tyd en oordeel die in my bevestigd en uitgebreid! myn Vader is zeker de eerlykftè , j3e deugdzaamfte der menfchen; maar, myn vriend, hy is echter een mensch; hy kan zig bedriegen; wie is onfeilbaar? en ook, de party van denHeere de Snuit-yves is zo werkzaam,zo bedreven ! myn Vader is -zeer zeker doof voor alle verzoeken; maar de Marquis de Rózelles is zo djorfleepen 1 ach ! ik heb duizend redenen om te vreezen : ik voorfpei my niets dan akeligheden. M E L C O U R. Ik ken u niet meer; reeds zes wecken hieldt gy u verzekerd dat het proces zou gewonnen worden; en gisteren fcheent gy nog zo gerust. . . D O R V A L. Dat is zo; maar morgen is de dag! — ik beef, ik zie alles ongunstig — wat zegt men in 't publiek van de zaak ? F 3 M E L"  Hó DE-RAADSHEER. m e l c o u r. Wat gaat dit u aan? waar bekommert gy u niet al over J d o r v a l. Gelooft men dat de Marquis het proces winnen zal? m e l c o u r. Sedert het proces begon, ging de Heer de Rozelles overal; hy deed bynaar niets dan bezoeken geeven; dit is, weet gy, zeer dienstig om ftemmen te winnen; maar de Heer de Saint-y ves, bezig in zyne eigene zaaken, wordt nergens gezien, ontvangt alleenlyk zyne familie, zyn' Rapporteur, en Advocaat; het is des zeer eenvoudig dat de wereld zyn party in het gelyk fielt. d o r V a l. O Hemel! maar heeft men dan de memories niet geleezen? M e l c o u r. Geene dan die van den Marquis; want die zyn opgevuld met kluchtige kwaadaartigheden : de memories van den Heer de Sant-yves zyn zeer verftan- dig,  D E R A A D S H E E R. 87 dig, overtuigend, behelzen de welgegrondfte redenen ; maar men zoekt thans in memories1 niets dergelyks : perfoonlykheden, beledigingen, fpotternyen, een bytend vernuft; zie daar dit leest men, en de lieden du ton, zyn, doorgaands, zo ligtzinnig, zo ledig, zo met zig zeiven verlegen, dat zy het altoos ééns zyn, met elk die hun maar ééfls een 00genblik doet lachen. d 0 r v a l. Maar moet een gefchrift, waarin over de gewigtigfte zaaken gehandeld wordt, grappig, vrolyk zyn ? m e l c o u r. Wat wilt gy er tegen doen, myn vriend! dit is nu eene nieuwe, doch algemeen aangenomene mode; en men heeft niet dan te veel gronds om te vreezen , dat zy zeer lang duuren zal: het is immers veel gemaldyker om fpottig en fnaaks, dan welfpreekend, verheven, en aanïoenlyk te zyn ? d o r v a l. O kom , de Heer de Saint-yves zal zyn Proces verliezen. . . F 4 m e l-  88 DE RAADSHEER. m e l c o u r. Wat hebt gy geringe gedagten van de Raadsheeren, indien gy meent dat die zig bemoeien, met de oppervlakkige beoordeelingen der wereld! wat hebben zy daarmede te doen ? moeten zy niet naar bun geweeten oordeelen ? dor va u Zeg my, Meicour, gy ziet myn' Vader zo dikwyls; men heeft hem zo dikwyls, in uw byzyn , over die zaak gefproken ; aan welke zyde gelooft gy dat hy overhelt? m E l C ü u r. Maar gy kent hem beter dan ik. d o r v A l. Ach ! als men den naam van den Heere de Saintyves uitfprak,durlde ik hem naauwlyks aanzien; het fchynt my dan toe, dat myn geheim op myn gelaat te leezen is; wist myn Vader dit, hy zou zig van deeze zaak verfchoonen; ik ken zyne groote kieschheid — Toen ik, voor agttien maanden, in Lorraine , Mejuffrouw de Saint-yves eerst zag, was deeze moeieJyke zaak al aan den gang; ik begreep om haar'  DE RAADSHEER. 89 haar' Vader, mynen Vader, tot zynen Rapporteur te doen uitkiezen; zie daar de oorzaak waarom ik van myne liefde een zo diep geheim maak : maar ach ! hoe geweldig is zy door dien dwang en deeze vrees toegenomen ! ik beef voor myns Vaders doorzicht, en nog meer voor myne natuudyke heftigheid, die my belet hem waarteneemen, om datiknaauwlyksinftaat ben, my voor mynen Vader te verbergen.. m e l c o ü r. Gy weet immers dat uw Vader niet te doorgronden is in zyne zaaken ? ik heb hem om uwent wil /aargenomen; maar zyne voorzichtigheid zou een veel bekwaamer uitvorfcher dan ik ben, in onzekerheid laaten, d o r v a l. Ach, hy zal zekerlyk tegen den Heer de S .int yves zyn! m e l c o u r. Weêr wat nieuws! — hebt gy dit zo op 'c 00jjnblik ontdekt? d o r v a l. En Dtmnd, zyn Secretaris, en Pierre zyn Lyfknegt, ja alle de bedienden zyn zeer zeker vóór den Marquis! F 5 m e l-  90 DE RAADSHEER. m e l c o u r. ' Waarlykgy raaskalt: maar dit ware eens aldus, laat Mynheer de Balmond zig dan door Durand regeeren ? vertrouwt hy het nazien der papieren geheel aan hem? vergenoegt hy zig met de uittrekzels die zyn Secretaris maakt? en ook, is Durand zelf niet een braaf man ? hy is nu zes jaaren by uwen Vader, die hem niet aannam dan na het allernaauwkeurigst onderzoek nopens zyn geheel levensgedrag : toen hy hem aannam, gaf hy hem een vast inkomen, dat meer dan genoeg zyn zoude, om een minder braaf man boven verleiding te kunnen verheffen: „ Ik wil", zeide de Heer de Balmond, „ dat myn Secretaris niet in verzoeking kan komen , „ door geld noodig te hebben; en indien ik hem niet „ ryklyk beloon, wat recht heb ik om hem te „ verbieden , ooit gefchenken aanteneemen ? kan „ ook een Secretaris zig verachtelykmaaken, zonder „ dat zyn Meester, indien hy dit weet en duit, „ daar in deelt ? " Gy waart te jong toen dit voorviel ; maar my heugt het zeer wel; ik was zestien jaar oud ; en nooit vergaan de indrukken die dit alles op my gemaakt heeft. d o r v a l. Hoe wel ik maar twaalf ware, herinner ik my dit zeer klaar: ik twyfel ook niet aan de eerlykheid van Durand; en ook myn Vader verliest hem nooit uit het  DE RAADSHEER. 91 het oog j hy zou des, offchoon hy het wilde, zyn' pligt niet kunnen verraaden; hy weet dat myn Vader onverbiddelyk zyn zoude; dat zyne eerste fout hem zyn amt zoude kosten — maar hy zag den Marquis dikwyls, hy kan voor hem ingenomen zyn. M e l c o u r. Een Secretaris die geen geld neemt is onverfchillig; maar dat ware eens zo; zou Durand uwen Vader kunnen begochelen ? d o r v a l. Ach Meicour! gy redeneert wel koeltjes over dit alles 1 M e l c o u r. Ta, ik redeneer gegrond; maar ik weet wel dat dit u thans niet voldoet : gy wilt dat ik u raadloos maake; alT wat u bedaaren zou verveelt u fterk. d o r v a l. Gy hebt gelyk; ik ben my zeiven niet; ik wagt den nagt, den dag met een ongeduld, een angst, ach! onbefchryvelyk zyn zy! als ik aan de vyanden van den Heere Saint-yves denk, dan klopt myn hart zo fmart-  9a DE RAADSHEER. fmartlyk, zo geweldig ! als ik denk dat zy op morgen kunnen zegepraalen, dan ryzen er in het binnenste myner ziele hartstogten op ,• toorn, woede , fpyt, die tot zinneloosheid opklimmen — zeker, ik heb de koorts , myn hoofd is pyn'yk , bedwelmd —— alles mishaagt my ; ik ben op ieder knorrig, en vooral op u Meicour! gy geeft my geen eene vertroosting gy zegt my deezen geheelen dag niets dan 't geen my moet bedroeven — ik merk dat gy myn ongeluk voorziet; gy voorbereidt my zeg maar eens duidelyk ; denkt gy waarlyk dat de Heer de Saint-yves zyn proces verliezen zal ? m e l c o u r. Wel Hemel! moet ik u duizendmaal het zelfde zeggen? ik ben overtuigd dat zyne zaak recht is; zy is in de handen van den Heere de Balmond; het fchynt my des toe dat wy alle hoop hebben —. b o r v a l. Het fchynt u toe! —— gisteren fpraakt gy ve' verzekerenden m e l c o u r. Dat denkt gy, maar ik heb my nooit anders uitgedrukt. dor-  DE RAADSHEER. 93 d 0 r v a l. O 5 gy zyt van gedagten veranderd. m e l c o ij r. Wilt gy dan ,Dorval, dat ik my verzekerd houde , dat het proces zal gewonnen worden ? zou zulk eene zotterny u troosten, u voldoen ? d 9 r v a l. Ik wilde dat men deelde in myne angsten; dat men die door ftrengheid en afftootende koelheid niet verbitterde; met één woord , ik wilde minder reden en meer vriendfchap — Laat my alleen Meicour, ik verveel u, en gy bedroeft my; ik kan thans myn ongeduld en uwe tegenfpraak niet langer uitftaan — ga m e l c o u r. Gy lydt! gy zyt ongelukkig ! zo ik u geraakt heb, myn waardfte vriend, dan heb ik ongelyk,en ik zal het my nooit vergeeven. d o r v a l. Ach Meicour! vergeef alles aan eenen ongelukkige»  94 DE RAADSHEER. gen die zig zeiven niet is! — laat uw verftand het myne herroepen! — by elkander opgevoed zynde, behoorden de vriendfchap, de gewoonte, de vermaagfchapping, ons voor altoos te vereenigen. Ik ben hevig, onbillyk; maar gy weet echter hoe ik u bemin — ik beledig u, en ,zie daar, ik zou myn leven voor u opofferen. m e l c o u Rt Dat weet ik; uw hart kan niet flaauw beminnen maar zo gy niet leert uwe overdrevene gevoeligheid te matigen , dan zult gy door uwe hevigheid van aart ongelukkig worden. d o r v a l. Ach! hoe benyde ik u uw verftand,uwe bedaardheid! m e l c o u r. Ja, ik ben twee - en - twintig; gy nog maar eerst agttien. d o R v a l. Kom, uw verftand was altoos boven uwe jaalen - Meicour, als ik my by u vergelyk, dan kan ik niet bevatten waarom gy my voor uw' vriend genomen hebt! , Ik bloos over myne zwakheden, als  DE RAADSHEER. 95 als ik nadenk, hoe weinig ik met myns Vaders lesfen, en uwe raadgcevingen myn voordeel deed! ik kreeg geene dan uitneemende voorbeelden; ik ben opgevoed onder myns Vaders oogen, in dit huis, daar altoos de orde , de betaamelykheid, de eensgezindheid heerschten; een huis dat men het heiligdom der burgerlyke en godsdienstige deugden noemen mag; en ik ben alreeds zo gefchikt voor allerlek fterke driften! —— ik ben een dwaas — welke vernederende bedenkingen ! — ik gevoel echter eene vuurige neiging om my te onderfcheiden; en mynen Vader eens gelyk te worden; de luister zyns roems, de eer van zyn leven, ontgloeit myne ziel ,en treft, onbefchryvelyk fterk, myne inbeelding —ja om hem eens gelyk te worden zal ik iets grootsch doen kunnen ik zal de geweldigheid van mynen aart tuchtigen — denkt gy niet, waarde Meicour, dat ik deei ze gebreken zal kunnen overwinnen ? m e l c o u li. Wat mag men van u, die zulke edele beginfels en zulk een goed oogmerk hebt, niet wagten! hebt gy ook niet wel gehoord dat uw Vader, in zyne jeugd, even zulke fterke driften bad? hy was beminnelyk; overal gezogt;. hy beminde de wereld ; maar echter, de wensch om roem te verwerven , vooral zyn zucht ter deugd, deeden weldra alle andere neigingen zwichten ; en, zonder in bedenking te ftaan, offerde hy alle zyne verkiezingen op, aan zyn gewigtig amt . . . maar wie komt daar? DOR-  9— daar ik my niet mede bemoeien mag — gy vergeet dat myn Vader Rapporteur is, van den Heere de Saint-yves. m e l c o u r. Waarlyk, dit is de plaats niet alwaar men, belangende die zaak, kan fpreeken. saint-cl air, ter zyde. Welke pedanterie ! ( Hy ziet op zyn horloge. ) Wat! het is agt uuren! de repetitie zal al begonnen zyn. m e l c o u r. Welke repetitie? saint-clair. Wel ik ben, in weêrwil van my zeiven, de eerste acteur in een Liefhebbeiy-comedie. m e l c o u r. Hoe! fpeelt gy comedie ? 5 a i n t-  DE RAADSHEER. *«| saint-clair.. Ja; ik moest eindelyk myn woord geeven; vier Vrouwen, van veel aanziens,dwongen my; ik moest, op haar gezag, een half douzyn rollen aanneemen» m e l c o u R. > i En welken fpeelt gy ? saint-clair. Wel? — de Joueur, Darviane, de Graaf d'Ölban; ik durf zeggen dat ik in die laatfte rol zjer gelukkig ben - - 't Is waar , onze Nanine is bekoorelyk; zy fpeelt als een engel; ik vergroot het niet, zy fpeelt oneindig beter dan de eerste Actrice in de ïranfche Comedie. m e l c o u r. Dat kan ik wel denken; ik heb nooit een Liefhebbery-comedie gekend , waarin men dus niet over een Acteur twee drie dagt — ik wed echter dat deeze groote Actrice nog dagelyks lesfea neemt ? G 3 saint-  i©s, DE R A AD S H E É R* 6 A I N T-C L A IR. ja zeker dat is noodig, om wat meer the. tóerkunde te krygen; maar zy heeft duizendmaal' meer talenten dan haar meester, m E I, C O U R. Dit moet de Franfche Acteurs zeer vernederen! zy befteeden hun geheele leven, in het beftudeeren hunner moeielyke kunst, en in fyyt van hunnen iever en arbeid , zien zy zig geduurig overtreffen door. jonge lieden, die by geval comedie fpeelen; want die beryken , al tydverdryvend, zeer gemaklyk. die moeielyke volkomenheid — dit is , men moet het bekennen, zeer aangenaam voor de Acteurs. s a,I n t - c L a 1 R. Gy houdt er den gek mêe; maar ik zeg u, dat onze troup uitneemend is — onze laatfte vertooning wtrd met verrukking aangezien, .M E L C O ü R, Dat weet ik was wel verdiend — maar de tor-' juiching bewyst zo bedroefd weinig _ als men een billet krygt, verbindt men zig dan niet om goedtekeuren ? 5AU-T.  DE RAADSHEER^ 105, S A I N T-CUI'L Maar zo onze vertooningen niet behaagden, zbu men die dan komen zien ? M E L C O U R. LILA jj„W CU\t w »•»>'> c )• ■■ i Rekent ry dan de ledigheid, en de nieuwsgierigheid voor niets? DORVAL. Och Meicour, waar bemoeit gy u mede ? —: ziet gy niet datgy Mynheer ophoudt? dat gy zyne heuschheid misbruikt ? — men wagt hem. S A IN T-CL A IR. Ik zal zekerlyk braaf beknord worden : vaarwel; ik moet heen. DERDE TOONEEL. DORVAL, MELCOUR. DORVAL. Ach ik haal weder ade«nl — Smaakte zyne conyerfatie u zo zeer ? G 4 M E L«  t©4 D:E R A A D S H E E R. . m e l c o u r. Ik kon my het .vermaak niet weigeren van zyne verwaandheid een weinig te befpotten — kunt gy ook begrypen, dat een jongeling in zyne omftan-' digheden , eene foort van liefhebbery, in zig zelvezeer fraai, maar die zo veel tyds wegneemt, kan involgen? . . . DORVAL. Hoor ik daar myn' Vader niet? m e l c o u r. Ja, ik ga heen ; myne zaaken eisfchen het; maa? ik kom by u foupeeren. dorval. Vergeet het niet —- denk in welk een' ftaat ik ben, m e l c o u r. Binnen een half uur ben ik weder bjeft V> Q Rm  DE RAADSHEER. 105 p O R V A L. Kan ik met zo eenen vriend, met zo eenen Vader ongelukkig zyn ? VIERDE T O O N E E L. MYNHEER de balmond, dorval. de balmond: hy houdt een1 brief in de hand. Dorval, ik zogt u j ik moet met u over een zaak van het uiterfte belang fpreeken. dorval, tf o m 1 a'i 3 a Hoe! de balmond. Uwe opvoeding is geëindigd; ik heb u, ledert een jaar,vermaand,om met bedaardheid te overweegen, welk eenen ftand gy zult willen omhelzen 5 nu moet gy dit beilisfen. G $ O OR-  to6 DE RAADSHEER. DORVAL. Alle myne verkiezingen zyn vrdw^enen ; uw ftaat, myn Vader, fchynt my de nmrigiïe, de eubidniswaardigfte. DE BALMOND. Luister: ik ontvang daar een' brief van uws vriends Broeder; hy biedt my voor u eene zeer voordeelige Militaire bediening aan — daar , lees den brief. DORVAL. Deeze bediening, die ik geheel aan de vriendfchap Vin Meicour verpligt ben , kan myn befluit nietver» anderen. (Ily leest den brief geheel uit.) DE BALMOND. Gy bemint de -glorie; bedenk, myn zoon, dat de Militair de allerluisterrykfte kan verkrygen. DORVAL. De vastgegrondfte is in myn oog de fchitterendlte: ik heb achting voor een braaf Officier; iraar hy kan zyn Vaderland alleenlyk dienen in ongelukkige ty- den:  DE RAADSHEER. Ï07 den ; de vrede» die hy als een burger moet wenfchen, ontrooft hem de gelegenheid om uittcmunten, en ftort hem in eene werkclooze ledigheid. Ik wil myn geheele leven ten nutte van myn Vaderland beneeden; ik wil ten allen tyde myn' yver voor hetzelve kunnen uitoefenen; laat my des in die edele loopbaan treeden, die gy, myn Vader, met zo veel roems doorftreeft — het zy vrede, het zy oorlog, gy kunt uwe medeburgers altoos even zeer nuttig zyn; niets belemmert u immer daar in, iederen dag vergroot gy uwen roem ; de dood alleen kan uwe weldaadigé werkzaamheid dbeh ftilftaan zie daar den ftand dien ik kies, en het uitmuntend Voorbeeld dat ik wensch te volgen : ik heb zekerlyk noch myns Vaders verftand , noch zyne deugden , maar ik zal uwen raad, en uw-voorbeeld hebben. DE BALMOND. Ik kende voor lang uwe begrippen over dit onderwerp; uw befluit fcheen my toe vast, en bepaald te zyn; evenwel, myn Zoon, ik meen dat ik dit nog eens moest beftryden : bedenk dat men, om zig in dén'ftaat dien gy verkiest te onderfcheiden, afftarid doen moet, van alle, ook de onberispelykfte vermaaken der zamenleving: geen rangfchiyft zulke ftrenge en moeielyke pligten voor, DORVAL. Des te roemryker! ER  io8 DE RAADSHEER. DB BALMOND. Gy denkt verheven; uwe ziel is edel, is rein; maar uwe dnlten zyn zo fterk'! DORVAL. Ik zal die overwinnen. BE BALMOND. Kunt gy, myn Zoon, afdand doen, van bet leezen der alleraangenaamde fchriften? u niet meer bezighquden met de letteroefeningen en de kunsten , om u altoos bezig te houden met de dudie der Wetten ; eene zo drooge, afgetrokkene, verwarde dudie , die al het oordeel der gézonde reden , en de ingefpannende aandagt, zonder tusfchenpoozing, vordert? DORVAL. De zucht tot roem kan ons den moeielykden arbeid, zonder tegenzin, zonder verveeling, doen ten einde brengen. DE BALMOND. Maar gy zyt aandoenlyk : zoudt gy den moed heb-  DE RAADSHEER. 109 hebben , om u tegen eene gevaarlyke barmhartigheid te verzetten ? zoudt gy, als uwpligt dit eischte, het medelyden kunnen opofferen aan uwe geheimfte neigingen, aan eene rechtvaardigheid dieftreng en bedroevende is ? weet gy dat gy u noch door vriendfchap, noch door liefde zult laaten verleiden? — zy vermogen zo veel op het hart! —— gy bloost, myn Zoon! gy ziet voor u! de ftrengheid deezer afbeelding ontroert , verbaast u ! uw yver verkoelt! DORVAL. Neen , myn Vader ! niets kan die verkoelen: waren my met reeds de pligten eens Rechters bekend? vervult gy die niet allen? gy bezit alles wat gy van my vergt, alle die offeranden deedt gy, en gy zyt gelukkig : de roem, uwe vermaardheid , maar vooral het getuigenis van uw geweten , vergoedt xi ryklyk alles waarvan gy u onthouden hebt; en doet u dien uitmuntenden ftand, dien gy Voor u verkoost, beminnen en hoogachten! DE BALMOND. Ja, ik ben gelukkig; ik heb my kunnen bedriegen; maar geene vrywillige ongerechtigheid heeft myn leven bevlekt; ik heb my niets wezenlyks te verwyten: denk echter niet dat ik, myn Zoon , geheel en altoos bevryd blyve van ontroerenisfen, ongerustheden , ja zelfs van naberouw. D O R-  lio DE RAADSHEER. dorval. Naberouw! — gy, myn Vader! de balmond. De ondeugende beeft alleen berouw over misdaaden — maar een geringe misilag is in ftaat om een deugdzaam mensen fmarte te veroorzaaken: zo dikwyls ik eene moeielyke onduidelyke zaakopmynam, gevoelde ik die onvermydbaare fmarte, die in onzen Hand zo eigen is: vooreerst; als ik eene zaak doorzoek, dan geeft de gewoonte die ik heb van te arbeiden , my weldra genoegzaam lichts; ik geloof op het fpoor te zyn, maar, in 't vervolg alles overweegende, bepaal ik my by édne gedagte; en, wèi gerust dat ik onpartydig ben , ben ik ook zeer gerust: maar, naar gelang de dag nadert waarop het vonnis zal gegeeven worden , voel ik my beurtlings beftreeden door vrees, onzekerheid, befchroomdheid; het is als of ik niet genoeg gedaan heb; dat ik my verfcheidene agtloosheid te ver wy ten heb; de gering- fte afgetrokkenheid verwytik my zeiven bitterlyk . kort gezegd, myne rust word ysfelyk aangevallen. dorval. Dit doet u eerc aan ; het bewyst uwe groóte kieschheid — maar ik bedroef my dat gy van daag . . dit mogelyk alles gevoelt — men zal eene zo gewigtige zaak. ... d b  DE RAADSHEER. m ."be ba lm o n d. Ach! geloof my, myn hart is niet zonder beweeging. dorval. Hemel ! onderwyl deeze zaak fchynt zo klaar! — de eifchen van den Heere de Saint-yves zo gegrond! de balmond, met ge/Ir engheid. 11 Gy behoort uwe gedagten te zwygen, Dorval. dorval, ter zyde. Ach ik was daar op het punt van my te verraaden! VYFDE TOONEEL. de balmond, dorval, la pierre. la pierre, tegen de Balmond. De Marquis de Rozelles vraagt of hy kan binnenkomen ? d e  ii2 DE RAADSHEER* de balmond. ■ Ja zekerlyk! (De knegt vertrekt.) dorval,» zyde. De Marquis de Rozelles! laat ik dit haatelyk voorwerp vermeiden ! ( Hygaat eenige treden voord. ) de balmond. Hoor , myn Zoon ; de * ©om van Melcour cischt een fpoedig befluit, bewaar den brief; kes hem bid ik u nog eens aandagtig over, en binnen twee dagen zult gy my uw laatfte befluit mededee» ka. dorval. Goed myn Vader. (Ter zyde.) Ik zie het! Mynheer de Saint-yves is verloeren! ik ben wanhoopig! j ZESDE TOONEEL. de b a l m o n d. Dy zal zekerlyk in zyn ontwerp volharden! — 't was  DE RAADSHEER. 11$ h was myn pligt dit te~ beftryden; maar hoe verheugden my de oorzaaken die hem hebben doen kiezen;! hoe edel, hoe gevoelig is zyn hart! wat is hy my waardig! ->- Maar daar is de Marquis —- Kom aan, ik moet my wapenen tegen de verleiding ,.eu dé alleiuitgezogtfte kunst van aanbeveeling. ZEVENDE TOONËELj de balmond, dé mar(JUISi de marquis, met een papier in •■ de hand. Vergeef my Mynheer, dat ik uvoor het laatst nog lastig valle. de balmond: hy geeft den Marquis een* armfioel, buigt zig, en beiden gaan zy zittem • Myn pligt eischt dat ik ü hoor'. de marquis. Ik weet, Mynheer, hoe verre gy boven alle Verzoeken verheven zyt, hoe gy die veracht; maar het is niet altoos mogelyk aan den yver der vriendfchap tv. deel. H pas.-  ïia 'D E R A A D S II - E E R, paaien te {tellen — Eén my'ner vrienden dwingt my deezen brief', dien by v;.n Vertailles medebrengt , aanteueemen; en heelt van my gevergd u dien te laaten teezen —— zie daar Myaheer, het adtes is «Mi-,fl^2"'F-'i''f|-v •'• r-'.. * ; 4gniufcVrJ«i!--. ik.v ituui •. . gox.gLiiiaüc de balmond, den brief aanneemende. „J 2 'd W O ü T 3 ii Vi 3 V "1 Gy weet Mynheer, dat geen brief van recommandatie, hoe ook ingericht, van eenigen invloed op zakken van. deezen. aart zyn kan. ( Hy leest den brief 01 ^ 9 ': * ' f ' ■de marqu.is, ternyl de Balmond leest. Ik denk zo als gy, als men even-vel veel maagfchap en vrienden ;heeft.,-die. gqheel aan het ftuf-genecht zyn, dan is het enmogelyk al het belang.dat zy in ons neemen, aftekeuien —■ Hoe dikwyls heb ik alles geweigerd!.— Ik veragtte alle deeze kunstjes — en ook, ik ben van "myne Zaak zeer gerust: zonder my te vleien ,-kon ik zéggen ,dat ik alle beoordeelingen, alle gevoelens, alle wenfehen voor my heb —"ro myne Hieniö'rien jliebben'verbaasd veel uitgevveikt! vooral te VerfidUes. de balmond, na den briefge- leezen te hebban. 'is'v alle nsvod yg *n*JV"90« t «arfópfl 1»*w .T ted teem j hIdstjv oib ys so.i K "' vwiv n-'jfoox Ik vind my zeer vereerd,. Mynheer, met eenen brief»  D E R A A D S H Ë E R.: ii5 brief, ondertekend- door zo eene geëerbiedigde hand. de marqüis. Ik weet hoe veel goedheid de fchryver voor my heeft; dit vleit my te meer, om dat ikdienocil zocht, noch begeerde. de balmond. Hebt gy, Mynheer, my over uwe zaak nog iets byzoaders te zeggen ? de marquis. Zie hier nog een'brief, Mynheer, maar van een geheel anderen inhoud, dien ik u verzoek te leezen, hy is niet in myne memorien, om dat ik die zo even ontving: gy kent het fchrift Van den Heere de Saint-yves ; dit is een brief dien hy aan zyne fchoonzuster, Mevrouw d'Argencour, gefchreeVen heeft. •de balmond. -Maar is die Dame niet met haaren broeder in onmin ? Ha D 6  %J6 d. e raadsheer. DE MARQUIS. Ja zeker, en dat Wel om een affchuwelyk bedryf—• Gy zult in den brief den Heer de Siint-yves zo zien als hy is; veele haatelyke uitdrukkingen tegen onze eerfte heden. . . . DE BALMOND, Maar wat gaat my dat aan ? DE MARQUIS. Hem! ik wilde daardoor het haatelyke, onvoorzichtige, hevige,dwaaze charakter van den Heerede Saint-yves bewyzen, dewyl hy zulke zaaken gefchreven heeft, aan eene vrouw. DE BALMOND. Zyne fchoonzuster, die hy voor eene vriendin hield. DE MARQUIS. Maar zy zyn geheel, en in alle opzichten gebroken. U E  DE RAADSHEER. 117 DE BALMOND. Misfchien heeft hy daar redenen voor; DE MARQUIS. Zy is echter meesteresfe van zyne geheimen, DE BALMOND. Hy gelooft haar in geen' ftaat te zyn, om hem te verraaden ; maar denkt dat de eer haar meer dan de haat zal doen handelen. DE MARQUIS. Lees evenwel den brief, Mynheer, dan zult gy den man kennen. DE BALMOND» Neen Mynheer, ik zie onder aan een regel, die my zulks volftrekt verbiedt. DE MARQUIS. Hoe? H 3 © E  ïi8 DE RAADSHEER. BE BAL MO N D. Zie daar, lèes : Verbrand ieezen brief; en in weêrfoil deezes verzoeks, altoos heilig by braave menfchen , heeft deeze Dame den brief reeds twee jaaren bewaard, en geeft hem dan in de handen van den vyand haars fchoonbroeders — dit bedryf verfoei He met afgryzen; ik zal my niet fchuldig maaken aan fnoQdheid; ik zal hem niet leezen, DE MARQUIS. Ach! zo gy wist hoe hy haar behandeld heeft! DE BALMOND. Wat er gebeurd zy, dccze valschheid is verfoeieTyk; en ook de twist deezer lieden, heeft op uwe? Zaak geene de minste betrekking/ gevolglyk is hy hier overtollig. DE MARQUIS. Maar gy zult er het charakter van den Heere deSak t • yves uit keren kennen, DE BALMOND. Het is noch de perfoon, noch het charakter van den  DE R. A A D S /HE E R. 119 den Heere de, Saint-yves, waarmede ik my moet bemoeien; maar 't is zyne zaak die my istoebetroowd: alles wat daar buiten is, kan my met betreffen; by kan ongclyk hebben omtrent anderen, en omtrent u biet: de vraag is niet, of hy ef-neerlyk man is; maar of hy in zyn verfchil met u recht hebbe — zie daar, dit is het eenige onderzoek dat ik omtrent u, en hem' doen moet. de marquis. sb Ai Jeu , ffbsieiiari 3J aibwJ I Mbli ,J»&n$w* .OPVafla iü biiMd. >-lij^'nb 11 bc;i tse» Het fchynt my evenwel toe. . . AGTSTE TOONEEL. vrn levit' t tnrwnifav 'fes 8ls;rr >4 jeb «inag 11 de balmond, de marquis, la ïierre. l a p1 e r r e , den Heer de Balmond. Mynheer, de Advocaat Morel is in uwe zaal. de balmond. Laat hy binnen komen. ( La Pierre vertrekt. ) H 4 d e  ï*o DE RAADSHEER. de balmond, opryzende. Het is de Advocaat van uw party ; gy hebt my niets meer te zeggen; het is laat; vergun my, Mynheer, hem te ontvangen. d e marquis, Ik ga , Mynheer ; maar laat ik u verzoeken, morgen het kleine blaadje te herleezen, dat ik de eer had u deezen ochtend te gecven. de balmond, hem uit geleidende. Wees gerust dat ik niets Zal verzuimen, wat my in ftaat kan Hellen om my meer lichts te geeven. pe marquis. Dan ben ik gerust, (Ter zyde in 't heengaan, j Aeh wat fpyt het my, dat ik geen anderen Rapporteur geeischt heb. ( Hy vertrekt'). pe balmond. Ik geloof dat hy zeer te onvreden op my is, en myne beginfels zeer ftreng vindt maar daar is Mynheer Morel, N E-  PE RAADSHEER. M NEGENDE TOONEEL, PE BALMOND, MOREL. MOREL, Mynheer de Saint-yves, heeft deezen avond niet kunnen komen; zyne dochter is ziek: deeze lieve Dame, haaren Vader op het punt ziende om gevonnist te worden, ftaat ontroeringen uit, die niet te befchryven zyn ; zy heeft daar zo aanftonds een zenuwtrekking gehad, die waarlyk yslyk was; haar Vader kon niet van haar afkomen: hy heeft my, Mynheer, daarom gelast, u dit papier overtegeeven; hy zegt dat het wel niet zeer gewigtig is, maar wenscht echter dat gy het deezen avond , door uwen Secretaris eens laat doorzoeken, op dat gy morgen, vóór gy naar 't Gerichtshof gaat, eens uw oog daar op zoudt kunnen werpen, DE BALMOND. Weet gy ook wat deszelfs inhoud is? MORE L. Ta Mynheer, het behelst nog eenige bewyzen, H 5 be-  Isa DE RA A D'S HE ER. betrekkelyk deeze zaak; er, zyn ook andere, dingen fri vei vat; wy hebben hét u niet eerder kunnen bezorgen; maar dewyl de omftandigheden niets wezenlyks bevatten, zal het nazien van den Secretaris , voldoende weézem - de balmond. -' Hoe ved tyds heeft dit onderzoek noodig? 3V3i( ss:- •• :ias ü isrjfibct) £:r.;s ;.ir;m<.-? tnamri -novog jbrijis Jr;uq i^.; , o f r.-V asintd >' m ■ w o r e J, B» 8bffcjflfrfiR 03 uefc.jfesd vs { nvs nwvuhifed Ten minsten twee uuren; om dat men, het lezende ,• veek origineele papieren, die hierbyliggen., moet inzien. I ° de balmond. Ik moet morgen ochtend om zes uuren op de zaal zyn ; ik zal des, gerust op 't geen gy zegt, het onderzoek van dit papier, aan Duraud overkaten. .a k o m' " a a a rt morel. ?8i bao&ai êlssusl Jiw ioa yej mW Vergun my Mynheer, dat ik uw oordeel moge vraagen over myne laaifte memorie; alleenlyk over den ffyl, en de wys waar op zy gefehreeven is: gy Mynheer, hebt my doen befluiten om Advocaat te worden; ik hoop des dat gy u zult verwaardigen, om  DE RAADSHEER. m om my den weg aantcwyzcn, langs welken ik my kan onderfcheiden. DE BALMOND.. Gy wagt van my dat ik oprecht fpreekcn zal; gy zult zien dat gy dit met reden verwagtte: - gy belooft véél, uwe .talenten zyn fchoon , uw. vernuft is ryk;uw eerfte memorie was met eene wysheid opgeftcld, die nog te meer lofwaardig is, naar gelang dit dagelyks zeldzamer wordt: maar ik beken u ook, dat ik in de twee zeer veel gevonden heb, dat ik hoogst afkeur: gy hebt daar eenige aartigheden jngevoegd, die zeer weinig plaatst verdienen, in een zaak waar aan de'eer van hem,dien gy verdedigt, zo wezenlyk is aangevallen; maar ook deeze toon, voegt nooit aan een'Orateuf, wiens fchryfwys edel en verftandig behoort te zyn : wees gy veel liever meet gezet op de achting dan op bet gelach uwer lezers ; tracht veel meer belang ryk , en onderwyzend te zyn ; verzuim niets om de verwondering der onpartydigen optewekken door uw verftand , uwe welfprekendheid, uwe beginzels: zie daar, dit is de eenige eerzucht die een Advocaat hebben moet, die een fchryver hebben moet, welke zich wil onderfcheiden , en zich niet vergenoegt mat een beuzelachtig rasch voorbygaand gefchal, maar met eenen wclgevestigden roem. Ik raade u ook, uwen fmaak , door het lezen te volmaken ; uwen eigen taal wèl te doorgronden: verward nooit het luidruchtige met het krag-  124 DE RAADSHEER. fcragtige, het vuurige; geloof nooit datgy welfprekend zyt, als gy verward en geweldig zyt. Ik waarfchouw u niet, dat gy uwe memorien nooit moet bevlekken met haatelyke benaamingen en perfooneele beledigingen; hier toe is uw ziel te verheven; en ook de goede fmaak, en het gezond verftand, kunnen alleen dit beletten; zulkeveragtelykelompheden, zulke laage uitdrukkingen, wekken flegts voor hem die ze gebruikt, verfmading en afkeer op. MOREL. Ik zal, Mynheer,altoos uwe lesfen opvolgen; gy overtuigt zo wel myn hart, als myn verftand. DE BALMOND. Laat de waardigheid van uwen (land u geheel doordringen ; daar is geen roemwaardiger; nergens kunnen de deugden en bekwaamheden zich zo zeer ont" wikkelen , of met zo veel laters uitfchitteren" Wiens lot is fchooner dan dat eens Advocaats die' een verheven geest aan een vroom gemoet paartdie nooit eene zaak welke hy voor onrechtvaardig houdt zal aanneemen; dje altoos eenyverigvoorftanderis van de verdmkte deugd, en altoos valschheid en bedrog het makker afrukt; die zyne fchatten vermeerdert; die zich roem verwerft, door de on- fchuld  DE RAADSHEER. l*$ fchuld te doen zegepraalen ? zo een man is zeker een weldoener der menfchen, en verdient de goedkeurende achting zyner eeuw; hy geniet allerleie foort van voorfpoed: als een braaf man, is hy geliefd en geëerbiedigd; door zyne welfprekendheid bekoort hy, en trekt, en neigt hy alles tot hem; zyne gefchriften, overgaande tot de nakomelingen, vereeuwigen zyn' naam , zyn' lof en zyne deugden. M OHS I>. Ach Mynheer! tot welk eene geestvervoering vuurt gy my aan! — vergun my dat ik meermaals myn voordeel doe met uwe heilzaame gefprekken; verwaardig u om myne jongheid te geleiden; verfteik in my de kennis en de liefde Voor en tot myne pligten: de gronden te bevestigen van een eerlyk gemoed, is zekerlyk een werk uwer waardig. DE BALMOND. Gy zyt nog geen dertig jaar; uwe eerfte toejui* chingen hebben u niet verbyfterd; gy zoekt en bemint goeden raad; gy zyt des op den weg om u te volmaaken. De verwaandheid bederft het hart,ftremt de werkzaamheid van het verftand, en houdt den jongeling , dien zy bedwelmt, in den middenftaat — maar ik ben verphgt dit gefprek te eindigen; ik fta morgen ochtend om vyf uuren op , 't is des tyd dat ik naar  Üfc DE RAADSHEER, naar myn kamer -ga. Geef gy zelf de bewuste papieren over aan mynen Secretaris, en zeg hem dat by die naauwkeurig doorleeze. Einde van het eerfle Bedryf. T \V E E-  DE RAAD S II E ER. 127 TWÉÉDE BED R Y F. EERSTE T O O N E E L. • dur and, met een papiert x a pierre. la pierre. Mynheer is te bed gegaan ; hy heeft my nogmaals belast u te zeggen , dat gy deeze papieren wél moet doorzien. durand; Och! hy en Morel hebben my daarover al een half uur het hoofd gebroken. la p'ierre. Ja, gy weet hoe omzichtig Mynheer is. durand. Dat gaat tot naauwgezetheid toe. l a  1*8 DE RAADSHEER. LA P I E R R E. Hy heeft my ook gezegd dat ik u moest herinneren , dat deeze papieren van groot gewigt zyn* DURAND* Ja ja, zo fpreekt hy altyd; maar vermits hy die zelf niet naleest, er den nagt niet aan geeft, zoverzeker ik u dat dit groot gewigt niets byzonders is—s evenwel, ik zal opblyven; by wil het, dat is ge* faoeg. LA PIERRE. Nu, ik groet u — k propos, ik moet ü Jets potzigs vertellen — de knegt van den Marquis de Rc* zelles wilde my van daag aan *t praaten krygen: ik die'dat merkte, zag hem komen — hy Wilde, (by wys van gefprek, ) weeten, of gy geene inclinatie had » een meisje anders gezegd. D U R A N Di Een Raadsheer en zyn Secretaris beiden zonder tneisje te vinden, is ook vreemd genoeg; dat is voo* de loosheid niet voordeelig. L A  DE RAADSHEER. 129 la pierre. Ik beken, dat dit heel ongelukkig voor hen uitkomti durand. Die zelfde Marquis , heeft, ik weet niet door wat weg» uitgevonden, dat ik eene zuster heb, dié een' linnenwinkel doet; hy heeft by haar wel voor meer dan duizend Ecus aan kanten gekogt. la pierre, lachende. En zonder iets aftedingen, wed ik? durand. Dat fpreekt van zelf: maar toen hy eindelyk van zyn proces fprak, zei myne zuster, dat eene zeer braave Vrouw is, ik bemoei my nooit met zulke zaaken; en weigerde volftrekt daar meer over te Ipreeken. la pierre. Mynheer de Saint-yves, zal zig van zulke lelyke kunstjes met bedienen; ik geloof dat by een eerlyk man is maar, hoor ik daar Dorval niet? hoe komt die nu juist hier by ons? to laat! iv. deel. I TWEE-  130 DE RAADSHEER. TWEEDE T00NEEL. dorval, durand, la pierre. dorval, zeer out field. Mynheer Durand! — praat gy met la Pierre? —* ik dagt dat gy aan 't werk waait! durand. Maar Mynheer, ik heb nog tyds genoeg; ik ga niet naar bed. DORVAL, met eene zagte afgebrokene ftem. Hebt gy deezen avond den Heer Morel gezien ? _* hy gaf u papieren myn Vader wil dat die zeer naauwkeung zullen doorleezen worden. Dïrand, hem met verwondering aanziende. Waarlyk Mynheer 9 gy maakt my verbaasd! » o r-  DE RAADSHEER. 131 DORVAL. Wat doet gy daar La Pierre ? ga naar. uw bed zo myn Vader wist dat men den tyd dus met praatcn vérfleet, hy zou zeer misnoegd zyn —. Laaten wy Mynheer Durand niet hinderen Vaarwel myn waarde Durand —— (Hy nadert hem, en drukt hem zeer ernftig aan de hand.) Vaarwel! — ( Ter zyde. ) Ik weet niet waar ik ben! wat ik zeg ! ik ben buiten myn verftand. (Hy vertrekt haastig.) DERDE TOONEEL. DURAND, J, A PIER RE; T. A PIERRE. Wat drommel fchort hem toch? DURAND. Ik ben geheel verwonderd! hy had de traa- nen in zyne oogen; hy beeft! hy is als een zinneloos mensch! I 2 LA  13» DE RAADSHEER; i LA PIERRE. 't Is een allerlieffte jongen,- goed, minzaam, gulhartig; zo zyn er maar geen jonge Heeren meer— evenwel ik merkte federt eenigen tyd dat hy een beetje in zyne hersfens gepikt is. DURAND. Ja wel! LA PIERRE. O! hy heeft wonderlyke toevallen; dan wordt hy op één' fprong zo rood als myn kamizool, en eer. men omzien kan, is hy al weêr zo bleek als de gefchilderde dood: fomtyds, als hyzo alleen is, raast en flingert hy met zig zeiven, en ftapt zo fterk dat een mensch er van fchrikt; dan gooit hy zig in een' armftoel, en zit daar zo een uur aan één, als of hy ecu houten pop waar' maar het aartigfte is dit, hy praat, als hy maar alleen is, nagt en dag tegen zig zeiven : o dan, dan moet gy hem eens zien ! dan fpreekt hy zo deftig en zo luid, precis of hy verzen opzei ; en zyne armen gaan al heen en wéér; heel mis- felyk het knaapje is vol vuur; hy heeft te veel moeten ftudeeren; hy moet rust hebben, en een reis of zes gelaaten worden , dan zal alles wel weêr te regt komen Goeden avond, Mynheer Di> rand; hebt gy ook nog iets noodig ? © v»  DE RAADSHEER. 183 durand. Neen, ik bedank ü. la pierre.' Ik moet flaapen; wit heb ik lang gewaakt! maar ik zal morgen cgrend Mynheer niet aankleeden —— bt gy wel pennen en inkc genoeg? durand, Ja , ja, wees gerust. la pierre. Goed, dan ga ik ook hean. VIERDE TOONEEL. durand, alken. Kom aan, al wéér aan den arbeid —» och ik heb er zo weinig trek in! ik Hond zo heel vroeg op —. en al weêr werken! 't is waar, morgen kan ik' zo lang als ik zelf wil doorlhapen maar, ik I 3 ben  134 DE RAADSHEER, txn thans zo vermoeid, zo verhit — ik ben zo fterk niet als Mynheer; dat fcheek veel; hy wordt aangezet door de drift naar roem — maar als ik my dood werk , de naam van Durand zal even onvermaard blyven ——— moet men evenwel niets voor de confeientie dour? de roem rs zeker mooi, maar de bewustheid dat men wèl doet is nog veel beter —— Mynheer de Balmond heeft beide deeze belooningen ; het is des te begrypen, dat hy zo werkzaam, zo onvermoDid is ( Ily gaat voor de Bureau, fchiktde papieren, en gaat zitten?) Waar is nu het papier daar ik een extract uit moet maaken ? zo, daar is 't —— ( Hy ke:t met zyne oogen.) . Wat gebabbel is d't ? het doet niets tot de zaak ! (Ily geeuwt en /huift. ) De vaak overvalt my, in lpy t van my zei ven — Kom , kom laat ik voordgaan —— ( Hy leest zagtjes; zyne oogen vallen toe; zyn hoofd valt op zyn horst en die beweeging maakt hem wakker. ) Wat is die neiging tot rust onverwinnelyk! ik kan niet langer. (Hy geeuwt, rekt zig uit, en /huift fterk.') Zo, nu ben ik wat beter in ftaat al weêr voord. (Hy leest.) Dat is ongehoord — ik zie alles dubbeld ! — myne oogen doen myzeer— (Hy wryftzyne oogen.) Dat is eene pyniging! ( Hy leest, valt in flaap, zyn hoofd rust in zyne hand, zyn arm glyt van de lesfenaar; enhy wordt wakker. ) Och, ik heb myn hand verwrikt! ■ myn hals! ■ Ik kan niet lan¬ ger; dén halfuurtje maar; en dan zal ik weêr denken kunnen : alles is verward. (Hy ryst op, neemt twee ftoelkusfens en legt die onder zyn hoofd; legt zig aldus in de Bergère met zyne voeten op een'' an- de-  DE RAADSHEER. 135 deren floel ) Ach ! 't is of ik in den Hemel ben! myn extract zal binnen het uur af zyn ——- zo dat —- ik heb tyd (Hy valt in ft aap.) VYFDE TOONEEL. mynheer de balmond, ineen nagtfapon, meteen jhwpmuts op: du r an d , flaapende. de balmond, achter op het tooneel. Ik kan myne ongerustheid niet langer wederftaan — C Durand'ronkt fterk.) Wat hoor ik! — (Hy nadert. ) Durand flaapt gerust! — hy verwaarloost zyn post, en kan zo gerust flaapen ! ■ tervvyl de zorgen en de aandoeningen my dit beletten; my myn bed doen verhaten ! maar is hy Rechter ? ach! ik móet waaken! hy mag rusten:^ben ik niet aanfpraaklyk voor zyne feilen ? ( Hy fchudt Durand.) Durand! —- Durand! durand, half wakker opdringende. Hoe, wat? . Hemel! Mynheer!.... (Hy ryst op.) 14 ' D 35  i36 DE RAADSHEER. de balmond» Arbeidt gy op deeze wys ? durand, zeer verlegen. Mynheer!... het kwam... doordien de ilaap my overviel. de balmond. Het fchynt my echter toe, dat gy hem afwagtte; gy laagt daar zeer geraakJyk — maar komaan, ga naar myne kamer, en haal daar uw ichade weêr in ; neem de papieren meê, ik zal u zo volgen. durand. Ik hoop dat Mynheer .... my zal gelieven te verontfchuldigen. de BALMOND. Mynheer Durand, zo gy nog eenmaal tot deezen misfiag vsivalt, zult gy myn geheel vertrouwen yerliczen. ' d u r a n r. Ik verz.ker u ... Mynheer ....  DE RAADSHEER. 137 DE BALMOND. 't Is wel; ga heen. (Durand vertrekt, met de papieren.) • t' ' " ' ' ,.,.K .y j r ZESDE TOONEEL. MYNHEER DE BALMOS Dj alleen. Ik moet hem zyne traagheid vergeeven; 't is een door eeriyk man, en dit is het voornaamfte. (Hy ziet op zyn horloge. ) Het is twee uuren. Hemel-binnen vier uuren ben ik in het Gerichtshot! vóór zeven uuren kan het vonnis reeds geweezen zyn — een vonnis dat over de eer en alle de bezittingen der twee partyën zal beilisfen ■ hun nog onzeker lot hangt grootendeels af van myne uitfpraak > ( Hy neemt een papier uit zyn' zak. ) Zie daar de befluiten - ziedaar een gefchriftdoor deeze hand gevormd- naauwlyks zal het geleezen zyn, of het lot is bepaald van twee burgers, twee vaders. . ik fidder als ik dit papier befchouw, en begryp van welk een groot gewigt het is! C Hy leunt op de Bureau', gaat zitten, en, na eenige oogenbhkken gezwegen te hebben, zegt hy.) Laat ik, o myn hart! u nogmaals allernauwkeurigst onderzoeken —heeft geene vooringenomenheid my misleid ? heb jk wel met allen mogelyken vlyt alle.zelt onderzogt?  135 DE RAADSHEER. heb ik allss genoeg herdagt, doorgrond? ben ik ook omtrent hem dien ik fchuldig oordeel, te ftreng ?_ ik moet het nog eens overleezen (Hy leest zacht.) Hoe hard zyn deeze uitdrukkingen - O Hemel, decs dag zal voor hem dien ik veroordeel, metdaufchaamte, fckande, niet dan wanhoop zyn! Ach my dunkt ik hoor de klagten, ik zie de traanen zyner kinderen ! zyner ongelukkige familie! hy heeft een'zoon — van Dorval's jaaren - o die zoon ! myn hart breekt als ik aan dien jongeling denk - dit akelig fchildery is nagt en dag voor my- nen g-est; het ontrooft my alle rust . hoe ontroert du myne verbeelding! — O God! indien dit levendig medelyden, eens een voorteken ware dat ik dwaalde, dat ik onrechtveerdig ben» myne denkbeelden verwarren zig myo rej^| ftaat verftomd deeze ftaat is al te ysfelyk voor my, ik kan zulke fterke fchokken niet langer doorftaan. ( Hy werpt zig weder in zyn' armfloel ) Hemel! wat moet ik doen! (Hy knielt.) Groo- te God! gy, gy alleen kunt my uit deeze naare onhandigheden redden; verlicht my » ralk eene onzekerheid ! - «Je zwakke reden der menfchen, op z>> zelve belchouwd, vermag weinig! befluiteloosheid twyfehng, weinig meer Opperfte wysheid! heb mededogen met een hart dat de waarheid zoekt, en dat beeft op het denkbeeld, dat het haar niet zoude vinden _ (Hy blyft geknield; leunt tegen zyn Bureau; laat het hoofd op zyne zamengevallen handen rusten, en hlyft dus met een bedekt gelaat , eemgen tyd zitten, met de houding van eene allerdiep-  DE RAADSHEER. 139 dlepfte aandacht-* hy ryst op.) Ik voel dat ik geruster ben —, het is of eene onz1Chtbaare hand my onderfteunt, my troost — eene gelukkige kalmte, volgt eindelyk-op de vreeslykfte ontroeringen ! f Kom, laat ik verderleezen , (Hyherèt zig, zet zig neder, en begint als vooren te leezen.) ZEVENDE TOONEEL. pE BALMOND, DORVAL. dorval, met verward hair, en een verwilderd voorbanen: hy blyft ach-, ter op het tooneel. Jk moet eens zien of Durand wel bezig blyfu de balmond, opryzefide. Wiens Hem hoor ik daar ? dorval, naderende. ■ Hemel! — myn Vader! ik vlagt. d e  Mo »E RAADSHEER. de balmond^ Hoe! gy? Dorval! blyfftaan! dorval, ter zyde. Wat zal ik zeggen? de balmond: hyziet Dorval met fchrtk en verbaasdheid aan. Hoe! gy Dorval? wat is uw oogmerk? wat beduidt deeze vreeslyke ontroering, myn Zoon? dorval. Ach Vader! ik kan uwe ernffige oogen niet verdraagen ik beef voor die fchrikkelyke en deftige item — vergeef my. , , de balmond. Antwoord wat js toch de 00rzaak WMrom gy hier kwaamt? het is drie uuren in den nagt' wat zoekt gy hier? waar komt gy van daan? dor-  DE RAADSHEER. 141 dorval, Uit myne kamer. de balmond. En waarom zyt gy niet te bed? dorval. Ach! zo myn Vader my zyn medelyden, zyne toegeevendheid weigert — dan ben ik verlooren. de balmond. Ongelukkige! wat hebt gybedreeven ? — fpreek. dorval, op zyne kni'èn vallende. Wel nu dan — ken eens het hart uws beklagenswaardigen zoons — na eene rampzalige dooling. de balmond, terug wykende. Houd op! zo deeze ontdekking u onteert, laat dan dit affchuwelyk geheim voor eeuwig bedekt bly- venl  I4t DE RAADSHEER. ven! fpaar my de fchaamte om het te hooren, en de fmartvan het te moeten ftraffei — ga , zo gy den naam van myn' zoon onwaardig zyt, ga terftond; vlugt uit het hy weezen, niet van een' Vadei ,maar van een onverzoenbaaren, vreeslyken Rechter. dorval. Gy doet my fidderen ! evenwel, dank zy den Hemel! myn hart bleef altoos zuiver en onfchuldig; ik ben alleenlyk een dwaas. de balmond, hem omhelzende. O myn zoon ! myn waarde zoon! van welk ee-* nen wreeden last verligt gy myn hart! — maar is 't mogelyk, dat gy droefheden hebt diemy onbekend zyn! indien gy deugdzaam zyt, hebt gy dan voor uwen Vader te vreezen ? -— wat kan van zulk een verregaand verdriet de reden zyn ? een verdriet dat u verteert, den flaap ontrooft, in den nagt doetomz wei ven ! — verklaar u —<• fpreek! do r v a l. Eene onoverwinnelyke drift verleidt myne reden, verwoest myne rust. d e  Dï RAADSHEER. H3 de balm o nb. Bemint gy? dorval. Zonder bepaaling! de balmond. Hoe ? zoudt gy u verlaagd hebben , door eene veragtelyke keuze ? dorval. Ach! kan men een veragtelyk voorwerp beminnen ? agting en bewondering alleen, kunnen my tot de liefde vervoeren. de balmond. Waarom, indien dat zo is, verbergt gy den naam uwer beminde?— is zy niet meer vry? is zy in rang beneden u? dorval. Neen; zy is van goeden huize; zy is vry; zy is  144 DE RAADSHEER. is fchoon , heeft verftand, veele begaafdheden ; zy is deugdzaam , en evenwel — ik durf haar niet noemen. DE BALMOND. Hoe verbaast gy my! — leg my dit, voor my on* begrypelyke, ftuk uit. DORVAL. Ach! wat vergt gy my! DE BALMOND. Draal niet langer; ik gebied het u. DORVAL. Wel nu dan: ik bemin, ik bemin een deugdzaam, beminnelyk meisje, dat, mogelyk, ach myn Vader! in weinige oogenblikken, door u, tot de verregaandfte ongelukken verweezen zal zyn. DE BALMOND. Poe! DOR-  DE RAADSHEER. «45 DORVAL, Metéén woord — Mejuffrouw de Saint-yves. DE BALMOND. Mejuffrouw de Saint-yves! DORVAL." Hoe ftreng ziet gy my reeds aan! - ■ ■ ach! Verwaardig u my niet ongehoord te veroordeelen! — 't is vvadr ,ik bemin, ik bemin met vervoering:deeze , in weêrwil van my zeiven ontftaane drift, zal my ongelukkig maaken ; zy zal myn lot beflegten —maar dit hart, dat zonder uwe toeftemmmg zig heeft overgegeeven, behield echter moeds en deugds genoeg, om zig ten minsten niet te verbinden. DE BALMOND. Weet de jonge Dame niet, hoe gy over haar denkt ? DORVAL. Neen Vader, en niemand dan Meicour is myn vertrouweling. ÏV. DEEL. B S  146 DE RAADSHEER. DE BALMOND. En waar hebt gy deeze Juffrouw1 eeren kennen ? •< DORVAL. In Lotharingen. DE BALMOND. Gy hebt dan, toen gy u aan deeze hevige drift Overgaaft, geweeten dat baars Vaders proces begonnen was? — een proces, waarvan het uiteinde of eer of onëer zyn moest? —— Hoe braaf deeze jonge Dame ook moge zyn, oordeelde gy my in ftaat om de dogter van een' fchurk in myne familie te neemen ? i moest uwe twyfeling hieromtrent, u niet hebben aangefpoord, om deeze ontfpruitende drift te vlieden , te overwinnen ? DORVAL. Dat te poogen was onnoodig. DE BALMOND. Gy kunt uwe driften niet overwinnen, en gy wilt een Regent worden ? DOR-  DE RAADSHEER. 14? dorval. Neen, dit teder gevoel kan ik onmogelyk vernietigen ; doch ik zal het, indien het volftrekt zyn moet, aan de eer weeten opteofferen; maar ook, ik was van de onfchuld des Heeren de Saint-yves verzekerd; zyn goeden naam was dus lang onbevlekt; de achting die hy in zynen oord geniet; de laagheid , de kwaadaartigheid zyns vyands, alles verzekerde my... de balmond. Zwyg —bedenkt gy wel dat gy tegen zynen RechSer fpreekt? dorval, ter zyde. De fidder! de balmond. Dwaas! zyt gy verzekerd van zyne onfchuld? en welke getuigen hebt gy daarvan ? hebt gy dan zyne zaak doorgrond? hebt gy de bewyzen vergeleeken ? zaagt gy de papieren, de verdediging zyner befchuldigers? gy hebt alleenlyk de liefde, die uw verftand benevelt, geraadpleegd: gy zyt verblind; ftout; gy hecht u alleenlyk aan de meening die u vleit: indien gy noch onbillyk noch een lasteraar zyt, dan is het Ka ee*  148 DE RAADSHEER. een bloot gevolg van bet geval Vernederd door zulk eene verregaande zwakheid, hoe durft gy nog het oogmerk koesteren om eenen ftaat te omhelzen, wiens voornaamfte pligt befïaan moet, in ontoeganklyk te zyn voor alle eenzydigheden ! —• en hy die zo verre afdwaalt is myn zoon ! —— hy is het, die , vervoerd door eene dwaaze drift, alle zyne pligten, ja zelfs de betaamelykheid vergeet! hy is het, die in den nagt by mynen Secretaris komt om hem uittehooren; of, wat weet ik het?— te verleiden ! — Hemel! zie daar dan de vrugten eener zo zorgvuldige opvoeding! hoe gemaklyk is het hart eens Vaders te bedriegen! toen gy my daar nog voor weinige uuren over uw oogmerk fpraakt, waande ik dat gy alles had overwogen; ik prees uwe edele bedoelingen; ik verhief my op uwe deugden, en gy misleidt my! o myn zoon L Ö O R V A L. Hemel! myn Vader ! gy weent! (Hy werpt irg in zyne armen. ) O myn geëerbiedigde, myn tederbeminde Vader! myn beste myn dieibaarfte vriend! gy zult u niet te vergeefsch bedroefd, niet te vergeefsch traanen geftort hebben: niet te vergeefsch zal ik uw eerwaardig gelaat befproeid zien met traanen, die myne zwakheid u ontvoerde! lk ben verdwaald, verleid ; gy opent myne oogen; ach ï twyfel nooit of gy over myne ziel heerscht: de liefde die myn hart verfcheurt is my dierbaarder dan myn kven — m;,ar uwe achting — myn Vader! uwe  DE RAADSHEER. 149 uwe achting is my nog veel waarder dan deeze liefde ! ik voorzie alle myne ongelukken; ik lees in uwe oogen — het vonnis van den Heere Saint-jv.s ;ook het myne: zyne dochter zal zynen fmaad niet overleeven— zy bemint haaren Vader zo als ik u bemin— • zy zal het befterven — ^ San u niet belooven haar te overleeven; maar ik zweer u dat ik al myne droefheid , myne wanhoop zelfs , in myn eigen boezem zal bedekken : dit is myne laatfte klagt — ja myn Vader, ik zweer het uf DE BALMOND, Gy belooft my moed, gy ziet uwe misdagen, en gy verzwaart die nog! waaraan ftelt gy my bloot, door my uwe hevige drift dus te doen kennen ? ach zo myne liefde, met myne deernis voor u, my eens afleidden! ongelukkige jongeling! indien ik, verfchrikt door uwe wanhoop, befloot . . Dorval zoudt gy my dus in één oogenblik, eene vroomheid, eene wysheid, die ik federt twintig jaaren beoefen, ont^ rukken'? DO R V A L, Ach myn Vader! ik ken uwe verhevene ziel, DE, BAL MOND. Engy gelooft dat ikong':v>eligbcn?ikzal zekerlyk K. 3 myu*  \$o DE RAADSHEER. myn' pligt volgen ; maar zo gy my die moeielyfc maakt; zo gy my de voldoening ontneemt, die ik in hem te vervullen genieten moest, zoude gyudan niets te verwyten hebben ? AG T. dorval. Vergeef de uitfpattingen eener eerste aandoening! —• denk nergens aan dan aan uwe eer — zy alleen kan my van alles troosten — vergeet myne dwaalingen, ik zal, is 't mogelyk, nog leeven, om die uittewisfchen; ik zal, is 't mogelyk, my aan myn lot onderwerpen gelei my verlaat myniet: om u te troosten, om uwe vergecving te verwerven, is my niets te moeielyk. de balmond. Eie daar, dit zyn gevoelens uwer waardig: ik ken myn' zoon weder; eindelyk vind ik hem; uwe belofte geeft my alreeds myne gerustheid weder: bedenk myn zoon , dat gy die niet kunt verbreeken , zonder my ongelukkig te maaken — daar komt iemand —— verbergen wy onze ontroering.  DE RAADSHEER. 15*. AGTSTE TOONEEL. de balmond, dqr-val, durand. durand, tegen den Heer de Balmond. Mynheer, myn extract is voltooid — het is vyf uuren. de balmond. 't Is goed Durand, nu ga ik my kleden, en gy zult ondertusfchen my dit -voorkezen — Zyt gy niet verwonderd dat myn zoon hier is? durand. Wel waarlyk Mynheer! de balmond. Hy komt by u om pennen s het is de eerste nagt niet die hy dus met fchryven en leezen overbragt. durand. Mynheer vervalt ook fterk hy zal zig be¬ derven. Ka » *  Ï5» DE RAADSHEER. de balmond. Hy heeft my beloofd voortaan wyzer te zyn. Vaarwel myn zoon. Kom Mynheer Durand. NEGENDE TOONEEL. dorval, alken: na eenig zwygens. Hy gaat weg! — wat zal er van my worden \ {iet is of hy al myne fterkte , al myne deugd met zig neemt waar gaat hy Mynheer de Saint-yves veroordeelen! -i—, en in deezen ysfelyken ftaat ben ik alleen, aan my zeiven overgelaaten! —— Meicour! waar is hy ? wat doet hy ? hoe! verlaat my dan alles ? — ik ga aan hem fchryven; hy moet by my komen; nooit, nooit had ik myn' vriend zo noodig. Einde van het tweede Bedrjf. DER.  DE RAADSHEER. 15$ DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. poiiVAL, alleen, hy ziet op zyn horloge. Agt uuren, en Mei cour komt nog al met! —i alles overftelpt my op eenmaal! de wreedheid van -en treurig lot; de ftrengheid myns Vaders; de koelheid eens vriends ! — 't is te veel , te veel; my i moed bezwykt (Hy werpt zig in eeif arm/loei, en houdt zyn horloge in de hand.) Op dit oogenblik is misfchien het vonnis uitgeweezen — Beminnelyke, dierbaare Adelaïde ! in welk een' ftaat zytgy thans! — ach! hoe deel ik in uwe droefheid! en gy, gy zyt daar onbewust van ! gy zult het nooit weeten! —■ (Hy ftaat driftig op.) Neen neen; vóór ik van u afiland doe; vóór ik fterf, zal ik u dit verfcheurd hart doen zien dat u aanbidt maar zou 't mogelyk zyn dat zy hiervan niets wist? zou zy myn geheim niet hebben uitgevonden? ach! in gelukkiger dagen vieidde ikmy meermaals, dat Adekï le, met welgevallen , in myn ziel myne gevoelens las ! — was dit zo! zo ik my durfde vleien dat zy my beminde, ó dan zou men te vergeefsch eifchen dat ik haar verliet — zo ik bemind wordt, dan ben ik voor altoos aan haar gehecht —- haare rampen maaken K 5 haar  154 DE RAADSHEER; flaar des te dierbaarder; voor haar zal ik de algemee-. ne vooroordeelen uittarten —— maar myn Vader? — ysfelyke gedagte! myn onbuigzaame Vader zal my van zig verbannen — hoe zal, hoe kan ik zyne verachting, zyne gramfchap, zyn gedreigden vloek draagvn? vJoekl — ik fidder ! dit ééne denkbeeld doet my door fchrik en afgryzen verftyven —— de liefde -—. zou de liefde my bevveegen om van mynen Vader afrezien ? i en welk een Vader! ach nooit , nooit, nooit zal hy zo geweldig veel op myne fchuldige ziel vermogen: dat ik veeleer in deezen vreezelyken ftryd, tusfchen myn' pligt en myne liefde bezvvyke fter ve! ( Hy valt, afgemat, in zynen ar mftoei neder.) TWEEDE TOONEEL. dorval, melcour. m e l c o u r , haastig inkomende. Doival! dorval, opryzende. Wat? zyt gy eindelyk daar! — ach Mcl- cour! kunt gy my thans verhaten ? ik wagt u reeds drie geheele uuren. m e l-  B E RAAÖSHE ER. 155 m e l c o u r. Maar gy belasttet my immers in uw briefje, dat'ik eerst moest gaan verneemeu, hoe Adelaïie zig bevond ? dorval. Wel nu, wat bericht hebt gy? zy is zekerlyk, krank, wanhoopig ? verberg my niets, fpreek. m e l c o u r. Ik kom v.tn hairen oom, en die heeft my gezegd dat zy zeer neêrflagtig, zeer ongerust is. dorval. O Hemel! m e l c o u r. Dat zy den geheelen nagt niet te bed geweest was. dorval. Helaas! de zelfde vrees heeft ons de rust ontnomen 1 mel-  t£6 DE RAADSHEER, m e l c o ü r. Maar laaten wy eens over uw' Vader fpreeken; gy hebt my gefchreeven dat hy onderricht was. . . . dorval. Hy weet alles; ik heb alles beleeden ; gy ziet hier voor u den ongelukkigften jongeling, den zwakften, den onbeftendigften — zonder zulks teoverweegen offerde ik aan myn' Vader het geluk van myn leven op: maar, weeter de dat zy die ik bemin in traanen fmelt, in wanhoop gedompeld is . . . neen , dit denkbeeld is voor my onveidraagelyk. m e l c o u r. Wagt ten minsten de uitkomst af; laaten wy hoopen. dorval. Ik hoopen ? — de hoop is een voor my verlooren fchat ik voorzie het lot des braaven mans; hy zal veroordeeld worden, is het misfchicn reeds. Ach Hemel! Hemel! m e l c o u R. Maar hoe kunt gy dit weeten ? e o R«  DE RAADSHEER. 157 DORVAL. Myn Vader zeide het niet den te duidelyk. M E L C O U R,' Dat kan ik niet gelooven. DORVAL. Vast weet ik dit, geloof nfy — Nu, nu hooft de lieve Adelaïde dat haar Vader geruïneerd eri eerloos is! — zy befchuldigt hierover mynen Vader; hem wyt zy de fchande haare familie aangedaan: myn naam,myn naam zelfs zal haarverfoeielykzyn l Zy zal, helaas met te veel gronds! haaren haat zo wel over den zoon, als over den Vader uitiïortenf zy Zal my met affchrik zien en ik zou lee- ven! ik zou my dit ysfelyk lot onderwerpen! . uw raad myn vriend is overbodig; ik kan er niet langer gebruik van maaken; zelfs niet naar hooren ; hy verbittert myne rampen , en kan myne reden niet herftellen — myne reden?0 die heb ik verlooren ! ik verwerp haar; ik volg niets dan de ftem van myn hart. M £ L C O V' R. Vrees geene ontydigeraadgeevingen , DoivaU o ik kun  i58 DE RAADSHEER. tan zelf niets doen dan zwygen, en met u weN nen. DORVAL. Ja, ja, Iaat maar een ongelukkige, uwer vriendfchap onwaardig,aan zig zeiven over ik verdien ook niet dat gy onderneemt my te vertroosten. M E L C O U R. Hemel! legt gy dus myne woorden uk? kent gy my zo weinig ! is het niet uit vrees van u te kwetzen of te mishaagen ? DORVAL. Meicour! myn waarde Meicour! vergeef my myne onbillykheid • ■ konde ik u mynen ftiyd afbeelden ! de fmarten die myne ziel verfcheuren ! dan zoude ik uwe ontferming opwekken ■ gy be- hoordet beter dan iemand de grootheid myner droefheid te kennen gy, gy zaagt deeze ongelukkige liefde geboren worden, opgroeien ! -» herinner u dien gelukkigen tyd , waarin ik, zonder bedwang, zonder ongerustheid, Mejuffrouw de Saintyves allen dag zien mogt! geduurende zes geheele maanden doordrong ik my met het verzukkelyk genoegen van baar te zien, te bewonderen! o myn vriend !denk eens aan die lieve dagen ! ik zag haar,  DE RAADSHEER. 159 haar, of ik fprak van haar, of ik hoorde haare deugden , haar verftand, haare bevalligheden roemen; haare zedigheid, baare goedaartigheid, haare zoetaarugen inborst pryzen -- kan ik ooit een deugdzaamer meisje beminnen? moest myn gevoelig hart niet vervuld zyn ? — hoe dikwyls hebt gy zelf dit toegeftemd! hebt gy s Meicour, niet beleeden , dat indien ik haar niet zo vuurig beminde 5gy haar uwe liefde zoudt fchenken ? — haar te kennen en haar niet aantebidden — dit is onmogelyk. Gy weet de eerste oorzaak waaruit myne liefde voor haar ontftond; 't was haar eerbied, haare tederheid voor haaren Vader: ach'. hoe aandoenlyk fchoon was zy, als zyover hem fprak! ik vond in haar hart myne eigene gevoelens, en dieovereenftemming die my toen verrukte, overftelpt my thans — verbeeld u eens, hoe deeze liefhebbende dochter te moede zy! en binnen het uur, als zy niets meer kan hoopen , wat zal er dan van haar worden ! — denkt gy dat men haaren Vader kan verwyzen? ■ Hl wtêrwil van my zeiven vlei ik my nog al — Meicour ! zeg eens , zyt gy in uw hart niet overtuigd dat haar Vade* onfchuldig is ? gelooft gy dat de Rechters . . . ? M E L C O U R. Ik hoop het altoos nog even fterk — des te meer, wyl ik weet, ja niet kan twyfelen, dat de Heer de Rozelles, in fpyc zyner voorgewende gerustheid^ gisteren avond zeer bedrukt en misnoegd van uwen Vader fcheidde. B O R-  lóo DE RAADSHEER. dorval. Is het waar! — hoopt gy? gelooft gy? «is maar wie heeft u dit alles gezegd ? m e l c o u r. Een vriend van den Heere de Rozelles , dien ik ontmoette. do r v a l : hy omhelst hem met vervoering. Myn vriend! — zo gy wist hoe dit myn verflagen hart opheft — inderdaad, ik bedenk daar —«* dat myn Vader met den Advocaat van den Heere de Saint- yves fprak — met zo veel belang fprak! — en, uit alles wat hy tegen my gezegd heeft, kan ik niet opmaaken , dat hy tegen dien Heer is — «naar zoudt gy myn vriend, wel kunnen begrypen hce groot myne vreugd, myne verrukking zyn zal, wanneer ik hoor dat hy het proces gewonnen heeft?-— dat de Heer de Saint-yves zegeviert? als ik denk: AdelaïJe fchryft dit geluk , het geluk haai's levens, toe, aan het verftand,aan de naauwkeurig» beid myns Vaders! — o dan zal ik al te gelukkig 2yn i — ik moet my aan deeze vleiende gedagten niet overleveren die ik, mogelyk op éénmaal en voor altoos, kan verliezen. m e l-  DE RAADSHEER. 161 m e l c o u r. Gy hebt ongetwyfeld den eenen of anderen uwer bedienden naar het Paleis gezonden , die u terftond de uitkomst der zaake, zo rasch dezelve beflistzy, zal overbrengen ? dorval. Neen; myn Vader heeft my, zo als hy weg ging, dit volftrekt verboden: hy zelf wil my myn lot aankondigen —— Hoe laat is het al? m e l c o u r. Half tien. dorval. > Zy zyu reeds drie uuren byéén geweest. m e l c o u r. Wy kunnen vóór den middag er niets van hooren. dorval. O Hemel! dit is wel zeer lang ! — ik heb altoos twee tafereelen voor myne verbeelding —— nu zie iv. deel. L ik  62 DE RAADSHEER. ik myn' Vader door Rechters omringd,die het dierbaarst belang van myn hart zeer koeltjes en zeer ftreng onderzoeken — dan zie ik Adelaïde, bleek, beevende, met gevouwen handen , en in traanen wegfuieltende den Hemel aanroepen; de oogenblikken tellende; overgeleverd aan ongerustheden , angsten, vrees! —- denkt gy dat men zulke ontroeringen kan uitftaan ? — 't is als of ik in het binnenst van myn hart eene diepe fmartlyke wonde heb, die zig by iedere klopping opent en in« fcheurt de traanen die ik onwillig ftort ver¬ zwakken , maar verbeteren nry niet: het minste gerucht verbaast my,doet my beeven — o Meicour, wat zyt gy gelukkig ! gy hebt uw hart voor de waare indrukken der driften weeten te bewaaren ! —gy ziet in my één haarer rampzalige flaaven; leer er uit haar des te zorgvuldiger te febuwen, zy ontrooven ons, op éénmaal, de vrede, de gerustheid, den moed, de reden, de allerwezenlykfte fchatten, en de eenige deugden die ons als menfchen onderfcheiden en veredelen kunnen ! —— vlie voor eeu. wig haar ondraagelyk juk; laat ten minsten myne dwaaling u ter les verftrekken. M E L C O U R. Ik wacht, myn waarde Dorval! van u nog een veel nuttiger les; ik wist my tot nu toe alleenlyk buiten't geweld der driften te houden; maar gy zult my keren hoe die te overwinnen ; hoe eene edele moedige ziel zig van haare verleidingen losrukt, zegepraalt  DE RAADSHEER. 163 praalt over haare magt, en met glans voorige deugden kan navolgen, beoefenen. .. dorval. Hemel! —— Meicour! — Hoort gy 't ook? w e l c 0 u r. Wat? dorval. Een koets die by ons opiydt! —— ik bedrieg u niet. melcour, hem hy de hand vattend?. Hoe beeft gy zo? zit nêer, dorval. 't Is zekerlyk myn Vader — ach Melcour! melcour. In's Hemels naam bediar! L » DOR"  DE RAADSHEER. DORVAL. Goede Hemel wat zal ik hooren! MELCOUR. Daar komt iemand. DORVAL. Ik moet nederzitten. ( Hy leunt tegen een tafel.) M E L COUR. Het is uw Vader niet. DORVAL. Hoe weet gy dat ? M E L C O U R. Wel ik zie Saint - Clair! D O R V A L. Welk een haatelyke overlast! —1 wat komt hy doen ?—.  DE RAADSHEER. 165 d0en ? waarom liet men hem binnen ? ——- maar mogelyk weet by iets vin de uitkomst. m e l c o u r. Ik bid u, Doiv.il, wees vooizicutig ■ daar is hy! dorval. Vind toch iets u'.t om hem rasch kwyt te worden. m e l c o u r. Laat my daar voor zorgen. DERDE TOONEEL. dorval, melcoür, saint-clair. s aint-c lair. Ik kom hier den Raadsheer opwagten, indien ik u geen belet doe, op dat ik te eerder het vonnis weete. L 3 hel-  i66 DE RAADSHEER. M K L C O U R. Mynheer de Baltnon 1 komt niet t'huis; hy eet by zyne zuster — en Dorval gaat met my uit. S A I N T - C L A I R. Ha ha! dat's wat anders. Ik kon deezen ogtend niet naar 't Paleis gaan; ik ben laat te bed gegaan, en (la zo eerst op: o ik ben ysfelyk gezond! Hoe! wat*s du V Is Dorval ziek? hy ziet er naar uit. D O R V A L. Ja ik ben wat cngefteld. S A I N T ■ C L A I R. 'i Is of hy uit bet graf komt! — dat is vreemd! — kom, om u wat optebeuren, zal ik u iets nieuws vertellen? De Tuilleries doorgaande, ontmoette ik Gerneuil, die by den eersten Prefident woont, en die zei my, dat gisteren avond alles nog tegen den Heer de Saint-yves aanliep . Gerneuil neemt jn die zaak geen het minste belang; hy is juist zo als wy, geheel onyerfchjllig — 't is een (chrandere jongen, hy weet veel van die historie! zo dat, het zal wel zo zyn Saint-yves is een bedorven man — hy zal reedsgevon- nisd zyn; maar hoe! — wat fcheelt Dorval . zie eens Meicour, hoe bederft hy! M E L-  DE R A A D S H E E R. 167 M E L C O U R. 't Is een toeval daar hy meer aan onderhevig is,'ik ga hem in zyne kamer brengen. SA I NT-CL AI R. Dat toeval is gantsch niet buiten gevaar — Vaarwel lieve vriend — ik zal naar hem laaten vraagen. VIERDE TOONEEL. DORVAL, M E L C O U R. DORVAL. Ga heen Meicour, ik wil alleen zyn; ik fmeek u, ga! M E L C O U R. Hoe! verveel ik u? ben ik u ten last? 1 DORVAL. Ik haat my zeiven; ik haat het leven ; ik wil geenerlei vertroostingen.— ik zeg nog eens, laat my alleen. L 4 M E L-  163 DE RAADSHEER. M E L C O U R. Rimpzalige! doet gy van de vricndlchap afftand ? ne* n, dat kan ik niet gelooven. DORVAL. Nu goed; gy wiit Myven ? blyf dan; wees getuige van de angsten die ik lyde; en die door niets 7.yn wegteneemen het is geen fmart, het is woede, 't is eene razerny die my verteert, die my verbryfe.lt —— zie daar dan myn eerste voorgevoelen gerechtvaardigd, Myn Vader zal weldra hier zyn; hy zal my koeltjes zeggen, dat de Heer de Saint-yves eerloos en geruïneerd is! o die woorden ! ik kan ze niet dulden! ik ben wanhoo- pig ik beledig misfehien myn' Vader ■ — wek zyne gramTchap op— dewyl het by hem iet zo misdaadigs is, een gevoelig hart te hebben, zal ik hem omwykcn; zo hy my zag, geloof my, hy zou, verontwaardigd over myne zwakheid, my uit zyn gezelfchap jaagen daar uit velbannen — ik wil kever vrywillig in ballingfchap gaan. M E L C O U R. Maar waar wilt gy naar toe ? D O R-  L) E RAADSHEER. 169 DORVAL. Ik weet het niet 5 ik wil alleenlyk de menfchen , de zamenleeving vlieden; ik verfoei die— Melceur! myn hart is doodlyk gegriefd ik heb myn party genomen • dit huis is my ondraagelyk geworden Ik kan er niet meer in woonen. M E L C O U R. Is 't mogelyk dat de praatjes van Siint-clairi . . DORVAL. Ik ken Gerneuü ik ben verzekerd. . . M E L C O U R. Nu goed: ftel eens de Heer de Saint-yves zy geruïneerd, onteerd;dan is zyne dochter voor u verkoren; dit is een ysfelyke flag, ik beken het; maar indien gy, door wanhoop vervoerd , mvs Vaders huis verlaat, alle uwe pligten omtrent uwen Vader ver» geet; zo gy zulk eenen lieven Vader dus kunt bedroeven ; zo de liefde u dus kan verlaagen , dan Dorval, zal ik u met onverfchilligheid kunnen zien vertrekken; gy zult dan niet waardig zyn, dat men u beklaage, of zig uwer bekreune — ach ! zou eene broofe, eene voorbyzweevende drirt, federd agttien L 5 maan-  170 DE RAADSHEER. maanden by u ontdaan,meer vermogen ,dan de heilige aandoeningen der Natuur; dan eene tienjarige vriendfchap! o ik ken u te wei; uwe droefheid misleidt u: doorgrond uw hart eens nader; gy zult ondervinden dat een waar vriend ; een vriend, zo als ik voor u beo, in daat is, om ons aan het leven te hechten, en van eene mislukte liefde te vertroosten ■ kom Dorval, keer te rug uit deeze laage moedloosheid; verwagt meer van uwe deugd; leer met moed lyden; met één woord, wees een man. DORVAL. Wel nu! gelei my; regel het lot van een' onge- lukkigen die. op u vertrouwt ]aat de vriend. fchap my van deeze vreezeiyke dolheid te rug bréngen — wat eiscfat gy? fpreek; wac moet ik doen? W E L C O U R. U aan uw lot onderwerpen, zo als dat zyn zal; uwe liefde en uwe fmart verbergen; en alleenlyk in den boezem uws vriends uwe bittere traanen dorten. DORVAL. Dat zweer ik u 'T is gedaan ! de deugd overwon myne zwakheid—getrouwe,edele vrier.d ! uwe tederheid en uwen raad doen my my zeiven weder- vin-  DE RAADSHEER. 171 vinden : ik fidder nog ; 't is waar maar ik betuig u heilig, dat ik nooit een fchuldig of dwaas ontwerp volgen zal; ik zal wel uw medelyden opwekken , maar gy zult ten minsten nooit over myne verkeerdheden moeten bloozen. m e l c o u r. Ik hoor gerucht. dorval. Hemel! m e l c o u r. Nu, waarde Dorval, is het uw Vader zelf. dorval. Ach! blyf by my! Meicour l laaten wy hem te gemoet gaan ik kan niet ik bezwyk. melcour, hem onderfteunende. Denk aan uwe belofte — herftel u toch terftond. dor-  )7a DE RAADSHEER. DORVAL. Kun ik ! Heinel! — ik hoor hem. M E L C O U R, Dorval, zo gymy bemint, denk dan aan 't geene gy beloofd hebt! VYFDE TOONEEL. DE BALMOND, DORVAL, MEI. COUR. DE BALMOND. Meicour, ik ben verheugd u hier te zien; blyf; ik verzoek dat gy ons gefprek hoort: nu zult gy eerst recht weeten , of myn zoon uwe achting , uwe vriendfehap waardig zy: gy weet alle zyne geheimen; ik kan des openhartig met hem fpreeken-, daar gy by zyt. DORVAL. Wel nu myn Vader, is Mynheer de Saint-yves veroordeeld ? D E  DE RAADSHEER. 173 de balmond. Eerst moet ik u zeggen, dat hy naar myne be11 uiten is geoordeeld; en daarom ben ik volmaakt overtuigd, dat zyn vonnis billyk is. Thans ben ik het, Dorval, die u vraagt; antwoord des —- Zo het vonnis den Heer deSaint-yves veroordeelt, zult gy er over durven morren ? — zult gy my van vooringenomenheid befchuldigen ? of, indien gy gelooft dat het vonnis rechtvaardig is , zoudt gy dan laag genoeg zyn kunnen , om u te bedroeven over de zegepraal der onfchuld ? fpreek, Dorval! melcour, ter zyde. Ik beef! dorval. Mistrouw myne rede myn Vader, hier toe hebt gy maar te veel gronds ■ maar kunt gy aan myne eerbied voor u twyfelen? — ach Voeg toch niets meer by het verdriet dat my zo treft! ik gis myn ongeluk — ik verfla u maar al te duidelyk! —ik kan voor myne droefheid bezwyken —— maar , wees gerust myn Vader, ik zal myn lot weeten te draagen, zonder in klagten uitgebarsten. M e l-  m DE RAADSHEER. m e l c o u r, tegen den Heer de Balmond. Ja Mynheer, ik durf u verzekeren dat dit zo is. dorval. Ik bid u, myn Vader, zeg my toch duidelyk hoe de zaak is! 't is dan uit? .de flaauwe hoop die ik nog fcheemeragtig zag,verdwynt?—evenwel ik bid, ik fmeek u, fpreek myn Vader i de balmond. . Maar waarom dus wanhoopig myn zoon ? _., wat zeide ik dan ? dorval. Hoe! —— wat! zou't mogelyk zyn? de balmond. Ik draalde, myn zoon, om u de waarheid te berichten , ik vreesde voor uwe overdreevene aandoeningen ——- zult gy dan nooit uwe hevige driften leeren beteugelen ? DOR-  DE RAADSHEER, 175 dorval. Myn Vader, gy zyt ontroerd! ■ Hemel! in weêrwil van my zeiven hoop ik 1 ach myn Vader! — fpreek! de balmond. Mynheer de Saint-yves. . . . me lcour, ter zyde. Ach! do R v A l. Welk een oogenblik! de balmond. Mynheer de Saint-yves, is ten vollen gerechtvaardigd! dorval. Hemel! m e fa-  i7f5 DE RAADSHE E R. m e l c o u r. Myn' vriend! de balmond. Ily heeft zyn Proces geheel en voor altoos gewonnen. dorval: hy vliegt in 2.yns Vadert armen. O myn Vader! m e l c o u r. Waarde Dorval! dorval. Mynheer de Saint-yves heeft zyn proces gewonnen! Vader! —- Meicour! (Hy omhelst beiden ;) zy is gelukkig! Adelaïde is gelukkig! volmaakt gelukkig! alles wat ik leed is voorby, is vergoed : wie, wie is gelukkiger dan ik! de balmond. Maatig uwe vervoeringen; ik zal mogelyk, myn zoon,  DE RAADSHEER. 17? zoon, uwe vreugd moeten vergiftigen; ik ga u eene pynlyke offerhande afvraagen. d o r v a l. Wat zou my voor u moeielyk vallen! — fpreek myn Vader. Dl balmond. Thans zou de hand van Adelaïde u tot eer ftrekken; maar gy moet er echter van afzien. dorval. Afzien! — Hemel 1 —— afzien ? — en om wat reden ? de balmond. Indien myne eer, myn goede naam, u dierbaar zyn, dan moet gy: ik was de Rapporteur van den Heere de Saint-yves; men gelooft, en ik ftem het toe, dat ik veel deed om het proces te winnen; als gy nu zyne dochter trouwt, zal men dan wel naar de reden zoeken, waarom ik hem vry fprak ? zal men my niet verdenken ? zal men weeten dat ik van uwe drift niets wist, dan eenige oogenblikken vóór ik naar 't Paleis ging? — Dorval! zoudt gy in ftaat zyn, om den Laster tegen uwen Vader te wapeiv. deel. M nen?  i?8 DE RAADSHEER. ren ? hy die tot nog my niets heeft kunnen verwyten, ja niet eens durfde aanvallen? dorval. 't Is genoeg myn Vader ;gyeischt alleenlyk myn eigen geluk ; ik heb my niet te bedenken ; de rust van haar die ik bemin is in veiligheid, zy is gelukkig —i dat is genoeg —- hoe laag zoude ik in myn eigene oogen zyn, indien ikdenmoednietbezatesom een ongeluk te draagen, waar door ik alléén lyde! — ach! ik zal u doen zien , dat dit verdoolde hart nog deugdzaam is ja , myn Vader! ik zal deeze ongelukkige liefde uit myn hart rukken — ja ik zal! geloof my —- ik wil voortaan niet leeven dan voor u ; ( hy [trekt zyn hand uit naar Meicour,) en voor onze vriendfchap — gelukkig zo ik ten dien pryze myne feilen kan vergoeden, en uwe achting herwinnen, de balmond, hem met epene armen ontvangende. Kom myn zoon, myn waarde zoon , kom in de armen van den allergelukkigften Vader? — ik neem dit edelmoedige offer,'t welk uwe ziel moet verfcheuren, aan! o welk een geluk zal deeze daad uw aanbrengen ! — Geloof my myn zoon , de liefde, die brooze aandoening,,kan de hoop niet overleeven; zy zal wel dra uit uwe gedagten gewischt worden; hoe gelukkig zult gy dan zyn, in de erkentenis uws Va-  DE RAADSHEER. 179 Vaders; in de achting, in de bewondering van uwen vriend, van Meicour, die u zo dierbaar is! hoe dikwyls zult gy deeze daad zelf nog goedkeuren| da loflyke grootschheid die u ontgloeit, is meer dan inftaat om u voor alles te beloonen. M E L C O U R. Ach, zyn ziel is gevormd om alle de keurigheden deezer geestvervoering te ondervinden; zy is gevormd voor de deugd, voor de eer! o Dorval! hoe fterk is myne vriendfchap nu nog voor u vermeerderd! DORVAL. Vader! — Meicour! — ik kan alleenlyk door myne traanen antwoorden — maar deeze traanen hebben niets bitters — neen ! ik ben alreeds niet onge' lukkig: kan ik het zyn daar zo veel goedlieid, zo veel deelneeming. . . . CE BALMOND. Dank zy den Hemel, myn waarde Dorval! nu ben ik omtrent uw lot gerust: in uwe jeugd, dat taifoen der zwakheid en dwaaling , hebt gy uwe driften kunnen overwinnen, en de vriendfchap gekend— hoe veel mag ik niet van u wagten! O Meicour ! Dorval! myne waarde kinderen! bemint elkanM 2 der  i8o DE RAADSHEER, der altoos — weest elkander nuttig door wederzydfche raadgeeving; verflerkt elkander in uwe beginzels; toont elkander uwe verkeerdheden , en vergeet nooit dat de vriendfchap niet beftaan kan, dan wanneer zy ons hart verbetert, het charakter verhoogt, en, met één woord, ons ryker in deugden maakt. EINDE. D E  D E LISTIGE: T O ONEELSPEL'. IN TWEE BEDRTVEN.  PERSOONEN. DE BARONES D'ARZELE. LAURETTE, haare Dochter. LISE TTE, kamenier der Baronesfe. EELINDE, vriendin der Baronesfe. MEVROUW ROGER, Gouvernante van • Laurette. DE MARQUISIN DE BLEVILLE. CAROLINA, Dochter der Marquifinne. EEN KAMERDIENAAR. Het Tooneel is te Parys, by de Marquifin.  D E LISTIGE: TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Het Tooneel verbeeldt eene zaal. mevrouw hoger, lisette. li se t t e. ^Zieker, geloof my, Mevrouw zeide het van den morgen daar ik by was: haar zoon zal met juffrouw Carolina trouwen. meyrouw r « G e r. Met de dochter van de Marquifinne de Blev 11e ? M 4 li-  184 DE LISTIGE. L I S E T T E. Ja ; maar Mevrouw wil niet dat men er nog van praate; zy heeft zelfs aan Mevrouw de Bléville ver'zogc, om er niet van te fpreeken. MEVROUW ROGER. En waarom dat ? E I S E T TE. Hoe kan ik dat weeten ? Mevrouw is er zéér voor, om overal een geheim van te maaken; zo is zy! tusfchen ons gezegd, zy is onbefcheiden , geheimzinnig , agterhoudend; o ik weet er van! MEVROUW ROGER. Zy heeft echter verftand. E I S E T T E. Dat wordt door de meeste lieden ontkend; zydoet intuslchen haar' zin; zy is overal agter; zy bemoeit zig met alles : nooit was er zo eene woelzieke werkzaame vrouw. M E-  DE LISTIGE. mevrouw roger. Ik keur in haar alleenlyk af dat zy haare dochter, | federt haar derde jaar, in 't klooster deed: zy is zéér ryk; zy zou het kind by haar hebben kunnen opvoeden» „ e i s e t t E. Zy heeft de jonge juffrouw echter al heel hef; maar ook zo veel omhanden, dat zy geen' tyd kan uitvinden om de opvoeding te bezorgen. mevrouw roger. •t Is jammer; het is zo een allerliefst meisje. l i s e t t e. Ja, zy heeft een goed hart, en is verzot op haar' broeder. mevrouw roger. O hy komt dikwyls in 't klooster by ons; en als juffrouw Laurette in de fpreekkamer is, is 't een vermaak beiden te hooren mappen. M s li-  i8ö DE LISTIGE. 115 1 T T E. Zy praat ook wat héél véél. MEVROUW ROGER. O gy weet er nog niets van l zy is nog maar drie dagen hier, en nog niet op haar dreef; maar in het klooster vermaakt zy ieder; zo is zy van inborst — toen zy nog maar vier jaar was, had zy reeds haare kleine vertelzeltjes, die braaf deeden lachen. L I S E T T E. En nu, nu zy vyftien is, dunkt my, dat zy kleine gevalletjes heeft die lang zullen duuren; 'en die allen, geloof ik, niet even waar zyn ; verflaat gy my ? — ik wil zeggen , dat zy een kleinbeetje logenagtig valt. MEVROUW ROGER. Ja dat kan niet anders: die veel fnapt jokt veel. L I S E T T E. Wel foei dan ! dat is wel hmtelyk. ME-  DE LISTIGE. 187 mevrouw roger. En oolc, zy verzint maar kleine logentjes, die niemand benadeelen; 't is alleen om te lachen. l i s e t t e. Ja maar, die jokt uit pret, kan ook jokken uit belang. mevrouw roger. O neen; 't is alles kinderagtigheid; dat zal wel overgaan; zy moet eerst.uitpraaten: het meisje is zo geestig, dat zy geen oogenblik ftil zwygen kan: als zy iomwylen naast my aan 't werk zit, dan fnapt,dan fnapt zy! 't is of zy 't uit een boek leest; en dat zo uuren aan één. l 1 s e t t e. Maar wat kan zy u toch vertellen ? mevrouw roger. Och, fabeltjes, gekheden ■ %è\ liever dan niets te fpreeken, zou zy kwaad van haar zelve praaten. li-  188 DE LISTIGE. L I S E T T E. Oordeel dan of zy kwaad van anderen zal fpreeken.' MEVROUW ROGER. O dat gaat over, dat gaat over; ik was even eens zo in myn jongen tyd. L I S E T T E. Gy hebt er nog heele fraaie overblyffels van. MEVROUW ROGER. A propos; zeg my toch, is Mevrouw zo eene vriendin van Mevrouw de Saint-Alban ? dat wist ik niet! L I S E T T E. 't Is ook maar federt onlangs; 't zal zekerlyk zyne reden hebben, MEVROUW ROGER. Zy is er wel viermaal op een' dag; ik boor dit van myne dochter, die kamenier is by Mevrouw Saint -  DE LISTIGE. 189 Saint-Alban, en zeer in haare gunst ook; ik kan u zeggen dat myne dochter haare vertrouwde is: 't is daar een goed huis; men gaat er nooit uit of krygt eene bediening; maar onze Mevrouw heeft nog veel meer credit! wat heeft zy onzen ouden Bernard een goede plaats op den accys bezorgd ! 't was tog maar een kamerdienaar! zy was hem maar zeven jaar huur fchuldig , en geeft hem daarvoor een post die duizend ecus waardig is: dat noem ik eerst edelmoedig; en te meer, om dat hy een lompertis, alleenlyk totlaage diensten gebruikbaar: en de Gouverneur van den Marquis, aan wien zy alleenlyk een jaargeld ( na 't verloop van tien jaaren ,) beloofd had, van duizend gulden, is nu reeds Secretaris by den Ambasfadeur: Mevrouw geeft altoos meer dan zy belooft , zonder dat het haar één duit kost; dat is verwond'erlyk, zeker verwonderlyk. \, I S E T T E. En wilt gy wel gelooven dat zy echter niet gelukkig is? MEVROUW ROGER, Hoe! niet gelukkig? L I S E T T E. Ik verzeker u dat zy zeer te beklaag* is: ik zie al-  Tf>o DE LISTIGE. alles van dïgt by: vooreerst; haare rustloosheid krenkt haare gezondheid; dan heeft zy ook nog geen genot van haar credit, zo bevreesd is zy het te zullen verliezen: terwyl zy één mensch verpligt,maakt zy er veelen misnoegd; en allen dag nieuwe vyanden; ja, door een byzonder ongeluk, rekent zig niemand gehouden om dankbaar te zyn; zy zeggen dat zy alles om haar eigen belang doet: daar by komt, dat zy eeuwig ongerust en verdrietig is; zy is veel minder vergenoegd over het geen haar wèl gelukt , dan te pn vreden over iets dat aan haare verwagting niet beantwoordt; de ongunst waarin een Staatsdienaar valt; de minste verandering in het Ministerie , veroorzaken haar flaauwtens, ja, fhiiptrekkingen: zy klaagt altoos over haare boosaartige vyanden, oyer de flegte uitleggingen der waereld , de ondankbaarheid haarer begunfiigden, en het groote verdriet dat zy heeft door haaren fmaak zo dikvvyls aan haar belang te moeten opofferen; door het meest zulken te zien, die haar behulpzaam kunnen zyn, en met zulken die haar beter bevallen ; met ééa woord, door aftezien van haar vermaak, haar rust, en de vriendfchap, om zig toch geheel aan kuiperyen en bezigheden van dien aart, overtegeeven. MEVROUW ROGER. Wat! heeft Mevrouw, geene vriendin aan Eelinde ?  DE LISTIGE 191 L I S E T T E. Ja, zy is al driemaal met haar in verfchil geweest. Mevrouw Belinde is zeer wispeltuurig— maar zy had eenige betrekking op Mevrouw de Bléville; dat is de oorzaak dat alles nu weêr wèl is. MEVROUW ROGER. Ik hoor Juffrouw Laurette. L I S E T T E. O die hoort men altyd lang voor men haar ziet. TWEEDE TOONEEL. LAURETTE, MEVROUW ROGER, LISETT1S LAURETTE. Ma Bonnel zo l gy daar ook, Lifette? ik ben blyde dat ik u by elkander vind; 0 ik heb wel duizend dingen te verhaalen — wat ben ik bly'! myn Broêr gaat trouwen; 't is geen geheim meer; Maatje heeft het my zelve gezegd : 0 ik dagt het wel  DE LISTIGE. zo half! Gy weet dat Mynheer de M:rvaux een broeder is van de Marquifinné de Bléville, en ik zag dat Maatje voor hein eene bovennatuurde oplettendheid had ik Zeg bovennatuurlyke, om dat die Heer een lastig fphepfel is doof, ftame- ïcnd arme man ! —, en zo ftilzwygénd: o héél ftilzwygénd! nu dat zy zo - maar geen woord te hooren van alies wat men zegt! - en evenwel Maatje was zo beleefd tegen hem — en ik hoorde eens dat zy zei: „ Wees gerust, ik beloof u de vacante „ plaats"; dat zy haar geluk daarin ftclde — nu begreep ik wel, dat daar wat agter fchool; en het is om dat Mynheer de Mirvaux een broeder is, van Mevrouw de Bléville, en gevolglyk de Oom van myne aanftaande fchoonzust'er Lifette kent gy haar? — isCarolina niet heel lief en bevallig? — wat heeft zy een eenpaarig, vrolyk charakter! wat heeft zy talenten, en verftand! en een humeur! — een humeur! onvergelykelyk. MEVROUW ROGER. Maar Mejuffrouw, 't is of gy met elkander al uw leven hebt omgegaan! gy hebt haar evenwel maar ééns, van den winter op het Bal,gezien; en gisteren ilegts eenige oogenblikken by Mevrouw uwe Moeder. L/URE TTE. Ja, maar ik heb heel veel met haar gepraat. M E-  DE LISTIGE. 193 mevrouw roger.. Hoe! gisteren kondet gy immers met haar geen woord fpreeken? laurette. Dat is waar maar op het Bal hadden wy heel veel te praaten — 't was al heel vreemd ook; ik herinner my dat zy zeide : niets hapert aan myn geluk dan datikgeenééne zuster heb — Ik antwoordde , dat ik zeer in myn fchik zyn-zoude, als ik eene zuster had zo als zy was ■ was dit niet zeer ongemeen ? — maar dit is 't niet al: luister: zy werd zeer ontdaan; zy omhelsde my; en juist dagt ik aan myn' Broeder — en, zei ik, ik heb een'Broeder — toen werd zy heel rood, en ik ook; zy begreep my wat goed — ik zag het klaar — en een oogenblik daar na, kwam myn Broeder,om met haar te danfen. l i s e t t E. O Mejuffrouw, mag ik u wel herinneren dat de jonge Heer toen nog te Straatsburg was? mevrouw roger, lachende. Ha! ha! ha! daar is het arme kind heel in de *v. deel. N war!  i94 DE LISTIGE. war! wat is het fpytig dat gy haar geftoord hebt! zy zou ons zo een fraai historietje verteld hebben. l i s e t t e. Dat denk ik: de Juffrouw verhaalt heel goed: haar geheugen moest wat fterker zyn. laurette, verlegen. Waarlyk — ik geloof . . . maar gy hebt gelyk Lifette; ik neem u niet kwalyk dat gy my tegenfpreekt. l i s e t t e. Mejuffrouw, ik heb u zo lief, dat ik met verdriet bemerk . . . gy hebt één gebrek. laurette. En wat is dat, Lifette ? l i s e T t e. O Mejuffrouw! ik durf het zelfs niet eens noemen! l a y«  DE LISTIGE. 195 LAURETT8. Hoe! — maar, ma Bonnet MEVROUW ROGER. 't Is dat gy te veel fnapt, Mejuffrouw; ik zei het a wel. LAURET TE. Maar gy hoort altyd met zo veel vermaak naar myne vertellingen gy lacht er altyd om ■— en gy zelve, ma Bonne, verhaalt altyd wat nieuws. MEVROUW ROGER. Ja, voor tydverdryl —- maar 't geen goed was toen gy een kind waart, is 'c nu niet meer : gy zyt vyftien jaar; gy moet dit afwennen. LAURETTE. V . Wel nu , dewyl gy my deeze gewoonte gaaft, moet j;y die my ook afneemen. L I S E T T E. Ongelukkig is deeze gewoonte gemakiyker aanteN » , nee-  t$6 DE LISTIGE. neemen dan afteleggen— Sus!daar komt Mevrouw. ( Zy vertrekt met Mevrouw Roger.) DERDE TOON E EL. T)E barones, eel1nde, laurette. de barones, met een paketje /« de hand', achter haar ftaat een kamerdienaar. Welk een groot paket! ( Zy leest zeer zacht. ) b E l I N d e. En moet op alles een antwoord zyn ? DE BARONES. Ach, myn Hemel! ' b E l I N d E. Wat is het dan ? d X  DE LISTIGE. 107 DE BARONES. Dat is ysfelyk — die ongelukkige Simon! weet gy, die ik een plaats op het Pachtcomptoir bezorgd heb, heeft daar een allerondeugendst bankroet gemaakt. B E L I N D E. Dat verwondert my niet; 't was altoos een flegte knaap. A propos ,weet gy dat de Preceptor, die gy by de Vicomtesfe bezorgd, en zo byzonder gerecomandeerd hebt, eergister gevlucht is, en wel voor twintigduizend Francs aan juweelen heeft medegepakt ? I DE BARONES. Ja — 't is een onaangenaam geval — hoe heeft die man my bedrogen ! — ik beken dat ik hem zeer ongemeene verdiensten toeeigende. LAURETTE. Ach dat fpyt my! — lk ken hem ook; hy is 't, Maatje,die zulke drollige liedjes kon zingen; en die arlequin , ^en de marionetten zo mooi kon riaardoen. N 3 D K  195 DE LISTIGE. db barones, tegen den kamerdienaar. Breng alle deeze papieren in myn cabinet ' > Luister eens —- een man, in 't zwart gekleed, zal hier, denkelyk , binnen het halfuur zyn: laat hem in myne kamer, en kom my ten eerften zeggen dat by er is < ■ zeg aan Pierre dat hy een gryzen rok aantrekke; geef hem deezen brief, hy moet dien, tusfchen licht en donker, heitellen, verftaat gy't? — wagt — laat ik my wèl bedenken — ja dit is 't: zo die jonge fchilder komt, zo zeg hem dat by ongetwyfeld lid zal worden van de Schilder-academie — maar dat hy dan ook het pomtrait van myn kiemen hond moet afmaaken; vergeet dit toch vooral niet — ga . . fus eens neen ik weet niets meer— ja, ga maar. (Hy vet trekt.) Zo, zyt gy daar Laurette, ik heb u iets te zeggen —-. Mevrouw en Mejuffrouw de Bléville komen van daag hier aan huis; ik verzoek u dat gy niets onbeproefd laat om Carolina te behaagen. laurette. O zeer gaarne, maatje! ik bemin haar met myn geheele hart. de barones. Hoe! kent gy haar ? l X V*  DE LISTIGE. 199 LAURETTE. Ja, Mama, byzondcr wèl; ik zag haar op het Bal; wy deeden niets dan met elkander praaten; ik zeg dat zy veel met myn' Broeder fprak; ik geloof dat zy zeer gunftig omtrent hem denkt; maar ook, zy gaf my groote blyken van haar vertrou-, wen. DE BARONES. Wel dat komt waarlyk gelukkig uit! ik moet daar myn voordeel mede doen — zie haar eens alleen tefpreeken, en dan moet gy my alles oververtellen. LAURETTE. Goed, Maatje. DE BARONES. Ga nu, myn kind, naar uwe Bonne. LAURE TTE. Gelieft Mama dat ik haar eens toone, op welk een wys ik met Caroiina over myn' Broeder zal beginnen te praaten? N 4 D ■  too DE LISTIGE. CE BARONES. 't Is zo wel, daadlyk zullen wy daarover fpreeken. LAURETTE. Ach! ik kan niet duuren van verlangen, om,met haar te praaten — eerst zal ik zeggen. . . CE BARONES. 't Is zo wel, myn kind; toe, ga nu heen. (Laurette kuscht haar moeders hand, en vertrekt.J VIERDE TOONEEL. DE BARONES, BÏLINDE. DE BARONES. Eindelyk ben ik dan verzekerd van een huwelyk, daar ik zo fterk op gefield ben: ik heb deeze zaak handig genoeg beftuurd — er is niets verzuimd —— by voorbeeld: ik wist dat Lifette céne der kameniers van de Marquifinne kende; en ik belastte haardie te winnen: Lifette heeft verftand; zy voldeed ten volle aan mynen wensch. as-  DE LISTIGE. 201 b e l i n d e. Ik geloof dat gy haar in zulke gevalletjes wel meermaals gebruikt hebt? de barones. Door zulke kleinigheden niet te verzuimen, bereikt men zyn oogmerk. x e l i n d s. Dat is waar; zifc ..dit is 't geheim der zaake, en ook de reden waarom fommige kwalykgeziaden , van ons, listige vrouwen, zeggen,dat wy meerihagen door zekere buigzaamheid van charakter, dan wel door ons verftand. de barones. Listige!— waarlyk gy hebt vreemde uitdrukkingen ! b e l i n d e. Een weinig lomp, niet zo ? indien ik zo dóórkundig ware, als gy in zulke zaaken zyt, dan zou ik dit niet toeftaan; maar ik ben alleenlyk listig door eigenzinnigheid, en by vlaagen;en ik beken dat, zo dra ik dit werkje in den grond verfta.ikook van taal N 5 zal  2ca DE,LISTIGE. zal veranderen; want ik begryp wel dat de edelheid deezes beroeps hierin beftaat, dat men , ook wanneer men met eene vriendin tête a tête ipreekt, de waarheid moet vermommen — maar om tot het huwelyk wedertekeeren ; ik beken dat ik nog al eenige vrees koester. DE BARONES. En ik heb geene de minste , indien gy maar blyft volharden, in my by de Marquifm dienst te doen. B E L I N D E. Ik heb het u beloofd, maak er des ftaat op; maar ik val heel nieuwsgierig; gy moet my des alles zeggen ; ik twyfel heel zeer of gy my wel alles verhaalt. DE BARONES. Ik? B E L I N D E. O ik weet het vast— wat beduiden alle die bezoeken , die gy federt veertien dagen Mevrouw de Saint-Alban geeft? kom, wees oprecht, of ik zeg u dat ik een ftreek gereed heb, waardoor ik het geen gy my verbergt zal uitvinden. D £  DE LISTIGE. ao3 DE BARONES. Gy komt wy waarlyk vóór; ik meende er u over te fpreeken. B E I» I N D E« Nu nu, geen loopjes ; ik waarfchouw u, dat myn broeder een boezemvriend is van Mevrouw de Saint- Alban, en van deezen avond in de ftad komt; zo dat, door hem zal ik tóg alles wel hooren. DE BARONES. Hemel! u wilde ik niet misleiden; gy doet my in deezen ongelyk. B E L I N D E. Ik ben bevreesd voor uwe afgetrokkenheid; ik herinner my dat dit meer gebeurd is nu, ter zaaks. DE BARONES. Kom aan, ik nam voor,(om dit huwelyk te doen flaagen,) een plaats aan het Hof voor myne aanftaande fchoondochter te verzoeken; ik maakte daar myn werk van; en ik vernam, dat er eene verbintenis was die zig tegen myn verzoek aankantte; de per- foon  ao4 DE LISTIGE. foon wist men my niet te noemen; en ik hoor dat Meviouw de Saint-Alban zig niet deeze zaak zeer bemoeit; maar, dewyl zy geene kinderen heeft, begreep ik dat zy daar niet veel belang in konde ftèllen; en dewyl ik haar , in iets waarin zy veel deel neemt, dienen konde, gaf ik haar ook een bezoek. ; E E L I N D E. Hoe! hebt gy haar voorgeflagen om van die plaats aftezien , en om haar in haare eigene zaak behulpzaam te zyn? DE BARONES. Hoor eerst alles: ik begon met haar mynen dienst aantebieden ; vervolgends vroeg ik den naam der perfoon aan wie deeze plaats beloofd was; gy weet wel dat dit onderzoek niet zonder kunst beleid werd ? BELINDE. O dat vertrouw ik u wel toe. DE BARONES. Ik overtrof my ook waarlyk in dit ftuk —— zy zeide my dat die plaats beloofd was, aan de dochter van  DE LISTIGE.' 205 van één' haarer vrienden ; maar dat zy, op haar woord van eer, beloofd had den naam teverzwygen. B E L I N D E. Zie daar alle uw ftreeken te vergeefsch !— hoe dikwyls is u dit niet gebeurd! en om uwe eigene gerustheid. . . DE BARONES. Toen begon ik nog eens, en vroeg, of die man een Officier,en in ftaat was om een Gouvernement te aanvaarden? hierop antwoordde zy, ja. B E L I N D E. En gy beloofdet hem een Gouvernement te bezorgen , indien hy u die plaats wilde afftaan ? DE BARONES. Net geraaden; maar ik gebruikte de voorzorg om haar te doen belooven, dat zy myn' naam niet noemen zoude, by een' man die zelf onbekend blyvcn wil! zy heeft deezen ogtend hem dit voorg-Hagen; hy fcheen er naar te luisteren; verzogt alleenlyk eenige uuren om zig te beraaden, en van deezen avond zal hy er een bepaald antwoord op geeven. B K-  zcó DE LISTIGE. belinde. Ik kan van myne verbaasdheid niet te rug komen i de barones. Ja, hoe vindt gy dit alles ? ik moet u nog zeggen, dat ik federt gisteren gerust ben , van dit Gouvernement te kunnen geeven, aan dien ik wil. BELINDE. Maar gy beloofdet aan Mynheer de Mirvaux, de» Broeder van Mevrouw de Bléville, al uw credit te zullen gebruiken, om hem het zelve te bezorgen: hoe zult gy dat maaken ? de barones. O niets is gemaklykerhy zal gelooven dat het my mislukt is; ik zal aan de Marquifinne de Bléville zeggen, dat haare dochter de plaats krygt, en fterk op de voltrekking van het huwelyk aandringen: omtrent het overige heb ik weinig zorgs: ik beken u, dat het my waailyk moeielyk valt den armen de Mirvaux dus om den tuin te leiden ; ja hem te moeten bedriegen; maar ik zal hem by eene andere gelegenheid helpen; en ook, ik offer hem alleenlyk op aan 't belang  DE LISTIGE. 207 zyner nicht; hy heeft haar zeer lief; zo dat, in den grond is er tog niets kwaads. B E L I N D E. Ja, ja; het ware te wenfchen dat alle ftreeken zo weinig nadeels toebragten: maar zeg my, verdenkt gy niemand die deeze plaats voor zyne dochter heeft willen verkrygen ? wie is de man ? DE BARONES. Ik kan er niet agter komen — men kent geen byzonder vriend van Mevrouw de Saint-Alban, die eene dochter heeft. BELINDE. Nu, van den avond-hebt gy een vast antwoord? DE BARONES. Ja, om zeven uuren komt hy by Mevrouw de Saint-Alban, aan wie ik vryheid gaf my te noemen, zo hy het aanneemt; maar zy zal hem verzoeken alles geheim te houden, tot het huwelyk voltrokken is. 3 ï-  2oS DE LISTIGE. 1 E L I N D E. Het is zeker, dat over eene plaats meer te kunnen befchikken, uw'zoon tot een nog beter party maakt: ik geloof echter, dat, zonder u zo veel moeite te geeven, gy veel beter zoudt gcflaagd hebben; want zo de Marquilin al die draaieryen ontdekt, zal het huwelyk wel agter blyven : 't is eene ongemeene vrouw; zy heeft eertyds veel aan 't Hof verkeerd; maar hield zig federt tien jaar alleenlyk met de opvoeding haarer dochter geheel bezig; zy woonde meest al dien tyd op haar buitengoed ; de eenzaamheid heeft aan haar charakter iets oorfpronglyks gegeeven ; zy heeft byzondere begrippen; by voorbeeld; niets befchouwt zy met grooter afkeer , dan alles wat maar naar listigheid zweemt; en omtrent u ftaat zy nog in de zelfde ongunstige gedagten, in weêrwil der moeite die ik nam om haar daarvan aftebrengen— pas des wél op! hadt gy myn'raad gevolgd, dan zoudt gy u flegts ftil hebben moeten houden, en het huwelyk ware zeker geweest; maar uwe woelagtigheid kan niet rusten ; uw hevige afkeer van de bedaardheid. ... DE BARONES. Geloof my, wy zullen het winnen; zou de Marquilin, indien zy daartoe niet befloten had, my komen bezoeken ; haare dochter medebrengen, en met my over de groote zaak willen fpreeken?  DE LISTIGE. aos b e L i n d Ei Maar zy is echter gisteren voor 't eerst by u geweest ; zy gaf u haar woord nog niet; en ook , Weet gy wel eens waarom zy u kwam zien ? ■—— om u waarteneemeh, u ter deeg te leeren kennen. De barones. O! my waarneemen! dat vind ik heerlyk! en gelooft gy dat dit onderzoek zeer lastig zyn zal ? zyt gy niet vry wat ongerust voor my? b e l i n d Ei Min of meer. de barones. Nu, zonder verwaandheid gezegd, ik geloof dat het my weinig moeite zal kosten indien ik wil, Mevrouw de Bléville te doeken. b E L i n d Si Ik weet dat gy in dit flag van zaken wondéren doen kunt! maar gy hadt nooit met eene vrouw té doen , die vyftien jaaren ondervinding, en tien jaaren overdenking, op u vooruit heeft. 1V. DEEL. O d Ê  aio DE LIS T I G E. DE BARONES. Geloof my,'t is eene vrouw van een zeer bepaald verftand. 11 B E L I N D E. Alles wat niet fyn en listig is, noemt gy domheid; dit hebjik duizendmaalen waargenomen : dewyl gy ongemeen gaauw zyt, is het u niet moeielyk alle looze ftreeken te verydelen; maar gy wapent u niet genoeg, omtrent het gezond eenvoudig verftand; en gy moogt wel gelooven, dat niets de loosheid zo goed ontdekken kan, dan de openhartigheid en de oprechtheid > ik ben daarvan in my zelve overtuigd geworden ; dit is ook de reden, dat ik van alle ftreeken en draaieryen heb afgezien —— evenwel, om u dienst te doen , neem ik er nog ééns myn toevlugt by: ik ga liegen by die goede Marquifin, die my niet mistrouwt: welk eene proef geef ik u thans van myne vriendfchap niet! gy hebt zo veel belang in deeze zaak, dat ik u myne hulp niet kon weigeren. Ik beken dat Mevrouw de Bléville ietzooverweegende in haar voorkomen heeft; dat zy zo oprecht, zo eenvoudig is, dat ik ,tegen myn' wil aan, deerenis met haar heb: zo dikwyls ik haar wil foppen , haalt zy my in haar belang over, en haare goedhartigheid maakt my, om dat ik haar bedrieg, voor my zelve befchaamd. © E  DE LISTIGE. su DE BAR ONE Sè Bedrieg! zyt gy dan gek? is myn zoon niet een «eer goede party? zou hy niet naar een veelaanzienlyker huwelyk ftaan mogen, zo hy zulks verkoos? als gy het uwe doet tot voordzetting deezer zaak, tnaakt gy dan dat de jonge Dame zig mistrouwt ? Ü E L I W D Ei Neen; maar evenwel, om de Marquifin oVerte* haalen moet men haar omtrent uw' charakter mulei-, den; ja, wel duizend logens uitventen. DÊ BARONES. Gy wilt my immers niet wysmaaken, dat gy nooit loogc ? B E L I N D E. O Hemel- neen ! ik had maar te dikwyls voor u deeze laage infchikkelykheid! maar ik lieg nooit dan uit zwakheid, en geen/.ins uit genegenheid ; en dan nog wordt dit gebrek altyd gevolgd door berouw t en Wroeging. DE BARONES. ïk Verfta van alle deeze heerlyke beginiels niets'? O » dit  ah DE LISTIGE. dit zie ik, dat een belang, 't welk ik nog niet ont* dekt heb, u dus doet fpreeken. B I L I N D £, Zo dat, gy gelooft my niet? DE BARONES. O! gy weet immers, myne waarde, dat wartaal my nooit zand in de oogen fmyt. B E L I N D E. Hy is wel ongelukkig die dit wartaal noemt f wat is er eenvoudiger dan deeze berouwhebbing , dit gevoelen ? als ik iets tegen myn geweeten doe , dan heb ik nog eenige voldoening over dien ftryd dien ik uitfta; zo hy my fmart hy troost my echter ook, dewyl ik dan zie dat die daad, waartegen my-: ne reden ftrydt, niet voor myn hart gefchikt was; en dan wyt ik myne misflagen aan kwaade raadgeevingen, flegte verbintenisfen, gevaarlyke gezelfcbappen; en ik bevredig my met my zelve: ik hoop dat ik voortaan my zal wagten van allerleie afdwaalirgen, die ik betreur en haat.  DE LISTIGE. ar3 PE barones. Welke uitroepingen ! — welk eene hevigheid! — zy t gy waarlyk vergramd ? beiinde. • Ja; ik kan u niet langer in zulk eene onrechtvaardige wan trouwenheid zien volharden : gy hebt de gewoonte, om altoos geheimen en verborgenheden te onderftellen; de woorden zyn by u niets anders dan tekens, ingevoerd om te bedriegen, te verfchalken — hoe kunt gy de? vrienden hebben, en behouden ? maar ik wil my niet meer moeielyk maaken; gy hebt my, (op welk een' grond dan ook,) veèle diensten gedaan ; en die moet ik nooit vergeeten , ik kan , en zal u ook helpen; doch voor de laatfte keer; ga daar vast op: nooit zal ik weêr, uit losfe goedheid, u ten gevalle, tegen myne beginfels pn neigingen handelen. de barones. Wat my betreft, ik neem dit niet voor; want ife voel dat my niets h'gter valt dan u te verpligten , en myne erkentenis te toonen, ö 3 • «.  2i4 DE LIST|GE, b e l i n d e. Zo, gy beledigt my dan nog méér! gelooft gy dat gy myn' yver moet opwinden, door de hoop op belooningen ? de barones. Hede! wat zyt gy weêr kiesch—— kwalyknee* mend! alles wat ik zeg fluit u! b e l i n d e. Dat komt, om dat gy alweer ftreeken gebruikt j dat gy die in my onderftelt; en ik heb ze niet : zie, op deeze wys moet de list ons bederven nog eens: vrees voor Mevrouw de Bléville; zo gy haar vleit zult gy haar ten fterkften tegen u inneemen; zy is de oprechtheid zelve; volg myn' raad; behandel haar zonder eenige dwaaze omwegen, een kamerdienaar: tegen de Barones. De in 't zwart gekleede man is in uw cabinet , Mevrouw, de barones. Goed — Is de koets gereed? d e  DE LISTIGE. ai$ DE KAMERDIENAAR. Ja Mevrouw. PE BARONES. Ik moet om een zaak van 't hoogste belang, oogenbliklyk uit i ik kom rasch te rug — blyf hier , ik heb u nog veele zaaken te zeggen. B E L I K D E. 't Is wel, ik zal u wagten. VYFDE TOONEEL, xe einde, alken. Welk eene vrouw! —» welk een charakter — ik ben wel gek dat ik vriendfchap voor haar voed —is zy in ftaat om die te beantwoorden ? —— zy belooft den Heere de Mirvaux een Gouvernement, en maakt dat het aan een' ander' gegeven wordt; van deezen morgen gaf zy hem, in myn byzyn , haar woord; welk eene valschheid! — nu , 't is de O 4 laat-  'ai6 DE LISTIGE. laatfte keer dat ik haar ergens weêr in behulpzaam zyn wil: ik zal, hoe veel het my ook moeie, myn woord houden— In welke lastige omftandigheden bevinde ik my . ik moet, of tegen myn geweten handelen, of eene vrouw verraaden die ik liefheb, en met wie ik, naaroogenfchyn,op de naauwfte wys verbonden ben — ach! ik voel het duidelyk, onze deugd hangt zo grootlyks af van de gelukkige keuze onzer vrienden . . . daar Komt iemand ■—« 't Is de Marquifm — ik moet veinzen, ZESDE TOONEEL. DE marquisin, b eli n de. belinpe; naar haar toetreedende. De Barones gaat daar zo uit, doch komt terftond te rug, Mevrouw. de har. q u i s i n. Het is my lief u hier alleen te vinden! Gy Mevrouw, neemt zo veel aandeel in my, dat ik dagelyks al meer en meer vertrouwen in u del! ik kan ü echter van eenzydigheid verdenken,dewyl gy de byzoiidere vriendin der Baronesfe zyt ; maar ik weet dat uw hart goed is; ik kan des niet ondeiftelkn datgy my zoudt poogen te bedriegei!.  DE LISTIGE. jujr b e l i n d e, Wel nu Mevrouw, gy zaagt de Barones reeds tweemaal; hoe vindt gy haar? de m a r Q u j.s i n, O! zeer gemaakt! —- ik zag dat zy zig voor my bedwong; zy vondt het geheim, om, in een gefprck van weinige oogenblikken, wel tienfpreuken over de loosheid en geveinsdheid uitteftallen ; zy roemde haare eigene oprechtheid , en goedhartigheid , zeer hoog; zy verzuimde niets, om my, ware 't mogelyk, te vleien, te pryzen — dit alles , ik beken het, ftuit my zeer. B e L i n D e, Beoordeel haar daar niet uit: zy weet dat gy tegen haar zyt ingenomen: is het niet wel te bevatten, dat zy in uw byzyn niet zeer onbedwongen zyn kan? de M: A R Q u i s, i N, Deeze verlegenheid zou een edel en oprecht hart, niets dan koelheid, en terughouding hebben ingeboezemd: het is niet natuurlyk dat dc iemand, die ik geloof dat tegen my vooringenomen is, vlei, en liefkoos: zy heeft my willen misleiden; 'tis haar Q5 g<*  ïiS DE LISTIGEi geheel mislukt. De overleggingen van het vernuft ^ komen dikwyls zonder een eerlyk, gevoelig hart , verkeerd uit — maar ik wil myn oordeel opfchorten ; ik weet dat het onredelyk is, zo oppervlakkig te beoordeelen; en ik heb het grootfte belang in de Barones wèl te kennen -m Gy weet, Mevrouw, hoe teder ik myne dochter bemin; ik heb niets ver-» zuimd, dat in ftaat was om haar charakter te vormen ; doch zy is nog maar zestien jaar; daar ik haar zo vroeg uittrouw, ben ik overtuigd dat van de keuze , die ik omtrent eene fchoonmoeder doe , het grootlyks afhangt, of myn werk voltooid of bedorven zal worden: deeze bedenking vermag alles op my ■«-— Kan ik het recht op myne dochter af-, ftaan , aan eene vrouw die ik niet kan achten ? I I t I N S ti Neen Mevrouw; maar wees gerust, dat zy niet dan goeden raad van de Barouesfe zal ontvangen. DE MAR.QTJISIN. De beste raad, Mevrouw, is niets, zonder het voorbeeld. BELINDE. Ik zie hoe zeer haare vyanden haar by u gelasterd hebben. D E  DE LISTIGE. si9 DE MARQUISIN. Men zegt dat zy listig is; zo dit waar zy, dan geef ik haar myne dochter nooit! maar ik weet hoe ligtvaardig en onbillyk de wereld dikwyls oordeelt; ik weet dat nyd en afgunst, dikwyls iets aan een looze {treek toefchryven, dat alleenlyk een voordbreng. Zei van 't geluk, of de "verdiensten is: ik verzeker u des nog eens, dat ik niet dan door myne eigene oogen zien zah B E L I N D E. De Barones heeft zekerlyk veel rustloosheid in haaren aart; niets is haar lastig, als zy haare vrienden dienst kan doen; en zy wordt, juist als alle andere beleefde lieden, van ftreeken verdagt, door zulken die haar niet kennen. DE MARQUISIN. Hede! hoe kan men zulk eene dierbaare deugd verwarren met een zo haatelyk gebrek! — de begeerte om te verpligten, ontfpruit zeer natuurlyk uit een goed, zagtaartig hart; dat ziggedreeven gevoelt tot weldoen ; dit eerbiedenswaardig en zuiver gevoel dwaalt nooit; het vreest dikwyls, terwyl het dienst doet, iets onrechtvaardigs te begaan; het ontwerpt geene listige oogmerken , of geene, voor anderen veidervelyke ftreeken; het is algemeen liefdaadig; haat  Ma DE L, I S T I G E. haat niemand! de door kunst volmaakte listige , is doof voor wroegingen , ongevoelig voor vriendfchap, en werkt altoos uit hoogmoed en zelfbelang. « E E I N D E. Welk eene afbeelding! — o Mevrouw! indien ik zulke listige vrouwen kende, gy zoude my die doen haaten : maar gy zegt dat zy geene wroegingen kennen; dat fpyt my; zy blyven des onge», ftraft? DE MARQUISIN, Is dan de berooving van alle de lieve aandoeningen der zuivere gemoederen geene groote ftraf ? de allerondeugendfte mensch is zulks alleen, door zyn eigen toedoen ; dewyl hy geweigerd heeft aan Zyne driften weêrftand te bieden : vóór nog zyne zwakheid hem tot derzelver flaaf gemaakt heeft, bevattede hy, ongetwyfeld , iets van het zachte mededogen , iets van tederheid , van edelmoedigheid: tot den uiterften top van zedeloosheid gekomen zynde , blyft er nog in zynen geest het gebsugen zyner eerfte jeugd bewaard, en wordt voor hem eene wreede en billyke foltering; terwyl dit hem het sanweezen der deugd verzekert, die hy verraaden heeft, en van een geluk daar hy van afftond. 1 ï-  DE LISTIGE. t*i B E L I N D E. Met hoe veel vermaaks luider ik naar u! —«—s maar wie komt ons nu eok Hooien? DE MARQUISIN. 't Is myne dochter. ZEVENDE TOONEEL. DE MARQUISIN, BELINDE; CAROLINA. CAROLINA, Mama 1 DE MARQUISIN. Wat is 't ? CAROLINA, ftil. Ik zoli gaarne eens met u fpreeken. B E"  «m DE LISTtGËj B E L I N D Ei Nu, ik zal u niet hinderen — Gy eet hier ira* tners ? DE MARQUISIN. B E L I N D É. De Barones zal zekerlyk t'huis komen; ik ga, en zal u laaten zeggen, als zy hier is. AGTSTE TOONEEL. DE MARQUISIN, CAROLINA. DE MARQUISIN. Wat wenschte gy my te zeggen, myn kind? CAROLINA. Mama, Oom heeft my bevolen u te zeggen, dat men hem het Gouvernement, waar naar hy verlangt, toeftaat, indien hy afftaan wil van de plaats die hem voor  t)È LISTIGE» 223 Voor my beloofd is: hy voegt er by, dat hyin't vervolg' karis ziet, om dit Gouvernement te doen overgaan, in de handen van hem, dien'gy tot uw* fchoonzoon verkiezen zult; dat hy hem intusfchen de voordeden zal géeven; evenwel zo als gy zult goedvinden : hy verzoekt dat gy hem terftond fchryft, hoe gy het verkiest. DE MARQUISIN. De ruiling van eene plaats aan 't Hof, tegen een Gouvernement! wat beduiden alle deeze draaieryen? CAROLINA. Oom verzoekt ook, dat gy hiervan niets gelieft te fpreeken. DE MARQUISIN. Ik begryp wel waarom: myn Broeder ontving Voor lang van de Baronesfe het woord, dat zy deeze gunst voor hem zou verzoeken; en hy wil voor haar verbergen dat hy zig nu by een ander vervoegd heeft: ik heb geen' fmaak in dit alles; ik ken uw' Oom ook aan deezen bedekten en geheimen handel niet —- ik zie er uit dat hy het Gouvernement Verkiest; hy heeft door zynen gedaanen dienst, ook recht daarop; ik zal hem derhalven aanraaden die ruiling te  2:4 DE LISTIGE. te doen : maar laaten wy, myn kind, eens van een gewigtiger zaak, van uw huwelyk fpreeken : ik vind in de party die Z'g aanbiedt, waarlyk veel voordeels; doch ik wensch niets vuuriger dan dat de familie, aan wie ik myn dierbaarfte fchat overgeef , die gunst waardig zy;ik hoop dat gy daarin deugdzaame voorbeelden , vrienden , en wyze raadgeevers moogt vinden; uwe jongheid zal u deeze lesfen zeer noodig maaken; ik heb neg niets beloofd; ik ga buiten uwe toeflemming geene verbintenis aan; gy zult deezen avond hem zien die u voor zig verzoekt ; gy zult den dag met zyne moeder en zuster doorbrengen ; gy hebt een gezond oordeel , een deugdzaam hart; dit is toereikend om u in ftaat te Hellen voor u zelve te kiezen; befchouw met aandagt de Barones en haare dochter ; denk dat de eerde myne plaats by u wenscht te vervangen , en dat de laatfte, indien gy trouwt, uw gezelfckap, uwe zuster , uwe vriendin zyn moet. c a r o l i x a. Ach Mama, wie kan ooit, by my, u opvolgen !-=> H; ïchoonmoeder die gy my geeft, zal my zekerlyk waardig zyn ; zy kan van myne gehoorzaamheid, van myne genegenheid verzekerd zyn ; doch ik zal altoos maar céne wrowVrhtbben; mynelieveleidsvrouw; myne eerfte vriendin; met één woord, myne moeder; want dees heilige tytel fluit alle anderen in; ik zal dié nergens vinden dan in u alleen, myne Moeder!  DE LISTIGE. ae| DE MAR.QISIN. Dit voor my byz inder gevoel, is billyk; het maakt my gelukkig, en ik maak er ook ftaat op: maar evenwel, myn kind,uwe fchoonmoeder zal het recht krygen op uw vertrouwen, op uwe genegenbeid ; het is noodig, dewyl gy baar uit pligt zult moeten beminnen, dat gy haar kunt hoogachten: deeze keuze is des voor my van zo veel belang als voor u. CAROLINA. Alles myne lieve Moeder, hangt van ü" af; hoe zou ik des ontrust kunnen zyn ? uwe ervarenheid; uwe tederheid voor my, zullen u gemaklyk het charakter der Raronesfe doen uitvinden. DÈ MARQUISIN. Ik gebruik hier toe ook al myne oplettenheid; maar; Carolina, ik beveel u met haare dochter te fpreeken, en te zien welke gronden zy heeft; ik befchouw dit middel meest voldoende om over de moeder juist te oordeelen. CAROLINA. Onze nicht is in 't zelfde klooster, en fpreekt veel goeds van Laurette. DE MARQUISIN. Wel nu? IV. »EEL.  226 DE LISTIGE. CAROLINA. Zy zegt, dat L-urette haaren broeder teder bemint ; dat zy een goed hart heeft zy heeft my veele en fchoone trekken daarvan ver&sald , met één. woerd, nicht heeft my betuigd, dat Laarette raar eene fout bad, en dat is, zy praat veel ie veel. Dl «RiQCISIS. Des te erger! deeze fout kan zeer veele onckugcï?. v :: . — de krtiïcrreek;r,ci,c::, de c-.:z':i:is:':.;:i. ie kv.-i:i-'":-'-.c:i. dc I:-:::s . f::i- ~:e:-:il.n weinige: u:: z.esee::.;; o:z~z:ken, den w;". ui: =en cr.':.:t~i;-. Ijs: :.: r:^:c-s, e:: •„.: de ;:rk ere :e:s :e ke.-r.e-r. vertillen : hoor, myn kind , deeze fout is even belacbelyk ais g.vi-.-iyk, en fu*: v::r a'. de vrcuw=2 zeer iiiyk, dewy'. zy dürd-::: die lilde zeeice be:;hrc ;-ch-iid rr„>.;r . die iz fexe zo :r:: ij-end ni-k:; zv nad.iit ::k z:■zeer he: ve:;ur.d. a^s de bevalligheid, en belet dat men zig oefcne, zig met iets nuttigs bezig boude; de jeugd is echter het tydperk waarin men ftflzwygendbeid en opmerking behoort te vinden — maaf wy blyvefl weder te lang by elkander — ik moet nog vóórdenmaaltydaan uw*Oom f:'zryve-j : ie.:;:, wy in": e-.::ne: de: Barones:; gneni. Kom kind. - ■ Einde van het eerfie Btdrrf. I SV i 2.  DE LISTIGE. 227 TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. CAROLINA, L A O R E T T E. L A U R E T 1 E. 33 yf by my Caroüni — laaten wy nu toch vry praaten wat ben ik geloktig de gelegenheid gevonden ie hebben, waarin ik eens geheel alleen met u kan praaten — u kan zeggen hoevuuriglyk ik naar uwe vriendfchap verlang. CAROLINA. .Gy zur geene moeite behoeven te doen, om die te verkrygen. LAURETTE. Mama beva' my deezen morgen dat :k niets moest Vergeccec^ wat in ftaat ware die te winnen; doch dit haar bevel was Liet rsoodig; ik volg Hechts de p 2 nei-  aaS DE LIS TIGE. neiging van myn hartj ik handel, wees daar gerust op, niet uit loosheid, of ftaatkunde — men moet er echter fomwylen uit handelen; ma Bonne zegt het, als zy van Mame rpreekt; die men by my altyd aanhaalt,om haar' geest en bekwaamheid—maar laaten wy eens praaten over iets 't welk, voor ons, van meer belang is — O ik heb u bartlyk lief; ik zal u altyd liefhebben: wy moesten by elkander opgevoed zyn -— maar misfchien zy: gy in geen klooster geweest? — niet?— gy zyt wel gelukkig ! 't is een groot geluk altyd by eene lieve Moeder te bly ven! is het niet ? — ach! gy hebt wel gelyk; o ik denk er juist zo over! —- Kom , nu moeten wy wat over myn' broeder praaten; openhartig, nietwaar? — gy glimlacht? dat antwoord is my lief! ja ja, dat zegt genoeg! ouwe openhartigheid verrukt my! ik zal my ook uw vertrouwen waardig maaken; en dewyl gy uw hart voor my openlegt, zal ik u ook zeggen, dat myn broeder voor my niets geheim houdt; hy is opgaoogen door zyn geluk hy beminde u reeds vóór een ge • heel jaar gy zyt verwonderd? ik weet wel dat hy u nooit zag, maar hy kende u echter toen hy naar Straatsburg vertrok, kwam hy over het L?ndgoed daar gy des zomers woont — is het^ niet in Languedocq? ja, in Languedocq ! — wel zie, hy trad, om u 'te zien, een weinig van zynen weg af; hy verkleedde zig als een boer ; kwam digt by het kasteel, en zag u dikwyls hy vond u bekoorelyk! en hy fchreef my daar ook een' brief over »— o zo een lieve brief! — ik zal hem  DE LISTIGE. 229 hem u eens laaten zien myn broer is zo be- minnelyk! —— ik hoop dat hy u behaagen zal — hy heeft my zeif verhaald , dat er in Straatsburg eene jonge Dame was die hem hai| willen trouwen; zy was zo fchoon als een engel; maar hy was, dewyl hy u beminde heel koeltjes tegen haar — en . . hebt gy Grandisfon geleezen ? nu, zo omtrent is 't — ja! -~ dat arme mei?je is juist geworden als Clemcntina en zo is zy nu reeds driejaar —- zie eens waartoe gy in ftaat zyt! CAROLINA, Ik beken. . . . LAURETTE. Maar zo myn broeder my vraagt hoe gy over hem denkt, wat moet ik dan zeggen? CAROLINA. Hoe? , L A U R E T T E. ■ Niets ? —— dit zou te hard zyn! ik zal hem zeggen , dat gy door zyne ftaudvastigheid zeer getroffen zyt — wilt gy dit niet hebben?— gywilt minder openhartig zyn —— wel, die aanmerking is zeer gegrond : goed , ik zal hem vermyden om P 3 niet  23° D E LISTIGE. niet in de verzoeking te zyn van hem ons geheel gefprek omftandig te: verhaalen —— En de trouwdag is nog niet bepaald ? ■ dat ipyt my ! ik wenschte wel dat bet op morgen was — A propos! ik heb myn bruiloftskleed al befteld ; het is wit met Lilas —«• hebt gy geen' Fmaak in Lilas ? 't is waar, ik ben ook heel bruin; ligt paarsch ftaat my des niet wel ——- gy hebt gelyk; ik bedank u voor uwen raad; ik zal ook een kleed maaken van blaauw met zilver, a TAnglaife , zo als nu de fmaak is , uitgemonfterd , en verfierd : moet de rok niet omboord zyn ? by voorbeeld met wit fatyn ; dat's goed, ik heb daar ook meest zin aan o dit is een goede aanmerking van u! —— wat hebt gy een fynen fmaak! —— en . . . c arolina, op haar horloge ziende. Het is vier uuren: vergun my u te verlaaten ; ik moet by myne Moeder gaan. LAURETTE. Hoe! zo raseh? omhels mydan! o hoe heeft ons gefprek my verheugd! nooit zal ik het vergeeten ; maar er ook geen misbruik van maaken; wees verzekerd dat ik zeer befcheiden ben! vaarwel, myne lieve C arolina. ca-  DE LIST! G E. »3i c ar OLiNAj ter zyde. Lief meisje! — hoe is hiare moeder te befchuldigen, om dat zy deeze feut niet verbeterd heeft! P AV re t t r. Spraakt gy tegen my ? ik geloof het half. 'c a r o L i n A. Neen — vaarwel — ik moet gaan — (Stil, terwyl zy heengaat.) Ik neem b°lang in haar; ik beklaag haar; maar ik hoop dat zy nooit myne zuster worde! TWEEDE TOONEEL. laurette, alleen. Zy is aangedaan — ik won haare vriendfchap; ik vlei my er ten minften mede; dit is billyk, want ik heb haar heel lief: zy is zo zacht, zo beleefd! hoeaangenaam is haare converfatie ! — wat zal ik met zo eene zuster gelukkig zyn! hoe gelukkig zal myn broeder weezen !— en ik heb hem zo hartlyklief! o zo dit huwelyk niet dooi gaat dan ben ik ontroostbaar. P 4 DE R-  t-z DE LISTIGE. DERDE TOONEEL. DE BARONES, LAURETTE. DE | 1,1 O NI «. Laurette! L A U R E T T E. Mama? DE IllO tf. lii Ik zogt u — ik beb wat liefs van u gehoord — hoe! gy verdigt historietjes? gy j<_kt, en dat tegen my? L A O k E T T r. Hoe dat Mama? D* E BARONES. Gy zeidet deezen ogtend tegen my, dat gy de - ju *:' c u:v j.- L Jviiie zee: wei ker. jet; dit zy u hef bad, en gy hebt haar nooit gezien ! L A If-  13 E LISTIGE. S3S- LAURETTE. Dat is zo, Mama, — maar ik kende haar by gerocbt; zy heeft een nicht in het kioostcr. DE BARONES. Ja, dat weet ik; anders dagt ik misfchien dat dit v/êer een nieuwe logen was: als men een logenaarder is, dau verliest men, eens wot ai, het recht van geloofd te worden ,ook, al joke men niet — wel nu, die nicht heeft dan veel van haar met u gefproken ? LAURETTE. Ja Mama; zy heeft my zelfs veele haarer brieven getoond, en fomwylen gafik haar eene kleine comrnisfie by Carolina; zo dat, wy zyn elkander niet vreera I; ik had des geen ongelyk, toen ik zeide dat ik haar kende. DE BARONES. Gy hebt ten minsten alles vergroot, en" dit is reeds eene groove fout : ik bid u, pas in 'c vervol; daarop; zo dit meer voorviel, zoudt gy my zo toegeevelyk niet vinden; gy hebt een gebeden tyi met Carolina gepraat; zeg my, wat heeft zy u gezegd? p £ L A U-  ét DE LISTIGE. LACRETTï. O Mir.ï. Ik ben e: v:-.-:i:>: j .: I r>« BARONES. Hoe zo? l a u R £ t te. Ik ga u ons heele gsfprek verhaalec. de BARONES. Nu, reu L-u:et:e, geer. b"düu::Y.s : v::.V:: er my? laurett:. Mama ik zal niet vergrooten — Eerst, ik vatte het discours op. DE BARONES. Ongetwyfeld; wan: gy praat gaarne. L A d R e t T E. Ek verzekerde haar van myne vriendfctapj zy ant- vr;;:d-  DE LISTIGE. *3j woordde daar zeer mir-zaam- op; ik kan niet regt zeggen hoe, maar dit weetik, dat bet my betoverde: toen prees ik myn' broeder, en zy toonde dat d:thaar aan-enaam was; maat zy bad my , hem mets aaarvan^te zeggen, en voegde exby, dat de befcheidenheid haar verbood iets van haare gevoelens te belyden. DE BARONES. Zeidc: zydit? LAURETTE. Ja Mama, woordlyk. D I BARONES. Zo gy onwaarheid fpreekt,Laurette, zal ik u nooit meer gelooven. LAURETTE. Mama, ik zweer u dat ik er niets byhang. DE BARONES. Wel nu, wat hebt gy geantwoord? l a U-  as6 DE LUSTIGE. LAURETTE. Wat Mama? o ik ben zo ban^ iets te vergrooten ! —. ja,nu weet ik het! — ft beloofde haar de grootfte geheimhouding — toen fprak ik van de bruiloft; ik zei dat ik in 't Lilas zou weezen; enzy zeide toen dat blaauw my veel beter zoude ftaan. UK BARONES, Heeft zy zo omftandig gefproken ? LA U R E T T E. Ja, en zy raadde my nog zelfs een rob- a 1'Anglaifc te iaaten maaken , zo als thans de pcde is, DE BARONES. [ Laurette! wat gaf ik niet zo dit alles waar was! LAURETTE. Mama, op myne eer! ik verzeker u datblles zo is; ik vergroot niet het minste; en om u daar nog beter van te overtuigen, zal ik u belyden, dat ik dikwyls de gewoonte heb om alies te vergrooten; ik deed het nog zo even omtrent Carolina; ik fpelde haar  DE LIS Tj-f G E. 237 haar een gevalletje op den mouw,om mjn' broeder meer waarde bytezetten; maar ik betuig u, dat ik vast geloof, nu, terwyl ik met u fpreek, niet te liegen ! ja zelfs niets te vergrooten ! vraag het aan de jonge Juffrouw zelve, ik ben verzekerd dat zy het zal bekennen. DE BARONES. Goed, kind, ik geloof uj en gy verheugt my zeer ; nu houd ik uws broeders huwelyk voor voltrokken; want Carolina vermag alles op haare Moeder. LAURE TTE. O Mama, ik vergeet nog iet — toen zy vertrok was zy zo door ons gefprek onthutst, dat zymy met traanen in de oogen omhelsde; ik denk dat zy dit voer my wilde verbergen , want zy ging haastig weg. DE BARONES. Daar hoor ik Eelinde. Ga heen, Laurette, Mevrouw de Bléville zal deezen avond haare dochter hier brengen. LAU*RETTE. Mama, gy zult my laaten roepen ?  DE LISTIGE. de barones. Ja zeker. Vertrek nu. laure T te, ter zyde. Wat ben ik voldaan over my zelve! — want nu heb ik evenwel niets dau de waaiheid gezegd. VI RDE TOONEEL. de barones, belinde. de barones. Kom toch by my, waardfte Belinde, ik heb u zeer veel aangenaams te zeggen: ik verbeeld my dat. gy thans niet meer twyfelt of de zaak voordgaat. b e l i n B e. Heeft de Marquifm u dan haar woord gegeeven ? de barones. Nog niet; maar zy liet my weeten dat de beflisfing aan  DE LISTIGE. 239 aan haare dochter ftond; en ik weet dat de jonge Juffrouw zeer gefteld is op dit huwelyk, ja zelfs dat zy er op ftaat maakt. £ E L I N D E. Maar hoe weet gy dit zo volftrekt? DE BARONES. Laurette heeft my gezegd dat Carolina het haar • verhaald heeft. B E E I N D E. Lauiette fchynt een heel lief meirje'; zy is zacht en gevoelig; maar zeer onbedagt; en het fcheen my dikwyls toe, dat zy de waarheid die zy verhaalt, altyd wat veel opfchikt — zy praat zo gaarne. DE BARONES. Dat is waar, en ik heb op dit oogenblik haar daar over nog bekeeven; maar nu ben ik gerust dat zy er niets bydeed; alles was zo eenvoudig, zo natuurlyk ; ik moet het gelooven ? ik moet u ook zeggen, dat Mevrouwde Saint-Alban mydaar een briefje zond , waar in zy my meldt,dat onze man zekerlyk het Gouvernement aanneemen zal; want hy heeft nog vóór den  «4« DE LISTIGE. den beftemden tyJ belet gevrar>g:i, zeer genegen om het Huk aitedoen. BE LI N ü E. Zo dat, de zaak is dan nu afgeloopen? PE BARONES. \ Neen; dewyl Mevrouw de Saint-Alban verpligt was om uittegaan , en niet voor zeven uuren kan te rug komen. B E L I N D E. 't Is nu yyf uuren ; zy zullen des binnen twee uuren dcnnaam van den man weeten; en hy ook den uwen. DE BARONES. De Marquifin komt ©mtrent agt uuren weder; dan kan ik haar zeggen dat haare dochter de plaats heeft; dit alles is zeer welgefchikt: fta my toch toe, dat ik deeze geheele zaak met oordeel befluurd heb; ik beken u ook dat myne eigenliefde daar zeer over voldaan is: gy hebt haar deezen ogtend, door uwe bevreesdheid, gekwetst; en het valt my niet onaangenaam , U te doen zien, dat alles wat ik wil doen gelukken, ook gelukken moet: de Marquifin die gy mv als zo dóórfchrandcr befchreeft, is waarlyk eene 3 al-  DE LISTIGE, 241 al'edaagfe vrouw- . en hoe koel ook haarftaatig Voorkomen zy, zy is echter geenzins voor lof ongevoelig ; ik heb my ook geheel naar haar gefchikt, en zy houdt my voor de beste vrouw, voor de eenvoudigfte^ eenpaarigfte vrouw die zy immer ontmoette,. B E L I N D E, Ik wensch dat er niets invalle, 't welk deeze uwe overdrevene blydfchap en eigenliefde ftoort -—• Daar is Lifette, zy zal u iets van belang te zeggen hebben, want zy fchynt zeer ongerust. VYFDE TOONEEL. DE BARONES, BELINDE, L I S K T T E» DE BARONES. Wat is 't? L I S E T T E. Ach Mevrouw! ik breng flegte tyding mede! DE BARONES. Hoe! wat? iv. dïei. Q j, j;  ii; DE LISTIGE. l I 5 e t t e. Juffrouw Laurette — ik moet het zeggen ■—— zy u jy Mevrouw is Dlcvi'le zee: r-i::£d--ld. ce barones. Hoe? L I 5 E T T f. De kamenier van de Merquiünrie, die iu uw belang is, heeft my komen waarschouwen ; zy heeft een gefprek beluisterd, waarin Juffrouw Carolina aan haare moedor ve:haalde, co: Juffrcuw Laurette heer du zend n van logens verteld bad ; dat zy altcos v :. dpraauae en haa: desd: ~.:.-c-nl..id dïnam,: t, c.-n woord te antwoorden; zy voegde er by , dat uwe dochter bierdoor in haar de grootile afkeerigheid v._: n en uwe gvhetlc lasttlle bui d:.-:: :n:.:aa..:. DE E a r o n E s. Roep Laurette — ik ben raazend. E e l i n D e. E -'ar.-— o daar k-mt zy zelve: wat haast zy zich! wa: h-ef: zy te zuz-.n ? ZES-  DE LISTiG-E-. 24J ZESDE TOONEEL. de barones, BE linde, laure t t e , L " ï X E ■ laurette, bui;:n 0-iiin. y.;~;: Mi~a :•: *:> cer.e :r.:i:kk:.-| 'i)E barones. Zwyg; ik zelve heb ontdekt dat gy een monster vi" v:'.5.V-.-:i zr:: cV. r.' "-.ve fi~._j otuc'e:; deo: ie Li-g^r er. iuiulvk.:; ecd-iogi. l a U R E t t Ei Heene':! —■ Marai' ik heb de laatfte keer tegen a niets onwaars gezegd; ik verzeker het n, DE BARONES. tal uit myne oogen; gy doet ray.yzen! — Juffrouw Carolina is dol op n; en aJes Wat gy my van haar vcihsaldèt PM niets dan aanr;"ge:"jhikei* de i:ger.5. Qi la«.  üH DE LISTIGE, LAURETTE. Hemel! dan heb ik gelogen zonder dat ik het weet, ik zweer u Mama dat is zo. DE BARONES. Maak u gereed om weder naar het klooster te gaan terftond zult gy gaan. LAURETTE. Laat ik, Mama, u eerst nog iets zeggen, dat voor u van het grootfte gewigt is: ik bid! ik fmeek. . .! DE BARONES. Ik fta verdomd over uwe floutheid — hoe durft £y my onder de oogen zien? LAURETTE. Uw toorn en myn berouw overftelpen my; masr ik moet fpreeken. D B  DE LISTIGE. 24* de barones. Zwyg! ik verbied u één woord te zeggen — ga heen. Uüre t:t e, ter zyde. O welk eene ftraf! de barones. Kom Belinde, laaten wy zien wat er voor ons l» doen is. ZEVENDE TOONEEL. belinde, laurette, lisette. laurette, Belinde vasthoudende. Ach Mevrouw! heb deernis met my! — één oogenblik J belinde. Ik wil niets met u te doen hebben; ga heen. q 3 lag-  &46 DE LISTIG E, laurette, Het belang myner Moeder — dat van myn' broeder, . , , B E L I n D e, Zou zo een meisje een goeden raad geeven kunnen? — loop! LA URETTE, By geval heb ik iets ontd.k\ B e L I n d E. Gy zyt jong; verbeter u van zo eene omëerende fout; befchrei de treunge gevolgen; meer fceMk u niet te zeggen. ( Zy wil vertrekken.) Laurette, haar vasthoudende. Mevrouw! Mevrouw! — ik bid! boor my! B e l I n d e. Gy zyt gek Toe Lifette, ontfia my van haar.  DE LISTIGE. 247 l 1 s e t t e: zy rukt het kleed van Be* linde uit de handen van Laurette. . Kom kom Juffrouw, dit is lang genoeg. laurette. Ach! welk een geweld! — Mevrouw! b e l i n d e. Lizette, houd haar vast. I AGTSTE TOONEEL. laurette lisette. laurette. Mevrouw!— zy orttfnapt my— Wat ben ik ongelukkig ! —■ Wel nu, Lifette, ik heb dan geen hoop meer dan op u ! lisette. Kom Mejuffrouw, geen logentjes bid ik u! q 4 l a ü-  448 DE LISTIGE. LAURETTE. Hoe Lifette) weigert ook my te hooren? LISETTE. Myn Hemel, Juffrouw ! al ben ik maar eene kamenier, ik heb zo weinig fmaak in logens, als Mevrouw Belinde. LAURETTE. Ik verdien alle deeze vernederingen — maar Lifette , maak my niet wanhoopiger; ik ben n^g eerst vyftien jaar.; men heeft my Qegt.opgevoeda beklaag my, en deuk Jij dat deeze ongelukkige les my verbeteren zal. LISETTE. O met hoe veel fnmks hoor ik dit 1 LAURETTE, Luister dan! LISETTE. O ho i gy vervalt weder in de zelfde fout.  DE LISTIGE. %i# laurette. Ach Hemel! zie Lifette, hoe ik fchrei — kunt gy my nu nog verdenken? zou ik al w«.êr liegen? lisette. Hoor, Mejuffrouw, de gewoonte kan ons tefterk zyn; en by u is die zo groot, dat gy dikwyls liegt, zonder het eens te willen. laurette. De tyd gaat voorby en het geen ik te zeggen heb zal welhaast te laat komen! O Lifette! zo gy eenig medelyden hebt, laat my u nog maar éénmaal iets mogen zeggen! — moet ik knielen ?o niets is my , om myn broeders belang, te dierbaar ! Lifette S lieve Lifette! ( Zy knielt.) lisette, haar opheffende. Hemel l Mejuffrouw wat doet gy ? de dochter myner Meesteresfe bidt my op haare knieën, dat ik haar toch gelieve te hooren! Lieve Juffrouw l zie eens tot welke laagheden fommige ondeugden ons vervoeren ! indien gy u wel gedroegt , hoe moest my dan uwe goedheid vereeren ! en nu moet gy my bidden op dat ik u hoore! — vergeef my Q 5 dit>  »5<3 DE LISTIGE. dit, ik inerk het alleen ter uwer verbeteringe aan; want uwe droefheid geeft my al myne achting voor u weder: fpreek Mejuffrouw, ik zal naar u luisteren. LAURETTE. Ach ! daar is maar één uur waarin wy iets doen kunnen. Gy weet dat de dochter myner Bonne, kamenier is, by Mevrouw de Saint- Alban ? LISETTE. LAURETTE. Wel nu , die is daar zo by my geweest; zy wenschte haare moeder te fpreeken ; die was niet t'huis; toen vroeg zy naar my, en verhaalde my, dat haare Mevrouw haar in vertrouwen gezegd had, dat de zaak waarvan myns broeders huwelyk afhing , ten zeven uuren beflist zoude weezen. j LISETTE. Maar' Mejuffrouw, mag ik u zeggen dat het my zeer vreemd voorkomt , dat deeze kamenier aan u iet zoude zeggen, 't welk haar door haare Mevrouw toebetrouwd is ? L A U«  t>E LISTIGE. »S' LAURETTE.' Zy kent my wel, en is in 't klooster dikwyls by my geweest ; zy beeft zig ook eene verdienste by my hieruit willen maaken , daar zy my een geheim fcheen toetevertrouvven zy zeide my ook nog, dat een Heer van haar Mevrouws goede bekenden, van een plaats afftond, om dat Mama hem daarvoor een Gouvernement beloofd iiad; die man komt van avond ten zeven uuren by Mevrouw de Saint A'ban; hy weet niet dat het Mamais, en Mama weet ook niet wie hy is. LISETTE. Nu Mejuffrouw, ik betuig u, dat ik van dit alles niet het minfte verfta, LAURE TTE. Maar nu is die Heer juist de Heer de Mirvaux; dat vertelde de kamenier my : nu begrynt gy wel dat als men hem zegt dat het myne Moeder is, dat zy dan dol zyn zal? LISETTE. Wel beeft Mevrouw het Gouvernement dan niet beloofd, aan den Heere de Mirvaux ? en hy zal het hebben; waarom zou by dan boos zyn? L AU-  25a DE LISTIGE. LAURETTE. IL-bt gy my dan niet verftaan ? L I S E T T E. Ik was niet z:er aar.dagtig. LAURETTE. Mag ik u bidden Lifette, ik verlies ai myn geduld: ik fmeek u, ga by myne Motder; zeg haar alleenlyk dat de onbekende man niemand dan de Heer de Mirvaux is; kat zy toch terftond naar Mevrouw de Saint-Alban gaan , om haar te bidden dat die haar toch niet noeme; want anders is myns broeders huwelyk geheel af: ik bid u ga by haar I LISETTE. Mevrouw zal my flegt ontvargen. LAURETTE. Zy zal ti echter hooren. l i«  D E L I S t I G E. 2-55 LISETTE. Wat moet ik eigenlyk zeggen ? — maar daar is Mevrouw Belinde , verzoek het die ik begryp de zaak niet wèl. NEGENDE TOONEEL. BELINDE, LAURETTE, LISETTE. BELINDE. Kom hier myne lieve Laurette, ik heb uwervergeeving bewerkt; uwe Moeder ftaat toe, dat gy by haar komt. LAURETTE. Mevrouw, gun aan Lifette dat zy u verhaale wat ik haar gezegd heb. BELINDE. Zult gy al weêr beginnen! leer toch ééns zwygen. L A ü-  *54 DE LISTIGE. laurette. Mevrouw, het huwelyk is af, zo men niet luistert. belinde. Nu, trw Moeder heeft my bevolen, u een geduurig ftilzwygen opteleggen; zo gy nog één woord rept laat ik u ftaan — kunt gy nog verwagten geloofd te worden? verdient gy dat men naar u luistere? nog eens, zvvyg; dit is de voorwaarde — Hemel! hoe zucht, hoe fchrcit gy dus ? valt.het zwygen u zo hard? nooit zag ik iets dergelyks. laurette: zy ziet op haar horloge\ Quartier over zeven uuren — 't is te laat —« o nu, nu kan ik zwygen — 't is tog nu vruchtloos —< Lieve Broeder! ik heb het niet kunnen helpen. belinde. Wat zegt zy daar ? . . . ik hoor de Barones —« Laurette , ga haar te gemoet. TIEN-  DE LISTIGE. &5Z TIENDE TOONEEL. DE BARONES, BELINDE, LAURETTE, LISETTE. DE BARONES. Belinde!—— welk een voorval!—- alles is bedorven ! • een briefje van Mevrouw de Saint - Alban, heeft my daar de onvoorzienfte zaak medegedeeld — zy heeft my by den onbekenden genoemd! zo rasch hy mynen naam hoorde, rees hy op en verliet haar, zeer verftoord. BELINDE. En waarom ? DE BARON ES. Wei die onbekende is de Heer de Mirvaux zelf. BELINDE. O Hemd! L A Ü-  2^6 DE LISTIGE. LAURETTE. Ach Mama! dit had ik u willen zeggen, ik wist het. LISETTE. Ja dat moet ik toeftaan; juffrouw Laurette heeft het my gezegd He beken dat ik naauwiyks naar haar luisterde, en dat ik verzuimd heb u dit te komen zeggen. DE BARONES. Wist gy dit? LAURETTE. Ja Mama, door de kamenier van Mevrouw de Saint-Alban : ik begreep al het gewigt van deeze ontdekking; maar gy wildet my niet zien. DE BARONES. Wel nu, begiyp dan ook alle de gevolgen deezer haatelyke ondeugd: gy zoudt my, gy zoudt uw' broeder, een groOten dienst hebben kunnen doen; doch gy hebt u zo verachtelyk gemaakt, dat me» mand  DE LIS TIGE. 257 mand zig verwaardigen wil, om u te gelooven: als gy de waarheid (preekt verliest zy al haare kragt; geen wonder! gy. fchikt die altoos zó op, dat zy onkenbaar , en van 't bedrog niet te onderfcheiden is* LAURETTE. Ach Mama, fpaar uw ongelukkig meisje! deeze twee laatfte uuren was ik zo bedroefd, dat ik my alle die verwytingen deed die ik van u verdiend heb : ik was aan eene ondeugd verïlaafd, die mynuhaatelyk voorkomt, die ik verfoei! geloof echter, bid ik u, dat, indien men my de treurige gevolgen daarvan eerder had voor oogen gehouden; zo ik onder het oog myner moeder Ware opgevoed, dat zy my thans niet zoude verachten;dat ik my zelve nietzoude haaten, noch verfmaad worden door elk die my kent -— o Mama! gy hebt my van u afgeflooten — gy kendet naauwiyks uwe verwaarloosde Laurette — maak my des, door uwe te groote ftrengheid, niet wanhoopig! neen ik ben niet verachtelyk— ikgevoel dat ik het niet ben — en , indien myn berouw vergeefsch is; zo men myne vernedering nog wil vermeerderen^ dan, dit beken ik, zal ik my "mogelyk durven beklaagen, dat ik op deeze wys ben opgevoed; \ cn myne Moeder, als de oorzaak van dit alles, be- | fchuldigen. BELINDE, ftth Ysfelyk verwyt! — maar zy heeft het Verdiend, rv. DEEL. R o i  jf' DE LISTIGE. r Z * .'. i j X • H:e.' xt verri;-. c z: = 7 — verrei:. r S S4R :• ?i 2 5. l a v ?. e 7 ~ z • r- - r / j ï -' f Wi; :;- ek :e rdLüge- ! ELFDE TOONEEL. de : i ;> : n i ï . i i l i n d t . B I H D t  DE LISTIGE. *S9 DE : i ï O ï ï ii IIlIHDt tb ook . Ik b;;" alreeds der. Irdeoud. E e barones. ,.• _ ^ ^ ~" = ' " , b e l i n e e. Lieve Barones! dit heb ik n ook voorfpdd; gy xyt het flagtofièr van uwe eigene kunstenaaryen— H«-WBd veriooren moeite; hoe veele fynheden V:.--  DE LISTIGE. sói vergeefsch 1— uwe cprcJndccóiiuiille: k_:.r:enui> voeren, dat nu door uwe in-eeken en listigheid voor altcos bedorven is? open dan uwe oogen; zie nu dat men door Hst zig zeiven bederven tan; dat in publique en huis'jke zaaken, de goede trouw altoos verkiezelyk, altoos beminnelyk is; dat loosheid maar voor een tyd bedriegt; dat een* eerlyk openhartig man altoos zekïr gait; dat hy vroeg of laat bet bedrog uitvindt, «en er over zecepraal:. DE BARONES. Ta-— ik heb een groeten misllag begaan; ik bad, vóór ik mv bet noemen,den naam moeten afvraagea v-n z't~. r.' .berd-'..: o:: r.eb rr.v te ver.vvtsr— ik moet riet meer aan deeze zaak denken; ik moet my nu Hechts bezig houden, omtrent dit Gouvernement — ik neb daar eenige verwarde ontwerpen over —— Ik ga naar Mevrouw de Saint-Alban — zy heeft mv zeer kwa'yk gediend—ik denk ook dat gy my verraadt — nooit zal ik weêr iemand vertrouwen l dit alles heeft zulk een onnatuuriyken draai genomen — myne oogen gaan adengs epen gy zult zekerlyk iets onbedagts gedaan hebben - gy hebt Z-'.i eene rr:::e tii.rveer ce lurrurea Vaarwel, vergeef bet my , maar ik laat u alleen ; ik  -S- DE LISTIGE. nJdhlIer. ï - — • N I 7 . . [' , Ik fla gebed verbyfterd! -— eiaddyk heeft zy 2 : vrtis. azt -zzzt er v=r2±:t!yka f;-;"--:-i- TTil'c ~r_e vrbbbe irxrerbtri: vr:uw! ' • = -"■ • y z : verberg-: vre c.- . ftz: van I : ik brei: \ • i;^:.^ ;.- EINDE. D Z  D E S C H O O N E E -N HET BEEST: j i r ï ï ■ fa JiV TWEE B E D RTF EK.  ~ P .E R S Q O N E N. ZIRPHliE. PHE DIME, vriendin rem Zirphee. PHANOR, Gfr.iu :T E 3 S 2 T H Ha T::*:e:i ;'; i'. het ƒ>.;/;,•; der Tcyernimj,--.  D E S C H O O N E E N HET BEEST: 2 L T S P E L. EERSTE 3EDRYF. EERSTE TOONEEL. F H A X O R., ZUPHEE. ( pisr.yr fi^ryni Zlrpzii aan kaar kleed' rmsttehênden, dU hem, hoer he-jfdmist fchrik afkeerende, trogje ;r tnirluchten.) P H i X O !U J^.?. Z.:-'-a'. ik ::d ziz z: z: .. '-;:: ~v :::'z'. Vz:..— z> R 5 P H A-  z66 DL S C H O O N E Zo er hrt rsv bev~:r,oUr. zal ;s _ v-ruiter:-_.r? g:: :o?.:. bevdui zyn voor den ongduikigenPbatcr :ov;-:;;;k;u:r wc::is; os:.., óa_.-;o v:---de eo:;:r ~a'. a ijrr" fxetkir., io: r.' rsv :; • ge'o.:-:-: zrt::, zul: gy se zo vrrcid zv- :z tz\ zi~:z~ :s. 2 1 j ƒ H E E. ZJi_- Hoe aaadoer-yk is zyse ikzzz : ÉÉpA moet hy ( Z} zin Hm act en gi?f; IImTj Brii ^ ; c HzmtA ; Z;* rvrp u fw.) p h a ïi o inr Ugrwimmmrwik A± ZL-bee, =^5 : z i r. p h i £• I W E E-  268 DESCHOONE TWEEDE ÏOOXEE L. p ii a n o r, alleen. Ik heb haar reeds bewoogen ■ haare ziel ontfloot zig voor het medelyden — één opf!ag;een eenige opflag heeft myn werk vernietigd. Wreede Tovernimph ! fmaak al den wellust myner droefheid • - uvve magt, die de myne verre overtreft, verwyst my alreeds, om den last des beftaans, onder deeze afgryzelyke gedaante te fleepen; en ik kan myn voorig gelaat niet veikrygen , voordat ik my heb doen beminnen; voor ik, onder deeze yslyke trekken , een tot nog ongevoelig hart, gewonnen heb.' ach Zirphée, zo gy myn geheim wist!— mogt ik het u openbaaren! maar het treurig orakel heeft het my verboden. Ongelukkige Phanor! niets maakt my zo rampzalig dan dat ik bemin, zo als niemand ooit bemind heeft. (Overftelpt door droefheid, zygt hy op eeti1 floel neder f. [DERDE ÏOONEEL. PHEDlMEj phanor. phediïie, zonder door Phanor gezien te worden. Zirphée zeidde my dat hy hier was — ! ach ! daar ■ishy! ïha>  EN HET BEEST. 269 p h a n o r. Ach Phedime! wat doet Zirphée? p h e b i m e. Ik kom by u, om u uit haar' naam te zeggen, dat het haar bedroefd, u zo onheusch Verlaaten te hebben. p h a n o r. En waarom komt zy zelve my dit niet zeggen? phedime. Wel dat is voor my eene beleefde vraag! p h a n o r. Ach Phedime! ik weet alles wat ik u verpligt ben — vergeef my dit »— wat ware ik thans zonder u! phedime. Nu, ik vergeef het u; ik ben niet haatdraagend; en, ten bewyze daar van, kom ik u zeggen, dat uw klein gefprek met Zirphée reeds wonderen doet. p h a-  i*o DE SCHOONE P H a n O R. Hoe kan ik dit gelooven, daar ik zie met hoe veel afkeers zy my ontvlucht ? p h e d iii e. Maar zulks berouwt haar; is dat niet genoeg? p H A n o R. Maar zy zal nooit dien afkeer, omtrentmy, overwinnen. p Jï e d i m e. Denk dat het nog eerst agt dagen is, dat gy haar ontvoerd hebt; en, vry uitgezegd, men dient wat meer tyds te hebben, om aan uwe gedaante te kunnen gewennen ! zo gy my niet in uw vertrouwen genomen, en in uw belang overgehaald hadt, lang voor gy Zirphée ontvoerder, ik zou, hoe wel ik niet zo ichroomvallig ben als zy ,u thans nog niet, zo geloof ik ten minsten, durven aanzien. p h a n o r. Gy zyt van jongs af de vriendin van Zirphée, zeg my, hoe is haar hart; hoe zyn haare gevoelens? gelooft gy waarlyk dat gy my moogt vleien met de hoop die gy my onlangs inboezemdet ? P H e-  EN HET BEEST. 271 P H £ D I M E. Moet ik u dan giduurig het zelfde verhaalen? goed! Zirphée is gevoelig; haar geest is zo kiesch als haar hart erkentelyk; deugd en verdienden moeten op zo een hart veel indruks maaken; hoop des alles van den tyd. V H A N O R. Het fchynt tog dat zy zig hier verveelt, hoe veele feetien en vermaaken ik haar ook in dit Paleis verfchaffe. P II B D I M E, Zy is echter bekoord van zig hier te vinden: ouderloos, mishandeld door fnoode bloedvrienden, zou zy ten oifer aan hunne eerzucht geftrekt hebben , juist toen gy haar zo gelukkig fchaaktet. P H A N O R. Zirphée zou verbonden geworden zyn met eenen man , die haarer onwaardig was, en die zy niet beminde; maar helaas! wie weet of zy hem, nu zy my gezien heeft, niet weder terug wenscht! P H E D I M E. Geloof vry dat zy zig uur op uur gelukkiger fchat, hem  272 DE SCHOONE hem ontkomen te zyn ; en echter, die door haar gehalte man bezat de uitmuntendfte ichoonheid van gelaat en geftalte , maar hy was een dwaas, zonder de minfle keurigheid; hy is lomp , onkundig; heeft geen zweem zelfs van deugd, en Zirphée vond hem haatelyk. P H A N O R. Engy weet Phédime, waarom ik zo aan Zirphée gehecht ben? de gevoelens die myn hart voor haar vervullen, ontfhan niet uit haare bekoorelykheden. O dag, voor altoos in myn geheugen gedrukt, waarin ik, door myne verborgene kunst, ongezien tegenwoordig was, op het veld, daar Zirphée, met haare fpeelnoodjes , haar geboortefeest vierde! haare tedere droefgeestigheid trof my ; ontroerde my fterk: zy vervvyderde zig van het gezelfchap; door u alleen begeleid, zettede zy zig onder een' palmboom, en opende toen aan u haar hart. PHEDIM E. En gy hoordet onsgefprek? N i H O R, ik miste niet één woord: Zirphée beklaagde zig over haar lot, en de ongelukkige verbindenis, waartoe men haar dwong! „ Ach",zeide zy,„ myne On- „ ders  EN HET BEEST. 273 „ ders leevcn niet meer; en ik ongelukkige ben in' „ de magt van bloedvrienden, die voor myne traa„ nen ongevoelig zyn; die myne gebeden verach" „ ten ! maar jong en zonder endervinding zynde, „ moet ik hunne magt eerbiedigen; de gehoorzaam ■ ,, heid is de eerste pligt myuer jaaren i ik verloor „ de leidslieden die de Natuur my gaf; de wet gaf „ my anderen , en aan die moet ik gehoorzaamen ! ,, zo Zy hunne magt misbruiken , dan zullen zy „ nog eens meer dan ik te beklaagen zyn : ik 5, zal het offer weezen; doch Volgde ffiyu' pligt; en „ men kan nooit zo ongelukkig worden,dat de deugd en onfchuld ons niet zouden kunnen troosten." P li e d i M e. Heeft Zirphée my dit alles gezegd? p h a n o r, Maar oneindig aandoenlyker; een Vloed Van traa* men ftroomde langs haare wangen. i' 11 e d i m e. Ja, ik herinner my dat zy fchreides. V h a n o R« Vervolgends zweeg zy een geruïflien tyd,  474 DE SCHOONE p h e d i m e. Ik bewonder uw geheugen; want federt dit g&i fprek verliepen reeds meer dan twee maanden-, en gy weet nng alles, tot de kleinfte omftandigheid , tot den palmboom toe. p h a n o r. Ach die palmboom! nog dunkt my zie ik hem! hy onderfteunde het hoofd van Zirphée j haare hair* lokken raakten zynen fchors. . p h e o i m e. En ik, tegen welk eenen boom leunde ik? | p b a n o r. Ik zag in hetgeheele veld, maar ééa'palm!oom. p h e d i m e, lachend;. Nu, ru dat zy zo — laaten wy nog meer hoe-* fen: en wat gaf ik haar ten antwoord? p h a n o. r„ Maar, niets, meen ik. T h e-  EN HET BEEST. a?5 P H E B I M E. Niets? ik zou met Zirphée twee geheele uuren alleen zyn, en niets zeggen! «•* Sus! hoor ik iets? zy is het zelve. f H A N O R» tk laat u by haar. p H E D I M E. Ja,voor een oogenblik; ga niet ver Weg,ik zal u Weldra terug roepen. V H A N O R. Denk Phédime, dat ik het geluk van myn leven in uwe handen betrouw— Ik zie Zirphée (Hy vertrekt.*) p H E D I M E. Arme Phanor! hoe treft hy my! acht zyne goedheid, zyne w.-ldaadigheid, zyn verftand, moes* ten zyne mismaaktheid doen vergeeten. S% VIER-  *:6 DE SCHOONE VIERDE TOONEEL. phed'ime, zirphée. zirp hee5 in gedogten zynde. Zo veele deugden zyn tog een beter lot waardig. f Hl Dlm, Zirphée! zirphée. Ach! ik zag u niet. JP HE D l M E. Gy zyt zeer in gepeinzen , zeer bezig. zirphée. Daar heb ik reden toe: ik dagt aan Phanor. p h !•  EN HET BEEST. ttf f HEDIM E. Wd nu? ZIRPHÉE. P-iiime, wy zyn nu agt dagen in dit Paleis, en nog kenden wy het niet geheeL P H E D I M E. Dit Paleis behoort aan Phanor. ZIRPHÉE» Luister eens : zo amfbnds verliet ik, voor de eerstemaal, die vleugel waarin wy gehuisvest zyn; een tamelyk groote tuin zondert ons van de overige uitgeftrektheid van het paleis af; na dat ik die doorgegaan was , kwam ik in eene byna onuitoogbaare gaandery: oordeel hoe verbaasd ik was, toen ik eene geheele fchaar van mans , vrouwen en kiuderen zag, allen in byzondere kleding. p H E D I M E. Het zyn waarfchyndyk de onderdaanen der Tovexnimph. S 3 ziR'  ij-S DÈ SCHOONS Z I E. P H E Z. Neen, men verzekerde my dat het reizigers waren, P HE DIJ.! Et Hoe? ZIRPHÉE. Wy Pbédime, hebben niet gelet, cp de aandoenlykc infcriptie , die voor de poort van het Palcis gegnueerd is; die poort is ahcos open, en men leest daar voor: can alle cngelukkigen. P H F. n I ME. Ach, nu is alles opgehelderd. Z I Pv P HEE. Zorder dit toeval zoude ik niet weeten in weik eene geheiligde fchuilphats wy ons bevinden; Phanor zoude ons dit nooit gezegd hebben. P H E D I ïtl E. [Zirphée uwe oogen zyn vogtig. z I R-  EN HET BEEST. 279 zirphée» " Ik bied niet Isnger weerfbmd! Phanor! ongelukkige Paanor! hoe onbiliyk is het lot omtrent ui p h e d i m e. Moest het dan aan hem alle zyne giften uitdeden f Phanor verkreeg deugd en verftand. zirphée. Maar zo mismaakt! phedime. Ach, Zirpréê! vraag aan de ongelnkkigen die in dit Paleis zyn, of deeze, u zo tegenfbande, gedaante , wel beletten kan hem hef te hebben ? zirphée. Zy moeten hein beminnen; dit eiscbt de erken* tenis. phedime, En gy, zyt gy aan Phanor niets verpügt 1 by helpt de ongelukkigen cm dat by hen beklaagt; zo 5 4 teem;  08o DE S C ■ H O O N E neemt hy ook in uwe rampen deel; hy fchaak. te u, om u van eene onrechtvaardige magt te be« vryden, en, nu hy uwe deugden kent, bemint, eerbiedigt hy u. Z t R. P H »l. Ach.' als ik hem maar niet zie, dan bemin ik hem ook, P h e d i m e. Deeze wys van liefhebhen is niet zeer aandoen* lyk! indien hy voor u flegts eenen grilligen voorbygaanden fmaak, uit uwe fchooriheid gcfprooten, had dan zoudt gy met reden zeggen kunnen: „ myne „ gcftalte behaagt u, dat ipyt my; want de uwe ,. fchynt my afgiyaelyk toe; " wat zoude hy daar op kunnen zeggen ? maar uw verftand bekoort bcm; uw charakter is hem dierbaar: al waart gy le* lyk hy zou U echter beminnen, z i r p ii e e. Ach dat hy niets dan lelyk ware 5 phedime. Zo dat, hy bezit alles wat hem in u beviel, en gy zyt onyerfchillig voor hem ?, z i R-  EN HET BEEST. 28/ ZIRPHÉE. Onverlchillig! neen! maar ik kan my niet gewen-: nen hem te zien. PHEDIME Ec Mem toé dat hy in 't eerst fchrik aanjaagt; maar als men zyne goedheid, zyne zagtzinnigheid kent, is het dan mogelyk voor hem te vreezen? maar ook, zyne geftalte is grillig, dat is waar , doch ik heb wel veel ftootender gezien; hy doet zig zeiven ten minden recht; hy is geen pronkertje, ZIRPHÉE. Hoe! zyt gy dwaas? PHEDIME. Wel waarom hy zo wel niet als anderen,die dooi de Natuur niet gunftiger bedeeld zyn ? Z I R P H E E. Gy waart daar zo aanftonds by hem; wat zeide hy ? S $ V H E-  £Èi DE SCHOONE PHEDIME. Dat gy hem ongelukkig maakt, Z I R P H E E. Dat is een groot ongeluk voor my: PHEDIME. ft ben gerust dat hy hier niet ver van dasn is. Z I R P H E E, Gelooft gy dat ? PHEDIME. Wilt gy dat ik hem roep' ? z I R P H E E. Ik durf niet. PHEDIME. Kom, dat is kinderachtig, 2 I &•  EN HET BEEST. a&3 2jrïheï. My dunkt dat ik hem hoor! phedime, fa hy is't. Gy wordt bleek, Zirphée! Z i e p h e e. Neen,'tis niets -— Blyfbymy, PjéliméJ phedime. Daar is hy: ik bid u werk op u zelve — blyf. VYFDE TOONEEL. zirphée, phedime, phanor. (Zirphée gaat naar de overzyde. ^ phanor, zagtjes naderende. Zy zal my al weder ontvluchten. V h e-  **4 DE 5 C H O O N E ? :-: z t : y. e. » H X. Dl ME. >r • ■ _ _^ ... _ , P H A X O S. J*j t-3 b:e~"cc. «yn. (Teg-m Zirpbie.) Nn, ro Skn hinder, dan gi :t zaz. 2 I K. P H B E. AchRjéfine! P K _*.•  ZN HET BEEST. £3S PHANOR. ZIRPHÉE, Neen, bly£ PHEDIME. H.'eb.-r wy van dea: weder eer. feeitl PHANOR. ZIRPHÉE. Ik genoot daar zo even bet grootfte genoegen, dz: :k -:z is do: Pel::* r-:r::k: se':: er/ hrc: -y deer. es ve:-::k:s. ik beklup: roy ;vs: o. Peieeor. PHANOR. Hoe'. Z I R P E E E. Is a: -er:er.::ro:::: ;r.e.i; der. :e z es de: de we!-  s86 DE SCHOONE daadigheid ongelukkigen te hulp komt? dan de dankbetuigingen der deugd toegebragt te zien ? PHANOR.. Is er een geluk te vergelyken by dat van goedgekeurd te worden door Zirphée! PHEDIME. Door haar die men bemint. PHANOR. Phédirne, verklaar het geen ik niet durf zeggen. Z I R P H E E. Gy zyt te befchroomd, Phanor. PHANOR. Ach, Zirphée.' PHEDIME. Wel nu, zwygt gy Phanor?  E N H E T BEEST. 28? phanor. Hoe Zirphée! heb ik 't wei verftaan ? — myne gevoelens zyn niet haatelyk voor u! ik mag er van fpreeken! z I r p h e e. Befchuldig my nooit van ondankbaarheid. phanor. Bt befchuldig myn lot alleen. phedime. Zie daar alweder even treurig. ( Stil tegen Zirphée.) Spreek, ten minflen met hem — kom, poog hem eens aantezien. phanor. O Hemel! wat zegt gy Phédirne? neen Zirphée, zie my niet aan, dan verloor ik al myn geluk. zir p h e e: zy ziet hem hefüiroomd aan , en ftaat haare oogen weder neêr. Gyziet, Phanor, hoe onbillyk gy zyt. p h a*  M D Z S C H O O N E P H A X O 2. A;-: k-Tzt: ~y rry izzz r.rr ~=sva( By tracks fe«c lll 5« Któg- £ pj tm. f&krt en-KÜ hem ewtwyke* : hy treedt ? :•: E D : M 2, .v,- /; c:^;.f:-;. ij-_j . _ j: ' * P E A X O ÏL. Da tie:, gr =■:.=: d, — .w Ri-.;;;;, •,: _ . . .. zo «cl getefcaakt als Zirvhê* • ït . . K -: -y :y :ci Z.>i=. i' :■■ 'v^'lj'-y "-■ -  EN HET BEEST. sSc zi2.phek, ter zjst, Zy miih: rry :r.v;:ia!i:r. p h e d i me, •* Vtonid Zirphée! z i r p h e W+fpJtigi Dr.vv*. ik i listig ces, gr. d£2 Preirre — ga •:ur Prer :. phanor: h i»  EN HET BEEST, a^t V HEDIM E. Goed, wy zullen dit gefprek in de Comedie Vervolgen. (Zy neemt nog eens den arm van Phanor.~) Zirphée zo gy een leidsman behoeft, Phanor kan. (. PHANOR. Hemel 1 wat durft gy zeggen ? hrphee: zy ziet Phanor met [chroom, doch zonder fchrik, aant Phanor! wilt gy my een arm geeven? PHANOR. Ach! Zirphée! zo ^y my beklaagt; zo gy belang in my neemt, nogmaals bid ik u, bedwing u voof my niet. i IR P H E E. Wel nu, ik gehoorzaam u; zonder fchroom, en vrywillig geeft ik u myn' arm. T 4 p H A-  S90 DE SCHOONE ZIRPHÉE. Ik zal — laat Phanor daar ook komen. PHANOR. Ach! ik voel al het gewigt van deeze goedheid5 maar, Zirphée, die te gebruiken zou mogelyk eene onbeleefdheid zyn —— Vergeef het my, ik lees in uw hart; ik deed niets voor u, en gy gelooft echter aan my vcrpligt te zyn ; gy poogt den afkeer die myn gedaante u inboezemt te overwinnen; maar ik leidë veel meer door uwe, dan door myne fmarten; en ik kan de moeiten die gy u oplegt niet langer verdraaien: regeer alhier; gy alleen zyt de Koningin in dit Paleis; gebied er; ontvlugt my; wees vry en gerust, en Phanor zal al te gelukkig zyn. z I R p H E E. O edelmoedigfte der menfchen! hoe zou ik my zelve verachten, zo ik voortaan u niet zonder afkeer zien konde • . neen, Phanor, de dankbaarheid is geen lastige pligt voor myn.hart. m e*  EN HET BEEST. 29$ V HE Dl m Es Goed, wy zullen dit gefprek in de Comedie Vervolgen. (Zy neemt nog eens den arm van Phanor.) Zirphée zo gy een leidsman behoeft, Phanor kan. ♦. phanor. Hemel! wat durft gy zeggen ? zirphée: zy ziet Phanor met /chroom, doch zonder fchrik, aant Phanor! wilt gy my een arm geeven? PHANOR. Ach! Zirphée! zo ^y my beklaagt; zo gy belang in my neemt, nogmaals bid ik u, bedwing uvoot my niet. zirphée. Wel nu, ik gehoorzaam u; zonder fcliroom, en vrywillig geeft ik u myn' arm. Ta p h a-"  s«j2 DE SCHOONE PHANOR. Ach Zirphée! wist gy wat er in myn ziel omgaat ! P H E B I M E. Dit zult gy haar in de Comedie wel vertellen. Laaten wy gaan. (Ter zyr/e in het heengaan.) Dank zy het lot! Zirphée begint wat zagter te worden. Einde van het Eer/Ie Bedryf. T W E E-  EN HET BEEST. 293 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. ZUPUll, PHEDIME. P H E D I M E. Sta toch toe, dat men niet belangryker, niet beminnelyker zyn kan, ZIRPHÉE, Ik kan my niet genoeg over my zelve verwonderen nooit had ik gedagt, dat ik aan hem zoude hebben kunnen gewennen, PHEDIME. O dat is zeer eenvoudig! gy wildet niet hooren; gy kendet des noch de bevalligheden van zynen geest, noch van zynen inborst. T 3 z I R»  594 DE S C H O O N E ZIRPHÉE. Hy heeft eene goedheid , eene kieschheid —Veel bevalligs — hoe aandoenlyk is het geluid van zyne item! PHEDIME. Zo dat, gy zyt nu niet meer bang voor hem ? 2 i r r heb. Ach! ik acht hem te hoog om hem te kunnen vreezen maar het belang dat hy my inboezemt heeft iet zo droevigs, zo fmardyks, dat ik het niet kan Uitdrukken: gisteren had ik flegts dat medelyden met hem, dat wy voor ongelukkigen hebben; ik bedroefde my over zyn lot; 'maar het bedroefde my niet, zo als het my nu aandoet; ik denk in weerwil van my zelve aan hem, en ik denk niet aan hem , dan met eene deelneeming die myn hart als toedrukt. PHEDIME. Dat is vreemd!—— want gisteren was hy zeer te beklaagen, en van daag, nu gy hem heusch behan» delt, is hy gelukkig: waarom groeit dan uw me« delyden, naar niaate hy minder ongelukkig wordt? 5  EN HET BEEST. 295 ZIRPHÉE. Eén denkbeeld fielt zig altoos voor mynen geest, en pynigt my men kan hem onmogelyk voor de eerfte keer zien, zonder' ontiMtenis, zonder fchrik. PHEDIME. Wel wat raakt dat u, indien gy voor altoos van deezen eersten indruk beveiligd blyft ? ZIRPHÉE. Ik wenschte dat men hem recht deed; ik beiroef my als ik denk dat het voorkomen van zo een deugdzaam , weldoend mensch , zo veel fchrik en afgryzen verwekt, als het zien van een wild roofdier— ach , dit denkbeeld is yslyk ; ik kan , zonder angst, het niet gedoogen. PHEDIME. Maar zo gy in dit Paleis blyft, dan zal Phanor u nooit verlaaten; hy zal, voor u, de geheele wereld vaarwel zeggen. ZIRPHÉE. Ik weet nog niet wat myn lot zyn zal; ik weet ï 4 niet  a96 DESCHOONE niet Phedime of ik de fchuilplaats, die hy ons aan» biedt, moet aanneemen. phedime. En zo gy hier van dan gaat, waar dan heen ? zirphée. Ik weet het niet! dit weet ik, dat de vriendfchap, en geenzins de nood my zal oyerhaalen, hier te blyven. phedime. Maar, zal Phanor toeflemmen zig van u te fcheiden ? zirphée, Phanor is te edelmoedig, om onze vryheid te be» lemmeren. phedime. Ik ben hier zeer wèl, en heb ook beflooten hier te blyven. zirphée. Hoe, Phedime! zonder my ? p h e-  EN HET BEEST, *9? PHEDIME. Ik blyf om Phanor te troosten. ZIRPHÉE. Te troosten! PHEDIME. Ik ben gevoelig, dankbaar; myne vriendfchap zal hem van uwe onerkentelykheid fchadeloos ftellen ; des, lieve Zirphée! zal ik voor uweonbillykhedenbetaalen, en gy behoeft u omtrent hem niet meer te bedwingen, Z I R P H E E. Hoe onderfcheiden zyn onze geaartheden ! ach Phédirne! alles is voor u een voorwerp van fpotterny. PHEDIME. , Neen, ik meen het zeer ernftig. ZIRPHÉE. Dat geloof ik ^— laaten wy er niet meer van fpreeken ( Ter zyde.) Ik weet siet wat my deert; ik ben geemlyk. T $ P H E«  *oS deschoone PHEDIME. Al weêr aan 't mymeren? ZIRPHÉE. Dat is waar. P II E D I M E. Wilt gy alleen zyn ? ZIRPHÉE. Zo als gy 't verkiest. PHEDIME. Vaarwel Zirphée, tot van avond. ZIRPHÉE. Waar gaat gy toch? PHEDIME. Ik mymer niet; ik praat gaarne; ik ga des by Phanor. Z I R«  EN HET BEEST. 299 ZIRPHÉE. 't Ts wel, ga —- ik vlei my dat gy hem niets van ons gefprek zult mededeelen? PHEDIME. O ik ben befcheiden; ik beloof u , niet over u met hem te zullen fpreeken. Z I R P H E E. Dat is alles wat ik verlang — maar wat zult gy hem dan zeggen? PHEDIME. Gy zyt wel nieuwsgierig! ZIRPHÉE. Hoe! is hier dan iets geheims ? PHEDIME. Dat zou kunnen weezen.  joo DE SCHOONE z i r p h e ï. O ik verzeker u, dat ik niet eens begeer het uittevinden. phedime. Als dat zo is, zwyg ik. zirpheEj ter zyde. Ik kan het niet langer uitftaan, phedime. Nu Zirphée, ik groet u; als uwe mymering uit is, roep my dan. (Ter zyde.) Kom , laat ik Phanor zoeken, en htm goeden raadgever, TWEEDE TOONEEL. z i r p h E E, alleen: na wat flilzwygertt. Ik zou te veel gezegd hebben,- 't is goed dat zy weg ging — is dit Phédirne ? die vriendin, die altoos gereed was om voor my alles opteofifiren! hoe is zy veranderd ! het is als of zy Phanor boven my  EN HET BEEST. 504 my verkiest! —- ik ben doodlyk bedroefd! ——s (Zy zit neder.) Welk eene naare bitterheid vervult myne ziel! Ik weet niet recht wat er ia myn hart omgaat — ja, ik zal dit Paléis verlaaten—• Phedime kan hier wel zonder my blyven op morgen, mogelyk vandaag, vertrek ik voor altoos. Phédirne zal Phanor troosten ; beiden zullen my vergeeten, en zal ik alleen te beklaagen zyn Ach! ik verdiende een ander lot — andere vrienden ik ken ongelukken, maar nooit leed ik zo veel als nu; ik ben erdoor vcrfchrikt ... daar komt iemand — Hemel! 't is Phanor! (Zy zygt opeen* floel neder.) DERDE TOONEEL. phanor, z i r p ii e e.' phanor, ter zyde. Ik zal Phedimes raad volgen '. laat ik beproeven wat het medelyden op een gevoelig hart vermag. ( Hy doet nog eenige treeden, waarna hy flilftaat.) Mag ik nader komen Zirphée ? zirphée, opryzende. Ja Phanor, kom, ik wil u een oogenblik fpreeken. p h a-  303 DESCH00NE PHANOR. Wat hebt gy my te zeggen, te beveelen Zirphée ? zirphée, ter zyde. Ik kan niet met hem fpreeken! onmogelyk > (Overluid) Phanor, ik vrees u te bedroeven; ik duif xuets niet vraagen. P H A K O R. Waarom kan ik uwe wenfchen niet gisfen! ach Zirphée! alle uwe verlangens zouden vervuld worden, ZIRPHÉE. De zuiverfte erkentenis hecht my aan u — maar ik kan echter niet belooven altoos in dit Paleis te blyven Phanor, geeft gy my de vryheid om het te verlaaten ? PHANOR. Ik verfta u, en ik klaag niet over het wreede lot dat ik te gcmoet zie: dit Paleis, 't welk voor alle ongclukkigen oper.ftaat, is eene woning, maar geene gevangenis; gy zyt niet alleenlyk vry, maar gy regeert hier; ik ben flegts een onderdaan, afhangelyk van uwe  EN HET BEEST. 30J uwe wetten; ja zelfs bereid om, u ten gevalle,my te verbannen ; doe dan aan myne gevoelens recht, en befchouw my ten minden niet als eeii'dwingeland, een' fchaaker l ZIRPHÉE. Gy een dwingeland , Phanor ! kunt gy my zo verdenken 3 ach ik ben met my zelve onééns; ik kan grillig, ik kan. dwaas, maar omtrent u niet onrechtvaardig zyn; neen Phanor, nooit. p 11 a n o R. Ken dan myn gehecle hart: ik weet te wèl, wat myne tegenwoordigheid uitwerkt; ik weet dat eene yslyke mismaaktheid, my van het geluk myns levens berooft; ik had nooit het dwaaze denkbeeld, van u te willen behaagen, of uw lot aan het myne te verbinden; ik heb uwe achting verdiend, dit is genoeg; na het eenig geluk dat er voor my zyn kan verkreegen te hebben, moet ik my zeiven vergeeten, en my met u alleen bezighouden. ZIRPHÉE. Gy verfchrikt my! waar zal dit heen? — Phanor! wat neemt gy voor ? P H A-  ,394 DE 5CH00NË PHANOR.. U ten volle meesteresfe over uw lot te maaken; u voor altoos te bevryden, van alles wat u mishaagt, of hindert: ontvang deeze doos, daar ligt een kostbaare ring in; als gy die aan uw' vinger (leekt, dart kunt gy op het oogenblik zyn, daar gy verkiest te weezen; en alles wat gy wenscht, zal u door deezen ring gegccven worden : Paleizen, Lusthoven, alles wat kunst en Natuur voordbrengen, ftaat onder u bevel. ZIRPHÉE» Herneem dit gefchcnk, en duit my waargy u be« vindt. PHANOR. Neen, verfmaad deeze laafde eerbewyzing niets vaarwel Zirphée, denk lbmwylen eens aan den ongelukkigen Phanor. (Hy vertrekt). ZIRPHÉE. Blyf! blyf!—— Hy ontglipt my! Phanor! Phanor ! vergeefsch roep ik u —- Hemel! een verborgen fchrik verftyft myne zinnen ; maakt my roereloos — zyne Jaatfte eerbewyzing! — wat beduiden deeze geheimzinnige woorden?—- wat wilde hy zeggen ? ik beef! —— verwarde denkbeelden ont*  EN HET BEEST. 535 ontroeren myne ziel— deeze doos, diehy,in weêrwil van my zelve hier liet, bevat mogelyk de verklaaring van het voorgevoel ... ik durf haar niet openen. (Zy zet de doos op een tafel.) Ach ! laat ik Phanor zoeken, hy alleen kan my uit deeze yslyke angften verlosfen. VIERDE TOONEEL. PHEDIME, ZIRPHÉE. PHEDIME Waar gaat gy, Zirphée? ZIRPHÉE. Ach Phedime! hebt gy Phanor gezien? PHEDIME. Zo fcheidde ik van hem. Z I R P H E KV Wel nu? IV. DEEL. y PH*j  Sö6 DE SCHOONE PHEDIME. Ik weet welk een gefchenk hy u gaf; maar wat een gebruik denkt gy er van te maaken ? ik ontmoette Phanor raadloos, buiten zig zeiven ; zyn wilde gang ontftelde my ; ik wilde fpreeken,hy ontweek, ontvluchtte my; hy trad uit het Paleis, my een treurig vaarwel toeroepende. i ZIRPHÉE. Wat hoor ik ? Hemel! is hy heen gegaan ? —— waar ? PHEDIME. Hoe kan ik dat weeten ? ZIRPHÉE. Daar fcbiet my iets in : met den ring dien hy my gaf, kan ik my ter plaatfe waar hy is vry bevinden; daar wil ik weezen : (zy opent de doos.) Zie daar den ring! maar wat zie ik! een brief! PHEDIME» Die brief zal ons meer zeggen. Z IR-  EN HET BEEST. s&? Z I R P H E E. Ach Phédirne, ik beef! PHEDIME. Kom, lees hem. ZIRPHÉE. Wat zal ik nu hooren! (Zy leest O „ Ik wil O van een haatelyk voorwerp bevryden;ik weet dat J myn byzyn u ondraagelyk is; en , verre van u gefcheiden kan ik niet leeven: ontvang een eeuwig ,', vaarwel van uwen getrouwen, uwen tederenPhanor"— Ik fterf! (Zy zwymt in de armen vatt Phédirne.) PHEDIME. Wat zie ik! Hemel! Zirphée! Zirphée! ZIRPHÉE. Hy is dood! — verlaat my Phédirne! uwe zorgen zyn vergeefsch; ik haat het leven — Eindelyk, doch te laat, lees ik in myn eigen hart: Phanor! ik heb ons beider graf bereid! de ongelukkige Zirphée zal u welhaast derwaards verzeilen; ja, V s Pha*  308 DE SCHÖONE Phanor, ik bemin u; ik kan zonder u niet keven; ( Terwyl zy dit laatfie woord [preekt, hoort men agter het tooneel een tre[cendo.) Wat hoor ik! muziek! (Het muziek houdt aan ; terwyl verandert het tooneel : Phanor verjchynt aan het einde van hetzelve in zyne natuurlyke gedaante, en op een troon van zoden en bloemen'). zirphée. Waar ben ik? welk voorwerp treft myn gezicht! VYFDE TOONEEL. zirphée j phedime, phanor. \ phanor, loopt toe, en werpt zig aan de voeten van Zirphée. Ach Zirphée! Zirphée.' erken Phanor aan de grootheid zyner tedere liefde. 2 i r p ii e i. Phanor! Hemel! P II a-  EN HET BEEST. 3°9 p H A n O Ri Het orakel is vervuld; ik herkryg myne voorige gedaante, en het is Zirphée die my tot het geluk, en het leven wederbrengt. zirphée. Ach! Phanor! wat is het aangenaam zyn leven toetewyden aan hem, voor wien wy het wilden verlaaten. phedime. Gelukkige dag! zirphée. Ach waarde Phédirne! gy vergroot ons geluk, door daar deel in te neemen. phanor. En hoe veel ben ik haar niet verfchuldigd! V 3 phE'  Sio DE SCH00NE EN HET BEEST, .PHEDIME. Wees altoos gelukkig, dan zyn alle myne wen. fcken vervuld. (Tegen de aanfchouwers.) Gevoelige, deugdzaame harten, beklaag u nooit over uw lot; mogt dit voorbeeld u leeren, dat de weldaadigheid en de goedheid de zekeifte middelen zyn om te be» haagen, en de eenige reden waarom men geacht ea bemind wordt. EINDE, HET  HET GELUKKIGE EILAND: £ L T S P E L; IN TWEE BEDRTFEN.  PERSOONEN. De Tover nimph, LUMINEUS E. DeTovernimph, BIENFAISANTE, zuster van Lumineufe. De Prinfes ROS AL IDE , opvoedelinge van Lumineuf>,. De Prinfes CLARINDE, opvoedelinge van Bienfaifante. ZULMEE, Staatjuffer van Rofalide. Het Tooneel is in het Paleis. I  HET GELUKKIGE EILAND:; B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Z U L M E E. \!(7elk een geweld is er in het Paleis! elk verwagt met ongeduld het einde vin deezen dag, waarop het lot van het gelukkige Eiland zal befhst worden: men ondervraagt, men woelt, men geeft zig duizenden moeiten, en de Tovernimphen, en de twee jonge Prinfesfen zyn, geloof ik, in zeer hevige beroeringen': wat my betreft, federt drie dagen ben ik in den dienst van Rofalide; alle myne wenfchen zyn-voor haar; ik weet echter niet, of zy boven Clarinde zal gefteld worden — Rofalide heeft, zegt men, vernuft, en begaafdheden,maar zy V 5 is  3i4 HET GELUKKIGE is trotsch, grillig; zy heeft veele verdienden, doch hoe zeer men haar vleie en bewierooke, men bemint Clarinde, en ik vrees ... Ik hoor iemand! ftil — 't is myne jonge Meesteresfe. TWEEDE TOONEEL. ROSALIOE, ZULMEE. ROSALIDE. Eindelyk kan ik my aan dat lastige volk onttrekken , dat my nu reeds twee uuren naliep . ach Zuimée! zyt gy daar ? z u l m E E. Wel nu Mevrouw? is het uur der krooning bepaald ? ROSALIDE. Ta, de Koningin van het gelukkige Eiland zal deezen avond, om zes uuren , verkoozen worden. ZUL-  EILAND. 315 z u l m E e : zy kuscht den zoom van Rofalides geivaad. Laat ik de eerfte zyn, in haar hulde te doen. rosalide. Welk eene dwaasheid, Zuimée! weet gy niet dat myn lot nog zeer onzeker is, en dat Cfarinde gekroond kan worden? z u l m e e. Ik weet dat uwe aanfpraken gelyk , maar uwe rechten .zeer onderfcheiden zyn. rosalide. Gy misleidt u; de overleedene Koningin beroemde ,op haar doodbed, tot beftuurfters haarer Staaten , de twee Tovernimphen , die ons hebben opgevoed; zy beval Clarinde en my, in haare byzondere zorg; en zy verzogt, dat, als wy de jaaren bereikt hadden , waarin wy, volgends de wetten , verkiezelyk waren, zy de oudfte en de wysfte mannen van dit Eiland zoude zamen roepen; op dat men haar, die men het waardigfte keurde , met eenpaarigheid van ftemmen, tot Koningin zoude verkiezen. zul-  3«5 HET GELUKKIGE ZUL MEE. Maar, Mevrouw, zyt gy, uit hoofde uwer ge. boorte, niet de naafte tot den troon? ROSALIDE. Neen, de rechten van Clarinde zyn, in dit opzicht , gelyk aan de mynen; wy zyn beiden uit het Koninglyke huis der overledene Vorllinne voordgefprooten; doch de trappen van bloedverwantfchap zyn zo duister , dat men hieromtrent niets beflisfen kan : de Koningin had,behalvenons,geeneerfgenaamen,- en, geen voorkeur omtrent ons willende maaken , nam zy het wyze oogmerk, dat ik u omftandig bekend gemaakt heb; zy beval des dat men haarde kroon gave, die dezelve het meest waardig zoude gekeurd worden. Z U L M E E. Ach M-vrouw! hoe voordeeiig is deeze fchikking voor u! ROSALIDE. Zeerwel, Zuimée; ik vergeef u deeze vleiery; zy is niet kwalyk gevonden; gebruik dezelve echter fpaarznam;de lofredenen hebben niet altyd het geluk van my te behaagen; ik beken evenwel dat ik die bs-  EILAND. 317 bemin, maar ik ben daaromtrent wat heel keurig ; wees gewaarfchouwd. ZUL M E E» Als men u die durft geeven, is het zonder oogmerk; zy ontglippen ons; 't is behoorelyk dat gy ons die vergeeft. rosalide. Zulmèe gy hebt vernuft, ik zie dat gy my van dienst kunt zyn Hebt gy van daag de Tover- nimph gezien? z u l m e e. Neen, Mevrouw; zy is zo geheel bezïa met de voorbereidzels tot dc krooning— zy we;kt tiiaas alleen voor u. rosalide. Wat zullen veele feesten zyn! — wat ben ik al die feesten moede! z u l M e e. 't Is waar, de Tovernimph geeft u geduurig nieuwen ; zy bemint u met drift! — nu dat is aituurlyk. r o-  3i 8 HET GELUKKIGE rosalide, ter zyde. Nog al! — deeze aanhoudende laffery begint my te vetveelen. (Overluid,) Laat my alleen, Zuimée— (Zuimée vertrekt; doch blyft agter aan het Tooneel ftaan. ) Ik heb eene andere afgedankt om dat zy te norsch was; Fatime, Zerbine, en Ziphe heb ik niet kunnen houden — Zuimée begint my nu alreeds te- genteftaan ~ is dit myn fchuld of de haare? ach, altyd nieuwe gezichten te zien, en zig aan geen mer.sch te hechten — ik voel dat ik, hoe veel zorgs de Tovernimph ook voor my neeme , niet gelukkig ben! ( Zy zet zig in een' armftoel, en zit diep in gedagten. ) z u l m e e : zy nadert zachtjes. Mevrouw! rosalide. Wat is 't? Z U l ÏI e e. Ik meende dat gy my riept. rosalide. Neen; maar blyf—- Haal myne harp «— neen1) ik  EILAND. 3T9 ik zal leezen - - Zuimée hebt gy eenige talenten? z u L M E E. Voormaals zong en tekende ik; en ik zal u eenvouwdig zeggen , dat dit nog welging, immers dat geloofde ik; O ik dagt dat ik geene meesteresfe had. ROSALIDE. Wel nu? Z U L M E E. Wel nu Mevrouw; federt ik de eer heb van u te •dienen , zie ik wel beter. ROSALIDE. Hebt gy de fchildery gezien , die ik nog onlangs aan de Tovernimph gcgeeven heb ? z u L M E E. O ja Mevrouw; de Tovernimph heeft die ook in de groote gaandery geplaatst; ik bleef er deezen morgen wel twee uuren voor ftaan; ik vond haar zo fchoon, dat ik, in myne kamer komende, al myne tekeningen ,penfeelen en crayons, op 't vuurfmeet. , EO-  3» H E T GELUKKIGE rosalide. Men heeft heele lieve versjes op die fchildeiy gemaakt ; kent gy ze ? Z U Ir M I tl Ja, Mevrouw, maar zy voldoen my niet: 't is waar, ik ben nooit vergenoegd met den lof dien men u geeft; ik gevoel altyd dat er iets hapert ... Maar de deuren openen zig; het is ongetwyfeld de Tovernimph Lumineufe. rosalide, terwyl zy naar de Tovernimph gaat. Vertrek Zuhnée. ztiLMEE, ter zyde. O mogt Rofalide Koningin worden ! zy hemint de vleitry; ik heb haar zwak gevonden ; nu ben ik gerust dat ik haar altoos naar myn' zin zal regeeren. DER-  E l L, A N D. 3&i DERDE TOONEEL. LUMINEUSE, ROSALIDE. LUMINEUSE. Wat fcheelt u lieve Rofalide? gy ziet zo treurig! ROSALIDE, Ik beken Mevrouw, dat ik thans een weinig moeielyk ben. LUMINEUSE. Hoe zo? zyt gy ongerust over de verkiezing, die dezen avond zal voorvallen? ROSALIDE. O reenzins, en 't is ooV niet de moeite waard', tl te zeggen waarover ik fprak. LUMINEUSE, Ik wil het echter weeten» IV, DEEL. X R °"  322 HET GELUKKIGE R 0 SALIDE. Wel nu Mevrouw, het betreft de jonge bedien* de die gy by my geplaatst hebt. LUMINEUSE. Staat zy u niet aan? ROSALIDE. Ik denk niet gunffig over haaren inborst; indien gy wist hoe laf, en op welk eene laage wys zy my vleit. LUMINEUSE. O is 't anders niet: maar myn kind, uwe zedigheid maakt dat gyvoor vleiery opneemt, iets dat zuivere waarheid is; ik zeg u eenvoudig dat ik grootsch ben op myn werk, en het is waar dat gy, dank hebbe de Natuur , maar voor al myne opvoeding , een volmaakte jonge dame zyt. ROSALIDE. VolmaaktI o Mevrouw, in waarheid, dat geloof ik niet. X Vr  Ë ï L A N D. 3*3 LUMINEUSE. Dat weet ik, en dit bewyst dat ik myn werk voltooid heb; want ik doe u het recht van te zeggen da? gy ééne deugd mist. rosalide. Ik héb evenwel veel trotschheid. lumineus e, lachende. Ja, myn kind, wees daar altoos van Verzekerd. rosalide, zeer levendig, Ja Mevrouw, zeer ve"); en dewyl gy my dringt om het te zeggen, ik vind niemand die boven my Verkiezelyk is: is dit, by voorbeeld, zedigheid ? — gy lacht; gy gelooft dat ik vergrootend fpreek; maar neen, zo denk ik — en niet te min , Zo ben ik echter onvoldaan over my zelve! hoe komt dat overéén ? lumineuse. • Wat is Zy bekoorelyk! omhels my myne Rofalide t ach! zo gy niet voldaan zyt over u zelve, wie zal het dan ooit zyn kunnen ? X a R o*  3*4 HET GEL'UKKIGE ROSALIDE. Ik beklaag my ook niet over de Natuur; zy gaffriy een gevoelig, erkentelyk hart: aan de Fortuin heb ik veel te danken; zy heefc my in u eene weldoenfter bezorgd; maar Mevrouw, wat gy ook zegt, ik heb gebreken die u ontfnappen, om dat gy my bemint; en die ik bemerk, om dat ik er door lyde. "LUMINEUSE, Gy fpreekt altoos van uwe misflagen; ikWenschte' wel dat myne zuster, die u voor zo verwaand houdt, dit hoorde; geduurig brengt zy my de zedigheid van Clarinde onder het oog nu Rofalide, ojrdeezeR dag, de fchoonfte myns levens, zal uw lot naar mynen wensch bepaald zyn: deezen avond ontmoet ik u nog als Koningin van het gelukkige Eiland;myne vreugd zal alleenlyk ontriistworden,doorhetverdriet myner zuster; want zy is dwaas genoeg om vasttefhllen, dat haare opvoedelinge zeer veel kans heeft; begrypt gy ook dat men zo verregaande verblind zyn kan? ROSALIDE. Ik kan over de verdienden van de Pn'nfesfe Clarinde niet oordeclen; ik ken baar te weinig; ik zag haar zeer zeldzaam, oifchoon wy beiden in dit Paleis 'zyn opgevoed. L U-  EILAND. 3*i LUMINEUSE, Vermits myne zuster, over de opvoeding, denkbeelden , geheel ftrydig met de mynen voedt, heb ik niet gewild dat gy zeer gemeenzaam met Clarinde zyn zoudt; maar ik vind nu dat het goed zyn zal, nader kennis met haar te maaken, vermits zy die Koningin zyn zal, verpligt is de anderen te beichermen. ROSALIDE. Ach! al het goede dat ik dus lang van Clarinde gehoord heb,heeft myn hartgunftig voor haar ingenomen. LUMINEUSE. Zy is ook belangryk, dat is waar; zy fchittert niet, maar zy is goed en zachtzinnig; en, hoe wel zy maar een zeer dagelyksch verftand beeft, zo geloof ik echter dat ik in ftaat zoude geweest zyn, om van Clarinde eene beminnelyke Dame te vormen : myne zuster zeide my, dat zy haar van daag by u zoude brengen . . . maar Rofalide, gy luiitert niet naar my! gy mymert. ROSALIDE. Dat is waar Mevrouw, — ik denk aan iets dat gy my daar zo even van de Tovernimph Bienfaifante gezegd hebt. X 3 L u"  5a6 HET GELUKKIGE LUMINEUSE. Wat toch? ROSALIDE. Zy zegt dat ik verwaand ben; en dat, ik weet niet waarom, komt my geduurig in de gedagten, LUMINEUSE. Kom! ROSALIDE. Ik wmschte wel te vveeten waarop zy die befchuldk ging grondt; ik prys my zelve evenwel nooit, LUMINEUSE. Dat is waar — het tegendeel. ROSALIDE, lk praat nooit over my zelve; ik fchuw delofïpraaken —— waarom houdt zy my dan voor verwaand? L U-«  E I E A N D. 3*7. LUMINEUSE. Och, om dat zy meent dat gy alles bezit wat in ftaat is iemand zo te maaken. ROSALIDE. Maar zy 'zeide 'het echter met verzekering. L 'u M I N E U S E. Ongetwyfeld 'uit afgunst; op deeze 'wys verfmaadt zy uwe talenten: by voorbeeld, de laatfte fchüdery die gy gemaakt hebt, en die een meeftetftuk is, ziet zy niet flegts zonder verbaasdheid, maar koeltjes, en pryst die matigjes. ROSALIDE. Ik beken, dat ik gevoelig ben voor dit bewysvan afteer— Ik kan geene onbillykheden verdraagen* Zy liaan my tegen — bedroeven my — brengen my buiten my zelve. LUMINEUSE. , Bedaar myn kind — 't lieve kleintje heeft de traaBen in de oogen! wat is dit aandoenlyk! X 4 R °-  328 H'ï T::G E'L UiKKIGE r.0 s ;a l ide, met een gemaakt lachje. .■ -'() atni". :.- . :r,™m ys :r' ■ <■•■• ,:;-0 Wie! ik, Mevrouw? ach ik verzeker u dat het rny niet treft —— het moeit my dat ik aan Bienfaifaute mishaag; ik toon my daarover verwonderd; want ik deed niets om dit ongeluk te verdienen ; doch ik verzeker u, dat ik er noch fpytig noch boos over beu. lumineus e. Ö daar ben ik gerust op . . . Maar wat wil Zuimée? VIERDE TOONEEL lumineuse, rosalide, zulmee. 'zul mee, tegen cle Tovernimph. Mevrouw, de Gezanten van Koning Zolphir Zyn gekomen, en verzoeken gehoor. lumineuse. Myne zuster moet dit ook bericht worden .... Maar daar is Zy, met CiarinJe. V Y F-  E I L A N D. 3*9 VYFDE T O O N E E L( LUMINEUSE,ROSALIDE,BIENFAISANTE, CLARINDE. BIENFAISANTE. Ga Clarinde, omhels Rofalide, en verzoek haare Vriendfchap. ROSALIDE, toctreedetide. Mogt gy,waarde Clarinde,die zovuurigverlangen als ik ze aanu geef! CLARINDE. Ik beloof u de gevoelens eener tedere zuster, en, myn hart wagt die ook van het uwe. LUMINEUSE, tegen Bhnfaifcinte. ïk geloof dat zy zeer gaarne elkander alleen zullen fpWeken; ftaat gy toe dat zy beiden in myn cabiixt gaan ? X 5 RIEM-  33» HÉT GELUKKIG^ B IE NF AIS ANTE. Ik vergun dit, Clarinde volg Rofalide. (■De jonge Pr infes/en gaan gearmd weg: Rofalide voor by Bienfaifante gaande, groet haar met eene trotfche verfma'ading.j ZESDE TOONEEL. t IE N F AI S ANT E 9 LUMINEUSE.' BIENFaisante, na zy Rofalide, in 't voorbygaan,jlerk aangezien heeft, In hoedanigheid van Tovernimph , bezit ik de kunst om uit de'oogen te leezen , en taamelyk goed de gedagten te raaden : ik zie in die van Rofalide een hevige fpyt omtrent my; wat mag de reden zyn? lu mi ne u s b, Laaten wy dit daar laaten zuster, en van ernfliger zaaken fpreeken: weet gy dat de Gezanten gekomen zyn ? Ï51 E N«  EILAND. 33t BlïNFAISANtï, Ja, ik heb hun laaten zeggen, dat wy hen ha de kroning zien zullen, LUMINEUSE, Kunt gy het oogmerk hunner zending gisfen? BIENF AISANTE. Die zelfde Ambasfadeurs waren hier voor agt maanden; zy hoorden toen van de verkiezing fpree- . ken, zo als gy weet, die voor zes weeken had moeJ ten gefchieden. LUMINEUSE. *t Is waar dat die zes weeken is uitgefteld. BIENFAISANTE- Nu geloof ik dat zy, denkende dat die voorby Is, Uit naam van hunnen Vorst, de nieuwe Koningin ka» men gelukwenfchen, L Ü M I N E U SE, Zuster,zeg my eens, wat ontwaart gy in uwhart ever de keuze die gedaan zal worden ? B ! EN"  33* II E T 6 E. L U K K I G E B IENFAISANTE. Ik voorzie de irwe; maar laat ik myn gevoelens bedekken; gy zyt driftiger danik, en. . . , lüMlKIO SE, Ce^ooft gy ter goeder trouwe, dat Clarinde gekoo» zen zal worden ? BIENFAISANTE. • Ik heb niets verzuimd om haar dit waardig te maa* ken. L U M I N E U S E. En ik bedeedde vyftien jaaren myn' tyd alleen aan de opvoeding van Rofalide, ïi I E NFAISANTE. Gy gaaft haar veele -bekwaamheden; men moet u het recht doen van te zeggen,dat gy haar' geest ver-, fierd en geoefend heb;.. ll'NINE (ISE, . En haar hart, haare beginftls, haare gevoelens? B I E  EILAND. 33$ BIENFAISANTE. Daar kan ik niet over oordeelen, ik ken haar niet* LUMINEUSE. En ik kan over de talenten of het verftand van Clarinde niet oórdeekn, want ik ken die ook niet. BIEN FAISANTE. Men kan ten minften over haare weldaadigheid, haare goedheid, haar eenpaarighumeur oordeelen ; het komt my voor dat niemand haar dit betwist: 'tis de -achting, en de liefde des volks, die thans eene Koningin moeten uitroepen; zo dat zuster, ik móét wel eenige hoop hebben. LUMINEUSE» Zo dat, gy vindt de verhevenheid dan in eene Vorftinne, die rcgeeren moet, nadeelig? BIE NFAISANTE. De waare verhevenheid is die, die alle harten wint; ft bewonder geene andere. tv-  334 HET GELUKKIGE LUMINEUSE, En de haat, en de afgunst, dien de verdienden Voordbrengen; gy gelooft daar niet in ? BIENFAISANTE, Een gevoelige ziel, en een zacht eenpaarig charakter beveiligen ons voor haat; en als men niet zeer mooi is met eigene kundigheden, dan zwygtde Nyd; immers meest altoos. LUMINEUSS. Wel nü, om dat gy het zegt, zo geloof ik dan dat Clarinde volmaakt is j maar haar roem is niet zo gevestigd als zy behoorde te zyn ) haar naam is byna onbekend, terwyl dien van Rofalide vermaard is, tos in de verst van ons liggende Staaten. BIENFAISANTE, Ik weet niet zuster hoe men over Clarinde, buiten dit Eiland, oordeelt; maar ik weet dat zy bemind is Van allen die haar vvaarlyk kennen,  E I L A N D* 335 LUMINEUSE. En Rofalide wordt bewonderd van allen die haaf hooren en verdaan.... BIENFAISANTE. Wie komt ons hinderen? —— wat begeert gy Zuimée? ZEVENDE TOONEEL. LUMINEUSE, BIENFAISANTE, ZULMEE.' 2 u L M E E, tegen Bi en fuif ante, dit zy een1 brief geeft. Mevrouw, men heeft my bevolen u deezen brief te brengen; de Gezanten hadden gehoopt het geluk te zullen hebben, van zeiven u dien, uit naam vart hunnen Vorst, overtegeeven; doch, dewyl zy weeten dat gy hen niet voor den avond zien kunt. . . . BIEN FAISANTE. 't Is wel Zuimée. (Zuimée vertrekt; terwyl opent Bienfaifante den brief, en leest hemftih) L Ü-  356 H -ET GELUKKIGE LUMINEUSE, Waarom, zuster, is deeze brief voor u alleen?.*, mag men ook niet weeten wat hy behelst ? BIENFAISANTE, na ge/eezen ti hebben. Niets byzonders, gun my u dien niet medetedeelen. h u M I N E ÜSE, Hoe! hebt gy geheimen voor my ? BIENFAISANTE, Neen zuster — maar ontfla my. . . .- I.UMINIÜ SE. Is die brief van Koning Zplphir ? BIENFAISANTE. Ja.  E I L A IN D. 33? LUMINEUSE. Waarom dit verborgen ? — dit is beledigend-i tk begryp ook niet. ... BIENFAISANTE, Dewyl gy zo wilt, lees hem; ik ben te vreden. ( Zy geeft haar den brief.) LUMINEUSE, leest den brief 'overluid, „ Ik weef, wyze Tovernimph, dat de Koningin „ van het gelukkige Eiland, thans reeds moet ver5, koozen zyn; en na alles wat myne Gezanten my van de onvergelykelyke Clarinde gezegd hebben; na „ alles wat het algemeene gerucht van haare deugden en „ goedheid verhaalt, als ook wegens de groote liefde ,, des volks vóórhaar, zo twyfel ik niet, ofzyzital„ reeds op dien throon, die zy zo wel verdient: ont„ vang des, masrtige Tovernimph! de verzekering „ van myne oprechte blydfchap, over deeze gebeurj, tenis;en verwaardig u aan de nieuwe Koninginne te „ zeggen, dat zy voor altoos een getrouw vriend eD „ bondgenoot hebben zal, in Koning Zolphir." IV. DEEL. V  333 HET GELUKKIGE (Na gekezen te hebben.) Wel zeker! dit is de ongemeende, de onbéfchei* denfte brief. BIENFAISANTE. Gelooft gy Zuster, dat ik daarover verfbord zyn moest ? LUMINEUSE. Uwe fpotterny is thuis Wat kwaryk geplaatst» BIENFAISANTE. Ik bid u Zuster, geene gemeljkheid; wy hebben onderfcheidene belangens ,maar gy hebt my beloofd, dat dit ons niet zoude verwyderen. LUMINEUSE.' Nu , binnen twee uuren zat het lot tusfehert Rofalide en Clarinde befkst hebben • ik wagt dit ©ogenblik met een levendig ongeduld. BIENFAISANTE. En ik met veel gerustheid— Daar komen onzeop- voe»  E I L A N D. 339 Toedelingen; laaten wy baar by elkander, en onze katfte bevelen, nopens de krooning gaan uitdeeleu. - • [ va ri f3 vfiw 3 I» w i ' (X ïiy ^o't n'A LUMINEUSE, .terwyl Bienfaifan~> te vertrekt, Rofalide, kotn binnen een half uur in de groote gaandery; ik heb u nog eenige onderrichting te gee« yen»,. »trr ' AGTSTE TOONEEL. B.OSALIDE, CLARIMDL ROSALIDE* Onderrichtingen! — dat zal zekerlyk op'de plegrfV heid der verkiezinge zien; want ik denk dat ik, bui« ten dat, weinige onderrichtingen meer noodig heb, Gy zyt dan zeer geleerd! Y «2 R 0»  34« H E T G E L U K K I G E ROSALIDE. Men beoordeelt Zig zelve niet wél; maar gy hebt my hooren zingen , op veele inftrumenwn fpeelen ; gy zaagt myne fchilderyen •— wat denkt gy er van? CLARINDE. Dit alles fcheen my zeer fraai; ik zeide u dit reeds; maar in myne jaaren is men niet in ftaat,om wèl te oordcelen; men heeft dan nog zulke onvolmaakte kundigheden, en zo weinigen! ROSALIDEa In uwe jaaren! — weet gy niet dat wy even oud zyn ? C L A R I N D 3, Ja, dat weetik; \ ... ' R O S A L I D' É. Wel nu — gy 2jet echter dat men in onze jaaren, het een en ander weeten kan. - •' - -'■ - ' . 'o "{3 CL/..  EILAND. »i C L U 1 N 8 f. Ja, datzeide ik ock. TX O S'A LID «; Maar gy ftdt geene uitmuntendheid? C L A R .1 N D E. • Geenzins. ROSALIDE, ter zyde. Ik geloof ook dat zy voor zig zelve gelyk heeft. {Overluid.) Ik heb yzelyke hoofdpyn! zyt gy fora* wylen kwalyk gehumeurd ? CLARINDE. Wat is dat te zeggen, kwalyk gehumeurd? enge-, tast? verdrietig? ROSAX.ÏDÊ. Ja , verdrietig zonder oorzaak. Y 3 C L A-  i& H E T G E L U K: K lt G E Neen; zonder oorzaak ! dat ken ik niet; ROS A L 11 E ; ter zyde, terwyl zy de fchouders ophaalt.. Zy weet niets! zy is flegt opgevoed! (Overfuid.) Heeft de Tovernimph u ook vreemde taaien geleerd? CLARINDE. Ja; en zy droeg de grootfie zorg voor myne op» voeding. ROS A L I D E, ter zydei Dat zie ik. ( Overluid. )Ik verfta vierderleie; en gy ? CLARINDE. Ook zo omtrent. ROSALIDE. En volmaakt wèl? CLA-  EILAND. 343 -clarinde. O neen! ik weet nog niets in de volmaaktheid. ros alid e, ter zyde. Zy is ten minsten zedia; — hoe zacht ziet zy 'er uit! (Clarinde glimlacht.) Waarover lacht gy Clarinde? clarinde. Ik weet het niet. rosalide, haar heflendig aanziende. Haare befchroomdheid is zeer bevallig— Clarinde,. zyt zy niet zeer bevreesd, voor de groote- plechtigheid ? clarinde. Niet heel veel. rosalide. Weet gy hoe het gaan zal ? y 4 c l a-  344 HET GELUKKIGE CLARINDE, Omtrent; men zal. ons in eene groote zaal bren« gen ; wy zullen elk eene kleine redevoering doen , en vervolgends zullen de Raadsheeren tot de verkie-, zing komen. ROSALIDE. Zo is 't, rü"S men de kleine redevoering mtzoEelere; want de myne zal wel drie quartier duuren» CLARINDE, Ja wel! ROSALIDE. Zeker, voor \ minst. CLARINDE. O dat verheugt n y ! R O S A L I D. E= Gy zyt zeer beleefd» cl v  E I • L A N D. 34* CLARINDE. Het zal my zekerlyk zeer vermaaken. ROSALIDE, ter zyde. Wat is zy eenvoudig! (Overluid.') Het zalu, zegt gy, vermaaken !—- vermaaken is, geloof ik, het rechte woord niet, om deeze aandoening uittedruk* ken. CLARlttDEo Vergeef het my; geen ander wo^rd zou zo wèl myn denkbeeld verklaaren — ik vind in uW voorkomen, in uwe manieren, en in alles wat gy zegt een zeker iet dat ik niet weet te befchryyen ; dat ik nooit dan in u zag, en dat my bp de byzonderfte wyze vermaakt. ROSALIDE, Waarlyk, dit is eene voor my geheel nieuwe lofrede. CLARINDE. Maar is het wel eene lofrede? — ik meende u die niet te geeven, Y s R a"  ~<$l6 HET GELUKKIGE ROSALIDE. Ja , ik denk dikwyls dat uwe gefprekken niet altyd ten vollen inftemmen met uwe oogmerken; en dat wel zonder loos of geveinsd te zyn ; want z.ker, daar zal u niemand van verdenken; gy ziet er zo Zacht, zo natuurlyk uit. CLARINDE. Nu goed, ik neem dit voor geene lofrede; heb, ik dan onge.yk? ROSALIDE. Ja; want ik denk waarlyk, dat de oprechtheiden de onfchuld op uw gelaat te leezen zyn. CLARINDE. Maar zo uwe meening niet ffcrikt met uwe gezeg. den overéén ftemt. . . . ROSALIDE* Weet gy wel, dat gy heel veel natuurlyk verftand hebt?  EILAND. 34; C L A R I N D E. Wie heeft dat niet? — maar gy kunt my dit wel zeggen. ROSALIDE, Men zou waarlyk zeggen dat zyolykwas! *N« van onze redevoering: is zy zeer welfpreekend ? CLARINDE. Ik heb hiar niet gemaakt; ik. . . ; ROSALIDE. Zo, gy zult uit uw' geest fpreeken? C L A R l N D E. Juist zo. ROSALIDE.' En heeft uwe Gouvernante u dit aangeraaden ? CLARINDE, Zy heeft het my op het allerfterkt bevolen. R O"  *$ HET GELUKKIGE R O S A L I"D E. Dat is verbaazend! Zeg my, lieve Clarinde, hoe is tot nog uwe manier van leeven zo al geweest ? CLARINDE» Ik ben altoos zo gelukkig geweest, dat ik nietdah met (chroom de veiwislelmgen te gemoet zie, die myn lot my kan belcbikken. V ROSALIDE, Gy hebt geene eerzucht ; dit geloofde ik ook leeds; evenwel, indien gy van deezen avond tot Koningin gekroond werd. . . CLARINDE. Dan zcude ik niets verzuimen, om die keuze te biliyken, waar mede men my vereerd had. ROSALIDE. Dit antwoord bevalt my : het moeit my, lieve Vriendin, dat ik u flechts vermaaken kan;want gy maakt op my veel flerker indrukken; ik neem een byzonder groot belang in u. C L A-  Ë ï L A N D. 349 •CLARINDE. Ik vlei my tiiet dat er titsfehen onze dharaktê'rs en vernuft veel overéénkomst is; maar fk V!)el dat onze harten eens voor elkaiideï kunnen gefchikt zyn. ROSALtDEt Ik wed dat uwe Gouvernante u tegen my heeft ingenomen. CLARINDE. Gy kent haar niet; hiertoe is zy onbekwaam, ROSALIDE, Ik weet echtei dat zy, in veele opzichten, da opvoeding die Lumineme. my gaf,, afketut, CLARINDE. 'T kan zyn; doch tegen my heeft zy er nooit iets van gezegd. ROSALIDE. 'T kan zyn ! en als het zo is, denkt gy dan^ dat zy gelyk heeft ?  350 MET GELUKKIGE clarinde. Biénfaifarite kan nooit ongelyk hebben: o wist gy eens hoe billyk, fchrander, hoe goed zy is! rosalide» Gy bemint dan haar alleen ? clarinde. Neen, maar ik bemin haar zo als het betaamtj met voorkeur. rosalide. Wie bemint gy dan nog meer ? c l a r i n d e. Haar die Bienfalfanté my tot gezelfchap gaf, Zémire; die is voor my, dat Zuimée voor u is. Ijgüb. : j'bSfi' v.f;f » ••: fL'Ui 1 rtfrë'ittjTT" • r o sa li d e, verlegen. Zuimée is nog maar twee dagen by my. clarinde. Hebt gy uwe vriendin verboren? en heb ik,onbe* dagt, uwe taart vernieuwd ? r o-  EILAND. &* ROSALIDE» Neen Clarinde, laaten wy van wat anders praaten. CLARINDE. Rofalide wat deert u ? Leb ik u, tegen myn oogmerk aan, misnoegd? ROSALIDE, treurig. Gy Verdient bemird te worden; ik verwonder my niet, Clarinde, dat gyr,.van uwe kindsheid af, eene Vriendin hadt —- maar ik heb er geen. CLARINDE. Ik zal de uwe zyn, Rofalide. I ROSALIDE, ter zyde. Hoe goed,hoe deelneemend is zyïenikbefpottede •haar! . y. CLARINDE. Verban dan die treurigheid, die my bedroeft. ROSALIDE. Ieder woord dat zy zegt ontroert my— Clarinde, be-  35» HET GELUKKIGE beloof my, wat, ook ons lot worde, dat wy nooi? zullen fcheiden. CLARINDE. Ach! dat beloof ik met verrukking* NEGENDE TOONEEL. ' ROSALIDE, CLARINDE, ZULMEE. z u L M E E , tegen Rofalide. Mevrouw , de Tovernimph wagt u. ROSALIDE. Jk moet u dan verlaaten, myn waarde Clarinde* CLARINDE» ■ V< volg u, ten minsten tot aan de deuren der Gaandery. Einde van het Eerfte Bedryf. TWEE-  EILAND. 353 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Oordeel over rnyne verbaasdheid, toen ik dien brief las. rosalide. Ik ftem u toe dat ik daarin deel, en dat deeze groote vermaardheid van Clarinde, my oneindig verwondert: ik doe met vermaak aan haare goede hoedanigheden recht; zy is, zo als gy zegt, goed, beminnelyk, zacht, belangryk; maar my dunkt datzy geheel ontbloot is van alles wat eerbied, en geestver» voering kan opwekken. lumineuse. Zy heeft in geene opzichten begaafdheden noch uitmuntende talenten; maar ik houde my ook verjv. peel. Z ze- lumineuse, rosalide. lumineuse.  §54 H ET GELUKKIGE ztkerd , dat deeze voorgewende vermaardheid niet beftaat; haare minzaamheid zal het hart der Gezanten gewonnen hebben , die ongetwyfeld een vleiend af bet IJzel van haar, voor den Vorst zullen gemaakt hebben. ROSALIDE. Ja > ik herinner my ook, dat ik, gedtmrende hun«* ne eerfte reis , hen maar weinig zag ; zy hadden zulke vréémde en onbevallige manieren, die my tegenftonden; ik nam zelfs de vryheid om die openlyk te belpotten. • LÜüi I n e U S E. ctib iï ooj ■bkflbt&tóiaiv ■ • - » I biov.? Dat is meer dan genoeg om het raadzel te ontwikkelen, en om den hoogmoed myner zuster iets te vernederen, die, in lpyt haarer nederigheid, zig hierover niet weinig vei heft. • ROSALIDE. Verheft! — vondt zy dan den brief ter goeder "trouwe gefchreeveii ? LUMINEUSE. Ik verzeker u , dat zy zig daarover niet het militie verwonderd heeft. i\ o*  EILAND. 355 rosalide» Wel nu kom aan ! lumineuse." Maar de ontknooping nadert, dan zullen wy trfe umpheeren. rosalide. De Ambasfadeurs des Konings, zdllen by de' plechtigheid der verkiezing zyn. lumineuse. ja, ik heb hen verzogt daar te komenï rosalide. Ik betuig u, Mevrouw, dat ik niets liever wensen* te dan dat hun meester daar tegenwoordig ware. lumineuse. Maar niets is my gemaklyker; eri gy geeft my daar een uitmuntend denkbeeld; door myne kunst is dit mogelyk. Z a r o-  3£6 HET GELUKKIGE ROSALIDE, O Mevrouw wat zyt gy goed! LUMINEUSE. Niet alleen Zolphir, maar alle de Vorften en Vorftinnen der omliggende Eilanden zullen hier zyn; ik wil, mvne waarde Rofalide, dat de vergadering die u zal verkiezen, de heerelykfte , de fchitterendfte van de geheele Aarde zyn zal: blyf gy hier, ik ga myne kunst te werk Hellen, om aan uwen wensch te voldoen; hy is ook de myne ; ik zal weder by u komen. ( Zy vertrekt. ) ROSALI DE. Ik weet niet Wat my hindert! — ik ontwaar eene zekere zweevende ongerustheid, die ik nog nooit on« dervond -— federt ik Clarinde zag, ben ik nog veel te onvredener op my zelve; ik ftel my echter boven haar; als ik ons verftand vergelyk,geloof ik 't inderdaad ——. maar als ik niet redeneer, als ik alleenlyk myn hart gehoor geef, dan verdwynen alle die verdienften, waarop ik zo trotsch ben, en ik wensch dat ik ware als Clarinde— zy boezemt belang in 9 zy verbindt; reeds bemin ik haar. TWEE-  EILAND. 35? TWEEDE TQONEEL, ROSALIDE, ZU LM E E. z y L M E E, met drift inkomende. Ach ! Mevrouw ! wat heb ik daar een edel en eerbiedwekkend tooneel gezien! r O S A L i D E, Hoe dat? z V LM ë E, Da kroonzaal: verbeeld u grysaarts, Prinfen, Koningen, Wyzen; allen , zonder waarneeming van rang of ftaat, door elkander gemengd, cn verdcnigd —• dit gefchiedt niet dikwyls — ik ben ook getroffen van verwondering. rosalide,» zyde. Het oogenblik nadert, en in weêrwil van my zelve ben ik ontroerd. Z 3 z ü l-  §58 HET GELUKKIGE Z U L M E Ei Daar ig een geluid, een gefchreemv, in de tuinen en gaanderyen, dat alle oogenblik vermeerdert — Hoort gy dat gerucht? —=» daar moet zekerlyk iecs ongemeens voorvallen. ROSALIDE. 't Is of ik den naam van Clarinde hoor herhaalen! —« ga eens zien Zuimée, wat het is. z u L u E E, vertrekt en komt weder. Het is de Prinfes Clarinde, die door de gaandery hier naar toe komt, ROSALIDE. En wat beduidt ditgeduurig herhaald gefchreemv? z v L M E E. Och, het zyn een deel arme lieden, die haar hier opWagten; men zegt dat zy magtig goed arms is —= ( Men hoort zeer onderf ^heiden het geroep van, lang leeve, de Prinfes Clarinde! lang leeve onze edelmoedige wel' doen/Ier!) Welk een menigte volks ! 't is of alle de door Clarinde w^lgedaane lieden daar byéén zyn. R 0-  EILAND. 359. ROSALIDE. Zy vvenfchen haar geluk; zy hebben gelyk: ach! zulke wenfchen zullen verhoord worden. (Het geroep van, lang leeve de Prinfes Clarinde! lang leeve onze weldoenfler! komt nog nader.) Hoe kon zy het geluk hebben aan zo veele menfchen nuttig te zyn? ik zag nooit een' ongelukkigen in dit Paleis! ZUL ME E. Men zegt dat zy die elders opzogt. ROSALIDE. Ach,Lumineufe!— gy hadt my met haar kunnen doen gaan! (Ter zyde.) Ik gevoel my vernederd! nooit fmaakte ik zulk een bitter verdriet! Z U E M E E. Daar zyn de Tovernimphen en de Prinfes. Z 4 DER-  3ob HET GELUKKIGE DERDE TOONEEL. rosalide, zulmee, bienfaisante, lumineuse, clarinde. (^De twee Tovernimpben draagen eene kroon met diamanten verfierd.) bienfaisante. Het beflisfend oogenblik is gekomen — zie daar de kroon, die wy zeiven op het hoofd derKoninginne van het gelukkige eiland moeten plaatzen. (Zyiet* ten de Kroon op een tafel.) Rofalide, indien het lot u tot den throon roept, dan zweer ik, by de vriendfchap die ik myne zuster toedraag, dat ik u zal befchermen, beminnen, en al het vermogen myner kunst gebruiken ', om uwe regering roemryk, en u gelukkig te maaken. rosalide, ter zyde. Ach! moet alles wat ik thans hoor my niet verlegen maaken! lumineuse» Clarinde ! ik veibind my met vreugd tot den zelfden eed; en gy zuster, weet dat gy daarop gerust zyn kunt. , b i e iï-  EILAND. 36* bienfaisante. Och ik ducht niets— Rofalide, Clarinde, men wagt u beiden: gaat. clarinde, tegen Bienfaifante. Hoe! zonder u? bie nfaisante. Ja, om de' verkiezing doch niet te hinderen , zal myne zuster en ik hier blyven: gaat myne kinderen. c larinde. Kom, myne waarde Rofalide, en vergeet toch niet wat gy my beloofd hebt. rosalide. Ach! hoe aangenaam zoude het my zyn, indien ik niet door het lot en de Tovernimphen hiertoe gedwongen wierd, aan uwe deugden den throon aftettaan. clarinde. Niemand fchat u deeze eerwaardiger, dan Clarinde. Z 5 BIEN'  36a HET GELUKKIGE BIENFAISANTE. Gaat,, myne kinderen; vertoont uaan de vergadering dieop uwagt, als twee mededingfters, maar voor-r al als twee edelaartige gevoelige vriendinnen , die nooit door belang of eerzucht kunnen gefcheiden worden. ROSALIDE. Geef my uw' arm, waarde Clarinde, (Ter zyde.} Ik beef; ik kan my naauwiyks op de been houden. ( Zy vertrekken, en Zuimée volgt haar.) VIERDE TOONEEL. BIENFAISANTE, LUMINEUSE. bienfaisante: na wat ftilzwygens, haare zuster, die zeer diep in gedagten ftaat,, ernftig Aanziende, Wel nu zuster? LUMINEUSE. Gy leest in myne ziel; ik verberg voor u geerzins de ontroering waarin ik ben ; ik zeg u zelfs openhartig, hoe ik begin te gelooven dat uwe hoop voor Clarinde niet zonder allen grond is — ik ben overtuigd geworden, dat zy algemeen bemind is — dee-  EILAND, 36a deeze algemene volksliefde kan eenen kroon wel opweegen, en in dit opzicht beken ik ook, datgyu van de beste middelen bediend hebt, om haar ten throon te verheffen; maar heeft zy ook eenige dier luifterryke hoedanigheden, die haare regeeriag gedenkwaardig en roemryk kunnen maaken? BIENFAISANTE. Ik heb voor Clarinde geen anderen lof gezogt, dan dien ik als de duurzaamfte befchouwde, en die men door weidaadigheid en goedheid erlangt. LU MIN EU S E. Deeze is ook mogelyk genoeg om verkiesbaar te zyn ; niet om met roem te regeeren: Clarinde, goed, maar eenvoudig, zonder ondervinding, zonder kundigheden , zonder fmaak voor de kunften , zal die kunnen oordeelen over de verdienden? zal die de talenten kunnen aanmoedigen? met één woord, zal zy menfchen kennen , en met die kennis zig bevoordeelen? BIENFAISANTE. Maar zuster, ik heb u niet gezegd dat Clarinde eenvoudig, en zonder kundigheden is. L U«  364 HET GELUKKIGE LUMINEUSE. Hebt gy haaren geest geoefend ? haar talenten gegecven? BIENFAISANTE. Ja zuster, ' LUMINEUSE, Heeft Clarinde talenten! BIENFAISANTE. Ja zuster. LUMINEU SE. Gy fchertst er mede. BIENFAISANTE. Neen, ik fpreek de waarheid. LUMINEUSE. Maar wat weet, wat kent zy dan toch? BIEN-  EILAND. afc BIENFAISAN TE. Alles wat Rofalide kent, en weet. LUMINEUSE. Maar zuster, hoe komt het dat men daar nooit van gehoord heeft? B IEN FAISANTE. Ik heb gewild dat zy bekwaamheden bezat, niet om daarmede te pronken ; maar voor haare en haarer vrienden vermaak; zy is er ook geenzins grootsch op; zy zogt geene bewonderaars, en kreeg geene vyanden. LUMINEUSE; Wat gy ook zegt, ik twyfel aan de zonderlingheid haarer bekwaamheden: zy heeft zo weinig vernuft. BIE NFAISANTE. Gy bedriegt u, zuster; Clarinde heeft veel vernuft. Ltl-  gfSS; HET C E rL Ü K K I G E LüMiTsrEü si. Nu, ja wel! V biè"nfaisan té, :Ja zuster, zeer veel Zeg ik u: ik beken gaarne dat zy noch weet te fpotten , noch nateaapen, noch kwaad te fpreek en; nooit heeft zy de goedhartigheid noch de onkunde belachelyk voorgefteld; zy meent niet dat het een onvergeevelyke misflagis, van fommige dingen, die men gebruikelykheden noemt, niets te weeten ; zy weet echter, en volgt zelfs alle deeze kleinigheden; doch zy befchouwt die tevens voor 't geen zy zyn,vóór wisfewasjes, enbe= grypt dat men ecnigen daarvan gemaklyk kan vergeeten; het eenige dat haar belachelyk toefchynt, is de grilligheid, die zy niet kent, en waarmede zy zig zeer vermaakt; want zy heeft al Set eenvoudige der jeugd; zy overdenkt veel; zy oordeelt gezond; men Zal mogelyk nooit zeggen dat zypiquant is; doch daarover getroost men zig ligtlyk; als men haar van naby kent, dan ziet men haar in haare eigene waarde. LUMINE USE. Ik beken dat ik my grootlyks verwonder. BIEN-  E I L A N D. 'ify B i e n faisante. Ik hoor gerucht — wy zullen wat nieuws ver-; iieemen. lümineuse. . Hemel! 't is Zuimée; hoe verheugd is zy! — .Wel nu Zuimée? V*Y FDE TOONEEL. lumineuse, bienfaisante, ZULMEEi Lumineuse, tegen Zulméet • Is de Koningin reeds gekoozen? z U L m E Ei Neen Mevrouw; maar zo ik iets durfde voor- fpellen! BIENFAISANTE. Spreek vrymoedig. ZU L«  368 HET GELUKKIGE z u l m e e. Gy gebied my dit, Mevrouw? bienfaisante. „Ja. z u l m e e, tegen Lumineufè. Ach Mevrouw! hoe zal ik u den opgang van Prinfesfc Rofalide afbeelden, en hoe veel haare redevoeling uitwerkte.' met hoe veel gratie, met hoe veel edelheid hief zy aan —- zy won door haare welfpreekendheid en bevalligheden, alle Hemmen; viermaal verhief zig het vreugdegejuich en moest zy op nieuw beginnen; eindclyk hield zy op met leezen; en Prinfes Clarinde had , door de goedkeurende loffpraaken, nog geen één woord kunnen zeggen toen ik heenging , om u deeze gelukkige gebeurtenis te melden. lumineuse. Ik ben , waaide Zuimée, zeer gevoelig, voor dit bcwys uwer liefde: ga weder naar de Prinfesfèn; ik hoop nu welhaast beiden te zien. Z E S-  E i l a N d. 369 jzesde'tooneel. LUMINEUSE, BIEN FA I S A N T E. BIENFAISANTE. Bedwing u niet Zuster; geef uwe blydfchap lucht. LUMINEUSE. Zo ik dagt dat zy u niet beledigde , dan zoude ik baar involgen. BIENFAISANTE. Neen Zuster, het perfoonlyk belang maakt my nooit onbillyk. l U M I N E U S E. Waarlyk, ik bemin Rofalide, zo als gy Clarinde bemint; oordeel des met welke verrukkingen ik hoop! BIENFAISANTE. Dit is natuurlyk, en ook,Rofalide verdient in alle opzichten zulke tederheid; ik laak in haar alleenlyk iv. deel. Aa haa-  3?o HET GELUKKIGE haare grilligheden , haare verwaandheid; maar zy heeft verftand, en indien haar hm goed is, dan kan zy deeze misfiagen ligtlyk verbeteren. LUMINEUSE.1 Haar hart is uitmuntend; wees daar gerust op; BIENFAISANTE. Ik geloofde het; en ik zag van daag de bewyzen die my daar van overtuigd hebben. LUMINEUSE.' Gy bekoort my! — Ach Zuster! uweonverfborbaare goedheid, uwe volmaakte billykheid, die gy in den hoogften graad bezit, trekt, en overmeestert al myn vertrouwen: wel nu, ik geloofde dat Rofalide het thans van Clarinde zoude winnen ; maar gy hebt myne oogen geopend; ik zie dat uwe opvoeding, uwe Clarinde veel waardiger voor den throon gemaakt heeft dan de myne: de verwaandheid heeft my misleid : ik wilde dat Rofalide bewonderd zoude worden ; ik leide haare eigenliefde flegts tot beuzelagtige voorwerpen ; haare misfiagen zyn zeer zeker my te wy ten ; dit gevoel, dit beken ik ; maar mogelyk is zy reeds, terwyl ik my zelve veroordeel , gekroond! Clarinde is aangebeden door ' haa-;  EILAND. 371 haare weldaiden ; zy heeft zeer veele deugden,; maar die van Rofalide fchoon veel oppervlakkiger, fchitteren fterker • en de Wyzen zeiven , veiblind, weggefleept door dien glans % zullen haar ten throone verheffen- Ach Zuster Hk kan niet anders dan gelooven, dat het geen de menfchen verIuft, ook hen medeileept. biSenfaisante: Geeven zy dan nooit hun hart gehoor? — Maar welk een geluid! LUMINEUSE. Ach! de Koningin is benoemd Ik hoor Rofalide ! neemen wy de kroon, wy moeren dezelve fchenken. (De deuren gaan obpen ; Rojhlide m Clarinde verfchynen; Zu'tuJe volgt haar.) Aa 3 Z £•  17% H E T G E L U K K I G E ZEVENDE T O O N E E L. LUMINEUSE, BIENFAISANTE, ROSALIDE, CLARINDE, ZUL MEE, ' 'De Tovernimpheti flaan gereed om de kroon opteneemen.) LUMINEUSE. Rofalide! , ROSALIDE. Ga , waarde Clarinde, ontvang de belooning uwer deugden. LUMINEUSE. Hoe! — wat hoor ik? — is Clarinde. . . . ! ROSALIDE. Ja Mevrouw, Clarinde is Koningin; en dat wel door de eenpaarige verkiezing des geheelen volks. (Tegen Bienfaifante.) Ach Mevrouw! waarom zaagt gy niet, met welk eene algemeene toejuiching zy werd uitgeroepen ! zo dra zy begon te fpreeken , trof  E I LAN D. trnf eene diepe gevoeligheid, eene innerlyke beweeging alle harten: ach! alle de trekken van deeze edele en aandoenlyke aanfpraak , zullen voor eeuwig in myn geheugen gegraveerd blyven: alle oogen die haar aanfchouwden werden met traanen vervuld; ik zelve weende; ik nam deel in de geestvervoering die zy voordbragt, en ik voegde met verrukking myneftem by allen die haar verkoozen. CLARINDE. Dbrbaare Rofalide! edelmoedige , aandoenljke vriendin! LUMINEUSE. Gy overwint Zuster! geniet uwen roem; vrees niet my te bedroeven; ik bewonder uw werk, en myn hart juicht, zonder de minde moeite,over het gelukkig gevolg uwer poogingen: ik voeg met blydfchap myne dem by die des geheelen volks. CLARINDE. Ach Rofalide, ik kan den throon niet beklimmen, als met u. LUMINEUSE. O Hemel! Aa 3 10-  374 HET GELUKKIGE ROSALIDE. Met my! CLARINDE. Ja, dit is myn overanderlyk befluit, ROSALIDE. Neen, neen, gy alleen zyt dien waardig, CLARINDE. Ik biede u aan, het geen ik van u zoude aanvaard hebben: Rofalide, indien gy my bemint zo als ik u bemin, dan zult gy geen oogenblik langer aarfelcn, BIENFAISANTE. Regeer beiden ; voldoe aan de wenfehen des volks, dat Clarinde niet konde verkiezen zonder het verlies van Rofalide te betreuren. ROSALIDE, Wat kunnen de inwooners na deeze wyze keuze nog Wenfehen?— Ach! dees dag heeft my zo zeer  EILAND. 37g zeer my zelve doen kennen , dat ik befchaamd ben immer naar eene kroon geftaan te hebben. C LARINDE. Gy behoort niet te bloozen, dan over de beledigingen die gy myne vriendfchap aandpet. BIENFAISANTE, Rofalide, indien uwe zielzo gevoelig als edelen groot is, kunt gy dan langer aan uwe vriendin dit geluk weigeren? R O S 4 l I D Ei Ach Clarinde! CLARINDE. De Raad is nog vergaderd; kom myne vriendin , laaten wy beiden voor denzelven verfchynen; kom Rofalide, beklim met uwe vriendin eenen throon, dien gy , door denzelven met uwe vriendin te deelen, voor haar aangenaam maakt. Aa 4 R ©•  - 37<5 HET GELUKKIGE EILAND. V S O S A L I "D E. Gy beveelt het my ? ik bewillig. CLARINDE. Nu zyn alle myne wenfehen vervuld. ROSALIDE. Maar wees altoos myne leidsvrouw, myn voorbeeld ; leer my uwe deugden; maak my, kan het zyn, aan u zelve gelyk, of gy hebt niets voor my gedaan. I LUMINEUSE. Smaakt, myne waarde kinderen ! al het geluk, 't welk gy u waardig maakt, en vergeet nooit, dat de grootfte talenten , of de fchitterendfte hoedanigheden , flegts onnutte of gevaarlyke giften zyn, indien zy niet door de zedigheid, de weldaadigheid , en goedheid befluurd worden. EINDE. \ G AR  A G A R IN DE W O E S T Y N: TOONEELSP EL; IN EÉN BED RTF.  P ERSOONEN. A G A R. I S H A Ë L. EEN ENGEL. Het Tooneel is in de woestyn.  A G A ft IN DE W O E S T Y N; T O Q N E E I, SP E L. EERSTE TOQNEEL. ilGAR, ISMAEti ti gar: »y leidt hma'èl aan de hand, en draagt eene kruik. ^Jt^reufige plaats! — afichuwelyke eenzaamheid l i s M A E L. Moeder, laaten wy tot Vader teiugkeeren; by hem waren wy zo gelukkig! AG AH.  380 AGAR IN D E ' W O E S T Y N. A G A R. Ach myn kind! de haat en de yverzucht hebben ons veijaagd, e» dat wel voor eeuwig] . 1 i Al S MAE L, O De haat ? waar djor heb ik die verdiend ? en hoe kan men myne Jjtye Moeder haaten? A G A E. De Nyd, myn zoon , maakt wreeden en onrechtvaardiger; >y v voert dm mensen' tot haat, die veriotiel^kfte en ïLotdfte aller driften. I S M A E L. Een gevoel'g hart kent haar dan nimmer? AGAR. Een gevoelig hart kan do'leri — de hoogmoed, myn zoon, kan de aandoen.'ykfte ziel befmetten, en haar aan al de woede der wraak overgeeven. 1 3-  AGAR. IN Df& WO £ S ÏYInÏ 381' I 'S M A' Ê- L. O myne Moeder!' indien ik hoogmoedig ben, laat niets na om my daarvan, te geneezen. : i y ' r.réd-;..:.:v.:.i.dwib'icb $£a.xfeip ;Unm AGAR. . De reden alleen moest on 3 voor haar beveiligen de Schepper vormde niets clan 't geen'goed is; alle onze deugden zyn zyhe giften ^ maar alle onze gebreken zyn de vrugten van onze eigene bedryven. • -':- -tswfr iijïs^d bb {-\/-y Worden wy dan zonder hoogmoed geboren ? AGAR. ' God drukte in ons hart eene heil.zaame begeerte, die ons aandryft om ons te doen kennen; om de eer nateltreeven. I S M A E L. /. O s\ ^ Is dat niet de Eigenliefde? 1 AGAR.  38s AGAR IN DE WOESTYN. agar, Ja, myn zoon ^ dat edel gfondbeginzel vormt helden en groote mannen ; dan is het zuiver, eri zo als God het ons indrukte : maar, de verkeerde mensen misbruikt dat dierbaaregefchenk; hy bederft, vernedert, en keert het tot ydele en laage voorwerpen j met dén woord, hy maakt er hoogmoed van. is M a E t. ■ Moeder, God is goed ; als wy zyne geboden o|H volgen, dan bemint Hy ons immers zeker ? agar. Ja, dan is Hy o nz e vader. is M A E L. Waarom zuc ht gy dan?— waarom zyn wy van ieder verlaat.cn'£— waarom dooien wy door deeze woestyn ?, t agar. Hy zor gt voor ons; Ily wilons alleenlyk beproeven. i s-  AGAR INDE WOESTYN. 383 • II S M A E L. En evenwel, de matheid en het verdriet overftelpen ons ; zonder fchuilplaats! zonder voedzel! —• hoe zullen wy het maaken ? hoe zullen wy deeze rampen wederftaan ? AGAR. Door moed, die haar verfmaad; door gelaatenheid , die er zig zonder morren aan onderwerpt: lyden is het erfdeel van dit leven; 't is de tyd der beproeving, en des onweders; maar, hoe rasch is hy voorby! hy wordt voor den deugdzaamen opgevolgd door de onftervelykheld, de eer en het hoogfte geluk ; laaten wy des niet langer klaagen; laaten wy onze aandagt vestigen op de zegeningen die wy eens zullen genieten, en ons dezelven poogen waardig te maaken. I S M A E L. Moeder, vreest gy dan niet voor den dood? ' A G A R, Ach Ismaé'1! ik vrees niets dan u te overleeven. 1 s*  384. AGAR. IN.DEWOESTY N. . i s,m a eil. ,\ De dood is niets — ée'n eo2;énblik •— maarlyjden, hongeren dorst hebben —• ach Moeder! agar. O myn kind! er is nog een veel vvreeder fmart — c naarnlyk , het geen men bemint niet te kunnen helpen. i s m a e l. Heb ik dit niet gevoeld ? — ik zag u fchreien. agar. d aSxSMW n^gooq osvusso u 3 o 3 « nsisyiar. Ach myn ïsmaël! kon ik ten koste van myn leven het uwe behouden \ i s' m a e l. Moeder, waar toe zoude* ik leeven zonder u? . 7 agar. Myn dieibrar kind! w:e:de Sara! zo £y hem hoprdet! zo gy hem zaagt ja, uw bar-  AGAR IN DE WOESTYN. J85 barbaarseri hart zoude bewogen worden — en ik, ach wat moet ik ondervinden! laaten wy echter moed houden, myn zoon : ons lot is yzelyk; maar God befchermt ons; Hy kan het veranderen. I S M A E L. Deeze woestyn heeft wel eenige wilde vrugten, waarmede wy ons kunnen voeden ; maar wy verfmagten, onder zulk eene brandendende zon, van dorst; en hier zyn noch fonteinen, noch beeken. AGAR. Mogelyk zullen wy er nog ontdekken — en ook deeze kruik, het eenige 't welk wy bezitten, bevat nog water; zy is voor u: zie daar het laatfte hulpmiddel , 't welk myne tederheid voor u bewaard heeft. 1 s M A E L. Ik wil het met u deelen. AGAR» Ik kan alleen myn leven bewaaren, door het uwe te behouden. JV, DEEL.' Bb I »-  3S Ser.) Moet ik alle hoop verliezen ? d £  AG AR IN DE WOESTYN. 39J DE ENGEL. Uw vertrouwen en uw geloof, zullen die, o AgarJ uwe onderwerping, niet evenaaren? AGAR, geknield. Ta, ik onderwerp my — indien God zulks wil; ik zal zelfs myn lot niet betreuren; ik zal met klaa- cen - maar de moed ontzinkt my eene „aare twyfeling fluit myn hart - Wil God my beproeven, of myne elende vergrooten? DE ENGEL. Offert gyHem, zonder morren, het eenige 't welk u nog overig is? dit tedergeliefd kind?, AGAR. Ik ontving het van zyne goedheid, Hy kan het terug nemen. ( Zy ftaat op, en loopt naar haaren zoon.) Myn zoon! te vergeefsch roep ik hem; ach ! indien hy nog ademde , zoude hy my hooren: ben ik zyne Moeder niet? myn geroep is vrugtloos; Ismaël kan er niet meer op antwoorden —Ismaël! o eertyds zo geliefde naam! dierbaare naaml nu, nu kan ik hem niet dan met een ontroerend beeven uitfpreeken. Eb i » E  594- AGAR IN DE WOEST ¥ N, de engel. ' Agar! waarom geeft gy u aan de wanhoopover'w-. gy beweent uwen zoon: hy fchynt dood, maar twyfelt gy aan het vermogen des Heeren? agar ,'cpftaande, Zyn vermogen! — ach! Hy vermag alles; Hy tan de bron myner traanen opdroogen, —e? my mynen zoon wedergeeven. Dwaaze vrouw ! ik fcfarei, en God hoort, Hy zietmy— myne uitfpoorigè droetheid beledigt hem mogelyk! dit denkbeeld over Helpt, verfcheurt my; vergeef my , o groote God! vergeef my dit! fla een vaderlyk oog op dit kind ! laat zyne onnozelheid u beweegen! ——«• ach mogt hy het offer niet zyn van de verkeerdheid zyner Moeder; van haare zwakheid! o God! laat uwen toorn niet op my nedervallen laat Ismaël, laat myn zoon leevcn ! laat ik hem nog éénmaal hooren! o myn God! en ik, ik, zyne ongeluk* kige Moeder, zal fterveude u zegenen, uwe goedheid en rechtvaardigheid zal ik aanbidden, de engel. Agar ! alles wat gy hier ziet, belooft u eene gelukkige uitkomst ; zyne goedertierenheid heeft reeds de akelige woestyn, in eenen lusthof veranderd; overal waar gy uw gezicht heenen wendt, fchitteren zyne magt en heerlykheid. agar.  AGAR IN DE WOEST YN; 395 agar. Ach ! ik zie niets dan den dooden Ismaél! d e e-n gel. Schep moed, Agar; gy zyt getrouw en onderworpen; hebt gy het gelukkig voordeel niet van te mogen hoopen? is er dan voor God, die uw hart doorziet, iets onmogelyk? Hy oordeelt u; Hy befchermt u, Agar; Hy ftraft met zagtmoedigheid; hy alleen kan beloonen zonder maate. agar. Hemel! wat hoor ik? o welke godlyke vertroostingen ! de engel. Hef uwe oogen op; zie, gelukkige. Agar! de goedertieren God bewyst u nog grooter waldaad. (De Engel raakt met den palmtak de aarde aan, en terftond [roomt er een overvloeiende bron,) agar. O myn God! zo veele weldaaden zullen voor my niet  396 AGAR IN DE WOESTYN. niet te vergeefsch zyn; Gy wilt dat ik die geniet': Ismaël zal herleeven. de engel, naar Ismaël gaande. Nader my, Agar. ag ar: zy knielt met verhaasting hy haaren zoon neder. O God! myn zoon ! — bedrieg ik my ook ? zyne bleekheid verdwynt . ach! indien ik my nog bedroog ! (Zy vat zyne hand. ) Zyne hand is niet meer koud! — Ismaël! — myn God! volein» dig uw werk! (Na wat ftilzwygens hefchouwt zy Ismaël met de vuurigfte aandagt.) Hy opent zvne oogen! — o myn zoon! — ik fterf. C Zy valt op een grashed ) de engel, Agar! Agar ! herftel u ; loof, aanbid uwen God' agar, Ismaël! £ e  AGAR IN DE W O E S T Y N. 39?". de engel. Keer tot u zelve weder Agar, en zie uwen zoon. agar. Myn zoon! — hy is my wedergegeeven! hoe! waak ik? ismaël, opryzende. Ach ik herleef. agar. t O myn zoon ! myn lieve zoon! kom in myne armen 1 kom! omhels de gelukkigfte aller Moeders ! — wat zeg ik ? neen, kniel met my, wy zullen God aanbidden. i s m a e l. Hoe dankbaar moet ik Hem zyn, o Moeder! Hy brengt ons weder by elkander. de engel. Geniet voortaan, o Agar! een onverftoord geluk: God beval my u te beproeven ; Hy is voldaan, alle uwe rampen zyn geëindigd: voedt dit kind op; leer het  998. AGAR IN DE WOEST YN. het deugdzaam zyn ,leer het zynen God eerbiedigen en beminnen, dit is het betaamelyke offer, 't welkgy Hem moet aanbieden. AGAR. Ach! kan ik, na zo veele vyeldaaden,. ooit ondankbaar zyn ? D E ENGEL. Mogten de fiervelingen, o Agar! uit uw voor-, beeld leeren, nooit te morren tegen de fchikkingen van eenen God, die het geduld, de onderwerping en den moed, zo milddaadig weet te beloonen, EINDE. L Y S T  L Y S T DER STUKKEN in het VIERDE DEEL: Bladz. HET ROOZENFEEST te SALENCY. i DE RAADSHEER. • 81 DE LISTIGE. , I8« DE SCHOONE en het BEEST. 263 HET GELUKKIGE EILAND. 3« AGAR in de WOESTYN. 377